-ocr page 1-
I Vak 20
1 "
-ocr page 2-
\\t\\yyn \\<,\\63>-
•\\
-ocr page 3-
\' • •• ,
V
-ocr page 4-
•••...
-ocr page 5-
rrrz2tZ2Z3T..Z-
Jl E T
NIEUWE TESTAMENT.
<
7 ~>
-ocr page 6-
-ocr page 7-
Vak 20
NIEUWE TESTAMENT
IL DE BOKKEN DES NIEUWEN VERBONDS
VAN UNZKN UKHR
JEZUS CHRISTUS.
ÜP LAST VAN UE
Ötatfii-Öfneraal itx totxttnigbt
XXtb
trlanïrtn, /
I • \'."(i.i\' >:i UKT i:im.i ., VAN UK KATIUNALR HOOOK
LIlltiniK.N TB IIOKURKCliT IK DK JAKKM MUrXVil! Kü MUCX1X
UIT UK OOItSI*Kl)NKKI.IJKK (UHtKK BCB K) TAAI.
lil\'i\'liLlihVI-.N UUUR HBT
tliederlandacli i*ijbelgeiiootttclia|».
187».
-ocr page 8-
wttiiKiixr TI UDKiiiiKcai ,
bij BI IL1**! I •% rOMf.
-ocr page 9-
HET NIEUWE TESTAMENT.
H K ï H E 1 L I O KVA N G E I. I K
«AAK [DK HKsriiRiJVIXb VA*J
M A T T IT E Ü S.
I omtrent de Babyloniacbc
overvoering.
18.     En na de Babylonische
overvoering gewoii Jerho
I nia* Satathiel, ea SalatUM
i 13.gewon Zorobabel; en 2oro-
i .\'•) -. grwnn Abiuü, eu Abi-
ud gewon F.ljakim , en KIJH-
14. kiii gewon A/.or; eu Azi.r
gewou Sadok, en Sadok ge-
won Ai\'liim, eu Aohim g<>-
l.i.won Klimt ; en .Mlud gewon
Eleaiar, en Ëlraxar gewon
Mn-tban.en Hattbangewon
Iti.Jakob; en J;ikob tfewoii Jo-
zef, den man van Maria, uit
welke geboren is Juns ï<*-
Zegd Christus.
17. Al de geslachten dan van
Abraham tot Davld zijn veer-
tien ges lachten, en van Da-
«idtotde Babyloniioheover*
voering zijn veertien ge*lach-
teu , en vjin d* Babyuibisebc
ovrrtforriug toi Chr.stui! «{/«
veertieu geslachten.
15,     De geboorte van Jeiur.
Christus wan nu aldus. Wam
als Maria zijni- u^oeder mrt
Jozef ondertrouwd m, eer
zij tezaiuen^ekumen «aren
werd tij zwanger bevonden
19. uit den Heiligen Geeat. Jo-
zef nu , haar man, alzoo hij
legtvaardig w«a en haar niet
wilde openbaar te schande
HOOFDSTUK I.
Mn hoek de» geslacht»
vao JlBUl Chriktiü, dm
zoon vmi [i;iM-l, dt-r. zoun
Abrahams.
t. Abraham gewon Isaak , en
[punk gewon I •\' • :b, er J«.
kob y, ft won, Judn ev. zi-.tw
(.broeder* ; en Jadt gewon Fa-
res cd Zara bij Thamhr; rn
F .tres gewon fc>roui, en rs-
t.r.iin gewin Arara ; en Aram
gewon Aminadab , en Ami.
nadab gewon l\\ftha*son, en
Xahataon gewon bal mos :
\',fii Salinen gewon Bi ttl bij
Racnab, en" Bnoz gewon
Ubed bij Kuth , en Obeu *e-
t. won Je«*e; en Jam» gewon
Davld dra Tnjning.
£11 ü.\'vi.i de koning ge-
won Salomo, bij degene «Jit*
", Uria\'s ttMWWMMfftmttat; en
Salomo gewon Koboaiu , en
Hnhoani gewon Abia, ea A
*. Ma gewon A*a; en A«a ge-
won Joaafnl , en .[oraf.\'it ge-
won Joram, «ii Jor.im ge-
> won Oiirt*; en ürïaa gewon
Joatham, en Joatham gewon
Achaz, en Ach.iz gewon Kze-
.t.kiaii ea Fzekian gewon Ma-
naste, eu Alanatsse gewon
Aiuon, eu Amon gewon Jo-
l.aias; en Josias gewou Je-
choniai eu zijne broedera.
-ocr page 10-
HATTHEÜS 2.
van hen, waar de Christus
.zoude [rehoren worden. Kn
zij reiden tot hem : Te Heth-
lch«*ra, in Judéa pelepen;
want alióó i- gesebreven
.rioor den profeet: Kn rij
B e t h 1 ehe m , gij land
van .1 n .in , zijt geens*
zins de minste onder
de vorsten van J n d « ;
«antuit u zai de l,e id *-
man voortkomen die
mijn volk Israël wei-
den zal.
Toen heeft Tferodendewij.
zen heimelijk geroepen, en
vernam nnarftig van eenden
tijd warneer de ster ver-
schenen was; en hen naar
Bethlehem zendend»", telde:
K.-ist i.. . :. en onderzoekt
naaratig naar dat kindeken .
en als «ij het zult ; -v •;t,,:. n
hebben , boodschapt het mij,
opdat ik óók kou.e * " dat*
zelve aanbtdd*. En zii den
koning geboord hebbende ,
zijn henengereisd; cnzie.de
»ier die z>j in \'toosten ge-
zieti hadden . \'u.: hun voor,
totdat zij kvruoi en stond
hoven <le plaats waar het
kindeken «na. Ais zij nu de
s\'er sagen, verheugden zij
zich met seer gruote vreug-
dr; en iu het huis gekomen
maken, vhi van wille Laar
JU. heimelijk te verlaten. \'•> •*>
altor» bg dese dingen in den
rin had, zie. de engel des
Herren verscheen hem in
tien droom, zf«Kende: Jo-I fï,
•ef, gu zoon Daride, wees
niet bevreesd Maria uwe
vrouw tol u te cernen; want
hetgeen in liaa* ontvangen
is, dat it> uit <)en Heiligen
•1.Geest; en zij zal ren toon
baren, f i hij zult zijnen
\'.\'..uu heetrn .Ikzus; waul
hij zal lijn volk zalitc maken 7-
--. van hunne zonden. 1\'Jn dit
uilen is itesciiiud, opdut v-r.
vnld zoude worden \'t geen
van den Heer gesproken \'* 3.
door den profeet, mengen
SS.de : /ie, de m aa < d zal
k wan g e r word en e u een
*ut»n bare», en gij «uit
zijneu uaam hectfn
K ni m a n u 11; \'t welk is,
o%erg>-zet zijnde: God met S.
24 ons. .loze! dan opgewekt \\
zijnde van de» slaap, deed
gelijk de enKPl \'*cb ]\'.>•.. o
hu» bevolen had, en heelt
zijne vrouw tot zich kki11)
,\'i.iufn, en bekende liaar niet,
tuldat tij dezen haren eerst* \' III.
geboren zoon gebaard bad,
en heette lijnen ua«üi Jk-
H00Ff»STUK *.
1. Toen nu Jezus geboren was
te Bethlenem , gelegen ia Ju*
dêa , iu de daeen v«n den
koning He.....i • . zie, reniye
wijzen van liet oosten zijn
te .1 eruz Ii \'ni au igi .i.it.i\'- . 12.
•J, zeggende: Waar is de se-
boren Evnnfn* der Joden ?
want wij hebben gezien zij-
.ir ster iu \'t oosten , en zijn
gekomen om hem te aan-
.{. bidden. De koning llerodes
nu dit gehoord hebbende, 13.
werd ontroerd, en geheel
4. Jeruzalem met hem ; • u bij-
ééuvrncaderd hebbende al de
overpnesters en schriftge-
! eerden des volks, vraagle
zijnde, vondes. zij hei kin-
ileken met Maria /.ijne iuor-
dut, en nedervulleiide heb-
ben zij hetzelve aangebeden:
eu hunne schallen opeiige
daau hebbend\';, bragten zij
hem gescuenkeu, *oud en
wierook en mirre. I\'n door
Goddelijke openbaring *W«
maauil stjnde in den droom,
dai zij niet zouden wcder-
kteren tot Herodes, vertrok -
ken zij door een anderen weg
weder naar hun land.
Toen zij nu vertrokken
-v.:.\\:. /.ie, de enxel des
Hit H"i verschijnt Jozet\' in
den droom, zeggende: Sta
op, en neem lot u het kin-
deken eu zijne moeder, eo
-ocr page 11-
MATTHEtfS 8.
vlied in Egypte, en weea a\\-
daar totdat ik het U «eggen
ihI; "/ii Ilerodea zal lift
kindeken zoeken, cun \'t *el-
1 1. ve te dooden. Hij dan opire-
f\'h.\'ii lijnde, nam liet kin-
deken en zijne moeder lot
aieli in den nacht, en ver*
15.trok naar Kitypte, en wu
aldiiartot den dood van He-
rolea; opdat vervuld zonde
» orden \'i geen van den Heer
geaproken is donr den pro*
feet , zeggende! UitKgyp-
Teheh ikmijnen Zoon
geroepen.
l*-. Aio Ilerndea mj dat hij
van de wijzen bedrogen »a«,
toen wrrd hij zeer toornig,
en eenigen afzrzonrten heb-
bende, heeft htj omgebraict
al de kinderen die binnen
Bethlehem en in al deazelfa
landpalen mm, van twee
jaren nud en daaronder, naat\'
den tijd dien hij van de wij-
leu naarstigooaenoeht had
17.Toen ia vervuld geworden \'t
«•een gesproken ia door den
profeet Jeremia, zeggende.
Is. Ken at Pm in in Kama
gehoord, g e k 1 a g, ge.
feen en veel gekerm
Kachel beweende ha.
re kindrren en wilde
niet ver toost «rest
omdat ze niet zijn.
19. \'I\'oen Ilerodea nu geator.
ven was, zie, iie t-ngel de*
Boeren teraohljnt Jozef in
•-\'lt.den droom, in Egypte, zeg-
xende: Sta op, neem bet
kindeken en zijne moeder
tot ii, en trek in \'t land Is
rael«; want zij zijn geator-
ven die de ziel dea fcinde.
91.kent zochten. Hij dan ouge-
ataan zijnde, heeft tot zich
genomen het kindeken en
zijne moeder, en ia gekomen
2S.in\'tland hraela. Maar ala
hij hoorde dat Archriaüs in
Judéa koning waa, in de
plaat! van zijnen vader lle-
rodea, vreesde hij daarhenen
te gaan; maar door Godde-
Hjke openbaring vermaand
in den aroom, ia hij vertrok,
ken in dedeelen van Galiléa.
23. En daar gekomen ziiude,
nam hij zi\'ne woonplaats in
de at ad genaamd Nazaretb;
op lat vervuld zoude worden
wat door de profeten gezegd
ia, dat bij Nazarenerznl ge-
heeren worden,
HOOFDSTUK 9.
1.     En in die dagen kwam Jo-
hannea de Dooper, predi*
kende in de woestijn van
2. Judéa, en zeggende: Be.
keert u, want het koning-
rijk der hemelen is nabij ge-
5, komen. Wam deze is\'t van
denwelke gesproken is donr
Jeaaja den profeet, zegden-
de: D e a t e m 4 e i ro e p e n-
den inde woestijn: Be.
reidt den weg dea il e e.
ren,maakt zijne paden
4.regt. En deze Johannes
bad zijne kleeding vtm ke*
melahanr, en een lederen
gordel om zijne ieude: en
zijn voedsel was apriukha.
S.nen en wilde honig. Toen
ia tot hem uitgegaan Jent.
zalem en geheel Judéa en \'c
geheele land rondom den
6, Jordaan: en zij werden van
hem x"doopt in den Jordaan ,
belijdende hunne zonden.
7,     Dij dan ziende velen van
de farizeei» ensaddticeëratot
cijnen doop komen, aprek
tot hen i 01} adderengebroed-
aela, wie beeft u aangewezen
te vlieden van den toek«-
S. menden toorn? Brengt dan
vruchten voort der hekeeriug
\'J.wanrdig; en meent uiet bij
uzeive te zeggen: Wij heb-
ben Abraham tot een vader;
want ik zeg u , dat God zelfa
uit deze nteenen Abrsbam
[O. kinderen kan verwekken, Eu
ook is alreede de bijl aan
den wortel der hoornen ge-
legd: alle boom dan die geen
goede vrucht voortbrengt,
wordt uitgehouwen en in \'t
-ocr page 12-
EftS 4.
dat door den mond
Gods uitgaat.
ft. Toen nam hem de duivel
mede naar de beiliire stad,
en stelde hem op de tinne
f>.des tempels, en zeide tot
hem; Indien gij Gods Zoon
zijt, werp uselven neder-
waar\'• ; want er is geschre-
ven, dat hij zijne enge*
len van u bevelenzal,
e .; dat zij u op de ban.
denzullen nemen, op.
datgij niette e e n 1 g e r
tijd» wen voet aaneen
7.steen aanstoot. Jezus
zeide tot hem : Er is weder*
om geschreven: Gij zult
den Heer uwen God
niet verzoeken.
8.     Wederom nam hem de dui-
vel mede «p een zeer hoogen
berg, en toonde hem al de
koningrijken der wereld en
9. hunne heerlijkheid, en zeide
tot hem : A\\ deze dingen zal
ik u geven, indien gij neder-
valleiidemij zult aanbidden.
10.Toen zeide Jezus tot hem:
Ga weg tatan ; want er staat
geschreven • Den Heer u-
wen God zult gij aan-
bidden en hem alleen
11.dienen. Toen liet de dui-
vel van hem af; en zie, de
engelen zijn toegekomen en
dienden hem.
12. Als nu Jezus gehoord had
dat Johannes overgeleverd
was, itt hij wedergekeerd
13.naar Galiléa. i-.n Nazareth
verlaten hebbende, is hij ko-
men wonen te Kapemaüm,
frlegtn aan de zee, in de
andpaleu van Zebulon en
K. Naftali; opdat vervuld zoude
worden \'t geen gesproken is
door Jesaja den proleet, zeg-
15.gende: Het land Zebu*
lonen het land Nafta*
li,K«.. denweg der zee
over den Jordaan, Ga-
16. li leader volkeren, het
volkdat induiaternii
z h t heeft een groot
MATTH
11.vuur geworpen. Ik doop u
wel met water tot bekee-
ring; maar die na mij komt
ia sterker «\'nu ik, wiens
pchoeuen ik niet waardig
l»en hem nntedragen : die zal
u met den Heiligen Geest en
l\'\\ met -nur iimiM-ïi; wiens wan
in zijne hand is, en hij zal
zijnen dorechvloer dóórxui*
veren, en zijne tarwe in zijne
ichuur tezamenbrengen, en
zal het kaf met onuitbluo-
t-chelijk vuur verbranden.
13.     Toen kwam Jezus van Ga-
liléa naar den Jordaan tot
Johannes, om van heiu x«-
14. doopt te worden. Doe» Jo
hannes weigerde bem zeer,
zeggende: Mij is noodt*? van
u gedoopt te worden, en
1».komt gij tot mij? Maar Je-
zus antwoordende zeide tot
hem: Laat uu af; want al-
dus betaamt ons alle gcrcg-
tigheid te vervullen. Toen
liet hij vau hem af.
16. Kn Jezus gedoopt zijnde,
is terstond opgeklommen uit
het water; en zfe, de hein«>-
len werden hem geopend, en
hij zag den Geest Gods ne-
derdaleii gelijk een duif, en
IJ.op hem komen. En zie, een
ïihii uit de hemelen, zeg-
geu>ie: Deze ia inijo Zoon,
mijn Geliefde, iu üenwelke
ik mijn welbennen heb.
HOOFDSTUK 4.
I. Toen werd Jezus van den
Geest weggeleid in de woes-
t ij n, om verzocht te wor-
S.denvan den duivel. En als
hij veeitiy dagen en veertig
nacbten gevaat had, hon-
il.gerde hem ten laatste. En
de verzoeker tot hem ge>
komen zijnde, zeide: In
dien gij Gods Zoon rijt, zeg
dat deze steenen brooden
I. worden. Doch hij antwoor
ueude zeide: Er is gea< hre-
ven: De mensen zal bij
brood alleen niet le-
ven.maarb ij allewoord
-ocr page 13-
ÏRFS .i.                                         5
berg, en als hij nedergezeten
«««, kwamen zijne mscipe-
2.1en tot hem. En zijnen mond
geopend hebbende leerde hij
ben.zeggende;
3.     Zalig zijn de armen van
geefct, want hunner ia tiet
koningrijk der hemelen.
4.     Zalig hui die treuren,
want zij tullen vertroost
worden.
\'>. Zalig zijn de zachtmosrli-
gen,want zij zullen hr taant*
rijk beerven.
o. Zalig «v" •••ft hongeren
en dorsten naar de geregtig
beid, want zij zullen verza-
digd worden.
7.     Zalie zijn de barmharti.
gen , want hun zat harinhat-
tigheid geschieden.
8.     Zalig zijn de refnen van
hart, want zij zullen God
Kien.
9.     Zalig zijn de vreedzame»,
want zij zullen Gods kiude<
ren genaamd worden.
10. Zalig zijn die vervolgd
worden om der geregtighetd
wil, want hunner is het ko-
ll.ningrijk der hemelen. Zalig
zijt gij als u ile mevurhen sma-
den en vervolgen, en liegeu-
de alle kwaad tegen u spre-
12.ken om mijnentwil. Ver-
iiiij.il eu verhemtt u, want
uw loon is ftroot in de beme-
leu; waut alzóó hebben t ij
vervolgd de profeten die voor
u geweest zijn.
13. Gij zijt net zont der narde:
indien nu het zout »ruake-
loos wordt, waarmede zal
het gezouten worden? Het
deugt nergens meer toe, dan
om buitengeworpen en van
de meuacHen vertreden te
tl. worden. Gij zijt het licht der
wereld: eeu stad bovenop
een berg liggende kan niet
15.verborgen zijn; noch men
eteekt een kaars aan eu zet
die onder een korenmaat,
maar op eeu kandelaar, eu
zij achijnt allen die in het
Ui. hnii zijn. Laat uw licht al-
MATTn
licht resten; en dege-
n e 11 il i e >. >• •- a in li e t
l ;i n il en de h e h a <i u w
dea iliiiiiU, denzelven
is een tic li t npKe^aan,
17.Van toen aan heeft Jezus
begonnen te prediken , en te
zeggen: Bekeert u , want hei
koningrijk der bemeten i*
nabij gekomen.
IS. Rn Jezus wandelende aan
de zee van GalilC-a, zag twee
hroede.\'B, namelijk Simon ge.
zegd Petrus, en Andréaa zij-
nen broeder, het uet in de
zee werpende, (want zij wa-
19.ren visacheTB) ; en hij yeide
iot hen: Volgt mij na, en ik
zal u visschers der menuetten
20.maken. Zij dan terstond de
netten verlatende, zijn hem
21. nagevolgd. En hij vandaar
voortgegaan zijnde, tav twee
andere broeders, namelijk Ja-
uobua den :»\'".\' vnn ZtbedeiW,
en Johannea zijnen broedur,
in het xchip met hunnen va-
der Zcbed*üs hunne netten
vermakende, en heeft hen ge-
22. roepen. Zij dan teretond ver-
latende liet xchiu en hunnen
vader, zijn hem narevolgd.
23.     En Jezua omging geheel
Galiléa, leerende in hunne
Bynagogen, eu predikende
het evangelie des koning*
rijka, en genezende HÜe
ziekte en nlle kwaal onder
24.het volk. En zijn gerucht
ging vandaar uit in geheel
Syrië1; en zij bragten tnt hem
allen die kwalijk gesteld wh-
ren, met verscheiden ziekten
en pijnen bevangen zijnde,
eu van den duivel bezeten,
en maanzieken, en gernnk-
ten; en hij genas dezelve.
25. En vele scharen volgden
hem na, van Guliléa, en wow
Decapolis, en van Jeruza-
iein, en van Judéa, en tan
over den Jordaan.
HOOFDSTUK 5.
I. En Jezua de acharen ilen*
de, is geklommen op een
-ocr page 14-
*                                         Mi TT E
zóó schijnen voor de men-
scben, dat zij uwe goede
werken mogen zien, en uwen
Vader die ia ile hemelen is
verheerlijken.
17. Meent niet dat ik gekomen
ben om de wet of de profeten
tr ontbinden; ik beu niet
gekomen om die te ontbin-
iH. den, maar te vervullen. Want
voorwaar ztü ik u , totdat de
hemel en de aarde voorbij-
eaan, zal er niet één jota
noch één tittel van de wet
voorbijgaan, totdat het alle»
19. «al ziin geschied. Zoowie
dan één van de7.e minste ge-
noden ral outhonden, en de
menschen al».óó zal geleerd
hebben, die zal de minste
genaamd worden in \'t ko-
ningrijk der hemelen; maar
zoowie dezeh\'e zal gedaan en
geleerd hebban, die zal groot
genaamd worden in \'t ko-
20. ningrijk der hemelen. Want
ik zegn, tenzij uwe g*reg-
tigheid overvloediger zij dan
der schriftgeleerden en der
ftrizeër*, dat gij in \'t ko-
ningrijk der iiemelen geens-
zin» ault ingaan.
21.     Gij uebt gehoord dat tot
de ouden gezegd is: Gij
zult n i e t d o o d e. n ; m a a r
zoowie doodt, die zal
* t r a 1\' b a n r z i j n d o o r het
22.gerigt, Doch ik zeg u,
zoowie ten onregte op zijnen
broeder toornig is, die zal
strafbaar zijn door \'t gerigt;
en wie tot ztj«en broeder
zegt : Haka, die zal straf,
baar zijn door den grooten
raad; maar wie zegt: Gij
dwaai, die zal strafbaar zijn
door liet helsche vuur.
2H. Zoo gij dmi uwe gave zult
op bet altaar offeren, en al-
daar gedachtig wordt dat uw
broeder iets tegen u heef\'.
-.\'I. lant i\'.i\'iH\'i\'we gave voorliet
altaar, en ga lien*n, verzoen
u eerst met uwen broeder,
en kom dan en ofïer uwe
25.gave. Wees h»netelijk we,J-
ïffS 5.
gezind jegen» uwe weder,
partij, terwijl gij nog met
hem op den weg zijt; op-
dat de wederpartij niet mis-
schien u deu *egter overle-
vere, en de \'egter u den die-
naar overlevere, en gij in de
gevangenis geworpen wordt.
26. Voorwaar ik zeg u, gij zult
daar geenszins uitkomen,
totdat gij den laatsten pen.
ning zult betaald hebben.
-7. Gij heb\' gehoord datnan de
ouden gelegd is: Gij zult
geen overspel doen.
2S. Maar Ik zeg u, dat zoowie.
een vrouw nffïiziet om de-
zelve te begeeren, die heeft
ftlreede overspel in zijn hart
met haar gedaan.
29. Indien dan uw regteroog
u ergert, trek het uit en
werp het vnn u; want het
is il nut dat éé.a uwer leden
verga, en niet uw geheele
ligclniam in de bel gewor
HO. pen worde, l-\'n indien uwe
regterhand n ergert, houw ze
af en werp ze van u; want
het ii u nut dat één uwe» le-
den verga, en niet uw ge
heele ligchaam in de hel ge-
worpen worde.
31. Kr i* ook gezegd: Zoo-
wie t Ij n vrouw v e r 1 a -
ten zal, die geve haar
•i\'2. een scheldbrief. Maar
ik zeg u, dat zoowio zijn
vrouw verlaten zal anders
dan uit oorzaak van hoere-
rij, die maakt dat zij over.
fpel doet en zoowie de ver-
latene znl trouwen, die doet
overspel.
33. Wederom hebt ([ij gehoord
dat ran de ouden gezegd is :
Gij zult den eed niet
breken, maar gij zult
den Heer uwe eeden
:i4.houden. Maar ik zeg u,
zweert gnnBchelijk niet; noch
bijden hemel, omdat hij is
;ir>. de troon Gods; noch bii de
aarde, omdat zij U de voet-
bank zijner voeten ; noch bij
Jeruzalem, omdat zij ia de
-ocr page 15-
MATTTÏEftS fi.
stad des grooten Koning*;
Kfi. uoch bij uw hoofd tuit gi]
iwmv, omdat gij niet e"co
hinr kunt wit of zwart ma-
37. ken. Maar laat ziju uw woord
ja, ja; neen, neen: wat ba-
van deze la, dat is uit den
booze.
38 Gij hebt gehoord d*t ge-
zegd is : >)••:\'. o ui 00 g e ü
39.tand o 111 1 1 n d Mnar iL
zet; u , dat gij den buize niet
wederstaal; maar zoowir u
op de regterwr.ngalaat ,keer
lu. h< \'n ook de andere toe; en
zoo iemand met u rigten wil,
en uwen rok nemen, laat
11 hem ook den mantel; en
zouwie u zal dwingen één
mijl te gaan., tra met hein
4\'*. twee mijlen. Geef dengeen
diete/svan u bidt, en keer
u niet at\' van dengeen die
van u leeuen wil.
4:1. Gij hebt geüonrd dat er ge-
zejr.d is: Gij zult uwen
naaste liefheb ben en
uwen vijand zult gij haten.
41.Maar Ik zeg u, hebt uwv
vijanden lief, zegent ze die
u vervloeken, doet wi-l den.
genen die u haten , en bidt
voor degenen die n gewald
46. doen ec die 11 vervolgen; op-
dat :\'<;• wongt kiudeien zijn
uwa Vaders die m de heme-
len in; want hij doet zijne
zon opgaan over boozen e 11
voeden, en regent over rc«t -
vaardigen en onreitUaardi-
4n.gen. Want indien gij lief*
hebt wie u liefhebben , wat
loon hebt gij ? i>r,en ook de
47-iolleiiaarsiiief hetzelfde \'t En
indien (jij uwe broedera ai-
leeu groet, wat doet gij bo-
ven anderen ? Doen nok met
4K.de tollenaars alzoo \'t Weest
dan gijliedcn volmaakt, ge-
lijk uw Vader die in de he-
nielen is volmaakt is.
HOOVD8TUK «.
I. Hebt acht dat gij uwe aal-
moes niet doet vóór de inen-
Bchen , om van hen gezien
te worden: anders heht gij
(reen loon bij uwen Vader
2. \'iie in de hemelen is. Wan-
neer gij dan aalmoes doel ,
zoo laat voor u niet trom-
petten, gelijk de geveinsden
in de synagogen en op de
*triilen doen, opdat ze van
de men»rlien gei\'erd mogen
worden 1 voorwaar zeg ik u ,
zij hebhen hun loon weg.
:{. Maar als gij atlmoes doet,
zoo laat uwe lü\'krw.J niet
weten wat uwe regter doet,
4. opdat i;we aalmoes in \'t ver-
b-rgen zij : en uw Vader
die in \'t verborirett ziet, die
znl \'t u tu \'1 openbaar ver-
gelden.
h. En wanneer gij bidt, xoo
zult gij niet zijn gelijk de
geveinsden; want die plegen
gaarne iii de synagogen en
op de hoeken der straten
staande te bidden, opdat xij
van de mentenen mogen ge-
llen worden : voorwaar ik
zeg u, dat zij hun loon we?
6.hebben. Maar gij wanneer
gij bidt, ga in uwe binnen-
kttmer, eii"uwe deur gesloten
hebbende, bid uwen Vader
die in \'t verborgen is: en uw
Vader, die in \'t verborgen
ziet, »al \'t ti in \'t openbaar
vergelden.
7. En alh gij bidt, zoo k**
bruikt geen ijdel verhaal van
woorden gelijk de heidetien;
want zij mennen dat zij door
hunne veelheid van woor
den zullen verhoord worden.
H. Wordt dan hun niet gelijk ;
want uw Vader weet wat gij
van noode hebt eer gij hem
bidt.
U, Gij dan bidt aldus: Onze
Valer die in de hemelen zijt,
uw uaain worde geheiligd;
10.uw koningrijk knme; uw
Wil geschiede irelijk in den
heuici tilzóu ook op de aarde;
11. geef ons hedeu nmt dage-
l\'J.lijksch brood; en vergeef otf
onze schulden, gelijk ook
wij vergeven nnxen *chulde*
-ocr page 16-
!EftS 7.
fi\'TiPii aanhangen en dm an-
d>«ren verachten, Gij kunt
nipt God dienen en den
Mammon.
\'2h. jjaarom zeg ik u, zijt niet
bezorgd voor uw leven, wat
t.i eten en wat gij ilrin-
bf-n zult, noch voor uw liar-
chaain, waarmede rij u biet*.
den zult : is het leven niet
meer dan het voedsel, en het
ligchnaiu dan de kleediug?
26. Aanziet de vogelen des he-
mels, dat zij niet zaaijen,
noch maaijen, noch verza-
melen in de schuren, en uw
heraelscbe Vader voedt noy-
tana
dezelve i gaat gij dezelve
:\'7.niet zeer veel teboven ? Wie
toch van u ban met bezorgd
te zijn één el tot zijne lengte
2S.ioedoen? Kn wat zijt gij
bezorgd voor de kleeding?
Aanmerkt de leliën des velds,
hoe sij wassen . zij arbeiden
29.niet en spinnen niet, en ik
zet; u , dat ook Salomo in al
zijne heerlijkheid niet is bc
bietd geweest gelijk een van
3(1.deze. Indirii nu God het grH»
des veldt, dat heden is, en
morgen in den oven gewor-
pen wordt, alzóó bekleedt,
zal hij u niet veelmeer kier-
den,
gij kleh>[*elnovigeii ?
31. Daarom zijt niet bezorgd,
zeggende : Wat zullen wij
eten, of wat zullen wij drir,-
ken, of waarmede zullen wij
:i-.:. <mi*- kleeden? Want al deze
dingen zoeken de heidenen;
want uw fceinelscbe Vader
weet dat gij al dexe dingen
Xf.behoeft. Maar zoekt eerst
het koningrijk Gods en zij-
ne geregtigheid, en al deze
dingen zullen u toegeworpen
3-1. worden. Zijt dan niet bezorgd
tegen den morgen; want de
morgen zal voor het zijne
zorgen: elke dag heeft genoeg
aan zijn eigen kwaad.
HOOFDSTUK 7.
«                                         MATTf
13.naren; en leid ons niet in
veizoeking, maar verlos ons
van den booxe; want uw is
het koningrijk en de kracht
en de beerlijkheid, in eeu-
wighcid. Amen.
11. Want in.iien gij den men-
*chen hunne misdaden ver-
geeft , zoo zal u» heinelsche
15. Vader ook u vergeven; maar
indieu gij den inenseben hun-
ne misdaden niet vergeelt,
zoo zal ook uw Vader uwe
i.ü. <;.\'i.. -ii riet vergfvrn.
Ifi. En wanneer gij vast, toont
geen droevig jjezigt gelijk de
geveinsden; want zij mtsma-
ken bunne i-.angezigten, op-
d»t z\'j vi,ii de menschen mo-
gen gezien worden p!» zij
vasten : voorwaar ik zeg u
dat zij hun loon weg hebben.
1". Maar gij als gij vast, zalf
uw hoofd en wasch uw aan-
18. gezigt, opdat het van de
mentenen niet gezien worde
alsg\\iv>.;t, maar van uwen
Vader die in \'t verborgen is:
en uw Vader, die in \'t ver-
borgen ziet, zal \'t u in \'t
openbaar vergelden.
li>. Vergadert u geen schatten
op de aarde, waar ze de mot
en de roest vertierfr, en waar
de dieven doorgraven en ste-
20. len . maar vergadert u schar,
ten in dt-n hemel, waar ze
noch mot noch roest ver-
derft , en w aar de dieven
«iet doorgraven noch stelen.
21. Want waar uw schat in, daar
zal ook uw hart zijn.
ii. J)e kaars des ligebaams \'in
betoog : indien dan uw oog
eenvoudig ie, zoo zal uw
geheele Hgchaam verlicht
?:i. wezen ; maar indien uw oog
boos is, zoo zal geheel uw
Hgchaam duister zijn. lu-
dien dan het licht dat in u
is, duisternis is, hoexroot
tal de duisternis telve zijn.
24. Niemand kan twee heeren
dienen; want óf hij tal deu
i-ciii*ii hateu en den anderen
liefhebhen, of hij zal deu
1.     Oordeelt niet, opdat gij
2. niet geoordeeld wordt. Want
-ocr page 17-
MATTHEÜ8 ;.
14. want de poort is eng en de
wejc is ti»auw die lot het le-
veu leidt, en weinigen zijn
er die deug*) ven vinden.
lf>. Maar wacht u van de val-
sche profeten, dewelke iu
srhaapskleederen tot u ko-
men, maar van binnen zijn
llï.ze grijpende wolvei Aan
hunne vruchten zult gij ze
kennen. Leest men ook een
druif van doorren, of vijgen
17-vau distelen* Alzóó iedere
goede boom brengt voort
goede vrachten, eneenkwa-
de boom brengt voort kwade
lS.vruchtPii. Ken <oede boom
k mi geen kwade vruchten
voort brensen, noch een
kwade boom goede vruchten
19.voortbrengen, ledere boom
die traen goede vrucht voort-
breugt, wordt uitgehouwen
üD.en iu \'t vuur geworpen. Zoo
zult gij dan dezelve aan
hunne vruchten kennen.
21. ."Niet een iegelijk die loi
(U\') zegt llrere, lieere, zal
ingaan in \'t koningrijk der
hemelen, maar die daardoet
den wil mijns Vaders die in
2"2. de hemelen is. Velen zullen
t-« difn dage tot mij zeifgen :
Heer e, lleftre, hebben wij
niet in uwen naam gcprofi*.
teerd, en in u*en naam dui
velen uitgeworpen, en in
uwen naam vele krachten
23. ged«eii ? Kn dan zal \'k bun
openlijk aanzeggen : Ik heb
Il nooit gekend: gaat weg
van mi;, gi; die de ongereg-
tn*t"eid werkt.
24.     Keu iegelijk dan die deze
mijne woorden hoci; en de-
xeivedoet, dien zal ik ver-
gelijken hij een voonigtig
man, die zijn bui» on een
36. steen rota gebouwd heeft; en
er ia slagregen nedergeval-
len, en d" waterntroonen
zijn gekoineu, eu de winden
hebben gewaaid , en zijn te-
gen dat huis aangevallen :
en het is niet gevallen, want
het waa op de steenrots ge*
mei welk oordeel tri; oor
deelt, zult gij «teoordeeld
worde» ; en met welke maat
gij meet, ,;til ii wedergeuie-
ii.ten worden Knwat ziet gij
den snlinter die in het oog
iiw« broeders ia, maar dei»
balk die in uw oost is merk*
4. gij niet ? Of boe zult gii tot
uwen broeder zeegen : Laat
toe dat ik den splinter ui\'
uw oojr uitdoe; en zie, er
.ï. is een bulk is uw oog. Gij
geveinsde, werp eerét den
balk uit uw ook» en du n zult
Kij bezien om den splinter
nft uwt broeders nog uitte
doen.
<>. Geert bet heilige den hou<
den niet, no"li werpt uwt
pnarieii voor de «wijnen; op-
•lat zij niet te eeniger tijd
dezelve met hnm o. voeten
vertreden, en tick omkee
rende u verscheuren.
7. iïidt, en u zal gegeven
worden; Zoekt, f\'li (rij zult
vinden; klopt. enu zal open-
S.ireilaa.i worden. Want ern
Iegelijk die bidt, die (
raugl ; en wie zoekt, die
vindt; en wie klopt, dien zal
\'t.opengedaan worden. Ol wat
mennen is er ouder u, zoo
zijn zoon hem zoude bidden
om brood , die hem een steen
Q.aal geven, en zoo hU hem
om eev visch zonde biódeu,
die hem een slang zal ge
l.venT lud;e» de.n gij die boos
zijl weet uwen kindeen goe.
de gaven te ge^f•^•, ho»veei-
temeer zal uw Vader d*e ii.
de hemelen is goede gaven
xeven u.. im die ze van
hem bidden.
.\'. Alle dhtyer. dan die gij
wilt dat u de menecben sou
den dom, doet gij hun ook
slzoo; want dat is de wet en
de profeten.
5.     Gaat in door de enne poort;
want wijd i« «ie poort en
breed is de wei die tot bet
verder!\' leidt, en velen rijn
er die door denzelve ingaan;
-ocr page 18-
Ui                                       MAÏTi
26. vroed. tin fe" i*"KeIijk dip
deze mijnt! woorden Loon en
dezelve met doet, die zal t. ij
een dwazen man vergeleken
wnrdeii, die zijn huis op het
-7.zand gebouwd heeft; en de
slagregen is ncdfrgevallen,
en de waterttrooinen zijn ge-
komen, en de winden heb-
ben gewaaid, en zijn tegen
dat huis aangeslagen; en h"t
is gevallen, ,eu zijn val was
«root.
•js. En het is geschied als Je-
zus deze woorden geëindigd
had, dat de scharen zich
ontzette-den over zijne leer;
J\'J. want hij leerde hen als magr-
hebbende, en niet r.\\& de
schriftgeleerden.
HOOFDSTUK w.
I. Toen bij mivan de» berg
h.Ui\'i;\' i\' \'•• .- wh\', lijn h-m
.\'.vele «eharen gevolgd. En
zie, een mrlaatEche kwam
en aanbad hem, zeir<ende :
Heer, indien «ij wilt, k>J
:i. kmit mij reinigen, tin Jezua
de hnnd uitstrekkende beert
liem BRn geraakt, zeirirende i
Ik wil, word gereinigd. En
terstond weid hij van zijne
l. melaaUebheidrereinigd. En
Jezus zeide tot hem : Zie dat
gij dit niemand Bert; maar
ga betten, toon uzelven den
ÏncatiT, sn olïer de gave die
lozes geboden heelt, hun
tot een getuigenis.
.\'». Ale nu Jezus te Kaper,
naüin inpt ict-.an was, kwam
tot hem een hoofdman over
fi. honderd, biddhtide hem, en
zeggende: lieer, mijn knecht
ligt tehuis geriakt, en lijdt
7. zware pijnen. E» Jeauszeide
tot hem i Ik zul komen en
H. hein genezen. Kn de boofd.
man over Honderd antwoor-
dende\'zeide: Heer, ik ben
niet waardig dat gij onder
mijn. dak zoudt inkoinm,
maar spreek alleenlijk een
woord, en mijn knecht zal
S. jjenezen worde». Want ik
IEÜS M.
ben óók een mensen under
de i)!ii_: ril., anderen, beb-
bendeondermij krijg»kuech-
ten, en ik zeg tot dezen.
Ga, en hii gaat; en tot den
anderen ; kom, en hij komt j
en tot mijnen diensi knecht i
Koe dat, en hij d:et het.
10. Jezus nu dit hoorende, heelt
zich verwonderd, en zeide
tot iir . . die hem volgden :
Voorwaar iec ik u, ik heb
zelfs in Iara»*l zoogroot een
11.geloof niet gevonden. Doch
ik zeg u , dat velen zullen
k.-men va» oosten en wes-
ten, en zuilen met Abra-
iiam eu I sa:k en Jakob aan-
xïften in het koningrijk der
12. hemelen ; en iU* kinderen \'les
koningrijk* zulten aftjrewor-
pen worden in de buitenste
duisternis: aldaar zal wee-
ninjr zijn en koersing der
1H.landen. Kn Jerus zeide tol
den hoofdman over honderd :
Ga henen, ca u geschiede
gelijk gij geloofd hebt. tin
zijn knecht is gezond gewor*
den te dierzelfuer ure,
14, Kn Jezus gekomen zijnde
in liet huis van Petrna, zag
zijne vrouw»moeder te bed
liggen, hebbende de koorts.
13. tin hij rankte hare hard aan ,
en de koorts verliet ha*r; on
zij ttond on en diende hen.
16. Kn eis het laat geworden
vin, r:i h!i, ,] zij velen( van
den duivel bez.rten , tot hem
rebrajet, en hij wierp de
booze geesten uif niet hei
woord, en hij genas uilen
die kwalijk gesteld waren;
17.opdat vervuld zoude worden
wat gesproken was door Je-
saja den profeet, zeggende:
11 ij heeft onze kran k-
heden uj> tick genomen
en ome ziekten gedra-
gen.
L8, Eu Jezus vele scharen
rondom sten ziende, beval
aan de andere zijde overte»"a-
lK.reu. Kn er kwam een zeker
schriftgeleerde tot hem, en
-ocr page 19-
MATÏHK
11
dat v ij in die kudde zwijnen
32, varen. En hij zeide »ot hen :
Gaat henen. En zij uitgaan*
de voeren henen in de kudde
zwijnen : en zie, de gehsele
kudde zwijnen stortte van d"
iteil te af in de zee, en zij
33.stierven in\'t water. En die
ze weidden zijn gevlugt; en
ala zij in de vad gekomen
waren , boodschapten zij al
dtte dingen , en wat den be-
34. z< tenen getchifd wan Kn zie ,
de geheele ut ad ging uit,
JezuM tegemoet; en als zij
hem za^en , baden zij dat hij
uit hunne land palm \'vilde
vertrekken.
HOOFDSTUK tt.
I. En in bet schip gegaan
zijnde , voer hij over en kwam
i\'. z jue *i«d Eu zie, zij
bragtcn tot iiem een geraak\'
2,te, op een bed liggende. En
Jezn» hun geloof ziende,
Eeidetotden geraakte: Zoon ,
wees weigem.ied, uwe ion-
3.uen zijn u vt-r^even. En zie ,
s\'jiumiiren der *ch rilt gel eer -
den keiden in zichzelve:
4.lleae lastert ffa&. Eu J-zus
ziende hunne ge<acüten ,
zeide: Waarom overdenkt
*ij kwaad in uwe nart»nr
•>. Want wat ie ligter, te zeg-
geni De zonden zijn uverge
ven«of te leggen: Sta op en
(>. wandel ? Doch opdat gij
iid,-i weten, dat de Zoon
des meuschen magt heeft op
de aarde de zonden te vet ge -
v.\'ii (toen telde hij tot oen
geraakte) i Si a op , neem uw
bed op, en ga henen naar
7.uw buis. En hij i.pgestaan
zijnde, ging henen naerzijn
8. huia De ncbaren nu dat
ziende, lubben zich verwon*
derd , en God verheerlijkt ,
diezoodanigeiuaKtdeii ineu-
schen gegeven had.
». Kn Jezus vandaar voort*
gaande, zag een menach iu
bet tolhuis zitten, genaamd
Mactheüi, en zeide tot hem:
zeide tot hem: Meester, ik
zal u volgen waar gij ook
. benengaat Kit .U\'-,,-\' ;.- idi
tot ii: in ; De vossen bebbeo
holeo , en (te vogelen de* he-
meli nesten ; maar de Zoon
den menschen beeft niet
naar bij het hoofd nede.--
legge.
. Kn een aitder uit zijne di*-
clpelenieldetot bem: lieer,
Uil mij toe dat ik eer\'t be-
nenttit en mijnen vadpr be
. grave. Doch Jezus zeide tor
hem: Volg mij, en laat \'Ie
dunden hunne dooden be-
fraven.
. Kn als bij in \'t schip ge-
gaan was, . \'i hein zijne
.dtfcipeleu gevulgd. Kn zie,
er ontstond een groote on
ttuimigne-d Indeiee, alzoo
dat het schip van de golven
bedekt werd; doch hij \'liep
, Ru zijne disciiielbii bij hrm
komende, hebben hem op-
gewekt, zeggende: Heer,
.behoed ona, wij verbaan. Kn
hij zeide tot hen: Mat Bijt
«ij vreesachtig, «ij kleipge-
loovigenT^Toèii stond hij op
en bestrafte de winden en de
zee, en er werd xrooie stilte
.Kn de menseben verwonder
den /;: ;i, ie x\'T.i\'r lloeda-
mg een is deze, dat ook df
winden en de zee hem «e
ho<>rzaam zijn !
En al« hij aan de overzijde
wai gekomen in het land dei
Uergescnen, zijn hem twee .
van uen duivel bezeten, ont-
inoet, komende uit de irra-
ven, die zeer wreed waren,
alzoo dat niemand do>>r dien
weg kon voorbijgaan. En
sie, zij rit pen, zeggende:
Jezus, gij >......i,i. ik , wat
nebben wij n et u tedutni
Zijt gij hier gekomen om on<
ie pijnden *6ór den tijd?
Kn verre van hen was eei
kudde van vele zwijnen wei
dende , en deduivelen bader
hem , ze/gende : indien gi.i
VUB uitwerpt, laat ons uu
-ocr page 20-
MA\'lïllEÜü l».
12
[y.leven. Kn Jezus opgestaan
zijnde , volgde hein, eu zijne
10. discipelen. (tin zie, een
vrouw die twaalf jaren liet
blocdvloeijen gehad had, ko-
uiende tot hein van achte-
ren, raakte den zoom zijns
U.kleedr aan ; want zij zeide in
itehzelve; Itidien ik alleen,
lijk Zijn kleed aanraak, zon
1$. /.al ik gezond worden. Kn
Setun zich omkeerende eu
haar iten-le, zeide; Wee»
welgemoed dochter; uw ge-
loof heeft u behouden. Kn
de vrouw werd geiend van
Kt. die ure af.) Kn als Jezus iu
het bti !- des overn\'cn kwam ,
en zag de pijpers en de woe-
(4.lende schare, ïeide hij lot
heut Vertrekt ; want her
dochterkeji is t:iet dood .
ma.m slaapt. Kn zij bclach
A.ten hein. Als uu de schare
uitgedreven was, ging bij
in, et» *c>!-:> bare band; en
!ij het dochterken s\'ond op. Kn
dit gerucht ging uil door dat
gfhrele land.
l\'i. Kn al* Jelui vandaar voort-
ging , siju bem twee hhtideu
gevolgd, roep\'-\'pde en ze<-
jrende: O ij Zoon Davit1*,
\'J6.ontferm n onzer. En als hij
in huis gekomen was, kua-
men de blinden tot bem , en
Je/.u* zeide tot hen : Gelooft
gij dat ik dat doen kan? \'/.:,
zeiden tot hem: Ja Heer.
29, Toen raskte bij hunneoogeti
aan, zeggende: U geschiede
H).naar uw geloof, En hunne
oogen .\'..ju geopend gewor
den. En Jezu* heelt hun
zeer strengelijk verboden,
zeggende; Ziet dat het nie-
il.mand wete. Maar zij uilge.
l>ann zijnde, hebben hem
ruchtbaar gemaakt door üai
geheele land.
ii. Al* deze nu uilgtugen ,zie ,
zoo bragten zij tot hein een
meiiBch die -ii.ui en vttn den
VA duivel bezeten wa*. En alt
de duivel uitgeworpen was ,
sprak de stomme. Eu de
Volg mij. En liij opstaaude
ld. volgde hem, I\'. ii bet ge-
sehiedde »!• iii.i in \'t hui*
van Maft heus aantal, /\'••,
vele tollenaars eu zondhar*
kwamen en zaten mede aan
met Jezus en zijne dif«cipe-
li.len. En de farizet\'rs dut
diende, zeiden tol zijne dis-
rtjiPlen: Waarom eet uw
Meester met de tollenaren
IJ.en Tondare.n \'t Maar .lezun
zulks boorendc , > e idc tol
ben: Wie getond lijn beb>
ben den medicijn meester
uiet vnu noode, maar wie
ia. ziek zijn. l><.eh gaat benen
eti leert wat bet Kij: Ik
wil bami liart i g hcid,
r i: m i . I t; f I\'S ra II "Ie; wBUl
ikbeuiiirt gekomen om te
roepen regtvaar<ligen, maar
zundaar» tot bekeen ug.
14. Toen kwamen de dlaclpe<
len van Jobaunca tot hem ,
zengende: Waarom vasten
wij en de r&riseën veel, en
uwe discipelen takten niet ï
l.i. Kn .Ie sus zeid** tot li*n:
Kunnen ook de bruiloft skiu-
deren treoreu iool&nx de
bruidegom bij hen ie? Maar
de dagen zullen komen wan-
neer de brui leg i-i van beu
zal weggeuomen ziju, en
In, dan aulleu zij vasten. Uok
zet niemand een Up on,\'c
vold laken op eenoud kleed;
Want (i.\'>-.. I i . -ia.i:.\' \'i in- lap
scheurt at\'van het kleed, en
er wordt een eri(er scheur.
17. hu men doei Reen nieuwen
wiju in oude Ie Uren zakken;
ander» bermen de letteren
zakken, en de wijn wordt
uitgestort, *n it leden ,w,n;-
ken Verdorren l n.aar men
doet nieuwen wijn in nieuwe
letteren zakken, en beide te<
zarueii worden behoudeu.
18 Als hij deze dingen tol hen
sprak,zie,een overste kwam
i-n aanbad hein, zeggende:
Uijn dochter is nu terstond
gestorven , doeb toni en leg
uwe liami op baar, eu zij k.al
-ocr page 21-
MATTHK
i;i
r. raels. Kn benengaande pre-
dikt , zeggende: Het koning.
rijk der hemelen is nabij re-
vkmin\'n. Geneest de kmu-
ken, reinigt demelaaiechen,
wekt de douden op, werpt
de duivelen uit Gij hebt het
omziet ontvangen , geeft het
oinniet.
*. Verkrijgt u noch goud
noch zilver noch koperj/e/d
l.in uwe gordel»; noch male
tot den weg, noch twee rok*
ken, noch schoenen, noch
staf; want de arbeider is zijn
voedsel waardig.
1. Kn in wat stad of vlek gij
>ult inkomen, onderzoekt
wie dnarin waardig in; en
blijft aldaar totdat gij daar
l-uitgaat. Kn als gij in bei
huis gaat, zon groet hetzelve.
(.Kn indien dat huis waardig
is, zoo kome uw vredf over
hetzelve; maar indien het
niet waardig is, zoo keere
i.ww vrede weder tot u. Kn
zoo iemand u niet zei ont-
vangen.noch uwe woorden
hooren, uitgaande uit «int
huis of uit die atad schudt
het stof uwer voeten af.
>. Voorwaar zeg ik u, het tal
deii lande van Sodom en
Gom.jrra verdragelijker /ijk
in den dag des oordeels dan
die stad.
>. Zie. ik zend u als schapen
in \'t midden der wolven ; lijt
dan voorzigtig gelijk de slac
_ gen, en opregt gelijk de <iui-
r.ven, Maar wacht u voor de
menschen; want zij zullen u
overleveren in de raadrtter-
gadcringen, en In hunne
synagogen zullen zij u gee-
}. selen; en gij zult ook voor
stadhouders en koningen ge-
leid worden om mijnentwil,
hun en den heidenen tot ge-
l.tttigenis. Doch wanneer zij
u overleveren, zoo zult gij
niet bezorgd zij», hoe of wat
KÜ spreken zult; want het
zal u in die ure gegeven wor-
den, wat gij spreken zult;
2
scharen verwonderden tich,
zeggende : Kr ie nooit des c*
.1; lijk* ui IsrHfl gezien. Maar
de farizeCrs zeiden: Hij
werpt de duivelen uit door
den overste der duivelen.
i.i. Kn Jezus omging ui Je
Meden en vlekken , leerende
in hunne nynacogen . en pre
riikende l>et evangelie des
koningrijk*, en genezende
alle riekte en alle kwaal on*
Mi, der het volk. Kn hij de fcha*
re» liende, werd innerlijk
met ontferming bewonen
over lieo . omdat ze vermoeid
en verstrooid waren, gelijk
schapen die geen herder heb-
S7. be». Toen zeide hij tot zijne
discipelen: De oogst is «el
groot, maar de arbeider»
•vzijo weinige; bidt dan den
Heer des oogMCB, dat hij
arbeider* in zijnen oogBt uit-
«toote.
HOOFDSTUK IO,
I. En zijne twaalf discipelen
tot cicti geroepen hebbende,
heeft bij hun mast gegeven
over de onreine geesten, om
dezelve uiitewerpen, en om
alle ziekte en alle kwaal te
-. genezen. De namen nu der
twaalf apostelen zijn deze:
de eerste, Siinou gezegd l\'e*
trus,en Andróan *ijn broe-
der, Jaeobus de zonn van
ZiebedeüB, en .lohanues zijn
:i.broeder; Pilinpm en H*r-
tholomeus , ThomuB en Mat-
ilieüBiie tollenaar, Jaeobus
deroon van Alfedi en Ueb-
beüs toegenaaind Thaddeiï»;
4. SiniOD Kaïianites, en Judas
lsknriot, die hem ook verra-
den heeft.
i. Deze twaalf beeft Jezus
uitgezonden, en hun bevel
gegeven, zeggende: Gij zult
niet henen gaan op den weg
der beidenen, en gij zult
niet iugaan in eenige stad
f>. der Samaritanen; maar gaat
veelmeer benen tot de verlo-
ren schapen van het bui» ls-
-ocr page 22-
EÜS 11.
belijden zal voor de men-
bcben, dien zal ik ook belij-
den voor mijnen Vader die
33.1b de hemelen ia; maar zoo-
wie mij verloochend zal heb-
ben voorde meimrhen, dien
zal ik ook verloochenen voor
mijnen Vader die in de be-
nielen is.
84. Meent niet dat ik gekomen
ben oin vrede te brengen op
de aarde; ik beu niet geko-
mea om vrede te brengen,
.\'ió.maar het zwaard. Want
ik ben gekomen om den
inenten tweeüraittig te ma-
ken tegen zijnen vader, en
de dochter tegen bare moe-
der, en de schoondochter
tegen bare schoonmoeder;
.\'JG.en zij zullen des tnenschen
vijanden uvrden, die zijne
huisgenooteu xijn.
.\'ij. Wie vader ol\' moeder lief-
heeft boven mij, is mijna
niet waardig; en wie zoou
of dochter liefheeft boven
mij, is mijns niet waardig;
:*S,en wie zijn kruis niet ot> \'•\'"
neemt en mij nnvolgt, is
.\'19.miins niet waardig. Wie zijne
ziel vindt, zal dezelve ver-
liezen; eu wie zijne ziel zal
verloren hebben om mijnent-
wil, zal dezelve wndcti.
W. Wie u ontvangt, ontvangt
mij; en wie mij ontvangt,
ontvangt hem die mij gezon-
41. den heeft. Wie een profeet
ontvangt in den naam eeua
profeten , zal het loon eens
profeten ontvangen ; en wie
pen regtvanrdige ontvangt
in den naam eens regtvaar-
digen, zal het loon eens regt-
«.vaardigen ontvangen. E:
soowie één van deze kleinen
te drinken geelt alleen een
beker koud water, in dm
nham eens discipel*, voor-
waar zeg ik u, hij zal zijn
loon geenszins verliezen.
HOOFDSTUK II.
1. En het ie geschied toen
Jezus ffeein/igd had zijnen
11                                      MATTH
iO.want jtif Jijt her niet die
tpreeht, maar \'t ia de 0\':est
uws Vaders die in n spreekt.
31. En de eVne broeder tul den
anderen broeder overleveren
tut den dooj, en de vader
liet kind; en de kinderen
zullen opstaan tegen de ou-
uf-rs, en zullen ze dooden.
2--Kn gij zult van allen gehaat
worden om mijnen naunt;
luiiar n ie volstandig zal
blijven tot den einde, die
zal zalig worden.
28. Wanneer zij u dan in deze
etad vervolgen, vliedt in de
andere; want voorwaar zeg
ik u, gij /,|L\' "«"\' reis \'\'"\'"\'
de ateden Israels niet -.;t <m-
• 1 i ii i i hebben, of de Zoon de*
menschen zal gekomen zijn.
24. De discipel ia niet boven den
meester, noch de dien si-
knecht boven zijnen heer.
26.H«t<v den discipel ••< nneg
<lat hij worde Keiijk ziiu
meester, en de dienstknecht
urelijk iijn heer. Indien zij
den heer des huizes Heëlze-
bul hebben ee heet en, hoe-
veeltemeer zijne huisgenoo-
21\'..ten. Vreest dan hen niet;
want er is niets bedekt \'t
welk niet zal ontdekt wor-
den, en verborgen \'t welk
niet zal geweten worden.
-7- \'t Ifeen ik u ztg iu de duis
ternis, zegt het in \'t licht i
en \'i .; •• ü gij boort in bet
uur, predikt dat op de da-
£H ken. Kn vreest niet voor
•lekenen die het ligchaam
dooden , en de ziel niet kun-
neii dooden; maar vreest
veelmeer hein die beide ziel
en ligchaam kan verder-
-„\'il. vi: i;..... bel. Worden niet
twee muschïena om enn
penningsken verkocht? Kn
niet één van deze zal op de
aarde vallen ronder uwen
30. Vader. Kn ook nw« baren
des hoofd» zijn alle geteld.
31. Vreest dan niet; gij gaat vele
muschkeua te boven.
81. Ken iegelijk dan die mij
-ocr page 23-
MATTHKÜS 11.
twaalf discipelen bevelen te
Keven , dat hij vandaar voort
„ Jjjjlt .om teleeren en te pre
^•diken in hunne steden. En
Johannes in de gevangenis
gehoord hebbende de werken
van Christus, zond twee
*< zijne discipelen, en zelde
tot hem : Zijt gif degeen ili
komen zoude, of verwachte
4>*ij een ander? En Jezua
antwoordde en zeide tot hen :
fiaat henen en boodschapt
. Johannes weder hetgeen gij
•\'\'.hoort en ziet: de blinden
worden ziende en de kreupe-
len wandelen, de melaat.
Bohen worden gereinigd en
de dooven hooren, de doo-
oen worden opgewekt en den
armen wordt het evanirelie
<\\ verkondigd; en zalig is bij
die aan mij niet zal geërgerd
_ worden.
\'. Al» nu deze henengtngen ,
heeft Jezus tot de scharen
beginne» te zeggen van Jo-
hannes : Wat zijt gij uitge-
gaan in de woestijn te aan-
schouwen \'t Henriet dat van
deu wind ginds en weder be.
*. w;ogen wordt ? Maar wat zijt
gij uitgegaan te zien? Ken
munsch met zachts kleede-
ren bekleed? Zie, die zachte
kleedtren dragen ziin in der
M. koningen huizen. Maar wat
sfjt gij uitgegaan te zien?
Ken profeet? Ja ik zeg u,
ook veel meer dan een »ro-
1\'U\'eet. Want deze is \'t van
\'tenwetke geschreven staat ;
Zie, ik zend mijnen e n-
gelvooruwaantrezi^t,
dieuweiiwegbereiden
il.zal voor u henen. Voor-
waarzeg ik u, onder de:\'e-
neu die van vrouwen gebo.
ren zijn is niemand opge-
staan meerder dan Jouan-
nes de Uooper; doch wie de
minste is in het koningrijk
der hemelen, is meerder
rijk der hemelen geweld aan-
gedaan, en de geweldiger»
nemen hetzelve met geweld.
13. Want al de profeten en de
wet hebben tot Johatmes
14. toe geprofeteerd. Kn zoo gij
het wilt aaiiiiemen, hii is
lo.Klia die komen zoude. Wie
«oren beeft om te hooren,
die hoore.
16. Doch waarbij zal ik dit ge-
slacht vergelijken ? Het >s
gelijk de kinderkens die op
de markten zitten en hun-
l/.nen gezellen toeroepen, en
zeggen : Wij hebben u op de
fluit gespeeld en gi. hebt
niet gedanst, wij hebben u
klaagliederen gezongen en
IN. gij hebt niet geweend. Want
Johannes in gekomen noch
etende noch drinkende, en
zij zeggen: Hij heeft den
19. duivel. De Zoon des meu-
schen is gekomen etende en
drinkende, en üij zeggen:
Ziedaar een mensen die een
vraat en wijnzuiper i.i, ecu
vriend van tollenaren en 7011-
daren. Doch de wijsheid
is geregtvaardigd geworden
^ van hare kinderen.
20.     Toen begon hij de ete-
dca, in dewelkesijoe krucli-
ten meest grschied waren,
te verwijten, omdat ze zich
21. niet bekeerd hadden : Wee u
Choratln , wee u Betbiaïda !
Want zoo in Tyrus en Sidon
de krachten waren geschied
die in u geschied zijn, zij
souden zica eertijds in zak
en aten bekeerd hebben.
22. Doch, ik zegu, het zal Ty-
rus en Sidon verdragelijkrr
ïijn in den dag de» oordeels
23. dan ulieden. En gij Kaper-
naam, Hat tot den hemel toe
zijt verhoogd, gij zult tot de
hel toe nedergestooten \\vor-
• :<:« ; want zoo in Sodotu die
krachten waren geschied die
in u geschied zijn, het zoude
tot op den huldigen dag ge.
ï2.
van Johannes den Dooper J-M. bleven zijn. Doch ik zeg u,
tot du toe wordt het koning^ I dat het den lande van Sodom
-ocr page 24-
KÜ8 13.
16
MATTH
verdragelijkersal zijn In den
dag den oordeels dan u.
-;>. In dien lijd antwoordde Je-
zus en zeide: IL dank u Va.
der. Heer des hemelt en der
aarde, dat gij deze dingen
voor de wijzen en verstaudi-
gen verborgen hebt, en hebt
dezelve den kinderkens ge-
-t»,openbaard; ja Vader, want
alzóó in geweest bet wclbe-
:,. hagen voor u. Alle dingen
zijn mij overgegeven *an
mijnen Vader; en niemand
"[•ui den Zoon dan de Va-
der, noch iemand kent den
Vader iIhu de Zoon , en wien
bet de Zoon wil openbaren.
28. Komt herwaarts tor mij, al-
Len die vermoeid en belast
zijt, en Ik zal u rust neven.
:H. Neemt mijn juk o]> u, eu
leert van mij dut .:. zacht-
moedig ben en nederig van
ii.ir; ; en gij Kult ru*i vinden
ttll.voor uwe »ieleu. Want mijn
juk is zacht en mijn la i is
der dan de tempel, hier ia.
7. Doch zoo gij geweten nadt
wat hei zij : Ik wil b*rni-
hartigheid,eniiietof-
feraude, gij zoudtdeon-
acliuldigeu niet veroordeeld
H. hebben. Want de Zoou des
iih\'hm ben is een Heer ouk
van den sabbat.
9. V.n vandaar voortgaande
kwam hij iu hunue»yna*oge.
10. En zie, er was een mensen
die een dorre hand had; eu
zij vraagden hem, zeggen.
de; Is \'t ook geoorloofd op
de fiabbatdagen te genezen \'
(o|»dat zij hem mogten be-
ll..-cliuidiKen.) Ku hij zeide
tot heu ; Wat mensen zal er
ouder u ziju, die één schaHp
heelt, eu zoo datzeWe op een
Habbatdag iu eeu grach: valt,
die hetzelve niet zal aangrij-
l-.jien en uitheffen \'t Hoeveel
praat nu een men se h een
schaap teboven ! Zoo is \'t
dau op de sabbatdagen ge-
13. uorloofd weltedoen. Toen
zeide hij tot dien mensen:
Strek uwc hand uit, en hij
stickie ze uit, en zij werd
herst eld gezond gelijk de an-
dere.
14.     Kn de i\'arizeërs uitgegaan
zijnde , hielden tezamen raad
tegen hem, hoe zij hem doo-
15. den mogteu. Maar Jezus dat
wetende, vertrok vandaar,
en vele scharen volgden
hem; eu hij genaB ze allen ,
Ui. en gebood hun t-cherpelijk
dat zij hem niet openbaar
17.maken zouden; opdat ver-
vuld zoude worden \'t geen
gesproken is door Jesaja
IS. deu profeet, zeggende ; Z i e ,
mijukiiechtwelkenik
verkurenheb.iuijii be-
ui i 11 d e i n w e 1 k e n m ij 11 e
ziel een weloe hagen
heeft; ik zal ui ij 11 e it
Geest op hem leggen,
enhij zal het oordeel
den heidenen v e r k o n.
l\'t.digeu. Hij zal niet
twiiten noch roepen,
UOOVDSTUK I*.
1. In dieu tijd ging Jezus o]>
een eabbaidag dour bet ge-
zaaide, en zijne discipelen
hadden honger, en begonnen
uren te plukken en te «sien.
•J. En de i\'arizecrs dat ziende,
zeiden tot hem; Zie, uwe
discipelen doen wat niet tre*
oorloold is ie doen op den
it.xubbat. Maar hij zeide tut
hen: Hebt gij niet gelezen
wat Havid gedaan heelt,
toen hem hongerde en iiun
l. die met kernwaren/ hoe hij
gegaan is in het huis (-Jod*,
eu de tuonbroodeu gegeteu
heeft, die \'t hem niet geoor»
loofd was te eten , noch ook
hun die met hem waren,
maar deu priesteren alleen \'t
ü. Of hebt gij niet gelezen in
de wet, dat de priesters deu
sabbat ontheiligen in den
tempel op de sabbatdageu,
en imiftuiiti onschuldig zijs?
B. En ik zejr. u, dat een, meer-
-ocr page 25-
EUS 13.                                       17
geven wordeu, maar de las-
tering tegen den Geest zal
den meuschen niet vergeven
\'M.worden. En zoowie ttnip
woord gfFproken zal hebben
tegen den Zoon des men-
schen, het zal hem verge-
ven worden : maar zoowie te-
gen den Heiligen Geen zal
gesproken hebben, het zal
bem niet vergeven worden ,
noch in d*ie eeuw noch In
i\'.i.öe. toekomende. Of maakt
den boom goed en zijne
vrucht goed, óf maakt den
boon kwaad en zijn* vracht
kwaad; want uit de vrucht
wordt de boom (r-kernt.
:n.(«ij addercngebroedsels, hoe
kunt gij goe Ie dingen sore
ken daar gij boos zijl ? Want
uit den overvloed dea harte»
il».spreekt de mond. [>e goede
menseh brengt goede dingen
voort uit den goeden »char
des harten, en de booze
meusch brengt booze dinxen
voorruit den bonzen schat.
II. Maar ik zeg n, dat van elk
ijdel woord \'t welk de men-
-cbea zullen gesproken heb
ben, zij van \'t zelve zullen
rekenschap geve:> mi den dag
;t;.des oordeels. Want uit uwe
woorden zult gij geregtvaftr-
ditjd worden, en uit uwe
woorden zult gij veroordeeld
worden
S8. Toen antwoordden sommi -
gen der schriftgeleerden en
farueër», zeggende: Mees.
ter, wij wilden van u wl een
::\'.».teeken zien. Maar hij ant
woordje en zeide tot hem
ïlet boos ei\' overspelig ge-
slacht verzoekt een teeken,
en hun zal geen teeken geg»-
ven worden dan het te-ken
Ui.van Jona den profeet. Want
gelijk Jona drie dagen en
drie nachten was in den buik
van den walviich, alzóó zai
de Zoon de* nien»cuen drie
dagen eu drie uachten we-
j zeo in het hart der aarde.
41. De maiinen van Niuevé sul.
êü er /.ui niemand «ty-
\'it\' stem op de straten
üii.hooren. Het <cknn4:-
te riet zal hij niet ver-
breken, en de rooke n<
devlaswiekzal h ij niet
uitbliisachen, totdat
hijhetoordec zal u i t-
brengen tot overwin.
Jl.ni n <- En in t ij n e n
naam zullen de h eide-
ne ii nopen.
--. Toen werd tot bem ge-
bragt een van den duivel be-
zetpn, dit blind en stom hmh :
en hij Kenau hem. alzoo dat
de blindt en stomme beide
2 (.sprak el) zag. En al descna-
ren outzetteden zich, en
zeiden : Ia niet deze de Zoon
24. Pavids? Maar de hiittRri
dit gehoord hebbende, zei-
den : Deze werpt de duivelen
niet uit. dan door Be*Hze-
bul den overste der duive.
-"i. len. Doch Jezus kennende
hunne gedachten, zeide lot
hen: Ieder koningrijk dat
tegen zichzelf verdeeld is,
wordt verwoest; en iedere
H\'ad of huio dat tegen »lcb-
zelfverde-ld is, zal nirt be
26.staan; en indien de satan
den satan uitwerpt, zoo is
hij tegen zichzelven ver-
drell: hoe zal dan zijn rijk
27.bestaan? F.n indien ik door
Beelzebul de duivelen uil-
werp, dosr wien werpen ze
dan uwe zonen uit? Itaarom
zullen die uwe regters zijn.
:XMaar indien ik donr den
Geest Gods de duivelen uit.
werp . zoo is dan het koning.
~:>. rijk Gods tot u gekomen. Ui
hoe kan iemand in \'t hui»
eens *terken inkomen en
zijue vjiten ontrooven, temij
bij eerst den sterke gebon
den bebbe? en alsdan zal hij
lift, sijn imis beroof et). Wie müt
mij niet Is. die is reven mij:
eu wie met mij niet verga*
il. derf , die verstrooit. 1-aarom
zeg ik n. alle zonde en las-
tering zal den ïuenacheu ver-
-ocr page 26-
IEÜS 13.
len opstaan in het oordeel
met dit geslacht, en zuUen
\'t zelve veroordeelen ; want
zij hebben zich bekeerd op
de prediking van Jona — en
zie, meer dan Jona is hier.
42. De koningin van \'t zuiden
zal opnta*n in het oordeel
met dit geslacht, en \'t zelve
veroordeel en ; want zij is ge-
komen van de einden der
aarde om f*> hooren de wijs-
heid Salomo\'" — en zie,
meer dan Salomo is bier.
4:1. lic wanneer de onreine
gee<t van den mensch uitga
jraan is, ^oo gaat hij door
dorre plaatsten, zoekende
44.rast, en vindt ze niet. Dan
zegt htj • Ik zal wederkee-
ren in mijn huis vanwaar ik
uitgegaan ben; en komende
vindt hij het iedi*, met be-
zetnen gevepgd en versierd.
4.1. Dan gaat bij henen en neemt
met zicli zeven andere gees-
ten, booter dan hij zelf, en
in gegaan zijnde wonen ze al-
daar; en het laatste van dien
mensch wordt erger dan bet
eerste. Alzóo zal het ook
met dit boos geslacht zijn.
-iti. En a\'.* hij nog tot de scba.
ren sprak, zie, zijne moe-
der en broeders stonden bui-
ten, zoekend*1 hem te spre-
4;.ken. En iemand zeide tot
hem: Zie, uwe moeder en
uwe broeders staan daarbaU
ten,zoekendeu te spreken.
48.Maar hij antwoordende zei.
de tot danjreeti die hem dat
zeide: Wie is mijne mosder
en wie zijn mijne broeder*?
4(1. tin zijne hand uitstrekkende
over zijne discipelen, zeide
hij: Zie. mijne moeder fti
üO. mijne broeders. Want zoo
wie den wil mijns Vaders
doet die in de hemelen is,
•lic ia mijn broeder en zuster
t> 11 moeder.
HOOFDSTUK 13.
1, Kn te dien dage .ï^ïus uit 1
het huit> gegaan zijnde, zat |
2.bijdezee; en tot hem ver-
gaderden vele scharen, zoo-
dat. hij In een schip ging en
nederzat; en al de schare
trtond op den oever.
3. Kn hij sprak tot hen vele
dingen door gelijkenissen ,
zeggende: Zie, een zaaijer
I. ging uit om te zaaijen. En
als hij zaaide, viel een deel
van het tand bij den we j; en
de vu reien kwamen en aten
\'i.daizelve op. En een ander
dtei viel op "teenachtige
plantten , waar het ni< 1 veel
aarde bad ; en bet ging ter-
stond op, omdat het jreen
(i.diepte vun aarde had; maar
als de zon opgegaan was,
zoo is \'t verbrand geworden .
en omdat het geen wortel
7. had iB het verdord. En een
ander deel viel in de doornen ,
en de doornen wiessen op en
x. verstikten hetzelve. Eu een
ander deel viel in de goede
aarde, eu gat\' vrucht, het
één honderd-, het ander zen
tlg-, en het ander dertig.
Q.voud. Wie ooren heeft om
te hooren , die hoore.
11). Kn de discipelen tot bem
komende, zeiden tot hem:
Waarom spreekt gij tot hen
11.door gelijkenissen? En hij
antwoordende zeide tot hen :
Omdat bet 11 gegeven is, de
verhorgenheden van het ko-
ningrijk der bemeten te we-
ten, maar dien is \'t ni\'t
12. gegeven. Want wie heeft,
dien zal gegeven worden, eu
hij zal overvloedig hebben;
maar wie niet heelt, van
dien zal genossen worden
1,1.ook wat hij heeft. Daarom
spreek ik tot hen door gel ij
kenissen , omdat zij ziende
nietzieu, en hoorende niet
hooren noch ook verstaan.
14. En in hen wordt de profetie
van Jeiaja vervuld, die zegt:
M et het gehoor zu lt gij
hooren en geenszins
verstaan, en ziende
zult gij zieu en geens-
-ocr page 27-
EÜS ia.                                      ia
2-t. Een andere gelijkenis heeft
hij hun voorgesteld, zeggen.
de: Het koningrijk der he-
nielen i* gelijk een menscb,
die goed zaad zaaide in «ij-
25.nen akker; en als demen-
achen sliepen, kwam zijn
vijand en zaaide onkruid
luidden in de tarwe, en Kin*
26. weg. Toen het nu tot kruid
opgecho\'en «\'at en vrurht
voort bragt, t »en openbaarde
27. zich ook h^t onkruid, En de
diensi knechten van den in r
des huizes gingen en zeiden
tot hem: Heer, hebt gij niet
goed zna\'i in uwen akker t:e
zaatd? Vanwaar heeft bij
:,s.dan du onkruid? En hij ?ei
d" tot. ben: Keu vijandig
mensch heeftdat tedaan. En
dedie.nF\'kiitclitenzei\'ieii tot
hem: Wilt gij dan dat wij
henengsaa en dit\'.elve ver-
29 gaderen? Maar bij z»ide :
Ne^n. opdat gij bet onkruid
vergaderende, ook mogelijk
met hetzelve de tarwe niet
lil. uittrekt. I.aat ze beideteza-
inen o[>wiB<eiitot den oogf t ,
«n inden tijd des oogst es zal
ik tot de raaaijers «eggen :
Vergadert eerst het onkruid
en bindt het in hossen, om
\'t zelve te verbrander ; maai
breegt de tarwe tezamen in
mijne schuur.
;ti. Een an iere gelijkenls heeft
hij hun voorgesteld ,«erger*
de: Het koningrijk der he-
melen is gelijk het mostaard*
za*.d, \'t welk een mensen
heefi genomen en in zijnen
32.akker gezaaid; hetwelk wel
het minste ia onder al de zk
den, maar wanneer betoy-
gewassen ie, dan is \'t het
liierate van demoesknii.ieii,
en het wordt een boom, al-
«oo dat de vogelen de« he-
uiels komen en nestelen In
zijne lukken.
:.3. Een anders gelijkenis
sprak hij tot hen, leggende :
Het koningrijk der hemelen
is gelijk een zuurdeesem ,
MATTt
ló.zins bemerken. Want
li i\' t li h r t il e ;. e a v o 1 k a i s
dik geworden, en «Ij
hebben met de ooren
i. w n a r 1 ij k gehoord,en
hunne oogen hebben
/ij toegedaan; opdat
«ij niet t e e e n i g e r tijd
met de oogen zouden
zien, en met de o oren
hooren, en niet het
hart verstaan.en zich
b e) e ;> y • 11, i\' i i i k hen ge
lti.tieze. Doch uwe pogen zij:1
zalig unidat zij «ien , en uwe
ooren omdat zij hooren.
17. Want voorwaar ik z^g u , dat
vele profeten en reg;vaardi-
(ten hebban begeerd te zien
de dingen die gij ziet, en
hebben te niet gezien, en
te hooren de dingen dit; gij
hoort, en hebben ze nitt
gehoord
IS. Gij dan, hoort de ge)ijte-
lil.nis van den zaaijer. Als ie-
mand het woord de» koning\'
rijks hoort en niet verstaat,
zoo komt de bonze en rukt
weg \'r Keen in zijn harr ge-
zaaid wai: deze in degeen
dit: bij den wei; bezaaid is.
2i>. Maar die in steenachtige
/iluafsen bezaaid la, deze ia
deinen die het woord hoort,
en dat terstond met vreugde
21.ontvangt; doch hij h^efi
geen wortel in ticnzelven,
maar is voor een tijd ; en als
verdrukking of vervolging
komt om des woords wil,
«oo Woidt hij terstond ge-
22.ergerd. En die m de door-
nen bezaaid is, de ie i» de.-
geeu ilie het woord hoort, en
<ie zorgvuldigheid deaer we*
reld en de verleiding des
rijkdouia verstikt het w oord,
en hft wordt onvruchtbaar
23. Die nu in de goede narde be.
znaid is, deze ia degeen die
het woord hoort en verst aat,
die ook vrucht dr iagt eu
voort brengt, de één honderd\',
deanderzestig\', en deauder
dertigvewd.
-ocr page 28-
UATTHEÜS
•reiken rn vrouw aam ei
verborg in drie maten meel.
totdat het geheel gezuurd
was.
34. Al deze dingen heeft Je-
ius tot de scharen gespro-
ken door gelijkenissen, en
tonder gelijkenis sprak hij
itö.tot hen niet; opdat vervuld
zoude worden wat icetpro.
ken ia door den profeet,
zeggende: I k z a 1 mijnen
mond opendoen door
gelijkenissen, ik zal
voortbrengen dingen
die verborgen waren
van de grondleggi og
der wereld.
\'Mi. Toen nu Jezus de scharen
r.ui zich gelaten had, ging
bi.1 naarhuts. En zijne disci-
pelen kwamen tot hem . zeg
srende: Verklaar ons de ge-
Hjkenis van het onkruid des
:<7. akker*. Ka hij aii(woorden-
de zeide tot hen: Die het
goede 7.aad zaait, is de Zoon
»8.Sm menscben t en de akker
is de wereld; en het goede
zand zün de kinderen des kn-
ningnj\'ks; en het onkruid
zijn de kinderen des hoozen
:«.en de vijand die betz< Ive ge
zaaid beeft , is de duivel; ei
de oogst is de voleinding der
wereld; en de maai jen zijn
4ll.deengelen. «elijkerwijsdan
het onkruid vergaderd en
met vuur verbrand wordt,
alzóó zal bet ook zijn iu de
41.voleinding dezer wereld: dt
Zoon des mentenen zal zij ne
engelen uitzenden, en zij
zullen uit zijn koningrijk
vergaderen al de ergernie-
sen, en degenen die de nn.
42. geregtigbeid doen, en zul-
len dezelve in den vurigen
oven werpen i daar zal wee-
ning zijn en knersing der
4.1. tanden. Iian zuilen de regt
vaardigen blinken gelijk de
zon in \'t koningrijk huns
Vader». Wie ooren beert om
te liooreu , die hou re.
41. Wederom is het koningrijk
der hemelen gelijk een schnt
in den akker verborgen, wel-
ken een mensen gevonden
hebbende, verborg dien, en
van blijdschap over denzelve
gaat hij henen en verkoopt
alwat bij heeft, en koopt
dien akker.
45. Wederom is het koning-
rijk der hemelen gelijk een
koopman die «nhuone paar-
4fi.len zoekt; dewelke hebbende
ééneparel van groote waarde
gevonden, ging henen en
verkocht alwat bij had, en
kocht dezelve.
47. Wederom is het koningrijk
der hemelen gelijk een net
geworpen in de zee, en dat
allerlei soorten van riêsrken
4S.tezatnenbrengt; hetwelk tlf
riuwhtré,
wanneer bet vol ge-
worden is, aanden oevernp-
trekken, en neder zittend e Ie-
zen zij bet goede uit iu humt?
vaten , maar het kwade wer-
4\'J.nen zij weg. Alzóó zal het
in de voleinding der eeuwen
wezen.: de engelen zullen
uitgaan en de boozen uit hei
midden derre*ivaardigen al\'-
iO.scheiden, en zullen dezelve
in den vurigen oven werpen i
daar zal zijn weeniug en
knersing der tanden.
il. Dn Jezus zeide tot hei::
Hebt gij dit aller» verstaan ?
Zij zeiden tot he.u i Ja lieer.
>-. tin bij zeide tot hen : l>a«r-
om een iegelijk schriffge-
leerdein het koningrijk der
hemelen onderwezen , is ge
lijk een heer des huizes, die
uit zijnen srhut nieuwe en
oude dingen voort brengt.
13. Kn bet i* geschied ah Je-
zus deze gelijkenissen «Sin*
digd had, vertrok bij van
4.daar. Kn gekomen zijnde In
zijn vaikrland, Leerde hij «e
in huuue synagoge, zooJat
tij zleb ontzei leden en iel-
den : Vanwaar komt dezen
die wijsheid en die krach
iji.ten ? Ii der.e niet de tcou
des timmermans? En is zijne
-ocr page 29-
KÜS 14,
MVTTH
21
moeder niet genaamd Ma-
ria, en rijne broeders Jaco.
bus en Joses en Sinion en
.»fi.Judas? Kn zijne zusters,
zijn ze niet allen bij ons?
Vanwaar kamt ilan dezen dit
.\'»7.alles? En zij werden aan
hem geërgerd. Maar Jezus
zcide tot hen; Een proleet
is niet ongei-erd dan in zl;n
vaderland en in zijn huis.
UI. En hij heeft aldaar niet vele
krachten gedaan vanwege
hun ongeloof.
HOOFDSTUK 14.
1. Te dierzelfder tijd boorde
Ilerodes de viervorst liet ge
-.rucbt van .1 •>:••>, en zeide
tot ïijae knechten: Date is
Johanneade Dooper; hij is
Opgewekt van dedooden, en
daarom werken die krach-
ten in hem.
:i. Want Jlerodes had Johau-
nes gevangen genomen ,eu
hem gebonden en in den
kerker gezet, om den willé
van lleroiliatt de huisvrouw
van Kilippus lijnen br«e-
I.dar; want Jnhannes zeide
tot hem : Het isu nietgeoor-
,\'i.loofd haar te hebben. En
willende hemdooden vreesde
bij het volk, omdat zij hem
hielden voor eet. profeet.
R.Maar als de das vnn He
rodea eeboorte cehoaden
werd, danste de doehter van
llerodiaa in bet midden run
>ti-„,tu zij behaagde lleïO-
7.des: waarom hij hnar mei
eede beloofde te geven wat
S. zij ook eischeu zoude. En
zij tevoren Otidarrigt zijnde
van hare moeder, telde J
Geef mij hier in een nchotel
het hoofd rau Joliaunes den
.\'. |i,m,;if. Kn de kotiiüg werd
bedroefd ; doch om de eeden
en negenen die mei hi-m
aauzateu, gebood hij dat
het haat soude Kegave.ii wor-
0.den, en zoud henen en out
boofdde Jobanues in deu
1.kerker. Eu zijn boofd werd
gebragt in een schotel, en
ana bet dochterken gegeven j
en zij droes het tot hare moe -
12.der. Entijnediscipelen kwa-
men, en namen het iigchaam
weg, en begroeven hetzelve,
en (ringen en boodschapten
het •Jezus.
13. En nte Jezus dit boorde,
vertrok bij vandaar te scheep
naar een woeste plaats al
leen; en de scharen dot hoo
rende, zijn hem te voet ge-
14.volgduit da stedon. K:i Je-
zus uitgaande ing een *roo-
te schare, oh werd innerlijk
met ontferming over ben
bewogen, en genas hunne
kranken.
la. En ali« het nu avond werd
kwamen zijne discipelen tot
hem, zeggende: Deze plaat»
is woe*t, en de tijd i» nu
voorbijgegaan: laat descha-
ren viiu u. Opdat zij benen-
gaan in de vlekken en zieh-
16.ielven soijs koopen. Ma*r
Jezus zeiile tot ben: \'t Ls
bun niet van noode heuen-
tegaan: geeft «if h».n teeteu.
17. Do«*h tij zeiden tot hem:
Wij hebben hier niet rianvjji\'
brood*\'ii en twee viarchen.
IA.En hij zeine; Brengt mij
19,dezelve hier. Kn hij beval
de scharen nedrrtezitten op
het gras, en nam de vijf
broodeti en iV twee viRtichen,
en opwaarts ziende naar den
benul zegende hij dezelve;
en als bij ze gebroken bad,
gaf hij de brooiien aan de
discipelen . en de discipelen
in.aan de scharm. En zij aten
allen eu werden verzadigd;
en zij namen óp het over-
scliot der brokken, twaalf
Cl. volle korven. Die nu gege-
ten hadden waren omtrent
vijfdnttend mannen, zonder
de vrouwen tn kinderen.
•22. En terstond dwong Jetua
zijne discipelen in het schip
te gaa\'i, en v-lor heui af\'ev*.
ren naar dt> au.1 ere tijde,
terwijl bij de scharen vüu
-ocr page 30-
22                                      MATTHKÜS 15.
2». zich zoude laten. En al» bij               l,lll,r,lttTri , m
nu de scharen van Bieb gel».               I1üü* "S1 UK l4<
ten bad. klom hij oi> dt-n     1 Toen kwamen tot Jezus
berg alleen, om te bidden.        ernipc schriftjreleerden en
En ais het nu Avond was ge*        farizeer* \'\'ie van .lerutalem
v-nrden, Z\'io was bij dnar    2,waren, ze<*ende: Waarom
24. alleen. En bet schip mi        overtreden uwe dlsclpelen de
nu midden in de zee, zijnde        intetting der ouden? Want
in nood van de baren; want        zij wns«chen kunne banden
2it.dewindtuImn tegen. Maai1        niet, wanneer zij brood zul-
tnr vierde nachtwaak kwam    ;t.len eten. Maar hij aatwoor.
Jezus af tot hen, wandelende        dende zeide tot hen: Waar-
•.:>\'.. op de Zff. Kn de diseipelen        om overtreedt ook Rij hei
ziende hem op de itt wande-        »ehod God* door uwe inzer-
len , werden untruerd, zen-     4.tiug> Want Gcd heelt rebo-
arende: Ilr-t ia een spooksel;        den, zeggende: E er uwen
en zij fehreeuwdeTi vaii\'rec»         vader eu uwe moeder;
HJ.Blaar terstond sprak Jezus        eu, Wie vader o t\' moe-
hen «an, zeev^nde: Kijt        dprvloekt, die zal den
goedsmoeds, ik !»en \'t. vreest     6.dood sterven. Maar Kif
SN.niet. Kn Petrus antwoordde        zeirt : Zoowie Tot vader oi\'
hemeneefde: Heer. indien        moeder zal leggen: Het in
gif het ziit. zon irebied mij        een gave, foownt u van mij
tol ute komen op het water.        xoude kunnen len nutt<* ko-
ï\'.i. Kn bij aeide; Kom. Kn l*«-        men, en zijnen vader of tijne
tr<is klom neder van het        moed\'-r geenszinstal «eren.
schip, en wf-nrfeide op het   ,f,,rf(> voldoet. Bn gij hebt attóó
wnt*r om tor Jesus ie Kr»-        tiods gebod krachteloos ge-
:>ii.men. Maar ziende den *ter-        maakt door uwe inzetiing.
ken wind , werd iiij bevreesd,    7. (Jij geveinsden, wel heeft
ei» al* ttij bfgon ncderle-        Jeuaja van ii geprofeteerd,
linken riep hij, wggende;     s.zeggende: Dit volk ge-
31.Heer, behoud mij. Kn Je-        naaki in ij Biel hunnen
run terstond de hand nttste*        mondeneert ra ij met de
kende, greep bem aan, en        lippen,maar hunliart
xflde tot hem: Gij kleinge*        houdt zich verre van
looviRS, waarom bebl gij g?-    9.ra ij ; doch tevergeefs
31. waak el d ? En al* zii in \'t        eerenzij m ii, leerende
schip gek lommen waren,        1 eeri n gen die gel o den
XI.stilde de wind. Die nu in\'t        van menseben etjn.
schip waren kwamen en san>   Hl. Kn aln bij de icbare tol
badenheni.iegnende: Waar-        zich geroepen had, zeide bij
lijk gij zijl Gods Koon.                  lot ben : Iloort en verstaat :
31. Kn overgevaren lijnde   11,\'t geen ten moii-le ingaat
kwamen zij in het land Uen-        ontrelnlgt den inenten niet,
.fi, nesaretli. Kn al* de mannen        maar \'l geen ten monde uit-
vnu die plaats hem werden        gaat, ditt ontrelnlgt den
kennend\'\', tonden zij in dat   12.mensen. Torn kwamen zijn**
geheeleomliggende land,en        discipelen tor hem, en zei-
braden tot hem allen die        den tui hemi Weet gij wel,
.\'Ui.kwalijk g •ateld waren, en        dat de fariieën deze rede
baden hem dat zije.lieeiiil-ii        hoorende geërgerd zijn ge-
7(ioin zijtm kleed.* zouden   l.H.wee»! ? Maar bij aulwonr-
mogen aanraken: en zoove-        dende zeide: Alle plant die
len als hem aanraakten wer-        mijn hem Pluche Vader niet
den getond.                                     geplant heeli, zal uilge-
-ocr page 31-
E
EÜS ló.
                                       -2A
U.rneid worden. Laat xe va.
rt\'ii, zij zijn blinde leiaslie-
den der Minden; indien nu
de blinde den blinde leidt,
too zullen zij beiden in de
15.gracht vallen. En Petrus
antwoordendezeide tot hem:
Verklaar ons deze icelijke-
I6,nll. Maar Jexua zeide: Zi.it
ook gijliedeu alsnog onwe-
IJ.tend ? Verstaat gij nog uiet,
dnt alwat ten wonde in?a;it
in den huik komt, en in de
heimelijkheid wordt uitge
18.worpenT Maar die dingen
die ten monde uitgaan ko
men voort uit Let hart, en
dezelve ontreinigeu den
19. raensch. Want uit het hart
komen voort bonze bed»n-
kin (en, doodslagen, over-
spiden , hoererijen , dlevö-
rijrn .valsche getuigenissen,
90. lasteringen ! dezedi>riten zijn
\'r die den meuten ontretni-
gen, maar het eten met on*
gewas»eiien banden ontrol*
nigt ilen mensen niet.
21. Kn Jezus vandaar gaande,
vrrtrok naar de deden van
•Ji.TvTUn en Sidon. Knzie.eei\'
Kanaueeeche vrouw uit ti\\-
landpalen komende, riep tot
hem, zeggende i Heer. pij
Koon Davids, ontferm u mij-
ner; miju doehter in deerlijk
33.van den duivel be/eten Doch
hij antwoordde haarniet een
woord. Kn zijne discipelen
tot hein komende, baden
hem, zeggende: Laat ze van
u, wart Jtij roept on» na.
M.M aar hij antwoordende zei-
de: Ik ben niet g<-zondeu
dan tot de verloren schapen
•J\'i.var. bet liui* («raels. Kn zij
kwam en aanbad hein , teg*
Sri.gende ; Heef, help mij Doch
hij antwoordde enseldB; Het
is niet betamelijk het brood
der Kinderen te nem«-n en
iteit bondekens ivinrtrwer*
37.pen. Kn tij toldet Ja Heer,
doch de bondekens eten ook
van de brokskens dieerval.
len vau de Ufo] hunner hee-
28. ren. Toen antwoordde Jezus
en zeide tot haar: O vrouw,
Kroot Is uw geloof: u (re-
schicde «"lijk «ij wilt. Kn
hare dochter werd w/nnA
van diezelfde ure.
"29. Kn Jezus vandaar vertrek-
kende, kwam aan de zee van
Galilóa, eu klom op den
.\'(O.berg en zat daar neder. Kn
vele scharen zijn tot hein «e.
komen, hebbende bij xich
k reu pel en, blinden, stom •
men, lammen, en vele t?nde-
ren, en wierpen ze voor de
voeten van Je/.iiS; en hij ge-
Sl.nas dezelv?: alxoo dat de
scbAi-en xicb verwonderden,
ziende de stommen apre-
kende, de lammen gezond,
de kreupelen wandelende,
en de blinden tiende; en
xij verheerlijkten den God
Israël*.
32. En Jesu» zijne discipelen
tot zich vertonen hebbende,
zeide: Ik word innerlijk m»t
ontferming bewogen over de
schare, omdat zij nu drie
dagen bij mij g-bleven zijn ,
en nier bebbea val zij eten
zouden; en ik wil ze niet
nurbteren van mij laten,
opdat zij on den we* niet be-
•\'t:t. zwijken. Kn zijne ducipc
len zelden tot bem: Vanwaar
tullen wij zonale brooden in
de wooatijaftrAoateit, dat wij
zulk een groote schars zou-
34.don verzadigen ï Kn Jezus
zeide tot ben: Hoeveel broo-
den hebt gij? Zij zeiden:
Zeven, en weinige visch -
3&,keDB, Kn hij t**bood de
scharen nedertezitten op de
38. aarde. Bn bij nam de zeven
broodenon de visirbeo, en
als hij gedankt bad brak bij
xe. en . il ie aan zijne dlsci-
pelen.en de discipelen p-i
37>ron *e aan de schart!. En zij
ateu allen en werden verzn
diird, en zij namen op h»\'t
overschot der brokken, ze-
.\'18.ven volle manden. Kn die
gegeten baddeu wareu vier-
-ocr page 32-
MATTHEÜS 16.
niet, dat ik u van geen btaa\\
gesproken heb, als ik xeide
dat gij u wachten zoudt van
den zuurdeeaein der fariieër*
I2.en saddueeërs? Toen ver-
stonden zij dat hij niet ge-
zegd had, dat zij zich wach-
ten zouden van den zuurdee-
sem des bronds, maar van
de leer der farizeërs en sad-
dueeërs.
13. Als nu Jezus gekomen was
in de deeleo van Cesaréa FÏ-
llppl, vraagde hij ziine dis-
cipelen, zeggende : Wie seg-
gen de mentenen dat Ik, de
Koon des menBc*ien , ben ?
14.En zij zeiden: Sommigen:
Johannes de Dooper; en an-
dcren: Elia; en anderen:
Jereinia of een van de profe-
l\'».ten- Hij zeide tot hen: Maar
,, gif, wie zegt gij dat ik ben?
l*».En Simon Petrus antwoor-
dende zeide: Cïij ziit de
Christus, de Zoon des leven-
17-dcn Oods. En Jezus ant-
woorlende zeide tot hem:
Zalig zijt gij, Simon Bar-
Jona; want vleescb en bloed
heeft u dat niet geopen •
baard, maar mijn Vader die
IH.in de hemelen is. En ik zeg
u ook, dat gij zijt Petrus, en
op deze peira zal ik mijn ge-
meentf bouwen, en de poor-
ten der hel «uilen dezelve
LU. niet overweldigen. Kn Ik zal
u geven de sleutelen van liet
koningrijk der hemelen; en
zoowat gü zult binden op de
aarde, zal in de hemelen ge-
bonden zijn: en zoowat gij
onthintlen zult op de aarde,
znl in de hemelen ontbon-
20. den zijn. Toen verhood hij
zijne discipelen, dat zij nie-
mand zeggen zouden dat hij
was Jezus de Christus.
21,     Van toen aan begon Jezus
zijnen discipelen te vertno-
nen, dat hij moest henen-
gaan naar Jeruzalem, en
veel lijden van de ouderlin-
gen en overpriesteren en
schriftgeleerden, en gedood
duizend mannen , «onder de
:ty. vrouwen en kinderen. En
de scharen van zich gelaten
hebbende, ging hij in het
schip , eii kwam in de land-
palen van Magdala.
HOOFDSTUK lO.
1. En de farlzeërs en saddu-
ceërs tot hem gekomen zijn-
de, en hem verzoekende, be-
geerden van hem dat hij hun
een teeken uit den hemel
•2. zoude toouen. Maar hij ant
woordde en zeide tot hen
Als het avond geworden ia,
zegt gij: Schoon weder
If.want de hemel i« rood; ei
des morgens: Heden on we
d«r, want de hemel is droe
vig rood. Gij geveinsden.
het aanschijn des hemelt
weet gij wel te onderschei-
den, «mi kunt h;ij de teeketien
der tijden niet onderscheiden ?
4. Het hoos en overspelig ge-
slacht verjoekt een telken ;
en hun zrI geen teeken ge-
geven worden dan het tee-
ken van Jona den profeet.
En hen verlatende ging hij
weg.
ft. Kn als zijne discipelen op
de andere zijde gekomen wa-
ren, hadden zij vergeteu
fi. brooden mnfrteaemen. En
Jezus zeide tot hen; Ziet
toe, en wacht u van den
zuurdeesem der farize|lrs en
7. saddiicerrs. Kn zij overlei-
den bij zicbzelve. zeggende:
\'/ tx omdat wij geen brood**u
s. medegenomen bebben. En
Jecuirfir wetende, zeide tot
hen; Wat overlegt gij hij
uzelve, gij kleingeloovigen,
dat gij geen brooden mede-
"i. genomen hebt ? Verstaat gij
nog niet, en gedenkt gij
niet aan de vijf brooden der
vijf luizend mannen, en hoe-
veel korven gij opnaamt ?
Ki.noch aan de zeven brooden
der vierduizend tnamen, en
hoeveel manden gij op-
U.uaamt \'t Hoe verstaat fij
-ocr page 33-
BUS 17.                                       3S
leide tot Jezus: Heer,\'t m
goed dat wij nier zijn; zoo
itj wilt, laat mis hier drie
tabernakelen maken, voor u
een, en voor Mozes een , en
ü.een voor Elia, Terwijl hij
nog sprak , zie, een lichten-
de wolk hcftt hen over»cha-
duwd. en zie, epn stem uii
de wolk, /.eggende i l»eze in
mijn geliefde Zoon, in den-
welke ik mijn welbehagen
6. lie b s boort hem. En de dis-
cipelen Hf hoorende, vielen
op hun aHiigezigi en werden
7. zeer bevrtesd. En Jezu»< bij
hen komende, raakteze; ac ,
en ztide . Maat op en vreest
S.niet. En hunne oogen op-
he^ende, zagen zij niemand
dan Jezus alleen,
il. Ku als zij wii\'. den berg al\'*
kwamen, gebood hun Jezus,
zeggende: Zegt niemand dit
gezigt, totdat de Zoon des
mentenen zal opgestaan zijn
10.uit dedooden. bn zijne dis-
cipelen vraagden hem , zeg-
geude: Wat zeggen dan de
schriftgeleerden, dat Elia
U.eerfat moet komen ? Pueh
Jezus nurwoordende /.eide
toi hen; Elia zal wel eerst
komen, en alles wederopri<-
12.ten; maar ik zeg u dat fSlia
nu gekomen is, cu zij heb.
ben hem met gekend, doch
zij hebben aan hem gedaan
ulam zij hebben gewild: al-
zoti zal ook de Zoon des men-
13.seheu van beu lijden. Toen
verstonden de discipelen dat
hij hun van Johaunes den
Dooper gesproken had.
1-1. En als zij bij de schare
gekomen waren, kwam tot
hem een meuren,, vallende
voor hem op de knieën, en
15.zeggende: lieer, ontferm u
over mijn zoon, want hij is
maanziek, en is in zwaar lij-
den; want menigmaal valt
hij in \'t vuur en menigmaal
16.in \'t water; en ik heb hem
tot uwe discipelen gebragt,
en zij hebben hem niet kun-
worden, en ten derden dage
•"•opgewekt worden. En Petrus
hein tot ilch genomen heb-
bende , begon henite bestraf\'
I\'eo, zeggende : Ueer, te eet
u genadig: dit zal u geen ••
•..:*.\'.in* geschieden. Maar bij
/.u-u mn keerend e, zeiae toi
Petrus: Ga weg achter Mij,
satan, gij zijt mij een aau-
M\'.im ; v ,u!. gij verzint ii iet de
dingen die tiods zijn, maar
die der nien*cnen zijn.
24. Toen xeide Jezus tot sijne
discipelen: Zoo iemand acn-
ter mij wil komen , die ver-
loocnene zichzeiven , en ue-
ïue zijn krui» op en volge
ia. mij. Want zoowie zijn leven
zal willen behouden, die zal
\'t zelve verliezen; maar zoo-
wie ïijn leven verliezen zal
om mijnentwil , die zal \'t
36. zelve vinden. Want wat baat
\'t een uienseh, zoo bij ie ge-
beele wereld gewint, en lijdt
schade aan zijne ziel? Ut\'
wal zal een inenten geven
tot lossing van ïi;ne ziel\'
-7. Want de Zoon des mcoachen
zal konieu in de heerlijkheid
zijns Vaders, mei z;jne eit-
gelen, en alsdan zal hij een
iegelijk vergelden naar zijn
Cs. doen. Voorwaar zeg ik. u,
er zijn sommigen van wie
bier staan , welke den dood
niet smaken zullen, totdat
zij den Zoon des meldenen
zullen hebben zien komen
in zijn koningrijk.
HOOFDSTUK lï.
1. En na zes dagen nam Je-
zus met zich Petrus, en Ja-
cobus, en Jou tin nes zijnen
broeder, rn bragt ze op een
\'-. hoogen berg alleen, l.n hij
werd voor hen veranderd van
gedaante; en zijn anugezigt
blonk gelijk de zon, en zijne
k leederen werden wit gelijk
ll.het licht. En zie, van heu
werden gezien HoMfl en ï.r.a,
met hem tezaiuensprekende.
i. K jj Petrus antwoordende
-ocr page 34-
KffS 1*.
2(1                                      MATTH\'
17. nen genezen. En Jezus ant-
wooidtndezeide: o.....1 loo.
vig en verkeerd geslacht,
hoela»; z<tl ik no^ met ulie-
ilt\'11 zijn, hoelang zul ik U
nog vi rIra* e ; ? Krengt bem
lï*. mij hier. En Jezus b< t.trai\'11*
htm, en .ie duivel ging van
nem uit, en het kind werd
. •\'. _ ;u- . ,i vaa di. ure al\'. Toen
kwameu ue discipelen toi
Jezus alleen, en zeiden;
Waarom bebben wtf hem
20. niet kunnen uitwerpen \'.\' Eu
Jexn* zeideïot het : Om uw»
OLgelnota wil; want voor.
\' aar sec ik u, 100 pij een
geloof iiH..T als een djob-
taaniraad , gij soudt tol de*
ken bprx ze* 1 en : (ia henen
vrtnoier derwaarts, en bij tal
henengaan; en niet» zat u
31.onmogelijk tijn. Maat dit
geslacht vaart niet uit dan
door bidden eu vnsten.
-~. En «Ia zij in Galiléa ver-
keerden, telde Jezus tot tien:
De \'li mi 11 di» meDsehen ïal
overjffleterd worüeu in de
23.banaen m-r tnecseueu, en
zij zullen ii\' ü. :i!ii\'"i-i!, en
irn derden dage /al hij op
gewekt worden. (Sn lij ver-
den zeer bedroefd.
24. En als zij te Kapernatlm
ingekomen waren. gingen
toi PeiruidiededldrAChmen
ontviugi .1. en geiden: Uw
Meester, betaalt öij de di-
-\'-.drachmcu nift ? Il\'j aeide.
Ja. En toen bij iu hum ge
komeu wan, voorkwam hem
Jezua, neigende; Wat du ui;
u, girnoo ? de koningen dei
aarde, van wie nemen zij lol*
\'.ii of schatting , van hunne
zonen ol\' van de vreemden \'t
36, Petrus zeiue tot hem : Van
de vreemden. J-\'zus zeide tot
hem: Zoo lijn dan de zoneu
-7.vrij. Maar opdat wij hou
geea aanstoot geven, na. be<
uen naar de zee, werp den
angel uit, en neem den eer-
aten viach dte opkomt; ei:
zijnen mond geopend heb\'
bende zult ui) een stater vin-
den: neem dien en (reet hem
aan hen, voor mi] en u.
HOOFDSTUK IN.
1. Te dierzelider urekwamen
de discipelen tot Je^us, zeg*
geide: wie Ia toch de meeste
in \'t kormitfïijk der hem e.
3.les? K11 Jeiu» een kindeken
tot zich ;• m , t.-.i hebbende,
«telde dat in \'t midden van
3.hen, en zeide : Voorwaar zeg
ik u, indien gij u niet ver-
amicrt eu wordt gelijk de
kinderkeua, /oo zult gij in
het koningrijk der hemelen
1. geenszins ingaan. Zoowie
dan zichzelvcn z.-l vernede.
reu gelijk dit kindeken, deze
m de meeste in \'t koningrijk
ö. der hemelen; en zoowie zuo-
danir-reen kindeken ontvangt
in mijnen naam, die ont-
6.vangt rotf. Maar zoowie één
van deze kleinen üie in mij
Ktloovcii ergert, bet ware
hem putter dat een iiioleil-
«teen aan zijnen hals xehHU-
Een, en dat hij vt-rsonken
ware in oe diepte der tee.
7. Wee dei* wereld vari i!eerger-
mvten; want het is uonUza-
kelijk dat .ie ergernissen ko-
meii, doch wee dien uieuscli
door welken de ergeruis
S. komt. Indien diin uwe band
01\' uw. vost u ergert, houw
se at\' eu werp ze van u: bet
u> u beter int het leven iu-
te«;aati kreupel of verminkt
zijnde, dan twee handen of
twee voeten hebbende in \'t
eeuwige vuur geworpen te
9 worden. Kn indien uw oog
u ergert, trek bet uit eu werp
net vitn u 1 het is u beter
maar één oog hebbende tot
het leven integaan , dan twee
oogeu hebbende in \'t helsche
vuur geworpen te worden.
10. Ziet toe dat gij niet één
van deze kleinen veracht;
want ik zeg ulielen, dat
hunne engelen in de heme-
leu altijd zien bet aangezigt
-ocr page 35-
kCs is.
MATTH
en zeide: Heer, boemenig-
nmal zal mijn broeder tegen
mij Kondigen en ik hem ver*
22.geven? Tot zevenmaal ? Je-
zua zeide tot hein: Ik zeg
u niet tot zevenmaal, maar
tni -.-\'.\'c-. i m «al kevenaus/.
23. Paaroin wordt het kouing-
rijk der hemelen vergeleken
bij een zeki-r koning, die
rekening met nfjne iiienst-
24. knechten houden wilde. Als
hij nu begon te rekenen,
werd tot hem <c» br&iirt een
die hem schuldig was tien-
25.duizend talenten. fcnuls bij
niet had om ;e hf talen . be-
vni zij\'i beer d< 1 men hem
zoude verknopen, en sijiie
vrouw en kinderen, en al wat
hij had, en dat de schuld
26.toude betaald worden. l>e
dienst knecht dan nedf.rval-
lende aiitbai hein, zeneen-
de: liter, weef lankmoedig
over mij, en ik zal u alles
27. betalen. En de herr van de-
zeu dienstknecht met barm-
bartisbeiu innerlijk bewogen
zijnde, beeft hem ontslagen
en de schuld hem kwljtge*
28.««holden. Maar die ai«usi-
kuecht uitgaande, heelt ge-
vonden eea zijner luade-
üieiibtknefhten uie hem hon-
derd penningeu schuldig
was, en htm aanvattend
grerp hij hem hij de keel,
zeggende: Betaal mij wat
2\'J.gij sciiuldtg zijt. Zij» niede-
diei\'stkuecht dan, uederva<-
lendc aan zijne voeten, bad
hein, zeggende : Weel lank-
moedig over mij, en ik zal u
30. alles betalen. Doch hij wilde
niet, maar ging benen en
wierp hein in de gevangenis,
totdat hij de schuld zoude
SI.betaald hebben. Als nu ztjne
raedeiienatkneehteu zagen
\'t geen geschied Aas, zijn zij
zeer bedroefd geworden, en
komende verklaarden zij
hunnen heer al wat er ge-
13. schied was. Toen heeft hein
zijn heer tot zich geroepen ,
mijns Vadert die in de he-
11. melen ia. Want de Zoon des
menschen is gekomen om
zallgtemaken wat verloren
12. was. Wat dunkt u? Indien
eeutg inent>cli honderdacbn-
pen had, en één uit dezelve
afgedwaald Mare, zal hij niet
de neg m MiH,\'f„i\',- Isten,
ea op de bergen hf nemcnande
IJ. het afgedwaalde zuvien ? tu
iilüIe11 het geschiedt dat hij
hetzelve vindt, voorwaar ;k
zeg u , dat hij zich meer ver-
blijdt over hetzelve, dan over
de negeueumicen\'tg die Diet
14. afgedwaald zijn eeweeat. A.1-
zóó is de wil niet uw» Va-
ders die in de hemelen is,
dat één van de<te kMneu
verloren Ra.
!.ï. Maar indien uw broeder
tegen u gezondigd L< eft , ,• a
heuen en bestraf hem tut
sehen u en hem alleen: in-
dien hij u uo\'-rt, zoo hebt
jjij uwen broeder gewonnen ;
16. maar indien hij u riet hourt,
zoo neem nog één ot\' twee
met u, opdat in den mond
van twee ot di ie grtuigeti alle
IJ.woord be«ta. En indien bij
denzelven geen gehoor geeft,
zoo zeg bet dergemeeute; ec
indien hij ook der gemeente
KCen gehoor geeft, zpo zij
hij u als de. heiden en de tol-
IK.lena&r. Voorwaa.\' re» ik 11,
al* at si) "f de aarde bmden
zult, zal in den hemel ge*
bonden wezen; en aiwat gij
op de aarde ontbinden zult ,
zal in den hemel ontbonden
wezen.
1\'J. Wederom zee \'k u, indien
er twee van u tewmenatani.
nten op de aarde, overeenige
zaak die zij zouden mogen
beKeeren, dat die hun zal
geschieden van mijnen Vu
der die in de hemelen is;
20, want waar twee of drie ver •
Kaderd sijn in mijnen naam ,
daar hen ik in \'t midden van
ben.
SI. Toen kwam Petrus, tot hein
-ocr page 36-
EVS 19.
ten uwe vrouwen te verla*
ten; maar vau den beginne )s
9.*t p.hóo niet geweest. Maar
ik zeg u, dat zoowie zijn
vrouw verlaat anders dan
om hoererij, en een andere
trouwt, ribt doet overspel j en
wie de verlatene trouwt doet
10.wik overspel. Zijne di*riue-
len zeiden tot hem; Indien
de zaak des menseben met
de vrouw alzoó staat, zoo is
\'t niet oorbaar te trouwen.
11.  Doch hij zeide tot hen: Al-
len vatrpn dit woord niet,
maar wien bet gegeveu is.
12. Want er zijn gesnedenen die
uit moeder* lijf alzAó gebo-
ren zijn, en er zijn gemiede-
npn die van de luenscuen
gesneden zijn, en er zijn ge-
enedenen die zichzclve ge-
sneden hebben om bet ko-
ningrijk der hemelen: wie
dit vatten kan , vatte hel.
18. Toen werden kinderkens
tot hem gebragt, opdat bij
de handen hun zoude opleg-
gen, en bidden; en de dir-
Cipelen bestrafte» dezelve.
U.Maar Jezus zeide: I.aat af
van de kimlerkeus, en ver-
hindert hen niet tot mij te
komen; want derzulken is
hel koningrijk der bentelen.
Ig.En als hij hun de handen
opgelegd luid, vertrok hij
va u daar.
lü. Kn zie, er kwam een tot
hem, en zeide tot hem: Goe-
de meister, wat zal ik goeds
doen, opdat ik het eeuwige
:;.\'."\'•\'! hebbe\'r En bij zeide
tot bem: Wet noemt gij mij
goed ? Niemand is goed dan
één, namelijk God. Doch
wilt gij in het leven ingaan ,
IS. onderhoud de geboden. Hij
zeide tot hein: Welke? En
Jezus zeide: Deze: Rij zult
niet doodeu; gij zult
geen overspel doen;
g ij zult niet stelen; g ij
zult geen valsche ge-
ïy.tuigeni* geven; eer
uwen vader en uwe
en zeide tot bem : Gij booze
dienst knecht, al dieechuld
heb ik u kwijtgesrholden,
dewijl gij mij gebeden hebt:
\'M. behoorde! xij ook niet u over
uwen medeilietiMknecht te
ontfermen, gHijk ik ook mij
:i4. over ii ontfermd bcb? Kn
zijn heer vertoornd zijnde,
leverde heil) den pijniger*
over, totdat hij zoude be-
taald hebben alwat hij hem
;tö. schuldig *\'*\'\' Alxóó zh! ook
mijn hemelscbe Vader u
«ioen, indien gij niet van
harte verjeeeft een iegelijk
zijnen broeder zijne mis-
daden.
HOOFDSTUK 19.
1. Kn het geschiedde toen
Jezus deze «oorden gePin-
digd had. dat hij tertrok van
GalUca, en kwam óver den
Jorda»n, |n de landpalen
_\'. van Judéa. iïn vele scnaren
volgden hem, eu hij /ecu*
ze aldaar.
!i. Kn de fari/-eërs kwamen
tut bem, verzoekende hem,
en zegende tot hem : Is het
een uiemeh geoorloofd zijne
vrouw te verloten om allerlei
1.oorzaak? Doch hijantwoor-
dende zeide tot beu: Hebt
gij niet geleien, die van den
beginne tli-n Menara gemaakt
beeft, dat hij ze gemaakt
>.heeft man e:i vrouw, en ge-
cegd heeft: Daarom zal
een memcfa vader en
moeder verlaten, en
t a 1 i fj n e vrouw a a n-
hangen, en die twee
mllsntot één v 1 e e s c h
fi.zijn: atiEOO dal zij niet meer
twee zijn, maar één vleescb.
\'t Geen dan God tezamen*
gevoegd heeft, scheide de
7-mensch niet. Zij zeiden tot
M\'in ; Waarom heeft dun Mo-
zes geboden, een acheidbrief
te geven en haar te verla.
«.ten? Hij zeide tot hen: Mo-
zes heet\'t vanwege de hardig*
beid nwerbarten u toegela*
-ocr page 37-
MATTHKÜ8 30.                                       29
iiiii\'.ici\', en gij /.tilt u-I
we» 11 h.i *1 •• 11 r\' i ii e I. h e u :
20.All uselven. De iongi
\'.n,_\' u ide "ot hem: Al deze
dingen hel» ik onderhouden
va» mijne jonkheid af: wal
Cl. ontbreekt in ij nog ? Jezus
/t\'i.li\' In\' ll"H: : ZOO gij WÜt
volmaakt lijn, gn benen.
verkoop wat gij hebl en geel\'
liet den armen, en gij zult
reu «chat hebben in deu he-
niel; en kom herwaarts, volg
J.\'.uiij. Als nu de jongeling dit
woord hoorde, ging hij be
druH\'d weg; Want hij had
vele goederen.
T.i. Kn Jezus zeide tot zijne
discipelen: Voorwaar ik neg
u, dit een rijke bezwaarlijk
ni het koningrijk der hei.u\'-
il.len zal ingaan. Kn weder-
diii zeg Ik u , bet is ligter dat
een keuiel ga door liet oog
va» een naald, dan dat een
rijke inga in het koningrijk
25.God«, Zijne discipelen nn
iht hoerende, werden zeer
verslagen, «eggende: Wie
\'Jil.kan dan zalig worden? Kn
Jezus hra aanziende, zeide
tot hen: Bij de meiischen
ii dat onmogelijk, maar bii
liod zijn alle dingen moge-
•J" lijk. Toen antwoordde l\'e-
trus en zeide tot hem i Zie,
wif hebhen allee verlaten en
zijn u gevolgd: wat zal on»
•21- dan geworden \'t Kn Jezut
zeide tot hen : Voorwaar ik
zeg u , dat \',\'ij die mij gevolgd
zijt , in de wedergeboorte,
wanneer de Zoon de» roen-
ichen zal gezeten zijn op
den troon zijner heerlijk.
heid, dat gij ook zult zitten
op i waalt\' troonen, oordee-
Itnde de twaalf geslachten
•.\'•i. Israël*. Kn zoowie zal verin-
ten hebben hui/en, of broe-
ders of /um..... of vader of
moeder, of vrouw ofktnde*
ren, of akker*, om mijns
uaamswil, die xal honderd.
voud out vangen , en het eeu-
in wige leven beerven. Maar]
vele eersten zullen de laat-
sten zijn, en re/e laaf sten de
eersten.
HOOFDSTUK SO.
1.     Want bet koningrijk der
hemelen is gelijk een heer
des huizes, die met den mor-
^enitond uitging om arbci-
ders te huren in zijnen wijn
2. gaard. Kn als hij mei de ar-
beiders één* geworden was
voor een penning \'t» daags,
zond hij ze henen in zijnen
if. wijngaard. Kn uitgegaan
zijnde omtrent de derde ure,
zag hij anderen ledig staan*
I. de op de markt; en bij zeide
tot dezelve: Gaat gij rtók
henen in den wijngfiurd, eu
zoowat rest is zal ih u ge-
"\'.ven. Kn zij gingen. Weder
om uitgegAan zijudeointrerti
de ze^de en negende ure,
f>. deed hij desgelijks. Kn uit -
gegaan zijnde omtrent de
elfde ure, voud hij anderen
ledig »*aandc, en zeide toi
ben: \\\\ at staat gij hier den
7-geheelen dag ledig? Zij zei-
d"ii tot hem: Ondiit ons
niemand gebuurd heeft. Mij
zeide tot hen: Gaat ook gij
benen in ilen Wijngaard, en
zoo wal re gt is zult gij o»t-
.**.vangen. Als bel nu avond
geworden was. zeide de heer
des wijn gaard s tot zijnen
rentmeester: Roep de arbei-
der» , en geef bun het loon ,
beginnende van de laatste»
9. tot de eeraten. Kn alt xij
kwamen die ter elfder ur«
gekuurd uttirtn , ontvingen zij
II).ieder ee» penning. Kti de
eeraien komende meenden
dat zij meer ontvangen z;m-
den; en zij zelve ontvingen
11.óÓk elk een penning. 1\'lu
dien ontvangen hebbende
murmureerden zij legeu den
12,heer des huizes, /.eggende:
Deze laatsten hebben naar
ééo nnr gearbeid, en gij hebt
ze óns gelijk gemaakt, die
den last des daags en de hitte
.i
-ocr page 38-
MATTHEÜS 21.
en tot mijne linkerhand Maat
hij m\\f niet te geven, maar
kei sul gegeven toordta wien
het bereid i« van mijeen Va-
\'24.der. Kn al* de iwm tien
dal hoorden. namen zij bet
zeer kwalijk van de twee
25. broeders. Kn als hen Jezus
tot zieli geroepen had, zeide
hij: Gij weef dat d<\' ovtr«ten
der volkeren heerschap; ij
voeren over hen, en de groo-
trmgebruiken mant over hen.
M, Doch aUÓÓ zal \'t onder u
niet zijn ; maar zoowie onder
u zal wille"n groot wordrn,
27. rf\'V zij uw dienaar; en zoowie
onder u zal willen de eerste
zijn,r/t>/.ii uw dienst knerbt:
K*, gelijk de Zoon des niensrben
niet is gekomen om gediend
te worden, mnar om te die
nen en zijne ziel te geven f<>\'
een rantsoen voor velen.
29. Kn ala zij van .Terirhn uit.
gingen, ie hem een groot e
iO. srliare gevolgd. En zie, twee
blinde» zittende aan den
weg, als zij boorden dat Je-
zus voorbijging, riepen, zeg-
gende: Heer, gij Zoon Da-
Ü.vida, ontferm u onzer. 1 n
de schare bestrafte hen, op-
dat zij zwijgen zouden ; nianr
zij Hepen temeer, zeggende:
Ontferm u onzer. Heer, «ij
i-. Zoon Davit!*. Kn Jezus ëlïl-
staande riep ze en zeide:
Wat wilt gij dat ik u doe ?
Kt. Zij zeiden tot hem: Heer,
dat onze oogen geopend wor-
l-t. den. Kn Jezus innerlijk b»-
wogeu zijnde met barmbar-
tigheid, raakte hunneoogen
aan; en terstond werden hun-
ne oogen ziende, en «ij volg-
den hem.
HOOFDSTUK «I.
1.      Knals zij nu Jeruzalem gp-
naakten, en gekomen waren
te tte\'hfagé aan den (>lijl-
berg, toen zond Jezus twee
diseipeleu, zeggende tot
2.  hen : fïaat benen in het vlek
dat tegen u ovei\' ligt, eu gij
i:; gedragen hebben. Doch hij
antwoordende zeide tot een
van ben: Vriend, ik doe u
geenonregt: rijt rij nier mei
mij ééoü geworden voor een
l [.penning:1 Neem het uwe en
•in honen : ik wil dras» laat.
<«te ook geven gelijk als o.
li.Ofil \'t mij "iet geu->rlo if.i
ie doen me\' Itt-t mijne war ik
wil? O Tis uw fioe boos omdat
Mi ik ifoeilb\'ii? Alzóo zullen de
laatsteo de e-*r?t.*n rijn, en
<le eerateu de laauteu; want
velen Rijn geroepen, :naar
weinigen uitverkoren.
\'•7. En Jezus opgaande nanr
Jeruzalem, nam tot zieh de
twaalf discipelen alleen op
<len s pï , pii zeide lot hen
IV Zie, wi) gaan op naar Jeru
zalem , en de Zton dea men-
«cheii zal den nverpriesterfii
en ishi iftgelcerden nverge
|e»eH worden, en zij guller
hem ter dood veroo\'deelen ;
11. en zij zullen hem d*n heide.
nen overleveren , om hem te
bespotten en te geeselen en
te kruisigen ; en tenderden
dage zul hij vederopat-iau.
-.ii. Toen kwam de moeder der
zonen van Zebedefta tol hem
met hare ionen, kern aan-
biddende, en begeereude wat
M van hem. Kn hij zeide tot
haar: Wat wilt gij ? Zij zeide
tot hem: Zeg dat deze mijne
\'wee zonen ritten wogen de
éV-n tot uwe regter. en iie
ander tot uwe Itakertaiuf in
22. uw koningrijk. Maar \'e\'.us
antwoordde en zei *e : Gijlie.
ilen weet niet wat gij he.
«eelt; knnt (tij den drir.kbe.
ker drinken dien ik drinken
/.al, en met den doop ge.
doopt worden waarmede ik
gedoopt word ? Zij zeiden
\'i.lot hein: Wij kunnen. Ba
hij reide lol hen: Mijten
drinkbeker zult gij wel ririn-
ken, en mei den doop waar-
mede ik _-• -.i..-•,pf word zult
gij gedoopt Marden; maar
het zitten lot mijne reuter\'
-ocr page 39-
Cs si,                          :u
kreupelen tot hem in deu
tempel, en hij genas dezelve.
IA,Ata nu de overpriesters en
schriftgeleerden fatten de
wonderheden die bij deed.
en de kinderen roepende In
den tempel, en zevgende
Hosanna den »on Havius \'
ï amen zij dat zeer kwalijk .
16,en leioen tot hem: Hoon
gij wel wat deze zegden ? Ku
Jezus zeide tot ben : Ja: hebt
gij nooit gelezen : Uit den
uiondderjoitge kindr
ren en d er z u i g e I • riteen
hebt gij h tof toebe-
17-reid? Kn hen verlatende
ging hij vandaar uit de stad
naar Het ham e, en over-
nachttc aldaar.
1(*. Kn de» mortteus vroeg nla
hij a • derk>-erde naar de stad,
1\'\'. Liitii.-.i r.ic hem tri liende
een vijgfbonm aan den weg .
ging hij naar bent toe, en
vond niets aan demelre dan
j. 11"\' i\' bladeren, en zeide
tut hem: Uit u worde «een
vrucht inter in eeuwigheid.
Ku de vijgebocm verdorde
20.terstond. Kn de discipelen
ttot ziende verwonde rdett
xich , zeggende: Hoe is de
vijgebOOm tflfl terstond ver
31,dord? Doch Jezus antwoor-
deiide ceidc tol hen: Voo"*
waarzeg ik u , Indien gij ge-
loof ha-dt en niet twtjicldei,
gij zoinii niet alleen daru
\'t geen den vijgehoom i* g*-
triied,
mm i Indien gij ouk
tot «il /en berg /-i..i i : U on:
opgeheven en in de zee ge-
worpen , liet xoude gesehie*
33.den; en alwat gij zult be-
geeren in \'t gebed, gelno-
vende, ruit gij ontvangen.
23,     Kn als hij in den tempel
gekomen Mas, hv.\'amen tot
hun, terwijl hij leerde, de
overpriesters en decuderkiu-
gen des volks, zeggende :
Hoor vi at mHgt doel gij detr
dingen , eti wie heek il deze
24. niagt gegeven ? Kn Jetun
iiiiim i.i.r.\'f i,tii- zeide tot lien :
MATTH
zult u..- ki,.i e«n ezelin ge.,
bondeu •. Lii.in:, en een veu
len m« baar: ontbindt ie\\
:t.en brengt se tot mij. hnin-|
dien u iemand iets zefct, zooi
zult gij leggen ilat de Heer
deze van eoode heef\', en bijj
4-7.nl ze terstond genden. Dit
alles tui is gerrbied opdat]
vervuld wordt* \'i neen gespro-t
kf ii it« door den profeet, zeg»
f». gende-Z egt d er dochter
s i o u •: \'t, \\ f , u w Kot ing
komt tot u, larhtiniif-j
iJ i K r ii i\' e ,: e l i n op e e n j
e 7. v 1 i n ph een veulen,
; \'ti ii de een j o il g e e n e r
j u h dragende ere Hm.
6. Kn de discipelen henenge-
Kaan zijnde, en gedaan heb-
bende gelijk Jezus buil be-
7-volen bad, b \'uj! i n de zi lin ;
en bet veulen, en leiden
hunne kier leren op deselve ,
s.emettedenkern daarop. Kn
de meeste schare spreidden
hunne kleedercn op den weg,
en anderen hieuwen tukken
van de hoornen en nprciitden
\'.\'. ie op den *e«. Ku de seha-
reu die voorgingen en die
volgden riepril, zeggende:
llotann* den Zoon llavid*!
Gezegend in hij die komt in
den naam den (lieren ! Ho-
nanua in de boogfte keutelen \'
in. Kn -iij hij t<> Jrrnxelem m-
,:v .i mi , werd tle iteheele tl mi
beroerd , zeggende : Wie is
II.deie? Kn de scharen zeiden -
Deze is Jezus, de profeet van
Nnznrcth in Galiléa.
12. Kn Jezus ging in den tem*
pel Gods, en ilret f uit allen
ilie verkochten en kochten
in den tempel, en keerde ile
tafels der wisi-elaHis om , en
dezüstoclen der genen die de
i-. du ivcii verkochten; en hij
zeide tot hen : Kr is geicbrr*
ven : M iju b u i • za l eei.
li u is des gebeda ge-1
n a a iu d worden; inaar mi
hebt d> I tol een moorde-
naarskuil gemaakt.
H. Kn er kw timen blinden ei:
-ocr page 40-
MATTHEÜ8 21.
een toren, en verhuurde dien
den landlieden, en reisde
:i-f.buiten«/(Tit(fs. Toen nu de
tijd der vruchten genaakte,
zomi liij zijne dienstknecb-
leu tot de landlieden om
zijne vruchten te ontvangen.
31.Kn de landlieden nemende
zijne dienstknechten, heh-
ben den één geslagen, en
den ander gedood, eu den
36.derde gesti-enigd. Wederom
zond hij andere dienstknech-
ten, meer m getal dan de
eerste : en rij deden hun de*-
•i7.gelijkB. Kn ten laatste 7.oud
hij lot hen zijnen zoon. zeg
gende: Zij zullen mijnen
ÜR.lOon ontzien. Maardelaud*
lieden den zoon ziende, zei-
den onder elkander: Deze is
de erfgenaam: komt, laat
ons hem dooden en ziji.e
erfenis aan mi behouden.
\'.Vè. En hem nemende wierpen
zij hem uit buiten deu wijn
gaard, en doodden hem.
40.  Wanneer dan de heer den
wijngaards komen zal, wat
zal hij dien landlieden doen \'"
41. Zij zeiden tot hem: Hij zal
de kwaden een kwaden dood
aandoen, eu zal den wijn-
gaard anderen landlieden
verhuren , die hem de vrach*
ten op hare tijden zullen
geven.
42.     Jezus zeidc tot hen : Hebt
gij nooit gelezen in deSchrii\'-
ten ; De steen dien de
b o u w 1 i e d e n v e r w o r pe n
b ebben, dezcisgewor-
den tot een hoofd des
hoeks; van den lieer
isdit geschied, en het
is wonderlijk in onze
lll.oogen? Daarom zeg ik
ulieden , dat het koningrijk
Gods van u zal weggenomeH
worden, en aan een volk
gegeven dat zijne vruchten
I (.voortbrengt. En wie op de-
zen steen valt, die zal ver-
uletterd worden ; eu op wieu
hij valt, dieu zal bij ver
morzelen.
Ik zal u ook >-r>n woord vra-
g n, \'t welk indien arij mij
zult zeggen, zoo zal ik u
ook /»••\' gen door wat magl
:\';>. ik ilc/.\' dingen doe : de doop
van .lohannea, vanwaar was
iti* , 11 it den hemel of uit de
menselien \'• Kn zij overlci.
den bij ziehzclve en zeiden:
Indleu wij zeggen : Uit den
hemel, zoo zal hij ons zeg-
gen : Waarom hebt gij hem
.ti.da» niet geloord ? En indien
wij zeggen: t\'ft de men-
schen, zoo vrrezen wij de
schare; want zij honden al-
le» .lobannes voor een pro-
27-f**t, En zij Jezus antwoor.
dende zeiden i Wij weten \'t
niet. Kn hij zeidetotben:
Zoo reg ik u fink niet door
wal niftgt ik dit doe.
:S. Maar vul dunkt u? Een
i\'i\'Mi\'r\'u had twee ionen, en
gnande tot den eerste zeidc
bij: Zoon, gahenen, werk
beden in mijnen wijngaard.
29, Doch hij antwoordde en ici-
de : Ik wil niet; en daariiA
berouw hebbende ging bij
HO. henen. En gaande tot den
tweede zeide hij desgelijks,
en deze antwoordde enzeide:
Ik ga heer; en hij ging niet.
;il. Wie van deze twee heeft den
wil dee vaders gedaan? Zij
xciJfu tot hem: De eerste,
.leztis zeide iot hen: Voor-
« aar ik zeg u , dat de tolle*
i\'sars en de hoeren u voor-
gaan in \'t koningrijk Gods.
32, Want .lohaimes is tot n ge-
komen in den weg der gr-
regtigheid, en gij hebt hem
niet geloofd; maar de tol-
lenaars en boeren hebhen
hem geloofd; doch gij tutkë
ziende, hebt daarna geen
berouw gehal, ow hnn te
gelooveo.
88, Hoort een andere gelijke
nis. Er was een hee? des
lmize» die een wijngaard
plantte, en zetle een tuin
.Irtui-ciin. en groef een wijn-
l>i\'i*link daarin, en bouwde
-ocr page 41-
BftS 2C.
MA TT II
Ift, Kn all de overprie.slers en
fan zeers deze zijne gelijke-
nissen huurden, verstanden
lij dut hij win hen sprak.
IA, Kn zoekende hem te «tin.
gen, vree«dcu /.ij de »cha-
reu, dewijl deze hem hiel-
den vnor een profeet.
HOOFDSTUK *«.
I. Kn Jezus antwoordende
• prak tot hen wederom door
gelijkenissen, zeggende:
3. Het koningrijk der hemelen
is gelijk een zeker koning
die ziiuen zoon een bruiloft
:i.bereid had, en /ond zijne
dienst knecht en uit urn de
genooden ter bruiloft te roe-
pen, en zij wilden »i-t ko-
I.men. Wederom zond hij an-
di-rc dienstknechten uit, zeg-
gendc: Zegt den geu;>oüed:
/.ie, ik heb mijn middag.
nmal bereid, ntiju ossen en
de gemeste beesten zijn ::e-
«IkkI, en alle dingen zijn
gereed i komt tot de brui-
...lofi. Maar zij zulka niet aen-
tende, ziju lieiiengegaiui,
deze tot zijnen akker, «ene
\'>. tot zijne koupnmuschnp j eu
dt anderen grepen zijne
dienstknechten, deden Ima
sma&dheid aan , en douddcii
;.xe. AU nu de koning >Uil
hnnrde, werd hij toornig, en
zijne krijgsheiien zendende
heelt hij die doodslager» ver-
meld en hunne stadtti brand
•». gestoken, \'t\'ocu zeide hij tot
zijnr dienstknechten : De
bruilolt i« wel bereid. 1i1.cn
de genooden waren \'t niet
9,waardig. Daarom gaal op
de uitgangen der wegen, en
zoovelen al» gij er zult vin-
den, roept ze tot de brui-
in.loft. Kn die dienstknechten
uitgaande op de wegen, ver.
gadetden allen die zij von-
den, beide kwaden en goe-
den; en de bruiloft werd ver-
vuld met aauiittende i/«s-
11, tot. En als de koning mge
gaan wat 0111 de aauziilciide
t/ustei\' te overzien, zag hij
aldaar een mensen niet ge-
kleed tijnds met een brui-
l\'.\'.loltskleed.eii zeide tot hem :
Vriend, hu* iijt gij hier
ingekomen, geen bniilofta-
kleed ii»-ihehijenile? Kn hij
i:i.verMomde. Toen zeide de kn.
ning tot de dienaar*: Bindt
zijne handen en voeten,
neemt heui weg, en werpt
hem uit in Je buitenste dius-
ternis: d;iiir zal ziju wee
11 mg en kuerniug der tan-
11.den. Want veten zijn ger<.e-
pen, maar weinigen uitvei-
koren.
IS. Toen gingen de farize\'-r*
henen en bielden tezamen
raad, hoe zij hem verstrik.
l\'i.ken zouden in ;»/«<• rede. V.n
zij zonden uit tot hem hunne
ditcipelen .....t de bernd;a-
uen, zeggende: Meester, wij
weten dat gij waarachtig
zijt, en deu neg Gods in
waarheid leert, en naar nie-
iiüiinl vraagt; WUDI gij zit t
den persoon der mcnschei:
17. niet aan: zeg ons dan, \'.vat
dunkt u, is hel geoorloofd
den keizer schatting te ge-
IX. ven of niet ï Maar Jezus be-
kennende hunne boosheid ,
19. zeide: üij geveinsden, wat
verzoekt gij mij ? Toont mij
den schatlingpeniilng. Kn
zij bragten hem eeu pen-
20. ning. Kn hij zeide tot hen :
Wiens is dit beelden liet np-
^1.schrift ? Xij zeiden tol hein :
Des keizers. Toen zeide htj
tut hen: Ueeft dan den kri
zer wat de» keizers is, en
\'."J.Gude wat Gods is. Kn zij dit
hoorende verwonderden zich,
en hem verlatende zijn zij
weggegaan.
23, Te dienzelfden da« kwa-
meu tol hein de *adduce-
ers, die zeggen dat er geen
opstanding is, en vraag
\'Jl.den hem, zeggende: Meii>-
ter, Moües heeft gezegd;
Indien iemand sterft
geenkinderenhebtieu
-ocr page 42-
KÜS 23.
:i|                                       MATTI
de, zoo za 1 zijn broed er
desa el f« vrouw I rou-
«•*n en z ij n e n broeder
:.\'.>.krüo«i verwekken. Nu
waren er bij onB zeven broc-
ders ; e» de eerste ten vrouw
getrouwd hebbende «tiert\',
en dewijl hij geen kroost
had sou tier hij zijn vrouw
•ju. vuur zijnen broeder. Desge-
lijka ook de tweede, en de
derde, tot den zevende toe.
_7. Ten laatste na allen ia ook
.\'M.de vrouw gestorven. In de
opstanding dan wiens vrouw
/.al zij wezen van die /even?
want zij hebben ze allen ge-
:\'\'}. iin.1. Maar Jezus antwoordde
enseide tot hen: (Jij dwaalt,
niet wetende de Schriften
HO. noch de kracht God». Want
in de opstanding nemen zij
niet ten huwelijk . en worden
niet ten huwelijk uitgege-
ven; maarzij zijn als enge-
U.lenGods in den hemel. En
wat aangaat <i.- opstanding
der dooden, hebt «ij niet
gelezen \'t geen van Uod
tot ulieden jresproken is,
:ij.die xejrt: Ik ben de God
Abraham» en de God
(Kaakt en de God J a-
kobs? God in niet een God
der dooden maar der leven-
li.\'i.dcn. Kn de Bt\'tiaren dit hoo-
rettde, werden verslagen over
\'.ijne leer.
Hl. I\'jn de tarizeérs Behoord
hebbende dal hij deu saddu-
ceëra den moid tïewtopt nad ,
/.ijn tezamen bij één ver ga>
:i).de,-d; i n één uit hen , tijttde
een wetgeleerde, heeft jie-
vraagd, hem verzoekende,
;tr..en zeggende; Meester, welk
14 bet gronte gebod in de
K". wet? i\'. «i Jezus zeide tot
Ueui: Gij z u It 1 i cfbeb-
hen den Heer uwen
God ui e t g e h e e 1 uw
hart e n luetgeheeluwe
ziel e u met e e h e e 1 uw
SS. v e r s t a n d. Dit ia het rer-
ate en het groot e gebod.
:/u. Kn het twdededaaraan ge-
lijk , ii: Gij zult uwen
naast e I i e l\'b eb b e n al »
lu.uzelven. Aan deze twee
geboden hangt de xanache
wet en de profeten.
-H. Al» nu de farizefri teza.
men vergaderd waren, viaag-
12.de hen ir,:r en zei-le: Wat
dunkt u van den t hristun?
wieitR zoon iB hij ? Zij zeiden
-YA, tot hem: Havids zoon. Hij
zeid? tot hen: Hoe noemt
Ueni dan Havid in den Geest
4t,zijnen Heer, zegireiide: [»*•
Heer heeft gezegdtot
in ij n e n Heer: Zit aan
in ij n e reïterAiiMrf.toi\'
d a t i k n w e v ij a n d e n z a I
gezet hebben tot een
voetbank uwer voeten.
45. Indien hein dan Havid noemt
zijnen lieer, hoe is hij zijn
4ti.zoou \'t in niemand kon
hem een woord antwoorden ,
en niemand durfde hem van
dien dag aan iris meer vra-
HOOFDSTUK *».
1. Toen «prak Jezus tot de
scharen en tot zijne diseipe.
L\'.len, zeggende: Heschril\'r,re-
leerden en de farizee\'rs zijn
gezeten on den stoel van Mo-
3. zes. Naarom alwat zij u ze<-
gen dat gij houden zult,
houdt dat en doet het; maar
doet niet naar hunne wer-
ken; want zij zeggen\'t, en
l.doen \'t niet. Want zij hin-
deu tasten die zwaar zijn en
kwalijk om ie draden, en
h-xgen ze op de schouders
der memtehiMi; maar zij\' wil.
leu die met hunneo vinger
ü.iliet verroeren. Kn al hunne
werken doen zij om van de
menachen gezien te worden ,
want zij maken hunne ge-
denkcedels breed, en maken
de zoomen van hunne klee<
ti.deren groot. En zij bemin-
uen de vooraancittina bij de
maaltijden, en de voorge-
stoelten in de eynngoKtu,
7.ook de begroetingen op de
-ocr page 43-
MATTHEÜS 2:i.
markten , en om van de me»-
scben geiniamil te worden
s. lUbbi, llabbi. Doch gij zult
niet Itabbi „•• uu.;.....! « urdi n
want één ia uw Meester, na-
melijk
Christus, en gij «ijl
i\'.allen broeders. Eu gij xult
niemand uwen vader noemen
on de aarde ; want ééu is uw
Vader, namelijkdie in de l;e-
Il>. melen ii. Kn u ij zult niei
meesters genoemd worden,
want één is uw Meester,
tl.H«me/(/A- Christus. Maar de
meeste van u zal uw dienxiir
IC.zijn. En wie zichzelven ver-
hoogen zal , rf<>zal vernederd
worden; eu wie xichzelvcn
zal vernederen, die zal ver-
hoozd «orden.
KI. Maar wee u «ij Behrhtge-
leerden eu farizeërs, «ij «f
veinsden; want uij si uil hef
kdi;l ,i. r :ik der hemelen vooi
de menrehen, overmits n\\
daar
niet ingaat , ende;.-enei
die Ingaan zouden niet laat
ingaan.
i l. Wee u «ij schriftgeleerden
en larizeërs, gij geveinsden
want gij f ei de huizen der we
duwen op , en dut ouder den
«•i-dijn vuil lang te bidden;
daarom zuil «ij te zwaarder
oordeel ontvangen,
lï, Wee u (tij schrift geleerde n
en farizeeërs, gij geveinsden ;
want gij omreist aee en land
"ii. enten Jode«enoot te m*.
ken; en als hij \'t k e. worden
is, zoo maakt «ij hem een
kind der hel, tweemaal meer
dan j[ij zijt.
16. Wee u gij blinde leidslie-
den, die zegt: Zoowie ge-
xw-oren zal hebben bij den
tempel, dat is niets; maar
zoowie gezworen zal hebben
bij liet goud deb tempels, die
17.1« schuldig. Gij dwazen en
blinden, want wat is meer-
der, het goud of de tempel
)*.dic het goud hciligl ? Kn
zoowie gezworen zal hebben
hij het Altaar, dat is niets;
«iinar zoowie gezworen \'..il I
hebben bij de gave die daarop
li\'.is, die is schuldig, üij dwa
zen en blinden , want wat is
meerder, de gave ol\' het al
taar dat de gave heilig\' \'-
JO. Daarom wie zweert bij hei
altaar, the zweert hij het.
zelve en bij alwat daarop is ;
21.en wie zweert bij den tem-
pel, die zweert bij denselve
en bij dien die daarin wooni ;
22, en wie zweert bijden hem ei,
diezweert bij den troon Gods
en bij dien die daarop zit.
2;». Wee u gij schriftgeleerden
en farizeè\'rs, gij geveinsden ;
want gij vertif-nt de kruize.
munt eu de dille en een ku-
miju, en gij laat uü het
zwaarste der wet, namelijk
het oordeel en de barmhar-
tighcid en het gelooi\'. Deze
dingen moest men doen en
2l.de andere niet nalaten. Gij
blinde leidsliedeti, die de
mug uitzijgt en deu kcmel
doorzwelgt.
25. Wee u gij schriftgeleerden
en farizeëm, gij geveinsden ;
want gij reinigt het buiten.
stedea drinkbekers eti des
schotels, maar van binnen
zijn ze vol van roof en on.
26.matigheid. Gij blinde fari
zei\'r, reinig eerst wat binnen
ij den drinkbeker en den
schotel is, opdat ook het bui-
tenste derzelve rein worde.
27. Wee u gij schrift gel eerden
eu i\'arizeër», gij geveinsden ;
want gij lijt den witgeplei».
terden graven gelijk, die
van buiten wel schoon schij.
oen, maar van binnen zijn
ze vol doodsbeendcren en
fti.alleonreinigheld. Alzo ó ook
schijnt gjf wel den men-
Bchen vau buiten regtvaar-
dig, maar van binnen zijt
gij vul geveinsdheid en on-
geregtigheld.
29, Wee u gij schriftgeleerden
ru farizeërs, *ij geveinsden ,
want gij bouwt de graven der
profeten op, en versiert de
graiteekeuen derrcgtvaardi
-ocr page 44-
MATTHEÜS w.
:i6
Ml.gen, en 7.->jet: Indien wij i
ten tijde onzer vaderen wa-
rrn geweest, wij zonden met
hen peen geineenicliap ge-
had hebben aan bet bloed
•>t.der profeten. Al il ui* getuigl [
xijtff/rii uielve, dat gij kin- i
deren rijt dergenen die de \\
\'M.
profeten ïedood hebben. (Üj
ittin ook, vervult de maat
uwer vaderen.
:»\'*. Gij «langen, gij adderen
gebrnedaels, hoe zoudt gij de
helsehe verdoemenis ontvlie- >
Ül.den? Daarom zie, ik iend|
tot 11 profeten en wijzen en
schriftgeleerden, en uit de
aelve zult gvj Êommifftn doo
drn en kruisigen , en MMUni*
fft* uit dezelve lult gij v>rp-
Beien in uwe synagogen , en
zult ze vervolgen van Mftd
fö.tot slad; opdat op u kome
al het regtvaardi^e bloed dat
vergoten is op de narde, van
het bloed de* tegl vaardigen
Abele at, tot op het bloed
van /., e-:- \'i". den toon van
Baracbia, welken gij gedood
he.hl tUHRChen den tempel en
Ml. het altaar. \\ \'nurwaar tc\\i ik
u, «1 deze ding» n rullen *0-
men over dit geslacht.
\'t#. Jeruzalem, Jeruzalem, ^ij
die de profeten doodt, en
stecnigt die tot u ge/.o iden
zijn, boemenigmaal heb ik
uwe kinderen wiiten bijéê>i-
vergaderen, geltjkerwijaeen I
hen hare kieken» bjjéenver-
gadert onder de vleugelen,!
en aijliedcn hebt niet ge-
W.wild. Zie, uw huis wur.lt u
l\'. woest gelaten. Wart ik *«n
u, gij zult mij vao nu aan niet
/.leu , totdal gij zeggen zult :
Gezegend <* hij die komt in
den naam des llecren.
HOOFDSTUK t4.
1. Kn .Jezu* ging uit en \'er-
trok van den tempel; en zij.
ne dircipeleu kwamen hij
beiu,om hein de gebouwen
/.des tempel\' te toonen. Kn
Jezus telde tot hem Ziet gij
niet al deze dingen? Voor.
waar setj ik u, hier zal niel
een iteen op den undreen
uteen gelaten worden,dir niet
afgebroken zal worden.
3. Knals hij op den Olijfberg
gezeten waa, gingen de dia-
cipelen tot hem alleen, teg-
gende: /.eg on», wanneer
zullen deze dingen zijn ? Ku
welk zal het teeken zijn van
uwe toekomst en van de vol
4.eindinjeder wereld? Kn .le-
•• - ui • n o i.,(.\'. :. zeide tol
hen: Ziet toe dat n niemand
"i.verleide; want velen Ballen
komen onder mijnen naam .
zeggende: Ik beu de Chris
rus, en zij zullen veten ver-
S.leiden. Kn g\'j zult hooren
van oorlogen en geruchten
van oorlogen : ziet toe, wordt
uiet verschrik! i want al die
dingen moeten geschieden ,
maar nog is het einde niel.
7. Want hot Mie volk zat tegen
het andere volk opstaan, en
het étne koningrijk tegen
het nadere koningrijk; en er
zullen aijn nongennooden,
en pest Hen tien, en aardbe
vingen in venu-heiden pi aai
8. «en. Doch al die dingen tij»
maar
een begin dpr smarten.
9. Alsdan zullen zij u overlevr
ren in verdrukking, en zul
len u dooden, en »ij zult ge
haat worden van alle volke-
10. ren om mij na naams wil. Kn
dan zullen er velen geërgerd
worden, en zullen elkandei
overleveren en elkander ha
II.ten. Kn vele valsche prof.
len zullen opstaan, en zul lei:
l-.er velen verleiden. Kn 0111-
dat de ongeregtigheid ver
menigvuldlgd zal worden,
zoo zal de liefde vaa velen
1,1. verkouden. Maar wie rolhfif\'
den zal tol den einde, die
II.zal zalijr v, ui .\'ii. Kn dn
evangelie des koningrijk*
zal iu de geheelc wereld ge-
predikt worden tot een ge.
tuigenis allen volkeren; «\'\'i
dan zal het einde komen.
-ocr page 45-
EÜK M.
M\\TTM
I.i. Wtnnrer gij dun *ulr zien
dm gruwel der verwoest ion,
waarvan icenproken is door
Daniël den profeet, staande
in de heilige jilanr h , wie \'- \'
l(-est. die merk e daarop) ,
li\'. dat alsdan wie iuJudéa lijn,
IT. vl inden op de bergen; wie op
liet dak is, kome niet af om
iet* uil zijn huis weuiene-
18,ment en wie oj> den tikker
is, kecre niet weder terug
om zijne kleederen weetone-
!\'.\'. men. Maar wee den bevruch»
ten en den lOgenden n-nnwrn
W.hl die dagen. Doch bidt d"t
uwc vluKt niet xeschiede de»
winters noch op een sabbut;
21. want alsdan zal er irroote
verdrukking wezen, noeda-
uiffe rjift ie geweest van het
hcijin der wereld tot uu toe,
..\'.er ook niet lijn /al. rJn zoo
die datreit niei verkon wet*
den, Reen vlee»rh zoude be-
houden worden -. maar om
der uitverkorenen wil zulten
dia dagen verkort worden.
2\'i. Alsdan zoo iemand tot ulie-
dcu ml leggen! /\'ie hier ik
de Christus, o/daar, gelooft
2-1. bel niet Wnnt er zullen val.
sebp Christussen en valscbe
proleten opstaan, en zullen
jrroote teekenen en wonder-
heden doen, alioo dat zij
indien net mogelijk ware]
ook de uitverkorenen zoudeu
ih,verleiden. Zie , ik heb het ti
:\'((. voorzegd, /.oo zij dan tot n
zullen zeggen: \'/Af.. hij is in
<le woestijn , gaat niet uit ; -
YAv,hiji*\\n de biunenkame
-7. ren , gelooft Het niei. Want
gelijk de bliksem u it gaaf van
het i-.i-k :» en schijnt tot het
westen, alxóo zal ook de
toekomst van den Zoon des
.\'H.nieiischen wezen. Want al-
waar bei doodeliKchaam zal
zijn , duHr zullen de arcaden
vergaderd worden.
29. Kn terstond iiüde verdruk-
kui. dier dagen zal de zon
verduisterd worden, en de
maan zal haar schiinnel niet
«even , en de sterren tollen
van den hemel vallen , en de
krachten der hemelen zullen
:il>.bewogen worden. Kit alsdan
zal tn den hemel verschijnen
het teeken van den Zoon des
meosL-ben ; en dan zullen al
de geslachten der aarde woe-
nen , en zullen den Zoon des
menscïieu zien, komende op
de wolken des hemels met
Kroot e krachi en heerlijk-
31,held. Kn bij zal zijne enge-
len uit/enden met een ba-
zuin van groot geluid , en zij
zullen zijne uitverkorenen
bijéi^nverjtaderen uit de vier
winden, van hetééntuiterste
der hemelen tot het a tdert
uiterste dcrzelve.
32.     Kn leert vau den vijge-
boom deze gelijkenis: wan-
neer zijn tak nu leer wordt
en de bladeren uitspruiten ,
zoo weet gij ij." de zomer
33. nabij ia: alzóó ook gijlie.
den, wanneer gij "• deze
dingen zult zien, zoo weet
dat het nabij is voor de deur.
34. Voorwaar ik zee u, dit ge-
slacht zal geenszins voorbij
gaan totdat al deze dingen
36. sullen geschied xijit. De he-
mel en de aarde zullen voor
bijbaan, maar mijne woon
\'.\' ii zullen geenstins vuoi\'-
bijicaan.
liii. Doch van die dag en ure
weel uIemand, ook niet de
engelen der hemelen, dan
37. mijn Vader alleen. Ku ge-
lijk de dagen van Nonen mns*
reu, alsöo zal ook zijn de
toekomst vau den Zoon des
84.mentenen. Want gelijk zij
waren in ile dnifeii vóór den
zondvloed, etende en drin
kendp, trouw ende en ten hu,*
\'weiijk uilgrvende, tot den
tlaic toe op welken Noarb in
llil.de ark ging, en bekenden
\'t niet, totdal de /.oudvloe.!
kwam en beu allen wei-nam :
alzo» zal ook zijn de toe
komst van den Zoon de»
W,men*ehen. Alsdan zullen er
-ocr page 46-
MATTHKÜS 2i.
twee op den akker zijn ; de
\'<ii zal aangenomen en de
ander zal verlaten worden;
II.er zullrn twee pmnwn nm-
!**n ü. dni molen: dr -. m1
/.al aangenomen en de an.
tiere za! verlaten worden.
12.Waakt dan, want gij weet
niet in welke ure uw Heet
hl m.menzal. Maar weet dit.
dat zoo de lieer des huizes
Ke wet en had in WUlke nacht,
«aak de dief komen zoude,
hij zoude L\'i\'ihnü! hebben
en Koude lijn huil niet heb*
l l.lien laten doorgraven. l)aar-
iiii; zijt ook bU oerrid , naat
in welke ure gij \'i niet mccnl
\'ui de Zoon del mensclien
k\'iraeu.
(i. Wie is dan de getrouw*
rn voarsigtige dienstknecht,
deuwelken *>jn heer over
zijne dienstboden gesteld
heelt, om hunlieden Imn
voedsel Ie geven i-.-r regier
l.tijd? Zalig ia die dienst.
knecht, welken zijn heer
komende zal vinden alzöo
47* doende. Voorwaar ik zes u
dat hij hem zai zetten over
IV al zijne goederen. Maarzoo
i\'ie kwade die nktknecnt in
iiju hartloudestegeni Mijn
1*1.beer vertoeft te komen, eu
ui. ie beginnen tij** mede*
•in inmkuechte n te slaan, en
ie etsn en te drinken niet de
rfi.drookitnrda: i»o zal de heer
dezi-s dleaatkuecuts knuen
len da»e op «eiken hij mem
mei verwacht, en (er uredie
i l.hij niet weet, en zal hem at\'-
ücaeiden, en zijn deel zetten
met de geveinsden: daurzal
weening *.ijn en kuertiug
.lei landen.
HOOFDSTUK tV
1.     alsdan zal het koningrijk
dei hemelen zijn gelijk tien
maagden, welke hare laiu-
pen namen eu gingen uit,
2, den biuidegom tegemoet. Kn
vijl\' van haar waren wijlen
•i.p.a vijf waren dwazen. Oje
dwaas maren, hare lampen
nemende, namen geen olie
1. niet zieh; maar de wijzen
canieii olie in hare vaten,
\'i.uiet hare lampen. Als nu
debruidegoni rertoefde, wer-
deii zij alten sluiiuerig en
*>.vieleii in slaap. Kn te inid-
dernacht geschiedde er een
... i .. \' p . Zie, de bruidegom
komt, gaat uit hem te-e.
7. moet. Toen stonden al die
maagden op en bereidden
H barelampeti. Kn de dwazen
zeiden tot de wijzen: Geeft
ons van uw olie , «.uit onze
\'J, lampen gaan uit. Uoch de
wijxen antwoordden, tex-
geadO: Üeenêtixt, opdat er
mistchien voor ons tti voor
u niet genoeg zij; maar gaat
liever tot de verkoopers en
In.koopt voor uzelve. Als zij
nu uenengingen om ;e koo-
pen, kwam de bruidegom;
en die gereed wurm gingen
met hem iu tot de bruiloft,
en de deur werd gsbloten.
11. Daarna kwamen ook de a»-
dere maagden, zeggende:
Heer, heer, doe ons open.
li.Kn hij antwoordende zeide i
Voorwaar zeg ik u , ik ken u
13.niet. 7,oo waakt dan, want
.rij weet den daic niet noch
de ure, in dewelke de Zoon
.\'.<•* menrclieu komen zal.
11. Want Ar\' in gelijk een
liir.i\'i-li , die buitenslands
teiaeude zijne dieiiMkutch-
ten rieji, en Kaf buu zijne
Ift.goederen over; en den een
gaf\'hij vijf lalcnteu, en den
ander twee, en den derde
één, een iegelijk naar zijn
vermogen, en verreisde ter-
lii.stond. Die nu de vijftalen-
ten ontvangen bad ging be-
neii en handelde daarmede,
en won vijf andere talenten.
I/. Desgelijks ook die de twee
ontvangtn had, die won ook
18.twee andere. Maar die lut
ééneoutvsngen had ging ue-
neu en groef kn de aarde , en
vprbor* bet geld »ijna hee-
-ocr page 47-
MATTUEÜS -2h
Itl.reo. Kii uh cruku hui de heer vaknechten, en hiJo.inei hen. En dilemen (iui vuü:•.."en bragt tot hem:.•\'!< • i--jj . zeggevijf talenten hebKeven; zie, vijllenten heb \\\\. bo\'-l.*ewnuiiea. En zde lot hem: VYMeu getrouwe diover weinig zijtgeweest, o«er vei.elteu: ga in i-"-. de uws nieren.twee talenien onkwam óók
de; lieer, 1
gij mij gegevenandere talenten23. ven dezelve gewheer zeide l"t hegoede en getroknecht, over wegetrouw gnweest;;al ik u ki tien:21, vreugde uw» liedie hei é.\'ne talgen had, kwanóde: Heer, ik keneen bard meoech.lende waar gij mhebt . en ver .addaar aattr gij "i*.\'•. hebt . tD bevreesik h m< n _•>•. :i •.\'.lalcut vrrborjren.•li./.ie, «ij heb: hotzij» lifirant roortut hem: Gij boodienstknecht, gisiiHfti waar ik nheb, en vandaa«*rtar ik niet ges.7.zoo UiOMt gij fllaabij de wisselarenben, en ik komhet mijne wedM, hebban met windan van hem heten geelt hel deng!t. tien talenten heeen iegelijk diezaljrcyeren word
zal over vloedijr, h
29
ebben, maar
van daageen die uw-t heeft,
van dien zal geoomeo wor-
den ook «at hij heeft, Kn
weibt nen onnutten il ie nu-
kntebi uit in de buiten\'te
duisternis; daar zal wre-
ning ziju en knersing der
tanden.
Kn wanneer de Zoon de«
menschenkomen zal in zijne
heerlijkheid , en al de heilige
engelen met hem, dan zal
bij zitten op den troon tij-
lier heerlijkheid: en voor
hem nullen al de volkeren
vergaderd worden, en hij zal
ie van elkander Bedelden,
gelijk de herder de schapen
alenten hebt | 3.f.van de hokken icheldt; en
hij zal de schapen tot zijne
i-rgterflew\' ter ten , maar de
hokken tot eijne linkerAitm*.
.Alsdan zal de Koning teR-
gen lot degeueu die tot zijne
re<i?r\'"\'drf zijm komt gij
iri\'zegtnden mijas Vader».
beërft het koningrijk \'t welk
n bereid io van de grond) eg-
ging der wereld; want ik
in r. hongerig geweest en gij
hthr mij teeten gegeven, ik
ben dor^\'ig geueefcl en gij
htbt mij te drinken g«ge-
ven , ik was een vreemdeling
en gij hebt mij geherbergd,
\'M.ik. uum unakl en gij bebi mij
gekleed, iu ben kiank ge.
aeest ea ^»j hebt mij ftr-
zoehl, ik *hs ia de gevan
gentftenjij «jt tot uiij ge-
117.komen.\' l>i-n sullen de regt -
vwirdi ;eu hem antwoorden,
zeggende; lieer, wanneer
hebhen wij u hongerig <e*
zien, en gehpijiigd? of dor-
Mix, en te diinkeu ^egeien \'f
AS.
En wauueer hebben wij u
een vrecoideling gezien, en
neherheri,-d * o! iiankt , en
:<o.gekleed? En wanneer heb-
ben wij ti krank gezien ut*
in de gevangenis, en zijn tot
|n.a gekomen r Kn de Koning
:mI nniwoorden eu tot beu
ztgejen: Voor-raar ie.,- ik n.
-ocr page 48-
MATTHKrS -2i-.
voor zooveel gij dit één van
deze mijne minste broeden
gedaan hebt, zoo hebt xi)dn.t
.mij gedaan, J>an zal hij zeg-
gen nok lot \'lettenen die ter
linki-i.!.ii,hI zijn : Gaat wen
vaumij, gij vervloekten, iu
het eeuwige vuur \'t welk den
duivel en zijnen engelen be-
!.reidia; want ik ben l)onge-
rig geweest en «ij hebt mij
niet te eten gegeven, ik ben
dorstig geweest en gij hebt
mij niet te drinken gegeven,
t. ik was een vreemdeling en
ff ij hebt mij met geherbergd,
naakt en gij hebt mij niet
gekleed, krank en in de ge«
vangenis en gij bebt mij niet
i. bezocht. Dan zullen ook
deze bcm antwoorden, zeg-
gende: Heer, wanneer heb-
ben wij u hongerig gezien,
of dorstig, ol\'een vreemde,
ling, of naakt, of krank , of
in ue ge vangein» , en hebben
>.u niet gediend? ïWin zal hij
bun antwoorden e» zeggen:
Voorwaar zeg ik 11, voor
zooveel gij dit eva van di\'te
minaten niet gedaan hebt,
/.oo bebt gij het mij óók nie\'
•.gedaan. Êndese zullen gaan
10 de eeuwige pijn, maar de
rt\'gt vaardigen in het eeu-
wig« leven.
HOOFMSTUK VA
Kn bet i* geschied als .Je-
/.tilt al deze woorden geëin.
diffd had, dat hij tot zijne
3.discipelen xeidc: Gij weet
dat ua twee dHgen het pa-
Bi\'ha in, en de Zoon den
nieuselien zal overgeleverd
worden om gekruisigd ie
worden.
i. Toen vergaderden de over.
priesters eu de schriftgeleer-
tleu en il" ouderlingen den
volks in de /.Hal des hooge.
priesters, die genaamd waf
i. K&jafa», en beraadslaagden
tezamen , dnt zij Jezus met
listigheid vangen en dimden
i. zouden. Jloeh zij zeiden ;
Niet op het leent, opdat er
geen oproer worde onder het
volk.
\'. Il* nu Jezus te llethnni>\'
was, ten huize van Sioion
\'.den melaatsche, kwam rot
hem een vrouw hebbende
een albasten tieten met zeer
kostelijke zalf, en goot ze
uit op zijn hoofd, tlaar bij
t.aau tafel zat. En zijne dis-
cipelen dal ziende, namen
\'t zeer kwalijk, zeggende:
i. Waartoe dit. verlies f Wam
deze zalf had duur kunnen
verkocht en de /wint/natu den
). armen gegeven worden. Maar
Jezus tul/ca verstaande, zeidf
tut hen; Waarom doet gij
deze vrouw moeite aan \'t
Want zij beeft een goed werk
i.aiin mij gedaan. Want de
armen bebi gij altijd met u,
maar mij hebt gij niet al-
!. tijd. Want *\'-• zij deze zalf
op mijn ligchaain gegoten
heeft, zoo heeft zij hel ge-
daan tot een vonrbt reiding run
i. mijne begrafenis. Voorwaar
zeg ik u, alwaar dit evangelie
gepredikt zal worden in de
geheflc wereld , daar zal ook
int hare gedachtenis gespru
keu worden van \'t geen zij
godaan heeft.
I. Toen ging een van de
twaalf, genaamd Judas ls-
kariot. tot de overpriesters,
>. en z> ide: Wat wilt gij mij
geven, en ik zal hem u over
leveren? En zij bobben hem
toegelegd dertig zilveren pen •
i.ninffen, Kn van toen al\'zoent
hij gelegenheid dat bij hem
overleveren mogt.
". Kn op den eersten dag der
oiigdzuurde brooden kwamen
üe discipelen tot Jezus, zeg-
gende tot hem: Waar wilt
gij dat wij u bereiden tiet
i.paseba te eten? Kn h\'j Bel-
de : üaat henen iu de stad
toizulk eenen, en zegi hein:
He Meester zegt: Mijn tijd
is nabij, ik zal bij u liet pa-
ucho houden met mijne d)s-
-ocr page 49-
MATTHK
il
ar hap cu der kudde zul*
lenveratrnoid worden.
J. Maar nadat ik zal opgestaan
ziju . zal ik u voorgaan naar
.\'t.Galiléa. Doch Petrus ant-
woordendezeiiietot hem : Al
werden zij ook allen aan u
geërgerd , ik zal nimmermeer
t. geërgerd worden. Jezus zei-
de
tot hem ! Voorwaar ik zeg
u, dat gij in deren zelfden
nacht, eer de haan gekraaid
zal hebben, mij driemaal
o, fait verloochenen. Petrus
zeide tot hein: Al moesl ik
ook met u Herren, zoo /al
ik u geenszins, rerlooehenen.
Dergelijks zeiden ook nl de
discipelen.
i\'. Toen ging Jezus met hen
in een plaat* genaamd Oeth -
seiuané.eii zeide tot de dis-
eipelen : Zit bier neder tot -
dat ik licnenga en aldaar tal
;7. gebeden hebben, Kn met
zich nemende Petrus en de
twee zonen van Zebedeüs,
begon hij droevig en zeer
W.beHngst te worden. Toen
zeide hij tot hen: Mijne
ziel is geheel bedroefd tot
den dood toe: blijf; hier en
ü\'.waakr met mij. Kn een wei-
nlg voortgegiian zijnde viel
hij op zijn aangezigt, bid*
derde en zeggende: Mijn
Vader, Indien\'t mogelijk ie,
laat deze drinkbekervan mij
voorbijgaan;doch niet gelijk
ik wil, maar gelijk Rij wilt.
lil. Kn hij kwil tot de dlscipe-
len en vond ze slapende, en
zeide tot Petrus: Kunt gij
lieden dan niet ***"•« uur met
11. mij waken I Waakt en bidt ,
opdat gij niet in verzoeking
kouit: de geest is nel ge-
willig, maar het vleesch i*
Ij.zwak. Wederom ten twee-
den male henentraande had
hij, .\'eggende: Mijn Vader,
indien deze drinkbeker van
mij niet voorbij kan gaan
tenzij dat ik hem drinke . uw
13.«il geschiede. Kn kouiendf
bij ken , rond hij ze w\'ederom
t. eipeleu. Eu Jr- discipelen
deden gelijk Jezus bun bc-
volen had, en bereidden het
pascha.
i. Kn als het avond geworden
was zat hij aan met de t waal 1.
.Kn toen zij aten zeide hij:
Voorwaar ik zeg u , dat een
\'.van u mij zal verraden. Kn
vij zeer bedroefd geworden
zijnde, begon een iegelijk
van ben tot hem te reeden :
(. Ben ik \'t Heer * Kn hij ant-
woordende zeide: Die de
hand met mij in den schotel
indoopt, die zal mij verru-
kden. De ZfO" des meiischen
Kaat wel henen «el ijlt van
tiein geschreven is, maar
wee dien uienseh door wei-
ken de Zoon des nietincheu
verraden wordt : het ware
hem goed zoo die inensrh
niet geboren ware geween.
>. Kn Juila* die hem verried
antw .u.rdd» en zeide : iieti ik
\'t lUbbi? 11ij zeidetot hem :
(jij hebt tiet gezegd.
i. Kn als zij aten nam Jezus
het brood , en gezegend heb.
bende brak hij bet, en gaf
bet Au dit el pelen, en zei de:
Neemt, eet, dat is mijn lir-
". chaam. Kn bij nam den
drinkbeker, en sedan kt heh
bende gat hun dien, zeggen-
de: Drinkt allen daaruit;
\'t. want dat is mtjo bloed , bet
hhrtl des nieuwen t esta-
inente, \'t welk voor velen
vergoten wordt tot vergeving
J.der zouden. Kn ik zeg u , dat
ik v tu nu aan niet zal drilt*
ken van deze vrucht d ••
wijnstoks, tot opdien dag,
wanneer ik met u dezelve
nieuw zal drinken in \'t ko-
ningrljk mijns Vaders.
il. En als zij den lofzang |fe-
zougen hadden, gingen zij
l.uit naar den Olijfberg. Toen
xeide Jezus tot ben : Uij zult
alleu aan mij geërgerd wor-
den in dezen nacht; want er
in geachrevi n Ik zal den
herder ala an, en de
-ocr page 50-
MATTHKïS 26,
slapende; VA til htirjueOOKCn |
I.waren bezwaard. Eu Uen la-
tende ging hij wederom he. [.
npn en bad ten derden male, j
zeggende dezelfde voorden.}
"•.Toen kwam hij tot nijnedii- j
rtpelen, en reide int hen;!
Slaapt nu voort en roatj zie, I
de ure is nabij „-.-\\ umi . , en tl
de Zoon des mentenen wordt I
nv.Tgeleverd in de handen \'
li.der zondaren. Staat op, laai !
ons _-hh;i : lic , hij ia nullij j
die mij verraadt,
                      li
\'. En al* hij no.; *prak , zie , j
Judas, een ian de twaalf, i
kwam, en niet hem een \'
xrnote schare met zwaarden
en «tokken, <.*.\'-..„,j.-„ van de
overpriesterfn en ouderlii>-
t.Kfii des volk*. En die bem
verried had hun een teeken
tenren , zeggende : W ieu ik
zal ku»sen,die i* \'t: grijpt
}. hein. En terstond komende
lOt JpKUl, zeide hij: WfWi
iretrroet ttahhi ; en hij kuste
il. hem. Maar Jezus zeide tot
hem: Vriend, waartoe z\'jt
gij hier? Toen kwamen zij
toe, en sloegen de hnndeu i
aan Jezus en grepen hem. I
I. Kn lie, een van degenen I
die met Jezus waren, de Ir
hand opstekende , trok zijn I
?waard uit, en slaan ?e den]
dienstknecht de* uooge- i
l>rieMers, hieuw zijn oor af.
!.Toen zeide Jezus tor hem : |
Keer uw zwaard weder in i
zijne i>laau;want allrndiei
het zwaard nemen, zullen i
door het zwaard vergaan. \\{
.in iii.i i\'i t;j det ik mijnen
Vader nu niet kan hidden,
en hij zal mij meer dan
twaalf legioenen engn\'rn
I bijzMten? Hoe zouden dan
de Schriften vervuld wor-
dan , itir tepgên dat het alzóó
ge»chiedi:li moet?
.. Te dier ure «prak Jezus
tut de scharen : Gij zijl uit •
gegaan ala tegen eer moor-
de Ml r, met zwaarden en
mokken, om mij te vangen:
dagelijks zat ik hij u , lee-
rende in den tempel, en irij
S. hebt mij niet ie*repeii ; doch
dit alle* is geschied npdm de
Schriften der proleten zon-
den vervuld worden. Toen
vlusrtteii ai de dtacinelen,
hein verlatende.
r. lila mi Jeim gevangen
h\'tdilen , leidden k*m henen
tot Knjafa* den hoogeprie*.
ter, alwaar de t-chriltijeleer.
den ee ouderlingen verg:i
•<. drrd waren. En I\'etru* vole>
ite betn v«n verre tot anti «te
za*l de» bonceprirf tere, en
binnengegaan zijnde zst hij
bij de dienaren , om het tin-
de te zien.
h Eu de overprietten e» de
imderlingeii en de geheele
Kroote rand zochten valsche
getui treni« tegen Jezus, opdat
zij hem (iooden tuogten.eii
i.vonden niet; en hoewel (r
vele valsehe getuigen toege
komen waren, zoo vonden zij
[.turk niet. Maar ten laatste
kwamen twee vAlscbe geiui-
ften , en zeiden : Desa heeft
gezegd: Ik kan den tempel
Gods afbreken, en in drie
dagen denzelven opbouwen.
\\ En debooge))riesterniistaan-
de zeide tot hem : Antwoordt
gij niets? Wat getuigen deze
i. te^en u r 1\'ocli Jezus zweeg
stil. En de hoogepriester
atitwoordendereide tot hem !
Ik bezweer u bil den leven*
ilen God, dat gij ons zeitt ol
Xtj zijt de i\'hri\'tus, de Zoon
I. Had* ? Jezus zeide tot In n :
Gij tiebt hrt gezegd. Doch
ik zee ulieden, v "\' :,u "ai\'
mll gij zien ren Zoon des
menrehen kittende ter reir-
tvi/nniit der kracht tiud», en
komende op de wolken des
. hemels. Toen verscheurde de
hoogepriester zijne kleede
ren, zeggende: Hij heelt
tiaè gelasterd: wat hebben
vtij nog getuigen van i.....-
de-\' Zie, uu heht gij zijne
..(/«•\'•lastering gehourd i wal
-ocr page 51-
MATTMKftS:
dunkt uledeii ï En zij anl-i
woordt nde zeiden : 11 ij is drs!
17. dood» srhnMig. Toen spuw .
den rij in zijn m \'ngizljrt. en
Mt slflt\'L,\'* I ". ! i r - II | !l,- I . \'-l-*.-l| , (\'Il
anderen gaven hem kinue.
bakfin :• ii . zeggende : Pro-
t\'cteer ons, Christus, wte ïv
\'l die il ge«Ugt\'ü heeft ?
•\'M. Kn Petrvi zat buiten in de
. -;\'il . eu een dienstmaagd
kwam tot hem, zeggende:
Gii wM„it óók met Jezus den
ru Galilei-r. Maar hij loorliende
het voor allen, zeng»nde: Ik
71.weet niet wat «ij /.ent. Kn
als bij naar de voorkort
uitging, eh? \'\'"\'i\' een an-
dere dienufmiafid, en zeide
IOt degenen die aldaar u-a -
.-rn : Deze wat óók ntet Je-
7\'- /UB den \\a*/,arener. Kn hij
loochende her wederom met
een eed, sfggeaée; Ik keu
rxdrn luensr\'h niet. Ka een
weinig daarna, die er 6\'on-
den bijkomende zeiden tot
Petrus.: Waarlijk gij stijt
Óók van die, want ook uwe
opraak mnakt u openbaar.
74. Toen begon hij tieh te ver-
vloeken, en te zweren: Ik
"".ken den inenrch niet. Kn
teratond kraaide de haan;
en Petrus werd indneh\'ig
aan het woord vm Jezus,
die tot hem gezegd had:
Kei\' de haan gekraaid zal
hebben zult »lj mij drie.
maal verloochenen. Kn naar*
•in i\'. ii gaande weende hij I
bitterlijk.
< HOOFDSTUK *ï.
1. Ut bet nu morgenstond
geworden was, hebben at de
overpriesters en de ouderlin-
gen des volks te*am»n raad
criiii:iicn tenen Jezus, dal
-\\zij bein dooden souden; en
iieiu gebonden hebbende,
leidden zij Ae„i weg,en ga.
ven hem over aan Pontius
Pllalu» den stadhouder.
\'(. Toen heeft Judas die bem
verraden bad, tiende dat hij
veroordeeld was, berouw ge
bad, en heel! de dertig rl-
vrren pniutngni dm over-
priesteren eu den ouderlin-
4.«en wedergehragt, zrggen-
d<\'; Ik heb gezondigd , verra-
deiide bet onschuldig bloed.
Maar zij zeiden : Wat gaat
ons itnt aan ï (itf moogl loe-
\'i.zien. Kn «is hij de züve-
ren penningen in dm tempel
geworpen had, vertrok hij,
en henengAande verworgde
6.xirb*riven. Kn deOTerprle»
ters de zilveren penningen
nemende, zeiden: (Iet is
niet geoorloofd dezelve iu
de offerklrl te leggen. de-
«ijl het een prijs des bloed»
7. is. Kn t«vamen raad genn.
nisn hebbende, kochten /ij
daarmede den akker de* pot-
tebakkn-s, tot eenu hegrafe.
nis voor de vreemdelingen.
v Daarom is die akker ge-
naamd de akker des bloede
tot op dm huldigen da*.
9. Toen is vervuld geworden \'t
geen ge*pn>keu ia door den
proleet Jeremia, leggende;
f. n lij bebben de der
( •. t \' i i -. f r i• n .. . • : -. ./ --
genomen, de waarde
van den gewaardeerde
der kinderen laraels,
den wel k e n z ij gew :i s -
t.d e e r d bebben, en heb
ben dezelve gegeven
v o o r d e u a k k e r d e • pol.
tebakkers;volg**ii» \'i
f een ni ij d e lieer bcn>-
en beeft.
Kn Jezus stand voor Jeu
stadhouder; en de stalhou
der i raagde hem. zeggende i
Zijt gij de Koning der Jo-
den? Kn Jezus geide bem i
:. Gij z-egt bet. EoaU bij van
de overprie*ters en de ouder
lingen beschuldig I werd ,
(antwoordde hij nieta. Toon
zeide PilatMtol hem : Hoort
gij niet hoevele taken zij te-
l.geu u getuigen? Maar hij
antwoordde hem niet op een
ééuig woord, alzoo dat de
-ocr page 52-
stadhouder zich zeer verwon-
derde,
15. Kii op het feest was de
stadhouder icewoon den vol.
kl- een .•i-\'.\'üiKr;:.\' )oBtelft-
Itt.ten, welken zij wilden. Kr.
zij hadden toen feu welbe-
keilden gevangene, genaamd
17. Barabbas. Als zij dan ver-
g«derd waren, zeide püatus
ro* !ien : Welken wilt gij dat
ik 11 zal toelaten , Barabbas
ui .1 (••;:.• die genaamd wordt
IH. Christus? Want hij wiil dat
üij hem door nijdigheid over.
I*. geleverd hadden. El als bij
oji deu regterstoel zat, zoo
heelt zijne huisvrouw tv,\\
hem . i\' tonden, zeggende 1
Heb f\'irh uiois te doen mei
dien rpgtvaardigp, want ik
helt heden veel geleden in
den droom 010 zijnenwil.
Ut. Maar de overpriettera en de
ouderlingen hebben descha-
ren aangeradt n , dat zij zou-
de q Barabbas hegeeren en
Jl. Jezus dooden, En de stad-
houder antwoordende zeide
tot hen: Welken van deze
i w 1 •• wilt gij dat ik u zal
toelaten? ka zij zeiden:
23. Barabbas. Pilatus zeide tol
hen : Wat zal ik dan doen mft
Jeziia die genaamd mir.lt
Christus? Zij zeiden allen
tot \'jein : I.Hjii hij gekrui\',igd
2{.worden. Doch de stadhou-
der zeide 1 Wat heeft bij dan
kwaad* gedaan i Kn zij rie-
pen temeer, zeggende: Laat
24.hij gekruisigd «orden. Al*
1:11 Pilatua zag dat hij niet*
vorderde, maar dat er veel*
meer oproer werd, nam bij
wati i\' en wleaeh de handen
voor de schare, zeggende:
Ik ben onschuldig aan in-t
bloed dezes reiftvaardi^en 1
J.\'i. üjjlipden moogt toe tien. Kn
al liet volk antwoordende
zeide: Zijn bloed kom* over
ou* en over on/e kinde-
i*r..ren. Toen liet hij hun Bar
nbhaa los, maar .ie/.u* ge
geeaeld hebbende, gal" hij
hem over om gekruisigd te
worden.
Toen namen de krijs*
knechten des at ad houders
Jezus met zich io hpt regi-
buis, en vergaderden over
hem de gansche bende. Kn
als zij hem ontkleed had-
den, deden zij hem een pur-
peren mantel om; en een
kroon van doornen gevloc!i-
ten hebbende, zetteden zij
die op zijn hoofd, en een
rietatok in zijne regterAffurf;
en vallende op hunne knieën
voor hein, beeporteden zij
bem, zeggende: Wees ge-
Kroet gij Koning der Joden .
en op hem gespuwd hebben-
de, namen zij den rietstok
en slopgen op zijn hoofd. En
toen zij hein bespot hadden,
deden zij hem den mantel
af, en deden hein zijne klee-
deren aan, en leidden hem
henen oin te kruisigen.
Kn uitgaande vonden lij
een man van Cyrene, met
name Siinoil; dezen dwongen
zij dat hij zijn kruin droeg.
, Kn gekomen zijnde tot or
plaats genaamd (iolgotha,
welke is gezegd 11 ->-. 1 tki-h •
.delplaata, gaven zij hem te
drinkpn edik met gal ge-
uieugd; en ala hij dien ge-
proefd had, wilde hij niet
.drinken. Tuen zij nu hem
gekruisigd hadden, verdeel-
den zij zijne kleederen, het
lot werpende; opdat vervuld
zoude worden \'t geen gezegd
i« door den profeet: \'/. tj
hebben mijne kleede-
ren onder zich ver
d e e 1d, en hebben het
I o t o v e r 111 ij n e k 1 e e d i n g
. (C e worpen. Kn zij neder-
zitleude bewaarden hem al-
,daar. Knzij etelden boven /.ij 11
hoofd /.ij op beschuldiging
geschreven: Dk^k 1» Jk/.i >
UK. Kl.MN,. ..Kil JOI.KK.
Toen werden 111*1 bem twee
moordenaar*gekruisigd, eén
ter refter* en een ter linker*
-ocr page 53-
EtfS 17.                                 ü
63.waren werden opgewekt; en
uit de grnven uitgegaan zijn-
de nazijneopstanding . kwa-
nit\'h zij in de heilige stad,
61. en zijn velen verschenen. En
de hoofdman over honderd,
en die met hem Jezus b?-
waarden , ziende de aardbe-
ving en de dingen die ge-
schied waren, werden zeer
bevreesd, zeggende: Waar-
lijk deze wan Gods Zoon.
55. En aldaar waren vele vrou-
wen van verre aanschouwnn-
de, die Jezus gevolgd waren
van Galiléa om hem Ie die-
56.nen; onder dewelke was
Maria Magdalena, en Maria
de moeder van Jacobus en
Joses, en de moeder der
zonen van Zebedeus.
57. En als het avond gewor.
den was, kwam een rijk
man van Arimathéa, met
name Jozef, die ook zelf een
68. discipel van Jezus was : deze
kwam tot Filatus en begeer,
de het ligchaam van Jezus.
Toen bev«i Pilatus dat kent
het ligchaam gegeven zoude
59. worden. Kn Jozef het lig.
chaam nemende, wond het*
zelve in een zuiver rijn lijn*
6li.waad, en leide dat in zijn
nieuw graf, \'t welk hij in een
steenrots uitgehouwen had;
en een grooten steen tegen
de deur des grafs gewemeld
til. hebbende, ging hij weg. En
aldaar was Maria Magdalena
en de andere Maria, zittende
tegenover het graf.
62.    i)es anderen daags nu,
welke is na de voorbereid
ding, vergaderden de over-
priesters en de farizeërs tot
\'\'i. Pilatus, zeggende: Heer,
wij zijn indachtig dat deze
verleider nog levende gezegd
heefi: Na drie dagen zal ik
64.opstaan. Beveel dan dat het
5raf verzekerd worde tot den
erden dag toe, opdat zijne
discipelen misschien niet kn •
inen bij nacht en hem ste-
len, en zeggen tot het volk:
4
MA TT II
•M.tijde. En die voorbijgingen
lasterden hem, schuddende
IOé hunne hoofden en zeggende:
Oij die den tempel afbreekt
en in drie dagen opbouwt,
verlos meiven ; indien gij de
üoon Godszjjt, zoo kom af
11, van het krui». En desgelijks
ook de overpriesters met de
schriftgeleerden en ouderlin-
gen en farizeiirs hem bespot.
i.\'. ir nde, zeiden: Anderen heeft
hij verlost, hij kan zichzel-
ven niet verlossen; indien
hij de Koning Israels is, dat
hij nu afkom e van het kruis,
en wij zullen hem gelooven.
13. Hij heeft op God betrouwd:
dat hij hem nu verlosse, in-
dien hij hein wét wil; want
hij heeft gezegd: Ik ben
11. Gods Zoon. Kn hetzelfde
verweten hem ook de moor-
denaars die met hem ge-
kruisigd waren.
15, Kn van de zesde ure aan
werd er duisternis over de ge-
heele aarde, tot de negende
lli.uretoc. En omtrent de ne-
gende ure riep Jezus met een
groote stem, zeggende: E 1 i,
E I i, 1 a m a sabachtani,
dat is: mijn God, mijn
God, waarom hebt gij
17. in ij verlaten! En sou.*
infgen van wie daar Btonden
:u/£«hoorende, zeiden: Deze
IS. roept Elia. En terstond een
van hen toeloopende nam
een spons, en die met edik
gevuld hebbende stak ze op
eenrietstok, en gaf hem te
tl), drinken. Doch de anderen
zeiden: Houd op, Iaat ons
zien of Elia komt om bem
51). te verlossen. En Jezus we*
derom met een groote stem
roepende, gaf den geest.
51. En zie, het voorhangsel
des tempels scheurde in
tweefin, van boven tot be>
neden, en de aarde beefde,
en de steenrotsen scheur.
>2.den, en de graven werden
Jeopend, en vele lfgcbamen
er heiligen die ontslapen
-ocr page 54-
MATTHKÜS 28.
Hij is opgestaan van de doo-
den: <"i mo zal de laatste
dwaling er.urer zijn dan de
*4, eerste. Kn IMlatus zeide tot
hen: Gij hebt eene wacht:
gaat henen, verzekert bet
**. geiijk gij \'t verstaat. Kn
r.ij benengaande verzekerden
het graf met de wacht, de»
neen verzegeld hebbende.
HOOFDSTUK *».
1. Kn laat <m den sabbat, als
bet begon te lichten tegen
den i\'-.-r .i-u dnu der wee*,
Lwhmi Maria Magdalena en
de andere Maria otn het graf
2 ie bezien. Kn zie, er ire-
•CBiedde eeu grooie aardbe
ving; want een enne\' de*
Ileeren nederdaiendeuitden
hemel, kwam toe en wen-
tclde den *teen al\' van de
\'A. deur, eu :at up deuzelve. Eu
i\'jve gedaante was gel ijk een
bliksem, en zijne kh-c u ..
i. wit gelijk sneeuw. Kn olt
vrees van hem zijn de wach-
ten zeer verschrikt gewor-
den , en werden als doflden.
d Manrdeeugel antwoordende
telde tot de vrouwen: Vreest
gijliedeu niet; want ik weet
dat gij zoekt Jezus die ge-
f, kruisigd was. Hij is hier
niet; want hij is opgestaan,
gelijkhijgezegdheeft. Komt
ticrwaa.\'it», ^iet de pluatr
waar Ue lieer gelegen beeft.
, i\'n gaat haastig benen en
«egt zijnen discipelen, dat
hij opgestaan is van de doo-
den; ruzie, hi» gaat u vóór
naar GalUeai driar zult gij
hem zien. Zie, ik heb het
ulieden ge/.egd.
N, En haastig uitgaande var.
het graf, met vree» en groote
blijdschap, liepen zij henen
om \'t cel ie zijnen discipelen
9. te boodschappen. fcnalazij
henengiugeu om zijnen dis-
ei pelen tc boodicbappeu,
zie, Jezus is haar ontmoet,
zeggende: Weest gegroet. E»
zij tot krui komende grepen
zijne voeten en aanbaden
M. hem. Teen zeide Jezus tut
haar: Vreest niet : icaat he-
uen, boodschapt mijne nbroe-
deren, dat zij beneoKaan
naar rïalllea, en aldaar sul-
Uu zij mij zien.
11.     Kn als zij henengingen,
zie, eetiigen van de wacht
kwamen inde stad, en bood-
tchapteu den overprieiters al
de dingen die geschied wa-
12.  ren. Kn zij vergaderd zijnde
met de ouderlingen, en leza-
men raad genomen hebben-
do, raven «ij den krijga-
\\-\'. knechten veel gteld. en zei-
den; Zegt: Zijne discipelen
zijn des nachu gekomen en
hebben hem gestolen, al* wij
II. sliepen. Kn indien zulks
kiimt gehoord te worden van
den stadhouder, wtf zullen
hem tevredenstellen en nia-
ken dat gif zonder zorg zijl.
15.  Kn tij het geld genomen heb-
bende, deden gelijk zij k-
leerd waren. Ku dit woord is
verbreid geworden bij de Jo-
den tot op den huidigen dag.
16.     Kn de elf discipelen zijn
henengegaan naar Uahléa,
naar den berg waar Jezus
17.  ben bescheiden had.. Kn alt
zij hem zagen, baden zij h-m
aau; doch sommigen twij-
l&. telden. Kn Jezu« bij hen k<
mende sprak tot hen, zei_
Rendot Mij is gegeven al
i..i
magt in heinel en op aarde.
19. Gaat dan henen . onderwijst
al de volkeren, dezelve doo-
peude in den naam des Va>
ders en des Zoons eu des
Heiligen üeeMes, lecrende
hen onderboudeu alles wal
SO.lk u geboden heb. £o zie,
ik ben met ulieden al de da-
gen tot de voleinding der
wereld. Amen.
-ocr page 55-
HET H K I L I G E V A N G K L 1 K
V*AR [j>R BIi»< UH1JVIM. VA>\'
M A R C ü S.
opengaHn, en den Geest ge*
lijk een du 11\' op hem ueder.
I.dalen. En er geschiedde
eene slem uit de hemplen :
Gij zijt mijn geliefde Zoon ,
in denwelke ik mij» welbe-
baxen beb.
!. En terstond dreef hem de
I.Geeal uit in de woestijn. Ku
liij was aldaariu de woestijn
veertig dagen , verzocht van
den satan, eu wa* bij de
wilde gedierleu, eu de enge»
len dienden hem.
I. Ell HHllal JiiniHiiM\'MHi i :•\'
leverd was, kwam Jezus in
Ualiléa, predikende hete van.
gelie van bet koningrijk
i.Gnda, enzeguende: l>e tijd
is vervuld, en bet koningrijk
Gods nabij gekomen; bekeert
u en gelooft bet evangelie.
i. En wandelende bij de Ga-
HlreHche zee, zag hit siniou
en Ai-drea* zijnen broeder,
v. ei.....;>-.- ; i-i net in de zee ,
want zij waren vissebera) ;
:.en Jezus zei Je tol ben: Volgt
uitj na, en iit zal maken dm
gij visachers der mentenen
f. stilt worden. Kn zij terstond
hunne uetteu verlatende,
I.zijn bem gevolicd. £u van.
daar een weinig voortgegaan
zijnde, zag hij Jacobua den
.ei/.\' vau Zebedeus, en Jo-
bannen zijnen broeder, en
dezelve in het schip hunne
). netten vermakend*1: eu ter
stond riep bij ze; en zij la-
tende hunnen vader Zebr-
deüa in het schip met dp
huurlingen, zijn hem uage-
volgd.
HOOFDSTUK I.
I. Het begin des evangelie*
van Jxica Chrimis den
Zoon Gods.
-. Gelijk geschreven ia in de
profeten : Z ie, i k rend ni ij-
nen engelvooruwaan
« i\' i u-1, die uwen v. r :
voor u henen bereiden
3.iati de item ilr» roe-
pendenindewnetrijn:
Bereidt den wei: il en
Heeren, maakt * Ij 0 e
i. i\' * ii >* ii ragt. JohamiFH wak
doopende iu de woestijn , ec
predikende den doop der be-
keeriug tot vergeving der
ü. zonden. Ku al het Joodr.clie
land ging tot hein uit, en dip
•«il Jeruzalem, pu werden
uilen mn iii\'iü gedoopt in de
rivier den Joida&n, bel ij -
\' liciuii\' hunne zonden. Ln
Joham es wan n k • i. il wet
kemelshaar, en inri eeu lf-
deren gordel oni zijne lende,
en at sprinkhanen eu wildet.
7.houic. Kb bii predikte, zeg-
irende: Na mi; komt die iter-
ker in dan ik, wien ik niet
waardig bun neder Ij ukkende
den riem zijner schoenen te,
".ontbinden. Ik heb ulieden
wel gedoopt met water, maar
bii\' zal u doopen met den
Heilijreu Geest.
9, En bet geschiedde in die
dagen dat Jezus kwam v*u
Nazareth,j/ffq/?H in Galiléa,
• il werd van Johaones ge-
ln.doopl in den Jordaau. Èn
teratoud als bij uit het water
opklom , ia* bij de hemelen
-ocr page 56-
IH                                                 MA
21, tin lij kwamen binnen Kh-
pernadw , rn teratond op den
aabbatdag in de synagoge
\'-;-;.gegaan zijnde, leerde hij. Kn
zij monden verslagen nver
zijne leer; want hij leerde
hpn air, mug)hebbende, en
niet «In de achriftgeleerden.
23, tin er wan in hunne \'ynagoge
een i.....-Hi met een onrei-
hc 11 Keent, en bij riep uit,
21, zeggende: l.aal af, wat heb-
ben wij inet u ti\' it\',t n , Rij
Jezus \\,[/.«ri\'!iiT\' Zijt gij
gekomen om ons te verder*
ven? Ik ken u wie Rij zijt,
namelijk de Heilige God».
2-i.Bn Jezus bestrafte heru, zeg-
gendei Zwijg «til en ga uil
•t>. van hem Imi de onreine
Keent hem scheurende, en
roepende met eeu Kroot t
J7.stem, ging uit van hein. tin
zij werden allen verbaasd,
zondat zij onder elkander
vraagden, zeggende: Wat is
dit? Wat nieuwe leer iadeze,
dat bij met uiagt ook den
"tireinen «eesten gebiedt, en
/•ij turn gehoorzaam zijn !
i\'s. tin zijn gerucht j^intc ier-
stond uit in \'t geheelc \'""-
liggende land van lialil<<a.
29. tin vnti stonde aan uit de
synaieoijc gpgnan zijnde,
kwamen zij in het huis van
Sinion en Andrcas, inet Ja-
.xi.cobus en Johanues. tin Si-
mona vrnuwsmoeder Ihi; met
de koorts; en terstond zeiden
\'M. zij hem van haar. tin hij tot
haar Kaande vatte hare hand,
en rixttc ze op ; en terstond
verliet haar de koorts, eu zij
diende hen.
\'SS. Alahet nu avond geworden
was, i". ii de zon onderging,
bragten zij tot hem allen die
kwalijk tcesteld eu van den
:i;(.duivel be/eten waren, tin de
Keheele stad was bijéémer
tl Kaderd omtrent de deur. tin
hij genas er velen die door
verscheiden ziekten kwalijk
gesteld waren, en wierp vele
duivelen uit, en lietdedui-
CUS 1.
vclen niet toe te spreken,
omdal zij Item kenden.
:i> Kii \'a morKens vroeg, als
het nog diep in den nacht
was, opgestaan zijnde ging
hij uit en Ki>\'« henen in een
woeste plant*, en bad aldaar.
36. En Sitnon en die met hem
warm zijn hem nagevolgd.
37. Kd zij hem gevonden heb-
bende, zeiden tot hem: Zij
HN.zoeken u allen £11 hij zeide
tot hen: Laat ons in de bij-
liggende vlekken gaan, op.
dat ik ook daar predik*;,
want daartoe ben ik uitge-
.19. gaan. tin hij predikte in
uunne synagogen, door ge-
heel Gattlca, en wierp de
duiveleu uit.
tu. Kn tot hein kwain een me-
laatsche, biddende hem en
vallende voor hem op de
knieën, en tot hem zeggen-
de i Indien gij wilt, gij kunt
11.mij reinigen. tinJezusuiet
bHrmlmrtigncid innerlijk be-
wogen zijnde, strekte de hand
uit en raakte hem t>an, en
zeide tot hem: Ik wil, word
42. gereinigd, tin als bij dit ge-
zegd had, ging de mcluatsch-
heid terstond vim hem, eu
13, hij werd gereinigd, tin als
bij hem streng verboden had,
deed hij hem terstond van
II. zich gaan, en zeide tot heui:
Zie dat gij niemand ietszegt ;
maar ga henen en vertoon
uzclven den priester, en offer
voor uwe reiniginK hetgeen
Mozea geboden heelt, hun
li.tot een getuigenis. Mair hij
uitgegaan zijnde begon vele
dingen te verkondigen en dat
woord te verbreiden, al zoo
dat hij niet meer openlijk in
de stad kon komen, maar
was buiten in de woeste
plaatsen, en zij kwamen tot
hem van alle kanten.
HOOFDSTUK *.
1. tin na sommige dagen is hij
wederom binnen Kapernaüro
gekomen. Kn bet werd xe-
-ocr page 57-
MiRC
boord lint hij in buis was;
2. en terstond vergaderden daar
Veleu, hl.:..11 dflt OOk .T,!n de
plaatsen omtrent df deur hen
•tiet meer konden bevatten:
en bij sprak Uet woord tot
it.hen. hu er kwamen sommi-
yen
tot bem, brengende een
geraakte . die van vier ged m -
1. geu werd. Min in kunnende
lot bem genaken wegens de
schare, onIdekten zij Uet
dak waarbij wal; en «/«/op-
gebroken hebbende, lieten
zij bet bedileken neder waar
">. de geraakte op lag. Kn Je-
zus hun geloot ziende, zeide
tot den geraakie: Koon, uwe
ti. zonden zijn u vergeven. Kn
sommigen van de scbnftge-
leerden zat en al daar, en over-
daebten in hunne harten .
7. Wat spreekt deze aldus yods-
lasteringeu ? Wie kan de zon-
den vergeven dan alleen God?
s. hu Jezus terstond in zijnen
geest bekennende dat zij al-
zt\'ió in zichzelve overdach-
ten, zeide tot hen: Wat over-
denkl gij deze dingen in uwe
\'t.harten? Wat is ligter, te
zeggen tot den geraakte : I>e
zouden zijn uvergeven, ot te
/.eggen: Sta op en neem uw
bedileken op, eu wandel?
in. l>och opdat gij moogt weten
dat de Zoon des menBi\'heii
magt heeft om de zonden op
de aarde te vergeven (zeide
I I.bij tot deu geraakte): Ik zeg
u, ata op en neem uw bed-
deken op , en ga henen naar
12. uw buis. Eu terstond stoud
hij op, eu bet beddeken op-
«reuoiueu bebbeude, ging hij
uit in aller tegenwoordig-
beiil; zoodat zij zïeh alleu
oulzeltedeii, en verheerlijk*
ten Qod. zeggende: Wij heb.
beu nooit zulks gezien.
VA. Kn hij ging wederom uit
naar de zee ; en de gebeele
schare kw ain tot bem, eu hij
II   leerde ze. Kn voorbijgaan-
de, zag bij Levi ie* hm van
Allen* zilteii in bet lolliuii,
va 2.                              «
en zpide rot Iwin : Volx mij.
Kn hij opstaande volgde hein.
Ki.Kn het geschiedde als bij
aanzat in deszelts buis, dat
ook vele tollenaren en zon-
dareu aanzaten niet Jezus en
zijne disripelen; want zij
waren velen, eu waren hem
llï.gevolgd. Kn de scbriftge-
leerden en defarizeërs, zien-
de hem eten met de tollena-
ren en zondaren, zeiden tot
zijne discipelen : Wat is\'f,
dat bij met de tollenaren eu
l\'-zondareii eet en drinkt? Kn
Jezus dat hoorend»\', zeide tot
hen : Wie gezond zijnbebbeu
den medirijnmeester niet van
noode, maar wie ziek zijn.
Ik ben niet gekumen om te
roepen regtvaardigen, maar
zondaars tot bekcering.
18. Kn de disripelen vau Jo
hannes eu van de farizeêrs
vastten; en zij kwamen eu
zeiden tot bem i Waarom
vasteu de discipelen van Jo*
hannes eu van de farizeêrs ,
en uwe discipelen vasten
iy. uiet? Kn Jezus zeide tot
hen: Kunnen ook de brui
lortakinderen vasten terwijl
de bruidegom bij hen is \'
Zoolangen tijd zij den brui
degoni bij zieh bebhen , kun
20. nen zij niet vasten; maar de
dagen zullen komen wmineer
de bruidegom van hen zal
weggenomen zijn, en alsdan
zullen zij vasten in die da-
21.gen. Ku niemand naait een
lap ougevold laken op eeu
oud kleed; anders scheurt
deszellH nieuw e aan genaaide
lap iet» al\' van bet oude
kleed, eu er wordt peu erger
\'22. scheur. Kn uieuiand doet
nieuwen wijn iu oude tede-
ren
sakken; anders doel de
nieuwe wijn de lederen zak
ken bersten, en de wijn wordt
uitgestort, en de lederen iak-
ken verderven; maar uieu
wen wijn moei meiiiu nieuwe
Irderen zakken doen.
23, Kn het geschiedde dal hij
-ocr page 58-
i                                          MARC
\'>l\' een sabbatdag door hetgesaaide ging, en zijnedi«ct-uelpn b-jonnen , al gaet>de,
i. aren tr plukken. En de fart-zeer* Rciil»n tor hem: Zie,waarotn doen zij op den -cbbatdag war hm geoorloofd
i.la? Kn bij reide tot hen:J
Held gij nooit gelezen watDavi\'1 .••\':...*-.n heeft, als bij!
nood had, en hem i >. ;• rde
eo denjreneu die met hem
i. icinvii.\' boe bij ingedaan ia
in li«\'t huis Gods, ten tijde]
vanAbjatharden hoogeprios-ter, e» de toouhrooden ge-xeten heeft, die\'t niemandgeoorloofd is te eren dan >ieopriesteren. en ook gegevenheeft dengenen die met hem
. waren ? Kn hijxeidetot hen :
De baiibat is gemaakt om
den me c - " , niet de meusrh
>.oin den sabbat: zoo is dan de
Zoon des menschen eeu Heerook van den sabbat.
7. Kn Jezus vertrok iu«t fijne
discipelen naar de zee, en
hem volgde een groote me.
nigte van Galile>, en van
\'..l\'.i\'i:i. en rau Jeruzalem,
er van Iduiuêa, en ran over
den Jordaan; en die rnnoiu-
trent Tyrus en Sidon, een
groore ineuig-e. gehoord)
hebbende hoegroote dinff:"B
bij deed. kwamen tot hem.
9.I.U hij leide tot zijne disri-
pelen, dal een scbeepken
steeds omtrent hem blijven
tonde, om der schare wil.
opdai zij hein niet zouden
10. verdriogen; want hij had er
velen genezen, alton dar al
degenen die tenigê kwalen
hadden hein overvielen, op-
dal tij hem mogten aanra-
11.  ken. Kn de onreiue geesten .
als rij hem zagen, vielen
voor hem neder en riepen,
zeggende: (Jij zijt de Zoon
i-\'.i.c.Ih. Kn hij gebood hun
| scberpelijk dat zij hem niet
zouden openbaar maken.
14. Kn bij klom op den berg.
en riep tot zich wie hij wil
de; en zij kwamen tot hem.
1 I. Kn hij stelde er twaalf, op-
dat ze met hem zouden rijn ,
eu opdat hij dezelve zoude
uitzenden om re prediken,
ir», en om magr te hebben de
ziekten te genezen en de dui-
16.  velen uitfewerpeu. En Si-
nioii gaf hij den toenaam Fe-
17. trut 1 cu Ja00bun den toon
van Zebednis, en Johannes
den broeder van Jarobus, eu
ï.ai huu \'\'lenameii Boaner-
gea. \'t welk ia, zonen des
IH. donders; en Audrófts, eu
Kilippua, eu Barthol-imeiia,
en Mattheilrt, en Thomas, en
Jacubusden hhm van Alfeiis,
r., Tkaddeü*. en Si ui on Ka-
ll\'. nftnitm, en Judas lalcariot,
die hem ook verraden heefi.
21), Kn zij kwamen in buia, eu
er vergaderde wederom een
schare, al MM dat zij ook zelfs
il. niet konden brood etea. Kn
als degenen die hem beatou-
HOOFDSTUK :».
i. Kn hij ging wederom iu
de synagoge. En aldaar was
een mensen hebbende een
i. verdorde band; en zij name»
hem waar, of bij op den!
sabbat hein genezen zoude.opdat zij hem beschuldigen
i.mogteii. Kn hij zeide totl
den meusrh die de verdorde
hand had: Sta op in het tnld-j
i.den. Kn hij seide tot Kent
In het geoorloofd op sahbat-
dagen goedtednen ol\'kwaad-j
tedoen \'• een mensrh te be.\'
houden ofte dooden ? Kn zij*
utwegeil sttl. Kn als hij ze met
toorn rondom aangezien bad!
ineti\'é» hr iroei\'d zijnde overde verharding van bun hart,
»eide hij rot den nieuaeh:
Si rek uwe baud uit; en hiisi rekte se uit, en zijne hand
werd hersteld gezondgelijk \'ie
;. and-Te. BndefarixeflrittUK(?-j
gaan tijnde, behhen leratnndmet il\' herodianeu tezamen
raad gehouden tegeu hem,]
hoe y.i) bem /ouden dooden.
-ocr page 59-
ii
:ti, Want zoowie den wil Oods
doet, die is mijn broeder eu
mijne rusier en moeder.
HOOFDSTUK 4.
I,      En hij begon wederoui tr
leeren omtrent de zee; eu er
vergaderde een groote schare
bij brm , aluoo dat hij In h\'
schip gedaan zijnde nederïnt
C(i de zee; en de gt-beele
«•rha.-e was op hr-i land aau
2.d« ter. En hij leerde hun
vele dingen door gelijkenis
«en, en hij zeide in tijue
leering tot hen i
\'i. Hoort toe. Zie, een zaai
jer ging uit om te zaaijen.
4, Kn liet geschiedde :.n het
taaijeu, dat het •\'•(nerfeel nrn
kfi zond viel bij den weg; eu
de vogelen des hamels kwa-
a.men en aten het op. En het
andere viel op het steera<\'U-
tige , « aar het niet veel aarde
had; en liet ging terstond
op, oiudnt het geen diepte
f\'.van aarde bad: maar als de
zon opgegaan was, too is het
verbrand geworden, en om-
dat het geen wortel had soo
7.i« het \\erdord. Kn bet an-
dere viel ia de doornen , en
de doornen vierseu op en
verstikten heuelvp, < M het
8. gaf geen vrucht. En het an-
derevjelinde goede narde,
en gaf rucht die opging en
wies, en het énne droeg der-
tig<,eiihet andere zestig .
en het and\'-re honderdr(?wf.
9.  En hij zeide tot hen: Wie
ooren heen om te hooreu,
die hoore.
Hl. En als hij nu alleen was.
vraagden hem degenen d!e
omtrent bem u-aren. met de
twaalf, naar de gelijkenis.
II.  Kn hij zeide tot hen: Het ia
u gegeven te verstaan de ver-
borgenheid van het koning-
rijk Gods; maar dengeueu
die buiten zijn, gesebiedeu
at deze dingen door gelijk e-
13, nissen, opdat z ij ziende
zienen nietbemerken,
.U il d" hoorden , gingen lij
uil om hem vastte houden ;
want lij zeiden : Ui) ia bui-
I. ten xijn tinnen, r\'n de
schriftgeleerden die van Je-
mzalem afgekomen waren,
zeiden: Hij heeft Beëliebul,
rn door den overste der dui*
velen werpt tij de duivelen
S.nit. Eu hen tot sten gerre
Ken hebbende, teide bij tot
en in (reiijkenir^eu: Hoc
kan de «aten den e;ila:i uit
i.werpen? Eb indien een ko*
ningrijk tenen zichzelf »et-
deeld is , too kan dat kouim;-
». rijk niet bestaan ; en indien
pen huif tegen zichzelf ver-
deeld in, too kan dat huis
ï. niet bestaan; en indien de
satan tegen zichzelven op-
staar en verdeeld is, zuo kan
hij niet bet\'aan. maar heeft
*.een einde. Ir kan niemand
in het litiie van een sterae
ingaan en zijne vaten ontroo
ven, indienliij niet eerst deï
sterke bindt; en alsdan zal
\'.hij tijn huis berooven. Voor-
waar ik zeg u, dat al de zou
ileu den kinderen der men
sriien zullen vergeven wor
den, en allerlei lasterlnger
waarmede zij zull-n selae
Merd hebben: ranar zoom it
gelasterd zal hebben tegen
den Heiligen Geest, dit
heeft geen vergeving in eeu-
wigheid, maar hij is schut,
dig des eeuwigen nordeels
\'.Want zij zeiden: Hij hen\';
een onreinen geest.
I. Zoo kwamen dan rijnc,
broeders en zijne moeder, en,
buiten staande zonden zij tot\'
.*. hem en nepen hem. Kn de
schare zat rondom bem; en!
zij zeiden tot hein : Zie, uwe
moederen uwe broeders daar.
3,bulten zoeken u. fcin hij nut.
woordde hun, zegrende: Wie
is mijne moeder ol\' mijne
l.broeders? Kn rondom over-
zien hebbende die om hein
zaten, ieide hij: Zie, mijne
moeder en mijne broeders.
-ocr page 60-
MAÏtCUS 4.
enboorendehooren eb
II i ftt V.TH! HH 1), l>|( tlHl Zij
zich niet te Beniger
tijdbekeeren en hun
de zon den vergeven
(.worden. En hij zeide tot
hen: Weet gij deze gelijkenis
niet, en boe zult gij al de
1. gelijkenissen verstaan ? 1\'e
zaaijer te die het woord zaait.
\'t.Kn deze zijn die bij den weg
b**aa\'td worden , waarin het
woord gezaaid wordt, en als
zij het gehoord hebben , zon
komt de satan terstond en
neemt het woord weg\'t welk
in hunne harten gezaaid was,
G.Rn deze zijn desgelijks die
op de steenachtige plaatten
bezaaid worden, welke als
zij het woord gehoord heb
ben, terstond hetzelve met
\'.vreugde ontvangen, en heb
ben geen wortel in zictuelve L
niaarzijn vooreen tijd ; daar-
n& als verdrukking of ver-
volging komt om des woord*
wil, zoo worden zij terstond
\'t. geërgerd. En deze zijn die
in de doornen bezaaid wor-
den, namelijk degenen die
i.lii\'t woord booren, en de
zorgvuldigheden dezer wc
reld en de verleiding des rijk-
doms en de begeerlijkheden
omtrent de andere dingen
inkomende, verstikken het
woord, en het wordt mi
t. vruchtbaar. En deze zijn die
in de goede aardt: bezaaid
zijn, welke het woordhooren
en aannemen, en dragen
vruchten, liet <=éne dertig-,
en het andere zestlg-, en het
andere bonderdeomf.
!. En hij zeide tot hen; Komt
nok de KHars opdat ze ouder
de korenmaat of onder het
bed gezet worde? U \'t niet
opdat ze op den kaudelaar ge-
!. zet worde? Want er is niets
verborgen dat niet geopen-
baard zal worden, en er ii
uleti geschied um verborgen
Ie tijn , maar opdat het iu \'t
[.openbaar zoude komen. Zoo
iemand ooren heeft om ie
hooren, die boore.
24. En hij zeide tot hen: Ziet
wat gij hoort. Met wat maat
gij meet zal u genieten wor-
den , en u die hoort zal meer
-\'i. toegelegd worden. Want zoo-
wie heeft, dien zal gegeven
worden; en wie niet heeft,
van dien zat genomen wor-
den ook wat hij heeft.
16. En hij zeide: Alzóó fa hei
koningrijk Oods, alaof een
mensen bet zaad in de aarde
27 . wierp, en voorla sliep en op-
stond, nacht en dag, en hel
zaad uitsproot en lang werd,
dat hii zelf niet wist hoe;
28. want de aarde brengt van-
zelf vrucht voort: eerst hel
kruid, daarna de aar, daar-
na het volle koren in de aar.
\'."J.KiuU de vrucht tivh voor-
doet, terstond zendt hij de
sikkel daarin, omdat de
oogst düar 1b.
30.     Kn hij zeide: Waarbij zul-
len wij het koningrijk Gods
vergelijken, of met wat ge-
lijkenis zullen wij hetzelve
31. gelijken 7 Namelijk bij eeu
inostaardzaad, hetwelk wan-
neer het in de aarde gezaaid
wordt, het miuste is van al
de zaden die op de aarde x\'tjn;
32.en wanneer het gezaaid is,
gaat bet op en wordt het
meeste van al de imoeskrui
den, en maakt groote tak-
ken, alzoo dat de vogelen
des hemels onder zijne scha-
duw kunnen nestelen.
:[,\'{. Eu door vele zulke gelij-
kenissen sprak hij tot hen
het woord, naardat zij hei
• i. Iiihii\'cii konden; en zonder
gelijkenis sprak hij tot hen
niet; maar hij verklaarde al-
les zijnen discipelen in \'t
biuolider.
:t,i. En op dien dag, als\'t nu
avond geworden was, zeide
hij tot ben: I.hhi ons over
varen aan de audere zijde.
\'Ui Eu zij de schare gelaten heb
bende, namen hem mede,
-ocr page 61-
MARC
gelijk bij in bet schip was;
en er vuren nog andere
37.tcheepkens met hem. En er
werd een groot)1 storm van
wind, en de baren sloegen
over in het schip, alioo dat
:<R. bet nu vol werd. En hij was
- in het achterschip slapende
op een oorkussen ; en zij
wekten hem op en zeiden tot
hem: Heester, bekommert
het ii niet dat wij vergaan?
\'M. En bij opgewekt zijnde be-
strafle den wïud, en zeide
totdexee: Zwijg, wees stil:
en de wind ging liggen, en
40,er werd groote stilte. Kn bij
zeide tot hen: Wat zijt .: ij
zoo vreesachtig? Hoe bebt
41.gij geen geloot? Knzijvrees*
den met groote vrees, en zei-
den tot elkander: Wie is toch
deze, dat ook de wind en de
zee hem gehoorzaam zijn \'
HOOFDSTUK 5
I. En zij kwamen over op de
andere zijde der zee, iu het
,\'.l*n 1 derGadarenen. lui als
hij uit bet schip gegaan was,
terstond ontmoette hem uit
de graven een uiensrh met
:t, een nnreinen geest; dewelke
zijn? woning iu de graven
had, en niemand kou hem
binden, ook zelfs niet met ke-
4.tenen; waut bij was uienig-
maal met boeijen en ketenen
gebonden geweest, en de ke-
teuen waren van bem in stuk-
ken getrokken en de boeijen
verbrijzeld, en niemand was
inagtig om hem te temmen ;
:>.en hij was altijd, nacht en
dag, op de bergen en in de
graven .roepende en slaande
\'i.zichzelven met steenen. Als
hij nu Jezus van verre zag,
liep hij hit en aanhad hem;
,i\'u meteen groote stem roe-
pende, zeide bij: Wat heb ik
met n /f dut», Jezus, gij
/non (iiids des Allerhoog-1
sten? Ik bezweer h bij Gii\'1;
Ufc a.                                          i.\'l
Gij onreine geest, ga uit van
y.den mensch.) En bij vraagde
bem: Welke is uw naam >
En bij antwoordde, zeggen-
de: Mijn naam is I.egio,
10. want wij zijn velen. En bij
bad hem zeer, dat bij ben
buiten dat land niet weg.
ll.sund. Kn aldaar aan de ber-
geu was een groote kudde
12.zwijnen weidende; en al de
duivelen baden bem, zeg-
gende: Zend ons in die zwij
nen, opdat wij in dezelve
1-i.mogen varen. En Jezus liet
het huu lerstond tor. Ra de
onreine geesten uitgevaren
zijnde, voeren in de zwij
nen . en de kudde stortte van
de steilte al\' in de zee, (er
waren er nu omtrent twee
duizend), en versmoorden in
14.de zee. Én die de zwijnen
weidden zijn gevlugt, en
boodschapten svflti in de stad
en op bet land; en zij gin-
gen uit om te zien wat liet
Ij. was dat er geschied was. En
zij kwamen tot Jezus, en za-
gen den bezet ene zit teude en
gekleed eu wèl bij ziju ver-
stand, na ni f lijk die bet Ie
gioen gehad bad ; en zij wer-
Ifi.uen bevreesd. Kn die het ge -
zien hadden vertelden hun
wat den bezetene geschied
was, en nok van de zwijnen,
17. En zij begonnen hem tebid-
dendathij van hunne 1aud-
IM. palen wegging. En als hij
in het schip ging , bad bem
degeen die bezeten was ge-
« et-at, dat bij met bem mugl
l\'J.zijn. Doch Jezua liet hem
dat niet toe, maar zeide tot
hem: Ga benen naar uw
buis tot de uwen, eu bood-
scbup hun wat groote diu-
gen u de lieer geduau heelt,
en hoe bij zich uwer om
Vo.tWmd heeft. Eu hij ging be.
nen, en begon te verkond!
gm in \'I fu«d van DeCapolis
wat grimt e diugeu bem Jr
ma niun bad; en zij ver
wonderden zich allen.
dal gij
net pijnigt
- > U sul bij zeide lui hen
-ocr page 62-
I. Bil al» Jezus wederom iu
bet schip overgevarec was
aan ds ander*" zijde, verga-
derrie een grootc achAre bij
hem; en bij was bij de zee.
ï, Kn lie, er kwain een van de
oversten der synagoge, met
name Jalma; en hem tiende
t.vlel bij aim zijne voeren , en
bad hem /eer, getorende:
Mijn dochterken i* in haar
uiterste; ik bid w dat srij komt
en de banden on haar legt,
opdat zij behouden worde,
l.en zij zal leven. Rn bij ging
met hem, en een groote
sehare volgde hem, en zij
verdrongen hem.
>. En een zekere vrouw, die
twaalf jaren den vloed des
>. bloed* gehad bad, en veel
geleden had vai: v«le medi-
cijnmeeslers, en al her hare
daaraan ten koste teelend en
geen baat gevonden bad,
maar met welke het veeleer
\'.erger geworden was, deze
van Jezus hoorende, kwam
onder de ti-bare van achre-
ren, en raakte zijn kleed
\'.aan; want zij zeide: In
dien ik maar zijnekleederen
mag aanraken, ik zal gezond
i. worden. Ku tcrutond is de
fontein baars bloeds opge-
• droogd, en zij gevoelde aan
baar ltgrhaam dat zij van die
i.kwaal genezen was. Enter-
stond Jezus bekennende iu
zichzelf en de kracht die van
hein uitgegaan was, keerde
zich on> iu de schare, en
zeide: Wie h»!eft mijne klee-
.deren aangeraakt? :•• zijne
riisrinelen zeiden tot hein:
QÏi ziet dat de schare u ver
dringt, en zegt gij: Wie
!.heeft mij aangeraakt? Ka hij
zag rondom , om haart*» zien
t.dle dat gednan had. En de
vrouw vreezende en bevende,
wetende wat aan haar ge.
schied wns, kwam en viel
voor hem neder, eti zeide
I. hem al de waarheid. Kn hij
zeide tot baar; Dochter, uw
geloot\'heelt u behouden.; ga
benen f n vrede, en wees gene-
zen van deze uwe kwaal.
Terwijl hij nog sprak,
kwamen eenipen van het hui*
vttn
den overste der syna-
goge,zeggende: Uwe doch-
ter is gestorven . wat ziif gij
den Meester nog moeijelijk ?
En Jezus terstond gehoord
hebbende lier woord dat er
gesproken werd, zeide tot
«en overste der synagoge :
Vrees niet. geloofalieenlijk.
En hij liet niemand toe hem
Ie volgen dan Petrus, e»
Jaeobus, en Johannea tien
broeder van JhcoI>u*; en
kwam in het huis vau den
overste dersynagoge, en zag
lie beroerte en degenen dl»*
zeer weenden en huilden ; en
ingegaan zijnde zeide hij tor
hen: Wat maakt gij beroerte
en wat weent gij ? Het kind
is niet gestorven, maar be>
slaapt. En zij belachteit
i beiu; maar hij, als bij z-
I allen had uitgedreven, nam
| bij zich den vader en de
moederdes kinds, en dege-
uen die met hem wuren , en
ginx hinueii waar het kind
tl.lag. Ku bij vatte de hand
de» kinds, en zeide tot haar:
Talitha kumi, \'t welk Is,
overgezet zijnde: GIJ doeh-
terken, (ik zeg u) sta op.
12. En terstond stond het doe*\'
terken op en wandelde; w art
het was twaalf jareu oud:
en zij ontzettedeo zich met
lü.groote ontvetting. Kn hij
gebood hun zeer dat niemand
dal zoude weten, en zeide
dat men haar zoude te etpn
IIOOl\'DSTUK «.
.. Kn hij ging vandaar weg,
en kwam in ».ijn vaderland .
en zijne discipelen volgden
I. hem. Kn als het sabbat ge-
worden was, begon hij In de
synagoge te leeren; en velen
die hem hoorden onrzettedeu
-ocr page 63-
AiAKOCS 6.
zich , «eggende: Vanwaar
luimen dezen deze dintfcn, en
wat wijsheid ia dit die hom
gegeven tn, dat ook zulke
krachten door zijn? handen
i.geachieden? Is doe* niet dr
timmerman, de toon van Ua-
ria, en de broeder van J*cr»-
bua en .logen, et van Judas
f 11 Simon ? En «ijü zijne
zusters niet hier bij on*\'\' En
zij werden aan hen» gei\'rgerd.
I. Kn Jezus zeide tot hen : Ken
profeet ia niet ongeeerd dan
in zijn vaderland en ouder
tijue magen en in zijn hui».
\'. En hij kon aldaar Keen
kracht doen ; dan hij leide
weinigen zieken de handen
\'-.op en genas ze. L\'n hij ver-
wonderde zich over hun on-
trelool\'.en omgingde vlekken
daar rondom, leerende
whi tipeuhaar geworden) eu
xelde: Jouanuès die doopte
ia van de dooden opgewekt,
eii daarom werken die krach -
lï.tenin hem; anderen zeiden:
Hij in Elia; en anderen zei-
den; Hljiseenprofeef .ofals
ift.een der profeten. Maar als
Herodes het hoorde, zeide
hij: Deze is Johannes dien
ik onthoofd heb; die Is van
de d\'mden opgewekt.
17. Want deze Herode* ee»ii-
yen uif/erouden hebbende ,
had Johannes ïevangpn ge-
nomeu en hem in de gevan-
K-ems gebonden , uit oorzaak
van Herodia* de huisvrouw
van zijnen broeder Filippns,
omdat bij haar getrouwd
18.had; want Johannes zeid»
tot Ilerodes: Het is u niet
geoorloolM de huisvrouw uw*
Kn hij riep tot. zich del L*>. broeder* te hebben. En He
idifts leide op hem toe en
wilde hem dooden, en kon
11. niet; want Herodes vreesde
Johannes, wetende dat hij
een regtvaardig en heilig
man was, en hield hem in
waarde; en als hij hem hoor-
de deed hij vele dingen, eu
I.hoorde hem gaarne. En als
er een weigelegen dag geko-
men was, toen Hemde* oji
den das zijner geboorte ecu
maaltijd aanrigtte voor zijne
groot en en de overeten over
duizend eu je vonrnaamateii
3. van Galile\'a; eu als de doch-
ter van aeze Herodlas in-
kwam en dunste, en Herodes
en dengenen die medeaanza-
ten behaagde, zoo zeide de
koning tot het doehteruen:
Kisrh van mij wat gij ook
wilt, en ik zal \'t u geven;
),cn hij zwoer haar: Zoowri
gij van mij zult eisenen zxl
ik u. geven, onk tot de helft
4.mijns koningrijk*. En zij
uitgegaan zijnde zeide tot
hare moeder: Wat zal ik
eUchen \'t En die zeide: Het
hoofd van Johannes deu <> >u
nalf, en begon hen uitte-
senden twee en twee, en gaf
hun iiiagt over de onreine
h. geesten; en hij gebood hun
dat zij niet* zouden nemen
rot den weg dan alteen een
staf, geen mate, geen brood,
geen geld in den gordel;
\'.». maar dat ze schoenzolen
zouden aanbinden, en met
(een twee rokken gekleed
i\' \'.iju. En hij zeide tot beo :
Zoowaar gij in een huis zult
ingaan, blijft daar totdat gij
I.vandaar uitgaat. En zoowic
u niei zullen ontvangen noch
n hooren, vertrekkende van-
daar schudt het nor af dat
onderaan uwe voeten fs, bun
tot een getuigenis. Voorwaar
zeg ik u, hei zal Sodom
of Gomorra verdrageüjker
zijn in den dag des oordeelt 1
\'2. dan die stad. Kn uitgegaan
zijnde predikten zij dat /ij
\'^.zich zouden bekeeren; en
«ij wierpen vele duivelen
uit, en rallden vele krtui-1
ken met olie, en maakten!
ze gezond.
V. 11 de koning Herodes
boorde het (want zijn naam 2ö.per. Eu zij terstond met
-ocr page 64-
h                                    MAUCtS \'i.
haait Ingaande tot den ko-
niug, beeft \'t geëiacbt, teg-
gende : Ik wil dat «ij mij du
terstond iu een schotel Reeft
hel hoofd van Jobannes den
il. Dooper. En de koning zeer
bedroefd geworden zijude,
no/ttans om de eeden en de-
Kenen dje medeaanzalen,
wilde bij baar \'/ :elre niet af-
\'.nUnn. en de koning zond
terstond een scherpregter,
en gebood zijn hoofd te bren-
gen. Deze uu ging henen en
onthoofdde hem in de gevan-
*. genia, eo bragt zijn hoofd in
een acbntel, en gaf \'t zelve
het docbterken, en het doch-
lerken gaf\'t zelve hare niue-
4.der. hu aU zijne disripeleu
dit hoorden, gingen zij eu
namen zijn dood tigrhaaui
weg, eu leiden dat in een
graf.
H. Kii de apostelen kwamen
weder Ie tam en lot Jezus, eu
boodschapt en hein alles, bei-
de wat zij gedaan hadden eu
l.wat zij geleerd hadden, Ku
hij zelde tot ben: Komt gij-
lieden in een woeste plaats
hier alleen, en rust een wei-
nig. Want er waren velen die
kwamen eu die gingen, eu
zij hadden zelfs Keen gele-
i.Keu tijd om te eten. Ku zij
vertrokken in eeu schip naar
een woeste plaats alleeu.
I. Ku de scharen zagen ze be-
nenvareu, en velen werden
hem kennende, eu liepen ge-
zamenlijk te voet vau alle
stedeu derwaarts, en kwamen
bun vóór, en gingen teza-
i nit-ii tot hein Kn Jezus uit-
Kaande zsk een grootesrha-
re, eu werd innerlijk met
ontferming bewogeu over
hen, want zij warenals scha-
peu die Keen herder hebben ;
eu hij heKon Uim vele dingen
te leeren.
i. Kn al» bet nu Itist op deu
dag geworden w.i*. kwamen
xljite discipelen tul beiu eu
zeiden: Heie pUat s ia woeal, I
en het ia nu laat op dell dag .
Wi. laat ?.e van u, opdat ie he-
Dengnan in de omliggende
dorpen en vlekken, en bron-
den voor ztcbzelve mogen
koopen; want sij hebben
niet wat zij eien zullen.
.C Muur hij antwoordende zei-
de tot ben i Geelt gtf hun ie
eten. Kn zij zeiden tot bent i
Zullen wij henen gaan en
koopen voor tweehonderd
penningen brood, en hun Ie
\'M. eten geven r Kn bij zeide tot
ben: Hoeveel brooden bebt
hij ? Uaat henen en beziel
het. Kn toen zij het vernomen
hadden, zeideu zij: Vijf, en
.\'t!». Iwee viiBchen. Ku hij ge-
boo I bun dat zij ze alleu
zouden doen nederiilteu hij
gezelschappen op hel groene
40.gras. Kn zij zaten neder iu
gedeelten, hij honderd leza-
men en bij vijftig tezamen.
41. Kn als hij de vijf brooden
en de twee visscben geno-
men bad, zag bij op naar
den hemel, zegende, en brak
de broodeu, eu gaf ze zijnen
discipelen, opdal zij ze hun
zoudeH voorleggen; en de
twee visscben deelde bij voor
4J allen. Ku zij aten allen, en
411.zljju verzadigd geworden; en
zij namen óp twaalf volle
korven brokken, eu vau de
11. visschen. Kn die de brooden
gegeten hadden waren om-
trent vijfduizend inaouen.
46.     Kn terstond dwong bij zij-
ue discipelen in bet schip
te gaan, en vooruitte varen
naar de andere zijde tegeu<
wer Ketbsaïda, terwijl bij
de schare van zich zoude In
4fi.len. Kn ala bij dentebeu
buu afscheid gegeven haJ,
ging hij op den berg uiu te
bidden.
47.     Ku als bel nu avond was
gewordeu, zou waa bet schip
in \'l luidden vmu de zee, eu
bij was alleen op hel land.
•B. Kn bij zag dal sij zich zeer
pijnigden om \'t ir/.i/i vuorl<
-ocr page 65-
tekrijgen f want de wind waa
hun teven); en otulrent de
vierde nachtwaak kwam hij
lot hen, wandelende op de
zee, en wilde hen voorbij-
l\'i KMHii. En /.ij ziende hem
wandelen op de zee, meer
den dat het een spooksel
VM, en schreeuwden zeer;
11 ii .ui! zij .<h,tm bem allen,
en werden ontroerd. En ter-
stonrt sprak hij met hen, en
zeide tut ben: Zijt welge*
inoed. Ik ben\'t , vreest niet.
>I.Kn hij klom tot hen in \'t
schip, en de wind stilde; en
zij untzeiledeo zich boven-
inate zeer in zichzelve, en
• -\'.nareu verwonderd. Want zij
hadden niet gelet op het won-
der
der brooden, wai.t hun
hart was verhard.
>•(. In als zij overgevaren wa.
ren, kwamen zij in \'t land
(iennésareth, en havenden
• I.aldaar. En a!s zij uit het
schip gegaan waren, werdeu
zij terstond hem kennende.
ij. Kn het ,\'.\'Im\'i-]c omliggende
land doorioopeude, begon
ncn zij op beddekens dege-
nen die kwnlijk gesteld wa-
reu omtedrngen , ter plaatse
waar zij hoorden dat hij was.
•\'V Kil zoowaar hij kwam, in
vlekken of steden oi dorpen,
daar leiden zij de krauken
op de markten, en baden
hem dat zij maar den zoom
zijns kleed" aanraken mog-
ten , en zoovclen als er hem
aanraakten werdeu gezond.
HOOFDSTUK I.
1. En tot hem vergaderden
defarizecra en sommigen der
t schriftgeleerden , die van Je
-. ruzalein gekomen waren ; en
ziende dat sommigen van
zijne discipelen met onreine,
dat is met ongewassuhen
handen brood aten, berisp-
:* ten zij heit. Want de far[-
zeëra en al de Joden eten
niet tenzij dat xij eerst de
handen dikwijls wastenen,
houdende de inzetting der
l.ouden; en van de markt A«.
turnde eten zij niet tenzij dat
ze ei rut gewasschen zijn ; en
vele andere dingen zijn er
die zij aangenomen hebben
te houden, ......i.\'j!.(,Imih«
Behingen der drinkbekers en
kannen en koperen vaten en
3. bedden. Daarna vraagden
hem de fanzt Brt en de schrift-
geleerdeu: Waarom wande-
len uwe discipelen niet naar
de inzettiug lier ouden, maar
eten het brood met ongewae.
".schen banden \' Maar hij
antw oordde en zeide tot heu ;
Wel heeft Jesaja van u ge-
veinsden geprofeteerd, ge-
lijk geschreven is: l> i >
volk eert m ij m e t d e
11 p p e n , m a a r h u n hart
houdt licl) verre van
7. in ij ; doch t f v * r g e e f *
eeren zijniij.leereode
leeringen die geboden
8 ; ij «der 10 enschen; want
nalatende \'t gebod Gods,
houdt gij de inzetiingcn der
ïneuichen, namelijk was-
schiugen der kannen en
drinkbekers, en andere der-
gelijke dingen doel gij vele.
\'J. Imi hij zeide tot hen: (Jij
doet zeker Gods gebod wel
teniet, opdat gij uwe iu-
zetting zoudt onderhouden.
D, Want Mozes heeft gezegd:
Eer uwen vaderen uwe
moeder, en: Wie vader
of moeder vloekt, die
zal il •• n dood sterveu.
l.Mitar KÏflieden zegt; Zou
een mennen tot vad«f of Uioe*
der zegt; liet in korbau (dat
is te :-\'f.:;<n , een gave), zoo-
wat u -mi mij zoude kunnen
ten nutte komen, d\'tetoUloet,
«.en gij laat hein niet meer
toe iets aan lijnen vader of
\'.i. zijue moeder te doen, ma-
kende alzóó Gods woord
krachteloos door uwe inzet,
ting die gij ingezet hebt; en
dergelijke dingen doet gij
vde.
-ocr page 66-
MARC US R.
haar! Laat eerst de hlnde-
rsadigd worden; want
t. Kn lol zich de gauschare geroepen hebb
\'il ir bij tol ben: boort mij
i\'.allen en verstaat: er [i niet*
van buiteu tien uienacb in
hem ingaande, \'t »i Ik hein
Kf.n outreinigi 11 . in.i. r ue
dingen die --ui hein mu*iiu,
die zijn \'t welke den mensen
i>.ontreinigeu. Zoo iemand
ooren heelt om te hooren,
die boore.
7. Kn toen hij van de schare
iu huis gekomen wan, vraag-
den bem *ijne cUcipelen van
•vde gelijkenis, tn hij zeide
tot ben: Xiji ook (tij alitoo
onwetend ? Verstaat gij niet,
ui*; alwat vau buiten in den
in e ij m-ii ingaat hein nirt kan
s». ontreinigen? Want het gaai
met iu lijn hart, maar in
den buik, en («al in de hei-
uielijkheid uit , reinigende
tl.al de spijzen. En bij seide:
Heigt-cu i,.: ,irt uit den
"H\'i i\'ü, dftt octrciutKt den
\'. sneu.•!•;.. ïïühi vuu binnen
uit bet hart der nienschen
komen voort kwade n -ui.-
ien, overspelen, hoererijen,
-. doodslagen, dieverijen, «ie
• li i:i\'.i.•;., boosheden , be-
drug, otitiii?htign*id, een
boos oog, lastering, hoo-
». vnardij, onverstand : al ueie
booze dingen komen voort
vau binnen, en oatrelutgeii
den mensen.
l. Kn vandnarnp«taand* sin.
hij weg naar de Inndpaleu
vnuTyrusei!Sidon;echieen
huiê geman zijnde, Kille
hij niet dat het iemand wist,
eu hij kon n\'jytaita niet
j.verborgen zijn. Want een
vrouw welker dochterken
een onreineu geest had, van
hein gebomd hebbende,
kwam en viel neder aan zijne
li.voeten, Deze nu wus een
(Jrieksche vrouw, vau ge-
boorie uit Syro Kenicié; en
/.ij bad bem dat hij den dui-
vel uitwierp uit hare uoch-
(.ter. Maar JëtUf wide tot
het is niet betamelijk, dat
men het \'ui.....i der kinderen
neme eu den bondekens
28. rvorwerpe. Maar xtj ant-
woordde en jeide tot hein i
Ja Heer, doch ook de hou-
dekens eten onder de tafel
van de kruimkeus der k imii-
£9.ren. hu bij zeide tot haar:
Oiu dezes wuorda wil ga he-
nen; de duivel is uit uwe
\'M.dochter uitgevaren. Uu als
zij in haitr huis kwam, «ond
zij dat de duivel uitgevaren
was, en de dochter liggende
«p het bed.
tl. Kn bij wederom weggr-
gaau zijnde van de latidpa-
ien vaa Tyrus eu bidon,
kwam aan de zee van t.-.l;
léa, door het midden der
>.\'. landpalen van Det ipnlts. Ku
iij bratftentot bem een doo-
ve , tiie zwaariijk sprak , en
baden hein dftt hij de baud
;i3,ou Item leide. Kn hein vau
do schare alléén genomen
hebbende, atak hij zijne vin-
gereu in zijne ooren, eu ge-
spuwd bobbende raakte hij
\'S i./ijne ton ir aan; en opwaarts
ziende i. f \' r den hemel,
luchtte bij, eu zeide tol
hemt rtlatna.dat is, word
i\'i geopend. Kn terstond »er-
den zijne ooren geopend, en
de band synef tong werd
\'.\'i.los, eu hij si>ruk regi. Hu
hij gebood hun «\'at zij het
uitttuaud zegKeu zouden;
n.jinr wat hij hun ook i^e-
bood, 200 verkondigden zij
\'ij. het destemeer. Kn lij ont*el-
teden zich bovenmate zeer,
zeggende: Hij heelt alles
W#l gedaan , ej hij maakt dit
de dooven hooren en de stom-
men spreken.
HOOFDSTUK H.
1. In die dagen, als er een
zeer groots schare was, en
sij niet hadden wat zij eten
zouden , riep Jems zijne dis-
-ocr page 67-
H.                                           59
vergeten brood medetene-
nien, en badden niet dan
één brood met zich in het
•chip. En hij g* bood hun,
zeggende: Ziet toe, wacht u
v&u den zuurdeeaem drr l\'ari
. • - r- en van den suurdee.
van Helodes. En zij
ovrrleidcn onder elkander,
zeggende: \'t la omdat wij
geen hruodeu hebben. En
Jezus Uut bekennende, zeide
tol ben: Wat overlegt gij
dat gij geen broodeu hebt •
Bemerkt gij bok niet, en
verstaat gij uiei > hebt gij
nog uw verhard hart"; Dogen
hebbeude siet trij niet, en
ooren ht bbende hoort gij
let? i ii gedenkt gij niet,
toen ik de vijf broodeu brak
onder de vijfduizend man-
ii\'-\'i, hoeveel volle korven
met brokken gij op na» uil ï
Zij zeggen hein: Twaalf. En
toen ik de zeven btvt onder
de vierduizend mannen, hoe-
veel volle manden met brok
ken gij opnaamt ? in zij
/.t-iden: Zeven. En hij zeide
tot hen: Moe vejrsi.iat gij
niet ?
hu hij kwam te Beihpf-.iia;
en zij bmpteii tut hein een
bünde, en baden hem dut hij
hein aanraakte. En \'leband
des blinden genomen h-h
bende, leidde bij hem uit
buiten het vlek, en spuwde
iu zijne ougen, en leid*, de
banden op hem, en vraagde
hem oi\' hij letkseg. Eu hij
optiende seide: Ik iie ue
menseden, want ik ïieze aU
boomeu, waudelen. Daarna
leide hij de handen wederom
op zijne ougeu, i u deed hem
optlen ; en hij werd heriteld,
en zag se ailen , *ei en klaar.
Eu hij zond heui uaar zijn
huis, zeggende: Ga niet Eu
het vlek, en zeg het nïe
mand in bel vlek.
Eu Jezus ging uit en lijae
discipeleu naar de vlekken
van Creëren Eillppi; en op
ripelpii tot zich, enieide tot
".\'.hen: Ik word innerlijk met
ontferming bewogen over de
acbare, v. ,mt zij siïu iiu drie
i!.\'. \'"\'n bij mij gebleven t en
hebben uiei wat zij Kien ion*
>.den; en indien ik /e nucbte
reu naar hun bui* laat £aan . 16.
zoo zullen tij op clea neg
bezwijken; want sommigen
van hen komen van verre. 17
I. I\' II \'Ij i; c ilicr I 01 lc.1 •< II\'
woordden hem: Vanwaar zal
iemand deze met broodeu
hier iu de woestijn kunnen
•>. verzadigen ? En bij vraagde
hun: iioeveel brooden hebt
gij? Eu xij leiden: Zeven.
fi. En hij gebood i\'e hebare ne-
dertezitteu o]> de aarde. En 19.
h>j nam de zeven brooden,
eu gedankt hebbende brak
hij se, en gat\' ze lijnen dis-
eipelen, opdat zij se zouden
voorleggen, en zij isiden ze -Ju,
7. der leun vior. E n zij had-
de u weinige vischieus; en
als hij gezegend bad, zelde
hij dut zij ook die souden
v voorleggen. En tij htbbei:
gegeten en zijn verzadi*d ge-
..(ir.i m, en iU umuen bet
overschot der brokken op,
\'•.teven manden. Die nu ge-
geten hadden naren omtrent
vierduizend; eu hij het se
gaan.
II). \'.n terstond in het schip
gegaau zijude met sijue du
ripelen, ia bij gekomen ld
de deelen van Dnlinanutua.
II.En de fari zeers Kingen ui\'
en begonnen met hein la
twisten, begcereude van hem
reu teeken van den hemel.
l"-. hem verzoekende, E» bij
zwaar zuchtende in zijnen
geest, seide: Wat begeert
dit geelaaat ee,u teekeu ?
Voorwaar ik zeg u, zoo aan
dit geslacht een teeken ge-
U. geven tal worden! Eu hij
verliet hen, eu wederom iu \'t
•chip gegaan lijnde voer bij
weg u»ar de andere tijde.
IJ, Kn :(,\'" dif ifitten hadden
-ocr page 68-
«i                                          MA1K
rten weg vraagde hij lijne
discipelen, zeggende tot hen:
Wl# zeggen de mensclipn dut
JU.ik ben .\' Kn nj Antwoordden •
Jnhannes de bnnper; en an-
deren : Klïa; en anderen :
JV. Ken van de profeten. Imi Lij
cide tot hen: Maar itflie
lic., «ie zegl gij dat ik ben !
Kn Petrus antwoordende
/ruif lot hem: Gij 2\'jt de
<o. Christus. Kn hij gebood
hun M\')i<rpeiijk , dat zij \'t
niemand zouden zeggen van
hem.
il. Kn hij b< .\'im hun te lee-
ren, dat rfe Zoon des iuen-
«chen veel moest lijden, en
verworpen worden van de
ouderlingen en overprirste-
renen schriftgeleerden, en
gedood worden, en na drie
ij. dagen wederopetaAn; en dit
woord sprak hij vrijuit. Kn
Petrus hem tot zich geno-
iiiPti hebbende, bexon hem
33.t« bestraffen. Maar hij zich
omkperende en zijne di»cipe-
len aanziende, bestrafte l\'e-
trus, zegge ii\'ii*; Ga henen
achter mij, satan , want gij
verzint niet de dingen die
Gods zijn, ui aar die der men
schen zijn.
31, i u tot zich geroepen heb-
bende de schare met zijne
discipelen, zeide hij tot hen:
Zoowie achter mij wil ko-
meti, die verlouchene zich-
/.rlven, en neme zijn kruis
ii.op en volgfi mij. Want zoo-
wie zijn leven Aal willen be>
houd-n, die sal\'t zelve ver-
lleieat maar loowie zijn Ie
ven z«l verliezen om mijnent
wil en om des evangelies «•<>
die \'.ui \'t zelve behouden.
;(fi. Want wat zoude het den
mensen baten, zoo bij de ge
heele wereld won en aan iij-
:(7.ne ziel schade leed? üf nat
zal een menach geven tot
IS. lossing vao zijne ziel? Want
zoowie zich mijns en mijner
woorden ial geschaamd heb-
beo In dit overspelig en bod.
dig geslacht, diens zal zich
de Zoon nes mpii.-rh.pn óók
schamen, wanneer hij zal
komen in de heerlijkheid
zijns Vaders, met de heilige
engelen.
HOOFDSTUK W.
1.     Kn hij zeide tot hen i Voor-
waar ik zeg u, dat er sommi-
gen zijn van degenen die
hier staan, die den dood niet
zullen smaken, totdat zijzul-
len hebben gezien dat het
koningrijk Gods met kracht
gekomen is.
2,     Ko na zes dagen nam Je
zus met zich 1\'etrus en Jaco-
bus en Johaones, en bragt
ze op een hoogen berg be-
zijden alleen. Kn hij werd
voor hen van gedaante ver-
-i.nn.lpfd; en zijne kleedercn
werden blinkende, zeer wit
als sneeuw , hoedanige geen
voller op aarde i\'ió wit ina-
l. kfii kan. Kn van hen werd
gezieu KHa met Mozes, en
•). zij spraken inet Jezus. Kn
Petrua antwoordende zeide
tot Jezus: Uabbi, het is goed
dat wij bier zijn , en laat ons
drie tabernakelen maken,
voor u een, en voor Mozes
fi.een, en voor Klia een. Want
hij wist met wat hij zeide;
want zij waren zeer bevreesd.
7. Kn er kwam een wolk die
ze overschaduwde, en eene
stem kwam uit de wolk, zeg.
gende: Deze is mij» geliefde
S. Zoon : hoort hem. Kn ha»*.
t«lijk rondomziende, zageu
zij niemand meer dau Jezus
alleen bij zich.
9, En als zij van den berg af\'
kwamen, gebood hij hun dat
zij niemand verhalen zouden
\'t geen zij gezien hadden,
dan wanneer de Zoon des
menschen uit de dooden
10. zoude opgestaan zijn. Kn
zij behielden du woord bij
zicbzelve, vragende onder
elkander wat het v», uit
11.de dooden opstaan.\' En «Ij
-ocr page 69-
JS9.                                          til
met innerlijke ontferming
over ons bewogen en help
-1.ona. En Jezus zeide lot
hem: Zoo gij kunt ^elooveu ,
alle dingen zijn mogelijk
I. dengene die gelooft. E u
terstond de vader des kinds
roepende met tranen zeide:
Ik geloot\'lieer, kom mijne
\'i.ongeloovigheid te hulp. En
Jezus ziende dat de schare
gezamenlijk toeliep, bestral-
te den onreinen geest , xeg-
gende tot hem: OU stomme
en Uoovp geest, ik beveel u,
ga uit van hein en kom niet
O.iueer in hem. En hij roepen-
de , en hem zeer se beu rende,
ging uit; en hef kind werd
als dood, al zoo dat velen zei-
den dat het gestorven was.
7. En Jezus hein bij de hand
grijpende, rigtte hem op, ru
\'vli\'j stond op. En als hij in
huis gegaan nas, vraagden
hem zijne discipelen alleen ;
Waarom hebben wjf hem niet
\'J.kunnen uitwerpen? Kn hij
zeide tot hen: Dit geslacht
kan nergens door uitgaan
dan door bidden eo vasten.
10, En vandaar weggaande,
reisden zij door Galilea, en
hij wilJe niet dat het iemand
tl.wist; want hij leerde zijne
discipelen en zeide lot ben :
De Zoon des menschen zal
ovetffpleverd worden iu de
handen der menschen, eu
zij zullen hein doodeu, en
gedood zijnde zal hij ten
derden dage wederopstaau.
tJ.Maar zij verstonden dat
woord niet, en zij vree»den
hein te vragen.
33, En hij kwam te Kaper
naüm , en in het huis geko-
men zijnde, vraagde hijliuu 1
Waarvan liadt gij woorden
ouder elkander op den weg ?
\'M. Doch zij zwegen; want zij
waren ouder elkander iu
woorden geweest op den weg,
wie de meeste twuff tijn.
3\'i. Ku nedergezeteu zijnde rirp
hij de twaalf, en zeidtt lot
vraagden hem, zeggende:
Waiiroui /.f*irii de schrift-
geleerden dat Elia eerst ko-
.\'.ineu moei ? Ka hij antwoor-
deude zeide lot hen i Elia zal
wel eerst komen, en alles
wederoprigten; en \'t zal ge-
sclrietleti
gelijk geschreven 1"
van den Zoon des menseden,
dal hij veel lijden ml en ver-
3. acht worden. Maar ik zeg
u dat ook Klia gekomen Is,
en tij hebben hem gedaan
alwal ïij gewild hebben, ge-
lijk van hem geschreven ia.
4.     Ku als hij bij de discipe-
len gekomen was, zag hij
pen groote schare rondom
hen, en eenij/e Bchril\'tgeleer
\'•.den mei hen twistende. In
leritond de geheele schare
hem ziende werd verbaasd,
en toeloopende groetten zij
ti.uem. Kh hij vraagde de
schriftgeleerden: Wat twist
7.gij met deze? En een uit de
schare antwoordende zeide:
Meester, ik heb mijnenzoon
tot u geliragt , die een stom.
S.men geest heelt; en waar
hij hem ook aaugrijpt, zoo
scheurt hij hem, en hij
schuimt en knerst met zijne
tanden en verdort; en ik heb
uwen discipelen gezegd dat
zij hem zouden uitwerpen,
il.en zij konden niet. En bij
antwoordde hein en zeide 1
O ongeloovig geslacht, hoe-
lang zal ik nog bij ulieden
zijn, hoelang zul ik u por
verdragen? Brengt hem tol
EO.m|j. En zij bragteu deuzel
ven tot hem; eu als hij hem
zag, scheurde hem terstond
de yeest; en hij vullend* op
de narde, wentelde zich al
21.schuimende. En hij vraagde
zijnen vader: Hoclangen tijd
is \'t dat hein dit overkomen
Is? En hij zeide: Van iijne
tl kiudacbbeld at\'; en menig,
mual beeft hij hem ook in
\'t vuur en iu\'t water gewor-
pt-n , om hein te verderven;
maar zoo gij iels kunt, wees
-ocr page 70-
62                                          MARCUS 10.
hen: Indien iemand wil de
eerste zijn , die zul de laatste
van uilen lijn, en aller dfe-
\'tf.naar. Kn nemeude een kin-
deken , stelde Iiij dal midden
onder ken, en omving het
met zijne armen, en seiile
::7 tot heu: Zoowie één van
zoodanige kinderkens zal
ontvangen iu mijnen naam,
die on\'vangt mtfj en znowie
mij zhI ontvangen, die kut-
vfingtmtfniet .maar dien die
mij rr-\'.ni.li n heeft.
:iS, Kn Johannes antwoordde
hem , Erggende: Meester,wij
liebürn eenen gezien die de
duiveleu uitwierp in uwen
naam, welke ons niet volgt;
en wij hebben \'t hem verbo-
den ,omdat hij ons niet volgt,
tt. Doch Jezus zeide: Verbiedt
bem niet; want er is nie>
mand die eeue krarht doen
zal iu mijnen naam, en haas-
i<>1 ijk van mij zal kunnen
in. kwalijk spreken. Want wie
tégen ons niet is, die is vóór
il.on*. Want zoowie ulieden
een beker water te drinken
zal geven in mijnen naam,
omdnt gij discipelen van
Christus ztjt, voorwaar zeg
ik u , hij zul zijn loon geens-
J.\'.siua verliezen. En zoowie
één vnn deze kleinen die iu
mij gelooven ergert, het
ware hem beter dat een mo-
lensteeuom zijnen hals ge-
daan ware, en dnt hij inde
O,zee geworpen ware. Én iu
ilifii uwe band u ergert,
houw ze af: het is u beter
verminkt tot het leven lnte-
gaan, dan de twee handen
hebbende henentegaan In dt»
hel, in het onuitblusschelijk
it.vuur, waar hun worm niet
sterft en het vuurniet nitge-
r».Muickt wordt. En indien
uw voet ii ergert, houw hem
uf: het is u beter kreupel tot
het leven iutegaan, dan de
twee voeten hebbende gewor. [
Ceii te worden In de hel, in J
et onuitblusschelijk vuur,!
46. waar hun worin niet aterft
en het vuur niet ultgebluseht
47. wordt. Kn indien uw oog u
ergert, werp bet uit: het ir
u beter maar één oog beb-
beude in het koningrijk Gods
integaan, dan twee oogen
hebbende in bet belsrhe
vuur geworpen te worden,
H. waar hun worm niet sterft
en her vuur niet uitgebluscht
•19. wordt. Want een ieder zal
niet vuur gezouten worden,
en tedere offerande zal met
\'tO.zout gezouten worden. Het
zout in goed; maar indien
het zout onzout wurdt, waar-
mede zult gij dat smakelijk
maken? Hebt zout in uzel-
vc, (Mi houdt vrede ouder
elkander.
HOOFDSTUK IO.
1.     En vandaaropgestaan zijn-
de, ging hij uuur de landpa-
len van Judéa, doordeover-
zijde van den Jordaan; en
de scharen kwamen wederom
tezamen bij hem, en gelijk
hij gewoon was, leerde hij
2. ze wederom. Eu de ftwtntn
tot hem komende, vraagden
hein , of het een man geoor*
loofd is zijne vrouw te verla-
3.ten, hem verzoekeude. Haar
bij antwoordende zeide tot
hen : Wat heeft u Mozes ge
4.boden? En zij zeiden: Mo-
zes heeft toegelaten , een
scheldbrief te schrijven en
b.kaar te verlaten. Kn Jezus
antwoordendezeide tot ben :
Vanwege de hardlgbeid uwer
harten heeft hij ulieden dat
6, gebod gesebreveu ; maar vau
het begiu der schepping
heeft God ze man en vrouw
7- gemnukt. Daarom zal
een raenach zijn vader
en moeder verlaten,
en za 1 zij n e v ro 11 w aa u-
H. hun gen, en die twee
zullen tot éénvleesch
z ij n: alzoo dat zij niet meer
twee zijn, maareen vleeacu.
\'.\'.\'t Geen dan God tezamen*
-ocr page 71-
US 10.                                         £t
breekt n: ga henen, ver-
koou alles wat gij hebt en
geer het den armen, en gij
zult een schat hebben in den
hemel; en kom herwaarts,
neem het kruis op en volg
22.mij. Maar bij treurig gewor.
deu zijnde over dat woord,
ging bedroefd weg; want hij
had vele goederen.
33. Kn Jezus rondomziemle,
zeide tot zijne discipelen:
Hoe bezwaarlijk zullen de-
geneu die goed hebben in
net koningrijk Goda inko-
24.men. Kn de discipelen wer
den verbaasd over deze zijne
woorden. Maar Jezus we.
derom antwoordende zeide
tot hen: Kinderen, boe
zwaar is\'t. dat degenen die
op het goed hun betrouwm
zetten in \'t koningrijk Gods
3S, ingaan j het is ligier dat een
keinel ga door liet oog van
een naald , dan dat een rijke
in het koningrijk Gods ing;».
Sfi. Kn zij werden nng meer ver-
slagen , zeggende tot elkan-
der: Wie kan dan zalig wor.
27.Jen? Doch Jezus hen aan-
ziende, reide: Hij de men..
Bcben is \'t onmogelijk , maar
niet bij God; want allediu.
gen zijn mogelijk bij God.
38, En Petrus begon tot hem
te zeggen : Zie, w^f hebben
alles verlaten en zijn u ge-
2!i.volgd. Kn Jezus antwoor
dende zeide: Voorwaar zeg
ik ulieden, er is niemand die
verlaten heeft huis, ofbroe.
der» of zusters, of vader of
moeder, of vrouw of kinde-
ren, of akkers, om mijnent-
30.wil en des evangelies wit, of
hij ontvangt honderdvoud,
nu in dezen tijd hullen, en
broeders en lusten, en moe.
ders en kinderen, en akkers,
met de vervolgingen, en in
de toekomende eeuw het
31,eeuwige leven. Maar vele
eeraten zullrn de laatsteu
zijn, en reten die de laatsteu
tijn d> eersten.
gevo<vI heeft, scheid? de
ti\'. iiifrim\'li niet. Kil in liet buil
\'. raagden hem zijne tliiripe-
len wederom van hetzelve
11, Rn trij zetde tot li- 11 : Zoo-
wie rijn vrouw verlaat en
een anders trouwt, die doet
l \'.uw\'i>[>i>l tegen haar. En in-
dien eeu vrouw huren man
tal verlaten en niet een au
dertrottweil! die doet over
spel.
13, Kn zij bragtec kinderken!
tot htm, opdat hij ie aanrn
ken zoude; en de discipelen
bestraften degenen die ze tot
II, hem brngten. Maar Jezuit
ilut ziende, nam het zeer
kwalijk, en zeide tot hen
Laat de kinderkens tot mi
komen, en verhindert ze niet.
want derzulken ir. het ko>
15, uiogri.ik Gode. Voorwaar
reg ik n, zoowie het koning\'
rijk Gods wie\' ontvangt xe-
lijk een hindeken, die ïr! in
hetzelve geenttrinq ingaan
lfi. Rn hij omving ze met zijne
Hrnipn, cw de banden op hen
celegd hebbende, zegende
bij dezelve.
\'7. Kn als hij uitgimr op den
«fj, liep een tot hem, en
voor hein op de kniePn vat.
leude, vraagde hem: Goede
meester, wat zal ik doen,
opilat ik het eeuwige leven
is.beerve? Kn Jezus zeide lot
hem: Wat noemt gij mij
goed? Niemand ie KOM dan
10. iV-n, namelijk God. Gij weet
de geboden : g ij z u 11 Keen
overspel doen; gij zult
uiet dooden; g ij zult
niet 11 e 10 u j jr ij zutt
ïPen valiche getuige*;
i: i i :; e v e 11 ; g I j /. II I • n i e-
>n a 11 d tekort doen; eer
uwen vader en uwe
ai,moeder. Doch hij ant-
woordende telde tot hem:
Heriter, al deze dingen hel»
\'k onderhouden van mijne
•\'jonkheid ar. Kn Jer.ua hem
nauziende hfminde hein, en
*eide tot hem : ÉY-u ding out -
-ocr page 72-
(.4                                          MAltCUS 11
SS. fco tij wareu op den weg,
opgaande naar Jeruzalem,
eu Jt-iuH *niif vóór ben; en
/.Ij waren verbaasd, en hem
volgende waren zij bevreesd.
Lu de twaalf wederom tot
zich nemende, begon bij
hun te zeggen de dingen die
:U. hem overkomen zouden, ieff-
ui\'uflr:
Zie, v. ij gaan o|> naar
Jeruzalem, en de Zoon de»
nieiiacben /.al den nverpites-
teren en den scimftgelcer-
den overgeleverd worden,
en lij zullen hem ter dood
veroordeelen, en lieni den
it. beidenen overlevereu ; en zij
zullen hem bespotten, en
hem geeBelen, en hem be*
apuweu , en hem dooden ; en
ten derden dage zal bij we-
deropataan.
:(j. Kn tot hem kwamen Jaco-
buaen Jobaines, de zonen
van Zebetteni. zeggende:
Meester, wij wilden wel dat
gij ons decdt lOOWftt wij be-
:»i. geereu zullen. En hij zeide
tot ben : Wat wilt gij dat ik
:t;.u doe? Kn zij zeiden tot
bem: Geel\' ons dat wij mo-
gen zitten de één aan uwe
rejcteuhawf en\'de ander aan
uwe linkerAdai/ in uwe heer-
.is.lijkheid. Maar Jezus zeide
tot hen: Gij weet niet wat
gij legeert; kunt gij den
drinkbeker drinken dien ik
drink, en met den doop ge-
donpt worden waar ik mede
:(**. gedoopt word ? Kn zij zeiden
tot hem: Wij kunnen. Doch
Jezus zeide tot hen: Oen
drinkbeker dien ik drink
/.\'lit gij wel drinken, en ipet
den doop geloopt worden
waar ik mede gedoopt word;
10. maar bet zitten tot mijne
regter- en tot mijne Linker*
/run\'/ staat bij my niet te ge-
ven, maar Ar/ zal ueyrrew
munten wien bet bereid ia.
11.      tin als de antb.re tien dit
boorden, begonnen zij bet
van Jacobua en Jobaunes
f.\'.zeer kwalijk te nemen. Maar
Jezus beu tot zich geroepen
hebbende, zeide tot hen : Gij
weet dat degenen die geacht
worden overaten te zijn der
volkeren, heerschappij voe-
ren over hen ,en hunne groo-
ten gebruiken magt over
1^. hen. Doch ulzóó zal \'t on-
der u niet zijn ; maar zoowie
onder u groot zat willen
worden, die zal uw dienaar
•14.zijn; en zoo wie van u de
eerste zal willen worden,
die zal aller dienstknecht
i). zijn. Want uok de Koon des
meuschen Is niet gekomen
om gediend te worden , maar
om te dieuei\'. en zijne ziel
te geven tot een rantsoen
voor velen.
46. En zij kwamen ;e Jericbo.
En als hij eu zijne discipe-
lf n en een groote rehare van
Jericbo uitging, zat de zoon
van TnueiU, Hartimeiis de
blinde, aan den weg, bede-
t".lende. Eu hooreude dat bet
Jezus de Nazarener was, be-
gon hij te roepen en te zeg-
gen: J ezus, gij Zoon DavidN ,
48.ontferm 0 mijner. En velen
bestraften bem, opdat bij
zwijgen zoude; maar hij riep
zooveeltetueer: Gij Zoon Dn-
I9.vids, ontferm u mijner. Eu
Jezus a/i/stannde zeide dat
men hem roepen zoude ; eu
zij riepen den blinde, zeg-
gende tot hein: Heb goeden
moed, sta op, hij roept u.
60,En hij zijnen mantel nfge-
worpen hebbende, stond op
51,«n kwam tot Jezua. En Je-
zus antwoordende zeide tot
hem: Wat wilt gij dat ik u
doen zal? Eu de blinde zeide
tot hem: Kabboni, dat ik
:>2.ziende mag worden. Kn Je-
zus zeide tot hem : Ga henen ,
uw geloof heelt u behoudeu.
En terstond werd hij ziende,
en volgde Jezus op den weg.
HOOFDSTUK II.
I. Kn toen zij Jeruzalem ge-
niiakten, te Helblagi\' eu
-ocr page 73-
Bethanir aan den Olijfberg,
zond hij (wee van zijne dis-
.\'. nipeleu uit, en zcide tot hen :
Gaat henen in het vlek dat
leiden u over is, es terstond
als gij in \'t zelve komt, zult
gij vinden een veulen gebon-
den, op het welk geen mensen
gezeten heeft : ontbindt het
,\'i.en brenjtt het. bi indien
iemand tot u zegt: Waaram
doet gij dat ? zoo zegt dat
de Heer hetzelve van noode
heeft, en hij zal \'t terstond
herwaarts genden.
l. Én zij giugen benen, en
vonden het veulen gebonden
bij de deur buiten aan de
wegscheiding, en zij ont-
.1. bonden hetzelve. Kn som-
migeii van degenen die al-
daar stonden zeiden tot hen i
Wat doet gij, dat gij het
\'\'.veulen ontbindt7 Doen zij
zeiden tot hen gelijk Jezus
bevolen had; en zij lieten ze
7.gaan. Kn zij bragten het
veulen tot Jezus, en wierpen
hunne klecderen daarop; en
8.hij zat op hetzelve. Kn ve-
len spreidden hunne kleede
ren op den weg, en anderen
hieuwen takken van de boo-
men en spreidden ze op den
il.weg. Kn die voorgingen en
die volgden riepen, zeggen-
de: Hosanna, gezegend is
hij die komt in den naam des
10.  Meeren ! Gezegend tij het
koningrijk van onzen vader
David, \'t welk komt in den
naam des Heeren ! Hosanna
11. in de hoogste tiemelen.\' Kn
Jezus kwam binnen Jeruza-
lem, en in den tempel; en
als hij alles rondom bezien
had, en het nu avondstond
was, jring hij uit naar Be-
Ihanir met de twaalf.
12.     Kn des anderen daags,
als zij uit llethanië gingen,
13. hongerde hem. En ziende
van verre een viigeboom die
bladeren had, ging hij out tr
«e* ot\' hij ook iets op den-
zelve zoude vinden; en daar.
bij gekomen zijnde, vond hij
nietBdan bladeren; want hel
was de lijd der vijgen niet.
1. Kn Jezus antwoordende zei-
il" tot denzelve: Niemand
ete eenige vrucht meer van u
in eeuwigheid. Kn zijne dis-
eipelen hoorden \'t.
5. Kn zij kwamen te Jeruza.
lem; en Jezus in den tem-
pel gegaan zijnde, begon
degenen die in den tempel
verkochten en kochten uit-
tedrfjven, en de tafels der
wisselaars en de zitsroelen
dergenen die de duiven ver-
6.kochten keerde hij om. en
liet niet toe dat iemand eenig
vat door den tempel droeg;
7.en hij leerde, zeggende tor
hen: Is er niet geschreven .
Mijn huis zal een huis
des gebede genaamd
worden allen volken\'
Maar gif hebt dat /«/ een
kuit der muordenaren ge-
*,maakt. Kn de nchriftgeleer-
den en de overpriesters hoor:
den dat, en zochten hoe/.ij
hem doodeu zouden; want
zij vreesden hem, omdat de
gansche schare ontzet was
U.over zijne leer. Kn als het
nu laat geworden was, ging
hij uit buiten de stad.
0.     Kn des morgens vroeg
voorbijgaande, zagen zij dai
de vijgeboom verdord wa*
l.van de wortels al\'. En Petrus
zulks iudachtig geworden
zijnde, zeide tut hem: l(ah-
i\'i, zie, de vijgeboom dien
gij vervloekt hebt is verdord.
;.\'. Kn Jezus antwoordende zei-
<N- tot hen: Hebt geloof op
f. God. Want voorwaar zeg ik
u, dat zoowie tot deien berg
zal zeggen: Word opgeheven
eu in de zee geworpen, en
niet zal twijfelen in zijn
hart, maar zal gelooven dat
\'t geen bij zegt geschieden
zal, het zal hem geworden
1. zoowat hij zegt. Daarom
zeg ik u, alle dingen die gij
biddende begeert, gelooft
-ocr page 74-
dat gij ze ontvangen zult
CI1 zij /.uil.\'ii tl i;*-iv<ii*iif 11
!ü. En wanneer gij Maat om re
bidden, \\ergpeft iudien gij
tets hebt tegen iemand; op-
dat ook uw Vadei die in dl
hemelen is ulieden uwe mis
Ifi, daden vergeve. Maar indien
KÏ) niet vergeeft, zoo -.ni uw-
Vader die in de hentelen is
nok uwe misdaden niet ver
Keven.
7. Eu zij kwamen wederom
te Jeruzalem. En aIb hij in
den tempel wandelde, kwa-
men tot hem deoverpriesterr
en de schriftgeleerden en de
>*. ouderlingen , eii zeiden (ut
hem: Door wat inajet doet
gij deze dingen, en wie heelt
u deze magt Reeeven, dat
gij deze dingen doen zoudt
\\t. Maar Jezua amwoordende
zeide tot hen: Ik zal u ook
i>én woord vragen; antwoordt
mij ook , en zoo zal ik u zcg-
„1 n door wat ma ;i ik deze
".dingen doe: de doop van Jo-
hannes , was die uit den hc-
mei ol\' uit de nieuxchcu ?
1. Antwoordt mij. Uu zij over-
leiden onder elkander, zeg-
irende: Indien wij zeggen:
Uit den hemel, zoo zal hij
/.eggen: Waarom hebt gij
i. hem dan niet geloofd? Maar
iudien wij zeggen: Uil de
ruenschen, zoo vreezen wij
het volk; waut zij hielden
allen van Johannes, dat hij
waarlijk een profeet was.
>. Ün antwoordende zeiden zij
tot Jezus: Wij weten \'t niet.
En Jezus antwoordende zei-
de tot hen: Zoo zeg Ik u
ook niet door wat magt ik
tteze dingen doe.
HOOFDSTUK \\%.
I. K11 hij begon door ^.\'lijkr
nissen tot hen re zeggen:
Een mensch planlts een
wijngaard , en zetie een tuin
daarom, eu groef seu \\vijn-
persbak, en bouwde een to-
ren, en verhuurde dien aan
de landlieden , en reisde nul -
•-\\ lennlands. Eu als het de lijd
was, zond hij eeu dienst,
kuechr tot de landlieden,
opdat hij van de landlieden
ontving van de vrucht den
C(.wijngaard*; maarzij namen
en sloegcu hem, en zonden
4.kern ledig henen. En hij
zoud wederom een anderen
dienstknecht lot hen, «n
dien steenigden zij. en
woudden hein liet hoofd, en
zonden hein henen, schaii-
5 delijk behandeld zijnde. En
wederom zond hij een ande-
reu , en dien doodden zij - en
vele anderen, waatra* zij
sommigen sloegen eu som.
6. ruigen doodden. Als hij dan
nog oenen zoon had, die
hein liel\' was, zoo hei-ft hij
ook dien ten laatste tot hen
gezonden, zejjKtnde: Zij zul•
len iinmcre mijnen zoon
7-omzien. .M.i.w die landlie.
den zeiden onder elkander:
Deze is de erfgenaam : komt,
laat ons hem dooden , en de
S. erfenis zal ons zijn. En zij
namen en doodden hem , rn
wierpen hem uit buiten den
9. wijngaard. Wat zal dan de
heer des wijngaard* doen ?
11 ij zal komen en de landlie-
den verderven, en den wijn-
gaard aan anderen geven.
10. Hebt gij ook deze Schrift
niet gelezen: De steen
dien de bouwlieden
verworpen hebben,de
ze is ge worden tot een
U.hoofd des hockB; van
den Heer is dit ge-
schicd, en het in w o u -
derlijk in onze o o g e n ï
12. En zij zochten hem te van-
gen , maar zij vreesden de
fcchare; want zij verstonden
dat hij die gelijken!* op hen
sprak; en zij verlieten hem
e» gingen weg.
En zij zonden tot hem
eenigen der farizeërs en der
hemdianen, opdat zij Item
in zijne rede vangen zouden.
-ocr page 75-
MARC VS 12
«7
: i. Mc/,.\' nu kwamen en zeulen
tot hem: Meester, wij welen
dat gij waarachtig xijl, en
naar niemand vraagt; want
a ij ziet den persoon der inert\'
schen niet aan, maar Rij
leert den weg Gods in waar.
heid : is bet geoorloofd den
keizer schatting te «even o;
niet ? Zullen wij geven ot
la. niet geven 7 En hij wetende
hunne geveinsdhetd, zeide
lot hen; Wat verzoekt gij
mij ? Brengt mij een pen-
it\'.niiig, dat ik hem zie. En zij
brasten er ren. En hij zeide
lot hen: Wiens ik dit beeld
en bet opschrift ? En zij zei-
17. den tot hem : Des keuen*. En
Jezus antwoordende zeide tot
hen: Geeft dan den keizer
u-at des keiiers is, en Gode
nat Gods is. En zij verwon
derden zich over hem.
1*. Kii de saddueeër* kwamen
tol hem, welke zeggen da)
er geen opstanding ia, en
vraagden hem, zeggende :
11), Meester, Mozes beeft, ons
geschreven, i ndie n ie.
man dn broeder sterft,
en een vrouw achter-
laat, en geen kinderen
nalaat, dat zijn broe<
<ler desxelfs vrouw ue
mentalenzijnen broc.
der kroost verwekken.
HO. Er waren nu zeven broeders;
en de eerste nam een vrouw,
en stervende liet geen kroost
-\'1. na. De tweede nam haar óók,
en is gestorven , en ook deze
liet geen kroost na, en de
--.derde desgelijks; en al de
zeven namen dezelve, en lie-
ten geen kroost na. De laat.
ste van allen is ook de vrouw
ï<i.gestorven. In de opstanding
dan, wanneer zij zullen op-
gestaan zijn, wiens vrouw
zal zij zijn van deze ? want
die zeven hebben baar tot
-l.cen vrouw gehad. En Jezus
antwoordende zeide tot hen:
Dwaalt gij niet, daarom dat
«ij de Schriften niet weet
2ft.noch de krachl Gods? Want
als zij uit de dooden zullen
opgestaan zijn , zoo trouwen
zij niet, noch worden ten
huwelijk gegeven; maar zij
zijn gelijk engelen die in de
2fi. hemelen ryW. Doch aan-
gaande de dooden, dat zij
opgewekt zullen worden,
hebt gij niet gelezen in het
boek van Mozes, hoe God
in net doornbosch tot hem
gesproken heeft, zeggende:
Ik ben de God Ah ra-
ham s en de God Isa-
aks en deGodJaktihs?
2J. God is niet. een tSod iler doo-
den maar een üod der leven-
den. Gij dwaalt dan zeer.
... En een der scbriftgeleor-
den, hoorende dat zij teta-
men in woorden waren, en
wetende dat hij hun wel ge-
nntwoord had, kwam (oi
hein en vraagde hem: Welk
is het eerste gebod van al Ier
29.En Jezus antwoordde hem:
Het eerste van al de gebo-
den is: Hoor I srael, de
lieer onze God is een
W.êénig lieer; en gij zult
den Heer uwen God
liefhebben uit geheel
uw hart en uit geheel
uwe ziel en uit geheel
uw verstand en uit ge-
heel uwe kracht. Dit is
ai.het eerste gebod. En het
tweede hieraan gelijk, il dit i
Gij zult uwen naaste
liefhebben als uzel-
ven. Er is geen ander ge-
\'62. bod grooter dan deze. En
de schriftgeleerde mid« tot
hem: Meester, gij hebt wel
in waarheid gezegd, dat er
een éénig God is, en er is
83. geen ander dan hij; en hem
lieftehebben uit geheel het
hart en uit geheel bet ver.
stand en uit geheel de ziel
en uit geheel de krachl, en
den naaste lieftehebben nis
ztchtelven, is meer dan al
de brandoneren en de slagt-
4, offeren. En Jezus ziende dat
-ocr page 76-
MAIICUS 13,
fW
hij verstandig gtaut woord
had , zeide lol hem : Oij zijt
niet vit van hel koningrijk
(iods. En niemand durfde
hem meer vragen.
8S. Kil .le/u" antwoordde en
zeide. leerende in den tem-
pel: Hoe zeggen de «chrift-
geleerden , dat de Christus
\'ifi.een zoon Davids ia? Want
David zelf heeft door tien
Heiligen Geest gezegd: De
Meer heeft gezegd tot
mijnen Heer: Zit aan
in ij ne regterAa/t rf, tot-
dat i k u w e v ij and en zal
gezet hebben tot een
voetbank uwer voeten.
H7. l\'avid dan zelf noemt hem
tijnen Heer, en hoc is hij zijn
zoon? K» de menigte der
schare hoorde hem gaarne.
38. En hij zeide tot hen in
zijne leer: Wacht u voorde
schriftgeleerden, die gaarne
willen wandelen in lange
kleederen, en gegroet zijn
:i\'.i. op de markten , en de voor
gestoelten hebben in desyna-
gogen, en de vooraanzittin-
40, gen bij de maaltijden . welke
de hulzen der weduwen op-
eten, en dat onder den schijn
tan lang te bidden: deze
zullen zwaarder oordeel ont-
tangen.
11. En Jezus gezeten zijnde
tegenover de schatkist, <.««
hoe de rchare geld wierp in
de schatkist; en vele rijken
IJ. wierpen veel dttarin. In er
kwam een arme weduw , di*>
wierp twee kleine iientt\'tnyen
daarin,
\'t welk is een oort.
IS, K n Jeifi zijne discipelen tot
zich geroepen hebbende,
zeide tor hen: Voorwaar ik
zeg u , dat deze arme weduw
meer ingeworpen heeft dan
allen die in de schatkist ge-
41. worpen hebben . want zij al-
len hebben van buntien over-
vloed daarin geworpen, maar
déze beeft van baar gebrek
alwat zij had rfdflri* gewor-
pen, haren ganachen teeftogt.
HOOFDSTUK 1».
I. En als hij uit den tempel
ging, zeide een van zijne
discipelen tot hem: Mees-
ter, zie, hoedanige steenen
3, en hoednnigc gebouwen ! Kn
Jezus antwoordende zeide
tothem : Ziet gij deze groote
gebouwen ? Er zal niet ren
steen op den anderen steen
gelaten worden, die niet af-
gebroken zal worden.
3. En als hij gezeten was op
den Olijfberg, tegen den
tempel over, vraagden hem
Petrus en Jacobus en Joban>
1.nes en Andréas alleen: Zeg
ons, wanneer zullen deze
dingen zijn ? En welk is bet
teeken, wanneer deze din-
gen alle voleindigd zulten
.\'). worden ? Kn Jezus hun ant-
woordende, begon te zeg-
gen : Ziet toe dat u niemand
6.verleide; want velen zullen
komen onder mijnen naam ,
zeggende: Ik ben de Vhri*-
Ws,
en zullen velen verlei*
/.den. En wanneer gij zult
hooren van oorlogen en ge-
ruchten van oorlogen, zoo
wordt niet verschrikt; want
dit moet geschieden, maar
".nog is hei einde niet. Want
het ééne volk zal tegen het
andere soW opstaan, en het
ééne koningrijk tegen bel
andere koningrijk ; en er zul.
len aardbevingen zijn in ver-
scheiden plaatsen, en er zul
len hongersnooden wezen en
beroerten. Deze dingen zijn
man*\' een begin der smarten.
\'J. klaar ziet gij voor uzelve
toe, want zij zullen u over-
leveren in de raad*vergade-
ringen en in de synagogen ;
gij zult geslagen worden, en
voor stadhouders en konin-
gen zult gij gesteld worden
om mijnentwil, hun tot een
10, getuigenis. En bet evange*
lie moet eerst gepredikt
worden onder al de volken.
ll.Uocb wanneer zij u leiden
-ocr page 77-
US 13,                                          Ii9
deren doen , om Ie verleiden,
indien het mogelijk ware,
23,ook de uitverkorenen. Maar
gijlieden, ziet toe: zie, ik
neb u alles voorzegd.
24, Maar in die dagen, na die
verdrukking, zal de zon ver-
duisterd worden, en de maiin
zal haar schijnsel niet ge-
25.ven, en de sterren des he-
meU zullen daaruit vallen,
en de krachten die in de hc-
melen gij» zullen bewogen
26. worden. Kn alsdan zullen
zij den Zoon des menscheii
zien, komende in de wolken
met groote kracht, en hecr-
27-lükheid. En alsdau zal hij
zijne engelen uitzenden, en
zal zijne uitverkorenen bij.
óénvergaderen uit de vier
winden, van het uiterste der
aarde tot het uiterste des
hemels.
28. K11 leert van den vijgebooin
deze gelijkenis: wanneer nu
zijn tak teer wordt en de
bladeren uitspruiten, zoo
weet gij dat de zomer nabij
29.is: alzüó ook gij, wanneer
gij deze dingen zult zien ge-
euhieden, zoo weet dat nvt
HO. nabij voor de deur is. Voor*
waar ik zeg u, dat dit ge-
slacht niet zal voorbijgaan
totdat al deze dingen zullen
31. geschied zijn. De hemel en
de aarde zullen voorbijgnan ,
maar mijne woorden zullen
32. geenszins voorbijgaan. Maar
van dien dag en die ure weet
niemand, noch de engelen
die in den hemel zijn, noch
33.de Zoon, dan de Vader. Ziei
toe, waakt en bidt, want gij
weet niet wanneer de tijd
31.ÏS. Gelijk een menscb bui-
tenslnnds reizende zijn huis
verliet, en zijnen dienst -
knechten ntagt gaf, en elk
zijn werk, en den deurwach-
ter gebood dat hij zoude wa-
35.ken: zoo waakt dan, (waut
gij weet niet. wanneer de
heer des huizen komen zal,
des avonds laat, of te raid.
MAHC
xullen om u overteleveren,
zoo zijl tevoren niel bezorgd
wat gij spreken zult, en bc-
denkt net niet; maar zoowat
u in die ure gegcvenzn! wor-
den, spreekt Jat; want Kif
zljt het niet die «preekt,
l.\'.niHHr de Heilige Geënt. En
de i-éne broeder zal den unde-
ren
broeder overleveren tot
den dood, en de vader het
kind; en de kinderen zullen
opstaan tegen de ouders, en
IS.zullen ze douden. r.n gij
zult gehaat worden van allen
om tuijns naams wil; manr
wie volharden zal tot den
einde, die zal zalig worden.
11. Wanneer gij dan zult zien
den gruwel der verwoesting,
waarvan door den profeet
Daniël gesproken is, staande
waar bet niet behoort, (wie
het leest, diemerke daarop),
alsdan wie in Judca zijn,
dat ze vlieden op de bergen;
16.en wie o» hei ditk is, kome
niet af In het huis, en ga
niet in om iets uit zijn huis
lii, wegteneinen; po wie op den
akker ia, keere niet weder
terug om zijn kleed te ne-
17. men. Maar wee den bevruch-
ten en den zomenden vrouwen
is. in die dagen. Doch bidt dai
uwe vlugt niet gcuchiede des
19.winters; want die dagen zul-
len zulke verdrukking zijn,
welker gelijke niet geweest
is van bet begin der schepse*
len die Ood geschapen heelt,
tot nu toe, en ook niet zijn
\'20.zal. Kn indien de lieer de
dagen niet verkort had , geen
vleesch zoude behouden wor-
den; maar 0111 der uitverko-
renen wil die hij hemtuitver-
koren, heeft hij de dagen
verkort.
\'21. Ën alsdan zoo iemand tot
ulieden zal zeggen: Zie hier
is de Christus, of zie hij is
33.daar, gelooft het niet. Want
er zullen valsche Christussen
en valsche profeten opstaan,
en zullen teekenen en won-
-ocr page 78-
MARCUS 11,
dernacht, ol\' met het
1\' n Judas Iskarïot, ren
gekraai, of in dn» morgeu*
36, stond), opdat hij nietonvoor-
ziens kniup en u sltipende
i7.vindc. Kn \'I neen ik u zeg,
dat zeg ik allen : naakt.
HOOFDSTUK 14.
1. Kn het pa*cha en bet feest
der ongezuurde brooden was
na twee dn^\'n ; en de over-
priesters en de Bchrit\'tKeJeer-
den zochten, hoe zij hem
mei listixheid vaneen en
Z.doodeu zouden. Maarzij iei-
den : Niet o» het leest, op-
dat er niet misschien oproer
onder het volk worde.
\'A. En al» hij te liethaniëwas
in het huis van aimou den
melaatscbe, daar hij aau ta
fel
zat, kwam een vrouw heb
tiende een alhasten Itesch
met zalf van onvervalschten
nardu» van prooien prijs
de albasten tlesch gebroken
hebbende, gout die op zijn
i. hoofd. Kncr waren soiumi-
«en die dat zeer kwalijk na-
men hij zichselve, en zei-
den: Waartoe is dit verlies
i.der zall\' geschied ? Want de-
zelve had kunnen boven de
driehonderd penningen ver-
kocht, en die den armen ge-
geven worden; en zij ver-
ii. grimden teven haar. Maar
Jezus zeide; Laat af van
haar; wat doet gij baar
moeite aan? /ij inrit een
goed werk aau mij gedaan.
;. Want de armen hebl gij »\'•
tijd met ;i. en wanneer mj
wilt kunt gij hun weldoen;
maar mtf hebt gij Biel altijd,
s. Kij heeft gedaan \'t jreen zjj
kon: zij is voorgekomen
"\'ii in ij u ligrhaam te zalven,
tot een voorbereiding ter be-
\'J. grafeni*. Voorwaar «ff ik
u, alwaar dit evangelie ge-
predikt zal worden in de ge-
heele wereld, daar zal ook
tot bare gedachtenis gespro.
ken worden van \'t geen zij
gedaan heelt.
van de twaalf, ging henen
lot de overpriesters, opdat
hij hem hun zoude overleve-
II. ren. Kn zij dat boorende wa-
ren verblijd, en beloofden
hem geld Ie geven; en hij
zocht hoe hij hein bekwame -
lijk overleveren zoude.
13, En op den eersten dag der
ongezuurde brooden, wan*
neer zij het pascha slagtteu ,
zeiden zijne discipelen tot
hem: Waar wilt gij dat wij
henengaan en bereiden, dal
13.gij het pascha eet? Kn hij
zond twee van zijne discipe*
len uit, en zeide tot hen ;
üaat henen in de stad, en u
zaleen menscb ontmoeten,
dragende een kruik water:
11.volgt dien; en zoowaar hij
i ngaat, zegt tot den heer des
huizes: De Meester zegt:
Waar is de eetzaal, waar ik
het pascha met mijne disci-
15.pelen eten zal? Kn hij za!
u wijzen een ffroote opper,
zaal, toegerust en gereed.
Ifi. bereidt het ons aldaar. En
zijne discipelen gingen uit,
en kwamen in de stad, en
vonden het gelijk hij hun
gezegd had, en bereidden
het pascha,
i;. En als het avond gewor-
den was, kwam hij met de
IS. twaalf. Eu als zij aanzaten
en aten, zeide Jezus: Voor-
waar ik zeg u, dat een van
u.die met mij eet, mij zal
l\'J.verradeu. Kn zij begonnen
bedroefd te worden, en de
écn na den ander tot hem
te zeggen: lien ik \'t? eu
-ii..\'en ander: Ben ik\'t? Maar
hij antwoordde en zeide tol
hen: \'t Is een uit de twaalf,
die met mij in den scho-
1.tel indoopt. De Koon des
menschen gaat wel henen
gelijk van hem geschreven
is, maar wee dien mensen
door welken de Zoon des
inenscben verraden wordt:
het ware hem goed zoo die
-ocr page 79-
MAR(
mciiBch met geboren ware
geweest.
JJ. Ku üin zij Htm nam Jezus
brood, >\'it »1h hij gezegend
had brak hij bet , en gasbel
hun , en zeide: Neemt, eet,
ilii, dat is mijn ligchaam. Kn
hij nam den drinkbeker, en
gedankt, hebbende gaf hun
dun, en zij dronken allen
•M.uit denzelve. Kn hij zeide
tot hen; Dat is mijn bloed,
het bloed de» nieuwen lestn
iiieuts, \'t welk voor velen
J5. verboten wordt. Voorwaar
ik zeg u, dat ik niet meer zal
drinken van de vrucht des
wijnatoks, tot op dien dag,
wanneer ik dezelve nieuw
zal drinken in het koning
rijk tiods.
?(>. Kn als zij den lofzang ge.
-.oml.-i\'i: hadden. Kinden zij
#.uit naar den Olijfberg. Kn
Jezu« zeide tot hen : tiij zult
in dezen naeut tillen aan mij
geërgerd worden; w«nt er ia
geschreven; Ik zal den
herder slaau, en de
schapen zullen ver.
_\'S,11 r o o i d worden. Maar
nadat ik zal opgestaan zijn,
,.n\\ ik u voorgaan uaar lia-
J\'J.lilca. Kn Petrus zeide tol
hem: Ofschoon zij allen ge-
ergenl wierdeu, zoo zal ik
toch niet geërgerd woeden.
\'ill.Kn Jezus zeide tot hein:
Voorwaar ik zeg n, dat he-
den in dezen nacht, eer de
haan tweemaal gekraaid zal
liebben. gij mij driemaal
il.zult verloochenen. Maar bij
zeide nog de&temeer: Al
moest ik met u sterven, zoo
zal ik u geenszins verlooche.
nen. Kn insgelijks zeiden zij
ook allen.
\',Vi. Kn zij kwamen in een
plaats welker naam was
Gethsemané, en hij zeide
tot zijne discipelen s Zit hier
neder totdat ik gebeden zal
H:t. hebben. Kn hij uam met
zich )\'< mis en Jacobus en
Johannes, en begon ontzet
;us 11.                                   71
en zeer beangst ie worden,
•\'M.en zeide tot hen: Mijne ziel
is geheel bedroefd lot den
doml toe: blijft hier en
3a.waakt. Kn ecu weini<voort-
gegaan zijnde viel hij op de
aarde, en had, zoo hel mi-
gelijk ware, dat die ure van
36.hem voorbijginge. Kn hij
zeide: Abba, Vader, alle
dingen zijn u mogelijk:
neem dezen drinkbeker van
mij weg; doch niet witt ik
37.wil, maar wal gif wilt. K11
bij kwam en vond hen s!a-
peiule, en zeide tot I\'etrus:
Nhiiini, slaapt gij ? Kunt gij
ÜÜ. niet één uur waken ? Waakt
en bidt, opdat gij niet in
verzoeking komt: de geest
is wel gewillig, maar bet
l\'J. vleesch is zwak. Kn weder»
om henengegaan zijnde, bad
h ij, «prekende dezelfde woor-
10.den. Kn wedergekeerd zijn-
de, vond hij ze wederom sla-
pende, want hunne oogeu
waren bezwaard; en zij wis-
ten niet wat zij hem ant-
11. woorden zouden. Kn hij
kwam teu derden male, en
zeide tot hen: Slaapt hu
voort en rust: het is genoeg ,
de ure is gekomen; zie, de
Zoon des menschen wordt
overgeleverd in de handen
li.der zondaren. Staat op , laat
ons gaan: zie, die mij ver-
raadt is nabij.
43. Kn terstond ala hij nog
sprak , kwam Judas aan, die
een was van de twaalf, eu
met hem een groole schare
met zwaarden en stokken,
gezonden van de overprieaters
eu de schriftgeleerden en de
11. ouderlingen. Kn die hem
verried had hun een ondcr-
ling teekeu gegeveu, zeg-
gende : Wien ik kussen zal,
die is \'t: grijpt hem, en
leidt heui zekerlijk henen.
4b.Kn als hij gekomen was,
ging hij terstond tot hem,
en zeide: Rabbi, Rabbi, en
46.kuste hem; en zij sloegen
-ocr page 80-
\'rl                                   MARC
hunne handen HHit hem. en
t7-JC«*P«n hem. En een derge-
neti iIip daarbij stonden , bel
zwaard trekkende, sloeg den
dienst kneebt des hoogeprie«-
tem en hieuw hein lijn oor
is.at\'. En Jezus antwoordende
zeide tol hen : üijt gij uitge
gaan met zwaarden en stok-
ken al* tenen een moord e-
19. naar oio mij te vangen ? I)a-
gelijks was ik hij ulieden in
den tempel leerende , en pij
hi-M ui ij niet gegrepen; maar
dit geschiedt opdat de Sehrif-
ten vervuld zouden worden.
.ui. Kn zij hem verlatende zijn
il.allen gevloden. Kn een ze-
ker jongeling volgde hem,
hebbende een lijnwaad oin-
gedaan over het naakte lijf,
en de jongelingen grepen
;.:.hem; en hij her lijnwaad
verlatende is naakt van hen
Kevloden.
VA. Kn zij leidden Jezus henen
tot den hoogepriester, en bij
hem vergaderden al de ove.r-
priesters en de ouderlingen
il.en de schriftgeleerden. Kn
1\'etrui volgde hein van verre
tot binnen iu de zaal des
hoogepriesters, en hij was
medezittctide met de diena-
ren, en zich warmende bij
het vuur.
il En de overpriesters en de
gebeele raad Kochten getui-
genis tegen Jezus, om hem
te dooden, en vonden niet;
ri. want velen getuigden val-
\'ehelijk tegen hem, en de
getuigenissen waren niet
.\'>7. eenparig. Kn eenigen op-
ntHande getuigden vala<ïhe-
lijk tegen hem, zeggende:
<s.wij hebben bemhooren ;.• i-
gen: fk zal deun tempel,
die met handen gemaakt la,
afbreken, en in drie dagen
een anderen, zonder handen
69, gemaakt, bouwen. Kn ook
ftleóó was hunne getuigenis
tii>. niet eenparig. Kn de hooge-
priester in \'t midden op-
staande, vraagdeJezus,zeg.
US u.
geude: Antwoordt gij niet*\'
Wat getuigen dexe tegen u \'
I.Maar hij zweeg stil en ant-
woordde niets. Wederom
vraagde hein de hongepries-
ter en zeide tot hem : Zijt gij
de Christus , de Zoon des ge
2.zegenden f\'mdi.\' En Jezus
zeide: Ik ben \'t; en gijlie-
den zult den Zoon des men-
ochen zien zitten ter regter-
hand der kracht fiods, en ko-
men met de wolken des hp-
:<. inels. Kn de hoogepriester
verscheurende zijne kleede-
ren, zeide: Wat hebben wij
1.nog getuigen van noode? Gij
hebt de ffodnlastering ge
hoord: wat dunkt ulieden r
En zij allen veroordeelden
hem des dood* schuldig te
>;).zijn. Kn sommigen hegon-
nen hem te bespuwen, en
xijn aangezigt te bedekken,
en met vuisten te slaan, en
tot hem te zeggen i Prote-
leer; en de dienaars gaven
hem kinnebakalngeu.
>fi. Kn aio Petrus beueden in
de saai was, kwam een van
de dienst maagden di-s hoo-
u. gepriesters; en ziende l\'e-
trus zlcb warmende , zag zij
hem aan, en zeide: (Jok gtj
«aart met Jezus den Naza-
W. rener. Maar hij heeft het ge-
loochend,leggendei Ik ken
hem niet, en ik weet niet
wat gij legt. Kn hij ging
buiten in de voorzaal, en de
i\'J. haan kraaide. En de dienst,
maagd hem wederom ziende,
begon te zeggen tot degenen
die daarbij Btonden: Deze
0. is één van die. blaar bij loo-
chende het wederom. Kn een
weinig daarna die dnarbij
stonden zeiden wederom tol
Petrus: Waarlijk gij lijt^én
van die; want gij zijt óók
een Uallleër, en uwe sprank
1. gelijkt. En hij begon xi<-h-
zi-lven
te vervloeken, en te
zweren: Ik ken dezenmensch
:. niet dien gij zegt. En de ha»*!
kraaide de tweede maal; en
-ocr page 81-
MAKCUS 15.
7\'i
4. wederom : Kruis hem. Docli
Pilatus zeide tot hen: Wat
heeft hij dan kwaads ge-
daan ? En zij riepen temeer i
ó. Kruis hem. Pilatua nu wil
lende der schare genoegen
doen, heeft hun Barabbas
losgelaten, en gaf Jezus o
vrr, ulshij Aemgegeeseld had,
om gekruist te worden.
5.     En de krijgsknechten leid
den hem binnen in de zaal,
welke Is het regthuis, en
riepen de gansene bende te-
\'.sameii; en deden hem een
purperen mantel aan, en
eene doornenkroon g<:vloch-
ten hebbende, zettedtm hem
i.die op ; en begonnen hem te
groeten, xeggende: Wees ge-
groet gij Koning der Jodca ,
(.en sloegen zijn hoofd met
een rielatok,en bespuwden
hem, en vallende op de
),knieën aanbadeu hein. Ku
als zij hem bespot hadden,
deden zij hem deu purperen
mantel af, en deden hem
zijne eigene kleederen aan ,
en leidden hein uit om hem
te kruisigen.
I. En zij dwongen eeneu Si-
mon van Cyrene, die daar
voorbijging, komende van
deu akker, den vader van
Alcxanderen Itufus, dat hij
2.zijn kruis droeg. En zij
bragten hem tot de plaat*
Uolgotba, \'t welk is over-
gezet zijode I(oofdschedel-
ll.plaats. En zij gaven hem
geiuirreden wjju te drinken ;
4.maar hij nam dien niet. En
als zij hem gekruisigd had-
de o, verdeelden zij zijne
kleederen, werpende bet lot
over dezelve, wat een lege-
b.ltyk wegnemen zoude. Eu
het was de derde ure, en zij
t;. kruisigden hem. Eu het
opschrift zijner beschuldi-
ging was boven hem geschre-
ven: Da Kostffu mi\'. Jo-
7. nmt. En zij kruisigden met
hem twee moordenaars , een
aan tifHt regter- eu >\'én aan
Petrus werd Indachtig aan
In-t woord \'t welk Jezus tot
hem gezegd had: Eer de
haan tweemaiil gekraaid zal
hebben zult gij mij driemaal
verloochenen. Eu hij t&ri
vandaar makende, weende.
HOOFDSTUK 15.
En terstond des morgen*
vroeg Hielden de overpries-
ten teramen rnad met de
ouderl in gen en schrift gelcer-
den, en de geheele raad; en
Jezus gebonden hebbende,
hragten zij hem, henen, en
gaven hem aan Pilatusover.
!. Eu Pilatus vraagde hem: Zijl
gij de Koning der Joden?
En hij antwoordende zeide
i. tut hein: Gij zent het. En
de overpriesters heschuldig-
den hem van ttXttake* .maar
I. hij antwoordde uiets. En
1\'ilatun vraagde hem weder,
om, zeggende: Antwoordt
xiiuietêi\' Zie lioeveleiaA™
i.lij tegen u getuigen. En Je-
zus heeft nietB meer geant*
woord, zoodat 1\'ilatua zich
verwonderde.
i. En op het feest Uet hij hun
een gevangene los,wien zij
r.ook begeerden. En er was
een genaamd Barabbas, ge-
vangen met andere medeop.
roerinakers, die in het op-
roer een doodslag gedaan
i, hadden. Kn de schare riep
uit, en begon te begeeren
dat hij deed gelijk bij hun
). altijd gedaan bad. En Pil»,
tui antwoordde bun, »eg-
srende: Wilt gij dat ik u den
Koning der Joden loslate?
i». (Want hij wist dat hem de
overpriesters door nijd over-
1.geleverd baddeu.) Haar de
overpriesters bewogen de
achare, dat bij hun liever
1, Barabbas zoude loslaten. Eu
Pilatus antwoordende zeide
wederom tot hen: Wat wilt
gij dan dat ik met hrm doen
zal, dien gij een Koning der
;t.Juilen noemt ? En zij riepen
-ocr page 82-
MA HCUS 16.
74
N. zijne UnkertiKiV. En de
Schrift is vervuld gewerden,
die legt: I\'. n bij ia met
de misdadige». ;-f rr
kend.
29. Kii die voorbijgingen Ias-
terden hein, schuddende
hunne hooiden, e>i zeggen-
de: Da, gij die den tempel
afbreekt en in drie dagen op-
ill. bouwt, behoud uzelvea en
il.kom af van het kruis. Kn
insgelijks ook de overpries-
ters met de schriftgeleerden
zeiden tot elkander al spot-
tende: Hij bepf: anderen
verlost, zichzrlvcn kan hij
\'fi. niet verlossen ; de Christus,
de Koning Israelskome nu
•f v:m het kruis, opdat wij
het zien en icelooven mogen.
Onk die met hem gekruist
waren smaadden hem.
TL En als de zesde ure ge-
komen was, werd er duistrr-
nis over de geheele aarde,
il.tol de negende ure toe. En
ter negende ure riep Jezus
inet groote stem, zeggende:
Rloï, KI ui, lamma aa-
b a c b t a u i, \'t wel k ia over
ger.et zijnde: mijn God,
mij n God, waarom heb i
:t">.gij mij verlaten! Eu
sommigen van wie daarbij
blonden dit hoorende, /.i-i
ifl.den: Zie. hij roept Elia En
er liep een en vulde
spons mer edik , en stak ze
op een rietttok, en kb f hem
tedrinken,zeggende: Houdt
stil, laat ons zien of 1,1 ia
komt om bem aflenemen.
-[", En Jezus een groote stem
vhii ,r.;: gegeven hebbende,
.{S, gaf den geest. En brt voor-
hangsel des tempels scheur*
de in tweeën, van boven tol
i\'l. beneden. En <le hoofilumi:
over honderd, die daaruij
tegenover bein stond, ziende
•lat bij alzoó roepende den
veest gegeven had, zeide:
Waarlijk deze luer.sch was
Gods Zoon.
W. En er waren ook vrouwen
van verre dit aanschouwen -
de, nnder welke ook was
Maria Magdalena, en Maria
de moeder van Jaeobus den
kleine en van Joses, en Na-
41. lome, welke ook, toen hij
in Galiléa was, hein waren
gevolgd en hein gedieud
hadden , en vele andere rrov-
wen die mer hem naarJeru*
zalent opgekomen waren.
43.     En als bet nu avond was
geworden, dewijl het de
voorbereiding was, welke i-
43.4c vóórnabbat, kwam Jozet
die van Arimatbra wag, een
aanzienlijk raadsheer, die
ook zei f het koningrijk Gou*
was verwachtende, en zich
verstoutende «ing hij in tot
1\'ilstus rn begeerde bet lig-
44. chnam van Jezus. En 1\'ilc
lus verwonderde zicb dat hij
aireede gestorven was, en
den hoofdman over honderd
tnt zich geroepen hebbende,
vraagde hem of hij laug ge
IFi.storven was; en als hij \'i
van den hoofdman orer hou*
derd verstaan bad, schonk
•Ifi.hlj Jozefhet Ilgchaaui. En
hij koehl fijn lijnwaad, en
hem afgenomen hebbende,
wond hem iu dat fijne lijn-
waad, en lelde hem In een
graf \'t welk uit een steeu-
rots gehouwen was, en bij
wentelde een steen tegen de
l~.deur des grafs. En Maria
Magdalena en Maria rfe moe-
der
van Joses aanschouwden
waar hij gelegd werd.
UOOl\'DSTUK 10.
1.     En als de sabbat voorbij-
gegaan was, hadden Maria
Magdalena, en Maria de
moeder van Jaeobus, en Sa-
lome specerijen, gekocht,op-
dal zij kwamen en hem zalf
2. den, B> zeer vroeg op den
eersten dut/ der week kwa-
men zij tol hei graf, als de
:t.zon opging, eu zeiden lot
elkander: Wie sa) ona den
steen van de deur des grafs
-ocr page 83-
MARCUS 16.                                          7*
U.veld gingen. Deze ook he-
nengaamïe boodschapten \'t
den anderen, maur zij ge-
14,  loofden ook die niet. Daarna
ia hij geopenbaard aan de elf
daar zij aanzaten, en ver-
weet Ank Uunnc ongeloovtg*
beiden hardigheid der har-
ten, omdat zij niet geloofd
hadden degenen die hem ge-
zien hadden nadat hij cpge-
1\'>.staan was. Kn hij zeide tot
hen: (iaat henen in de ge-
beele wereld, predikt het
evangelie allen creaturen.
lf.Wie geloofd zal hebben, en
gedoopt zal zijn, zal z«!i.-,
worden; maar wie niet tal ite-
loofd hebben, zal verdoemd
17. worden. Kn degenen die ge>
loofd zullen hebben, zullen
deze teekeuen volgen; in
mijnen naam zullen zij dui-
velen uitwerpen ; met nieuwe
tongen zullen zij spreken;
15. slangen zullen zij opnemen ,
en al is \'t dm zij iets doode-
lijk» zullen drinken , dat zal
hun niet se bad en; op kran.
keu zullen zij de banden
leggen, en zij zullen getond
worden.
19, De lieer dan nadat hij tot
hen gesproken bad, is opge-
nouien m den hemel, en is
gezeten aan de regteraawi/
?n.Gnds. Kn zij uitgegaan zijn-
de predikten overal, en de
Heer werkte mede, en be-
vemigde het woord door tee-
kenen die daarop volgileu.
luim.
1.afwentelen? (Rn opzlagen tij i!ut de steenwenteld was) wnnt h
\'i.zeer Kroot. KU la \'t grk\'c<Hnn zijnde, zagen z
jongelil! g zitl cinlt\' li\'rnzijde, bekleed met eelang kleed, en werdenü.tiaasd. Maar bij xeidtin;ir: Zijt niet verbaasxoekt Jezus den Nazadie xfkruist was: hijgestaan, hij is bier niede plaats waar zij hem7.legu hadden. Dorli ganeii, zegt zijnen discieu Petrus, dat bij ugaat naar Galiléa: azult gij hein zien, gelij••.ulieden gezeild heeftzij haastig uitgegaan zivloden van het graf, eving en ontzetting hadbevangen; en «ij zeidenniaiid iets, want zij wbevreesd.
9. En als JentS opgestaa\'s tnoi-gens vroeg op de•ten du// der week , vers ebij eerst aan Maria Mlenii, uit welke hij zeven10, velen uitgeworpen had.benengaande boodscbet dengenen die nietgeweest waren, welke t11.den en weenden. Kn alshoorden dat hij leefde ebaar geiten wat, gelooI:\'. tij \'t nift. Ku nadezengeopenbaard in een angedaante aan twee vandaar zij wandelden eu i
-ocr page 84-
Il KT H KI LIG F, VANG KM K
WAAR flIK RRSCURIJVINQ VAUij
L U C A S.
gaan in den tempel des Hee-
II).ren om Ie reukotVeren; en al
de menigte des volks was
buiten biddende, ter ure des
11. reukoffers. Kn van hem werd
gezien een engel des Hee-
reu, staande ter regterzi/i/f
van het altaar des reukoffers.
12.Ea Zacharlas hem ziende
werd ontroerd, en vrees ia
13. op hein gevallen. Maar de
engel zeide tol hein: Vrees
niet Zachariat, waut uw ge-
bed is verhoord, en uwe
vrouw Klizabet zal u een
zoon baren, en gij zult zij-
nen naam heeten Johanncs ;
11. en u zal blijdschap en ver-
beuging zijn, en velen zullen
zieh over zijne geboorte ver-
15. blijden. Want bij zal groot
zijn voor den il eer: noch
wijn noch sterken drank zal
hij drinken, en hij zal
met den Heiligen Geest ver.
vuld worden, ook van den
Mi. moederschoot af; en hij zal
velen der kinderen Israels
bekeereu tot den Heer bun.
17. iicn üod; en bij zal vóór
hem benengaan in den geest
en de kracht van Kim, 0111
te bekeereu de harten der
vaders tot de kindereu, en de
o 11 gehoorzamen tot de voor-
zigtigbeid der regtvaardi-
:;• 11, om den Heer te berei-
1S.den een toegerust votk. Kn
itacharias zeide tot den en.
gel: Waarbij zal ik dat we-
teu? VVant ik beu oud,
eu mijne vrouw is ver op
19. hare dagen gekomen. Kn de
engel antwoordde en zeide
HOOFDSTUK I.
I. Nsardeinaal velen ter hand
genomen hebben, om in orde
te stellen een verhaal va» de
dingen die under ons volko»
.\' men zekerheid hebbeu, ge.
lijk ons overgeleverd hebben
die van den beginne zelïe
aanschouwers en dienaar*
\'i. des woords geweest zijn : zoo
beefï het ook mij Koedge-
docht, hebbende alles van
voren aan naarstig ooder-
zocht, vervolgens aan u
te schrijven, voortreffelijke
l.TbeoliluB, opdat gij uioogt
kennen de zekerheid der din-
sten waarvan gij oaderwe.
/en zijt.
i». Io de dagen van Heroites
den koning van Judéa was
er een zeker prieBter met
name /.ncliarias, van dedag-
orde vuti .1 in \'i; en zijne vrouw
wan uit deduchtereu Aarons,
ii.en haar naam Kliiabet. Kd
zij waren beiden regtvaardiir
voor (>od, wandelende in al
de geboden en regten des
7. Ileereu onberispelijk. Eu
zij hadden geen kind, om-
dat Klizabet onvruchtbaar
was en zij beiden ver op
hunne dagen gekomen wit-
ren.
- Kn bet geschiedde dat al*
liij het priesterambt bedien,
de voor flod in de beurt zij.
1 lier dagorde, irmr de ge-
wooiite .Ier priesterlijke he-
dlenlng, op hem bet lut was
Kt-vnltcii, dat hij loude I11-
-ocr page 85-
LUCAS t.                                            77
worden, en een zoon baren,
en zult tijneu naam breien
tot hfin: Ik ben Gabr
.....vonr God Ata, en ben
gezonden om lot u te «pre-
ken en il deze dingen te ver-
" kondigen ; pri zie, .;ij zult
zwijgen en niet kunnen «pre-
ken , tot on den dag dat nc.e
dingen geschied zullen zijn;
omdat gij mijne woorden
niet geloofd bebt, welke
vervuld sullen worden
bunnen tijd.
il. En het vulk wan wachtende
op Zacharias, en zij waren
verwonderd dat hij zoolang
ïi. vertoefde in den tempel. En
aln hij uitkwam kon hij tot
hen niet «preken; en zij be-
kenden dat hij een gezift \'
de» tempel gezien had." 1
hij wenkte hun toe,en bleef
£i.atora. En het geschiedde als
de daren zijner bediening
vervuld waren, dat. hij naar
UI.zijn bui* ging. En na die
dagen werd Elizsbet zijne
vrouw bevrucht; en zij ver-
borg zich vüïmaanden, zeg-
l\'j.cende: Altóü heeft mij de
lieer gedaan, in de dagen
in welke bij mij aangezien
heeft, om mijne versmand.
heid onder de menscheu
wegtenemen.
•6. En in de zesde maand werd
de engel Gabriel van God
gezonden naar een etad in
Galilea. genaamd Nazareth,
~7*tot een maagd, die onder*
trouwd was met een man
wiens oaHra was Jozef, _..
den huize Davids; en de
naam der maagd wai Maria.
^En de engel tot haar inge-
komen zijnde, zeide: Weei
gegroet gij begenadigde; de
Heer is met u, gij xijt geze-
-Ö. ïtend onder de vrouwen. En
als zij kent zag, werd zij zeer
ontroerd over dit zijn woord,
en overleide hoedanig deze
".groetenis mogt zijn. En de
engel zeide tot haar: Vrees
niet Maria, want gij hebt
genade bij God gevonden.
\'t.En zie. gij tuit bevrucht
uzi\'s. Deze zal groot zijn
en de Zoon des A lier hoog-
«ten gennauid worden, en
God de Heer zal hem den
troon van zijnen vader David
i Keven; en hij zal over hel
huisJakou* Koning zijn in
eeuwigheid, en aan zijn ko<
uingrtjk zal geen einde zij».
1. En Mnria zeide tot den en-
gel: Hoe zal dat wezen, de-
wijl ik geenen man beken?
ü. En de engel antwoorden de
ïeide tot haar: De Heilige
Geest zal over u komen, en
de kracht des Allerhoogste»
zal u overschaduwen: daar
oin ook dat heilige, dut uil
u geboren zal worden, zal
God» Zoon genaamd worden.
f>. En zie, Elizabw uwe nich\'
is ook zelve bevrucht met
een zoon iu haren ouderdom .
en deze mannd is haar, die
onvruchtbaar genaamd was,
7.de zesde; want geen ding
zal bij God onmogelijk rijn.
8.En Maria zeide: Zie, de
dienstmaagd des Jlceren:
mij geschiede naar uw-
woord. En de engel gin*r
weg van haar.
1). Kn Maria opgestaan zijn-
de in die dagen , reisde met
haast naar het gebergte in
ïi. een stad van Juda, en kwam
in het huis van Zacharias,
l.en groette Klizabet. En \'t
geschiedde als Elizabxt de
groetenis van Maria hoorde ,
zoo sprong het kindeken op
in haren schoot; en Eliza-
bet werd vervuld met i\\cu
*. Heiligen Geest, en riep uit
met groote «tem, eu zeide:
Gezegend xijt gij ouder de
vrouwen, en gezegend ia de
(.vrucht uwi schools. En van-
waar humt mij dit, dat de
moeder mijns HeerentotmM
l.koint? Want zie, alsde stem
uwer groetenis in mijne oo-
ren geschiedde, zoo sprong
het kindeken van vreugde op
6
-ocr page 86-
LUCAS 1.
7*
15.in mijnen schoot. En zalig
is tij die geloofd heeft; want
\'l\'\' dingen die haar van den
Heer gezegd zijn, zullen
4fi.volbrngt worden. En Maria
lelde: Mijn ziel mankt groot
17.den Heer.en wijngeest ver-
heuut zich in God mijnen Za-
is.ligmnker, omdat hij de ge-
ringtieid zijner dienstmaagd
heeft aangezien; want zie,
van nu aan zullen mij zalig-
epreken al de geslachten;
11). want groote dingen heeft
aan mij gedaan hij die mag-
lig is , ril heiligiizijn naam,
jO.eu zijne barmhartigheid ik
van geslacht tot geslacht
over degenen die hem vree-
• l.zen. Hij heeft een krachtig
werk gedaan door zijnen
arm; hij heeft verstrooi\'! de
hoogmoedigen in degedach-
>\'-. ten hunner harten; hij heeft
magligen van de trooneu
afgetrokken, en nederigen
•>•*.heeft hij verhoogd; iiongeri-
gen heeft hij met goederen
vrrvuld, en rijken heeft hij
11. ledig weggezonden. Hij heeft
Israël zijnen knecht npge-
nouieu , ondat hij gedachtig
ware der barmhartigheid ,
\'\'•». (gelijk hij gesproken heeft
tot onze vaderen, namelijk
tot Ahraham ea siju imge-
\'h.ulacht), in eeuwigheid. Én
Maria bleef bij haar omtrent
drie in «muien, en keerde we-
der tot haar huis.
•ü. En de tijd van Elizabet
werd vervuld dat zij baren
zoude, en zij baarde een
^.zoon. En die daar rondom
woonden en hare magen
hoorden.dat de Heer zijne
barmhartigheid groote) ijk»
aan haar bewezen had, en
•>\'.\'. waren met haar verblijd. En
het geschiedde dat zij op
den achtsten dag kwamen
nm het kindeken te besnij-
den , en noemden het Zacha-
ha» naar den naam zijns
fiO.vaders. En zijne moeder
antwoordde en zelde: Niet
nh\'i», maar hij zal .Inhannes
6).heeten. En zij zptden trtï
haar: Er ia niemand in uw
maagschap die met dien
63.naam genaamd wordt. En
zij wenkten zijnen vader, hoe
hij wilde dat hij grnaamd
63.zoude worden. En als hij
een schrijft* iVlkeu gePischt
had, schreef hij, zeggende:
Johauues ia zijn naam. En
zij verwonderden zich allen.
61. En terstond werd zijn mond
geopend en zijne tong/»sj»>
maakt, en hij sprak, God lo-
tw.vende. En er kwam vrees
over allen die rondom hen
woonden; en in het gehecle
gebergte vun .ludca werd
veel gesproken van al deze
f\'ti.dingen. Eu allen die het
hoorden namen bet ter har-
te, zeggende : Wat zal (och
dit kindeken wezen? En de
band des Heeren was met
hem.
f>7. En Xacharias zijn vader
werd vervuld mei den Il«,Ti-
geu Geest en profeteerde,
fis. zeggende: Geloofd zij de
Heer de God lsraels,wnnt
hij heeft bezocht, en verlo»-
sing teweeggebragt zijnen
fi\'J. volke, en heeft een hoorn
der zaligheid ons opgerigt
in het huis van I\'avid zijnen
70. knecht, gelijk hij gesuro-
ken heeft door den immdilj-
ner heilige proleten, die van
het begin der wereld geweest
71. zijn, natuetijk eene verlossing
van onze vijanden en van de
hand al dergenen die ons
72.haten; opdat hij harinhar-
tlgheid deed aan onze vade-
ren, en gedachtig ware aan
7,\'i.zijli heilig verbond, en aan
den eed dien hij Abraham
omen vader gezworen heeft,
7l.oiu ons te geven dat wij ver-
lost zijnde uit de hand onzer
vijanden, lieiu dienen zouden
7f>.zonder vrees, in heiligheid
en geregtigheid voor hem,
76. al de dagen onzes levens. En
gij kindeken zult een profeet
-ocr page 87-
LUCAS
des Allerhoogst en genaamd
worden, want jcij zult voor
bel aangezi ;; den Heeren
hencngaan on> zijne wegen
77.te bereiden, om zijn volk
kennis der zaligheid te ge-
ven, in vergeving hunner
, •>. zonden , door de innerlijke
bewegingen der barinhartig-
heid onzes Goda, met welke
ons bezocht heelt de Opgang
.\'\'.uii de hoogte, om te ver-
schijnen dengenen die geze-
icn zijn iu duisternis en IJ
ochnduw des doods, om onze
voeten te rïgteu op den wrn
des vrede*.
tfï. Kn het kindeken wies Op,
en werd gesterkt in den
j\'i-.i, en whs in de woestij.
nen tot den dag zijner ver-
tooning aau Isracl.
                  H
HOOFDSTUK l.
1, Kn het geschiedde in die
dagen d«t er een gebod uit- 15
ging v«n * ii keizer Augus*
tus, dat de gctieele wereld
besehreven zoude worden.
-. l>eze eerste beschrijving gc-
schiedde als Cyrenius over
\'i. Syrië stadhouder was. En
zij Kingen allen nin l>eschre-
*en ie worden, een iegelijk
t. DMU >iju eigen stad. hu Jo-
zel\'giug ook op van Galilca,
uit de stad >;izareth, naar
Judéa lot de siarf Davids die
lluthlehem genaamd wordt,
(uiiniui lui uit tut huis en
ft. geslacht Dnvids was), om
beschreven te worden met 18,
Maria zijne ondertrouwde
vrouw , welke bevrucht was.
ti. Kn het geschiedde als zij 1\'J.
daar waren, uat de dagen
vervuld werden dat zij baren
7. zoude; en zij haarde baren
pemrgebtireu zoon, en wond
hem in doeken , en lelde hem
neder in de krib , omdat voor
heu geen pkata nat in de
herberg.
s. Boef waren herders in die- 21
zeilde landstreek, zich hou-
dende in het veld, en hielden
3.
79
de nachtwacht over hunne
kudde. Kn zie, een engel
des Meeren stond bij hen, en
de heerlijkheid \'\'es Meeren
oinseheeo ze, en zij vreesden
met groote trees. Kn de en-
gel zeide mt heu: Vreest
niet ; want zie, ik verkondig
u groote blijdschap, die al
den volke wezen zal, nmmc*
lijk
dat ii beden geboren ia
de Zaligmaker, welke is
Chrisma de lieer, in de stad
Iravid». Kn dit zal u bel tce-
ken zijn : uij zult het kirde,
ken vinden in doeken gewon.
den en Hggeode hl dr krib.
Kn van Monde aan was daat
met den enter) een menigte
des bemelscheti heirlegera,
prijzende God en zeggende:
. V.\' re tij God in de hoogste
hemelen, en vrede op aarde,
in de meuschen een wrlho
hagen.
Kn het geschiedde als de
engelen van hen weggevaren
waren naar den hemel, da<
de herders tot elkander gei.
den: Laat ons dan henen-
gaan naar bVthlehem, en
laat ons zien het woord dat
er geschied is, \'t welk de
Heer ons heelt verkondigd.
Kn zij kwamen met haast ,
en vonden Maria en Jozef,
en het kindeken Liggende in
de krib. Kn als zij het ge-
zien hadden, maakten zij
alom bekend bet woord dat
hun van dit kindeken gezegd
was. Kn allen die bet hoor.
den verwonderden zich over
hetgeen hun van de herders
gezegd werd; doch Maria
bewaarde deze woorden alle
tezauieu, overleggende die
in haar hart. V.u de herders
keerden weder, verheerlijk
kende en prijkende God over
alles wat zij gehoord en ge*
zien hadden, gelijk tot hen
gesproken was.
Kn als acht dagen vervuld
waren dat men het kindeken
besnijden zoude, zoo werd
-ocr page 88-
zijn iiHHin genaamd JJSIVS,
welke genaamd was vhii den
engel eer hij in het ligchaam
• ontvangen was. Eb als de
dagen harer reiniging ver
vuld waren naar de wet van
Mozea, bragten zij hem te
Jeruzalem, opdat tij hem den
•3.Heen voorstelden, (gelijk
geschreven ia in de wet den
fieerea : A 1 w a t manne-
lijk ia dat de moeder
«pent, zal den Hei\'re
heilig genaamd wor.
t. ile n , en opdat zij offerande
(«ven, naar hetgeen in de
«et des Meeren gereed t
een paar tortelduiven of twee
jonge duiveu.
\'*- En zie, er waa een mennen
Ie Jeruzalem wiens naam
was Simeon;en dezeinenach
waa regtvaardig en godvrce.
ï.end, verwachtende de ver-
troosting Ismels , en de Ilei-
™ lige Geest waa op hem; en
hem was een (Goddelijke
openbaring gedaan door den
Heiligen Geest, dat hij den
dood met zien zoude eer hij
den Christus de* Beeren
./.loude zien. Kn hij kwam
door den Geest in den tem.
pel; en als de ouders hei
kindeken Jezus inbraglen,
om naar de gewoonte der
JH.wet niet hein te doen. too
nam bij hetzelve in zijne ar-
men, en loofde God, en zei-
«9. de: Nu laat gij Heer uwen
dienstknecht paan in vrede,
•«>. naar uw woord; want mijne
oogen hebben uwe zaligheid
•il.gezien, die gij bereid hebr
voor het aangezigt van al de
•(«.volkeren; een licht tot v-.
lichting der heidenen en tot
heerlijkheid van uw volk Is-
33,rael. Kn Jozef en fcijue moe-
der verwonderden zie!i over
hetgeen van hem gezegd
•ii. werd. En Simeon zegende
hen en zeide tot Maria zijne
moeder: Zie, deze wordt ge-
zet tot een val en opstanding
van velen in Israël, en tot
een teeken dat wedersprnken
$>.zal worden, (en ook «en
zwaard zal door uw eigen
ziel gaan), npdal de geda-\'h
ten uit vele hanen g»open-
baard worden.
36. Kn daar was A nna een pro.
Telen, een dochter Kanuel*,
uit den stam Aaer; deze waa
tot grooten ouderdom geko-
nien, welken met karen man
zeven jaren had geleefd van
.\'*7. haren maagdom af; en zij
was een veiluw van omtrent
vierentaclitigjaren , dewelke
niet week uit den tempel.
met vaat en en bidden Bod
38,dienende nacht, en dag. V\'.n
deze te dier ure daarbij ko-
mende, heelt Insgelijkaden
lieer beleden, en npraa van
hem tot allen die de ver-
losning in Jeruzalem ver-
wachtten.
39. Kn nis zij alles voleindigd
haMen wat naar de wet >l>•*
lleeren te ditni wan, keenl»n
stij weder naar Üahlca tot
1\'Miunne stad JVaiareth. Kn
het kindeken wies op, en
werd gesterkt in den geënt
en vervuld met wijsheid, en
de genade Gods was over
hem.
11. Kn zijne ouders reisden
alle jaren naar Jeruzalem op
4S.taet feest van paseha. Kn
toeu hij twaalf jaren mul re.
worden was, en zij naar Je
ruzalem opgegaan waren,
naar de gewoonte van den
13. feestdag, en de dagen at&aar
voleindigd hadden, toen zij
wederkeerden, bleef hetkind
Jezun te Jeruzalem , en Jozef
en zijne moeder wisten \'<
11. niet; mHar meenende dat liij
in \'t gezelschap op den weg
was, gingen zij een dagreis,
en zochten hein onder de
magen en onder de beken
tó.deu. Kn als zij hem niet
vonden, keerden zij weder
naar Jeruzalem, hem zoe-
46. kende. Kn het geschiedde
na drie dagen, dat zij hem
-ocr page 89-
LUCAS 3.
SI
dalzal gevuld worden,
enallebergen heuvel
zal vernederd worden,
e u de kromme weg f»
zullen tot een rekten
weg worden, en de on-
effene tot effene we.
fi.^en; en alle vleeseh
zal de zaligheid (; > \\1 l -
zien.
7.     Hij zeide dan tot de scha
ren die uitkwamen om van
hem gedoopt te worden:
tiij adderengebroediels, wie
beeft u aangewezen te vlle*
den van den toekomenden
8. toorn? Brengt dan trachten
voort der bekeerfugwaardig ;
en beeint niet te zeggen bij
uzelve: Wij hebben Abra-
ham tot een vader; want ik
zeg «» dat God zelfs uit de/e
steenen Abraham kinderen
".kan verwekken. En de bijl
ligt ook alreedeaan denwor-
tel der hoornen: alle booiu
dan die geen goede vrncht
voortbren gt. wordt uit ge.
houwen en iu het vuur g*-
10.worpen. En de sebare»
vraagden hem, zeggende:
Wat zullen wij dan doen0
11.En bij antwoordende zeide
tot ben: Wie twee rokken
heeft deele bem mede die er
geen heeft, en wie spijze
12.lieert doe desgelijks. En er
kwamen ook tollenaars om
gedoopt te worden, en zei-
den tot hem: Meester, wat
13. zullen wij doen? En hij zeide
*ot hem Eischt uietR meer
14.dan \'t geen u gezet is. Eu
bem vraAgden ook de krfjgs-
lieden, zeggende: En wij,
wat zullen wij doen ? En bij
zeide tot hen : Poet niemand
overlast, en outvreemdt nie-
mand het zijne met bedrog ,
en laat u vergenoegen met
uw bezoldigingen.
ld, Eu al» het volk verwacht
te, en allen iu hunne harten
overleiden van Johannes, of
lijf niet mogelijk de Christus
lii.wftri\', zoo antwoordde Jo*
vonden In den tempel, zit-
tende in het midden der
leeraren, hen hoorende en
47. hen ondervragende ; en nl-
len die hem hoorden ontzet-
teden zich over zijn verstard
IS.cn antwoorden. En zij hem
ziende werden verslagen, en
zijue moeder zeide tot hem:
Kind, waarom hebt. gij on*
zóóitedAAn? Zie, uw valer
en ik hebben u met angst
l**.gezocht. K11 bij zeide tot
hen: Wat is \'t dAt pij mij
gezocht hebt ? Wist «ij niet
dat ik moet jjjn in dedingen
\'»0.mijns Vader»? En zij ver-
itonden het woord niet dut
ftl.bij tot hen eprak. En hij
ging met hen Hf, en kwam
te Nazareth, en wan bun
onderdanig. En zijne moe
der bewaarde :A deze dingen
ui liaar hart.
12. En Jezus uam toe In wijs
heirï en in grootte en in
genade hij God eu de men.
sehen.
HOOFDSTUK 3.
1.     En in het vijftiende jaar
der regering van den keizer
Tiberiun. al* Poutius Pilatus
stadhouder was over JudéA,
en Herodes een viervorst
over Galilla, en Philippus
zijn beoeder eeu viervorst
over Ituréa en over het land
Trachonitis, en Lvsanias
een viervoret overAbiléne,
2. ouder de hoogeprieiters An.
nas en Kajafas, geschiedde
het woord Gods tot Johan-
nes den zoon van Zacbaria*
:(. in de woestijn; en hij kwam
In >.i het omliggende land
dea Jordaans, predikende
den doop der bekeering tot
I. vergeving der zonden , gelijk
geschreven is in het hoek der
woorden van Jetaja den »ro-
feet, zeggende: De «tem
deB roependen in de
woest ij n: Bereidt den
weg deaHeeren,maakt
• zijne paden regt: alle
-ocr page 90-
B2                                             LUC
hannes aan allpii, zeggeude :
Ik doop u wel met «Ater,
maar bij komt die sterker is
dan ik, wien ik niet waar*
dig ben den viem van zijne
N\'i...........ie ontbinden: déze
zal u doopfto met den IJei-
ligeu Geest en met vuur;
17. wiens wan in zijne hand is,
en Inj zal nijneu dorschvtoer
dui\'ireuiveren, en de tarwe
uil hij in zijne schuur teza-
menbrengeii, maar het km\'
uil li ij met nnuilblusschelijk
vuur verbranden.
IS. Hij dan ook nou vele kn-
dere dingen vermanende,
verkondigde den volke bet
11.evangelie. Maar «U Hero-
des de viervorst van hem
t»—.t,:.n werd, o in den wille
vhii tlerodias de vrouw van
Kllippni lijnen broeder, en
over alle bonze tfukken die
jo. if f i \'i.\'cf. dred , zoo beeft bij
ook dit nog boven alle* daar•
toe gedaan, dat bij Johanne*
in de gevangenis gesloten
beeft.
il. Ën het geschiedde toen al
bet vol Ir gedoopt werd, en
.leziiB <<"\' gedoo)>t was en
bad . dat de hemel geopeud
22. werd, en dat de Heilige
Geest op hem uederdatilile
in ligcbamelijke ged«ante
gelijk eeu duif, en dat er een
steill geschiedde uit den he-
mei, zeggende: Gij «ijt mijn
geliefde Koon, in u heb ik
uiijn welbehagen.
23.      I ii ii" Jezus begon .....•
trent dertig jaren »itd te
wezen, zijnde (alzoo men
meende) de zoon van Jozef,
j-t.den mmtu Heli, den tornt
van Mattbat, den won van
l,evi, den won vati Melelii,
den toon vau Jannas, deu
j.\'i. zomi van Jozef, den zoon van
Mattat bias, den MM van
AuiUB, den toon van Naiiiu,
i\'-:i . \'" • "nu Fait, den zoon
.\'<;. nut Naggai, deu won van
Matilb, den toon Van Mat-
lulbiaa, den toon vau Seniel,
AS 4.
den toon van Jozef , den tooi,
2J". van Juda, den toon van Jo-
banna», den mom van Kheaa,
den toon vau Zorobabel, den
toon van Salathiéi, den toon
iN.van Nerf, den toon van Mei.
cbi, den toon vau Addi, den
zoon vau Kof>am, den ton»
van Ëlmodam, den zoon vau
29.Er, den toon van Joaes , den
toon van Elit\'zer, den toon
van Jorim, Aenzooi van M.it-
M\'.tllHT, tien ;"";, v,tü I.cm, i|i-ü
toon van Siuieon , den innji
van Juda, deu toon van Jo
zef, den won van Jonan , deu
31.toon van fcljakim, den won
van MeleHs, den tnon van
Maïnau, den toon van Mat-
tatha, den toon van Nathan ,
32.deu toon van David, deu
toon vao Jesse, den zoon van
Obed. den tooa vau Üoi\'ri,
den toon vau Salmoti, deu
33.won vhii Naliasson, deu toon
van Amiiiadab, den toon van
A ram . den toon van Berom,
den toon van Fare*, den won
34.fan JudA, den eoon van Ja-
knb, den tooa vau Isaük,
den toen va-i Abraham, den
WON vau Tbarn, den WON vau
:*.\'). Nadmr, den toon van Sa>
ruch, den won vau KagAU ,
den won van Kalek, den won
van Heber, den zoon van
36.8al«, deu won van Kalna.11 ,
den toon van Arfaxad, deu
zoon vau Sem, den won van
Noach, deu won van l,n-
.i\'.mech, deu zoon van Matbu
•ala , den zoon vau Rnocb,
deu zoon vau J ared, den won
van Malnleel, den toon vau
38. Kftïnan , den WON vun Kuub ,
den won van Setb , den toon
v«n Adaiu, den zoon vau
God.
HOOFDSTUK 4.
1.     Mn Jezus vul des Heiligen
tiirMm keerde weder vau
deu Jorduau , eu werd door
deu Geest geleid in de woen-
2. tijn, en werd veertig dagen
verzocht van deu duivtil, en
-ocr page 91-
LUCAS 4.                                              <u
kt gansrb niet in die duiden;
en als dezelve geëindigd *»•
reo , MO hongerde hein ten
{.laatste. Kn de duivel xeide
tot hem: Indieu gij Gods
Zoon /.ij\', zen tot dezen at reu
l.dat hij brood worde. Kn Js»
mi.\' antwoordde hem, zeg-
gende: Kr ia geschreven, dat
de mensch bij brood
alleeu niet zal leven,
maar bij alle woord
Gods.
i. Kn als hem *le duivel ge-\'
leid had op pen hoogen berg,
toonde hij hem al de ko.
ningrijken der wereld in een
<>. oogenbUk tijds; en de duivel
zeide tot hem: Ik zal u al
deze magt en de heerlijkheid
d\\tt koningrijken geven ; want
zij ts mij overgegeven, en ik
,". geef ze wien ik ook wil; in
dien gij dan mij tuit aanbid*
den, zoo zul alles het uwe
•«.zijn. Ku Jezus antwoordende
zeide tot hem: Ua we* van
mij, satan; waut er is ge.
sehreven: Gij zult den
(leer uwen (i od «au-
bidden, en hem alleen
dienen.
9, Kn hij leidde hem naar
Jeruzalem en Melde hein op
de tinne des tempels, en
zeide tot hein: Indien i:ij de
Zoon Oodssijt, werpuzelveu
il. vanhier nederwaarts; want
er is geschreven, dat hij
zijne engelen va uub
velen zal, dat zij ub
I. waren zullen, endatz ij
u op de handen nemen
zullen, opdat g ij uwen
voet nietteeenigeriijd
2.aan een steen at not. Kn
Jezus antwoordende zeide lor
hein: Kr is gezegd: O ij zult
deu lieer uwen God
Xnlet verzoeken. Kn
de duivel alle verzoek1
voleindigd bad, week hij
van hem voor een tijd.
4. En Jezus keerde weder door
de kracht des U eest es naar
Galiléa; en het gerucht van
hem Kin* uit door het ge-
heele omliggende land. Kn
hij leerde in hunne synagn-
gen, en werd van allen ge
prezen.
16, Kn hij kwam te Nazarelh ,
waar hij opgevoed was, en
ging, naar zijne gewoonte,
op den dat; des fabhats in de
synagoge, en stond op om
telezen. Kn hem werd gege
ven het boek van den profeet
Jeaaja; en als hij het boek
opengedaan bad. vond hij d«s
plaats waar geschreven was:
18.1)e Geest des lleereit
i«op mij, daarom heeft
hij in ij ge zal f d ; hij heefi
mij gezonden om den
armen bet e » h 11 g : - i i •
te verkondigen, uinte
genezen wie gebroken
19,zij u van hart, om den
gevangenen te predi-
k e ii loslat ing en deu
blinden bet gezt gt, om
de verslagenen henen-
texenden in vrijheid,
omteprediken h e t n » n -
gename jaar des liet
•20. ren. Ko als hij het boek
toegedaan en den dienaar
wedergegeveu had, zat hij
neder; en deougen van allen
inde synagoge waren op hem
\'21. geslagen. En bij begou tot
ben te zeggen: Heden is deze
Schrift inuweooren vervuld.
23, Kn zij gaven hein allen ge
tuigenis, en verwonderden
zich over de aangename
woorden die uit zijnen mond
voortkwamen, en zeiden: I
deze niet de zoon Jozef* *
ült.Ku hij zeide tot hen: Gij
zult zoudertwijfel tot mij dit
spreekwoord zeggen: Mi\'. i
cijnmeestcr, genees uzelveu ;
alwat wij geboord nebben
dat in Kapernaüm geschied
ts, doe dal ook hier in uw
24. vaderland. Kn hij zeide :
Voorwaar ik zeg u, dal geen
profeet aangenaam is in zijn
•2». vaderland. Maar ik zeg u in
-ocr page 92-
hem glngnit in alle plaatteil
des omliggenden lands.
3. En JttHa opgestaan zijnde
uit de synagoge, ging in het
huis van Simon; en Simons
vronwsmoeder was met een
groot e koorts bevangen, en
zij baden hein voor baar.
9. En staande boven haar, be-
strafte hij de koorts, en r/e
koorta verliet baar; en zij
van stonde aan opstaande
diende hen.
11. En als de zon onderging,
bragteu allen die kranken
badden, met versrheiden
ziekten bevangen, die tot
bem, en hij leide een lege.
lijk van hen de handen op,
I.en genas dezelve. Euervoe-
ren ook duivelen uit van ve-
l"ii, roepende en zeggende:
Gij zijt de Christus, de Zoon
Gods. En hen hestratfende,
liet hij die niet spreken,
omdat zij wisteu dat hij de
Christus was.
t. En als het dag werd, ging
bij uit en trok naar een
woeste plaats, en de scha.
reu zochten hem, en kwi.
men tot bij hem, en hielden
hem op, dat hij van ben niet
I. zoude weggaan. Maar hij
zeidetothen: Ik moet ook
aan andere steden bet evan.
gelie van het koningrijk
Gods verkondigen, wam
daartoe ben ik uitgezonden.
I. En bij predikte in de *yna-
gogen van Galiléa.
HOOFDSTUK 5.
, Eu het geschiedde ala de
ie hare op hem aajudfonMom
het woord Gods te hooreu,
dat hij stond bij het meer
!. Gennésareth; en hij xag
twee schepen aan den oever
van \'t meer liggeude, en de
visschers waren daaruit ge-
gaan en spoelden de netten.
I. En hij ging in een van die
schepen hetwelk vau Simon
was, en bad bem dat bij een
weinig van \'t land afstak;
waarheid , er waren vele we-
duwen in Israël in de dagen
van Klia, toen de hemel drie
!M")i en zen maanden geslo-
teu wan, zoodat er groole
hnngei ii.ir,.[ werd over hef
ÜC. gebeele la nel; en tot geel
van haar werd Klia gezonden
dan naar Sarepta Sirfonls.
tot een vrouw rfi** weduwe
i\'J.iwib. Eu er waren vele me
laatieben in Israël ten tijde
van den profeet Kllsa;
(reen van hen werd gereinigd
iH dan Na.tman ilf SyriPr. Kn
tij werden allen in de v.mi.
goge met toorn vervuld, als
_*9. jij dil hoorden; en opstaande
wierpen xij hem uit buiten
de Mad, en leidden hem dj:
den top lie» bergs op den.
welke iuiune stad gebouwd
wan, om hein van de ateilte
lu. aftewcrpen; maar hij door
bet midden van hen doorge
Kaan zijnde ging weg.
:t|. Kn hij kwam af naar Ka
fernAum, een stad van Guli
Sa. en leerde hen op de
33, sabbatdagcn. En zij stonden
verslaan over zijne leer,
want ijjn woord was met
33.M|[t. En in de synagoge
was een inenten hebbende
een Keest eens oureinen dat*
vela. en hij riep uit met
34. grooie stem, zeggende: 1\'***
af, wat hebben wij met u te
sw»! (rij Jezus Nazarener?
Kijt tij gekomen om ons te
Terderven ? Ik ken n wie
gijxijt, namelijk de Heilige
:i/i.Qods. Kn Jezus bestrafte
hem, zeggende; Zwijg *til
en ga van hem uit. En de
duivel hem in \'t midden ge-
worpen hebbende, voer van
brut uit, zonder hem iets ti-
-tö. beschadigen. En er kwam
een verbaasdheid over Rllen,
en zij spraken tezamen tot
elkander, zeggend*!: Wal
woord is dit, dat bij met
Tuagt en kracht den onreinen
geesten gebiedt en zij varen
li". uit! Kn het gerucht van
-ocr page 93-
LUCAS i.
9.Ï
vertoon uzelvpü den priester,
en offer voor uwe reiniging
gelijk Mozes geboden heeft,
15.bun tot een getuigenis. Maar
het gerucht van hem ging
temeer voort, en vele acha-
ren kwamen tezamen om
Aem te hooren, en door hem
genezen te worden van hunne
Ifi. krank beden; maar hij ver.
trok in de woestijnen, en bad
aldaar.
>7- En \'t geschiedde op een
dier dagen dat hij leerde, en
er \'.i\'eu fariteër» en leeraars
der wet, die van alle vlekken
vau Galiléa en Judéa en Je-
ruzalem gekomen waren; en
de krarht des lleeren wan
W.daa om h\'-n te genezen. Eu
zie, «enige mannen bragten
op een bed een menseh iiie
geraakt was, en zochten hem
iufebreiigen en vóór hem te
19. leggen. En niet viudende
waardoor zij hein Inbrengen
ïnogteu,wegens de schare,
zoo klommen zij op het dak ,
en lieten hem door de tig-
cneleu neder met het bedde.
ken, in bet midden, vóór
\'-\'i». Jezus. En hij ziende hun ge-
loof , zeide tot bein: Menseh,
uwe zouden lijn u verge-
21,ven. Ku de schriftgeleerden
en de farizeera begonnen te
overdenken , zeggende : Wie
is deze. die pfx/slastering
spreekt ? Wie kan de zonden
vergeven dan God alleen\'
.\'.Maar Jezus hunne overdeu-
kingen bekennende, ant-
wourdde en zeide tot hen t
Wat overdenkt gij in uwe
M,harten ? Wat is ligler, te
leggen : Uwe zonden zijn ti
vergeven, of te zeggen : Sta
\'24. op en wandel? Doch opiiai
gij inoogt weten dat de Uonu
ii<-- nienscheii magt heeft op
de aarde de zonden te verge-
ven (zeide bij tot den ge-
raakte) : Ik zeg u, sla op en
neem uw beddeken op, en
ga henen naar nw huis. Ku
bij terstoud vóór hen op-
ea nedertittende leerde hij
4.4e scharen utt het schip, r.
hIr hij afliet van spreken,
telde hij lot Shnon i Steek
af naar de diepte, en werpt
uwe netten uit omte vaugen.
i, Ku Slraon antwoordde en
/.riilc tot hem : Meester, wij
behben den geheclen nacht
over gearbeid en nleti gevan-
teen; doch op uw woord «ai
6,ik het net uitwerpen. Ku
ala tij dat gedaan badden.
besloten zij een groote me-
nigte vtsscben, en hun net
;. scheurde. Eu zij wenkten
hunne medegenomen die iu
bet andere prhip waren, dat
lij hen zouden komen hei-
pen ; en zij kwamen, en vul-
den beide de schenen, zoo.
\'t. dat zfj bijna zonken. En
Simoti Petrue dat ziende,
viel neder aan de knieën
van Jezus, zegende: Heer,
ga uit ven mij, want ik hen
9.een zondig mensch. Want
verbaasdheid had hem be-
vnngen en allen die niet hem
waren, over de vangst der
vlspcben die tij gevangen
iu. hadden t en desgelijks ook
Jaeobua en Jobannea, de
ionen van Zebedetis, die Si-
mons medegenooten waren.
Kn Jezus zeide tot Si ui on:
Vrees niet; van uu aan zult
li. gij luenscben vangen. Knals
lij de ichtpen aan land ge-
stuurd hadden, verlieten zij
alles en volgden hem.
12. Kn het geschiedde als hij
iu een dier steden was , zie,
er was een man vol me-
laataehheid ; en Jezus xieDde
viel bij op bet aangezigt, en
had bem, zeggende: Heer,
zoo gij wilt, gij kunt mij
13.reinigen. Ku hij de hniui
uitstrekkende raakte hem
aan, en zeide: Ik wil, word
Sereiuigd. Ku terstond ging
e nielaatscbheid vun hem.
il. Ku hij gebood hem dat bij
bet niemand zeggen zoude;
maar ga henen, teide hij.
-ocr page 94-
staande, e»i opgenomen heb-
bende \'t geen waar hij op ge-
legcn had, ging henen iikht
zijn huls, Qod verheerlij-
i. kende. Kn ontzetting beeft
hen allen bevangen, en tij
verheerlijkten God, en «er-
den vervuld met vrees , zeg-
8ende: Wij hebben heden mr
geïoofeliike dingen gezien.
\'. Rn n ad eten ffinic hij uil,
en zag een tnllenanr, niet
name Levi, zitten in het tol-
huis, en zeidetot hem : Volg
4.mij. Kn hij Miles verlatende
i.stond op eu volgde hein. Kn
Levi riiftte hem een gronlen
maaltijil aan in zijn huis; en
er was een grnote schare vaii
tollenaren en van anderen
l.die met hen aanzaten. Kn
hunne schriftgeleerden en
de Kwiteert murmureerden
tegen zijne discipelen, zeg
gende i Waarom eei en dri nkt
gij met tollniinren en zou*
l.daren - Ku Jezus antwoor
detule zeide tot hen : Wie (re-
und zijn beliben den medt-
cljnmeesler niet van nuode,
l. maar wie ziek zijn. Ik beu
niet gekomen om te roepen
regtvaardigen, maar zunda-
ren tot bekeering.
1, Kn zij zeideu tot hem:
Waarom vasten de ditelpe-
leu vuil Johannes dikwijls
en doen gebeden, desgelijks
ook de Ütripeten der farize-
ers, maar de uwe eten en
4.drinken ? Doch bij zeide tot
hen: Kunt gij de bruilot\'is
kinderen terwijl de bruide
gom In i beu is doen vasten ?
j. Maar de dagen zullen ko-
men wanneer de bruidegom
vau beu /ui weggenomen
Zijl) : <t;in zullen zij vh-[i :j iii
<i.die dagen. Kn hij zeide ook
tot ben een gelijkenis: N\'
mand zet een inp van e
nieuw kleed op eeu oud
kleed; anders scheurt ook
dat nieuwe /iet oude, en dt
lap van bet nieuwe komt
met hel oude niet overeen
7.Ku niemand doet nieuwen
wijn in oude lederen zakkeu ;
anders zal de nieuwe wijn
de lederen zakken doen ber
sten, en de wijn zal uitgestort
worden, en de lederen iak-
s.ken zullen verderven; maar
nieuwen wijn moet men in
nieuwe lederen zakken doen,
en zij worden beide tezamen
".behouden. Kn niemand, die
ouden drinkt, begeert Ier-
stond nieuwen; want hij
zegt: De oude is heter.
HOOFDSTUK O.
I. Kn het geschiedde op den
tweeden eersten sabbat, dat
hij door het gezaaide ging;
en zijne discipelen plukten
aren, en aten ze, dit wrij-
?. veilde met de handen. Ku
sommigen der lamefra zei-
deu toi beu! Waarom doet
gij wat niet geoorloofd is Ie
:t. doen np de sabbaten ? Kn
Jezus hun antwoordende
zeide: licht gij ook dat niet
gelezen, \'t welk Davit! deed
wanneer hein hongerde en
dengenen die met hem wa-
l.ren? boe hij ingegaau is in
bet huis (ïods, en de toon-
hrooden genomen en gege-
len heeft, e,u ook gegeven
dengenen die met hem wa
ren, welke het niet geoor
lool\'d is te eteo dan alleen
.\'•.den priesteren ? Knhijzeide
tot hen: De Zoon deB men-
schen ts een lieer ouk van
den sabbat.
6.     Kn het geschiedde nok op
een anderen sabbat, dat hij
iu de synagoge ging, eu
leerde. Kn daar was een
nienscb , en zijne regterlmnd
7.  was dur; en tl»* «chriftgc-
leerden en de farizeërs na-
men hem waar, ofbfjnpdeu
sabbat gene»!*\'» zoude, opdat
•tij eeiiiiie beschuldiging te-
gen hem motten viudeu.
S. Doch hij keude hunne ge-
dacliteu, en zeide tot deu
uiensch die de dorre baud
_^ •«.
-ocr page 95-
LUCAS 6.
had: Hijs op en sta tn \'t mid
den. Kd hij opgestaan lijnde
*. stond orereind. Zoo xeide
dan Jezus tol hen : Ik zal u
vragen, wat is geoorlooiii op
de aaübateu, goedtedoen of
kwaadtedoen? een inenaeh
te behouden of te verderven ?
I. Kii heu allen rondom aan-
irezien hebhende, telde hij
tot den menscli: Strek uwe
hand uit; en hij deed alzoo,
en zijne hand werd hersteld
. gezond g»lijk de andere. En
zij werden vervuld met uit-
zinnigheid, en spraken tc/..i-
tueu met elkander, wat zij
Jems doen zouden.
!. En hei geschiedde in die
dagen dat bij uitging naar
den berg om te bidden, en
hij bleef den nacht over in
(.het gehed tot God. Ku ftl*
het dag was gen .>--.i* n , riep
hij zijne diecipeleu tot zich,
eu verkoos er twaalf uit hen ,
die hij ook apostelen noem-
I. ile: namrUjk Simoii, welken
hij ook Petrus noemde, en
Andréaa zijnen broeder, Ja-
robua eu Johaones, Pilippua
i.eu Bartholomei\'"; Mattheün
en Thomas. Jacobus den
;n\'ii\' van Alleüa, en Simon
;. genaamd Zelnles; Judas
Jacohi, en Judas lskariot,
die ook de verrader gewor-
dei. is.
r. En met hen afgekomen
zijnde, stond hij op een
vlakke plaat», eu mei hem
ile achare zijner discipelen,
en een groote menigte des
volks van geheel Judêa pu
Jeruzalem , eu van den zee-
kant van Tyrn* eu Sidon,
i. die gekomen waren om hem
te hooren en om vau hunne
ziekten geuezeu Ie worden
eu die van onreine geestei
gekweld waren; -n zij wt-r-
*. den genezen. En al deachan
zoebl lic mi aanteraken , «an
er ging kraeht vnu beiu uit,
eu hij geuan ze alleu.
\'. Eu hij zijne oogen op
slaande over zijne) dtscipe.
leu.zeide: Zalig zijt gij ar-
tneu, want uwer is het ko-
I. ningrijk Gods. Zalig zijt gij
die uu hongert, want gij
zult verzadigd worden. Za-
lig zijt gij die nu weent,
!. want gij zult lagchen. Zalig
zijt gij wauneer u de men
seben haten, en wanneer zij
u afscheiden eji snindeu, en
uwen naam ala kwaad ver
wei pen, om des Zoous de»
i. ni e ii se hen wil. Verblijdt u
te dien dage en zijl vrolijk ;
want zie, uw loon ia groot
in den hemel; want luinue
vaderen deden desgelijks deu
profeten.
I. Maar wee u gij rijken,
want gij hebt uwen traoal
i.wei». Wee u die verzadig.)
zijt, want gij zult hongeren.
Wee u die nu lacht, want
/ij zuit treuren eu weenen.
i. Wee u wanneer al de men.
teben wel van u spreken,
wam hunne vaderen deden
desgelijks deu valschen pro-
feten.
i. Maar ik zef ulieden die
dit hoort, hebt uwe vijanden
lief, doet wel dengenen di<
4. u hateu, zegent degenen die
u vervloeken, en hidl voor
degenen die u geweld doeu.
I. IteiigniH die « op de «rang
slaat, bied nok de andere,
en dengeen die u den mantel
neemt, verhinder ook den
i. ruk niet te nemen ; munr geel
een iegelijk die van u be
geert, en van dengeeu die
het uwc neemt eiaeb nier
1.weder. Kn gelijk gljwilt dat
u de menschen doeu zullen ,
doet gij huu ook desgelijks
.\'. Kn indien gij liefheb! wie n
liefhebben, wat dank hebt
gij? Want ook de i.....Im ir-
hebben lief degenen die beu
3. liefhebben. Kn indien gi)
goeddoet dengenen die n
goeddoen, wat dunk bel"
gij ? Want ook de sontlaara
l.doeu hetzelfde, Eu indien
-ocr page 96-
ss                                lücas ;.
boom, die goede vrueht
14. voortbrengt. Want elke
boom wordt uit zijn eigen
vrucht gekend; want men
leest geen vijgen van door-
nen, en men snijdt geen
ir., druif van bramen. De goede
in e u-e li brengt het goede
voort uit den goeden schat
zijns harten, en de kwade
liiensrh brengt bel kwade
voort uit den kwaden schat
zijns harten; want uit deu
overvloed dea hi.rteu spreekt
zijn mond.
lf.. Kn wat noemt gij mij ïlee-
re, lleere, en doet niet het-
17. geen ik zeg? Ren iegelijk
die tot mij komt en mijne
woorden hoort en dezelve
doet, ik za> n toonen wien
15. hij gelijk is. Hij is gelijk
een menarh die een hui»
bouwde, en groef, en nit-
diepte, en leide het l\'nnda-
ment on een steenrots: alx
uu de liooge vloed kwam,
zoo sloeg de waterstroom te-
gen dat huis aau, en kon
het niet bewegen; want hei
was op de steenrots gegrond.
4\'J. Maar wie ze gehoord en niet
gedaan zal hebben, is gelijk
een mensen die een huis
bouwde np de aarde zonder
fuiidaiiient : tegen hetwelk
de waterstroom aansloeg, en
bet viel terstond, en de val
van dat huis was groot.
HOOFDSTUK 7.
1,     Nadat bljnnal zijne wonr-
den voleindigd bad ten aan-
hoore des volks, ging bij
2. in te Kapernaiïm. Kn een
dienstknecht van een zeker
hoofdman over honderd , die
hem zeer waard wat, krank
zijnde lag op zijn sterven.
\'t. Rn van Jezus gehoord heb-
bende, zond hij tol hemde
ouderlingen der Joden , bem
biddende dat hij wilde ko-
men en zijnen dienstknecht
4.gezondmaken. Deze nu tot
Jezua gekomen zijnde, ba-
gij Ippiit dengenen\\ m welke
gij boopt weder te outvmi-
gen, v. 111 ilxilk licht pij?
WhuI nok de zondaars lee.
nen den zondaren, opdat zij
evpngeüjk weder moeren ont-
:(.\'>. vangen. Maar hebt uwe >ij-
anden Hef, en doet goed, en
leent tonder iets weder te
hopen ; en uw loon zal groot
zijn, en gij zult kinderenden
Atlerhoottateit zijn; want hij
i* goedertieren over de on-
:ifi.dankbaren en boozen. Weest
dan barmhartig, gelijk ook
:t7.»w Vader barmhartig is. Kn
oordeelt niet, en wrij zult
niet geoordeeld worden; «er-
doemt niet, en gij zult niet
verdoemd worden; laat 1 o»,
en gij zult losgelaten wor-
:SS. den ; geeft, en u zal gegeven
worden: een goede, neérge-
drukte en geschudde en over-
loopende maat zal men in
uwen schoot geven; want
met deze) Ide maat waarmede
gijliedcn meet, zal ulieden
wedergeineten worden.
W. Kn hij zeide tot hen eeu
gelijkenis: Kan ook weleen
blinde eenen blinde op den
weg leiden? Zullen zijniet
beiden in de wacht vallen ?
40 De dUcipel ia niet hoven
zijnen meester; maar een
iegelijk volmaakt Huriprl zal
zijn gelijk zijn meester.
41. Kn wat ziet. gij den aplin-
ter die in uwa broeder» oog
ia, en den balk die in uw
eigen oog is merkt gij niet?
40. Of boe kunt gij tot uwen
broeder zeggen: Broeder,
laat toe «lat ik den splinter
die in uw oog ia uitdoe, dAar
gij zelfden balk die in uw
oog ia niet ziet ? Gij gev<-ins
de, doe eerst den balk uit
uw oog, en dan zult gij be-
zien 0111 deu aplinier uitte.
doen die in uwa broeder*
mi • ia,
4:1. Want bet ia geen goede
booui, die kwade vrueht
voortbrengt, en ï-m kwade
-ocr page 97-
LUCAS 7.
sy
Hph ham ernstig. zeggende:
Hij in waardig aitt gij bein
>.dal doet; want hij beeft ons
volk liet\', en heeft zelf ons
fi.de synagoge gebouwd. En
Jezus ging met hen. En als
bij uu niet ver van het hui»
whi, zond de hoofdman over
honderd tot hein wwij/fvrien.
den, en zeidetot hem: Heer,
neem de moeite niet; want
ik ben niet waardig dat gij
onder mijn dak zoudt iuko-
7.men; daarom heb ik ook
mijielven niet waardig ge-
acht oin tot u te komen;
maar zeg hel met een woord,
eu mijn knecht zal genezen
s, worden. Want ik beu ook
een mcnscb onder de magt
van anderen gesteld, heb-
bende krijgsknechten onder
mij, en ik zeg tot dezen i Ga,
en hij gaat; en tot den an-
deren: Ivoin, en hij komt;
en tot mijnen dienstknecht:
l*. Moedat, en hij duet het, En
Jezus dit hoorende, verwon.
ilerde zich over hem, en ziuh
omkeerende zeide tot de
schare die bcm volgde: Ik
zeg ulieden , ik nvn zoogroot
een geloof zelfs in Israël niet
11\', gevonden. En die gezonden
waren, wedergekeerd zijnde
in bet buis, vonden den
kranken dienstknecht ge*
zond.
stonden stil), en hy zeide:
Jongeling, ik zeg u, sta op.
I \'»• En de doode zal overeind en
begon te spreken ; en hij gat
16.hem aan zijne moeder. En
vrees beving ze allen , en zij
verheerlijkten God, zeggen-
de: Een groot profeet is on-
der ons opgestaan, en: God
17. heeft zijn volk bezocht. En
dit gerucht van hem ging uit
in geheel Judéa en in al hel
omliggende land.
18.    En de discipelen van Jo-
hannes boodschapten hem
LS.van al deze dingen. En Jo-
hannes zekere twee van zijne
discipelen tot zich geroepen
hebbende, zond ze tot Je-
zus, zeggende: Zijt gJJ de-
geen die komen zoude, of
verwachten wij een ander \'t
\'0.En als de mannen tot hein
gekomen waren, zeiden zij :
Johannes de Dooper bcefi
ons tot ii afgezonden, zeg.
gende: Zijt gö die komen
zoude, of verwachten wij eeu
!1.ander? Kn in die ure genas
hij er velen van ziekten en
kwalen en booze geesten, eu
veleu blinden gal\' hij het ge-
i-.zigt. En Jesusantwoordende
zeide tot ben: Gaat henen en
boodschapt Johannea weder
de dingen die gij gezien en
gehoord hebt. namelijk dat
de blinden ziende worden,
de kreupelen wandelen, de
melaats chen gereinigd wor-
den, de dooveu hooren, de
dooden opgewekt worden,
den armen het eyaugelie ver-
ft.kondigd wordt; en zalig is
hij die aan inij niet zal ge-
ergerd worden.
M. Als nu de boden van Jo.
hannes weggegaan wareu ,
begon hij van Johannes tol
de scharen te zeggen: Hu
zijt gij uitgegaan in de woes-
tijn te aanschouwen ? Eeu
riet dat van den wind ginds
en weder bewogen wordt ?
15. Maar wat zijt (ij uitgegaan
te zien? Een meuach met
n
Eu het geschiedde on den
volgcuden dag, dat hij ging
naar eeu stad genaaiud Naïn,
en met hem gingen velen van
zijne discipelen en een groote
1». schare. Eu als hij de poon
der stad genaakte, ziedaar,
een doode werd uil gedragen,
die een eeniggeboreu zoon
zijner moeder wns, en zij
..•il\', weduw, eu eeu groote
schare van de stad wa& met
W.haar. En de Heer haar zien*
Ie, werd innerlijk met ont.
term ing over haar bewogen ,
en zpide tot haar: Ween niet.
M.En hij ging toe en raakte
de baar aan, (de dragers uu
-ocr page 98-
00                                             LUC
«achte kleederen bekleed?
\'• M\'. il\'; l.i In PI" I 11 K * !kleeding
pii wellust zijn, die zijn in
.\'. iii\' koninklijke Im\'i\'ii, Maar
wat zijt gij oitn«gll»ll te
Kien ? I <m profeet ? Ja ik
»eg u, ook veel meer dan
."/•een profeet. Deze I» \'t van
welken geschreven II: Zie,
ik lonii mijnen engel
voor uw nangezigt, die
u w e n w e g vnoru henen
.S.bereiden zal. Want ik
/.en ulieden , onder die van
vrouwen geboren zijn ia me
mand meerder profeet dan
Johannea de Dnnper; maar
de minste in hel koningrijk
!!.\'. Gods is meerder dan hij. Kn
.tl het Tulk hfin hoorende,
en de tollenaars ilie inet den
doop van Johanues gedoopt
waren, regt vaardigden God .
>i>. maar de farizeers en de wet-
gelecrden hebben den raad
Gods tegen zichzclve vcr-
worpen, van hem niet ge-
doopt zijnde.
.>!. Ku de lieer zeide: Bij wien
tal ik dan de meuseheu van
dit genlachi vergelijken, rn
i.\'.wieu zijn /.ij gelijk ? Zij zijn
gelijk de kinderen die op de
markt zitten en elkander toe-
roepm, en zeggen; Wij hel».
ben it op de Kuit gespeeld "u
gij hebt niet gedanst, wij
hebben u klaagliederen ge-
zongen en gij hebt niet gc-
:t;i.weend. Want Jnhannes de
Dooper is gekomen noeli
brood etende noch wijn drht-
keude, en gij zegt: Hij iteel\'t
A\\.den duivel. De Zoon dea
mensebeu is gekomen eten-
de en drinkende, en gij zegt:
Ziedaar een raensch ttir een
vraat en wijnzuiper is, een
vriend van tollenaren en
I», zondaren. Doeh de wijsheid
in geregtvaardigd geworden
van al hare kinderen.
30. Kn een der farizeürs bad
hem dat hij met hem ate; en
ingegaan zijnde in des lari-
37.S6C7I huis ZHt hij aan. En
zie, een vrouw in de stad
welke een zondares was, ver-
staande dat hij in des fari-
zeër» huiH aanzat, bragt een
SH.albasten ftwcfa inet zalf; en
staande achteraan zijne voe-
ten w renende, begon zijzijm\'
voeten naiteniaken met tra-
nen, en zij droogde ze af met
het baar van haar hoofd , en
kuste zijne voelen, en zalfde
•i\'J.te met de zalf. Kn de fari-
zet»r die hem genood had
zulks ziende, sprak bij jsich-
zelven, zeggende: Deze in-
dien hij een profeet ware,
zoude wel weten, wat en
hoedanig? vrouw deze h) die
hem aanraakt, want zij ia
10. een tondarea. Kn Jezus aut-
woordende zeide tol hem :
Simon , ik heb u wat te zeg*
gen. Kn hij sprak: Meester,
11.zeg het. JetUë zride: Ken
zeker sehuldhecr had twee
schuldenaars; de «én was
schuldig vijfhonderd pe»Din-
l-.grn , en de ander vijltig; eu
als zij niet hadden oin te be-
talen, schold hij hel bun
beiden kwijt. Zeg dau, wie
van deze zal hein meer lief-
lt. hebben? Iin Simon antwoor-
demle zeide: Ik acht dat iiij
\'t i* wien hij liet meeste kwijt -
gescholden heelt. Kn hij
/eide to: hem: OU hebt regt
II.geoordeeld. Kn hit \'ieli om.
kecrende naar de vrouw,
zeide tot Siluon: Ziet gij
deze vrouw? Ik ben in uit
huis gekomen i tvater hebt
gij niet tot mijne voeten ge-
geven ; maar deze heeft mijne
voeten met tranen natge-
maakt en met het haar van
15. haar hoofd afgedroogd. Gij
hebt mij geen kus gegeven;
ma ir deze, vaudat /ij ingr-
koineu is, heelt niet afgeta-
ten mijne voeten te kotsen.
46.Met olie hebt gij mijn hoofd
niet gezalfd; maar deze heeft
mijne voetrn met zalf ge-
I7.zalfd. Daarom zeg ik u.
hare zonden zijn haar verge-
-ocr page 99-
i 8.                                            91
)• En zijne discipelen vraag.
den hem, zeggende; Wat
mag deze gelijkenis wezen ?
\'. Kn hij zrfde: U is \'t gegeven
de verborgeuheden van het
koningrijk Uods te verstaan .
maar tot de anderen spreek
ik
in gelijkenissen,opdat zij
ziende niet zien, en hoo-
I.rende niet verstaan. Dit is
nu de gelijkenis: Jlet zaad
i.is bet woord Gods. Kn die
bij den weg betaald worden
zijn deze die hooren; daarna
komt de duivel en neemt bei
woord uit hun hart weg, op-
dat zij niet zouden gelooveu
i.en zalig worden. Kn die op
de steenrots bezaaid worden
zijn (leze, die wanneer zij \'t
gehoord hebben, het woont
met vreugd ontvangen; en
deze hebben geen wortel, die
maar voor een tijd getooven,
en in den tijd der verzoeking
1.wijken zij af. Kn dat in de
doornen valt, deze zijn die
gehoord hebben, en henen.
gaande verslikt worden door
de zorgvuldigheden enrijk-
dom en wellusten des te-
vens, eo voldragen geen
\\. vrucht. Kn dat in de goede
aarde valt zijn deze, die bel
woord gehoord hebbende, \'t
zelve in een eerlijk en goed
hart bewaren, en in vol*
standigbeid vruchten voort\'
brengen.
i. Kn niemand die een kaars
ontsteekt, bedekt dezelve
met een vat of zet ze onder
een bed, maar zet ze op een
kandelaar, opdat degenen
die inkomen het licht zien
(".mogen. Want er is niets
verborgen dat niet openbaar
zal worden, noch heimelijk
dat niet bekend zal worden
en in \'t openbaar komen.
ï. Ziet dan hoe gij hoort; want
zoowie heeft, dien zal gege-
ven worden; en zoowic niet
heeft, ook \'t geen hij meent
te hebben zal van hem geno-
nien worden.
ven die vele waren , want zij
heeft veel liefgehad; maar
wien weinig vergeven wonll,
18.die heelt weinig liet\'. Kn hij
zcide lothaar: Uwe zonden
49. zijn K verbeven. Kn die mede-
aanzaten begonnen te sec.
ren bij lïichzelve: Wie in
deze die ook de zonden ver-
ïiO. geeft ? Maar hij zeide tot de
vrouw: Uw gcloofheeftu be-
houden, ga henen in vrede.
HOOFDSTUK H.
I. Kn het Rnsehiedde daarna
dat hij reisde van de ecne
stad en vlek tot de andere,
iiredikenile en verkondige nde
net evangelie van het ko-
iiui\'.\'iiili Gods; en de twaalf
"J. waren niet hem , en Bominue
vrouwen die van booze geen
ten en krank heden eene-
%en waren, namelijk Maria
genaamd Magdalena, van
welke zeven duiv»-len uitge-
ii.gaan waren, en Johanna de
hutevrouw van Uhuzas den
rentmeester van Ilerndea,en
Suaanna, eu vele andere, die
hem dieuden van hare goe-
deren.
I. AU nu een groote schare
bijéémergaderde, en zij van
alle steden tot hem kwamen,
soo zeide hij door gelijke-
£►. nis: Een zaaijer ging uit om
zijn zaad te zaaijen; en als
Ihj zaaide viel het e>ne bij
den weg, en werd vertreden ,
en de vogelen des hemels
ü.aten dat op; en belandere
viel on een steenrots, en op-
gewassen zijnde is het ver-
dord, omdat het geen voch-
7.tigiieid had; en bet andere
viel in \'t midden van de
doornen, en de doornen
medeop wassende verstikt e n
8. hetzelve; en het andere viel
op de goede aarde, en npge-
wassen zijnde bragt het hun.
derdvoudige vrucht voort.
Uit zeggende riep hij : Wie
ooreti heeft om te hooren
die hoorc.
-ocr page 100-
93
19. hu zijne moeder en zijne
broeder» kwamen tn* hem,
en konden bij hem niet ko-
•0. men vanwege de*ehare. Kn
hem werd geboodschapt ma
\' r,,i:/i-„ .1.1.\' lelden: U*ïinO«-
der en uwe broeders staan
daarbuiten, negeerend* u te
Jl.zieu. Maar hij antwoordde
en zeidetot hen: Mijne moe-
der en mijne liroedera zijn
deze, die God» woord hooren
en hetzelve doen.
£$, Kn bet ireichiedde op een
van die dagen dat hij in een
schip :;m;. en zijne diacipe-
len met hem j en bij zeide tot
hen: Laai on» onervaren aan
de andere zijde de» meer».
*\'». Kn zij staken al\'. Kn al» zij
voeren, viel hij in elaap; en
er kwam een atorm van wind
op het meer, en zij werden
vol water en waren in nood.
.1. Kn zij gingen tot hem en
wekten hem op, zeggende:
Meester, Meettor, wij ver-
raan. Kn hij opgestaan
zijnde bestrafte den wind eu
de watergolven, en zij hiel-
den op, en er werd stilte.
-j. Kn bij zeidetnt hen: Waar
in uw geloot\'? Haar tij be-
vreesd zijnde verwonderden
zich, zeggende tot elkander:
Wie is toch deze, dat hij ook
de winden en het water ge-
biedt en tij zijn hein gehoor-
/.HHIll I
26, Ku zij voeren voort naar
het land der Gadarenen, het-
welk ia tegenover Galilra.
\'.\'7. Kn als hij aan het land uil-
gegaan was, ontmoette hem
een zeker man uit de stad,
die sedert langen tijd met
duivelen waa bezeten ge-
weest; en hij was met geen
kteederen gekleed, ea bleet\'
m geen buut, maar in de
28, graven. Kn bij Jezus ziende,
en zeer roepende, viel voor
hem neder, en *.eide meteen
groote stem: Wat heb ik met
u te doen, Jezus, gij Zoon
Uods des Allerhoogsten \'t Ik
bid u dat gij mij niet pijnigt.
29. Want hij had den onreincn
gecat geboden dat hij van den
mettst-hzoude uitvaren; want
bij had hein menigen tijd
bevangen gehad, en hij werd
met ketenen en met boeijen
gebonden om bewaard tenjn,
en hij verbrak de banden,
en werd vku den duivel g<
30. dreven in de woestijnen. Kit
Jezus vraagde hem , zeggen-
de: Welke l» uw naam ? Kn
bij zeide: Legio; want velt
duivelen waren in hem ge*a-
31. ren. Kn zij baden hem, dat
hij hun niet gebieden zoude
in den afgrond henente*
.\'12. varen. Kn aldaar waa een
kudde van vele zwijnen wei-
tiende op den berg; en zij
baden heiu.dat hij bun wildr
toelaten in dezelve te varen ,
\'Ui. en hij liet het hun toe. Bn
de duivelen uitvarende van
den inensch, voeren in de
zwijnen , en de kud<te stortte
van de steilte afin het meer,
.il.cn versmoorde. Kn die ze
weidden, ziende \'t geen ge-
achied wat, zijn gevlugt, eu
henengaande boodschapten
\'t in de stad en op het land.
SS. Kn zij gingen uil om te zien
\'t geen geschied was, en kwa-
men tot Jezus, en vonden
den mensen van welken de
duivelen uitgevaren waren,
zittende aan de voeten van
Jezus, gekleed en wel bij
zijn verstand ; en zij werden
:tti. bevreesd. Kn ook die liet
gezien badden verhaalden
hun hoe de bezetene was ver-
3?. lost geworden. Kn de ge-
beele menigte van hetomlig-
geude land der Gadarenen
bad hem dat hij van hen
wegging, want zij wareu
met groote vrees bevangen .
en hij in het schip gegaan
itS.zijnde keerde weder. Kn de
man van welken de duivelen
uitgevaren waren, bad bem
dat hij inogt bij hem zijn.
Maar Jezus liet bem van zich
-ocr page 101-
LS 9.                                             93
19. Als hij nog sprak , kwam
er een van hef hui» va» den
overste der aynagoge, zeg-
gende tot hem: Uwedochter
is gestorven : weesden Mees
W). ter niet moeijclijk. Maar Je-
zusdat hoorende antwoordde
hem, zeggende: VreeBniet;
geloof alleenlijk, en zij zal
61. behouden worden. En alx
hij in het huis kwam, liet
hij niemand inkomen dan
Petrus en Jacobus en Johan-
nes , en den vader eu de moe-
•\'»2.der des kinds. En zij schrei •
den allen en maakten niU-
baar over baar. En hij zeide:
Schreit niet: zij is niet g;-
53. storven , maar zij slaapt. En
zij belachten hem, wetende
ü-l.dat zij gestorven was. Maar
alB hij ze allen uitgedreven
had, greep hij hare hand en
riep, zeggende: Kind, sta
65. op. En haar geest keerde
weder, e» zij is terstond op
gestaan; en hij gebood dat
men haar te eten geven sou-
5G. de. Ënhare ouders ontzette-
den zich; en hij beval hun
dat zij niemand zouden zeg-
gen hetgeen geschied was.
HOOFDSTUK ».
1. En zijne twaalf discipelen
tezamen geroepen hebbende,
gaf hij hun kracht en magi
over al de duivelen, en om
2.ziekten te genezen, en zond
ze henen om te prediken het
koningrijk Oods, en de kran-
3. ken gezondtemaken. En hij
ieide tot hen: Neemt nieta
mede tot den weg, noch ita-
ven , noch male, noch brood ,
noch geld; noch iema&d van
u zal twee rokken hebben.
4. En In wat buis gij ook zult
ingaan, blijft aldaar, en gant
5. vandaar uit. En zoowie u niet
zullen ontvangen, uitgaande
van die stad schudt ook bet
stof af van uwe voeten, tot
(!. een getuigenis tegen hen. Kn
zij uitgaande doorgingen al
de vlekken, verkondigende
39. gaan, zeggende Keerweder
naar tiw huis , en vertel wat
E route dingen u God gedaan
eeft. Ën hij ging henen,
door de gebeefe siad verkon-
digeude wat groote dingen
Jezus beun gedaan had.
40.     Kn het geschiedde als Je-
lut wederkeerde, dat hem de
schare ontving; wautzijwa-
ren allen hem verwachtende.
41. En Kir, er kwAin een man
wiens naam was Jaïrus, eu
hij was een overste der syn-
agoge; en hij viel aan de
voeten van Jezus, en bad
hem dat hij in zijn hu is wilde
s\'. komen . want hij had een
lénige dochter van omtrent
twaalf jaren , en deze lag op
haar sterven.
En al* hij bcnenging zoo
verdrongen hem dr scharen.
4:i. Kn een vrouw die twaalf ja-
ren lang den vloed den bloeds
gehad had, welke al haren
leeftogt aan medicijnmees\'
ters ten koste gelegd had,
en van niemand had kunnen
il. genezen worden , van achte-
ren tot hem komende, raakte
den zoom zijns kleeds aan;
eu terstond stelpte de vloed
>\'\'. haars bloeds. En Jezus zei-
de: Wie is \'t die mij heeft
aangeraakt ? En als zij \'t al-
len ontkenden, zeidc Petrus
en die met hem waren: Meei-
ter, de scharen drukken en
verdringen u, en zegt gij:
Wie is \'t die mij aange-
46, raakt heeft? En Jezus zcitle:
Iemand heeft mii aange-
raakt; want ik heb hekend
dat kracht van mij uitgegaan
I7.ii. De vrouw nu ziende dat
zij niet verborgen was, kwam
bevende, en voor hem neder-
vallende verklaarde hem voor
al het volk, om wat oorzaak
zij hem aangeraakt had, en
hoe zij terstond genezen was.
«. En hij zeide tot naar: Doch-
ter , wees welgemoed, uw ge-
loof heeft u behouden; ga
henen in vrede.
-ocr page 102-
LUCAS \'J.
>\\
het evangelie en genezende
il\' zitteen overal.
7. fin Herodea de viervorM
boorde ui de dingen die vau
liein reschiedde.n, en waa
l wijfelmnedig, nuidui vau
sommigen gezegd werd, dat
.I.iIlhti ii-\'« van de doodeu was
S. opgestaan; en van sommi-
gen , dat Klia verschenen
wat ; en i •>• anderen, dal ren
profeet van de ouden was op*
\'i. gestaan. Kn llerodes zeide:
Jobaunes heb ik onthoofd:
wie U nu deze, van welken
ik zulk* !\'•_:•\'! boor? fin
bij zoclit hem te sieu.
IA, fin de apostelen weder-
gekeerd zijnde, verhaalden
iit-iu alwat zij gedaan hart-
ilt-.i. Kit hij nam ze mede,
ra vertrok alleen in een
woeste plaats der stad ,•*
1 I . .... urn! Kei !,....,. \' R. fin dR
scharen dal verstaande, volg-
den hem; en hij ontving ie,
mi sprak tot hen van het kn
niugrijk Gods; en wie ge-
nezing van uoode hadden
maakte hij gezond.
12. fin de dag begon te dalen ;
en de twaalf tot hem komen*
ile, zeiden tot hem: Laat de
schare vilu u, opdat zij he-
neugaanje in de omliggende
vlekken en dorpen bet-berg
kiemen mogen , en \'p-je vin.
den; wa.nl wij zijn hier in
i;(,een woeste plaats. Maar hij
zeide tot hen : Geeft gif huu
teeten. fin zij zeiden: Wij
hebben niet meer dan vijf
brooden en twee vissehen .
tenzij dan dat wij henrn-
jraan en spijs koopen voor
14,al dit volk. Wat-t er waren
omtrent vijfduizend mannen.
Doen hij zeide tot zijne dii-
cipelen; Doet hen neder.
zitten bij afleelingen , elk
l,-,. van vijftig, fin zij deden
alzoo, en deden ze allen ne-
IC derzitten. fin hij de vijf
brooden en de twee vissehen
genomen hebbende, zag op
naarden hemel eu zegende
die, en brak ze, en taf ze
den diaripeleu om ze der
17. schare voorteleggen. fiu zij
aten en wei-den allen ver-
zadigd; en er werd opge*
nomen \'t «een hnn vau de
brokken overgeefholen wm,
twaalf korven.
IS. fin het geschiedde alt hij
alleen waa biddende, dat de
discipelen met hem waren,
en üijvraagde beu, zeggen-
de: Wie zeggen de scharen
iy.dat ik ben > fin zij antwoor-
ilende zeiden: Johannet de
l\'uoper; en anderen, fin*
en anderen, dat eeuig pro-
feet van de oudeti opgestaan
il. i«. En hij zeiJe tot beu:
Maar giftieden, wie zegt gij
dat ik beu? fin Petrus ant-
woordende zeide : Da Chri*-
l.tuaGods. fin hij gehood bun
scherpelijk en beval dat zij
dit niemand zeggen znudeu,
•J.zeggende: DcZoondea meu-
Helicn moet veel lijden, en
verworpen wordeu van de
ouderlingen en overprieatera
en schriftgeleerden, en jre-
dood en ten derden dage op-
gewekt worden.
3, fin hij zeide tot allen: Zoo
iemand achter mij wil ko-
nien, die verloochene zich-
zelvea, en neme zijn kruis
dngelijks op en volge mij.
I. Want zoowie zijn leven be-
houden wil, die zal het ver-
liezen; maar zoowie zijn le-
vi n verliezen tul om mijnent*
wil, die zal het behouden.
5. Want wat baat het een
tnensch die de gelieele we*
reld zoude winnen, en zich-
zelven verliezen of schade
Ci.itan zichteirtn lijden? Want
zoon ie zich mijns en mijner
woorden zal geschaamd heb-
ben , diena zal de Zoon des
meuschen zich schamen,
wanneer hij komen zal in
zijne heerlijkheid eu in t/e
heerlïjkktid dea Vadera en der
\'. heilige engelen. En ik xeg
u waarlijk, er z-jn comnii*
-ocr page 103-
lS 9.                                            9\'t
..\'. iri.ru.\': rn zie, eeu geeat
neemt hem, en van stonde
aan roept hij, en bij scheurt
hem dat bij arhuimt, eu
wijkt naauwelijks van hem,
4ii.en verplettert hem; en ik
heb uwe discipelen gebeden
dat zij hem zouden uüwer.
4!. pen, en zij konden niet. En
Jezus antwoordende zeide:
O ongeloovig eu verkeerd ge-
slacht, hoelang zal ik il\': .
bij ulieden zijn en ulieden
verdragen? Breng uwen zoon
42.titer. Ku nog alii bij ttaur
hem
toekwam , scheurde hem
de duivel en verscheunie
kern; maar Jezus bestrafte
denoureiiieD geest, en in..nk -
te het kind gezond, en gal"
IH. hem zijneu vader weder. Kn
zij werden allen verslageu
overdegrooldadtgheid Uods.
Kn als zij allen zich *erwou-
derdeu over al de dingen die
Jezus gi-daan bad, zeide hij
44.tot zijne discipelen: l,egl gij
deze woorden in uwe ooren ;
Want de Zoon des iiienaclieii
zal overgeleverd worden i i
la.der meUHChen handen. Maar
zij verstondeu dit woord nier,
er. het was voor hen verbor-
gen, alzoo dat zij het niet
begrepen; eu zij vreesden vau
dat woord hem te vragen.
46. Kn erreeaeen overlegging
onder hen , namelijk wie vnn
47.ben de meeste «are. Maar
Jezua ziende de overlegging
hunner harten, nam een kin-
deken en stelde dat bij zich ,
4ft.en zeide tot heu : Zouwie dit
kindeken ontvangen zal iu
mijneu naam, die ontvangt
ui;;; eil ZOOWie UU.....Iviin.
gen zal, die ontvangt hem
die mij gezonden heelt. \\\\ ;u t
wie de minste onder u alleu
49.U, die zal groot zijn. Ku
Johaunes antwoordde eu
zeide : Meester, wij hebbeu
eenen gezien die in uwen
naam de duivelen uitwierp,
en wij hebben \'t hem verbo.
deu, omdat hij u met ona
ï*
gen dei genen die hier ataan,
die den dood niet zullen
smaken, totdat zij ht-t ko-
ningrijk Ooda zullen gezien
hebbeu.
:<. Kn bet ge*rhieddeonitrent
acht dageu nadere woorden
dat hij uiedenaut Fr trut en
Jobanne* en Jacobus, en
klom op den berg om te biJ-
39.den. hn nis hij bad , werd
de gedaante zijns aangezigta
veranderd,en zijne kleedhtg
UU, wit en zeer blinkende, hn
zie, twee mannen spraken
met hem, welke «aren Mo-
Hl. zet en hlia; dewelke Kelten
zijnde in heerlijkheid, aei-
deu zijnen uitgang dien bij
zoude volbrengen te Jeru7a-
32. Ie». PetruB nu en die met
hem wwren , varen mei slaap
bezwaard; BB ontwaakt «tin.
de zagen zij zijne beerlijk-
beid e» de iwee mannen dit-
ÏCt, bij hem stonden. Ku bel
geschiedde als zij van hein
afscheidden, zoo zeide 1\'etrus
tot Jezus; Meester, het is
«ni\'.1 dat wij bier /\'nu; en
laat una drie tabernakelen
maken,voor u een,en voor
Mo zes een , en voor Klia een ,
niet wetende wat hij zeide.
-;i. Als bij nu dit reide, kwam
een wolk en overschaduwde
heu ;en zij werden bevreesd ,
als die in de wolk ingingen.
Ifi.Kn er geschiedde een stem
uit de wolk,«eggende : Deze
ia mijn Keliefde Zoon : hoort
.;i..hem, Kn als de (tem g*--
tchledde, zoo werd Jezus al-
leen gevonden. Ku zij zwc
gen stil, en verhaalden in
die dagen niemand iets van
\'t geen zij gi:xien badden.
;;, Kn het geschiedde des
daags daaraan, als zij van
den berg afkwamen, dat hem
eeu a;roote schare in \'t ge-
\'iS.moet kwam. Kn zte, een
man vandeaebare riep uit,
zeggende: Meester, ik bid
u ,zie toch mijnen zoou aan,
want hij ia mij een eenigge.
-ocr page 104-
M.nfet volgt. Eu Jezus zeide
tot hem : \\ n hledl het niet ;
wHiit wie te"gen ons niet is,
die is vóór on*.
M. Lu het geschiedde als de
dagen zijner opneming ver
vuld werden, zoo rigtte hij
tijn aangezigt om naar Jeru-
52, salmi te reiten ; en hij zond
bodea uit voor lijn aange.
zigt; en zij benengereis I
zijnde, kwamen in eeu vlek
der Samaritanen, om vooi
;i\'A. hem herberg te bereiden. En
*ij ontvingen hem niet, om
dat zijn aangezigt was alt
reizende naar Jeruzalem
\'il.AU nu zijne tlisripelen Ja
i\'ubiiK en Joliannes dat za-
yen, zeiden «ij: lieer, wilt
v;ij dat wij zegden, dat vuur
van den hemel uederdale en
deze verslinde, gelijk nok
.Vi.hlia gedaan heeft? Maar
zich omkeerende bestrafte
bij ze, en zelde: Gij weet
niet van hoedanigen geest
- \'U zijt; want de üoon des
meiischen is niet gekomen
om der menschen zielen te
verderven, maar om te be-
houden. I ii zij Ringen naar
MD ander vlek.
\',". En het geschiedde op den
weg als zij reisden , dat een
tot hein zeide: lieer, ik zal
u volgen waar gij ook hcneti-
.\'iH.gaat. En Jezus zeide tot
hem: De vossen hebben ho-
len , en de vogelen des he-
mels neeten; maar de Zoon
des munschen heelt niet waar
59, hij het hoofd nederlegge. En
bij zeide tot een ander: Volg
mij. Doch hijseide: Heer,
laat mij toe dal ik henenga
en eerst mijnen vader be-
60* grave. Muur Jezus zeide tot
bem: Laat de dooden hunne
iimi.it ii begraven : doch gij,
ga henen en verkondig bet
f.1. koningrijk God*. En ook
een ander xeidc. I leer, ik zal
u volgen; maar laat mij eerBt
toe dat ik afscheid neme van
liegenen die in mijn huia
ti\'ü.iiju. En Jezus zeide tot hem:
Niemand diezijne band aan
den ploeg slaat en ziet naar
hetgeen achter is, is be-
Vwaam tot bet koningrijk
Gods.
HOOFDSTUK lO.
1.     En nalezen stelde de Heer
nog zeventig anderen, en
zond ze benen voor zijn aan-
gezigt, twee en twee, in
iedere stad en plaats waar
2. hij komen zoude. Hij zeide
dan tot hen : De oogst is wel
groot, iiiHJtr.it* arbeiders zijn
weinige: daarom bidt den
Heer des oogstes, dat hij ar.
beiders in zijnen oogst uit.
:. stoot.\'. Gant henen : zie , ik
zend u als lammeren in \'t
-1 midden der wolven. Draagt
geen buidel, noch male,
nocb schoenen, en groet uie-
.\'i.uiantJ op den weg. En in
wat huis gij zult ingaan,
zegt eerst: Vrede tij dezen
(i.buize. En indien aldaar een
zoon des vrerfes is, zoo zal
uw vrede o)) hem rusten;
maar indien niet, zoo zal hw
\'.vrede tot u wederkeereu. Kn
blijft in dat buts, etende en
drinkende \'t geen van ben
rtiarffi\'tet wordt ,* want de ar*
beider is zijns luons waardig.
(iaat niet over van \'t 4é*e
H. huis in \'t andere huis. En in
wat stad gij zult ingaan en
zij u ontvangen, eet hetgeen
y.ulieden voorgezet wordt, en
geneest dekrankendieda»r-
in zijn, en zegt tot hen : Het
koningrijk Gods is nabij u
10. gekomen. Maar in wat stad
gij zult ingaan en zij u niet
ontvangen, uitgaande op ha-
11.re straten zoo zegt: Ook
het stof dat uit uwe stad aan
ons kleeft, schudden wij al\'
op ulieden; nogtans weet
dit, dat het koningrijk Gods
l.\'. nabij u gekomen is. En ik
zeg u, dat het voor die run
Sodoui verdragelijker wezen
zal in dien dag dan voor die
-ocr page 105-
IS li).                                               !»7
24.diczien\'l geen gij ziet. Want
ik zegu dat vele profetenen
koningen hebben begeerd Ie
zien \'t geen gd ziet, en heb.
ben \'t met gezien , en te |mo-
ren \'t geen gij hoort, en heb.
beu \'t met gehoord.
-.i. Kn zie, een zeker wetge-
leenie stond op, hein verzoe.
kende, en zeggende: Mees-
ter, wat doende zal ik het
-ti.eeuwige leven beerven ? tin
hij zeide tot hem: Wat is
in de wet gesebreven ? Hoe
\'J7.1eest gij? En hij antwoor-
dende zeide : 0 ij tuit den
Heer uwen God I i e f-
hebben uit geheel uw
hartenuit geheel uwe
ziel enuit geheel uwe
kracht en uit geheel
uw verstand, en uwen
28.D aast e a 11 u zei ve n. Kn
hij zeide tot hem . (jij hebt
regt geantwoord: doe dal,
29, «n gij zult leven. Maar hij
willendeziehzelven regtvaar.
diKen, zeide tot Jezus: Kn
W. wie i» mijn nuaste ? Kn Je-
/zus antwoordende zeide: Keu
zeker mcusch kwam at\' van
Jeruzalem naar Jeneho, en
viel onder de moordenaars,
welke hem ook uitgeplun-
derd en daartoe zwure blagen
gegeven hebbende, hent»-
Singen, en lieten mm hali\'-
ood liggen. Kn bij geval
kwam een zeker priester
dien weg at\', en hem ziende
ging hij tegenover kem voor-
H\'J.bij. En desgelijks ook een
leviet, als hij was bij die
plaats kwam hij en zag htm ,
en ging tegenover hem voor-
93, bij. Maar een zeker Sama-
ritaan reizende kwam om-
trent hem, en hem ziende
werd hij met innerlijke ont-
iil.lerming bewogen ; en hij tot
brm gaande verbond zijne
wonden, giet e mie daar in olie
en wijn; eu hem bettende op
* lijn eigen beest, voerde bij
hem in de herberg en ver-
;j5. zorgde hem. £11 des anderen
lH.stail. Wee ii Chorazin, wee
ii Jiethsaïda! Want /<•<> in
Tyrus en Sidon de krachten
geschied waren die in u ge-
«i\'hiedziin, zij souden eer-
lijdt in zak en ascli zittende
II. zich bekeerd hebben. Hoen
het zal Tjrnta en Sidon ver-
dragelijker zijn in het oor-
ii.deel dan ulieden. En ifij Ka-
l>ernamu, dat tot den hemel
toe verhoogd zijt, gij zult tot
de hei toe nodergeetooten
lli. worden. Wie u hoort die
hoort mij, en wie u verwerpt
die verwerpt mij; en wie
mij verwerpt die verwerpt
deugeen die mij gezonden
heeft.
17. Kn de zeventig zijn weder-
gekeerd met blijdschap, teg-
gende: Heer, ook de duive-
len zijn ons onderworpen in
is.uwen naaiu. Kn hij telde tot
hen: Ik zag den satan als
Mablikasm ul\' J*\'n hemel
1\'l.vallen. Zie, ik geef u de
mant om op slamcen en
schorpioenen te treden, en
OMf alle kracht des vijand*;
en geen ding zal u eenigzin*
\'M. beschadigen. Doch verblijdt
u daarin niet, dat de geesten
u onderworpen zijn; maar
verblijdt u veelmeer dat uwe
namen geachreveu zijn inde
hemelen.
\'•tl. Te dier ure verheugde zich
Jezus in den geest, en reide;
Ik dank u Vader, Heer des
hemels en der aarde, dat gij
deze dingen voor de wijzen
en veratandigen verborgen
hebt, en hebt dezelve den
kinderkei)» geopenbaard ; ja
Vader, want alzou is geweest
\'2. het welbehagen voor u. Alle
dingen zijn mij van mijnen
Vader overgegeven j en nie-
mand weet wie de Zoon is dan
<je Vader, en wie de Vader is
dan de Zoon, en wien het de
.... ua° **\' w\'Hen openbaren.
-.«. tn ijch keerende naar de
«\'•cipelen, zeide hij tot ken
«Heen: Batig zijn de oogen
-ocr page 106-
Mi                                           LUCAS 11.
daagsweggaande, haalde hij
twee penningen uit, en gaf
ze .\'i\'ti «««ril, en zeide tot
hem: Prang zorg voor hem j
\'\'" "ih\'.iki nij meer atm ktm
"-\'.i koste zult leggen, dut
zal ik Q wedergeven ata ik
.\'ii>. wederkom, Wie dan van «leze
drie dunkt u de naaste ge-
weest te zijn (leekenen die
onder de moordenaars ge-
« .\'(7.vallen wan? Kn hij zeide:
Die barinbarliglieidaau hein
gedaan heelt. Zoo zeide dan
Jf/.uH tot hein : Ra henen en
doe gij desgelijks.
38.     En het geschiedde als zij
reisden, dat hij kwam in een
vlek; en een zekere vrouw
met name Martha ontving
39, hem iu haar huis. Kn deze
had een zuster genaamd Ma
ria, welke ook zittende aan
de voeten van Jezus «ijn
10. woord hoorde. Doch Martini
was zeer bezig met veel die.
nen, en daar bijkomende
zeide zij: Meer, trekt gij u
dat niet aan , dat mijne zus-
ler inij ftllóéu laat dienen \'t
Keg dan baar <iat zij mij
ll.helpe. Kit Jezus antwoor-
dende zeide tot haar: Mar-
tha .Martha, gij bekommert
en ontrust u over vele nn:
13.na, maar één ding is noo-
dig; doch Maria heeft het
goede deel uitgekozen, het-welk van haar niet zal weg-
genomen worden.
HOOFDSTUK 11.
1,     i \'i bet geschiedde toenhij in eeu zekere plaats wan
biddende, als hij ophield,
dal een van zijne discipelentot hem zeide: Meer, leer
ons bidden, gelijk ook Jn-
hannea zijnen discipelen ge-
2. leerd heeft. Kn hij zeide tol
hen: Wanneer gij bidl, zoo
zegt: Onze Vader die in de
hemelen tijt, uw uaam wnr-de geheiligd ; uw koningrijk
korae; uw wil geschiede ge-
lijk in den hemel ateóó ook
i.op de aarde; geef ons eiken
dag ons dagelijksch brood ,
l.en vergeef ons ome zonden,
want ook wij vergeven aan
een iegelijk die ons schuldig
is; en leid ons niet in vertoe*
king, maar verlos ons van
den booze.
ri. En bij zeide tot hen: Wie
van u zal een vriend hebbeu,
en zal te middernacht tot
hem gaan, en tot hem zeg-
gen : Vriend , leen mij drie
fi. brooden, overmits mijn
vriend van de reis tot mij
gekomen in, en ik heb niet
7. wat ik hem voorzette : en dat
die van binnen antwoordende
zoude zeggen: Doe mij geen
moeite aan; de deur ia nu
gesloten , en mijne kinderen
zijn met inij in de «laapka-
tuer; ik kan niet opstaau om
N.ute geven. Ik zeg ulieden,
hoewel hij niet zoude opstaan
en hem geven omdat hij zijn
vriend is, nostans om zijner
onbeschaamdheid wil zal hij
opstaan en hsin geven zoo.
\'J.velc als hij er behoeft. Kn
ik zes ulieden, bidt, eu u
zal gegeven worden ; zoekt ,
en gij zuU vinden; klopt,en
u zal opeugedaan w-orden.
11». Want een iegelijk die bidt,
die ontvangt; erj wie zoekt,
die vindt; en wie klopt, dien
11.zal opengedaan worden. Kn
wat vader onder u, dien de
zoon om brood bidt, zal hem
een steen geven ? of ook om
een vi-ch, zal hem voor een
13, visch een slang geven? ol\'
zoo hij ook oui een ei zoude
bidden, zal hij hem eeu
13. schorpioen geven? Indien
dan gij die boos zijt weet
uwen kinderen (roede gaven
te eeveu, hoeveeltemeerzal
de heiuelsche Vaderden Hei*
ligen Geest geven dengenen
die hem bidden.
II. Kn hij wierp een duivel
uit, en die was stom ; en het
geschiedde als de duivel uit-
gevaren was, dat de stomme
-ocr page 107-
sprak. Kn de scharen ver-
ir,.wonderden zich , iimnr «nm
inigpn van taen xeiden: Hij
werpt de duivelen uit door
Reëlzchul den overste der
16. duivelen. Kn anderen hem
verzoekende, beierden vru
hem een teeken uit den
17.  hemel. Mh.it hij kennende
hunne gedachten, zeide tot
hen: Ieder koningrijk dat
tegen zichzelf verdeeld ie,
wordt verwoest; en een hui»
tegen zichzelf rerdt-eld zijnde,
IS. valt: indien nu ook de eatau
tegen zichxelven verdeeld ia,
hoe zal zijn rijk bestaan?
Dewijl gij zegt dut ik door
Iteflzebul de duivelen uit
lü.werp. Eu indien ik door
Kcrin\'liul de duivelen uit-
werp, door wien werpen M
uwe ionen uit ? Daarom nul\'
len déze uwe teRtera zijn
..".M.i.ir indien ik . 1.•.-.»- den
vinger God* de duivelen uit
werp , zoo ie dan het koning
rijk God» lot u gekomen
21.Wanneer ceu sterke gewa.
pende zijn hof bewaart, zoo
is (i/wat hij heeft in vrede;
22.WMJ als een daarover komt
die sterker ie dan hij, en
hem overwint, die neemt
zijne geheele wapenrusting
waar hi) op vertrouwde, en
«:t. deelt zijnen roof uit. Wie
inèt mij niet ia, die is tégen
niij . en wie met mij niet
vergadert, die verstrooit.
34. Wanneer de onreine jjeeet
van den memch uitgevaren
is, zoo gaat hij door dorre
ÏlaMieo , zoekende raat, en
ie niet vindende zegt hij:
Ik zal wcderkeeren in mijn
huie waar ik uitgevaren
-;»-ben; en komende vindt bij
. het mei beiemen geveegd en
h. versierd. Dan gaat hij he-
nen en neemt met zich ze-
ven andere geeeten, hoozer
d»n l.ij/.elf ia, en ingegaan
jtgnde wonen zij aldaar; en
het Umi«te van dien neuten
wordt erger dan het eerste.
27. Kn bet geechifdde als hij
deze dingen sprak, dat eeu
zekere vrouw iie Mem ver-
heffende uit de achare, tot
hem zeide; Zalig in de K-hooi
die U gedragen heeft, en de
bursten die gij htbt gczn-
38. gen. Maar hij zeide: Ja
zalig zijn degenen die het
woord Gods booren en het -
zelve bewaren.
39.     En ala de aeharen dixt bij.
éénvergaderden, begon hij te
zeggen: Dit in een boos ge-
slacht: het verzoek» center*
ken , en hun zal geen teeken
gegeven worden dan hel iee-
ken van Jooa den proleet.
10. Want gelijk Jona den Nine-
viten een teeken geweest is,
alzdó zal ook de Koon des
menseben zijn voor dit ge
(1. slacht. De koningin van hei
zuiden zal opetaau in het
oordeel met de mannen van
dit geelacht, en zal zever
oordeelen ; wan! zij ia geko-
men van de einden der aarde
om te booren de wijeheid
Salomo\'s — en zie, meerdan
12. Salomo is hier. 1\'c mannen
van Ninevé zullen opainan
in het oordeel met dit ge-
«lacht, en zullen \'t *elvev«r.
oordeelen; want zij hebben
zich bekeerd op de prediking
van Jona — en lie, meer dan
Jona ie hier.
3. Kn niemand die een kaam
ontsteekt, zet die in \'t ver-
borgen noch onder een kn-
ren maat, maar op een kandc
laar, opdat degenen die in-
komen net licht zien moge.i.
I. De kaars des ligchanme ie
het oog: wanneer dan uw
oog eenvoudig is, xoo is ook
uw geheele ligrhaam ver-
licht . maar zoo het bona ia,
zoo ie ook uw gtkeefo !ig-
S.cttMtn duiater. /je ilan loe ,
dat niet het licht \'t welk In
S.Il ia duiaternia zij. Indien
dan uw ligcliaam geheel ver-
licht ia, met hebbende cenitf
deel dat duister is, zoo zat \'l
-ocr page 108-
100                                          LUCAS
geheel verlicht zijn, gelijk
wh......it de kaars met het
rcbijnsel u verlicht.
12.
aan de werken uwer vadc-
ren; want t\'\\\\ hebben ze ge-
dood, en itjl bouwt hunne
37- Als hij nu dit sprak , bad
19.
graven. Waarom ook de
hem een zeker farizei-r dar
hij hij hem het middagmaal
wilde eten; en ingegaan
S8. zijnde zat hij aan. En de ia
riteer dnt ziende, verwon-
wijsheid (iods zegt: Ik zal
Erofeten en apostelen tot
en lenden , en van die zul -
len z\'j wmmiprit dooden , en
summigr* zullen zij uitjn-
gen , opdat van dit geslacht
h:,\'i \' iscbl worde het bloed
van al de profeten dat vergo-
ten is van de grondlegging
der wereld af, van het bloed
Abels tot bet bloed van Za-
charia, die gedood is tus-
scben bet altaar en bet hui*
Gods; ja zeg ik u, het zal a l\'-
gei\'ischt worden van dit ge-
slacht. Wee u gij wctgeleer-
den , wam gij hebt den sleu-
tel der kennis weggenomen :
gij zelve zijt niet ingegaan,
en wie ingingen hebt gij ver-
hinderd.
En aln hij deze dingen tot
hen zeide, begonnen de
schriftgeleerden en t\'arizefrs
hard aantehouden, en hem
van vele dingen ie doen spre-
, ken, hem lagen leggeude,
en zoekende iets wit zijnen
moml te bejagen, opdat zij
hem beschuldigen mogtcn.
HOOFDSTUK I*.
, Als lntustcben vele dui-
zendrn der schare bijéónver-
gaderd waren, zoodat zij
elkander vertraden, begon
hij te zeggen tot zijne disei*
pelen: Vooreerst wacht uzel-
ve voor den zmirdeescm der
farizetts, welke is geveinsd»
.beid. En er is niets bedekt
dat niet zal ontdekt worden ,
en verborgen dat niet zal ge-
. weten worden. Daarom al*
wat gij in de ilwisternia ge-
zegd hebt zal in \'t licht ge-
hoord worden, en wat gij in
het oor gesproken hebt in de
binnenkamers zal op de d»-
. km gepredikt worden. En
ik zeg 11 mijnen vrienden,
vriest niet voor degenen die
•ierde zich dat hij niet eerst
W,
vóór het middagmaal zich
:*!*. gewasscben had. Kn de
Heer xelde tot hem: Nu gij
larizeers, gij reinigt het bui-
tcnste des drinkbeker! en
des schotel*, maar het bin-
nenste van u is vol van rooi\'
10.en boosheid. Gij onverrtan-
digen, die bet buitenste
heelt gemaakt, heeft hij ook
niet het binnenste gemaakt ?
41. Doch geeft tot aalmoezeu
hetgeen daarin is, en zie,
12. alles is it rein. Maar wee u
farizecrs, want gij vertient
kruizemunt en wijnruit en
Hlle moeskruid , en gij gaat
voorbij het oi.rdeel en de
liefde Gods. Dit moeit men
doen en het andere niet na
13.  laten. Wee u farizecrs, want
gij bemint het voorgestoelte
in de synagogen, en de be-
grnetingcn op de markten.
11. Wee u gij schriftgeleerden
en mrizei;rs, j-ij geveinsden;
ttatit gij zijt gelijk de gra.
ven die niet openbaar zijn.
en de menschen die daarover
wandelen weten \'t niet.
l,i. Kn een van de wetgeleer
den antwoordende zeide tot
hem: Meeater, als gij deze
dingen zegt, zoo doet gij
ook ons smaadheid aan.
ir.. Doch hij zeide: Wee ouk w
wetgeleerden, want gij be-
last de mtnschen met lakten
iwaar om ie dragen, en zelve
iv.uk i gij die lasten niet aan
met écu van uwe vingeren.
17.  Wee u, waut gij bouwt de
graven der profeten, en uwe
vaderen hebber, dezelve ge-
18. dood. Zoo getuigt gij dan
dat gij medebebagen bebt
-ocr page 109-
I.UCA
S 12.
tOI
hr-i ligrha:tm ilnoden, eo
daarna niets itu\'i\'-r kunnen
>.doen; maar ik zal u toonen
wien gij vreezen fait: vreest
dien, rtip nadat hij gebood
heeft ook magt ht.it \\a ,\',
hel te werpen ; ia ik zeg u,
ff, vreest dien. Worden niet
vijfmtiRchken* verkocht voor
twee pcnuingrkens ? Knniet
ét-n van die is voor God ver-
7. Keten. Ja ook dit haren uwi
hoofde zijn alle geteld. Vreest
dan niet: gij gaat velcmusch-
s. kens teboven. En ik zeg u,
een iegelijk die mij belijden
zal voor de menschen, dien
zal ook de Zoon des men-
schen belijden voor de enge-
\'K lm Gods , maar wie mij ver-
loochenen zal voor de inen-
schen, die zal verloochend
worden voor de engelen Gode.
10.  En een iegelijk die lenig
woord «preken zal tegen den
Zoon des menfchm , het zal
hem vergeven worden ; maar
wie tegen den Heiligen Geest
gelasterd zal hebben, dien
«al het niet vergeven worden.
11,  tn wanneer lij u henenbren-
gen zullen in de synagogen
en tol de overheden en de
magten, zoo zij t niet bezorgd,
hoe of wat gij tot verant-
woording zeggen of wat gij
1*.*.«preken zult; want de Heili-
ge Geest zal u in die ure lee-
ren \'t geen ffi/\'*preken moet.
lit, Kn een uit de schare zeide
lot hein: Meester, zeg mij.
neil broeder dat hij met mij
lt.de erfenis dcele. Maar hij
zeide tot hem : Mensch , wie
heeft mij tot een regier of
scheidsman over ulieden ge-
l.),ateld? En hij zeide tot hen :
Ziet toe en waeht u van de
gierigheid; want het is niet
in den overvloed &rlrt?en, dat
iemand leeft van zijne goe>
in. deren. En hij zeide lot hen
een gelijkenis, en sprak:
Eens rijken menschen land
I7-had wèl gedragen; en hij
overleide bij zichzel ven, zeg.
gende: Wat zal ik doen?
want ik heb niet waarin ik
mijne vruchten tal verzaine*
[8.1eo. Kn hij zeide: Hit zal ik
doen: ik inl mijne schoren
afbreken en grootere bou-
wen, en zal aldaar verzanic-
ien al dit mijn gewas en deze
lii.inijne goederen, en ik zal
tot mijne ziel zeggen : Kiel,
gij hebt vele goederen die
opgelegd zijn voor vele ja-
ren : neem ruit. eet, drink ,
\'2\\>. wees vrolijk. Maar God zci-
de tot hem: Gij dwnaa, in
dezen nacht zal men uwc
tiet vnn u afeischen; en \'t
geen gij bereid hebt, wien*
il.zal het zijn? Altoó ï* \'t mr\'
dim
die zichzelven schatten
vergadert, en niet rijk is in
God.
•22. En hij zeide tot zijne. di»-
cïpelen : Daarom zeg ik u,
zijt niet bezorgd voor uw le-
viii. wat gij eten zult, noch
voor het ligehaam, waarme-
83. de gij u klecdenzult: het le-
ven is meer dan het voedsel,
en liet ligchuam dan de klee-
il.ding. Aanmerkt de raven,
dal zij met zanijen noch
maaijen, welke geen spijl\'
kamer noch schuur hebben ,
en God voedt dezelve: hoe-
veel gaaf gij de vogelen te-
•2\'ó. boven ! Wie toch van u kan
met bezorgd te zijn écn el
Sll.tot zijne lengte toedoen ? In-
dien gij dan ook het minste
niet kunt, wat zijt gij voor
de andere dingen bezorgd?
27.Aanmerkt de leliën, hoe *ij
wassen : zij arbeiden niet en
spinnen niet, en ik zeg u,
ook Salomo in al zijne heer-
lijkheid is niet bekleed gc-
•;s. weeat als een van deze. In-
dien nu God het gras, dat
heden op het veld is en mor-
gen in den oven geworpen
wordt, alzóó bekleedt, hoe-
veeltemeeru, gij kleingeloo.
Ü. vijien ! En gijlieden, vraagt
niet wat gij eten of wat gij
drinken zult, en weest niet
-ocr page 110-
1(13                                            LUC
30. wankelmoedig; want al deze
dingen zoeken de volkeren
der wereld; maar uw Vader
weet dat irij deze dingen be-
;tl. hoeft. Maar zoekt het ko-
uingrjjk Gods, e» al deze
dingen zullen u toegewor-
pen worden.
;*-. Vrees niet, gij klein k»d-
drken, want het 18 uw» Va-
ders welbehagen, ulieden
het koningrijk te neten.
33, Verkoopt hetgeen «ij hebt,
en geefl aalmoe»; maakt u-
zelven buidel» die niet ver-
ouden , een • \'bat die niet af-
neemt in de hemelen, waar
de dief niet bijkomt noch de
3-1,mot verderft, want waar uw
•chat is, aldaar zal ook uw
\'l.">. hart lijn. Laat uwe lende-
nen omgord zijn, en de kaar*
36,«en brandende; en xijt «ij
den menschen gelijk die op
hunnen heer wachten, wan-
neer hij wedetkomen zal van
de bruiloft, opdat al» hij
komt en klopt, ïij hem ter-
-\'7. »tond mogen opendoen. Za-
lig zijn die dienstknechten ,
welke de heer al» hij komt
zal wakende vinden: voor-
waar Ik zeg ut dal hij zich
zal omgorden, en zal ze doeu
aanzitten, en bijkomende
:ts.ial hij hen dienen, Kn zoo
hij komt in de tweede nnrht.
waak, en komt in de derde
waak, en vindt ze ftllóó, za-
lig zijn die dienstknechten.
•:>. Maar weet dit, dat indien
de heer des hui/es geweten
had in welke ure de dief
/.oude komen, bij zoude ge-
waakt nebben en zoude zijn
huis niet hebben laten door-
li>. graven. Gij dan, rijt óok
bereid, wantin weikeure gij
het niet meent zal de /loon
des menseben komen.
il. Kn 1\'etrus f.fuit\' tot hein:
Heer, /.egt gij dezegelijke-
nis tolona, of ook tot allen?
13, Kn de Heer zeide: Wie is
dan de getrouwe en voorxlg-
rige huisbezorger, dien de
heer over zijne dienstboden
zal zetten, om hun ter regter
tijd bet bescheiden deel spij-
43.« te geven? Zalig ia die
dienstknecht, welken zijn
heer ali hij komt zal vinden
4-t.alzoó doende: waarlijk ik
zeg ulieden dat hij hem over
al zijne goederen zetten zal.
4"\'.Maariudiendiedienerknechi
In zijn hart zoude zeggen:
Mijn heer vertoeft te konten,
en zoude beginnen de knech-
ten en de dienstmaagden te
slaan, en te eten en te dr in.
ken en dronken te worden.
4fi. zoo zal de heer vnn dien
dienstknecht komen ten dage
op welken hij hem niet ver.
wacht, en ter ure die hij niet
weet, en zal hem af*chei-
den, en zal zijn deel zetten
•17.met de ontrouwen. Kn die
dienstknecht welke geweten
heeft den wil zijn» heeren ,
en tirh niet bereid noch naar
zijnen wil gedaan heeft, die
zai met vele alagen geslagen
48.worden; maar dierfraie/rrn
niet geweten heeft, en ge-
daan heeft dingen die slagen
waardig zijn, die zal met
weinige j/ajrr* geslagen wor.
den. Kn een iegelijk wien
veel gegeven is, van dien
zal veel geëischt worden; en
wien uien veel vertrouwd
heeft, v«n dien zal men over-
vloeiiger eisenen.
49. Ik ben gekomen om vuur
op de aarde te werpen; en
wat wil ik, indien het al*
.\'iii.rrede, ontstoken is? Maarik
moet niet een doop gedoopt
worden , en hoe word ik ge-
perst, totdat het volbragl
M.zij ! Meent gij dat ik geko-
men ben om vrede te geven
op de aarde? Neen zeg ik
11, maar veeleer verdeeld.
Kt.beid. Want van nu aan zul
len er vijf in e"én huia ver-
deeld /.uu, drie tegen twee,
b\'.l. en twee tegen drie ; de vader
zal tegen den zoon verdeeld
zija, en de zoon tegen den
-ocr page 111-
LTJCJ
vader; de mortier tegen de
dochter, «n de docht er tegen
de moeder; de ie hoon ui neder
tegen hare schoondochter,
en de schoondochter legen
hare schoonmoeder.
>\\. En hij zeide ook lot de
scharen: Wanneer icij een
wolk zi^t opgaan van het
westen, terstond zegt gijlie-
den: Kr komt regen; en bet
\'t. geschiedt itlioo; en wanneer
gij den zuidewind tieï waai.
ji\'ii, -f.no zegt gij : Er zal hitte
if\'.xijn; en het geschiedt. Gij
geveinsden, het aanschijn
der aarde cd des hemels
weet kÜ te beproeven, en
hoe beproeft «ij dezen tijd
niet ?
ij. Kn waarom oordeelt gij
nok van uzelve niet *t iceen
is. regt is ? Wam als jij henen,
gaat met uwe wederpartij
voor de overheid, jon he-
iiaarsti),\' u ou den weg om
van hem verlost, te worden ;
• pdat hij misschien u niet
voorden regtertrekke, en de
regter u den geregtsdieiiaar
overlevere, en de geregtsdie.
naar u in de ge van penis
H.wcrpe. Ik zeg u, gij zult
vandaar geenszins uitgaan,
totdat kïj ook het laatste
penningsken betaald zult
hebben.
HOOFDSTUK I».
I. Kn er waren te dier tijd
renigen tegenwoordig, die
hem boodschapten van de
Galileërs, welker bloed Pi-
latits met hunne ofl\'eranden
\'.\'. gemengd had. Kn Jezus
antwoordde en zeide mt hen :
Meent gij dat deze Galilefrs
r.nndaars zijn geweest boven
al de Galilet\'rs, omdat tij
:i\'-tilks geleden hebben? tk
teg u, neen ie; maar indien
gij u niet bekeert, zoo zult
gij allen desgelijks vergaan.
t.Oi\'die achttien op welke de
toren tn Siloam viel en
doodde ze, meent gij dat
deze rchuldenaara zijn ge-
weest boven alle menseben
a.die in Jeruzalem wonen? Ik
zeg u, neen ze ; maar indien
gij u niet bekeert, zoo zult
gij allen insgehjkn verraan.
(i. Kn hij zeide deze gelijke.
nis: Een zeker man had een
vijgebooiu, geplaut f n zijnen
wijngaard; en hij kwamen
zocht vrucht daarop, en vond
7.se niet. Kn hij zeide tot den
wijngaardenier: Zie,ik kom
nu drie jaren zoekende vrucht
op dezen vijgeboom, en vind
ze niet; houw hem uit:
waartoe beslaat hij ook nut-
tt.teloos de aarde? Kn hij ant.
woordende zeide tot hem.
Heer, laat hem ook nog dit
jaar, totdat ik om hem ge-
graven en mest gelegd zal
I. hebben ; en indien bij vrucht
zal voortbrengen, tmmt *<•»(
ttaan; maar indien niet,
soo sult gij hem later uit.
houwen.
XI. Kn hij leerde Op den sab-
bat in een der synagogen.
11. Kn zie, er was een vrouw
die een geest der krankheid
achttien jaren lang gehad
had, en zij was tezainenge-
hogen en kon zich gau-
12. schelijk niet oprigten. Kn
Jezus ii;i:ir ziende riep ze tot
zich, en zeide tot haar 1
Vrouw, gij zijt verlost van
IS.uwe krankheid. Kn hij leide
de handeu op baar, en /.ij
werd terstond weder regt, en
II. verheerlijkte God. En de
overste der syi agoge, kwa-
lijkDemende dat Jezus op
den sabbat genezen had,ant •
woordde en zeide tot de
schare 1 Er zijn zes dagen op
welke men moet werken:
komt dan op dezelve en laai
u genezen, en niet op den
l.t.dag des sabbat». De Heer
dan antwoordde hem en zei.
de: Gij geveinsde, maakt
niet een iegelijk van u op
den sabbat zijnen osofesel
van de krib los, en leidt
-ocr page 112-
101                                          LUC,
kem henen om hem te doen
Ifi. drinken \' En deze die KI
dochter Abrahams ia, welke
de satan, zie, nu achttien
jaren gebonden had, moest
die niet 1 na gemaakt worden
van dezen band op den dag
17. des aabbatB\'\' Kn al* bij dit
/eide, werden zij allen be-
achaamd die zich teren hem
stelden, en al de schare Ter.
blijdde zich over nl de heer-
lijke dingen die v.in hem gc-
Bcbiedden.
18.      Bn bij zeide: Waaraan in
het koningrijk Gods gelijk,
rn waarbij zal ik \'t zelve, ver
19. «el Ij ken? bet is gelijk een
mnstatirdzaad, \'t welk een
meun h genomen en ÏO ZÏJ-
nen hol \'geworpen heelt; en
bet wies op en werd tot een
grooten boom, en de voge-
len des hemels nestelden in
zijne takken.
V"i. Kn hij zeide wederom:
Waarbij zal ik \'t koningrijk
\'.\'I.Gnds vergelijken? Het i* ge-
lijk een zuunleesem, welken
een vrouw nam en verborg
in drie maten meel, totdat
bef geheel gezuurd wn.
23. Kn hij reisde van degene
stad en vlek tot de andere,
leerende, en rigtende zijne
-.\';t.reis naar Jeruzalem. Ener
zeide een tot hem: Heer,
zijn er ook weinigen die za-
lig worden ? En hij zeide tot
21. hen: Strijdt oin integaan
door de enge poort; want vc-
len (zeg ik u) zullen zoeken
integaan, en sullen niet
\'Jj.kunnen; namelijk nadat de
heer des huizes zal op ge-
staan zijn en de deur zal ge-
sloten hebben, en gij zult
beginnen buitenteetnan en
aac de deur te kloppen,zeg.
gende: Heer, heer, doe ons
open . en hij zal antwoorden
en tot u zeggen: Ik ken u
36. met vanwaar gij zijt. Alsdan
zult gij beginnen te zeggen :
Wij hebben in uwe tegcn-
wourdigheid gegeten en gc-
dronken , en gij hebt in onze
:\'7- itraten geleerd. Kn hij zal
zeggen: Ik zeg u, ik ken u
niet vanwaar gij Zljt t wijkl
van mij al\', alle gij werkers
".•«.der ongeregligheid. Aldaar
zal zijn weening eu knersing
der tanden, wanneer gij zult
zien Abraham eu Isa.ik en
Jakob en al de proleten in
bet koningrijk Gods, maar
ulieden buiten uitgeworpen.
29. Kn er zullen er komen van
oosten en wenteu, eu van
noorden en zuiden, en zul-
len aanzitten in het koning.
80.rijk Godfl. En zie, er sijn
lantaten die de eersten zul-
len zijn, en er zijn eersten
die de laatsten zullen zijn.
SI, Te dien dage kwamen er
eenlge ïarJzecrs, zeggende
tot hem: Üa weg en vertrek
vanbier, want llerodes wil
Si.ii dooden. En hij zeide tot
hen: Gaat henen en zegt
dien vos: Zie, ik»erpdui-
velen uit en maak gezond,
heden en morsen, en ten
derden dutje word ik volei n
:V\'.digd. l\'och ik moet heden
en morgen on den voluendeu
dag reizen, waut bet ge-
beurt niet dat een proleet
gedood wordt buiten .leru-
;i l.zalem. Jeruzalem, Jeruza-
lem, gij die de profeten
doodt, en steenigt die tot
u gezonden zijn, hoemeniï-
maal beb ik uwe kinderen
willen bijréuvcrgml<ren,ge-
lijkerwijs een hen hare kie-
ketis onder de vleugelen m*-
paderf, en gijlieden hebt
Xi.uiet gewild. Zie, uw hui»
wor.il ulieden woest gelaten.
Kn voorwaar ik zeg u dat gij
mij niet zult zien, totdat dr
tijd
zal gekomen zijn als gij
zi\'lt zeggen ; Gezegend hij
die komt in den naam des
Heeren.
HOOFDSTUK 14.
I. Kn het geschiedde alt hij
gekomen was in. het huis
-ocr page 113-
AS 14.                                   10.".
uwe magen , noch hw# rijke
geburen, opdat ook dezelve
u niet teeeniger tijd weder-
nooden en u vergelding ge-
n.schtede. Maar wanneer gij
een maaltijd zult houden,
zoo nood armen, vermink -
14, teu , kreupelen, blinden : en
gij zult zalig zijn, omdal zij
niet hebben om u ie verhel-
den; want het zal u vervol •
den worden in deopstanditiu
derregtvaardigen.
14, En als een van degeneu
die medeaanzaten deze din-
geu hoorde, zeide hij lot
hein: Zalig is hij die brood
eet in \'t koningrijk Gods.
16, Maar bij zeide tot Dein i Ken
zeker mensch bereidde een
Kroot avondmaal , en hij
l". noodde er velen . en hij zond
zijnen dienstknecht uit ter
ure des avondniaals, om den
geuooden te zeggen : Komt ,
want alle dingen zijn nu ge
IS.reed. Kn zij begonnen allen
zirh eendragt ig te veront -
schuldigen. De eerste zeide
tot hem: Ik heb een akker
gekocht, en het is noodig
dat ik uitga en hein bezie; ik
bid u, houd mij voor verout-
19. schuldigd. En een ander
zeide: Ik heb vijf juk onsen
gekocht, en ik ga benen uni
die te beproeven; ik bid u,
houd mij voor verontschul.
SU.digd. En een ander zeide:
Ik beb een vrouw getrouwd ,
en daarom kan ik niet ko-
21. men. En die dienatknecbr
wedergekomen zijnde bood*
scbapte deze dingen zijnen
heer. Toen werd de beer des
huizes toornig , en zeide tol
zijnen dienstknecht: Ga
haastelijk uit in de straten
en wijken der stad, en breng
de armen en verminkten en
kreupelen en blinden hier
22.in. En de dienstknecht zei*
de: Heer, het is geschied
gelijk gij bevolen hebt, en
2.\'t. nog is er plaats. En de heer
zeide tot den dienstknecht:
van een der overaten der la-
riieers.op den sabbat, om
lirooJ te eten, dat tij heui
•J. waarnamen. Ku zie, er
wk* een leker waterzuchtig
it.uienscb vóór hem. Eu -I.--
ir.* antwoordende zeide tot
de wetgeleerden en lari.
teëra, en sprak: Is \'t ook
geoorloofd op den sabbat
•l.jcezomlteuiaken ? Maar zij
/wegen stil. En hij nam
Af ui en genas bem, en liet
tthrm gaan. In hij hun ant-
woordende zeide: \\V ieni etel
oio» van ulieden znl in een
pul Tallen, en die hem niet
terstond zal uittrekken op
l>.den dag des sabbats ? En eg
konden hem daarop niet we-
derantwoorden.
7. En hij zeide tot de genoo>
den een gelijkenis, aanmer-
keude hoe zij de vooraanzit.
tingen verkosen, zeggende
.tot hen : Wanneer gij vao
iemand Ier bruiloft genood
zuil zijn , zoo zet u niet op
de eerste zitplaats; opdat
niet ïnisscbien een waard i-
jrer dan gij van bem genood
\'.). zij, en hij komende die u en
bem genood beeft, tut u
zegge: Geef dezen plaats,
en gij alsdan zoudt begin-
nen met schaamte de laat-
lO.ste plaats te houden. Maar
wanneer gij geboud zult zijn,
ga henen en zet u op de
laatste plaats; opdat wan-
neer bij komt die u ge-
uood heeft, hij tot u zegge :
Vriend, ga hoogerop: als-
dan zal \'t u eer zijn voor de-
genen die met u aanzitten.
11. Want een iegelijk die zicb-
zelven verhoogt zal veme-
derd worden , en wie zichieU
ven vernedert zal verhoogd
worden.
\'-- En hij zeide ook tot den-
Keen die hem genood had i
Wauneer gij een middagmaal
or avondmaal zult houden,
zoo roep niet uwe vrienden,
noch uwe broeders, noch
-ocr page 114-
UW.                                                   LU
Gh uit in iie we \',\'eii en heg-
gen, en dwing *e iuteko
iiii\'n, opdat mijn hum vol
M. worde; vaut ik zeg ulieden,
tint niemand van die nian-
uen die genood waran mijn
avondmaal smaken zal.
25, Eb vele scharen gingen
niet hem ; en hij zich omkee-
Ctï. rende zeide tot hen: Indien
iemand tot inij komt, en
niet haat zijn vader en moe-
der,en vrouw en kinderen,
rii broeders en zusters , ja
ook zelfs zijn eigen leven,
die kan mijn discipel niet
l\'7-r.ijn; en wie zijn kruis niet
draagt en mij navol Kt, die
kan mijn diicipel niet zijn.
£8. Want wie van u willende een
loreu bouwen, zit niet eerst
ueder en overrekent de kos-
teu, oi\' hij ook heefr \'t «een
jy.tot volmaking wmdig Ut op-
dat niet misschien, als hij
het fundament gelegd heeft
en niet kan voleindigen, al-
len die het zien hem begin-
:»l.neu te bespotten, zeggende:
Deze mensch beeft beginnen
te bouwen, ec beeft uiet
:tl. kunnen voleindigen. Of wat
koning gaande naar dcu
krijg om tegen een auderen
koning te strijden, zit niet
eerst neder en beraadslaagt,
of bij inagtig is niet tiendui-
zend te oDtmoeten deugeen
die met twintigduizend le-
\'.VI.gen bem. komt? Anders
zendt bij gezanten uit, ter-
wijl gene nog verre is, en
begeert \'t geen tot vrede
;;.\'{. dient, Alzóó dan een iege-
lijlt van u die niet verlaat
alles wat hij heeft, die kan
:m.mijn discipel niet zijn. Het
zout is goed; maar indien
bet zout smakeloos gewor-
den ia, waarmede zai bet
smakelijk icemaakt worden?
.15. Het il noch voor het land
noch voor den mesthoop ge-
schikt : men werpt het weg.
Wie ooren heeft om te hoo-
reu, die hoore.
HOOFDSTUK 15.
1.      Kn al de tollenaars en de
zondaar» nadetden tot hem
2. om bem te hooren. Endefn-
ri«ëra en de scbriftgeleer-
den murmureerden, zeggen-
de: Deze ontvangt de zon-
3.d*nrs, en eet met hen. Eu
hij sprak tot hen deze ge-
I. I ij krui », zeggende: Wat
mensch onder u hebbende
honderd schapen, en éru
van die verliezende, verlaat
niet de negenennegentig in
de woestijn, en gaat naar
bet verlorene, totdat bij \'i
h,zelve vindt? En als hij \'t
gevonden heeft, legt hij \'t
op zijne schouders, verblijd
li.zijnde; en tehuis komende
roept hij de vrienden en de gr-
bureu tezamen, zeggende tut
beu: Weest blilde met mij,
waut ik heb mijn schaap gr
7. vonden dat verloren was. i k
zeg ulieden, dat er alzóó
blijdschap zal zijn in den he
mei over renen zondaar die
zich bekeert, meer dan over
negenennegentig regtvaar*
digen, die de bekeering met
s. van noode hebben. Of wat
vrouw hebbende tien pen*
niugen, indien lij ééneu peu-
nlng verliest, ontsteekt niet
een kaars, en veegt het huis
wet betemrn, en zoekt naur-
stig totdat sij tlie.1 vindt \'t
\'J.En als zij dien gevonden
beeft, roept zij de vriendin*
neu en de geburinnen tez«-
men,zeggende: Weeit blijde
met mij, want ik heb den
penning gevonden dien ik
10.verloren had. Alzóó (zeg ik
ulieden) is er blijdschap voor
de engelen Gods over ééneu
zondaar die zich bekeert.
11. En hij seide; Een zeker
12.mensch had twee zonen. En
de jongste van hen zeide tot
den vader: Vader, geef mij
het deel des goeds dat mij
toekomt. En bij deelde huu
13, het goed. En niet vele da-
-ocr page 115-
LUCAS
gen daarna, de jongste zoon
alle* bijéén vergaderd beb-
bende, is weggereisd in een
\\ergrteiirn land, eu hef ft al.
daar fijn goed doorgebrttgt,
I. levende overdadig. Kn als
hij het alles verteerd had,
werd er een groote hon<ei-s-
uood in dat land , en hij be-
». gon gebrek te lijden; en hij
t;ing heneu en \'voegde zich
bij een van de burgers van
dat land, en die zoud hem
uu zijn land om dezwijnen re
li. weiden; eu hij begeerde xijn
buik te vullen niet den drat\'
dien de twijnen ateu, en
;. niemand gat\' hem dien. Kn
tot zichxelveu gekomen zijn.
de, zeide hij: Hoevele huur-
lingen mijns vaders hebben
overvloed vitu broud, eu Ik
"I. verga van honger. Ik zal op-
staan en tot mijnen vader
gaan, en ik zal tot hein »eg-
gen: Vader, ik heb gezon-
digd tegen den hemel en
\'.voor u, eu ik ben uiet meer
waardig uw zoou genaamd
te worde* : maak mij als een
). van uwe huurlingen. Kn on-
staande ging hij naar zijnen
vader. Kn als hij nng verre
run hem was, zag hem zijn
vader, eu werd met in-
nerlijke ontferming bewo-
gen, en fweloopende viel hij
hem om zijnen halten kuste
1. hein. En de zoon zeide tot
hem: Vader, ik heb gezon-
digd tegen den hemel en
voor u, en ben niet meer
waardig uw toon genaamd
Me worden. Maar de vader
xeide tot zijne dienstknecht
ten : Brengt hier vóór bet
beste kleed en doel het hem
aan, en xeeft een ring aan
zijne hand en schoenen aan
t.de voeten, en brengt het ge-
meste kalf en slagt het, en
laat ons eten eu vrolijk zijn;
I. want deze mijn zoon was
dood en is weder levend ge>
worden, en hij was verloren
pu is gevonden. En zij be-
107
ifi.
.gonnen vrolijk te zijn. En
lijn oudste zoon was in \'t
veld, eu als hij kwam eu het
buis genaakte, boorde hij het
.gezang en het gerei; en tot
zirb geroepen hebbende eeu
van de knechten, vraagde
.wat dat mogt zijn. En deze
zeide tot hem: Uw broederi*
gekomen , en uw vader heelt
het gemeste kalt geslagt,
omdat hij hein gezond we-
. derontvaugen heel\'1. Maar
hij werd toornig en wildr
niet iri-iitiu. Zoo ging dan
zijn vader uit, eu bad hem.
\'. Doch bij ant tvoordende zeide
tot den vader: Zie, ik dien u
na zoovele jaren en heb nooit
uw gebod overtreden, en gij
hebt in.j uooit eeu Uol.-k.-ii
gegeven , opdat ik met mijne
vrienden mogt vrolijk zijn ,
.maar als deze uw zoon ge-
komen is, die uw goed met
hoeren doorgebratt heeft ,
zoo hebt gij hem het gemeste
.kalf geslagt. En bij zeide
tut hem: Kind, gif zijl altijd
hij mij, en al liet mijne is
.het uwe: men behoorde dan
vrolijk en blijde te zijn ;waut
deze uw broeder waa dood en
is weder levend geworden,
en hij was verloren en is g*- •
vonden.
HOOFDSTUK I».
. En hij zeide ook tot tijne
discipelen: Er was een ze-
ker rijkmensch, welke een
rentmeester had; eu deze
werd bij hem verklaagd aW
die zijne goederen doorbrugt.
. En hij riep hein en zeide tot
hein: Hoe hoor ik dit van
O? Geef rekenschap van uw
rentmeesterschap, want gij
zult niet meer rentmeester
.kunnen zijn. En de rent-
meester zeide bij zicbzelven :
Wat zal ik doen, dewijl mijn
heer dit rentmeesterschap
vitu mij neemt ? Graven kan
ik niet, te bedelen schaam
.ik mij. Ik weet wat Ik doen
-ocr page 116-
                                          LUC,
tul, opdat wanneer ik va» \'t
rentroeeeteracbap afgezet zal
wezen, zij mij in hunne hui-
5,ten ODtntngen. Kn hij riep
tot zich mi ie .\'dijk van de
schuldenaar* zijne heeren,
en zeide totdeneerate: Hoe.
veel rijt (jij mijnen heer
f., arhuldig? fen hij zeide:
Honderd vaten olie. Kn hij
zeide tot hem: Neem uw
handschrift, en nederzit.
tende ecbrijf haaatelijk vijf-
7-tig. Daarna zeide hij tot een
ander; Eu ^rij. hoeveel zijt
gij schuldiic ? Kn hij zeide:
Honderd mudden tarwe. En
hij zeide tot hem : Neem uw
handschrift en schrijf tarb-
8. tig, Kn de heer prees den
onregt vaardigen rentmees-
ter, omdat hij voorzigtit? ge*
daan had; want de kinderen
dezer wereld zijn voorzig-
tiger dan de kinderen des
!i. licht» in hun geslacht. En ik
zeg ulieden, maakt uzelven
vrienden uit den ouregtvaar-
dige» Mammon, opdat wan*
neer il ontbreken zal. zij u
mogen ontvangen in de eeu-
11». wige tabernakelen. Wie ge-
trouw is in\'t minBte, die ia
ook lu \'t grooie getrouw; en
wie in het minate onregt-
v&ardig ia, die ia ook hi het
11.  groote ouretftvnardig. Zoo
gij dan in den onregtvaardi-
gert Mainiuou niet getrouw
/iji geweest, wie zal u bet
12. ware vertrouwen? Kn zoo
gij in eena andere yncd niet
getrouw zijt g*weest, wie
13. tal u bet uwe geven? Geen
huiakneoht kan twee heeren
dienen; want of hij zal den
rrnen haten en den anderen
liefhebben, <»f hij tal den
ééuen aanhangen er, den an-
deren verachten. Gij kunt
God niet dienen en den
Mammon.
1-1. Kn al deze dingen hoorden
uok de farir-efe die geldgie-
rig waren, en zij beschuit p-
15. ten bcni. Kn hij zeide lot
hen: Gij zijt bet die uzelve
regtvaardi^\'t voor de ineu-
ecben, maar God kent uwe
harten; want wat boog ia
onder de memchen, ia een
lfi. gruwel voor God. De wet en
de profeten tijn tot op .Ii>-
hannea; van dien tijd af
wordt liet koningrijk Gods
verkondigd, en een iegelijk
17. doet se weid op hetzelve. Rn
bet ia Hgter dat de bemel en
de aarde voorbijgaan, dun
dat iV-ii tittel der wet valle.
IS, Ken iegelijk die zijn vrouw
verlaat en een andere trouwt,
die doet overapel; en een ie-
gflijk die de verlatene van
den iicui trouwt, die doet
ónk overspel.
19. En er waa een zeker rijk
* meneeh, en hij waa gekleed
met purper en zeer fijn lijn-
waa\'1, levende alle dagen
90.vrolijk en prachtig. Kn er
waa een zeker bedelaar met
name Lazarus, welke lag
voor zijn poort, vol zweren,
21 en begeerde verzadigd te
worden van de kruimkena
die van de tafel dea rijken
vielen; maar ook de honden
kwamen en likten zijne zwe-
32.ren. En het geachiedde dai
de bedelaar atierf, en vau de
engelen gedragen werd In
-\'(- -ït-n echoot Abnibama. Kn
de rijke stierf óók, en werd
begraven. Kn ala bij in de
bel zijne oogen ophief, zijn-
de in de pijn, zag hij Abrn-
ham van verre, en Lazarus
21. in zijnen schoot. Kn hij
riep en zeide: Vader Abra-
hain, ontferm u mijner en
zend Lazarus, dat bij bet
uiterate zijne vingera in het
water doope, en verkoele
mijne tong; want Ik lijd
2.r>.aiuarten in deze vlim. Maar
Abraham zeide: Kind, ge>
denk dat gif uw goed ont-
vnngen hebt in uw leven,
en Lazarus desgelijks het
kwade; en nu wordt hy ver-
troost, en gif lijdt smarten.
-ocr page 117-
I.UCA
\'-6. En boven dit «Hei, tusschenl
ons rn ulieden is pen groote
kloof cm\'»!):,!, xoodat de-
genen die vanhier tot n wil-
1\'n overgaan , niet zouden
kunnen, toch ook die gWrfr
tijn, vandaar tot ons over.
\'7.komen. En hij zeide: Ik
bid u dan vader, dat gij hem
zendt tot mijne vaders huis;
29. want ik heb vijf broeders:
dat hij hun \'iit betuige, op
dat ook zij niet komen ia
deze plaats der pijniging.
-\'J. Abraham zeide tot hein i Zij
hebben Mozes cd de prot\'e-
W.ten: dat ze die hooren. En
hij zeide : N een vader AbrtV
ham, maar zon iemand van
de dooden tot heu henen-
ging , /ij zouden zich bekee-
31.ren. Doch Abraham zeide
tot hem: Indien zij Mozes
en de profeten niet hooren,
zoo zullen zij ook, al ware
\'t dat er iemand uit de doo-
deo opstond , zich niet laten
gezeggen.
HOOFDSTUK I ï.
1.     En hij zeide tot de dlscipe-
len: Het kan niet wezen dat
er nn erxernissen komen,
doch wee hm» door welken
2. zij komen; het zoude hem
nutter zijn dat een molen -
•teen om zijnen hals gedaan
ware, en hij in de zee (*wor-
pen, dan dat hij één van
deze kleinen zoude ergeren.
3. Wacht uzelvp. En indien uw
broeder tegen u zondigt,
zoo bestraf hein; en indien
het hem leed is, zoo vergeef
4.het hem. En indien hij ze.
venmaal\'s daags tegen u zon-
diict, en zevenmaal \'s daags
tot u wederkeert, zeggende :
Het ts mij leed, zoo zult gij
\'t hem vergeven.
4.     En de apostelen zeiden tot
den Heer; Vermeerder ons
ft.het geloot\'. En de Heer zet-
de: Zoo gij een geloof harit
als een mostaardzaad, gij
zoudt tegeu dezen moer.
S 17.                                          109
beziénboom zegeen : Word
ontworteld en in de zee gc-
plant, en hij zoude n ge-
lioorzaam zijn.
7- En wie van u heeft ren
dienstknecht ploegende *>I*
He heetten hoedende, die tot
hem al» hij van oen akker
inkomt terstond zal zeggen .
S, Kom bij en zit aan? Maar
zal hij niet tot hein zeggen :
lieretd wat ik te avond zot
eten, en om«orii u en dien
mij, totdat ik zal gegeten
en gedronken hebben, en eet
tf. en drink gif daarna? Dankt
hij ook dien dienstkrecht,
omdat hij geJaan heelt \'t
geen hem bevolen was? Ik
10. meen , neen. Alzoóookgi],
wanneer gij zult gedaan heli-
ben al hetgeen n bevoleu i*,
zoo zegt: Wij zijn onnutte
dienstknechten, want wij
hebbcu maar gedaan \'t geen
wij schuldig waren te duen.
11.     r. :s het geschiedde Als hij
naar Jeruzalem reisde, dat
hij door het midden van S«-
12. marie en Galiléa gin*. En ai*
bij in een zeker vlek kwam ,
ontmoetten hem tien metaal-
«che mannen, welke van
13. verre stonden ; en zij verhie-
ven hunne stem, z"gxende:
Jezus, Meester, ontferm a
M.onzer. Eu al» hij ze zag,
zeide hij tot hen : Ü aat henen
en vertoont uzelve den piiw-
teren. En het geschiedde
terwijl zij henengingen, dat
1-i.zij gereinigd werden. En een
van hen ziende dat hij nene-
zen was, keerde weder, mei
groote stem God verbeerlij-
lü. kende; en bij viel op het
aangezlgt voor zijne voeten,
hem dankende: en deze was
17. een Samaritaan. En Jezus
antwoordende zeide: \'/• U\'i
niet de tien gereinigd gewor
den t En waarzijn «ie negen ?
is./.ijn er geene gevonden die
wederkeeren om Gode eer te
f even, dan deze vreemde-
ing ? En hij zeide tot hem :
-ocr page 118-
LUCAS 18.
Si» oi> fn ga henen; uw ge-
\'oof heeft u behouden.
•     r-n gevraagd zijnde van de
nntttBrs, wanneer het ko-
ningrijk Q0ds komen «oude,
heeft hij hun geantwoord
en gezegd: Het koningrijk
ftod» komt niet met uiterlijk
• gelaat. en men zal niet xeg-
ren: zie hier of iie daar;
want zie, het koningrijk
«odi ii binnen ulieden.
•     En bij zeide tot de dieci-
l\'Hen : Er tullen dagen ko-
men, wanneer gij zult be-
**eren fién der datcen van den
Amn dea menseben te zien,
\'•engij) tultrfie» niet zien. Kn
zij zullen tot u zeggen : Zie
hier of zie .1 é .ir ia hij : gaat
niet henen, en volgt niet.
\'• Want gelijk de bliksem, die
van \'t êéne einde onder den
hemel blikiemt, tot het an-
dereonderden hemel schijnt,
aliin\'i tal ook de Koon dea
menachen wezen in zijnen
\'•dag. Maar eerat moet hij
veel lijden, en verworpen
\'•worden van dit geslacht. Ku
gelijk het geschied fa in de
dagen van Noach, alzóó zal
p het ook zijn in de dagen van
• den Zoon dea menschen : zij
aten, zij dronken, zij na-
men ten huwelijk , zij wer-
den ten huwelijk gegeven,
tot den dag op welken No-
ach in de ark ging, en de
zondvloed kwam en verdierf
\'./.e «Mi-u. Desgelijks ook ge-
lijk bet geschiedde in de da-
gen van Lot: zij aten, lij
dronken, zij kochten, zij ver-
kochten, zij plantten, zij
\'.bouwden; maar op den dag
op welken Lot van Sodom
uitging, regende het vuur en
zwavel van den hemel, en
\'.verdierf ze allen: even alzóó
zal het zijn in den dag op
welken de Zoon des men-
schen geopenbaard zal wor-
l.den. In dien dag wie op het
dak zal zijn, en zijn huia-
raad in huis, die kome niet
af om hetzelve wegtenemen ;
en wie op den akker zijn zal,
diekeeredesgelijksnletnaar
\'— hetgeen achter is. Gedenkt
I W. hhii de vrouw van Lot. Zoo-
wie zijn leven zal zoeken te
behouden , die zal \'t *erlie-
zen ; en zoowie hetzelve tal
verliezen, die zal het in \'t
•4. leven behouden. Ik zeg u,
in dien nacht zullen twee op
één bed zijn : de één zal aan*
genomen en de ander tal
w.verlaten worden. Twee rro«-
roen zullen tezamen malen :
de eT-ne zal aangenomen en
de andere zal verlaten wor-
ffi.den. Twee zullen op den
akker zijn: de één zal aan-
genomen en de ander zal
I". verlaten worden. En zij ant.
woordden en zeiden tot hem:
Waar Heer? En hij zeide tot
hen: Waar het ligchaam is,
aldaar zullen de arenden
vergaderd worden.
HOOFDSTUK I*.
1. En hij zeide ook een ge-
lijkenia tot hen, daartoe
strekkende dat men altijd
bidden moet en niet vertra-
". gen, zeggende: Er was een
zeker refter in een stad, die
God niet vreesde en geen
^.mensch ontzag. En er was
een zekere weduw in die
stad, en zij kwam tot bem ,
zeggende : Doe mij regt te*
•l. gen mijne wederpartij. En
hij wilde voor ren langen
tijd niet; maar daarna zeide
bij bij zichzelven: Hoewel
ik God niet vrees en geen I
ü.mensch ontzie, nogtansom*
dat deze weduw mij moeije-
I ij k valt, zoo zal ik baar regt
doen. opdat zij niet einde-
lijk kome en mij het hoofd
fi.breke. En de Heer zeide:
Hoort wat de on regt vaardige
7. regter zegt; zal God dan geen
regt doen zijnen uitverkore- I
nen die dag en nacht tot hem
roepen, hoewel hli lankmoe-
8.dig is over hen ? Ik zegu dv
-ocr page 119-
S 18.                                          111
20. melijkGoA. Gij weet de gebo-
den: gij zult geen orer-
• pel doen; gijzultniet
dooden; gij zult niet
«telen; gij zult geen
valach e getuige nis ge-
ven; eer uwen vaderen
Sl.uwemoeder. Enhijxeide:
Al deze dingen heb ik onder-
houden van mijce jonkheid
22. aan. Doch Jezus dit hoo-
reiide zeide tot hem: Nog één
ding ontbreekt u: verkoop
alles wat gij bobt en deel het
onder de armen , en g\'j zult
een schat hebben in den he-
mel; en kom herwaarts, volg
23. mij. Maar als bij dit boorde
werd hij zeer droevig; want
hij was zeer rijk.
24.     Jezus nu ziende dat hij
zeer droevig geworden was,
zeide: Hoe bezwaarlijk zul-
len degenen die goed hebben
in bet koningrijk Goda in-
..\'t.gaan; want het is ligter dat
een kemel ga door het oog
van een naald, dan dat een
rijke in \'t koningrijk Goda
26. inga. En die <iit hoorden zei
den: Wie kan dan zalig wor-
27.den? En hij zeide: I>edin-
gen die onmogelijk zijn bij
de menschen, zijn mogelijk
bij God.
28.     En Petrus zeide: Zie, wjf
hebben alles verlaten en zijn
29. u gevolgd. En hij zeide tot
hen: Voorwaar ik zeg uli«--
dent dat er niemand is die
verlaten heelt huis, of ouders
of broeders, of vrouw of kin-
deren , om bet koningrijk
30. Goda, die niet zal veelvoudig
wederontvangen in dezen
tijd, en in de toekomende
eeuw het eeuwige leveu.
31.     En hij nam de twaalf bij
zich, en zeide tot ben: Zie,
wij gaan op naar Jeruzalem,
en het zal alles volbragt wor-
den aan den Zoon des men -
schen, wat geschreven is
32. door de proleten; want hij
xal den heidenen overgele*
verd worden, en hij zal be-
hij hun haastig regt doen xal.
Dochde Zoon dn menseben
als hij komt, tul hij ook ge-
v\'nden on de aarde ?
U. En hij zeide ook tot som-
migen die bij zlchxelve ver-
trouwden dat rij regtvanrdig
waren, en de anderen niets
«htten, deze gelijkenis:
10. Twee mensehen gingen op
111 den tempel om te bidden :
de één was een fariteer en
U-de ander een tollenaar. De
farizeer staande bad dit bij
zichielven: O God, ik dank
u dat ik niet ben Keiijk de *n-
dere nienschen, roovers, on-
regtvaardigen , ovrrapelera,
pi\'ook gelijk deze tollenaar:
12. ik vaat tweemaal ter week ,
ik geef tiendeu vanallea wat
13.ikbezii. En de tollenaar van
verre staande wildeook zelfs
de oogen niet «pbefl\'en naar
den hemel, maar sloeg op
zijne borst, zeggende: Ó
God, wees mij zondaar ge-
11.  nadijf. Ik zeg ulieden, deze
ging af geregtvaardigd in zijn
huia meer dan die; want een
ieder die zichzelven verhoogt
zal vernederd worden, en wie
zichzelven vernedert zal ver-
huogd worden.
»"• 1\' n zij bragten ook de kin.
derkens tot hein, opdat hij
die zoude aanraken; en de
discipelen dat ziende bestraf-
16. ten dezelve. Maar Jezus riep
die \'\'. n,derkni.• tot zich, en
zeide: Laat dekinderkenetot
mij komen, en verhindert
hen niet; want derzulken is
w. het koningrijk God». Voor-
waar teg ik u, zoowie het
koningrijk Gods niet zal ont-
yangen als een kindeken,
die zal geenszins in hetzelve
komen.,
• ^J] «en zekeroverste vraag-
de hem, zeggende: Goede
meester, wat doende zal ik
ia v *eu*ige leven beerven?
»». Kn Jesus zeide tot hem; Wat
noemi gij mij KOed? Nie-
mand ia goed dan één, na.
-ocr page 120-
112                                          LUC,
"pot wnr-lpii en smadelijk
behandeld worden en be-
•"••puwil worden, en kern ge-
ffeeseld hebbende zullen zij
hem dondc» ; en ten derden
dage zal hij wederopstaau.
\'\'\'. Kn zij verstonden geen van
deze dingen, en dit woord
whk voor hen verhoriren, en
zij verstonden niet \'t Keen
.. gezejrd werd.
""• Kn het geschiedde al» hij
nabij Jerieho kwam, dat een
zeker blinde aan den weg
:t6, zat, bedelende. Kn deze
hoorende de srhare voorbij-
Kaan, vraatrde wat dat*»».
*". Kn zij boodschapten hem,
dat Jezus de Nazarrner voor-
:1S. bijging. Kn hij riep, zeg-
«ende: Jezus, |fH Zoon I>a-
Sv.vidti ontferm u mijner. Kn
die voorbijgingen bestraften
hem , opdat hij zwijgen zou-
de; maar hii riep zooveelte-
meer: Zoon Davids, ontferm
•10. U mijner. Kn Jezus \'til-
staande beval dat men den-
zelven tot hem brengen zou-
de; en als hij nabij hem ge-
komen was, vraagde hij
tl. hem, zeggende: Wat wilt
gij dat ik u doen zal ?
Kn hij zeide: Heer, dat ik
42. ziende m*£ worden. Kn Je-
ZUS zeide tot hem: Word
ziende: uw Beloof heeft u
l.\'l. behouden. Kn terstond werd
hij ziende, en volgde hem.
God verheerlijkende. Kn al
het volk dal ziende, gaf
God e lof.
HOOFDSTUK UK
I. Kn Jesttê ingekomen zijn-
2.de, ging door Jericho. Kn
zie, er was een man met na-
me geheeten Zacbeüs; en
deze was een overste der tol-
3.lenaren, en hij wa» rijk; e»
hij zocht Jezus te zien, wie
hij was, en kon niet van-
wejre de schare, omdat hij
4. klein van persoon was. En
vooruitloopende klom bij op
ren wilden vijgeboom, opdat
iS 19.
hij hem mort zien; want hij
. «oude lanra dien HVf voor-
"•MJnmtt. Kn als Jezus aan
die plaats kwam, opwaarts
ziende zag hij hem , en teirle
tot hem: Zacheils, haast u
en kom af, want ik moet he-
"• den in uw huis blijven. Kn
hij haastte zich en kwam af,
_ en ontving hem met blijd-
\'. schap. En allen die\'t zaïren
murmureerden , zeurende :
Hij Is tot een zondigen man
injceiraan om te herbergen.
"•Eb Zacheü* stond en zeide
tot den Heer: Zte. de helft
van mijne goederen. Heer,
geef ik den armen ; en indien
ik iemand iets door bedrog
ontvreemd heb, dat geel\'ik
y. vierdubbel weder. En Jezus
zeide tot hem: Heden is de-
zen huize zaligheid geschied,
naarderoaal ook deze een
IO.MOQ Abrahams is; want de
Zoon desinenschen is geko-
men om te zoeken en zalig-
temaken wat verloren was.
1\'. Kn als zij dat hoorden,
voegde hij daarbij en zeide
een gelijkenis, omdat bij
nabij Jeruzalem was, ennm-
dat zij meenden dat het ko-
ningrijkOodsterstond zoude
I», openbaar worden. Hij zeide
dan : Ken zeker welgeboren
man reisde in enn rertjelrprn
land, om voor zichzelven een
koningrijk te ontvangen , en
13. dan wedertekeeren Kn ge-
roepen hebbende zijne tien
dienstknechten, gaf hij hun
tien ponden, en zeide tot
ben: Doet handeling totdat
14. ik kom. En zijne burgers
haatten hem , en zonden hem
gezanten na, zeggende: Wij
willen niet dat deze over
l.ï.ons koring zij. En het ge-
schiedde toen bij weder-
kwam, als hij het kon in,Tijk
ontvangen had, dat hij zeide
dat die dienstknechten tot
hem zouden geroepen wor-
den, wien hij het geld gege-
ven bad, opdat hij weten
-ocr page 121-
LtCi
uiojft wat een Iegelijk met
16. handelen gewonnen tlrt,j. Kn
ile eerste kwam en zeide:
Heer, uw pond heelt tien
ponden daarenboven gewon•
17.  nen. hu hij zeide rot hem :
Wel, gij goede dienstknecht,
dewijl gij in \'>et minste ge-
trouw zijt geweest, *oo heb
M. inagl over tien Bieden. Kn
ilp tweede kwam en zeide;
Heer, uw pond heeft vijf
W. ponden gewonnen, i n hij
zeide uok tol dezen : Kn - ij .
20, wee* over vijf meden. Kn
een nu der kwam zeggende:
Heer, tiehier uw pond, \'t
welk ik in een zweetdoek
91, weggelegd had; want ik
vreeade u, omdat gij een
atraf menach xijt j «ij neemt
weg wat 4 ij niet gelegd hebt,
en gij maait wat kÜ niet Ke-
22. xaaid hebt. Maar hij zeide
tot hem : Uit uwen mond zal
ik u oordeelen. «ij booze
dienstknecht. Gij wist dal
ik een straf mensen ben,
wegnemende wat ik niet ge-
legdheb, eu maaijende wat
23. ik niet gezaaid heb : waarom
hebt n ij dan mijn geld niet
in de bank gegeven, en ik
komende had hetzelve met
34. winst mogen eiseben? En
hij ïeide tot degenen die bij
hem stonden: Neemt dat
Cond van hem wen, en treeft
et dien die de tien poudeu
-\'-». heeft. Kn zij zeiden tot hem:
Heer, hij heeft lie» ponden.
"\'\'.Want ik zeg u, dat eenen
iegelijk die heeft zal tfege-
ven worden; maar van den-
geeo die niet beeft. vau dien
tal genomen worden ook » at
•\'•hij beeft. Dorb deze mijne
vijanden. die niet hebben se
wild dnt ik over hen kouinic
toude zijn , brengt :t hier en
slaat ze hier voor mij dood.
:s- Kn dit gezegd hehben.ie
reisde hij vourAen heuen, eu
-\'.glng op naar Jeruxalem. Kn
h*t geschiedde als hij nabij
oethlHifé en Hethanit! geko-
li:i
uitnwaï, aan den berg ge-
uaamd de Olijfberg , dat hij
twee van zijne diacipeleu
30. 11 it 7..nul, ze1; Kfii.it\': Qaat he
nen in dai vlek dat teven u
over is, in \'t welk inko-
mende zult gij een veuleu
gebonden vinden, waarop
geen mensen ooit heelt ge-
zefen : ontbindt hetzelve eu
M. brengt bet. Ku indien iemaud
u vraagt: Waarom ontbindt
gij dat!\' zoo zult gij alitio
tot hem zeggen: Omdat de
Heer bet van noode heeft.
33. Kn die uitgezonden waren
hecengegaan zijnde, vom en
\'t gelijk bij huu xrzegd had.
38. En als zij het veulen ontbon.
den, zeiden de heeren van
hetzelve tot hen: Waarom
34.ontbindt gij het veulen? En
zij zeiden: De Heer heeft
3fi het van noode. Kn zij brag-
ten hetzelve tot Jezus; en
hunne kleederen op het veu-
len geworpen hebbende, zet-
.\'ti.tedeu zij Jezus daarop. Eu
ais hij rwwrfreiade, spreidden
zij hunne kleederen onder
:J7. Aew op den weg. En als hij
nu genaakte aan den afgang
des Olijfbergs, begou al de
menigte der discipelen ticli
te verblijden , en God te lo-
ven met groote siem, vau-
wege al de krachtige daden
\'A$. die zij gezien hadden , zeg.
gende. Gezegen\'1 ia de Ko>
ning die komt in den naam
dea Weeren 1 Vredesyinden
hemel, en heerlijkheid in de
39,hoogste ptaatêtu.\' En som-
inigen der farizeere uit de
Hchare zeiden tot hem : Meea-
ter, bestraf uwe diacipelen.
40. Ku hij antwoordeu<le zeide
lot beu : Ik zeg ulieden, dat
zoo deze zwijgen , desteeneu
haast roepen zullen.
41.     Kn als hij nabij kviaiu en
de stad zag, weeude hij over
42. haar, zeggende: Och of gij
ook bekendet, ook uog in
dezen uwen dag. \'t geen tot
uwen vrede dimt.\' Maar nu
-ocr page 122-
114                                          LUCJ
ia het verborgen vooi uwe
4.t. oogeu. Want er zullen da-
Ken over u komen , dat uwe
vijanden een wiil rondom u
zullen opwerpen, en zullen
u omsingelen en u van alle
44. zijden benaauwen, en zullen
u tot den grond nederwer.
pen, en uwe kinderen in u ,
en zij zullen in u den ééntn
•teen op den mtderen ateen
niet laten, daarom dat rij
den tijd uwer bezoeking niet
bekend hebt.
46.     En gegaan zijnde in den
tempel, begon hij uittedrij-
ven degenen die daarin ver-
•lii.kochten en kochten, zeg-
gende tot hen i Kr il ge-
schreven : M ij n hum is
een huia dei gebeds;
maar gif hebt dat tot een
kuil der moordenaren ge-
maakt.
47.     En hij leerde dagelijks in
dentempel; en de overpries-
tera eo de schriftgeleerden
en de overiten des volks
4H. zochten hem te dooden, en
zij vonden niet wat zij doen
zouden; want al het volk
bing hein aan en hoorde
Item.
S 20.
gij dan hem niet gelooid t
6.  En indien wij zeggen: Uit
de menachen , zoo zal ona al
het volk steenigeu . want zij
houden voor zeker, dat Jo-
7. hannes een profeet whi, En
zij antwoordden, dat zij niet
s. wisten vanwaar rfte va», Eu
Jezus zeide tot ben 1 Zoo zeg
Ik u ook niet door wat raagt
ik deze dingen doe.
•i. En hij begon tot het volk
deze gelijkenis te zeggen :
Een zeker menach plantte
een wijngaard, et> hu ver-
huurde dien aan landlieden,
en trok een langen tijd bui-
10. tenslandi. En als\'t de tijd
waa , zond hij tot de landlie-
den een dienstknecht, opdat
zij hem van de vrucht des
wijngaarda geven zouden;
maar de landlieden sloegen
denzelven, en zonden hem
11. ledig benen. En wederom
zond hij nog een anderen
dienstknecht; maarook dien
geslagen en smadelijk be-
bandeld hebbende, zonden
VI. zij hem ledig henen. En we-
deroin zond hij nog een der-
den; maar zij verwondden
ook dezen, en wierpen hen»
15. uit, En de heer dea wijn-
gaarda zeide: Wat zal ik
doen ? Ik zal mijnen gelief.
den soon zenden; mogelijk
dezen liende zulleo zij hem
14.ontzien. Maar als de land
Heden bem zagen, overlei-
itfii zij onder elkander, eu
zeiden: Deze is de erl\'ge-
naani: komt Iaat ona hem
dooden, opdat de erfenisons
IA. worde. En als zij hem bui-
ten den wijngaard uitgewor-
pen hadden, doodden zij hem.
Wat zal dan de heer des wijn-
16.  gaard* hun doen? Hij zal
komen en deze landlieden
verderven , en zal den wijn-
gaard aan anderen geven.
En als zij dat hoordeuzei-
17. den zij 1 Dat zij verre. Maar
hij zag ze aan, en zeide:
Wat is dan dit \'t welk ge-
HOOFDSTUK SO.
1.     En het geachiedde op een
van die dagen, als hij in den
tempel het volk leerde en
bet evangelie verkondigde,
dat de overpriestera en
schriftgeleerden met de ou-
derlingen daarover kwamen,
2. en apraken tot hem, zeg-
gende: Keg ona door wat
raagt gij deze dingeu duet,
of wie bij ia die u deze raagt
\'i, heelt gegeven ? Eu bij ant*
woordende zeide tot hen: Ik
zal u ook een woord vragen,
4. en zegt mij: de doop van
Johannes, was die uit den
hemel of uit de menscben ?
5.En zij overleiden onder eik-
ander , zeggende: ludienwij
zeggen: Uit den hemel, zoo
zal hij zeggen 1 Waarom hebt
-ocr page 123-
LUCA
schreven staat: De at een
dien de bouwlieden
verworpen hebben, de-
ze il tot een boofd des
13.hoeks iteworden? Ken
iegelijk die op dien ateen
valt, zal verpletterd worde.1.
en op wien hij valt, dien zal
hij vermorzelen.
19.     K11 de overpriesters en de
achrifticeleerden zochten ie
dier ure de handen aan hem
te liaan, mattr zij vreeiden
het volk; want zij verstonden
dat bij deze gelijkenis tenen
20,  hen gesproken had. Kn zij
namen hem waar, en zonden
verspieden uit, diezichzel
te veinsden regtvaardig ti
zijn, opdat zij hem in gij**
redevangen mogten, om hem
aan de heerschappij en de
uiagt des stadhouders over
21.televeren. Kn zij vraagden
hem, zeggende: Meester,
wij weten dat Rij re<t spreekt
en leert, en den persoon niet
aanneemt, maar den weg
22-Gods leert in waarheid: is
\'t ons geoorloofd den keizer
ichattinic te Keven of niet ?
23.En hij hunne Hrglistigbeid
bemerkende, zeide tot hen:
24. Wat verzoekt gij mij? Toont
mij een penning; wieua
beeld en opschrift beeft hij?
En zij antwoordende zeiden :
--\'i. Dei keizers. Kn hij zeide tot
hen: Geeft dan den keizer
wat dei keizeri ii, en Oode
36, wat Godi is. Kn zij konden
bem tn hm woord niet vat-
ten voor bet volk, en zich
verwonderendeoveriijn aut-
woord zwegen zij «til.
-7. Kn tot hem kwamen som-
mixen der aadduceërs, welke
tegensprekende zeggen dat
er Reen opstanding is. •*»
2H. vraagden hein , zeggende :
Meester, Mozes heelt ons
geschreven, zoo iemand
broeder sterft, die een
▼ rouw heeft, en bij
sterft zonder kiude-
ren, dat zijn broeder
llü
de vrouw nemenzalen
zijnen broeder kroost
2ü.verwekke n. Kr waren nu
zeven broeders; en de eerste
nam een vrouw, en hij atieri
30. zonder kinderen. Kn de twee-
de nam die vrouw, <-n ooi.
deze stierf zonder kinderen.
Al. Kn de derde nam die tmuw,
en desgelijks ook deuren,
en hebben geen kinderen iih-
gelaten, en zijn gestorven.
32.  Kn ten laatst e na allen atiert
33. ook de vrouw. In de opstau-
diug dan wiens vrou v van
deze zal zij zijn? want die
zeven hebben dezelve tot een
34. vrouw gehad. En Jezus ant •
woordende zeide tot ben : He
kinderen dezer eeuw trou-
wen en worden ten huwelijk
3j. uitgegeven ; maar w ie waar-
dig zullen geacht zijn die
eeuw te verwerven en de op-
atandhig uit de dooden , zul*
len noch trouwen noch teu
huwelijk uitgegeven worden:
36. want zij kunnen niet meer
sterven, want zij zijn deu
engelen gelijk: en zij ziju
kinderen Gods, dewijl zij
kinderen der opstanding ziju.
37.  Kn dat de dooden opgewekt
zullen worden, heeft ook
Moses aangewezen bij het
doornbosch, als hij deu Heer
noemt den God Abra-
h h 111 s en den God Isa-
aks en den God J a-
ftt.kobs: God nu is niet een
God der doodeu maar der le-
venden ; want zij leven liem
v\\ allen. Kn sommigen der
schriftgeleerden antwoor-
dende zeiden 1 Meester , gij
40. hebt wel gezegd. Kn zij dm T-
den hem niet meer ieti vr.»-
gen.
41.     En hij zeide tot beu: Hoe
zeggen zij dat de Christus
42.  Davids zoon is? En David
zelf zegt in het boek der
psalmen: De lieer heeft
gezegd tot in ij ne 11
Heer: Zit aan mijne
43. regterAuHif, totdat ik
-ocr page 124-
uwe vijanden zal ge-
.\'.<\'! hebben tot een
V 06 t I. J. Il k 11 W l\'T V Dl\'l f 11.
44. Uavid iUü nuemt hem zij.
«en
lieer, en hoe is hij zijn
zoon ?
•i\'t. En daar al het volk het
hoorde, zeid* hij tot zijne
4ti. discipelen: Wacht u van de
schriftgeleerden, die willen
wandelen in lange kleede-
ren, ea beminnen de groe-
tingen op de markten, en de
voorgestuelten in de synago-
gen, en de vooraauzit tingen
47.oij de maaltijden; die der
weduwen huizen opeten, en
onder ren schijn Urine gebe
den doen; deze zullen zwaar-
der oordeel ontvangen.
HOOFDSTUK tl.
1. En opziende zag hijderij-
ken hunne gaven in de uchat-
-. kist werpen. Eu hij zate ook
eenzekere arme weduw twee
kleine penninf/skuns daarin
ii. werpen; en hij zeide: Waar-
lijk ik zeg ;i, dat deze arme
weduw Dteer dan allen heeft
l.trtgeu oi pen ; ii ii ii t die allen
hebben van hunnen over-
vloed ingeworpen tot de ga-
ven Uods, maar deze beeft
vau haar gebrek u| (]en leef.
togt dieu zij had daarin %e-
worpen.
,j. Kii aU sommigen zeiden
van den tempel, dat hij met
BChoone steenen en be<ii\'ti-
gingen vemierd was, zeide
i\'.hij: Wat deze dingen aan.
gaat
die «ij aanschouwt, er
zullen dagen komen, in
welke niet een steen op den
anderen
steen zal gelaten
worden , die niet zal worden
7. afgebroken. En zij vraagden
lieiu. zeggende: Meester,
wanueer zulle» dan deze din-
gen zijn ï en welk is het tee-
ken wanueer deze dingen
s.itulleu geschieden? En hij
zeide: Ziet dut gij niet ver-
leid wordt; want velen zul\'
leu er komen ondermijnen\'
naam, zeggende: Ik ben
Chr\'utus,
en de tijd is nabij
gekomen : gaat dan ben niet
9. na. En wanneer gij zult
hooren van oorlogen en be-
roerten, zoo wordt niet ver-
schrikt; want deze dingen
moeten eerst geschieden,
maar nop ia terstond het
einde niet.
ld. Toen zeide hij tot hen:
Het één? volk zal tegen het
andere volk opstaan, en bet
reit\' koningrijk tegen het an-
U.dVre koningrijk; en erzullen
groote aardbevingen wezen
in verscheiden plaatsen, en
hongersnooden, en pestilen*
tien; er zullen ook schrik*
kelijke dingen en groote
leekenen van den hemel ge-
12. sehiedeu. Maar voor dit al-
les zullen zij hunne handen
aan uliedeu slaan, en u ver-
volgen , e overleverende in de
synagogen en gevangenissen;
eu gij zult getrokken worden
voor koningen en stadhou>
derB, om mijns naams wil;
13. en dit zal u overkomen tot
14. een getuigenis. Neemt dan
in uwe harten voor, van te-
voren niet te overdenken hoe
gij u verantwoorden zult;
l.i. want ik gal u mond en \\\\ ijs
heid geven, welke niet zul.
len kunneu tegenspreken
noch wederstaan allen die
lfï. zich tegeu n zetten. En gij
zult overgeleverd worden ook
van ouders en broeders en
magen en vrienden, en zij
zullen er sommigen uit u doo<
17. den, en gij zult van allen
gehaat worden om mijns
18.  naams wil. Doch niet een
haar uit uw hoofd zal verlo-
Itf.ren gaan. Bezit uwe zielen
in uwe lijdzaamheid.
20.     Maar wanueer gij zien zult
nat Jeruzalem van beirlegers
omsingeld wordt, zoo weet
alsdan dat hare verwoesting
21. uabij gekomen is. Alsdan
wie ni Judéa «nu, dat ze
vlieden naar de bergen; en
-ocr page 125-
LS 32,                                    ti;
maar mijne woorden zullen
geenazina voorbijgaan.
34, En wacht ufelve, dat uwe
harten niet te eeuiger tijd
bezwaard worden met Urn*-
serij en dronkenschap eu
zorgvuldigheden dezes le-
vens, en dat u die dag niet
.\'15. onvoorzieuani\'ffkome. Want
gelijk een strik zal hij kn.
nieu over al degenen die op
den ganschen aardbodem ge-
:iö. zeteu zijn. Waakt dan te
aller tijd biddende, dat gij
moogt waardig geacht nor
den te uutvliedeu al deze
dingen die geachleden zul-
len, en te staan voor den
Zoon des ïnenscbeu.
37. Des daags nu was hij lee-
rende in den tempel; maar
des nachts ging hij uit, en
vernachtte op den berg ge-
."IS.naarad de OU}iberj/. £n al
het volk kwam \'s morgens
vroeg tot hem in den tem.
pel, om hem te hooren.
HOOFDSTUK XS.
wie in \'t midden van dezelve
ziju, dat ze daar uittrekken;
en wie op de velden zijn,
dat ze in dezelve niet ko-
jj.ium ; want deze zijn dagen
der wraak, opdat alles ver.
vuld worde wat geschreven
2,\'t. is. Doch wee den bevruch-
ten en den zomenden vrou-
wen
in die dagen; want er
zal groote nood ziju in het
laud, en toorn over dit volk;
IM.en zij zullen vallen door de
scherpte des zwaards, en ge-
vankelijk weggevoerd wor-
den onder alle volken; en
Jeruzalem zal van de heide-
nen vertreden worden, tot-
dat de tijden der heidenen
36.vervuld zullen zijn. ha er
sullen teekenen zijn in de
zon en maan en sterren, en
op de aarde benaauwdneid
der volkeren, met twijtel-
moedigheid, als de zee en
watergolven groot geluid
.6.zullen geven, en den iuen-
achen het hart zal bezwijken
vau vrees en verwachting
der dingen die het aardrijk
zullen overkomen; want de
krachten der hemelen zullen
\'-7. bewogen worden. Ën alsdan
/.uilen zij den Koon des men-
schen zien komen in een
wolk met groote kracht en
2ft. heerlijkheid. Als nu dezp
dingen beginnen te geschie.
den, zoo ziet omhoog en beft
uwe hooiden opwaarts, om-
dat uwe verlossing nabij ia.
19. K» hij zefde tot hen een
gelijkenis: Ziet den vijxe-
80, boom en al de booiuen: wan-
neer zij nu uitspruiten, en
gij dat ziet, zoo weet gij «it
uzelve dat de zomer nu nabij
\'U.ia: alzóó ook gij > wanneer
gii deze dingen zult zien ge-
senieden, zoo weet dar het
koningrijk Gods nabij is.
;\'-. Voorwaar ik zeg u, dat dit
geslacht geenszins zal voor-
bijgaau totdat alles zal ge.
•i.acliied zijn. De hemel en de
aarde zullen voorbijgaan,
1. En het t\'eeat der ongezuur.
de brooden, genaamd paacha,
2.was nabij; en de overpries.
tera en de schriftgeleerden
zochten hoe zij hem ombren-
gen zouden; want zij vrees-
den het volk.
5.    En de satan voer in Judas
die toegenaamd was lska<
riot, zijnde uit het getal der
4. twaalf; en hij ging henen eu
spruk met de overpriestert*
en de hoofdmannen, hoe bij
hem hun zoude overleveren,
•>. V.n zij waren verblijd, eu
zijn \'t ééns geworden dat aij
6. hem geld geven zoudeu. Kn
hij beloofde bet, eu zocht ge-
legenheid om bent hun over-
televeren zonder oproer.
7.    En de dag der ongezuurde
brootten kwam. op deuweltte
het pascha moest geslagr
5. worden. En hij sond l*eirus
en Johannes uit, zeggende:
Gaat henen eu bereidt ons
het paacha, opdat wij het
-ocr page 126-
LUCAS SS.
118
23.Knz.ij begonuen ouder eik-
ander te vragen, wie van hen
het toch mogt zijn die dat
doen zoude.
24. En er werd ook twist In <
onder beu, wie vau beu
26. scheen de meeste te zijn. Kn
bij zeide tot ben : De konin-
gen der volkeren beersebeu
over hen, en die magt over
heu hebben worden welda-
26- dige hreren genaamd. Doch
gij nietalzoo; innar de mees-
te ouder u, die zij gelijk de
minste; en die voorganger
27.lt, als een die dient. Want
wie is meerder, die aanzit
of die dieut ? Is \'t niet
die aanzit? Maar ik ben in
\'t midden van u als een die
28. dient. En gif zijt degenen
die met mij steeds gebleven
zijt in mijne verzoekingen.
\'24.Ënik verordineeru het ko-
ningrtjk , gelijkerwijs mijn
Vader mij dat verordineerd
:to. heeft; opdat gij eet en drinkt
aan mijne tafel in mijn ko-
ningrijk, en zit op tronueu,
nordeelende de twaalf ge-
slachten Israels.
lil. En de Heer zeide: Stmon ,
Simon, zie, de satan heeft
ulieden zeer begeerd om te
itj. ziften als de t*rwe; maar Ik
heb voor u gebeden , dat uw
geloof niet ophoude: en gij,
als gij eens zult bekeerd zijn ,
zoo versterk uwe broeders.
83. En hij zeide tot hem: Heer,
ik ben bereid met u ook in
de gevangenis en in den dood
34. te gaan. Haar bij zeide: Ik
zeg u Petrus, de baan zal
heden niet kraaijen , eer gij
driemaat zult geloochend
hebben dat gij mij kent.
Hó. En hij zeide tot ben : Als
ik u uitzond zonder buide)
en male en schoenen, heelt
ii ook Iets ontbroken? E"
:tfi.zij zeiden: Niets. Hij zeide
dan tot ben: Maar nu, wie
een buidel beeft, die neme
hem, desgelijks ook eeu
male, en wie er geen beeft.
I. eten motten. Rn zij zeiden
tot hem: Waar wilt «ij dat
i.wij het bereiden? En bij
zeide tot hen : Zie, als gij in
de stad zult gekomen zijn,
zoo zal ii een niensch ont>
moeten , dravende een kruik
water: volgt liem in het hui»
l.waar hij ingaat; en gij zult
zeggen tot den huisvader van
dat huis: l>e Meester zegt
u : Waar is de eetzaal, waar
ik het pascha met mijne dis-
I. cipelen eten xal ? Kn hij zal
u een groote toegeruste ou-
perzaal wijzen: bereidt bet
(.aldaar. En zij henengaatide
vonden \'t gelijk hij hun ge-
zegd bad, en bereidden het
pascha.
t. Ku als de ure gekomen
was, zat hij aan en de twaalf
i. apostelen met hem Kn bij
zeide tot hen: Ik heb groo-
telijks beireerd dit pascha
met u te eten eerdat ik lijd .
ti.want ik zeg u dat ik niet
meer daarvan eten zal, tot
dat het vervuld zal zijn in
7. bet koningrijk Gods. En als
hij eeu drinkbeker genomen
bad, en gedankt had, zeide
hij: Neemt dezen en deelt
<, hem iiliiicv ulli\'itcn ; Want ik
zeg u, dat ik niet drinken
zal van de vrucht des wijn-
stoks, totdat het koningrijk
!t. Gods zal gekomen zijn. Kn
hij nam brood , en als hij ge-
dankt had brak hij bet, en
gaf\'t hun, zeggende: Dat
ismijnligchaam\'twelk voor
u geweven wordt: doet dat
ii.Kit mijne gedachtenis. Des-
gelijks ook den drinkbeker
na het avondmaal, zeggen-
de: Deze drinkbeker is het
nieuwe testament !n mijn
bloed , \'t welk voor u vergo-
1. ten wordt. Doch zie , de hand
desgeneu die mij verraadt is
J. int\'! mij aan de tafel, en de
Zoon des meiischen gaat wel
henen gelijk besloten is,
doch wee dien mensen door
welken bij verraden wordt.
-ocr page 127-
LUCAS 83,
119
die verkoope zijn kleed en
\'.koopeeeu zwaard. Want ik
zeg u, dat nos; dit \'t welk
geschreven ia in mij m»et
volbragt worden, nauie-
lijk: En hij la met de
niisdadigengerekend;
want ook die dingen die van
uiij getchreren zijn hebben
i.eeo einde. Kn zij zeiden:
Heer, ziehier twee xwaar-
deu. hu hij zeide tot hen i
Het is genoeg.
>. En uitgaande vertrok hij,
Keüjk hij bewoon wai, naar
deu Olijfberg; en hem volg-
>. den ook zijne discipelen. Kn
als hij aan die plaats geko
men was, zeide hij tot hen
Bidt dat gij niet in verzoe
l.king komt. Kn hij scbeidde
zich van hen al\', omtrent een
•teenworp. en knielde neder
!. en bad, zegende: Vader, of
gij wildet dexeu drinkbeker
van mij wegnemen \' Doch
niet mijn wil maar de uwe
\'•• geschiede. En van hem werd
Ketien een engel uit den he
l.iuel die hem versterkte. Ei.
in z*aren strijd zijnde, bad
bij te ernstiger. En zijn zweet
werd gelijk «roote druppelen
bloed die op de aarde aliie-
\'.pen. Knals hij van het ge-
bed opi(eataan was, kwam
bij tot zijne discipelen, en
vond ben slapecde van droef-
*>. beid; en hij zeide tot hen:
Wat slaapt (tij? Staat op en
bidt, opdat gij nie; in ver
a zoeking komt.
Kn als hij nog sprak, zie
daar een schare i en een van
de twaalf, die genaamd was
Judas, ging hun voor, en
kwam bij Jezus om hem te
«.kussen. En Jezus seide tot
hem: Judas, verraadt gij den
Koon des nienscben met een
kus?
i. En die bij bem waren
ziende wat er geschieden
zonde, zeiden tot bem: Heer,
sulleu wij met het zwaard
n.alaan? En een uit hen sloeg
deu dienstknecht des bui»
gepriestera en hieuw hem
51.zijn regteroor af. Kn Jezus
antwoordende xeide: Laat
ze tot hiertoe geworden, en
raakte zijn oor aan en heelde
hem.
52. En Jezus zeide tot de over-
priestersen de hoofdmannen
de* tempels en de ouderliu-
gen, die tegen hem geko-
meu waren : Zijt «rij uitge-
gaan met zwaarden en stok-
ken a]s tegen een moorde<
53.SAW? Als ik dagelijks mei
u was in den tempel, zoo
hebt gij de handen tegen utij
niet uitgestoken; maar dit
it uwe ure en de ïuagt der
54. duisternis. En zij grepen
hem en leidden hei» teeg , uu
bragten hem in het huis des
boogepriesters.
En Petrus volgde vau ver
55.re; enalszij vuur ontstoken
hadden in \'t midden van de
zaal, en zij tezaineu neder-
roten, zat petrus in \'t mui-
56 den van ben. Kn een zekere
dienstmaagd ziende bem bij
tiet vuur zitten, en hare
oogen op bem houdende,
zeide: Ook deze was met
&7. hem.\' Maar hij verloochende
hem, zeggende: Vrouw, ik
58. ken hem niet. Kn kort daar-
na een ander bem ziende,
telde: Ook gij zijt van die.
Maar Petrus zeide: Menscb ,
59. ik ben niet. En als \'t om
trent i\'-t\'-n uur geleden was,
bevestigde Hat een ander,
zeggende: Iu waarheid ook
deze was met hem, want hij
60. ia ook een Galileer. Maar
Petrus zeide: Mensen, ik
weet niet wat gij zegt. Kn
terstond als bij nog sprak
61. kraaide de baan ; en de Heer
zich omkeerende zag Petrus
aan, en Petrus werd indach-
tigaanhet woord des Hee-
reu, hoe hij hem gezegd had:
Eer de haan zal gekraaid
hebben zult gij mij driemaal
6;!. verloochenen. Eu Petrus
-ocr page 128-
120                                         LVCi
Daarbuiten gaande weende
bitterlijk.
KI. En de mannen die Jezus
hielden bespotteden hem,
(tt.en Bloexen hem; en als zij
hem overdekt hadden, sloe-
gen lij hem op \'t aangezigt,
en vraagden hem, ieggen-
de: Profeteer, «ie het is die
e», u geslagen beeft ? En vele
andere dingen zeiden zij te-
gen hem lasterende.
liti. Eu als het dag geworden
was, vergaderden de ouder-
lingen des volk», en de
overuriestera en schriftge-
leerden, en bragten hem
\'•7. in bunoen raad, zeggende:
Zijt gij de Chriatus? zeg bet
ons. Én hij zeide tot hen:
Indien ik \'t u zeg, gij zult
68. het niet gelooven ; en indien
ik nok vraag, gij zult mij
niet antwoorden of loslaten.
(W, Van uu aan zal de Zoon deB
nieuschen gezeten zijn aan de
regterAa/<rf der kracht Gods.
70.En zij zeiden allen: Zijt gij
dan de Zoon Gods ? En bij
zeide tot hen: Gij zegt dat
71.ik het ben. En zij zeiden:
Wat hebbeu wij nog getut-
ge nii van noode ? Want wij
zelve hebben \'t. uit zijnen
mond gehoord.
HOOFDSTUK *».
1. Ku de geheele menigte van
hen stond op en leidde hem
•J. tot Pilams. i-in zij begonnen
hem te beschuldigen, zeg-
gende: Wij hebben bevon-
den dat deze het volk ver-
keert , en verbiedt den keizer
schattingen te geven, zeg-
genrfe dat hij lelf Christus
:i.de Koning is. En Pilatus
vraagde hem, zeggende : Zijt
gij de Koning der Joden?
i\'.n hij antwoordde hem en
4.zeide: Gij zegt het. En
filatus zeide tot de over-
priesters en de scharen i Ik
vind geen schuld in dezen
-> .....nsch. En zij bieldeu te
sterker aan, zeggende: liij
23.
beroert het volk. leerende
door geheel Judéa, begou-
nen hebbende van Gaitléa
fi. tot hiertoe. Als nu Pilatns
van Galilca hoorde, vraagde
hij of die mensch een Gali-
7. leer was; en verstaande dat
hij uit het gebied van Uero.
des was, zond hij hem he-
nen tot Heroden. die ook
zelf in die dagen binnen Je-
luzalem was.
8.     En als Herodes Jezus zag,
werd hij zeer verblijd; waut
hij was sedert lang begeert::
geweest hein te zien, omdat
hij veel van hein hoorde, en
boopte eenig teeken te zien
dat van hem gedaan zoude
a. worden. En hij vraagde hem
met vele woorden : doch hij
il), antwoordde hem niets. Eu
deoverpriesters en de schrift -
geleerden stonden en be.
Ll.schuldigdeu hem heftig. Eu
Herodes met zijne krijgslie>
den hem veracht en bespot
hebbende, deed hem een
blinkend kleed aan , en zond
12. hein weder tot Püatus. En
op dien dag werden Pilatus
en H erodes vrienden met
elkander; want zjj waren te-
voren in vijandschap tegeu
elkander.
13.     En ah Pilatus de uver-
Erierters en de oversten en
et volk bijeengeroepen had,
14. zeide hij tot hen: Gij hebt
dezen menBch tot mij gebragt
als een die het volk afkeerig
maakt: en zie, ik heb hr„<
in uwe tegenwoordigheid on.
dervraagd, en heb in dezen
mensen geen Bchuld gevon-
den van \'t geen waar gij hem
15. mede beschuldigt; ja ook
Herodes niet; want ik heb
ulieoen lot hem gezonden,
en zie, er is van hem nie\'s
gedaan dat des doods waar-
10. digi*: zoo zal ik hein dan
17. kastijden en loslaten. En hij
moest hun op het feest eenen
IS. loslaten. Doch al de menigte
riep gelijkelijk, zeggende:
-ocr page 129-
IS 23.                                   121
32. En er werden ook twee au-
deren, zijnde kwaaddoeners ,
Kel*id oni met hem gedood
•*3.tc worden. En toen zij kwa-
n.i\'ii op de plaats genaamd
Hoofdschedel plaa /«, k ruisig •
den sij hem aldaar, en de
kwaaddoeners, den één ter
r«gter. en den ander ter ltn-
34.kerW>d>. En Jezus zeide: Va-
der, vergeet\' het hun, want
zij weten niet wat zij doen.
En verdeclende zijne klcr-
deren, wierpen zij het lot.
35. En het volk stond en zag
het aan; en ook de oversten
met hen beschimpten ••• •»>.
zeggende; Anderen heeit bij
verlost, dat bij nu zïchzel-
ven verlosse, zoo hij is de
Christus, de uitverkorene
3ti.Uods. En ook de krijgs-
knechten tot hem komende
bespotteden hem. en bragten
•(7.hem edik, en zeiden: Indien
gij de Koning der Joden /.iji ,
38. zoo verlos uzelven. En er was
ook een opschrift boven hem
geschreven, met Grieksche
en RomeinscheenIlebreeuw-
sebe lettert: Pkzk is uk
KuVnr, DER .1, ;,i- n.
39,    En één van de kwaaddne*
ners die gehangen waren las-
terdehem .zeggende: Indien
gij de Christus zijt, verlos u-
•fO.zelven en ons. Maar de an-
dere antwoordende bestrafte
hem, zeggende: Vreest gij
ook God niet, daar gij in hel-
11.zelfde oordeel zijt? En wij
toch regtvaardiglijk, want
wij ontvangen giraf waardig
\'t geen wij gedaan hebben;
maar deze heeft niets on-
12. behoorlijks gedaan. En hij
zeide tot Jezus: Heer, ge-
denk mijner als gij in uw kn.
ningrijk zult gekomen zijn.
43.En Jezus zeide tot hein:
Voorwaar zeg ik u, beden
zult gij met mij in het para.
dijs zijn.
44. En het was omtrent de
zesde ure, en er werd duls-
frnii over de geheele aarde ,
Weg met dezen, en laaf om
19. ItfimhbRK los: dewelke was
°ni zeker \'ijinicr dat In de
8t*rt geschied waa, en om
"ii doodslag, in de geTan-
•"• Penis geworpen. Pilatut dan
t \'iep fan wederom toe, wil.
•\'•lende Jezus loslaten. Maar
zij riepen daartegen, zeg-
teende: Kruis Ae«i. kruis bem.
"•En hij zeide ten derden male
tot hen: Wat heeft deze dan
kwaads gedaan ? I k heb geen
schuld des doods i n hem ge-
vonden : zoo \'-tl ik hem dan
-3. kastijden en loslaten. Maar
zij hielden aan met groot ge-
roep, eisehende dat hii zoude
gekniisr worden, en hun en
der overprieateren geroep
-\'.werd geweldiger. En Pila-
nis oordeelde dat hun eisen
-"». geschieden zoude: en hij Het
hun loa dengeen die om op-
roer en doodslag in de ge>
vangenis geworpen was, wei-
ken zij \'gee"ischt hadden,
maar Jezus gat\' hij over tot
hunnen wil.
88. Kii als zij hem wegleid-
den , namen zij eenen Siiuon
van Cyrene, komende van
den akker, en leiden hem
het kruis op, dat hij het ach.
-7- ter Jezus droeg. En een
groote menigte van volk en
van vrouwen volgde hem,
welke ook weenden en hem
-N, beklaagden. Rn Jezus zich
tot haar keerende, zeide:
Gij dochters van Jeruzalem,
weent niet over mij, n>aar
weent over uzelve en over
29. uwe kinderen; want zie, er
komen dagen in welke men
zeggen zal: Z&U«tijn de on-
vruchtbaren , en de schooien
die niet gebaard hebben, en
de borsten die niet gezoogd
"\'.hebben. Alsdan zullen zij
beginnen te zeegen tot de
bergen: Valt op ons, en
tot de heuvelen: Bedekt ons;
SI. want indien sij dit doen aan
het groene hout, wat zal aan
het dorre geschieden?
-ocr page 130-
4-i.tot de negende Ure toe; en
de zon werd verduisterd» en
_ het voorhangsel de» tempels
•Inscheurde middenrfw»i\\ En
Jezus roepende niet «roote
stem zeide: Vader, in uwe
handen beveel ik mijnen
feest. Kn alt hij dat gezegd
17. had , gaf hij den grest. Ü*
nu de hoofdman over hon-
derd zag wat er geschied
til, verheerlijkte hij God
en zeide: Waarlijk deze
ts.men»chwasregtvaardig. En
al de irharen die tezauien-
gekomen waren om dit te
aanschouwen, ziende dedin-
gen die geschied waren,
keerden weder, «taande op
4i>. hunne borsten. En al zijne
hekenden itonden vau ver*
re, ook de vrouwen die bem
tezamen gevolgd waren van
Ga)il<-a , en zaKen dit aan.
iii; £n ze, een man met na-
me Jozef, zijnde een raacit.
heer, een Koed en regtvaar-
•<l.dtg man, (deze had niet
inede bewilligd in hunnen
raad en handel), van Arima*
1 hen een stad der Joden , en
die ook zeil her koningrijk
->2.Godn verwachtte : deze ging
tot I\'ilstua en bexeerde het
•i:i.liirchaan> van Jezus. En als
hij\'t zelve afgenomen had,
wond hij dat in eeu lijn lijn*
waad, en leide het in eer
graf, in een rota gebouwen ,
waarin uu: nooit iemanu
M.gelegd waa. Kn het was dr
<U« der voorbereiding, en
ó.ï.de sabbat kwam aan. En
ook de vrouwen, die niet
hem gekomen waren uit
Galilca , volgden, en aan-
•chouwden het graf, en hoe
zijn ligchaain gelegd werd.
M. En wedergekeerd zijnde be-
reidden zij specerije*i en zal-
ven;enopden sabbat rust.
teu zij naar het gibod.
HOOFDSTUK «4.
1. Kn op den eeraten dag der
week, zeer vroeg in den
morgenstond, gingen zij
naar het graf, dragende de
specerijen die zij bereid had*
den, en sommigen met haar.
i. En zij vonden den «teen af-
i. gewenteld van het graf; en
ingegaan zijnde vonden zij
het ÜKchaam des Heeren
1. Jezua niet. En bet ge*cbied-
de ala tij daarover twijfel*
moedig waren, zie. twee
mannen «tonden bij baar in
i. blinkende kleederen , eo als
zij zeer bevreesd werdenen
het aangezigl naarde narde
neigden, zeiden zij lot haar:
Wat zoekt mj den levende
6. bij de dooden? Jfij ia hier
niet, waarbij in opgestaan.
Gedenkt hoe bij tot u ge-
sproken heeft al* hij nog in
/.(ialiléa was, zeggende: De
Zoon des menschen moet
overgeleverd worden in de
handen der zondige men-
schen, eu gekruisigd wor-
den, en ten derden dage we-
9.deropstaan. En zij werden
indachtig aan zijne woor-
!). den; en wedergekeerd zijnde
van het graf, boodschapten
zij al deze dingen aan de elf
0. en aan al de anderen. En
dete waren Maria Majcdale-
na, en Jobanna, en Maria
de moeder vau Jacobus, en
de auderen met haar, die dit
1, u>t de apostelen zeidrn. En
hare woorden «ebenen voor
hen als ijdel geklap , en zij
\'2. beloofden haar niet. Doch
Petrus opstaande liep tot
het Krat\', en nedeibukkende
zag hij <le linnen doeken lig-
gende alleen , en Kingueg,
zich verwonderende bij zich*
zelven over \'t geen geschied
waa.
B. En zie, twee van hen gin-
gen op dien dag naar een
vlek dat zestig stadiën van
Jeruzalem was, welks naam
4. was hm ma os; en zij spra-
ken tezamen onder elk au-
der van al deze dintten die
i.er gebeurd waren. En bet
-ocr page 131-
lS 24.                                         123
27.ingaan? En begonnen heb*
bende van Mozee en van al
de profeten, leide hij hun
uit in al de 8chriften \'t geen
23. van hem pr\'rhrrre* was. En
zij kwamen nabij het vlek
waar zij naartoe gingen, en
hij hield zich alsof hij ver-
29. der gaan zoude; en zij awon-
gen hem, zeggende: Blijf
met ons , want het is bij den
avond en de dag is gedaald.
Kn hij ging in , om met hen
S0-te blijven. En het geschiedde
als hij met hen aanzat, dat
hij het hrood nam en he* ze-
gende , en als hij het gebro-
•\'1. ken had gaf bij het hun; en
hunne oogen werden ge-
opend,\'en zij kenden hem;
en hij kwam weg uit hun ge-
M. zigt. Kn zij zeiden tot elkan-
der: Was ons hart niet bran-
dende in ons, als hij tot ons
sprak op den weg en als hij
ons de Schriften opende?
W, En zij opstaande te dier
ure, keerden weder naar Je-
n:inl.\'in , e ii vonden de elf te-
zamenvergaderd , en die met
34. hen waren, welke zeiden: De
Heer is waarlijk opgestaan ,
36.en is van Simon gezien. Kn
zij vertelden \'t geen op den
weg QMchied was, en hoe hij
hun bekend was geworden in
\'t breken des broods.
\'ófi. En als zij van deze dingen
spraken, stond Jezus zeil\'in
\'t midden van hen , en zeide
tot hen: Vrede zij ulieden.
87.Sn zij verschrikt en zeer
bevreesd geworden zijnde,
meenden dat zij een geest
M. zagen. En hij zeide tot hen :
Wat zijl gij ontroerd, en
waarom klimmen titlki iiv.t
leggfngeu in uwe harten?
30,  Ziet mijne handen en mijne
voeten , want ik ben \'t zelf;
tast mij aan en ziet, want
een geest heeft geen vleesch
en been, gelijk g-j liet dat
4(1.ik beb. En als hij dit zeide,
toonde bij hun de handen en
41. de voeten. En toen zij \'t van
Ketcbiedde terwijl /ij te«a-
men spraken en elkander
ondervraagden, dat Jezus
. *•» hij Ac» kwam en met
"\'•hen ging: en hunne ooge-i
werden gehouden, dat si\'
l.-hem niet kendrn. En bi)
icide tot hen ; Wat redenen
zijn dit, die «ij wandelende
onder elkander verhandelt.
en waarom «iet gij droevig?
lS.r,ndeffD, wiens naam WM
Hlenpas, antwoordende zei-
de tot hem: Zijt gij alleen
een vreemdeling te Jeruza-
\'era, en weet niet de dingen
die deze dagen daarin ge-
19.schied zijn? Kn hij zeide
tot hen : Welke ? Kn zij zei-
den tot hem i De dingen aan-
u\'n hn.ie Jezus den Xaz«re-
ner, welke een profeet was
krachtig in werken en woor-
den, voor God en al het
•O.volk; en hoe onze overpries-
ters en oversten denzelven
overgeleverd hebben tot het
oordeel des doods, en hem
-\'1. gekruisigd hebben. Kn wij
hoopten dat hij was degeen
die Israël verlossen zoude ;
doch ook benevens dit alles
is \'t heden de derde dag van
dat deze dingen geschied
\'•«.zijn. Maar ook sommige
vrouwen uit ons hebben ons
ontsteld, die vroeg in den
morgenstond aan het graf
\'-H. geweest zijn; en zijn lig>
chaam niet vindende kwa-
men zij en zeiden, dat zij
ook een gezigt van engelen
gezien hadden, die zeggen
-4.dat hij leeft. Kn sommigen
dergenen die met ons zijn
gingen henen tot het graf,
en bevonden \'t alzóó gelijk
ook de vrouwen gezegd had-
den ; maar hem zagen zij
2ï>. niet. En hij zeide tot hen:
O onverstandtgen en tragen
van hart om te gelooven al
hetgeen de proftten gespro-
•6.ken hebben, moest deChris-
tus niet dein dingen lijden,
en ahóó in zijne heerlijkheid
-ocr page 132-
124                                      JÜHANNKS !.
blijdschap nog niet «<\'loof-
den en zich verwonderden,
zeide hij tot hen: Hebt «ij
12. bier iets om te eten ? En rij
gaven hem een stuk van een
gebraden viscb, en vkd bo-
Ct.nigraten, en hij nam \'t en
at het voor hunne oogen.
14.Kn hij zeide tot hen: Uit
zijn de woorden die ik tot u
«prak als ik nog met u was,
namelijk dat het alles moest
vervitlii worden wat van mij
geschreven in in de wet van
Mozes en de profeten en de
4.i. psalmen. Toen opende hij
hun verstand, opdat zij de
46. Schrilïen verstonden, en Mi-
de tot hen: Alzóó is er ge-schreven, en alzóó moest deChristus lijden, en van de
dooden opstaan teu derden
17.dage, en in zijnen naam ge-
predikt v-orden bekeering en
vergeving der zonden onder
alle volken, beginnende van
4S. Jeruzalem. En gjf zijt getoi-
4S. gen van deze dingen. En
zie, ik zend de belofte mijns
Vaders op u; maar blijft gij
ïu de stad Jeruzalem, totdat
gij zult aangedaan zijn met
kracht uit de hoogte.
t>0. En hij leidde ben buiten
tot aan Bethamö, en zijne
handen opheffende zegende
il.hij hen. En het geschiedde
als hij ze zegende, dat hij
van hen scheidde en werd
opgenomen in den hemel.
63.Eb zij Ranbaden hem, en
I keerden weder naar Jeruza-
lem met groote blijdschap.
..i\'i.tn zij waren te allen tijde
in den tempel lovende en
I dankende God. Amen.
HET HEILIG E V A N G E L I E
NAAR | l>F RKSCHRIJVI1VG VAN]
JOHANNES.
het licht te getuigen , opdat
zij allen door hem gelooven
H.iouden. Hij was bet licht
niet. maar ten x gezonden op-
dat hij van het licht getui-
9. gen zoude. Dtt was het waar.
achtige licht, \'t welk ver-
licht ren iegelijk mensch
10.komende in de wereld. Hij
was in de wereld , en de we-
reld is door hem gemaakt ,
en de wereld heeft hem niet
11. gekend. Hij is gekomen tot
het zijne, en de zijnen heb-
ben hem niet aangenomen.
I..Maar zoovelen hem aange*
nomen bebben, dien beert
bij niagt gegeven kinderen
Gods te worden, namelijk die
in zijnen naam gelooven;
HOOFDSTUK I.
I. In tl\'1 n beginne waa het
Woord, en het Woord was
bij God, en net Woord was
C.Uod. Dit was in den beginne
H.bij God. Alle dingen zijn
door hetzelve gemaakt, en
zonder hetzelve is geen ding
(.gemaakt dat gemaakt is. In
hetzelve was het leven, en het
leven waa het licht der men-
ü.aebeni en het licht schijnt
iu de duisternis , en de duis-
ternis heeft hetzelve niet be.
grepen.
$. Er was een mensen van
God gezonden, wiens naam
7. waa Johannes: deze kwam
rot een getuigenis, om van
-ocr page 133-
NES I.
JOHAN
Kt. welke aiet uit den bloede,
ooch uit den wil dei vlee-
iches, noch uit deu wil dei
mam, maar uit God gebo-
ren zijn.
II. En het Woord is vleesch ge-
worden , en heeft onder om
gewoond (en wij hebhen zij-
ne heerlijkheid aanschouwd,
eene heerlijkheid als van den
Eeniggeborene dea Vaders)
vol van genade en waarheid.
U>.Johannei getuigt van hem
en heeft geroepen, tenten-
de: Deze wai \'t van welken
ik zeide: Die na mij korai
ii vóór mij geworden, want
in. hij was eer dan ik. En uit
zijne volheid hebben wij al-
len ontvangen, ook genade
17. voor genade; want de wet ii
door Mozes gcgcvt», de ge-
uade en Je waarheid ii iI.kh
Jezus Chriirm geworden.
IS. Niemand heeft ooit Qod ,;i\'
xlen:de eeniggeboren Zoon
die in den schoot dei Va-Iers
ii, die heeft hem ons ver-
klaard.
19.     Kn dit 11 de getuigenis van
Jobannes, toen de Joden
etnifff prieateri en leviten
afionden van Jeruzalem, op-
dat zij hem zouden vragen:
20. Wie zijt gij ? Kn hij beleed,
en loochende het niet, en
beleed: Ik ben de Christns
21. niet. En zij vraagden hem:
Wat da»? Zijt gij Klia? Kn
hij zeide: Ik ben die niet.
Zijt gij de profeet ? Kn hij
22.antwoordde: Neen. Zij zel-
den dan tot hem: Wie zijt
gij ? opdat wij antwoord ge*
ven mogen dengenen die ons
gezonden hebben; wat zegt
23.gij van uzelven? Hij zeide:
Ik ben de atem de« roepen-
den in de woestijn: M aakl
den weg dei Heeren
regt, gelijk Jeiaja de pro-
Sl.feet gesproken heeft. Kn de
afgezoitdenen waren uit de
-.ri.fariieeri; en zij vraagden
li e ui en ipraken tot hem:
Waarom doopt gij dan, 100
gij de Christus niet zijt, noen
26.Klia, noch de profeet? Jo-
hannei antwoordde hnn,
seggende: Ik doop met wa-
ter, maar hij itaat midden
onder ulieden dien gij niet
27.kent: dezelve is \'t die na mij
komt, welke vóór mij ge-
wordenis, wien ik nietwaar,
dig ben dat ik zijnen schoen*
23. riem zoude ontbinden. Deze
dingen «ijn geschied in Be*
thaoArn over den Jordaan,
waar Jobannea wai «I00-
pende.
23. Dei anderen daags zag Jo-
haunen Jezus tot zich ko-
nten , en zeiJe: Zie, liet Lam
Gods da» de zonde der wereld
30.wegneemt. Deze is \'t vm
welken Ik gene/d heb: Na
mij komt een man die voor
mij geworden is, want hij
31.was eer dan ik. En ik kende
hem niet. maar opdat hij
aan tarael zoude geopeu-
baard worden, daarom ben
ik gekomen uoopende met
Sta het water. Kn ./o hannes ge-
tuigde, zeggende: Ik heli
den Geeit zien nederdalen
vit den hemel gelijk ecu
duif, en bij bleef op !»"in.
33. Kn ik kende hem niet; maar
die mij gezonden heeft om te
dnnpen met watrr, die had
mij gezegd: Op welken gij
den Geest zult 2ieii neder-
dalen , en op hem blijven,
deze is \'t die met den IIeili-
34.  gen Geest doopt. Kn ik heb
gez<en en heb getuigd, dat
deze de Zoon Gods in.
35.     Des anderen daagi wc
deroin stond Jouanues, en
36,twee uit zijne discipelen ; en
ziende op Jenu daar w>tml"-
lende, zeide hij: Zie, het
37. Kam Gods. Kn die twee dis-
cipelen hoorden hem dut
spreken , en zij volgden Je-
38.ZUB. Kn Jezus zich oiukce-
rende en ziende hen volgen,
3\'j.teide tot hen: Wnt zoekt
gij? Kn zij zelden tot hem:
Habbi (\'t welk is te neggen ,
-ocr page 134-
1NKB 2.
zult grooter dingen ilen dan
50.deze. En hij xelde tot hem:
Voorwaar, voorwaar zeg ik
ulieden, van nu aan m\'.t
gij den hemel zien geopend,
en de engelen Gods opklim-
inende en nederdalende op
den Zoon des menseden.
HOOFDSTUK «.
I. En op den derden dag was
er een bruiloft te Kana in
(ialil\'-it, en de moeder van
C.Jezus val aldaar; en Jezus
was óók genood, en zijne
discipelen, tot de bruiloft.
3. En als er wijn ontbrak, zeide
de moeder van Jezus tot hem :
4.21] hebben geen wijn. Jezus
seidetot haar: Vrouw, wat
heb ik met u te doen? Mijne
ure is nor niet gekomen.
5. Zijne moeder zeide tot de
dienaars: Zoowat hij ulieden
fi.zal zeggen, doet dat. En al-
daar waren zes steenen wa.
tervaten gesteld, naar de
reiniging der Joden, elk bou-
dende twee of drie matreten.
7-Jezus zeide tot hen: Vult de
watervaien met water. En
zij vulden ze tot boven toe.
r K ii hij zeide tot hen : Schept
nu en draagt het tot den hof-
meester. Kn zij droegen \'t.
9.Als nu de hofmeester het
water dat wij o geworden was
geproefd had, (en hij wist
niet vanwaar de wijn was,
maar de dienaren die het wa.
ter geschept hadden wisten
\'t), zoo riep de hofmeester
10.den bruidegom, en seidetot
hem: Alleman iet eerst den
goeden wijn op, en wanneer
men »M gedronken heeft,
alsdan den minderen; maar
gif hebt den goeden wijn tot
nn toe bewnnrd.
II. Dit begin der teekenen
heeft Jezus gedaan te Kana
in Oalilf-a. en heeft zijne
heerlijkheid geopenbaard; en
zijne discipelen geloofden in
t\'„\' hein. Daarna ging hij af naar
K apert)a 11 ui, bij en zijne urne
overgezet lijnde. Meet!er)
40. waar woont gij? Hij zeide
tot hen : Komt en liet. Zij
kwamen en zagen waar hij
woonde, en bleven dien dag
bij hem; en het wai omtrent
1l.de tierde ure. Andréa* de
broeder van Siraon retros
was een van de twee, die bet
van Jnhannea gehoord had-
den en hem gevolgd waren:
42. deze vond eerit zijnen broe-
der Siinon.cn zeide tot hem:
Wij hebhen gevonden den
Messias,\'t welk Ia, overge-
43.«t tiinde, de Christus. Én
hij leidde hem tot Jezus. Kn
Jexua hem aanziende ieide:
Gij zij! Simon de zoon van
Jona: sij ruit genanmd wor-
den Cefat, \'t welk overgezet
wordt Petrus.
44. De* anderen daags wilde
Jezus hertengaan naar Gall-
I-\'-h, en vond Filippus en
zeide tot hem: Volg mij.
IL l\'ilippue nu was van ïïeth-
saïda, uit de stad van An-
<fi.dreas en Petrus. Filippus
vond Xnthanaël en seide tot
hem: Wij hebben dien ge-
vonden, van welken Mozes
in de wet geschreven heeft,
en de profeten, namelijk Je-
zus den zoon Jozefs, van
(7. Nazareih. En Nnthanat\'1
zeide tot hem : Kan uit. Na-
zareth iets goeds zijn ? Filip
pus zeide tot hem: Kom en
4fi.xie. Jezus zag NathanaPl tot
zich komen, en zei<te van
hem: Zie waarlijk een ls-
raeliet in welken geen be-
l\'J.drogis. ?iatbanael zeide tot
hem: Vanwaar kent gij mij ?
Jezus antwoordde en zeide
tot hem : Keru Filippus riep,
daar gij onder den vijgebooni
;ïfl. waart, zag ik u. Nathanal\'1
antwoordde en zeide tot hem:
Kahhi, gi/iljt de Zoon Gods,
ïlf zijt de Koni\'ig Israels.
M Jezus antwoordde en zeide
tot hem : Omdat ik u gezegd
heb : Ik zag u onder den vil.
grbouüi, Zi>u tf luul\'t gij : gij
-ocr page 135-
i N I-S S.
den mpnsch;
wist wat in
wn.
ie;
want hij zeil
den mensen
ilcr pii zijne broedera en zijne
discipelen, en zij bleven al-
daar niet vele dagen.
13.     hu het pascha der Joden
was nabij, en Jezus «int; op
14. naar Jeruzalem En hij vond
in den tempel die ossen en
schapen en duiven verkoch-
ten. en de wisselaars daar
15.zittende; en een geeael van
touwkens gemaakt hehben-
de , dreef hij ze allen uit den
tempel, ook de schapen en
de ossen; en het geld der
wisselaren stortte hij uit; en
ld. keerde de tafels om; en hij
zeide tot degenen die de dui-
ven verkochten: Neemt deze
dingen vanhier weg, maakt
niet het huis mijns Vaders
tot een huis van koophandel.
17. En zijne discipelen werden
indachtig dat er geschreven
is: De ijvervan uw hu ia
heeft mij verslonden.
15.  De Joden antwoordden dan
en zeiden tot hem : Wat tee-
ken toont gij ons, dat gij
19. deze dingen doet ? JezusanN
woordde en zeide tot hen:
Breekt dezen tempel, en in
drie dagen zal ik denzelven
20. oprigten. De Joden zeiden
dan: Zesenveertig jaren is
m-er dezen tempel gebouwd,
en gtf, zult gij dien in drie
21.dagen opritten? Maar hij
zeide dit van den tempel zijns
22. ligchaams. Daarom als hij
opgestaan was van de doo-
den, werden zijne discïpe-
len gedachtig dat hij dit
tot ben gezetrd had., en zij
geloofden de Schrift en het
woord dat Jezus gesproken
had.
23.     Kn als hij te Jeruzalem
whb op het pascha, op het
feest, geloofden velen in zij-
oen ii.\'uuu , ziende zijne tce-
24.kenen die hij deed; maar
Jezus zelf betrouwde hun
zichzelven niet, omdat hij ze
\'•„hIIch kende, en omdat hij
niet van noode had dat
iemand geluigeu zoude van
HOOFDSTUK 3.
1.     En er was een mensen uit
de farizeers, wiens naam wan
Ntcodemus, een overste der
2. Joden: deze kwam des nachts
tot Jezus, en zeide tot hem :
Rabbi, wij weten dat gij zijt
een leeraar van God geko-
men; want niemand kan
deze teekenen doen die gij
doet, zoo God met hem niet
8. is. Jezus antwoordde en zei-
de tot hem t Voorwaar, voor-
waar zeg ik u, tenzij dat
iemand wederom geboren
worde, hij kan het koning-
f. rijk Gods niet zien. Nicode-
mus zeide tot hem: Hoe kan
een mensen geboren worden,
nn oud zijnde? Kan hij ook
andermaal in den schoot
zijner moeder ingaan en ge-
5. boren worden? Jezus aut-
woordde: Voorwaar, voor-
waar zeg ik u, zoo iemand
niet geboren wordt uit water
en Geest, hij kan in het ko-
ningrljk Gods niet ingaan.
fi.netgeen uit het vleesch ge-
boren ia, dat Is vleesch, en
hetgeen uit den Geest gebo-
7.ren is, dm ia geest. Ver-
wonder u niet dat ik u ge-
zegd heb: Gijlieden moet
wederom geboren worden.
S. De wind blaast waarhenen
hij wil, en gij hoort zijn ge-
luid, maar gij weet niet van-
waar hij komt en waar hij
her,eugnat: alzó6isecniege-
lfjk die uit den Geest gebo
9. ren is. Nicodemus antwoord*
de en zeide tot hemt noe
kunnen deze dingen geschie-
ld.den? Jezua antwoordde en
zeide tot hem : Zijt gij eeu
leeraar Israela en weet gij
11.deze dingen niet? Voor-
waar, voorwaar zeg ik u,
wij spreken wat wij weten,
en getuigen wat wij gezien
hebben, en gijlieden neemt
\'J*
-ocr page 136-
lis                                      JOUAI
onze getuigenis ui. r aan.
12,  Indien ik ulieden de aard-
sche dingen gezegd heb en
fccij niet Kelooft, hoe zalt gij
gelooven indien ik ulieden
de bemelsche zoude zeggen ?
13, En niemand 1b opgevaren in
den hemel, dan die uit den
hemel neder ge komen ia, *a-
mr:ii/.
de Zoon dea menachen
14, die in den hemel it. En ge-
lijk Mozes de slang in d*>
woestijn verhoogd heeft, al-
zóó moet de Zoon des men-
LS.schen verhoogd worden, op-
dat een iegelijk die in hein
gelooft niet verdervc maar
het eeuwige leven hebbe:
ir., want alzort lief beeft God de
wereld f*ehad, dat hij zijnen
een ia; geboren Zoon gegeven
heeft, opdat een iegelijk
die in hem gelooft niet ver-
derve maar het eeuwige le-
17. ven hebbe. Want God heeft
sijnen Zoon niet gezonden
in de wereld opdat hij de
wereld veroordeelen zoude,
maar opdat de wereld door
hem xoude behouden worden.
in. Wie in hem eelooft wordt
niet veroordeeld, maar wie
niet gelooft is aireede ver-
oordeelil, dewijl hij niet
heeft geloofd in den naam
vgn den eeniggebnren Zoon
19. Gods. En dit is het oordeel,
dat het licht in de wereld
gekomen is, en de menschen
hebben de duisternis liever
gehad dan het licht; want
hunne werken waren boos.
20, Want een iegelijk die kwaad-
doet, haat bet licht, en komt
tot het licht niet, opdat zijne
werken niet bestraft wor-
31.den; maar wie de waarheid
doet, komt tot het licht, op-
dat zijne werken openbaar
worden dat zij in Oud ge-
daan zijn.
22.     Nadeien kwam Jezus en
zijne discipelen in het land
van Judéa, en cnthield zfrh
aldaar met hen, en doopte.
23, En Juhannes dnopte ook iu
NES fi.
Enon bij Salim, dewijl al-
daar vele wateren waren; en
xlj kwamen daar en werden
34. gedoopt; want Jobannes was
nog niet in de gevangenis
geworpen.
36. Er rees dan een vraag ran
eenigtn
uit de discipelen van
Johannea met de Joden over
2fi. de reiniging; en zij kwamen
lot Johannes en zeiden tot
hein: Itabbi, die met u was
over den JordaHn, welken
gij getuigenis gaaft, zie, die
doopt en zij komen allen tot
37- hem. Johannea antwoordde
en zeide: Een mensen kan
geen ding aannemen, zoo
het hem uit den hemel niet
28. gegeven is. Gij zelve xijt
mijne getuigen dat ik ge-
zegd heb: Ik ben de Cbris-
tua niet, maar dat ik voor
hem henen uitgezonden ben.
:<:>. Wie de bruid heelt is de brui-
degom; maar de vriend dea
bruidegoms, die staat en
hem hoort, verblijdt zich
met blijdschap om de stem
des bruidegoms. Zoo ia dan
deze mijne blijdrchap ver.
30. vulil geworden. Hij moet
wassen, maar ik minder
\'M. worden. THe van boven komt
ia boven allen. Wie uit de
aarde is voortgekomen, die
is uit de aarde en spreekt uit
de aarde: die uit den hemel
32.komt is boven allen; en \'t
geen hij gezien en gehoord
heeft, dat getuigt hij, en
zijn getuigenis neemt nie-
:;.*;.\'iiHn.t aan. Wie zijn getui-
genis aangenomen hoeft, die
heeft bezegeld dat God waar-
.Hl.ftcbtig is; want dien God
gezonden heeft, die spreekt
de woorden Gods, want God
geeft hem den Geest niet met
86. mate. De Vader heeft den
Zoon lief, en heeft alle din
geii in zijne hand gegeven.
36. Wie in den Zoon gelooft, die
heeft bet eeuwige leven.
maar wie den Zoon onge.
boorcaam is, die zal uet Ie*
-ocr page 137-
NES 1.                                1."»
tot haar: hen ieder die van
dit water drinkt zal weder*
1 Lom dorsten ; maar zoowie
gedronken zal hebhen van
het water dat ik hem geven
zal, dien zal in eeuwigheid
niet dorsten, maar het water
dat ik hem zal geven zal in
hem worden een fontein van
water, springende tot iu het
15. eeuwige leven. De vrouw
zeide tot hem: Heer, geef
mij dat water, opdat mij uiet
dorste, en ik hier niet moet
16. komen om te putten. Jezus
zeide tot haar: Ga henen,
roep uwen man en kom hier.
17. De vrouw antwoordde en
zeide: Ik heb geen mar. Je-
zus zeide tot haar: Gij hebt
wel gezegd: Ik heb geen
I8.inan;want gij hebt vijfmau-
n, n gehad , en dien gij nu
hebt is uw man niet; dat
hebt gij met waarheid ge-
lD.xegd. De vrouw zeide tot
hem: Heer, ik zfe dat gij
20. een profeet zijt. Onze va-
deren hebben op dezen berg
aangebeden, eu giïliedei)
zegt dat te Jeruzalem de
plaats is waar men moet
21.aanbidden. Jezus zeide tot
haar: Vrouw, geloof mij,
de ure komt, wanneer gij-
lieden noch op dezen berg
noch te Jeruzalem den Va-
jj.nt\'r zult aanbidden. (ïglii--
den aanbidt wat gij niet
weet, w\\i\' aanbidden wat wij
weten, want de zaligheid is
*;i.uit de Joden; maar de ure
komt en is uu, wanneer de
ware aanbidders den Vailt-r
aanbidden zullen in geest eu
waarheid; want de Vader
zoekt ook zulkeu die bem
34. itltóó aanbidden. God is eeu
geest, en wie hein aanbid*
den, moeten kent aaubidden
2b. in geest en waarheid. Pe
vrouw zeide tot hem: Ik
weet dat de Messias komt
(die genaamd wordt Chris-
tut); wanneer die zal geko-
men zijn, zoo zal hij ons
JOHAN
«en "ld tien, muur de loorn
Gods blijft op hem.
HOOFDSTUK •*.
I.    Als dan de Heer verstond
dat de farizeërs gehoord had-
den, dat Jezus meer discipc>
len maakte en doopte aan
\'.\'. Johanues, (hoewel Jezus zelf
niet doopte, maar zijne dis-
:t. »*i |>i*lfi; , zoo verliet bij Ju-
déa en ging wederom henen
I.naar Galilca. En hij moest
>.door Saniaric gaan. Hij
kwam dun in een stad van
Samarië genaamd Sicbar,
nabij bet stuk land \'t welk
Jakob zijnen zoon Joiet gaf;
ö, en aldaar was de fontein Ja-
kolj -. Jezus dan vermoeid
zijnde van de reis, zat alzoo
neder nevens de fontein : het
was omtrent de zesde ure.
7. Kr kwam een vrouw uit Sa-
marii1 om water te putten.
Jezus zeide tot haar: Geef
S.mij te drinken. (Want zijne
discipelen waren henenge.
Kaan in de stad, opdat zij
ü.spijs zouden konpen.) Zoo
zeide dan de Samaritaan*
«che vrouw tot hem: Hoe
begeert gij, die een Jood
zijt,van mij te drinken die
een Saraaritaansche vrouw
ben? Want de Joden hou-
den geen gemeenschap met
10.de Samaritanen. Jezus ant-
woordde en zeide tot baar:
Indien gij de gave Gods ken-
\'ift, en wie hij is die tot u
zegt: Geef mij te drinken,
zoo soudt gij van hem heb-
ben begeerd, en hij zoude u
levend water gegeven heb-
II. ben. De vrouw zeide tut
hem: Heer, gij hebt niets
om mede te putten, en de
put is diep: vanwaar hebt
gij dan het levend water?
l-.Zfjt gij meerder dan onze
vader Jakob die ons den put
gegeven heelt, en hij zeil\'
beeft daaruit gedronken , en
zijne kinderen , eu zijn vee ?
13, Jezus antwoordde en zeide
-ocr page 138-
130                                      JOH AS
20.«He dingen verkondigen. Je-
xus zeide tot haar; Ik ben
\'t, die met u «preek.
37* En daarop kwamen zijne
discipelen, en verwonderden
zich dat hij met een vrouw
sprak. Nogtana zeide nie-
mand: Wat vraagt gij, of
wat spreekt «ij met haar?
CS.Zoo verliet de vrouw dan
haar watervat, en ging he-
nen in de stad, en zeide tot
\'JD.de lieden; Komt, ziet een
mensch die mij gezegd heeft
alles wat ik gedaan heb: is
;t0.deze niet de Christus? /ij
dan gingen uit de stad en
kwamen tot hem.
31. En ondertuubchen baden
hem de discipelen, zeggen-
32.de: Kabbi, eet. Maar hij
zeide tot hen: Ik heb een
spijs om te eten die i; i.i\' niet
;t;:.weet. Zoo zeiden dan de
discipelen tegen elkander:
Heelt hein iemand te eten
31. gebragt ? Jezus zeide tot
hen: Mijn spijs is, dat ik
doe den wil desgenen die mij
gezonden heelt, en zijn werk
3a. volbrenge. Zegt gijlieden
niet; liet zijn nog vier maan*
den en dan komt de oogst?
Zie, ik zeg u, heft uwe oogen
op en aanschouwt de lan*
den, want zij zijn aireede
36. wit oin te oogsten. En die
maait ontvangt loon , en ver*
gadert vrucht ten eeuwigen
leven, opdat zich tezamen
verblijde beide die zaait en
37. die maait; want hierin is die
spreuk waarachtig . Ken an-
der is \'t die zaait en een au-
\'i^.der die maait. Ik heb u uit*
gezonden om te maaijen \'l
geen gij niet bearbeid hebt;
anderen hebben\'t bearbeid,
en gij zijt tot hunnen ar-
beid ingegaan.
39. Kn velen der Samarita*
nen uit die stad geloofden
in hem, om het woord der
vrouw die getuigde: Hij
heeft mij gezegd alles wat
il), ik gedaan heb. Als dan de
Nt.5 I.
Samaritanen tot hem gekn-
ïnen waren, baden zij hein
dat hij bij hen bleve.enhij
11. bleef aldaar tweedagen. 15 n
er geloofden er veel meerde*
42. ren oin zijns woords wil, en
zeiden tot de vrouw: Wij
gelooven niet meer om uws
zeggens wil, want wij zelve
hebben A«jm gehoord, en \\vr-
ten dat deze waarlijk is de
Christus, de Zaligmaker der
wereld.
13. Kn na de twee dagen ging
hij vandaar, en ging henen
44.naar Galiléa; want Jezus
heeft zelf getuigd, dat een
fuofeet io zijn eigen vader-
and geen eer heeft. Als hij
dan in Galiléa kwam. ont*
vingen hem de Galileürs,
gezien hebbende al de din-
gen die hij te Jeruzalem op
liet feest gedaan had; want
ook zij waren tot het feest
16. gegaan. Zoo kwam dan Je*
zus wederom te Kana in Ga.
lih\'a, waar hij het water
wijn gemaakt had.
Ên er was een zeker ko-
uinkhjk hoveling, wiens zoon
krank was, te Kapemaüm:
Ij.deze gehoord hebbende dat
Jezus uit Judüa in Galilea
kwam , ging tot hem en bad
hem dat hij afkwame en
zijnen zoon gezondmaakte;
want hij lag op zijn sterven.
18. Jezus dan zeide tot hem:
Tenzij dat gijlieden teeke*
nen en wouderen ziet, zoo
T.i.Milt gij niet gelooven. De
koninklijke hucvling zeide
tot hein: Heer, kom at\' eer
ritl.mijn kind sterft. Jezus zei-
de tot hem: Ga henen, uw
zoon leeft. Kn de ineuach
geloofde het woord dat Jezus
tot hem zeide, en ging he-
\'ïl.nen. Kn als hij nu afging,
kwameu hem zijne dienst*
knechten tegemoet en bood-
schapten, zeggende: Uw
\'tj.kiml leeft. Zoo vraagde hij
dan van ben de ure in welke
het beter tuet hem geworden
-ocr page 139-
IS >.                                       Kil
oorloofd het beddehtn ifdra.
Ben. Hi.i antwoordde hun i
ie mij gezondgeinaakr
beeft, die heeft mij gezegd :
Neem uw beddeken
was, en lij zeiden tot hem : I
Gisteren te zeven uur verliet 11
»3. hem de koorts. De vader be-
leende dan. dat het ia die
ure was in dewelke Jezus tot
hriii gezegd had: Uw zoon113. wandel. Zij vraagden heui
dan : Wie is de menach die u
Sezegd heeft: Neem uw bed-
eken op en wandel? Eu
die gezondgemaakt waa wist
niet wie hij was; want Je-
zus was ontweken, alzoo er
ecu <i rootr achare in die plaats
14. was. Daarna vond heui Je-
zua in den tempel en zeide
tot hem: Zie, gij zijt gezand
geworden: zondig niet meer,
opdat u niet wat ergers ge-
15.achiede. De menscb gin ir.
henen en boodschapte den
.\'oden, dat net Jezus waa die
iti, hem gezondgemaakt bad. ï.a
daarom vervolgden de Joden
Jezus, en zochten hem te
dooden , omdat bij deze diu-
gen op den sabbat deed.
17. En Jezus antwoordde hun:
Mijn Vader werkt tot nu toe,
1 i. en ik werk dok. Daarom
zochten dau de Joden temeer
hem te üooden, omdat hij
niet alleen den sabbat brak,
maar ook zeide dat üod zijn
eigen Vader was, zicbzelven
Gode eveugelijk makende.
19. Jezus dan antwoordde en
zeide tot hen: Voorwaar,
voorwaar zeg ik u, de Zoon
kan niets van zicbzelven
doen, tenzij bij den Vader
dat ziet doen . want zoowat
ui*\' doet, \'t zelve doet ook
-1J.de Zoon desgelijks. Want de
Valer heeft den Zoon lief,
en toont hein alles wat bij
doet, en bij zal hem grooter
werken tooueu dan deze, op-
21.dat .\'ij u verwondert. Waut
gelijk de Vader de dooden
opwekt en levendmaakt, al-
zoo maakt uok de Zoon le-
£i.vend wie hij wil. Want ook
de Vader oordeelt niemand,
maar heeft al het oordeel den
2i.Zoon geneven, opdat zij al-
len den Zoon eereu gelijk zij
leeft; en hij gelooide zelf,
öl.en zijn geheele hui*. Dit
tweede teeken heeft Jezus
wederom gedaan all hij uit
Judca ia GaÜléa gekomen
wat.
HOOFDSTUK .1.
1. Nadezen wn er een leest
der Jodeu, en Jezua ging op
\'J.caar Jeruzalem. Ëu er ia te
Jeruzalem aan de Srhaaps-
,iitiii-i een badwater, \'t welk
in \'i Hebreeuwach toege<
naaiml wordt Betheada, heb-
3, bende vijf zalen. In dezelve
lag een groote menigte vao
kranken, blinden, kreupe-
len, verdorden, wachtende
op de rocriog des watera;
1. want een engel daalde neder
op zekeren tijd in bet had-
water, en beroerde het wa
ter: wie dao het eerat daarin
kwam na de beroering van
het water, die werd gezoud,
van wat ziekte hij ook be-
j,vangen was. En aldaar waa
een zeker mensch die acht-
onderlig jaren krank gelegen
>>. bad. Jezus ziende dezen lig-
gen, en wetende dat hij nu
langen tijd gelegen had, zei-
de tot hem i Wilt gij gezond
;. worden? De kranke ant-
woordde hem ; Heer, ik heb
geeu menach ooi mij te wer-
uen in het ba Iwater, wanneer
bet water beroerd wordt; en
terwijl ik kom, zoo daalt een
S. ander vóór mij neder. Jezus
zeide tot hem: Sta op, neem
uw beddeken op en wandel.
9, Lu terstond werd de menach
gezond, en nam zijn bedde*
ken op en wandelde. En het
waa sabbat op dien dag.
*". De Joden zeiden dan tot
den geen die genezen was:
Het is «abbat, \'t ia u niet ge-
-ocr page 140-
m                           .iohan
den Vader eeren. Wie den
7>\'"\\: niet <••\'i\' , eert den Va*
der niet die hem gehouden
\'Jl.heeft. Voorwaar, voorwaar
zeg ik u, wie mijn «oord
hoort, en gelooft hem die
ui ij gezonden heeft, die heeft
het eeuwige leven, eii komt
niet in de verdoemenis, matr
ir uit den dood overgegaan
-;>.in het leven. Voorwaar, voor-
waar zeg ilt u, de ure komt
en is nu, wanneer de dooden
/uilen hooren de «tem van
den Zoon Gods, en wie ze ge-
hoord hebben zullen leven;
-(j. want fcelijk de Vader het le-
ve-n heelt in zichzelven, *.t-
zoo heeft hij ook den Zoon
gegeven het teven te hebben
37.10 zichzelven, en heeft hem
magt gegeven ock gerigt te
houden, omdat hij ace men-
JK.echen Zoon is. Verwondert
u daar niet over; want de ure
komt, in welke allen die in
degraven zijn zijne stem zul-
.\'!>. Ien hooren, en zullen uit-
gaan, wie het goede gedaan
nebben tot de opstanding des
levens, en wie het kwade ge-
daan hebben tot de opatau-
ding der verdoemen ie.
30.    Ik kan van mijielven niets
doen: gelijk tk hoor, oordeel
ik, en mijn oordeel is regt.
vaardig; want ik zoek niet
mijnen wil, maar den wil
des Vaders die mij gezonden
31. heeft. Indien ik van mijzel-
ven getuig, mijn getuigenis
33.ii niet waarachtig: er is een
ander die van mij getuigt,
en ik weet dat de getuigenis
welke hij van mij getuigt
33, waarachtig in. Gijlieden hebt
tot Johannes gezonden, en
hij heeft der waarheid &etui-
\'A I. genis gegeven ; doch ik neem
geen getuigenis van een
inenech , maar dit zeg ik op-
dat gijlieden zoudt behouden
36. worden. Hij wai een bran>
denrie en lichtende kaars, en
gij hebt u voor een korten
tijd in zijn licht willen ver.
iNBS f>.
36, heugen; maar ik beb een ge-
tuigenin meerder dan Hi« van
Johannea; want de werken
die mij de Vader gegeven
heeft om die te volbrengen,
die werken die ik doe, getui-
geo van mij dat mij de Vader
3".gezonden heeft, hu de Vader
die mij gezonden heeft, die
heeft zelf van mij getuigd :
gij hebt noch zijne stem ooit
gehoord noch zijn gedaante
\'AS.gezien, en zijn woord hebt
gij niet :n u blijvende; want
gij gelooft dien niet, dien hij
gezonden heeft.
39. Onderzoekt de Schriften,
want gij meent in dezelve
het eeuwige leven te hebben,
en die zijn \'t die van mij ge-
40,tuigen; en gij wilt tut mij
niet komen opdat gij \'t leven
41.moogt hebben. Ik neem geen
42.eer van menttchen; maar ik
ken ulieden, dat gij de liefde
43.Gods in uzelve uiet hebt. Ik
ben gekomen in den naam
mijne Vaders, en gij neemt
mij niet aan ; zoo een ander
komt in zijn eigen naam,
44.dien zult gij aannemen. Boe
kunt gij gelooven, gij die
eer van elkander neemt, en
de eer die van God alleen in
45. niet zoekt? Meent niet dat
ik u verklagen zal bij den
Vader: die u verklaagt is Mo-
zes, op welken gij gehoopt
46, hebt. Want indien gijMozes
gelool\'det, zoo zouut gij iutf
gelooven; want hij heeft van
4j. mij geschreven. Maar zoo g.ij
ztfne schriften niet gelootr,
hoe zult gij intfne woordeu
gelooven ?
HOOFDSTUK O.
1. Nadezen vertrok Jezus over
de zee van Galiléa, welke is
3. de :ee van Tiberias; en hem
volgde een groote rchare,
omdat zij zijne teekenen za-
gen die hij deed aan de kran-
3. ken. Ën Jezus ging op deu
berg, en zat aldaar neder
4. met zijne discipelen. Ën bet
-ocr page 141-
JOIU.Nfi
pascha . bet Ircst der .loden ,
f>. wiib nabij. Jezus dan de
oogen opheffende en ziende
•ik! een groote schare tut
hem kwam, zeide tot Fit lp-
puB: Vanwaar zullen wïj
bicodcn koopen,opdat deze
ü. eten roogeu ? | Doch dit zeide
hij heiu beproevende, want
hij wist zelf wat hij doen
7. /.oude.) I-\'ilippus antwoordde
hem: Voor tweehonderd pen-
mngen brood is dcien niet
genoeg, opdat een iegelijk
van hen een weinig neme.
8.  Ken van zijne discipelen,
namelijk Andri\'iBH de broeJer
vau Simon Petrus, zeide tot
i>.bent; Hier is een jongsken
dat vijf gerstebrooileii heelt,
en twee vischkene; maar
wat zijn deze onder zoove-
lii.len? hn .lezus zeide: Doet
demenichen nederzitten. tin
er waB veel gras in die plaat*.
Zoo zaten dan de mannen
neder, omtrent vijfduizend
11. in getal. En Jezus nam de
brooden, en gedankt heb-
bende deelde hij ze den die
cipelen uit, en de dircipelen
dengenen die uedergezeten
waren; desgelijks ook van
de viBchkePB zooveel zij wU-
12, den. tin als zij verzadigd
waren, zeide hij tot zijne
discipelen: Vergadert de
overgeschoten brokken, «p-
llt.dat er niets verloren ga. Zij
vergaderden ze dan, en vul
den twaalf korven met brok
ken vau de vijl gerstebroo-
den. welke overgeschoten
waren dengenen die gegeten
hadden.
11. De nienschen dan gezien
hebbende bet tceken dat
Jezus gedaan bad, zeiden:
Deze is waarlijk de profeet
die in de wereld komen zou-
15.de. Jezus tiau wetende dat
zij zouden komen, en hem
met geweld nemen opdat zij
hem koning maakten, ont-
week wederom op den berg ,
bij zelf alleen.
ES 6.                                      133
16. Kn als het atnnd gewnr-
den was, gingen zijne disi*i-
17.pelen af naar de zee; en in
het Bcbip gegaan zijnde kwa-
men zij óver de zee naar Ka-
pernalim. Kn bet was nl-
rcede duister peworden, en
.lezus was tot hen niet geko-
is. men : en de zee verhief zich ,
overmits «r een groot e wind
i 9. waaide. Ën als zij omtrent
vijfentwintig ot\' dertig s1a-
diën gebaren waren, zagen
zij Jezus wandelende op de
zee en komende bij het
schip, en zij werden be-
20.vreead, Maar hij zeide tot
hen: Ik beu\'t.zijt niet be-
Cl.vreesd. /ij hebben dan hem
gewillig in het schip geno-
mrn ; en terstond kwam het
schip aan het land waar zij
naartoe voeren.
\'22. Des anderen dangs descha-
re die aan de andere zijde
der zee stond, ziende dat al-
daar geen ander tcheepken
was dan dat céne waar zijne
discipelen ingegaan waren ,
eu dat Jezus met zijne disci-
pelen in dat schenken niet
was gegaan, maar dat zijne
discipelen alléén weggcva-
l\'3. ren waren, (doch er kwamen
andere seheenkens van Ti-
berias nabij de plaats, waar
zij bet brood gegeten hadden
als de Heer gedankt had) ;
21.toen dan de schare zag, dat
Jezus aldaar niet was noch
zijne discipelen, zoo gingen
zij óók in de schepen, en
kwamen te Kapernaüm, zoe-
•;ó.kende Jezns; en als zij hem
gevonden badden óver de
zee, zeiden zij tot hem:
Kabbi, wanneer zijt gij hier
\'26. gekomen ? Jezus antwoord\'
de hun en zeide: Voorwaar,
voorwaar zeg ik u, gij zoekt
mij niet ornaat gij teekenen
gezien hebt, maar omdat
gij van de brooden gegeten
•27. hebt en verzadigd zijt. Werkt
uiet om de spijs die vergaat,
maar om de spijs die blijft
-ocr page 142-
JOFUNNKS 5.
lil
dat een iegelijk <Üe d«n Koon
aanschouwt en in hem ge.
looft, het eeuwige leven beb-
be, en ik zal hem opwekken
ten uitersten dage.
41. dr Joden dan murmureer
den over hem, omdat bij gr
zegdhad: ik !>ea het brood
dat uit den hemel nederge-
4\'_\'.daald is; en zij zeiden; Il
deze niet Jezus de zoou Jo-
zel\'s, wiens «ader en moeder
wij kennen? Hoe zegt deze
dan; Ik ben uit den hemel
11. nedergedaald. Jezus ant-
woordde dan en zeide tot
beu: Murmureert niet on-
44. der elkander. Niemand kan
tot mij komen, tenzij dat de
Vader die mij gezonden heeft
hem trekke; eu Ik zal bem
opwekken ten uitersten dage.
lï.fciris geschreven in de pro.
feteu; Ü n zij zullen al-
leu vau God geleerd
z ij n. Ken iegelijk dan die
het van den Vader gehoord
en geleerd heelt, die komt
46.tot mij; niet dat iemand den
Vader gezien heeft dan die
van God ia: deze heeft den
17. Vader gezien. Voorwaar,
voorwaar zeg ik u, wie in
mij gelooft beeft het eeuwige
48.leven. Ik ben het brood des
49. levens. Uwe vaderen hebben
het manna gegeten in de
woestijn eu zij zijn gestor-
.\'i0. ven: dit is het brood dat uit
den hemel nederdaalt, opdat
de inciiM ii daarvan ete en
51. niet sterve. Ik ben het le-
vende brood dat uitdenhe-
mei nedergedaald is: zoo
iemand van dit brood eet,
die zal in eeuwigheid leven,
en het brood dat Ik geven
zal is mijn vleesch, hetwelk
ik geven zal voor het leven
der wereld.
i2. De Joden dan streden on-
derelkander,zeggende; Hoe
kan on» deze zijn vleesch te
53.eten geven? Jezus dan zeide
tot hen: Voorwaar,voorwaar
zeg ik ulieden, tenzij dat gij
lot in bet i\'t\'u»inc leven,
welke de Zoon des iuenschen
ulieden Keven zal; want de•
zen beeft God de Vader be
VJi.zegeld. Zij zeiden dan tot
hem: Wat zullen wij doen,
opdat wij de werken Gods
2\'J, mogen werken? Jezus ant-
woordde en zeide tot ben:
Dit is het werk Gods, dat
gij gelooft i„ nem 4JeQ hij
30, gezonden heeft. Zij zeiden
dan tot hem; Wat teekeu
doet gij dan, opdAt wij het
mogen zien en u gelooven ?
iit.Wat werkt gij? Unze vade-
ren hebben bet manna ge<e-
ten in de woestijn, gelijk
geschreven is: 11 ij gaf
hun\'tbrooduitden be-
ü;. mei te eten. Jezus dan
zeide tot hen: Voorwaar.
voorwaar zeg ik u, Mozes
heeft u niet gegeven het
brood uit den hemel, maar
mijn Vader geeft u het ware
;i;i. brood uit den hemel; want
het brood Gods ia hij die uit
den hemel nederdaalt, en
die der wereld het leven
34, geeft. Zij zeiden dan tot
hem; Heer, geef ons altijd
3a.dit brood. En Jezus zeide
tot hen; Ik ben het brood
des levens; wie tot mij komt
zal geenszins hongeren, en
wie in mij gelooft zal nim-
36. mermeer dorsten. M»ar ik
heb u gezegd, dat gij mij
ook gezien hebt,en gij ge>
.,,. lonü niet. Alwat mij de Va.
der ffeeft zal tot mij ko-
men, en wie tot mij komt
•.iil ik geenszins uitwerpen.
lts. Want ik ben uit den hemel
uedergedaald, niet opdat ik
mijnen wil zoude doeu, maar
den wil desgenen die mij ge-
JU, zouden heelt. Ku dit is de
wil des Vadera die mij ge-
zouden heeft, dat alwat hij
mij gegeven heeft, ik daar-
iiit niet verlieze, maar het-
zelve opwekke ten uitersten
10. dage. Én dit is de wil desge-
nen die mij gezonden heeft,
-ocr page 143-
IUHANNES 7.
Ctö
twaalf; Wilt gijhedfn ook
(\'•8. niet weggaan? Simon v>
trus dan antwoordde hem:
Heer, tot wien zullen wij
lienengaau? Qij hebt de
woorden dea eeuwigen le-
69.ven»; en w^ hebben geloofd
en bekend, dat gij zijt de
Christus, de Zoon des leven.
70. den Gods. Jezus autwoorddo
hun: Heb ik niet u twaalf
uitverkoren? enecnuituis
71.een duivel. En hijseidet/r\'
van Judas Simons iwii Iska-
riot; want deze zoude bem
verraden, zijnde een van de
twaalf.
HOOFDSTUK 7.
1.     En nadezen wandelde Je-
zus in Galiléa; want hij
wilde in Judéa niet waode-
len, omdat de Joden hem
2. zochten te dooden. En hel
leest der Joden, namelijk de
tau/huttenzetting, was na-
S, bij. Zoo zeiden dan zijne
broeders tot hem: Vertrek
vanhier en ga henen in Ju-
déa, opdat ook uwe diacipe*
len uwe werken mogen aan-
4.schouwen die gij doet; want
niemand doet tets in \'t ver-
horgen, en zoekt zelf dat
men openlijk van hem spreke.
Indien gij deze dingen doet,
zoo openbaar uzelven aan de
o, wereld. Want ook zijne broe-
ders geloofden niet in hem.
(i.Jezus dau zeide tot ben:
Mijn tijd is nog niet daar,
maar uw tijd is altijd bereid,
7. De wereld kan ulieden uiet
haten, maar mij haat zij,
omdat ik van dezelve getuig
dat hare werken boos zijn.
8.Gaat xulieden op tot dit
feest: ik ga nog niet op tot
dit leest, want mijn tijd is
nog niet vervuld.
y. En als bij deze dingen tot
hen gezegd had, bleef hij in
10. Galiléa. Maar als sijne broe-
ders opgegaan waren, toen
ging hij ook zelf op tot het
feest, niet openlijk maar als
i" i . i\' i >i\'i-. vanden Zoon des
menu hen (ei en zijn bloed
drinkt, zoo bcbi «ij geen
• I. leven in uielve. Wie mijo
vleeioh eet en mijn bloed
drinkt, die heeft het eeuwige
leven, en k zat hem. op weit-
>;>. ken ten uitersten dage i want
mijn vleeech is waarlijk
spijs, en wijn bloed is waar-
ótUijk drank. V >\'ieiiiijii vleesch
eet en mijn bloed drinkt,
die blijft in mij en ik ir
47. hein. Gclijkerwijs mij de Ie
vende Vader gezonden heeft
en ik leef door den Vader,
alioo wie mij eet, dexelvezal
>s. leven door mij. Dit ia bet
brood dat uit den hemel ne-
dergedaald is; niet gelijk
uwe vaderen het manna ge-
geten hebben en zijn gestor-
ven; wie dit brood eet zal in
M. eeuwigheid leven. Deze din
gen zeide hij in de synagoge,
leereude te Kapernatim.
60, Velen dan van zijne disci
reien dit boorende , zeiden;
leze rede is hard, wie kan
\'il. dezelve hooren! Jezus nu
wetende bij sichzelven dat
zijne discipelen daarover
murmureerden, zeide tot
hen: Ergert ulieden dit?
&2. IVat ntuu \'t dan sijn zoo
gij den Zoon dea menichen
zaagt opvaren waar hij tevo-
J.ren was? De geest is\'t die
levendmaakt, het vleesch is
niets nut: de woorden die ik
tot u spreek siju geest en
iM.siJn leven. Maar er zijn
sommigen van ulieden die
niet gelooven. Want Jezus
wist van den beginne wie
zij waren die niet geloofden,
en wie hij was die heiu ver-
"i. raden zoude, fc» hij zeide:
Daarom heb ik u gezegd,
dat niemand tot mij komen
kan tenzij dat het bem gege-
ven zij van mijnen Vader.
1 <>. Van toen at\' gingen velen
zijner discipelen terug, en
wandelden niet meer met
*7.b«U, Jezus dan zeide tot de
-ocr page 144-
NES ;.
deelt een reglvaaidiff oor
deel.
24. bommigen dan uit die van
Jeruzalem zeiden: Is dexe
niet wieü zij zoeken te doo-
2ti. den? ï\'.n zie, hij spreekt
vrijmoedig eu zij zeggen hein
niets. Zouden nu wel de
overaten waarlijk weten, dat
deze waarlijk is de Chris-
27.tos? Doen van dezen weten
wij vanwaar hij is; maar de
Christus wanneer hij komen
zal, zoo zal niemand weten
vanwaar hij is.
SS. Jezus dan riep, indentein-
pel leerende en zeggende:
Kd gij kent mij, en gij weet
vanwaar ik ben; en ik ben
van mijzclven niet gekomen ,
maar hij is waarachtig die
mij gezonden heeft, welken
is*. Kif lieden niet kent; maar Ik
ken hem, want ik ben van
hem, en, hif heeft mij gezon-
liO.den. Zij zochten hem dan te
5 rijpen; maar niemand sloeg
e hand aan hem, want zijne
ure was nog niet gekomen.
31. Kn velen uit de schare ge-
loofden in hein, en zeiden :
Wanneer de Christus zal ge-
komen zij o, zal hij ook meer
teekenen doen dan die welke
deze gedaan beeft?
32.     De farizeers hoorden dat
de schare dit van hem mom-
pelde s en de farizel\'rs en de
overpriesiers zonden diena-
ren, opdat zij hem grijpen
33. zouden. Jezus dan zeide tot
ben: Nog een kleinen tijd
ben ik bij u, en ik ga henea
tot deugeen die mij irezon-
34. den heelt. Gij zult mij zoe-
ken ea gij zult wij niet vin.
den , en waar ik ben kunt gif
35. niet komen. De Joden dan
zeiden tot elkander: Waar
zal deze henengaan, dat wij
hem niet zullen vinden ? Zal
bij lot de verstrooide Grie-
ken gaan, en de Grieken
3fi.leeren> Wat is dit voor een
rede die bij gezegd beeft: Gij
zult mij zoeken en zult mij
VM                                      JOHAN
11.io \'t verborgen. De Joden
\'l"n zochten faeiu ep lift
feest, en zuiden: Waar is
1*2. bij? Kn er was veel gemom-
pel vhii iicni onder de scha-
ren ; sommigen zeiden: Hij
in goed; en anderen zeiden :
Neen, maar hij verleidt de
Kt. schare. Nogtan* «prak uie-
man il vrijinoeditc van hem,
om de vrees der Joden.
1-1. Doch kIb bet nu in het
luidden vau het feest was,
zoo ging Jezus op in den
lö. tempel en leerde. En de Jo-
den verwonderden zich, zeg-
XTiidc; Jloe weet deze de
Schriften, daar hij ze niet
16. geleerd heeft? Jezus ant-
woordde hun en zeide: M ijne
leer is de mijne niet, maar
desgenen die mij gezonden
17. heeft: zoo iemand wil des-
zelfs wil doen, die zal van
deze leer bekennen of zij uit
God is, dan «/\'ik van mijzel-
IS.ven spreek. Wie van zicb-
zelven spreekt, zoekt zijn
eigen eer; maar wie de eer
zoekt desgenen die hein ge-
zonden heeft, die is waar-
achtig en geen ongeregtig*
IS. heid ia in hem. Heeft Mozrs
ii niet de net gegeven ? en
niemand van u doet de wet.
Wat zoekt gij mij te dooden ?
£0. De schare antwoordde en
zeide: Gij hebt den duivel:
~il. wie zoekt u te dooden? Jezus
antwoordde en zeide tot hen :
Men werk heb ik gedaan, en
22. gij verwondert u allen. i)aar-
oui Mozes beeft ulieden de
besnijdenis gegeven, (niet
dat ze uit Mozea is, maar
uit de vaderen), en gij be-
snijdt een menscli op den
.:t.»Hhbaf. Indien een rnenseb
de besnijdenis outvan^t op
den *ubl)Ht, opdat de wet
vnn Mozes niet verbroken
worde, sijt gij toornig op
mij, dat ik een geheelen
mentch gezond itemaakt heb
21. op den sabbat ? Oordeelt niet
naar het aanzien, maar oor-
-ocr page 145-
JOUANNKS S.                                       |S;
antwoordden en zeiden tot
hem : Zijt gij oók uit Gali
Ha? Onderzoek en zie, dat
uit Galiléa geen proleet op-
3. gestaan is. En een iegelijk
ging henen naar tijn huis.
HOOFDSTUK H.
nipt miden , en waarkunt x\'tf niet komen ?
:;;. En op den laatitelijnde de groote dagleest, stond Jexus ezeggende: Zoo iecuanddie kome tot mij en
:tS.Wte in mij gplooft, gelijker-
wijs de Schrift zegt, itroo.
men de* lerenden wa-
ten stillen uit zijn
:iD.binnenste vloeijen. (Ën
dit xeide bij van den Geest,
denwelken ontvangen zou-
den wie in hem gelooven;
want de Heilige Geest was
unit niet, overmits Jezus nog
40.niet verheerlijkt was) Velen
dan uit «Ie schare deze rede
hoorende, zeiden: Deze is
41.waarlijk de profeet; nnde-
ren zeiden i Deze ia de Chris-
tus; en anderen zeiden: Zal
dan de CbristuB uit Galilé.a
1..\'. komen ? Zegt de Schrift
niet, dat de Christua komen
zal uit den sade Davids, en
vuil het vlek lïethlehein,
waar David was ?
•13. Er werd dan tweedragt
onder de schare om zijnent-
14.wil; en sommigen van hen
wilden hem grijpen, maar
niemand sloeg de handen
ii.ü.i.i hem. l)i* dienaars dan
kwamen tot de overprieatera
en farizeërs; en die zeiden
tot hen: Waarom hebt gij
i\'i.hein niet gebrast? De die-
naara antwoorlden: Nooit
heeft een men»ch alzóü _-^-
aproken gelijk deze inenach.
47. De farize<:ra dan antwoord-
den bun: Zijt ook gijlieden
iS.verleid? Heeft iemand uit
de oversten in hem geloofd,
1\'i.ni\' uit de farizeërs? Maar
deze acbare, die de wet niet
öll.weet, is vervloekt. Ni code
mui zeide tot hen, welke
des nachta tot hem gekomen
was. zijnde een uit hen:
il. Oordeelt ook onze wet den
mensen, tenzij dat ze eerst
van hem geboord heeft en
•"►2.verstaat wat hij doet? Zij
1.     Maar Jezus ging naar den
2. Olijfberg. En des morgens
vroeg kwam hij wederom in
den tempel, en al bet volk
kwam tot hem; en nedeige-
zeten zijnde leerde bij hen.
.\'(. En de schriftgeleerden en
de farlzeers bragten tot betn
een vrouw in overspel gegre*
4.pen; en baar gesteld heb-
bende in \'t midden, zeiden
zij tot hem: Meester, deze
vrouw i« op de daad zelve
Segrepen, overspel begaan .
e; en Mozes heeft ons in
de wet geboden, dat dezul-
ken gesteenigd zullen wor-
den : gij dan, wat zegt gij?
C.En dit zeiden zij hem ver-
zoekende, opdat si] iets bad-
den om hem te beschuldigeu.
Maar Jezus nederbukkende
schreef met den vinger in
7. de aarde; en als zij hem ble-
ven vragen , rtgtte hij xicb
op en zeide tot hen: Wie
van ulieden zonder zonde is,
werpe het eerst den ateen op
S. haar. En wederom neder-
bukkende schreef hij in de
0. aarde. Mnar zij dit hoo-
rende, r:\\ van i,r mie iMi\'-ci"!i
Lie overtuigd/.ijndc, gingen
uit, de één na den ander,
beginnende vun de oudsten
tot de laatsten; en Jezus
werd alltV-n gelaten, en de
vrouw in \'t midden staande.
10. En Jezus zich oprigtende,
en niemand ziende dan de
vrouw,zeide tot baar : Vrouw,
waar zijn deze uwe bescbul-
digers ? Hr-efl u niemand
11. veroordeeld? Ka zij zeide:
Niemand Heer. Kn Jezus
zeide tol haar: Zoo veroor-
deel ik u «iók niet i ga benen
en zondig niet meer.
-ocr page 146-
J0I1ANNES S.
i:w
24. wereld. Ik heb u dan gezegd
dat gij In uwe zonden zult
sterven; want indien gij niet
gelooft dat Ik die ben, gij
zult ïn uwe zonden aterveu.
35. Zij zeiden dan tot hem : Wie
zijt gij ? En Jezus zeide tot
hen: Wat ik van den beginne
2fi. ulieden ook zeg. Ik heb vele
dingen van n te zeggen en
te oordeelen; maar die mij
gezonden heeft is waarach*
tig, en de dingen die ik van
hem gehoord heb, dezelve
2/.spreek ik tot de wereld. Zij
verstonden niet dat hij hun
28. van den Vader sprak. Jezus
dan zeide tot hen: Wanneer
gij den Zoon des raenseben
zult verhoogd hebben, dan
zulr gij verstaan dat ik die
ben, en dit ik van mijzelven
niets doe, maar deze dingen
spreek ik gelijk mijn Vader
29. mij geleerd heeft. En die mij
gezonden heeft ia met mij:
de Vader heeft mij niet alléén
gelaten, want ik doe altijd
wat hem behagelijk is.
30.    Als hij deze dingen aprak
31. geloofden velen in hem. Je-
iub dan zeide tot de Joden
die in hem geloofden: Iu-
dien gljlieden in mijn woord
blijft, zoo zijt gij waarlijk
32. mijne discipelen , en zult de
waarheid verstaan, en de
waarheid zal u vrijmaken.
83. Zij antwoordden hem: Wij
zijn Abrahams kroost, en
hebben nooit iemand ge.
diend ; hoe zegt gij dan: Gij
3 t. zult vrij worden ? Jezus ant-
woordde hun: Voorwaar,
voorwaar zeg ik u , een tcge-
lijk die de zonde doet is een
35. dienstknecht der zonde; en
de dienstknecht blijft niet
eenwig in het huia, de zoon
\'Af,, blijft er eeuwig. Indien dan
de Zoon u zal vrijgemaakt
hebben, zoo zult gij waarlijk
3".vrij zijn. Ik weel dat gij
Abrahams kroost zijt; maar
gij zoekt mij te doodeu,
want mijn woord beert In u
1\'.*. Jezus dan sprak wederom
tot beo, zeggende: ik ben
bet licht der wereld; wie
mij volgt tal in deduisternia
niet wandelen, maar zal het
13. licht des levens hebben. De
farizeëra dan zeiden tot hem:
Gij getuigt van.uzelven, uw
getuigenis is niet waarach-
14. tig. Jezus antwoordde en
zeide tot hen: Hoewel ik
van mijzelven getuig, zoo
is nofftam mijn getuigenis
waarachtig, want ik weet
vanwaar ik gekomen ben en
waar ik henenga; maar gif.
lieden weet niet vanwaar ik
kom en waar ik henenga.
15. G(j oordeelt naar het vleesch,
Iti.Ik oordeel niemand. En in-
dien ik ook oordeel, mijn
oordeel is waarachtig; want
ik ben niet alleen, maar ik
en de Vader die mij gezon-
17.den heeft. En er is ook [n
uwe wet geschreven, dat de
getuigenis van twee men-
18.schen waarachtig ia: Ik ben
\'t die van mijzelven getuig,
en de Vader die mij gezon-
den heeft getuigt van mij.
1!). Zij dan zeiden tot hem:
Waar is uw vader F Jezus
antwoordde: Gij kent noch
mij noch mijnen Vader; in-
dien gij mij kendet, zoo
- zuudt gij ook mijnen Vader
20. kennen. Deze woorden sprak
Jezus bij de schatkist, lee-
rende in den tempel; en nie-
mand greep hem, want zijne
ure was nog niet gekomen.
21.    Jezus dan zeide wederom
tot hen : 1 k ga henen, en gij
zult mij zoeken, en in uwe
zonde zult gij sterven; waar
Ik henenga kunt gifliedeu
22. niet komen. De Joden dan
zeiden: Zal bij ook zichzel-
ven dooden, omdat bij zegt:
Waar Ik henenga kunt kii\'-
23. lieden niet komen? En hij
zeide tot ben: Gjf\'.ieden zijt
van beneden, ik ben van
boven; gtf zijt uit deze we-
reld, Ik oen niet uit deze
-ocr page 147-
J0IUNNE8 9.
i:i\'i
Ik beb den duivel niet, maar
ik eer mijnen Vader, en gif
50. onteert mij. Doch Ik zoek
mijne eer niet: er fa een die
51.ze zoekt en oordeelt. Voor-
waar, voorwaar zeg Ik u,
eoo iemand mijn woord raï
bewaard hebben, die zal den
dood niet zien in eeuwigheid.
52, De Joden dan zeiden tot
hem: Nu bekennen wij dat
gij den duivel hebt. Abra-
hmii iB gestorven, en de
profeten, en zegt gij: Zoo
iemand mijn woord bewaard
zal hebben, die zal der dood
niet smaken in eeuwigheid ?
3* Zijt gij meerder dan onze
vader Abraham, welke ge-
storven is? Kn de profeten
zijn gestorven: wlen maakt
1. gij utelven ? Jezus antwoord.
de: Indien ik mijzelven eer,
zoo is mijne eer niets: mijn
Vader is \'t die mij eert,
welke gif zegt dat uw God
> is, en gij kent hem niet;
maar Ik ken hem, en indien
ik zeg dat ik hem niet ken ,
zoo zal ik ulieden gelijk zijn ,
dal is een leugenaar; maar
ik ken hem en bewaar zijn
56,woord. Abraham uw vader
heeft met verheuging ver-
langd, opdat bij mijnen dag
zien zoude, en hij heeft hem
gezien en in verblijd geweest.
\', De Joden dan zeiden tot
hem: Gij hebt nog geen vijf.
tig jaren, en hebt gij Abra-
58. bant gezien ? Jezus zeide tot
hen: Voorwaar, voorwaar
zeg ik u, eer Abraham waa
<9, ben Ik. Zij namen dan stee-
nen op, dat zij ze op hem
wierpen; maar Jezus verborg
zich, en ging uit den tem-
pel, gaande door het mid-
den van hen, en ging alzóo
voorbij.
HOOFDSTUK »
I. Kn voorbijgaande zag bij
een meurrh blind van de ge-
S.boorte af. Eu zijne diari-
pelen vraagden In-m, zeg.
\'i-\'.tfcct) plaats. Ik spreek wat
ik bij mijnen Vader gezien
heb: gij aoet
li,1!1 °°k wat Rij
btj uwen vader gezien hebt.
39. Zij antwoordden en zeiden
tot hem: Abraham ia onze
vader. Jezus zeide tot hen:
Indien gij Abrahams kin-
deren waart, zoo zoudt ir ij
de werken Abrahams doen
10.maar nu zoekt «ij mij ti
dooden, een mentch die u
de waarheid gesproken heb,
welke ik van God gehoord
heb: dat deed Abraham niet.
41, Gij doet de werken uwa va.
ders. Zij zeiden dan tot hem:
Wij zijn niet geboren uit
hoererij; wij hebben écnen
12.vader, namelijk God. Jezua
dan zeide tot hen: Indien
God uw vader ware, zoo
zoudt gij mij liefhebben;
want ik ben van God uitge<
f:»Hii en kom van hem ; want
k ben ook van mijzelven
niet gekomen, maar hij" heeft
4:t. mij gezonden. Waarom kent
gij mijne spraak niet? Het
ti
omdat gij mijn woord niet
44.kunt hooren. Gij zijt uit den
vader den duivel, en wilt de
begeerten uws vadera doen
Die was een menschemoor<
der vjui den beginne, en ia
in de waarheid niet staande
gebleven; want geen waar-
beid is in hem. Wanneer
hij de leugen «preekt, zoo
spreekt bij uit het zijne;
want bij is een leugenaar
13,en de vader der lenden. Maar
mij, omdat ik u de waarheid
4f>.zeg, gelooft gij niet. Wtc
van u overtuigt mij van
zonde? En indien ik de waar.
heid zeg, waarom gelooft gij
47.mij niet? Wie uit God is
hoort de woorden Gods; daar-
iim hoort «Ulieden niet, om -
dat gij uit God nfet zijt.
43. De Joden dan antwoordden
eu zeiden tot hem: Zeggen
wij niet wM, dat gij een
Samaritaan zijt en den dui-
49. vrl liftil \'t Jezus aiilwoorddr:
-ocr page 148-
lm
JOIUNNtfS 9.
Kende : Rabbi, wie heeft er
gezondigd, deze of zijne
ouders, dat hij blind zoude
:i. gehore u worden? Jezus aot-
woordde: Noch deze heeft
gezondigd noch zijne ouders,
maar dit ia gearkied opdat de
werken Gods in bem zou.
I. den geopenbaard worden. 1 k
moet werken .Ie werken des-
ireiH\'ii die mij .:<• ..mi.Sen beeft,
zoolang bet daic is: de nacht
komt .wanneer niemand «er.
\'i.ken kan. Zoolang ik in de
wereld ben, ben ik het licht
\'•.der wereld. Dit gezegd heb-
bende spuwde hij op de aar-
de, en maakte slijk uit dat
speeksel, en streek dat slijk
T.op de o n\'en des Minden, en
zeide tot hem: Ga henen,
wasrb ii in het badwater
Siloam [\'t welk overgezet
wordt Uitjeezonden). Hij dan
ging henen en wie.nch zich,
S.en kwam ziende. De gebu-
ren dan. en die hem tevoren
gezien hadden dat hij blind
wan, zeiden i Ia deieniet die
9.141 en bedelde? Anderen
zeiden: Hij ia \'t; en ande*
reu: HIJ Is hem Keiijk. Hij
in.ieide: U ben \'t. /.ij dan
zeiden tot hem: Hoe zijn u
11. de oogen geopend? Hijant-
woorddeen zeide: Demensch
genaamd Jezus maak t e a 1 ijk.
en bestreek mijne oogen, en
zeide tot mij: (ia henen
naar het badwater Siloam
en waach u. Kn ik icing he-
nen en wieacb mij, en ik
IJ. werd ziende. Zij dan zelden
tot hem : Waar is die!\' Hij
zelde: Ik weet het niet.
Ut. Zij brutAn hem tntdefa*
rizern, hem nameli/k die
tevoren blind gewast man,
I l. Kn het was sabbat als Jezus
het *lijk maakte en zijne
i;>. oogen opende. De farizefr»
dan vraagden bem ook we-
derom, boe bij ziende ge-
worden wai; en bij zeide tot
ben : H ij leide alijk op mijne
uu ge n.«". ik wiesch in ij, en ik
16. zie. Sommigen dan uit de fa-
rizeëri zeiden : Deze mensch
is van God niet, want hij
houdt den sabbat niet. An-
deren zeiden: Hoe kan een
mensch die een zondaar is
zulke teekenen doen? Ener
was tweedragt onder hen.
17. Zij zeiden wederom tot den
blinde: Gij, wai zegt gij van
hem, dewijl hij uwe ooien
geopend heeft ? Kn hij zeide:
18. Hij is een profeet. De Jo-
d \'.. dan geloofden van hem
niet dat hij blind geweest
wat en ziende was gewor-
den , totdat zij geroepen ba:i-
den de ouders desgenen die
i9. ziende geworden VU; en zij
vraagden hen, zeggende: Is
deze uw zoon welke gij zegt
dit blind geboren is? Hoe
-0. ziet hij dan nu? Zijne ouders
antwoordden hun en zeiden :
Wij weten dat deze onze
zoonis. en dat bij blind ge.
21,boren is; maar boe hij nu
ziet weten wij niet, oi wie
zijne oogen geopend heeft
weten wij niet; bij heeft
zijnen ouderdom , vraagt hein
zei ven: hij zal van zicbzel-
\'22, ven spreken. Dit zeiden zijne
ouders omdat zij de Joden
vreesden , want de Joden htid*
den aireede tezamen een be-
slnit gemaakt, zoo iemand
hein beleed Christus te zijn,
dat die uit de synugogc EOU-
33.de geworpen worden; daar-
i) u zeiden zijne ouders:
Hij heeft tijnen ouderdom,
vraagt bem zelven.
21. Zij dan riepen voor de
tweede maal den mensch
die blind geweest was. en
zeiden tot hem: Geef God
de eer: wij weten dat deze
\'-5.mensch een zondaar is. Hij
dan antwoordde euzeide: Of
hij een zondaar is weet ik
niet: één ding weet ik , dat
26, ik blind was . en nu /.ie. Kn
zij zeiden wederom tot hem :
Wat beeft bij u gedaan, hoe
beeft hij uwe Dogen gr-
-ocr page 149-
JOHANNKS hi
141
Sf.opend? Hi.tBiitMOoni(lrhiiii
Ik heb \'t u aireede geiegd
en Kii hebt bet niet ge.
hoord; wat wilt »H *t we.
derom hooren ? Wilt gijlie.
den Óók zijne discipelen
f W. worden? Zij iraven hera dan
scheldwoorden, en zeiden
G\\\\ xijt zijn discipel, maar
«ij zijn discipelen van Mo-
lïS.zes; wij weten dat God tot
M ozes ge» ]> rok en heeft, maar
van dezen weten wij niet
:«». vanwaar hij is. De roensch
antwoordde en zeide tot hen:
Hierin is immers wat won.
ders.dat gif n\'et weet v**n-
waar hij is, en nogianê heeft
hij mijne oogen geopend.
tl.En wij weten dat God de
zondaars niet hoort; maar
zoo iemand godvruchtig is
en zijnen wil doet, dien
33, hoort hij. Van all? eeuw is
het niet gehoord, dat iemand
eens blindgeborenen oogen
33. geopend heeft. Indien deze
van God niet ware, bij zou-
ttt.de niets kunnen doen. Zij
antwoordden en zeiden tot
hem: Gij zljt geheel in zon*
den geboren, en leert gij ons?
En zij wierpen hem uit.
:iï, Jezus hoorde dat zij hem
uitgeworpen hadden, en hem
vindende zeide hij tot hem:
Gelooft gij in den Zoon
".Goda? Hij antwoordde en
zeide: Wie is hij. Heer, op.
dat ik in hem mag geloo.
:t7.ven? Kii Jezus zeide tot
bem: En gij hebt hem ge.
zien, en die met u spreekt,
w.dezelveis\'t. Kn bij zetde:
Ik geloof, Heer; en hij aan-
"\'•bad hem. Kn Jezus zeide:
Ik ben tot een oordeel in
deze wereld gekomen, opdat
degenen die niet zien, zien
mogen, en die zien, blind
\'".worden. Kn dit hoordeneen>-
!/en uit de farizeers die bij
hem waren, en zeiden tot
hem: Zijn wij dan óók
U.blind? Jezus zeide tot hen:
indien gij blind waart, üoo
zoudt gij geen zonde heb-
ben; maar nu regl gij: Wij
zien: zoo blijft dan uwe
zonde.
HOOFDSTUK IO.
I. Voorwaar, voorwaar zeg
ik ulieden, wie niet ingaat
door de deur in den stal der
schapen, maar vim elder*
inklimt, die is een dief en
2.moordenaar; maar wie door
de deur ingaat ia een herder
3. der schapen. Dezen doet de
deurwachter open, en de
schapen hooren zijne stem ,
en hij roept zijne schapen
4. bij name, en leidt ze uit. En
wanneer hij zijne schapen
uitgedreven beeft, zoo gaat
hij voor hen henen; en de
schapen volgen hem, over-
mits /,ij zijne stem kennen ;
5.maar een vreemde zullen zij
geenszins volgen, maar zul-
len van hem vlieden, over-
mita zij de stem der vreem-
den niet kennen.
6.     Deze gelijkenis zeide Je-
zus tot hen, maar sij ver-
stonden niet wat het was dat
7. hij tot hen sprak. Jezus dan
zeide wederom tot hen: Voor-
waar, voorwaar zeg Ik u, ik
5. ben de deur der schapen. AI-
len, zoovelen als er vóór mij
zijn gekomen, zijn dieven
en moordenaars; maar de
schapen hebben hen niet ge.
\'J.hoord. Ik ben de deur: in-
dien iemand door mij ingaat,
die zal behouden worden, en
hij zal ingaan en uitgaan,
10.en weide vinden. D* dief
komt niet dan opdat hij «tele
en slazteenverderve: ik ben
gekomen opdat zij het leven
hebben en overvloed hebben.
11.Ik ben de goede Herder. De
goede Herder stelt zijn le-
12. ven voor de schapen; maar
de huurling en die geen her-
der is, wien de schapen niet
toebehooren, slet den wolf
komen en verlaat de scha-
pen, en vliedt, en de wolf
10
-ocr page 150-
.lOFUNNES in.
143
.ik u gezegd heb. Mijne Kfcfr
pen hooren mijne stem, en
ik ken dezelve, en tij volgen
\'•mij, en ik geef hun het een*
wigc leven, en zij zullen niet
verloren gaaiiineeuwigheid,
en niemand zal dezelve uit
K mijne hand rukken. Mijn
Vader, die ze mij gegeven
beeft, ia meerder aan allen ,
en niemand kan ze rukken
uit de hand mijne Vaders.
1.1 k en de Vader zijn één.
l. De Joden dan namen we-
derom ateenen op omhein ie
i.ateenigen. Jezua antwoord -
de hun: Ik heb u vele tref-
felijke werken getoond van
mijnen Vader: om welk vsn
die werken steenigt gij mij ?
(. De Joden antwoordden bem,
zeggende: Wij steenigen u
niet over reuter goed werk,
inaarover £-irf*lastering. en
omdat gij een raensch zijnde
t.ur.elven God maakt. Jezus
antwoordde hun : la er niet
geschreven in uwe wet: Ik
heb gezegd: Gij zijt
ü. goden? Indien rfe we\' dte-
genen goden genaamd heelt
tot welke bet woord Gods
geachied is, en de Schrift
niet kan verbroken worden,
6. zegt gijlieden tot "tijf dien
de Vader geheiligd en in de
wereld «esonden heeft: Gij
laxlert Had, omdat ik gezegd
7. h»b: Ik ben Gods üoon\'r In
dien ik niet doe de werken
mijns Vaders, zoo gelooft
S mij niet; maar indien ik ze
doe, en zoo gij mtf uiet ge-
looft , zoo gelooft ue werken;
opdat gij mongt bekennen en
gelnoven dat de Vader in mij
Is, en ik in hem.
9. Zij zochten dan wederom
hem te grijpen, en hij ont-
i\'. ging uit hunne hand. En hü
ging wederom over den Jor-
daan, tot de plaats waar Jo-
hannee eerst doopte, en hij
1. bleef aldaar. En velen kwa-
men tot hem en zeiden: J"-
hannea deed wel geen tee-
grijpt ze rn vmirooil de
13. Sfhapeu; en de huurling
vliedt (Overmits hij een bnur-
Hng ii, en heeft geen zore
14. voor ilr schapen. Ik ben de
goede Herder, en ik ken de
mijnen en word van de mij-
1\'i.nen gekend. GeHjkerwija de
Vader mij kent, ateoo ken ik
ook den Vader; en ik itel
mijn leven voor de achapen.
H\'. Ik heb nog andere achapen,
die van desen stal niet lijn:
deze moet ik óók tocbren-
gen; en zij sullen mijne
"tem hooren, en het zal wor*
den één kudde tn één her*
17.der. Daarom heeft mij de
Vader lief, overmits ik mijn
teven afleg, opdat ik \'t zelve
15. wederom neme. Niemand
neemt hetzelve van mij,
maar ik leg het van inijzel-
ven af: ik neb mast hetzelve
afteleggen en heb magt bet-
zelve wederom te nemen;
dit gebod h^b ik van mijnen
Vader ontvangen.
19, Er werd dan wederom twee*
dragt onder de Joden om de-
20.zer woorden wil; en velen
van hen zeiden: Hij heeft
den duivel en is uitzinnig:
2t. wat hoort gij hem ? Anderen
zeiden : Dit zijn geen woor-
den eens bezetenen; kan ook
de duivel der blinden oogen
"penen ?
22. Kn het was het feest der
vernieuwin-r des tempels te
.Jeruzalem, en bet wa« win-
-\'<.ter; en Jezus wandelde in
den tempel, hi bet voorhof
34, Salorao\'s. De .loden dan om-
ringden hem, en zeiden tot
hein: Hoelang houdt gij on-
ze ziel oji? Indien gij de
Christus zijl, zeg het on
>. vrijuit, .lezus au\'woorddi
hun: Ik heb \'t u gezegd en
gij gelooft het niet. De wer*
ken die ik doe in den naam
mijns Vaders, die getuigen
26.van mij; maar gijlieden ge-
looft niet, want gij zijt niet
ran mijne schapen, gelijk
-ocr page 151-
.TOHAN
km. maar alles wat .lohan*
nes vsndezen zeide wns wnar.
12. En velen geloofden aldaar in
hem.
\\ HOOFDSTUK II.
1.     En «\'T wm een zeker man
krank, genaamd Lazarus,
van Hethanië, uit het vlek
van Maria en hare zuster
2. Martha. (Maria nu was de-
gene die den Heer gezalfd
heeft met zalf, en zijne vne-
ten afgedroogd heeft met
haar haren; welker broeder
^.Lazarus krank was.) Zijne
zusters dan zonden tot hem,
zeggende: Heer, zie, dien
•t.gij lief hebt is krank. En Je-
zui dat hoorende zeide: Deze
krankheid is niet tot den
dood, maar ter heerlijkheid
Gods, opdat de Zoon Gods
door dezelve verheerlijkt
•\'>.worde. Jezus nu had Mar-
t ha en hare zuster en Laza-
6. rus lief. Als hij dan gehoord
had dat hij krank was, toen
bleef hij wig twee dagen op
". de plaats waar hij was; daar-
na zeide hij verder tot de
discipelen: Laat ons weder*
--t)in naar Judéa ;\'ann. |)e
discipelen zeiden tot hem:
Rabbi, de Joden hebben u
nu onlang* zoeken te stceni-
gen, en gaal gij wederom
t*.derwaarts? Jezus antwoord-
de: Zijn er niet twaalf urer
inden dag? Indien iemand
in den dag wandelt, zoo
stoot hij zich niet, overmits
hij het licht dezer wereld
lo.gfët; maar indien iemand in
den nacht wandelt, zoo stoot
hij zich, overmits het licht
U.ln hem niet is. Dit sprak
hij, en daarna zeide lnj toi
hen: Lazarus onze vriend
slaapt, ntaar ik ga henen
om hem uit den slaap opte-
12. wekken. Zijne discipelen
dan zeiden: Heer, Indien hij
slaapt zoo zal hij gezond
13. worden. Doch Jezus bad ge-
sproken Tan zijnen dood;
na
maar ,-ü meenden <l«i hij
sprak van de rust des slaap*.
14. Toen zride dan Jezus tot hen
vrijuit: Lazarus is gestorven,
is.en ik ben blijde om uwent-
wil dat ik daar niet geweest
ben, opdat gij gelooven
inoogt; doch laat ons tot
10. hem gaan. Thomas dan,
genaamd Didymus, zeide tot
zijne medediscipelen: Laai
ons óók gnan, opdat wij inet
hem sterven.
17> Jezus dan gekomen zijnde
vond dat hij nu vier dagen
in het tra f geweest, was.
18. (Bethanië nu was nabij Je-
ruzalem, omtrent vijftien
19.stadiën \\nmtaar.) En velen
uit de Joden waren gekomen
tot Martha en Maria, opdat
/ij baar vertroosten zouden
20.over haren broeder. Martha
dan , als zij boorde dat Jezus
kwam , ging hem tegemoet ;
doch Maria bleef in huis »it-
21. ten. Zoo zeide Mariha dan
tot Jezus; Heer, waart gij
bier geweest, zoo ware inijn
22. broeder niet gestorven; maar
ook nu weet ik, dat alles
wat gij van God begeeren
zult, God het u geven sa).
23.Jezus zeide tot haar: Uw
broeder zal wederopstaan.
2-t.Marlha zeide tot hem: Ik
weet aat hij opstaan zal in
de opstanding ten laatsten
25. dage. Jezus zeide tot baar:
Ik ben de opstanding en het
leven : wie in mij gelooft zal
leven al ware hij ook gc-
06. Btorven; en een iegelijk die
leeft, en in mij gelooft, zal
niet sterven in eeuwigheid ;
2*. gelooft gij dat ï Zij zeide tot
hem: Ja Heer, ik heb ge-
loofd dat gij zijt de Chris.
tus, de Zoon Gods die in dr
wereld komen zoude.
33, En dit gezegd hebbende
ging zij henen, en riep Ma-
ria hare zuster heimelijk,
zeggende: De Meester is
29. daar en hij roept u. Dexe als
jij dat hoorde, stond haastig
10»
-ocr page 152-
til                                      niH WNKS 11.
•w-op en ging tot ham. fJeraa
nu was hok in het vlek niet
gekomen, m»«r «m op de
plwiti waar hem Martha te-
il-gemoetgekomen was.) De
Joden dan die mei haar in
het huis waren en haar ver-
troosrten, ziende Maria dat
zij haastig opstond en uit-
ging, volgden haar, xeggen-
de: Zij gaat naar het graf,
opdat zij alrianr weene.
;i-. Maria dan ala zij kwam
waar Jezus wu, en hem
\'H(, viel aan zijne voeten,
zeggende tot hem : Heer, in-
dien jclj hier geweest waart,
zoo ware mijn broeder niet
:*:*. gestorven. Jezua dan ala hij
haar zas wcenen, en de Jo-
den die met haar kwamen
<*•">*• weenen, werd zeer be-
wogen in den geest en ont-
•11. roerde zichzelven, en zeide :
Waar hebt ïij hem Kelend ?
Zij zeiden tot hem: Heer,
•\'\'.kom en zie het. Jpzus ween-
.\'ifi.de. De Joden dan zeiden:
Zie, hoe lief hij hem had
37. En sommigen uit hen zei-
den: Kon hij, diedeoogen
dea blinden ifeopend heeft,
niet maken dat ook deze
niet gestorven ware?
SS. Jezus dan wederom in zich-
zeiven zeer bewogen zijnde,
kwam tot her graf; en het
waa een spelonk, en een
steen was daarop gelegd.
üfl. Jezus zeide: Neemt den
steen weg. Martha de zuster
des gestorvenen zeide tot
hein : Heer, h ij riek t nu al ,
want hij heeft vier dagen
Art. aldaar fielryen. Jezus zeide
tot baar: Heb ik u niet ge-
zegd, dat zon Rij gelooft , gij
de heerlijkheid Gods zien
41.zult? Zij namen dan den
«teen weg, wa«r de gestor-
veoe lag ; en Jezus hief de
oogen opwaart*! en zeide:
Vader, ik dank u dat gij
12. mij gehoord bebt. Doch ik
wiit dat gij mij altijd hoort;
maar om der schare wil die
rondom staat heb ik rft» ge-
xegd, npdat zij \'.ouden Rf-
looven dat gif mij gezonden
W. hebt. fcn als hij dit gezegd
had, riep hij met groole
l f. «tem: Lazarus kom uit. En
de gestorvene kwam uit, ge-
bonden aan handen en voe-
ten met grafdoeken, en xijn
aangezi gt was omwonden
met een zweetdoek. Jezus
zeide tot hen: Ontbindt hem
en laat hem benengaan.
45, Velen dan uit de Joden die
tot Maria gekomen waren,
en aanschouwd hadden \'t
geen Jezus gedaan bad. ge*
1(1. loofden in hem; maar som-
migen van hen gingen tor
de farizelrs, en zeiden tot
ben \'t geen Jezus gedaan
17. bad. De overpriesters dan en
de tamccra vergaderden den
raad , en zeiden 1 Wat zullen
wij doen ? Want deie mensen
48. doet vele teekenen. Indien
wij hem alzo» laten peie»r-
den, zij zullen allen in hem
gelooven , en de Komeinen
zullen komen en wegnemen
heide onze plaats en volk.
4j0, Kn een uit hen, namelijk
Kajafaa, die de bongeprie«-
ter vau dat Jaar was, zeide
tot hen: Gij verstaat niets,
50.en gij bedenkt niet dat het
ons nut ia, dat één inensch
sterve voor het volk , en het
nebeele volk niet verloren ga.
al.En dit zeide hij nietuit sich-
zelven, maar zijnde de boo-
geprieater van dat jaar, pro-
feteerde hij dat Jezus sterven
.V2.zou.de voor het volk : en niet
alleen voor dat volk, maar
opdat hij ook de kinderen
Gods, die verstrooid waren,
totéén zoude vergaderen.
.r>:i. Van dien dag dan af be-
raadslaagden zij tezamen,
dat zij hem dooden zouden.
ó4. Jezus dan wandelde niet
meer vrijelijk onder de Jo-
den, maar ging vandaar naar
het land bij de woestijn, naar
de ttad genaamd Kiraun, en
-ocr page 153-
JQHA?
verkeerde aldaar met sijne
dlscipelen.
.rK>. En het pascha der Joden
was nabij, en velen uit dat
land Ringen op naar Jeruza-
lem vóór het pascha , opdai
Ttt. zij zichzelve reinigden. Zij
zochten dan Jezus, en zeiden
onder elkander, «taande in
den tempel: Wat dunktu?
Dunkt ti dnt hij niet komen
.^7. zal tot het feest!\' De over*
prlesters nu en de farizeers
hadden een gebod gegeven,
dat too iemand wiat waar hij
was, hij het zoude te kennen
geven, opdat zij hem roosten
vangen.
HOOFDSTUK I*.
1.    Jezus dan kwam zes dagen
vóór het pascha te Bethanië,
waar Lazarus was, die ge-
storven was geweest, welken
hij opgewekt had uit dedno-
2. den. Zij bereidden hem dan
aldaar een avondmaal, en
Martha diende; en Lazarus
wat een van degenen die met
•.beni aauzaten. Maria dan
genomen hebbende een pond
zalf van onvervalechten «eer
kostelijken nardus, heeft de
voeten van Jezus gezalfd , en
met haar haren zijne voeten
afgedroogd ; en het huis werd
vervuld van den reuk der
4.zalf. Zoo «eide dan een van
zijne discipelen, namdijk Ju-
das Simons too» 1 skariot, die
5. lieni verraden zoude : Waar-
om is deze zalf niet verkocht
voor driehonderd penningen,
\'\'•en den armen gegeven? Eu
dit zeide hij niet omdat hij
bezorgd was voor de armen.
maar omdat hij een dief was,
en de beurs had, en droeg
<-hetgeen gegeven werd. Je*
•\'\'is dan zeide: Laat af van
baar: zij heeft dit bewaard
tegen den dag mijner begra*
". lenis. Want de armen hebt
gij-ieden altijd met u, maar
intf hebt gij niet altijd.
J. Keu groot e schare dan der
INES 12.                               14»
Joden verstond dat hij aldaar
was; en zij kwamen niet al-
leen om Jezus wil, maar op -
dat zij ook Lazarus zouden
zien , dien hij uit de doodeu
10. opgewekt had. Eu de over*
priesters beraadslaagden dat
zij ook Lazarus dooden zou-
11.den; want velen van de Jo-
den gingen henen om zijnent*
wil en geloofden in Jezus.
13. Des anderen daags een
groote schare die tot het
feest gekomen was, faoo-
rende dat Jezus naar Jeruza-
Ki.lem kwam, nam de takken
van palinboomeu, en zij giu-
gen uit hem tegemoet, en
riepen: Hosanna, gezegend
\'t hij die komt in den naam
des He» ren , hij dieitde ho
U.uing Israelt! ÉnJezuavond
een jongen ezel en zat daar-
"l1. gelijk geschreven is:
li.A rees niet gij dochter
Sions: zie, uw Koning
komt, zittende op het
veulen eener ezelin.
16. Doch dit verstonden zijne
discipelen in \'t eerst nier;
maar als Jezus verheerlijkt
was , toen werden zij indach-
tig dat dit van hem geachre*
ven was, en dat tij hein dit
17- gedaan hadden. De schare
dan die met hem was, ge-
tuigde dat hij Lazarua uit
het graf geroepen en hem uit
de doodeu opgewekt had.
18. Daarom ging ook de schare
hem tegemoet, uverinita zij
gehoord had dat hij dat tee*
l!» ken gedaan had. De fari*
zeërs dan zeiden onder eik-
ander: Ziet gij wei dat gij
gansch niet vordert ? Zie, de
gehede wereld gaat hem na.
20. Kn er wareu sommige
Grieken, uit degenen die
opgekomen waren opdat zij
op het feest zmiden aaubid*
«l.den: deze dan gingen tot
Filippus die van Hethsaida
in Oaliléa was, en badeu
hem, zeggende: Heer, wij
23. wilden Jezus wel zien. KL
-ocr page 154-
JOHANSES IC.
lippu* kwam en zeide \'t Au-
dréas, en Andréas en Kilip-
ïms wederom zeiden \'t Jezus.
\'.\'iMdMJem» antwoordde htm,
zeggende: De ure ia geko>
men, dat de Koon des men-
schen zal verheerlijkt wor-
24. den. Voorwaar, voorwaar
zeg ik u, indien het t)trwe-
graan in de aarde niet valt
en sterft, zoo blijft hetzelve
alléén; maar indien het
sterft, zoo brengt bet veel
\'.Ti. vrucht voort. Wie tijn leven
liefheeft, zal \'t zelve v*rlie-
xeu; en wie zijn leven haai
in deze wereld, zal \'i zelve
bewaren tot het eeuwige le-
2*. reu. Zoo iemand mij dient,
die vol** inij. en waar Ik
ben, aldaar zal ook mijn
dienaar lijn. Mi zoo iemand
mij dient, de Vader zal hem
\'-,*.eeren. Nu is mijn ziel ont-
roerd, en wat zal ik zeggen \'t
Vader, verlos mij uit deze
ure \'t Maar hierom ben ik ii
28 deze ure gekomen. Vader
verheerlijk uwen naam.
Kr kwam dan een stem uit
den hemel, zegaenriV: En ik
Wh)-„ verheerlijkt, en ik
salto» wederom verheerlijk
59. ken. De schare dan die er
stond en dit hoorde, zeide
dat er een donderslag ge-
schied was: anderen zeiden :
Een engel heeft tot hem ge-
sproken.
30. Jezus aniwourdde en zei*
de: Niet om mijnentwil is
deze stem geschied, maar
:;i.mii uwentwil. Nu is het oor-
deel dezer wereld : nu zal de
overste dezer wereld buiten-
82. geworpen worden ; en ik ,
soowanneer ik van de aarJe
sal verhoogd zijn, zal ze
33.allen tot mij trekken. (En
dit zeide hij beteekeneude
hoedanijten dood hij sterven
34. zoude.) De schare ant-
woordde be!o: Wij hebben
uit de we; gehoord dat de
Christus blijft in eeuwig,
beid, en boe zrgt gij dat de
Koon des menschen moet
verhoogd worden ? Wie is
deze Zoon des menschen "*
Vk,Jezus dan zeide tot hen:
Nog een kleinen tijd is het
licht bij ulieden r wandelt
terwijl gij het licht hebt,
opdat de duisternis u niet
bevange; en wie in de duls
ternls wandelt, weet niet
(fi.waar hij henenaaat. Terwijl
gij het licht hebt, gelooft in
het Ücht, opdat gij kinderen
des lichts moo^t zijn. Deze
dingen sprak Jezus, en weg-
gaande verborg hij zich van
hen.
S#. En hoewel hij zoovele tee
kenen voor hen gedaan had ,
nop luns geloofden zij in betu
SJ*. niet. opdat het woord van
Jesaja den proleet vervuld
wierd, dat bij gesproken
heeft; Heer, wie heeft
onze pre<l ik in g ge-
loofd. en wien is de
arm des Ileeren g eo-
itt». pen haard ? Daarom kon-
den zij niet gelooven, de-
wijl Jesaja wederom gezegd
41\'. beeft: H ij beeft hun
ne oogen verblind en
hun hart verhard, op
dat zij met de oogen
niet zien, en niet het
hart niet verstaan, en
zij bekeerdworden, en
ft.ik hen geneie. Dit zeide
Jesaja, toen hij zijne heerlijk -
heid zit; en van hem sprak.
v\\. \\ ogtans gelootden ook
zelfs velen uit de oversten in
hem; maar om der farlzerrs
wil beleden zij \'t niet, opdat
zij uit de synagoge niet zou-
13. den geworpen worden; want
zij hadden de eer der men-
schen lief, meer dan de eer
Qods.
It. En Jezus riep en zeide\'
Wie in mij gelooft, geloof
in inif niet, maar in dengeeu
45.die mij gezonden heeft; en
wie mij ziet, die ziet den
geen die inli gezonden heei\'-
40.1 k ben een licht in de wercH
-ocr page 155-
JOU A.N I
Sekoinen, opdat een iegelijk
te ia mij gelooft in de duii-
47. terntt niet blijve. En indien
iemand mijne woorden jce-
hoord en niet geloofd i*l
hebben, Ik oordeel hein niet;
want ik ben niet gekomer.
opdat ik de wereld oordeele,
maar opdat ik de wereld za-
W. Ugmake. Wie mij verwerpt
en mijne «\'oorden niet ont-
vangt, heeft wie hem oor-
deelt: het woord dat ik ge-
sproken heb, dat zal hem
oordeelen ten laatsten dage.
19. Want ik beb uit mijzelven
niet gesproken; maar de Vu-
der die mij gezonden beeft,
die Ui—v mij een gebod •.\'(\'•
geven , wat ik zeggen zal en
W, wat ik spreken zal. En ik
weet dat zijn gebod het eeu-
wige leven ia. Hetgeen ik
dan apreek, dat spreek ik
alzóó gelijk mij de Vader
gezegd heeft.
HOOFDSTUK 13.
I. Eb vóór bet feest van het
pnirha, Jezus wetende dat
zijne ure gekomen was, dat
hij uit deze wereld zoude
overgaan tot den Vader, al-
zoo hij de zijnen die Inde
wereld waren liefgehad bad,
zoo heeft hij ze liefgehad tot
den einde.
-. En als het avondmaal ge-
daan was, (toen nu de dui-
vel in het hart van Judas 3i-
mons toon Iskarlot gegeven
had dat hij hem verraien
... zoude) , Jesns wetende dat
de Vader hem alle dingen in
de handen gegeven had, en
dat hij van God uitgegaan
was en tot God henenging,
i. stond op van het avond-
maal, en leide zijne kleede-
ren af, en nemende een liu-
nen doek, omgordde iich-
\'t. zei ven; daarna goot hij wa-
ter in het bekken , en begon
de voeten der discipelen te
wasschen, en aftedroogeti
Nut dru linnen doek waar-
»E8 13.                                     H;
ti. mede hij omgord was. Hij
dan kwam tot Slmon l\'e-
trua, en die zeide tot hem:
Heer, mlt gij mij de voeten
7. wasschen? Jezus antwoord*
de en zeide tot hem! Wat ik
doe weet gij nu niet, maar
gijzult het nadezen verstaan.
8.  Petrus zeide tot hem i Gij
zult mijne voeten niet was-
srhen in eeuwigheid. Jezus
ant woordde hem: 1 ndien ik
u niei waach , gij hebt geen
9. deel met mij. Simon Petras
zeide tot hem: Heer, niet
alleen mijne voeten, maar
ook de handen en het hooiJ.
11».Jezus zeide tot hem: Wie
gewasBohen is heeft niet vau
noode dan de voeten te was-
sehen, maar is geheel rein j
en gijlieden zilt rein, doch
11.niet allen. Want hij wist
wie hem verraden zoude:
daarom zeide hij: Gij zijl
niet allen rein.
12.     Ali hij dan hunne voeten
gewassenen en tijm* kleede-
ren genomen had, zat hij
wederom aan, en zeide tot
hen: Verstaat gij wat ik
13. ulieden gedaan beb ? Gij heet
mij Meester en Heer, en gij
zegt wel, want ik ben \'t.
14.  Indien dan ik, de Heer en
de Meester , uwe voeten ge-
wasichen beb, zoo zijt gij
ook schuldig elkanders voe*
L5.M11 te wasschen; want ik
heb u een exempel gege-
ven, opdat gelljkerwijs ik u
gedaan heb, gijlieden liók
IA. doet. Voorwaar , voorwaar
zeg ik u. een dienstknecht
ia niet meerder dan zijn
heer, noch een gezant meer-
der dan die hem gezonden
17. heeft. Indien gij deze diu-
genweet, zalig zijt gij zoo
is. gij dezelve doet. Ik zeg niet
van u allen 1 ik weet welke
ik uitverkoren heb; maar
dit geschiedt opdat de Schrift
vervuld worde: 1) i e ui e t m f j
het brood eet, heelt
tegen mij zijne verze
-ocr page 156-
JOHANNFS 14.
verheerlijkt ia, zoo Kal ook
Ood hem verheerlijken in
sichzelven, en hij tal hem
:i3, teratond verheerlijken. Kin
derkent, nog een kleinen
tijd beu ik bij u. Gij zult
wij toeken, en gelijk ik den
Joden gezegd heb: Waar Ik
henenga kunt g\\\\ niet ko-
uirn, al:m zeg ik ulieden nu
M.imk. Een nieuw gebod geel\'
ik u, dat gij elkander lief-
hebt; gelijk ik u liefgehad
heb, dat ook gij elkander
\'.ib Hef hebt. Hieraan zullen zij
allen bekennen dat gij mijne
discipelen zij t, zoo gij liefde
:>fi. hebt onder elkander. Niinon
Petrus seide tot hem : Heer,
«Rftr-irt.it gij benen? Jeius
antwoordde hem: Waar ik
henenga kunt gij mij nu
niet volgen, maar gij zult
•17. mij later volgen. Petrus zei-
de tot hem: lieer, wtHroiu
kan ik u nu niet volgen ? Ik
zal mijn leven voor u zetten.
kh.Jezus antwoordde bem: Zult
gij uw leven voor mij zetten \'•
Voorwaar, voorwaar zeg ik
u, de baas sal niet k raat jeu
totdat gij mij driemaal ver-
laochend tuit hebben.
HOOFDSTUK 14.
1. l\'w bart. worde niet ont-
roerd; gijlieden gelooft in
2.God, gelooft ook iu mij. In
het huis mijns Vaders zijn
vele woningen; anders zoude
ik het u gezegd hebben: ik
ga henen om u plaats te be-
3, reiden. En zoowanneer ik
benen zal Kcgaan zijn en u
plaats zal bereid hebben , soo
koui Ik weder en zal u tot
mij nemen. opdat tij óók
•I. zijn moogt waar Ik ben. En
waar ik benenga weet gij,
en den weg weet gij.
j. Thomas telde tot hem:
Heer, wij welen niet waar
gij heneugtat, en boe kun-
ti. nen wij den w eg weten ? Je-
tua zeide lot hem : Ik beo de
weg, en de waarheid\', eu
I9.au geb ev *n. ^ i»» OU seg
ik bet ulieden eer het v-
srhted ii, opdat wanneer het
geschied zal tijn.gij gelooven
SO.moogt dat tk \'t ben. Voor-
naar, voorwaar zeg ik o,
xoo ik iemand zend, wie
-V->>t ontvangt, die ontvangt
ir.;:; en wie mij ontvangt,
die ontvangt heui die mij
gezonden heeft.
Ut Jezusdese dingen «eze-jd
hebbende, werd ontroerd in
den Reent, en betuigde en
aeide; Voorwaar, voorwaar
IV zeg u, dat een van ulie-
2?. den mij cal verraden. De
discipelen dan sagen op elk>
nader, twijfelende van w-ien
53, hij dat icidt*. fcn een mn
zijne discipelen wan aanzit
tende in den rt-hoot vun Je
7.nB, welken Jezus liefhad
"4.81moTJ Petrus dan wenkte
deseii dat hij vragen sonde,
wie hij toch ware van wel
C>. ken hij dit zeide. En dete
«allendeop de bont van Je-
zua, zeide tot hem: lieer,
.\'<. wie ia \'t ? Jezus antwoordde:
Deze ia \'t, wien ik de bete,
al* ik ze ingedoopt beb. re-
ven zal. En als hij de bete
ingedoopt had, gal\' bij ze
Jmlsp Simons *---i-i Iskariot.
77, En nade bete, toen voerde
satan In betu. Jezus dan
zeide tot hem: Wat gil doet,
CS. doe bet haastig. En dit ver-
stond niemana dergenen die
aanzaten, waartoe hij hem
29.dat zeide; want aotumixet)
meenden, dewijl Judiia de
beura bad, dat hein Jeius
zeide* Koop\'t geen wij van
nnode hebben tot bet feest .
of dat hij den armen wat ge-
80.ven zoude. Hij dan de bete
genomen hebbende, ging
terstond uit; en het was
nacht.
31, Als hij dan uitgegaan was
aeide Jetua: Nu ia de Zoon
des meutchen verheerlijkt,
rn God is iu hem verheer-
33.[IJlt. ladleu Üs« iu heni
-ocr page 157-
JOHANNKS 14.
n:i
liW leven: uit-ï.vaiiii komt
tot den Vader dan door mij.
7-Indien (ijlledenmij gekend
hadt, xoo zoudt gij ook mij\'
oen Vader stekend hebben.
en van nu aan kent kU \'"*\'il
*. en hebt hem ge/,ien. Fi 1 ip-
pus zeide tot hem: Heer,
toon oua den Vader, en het
9. ii ons genoeg. Jezus zeide
tot hem: Ben ik zoolaugen
tijd met ulieden,en hebt gij
mij niet gekend Filippus?
Wie nijf gezien beeft, die
beeft den Vader gezien: en
hoe zegt gij: Toon ons den
10.Vader? Oeloofr gij niet dat
ik in den Vader ben, en de
Vader in mij is ? De woorden
die ik tot ulieden spreek,
spreek ik van mij tri ven niet,
maar de Vader die in mij
blijft, die doet de werken.
11. Gelooft inij dat ik in den
Vader ben, en de Vader in
mij is; en Indien niet, zoo
gelooft mij om de werken
IC. zelve. Voorwaar, voorwaar
zeg ik ulieden, wie in mij
gelooft, de werken die Ik doe
zal hij óók doen, en zaT
meerdere iloen dan deze;
want ik ga henen tot mijoen
IJl. Vader, en zoowat gij begee
ren zult in mijnen naam,
dat zal ik doen, opdat de
Vader in den Zoon verheer*
14. lijkt worde. Zoo gij iets be-
geeren zult In mijnen naam.
ik tal \'t doen.
13. Indien gij mij liefhebt,
zoo bewaart mijne geboden:
Ifi.en Ik xal den vader bidden,
en bij zal u een anderen
Trooster geven, opdat hij bij
l\'.tiblljve in eeuwigheid, na-
me tijk
den Geest der waar.
beid, welken de wereld niet
kan ontvangen, want zij ziet
hem niet en kent hem niet;
maar gy kent hem, want hij
blijft bij ulieden en zal in u
ltt.ziju. Ik xal u geen weezen
laten, ik kom weder tot u.
19. Nog een kleine tijd en de
» rn-l.l zal mij niet meer tien;
iiia*r g(f zuit mii xieo, vaut
20.ik leef en gij zult leven, lu
dien dag zult gi.i bekennen
dat ik in mijnen Vader ben,
-l.en gij In mij. en ik in u. Wie
mijne geboden heeft en de-
zelve bewaart, die is \'t die
mij liefheeft ; en wie mij Hef
heeft zal van mijnen Vader
geliefd worden, en ik zal
hem liefhebben, en ik zal
mijtelven aan hem open.
baren.
22. Judas, niet de Iskariot,
zeide tot hem: Heer, wat is
bet, dat gij uzelven aan ons
zult openbaren en niet aan
2H.de wereld? Jezus antwoord*
de en zeide tot hem: \'Aoa
iemand mij liefheeft , die zal
mijn woord bewaren; en
mijn Vader zal hem liefheb-
ben, en wij zullen tot hem
komen en zullen woning bij
21. hem maken. Wie mij niet
liefheeft, die bewaart mijne
woorden niet; en het woord
dat gijlieden boort is het
mijne niet, maar des Vaders
die mij gezonden heeft.
2.ï. Deze dingen heb ik tot n
gesproken . bij u blijvende ;
2fi.maar de Trooster, de flei-
lige Geest, welken de Vader
zenden zal in mijnen naam,
die zal u alles leeren, en zal
u Indachti< maken alles wat
2". ik u gezeed heb. Vrede Iaat
ik u, mijnen vrede geef ik
u: niet gelijkerwijs de we>
reld hem geeft, geef ik hem
u. Uw hart worde nietont.
roerd en zij niet versaagd.
38. Gij hebt gehoord dat Ik tot
u gezegd heb: Ik ga henen
en kom weder lot u. Indien
gij mij liefbadt, zoo zoudt
gij u verblijden omdat ik ire-
zegd heb: Ik ga benen tot
den Vader; want mijn Vader
£9 is meerder dan ik. En nu
heb ik het u gezegd eer het
geschied is, opdat wanneer
het geschied lal zijn, gij ge.
•« looven uioogt. Ik zal niet
veel meer met u spreken.
-ocr page 158-
IfiO                                     JOHANNES 1
want de overste dezer we-
reld komt, en heelt n«n mij
:il. nipt»; maar opdat de we-
reld wete dat Ik den Vader
liefheb, en alzóó doe gelij-
kerwijs mi.i de Vader gebo-
den heeft. Staat op, laat uni
vanhier gaan.
HOOFDSTUK IS.
schap in u blijve, en uwe
blijdschap vervuld worde,
13.     Dit is mijn gebod, dat gij
elkander liefhebt gelijker.
lli.wijs ik u liefgehad heb. Nie-
mand heeft meerder Helde
dan deze, dat iemand zijn
leven zette voor zijne vrlen-
14. den. Gij zijt mijne vrienden ,
zoo gij doet wat ik u gebied.
15.Ik heet u uiet meer dienst
knechten, want de dïenst-
knecht weet niet wat zijn
beer doet; manr ik heb u
vrienden genoemd, want
alwat ik van mijoen Vader
gehoord heb, dtit heb ik u
11. bekendgemaakt. Gij hebt
mij niet uitverkoren, maar
ik heb u uitverkoren, en ik
heb u gesteld dat irij zoudt
henengaan en vrucht dra-
gen , en dat uwe vrucht
blljve; opdat zoowat gij van
den Vader begeeren zult in
mijnen naam, hij u dut geve.
17. IHt gebied ik u, opdat gij
elkander liefhebt.
19.     Indien u de wereld baat,
zoo weet dat zij mij eer dan
19.u gehaat heeft. Indieu gij
van de wereld waart, zoo
zoude de wereld bet hare
liefhebben; doch omdat gij
van de wereld niet zijt, maar
ik u uit de wereld neb uit-
verkoren, daarom haat u de
20. wereld. Gedenkt aan het
woord dat ik u gezegd heb:
Een dienstknecht is niet
meerder dan zijn heer. In-
dien zij mij vervolgd heb-
ben , zij zullen ook u vervol-
gen j indieu zij miju woord
bewaard hebben , zij zullen
21. ook het uwe bewaren. Maar
al deze dingen zullen zij u
doen om mijns naams wil,
omdat zij hem niet kennen
28, die mij gezonden heeft. Iu-
dien ik niet gekomen was en
tot hen gesproken had, zij
hadden geen zonde; maar
nu hebben zij geen voor-
wendscl voor hunne zonde.
23. Wleiuü haat, die haal ook
1. Ik ben de ware wijnstok,
en mijn Vader is de land-
8. man. AHe rank die in mij
geen vrucht draaft, die
neemt hij weg, en alle die
vrucht draagt. die reinigt
hij opdat rij meer vrucht
.\'t. dn**e. Gijlieden zijt nu rein
om het woord dat ik tot u
I. gesproken heb; blijft in mij,
en ik in u. Gelijkerwijs de
rank geen vrucht kan dra-
geit van zichzelve, zoo zij
niet in den wijnstok blijft ,
alzóó ook gij niet, zoo gij
...in mij niet blijft. Ik ben de
wijnstok en gij de ranken
wie in mij blijft, en ik In
hem, die draagt veel vrucht
want zonder mij kunt gij
fi. niets doen. Zou iemand in
mij niet blijft .die i« buiten
geworpen gelijkerwijs d<
rank , en is verdord . en men
vergadert dezelve, en men
werpt ze in \'t vuur, en zij
7. worden verbrand, ludiengtj
in mij blijft en mijne woor
den in u blijven, zoowat gij
wilt zult gij begeeren. en
s.het tal u geschieden. Hier-
in is mijn Vader verheer-
lijkt, dat gij veel vrucht
draagt; en gij zult mijne
discipelen zijn.
9. Gelijkerwijs de Vader ir.ij
liefgehad heeft, heb ik ook
u liefgehad: blijft in deze
10. mijne liefde. Indiër, gij
mjjne geboden bewaa\'t, zoo
zult gij in mijne liefde blij-
ven, gelijkerwijs ik de ge.
boden mijns Vaders bewaard
beb en blijf in zijne liefde.
II.  Deze dingen heb Ik tot u
gesproken,opdat mijiteblijd
-ocr page 159-
JOHANNKS lfi.
15]
\'Jt.uiijattu Vader. ludieuikde
werken onder hen niet bad
gedaan die niemand andera
gedaan beeft, zij badden
geen zonde; m&arnu hebben
zij ze gezien, en beide mij
en mijnen Vader gehaat.
2\'t.Maar dit geërhiedt opdat bet
woord vervuld worde dat in
hunne wet geschreven ia:
Zij hebhen ra ij zonder
•JU.oorzaak gehaat. Maar
wanneer de Trooster zal ge-
komen zijn, dien ik U zen-
den zal van den Vader, M-
wliik de Geënt der waarheid
die van den Vader uitgaat,
die zal van mij getuigen;
S7.M gij zult óók getuigen,
want gij zijt van den beginne
met mij geweest.
HOOFDSTUK l«.
I. Deze dingen heb ik tot u
gesproken, opdat gij >>iet
-.gefrrgerd wordt. Zij zullen
u uit de synagogen werpen
ia de ure komt, dat een iege
lijk die u zal doodeo, zal
meenen Gode een dienst ti
:t.doen. t.ii deze dingen zul
len zij u doen , omdat zij Jen
Vader niet gekend hebben
1. noch mij. Maar deze dingen
heb tk tot u gesproken, op
dat wanneer de ure zal geko<
men zijn, «ij aan dezelve
inoogt gedenken dat ik ie u
gezegd heb. Doch deze din-
gen heb ik u van \'t berin
niet gezegd, omdat ik bij
•\'•.ul.>den was; en nu ga ik
benen tot dengeen die wij
gezonden heeft, en niemand
van u vraagt mij: Waar gant
ti.gij benen? Manr omdat ik
deze dingen tot u gesproken
heb, zoo heeft de droefheid
7.uw hart vervuld. Doch ik
zeg u de waarheid, Ihet is u
nut dat ik wegga; want in-
dien ik niet wegga, zoo zal de
Trooster tot u niet komen;
maar indien ik henenga, zoo
H. zal ik hein tot u zenden. Eu
die gekomen zijnde xal de
wereld overtuigen van tou
de, en van geregtigheid, eu
\'J.van oordeel i van zonde, om-
dat zij in mij niet gelooven j
10.en van geregtigheid, omdat
ik tot mijnen Vader henen-
ga, eu gij zult mij niet meer
ll.Tien;en van oordeel, omdat
de overste dezer wereld ire-
oordeeld is.
13. Nog vele dingeu hel» ik u
te zeggen, doelt gij kunt die
13.nu niet dragen; maar wan-
neer die zal gekomen zijn,
namelijk de Geeat der waar
heid, hij zal u in al de waar
held leiden; want hij zal
van zicbzelven uiet spreken,
maarzoowat hij zal geboord
hebben zal bij spreken, eu
de toekomende dingen zal
tl. hij u verkondigen. Die tal
mij verheerlijken; want hij
zal *t uit het mijne nemen ,
ir», en zal\'t u verkondigen. A1-
wat de Vader heeft is bet
mijne: daarom heb ik *e-
zegd dat hij \'t uit het mijne
zal nemen en u verkondigen.
16. Een kleine tijd en gij zult
mij niet zieu, en weleroiu
een kleine tnd en gij 7.11\' 1
mij zien; want ik ga henen
tot den Vader.
1". Sommigen dan uit zijne dis-
cipelen zeiden tot elkander:
Wat is dit dar hij tot ons
zegt: Een kleine tijd eu gij
zult mij niet zien , en weJer-
om eeu kleine tijd en gij zult
mij zien; en. Want ik ga
IS.benen tot den Vader? Zij
zeiden dan: Wal is dit dat
hij zegt 1 Km. kleine tijd?
Wij weten blei wat hij /.egt.
Jezus dati bekende dat «Ij
hem wilden vragen , en zeide
tot hen: Vraagt gij daarvan
onder elkander, dat ik *e-
zegd heh-. Keu kleine tijd
en gij zult mij niet zien . en
wederom een kleine tijd en
gij zult mij zien :- Voorwaar,
voorwaar ik zeg ". dat gij
zult st\'hreijeu eu klagelijk
weetien , maar dn wereld xal
-ocr page 160-
I&2                                     JOHAN
zich verblijden; en gij tuit
bedroefd fijn, niaar uwe
droefheid zal lot blijdschap
21. worden. Een vrouw wanneer
zij baart, heeft droefheid
dewijl hare ure gekomen ia;
maar wanneer zij bet kinde
ken gebaard heeft, zoo ge
deukt zij de benaauwdheid
niet meer, om de blijdschap
dat een inensch ter wereld
22. geboren is. En gij dan hebt
nu wel droefheid, maar ik
zal u wederzien, en uw hart
zal zich verblijden, en nie-
raand zal uwe blijdschap van
\'_.\'(.u wegnemen ; en tu dien dag
zult gij "i>j niets vragen.
Voorwaar, voorwaar ik zeg
u, «Umi gij den Vader zult
bidden in mijueu naam , dut
24. ut hij u geven. Tot nogtoe
hebt gij niets gebeden in inij-
nen naam: bidt en gij zult
nutvangen, opdat uwe blijd-
schap vervuld zij.
2\'>. Deze dingen heb ik door
gelijkenissen tot u gespro-
ken; maar de ure komt dat
ik niet meer door gelijkenis.
•en tot u spreken zal, maar
u vrijuit van den Vader zal
2ü.verkondigen. In dien dag
zult gij in mijnen naam bid-
den; en ik zeg u niet dat ik
den Vader voor u bidden zal;
27. want de Vader zelf heeft u
lief, dewijl gij mij liefgehad
hebt, en hebt geloofd dat ik
2S.vau God ben uitgegaan. Ik
ben van den Vader uitgegaan
en ben in de wereld geko-
men, wederom verlaat ik de
wereld en ga henen tot den
Vader.
29. Zijne discipelen zeiden tot
hem: Zie, nu spreekt gij
vrijuit en zegt geen gelijke-
:t0.nit; nu weten wij dat gij
alle dingen weet, en gij hebt
niet van noode dat u iemand
vrage; hierom getooven wij
dat gij vau God uitgegaan
\'11. Bijt. Jezus antwoordde hun:
(2. Gelooft gijn»; Zie, de ure
komt en fa nu gekomen, dai
NES 17.
gij zult verstrooid worden
een iegelijk naar het zijne,
en gij mij alleen zult laten.
En nogtana ben ik niet al-
leen, want de Vader is met
83. mij. Deze dingen heb ik tot
i\' gepproken, opdat gij in
mij vrede hebt. In de wereld
zult gij verdrukking hel>-
ben , maar hebt goeden moed,
tk hebdewereldoverwounen.
HOOFDSTUK IJ.
1. Dit heeft Jetus gesproken ,
en bij hief zijne oogen op
naar den hemel, en zeide;
Vader, de ure is gekomen,
verheerlijk uwen Zoon, op-
dat ook uw Zoon u verheer
S.lijke, jrelijkerwijs gij hem
magt gegeven hebt over alle
vleeacb, opdat alwat gij hem
gegeven hebt, hij hun bet
3.eeuwige leven geve. En dit
Is het eeuwige leven, dat zij
u kennen den eenigen waar-
aebtigen Uod, en Jezus
Christus dien gij gezonden
<i.hebt. Ik heb u verheerlijkt
op de aarde, ik heb volein-
digd het werk dat gij mij
gegeven hebt om te doen:
5.en nu verheerlijk mij, gij
Vader, bij uzelven, met de
heerlijkheid die ik bij u had
\'•.eer de wereld was. Ik heb
uwen naam geopenbaard den
menscheu die gij mij uit de
wereld gegeven hebt. Zij
waren de uwen, en gij hebt
mij dezelve gegeven, en zij
hebben uw woord bewaard.
7. Na hebben sij bekend dat
alles wat gij mij gegeven
K. hebt van u is; want de woor-
den die gij mij gegeven hebt,
heb ik hun gegeven, eu zij
hebben ze ontvangen, en zij
hebben waarlijk bekend dat
ik van u uitgegaan ben, en
hebben geloofd dat «tf mij
".gezonden hebt. Ik bid voor
hen ; ik bid niet voor de we-
reld, maar voor degenen die
gij mij gegeven hebt, want
In zij zijn de uwen; en al bet
-ocr page 161-
JOHANNES 1H.
!,.:;
dat g(f mij gezonden heht,
en hen liefgehad hebt gelijk
••\'•gij mij liefgehad hebt. Va*
der, ik wil dat waar ik ben,
ook die bij mij zijn die gij
mij gegeven hebt, opdat /.ij
mijn e heerlijkheid mogen
aanschouwen, die gij mij
gegeven hebt, want gij heht
mij liefgehad vóór de grond -
35.legging der wereld. Regt-
vaardige Vader, de wereld
heeft u niet gekend; maar
ik heb u gekend, en deze
hebben bekend dat gil\' mij
26. gezonden hebt; en ik heb
hun uwen naam bekemlge-
maakten zal hem bekendma*
ken, opdat de liefde waar-
mede gij mij liefgehad hebt
in hen zij, en ik in hen.
HOOFDSTUK IH
1.    Jezus dit gezegd hebbeu-
de. ging uit met zijne
ili-.fi
pelen over de beek Kedron ,
waar een hof was, in welken
hij ging en zijne discipelen.
2. En Judas die hem verried
wist óók die plaats, dewijl
Jezus aldaar dikwijls verga-
derd was geweest roet zijne
3.discipelen : Judas dan ge-
nomen hebbende de bende
krijgsknechten en eeniye die-
naars van de overpriesters
en farize<*rs, kwam aldaar
met lantaarnen en fakkelen
•i. en wapenen. Jezus dan we-
tende alles wat hem overko*
men zoude, ging uit en telde
"i.tet hen: Wien zoekt gij? Zij
antwoordden hem: Jezus den
Nazarener. Jezus zeide tot
hen: Ik ben \'t. En Judas
die hem verried stond óok
8. bij hen. Als hij dan tot ben
zeide: Ik ben\'t, gingen zij
achterwaarts en vielen ter
7. aarde. Hij vraagde hun dan
wederom: Wien zoekt gij ?
En zij zeiden: Jezus den
8. Nazarener. Jezus antwoord*
de: Ik heb u gezegd dat ik
\'t ben: indien gij dan nuj
zoekt,zoo laat deze henen-
mijne i» hef uwe, en h«t
uwe \\n het uiijne; en ik ben
ll-fn hen verheerlijkt. En ik
ben niet meer in de wereld,
maar deze lijn in de wereld,
en ik kom tot u. Heilige
Vilder, bewaar ie in uwen
naain, die gij mij regeren
hebt, opdat zij rrn zijn ge-
12. lijk als wij. Toen ik met
hen in de wereld was, be-
waarde ik ze in uwen naam:
wie trij mij gereven hebt heb
ik bewaard, en niemand uit
hen is verloren gegaan, dan
dexoon der verderfenis, op-
dat de Schrift vervuld worde.
13. Maar nu kom ik tot u, en
•preek dit in de wereld, op-
dat zij mijne blijdschap ver-
viild mogen hebben in zich.
H.zelve. 11>. heb hun uw wonrd
gegeven; en de wereld heeft
ze tri huur, omdat zij van de
wereld niet zijn, gelijk ala
ik van de wereld niet ben.
15. Ik bid niet dat gij hen uit
de wereld wegneemt, maar
dat gij hen bewaart van den
Irt-booze Zij zijn niet van de
wereld, gelijkerwijs ik van
17-dc wereld niet ben. Heilig
ze in uwe waarheid: uw
IS. woord ii de waarheid. Gelij.
kerwijs gij mij gezonden
hebt in de wereld, alvio heb
ik hen ook in de wereld ge-
1". xondeo; en ik heilig mijzel-
ven voor hen, opdat ook zij
geheiligd mogen zijn in
2n. waarheid. En ik bid niet al-
leen voor deze, maar ook
voor degenen die door hun
woord in mij gelooven zul-
21. len : opdat zij allen één zijn ,
gelijkerwijs gij Vader in mij,
en ik in u, dat ook zij in ons
één zijn; opdat de wereld
geloove dat gtf mij gezonden
2\'. hebt. Enikbeb hun de heer-
Hjkheid gegeven die gij mij
gegeven hebt, opdat xij één
zijn gelijk ala wij één zijn:
21.ik in hen, en gij in mij; op-
dat zij volmaakt tijn in één,
en opdat de wereld bekenne
-ocr page 162-
IM                                niihN
l\'.gaati. Opdut het woord ver-
vil ld zoude worden dut bij
gezegd had : Uit degenen die
gij mij gegeven htbt heb ik
niemand verloren.
ld. Sitiiiin Petrus dan heb-
bende een zwaard, trok \'t
•telve uit,, en sloeg des hoo-
gepriesters dienstknecht en
hieuw xijn regterooraf; en de
naain van den dienstknecht
11.was Malcbu*. Jezus dan
zeide tot Pelrm: Steek uw
zwaard in de scheede. De
drinkbeker dien mij de \\ m-
der gegeven beeft, zal ik
dien niet drinken ?
12. I>e bende dan en de overat e
over duizend en de dienaars
der Joden namen Jezus geza-
li>. me ulijk en bonden hem, en
leidden hem henen, eerst tot
Annas, want hij wat de
vrouwivader van Kajafas,
welke de hoogepriester van
14.dat jaar wat: Kajafas nu
was degeen die den Joden
geraden had, dat het nut
was dat f én mensen voor het
volk atierve.
16.     En Sirnon Petrus volgde
Jezus, en een ander di*ct-
pel: deze discipel nu was
den hoogepriester bekend,
en ging niet Jezus in des
lfi.hoogepriesters zaal; en Pi -
(rus stond buiten san df
dear. De anderediscipel dan
die den hoogepriester bekrmi
was, ging uit en sprak mei
de deurwaarster, en bran
17. Petrus in. De dienstmaagd
dan die de deurwaarster was
zeide tot Petrus: Zijt ook gij
niet uit de discipelen van
dezen inensch ? Hij zeide:
is. Ik ben niet. En de dienst-
knechten en de dienaars
stonden, hebbende een ko-
lenvuur gemaakt, omdat bet
koud was, en warmden zich ;
en Petrus itond bij hen en
warmde zich.
19. De hoogepriester dan
vraagde Jezus van zijne dis.
cipelen en van lijne leer.
NE8 18.
SO.Jtxua antwoordt* hem: ik
heb vrijuit gesproken tot de
wereld; ik heb altijd geleerd
in de synagoge en in den
tempel, waar de Joden van
alle planteen tezamenkoinen,
en in \'t verborgen heb ik
Cl.niets gesproken: wat onder-
vraagt gij "\'U \' Ondervraag
degenen die \'t geboord heb-
ben, wat ik tot hes ge*pro-
ken heb; zie, deze weten wm
-2. ik gezegd heb. Knals hij dit
zeide, gat\'een van de diena-
ren, die daarbij stond, Jezus
een kintiebakslag, zeggende:
Antwoordt gij alzoó den hoo-
33. geprieiter ? Jezus antwoord*
de hem : Indien ik kwalijk
gesproken heb, betuig van
het kwade; en indien wM,
\'M. waarom slaat gij mij? (An-
naa dan had hein gebonden
gezonden tot Kajafas den
hoogepriester.)
•&. En Simon Petrus stond en
warmde zich ; zij zeiden dan
tot hem: \'/. ijT ook gij niet
uit zijne discipelen? Hij loo-
cbende bet, en eelde: Ik
\'2Ci. ben niet. Een van de dienst-
knechten des hoogepriester*,
die maagschap was van den*
geen wien Petrus het oor af-
gebouwen had, zeide: Heb
ik u i.ift gezien in den hof
"27. niet bem \'t Petrus dan loo-
cbende het wederom; entei*
stood kraaide de haan.
SS. Zij dan leidden Jezus van
Kajafas in het regtbuis, en
het was \'s morgens vroeg.
En tij gingen niet in bet
regtbuis, opdat zij niet ver.
ontreinigd souden worden,
maar opdat zij hel pascha
29,«teil mouten. Pilatua dan
ging tot ben uit, eu zeide:
Wat beschuldiging brengt gij
30, tegen dezen inensch ? Zij «»\'-
woordden en zeiden tot hem :
Indien deze geen kwaad-
doener was, zoo zouden wij
hem u niet overgeleverd heb-
8|. ben. Pilatua dan zeide tot
ben: Neemt g$f hein en oor-
-ocr page 163-
JOHANNES 19.
dcell hem naar uwe wet. 1>«
Joden dan zeiden tot hein :
Het ia ons niet geoorloofd
:ü. iemand te dooden. Opdat
het woord van Jezus vervuld
wierd, dat hij gezegd had
het eek en ph ilc boedanigen
dood hij sterven zoude.
33.     Pilatus dan ging wederom
in het rcgthuis.en riepJe.
zus, en zeide tot hem : Zijt
gij de Koning der .loden *
34. Jemt antwoordde hem: Zcnt
gij dit van uzelven, of heb-
hen \'t ii anderen van mij ge-
.vi.ieiïii: 1\'ilaius antwoordde:
Hen ik een Jood? Uw volk
en de overpriesters hebben u
aan mij overgeleverd: wat
ttft.bebt Rij gedaan ? Jezus «in-
woordde: Mijn koningrijk
is niet van deze wereld: in-
dien mijn koningrijk van de-
ze wereld was, zou zonden
mijne dienaars gestreden
hebben , opdat ik den Joden
nietwareovergeleverd; maar
nu is mijn koningrijk niet.
:i". vanhier. I\'Hatus dan zeide
tot hem: Zijt ^ijdan een ko-
ning ? Jezus antwoordde: Gij
zegt dat Ik een koning ben.
Hiertoe ben ik geboren en
hiertoe hen ik in de wereld
gekomen, opdat ik dcrwaar-
heid getuigenis geven zonde.
Ken iegelijk die uit de waar-
beid is hoort mijne stem.
:«*. I\'Hatus zeide tot hem: Wat
is waarheid ? En als hij dst
gezegd had, ging hij weder-
oiu uit tot de Joden, en zeide
tot hen : Ik vind geen schuld
-.i.in hem. l>och gij hebt. een
gewoonte, dat ik u op het
paecha eenen loslate: wilt
gij dan dat ik u den Koning
ln.der Joden loslate? Zij dan
riepen allen wederom, »eg-
xende: Niet dezen, maar
liarabbas. En Barabbas was
een moordenaar.
HOOFDSTUK 1».
1.     Toen nam I\'ilatua dan Je-
2. zus en geeselde hem. En de
krijgsknechten een kroon
van doornen gevlochten heb-
bende, zetteden die op zijn
bool\'d,en wierpen hein ern
3.purperen kleed om, en zei-
den: Wees gegroet gij Ko-
ning der Joden ; en zij gaven
hem kinneuaksla^en.
4.     Pilatus dan kwam weder*
om uit, en zeide tot hen:
Zie, ik breng hem tot ulie-
den uit, opdat gij weetdHt
ik in hem geen schuld vind.
a. Jezus dank wain uit, dragen*
de de doornenkroon en bet
purperen kleed; en Pitatv*
zeidetot hen. Zie.demeii\'ch.
6. Als hem dan deoverpriesters
en de dienaars zagen , riepen
zij, zeggende: Kruis hem,
kruis hem. Pilatus zeide tot
hen: Neemt giflieden hem
en kruist hem, want ik vind
7. in hein geen schuld. DeJo-
den antwoordden hem: Wij
hebben een wet, en naar
onze wet moet. bij sterven,
want hij heelt zichzelven
Gods Zoon gemaakt.
5.     Toen l\'ilatus dan dit woord
hoorde werd bij meer be-
D.vretsd.en ging wederom in
het regthuis, en zeide tot
Jezus; Vanwaar tijt gij \'-
Maar Jezus gat\' hem geen
Iii.amwoord. l\'ilatus dan zeide
tot hem : Spreekt gij tot mij
niet ? Weet gij niet dat ik
magt heb u te kruisigen en
ll.magt heb u lostelaten ? Je-
zus antwoordde: Gij zoudt
geen magt hebben tegen mij,
indien het u niet van boven
gegeven was. daarom die
mij aan u heeft overgeleverd ,
13, heeft grooter zonde. Van toen
af zoebt l\'ilatus hem lo«tela-
ten;maar de Joden riepen,
zetrgende: Indien gij dezen
loslaat, zoo zijt gij des kei-
zers vriend niet: een iegelijk
\'i ie zichzelven koning maakt,
wederspreekt den keizer.
13. Als Pilatus dan dit woord
boorde, bragt hij Jezus uit,
en zat neder op den regter.
-ocr page 164-
J0HANNE8 19.
I.,f.
stoel, in d* pumi. genaamd
Lithoatrotoa, cd In \'t Iï«.
11. breeuwsch Gnbbatlia. Kn het
was de voorbereid in* van het
pascha, en omtrent de zeade
ure; en hij zeide tot de Jo-
1-i.den: Zie, uw Koning. Mur
zij riepen: Neem weg, neem
wee, krui» hem. Pilatus zel-
de tot hen : /al ik uwen Ko-
ning kruisigen ? De over-
priesters antwoordden: Wij
nebben veen koning dan den
16. keizer. Toen gaf hij hem dan
hun over, opdat hij gekruist
zoude wotden,
Kn zij namen Jezus en
17.leidden hem weg, en hij dra-
tcende zijn kruis, ging uil
naar de plaat* genaamd
Hoofd schedelplaats, welke
in \'t Hebreeuwsi-h genoemd
18. wordt Oolgorha; alwaar zij
hem kruisten en met hem
twee anderen, aan elke sijde
Nfii. en Jezus in\'t midden.
iv. Kn i\'ilatus schreef ook een
opschrift, en zetteda\' op bet
kruis; en er was geschreven:
Jltzra l)K NlKAKKNÏK, IIK
%Koniv; iikk JoitKN. Dit op-
schrift dan lazen velen van
de Joden, want de plaats
waar J er.us gekruist werd was
nabij de stad; en het was ge-
schreven in \'t llebreeuwech,
in \'t Grieksch, >,, in \'t La-
31.lijn. De overpriestera dan
der Joden zeiden tot Pilatua:
Schrijf niet: De Koning der
Joden, maar dat hij gezegd
heeft: Ik ben de Koning der
33. Joden. Pilatus ant woordde i
Wat ik geschreven heb, dat
heb ik geschreven.
23. De krijgakneehten dan als
zij Jezus gekruist hadden,
namen zijne kleederen \'en
maakten vier deelen, voor
eiken krijgsknecht een deel)
en den rok. De roti nu was
zonder naad, van boven
wien dit zijn zal; opdat de
Schrift vervuld worde, die
zegt: /.ij hebben mijne
kleederen onder zich
verdeeld, e n o v e r m ij-
ne kleeding hebben
zij het lot geworpen.
Dit hebben dan de krijg*
knechten gedaan.
SA. Kn bij het kruit van Jezus
stonden zijne moeder, en
zijnr inoedersiuMer Maria
de vrouw van Klopaa, en
Ï6. Maria Magdalena. Jezus nu
ziende itf«* moeder, en den
discipel dien hij liefhad
daarbij staande, zeide tot
zijne moeder: Vrouw, zie.
7.uw zoon. Daarna zeide hij
tot den discipel: Zie, uwe
moeder. Kn van die ure aan
nam haar de discipel in zijn
S. Hierna Jezus wetende dat
nu alles volbragt was, op-
dat de Schrift zoude vervuld
\'J.worden, zeide: Mij dorst. Kr
stond dan een vat vol edik,
en zij vulden een spons met
edik, en omleiden ze met
hysop, en bragtcn ze aan
30.zijneu mond. Toen Jezus dan
den edik genomen had, zei-
dehij: Het is volbragt, en
bet hoofd buigende gaf hij
den geeat.
81. De Joden dan, opdat de
ligchamen niet aan het kruis
zouden blijven op den tab.
bat, dewijl het de voorbc-
rcidingwas, (want die dag
des sabbats was groot), ba.
den Pilatus dat hunne bee-
nen zouden gebroken en zij
t3. weggenomen worden. De
krijgsknechten dan kwa.
men. en braken wel de bee-
uen des eersten en des umie
ren die met hem gekruist
4:i.was, maar komende tot .ie.
zus, als zij zagen dat hij nu
gestorven waa, zoo braken
24. uit één stuk geweren; zij dan :u zij zijne beenen niet, maar
zeiden tot elkander: Laat een der krijgsknechten door-
ons dien niet acheurco, maar stak zijne sijde met een
Iaat ons daarover loten, voor1 speer, en terstond kwam er
-ocr page 165-
JOFIANNES 20.
ir.7
Xó.bloed f 11 water uit. En die
het gezien heeft die heeft het
getuigd, en zijn getuigenis
is waarachtig, en hij weet
dat liij zegt \'t geen waar
is, opdat ook gij gelooven
UC.moogt. Want deze dingen
Kij d geschied opdat de Schrift
vervuld worde: Oeenbeen
van hem gal verbroken
\'••\' w o r d f. n ; en wederom zegt
een andere Schrift i /, ij i u 1 -
1 e n z i e n in welken e ij
gestoken he bben.
38. En daarna Jozef van Arl-
mathla (dfe een diacipel van
Jezus wat, maar bedekt om
de vrees der Joden) bad l\'i-
latus dat hij mogt het lig-
chaani van Jezus wegnemen ;
en Pllatus liet het toe. 11 ij
dan ging en nam het llg-
W. chaam van Jezus weg. En
Nicodemua kwam óók, (die
dea nachts tot Jezus bet
eerst gekomen was), bren-
gende een mengsel van mirre
en aloc, omtrent honderd
i0. ponden pewigt. Zij namen
dan het ligchaam van Jezus
en bonden dat in linuen
doeken met de specerijen,
gelijk de Joden de gewoonte
41. hebben van begraven. En
er was in de plaats waar hij
Ïekruint was een hof, en in
en hof een nieuw graf, in
hetwelk nog nooit iemand
42, gelegd waa geweest: al-
daar dan leiden zij Jezus,
oin de voorbereiding der Jo-
den, overmits het graf nabij
was.
HOOFDSTUK «O.
1. En op den eersten dag der
week ging Maria Magda*
lena vroeg, als het nog du in-
ter was, naar het graf, en
zag den steen van het graf
".weggenomen. Zij liep dan
en kwam tot Simon Petrus
en lot den anderen discipel,
welken Jezus liefhad, en
zeide tot hen: Zij hebben
den Heer weggenomen uit
het graf, en wij weten niet
waar zij hein gelegd hebben.
3. Petrus dan ging uit, en de
andere discipel, en zij kwa-
4. men tot het graf; en deze
twee liepen tegelijk. Eu de
andere discipel liep vooruit.
sneller dan Petrus, en kwam
5. het eerst tot het graf; en als
hij nederbukte zag hij de
doeken liggen, uogtans ging
6. hij er niet in. Simon Petrus
dan kwam en volgde hein ,
en ging in het graf, en zag
7. de doeken liggen; en den
zweetdoek , die op zijn hoof»!
geweest was, xag hij niet
bij de doeken liggen , maar
afzonderlijk in een andere
S.plaatstezamengerold. Toen
ging dan ook de andere dis-
clpel er iu , die het eerst tot
het graf gekomen was, en
9.zag het en gelooide: want
zij wisten nog de Schrift
niet, dat hij van de dooden
0. moest opstaan. I>e disei-
pelen dan gingen wederom
naarhuis.
                        ...
1.    En Maria stond buiten hij
het graf weenende. Als zij
dan weende, bukte zij in het
2. graf, en zatr twee engelen
in witte kletteren zitten .één
aan het hoofd en één aan de
voeten, waar het ligchaaiii
S. van Jezus gelegen had. En
die zeiden tot baar: Vrouw ,
wat weent gij ? Zij zeide tot
hen: Omdat zij mijnen Heer
weggenomen hebben, en ik
weet niet waar zij hem ze-
.l.legd hebben. Enalszij.dtt
gezegd had, keerde zij zich
achterwaarts, en zag Jezus
staan, en zij wist niet dat.
15. het Jezus waa. Jezus zeide
tot haar: Vrouw , wat weent
gij? Wien zoekt gij? Zij
meenende dat het de bove-
nier was, zeide tot hem:
Heer, zoo f if hem wj/gedra:
gen hebt, zeg mij waar gij
hein gelegd W. en Ik «1
fi. hem wegnemen. Jeiua zeide
tot haar: Maria! Zij zich
-ocr page 166-
I5B                                     JOIUN!
mnkremidr zeide tot hem:
Kabbouni/I welk in gezegd
17. Meester. Jezus zeide tot
haar: Haak mij niet aan,
want ik ben dok niet op «e va
ren tot mijnen Vader; maar
ga henen tot mijne broeden,
en zeg hun : Ik vaar op tot
ulijnen Vader en uwen Va-
der , en lot mijnen God en u-
is. wen God. Maria Magdalena
ging en boodschapte den
discipelen, dat zfj den Heer
gezien had, en dnf hij haar
dit gesegd had.
19, Als het dan avond was op
dien eersten dat; der week,
en als de deuren gesloten
waren, waar de discipelen
vergaderd waren, 0111 de vrees
der Joden, kwam Jezus en
stond in het midden, en zei*
de tot hen : Vrede zij ulie-
21*. den. En dit gezegd hebbende
toonde hij bun zijne handen
en tune zijde. De dtscine*
len dan werden verblijd als
.l.zij den Heer zagen. Jezus
dan zeide wederom tot hen 1
Vrede zij ulieden : Keiijker,
wijs mij de Vader gezonden
heeft, zend ik ook ulieden.
24.El als hij dit gezegd had,
blies hij op hen , en zeide tot
hen: Ontvangt den lleili*
23, gen Geest. Zoo gij iemands
zonden vergeef:, dien worden
ze vergeven . zoo gij iemand»
tnnden houdt, dien zijn ze
gehouden.
24,     Mi Thomas, een van de
twaalf, rexegd Didyaius,
was met hen niet toen Jezus
:\'.i. daar kwam. De andere dis-
cipelen dan zeiden tot hem ?
Wij hebben den Heer gezien.
]>och hij zeide tot hen: ln-
dien ik in zijne handen niet
zie het teeken der nagelen,
en mijnen vinger steek in
het teeketi der nagelen, en
steek mijne hand in zijne
zijde, Ik zal geenszins gelot>-
i\'ii.ven. Kn na acht dagen wa-
reu zijne discipelen wederom
biuiien, en Thomas met hen .
en Jezus kwam als de deuren
gesloten waren, en stond in
het midden, en zeide: Vrede
27. «ij ulieden. Daarna zeide
hij tot Thomas: Itreng uwen
vinger hier, en zie mijne
banden , en breng uwe hand
en steek ze in mime zijde, en
wees niet ongeloovlg maar
28, gcloovig. En Thomas ant-
woordde en telde tot hem:
\'.\'". Mijn lieer ril mijn (in.I. ,1c
zus zeide tot hem 1 Omdat gij
mij gezien hebt, Thomas ,
zoo hebt gij geloofd: zalig
zijn te die niet zullen gezien
hebben en nofftanë zullen
geloofd hebben.
8B, Jezus dan heeft nog »>l
vele andere teekeneu in de
tegenwoordigheid xijnerdis*
cipcleu gedaan, die niet
zijn geschreven in dit boek ;
31, maar deze zijn geschreven,
opdat gij gelooft dat Jezus
is de Christus, de Zoon
Gods, en opdat gij gelooven*
de het leven hebt in zijnen
naam.
HOOFDSTUK «I.
1,     Nadezen openbaarde Jezus
zicbzelven wederom den dia-
cipelen aan de zee van Tibe*
rias; en hij openbaarde zich
2. aldus. Er waren tezamen
Simon Petrus, en Thomas
gezegd Didyraus.en \\"i!i»-
nael die van Kana in Gnli-
lt\'-a was, en de tonen van \'/.<•
bede lis, en twee andere vmi
:t.zijne discipelen. Simon IV*
trus zeide tot hen: Ik ga
viBschen. Zij zeiden tot hem:
Wij gaan ook met u. Zij gin*
gen uit, en traden terstond
in het schip, en in dien
4. nacht vingen zij nieta. Eu
aU het nu morgenstond ge-
worden w as, stond Jesua op
den oi-v-r; doch de discipe*
len wisteu niet dat bet Je*
A, sus was. JezuB dau zeide tot
hen: Kiuderkeiis, hebt gij
uiel eeltige toespijs\' Zij
antwoordden hem: Mri-ii-
-ocr page 167-
J01IA.NNKS 21.
ti. Eu hij zeide tot hen: Werpt
bet net aan de re g terzijde
van \'t achip, en gij zult «in-
den. Zij wierpen \'t dan , en
kunden hetzelve niet meer
trekken vanwege de menigte
7. der visschen. Dr discipel
dan welken Jezus liefhad
xeide tut Petrus: Het is de
Heer. Simon Petrus dan
hourende dat het de Heer
waa, omgordde het opper
kleed (want hij waa naakt)
en wierp zichzelven in de
S. zee. En de andere discipelen
kwamen met het scheepkeu,
i want zij waren niet ver van
\'t land , maar omtrent twee-
honderd ellen), slepende het
9. net met de visscuen. Ala zij
dau aau \'t land gegaan wa-
ren, zagen zij een kolenvuur
liggen, en visch daarop Iig-
1U.«en, en brood. Jezus zeide
tot hen: Urengt vande\\in-
achen die gij nu gevangen
tl. hebt. Simon Petrus ging op
en trok bet net op het land,
vol groote visschen, lot hou.
derd drieéuvijftig; en boe-
wel «r zoovele waren, zoo
Inscheurde het net niet. Jezus
zeide tot hen: Komt her-
waarta, houdt het middag-
maal. En uiemand van de
discipelen durfde hem vra-
gen: Wie zijt gij? wetende
li.dHt bet de Heer was. Je*
zua dan kwam, en nam het
brood, en gaf het hun, en
U.den visch desgelijks Dit
waa nu de derde maal dat
Jezus zijnen discipelen ge-
openbaard is, nadat hij van
de dooden opgewekt waa.
la. Toen zij dan het middag-
maal gehouden hadden, zei-
de Jezus tot Simon Petrus:
Simon Jumi\'h.-wiii, hebt gij
mij liever dan deze ? Ii ij Mi-
da tot hem: Ja Heer, gij
weet dat ik u liefheb. Hij
seide tot hem: Weid mijne
Ui. lammeren. Hij zeide weder-
\'im tot hem ten tweeden
male: Simon Jona\'» t",.»,
bebt gij mij lief ? Hij zeide
tot hem: J« Heer, gij weet
dat ik u liefheb. Hij zeide
tot hem: Hoed mijne *cha-
17. pen. Hij zeide tot hem ten
derden male : Simon Jona\'*
titan , hebt gij mij lief ? Pe-
trus werd bedroefd, omdat
hij ten derden male tot hein
zeide: Hebt gij mijliel\'? en
zeide tot hem: Heer, gij
weet alle dingen, gij weet
dat ik n liefheb. Jezus zeide
tot hem: Weid mijne scha.
IS. pen. Voorwaar, voorwaar
zeg ik u, toen gij jonger
waart, «orddet gij uielveu
en waudeldet alwaar gij wil-
det; maar wanneer gij zult
oud gewmden zijn, zoo zult
gij uwe banden uitst rekken,
eu een ander zal u gorden
en brengen waar gij niet
19. wilt. En dit zeide hij, be-
teekenende met lioedauigen
diod hij God verheerlijken
zoude.
En dit gesproken hebbende
xeide hij tot hem: Volg mij.
SO, En Petrus zich omkeerende
<ag den discipel volgen wei-
ken Jezus liefhad, die ook
aan het avondmaal op zijne
borat gevallen waa eu ge-
zegd bad: Heer, wie ia \'t
21. die u verraden zal ? Als Pe-
trus dezen zag, zeide hij tut
Jezus: Heer, maar wat xal
22. deze? Jezua zeide tot beni:
ludien ik wil dat hij blijve
totdat ik kom, wat gaat het
S.\\x aan? Volg xij mij. Dit
•voord dan (ing uit onder de
broederen, dat deze discipel
niet zoude sterven; en Jezus
had tot hem niet gezegd dat
hij niet sterven zoude, maar:
Indien ik wil dat hij blijve
totdat ik kom, wat g««i het
u aan?
14. Deze ia de discipel die van
deze diagen getuigt en deze
dingen geschreven beeft, eu
wij weten dat zijn getuigeuis
[S. waarachtig ia. Euersljn nog
vele andere dingen die Jezus
-ocr page 168-
00                                  fUNDKI.INQKN 1.
K**il«Rii keelt, welke ZQOttJi de Wereld zelve ile geat\'lire-
rik tn \'i bijzonder geachre-l ven boeken niet zoude be-
ven verden, ik acht dat ook I vatten. Amen.
OH RANDEL1NGRK
A POSTELEN,
BESCHREVEN
DOOK LU<JAS
genheden, die de Vader in
lijn eigene uiagt gesteld
S.heeft; maar gij mlt ontvan
gen de kracht dea Heiligen
Geeatea die over u komen
zal, en gij zult mijne getui*
gen zijn, zoo te Jeruzalem
ala in geheel Judéa en Sa.
marie , eu tot aan bet uit er
y. ate der aarde. En ala bij
dit gezegd had , werd hij op>
genomen daar zij het za-
gen, en een wolk nam hem
10. weg van hunue oogeo. En
ala zij hunne oogen naar
den hemel hielden terwijl
hij heuenvoer, zie, twee
mannen atooden bij ben in
11.  witte kleeding, welke ook
zeiden i Gij Galileeacbeman.
nen, wat ataat gij en ziet
óp naar den hemel ? Deze
Jezua, die van u opgenomen
ia in den hemel, zal alzóó
komen gelijkerwija gij hem
naar den hemel hebt zien
henenvaren.
12.     Toen keerden zij weder
naar Jeruzalem, van den
berg die genaamd wordt de
OlijfAerjr, welke ia nabij Je-
ruzalem, liggende vandaar
ut. een aabbatareia. E-n ala zij
ingekomen waren, gingen
zij op in de opperzaal waar
zij bleven, namelijk Petrua
en Jarobua, eu Johannea,
en Andréaa, Filippna en
HOOFDSTUK I.
I. Het eerate boek heb Ik
gemaakt, o Theofilua, van
al hetgeen Jezua begonnen
heeft beide te doen en te
S.leeren, tot i>i> den dag op
welken hij opgenomen la,
nadat hij door den Heiligen
Geeat aan de apoatelen, die
hij uitverkoren had, bevelen
:i.bad gegeven; aan welke hij
ook, nadat hij geleden had,
ziehzelven levend vertoond
heelt, met vele gewiaae keu-
teekenen, veertig dagen
lang, zijnde van hen ge-
zien, en sprekende van de
dingen die het koningrijk
t.Goda aangaan. En ali bij
met hr,t vergaderd vu, be-
val hij liun dat zij van Jeru-
salem niet arbeiden souden,
maar verwarhteo de belofte
dei Vadera, die gij (zeidr
hij)
van mij gehoord hebt,
i.wMiit Johaanea doopte wel
met water, maar g\\f mlt
met den Heiligen Geelt, ge-
doopt worden niet lang na
fi. deze dagen. Zij dan dieteza-
mengekomen waren vraag,
den hein, leggende: Heer,
snit gij in dezen tijd aan
larael het koningrijk weder-
7.oprigten? En hij teide tot
hen: Het komt u niet toe
te weleu de tijden of gele-
-ocr page 169-
HANDELINGEN il.
161
Thomas, Bartholomeus en
Mattheua, Jacobua de toon
vhij AllVir». «u SilUUD \'At\\o-
tea, en Judas de broeder van
i I.Jacobus, Deze allen waren
eendragtig volhardende in
\'t bidden en smeek en f met
de vrouwen, en Maria de
moeder van Jexua, en met
zijne broeden.
15.     I\'.n in die dagen atond l*e-
trus op in \'t midden der <li*
f\\pelen, en iprak (erwaa nu
een schare bijéén van om-
trent honderd en i. wint is
16. personen) : Mannen broe-
dera, deze Schrift moest
vervuld worden, welke de
Heilige Geest door den mond
Davids voorzegd heeft van
Judas, die de leidsman ge-
weest ia dergenen die Jeius
17. vingen; want hij was niet
ons gerekend en had het lot
deier bediening verkregen.
IN. Deze dan beeft verworven
een akker door het loon der
ongeregtigheid, en voorover-
gevallen lijnde ia midden
opgenomen, en al xijne in
gewanden zijn uitgestort
19. en het is bekend gewordei
allen die te Jeruzalem wo
nen, altoo dat die akker in
hun eigen taal genoemd
wordt Akeldama, dat is, een
\'.\'<•. akker des bloeds. Want er
staat irescbreven in \'t boek
der psalmen: Z f j n e w o o n-
stede worde woest, en
er zij niemand die in
dezelve wone, en: Een
ander neme zijnopsie-
21.nersambt. Met ia dan
noodig dat van de mannen,
die met ons omgegaan heb.
\'irn al den tijd in welken de
Heer Jezua onder ons in
22.en uitgegaan is, beginnende
van den doop van Johannes,
<ot den dag toe op welken
bij van ons opgenomen ia,
é(*n derzelvemet ons getuige
23. vi orde zijner opstanding. En
zij stelden er twee, Jozef
genaamd Barsnbaa, die toe*
genaamd wan Jushis, m
24. Matthias. Kn zij baden en
zeiden: Gij Heer, gij kenner
der harten van allen, wijn
van deze twee één aan dien
26.gij uitverkoren hebt, om ie
ontvanren het lot van deze
bediening en dit apostel•
schap, waarvan Judas afgr-
weken is, dat hij henenging
2fi.inzijn eigen plaats. Kn zij
wierpen hunne loten, en het
lot viel op Matthias, en hij
werd met algemeene toe -
stemming tot de elfapnste-
len gekozen.
HOOFDSTUK l.
1.     Ën ala de dag van het
pinkaterr>e«f vervuld werd,
waren zij allen eendragtig
2. bijeen. Kn er geschieddr
haaetelijk uit den hemel een
geluid, gelijk als van . een
geweldigen gedreven wind,
en vervulde het geheele buis
:i.waar zij zaten; en van hen
werden gezien verdeelde ton>
gen als van vuur, en het zat
i op een iegelijk van hen ; en
zij werden allen vervuld met
den Heiligen Geest, en be-
gonnen te spreken met. an-
dere talen , zooals de Geest
hun gaf ulttespreken.
S. Eu er waren Joden te Je-
ruzalem wonende, god vruch\'
tige mannen van allen volke
dergenen die onder den he-
li.mei zijn: en ala deze stem
geschied was, kwam de me-
nigte tezamen en werd be-
roerd, want een iegelijk
hoorde hen in ttijn eigen taal
7. spreken En zij ontzetteden
lich allen en verwonderden
zich, zeggende tot elkander:
\'/At, zijn niet alle deze die
s.daar apreken Galilecra? En
hoe booren wij ze een tege-
tijk in onze eigen taal in
y. welke wij geboren zijn ? l\'ar-
thers en Meden en Klaini-
ii-ii, en die inwoners zijn
vanMesopotami*.;,en Jmiéa,
en Cappadoclë, Pontus en
-ocr page 170-
1NGKN i.
ii nm.i.
Ui.Azii*. en Krygië, en Pain-
fylië, Egypte, en de deelen
vhii Ltbye hetwelk bij Cyrenc
lig*, en uitlandsche Romei-
nen , beide Joden en Jodege
U.nooten, Oetenzen en Ara-
bieren , wij faooren ze in oDze
tulen de groote werken Gods
12. spreken. En zij ontzetteden
/.iel] allen en werden twijfel-
moedig, zeggende de één
tegen den ander: Wat wil
IS, toch dit zijn ? En anderen
«pottende zeiden: Zij zijn
vol zoeten wijn.
II. Maar l\'etrua staande met
de elf, verhief zijne stem en
«prak tot hen: Gij .Tood«che
mannen, en gij allen die te
Jeruzalem woont, dit zij u
bekend, en laat mijne woor-
ileti tot uwe ooren ingaan.
i.i, \\v«nt deze zijn niet dron-
ken, gelijk gij vermoedt;
want het is eerst de derde
16.ure van den dag; maar dit
is het wat gesproken is tioor
17-den profeet Joelt En het
zalzijn in de laatste
dagen (zegt Gnd), ik
?. al uitstorten van inij-
n e n Geest op alle
vleesch, enuwezonen
en uwe dochters zul.
lenprofeteren.cnuwe
jougelingenzulleuge-
zigten zien, en uwe
nudenznllendroomen
IN.drooinen; en ook op
mljnedienstknecbten
en op mijne diensr-
uiaagden zal ik in die
dagen van mijnen
Geest uitstorten, en
zij zullen profeteren.
l\'i. IS ii ikzalwonderenire-
ven in den heinel bo-
v c n, e n teekenenopde
aarde beneden, bloed
en vuur en rookdamp.
20. De zon zal veranderd
worden in duisternis,
en de in aan in bloed,
eerdat de groote en
doorluchtige dag des
Si. M i\'iri\' u koint. Kn het
zal zijn il at ren iflge-
lijk, die den naam de«
Heerenzalaanroepen,
•22. zalig zal worden. Gij
Israëlitische mannen, hoort
deze woorden: Jezus de Na-
zarener, een man van God
onder ulieden betoond door
krachten en wonderen en
teekenen , die God door hem
gedaan beeft in \'t midden
vau ii. gelijk ook gij zelve
ill.weet: dezen, door den bc-
paalden\'raad en voorkennis
Gods overgegeven zijnde,
hebt gij genomen en door
de handen der onreitvaar-
digen aan \'/ kruit gehecht
--t.pn gedood : welken God op-
gewekt heeft, de smarten
des doods ontbonden heb-
bende, alzoo het niet moge-
lijk was dat hij van denzelve
zoude gehouden, worden.
_.i. Want David zegt van hem:
Ik zag den Heer teal-
len tijde vóór mij: want
hijisaanmijne regter-
hand, opdat ik niet be-
20.wogen worde. Daarom
is mijn hart verblijd
enmijn tong verheugt
zich, ja ook mijn
vleesch zal rusten in
?7.hope; want gij zult
mijne ziel in de hel
niet verlaten, eniuli
uwen Heilige niet
«rergeven om verder-
SM.ving te zien. Gij hebt
mij de wegen des 1 e-
vens bekendgemaakt;
g ij zult in ij vervullen
met verheiiging door
29. uw aangetigt. Gij man
nes broeders, het is wi; «e
oorloofd vrijuit tot u te «pre-
hen van den patriarch David.
dat hij beide gestorven en
begraven is, en zijn graf is
onder ons tot op dezen dag.
80. Alzoo bij dan een profeet
was, en wist dat God hem
met eede gezworen had, dat
hij uit de vrucht zijner len •
de, zooveel het vleeech aan-
\\
-ocr page 171-
IUMiKI.1
yiKi, den « iimhii» verwek*
ken zoude, om hem op lijnen
triton te zetten, zoo heeft
hij dit voorziende gesproken
•• mi de opstanding van Chri*-
tus. dat lijne stel niet is
verlaten in de hel noch zijn
vleeach verderving heeft ge-
iicn. Dezen Jezus heeft God
opgewekt, wnarvan wij al-
.len getuigen zijn. Dij dan
door de regterAonrf Gods
verhoogd zijnde, en de be-
lofte des Heiligen Geestes
ontvangen hebbende van den
Vader, heeft dit uitgestort
wat Brij nu liet en hoort.
.Want David ia niet opge*a-
ren in de hemelen; maar
ui]/.\'Kt: De lieer heeft
Keiproken tot mijnen
Heer: Zit aan mijne
.regterAaad, totdat ik
uwe vijanden zal g e-
zet hebben tot een
voetbank uwer voeten.
Zoo wete dan zekerlijk bet
gansche hui» Israël*, dat
God hem tol een Beer en
Chrisma gemaakt heeft, nn-
melijk
dezen Jeiua dien gif
gekruist hebt.
Kn ali zij dit hoordeu,
werden zij verslagen in het
hart, en xeiden tot Petrus
en de andere apoitelen i Wat
\'u 11 en wij doen, mannen
.broeders? En Petrus teide
tot hen : Bekeert u, en een
iegelijk van u worde gedoopt
in den naam van Jetu» Chrin<
tui tot vergeving der zou-
den , en gij zult de gave des
Heiligen Geeste» ontvangen
. Want u komt de belofte toe t
en uwen kinderen, en allen
die verre zijn, soovelen als
er de Heer onze God toe roe-
.pen zal. Kn met veel meer
andere woorden betuigde hij
en vermaande M, zeggende:
Wordt behouden van dit ver-
.keerd geslacht. Wie dan
lijn woord gaarne aannamen
werden gedoopt; en er wer
den op dien dag tot hen toe
NOKN :i.
gedaan omtrent dricda
zielen.
En zij waren vnlhaïdfënc\'r
In de leer der apostelen, en
in de gemeenst-hap, en in dr
breking des broods, en in
43.de gebeden. Kn een vree»
kwam over alle ziele, en vele
wonderen en teekenen ge-
arhiedden door de apostelen.
11. Knallen .lic geloofden na-
ren l>iji?cn, en hadden alle
4Y dingen gemeen; en zij ver-
kochten hunne goederen en
have, en verdeelden dezelve
aan allen, naardat elk van
16. noodehad; en dagelijks een-
dragtig in den tempei vol-
hardende, en van huis tot
huis brood brekende, aten
zij teznmeu met verheuging
en eenvoudigheid des har-
47\' "\'" , en prezen God en had-
den genade bij het gansene
volk. En de Heer deed da-
gelijks tot de gemeente die
zalig werden.
HOOFDSTUK 3.
1. Petrus nu en Johannr»
gingen tezamen op naar den
tempel omtrent de ure des
gebed*, zijnde de ne<ende
•2,ure Kn een zeker man, die
kreupel was van den moeder.
schoot af, werd gedragen,
welken zij dagelijks ieite-
den aan de deur des tempel*
genaamd de Scboone, om
een aalmoes te begeeren van
degenen die in den tempel
\'a.gingen: welke 1\'etrus en.)o-
bnnnes ziende als zij in den
tempel zouden ingaan, bad
dat hij een aalmoes mogt
4. ontvangen. En 1\'etrus sterk
opbemsiende, met Joban-
i.iie», telde: Zie op ons. En
hij hield de oogen op ben,
verwachtende dat hij iets
van hen soude ontvangen.
fl.En Petrus zeidc: Zilver en
goud beb ik niet, maar r:\'*/
geen Ik heb dat geef ik u:io V
den naam van Jeius Chri»-
tua den Naaarener, sta op en
-ocr page 172-
IJ NOEN ;(.
161                                     rUM\'l
/.wandel. In heiu grijpende
hij de regterhand, rigtte hij
Atmapien terstond werden
zijne roeten en enkels vast,
H.en hl) opspringende stond
en wandelde, en ging met
hen in den tempel. wande-
lende en springende en )o-
tf.vendeGod. Kn al het volk
san hem wandelen en (iod
10. loven; en zij kenden hem
dat hij die was, die om een
aalmoes gezeten had aan de
Schoone poort des tempels ,
en lij werden vervuld met
verbaasdheid en onttetting
over hetgeen hem geschied
was.
11.     En als de kreupele, die ge-
zondgemaakt was, aan IV
trus en Johannes vasthield,
liep al het volk gezamenlijk
tot hen in In t voorhof\'t welk
Salomo\'s voorhof genaamd
12.wordt, verbaasd zijnde. Ën
Petrus dat ziende, antwoord-
de tot het volk i Oij Israeli-
tiicbe mannen , wat verwon
dert gij ii over dit, of wat
ziet gij io» sterk op ons,
alsof wij door onze eigene
kracht of godzaligheid de
zen hadden doen wandelen?
13, De God Abrahams en Isaaks
en Jakobs, de God onser
vaderen, heeft zijn kind Je-
iii» verheerlijkt, welken g tf
overgeleverd hebt, en hebt
hem verloochend voor het
aangezigt w»n Pilatus, als
hij oordeelde dat men Arm
II. zoude loslaten; maar «y
hebt den Heilige en Regt-
vaardige verloochend, en
hebt begeerd dal u een man
die een doodslager was zoude
15.geschonken worden; en den
Vorst des levens hebt gij ge
dood : welken God opgewekt
heeft uit de dooden, waar-
In. van wil getuigen zijn. En
door het geloof in zijnen
naam heeft zijn naam de-
ten gesterkt, dien gij ziet
en kent; en het geloof dat
door hem is heeft hem deze\'
volmaakte gezondheid g»ge-
ven, In u aller tegenwnor-
digheid.
17.     En nu broeders, ik weet
dat gij \'t door onwetendheid
gedaan hebt, gelijk ala ook
18. uwe oversten; maar God
heti\'t alzóó vervuld \'t geen
hij door den mond van al
zijne profeten tevoren ver-
kondigd had, dat de Chris.
19. tus lijden zonde. Betert u
dan en bekeert u, opdat uwe
zonden mogen uitgewischl
worden, wanneer de tijden
der verkoeling zullen geko-
men zijn van het aangezigt
30. des Heeren, en hij gezonden
zal hebben Jezus Christus,
die u tevoren gepredikt is :
21. welken de hemel moet ont-
vangen tot de tijden der we-
deroprigting aller dingen,
die God gesproken heeft door
den mond van al zijne heilige
98, profeten van alle eeuw. Want
Mozes heeft tot de vaderen
gezegd: DeHeeruwGod
tal u een profeet ver-
wekken uit uwe broe-
deren gelijk mij: dien
zultgiihooreninalles
wat hij tot u spreken
93,zal; en hetialgeschie-
den dat alle ziele die
dezen profeet niet zal
gehoord hebben, uit-
geroeid zal worden uit
24.net volk. En ook al de pro
(eten van Samuel aao, en die
daarnagtrolgd zij», zoovelen
als er hebben gesproken, die
hebben ook deze dagen (e-
25.voren verkondigd. Gijlieden
zift kinderen der profeten,
en des verbonds \'t welk God
met onze vaderen opgerigt
heeft, zeggende tot Abra-
ham: En in uwen tade
zullen alle geslachten
der aarde gezegend
20. worden. God opgewekt heb.
bende zijn kind Jetus, heeft
denselven het eerst lot n ge-
zonden, dat hij ulieden ze.
genen zoude, daarin dat bij
-ocr page 173-
HANDELINGEN t                                   is",
een fagelijk rfln h afkeere
mn uwe boosbeden.
HOOFDSTUK 4.
I.     En terwijl itj tot het volk
spraken, kwamen daarover
tot hen de priesters en de
hoofdman den tempels en dr
-. aadduceërs, «eer ontevreden
lijnde, omdat rij het volk
leerden en verkondigden in
Jeans de opstanding uit de
3 dooden, en xij sloegen de
handen aan hen en xetteden
ze in bewarintctot den ande-
ren date; want het wil nu
l. avond. En velen van dege-
nen die het woord gehoord
hadden geloofden, en het
getal der mannen werd om-
trent vijfduizend.
i. En het geschiedde dea an-
deren daags, dat hunne o-
versten en ouderlingen en
schriftgeleerden te Jeruxa-
6,lera vergaderden, en Annas
de hoogepriester, en Kajafas
en Johannes en Alexander,
en zoovel en er van het hoo-
gepriesterlijk geslacht wa-
7.ren; en als xij xe In het
midden gesteld hadden,
vraagden xij: Door wat
kracht of door wat naam
hebt gijlieden dit gedaan ?
".Toen xetde Petrus, vervuld
zijnde met den Heiligen
Geest, tot hen: Gij oversten
dea volks en gij ouderlingen
9. Israels, hIzoo wij heden ge-
regtelijk onderzocht worden
over de weldaad aan een
krank mensch geschied,
waardoor hij gezond k< * \'or-
lO.denis, xoo xij aan u allen
kennelijk en aan het gan-
sche volk Israels, dat door
den naara van Jezus Chris-
tua den Naxarener. dien gtf
gekruist hebt, weiken God
van de dooden heeft opge-
wekt, door hem seg \'* ataat
deze hier vóór u gexond.
II. Deze is de steen die van u,
de bouwlieden, veracht is,
welke tot een hoofd dea
IJ.hork" geworden in. En de
zaligheid ia in geen ander;
want er ia ook onder den
hemel geen andere naam die
onder de menvehen geteven
is, door welken wij moeten
zalig worden.
13.     Zij nu xiende de vrijmne.
digheid van Petrus en ,lo-
bannes, en vernemende dat
zij ongeleerde en eenvoudige
mensenen waren , verwon-
derden zich, en kenden ben
dat zij met Jezus geweest
14. waren; en ziende den mensen
bij hen staan die genexen
was, badden xij niets daar-
15. tegen te zeggen. Kn bun
geboden hebbende uittegaan
buitenden raad, overleiden
16. zij met elkander, xeggende:
Wat zullen wij dezen men-
schen doen? Want dat er
een bekend teeken door hen
geschied ia , in openbaar aan
allen die te Jeruxalem wo-
nen, en wij kunnen \'t niet
17. loochenen; maar opdat het
niet meer en meer onder bet
volk verspreid worde, laat ons
hen scherp dreigen, dat zij
niet meer tot eenig mensen
18. in dexen naam spreken. Kn
als zij xe geroepen badden ,
zeiden xij bun aan, dat zij
ganschelijk niet zouden spre-
ken noch leeren in den naam
IV, van Jezus. Maar Petrus en
Johannes antwoordende zei
den tot hen: Oordeelt gij ot\'
het regt is voor God, ulieden
meer te hooren dan God;
20.want wij kunnen niet laten
te spreken \'t geen wij gezien
31.en gehoord hebben. Maar
xtj dreUden ze rog meer. en
lieten xe gaan, niets vinden-
de boe zij ze straften zou-
den , om des volks wil; want
zij verheerlijkten allen God
over bet geen er geschied
22,was; want de mensch was
meer dan veertig jaren oud,
aan welken dit teeken der
grnesine geschied was.
Cl. Kn zij losgelaten zijnde
-ocr page 174-
ir.t.                                  HANDEL
kwamen tot. <\\<- hunnen, en
verkondigden alwat de over-
priesters en de ouderlingen
Jl.tot hen gezegd hadden, Eu
hIk deze (/./\' hoorden, hieven
/.ij eendrsgtig hunne »iem
op tot Qod en zeiden: Heer,
rij lijt de God die gemaakt
hebt den hemel en de aarde
en de zee en alle dingen die
SA. in dezelve zijn; die door den
mond vnn Davfd uwen knecht
«ezegd hebt: Waarom
woedendebeïdenenen
hebben de volken ij de-
Ie dingen bedacht?
Sfi. De k o n i ii ke n der aar-
de fijn (examen opge-
itaan, en de oversten
x ij n bijéénvergaderd
tegen den Heer en te-
gen zijnen Geaalfde.
27. Want in waarheid zijn ver-
gaderd tegen uw heilig kind
Jezus, welken gij gezalfd
hebt, beide Herodes en Pon.
tius I\'iiatus, met de heidc-
nen en de volken Israels.
•28.0111 te doen alwat uwe hand
en uw raad tevoren bepaald
had dat geschieden zoude.
\'."i.Kn nu dan Heer, zie op
hunne dreigingen, en geef
uwen dienstknechten mei
alle vrijmoed i ghe id uw
Ml. woord te \'preken, daarin
dat gij uwe baud uimrekt
«tt genezing, en dat teeke-
nen en wonderen geschieden
door den naam van uw hei-
itl.Iig kind Jezus. En als zij
gebeden badden, werd de
plaats in welke zij vergaderd
waren bewogen, en zij wer-
den allen vervuld met den
Heiligen Geest, en spraken
het woord Gods met vrij-
moedigheid.
\'A\'2, Kn der menigte van dege.
nen die geloofden was één
hart en één ziel, en niemand
zcide dat iets van \'t geen hij
had zijn eigendom was,
maar alle dingen waren hun
-\'1\'. gemeen. En de apostelen
gaven met groote kracht ge-
INGKN ...
tuigenis van de opslandiug
des Heeren Jezus; en er was
froote genade over hen *l-
en. Want er was ook nie-
mand onder ben die gebrek
had; want soovelen als er
bezitters waren van landen
of huizen, die verkochten
7.ij, en bragten den prijs der
verkochte goederen en leiden
die» aan de voeten der apoa-
Ha telen; en aan een iegelijk
werd uitgedeeld naardat eik
36. van noode bad. En Joses,
van de apostelen toegenaamd
Barnabas, (\'t welk is, over
gezet zijnde, een zoon der
vertroosting) ► een leviet,
37.van geboorte uit Cyprus, al-
zoo hij een akker had, ver-
kocht dien , en bragt het geld
en Icide het aan de voeten
der aposteleu.
HOOFDSTUK ft.
1.     En een zeker man met
name AnaniAs, met SafUra
zijne vrouw, verkocht een
2. have, en onttrok van den
prijs, ook met medeweten
zijner vrouw, en bragt een
neker deel en leidt* dat aan
3. de voeten der apostelen, i\'.n
I\'etrusieide: Anauias, waar-
om beeft de satan uw hart
vervuld, dat gij den Heili
gen Geest liegen zoudt en
onttrekken van den pri.is
4.dealands? Zoo het gebleven
was, bleef het niet het uwe,
en verkocht zijnde, was het
uiet in uwe raagt? Wat ia
\'t dat gij deze daad in uw
hart hebt voorgenomen ? Gij
hebt den menschen niet ge-
Ij.logen maar Gode. En Ana-
uias deze woorden hoorende
viel neder en gat\'den geest.
En er kwam groote vrees
over allen die dit hoorden.
1.. Kn de jongelingen opstaan*
de schikten hem toe. eu
droegen hem uit, en begroe-
ven hem.
7. Eu bet was omtrent drie
uren daarna, dat ook zijne
-ocr page 175-
HA MIK!,;
vruiiw daar inkwam , nift
«vete ode wat er geschied #»«.
->. i-\'n iVtnm antwoordde haar:
Zeg mij, hrlit gijlieden het
land voor zooveel verkocht?
Kii zij zeide: Ja, voor zóó-
9. veel. En 1\'etrua zeide tot
haar: Wat ia \'t dat gij ondtfr
11 hebt overeen gestemd te
verzoeken den Geënt den
Heeren? Zie, de voeten der-
grnen die uwen man begra-
ven hebben zijn voor de
deur, en zullen u uitdragen.
10.  Kn zij viel terstond neder
voor zijne voeten, en gaf den
geest; en de jongelingen in-
gekomen zijnde vonden ze
dood , en droegen m uit, en
begroeven re bij haren mnn.
11. En er kwam groot e vree» over
de geheele gemeente en over
allen die dit hoorden.
12.      En door dr handen der
apostelen geschiedden vele
teekenen eit wonderen onder
het volk. En zij waren allen
eendragtfg in bet voorhof
IXSalomo\'a; en van de anderen
durfde niemand zich hij hen
voegen. Maar bet volk hield
14.ze in groote achting: en er
werden er meer en meer toe-
gedaan die den Heere ge-
loofden , menigten beide van
(\'•.mannen en van vrouwen: al-
xoo dat zij de kranken uit-
droegen op de straten en
leiden op bedden en bedde*
kens, opdat alm Petrus kwam,
ook maar de schaduw iemand
van hen beschaduwen mngt.
Hl. En ook de menigte uit de
omliggende steden kwam
gezamenlijk te Jeruzalem,
brengende kranken en die
van onreine geesten gekweld
waren, welke allen genezen
werden.
17. En de hoogeprieater stond
op, en allen die met hem
waren, (welke was de sekte
der aadducei\'rs), en werden
is.vervuld met nijdigheid, en
sloegen hunne banden aan
de apoatelcn , en zetleden ze
NOEN ...                                  )«.;
in de algen:rrne gavaugenia.
I!>. Maar de engel dea Heeren
opende dea narhts de deuren
der gevangenis, en leidd<-
KLM uit, en zeide: Gaat he-
oen, en staat en apreekt in
den tempel tot het volk al
"1. de woorden dezes levens. Als
zij nu dit gehoord badden,
gingen zij tegen den mor-
genatond in den tempel en
leerden.
Maar de hoogeprieater, en
die met hera waren, geko-
men zijnde riepen den raad
tezamen, en al de oudsten
der kinderen Israëls, en zon-
den naar den kerker om hen
22.te halen. Doch als de die-
naars daar kwamen, vonden
zij hen In de gevangenis niet,
maar keerden weder en bnod-
2:i. scbapten dit, zeggende: Wij
vonden wel den kerker met
alle verzekerdbeid toexeslo-
ten, en de wachters buiten
«taande voor de deuren,
maar ala wij die geopend
hadden, vonden wij niemand
24. daarbinnen. Toen nu de hun •
pepriester en de hoofdman
des tempels en de overpries-
ters deze woorden hoorden ,
werden zij twijfelmoedig over
hen, wat toch dit worden
S». zoude. En er kwam een en
boodschapte hun,zeggende:
Zie, de mannen die gtj in de
gevaugenia gezet hebt staan
in den tempel en leeren bet
volk.
98, Toen ging de hoofdman
benen met de dienaren, en
bragt ze, doch niet met ge-
weld; (want zij vreesden bei
volk, opdat zij niet geitee-
27. nigd wierden): en ala zij hen
gebragt hadden, atelden zij
ie voor den raad; en de hoo-
gepriester vraagde ben en
SS.zeide; Hebben wii u niet
ernstig aangezegd dat gii in
dezen naam niet zoudt Ie*-
ren r En zie, gij hebt met
deze urn-e leer Jeruzalem ver-
vulii, en gij wilt het bloed
-ocr page 176-
IW              i                   MANDKLI)
vuil deten inriiM-li over ons
29, brengen. Maar Petrus en de I
apostelen antwoordden en
zeiden : Men moet Qode meer
gehoorzaam zijn dan den
30. menBcheii. De uod onzer va-
deren heeft Jezui opgewekt,
welken gif omgehragt hebt,
hangende hem aan bet hout. ;
\'M. Uesen heeft God door zijne
regterAanrf verhoogd tot een
Vorst en Zaligmaker, om
Israël te geven bekeering en
\'Ai.vergeving der zonden, tin 4
w (f lijn zijne getuigen van
deze woorden, en ook de
Heilige Geest, welken God
gegeven heeft dengenen die
hem gehoorzaam zijn.
:w. Als zij nu /Hf boorden
borst huu \'t hart, en zij biel-
den raad om ben te dooden
;t l. Maar een zeker farizeër stond
op in den raad, met name
GamalÜLl, een leeraar der
wet in waarde gehouden bij
al bet volk, en gebood dat
men de apostelen een weinig
Ha. zoude doen buitenbaan, en
zeide tot hen: Gij Israeliti-
scbe mannen > liet vóór u,
wat gij doen zult aangaande
«ii. deze menschen. Want vóór
deze dagen stond Theudas
op, zeggende dat bij wat
was, wien een getal van om-
irent vierhonderd mannen
aanhing: welke is omge-
bragt, en allen die hem %v-
hoor gaven zijn verstrooid en
:i;.tot niet. geworden. Na hem
stond "p Judas de Galilei\'r,
in de dagen der beschrijving,
en maakte veel volk afvallig
achter zich: en deze is óók
vergaan, en allen die hein
gehoor gaven zijn verstrooid
;«. geworden. Knnu zeg ik ulie-
den, houdt af van deze inen-
schen en laat ze gaan : waiit
indien deze raad of dit werk
uit menschen is, zoo zal
89. het verbroken worden ; maar
indien het uit God is, zoo
kunt gij dat niet verbreken;
opdat gij ufet mtsichien ge-
VGKIN B
vondeu wordt ook legen God
U.te strijden. En zij gaven
beio gehoor; en als zij de
Apostelen tot zich geroepen
hadden, geeselden zij dttet-
i)«, en geboden hun dat ze
niet zouden spreken in den
naam van Jezus. en lieten ze
il.gnan. Zij dan gingen henen
van bet Aangezigt des raads,
verblijd zijnde dat zij wa-
ren waardig geacht geweest,
om zijns naams wil smaad*
\\i. heid te lijden; en zij hielden
niet óp alle dagen in den
tempel en bij de huizen te
leeren en Jezus Christus te
verkondigen.
HOOFDSTUK r>.
1.     Kn in die dagen, als de
discipelen vermenigvuldig*
den , ontstond er een murmu-
rering der Griekschen tegen
de Hebrecrs, omdat hunne
wedu*eD in de dagelijkscbe
bediening verzuimd werden.
2. En de twaalf riepen de me-
nigte <l»-r discipelen tot zich,
en zeiden; Itet is niet be-
hoorlijk dat wij het woord
Gods nalaten en de tafels
;i.dienen. Kiet dan om, broe-
ders, naar zeven mannen uit
ii, die ffaede getuigenis heb-
ben, vol des Heiligen Oees-
tes en der wijsheid, welke
wij mogen stellen over deze
4.noodtge zaak; maarwj[zul-
len volharden in het gebed en
iu de bediening des woords.
j.En dit woord behaagde aan
al de menigte; en zij verko-
zen Stefauus, een man vol
des geloofs en des Heiligen
GeesteB, en Filippus, en
Prochorus, en Nicknor, en
Timon, en Parmenas, en
Nicoiails, een Jodegenoot
il. van Antiochi*\'; welie zfj
voor de apostelen stelden;
en drxe, aU zij gebeden had-
den, leiden bun de banden
7. op, En het woord Gods wies,
en het getal der discipelen
vermenigvuldigde te Jeru-
-ocr page 177-
HANDEL
Zalein zeer, en «en grOOte
schare der priesteren werd
den geloove gehoorzaam.
8.     En Stefanus, vol geloof en
kracht, deed wonderen en
groote teekeoen onder het
9. volk. En er stonden op som-
mi gen die waren van de sy o-
Hktojce Kenaamd der Liber-
lijnen, en der Cyreneërs, eu
der Alexandrijnen , en derge-
nen die van Ciliciij en Azië
waren, en twistten mei Ste-
10.fanuB;en lij konden niet we-
derstaan de wijsheid en den
Geest door welken hij sprak.
11.Toen maakten zij mannen
op die zeiden: Wij hebben
hem hooren spreken laster,
lijke woorden tegen Mozes
I?. en God; en zij beroerden het
volk en de ouderlingen en
da schriftgeleerden, en hen»
aanvallende grepen zij hem
en leidden hem voor den raad,
lt. en stelden valiche getuigen
die zeiden: Deze mensen
houdt niet öp lasterlijke
woorden te spreken tegen
deze heilige plaats eu de wet;
14. waot wij hebben hem hooren
zeggen, dat deze Jezus de
Nazarener deze plaats zal
verbreken, en dut hij de ze-
den veranderen zal die ons
Mozes overgeleverd heeft.
15. En allen die In den raad
zateu, de oogen op hem
houdende, zagen zijn aange-
zigt als het aangezigt eens
engels.
HOOFDSTUK 1.
1.      En de hoogepricgter zeide:
Zijn dan deze dingen alzoó t
2. En hij zeide: Gij mannen
broeders en vaders, hoort
toe. De God der heerlijkheid
verscheen onzen vader Abra-
ham nog zijnde in Mesopo.
tamië, eerhijwnondein Ha-
8, ran , en zeide tot hem : Ga
uit uw land en uit uw maag-
schap, en kom in een land
-t.dat Ik ii wijzen zal. Toen
ging hij uil het land der
1NGRN 7.                                  If.9
Chaldee>s, en woonde lu
Haran. En vandaar, nadat
zijn vader gestorven was,
hragt bij hem over In dit
land waar gij nu in woont;
5. en hij gaf hein {reen erfdeel
in hetzelve, ook niet een
voetstap, en beloofde dat hij
hem \'t zelve lot een be«it-
ting geven zoude, en aan
zijn nageslacht na hem , als
fi. hij nog geen kind had. En
God sprak alzoó, dat zijn
nageslacht vreemdeling zijn
zoude in een vreemd land,
en dat zij het zouden dienat*
baar maken en kwalijk be-
handelen vierhonderd jaren;
7.enhetvolkdatztj die-
nen zullen zal ik oor-
deeleni sprak God, eu
daarna Vullen zij oit•
gaan, e n z i j z u 11 e n m ij
dienen in deze plaats.
8. En hij gaf hem het verbond
der besnijdenis; en alzóó
gewon hij Isaiik , en besneed
hem op den achtsten dag;
en l>aiik gewon Jakob, eu
Jakobde twaalf patriarchen.
\'.i. Kn de patriarchen nijdig
zijnde verkochten Jozef om
naar Egypte gebragt te wor-
ftti. ; en God was met hem.
Hl. en verloste hem uit al zijne
verdrukkingen, en gaf hem
genade en wijsheid voor Fa.
rao den koning van Egypte;
en hij stelde hein tot een
overste over Egypte en zijn
geheele huis.
11.     En er kwam een hongera-
nood over het geheele land
van Egypte en Kanaüu, en
groote beuaauwdheid, eu
onze vaderen vonden geen
12. spijs. Maar als Jakob hoor*
de dat in Egypte koren was ,
zond hij onze vaderen de
18.eerste maal uit; en bij de
tweede re/s werd Jozef zij-
nen broederen bekend, en
het geslacht van Jozei werd
14. aan Farao openbaar. Ku
Jozef zond henen en ont-
boml zijnen vader Jakob, eu
-ocr page 178-
HANDELINGEN\' 7.
i;n
Hl Slju KrMHI\'lll , l>r>filiti,<tr
l.\'»- in vijfenzeventig zielen. En
Jakob kwam at\' in Egypte,
rn stierf, hij zelf mi onze
Ifi. vaderen ; en zij werden over-
«puran\' naar Sicbem, en
gelegd in bet graf, \'t welk
Abraham gekocht had voor
een soiu geld, van de tonen
van Ucmor den vader van
Sichem.
17. Maar als nu de tijd der be-
iofte die Ood aan Abraham
gezworen had genaakte,
wiea het volk en verinenig-
is.vuldigde in Egypte; totdat
een ander koning opttond,
die Jozef niet gekend had.
19. Ueze gebruikte lisiigbeid
tegen ont geslacht, en ban
delde kwalijk met onze va-
deren, zoodat ze hunne jonge
kinderen moeaten wegwer-
pen, opdat zij niet zouden
~.H>.vermenigvuldigen. In wei-
ken tijd Mozes werd ge-
boren, ni was uitnemend
schoon; welke drie maan*
den opgevoed werd in liet
il. buis zijns vaders; en ala bij
weggeworpen was, nam hem
de dochter van Farao op, en
voedde hem voor zicbzelve
::.oj. tui .\'i\'ii z.....1, En Mozea
werd onderwezen in alle wijs-
beid der Kgyptenaren, en
was raagtig in woorden eu
in werken.
23. Als hem nu de tijd van
veertig jaren vervuld was,
kwam hem in zijn hart zijne
broeders de kinderen Isra-
24.els te bezoeken. Kn zim-
de eenen die onregt leed,
beschermde hij kern, en
wreekte dengeen wien over-
last geschiedde, eu versloeg
i7t. de n £ gy pten aar. En h i j
meende dat zijne broeders
zouden verstaan, dat God
door zijne hand hun verlos-
sing geven zoude; maar zij
M, hebben \'t niet verstaan. En
den volgenden dag werd hij
van hen gezien daar zij voi"h-
11 11, en hij drnng ie 101 »r»-
de,ieggemie: Mauuen, gij
zijt broedera: waarom doet
r. gij elkander ongelijk? Ku
die zijuen naaste ongelijk
deed verstiet hem, zeggen-
de: Wie heelt u tot een
overste en regter over ons
). gesteld? Wilt gij mij w«A
ombrengen gelijkerwija gij
gisteren den Egyptenaarom-
J.gebragt hebt? En Mozes
vlugtte op dat woord, en
werd een vreemdeling in het
land Midian, waar hij twee
zonen gewon.
1. En als veertig jaren ver-
vuld waren, verscheen hem
de Engel des Herren iu de
woestijn vau den berg Siuai,
in een vlammend vuur van
l.het doornbosiih. Muzen nu
dat ziende verwonderde zich
over het gezigt; en ala hij
derwaarts giug om dal te
bezien, zoo geschiedde eeu
stem des Heeren tot hem,
l.leggende: Ik ben de God
uwer vaderen, de God Abrn-
bams eu de God laaiiks eu
de God Jakobs. En Moscs
werd zeer bevende, en dur-rde
i.het niet bezien. Kn de Heer
zeide tot hein: Ontbind de
schoeueu van uwe voeten,
want de plaats op welke gij
I. staat is heilig land. Ik heb
duidelijk gezien de mishau-
deling mijns volks dat in
Egypte is, en ik heb hun
zuchten gehoord, en ben ne-
dergekomen om hen daaruit
te verlusten ; eu uu kom her-
waai ts, ik zal u naar Egypte
i.zenden. Dezen Mozea wel*
ken zij verloochend hadden ,
zeggende: Wie heeft u tot
een overste en regter ge-
steld ? dezen zeg ik heeft God
tot een overste en verlosser
gezonden door de band des
engels die hem versche*
nen was in het doornbosch.
\'i. Ueze heelt hen uitgeleid,
doende wouderen en teeke-
uen in \'t land vau Egypte,
eli in de Ititode zee, e» iu de
-ocr page 179-
iMNiH.i,i\\i;i,\\ ;.
171
•7. woestijn, veertig jaren. Deze
i» die ftlotes die tut de klnde*
ren lsraels gezegd heeft: I) e
Heer uw Oud lalueen
prof e et verwekken uit
uwe broederen gelijk
mij: dien lult u ij hoo-
IW.reo. Deze is \'t die in de
vergadering den volk» in de
woestijn was met den engel
die tot hem sprak op den
berg Slnaï, en «te\' onie va.
lieren; welke de levende
w oorden ontving, om ons die
IW.te geven; denwelke onze
vaderen niet wilden gehoor-
taamzijn, maar verwierpen
i\'tm, en keerden met hunue
harten weder naar Egypte,
t". zeggende tot Aflron: Maak
ous goden die voor ons uit -
gaan; want wat dezen Moies
aangaat, dieonsult het land
van K-. v pte geleid heeft, wij
weten niet wat hem geschied
11.ia. En zij maakten een kalf
itr die dagen, en bragten
offerande tot den iifgod, en
verheugden zich in de wer.
\\-. ken hunner handen. Eu God
keerde zich , en gaf hen over
dat zij het heir des hemels
dienden, gelijk geschreven
is io het boek der proleten;
Hebt xijookslagtoffe.
ren en offeranden mij
opgeofferd,veertigja.
ren inde woestijn, gij
tt.huis Israels? Ja gij
hebt opgenomen den
tabernakel Motochs,
en het gesternte van
uwen god Keiufan, de
afbeeldingen die gij
gemaakt hebt om die
te aanbidden;enlkzal
u overvoeren op gene
tijde van Babylonië.
1l. De tabernakel der getuige
uia was onder onze vaderen
in de woestijn, gelijk geor-
dineerd had hij die tot Moies
zeide, dat hij denzelveu ma-
keti zoude naar de afbeelding
\'••\'lic hij gezien had: welken
ook uw ir vHdereu ontvangen
hebbende, met Jozua gebragt
hebben in \'t tand dat de hei-
denen bezaten, die God ver-
dreven heeft van het aauge-
tigt onzer vaderen, tot de
46.dagen Davids toe: dewelke
voor God genade gevonden
heeft, en begeerd heeft te
vinden een woonstede voor
47. den God .lakobs. En Salomo
48. bouwde hem een huis. Maar
de Allerhoogste woont niet
in tempelen met handen ge-
maakt, gelijk de profeet
40.zegt: De hemel is mij
eentroon, en de aarde
een voetbank mijner
voeten:hoedanighuis
zult e ij mij houwen,
«egt de Heer, of wei-
ka is de plaats mij.
lO.ner rust? Heeft niet
mijne hand al deze
dingen gemaakt?
il. Gij hard nek ki gen enoube.
sneuenen van hart en ooren,
gij wederstaat altijd deu
Heiligen Geest, gelijk uwe
i2. vaderen alxóü ook gij. Wien
van de profeten hebben uwe
vaderen niet vervolgd? K11
zij hebben gedood degenen
die tevoren verkondigd heb.
ben de komst des ltextvaar-
digen, van welken gtflieden
au verraders en moordere
63. geworden zijt. gij die de wet
ontvangen hebt door bestel.
lingen der engelen , en hebt
ze niet gehouden.
Als tij nu dit hoorden,
borsten hunne harten, en zij
knersten de tanden tegen
55. hem. Maar hij vol zijnde
des Heiligen Geestea, en de
oogen houdende naar den
hemel, zag de heerlijkheid
Gode, en Jezus slaande ter
56. regterAanri Gods; en hij
zeide: Zie, ik zie de heme-
len geopend, en den Koon
des menschen staande ter
f>7. regterAa»fi Gods. Maar zij
toepende met groute stem,
stopten hunne ooren, en vie*
Ifii eendrngtig »p hem anu,
-ocr page 180-
173                                  HANDEL
>>S.en wierpeu beuiter stad uit,
en steenigdeo he»> En de
ttetniu\'en leiden hunne klee-
deren n hmi de voeten eens
jongeling* genaamd 8aulus,
Mi.ru zij steenigden Stefanus,
aanroepende en zeggende:
Heere Jezus, ontvang mij.
ftl.nen geest. En vallende op
de knie Aariep hij met groote
slem: lieer, reken hun deie
zonde niet toe. Kn als hij
dat gezegd bad ontsliep hij.
HOOFDSTUK H.
1. En S&ulus bad mede een
welbehagen aan xijnen dood.
En er werd te dien dage een
groote vervolging tegen <le
gemeente die te Jeruzalem
was. en zij werden allen ver-
atrooid door de lauden van
Judéa en Satnarifi, behalve
3. de apostelen. En fmtetgod*
vrucntige manneu droegen
Mefanus tezamen ten grave,
en maakten grooten rouw
;t. «ver hem En Saulus ver
woestte de gemeente, naan-
de in de buizen; en trek.
kende mannen en vrouwen,
lever.ie hij ze over in de ge-
vangenis.
4.     Zij .Lm uu die verstrooid
waren, gingen het land door
en verkondigden het woord.
a. En FiHppua kwam afin de
stad van Sa marie, en pre-
fi.diktebun Christus. En de
scharen hielden zich een.
dragtig aan \'t geen van Filip-
Ens gezegd werd, dewijl zij
oorden en zagen de teeke-
7. nen die hij deed. Want van
velen die onreine geesten
hadden gingen dezelve uit,
roepende met groote stem,
en vele geraakten en kreu-
h. pelen werden genezen; en er
werd groote blijdschap in
9, die stad En een zeker man
met name Simon was tevo-
ren in de stad plegende too-
verij, en verrukkende de
zinnen dea volks van Satua-
rl*1, zeggende van ziehzelven
INQEN A
1U.dat hij wal groots was; wei-
ken zij allen aanhingen. vau
den kleine tot den groote,
zeggende : Deze is de groote
11.kracht Uods. En zij hingen
hem aan , omdat hij een lan-
gen tijd met tooverijen hunne
I\'2. zinnen verrukt had. Maar
toen zij Filippua geloofden,
die het evangelie van het ko-
ningrijk Gods en van den
naam van Jezus Christus
verkondigde, werden zij
gedoopt, beide mannen en
13, vrouwen. En Simon geloot*
de ook zei f, en gedoopt
zijnde bleef voortdurend bij
Filippua; en ziende de tee-
kenen en groote krachten
die er geschiedden , ontzette
hij sich.
II. Als nu de apostelen die te
Jeruzalem waren hoorden,
dat Samarit\' het woord Oods
aangenomen had, zonden
zij tot hen Petrus en .lo-
Ui. hannes , dewelke afgekomen
sijnde baden voor hen, dat
zij den Heiligen Geest om
Ui.vangen tnogten ; (want hij
was nog op niemand van beu
gevallen, maar zij waren al-
leen gedoopt in den naam
17.des Heeren Jezus.) Toen
leiden zij de handen op heu ,
en zij ontvingen den Heili-
gen Geest.
18.     En als Simon zag dat door
de oplegging van de handeu
der apostelen de Heilige
Geest gegeven werd, zoo
19. bood hij hun geld aan, xeg>
gende: Geeft ook mij deze
magt, opdat zoowien ik de
handen opleg, hij deo IIefli-
20. gen Geeat ontvange. Maar
l\'etrua zeide tot hem: Uw ,
geld zij met u ten verderve,
omdat gij gemeend hebt dat
de gave Gods door geld ver-
21. kregen wordt. Gijhebtgeen
deei noch lot in dit woord,
want uw hart is niet regt
02. voor God. Bekeer u dan vau
deie uwe boosheid, en bi<!
God, of misschien u deze
-ocr page 181-
HANDELI
overlegging uwi harten ver-
23. geven wierd; want ik lie dut
gij tijt in eene icer bittere
gal en tesamenknooping der
- l.ongeregtigheid. Doch Sl-
11 ki 11 antwoordende zeide:
Bidt gijlicden voor mij tot
den Heer, opdat niet» mij
overkome van \'t veen gij K"-
Ha.zegd hebt. Zij dan nu, als
zij het woord des Heeren be-
tuigd en gesproken hadden,
keerden weder naar Jeruza-
lem, en verkondigden het
evangelie in vele vlekken
der Samaritanen.
26.     En een engel des Heeren
«prak tot Filippue, zeggen-
de: Sta op en ga henen te-
gen het zuiden, op den weg
die van Jeruzalem afdaalt
^ naar Gaza, welke woest la.
27. En hij stond op en ging he-
nen. En zie, een Moorman,
een kamerling en een mag-
tig heer van Candacé de ko-
ningin der Mooren, die over
al haren schat was, welke
was gekomen om aantebid.
->.den te Jeruzalem: en hij
keerde weder, en zat op zij-
nen wagen, en las den pro-
"ö.ïeet Jeaaja. Eu de Geest
zeide tot Filippus: Ga toe
tpU Toe? u D\'J »Ken wagen.
\'W.En Filippus liep toe, en
hoorde hem den profeet Jeia-
ja lezen, en zeide: Verstaat
\'i\'.gij ook \'t geen gij leest? En
bij zeide: Hoe zoude ik toch
kunnen , xoomij niet iemand
onderrigt? En bij bad Filip-
pus dat hij zoude opkomen
*n bij hem zitten. En de
plaat* der Schriftuur die hij
las waa deze t H ij i s g e 1 ij k
een schaap ter slag.
\'ing geleid; en gel Uk
"en lam steinineloos
is voor dien die het
«checrt.alztM\'idoethij
k \'tjneninondniet open.
\'\'\'•In zijne vernedering ia
zijn oordeel weggeuo
173
zijn leven wordt van
de aarde weggenomen.
\'M. En de kamerlingantwoordde
Filippus en zeide: lkbidu,
van wien zegt de profeet dit r
van zicfc\'.elven of van iemand
35.anders? EnFilippuadeedzij-
nen mond open, en begin-
nende van die Schrift, ver*
36. kondigde hij hem Jezus. En
als zij overweg reisden, kwa-
men zij aan eenzeker water,
en de kamerling zeide: Kie-
daar water: wat verhindert
37. mij gedoopt te worden ? En
Filippus zeide: Indien gij
van ganscher harte gelooft,
zoo is \'t geoorloofd. En hij
antwoordende zeide : Ik ge-
loof dat Jezus Christus de
38. Zoon Gods is. En bij gebood
den wagen atiltehouden, en
zij daalden beiden afin het
water, zoo Filippus als de
kamerling, en «ij doopte
39.hem. En toen zij uit hetwa-
ter waren opgekomen, nam
de Geest des Heeren Filip-
pus weg, en «Ie kamerling
zag hem niat meer; want hij
reisde zijnen weg uiet blijd-
40. schap. Maar Filippus werd
gevonden te Azótus; en \'t
land
doorgaande, verkondig\'
de hij het evangelie in alle
steden, totdat hij te Uesarea
kwam.
HOOFDSTUK tt.
1. En Saulua blazende nog
dreiging en moord tegen de
discipelen des Heeren, ging
2.tot den huogepriester, en
begeerde brieven van hein
naar Damascua aan de syua-
gogen, opdat zoo bij ccni-
gen die van dien weg waren
vond, bij dötelve, beide inan-
ncn en vrouwen, zoude ge-
bonden brengen naar Jeru-
3.zalem. En als hij reisde ia \'t
geschied dat hij nabij Da-
maacus kwam, en hein om-
scheen snellijk een licht vau
•nen, enwiesalzijnge-
"lacbl verhalen? VVmn
4. den hemel; en ter aarde ge-
vallen zijnde, hoordehijeen
ia
-ocr page 182-
HANDEL
INQBN 9.
I\'/I
16. ren laraela; want ik aal hm
toonen hoeveel hij lijden
moet om mijnen naam.
17.    En Ananiaa f ing henen en
kwam in het hui", en de
handen op hem legtende,
zeide hij : Saul, broeder, de
Heer heeft mij geronden,
vametijk Jezus die u vertche-
nen is op den weg dien gij
kwaamt, opdat gij weder
ziende en met den Heiligen
Oeeat vervuld toudt worden.
18. En terstond vielen af van
zijne oogen gelijk als achel-
len, en hij werd terstond
wederom ziende, en stond
19.op, en werd gedoopt; en ala
hij spija genomen had, werd
hij versterkt.
En Saulua was sommige
dagen bij de discipelen die
20, te Damascus waren ; en hij
predikte terstond Christus
in de synagogen, dat hij de
21. Zoon üoda is. En zij out
zetleden zich allen die het
hoorden, en zeiden: Is deze
niet degeen die te Jeruzalem
verstoorde wie dezen naam
aanriepen, en die daarom
bier gekomen ia, opdat hij
dezelve gebonden zoude
brengen tot de overpries-
23.ten? Doch Saulua werd
meer en meer bekrachtigd ,
en overtuigde de Joden die
te Damascus woonden, !>r-
wijzende dAt deze de Chris,
tus ia.
211. En als vele dagen verloo-
Ïfii waren, too hielden de
oden tezamen raad om heni
24.te doodeti; maar hunne Ing\'
werd Saulus bekend. En zij
bewaarden de poorten, beidr
dea daags en des nachta, op-
dat zij hem dooden inogten;
tó. doch de discipelen namen
hem dea nachts en lieten
hem neder door den muur>
hem aflatende in een mand.
36. Saulus nu te Jeruialti"
«ekomen zijnde, poogde lic»
ij de discipelen te voegen;
maar zij vreesden hem allen,
• («III .tl.\' tol rii\'iii T.rliir:
Saul, Saul , wat vervolgt «ij
•».mij? Kn hij zeide: Wie xijt
kij Heer? Eu de Heer zeide:
Ik ben Jeziia dien gij ver-
volgt : het fs u hard de ver-
zenen tegen de prikkelt te
*. «laan. Kn hij bevende en ver-
baasd zijnde, zeide: lieer,
wat wilt «ij dat ik doen zal?
Kn de Heer tetde tot hem:
Sta op en s*a in de stad, en
u zal aldaar pezend worden
/.wat gij doen moet. En de
mannen die met hem over.
weit reisden stonden »er-
baasd, hoorende wel de stem
ernaar niemand Ziende. Kn
Saulua itond op van de aar-
de; en als hij zijne oogen
opendeed, sur hij niemand .
en zij bem bij de hand lei-
dende, brasten hem te Da-
».niascus. Kn bij was drie da-
Ken dat hij niet zag, en niet
at noch dronk.
H>. Kn er was een zeker diaei-
pel te Damaacua, met name
Ananias; en de Heer zeide
tot hem in een geii^t: Ana-
niaa! En hij zeide: Zie hier
U.ben ik, Heer. Kn de Heer
telde tot hem: Sta op, en
ga in de straat genaamd de
Kegte, en vraag in het huis
van Judas naar enten met
name Saulua van Tarsus;
13.want zie, hij bidt, en hij
heeft in een gezigi gezien,
dat een man met name Ana
lilas inkwam en hem de hand
opleide, opdat hij wederom
!•*.ziende wierd. En Ananias
antwoordde: Heer, ik heb
nit velen gehoord van dezen
man, hoeveel kwaad hij uwen
heiligen in Jeruzalem gedaan
1-1.heeft: en hij heeft hier raagt
van de overpriesters, om te
binden allen die uwen naam
16, aanroepen. Maar de Heer
zeide tot hem: Ga henen,
want deze ia mij een uitver-
koren vat, om mijnen naam
te dragen voor de heidenen
en de koningen en de kinde-
-ocr page 183-
HANDELINGEN Ui.
17-1
schen hadden, iei.ie.nnj haar
3H.ln de opnerzaal. En alxoo
Lydda nabij Joppe was, de
disripelen hoorende dat Pe-
trua aldaar was, zonden twee
mannen tot hein, biddende
dat hij niet zoude vertoeven
S9.tot ben overtekomen. En
Tetrus stond op en ging met
hen ; welken zij, als hij daar
gekomen was, in de opper-
zaal leidden . on al de wedu-
wen stonden bij hem, wee.
nende en toonende de rokken
en kleederen, die Dorcas ge-
maakt had als zij bij haar
40. waa. Maar Petrus hebbende
hen allen uitgedreven, kniel.
de neder en bad; en zich
keerende tot het ligchaara
zeide hij: Tabitha, sta op.
En zij deed hare oogen open,
en Petrus gezien hebbende
41.zat zij overeind; en hij gaf
haar de hand en\'rlgtte se
op, en de heiligen en de
weduwen geroepen heb-
bende, stelde hij se levend
i.\'.vuiT hen. En dit werd be-
kend door geheel Joppe,
en velen geloofden ia den
43. Heer. En bet geschiedde
dat hij vele dagen te Joppe
bleef bij een zekeren Simon ,
een lederbereider.
HOOFDSTUK Ml.
1.     En er was een zeker man
te Cesaréa niet name Corne-
llus. een hoofdman over bon-
derd, uit de bende genaamd
2. de Italiaansehe, godzalig,
en vreetende God met ge-
heel zijn huis, en doende
vele aalmoezen aan het volk ,
en God gedurig biddende.
3. Deze zag in een gezigt klaar*
lijk omtrent de negende ure
des daags een engel Gods tot
hem inkomen, en tot hem
4. zeggende: Corneüus 1 En
hij de oogen op hem bou-
dende, en zeer bevreesd ge-
worden zijode, zeide: Wat
is\'t Heer? En hij zeide tot
hem: Uwe gebeden en uwe
12*
niet Rt\'Un\'i.\'ii.tr dnl hij een
•\'- itmci pi\'1 was. Maar Barna-
bas hem tot zich nemende,
leidde Arm tor de apostelen ,
en verhaalde hun hoe hij op
den weg den Heer gezien
had, en dat hij tot hem ge-
sproketi had, en hoe hij te
Damascus vrijmoedig ge-
sproken had in den naam
-. vhii Jezus. ! it hij waa met
hen ingaande en uitgaande
>-te Jeruzalem; en vrijmoedig
•prekende in den naam dea
Heeren Jezus, sprak bij nok
en handelde tegen de Griek-
•rhe loden; maar deze tracht.
\'.ten hem te dooden. Doch
de broeders dit verstaande,
geleidden hem tot Cesaréa,
en zonden hem at\' naar
Tart u a.
I. De gemeenten dan door ge-
heel Judéa en Galiléa en Sa-
niarii: hadden vrede, en wer-
den gesticht; en wandelende
in de vreeze des Heeren en
de vertroosting dea Heiligen
Geestes, werden zij verme-
nigvuldlgd.
;. En het geschiedde als i\'e-
trus alom doortrok, dat htj
ook afkwam tot de heiligen
i.die te I.ydda woonden. En
aldaar vond hij een zeker
mensch met name Eneaa,
die acht jaren te bed gelegen
i.had, welke geraakt was. En
Petrus zeide tot hem i Eneaa,
Jezus Christus maakt 11 ge-
zond : sta op en spreid uzel-
ven het bed. En bij stond
1.terstond op; en sli sagen
hem allen die te I.ydda en
Saróna woonden, dewelke
zich bekeerden tot den
Heer.
8. En te Joppe was een ze-
kere ditcipelin inet name
Tabitha, hetwelk overgezet
xijnde is gezegd Dorcaa: deze
was vol van goede werken
en aalmoezen die zij deed.
\'. En het geschiedde in die da-
gen dat zfj krank werd en
stierf; en ali lij ze gewas-
-ocr page 184-
aalmoezen zijn tot gedacht
truif opgekomen voor God.
b. Kn nu zend mannen nx;ir
Joppe, en ontbied Simon
die toe genaamd wordt IV-
t>.trui: deze ligt tehuis bij
eeuen Simon, een lederbe-
reider, die zijn hui« heeft
bij de zee; deze zal u xeg-
7.Ken wat :ij doen moet. Kn
als de engel die tot Come-
lius sprak weggedaan was,
riep hij twee van zijne huia-
knechten.eneen godzaligen
krijj-sknecht van degenen
dir voortdurend bij hem wa-
S.ren; eu als hij nun alles
verhAald had, zond hij ze
naar Joppe.
9. En des anderen daags,
terwijl deze reisden en nabij
de stad kwamen, klom l\'e-
trus op \'t dak om te bidden,
10. omtrent de zesde ure. tin
hij werd hongerig en he-
geerde te eten ; en terwijl zij
het bereidden, overviel hem
een vertrekking van zinnen,
ll.en hij zag deu hemel ge-
opeud, en een zeker vat tot
hein nedenlaien, gelijk een
groot linnen laken, aan de
vier hoeken gebonden, en
nedergelaten op de aarde;
12. in hetwelk waren al de vier
voetige dieren der aarde, en
•Ie wiliie en de kruipende
dieren, en de vogelen des he>
M.mels. Ener jjesebiedde een
stem tot bem: Sta op Fe-
H. trus, slagt en eet. Maar l\'e-
trusxeide: Geenszins Heer,
want ik heb nooit gegeten
iets dat geineen of onrein
l-i. was. Kn een stem geschiedde
wederom ten tweeden male
tot hem : \'t Geen God gerei*
nigd heeft zult tcij niet gc-
tri. meen maken. Kn dit ge-
scbiedde lot driemaal; en
het vat werd wederom opge-
nouien in den hemel.
17. Knals Petrus bij siehzeU
ven twijfelde wat toch het
gezigt mogt zijn dat hij ge-
zien had, zie, de mannen die
van Cornelius afgezonden
waren, gevraagd hebbende
naar het huis van Simon,
Is.stonden aan de poort; en
iemand geroepen hebbende
vraagden zij, of Simon toe-
genaaind Petrus daar tehuis.
19. lag. Kn al* Petrus over dat
gezigt nadacht, zeide de
Geest tot hem: Zie, drie
20. mannen zoeken u; daarom
sta op, ga af, en reis met
hen, niet twijfelende; want
21.ik. heb hen gezonden. Kn
Petrus ging af tot de nian-
nen die van Cornelius tot
hem gezonden waren, en
zeide: Zie, ik ben\'t dien gij
zoekt; wat is de oorzaak
22. waarom gij hier zijt? Kn zij
zeiden: Cornelius,een hoofd*
man over honderd, een regt-
vaardig man, en vreezendc
God, en die goede getuigenis
heeft van het gansene volk
der Joden, is door Godde-
lijke openbaring vermaand
van een heiligen engel, dat
hij u zoude ontbieden te zij.
nen huize, en dat hij van u
woorden der taligheid zoude
23. booren. Als hij ze dan inge-
roepen had, ontving hij ze
in buis. Doch des anderen
daags ging Petrus met hen
henen, en sommigen dei
broederen die van Joppe wa-
ren gingen met hem.
24.    Kn des anderen daag» kwa-
men zij te Cesaréa; en Cor-
nelius verwachtte hen, teza-
men geroepen hebbende die
van zijn maagschap en bij-
25.xonderste vrienden. Kn als
het geschiedde dat Petrus
inkwam, ging hem Corue-
liiiB tegemoet, en vallende
aan zijne voeten aanbad hij.
*2(>.Maar Petrus rigtte hem op ,
zeggende: Sta op, ik hen
.7. ook zelf een mensen. Kn
met hem sprekende ging hij
in, en vond er velen die te-
23. zanten gekout en waren; en
hij zeide tot hen: Gij weet
hoe het een Joodschen man
-ocr page 185-
HANDELINGEN u.
ir;
ongeoorloofd is, zich te voe-
gen of te gaan tot een vreem-
de; doch God heeft mij ge-
toond dat ik geen mensen
zoude gemeen of onrein hee-
29. ten; daarom ben ik ook zon-
der tegenspreken gekomen,
ontboden zijnde. Zoo vraag
ik dan, om wat reden gijlie-
30,den mij hebt ontboden? Eu
Cornelins zeide : Sedert vier
dagen was ik vattende tot
deze ure toe, en ter negende
M.ure bad ik in mijn huis; en
zie, een man stond vóór mij
in een blinkend kleed, eu
zeide: Cornelius, uw gebed
is verhoord en uwe aalmoe-
zen zijn voor God gedacht
SJ. geworden. Zend dan naar
joppe, en ontbied Simon die
tuegenaamd wordt 1\'etrus:
deze ligt tehuis in het buis
van Simon den lederbereider
aan de zee, welke bier geko-
men zijnde tot u spreken zal.
33, Zoo beb ik dan van stonde
aan tot u gezonden, en gij
helit\' ivi\'1 gedaan dat gij hier
gekomen zijt. Wij sijn dan
allen nu hier tegenwoordig
voor God, om te hooren al
hütgeen u van God bevo-
len is.
34,    Ën Petrus den mond open.
doende zeide: Ik verneem in
waarheid, dat liod geen aan-
35, nemer des persoons is ; maar
in allen volke is wie hein
vreest en geregtigheid werkt
\'M], Iiciii aangenaam. Dit i» het
woord dat bij gezonden heeft
den kinderen Israels, ver-
kondigende vrede door Jezus
Christus: deze ia een Heer
;(7. van allen. Gljlieden weet de
zaak die geschied ia door ge-
heel Judéa, beginnende van
Galilria, na den doop welken
Johannes gepredikt heeft,
M,aangaande .leius van Naz».
rei b. hoe hem God gezalfd
heeft met den Heiligen Geest
eu met kracht; welke het
land
doorgegaan is goed-
doende, en genezende allen
die van den duivel overwel-
digd waren; want God was
:;\'.!.met hem. En wtf zijn getui-
gen van «1 hetgeen hij ge*
daan heeft, beide in het
•loodsche land en te Jernza-
lein; welken zij gedood heb.
ben, hi\'ui hangende aan eeu
40. hout. Dezen heeft God op-
gewekt ten derden dage, en
gegeven dat hij openbaar
41.zoude worden, niet al den
volke, maar den getuigen
die van God\' tevoren verko-
ren waren, ons namelijk die
met hem gegeten en gedron*
ken hebben nadat hij uit de
42. dooden opgestaan was; en
hij heeft ons geboden den
volke te prediken en te be-
tuigen, dat hij is degeen (Me
van God verordineerd is tot
een llegter van levenden eu
13. dooden. Dezen geven al de
proleten getuigenis, dat een
iegelijk die in hem gelooft
vergeving der zonden ontvau-
gen zal door zijnen naam.
44. Als Petrus nog deze woor-
den sprak, viel de Heilige
Geest op allen die het woor.1
4ii. boorden. En de geloovigen
die uit de besnijdenis waren ,
zoovelen als er met Petrus
waren gekomen, ontzette-
den zich dat de gave des
Heiligen GeesteB ook op de
heidenen uitgestort werd;
46. want zij hoorden hen spre-
ken met vreemde talnn, en
God grootmakeu. Toen ant-
47.wcordde Petrus: Kan ook
iemand het water weren , dat
deze niet gedoopt zoudeu
worden, welke den Heiligen
Geest ontvangen hebben ge-
18. lijk als ook wij ? En bij be-
val dat zij zouden gedoopt
worden in den naam des
Heeren. Toen baden zij hem
dat hij eeuige dagen bij hen
wilde olijven.
HOOFDSTUK II.
1. De apostelen nu eu de
broeders die in Jadia waren
-ocr page 186-
l-s
HANDELINGEN 11.
hebbeu geboord, dat ook de
heidenen het woerd Gods
• .aangenomen hadden. En
toen Petrua opgegaan waa
naar Jeruzalem, twistten
tegen hem degenen die uit
3. de besnijdenis waren, seg-
geilde: Uij lijt ingeraan tot
mannen die de voorhuid heb-
ben , en hebt met hen gege-
♦, ten. Maar Pet rus beginnende
verhaalde het hun vervol*
fi.gens, seggende: Ik was in
destadJoppe biddende, en
zag in een vertrekking van
zinnen een gezigt, namelijk
een zeker vat, gelijk een
groot tinnen laken, neder-
dalende. bij de vier hoeken
nedergelaten uit den hemel,
en het kwam tot bij mij;
6. on welk laken als ik de oogen
hield, zoo merkte ik en zag
de viervoetige dieren der
aarde, en de wilde en de
kruipende dieren, en de
7. vogelen des hemels. En ik
hoorde eene stem die tot mij
zeide: Sta öp Petrus, alagt
8. en eet. Haar ik seide i Geen»-
zins Heer, want nooit is iets
dat gemeen ot\' onrein was
in mijnen mond ingegaan.
9.  Doch de stem antwoordde
mij teu tweeden male uit
den hemel: Hetgeen God ge-
reinigd heeft zult gij niet
10. gemeen maken. En dit ge-
schiedde tot driemaal; en
alles werd wederom opge*
11. trokken in den hemel. Kn
zie, terzelfder "re stonden
er drie mannen voor het huia
waar ik in was, die van \'.\'e.
saréa tot mij afgezonden wa*
12. ren. En de Geest zeide tot
mij, dat ik met hert gaan
zoude, niet twijfelende.
met mij gingen ook deze zes
broeders, en wij zijn in des
13. mans huia ingegaan; en bij
heeft ons verhaald boe hij
een engel gezien bad, die in
gfja buis stond en tot hem
seide: /end manuen naar
Jnppe, eu ontbied Siiuon die
U.toegenaaind ia Petrus, die
woorden tot u ial spreken,
door welke gij zult zalig
worden, en geheel uw huis.
15. E o als ik begon te spreken,
viel de Heilige Geest op hen ,
gelijk ook op ons in het be-
16. gin. En ik werd gedachtig
aan bet woord des Heeren.
hoe hij zeide: Johannes
doopte wel met water, maar
gtflieden zult gedoopt wor-
den met den Heiligen Geest.
17.  Indien dan God hun even
gelijke gave gegeven heeft
als ook ons die in den Heer
Jezus Christus gelooid heb-
ben, wie waa ik toch die
18. Ood kon weren? En als
zij dit hoorden waren zij
tevreden en verheerlijkten
God, zeggende: Zoo heeft
dan God ook den heldeneu
de bekeering gegeven teu
leven.
19.     Degeneu nu die verstrooid
waren door de verdrukking
dieorn Stefanus geschied was,
gingen \'t land door tot Keni-
cic toe, en Cyprus, en An-
tiocbi*1, tot niemand het
woord sprekende dan alleen
30.tot de Joden. En er waren
eenige Cyprische en Cyre-
neif che mannen uit ben,
welke te Antiochiê gekomen
zijnde, spraken tot deGriek-
scbeii, verkondigende den
21. Heer Jezus. En de hand des
Heeren was met hen, en eeu
groot getal geloofde en be-
keerde zich tot den Heer.
22. En het gerucht van heu
kwam tot de ooreu der ge-
meente die te Jeruzalem
was, en zij zonden Uarnaba»
uit, dat hij \'t land doorging
33.tot Antiochiê toe: dewelke
daar gekomen zijnde, en de
genade Gods ziende, verblijd
werd, en se alten vermanade,
dat zij met een voornemen
des harten bij den Heer zoti-
24.den blijven; want bij w««
eeu goed mau, en vol dn
lleiligeu üeestesen des ge-
-ocr page 187-
OEN 13.                             179
bewaard; maar van de ge-
natste werd een gedurig
gebed tot God voor hem
gedaan.
6. .Toen hem nu Herodes sou-
de voorbrengen, sliep Petrus
dien nacht tusschen twee
krijgsknechten, gebonden
met twee ketenen; en de
wachters voor de deur be-
7.waarden de gevangenis. Eu
zie, een engel des Heereu
stond daar, en een licht
scheen in de woning, eu
slaande de zijde van Petrus
wekte hij hem op , zeggende:
Sta haastig op. En zijne ke-
tenen vielen af van de h«u-
S. den. En de engel zeidc tot
hem: Omgord u en bind uwe
schoenzolen aan. Enhijdeed
alzoo. En hij zeide tot hem :
Werp uwen mantel om en
y. volg mij. En uitgaande volg-
de hij hem, en wist uiet dat
het waarachtig was \'t geen
door den engel geschiedde,
maar hij meende dat hij een
lu.gezigt zag. Kn als zij door
de eerste en tweede wacht
gegaan waren, kwamen zij
aan de ijzeren poort die naar
de stad leidt, dewelke van-
zelf hun geopend werd; eu
uitgegaan zijnde gingen zij
ééne straat voort, en ter
stond scheidde de engel van
hem.
11.    En Petrus tot zichzelveit
gekomen zijnde, zeide: Nu
weet ik waarlijk dat de Heer
zijnen engel uitgezondeu
heefc, eu mij verlost heeft
uit de hand van lI*rodea en
uit al de verwachting va»
12. het volk der Joden. Eu als
Ilij alle» overle_\' ! had, ging
hij naar het huis van Maria ,
de moeder van Jobannea die
toegenaatud was Harcus, al-
waar velen lezamtfnverga-
13. derd en biddende waren. En
als Petrus aan de deur van
de voorpoort klopte, kwant
een dieustiuaagd vóór out te
luisteren, met uame Khode;
HANDEUK
looft. En er werd een groote
schare den Heere toege-
voegd.
31, En Barnabas ging uit naar
Tarsus om Saulas te zoeken ;
en al l hij hem gevonden had,
bragt hij hem te Antlochié.
.\'<>. Kii het is geschied ,iat zij
een geheel jaar tezamen ver-
f aderden in de gemeente, en
een groote schare leerden,
en dat de discipelen het eerst
te Antlochtë Christenen ge-
uaamd werden.
-7. En in die dagen kwamen
eenige profeten af van Jeru>
OS.xalemte Antlochie; en één
uit hen met name agabus
atond op, en gaf te kennen
door den Geest, dat er een
groote hongersnood zoude
wezen over de geheele we-
reld; dewelke ook gekomen
is onder den keizer CJau-
- \'.iliu«. En nAardat een iege-
lijk der discipelen vermogt,
besloot eik van heu iet» te
zenden ten dienste der broe-
deren die in Judt\'a woonden i
nt.hetwelk zij ook deden, en
zonden \'t tot de ouderlingen
door de liaud van Barnabas
en Saulus.
HOOFDSTUK 1«.
1. En omtrent dien tijd sloeg
de koning Herodes de han-
den aan sommigen van de
Semeente, uu die kwalijk te
ehandelen. En hij doodde
Jacobns den broeder van Jo-
Xhannes met het zwaard; en
toen hij zag dat het den Jo-
den be bugel ijk was, voer hij
voort ook Petrus Ie vangen;
(en het waren de dagen der
4. ongezuurde broodtn); den-
welken hij ouk gegrepen heb.
bende, in de gevangenis
zette, en gaf kern over aan
vier wachten, tik van vier
krijgsknechten, om hem te
bewaren, willende na het
paascb/tvj/ hem voorbre u -
&,ni voor het volk. Petrus
\'Uu werd in de gevangenis
-ocr page 188-
HANDELINGEN IS.
ISO
M. en zij de Bteni van Petrus
bekennende, deed van !>lij<i-
schap de voorpoort niet
open , maar liep naarninnen
en boodschapte dat Petras
l\'i. voor de voorpoort stond. Kn
iij zeiden tot haar: Gij raast.
Doch zij bleef er sterk bij
dat het alzoo was. Kn zij
zeiden; Uet is zijn engel.
Ifi.Maar Petrus bleef kloppen;
en ala zij opeugedaan had-
den, zagen /.ij hem en ont-
l\'.zetteden zich. Kn als hij
hun met de hand gewenkt
had dat te zwijgen zouden,
verhaalde hij hun hoe hem
de Heer uit de gevangenis
uitgeleid had, en zeide:
Boodschapt dit aan Jacobus
en de broederen. Kn hij uit-
gegaau zijnde reisde nanr
een andere plaats.
18. En als het dag was gewor
den, was er geen kleine be
roerte onder de krijgskneeh
ten, wat toch aan Petrus
19.niogt geschied zijn. Knals
Herodes hem gezocht had
en niet vond, en de wack-
ters geregtelijk ondervraagd
had, gebood hij dat se weg.
Ïeleid zonden worden. Kn
ij vertrok van Judéa naar
Cesaréa, en hield zich al-
daar.
20. Kn Herodea had in den zin
tegen de Tyrii\'r» en Sido-
niérs te krijgen; maar zij
kwamen eendragtig tot hem,
en Blastus, die des konings
kamerling was, overreed
hebbende, begeerden zij vre-
de, omdat hun land gespij.
zigd werd van des konings
.\'L/dm/. Eu op een gezetten
dag UerodeB een koninklijk
kleed aangedaan hebbende,
en on den regterstoel geze.
ten zijnde, deed een rede tot
22. hen; en het volk riep hrm
toe; Keu stem Uoda en niet
2:t.eens menachen! En van
tt tonde aan sloeg hein et-u
eugel des Heereu, daarom
dat hij <
Jo.it\' de eer niet gaf,
«n hij werd van dewormea
gegeten en gaf den geeat.
21. Kn het woord Godi wies
2-ï.en vermenigvuldigde. Bar-
nabas nu en Saulus keerden
weder van Jeruzalem , als zij
den dienst volbragt hadden,
medegenomen hebbende ook
Johannes die toegenaauid
werd Harcus.
HOOFDSTUK 13.
I. En er waren te Antiochlt1,
in de gemeente die daar was,
eenige profeten en leeraars,
namelijk Barnabas, en Si.
meon genaamd Niger, en
l<uclus van Cyrene, en Ma.
nahen die inet Herodes den
viervorst opgevoed was, en
". Saulus. Kn als zij den Heer
dienden, en vastten, zeide
de Heilige Geest; Zondert
mij af beide liarnabas en
Saulus tot het werk waartoe
3. ik se geroepen heb. Toen
vaatten en baden zij, en hun
de banden opgelegd hebben.
de, lieten zij ze gaan.
I. Deze dan uitgezonden zijn*
de van den Heiligen Geest,
kwamen af naar Seleucie",
en vandaar voeren zij af naar
ö.Cyprus; en gekomen zijnde
tè Salaniis, verkondigden zij
het woord Oods in de ayna-
Jogen der Joden; en zij had.
en ook Johannes tot een
6. dienaar. En als zij het eiland
doorgegaan waren tot Pafoa
toe, vonden zij een zekeren
toovenaar, een valechen pro*
i\'ft\'i, een Jood wiens naam
7. was Barjeius, welke was bij
den stadhouder Serglua Pau.
lus, een verstandigen man.
Deze Barnabas en Saulus
tot zich geroepen hebbende,
zocht zeer het woord üods
8. te hooren; maar Elymas de
toovenaar (want alzoo wordt
zijn naam overgezet) weder-
stond ben, zoekende Jeu
stadhouder van het gelooi\'
9.aftekeeren. Uor.h Saulus
(die ook Paulni genaamd i»)
-ocr page 189-
handelingen is.
IS1
vervuld met den Heiligen
Geest, en de oogen op hem
10.houdende, zeide: O gij kind
dei duivels, vol van alle be-
drog en van alle arglistig*
held, vijand van alle gereg-
tigheid, tuit gij niet ophou-
den te verkeeren de rejite
11.wegen des Heereu? En nu
xle, de hand des Meeren it
tegen u, en gij zult blind
/ij 11 en de ton niet tien voor
een tijd. En van stonde aan
viel op hem donkerheid en
duisternis, en rondom gaan-
de zocht hij die hem met de
12. hand mouten leiden. Als de
stadhouder zag \'t geen ge-
schied was, toen geloofde
hij, verslagen zijnde over de
leer des Heeren.
IK. En Paulus en die met hem
waren, van Pafos afgevaren
zijnde , kwamen te Perge ,
een ttad in PamfyliU; maar
Johannes van hen schelden
de keerde weder naar Jern<
14. talem. Kn tij van Perge \'t
land
doorgaande, kwamen te
AntiochiC, een aiad in Piai-
iii\'\'; en gegaan zijnde in de
«ynagoge op den dag des
l-\'i.sabbats, zaten zij neder. En
na het lezen dar wet en der
Srofeten zonden de oversten
er synagoge tot ben, zeg-
gende : Mannen broeders ,
indien er eenig woord van
vertroosting tot het volkin
Ifi.u is, too spreekt. En Paulus
stond op eo wenkte met de
hand, en telde: Gij Israëli,
tisebe mannen en gij die God
17.vreest, hoort toe. De God
van dit volk larael heeft onze
vaderen uitverkoren, en het
volk verhoogd als tij vreem.
delingen waren in \'t land
van Egypte, en heeft ze met
een hoögen arm daaruit ge-
15. leid; en heeft omtrent den
ttjil van veertig jaren hunne
zeden verdragen in de woes-
lü.tijn; en zeveu volkeren uit.
treroeid hebbende in het land
Kansün, heeft hij hun door
bet lot het land derzelve uit-
20. gedeeld; en daarna, omtrent
vierhonderd en vijftig jaren,
gaf hij Awn rigters, tot op
21. Samuel den profeet. En van
toen aan begeerden zij een
konintr, en God gaf hun Saul
den zoon van Kis, een man
uit den statu Benjamin, veer*
22. tig jaren; en dezen afgezet
hebbende, verwekte hij hun
David tot een koning; den-
welke bij ook getuigenis gaf,
en teide: ik heb gevonden
David den zoon van ïsai, eeu
man naar mijn hart, die al
2:t. mijnen wil zal doen. Van
het zaad van dezen heeft God
Israël, naar de belofte, ver
wekt den Zaligmaker Jezus,
24. als Johannes eerst al den
volke Israels vóór zijne aan-
komst gepredikt had den
2i>.doop der bekeering. Doch
als Johannes den loop ver-
vulde, teide hij: Wie meent
gijlieden dat ik ben f Ik
ben de Christus niet; maar
zie, hij komt na mij, wien ik
niet waardig ben de achoe-
nen zijner voeten teontbin
den.
26.    Mannen broeders, ktnde-
ren van \'t geslacht Abra-
hams, en wie onder u God
vreezen, tot u ia het woord
dezer zaligheid gezonden.
27. Want die te Jerusalem wo-
nen, en hunne oversten, de-
ten niet kennende, hebben
ook de stemmen der profe.
ten, die op eiken sabbatr/up
gelezen worden, hem veroor-
^S.deeleude, vervuld; en geen
oorzaak des doods vindende,
hebben zij van l\'ilatus be-
geerd dat hij zoude gedood
29.worden; en als zij alles vol.
bragt hadden wat van hein
geschreven was, namen zij
hem af van het hout en leiden
SO.hem in het graf. Maar God
beeft hem uit de doodeu op.
il.gewekt; welke gezien ia ge-
weest, vele dagen lang, van
degenen die met hem ouge-
-ocr page 190-
HANDELINGEN n.
woorden zouden geaproken
43. worden. En aU de synagoge
fescheiden was, volgden ve-
en van de Joden en van de
godsdienstige Jodegenooteu
I\'aulus en Barnabaa; welke
tot hen spraken, eu hen ver-
maanden te blijven bij de
44. genade Goda. Kn op den vol-
genden aabbat kwam bijoia
de gebeele stad tezamen om
bet woord Goda te hooren.
4». Doch de Joden de scharen
ziende werden met nijdig-
heid vervuld, en wederapra*
keu hetgeen vsn Paulua ge-
zegd werd, wedersprekende
ni.cn lasterende. Maar Paulua
en ll^rnahas vrijmoedigheid
gebru krndezeiden: Het was
noodig dat eerst tot ti het
woord Gods gesproken zoude
worden; doch naardemaal gij
hetzelve verstoot, eu uzel-
ve des eeuwigen levens niet
waardig oordeelt, zie, wij kee-
47. ren ons tot de heidenen. Want
«Iroi\'i beeft ona de Heer ge-
boden, zengende t Ik heb u
Jeateld tot een licht
er heidenen, opdat
gij zoudt zijn tot sa-
llgheid.totaan het ui-
43.terate der aarde. Ala
nu de heidenen dit hoorden ,
verblijdden zij zich en pre-
zen bet woord dea Heeren,
en er geloofdeu zoovelen ala
er geordineerd waren tot het
49. eeuwige leven; en bet woord
des Heeren werd door bet
gebeele land uitgebreid.
50.Maar de Joden maakten de
f;odadienatige eu aanzien -
ijke vrouwen en de voor-
naamsten van de atad 6p,
en verwekten vervolging te-
gen Paulua en Barnabaa, eu
wierpen ze uit hunne Land-
51. palen. Doch zij scbaddedeu
het muf van hunne voeten
af tegen detelve, en kwa-
52. men te Iconium; en de \'dis-
cl pelen werden vervuld met
blijdschap eu met den Heil l-
geu Geest.
komen waren van Galilla
naar Jeruzalem, die zijne
tetuigen tijti bij het volk.
11 vtj verkondigen u de be-
lofte die tot de vaderen ne-
achied ii, dat namelijk God
dezelve vervuld heeft aan ooa
hunne kinderen, als hij .\'e-
zut verwekt heeft: Relijk ook
in den tweeden paalin ge-
schreven staat: Gij z ij t
in ij n Zuon, heden heb
ik u gegenereerd. Kn
dat hij hem uit de doodeu
heeft opgewekt, alzoo dat
hij niet meer zal tot verder-
ving keeren, heeft hij aldus
geiegd: Ik zal ulieden
de weldadigheden 1) a-
vidageveu.diegetrouw
z ij n: waarom hij ook in een
anderen psalm zegt: G ij
zult uwen Heiligenlef
orergeven om verder-
ving te zien. Want Da
vid, als bij lu zijnen tijdden
raad Gods gediend had, is
ontslapen, en is bij zijne va-
deren gelegd, en heeft wel
verderving gezien ; maar hij,
dien God opgewekt heeft,
beeft geen verderving ge-
zien. Zoo zij u dan bekend,
mannen broedera, dat door
dezen u vergeving der ion
den verkondigd wordt; et
dal van alles, waarvan gi,
niet kondt * ere gt vaardigt
worden door de wet van Md
zee, door dezen een lege
lijk die gelooft geregtvaar
,digd wordt. Ziet dan toe dat
over ulieden niet kome \'t
geen gezegd Is in de pro-
feten: Ziet, gij verach
tera, en verwondert
u, en verdwijnt; want
ik werk een werk In
uwe dagen, een werk
\'t welk gij niet zult
gelooveu zoo bet u
iemand verhaalt.
Ën als tle Joden uitgegaan
wnreu uit de synagoge, b*-
deu de heideneu dat tegeu
deu naasteu sabbat hun die
-ocr page 191-
HANDKM
HOOFDSTUK 14.
I. En het geschiedde te f co.
mum, lint tij tezamen gin-
5en In de synagoge der Jo-
en,en alioó spraken, dat
een groote menigte beide van
Joden en Grieken geloofde.
_. Muur de Joden die ongehoor-
taam waren ontstaken en
verbitterden de zielen der
heidenen tegen de broeders.
H. Zij verkeerden dan aldaar
een langen tijd, vrijmoedig
sprekende in den Heer, die
getuigenis gaf aan het woord
zijner genade, en gal\' dat
teekenen en «\'onderen ge-
schiedden door hunne han-
4. den. En de menigte der stad
werd verdeeld, en sommi-
gen waren met de Joden, en
sommigen met de apostelen.
.ï.En als er een oploop ge-
schtedde beide van heidenen
en van Joden, met hunne
oversten, om hun smaadheid
aantedocu en Aen te steeni-
r>. gen, zijn zij,^,\'.\':.* overlegd
hebbende, gevlugt n«itr de
ateden van Lycaonü\', hom*.
tijk Lystra en Oerbe, en bet
7.omliggende land, en ver-
kondigden aldaar het evan-
gelle.
3. En een zeker mun te l.y«-
tra zat omuagtig aan de
voeten, kreupel zijnde van
den moederschoot af, die
9. nooit had gewandeld. Uexe
hoorde Pauius spreken -. wel
ke de oogen op hem houden.
de . en tiende dat bij gelooi*
had om gezond te worden,
10. zeide met groote stem; Sta
regt op uwe voeten. En bij
11. sprong op en wandelde. En
de scharen ziende \'t geen
Faulus gedaan had,verhie-
ven hunne stemmen en zei.
den In \'t Hycaonisch : De go-
den sijn den mensehen gelijk
geworden en tot ons neder-
i\'i. gekomen; en zij noemden
Baruabaa Jupiter,en Pauius
Mercuriua, omdat bij bet
NOEN 14.                                183
IS. woord voerde. En de priester
van Jnplter die vóór hunne
stad was, als hij ossen en
kransen aan de voorpoorten
gebragt had, wilde hij ofle-
14. ren met de scharen. Maar de
apostelen Baroabas en Pau-
lus \'int boorende, scheurden
hunne kleederen en spron-
gen onderde schare, roepen-
i-i.tic en zeggende: Mannen,
waarom doet gij deze diu-
gen ? Wij zijn óók menscheu
van gelijke bewegingen als
gij, en verkondigen ulieden,
dat gij u zoudt vai deze
ijdele dhiffrn bekeeren tot
den levenden God, die ge-
maakt heeft den hemelende
aarde en de zee en al \'t geen
ifi.iu dezelve is: welke in de
verledene tijden al de hei-
denen heeft laten wandelen
17.in hunoe wegen; hoewel hij
nogtans zichzelven niet on •
betuigd gelaten heeft, goed-
rioeude van den hemel, ons
regen en vruchtbare tijden
gevende, vervullende onze
Uarten met snij» en vrolijk-
18. beid. Eu dit zeggende we-
derbielden lij naauwelijks de
scharen , dat zij hun niet of*
19. ferdeu. Maar daarover kwa-
men Joden van Antiochieeu
Iconium , en overreedden de
scharen , en steenigden Pau-
lus, en sleepten hem buiten
de stad, meenende dat hij
SU, dood was. Doch als hemde
discipelen omringd hadden,
stond hij op en kwam in de
stad.
En des anderen daagt ging
hij met Barnabas uit naar
Sl.Derbe. Ku alt zij aan die
ttad het evangelie verkon-
digd en vele discipelen ge-
maakt hadden, keerden zij
weder naar I.ystra en Ico-
22.niumen Antiochie, verst er-
kende de ziele» der discipe-
Iru, M vermanende dat ce
zoudeu blijven in het geloot,
en dat wij door veIe verdruk
kitiifen moeien iugaau in
-ocr page 192-
HANDELINGEN 15.
m
23,het koningrijk Gods. En al*
zij hun in elke gemeente met
opsteken der handen ouder*
linnen verkoren hadden, ge-
beden hebbende met vasten,
bevalen zij ze den ileer in
welken zij geloofd hadden.
il. En I\'isidië doorgereisd heb-
bende, kwamen zij in l\'nm-
2». fyliè\'; en als zij te Perge het
woord gesproken hadden,
kwamen zijaf naar Attalii*;
.\'\'i,f n vandaar voeren zij af naar
Autiochift, vanwaar zij der
genade Gods bevolen waren
geweest tot het werk dat zij
?7.volbragt hadden. Kn daar
gekomen zijnde, en de ge-
meente vergaderd hebbende,
verbaalden zij wat groote
dingen God met hen gedaan
had, en dat bij den heidenen
de deur des geloofs geopend
.N.hftd. En zij verkeerden al-
daar geen kleinen tijd met
de discipelen.
HOOFDSTUK 15.
1. En sommigen die afgeko.
men waren van Judéa leer.
den de broederen , zeggende.
Indien gij niet besneden
wordt naar de wijze van Mo*
zes,zoo kunt gij niet zalig
..worden. Als er dan geen
kleine wederstand en twis-
ting geschiedde van Paulus
en Barnabas tegen hen , zoo
hebben zij geordineerd dat
l\'aulus en llarnabas en
«enige auderen uit hen zou-
den opgaan tot de apostelen
eu ouderlingen naarJeruza-
it.lern, wegens deze vraag. Zij
dan van de gemeente uitge-
leid zijnde , rei«den door Fe-
nicië en Samarië, verhalende
de bekeering der heidenen,
en deden al den broedereu
4. groote blijdschap aan. En
te Jeruzalem gekomen ziju-
il(*, werdeu zij ontvangen
van de gemeente er. de apos-
ten eu de ouderlingen ; en
zij verkondigden wat groote
diugeu God met beu gedaan
\'•.had. Maar. ttiden tij» er
zijn sommigen opgestaan
van die van de sekte der i\'a-
rizeërs, die geloovig zijn ge-
worden, zeggende dat men
hen moet besnijden, en ge-
bieden de wet van Mozes te
onderhouden.
6.    En de apostelen en de on.
derlingen vergaderden teza-
men om op deze zaak te let-
7. ten. En als daarover groote
twisting geschiedde, stond
Petrus op en zeide tot hen :
Mannen broeders, gij weet
dat God sedert langen tijd
onder onswiy verkoren heeft,
dat de heidenen door mijnen
mond het woord des evange-
lies souden hooren en ge-
S.looven. En God de kenner
der harten heelt hun getui-
genis gegeven, hun gevende
j den Heiligen Geest gelijk
<).als ook ons, en heeft geen
onderscheid gemaakt tus-
«chen ons en hen, gereinigd
hebbende hunne harten door
10,het geloof. Nu dan, wat
verzoekt gij God, om een
juk op den hals der disci-
pelen te leggen, \'t welk
noch onze vaderen noch wij
hebben kunnen dragen ?
11.Maar wij gelooven door de
genade des Heeren Jezus
hristus zalig te worden op
12,zulke wijze als ook zij. En
al de menigte zweeg stil,
en zij hoorden Barnabai en
Paulus verhalen, wat groote
teekenen en wonderen God
door hen ouder de heidenen
gedaan had.
13.    En nadat deze zwegen,
antwoordde Jacobus, zeg-
gende: Mannen broeders,
14. hoort mij. Simeon heeft ver-
haald hoe God eerst de hei-
denen heeft bezocht, om uit
ken een volk * aantenemen
ir».voor zijnen naam, Kn hier.
mede steimueu overeen de
woorden der profeten, gelijk
Hi.gt\'ichreven is: Nadezen
zal ik wederkeer e n **n
-ocr page 193-
l.NUKN 16.                           18a
zijnde gnedgedocht, eenipe
mannen te verkleien en tot
u te zenden inet onze gelief-
den Barnabas en 1\'aulus,
26.menschen die bunne zielen
overgefeven hebben voor
den naam onzes Heeren Je-
27. zus Christus. Wij hebben
dan Judas en Silas geson-
den, die óók met den mond
hetzelfde zullen verkoudi-
28. gen. Want het heeft den
Heiligen Geest en ons goed-
gedocht , ulieden geen meer-
deren last opteleggen dan
deze noodzakelijke dingen:
29. namelijk dat gij u onthoudt
van \'t geen den afgoden ge-
oft\'erd is, en van bloed, en
van het verstikte, en van
hoererij; van welke dingen
indien gij uzelve wacht, zoo
zult gij wèl doen. Vaart-
wel.
30.    Deze dan hun afscheid
ontvangen hebbende, kwa-
raen te Antiochiê; en de me-
nigte vergaderd hebbende,
ai, gaven zij den brief over. hu
zij dien gelezen hebbende
verblijdden zich over de ver*
32.troost.ng. Judas nu en Si-
las, die ook zelve profeten
waren, vermaanden de broe-
ders met vele woorden, en
3a.versterkten ze. hu als zij
•Inos een tijd lang vertoefd
hadden, lieten hen de broe-
ders wedertim gaan met vrede.
3\'i.tot de apostelen. Maar het
docht Silas goed aldaar te
35. blijven. En 1\'aulus en Bar-
nabas onthielden zich te An-
tiochiü, leerende en verkon*
digeude met nog vele ande-
ren het woord des Heeren.
36.    Ën na een ige dagen zeide
1\'aulus tot llarnabas: Laat
ons nu wederkceren , en be-
zoeken onte broeders in elke
stad in welke wij het v. oord
des Heeren verkondigd heb-
3J. ben, hoe zij het hebben. Ë11
Barnabas ried dat zij Johan-
nes die genaamd is Marcus
i38.zouden medenemen; maar
wederopbouw en den
tabernakel l)avid«die
vervallen ii, en\'t (reen
daarvan verbroken is
wederopbouwen, en
ik zal denzelven »(•
17-deropr lieten, opdat
de overblijvende m e n-
schenden H eer zoeken,
i\'i: al deheidenenover
welke mijn naam aan-
geroepen is, spreekt
de Heer die dit alles
ls.doet, Gode zijn al zijne
werken van eeuwigheid
19. bekend. Daarom oordeel
ik, dat men degenen die
uit de heidenen zich tot
God bekeeren niet beroere,
_0.maar hen zal aanschrijven,
dat zij zich onthouden van
de dingen die door de afgo-
den besmet zijn, en van hoe-
rerij, en van het verstikte,
31. en van bloed. Want Mozes
heeft er van oude tijden in
elke stad die hem prediken,
en hij wordt op elkeu sabbat
in de synagogen gelezen.
\'«12. Toen heeft hel den aposte-
ten en den ouderlingen met
de geheele xemeente goed-
gedocht, eeaiye mannen uit
xich te verkiezen en met
1\'aulus en liamabaa te zen-
den naar Antiochif, namelijk
.ludas die toegenaamd wordt
Barsabas, en Silas, mannen
die voorgangers waren ouder
23. de broeders; en zij schreven
door hen dit navolgende: l)e
apostelen en de ouderlingen
en de broeders wenschen den
broederen uit de heidenen,
die in Antiochiö en Syriü en
24. Cilicië zijn, zaligheid. Naar-
demaal wij gehoord hebben
dat sommigen , die van ons
uitgegaan zijn, u met woor-
deu ontroerd hebben, en uwe
zielen wankelend gemaakt,
zeggeudedat gii moet besne-
den worden en de wet onder-
houden , welken wij dat niet
26.bevolen hadden, zoo beeft
het ons eendragtliï tezamen
-ocr page 194-
\\m                          UANDKL1N
l\'ati Iuh achtte billijk dut men
dien niet xoude medenemen,
die van PamfyÜë af van hen
was afgeweken, en met hm
niet was gegaan tot het werk.
:i!t. Kr ontstond dan een verbit-
tering, alzoo dat zij van
elkander gescheiden zijn, en
dat Barnab&s Marcus mede-
nam en naar Cyprus afvoer.
•Ui. Maar 1\'aulus verkoos Silas,
en reisde henen, der genade
Gods van de broederen bevo-
ll.len zijnde; en bij doorreisde
Svri<- en Cilicië, verster-
kende de gemeenten.
HOOFDSTUK 16.
I. En hij kwam te Derbe en
1/yttra. En zie, aldaar was
een zeker discipel met name
Timotheüs. zoon van eene
geloovige Joodsche vronw,
maar van een Griekschen
..vader; welken goede getui.
genis gegeven werd van de
broederen te Lystra en Ico-
:t.niuin. Deze wilde Paulus
dat met hem zoude reizen;
en hij nam en besneed hem ,
om der Joden wil die in die
plaatsen waren; want zij
kenden allen zijnen vader
dat hij een Griek was.
4.    En als zij de steden door-
reisden, gaven zij hun de
nrdonnantiën over, die van
de apostelen en de ouderlin-
gen te Jeruzalem goed)tevon-
den waren, om die te onder-
5. houden. De gemeenten dan
werden bevestigd in het ge-
loof, en werden dadelijk»
(•.overvloediger in getal. Kn
als zij Frygie" en het land
van Galstië doorgereisd had-
den , werden zij van den llel-
ltgen Geest verhinderd het
woord in Azië te spreken;
~.rn aan MysiC gekomen lijn-
de, poogden zij nas/ Bithy*
nir. te reizen, en de GeeBt
S. liet het hun niet toe; en zij
MyaiS voorbij gereisd zijnde,
9. kwamen at\'naar Troas. En
van Paulus werd in den nacht
een ge^igt gezien: rr was
een Macedomschinan*taai\\-
de, die hem bad en zeide:
Kom over in Macedonië en
belp ons. Als hij nu dit ge-
sist gezien had , zoo zochten
wij terstond naar Macedonië
te reizen, besluitende dtwr-
vit,
dat ons de Heer geroe-
pen had om denzelven het
evangelie te verkondigen.
11.    Van Troas dan afgevaren
zijnde, liepen wii regt naar
Samothrace, en oen volgen-
12. den dag naar Neapolis; en
vandaar naar Filippi, welke
is de eerste stad van dit deel
van Macedonië, een kolonie ;
en wij onthielden ons in die
ïa.stad ettelijke dagen. En op
den dag dessabbate gingen
wij buiten de stad aan de
rivier, waar het gebed plagt
te geschieden, en nederge.
zeten zijnde spraken wij tot
de vrouwen die tezamenge-
14.komen waren. En een te-
ken vrouw met name Lydla,
een purperverkoopster van
de stad Tbyatira, die God
diende, hoorde ons; welker
hart de lieer heeft geopend,
dat zij achtnam op hetgeen
van Paulus geaprolien werd.
15. En als zij gedoopt was en
haar huis, bad /ij ons, zeg*
irende i Indien gij hebt ge-
oordeeld dat ik den Heer
getrouw ben, zoo komt in
mijn huis en blijft er; en zij
dwong ons.
16.    En het geschiedde als wij
tot het gebed henengingen,
dat een zekere dienstmaagd ,
hebbende een waarzeggen -
den geest, ons ontmoette,
welke haren heeren groot
gewin toebragt met waarzeg-
17> gen. J)eze volgde Paulus en
ons achterna, en riep, zeg-
Sende: Deze menschen zijn
Ienstknechten Godsdea Al
lerhoogsten, die ons den
weg der zaligheid verkondi-
18. gen. En dit deed sij vele
dagen lang. Maar Paulus
-ocr page 195-
ÏJANDKLI
ttitantvrr ontevreden zijnde,
keerde ticb om en zeide tot
tien geest: Ik gebied u in
den DRtm van Jezus Christus
dat «1.: van haar uitgaat. En
hij Klif uit terzelfder ure.
11), Al« nu de heeren van dezelve
zagen dat de hoop hum ge-
wina wet; vm, grepen zij
1\'aulus en Silaa en trokken
ze naar de markt voor de
30. overaten; en ala zij ze tot de
hoofdmannen gebragt had-
den, zeiden sij: Deze men-
achen beroeren onze atad,
21, daar zij Joden zijn; en zij
verkondigen zeden die het
ona niet geoorloofd ia aan-
tenemen of te doen, alzoo
«.wij Romeinen zijn. En de
schare atond gezamenlijk
tegen hen op; en de hoofd-
mannen bun de kleederen
afgescheurd hebbende, be-
£3. valen ze te geeselen ; en ala
zij bun vele slagen gegeven
hadden, wierpen zij ze in de
gevangenis, en geboden den
stokbewaarder dat hfi ze ze-
Sl.kerlijk bewaren zoude: de-
welke zulk een gebod ont-
vangen hebbende, wierp hen
in den binnenin en kerker en
verzekerde hunne voelen in
den atok.
Sb, En omtrent middernacht
baden Paulus en Silaa en
zongen Gode lofzangen, en
de gevangenen hoorden naar
.\'\'\'. hen. En er geschiedde snel-
lijk een groote aardbeving,
alzoo dat de fundamenten
dea kerkera bewogen wer-
den; en terstond werden al
de deuren geopend, en de
banden van allen werden
£7.1oa. En de stokbewaarder
wakker geworden zijnde, en
ziende de deuren der gevan-
irenis geopend, trok een
zwaarden zoude sicbzelven
oingebragt hebben, meenen-
de dat de gevnngenen ont-
28. vloden waren. Maar Paului
riep met groote stem, zeg.
gende: Doe uzelven geen
NGEN 16.                           187
kwaad, want wij /.ijn allen
29, hier. En ala hij licht ur
eischt had, sprong hij naar-
binnen, en werd zeer be-
vende en viel neder tan <>t
reeftn
van 1\'aulus en Silaa;
80. en hen buiten gebragt heb-
bende , zeide hij: Lieve hee-
ren, wat mr et ik doen opdat
31.ik zalig worde? En zij zei-
den: Geloof in den Heer
Jezus C\'briett\'.a. en gij zult
zalig worden, gij en uw buis.
32. En zij spraken tot hem het
woord des Meeren, en tot
allen die in zijn huis waren.
33. En hij nam hen lot ilch in
die ure dea nachts, en wieach
hen van de striemen; en hi
werd terstond gedoopt, en
34. al de zijnen ; en hij bragt ze
in zijn huis, en zette hun de
tafel voor, en verheugde zich
dat hij met al zijn buit
aan God geloovig geworden
wsa.
35.    En als het dag geworden
was, zonden de hoofdman*
nen de stadadienaara, ie»-
geude: Laat die menseben
36.los. En de stokbewaarder
boodschapte deze woorden
aan 1\'aulus, zeggende: De
hoofdmannen hebben gezon-
den dat gij soudt loarelaten
worden : gaat dan nu uit en
37.reist henen in vrede. Maar
Paulua zeide tot hen: Zij
hebben one die Romeinen
zijnonveroordeeldin \'topen-
baar gegeeaeld en in de ge-
vangenia geworpen, en wer*
pen ze ons nu heimelijk
daaruit? Niet alzoo; maar
dat ze zelve komen en ons
3S.uitleiden. En de stadsdie-
naara boodschapten deze
woorden wederom den hoofd-
mannen; en zij werden be-
vreead, boorende dat zij
39. Homeinen waren; en zij ko-
mende baden hen, en ala zij
ze uitgeleid hadden , begeer-
den zij dat ze uit de atad
40.gaan souden. En uitgegaan
lijnde uit de gevangenis,
-ocr page 196-
HANDELINGEN 17.
Ringen zij in bij l-.vdm; en
de broeden gezien hebben,
de, vertroostten zij dezelve,
en Kingen uit de stad,
HOOFDSTUK IJ.
I. En door Amlipolis en Apol
lonia hunnen weg genomen
hebbende, kwamen zij
ThesBalonica, alwaar een
i, synagoge der Joden was. En
PauluB, gelijk hij gewoon
wae, ging tot hen in, en
drie sabbaten lang handelde
hij met hen uit de Schriften ,
\',\\.dezelve openende, en voor
fiogen «tellende dat de Chris.
tus moest lijden eu opstaan
uit de dooden, en dat deze
Jezus is de Christus, dien
ik, it-nlf hij, uliedenverkon-
l.dig. Ka sommigen uit ben
geloofden en werden Paulus
en Silas toegevoegd, en van
de godsdienstige Grieken een
groote menigte, en van de
voornaamste vrouwen niet
j. weinige. Maar de Joden die
ongehoorzaam waren dit be*
nijdemle, namen tot zich
eenige booze mannen uit de
markt boeven, en maakten
dat het volk te hoop liep, en
beroerden de stad; en op het
huis Jasons aanvallende,
zochten zij ze tot het volk te
6. brengen; en als zij ze niet
vonden, trokken zij Jason
en eenige broeders voor de
oversten der stad, roepende:
Deze die de wereld in beroe*
ring hebben gebragt, zijn
7. ook hier gekomen, welke
JAson in xiin huis genomen
heeft; en alle deze doen te-
gen de geboden des keizer*,
zeggende dat er een andere
koniug is, namelijk Jezus.
S. En zij beroerden de schare
en de oversten der Btad die
y, dit hoorden , doch als *ij van
Jabou en de anderen vofdoe-
ning ontvangen hadden, 1 ie-
ten zij ze gaan.
10. En de broeden zonden ter-
btond des nachts Paulus eu
Silas weg uaar Beréa; welke
daar gekomen zijnde gingen
henen naar de synagoge der
11.Joden; en dese waren ede-
Ier dan die te ThessaloDica
waren, als die het woord
ontvingen met alle toegene-
genheid, onderzoekende da-
Ïelijksde Schriften, of deze
ingen alsoo waren. Velen
dan uit hen geloofden, en
van de Grieksche aanzien-
lijke vrouwen en van de mau-
13. nen niet weinige; maar aIb
de Joden van \'1\'hesBalonica
verstonden dat het woord
Gods ook te Berca van l\'au-
lus verkondigd werd, kwa-
men zij ook daar en bewogen
14.de scharen. Doch de broc*
ders zonden toen van Btondc
aan Paulus weg, dat hij ging
als naar de zee; maar Si-
las en Timothflüs bleven al-
15. daar. En die Paulus geleid-
den bragten hein tot Athene
toe, en als zij bevel gekre-
gen hadden voor SilaB en
Timotheiis, dat zij op het
spoedigst tot hem zouden
komen, vertrokken zij.
16.    En terwijl l\'auius hen te
Athene verwachtte, werd zijn
geest in hem ontstoken,
zieude dat de stad zoozeer
afgodisch was. Hij handelde
dan in de synagoge inct de
Joden en met degenen die
Sodsdienstig waren, en op
e markt alle dagen met dc-
geneu die hem voorkwamen.
18. En sommigen van de Epieu-
reïsebe en Stoïsche filosofen
streden met hem, en Bom-
migen zeiden: Wat wil toch
deze klapper Keggen? maar
anderen zeiden: Hij schijnt
een verkondiger te zijn van
vreemde goden, omdat bij
hun Jezus en de opstanding
ia, verkondigde. En zij uamen
hem en bragten hem op de
plaats genaamd Areopagus,
zeggende: Kunnen wij niet
weten welke deze nieuwe
leer is waar gij van spreekt ?
-ocr page 197-
HANDEMNGEN 18.                                 I9Ï
t.Want gij brengt «•mi*\'-] welke door mentche-kunst
vreemde dingen voor onze en bedenking gemeden zlju.
noren : wij willen dan weten . 30. God dan de tijden der onwe
l.wat toch dit iljn wil. (Die
Tan Athene nu allen, en de
vreemdelingen die zich da&r
onthielden, besteedden hun-
iten tijd tot niets andera dan
om wat nieuws te zeggen en
te hooren.)
ï. Kn l\'aulus staande in \'t
midden van de plaat» oe
naamd
Areopagua, telde:
Gij mannen van Athene, ik
bemerk dat gij allesins ge-
lijk nis KndB.tiersti<er zijt;
t.want de ttad doorgaande,
en aanschouwende uwe hei-
llgdommen, heb ik ook een
altaar gevonden op hetwelk
een opschrift stond; Pkn
u \\ i; j. k k mu \\ Go». Dezeu
dan, dien gij niet kennende
dient, verkondig ik ulieden.
I. De God die de wereld ge-
maakt heeft en alles wat
daarin Is. deze zijnde een
Heer des hemels en der aar-
de, woont niet in tempelen
i.met handen gemaakt, en
wij nlt ook van mensche-
handen niet Kediend alt iets
behoevende, alzoa hij zelf
allen het leven en den adem
\\ en alle dingen treeft; en
beeft uit \'--\'ii bloed het gan-
scbe geslacht der menscben
gemaakt, om op den gehee.
len aardbodem te wonen,
bescheiden hebbende de tij-
den tevoren geordineerd, en
de bepalingen van hunne
r.woning, opdat zij den Heer
zouden zoeken, of zij hem
immers tasten en vinden
mngten, hoewel bij niet ver
is van een iegelijk van ons.
*. Want in hem leven wij, mi
bewegen wij ons, en zijn
U\'J. gelijk ook eenigeo van
uwe poëten gezegd hebben:
Want wij zijn ook zijn ge-
>• slacht. Wij dan zijnde liods
geslacht, mueten niet met--
nen dat de Godheid goud of
zilver of sleeu gelijk zij,
t ..lid In.1,1 imiphii .•f-r\\m k*h
tendheid voorbijgezien heb-
bende, verkondigt nn allen
menscben alom dat sij zich
Sl.bekeeren: daarom dat bij
een dag gesteld heeft op wei-
ken hij den aardbodem regt-
vaardlg tal oordeelen, door
een man dien bij daartoe ge-
ordineerd beeft, verzekering
daarran doende aan allen,
dewijl hij hem uit de dooden
opgewekt beeft.
12. Als zij nu van de opstan-
ding der dooden hoorden,
spotteden sommigen daar-
mede, en sommigen zeiden:
Wij zullen u wederom hier•
13.van hooren. En alzoo la
Paulus uit het midden van
\'tA hen weggegaan; docb so.u-
mige mannen hingen hem
aan en geloofden, onder
«\'elke ook Dlonyatua de
Areopagiet was, en eeu
vrouw met name Damaris,
en anileren met dezelve.
HOOFDSTUK IN.
I. En nadezen scheidde Pau-
lus van Athene en kwam Ie
2.Corinthe, en vond een zeke-
ren Jood met name AqulU,
van geboorte uit Pnnius, die
onlangs van Italië geko-
men was, en Priscilla zijne
vrouw, (omdat Claudius be-
volen had dat al de Joden
uit Rome vertrekken zou-
den} , en hij ging tot hen;
.\'l.en omdat bij van \'t zelfde
handwerk was, bleef bij bij
hen en werkte; want zij *»•
ren tentemakers van band-
4.werk. En hij handelde op
eiken sabbat in de synago.
ge, en bewoog tot het yetuttf
Joden en Grieken.
5, En als Silas en TimotheUa
van Macedonië afgekomen
waren, werd l\'aulus door den
Geest gedrongen, betuigen-
de den Joden dat Jezus ia de
C.Christus. Maar al» zij we.
13
-ocr page 198-
NGEN 18.
IS. En als Paulus daar dor
vele dagen gebleven was,
nam hij afscheid van de broe*
deren, en voer vandaar naar
Syrit1, en l\'riscilla en Auuila
met hem, zijn hoofd te Cen-
chrea geschoren hebbende,
want hji had een gelofte <;••
19.daan. En hij kwam te Efeze
aan, en liet ze aldaar; maar
htf ging in de tynagoge en
20.handelde met de Joden. En
als zij baden dat hij lan-
ger bij hen blijven zoude,
\'21.bewilligde hij \'t niet, maar
bij nam afscheid van hen ,
zeggende: Ik moet noodza-
ki lijk bet toekomende feest
te Jeruzalem houden; doch
ik zal tot u wederkeertn,
zoo God wil. En hij voer
\'22.weg van Efeze. Eu als bij
te Cesaréa was gekomen,
ging hij op naar Jervxalem,
en de gemeente gegroet beb-
bende, ging bij af naar Au
33.ticcbtë; en als bij aldaar
eenigen tijd geweest was ,
ging hij weg, en doorreisde
vervolgens het land van Ga-
lstiëen FrygiC, versterkende
al de discipelen.
24.     En een zekere Jood met
nameApolIos, van geboorte
een Alexandriêr, een wel-
eprekend man, kwam te
Kfere, magtig zijnde in de
25. Schriften. Deze was in den
weg des Heeren onderweien ;
en vurig zijnde van geest,
sprak hij en leerde naarstig
de zaken des Heeren, we-
tende alleen den doop van
26.Jobannes; en deze begon
vrijmoedig te spreken in de
synagoge. En als hem Aquila
en Priscilla gehoord hadden,
namen tij hem tot zich eu
leiden hem den weg Gods
27.naauwkeurig(r uit. En als
hij wilde raar Achaje rei-
ten, schreven de broeders,
hem vermaand hebbende,
aan de discipelen dat tij
hem ontvangen souden; wel-
ke daar gekomen lijnde veel
190                                 HAM) KI.)
derstonden en lasterden,
schudde hij zijne kleederen
af en seide tut hen: Uw
bloed tij op uw hoofd . ik ben
rei u, en vaii nu af zal ik
tot de heidenen henengaau.
7.Kn vandaar gegaan lijnde,
kwam hij ia het buis Tan
ren man met name Justim
die God diende, wieni huii
H. paalde aan de >ynagoge. En
Crinpiw de overste der iyna-
goge geloofde aan den Heer
met geheel zijn hul», eu ve-
len van de Corintbiërs hem
hoorende geloofden en wer-
9.deu gedoopt. En de Heer
seide tot raulus door een
gezigt in den nacht: Weec
niet bevreesd, inaer spreek,
ilt. en twijg niet; want ik ben
met u, en niemand tal de
h«nd
aan u leggen om u
kwaadtedoen, want ik heb
11.veel volk in deze stad. En
hij oni hield zich aldaar een
jaar en zes maanden, lee-
rende onder hen het woord
God».
]?. Maar als Gallio stadbou-
der van Achaje was, stondeli
de Joden eendragtig tegen
1\'aiilus op, en bragten hem
IX voor den regterstoel, xeg-
gendc: Ueze raadt de men-
scben aan, dat ze God tou-
14,den dienen tegen de wet. Kn
als i-niiiimri.m\'if mond zoude
opendoen, zeide Gallio toi
de Joden: Zoo er eenig on-
gelijk of kwaad ttuk begaan
ware, o Joden, zoo zoude ik
met reden ulieden verdra-
l-\'i.gen; maar indien er geschil
is over een woord en namen
en orer de wet die onder u
is, zoo zult gij zelve toezien ,
want ik wil over deze dingen
lfi, geen regter zijn. En hij
dreef ze weg van den regter-
17.stoel. Maar al de Gieken
namen Sosthenca den over»
ite der synagoge en sloegen
hem voor den regterstoel; en
Gallio trok tien geen van
deze dingen aan.
-ocr page 199-
HANDELINGEN 19.
191
beeft toegebragt aan de^r.
nen die teloofden door de
2$.genade. Want hij overtuigde
de .Jiuit-u met grooten ernst
in \'t openbaar, bewijzende
door de Schriften dat Jezus
de Christus was.
woonden het woord des Hee*
ren Jezus boorden, beide Jo<
den en Grieken.
II. En God deed ongewone
krachten door de handen van
IS.Paulus, alsoo dat ook van
zijn lijf op de kranken ge.
dragen werden de sweetdoe.
ken of gordeldoeken, en dat
de ziekten van beu weken
en de booze geesten vau heu
Kt.uitvoeren. En sommigen van
de omzwervende Joden , zij u -
de (/\'(iiWbezweerders, heb-
ben zich ouderwonden dan
naam des Heeren Jezjs te
noemen over degenen dir
booze geesten hadden, zeg-
gende: Wij bezweren u bij
Jezus dien Paulus predikt.
14. /\'•.•\'\' uu waren zekere ze-
ven zonen van Sceva, een
Joodsch overpriester, die dit
deden. Maar de booze geest
antwoordende seide: Jezus
ken ik , en wie Paulus ia weet
ik; maar gijlieden, wie zijl
16. gij? Eu de menscb in wei-
ken de booze geest was
sprong op hen, en hen mees-
ter geworden zijnde kreeg
bij de overhand tegen ben,
alzoo dat zij naakt en ge-
wond uit dat huis ontvloden.
17. En dit werd allen bekend,
heide Joden en Grieken die
te Efeze woonden, en een
vrees overviel hen allen, en
de naam des Heeren Jezus
18. werd grootgemaakt; en ve-
len dergenen die geloofden
kwamen, belijdende en ver.
kondigende hunne daden.
19. Velen ook dergenen die ijde-
\\*. kimtten gepleegd hadden,
bragten de boeken bijeen
en verbrandden ze in aller
tegenwoordigheid, en bere-
kenden de waarde derzelve,
en bevonden die vijftigdul.
\'.n./rnd zilveren penninf/en. Al
zoo wies bet woord des llee-
ren met inagt eu nam de
overhand.
21. Enalsdezedingen volbragt
waren, nam Paulus voor in
IS*
HOOFDSTUK 10.
En \'t geschiedde terwijl
A polios te Corinthe was, dat
Paulus de bovenste deelen
itrx land» doorreisd hebbende
te Kfeze kwam; en eenige
discipelen aldaar vindende,
.*.ieiilr bij tot ben: Hebt gij
den Heiligen Geest ontvao-
gen als gij geloofd bebt ? Kn
Kij zeiden tot hem : Wij beb-
ben zelfs niet irehoord of er
3. een Heilige Geest is. Kn
hij KMtlc tot hen: Waarin
zijt gij dan gedoopt ? En zij
zeiden : I n den doop van Jo-
l.hannes. Maar Paulus seide:
Johannes beeft wel gedoopt
den doop der bekeering, ze»c-
gende tot bet volk dat zij
gelooven zouden in dengeen
die na hem kwam, dat is in
">. Christus Jezus. En die hem
boorden werden gedoopt in
den naam des Heeren Je-
f\'.zus; en als Paulus hun de
handen opgelegd bad, kwam
de Heilige Geest op ben, en
zij spraken met vreemde ta-
7. len en profeteerden. Kn alle
deze waren omtrent twaalf
mannen.
8,     En hij ging in de tyna<
Koge en sprak vrijmoedig
\'lri*- tiiH\'tuli-ii lang, met ken
bandelende en Ah* aanra-
dende de zaken van het ko-
\'J.niiigrijk Gods. Maar als
sommigen verbard werden
en ongehoorzaam waren,
kwaadsprekende van den weg
aen ii,- .,•,.„ voor de menigte,
weeg hij van ben en scheidde
oe discipelen af, dagelijks
handelende in de school van
m. zekeren Tyrannus. En dit
Keschiedde Iwee jaren lang,
alsoo dat allen die in Azië
-ocr page 200-
192                                 HANDELINGEN 19.
den geest, Macedonië en
Ai\'iittji\' doorgegaan hebben*
de naar Jeruzalem te reizen,
zeggende; Nadat ik aldaar
/.\'tl geweest zijn, moet ik
.\'2. ooit Rome zien. En rIb hij
uuur Macedonië gezonden
had twee van degenen die
hem dienden, namelijk Tiino-
tbeua en Erastus, bleef hij
zelf een tijd lang in Azië.
2.t. Maarop dien lijd ontstond
er geen kleine beroerte vau-
wi\'ifii den weg des 1 loeren.
2-1. Want een met name Deme-
trius, een zilversmid die
kleine zilveren tempelen van
Diana maakte, bragt dien
van die kunst geen klein ge-
25. win toe: welke hij tczamen-
vergaderd hebbende met de
handwerkers van dergelijke
dingen, zcide: Mannen, gij
weet dat wij uit dit gewin
26. onze welvaart hebben; en gij
ziet en hoort, dat deze Pau-
lus veel volk niet alleen van
Efeze maar ook bijna van
geheel Azië overreed en af-
gekeerd heeft, zeggende dat
net geen goden zijn die met
-\'7- handen gemaakt worden; en
wij /.ij n niet alleen in gevaar
dat dit deel in verachting ko-
we , maar dat ook de tempel
van de groote godin Diana
als niets geacht zal worden ,
en dat ook hare majesteit
zal tenondergaan, aan welke
gaUBCll A/.ii ieil de iirlirrt* HP-
28. reld godsdienst bewijst. Als
sij nu dil hoorden, werden
zij vol van toornigheid en
riepen, zeggende; Groot is
29.de Diana der Efeztön! En
de geheele stad werd vol ver-
warring, en zij liepen met
een gedruiach eendragtig
naar de scbouwplaats, met
zich trekkende Gajus en
Aristarchus, Macedoniërs,
medgezelleu van l\'aulus op
de reis.
:f(i. En als Paulua tot het volk
wilde ingaan, lieten \'t hem
Sl.de discipelen niet toe; en
sommigen ook der oversten
van Azië, die zijne vrienden
waren, zonden tot hem en
baden dat bij ziebzelven op
de scbouwplaatB niet zoude
•12. begeven. Zij riepen dan de
één dit,
de ander wat anders;
want de vergadering was
verward, en \'t meerenrfe*/
wist niet om wat oorzaak zij
3\'t.tezaioengekomen waren. Eu
zij deden Alexander uit de
schare voorkomen, alzoo
hem de Joden voortstieteu ;
en Alexander gewenkt heb-
bende met de hand, wilde
bij het volk verantwoording
34.doen. Maar als zij veratou-
den dat hij een Jood was,
werd er ëéne stem van allen ,
roepende omtrent twee uren
lang: Groot is de Diana der
Efeziërs\'
3ü. En als de s/u<fsachrijverde
scharegestildhad, zeide hij:
Gij mannen van Efeze, wat.
mensch is er toch die niet
weet, dat de stad der Efe-
ziirs de tempelbewaarBter is
van de groote godin Diana,
en van het beeld dat uit den
86.hemel gevallen is? Dewijl
dan deze dingen onweder*
sprekelijk zijn , zoo is \'t be-
hoortijk dat. gij stil zijt eu
•7- niets onbedachts doet. Want
gij hebt deze mannen hier
gebragt, die noch kerkroo-
vers zijn noch uwe godin
.\'W.lasteren. Indien dan nu De*
metrius, en dieinet hem van
de kunst zijn, tegen iemand
eenige zaak hebben, deregts-
dagen wordeu gehouden en
er zijn stadhouders: laat ze
39. elkander verklagen. En in-
dien gij Iets van andere din-
gen verzoekt, dat zal in een
wettelijke vergadering be-
40. slecht worden. Want wij
Btaan in gevaar dat wij van
oproer zullen verklaagd wor-
den om den daf/ van beden ,
alzoo er geen oorzaak is
waardoor wij reden zullen
kunnen geven van dezen op-
-ocr page 201-
HANDEL]
loop. En dit gezegd heb-
bende liet bij de vergadering
Kaan.
HOOFDSTUK tO.
1. Nadat nu het oproer ge-
*l iIal w«» . i\'.inhm \'Ie ,i|Ki-j
pelen tot ifch geroepen en
gegroet hebbende, ging uit
om niiar Macedonië ie n:-
\'.\'.zen. K n ali hij die dee-
len doorgereisd en hen niet
vele redenen vermaand had,
kwam hij in Griekenland;
.{. en itU hij aldaar drie maan-
den doorgebrftgt li .ut, en hem
van de Joden lagen gelegd
werden als hij naar Syrië\'
zoude varen, zoo werd bij
van zin wedertekeercn door
I. Macedonië, hu hem ver-
gezebcbapte tot in Azië So-
pater van Berla, en vau de
rbessalonicenzen A rislar-
chus en Secundi!*, eu tiajus
van Perbe, en Timotheiis,
en van die van Aiii; Tychi-
i». rut en TrotiniUH; deze voor-
uiti[ej[aan zijnde wai bitcn
*. ons te \'I ma*. Wij nu voeren
Hl\' Van l\'lh|i|ii t)H de tingen
der ongezuurde branden , en
kwamen in vijf dagen bij
hen te Troas, alwaar wij ooi
zeven dagen onthielden.
/• Kii op deu eersten dag <\\< r
week. al* de discipelen hij.
•\'\'\'tikirkiHiirn waren om brood
ie breken, handelde Pau lus
met hen, zullende des aodc-
ren dnags verreizen; en bij
ai rekte tyiie rede uit tot mH-
8. dernacht; en er waren vele
lichten in de oppertaal waar
!\'. zij vergaderd waren. En een
zeker jongeling met name
Kutychua zat in het vensier,
en met een diepen slaap
overvallen zijnde, nUun l\'au-
mu lang Int hen sprak , door
**0 slaap nederstorlende
*5 *an de derde zoldering
nederwaarts, en werd dood
" opgenomen. Ilnch l\'aulua
JJigekomen zijnde, viel op
nero, en ^,/( omvangende
NGKN 20.                                 10»
zeide hij: Weeat niet. be-
rnerd, want zijne siel is in
11.hem. Km ats hij ireder bo-
ven gegaan was, en hrond
gebroken en wat gegeten
had, en Iauk tol den dage-
raad toe met beu gesproken
12. had, vertrok hij alzoo. Kn
lij bragtcn den knecht le-
vend, en «aren bovmmalr
vertroost.
r». Maar wij vooruit naar hel
schip gegaan zijnde, voeren
af naar Assus, waar wij l\'au-
lus zouden innemen , want
hij bad het alzói\'. bevolen,
en li ij zelf zoude te votl gaan.
II. Kn als bij zicb te Assua bij
ons gevoegd had , namen wij
hem in, en kwamen teMiiy-
lb.léne; en vandaar afgevaren
zijnde kwamen wij den vol-
genden dag f egen Ühtosover,
en des anderen daags lelden
wij aan te Saiuoa, en bleven
te Trogyllium, en den dag
daaraan kwamen wij te Mi-
lfi.léte. Want l\'aulus bad voor
genomen E leze voorbijteva-
ren, opdat hij niet den lijd
iu Azië zoude verslijten ;
want hij spoedde zich, om
(zoobet hem mogelijk ware)
op den pinksterdag te Jeru-
xalem te zijn.
17.     Maar hij zond van Mi\'cle,
naar E leze, en hij ontbood
de ouderlingen der genie* n-
18. te; en als zij tot hem geko-
inen waren zeidc hij tot hen :
Gljlleden weet, van den c*r-
stcn dag af dat ik iu Azië
ben aaogekomen, hne ik
bij u den ganschen lijd ge.
\\\'K werst ben, dienende den
lieer met alle ootiuoedig-
beid, eu vele tranen, en ver-
zoekingeu, die mij overko
men zijn door de lagen der
•20. Joden: hoe ik niet» achler-
gehouden heb van \'t geen
nuttig was, dat ik u niet
zoude verkondigd eu u ge-
leerd hebban, in \'t openbaar
.\'i. en bij de huizen, betuigende,
beide Joden en Grieken de
-ocr page 202-
191
HANDELINGEN 21.
ntemaods zilver of goud of
31.kleeding begeerd; en gij
zelve weet, dat deze handen
tot mijne nooddruft, en den-
genen dje met mij waren,
Xt.gediend hebben. Ik heb u
in alles getoond, dat men
alzóó arbeidende de zwak ken
moet opnemen ,en gedenken
aan de woorden dea 11 reren
Jezus, dat hij gezegd heeft:
Het is zaliger te geven dan
Sfï.te ontvangen. Kn alt hij dit
gezegd had, heeft hij ne-
derknielende met hen allen
gebeden.
37. Ener werd een groot ge-
ween van Ara allen; en zij
vallende om den hals van
3N. 1\'aulus kusten hem , zeer bc»
droefd zijnde, allermeest
over het woord dat hij ge-
zegd had, dat zij zijn aange.
zigt niet meer zien zomien.
Kn zij geleidden hem naar
het schip.
HOOFDSTUK «I.
1.     En als bet gesrhiedde dal
wij van hen gescheiden en
afgevaren waren, zoo liepen
wij regtuit eu kwamen te
Cos, eu den duo daaraan te
Khodus, en vandaar te l*a-
2. tara. En een schip gevon*
den hebbende dat naar I-\'nü -
ci« overvoer, gingen wij er
3.In en voeren af. Kn hI* wij
Cyprus in \'t gezigt gekre-
gen en dat aan de linker
hand gelaten hadden, voeren
wij naar Syriv , en kwamen
aan te Tyrus; want hel schip
zoude aldaar den last otilla-
I.den. En de discipelen ge-
vonden hebbende, bleven
wij daar zeven dagen; de-
welketot I\'aulusieiden door
den Geest, dal bij niet zou-
de opgaan naar Jeruzalem.
!». Toen hel nu geschiedde dat
wij deze dagen doorgebrngt
hadden, gingen wij uit en
reisden voort; en tij geleid-
den ona allen met vrouwen
en kinderen tot buiten de
bekeering tot God en het ge-
loof in onzen lieer .tem*
J-. Christus. En uu xie, gebon-
den zijnde door den Geest
rei* ik naar Jeruzalem, niet
wetende wat mij daar onl-
22. moeien zal, dan dat de Hei-
lige Geest van stad tot stad
betuigt, zeggende dat mij
banden eu verdrukkingen
Jl, aanstaande zijn. Maar ik
acht np geen ding, en houd
in ij ii leven niet dierbaar voor
11l jj 711 ve 11 . opdat ik mijnen
loop met blijdschap mag vol-
brengen , en den dienst wel.
keu ik van den Heer Jezus
ontvangen heb, om te netui<
Ssn het evangelie der genade
od«. Eu nu zie, ik weet
dat gij allen, waar fk door-
gegaan ben predikende het
koningrijk Gods, mijn aan<
gezigt niet meer zien zult,
:.u. IMiirimi betuig ik ulieden
op dezen huidigen dag. dat
ik rein ben van het bloeuvan
37.« allen; want ik heb nieti
achtergehouden, dat ik u
niet zoude verkondigd heb-
JS. hen al den raad Gods. Zoo
hebt dan acht op uzelve, en
op de geheele kudde over
dewelke u de Heilige Geest
tot opzieners gesteld heeft,
oin de gemeente Gods te
weiden, welke hij verkregen
heeft door zijn eigen bloed.
19. Want dit weet ik, dat na
mijn vertrek zware wolven
lot u inkomen sullen, die
.m. dr kudde niet sparen; en uit
u zelve zullen mannen on-
staan sprekende verkeerde
dingen, om de diacipelen «i.
.\'fl.letrekkenachterzich. l)aar-
om waakt, en gedenkt, dat
ik drie jaren lang nacht en
dag niet opgehouden heb
een iegelijk met tranen te
Ai.vermanen. En nu broeders,
ik beveel u Gode en den
woorde zijner genade, die
magtig is u op:ebouwen en
u een erfdeel te geven onder
33.al de gcheiligden. Ik heb
-ocr page 203-
HANDELINGEN 21.                                196
de met zirh een zekeren Mna<
son van Cyprus, een ouden
discipel, bij denwrlke wij
•tad,en aan denderknlelende hebb
6.beden;en als wij
souden tebuisliggen
17.     En als wij te Jeruzalem
gekomen waren, ontvingen
ons de broeders hlijdelijk.
18. Kn den volgenden dag ging
Paulus met ons In int Jmmk
bus; en al de ouderlingen
19. waren daar gekomen. En
als bij se gegroet had, ver-
haalde hij van stuk Int stuk ,
wat God onder de heidenen
door zijnen dienst gedaan
20. bad. En sij dat gehoord heb.
bende, loofden den Heer,
en zelden tot hem: Gij ziet
broeder, boevele duizenden
van Joden er zijn die gelno.
ven, en zij zijn alteu ij*c
21. raars voor de wet; en sij zijn
aangaande u berigt, dat gij
al de Joden die onder de hei-
denen zijn leert van Mozrs
afvallen, zeggende dat zij de
kinderen niet zouden besnij-
den noch naar de wijnen der
22. wet wandelen. Watiserdan
te doen? Het ia zeer nnndig
dat de menigte tezamP-nko-
me;want zij zullen hnnren
23.dat gij gekomen zijt. Dor
dan \'t geen wij u zeggen.
WIJ hebben vier mannen die
een gelofte gedaan hebben i
21. neem deze tot u , en heilig u
met hen , en doe de onkosten
nevens hen, opdat zij het
hoofd bescherm mogen ; en
allen mogen weten, dat er
niets is aan \'t geen waar-
van zij aangaande u herigt
zijd , maar rfaf gij nttéó wai\'-
dclt, dat gfj ook zelf de wet
Ii.onderhoudt. Doch van de
heidenen die geloovcn heh-
ben wij geschreven en goed-
gevonden , dat zij niela der-
gel ijkszouden onderhouden,
dan dat zij zich wachten van
\'t geen den afgoden geofferd
Is, en van bloed, en van \'l
verstikte, en van hoererij.
26.Toen nam Paulus de roan-
nen met zich, en den dag
gegroet hadden, gingen wij
in het schip, maar sljlle ien
keerdco weder elk naar het
zijne.
1. Wij nu de Taart volbragl
hebbende van Tyrus, kwn
men aan te Ptolemaïs, ei
de broedera gegroet hebben
da, bieren één dag bij hen
S.En dei anderen daag» gin.
Een Paulus en wij die niet
nu waren vandaar en kwa-
tnen te Cesaréa, en gegaan
zijnde in het buit van Pilip-
pus den evangelist, (die een
was van de zeven), bleven
9. wij bij hem. Deze nu had
vier dochters, nog maagden,
ld,dfe profeteerden. Kn als wij
4aar vele dagen gebleven
«\'aren, kwam er een seker
profeet af van Judéa, met
11.name Agabus; en bijkwam
tot ons, en nam den gordel
van Paulus, en xichzelven
handen en voeten gebonden
hebbende, zeide: Pit zegt
de Heilige Geest: Denman
wiens deze gordel is zullen
de Joden alsóó te Jemtalem
binden, en overleveren in de
12. banden der heidenen. Als
wij nu dit hoorden, baden
beide wij en die van die
plaats waren, dat hij niet
zoude opgaan naar Jeruza-
13. lem. Maar Paulus antwoord*
de: Wat doet gij dat gij
weent en mijn nart week
maakt? Want ik ben bereid
niet alleen gebonden te wor-
den, maar nok te sterven te
Jeruzalem voor den naam
H.des Ileeren Jezus. En als
bij lich niet liet afraden,
hielden wij ons tevreden,
"ggende: De wil des Hee-
ren geschiede.
19. En na die dagen maakten
wij ons gereed en gingen op
16. naar Jeruzalem; en met ons
X\' ngen ook tommigen der dis.
cipelen van Cesaréa, leiden-
-ocr page 204-
1%                                HANDEL]
daaraan met ben geheiligd
lijnde, ging hij in den tetn-
pel, en verkondigde dat de
dagen der heiliging vervuld
waren, blijvende daar totdat
vooreen iegelijk "»n hen de
offerande geofferd »ai.
•i. Als du de seven dagen zou
den voleindigd worden, za-
gen hein de Joden van Am-
in den tempel, en beroerden
al het volk, en sloegen de
-\'1. banden aan hem, roepende i
Gij Israëlitische mannen,
komt te hulp! Dese is de
meuech die tegen het volk
en de wet en deie plaats al-
len overal leert; en boven-
dien heeft bij ook Grieken
in den tempel gebragt, en
heeft deze heilige plaats ont-
--\'. heiligd. Want tij hadden te-
voren Troflmus den ËteziPr
met hem in de stad gezien,
welken zij ineenden dal I\'au-
lus in den tempel gebragt
.iO. bad. Kii de geheele stad
kwam in beroering, eu het
volk liep tezamen, en zij
gn pen 1\'aulus en trokken
hem builen den tempel; en
terstond werden de deuren
gesloten.
31. Knals sij hem zochten te
dnoden, kwam het gerucht
tot den overste der bende,
dat geheel Jeruzalem in ver-
\'Ai. warring was; welke terstond
krijgrkntrhten en hoofd.
manuen over honderd tot
zich nam, en liep af naar
hen ii e Zij nu den overste
en de krijgsknechten zien*
de, hielden op van Paulns
\'SA. te slaan. Toen naderde de
overste en greep hem, en be-
vh! dat men hem met twee
ketenen zoude binden, en
vraagde wie bij was en wat
,11. hij gedaan bad. En onder
de schare riep de één dit, de
ander wat anders: doch als
hij de zekeihehl niet kon
«eten vanwege de beroerte,
beval hij dat men hem in da
legerplaats zoude brengen.
n<;kn ti.
K». Ba als hij aan de trappen
gekomen was, gebeurde het
dat hij van de krijgsknech*
ten gedragen werd, vanwege
•tf.het geweld der mhare, want
de menigte des volks volg-
de, al roepende: Weg mee
hem!
\'A7. Kit als I\'auliie mm in de Ir
geiplaats zoude geleid wor-
den, zeide hij (ot den o*er-
rte: la \'t mij geoorloofd tm.
u wat te tpreken? En hij
reide: Kent gij Grieksch ?
MJ, Zijl gij dan niet de Kgypte-
naar, die voor deze dagen
oproer verwekte en de vier
dufzend moordenaar! naar
39.de woealiju uitleidde? Maar
Paulus zeide: Ik ben een
Joodnrh man van Tarous,
een burger vnn eeue niet on-
vermaalde stad in Cilicië,
en ik bid u, laai mij toe tot
10. het volk te spreken. En als
hij \'t toegelaten had, Tau-
lus staande op de trappen
wenkte met de hand tot het
volk; en als er groote stille
geworden was, sprak hij ze
aan in de Ilebreeuwsche
taal, zeggende:
HOOFDSTUK •«.
1. Mannen broeders en va-
der*, bonrl mijne verant.
woordingdie ik tegenwoor-
S.digtot u doen tal. (Als zij
nu hoorden dat hij inde Hf
breeuwsebe taai hen aan-
sprak, hielden zij zich te-
3.nieer stil. En hij zeide:) Ik
ben een Joodscn. mau, ie
Tarsus iu Cilicie geboren,
opgevoed in deze stad, aan
de voeten Gamaliels onder-
wezen naar de naauwgeset-
ste wijze der vaderlijke wet,
zijnde een ijveraar Guda ge-
lijkerwijs gij allen heden
4.zijt; ilie ilezen weg vervolgd
heb tot den dood, bindende
en In de gevangenissen over-
leverende beide mannen en
a.vrouwen: gelijk mij ook de
hoogepriester getuige is, en
-ocr page 205-
HANDELI
de geheele ra«il der ouder
lingen, van dewelke ik ook
brieven genomen hebbende
tol de broedera, ben naar
Daiuascus gereild, om ook
degenen die d;inr waren ge
bonden te brengen naar Je.
ruzalem, opdat zij iii\'inii
A.louden «orden. Maar het
geschiedde in ij als ik reisde
en Duumbi genaakte, om*
trent den middag, dat snel-
1 ij k uit den hemel een groot
licht mij rondom oniachern ;
7.en ik Tiel ter aarde, en ik
hoorde eene alem tot mij
zeggende: Saul, Saul, nat
H.vervolgt gij mij? Kn ik aiit-
woordde: Wie zijt gij Heer?
Kn hij zcide lot mij: Ik ben
Jezus de Nazarener welken
\'J. gij vervolgt. Kn die met mij
waren zagen wel het licht,
en werden zeer bevreesd,
maar de stem desgenen ,y
lot mij »nrak hoorden zij
10. niet. En ik zeide: Heer, wat
zal ik doen ? Kn de lieer zei •
de tot mij : Si» op en ga he-
nen naar ltamascus, en al-
daar zal met u gesproken
worden van al hetgeen u ge*
ll.ordineerd ia te doen. En ala
ik vanwege de heerlijkheid
van dat licht niet zag, zoo
werd ik bij de hund geleid
van degenen die met mij «a*
ren, eu kwam te Damaicus.
U. Kn een zekere Ananias, een
godvruchtig man uaar de
wet, f/oede getuigenis heb-
beude van al de Joden die
VA.daar woonden, kwain tot
mij, en bij mij staande zeide
tot mij: Saul, broeder, word
neder ziende. En terzelfder
ure werd ik ziende on hem.
M.En hij zeide: l>e Uod onzer
vaderen heelt u tevoren ver.
ordineerd om zijnen wil te
kennen, en den Kegtvaar-
digetezien, en de stem uit
lo.zijnenuiondte hooren; want
gij zuil zijn getuige zijn bij
alle memchen van \'t geen gij
16.gezien en gehoord hebt. Ën
NOEN 32.                               117
nu wat vertoeft gij ? Sta op,
en laat u dnopen en uwe zon*
den afwasschen , aanroepen -
deden naamóes Ileeren.
I7- Kn het gebeurde mij als ik
ie Jeruzalem wedergekeerd
waa en in den tempt-I bad,
dal ik in een vertrekking van
IH.zinnen waa, en dat ik hem
zag, en hij tot mij zeide:
Spoed u en ga in haast uit
Jeruzalem, want zij zullen
uwe getuigenis van mij niet
l\'J. aannemen. En ik zeide:
Heer, zij weten dat ik in de
gevangenia wierp en in de
rynagogen geeseide wie in u
H). geloofden ; en Kien het bloed
van Slefanus uwen getuittc
vergo\'en werd, Hat ik daar
óók bijstond, en mrde een
welbehagen had in zijnen
dood, en de kleederen be-
waarde dergenen die lit-ni
il.doodden. Eu hij zeide tot
mij : Ga henen, want ik zal
u ver lot de beidenen af-
zenden.
22. Zij hoorden hem nu tol dit
woord toe; en zij verhieven
hunne slem .zeggende; WVg
van de aarde met zulk een ,
«ant bet is niet behoorlijk
2a. dat hij leve. En als zij rie-
pen en de kleederen van zich
e mei en en stof in de lucht
34. wierpen, zoo beval de o*er-
ste dat men hem in de leger-
plaats zoude brengen, en
zeide dat men hem mei gee
sela onderzoeken zoude, op
rlat hij verstaan mogl om
wat oorzaak xij alzoo over
2ó. hem riepen. Knals zij hem
met de riemen uitrekten,
zeide 1\'aulua tot den hoofd,
man over honderd die daar
stond: Is \'t ulieden ge-
oorloofd een ltomeinschen
menseb, en dun onveroor-
>. ili\'eld, ie <f* st\'ifii • Als nu de
hoofdman over honderd 4ni
hoorde, ging hij toe en hood-
schaptehet den overste, xeg-
gende: Zie wat gij te doen
hebt, want deze mensen i«
-ocr page 206-
19S                           HANDELINGEN 23.
27. een Romein. En de overste
kwam 10e en zeide tot hem:
Zeg mij. ïij\' KU een Ro-
\'JH.inein? Kn hij teide: Ja. En
de nvrrHi\' antwoordde: Ik
heb dit burgerrcgt voor een
groot e lom geld verkregen.
En I\'aulua zeide: Maar ik
ben ook een burger geboren.
UK.Terstond dnn lieten tij van
hem af, die hem zouden on-
derzocht hebben; en de over-
ste werd óok bevreesd, toen
hij verstond dat hij een Ro-
mcin was, en dat hij hem
had «clurn.irn.
:iO. En des anderen daag», wil.
lende de zekerheid weten,
waarom hij van de Joden be.
schuldigd werd, maakte hij
hem los van de banden, eD
beval dat de overpriesters eu
hun geheels raad souden ko-
men; en Paulus afgebragt
hebbende stelde hij hem vóór
hen.
HOOFDSTUK 23.
1. En Paulus de ongen on den
rnad houdende, xeide: Man-
iie.n broeders, ik heb met
alle goede ennscientie voor
God gewandeld tot op dezen
2,dag. Haarde hoogepriester
Ananias beval degenen die
bij hem stunden, dat zij hein
on den mond zouden slaan.
;i.Toen zeide PaulUl tot hem:
God zal 11 slaan, gij gewitte
waud. \'Kit gij ook om mij te
onrdeelcu naar de wet, en be.
veelt gij tegen de wet dat men
4.mij zal slaan? Kn die daar-
liij stonden zeiden: Scheldt
gij den hoogepriester Gods ?
.!. Kn Paulus zeide: Ik wist
niet, broeders, dat het de
hoogepriester was: want er
is geschreven: Den over-
ste uws volks zult gij
niet v 1 ui\' k c n.
6. En 1\'aulus wetende dat het
i\'t-np deel was van de saddu-
ceërs en het andere van de
farixeërs, riep in den raad:
Mannen broeders, Ik ben
een farfzeer, eens farixeers
zoon: Ik word over de hoop
en opstanding der dooden
7. geoordeeld. En als hij dit
gesproken had , ontstond er
tweedragt tuatchen de fari<
zeers en de saddueeërs, en
de menigte werd verdeeld.
8. Want de saddueeërs zeggen
dat er geen opstanding is,
noch engel of geest; maar de
farizeërs belijden het beide.
9.Ener geschiedde een groot
geroep; en de schrift geleer-
den van de zijde der fari-
zeërs stonden op en streden ,
zeggende: Wij vinden geen
kwaad in dezen mensch ; en
indien een geest tot hem ge-
sproken heeft of een enge),
laat ons tegen God niet itrij-
10. den. En als er groote twee-
dragt ontstaan was, de over-
ste vreezende dat Paulus van
hen verscheurd mogt wor-
ilt-u, gebood dat het krijg**
volk zoude afkomen en hem
uit bet midden van hen weg-
rukken en in de legerplaats
II brengen. En den volgenden
nacht stond de fleer bij hem.
en zeide: Heb goeden moed
1\'aulus; want gelijk gij te
Jeruzalem van mij betuigd
hebt, al zóó moet gij ook te
Rome getuigen.
12.    En als het dag geworden
was, maakten sommigen van
de Joden een tezsmenrot-
ting, en vervloekten zichzel.
vi\', zeggende dat zij noch
eten uorb drinken zouden
totdat zij Paulus zouden ge-
13. dood hebben. En zij waten
meer dan veertig die dezen
eed tezamen icedaan hadden ;
11. dewelke gingen tol de over-
priesters en de ouderlingen ,
en zeiden: Wij hebben ons-
zelve met vervloeking ver-
vloekt, nietste tullen nutti*
gen totdat wij Paulus zullen
15.gedood hebben. Gij dan nu,
Iaat den overste weten met
den raad, dat hij hem mor-
gen tot u af brenge, alsof gij
-ocr page 207-
HANDELINGEN 83,
VM
nader kennis toudt nemen
van sijne zaken; en « if zijn
bereid dein nmtebrengen eer
Ifi.hij bij h komt. Ba als de
zoon van 1\'aulus niMer drie
lage gehoord had, kwam hij
daar en kihi: in de leger-
flaaU, en boodschapte het
\'aulus. hu 1\'aulus riep tut
zich een van de hoofdman*
nen over honderd, en zei
de: Leid dezen jongeling he-
nen tot den overste, want
hij heeft hem wat te bood.
18. schappen. Deze dan
hem en b\'agt hem tot den
overste, en zeide: 1\'aulus
de gevangene heelt inij tot
zich geroepen, eu begeerd
dat ik dezen jongeling tot
u zoude brengen, die u wat
li». heeft te zeg<en. De overste
nu nam hem bij de hand,
en terzijde gegaan zijnde
vraagde hij: Wat is \'t dat
gij mij hebt te boodschap.
2().pen? Kn hij zeide: De Jo-
den zijn overeengekomen
om van u te begeeren, dal
gij i\'aulua morgen in den
raad zoiidt afbrengen, alsof
zij iets van hem nader zou-
21.den ondersoeken. Doch ge-
loof hen niet; want meer dan
veertig mannen uit hen leg-
gen hem lagen, welke zich*
zelve met een vervloeking
verbonden hebben, noch te
eten noch Ie drinken totdat
zij hem zullen nmgebragt
hebben; en zij zijn nu ge-
reed, verwachtende de toe
zegging van u,
22. De overste dan liet den
jongeling gaan, hem gebie-
dende: Zeg niemand voort,
dat gij mij zulks geopen-
SS.baard hebt. Kn zekere twee
van de hoofdmannen over
honderd tot zich geroepen
hebbende, zeide hij: Maakt
tweehonderd krijgsknechten
gereed, opdat zij naar Ceaa-
réa trekken, en zeventig rui.
ter», en tweehonderd schut.
ten, tegen de derde ure des
21. nachts; en laat ze t-irfc/bees.
ten bestellen, opdat tij Pau-
lus daarop zetten en behou*
den overbrengen tot den
stadhouder helix.
36, Kn bij schreef een brief,
hebbende dezen inhoud:
2fi. (\'Uuüiui I.ysias aan den
magtigsten stadhouder Fe*
27. Ux groet e nis. alzoo deze
man van de Joden gegrepen
was, en van hen omgebragt
zoude geworden zijn , beo ik
daarover gekomen met het
krijgsvolk, en heb hem hu*
ontnomen, berigt zijnde dat
2S.hij een Romein is; et wil.
lende de zaak weten waar<
over zij hem beschuldigden,
bragt ik hem af in hunnen
29.raad: welken ik bevond be.
schuldigd te worden over
vrageu hunner wet, maar
geen beschuldiging tegen
hem te lijn die den dood of
90, banden waardig is. Kn als
mij te kennen gegeven was,
dat van de Joden een lagp
tegen deien man gelegd sou-
de worden, zoo heb ik hem
terstond aan u gezonden,
gebiedende ook de beschul-
digert voor u te zeggen \'t
geen zij tegen hein hadden.
Vaarwel.
U. De krijgsknechten dan,
gelijk hun bevolen was, na*
men Paulus en bragten hem
des nachts lot Antipairis;
32.en de* anderen daags, la-
tende de ruiters met hein
trekken, keerden lij weder
33. naar de legerplaats. De.
welke als sij Ie Cesaréa ge-
komen waren en den brief
den stadhouder overgeleverd
hadden, hebban zij ook Pau.
34.Um vóór bem gesteld. Kn
de stadhouder den brief ge-
lezen hebbende, vraagde uit
wat provincie hij was; en
verstaande dat hij van Clli-
Sft.eU was, zeide hij : Ik tal u
hooren als ook uwe betchul-
digera hier zullen gekomen
tijn. En hij beval dat hij in
-ocr page 208-
SOU                                   IIANDKM
het regthuis van Herodes
zoude bewaard worden.
HOOFDSTUK »4.
I, K11 vij rdagen daarna kwam
de hooi;epriester Ananiax at\'
met de oude) \'llngen Kil eelt
zekeren voorspraak genaamd
Tertullus, dewelke versche-
tien voor den stadhouder te-
.\'.gen r.iiiln». Kii als hij k*-
roepen wai, begon Tertullus
hem te beschuldigen, zeg-
3.genrie: Dat wij grooten vrede
door ii hekomen, en dat vete
loffelijke diensten dezen
volke iceechleden door uwe
voorzigt igheid, nm;! i kbI e
Fellx, nemen wij gansche-
lijk en overal met alle dank*
t.baarheid aan. Maar opdat
ik u niet lang opboude, ik
bid u dat gij ons, naar uwe
billijkheid, kortelijk hoort,
:>.Want wij hebben dezen man
bevonden te zijn een pent,
en een die oproer verwekt
onder al de Joden door de
f/ansrhe wereld, en een op-
persten voornlander van de
Ksekte der Nazareners; die
ook gepoogd heelt den tem
pel te ontheiliicen: welken
wij ook gegrepen hebben en
naar onze wet hebben willen
/.oordeelen. Maar Lysias de
overste daarover komende,
heeft hem met ^ r..... geweld
uit onze handen weggenragt,
".gebiedende zijne beichuldi*
«ers tot u te komen: van
denwelke gij zeil\', hem on-
derzocht hebbende, zuil kun-
neit verstaan al hetgeen
waarvan wij hem bcschuldi-
i\'.nen. En ook de Joden •tem-
den het toe, zeggende dal
deze dingen alzoo waren,
lo. Maar 1\'nulus, als hem de
stadhouder gewenkt had dat
hij zoude spreken, ai:twoord-
de: 1*4!wijl ik weet dal K\'j
nu vele jaren over dit volk
regter geweest zïjt, zoo ver-
antwoord ik mijzelven met
ll.itote beieren moed; alzoo
NGKN 21.
gij kunt weten dat het niet
meer dan twaalf dagen zijn,
van dat ik ben opgekomen
om te aanbidden te Jeruza-
IS.lem. En zij hebben mij noch
In den tempel gevonden tol
iemand sprekende of «enige
tezamenrottingdes volks ma-
kende, noch in de synagn.
13. gen , noch in de stsd . en zij
kunnen niet bewijzen waar-
vau zij mij nu beschuldigen.
14. Maar dit beken ik u . dat ik ,
naar dien wen welken zij
sekte noemen, den (ïod der
vaderen alzoo dien, geloo-
vende alles wat in iie wet en
in de profeten geschreven
15.is, hebbende hoop op God,
welke deze ook zelve ver
wachten , dat er een opatan-
ding der dooden wezen zal,
beide der jregtvaardigen eu
16.der onregtvaardigen; en
hierin oefen ik mijselvcn,
om altijd een ouergcrlijke
conscientie te hebben bij
17. God en de menichen. Doch
na vele jaren hen ik geko-
mcD om aalmoezen ie doen
aan mijn volk, en on>ran-
18. den: temidden waarvan mij
gevonden hebben, geheiligd
zijnde, in den ttmpel, niet
met volk noen mei beroerte,
19.ecnige Joden uit Azië\'; welke
behoorden Aier voor u tegei-
woordig te zijn en mij te be-
schuldigen, indien zij tets
30,tegen mij hadden. Of dal
deze zelve zrggrn, of zij
eenig onregt in mij gevon-
ilen hebben als ik voor den
21.raad stond,dan van dit éénig
woord, \'t welk ik riep staan-
de onder hen; Over de op-
slanding der dooden word ik
heden van ulieden geoor-
deeld
"22. Toen nu Felix dit gehoord
had, utelde hij ze uit, zeK-
gende : Als ik nader weten-
schap van dezen weg zal
hebben, wanneer Lysiaa de
overste zal afgekomen xiJDi
zoo zal ik volle kennis ne-
-ocr page 209-
HANDEL!
. i.meii van uwe zaken. Eu hij
beval den hoofdman over
honderd dat Paulus zoude
bewaard worden, en verlig-
tiug hebben, en dat bij nie-
lUHii.l van de zijnen zoude
beletten hem te dienen of tot
hem te komen.
44. Kn na sommige dagen Fe-
lix daar gekomen zijnde met
Drusilla zijne vrouw, die
een Jodin waa, ontbood Pau-
lus, en boorde hem van bet
\' i. ge tooi in Christus. En als
hij hnudelde van regtvaar*
digheld en matigheid en fan
bet toekomend oordeel, Fe-
lix zeer bevreesd geworden
zijiulr, antwoordde: Voor
ditiusal ga henen, en als ik
gelegen tijd zal hebben be-
komen, zoo zal ik u tot mij
üf>. roepen; en tegelijk ook ho-
peilde, dat hem van Paulus
geld gegeven zoude worden
opdat hij hem losliet; waar-
om hij hein ook dikwijls ont-
bood, en sprak met hem.
37. Maar als twee jaren vervuld
waren, kreeg Felix Porcius
Festus in zijne plaats; eu
Felix willende den Joden
gunst bewijzen, liet 1\'aulus
gevangen.
HOOFDSTUK *5.
1.      Festim dan In de provincie
Ïekomen zijnde, ging na
rie dagen van Cesaréa op
2. naar Jeruzalem; en de boo-
geprleater en de voornaam-
sten der Joden verschenen
vóór hem tegen Paulus, en
\'1. baden hem, begeerende gunst
tegen hem. opdat hij hem
xoude doen komen te Jeruza-
l**iii, en leggende eene lage
om hem op den weg omte-
4. brengen. Doch Festus ant-
woordde dal 1\'aulus te Ceaa-
réa bewaard werd, en dat hij
zelf baast derwaarli zoude
\'•.verreizen: Wie dan, zelde
hij, onder u kunnen, dat zij
medeal\'reizen, en zoo er Iets
onbehoorlijks in dezen man
NOEN 25.                                201
la, dat zij hem beschuldig
6. En als hij onder hen niet
meer dan tien dagen doorge*
bragt had, kwam hij af naar
Cesaréa; en des anderen
daags op den regterstoel ge-
zeten zijnde, beval hij dat
1\'aulua zoude ivwrgebragt
\'•worden. En als hij daar ge-
komen was, stonden de Jo-
den die van Jeruzalem afge-
komen waren rondom hem,
vele en zware beschuldigin-
gen tegen Paulus inbreu-
gende, die zij niet konden
8. bewijzen; dewijl hij zich
verantwoordende zeide: Ik
heb noch tegen de wet der
Joden, roch tegen den tem*
pel, noch tegen den keizer
9. iets gezondigd. Maar Festus
willende den Joden gunst
bewijzen, antwoordde Pau-
lut en zeide: Wilt gij naar
Jeruzalem opgaan, en al-
daar voor mij over deze dln*
1Q- gen geoordeeld worden ? En
Paulus zeide: Ik sta voor
den regterstoel des keizers,
waar Ik geoordeeld moet
worden; den Joden heb ik
geen onregt gedaan, gelijk
11, gij ook zeer wel weet. Want
Indien ik onregt doe, en iets
des doods waardig gedaan
heb, ik weiger niet tester-
ven ; maar indien er niets is
aan \'t geen waarvan deze
mij beschuldigen, zoo kan
niemand mij hun uit gunst
overgeven. I k beroep mij op
12. den keizer. Toen antwoordde
Festus. als hij met den raad
gesproken had: HeSt gij u
op den keizer beroepen, gij
zult tot deu keizer gaan.
lil. En als eenige dagen voor
hijgegsau waren, kwamen
de koning Agrippa en Ber*
nice te Cesaréa om Festus te
1 (.begroeten. En toen zij al-
daar vele dagen daorgebragl
hadden, heeft Festus de za-
ken van Paulus aan den ko-
ning verhaald, zeggende:
-ocr page 210-
INGEN 2fl.
waren, werd Paulus op be>
vel van Festus roorgebragt.
24. En Festus zeide: Koning
Agrippa, en «ij mannen
alle, die met ons hier tegen*
woordig zijt, gij ziet dezen ,
van welken mij de gansche
menigte der Joden heeft aan-
gesproken, beide te Jeruza-
lem en hier, roepende dat bij
niet meer behoort te leve».
2\'t. Maar ik bevonden hebbende
dat hij niets des doods waar-
dig gedaan had, en dewijl hij
ook zelf zich op den keizer
beroepen heeft, heb beslo-
2f>.fen hein te zenden. Van wel.
ken ik niets zekers heb aan
den heer te schrijven: daar-
om heb ik bem voor ulieden
voorgebragt, en meest voor
u, koning Agrippa, opdat
ik, na gedane onderzoeking,
27. wat hebbe te schrijven ; want
bet dunkt inij tegen rede,
een gevangene te zenden,
en niet ook de ufschiild)giii-
gen die tegen hem zijn te
kennen te geven.
HOOFDSTUK «O.
I. En Agrippa zeide tot Pau-
lus: Het is u geoorloofd voor
uzelven te spreken.
Toen strekte Paulus de
luimt uit, en verantwoordde
2.zich tiliitix: Ik acht mijxel*
ven gelukkig, o koning A-
grlppa, dst ik mij heden
voor 11 zal vrrantwoorden
van alles waarover ik van de
Joden beschuldigd word;
3. allermeest dewijl ik weet
dat gij kennis hebt van alle
gewoonten en vragen die on -
der de Joden zijn: daarom
bid ik u dat gij mij lankinoe*
dig hoort.
4.     Mijn leven dan van der
jonkheid aan, hetwelk van
den beginne ouder mijn volk
te Jeruzalem geweest is, we-
5. ten al de Joden, alsdiese-
dert lang mij tevoren gekend
hebben, (Indien zij \'t wilden
getuigen), dat ik naar de
202                                HANDEL
Hier is een xeker man van
15.Felix gevangen gelaten; om
wiens wil, als ik te Jernza-
lem wat, de overpriesters en
de ouderlingen der Joden
vemchenent hegeerendevon-
l<ï. nis tegen hem: aan dewelke
ik antwoordde, dat de Ko.
nieinen de gewoonte niet
hebben eenig mensen uit
gumt ter dood overtegeven,
eer de beschuldigde de be-
sebuldigers tegenover zich
heeft, en plaata van verant.
woording gekregen beeft
17. over de beschuldiging. Als
zij dan gezamenlijk alhier
gekomen waren, zoo heb ik,
geen uitstel nempnde, des
daagt daaraan mij op den
regterstoel gezet, en beval
dat de man zoude w<r*ebrairt
IS. worden; over welken de be-
scI
6
mliljgerB Aicr staande geen
zaak hebben ingebragt waar
19.van ik vermoeden had, maar
badden tegen hem eenige
vragen van hunuen gods-
dienat, en vau zekeren Je-
zus die gestorven was, wei-
ken Paulus zeide te leven
.\'11 K11 als ik over de onderzoe*
king van deze zaak in tw ijfe.
llng was, zeide ik of hij
wilde gaan naar Jeruzalem ,
en aldaar over deze dingen
21. geoordeeld worden, fcn als
Paulus zich beriep dat men
hem tot de kennisneming
des keizers bewaren zoude,
zoo heb ik bevolen, dat hij
bewaard zoude worden ter
tijd toe dat ik hem tot den
22. keizer zendeu zoude. En
Axrippa zeide tot Festus: Ik
wilde ook zelf dien mensen
viel hooren. En btj zeide:
Morgen zult gij hem hoo.
ren.
23.     Des anderen daags dan als
Agrippa gekomen was en
Bernice met groote pracht,
en als zij ingegaan waren in
het regthuis met de oversten
over duizend en de mannen
die de voornaamsten der stad.
-ocr page 211-
HANDELINGEN 36.
:n.i
want hiertoe ben ik u ver-
achenen, om u te atellen tot
een dienaar en getuige der
dingen, beide die gij gezien
hebt en in welke ik u nog
\'.zal ver»cbijnen, verlossende
u van dit volk en run de bel-
denen, >ot dewelke ik u nu
l.zend om hunne oogen te
openen, en hen te bekeeren
van de duisternis tot bet
licht, en run de magt des
aatans tot God; opdat zij
vergeving der zonden out-
vangen, en een erfdeel onder
de geheiiigden, door het ge-
loof in mij.
). Daarom, o koning Agrip-
pa, ben ik dat hemelicb ge-
zigt niet ongehoorzaam ge-
).weest, maar heb, eerst den-
genen die te Pamasruawa.
ren, en teJeruzAlem, eu in
\'t geheele land van Judla,
en den heidenen verkondigd ,
dat tij zich zouden beteren
en tot God bekeeren, wer-
ken doende der bekeering
l.waardig. Oin deter zaken
wil hebben mij de Joden ia
den tempel gegrepen en ]>i-
f.gen omtebrengflLO. Dan hulp
van God verkregen hebbeu*
de, sta ik tot op dezen dag(
betuigende belden klein en
groot, niets zeggende bulten
hetgeen de profeten en Mozea
gesproken hebben dat ge-
l.schleden zoude: namelijk a*t
de Cbriatua lijden moest, en
dat hij de eerste uit de op-
atanding der dooden zijnde,
een licht zoude verkondigen
aan dit volk en aan de hei
denen.
I. En als hij deze dingen tot
verantwoording «prak, telde
Featna met groote atem: Gij
raast 1\'aulus, de groote ge-
leerdheid brengt u tot ra-
<.zemfj. Maar hij teide: Ik
raas niet, magtigste Featus,
maar ik apreek woorden vau
waarheid en van getond »er-
.stand. Want de kouing weet
van deze dingen, tot welken
naauwgezetf te aekte van on
ten godsdienst al» een fari-
fi.zeër geleefd heb. Kit nu ata
Ik en word geoordeeld over
de hoop der belofte, die van
God tot de vaderen geschied
7.ia; tot dewelke ome twaalf
geslachten, gedurig oaeht
en dag fiod dienende, ver-
hopen te komen; over welke
boop ik, o koning Agrippa,
van de Joden word betcbul-
S.digd. Wat? Wordt het bij
ulieden on gel 00 fel Ijk geoor
deeld dat God de dooden op-
9.wekt? Ik meende waarlijk
bij mijzelven, dat ik teger
den iiHHiii van Jezus van Na-
zaretb vele wederparüjditce
lil.dingen moest doen; \'t welk
ik ook gedaan beb te Jeru-
zalem, en ik beb velen van
de heiligen in de gevange
nissen gevloten, de mAgt
van de overprieatera ontvan.
gen hebbende; en ala tij
omgebragt werden, atemde
11.ik het toe: en door al de
synagogen neb ik ze dikwijls
gestraft en gedwongen te
laateren; en hovenmate te-
gen hen woedende, beb ik ze
vervolgd ook tot in de bui.
tealawtscke ateden.
12. En ala ik daarvoor ook
naar Datnaacua reiade, met
uiagt en laat welke ik van de
13.overprieatera had, zag ik, o
koning, in \'t midden van
den dag op den weg een
licht, boven den glans der
zon, van den hemel mij en
degenen die met mij reiaden
1-t.omachiJDende; en als wij
allen ter aarde nedergeval-
len uuren, hoorde ik een*
atem tot mij sprekende, en
zeggende in de Hebreeuw.
sebe taal: Saul, Saul, wa>
vervolgt gij mij? Het ia u
bard tegen de prikkela de
15.verzenen te slaan. En ik
telde: Wie zijt gij Heer?
rn hij xeide: Ik ben Jezus
lo.dlen gij vervolgt. Maar rlgt
u op en ata op uwe votten;
-ocr page 212-
soi                                 FUNDELI
ik ook vrijmoedigheid *e-
bruikende spreek; want ik
geloof niet dat hem Iets van
deze dingen verborgen is,
want dit in in geen boek ge-
S7.scbled. Gelooft gij, o ko-
nlng Agrfppa, de profeten?
Ik weet dat gij ze gelooft..
SS. Rn Agrinpa zeide tot Pau-
lus: Gij beweegt mij bijna
SD.een Christen te worden. En
Paulus zeide: Ik wen«chte
wel van God, dat en bijna
èn geheel, niet alleen gij
maar ook allen die mij beden
hooren , zoodnnigen wierden
gelijk als ik ben, uitgeno-
men deie banden.
30. Kn als hij dit gezegd had,
stond de koning op. en de
stadhouder, en Hernice. rn
die met ben gezeten waren;
31.en teriljde gegaan zijnde,
spraken zij tot elkander,
zeggende: Dezemenseli doet
niets <IfB doodt of der ban-
:i2. de» waardig. En Agrippazei*
de tot Featus: Deze mensch
kon losgelaten worden, in-
dien hij zich op den keizer
niet bad beroepen.
HOOFDSTUK *ï.
1. En als bet besloten was
dat wij naar Itali»; zouden
afvaren, leverden zij Paulus
en cenige andere gevange-
nen over aan een hoofdman
dvit honderd met name Ju-
lius, van de keizerlijke ben*
C.de. Kn in een Adramyt-
teenach schip gegaan zijnde,
alzo» wij de plaatsen langs
\\ziil bevaren zouden, voeren
wij af; en Aristarchusdc Ma-
cedoniër van Thessalonica
H.was met ons. En des andc*
ren daags kwamen wij aan
teSidon; en Julius vriende-
lijk met Paulus bandelende,
liet hem toe tot de vrienden
te gaan om run hm verzorgd
4.te worden. Kn vandaar af*
gevaren zijnde, voeren wij
onder Cyprus benen, omdat
de winden ont legen waren ;
¥GEN 27.
Ti.en de zee die langs CilicEe
en Painfylië is doorgevaren
zijnde, kwamen wij aan te
fi. Myra in Lycifl. En de hoofd-
man aldaar een schip gevon-
den hebbende van Alexan-
drië, dat naar Italië voer,
deed ons in hetzelve over-
7.gaan. En als wij vele dagen
langzaam voortvoeren, en
teruaauwernood tegenover
Cnidus gekomen waren,
ovenuits de wind het ons
niet toeliet, zoo voeren wij
onder Creta benen, tegen*
S.over Salmóne; en hetzelve
ternaauwernood voorbijzei*
lende, kwamen wij in een ze-
kere plaats genaamd Scboo*
ne havens, waar de stad La-
sea nabij was.
!>. Kn als er veel tijd verloo.
pen en de vaart nu zorgelijk
was, omdat ook de vaste nu
voorbij was, vermaande ze
10.  Paulus en zeide tot hen:
Mannen, ik zie dat de vaart
zal geschieden met binder
en urn o te schade, niet at-
leen van de lading en van
bet scbip, maar ook van ons
11. leven. Doch de hoofdman
geloofde meer den stuurman
en den schipper dan \'t geen
12. van Paulus gezegd werd. En
alzoo de haven ongelegen
was om te overwinteren,
vond liet meereatleel geraden
ook vandaar te varen, of zij
soms te Fenix konden aan.
komen om te overwinteren ,
zijnde een haven in Creta,
strekkende tegen het zuid-
westen en tegen het noord-
13,westen. En alzoo de zutde*
wind zacht waaide, ineen-
den zij hun voornemen ver-
kregen te hebben, en afge-
varen zijnde zeilden zij dlgt
voorbij Creta henen.
14.     Haar niet lang daarna
sloeg tegen hetzelve een
stormwind genaamd F,uro-
15. clydon; en als liet ar.bip
daarmede weggerukt werd,
en niet teffen den wind
-ocr page 213-
HANDELINGEN 27.
ïlVi
gekomen wai, alioo wij in
de Adriatlache xee herwaarts
en derwaarta gedreven wcr-
den, omtrent bet midden
des nachts, vermoedden de
scheepslieden dat hun eenig
28. land naderde, r.n het diep*
lood uitgeworpen hebbende,
vonden xij twintig vademen ;
en een weinig voortgevaren
xijode wierpen zij wederom
het dieplood uit, en vonden
29.vijftien vademen; en vree-
xende dat xij ergens op har-
de plaatsen vervallen mog.
ten, wierpen xij vier ankera
van het achterschip uit, en
wenschten dat het dag *> ieni.
:tO.Maar als de scheepslieden
zochten uit het schip te
vlieden, en de hoot ned*r-
licten in de zee, onder de 11
schijn alsof zij uit het voor-
schip de ankera zonden uil-
lil. brengen, xeide Paulus tot
den hoofdman en tot de
krijgaknechten 1 Indien deze
in het schip niet blijven,
kunt gij niet behouden wor-
32. den. Toen hieuwen de krijva-
knechten de touwen af van
de boot en lieten haar af.
vallen.
23. En tegen dat het dag zoude
worden, vermaande Paulua
hen allen dat xij xouden sptja
neiuen , en zeide : Het is be-
den de veertiende dag, dat
gij verwachtende blijft zon-
der eten en niets hebt geno.
34.men: daarom vermaan ik 11
spijs te nemen, want dat
dient tot 11* behoud; wanl
niemand van u xal een haar
36, van het hoofd vallen. Kn ala
hij dit gexegd en brood gc-
nomen had, dankte bij God
in aller tegenwoordigheid,
en \'t ulre gebroken hebben-
36.de, begon hij te eten. En
xij allen goedamoeda gewor-
den zijnde, namen ook xelve
37. spijs. Wij waren nu in bet
echip in alles tweehonderd
38.xesenxeventigxielen. En ala
xij met spijs venndigd wa-
14
kou opieilen. gaven wij het
li\'.op en dreven henen. Enloo-
riende onder een xeker el-
Ftndeken genaamd Clauda.
konden wij naauwelijka de
17.boot tnagtig worden; de-
welke opgehaald hebbende,
Sebruikten xij alle hulpinid-
elen, hei «chip ondergor
dende; en alzoo zij «reeaden
dat xij op de droogte Syrtia
vervallen souden, streken
xij bet xeil en dreven al 100
IS.henen; en altoo wij van \'t
onweder geweldig geslin-
serd werden, deden xij den
volgenden dag een uitworp.
1\'J.en den derden dag wierpen
wij met onxe eigene handen
het scheen*gereedschap uit;
20.fln aU noch xod noch ge.
steruten verschenen in vele
dagen, en geen klein onwe-
der ont drukte, 100 werd o*»
voorts alle hoop van beuou
den te worden benomen.
21. En nis men langen tijd
xonder eten geweest waf
toen stond Paulus op in \'
midden van ben, en xeide
O mannen, mm behoorde
mij wel gehoor gegeven te
hebbeu en van Creta niet nf-
gevaren te xijn, en dexen
hinder en dexe schade ver-
it, hoed te hebben. Doch alsnu
vermaan ik ulieden goede,
moeda te xijn; want er xal
geen verlies geschieden van
iemand» leven onder u> maar
23. alleen van het schip. Want
dexen xelfden nacht beeft bij
mij gestaan een engel Gods,
wiens ik ben, welken ik ook
21.dien, zeggende: Vrees niet
Paulus, gij moet voor den
keixer gesteld worden; en
zie, God heeft u geachon.
ken allen die met u varen.
• >. Daarom xijt goedamoeda
mannen, want ik geloof
God, dat het nlxóó xijn xal
geltjkerwija het mij gexegd
38. ia. Doch wij moeten op een
xeker eiland vervallen.
-7. Ali nu de veertiende nacht
-ocr page 214-
-\'<>S                                    HANDELINGEN >.
1. vatte zijne hand. En als de
barbaren het beest aan zijne
hand zagen hangen, xei-
den zij tot elkander: Deze
mensen is gewis een dood-
slager, welken de wraak
niet laat leven, daar hij uit
5. de zee ontkomen Is. Haar
hij schudde bet beest af in
het vuur, en leed niets
fi.kwaads; en zij verwachtten
dat bij zoude opzwellen of
terstond dood nedervallen.
Maar als zij lang verwacht
hadden en zagen dat geen
ongemak hem overkwam,
veranderden zij en zeiden dat
hij een god «as.
7.     En hier omtrent die plaats
had de voornaamste van \'t
eiland met name Publiu*
ir/W landhoeven, die ons
ontving en drie dagen vrien-
8. delijk herbergde. En bet
geschiedde dat de vader van
Pnhlius, met koortsen en
den rooden loop bevangen
zijnde, te bed lag; tot den-
welke Paulus inging, en als
hij gebeden had leide hij de
handen op hem, en maakte
•>. hem gezond. Als dit dan ge.
sehled was, kwamen ook tot
hem de anderen die krank-
heden hadden op het eiland,
0 en werden genezen: die ons
ook eerden inet veel eer, en
als wij vertrekken zonden,
bestelden zij ««* \'t geen van
noode was.
1. En ns drie maanden voe.
ren wij af in e#n schip van
Alrxandrte, dat op\'t eiland
overwinterd had, hebbende
tot een teeken Caator en
12. Pollux. En als wij te Ryra-
cuse aangekomen waren,
bleven wij aldaar drie da-
IH.gcn; vanwaar wij omvoe-
ren, en kwamen aan te Rhe- j
irhim; en alzoo na éen dag
de wind zuid werd, kwamen
wij den tweeden dag te Pn-
l-l.teoli; alwaar wij broeders
vonden, en werden gebeden
zeven dagen bij hen te blij*
ren, ligtten zij het «chip en
wierpfin het koren uu in de
jee.
•W. En toen het dag werd ken-
den zij het land niet; uuur
zij merkten een zekeren in-
ham die een oever had. te-
Ken denwelke xij geraden
vonden, zoo zij konden, het
10.schip aantexetten. En als
zij de ankers opgehaald had-
den, «raven zij het trkip aan
de zee over, meteen de roer.
handen losmakende; en het
razeil naar den wind opge-
haald hrhbende, hielden zij
tl. bet paarden oever toe. Maar
vervallende op een plaats die
aan beide zijden de zee bad,
zetleden zij het schip daar-
op; en het voorschip vast.
zittende bleef onbewegelijk,
maar bet achterschip brak
IC. van \'t geweld der baren. De
raadslag nu der krijgslieden
was, dat zij de gevangenen
zouden dooden, opdat nie-
mand ontzwommen zijnde
13.zoude ontvlieden; maar de
hoofdman willende Pau lus
behouden , belette hun dnt
voornemen , en beval dat de-
genen die zwemmen konden
zirh het eerst zouden at\'wer.
II.pen en aan land komen, en
de anderen, sommigen op
planken, en sommigen op
eentge atukken van \'t schip.
En alzoo is \'t geschied dat
zij allen behouden aan land
gekomen zijn.
HOOFDSTUK *H.
I. En als zij ontkomen va-
ren, toen verstonden xij dat
•J.het eiland Meltteheette. Kn
de barbaren bewezen ons
nngenifene vriendelijkheid;
want een groot vuur ontsto-
k.\'ü hrhbende, namen »i)
on« allen in, om den regen
die opkwam en om de koude.
.H.Rn als Panltti een boop rijs
bijeengeraapt en ophetmur
gelegd had, kwam er een
adder uit door de hitte en\'
-ocr page 215-
HANDELINGEN 28.                                !»7
gesteld hadden , kwamen er
velen in zitne woonplaats;
denwelken hij het koning-
rijk Gods uitleidc, en be-
tuigde, en poogde hen te
bewegen tot net geloof van
Jezus, beide uit de w*»t van
Mozes en de profeten, van
\'s morgens vroeg tot den
"Jl,avond toe. Kn sommigen
geloofden wel hetgeen ge-
zegd werd. maar sommi*
Z.i.gen geloofden niet; en te-
gen elkander oneens zijnde
arbeidden zij, als Paulus*/\'\'
óine woord gezegd had , *a-
mflijk:
WM heeft de Heilige
Geest gesproken door Jesaja
den profeet tot onze vaderen ,
\'26.zeggende: Ga henen tot
dit volk, en zeg: Met
hetgehooriult gij h o o-
ren en geenszins ver.
staan, en ziende zult
gij zien en geenszins
27. b e in erken; want het
hart dezesvolksiadik
geworden, en 111 et de
oorenhcbbenzijzwaar-
lijk gehoord, en h 11 n-
111\' ongen hebhen zij
toegedaan; opdat zij
niet te e e n i g e r tijd
met de o o gen zouden
zien, en in et de ooren
hooren, en met het
hart verstaan, en zij
zich bekeeren en ik
SS.hen geneze. Het zij u
dan hekend, dat de zalig-
hetd i«<i In den heidenen ge-
zonden is, en déze znllen
29.hooren. hn als bij dit ge-
zegd had gingen de Joden
weg, veel twist ing hebbende
onder elkander.
:tn. En Paulus bleef twee ge-
heele jaren in zijn eigen ge-
buurde woning, en ontving
allen die tot hem kwamen,
lil. Predikende het koningrijk
Gods, en leerende van den
!>eer Jezus Christus met
alle vrijmoedigheid, onver,
hinderd.
ven; enalzno linde. Rome. Kn vandaaHe broeder*, vanken gehoord hebbtegemoet tot Appen de Drie taberneranlus ziende, dGod en greep moed
Kn toen wij tekomen waren, gafman de gevangenenden overste des legaan I\'aulus werd top zicbzelven te wden krijgsknecht.bewaarde. En hetat* na drie dagen dtezamenriep degenvoornaamsten der Jren, en ala zij tekomen waren zeihen: Mannen brodie niets gedaanhet volk of de vadewoonten, ben gebJeruzalem overgede handen der R.dewelke mij onderzbende, irif.i wildenomdat geen schuld.in mij was; maaJoden mik* tegewerd Ik genoodzaaden keizer te beroeniet alsof ik mijniet» te beschuldiOra deze oorzaak dn bij mij geroepenzien en aantesprekvanwege de hoop Iik tnet deze keirngen. Maar zij zenetn: Wij hebben nven it aangaande vontvangen, nochvan de broeders hmen zijnde heeftkwaads geboodschasproken. Maar wijwel van u Ie hoogij gevoelt; want«ekteaangant, onsdat ze overal tecken wordt.
En Ma z|j hem
-ocr page 216-
9na
ROMEINEN 1.
DE BK1EF VAN DEN APOSTEL 1\'AULUS
AAS DB
ROMEINEN.
om u te zien, opdat iku eeni.
ge geestelijke gave mogt me-
dedeelen, teneinde gij ver-
12.sterkt zoudt worden: dat it,
om medevertroost te worden
onder u, door het onderling
geloof, zoo het uwe als het
KI.mijne. Doch ik wil niet dat
u onbekend zij, broeders,
dat ik menigmaal voorgeno*
men heb tot u te komen , (en
ben tot nogtoe verhinderd ge-
weest), opdat ik ook omleru
eenlge vrucht zoude bebben ,
gelijk als ook onder de an-
H.dere heidenen. Beide Grie-
ken en barbaren , beide wij-
zen en onwijzen ben ik een
15. schuldenaar: alzoo \'t geen
in mij is, dat is volvaardig
om u ook die te Home zijt
het evangelie te verkondi-
lfi. gen. Want ik schaam mij
des evangelies van Christus
niet; want het is een kracht
Gods tot zaligheid een legc-
lijk die gelooft, eerst den
Jood, en ook den Griek.
17- Want de regt vaardigheid
Gods wordt in \'t zelve ge-
openbaard uit geloof tot ge-
loof, gelijk geschreven is:
Maar de regtvaardige zal uit
het geloof leven.
IS. Waut de toorn Gods wor.lt
geopenbaard van den hemel
over alle goddeloosheid en
ongeregtigheid der men-
schen, oh die de waarheid
in ongeregtigheid tenonder-
1\'J. houden: overmits hetgeen
van God kennelijk Is in hen
openbaar is, want God heeft
20. liet hun geopenbaard. Want
HOOFDSTUK 1.
1.     I\'aulus een dienstknecht
van Jezus Christus, een t*-
roepen nposiel, afgezonderd
2. tot bet evangelie Gods, (het-
welk hij tevoren beloofd had
door zijne profeten, in de
•\'. heilige Schriften), van zij-
nen Zoon, (die geworden is
uit den zade Davids naar het
l.vleesch; die krachtig bewe-
xen m te zijn de Zoon God*
naar den Geest der heilig-
making, uit de opatandinK
derdooden), namelijk Jezus
.i. Christus onzen Heer: (door
welken wij hebben ont*an-
gen genade en het apostel-
schap, tot gehoorzaamheid
dea geloot» onder al de hei-
denen , voor zijnen naam ;
ti. onder welke gij ortk lijt ,
geroepenen van Jezus Cbris-
7. nm\' : allen die te Itome tijt,
geliefden Gods, en geroepen
heiligen, genade zij u en
vrede van God onzen Vader en
den Heer Jezus Christus.
s. Kerstelijk dank ik mijnen
God door Jezus Christus over
u allen, dat uw geloof ?er*
kondigd wordt in de geheele
9. wereld. Want God is mijn
getuige, welken ik dien in
mijnen geest, in het evan-
gelie zijns Zoons, boe ik
zonder nalaten uwer gedenk,
10. altijd in mijne gebeden bid-
dende, of mogelijk mij nog
te eeniger tijd goede gele-
genheid gegeven wierd door
den wil Gods om tot ulieden
, 11, te komen. Want ik verlang
-ocr page 217-
ROME!
zijne onzienlijke dingen wor>
den van de schepping der
wereld aan uit de schepselen
verstaan en doorzien, belde
zijne eeuwige kracht en jrod-
delijkheiil, opdat zij niet
te verontschuldigen zouden
21.lljttt omdat zij God kenuen-
de hem als God niet heb-
ben verheerlijkt of gedankt,
maar zijn verijdeld gewor-
den iu hunne overleggingen,
en huu onverstandig hart ia
^.verduisterd geworden. Zich
uitgevende voor wijzen, zijn
~"< zij dwaas geworden, en heb-
ben de heerlijkheid des on.
verd erfelijke u Gods veran-
derd in de gelijkenis eens
beelda van een verderfelijk
mienscb, en van gevogelte,
en van viervoetige en krui*
24. pende gedierten. Daarom
heeft ze God ook overgege*
ven in de begeerlijkheden
hunner harten tot onreinig-
heid, om hunne llgchauien
onder elkander te onteeren :
~lt.itl.i die de waarheid Godn
veranderd hebben in de leu-
gen, en het schepsel geëerd
en gediend hebben boven
den Schepper, die te prij-
zen is in eeuwigheid, aineu.
2f>. Daarom heeft ze God over.
gegeven tot oneerbare bewe-
gingen; want ook hunne
vrouwen hebben het natuur-
tijk gebruik veranderd in
27. het gebruik tegen natuur, en
Insgelijks ook de mannen
nalatende het natuurlijk ge-
bruik der vrouw, zijn verhit
geworden in hunnen lust te.
gen elkander, mannen met
mannen schandelijkheid be-
drijvende, en de vergelding
van hunne dwaling i\\edaur-
toe
behoorde in zichzelve
"*.ontvangende. En gelijk het
buu niet goedgedocht heeft
God in erkentenis te hou-
den, .\'.»») heeft God ze over-
gegeven in een verkeerden
ilu, om te doen dingen die
39,niet betamen: vervuld ziju-
NEN J.                                      £,W
de niet alle ougeregtigheid,
hoererij, boosheid, gierig-
beid, kwaadheid; vol van
nijdigheid, moord, twist,
bedrog, kwaadaardigheid;
SO.oorblazera, achterklappen,
hater* van God, smadera,
hoovaantigen, laatdunken-
den, uitvinders van kwade
dingen, den ouders onge-
31, hoorzaaui; onveratandigeu,
verbondbr*kers, zouder na-
tutirlijke liefde, ouver/.oeu.
:>-.\'. lijken, onbarmhartigen: de-
welke daar tij het regt Goia
weten, [namelijk dat dege-
nen die zulke dingen doen
des doods waardig iijn)r niet
alleen dezelve doen, maar
ook roede een welgevallen
hebben in degeneu die ze
doen.
HOOFDSTUK ».
1. Daarom zlit gij niet te
verontschuldigen o mentch,
wie gij zijt, die anderen oor-
deelt; want waarin gij een
ander oordeelt, veroordeelt
gij utelven; want gij die
anderen oordeelt doet dezell\'-
2.de dingen. En wij weten
dat het oordeel Gods naar
waarheid is over degenen
li.die zulke dingen doen: en
deukt gij dit, o rueusch, die
oordeelt degenen die zulke
dingen doen, en dezelve
doet, dat gij het oordeel
4.Gods zult ontvlieden? Of
veracht gij den rijkdom zij-
ner goedertierenheid en ver-
draagzaaruheid en lankmoe-
digheid, niet wetende dat de
goedertierenheid Gods u tot
5.bekeering leidt? Maar naar
uw hardigheld en oubekeer.
lijk hart vergadert gij uzel-
ven toorn als een schat in
den dag des toorns en der
openbaring van het regtvaar-
fi.dig oordeel Gods, welke een
iegelijk vergelden zal naar
7.fcljue werken: dengenen wel,
die met volharding in goed-
doeu heerlijkheid en eer eu
-ocr page 218-
310
on verderfelijkheid zoeken,
8. het eeuwifeleveii; maar den.
Kenen die twistgierig rijn,
en die der waarheid onge-
hoorxaam dorh der ongereg-
tijcheid gehoorzaam rijn, zal
verbolgenheid en toorn rer.
9.golden worden: verdrukking
en benaauwdheid over alle
ziele des mensrhen die het
kwade werkt, eerst van den
Jood, en ook van den Griek ;
llt. uirrt heerlijkheid en eer en
vrede een iegelijk die het
goede werkt, eerst den Jood,
en ook den Griek.
11. Want er is geen aanne-
raiug des peraoons bij God.
13, Want zoovel en ala er zonder
wet gezondigd hebhen, zul-
len ook zonder wet veiloren
gaan; en zoovelen als er on-
der de wet gezondigd heb-
ben, zullen door de wet ge-
IX oordeel d worden; (want de
hoorders der wet zijn niet
regtvaardig voor God, maar
de daders der wet zullen ge-
M.regtvaardigd worden; want
wanneer de heidenen, die de
wet niet hebben, van nature
de dingen doen die der wet
zijn, deze de wet niet heb-
bende zijn zicuzelven een
15.wet, ah die betoonen het
werk der wet geschreven lu
hunne harten, hunne con-
BCientieinedegetuigende, en
de gedachten onder elkander
hen beschuldigende of ook
Ift.ontschuldtgende) : in den
dag wanneer God de verbor-
gen dingen der inenachen zal
oordeelen door Jezus Chris*
tus, naar mijn evangelie.
17. Zie, gij wordt een Jood
genaamd, en rust op de wet,
IS.en roemt op God; en gij
weet rijnen wil, en beproeft
de dingen die (/(tarra» ver-
schillen, zijnde onderwezen
19.uit de wet; en gij betrouwt
nxelven te zijn een leidsman
der blinden, een licht der-
genen die in duisternis zijn,
20. een onderrigter der ouwij.
INEN 3.
xen en een leermeester der
onwetenden, hebbende de
gedaante der kennis en der
21. waarheid in de wet: die dan
een ander leert, leert gij u-
xelven niet 7 Die predikt dat
men niet stelen zal, steelt
22.gij? Die zegt dat men geen
overspel doen zal, doet gij
overspel \' Die van de afgo-
den ee» gruwel hebt, be-
33.rooft gij het heilige? Die op
de wet roemt, onteert gij
God door de overtreding der
24. wet ? Want denaaraUoda
wordt om uwentwil
gelasterd onder de
heldenen, gelijk geschre.
25. ven is. Want de besnijdenis
is wel nut indien gij de wet
doet, maar indien gij een
overtreder der wet zijt, xoo
is uwe besnijdenis voorhuid
tfl. geworden. Indien dan de
voorhnid de regten der wet
bewaart, zal niet zijne voor.
huid tot een besnijdenis ge-
27-rekend worden, en xal de
voorhuid, die uit (Ie natuur
is, ala zij de wet volbrengt
u niet oordeelen, die door
de letter en besnijdenis een
2S.overtrederderwetzijt? Want
die is niet een Jood, die \'t
tn \'t openbaar is, noch die
ia de besnijdenis, die \'t in
\'t openbaar in het vleesch
•29, is; maar die is een Jood, die
\'t in \'t verborgen ia; en de
besnijdenis des harten, in
den geest, niet ia de letter ,
is de besnijdenis; wiens lof
niet ia uit de menschen maar
uit God.
HOOFDSTUK 3.
1.     Welk is dan het voordeel
van den Jood , of welke is de
nuttigheid der besnijdenis?
2. Veel in alle manier. Want
dit is wel het eerste, dat hun
de woorden Gods zijn toebe-
xtrouw.i. Want wat Is \'t, al
zijn sommigen ongeloovlg
geweest ? Zal hunne onge-
loovighetd het geloof Gods
-ocr page 219-
ROMEINEN 3.
-l\\\\
4.tenietdoen? Dat xij
wegen, en denwegdes
▼ redes hebben zli niet
IS.gekend: er ia geen
vreete Gods voor hu n-
I9.ne oogen. Wij weten nu
dat alwat de wet zegt, zij
dat spreekt tot degenen die
onderde wet zijn, opdat alle
mond gestopt worde en de
geheele wereld voor God ver-
SO.doemelijk zij: daarom zal
nit de werken der wet geeu
vleeach geregtvaardigd wor-
den voor hem; want door de
wet is de kennis der zonde.
21. Maar nu is de regtvaardig.
beid (in Ia geopenbaard ge-
worden zonder de wet, heb-
bende getuigenis van de wet
22.en de profeten: namelijk de
regtvaardigheid Gods door
het geloof van Jezus tJbris-
tua, tot allen en over allen
die gelooven; want er is geeu
23, onderscheid. Want zij heb-
ben allen gezondigd en der-
84, ven de heerlijkheid Gods, en
worden omniet geregtvaar-
digd uit zijne genade door
de verlossing die in Christus
25.Jezus Is, welken God voor-
gesteld heeft tot een verxoe.
ning door het geloof in xiju
bioed, tot een betooning van
zijne regtvaardigheid door
de vergeving der zonden , die
tevoren geschied tijn onder
de verdraagzaamheid Gods,
26.tot een betooning van zijne
regtvaardigheid in dezen te-
genwoordigen tijd; opdat bij
regtvaardig zij, enregtvaar-
digende dengeen die uit het
geloof van Jezus is.
27- Waar is dan de roem? Hij
is uitgesloten. Door wnl
wet? der werken? Neen,
maar door de wet des gelooft.
38. Wij besluiten dan dat de
uiensch door bet geloof ge-
regtvaardigd wordt, zonder
29.de werken der wet. Is G<id
een God der Joden alleen, en
is bij \'t niet ook der bei<Ie-
nen? Ja ook der heldenen;
\'M), MtraMMUU bij een Huig
docH God xij waarachtig,
maar alle mensen leugen.
aehtig, xelijk als xeaclire*
ven ia; Opdat gij geregt-
vaardigd wordt inuwe
woorden, en overwint
wanneer gij oordeelt.
5. Indien nu ome nn.\'pra\'
ticheld Gods geregiigheid
bevestiKt, wat sullen wij
zeggen ? Is God onregtvaar
dis; als hij toorn over ""<
brengt ? (ik spreek naar den
r>.roensch:) dat tij verre; an-
ders hoe zal God de wereld
T.oordeelen? Want indien de
waarheid Gods door mijn*
leugen overvloediger is ge-
worden tot zijne heerlijk.
heid, wat woni ik ook nog
als een ion daar geoordeeld,
S.en ttggen wij niet liever (ge-
lijk mij gelasterd worden,en
gelijk sommigen zeggen dat
wij zegeen) : Laat ons het
kwade doen, opdat het goe-
Aedaaruit kome? Welker ver-
doemenis regtvaardig ia.
9. Wat dan ? Zijn wij uitne.
inender? Ganschelijk niet;
want wij hebben tevoren be-
schuldigd beide Joden en
Grieken, dat se allen onder
10.de zonde sijn, gelijk ge-
schreven ia; Er ia n le-
mand regtvaardiv, ook
II.niet één; er ia niemand
die verstandig ia, er ia
nieraanddieGodxoekt;
li.allen rijn xij afgewe-
ken, texamen x ij n xij
onnut geworden, er Is
niemand die goeddoet,
e r i a e r o o k n i e 11 o t é é n
M.toe; hun keel ia een ge*
opend graf; methuune
tongen plegen xij be-
drog;alangevenijn ia
onder hunne lippen;
H.welker mond vol iavan
vervloeking en bit ter*
• \'\'•heid;hunnevoetenxijn
«nel om bloed te ver
\'".gieten; vernieling en
ellende is iu liuu ne
-ocr page 220-
ROMEINEN 4,
zijn een rader vah allen die
gelooven in de voorhuid
zijnde , teneinde ook hun de
regt vaardigheid toegerekend
12. worde, en een vader der be-
suijdents, deugenen name-
ttjk
die niet alleen uit de
besnijdenis sijn. maar die
ook waudeleti in de voet*tap-
Sen des geloof» van onzen va-
er Abraham, \'t welk in de
voorhuid was.
13.     Want de belofte i$ niet
door de wet aan Abraham ot\'
zijn nageslacht geichied, na-
melijk dat bij een erfgenaam
der wereld zoude sijn, maar
door de regtvaardigneid des
l-t-geloofs. Want indien dege-
tien die uit de wet zijn erf-
genamen zijn, zoo is het
geloof ijdel geworden en
de beloftenis tenietgedaan.
li. Want de wet werkt toorn;
want waar geen wet Is daar
is ook geen overtreding.
16. Daarom is ze uit het geloof,
opdat ze zij naar genade, ten-
einde de belofte vast zij voor
al het nageslacht, niet alleen
dat uit de wet is, maar ook
dat uit het geloof Abrahams
is, welke is een vader vau
17. ons allen, (gelijk geschre-
ven staat: Ik neb u tot
een vader van vele
volken gesteld;) voor
hem aan welken hij geloofd
heeft, namelijk Ood die de
dooden levendmaakt, en
roept de dingen die niet zijn
18. alsof ie waren. Welke tegen
hoop op boop geloofd heeft,
dat hij zoude worden een va-
der van vele volken, volgens
\'t geen gezegd was: A1 x ó o
zal uw nakroost we-
19. x e n ; en niet verzwakt zijn-
de in \'t geloof, heeft hij zijn
eigen ligchaain niet aange-
im-rkt dat aireede verstorven
was, alzoo hij omtrent hon-
derd jaren oud was, nor/t ook
dat de moeder in Sara ver-
\'Jll.storven was; en bij heeft
aan de beloftenis Oods niet
üod is» die de besnijdenis
regtvaardigen zal uit het ge-
loot\', en de voorhuid door het
31.geloof. Doen wij dan de wet
teniet door het geloof? Dat
lij verre, inaar wij beveBtU
Ken de wet.
HOOFDSTUK 4.
I. Wat zullen wij dan zeggen
dut Abraham ouze vader
verkregen heeft naar het
2.vleefch? Want indien Abra-
ham uit de werken geregt-
vaardigd la, ioo beeft hij
roem, maar niet bij God.
li.Want wat zegt de Schrift?
K ii Abraham geloofde
Qod, en het is hem ge-
re k 6 n d tot r e g t v a a r-
4.dl gheid. Nu.dengeen die
werkt wordt het loon niet
toegerekend naar genade,
.">. maar naar schuld; doch den*
geen die niet werkt, maar
gelooft in hem die den god-
delooze regtvaardigt, wordt
sijn geloof gerekend tot
O.regtvaardigheid, gelijk ook
Davtd den mensch zalig*
spreekt welken Ood de
regt vaardigheid toerekent
7.souder werken, zeggende:
Zalig lijn ie welker
ongeregtigheden ver
geven zij» en welker
R.^onden bedekt zijn, sa-
lig is de man welken
de lieer de zonde nie\'
toerekent.
9. Dese zaligspreking dan,
Is die (tlU,-n over de beanijde
uia of ook over de voorhuid ?
Want wij zeggen dat aan
Abraham het geloof gere-
kend is tot regtvaardigheid.
10, Hoe is \'t hem dan toegere*
kend? Als hij in de beiuij.
denis waa of in de voorhuid ?
Niet tn de besuljdenls, maar
11. in de voorhuid. Ba hij heeft
het teeken der besnijdenis
ontvangen tot eer. zegel der
regtvaardlgbeid «lesgeloofs,
die hem in de voorhuid waa
toegerekend,
opdat hij zoude
-ocr page 221-
HOMKINEN ij.                               213
behouden wofden van den
10. toorn. Want indien wij vij*
anden zijnde met God ver-
zoend zijn door den dood
zi^ns Zoons, veelmeer zullen
wij verzoend zijnde behou-
den worden door zijn leveu ;
11.en niet alleen dit, maar wij
roemen ook in God door on-
zen Heer Jezus Christus, door
welken wij nu de verzoc-
uing gekregen hebbeu.
12. Daarom gelijk door ééneu
tnensish de zonde in de «e.
reld ingekomen is, en door
de zonde de dood, en alzóó
de dood tot alle menschen
doorgegaan is, in welken al-
1\'f.len gezondigd hebhen; waut
tot de wet was de zonde iu
de wereld; maar de zonde
wordt niet toegerekend als
11. er geen wet is; maar de dood
heeft geheerscht van Adam
tot Moses toe, ook over de-
genen die niet gezondigd
hadden in de gelijkheid der
overtreding van Adam, wel.
ke een voorbeeld is desge*
15. nen die komen zoude. Doch
niet gelijk de misdaad, al-
zóó ia ook de tcenadegift.
Want indien door de mis-
daad van éénen velen c<--
atorven zijn, zoo is veel-
meer de genade Goda, en de
gave dour de genade, die
daar is van éénen mensck
Jezus Christus, overvloedig
16. geweest over velen. En niet
gelijk de schuld teaa door deu
éénen die gezondigd heeft,
alxóó ia de gift. Want de
schuld is wel uit ééne itiis-
daad tot verdoemenis, maar
de genadettift is uit vele
misdaden tot regtvaardigma*
17.king. Want indien door de
misdaad van Wnen de dood
geheerscht heeft door dieu
•\'•énen, veelmeer zullen de-
genen die den overvloed der
genade en der gave der regt-
vaardigheid ontvangen, iu
bet leven heerscheu door
dien éénen, namelijk Jezus
getwijfeld door onmaar ia gesterkt gew\'t geloof, gevende G
21.eer, en tenvolle vezijnde dat hij ookwas te doen hetgeen
22. wal. Daarom is heook tot regtvaardigh
23.rekend. Nu is\'t nietom zijni\'iiiivil geschdat het hem toegerek
24. inaar ook oin onzewelken het zal toegeworden, namelijk dedie gelooven in hemzus onzen lieer uit d
2\'t.den opgewekt heelt,overgeleverd is om onden en opgewekt oiregtvaardigmaklng.
HOOFDSTUK
t. Wij dan geregtvazijnde uit het geloof,vrede bij God door
2. Heer Jezus Christuswelken wij ook detoehebben door \'t geloofze genade in welke wijen roemen in de ho
3.heerlijkheid Gods. Ëalleen dit , maar wijook in de verdrukkwetende dat de verdr
4.lijdzaamheid werkt,lijdzaamheid bevindi
\'">.de bevinding hoop;hoon beschaamt niet,de liefde Cods in onzeuitgestort ia door dengen Geest die ons is g
6. Want Christus, alskrachteloos waren, iner tijd voor de godd
i. gestorven. Want nüjks zal iemand voregtvaardige stervenvoor den goede zal miemand ook bestaan
8.ven; maar God bezijne liefde jegens oChristus voor ons geis als wij nog zonda
9.reu; veelmeer dau ,nu geregtvatirdigd dobloed, gullen wij do
-ocr page 222-
ItOMKTNEN 6.
IS. Christus. Zoo dan gelijk
door ééne misdaad d- $chuld
gekomen ia
over alle men-
srben tot verdoemenis, al-
too ook door i.\' tip regtvaar-
digheid komt de genade over
alle menachen tot regtvaar-
lü.digraaking dea levens; want
Belijk door de ongeboor.
zaamheld van dien éénen
menicb velen tot zondaara
gesteld zijn geworden, al-
xóó zullen ook door de ge-
hoorxaaniheld van ééneo ve-
len tot regt vaardigen gesteld
20. worden. Maar de wet is
bovendien Ingekomen, op-
dat de misdaad te meerder
worde: en waar de zonde
meerder geworden is, daar
ia de genade veel meer over~
"l.vloedig geweest; opdat ge-
lijk de zonde geheencht
beeft tot den dood, alxóó ook
de genade zoude heerscben
door regtvaardigheid tot het
eeuwige leven, door Jezus
Christus onsen Heer.
HOOFDSTUK 6.
1.     Wat zullen wij dan xeg-
Een ? Zullen wij in de zonde
lijven, opdat de genade te
2. meerder worde ? Dat zij ver-
re. Wij die der zonde ges\'or-
ven zijn , hoe zullen wij nog
5. in detelve leven ? Ol\' weet gij
niet, dat zoovelen als wip in
Christus Jezus gedoopt zijn,
wij in zijnen dood gedoopt
4. tijn ï Wij zijn dan met hem
begraven door den doop in
den dood, opdat gelijker-
wija Christus uit de dooden
opgewekt ia tot de heerlijk-
beid des Vadera, altóó ook
wij in nieuwheid dea )e*en«
f>. wandelen zouden Want in-
dien wij met hem êéne plant
geworden zijn in de gelijk -
making zijns doods, zoo zul-
leu wij het ook zijn ia de f/e
ijkmaiing itjne/
opstanding,
6. dit wetende dut onze oude
uienach me! hem gekruisigd
is, opdat bet ligcbaara der
londe tenietgedaan worde,
opdat wij niet meer de zonde
\'.dienen; want wie gestorven
is, die is geregtvaardigd vau
i.de ronde. Indien wij nu met
Christus gestorven zijn, zoo
gelooven wij dat wij ook met
I. hem zullen leven, wetende
dat Christus opgewekt zijnde
uit de dooden niet meer
sterft: de dood beerscht niet
l.meer over hem. Want wat
hij gestorven ia, dat ia hij
der zonde eenmaal geator-
ven; en wat hij leeft, dat
1. leeft bij Oode. Alzoa ook
gijlieden, houdt het daar-
voor dat gij wel der zonde
dood rij t, maar Gode levende
rijt in Christus Jezus omen
!. II ff r. Dat dan de zonde niet
heerache in uw sterfelijk llg-
chaara, om haar te gehoor*
zamen iudeazelfabegeerlijk-
t. heden; en stelt uwe leden
niet der zoude tot wapenen
der ongeregtigheid, maar
stelt uselve Gode ala uit de
dooden levend geworden zijn*
de, en stelt uwe leden Gode
tot wapenen der geregtig-
l.beid. Want de tonde zal over
u niet heerschen , want gij
xij r niet onder de wet maar
onder de genade.
i. Wat dan ? Zullen wij zon-
digen, omdat wij niet zijn
ouder de wet maar onder
de genade ? Dat tij verre.
i. Weet gij niet, dat wien gij
uzelve stelt tot dieastkneeh.
ten ter gehoorzaamheid, gij
dienstknechten zij tdesgeneu
wien gif gehoorzaamt, of
der /.\'unie tot den dood, tïï
der gehoorzaamheid tot ge*
r. regtigheid ? Haar Gode zij
dank, dat gij wet dienst*
knechten der zonde waart,
maar dat gij nu van harte
gehoorzaam geworden zijt
aan het voorbeeld der leer
tot hetwelk gij overgegeven
4.zijt, eo vrijgemaakt zijnde
van de zoude, zljt gemaakt
dienatktierhten der geregtig-
-ocr page 223-
ROMEINEN 7.
,oeid. Ik spreek op nientche*
lijke wijs, om den wil der
zwakheid uwa vleesches;
want fcclijk gij uwe leden
gesteld hebt om dienstbaar
te rijn der onreinigheid en
der ongeregtigheid tot onge-
regtlgheid, altóó ateït du
uwe leden mi dienstbaar \'«•
xijn der geregtigheid tot hei-
llgmaking. Want toen gij
dienstknechten waart der
zonde, zoo waart gij vrij van
de geregtigheid. Wat vrucht
dan hadt gij toen van die
dingen waarover gij u nu
schaamt ? Want het einde
,derselve is de dood. Haar
nu van de tonde vrijgemaakt
zijnde, en Oode dienstbaar
gemaakt zijnde, hebt gij
uwe vrucht tot heilignia-
kïng, en bet einde heteeu-
wige leven. Want de besol-
diging der zonde is de dood,
maar de gen ader i ft Gods is
het eeuwige leveu door Je*
zua Christus onzen Heer.
HOOFDSTUK Y
Weet gij niet broeders,
(want ik spreek tot degenen
die de wet verstaan), dat
de wet heerscht over den
menich zoolangen tijd als hij
.leeft? Want een vrouw die
onder den man staat is aan
den levenden man verbonden
door de wet; maar indien de
man gestorven ia, soo ia zij
vrijgeiunakt van de wet des
.mans. Daarom dan indien
zij eens anderen mans wordt
terwijl de man leeft, zoo
zal sfj een overspeelster ge-
naamd worden; maar indien
de man gestorven is, zoo is
\'ü vrij van de wet, alzoo dat
zij geen overspeelster is als
zij eens anderen mans wordt.
.Zoo dan mijne broeders, gij
zijt ook der wei gedood door
het llgehaam van Christus,
opdat gfj zoudt worden eens
anderen, namelijk desgenen
die van de dooden opgewekt I
is, opdat wij Gode vruchten
I. dragen zouden. Want toen
wij in bet vleesch waren,
werkten de bewegingen der
zonden die door de wet zijn
in onze leden, om den dood
6. vruchten te dragen; maar
nu zijn wij vrijgemaakt van
de wet, overmits wij dien
gestorven zijn onder welken
wij gehouden waren, alzoo
dat wij dienen in nieuwheid
des geestes, en niet in de
oudheid der letter.
1. Wat zullen wij dan zeg-
gen? Is de wet sonde? Dat
zij verre; ja ik kende de
sonde niet dan door de wet;
want ook bad ik de begeer-
lijkheïd niet geweten zonde
te zijn,
indien de wet niet
zeide: Gij zult niet b e-
8. ge ere n. Maar de zonde
oorzaak genomen hebbende
door het gebod, heeft iu mij
alle begeerlijkheid gewerkt;
want zonder de wet Is de
9 zonde dood. En zonder de
wet, zoo leefde ik eertijds;
maar all het gebod geko-
men Is, zoo is de zonde we-
der levend geworden, doch
10.Ik ben gestorven, en net ge-
bod dat ten leven was, \'t
zelve is mij ten dood bevou-
11.Jen. Want de zonde oorzaak
genomen hebbende door het
gebod, heeft mij verleid en
l-.dour hetzelve gedood. Alzoo
is dan de wet heilig, en het
gebod is heilig en regtvaar*
13.dig en goed. Is dan het goe-
Je mij de dood geworden ?
Dat zij verre; maar de zonde
të mij de dood geworden, op-
dat zij zoude openbaar wor-
den zonde te xijn, werkende
mij door het goede den dood ,
opdat de zonde bovenmate
wlerd zondigende door het
1-1. gebod. Want wij weten dat
de wet geestelijk is. maar Ik
ben vleeschelijk, verkocht
i... on.Ier de zonde. Want \'t
geen ik doe, dat ken ik niet;
want \'t geen Ik wil, dat doe
-ocr page 224-
HOMEtNËN I.
21\'.
4.deeld ia bet (leesch; opdat
het regt der wet vervuld zou-
de worden in ons, die niet
naar het vleesch wandelen
5.maar naar den Geest. Waut
wie naar het vleesch zijn be-
denken wat des vleesches is ,
maar wie naar den Geest
zijn bfilnken wat des Gee*-
6.tea ia; want het bedeukeu
dea vleesches is de dood,
maar het bedenken des Gees-
tes is het leven en vrede;
7. daarom dat het bedenkeu
dea vleesches vijandschap is
tegen God; want het onder*
werpt zich der wet Gods
niet, want bet kan ook niet;
S.en wie in bet vleesch ziju
kunnen Gode niet behagou.
9. Doch gtflieden zijt niet in
het vleesch, maar in den
Geest, zoo namelijk de Geest
Gods in u woont; maar zoo
iemand den Geest van Cbris-
tua niet heeft, die komt hem
10. niet toe. En indien Christus
in ulieden is, zoo ia wel het
ligchaam dood om der zonde
wil, maar de geest is leven
H.om der geregtlgheid wil. En
indien de Geest desgenen die
Jezus uit de dooden opge-
wekt heeft in u woont, zoo
zal hij, die Christus uit de
dooden opgewekt heelt, ook
uwe sterfelijke ligebameu
levendraaken door zijnen
Geeat die in u woont.
12. Zoo dan broeders, wij zijn
schuldenaurs niet aan bet
vleesch, om naar het vleesch
lH.te leven. Want indien gij
ua&r het vleesch leeft, zoo
zult gij sterven; maar Indien
gij door den Geest de wer-
kingen dea Ugcbaains doodt,
14. zoo zult gij leven. Waut
zoovelen uls er door den
Geest Goda geleid worden,
die zijn kinderen Gods.
Li. Want gij hebt niet ontvan-
gen den geeat der dienst -
baarheid wederom tot vrees,
maar gij hebt ontvangen den
Geest der aanneming tot
ik niet, in uur \'t geen ik
Nï.haat, dat doe ik. En indien
ik \'t gene doe dat ik niet
wil, zoo stem ik de wet toe
17.dat tij goed >*: ik dan doe
datzelve nu niet meer, maar
de zonde die in mij woont.
l«. Want ik weet dat in mij, dat
is in mijn vleeiicb , geen goed
woont. Want liet willen i»
wel bij mij, maar het goede
te doen, dat vind ik niet;
19. want bet goede dat ik wil
doe ik niet, maar het kwade
dat ik niet wil, dat doe ik.
20. Indien Ik \'t gene doe dat ik
niet wil, zon doe ik nu \'t
zelve niet meer, maar de
21.ionde die in mij woont. Zoo
vind ik dan dexe wet t« mij,
als ik het goede wil doen,
dat het kwade mij bijligt;
22. want ik heb een vermaak in
de wet Gods naar den inwen
23.digeu mensen, maar ik zie
een andere wet in mijne le-
deu, welke atrijdt tegen de
wet mijns gemoeds, en mij
gevangen neemt onder de
wet der zonde die in mijne
2-l.ledenis. Ikellendigraensch,
wie zal mij verlossen uit het
2ft. ligchaam dezea doods? Ik
dank God door Jezus Chris*
20. tas omen Heer. Zoo dan ik
zelf dien wel met het gemoed
d«* wet Gods, maar met het
vleesch de wet der zonde.
HOOFDSTUK H.
1.     Zoo ia er dan nu geen ver-
doemenia voor degenen die
in Christus Jezus zijn, die
iiii-t naar het vleetch wande*
len maar naar den Geeat.
2. Want de wet des Geeste*
dea levens in Christus Jezus
beeft mij vrijgemaakt van de
wet der zonde en des dooda.
II.Want \'t geen der wet omnn.
gelijk was, dewijl zij door
bet vleesch krachteloos was,
heeft God zijnen Zoon m*
dende in gelijkheid des zon-
digeo vleesches, en dat voor
de tonde, de zonde veroor-
-ocr page 225-
NEN 8.                                ::;
zeil bidt voor ons met onuit -
aprekeüjke verzuchtingen;
27-en die de harten doorzoekt,
«\'eet welke de meening des
Geestes zij, dewijl hij naar
God voor de heiligen bidt.
28.En wij weten, dat dengenen
die God liefhebben alle dtn-
gen medewerken ten goede,
namelijk dengenen die naar
siin voornemen geroepen
29.ztjn. Want die hij tevoren
gekend heeft, die heeft hij
ook tevoren verordineerd den
beelde zijns Zoons gel ijk •
vormig te zijn , opdat hij de
eerstgeborene zij onder vele
30.broederen; en die bij tevo.
ren verordineerd heeft, deze
heeft hij ook geroepen; en
die hij geroepen heeft, deze
heeft hij ook jeregtvaar-
digd;endie hij geregtvaar>
digd heeft, deze heeft hij
ook verheerlijkt.
SI, Wat zullen wij dan tot de-
ze dingen zeggen? Zoo God
vóór ons is, wie zal ttigen
H2.onszijn? l)ie ook zijn eigen
Zoon niet gespaard heeft,
maar heeft hem voor ons al-
len overgegeven, hoe zal hij
ons ook met hein niet alle
;JX.dingen schenken? Wie zal
beschuldiging Inbrengen te-
gen de uitverkorenen Gods?
God is \'t die regtvaardig
34. maakt. Wie is \'t die ver-
doemt ? Christus is \'t die ge-
storven is, ja wat meer Is,
die ook opgewekt is, die ook
ter regteraand Gods ia, die
fö.ook voor ons bidt. Wie zal
ons scheiden van de liefde
vanChristus? Verdrukking,
of benaauwdheid, of vervol-
ging, of honger, of naakt-
heid, of gevaar, of zwaard?
:ifi. (gelijk geschreven is: Want
om uwentwil worden
wij den ganschpn dag
gedood, w ij z Ij ngeacht
als schapen der slag-
:<7. ting.i Maar In dit alles zijn
wij meer dan overwinnaars\',
door hem die ons liefgehad
kinderen, door welken wij
UI.roepen: Abba, Vader! Deze
Geest getuigt met onzen
iteent dat wij kinderen Gods
!7-*ijn ; en indien wij kinderen
zijn, zoo zijn wij ook erfge-
namen , erfgenamen Gods en
medeërfgeuainen van Chris.
tm; zoo wij namelijk met
hem lijden, opdat wij ook
met hem verheerlijkt wor-
den.
IS. Want ik houd \'t daar-
voor, dat het lijden dezes
tegenwoordigen tijds ala
niets is te waarderen tegen
de heerlijkheid die aan ons
znl geopenbaard worden.
l!i. Want het schepsel, alt met
opgestoken hoofd, verwacht
de openbaring der kinderen
JO.Gods. Wnnt het schepsel is
der ijdelheid onderworpen,
niet gewillig, raaarom diens
wil die het der ijdelheid on-
21.derworpen heeft; op hoop
dat ook het schepsel zelf zal
vrijgemaakt worden van de
dienstbaarheid der verderfe-
nis, tot de vrijheid nkii de
heerlijkheid der kinderen
22.Gods. Want wij weten dat
het gansehe schepsel teza-
men zucht en tezamen nis in
33a barensnood is tot nu toe. En
niet alleen dit, maar ook
«\'ij zelve die de eerstelingen
des Geestes hebben, wij ook
zelve zeg ik zuchten in ons.
zelve, verwachtende de aan.
neming tot kinderen, name-
Hjk
de verlossing onzes lig-
• l.chaams. Want wij zijn in
hope zalig geworden. De
hoop nu die gezien wordt is
geen hoop ; want \'t geen ie-
mand ziet, waarom zal hij \'t
..\'i.ook hopen? Maar indien wij
hopen\'t geen wij niet zien,
zoo verwnchten wij \'t met
lijdzaamheid.
2fi. Kn desgelijks komt ook de
Geest onze zwakheden mede
te hulp ; want wij weten niet
wat wij bidden zullen gelijk
het behoort, maar de Geest
-ocr page 226-
SIS
:;s.hcpfi. Want ik hen verze-
kerd. dat nel-h dood noch
leven, noch engelen noch
overheden, noch magten,
noch tegenwoordige noch
.\'*>. t nekninmdp dingen, noch
hoogte noch diepte, noch
eenig ander schepsel ona zal
kunnen scheiden van de lief-
de Gods welke is in Christus
Jezua onzen Heer.
HOOFDSTUK ».
1. Ik zeg de waarheid in
Christus, ik lieg niet, (mijn
conscieniie mij inede>getai>
gems gevende door den Hei-
\'J.ligen Geënt), dat het mij een
Sroote droefheid, en mijn
art een gedurige «mart is.
;:. Want ik zoude zelf wel wen-
schen verbannen te zijn van
Christus voor mijne broede-
ren, die mijn maagschap
l.zijn naar het vleesch; welke
laraeliten zijn, welker is de
aanneming lot kinderen, en
de heerlijkheid, en de ver-
honden, en de wetgeving,
en de dienst God», en de be-
.S.lofteniseen; welker zijq de
vaderen, en uit welke Chris.
Iub in zooveel het vleesch
aangaat, dewelke is God bo-
ven allen te prijzen in eeu-
wigheid, amen.
f\'. Doch iv xtg dit niet alsof
het woord Gods ware uitge-
vallen. Want die zijn nipt
allen Israël, die uil Ismel
7-zijn; noch omdat tij Ahr*.
bains kroost zijn, zijn zi.i
allen kinderen, maar, I n
Isaakzal u het kroost
ü.genoemd worden: dat
is, niet de kinderen des
vleesches, die zijn klnde.
ren Gods; maar de kinderen
der beloften ia worden voor
9.het kroost gerekend. Want
dit is bet woord der belofte.
nis; Omtrent dezen tijd
xal ik komen, en Sara
tal een zoo-a hebben.
H\'.En niet alleeu dexe, maar
ook Rebekka is daarvan een
IN EN 9.
bewijt, als zij uit oenen he-
vrucbt was, namelijk laaak
11.onzen vader. Want als de
kinderen
nog niel leboren
waren, noch iets goeds of
kwaads gedaan hadden, op-
dat het voornemen Gods dat
naar de verkiezing is nr*t-
bleve, niet uit de werken
li.maaruit den roepende, zoo
werd tot baar gezegd: De
meerdere zal den min-
13.dere dienen; gelijk ge-
schreven is: Jakob ben
Ik liefgehad, en E san
he h ik gehaat.
14. Wat zullen wij dan zég-
gen? Is er onregtvaar<!ig-
heid bij God ? Dat zij verre.
16. Want hij zegt tot Mozea:
Ik zal mij ontfermen
wiens ik mij ontferm,
en zal harmhartigzijn
wien ik barmhartig
K>. ben. Zoo k \'t dan niet des-
genen die wil noch de»ge-
nen die loopt, maar dea
17.ontferroenden God". Want
de Schrift zegt tot Farao:
Hiertoe heh ik ii ver*
wekt, opdat ik f n u
mijne kracht bewijzen
zoude, en opdat mijn
naam verkondigd w o r-
deopde gansebe aarde.
IH. Zoo ontfermt bij zich dan
wiens hij wil, en verhardt
19.wien hij wil. Gij zult dan
tot mij zeggen: Wat klaagt
bij dun nog? want wie beeft
30. zijnen wil wederstaal! ? Maar
toch, o meuten, wip zijt gij
die tegen God antwoordt ?
/al ook het maaksel \'ot den-
geeu die \'t gemaakt heeft
zeggen: Waarom hebt gij
\'21, mij altóó gpmaakt ? Uf heeft
de potiehakker geen magt
overhel leem, om uit den-
zelfden klomp te maken het
ééne vat ter eere en het an-
22. dere ter oneere? En of God
willende rijnen toorn hewij-
zen en zijne magt bekend-
maken, met veel lankmoe*
digheid verdragen heeft de
-ocr page 227-
WEN 10.
S19
vaten des toorn*, tot het
33.verderf toebereid; en opdat
hij xoude bekendmaken den
rijkdom zijner heerlijkheid
over de vaten der barmhar-
tigheid, die hij tevoren be-
reid heeft tot beerlijkheid?
il. Welke hij ook geroepen
heeft, namelijk cn«, niet al-
leen uit de Joden maar ook
23.uit de heidenen: gelijk hij
ook in Hoséa zegt: Ik zal
\'t geen mijn volk niet
wan m ij nvolk noemen,
en die nietbemindwas
"(>.mijnr beminde; en het
zal zijn in de plaats
waar tot ben gezegd
was: Gijl ied en iijt mijn
volk niet, aldaar zul-
len zij kinderen deele-
venden Gods genaamd
27. word en. Kn Jesaja roept
over Israël: Al ware het
getal der kinderen I b-
rn"i« gel ij k het 1 and
der zee, zoo zal het
overblijfsel behouden
SS.worden. Want hij vol-
eindt een zaak en
snijdt ze af in regt-
vaardigheid; want de
Heer zal een a f g e a n e-
den zaak doen op de
\'-9.aarde. Kn gelijk Jesaja ie.
voren gezegd heeft: Indien
de Heer ZebaAth ons
geen kroost had over-
gelaten, zoowaren wij
als Sodora geworden,
en Gomorra a e 1 ij k * e-
maakt geweest.
•">. Wat zullen wij dan zeg-
gen ? Dat de heidenen, die
de regtvaardigheid niet zoch-
\'\'\'ii, de regtvaardigheid ver.
kregen hebben, doch de
»egtvaardigheid die uit het
\'"•geloof is: maar Israël, dat
<•« wet der regtvaardigheid
zocht, is tot de wet der regt-
vaardigheid niet gekomen.
82. Waarom ? Omdat ze rfte xnch~
ten
niet uit het geloof, maar
als nit de werken der wet;
want zij hebben zich geitoo*
ten aan den steen de* aan-
33.stootBp gelijk gerrhreven is :
Zie, ik leg in Sion een
steen des aanstoots en
een rots der ergernis,
en een tegel ij k die in
hem gelooft zal niet
beschaamd worden.
HOOFDSTUK IO.
1.    Broeders, de toegenegen-
henl mijns harten en het ge-
bed dat ik tot God voor Israël
doe, is tot hunne zaligheid.
2. Want ik geef hun getuige*
nis, dat zij een ijver tot God
hebben, maar niet met ver-
3. stand. Want alzoo zij de
regtvaardigheid Gods niet
kennen , en bun eigen gereg-
tigheid zoeken opterigten,
zoo zijn zij der regtvaardig-
beid Gods niet onderworpen.
4. Want het einde der wet is
Christus, tot regtvaardfg-
heid een iegelijk die gelooft.
o.Want Mozes beschrijft de
regtvaardigheid die uit de wet
is, teggenée: De mensch
die deze dingen doet
zal door dezelve leven.
fi. Maar de regtvaardigheid die
uit bet geloof is spreekt al-
\'iuk: Zegntetinuwhart:
Wie zal in den hemel
opklimmen? UatisChris
7.tut van boven afbrengen. O t\'
wiezalinden afgrond
nederdalen? Dat is Chris,
tus uit de dooden opbrengen.
8. Maar wat zegt ze? Nabij 11
1b het woord, in uwen
mond en in u w hart. Dit
is het woord des gelools \'t
\'.1. welk wij prediken: namelijk,
indien gij met uwen mond
zult belijden den Heer Je-
zus, en met uw hart gelno-
ven dat God hem uit de doo-
den opgewekt heeft, zoo zult
10. gij zalig worden; want met
het hart gelooft men terregt.
vaatdigbeid. en nut den
mond belijdt men ter zalig.
11. beid. Want de Schrift zegt:
Keniegelijkdieinbrni
-ocr page 228-
ROMEINEN 11.
heelen da ghebik mijne
handenultgestrekttot
een ongehoorzaam en
tegensprekend volk.
HOOFDSTUK 11.
1. Ik zeg dan: heeft God
zijn volk verstooten ? Dst
zij verre; want ik ben óók
een Israëliet, uit het ge-
slacht Abrahams, van den
\'2. stam Benjamin. God heeft
zijn volk niet verstooten, \'t
welk hij tevoren gekend
heeft. Of weet gij niet wat de
Schrift zegt van Klia? hoe
hij God aanspreekt tegen Is-
H.rael, zeggende: Heer, zij
hebben uwe profeten
gedood en uw «altaren
omgeworpen, enikben
alleen overgebleven,
en z ij zoeken mijne
4.1 ie 1. klaar wat zegt tot hem
het Goddelijk antwoord ?
Ik heb mijzelven nog
zevenduizend mannen
overgelaten, die de
knie voor hetére/rfvan
Baiilniet gebogen h e b-
ö. b e n. Alzoo is er dan ook in
dezen tegenwoordigen tijd
een overblijfsel geworden,
naar de verkiesing der ge-
6. nade. En indien het door
genade is, zoo is \'t niet meer
uit de werken; anders is de
genade geen genade meer.
En indien het is uit de wer-
ken, too ie \'t geen genade
meer; anders is bet werk
7. geen werk meer. Wat dan ?
Hetgeen Israël zoekt, dal
heeft het niet verkregen:
maar de uitverkorenen nrb-
ben \'t verkregen, en de ande-
ren zijn verhard geworden,
8.  (gelijk gesehreven is: God
heelt h ii ti gegeven een
geest desdie pe n tl aap",
oogen o in niet te zien,
en ooren om niet te
hooren), totop den hui-
U.dtgen dag. En Davidxegt:
Hun tafel worde tot
een strik entot een val
S «looft, die ihI niet
eschaawd worden.
I. Want er is geen onder-
scheid noch van Jood noch
van Griek; want deielfde is
Heer van allen, rijk lijnde
over allen die hein aanroe-
t. pen. Want een ie nel ijk
die den naam des H e e-
renxal aanroepen, tal
1. zalig worden. Hoe zullen
lij dan kem aanroepen, in
welken zij niet geloofd heb-
ben? En hoe zullen tij in
hein
gelooven, van welken
zij niet gehoord hebben ? En
hoe zullen zij hooren, zon-
>.der wieAun predikt ? En hoe
zullen zij prediken, indien
xij niet gezonden worden ?
Gelijk geschreven is: Hor
I ie lel ijk zijn de voe*
ten dergenen die vre-
de verkondigen, der-
genen die het goede
verkondigen!
1. Doch zij zijn niet uilen
het evangelie gehoorzaam
geweest; want Jesaja zegt:
Heer, wie heeft onze
\'. predikinggelool\'d? 7*<oa
II  dan het geloof uit het ge-
hoor ,en het gehoor door het
i.woord Gods. Maar ik zeg:
hebben zij \'t niet gehoord?
Ja toch, hun geluid is
over de geheele aarde
uitgegaan, en hunne
woorden tot de einden
). der wereld. Haar ik zeg:
heeft Israël het niet ver.
staan? Mozes zegt eerst:
Ik zal ulieden tot ja-
loerschheid v er wek-
ken door degenen die
geen vulk *«;\'», dooreen
onverstandig volk zal
ik utot toorn verwek*
i.ken. En Jesaja verstom zich
en tegt: Ik ben gevon-
denvandegenenJiemij
niet zochten, ik hen
openbaar geworden
dengenen die naar mij
l.nietvraagden. Maarte-
gen Itrael xegt hij: 1) e n g e*
-ocr page 229-
ROMEINEN II.
•;•_•!
22. niet spare. Zie dan de goe-
dertierenheid en de gestreng,
held Gods: de gestrengheid
wel over degenen die geval.
len zijn, maar de goedertie-
renheul over u, Indien gij in
de goedertierenheid blijft;
anders tuit ook gij afgebou-
2-t.wen worden. Maar ook tij,
indien ze in bet ongelont\'
niet blijven, zullen Ingeënt
worden; want God is mag-
tig dezelve weder inteënten.
24. Want indien ftf afgehouwen
zijt uit den olijfboom die
van nature wild wat, en te-
gen nature in den goedeo
olijfboom ingeënt, hoeveel-
temeer tullen déze, die ua-
tuurlijke takken lijn in
hun eigeu olijfboom geënt
worden ]
Want ik wil niet, broe-
ders, dat u deze verborgen-
heid onbekend zij, (opdat gij
niet wijs zijt bij uselve) , dut
de verharding vour een d*«l
over lamel gekomen is, tot.
dat de volheid der heldeueu
26.cal ingegaan zijn; en tiltóo
zal geheel Israël zalig wor-
den; gelijk geschreven is:
De Verlosser zal uit
Sion komen, en tal
de goddelooshedeu al\'-
27.wenden vanJakob: en
dit ia hu n een verbond
van in ij, als ik hunne
zoodeu zal wegnemen.
;8. Zoo zijn tij wel vijanden wat
aangaat het evangelie, oiu
uwentwil. maar wat aaugaat
de verkiezing tijn zij beiniu-
den, om der vaderen wil;
:\'). want de genadegifien en de
roeping Gods zijn onberou-
:i(). weiijk. Wint gelijkerwij*
ook gijlieden eertijds God*
ongehoorzaam geweest zijt,
maar nu barmhartigheid ver-
kregen hebt door de ouge-
:tl. hoorzaamheid van deze, al-
tóö tijn ook deze nu onge-
hoorzaam geweest, opdat ook
tij door uwe barmhartigheid
zouden barmhartigheid ver
16
en tot «en aanstoot
en tot een nuRflilinit
lo.voor hen; dat hunne
oogenverduisterdwor*
den om niet te tien,
en rerkrom huun«u
niic te allen tijde.
11. Zoo se* ik dan; nebben i!j
gestruikeld opdat lij Tallen
souden ? Dat zij verre; maar
door hunnen val i\'s de zallg-
beid den heldenen geworden,
om hen tot jaloerachaeld te
IJ.verwekken. En indien hun
val de rijkdom is der wereld,
en lm mie vermindering de
rijkdom der heidenen, boe-
veel temeer hunne volheid.
13. Want ik spreek tot u, heide.
nen: voor zooveel ik der bel.
denen apostel ben, maak ik
14.mijne bediening heerlijk ,of
ik soms mijn vleesch tot
jaloers cbheid verwekken en
eenigen uit hen behouden
l5.inogt. Want indien hunne
verwerping de verzoening ia
der wereld, wat tal de aan-
nemtng wezen, anders dan
11. het leven uit de dooden ? Kn
indien de eerstelingen heilig
zijn, too is ook het deeg hei-
lig;
en indien de wortel bei-
lig is, zoo tiju ook de tak*
ken heilig.
\'7. En zoo eenige der takkcu
afgebroken zijn, en gij een
wilde olijfboom zijnde in
derzeWerjjfaoï* zijt ingeënt,
en des wortel* en der vettig-
tteid des olijfbooms mede-
deelachtig sijt geworden.
Is. too roem niet tegen de tak-
ken ; en indien gij daartegen
roemt, gij draagt den wortel
1\'t. niet, maar de wortel u. Gij
«uit dan zeggen: De takken
xijn afgebroken, opdat Ik
•W.zoude ingeënt worden \'t Is
wel; zij zijn door ongeloof
afgebroken, en gif staat door
, net geloof. Wees niet hoog-
•I • gevoelende, maar vrees, want
ia t dat God de natuurlijke
takken niet gespaard heeft,
«f» toe dat hij ook mogelijk u
-ocr page 230-
ROMEINEN 12, 13.
93]
bedlening, tn het bedienen;
hetzij die leert, in het lee-
l.ren; hetzij die vermaant, In
het vermanen; die uitdeelt,
in eenvoudigheid; die een
voorstander is, In naarstig*
heid; die barmhartigheid
doet, In blijmoedigheid.
). De liefde zij ongeveinsd.
Hebt een afkeervan het boo-
se, en hangt bet goede aan.
). Hebt elkander hartelijk lief
met broederlijke liefde, met
eere de één den ander voor-
I.gaande. Zijt niet traag iu \'t
benaaratlR-en. Zijt vurig van
I. geest. Dient den Heer. Ver-
blijdtuinde hoop. Zijt «e
duldig in de verdrukking.
i. Volhardt in het gebed. Deelt
mede tot de behoeften der
heiligen. Tracht naar hrr-
1. bergzaauiheid. Zegent se die
u vervolgen i zegent, en ver-
i. vloekt niet. Verblijdt u met
32. krijgen | whiiI God heeft ze
Klli\'n onder de oogehoor-
zaambeld besloten, opdat hij
hun allen toude barmhartig
83. zijn. O diepte des rijkdom»
belde der wijsheid en der
kennis Godaï Hoe ondoor
zoekelijk tijn zijne oordee<
lm, en onnaspeurlijk zijne
34. wegen! Want wie heeft
den tin \'t f % Heeren
gekend, of wie ia zijn
H.1». raadsman geweestï Of
wie heeft hemeen! g t
K e v p u , en het zal hem
wedervergolden w o r-
36. den? Wantulthem.en door
hem, en tot hem zijn alle din<
f ren. Hem ti? de heerlijkheid
n eeuwigheid. Amen.
HOOFDSTUK 1%.
1.     Ik bid u dan, broedera,
door de ontffrmintcen God*,
dat gij uwe ligchamen steil
tot een levende, heilige en
Gode wel beha gelijk e offe-
raode, welke is uw redelijke
2. godsdienst; en wordt dezer
wereld niet gelijkvormig.
maar wordt veranderd door
da vernieuwing uwb genioeda,
opdat gij moogt beproeven
«elke de goede en welbe-
hagelljke en volmaakte wil
3.Üoda zij. Want door de ge-
nade die mij gegeven ia zeg
Ik een Iegelijk die onder u
ia, dat hij niet wija zij bo-
ven hetgeen men behoort
wija te zijn, maar dat hij
wija zij tot matigheid, gelijk
alaGod een iegelijk de mate
dea gelooft toegedeeld heeft.
4. Want gelijk wij in één hg-
chaain vele leden hebben,
tn de leden nietalledezelfde
ft. werking hebben, alzóö zijn
wij velen één Hgchaam In
Cbrialus, maar elkeen zijn
6.wLj elkanders leder. HeV
bende nu verscheiden gaven,
naar de genade die ona gege-
". ven la, too laat ona die garen
betteden, hetzij profetie, naar
de mate de« geloofa; hetzij
de bl
71
ijden, en weent met de
S.weenenden. W\'eest eensge-
zind onder elkander. Tracht
niet naar de hooge dingen,
maar voegt u tot de nederige.
r.Zijt nlel wijsbij uzelve. Ver-
geldt niemand kwaad voor
kwaad. Bezorgt \'t geen eer-
lijk la voor alle menachen.
S.Indien het mogelijk is, zoo-
veel iu u ia, houdt vrede met
l.alte menachen. Wreekt uiel-
ve niet, beminden, maar geeft
den toorn plaats; want er is
geschreven; Mij komt óe
wraak toe, Iksal \'t ver-
gelden, zegt de Heer.
). Indiendanuwenvljand
h ongert, zoo spijxlg
hem;lndien hemdorst,
zoo geef hem te drin-
ken; want dat doende
tuit gij kolen vuur
op sijn hoofd hoopen.
,. Word van het kwade niet o-
verwonnen, maar overwin
het kwade door het goede.
HOOFDSTUK 13.
. Alle tlele zij den magten
over Aa«r gesteld oudetwor-
-ocr page 231-
KOMEINEN 11.
wijl wij de gelegenheid dea
tijds weten, dat het de ure
Is dat wij na uit den slaap
opwaken ; want de zaligheid
Is ons nu nader dan toen wij
1J. Ac\' etrat geloofd hebben. De
nacht ia voorbijgegaan en de
dag is nabij gekomen: laat
ona dnn afleggen de werken
der duisternis, en aandoen
13. de wapenen dea lichts: laat
ona, als in den dag, eerbaar
wandelen, niet in brasse-
rijen en dronkenschappen,
niet in slaapkameren en on-
tuchtigheden, niet in twist
14. en nijdigheid; maar doet aan
den Heer Jexus Christus, en
verzorgt het vleesch niet tot
begeerlijkheden.
HOOFDSTUK 14.
1. Degeen nu die zwak la In
\'t geloof, neemt hem aan,
maar niet tot twiatige teza-
S.metispreklngen. De één ge-
looft wel dat men alles eten
mag, maar wie zwak ia eet
3. moeskruiden. Wie eet ver-
achte hem niet die niet eet,
en wie niet eet oordeele hem
niet die eet; want Uod heeft
4. hem aangenomen. Wie zijt
gij die eens anders buis*
knecht oordeelt? Hij staat
of hij valt zijnen eigen lieer;
doch hij zal vastgesteld wor-
den, want God ia tuagtig
5. hem vasttestellen. De één
acht wel den éénen dag lm.
ven den anderen dag, maar
de ander acht al de dagen ge.
lijk.
Ken iegelijk zij In zijn
eigen gemoed tenvolle ver-
C.iekerd. Wieden dag waar*
neemt, die neemt hem waar
den Heere; en wie den dag
niet waarneemt, die neemt
hem niet waar den Heere.
Wie eet, die eet x*lkt den
Ilcere, want hij dankt God;
en wie niet eet, die eet tmlka
den 11 eere niet, en hij dankt
7. God. Want niemand van OM
leeft xlchxelven, en niemand
n. sterft xlchzelven ;wanthatxij
Jen; want er U geen magt
an vun God, en de magten
die er lijn, die zijn vau God
2. geordineerd : alïoo dut wie
tich tegen de in»_•\' «telt, de
ordiuantie Gods wederstaal;
en wie ze wederstaan, xul-
len over zichzelve een oor-
3. deel halen. Want de over
aten sijn niet tot een vreea
den goeden werken, maar
den kwaden. Wilt gij na de
magt niet vreeien, doe het
goede, en Rij zult lof van
i.lmir hebben, want nj ia
Goda dienares, u ten goede.
Maar indien *ij kwaaddoet,
zoo vreea, want rij draagt
het zwaard niet tevergeefs;
want tij is Gods dienares
een wreekster tot straf den
6. gene die kwaaddoct. Daarom
la \'t noodig onderworpen te
zfjn, niet alleen om der straf
maar ook oin der coiisclentie
ö. wil. Want daarom betaalt
gij ook a^hatting; want xlj
ziju dienaars Gods. hierin
voortdurend beiig xljnde.
7. Zoo geeft dan een iegelijk
wat gij schuldig xijt, schat
ting wien gij de schatting.
tol wien gij den tol. vrees
wien gij de vrees, eer wien
gij de eer tchuldig zijt.
8.     Zijt niemand ieta achul
dig, dan elkander Heftenen
ben; want wie den ander
liefheeft, die heelt de wet
U- vervuld. Want dit: G 11 z u 11
geenoverspeldoen.gij
«ui t n iet dooden, gij
>ult niet stelen, gij
zult geen valsche g e-
tulgenisgeven.gljxult
niet begeeren, en zoo er
eenlg ander gebod is, wordt
>n dit woord als in een hoont -
•on» begrepen, namelijk in
aft: Gi) zult uwen naas-
, te liefhebben gelijk u-
•0,tel ven. De liefde doet
den naaste geen kwaad; zoo
Is dan de liefde de vervul-
lingderwet.
11. En dit teg ik temeer, de-I
-ocr page 232-
ROMEINEN 15
dat wij leve» , wij leven den
Heere, hetzij dat wij ster-
ven , wij *1erven den Hcere :
betzij dan dat wij leven , liet -
zij dat wij sterven, wij rijn
des ileeren. Want daartoe
is Christus ook gestorven en
opgestaan en weder levend
geworden, opdat hij beide
over dooden en levenden
heersenen zoude. Haar gij,
wat oordeelt pij uwen broe-
der ? Of ook RU, wat veracht
gij uwen broeder? Want wij
zullen allen voor den regier
stoel van Christus gesteld
worden ; want er is geschre.
ven: Ik leef, zegt de
Heer; voor mij zal alle
knie zich buigen, en
alle tong zal God bel ij-
den. Zoo dan een iegelijk
van ons zal voor zichzelven
Gode rekenschap geven.
Laat ons dan elkander niet
meer oordeelen; maar oor-
deelt dit liever, namelijk dat
gij den broeder geen aau-
stoot of ergernis geeft. Ik
weet en ben verzekerd in den
Meer Jezus, dat geen ding
onrein is in zichzelf; dan
wie acht iets onrein te zijn ,
dien is \'t onrein. Maar in-
dien uw broeder om der spij-
/e wil bedroefd wordt, 100
wandelt gij niet meer naar
liefde. Verderf dien niet
met uwe spijs, voor welken
Christus gestorven is.
Dat dan uw goed niet ge-
lasterd worde. Want het ko-
tungrijk Gods is niet spijs
en drank, maarregtvaar.iig-
beid en vrede en blijdschap
door den Heiligen Geest.
Want wie Christus In deze
dingen dient, is Gode wel-
behagelijk en aangenaam
den menschen. Zoo dun laat
ons najagen \'t geen tot den
vrede en t geeu tot de «tien -
tiug onder elkander dient.
Verbreek het werk Gods niet
om der spijze wil. Alle din-
gen zijn wel rein, maar bet
is kwaad voor den tnensch
21. die met aanstoot eet. Het Is
goed geen vleesch te eten
noch wijn te drinken, noch
. et» waaraan uw broeder zich
stoot of geörgerd wordt, of
22. waarin hij zwak Is. Hebt gij
geloof, heb dat bij uzelven
voor God: zalig is bij die
ziclizelven niet oordeelt in
hetgeen hij voor goed houdt.
23. Maar wie twijfelt indien bij
eet, is veroordeeld, omdat
hij niet uit het geloof eet;
en alwat uit het geloof niet
ie, dat is zonde.
HOOFDSTUK 15.
1.    Maar wij die sterk zijn,
zijn schuldig de zwakheden
der onsterken te dragen, en
niet onszelven te behagen.
2. Dat dan een iegelijk van ons
rijnen naaste behage ten goe-
3. de, tot stichting. Want ook
Christus heeft zichzelven
niet behaagd, maar gelijk
geschreven is: De smaad-
heden dergenen die u
smaden zijn op mij ge-
4.vallen. Want alwat tevo-
ren gesebreven is, dat is tot
onze ieering tevoren geschre-
ven , opdat wij door lijdzaam-
beid en vertroosting der
Schriften hoop hebben zou-
ft.den. Doch de God der lijd-
zaamheiden der vertroosting
geve u, dat gij eensgezind
zijt onder elkander naar
fi Christus Jezus, opdat gij
eendragtig met céoen mona
moogt verheerlijken den God
en Vader onzes Ileeren Je-
7. zus Christus. Daarom neemt
elkander mui, gelijk ook
Christus ons aangenomen
beeft tot de heerlijkheid
Gods.
8.    Knik zeg, dat JezusChris-
tus een dienaar geworden is
der besnijdenis vanwege de
waarheid Gods, opdat hij
bevestigen zoude ie. belofte-
9. nissen der vaderen, en de
heldenen God vauwege de
-ocr page 233-
ROME]
barmhartigheid zouden ver-
heerüjken; gelijk. grschre-
ven ii: Daarom zal ik u
bel ij den onder de h e i-
d e n e n , en uwen naam
HMofzingcn. Kn wederom
ïrjïr bij: Wee il vrolijk
ie ij beidenen met zijn
11. volk. En wederom: Looft
den Heer alle gij hei-
de n e n, en prijat hem
12. al 1 e g ij vol k e n. En we*
derom zegt Jesaja: Er zal
zijndewortelvanlsai,
en een die opstaat
om over de heidenen
te gebieden: op hem
zullen de heidenen ho-
IX pen. De God nu der hope
vervalle ulieden met alle
blijdschap en vrede in \'t ge-
lnoven, opdat gij overvloe-
«Uk moogt zijn in de hoop,
door de kracht dea Heiligen
Geestes.
11. Doch mijne broeders , ook
ik zelf ben verzekerd van u,
dat kij ook zelve vol zijt van
goedheid, vervuld met alle
kennis, mag tig om ook elk-
1 j. ander te vermanen , maar ik
beb u eenigxins stoutmoedi.
ger geschreven , broedera, u
ale wederom dit indachtig
makende, om de genade die
ifi.inlj van God gegeven is, op-
dat Ik een dienaar van Jezus
Christus zij onder de heide.
nen , het evangelie Gods be-
dienende, opdat de offerande
der heidenen aangenaam
«orde, geheiligd door den
17. Heiligen Geest. Zoo heb ik
dan roem tn Cbrietus Jezus
in die dingen die God aan-
\'"• gaan. Want ik zoude niet
durven iets leggen , \'t welk
Christus door mij niet ge-
werkt heeft tot gehoorzaam-
beid der heldenen, niet woor-
1\'t. den en werken, door kracht
vanteekeneo en wonderen,
fn door de kracht van den
Geest Goda, soodat ik van
Jeruzalem af en rondom, tot
Illyrië toe, het evangelie
NEN ift.                                     225
\'j1. van Christus vervuld heb; en
al zoo zeer begeer ie geweest
ben om het evangelie te ver-
kondigen, niet waar Chris-
tus genoemd was, opdat ik
niet op eens anders funda-
21.ment zoude bouwen; maar
gelijk geschreven ia: Den-
welken van hè mi niet
was geboodschapt,
die zullen \'t zien,
en dewelke het niet
gehoord hebben, die
zullen \'t verstaan.
22.    Waarom ik ook menigmaal
verhinderd geweest ben tot
23. u te komen -, maar nu geen
plaats meer hebbende in deze
geweaten, en aedert v«*le ja-
ren groot verlangen heb-
bende om tot u te komen ,
24. zoo zat ik wanneer ik naar
Spanje reis tot u komen,
want ik hoop in \'t doorreis
zen u te zien, en van u der-
waarts geleld te worden, als
ik eerst van ulieder trgtn-
uanrtligheid
eenigzins verza-
2-i.digd sal zijn. Maar nu reia
ik naar Jeruzalem, dienen -
26. de den heiligen. Want het
heeft dien ron Macedonië en
Acbaje goedgedocht, een al-
gemeene handreiking te doen
aan de armen onder de hei*
ligen die te Jeruzalem zijn.
27. Want het heeft hun xoo goed-
gedocht; ook zijn zij hunne
schuldenaars; want indien
de heidenen hunner geeste-
\\\\}ttgoedert* deelachtig zijn
geworden, zoo zijn zij ook
schuldig ben van ligcbame-
25.  lijke goederen te dienrn. Als
ik dan dit volbragt en hun
deze vrucht verzegeld zal
hebben .zoozal ikdoorulie-
der stad naar Spanje afko-
29. men ; en ik weet dat ik tot u
komende, met vollen zegen
dea evangeliee van Chriaiua
30. komen zal. Kn ik bi<l u
broedere, door ouxen Heer
Jezus Christus en door de
liefde des Geestes, dat gfj
met mij strijdt in de gebeden
-ocr page 234-
ROMEINEN lfl
Lvjn
31. tot God voor mij; opdat ik
ïmitc hevrijd worden van de
on gehoorzamen in Judéa,en
dat deze mijn dienst, dien
ik aan Jeruzalem doe, aan
32. genaam zij den heiligen ; op-
dat ik niet blijdschap door
den wil GodB tot u mag ko-
inen en met u verkwikt wor-
33.den. En de God des vredes
xlj met u allen. Amen.
HOOFDSTUK IA
1,     En ik beveel u Febe onze
zuster, die een dienares is
der gemeente die te Cenchrea
2. is; opdat gij haar ontvangt
in den Heer gelijk het den
heiligen betaamt, en baar
bijstaat in wat zaak zij n
zoude mogen van noode heb\'
ben; want zij is een voor
standster geweest van velen,
ook van mij tel ven.
8. Groet Priscilta en Arjuila,
mijne medewerkers In Chris.
4.tus Jezus, die voor mijn le-
ven hunnen hals gesteld
hebben; dewelke niet alleen
Ik dank , maar ook al de ge-
5.meenten der heidenen. Groei
ook de gemeente in hun huis.
Groet Epénctus mijnen be-
minde, die de eersteling is
r<. van Achaje in Christus. Groet
Maria, die veel voor ons ge.
7.arbeid heeft. Groet Androni.
cus en Juniaa, mijne magen
en mijne medegevangenen,
welke vermaard zijn onder
de apostelen, die ook vóór
mij in Christus geweest zijn.
S. Groet Amplias mijnen be-
9. minde in den Heer. Groet
Urbanus omen medearbei*
der in Christus, en Stachys
lü.mijnen beminde. Groet Apel-
les die beproefd ie in Chris.
tus. Groet ze die van het
hnimjain van Arlstobiitue
U.eijn, Groet Herodion die van
mijn maagschap is. Groet
ze die van het huitgesin van
NarcissuB tijn , degenen na-
meiijk die in den Heer zijn.12
12. Groet Try/éna en Tryfósa,!
vrouwen die in den Heer ar-
betden. Groet Persia de be-
minde tutter, die veel gear-
13.beid heeft in den Heer. Groet
Rufua den uitverkorene In
den Heer, en zijne moeder
1-1. en de mijne. Groet Atyncrl*
tUS, Flegon, Herman, Pa*
trobas. Hermes, en de broe-
15. ders die met hen zijn. Groet
Filologus en Julia, Nereus
en zijne zuster, en Olympas,
en al de heiligen die met ben
16. zijn. Groet elkander met
een heiligen kus. De ge-
meenten van Christus groe-
ten ulieden.
17.     En ik bid u broeders,
neemt acht op degenen die
tweedragt en ergernissen
aanrigten tegen de leer die
gij ras ons geleerd hebt, en
18.wijkt af van dezelve; want
dezulken dienen onzen Heer
Jezus Christus niet, maar
hunnen buik, en verleiden
door Bchoonspreken en i>rij-
zen de harten der eenvoudi-
19. gen. Want uwe gehoorzaam.
heid is tot kennis va* allen
gekomen. Ik verblijd mij
dan uwenthalve; en ik wil
dat gij wijs zijt in het goede,
doch onnooiel in het kwade.
20.  En de God des vredes zal
den eatan haast onder uwe
voeten verpletteren. De ge-
oade onzes Meeren Jezus
Christus zij met ulieden.
Amen.
21.     U groeten Timothetls mijn
medearbeider, en Lncius en
Jason en Sosipater mijne
22.bloedverwanten. IkTertiuB,
die den brief geichreven
heb, groet u in den Heer.
23. V groet Gajus, de huiswaard
van mij en van de geheele
gemeente. U groet Krastus
de rentmeester der stad, en
24. de broeder Quartus. De ge-
nade onzes Ileeren Jezus
Christus zij met u allen.
Amen.
Hem nu die magtig is u te
bevestigen f naar mijn evan-
-ocr page 235-
1 CORINTH
327
het bevel des eeuwigen Gods,
tot gehoorzaamheid dea ge-
loofa onder al de heidenen
27. bekend is gemaakt, hem, den
alleen wijten (in 1, 1/7 door
Jexua Christus de heerlijk-
beid tn eeuwigheid. Amen.
geil* en de prediking van Je-
sus t\'jirmrun. naar de open-
baring der verborgenheid die
mn de tijden der eeuwen ver-
JCi. iwpkhi la <rw.-iLNi, maar nu
geopenbaard ii, en door de
profetische Schriften, naar
DE EERSTE BRIEF VAN DEN AfOSTEL PAULUS
CORINTHIERS.
schap van sijnen Koon Jesua
Christus omen Heer.
0. Haar ik bid u broeders,
door den naam onsea Hee-
ren Jeius Christus, dat gij
allen hetzelfde spreekt en
dat er onder u geen acheu-
ringen zijn , maar dat gij te*
samengevoegd sijt in den-
xelfden zin en in hetself-
l.de gevoelen. Want mij Is
van u bekendgemaakt, mlj-
ne broeders, door die van
ChloK\'s huisgezin tijn, dat er
12. twlaten onder u zijn. Kn
dit seg ik dat een iegelijk
van u zegt: Ik ben van I*au-
lus, en Ik van Apolios, en
Ik van Cefas, en Ik van
13.Chrlatua. Is Chrlatua ge-
deeld ? Ia Paulus voor u re-
kruiat? Of zijt gij in Paulus
14, naam gedoopt \'t Ik dank God
dat ik niemand van ulieden
gedoopt heb dan Crlsnus en
l.ï.Üajuat opJat niet iemand
segge dat ik in mijnen naam
IC. gedoopt heb. Doch ik heb
ook het huisgesln van Stafa-
nas gedoopt; voort* weet ik
niet of Ik iemand anders ge-
doqpt heb.
17. Want Christus heeft mij
niet gezonden om te doo-
pfin, 111 sar 0111 het evangelie
HOOFDSTUK I.
i. 1\'aulus een geroepen apoa
tel van Jesus Christus door
den wil Gods, en Soathenes
2. de broeder aan de gemeente
Godadie t* Corinthe is, den
geheiligden in ChrlMus >Te-
zus, den geroepen heiligen,
met allen die den naam van
onsen Heer Jesua Chrlatua
aanroepen in alle plaats,
beide hunnen en omen lletr:
il. genade zij 11 en vrede van
timi omen Vader en den
Heer Jezus Christus.
\'t. Ik dank mijnen God al*
tijd over u, van wege de ge-
nade GoJa die u gegeven la
Vin Chriatna Jexua, dat gij
in alles zijt rijk geworden In
hem, in alle rede en alle
n.kennis, gelijk de getuige-
nfs van Christus bevestigd
7. Is onder u; alxoo dat het u
aan geen gave ontbreekt,
verwachtende de openbaring
onsei Heeren Jezus Chrfs-
H.tus: welke God u ook sal
bevestigen tot den einde
toe, om onstraffVlIJk te tijn
in den dag omes Ileereo Je-
9. zus Cbriatua. God is ge-
trouw, door welken gij ge-
roepen xijt tot de gemeen-
-ocr page 236-
IÏRS 2.
geen vleesch zoude roemen
30. voor bem. Maar uit hem zijt
gtf in Christus Jezus, die
ons geworden is wijsheid **n
God, en regtvaardigheid en
heiligmaking en verlossing;
SI.opdat het tij gelijk geschre.
ven is: Wie roemt, roe-
me in den Heer.
HOOFDSTUK t.
1. En ik , broeders, als ik tot
u gekomen ben , ben niet ge*
komen met uitnemendheid
van woorden of van wijsheid
u verkondigende de gelulge-
2.nia Gods; want ik heb niet
voorgenomen iets te wettn
onder u dan Jezus Christus,
J.en ditn gekruisigd. En ik
was bij ulieden in zwakheid
en in vreea en in vele bc
4. vir-g, en mijne rede en mijne
prediking was niet in bewe-
gelijke «oorden drr men-
schelljhe wijsheid, maar in
betccning des gerstcs en
5.der krackt; opdat uw geloof
niet zoude zijn in wijsheid
\'\'er menichen, maar in de
krscbt Gods.
6.     En wij spreken wijsheid
oDder de volmaakten; doch
eeue wijsheid niet dezer we-
reld, cocb der oversten de-
zer « ereld die teniet worden;
7. maar wij spreken de wijs-
beid Gods, hettaande in ver*
borgenheid, die bedekt was,
welke God tevoren verordi*
neerd heeft lot heerlijkheid
van ons, eer de wereld was;
8. welke niemand van de over*
sten dezer weield gekend
het ft; want Indien zij ze ge*
kend hadden, zoo souden
zij den Herr der heerlijk-
heid niet gekruist behben;
9.n.aar gelijk gezchreven is:
\'t Geen het oog niet
heeftgeslenenhet oor
□ iet heeft gehoord, en
in het hart des meo-
aehen niet ia o p ge-
klommen, \'t geen God
bereid beeft dien die
te verkondigen; niet met
wijsheid van «oorden, op-
dut het kun» van Christus
18. niet verijdeld worde. Want
bet woord de* kruises is wel
dengenen die verloren gaan
ri» aaiheld, n «ar ons die be-
liouden worden in het een
I».kracht God»; want er is ge-
rcbrtvrn: Ik xal de w ijs-
li e i il der wijien doen
vergaan, en bet ver*
mand der verstand!*
k e. ii zal Ik teniet ra a-
:il.ken. Waar ia de wijze?
Watril de schriftgeleerde?
Waar is de onderzoeker de-
ier eenw ? Heeft God de
wijfheid deztr wereld niet
•J).dwaas gemaakt? Want naar.
demaal in de wijsheid Gods
dewtreld God niet hreft *r-
k*nd door de wijsheid, zoo
heeft het God behaagd door
de<jwaa»beid drr prediking
zalixtmisken die grloovtn:
\'2-2. oveiroits de Joden een Ire
km beg\'errn, en de Grie.
\'23. ken wijsheid znrken; doch
»if prediken Christus den
Kekmieigrie, den Joden wel
een ergernis, en den Grie-
JtAen een dwassoeid; maar
hun die geroepen zijn, bei-
de Joden en Grieken, prttti-
ken wij
Christus de kracht
Gods en de wijsheid Gods.
>. Wnnt het dwsze Gods ia wij.
zer dan de men*cben, en het
zwakke Gods is sterker dan
Jfi.de mentchen. Want gij slet
uwe roeping, broedera, dat
oi.i niet vele wijzen tijt naar
het vleesch, niet vele magti*
w.ic-n, niet vele edelen; maar
bet dwaze der wereld beeft
God uitverkoren, opdat hij
de wij\'.t-<i be-chamen zoude;
én brt zwakke der wereld
heeft God uitverkoren, op-
dat bij het sterke zoude be-
.\'M. schamen; en bet onedele der
wereld en het verachte heeft
God, uitverkoren, en hetgeen
niets is, opdat hij \'t geen ieti
28. Is teniet zoude maken; opdat
-ocr page 237-
i corinthiCks 3.
10. hein liefhebben; doch
God heeft het ona geopem
baard door zijnen Geert.
Wam de Geest onderzoekt
alle dingen, ook de diepten
11.Gods. Want wie van de men.
acben weet hetgeen de» mni
schen it, dan de geest dei
menu-hen die in hem is ? Al<
zoo weet ook niemand het
geen Gods is, dan de Geest
I2.Godi. Poch wij hebben niet
ontvangen den geest der we-
reld, maar den Geest die uit
God ia, opdat wij souden
welen de dingen die om van
13. God geschonken zijn; de-
welke wij ook spreken, niet
mat woorden die de men
schelijke wijsheid leert,
maar met wwrdtn die de
Heilige Gerst leert, geeste.
lijke dingen met geestelijke
H.teiamenvoeKende. Maar de
natuurlijke nienech begrijpt
niet de dingen die dei Gres.
tes Godi zijn: want tij zijn
hrm dwaasheid, en bijkan te
niet verstaan, omdat ze ge< »-
lelijk onderirheiden worden.
I». Iioch de gemelijke mentrh
onderscheidt wel alle din-
gen, maar hij zelf wordt
van niemand onde rtcheid
16. Want * iehee ft denzin
deilleerengekend.die
hem zoude o n d e r r i g.
ten? Maar * tf hebben den
zin van Christus.
HOOFUSTtH 3.
I. Kn ik, broedere, kon tot
u niet spreken als iet nee*,
triijken, maar als tot vlee.
scbelijken, als tot jonge kin.
>.diren in Christus Ik heb u
met melk gevoed, en niet
met vante spijs, want «ij
vermogt torn nog niet; ja
tij vermoogt ouk nu nog
i.niri, want «ij rijt nog vlee-
\'cbelijk; want dewijl er on-
der u nijd is en twiat en
tw-eedragt, zijt gij niet vlee.
scbelnk en wandelt gij niet
4. naar dm memeh ? W int al»
de (<rn zegt: Ik ben van Pau-
lus, en een ander: Ik Èeavan
Apolloa, zijt gij niet vlee-
b.schelijk? Wie is dan Pau-
lus, en wie il apollns, an-
ders dan dienaars door wel*
ke gij geloofd hebt, en dut
felijk de Heer aan een iege-
Ijk gegeven heeft? Ik heb
geplant, Apolloa heelt nat*
5» maakt, maar God heeft
en wasdom gegeven: zoo
ii dan noch hij die plant
iets, noch hij die natmaakt,
maar God die den waidom
8. geelt. Kn die plant en die
natmaakt zijn één; maar
een iegelijk zal zijn loon
ontvangen naar zijnen ar-
9. beid. Want wij zijn Goda
medearbeiders: Godsakker-
werk, Gods gebouw zijt gij.
10. Naar de genade Godi die
mij gegeven is, heb ik als
eeu wijs bouwmeester het
fundament gelegd, en een
ander b«.uwt daarop. Maar
een iegelijk zie toe hoe hij
11.daarop bouwt. Want me-
mand kan een ander funda-
nn\'iit leggen dan \'t geen ge-
legd is, \'t welk ii Jezue
IS.Cbriitus. Kn Indien itiuand
op dit fundament buuwt,
goud, zilver, kostelijke «tee-
nen, hout, hooi, stoppelen ,
13,eens ifgelljks werk ialopen-
baar «orden; want de dag
zal bet verklaren, dewijl het
door vuur ontdekt wordt; en
hoedsnigeensiegelijks werk
ia, zal bet vuur beproeven.
14. Zoo iemands werk blijit dat
bij daarop grbouwd bet ft,
ló.die zal loon ontvangen ; zoo
iemandi werk zal verbiand
worden, die zal schade lij-
den; maar zelf zal bij be-
houden worden, doch ahóo
16.als door vuur. Weet gij niet
dat gij Godi tempel zijt en
de Geest Godi in ulieden
17. w oom ? Zoo iemand den
tempel Goda schendt, dien
zal God schenden; want de
tempel Gods is heilig, wtlke
-ocr page 238-
riïIËRS 4.
380                           1
18.ilf zijt. Niemand bedriege
zichzelven: zoo iemand on-
der u dunkt dat h ij wijs is
in deze wereld, die worde
dwaas opdat hij wijs niag
19.worden. Want de wijsheid
dezer wereld is dwaasheid
bij Uod. Want er is geichre-
ven: Hij vat de wijzen
in hunne «r gl iet l <-
-ii. h <> i .1; en wederom: 1 > e
Heer kent de overleg-
glngen der wijzen dat
21.xe Ijdel lijn. Niemand
dan roeme op mencchen,
22. want alles fi het uwe: hetzij
Paulus hetzij Apollos hetzij
Cefas, hetzij de wereld het-
ilj leven hetzij dood, hetzij
tegenwoordige hetzij toeko-
mende dingen, zij zijn alle
2lt.de uwe; doch gÖ zijt van
Christus, en Christus is
Gods.
HOOFDSTUK 4.
I. Alzoo houde ons een ieder
mensch als dienaars van
Christus en uitdeelers der
i. verborgenheden Qods. En
voorts wordt in de uit.
deelers vereltcht, dat elk
f et rouw bevonden worde,
loch mij is \'t voor bet minst
dat ik van ulieden geoor-
deeld worde, of van een
meuscbelijk oordeel; ja ik
oordeel ook niijzelven niet;
i.wunt ik ben mijzelven van
geen ding bewust, doch ik
ben daardoor niet gereg>-
vaardigd; maar die mij oor-
&. deelt is de Heer. Zoo dan
oordeelt niets voor den tijd,
totdat de Heer zal gekomen
zijn, welke ook in \'t licht
zal brengen \'t geen in de
duisternis verborgen is, en
openbaren de raadslagen der
harten: en alsdan zal een
iegelijk lof hebben van
God.
6. Kn deze dingen, broe-
ders, heb ik op mijzelven
en Apollos bij gelijkenis
toegepast om uwentwil, op-
dat gij aan ons zoudt leeren
niet te gevoelen boven \'t geen
geschreven is, dat gij niet,
de één oin eens anders wil,
opgeblazen wordt tegen den
7.ander. Want wie onder-
scheidt u? Kn wat hebt gij
dat gij niet hebt onlvan.
gen ? En zoo gij het ook
ontvangen hebt, wat roemt
gij alsof gij het niet ontvan-
S. gen )ja,it ? Aireede zijt gij
verzadigd, aireede zijt gij
rijk geworden, zonder ons
hebt gij geheertcht; en och
of gij heerschtet, opdat ook
wij met u heerschen mug.
Q.ten. Waut ik acht dat God
min , die de laatste apostelen
zijn, ten toon beeft gesteld
als tot den dood verwezen;
want wij zijn ten schouw*
spel geworden der wereld en
den engelen en den men*
in.nrlH\'ti. W)f xijn dwazen om
Christus wil, maar gtf zijt
wijzen in Christus; wg zijn
zwakken, maar gtf sterken:
gtf zijt heerlijken, maar « il
11.verachten. Tot on deze te-
genwoordige ure lijden wij
honger en lijden wij dorst,
en zijn naakt, en worden
met vuisten geslagen, en
hebben geen vaste woon-
lS.pIaats, en arbeiden, wer-
kende met onze eigene han-
den ; wij worden gescholden
en wij zegenen, wij worden
vervolgd en wij verdragen,
13.wij worden gelasterd en wij
bidden; wij zijn geworden
als uitvaagsels der wereld
tn aller afscbrapsel tot nu
toe.
14.    Ik schrijf deze dingen niet
om u te beschamen, maar
als mijne lieve kinderen
15. vermaan ik u. Want al badt
f;ij tienduizend leermeesters
n Christus, zoo hebt gij
toch niet vele vaders; want
in Christus Jezus heb Ik u
door \'t evangelie verwekt.
16.Zoo vermaan ik u dan, zijt
17, mijne navolgen. Daarom
-ocr page 239-
II ÜHS ."., ft.                         .Ml
7.zuur maakt? Zuivert dan den
ouden zuurdcesem uit, on-
dut gij een nieuw deeg zijn
moogt, gelijk gij ongezuurd
aljt. Umii ook ons pascha
il voor ons gesimd, namelijk
8. Christus; zoo dan laat ona
feesthouden, niet in den ou-
den zuurdeesem, noch in den
zuurdeesem der kwaadheid en
der booaheid, maar in de <>n-
gezuurde brooden der opregt-
heid en der waarheid.
9.    Ik heb u geschreven in den
brief, dat g-ij u niet zoudt
vermengen met de hoereer-
10. den; doch niet geheel met
de hoereerdera dezer wereld,
of met de gierigaards, of
met de roovera, of met de
afgodendienaars; want an-
ders zoudt gij moeten uit de
11. wereld gaan. Maar nu heb
ik u geschreven dat gij u niet
zult vermengen, namelijk in-
dien iemand een broeder ge-
naamd zijnde een hoereerder
Is, of een gierigaard, of een
afgodendienaar, of een laa-
teraar, of een dronkaard, of
eenroover, dat gij met zoo-
danig een ook niet zult eten.
18, Want wat heb ik ook wie bul-
ten zijn te oordeelen? Oor-
deelt gij lieden niet wie bin-
13.nen zijn? Maar wie buiten
zijn oordeelt God. En doet
gij dezen booze uit ulieden
weg.
HOOFDSTUK O.
1 CORINT1
heb ik Tiinothefis tot u ge-
zonden , die mijn lieve en
Ietrouwe zoon ia in den
leer, welke u zal indachtig
maken mijne wegen die in
Cbriatua zijn, gelijkerwija
ik alom in alle gemeenten
IS. leer. Doch sommigen zijn
opgeblazen, alsof ik tot
ulieden niet komen zoude;
19.maar ik zal haast tot u ko-
men, zon de Heer wil, en ik
zal dan verstaan niet de
woorden dergenen die opge-
blazen zijn , maar de kracht;
•20. want bet koningrijk Goda
ia niet gelegen in woorden,
\'Jl.maar In kracht. Wat wilt
gij? Zal ik met de roede tot
u komen, of in liefde en ia
den geest der zachtnioedig-
heid?
HOOFDSTUK 5.
1. Men hoort voor zeker dat
er
hoererij onder u i«, en
zoodanige hoererij die ook
onder de heidenen niet ge-
naamd wordt, alzoo dat er
een zijns vaders huisvrouw
2.heeft: en zljt gij nog opge-
blazen, en hebt niet veel-
meer leed grdragen, opdat
hij uit bet midden van u
weggedaan worde die deze
:i. daad begaan heeft 7 Doch
ik, ala wel mei het ligchaam
afwezend maar tegenwoor*
dl» zijnde met den geest,
hen aireede, alsofik tegen-
woordlg u-ure, dengeen die
dat alzoo bedreven heeft be-
\'1.aioten, in den naam onzes
Heeren Jezus Christus, ala
gijlieden en mijn geest te-
xamen
vergaderd zullen zijn,
met de kracht anzea Heeren
b. Jezua Christus, denzulke
overtegeven den satan tot
verderf dea vleesches, opdat
de geest behouden mag wor-
den in den dag des Heeren
Jezus.
fl. Uw roem ia niet goed.
Weet gij niet dat een weinig
zuurdeestm het geheele deeg
1. Durft iemand van ulieden ,
die een zaak heeft tegen een
ander, te regt gaan voor
deonregtvaardigen, en niet
3.voor de heiligen? Weet gij
niet dat de heiligen de we-
reld oordeelen zullen? En
Indien door u de wereld ge-
oordeeld wordt, zijt gij on-
waardig de minste regtza-
3.ken? Weet gij niet dat wij
de engelen oordeelen sul*
len, hoeveeltemeer de zaken
4.dle dit leven aangaan? Zoo
gij dan regtzaken hebt die
-ocr page 240-
HIËRS 7.
chamen leden van Christus
zijn? Zal Ik dan de leden
van Cbrisltta nemen en ma-
ken ze leden eener hoer?
IC. Dat zij verre. Of weet gij
niet, dat wie de hoer aan-
hangt één ligebaam met huur
is? Want die twee. «egt
hij, zullen tot één
17.vleesch wezen. Maar
wie den Heer aanhangt ia
lS.één geeat mtt htm. Vliedt de
hoererij. Alle sonde die de
menscu doet is buiten het
ligchaam; maar wie hoererf j
bedrijft, die zondigt tegen
19.zljn eigen ligebaam. Of
weet gij niet, dat ulieder
ligchaam een tempel is dea
Heiligen Geestea die in u is,
dien gij van God hebt, en
dut gij van uzelve niet zijt?
2(>. Want gij zijt duur gekocht:
zoo verheerlijkt dan God in
uw ligebaam en in uwen
geest, welke Gods zijn.
HOOFDSTUK 1.
1.    Aangaande nu de dingen
waarvan gij mij geschreven
hebt, het is een mensch goe d
geen vrouw aanteraken;
2. maar om der hoererijen wil
zal een iegelijk man zijn ei-
f;en vrouw hebben, en een
egeüjke vrouw zal haren
3. eigen man hebben. De man
zal aan de vrouw de schul*
dige goedwilligheid betalen,
en desgelijks ook de vrouw
1. aan den inan. De vrouw heeft
de magt niet over baar eigen
ligchaam, maar de man; en
desgelijks ook de man heeft
de magt niet over zijn eigen
ligebaam, maar de vrouw,
5.Onttrekt u elkander niet,
lenzij dan met belder toe-
stemming voor een tijd, op-
dat gij u tot vasten en bid-
den mnogt verledigen; en
Komt wederom bjéén, op-
dat u de satan niet verzoeke,
omdat gij u niet kunt ont-
6. houden. Doch dit zeg ik uit
toelating, niet uit bevel.
233                            1 C01UN1
dit leven aangaan, zet die
daarover die in de gemeente
b. bet ui mui geacht zijn. Ik
xeg u dit tot schaamte. In er
iinn alzoo onder u geen die
wija U, ook niet één, die
zoude kunnen oordeelen tu*-
6.acben zijne broeders? Maar
de tent broeder gaat met den
anderen broeder te regt, en
7. dat voor ongeloovigen. Zoo
is er dan nu ganscbelijk het
gebrek ouder u, dat gij met
elkander regtzaken hebt.
Waarom lijdt gij niet liever
ongelijk, waarom lijdt gij
8.niet liever schade? Maar
gijlleden doet ongelijk en
doet schade, en dat den
9.broederen. Of neet gij niet
dat de onregtvaardigen het
koningrijk Goda niet tullen
10. hefcrven? Dwaalt niet: noch
hoereerders, noch afgoden-
dienaara, noch over*pelers,
noch oniuchtigen , nocb die
bij mannen liggen, noch
dieven, noch gierigaards,
noch dionkaarda, geen la»-
teraars, geen roovers tullen
bet koningrijk Gods beir-
11. ven. En dit waart gij som*
inigen; maar gij zijl afgr.
wasschen, maar gij zijl ge-
hriliird, maar gij zijt geregt-
vaardigd in den naam des
lleeren Jezus en door den
Gfeat omes tioda.
U\'. Alle dingen zijn mij ge-
oorloofd, maar alle dingen
zijn niet oorhaar; alle din-
gen zijn in ij geoorloofd,
maar ik zal ondrr geen ïuagt
13. mij laten brengen. l>e spij-
zen zijn voor den buik, en
de bulk i.i voor de spijzen;
maar God za) beide dezen
en dia tenietdoen. Doch hrt
llgchaam ia niet voor de boe.
rerlj, maar voor den Heer,
en de lieer voor bet lig-
14. chaam; en God heeft ook
den Heer opgewekt, en zal
ons opwekken door zijne
kracht.
15.    Weet gij niet dat uwe lig-
-ocr page 241-
1 COBINTH
sas
geroepen, die late licb geen
voorhuid aantrekken; is ii--
mand in de voorhuid lijnde
geroepen, die late zich niet
9.besnijden. De besnijdenis is
niets en de voorhuid is niets,
maar de onderhouding der
0. geboden Gods. Keu iegelijk
blijve in die roeping waarin
l.hij geroepen ia. Zijt gij een
dienstknecht zijnde geroe-
pen , laat u dat niet bekoin-
i neren ; maar Indien gij ook
kunt vrij worden, gebruik
S, dat liever. Want wie in den
Heer geroepen is een dienst -
knecht tijnde, die is een
vrijgelatene des Heeren;
desgelijks ook wie vrij iijn-
de geroepen is, die Is een
dienstknecht van Chrls-
.l.tua. Oijsijt duur gekocht:
wordt geen dienstknechten
\'hder raenseben. Een tegelijk
waarin hij geroepen ia, broe-
ders, die blijve in \'t zelve bij
God.
:5. Aangaande nu de maag-
den beb ik geen bevel des
Heeren; maar ik zeg mijn
gevoelen, als die bannbar-
tlgheid van den Heer gekre-
gen heb om getrouw te zijn.
\'.€. Ik boud dan dit goed te zijn
om den aanstaanden nooti,
dat bet zey ik den ïnensch
:7.goed ia aizóo te zijn. Zijt
gij aan een vrouw verbon-
den , zoek geen ontbinding;
lijt gij niet verbonden aau
een vrouw , zoek geen vrouw.
ts. Maar indien gij ook trouwt,
gij zondigt niet; en indien
een maagd trouwt, tij ton>
digt niet. Doch dezulken
zullen verdrukking hebben
in het flecwh, en ik spaar
ulieden.
19. Maar dit seg ik, broedera,
dat de tijd voorts kort ia;op-
dat ook wie vrouwen heb-
ben, zouden lijn ala niet
(0. hebbende; en wie weenen ,
ala niet weenende; en wie
blijde lijn, als uiet blijde
zijnde; en wie koopen, als
7. Want Ik wilde dat alle men-
•chen waren gelijk als ik zeil\'
f>rn ; maar een Iegelijk heef
zijn eigen gave van God , de
één wel aldus, maar de an-
der alsóu.
S. Dorh ik seg den onge-
trouwden en den weduwen :
het ia hun goed indien lij
9.blijven gelijk ala ik; ninar
indien zij zich niet kunnen
onthouden , dat ie trouwen ;
wnnt het ia beter te trouwen
10. dan Ie branden. Uoch den
getrouwden gebied niet Ik,
maar de Heer, dat de vrouw
van den imii niet schelde;
II.en indien zij ook scheidt,
dat tij ongetrouwd büjve, ol\'
zich met den man verioene ;
en dat de inan de vrouw niet
verlate.
IS. Maar den anderen zeg Ik,
niet de lieer: indien eenig
broeder een ongeloovige
vrouw heeft , en dezelve te-
vreden is bij hem te wonen,
IH.dat bij ze niet verlate; en
een vrouw die een ongeloo*
vigen man beeft, en bij te-
vreden is bij haar te wonen,
il al z n hem niet verlate.
I-i. Want de ongeloovige man ia
geheiligd door de vrouw, en
de ongeloovige vrouw la ge-
heiligd door den inau , want
andera waren uwe kinderen
onrein, maar nu zijn zij hei.
Ift.llf. Maar indien de onge-
loovige aebeidt, dat hij achei.
de: de broeder of de luster
wordt in zoodanige gerat/rit
niet dienst baar gemaakt.
Maar Umi heeft ons tot vrede
ingeroepen Want wat weet gij
vrouw, of gij den man zult
taligmaken? Ofwat weet gij
man, of gij de vrouw mlt
laliginaken ?
17. Doch gelijk Ood aan een
iegelijk heeft toebedeeld,
gelijk de Heer een iegelijk
geroepen heeft, dat hij ai-
tóó waudele ; en altóó ordl-
neer ik in al de gemeenten.
IB.Il ieniaod beaneden zijnde
-ocr page 242-
[ CORINTHIÉHS 8.
Hl. niet bezittende; en wie deze
wereld gebruiken, als niet
mi8bruiken.lt". want de ge.
daante dezer wereld gaat
32. voorbij. Kn ik wil dat gij
tonder bekommernis tijt.
De ongetrouwde bekommert
lich met de dingen des Hee<
ren, hoe hij den Heer zal be
KI.hagen; maar wie getrouwd
is bekommert xich met de
dingen der wereld, hoe hij
34.de vrouw gal behagen. Een
vrouw en een maagd zijn on<
derscheiden: de ongetrouw
de bekommert sich met de
dingen des Heeren, opdat
ai] heilig cij belde naar lic
chaam en naar geest; maar
die getrouwd is bekommert
tich met de dingen der we-
reld, hoe lij den man aal
behagen.
SS, En dit zeg ik tot uw eigen
voordeel, niet opdat ik een
«trik over u zoude werpen ,
maar om h te leiden tot het-
Ireeu wel voegt en bekwaam
i om den Heer wel aante-
hangen, tonder herwaarts
en derwaarts getrokken te
36. worden. Maar zoo iemand
acht dat hij niet gevoegelijk
handelt met zijne maagd
indien zij over den jeugdi
gen tijd gaat, en het alsoo
moet geschieden, die doe
wat bij wil, hij zondigt niet
37.dat ie trouwen. Doch wie
vaststaat In tijn hart, geen
noodzaak hebbende, maar
magt heeft over zijn eigen
wil, en dit in zijn hartbealo-
ten heeft dat hij zijne maagd
zal bewaren, die doet wel.
88, Altoo dan wie haar ten hu-
we) ijk uitgeeft, die doet wèl;
en wie te ten huwelijk niet
uitgeeft, die doet beter.
\'Ai. Een vrouw is door de wet
verbonden zoolangen tijd
haar man leeft; maar indien
haar man ontslapen ii, zoo
ii tij vrij om ;e trouwen
wlen xij wil, alleenlijk in
40. den Heer. Haar xij ii geluk*
kiger indien zij alzóó blijft,
naar mijn gevoelen: en ik
meen ook den Geest Gods te
hebben.
HOOFDSTUK (*.
1.    Aangaande nu de dingen
die den afgoden geofferd
zijn, wij weten dat wij allen
tezamen kennis hebben. De
kennis maakt opgeblazen,
2. maarde liefde sticht. En zoo
leiuand meent iets te weten,
die heeft nog niets gekend
gelijk men behoort te ken-
3. nen ; in aar zoo iemand Ood
liefheeft, die is van hem ge-
4.kend. Aangaande dan bet
eten der dingen die den «t\'-
goden geofferd zijn, wij we-
ten dat een afgod niets is In
de wereld, en dat er geen
S. ander God is dan één. Want
hoewel er ook zijn die goden
genaamd worden, \'t zij In
iii\'n hemel \'t zij op de aarde,
(gelijk er vele goden en vele
fi.heeren tijn), uogtani heb-
ben wij maar éénen God,
den Vader, uit welken alle
dingen zijn en wij tot hem,
en maar cénen Heer , Jezua
Christus, door welken alle
dingen zijn en wij door hem.
7. Doch in allen is de kennis
niet; waar sommigen, met
een conscieutie des afgods
totnogtoe, eten het als ieta
dat den afgoden geofferd is;
en hunne conscieutie twak
zijnde wordt bevlekt.
ft. De spijl nu maakt ons
Gode niet aangenaam; want
\'t zij dat wij eten, wij heb-
ben geen overvloed ; en \'t tij
dat wij uict eten, wij heb-
9. ben geen gebrek. Maar ziet
toe. dat deze uwe magt niet
eenigern-ijs een aanstoot
worde dengenen die zwak
10. zijn. Want too iemand u die
de kennis hebt ziet in der
afgoden tempel aansitten,
tal de conscieutie van hem
die twak is niet gestijfd wor-
den om te eten de dingen die
-ocr page 243-
1 CORINTH
Ï35
gen , en wie op hope doracht
moet zijner hoop deelachtig
11.worden, ludien wij ulieden
het geeBtelljke gezaaid heb-
ben, ia het een groote taak
zoo wij het uwe dat llgcha-
12.melijk la maaijen ? Indim
anderen dezer magt over u
deelachtig zijn , waarom niet
veelmeer wij? Doch wij heb-
ben deze magt niet gebruikt,
maar wij verdragen \'t alles,
opdat wij niet eenige verhin*
dering geven aan het evau-
gelie van Christus.
13.     Weet gij niet dat degenen
die de heilige dingen bedie-
nen, van bet heilige eten,
ea die ateeda bij het altaar
lijn. met het altaar declen ?
14. Alzóó heeft ook de Heer ge-
ordineerd dengenen die het
evangelie verkondigen, dat
zij van het evangelie leven.
15.Maar ik heb geen van deze
dingen gebruikt. Ku ik heb
dit niet geschreven opdat
het alzóó aan mij geachie^
den zoude; want het ware
mij beter te eterven, dan dat
iemand dezen mijnen roem
zoude ijdel maken.
1(5. Want Indien ik het evauge-
lie verkondig, \'t ia mij geen
roem; waot de nood ia mij
opgelegd, en wee mij Indien
ik het evangelie niet verkon.
17<dig. Want indien ik dat ge-
willig doe, zoo heb ik loon ;
maar indien onwillig, deuit-
dei-liug ia mij erenwel toebe.
lS.trouwd. Wat loon heb ik
dan ? Xamelijk dat Ik het
evangelie verkondigende,
het evangelie van Chri«ius
kosteloos stel, om mijne
magt in bet evangelie niet
l!Me misbruiken. Want daar
ik van ulleu vrij was, heb ik
mijzelveu allen dienstbaar
geuiaakt, opdat ik er meer
ju zoude winnen; en ik hen
den Joden geworden als een
Jood, opdat ik de Joden win.
oen zoude; dengenen die on.
der de wet zijn hen ik gewor~
den afgoden geofferd rijn,
11. en zal de broeder die zwak
ia door uwe kennis verloren
Kaan, om welken Christua
12. geatorven ia? Doch gijlieden
alzóó tegen de broedera zon-
digende en hunne zwakke
conacientle kwetaende, ion-
1-f.diict tp<rii Uhrlatua. I>aaroin
indien de apija mijnen broe-
der ergert, zoo zal ik in <•< u-
wlgheld teen vleesch eten,
opdat Ik mijnen broeder niet
ergere.
HOOFDSTUK 9.
1. Ileo ik niet een apoatel ?
Ben ik niet vrij? Ucb ik niet
Jezus Chriatua onzen tleer
gezien? Zijt gjflieden niet
2.mijn werk lu den Heer? Zoo
Ik anderen geen apoatel ben,
nogtans ben Ik t ulieden;
want het zegel mijns n\\>n*
telacbaps zljt Relieden in
ii.den Heer. Mijne verant-
wo>>rdmg aan degenen «Jle
onderzoek over mij doen ia
4. deze. Hebben wij niet magt
om te eten en te drinken?
a. Hebben wij niet magt om
eene vrouw een zuater zijnde
met ons omteleiden, Keiijk
ook de andere apoatelen en
de broedera dea Ueereu en
fi.Cefas? Of hebbeu alleen ik
en rlaritabaa geen magt van
3. niet te werken? Wie dient
ooit in den krijg op eigen
bezoldiging ? W ie phtut een
wijngaard, en eet niet van
zijne vrucht ? Of wie weidt
een kudde, en eet niet van
de melk der kudde?
8. Spreek ik dit naar den
mensch, of zegt ook de wet
Mlt niet? Want In de wet
van Mozea ia geschreven:
(ilj zult een dorachen-
den os niet mullban-
deo. Zorgt God ook voor
lO.de oaaeu? Of zegt hij dat
panache! ijk om onzentwil?
Want om onzentwil ia dat
geschreven; overmits wie
ploegt op hope moet )>ioe-
-ocr page 244-
1 CORINTHlfiRS 10.
f». Maar in \'t meerenuVe/ van
hen heeft God geen welge-
vallen gehad; want zij zij»
1d de woestlju teroedergc-
slagen.
6. Kn deze dingen zijn ge-
schied ons tot voorbeelden,
opdat wij geen lust tot bet
kwaad zouden hebben, ge-
lijkerwijs als ztf last gehad
"•hebben. En wordt geen af-
godendienaars gelijkerwijs
als sommigen van ben, ge-
lijk geschreven staat: liet
volk zat neder oin te
etenenom te drinken,
en zij stondenopomte
8.spelen. Kn laat ons niet
hoerertfn, gelijk sommigen
van hen gehoereerd hebben,
en er vielen op lenen dag
9. drieentwintigduizend. Eu
laat ons Christus niet ver-
zoeken, gelijk ook sommi-
gen van ben verzocht heb-
ben, en werden van de slan-
lO.gen vernield. En murmureert
niet. gelijk ook sommigen
van hen gemurmureerd heb-
ben, en werden vernield van
den verderver.
11.     En deze dingen alle zijn
hun overkomen tot voorbeel-
den, en zijn beschreven tol
Jaarschuwing van ons, op
ewelke de einden der eeu-
12. wen gekomen zijn. Zoo dan
wie meent te staan, zie toe
13.dat hij niet valle. Ulieden
heeft geen verzoeking bevan*
gen dan menscbelijke; doch
Óod is getrouw, weikeu niet
zal laten verzocht worden
boven hetgeen gij vermoogt,
maar hij zal met de verzoe-
king ook de uitkomst ge-
ven, opdat gij ze kunt ver
dragen.
14. Daarom mijne geliefden,
vliedt van den afgodendienst.
lü.Als tot verstandigen spreek
Ik: oordeelt gij \'t gen ik
lfi.zeg. Dedrinkbekerderdank\'
zegging dien wij dankteg\'
gende
zegenen, is die niet
een gemeenschap dei bloeds
den all onder de wel zijnd*,
opdat ik degenen die onder
de wet zijn winnen zoude;
21. dengenen die tonder de wet
lijn ben ik geworden alt zon-
der de wet lijnde, (voor God
nogtan$ zijnde niet zonder
de wet, maar voor Christus
onder de wet), opdat ik de-
genen die zonder de wet zijn
22.winnen zoude; ik ben den
zwakken geworden ali een
zwakke, opdat ik de zwak-
ken winnen zoude: allen
ben ik alles geworden, opdat
ik immers eeniren behouden
2\'). zoude. En dit doe ik niu des
evangelies wil, opdat, ik het-
zelve mededeelachtig zoude
worden,
21. Weet gijlieden niet, dat
wie in de loopbaan loopeu ,
allen wel looien, maar dat
ééa
den prijs ontvangt ?
Loopt alzoYt, dat gij dien
"J-\'i.nmogt verkrijgen. Kn een
iegelijk die om prijs strijdt
onthoudt zich in alles. Itéte
dan doen wel dit opdat zij
een verderfelijke kroon zou-
den ontvangen, maar »-y een
2fi. onverder fel ijke. Ik loop dan
alzóó niet als op \'t onzekere ,
ik kamp alzóó niet als de
2". lucht slaande; maar ik be>
dwing mijn ligchaam en
breng het tot dienstbaarheid,
opdat ik niet soms daar ik
anderen gepredikt heb, zeil\'
verwerpelijk worde.
HOOFDSTUK IO,
1. En ik wil niet, broeders,
dat gij onwetend sijt, dat
onze vaderen allen onder de
wolk waren, en allen door
2.de zee doorgegaau zijn, en
allen in Mozes gedoopt zijn
:t.in de wolk en in de zee, en
allen dezelfde geestelijke
4. spijs gegeten hrbben , en al-
len deuielfden geestelijken
drank gedronken hebben;
want zij dronken uit de geea-
lelijke steenrots die volgde,
en de steenrots was Christ us.
-ocr page 245-
1 CORINTHifiRS 11.
337
van Christus? Bet brood dat
wij breken, is dat niet een
gemeenschap de* ligchaams
17.van Christus? Want één
brood ii het, tóo zijn wij ve<
lencen Hgchaam, dewijl wij
allen érfns broods deelachtig
IS. siju. Ziet Israël dat naar
bel vlecseb is: hebben niet
degenen die de offeranden
eten gemeenschap niet het
Itl.altaar! Watzegikdan? Pat
een afgod iets is, of dat het
\'20. alVodenoffer iets is ? Ja ik zeg
dal \'t veen de heidenen offe-
ren , xij het den duivelen offe-
ren, en niet Gode . en ik «\'il
niet dat gij met de duivelen
21. gemeenschap hebt. Gij kunt
den drinkbeker des lleereu
niet drinken en den drink-
beker der duivelen ; gij kunt
niet deelachtig zijn <ler ta-
fel des Heeren en der tafel
--. der duivelen. Of tergen wij
den Meer? Zijn wij sterker
dan hij ?
23. Alle dingen zijn mij ge-
oorloofd , maar alle. dingen
zijn niet oorbaar; alle din-
Ken zijn mij geoorloofd,
maar alle dingen stichten
24.niet. Niemand soeke wat
zijnszelfs is, maareen iege>
lijk weke wat des anderen
••\'. is. Eet alwat in het vleeach
huis verkocht wordt, niets
( ondervragende om der con-
-6.scientiewil; want de aarde
is des Heeren, en de
•/.volheid derzelve. Kn
indien u iemand van de on-
geloovigen noodt, en gij daar
gaan wilt, eet alwat ulieden
voorgesteld wordt, niets on-
dervragende om der con-
-fi-»cientie wil. Maar xoo ie.
m&nd tot ulieden zegt: l)at
is afgodenoffer, eet het niet,
oin desgenen wil die n Hat
te kennen gegeven heelt, en
<"t der eonscientie wil; want
deaardetsdei Heeren,
endevolheidderxelvc.
-9. Doch ik zeg om de conscien-
tie, niet van uzelven maar des
anderen; want waarom wordt
mijne vrijheid geoordeeld
van een andere eonscientie?
30. Kn indieu ik door genade der
spijze
deelacbtin ben. waar-
om word ik gelasterd «ver \'t
geen waarvoor ik dankzeg ï
.\'il. Hetzij dan dat giiliede»
eet, heizij dat gij driukl,
hetzij dRl gij iets anders doet,
doet liet alles ter eere Gods.
32, Wees! zonder aanstoot te
geven , en den Joden , rn den
Grieken, èn der gemeente
HM. Gods; gelijkerwija ik ook in
alles allen behaag, niet toe-
kende mijn eigen voordeel,
maar het nmnleel van vel*n ,
opdat zij mogtcn behouden
worden.
HOOFDSTUK II.
I. Weest mijne navolgers,gc-
lijkerwijsnok ik van < lm».
3. tua. Kn ik prijs u broeders,
dat gij in alles mijner ge.
daclitiï zijt, en de iuiettin-
gen behoudt gelijk ik u die
3. overgegeven heb. Doch ik
wil dat gij weet, dat (\'hri*-
tua het hoofd is eens lege.
lijken mans, en de man het
hoofd der vrouw, en God het
1. hoofd van Christu». Ken
iegelijk man die bidt of pro*
fêteert hebbende ie** op het
hoofd, die onteert zijn eigen
». hoofd; maar een iegehjke
vrouw die bidt of profeteert
niet ongedekten hoofde, ont-
eert haar eigen hoof.l; want
het tt één en \'t zelfde alsof
haar het haar afgesneden
6. ware. Want indien een vrouw
niet gedekt is. dat zij ook
geschnreu worde; maar in-
dien het leelijk is voor een
vrouw, geschoren te zijn ot
\'t haar afgesneden te heb-
7. ben, dat zij zich dekke. Want
de man mort het hoofd niet
dekken, overmits hij het
beeld en de heerlijkheid Gods
la; maar de vrouw is de heer-
S. ltjkheid des mans. Want de
man la uit de vrouw niet,
16
-ocr page 246-
1 CORINTH1ËHS 11.
3H. Want ik heb van den Heer
ontvangen \'t geen ik ook u
overgegeven heb, dat de Heer
Jezuain den nacht in wei-
ken hij verraden werd het
I.brood nam, en ala hij ge-
dankt had brak hij \'t, en
zeide; Neemt, eet, dat ia
mijn ligebaam d«t voor u
xebroken wordt: doet dat Int
3.mijne gedaebtenia. I>eigc-
lijkB nnm hij ook den drink -
beker na het eten des avond-
maala, en zeide: Deze drink-
beker ia het nieuwe testa-
ntent in mijn bloed i doet
dat, zoodikwijla als gij dien
zult drinken, tot mijne ge-
ti. dachtenia. Want zoodik-
wijla ala gij dit brood zult
eten en dezen drinkbeker
zult drinken, zoo verkondigt
den dood des Herren , totdat
7. hij komt. Zoo dan wie on-
waardig dit brood eet of
den drinkbeker dea Meeren
drinkt, die zal achuldig zijn
aan het ligchaam en bloed
*2N. dealleeren. Maardeinenech
beproeve zichzelven, en ete
alzóó van het brood en drin-
tf.kevan den drinkbeker; want
wie onwaardig eet en drinkt,
dieeeten drinkt zichzelven
een oordeel, niet onder-
acheideude het ligchaani des
30. Heereu. Daarom zijn onder
u vele zwakken en krauken ,
il. en velen \'lapeu. Want in-
dien u ij onazelve oordeelden,
zoo zouden wij niet geoor-
3\'J.deeld worden; maar ala wij
geoordeeld worden, zoo wor-
den wij van den lieer getucb-
tigd, opdat wij met de wf-
reld niet zouden veroordeeld
X*. worden. Zoo dan mijne
hruraers, ala gij tezamen -
kumi om te eten , verwacht
14. elkander. Doch zoo iemand
hongert, dat hij lehaia ete,
opdat gij niet lot een oor
deel tezamenkomt. De ovr<
rige dlnften nu zal ik or-
dineren al» ik zal gekomen
zijn.
maar de vrouw uit denman;
y. want ook ia de man niet ge«
M\'hapen om de vrouw , maar
li>. de vrouw oin den man. Daar-
i>m moet de vrouw een niagt
op bet hoofd hebben, om
11. der engelen wil. Nogtnnt
ia noch de man zonder de
vrouw, noch de vrouw ion-
der den man in den Heer;
IJ.want gelijkerwija de vrouw-
uit den man la, aiióó is ook
de man door de vrouw; doch
13, alle dingen «ja uit God. Oor-
deelt gij onder uzelve, ia het
betamelijk dat de vrouw <>n-
lt gedekt God bidde? Of leert
u ook de natuur zelve niet
dat ion een man lang haar
draagt, het hem een oneer
l,t. ia, maar zoo een vrouw lang
baar draa*t, dat het haar
ceo eer ia, oindal haar het
lange haar voor een dekael
lt.,1" gegeven? Doch indien
iemand acbijnt twiatgierig
te zijn, wjj hebben zulke ge-
wooute met, noch de ge-
uieenien Goda.
17. Dit du \'t geen ik H aanzeg
iirijh ik niet, namelijk dat gij
nifii tot beter maar tot erger
ls.tezanienkomt. Want eerate-
lijk, ala gij tezamenkoml
in ite gemeente, zoo hoor
ik dat er sr beu ringen zijn
ouder u, en ik geloof het
1\'J. ten detle. Wan\' er moeten
ook ketterijen onder u zijn,
opdat degenen die opregl
>\'i.iii d|if n\'.n;, f Kiona worden
•„\'it.nnder u. Ale gij dan teza-
iuen uijeeokon-t, dat ia niet
de* Meeren avondmaal eten;
3). want in het rten neemt eeu
iegelijk tevoren zijn eigen
avondmaal; en deze i» non
eng, en de ander ia dron-
-^. ke:
. Hebt gij dan geen hm
aeO| oiu er te tteu en te
drinken? Of veracht gij de
uemeeitte Goda, en be>
•cbaamt gij degenen die niet
hebben ? Wat zal ik u zeg-
gen ? Zal ik u prijzen ? Inde-
ten prijs ik. h niet.
-ocr page 247-
1 COIUNTHlf RS 12.
:y>
zij Joden hetzij Grieken,
hetsij dienstknechten hetzij
vrijen; en wij sijn allen tot
14. éénen Geest gedrenkt. Want
ook het ligchaam is niet één
15. lid, maar vele leden. Indien
de voet zeide: Dewijl ik de
hand niet ben, soo ben ik
van het ligchRam niet, is
die daarom niet van het lig-
16. c haam? En indien het our
zeide : Dewijl ik het oog niet
ben, zoo ben ik van het lig-
chaam niet, is het daarom
l/.nietvanhetligchaajD? Ware
het geoeele ligchaam het
oog, waar touHe het gehoor
tij»/ Ware het geheele lig-
f kaam
gehoor, waar tonde de
18. reuk Simt Maar nu heeft
God de leden gezet, elk ran
dezelve in het ligchaam ge-
ia. lijk hij gewild heell. Eu
waren ze allen maar één lid ,
waar zonde het ligchaam
20. *y« / Maar nu sijn er wel
vele leden, doch maar één
21.ligchaam. En het oug kan
niet zeggen tot de hand: Ik
heb u niet van noode, ol\'we-
derom het hoofd tot de voe-
ten : Ik heb u niet van noode.
22.Ja veeleer, de leden dieons
dunken de zwakste des lig-
chaams te zijn, die zijn noo-
•i.diic; en die ons dunken de
minst aanzienlijke leden des
ligchaaius te zijn, deuzel*
ven doen wij overvloediger
eer aan, en onze onsierlijke
leden hebben overvloediger
21. versiering. Doch onze sier-
lijkt\' hebben \'t niet van noo-
de; maar God heeft het
ligchaam al zóó teiamenge.
voegd, gevende overvloedi-
ger eer aan \'t geen gebrek
Ut.aan dezelve heeft, opdat geen
tweedragt in het ligchaam
zij, maar de leden voor eik-
ander gelijke zorg souden
6.dragen. En hetzij dat eén lid
lijdt, zoo lijden al de leden
mede; \'t zij dat één lid ver-
heerlijkt wordt, 100 verblij.
den xich al de leden mede.
16*
HOOFDSTUK I*.
1. Kn van de geestelijke gn-
ren,
broeder*, wil ik niet dal
--Kij onwetend zijt. Gij weet
dat gij heidenen waart, tot
de stomme af noden henenge-
trokken naardat gij geleid
\'i, werdt. Daarom maak ik u be-
kend , dat niemand die door
den Geeat Gods spreekt, Je-
/uu een vervloek in «noemt; en
niemand kan zeggen Jezus
den Heer te xijn, dan door
den Heiligen Geest.
I. Kn er la verscheidenheid
der saven, doch het ia de<
i.zelfde Geest; en «r is ver-
scbeidenheid der bedienin
gen , en hei is deselfde Heer:.
6, en er is verscheidenheid der
werkingen, doch het is <ie-
zelfde God die alles in allen
7. werkt. Maar aan een ie*e
lijk wordt de openbaring des
Geestes gegeven tot hetgeen
S. oorbaar is. Want dezen
wordt door den Geest Re«e-
ven het woord der wijsheid,
en aan een ander het woord
der kennis, door denzelfden
il. Geest; en aan een ander
het geloof, door denselfden
Geest; en aan een ander de
gaven der gexondmakingen,
10. door denzelfden Geest; en
aan een ander de werkingen
der krachten; en aan een
ander profetie; en aan een
ander onderscheidingen der
veesten; en aan eeu ander
menfgerlei talen . en aan een
ander uitlegging der talen:
11. doch deze dingen alle werkt
\'i ii en dezelfde Geest, toe-
deelende aan een iegelijk
in \'t bijsonder gelijkerwns
hit wil.
12.    Want gelijk hetligchaam
één is en vele leden heeft,
en al de leden van dit ééne
ligchaam vele zijnde maar
één ligchaam zijn. alzóó ook
13. Christus; want ook wij allen.
zijn door éénen Geest tot
één UjfCbMin gedoopt, het.
-ocr page 248-
240                        1 UOR1NTHIËRS 13, 14.
27. En gtflieden zijt het ltg-
chaam van Christus, en le-
i»"*.den in \'t bijzonder. En God
heeft er sommigen in de ge-
meente gesteld, ten eerste
apostelen, ten tweede pro.
I\'eten, ten derde leeraars,
daarna krachten, daarna
gaven der gezondmakingen,
hulpbewijzingen, regerin.
"-!>. gen , menigerlei talen. Zijn
ze allen apostelen ? Zijn ze
allen profeten? Zijn ze allen
leeraars? Zijnzeallenkrach-
M). ten \' Hebben ze allen gaven
der gezondmakingen? Spre-
ken ze allen mei menu/erlei
talen? Zijn ze allen uitleg-
iU.gers? Doch ijvert naar de
beste gaven, en ik wija u
een weg die nog uitnemen-
der is.
HOOFDSTUK 1».
•• Al ware \'t dat ik de talen
der menachen en der enge-
len sprak, en de liefde niet
had, zoo ware ik een klin-
_ kend metaal of luidende
2.srhel geworden. En al ware
\'t dat ik de f/are der profetie
had, en wist al de verbor-
genheden en al de weten-
schap, en al ware \'t dat ik
ai het geloof bad, zoodat ik
bergen verzette, en de liefde
niet had, zoo ware ik niets.
•t. En al ware \'t dat ik al mijne
goederen tot onderhoud der
armen
uitdeelde, en al ware
\'t dat ik mijn ligchaam over-
gaf opdat ik verbrand zoude
worden, en had de liefde
niet, zoo zoude \'t mij geen
nuttigheid geven.
1. De liefde is lankmoedig,
/<ij is goedertieren . de liefde
is niet afgunstig; de liefde
handelt niet ligtvaardig. zij
ft.ii niet opgeblazen; zij han-
delt niet ongeschikt, zij
zoekt zichzelve niet, zij
wordt niet verbitterd, zij
(i.denkt geen kwaad; zij ver-
blij.it zich niet in de on.
geregtlgheid, maar zij ver*
blijdt zich in de waarheid:
7\'zij bedekt alle dingen, zij
gelooft alle dingen, zij hoopt
alle dingen, zij verdraagt
alle dingen.
8.    De liefde vergaat nimmer-
ïneer; maar \'t zij proleten,
zij zullen tenietgedaan wor-
den; \'t zij talen, zij zullen
ophouden; \'t zij kennis, zij
zal tenietgedaan worden.
9. Want wij kennen ten deele
en wij profeteren ten deele;
10. doch wanneer het volmaakte
zal gekomen zijn, dan zal
hetgeen ten deele is teniet.
11. gedaan worden. Toen ik een
kind was, sprak ik sis een
kind, was ik gezind als een
kind, overleide ik als een
kind; maar wanneer ik een
man geworden ben, zoo heb
ik tenietgedaan \'t geen eens
12. kinds was. Want wij zien
nu door een spiegel in een
duistere rede, maar alsdan
zullen toij tien aangezigt tot
aangezigt; nu ken ik ten
deele, maar alsdan zal ik
kennen gelijk ook ik gekend
13. ben. En nu blijft geloof,
hoop cu liefde, deze drie:
doch de meeste van deze is
de liefde.
HOOFDSTUK 14.
1.    Jaagt de liefde na, en
ijvert om de geestelijke ga-
ren,
maar meest dat gij
2. moogt profeteren. Want wie
een vreemde taal Hpreekt,
spreekt niet den menschen
maar Gode; want niemand
verstaat hei, doch met den
geest spreekt hij verborgen*
3. beden; maar wie profeteert,
spreekt den menschen stieh-
ting en vermaning en ver-
•!. troosting. Wie een vreemde
taal spreekt, die sticht zich-
zelven; maar wie profeteert,
5. die sticht de gemeente. En
ik wil ir.\'l dat gij allen in
vreemde talen spreekt, maar
meer dat gij profeteert;
want wie profeteert ia meer*
-ocr page 249-
1 COKINTHIËRS 14.                                 241
amen zeggen op uwe dank-
der dan wie vree
zegging, dewijl hij niet weet
17. wat gij zegt ? Want gij dank-
zegt wel behoorlijk, maar de
ander wordt niet gesticht.
IS. Ik dank mijnen God dat ik
meer vreemde talen spreek
19.dan gij allen; maar ik wil
liever in de gemeente vijl
woorden spreken toet mijn
verstand, opdat ik ook an-
deren mag onderwijzen, dan
tienduizend woorden ineen
vreemde taal.
20. Broeders, wordt geen kin-
deren in het verstand, maai\'
zljt kinderen in de boosheid,
en wordt in \'t,verstand vol*
21.wassen. In* de wet is ge.
schreven: Ikzaldoorlie*
den van andere talen
en doorandere lippen
tot dit volk spreken,
enookalzóó tullen zij
mij niet hooren, zegt
22.de Heer. Zoo dan, de
vreemde talen zijn tot een
teeken niet dengenen die
looven, maar den ongeloovj.
gen; en de profetie niet dtm
ongeloovigen, maar denge-
23. nen die gel ooven. Indien
dan de geheele gemeente bii-
éénvergaderd ware, en zij
allen in vreemde talen spra-
ken, en eenige ongeleerden
oi\'ongeloovigen inkwamen,
zouden zij niet zeggen dat
24.gij uitzinnig waart? Maar
indien zij allen profeteerden,
en een ongelonvige of onge-
leerde inkwam, die wordt van
uilen overtuigd en hij wordt
2ïi. van allen geoordeeld, en at\'
zóó wordende verborgen dfu-
geu zijus harten openbaar;
en atzóó vallende op zij» aan •
gezigt zal hij Gou aanbid-
den, en verkondigen dat God
waarlijk onder u is.
:\'<;. Wat is \'t dan broeders \'t
Wanneer uij tezamenkorat,
een iegelijk van u heeft hij
een psalm, heeft hij eene
leer, heeft hij eene vreemde
taal, heeft hij eene openbü*
spreekt, tenzij dan dat hij \'t
nitlegge, opdat de gemeente
stichting mate ontvangen.
6,En nu broeders, indien ik
tot u kwam en sprak vreemde
talen, wat nuttigheid zoude
ik u doen, zoo ik tot u niet
sprak ót\' in openbaring,
in kennis, of in profetie, óf
7.in leering? Zelfs ook de le-
venlooze dingen die geluld
geven, \'t zij tiuit \'t zij citer,
zoo zij geen onderscheid met
hunnen klank geven, hoe zal
bekend worden \'t geen op de
Muit of op de citer gespeeld
S. wordt? Want ook indien de
bazuin een onzeker geluid
geeft, wie zal zich tot den
9.krijg bereiden? Alzoo ook
gijlieden indien :_--ij niet door
de taal een duidelijke rede
geeft, hoe zal vt>rstaan wor-
den \'t geen gesproken wordt ?
Want gij zult zijn als die in
IO.de lucht spreekt. Er zijn,
naar het voorvalt, zoovele
soorten van stemmen in de
wereld, en geen derxelve is
II.zonder stem; indien ik dan
de kracht der stem niet weet,
zoo zal ik hein die spreekt
barbaarse*! zijn, en hij die
spreekt zal bij mij bar
12.baarsfh zijn. Alzoo ook gij,
dewijl gij ijverig zijt naar
geestelijke gaven , zon zoekt
dat gij moogt overvloedig
zijn tot stichting der ge-
1.1, meent e. Daarom wie in een
vreemde t&tiA spreekt, die bid-
de dat hij \'t mag uitleggen;
14. want indien ik in een vreem-
de taal bid, mijn geest bidt
wet, maar mijn verstand is
1:\'. zonder vrucht. Wat is \'t dan ?
Ik zal teel inet den geest bid-
den, maar ik zal ook met
het verstand bidden; ik zal
wet met den «eest zingen,
maar ik zal ook met het ver-
\'6. stand zinden. Anders indien
gij dankzegt met den geest,
hoe zal degeen die de plaats
eens ongeleerden vervult
-ocr page 250-
«42                                1 CORINT
rins, beeft hij eene uitleg.
ging, laat alle «Dagen ge-
27-schieden tor stichting. En
zoo iemand ren vreemde taal
spreekt, dat het door twee
of ten meeste At\'it getrkiede,
en bij beurte, en dat één het
2$. uitlegge; maar indien er
geen uitlegger ia, dat hij
zwljge in de gemeente, doch
dat bij tot zichzelven spreke
29. en tot God. En dat twee o 1\'
drie profeten spreken, en dat
;ti>. de anderen oordeelen; doch
indien eenen ander die er zit
iet* geopenbaard ia, dat de
:tl.«en>tezwijgf>; want gij kunt
allen de één na den ander
r>rofeteren, opdat zij allen
eeren en allen getroost wor*
.12. den. En de geesten der profe*
ten lijn den profeten onder-
33.worpen; waut üod is geen
fiod van verwarring maar van
vrede, Keiijk in al de ge-
meenten der heiligen.
:U. Dat uwe vrouwen in de
gemeenten zwijgen; want
het ia haar niet toegelaten te
npreken, maar bevolen onder-
worpen te zijn, gelijk ook
:<». de wet zegt. En zou zij ieta
willen leeren, laat ze tehuis
bar« eigene mannen vragen ;
want het ataat leelijk voor
de vrouwen dat zij in de ge.
uieente spreken.
\'M\\, la het woord Gods van
n uitgegaan, of ia het tot
37. u alléén gekomen? Indien
iemand meent een profeet
te zijn of geestelijk, die
erkenne dat \'t geen ik u
acbrijf dea Heeren geboden
XS.zijii; maar zoo iemand oti.
wetend ia, die zij onwetend.
.\'(9. Zoo dan broeders, ijvertom
te profeteren, en verhindert
niet in vreemde talen te apre-
411. ken. haat alle dingen eerlijk
en met orde geschieden.
HOOFDSTUK IS.
1. Voort b broeders, ik maak
u bekend het evangelie dat
ik u verkondigd heb, het.
HIËRS 11
welk gij ook aangenomen
hebt, in \'t welk gij ook
2.ataat, door hetwelk gij ook
zalig wordt, indien gij het
behoudt op zoodanige wija
iis ik het u verkondigd heb.
tenzij dan dat gij tevergeefs
geloofd hebt.
3. Want ik heb ulieden ten
eerate overgegeven \'t geen
ik ook ontvangen heb, dat
Christus gestorven ia voor
onze zonden, naar de Schnt-
4.ten; en dat hij is begra-
veu, en dat hij is opgewekt
ten derden dage, naar de
.\'«.Schriften; en dat hij ia van
Cefaa gezien, daarna van dr
u. twaal f. Daarna is hij gezien
van meer dan vijfhonderd
broederen op éénmaal, van
welke het meerend*?/ nog
overig is, en sommigen ook
7. zijn ontslapen. Daarna is bij
gezien vanJacobus, daarna
S.vanalde apostelen. Enten
laatste van allen is hij ook
van mij als van een ontijdig
9.geborenegexien. Wantik beu
de minate van de apostelen ,
die niet waardig ben een
apostel genaamd te wordeu,
daarom dat ik de gemeente
10. Gods vervolgd heb: doch
door de genade Goda ben ik
wat ik ben ; en zijne genade
die aan mij beweten fx, ia
niet ijdel geweest, maar ik
heb overvloediger gearbeid
dan xij allen; doch niet ik,
inu.ir de genade Gods die
11.met mij is. Hetzij dan ik
hetzij zljlieden. alióó pre*
diken wij en alzóó hebt gij
geloofd.
12. Indien nu Christus gepre-
dikt wordt dat bij uit dr
dooden opgewekt la, hoe
zeggen sommigen onder u
dat er geen opstanding drr
13.dooden is? En indien er
geen opstanding der dooden
ia, zoo is Christus óók B)W
14.opgewekt; en indien Chri»-
tus niet opgewekt is, xoo i*
dan onze prediking ijdel, \',;i
-ocr page 251-
1 CORtNTHIËRS 15.
j-t..
lü. IJdel ii ook uw geloof; en
xoo worden wij ook bevon*
den valsehe k?tui*eii Gods .
want wij hebben van God
getuigd dat bij Christus op-
gewekt heeft i dien hij niet
heeft opgewekt, zoo nara*!-
lijk de dooden niet opge-
lfi. wekt worden. Want indien
de dood en niet opgewekt
worden, xoo is ook Christus
17. niet opgewekt; en indien
Christus niet opgewekt is,
zoo la uw geloof tevergeefs,
zoo zijt «ij nor in uwe xon-
IS.den; zoo zijn dan ook verlo-
ren wie in Chriatua octsla*
baar dat hij uitgenomen
wordt die hem alle dingru
onderworpen heeft; en wan
neer hem alle dingen zullen
onderworpen zijn, dan zh!
ook de Zoon zelf onderwor*
pen worden dien die hem
alle dingen onderworpen
heeft, opdat God xij alles
in allen.
29. Anders wat zullen tij doen
die voor de dooden gedoopt
worden? Indien de dooden
ganschelijk niet opgewekt
worden , waarom worden zij
voor de dooden ook gedoopt ?
90. Waarom zijn ook wij alle
;tl.ure in gevaar? Ik aten\' alle
dagen, \'t wrik ik brtuitf bij
onxen roem dien ik h<-b in
Christus Jesqj onzen Heer.
32, Zoo ik uur deu menach te-
gen de beesten gevochten
heb te Et\'eze, wat nuttigheid
is\'t mij ? Indien de dooden
niet opgewekt worden , l a a t
ons eten en drinken,
want morgen aterven
M.wij. Dwaalt niet. Kwade
tezamensprekingen verder
34.ven goede xeden. Waakt óp
regtvaardig.en ïoudigt nie< ;
want sommigen hebb*u de
kennis Gods niet. Ik zeg \'t
11 tot schaamte.
Si. Maar, zal iemand zeggen ,
hoe zullen de doodeu »pgt>-
wektwordeu, en met hoeda-
nlff een ligchaam zullen zij
SG.komen? Gij dwaas, \'t geen
gij zaait wordt niet levend
tenzij dat het gestorven zij;
37. «n \'t geen gij zaait, Haan-nn
zaait gij het ligchaam niet
dat worden zal, maar een
bloot graan , naar hel voor-
valt, van tarwe of van eeniit
38.  der andere yranen; maar
God geeft aan hetzelve een
ligchaam gelijk hij wil, en
aan iedt-r zaad zijn eigen
ligchaaui.
39* Alle vleesch is niet hetzelf-
devleeach; maar een ander
la het vleesch der menscheu,
en een auder is \'t vleeacb der
l\'.i.pen zijn. Indien wij alleen
in dit leven op Chriatua zij"
hopende, xoo zijn wij d<
ellendigste van alle men
•enen.
20,     Mn.tr uu, Chriatua ia op-
Sewekt uit de dooden, en ia
e eersteling geworden der
genen <He ontslapen zijc
21. Want dewijl de dood door
«en mensen ia, zoo is ook
de opnanding der dooden
22.door een menach. Want ge-
lijk xe allen in Adam ater-
ven, alzoó /.uilen ze ook
in Chriatua allen levendge-
"23. maakt worden; maar een
iegelijk in zijn orde: de
eersteling Christus, diiarna
wie van Chriatua zijn in ztj-
.vi ne toekomst; daarna zal het
einde zijn, wanneer hij het
koningrijk aan Goi en den
Vader zal overgegeven heb*
ben, wanneer hij zal teniet*
gedaan hebben alle heer-
schappij en alle magt en
25.  kracht. Want hij moet ale
Koning heersenen .totdat
hij al de vijanden on*
der zijne voeten zal
26.  gele ga h ebbe n. De la;
ate vijand die tenietgedaan
27.wordt is de dood. Want bij
beeft alle diugen zij\'
11 en voeten onderwor
pen. Doch wanneer hij xegt
dat Af»i «He dingen onder
worpen lijn , xoo ia \'t open*
-ocr page 252-
1 COKtNTHltlRS lfi.
ju
beesten, en een ander der
vtsschen, pd een ander der
W. vogelen , ea er zijn hemel
scbe ligcbamen en er zijn
aardtche ligohamen , maar
een andere is de heerlijkheid
der hemelsche en een andere
ll.der aardsrhe. Eenandere :s
de heerlijkheid der zon, en
eeu andere in de heerlijkheid
der illilhu. rii een andere ia
de heerlijkheid der sterren;
want de rVne ster verschilt
in heerlijkheid van de andere
laster. AUóó zal ook de op-
stand ing der dooden lijn.
liet tigchiiam wordt Keraaid
in verderfelijkheid,het wordt
opgewekt in o u ver der fel ijk -
Cl. beid; het w-ordt gezaaid in
oneer, het wordt opgewekt
In heerlijkheid; lipt wordt
gezaaid in zwnkheid, het
wordt opgewekt in kracht;
II. een natuurlijk ligchaam
wordt er gezaaid, een gees.
lelijk ljgcuaam wordt er np.
gewekt; er is een natuurlijk
lfgcbaam en er is een gees*
r>. tel ijk ligehanm. Alióo is er
ook geschreven: Deeerste
m e q a c h A d a m i l g e w o r-
den tot een levende
ziel, de lamste Adam tot
een levendmakenden geest.
40. Doch het geest\' lijke ia niet
eerst, maar het natuurlijke,
17. daarna htt geestelijke, l\'c
eerate mennen is uit de aarde
aardsch.de tweede wensch
ia de Heer uit den hemel,
4S. Hoedanig de aardsebe ia,
zoodanig xijn ook de aard\'
schen; en hoedanig de he<
luelsehe i*, zoodanig zijn
r*. nok iit\' heinrl»rheu ; en ge-
lijkerwijs wij bet beeld des
rtardschen gedragen hebben,
al zóó zullen wij ook het
beeld dea heinelrcbeu dra-
ULHO. 1\'ni\'li dit zeg ik \'Tut\'
ders, dat vleiseh en bloed
het koningrijk Gods niet be-
erven kunnen , en de verder*
lelijkheid beërft de onver*
der fel ijk Md uiei.
51. Zie, ik zeg u eene verbsr-
genheid: wij sullen wel niet
allen ontslapen, maar wij
zullen allen veranderd wor-
\'i2.den, in een punt dea tijdi,
in een oogenblik, met de
laatste bazuin; want de ba*
7.iiiu zal slaan, en de dooden
zullen onverderfelijk opge-
wekt morden, en vtf zullen
"»X verauderd worden. Want dit
verderfelijke moet onverder-
lelijkheid sandoen, en dit
stertelljke moet o»sterfelijk-
r>4.heid aandoen, Kn wanneer
dit verderfelijke onverderfe.
lijkheid zal aangedaan beb*
ben, en dit sterfelijke on-
sterfelijkheid zal aangedaan
hebben , alsdan zat het woord
geschieden dat geschreven
is: De dood is vers Ion-
den tot overwinning.
i,ï. Dood, waar is uw prikkel?
Hel, waar is uwe overwin*
fifl.ning? De prikkel nu des
doods is de zonde, en de
kracht der zonde is de wet;
b~, maar Gode zij dank , die ons
de overwinning geelt door on-
zen Heer Jezus Christus.
53. \'Aoo dan mijne geliefde
broeders, zijt standvastig,
onbewegelijk, altijd over*
vloedig zijnde in het werk
dea Ileeren , als die weet dat
uw arbeid niet Ijdel ia in
den Heer.
HOOFDSTUK II».
1. Aangaande nu de Insaiue*
litig die voor de heiligen ge-
achiedt
, gelijk als ik aan de
gemeeuten in Galatië veror-
dfneerd heb, doet ook gij al-
\'2. zóó. Op eiken eeraten daa
der week legge een iegelijk
van u W-rbijzichzelvenwee,
vergaderende een schat,
naardat hij welvaart verkre
gen heeft; opdat de iuzame-
lingen alsdan niet eerat ge-
rebiedeu, wanner ik geko-
:i. men zal zijn. Kn wanneer
ik zal gekomen zijn, zoowie
gij zult bekwaam achten
-ocr page 253-
1 COitlNTHIËRS lo.                                245
komen wanneer het hem
door brieven, deze
welgelegen zal ziju.
Waakt, itaat la het ge-
zeuden om uwe gave naar
t. Jeruzalem overtedragen i
indien het dr moeite waardig
tnogt zijn dat ik ook zeif rei-
zen zoude, zoo zullen zij met
mij reizen.
.\'). Doch ik zal tot u komen
wanneer ik Macedonië zal
doorgegaan ifjn (want ik zal
f\', door .Macedonië gaan); en
ik zal mogelijk bij u blijven
of ook overwinteren, opdat
gij mij moogt geleiden waar
7-ik zal henenreizen. Want ik
wil u nu niet zien io \'t voor-
bijvaan, maar ik hoop eeni-
gen tijd bij u te blijven, in-
dien \'t de Heer zal toelaten.
4. Maar ik zal te EfVze blijven
:>.tot den pink«ten/aff; want
mij i« een groote en krach-
iipce deur geopend, en er zijn
vele tegenstanders.
\\ Zoo uu Tiruotbeüa komt,
ziet dat hij buiten vreeze bij
u zij; want hij werkt het
werk des Heereo gelijk ala
l.ik: dat hem dan niemand
verachte, maar geleidt hem
in vrede, opdat hij tot mij
kouie; want ik verwacht hem
met de broedereu.
I. Kn wat aangaat Apollos
deo broeder, ik heb hem
teer gebedeu dat hij met de
broederen tot u komen zou-
de; maar het waa gnnscbe-
lijk xijn wil niet dat hij nu
zoude komen, doch hij zal
loot\', houdt u mannelijk, zijl
14. sterk. Dat al uwe diogeu in
liefde geschieden.
13, En ik bid u broedera, gij
kent het huil van Stefauas,
dat het is de eersteling van A-
cbaje,eti</fi\' zij zlchzelvedeu
heiligen ten dienste hebbeu
16.  gesteld, dat gij ook u aan
de zoodanigen onderwerpt,
en aan een tegelijk die mede-
werkt en arbeidt.
17.     Kn ik verblijd mij over dë
aankomst van Stefanaa en
Kortunatus en Achaïcus,
want deze hebben vervuld \'t
IS.geenmOnan u ontbrak; waut
zij hebben mijnen geest ver-
kwiit, en ook den uwen. Er-
kent dan de zoodanigen.
I1.). U groeten de gemeenten
van Azië. U groeten teer
in den Heer Aijuilaen Pris-
cilla, met de gemeente die
20. te hunnen huize is. U groe-
ten si de broeders. Groet
elkander met een heiligen
kus.
21.     De groetenia met mijne
22. hand: Pau lus, Indieu te-
mand dea Beer Jezus Chris-
tus niet liefheeft, die sij eeu
2Xvervloekiug: M.iranatha, De
genade des Herren Jnui
24.Chrfalus zij met u. Mijn
liefde zij met u allen in Ubri*-
tua Jezus. Amen.
-ocr page 254-
240                           2 COJtlNTHIËRS 1.
I)E TWEEDE BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS
AAR DR
CORINTHIËRS.
ona In Azle* overkomen ia,
<lat wij uitermate bezwaard
zijn geweest boven onte magt.
alzoo dat wij zeer in twijfel
9. waren ook van het leveu. Ja
wij zelve hadden al in ons-
zelve het vonnis des dood*,
opdat wij niet op onazelve
vertrouwen zouden, maar on
God die de dooden opwekt;
10. die ous uit zoofrooten dood
verlost heeft en nog verlost,
op welken n*ij hopen dat hij
"\'i.i ook nog verlossen zal:
11, alzoo gljlieden ook iuedear-
beidt voor ons door het ge-
bed, opdat over de gave door
vele personen aan ona toege-
bragt, ook voor ons dankzeg-
ging door velen gedaan wor-
12.de, Want onze roem ia deze,
namelijk de getuigenis onzer
conacientie, dat wij in eeu-
voudigheid en oprekt heid
Goda, niet in vleeaehelijke
wijsheid, maar in de genade
Gods, in de wereld verkeerd
hebben, en allermeest bij
13. ulieden. Want wij schrijven
u geen andere dingen dan
die gij kent of ook erkent;
en ik hoop dat gij ze ook tot
den einde toe erkennen zult,
il. gelijkerwija gij ook ten deele
ona erkeud hebt dat wij uw
roem zijn, gelijk gij ook de
onze zijt in den dag des ilee-
ren Jezus.
Ut, Kn op dit betrouwen wildr
ik tevoren tot n komen, op-
dat gij een tweede genade
16.zoudt hebben, en door uwe
sfad naar Macedonië gaan.
en wederom van Macedonië
HOOFDSTUK I.
I. Paulut een apostel van Je-
zua Christus door den wil
Goda en Timothetta de broe.
der aan de gemeente Goda
die te Corinthe is, met al de
heiligen die in geheel Acbaie
3.zijn: genade zij u en vrede
van God onzen Vader en den
Heer Jezu* Christua.
3.    Geloofd zij de God en Va-
der oazea Heeren Jezus
Christua, de Vader der barm-
hartighedeii en de God aller
4. vertroosting, die ons ver-
troost in al onte verdruk\'
king, opdat wij zouden kuu-
nen vertroosten degenen die
in allerlei verdrukking zijn,
door de vertroosting met
welke wij zelve van God ver-
Ti. trooat worden; want gelijk
het lijden van Christus over-
vtoedig ia in ons, aUoo ia
ook door Christus onze ver-
li. troosting overvloedig. Doch
\'t zij dat wij verdrukt wor-
den, het ia tot uwe vertroos.
ting en zaligheid, die ge-
werkt wordt in de l.jdzanm-
heid van hetzelfde lijden \'t
welk wij ook lijden; \'t zij
dat wij vertroost worden, het
is
tot uwe vertroosting en
7. zaligheid; en onze hoop van
u ia vaat, als die weten dat
gelijk gij gemeenschap hebl
aan het lijden,gij ook alzóó
gemêêmckap hebt a&u de ver-
troost ing,
s. Want wij willen niet, broe-
ders, dat gij onwetend zijt
van onte verdrukking die
-ocr page 255-
,\'UlféltS-J.                                S47
kfng en benaauwdheid des
harten met vele tranen ge-
achreven, niet opdat gij
zondt bedroefd worden, maar
opdat gij de liefde zoudt ver-
staan die ik overvloedig tot
u heb.
Ti. Doch Indien iemand be-
droefd heeft, die heeft niet
mij bedroefd, maar ten deele
(opdat ik hem niet bezware)
fi.ulieden allen. Den zooda.
nige is deze bestraffing ge-
noeg, die van velen geschied
7. t\'i i atzoo dat gij daarentegen
hem liever moet vergeven en
vertroosten, opdat de zooda*
nige door alte overvloedige
droefheid niet aoms worde
8.verslonden. Daarom bid ik
u dat gij de liefde aan hein
9.bevestigt; want daartoe heb
ik ook geschreven, opdat ik
uwe beproeving mogt ver-
staan, of gij in alles ge-
10. hoorzaam zijt. Uien gij nu
iets vergeeft, dien vergeef ik
óók; want zoo ik ook iets
vergeven heb. wien ik ver-
geven heb, heb ik \'t vergeven
om uwentwil, voor het aan-
gezlgt van Christus, opdat
de satan over ons geen voor*
11. deel krljge; want zijne ge-
dachten zijn ona niet on-
bekend.
12.     Voorts als ik te Troas
kwam om het evangelie vau
Christus te prediken, en als
mij een deur geopend was
in den lieer, zoo heb ik
geen rust gehad voor mijnen
geest, omdat ik Titua mij-
13. nen broeder niet vond; maar
afscheid van hen genomen
hebbende, vertrok Ik naar
Macedonië.
14.     Kn Gode zij dnnk, die ons
altijd doet triomferen in
Christus, en den reuk zijner
kennis door ons openbaar
li. maakt in alle plaatsen, want
wij zijn Gode een goede renk
van ChristuB, iu degenen die
zalig worden eu in dege-
16. nen die verloren gaan: de*
2 CORlNr
tot u komen, ra van ulieden
naar Jud<*a geleld worden.
17, AU ik dan dit voorgenomen
heb, heb ik ook ligtvaardig-
hetd gebruikt? Of neem ik
naar bet vleesch voor, \'t
geen ik voorneem, opdat bij
mij zoude vezen ja ia, en
18. neen neen ? Doch God ia ge-
trouw, dat ons woord\'t welk
tot U t> gru-hie-t niet tB ge-
1-i.wppBt ja en neen; want de
Zoon Gods Jezus Christus,
die onder u door ons is ge-
predlkt, namelijk door mij
en Silvanus en TimotheüB,
waa niet jaen neen, maar t*
20. geweest ja j u hem; want zoo-
vele beloften Gods ala er
zijn, die iljn in hem ja, en
zijn in hem amen, Oode tot
31, heerlijkheid door ons. Maar
die ona met u beveatigt in
Christus, en die ona gezalfd
2*3.heeft, ia God; die ona ook
heeft verzegeld , en het on-
derpand des Geeates in onze
83. harten gegeven. Doch ik
roep God aan tot eeo ge-
ruige over mijne ziel, dat ik
om u te sparen nog te Co-
rinthe niet ben gekomen.
24. Niet dat wij heerschappij
voeren over uw geloof, maar
wij zijn medewerkere uwer
blijdschap: want gij staat
door het geloof.
HOOFDSTUK S.
1. Maar ik heb dit bij ratj-
zelven voorgenomen, dat ik
niet wederom in droefheid
2.tot n komen sonde; want
indien ik ulieden bedroef,
wie la \'t toch die mij zal
vrolijk maken, dan degeen
die van mij bedroefd is ge*
».worden? En dit heb ik u
geschreven, opdat ik ko-
mende niet zoude droefheid
hebben van degenen van
welk\' ik moest verblijd wor.
den: vertrouwende van u al*
len, dat mijne blijdschap u
4. aller hHjdschap la. Want Ik
heb ulieden uit veel verdruk-
-ocr page 256-
248                              S CORINT
zen wel een reuk des doods
tendoode, maar genen een
reuk des levens ten leven.
Kn wie is tot deze dingen
17.bekwaam? Want wij dragen
niet gelijk velen het woord
Gods te koop; maar als uit
opregtheid, maar als uit
God, in de tegenwoordig\'
beid Gods, spreken wij het
in Christus.
HOOFDSTUK 3.
1.      Beginuen wij onstetve we.
derom » aanteprijzen ? Uf
behoeven wij ook, gelijk
sommigen, brieven van aan-
beveling aan u, of brin-eë
2. van aanbeveling van u? Gif-
lieden zijt onze brief, ge-
schreven in onze harten,
bekend en gelezen van alle
\'i. raenschen, als die openbaar
zijt geworden dat gij een
brief van Christus zijt, en
door onzen dienst bereid, die
geschreven is niet met inkt
maar door den Geest des Ie.
venden Gods, niet insteenen
tafelen maar in vleescben
tafelen des harten.
t. Rn zoodanig eenvertroit-
wen hebben wij door Chris.
ii.tus bij God. Niet dat wij
van ouszelvc bewaam zijn
iets te denken ala uit ons-
zelve, maar onze bekwaam-
6. hcid is uit God; die ons ook
bekwaam gemaakt heeft om
te zij o dienaars des nieuwen
testaments, niet der letter
maar des Geestes; want de
letter doodt, maar de Geest
7. maakt levend. En indien de
bediening des doods, in let.
tera bestaande en in steenen
Ingedrukt, in heerlijkheid is
geweest, alzon dat de kin-
deren Israela het aangeztgt
van Mozes niet konden sterk
aanzien om de heerlijkheid
zijns aangezigts, die teniet-
3.gedaan zoude worden, hoe
zal niet veelmeer Je bedie.
ulng des Ueestes in In-er.
S.lijkbeid njn\' Want indien
ÏIIHS 3, 4.
de bediening der verdoemt^
nis heerlijkheid geweest is,
veelmeer is de bedien in* der
rcirtvaiinliithi\'iii overvloedig
lO.tn heerlijkheid. Want ouk
het verheerlijkte is zelfs niet
verheerlijkt in dezen deele,
ten aanzien van deze uitne.
11. mende heerlijkheid. Want
indien \'t geen tenietgedaan
wordt in heerlijkheid was,
veelmeer is hetgeen blijft in
heerlijkheid.
13. Dewijl wij dan zoodanige
hoop hebben, zoo gebruiken
wij veel vrijmoedigheid iu *t
IS.spreken, en doen niet gelij-
kerwijs Hozes, die een dek*
sel op zijn aangezigt lelde,
opdat de kinderen Israela
niet zouden sterk zien op
het einde van betireen teniet •
1-t. gedaan wordt. Maar hunne
zinnen zijn verhard gewor-
den; want tot op den dag
van heden blijft hetzelfde
deksel in het lecen des ou-
den testamenta, zonder ont-
dekt te worden, hetwelk
door Christus tenietgedaan
Ki, wordt; maar tot den huidi>
gen dag toe, wanneer Mozes
gelezen wordt, list een dek-
10.sel oj) hun hart; doch zoo-
wanneer het tot den Beer
zal bekeerd zijn, zoo wordt
17. bet deksel weggenomen. IV
Heer nu is de üeest; en waar
de Geest des Ileeren is, al-
18. daar is vrijheid. En wij allen
met ongedekte» aangezigte
de heerlijkheid des Heereu
at» in een spiegel aauschou-
wende, worden naar hetzelf
de beeld in gedaante veran-
derd van heerlijkheid tot
heerlijkheid, als van des
lleeren Geest.
HOOFDSTUK 4.
1. Daarom dewijl wij deze
bediening hebban,, naar de
barmhartigheid die ons ge-
schiedia, zoo vertragen wij
2.niet, maar wij hebben ver*
worpen de bedekselen der
-ocr page 257-
9 CORINT
249
loofs hebben, gelijk er ge-
schreven Il: I k h e b g e-
1 "ii id, daarom heb ik
gesproken, zoo gelooven
wij ook , daarom spreken wij
11. ook, wetende dat hij die den
Heer Jezus opgewekt heeft,
ook ons door Jezus zhI op-
wekken en met ulieden daar
l.ï.zsl stellen. Want al dezedin-
gen zijn om unentwil, opdat
de vermenigvuldigde genade
door de dankzegging van ve-
len overvloedig worde ter
heerlijkheid Gods.
16.      Daarom vertragen wij
niet; maar hoewel onze uit-
wendige menach verdorven
wordt, zoo wordt nogtans
de inwendige vernieuwd van
17. dag tot dag. Want onze lig-
te verdrukking, die zeer
haast voorbijp(7«\', werkt ons
een gantch zeer uitnemend
eeuwig gewigt der heerlijk
IS. heid; dewijl wij niet aan-
merken de dingen die men
ziet, maar de dingen die men
niet ziet; want de dingen
die men ziet zijn tijdelijk,
maar de dingen die men niet
ziet zijn eeuwig.
HOOFDSTUK 5.
1. Want wij weten dat zoo
ous aardsche huis dezes ta-
bernakela verbroken wordt,
wij een gebouw van God
hebben, een huls niet met
handen gemaakt, maar
eeuwig in de hemelen.
.\'.Whui ook in dezen zuchten
wij, verlangende met odzc
woonstede die uit den he-
iiii\'t is overkleed te worden,
3. zoo wij ook bekleed en niet
naakt zullen gevonden wor-
..den. Want ook wij die in
dezen tabernakel zijn,zu(*h-
tfii bezwaard zijnde; naar-
demaal wij niet willen ont-
kleed maar overkleed wor-
den, opdat het sterfelijke
van het leven verslonden
ó. worde. Die ons nu hiertoe
bereid heeft ia God, die ons
schande\', niet wandelende
in arglistigheid, noch het
woord Gods vervalscbende,
niHttr door openbaring der
waarheid onttelve aange*
naam makende bij alle con-
scie ni ieu der menst\'hen , in
de tegenwoordigheid Gods.
>>. Doch indien ook ons evan-
gelie bedekt is, soo is het
bedekt in degenen die verlo-
I- ren gaan \\ in dewelke de god
dezer eeuw de zinnen ver-
blind heelt, namelijk der on-
geloovigen, opdat hen niet
hestrale de verlichting van
het evangelie der heerlijk-
heid van Christus, die het
\'•beeld Gods is. Want wij pre-
diken niet onszelve, maar
Christus Jezus den Heer; en
onsselve, dat ieij uwe dtena-
\'< ren lijn om Jezus wil. Want
God die gezegd heelt dat het
licht uit de duisternis zoude
"t\'bijnen, is degeen die in
onze hnrtep geschenen heeft,
om te geren verlichting van
de kennis der heerlijkheid
Gods in bet aaugetigt van
_ Jezus Christus.
«". Maar wij hebben dezen
schat in aarden vaten, op-
dat de uitnemendheid der
kracht zij Gods en niet uit
s. ons: ui* die in alles verdrukt
worden doch niet benasuwd ,
twijt\'elmoedig doch niet mia-
-\'- moedig, vervolgd doch niet
daarin verlaten, nederge-
worpen doch niet verdor-
• \'••\'il. altijd de dooding des
Meeren Jezus in het I)g-
chaam omdragende, opdat
ook het leven van Jezus in
ons ligchaam zonde geopen-
l\'-baard worden. Want wij die
leven worden altijd in den
dood overgegeven om Jezus
wil, opdat ook het leven
v«n Jezus In ons sterfelijk
vleeach zoude geopenbaard
l« worden. Zoo dan de dood
werkt wel in ons, maar het
1-t. leven in ulieden. Dewijl wij
nu deuzelfden geest des ge-
-ocr page 258-
rmïRs e.
360                                 2 CORllvl
ook het onderpand de* Gees*
tes gegeven heeft.
«. Wij htbben dan altijd
goeden moed, en veten dat
wij inwonende in bet lig*
chaam, uitwonen van den
7. Heer; (want wij wandelen
door geloof en niet door aan-
H.schouwen); maar wij heb-
ben goeden moed, en heb-
ben meer behagen om uit
het ligchaam uiitewonen en
bij den Heer intewonen.
9, Daarom ?.ijn wij ook zeer
hegeerig, hetzij inwonende
hetzij uitwonende, om hem
10. welbebaieMjk te sijn. Want
wij allen moeten geopen-
baard worden voor den reg-
leratoel van Christus, op-
dat een iegelijk weirdrage
\'I geen door het ligchaam
getchitdt, naardat bij ge-
daan heeft, hettij goed het-
sij kwaad.
11.     Wij dan wetende den
•chrik dee Heeren, bewegen
de menschen tot bet geloof,
en iijn Oode openbaar ge-
worden ; doch ik hoop ook
in uwe conscienti*-ri geopen.
13. baard te zijn. Want wij
prijzen onszelve u niet we*
derom aan, maar wij geven
ii oorzaak van roem over
on», opdat gij utof zoudt
hebben tegen degenen die
in het aangezigt roemen en
l.\'i. niet in het hart. Want \'t zij
dat wij uitzinnig zijn, wij
zijn \'t Gode; \'t zij dat wij
gematigd van zinnen zijn.
1 I. wij zijn \'t ulieden. Want de
Helde van Christus driniet
li.<niK: hIb die dit oordeelen,
dat indien een voor allen
gestorven is, zij dan allen
gestorven sijn; en hij is *oor
allen gestorven, opdat •.•••.e.
nen die leven niet meer
ziohselven zouden leven.
maar dien die voor heu ge-
16-storveu en opgewekt is. üou
dan wij kennen van nu aan
niemand naar het vleesch;
rn indien wij ook Christus
naar het vleesch gekend
hebben, nogtans kennen
wij hem nu niet meer naar
krt rlerarh.
17. Xoo dan indien iemand in
Christus is, die i« een nieuw
schepsel; bet oude is vnnr-
bijgegaan, zie, het is alles
IK. nieuw geworden. En al deze
diugen zijn uit God, die ons
niet zichzelven verzoend
heeft door Jezus Christus,
en ona de bediening der
verzoening gegeven heeft,
19. want God was in Christus
de wereld met zichzelven
verzoenende, hunne zonden
hun niet toerekenende, en
beeft het woord der verzoe*
80. ning in ons gelegd. Zoo
zijn wij dan gezanten vmi
Christus wege, alsof God
door ons bade: wij bidden
van Christus wege. laat it
Cl. met God verzoenen. Want
dien die geen zonde gekend
heeft, heeft hij zonde voor
ons gemaakt, opdat wij zou-
den worden regt vaardig beid
Gods in hem.
HOOFDSTUK *(.
1. En wij ais medearbeideude
bidden u ook, dat gij de ge-
nade Gode niet tevergeefs
moogt ontvangen hebben;
S. want hij zegt: 1 u d e n a a n-
" genanten tijd heb ik u
verhourd, en in den
dag der zaligheid heb
ik ii geholpen: zie, nu
ia \'t de welaanxename tijd,
zie, nu is \'t de dag der zalig-
3. heid. Wij geven geen a»n-
stoot in eenig ding, opdat
de bediening niet gelasterd
4. worde; maar wij als dienaars
Gods maken onszelve in al-
les aangenaam, in veel ver-
draagiaamheid, in verdruk\'
kingen, in nooden, in be-
ft.n.i&uwdbeden, In slagen, in
gevangenissen, in beroer-
ten, iu arbeid, in waken, in
f>. vasten, in reinheid, in ken-
ms* in lankmoedigheid, in
-ocr page 259-
3 C0RINTH1ËRS 7.                                 Söt
xuit mij tot zonen en
dochterensijn,zegtde
Heer de A 1 m a g t i \\z e.
HOOFDSTUK 1.
goedertierenheid,Heiligen Geest,
7. veinsde liefde, Inder waarheid, in
Gods; door de wapenen der
geregtigheid aan de regier-
\\rnain de linkerzijde, door
eer en oneer. door kwaad ge-
nii\'ht en goed gerucht; als
verleiders en nogtant waar-
\'J.acbtigen, als onbekenden en
nogfan* bekend , als sterven\'
de en zie wij leven, als ge-
lil.tuchtigd en niet gedood, als
droevig zijnde doch altijd
blijde, als armen doch velen
rijk makende, als niets heb-
bende en nogtant alles bezit
tende.
11. Onze mond is opengedaan
tegen u o Corinthtërs, ons
l\'.hart is uitgebreid: gij zijt
niet Daauw in ons, maar (ij
zijt naauw in uwe ingewan-
lS.deoi nu, hm dezelfde vergel-
ding /e doen,(ik spreek als tot
mijne kinderen), zoo wordt
gij ook uitgebreid.
11. Trekt niet een ongelijk juk
aan met de ongeloovjgen;
want wat deelgenootschap
heelt \'ir geregtigbeid met de
ongeregtigheid, en «at ge-
meenschap heeft bet licht
Is. met de duisternis ? K n wat te-
eamensteiuming heeft Chris,
tus met Belial, of wat deel
heeft de geloovue met den
l*, ungeloovige ? Of wat teza-
menvoeging heeft de tempel
Gods met de afgoden ? Want
titf zijt de tempel des leve».
den Gods, gelijkerwijs God
gezegd heeft; Ik zal ir
neuwonenenikzalon
der«enwandelen,enik
talhuu God zijn en zij
zullen mij een volk
i/./.i] n. Daarom gaat uit
hetmiddenvan hen en
scheidt u af, «egt de
tl eer, en raakt niet
aan\'t geen onrein ia,
en Ik lal ulieden aan-
Knemen, en ik zal u tot
een Vader xijo, en gijl
1. Dewijl wij dan deze belof-
ten hebben, geliefden, laat
ods onsxelve reinigen van
alle besmetting des vleesehes
en des geestes, voleindi-
gende de heiligmaking in
de vreese Guds.
-. Geeft ons plaats : wij heb-
ben niemand verongelijkt,
wij hebben niemand verüor-
ven, wij hebben bij niemand
3. ons voordeel gezocht. Ik
zeg dit niet tot uwe veroor*
deeling; waut ik heb tevo*
ren gezegd dat gij in onze
harten zijt, om tezamen tt
sterven en tezamen te leven.
4.  Ik heb veel vrijmoedigheid
in \'t spreken tegen u, ik heb
veel roem over u; ik ben ver*
vuld met vertroosting, ik
ben zeer overvloedig van
blijdschap in al onze ver-
drukking.
b. Want ook als wij in Mace*
«lome gekomen sijn, zoo
heelt ons vleescb geen rust
gehad, maar wij waren tn
alles verdrukt; van buiten
was strijd, van binnen vrees.
tj. Doch bod, die de nederigen
vertroost, heeft ons getroost
door de komst van Titus;
7. en niet alleen door zijne
komst, maar ook door de
vertroosting met welke hij
over u vertroost is geweest,
als hij ons verhaalde uw ver*
langen, uw kermen, uwen
ijver voor mij; alzoo dat ik
temeer verblijd ben ge*
weest.
s. Want hoewel ik u in den
zendbrief bedroefd heb, \'t
berouwt mij niet, hoewel
het mij berouwd heeft; want
ik zie dat die zendbrief, hoe-
wel voor een kleinen tijd , u
9. bedroefd heeft: nu verblijd
ik mij, niet omdat gij be*
droefd zijt geweest, maar
-ocr page 260-
2 C0R1NTH1ËRS 8.
253
omdat gij bfdroefd zijt ge-
weeat tot bckeerlng; want
gij zij* bedroefd geweest
naar Ood, xoodat «ij in geen
ding schade van ona gele-
lu.den hebt. Want de droefheid
naar God werkt een onbe-
rouwelijke bekeering tot za-
ligheid, maar de droefheid
der wereld werkt den dood.
U. Want zie, dit, dat gij naar
God zijt bedroefd geworden,
hoegroote naarstigheid heeft
het in u gewerkt, ja ver-
antwoording, ja onlust, ja
vrees, ja verlangen , ja ijver,
ja wraak: in alles hebt gij
uzelve bewezen rein te zijn
in deze zaak.
12,     Hoewel ik dan aan u ge<
schreven heb, dat is niet om
diens wil die onregt gedaan
had, noch om diens wil wien
onregt gedaan was, maar
opdat onze zorg voor u open
baar bij u zoude worden, ir
de tegenwoordigheid Gods.
13, Daarom zijn wij vertroost
geworden over uwe vertroos-
ting; en zijn nog overvloede
ger verblijd geworden over
de blijdschap van Titus, om-
dat zijn geest van u allen
11. verkwikt is geworden; want
indien ik iets bij hem over
u geroemd heb, zoo ben ik
niet beschaamd geworden;
maar gelijk wij alles met
waarheid tot u gesproken
hebben, alztui is ook onze
roem dien ik bij Titus ge.
rorind heb
waarheid gewor-
lit.den. En zijne innerlijke be-
wegingen zijn te overvloedi-
ger jegens u , als hij u aller
gehoorzaam beid overdenkt,
hoe gij hem met vrees en
lti. beven hebt ontvangen. Ik
verblijd mij dan dat ik in
alles van u vertrouwen mag
hebben.
HOOFDSTUK H.
1. Voorts maken wij u be-
kend, broeder*, de genade
Gcde die in de gemeenten
van Macedonië gegeven 1«:
2.dat in veel beproeving der
verdrukking de overvloed
hunner blijdschap en hunne
zeer diepe Hrinoede overvloei
dig geweest is tot den rijk*
dom hunner goeddadigheid.
\'i. Want zij lijn naar vermogen
(ik betuig \'t) ja boven ver-
4.mogen gewillig geweest, ons
inet veel vermaning bidden-
de, dat wij wilden aannemen
de gave en de gemeenschap
dezer bediening die voor dp
5. heiligen geschiedt; en zij
deden
niet alleen gelijk wij
gehoopt hadden, maar ga-
ven zichzelve eerst aan den
Heer en daarna aan ons,
(i.door den wil Gods: aUoo
dat wij Titus vermaanden,
dat gelijk hij tevoren begon-
neu had, hij ook alzoó nog
deze gave bij u voleinden
zoude.
7* Zoo dan gelijk gij in alles
overvloedig zijt, in geloof en
in woord en in kennis en in
alle naarstigheid, en innwe
liefde tot ona, ziet dat gij
ook in deze gave overvloedig
tt.sijt. Ik zeg dit niet als ge-
biedeude, maar als door de
naarstigheid van anderen
ook de opregtheid uwer lief-
9. de beproevende; want gij
weet de genade onzes Hee-
ren Jezus Christus, dat hij
om uwentwil is arm gewor-
deu daar hij rijk was, opdat
n \\i door zijue armoede soudt
10.rijk worden, hu ik zeg in-
dezen mijne meening: waut
dit is u oorbaar, als die niet
alleen het doen inaarook het
willen sedert een jaar tevo-
11. ren hebt begonnen ; maar nu
voleindigt ook het doen, on-
dat gelijk als er geweest is de
volvaardigheid des gemoeds
om te willen, er ook alzo"
zij het voleindigen uit het*
1\'J. geen gij hebt. Want indien
tevoren de volvaardigheid
dea gemoeds daar is, zoo is
iemand aangenaam naar \'t
-ocr page 261-
2 COKINT
geen bij heeft, niet uuur \'t
13.geen hij niet heeft. Want
dit xeg ik niet opdat anderen
souden verligt ing hebben,
I-I.en gif verdrukking; maar
updat uit gelijkheid, in de-
sen tegeuwoordigen tijd, uw
overvloed zij om hun gebrek
te vervullen; opdat ook hun
overvloed nj om uw gebrek
te verruilen, opdat er gelijk-
ir». beid worde; gelijk geschre-
ven ia: Wie veel rer-
zu meld had, had niet
over, en wie weinig
verzameld had, had
n iet te weinig.
16.     Doch Oode zij dank, die
dezelfde namratigheid voor u
in bet hart van Titua gege-
17. veu heeft , dat hij de verina-
ning heeft aaugeoomen, en
teer naarstig zijnde gewillig
IS. tot 11 gereisd is. Kn wij heb-
ben ook met hein gezondeu
den broeder, die lof beeft in
het evangelie door al de ge-
ly. meenten; en dat niet alleen,
maar hij ia ook van de ge-
meenteu verkoren, om met
ona te reizen met deze gave,
die van uur bedieud wordt
lot de heerlijkheid des Hee«
reu selven en de volvaardig-
\'<> in-ui uwa geinoeds: dit ver-
hoedende, dat ons niemand
moge lasteren in dezen over
vloed die van ons wordt be-
•l.diend: als die bezorgen \'t
geeu eerlijk la, niet alleen
voor den lieer inaar ook
22. voor de meuschen. Wij heb-
ben ook met hen gezonden
onzen broeder, welken wij
in vele dingen dikwijls be.
proefd hebben dat hij naar
stig is, en nu veel naarstigcr
door het groot vertrouwen
dat hij heeft tot ulieden.
-"<. H ft zij il/m Titus , hij is mijn
medgeiel en medearbeider
bij u; hetzij onze broeders,
zij zijn afgezanten der ge-
meenten ea een eer van
•4, Christus. Bewijst dan aan
hen de bewljting uwer liefde
H1ËKS9.                                 2iS
en van onzen roem van u,
ook voor het aangezigt der
gemeenten.
HOOFDSTUK ».
I. Want van de bediening die
voorde heiligen gezchiedt ia
het mij onnoodig aan u te
2.schrijven; want ik weet de
vol vaardig heïd uwa gemoed*,
van welke ik roem over 11
bij de MacedoniPrs, dat
Acbaje sedert een jaar be
reid is geweest, en de ijver
van u begonnen heeft er ve-
3. len opgewekt. Maar ik Leb
deze broeders gezonden, op-
dat onze roem dien wij over
u hebben niet zoude ijdel ge-
maakt worden in dezen deeïe,
opdat (gelijk ik gezegd heb)
4. gij bereid moogt zijn , e* dat
niet mogelijk zoo de Mace-
doniéra met mij kwamen en
u onbereid vonden, wij (op-
dat wij niet zeggen gij) be-
achaauid worden in dezen
vatten grond van roemen.
5.Ik heb dan noodig geacht
deze brueders Ie vermanen,
dat zij eerst tot u zouden ko-
uien, en voorbereiden uwen
tevoren aangedienden xe-
gen; opdat die gereed zij al-
zoo als een zegen , en uiet
als eene vrek beid.
6. En dit ï\'v ik, wie apaar-
zaam zaait zal ook spaar-
zuam uiaaijeu, en wie In ze-
geniugen zaait zal ook in
7.zegeningen maaijen. Ken le-
gelijk d»e gelijk hij in ;\'"\'
hart voorneemt, niet uit
droef beid of uit nooddwang ;
want God heeft een blijnuie-
8. dlgen gever lief. Kn God ia
magtig alle genade te doen
overvloedig zijn iuu,«P\'lHt
gij in alles altijd alle ge-
noegzaamheid hebbende, tot
alle goed werk overvloedig
9. moogt zijn, gelijk er ge-
achrevenia; Hij heeft ge*
Iatrooid, hij beeft den
armen gegeven, zijne
geregtlgheid blijft
-ocr page 262-
HIÊRS in.
vangen leiden tot de gehoor-
fi. zaambeid van Chriatua, rn
.gereed hebben \'t geen dient
om te wreken alle onge-
hoorzaamheid, wanneeruwe
gehoorzaamheid zal vervuld
zijn.
7.     \'Met xij dan wat voor
oogen is ? Indien iemand bij
xichselven betrouwt dat hij
van Christus is, die denk e
dit wederom uit zicbzelven ,
dat gelijkerwija hij van
Chrlalits la, alzóó wij óók
8. van Christus zijn. Want in-
dien ik ook ieta overvloede
ger zoude roemen van onze
magt, welke de Heer ons
gegeven heeft tot stichting,
en niet tot uwe nederwer-
ping, zoo zal ik niet be-
!>. sehaamd wordeu i opdat ik
niet zoude schijnen alaof ik
u door de brieven wilde ver-
lil.schrikken. Wanl de brieveu
(zeggen zij) zijn wel gewipt ig
eu krachtig, maar de tegeu-
wonrdigheid des ligcuaama
is zwak en de rede is verach-
11.lelijk. Dezulke bedenke dit,
dat hoedauigeu wij lijn in
het woord door brieveu als
wij afwezig zijn, wij ook
xoodanigeu zijn in de daad
als wij tegenwoordig siiu.
12. Want wij durven onsielve
niet rekeneu of vergelijken
met sommigen die zicuielve
prijzen; maar de*e verstaan
niet dat zij xiclizr-Ive met
zichzelve meten en zichzel-
vi\' met zicbielve vergelijken.
13. Doch wij zullen niet roemen
builen de maat, maar daarin
dat wij naar de maat des re-
gels, welke maat God ons
toegedt-eld heeft, ook tot u
14.loe zijn gekomen; want wij
strekken onszelve niet ie
wijd uit, als die tot u niet
zouden komen; want wij
zijn ook gekomen tot u tof
in het evangelie van Chris*
15. tui niet roemende buiten
de maat iu anderer arbeid,
maar hebbende koop, al*
lO.in eeu wi gheïd. Doch die
het 7.HH.1 den zaaijer ver-
leent , die verleenenok brood
tot spijs, en vormenlgvul•
dlge uw zaaisel, en vernieer-
dere de vruchten uwer «t\'-
ll.regtigbeid; dat gij in alle*
rijk wordt tot allegoeddadig*
heid, welke door om werkt
1?. dankzegging tot God. Want
de bediening van dezen
dieuat vervult niet alleen het
gebrek der heiligen, maar ia
ook overvloedig door vele
Kt. dankzeggingen lot God ; de-
wijl xij door de beproeving
dezer bediening Qod verheer-
lijken over de onderwerping
uwer belijdenia ouder bet
evangelie van Chriatua, eu
nrer de goeddadigbeld der
luededeellng aan ben en san
14. allen; en door hun gebed
voor u, welke naar u verlan-
gen, om de uitnemende ge.
I», nade Goda over u. Doch Go
de zij dank voor zijne onuit.
apreketijke gave.
HOOFDSTUK IO.
I. Voorla ik 1\'aulus zelf bid
u door de zachtmoedigheid
eu gordert iereu beid van
Cbrhtua, die tegenwoordig
zijnde wel gering ben onder
u, maar afwerend stout ben
S.tegen u; ik bid dan, dat
ik tegenwoordig zijnde niet
atout mag zijn met die vrij-
ïnoedigheid, waarmede ik
geacht word stoutmoedig
gehandeld te hebben tegen
sommigen, die oua achteu
alsof wij naar het vleesch
:t.wandelden. Want- wande»
lende in bet vleesch voeren
wijden krijg niet naar hel
4.vleeach; waut de wapenen
van onsen krijg zijn niet
vleeschelijk, maar krachtig
door God tot nederwerping
f>.der sterkten; dewijl wij de
overleggingen ternederwer-
pen, en alle boogte die zich
verheft legen de kennis
Uods, en Alle gedachte ge-
-ocr page 263-
2 CORINTHlfiKS 11.
uw geloof zal gewassen
zijn, dat wij onder ulieden
overvloedig zullen vergroot
«orden uatr omen regel,
Ifi.om het evangelie te ver kon.
dlgen in de/>laatten die ami
gene jijde van u gelegen
\'ij", niet ora te roemen in
eens anders regel over bet-
, ,\'. iCt->\'ti aireede bereid i(». Doch
wie roemt, die roeme
is.in den lieer; want niet
wie sichzelven prijst, inaar
wien de Heer prijst, * 1 i<- is
beproefd.
HOOFDSTUK II.
I. Ocbofgij mij een weinig
«rrdroegt in de onwijsheid;
-\'.jn ook verdraagt mij. Want
ik ben ijverig over u met een
Ijver Gods ; want ik heb ulfe-
den toebereid, om u ah een
reine maagd aan lenen man
voortestelleu, namelijk aan
XChrisma; doch ik vrees dat
hoiui gelijk de slang Eva
door bare arglistigheid be-
drogeu heeft, alzóó uwezin-
itt*u bedorven wordeu, om
u/tewijken van de eenvomlig-
J.heid aie in Christus is. Want
indien degcen die komt een
undereu Jezus predikte, dien
wij niet gepredikt hebbeu,
of indien gij een anderen
Geest ontvingt, dien gij niet
hebt ontvangen, of eeu a-u.
der evangelie, dat gij niet
hebt aangenomen, zoo ver-
droegt gij hem met regt;
•\'• want ik acht dat ik nergens
minder in ben geweest dan
de uitnemendste apostelen.
\'. I. ii indien ik ook onbedre*
ven beu in woorden , nogtans
ben ik \'t niet in wetenschap;
inaar allezins zijn wij in alle
dingen onder u openbaar
geworden.
»• Heb ik zonde gedaan, als
>k mijzelven veruederd heb
opdat kiI zoudt verhoogd
worden, overmits ik u het
evangelie Gods oiuniet ver-
B. kondigd heb ? Ik heb andere
gemeenten beroofd, bezol -
diging fan haar nemende
om u te bedienen; en als ik
bij u tegenwoordig waa en
gebrek had, ben ik niemand
9.lastig gevallen; want mijn
gebrek hebbeu de broeders
vervuld die van Macedonië
kwamen; en ik heb mijzel*
ven in alles gehouden tonder
u te bezwaren, eu zal mij
W.nag ateoa houden. De waar-
heidvan Christus is in mij,
dat deze roem in de ge-
westen van Achaje aan mij
niet zal verhinderd worden.
11.Waarom? Is \'t omdat ik u
niet liefheb? God weet het.
12.  Maar wat ik doe, dat zal ik
nóg doen, om de oorzaak
al\'tesnijdeii dengenen die
oorzaak hebben willen, op-
dat zij in \'t geen zij roemen
bevouden mogten wordeu
13. gelijk als wij. Want zulke
valscbe aposteleu zijn bc
driegelijke arbeiders, zich
veranderende in apostelen
14,van Christus. Enhetisgeeu
wonder; want de satan zelf
verandert zich in een engel
IS.di\'n lichts; zoo is \'t dan niets
groots indien ook sijne die-
naars zich veranderen als
waren ze dienaars der ge-
regtigheid, van welke bet
einde zal zijn naar hunne
werken.
16. Ik zeg wederom, dat nle-
mand nieeue dat ik onwijs
ben ; doch zoo niet, neemt
mij dan aan ala ren onwtj.
se, opdat ik óók eeu weinig
17-magroeiueu. Wat ik spreek,
spreek ik niet naar den
Heer, inaar als in onwijs-
ueid, in dezen vasten grond
iS.van roemen. Dewijl veleu
roemen naar het vleesch,
19. zoo zal ik óók roemen. Want
gij verdraagt uaarue de on-
wijzen, dewijl gij wijs zijt;
20. want gij verdraagt het zoo
iemaud u dienstbaar ïuaakl,
zoo iemand \'t opeet, zoo
iemand ran a neemt, zoo
-ocr page 264-
256                                2 CORINTHlERS 12.
cenera, willende mij van-
:u.gen; en Ik werd door een
venster in een mand over den
muur nedergelaten, en onl-
vlood zijne handen.
HOOFDSTUK 12.
1. Te roemen is mij waarlijk
niet oorbaar; want ik zal
komen tot gezlgten en opeu-
2.baringen des Heeren. Ik
ken een raensch in Christus,
vóór-.eertten jaren, (of het
yeackied zij iu bet ligchaaiu
weetik niet, of buiten het
ligchaaiu , weet ik niet, God
weet het), dat de zoodanige
opgetrokkeu is geweest tot hi
:*. den derden hemel; en ik ken
een zoodanig meunen, (ut\'
het iu liet ligchaaiu of hui-
tfn bet ligchaaiu atachied
tij
weet ik niet, God weet
1. het), dat hij opgetrokken is
geweest in bet paradijs, eu
geboord heeft onuitapreke-
lijke woorden, die het eeu
meuarh niet geoorloofd ia Ie
ft. spreken. Van den zoodanige
zal ik roemen,doch van mij-
zelven zal ik niet roemen
dan iu mijnt\' swakbedeu.
fi.Want zoo ik roemen wil, ik
zal niet onwijs zijn, waut
ik zal de waarheid zeggen ;
maar ik onthoud mij duur-
van,
oudat niemand van mij
denke boven hetgeen bij
ziet dat ik ben, of dat hij
7.  uit mij hoort. En opdat ik
mij door de uitnemendheid
der openbaringen niet zoude
verheffen, zoo is mij gegeven
een scherpe doorn in bet
vleesch, namelijk een engel
dessatana, dat hij mij met
vuisten slaan zoude, opdat
ik mij nier zoude verheffen.
8.  Hierover heb ik den Heer
driemaal gebeden, opdat hij
9.van mij zoude wijken; en
bij heeft tot mij gezegd:
Mijne a;euade Is u genoeg,
want mijne kracht wordt in
zwakheid volbragt. Zoo zal
ik dan veel liever roemen i»
zich iemand verheft, zoo
Iemand u in hel aaugezlgt
21. slaat. Ik ie* dit nur oneer,
alsof wtf «wak waren ge-
weest; maar waarin iemand
atout ia, (ik spreek in on.
wijaheid), duarnt beu ik dók
:J......it. /.iji. lij II.-l.n-rn> Ik
ook. Zijn tij Israeliten ? Ik
onk. Zijn \'ij bet geslacht
2.\'t. Abrahams? Ik ook. Zijn zij
dienaars van Christus? (ik
npreek onwijs lijnde:) ik
ben boven hm: in arbeid
overvloediger , in slagen uit-
neint-nder, in KKi»iii{i\'it!Mi,]i
overvloediger, in doods0f>-
H.raar menigmaal, van de Jo-
den beb ik veertig alagen
min e>n vijfmaal outvan-
2.ri. gen; driemaal ben ik met
roeden i^egeeseld geweest,
e>ns ben ik gesteenigd, drie
maal beb tk schipbreuk ge-
leden , een gaHHcken nacht
en dag heb ik op de diepte
36. duorgebragt; in \'t reizen
menigmaal in ui-vHrrn vau
rivieren, in gevaren van
moordenaHra, in gevareu van
mijn geslacht, In Kfmrrti
van de heidenen, in gevaren
in de stad, in gevareu in de
woeatijn, in gevaren op de
xee, in gevaren onder de val-
27-tebe broedera; in arbeid en
moeite, in waken menig-
maal, in honger en dom,
in vasten menigmaal, in
38, koude en naaktheid. Be-
halve de dingen die van lmi-
ten zij ii overvalt mij dage-
lljka de zorg van al de ge-
29.meenten. Wie ia er zwak,
dal ik niet zwak heu ? Wie
wordt er geërgerd, dat Ik
\'m. niet brand r Indien nteu
lunet roemen, zoo zal ik
roemen de dingen mijner
Hl.zwakheid. De God en V «der
onzen Heereu Jezus Chris*
tus, die geprezen ia in eeti-
wigheid, weet dat ik niet
:<1. lieg. He stadhouder vau den
koning Arelaa in Damascus
bezette de stad der Danias
-ocr page 265-
\'HlfiKS 13.
2*7
•2 CORINT
mijne zwakheden, opdat de
kracht van Christus In mij
in.wnne. Daarom beb ik een
welbehagen in zwakheden,
in smaadkleden, in nooden,
in vervolgingen, in be-
naauwdheden, om Christus
wil; want ala ik zwak ben,
tl.ii» beu ik magtig.
II. Ik beu roemende onwijs
geworden: gif hebt mij gc-
noodzaakt; want ik behoor-
de van u geprezen te zijn;
want ik ben in geen ding
minder geweest dan de uit
nemendste apostelen, hoe-
l.\'.wi\'l Ik niets ben. De merk*
teekenen van een apostel
zijn onder u betoond in alle
lijdzaamheid , met leekenen
en wonderen en krachten.
13, Want wat is er waarin gij
minder se«eest zijt dan de
andere gemeenten, anders
dan dat ik zelf u niet lastig
beu geweest? Vergeeft mij
11.dit ongelijk. Zie, ik ben ten
derden male gereed om tot
u te komen, en zal u niet
lastig zijn; want ik zoek
niet het uwe maaru; want
de kinderen moeten niet
schallen vergaderen voor de
ouders, maar de ouders voor
I-i.de kinderen. Kn ik zal zeer
gaarne de konten doen, en
voor uwe zielen ten koste
gegeven worden; hoewel ik
u overvloediger beminnende
minder bemind word.
IR. Doch het zij zoo: ik heb n
niet bezwaard, maar alzoo ik
listig was, heb ik u met be-
l7.drog gevangen. Heb ik door
iemand dergenen die ik tot
u gezonden heb van u mijn
IK.voordeel gezocht? Ik heb
Titus gebeden, en den broe-
der ruedegezonden; heeft
ook Titus van u zijn voor-
deel getocht? Hebben wij
niet in denzelfden geest ge*
wnndeld ? Hebben wij niet
gewandeld in dezelfde voet.
lU.ftappen? Meent gij weder-
oin dat wij ons bij u veront-
schuldigen t Wij spreken in
ili\' tegenwoordigheid Gods
in Christus; on dit «liet,
geliefde» , tot uwe stichting.
iM.Want ik vrees, dat nis ik
gekomen tal zijn, ik u «min
niet zal vinden zoodanigen
;iU ik wil, en dal ik van u
zal gevonden worden zooda-
nig als gij niet wilt; dat er
soms xijn twisten , nijdighe-
den, toorn, gekijf, achtor-
klaii, oorblazimcen, npgebla*
l.zenneden, beroerten: opdal
wederom als ik zal gekomen
zijn, mijn God mij niet \\er-
nedere bij u, en ik rouw
hebbe over velen die tevoren
gezondigd hebben, en die
zich niet bekeerd zullm heb.
ben van de onreinigbeid en
hoererij en ontucht igueid
die zij gedaan hebbeu.
HOOFDSTUK 13.
1. Dit is de derde maal dut ik
tot u kom: in den mond
vantweeofdrie g e t u i-
gen zal alle woord b*>.
2.staan. Ik heb hel tevoren
gezegd, en zeg het tevoren
als tegenwoordig zijnde de
tweede maal, en ik schrijf
net nu afwezend aan dege-
nen die tevoren gezondigd
hebben,en aan af de ande-
ren, dat zoo ik wederkom,
3. ik Aen niet zal sparen; de-
wijl gij zoekt een proeve van
Christus, die in mij spreekt,
welke in u niet zwak ia,
maar krachtig is onder u.
4, Want hoewel hij gekruist
is door zwakheid, zoo leeft
hij nogtans door de kracht
Goda; want ook wij zijn
zwak in hem, maar zullen
met hem leven door de
kracht Gods in u.
b. Onderzoekt uzelve of gij
In bet geloof zijt, beproeft
uzelve. Of kent gij uzelve
niet, dat Jezus Christus in
u is ? tenzij dat gU eenfg-
6. zins verwerpelijk zijt. Doch
ik hoop dat gij sult verstaan
-ocr page 266-
KRS 1.
zijnde gestrengheid zoude
gebruiken, naar demagt die
mij de Heer gegeven heeft
tot opbouwing en niet tot
nederwerping.
11.     Voort» broeders, xijt blij-
de, wordt volmaakt, zijt ge-
troost, zijt eensgezind, leeft
in vrede: en de God der Hei-
de en des vredes tal met u
12. zijn. Groet elkander niet een
heiligen kus. U groeten al
13.de heiligen. De genade de»
Heeren Jezus Christus en de
liefde Uods en de genieen-
achap des Heiligen Geestes
zij niet u allen. Amen.
•iü8                                     GALAT
dat •• 1\' niet verwerpelijk
7.lijn. Kn th wenach van God
dat gij iteen kwaad doet;
niet opilat wj] beproefd zou-
den bevonden worden, maar
opdat i;li bet goede xoudt
doen en «il als verwerpelijk
H.zouden xijn. Want wij ver-
mogen niet» tenen de waar-
beid, maar voorde waarheid.
9.Want wij verblijden on»
wanneer wjf zwak xijn en
jttf aterk zijt; en wij wen.
scben ook dit, namelijk uwe
II), volmaking. Daarom schrijf
ik afwexend deze dingen,
opdat ik niet tegenwoordig
I)K KRIEK VAN DEN APOSTEL PAULUS
G A L A ï I E R S.
HOOFDSTUK I.
I. I\'aulun een apostel {ger>w-
pen
niet van menschen, noch
door een menxch, maar door
Jezus Christus, eu God den
Vader die hein uit de dooden
•\'.opgewekt heeft), en al de
broeder» die met raïj zijn,
aan de gemeenten van Gn-
.T. lat ir: genade lij u en vrede
van God den Vader en ouzen
4, Heer Jexus Chnsius; die
zich tel ven gegeven beeft
voor onze zonden , opdat bij
on» trekken zoude uit deze
tegenwoordige booze we-
\' rcld, naar den wil van onzen
.i.tioii en Vader, denwelke zij
de heerlijkheid in alle eeu-
wigheid. Amen.
6. Ik verwonder mij, dat gij
zoo haast wijkende manden-
geen die u in de genade van 1
Christus geroeren heeft,
overgebragt wordt tot een
7.ander evangelie, daar er
geen ander Is; maar er zijn
sommigen die u ontroeren
en het evangelie van Chris-
H.tus willen verkeeren. Doch
al ware \'t ook dat wij, of
een engel uit den hemel u
een evangelie verkondigde
buiten \'t geen wij u verkon-
digd hebben, die zij ver-
9.vloekt. Gelijk wij tevoren
gezegd hebben, ion zeg ik
ook nu wederom: indien u
iemand een evangelie ver-
kondigt buiten \'t geen gij
ontvangen hebt, die zij ver-
0. vloekt. Want predik ik nu
de tuenscben of God ? Of
zoek ik menschen te beha-
gen ? Want indien ik nog
menschen behaagde, zoo
ware ik geen dienstknecht
van Christus.
1.     Haar Ik maak u bekend,
broedera.dat het evangelie
\'t welk van mij verkondigd
-ocr page 267-
ffKS 3.
GALATI
.\'.>\')
is iii»i i» nflüulrn mensch;
W.want ik heb ook hetzelve
niet van een mcnsth ont-
vangpn noch geleerd, maar
door de openbaring v»» Je-
13.IW CbriMU*. \\\\\'an( gij hebl
mijnen omgang itchoord die
ri Ti ij il» in lirt Jodendom
was, dal ik de gemeente
flnda uitermate vervolgde en
I (.dezelve verwoestte, en tint
ik in het Jodendom toenam
boven velen van mijiiPii OW\'
dcrdnm in mijn geslacht,
zijnde overvloedig ijverig
voor mijne vaderlijke inzet.
U.lingen. Maar wanneer het
(inde behaagd heelt, die mij
van den moederschoot ui
ii r i li afgezonderd, en ge-
roepen door zijne genade,
Ih.aijnen Zoon in mij te open-
baren, opdat ik denzelven
door het evangelie onder dr
heidenen zoude verkondi-
gen, zoo ben ik terstond
niet te rade gegaan met
l?.vleeprh en bloed, en ben
niet wedergegaan naarJeru.
ralcm tot degenen die vóór
mij apostelen wurm , ui aar ik
ging henen naar Arabic, eu
kerrde wederom naar Dn-
itt.njascu*. Daarna kwam ik
na drie jaren weder te Jeru-
zalem om Petrus Ie bezoe-
ken. en ik bleef bij hem
lv. vijftien dagen, eo tig geen
ander van de apostelen dan
Jacobtiii den broeder de»
\'M. Heeren. Hetgeen nu dat ik
il schrijf, zie, ik t/ettiiff voor
•I. God dat ik niet lieg. Daarna
ben ik gekomen in de gr-
wetten van Syrië en van Ci-
3J.Uüic, Kn ik was van >.»n<
gezlgt onbekend aan de
gemeenten in Judéa die
23. in Christus xijn ; maar zü
hadden alleen gehoord dat
mm zeide:
Degcen die ons
eertijds vervolgde verkon-
digt nu bet geloof \'t welk
34,M] eertijds verwoestte; en
ii.i verheerlijkten God in
Blij.
HOOFDSTUK «.
I. Daarna ben ik na veertien
jaren wederom naar Jeruta-
lera opgegaan mei Barna
bas, ook Tilus uicdegeno
".men hebbende; en ik ging
op door epn openbaring, rn
»telde hun hrt evangelie
voor dal ik predik onder dr
heidenen, eu in \'i bijzonder
dengfnen die in achting wa-
ren,npdal ik niet tomn Ie
vergeef* zoude loonen of j{c-
ü.looppn hebben. Maar uak
Tilus die met mij wan, een
Griek zijnde, werd niet gtt-
noodznakt zich te laten bc
1. snijden : en rf«/ oin den wil
der iugeslopen valsche ljroe-
ileren. die van terzijde mre-
koinen waren om te ver»pie-
den onze vrijheid die wij in
Christus Jezun hebben, op
dat zij ona zouden lot dienet -
.», baarheid brengen: voorwel.
ke wij ooli niet een uur zijn
geweken met onderwerping,
opdat de w aarheid dt a
evangelies bij u zoude ver
blijven.
6,     Én van degenen die ge-
acht waren wat te zijn , hne-
danigen zij eertijd* warm
verschilt mij niet; God
neemt den persoon des men-
schen niet aan; want die
geacht waren hebben mij
7. niets toegebragt: maar daar
ontwen, als zij /«gen dal
mij het evangelie der voor-
huid toebrtrouwd was, ge.
lijk aan Pelrus Hat der be-
8.*>uijdenis; (want die in 1>-
trus kraclitig werkte tot het
auoMel\'chan der betinijde-
lli, die werkte nok krachtig
in mij onder de heidenen) ;
9. en ala Jacobus en Cefat en
Johaunes, die geacht waren
pilaren te zijn, de genade die
mij gegeven was bekenden ,
gaten zij mij en Harnabaa
de rpffterAtTnd der gemeen-
schap, opdat v\\\\ tot de hot-
deuen en stf tot de bcsnij.
-ocr page 268-
GALATItRS .
lil.deuis lauden gaan; allren
dat wij de armen zouden ge-
denken, hetwelk ik mij ook
lifinitrKi ik-.| heb Ie doen.
II. Kn toen Petrus ie Autin-
chif gekomen was, weder*
stond ik hein in liet aans;e-
xlgt, omdat hij Ie bestraffen
18.WM. Want eer sommigen
van Jacobus gekomen «a<
ren , At hij mede met de hei-
denen ; maar toen zij geko-
inen waren, onttrok hi) tich
en scheidde xichzelven af,
vreezende degenen die uit
13. de besnijdenis waren , > n
ook de andere Joden veins
den inet hein, alzoo dal ook
Barnabas medeafgetrokken
werd door hun veinzen.
11. Maar Als ik zag dat zij niet
rèitt wandelden naar de
maarheid dpa evangelies,
zeide ik tot Petrus in aller
tegenwoordigheid: Indien
(ij die een Jood zijt caar
heidemrhe wijze leeft en
niet naar Joodaclie wijze,
waarom noodzaakt gij de
heidenen naar de JoodBche
wijze te leven ?
Ib. W\\i\' zijn van nature Jo-
den, en niet zondaars uit de
In. heidenen; doch wetende dat
de nienirh niet geregtvaar-
dlgd wordt uit de werken
der wet, maar door het ge-
loof van Jezua Christus,
zoo hebben wij ook in
Christin JettiB geloofd, op-
dat wij zouden geregtvaar-
digd worden uit het geloof
van Christus en niet uit de
werken der wet; daarom dat
uit de werken der wet geen
vleesch. zal geregtvaardigd
I7-worden. Maar indien wij,
die In Christus zoeken ge-
regtvaardigd te worden, ook
zelve zondaars bevonden
worden, is dan ChriBius ren
dienaar der zonde ? Pat zij
18. verre; want indien ik \'t geen
ik afgebroken faeb wederom
opbouw, zoo stel ik mijzel.
19,ven tot een overtreder. YVant
Ik beu door de wet der wet
gestorven, opdat ik Gode
.:<>. Irvt\'ii zoude. Ik ben met
ChriBtUBgekruJBt;enikleef,
dorh niet meer ik, maar
Christus leeft in mij; en \'t
f;een ik nu in het vleesch
eef, dal leef ik door het ge-
loof des Zoons Gods, die mij
liefgehad heeft en zichzel-
ven voor mij overgegeven
-l. beeft. Ik doe de gcnadpGods
niet teniet i want indien de
regtvaardigbeid door de wet
iB, zoo is dan CbristuB tever-
geefa gestorven.
HOOFDSTUK .1.
1. O gijuitsinnigeGalali^rB,
wie heeft u betooverd, dat
gij der waarheid niet zoudt
gehoon aam zijn, denwel*
ken Jezus Christus v-or de
oogen tevoren geschilderd is
geneest, onder u gekruist
ï. zijnde 7 Dit alleen wil ik van
u leeren, hebt gij den Geest
ontvangen uit de werken der
wet of uit de prediking des
3.ge!oofB? Zijt gij i-M uitzin-
nig? Daar gij met den Geest
begonnen zijl, voleindigt cu
4.nu met het vleesch? Hebt
gij zooveel tevergeefs gele<
den? indien ook maar lever
5. geefs ! Die u dan den Geest
verleen! en krachten onder
u werkt, dort hij dat uit de
werken der wet of uit de pre-
6.diking des geloofs ? gelfj
kerwija Abraham Gode
geloofd heeft, en het
is hem tot regtvaar.
7.dighetd gerekend. Zoo
verstaat gij dan, dat dege-
nen die uit het geloof zijn
^.Abrahams kinderen zijn. En
de Schrift tevoren ziende dat
God de heidenen uit het ge-
loof zoude regtvaardigen,
heeft tevoren aan Abraham
het evangelie verkondigd,
leggende: In u zullen al
de volkeren gezegend
\'J.word en. Zoo dan die uit
het geloof zljo worden gese-
-ocr page 269-
GALAT
gend wet den geloovigen
li. Abraham. Want zoovelen
«Is er uU de werken der wet
xijn • die zijn onder den
vloek; want er ia geschre-
ven: Vervloekt is een
iegelijk dienietblijf)
inalhetgeen !jr*rhrr.
ven is in het boek der
wet, om dat te doen.
1.En dat niemand door de wet
geregtvaardigd wordt voor
God, ia openbaar; want de
re* t vaardige zal uit
f.het geloof leven, doch
de wet is niet uit het ge-
loof, inaar demenichdie
deze diagen doet zal
door dezelve leven.
it. Christus heeft ons verlost
van den vloek der wet, een
vloek geworden lijnde vooi
ons; want er is geschreven
Vervloekt is een iegr<
lijk die aan het hout
I.hangt: opdat de zegening
Abrahams tot de heidenen
komen zoude in Christus Je-
zus,«n opdat wij de belofte
des Geestes verkrijgen zou-
den door het geloof.
>. Broeden, ik spreek naar
den mensen: zelfseeus men-
schen verbond dat beves-
tigd Is doet niemand teniet,
noch iemand doet daartoe.
ï. Nu zijn de beloftenissen lot
Abraham en zijn zaad ge-
sproken. Hij zegt niet: Kn
den zaden, als van velen;
maar als van lén : B n u w e u
zade, hetwelk is Christus.
r.Kn dit zeg ik: Iih verbond
dat tevoren van God beves-
tizd is op Christus, wordt
door de wet die na vierhon.
derd en derlig jaren geko>
men is niet krachteloos
gemaakt om de beloflenis
I. teniettedoen. Want indien
de erfenis uit de wet is, zoo
is ze niet meer uit de belof-
tenls; maar God hepft se
Abraham door de beloflenis
genadig gegeven.
K Waartoe is dan de wet 7
KRS I.                                   261
Zij Is om der overtredingen
wil daarbij gesteld, totdat
het zaad zoude gekomen zijn
wien het beloofd was; en zij
is door de engelen besteld in
20. de hand des middelaars. Kn
de middelaar is niet midde-
laar
van riénen, maar God is
2i.edu. Is dan de wet tegen de
beloftenissen Gods? Dat zij
verre. Want indien er een
wet gegevrn «are die mag-
tig was lcvendteinaken, zoo
zoude waarlijk de regtvaar-
Ü.digheid uit de wet zijn: maar
de Schrift heeft het alles on-
der de zonde besloten, opdat
de belofte uit het geloof van
Jezus Christus den geloovi.
gen zoude gegeven worden.
2:i. Doch eer het geloof kwam
waren wij onder de wer in
bewaring gesteld, en zijn
besloten geweest tot op het
geloof dat geopenbaard sou-
2l.de worden. Zoo dan, de wet
is onzetuebt meesier geweest
tot Christus, opdat wij uit
het geloof zouden geregt-
\'2h.vaardigd worden; maar nu
het geloof gekomen is, zoo
zijn wij niet meer onder den
86, tuchtmeestcr. Want gij zijt
allen kinderen Gods door
het geloof in Christus Je-
"7. zus; want zoovelen als gij
in Christus gedoopt zijt,
hebt gij Christus aangedaan.
38\' Uaarin is noch Jood noch
Griek, daarin is noch dienst»
bare noch vrije, daarin ia
geen man en vrouw; want
gij allen zijt tfén in Christus
.*9.Jezus. K11 indien gij van
Christus zijt, zoo zijt gij dan
Abrahams geslacht, en naar
de beloflenis erfgenamen.
HOOFDSTUK 4.
1. Doch ik zeg, zoolangen
tijd als de erfgenaam een
kind is, zoo verschilt hij
niets van een dienstknecht,
hoewel hij een heer Is van
\'i. alles; niasr bij is onder
voogden en verzorgers, tot
-ocr page 270-
GALATIÏllS I.
Ma
Sraven en mij gegeven heb-
en. Ben ik dan uw vijand
geworden, u de waarheid
17. zeggende. Zij Ijveren niel
regt over u, maar zij willen
ons uit\'luiten, opdat gij over
1H. hen zoudt ijveren Doch in
het goede altijd te ijveren ts
goed, en niet alleen als ik bij
\\\'J u tegenwoordig ben, mijne
kinderkens, die ik wederom
in arbeid ben te baren, loi-
dat Christus reu gestnltein
iimi krijge. Doch ik wilde dal
Ik nu tegenwoordig bij u
ware, en mijne stem HDRl
veranderen; want ik ben in
twijfel over u.
31, Zegt mij, gij die onder de
wet wilt zijn, hoort gij de
\'22. wet niet ? Want er is Be-
schreven, dat Abrahnin twee
runen had, On uit de dienst*
maagd en «\'•en uit de vrije.
.\'.;. Muur (i\'jir iii.\' uit de dienst-
maagd was, is naar hel
vlnesch geboren geweest;
doch deze die uit de vrije
was, door de beloften is.
M. Hetwelk dingen zijn die een
andere beduidiug hebben.
Want de*e xi.in de twee ver-
bonden: bet c< in* van den
berg Siuai, tot dien»thaar-
heid barende, hetwelk ia
la.llagar; wani dit, namelijk
llagar, is Smal, een berg
in Ambie, en komt overéin
mei Jeruzalem dat uu is, en
dienstbaar is met bare kin-
tt. deren. Maar Jeruzalem dat
hoven ia, dal is vrij, hetwelk
7. ia ons aller moeder; want
er is geschreven: Wees
vrolijk, gij onvrucht-
bare, die niet haart;
breek uit en roep, gij
die geen barensnood
bebt; want de kinderen
der eenzame zijn veel.
meer dan dergene die
den man h e e ft.
-.*S. Maar wij, broedere, ztjn
kinderen der belofte, al*
lsaak was. Doch gelijker-
wija toen die naar het vleeacn
den tijd van dfn vader tevo-
3. ren gesteld. Alzóo wij ook
toen wij kinderen waren,
xoo «aren wij dienstbaar ge-
maakt onder de eerste be
t.ginselen der wereld; maai
wanneer de volheid dee tijd*
gekomen is , heeft God zti-
nen Zoon uitgezonden , ge-
worden uit een vrouw, ge-
\'t. worden onderde wet, opdat
hij degenen die onder de wel
waren verlossen zoude, e»
opdat wij de aanneming tot
binderen verkrijgen zouden.
(>. Kd overmits gij kinderen
zijt, zoo heeft God den Geeat
zijn* Zoons uitgezonden in
ii»c harten die roept: Abba.
7. Vader! Zoo dan gij zijt niet
meereen dienstknecht maar
een zoon; en indien rij een
zoon 7.nt , zoo eijt gij ook
een erfgenaam Gods door
Christus.
8,     Maar toen daar gij God
nietkendet, dlendet gij de-
genen dfe van nalurt; geen
t. goden zijn; en nu daar gij
God ki-nt , ja veelmeer van
God gekend zijl, hoe keert
gij u weder-uu tot dexwakke
en arme eerstr beginselen,
welke icij wederom van voren
10. ann wilt dienen 7 Gij onder-
houdt iIhkcii , en maanden,
11. en tijden, en jaren. Ik vrees
voor u, dat ik eoma tever-
geet\'s rhii u gearbeid beh.
IJ. Weest gij als ik .want ook
ik beu als gij: broeders, ik
lild ii. Gij hebt mij geen mi
i;4,gelijk gedaan; en gij weet
i\'j;i ik u door zwakheid dee
vleesches het evangelie de
eerste maal verkondigd beh,
14. en mijne verzoeking die in
mijn vleescb geirhieddt h<*bt
gij niet verarht noch ver*
foeid, maar gij naamt mij
aan alseenen engel Gods, w
lü.ala Christus Jezus. Welke
wal dan uwe gelukachüng?
Want ik geef u getuigenis,
dat gij, zoo het mogelijk wa.
re, uwe oogen zoudt uitgp-
-ocr page 271-
fcïtS .i.                                      363
IX Want gij zijl tol vrijheid
geroepen, broeders; alleen
fiebrnikt de vrijheid niet lot
een oorzaak voor het vleesrh,
maar dient elkander door de
14.liefde. Want de gehcele wet
wordt in één woord vervuld,
namrlijk in dU: Gij zult u-
wen naaste liefhebben
I-S. gel ijk uze I ve n. Maar in-
dien gij elkander bijt en ver-
slindt, ziet toe dat gij van rlk-
ander niet verteerd wordt.
IK. Kii ik zeg, wandelt door
den Geest, en volbrengt de
begeerlijkheid des vlee*che*
17.niet. Want het vlecscS be-
geert tegen den Geest, en de
Oecst tegen het vleesrh; en
deze staan tegen elkander
iiïit, alioo dat gij niet dort
IS. hetgeen gij wildel. M»ar in-
dien gij door den Geesi ge-
leid wordt, zoo zijl gij niet
l\'J. onder de wet. De werken
des vleeechea nu zijn open-
iiüjir: welke zijn overspel,
hoererij, onreinigheid, on,
20. luchtigheid, afgoderij, ver-
giftiging, vijandschappen,
twisten, afgunstigbedei:,
toorn, gekijf, tweed ragt,
SI, ketterijen , nijd, moord ,
dronken*chappen, brasse*
rijen, en dergelijke; van de
welke ik ti te voren xeg, ge-
lijk ik ook tevoren gezegd
heb, dat wie zulke dingen
doen bet koningrijk Gods
ïi.niet zullen beërven Maarde
vrucht des Geestea is liefde ,
blijdschap, vrede, lankmoe-
digheld, goedertierenheid ,
goedheid, geloof,Mchtinne•
\'JTi.dlgheid, matigheid. Tegen
dexoodanigen isde wet niet.
21.  Haar wie van Christus zijn ,
hebben het vleescb gekruist
met de bewegingen en be-
l^.geerlijkheden. Indien wij
door den Geest leven, zoo laat
oua ook door den Geest wan-
2n.delen. Laat ons niet zijn zoe-
kers van ijdele eer, elkander
tergende, elkander benij-
dende.
GALAT!
geboren «m» dengeen ver-
volgde die nMr den geest
gebnrtH twi*, alzóó n<*lt nu.
til. Muur wat zegt de Schrift?
Werp de dienst in a a g d
uit en huren inon;
" B 11 t i I e ;- i x i 11 II r t 11 1 •\' n « ( .
maagd lal ([(ennini
erven met den loon der
31.*rijn. Zoo dnn broeder*, wij
lijn niet kinderen der dienst-
maagd maar der vrije,
HOOFDSTUK ft.
1.     Slaat dan in de vrijheid
met welke »n« Christus vrij.
gemaakt beeft, en wordt
niet wedemm met het juk
<ler dienstbaarheid bevan-
2. gen. Zie, Ik Pauluszegu,
zoo «ij u laat besnijden, dat
Christus n niets nut ral zijn;
li.en ik betuig wederom aan
een iegelijk mensen die zich
laat besnijden, dat hij een
schuldenaar is de geheele
t.wet te doen. (\'lirialua is u
ijdel geworden, die door de
wet geregtvaardigd wM< WOT-
den: tij /ij\' *an de genade
.>. vervallen. Want wij ver.
wachten door den Geest uit
het freloof de hoop der regt-
f>. vaardigheid. Waut in Chris,
tus Jezus beeft noch l>esnij-
denis eenige kracht, noch
voorhuid, maar het geloot\'
door de liefde werkende.
7. Gijj liept W*>1| wie beeft u
verhinderd der waarheid ge-
*. hoorrasm te lijn ? Hit ge-
voelen is niet uit hem die u
\'i.r.jcpt. Ken weinig zuurdee-
tem verzuurt het gehecle
Mt.deeg Ik vertrouw van u in
den Heer, dat gij niets an-
ders zult gevoelen; maar wie
ii ontroert zal het oordeel
dragen, wie hij ook zij.
11. Maar ik, broeders, indien Ik
nog de besnijdenis predik,
vviiiirnui word ik nog ver-
volgd ? Zoo ia dan de ergernis
li. des krui se» vernietigd. Och
ofxij ook afgesneden wierden
die ii onrustig maken.
-ocr page 272-
GALATIFRS 6, l.l K/ll\'US 1.
dan terwijl wij tijd hebben,
laat ons goeddoen aan allen,
luaar meest aan de hui*ge-
noolen des geloofa.
. Ziet hoegrooten briefik u
geschreven heb met mijne
E.hand. Al degenen die een
nchoou gelaat willen toonen
naar het vleesch, die nood-
zaken u besneden Ie worden ,
alleen opdat zij vanwege het
kruis van Christus niet zou-
t. den vervolgd worden. Want
ook zij zelve die besneden
worden houden de wet nfet,
maar zij willen dat gij be-
sneden wordt, opdat zij in
uw vleesch roemen zouden.
I.Maar het zij verre van mij
dat ik zoude roemen andera
dan in het kruis onzes Hee-
ren Jezua Christus, door
welken de wereld mij ge-
kruisigd is en ik der wereld;
i. want in Christus Jezus heeft
noch besnijdenis eenlge
kracht, noch voorhuid, maar
i.een nieuw schepsel, Kn zon-
velen als er naar dezen regel
zullen wandelen, over de-
zelve tal :i,in vrede en barm-
hartigheid,enover bet Israël
f, Gods. Voorts niemand doe mij
moeite aan; mant ik draag
de lidteekenen des Herren
Jezus tn mijn llgchaam.
*. lie genade onzes Heeren
Jezus Christus zij met uwen
geest, broeders. Amen.
HOOF08TVI «.
1. Broeders, indien ook een
inenM\'h overvallen ware door
cenige misdaad, «ij ilir gees-
telijk zij\' , brengt den zooda-
hik\'\' teregt met den geest
der zachtmoedigheid; ziende
op utelven . opdat ook gij
\'J. niet verzocht wordt. Draagt
elkanders lasten, en vervult
alióó de wet van Christus.
3, Want zoo iemand meent iels
te zijn daar bij niets is, die
bedrieg zichzelven in tijn
1. gemoed. Maar een iegelijk
beproeve zijn elften werk;
en alsdan zal bij aan zich-
zelven alteen roem hebben,
6 en niet aan een ander; want
een iegelijk zal zijn eigen
pak dragen.
6.     Kn wie onderwezen wordt
in het woord deele mede van
alle goederen dengene die
7. hem onderwijst. Dwaalt
niet. God laat zich niet be-
spotten. Want zoowat de
uiensch zaait, dat zal hij
8. ook maaijen; want wie in
zijn eigen vlcesch zaait zal
uit het vleesch verderfenls
maaijen, maar wie in den
geest zaait zal uit den geest
het eeuwige leven maaijen.
\'i. Doch laat ons goeddoende
niet vertragen . want te zij
ner tijd zullen wij maaijen
10,100 wij niet verslappen. Koe
DK BRIKK VAN DEJV APOSTKL PAULUS
EFEZIERS.
iin,HiKTrk i I      God8 nan de heiligen die te
HOOFDSTUK I.                  Efettjn en€h£ïUeII in
!. Paulus een apostel vanl   2. Christus Jezua: genade zij
Jezus Christus i\'.oor den wil\'      u en vrede van God onzen
-ocr page 273-
EVEZI1
Vader en den Heer Jezus
Christus.
X Gezegend tij de God en
Vader oases Heeren Jesus
Christus, die odb Kleiend
heeft met alle geestelijke
zegening In den hemel in
4.Christus, gelijk hij ons ui.\'-
verkoren heeft in hem voor
de grondlegging der wereld,
opdat wij souden heilig en
onberispelijk zijn voor hem
ft, in de liefde; die ons tevoren
verordineerd heeft tot aan-
nemiug tot kluderen door
Jezus Christus in iichtel-
ven, naar het welbehagen
6. van zijnen wil, lot prijs der
heerlijkheid zijner genade
door welke bij ons begena-
digd heeft in den Geliefde,
7-in welken wij hebben dever-
lussing door zijn bloed, na-
meiijk
de vergeving der mis
dHden, naar den rijkdom
S.zljner genade, met welke
hij overvloedig ts geweeBt
over ons in alle wijsheid en
^.voorzigtigheid, ons bekend-
gemaakt hebbende de ver-
borgenheid van xijnen wil,
naar zijn welbehagen \'t welk
hij voorgenomen had in slch-
lo.zelven, om in de bedeeling
van de volheid der tijden we-
derom alles totéén te verga-
dereu in Christus, beide wat
In den hemel is en wat op
ll.de aarde la, in hem in wei-
ken wij ook een erfdeel ge-
worden zijn, wij die tevoren
verordineerd waren naar het
voornemen deigenen die alle
dingen werkt naar den raad
12. van zijnen wil, opdat wij
souden zijn tot prijs zijner
heerlijkheid, wij die eerst in
Christus gehoopt hebben:
1\'t.ln welken ook gij z\'tjt, nadat
gij bet woord der waarheid,
namelijk liet evangelie uwer
zaligheid, geboord hebt; in
welken gij ook, nadat rij
geloofd hebt, zijt verzegeld
Seworden met den Heiligen
eest der belofte, die hel
MIS 2.                                        2«f>
onderpand is van onze erle-
nis tot de verkregen verlos,
aing, tot prijs zijner heer-
lijkheid.
i >. Daarom ook gehoord heb-
bende het geloofin den Heer
Jezus dat onder u is, en de
liefde tot al de heiligen,
lfi. houd ik niet op voor u te
danken, gedenkende uwer
17. in mijne gebeden, opdat de
God onzes Heeren Jezus
Christus, de Vader der heer-
lijkheid, u geve den Geest
der wijsheid en der openba-
lS.ring in ziine kennis, name-
lijk
verlichte oogen uwh ver-
stands, opdat gij moogt we-
ten welke zij de boon van.
zijne roeping, en welke de
rijkdom zij van de heerlijk-
beid zijner erfenis in de hei-
IV.Itgen; en welke de uit-
ueinende grootheid zijner
kracht zij aan ons die geloo-
ven, naar de werking der
20 «tci-kte zijner ïnagt, die hij
gewerkt heeft in Christus,
als hij bem uit de dooden
heeft opgewekt en hem heeft
gezet tot zijne regtcrAfind
21.in den hemel, ver boven alle
overheid en magt en kracht
en heerschappij, en allen
mm in die genaamd wordt
niet alleen in deze wereld
inaar ook in de toekomeu-
2 .\'.de. en heeft alle dingen zlj-
urn voeten onderworpen , eu
heeft hem der gemeente ge-
geven tot een hoofd boven
\'2\'A. alle dingen, welke zijn Ug-
chaara is, es de vervulling
lesgeneu die alles in alleu
vervult.
HOOFDSTUK 9.
I. V.n u kerft hij mede-lerend•
gemaakt,
daar gij dood waart
door de miadaden en de zon-
2.den, in welke gij eertijds ge-
» andeld hebt, naar de eeuw
dezer wereld , naar den over-
ste van de inagt der lucht,
van den geest die uu werkt
iu de kinderen der ougehour-
-ocr page 274-
2fl(i                                       GFEZIËRS .1.
raiddelmuur des afschetdsels
15. verbroken hebbende, heeft
hij de vijandschap in zijn
vli-cki Ik tenietgemaakt, na-
meltjk
de wet der geboden lil
inzettingen bettaande. opdat
hij die twee in tichielveu
tot éénen nieawen menseh
zoude scheppen, vrede ma-
lfi.kende, en opdat bij die bel-
den met God in één ligebaam
zoude verzoenen door het
kruis, de vijandschap aan
hetzelve gedood hebbende.
17. Kii komende heeft bij door
het evangelie vrede *erkon-
digd u die verre vtatfrt en
IS.dien die nabij waren; want
door hem bebbeu wij bei-
den den toegang door éénen
Geest tot den Vader.
r». Zoo zijt gij dan niet uief-r
vreemdelingen en bijwonera,
maar medeburgers der heili-
gen en huisgenooten Gods,
.\'II. gebouwd op het fundament
der apostelen en proleten,
waarvan Jezus Christus ia de
21.uiterste hoeksteen, op wei-
ken bet gcheele gebouw, be-
kwainelijk tesamengevoegd
zijnde, opwaat tot een bei-
ligen tempel in <leii Heer,
22. op welken ook gij iuedege-
bouwd wordt tot een woou-
stede Goda in den Geeat.
HOOFDSTUK 3.
1.     Om deze oorzank b*n ik
I\'hulus de gevangene van
Christin» Jeiua voor u die
2. heidenen zijt: indien gij
maar geboord hebt vau de
bedeeling der genade Goda
die mij gegeven ia aan u,
:t.dat hij inij door opeuharing
heeft bekendgemaakt de-
ze verborgenheid, (gelijk ik
met weinige woerden tevo-
l. r.-n geschreven beb, waar-
aau gij dit lezende kunt be-
merken mijne wetenschap
in deze verborgeuheid van
6. Christus), welke in andere
eeuwen den kinderen der
inenachen niet la bekeudge-
3. saaittheid, onder dewelke
ook wij allen eertijds ver-
keerd hebben in de begeer-
lijkheden onsen vleeoeb.es,
doende den wil dea vleeschea
en der gedachten > en wij
waren van nature kinderen
dea toorna gelijk ook de an-
4. deren; maar God, die rijk
ia in barmhartigheid, heeft
door zijne groote liefde
waarmede bij o»a liefgehad
~i. heeft, ook toen wij dood
waren door de misdaden, out
levend gemaakt met Chria-
tua, (uit genade zijt gij za-
n,lig gewordeu), en beeft»»»
medeopgewekt, en beeft om
medegezet in den hemel in
\',. Christus Jeina: opdat hij
zoude betoonen in de toeko-
mende eeuwen den uilne-
meiitlen rijkdom zijner ge-
uade, door de goedertiercu-
heid over on» In Chri"tUR
H,Jf>iua. Want uit genade zijl
gij zalig geworden doorliet
geloof, en dat niet uit u , het
ï.ia Gods gave; niet uit de
werkeu, opdat niemand roe-
lo.uie; want wij zijn ztfu maak-
sel, geschapen In Chrlatua
Jezua tot goede werken,
welke God voorbereid beeft
opdat wij in dezelve zouden
wandelen.
II. Daarom gedenkt, dat gij
die eertijda heidenen waart
in het vleeacb, en die voor-
huid genaamd werdt van de-
genen die genaamd zijn be-
anijdenia in het vleesch die
IS.wet handen geschiedt, dat
gij in dien tijd waart ion
derChriatua, vervreemd van
het burgerschap lsraela en
vreemdelingen van de ver-
bonden der belofte, geeu
hoon hebbende en zooder
H.Goa in de wereld; maar nu
in Cbriatua Jezus zijt gij,
die eertijds verre waart, na-
bij geworden door het bloed
M.vmi Christus. Waut hit Is
onie vrede, die date beide
één gemaakt uer.ft, en den
-ocr page 275-
Rits i.                                        9*7
de liefde geworteld en ge-
IS.grond zijl; opdat gij ten-
volle koudot begrijpen met
al de beiligeu, welke de
breedte en lengte en diepte
19.en hoogte lij , en bekeuueu
de liefde van Chriatua die de
kennis tebovengaat, opdat
gij vervuld wordt tot al de
volheid Gods.
30. Hem nu die magtig ia
meer dan overv loed ig te
doen boven alwat wij bidden
of denken, naar de kracht
\'Jl.die in ons werkt , hem rrg iA
zij de heerlijkheid in de ge-
meente door Christus .leuus,
in alle geslachten, tot nlle
eeuwigheid. Amen.
HOOFDSTUK 4.
1.     Zoo bid ik u dan, ik de
gevangene in den Heer.daf
gij wandelt waardiglijk der
roeping met welke gij ge*
2. roepen zijt, met alle ool-
moedigheid eu z»cbtntoedig-
heid, mei lankmoedigheid,
verdragende elkander iu
;ï.liefde, u heiiaarut!geude te
uehoudeu de eenigheld des
Geestes door den baud des
vredes.
4.     f:**u ligchnam ia bet eu
één Geest, gelijkerwija gij
ook geroepen iiji tot éine
5. hoop uwer roeping; één
Heer, één geloof, één doop;
6.één God en Vader van al*
len, die daar ia boven allen
en door allen en in u allen;
7. maar aan elk van ons ia de
genade gegeven naar de
maat der gave vau Christus.
3.  Daarom zegt hij: Ala hij
opgevaren ia in de
hoogte, beeft hij de
gevangenis gevangen
genomen, eo heeft
deu menacben gaven
9.gegeven. Nu dit: Hij
ia opgevaren, wat is
\'t, dan dat bij ook eerst is
nedergedaald, iu de benedeu-
10. ste deelen der aarde? Die
nedergedaald ia, ia dezelfde
BVI11
maakt, gelijk xe nu ia ge-
openbaard aan xijne heilige
apostelen en profeten door
il. den Geest: namelijk .i.it de
heidenen lijn medep\'rfgena-
uien, en van \'t zelfde lig-
chaam, en mededeelgeuoo*
ten xijoer belofte in Chris-
tua door het evangelie,
7. waarvan ik een dienaar ge-
worden ben uuur de gave
der genade Gods, die niij
gegeven ia naar de werkiug
•*. zijner kracht. Mij den aller*
ininaie van al de heiligen ia
deze genade gegeven, om
onder de heidenen door bet
evangelie te verkondigen
Jni ounaspeurlijken rijk
\'J.iloiii van Christus, en allen
te verlichten, Hat ie mogen
i-erstaan
welke de gemeen-
pchap der verborgenheid tij,
die van atte epuwen verbor*
gen fa geweest In God welke
alle dingen geschapen heeft
lil. door Jezus Christus, opdat
nu door de gemeente bekend
gemaakt worde aau de ovcr-
heden eu de magten in den
hemel de veelvuldige wija-
ll.heid Gods, naar bel eeuwig
voornemen dat hij gemaakt
beeft in Cbriatua Jezua on-
l.\\ m Heer, in denwelke wij
hebben de vrijmoedigheid
eu den toegang met ver-
tronweu, door het geloof
l\'t.aan hem. Daarom bid ik
dat gij niet vertraagt iu
mijne verdrukkingen voor
u, \'t welk ia uwe heerlijk*
, heid.
M. Om deze oorzauk buig ik
mijne knieén tot den Vader
unies llrt-rcn Jeiua Chria*
\'\'.iub, uit welken al het ge-
slacht in de hemelen en op
de aarde genaamd wordt,
16. opdat hij u geve, naar den
rijkdom zijner heerlijkheid,
met kracht veraterkt te wor-
den door xijne» Geeat in den
•7. inwendigen meuacb, opdat
Cbriatua door het geloof iu
uwe harten wone, en gij in
-ocr page 276-
268                                       KFEZIËKS 5.
-:\\<. v.\'ii. Doch gü hebt Christus
2I.altoó niet geleerd, iudieu
gij maar hem geboord hebt
en door hem geleerd zijl.
gelijk de waarheid in Jezus
\'22.1a, tewettR dat gij zoudf af-
leggen, aangaande den vo-
rigen wandel, den ouden
memtch die verdorven wordt
door de begeerlijkheden der
23.verleiding, en dat gij zoudt
vernieuwd worden in deu
24.geeat uwi gemoeda en den
nieuwen menach aandoen,
die naar God geschapen is
in ware regtvaardigheid en
heiligheid.
25, Daarom legt af de leugen ,
en apreekt de waarheid een
iegelijk met zijnen naaste;
want wij zijn elkanders le<
26 den. Wordt toornig en zou-
digt niet; de zou ga niet on-
27. der over uwe tooruighrid, en
geeft den duivel geen plaats.
28. Wie gestolen heeft stele niet
meer, maar arbefde liever,
werkende wat goed ia met
de handen , opdat hij hebbe
litedetedeeleu dengene die
29. nood heeft. Geen vuile rede
gu uit uwen mond, maarzoo
er eenige goede rede ia lot
nuttige stichting, opdat zij
genade geve dien die te hoo-
\'M), ren. K11 bedroeft den Hei-
lig*n liet\'M (iods niet, door
welken gij verzegeld sijt tot
:tl.den dag der verlossing. Alle
bitterheid en toornigbeid en
gramschap en geroep en Ian
tering tij van u geweerd,
;i2.mel alle boosheid; maar zijt
jegens elkander goederlie-
ren, barmhartig, vergevende
elkander, gelijkerwijs ook
God in Christus ulieden ver-
geven heeft.
HOOFDSTUK ft.
I. Zijt dan navolgers Gods,
3.all geliefde kinderen; en
wandelt in de liefde, gehj-
kerwijs ook Christus ons
liefgehad heeft en zfcbtel-
ven voor ons heeft overgege-
nok die opgevaren is ver
boven al <te hemelen, op-
dat bij alle dingen vervullen
zoude.
II. Ka deie heeft gegeven
niiiiiiii<i\'ri tot apostelen, en
«iimiiiiijHi tot profeten, en
sommigen tot evangeliaten,
en torn ml gen tot herderten
I -. leeraars , tot de volmaking
der heiligen tot het werk
der bediening, tot opuou-
wing des ligrhaains van
13.Christus, totdat wij allen
/.uilen komen tot de eenig-
heid den geloofs en der ken-
nia van den Zoon Gods, tot
een vnlkoiueu man, tot de
maat van de grootte der vol-
14. beid van Chrit\'us; opdat
wij uiet meer kiuderen inu-
deu lijn, die ala de vloed
bewogen en oiugevoerd wor-
deu met allen wind der
leer. door de bedriegerij der
mentenen, door arglistig-
beld om listig tot dwaling
15.te brengen, maar de waar-
beid betrachtende in liefde,
alleiina zouden opwassen in
hem die het hoofd is, mimi\'
id.lijk Cbriatut. uit welken hel
geheele ligchaam, bekwa-
roelijk tetamengevoegd en
tezamen vaut gemaakt lijnde
door alle vocgeelen der toe*
breogiug, naar de werking
van ieder deel in tijne maat.
den waadom des ligchaatna
bekomt, tot opbouwing van
tiehzelf in de liefde.
17. Ik zeg dan dit en betuig
bet in den Heer, dat gij niet
meer wandelt gelijk alt de
andere heidenen wandelen
in de ijdelheid huns ge
IN.moedt, verduMerd in het
verstand, vervreemd zijnde
van het leven Gods, door de
onwetendheid die in ben it,
door de verharding hu.ua
19. harten: welke ongevoelig
Êewordeu zijnde, zichzelve
ebben overgegeven tot un-
tuchtigheid, om alle onrei-
uigbeid begeer)* te bedrij.
-ocr page 277-
EFEZ1ËHS 5.                                 269
ven lot ecu offerande en een
slagtoffer, (iii.lt> tot iTii«cl-
riekenden reuk.
:*. Mwr Uur hoererij en alle
onrein jgheid of gierigheid
onder u ook niet genaamd
worden, gelijkerwfje het den
1.heiligen betaamt; noch on-
eerbaarheid, noch zot ge-
klap, ol\' gekkernij, welke
niet betaiuen, maar veel-
i>. meer dankzegging. Want dit
weet gij, dat geen hoereer-
der, ol onreine, of vieriK-
aard, die een afgodendie-
naar is, erfenis heeft in het
koningrijk van Chrisma en
f\', van God. Dat u niemand
verleide tnet ijdele woorden;
want om deze dingen komt
de toorn Gods over de kinde-
ren der ongehoorzaamheid.
7.Zoo zijt dan hunne medege*
S.nooten niet. Want gij waart
eertijds duisternis, maar nu
zijt gij licht in den Heer:
wandelt als kinderen des
\'J.lichts, (want de vrucht des
Geestea is in alle goedheid
en regtvaardigheid en waar-
li*. heid), beproevende wat den
11. Heer wefbehagelijk zij; en
hebt geen gemeenscha)) mei
de onvruchtbare werken der
duiaternia, nia»r bestraft ze
l\'.ook veeleer. Want hetgeen
heimelijk van hen geschiedt
is schandelijk ook te zeggen.
w. Haar al deze dingen van het
licht bestraft zijnde worden
openbaar; waot alwat opeu-
H.baar maakt is licht. Oaar-
oin zegt hij: Ontwaak gij die
slaapt en sta op uit de doo-
den, en Christus zal over u
lichten.
la. Ziet dan hoe gij voorzigtig
wandelt, niet ala onwljzen
lti.uiitar als wijzen, den tijd
mtkoopende.dewijldedagen
1/. booa zijn. Daarom zijt niet
onverstandig, maar verstaat
welke de wil des lleeren zij.
ls. En wordt niet dronken van
wijn, waarin overdaad is,
maar wordt vervuld met den
1\'J.Geest, sprekende onder eik-
ander met psnlmeo en lof-
zangen en geestelijke liede-
kens, zingende en psalmen-
de den Heer in uw hart,
2li.dankende altijd over alle
dingen God en den Vader in
den naam onzea Heeren Je-
21. zus Christus, elkander on-
derdanlg zijnde in de vreeze
Gods.
Gij vrouwen, weeit uw
eigen mannen onderdanig,
\'2\'S.gelijk den lieer; want de
inau is het hoofd der vrouw,
gelijk ook Christus het
hoofd der gemeente is; en
hij is de behouder des lig-
2l.chaams. Daarom gelijk de
gemeente Christus onder-
danig is, alzóri ook de vrou-
wen haren eigen mannen in
alles.
Eö, Gij mannen, hebt uwe ei.
gene vrouwen Hef, gelijk ook
Christus de gemeente lief-
gehad heeft en zicbsetien
voor haar heeft overgegeven.
.ti.opdat hij ze heiligen zoude,
kaar gereinigd hebbende uiei
het bad des waters door bet
27.woord, opdat hij ze zicb-
zelven heerlijk zoude voor-
stellen, een gemeente die
geen vlek of rimpel heeft
of iets dergelijks, maar dat
zij zoude heilig zijn en on-
SM. bertspelijk. Alzöo zijn de
mannen schuldig hunne el-
gene vrouwen lieftehebbeu
gelijk hunne eigene lig-
chauien. Wie zijne eigene
vrouw lieitir ei\'t, die heeft
29.zichzelven lief; want nie-
niand heeft ooit zijn eigen
vleescb gehaat, maar hij
voedt het en onderhoudt het,
gelijkerwijs ook de Fleer de
30. gemeente; want w ij zijn
leden zijns ligchaams, vau
zijn vleeach en van zijn
lil.been. Daarom zal een
mensen ztju vader en
moeder verlaten en
zal zijne vrouw aan*
bange n.endietweezu 1-
18
-ocr page 278-
S/0                                 KFKZlJtHS 6.
len mt een vleesch
W.ft\'eir ii. Deze verborgenheid
Il ijroot, doch ik zeg dit
tiende op Christus en op de
>*. gemeente. Zoo dan ook gij•
lieden elk in \'t bijzonder,
een iegelijk hebbe sijn elften
vrouw alzóó lief «Is zichxel-
ven, en de Trouw »e dat zij
d*n man vreeze.
HOOFDSTUK 0.
1. Gij kinderen, zijt uwen
ouders gehoorzaam in den
"-. Heer; want dat langt. Eer
uwen vader en uwe
moeder, (hetwelk het eer-
ste gebod is met een belofte),
3.opdat het u wel ga en
Hat ff ij l«iie leeft op
t.aarde. Hu (rij va<lers. ver-
wekt uwe kinderen niet tot
toorn, maar voedt ze op in
de Ipcrmtï en vermaning des
Heeren.
i. Gij dienstknechten, zijt
gehoorzaam aan uwe heeren
naar het vleesch, met vrees
en beven, in eenvoudigheid
uwa harten, gelijk als aan
(•.Christus, niet naar oogen*
dienst als menichenbeha<
gers, maar ala dienstknech<
ten van Christus, doende
7. den wil Gods van harte, die*
nende inet goedwilligheid
den Heer en niet de men
s srben , wetende dat zoowat
goed ecu iegelijk gedaan zal
hebben, hij dat van den
lieer zal ontvangen, hetzij
dienstknecht hetzij vrije.
9. En gij heeren, doet het zelf.
de bij hen, nalatende de drei-
ging, als die weet dat ook
uw eigen Heer in de he-
melen is, en dat er geen
aanneming dea persooni bij
hem is.
10. Voorts mijne broeders,
wordt krachtig in den Heer
en in de sterkte zijner magt.
M.Doet aiin de gehcele wapen.
rusting Gods, opdat gij kunt
staan tegen de listige omlei- 2
U\'. dingen des duivels; want wij I
hebben den strijd niet tegeu
vleesch en bloed, maar tr-
gen de overheden, tegen de
magten, tegen de geweld.
hebben der wereld, der duia-
ternis dezer eeuw, tegen de
geestelijke boosheden in de
13. lucht. Daarom neemt aan
de geheele wapenrusting
Gods. opdat gij kunt weder-
staan in den hooien dag, en
alles verrigt hebbende staan*
14.de blijven. Staat dan uwe
lende omgord hebbende inet
de waarheid, en aangedaan
hebbende het boritwapen der
ló.geregtigheid, en de voeten
geschoeid hebbende met be-
reulheid van het evangelie
16. dea vredes; bovenal aangr-
nomen hebbende het schild
de" geloofs, inet hetwelk gij
al de vurige pijlen des boo-
zen zult kunnen uitblus.
l/.Bchen. En neemt den helm
der zaligheid, en het zwaard
dea Geestes, \'t welk is Gods
18.woord; met alle biddingen
rmeeking biddende te allen
tijde in den geest, en daar.
toe wakende met alle gedu-
rijtbeid en smeek ing voor al
19.de heiligen, en voor mij, op-
dat mij het woord gegeven
worde bij het openen mijns
inonds, met vrijmoedigheid
om de verborgenheid des
evangelies bekendtemaken,
30. waarom ik een gezant ben
in een keten; opdat ik in \'t
zelve vrijmoedig mag spre-
ken gelijk mij betaamt te
spreken.
31.    Kn opdat ook gij moogt
weten \'t geen mij aangaat
en wat ik doe, dat alles zal
u Tychicus, de geliefde
broeder en getrouwe die-
naar in den Heer, bekend*
maken; denwelken ik te
dien einde tot u gezonden
heb, opdat gij onze zaken
zoudt weten en hij uwe har-
ten zoude vertroosten.
Vrede zij den broederpn
en liefde met geloof, van
-ocr page 279-
KIMPPENZKIS 1.
God den Vader en den Heerl
21. Jezus Christus. De genade I
tij met al degenen die onxen |
Fleer Jezus Christus lief-
hebhen in on verderfelijk\'
heid. Amen.
DB BBIEK VAN DEN APOSTEL PAULUS
FILIP PENZEN.
dat gij beproeft de dingen
Üit daarvan verschillen, op-
dat gij npregt zijt en zonder
aanstoot te geven, toL den
U.dag van Christus, vervuld
met vruchten der geregtig
heid die door Jezus Christus
zijn, tot heerlijkheid en
prijs van God.
12. En ik wil dat gij weel,
broeders, dat hetgeen aan
mij >* geschied meer tot be-
vonlerins des evangelies ge-
13.komen is: alzoo dat mijne
banden in Christus openbaar
geworden zijn in \'t gansene
regthuis en aan nlle *nde-
II. ren, en dat. het ineeremfrW
der broederen in den lieer,
door mijne banden vertrou-
wen gekregen hebbende,
overvloediger het woord on-
16, bevreesd durft spreken. Som-
migen prediken ook wei
Christus door nijd en twist,
maar sommigen ook door
16. goedwilligheid; gene ver-
kondigen wel Christus uit
twisting niet zuiver, mee-
nende aan mijne banden
verdrukking toetebrengen;
17.doch deze uit liefde, dewijl
zij weten dat ik tot verant-
woording des evangelies ge-
18.zet ben. Wat dan? Nogtans
wordt Christus op allerlei
wijs, hetzij onder een i!ek-
sel hetzij in waarheid, ver-
kondigd, en daarin verblijd
Ik mij, ja ik zal mij ook ver*
18*
HOOFDSTUK t.
I\'aulus en Timothetls,
van
1.
die
Christus, aan al de heiligen
in Christus Jezus die te F1-
lippi rijn met de opzieners
2.en diakenen: genade zij u
en vrede van God onzen
Vader en den Heer Jezus
Christus.
3. Ik dank mijnen God zoo-
dikwijls als ik uwer gc-
l.denk, (altijd in al mijn ge-
bed voor u allen met b»ljd-
ó. schap \'t gebed doende), over
uwe gemeenschap aan het
evangelie, van den eersten
fi.dag ai\' tot nu toe: dit ver-
trouwende, dat hij die in u
een goed werk begonnen
heeft, dat voleindigen zal
tot op den dag van Jezus
/.Christus; gelijk het bij mij
regt is dat ik van u allen dit
Kevoel, omdat ik in mijn
art houd dat gij, belde in
mijne buiden en in mijne
verantwoording en beveiti-
ging des evangelies, gij
«Hen xctj ik mijner genads
«•mededeelachtig zijt. Want
God is mijn getuige, hoe-
zeer ik begeerig ben naar n
allen met innerlijke bewe-
gingen van Jezus Christus.
\'•• Kn \'Ui bid ik God, dat uwe
liefde nog meer en meer
overvloedig worde in erken-
m.teim en alle gevoelen, op-
-ocr page 280-
273                                   FIL1PPE1
19.blijden; want ik weet dat
dit mij ter zaligheid gedijen
xal door uw gebed en toe-
h ren ging des Geesten van
•JK.Jezus Christus, volgens
mijne ernstige verwachting
en hoop. dat ik in Keen
zaak tal beschaamd worden,
maar dat fn alle vrijmoedig-
heid, sf lijk «ltijd alsno ook
nu, Christus zal grootge-
maakt worden in mijn lijc-
chaaiu, hetzij door liet leven
il. hetzij door den dood. Want
het leven is mij Christus,
en het sterven is mij gewin,
22. Maar te leven in het vleesch,
of dit mij oorbaar /ij, pn wat
ik verkiezen zal, weet ik niet.
33. Want ik word van deze twee
gedrongen, hebbende be-
geerte om ontbonden te wor-
den en met Christus te zijn,
want dai jg zeer ver het
Jl. beste; maar in bet vleescb
te blijven is noodiger om
ii, uwentwil. Kn dit vertrouw
en weet ik. dat ik zal blijven
en met u allen xhI verblijven
tot uwe bevordt-ring en blijd-
\'J6. schap des geloofs. opdat uw
roem in Christus Jezus over-
vIoed.£ xij aan mij, door
mijne tegenwoordigheid we-
derom bij u.
\'.\'?• Alleen wandelt WB»rdig-
lijk het evangelie van Chris
tus, opdat \'t xij ik kom en
u tïe, \'t xij ik afwezig ben,
ik van uwe zaken mag boo-
ren, dat gij staat in éénen
geest, met één gemoed ge-
zanienlijk strijdende door
het geloof des evangelies,
-S.en dat gij in geen ding ver-
schrikt wordt van degenen
die tegenstaan: hetwelk hun
wel een bewijs is des ver*
derfs, maar ü der zaligheid,
.\'\'.\'. en dat van God; want u is
uit genade gegeven in de
zaak van Christus, niet al*
leen in hem te gelooven
maar ook voor hem te 1Ü-
30. den, denielfden strijd heb*
bende, hoedanigen gij In
mij gezien hebt en nu in mij
hoort.
HOOFDSTUK ».
Indien er dan eenige ver*
t roost ing is in Christus, in-
dien er eenige troost ia der
liefde, indien er eenige ge-
meenschap is des Geentes,
indien er eenige innerlijke
bewegingen en ontfermin*
\'2. gen zijn, zoo vervult mijne
blijdschap, dat gij moogt
eensgezind zijn, dezelfde
liefde hebbende, van één
gemoed e» van één gevoelen
9. zijnde. Doet geen ding door
twistiug ol\' ijdele eer, maar
door ootmoedigbeiil achte
de één den ander uituemen*
4. der dan zichxelven. Een ie-
gelijk zie niet op het zijne,
maar een iegelijk >ïc ook op
i. \'t geen der anderen is. Want
dat gevoelen zij in u \'t welk
ook in Christus Jezus was,
(i. die in de gestaltenis Gods
zijnde geen roof geacht heeft
7. Gode evengel Ijk te xijn, maar
heeft zichxelven vernietigd,
de gestaltenis eena dienst -
knechts aangenomen heb-
bende, en is den mentenen
5. gelijk geworden; en in ge*
d aan te gevonden als een
mensch, heeft hij zichxelven
vernederd, gehoorzaam ge-
worden zijnde tot den dood ,
ja den dood des kruisei.
\'.\'. Daarom beeft God hem ook
uitermate verhoogd, en heeft
hem een naam gegeven welke
10.boven tillen naam is, opdat
In den naam van Jezus zich
zoude buigen alle knie derge*
nen die in den hemel en die
op de aarde en die onder de
11. aarde zijn, en alle tong zou-
de belijden dat Jezus Chris*
tus de lieer ie tot heerlijk*
heid Gods des Vaders.
12.     Alzoo dan mijne geliefden ,
gelijk gij altijd gehoorzaam
geweest xijt, niet als in
mijne tegenwoordigheid al*
leen, maar veelmeer nu In
-ocr page 281-
IN9E8N 3.                                  S73
rig was naar u allen, en zeer
beangst was, omdat gij ge-
hoord hadt dat hij krank
37.was. En hij is ook krank
geweest tot nabij den dood;
maar God heeft zich zijner
ontfermd, en niet alleen ztj-
ner mair ook mijner, opdat
ik niet droefheid op droef-
\'2S.heid zoude bebben. Zoo heb
ik dan hem te spoediger ge-
zonden, opdat gij hem zieu-
de wederom u zoudt verbllj-
deu, en ik te minder droevig
09. zoude zijn. Ontvangt hem
dan in den Beer met alle
blijdschap, en houdt dezul-
30, ken in waarde ; want om het
werk van Christus WH bij
tot nabij den dood gekomen ,
•i-u leven niet achtende, op-
dat bij het gebrek uwer be-
diening aan mij vervullen
zoude.
HOOFDSTUK S.
1. Voort» mijne broeders,
verblijdt u in den neer.
Dezelfde dingen aan u te
schrijven is mij niet ver
drietig, en het is u zeker.
../.iet op de honden, ziet op
de kwade arbeiders, ziet op
S.de versnijding. Want w{f
ziju de besnijding, wij die
God in den Geest dienen,
en in Christus Jezus roe-
meu, en niet in het vleesrh
4.betrouwen: hoewel ik heb
dat ik ook in het vleescli
betrouwen mogt. Indieu ie-
mand anders meent te be-
trouwen in het vleesch, ik
5. nog meer, besneden teu
achtsten dage, uit bet ge.
slacht Israëli, van den stam
Benjamin, eeu Hebreër uit
de Hebrecrs, naar de wet
6. een farlieör, naar den ijver
een vervolger der gemeente,
naar de regtvaardigheid die
in de wet is zijnde onberin*
7. pelïjk. Maar \'t geeu mij
gewin was, Jat heb ik om
Christus wil schade geacht.
S.Ja gewis, ik aebt ook alle
FTLIPPE
mijn afwexe ii, werkt uwe
eigeue zaligheid met vreet
IK. en beren; want het is God
die in u werkt beide het wil-
len en het werken, naar tijn
11. welbehagen. Doet alle nin-
gen zonder murmureren en
16. tegenspreken, opdat gij
moogt onberispelijk en op-
regt zijn, kinderen Gods
zijnde, onstraffelijk in \'t
midden van een krom en
verdraaid geslacht, onder
welke gij schijnt als lichten
I8.lv de wereld, hun voorhou-
deude het woord des levens,
mij tot een roem tegen den
dag van Christus, dat ik niet
tevergeefs heb geloopen noch
17. tevergeefs gearbeid. Ja in-
dien ik ook tot een drank-
offer geoft\'erd word over de
offerande en bediening u"i
gelooft, zoo verblijd ik mij
en verblijd mij met u allen:
IS.en om datzelfde verblijdt gij
u óók en verblijdt u ook
met mij.
19.     ëd ik hoop In den Heer
Jezus, Titnotheüs haast totu
te zenden, opdat ik óók wei-
gemoed mag zijn als ik uwe
zaken zal verstaan hebben.
20.  Want ik heb niemand die
evenzoo gemoed is, dewelke
opregtelijkuwe zaken zal be-
21.zorgen; want /ij zoeken al-
len het hunne, niet \'t geen
:\'.\'.. vitn Christus Jezus is. Ku
gij weet zijne beproeving,
dat hij ala een kind ju.....i
vader, met mij gediend heeft
~i. in het evangelie. Ik hoop
dan wel dezen van stoude
aan te zeuden, zoohaait als
ik in mijne zaken zal voor-
2-1. zien hebben; doch ik ver-
trouw in den Heer, dat ik
ook zelf haast tot u komen
SS.wl, Maar ik heb noodig ge-
acht tot u te zenden Epafro-
ditus. ulijnen broeder en
medearbeider eu raedestrij-
der, en uwen afgesondeue
en bedienaar mijner nood-
-\'>. drut\'i, dewijl bij zeer begee-
-ocr page 282-
FIMPPENZKN 4.
-7\'
ditikcpa schade te zijn om dr
nituemeudheid der kennis
van Christus Jezus mijnen
Heer, om wiens wil ik al
tlie dingen acbade gerekend
heb, en acht die drek te
lijn, opdat ik Christus nioge
\'J. gewinnen, en in hem be-
vornlen worde niet hebbende
mijne regtvaardigheid die
uit de wet ia, maar die door
\'t geloof van Christus is,
nameliik de regt vaardigheid
dia uit God ia door het ge-
In. loof; opdat ik hem keune,
en de kracht zijner opsta n-
ding, en de gemeenschap
cijns tijdens, zijnen dood
II.gelijkvormig wordende: of
ik soms moge kumen tot de
wederopstanding der doo-
t\'J.den. Niet dat ik het aireede
gekregen heb of aireede vol-
maakt ben ; maar ik jaag < r
uaar of ik bet ook grijpen
inogt, waartoe ik van Chris.
tus Jezus ook gegrepen ben.
13. Broedera, ik acht niet dat
ik zelf het gegrepen heb;
14. maareen ding doe ik, verge-
tende \'t geeu achter is, en
strekkende mij tot hetgeen
vóór is, j.tnt,\' ik naar het wit
tut den prijs der roeping
Gods die van boven is in
li.Cbriatua Jezus. Zoovelen
dan als wij volmaakt zijn,
laat ons dit gevoelen; en
indien gij iets andera ge-
voelt, ook dat zal God u
lü.openbaren. Doch waar wij
toe gekomen zijn, laat ons
daarin naar denzelfdeu regel
waudelen, laat oua hetze!f.
de gevoelen.
IJ. Weeat mede mijne navol*
gers, broedera, eu merkt op
degenen die alzóó wandelen
gelijk gij ous tot een voor-
15. beeld hebt. Want velen
wandelen ander», van de-
welke Ik u dikwijls gezegd
heb en uu ook weeneude
zeg, dat ze vijanden des
kruitea van Christus zijn:
19. welker einde is het verderf.
welker God ia de buik, en
welker heerlijkheid la lu
hunne schande, dewelke
aardsche dingen bedenken.
D, Maar ónze wandel is in de
hemelen, waaruit wij ook
den Zaligmaker verwachten,
nam f tijk den Heer Jezus
21.Christus, die ons vernederd
ligchaam veranderen zat,
opdat hetzelve gelijkvormig
worde aan zijn heerlijk lig-
ehaam, naar de werking
waardoor hij ook alle dln-
gen zichzetven kau outler-
werpen.
HOOFDSTUK 4.
1. Zoo dan mijne geliefde en
zeer gewentchte broeders,
mijne blijdschap eu kroou,
staat alzóó in den Heer,
\'^.geliefden. Ik vermaan E110-
dia en ik vermaan Synty-
cbé, dat zij eensgezind ziju
3.in den Heer. Knik bid ook
11, gij mijn opregte medge-
zel, wees deze rrauwen be-
hulpzaam, die met mij ge-
streden hebben iu het evaa-
gelie, ook met Cleiuena en
mijne andere medearbeiders,
welker namen zijn in het
boek dei levens.
4.     Verblijdt u in den Heer
altijd;wederom zeg Ik, ver-
5. blijdt u. Uwe bearheideu-
heid zij allen menseden he-
kend. De Heer ia nabij.
t\'i. W eest in geen ding bezorgd,
maar laat uwe begeerten iu
alles door bidden en amee-
ken, met dankzegging, be-
7-kend worden bij God; en de
vrede Uods, die alle verst aud
tebovengaat, zal uwe harten
en uwe zinnen bewaren iu
8.Christus Jezus. Voorts broe-
dera, alwat waarachtig is,
alwat eerlijk ia, alwat regt-
vaardig is, alwat rein is,
alwat liefelijk is, alwat wel
luidt, zoo er eeiiige deugd
is en zoo er eenige lol\' fs,
\'j. bedenkt dat. Hetgeen gij
ook geleerd en ontvangen
-ocr page 283-
COJ.OSS1
en gehoord en iu mij ge-
ilen hebt, doet dat: en de
God des vredei zal met u
lijn.
in. En ik ben grootelljks »er"
blijd geweest in den Heer,
dat gl) nu eenmaal wederom
verarakkerd tijt om aan mij
te gedenken; waaraan <ij
ook gedacht hebt, maar gij
hebt de gelegenheid niet ge-
tl.had. Niet dat ik dit leg van.
wege gebrek; waut ik heb
geleerd vergenoegd te zijn
12. in \'t geen ik ben; eu ik weet
vernederd te worden, Ik weet
ook overvloed te hebben; Al*
lezlna en in alles ben ik on*
derwezen, beide verzadigd
te lijn en houger te lijden,
beide overvloed te hebben en
13. gebrek te lijden. Ik vermag
alle dingen door Christus die
14.mij kracht geeft. Nogtans
hebt gij wrl gedaau dat gij
met mijne verdrukking ge-
l.i.iiieeusi\'iiiii gehad hebt. En
ook gij Filippenzen weet,
dat in het begin dea evange-
lies, toen ik van Macedonië
vertrokken beu, geen ge-
meente mij iet* medegedeeld
ÏNZKN 1.                                   S7-\'.
heeft tot rekeniug van uit-
gaaf en ontvangst, dan gij
16.alleen; want ook in Thessa-
lonica hebt gij mij eenmaal
en andermaal geionden tot
\\7.mijne nooddruft. Niet dat ik
de gave ioek, maar ik zoek
de vrucht die overvloedig U
is.tot uwe rekening. Haar ik
heb alles ontvangen, en ik
heb overvloed; ik ben ver-
vultl geworden &la ik van
Ëpafroditus ontvangen heb
wat van u gezonden wa$, alt
een weiriekenden reuk, eeu
aangename otl\'erande, flode
Itf.welbehagelijk. Doch mijn
Qod inl naar tijnen rijkdom
vervullen al uwe nooddruft,
in heerlijkheid door Christus
20. Jezus. Onten God nu en V*.
der zij de heerlijkheid in alle
eeuwigheid. Amen.
21.     Groet alle heiligeu iu
Chriatua Jezus. U groeteu
de broedera die met mij tiju.
22.  Al de heiligen groeten u, en
meest die van het huia des
keizers lijn.
23.     De genade onsei Eieereu
Jezui Christus lij met u si
len. Amen.
DE BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS
1)K
COLOSSENZEN.
E N Z E R.
3. Wij danken den God eu
Vader onzea Ueeran Jetu*
Christus, altijd voor u bid-
4.dende; aUoo wij van uw ge
loof in Christus Jeius ge-
boord hebben, eu van de
liefde die gij hebt tot alle
.\'i.heiligeu, om de hoop die u
weggeleid is in de hemelen ,
van welke gij tevoren g*-
hoord hebl door het woord
HOOFDSTUK I.
1. Paulus een apostel van Je.
zus Christus door den «ril
Uoda en Tlmotheue de broe-
3, der aan de heilige en geloo-
vige broedereu in Christus
die te Colosse itjn: genade
slj u en vrede van God ooien
Vader eu deu Heer Jr/us
Christus.
-ocr page 284-
27«                            COLOSSENZEN 1.
«Ier waarheid, namelijk dea
(^.evangelies; hetwelk tot u
Sekmncn ii, gelijk ook in
e geheela wereld; en het
brengt vrachten voort, ge-
lijk ook onder u, van dien
.1** af dat gij n-i gehoord
hebt en de genade Gods in
7.waarheid bekend hebt: re-
lijk rij ook geleerd hebt van
Kparras onzen geliefden ine.
dedieoetknecht, dewelke een
getrouw dienaar van Chria.
S.tus la voor u, die ona ook
verklaard heeft uwe liefde in
den Oeeat.
9. Waarom ook wij, van dien
da< af dat wij hei gehoord
hebben, niet ophouden voor
u te bidden en te begeeren ,
dat gij moogt vervuld wor-
den met de kennia van rij
nen wil, in alle wljaheid en
10. geentelijk veratand, opdat
«ij moogt wandelen waar
diglijk den Heer tot alle be-
hatelijkheid, in alle xoede
werken vrucht dragende, en
wasaende in de kennis Gods:
11. met alle kracht bekrachtigt!
zijnde, naar de sterkte zlj-
ner heerlijkheid, tot alle
lijdzaamheid en lankmoe*
dlgheid. met blijdschap;
12. dankende dei) Vader, die
ona bekwaam gemaakt heeft
om Aeeltehcbben ia de erve
13. der heiligen in het licht; die
ona getrokken heeft uit de
roagt der duiaternia, en oven
genet heeft in het koningrijk
vanden Zoon zijner llei\'Je,
14. in denwelke wij de verloa*
alng hebben doonijn bloed,
namelijk de vergeving der
15,tonden; dewelke bet beeld
ia dea onzieulijken Goda, de
eerstgeborene aller creature.
IC. Want door hem zijn alle dia-
gen geacbapen die in de he-
meleu eu die op de aarde
iljn, die zienlijk en die ou-
zienlljk zijn, hetzij troonen,
hetzij heerschappijen, hetzij
overheden, hetzij magten;
alle dingen zijn door hem
17. en tot hem geschapen; en
hij is vóór alle dingen, eu
alledingen bestaan tezameu
IS. door hem, en hij ia het hoofd
dea llgchaama , namelijk der
gemeente, hij die het begin
is, de eeratgeborene uit de
dooden, opdat hij in allen
19.de eerste zoude zijn. Want
bet ii des Vader» weibeha*
gen geweeat, dat in hem al
20.de volheid woneu zoude, en
dat bij door hem, vrede ge-
maAkt hebbende door het
bloed zijns kruiaea, door
hem Mfa ik alle dingen ver
zoeuenzoude tot tichzelven ,
hetzij de dingeu die op de
aarde, hetzij de dingen die
ia de hemelen zijn.
21. En hij heeft u die eertijda
vervreemd waart, en vijan-
den door het verstand In de
booxe werken, nu ook ver-
22.zoend in het ligchaam zijns
vleescb.es door den dood. op-
dat hij u heilig en onberia.
pel ijk en oobeatrail\'elijk vóór
23.stch zoude stellen: indien
gij maar blijft in \'t geloof
gefundeerd en vast, en niet
bewogen wordt van de hope
dea evangeliea dat gij ge-
hoonl hebt, hetwelk gepre-
dikt ia onder al de creature
die onder den hemel ia; van
\'t welk ik 1\'aulua een dle-
21.naar geworden ben; die mij
nu verblijd in mijn lijdeu
voor u, en vervul in mijn
vleeach de overblijfselen der
verdrukkingen van Chriatua
voor zijn ligchaam, \'t welk
2.\'t.is de gemeente; welker die-
naar ik geworden ben naar
de bedeeling Goda, die mij
gegeven ia aan u om te ver-
2ti vullen het woord Qoda: n<>-
ntelijk
de verborgenheid, die
verborgen ia geweeat van
alle eeuwen en vao alle ge-
alachten, maar nu geopen-
baard ia aan zijne heiligen,
27. aan wie God heeft willen
bekendmaken, welke zij de
rijkdom der heerlijkheid de-
-ocr page 285-
UÜfiOSSENZEN !
in hem woont al de volheid
der Godheid ligchamelijk;
10. en gij zijt in hem volmaakt.
die het Hoofd is van alle
11.overheid en magt; iu wei-
ken gij ook besneden zijt
met een besnijdenis die ion-
dcr handen geschiedt, iu het
uittrekken van het ligchaaui
der xonden dea vleesches,
door de besnijdenis van
13.Christus: zijnde met hem
begraven in den doop, in
welken gij ook met hem op-
gewekt xijt door het geloof
der werking Gods, die hem
uit de dooden opgewekt
13.heeft. En hij beeft u. ala gij
dood waart iu de misdaden
en in de voorhuid uws vlee-
aches, mede-levendgemaakt
met hem, al uwe misdaden
14. u vergevende; uitgewisebt
hebbende het handschrift
dat tegen ons was, in inzet*
tingen bestaande, \'t welk tey
ik
eenigerwijze tegen ons
was, en beeft dat uit het
midden weggenomen, het-
xelve aan het kruis geuageld
10.hebbende; en de overheden
eu de magten uitgetogen
hebbende, heeft hij die in \'t
openbaar tentoongesteld, en
heeft door hetzelve over ben
getriomfeerd.
16.    Dat u dau niemand oor*
deele In spijs of in drank,
of in het stuk des feeatdaj/s
of der nieuwemaan of der
17. sabbaten; welke zijn een
schaduw der toekomende
dingen, maar het ligchaam
18.1a van Christus. Dat dan
niemand u nverheerache
uaar zijnen wil in uederig-
held en dienst der engelen,
intredende iu \'t geen hij niet
gexien beeft, tevergeefs op-
geblatenzijndedoor het ver•
19. stand xijns vleesches, on
het hoofd niet behoudeude,
uit hetwelk het geheele llg-
chaam, door de texanieu-
voegseleu en teiaraenbin
dingen voorxieu en tezaiueu-
zer verborgenheid onder de
heidenen, welke is Christus
onder u, de hoop der heer*
2S.Ujkheld;denwelken wtf ver-
kondigen , vermanende een
iegelijk raensch en leerende
ecu iegelijk niensch in alle
wijsheid t opdat wij ecu lege-
lijk mensen volmaakt iou-
den stellen in Christus Jezus:
.9.waartoe Ik ook arbeid, «trij-
dende naar zijne werking die
in mij werkt met kracht.
HOOFDSTUK *.
1.    Want ik wil dat gij weet
hoegrooten strijd ik voor u
heb, en voor degenen die te
Laodicêa xijn, en zoovelen
als er mijn aangexigt in het
vleesch niet hebben gexien,
2. opdat hunne harten ver-
troost mogen worden, en xij
texamengevoegd xijn in de
liefde, en dat tot allen rijk
dom der volle verxekerdbeid
des
ver.it aads, tot kennis der
verborgenheid van God en
den Vader, en van Christus,
Mu deuwelke al de schatten
der wijsheid en der kennis
4. verborgen zijn. En dit zeg
Ik opdat niet iemand u mis-
lelde met beweegredenen die
•">. een schiju hebben ; want
hoewel ik met het vleesch
van h ben, nogtans ben ik
met den geest bij u, mij ver-
lilijileo.it\' en xlende uwe goe-
de orde en de vastheid uwa
geloofs in Christus.
tl. Oelljk gij dau Christus Je
zus den Heer hebt aangeno
men, wandelt alxóó in hem,
7. geworteld en opgebouwd in
hem, en bevestigd in het
geloof, Lït>hjkt*r" ij» gij ge-
leerd zijt, overvloedig zijnde
la liet celve met iiiuikï»-g-
*. giug. Ziet toe dat niemand
u al" een roof vervoere door
de filoaufle eu ijdele verlei-
ding, naar de overlevering
der mentenen, naar de eer
ste beginselen der wereld,
9. eu niet naar Christus; waut
-ocr page 286-
COLOSSENZEN s.
mennen met zijne werken,
10. en aangedaan hebt den nieu-
wen mensrh, die vernieuwd
wordt tot kennis, naar het
evenbeeld desgenen die hem
11. geschapen heeft; waarin
niet is Griek en Jood, be-
snijdenls en voorhuid, bar-
baaren Seyth, dienstknecht
en vrije, maar Christus is
alles en in allen.
12.    Zoo doet dan a:>n, als uit-
verkorenen Gods, heiligen
en beminden, de innerlijke
bewegingen der barinhartig-
hefd, goedertierenheid, oot-
moedighuid, zachtmoedige
lli.heid, lankmoedigheid: ver*
dra\'gende elkander en verge-
vende de één den ander, zoo
iemand tegen iemand eenigt
klagt heeft; gelijkerwijsals
Christus u vergeven heeft,
W.doet ook gij alzoo. En bo-
ven dit alles, doe/ dan de
liefde, dewelke is de baud
15.der volmaaktheid. En de
vrede Gods heersene in uwe
harten, tot welken gij ook
geroepen zijt in één lig-
chaaru; en weest dankbaar.
lfi. Het woord van Christus
wone rijkelijk iu u, in alle
wijsheid ; leert en vermaant
elkander met psalmen en
lofzangen en geestelijke lie-
dekens, zingende den Heer
met aangenaamheid in uw
17.hart; en alwat gij doet met
woorden of met werken, doet
het alles in den naam des
H eeren Jezus, dankende God
en den Vader door hem.
IS. Gij vrouwen, zijt uw eigen
mannen onderdanig, gelijk
het betaamt in den Heer.
19. Gij mannen, hebt uwe vrou-
wen lief, en wordt niet ver-
20. bltterd tegen haar. Gij kin-
deren, zijt uteen ouders ge-
hoorzaam iu alles, want dat
is den Heer welbehagellih.
21. Gij vaders, tergt uwe kt nde-
ren niet, opdat zij niet moe-
22.deloo» worden. Gij dlenst-
knechteu, zljt In alles g«-
Sevoegd zijnde, opwast met
loddelijken wasdom. ln-
dieo gij dan met Christus
de eerate beginselen der we-
reld zijt afgestorven, wat
wordt ifij, alsof <ij in de
wereld leef let, met inzet
21.tingen belast, namelijk.
Raak niet, en smaak niet,
22.en roer ntet aan? welke
dingen alle verderven door
het gebruik, ingevoerd naar
de geboden en leeringen der
2:t. menschen; dewelke wel
hebben eene «Mijnrede van
wijsheid in eigenwilligen
godtAientt, en nederigheid.
en i\'.i het ligcbaam met te
sparen, dorh niet in eenige
waarde zijn, maar tot verza>
diging des vleesches.
HOOFDSTUK il.
1.    Indien gij dan met Chris.
tus opgewekt zljt, zoo zoekt
de dingen die boven zijn,
waar Christus is zittende
2. aan de regterAaw/ Gods : be-
denkt de dingen die boven
zijn, niet die op de aarde
.\'t.zijn. Wam gij zijt gestor.
veu, en uw leven is met
Christus verborgen in God:
4. wanneer w« Christus zal ge-
openbaard zijn, die ons le-
ven is , dan zult ook gij met
hem geopenbaard worden in
beerlijkheid.
&. Doodt dan uwe leden die
op de aarde zijn, namelijk
hoererij, oureinigheid, schan-
delijke
beweging, kwade be-
Seerlijkheid, en de gierig-
eid, welke is afgoden dienst:
fi.iiiii welke de toorn Gods
komt over de kinderen der
7.ongehoorzaamheid; ia de-
welke ook gij eertijds hebt
gewandeld, toen gij in de*
8.zelve leefdet. Maar nu, legt
ook gij dit alles afF name-
lijk
gramschap, tooraigheid,
kwaadheid, lastering, vuil.
U. spreken uil uwen mond; liegt
niet tegen elkander, dewijl
gij uit grdaan hebt den ouden
-ocr page 287-
COT.OSSENZEN 4.
27!*
hoorzaam nwen heeren naar
bet vleeacu, niet met oogen-
diensten als menschenbcha-
gers, maar met eenvoudig\'
beid des barteu, vreezende
J:i.(iod. En al wat gij doet,
doet dat van barte als den
Heere en niet den men.
24. iclien, wetende dat gij van
den Heer zult ontvangen de
vergelding der erfenis; want
gij dient den Heer Chrinrus.
-.rj.Maar wie onregt doet, die
zal het onregt dragen dat bij
gedaan beeft, en er ia geen
aanuemlng des persoon».
HOOFDSTUK 4.
1.     Oij heeren, doet uwen
dienstknechten regt en ge-
lijk, wetende dat ook gijpen
Heer hebt in de hemelen.
2.     Houdt sterk aan in het ge-
bed, en waakt in\'t zelve met
\'^.dankzegging; biddende met-
één ook voor ons, dat Ood
ons de deur des woords opene,
om te spreken de verborgen-
heid van Christus, om welke
4.ik ook gebonden ben, opdat
ik dezelve mag openbaren
gelijk ik moet spreken.
\'». Wandelt met wijsheid bij
degenen die buiten zijn, den
bekwamen tijd uitkoopende.
(i-Uw woord zij altijd in aan*
geuaamheid, met zout be-
spreugd, opdat gij muogt
weten hoe gij een iegelijk
moet antwoorden.
". Al mijne zaken zal u be-
kendmaken Tycbicus, de ge-
liefde broeder en getrouwe
dienaar en mededienstkuecht
Mn den Heer, denwelken ik
te dien einde tot u gezonden
ueb, opdat hij uwe zaken
wete en uwe harten vertrooa-
9, te, met Oné\'slraua den ge-
trouwen en geliefden broe-
der, dewelke uit de uwen
is; zij sullen u alles bekend-
maken wat hier is.
10. U groet Ariatarchua mijn
medegevangene, en Marcus
de neef van Barnabas, (aan-
gaande welken gij bevelen
ontvangen hebt; zoo hij tot
1 l.u komt, ontvangt hem), en
Jezus gezegd Justus, welke
uit de besnijdenis zijn: deze
alleenzijn mijnt medearbei.
ders in bet koningrijk God»,
die mij een vertroosting ge-
12.  weest zijn. U groet Kuafras
die uit de uwen is, een dienst-
knecht van Christus altijd
strijdende voor u in de gebe-
den, opdat gij staan moogt
volmaakt en volkomen in al
13. den wil Oods. Want ik geef
hem getuigenis dat hij groo-
ten ijver heeft over u en de-
genen die in Laodicéa zijn
en degenen die In Hierapolis
H.ziju, I groet Lucas de me-
dtcijniueester, de geliefde,
en Oemas.
15,     Groet de broederen die in
Laodicéa zijn, en Nymfaa,
en de gemeente die in ziju
16. buis ia. En wanneer dese
zendbrief van u zal gelezeu
zijn, maakt dat die ook iu
de gemeente der Laodicen-
zen gelezen worde, en dat
ook gij dien lenst die uit La-
17.odicéa geschreven ia. En zegt
aan Arcnipuus: Zie op de
bediening die gij aangeno-
ni\'m hebt in den \'lieer, dat
gij die vervult.
18, De groetenis met mijne
hand; Paulus. Gedenkt inij-
i.e banden. De genade zij
met u. Amen.
-ocr page 288-
2S0                   1 THESSALOMCENZEN 1, i.
ilR EERSTE BRIEF VAN PEN APOSTEL PAULUS
AA* DR
THESSALONICENZEN.
wij niet van noode hebben
iets daarvan te sprekeu;
9. want zij zelve verkondigen
van ons, hoedanigen ingaoy
wij tot u hebben, en hoe gij
tot God bekeerd zijt van de
afgoden, om den levenden
en waarachtigeu God te dic-
lO.nen, en zijnen Zoon uit «te
hemelen te verwachten, den-
welken hij uit de dooden op-
gewekt heeft, namelijk Jezus
die ona verlost van den toe-
komeoden toorn.
HOOFDSTUK S.
1. Want gij weet zelve, broe-
dera, onzen ingang tot u,
dat die niet ijdel is geweeat;
3, maar hoewel wij tevoren
geleden badden, en ook ons
smaadheid aangedaan was,
gelijk gij weet, te Filippi.
zoo hebben wij no§tarnt vrij*
moedigheid gebruikt in on-
zen God, om het evangelie
Goda tot u te spreken in
3.veel strijd. Want onze ver*
ïnaning is niet geweest uit
verleiding, noch uit ourei-
nigheid, noch niet bedrog;
4. maar gelijk wij van God be-
proefd zijn geweeat, dat ona
het evangelie zoude toebe*
trouwd worden, alzóóspre*
ken wij, niet als mensenen
behagende, maar Gode die
\'t. onze harten beproeft. Want
wij hebben nooit met pluim
strijkende woorden omgf-
gaan, gelijk gij weet, nocb
met eenig bedeksel vau gl*-
6. righeid. God ia getuige; noch
zoekende eer uit menacbeu,
HOOFDSTUK 1.
1.    PuuUia en Süvanua en Ti-
raotheüa aan de gemeente
der Theaaalonicenzen, welke
in God den Vader en den
Heer Jezus Christus: genade
zij u en vrede van God onzen
Vader en den Heer Jezua
Christus.
2.    Wij danken God altijd
over u uilen, uwer gedach-
tikr zijnde in onze gebeden;
3. zonder ophouden gedenken*
de bet werk uwa gelooft, en
den arbeid der liefde , en de
verdraagzaamheid der hoop
op oneen Heer Jezus Chris-
tua, voor onzen God en Va-
4.der; wetende, geliefde broe-
dera, uwe verkiezing van
God.
5. Want oua evangelie is on-
der u niet alleen in woor-
den geweeat, maar ook in
\'kracht, en in den Heiligen
Geest i en in vele verzekerd-
beid, gelijk gij weet hoeda*
nigen wij ouder u geweest
fi. zijn oin uwentwil. en gij zijt
onze navolgera geworden en
des Heeren, het woord aan-
genomen hebbende in vele
verdrukking, met blijdschap
". des Heiligen Geestes, alzoo
dat gij voorbeelden gewor-
den zijt al den geloovigen in
8. Macedonië1 en Aehaje. Want
van u ia het woord dos llee-
ren ruchtbaar geworden niet
alleen in MacedoTi>i-eiiAclia-
je, maar ook in alle plaat-
aen ia nw geloui\' dat gij op
God hebt uitgegaan, zoodat
-ocr page 289-
1 THBSSAL01
noch van u doch van ande-
ren; hoewel wij u tot last
koDden tij n als Christus
/.Apostelen; maar wij zijn
vriendelijk geweest in \'t
midden van u. Gelijk als
een voedster hare kinderen
s. koestert, alzóó wij tot u x*e,-
genetten zijnde, hebbeu n
gaarne willen mededeelen
niet alleen het evangelie
Gods, maar ook onze eijcene
zielen, daarom dat „\'ij ons
a. Het" geworden waart. Want
«ii gedenkt, broeder», onze
arbeid en moeite , want nacht
en dag werkende, opdat wij
niemand onder u zouden
lastig iljn, hebben wij het
evangelie Gods onder u ge-
ld. predikt. Gy zijt getuigen en
God, hoe heilig en regtvaar.
iIïjC en onberispelijk wij u
die geloott geweest zijn:
II. «dijk gij weet, hoe wij een
iegelijk vnn u, als eeu vader
zijne kinderen, venuaanden
l.\'.en vertroostten, en betuig-
den dat gij zoudt wande>
len waardiglijk Gnde, die u
roept tot zijn koningrijk en
heerlijkheid.
13. Daarom danken wij ook
God zonder ophouden, dat
Als gij het woord der predi-
king Gods van on* ontvan-
gen hebt, gij dat aangeno-
men hebt niet als der uu-r.
schen woord, maar (gelijk
het waarlijk is) ala Gods
woord, dat ook werkt In u
11.die gelooft. Want gij, broe-
ders, zijt navolger» gewor-
den der gemeenten Gods die
in Judca zijn in Christus
Jezus; dewijl ook gij het-
zelfde geleden hebt van uwe
.. eigene medeburgers, gelijk
lj-atszijvan de Joden; welke
<>ok gedood hebben den Elrer
Jezus en hunne eigene proi\'e*
ten , en ons hebben vervolgd,
en (in.ie niet behagen, eu
allen ineuschen tegen zijn,
Iiï.enon» verhinderen te spre-
ken tot de heidenen, dat zij
«ICENSSKN :i.                          381
zalig mogten worden; opdat
zij altijd hunne zonden ver-
vullen zouden. En de toorn
is over hen gekomen tot hrt
einde.
17> Maar wij, broeders, van u
beroofd geweest zijnde voor
een kleine wijle tijds, naar
het aang<*iigt, niet naar het
hart, hebben ons te over»
vloediger benaarstigd om uw
aaDgezigt te zien, met groot e
18. begeerte. Daarom hebben
wij tot u willen komen (im-
iners ik 1\'aulue) eenmaal en
andermaal, maar de satan
19. heeft het ons beier. Want
welke ii onze hoop of blijd-
sehap of kroon des roems ?
Zijt Kil die ook niet, voor
onzen ileer Jezus Christus
\'20. in zijne toekomst ? Want
gif zijt onze heerlijkheid en
blijdschap
HOOFDSTUK ».
1.     Daarom tleze begeerte niet
langer kunnende verdragen,
nebben wij gaarne te Athene
willen alléén gelaten wor-
2. den, en hebbeu gezonden Ti-
motneti*, onzen broeder, en
Gods dienaar, en onzen me-
dearbeider in het evangelie
van Christus, om u te ver-
sterken en u te vermanen
3. aangaande uw gelooi\', opdat
niemand bewogen worde in
deze verdrukkingen. want
gij weet zelve dat wij hiertoe
4. gesteld zijn. Want ook toen
wij bij u waren, voorzeiden
wij u dat wij zouden verdrukt
worden, gelijk ook geschied
ó.is, en gij weet het. DaArom
ooit <lrse begeerte niet langer
kunnende verdragen, heb ik
hem gezonden om uw geloof
te verstaan, of niet roi»-
ichlen de verzoeker u zoude
verzocht hebben en onze »r-
6. beid ijdel zoude wezen. Maar
ala TimotheUa nu van ulte-
den tot ons gekomen waa,
en ona de goede boodschap
gebragt had van uw geloof
-ocr page 290-
broeder vertrede noch be-
drtege in zijne handeling;
want da Heer is een wreker
over dit alles, gelijk wij u
ook tevoren gezegd en oe-
7- tuigd hebben. Want God
heeft ons niet geroepen tot
onreinigneid, maar tot hei
H.Hgmaking. Zoo dan wie dit
verwerpt, die verwerpt geen
mensen, maar God die ook
zijnen Heiligen Geest in ons
heeft gegeven.
n. Van de broederlijke liefde
nu hebt gij niet van noode
dat ik n schrijve, want gü
zelve zijt van God geleera
om elkander Iteftetiebhen;
10.want gij doel ook hetzelve
aan ui de broederen die in
geheel Macedonië zijn. Maar
wij vermanen u broeders, dat
gij meer overvloedig wordt,
11. en dat gij u benaarstigt «til
te zijn, en uwe eigene <iht-
gen te doen, en te Merken
met uwe eigene handen,
gelijk wij u bevolen heb-
12.ben, opdat gij eerbaar wan-
dclt bij degenen die buiten
zijn, en geen ding van noo*
de hebt.
13. Doch broeders, ik wit niet
dat gij onwetend zijt van de-
genen die ontslapen zijn,
opdat gij niet bedroefd zijt
gelijk als de anderen die
11. geen hoop hebben. Want
indien wij geloovcn dat Je-
ZUB gCBtnrveil is en nptc»\'"
staan, alzóó zal ook God
degenen die ontslapen zijn
in Jezii" tccrirrbrengen met
15.  hem. Want dat zeggen wij
u door het woord des Hee-
ren, dat. wij die levend over-
blijven zullen tot de toe-
komst des Heeren , niet zul-
len vóórkomen degenen die
16. ontslapen zijn; want de Heer
zelf zal met een geroep, met
de stem des archangels en
met de bazuin Gods, neder
dalen van den hemel; en wie
in Christus gestorven zijn,
17. zullen eeret opstaan; daarna
en liefde, en dat gij altijd
goede gedachtenis Tan one
hfiii, zeer begeerte; zijnde
om one te zien, gelijk " \'j
7. ook om ulieden: zoo zijn wij
daarom, broedere, overu in
al onze verdrukking \'\'" nood
vertroost geworden door uw
S.geloof; want nu leven wij,
indien gij r^staat in den
y. Heer. Want wat dankzeg-
ging kunnen wij Gode tot
vergelding wedergeven voor
u, vanwege al de blijdschap
waarmede wij ons om uwent*
wil verblijden voor onzen
10. God, nacht en dag zeer over-
vloedig biddende om uw aan-
gezigt te mogen zien. en te
volmaken \'t geen aan uw g*-
II.loof ontbreekt. Doch onze
God en Vader zelf en onze
Heer Jezus Christus rigte
12. onzen weg tot u; en de Heer
vermeerdere u en m&ke w
overvloedig in de liefde je-
f;ens elkander en jegens al-
en, gelijk wU ook zijn je-
13. geus u; opdat bij uwe harten
vcrsteike om onberispelijk
(c zijn in heiligmaking voor
onzen God en Vader, in de
toekomst onzes Heercn .Te-
zus Christus inet al zijne
heiligen.
HOOFDSTUK 4.
1. Voorts dan broeders, wij
bidden en vermanen u in den
Heer Jezus, gelijk gij van
ons ontvangen hebt hoe gi.\'
moet wandelen en Gode be-
hagen, dat gij daarin meer
-. overvloedig wordt. Want gij
weet wat bevelen wij it gege-
ven hebben door den Heer
;(.Jezua. Want dit is de wil
Gods, uwe heiligmaking:
dat gij u onthoudt van de
1. hoererij, dat een iegelijk
van u wete zijn vat te bezit,
ten in heiligmaking en eer,
5. niet in kwade beweging der
begeerlijkheid, gelijk als de
heidenen die God niet ken-
6. nenj dat niemand zijnen
-ocr page 291-
1 TUKSSALONlCENZKN
•;s:.
wij die levend overgebleven
zijn, tullen t ezaiue n met
hen opgenomen worden in
de wolken, den Heer iege-
rnoet, in de lucht; en alzoo
sullen wij altijd met den
IS. Heer weien. Zoo dun ver-
troost elkander met deze
woorden.
HOOFDSTUK .V
1. Maar vuii de tijden en de
gelegenheden, broeden, hebt
gij niet van noode dat men
2.u schrijve; want gij weet
zelve zeer wel, dat de dag
des Heeren alztió zal komen
gelijk een diefin den nacht.
.1. Want wanneer zij zullen
zeggen : Het is vrede en zon-
der gevaar, dan zal een
haastig verderf hen overko-
men , gelijk de barensnood
eene bevruchte vrouw, en zij
zullen \'t geenszins ontvlie-
i.iltii. Maar gij broeders, gij
zijt niet in duisternis, dat u
die dag als een dief zoude
ö. overvallen: gij zijt allen
kinderen des lichts en kin-
deren des dags, wij zijn niet
des nachts noch der duister.
fi.nis. Zoo laat ons dan niet
slapen gelijk als de anderen ,
maar laat ons waken en
7.nuchteren zijn. Want wie
slapen, slapen des nachts,
en wie dronken zijn, zijn
8.dei nachts dronken; maar
wij die des dags zijn, laat
ons nuchlcren zijn, aange-
daan hebbende bet borstwa.
pen des geloofa en der liefde,
en tof een helm de hoop der
«. zaligheid. Want God heeft
ons niet gesteld tot toom,
maar tot verkrijging der ia.
Üffheld door onzen Heer
K\'.Jezut Christus, die voor ons
gestorven ia, opdat wij,
\'t zij dat wij waken \'t zij dat
wij »}apen, tezamen met
LI.hem leven zouden. Daarom
vermaant elkander, en Rticht
delenden ander, gelijk gij
ook doet.
12. Kn wij bidden u broeders,
erkent degenen die onder u
arbeiden en uwe voorstan*
ders zijn in den Heer en u
(3.vermanen, en acht ze zeer
veel in liefde, om huns
werks wil. Zijt vreedzaam
14.onder elkander. En wij biil-
den u broeders, vermaant
de ongeregelden, ven roost
de kleinmoedtgen, onder-
steunt de zwakken,
ai.it
lankmoedig jegens allen.
15. Ziet dat niemand kwaad voor
kwaad iemand vergelde,
maar jaagt altijd het goede
na, zoo jegens elkander als
Ifi.jegens allen. Verblijdt u al-
17. tijd. Bidt zonder ophouden.
iS. Dankt God in allee; want dit
is de wil Gods in Christus
i9. Jeius over u. Bluscht den
SO.Geest niet uit. Veracht de.
Il.profetiën niet. Beproeft alle
dingen; behoudt het goede.
(2. Onthoudt u van allen schijn
!3.des kwaad*. En de God des
vredes zelf heilige u geheel
en al, eu geheel uw opregte
geest en ziel en ligchaain
worde onberispelijk bewaard
in de toekomst onzes Hee-
M.ren Jezus Christus. Hij die
u roept ie getrouw, die het
ook doen zal.
*. Broeders, bidt voor ons.
:6. Groet al de broedera met een
7.heiligen kus. Ik bezweer u-
lieden bij den Heer, «lat de-
ze zendbrief al den heiligen
broederen gelezen worde.
s. De genade ontes Heeren
Jezua Christus zij met ulie-
den. Amen.
-ocr page 292-
284                       i THESSALONICENZKN 1, 3.
1)K TWKEÜE BRIKF VAN DEN APOSTEL PAULUS
AA* UK
THESSALONICENZEN.
neer hij zal gekomen zijn
oin verheerlijkt ie worden in
zijne heiligen, en wonder
baar te worden in allen die
gelooven (overtniia onze ge.
tuigenie onder u ia geloofd
geworden) in dien dag.
11. Waarom wij ook altijd bid-
den voor u, dat onze God u
waardig nchte der roeping,
en vervutle al het welbeha-
gen zijftr goedheid, en ht-t
werk des geloofamet kracht.
1-. opdat de naam onzes Heereii
Jeztia Christus verheerlijkt
worde ia u , en gij in hein,
naar de genade van onzen
God en den lieer Jezus
Christus.
HOOFDSTUK t,
1. Kn wij bidden u broeder»,
bij de toekomst onzea Her-
ren Jeztia Christus en om«
*J.ioevergmlering lot hem, dat
gij niet haaatelijk bewogen
wordt van veratand, ol\' ver
achrikt, noch door geest,
noch door woord, noch door
zendbrief als vanonB#(urAir-
rea, alsof de dag van Chris*
3. tUB aanstaande ware. Dat u
niemand verleide np«eniger
lel vt-ija, want die kamt »<•\'
tenzij dat eeret de afval ge*
komen zij, en dat geopen*
baard sij de mensen der son-
-1. de, de zoon dea verderf*, die
zich tegenstelt en verbet]
boven alwat God genaamd
ui\'af* H\'iii geëerd wordt, »>-
zoo dat hij in den tempc\'
God* als een God zal zitten.
ilchselven vertoonende dat
HOOFDSTUK I.
I. I\'aulua rn Silvnnua en
TntiniheüB hbii de gemeente
der TheatHlutticenzer., wette
in In God ooien Vader en
den Meer Jezus Chrlstua:
i. genade zij u en vrede van
God nnzeo Vader en den
Heer Jezus Christus.
3. W Ij moeten God altijd
danken over u, broeder*,
triijk billijk is, omdat uw
geloofteer wast, en Hat de
liefde van een iegelijk van u
allen jegena elkander over
l.vloedig wordt, alzoo dat wij
zelve van u roemen In de
gemeenten Gods, over uw
lijdzaamheid en geloot\' In al
uwe vervolgingen en ver-
drukkingen die gij ver-
.•.draagt; een bewija van Gods
regtvaardig oordeel, opdat
gij waardig geacht wordt het
koningrijk Gods voor het.
(t.welk gij ook lijat; alzoo het
regl ia bij God, verdrukking
te vergelden dengenen die u
7. verdrukken, en u die verdrukt
wordt verkwikking met ons,
iu de openbaring dea lleeren
Jezus van den hemel met de
M.engelen zijner kracht, met
vlammend vuur wraak doen-
de over degenen die God met
kennen, en over degenen die
het evangelie onzea lleeren
Jeiua Christus niet gehoor-
\'.t.zaatu zijn; dewelke «uilen
tot atraf lijden het eeuwig
verderf van het aangezigt
dea Beeren en van de beer*
10. lijkhetd lijner aterkte. wan-
-ocr page 293-
2 THESSALO)
5. hij Ood tl. Gedenkt gij niet
dut ik nog bij u zijnde u
6.deie dingen gezegd heb? En
nu wat hem wederhoudt weet
kU . opdat hij geopenbaard
worde op zijn eigen tijd.
7. Want de verborgenheid der
ongeregtigheid wordt al-
reede gewerkt; alleen die
hem nu wederom ïdt, die tal
hem wetterhiiuiten
totdat hij
uit het midden zal wegge-
s.t/iiuit «vonten; en alsdan zal
<ie ongeregtige geopenbaard
worden, den weikeu de Heer
verderven zal door den geest
zijns monds, en tenietma*
keu door de verschijning
9,zijner toekomst, hem teg ik
wiens toekomst is n mr de
werking des satans, in alle
kracht en teekenen en won-
ui,deren der ltugen, en in alle
verleiding der onrextvaar*
digheid in degenen die ver-
loren gaan, daarom dat zij
de liefde der waarheid niet
aangenomen hebben om xa-
U.lig te worden. En daarom
zal Ood hun zenden eene
kracht der dwaling, dat zij
de leugen zouden gelooven;
12, opdat zij allen veroordeeld
worden, die de waarheid tiet
geloofd hebben, maar een
welbehagen hebben gehad
in de ongeregtigheid.
IS. Maar wtf zijn schuldig al-
(ijd Ood te danken over u,
broeders die van den lieer
bemind zijt, dat Ood u v.n
den beginne verkoren heeft
tot ztllghKld, in lieiligma-
king des Oeestes en geloof
14.iler waarheid; waartoe hij
u (T-roepen heeft door ons
evangelie, tot verkrijging
der heerlijkheid or.zes Hee-
lo.ren Jezus Christus. Zoo dan
broeders, staat vaat, en
houdt de inzettingen die u
geleerd zijn, hetzij door ons
woord hetzij door onzen
">.zendbrief: en onze Heer Je-
zus Christus zelf, en onze
Ood en Vader die ons heeft
SICENZEN 3.                          265
liefgehad, en gegeven heeft
een eeuwige vertroosting en
17. goeite hoop in genade, ver-
trooate uwe harten, en ver-
sterke u in alle goed woord
en werk.
HOOFDSTUK 3.
1.     Voorts broeders, bidt voor
ons, opdat het woord des
Heeren zijnen loop nebbe,
en verheerlijkt worde gelijk
2. ook bij u, en opdat wij mo-
gen verlost worden van de
ongeschikte en booze men-
schen; want het geloof is
3. niet aller. Maar de Heer is
getrouw, die u zal verster*
ken en bewaren vanden hoo-
4. ze. En wij vertrouwen van
u in den Jieer, dat gij net-
geen wij u hevelen ook doet
b. en doen zult. Doch de Heer
rigte uwc harten tot de liefde
Uods en tut de lijdzaamheid
van Christus.
6.     En wij bevelen u broeders,
in den naam onzes J! eren
Jezus Christus, dat gij u
onttrekt aan een iegelijk
broeder die ongeregeld wan*
delt, en niet naar de inzet*
t uu\' die hij van ons ontvan*
7. gen beeft Want gij zelve
weet iio • men ons behoort
natevolgen; want wij heb-
ben ons niet ongeregeld ge*
8 dragen onder u, en wij heb-
ben geen briod bij iemand
gegeten vuorniet, maar in
arbeid en moeite, nacht en
dag werkende, opdat wij
niet iemand van u zoulen
9. lastig zijn: niet dat wij de
niagt niet hebben, maar op-
dat wij onstelveu geven zou-
den tot een voorbeeld om ons
10. natevolgen. Want ook to-n
wij bij u waren, hebben wij
u dit bevolen, dat zoo iemand
niet wil werken, hij ook niet
ll.ete. Want wij hooren dat
sommigen onder u ougere-
geld wandelen, niet wer-
kende maar ijdele dingen
12. doende. Doch de zoodaoU
19
-ocr page 294-
HEUS 1.
houdt hem niet als een vij.
and, maar vermaant hem als
16 een broeder. De Heer nu
des vredes zelf geve u vrede
altijd op allerlei wijs. De
Heer zij met u allen.
IJ. De «roetenis met mijne
hand: Paulus; hetwelk is een
teeken in lederen zendbrief:
Iti.alzóó schrijf ik. De genade
onzes Ilceren Jezus Chriatus
zij met u allen. Amen.
286                                   1 TIM01
gen bevelen en vermanen
wij door onzen Heer Jezus
Christus, dat zij met stil-
hrid werkende hun eigen
11.brood eten. Kn gij broeder*,
vertraagt niet in goedte-
I l.ilni\'ii. Maar indien iemand
on* woord, door dezen brief
feschreven, niet gehoorzaam
s, teekent dien, en ver
raeugt u niet met hem, op-
l&.dat bij beschaamd worde; en
DR KERSTE BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS
TIM 0 TII E U S.
7.ijdelspreken; willende lee-
raars der wet zijn, niet ver-
staande noch wat zij zeggen
noch wat zij bevestigen.
S, Doch wij weten dat de wet
goed is, zooiemand die wet
9. tehjk gebruikt, en hij dil
weet, dat den regtvaardige
de wet niet is gezet, maar
den oogeregtigen en den
halsstarrige», den goddeloo.
zen en den zondaren, den
onhciligcn en denongodde-
1 ijk en, den vadermoorders
en den ntoedermonrJers, den
10. doodslagen, den hoereer
ders, dien die bij mannen
liegen, den mensebedieveu,
den lftugpnaars, den mein-
etdigen, en zoo er iets an-
ders tegen de gezonde leer
11.is, naar het evangelie
der heerlijkheid des zali-
gen Gods, dat mij toebe-
trouwd is,
12.      I \'i ik dank hem die mij
bekrachtigd href , namelijk
Christus Jezus onzen Heer,
dat hij mij getrouw geacht
heeft, mij in de bediening
13. gesteld hebbende, die tevo-
HOOFDSTUK I.
1.     I\'aulus een apostel van
Jezus Chriatus, naar het be-
vi\'1 van God onzen Zalig
maker, en den Heer Jezus
Christus die onze hope i\'s,
2. aan TJmothrlis mijnen op*
regten zoon in liet geloot\':
genade, barmhartigheid,
vede zij u van God onzen
Vader en Chrictus Jezus
onzen Heer.
>i. Gelijk ik u vermaand heb
dat gij te El\'eze zoudt bl*j-
ven , ais ik naar Macedonië
reilde, to» vermaan ik het U
nog
, opdat gij sonnuiicen be-
veelt geen andere leer te
4.1eereu, noch z\'ch te bege-
ven tot fabelen en oneindige
geelachtrekeningen, welke
meer fwistvragen voortbren-
frTi dan ttichting Guua die
n het geloof is; maar het
einde des gt-boda is liefde
uit een rein bart en uif een
goede conic\'entie en uit een
tl. ongeveinsd geloof; waarvan
sommigen afgeweken zijn-
t>, zien gewend hebben tot
-ocr page 295-
IËÜS2.3.                                287
3. beid en eerbaarheid. Want
dat is goed en aangenaam
voor God onzen Zaligmaker,
4. welke wil dat alle menechen
zalig worden en tot kennis
5.der waarheid komen. Want
er in êfia God, er is ook één
Middelaar Goda en der inen-
achen, de nienxcb Christus
G.Jezus, die zichzelven gege-
ven heeft tot een rantsoen
voor allen, tyWjt> de getni-
7* geuit te zijner tija; waartoe
ik gesteld ben een prediker
en apostel, (ik zeg de waar-
beid in Christus, ik lieg
niet). een leeraar der heide -
nen in geloof en waarheid.
8. Ik wil dan dar de mannen
bidden in alle plaatsen, op
heffende heilige handen,
zonder toorn en twiating;
9.deagelijkB ook dat de vrou-
wen in een eerbaar gewaad
met schaamte en matigheid
zichzelve versieren, niet in
vlechtingen deë haan, of
f"".l. uf paarlen, of koate-
10.lijkekleeding, maar (\'t welk
de vrouwen betaamt die de
godvruchtigheid belijden)
11. door goede werken. Keu
vrouw late zich leeren In
atilhcid, in alle onderdanig.
12. heidj doch ik laat de vrouw
niet toe dat ze leere, nocb
over den man heersctae,
maar tril dat ze in stilheid
13.tij. Want Aitam I» eerst ge-
14. maakt, daarna Kva; en Adam
is niet verleid geworden,
maar de vrouw verleid zijn.
de is in overtreding gefeest;
15.doch zij zal zalig worden
in kinderen te baren, zoo
zij blijft in treloof en liefde
en heiligmaking met matig\'
held.
1 TIMOTI
ren een jjnrfslasteraar was en
een vervolger en een ver-
drukker; maar mij ia barm-
hartigheid geachied, dewijl
ik het onwetend gedaan heb
In mijne ongeloovigheid;
11.doch de genade onzes Hee-
ren is zeer overvloedig ge-
weest, met geloof en liefde
15.die in Christus Jezus is. Dit
is een getrouw woord en al-
le aanneming waardig, dat
Chrittun Jezua in de wereld
gekomen is om de zondaren
zalfgtemaken, van welke ik
I\'!.de voornaamste ben; maar
daarom is mij barmhartig-
beid geschied, opdat Jezua
Christus in mij, die de
voornaamste ben, al tijne
lankmoedigheid zoude bp-
toonen, tot een voorbeeld
dergenen die in hem geloo.
ven zullen ten eeuwigen le-
17.ven. Dea Koning nu der
eeuwen, den onverderfelij-
ken, den onzienlijken, den
alleen wijzen God, /ij eer
en heerlijkheid ia alle eeu-
wigheid. Amen.
IS. Dit gebod beveel ik u,
mijn zoon Tim^theüs, dat gij
naar de profetiën die over u
voorafgegaan zijn, in dezel*
ve den goeden strijd strijdt,
19. houdende het geloof, en een
goede conscientie; welke
sommigen verstoot en heb-
bende, in het geloof ichip-
20 breuk geleden hebben; on-
d-=r welke 1b Hyinenéua en
alexander, die ik den satan
overgegeven heb, opdat zij
ïou-ien leeren niet meer te
letteren.
r.OOFDSTUK ».
\'• Ik vermaan dan vooralle
dingen, dat er gfdaan wor.
den smeekingen, gebeden,
voorbiddingen, dankz?ggin>
gen voor alle menachen,
2.voor koningen en allen die
in hoogheid zijn, opdat wij
een gerust eu stil leven lei-
den mogen in alle godzalig-
HOOI\'DSTUK ».
1.     Dit is een getrouw woord :
zoo iemand tot het ambt
eens upzieuers lust beeft, die
begeert een treffelijk werk.
2. Een opziener dan moet onbe-
rispelijk zijn, ééner vrouwe
19* •
-ocr page 296-
283                                    1
man, waktrrr, inatig, eer-
baar, herbergzaam, be-
\'s.kwfiHiii om te !\'")]; niet
geneigd tot den wiju, geen
«mijter, Reen vuil(i;ewinzoe-
ker, maar bescheiden, geen
4.vechter, niet geldgierig; die
zijn eigen buis w.-l regeert,
tijnr kinderen in onderda-
mgheid houdende met alle
-\'<.atemmigheid; (want zoo ie-
mand aijn eigen hui» niet
weet te regeren , hoe zal hij
voor de gemeente Gods zorg-
ti.dragen?) geen nieuweling,
opdat hij niet opgeblazen
worde en in net oordeel dei
\'.duivels valle. En hij moet
ook een goede getuigenis
hebben van degenen die bui-
ten zijn , opdat hij niet valle
in smaadheid en in den strik
des duivels.
3. De diakenen insgelijks
moe/en eerbaar zijn, niet
tweetongig, niet die zich tot
veel wijn begeven, geen vuil
tf. gewinzoekcrs; houdeude de
verborgeuueid des geloofs in
10.een reine conscientie. En
dat deze ook eerst beproefd
worden, en dat ze Jaarna
•dienen, zoo zij onbestraffe-
11.lijk zijn. De vrouwen ins-
gelijks moeten eerbaar zijn,
geen lasteraarsters, wakker,
IJ. getrouw in alles. Dat de
diakenen ééner vrouwe wnu-
nen zijn, die hunne kinderen
en hunne eigene huizen wol
Kt.regeren. Want die wel ge-
diend hebben verkrijgen
sicbzelveu een goeden op-
gang en veel vrijmoedigheid
in het geloof \'t welk is in
Christus Jezus.
14. Deze dingen schrijf ik u,
hopende zeer haast tot u ie
16. komen ; maar zoo ik vertoef,
opdat gij mnogt weten hoe
men in Let buis Gods moet
verkeeren, hetwelk is de ge-
meente des levendm God»,
een pilaar en vastigheid der
16. waarheid, hu buiten allen
twijfel, de verborgenheid
i I! I.l S 4.
der godzaligheid Is groot:
God i* geopenbaard in het
vleesch, is geregtvaardigd In
den Geest, is gezien van de
engelen, is gepredikt onder
de heidenen, is geloofd in
de wereld, is opgenomen in
beerlijkheid.
HOOFDSTUK 4.
1. Doch de Geest zegt duide-
lijk, dat In de laatste tijden
sommigen zullen afvallen
van het geloot\', zich bege-
vende tot verleidende gees-
ten en leeringen der duive-
S.len, door gevemsdheid der
leugeusprekers, hebbende
hunne eigene conscientie al*
niet een brandijzer toege-
3. schroeid; verbiedende te liu-
wen, gebiedende van spijzen
te onthouden die God ge-
schapen heeft tot matiging
met dankzegging, voor de
geloovigeu eu wie du waar*
4.  beid hebben bekend; want
alle schepsel Gods is goed,
en er is mets verwerpelijk ,
met dankzegging genomen
ó.zijnde; want het wordt ge-
heiligd door bet woord Gods
eu door het gebed
6. Als gij deze dingen den
broederen voorBtelt, zoo zult
gij een goed dienaar van Je-
zus Christus zijn, opgevoed
in de woorden des geloofs en
der goede leer welke gij acb-
7-tervolgd hebt. maar verwerp
de ougoddelijke en oudwijt-
sche labelen. En oefen uiel*
8. vrn tot godzaligheid; want
de ligcbftinelijke oefening is
tot weinig nut, mnar de god-
zaligheid is tot alle dingen
nut, hebbende de belofte des
tegenwoordigen en des toe-
9. komenden levens. Dit is een
getrouw woord en alle aan-
Hi.neniing waardig. Waut bier-
toe arbeiden wij ook en wor-
den gesmaad, utudat wij
gehoopt hebben op den le-
venden God, die een be-
bouder is aller menschen,
-ocr page 297-
1 TIMOTHEÜS ft.
maar allermeest der geloo-
ll.vigen. Beveel deze dingen en
leer se.
12.     Niemand verachte uwe
jonkheid; maar wees een
voorbeeld der geloovigen in
het woord, in wandel, in
liefde, in den peest, in ge-
13. loof, in reinigheid. Houd
aan in \'t lezen, in \'t verma-
nen, in \'tleeren, totdat ik
14. kom. Vermini de gave niet
die in u ia, die u gegeven ia
door de profetie, met opleg-
ging der handen door de ou-
l&.derlingschnp. Bedenk deze
dingen, wees hierin betig,
opdat uw toenemen open-
16. baar \'.ij in alles. Heb acht
op uzelven en op de leer, vol-
bard hierin ; want dat doen-
de zult gij en uzelven behou.
den en wie u hooren.
HOOFDSTUK V
1. Bestraf een ouden man
niet hard, maar vermaan
hem als renen vader, de
::..iiin:\'i ui» broedere, de oude
vrouwen als moedera, dejon-
geals zusters in allereinig-
Eeid.
3. Eer de weduwen die waar
-t. lijk weduwen zijn. Maarzoo
eenige weduw kinderen heeft
of kindskinderen, dat die
leeren eerst aan hun eigen
huis godzaligheid te oefe-
nen, en den voorouderen we*
dervergelding te doen ; want
dat ia goed en aangenaam
o.voor God. Die nu waarlijk
weduw ia en alléén gelaten ,
die hoopt op God, en blijft
in snieekingen en gebeden
fi.nacht en dag; maar die ha-
ren wellust volgt, die is le-
".vend gestorven. Kn beveel
dit, opdat /,ij onberispelijk
8. zijn. Doch zoo iemand de
zijnen en voornamelijk zijwe
huisgenooten niet verzorgt,
die heeft het geloof verloo*
chend en is erger dan een
ongeloovige.
9.    Dat een weduw gekozen
worde niet minder dan van
zestig jaren, welke ééns
l.mans vrouw geweest is, ge-
tuigenis hebbende van goede
werken, zoo zij kinderen op-
gevoed heeft, zoo zij her<
bergzaam ia geweest, zoo zij
der heiligen voeten heeft ge-
wasschen, zoo zij den ver-
drukten genoegzame hulp
gedaan heeft, zoo zij alle
Soed werk nagestreefd beeft.
laar neem de jonge wedu-
wen niet aan; want als zij
weelderig geworden zijn te-
gen Christus, zoo willen zij
!. huwen, hebbende h<tar oor-
deel, omdat zij haar eerste
geloof hebben teniet geiann ;
ken metéén ook leeren (.ij le-
dig omgaan bij de buizen,
en zijn niet alleen ledig,
maar ook klapachtig en ijde.
Ie dingen doende, sprekende
I, \'t geen niet betaamt. Ik wil
dan dat de jonge weduwen
huwen, kinderen telen, bet
huis regertn, geen oorzaak
van lastering aan de weder-
..partij geven; want eenigen
hebben zich aireedc afee-
i. wend achter den satan. Zoo
eenig geloovig ma» of geloo-
vise vrouw weduneu heeft\',
dat die haar genoegzame
hulp doe, en dat de geineen-
te niet bezwaard worde, op-
dat zij aan degenen die waar-
lijk weduwen zijn genoeg-
zawe hulp doen mag.
\'. Dat de ouderlingen die wèl
regeren dubbele eer waardig
treacht worden, voorname-
lijk die arbeiden in het woord
i.en de leer; want de Schrift
regt: Een dorschenden
os zult gij niet muil-
banden, en: De arbei-
der iszijn loon waard ig.
\'.Neem tegen een ouderling
geen beschuldiging aan, an-
ders dan onder twee of drie
i.getuinen. Bestraf wie zondi-
gen in tegenwoordigheid van
allen, opdat ook de anderen
..vreesmogen hebben, ik be-
-ocr page 298-
1 TIMOTHEÜS 6.
290
tuif[ voor God en den Heer
Jezus Christus en de uitver-
koren engelen, dat gij deze
dingen onderhoudt zonder
vooroordeel, niels doende
naar toegenegenheid.
22. I.f g niemand haastelijk de
banden op, en beb geen ge-
meenschap aan anderer zon-
den. Bewaar uzelven rein.
.\'.\'t. Drink niet langer water al.
fcrn,iuaar gebruik een Wei-
mg wijn, om uwe maag en
uwe menigvuldige zwakhe-
24.den. Van sommige men-
scuen zijn i!e zonden tevoren
openbaar, en traan vooraf
tot hunne veroordeeling, en
in sommigen ook volgen zij
•2b.na: desgelijks ook de goede
werken zijn tevoren open-
baar, en die waar \'t anders
mede gelegen is kunnen niet
verborgen worden.
HOOFDSTUK A.
1.     De dienstknechten zoove.
len als er onder het juk zijn,
zullen hunne heeren alle eer
waardig achten, opdat de
lifi\'tin Gods en de leer niet
2. gelasterd worde. Kn die gr.
Inovige heeren nebben, tul
len ze niet verachtpn omdat
ze broeders zijn, maar ruil
ze temeer dienen, omdat zij
geloovig en gelieid zijn, ali
die dezer weldaad mededeel
achtigzijn. Leer envermaan
de/e\'dingen.
3.     Indien iemand een andere
leer leeu, en niet overeen,
komt met de gezonde woor
den onzes Heeren Jezut
Christus, en met de leer die
I. iiiii.r de godzal [«heiii Is, die
is opgeblazen en weet niets,
maar bij raast ointrtnt twint-
vragen en woordenstrijd; uit
welke komt nijd, twist, las-
teringen, kwade bederikin-
5.gen, verkeerde krakeeliugen
van menseben die een ver-
dorven verstand hebben en
van de waarheid beroofd zijn,
meenende dat de godzalig.
heideen gewin zij, Wijk af
van dezulken.
6.     Doch de godzaligheid [s
een groot gewm met verge.
7. noeging Want wij hebben
niets in de wereld gebragt:
het is openbaar dat wij ook
niet iets daaruit kunnen dra-
8.gen; maar als wij voedsel
en deksel hebben , wij zullen
daarmede vergenoegd zijn.
9. Doch wie rijk willen wor-
den, vallen in verzoekingen
in den strik, en in vele dwa-
ze en schadelijke betreerlij k-
heden, welke de menschen
doen verzinken in verderf en
10. ondentang. Want de geld-
jjierigheid is ren wortel van
alle kwaad; tot welke som-
mi geo lu*e hebbende zijn
afgedwaald van het geloof,
eu hebben fichzelve niet vele
smarten doorstoken.
11.     Maar gij o mensch Gods,
vlied deze dingen, en jaag
naar geregtiKheid, godza-
ligheid, geloof, liefde, )ijd-
zaamheld, inchtiuoediKheid.
12. Strijdden goeden strijd dei
gelooft, grijp naar het eeu-
wige leven, tot hetwelk gij
ook geroepen zijt en de goe-
de belijdenis beleden hebt
13.voor vele getuigen. Ik be-
vcel u voor God die alle ding
levendmaakt, en voor Chris-
tus Jezus die onder Fontius
I\'ilalus de goede belijdenis
14.betuigd beeft, dat gij dit
gebod houdt, onbevlekt en
onberispelijk, tot op de ver-
schijning onzes Heeren Je-
15.zus Christus; welke te zij-
ner tijd vertoouen zal de
zalige en alleen magtige
Heer, de Koning der ko-
ningen en Heer der heeren ,
16. die alleen ousterfelijkhcid
heeft en een ontoeganke-
1 ijk licht bewoont, den wel-
kiu geen menscb gezien
heeft noch sien kan ; welken
zij eer en eeuwige kracht.
Amen.
17.     Beveel de rijken in deze te-
-ocr page 299-
\'HEUS 1.                                   291
het toekomende, opdat zij
het eeuwige leven verkrijgen
mogen.
20.     O Ti mot hei;*, bewaar bet
pand h toebetrouwd, een af-
keer hfbbende van het on-
goddelijk ijdel geroep, en
van de tegenstellingen der
vit\'echelijk genaamdeweten-
21. schap; dewelke sommigen
voorgevende, zijn van het
geloof afgeweken. De gena>
de zij met u. Amen.
2 T1M01
genwoordige wereld dat zij
niet hoogmoedig zijn, noch
hunne hoop stellen op de on-
gestadigheid des rijkdoma,
maar op des levenden GoJ
ille ona alle dingen rijkelijk
IS, verleent om te genieten; dat
zij weldadig zijn, rijk wor-
denin goeJe werken , gaarne
mededeelende en gemeen-
iit.zaam zijn; leggende zirb-
zetvet. neg tot een schat
een goed fundament tegen
DE TWEEDE BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS
AAK
ÏIMOTHEÜS.
wekt de gave Gods, die in u
is door de opleggir.g mijnrr
7. banden. Want God heeft ona
niet gegeven een geest der
vreesachtigheid, maar der
kracht en tier lUfie en der
8. gematigdheid. Schaam u dan
niet der getuigenis onzes
lleeren, noch mijns die zijn
gevangene ben; maar lijd
verdrukkingen met het evan-
gelie naar de kracht Qods,
9.die oi.a heeft zaliggemaakt
mi geroepen met eeue hi i-
lige roeping, niet naar onze
werken, maar naar zijn eigen
voornemen en genade, die
ons gegeven is in Christus
Jtzus «üórde tijden der eeu-
10. wen, doch nu geopenbaard
is door de verschijning onzes
Zaligmakers Jezus Chris-
tua, die den dood heeft te-
nietgeraan, en het leven en
de onverdcrfelijkheid aan \'t
licht gebragt door bet evan.
ll.geüe, waartoe ik gesteld ben
een prediker en een apostel
60 een leeraar der heidenen;
12. om welke oorzaak ik ook
HOOFDSTUK I.
1- 1\'anluH .\'mi apostel van Je-
zus Christus door den Kil
Gods, naar de belofte des Ie
vens dfit in Christu* Jezus
\'2. is, aan Timothelia mijnen ge-
liefden zoon: genade, barm-
l>nrtiifhri<l, vrede zij u van
God c!en Vader en Christus
Jezus onzen lieer.
•i. Ik dank Ood , dien ik vKll
mijne voorouderen afin een
reine conscieniledien, gelijk
ik zondtr ophouden uwer
gedachtig beu in mijne ge-
I, beden nacht en dag, zeer
begeeriir. zijudeom uie zien,
als ik gedtnk tan uwe tra-
nen, opdat ikuiei blijdïchap
•>.mag vervuld worden, als ik
mij in gedachtenis breng bet
ongeveinsd geloof dat in u
is, hetwelk eerst gewoond
heeft in uwe grootmoeder
Lois en uwe moeder Eunice,
en ik ben verzekerd dat hetook in u woont,
6. Om welke oorzaak ik u
indachtig maak, dat gij op-
-ocr page 300-
IIEÜS 2.
i\'.. utreden. L)e landman ais hij
arbeidt, moet ahoo het eerst
7. de vruchten genieten. Merk
\'t geen ik zeg; doch d« Heer
geve u verstand in alle din-
8. jen. Houd in gedachtenis
dat Jezus Cbristus uit de
dooden is opgewrkt, welke
is uit den zade Havids, raar
Ü.mijii evangelie, ora \'t welk
ik verdrukkingen lijd tot de
banden toe als ren kwaad-
doener , maar ht t w oord
Gods is niet eebonden.
10. Daarom verdraag ik alles
om de uitverkorenen, opdat
ook zij de zaligheid zouden
verkrijgen die in Cbristus
Jezus is, met eeuwige heer-
ll.lijkbeid. Hit is een gelrouw
noord : v nnt indien wij met
htm gestorven zijn, zoo zul-
Icn wij cok met hem leven ;
1\'J.indien wij veidiagen, wij
zullen ook met hem herr-
tcten; indien wij hrm ver-
loochenen , bij zal ons óók
13, verloochenen; indirn wij
ontrouw zijn, hij blijft ge-
trouw, hij kan zichzelven
niet verloochenen.
14.     Kreng deze dingen in ge-
dacbtenis, tn betuig voer
den Heer dat zij geen woor-
denstrijd voeren, \'f twflfc tot
geen ding nut in dan tot
verkeering der toehoorders.
13. Bensarttig u om uzelvrn
Gode beproefd voortestellf-n.
nis een arbeider die niet
berchaamd wordt, die het
woord iler wsarheid rêgt
1(1. snijdt. Maar stel u legen
het on goddelijk ijdel ge-
roep ; ui.it zij zullen in
meerder goddeloosheid toe-
I7- nemen , en hun woord zal
voortetm gelijk de kanker.
Onder welke is Hymentu"
IS en Filet us, die van de w aar-
beid zijn afxeweken, zeg>
gen de dat de opstanding al-
reede geschied is. en bet
geloof van sommigen ver-
h\'.kecren. Evenwel het taste
fundament Gods staat, heb-
deze dingen lijd, maar ik
word niet beschaamd; want
ik weet wit\'ti ik geloofd beb,
en ik ben verzekerd dat bij
roagtfg is Tui.Mi pand bij Arm
weggelegd (e bewaren tot
dien dag*
13, Hond het voorbeeld der
gpzonde woorden die gij van
mij geboord hebt, m i:\'-lnni
en liefde die in Christus Je-
11. zus is; bewaar het goede
pand dat u tot betrouwd is,
door den Heiligen Geeat die
in ons woont.
Ia, Gij weet dit, dat allen die
in Azitf zijn zich van mij *f-
gewend b\'bben, onder de-
welke is Fygellus en Her-
lf>. inogenes. I>"e II» er geve den
huire van Onesifoms barm-
hartigheid; want bij heelt
mij dikwijls verkwikt, en
heeft zich mijner keten niet
17- ü\' \'i\'hnMii\'f; msiir als hij te
Rome gekrmen was, heeft
hij mij zeer naarstig ge*
zocht, en heeft mij gevon-
18. den. J>e lieer geve hem dat
bij barmhartigheid vinde bij
den Heer in dien dag; en
hoeveel bij mij te Efeze ge-
diend heeft weet gij zfer
wel.
HOOFDSTUK 2.
|, Gij dan mijn zoon, word
gesterkt in de genade die in
3. Christus Jezus is , en \'t geen
gij van mij gehoord hebt
onder vele getuigen, be-
trouw dal aan getrouwe mei).
i-riwn, welke bekwaam zul-
len zijn om ook coderen te
it.lecren. Gij dan lijd verdruk-
kingen, als een goed krij^B
knecht van Jezus Christus.
(. Niemand die in den krijg
dient wordt ingewikkeld In
de handelingen des leef.
togts, opdat bij dien moge
behagen die Ar»i tot den
j>.krijg aangekomen heeft. En
indien ook iemand sttijdt,
die wordt wiet gekroond zoo
hij niet wettelijk beeft ge.
-ocr page 301-
HEfs :t.                                   3VS
blazen, meer liefhebbende
5.de wellusten dan God, heb-
bende een gedaante van
godzaligheid, maar die de
krarht derzelve verloochend
hebben. Heb ook een afkeer
fi.van deze. Want ouder deze
zijn wie in de huizen inalui-
i" ii, en nemen devrouwkens
gevangen die met zonden
beladen zijn en door meni-
gerlei begeerlijkheden ge-
7.dreven worden .rrouukmsdie
altijd leeren en nimmermeer
tot kennis der waarheid
8, ki: i: i i ii komen. Gelijker*
wij» r.u Jannes en Jam bres
Mozes tegenstonden, alzóó
staan ook deze de waarheid
tegen, men»chen verdorven
zijnde van verstand, verwer-
pelijk wat aangaat bet ge-
9. loof. Maar zij zullen niet
meer toenemen ; w ant hunne
uitzinnigheid zal allen open-
haar worden, gelijk ook die
van gene geworden ia.
10. Maar g^f hebt achtervolgd
mijn leer, wijze van doen,
voornemen, geloof, lank-
moedigheid, liefde, HM.
Il.zaamheid, mijne vervolgin-
gen, «.i\'.iii lijden, zooala mij
overkomen ia in Antiochïe,
in Icontum en in LyBtra:
boedanige vervolgingen ik
geleden heb, en de Heer
12.heeft mij uit alle verloit. Kn
ook allen die godzalig wil-
len leven in Christus Jezus,
die zullen vervolgd worden.
13. Doch de bonze menicben en
bedriegers zullen tot erger
voortgaan, verleidende en
14. verleid wordende. Maar blijf
gij in \'t geen gij geleerd
hebt en waarvan u verzeke-
ring ge<;aan is, wetende van
wint gij het geleerd hebt,
15.en dat gij van kinds af da
heilige Schriften geweten
hebt, die u wijs kunnen
maken tot zaligheid, door
het geloof \'t welk in Cbris-
16. tua Jezus ia. Al de Schrift
Il fan üod ingegeven, en ia
3 TIMO\'t
bende dit zegel: De Heer
kent degenen die de zijnen
zijn, en: Ken iegelijk die
den naam vuil Christua
noemt ata af van ongereg-
tigheld.
2(1. Doch in een groot huie
/.ijii niet alleen gouden en
ïilveren vaten, maar ook
houtenen aarden ritten, en
Bommlgetereere, maareom*
21.m)ge ter oneere: indien dar
iemand zichzelven van deze
reinigt, die zal een vat zijn
ter eere, geheiligd en be-
kwaam tot gebruik de* Hee-
ren, tot alle goed werk tn«-
22. bereid. Maar vlied de be.
geerlijkheden der jonkheid,
en jaag naar regtv*.ardig>
held, geloot\', liefde, vrede
niet degenen die den lieer
aanroepen uit een rein hart.
\'Jit.Kn verwerp de tragen die
dwaai en zonder leering zijn,
«etende dat ze twistingen
94.voortbrengen; en een dienBt-
knecht des Ileeren moet niet
tw isten, maar vriendelijk
lijn jegena allen, bekwanm
om te leeren , en d e de fcwa-
:\':>. den kan verdragen: met
zachtmoedigheid onder«ij-
zenje degenen die tegen-
ataan, of hun God te eeni-
ger tijd bekeering gave tot
26.erkentenis der waarheid, en
zij wederom ontwaken mog-
ten uit den strik des duivels,
onder welken zij gevangen
«aren tot zijnen wil.
HOOFDSTUK 3.
1. En weet dit, dat in de
laatite dagen ontstaan zul-
S. len zware tijden. AVant de
menschen zullen zijn eigfn-
lievend, geldgierig, laat-
diinkend, lioovaarciig, ïaa.
teraara, den ouders onge.
boorzaam, ondankbaar, on.
.\'i.heilig, zonder natuurlijke
liefde .onverzoenlijk, echt er-
klapper*, onmatig, wreed,
zonder liefde tot de goeden,
4.verradera, roekelooa, opge-
-ocr page 302-
•2 TIMOTHEÜS 4.
nuttig tot leering, tot we.
derlegging, tot verbetering,
tot onderwijzing die in de
17.regtvaardigheid is; opdat de
inenten Goda volmaakt zij,
tot alle goed werk volmaakt
toegerust,
HOOFDSTUK 4.
1. Ik betuig dan voor God en
den Heer Jems Christus,
die de levenden en dooden
oordeelen zal in zijne ver
achijr.ing en in zijn koning
3. rijk: predik bet woord; houd
aan tijdig, ontijdig; weder.
leg, bestraf, vfrinaan in ;il-
le lankmoedigheid en leer.
tt. Want er zal een tijd zijn,
wanneer zij de gezonde Jee:
niet zullen verdragen; maar
kittetachtig zijnde van ge.
hoor, zullen zij richzelven
leeraars opgnren naar hunne
•(.eigene begeerlijkheden, en
zullen hun gehoor van de
waarheid afwenden, en zul.
len zich keeren lot fnbeler.
5.Maar gij wee» «akker in
allea, lijd verdrukkingen,
doe hi-t werk van een evan
gelist, maak dat men vat:
uwen dientt tenvolle verze..
I>. ketd zij. Want Ik word nn
tot een drankoiler geofferd,
en de tijd mijner mitbin.
7.ding ia aanstaande. Ik heb
den goeden afrijd gestreden,
ik heb den loop geëindigd,
ik heb bei geloof behou-
K.den: voorts is mij wegge,
legd de kroon der regtvaar»
digheid, welke de Heer, de
regtvaardige Itegter, mij in
dien dag geven zal, t-n niet
alleen mij, maar ook allen
die zijne verschijning lief.
gehad hebben,
\'t. Benaarstig u haat tel ijk tot
ti.iuij te komen; want Deruas
heeft mij verlaten, hebben-
de de tegenwoordige wereld
liefgekregen, en is naar
Thesaalonica gereiad, Crea-
eens naar Galatitf, Titua
ll.naar Dalmatid: Lucaa 1b al-
leen met mij. Neem Marcua
mede en breng hem met u ;
want hij ia mij zeer nut tot
12. den dienst. Maar Tychicua
heb ik naar Kfeze gezonden.
13. Breng den reismautel mede,
dien ik te Troaa bij C\'arpua
gelaten heb, als gij komt,
en de boeken, in/.onder beid
de perkamenten.
14.     Alexandsr de koprrtniid
heeft mij veel kwaad be-
toond: de Heer vergelde hem
15.na»r zijne werken. Wacht
„ij n óók van dezen, want
hij heeft onze woorden zeer
tegen gestaan.
16.     In mijne eerste verant.
woording ia niemand bij mij
geweest, maar zij hebben
mij allen verlaten : het wor-
de bun niet toegerekend;
17. maar de Heer heeft mij bij-
xestaan en beeft mij be-
krachtigd, opdat men door
mij tenvolle zoude verzekerd
zijn van de prediking, en
alle heidenen iletelre zouden
hooreu, en ik btn uit den
IS.muil des leeuws verlopt. H n
de Heer zal mij veiloasen
van alle boos werk, en be-
wareu tot zijn hcmelsch ko-
nïngrijk; denwelke zij de
heerlijkheid in alle euuwig-
beid. Amen.
19. Groet Prtsca en Aquila en
"10. het huia van Onesiïorus. K-
raatua ie te Coriutlie geble-
ven.eu Troflmua heb ik te
•ji. Milde krank gelaten. Be.
vaarstig u om vóór den win.
ter te komen. U groet Bubi\'i-
lus, en l\'udena,en Linua,en
Claudia, en al de broedera.
De Jleer Jezua Cbristua tij
met uwen geest. De genade
zij met ulieden. Amen.
-ocr page 303-
TITUS 1, 3.                                  »
DE BRIEF VAN DEK APOSTEL PAULUS
AA*
TITU S.
is, die de goeden liefheeft,
matig, regtvaardig, heilig,
9. kuisch: die vasthoudt aan het
f;etrouwe woord dat naarde
eer is, opdat hij luag\'ig zij
beide on Ie vermanen door de
gezonde leer en om de tegen-
sprekers te wederleggej.
10. Want er zijn ook vete on-
geregelden , ijdelheidspre.
kers, en verleiders v&n ztn-
i \'Mi, inzonderheid die uit de
11.besnijder is zijn, welken men
den mond moet stoppen : die
geheels buizen verkeeren,
leerende wat nfet behoort
12. om vi.i!gewiii» w il. Ken uit
ben, zijnde taun eigen pro.
f eet, heeft gezegd; De Cre>
lenzen zijn aliijd leugen,
achtig, kwade beesten , luije
IJ. buiken. Deze getuigenis is
waar. Daaiom be»traf ze
scherp, opdat zij Kezoud mo-
1-1. gen zijn in het geloof, en
zich niet begeven tot Jood*
sche fabelen en geboden der
mt iüm\'m ti die zich van de
15. waarheid afkeeren. Alled.n-
gen zijn wel rel» den reinen,
maar den bevlekten en on-
geloovigen Is geen ding rein ,
maar belde hun verstanden
lfi.roiiscientie lijn bevlekt. Zij
belijden dat ze God kennen,
marr lij verloochenen hem
met de werken, alzoo zij af-
schuweüjkzijn en ungehoor*
zaam en tot alle goed werk
ongeschikt.
HOOFDSTUK «.
1. Doch gij spreek \'t geen de
3. gezonde leernetaamt: dat de
HOOFDSTUK I.
1.     I\'autus een dienstknecht
God* en een apostel van Je.
kiih Christus naar liet geloof
der uitverkorenen Gods, en
de kennis der waarheid die
2. naar de godzaligheid 1Sj in
de hoop des eeuwigen levens,
welke God die niet liegen
kan beloofd heeft vóór de
lijden der reuwen, maar Ke*
openbaard heeft te lijrer
li.tijd, namelijk zijn woord,
door de prediking die mij
toebetrouwd is, naar het he-
vel van God onzen Zalig-
maker, san Titus mijnen
opregten zoon naar het ge
4.mecnBchappelijk geloofi ge-
nade, barmhartigheid, vrede
zij u van God den Vaderen
den Iteer Jezus Christus on-
zen Zaligmaker.
». Om die oorzaak heb ik u
in t\'reta Keiaten, opdat gij
hetgeen nog ontbrak voorts
gnitdt teregtbrengen, v.\\<!<:t
_rij van stad tot stad ouder)in-
gen zoudt aanstellen, gelijk
6. ik u bevolen heb : indien ie
mand onberispelijk is, ériner
vrouwe m»n, geloovige kin.
deren hebbende, die niet te
beschuldigen zijn van over
dadlgheid, noch ongeho>>r-
.\\iji-iii zi.n. Want een opaie*
ner moet onberispelijk zijn,
als een huisverzorger Goda,
niet eigenzinnig, niet ge»
nelgd tot tuoraigheid, niet!
geneigd tot den wijn, geen
smijter, geen vuilgewinzoe-
S.ker; maar die herbergzaaoi\'
-ocr page 304-
TtTU
aHeongeregtigheid,*n zich-
zelven een eigen volk zoude
reinigen, ijverig in goede
werken.
15. Spreek dit, en vermaan en
bestraf met allen ernst. Dat
niemand u verachte.
HOOFDSTUK 3.
1.     Vermaan hen dat zij den
overheden en magten onder-
danig zijn, dat ze daarran
gehoorzaam zijn, dat ze tot
alle goed werk bereid zijn,
2. dat ze nfemand lasteren,
geen vechters zijn, maarbe-
scheiden zijn, alle zacht-
moedigbeid bewijzende je-
gens alle menschen.
3.     Want ook wij waren eer-
tijdsouwijs, ongehoorzaam,
dwalende, menigerlei be-
gecrlijkheden en wellusten
dienende, in boosheid en
nijdigheid levende, hatelijk
zijnde en elkander hatende;
4. maar wanneer de goedertie*
reuheid van God onzen Za-
ligmaker en zijne liefde tot
de nienschen verschenen is,
a. heeft bij ons zaliggemaakt,
niet uit de werken der regt-
vaardigheid die wtf gedaan
hadden, maar naar ztfne
barmhartigheid, door net
bad der wedergeboorte en
vernieuwing des Heiligen
f>. Geest es, denwelken bij over
ons rijkelijk heeft uirgego*
ten door Jezua Christus on-
7. zen Zaligmaker; opdat wij
geregtvaardigd zijnde door
zijne genade, erfgenamen
zoutien worden naar de hope
des eeuwigen levens.
8.     Dit ia een getrouw woord,
en deze dingen wil ik dat
;\'ij ernstig bevestigt,. opdat
degenen die aan God geloo-
ven zorgdragen om (roede
werken voortestaan. Deze
dingen zijn \'t die goed en
nuttig zijn den menschen;
9.muur wedersta de dwaze vra-
gen en geslachtrekeningen
en twist in gen en strijdvoe-
oude mannen nuchter zijn,
stemmig, voorzigt i < , gezond
in \'t eeloof. in da liefde,
3.in de lijdzaamheid; de oude
vrouwen insgelijks, dat zij
in hare drajrt zijn Keiijk den
heiligen betaamt, dat ze
geen lasteraaratera zijn, zich
niet tot veel wijn begevende,
maar leerarensen zijn van
4.\'t (roede; opdat zij de jonge
trouwen leeren voorzigtig te
zijn , bare mannen liefteheb*
ben, hare kinderen liefteheb-
ft. ben, matig te zijn, kuisch te
?.ijn, het hu ia te bewaren,
goed te zijn, haar eigen
mannen onderdanig Ie zijn ,
opdat het woord Goris niet
fi. gelasterd worde. Veimaan
de jonge mannen insgelijks
7.dat zij matig zijn. Betoon u-
zelven in alles een voorbeeld
van goede werken; betoon
in de leer onvervalschtheid,
S.deftigheid, opregthefd, het
wooru gezonde» on verwerpe-
! i. k , opdAt degeen die dear-
tegen is beschaamd worde en
nieta kwaads van ulieden te
0.zeggen hebbe. Vermaan de
dienstknechten dat zij hun
eiken herren onderdanig
zijn, dat ze in alles weibeha-
gelijk zijn, niet tegenspre-
lO.kenoe, niets onttrekkende,
maar alle goede trouw bewij.
zende; opdat zij de leer van
God onzen Zaligmaker in al-
les mogen versieren.
11. Want de zaligmakende ge-
nade Gods is verschenen aan
12.alle nienschen, en onder-
wijst ons, dat wij de üodde-
loosheid en de wereldsche
begeerlijkheden verzakende,
matigen regt vaardig en gud-
zalig leven zouden in deze
13.tegenwoordige wereld, ver-
wachtende de zalige hoop
en verschijning der h:*erlijk-
lieid van den grooten God
en onzen Zaligmaker Jezus
14. Christus, die zichzelven voor
ona gegeven heeft, opdat
hij ons zoude verlossen van
-ocr page 305-
WON.                                         2»7
13. winteren. Geleid Zenas den
wetgeleerdeen Apolloszorg-
vuldig, opdat hun niets uut -
14.  breke. En dat ook de onzen
leereti goede werken voorte-
staan tot noodig gebruik,
opdat xij niet onvruchtbaar
zijn.
15.     Die met mij xijn groe-
ten u allen. (ïroet ie die
ons liefhebben iu \'t ge-
loof. |)e genade zij met u
allen. Amen.
ringen over de wet, want
10. zij zijn onnut en Ijdel. Ver-
werp eenketterscheu mensen
na de eerste en tweede ver-
11. Hiiiiuntf, wetende dat de
zoodanige verkeerd in en
zondigt, «ijnde bij tichtelven
veroordeeld.
12.     Ala ik Artemas tot u xa)
zenden ofTycbicua, zoo be-
naarsti< u tot mij te komen
te N icopoliB, want aldaar
heb ik voorgenomen te over-
f AFOSTKl. PAULUS
I)K BRIEF VAX OEN
F I L1M
M 0 N.
1. Paulub een gevangene
van Christus Jezus en Tiiuo.
theus de broeder aan l\' l l«--
miin den geliefde en ouzen
•.medearbeider, en aan \\\\\\-
pia de geliefde, en aan Ar-
chippus onzen medestrijder,
en aan de gemeente die te
3.uwen huue is: genade zii
ulieden en vrede van God
onteu Vaderen den Heer Je-
zus Christus,
4. Ik dank mijnen God, uwer
altijd gedachtig zijnde in
ó. mi ju e gebeden, alsooik hoor
uw liefde en geloof, hetwelk
gij hebt aan den Heer Jetus
\'\'.ti jegens al de heiligen, op-
dat de gemeenschap uws ge-
loofa krachtig worde in de
bekendmaking van al het
Soede \'t welk in ulieden is
oor Cbriatua Jezus. Want
wij hebben groote vreugde en
Vertroosting over uwe lief-
de, dat de ingewanden der
heiligen verkwikt zijn ge*
worden door u, broeder.
8. Daarom hoewel ik groote
vrijmoedigheid heb iu Chris-
tua om u te bevelen \'t geen
9. betamelijk is, zoo biu ik
luiijtuiin Liever door de liefde,
daar ik zoo\'lanig een ben, te
weten 1\'aulus, een oud raan,
en nu ook een gevangene
lO.van Jezus Christus: ik bid
u dan voor mijnen zoon,
denwelken ik in mijne ban-
den heb verwekt, namelijk
11. Unésimus , die eertijds u on-
nut waa, maar nu u en mij
zeer nuttig; denwelken ik
l2.wedergexonden heb. Doch
gij, neem hem, dat is mijne
13. ingewanden, wedtrsma; den*
welken ik wel had willen bij
mij behouden , opdat hij mij
voor u dienen zoude in de
1-1. banden des evangelies; maar
ik heb zonder uw Koedvin>
den niets willen doen , opdat
uwe goeddadigheid niet xou-
de xijn al» naar bedwang,
maar naar vrijwilligheid.
15. Want veelligt is bij daarom
vooreen kleinen tijJ MM m
gescheiden geweest, opdat
gij hem eeuwig zoudt weder-
16.hebben: nu voortaan niet als
-ocr page 306-
;krs i.
kwik mijne ingewanden in
den Heer.
21.     Ik heb aan u geschreven
vertrouwende op uwe ge-
hoorzaamheid, en ik weet
dat gij doen zult ook boven
22. \'t geen ik seg. Kn bereid
mij ook teice) ijk een herberg:
want ik hoop dat ik door
uwe gebeden olieden tal
2:1. geschonken worden. U groe-
teu Epafras mijn medege-
vangene in Christus Jeiu*,
2-l.MnrcuR , Aristarcbus, I ><-
mm, I.acaa, mijne medear-
beiders. •
2>. De genade onces Heeren
Jezus Christus lij met uwen
geest. Amen.
een dienstknecht, maar meer
dan een dienstknecht, namr-
lijk
een geliefden broeder,
inzouderheid mij, hoeveel»
temeer dan u, beide in het
jleesch en in den Heer.
17. Indien irij mij dan houdt
voor een niedgezel, zoo neem
IS. hem aan geüjk als mij. En
Indien hij n iets verongelijkt
heeft of schuldig is, reken
l\'J.dat mjf toe. Ik l\'aulus heb
het geschreven met deze
mijne hand: ik zal het bèta.
len; opdat ik u niet zegge
dat gij mij ook uzelven daar-
20.enboven schuldig tijt. Ja
broeder, laat mij uwer hierin
genieten in den lieer; ver-
DE BRIEF VAN DEN APOSTEL PAULUS
HEBREERS.
geleD, Als hij uitnemender
naam boven hen geërfd heeft.
. Want tot wien van de enge-
len heeft hij ooit gezegd: O ij
z ij t m ij n Zoon, heden
hebik u gegenereerd?
en wederom: Ik zal hem
tot een Vader zijn en
h i j z a 1 m ij t o t e e n Zoon
.zijn? En als hij wederom
den eerstgeborene inbrengt
inde wereld, zegt bij: En
dat alle engelen Gods
.h em aanb idden. En tol
de engelen zegt hij wel:
Dlezijnengelenmaakt
geesten, en zijne die-
naars een vlam des
. vuur*; maar tot den Zoon
i ri/i hij: IJ w t r o o n o (i o d
is in all e ceuwl gheid;
de scepter uws ko-
ningrijks is eenregte
.scepter; gij hebt regt-
HOOFDSTUK I.
1. God voortijds veelmaal en
op velerlei wijs tot de va-
deren gesproken hebbende
door de profeten, heeft in
deze laatste dagen tot ons
gesproken door den Zoon.
3. welken hij gesteld heeft tot
een erfgenaam van alle»,
door weiken hij ook de we-
X reld gemaakt heeft i dewelke
alzoo hij is het afschijm-el
tijnef heerlijkheid, en het
uitgedrukte beeld zijner relf.
standigheid , en alle dingen
draagt door het woord tijner
kracht, nadat hij de reinig*
making onzer zonden door
zich tel ven tewteggebragt
heeft, is gezeten aan de reg-
terAand «ter Majesteit in de
4.  hoogste hemelen, zooveel I r. i
felljker geworden dan de en.
-ocr page 307-
HEBttEÉRS 2.
5.     Want hij heeft aan de en-
gelen niet onderworpen de
toekomende wereld, van
6. welke wij spreken. Haar ie-
mand heefr. ergens betuigd ,
zeggende: Wat ia de
mensen dat gij zijner
gedenkt, of des m e n •
schen Zoon dat gij hem
7.bezoekt! Gijhebthem
een weinig minder ge-
maaktdan deengelen,
raetheerlijkheideneer
hebt g ij hem gekroond,
en gij hebthemgesteld
over de werken uwer
8.handen: alle dingen
hebt gijonderzijn e voe-
tenonderworpen. Want
daarin dat hij hem alle din-
Een heeft onderworpen,
eefc bij niets uitgezonderd
dat hein niet onderworpen
zij; doch nu zien wij nog
niet dat hem alle dingen on-
9. derworpen zijn. Maar wij
zien Jezus met heerlijkheid
en eer gekroond, die eeu
weinig minder dan de enge-
len geworden was , vanwege
het lijden des doods, opdat
hij door de genade Gods voor
allen den dood smaken zou-
10. de. Want het betAamde hem ,
om welken alle dingen zijn
en door welken alle dingen
zijn, dat hij vele kinderen
tot de heerlijkheid leidende,
den oversten Leidsman huü-
ner zaligheid door lijden
11.zoude heiligen. Wanten hij
die heiligt en zij die gehci-
ligd worden lijn allen uit
één; om welke oorzaak hij
zich niet schaamt ben broe-
13, ders te noemen, zeggende:
Ik zal uwen naam mij-
n e n broederen ver kon.
digen, in \'t midden der
gemeente zal iku 1 o f-
13, * i n g e n; en wederom : 1 k
zal m ij n b e t ro u w e n o p
hem stellen; en weder-
om: Ziedaar, ik en de
kinderen die mij God
gegeven heeft.
vaardigheldliefgehad
enongereRtigheidge-
hant; daarom heeft u,
oGod.uw Ood gezalfd
met olie der vreugde
boven uwemedegenoo-
10. ten. En: O ij II eer hebt
indenbeginnedeaarde
fegrond, en de heme-
en zijn werken uwer
IL.handen: dezelve zullen
v er gaa n,ni a.e r rif l> l ij t ;
altjjd;enzijzuLlenalle
alaeenkleedverouden,
i-.cii als een dekkleed
zultgijzeinéénrollen,
enxljzullenveranderd
worden; maar g if z ij t
dezelfde, en uwe jaren
zullen niet ophouden.
13. En tot welken der engelen
heeft hij ooit gezegd: Zit
aan m ij n e r e g t e r /i« » rf,
totdat ik uwe vijanden
zal gezet hebben tot
eenvoetbankuwervoe-
14.ten? Zijn ze niet allen ge-
dienstige geeaten, die tot
dienat uitgezonden worden
om dergenen wil die de za>
ligheid befrven zullen ?
HOOFDSTUK *.
1.     Daarom moeten wij ons
temeer houden aan hetgeen
van ons gehoord is, opdat wij
niette eeniger t ij ddoorvloei-
2. jen. Want indien bet woord
door de engelen gesproken
vast is geweest, en alle over-
t reding en on gehoor zaam-
heid regtvaardigevergeldiug
:i.ontvangen heeft, hoe zullen
wij ontvlieden, indien wij
op zoogroote zaligheid geen
acht nemen ï Dewelke be-
gonnen zijnde verkondigd
te worden door den Heer,
aan one bevestigd ia gcwor-
den van degenen die hem
4,gehoord hebben. God boven-
«iicn medegetuigende door
teekenen en wonderen en
menigerlei krachten, en be-
deelingen des Heiligen Gees-
tea naar zijnen wil.
-ocr page 308-
f as :i.
300                                      HEB Kt!
14. Overmits dan de kinderen
des vleeaches en bloeda deel-
achtig zijn, zoo is hij ook
desgelijks derzelve deelach-
tig geworden, opdat hij door
den dood tenietdoen zoude
dengeen die \'t geweld des
dooda bad , dat ia den duivel,
15.en verloasen zoude al dege-
iien die met vrees deB dooda
door al hun leven der diensu
baarheid onderworpen wa-
lfi.ren. Want waarlijk hij neemt
de engelen niet aan, maar
bij neemt bet zaad Abra-
17. barna aan. Waarom hij in
allea den broederen moeBt
Keiijk worden, opdat hij een
barmhartig; en een getrouw
Hoogepriester zoude zijn in
de dingen die bij God te doen
waren,
om de zonden dea
18. volka te verzoenen. Want
in \'t geen hij zelf verzocht
zijnde geleden heeft kan hij
derenen die verzocht worden
te hulp komen.
HOOFDSTUK 3.
1. Hierom , heilige broeders,
die der hemelacne roeping
deelachtig zijt, aanmerkt
den Apostel en Iloogepries.
ter onzer belijdenis CaristuB
2.Jezus, die getrouw ia den-
gene die hem gesteld heeft,
gelijk ook jïo/icK in geheel
3.zijn huis wan. Want de^e is
zooveel meerder heerlijkheid
waardig geacht dan Mozea,
als degeen die het buis ge-
bouwd heeft meerder eer
•1. beeft dan het huis Want
ieder hui» wordt van ie-
mand gebouwd, maar die
dit alles gebouwd heelt is
5. God. V.n Mozea is wel ge-
trouw geweest in geheel
zijn huis ala een dienaar,
tot getuigenis der dingen
die daarna gesproken zou-
0,den worden, maar Christus
als de Zoon over zijn eigen
huls, wiens huis wij zijn,
indien wij maar de vrij moe»
digbeid en den roem der
hoop tot den einde toe vast*
houden.
7. Daarom gelijk de Heilige
Geest zegt :iledeuindien
gij zijne stem hoort,
8,(00 verhardt uwe har-
tenniet, gel ijk het ge-
achiedia in de
verhitte*
ring ten dage der ver.
zoekinginde woeatijn,
9.alwaar mij uwe vade-
ren verzocht hebben;
zijbebbenm ijbeproefd,
en hebben mijne wer-
keugezien, veertigja-
10. ren lang: daarom was
ik vertoornd o ver dat
geslacht, en sprak: A 1-
tijddwalenzij met het
hart, enzijhebbenmij-
newegen niet gekend;
11.zoo heb ik dan gezwo-
ren in m i j n e n toorn:
Indienzijinmijnerust
zullen ingaan!
12. Ziet toe broedere, dat niet
te eeniger tijd in iemand van
u zij een boos ongeloovig
hart, om aftewijken van
13.den levenden God; maar
vermaant elkander te allen
dage, zoolang als het heden
genaamd wordt, opdat niet
Iemand uit u verhard worde
door de verleiding der zonde.
L4. Want wij zijn Christus deel-
achtig geworden, zoo wij
namelijk het begin van de-
zen vasten grond tot den
IS. einde toe vasthouden .terwijl
er gezegd wordt: Heden
indien g ij z ij n e stem
boort, zoo verhardt n
we harten niet, gel ij k
in de verbittering ge*
I6.schied iê. Want sommigen
als zij die gehoord badden,
hebben hem verbitterd, doch
niet allen die uit Egypte
door Mozes uitgegaan zijn.
17. Over welke nu is hij ver-
toornd geweest veertig ja-
ren \'t Was het niet over de-
genen die gezondigd hadden,
welker ligchamen gevallen
18. zijn in de woestijn? Kn wel-
-ocr page 309-
HEBREÏRS 4
HUI
ken heeft bij gezworen dat
tij in zijne ruit niet souden
ingaan, anders dan dengenen
die ongehoorzaam geweest
1\'J.waren? Kn wij zien dat zij
niet hebben kunnen ingaan
vanwege hun ongeloof.
HOOFDSTUK 4
ken van een anderen dag.
9. Er blijft dan een rust over
ld. voor het volk Gods. Want
wie ingegaan ia in lijne rust,
die heeft zelf óók van zijne
werken gerust, gelijk God
van de zijne.
11. Laat ons dan ons benaar-
stigen om in die rust uur
gaan, opdat niet iemand In
hetzelfde exempel der onge-
12.1oovigheid valle. Want bet
woord Gods is levend en
krachtig, en scherpsnijden.
der dan eenig tweesnijdend
zwaard, en gaat dóór tot de
verdeeling der ziel en dea
geestes, eu dertezamenvoeg.
nelen en des mergt, en ia
een oordceler der gedachten
en der overleggingen des
13.harten; en er is geen schep-
sel onzigtbaar voor hem,
maar alle dingen zijn naakt
en geopend voor de oogen
desgenen met welken wij te
doen hebben.
14. Dewijl wij dan een groo-
ten Hoogepricster hebben,
die door de hemelen doorge-
gaan iB, namelijk Jezus den
Zoon Gods, zoo laat ons
deze belijdenis vasthouden.
ld.Want wij hebben geen hoo-
genrieater die niet kan me-
deinden hebben met onze
zwakheden, maar die in alle
dingen gelijk als wij is ver-
zocht geweest, doch zonder
16. zonde. Laat ona dan met
vrijmoedigheid toegaan tot
den troon der genade, opdat
wij barmhartigheid mogen
verkrijgen, en genade vin-
den ora geholpen te worden
ter bekwamer tijd.
HOOFDSTUK f».
1.     Want alle hnogepriester
uit de menschen genomen
wordt gesteld voor de men*
schen in de zaken die bij
God ie doen xijn, opdat hij
offere gaven en slagtofferen
2, voor de zonden; die behoor
lijk medelijden kan hebben
30
1. Laat ons dan vreezen , dat
niet te Beniger tijd de belofte
van in zijne rust integaan
nagelaten zijnde, iemand
van u scbijne achtergebleven
2.te zijn. Want ook ons is bet
evangelie verkondigd, gelijk
als hun; maar het woord der
prediking deed hun geen
nut, dewijl het met het ge-
loof niet gemengd waa in
degenen die het geboord
8, hebben. Want wij die ge-
looi\'ii hebben gaan in de
rust, gelijk hij gezegd beeft:
Zoo heb ik dan g e z w o-
ren in mijnen toorn:
Indien zij sullen in-
gaan in mijne rust!
hoewel tijne werken van de
grondlegging der wereld Hf
4. al volbragt waren. Want hij
heeft ergens van den zeven-
den dag aldua gesproken:
En God heeft op den
zevenden dag van al
rij n e werken gerust.
i.Kn in deze plaat» wederom :
Indien zij in mijne rust
zullen ingaan!
fi. Dewijl dan blijft. dat som-
migen in die rits\' ingaan,
en degenen wien het evan-
gelie het eerst verkondigd
was niet ingegaan zijn van-
wege de ongehoorzaamheid,
7.zoo bepaalt hij wederom een
zekeren dag, namelijk he-
den, door David zeggende
zoolangen tijd daarna (ge-
lijkerwija gezegd Is): He-
den indien gij zijne
stem hoort, zoo v e r-
hardtuwe harten niet.
R. Want indien Jozna hen in
de rust gebragt beeft, zoo
had hij daarna niet gespro.
-ocr page 310-
ÈRS 6.
14.kind; maar der volmaakten
is de vaste spijs, die door de
gewoonte de zinnen geoe-
fend hebben tot onderschei*
ding beide des goeds en dei
kwaads.
HOOFDSTUK O.
1. Daarom nalatende de be*
ginselen der leer van Chris>
tus, laat ons tot de vol-
maaktheid voortvaren, niet
wederom leggende het funda-
nient van de bekeering van
dcode werken, en van het
2.geloof in God, van de leer
der doopen, en van de opleg-
ging der handen, en van de
opstanding der dooden, en
3.van het eeuwig oordeel, tn
dit zullen wij ook doen. ln-
4. dien God het toelaat. Want
bet ia onmogelijk, degenen
die ééns verlicht geweest
zijn, en de bemelsche gave
gesmaakt hebben, en des
Heiligen Geestes deelachtig
a.geworden zijn, en gesmaakt
hebben het goede woord
Gods en de krachten der toe-
6. komende eeuw, en afvallig
worden , die zeg ik wederom
te vernieuwen tot bekeering,
als welke zichzelven den
Zoon Gods wederom kruin-
gen en openlijk te schande
7. maken. Want de aarde dm
den regen menigmaal op
baar komende iudrinkt, en
geichikt kruid voortbrengt
voor degenen door welke zij
ook gebouwd wordt, die out•
8.vangt zegen van God; mattr
die doornen en disteleu
draagt, die is verwerpelijk
en nabij de vervloeking,
welker einde is tot verbran-
ding.
\'J. Maar geliefden, wij ver-
zekeren ons aangaande u be-
tere dingen, en met de za-
ligheid gevoegd, boewei wij
10. alzóó spreken. Want God
is niet onregtvaurdig, dat
hij uw werk zoude vergeten,
en den arbeid der liefde die
IILUIM-.
"ft de onwetenden en dwa-
landen, overmits hij ook
>elf met zwakheid omvangen
3. ii; en om dier twukheid wil
moet hij, gelijk voor \'t volk,
alzóó ook voor zichzelven
^offeren voor de tonden. En
niemand neemt zichzelven
die eer aan, maar die van
God geroepen wordt, gelij-
»-kerwijs als aaron. Alzóó
beeft ook Christus zichzel-
ven niet verheerlijkt om
hoogepriester te worden,
maar die tot hem gesproken
heeft: G ij I ij t m ij n Z o o u,
heden hebiku g e g e n e-
O.reerd; gelijk hij ook op
eenandere plaats zegt: Gij
zijt Priester in eeu-
wisheid naar de orde.
ti i r. if Melcbizédeks.
7. Die in de dagen zijns vlee-
iches gebeden en smeekin-
gen tot riengeen die hem uil
den dood kon verlossen , met
sterk geroep en tranen, ge-
offerd hebbende, en verhoord
S. zijnde uit de vrees, hoewel
hij de Koon was, rmgtansge*
hoorzaamheid geleerd heeft
uit hetgeen hij heeft gele-
9.den,en geheiligd zijnde, is
hij allen die bem gehoor-
zaain zijn een oorzaak der
eeuwige zaligheid geworden,
ld.enisvHn God genaamd een
Honge|.rir*tcr naar de orde-
nintc Melcbi7édeks
11. Van denwelke wij hebben
vele dingen, t-n zwaar om te
verklaren, te zeggen ; dewijl
gij traag oin te hooren ge-
12.worden zijt. Want gij, daar
gij leeraars behoordet te
zijn van wege den tijd, hebt
wederom van noode dat men
u leere welke de eerste be-
ginselen zijn der woorden
Gods; en Kij zijt geworden
als wie melk van noode heb-
ben en niet vaste spijs.
13. Want een iegelijk die der
melk deelachtig is, die is
onervaren in bet woord der
geregt igheid , want bij is een
-ocr page 311-
HEBRE
3i»3
prieater des allerhoogst en
Gods, die Abraham tege-
ïnoetging als hij weder.
keerde van het verslaan der
koningen, en brui zegende;
2. aan welken ook Abraham
van allta de tiende toedeel-
de: die vooreerst overgezet
wordt koning der gercgtig-
heid, en daarna ook w-as een
koning vaD >atem, \'t welk
is een koning des vredes;
3. zonder vader, zonder moe-
der, zonder geslachfreke-
uing, noch begin der dagen
noch einde des levens heb-
bende; maar den Zoon Goda
gelijk geworden zijnde, blijft
hij een priester in eeuwig-
beid.
I. Aaomeikt nu hoegroot
deze geneest is, aan den-
welke ook Abraham de pa-
triarch tiende gegeven heeft
5.  uit den buit. En wie uit de
kinderen van i,evi het pries.
terschap ontvangen, hebben
wel bevel om tiende te ne-
uien van het volk naar de.
vet, dat is van hunne broe-
deren, hoewel die uit de
lende Abrahams voortgeko.
6. men zijn . maar hij die xijne
geslacbtrekening utt hen
niet hectt, die heeft vau
Abraham tiende genomen,
ea ri- ii. die de belofteniisen
7. bad heelt hij gezegen.i. Nu
zondereenig tegenspreken,
\'t geen min-ler is wordt ge-
zegend van \'t geen meerder
8.  is. En hier nemen wel tien-
den de menschen die ster»
veu, maar aldaar neemt ze
die van welken getuigdwordt
\'J.dat hij leeft, tfn om zoo te
spreken, ook I.evi, die tien-
den neemt, heeft door Abra-
10.  ham tiende gegeven, want
hij was nog in de leude des
vaders, als hem Melchizr-
dek tegemoetging.
11.     Indien dan nu de volko-
menheid door het levitische
priesterschap ware, (want
ouder hetzelve heeft het volk
80*
Rij aan lijnen naam bewe-
zen hebt, als die de heiligen
gediend hebt en nog dient.
11. Maar wij begeeren, dat een
iegelijk vau u dezelfde naar.
t tigheid ten ijie tot de volle
verzekerdheid der hoop, tot
[\'t. den einde toe; opdat «ij niet
traag wordt, maar navolg™
zijt dergenen die dour geloof
en lankmoedigheid de belof-
tenissen beerven.
13. Want als Uod Abraham de
belofie deed, dewijl hij bij
niemand die meerder wat
bad te zweren , zoo zwoer hij
H.bij zichxelven, zeggende i
Waarlijk, zegenende
zal ik u zegenen, en
vermenigvuldigende
zal ik u vcrini\'jiiL\'viii.
l-> iligt-ii: e» aliót\'i Jaokmoe
dig verwacht hebbende,
heeft hij de belofte verkre-
16. gen. Want de menschen
zweren wel bij den meerdere
dan tij xijn, en de eed tot
bevestiging is denzelvcn een
einde van alle tegenspre-
ir.king: waarin God willend*
den erfgenamen der belofte-
nis overvloediger bewijzen
de onveranderlijkheid zijns
raads, met een eed daartus-
in.ichen ii gekomen; opdat
wij door twee ouverander-
lijke dingen, in welke het
onmogelijk is dat Qod iiege,
een sterke verf motu in ir zou-
den hebben, wij namelijk die
d* toevlugt genomen heb-
ben om de voorgestelde hoop
19. vasttehouden; welke wij
hebben als een anker der
ziel, \'t welk zeker en vast
ia, en ingaat tot binnen het
20.voorhangsel, waarde voor-
looper voor ons is ingegaan,
namelijk Jeius, naar de or.
dening Melcbizédeks een
Iloogepriesler geworden zijn-
de in eeuwigheid.
HOOFDSTUK 7.
I. Want deze Melchixédek
was koning van Salem, een
-ocr page 312-
ë£ks i
304                                      H
de wet ontvangen), wat nood
was \'t nog, dat een ander
priester naar de ordening
Melcbizédeks zoude opstaan,
en die niet zoude gezegd
worden te zijn naar de orde-
12. uing Aiirons? Want het
printene hap veranderd zijn-
de, zoo aeschiedt er ook
noodzakelijk verandering der
18. wet. Want hij aangaande
wien deze dingen gezegd
worden, behoort tot een mi-
deren stam, van welken nte-
mand zich tot het altaar be-
14. geven heeft; want het is
openbaar dat onze lieer uit
Juda gesproten is, aangRan-
de welken stam Mozen niets
gesproken !>M\'i\'r van her
l.ï. priesterschap. h.ndi/isnog
veelmeer openbaar, zoo er
naar de gelijkenis van M>1-
chieédek een ttnder prie;ter
lii.opstaat, die dit met naar ile
wet des vlr.eschelijkcii ge-
bods is gemorden, maar nRar
de kracht des onvergankelijk
17.ken levens. Want hij ge-
tuigt: Gij zijt 1\'rit-Mer
in eeuwigheid unar
de ordening M e 1 c k i-
zédeks.
Is. Want de vernietiging van
het voorgaande gebod ge-
sub iedt om deszelfs zwak-
heids en onprotijtelijkhfids
l:i wil; waut de wet heeft geen
fiirg voluiaakt, maar de aau-
leniiiig van een betere hoop,
door welke wij tot (iod ge.
20.naken. !. n voor zooveel het
niet zonder eedzwering in
geschied,
(want gêne zijn
wel zonder eed» wering ;>, 1 - >-
21.ter* geworden, maar dtfze
met eedzwering door dien
die tot heui gezegd heeft:
De Heer heeft ges w-o-
ren, en het zal hem
«iet berouwen: Gij
?. ij 11\' r i e »t e r i n e e n w i g.
held naar de ordening
22. .M e 1 v h i 1 ó de k s) . van een
zooveel beter verbond is Je-
xus borg geworden.
23.     £n gêne zijn wel vele
priesters geworden, omdat
zij door den dnod verhinderd
werden altijd te blijven;
24. maar deze, omdHt bij in eeu-
wigheid blijft, heeft een on-
versanki lijk priesterschap:
25.waarom hij ook volkomen
kan zaHgmakeu degenen die
door hem tot God gaan, al-
zoo bij altijd leeft om voor
2<i. hen te bidden. Want zooda-
nig een Hoogeprieeter be-
taumdeons, heilig, 0111100-
xel, onbesmet, afgescheiden
van de zondaren, en booger
dan de hemelen geworden;
27. wien het niet alle dagen
noodig was, gelijk den hoo-
gepriesters, eerst voor zijne
eigene zonden slagtofl\'eren
opteofferen, daarna tour de
xunden
des volka; want dat
heeft hij éénmaal gedaan,
als hij zichzelven opgeofferd
28. heeft. Want de wet stelt
tot hocgeprips\'ers mentenen
die zwakheid hebben ; maar
bet woord der eedzwering,
die na de wet itgecolgd, ëtett
den Koon die in eeuwigheid
geheiligd is.
HOOFDSTUK 8.
1. De hoofdsom nu der din-
gen waarvan wij spreken ig ,
dut wij hfbbeu zoodanigen
Iloogepriester, die gezeten
is aan de regtetAanrf van
den troon der Majesteit in
2.de hemelen, een bedienaar
des heiligdom*, en des wa.
ren tabernakels, welken de
lieer beeft opgerigt.en geen
3.  uienscb. Want een iegelijk
hooge priester wordt gesteld
om gnveu en ilagtofiVren te
offeren; waarom het noodza-
kelijk was dat ook deze iets
had wat hij zoude offeren.
4. Want iodien hij op aarde
ware, zoo zoude hij zelfs
geen priester zijn, dewijl
priesters zijn die naar de
5. wet gaven offeren; welke bet
voorbeeld en de schaduw der
-ocr page 313-
JIEBREfi
305
hunne ongeregtigne-
den genadig zijn, en
hunnezonden enhun-
ne overtredingen zal
ik geenszins meer g e-
13.denken. Alshijsegt: Ben
nieuw verbond, zoo heeft
hij het eerste oud gemaakt:
wat nu oud gemaakt ia eu
veroudert, is nabij de ver-
dwijning.
HOOFDSTUK ».
1. Zoo bad dan wel ook het
eerste verbond regten des
00(fedienfttes, en het wereld*
2.1ijk heiligdom. Want .ie ta-
bemakel wu toebereid, m«-
melijk de eerste, in welken
•ran de kandelaar en dt- tafel
en de tonnbrooden, welke
genaamd wordt het heilige.
S. Maar achter het tweede voor •
hangael itl de tabernakel
genaamd het heilige der hei-
4. ligen , hebbende een gouden
wierookvat, en de ark des
verbonds alom met goud
overdekt, in welke waa de
goudeu kruik waar het nian-
na in waa, en de ataf Aflrona
die gebloeid had, en de ta-
5. felen dea verbonds, en boven
over deze ark wa"*en de che-
rubs der heerlijkheid, die
het verzoendeksel beacha-
duwden: van welke dingeu
wij nu van atuk tot atuk
niet zullen zeggen.
Ö. 11" r.e dingen nu aldua toe-
bereid zijnde, zoo gingen
wel de priesters in den eer-
aten tabernakel te allen tilde
om de fforfsdienaten te vol*
7.brengen; muur in den twee-
den tabernakel ging alleen de
hnogeprieater éénmaal dea
iaars, niet zonder bloed,
netwelk hij offerde voor
zichzelven en voor des volk»
8. misdaden : waarmede de Hei.
lige tieeat dit beduidde, dat
de weg dea heiligdoma nog
niet openbaar gemaakt waa
zoolang de eerate tabernakel
9. nog bestond, welke waa een
heraelache dingen dienen,
/dijk Mozea door Godde-
lijkc aanspraak vermaand
waa, als hij den tabernakel
volmaken zoude; want zie,
zegt hij, d a t % ij h e t a 11 e i
maakt naar de afbeel-
d i n g die u op den bert;
fï.getoond ii. lïn eu heeft
hij zooveel uitnetuender be-
dieninx gekregen , als hij ook
een» beteren verbond» Mi«l-
delaar ia, \'t welk in betere
beloftenisven bevestigd ia.
7.     Want indien dat eerste r«--
bond on berispt lhk geweeat
ware, zoo ioude voor het
tweede geen plaars <ezocht
8. zijn geweest. Want hen be-
riapende zegt hij tot hen:
Zie, de dagen komen,
apreekt de II eer, en ik
zalovtir het h uia I e r a-
ela en over het huis
vanJudaeennieuwver-
u.bond oprinten, niet
naar het verbond dat
iktnet hunne vaderen
gemaakt heb ten dage
ala ik hen bij de band
nam om hen uit Egyp-
telandteleiden;want
zij zijn in dit m ij n ver-
bond niet gebleven,
en ik heb op hen niet
geacht, icict de Heer.
10. Wantditiahetverbond
datikmet het buis l«-
raels maken zal nadie
danen, zegt de Heer:
Ik zal mijne wetten in
hunverstandgeven. en
in hunne hartenzalik
die inachrijven; en ik
zalhuntoteenGodzijn
enz ij zullenm ij toteen
ll.volkzijn; enz ij zullen
ndetleerenecniegelijk
zijnen naaste en een
iegelijk zijnen broe-
der, zeggende: Ken
den Heer; wantzijsul-
len mij allen kennen,
van den kleine onder
hentotdengrooteon.
12.der hen; want ik zal
-ocr page 314-
EËRS 9.
306                                       HE BR1
afbeelding* voor dien tegen-
woordigen tijd, in welken
Raven en alagtofferen geof-
ferd werden die dengeen die
den dienst pleegde niet kon-
den heiligen naar de con-
in.scientie, bestaande alleen in
spijzen, en dranken, en ver-
scheiden waaachingen , en
regtvaardigiuakingcn den
vleesches, tot op den tijd der
verbetering opgelegd.
11.     Maar Christus de IIooge-
priester der toekomende goe-
deren gekomen zijnde, ia
door den meerderen en vol-
in aak teren tabernakel, niet
met handen gemaakt, jm
ia, niet van dit maaksel,
12. noch door \'t bloed der bok-
ken en kalveren maar door
zijn eigen bloed, éénmaalin-
gegaan in het heiligdom, een
eeuwige verlossing teweeg-
13. gebragt hebbende. Want
indien bet bloed der atierea
en bokken, en de asch der
jonge koe besprengeude de
onreinen, hert heiligt tot de
reinigbeid des vleesches:
1-1. hoeveeltemeer zal het blued
van Christus, die door den
eeuwigen Oeeat zichzelven
Gode onstraffelijk opgeof*
ferd heeft, uwe conacientie
reinigen van doode werken,
om den levenden God te
dienen.
15.     En daarom is hij de Mid-
delaar des nieuwen testa-
ments, opdat, de dood daar-
tusHchen
gekomen zijnde tot
verzoening der overtredingen
die onder het eerste te«ta-
inent waren, degenen die
geroepen zijn de beloftenis
der eeuwige erve ontvangen
16. zouden. Want waar een
testament is, daar is het
noodzaak dat de dood deB
testamentmakera tu»Heken~
17. kome; waut een testament
ia vast in de dooden, dewijl
het nog geen kracht heeft
wanneer de teatauientmaker
niet zonder bloed is iugf-
19. wijd. Want als al de eebo-
den naar de wet van Mozes
tot al het volk uitgesproken
waren, nam hij bet bloed
der kalveren en bokken, met
water en purperen wol en
hysop, en beBprengde beide
bet boek zelf en al het volk,
20. «eggende: Uit is het
bloed des testaments
\'t welk God aan ulie-
21.den heeft geboden. En
hij benprengde desgelijks
ook den tabernakel en al de
vaten van den dienst met
22. het bloed. En alle dingen
worden bijna door bloed ge-
reinigd naar de wet, en /.<>n-
der bloedstorting geschiedt
geen vergeving.
23.     Zoo was het dan nood-
zaak, dat wel de vóórbeel-
dingen der dingen die in de
hemelen zijn door deze din-
gen gereinigd werden, maar
de heraelsche dingen zelve
door betere offeranden dan
21. deze. Want Christus is niet
ingegaan in het heiligdom
dat met handen gemaakt is,
\'t welk is een tegenbeeld van
het ware, maar in den hemel
zelven, om nu te verschijnen
voor het aangezigt Uods
25.voor ons; noch ook opdat
hij zichzelven dikwijls zoude
opofferen, gelijk de hooge-
Eriester alle juren in het
eiligdom ingaat met vreemd
2G.bloed; (andera had hij dik-
wijls moeten lijden van de
grondlegging der wereld af);
maar nu is hij éénmaal in
de voleinding der eeuwen
geopenbaard, om de zonde
teniettedoen door de offe-
2/.rande van zichzelven. En
gelijk het den menschen ge-
zet ia éénmaal te sterven,
23.en daarna het oordcel, al-
zóó zal ook CbristuB, één-
maal geofferd zijnde om ve-
ler zonden wegtenemen, ten
anderen male zonder zonde
gezien worden van degenen
-ocr page 315-
HEBREËRS 10
307
die hem vervachten tot za-
ÜKhetd.
HOOFDSTUK ÏO.
1. Want de wet, hebbende
ilt\'.en dezelfde slagtofferen
dikwijls offerende, die de
zonden nimmermeer kunnen
IS.wegnemen; maar deze, één
slagtoffer voor de zonden
geofferd hebbende, is in
eeuwigheid gezeten aan de
IS, regterAaad Gods, voorts
wachtende totdat zijne vij-
anden gesteld worden tot
een voetbank zijner voeten
II. Want inet ééne offerande
heeft hij in eeuwigheid vol-
ïnaakt degenendie geheiligd
15. worden. En de Heilige Geest
16. getuigt het ons óók; want
nadat hij tevoren gezegd
had: Dit is het verbond
dat ik met hen maken
zal na die dagen, zegt
de Heer: ik zal mijne
wetten geven in bun-
ne harte n, en ik zal
die inschrijven in
17.hunne verstanden; en
hunner zonden en
hunner o n geregt ighe-
den tal Ik geenszins
IS.meer gedenken. Waar
nu vergeving derzelve fs,
daar is geen offerande meer
voor de zonde.
19. Dewijl wij dan, broeders,
vrijmoedigheid hebben om
inlegaan in het heiligdom
door het bloed van Jezus ,
2(1.op een verschen en levenden
weg, welken hij ons inge-
wijd beeft door het voorhang*
nel, dat is door zij n vleesch ,
21. en dewijl wij hebben een groo-
ten Priester over het huis
--\'. Go.is , zoo laat ons toegaan
met een waarachtig hart, in
volle verzekerdbeid des ge-
loof*, ome harten gereinigd
zijnde van de kwade con.
scientie, en het ligchaam
gewasschen zijnde met relu
23. water; laat ons de onwan-
keibare belijdenis der hoop
t-asf nouden; (want die het
beloofd heeft ia getrouw) ;
24. en laat ooa op elkander ai: in -
nemen, tot opscherplng der
liefde en der goede werken;
een schaduw der toekomen,
de goederen, niet het beeld
zei (der zaken, kan met de-
iel file offeranden die zij ali»
jaren *<• lurig opofferenniin-
mermeer heiligen degenen
".die daar toegaan: andera
zouden zij opgehouden heb-
ben geofferd te worden, oin-
dat degenen die den dienst
pleegden veen conscientie
meer zouden hebben der
zonden , éénmaal gereinigd
3. geweest zijnde; maar nu ge-
tchiedt
in deielve alle jaren
weder gedachtenis der zon-
4.den ; want het is onmogelijk
dat het bljed van stieren en
bokken de zonden wegneme.
5. Daarom komende in de we-
reldzegt hij: Slagtoffer
en offerande hebt gij
niet gewild, maar gij
hebtmij het ligchaam
f>.toebereid; brandoffe-
r e n en off e r voor de
zonde hebben u niet
7. behaagd: toen sprak
ik: Zie, ik kom (in het
begtndes boeks isvan
mij geschreven) om
uwen wil te doen, o
8.God. Als hij tevoren ge-
zegd had: Slagtoffer en
offerande en brand-
offers en offer voor de
zonde hebt gij niet ge.
wild noch hebben u
bebaagd, (dewelke naar
de wet geofferd worden),
9.toen sprak hij: Zie, ik
kom om uwen wil te
doen,o God. Hij neemt
het eerste weg, om het
lü. tweede te stellen: in welken
wil wij geheiligd zijn door
de offerande des ligchaama
van Jezus Christus éénmaal
geschied.
11. En een iegelijk priester
stond wel alle dagen dienen-
-ocr page 316-
ËKS 11.
vrijmoedigheid niet weg,
welke een groote vergelding
.Ifi.des loona heeft. Want gij
hebt lijdzaamheid van noo*
de, opdat gij den wil Gods
gedaan hebbende, de belof-
tenia moogt wegdragen.
;t7.want nog een «eer weinig
tijd», en h ij d i e t e k o m e n
staat zal komen en
:i8.niet vertoeven ; maar
de regtvaardige zal
uit het geloof leven;
en zoo iemand zich
onttrekt, mijne ziel
heeft in hem geen be-
39.hagen. Maar w tf zijn niet
van degenen die zich ont-
trekken ten verderve, maar
van degenen die gelooven
tot behoud der ziel.
HOOFDSTUK II.
1. Het geloof nu ia een vaste
grond der dingen die men
hoopt, en een bewijs der za-
2.ken die men niet ziet. Waut
door \'t zelve hebben de
ouden getuigenis bekomen.
3.  Door het geloof verstaan
wij dat de wereld door het
woord Gods is toebereid,
alzoo dat de dingen die men
ziet niet geworden zijn uit
dingen die gezien worden.
4.  Door het geloof beeft Abel
een meerdereoft\'eraude Gode
geofferd danKain, door het*
welk hij getuigenis bek o.
men heeft dat bij regtvaardig
was, alzoo God over zijne ga-
ven getuigenis gaf; en door
dat geloof spreekt hij nog
5. nadat hij gestorven is. Door
het geloof is Henoch wegge-
uomen geweest, opdat hij
den dood niet zoude zien, en
hfj werd niet gevonden,
daarom dat God hem wegge*
nomen had. Want vóór zijne
wegneming heeft hij getui-
genis gehad dat hij Gode be-
6. haagde; maar zonder geloof
ia het onmogelijk Gode te
behagen; want wie tot God
komt, moet gelooven dat hij
2j. en laat ons ome onderlinge
bijeenkomst niet nalaten,
gelijk sommigen de gewoon-
te nebben, maar elkander
vermanen: en dat 70oveelte>
meer als gij tiet dat de dag
nadert.
2fi. Want too wij willens zon-
dfgen, nadat wij de kennis
der waarheid ontvangen heb-
ben , zoo blijft er geen «1 jut-
offer meer over voor de zon-
27.den, maar een schrikkelijke
verwachting dea oordeels,
en hitte dea vuurs, dat de
tegenstanders zal verslln-
28. den. Als iemand de wet van
Moies heeft tenietgedaan,
die sterft zonder barmhar-
tigheid onder twee of drie
29. getuigen : hoeveel te zwaar-
der straf, meent gij, zal hij
waardig geacht worden, die
den Zoon Uods vertreden
heeft, en het bloed des teata-
ments onrein geacht heeft,
waardoor hij geheiligd was,
en den Geest der genade
araaadheid heeft aangedaan ?
30. Want wij kennen hem die
gezegd heeft: Mijn is de
wraak. Ik zal\'tvergel-
den, spreekt de Heer.
Kii wederom: DeHeerzal
xijn volk oordeelen.
3l.Vreesselljk ia het te vallen
in de handen des levenden
Gods.
33.     Doch gedenkt der vorige
dagen, in dewelke nadat gii
verlicht zijt geweest, gij veel
afrijd des tijdens hebt ver-
32. dra gen, ten deele als gij
door smaadheden en ver-
drukkingen een schouwspel
geworden zijt, en ten deele
als gij gemeenschap gehad
hebt met degenen die alzoo
34. behandeld werden. Want gij
hebt ook over mijne banden
medelijden gehad, en den
roof uwer goederen met
blijdschap aangenomen, we.
tende dat gij hebt in uzelve
een beter en blijvend goed in
Ut de hemelen. Werpt dan uwe
-ocr page 317-
HEBREËRS II.
:iu3
indien zij aan dat vaderland
gedacht hadden van \'t welk
zij uitgegaan waren, zij zou-
den tijd gehad hebhen om
16.wedertekeeren; maar nniijn
zij begeerig naar een beter,
dat ia uaar het hemelache.
Daarom schaamt zich God
hunner niet, om hun Godge.
naauid te worden; want hij
had hun een atad bereid.
17. Door het geloof heelt A-
brrthaun, als hij verzocht
werd, laittk geofferd, en hij
die de beloften ontvangen
had heeft zijnen eeniggebo-
13. rene geofferd, (tot denwelke
gezegd was: Inlaa&kiat
u het kronat genaamd
worden), overleggende dat
God magtig was hem ook
uit de dooden optewekken;
19. waaruit hij hem ook bij gel.j-
kenis wedergekregen beeft.
-;o. Door het geloof heeft Isaak
tijne tonen Jakob en Ksau
gezegend aangaande toeko-
2t.mende dingen. Door het ge-
loof beeft Jakob stervende
een iegelijk der tonen Jo-
zefs gezegend, en heeft aau-
gebeden , leunende op het op*
22. perste van zijnen staf. Door
liet geloof heeft Jozef ater-
vende melding gemaakt van
den uitgang der kinderen Is-
raela, en lire ft bevel gegeven
aangaande zijn gebeente.
::i. Door bet geloof werd Mo-
zes toen hij geboren was
drie maanden lang van zijne
ouders verborgen, overmita
tij tagen dat bet kindeken
schoon waa; en zij vreesden
het gebod des kotiinge niet,
2-1. Door het geloof heeft Mo.
zee, nu groot geworden zijn-
rte, geweigerd een zoon van
Farao\'s dochter genaamd te
2h.worden; verkiezende liever
met het volk Gods kwalijk
behandeld te worden, dan
voor een tijd de genieting
2fi.der zonde te hebben: ach-
tende de veramaadbeid van
Chriatut meerderen rijkdom
ïn, en een belooner ia derge-
7.nen die hem zoeken. Door
het geloof heeft Noaeh, door
Goddelijke aanspraak ver-
maand zijnde aangaande de
dingen die nog niet gezien
werden, en bevreesd gewor-
den zijnde, de ark toebereid
tot behoud van zijn huiage-
zin; door welke ark hij de
wereld heeft veroordeeld, en
la geworden een erfgenaam
der regtvaardigheid die naar
het geloof ia.
8,      Door het geloof ia Abra-
ham geroepen zijnde gehoor
zaam geweeat, om uittegaan
naar de plaats die bii tot een
erfdeel omvangen tonde, en
hij is uitgegaan niet weten*
de waar hij komen zoude.
9. Door het geloof ia hij een
inwoner geweeat in het laad
der belofte ala in een vreemd
\'land , en heeft in tahernake-
len gewoond, met Unak en
Jakob die medel\'rfgenamen
waren derzelfde belofte i
10. want hij verwachtte de atad
die fundamenten heeft, wel
ker kunstenaar en bouw-
11.meester Ood is. Door het
geloof heeft ook Sara zelve
kracht ontvangen om kroost
te geven, en boven den tijd
haart ouderdoms heeft zij ge-
baard, overmita zij hem ge-
trouw he*-ft geacht die het b»-
12.Loofd bad. Daarom zijn ook
van éénen, en dat van een
verstorvene, zoorelen In me-
nigte geboren als de sterren
dea hemele, en ala het zand
dat aan den oever der zee ia,
\'t welk ontelbaar ia.
13.     Deze allen zijn in het ge-
loof gestorven, de beloften
niet verkregen hebbende,
maar hebben dezelve van
verre gezien en geloofd en
omhelad, en hebben beleden
dat zij gasten en vreemde*
lingen op de narde waren.
14. Want wie zulke dingen zeg-
gen, betoonen klaar lijk dat
15. tij een vaderland zoeken. En
-ocr page 318-
iËRS 12.
gen geleden, en ook uan-
37. den en gevangen is; «ij n
gestecnigd geworden, in
stukken gezaagd, verzocht,
door het zwaard ter dood
gebragt, hebben gezworven
in scuaapsvellen en in geite-
vellen, verlaten, verdrukt,
kwalijk behandeld zijnde,
.13. (welker de wereld niet waar-
dig was), hebben in woes-
tijnen gedoold en «/> bergen
en in spelonken en in de no-
len der aarde.
39. En deze allen hebbende
door het geloof getuigenis
gehad, hebben de belofte
lO.uiet verkregen, alzoo God
iets beters over ons voorzien
bad, opdat zij zonder ona niet
zouden vol;naakt worden.
HOOFDSTUK t^.
1. Daarom dan ook, alzoo
wij zoogroot een wolk der
getuigen rondom ons hebben
liggende, laat ons atleggen
allen last en de zoude die
ons tigtelijk omringt, en laat
ons met lijdzaamheid loopen
de loopbaan die ons voorge-
2.steldis, ziende op den nver-
aten Leidsman en Voleinder
des geloof» Jezus, dewelke
voor de vreugde die hem
voorgesteld was het kruis
heeft verdragen en de scban-
de veracht, en is gezeten
aan de regterAaaf/ van den
3.troon Gols. Want aanmerkt
dezen , die zoodanig een te-
genspreken van de zondaren
tegen zich heeft verdragen,
opdat gij piet vertlaauwt en
bezwijkt in uwe zielen.
4. Gij hebt nog ten bloede
toe niet tegengestaan, strij-
!>.dende tegen de zonde; en
gij hebt vergeten de verma*
ning, die tot u als tot «o*
nen spreekt: Mijn zoon,
acht niet klein de kai-
t ij ding des Üeeren,
en bezwijk niet als
gij van hem bestraft
6.wordt; want wien de
310                                      HEBRÏ
te ztjn d-iii de schatten in
Egypte; want bij zag op de
27.vergelding des loons. Door
het geloof heeft hij Egypte
verlaten, niet vreezende den
toorn de» konings; want hij
hield zich vast al» ziende den
2S, Onzienlijke. Door het geloof
heeft hij het pascha aange-
ri.\'t, en de betprenging des
bloed*, oplat de verderver
der eerstgeborenen ben niet
raken zonde.
29. Door het geloof zijn zij de
tloodc zee doorgegaan nis
door het drooge; Hetwelk de
Egyptenaars óók beproeven-
S0.de, zijn verdronken. Door
het geloof zijn de muren van
Jericbo gevallen, als ze tot
zeven dagen toe omringd
Hl.waren geweest. Door het
geloof is Kacbab de hoer
met omgekomen met de on-
gehoorzamen , als zij de ver.
spiederii met vrele had out-
vangen.
3J. En wat zal ik nog mm*
«eggen? Want de tijd zal
mij ontbreken, zoude ik ver-
balen van Gideon, en Ha-
rak, en Sitnsnn, en Jefta,
en David, en Samuel, en de
33.profeten; welke door bet
geloof koningrijken heb-
ben overwonnen, geregtig*
heid geoefend, de belofie-
oissen verkregen, de niui-
tender leeuwen toegestopt,
M,de kracht des vuurs hebben
uitgebluscht, de scherpte
des zwaards zijn ontvloden,
uit zwakheid krachten heb-
ben gekregen, in den krijg
sterk geworden zijn, heirle-
gers der vreemden op dn
35.vlugt hebben gebragt; de
vrouwen hebben hare dco-
den uit deopslanding weder •
gekregen; en anderen zijn
uitgerekt geworden, de aan.
geboden
verlossing niet aan-
nemende, opdat zij een be-
tere opstanding verkrijgen
36.«ouden; en anderen beoben
bespottingen en geeselin-
-ocr page 319-
Kits IS.                                     311
om ééne spijze het regt van
zijne eerstgeboorte weggaf.
17.Want gij weet, dat hij ook
daarna de zegening willende
beerven, verworpen werd;
want hij vond geen plaats
des berouws, boewei hij de-
zelve met tranen zocht.
18, Want gij zijt niet geko-
ment at den tast el ij ken berg,
en \'t brandende vuur, en
donkerheid, en duisternis,
19.en onweder, en tot het ge-
klank der bazuin, en de
stem der woorden .welke die
ze hoorden, baden dat het
woord tot hen niet meer zou*
20.de gedaan worden; (want
zij konden niet draden \'t
geen er geboden werd: In-
dien ook een gedierte
den berg aanraakt,
het zal gesteenigd of
met een p ij I d o o r s c h o-
21.ten worden; en Hozes,
zóó vreesstlijk was het ge-
zigt, zeide: Ik ben zeer
bevreesd en bevende);
22. maar gij zijt gekomen tot
den berg Sion en de stad
des levenden God*, tot bet
hemelscbe Jeruzalem en de
vele duizenden der engelen,
\'J->.tot de algemeene vergade-
ring en de gemeente der
eerstgeborenen, die in de
hemelen opgeschreven zijn,
en tot Ood den Regter over
allen, en de geesten der vol-
2-1. maakte regtvaardigen , en
tot den Middelaar des nieu-
wen testaments Jezus, en
het bloed der besprenglng
dat betere dingen spreekt
dan Abel.
25.     Ziet toe dat gij dien die
spreekt niet verwerpt; want
indien deze niet zijn ontvlo*
den , die dengeen verwierpen
welke op aarde Goddelijke
antwoorden gaf, veelmeer
tullen wtf niet ontvlieden,
zoo wij ons van dien afkee-
ren die vau de hemelen is ;
26. wiens stem toen de aarde
bewoog, maar nu heeft hij
Heer liefheeft kai-
tij.lt hij. en hij geeselt
een ie ge lijken zoon
r.dien hij aanneemt. In-
dien gij de kastijding ver-
draagt, zoo gedraagt zich
Ood jegens u als zonen;
(want wat zoon Is er dien
de vader niet kastijdt?)
8. maar indien gij zonder kas-
ttjding xijt , welker allen
deelachtig zijn geworden,
z 10 zijt gij dan bastaarden
\'J. en niet zonen. Voorts wij
hebben de vaders onzes vlee-
sches wel tot kastijders ge-
had, en wij ontzagen ze:
zullen wij [/un niet veelmeer
den Vader der geesten on-
derworpen zijn, en leven?
11). Want grêne hebben ons wel
voor een korten tijd naar-
dat het hui! goeddocht ge-
kastijd, maar déze kastijdt
\'nis tot ons nut, o|) in\' wij
zijner heiligheid zouden
11.deelachtig worden. Kn alle
kastijding, als die tegen-
woordig is, schijnt geen
xaak van vreugde maar van
droefheid te zijn ; doch dsnr-
na geeft zij van zieh eene
vreedzame vrucht der gereg-
ttgheid dengenen die door
dezelve geoefend zijn.
12, Daarom rigt weder öp
de trage banden en
13.de alappe knieën, en
maakt regte paden
vooruwe voeten, opdat
hetgeen kreupel ia niet ver-
draaid worde, maar dat het
veelmeer genezen worde.
14. Jaagt den vrede ua met al-
len, en de heilgm&kinx,
zonder welke niemand den
i ">. Heer zien zal: toeziende dat
niet iemand verachtere van
de genade Gods; dat niet
eenlge wortel der
bitterheid opwaarts
spruitende, beroerte ma-
ke, en door dezelve velen oot-
Ifi.reinigd worden; dat niet ie-
mand zij een hoereerder, of
een onheilige gelijk Kaan, die
-ocr page 320-
ËRS 13.
niet nmgevoerd met ver-
scheiden en vreemde leerin-
gen; want het is goed dat
het hart gesterkt worde door
genade, niet door spijzen,
door welke geen nuttigheid
bekomen hebben wie daarin
lO.gewaudeld hebben. Wij
hebben een altaar, van het-
welk iteeu magt hebben te
eten die den tabernakel die-
ll.nen. Want van de dieren,
welker bloed voor de zo .de
gedragen werd iit het heili- .
dom door den hoogepriei*-
ter, werden de ligchameu
verbrand buiten de leger-
12. plaats. Daarom heeft ook
Jezus, opdat hij door zijn
eigen bloed het volk zoude
heiligen, buiten de poort ge.
13. leden. Zoo laat ons dan tot
hem uitgaan buiten de leger»
plaats, zijne smaadheid dra-
14.gende; want wij hebben hirr
geen blijvende stad, maar
wij zoeken de toekomende,
15, Laat ons dan door hein al-
tijd Gode opofferen een of-
ferande des lofs, dat is, de
vrucht der lippen die zijnen
l\'i.iiamii belijden. Kn vergeet
de weldadigheid en de roede -
deelzaainheid niet; want aan
zoodanige offeranden heeft
God een welbehagen.
17. Zijt uwen voorgangerea
gehoorzaam en zijt hun on-
derdanig; want tij wakeu
voor uwe zielen, als die re.
kenschap geven zullen: op-
dat zij dat doen mogen met
vreugde, en niet al zuchte»-
de; want dat is u niet nut-
1$. tig. Bidt voor ons; want wij
vertrouwen dat wij een goe-
de conscientie hebben, als
die in alles eerlijk willen
19. wandelen. En ik bid k te-
meer dat gij dit do«t, opdat
ik te eerder ulieden mag we-
dergegeveti worden.
20.    De God nu dei vredes, die
den groot en Herder der
schapen door het bloed des
eeuwigen testament! uit de
verkondigd,zeggende: Nog
e" é. n ui a h 1 i h I ik b e w e-
genntetalleende aar-
demnrookden hemel.
»".En dit woont nog ri-n.
maal wii»t afin de *erande-
ring der bewegelijke dingen
als welke gemaakt waren;
opdat blijven zouden de din-
gen die niet bewegelijk lijn.
2S. Daarom alzoo wij een onbe-
wegelijk koningrijk ontv«n-
gen, laat ons de genale
r«s/Uouden, door dewelke
wij God welbeliagelijk mo-
gen dienen , met eerbied en
29.godvruchtigheid. Wanton-
ze God is een verte-
rend vuur.
HOOFDSTUK 13.
1.    Dat de broederlijke liefde
2. blijve. Vergeet de herberg-
zaambeid uiet; want bier-
door hebben sommigen on-
wetend engelen geherbergd.
8. Gedenkt der gevangenen,
alsof gij mede-gevangen
waart, en dergenen die kwa-
lijk behandeld worden, als-
of gij ook zelve in \'t. lig.
chaam kwalijk behandeld
4. waart. liet huwelijk in eer-
b-.nr onder allen, en bet bed
onbevlekt, maar hoereerders
en overspelera zal God oor-
S.declen. Va wandel zij zon-
der geldgierigheid, en zijt
vergenoegd met het tegen-
woordige; want hij heeft
gezegd: lkzalunietbe-
geven en ik zal uniet
fi.verlaten: zoodat wij vrij-
moedig durven zeggen: De
He er i s mij een helper,
en ik zal niet vreezen
wat mij een mensch
zal d oen.
7. Gedenkt uwer voorgauge-
ren, die u het woord Gods
gesproken hebben; en volgt
uu geloof na, aao*chou-
wende de uitkomst van Aun-
H.nen wandel. Jezus Christus
is gisteren en heden dezelfde
y. eii ia eeuwigheid. Wordt
-ocr page 321-
tUS 1.                                  313
verdraagt het woord dezer
vermaning; want ik heb u
23. in \'t kort geschreven. Weet
dat de broeder Timotheüs
losgelaten is, met welken
{zoo hij haast komt) ik u
24. zal zien. Groet al uwe voor-
gani;eren en al de heiligen.
U groeten die van Italië
\'.\',. tijs. De genade zij met u
allen. Amen.
dooden heeft wedergebragt,
namelijk onsen Heer Jezus
21. Christus, die volmake u in
alle goed werk, opdat gij
lijnen wil moogt doen: wer*
kende in u \'r geen voor hem
welbehagelijk is door Jezus
Christus, denwelke zij oe
heerlijkheid n. alle eeuwig-
heid. Amen.
22.    Doch ik bid u broeders,
]>E ALGEMEEN*. BRIEF
APOSTEL JACOBUS.
8. Een dubbelhartig inan
ongestadig in al zijne we-
gen.
9.    Maar de broeder die nede-
rig ia roeme in zijne hoog-
10. held, en de rijke in zijne
vernedering, want bij zal
&ln een bloem van het gras
11. voorbijgaan. Want de zon
is opgeraan met de hitte,
en heeft het gras dor ge-
maakt, en zijn bloem is *f-
gevallen, en de schoone
gedaante battrs aanschijns
is vergaan : alzoi\'i zal ook de
lijke in zijne wegen vurwel-
12. ken. Zalig is de man die
verzoeking verdraagt; want
f.In hij beproefd zal geweest
zijn, zoo zal hij de kroon drs
levens ontvangen , welke de
Heerbeloofd beeft dengenen
die hem liefhebben,
13.    Niemand als hij verzocht
wordt zegge: Ik word van
God verzocht; want God kan
niet verzocht worden met
het. kwade, en hij zelf ver-
14. zoekt niemand. Maar een
iegelijk wordt verzocht als
bij van zijne eigene begeer*
lijkheid afgetrokken en ver*
HOOFDSTUK I.
1.    Jacobua een dienstknecht
Gods en des Heereu Jezus
Christus aan de twaalf statn-
men die in de Yerstrooijing
zijn, zaligheid.
2.   Acht het voor grootevreug-
de, mijne broeders, wan-
neer gij in velerlei verzoe-
3. kingen valt, wetende dat
de beproeving uws geloofs
1. lijdzaamheid werkt. Doch
de lijdzaamheid hebbe een
volmaakt werk, opdat gij
moogt volmaakt zijn en ge-
heel opregt, in geen ding
gebrekkelijk.
6.    Kn indien iemand van u
wijsheid ontbreekt, dat hij
ze van God begeere, die een
iegelijk mildelijk geeft, en
niet verwijt: en zij zal hem
tf. gegeven worden. Maar dat
hij ze begeere in geloof, niet
twijfelende; want wie twij-
felt is een baar der zee ge-
lijk, die van den wind ge-
dreven en op- en necrgewar-
7. pen wordt; want die raensch
meene niet dat hij iets ont-
vangen xal van den Heer.
-ocr page 322-
314                                        JACO
lö.lokt wordt: daarna de be
^eerlijkheid ontvangen heb-
bende baart zond*, en de
tonde voleindigd zijnde baart
den dood.
16. Dwaalt niet. mijne gelief-
l~.de broeders. Alle goede gave
en alle volmaakte irift ia van
boven, van den Vader der
lichten afkomende , bij wel
ken geen verandering ia of
schaduw van omkeering.
IS. Naar zijnen wil heeft hij
ons gebaard door het woord
der waarheid, ojidat wij zou-
den zijn als eerstelingen
zijner Rrhepselen.
1!\'. Zoo dan mijne geliefde
broeden, een iegelijk
mensen zij ra»ch oin te hoo<
ren, traag om te «preken,
20.traag tot toorn; want de
toorn des mans werkt Godi
31. geregtigheid niet. I>aarom
afgelegd hebbende alle vuil-
heid en overvloed van bo*»a-
heid, ontvangt met zacht\'
moedigheid het woord dat
in f geplant wordt, \'t welk
uwe zielen kan zaligma-
ken.
•22. En zijt daders des woords,
en niet alleen hoorden, u-
zelve met vaUche overleg.
C3, ging bedriegende. Want zoo
iemand een hoorder is des
woords, en niet een dader,
die ia een man gelijk welke
zijn aangeboren aangezut
bemerkt in een spieuel;
24. want- hij heeft zlchzelven
bemerkt, en i* weggegaan,
en beeft lerttond vergeten
2\'o. hoedanig hij was. Maar wie
inziet in de volmaakte wet\'
die der vrijheid is, en daarbij
blijft, deze geen vergetelijk
hoorder geworden zijnde,
maar een dader des werks,
deze zeg ik zal gelukzalig
zijn in dil zijn doe>j.
36* Indien iemand ooder u
dunkt dat bij godsdienstig
ia, en hij zijne tong niet in
toom houdt, maar zijn hart
verleidt, dien» godsdienst
27. la ijdel. De zuivere en onbe-
vlekte godsdienst voor God
en den Vader is deze: wee-
sen en weduwen bezoeken
in hunne verdrukking, en
zichzelven onbesmet bewa-
ren van de wereld.
HOOFDSTUK «.
1. Mijne broeders, hebt niet
het geloof van onzen Heer
Jezus Christus, den lieer der
beerlijkheid, met aanne-
S.ming dea persoon s. Want
zoo in uwe vergadering kwam
een man met een gouden
ring aan den vinger, in een
sierlijke kleeding, en er
kwam ook een arm man in
met een slechte kleediiig,
8. en gij zcudt aanzien den-
geen die de sierlijke klee-
ding draagt, en tot hem zeg-
gen: Zit gij hier op een
aanzienlijke plaats, en
zoudt zeggen tot den arme:
Stagijdatir, of zit hier on-
4. der mijne voetbank: hebt
gij dan niet in uzelve een
onderscheid gemaakt, en zijt
refters jreworden van kwa-
a.de overleggingen? Hoort,
mijne geliefde broedera,
beeft God niet uitverkoren
de armen dezer wereld, om
rijk te zijn in \'t geloof, en
erfgenamen des koningrijks
\'t welk hij belooft dengenen
6. die hem liefhebben ? «aar
gij hebt den arme oneer nau-
gedaan. Overweldigen u niet
de rijken, en trekken ze u
niet voor de regterstoelen \'t
7.  Lasteren zij niet den goeden
naam die over u aangeroe-
pen ia ?
8.     Indien gij dan de konink-
lijke wet volbrengt, naarde
Schrift: Gij zult uwen
naaste liefhebben als
u z e 1 v e n, zoo doet gij w el.
ö.maar indien gij den persoon
aanneemt, zoo doet gij zonde
en wordt van de wet bestraft
1(1. als overtreders. Want wie
de geheele wet zal houden ,
-ocr page 323-
J.
•mi in cén zal struikelen, die
is schuldig geworden aan
11.alle. Want die gezegd heeft:
Gljicult (teen overspel
doen, die beeft ook gezegd:
Gij zult niet do oden.
Indien gij nu geen overspel
tuit doen, maar zult donden,
zoo zijt kU een overtreder
12.der «et geworden. Spreekt
alzóóendoet alzóó, als die
door de wet der vrijheid zult
IS. geoordeeld worden. Want
een onbarmhaitig oordeel
tal gaan over dengeen die
geen barmbartiubeid Bedaan
heeft; en de barmhartigheid
roemt tegen het oordeel.
14. Wat nuttigheid is het,
mijne broeders, indien ie-
mand zext dat hij het geloof
heeft, en heeft de werken
niet? Ksn dat geloof hem
15.zalignjaken? Indien er nu
een broeder of zuster naakt
zouden ztjn , en gebrek zou-
den hebben aan dagelijktch
16,voedsel, en iemand van u
tot hen zoude zeggen: Gaat
henen in vrede, wordt warm
en wordt verzadigd, en gij-
lieden zoudt hun niet geven
de nooddruft nes ligchaaiim .
17. wat nuttigheid is dat? Alzóó
ook het ueloof, indien htt
de werken niet heeft, is bij
zichzelf dcod.
18.     Maar, zal iemand zeggen,
t\\i hebt het geloof, en ik
heb de werken. Toon mij
uw geloof uit uwe werken,
en Ik zal u uit mijne werken
19. mijn geloof toonen. Gij (re-
looft dat God een eénïg God
is: gij dort wél: de duivelen
gelooven \'t ook , en zij sidde-
"JU. ren. Maar wilt gij weten,
o ijdel mensch, dat het ge-
loof zonder de werken dood
2i.is? Abraham onze vader, is
hij niet uit de werken ge-
regtvaardigd, als hij IsaiLk
zijnen zoon geofferd heeft op
22. het altaar? Ziet gij »\'el
dat het geloof medegewerkt
heeft met zijne werken, en
I\'S ;t
316
het geloof volmaakt ii g>\'-
23. weest uit de werken ? Ën de
Schrift is vervuld geworden,
die zegt: En Abraham
geloofde God, en het
is hem tot regtvaar-
digheid gerekend, en
hij is een vriend Gods
2». gen aamd geweest. Ziet
gij dan nu dat een mensch
uit de werken geregtvaardigd
wordt, en niet alleen uit het
25. geloot? En dergelijks ook
Kachab de hoer, is zij niet
u it de werken geregtvaardigd
geweest, als zij de gezon-
denen heeft ontvangen, en
door ten anderen weg uitge-
ifi.laten? Want gelijk het lig.
ebaam zonder geelt dcod is,
alzóó is ook het geloof zon-
der de werkeu dood.
HOOFDSTUK 3,
1.     Zijt niet vele meesters,
mijne broeders, wetende dat
wij temeerderoordeel zullen
2. ontvangen. Want wij strui-
kelen ailen in vele. Indien
Iemand in woorden niet strul-
kelt, die is een voiniHakt
man, niagtig om ook het ge-
heele ligchaam in den toom
\'A.te houden. Zie, wij leggen
den paarden toornen in de
monden, opdat zij ons zouden
gehoorzamen, en wij leiden
aaarmede hun gebeele lig-
4, cbaam om: zie, ook de sche-
pen, hoewel ze zoo £root zijn
en van harde «inden gedre-
ven, zij worden omgewend
van een zeer klein roer,
waarhenen ook de begeerte
fr. des ituurders wil: alzóó is
ook de tong een klein lid,
en roerat nugtanê grootedin.
gen. Zie, een klein vuur,
hoegrooten hoop bout het
6.aansteekt. I>e tong is óók
een vuur, een wereld der on-
geregtigheid: alzóó is de
iiiii; onder ouze leden ge-
steltl, welke het geheele üg-
chaam besmet, en ontsteekt
het rad onter geboorte, en
-ocr page 324-
316                                       JACOBUS 4.
xe niet hiervan, namelijk uit
uwe wellusten die in uwe
2. leden atrijdvoeren ? Gij be-
geert, en bebt niet; gij be-
nijdt en ijvert nuar dingen,
en kunt ze niet verkrijgen;
KJJ vechten voert krijg, doch
gij hebt niet, omdat gij niet
3.bidt; gij bidt, en gij ont-
vangt niet, omdat gij kwa-
lijk bidt, opdat gij bet in
uwe wellusten doorbrengen
4. zoudt. Overspelera en over-
speelsters, weet gij niet dat
de vriendschap der wereld
een vijandschap Gods ia ?
Zoowie don een vriend der
wereld wil zijn, die wordt
5. een vijand Gods gesteld. Of
meent gij dnt de Schrift te-
vergeefs zegt: De Geest
die in ons woont, heeft
die lust tot nijdigheid?
«.Ja hij geeft meerdere gena-
de. Daarom zegt de Schrift;
Uodwederstaat dehoo*
vaardigen, maar den
neder i gen gee ft h ij ge-
7.» a d e. Zoo onderwerpt u
dan Gode; wederstaat den
duivel, en hij zal van u vlie-
8. den; naakt tot God, en hij zal
tot u naken. KMnigt de han-
den gij zondaars, en zuivert
de harten gij dubbel hart igen.
9. Gedraagt u als ellendtgen
en treurt en weent; uw lag-
rhen worde veranderd in
treuren, en uwe blijdschap
10. in bedroefdheid. Vernedert
u voor den Heer, en hij zal
u verhoogen.
11.     Hroedera, spreekt niet
kwalijk van elkander. Wie
van xijnen broeder kwalijk
spreekt en zijnen broeder
oordeelt, die spreekt kwalijk
van de wet en oordeelt de
wet: indien gij nu de wet
oordeelt, xoo zijt gij geen
dader der wet, maareen reg-
12.ter. Er is een éénig Wetge-
ver, die behouden kan en
verderven; doch wie zijt gy,
die een ander oordeelt 7
13. Welaan nu gij die xegt:
wordt ontstoken van de bel.
7. Want alle natuur beide der
wilde dieren en der vonden ,
heide der kruipende en der
zeedieren, wordt getemd en
ia getemd geweest van de
>. menscb* lijke natuur; maar
de tong kan geen menach
temmen: zij in een onbe-
dwinrelijk kwaad, vol van
9. doodelijk venijn. Door haar
loven wij God en den Vader,
en door naar verdoeken wij
de ruenschen die naar de ge-
lijkenis God» gemaakt zijn;
10.uit denzelfden mond komt
voort zegening en vervloe-
king. Dit moet, mijne broe-
dera, alzoo niet geschieden.
11. Welt ook een fontein uit een
zelfde ader het zoet en bet
1?. bitter? Kan nok ,mijnebroe-
ders , een vijgeboom olijven
voortbrengen, of een wijn-
mok vijgen? A\\t*\'u\'< kun geen
fontein zout en zoet water
voortbrengen.
13. Wie is wijs en verstandig
onder u ? Die bewijze uit
zijnen goeden wandel zijne
werken, in zachtmoedige
11. wijsheid. Maar indien gij
bitteren nijd en twlstgierig.
held hebt in uw hart, zno
roemt en liegt niet tegen de
15. waarheid. Deze is de wijs.
heid niet die van boven af-
kiiint, maar is aardtch, na-
lfi.tuurlijk, duivelsch. Want
waar nijd en twintgierigheld
ia, aldaar ia verwarring en
) 7. alle booze handel. Maar de
wijsheid die van boven is,
die is ten eerste zuiver, daar-
na vreedzaam, bescheiden,
gezeggelijk, vol van barm.
hartigheid en van goede
vruchten , niet partijdig oor-
IS.deelende.enougeveinïd. En
de vrucht der regtvaardigheid
wordt in vrede gezaaid voor
degenen die vrede maken.
HOOFDSTUK 4.
1. Vanwaar komen krijgen en
vechterijen onder u ? Komen
-ocr page 325-
JUS 5.                                        Si;
I 8.vangen: weeat gij Ó6k lank-
moedig, versterkt uwe har-
ten, want de toekomst dea
I 9. Ileeren genaakt. Zucht niet
i tegen elkander, broeders,
opdat gij niet veroordeeld
wordt: sie, de Kegter staat
10. voor de deur. Mijne broe-
ders, neemt tot een exempel
des tijdens en der lankmoe-
digheid de profeten, die ia
den naam des Ileeren ge-
11.sproken hebben. Zie, wij
houden ze gelukzalig die
verdragen; gij hebt de ver-
draagzaamheid van Job ge-
hoord, en gij hebt het einde
des Ileeren gezien, dat de
Heer zeer barmhartig ia en
een ontfermer.
12.     Doch vóór alle dingen,
mijne broeders, zweert niet,
noch bij den hemel, noch bij)
de aarde, noch eenigen ande-
ren eed; maar uw ja zij ja,
en het neen neen, opdat gij
in geen oordeel valt.
13.     Is iemand onder u in lij-
den , dat bij bidde. Ia iemand
goedsmoeds, dat hij psalm-
14.zing*. Is iemand krank onder
u, dat bij tot zich roepe de
ouderlingen der gemeente,
en dat zij over hem bidden,
hem zalvende met olie in den
16. naam des Heeren i en het ge-
bed des geloofs tal den zie-
ke behouden , en de Heer tal
hemoprigten,en zoo hij ion-
den gedaan zal hebben, bet
zal hem vergeven worden
10. Belijdt elkander de mlsds •
den, en bidt voor elkander,
opdat gij gezond wordt: een
krachtig gebed dea regtvaar.
17. digen vermag veel. BlWWH
een mensen van gelijke be-
wegingen ala wij, en Mj bad
een gebed dat het niet zoude
regenen, en het regende niet
op de aarde in driejaren en
IS.zes maanden; en hij bad we-
derom, en de berael gar re-
gen , en de aarde bragt naie
vrucht voort.
19. Broeders, Indien iemand
21
WIJ inllen heden of morgen
uur zulk een ttnd reizen,
en aldaar een jaar doorbren-
(ren, en koopmanschap drij-
14.ven en winst doen, gij die
niet weet wat morgen gt~
ëckieden zal;
want hoedanig
ia uw let en r Want het ia
een damp, die voor een wel-
nig tijds geilen wordt en
Ij.daarna verdwijnt: ia plaatt
dat gij zoudt zegeen t Indien
de Heer wil en wij leven zul-
len, zoo zullen wij dit of dat
16.doen. Maar nu roemt rij In
uwen hoogmoed: alle zooda.
l\'.nige roem is boos. Wie dan
weet goed te doen en het niet
doet, dien ia het zonde.
HOOFDSTUK 5.
1.     Welaan nu gij rijken,
weent en huilt over uwe el.
lenden die over u komen.
2. Uw rijkdom la verrot, en
uwe k leederen zijn van de
motten gegeten geworden;
3.uw goud en zilver i» ver-
roeat, en hun roeat zal u zijn
tot een getnlgenia, en zal
uw vleeach ala een vuur ver-
teren; gij hebt schatten ver-
gaderd ia de laatste dagen.
4. Zie, het loon der werklieden
die uwe landen gemaaid heb.
ben, \'t welk van u verkort
Is, roept, en het geschrei
dergenen die geoogst heb-
ben la gekomen tot in de
ooren des Ileeren Zebaöth.
a. Gij hebt weelderig geleefd
op de aarde, en weïluaten
gevolgd; gij hebt uwe har-
ten gevoed als in een dag
6.der slagting. Gij hebt ver-
oordeeld, gij heat gedood
den regtvaardtge, en. hij we-
derstaat u niet.
7. Zoo zijt dan lankmoedig,
broeders, tot de toekomst
dea Ileeren. Zie, de land-
man verwacht de kostelijke
vrucht dea lande, lankmoe-
dlg zijnde over dezelve, tot-
dat het den vroegen en apa-
deu re git ii khI hebben out.
-ocr page 326-
318                                1 PETRUS 1.
onder u van de waarheid [si dwaling zijna wegs bekeert,
afgedwaald, en hem iemand eene ziel van den dood zal
2u.bekeert, die wet e, dat de- behouden, en menigte der
geen die een zondaar van de I zouden zal bedekken.
DE EERSTE ALGEMEENE BRIEF
VAN OEN
APOSTEL PETRUS.
en door hel vuur beproefd
wordt, bevonden worde te
zijn tot lof en eer en heer.
lijklit-iil, In de openbaring
8.van Jezus Christus; denwei •
ken gij niet gezien hebt eu
nnp/ansliefheht; in denwel-
ke gij nu, hoewel hem niet
ziende, maar geloovende, u
verheugt met eene onuit*pre-
kelijke en heerlijke vreugde,
9. verkrijgende het einde uwa
geloofa, namelijk de zalig*
10. held der zielen. Van welke
zaligheid ondervraagd eu
onderzocht hebben de profr*
ten, die geprofeteerd hebben
van de gen ade aan u geschied,
11.onderzoekende op welken of
hoedanigen tijd de Geest van
Christus, die in hen was,
beduidde en tevoren getaig*
de het lijden dat op Christus
komen xoude, en de heerlijk*
12. heid daarna volgende: aan
dewelke geopenbaard is, dat
zij niet zicbzelven maar ons
bedienden deze dingen, die
u nu aangediend tij» door
degenen die u het evangelie
verkondigd hebben door den
Heiligen Geest, die van den
bemel gezonden is; in welke
dingen de engelen begeerlg
zijn iutecien.
i:i. Daarom opichorteude de
lendenen uwa veratanda, en
nucbteren zijnde, hoopt vol-
komen np de genade d1« u
HOOFDSTUK 1.
1. I\'t tniH een apostel van Je-
zus Christus aan de vreem.
delingen verstrooid in Pou-
tus, Qalatië, Cappadocifi,
2.Azie en Bitbynië, aan de
uitverkorenen naar de voor
kennis van God den Va-
der, in de heiligmaking des
Geestes, tot gehoorzaam-
beid en besprenging des
bloeds van Jezus Christus:
genade en vrede zij u verme-
nigvuldigd.
3.    Geloofd zij de God en
Vader onzes lleeren Jezui
Christus, die naar zijne
groote barmhartigheid ons
heeft wedergeboren tot een
levende hoop, door de op.
standing van Jerus Christus
4. uit de dooden, tot een on-
verdeifelijke en onbevlekke*
lijke en oi verwelkelijke er>
fenia, die in de hemelen be-
Ti,waard is voor u, die In de
kracht Gods bewaard wordt
door bet geloof, tot de za-
ligheld die bereid ia om ge-
openbaard te worden in den
fi.laststen tijd. In welken gij
u verheugt, nu een weinig
tijde (zoo lit-t noodig ia) be-
«irort\'.l zijnde door ^eniger*
". lei versoekingen ; opdat de
beproeving uws gelooft, die
vi-t-l kostelijker la dau van
het goud \'t welk vergaai
-ocr page 327-
TOT 2.                                       .119
;.">. g e v a 11 e n; maar het
woord dea Heercu
blijft in eeuwigheid.
En dit la het woord dat on-
der u verkondigd is.
HOOFDSTUK ».
1.     Zoolegtdan afallekwaad.
heid en alle bedrog en ge-
veinidheid en nijdigheid en
2. alle achterklappingen; en
zijt, als nieuwgeboren kin-
derkenn, zeer begeerig naar
de redelijke onvervalschte
melk, opdat gij door dezelve
3.moogt opwassen; indien gij
namelijk gesmaakt hebt dat
4. de Heer goedertieren is. Tot
welken komende ah tot een
levenden steen, van de meu-
schen wel verworpen maar
bij God uitverkoren en dier.
5.baar, zoo wordt ook zelve
ala levende steenen gebouwd
tot een geestelijk huis, tnf
een heilig priesterdom, om
geestelijke offeranden opte-
i \'itv ren, die Gode aangenaam
zijn door Jezus Christus.
G. Daarom is ook vervat in de
Schrift: Zie, ik leg in
Sion een uitersten
hoeksteen, die uitver*
koren en dierbaar is;
en wie in hem gelooft
zal niet beschaamd
7. worden. U dan die gelooft
is hij dierbaar; maar den on*
fehoorzaiuen wordt getegd:
te steen dieudeoouw-
Heden verworpcnheb-
ben, deze is geworden
tot een hoofd des hoeks*
en een steen des aaustoots,
en een rots der ergernis;
9. dengenen namelijk die zich
aan het woord stooteu, on-
gehoorzaam zijnde, waartoe
9. zij ook gezet zijn. Maar gtf
lijteen uitverkoren geslacht,
een koninklijk priesterdom,
een heilig volk.eeti verkre,
gen volk, opdat gij zoudt
verkondigeu de deugden den
genen die u uit de duisternis
geroepen beeft tot ziju won.
I PET
toe(tpbrat:* wordt tn de open •
baring van Jezus Christus.
14. Wordt, als gehoorzame kin-
deren , niet gelijkvormig
aan de begeerlijkheden die
tevoren in nwe onwetend-
15, heid waren; maar gelijk hij
die u geroepen heeft heilig
Is, zoo wordt ook kU zelve
heilig in al uwen wandel,
16.daarom dat er geschreven
tel Zij t heilig, want ik
l\'.ben h eili g. Kn indien gij
tot een Vader aanroept den-
een die zonder aanneming
es persoon s oordeelt naar
eens iegelijks werk, zoo
wandelt in vreeze den tijd
18. uwer inwoning; wetende dat
5ij niet door vergankelijke
ingen, zilver of goud, ver-
lost zijt uit uwen Ijdelen
wandel die x van de vaderen
19.overgeleverd is, maar door
het dierbaar bloed van Chris-
tus, als ran een onbestraf-
SO.feliik en onbevlekt lain; de-
welke wet vóórgekend i*
geweest vóór de grondleg-
ging der wereld, maar ge-
openbaard is in deze laatste
.\'\']. t ijiifii om uwentwil, die door
bem gelooft in God, welke
hem opgewekt heeft uit de
dooden, en hein heerlijkheid
{egeven heeft, opdat uw ge-
oor en hoop op God zijn
zoude.
22. Hebbende dan uwe zielen
ereinigd in de gehoorzaam,
eid der waarheid, door dea
Geest, tot ongeveinsde broe.
derlijke liefde, zoo hebt elk.
auder vurig lief uit een rein
33. hart, gij die wedergebo-
ren zijt, niet uit vergan*
kelijk maar uit onverganke*
lijk zaad, door het levende
en eenwig blijvende woord
24.Gods. Want alle vleesch
la als gras, en al-
Ie heerlijkheid des
menscuen la als een
bloem van het gras:
het gras is verdord
en zijn bloem ia af.
-ocr page 328-
.120                                       1 PET]
10.derbaar llrbt: gij die eer.
tijds geen Yolk wamt, maar
DU Gods volk lijt i üxeeertijdit
niet ontfermd waart, maar nu
ontfermd xijt geworden.
11.     Geliefden, Ik vermaan w
all Inwonen en vreemdelin-
5en, dat gij u onthondt Tan
e vieeschelijke begeerlijk-
beden, welke krijgvoeren
12. tegen de ilel; en houdt uwen
wandel eerlijk onder de hei-
denen, opdat in \'t geen xij
kwalijk van u «preken als
Tan kwaaddoener!, rij uit
de goede werken die xij in w
lien God verheerlijken mo-
gen in den dag der beioe-
1H. king. 2ijt dan alle men-
sehelijke ordening onder,
danig om dea Ileeren wil,
betiij den koning, ali de
opperete niagt hebbende,
14. betiij den stadhouderen, als
die van hem geionden wor-
den tot straf wel der kwaad-
doeners, maar tot prijs der*
15. genen die goeddoen. Waut
alsóó is \'t de wil Gods, dat
gij weldoende den mond
stopt aan de onwetendheid
11. der dwase memcben; als
vrijen, en niet de vrijheid
hebbende tot een deksel der
boosheid, maar als dienst•
17. knechten Gods. Eert een
Iegelijk; hebt de broeder-
schap Hef; vreest God; eert
den koning.
IS. Gij huiiknechten, lijt met
alle vrees ondfrdanig den
heeren, niet alleen den goe-
den en bescheidenen, maar
iy. ook den barden. Want dat
ia genade, muien iemand
om de consoientie voor God
twarigheid verdraagt, lij.
20.dendc ten onregte. Want
wat lof is het, indien gij
verdraagt als gij zondigt en
daarover geslagen wurdt ?
Haar indien gij verdraaxt
als gij wel doet en daarover
lÜdt, dat is genade bij God.
Jl.VTanl hiertoe iljt f-tj gerot,
pnn, dewijl ook Christus
voor ons geleden heeft, ons
een exempel nalatende, op-
dat gij lijnt* voetstappen
22.ioudt navolgen; die geen
tonde gedaan heeft, en er is
geen bedrog in lijnen mond
23.gevonden; die ali hij ge*
scholden werd niet weder.
schold, en als bij leed niet
dreigde, maar gaf het over
aan dien die regtvaardlg
24.oordeelt; die lelf ome ion-
den in lijn lfgchaatn gedra*
gen heeft op het hout, op-
dat wij den londen afgestor.
ven lijnde, der geregtigheld
leven souden; door wiens
striemen gij geneten tijt.
25. Want rij waart ali dwalende
schapen, maar gij rijt nu
bekeerd tot den fierder en
Opiiener uwer lielen.
HOOFDSTUK 3.
1. Desgelijks gij vrouwen,
lijt uw eigen mannen uu
derdanig, opdat ook soo
eenigen den woorde onge*
boorxaam iljn, rij door den
wandel der vrouwen londer
woord mogen gewonnen
2.worden, als ilj tullen ln-
getien hebben uwen kui-
scben wande) in vreeie.
». Welker versiersel xij. niet
\'t geen uiterlijk is, Sestaun-
de in het vlechten des baars,
en omhangen van goud, of
van kleederen aantetrekken,
4. maar de Terborgen ~neosch
des harten, in het onverderfe-
lljk vertieriel Tan een iacbt-
moedigen en stillen geest,
die kostelijk is voor God.
5. Want alzóo versierden ilch-
iel*e eertijds ook de heilige
vrouwen, die op God hoop-
ten, en waren haar eigen
(•.mannen onderdanig: gelijk
Sara Abraham gehoorxaam
is geweest, hem noemende
heer, welker dochters gij ge*
wordeu «ijt, als gij weldoet,
en niet vreest voor eenige
7. verschrikking. Gij mannen
insgelijks, woont hij haar
-ocr page 329-
I PKT1
met verstand, aan het vrou.
welijke vat als het zwakste
eere gevende, als die ook
mede-erfgenamen der gena-
de dea levens met haar xijt,
opdat nwe gebeden niet ver•
hinderd worden.
8, in eindelijk, sijt allen
eensgezind, medelijdend, de
broedera liefhebbende, met
Innerlijke barmhartigheid
\'J.bewogen, vriendelijk; ver*
geldt niet kwaad voor kwaad,
of schelden voor schelden,
maar segent daarentegen;
wetende dat gij daartoe ge-
roepen sijt, opdat gij xege>
10. ning xoudt beerven. Want
wie bet leven wil lief-
hebben, en goede da-
gen sien, die stil-
Ie lijn tong van het
kwaad, en xijne lfp-
pen dat xe geen b e-
ll.drog spreken; die wii-
ke af van het kwaad,
en doe het goede; die
loeke vrede en jage
!?. denselven na; want
de oogen des Heeren
zijn over de regtvaar-
digen, en xijne ooren
tot bun gebed; maar
hetaangexigt des llee-
ren is tegen dege-
nen die kwaaddoen.
13. En wie ia \'t die u kwaad-
doen sal, indien gij navol-
gera zijt van bet goeder
M. Maar indien gij ook lijdt
om der geregügbeid wil, zoo
lijt gij xalig; en vreeat niet
uit vrees van hen, en wordt
la. niet ontroerd; maar heiligt
God den Heer in uwe bar-
ten; en xijt altijd bereid tot
verantwoording aan een iege-
1 ij k die u rekenschap afeischt
van de hoop die in u la» met
zachtmoedigheid en vrees.
16. En hebt een goede con-
scientie, opdat in \'t geen slj
kwalijk van u spreken als
van kwaaddoeners, sij be.
schaamd mogen worden die
uwen goeden wandel In
U\'S 1.                                       S2I
17.  Christus lasteren. Want het
i* beier «int gij weldoende
(indien \'t de wil Gods «il)
lijdt, dan kwaeddoende;
18. want Chrittu* beeft nok
(Vn* voor de tonden k\'ele
den, hij regtvaardig voor
de onregtvaardigen, opdat
hij om tot Ood xoude breu-
gen; die wel in gedood in
bet vleesch, maar levendge-
1\'J.roaakt door den Geest. In
denwelke hij ook henenge-
gaan lijnde deo geesten die
m de gevangenis *> \'" gepre-
20.dikt heeft, die eertijds nn-
gehoorxaam waren, wanneer
de lankmoedigheid Goda
eenmaal verwachtte in de
dagen van Noach, al* de ark
toebereid werd, waarin wel-
nijte (dat it acht) stelen be-
houden werden door het »»•
21. ter. Waarvan het tegenbeeld
de doop ona nu ook behoudt«
niet die een aflegging is
der vuilheid dea iigchaams,
maar die een vraag ia eener
foede conacientie tot God,
oor de opstanding van Je-
2?.xua Cbriatus; welke ts aan
de ngttrhand Gods, opge-
varen ten hemel, de enge-
len en magten en krachten
hem onderdanig gemaakt
sijnde.
HOOFDSTUK 4.
1. Dewijl dan Christus voor
ons in het vleeach geleden
beeft, zoo wapent gij u ook
met dezelfde gedachte, na-
melijk
dat wie in het vleesch
geleden heeft, die heeft op-
2.gehouden van dexonde, om
nu niet meer naar de be-
geerlijkheden der menscben
maar naar den wil Gods den
tijd die overig is in bet
;>. vleesch te leven. Want het
is ons genoeg, dat wij den
voorgaanden tijd des levens
der heidenen wil volbragt
hebben, en gewandeld heb.
ben in ontuchtigheden, be-
geerlljkheden, wijnsuipe-
-ocr page 330-
rijen, brasarrijen , <frinke-
rijen en gruwelijke afgode-
4, rijen i waarin zij zich vreemd
houden, als gij niet mede-
loopt tot dezelfde uitgieting
der overdadigbeid, en N las-
a, teren; dewelke zullen reken-
schap geven dengene die be-
reid staat ont te oordeelen
de levenden en de dooden.
b.  Want daartoe is ook den
dooden bet evangelie vtr-
kondigd geworden, opdat sij
wel zouden geoordeeld wor-
deu naar den mensen in het
vleesch, maar leven zouden
naar God in den Keest.
7.      In het einde aller dingen
ia nabij : xijt dan nucbtcreu,
1 11 waakt in de gebeden.
8. Maar vooral hebt vurige
liefde tot elkander; want de
liefde zal menigte van zon.
Vwdoa bedekken. Zijt herberg.
r.aam jegens elkander, zon-
1(1. der niurmureren. Ken iege-
lijk gelijk hij gave ontvan-
gen heeft, alzóó bediene hij
dezelve aan den ander, al*
goede uitdeelers der tneni-
11. grtrlei genade Gods. Indien
iemand spreekt, die spreke
ala de woorden Uoda; indien
iemand dient, die diene alt
uit kracht die God verleent;
opdat God in allen geprezen
worde door Jezus Christus,
welken toekomt de lieerlijk-
beid en de kracht in alle
eeuwigheid. Amen.
12,     Geliefden, houdt u niet
vreemd over de hitte dtrttr-
drukking
onder u, die u ge-
«t-biedt tot verzoeking,alsof
u ietê vreemds overkwam ,
i;j. maar gelijk gij gemeenschap
bebt aan het lijden vau
Christus, alzoo veiblijdt g 1
opdat gij ook in de openha-
riiiK zijner beerlijkheid u
moogt verblijden en verheu-
11. gen. lndieu gij gesmaad
wordt om den naam v«o
Christus, zoo zijt gij zalig ,
want de Geest der heerlijk,
held en de Geert Gods rust
op u. Wat hen aangaat, hij
wordt wel gelasterd, maar
wat u aangaat, hii wordt
15. verheerlijkt. Doch dat nie-
mand vau u lijde als een
doodslager, of dief, of
kwaaddoener, ofalseendie
zich met eens anders doen
16. bemoeit; maar indien iemand
lijdt
als een Christen, die
schame zich niet. maar ver-
heerlijke God in dezen deele.
17. Want het is de tijd dat het
oordeel beginne van het huis
Gods; en indien het eerst
van ons begint, welk zal het
einde rijn dergenen die het
evangelie Gods oiigehonr-
IH.zaam zijn? En indien de
regtvaardige naau-
welijks zalig wordt,
waar zal de godde-
looze en zondaar ver-
19.schijnen? Zoo dan ook
wie lijden naar denwilGods,
dat zij hunne zielen Arm
als den getrouwen Schep -
per bevelen met wel doen.
HOOFDSTUK &.
1.     De ouderlingen die onder
n zijn vermaan ik, die een
mede-ouderling en getuige
des lijdens van Christus ben ,
en deelachtig der heerlijk-
beid die geopenbaard ïrI
2. worden; weidt de kudde
Gods die ouder u is, heb-
bende op/igt daarover niet
uit bedwang maar gewillig ,
noch om vuilgcwin maar
met een volvaardig gemoed,
\'S. noch als heerschappij voe-
rende over bet erldeel deu
Meeren,
maar alt voorbeel-
den der kudde geworden siin-
4.de; eu ala de overste Herder
verschenen zal zijn, zoo zult
5ïj de onverwelkelijke kroon
er heerlijkheid behnlen.
ft, Desgelijks gij jongen, zijt
den ouden onderdanig; en
zijt allen elkander onderda-
nig; zijt met de ootmoedig-
heid bekleed; want God
wede rataat de boo-
-ocr page 331-
8 PJSTÏ
v m r d i < f n, maar den
iifdrrigen geeft hij
("..genade. Vernedert u dan
onder de krachtige band
Gods, opdat hij u verhooge
7. te fijner tijd. Werpt al uwe
bekommernis op bem, want
f*, hij zorgt voor u. Zijt nuch-
tcren en waakt, want uw t«.
genpartij de duivel gaat om
als een brieschende leeuw,
xoekende wien bij zoude mo-
9. iten verslinden: denwelken
wedersiaat, vaat zijnde in
het geloof, wetende dat het
zelfde lijden aan uwe broe-
derachap die in de wereld
ie volbragt wordt.
10. De God nu aller Renade,
die ona geroepen heeft tot
zijne eeuwige heerlijkheid
in Christus Jezus, nadat wij
een weinig tijdi tullen ge-
leden hebben, hljvolmake,
bevestige , versterke en tun-
H.dere ulieden. Hem rij de
beerlijkheid en de kracht in
alle eeuwigheid. Amen.
12.     Door Silvaima die u een
getrouw
broeder is, ZOO ik
acht, hib ik met weinige
woorden geschreven, verma-
nende en betuigende dat
dese is de waarachtige ge-
nade Goda in welke gij ataat.
13. U groet de mede uitverko-
ren gemeente die in Babyion
la, en Marcus mijn zoon.
14. Groet elkander niet een kus
der liefde.
Vrede zij u allen die In
Christus Jezus zijt. Amen.
DE TWEEDE ALGEMEENE BRIEF
VAM nk.n
APOSTEL PETRUS.
gij door dezelve der Godde-
lijke natuur deelachtig zoudl
worden, nadat gij ontvloden
zijt bet verderf dat in de we-
reld is door de begeerlijk.
5. beid. En gij tot neizelve
ook alle naarstigheid toe-
brengende, voegt bij uw ge-
loof deugd, en bij de deugd
6.kennis, en bij de kennis
matigheid, en bij de matig-
beid lijdzaamheid, en bij de
lijdzaamheid godzaligheid,
7. en bij de godzaligheid broe-
derlhke liefde, en bij de
broederlijke liefde liefde je-
ü.geni alten. Want zoo deze
dingen bij u zijn en ra u
overvloedig zijn. zij zullen
u niet ledig uocb onvrucht-
baar laten in de kennia on-
zes Beeren Jezus Christus;
HOOFDSTUK f.
I. Sinipon Pctrua een dienst-
knecht en apoatel van Jezus
Chriatua aan degenen die
even dierbaar geloof met ona
verkregen hebben, door de
regtvaardigheid onzes Goda
en Zaligmakers Jezus Chris.
\'J.tua: genade en vrede zij u
vermenigvuldigd door de
kennla van God en van Je.
3. zus onsen Heer, gelijk ona
zijne Goddelijke kracht allea
wat tot het leven en de god-
rallgbeid behoort geschon.
ken heeft, door de kennis
deagenen die ona geroepen
heeft tot heerlijkheid en
i. deugd; door welke ons de
groutate en dierbare belof.
ten geschonken zijn, opdat
-ocr page 332-
i PKTBU8 8.
as-i
y. wmI Hij welken deze dingen
niet zijn, die is blind, van
verre niet ziende, hebbende
vergeten de reiniging ri.i-
11». npr vorige tonden. Daar*
nm broedere, benaarstigt u
temeer om uwe roeping
en verkiezing vaattemn-
ken; vaut dat doende stilt
itij nimmermeer struikelen;
11.want alioó xal n rijkelijk
toegevoegd worden de in-
gang in het eeuwig koning*
rijk onzes Heeren en Zalig*
maken Jezus Christus.
il. Daarom zal ik niet verzui*
men u altijd daarvan te ver-
manen, boewei gij het weet
en in de tegenwoordige
13. waarheid versterkt zijt. En
ik acht het regt te sijn, ioo-
lang ik in desen tabernakel
ben, dat ik u opwekke door
14.vermaning, alzoo ik weet
dat de aflegging mijns ta-
bernakels haast zijn sal,
gelijkerwljs ook onze Heer
Jezus Christus mij heeft ge*
Jj, openbaard, I)ocb ik zal ook
naarstigheid doen bij alle
gelegenheid, dat gij na mij*
nen uitgang van deie dingen
gedachtenis moogt hebben.
lfi. Want wij zijn geen kunstig
verdichte fabelen nagevolgd,
ala wij u bekendgemaakt
hebben de kracht en toe-
komst onzes Heeren Jezus
Christus, maar wij zijn aan.
schouwers geweest van zijne
17. majesteit. Want hij heeft
van God den Vader eer en
heerlijkheid ontvangen, als
zoodanig een stem van de
hoogwaardige heerlijkheid
t ot hem gebrast werd: J) e z e
ia mijn gel ie fd e Zoon,
in denwelke Ik mijn
18. welbehagen heb. En de-
ze stem hebben wtf gehoord ,
als ttj van den hemel ge-
bragt is geweest, toen wij
met hem op den heiligen
19. berg waren. En wij hebben
het profetische woord dat
zeer vast ia, en gij doet wél
dat gij daarop achthebt, als
op een licht schijnende in
een duistere plaata, totdat
de dag aanlirhte, en de mor-
Jenster opga in uwe harten :
it eerst wetende dat geen
profetie der Schrift ia van
21.eigen uitlegging; want de
profetie is voortijds niet
voortgebragt door den wil
eens menschen, maar de
heilige menschen Ooda van
den Heiligen Geeat gedre-
ven zijnde hebben te gespro-
ken.
HOOFDSTUK S.
I. En er zijn ook valsche
profeten onder het volk ge-
weest, gelijk ook onder u
valsche Teeraars zijn sullen,
die verderfelijke ketterijen
bedektelfjk invoeren zullen,
ook den Heer die hen ge-
kocht heeft verloochenende,
en een haastig verderf over
2.zichzelve brengende; en ve-
len zullen hunne verdorven-
heden navolgen , door welke
de weg der waarheid tal ge-
3. lasterd worden; en zij zul-
len door gierigheid, met ge-
maakte woorden, van ueen
koopmanschap maken; over
welke het oordeel tedert lang
niet ledig Is, en hun verderf
4. sluimert niet. Want indien
God de engelen die geion-
digd hebben niet gespaard
heeft, maar die in de hel
geworpen hebbende overge-
gevenneeft aan de ketenen
der duieternia, om tot het
oordeel bewaard te worden ;
5. en de oude wereld niet heeft
gespaard, maar iNoach den
prediker der geregtigheid
zijn achttal bewaard heeft,
ala hij den zondvloed over
de wereld der goddelooxen
6. heeft gebragt; en de steden
Sodom en Gomorra tot ascb
verbrandende met oiukee*
ring veroordeeld heeft, en
tot een exempel geret den-
genen die goddeloos zouden
-ocr page 333-
iUS 3.                                       33a
regtigheid grhad; tvant het
Jukdragende stomme dier,
sprekende met mensche-
""\'iii, heeft des profeten
17. dwaasheid verhinderd. Deze
ïijn waterlooie fonteinen,
wolken van een draaiwind
gedreven, denweiken de don •
kerheid der duisternis in
eeuwigheid bewaard wordt.
18. Want zij zeer opgeblazene
Ijdelheid sprekende, verlok*
ken door de begeerlijkheden
dea vleesches, en door on-
tucbtigheden, degenen die
waarlijk ontvloden waren
van degenen die in dwaling
1 ;t.wandelen, belovende hun
vrijheid, daar zij zelve dienst •
knechten zijn der ver<lorven-
heid; want van wien iemand
overwonnen ia, dien is hij
ook tot een dienstknecht
20.gemaakt. Want indien zij,
nadat ze door de kennis des
Heeren en Zaligmakers Je-
zui Christus de besmettin-
gen der wereld ontvloden
zijn, en in dezelve wederom
ingewikkeld zijnde, rnnrfe-
telve overwonnen worden,
zoo is hun het laatste erger
geworden dan het eerste;
21. want het ware hun beter dar
zij den weg der geregtigheid
niet gekend badden, dan dat
zij dien gekend hebbende,
zich weder afkeeren van het
heilig gebod dat hun over-
22. gegeven was. Maar hun is
overkomen \'t geen met een
waar spreekwoord yeuegd
wordt
;l>ehondiaweder-
gekeerd tot zijn eigen
ultbraaksel, en de ge-
wasachen zeng tot de wente-
lingin het slijk.
HOOFDSTUK 3.
1. Dezen tweeden zendbrief,
geliefden, schrijf ik nu aan
u, in welke beide ik door ver-
in aning uw opregt gemoed
2.opwek, opdat gij gedachtig
zljt aan de woorden die van
de heilige profeten tevoren
/.leven; en den regtvaardtgen
Lot die vermoeid was van
den ontuchtlgen wandel der
gruwelijke menschen, dnar~
8. uit verlost heeft: (want dete
regtvaardige man wonende
onder hen, heeft dag on dag
tijne regtvaardige ziel ge-
kweld door het iien en boo-
ren van hunne ongeregtige
9.werken): ion weet delleer
de godzaligen uit de verxoe-
king te verlossen, en deon-
regtvaardigen te bewaren tot
den dag dee oordeels om ge-
10. straft te worden; maar aller-
meest degenen die naar het
vleesch in onreine begeer-
Ujkheid wandelen, en de
heerschappij verachten: die
stout lijn, tichzelven beha-
gen, en die de heerlijkheden
niet schromen te lasteren,
11.daar de engelen, in sterkte
en kracht meerder zijnde,
geen lasterlijk oordeel te-
gen haar voor den Heer
13. voortbrengen; maar deze ,
als onredelijke dieren, die
de natuur volgen en voort-
gebragt zijn om gevangen en
f;edood te worden, dewijl zij
asteren hetgeen zij niet ver-
staan, zullen iu hunne ver-
dorvenbeld verdorven wor-
13. den, en zullen verkrijgen
het loon der ongeregtigheld,
als die de dagefijksebe weel-
de hun vermaak achten,
zijnde vlekken en smetten,
en zijn weelderig in hunne
bedriegerijen, als zij in de
11.maaltijden met uzijn; heb-
bende de oogen vol overspel
en die niet ophouden van
zondigen; verlokkende de
onvaste zielen, hebbende het
hart geoefend in gierigheid,
kinderen der vervloeking;
15.die den regten weg verlaten
hebbende, zijn verdwaald,
en volgen den weg van Bi-
leam den zoon Beore, die het
loon der ongeregtigheld üef-
16. gehad heeft; maar hij heeft
de bestraffing zijner onge-
-ocr page 334-
gesproken zijn, en aan ons
gebod, die dei Heeren en
Zaligmakers apostelen lijn:
:t.dit allereerst wetende, dat
in \'t laatste der dagen tpot
ten komen sullen, die naar
hunne eigene begeerlijkhe.
l.den sullen wandelen, en
zeggen: Waar ia de belofte
zijner toekomst? want van
dien dag dat de vaderen ont-
slapen zlin, blijven alle din-
gen alzófi gelijk van bet be-
a.gin der schepping. Want
willens is ilit hun onbekend,
dat door het woord Gods de
hemelen van ouds af geweest
xijn, en de aarde uit bet wa-
ter en in het water bestaan.
fl.de; door welke de wereld
die toen waa, met het water
van den zondvloed bedekt
/.zijnde, vergaan is; maar de
hemelen die nu zijn, en de
narde, zijn door hetzelfde
woord als een ichat weg-
gelegd, en worden ten vu.
re bewnard tegen den dag
den oordeela en der verder-
ving der gnddelooze men-
«cben.
H, Poch deze cene zaak zij u
niet onbekend, geliefden,
dat cén dag bij den Heer is
Ala duizend jaren, en dui-
\'J. zend jaren als één dag. l>e
lieer vertraagt de belofte
niet, (gelijk eenigen dat
traagheid achten), waar is
lankmoedig over ons, niet
willende dat eeuïgrn verlo.
ren gaan, maar dat ze allen
H\'.tot bekeering komen. Maar
da dag des Heeren zal ko-
men ala een dief in den
nacht, in welken de hemelen
uiet een gedruiach zullen
voorbijgaan, en de elemen-
ten branden zullen en ver-
E aan, en de aarde r h de wer-
en die daarin iljn sullen
verbranden.
1. Dewijl dan dezrdingen alir
vergaan, hoedanigen behoort
gij te zijn in heiligen wandel
\'2. en godzaligheid, verwnchten-
de en haastende tot de tor-
komst van den dag God*, in
welken de hemelen door vuur
ontstoken zijnde zullen ver-
Saan, en de elementen bran-
ende sullen versmelten.
3. Maar wij verwachten, naar
zijne belofte, nieuwe hemelen
en eennieuwe aarde, in de-
welke geregtigheid woont.
4.     Daarom geliefden, ver-
wachtende deze dingen, be-
naarstigt u dat gij onbevlekt
en onbestraflfclijk van hem
bevonden moogt worden in
i. vrede; en acht de ] ank moe-
digheid onzes Heeren voor
zaligheid, itelijkcrwiis ook
onze geliefde broeder Paulus
naar de wijsheid die hem ge-
geven is ulieden gesebroven
5.heeft, gelijk ook in alle
zendbrieven, daarin van dtzc
dingen sprekende; in welke
sommige dingen «waar zijn
om te verstaan, die de <>m. <• -
Icerde en onvaate memrhrn
verdraaijen, gelijk ook dr
audere Schriften, tot hun
(.eigen verderf. Gij dan ge-
liefden , tui.i.1 tevoren we-
tendc, wacht u dat gij niet
door de verleiding der gru-
w elijke menschen inedeaf-
grrukt * ordt, en uitvalt van
}, uwe vastigheid; maar wast
op in de genade en kennis
onsea Herren en Zalignia-
kers Jezus Christus. Bern
sij de beerlijkheid, beide nu
en in den dag der eeuwig*
held. Amen.
-ocr page 335-
i joimnnks i, j,                        as;
I)E EERSTE ALGEMEEKE BRIEF
VA\\ DRN
APOSTEL JOHANNES.
f;een zonde hebben, zoo ver-
eiden wij onszclve en de
9. waarheid ia in ona niet. In-
dien wij orze zonden belij-
den, hij is getrouw en rcg1-
vaardig, dat hij ona de «on-
den vergeve en ons relnige
10. van alleongeregtigheid. In-
dien wij zeggen dat wij niet
gezondigd nebben, zoo ma.
ken wij hem tot een leuge-
naar en zijn woord is niet
in ons.
HOOFDSTUK «.
1.     Mijne kinderkens, ik
schrijf u deze dingen opdat
gij niet zondigt. F.n indien
iemand gezondigd heeft, wij
hebben een Voorspraak bij
den Vader, Jezua Christus
2. den regtvaardige; en bij in
een verzoening vonr onr.e
zonden , en niet alleen voor
de onze, maar ook voor de
zonden
der gehcele wereld.
S. En bieraan kennen wij
dat wij hem trekend hebben,
zoo wij zijne geboden bew*-
•l.ren. Wie zegt: Ik ken hem,
en aijnr geboden niet be-
waart, die is een leugenaar,
en in dien ia de waarheid
5. niet; maarzoowie zijn woord
bewaart, in dien ia waarlijk
de liefde Goda volmaakt ge-
worden. Hieraan kennen
6. wij dat wij in hein zijn. Wie
zegt dat hij in hem blijii,
die moet ook zelf alzóó wan-
delen gelijk hif gewandeld
beeft.
7.     Broedera, ik schrijf u geen
nieuw gebod, maar een oud
HOOFDSTUK 1.
1. Hetgeen van den beginne
was, *t Keen wij gehoord
hebben, *! Kern wij gezien
hebben met onze oogen , \'i
geen wij aanschouwd hebben
en onze handen gelaat heb-
ben van het Woord dea le-
\'J.vena: (want het leven ia
geopenbaard, en wij hebben
\'t gezien, en wij getuigen en
verkondigen ulieden dat eeu-
wige leven, \'t welk bij den
Vader wat en ona ia geopen-
3.baard) i \'t «een wij dan ge-
zien en gehoord hebben, nat
verkonditten wij u, opdat
ook gij niet ona gemeenschap
zoudt hrbben, en deze onze
Semeenschap ook tij met
en Vader en met zijnen
1. Zoon Jetua Christus. Hu
dt\'ze dingen schrijven wij
ii, opdat uwe blijdschap ver
*»ld»ij.
o. Kii dit is de veikondiging
die wij van bem gehoord
hebben en wij u verkondi-
gen, dat God een licht ia en
gansch geen duisternis in
b.bein ia. Indien wij zeggen
dat wij gemeenschap met
hem hebben, en wij in de
duiaternia wandelen, zoo
lieften wij en doen de waar
7.beid niet; maar indien wij
in het licht wandelen, gelijk
h\\f in het licht ia, zoo heb-
ben wij gemeenschap met
elkander, en bet bloed van
Jezus 1\'hristun zijnen Koon
reinigt ona van alle sonde.
& Indien wij zeggen dat wij
-ocr page 336-
32B                                    1 JOHAI
gflbod, dat k ij vnn den be-
isinnr gebad hebt; dit. oude
gebod Ia het woord dat gij
van den beginne gchonrd
H.bebt. Wederom schrijf ik u
een nienw gebod: \'t geen
waarachtig \'* i» hem, zij
ook In u waarachtig; want
de duisternis gaat voorbij
en het waarachtige licht
9. schijnt nu. Wie sext dat hij
In het licht is, en zijnen
broeder haat, die is in de
lii.duisternis tot uogtne. Wie
lijnen broeder liefheeft blijft
in het licht, en geen erger-
11.  nis is in hem; maar wie zij-
nen broeder baat, ia In <le
duisternis en wandelt in de
duitternfa, en weet niet waar
hij henengaat, want deduia-
ternis betft siine oocen ver-
blind.
12.     Ik schrijf u, kinderkens,
want de sonden lijn u verue-
13. ven om zijns naams wil. Ik
schrijf ii, vaders, want gij
hebt hem gekend die van den
beginne ia. Ik schrijf u,
jongelingen, want gij hebt
den booze overwonnen. Ik
achrijf u, kinderen, want
gij hebt den Vader gekend.
14. Ik heb u gesebreven, vaders,
want gij hebt hem gekend
die van den beginne is. Ik
heb u geschreven, jongelin*
gen, want gij sijt sterk, en
het woord Gods blijft inu,
en gij hebt den booze over
11. wonnen. Hebt de wereld
niet lief noch \'t geen in de
wereld is: zoo iemand de we-
reld liefheeft, de liefde des
lö. Vaders is niet in hem; want
alwat in de wereld is, nam f
Hik
de begeerlijkheid des
vleeaches en de begeerlijk*
heid der oogen en de
groolschheid des levens, is
niet uit den Vader maar Is
17. uil de wereld. En de wereld
f;aat voorbij en hare begeer-
ijkbeid, maar wie den wil
Goda doet blijf*, in eeuwig,
beid.
IK. K iiwit rh.\'in. het is de laat-
afeurr; en gelijk gij gehoord
bebt dat de antichrist komt,
:<•>< zijn er ook nu vele fint i
christen geworden; waaruit
wij kennen dat het de laat-
I\'J.nte ure la Z*j zijn uit ona
uitgegaan, maar tij waren
uit ons niet; want indien zij
uit ona geweest waren, zoo
souden sij met ona gebleven
zijn; maar dit iigeechied op*
dat ze souden openbaar wor-
den dat xe niet allen uit ons
20.xijn. Doch gif hebt de xal-
vmik van den Heilige, en
21. gij weet alle dingen. Ik heb
u niet gesebreven omdat gij
de waarheid niet weet, maar
omdat gij die weet, en om-
dat geen leugen uit de waar-
22.heidis. Wie is de leugenaar,
dan die loochent dat Jezus
is de Christus ? Deze ia de
antichrist, die den Vader en
23.den Zoon loochent. Een
Iegelijk die den Zoon loo-
chent, beeft ook den Vader
niet.
24. \'t Geen gijlieden dan van
den beginne gehoord hebt,
dat blljve in u. Indien in u
blijft wat gij van den beginne
gehoord hebt, zoo zult gij
ook in den Zoon en in den
Sft, Vader blijven. En dit is de
belofte die hij ons beloofd
heeft, namelijk het eeuwige
leven.
26.     Dit heb ik u gesebreven
van degenen die u verleiden.
27. En de zalving die cijliedrn
van hem ontvangen hebt,
blijft In u, en gij bebt niet
van noode dat iemand u Ier-
re; maar gelijk dezelfde ial-
ving u leert van alle dingen.
Hm is zij ook waarachtig en
is geen leugen; en gelijk zij
u geleerd heeft, 100 zult gij
in hem blijven.
28.     En nu kiuderkens, blijft
in bem, opdat wanneer hij
zal geopenbaard zijn, wij
vrijmoedigheid hebben, en
wij van hem niet beschaamd
-ocr page 337-
1 JOH
gemaakt worden ia zijne
"9. toekomit. Iadieu «ij weet
dat liij regtvaardfg la, too
weet «ij dat een iegelijk die
de regt vaardigheid doet uit
hem geboren ia.
HOOFDSTUK 3.
1.     Ziet hoeirroote liefde ona
de Vader gegeven heeft, na.
meiijk dat wij kinderen Goda
genaamd aouden worden.
Daarom kent ona de wereld
niet, omdat zij hem niet
2. kent. Geliefden, nu tiju wij
kinderen Goda, en bet ia nor
niet geopenbaard wat wij
sljn zullen; maar wij weten
dat uit hij zal geopenbaard
zijn, wij hem zullen gelijk
wezen, want wij zullen hem
3.zien gelijk hij ia. En een
iegelijk die deze hoop op
hem lieert, die reinigt zich-
zelven, gelijk hjf rein ia.
J. Eeu iegelijk die de zonde
doet, die doet ook de onge-
regtigheid; want de zon<ie
•S.ia de ongeregtigheid. En gij
weet dat hij geopenbaard ia
opdat hij ome zonden zoude
wegnemen, en geen zonde
6. ia in hem. Een iegelijk die
in hem blijft, die zondigt
niet; een tegelijk die zon-
digt, die heeft hem niet
gezien en heelt bem niet
gekend.
7.     Kinderkena, dot u nic-
mand verleide. Wie de regt-
vaardigheid doet, die ia regt-
vaardlg, gelijk h(f regtvaar-
ft.digia; wie de zonde doet la
uit den duivel. want de dui-
vel zondigt van den beginne:
hiertoe ia de Zoon Goda ge-
openbaard , opdat hij de
werken dea duivela vcrbre-
9.ken zoude. Een Iegelijk die
uit God Rehoren is, die doet
de zonde niet; want zifn zaad
blijft in hem, en hij kau
ulet zondigen, want hij ia
Hl. uit God geboren. Itleriu
zijn de kiuderen Goda en de
kinderen dea duivel* np*n-
INNES 3.                                 tf»
baar: een iegelijk die de
rertvaardigheid niet doet,
die ia niet uit God. en wie
zijne» broeder niet liefheeft.
II. Want dit ia de verkondiging
die gij van den beginne «re-
hoord hebt, dat wij elkander
12.zouden liefhebben: niet ge-
lijk Krtin , die uit den booze
waa en zijnen broeder dood-
aloeg; en om wat oorzaak
aloeg hij hem dood ? Umdat
zijne werken booa waren,
en die zijns broedera regt-
vaardlg.
13. Verwondert u niet, mijne
broeders, zoo u de wereld
14.haat. Wij weten dat wii
overgegaan zijn uit den dood
in het leven, dewijl wij de
broedera liefhebben: wie
xijtten broeder niet liefheeft,
16, blijft in den dood. Een lege.
üjk die zijnen broeder haat
ia een doodalager, en gij
weet dat geen doodalager het
eenwlge leven heeft in zich
16. blijvende. Hieraan hebben
wij de liefde gekend, dat bij
zijn leven voor ona gesteld
heeft; en wij zijn achuldig
voor de broedera bet leven
17.te atclleu. Zoowie uu het
goed der wereld heeft, en
siet lijnen broeder gebrek
hebben, en aluit zijn hart
toe voor heui, hoe blijft de
liefde Goda in hem ?
IS. Mijne kinderkeus, laat
ona niet liefhebben met het
woord noch met de tong,
maar met de .Umi en waar*
19. heid. En hieraan kennen
wij dat wij uit de waarheid
zijn, eu wij zullen ome har-
ten verzekeren voor hem;
.i\'.MHiii indien ona hart mij
veroordeelt, (fod in meerder
dan ona hart, en hij kent
alle diugeu.
21, Geliefden , indien ons hart
out niet veroordeelt, zoo heb-
beu wij vrijmoedigheid tot
22.God, en MM wij bidden,
ontvangen wij van hem , dr-
wijl wij zijne gebod**!! bewa
-ocr page 338-
WO                                I JOHANNES 4.
reu en doen \'t geen behage-
211. lijk il voor hem. En dit is
zijn gebod, dat wij gelooven
In den naam zijns Zoons Je-
zun Christus, en elkander
liefhebben, gelijk hij ons
24. een gebod gegeven beert. En
wie zijne geboden bewaart,
blijft fn hem, en hij in den-
zelve. En hieraan kennen
wij dat hij in ons blijft, «a-
melijk uit den Geest dien hij
ons gegeven heeft.
HOOFDSTUK 4.
1.    Geliefden, gelooft niet
lederen geest, maar beproeft
de geesten of zij uit God
zijn; want vele valsche pro-
feten zijn uitgegaan in de
2. wereld. Hieraan kent gij
den Geest Gods: alle geest
die belijdt dat Jezus Chris-
tns in het vlecsch gekomen
X ia, die is uit God; en alle
geest die niet belijdt dat Je-
zus Christus in het vleesch
gekomen is, die is uit God
niet; maar ilil in dr geest mui
den antichrist, welke geest
gij gehoord hebt dat komen
zal, en nu aireede in de «\'e-
reld is.
4. Kinderkens, gij zijt uit
God, en bebt hen overwon -
nen; want hij in meerder die
in n is , dan die in de wereld
5.is. Y.\'4 zlju uit de wereld:
daarom spreken zij uit. de
wereld, en de wereld hoort
8.hen. Wtf zijn uit God: wie
God kent hoort ons, wie uit
Uod niet is boort ons niet.
Hieruit kennen wij den geest
der waarheid en den geest
der dwaling.
7.    Geliefden, laat ons eik-
ander liefhebben, want ie
liefde is uit God, en een ie-
8Blijk die liefheeft is uit
od geboren en kent God.
8. Wie uiel. liefheeft, die heeft
Uod uiet. gekend , waut God
9. ia liefde. Hierin is de liefde
Goda jegens on» geopi>)i-
baard,dat God Rijnen eeulg-
ehoren Zoon gezonden
eeft in de wereld, opdat
wij zouden leven door hem.
10. Hierin ia de liefde, niet dat
wij God liefgehad hebben,
maar dat hij ona lief heeft
gehad, en zijnen Zoon ge-
zonden heeft tot. een verzoe*
ning voor onze zonden.
11.    Geliefden, indien God ons        i
alzóó lief beeft gehad, zoo
zijn onk wij schuldig elkan-
12.der lieltehebben. Niemand
heeft ooit God aanschouwd :
indien wij elkander liefheb-
ben, zoo blijft God in ona,
en zijne liefde ia In ons vol-
13. maakt. Hieraan kennen wij
dat wij in hem blijven, en
hij in ons, omdat hij ons
van zijnen (;. e-t gegeven
14. heeft. En wtf hebben \'t aan-
schouwd en getuigen, dat de
Vader xijnen Zoon gezonden
heeft tot een Zaligmaker der
15. wereld. Zoowie beleden zal
hebben dat Jezus de Zoon
Gods is, God blijft in hem
16. en hij in God. En wtf heb-
ben gekend en geloofd de
liefde die God tot ons heeft.
God is liefde, en wie in de
liefde blijft, die blijft in God
en God in hem.
17.    Hierin is de liefde bij ons
volmaakt, opdat wij vrij.
moedigheid mogen hebben
in den dag des oordeelt, na-
meiijk
dat gelijk «il \'"> wij
IS.óók zijn in deze wereld. Er
is in de liefde geen vrees,
maar de volmaakte liefde
drijft de vrees buiten; want
de vrees heeft pijn, en wie
vreest ia niet volmaakt in
19.de liefde. Wij hebben hem
lief, omdat hij onaeerat lief-
20. gehad beeft. Indien iemand
zegt: Ik heb God lief. en
zijnen broeder baat, die ia
een leugenaar; want wie
zijnen broeder niet liefheeft
dien hij gezien heeft, hoe
kan hij God liefhebben dien
21. bij niet gezien beeft? En
dit gebod bebheu wij van
-ocr page 339-
I JünANNES .>.
:;.\'{]
hem, namelijk dat wip God
liefheeft ook zijnen broeder
llefhebbe.
HOOFDSTUK 5.
1.     Een tegelijk die gelooft
dat Jetua ii de Christin, die
it uit God geboren; en een
iegelijk die liefheeft den.
geen die geboren beeft, die
heeft ook lief dengeen die
2. uit hem geboren !b. Hier-
HNti kennen wij dat wij de
kinderen Goda liefhebben,
wanneer wij God liefhebben
en zijne geboden bewaren
3. Want dit it de liefde Goda,
dat wij iij:.f geboden bewa<
ren. En xijne geboden tijn
4.uiet zwaar; want alwat uit
God geboren is overwint de
wereld. Eu dit is de over
winringdie de wereld over
wint, Haturlijk ons geloof
5. Wie ia \'t die de wereld over.
wint, dan wie gelooft dat
Jems ia de Zoon Gods ?
6.     Deze ia \'t die gekomen la
doorwnler en bloed, name~
lijk
Jezus de Chriatua : niet
door het water alleen, maar
door bet water en hei bloed.
En de Geeat Ia \'( die geluigt
dat de geeat de waarheid i*.
7. Want drie tijn er die getui-
gen in den hemel: de Vader,
het Woord, en de Heilige
Geeat; en deze drie zijn één.
8. En drie zijn er die getuigen
op de aarde: de Geeat, en
het water, en het bloed; en
9. die drie tijn tot één. Indien
wij de getuigenis der men-
acuen aannemen, de getui
gen in Goda it meerder; want
dit la de getuigenis Goda,
welke hij van zijnen Zoon
10.getuigd heeft. Wie in den
Zoon Goda gelooft, heeft de
getuigenis in xfchxelven;
wie God niet gelooft, beeft
hem lot een leugenaar ge-
maakt, dewijl hij niet ge.
loofd heeft de getuigen!* die
God gelulgd heeft van zïj-
H. nen Zoon. En dit it de ge-
tuigenia, namelijk dat Uu.l
om het eeuwige leren gexe-
ven heeft; en dit leven ia in
12. zijnen Zoon. Wie den Zoon
heeft, die heeft het leven; wie
den Zoon Godt niet heeft,
die heeft het leven niet.
13.     Deze dingen heb ik u ge-
tchreven, die gelooft in den
nnam van den Zoon Godt,
opdat gij weet dat gij het
eeuwige leven hebt, en op*
dat gij gelooft in den naam
14. van den Zoon Godt. Kn dit
ia de vrijmoedigheid die wij
tot hem hebben, dat zoo wij
iett bidden naar zijnen wil,
15. hij ona verhoort. En In-
dien wij weten dat hij out
verhoort, wat wij ook bid-
den, zoo weten wij dat wij
de beden verkrijgen die wij
van hem gebeden hebben.
16. Indien iemand zijnen broe-
der ziet zondigen een 2011de
niet tot den dood, die zal
tiod bidden, en hij zal hem
het leven geven, dengenen
zeg ik die zondigen niet tot
den dood. Er ia een zonde
tot den dood: voor die wonde
zeg ik niet dat hij zal bid*
17. den. Alle ongeregtigbeid ia
zonde, en er ia zonde niet
tot den dood.
13. Wij weten, dat een lege*
lijk (lie uit God geboren la
niet zondigt; maar wie uit
God geboren ia bewaart zich •
telven, en de booze vat hem
19. niet. Wij weten dat wij uit
God zijn, en dat ile geheele
wereld in bet booze ligt;
20.doch wij weten dat de Zoon
Goda gekomen la, en ona het
veratand gegeven heeft dat
wij den Waarachtige ken-
uen; en wij zijn in den
Waarachtige, namelijk in
zijnen Zoon Jezus Chriatua:
deze it de waarachtige God
\\M. pii liet eeuwige Uveu. Kin.
derkena, bewaart tuelve van
de afgudeu. Auieu.
-ocr page 340-
mi                                2J0HANNES.
DE TWEEDE BRIEF
VAH DIN
APOSTEL JOHANNES.
1. De ouderling aan de uit.
verkoren vrouw en aan hare
kinderen. die fk in waarheid
liefheb, en niet alleen ik,
maar ook allen die de waar-
.. beid gekend hebben, om
der waarheid wil die in ona
blijft, en met om tal rijn In
Xeeuwigheid: genade, barm-
hartlgheid, vrede ill met ti-
lieden van God den Vader en
van den Heer Jezua Chrla.
tui, den Zoon dei Vadera,
in waarheid en liefde.
4.    Ik ben teer verblijd <v-
weeat, dat ik van uwe kin-
deren gevonden heb die in
de waarheid wandelen, ge-
lijk wij een gebod ontvangen
5. hebben van den Vader. En
bu bid ik u, uitverkoren
vrouw, nietalauschrijvende
een nieuw gebod, maar \'t
Ïeen wij gehad hebben van
en beginne, namelijk dat
(i. wij elkander liefhebben. Kn
dit ia de liefde, dat wit wan-
delen naar zijne geboden.
Dit la het gebod, gelijk gfj-
Heden van den beginne ge-
noord hebt, dat gij In het.
7. ze-lve zoudt wandelen; m-aut
er xijn vele verleiden In
de wereld gekomen, die niet
belijden dat Jetua Chrlatua
In het vleeach gekomen is:
deze ia de verleider en de
8. antichriat. Ziet toe voor u-
telve, dat wij niet verliezen
\'t geen wij gearbeid hebben,
maar een vol loon mogen
9. ontvangen. Een iegelijk die
overtreedt, en niet blijft in
de leer van Chrlatua, die
heeft Qod niet; wie in de
leer van Chrlatua blijft, deze
heeft belde den Vader en
10. den Zoon. Indien iemand
tot ulieden komt en deze
leer niet brengt, ontvangt
hem niet in hula, en zegt
tot hem niet: Weea gegroet;
11. want wie tot hem zegt i Weea
gegroet, die heeft gemeen-
achap aan zijne booze wer-
ken.
13. Ik heb veel aan ulieden te
achrijven, doch Ik heb niet
gewild door papier en inkt;
maar ik hoop tot ulieden te
komen en mond tot mond
met ii te spreken, opdat on-
ze blijdachap volkomen mag
U.iijn. U groeten de kinderen
van uwe zuster de «itverko.
retie. Amen.
-ocr page 341-
.1 ,TOH ASNKS.                                               XU
DE DERDE BRIEF
TAN DEN
APOSTEL JOHANNES.
1. De ouderling aan den ge-
liefden Gaius, welken ik in
waarheid liefheb.
3. Geliefde, vóór alle dingen
wensen ik dat gij welvaart
en gesond sijt.xelijk uwe
3.iiel welvaart, want ik ben
teer verblijd geweest, alt de
broeden kwamen en getulg*
\'Ifn van uwe waarheid, ge-
lijk gij in de waarheid wan-
4.delt, Ik heb (teen meerdere
blijdschap dan hierin, dat
ik hoor dat mijne kinderen
in de waarheid wandelen.
ft. Geliefde, gij doet trouwe-
lijk in al \'t geen «ij doet
aan de broederen en aan de
6. vreemdelingen, die retuigd
hebben van uwe liefde, in
de tegenwoordigheid der ge-
meente; welken indien «ij
geleide doet gelijk het Gode
waardig ia, too snit gij wel
7.doen. Want tij sijn voor
lijnen naam uitgegaan,
nipta nemende van d« heide-
S.nen. Wij dan zijn achuldig
de xoodanigen te ontvan-
Jen, opdat wij medearbei-
era mogen worden der
waarheid.
!>. Ik heb aan de gemeente
geschreven; maar Piotrefes,
die onder hen soekt de eer-
•te te tijn, neemt ons niet
10. aan. Daarom, indien ik
kom. soo sal ik in gedachte-
nis brengen sijne werken
die hij doet, met booze woor-
den rasende tegen ons; en
hiermede niet vergenoegd
lijnde, soo ontvangt hij iel f
de broeders niet, en verhin-
dert degenen die \'t willen
doen, en werpt ze uit de gc-
meeote.
11.     Geliefde, volg het kwade
niét na, maar het goede. Wie
goeddoet is uit God, maar
wie kwaaddoet heeft God
aiet gezien.
12.     Aan Demetrius wordt ge-
tutgenia gegeven van allen,
en van de waarheid selve;
en wij getuigen óók , en gij
weet dat onze getuigenis
waarachtig is.
13.     Ik had veel te schrijven,
maar Ik wil u niet schrijven
14,met Inkt en pen; maar ik
hoop u haast te sien, en wij
sullen mond tot mond spre-
13.ken. Trede iij u. De vrten.
den groeten u. Groet de
vrienden met name.
ss
-ocr page 342-
])K ALGEMEENS BMEÏ
APOSTEL JUDAS.
I. Judas ren dienstknecht
vnti Jezua Christus , en broe-
iifr van Jacobua, aan de
geroepenen die door God
den Vader geheiligd zijn,
en door Jezus Christus be-
..waard: barmhartigheid en
Trede en liefde zij u verme-
nigvuldigd.
8. Geliefden, alzoo ik alle
naarstigheid doe om u te
schrijven van de onn gemee-
ne zaligheid, zoo heb ik
noodzaak gehad aan u te
schrijven, en u te vermanen
dat gij strijdt voor het ge-
loof dat eenmaal den heiü-
4. gen overgeleverd is. Want
er zijn sommige menseben
ingeslopen, die eertijds tot
dit oordeel tevoren opge<
schreven lijn, goddeloozenL
die de genade onzes Gods
veranderen in ontuchtig-
heid, en den éénigen Heer-
scher God en onzen Heer Je.
zus Christus verloochenen
:.. Maar ik wil u indachtig ma-
ken, als die dit eenmaal
weet. dat de Heer bet volk
uit Egypteland verlost heb-
bende, wederom degenen
die niet geloofden verdorven
6, heeft; en de engelen die hun
beginsel niet bewaard heb\'
hen, maar hun eigeu woon.
stede verlaten hebben, heeft
hij tot het oordeel des groo<
ten dags met eeuwige ban<
den onder de duisternis be
7, waard: gelijk Sodona en Go-
morra en de steden rondom
dezelve, die op gelijke wijze
alt deze gehoereerd hebben
en ander vleesch zijn nage-
gaan , tot een exempel voor-
gesteld zijn, dragende de
straf des eeuwigen vuurs.
8. Desgelijks evenwel ook deze
in slaap gebragt zijnde, ver-
ontreinigen het vleesch, en
verwerpen de heerschappij,
en lasteren de heerlijkbeoen.
9. Maar MichaPl de archangel
toen bij met den duivel twist-
te, en handelde van het üg-
cbaam van Mozes. durfde
geen oordeel van lastering
tegen hem voortbrengen,
maar zeide: De Heer be-
10. straffe n. Maar deze \'t geen
tij niet weten, dat lasteren
sij; en \'t geen zij natuur-
lijk , als de onredelijke die-
ren, weten, in \'t zelve ver-
11.derven zij zich. Wee hun,
want zij zijn den weg Kains i
ingegaan, en door de verlet* I
ding van het loon Bileams
lijn zij henengestort, en
zijn door de tegenspreking
12. Korachs vergaan. Deze zijn
vlekken in uwe liefdemaal.
tijden, ru als zij met u ter
maaltijd zijn, weiden iij
zichzefve zonder vrees; zij
zijn waterlooze wolken die
van de winden omgedreven
worden , zij zijn als boomen
in \'t afgaan van den herfst,
onvruchtbaar, tweemaal ver*
13.storven, en ontworteld; wil
de baren der zee, bun ei-
gen schande opschuimende;
dwalende sterren, denwel-
ken de donkerheid der duis-
ternis in eeuwigheid be-
14. waard wordt. En van deze
-ocr page 343-
RING I.                                   88»
goddeloos* begeerlijkheden
19. wandelen zullen. Deze zijn
\'t die sichselve afscheiden,
natuurlijke uuntchen, den
20. Geest niet hebbende. Maar
geliefden, bouwt gij uzelve
op uw allerheiligst geloof,
biddende in den Heiligen
SI. Geest; bewaart uzelve in de
liefde Gods, verwachtende
de barmhartigheid onzes
Heeren Jezus Christus ten
22, eeuwigen leven. En ont-
fennt u wel over eenigen,
23.onderscheid makende; maar
behoudt anderen door vrees,
en grijpt se uit het vuur; en
haat ook den rok die van het
vleesch bevlekt is.
24. Hem nu die roagtig is 11
van struikelen te bewaren,
en onstraffelijk ie stellen
voor zijne heerlijkheid in
25.vreugde, den alleen wijzen
God onzen Zaligmaker zij
heerlijkheid en majesteit,
kracht en magt, beide nu en
in alle eeuwigheid. Amen.
heeft ook Henoch, de xeven-
de van Adam, geprofeteerd,
zeggende: Zie, de Heer is
Hf komen met iijne vele dui-
l^.iende heiligen, om gerigt
te houden tegen allen, en te
straffen alle goddeloozen on-
der hen, vanwege al hunne
goddelooze werken die tij
goddeloos gedaan hebben,
en vanwege al de harde woor-
•Irn
die de goddelooze zon-
daars tegen hem gesproken
lf. hebben. Deze zijn murmu-
reerdere, klagen over hun-
nen ttaat, wandelende naar
hunne begeerlijkheden, en
hun mond spreekt seeropge-
blairne dingen, verwonde-
rende lich over de personen
om des voordeels wil.
17. Maar geliefden, gedenkt
gij der woorden die voorzegd
zijn van de apostelen onzes
lB.Heeren Jezus Christus: dat
zij u gezegd hebben, dat e t
in den laatsten tijd spotters
zullen zijn, die naar hunne
OPENBARING
JOBANNES.
nis van Jezus Christus, en
ï. alwat bij gezien heeft. \'/,*
lig is hij die leest en zijn zij
die hooren de woorden dezer
profetie, en die bewaren \'t
f;ef n in dezelve geschreven
s; want de tijd is nabij.
4. Jobannes aan de zeven
gemeenten die in Azië" sijn :
genade zij u en vrede van
hem die is en die was en die
komen zal, en van de zeven
geesten die vóór zijnen troon
HOOFDSTUK 1.
I- De openbaring van Jezus
Christus, die God hem gege-
ven heeft, om zijnen dienst*
knechten te toonen de din-
gen die haast geschieden
moeten, en die hij door zij -
nen engel gezonden en zij.
nen dienstknecht Jobannea
te kennen gegeven beeft:
".dewelke bet woord Goda be-
tuifd beeft» en de getuite*
-ocr page 344-
3.10
OPENBARING 2.
ft. zijn, en van J eiua Christus,
die de getrouwe jr«tui|te is,
\'Ir eerstgebore ne uit de doo.
denf en de Overste van de
koningen der aarde. Hem
die ons beeft liefgehad en
on* van ome zonden gewas-
fc.schen heeft in lijn bloed, en
die ons gemaakt heeft tot
koningen en priesters Gode
en lijnen Vader, hem teg ik
zij de heerlijkheid en de
kracht in alle eeuwigheid.
Amen.
7.     Zie, hij komt inet de wol-
ken, en alle oog zal hem
zien, ook degenen die hem
tloorstoken hebben; en alle
geslachten der aarde zullen
over hem rouwbedrijven; ja
S.amen. Ik ben de alfa en
de omega, het begin en het
einde, zegt de IJeer, die is
en die was en die komen
zal, de Alniagtige.
8.     Ik Johannea, die ook uw
broeder ben en medegeooot
in de verdrukking en in het
koningrijk en rnde lildxaam*
heid van Jezua Christus,
was op het eiland genaamd
Patmos, om het woord Gods
en oiu de getuigenis van Je-
lO.zus Christus. Kn ik was in
den geest op den dag des
Heeren, en ik hoorde ach-
ter mij een groote stem als
II.eener bazuin, zeggende: Ik
ben de alfa en de omega, de
eerste en de laatste; en \'t
geen gij ziet, schrijf dat in
een boek, en zend het aan
de zeven gemeenten die in
AilS zijn, namelijk naar K-
feze, en naar Smyrna, en
naar Pergamus, en naar
Thyatira, en naar Sardes,
en naar FJladeltfa, en naar
12,Laodicéa. Kn ik keerde mij
ora, om te zien de stem
die met mij gesproken had;
en mij omgekeerd hebbende
zag ik zeven gouden kande.
13.laren, en in het midden van
de zeven kandelaren eenen
den Zoon dea menscben ge-
lijk zijnde, bekleed uiet een
lang kleed tot de voeten» en
omgord aan de borsten met
11.een gouden gordel; en zijn
hoofd en haar was wit. gelijk
alswlttcwol, gelijk sneeuw,
en zijne oogen gelijk een
15.vlam vuur»; en xiine voeten
waren blinkend koper ge-
lijk , en gloeiden als in een
oven; en zijne stem als eene
16.stem van vele wateren; en
hij had zeven sterren in zij*
ne regterhand; en uit zijnen
mond ging een tweesnijdend
scherp zwaard; en zijn aan-
gezigt was gelijk de zon
IJ.schijnt in hare kracht. En
toen ik hem zag viel ik als
dood aan zijne voeten; en
hij leide tijne regterAnnrf op
mij,zeggendetot mij: Vrees
niet; ik ben de eerste en de
IS.laatste, en die leeft en \'^
ben dood geweest, en zie,
ik ben levend in alle eeu-
wigheid, amen. En ik heb
de sleutels der hel en des
19. doods. Schrijf \'t geen gij
gezien hebt, en \'t geen is.
en \'t geen geschieden zal
SO.nadezen: de verborgenheid
der zeven sterren die gij ge-
zien hebt in mijne regter-
hmui, en de zeven gouden
kandelaren. De zeven ster.
ren zijn de engelen der
zeven gemeenten, en de xe-
ven kandelaren die gij ge-
ilen hebt zijn de zeven ge-
meenten.
HOOFDSTUK «.
1. Schrijf aan den engel der
gemeente van Efeze: Dit zegt
hij die de zeven sterren in
zijne regteraanrf houdt, die
in het midden der xeven
gouden kandelaren wan-
2.delt: Ik weet uwe werken,
en uwen arbeid, en uwe
lijdzaamheid, en dat gij de
kwaden niet kunt verdra-
Een, en dat gij beproefd
ebt degenen die voorgeven
dat zij apostelen zijn, en
-ocr page 345-
OPENBARING 8.
xtj fijn \'t niet. en hebt xe|13.heeft: Ik weel uwe werken
en waar gij woont, namelijk
waar de troon des satans is;
en gij houdt mijnen naam,
en hebt mijn geloof niet ver-
loochend , ook in die dagen
In welke Antipas mijn ge-
trouwe getuige was, welke
gedood is bij ulieden waar
l-l.de aatan woont. Haar ik
heb eenige weinige dingen
tegen u, dat gij aldaar hebt
die de leering Bileams hou-
den, die Balak leerde den
kinderen Israela een aan-
stoot voortewerpen, opdat
ze souden afgodenoffer eten
l-\'t.en hoereren. Alsiió hebt
ook gij die de leering der
Nicolaiten houden, \'t welk
16. ik haat. Bekeer u; en zoo
niet, ik xal haastelijk tot u
komen, en sal tegen ben
krijgvoeren met bet zwaard
17. mijns mond». Wie ooren
heeft, die hoore wat de Geest
tot de gemeenten sext: Wie
overwint, ik zal hem geven
te eten van bet manna dat
verborgen is, en ik sal hem
geven een witten keursteen,
en op den keursteen een
nieuwen naam geschreven,
welken niemand kent dan
wie hem ontvangt.
IS. £n schrijf aan den engel
der gemeente te Tbyatira:
Dit zegt de Zoon Gods, die
zijne oogen heeft als een
vlam vuurs, en zijne voeten
zijn blinkend koper gelijk:
19. Ik weet uwe werken, en
liefde, en dienst, en geloof,
en uwe lijdzaamheid, eu
uwe werken, tndat de laat.
•te meer zijn dan de eerate.
20.  Maar ik heb eenige weinige
dingen tegen u, dat gij dr
vrouw Izebel, die xichzelve
xegt een profetea te sijn,
laat leeren en mijne dlenst-
knechten verleiden dat ze
hoereren en afgodenofter
21.eten. Kn ik heb haar tijd
gegeven opdat zij xlch zou-
de bekeeren van hare hoe-
3, leugenaars bevonden.
lïij hebt verdragen en hebt
geduld, en gij hebt om mijn»
naams wil gearbeid, en xijt
4.ntet moede geworden. Maar
ik heb tegen u, dat gd uwe
eerate liefde hebt verlaten,
5. Gedenk dan waarvan gij uit.
gevallen tijt, en bekeer u,
en doe de eerste werken; en
xoo niet, ik xal haasteüjk
tot u komen, en xal uwen
kandelaar van zijne plaats
weren, indien gij u niet be-
6.keert. Maar dit hebt gij,
dat gij de werken der Nieo-
laften baat, welke ik óók
\'.haat. Wie ooren heeft, die
hoore wat de Geënt tot de
gemeenten aegt: Wie over-
wint, ik aal hem geven te
eten van den boom dea le-
vens, die in het midden van
het paradijs Gods is.
3. En schrijf aan den engel
der gemeente van die van
Soiyrna: Dit zegt de eerate
en de laaiste, die dood ge-
weest is en weder levend is
9.geworden: Ik weet uwewer-
ken, en verdrukking,
moede, (doch gij aijt rijk),
en de lastering dergenen die
leggen dat se Joden sijn en
ziju \'t niet, maar sijn een
10. synagoge des satans. Vrees
5een der dingen die gij lij*
en xult. Zie, de duivel zal
eenigen van ulieden in de
gevangenis werpen, opdat
gij verzocht wordt, en gij
xult een verdrukking heb-
beo van tien dagen. Wees
Kitrouw tot den dood, .
sal u reven de kroon des
11.levens. Wie ooren heeft
die hoore wat de Geest tot
de gemeenten zegt: Wie o-
verwint xal van den twee-
den dood niet beschadigd
worden.
12, Eu schrijf aan den engel
der gemeente die In Perga-
mus is: Dit xegt hij die het
tweesnijdend scherp xwaard
-ocr page 346-
xa
rerij, eu zij heeft ilch niet
89.bekeerd. Zie, ik werp haar
te bed, en wie met baar
overspel bedrijven, in groo-
te verdrukking, zoo zij licb
niet bekeeren *an hunne
£i.werken. En hare kinderen
tal ik door den dood om-
brengen, en al de gemeen-
ten sullen weten dat ik het
ben die nieren en harten i»u-
denoek; en ik tal ulieden
Keven een Iegelijk naar uwe
34* werken. Doch ik zeg lot
ulieden, en tot de anderen
die te Thyatira tljn, zoove-
len ml* er deie leer niet heb-
ben, en die de diepten des
aatans niet gekend hebben,
gelijk sii aeggen: Ik aal u
geen antieren laat opleggen;
ïii.maar \'t geen gij hebt, houdt
dat totdat ik aal komen.
.\'ii. Ku *\'ie overwint en wie
mijne werken tot den einde
toe bewaart, ik zal hem
magt geven over de heide-
37. MB, en hij aal ie hoeden
met een ijzeren ataf; zij zul-
len ala pottebakkersvaten
vermorzeld worden, gelijk
ook Ik van mijnen Vader
28.ontvangen heb; en ik tal
hem de morgenster geven.
•29. Wie ooren heeft, die boore
wat de Geest tot de gemeen*
ten xegt.
HOOFDSTUK 3.
1. En schrijf aan den engel
der gemeente die te Sardea
is: Dit segt die de teven
geesten Gods heeft, en de
zeven sterren: Ik weet uwe
werken, dat gij den naam
hebt dat gij leeft, en gij zijt
\'2 dood. Wees wakende, en
versterk het overige dat ster-
ven soude; want ik heb uwe
werken niet vol gevonden
:t. voor God. Gedenk dan hoe
gij \'t ontvangeu en geboord
hebt, en bewaar het, en be-
keer u. Indien gij dan niet
waakt, zoo zal ik over u
kouieu als een dief, eu gij
aïUNU 8.
zult niet weteu op wat ar.\'
4. ik over u komen zal. Doch
gij hebt eenige weinige na-
men ook te Sardes, die
hunne kleederen niet be-
vlekt hebban, en zij zullen
met mij wandelen in witte
kleederen, overmits zij \'t
&• waardig zijn. Wie overwint,
die sal bekleed worden met
witte kleederen; en ik zal
zijnen naam geenszins uit-
doen uit bet boek des levens,
en ik zal zijnen naam belij-
den voor mijnen Vader en
6 .voor zijne engelen. Wie ooren
neeft, die hoore wat de Ueeat
tot de gemeenten zegt.
7- En achrijf aan den engel
der gemeente die in Ftladel.
nu is: Dit zegt de Heilige,
de Waarachtige, die den
sleutel Davlds heeft, die
opent en niemand sluit, en
hij sluit en niemand opent:
3. Ik weet uwe werken; zie, ik
heb een geopende deur voor
u gegeven, en niemand kan
die sluiten; want gij hebt
kleine kracht, en gij hebt
mijn woord bewaard en hebt
mijnen naam niet verloo*
9.chend. Zie, ik geel\' u mui-
gen
uit de synagoge des in-
luns, dergenen die zeggen
dat ze Joden zijn, en zijn \'t
niet maar liegen; zie, ik zal
maken dat zij zullen komen
en aanbidden voor uwe voe-
ten, en bekennen dat ik u
10. liefheb. Omdat gij hel woord
mlinerlijdsaamheid bewaard
hebt, zoo zal Ik ook u be-
waren uit de ure der verzoe-
kiog, die over de geheele
wereld komen zal om te ver-
zoeken wie op de aarde wo.
U.nen. Zie, ik kom haaatelijk ;
hond wat gij hebt, opdat
niemand uwe kroon neme,
12. Wie overwint, ik zal hem
maken tot een pilaar in den
tempel mijus Gods, en hij
sal niet meer daar uitgaan;
en ik zal op beul achrijvcu
deu uaam uiljua Godl, ru
-ocr page 347-
HNG 4.                              339
hemel; en de eerst.* stem die
ik gehoord had als een er
bazuin inet mij sprekende,
zeide: Kom bier op, en ik
zal u toonen \'t geen nade-
2. zen geschieden moet. Enter-
stond werd ik in den geest;
en zie, er was een troon ge-
zet in den hemel, en er zat
3.een op den troon; en die
daarop zat, was in \'t aan*
zien oen steen jaspis en sar-
dius gelijk; en een regen-
boog was rondom den troon,
in \'t aanzien den êtten sma-
4. ragd gelijk. En rondom den
troon waren vierentwintig
troonen: eu op de troonen
zag ik de vierentwintig oit-
derlingen zittende, bekleed
met witte kleederen, en zij
hadden gouden kroonen op
5. hunne hoofden. En vau den
troon gingen bliksemen en
donderslagen en stemmen
uit; en zeven vurige lampen
waren brandende vóór den
troon, welke zijn de zeven
6. geesten Gods; en vóór den
troon was een glazen zee,
kristal gelijk ; en in het mld.
den dei troons en rondom
den troon vier diereu, zijnde
vol oogen van voren en vau
7. achteren. En bet eerste dier
was een leeuw gelijk, en het
tweede dier een kalf gelijk,
en bet derde dier was van
aanzien als een menscb, en
bet vierde dier was een vlie-
8. genden arend gelijk. En de
vier dieren hadden elk voor
zichzelf tes vleugelen rond*
om, en waren van blnneu
vol oogen; en zij hebbeu
geen rust Ua< en nacht, zeg*
gende: Heilig, heilig, hei-
lig is de lleere God,de Al-
niagtige, die wat en die is
9. en die komen zal. En wan*
neer de dieren heerlijkheid
en eer en dankzeggiug ga-
ven hem die op den troon
«at, die in alle eeuwigheid
in, leeft, zoo vielen de vier
entwlntig ouderlingen vóór
den naam van de itad mijt»
Gods, namelijk van bet nleu-
we Jeruzalem dat uit den
hemel van mijnen God af-
daalt, en ook mijnen nieu*
13. wen naam. Wie ooren heeft,
die hoore wat de Geest tot
de gemeenten zegt.
il. En schrijf aan den engel
Tan de gemeente der Laodi*
eensen: Dit zegt de Amen,
de trouwe en waarachtige
Getuige, het begin der echep-
16. ping Gods: Ik weet uwe
werken, dat gij noch koud
iijt noch beet: och of gij
Ui. koud waart of heet! Zoo dan
omdat gij laauw zijl, en
noch koud nocb beet, ik xal
u uit mijnen mond spuwen.
17. Want gij zegt: Ik ben rijk,
en verriikt geworden, en neb
geens dinga gebrek; en gij
weet niet dat gij zljt ellen-
dig en jammerlijk en arm
18. en blind en naakt. Ik raad
u dat gij van mij koopt
goud, beproefd komende uit
bet vuur, opdat gij rijk
moogt worden, en witte klee-
deren, opdat gij moogt be-
kleed worden en de schande
uwer naaktheid niet geopen*
baard worde; en zalf uwe
oogen met oogenzalf, opdat
19. gijaien moogt. Zoowie ik
liefheb, die bestraf en ka«-
tljdik: wees dan ijverig en be-
20. keeru. Zie, ik sta aan de deur
en ik klop: indien iemand
mijne stem zal hooren en de
deur opendoen, ik zal tot
hein inkomen, en ik zal met
hem avondmaal houden, en
21. bil met mij. Wie overwint, ik
zal hem geven met mij te ut -
ten in mijnen troon, gelijk
als ik overwonnen beb en ben
gezeten met mijnen Vader
22. in zijnen troon. Wie ooreu
heeft, die hoore wat de Geest
tot de gemeenten zegt,
HOOFDSTUK 4.
I. Nadeseu zag ik, en zie,
een deur was geopeud iu Jen
-ocr page 348-
%Ul                                 OPENBARING
hem die op den troon zat,
ru hkii linden hem die leeft
in alle eeuwigheid, en wier-
pen hunne, kroonen vóór den
11.troon, temende: Gij Heer
zijt waardig te ontvangen
de heerlijkheid en de eer en
de kracht; want tU hebt alle
dingen geschapen, en door
uwen wil tijn tij en fijn ze
geschapen.
HOOFDSTUK ft.
1.    En ik zag in de regteraaarf
detgenen die op den troon
ut een boek, be-ch reven van
binnen en van buiten, ver
ir geld met seven se gelen
2. En ik zag een sterken engel,
uitroepende met een groote
•tem: Wie ia waardig bet
boek te openen en zijne se-
-\'(. gelen opentebreken ? En nte-
mand in den hemel, noch
op de aarde, noch onder de
aarde, kon het boek ope*
nen noch hetzelve inzien.
4. En ik weende zeer, dat er
niemand waardig gevonden
waa om dat boek te openen
en te lezen, noch hetzelve
5.intezien. En een van de ou*
oerlingen zeida tot mij i
Ween niet; tle, de Leeuw
die uit den stam Juda ia. de
wortel Davida, heeft over*
wonnen, om het boek teope-
nen en zijne zeven zegelen
open te breken.
t>. En Ik zag, en zie, in het
midden van den troon en
van de vier dieren en in het
midden van de ouderlingen
elk citeren en (ouden flolen
zijnde vol reukwerk, welke
sijn de gebeden der heiligen.
9. En tij zongen een nieuw
lied, zeggende i Gij zljt waar-
dig dat boek te nemen en
zijne zegelen te openen; want
gij zijt geatagt, en hebt onz
Gode gekocht met uw bloed,
uit alle geslacht en taal en
10. volk en natie; en gij hebt
ona onzen God gemaakt tot
koningen en prieateren, en
wij zullen ala koningen
heersenen op de aarde.
11.    En ik zag, en Ik hoorde
een stem veler engelen rond*
om den troon en de diereu
en de ouderlingen, en bun
getal waa tïendaizendmaal
tienduizenden en duizend*
12.maal duizenden, zeggende
met een groote stem: Het
Lam dat gealagt is, is waar-
dig te ontvangen de kracht
en rijkdom en wijsheid en
sterkte en eer en heerlijk*
13. beid en dankzegging. En
alle schepsel dat in den he-
mel la, en on de aarde, en
onder de aarde, en die in de
zee zijn, en alles wat in de.
telve ia, hoorde ik zeggen:
Hem die op den troon zit en
het Lam zij de dankzegging
en de eer en de heerlijkheid
en de kracht in alle eeuwig*
14. held. En de vier dieren tel-
denamen, en de vierentwin*
tig ouderlingen vielen neder
en aanbaden den reen die
leeft in alle eeuwigheid.
HOOFDSTUK «.
een Lam staande ala ge*
slagt, hebbende zeven hoor*
nen en zeven oogen, dewelke
En ik zag, toen het Lam
één van de zegelen geopend
had, en ik hoorde één uit
de vier dieren zeggen, als
een stem van een donder*
.slag: Kom en zie. En ik
zag, en zie, een wit paard,
en die daarop zat had eeu
boog, en hem la een kroon
gegeven, eu hij ging uit
overwinuende, en opdat bij
o verwoon e.
zijn de zeven geesten Goda
die uitgezonden zijn in alle
7. landen. En het kwam, en
heeft bet boek genomen uit
de regterAuntf desgenen die
a. op den troon zat. Er ala het
dat boek genomen had, vie.
len de vier dieren eu de vier*
eotwlntig ouderlingen voor
bet Lam neder, hebbende
-ocr page 349-
OPENBARING ;
Ml
dat ook hunne mededlenst-
knecbten en hunne broeder»
zouden vervuld rijn , die ge-
dood zouden worden gelijk
all zij.
IS. En ik zag toen het \'t zeade
zegel geopend had, en zie,
er werd een groote aardbe-
ving, en de zon werd zwart
ala eeu haren zak, en de
13.maan werd aU bloed, en de
sterren dei hemela vielen op
de aarde, gelijk een vijge-
boom zijne onrijpe vijgen
afwerpt, ala hij van een
grooteo windgeachud wordt;
14. en de hemel ii weggeweken,
ala een boek dat toegerold
wordt; en alle bergen en
eilanden zijn bewogen uit
15. hunne plaateen. En de ko-
ningen der aarde, en de
grooten, en de rijken, en de
overaten over duizend, en
de magtigen, en alle dienst,
knechten, en alle vrijen,
verborgen zichielve in de
•pelonken en in de steenrot.
l <>. len der bergen, en zelden tot
de bergen en tot de steen.
rotsen: Valt óp om, en ver*
bergt om van net aangeslgt
desgenen die op den troon
tit, en van den toorn des
17. Lams; want de groote dag
zijns toomt la gekomen, en
wie kan bestaan?
HOOFDSTUK 1.
1.    En nadeten zag ik vier en.
gelen staan op de vier hoe*
ken der aarde, houdende de
vier winden der aarde, opdat
geen wind zoude waaijen op
de aarde, noch op de zee,
noch tegen eenlgen boom.
2. En ik zag een anderea en<
gel opkomen van den op-
gang der ion, hebbende hel
zegel des levenden Gods;
en hij riep met een groote
atem tot de vier engelen
welken tnagl gegeven was
de aarde en de zee te beacua-
:i.dlgen, zeggende: Bescua.
dlgt de aarde niet, norh de
S. Kh toen het \'t tweede zegel
geopend had, hoorde ik bet
tweede dier tenen: Kom
1. en iip. En een ander paard
Jin* uit, dat rood was; en
len die daarop zat werd
mafff gegeven oen vrede te
nemen van de aarde, en dat
zij elkander zouden dooden ;
en hem werd een groot
zwaard gegeven.
5.    En toen net \'t derde zegel
Jeopendhad, hoorde ik bet
erde dier zeggen: Kom en
ste. En ik zag, en zie, een
zwart paard, en die daarop
zat had een weegschaal in
6. zijne hand. Kn ik hoorde
een atem in het midden van
de vier dieren, die zeide:
Een maat tarwe voor een
penning, en drie maten gerat
voor een penning; en be-
achadigde olie en den wijn
niet
7.    En toen het \'t vierde zegel
geopend had, boorde ik een
atem van het vierde dier, die
B.telde: Kom en zie. En ik
zag, en zie, een vaal paard,
en die daarop zat, zijn naam
waa de dood, en de hel volg-
de hem na; en hun werd
magt gegeven om te doo-
den totnetvierderftetderaar*
de toe, met zwaard en met
honger en met den dood en
door de wilde beesten der
aarde.
9. En toen het \'t vijfde zegel
geopend had, zag ik onder
het altaar de zielen derge-
nen die gedood waren om
het woord Ooda en om de
getuigenis die zij hadden.
10. En lij riepen met groote
item, zeggende: Hoelang,
o heilige en waarachtire
Heeracher. oordeelt en
wreekt gij ona bloed niet
van degenen die op de aarde
11.wonen? En aan een iegelijk
werden lange witte kieede-
ren gegeven, en hun werd
gezegd dat zij nog een klei*
nen tijd ruaten zouden, tot-
-ocr page 350-
:U3                                    Ol\'KNH"
zee, nocti de boomen, totdat
wij d« dienstknechten onsei
Gods zullen verssgeld Uelj-
ben aan hunne voorhoof*
t.iicn. En ik hoorde het getal
dargenen die verzegeld wa-
ren i honderd vieren veert ia--
duitend waren versegeld uit
alte geaiachten der kinderen
t. leraels. Uit het geslacht
Juda waren twaallduiiend
verzegeld, uit het geslacht
Ruben waren twaalfduizend
verzegeld, uit het geslacht
Oad waren twaalfduiiend
6. verzegeld, uit het geslacht
Aaer waren twaalfduiiend
verzegeld, uit bet geslacht
Naftali waren twaalfduiiend
verzegeld, uit het gealacht
Mauasae waren twaalfdui-
7.eend verzegeld, uit bet ge-
alacht Simeon waren twaalf-
duizend verzegeld, uit het
Jeilacht Levi waren twaalf.
ulxend versegeld, uit het
geslacht Ieaaachar waren
8.twaalfduizeud verzegeld, uit
het geslacht Zebuloo wa-
ren twaallduiiend verze-
geld, uit het gealacht Jozef
wareo twaalfduizend verse-
feld, uit het geslacht Ben-
auiln waren twaalfduizend
verzegeld.
y. Nadestsu zag ik, en zie,
een groote schare die nie-
mand tellen kon, uit alle
uatie en geslachten en vol-
ken en talen, ataande vóör
den troon en vóór bet Lam,
bekleed zijnde met lange
witte kleederen. en palm*
takken waren in hunne ban.
lii.iien, eu zij riepen met groote
stem, zeggende: De ssiig-
heid zij onsen God die op
den troon sit, en bet Lfcin.
II.En al de engelen atonden
rondom den troon en ninilom
de ouderlingen en de vier
dieren, en vielen vóór den
troon neder op hun aauge-
12.sigt, en aanbaden God, zeg-
geude: Amen, Au lof en de
heerlijkheid ei; de wijsheid
.RING 8.
en de dankzegging en de
eer en de kracht en de
sterkte zij onsen God In alle
1.1.eeuwigheid. Amen. En een
uit de ouderlingen ant-
woordde, zeggende tot mij:
Deze die bekleed zijn met
de lange witte kleederen,
wie iij ii iij en vanwaar zijn
14.se gekomen? En ik sprak
tot hem: Heer, gtf weet het.
En hij seide tot mij: Deze
zijn \'t die uit de groote ver-
drukking komen; en zij
hebben hunne lange klee-
deren gewasachen en heb-
ben hunne lange kleederen
wit gemaakt in het bloed
15. des Lama. Daarom zijn zij
vóór den troon Gods. en
dienen hem dag en nacht in
sijnen tempel; en die op den
troon zit sal hen overscha*
16. duwen. Zij sulten niet meer
hongeren en sullen niet
meer dorsten, en de son zal
op hen niet vallen noch
17.eeuige hitte; want het Lam
dat m \'t midden dea troona
la sal se weiden, en sal hun
een leidsman zijn tot le-
vende fonteinen der wate-
rea; en God sal alle tranen
van hunne oogen afwis,
scben.
HOOFDSTUK M.
1. Eu toen het \'t zevende
segel geopend had, werd er
eeu stilzwijgen in den he-
mel, omtrent van een half
2,uur. En ik zag de seven en-
gelen die voor God atonden,
en hun werden zeven basui-
:>.uen gegeven. En er kwam
eenandere engel, en stond
aan bet altaar, hebbende
een gouden wierookvat; en
hem werd veel reukwerk
gegeven, nu lat hij \'t met de
gebeden aller heiligen zou-
de leggen op het gouden al-
taar dat vóór deu troou is.
i.En de rook dea reukwerka
met de gebeden der heiligen
ging uu vau de band dea eu-
-ocr page 351-
N0 9.                                   843
den des hemels, zeggende
met groote stem: Wee,
wee, wee dengenen die op
de aarde wonen, vanwege
de overige atemmeu der ba-
min der drie engelen die
nog bazuinen zullen.
HOOFDSTUK ».
1.     En de vijfde engel heeft
gebasuind, en ik zag een
ster gevallen uit den hemel
op de aarde, en haar werd
gegeven de sleutel van den
2. put des afgronda. hu zij
heeft den put dea afgronda
geopend; en er is rook op-
gegaan uit den put, ala
rook vrd een grooten oven;
en de zon en de lucht is
verduisterd geworden van
.\'(.den rook dea puta. En uit
den rook kwamen aprink-
hanen op de aarde, en hun
werd magt gegeven gelijk
de schorpioenen der aarde
4. magt hebben. En hun werd
gezegd, dat zij het gras der
aarde niet zouden bescha-
dlgen, noch eeoig groen,
noch eenlgen boom, dan de
menschen alleen die het
zegel Oods aan hunne voor-
ü, hoofden niet hebben. En
hun werd magt gegeven,
niet dat zij >e souden doo-
den, maar dat sij zouden
ra* hen gepijnigd worden
vijf maanden; en hunne
pijniging was als de pijni*
ging van een schorpioen
wanneer bij een tnensch ge-
6. stoken heeft. En in die da-
gen zullen de menschen den
dood zoeken en zullen dien
niet vinden, en zij zullen
begeeren te aterven en de
dood zal van hen vlieden.
7. En de gedaanten der aprlnk-
hanen wareu den paardeu
gelijk die tot tleu oorlog
bereid zijn; en op hunne
hoofden wareu ala kroonen
het goud gelijk ; eu huune
aangezigten als aauge*ig-
H. ten vau uLcii-i-iirii, eu zij
.i.gelt vóór Qod. En de engel
nam het wierookvat, en
vulde dat met bet vuur des
altaan, en wierp \'t op
de aarde; en er geschied"
den stemmen en donderala*
ven en bliksemen en aard*
beving;.
6. Bnde teven engelen, die
de seven bazuinen hadden,
bereidden tich om te ba>ui-
7-nen. Eu de eerate engel
heeft gebasuind, en er ia
geworden hagel en vuur,
gemengd met bloed, en tij
lijn op de aarde geworpen :
en het derderfr*7 der boomen
ia verbrand, en al het groe-
1. ue gras ia verbrand. En de
tweede engel heeft geba-
zuind, en er werd iets ala
een groote berg, van vuur
brandende, in de zee gewor-
pen: en het Aerdedecl der
9.xee ia bloed geworden, en
het derdedeel der schepse*
len in de tee die leven heb-
ben ia gestorven, en het
derdetfeei der icbepen is ver.
10. gaan. En de derde engel
heeft gebasuind, en er is
een groote ater, brandende
als een fakkel, gevallen uit
deo hemel, en is gevallen
op het derdetfeW der rivieren
en op de fonteinen der wa-
11. teren. En de naam der ater
wordt genaamd alsem; en
het derded-W der wateren
werd tot alsem, en vele
menschen zijn gestorven
van de wateren, want rij
12. waren bitter geworden. En
de vierde engel heeft geba-
suind, en het Aeidedeel der
ion werd geslagen, en het
dtrdtdeel der maan, en het
derdedëtl der sterren, op-
dat het derdeoVel tlerxelve
zoude verduisterd worden,
en dat het detiedeel van
den dag niet sonde lich.
ten, eu vau den nacht dee-
gelijks.
1-i. En Ik zag, en ik hoorde
een eugel vliegen In \'t iuid-
-ocr page 352-
RING 10.
menschen gedood, namelijk
door het vuur en door den
rook en door den zwavel die
uit nunne monden uitging.
19. Want hunne magt is in
hunnen mond en in hunne
staarten; want hunne staar*
ten zijn den slangen gelijk.
en hebben hoofden, en tij
beschadigen met dezelve.
20. En de overige menschen,
die niet gedood zijn door
deze plagen, hebben zich
niet bekeerd vau de werken
hunner handen, dat zij niet
zouden aanbidden de duive*
len, en de gouden en xilve*
ren en koperen en steenen
en houten afgoden, die noch
zien kunnen, noch nooren,
21.noch wandelen; en hebben
sicb ook niet bekeerd van
hunne doodslagen, noch
van hunne vergiftigingen,
noch van hunne hoererij,
noch van hunne dieverijen.
HOOFDSTUK IO.
1. En ik zag een anderen
sterken engel afkomende
van den hemel, die bekleed
was met een wolk, en een
regenboog was boven zijn
hoofd, en zijn aangezigt
was als de zon, en zijne
voeten waren als pilaren
S.van vuur, en hij had in
zijne hand een boekskeu dat
geopend was. En hij zette
zijnen regtervoet op de zee,
en den Imker op de aarde;
8. en hij riep met een groote
atem, gelijkerwijaeen leeuw
brult. En als hij geroepen
had, spraken de zeven don-
derslagen hunne stemmen.
4. En toen de zeven donderala-
gen hunne stemmen gespro*
ken hadden, zoo zoude ik
ze geschreven hebben; en
ik hoorde eene stem uit den
hemel, die tot mij zeide:
Verzegel \'t geen de ze-
ven donderslagen gesproken
hebben, en schrijf dat niet.
r-. En de engel, dien Ik zag
:;il                            OPENBA
hadden baar alt haar der
vrouwen; en hunne tanden
waren ala tanden der leeu*
9.wen; en zij hadden borat-
wapenen als ijzeren borst -
wapenen; en het gedruisch
hunner vleugelen was als
een gedruisch derwagenen,
wanneer vele paarden naar
10, den atrijd loopen; en zij
hadden staarten den schor-
pioenen Keiijk, en er waren
angels in hunne staarten;
en hunne magt was de men-
achen te beschadigen vijf
11.maanden; en zij hadden
over zich tot een koning; den
engel des afgrouds: zijn
naam was in \'t Hebreeuwsch
Abaddon, en in de Griek -
tche taal had hij den naam
lS.ApolIyon. — Het ééne wee
is weggegaan: zie, er ko-
men nop; twee weeën na*
dezen.
13.    En de zesde engel heeft
gebazuind, en ik hoorde
ééne atem uit de vier hoor-
nen dea gouden altaars dat
14. vóór God was, leggende tot
den zesden engel die de ba*
zuin had: Ontbind de vier
engelen die gebonden zijn
bij de groote rivier den
lri.Eufraat. En de vier enge-
len lijn ontbonden gewor*
den, welke bereid waren
tegen de ure en dag en
maand en jaar, opdat zij het
itrdedeel der menschen zou-
16. den dooden. En het getal
van de heirlegers der ml*
terij was tweemaal tiendui*
zenden der tienduizenden;
17. en Ik hoorde hun getal. En
ik zag alzóó de paarden in
dit gezigt. en die daarop xa*
ten, hebbende vurige en
hemelsblaauwe en zwavel*
verwige borstwapenen; en
de hoofden der paarden
waren als hoofden vau
leeuwen, en uit hunne
monden g\'DK vuur en rook
18. en zwavel utt. Door deze
drie werd het derdedM. der
-ocr page 353-
OPENBARING 11.                             346
staan op de zee en op de
aarde, hifi\' zijne hand op
|\' nwr den hemel, en hij
zwoer bij dien die leeft in
Alle eeuwigheid, die den
hemel geschapen heeft en
\'t (teen daarin ia, en de aai
de en \'t neen daarin is, e
de aee en \'t Reen daarin ia,
dat er g«en tijd meer tal
7. zijn; maar in de dagen der
•rem des zevenden engels,
wanneer hij bazuinen tal.
100 ui de verborgenheid
God* vervuld worden, gelijk
hij zijnen dienit knechten
den proleten verkondigd
heeft.
8.    Kn de item; die Ik ge<
boord had uit den hemel,
•prak wederom met mij en
xefde: Ga henen, neem het
boeksken dat geopend en in
de hand dei engels ia, die
op de tee en op de aarde
9. staat. En ik ging henen tot
den engel, zeggende tol
hem: Geef mij dat boekt
ken. En hij zeide tot mij
Neem dat en eet bet op: en
het zal uwen buik bitter
maken, maar in uwen mond
zal bet iort zijn als honig.
10. En ik nam dat boekaken
uit de hand dei engels, en
ik at dat op; en het was in
mijnen mond zoet als ho-
nig, en als ik het gegeten
had werd mtjn buik bitter.
11.En hij zeide tot mij: Gij
moet wederom profeteren
voor vele volken en natiën
en talen en koningen.
HOOFDSTUK 11.
1. En mij werd een rietatok
gegeven, eene met/roede ge-
lijk; en de engel stond en
zeide: Sta op, en meet den
tempel Gods. en het altaar,
en degenen die daarin aan.
.\'.hulilrn. En laat den voor-
hof uit, die van baiten den
tempel is, en meet dien niet,
want hij is den heidenen ge-
geven, en zij zullen de hei-\'
lige ttad vertreden tweeën*
<. Teen is maanden. En ik zal
mijnen twee getuigen magt
geven, en zij zullen profete*
ren duizend tweehonderd
zestig dagen, met zakken
•J. bekleed. Deze zijn de twee
olljfboomen en de twee kan*
delaren, die vóór den God
5. der aarde staan. En zoo ie*
mand die wil beschadigen,
een vuur zal uit hunnen
mond uitgaan en zal bunne
vijanden verslinden; en zoo
iemand hen wil beschadi*
gen, die moet alzóó gedood
6. worden. Deze hebben magt
den hemel te sluiten, op-
dat er geen regen regene in
de dagen hunner prcfete-
ring; en zij nebben magt
over de wateren, om die in
bloed te verkeeren, en de
aarde te slaan met allerlei
plaag, soomenigmaal als zij
7. zullen willen. En als iij
hunne getuigenis sullen ge*
eindigd hebben, zal het beest
dat uit den afgrond opkomt
hun krijg aandoen, en het
zal se overwinnen en zal ze
S. dooden. En hunne doode
ligchamen zullen liggen op
de straat der groote stad,
die geestelijk genoemd wordt
Sodom en Egypte, alwaar
ook onze Heer gekruist is.
9. En de menteken nit de vol-
ken en geslachten en talen
en natiën zullen hunne doo*
de ligchamen zien drie da-
gen en een halven, en sullen
niet toelaten dat hunne doo-
de ligchamen in graven ge-
lO.legd worden. En die op de
aarde wonen, die tullen ver-
blijd zijn over ben, en zul*
len vreugde bedrijven, en
zullen elkander geschenken
zenden, omdat deze twee
profeten degenen die op de
aarde wonen gepijnigd had-
11.den. En na die drie dagen
en een halven ia een geest
des levens uit God In hen
gegaan, en tij stonden op
-ocr page 354-
1NG 13.
seinen en stemmen en don-
derslagen en aardbeving en
groote hagel.
HOOFDSTUK 1*.
I. En er werd een groot tee-
ken gezien in den hemel.
namelijk een vrouw bekleed
met de zon , en de maan was
onder bare voeten, en op
haar hoofd een kroon van
2.twaalf sterren; en zij was
zwanger, en riep, barensnood
hebbende, en zijnde in pijn
3. om te baren. Er er werd een
ander teeken gezien in den
hemel, en zie, er was een
groote roode draak, hebbende
zeven hoofden en tien boor-
nen, en op zijne hoofden
zeven koninklijke hoeden;
4. en zijn staart trok het der-
dcdeel der sterren des he*
mels, en wierp die op de
aarde. En de draak stond
vóór de vrouw die baren zou-
de, opdat bij haar kind zou.
de verslinden wanneer zij
het zoude gebaard hebben.
5. En zij baarde een mannelijk
ken zoon, die al de heide-
nen zoude hoeden met een
ijzeren roede; en baar kind
werd weggerukt tot God en
ü. lijnen troon. En de vrouw
vlugtte in de woestijn, al-
waar zij een plaats had Haar
van God bereid, opdat zij
ze aldaar zouden voeden
duizend tweehonderd seatig
dagen.
7. Kii er werd krijg in den
hemel: Michaël en zijne
engelen krijgden tegen den
draak. En de draak krijgde
s. óók en zijne engelen; en zij
nebben niets vermoogd, en
hunne plaats ia niet meer
9. gevonden in den hemel. En
de groote draak Is gewor-
pen, namelijk de oude slang;,
welke genaamd wordt dul-
vel en satan, die de geheele
wereld verleidt, hij inxeg ik
geworpen op de aarde, en
zijne engelen zijn met hem
:ufi                            on nhai
hunne voelen ,en rr i« groote
«ree* gevallen op degenen
12. die hen aanschouwden. En
zij hoorden een groote stem
uit den hemel, die tot hen
leide: Komt herwaarts op.
En zij voeren op naar den
hemel in de wolk, en hunne
vijanden aanschouwden ze.
13. En in die ure geschiedde
een groote aardbeving, en
het tieaAedtel der itad ia ge-
vallen , en er zijn in de aard-
beving gedood zevenduizend
namen van xnenscnen,en de
overigen zijn zeer bevreesd
geworden en hebben den God
des hemels heerlijkheid ge-
14. geven. — Bet tweede wee is
weggegaan: zie, het derde
wee komt haait.
la. En de zevende engel heeft
gebaiuind, en er geschied.
den groote stemmen in den
hemel, zeggende: De ko-
ningrijken der wereld zijn
geworden van onzen Heer
en van zijnen Christus, en
hij zal als Koning heerschen
Ifi. in alle eeuwigheid. En de
vierentwintig ouderlingen,
die vóór God zittenop hunne
troonen, vielen lede/\'ophun.
ne aangeiigten en aanbaden
17. God, zeggende i Wij danken
u Heere God almagtig, die
is en die was en die komen
zal, dat gij uwe groote kracht
hebt aangenomen en als Ko-
18. ning hebt geheerscht; en de
volkeren waren toornig ge-
worden, en uw toorn is ge-
komen, en de tijd der doo-
den om geoordeeld te wor-
den, en om het loon ie geven
aan uwe dienstknechten de
profeten en de heiligen en
degenen die uwen naam
vreezen, de kleinen en de
5root en, en om te verderven
egenen die de aarde ver-
19.dierven. En de tempel Gods
in den hemel is geopend ge.
worden, en de ark zijns ver.
bomls fa gezien in zijnen
tempel, en er werden blik-
-ocr page 355-
OPENBARING 13.
>i7
II\', geworpen, hn ik hoorde een
groot e stem, zeggende ni
den hemel: Nu ii de talig-
heid en de kracht en het
koningrijk geworden onset
Gods, en de magt van tij-
nen Christus; want de ver-
klager onxer broederen, die
hen vtrklaagde voor onzen
God dag en nachtr is neder-
11.geworpen, en tij hebben
lirni overwonnen door het
bloed des Lams en door bet
woord hunner getuigenis,
en zij hebben hun leven niet
liefgehad (ot den dood toe.
13, Hierom bedrijft vreugde, gij
hemelen en gij die daarin
woont. Wee dengenen die
de aarde en de zee bewonen;
want de duivel is tot u af.
gekomen.en heeft grooten
toorn, wetende dat hij een
kleinen tijd heeft.
18. En toen de draak zag dat
hij op de aarde geworpen
was, zoo beeft hij de vrouw
vervolgd die het jongsken
14. gebaard had. Kn aan de
vrouw* zijn gegeven twee
vleugelen eens grooten
arendi, opdat zij zoude vlie-
gen in de woestijn, in hare
plaats, alwaar sij gevoed
wordt een tijd en tijden en
een balven tijd, buiten het
ló.gezigt der slang. En dr
slang wierp uit haren mond
achter de vrouw water als
een rivier, opdat hij haar
door de rivier zoude doen
16. wegvoeren. En de aarde
kwam de vrouw te hulp, en
de aarde opende haren mond
en verzwolg de rivier welke
de draak uit zijnen mond
17<had geworpen. Kn de draak
vergrimde op de vrouw, en
ging henen ora krijgt evoe-
ren tegen de overigen van
haar geslacht, die de gebo-
den Gods bewaren en de ge-
tuigenls van Jezus Christus
hebben.
18. En ik stond op het tand
der fee.
HOOFDSTUK 13.
1. En ik zag uit de zee een
beest opkomen, hebbende
teven hoofden en tien hoor-
nen, en op zijne hoornen
waren tien koninklijke hoe-
den, en op zijne hoofden
was een naam van <j<«tx\\nnr~
".ring. En bet beest dat ik
zag was een pardel gelijk,
en zijne voeten als rfe roett»
eens heers, en zijn mond
als de mond eens leeuws.
En de draak gaf hem zijne
kracht en zijnen troon en
3.groote magt: en ik zag één
van zijne hoofden als tot
den dood gewond, en zijne
dood* lijk e wond werd gene*
zen. En de geheel*, aarde
verwonderde zich achter het
4.beest, en zij aanbaden den
draak, die het beest magt
gegeven had, en zij aanb&.
den bet beest, zeggende :
Wie is dit beest gelijk ? Wie
kan krijgvoeren tegen het-
5. zelve ? Ën aan hetzelve werd
een mond gegeven om groo-
te dingen enjroffolasterfngen
te spreken, en aan hetzelve
werd magt gegeven om tul/ts
tedoentweeénveertig maan-
6,den. En het opende zijnrn
mond tot lastering tegen
God, om zijnen naam te
lasteren,en zijnen taberna-
bel, en die in den hemel
7, wonen. En aan\'t zelve werd
magt gegeven om den heill-
gen krijg aantedoen, en om
die te overwinnen; en aan
\'t zelve werd magt gegeven
over alle geslacht en taal en
8. volk. En allen die op de
aarde wonen zullen hetzelve
aanbidden, welker namen
niet zijn geschreven in het
boek des levens des Lams
dat geslagt is, van de
{rondlegging der wereld.
ndien iemand ooren heeft
10. die hoore. Indien iemand
in de gevangenis leidt, die
gaat tel/ in de gevangenis;
-ocr page 356-
MII                                   OI\'KNKA
indien iemand utet het
xwaard nul dooden, die moet
xelf met het xwaard gedood
worden. Hier ii de lijd.
xaamheid en het geloof der
heiligen.
II. Enlkxageen ander beest
uit de «Arde opkomen, en
het hnd twee hoornen, dei
lam* hoornen «clijk, en het
13. «prak als de draak. En het
oefent al de nisgt van \'t
eerste beest in tegenwoor-
dlgheid van hetxetve, en het
maakt dat de aarde en wie
daarin wonen het eerste
beest aanbidden, welks doo-
delijke wond «eneten was.
19. En bet doet groote teeke-
nen, loodat het ook vuur
uit den bemel doet afkomen
op de aarde *óór de men-
M.sehen; en verleidt degenen
die op de aarde wonen, door
de leekenen die aan \'t xelve
te doen gegeven tfjn in de
tegenwoordigheid van het
beest, leggende tot degenen
die op de aarde wonen, dat
lij voor het heest, dat de
wond des xwaards had en
teeder leefde, een beeld sou*
|i. den maken. En aan \'t xelve
werd magi gereven om het
beeld van het beest een geest
te geven, opdat het beeld
van het beest ook sou de
spreken, en maken dat al-
ïext die het beeld van het
beest niet souden aanbidden
16. gedood souden worden. En
het maakt dat het aan al-
len, kleinen en grooten, en
rijken en armen , en vrijen en
dienstknechten, een merk*
teeken geeft aan hunne reg-
terhand of aan hunne voor*
17.hoofden, en dar, niemand
mag koopen of verkoopen
dan wie dat merk\'.eeken
heeft, of den naam van het
beest, of bet getal ifjni
IS. naams. Bier i* de wijsheid:
wie het verstand heeft bere-
kene het getal van het beest;
want het ii een getal eens
Hl Si. Il,
menschen; «n kL)d getal is
zeshonderd xeseniestig.
HOOFDSTUK 14.
1.     En ik »ag,en xie.het Lam
stond op den berg Sion, en
met hem honderdviereoveer-
tigduixend, hebbande den
naam sijns Vaders gesehre*
ven aan hunne voorhoofden.
2. En Ik boorde een stem alt
den hemel, als een stem van
vele wateren en als een stem
van een grooten dondersltg.
En ik hoorde een stem van
citerspelers, spelende op
3.hunne citers; en xfj tongen
als een nieuw gexang vóór
den troon en vóór de vier
dieren en de ouderlingen;
en niemand kon dat ge-
sang leeren dan de hon-
derdvierenveertlgdnisend die
van de «Arde gekocht waren.
4. Dexe xijn \'t die met vrou-
wen niet bevlekt *Un, want
xij sijn maagden. Dexe xijn
\'t die het Lam volgen waar
bet ook henengaat. Dexe
xijn gekocht uit de men-
schen, tot eerstelingen voor
5. God en het Lam; en In hun-
nen mond is geen bedrog
gevonden, want mij xijn on.
berispelijk vóór den troon
Gods.
6.     En Ik xag een anderen
engel, vliegende in het mld-
den des hemels, en bij had
bet eeuwig evangelie, om te
verkondigen aan degenen die
op de aarde wonen, en aan
alle natie en geslacht en
7. taal en volk , leggende met
een groote stem : Vreest God
en geeft hem heerlijkheid,
want de ure xijns oordeels
is gekomen; en aanbidt hem
die den hemel en de aarde
en dt xee en de fonteinen der
wateren gemaakt heeft.
8.     En er is een andere enge)
gevolgd, xeggende: ZIJ is
Sevallen, xij is gevallen,
abylon die groote stad,
omdat sEj uit den wijn des
-ocr page 357-
HI.NG 1».                                  349
hemel in, hebbende ook zei f
IS.een scherpe sikkel; en een
andere engel kwam uit van
het altaar, die inaet baa
over het vuur, en hij riep
inct c?n groot geroep tot
dengepn die de scherpe*ik-
kel had, zeggende; Zend
uwe scherpe nikkel en snijd
af de druivetakken vhii den
wijngaard der aanle, want
19. zijne druiven zijn rijp. En
de en^el rond zijne sikkel
op de aarde, en weed de
druiven
af van den wijngaard
der aarde, en wierp ze in
den grooteu wijiiu-.-rsbak
SO.van Jen iooiii God». En de
wijnpiTubak werd buiten de
stad getreden , en er in bloed
uit den wijnpersbak geko.
men, tot aan de toornen der
paarden, duizend ti-sïinu-
derd stadii\'n ver.
HOOFDSTUK 15.
1. Kn ik zag een ander grom
en wonderlijk teeker. in den
hemel, namelijk zeven enge-
len hebbende de zeven laat.
Bte plagen; want in deze is
de toorn Gods geëindigd.
3. Kn ik zag aln een glazen zee
met vuur gemengd; en die
de overwinning hadden van
het beent en van zijn beeld
en van zijn merkteeken en
va» bet getAl zijns naams,
welke monden aan de gla-
zeu zee, hebbende de citers
3. Qodt. En zij zongen het
gezang van Muzes den
dienstknecht Gods, en het
gezang des Lams, zeggende:
Groot en wonderlijk zijn
uwe werken, lieer, gij al-
magtige God; regtvaardig en
waarachtig ziju uwe wegen,
gij Koning der heiligen.
4.Wie zonde u niet vreezen
Heer, en uwen naam niet ver-
heerlijken? Want gij zijt al-
leen heilig; want alle vulke-
r*n zullen komen en vóó- u
%aiibidden;vaniuweoordee-
lenzijaopeuhaar geworden.
01\'k.NÜA
toorns harer hoererij alle
volken heeft gedrenkt.
9. ( n feu derde engel is hen
gevolgd, zeggende niet een
grnoiestem: Indien iemand
bet beest aanbidt en zijn
beeld, en ontvangt bet merk-
teeken aan zijn voorhoofd of
10. acn zijne band, die zal óók
drinken uit den «n,i van
den toom Gods, die* on ge-
men:;\'! iiixexchonkeu in in
den drinkbekerxijns toornt*;
en bij zal gepijnigd norden
met vuur en zwavel voor de
heilige engelen en voor het
11. Lam. En de reuk van hunne
pij ai ging gaat op in alle
eeuwigheid, en zij hebben
«een rust dag en nacht, die
het bse"t aanbidden e.u ziju
beeld, en zoo iemand bet
merkteeken zijns naams
13.  ontvangt. Uier is de lijd-
zaamheid der heiligen; hier
zijn ze die de geboden Gods
bewaren en liet gelocf van
13.Jezus. En ik buurde een
stem uit den beinrl, die tot
raij zeide; Schrijf: Zalig;
zijn de doodcn die in den
Heer sterven, van nu aan.
.Th, zegt de Geest, opdat /.ij
rusten mogen van bunneu
arbeid; en hunne werken
volgen me* heu.
14.     Kn ik zag, en zie, een
witle wolk, en op de wolk
was een gezeten, des men-
eckeu Zoou gelijk, hebbende
op zijn hoofd een gouden
kroon en in zijne hand een
15. scherpe nikkel. En een an-
dere cugel kwam uit den
tempel, roepende met eeu
groote stem totdengeen die
op de wolk zat: Zend uwe
Bikkel en maai; waut de ure
"in te inaaijen ib voor u ge-
komen, dewijl de oogst der
16.aarde in rijp geworden. Kn
die op de wolk zat, zond
zijne sikkel op de aarde, en
de aarde werd gemaaid.
17 . \'n een andere engel kwam
uit den tempel die in den
-ocr page 358-
01\'KNBAKING 16.
i. En nadezea ;.*:% ik, en
zie, de tempel van iien ta-
bernakel der getuigenis in
den hemel werd geopend;
6. en de zeven engelen die de
zeven plagen badden, kwa-
men uit den tempel, bekleed
met rein en blinkend lijn-
waad , en omgord om de bomt
7. met gouden gordels, tënecn
van de vier dieren gaf den
zeven engelen zeven gouden
tiolen, vol van den toorn
Gods die in alle eeuwig-
8. heid leeft, tin de tempel
werd vervuld met rook uit
de heerlijkheid Gods en uit
zijne kracht; en niemand
konde in den tempel iugttan ,
totdat de zeven plagen der
zeven engelen geëindigd wa-
ren.
HOOFDSTUK 1«.
1.     Kii ik hoorde een groote
Mem uit den tempel, zeg-
gende tot de zeven engelen:
Gaat henen en giet de teren
Molen van den toorn Gods
uit op de aarde.
2.     J\'u de eerste ging hen
en goot zijne Hooi uit op
de aarde: en er ontstonden
kwade en booze zweren aan
de menschen die liet merk
teeken van hei beest hadden
en die zijn beeld aanbaden.
8. En de tweede engel goot
zijne riool uit in de zee: en
zij werd bloed als van een
doode, en alle levende ziel
is gestorven in de zee.
t. Én de derde »ngel goot
zijne fiool uit i\' rivieren
en in\'de fontei
        *et wa-
teren: en de wa ,i werden
h. bloed. En ik jordc den
engel der wateren zeggen:
Gij zijt regtvaardig lieer,
die is en die was en die zijn
zal, dat gij dit geoordeeld
fi. hebt; dewijl zij bet bloed
der heiligen en der profeten
vergoten hebben, zoo hebt
gij nun ook bloed\'te drin-
ken gegeven want zij zijn
7.\'t waardig. Eu\'ik boorde
eenen ander van het altaar
zeggen: ,la Heer, gij al-
magtige God, uwe oordee-
len zijn waarachtig en regt-
vaardig.
8.    En de vierde engel goot
zijne flool uit op de zon: en
haar is magt gegeven de
menschen te verhitten door
9. vuur; en de menschen wer-
den verhit met groote hit-
te, en lasterden den naam
Gods, die magt heeft over
deze plagen, en zij bekeer-
den zich niet om hem heer
lijkbeid Ie geven,
If), En de vijfde engel goot
zijne tiool uit op den troon
van het beest; en zijn rijk
is verduisterd geworden, en
zij beten hunne tongen van
11.pijn, en zij lasterden den
God des hemels vanwege
hunne pijnen en vanwege
hunne zweren, en zij be-
keerdfii zich niet van hunne
werken.
12. Kn de zesde engel goot
zijne tiool uit op de groote
rivier den Eufraat: en zijn
water is uitgedroogd, opdat
bereid zoude worden de weg
der koningen, die van den
opgaug der zon komen tullen .
13.En ik zag uit den mond des
draaks en uit den mond van
het beest en uit den mond
van den valschen profeet
drie onreine geesten gaan,
14.den vorschen gelijk; want
het zijn geesten der duive-
lrir, en zij doen teekenen
welke uitgaan tot de konin-
gen der aarde en der gebeele
wereld, om die te vergaderen
tot den krijg van dien groo-
teu dag des almagtigen
l.i.Gods. Zie, ik kom als een
dief: zalig is hij die waakt
en zijne kleederen bewaart,
opdat hij niet naakt wan-
dele en men zijne schaamte
Ift.niet zie. En zij hebben ze
vergaderd in de plaats wel-
ke In \'t Hebreeuwsch ge-
-ocr page 359-
" OI\'KMJAl
tiHM.i.\' wordt \\i 11.ri::< iit;i i-.
17. En de zevende engel (toot
zijne fluol uit In de lucht:
en crkfeam een grootestom
uit den tempel des hemels,
van Jen troon, tergende:
IS. Liet U geschied. En er ge
scbledden stemmen en don-
dei ;:i •.(•:• et. blikmnen, en
er geschiedde een gicote
aardbeving, • -.:: ,., p „iet
is geschied vkii dat de men-
schen op de «arde geweest
zijn , namelijk een zoodan ige
1*J. aardbevingen z\'>6;*root. En
de grooteetadis hi drie dee-
len gescheurd, en de steden
der heidenen zijn gevallen.
Kn bet groote Habyloii ia
gedacht geworden voor (io-1,
oiu huur te geven der drink-
bek er van den * ijn des
toorn» zijntr gramschap.
20.En alle eiland i* gevloden,
en de benen zijn niet ge-
21.vonden. Kn groote hagii ,
als een talent zwaar, viel
neder uit den btmel op de
niuntehen; eu de mentenen
lasterden God vanwege de
plaag des hagel», want den -
zelfs plaag was zeer groot.
HOOFÏiSTUK H.
1. £n een uit de zeven enge-
len die de zeven fiolen had-
den kwam en sprak niet
mij, en zelde tor mij: Kom
herwaarts, ik zal u toon«n
het oordeel der groote hoer,
2. die zit op vele watereu ; met
welke de koningen der aarde
gehoereerd hebben, en wie
de aarde bewonen zijn dron-
ken geworden van den wijn
3.harer hoererij. Kn hij bragt
mij weg in een woestijn,
in den geest : en ik zag e> n
Viouw zittende op een achar-
lakenrood beent, dat vol was
van namen der r/W*lastr-
ring, en zeven hoofden bad
4.en tien hoornen. En de
vrouw wan bekleed met pur-
per en scharlaken , en ver-
llerd met goud en kobtelijk
INÜ 17.                                   351
gesteente en paarlen , en had
in hare band een gouden
drinkbeker, vol van gru-
welen en van onreinigheid
5.barer hoererij; en op haar
voorhnoi\'d was een naam gc-
ecbrevtn, namelijk: Verbor-
genhetd, bet groote Baby.
Ion, de moeder der hoere-
rijen en der gruwelen der
o.tarde. En ik zag dat de
vrouw dronken was van het
bloed der heiligen en van
bet bloed der getuigen van
Jezus. Kn ik verwonderde
mij als ik ze zag, met groote
verwondering.
". In de mgel reide tot
mij : Waart,m \\t rw ondert
«ij u? Ik aal u zeegen de
vu helderheid van de vrouw
tn van bit bitst dat haar
dtangt, \'t v. t-ik <!e zeven
boeiden hei ft en de tien
8.  hoornen. Het beest dat gij
.(/!.i, hebt, waBen is niet,
en bet zal opkemen uit den
Afgrond, en ten verderve
gaan; en wie op de aarde
wumii («eiker namen niet
zijn geschreven in het boek
des levens van de grondleg-
ging der wereld) zullen vev-
viondcrd zijn, ziende het
beest dat was en niet is,
9. hoewel het ju. H ier is \'t ver-
11 and dat wijdheid heeft.
De zeven hoofden zijn zeven
bergen op welke de vrouw
ld. zit. Kn het zijn ook zeven
konir.geu : de vijf zijn kk-
vallen , en de e"én ia, de an-
der is nog niet gekomen, en
wanneer hij zal gekomen
zijn, moet hij een weinig
11. itjdt blijven. En het beest
dat v. > -. en niet is, die is
ook de achtste koning , en ia
uit de zeven, en gaat ten
12.verdervc. En de tien hoor-
nen die gij gezien hebt, zijn
tien koningen , die het ko-
ningrijk nog niet hebben
ontvangen, maar als knnin-
r f 1 rnagt ontvangen op ééne
13.ure met het beest. Deze
23*
-ocr page 360-
»8                             OPENBA
hebben éeierlci ineeniny,
ra tullen iimine kracht en
mairt aan liet beest over;re-
ll.veu. Deze tullen le^en het
Lam krij/en, en her Lam
HÜ te overwinnen, (want
het in een II per \'ter beeren
en een Koninar der konin-
rm] , en wie mei hem zijn,
de geroepenen en tiitverko-
renen mi xelnovigep.
IS. Kn hij zeide tut niii; Me
wateren die .rii gezien hebt,
waar dn boer fit, zijn vol-
ken en ecbaren en natten
1(5. en tongen. En de tien bonr-
nen die ;ii geilen bebt op
hetbee*t, die sullen de hoer
haten, en stillen ze wicat
maken en naakt, en zij zul-
len haar vleench eten, en
zullen ze niet vuur verbran-
17. den. Want Goil heeft hun In
hunne harten gegeven, dat
eij zijne meening \'loeu, en
dat tij céuerlei meening
doen, en dat zij hun ko~
ningrijk aan bet beest Re-
ven, totdat de woorden Gods
18.voleindigd zullen zijn. En
de vrouw die sii getten hebt,
lade groote stad die het kn-
ningrljk beeft over de ko-
aingen der aaide.
HOOFDSTUK IH.
1.    En nadezen zag ik een
anderen etnrel afkomen uit
den hemel, hebbende groote
magt, en de aarde is yer-
ltcht |«worden van zijne
2. heerlijkheid. En bij riep
krachtig mei ren groote
atem, zeggende: Zij ia Re-
vallen, zij i* gevallen, de
groote stad Uahylon, en is
geworden een woonstede
der duivelen, en "en bewaar-
plaats vau alle onreine gees*
ten, en een bewaarplaats van
alle onrein en hatelijk ge-
S.vogelte; dewijl uil den wijn
des toorns harer l.oererij alle
volkeren gedronken hebben,
en de koningen de* Rarde
met haar gehoereerd hebben,
iU.NÜ IS.
en de kooplieden der aarde
rijk zijn geworden uit de
kracht harer weelde.
4. Eu ik hoorde eeu andere
stem uit_ den hemel, seg-
•--:>.\\--. Gaat uit van haar,
in ij 11 volk, on lat rij aan
h*re souden ^i:rn gemeen-
»chan hebt , en opd-*i «ij van
hare plagen niet ontvangt;
•V\'.\'ant bare zonden zijn de
tent t>]> de ander?
gc-olgd
lot den hemel toe, en God
t* barerongeregtighe ie» ge-
6. dacht ig geworden. Vergeldt
haar gelijk al" zij ulieden
verfrollen heelt , en ver.
dubbelt hn*r dubbel naar
b^re werken; in den drink-
beker waarin zij geschonken
beeft, schenkt haar dubbel.
7. Zooveel al» zij sichsalve vcr-
heerlijlit heeft eu weelde ge-
had heeft, soogroote pijni-
ging eu rouw doet haar aan;
want gij sext in haar hart:
Ik zit ais een koningin, en
ben geen wedow , en *al geen
8.rouw zien. Daarom zullen
hare plagen np één dag ko-
men, namelijk dood en rouw
en houder, en zij zal met
vuur verbrand worden; want
sterk ii de Hcere God die
9. haar oordeelt. En de ko-
nir.gen der aarüe, die met
httfir «eboereerd ea weelde
gehad iiebbsn , zullen ze be-
weenen en rouw over baar
bedrijven, wauneer zij den
rook haan hrands sullen
10.zien, van verre staande uit
vree* van hare pijuïglng.
Bergende i Wee, wee, de
groote - \' • t Buby\'an, de
sterke si ad, want uw oor-
deel is in één uur gekomen.
11. En de kooplieden der aarde
sullen weenen en rouw ma-
ken o»er baar, omdat nie-
uu\'i 1 hunne waar meer
12, koopt: waar van goud en
van zilver en van kostelijk
genteente en van paarlen,
en van fijn lijnwaad en van
purperen van zijde eu van
-ocr page 361-
OPENBAJ
scharlaken, eu allerlei nel-
riekend bont, en allerlei
Ivoren vaten, cii tillerlei va-
ten van het kostelijkste bout
en van koper en van ijzer eu
13, van marmersteen, en kaneel
en reukwerk f*n welr\'eüfnde
tallen wierook, en wijnen
olie, en niEflb\'ocm eu iar-
we, en laatbeeeren en »oha-
pen, en van paarden en van
koetswngens, cnv.\'in l\'p;cl!H-
meii, eu de Kielen der men-
i -. f • hen. En de vrucht der bu-
1,1 erli jkh< ii uwer ziel is ;hi
u wegges,e.H,u, en alwM lek-
ker en wat beerlijk was is
van U we uk P**"»\'. **» KU -ult
dat niet meer vimlen.
l-\'j. 1\'e k\'-oplieden uezer din-
gen, die ri;k gewurlen wtt-
ren van Laar. nullen van
verre sman nlt vree» van
hare pijniging, weenendeen
rouw makende, en zejcjc^11" I
16.de; Wee, wee, i*e ^roote
stad, die bekleed was met
fijn lijnwaad en purper en
scharlaken, en versierd met
goud en •*** kostelijk ge*
stcente en met paarlen;
want in één uur ie iuogrome
17.rijkdom vernoem. Eu alle
stuurlieden, en al het volk
op de schepen, eu boutsj;e-
zellen, en allen die tersce
handelen, stonden van verre,
18. en riepen, tiende den rook
van haren brand , ea zi\'ggen-
de : Wat aferiwasdeie groote
19.stad gelijk? Lu zij wierpen
stof op hunne hoofden* eu
riepen, weecende eu rouw.
bedrijvende,zeggende; Wet,
wee, de grooteetad, in df -
welke allen di* schepen in
zee hadden , van hare koste-
Üjkheid rijk geworden ziju;
waut zij i» in één uur ver-
•0. wdi-k! geworden. Bedrijf
vreugde over haar gij hemel,
«n gij heilige apostelen en
«ij profeten ( wam t-od heeft
uw\' oordeel aan bsar geoor-
deeld.
SI. En een ?r»rke engel hiel
Ü„\\G I».                                   353
een Bteen op als een grooten
molensteen , en w ierp dien in
de zee,zeggende: Aldus zal
de groot e atad Uabjltm met
geweld geworpen worden en
zal uiei meet worden gevon-
32.den. rn de Btpm der citer*
Bpelers on der zaaiers en der
HuitBpeierB en der bazuin*
blazers zal niet meer in u
gehoord worden, en geen
kunstenaar vau eenige kunst
zal ineer in u gevonden wor-
den, en geen geluid des mo-
lens zal in u ineer geboord
23.worden, en het licht der
kaar» zai in u niet meer
schijnen, en de siem eens
bruidegoms en eener bruid
znl in u niet meer gehoord
worden; want uwe kouplie-
den waren de grooten der
aarde, want door uwe too-
verij zijn alle volken verleid
M. geweest: eu in dezelve is ge-
vonden hei bloed der pro te •
ten en der heiligen en van
al degenen die gedood zijj
op de aarde.
HOOlliSTL\'K IV.
1.     En naderen hoorde ik r.!«
een groote Bl« m eeuer rruu :
schare in den htmel, ieg-
gende: Halleluja, de talig•
beid en du heerlijkheid e»
de eer eu de kracht zij den
2. Heer onzen God ; want zijne
oordeel en zijn waarachtig
en re^tvuardig, dewijl is ij de
greote boer geoordeeld heeft,
die de aarde verdorven beeft
met hare hoererij, en bij bet
Mr*: 1 zijl.er dienaren van
hare hand gewroken beeft.
3.  En zij leiden ten tweeden
male: Halleluja; eu haar
rook gaat op in alle eeuwig*
4.  beid. In ue vieren\'wintiic
ouderlingen en de vier die-
ren vielen neder en aanba*
deu tind die cp ilen troon
zat, leggende: Amen, hal*
ö.leluja. £.11 een mem kwam
uit uen troon, ..eggende:
Loott 01 /*-!i (iod, gij alle
-ocr page 362-
35 I
OPKNBAIU.XG 19.
hem op witte paarden, ge-
Kl^ed met wit en rein fljn
.lijnwaad. 1\'nuit zijnen mond
ging ren scherp zwaard, op-
dat hij daarmede de heide-
nen slaan zoude. Kn hij zal
ze hoeden wiet een ijzeren
roede; Pn bij treedt den
wijnpersbak van den wijn
des toornx en der vainschap
.desalmagtfren God». Kn hij
beeft op ttjn klred en op zij.
iie dij dezen naam tfeechre-
ven : Koning der koningen
en lieer der hoeren.
. Kn ik lag pen enjrel afaan-
de in de zon ; en hij riep met
een eroole stem, zpggende
tor al de vogelen die fn \'t
midden des hemels vlogen:
Komt herwaarts en verga-
dert u tot het avondmaal des
. groot en God-, opdat rij «et
het vleeseh der koninsren ,
en het vleeseh der overaten
over duizend, en bet vleeseh
der sterken, en het vleeseh
der naarden en dergenen
die daarop ritten, en het
vleeseh van alle vrijen en
dienstknechten, en kleinen
en groot en. En ik zag het
beesi en de koningen der
aarde en bnnne heirlegera
vergaderd om krijgtevoeren
tetren hem die op het paard
zat, en tegen zijn heirle-
«er. Kn het beent werd ge-
r repen, en met hetzelve
de valache. profeet, die de
leekenen in de tegeuwnar»
rii-\'ïieid van hetzelve gedaan
had, door welke hij verleid
had die het merkteeken van
het beest ontvangen had-
den en die doszelts beeld
aanbaden: deze twee zijn
levend geworpen in den poel
dPK vuurt die met zwavel
brandt. Kn de overigen war*
den ire lood met het zwaard
degenen die 0|i het paard
zat, \'t welk uil zijnen
mond ging; en s\\\\ de vo-
gelen werden verzadigd van
hun vleeseh.
«\'jne dienstknechten en Rij
«ïe h»m vreest, beide klein
*>-engroni. Knik hoorde nis
een «tem eeier groote schare
en ala een stem *an vele wa-
teren en als. ern stem vru
sterke dond?r*lagen, ze<t-
gende: Halleluja, want de
Heer de almagtlge God heeft
i- als Koning *ehef-r8Cht. I.aat
ons blijde gijn en vreugde
bedrijven, *u hom de heer
I Ijk beid itpvpii ;want de i>rni-
Infr dei Lams in gekomen,
en zijne vrouw heeft zich-
8. zelve bereidt eti haar in ge-
geven dat zij bekleed worde
met rein e« blinkend fijn
lijnwaad. Want dit fijn lijn-
waad ztjn de r«ic:vaardixioa-
km<en der heiligen.
8. Kn hij zeide tot mij;
Schrijf: /.alix zijn ze die
geroepen zijn to\' het avond-
maal van de bruiloft\' drs
Lama. Kn hij zeide tot mij i
Deze zijn n: waarachtige
10.woorden GoiU. En ik viel
neier voor zijne vleten om
hem te aanbidden, en hij
zeide tot mij: Zie dat «ij dar
niet doe\'; Ik ben uv mede.
dienstknecht, en die uwer
broederen die de getuigenis
van Jezus hebben: aanbid
God. Want de g< tui genis
van Jezus is de geest der
profetie.
11. Kn ik /.jl- den hemel ire-
opend: en zie, een wit
paard, en die nu hetielva
zat was genaamd Getroiv
en Waararh\'lg, en hij oor-
deelt en voert kriin in ge-
12.rej(tijïheid. Kn zijne oogen
waren als een vlam viturs,
en op zijn hoofd waren velu
koninklijke hoeden; en bij
had een naam geschreven,
dien niemand wist dan hij
IS.«elf; en hij was bekleen
met een kleed dat met
bloed geverwd was; en zijn
naara wordt genaamd het
14. Woord Gods. Kndeheirle-
rers in den hemel volgden
-ocr page 363-
OPKNBAKI
HOOFDSTUK *<>.
!. Kn ik zag vi"\' engel al ka
men uir den hemel, hebben-
de den sleutel 4e» afgronds
pii een .-rn.ir, k, lm in 7.ijne
2. hand; en hij greep den draak,
de oude *>lang, «elke in de
duivel en satan , en hond hem
H. duizend jaren , en wierp hem
in den afgrond , r.n sloot hem
daarin, en verzegelde rfien
boven hem , npdai hij de vol-
kereti niet meer verleiden
zoude, tot dut dt* duizend ja-
ren souden geëindigd zijn;
en daarna moer bij een kïei-
nen tijd ontbonden worden.
4. En ik zag troonen, en zij
zaten op dezelve; en het oor-
deel werd hun gegeven; en ik
tag
de zielen dergeneu die
onthoofd waren om de get ui-
genie van Jezus en om bet
woord Gods, en die het beest
en deaxelfi beeld niet aange.
bedeu hadden, RH die het
merkteeken niet ontvangen
hadden aan hun voorhoofd
en aan hunne hand; en zij
leefden enbeersehtenalsko-
ningen met Christus de dui.
^>.zend jaren. Maar de overi-
gen der dooden werden niet
weder levend, totdat de dui.
zend jaren geëindigd waren.
Deze ii> dr eerste opstan-
••.iÜim:. Zalig en heilig is hij
die deel beeft in de eerste
opstanding; over deze heeft
de tweede dood geen magt,
maar zij zullen priesters van
God en Christus zijn, en zij
zullen met hem als koningen
heersenen duizend jaren.
7. F.ii wanneer de duizend
jaren zullen geëindigd zijn,
zal de satan uit zijne ge-
vangenis ontbonden ww-
"i.den, en hij zal uilgaan ora
de volken te verleiden die
in de vier hoeken der aarde
zijn, Gog en Magog, om
hen te vergaderen tot den
krijg; welker getal is als
«. her zand aan de zee. Kn zij
zijn opgekomen op de breed•
te der aarde, eu omringden
de legerplaats der heiligen
eu de geliefde stad; en er
kwam vuur neder van God
uit den hemel, en beeft ze
10.  verslonden. En de duivel
die hen verleidde werd ge-
worpen in den poel van
vuur en zwavel, alwaar het
beet eu «Ie valsebe profeet
siji\'; en zij zullen gepijnigd
worden dag en naeht in
alle eeuwigheid.
11.     En ik zag een grooten
witten troon, eo deugeen
die doarop zat, van wiens
aan^ezigt de aarde en de
hor.cl we*vlood, en geen
plaats is voor die gevonden.
12.  Kn ik mk de doodrn , klein
en groot, staande voor God,
en de boeken werden ge-
npend; en eeu ander boek
werd geopend dat des le-
vens is; eu de dooden wer-
den geoordeeld uit hetgeen
in de boeken geschreven
was, naar hunne werken.
VA. Kr. de zee gaf de dooden die
In baar waren, en de dood
eu de hel gaven de dooden
die in hen waren, en zij
werden geoordeeld een iege-
U. lijk naar zijne werken. En
de dood en de hel werden
geworpen in den poel des
vu ure: dit is de tweede
15.dood. Eu zoo ieinmd niet
gevonden werd geschreven
in het boek des levens, die
werd geworpen in den poel
des vuurs.
HOOFDSTUK SI.
1. En ik zag een nieuwen
hemel en een nieuwe aarde;
want de eerste hemel en de
eerste aarde was voorbijge-
gaan, en de zee was niet
-.\\ m< :-r. En ik Johannes zag
de heilige stHd , bet nieuwe
Jeruzalem, nederdalende
van God uit den hemel, toe-
bereid als een bruid die
voor haren man versierd is.
-ocr page 364-
>6                                   OPENBARING 21.
3. En ik hoorde een groot e i l-.blinkende gt-Iijk »nstal. !•>
steni uit den hsruel, ieg- zij had een grooten en hoo-
fende; 7Aet de tabernakel
Gods is bij dn mentenen,
en hij zal hij hen wonen, en
zij /uil. ü zijn volk zijn, en
God zelf *al bij ben en
i.iiun God zijn; en God zal
alle tranen van hmineoogcn
afwisschen, en de dood zal
niet meer zijn, noch rouw
noch gekrijt ucch moeite
*al meerxljn ; want deeersle
dingen zijn weggegaan
6. Kn die np den trooi
teide: SSic, ik maak alle
dingen hieuw. Eu bij zeul\'
tot mij\' Schrijf, want deze
woorden iijn waarachtig ei.
S-getrou^. \'r.i: hij sprak tot
mij: ilet ia geschied. Ik
ben de all\'a en de omega,
het hexin en hel einde. Ik
zal dan dorstige neven uit
de fontein van net nater des
7.leven* voorniet. Wie over-
wint zal alles bef1)ven, en
Ik zf.1 hem een God zij» en
hij zal mij een roon ziji;.
S.JIaar den vreesachti/en, en
ongelouvjgen, en gruw el)j-
keu, en doodslager», en
hoereerders, en loovenaare,
en afgodendienaars, en al
den leugenaars, la hu» deel
In den poel dii brandt van
"ïur en zwavel; \'t welk i*
de tweede aood.
V. tn tot mij kwam een van
de zeven engelen d-f deze-
ven floleu hadden . welke vol
geweest waren van de zeven
laatste plagen , en sprak met
mij, zeggende; Kom lit-r-
waartt», ik zal u toouen de
bruid , tie vrouw des Lams.
II).En hij voerde mij weg in den
geest op een grooten en noo-
geu berg, en hij toonde mij
Mgrootc stad, het heilige
Jeruzalem, nederdalende uit
II.den hemel van Uuri; en zij
had de heerlijkheid God*, en
haar licht was den alierkos-
telijksteu Btee& gelijk, *n-
wefi/A als de steen jaspis,
gen muur, en had twaall
poorten, en in de poorten
twaalf engelen, en namen
daarop geschreven, welke
zijn .(.• ii.. men «hu de twaalf
geslachten der kinderen ls-
lil.raels. Van \'t oosten waren
drie poorten , van \'t noorden
drie pooi ten , van \'t zuiden
drie poorten, van \'t westen
14.drie poorten. En de muur
der stad had twaalf funda-
nicnten, en in dezelve de
namen der twaalf apostelen
15. des Lams, Kn hij die met
mij sprak had een gouden
riet ei ok, opdat hij de stad
tonde nieten , en bare pcor-
I6.ten.en haven muur. Én de
atad lag vierkant, en hare
lengte nas zoogroot als hare
breedte; en hij mat de stad
ttiet den rfetstok on twaalf-
duidend stadiën, de lengte
en de breedte en de hoogte
>i\' i\'.i Ivc waren evengelijk.
I7- £n hij it.al haren muur op
honderd vierendertig ellen,
naar de maat eens men-
i-chen, welke des engels
18. was. En bet gebouw van
baren muur was jaspis; en
de Mad was niivtr goud,
19. zijnde zuiver glas gelijk. En
de fundamenten van den
muur der kt ad waren met
alleilti kostelijh gesteeute
versierd; tier eerste tunda-
mentwas jaspis, het twee-
de saffier, bet derde chalcé.
£0, don, het vierde smaragd, het
vijfde B&rdóuyx, het zesde
mrdiua, 1\'et zevende chryso.
lietb , het achtste beryl, he»
negende topaas, het tiende
chryfopraas , het elfde bya-
ciutb, het twualfde aine-
21.thyst. En d« twaalf poorten
waren twaalf paarlen: iedere
poort was uit ééne parel; en
de straat der stad was zuiver
goud, gelijk doorschijnend
83. glas. En ik zag geen tem.
pel in dezelve; want de Heer
-ocr page 365-
OPENBARING 23.
*»;/
de almagtige God is haan
33. tempel, eu het Lam. En de j
stad behoeft de ion eu dei
maan niet, dit zij in dezelve
Kouden sctttjnen; want de f
heerlijkheid God* heeft ze!
verlicht, en hei Lam is hare
Ï4,kaars. Eu de volkeren die!
talig worden, tullen l» !iaar.
licht war;!»!cii; en de ko-
nin<cn der aarde brengen
hunne he«rli!l:bttidei» eer in
26.dezelve; en hure pooiïen
zullen niet gealotea worden
des rtaazs; want aldaar zal
£6.geen nacht zijn; e» zij tul-
len de heerlijkheid en de
eer der volkoren daarin bren-
\'2J. )cen. Kn ir. haar zaï niet in-
komen iets dat ontreinij*t
en gruwelijkheid doet en
leugen >/.i*r •\';! , lUt.Hr die .\'<-\'
schreven tijn ir uet boek
des levens des Lams.
HOÜFPSTÜK **.
I. Ei; hij toonde mij en taf-
rere rivier vun uet wa;er des
levens, kla*r als kristal,
voort kom en da uit den troon
\'2. Gods en des Lams. In \'t
midden vai< bare Mraat, en
op de Cf neen de andere zijde
der rivier, was de boom
des leven*, vooitbrensen-
de twaalf vruchten, van
maand tol maand gevende
tijne vrucht; en de bladeicn
des boo-uK waren tot ije»e-
S.iinrderboidenen. En geen
vervloeking zal er incertc-
8en iemand zijn. Eu de troon
:ods en des Lams zal daarin
zijn, en zijne dienstknecht
4.ten zullen hem dienen, en
zullen zijn aangeziirt zien,
en zijn uaain zal op hunne
-r>. voorhoofden zijn. En aldaar
zal (reen nacht zijn , en zij
zullen geer. kaars noch licht
der ton van bOOdJJ hebben ;
want de Heere God verlicht
te, eu zij tullen als kouin-
geu heerschen in alle <•• u.
witrheid.
fi En hijzeidetot mij: Deze
woorden zijn getrouw en
waarachtig; en üe Heer, de
God der heilige profe\'en,
heelt z!jnen engel Ke^f*
den, \'ini zijnen difcinstknecii-
*cr. te toonen \'t gt.on haast
7.i\'ioet kCGchicden. Zie, ik
kom haasieltjk. Zilig 11 hij
nis Je woorden lier profetie
deze» biKk* beA-a-\'rt.
S. Fn ik JohanT^B ben de-
Keen die itezp dingen gezien
er. gehoord heh. En loen ik
=e gehoord en gezien had,
viel Ik neder om te ianbtd-
den voor de voeten dts en-
gc\'.s die mij deze diaken
9. toonde. En hij iciiic tot
mij: Zie dat glj*t niet doet,
want ik ben uw mededie ost.
knecht, tn dit> van uwe broe-
deren de profeten, en van
degenen die üe woorden de-
7.cs hoeks bewaren i aanbid
10.God. Kn bij teide tot mij:
Ver*ef[el de woorden der
profetie dezes boekt niet;
11.  want de tijd is nabij. Wie
onr.:irt doet, dal hij uo^ on-
regt doe j en wie vuil is, dat
hij nog vuil worde; en wie
regtva%rdig is, dat hij nog
xeregtvaApligd worde; en
wie h<dlig is, dat hij nog ge-
hesüyd worde.
12,     En zie, ik kom naaste*
lijk, en mijn loon ts met
inii, om een iegelijk te ver-
gelden gelijk ttjn werk tal
Ift.iljn, Ik ben de alfa en de
omega, het begin en het
einde, de eerste en de laat.
If.ste. Zalig zijn ze die zijne
gebodendoen, opdat hunne
mr.gt zij aan (\'en boom des
levens, en tij door de poor-
tcn mogen ingp.an in de
15. stad. Maar buiten zullen
zijnde honden, en de too-
veuaars, en de hoereerders,
en de doodsiagerr., en de
afgodendienaars, en een
iegelijk die de leugen lief-
lfi.beeft en doet. Ik Jezus heb
mijnen engel gezonden, om
ulieden deze dingen te ge-
-ocr page 366-
RING M.
toedoen de plagen die in dit
19. boek geschreven zijn; en
indien U-ioand afdoet van de
woorden deeboeke dezer pro-
fetie. God zal zijn defl at\'-
doen uit het boek dealevens,
en uit de heilige stad, en uit
hetgeen in dit boek gesclire-
30. ven is. I*ie deze dingen ge-
tuigt , zegt : Ja ik kom haaa-
telijk, amen, JakoniHeere
91, Jezus. He genade onze»
Heeren Jezus Christus rij
iset u allen. Amen.
:iah                               ui\'km; a
tui}» e o in :1e gemeenten. Ik
ben Je wortel en het ge-
slacht Davids, de blinkende
17. morgenster. En de Geënt en
de bruid zeggen : Kom. En
wie het hoort zegge: Kom.
En wit; dorst heeft kome; en
wie wil, neme het nuler de»
levens ownirt.
is. Want ik betuig ren iege-
1 ijle die de woorden der pro-
tetie dezes boeks hoort: in-
dien iemand tot deze dingen
toedoe\', God zul 0»er hem
KINDK HES NIKUWEN TB8TAMBKT8.
-ocr page 367-
REGISTER
VAN UK BOKKRN
MS NIEUWEN TB8TAMENTS.
Het Evangelie van Manheü».......Hladt, l— \\(,:,
Hef r \\,\' i\', ;. !i.\' van Marcus..........4"— 75 •
Het i-\'>.-.i\'-lr vu, Lut-as............7^—IM.
Het Evangelie van Johannes..........134—160.
i>e Handelingen der Apostelen.........160—20"
BRIEVEN VAN PAULUSi
Aan «te Romeinen...............308—i.".\'7-
Eerste aan de Corinthiiïrn............327—846.
Tweede aan de Corinthicrs...........246—258.
Aan de Galntttn...............258—r«4.
Aan de Bnsitn................8M—371.
Aan de t\'ilippenzen..............2"l—275.
Aan de Cotossenzen..............275—279.
Eente aan de Thessalonieenzen.........280—233.
Tweede aan de Thessalonicenien.........284—380.
Eerste aan Timotheüs.............386—391.
Tweede aan Timotheüs.............391—394.
Aan Tim*..................295—297.
Aan Kilemon.................297 . 298.
Aan de Hebreen...............298—31».
ALGEMEEN E BRIEVEN:
VanJacobu*.................SIS—318.
Eerste van Petrus...............S18—323.
Tweede van Petrus..............323—326.
Eerate van Johannes..............327—331.
Tweede van Johannea.............332. —
Derde van Johannes..............333. —
VanJnda...................SM,8».
He Openbaring van Johannes..........SSn—358.