-ocr page 1-
wy
mvr^
Vak 37
t
411©MISI1
OP DEN WEG
HUWELIJKS,
ef( f. \'M. ΘLudti, ®».
St. Michiels-Gestel,
TER HOF.KDRUKKERIJ VAN \'T INSTITUUT
\\S£)                          VOOR DOOFSTOMMEN.
ι
PS\\
38
-ocr page 2-
-ocr page 3-
<3
_ ia _
ei
®
-ocr page 4-
-ocr page 5-
S&fl§MIlII
OI» EEN "WEG
DES
HUWELIJKS,
BOOR
St. Miehiels-Gestel,
TEK BOEKDKUKKERIJ VAN \'T INSTITUUT
VOOR DOOl\'STOMJtEX.
-ocr page 6-
IMPRIMATUR.
Haakex, 10 Martii 1870.
J. Cuyton ,
1\'rae. Sent. Litr. CV»*.
Gedeponeerd volgens do Wot van 2φ Januarij 1817,
tor verzekering van don eigendom dos Schrijvers.
-ocr page 7-
INHOUD.
Hoofdstuk I. Over hel nut en hel gebruik van dit
Hoekje.
1. Gehuwdou moeten hunne plichten
kennen. — 2. Dit Boekje herinnert dieplich-
tcn — 3. Dit Hoekje geen lees- maar een leer-
boek. — 4. Dikwijls te lezen, hoc? — 5. Wan-
neer ?
Hoofdstuk II. Over de heiligheid van hel christn-
lijk Huwelijk,
φ. Het Huwelijk eono instelling
Gods; — een der zeven HH Sacramenten; —
ecu afbeeldsel van do vcreeniging van Jesus
Christus met zijne Kork. — 7. Hot Huwelijk
goed en heilig; de maagdelijke staat vcrheve-
ner on heiliger.
Hoofdstuk III. Over liet einde des Huwelijks. S. Gc-
huwden bohooron dat einde voor oogen te
hebben. — 9. Tweevoudig einde. Nog eene
derde strokking na den zondeval.
Hoofdstuk IV. Over den huwelijksplicht. 10. Recht
en verplichting, boido van God. Als men niet,
genoeg onderwezen is, wat to doen ? —
-ocr page 8-
— TI —
11. Goede meouing bij de vervulling..—12. Niet
allos is in liet Huwolijk geoorloofd. Hoe te
oordeelen? Bij ongerustheid of twijfel, wat te
doen? — 13. Verplichte voorzichtigheid.
Hoofdstuk V. Over de kuischheid in het Huwelijk.
14. Waarin deze deugd bestaat. Lof dier deugd
Hoofdstuk VI. Over de onthouding in het Huwelijk.
15. Onthouding uit noodzakelijkheid. Verplichte
behoedzaamheid daarbij.— 10. Onthouding uit
een godsdienstig inzicht. Verdienstelijk. Noodza-
kelijke voorwaarde. Geono bolofto daarvan doen.
Hoofdstuk VII. Over de huwelijkstrouw. 17. Zware
verplichting. — 18. Gehoorzaamheid verplicht
en verdienstelijk. Kwade gevolgen van on-
rechtmatigo weigering. Goede raad, vooral
aan do Vrouw. — 19. Hoe gruwelijk do zonde
van overspel. Is mogelijk. Opwekking tot waak-
zaamheid. Opwekking tot bekecring voor dcu
rampzaligen echtbreker of echtbrockster. —
20. "Waarschuwing tegen ijverzucht of jaloezie.
Hoofdstuk VIII. Over de wederzijdse/ie liefde en
hulpbetoon, over de eensgezindheid en den echte-
lijken vrede.
21. Oprechte huwelijksliefde. —
22. Moet bovennatuurlijk zijn; wat dat betee-
kent. — 23. De huwelijksliefde nader bcschre-
von. •— 24. Wodorzijdseho belangstelling en
hulpbetoon.— 25. Eensgezindheid en vrede. Bij
stooruis van den vrede, wat te doen ? —
20. Elkanders gebreken verdragen. — 27. Elk-
-ocr page 9-
— VII —
Midcr liet levcu voraangenamen. Hoc schuldig
de Man, dio het loven zijner Vrouw verbit-
tert. — 28. Opofferende liefde; waardoor licht
en zoet gemaakt. — 2\'J. „ Een inensch zal zij-
neti vader on zijne moeder verlaten, en zijne
vrouw aanhangen." — 30. Van tijd tot tijd
bijzondere bewijzen van liefde te geven. Welk-
danige ? Gelegenheden: na lange afwezigheid ;
— Verjaardagen; — Patroondagen; — Ver-
jaardag des Huwelijks.
Hoofdstuk IX. Over liet verdragen van elkanders
gebreken.
31. Man noeh Vrouw zonder gebre-
keu. — 32. Men lette op zijne eigene gebre-
ken. — 33. Men spreke nooit met iemand over
de gobreken dor wederhelft. Waarschuwing tot
do uiterste behoedzaamheid. — 34. Geone lang-
durige gramschap, vooral geen pruilen. —
35. Vergevingsgezindheid. — 30. Do liefde
schrijft soms do berisping voor; wanneer?
Regelen bij do berisping te ondorhouden. —
37. De liefde schrijft soms voor to zwijgen;
wanneer? Wat dan to doen?
Hoofdstuk X. Over de verhouding tusschen Man en
Vrouw.
38. Aan den Man het gezag, aan de
Vrouw do gehoorzaamheid. Hoo behoort do
Man zijn gezag uit te oefenen? Hoe behoort,
de Vrouw to gehoorzamen ?
Hoofdstuk XI. Over de voornaamste deugden of\'
-ocr page 10-
— VIII —
goede hoedanigheden des Mans. 39. De werk*
zaamhcid. — 40. De spaarzaamheid. Waar-
schuwing togen de gierigheid. Grootor gevaar
voor (iehuwden. liet grootste gevaar voor rij-
ken, die kinderen hebben. Opwekking tot gods-
dienstigo milddadigheid. — 41. ])e ordelijk-
hoid: op don arbeid oi\' zaken; — op de uit-
gaven van liet huishouden (waakzaamheid te-
gen do weeldezucht der Vrouw); — op don
dagelijkschon gang van hot huishouden.
Hoofdstuk XII. Over de voornaams/e deugden of
goede hoedanigheden der Vrouw.
42. l)c gods-
dienstigheid. Yerhcvon taak dor Vrouw. —
43. Do zedigheid. Vorplichto voorzichtigheid
der Vrouw. Hoe behoort zij do modo to bo-
schouwen? Waardoor moot zich do klooding
eener katholieke Vrouw onderscheiden? Goc-
do raad van Mevr. do Gentcllcs (In de aan-
leekoning).— 44. Do ijverigste zorg voorliet
huishouden: huiselijkhoid, waakzaamheid, or-
delijkhcid, spaarzaamheid, zindelijkheid.
Hoofdstuk XIII. Ooer de heiliging tan zich gel-
ven in het Huwelijk.
45. Het ιιuo noodza-
kolijko. God boven allos. Niots togen God. —
40. Allos voor God. Goede meening bij al zijuo
bezigheden. — 47. Getrouwheid in do vorvul-
ling dor godsdienstige plichten. Morgen- en
avondgebed. Kerkclijko diensten. HH. Sacra-
nicnton. Vooral de H. liieeht niet uitstellen,
-ocr page 11-
— IX —
als men in doodzonde govallon is. Schapulier.—
4S. Gohuwdcn hebbon ceno dubbele waar-
schuwing uoodig, oin hot ισno noodzakelijke
niet te vorwaarloozen. Opwekking, vooral door
bestrijding van vcrsclioidone uitvluchten.
Hoofdstuk XIV. Over de wederzijdsche slichting.
49. Verplichting om elkander tot het goede te
brongen. — 50. Middelen daartoo: het woord,
het voorbeeld, het gobed. —51. Hoo onchris-
tclijk, wanneer inen onverschillig is wegens
do zaligheid dor wederhelft. — 52. Nog or-
ger, wannoor men elkander oorzaak is tot zonde.
Hoofdstuk XV. Over de kwellingen in hel Huwelijk.
53. Geen mensch zonder kwellingen. — 54. De
staat dos Huwelijks brengt van zolf kwellin-
gen mede. — 55. Vanwaar zoovolo tolourstel-
lingon in het Huwelijk? •— 50. Bekoringen
van spijtgovoel over hot aangogano Huwelijk.
Hoo zich daarin te gedragen ? — 57. Hoo ovor
de kwellingen te donken? Waarom God de
kwellingen overzendt of toelaat?
Hoofdstuk XVI. Over de hulpmiddelen ter verlichting
der huioelijkslasten.
57. Gehuwden hebben vele
hulpmiddolon noodig: bij wion te zoeken? —
59. Bij elkandek. — 00. Bij hunne Ou-
bers. — Cl. Bij den Biechtvader. — 02. Bij
zich zei/ven. 1. In oen ernstig plichtbesef.
2. In de liefde tot do wederhelft. \'A. In de
liefde tot de kinderen. 4. In de verduldigheid.
-ocr page 12-
— X —
5. In oon levendig geloof. — 63. Bij God. In
zijne voorzienigheid. In de kracht van het H.
Sacrament des Huwelijks. — 6±. Nog door het
gebod;— door de aalmoes;— door de HH.
Sacramenten. —• 05. Bij Gods Vrienden in
den hemel. Bij do IL Moeder Gods. — 06. Bij
don II. Joseph, — uw H. Bowaarougel, — uwo
HH. Patronen.— 07. Middelen tot ondorhou-
iling van den godsdienstigon geest in het huis-
gezin, tevens tot verkrijging van Gods zegen. —
08. Opwekking tot Tertrouwon.
Hoofdstuk XVII. Over de betrekking der Oehuw-
den tegenover hunne bloedverwanten en aanver-
wanten.
— 09. Gehuwden zijn in zeker opzicht
onthovon van hot ouderlijke gezag. itaadple-
gen in volo gevallen hunne Ouders, uit voor-
zichtigheid. Ook om hen to ooren. — 70. Hot
vierde Gebod, in hoeverre nog verplichtend
voor Gehuwden? Eerbied en liefde altijd door
de kindoren aan do Ouders verplicht; waarom ?
Wanneer on hoe eerbied en liefde to bowij-
zeu?— 71. Zware verplichting van Gehuwden
om hunne Ouders in den nood bij to staan.
Waarop vooral steunt dozo verplichting ? Wat
te antwoorden bij hot onredelijk verzot der
wederhelft?— 72. Dubbele plicht tegenovor
zijne Schoonouders. AVelke verplichting hier
jegens de wederhelft? Hoe en waarom ook hare
< )udors to ccreu ? — 73. Zware beproeving voor
-ocr page 13-
— XI —
de Vrouw, wanneer zij met liaro Schoonmoeder
samenwoont. Gelegenheid om vele deugden te
oefenon. Moeilijkheden hier voor den Man. Hoe
zich te gedragen ? — 74. Algemeeno gedrags-
regel tegenover do aangehuwden. — 75. Groote
omzichtigheid den Man aanbevolen tegenover
zijno Zusters. Welke gevaren van dien kant
te vermijden, en hoe?
Hoofdstuk XVIII. Over den omgang mei trien-
den.—
70. Welke omgang te schuwen? Wie
tot vrienden te kiezen? Hot bezit van enkele
goode vrienden is raadzaam. — 77. Bemerking
wegons do vrienden, die men in huis ontvangt;
— die men in don huiselijken kring toelaat.
De Man spare zij nor Vrouw onaaugonaamhe-
den; maar do Vrouw zij niet onredelijk in haro
vorderingen.—• 78. Do Man kenno goono vricn-
din buiten zijno Vrouw, do Vrouw gconon
vriend buiten haren Man. Uiterste voorzich-
tighoid hier aanbevolen. — 79. Ovor de vrien-
dinncn dor Vrouw; over hot ontvangen on
brengen van bezoeken; ovor hot houden en
bijwonen van partijtjes. Gedachten van eono
bravo katholieke Vrouw wegens deze punten.—
S0. Over gocdo en slechte boeken. Verplichte
zorg on waakzaamheid van een katholieken
Huisvader. Bijzondere voorzorgsmaatregel wo-
gons boeken of platen, die geoorloofd, zelfs
nuttig voor den Vader kunnen zijn, maarge-
-ocr page 14-
— XII —
vaarlijk voor do kinderen moeten liectcn. —
81. Eeno gehuwde Vrouw schuwe do loeszueht.
AYanneer kan zij voor uitspanning eeue nuttige
lozing doen? Wclko lezing dan vooral aanbcvo-
lon?— 82. Eenc dagelijkschc korte godvruch-
tigo lezing aangeprezen voor Man en Vrouw
als zoor heilzaam on verdienstelijk.
Hoofdstuk XIX. όrer de dienModen. — S3. Voor-
naamste hoedanigheden eoncr goede dienstbode.
Geeuo volmaakte to vinden. De beste door de
Gehuwden zelvcn te vormen. — 81. Vorplich-
tingen jegens de dienstboden. 1. Billijk loon. —
2. Goed onderhoud. — 3. Vriendelijke en liefde-
rijke behandeling.
Geene gemoonzaamhoid. Loo-
ring van don H. Paulus wegens do christo-
lijko behandeling der dienenden. — 4. Zorg voor
haar geestelijk welzijn.
Hoo wil do tcgenwoor-
digo wereld do dienstbaarheid beschouwd heb-
bon? Hoo moeten Katholieken hunne dienst-
bodon beschouwen P Wat moeten zij voor haar
zijn? wat voor baardoen? — S5. Grooto waak-
zaamheid noodig bij inwoning van maunolijko
personen. Geen streugo maatregel of geldelijk
ofTer to ontzien, waar do omstandigheden drin-
gon. — 8G. Gceno boodschappen in don avond.
Algoinocn voorschrift wegens do boodschap-
pen. — 87. Over hot uitgaan der dienstboden.
Wat niet to dulden ? Wat to vorderen ? —
88. Over de ongeoorloofde kennismaking der
-ocr page 15-
— XIII —
dienstboden. Over geoorloofde verkeering. Ver.
plichte waakzaamheid, vooral voor de Vrouw-
dos huizes. — 89. Hoe to denken over god-
vruchtigo dienstboden? Hoc zo to behande-
len ? — 90. Over hot vertrouwen dat eeue dionst-
bode al of niet verdient. In hoeverre is het
geoorloofd iets to doen, om zich van hare;
eerlijkheid to overtuigen? Wat mag men doen,
wat niet doen; wanneer men eeue dienstbode
van dieverij verdenkt of daarop betrapt ? Waar-
voor zich hier vooral te wachten?—91. Voor-
zichtigheid aanbevolen, wanneer uwe dicnst-
bode den dienst verlaat.
Hoofdstuk XX. Over hel verkrijgen of niet verkrij-
gen van kinderen.
92. Het voornaamste einde
des Huwelijks. Kinderen zijn een zegen Uods.—
93.  De vrees van kinderen te krijgen, hoe te
beschouwen ? Hoe daarmede to handelen ? —
94.  De vrees voor te vele kinderen; wolk ge-
brek verraadt dezo vrees ? Wolk groot gevaar
brengt dezo vrees mode ? Wat raad geeft hior
de Godsdienst ? — 95. Troost en raad bij kin-
derloozen Echt.
Hoofdstak XXI. Ooer den tijd der zwangerschap.
96. Wat goeds in do natuurlijke orde moet
do Moeder voor haar kind betrachten ? Jvatuur-
lijke voorzichtigheid der Moedor. — 97. Wat
verhoopt zij voor haar kind in do bovenna-
tuurlijke orde ? Wat vreest zij bovenal ? —
-ocr page 16-
— XIV —
9S. Bovennatuurlijke middelen, welke de Moe-
der gebruikt.— 99. Verplichtingen voor don
Vader. — 100. Bijzondere raad voor oono jong-
gehuwde Vrouw. — 101. Troostroden voor de
Ouders bij oono ontijdige geboorte.
Hoofdstuk XXII. Over den Doop der misgeboorten.
102. Konnis van de voreiseliton voor oen goed
Doopsel noodzakelijk voor de gehuwde Vrouw.
— 103. Hoc behoort zij zieli te gedragen,
wanneer zij oene ontijdige geboorte vreest.—
104. Hoe raadzaam hot is altijd voorbereid te
zijn op eono ontijdige geboorte. — 105. Op
welke vereischten moet een Katholiek vooral
letten bij hot doopon ? —- 10G. Vereischten van
don kant dos doopelings. — 107. Wanneer
mag on moet men een twijfelachtig Doopsel
toedienen ? Waarom die toediening onder voor-
waarde ? Wat doet de voorwaarde P — 108. Na-
dore aanwijzing voor het doopon dor misgo-
boorten. Wat daarna te doen?
Hoofdstuk XXIII. Over den Nooddoop bij de geboorte.
109. Hot Doopsel mag niot buiten noodzake-
lijkhcid te huis worden toegediend, liedenon
voor den Huisdoop. — 110. Doopsel vσσr do
geboorte, d°or wien gewoonlijk toegediend? —
111. Do Nooddoop zoo mogelijk door den Pries-
ter toe te dienen.— 112. Wie zal anders in
den nood doopon ? Wat te doen na zulk Doop-
sel ? — 113. De Ouders mogen niot doopen
-ocr page 17-
— XV —
dau alleen bij afwezen van een derde. Ver-
plichte bezorgdlicid dor Ouders voor een goed
Doopsel. Niet toolatcn, dat eon Protestant
doopt, wanneer hot anders kan. Kostelijke voor-
zorgsmaatrcgel. — 114. Een kind te huis ge-
doopt moot nog naar do kerk gebracht \\vor-
den, zoo het kan; waarvoor?
Hoofdstuk XXIV. Over den plechiigen Doop in d\'-
Kerk.
115. Het Doopsel niot uit to stellen —
116. Keuzo van Peter on Motor. Zij moeten
do gecstolijko voogdijschap hebben aangouo-
mon. — 117. Ovor den Doopnaam des kinds.
Wat hier to vermijden? — 11S. Trouwbrief
of briefje met de namen van kind, Ouders en
Doopborgon aan te bieden bij het doopon. —
11\'J. Do Vader vergezelt hot kind naar den
Doop, waar zulks gebruikelijk is. Betamelijk,
ook nuttig voor den Vader. Verklaring van
do eerste plochtighcid. Gewichtige woorden
voor don Vader. — 120. Verklaring dor Doop-
belofton. Verplichtingen daaruit volgonde voor
den Vador, ook voor do Mooder. — 121. Za-
lige gedachte voor do Moedor, wanneer zij
haar kind van de Doopvont terugontvangt. In-
schrijving in do H. Kindsheid. — 122. Her-
innering en Verjaardag dos Doopels; hoo deze
te vieren?
Hoofdstuk XXV. Over den Kerkgang der Moeder.
123. In navolging van Maria\'s Zuivering. Ein-
-ocr page 18-
— xvi —
de of botoekenis van den Kerkgang. — 124. De
plechtigheid aangegeven en verklaard. — 125.
Waarvoor zal do Moeder de H. Mis opdragen
on bidden? — 12G. Do H. Communie bij den
Kerkgang aanbevolen.
Hoofdstuk XXVI. Over de zuigelingen. 127. Plicht
der Moedor. —• 128. Zorg bij do keuze eoncr
min. — 129. De zedigheid in acht te nemen
door Moeder of min. —130. Over het gevaar
van verstikking. — 131. Andere gevaren door
kleine kinderen zonder toezicht to laten. —
132. Dagelijksch gebed der Moeder voor haar
kind, enz.
-ocr page 19-
I. Over het nut en het gebruik van
dit Boekje.
1. Gehuwden moeten de plichten van
hunnen staat kennen. De zonden, voort-
spruitende uit eone schuldige onwetendheid,
zullen hun door God aangerekend worden.
De onwetendheid van een gehuwd persoon
kan betreurenswaardige gevolgen hebben, ook
voor de wederhelft, bovenal voor de kindc-
ren, wier tijdelijk en eeuwig geluk grooten-
deels van de Ouders afhangt.
2. Begrijpt daaruit het grootc nut van
dit Boekje, dat bestemd is, ora aan Gehuw-
den te leeren of te herinneren wat hun in
den staat des Huwelijks noodzakelijk of nut-
1
-ocr page 20-
tig ia te weten, voornamelijk betreffende
datgene wat voor Katholieken steeds van het
hoogste belang moet zijn: goede zeden en
godsdienst. Christelijke Echtgenooten, die de
lessen en wenken, in dit Boekje vervat, met
verstandigen ijver in oefening brengen, zul-
len in het Huwelijk voor zich zelven het
ware geluk vinden, en een geslacht opvoe-
den, dat God vreest, zijne Ouders eert en
liefheeft, hen na hunnen dood dankbaar zal
gedenken, en wellicht door de herinnering
hunner lessen en door de navolging van hun
voorbeeld een nieuw geslacht voor God en
den hemel zal opkweeken.
3.    Ziet derhalve dit Boekje niet aan als
een leesboek, tot uitspanning eens of twee-
maal te doorbladeren; maar als een LEEK-
boek, dat voortdurend met ernstige aandacht
dient geraadpleegd te worden; ja, eerbiedigt
dit Boekje als een Gids op de moeilijke huwe-
lijksbaan,
als een Gids, dien men niet uit
het oog verliest, en wien men eerst zijn af-
scheid geeft, wanneer men zeker is zijne
aanwijzingen niet meer te behoeven.
4.   Stelt dan dit Boekje op hoogen prijs,
-ocr page 21-
— 3 —
en houdt hot alleen voor eigen gebruik \').
Leest er dikwijls afzonderlijk of te zamen in ,
met de zuivere meening om te leeren wat
u dienstig is of om het geheugen wegens
sommige zaken te ververschen. Begint uwe
lezing met een Onze - Vader en sluit ze met
een Wees - gegroet.
5. In den eersten tijd van uw Huwelijk,
bijv. eiken Zondag, zult gij met aandacht een
of meer Hoofdstukken lezen. Neemt voorts
de gewoonte aan van elke maand, ten min-
ste eens, eene lezing in dit Boekje te doen:
de dag, waarop gij tot de 11. Tafel zijt ge-
naderd , is daarvoor een uitmuntend geschikte
1) Het betaamt niet, dat de kinderen of de dienst-
boden dit Boekje in handen krijgen, \'t Is licht te bc-
grijpen, dat voor Gehuwden raadgevingen en wenken
kunnen geschreven worden, die voor hen gepast en nut-
tig zijn; terwijl het voor kinderen en voor alle onge-
huwden beter is die niet te weten. Zoo wordt de volle-
dige
uitgave van het voortreiFelijke werk: Inleiding tot
een godvruchtig lenen, door den
II. Fkakciscus van
Sales, niet als voor iedereen volkomen geschikt gehou-
den; omdat er eenigo weinige, overigens allerschoonste
Hoofdstukken in voorkomen voor Gehuwden. "Wijselijk
heeft men in sommige uitgaven die Hoofdstukken weg-
gelaten, om het gulden Boek aan de jeugd en jonge-
lingschap zonder schroom te kunnen in handen geven.
Nu, deze Gir>s is uitsluitend voor degenen, die reeds
het Huwelijk zijn ingetreden.
-ocr page 22-
tijd. Gedurende dn heilige Vasten zal eene ern-
stige lezing van dezen Gids zeer aan te bc-
velen zijn: bij deze lezing zult ge op zeer
gemakkelijke en voordeelige wijs uw geweten
kunnen onderzoeken wegens de vervulling
uwer voornaamste verplichtingen, den barm-
hartigen God met ootmoed vergiffenis vra-
gende waar gij zijt te kort gebleven, en voor-
nemende met zijne hulp u zelven te verbe-
teren waar gij bevindt dat verbetering noodig
is: — voorzeker eene schoone voorbereiding
voor eene goede Paasch-Bieoht. Overigens
zult gij niet verzuimen dezen Gids bijtijds
te raadplegen, wanneer gij in zekere om-
standigheden zult geraken of reeds gekomen
zijt, welke in dit Boekje besproken worden;
ge zult te gelegener tijd dan goeden raad,
soms een woord van opwekking of van troost
vinden.
-ocr page 23-
II. Over de heiligheid van het chris-
telijk Huwelijk.
6.    God, de Schepper, de Heer en de
Bestierder der menschen, heeft het Huwelijk
in het aardsch Paradijs ingesteld. — Jesus
Christus, onze goddelijke Verlosser, heeft
het contract of de overeenkomst des Huwe-
lijks tot de waardigheid van een II. Sacra-
ment verheven \'). — De II. Paulus stelt de
verbiudtenis des Huwelijks voor als een af-
beeldscl, als een heilig tecken van die innige
en onverbreekbare vereeniging, welke Jesus
Christus, de Zoon Gods , met zijne Kerk heeft
aangegaan 2).
7.   Christelijke Echtgenootcn moeten steeds
de overtuiging hebben, dat zij eer.en staat
beleven, die goed en heόig is. Zij zullen zich
echter wachten den staat des Huwelijks boven
den ongehuwden staat te verheffen: immers
de maagdelijke staat is veel verhevener en hei-
liger.
„ Een ieder heeft zijne eigene gave van
1) Zie N. G3. — 3) Zie N. 38.
-ocr page 24-
„God, de eene dus, en de andere zoo (ICor.
„VII, 7)." God heeft u geroepen tot den
staat des Huwelijks; dat is uwe gave: weest
God er dankbaar voor. Anderen heeft God
geroepen tot den maagdelijken staat; deze
gave is voortreffelijker en zeldzamer: daarom
zijn ook deze uitgelezenen aan den barmhar-
tigen God, die aan een ieder toedeelt, gelijk
Hij
in zijne vrijheid en wijsheid dit goed-
vindt en wil (I Cor. XII, 11), veel grootere
dankbaarheid verschuldigd.
III. Over het einde des Huwelijks.
8. Het betaamt een christelijk Echtgenoot
over het Huwelijk te denken gelijk God er
over denkt, en te trachten dien staat zσσ te
beleven gelijk God het verlangt. Derhalve
moet hij niet alleen weten tot welk einde
God het Huwelijk heeft ingesteld; maar hij
behoort dat einde steeds voor oogen te heb-
ben , om alzoo in het Huwelijk immer vol-
-ocr page 25-
gens Gods heilige inzichten te denken en te
handelen.
9. God heeft het Huwelijk ingesteld tot
een tweevoudig einde:
Het eerste en voornaamste einde is: opdat
door het Huwelijk kinderen zouden worden
verkregen en opgevoed tot Gods eer en tot
hun tijdelijk en eeuwig geluk.
Het tweede einde is: opdat de mensch in
de wederkeerige liefde en onverbreekbare
vriendschap, welke het Huwelijk oplegt, eeu
machtigen steun zou vinden om de lasten des
levens met minder moeite te dragen en ge-
makkelijker zijne bestemming te bereiken.
Na de zonde van het Paradijs heeft God
liet Huwelijk nog doen strekken als een hulp-
middel voor den gevallen mensch, om op
geoorloofde wijze aan de begeerlijkheid van
zijn vleesch te kunnen voldoen. Zoo geeft dan
ook de II. Paulus aan degenen, welke zich
moeilijk kunnen onthouden en door geene
belofte daartoe verplicht zijn, den raad van
te trouwen; want, zegt hij, hel ό beier Ie lrou-
teen dan Ie branden
(I Cor. Vil, 9): dat is, dan
-ocr page 26-
door liet vuur der begeerlijkheid verzengd te
worden en tot ontucht te vervallen.
IV. Over den huwelijkspliclit.
10.   Wijl het Huwelijk eene instelling Gods
is, geeft een voor God geldig Iluicelijk aan
leide EcUgenooten hecht (en gevolgelijk bij
wettige vordering
van de eene zijde verflicii-
ting aan de andere zijde) tot datgene, wat
het Huwelijk volgens Gods verordening mede-
brengt \'). Dat alles is niet alleen geoorloofd,
maar kan aan God zelfs behagelijk en voor
den hemel verdienstelijk zijn.
11.   Betaamt het eiken Christen, dat hij
1) De .Biechtvader bij uwo laatste Biecht vσσr het
Huwelijk of de Pastoor hij het sluiten des Huwelijks
zal u wel, zooveel als u nood\'uj was, wegens den huwc*
lijksplicht onderwezen hebben j nogtans kan het nietge-
nocg aangeprezen worden, dat jonggehuwden spoedig na
de intrede in het Huwelijk
tot hunnen Biechtvader wcder-
keeren, om nader onderricht te ontvangen. En overigens,
mochten er soms later in het Huwelijk zaken voorko-
men, waarover men in geweten twijfelt of ze geoorloofd
zijn of niet, dan kan men wederom niet heter doen dan
zijn Ziclbcstiercler deswegens raadplegen.
-ocr page 27-
de plichten van zijnen staat vervult met de
meening, om daardoor God te dienen en Hem
te behagen; dan betaamt liet ook een chris-
telijk Echtgenoot den huwelijksplicht te ver-
vullen met de meening, om alzoo Gods heiligen
wil te volbrengen.
12. God heeft de wetten des Huwelijks
gemaakt. Geeu christelijk Echtgenoot mag
voorslaan noch toestemmen de palen, door
God gesteld, te overschrijden. Van elkander
iets vorderen dat Gods wet verbiedt, elkander
tot de zonde brengen, hoezeer zou deze cr-
gernis strijden met de liefde, aan elkander
verplicht \') ? Nogtans moet men in het Huwe-
lijk niet iets voor kwaad houden wat niet
zeker kwaad is; eveneens moet men niet iets
voor doodzonde houden wat niet zeker dood-
zonde is. Zoo eenige twijfel of onrust des-
wegeus in uw geweten mocht bestaan, zou
het dwaas van u zijn daarmee te dragen:
wat kunt ge beter doen dan zoo spoedig moge-
lijk uwe onrust in eerbare bewoordingen aan
uwen Biechtvader openbaren? Misschien is
1*
1) Zie N. 52.
-ocr page 28-
— 10 —
uw bezwaar niets anders dan eene kwelling
des duivels, die u als groot kwaad wil doen
beschouwen wat slechts eene kleine afwijking,
soms niet het minste kwaad is.
13. Wat op zich zelf beschouwd aan Gehuw-
den geoorloofd is, is hun daarom niet altijd,
niet overal
geoorloofd. Zij moeten wel bezorgd
zijn van op geenerlei wijze anderen te ergeren ,
en daarom in elk geval de zekerheid hebben
van niet te zullen ergeren. Men denke hier
voornamelijk aan de dienstboden en de kin-
deren. Gehuwden kunnen niet te omzichtig
zijn in het bijwezen van kinderen, reeds voor-
dat zij de jaren des verstands bereikt heb-
ben. Wat kinderen in hunne vroege jeugd
als zonder erg zien of ondervinden , herinne-
ren zij zich later, doch onder eene gansch
andere gedaante. Onzedighcden in tcgenwoor-
digheid van kinderen, die op het oogenblik
het onbetamelijke daarvan niet vatten, laten
niet zelden zulke levendige indrukselen in de
verbeelding achter, dat het gebeurde, op
rijperen leeftijd herhaaldelijk in het geheugen
terugkomende, hun tot eene wezenlijke erger-
nis strekt.
-ocr page 29-
_ 11 __
V. Over de kuiscMieid in let
Huwelijk.
14. Katholieke Eclitgenooten moeten steeds
de kuischheid des Huwelijks hoogachten en
liefhebben; welke deugd voorschrijft, dat de
Gehuwden, niet zorg alles uitsluitende en
vluchtende wat buiten liet Huwelijk is, hunne
booze neigingen bedwingen, oin in het IIuwe-
lijk niet verder te gaan dan door God geoor-
loojd
is en om hun hart niet vast te heelden
aan de geoorloofde voldoening; zoodanig dat
geest en hart vrij blijven om aan God te
denken en Hem te dienen. He inensch mag
geen vleesch worden: de geest moet heer-
schen over het vleesch. Mogen christelijke
Eclitgenooten nimmer hunne waardigheid van
kinderen Gods vergeten en steeds gedenken,
dat zij, een weinig minder dan de Engelen
gemaakt, ook in het Huwelijk tot de heiligheid
geroepen zijn \'); — dat zij overal en altijd
zich bevinden onder het oog van den heiligen
1) Zie Hoofdstuk XIIr.
-ocr page 30-
God en van hunne beide Engelen, wier gezel-
schap zij hopen eenmaal in den hemel voor
de eeuwigheid te deelenl O, hoe schoon en
lofwaardig is de kuische liefde van twee har-
ten, die elkander in God en om God bemin-
nen! De kuische liefde is bestendig tot den
dood; de louter vleeschelijke liefde duurt
niet lang en vergaat niet zelden in afkeerig-
heid, om niet van erger te spreken.
VI. Over de onthouding in het
Huwelijk.
15.     Onthouding van hetgeen het Huwe-
lijk veroorlooft, is soms door de omstandig-
heden geboden, bijv. door afwezigheid of
ziekte. Bij dergelijke onthouding zijn Gehuw-
den tot groote behoedzaamheid verplicht, voor-
al hunne verbeelding en verlangens bedwin-
gende wegens hetgene alsdan onmogelijk is.
16.     Onthouding kan ook plaats hebben
uit een bovennatuurlijk, een godsdienstig
inzicht, bijv. vσσr den Communiedag van een
-ocr page 31-
— 13 —
van beiden uit eerbied voor iict allerheiligste
Sacrament; — op groote Feestdagen uit eer-
bied voor het groote Mysterie, waarvan de
H. Kerk de plechtige gedachtenis viert; —
ook op Boetedagen uit den geest van verster-
ving. Dergelijke onthouding is zeer prijsc-
lijk en verdienstelijk; doch alleen onder do
onmisbare voorwaarde, dat de onthouding
van weerszijden volkomen vrijwillig is. Men
wachte zich voorzichtigheidshalve van ooit
onthouding aan God of zijne Heiligen te be-
loven
zonder toestemming des Biechtvaders;
— en afspraak met elkander of wederzijdsch
goedvinden gelde nooit voor verplichting; —
en vooral wete de Vrouw, dat zij hier nooit
een voorwendsel of titel mag zoeken om te
weigeren of zich moeilijk te toonen; bijv.
omdat hot een groote Feestdag is.
—-—=^a%5^as=*——
VIL Over de huwelijkstrouw.
17. Gij hebt, niet alleen ten aanhooren
van Priester en huwelijksgetuigcn, maar ook
voor God en uwc HU. Engelen, aan den
-ocr page 32-
— 14 —
voet des Altaars, elkander als Man en Vrouw
de huwelijkstrouw beloofd, waarvan volgens
Gods beschikking slechts de dood u kan ont-
slaan: „Wat God heeft samengevoegd, dat
„schelde de mensch niet
(Matth. XIX, 6)."
Ten teeken van die heilige belofte wordt der
Vrouw bij het Huwelijk een door den Pries-
tcr gewijde ring aan den vinger gestoken.
O, moge de Man immer zonder zelfverwijt
dien Hing aan de hand zijner Vrouw zien
blinken! Moge immer de Vrouw zonder be-
schaamd te worden de oogen op dien Hing
neerslaan! Moge de Vrouw, wanneer de Ring
reeds merkelijk zal afgesleten zijn, hem nog
met een licfdevollen en zoet fleren blik aau
haren Man vertoonen, om zich te verheugen
in de herinnering van het uur, toen zij dat
kleine, maar haar dierbaarste kleinood van
haren Echtvriend ontving, en in het geluk-
kig bewustzijn, dat zij de trouwen de liefde,
alstoen aan haren Man beloofd, nooit in het
minst heeft geschonden!
18. Omtrent den huwclijksplicht bestaan,
gelijk de groote Apostel leeraart, (I. Cor.
VII, 3 en 4) wederzijds dezelfde rechten,
-ocr page 33-
— 15 —
en wedcrkeerig gelijke verplichting van reclit-
vaardigheid in datgene wat met volle recht
gevraagd wordt en niet duidelijk zondig of
onredelijk is. De gehoorzaamheid in deze
nangelegenheid, uit plichtbescf voor God, is
eene christelijke hoogst verdienstelijke deugd
in Gehuwden. Men zij vredelievend in het
vragen en gewillig in het gehoorzamen: de
wederzijdsche vriendelijke tegemoetkoming be-
wijst en onderhoudt de oprechte liefde. Zon-
der bepaald te weigeren zich dikwijls grim-
mig en ongeduldig toonen, traag gehoorza-
men met blijkbaren tegenzin, of altijd willen
verschuiven of uitstellen: zulke onwillige ge-
hoorzaamheid moet onvermijdelijk op de liefde
een verderfelijken invloed uitoefenen. Zonder
gegronde reden bepaald weigeren staat gelijk
met het niet willen betalen eener wettige
schuldvordering. Buitendien raag een chris-
telijk Echtgenoot wel ernstig bedenken, dat
onredelijke weigering, wanneer zij herhaaN
dclijk plaats heeft, de ergste gevolgen kan
hebben voor de wederhelft, namelijk: verkoe-
ling der liefde, afkccrighcid,sonis zonden,
waarvan de II. Faulus zegt, dat ze niet eens
-ocr page 34-
— 16 —
onder do Christenen moeten genoemd wor-
den.........Hoc echt liefderijk, hoe braaf
en christelijk, hoe lofwaardig en verdienste-
lijk voor God gedraagt zich de Vrouw, welke
haren Man met vriendelijkheid genoegen geeft
waar zij kan en mag, terwijl zij den weerzin,
dien zij dikwijls van nature gevoelt, niet alleen
verzwijgt, maar zelfs niet doet vermoeden !
Zoo handelt de Vrouw, die haren Man op-
recht liefheeft om God.
19. Is de zonde van ontucht een gruwel
in een Katholiek, wiens lichaam door het
II. Doopsel en nog volmaakter door het H.
Vormsel is ingewijd tot een tempel van den
II. Geest, wiens lichaam in de II. Communie
zoo dikwijls door de nauwste vereeniging met
het Lichaam van Jesus Christus is geheiligd ge-
worden : — een Katholiek, die overspel pleegt,
voegt bij de ontcerende ontucht de gruwe-
lijke schennis der huwelijkstrouw, waarvan
de plechtige belofte voor Gods Altaar door
het II. Sacrament des Huwelijks als met het
Bloed van Jesus Christus is bekrachtigd. De
eer," de trouw, de liefde cencr onschuldige
wederhelft verraadt de echtbreker, om dat
-ocr page 35-
— 17 —
alles wat zij wellicht n;i God als haar hoog-
sten roem en zuiverste geluk beschouwt, ten
spot te leveren aan een verachtelijk wezen,
dat schaamteloos en laag genoeg is om lichaam
en ziel tot de volvoering van het schande-
lijkste misdrijf te bieden of te geven. En
mocht de beleedigde onschuld nootlottiger
wijze te weten komen het schreeuwende on-
recht dat haar is aangedaan, ach! zal dan
het hart der gehoonde, der bedrogene, der
vertrapte, tegelijk door toorn, spijt en schaamte
bestormd, niet dreigen in de worsteling te
bezwijken? Eerbied en liefde, vrede en ge-
luk, ze zijn plotseling verdwenen om plaats
te maken voor.......ach! wij kunnen niet
en wij mogen niet alle jammerlijke, moeilijk
herstelbare, soms gansch onherstelbare gevol-
gen noemen, welke de gruwel des overspels
na zich kan sloepen. — Maar is die schand-
daad wel mogelijk onder Katholieken? Zul-
len wij dat vragen, nu het aan de ganschc
wereld bekend is, dat een heilige Koning,
door God uitgelezen en bevoorrecht, in de
zonde van overspel is gevallen?... Nogtans,
is dit gruwelstuk onder Katholieken mogo-
-ocr page 36-
— 18 —
lijk, een brave Man en eenc brave Vrouw
mogen tot hunne geruststelling weten, dat
zij niet te vreezen hebben, wanneer zij den
raad volgen, welken de christelijke voorzich-
tigheid hun voorschrijft. Ziethier dien raad.
Bewaart in uw hart eenen afschuw van alles
wat buiten het Huwelijk is. Veroorlooft u
of duldt nooit de minste vrijheid van of aan
een ander persoon. Waakt met de grootste
zorg over uwe oogen, de vensters waardoor
de dood de ziel binnendringt. Gedenkt het
woord van Jesus Christus: „ Al wie eene
„ vrouw aanziet om haar te hegeeren, heeft
„ reeds overspel met haar gedaan in zijn hart
(Matth. V, 28)." Volgt het voorbeeld van
den heiligen man Job, die getuigde een ver-
bond te hebben aangegaan met zijne oogen,
om niet aan eene andere vrouw te denken
(Job XXXI, ]). Door het nieuwsgierige,
lichtvaardig geopende oog schiet de zondige
gedachte als een pijl de ziel binnen; van de
zondige gedachte komt zoo licht de zondige
begeerte; en van de begeerte......Helaas!
de val van David heeft geleerd wat rampza-
lige gevolgen een onvoorzichtige oogslag kan
-ocr page 37-
hebben. Waakt dan zorgvuldig over uwe oogen;
waakt over uwe verbeelding; waakt over uw
hart; geeft geen plaats aan den bekoorder, ver-
werpt alle onzuivere gedachten zoo haastig als
men vuurvonken van zijne kleederen schudt;
vreest het gevaar om u er nooit in te wagen,
en vermoedt ge, onvoorziens in eenig gevaar
geraakt te zijn, redt u door de vlucht: \'t is
toch een algemeene wisse regel, dat men in de
bekoringen tegen de zuiverheid zijne wijsheid,
zijn moed en zijne sterkte moet toonen door
eene haastige vlucht. — Nu wij van de mo-
gelijkheid der zonde van overspel gespro-
ken hebben, moeten wij noodzakelijk verder
gaan, al mocht die afschuwelijke ergernis
onder do Katholieken nog zoo zeldzaam
zijn. Mocht ook slechts een enkele oiigeluk-
kige Man of Vrouw door het bedrog des dui-
vels, door lichtzinnigheid van karakter, door
de felheid van den hartstocht of door het
geweld der verleiding tot overspel gekomen,
dit Boekje in handen nemen, hij zal onge-
twijfeld, neergedrukt onder den zwaren last
zijner zonde, door de wroegingen van zijn
geweten aanhoudend vervolgd en gejaagd
-ocr page 38-
— 20 —
schier tot wanhoop, hier ten minste een
woord van bemoediging zoeken, waaraan zij-
ne ziel zoo dringende behoefte heeft; welnu,
dat woord zal hij hier vinden, en moge de
barmhartige God door de voorspraak der
allerheiligste Maagd en Moeder Gods Maria
de volgende regelen zegenen , opdat, de zoete
hoop op vergeving in het ontmoedigde hart
herlevende, hij met vertrouwen moge opstaan,
om tot den Yader der barmhartigheden we-
der te keeren.
„Ongelukkige! \'t is een Priester, die tot
u spreekt, een vijand der zonde, maar een
vriend der zondaren, bekend met de vele
zwakheden van het menschelijk hart en met
de barmhartige gezindheid van God jegens
den zondigen mensch; — ongelukkige! ik
heb innig medelijden met u; want diep zijt
gij gevallen. Gij hebt wel recht te vreezen;
want gij staat boven de hel, waar op dit
oogenblik duizenden echtbrekers, niet meer
schuldig dan gij, voor het eerlooze schenden
der huwelijkstrouw in de eeuwige vlammen
worden gefolterd. Ja, vrees en beef; maar
wil niet wanhopen. Dreigt u eene rampza-
-ocr page 39-
— 21 —
ligc eeuwigheid, ιιn is er die u redden
kan, en gelukkig! die u ook redden wil.
Uwe zonde is groot; maar Gods barmhartig-
heid is veel grooter. Gods Zoon is menscli ge-
worden en aan bet Kruis gestorven, om voor
alle zonden der wereld, ook^ voor de gruwe-
lijke zonde van overspel, te voldoen: voor
die schanddaad welke gij gepleegd hebt, heeft
Hij ook zijn goddelijk Bloed gestort. God heeft
aan David zijne echtbreuk, verzwaard met
den moord eens onschuldigen, genadig ver-
geven. Zucht en roep met David uit do diepte
uwer ellende: Ontferm U mijner, o God, vol-
gens moe groote barmhartigheid! I/e heb gezon-
digd en het kwaad voor uwe oogen gedaan.
Ach I verwerp mij niet van uw aanschijn. Ont-
ferm U mijner, o God, ontferm U mijner!
Bid zσσ en hoop ; want God wil den dood
des zondaars niet, maar dat hij zich bekeerc
en leve. God had u reeds in de hel kunnen
neerstorten; maar God heeft u gespaard; Hij
heeft u afgewacht, Hij roept u, zie Hij is
bereid u uwe zonden te vergeven. Hij vraagt
slechts van u berouw en boete. God eischt
berouw, dat is: een oprecht leedwezen over
-ocr page 40-
— 22 —
uwc zonden, het vaste voornemen van die
niet meer te bedrijven, wegruiming en ont-
vluchting van het naaste gevaar der zonde;
is dit alles niet billijk? God eischt boete,
eene rechtmatige zelfkastijding, en, als een
deel van die boete, wil Hij dat gij uwe zon-
den aan zijn Priester in het H. Sacrament
der Biecht openhartig belijdt. Gij zijt be-
schaamd? Ik begrijp het. Uwe schaamte be-
wijst, dat gij in dien rampzaligen val het
gevoel der deugd niet geheel hebt verloren.
Maar zult gij, nu God het zoo wil tot boete
uwer zonden, zult gij weigeren eene kort-
stondige schaamte vrijwillig te ondergaan voor
een enkelen Priester, dien gij kiezen moogt
en van wicn gij de zekerheid hebt, dat hij
het noodlottige geheim tot in den dood zal
bewaren? Ach! ik bid en smeek u, wees toch
op uwe hoede tegen Satan, den vijand van
God en van uwe ziel. Eens heeft hij u de
schaamte ontnomen, om u schandelijk te doen
vallen, en helaasI hij heeft gezegevierd en
spot met uwen val; — thans blaast hij u
eene dubbele schaamte aan, om uwe zonden
in de Biecht te doen verzwijgen: wilt gij an-
-ocr page 41-
— 23 —
dermaal naar hem luisteren, om nog dieper
weg te zinken, uwe schuld met eenc dubbele
heiligschennis te verzwaren ? Ach, het laat-
ste ware erger dan het eerste: zoudt gij uwe
verdoemenis in de II. Communie met het
Bloed van Jesus Christus gaan bezegelen ?
Wat? zoudt gij vreezen, een oogenblik be-
.schaamt! voor den Priester Gods te verschij-
nen, die u zal ontvangen, ja hoc? evenals
Jesus Christus eens eene overspelige vrouw
heeft ontvangen, welke tot Hem was gebracht,
opdat Hij ze zou veroordeelen. Wat deed
Jesus, de goede Herder van het verdwaalde
schaap, de medelijdende Vader van den ver-
loren zoon? Hij nam de ongelukkige, diep
beschaamde overspeelster in bescherming te-
gen hare aanklagers, en zeide gansch min-
zaam tot haar: „Vrome, Ik zal u niet ver-
„ oordeelen; ga heen en zondig niet meer."
Zoo ook, op het voorbeeld en volgens het
voorschrift van den barmhartigen Jesus, zal
zijn Plaatsbeklecder, de Priester, u ontvan-
gen met het innigste medelijden, hij zal in
naam van God u uwe zonden vergeven, hij
zal u zeggen: Ga in vrede en zondig niet
-ocr page 42-
— 21. —
meer. O gelukkig oogenblik! gij zult liet zware
gewicht, dat op uwe ziel drukte, voelen weg-
geruimd; rust en vrede zult gij in uw bin-
nenstc voelen wedergekeerd; en gij zult in
dankbaarheid uw hart voor den God der
barmhartigheden uitstorten, en, evenals Da-
vid, nimmer uwe ongerechtigheid en Gods barm-
hartigheid vergetende, zult gij daarvoor gansch
uw leven willen boeten , vooral door met eene
dubbele liefde uwe verongelijkte wederhelft
te beminnen en u geheel en al op te offe-
ren voor het geluk van uwe kinderen. —
Ziedaar, diep gevallen zondaar of zondares,
het bemoedigend woord van een Priester;
lees het met aandacht, lees het bij herha-
ling. Bid vurig, bid veel, smeek God om
de genade van een oprecht berouw, van eene
rechtzinnige Biecht. Roep tot de H. Maagd,
de Toevlucht der zondaren, en de barmhartige
Jesus, die voor u gestorven is, zal u alles
schenken wat voor eene oprechte bekeering
vereischt wordt. Stel niet uit, na eene ern-
stige voorbereiding, door eene goede Biecht.
u met uwen God te verzoenen. Zoo gij dien
raad volgt, vrede over u en vreugde onder
-ocr page 43-
— 25 —
de Engelen Gods in den hemel, welke ziek
meer verblijden over ιιnen zondaar, die zich
bekeert, dan over negen en negentig rechtvaar •
digen, die geene bekeering noodig hebben f —
20. De vrees dat de wederhelft aan on-
trouw zich plichtig maakt, het lichtvaardig
vermoeden dat men de genegenheid der we-
derhelft niet geheel en al bezit, om die te
moeten deelen met een ander, noemt men
ijverzucht, jaloerschheid ofjaloezie. Deze huwe-
lijkspest wordt bij persoonsverbeelding voor-
gesteld als ecne vrouw, wier kleed is vol-
geborduurd met oogen en ooren; zij houdt
een bussel doomtakken in de hand, ter-
wijl zij een weg betreedt, met doomtakken
overdekt \'). Beschouwt en vreest en bestrijdt
1) De ijverzuchtige, door do hevigste smarten gejaagd,
heeft altijd oogen en ooren geopend, om overal de we-
derhelft te bespieden, en helaasI om doorgaans verkeerd
te zien en verkeerd te hooren. De ijverzuchtige kwelt
de wederhelft op velerlei wijzen, en pijnigt niet minder
eich zclvcn. Beiden hebben te lijden, dekwaatldcnkende
en de onschuldig verdachte. Is de vrouw van een juloer-
schen man in het huiselijk leven het meest te beklagen;
het lot van een man, wiens vrouw zich door deze ou-
deugd leiden laat, is niet zelden onder een ander opzicht
nog incer te betreuren.....
2
-ocr page 44-
— 2(5 —
de jaloezie als eene zielsziekte, noodlottiger
dan de ergste lichaamskwaal. Alzoo moet elk
christelijk Echtgenoot met de uiterste behoed-
zaamheid vermijden iets, het minste , te zeg-
gen of te doen wat de jaloerschheid in de
wederhelft zoude kunnen opwekken; \'smen-
sehen hart is zoo teergevoelig op dit punt,
dat het zelfs gevaarlijk is elkander van de-
ze zijde uit kortswijl te plagen: wordt scherts
dikwijls moeilijk verstaan, dan is zulks voor»
namelijk hier het geval. Ook is een christe-
lijk Echtgenoot verplicht te waken en te
strijden, opdat de duivel der jaloerschheid
zijn eigen hart niet binnendringe; en daarom
heeft hij vooral die booze tongen te vluch-
ten en te verachten, welke het er op toe-
leggen om door lage oorblazingen de liefde,
en met de liefde den vrede en het geluk,
uit eene tot hiertoe gelukkige en wellicht
voorbeeldige samenleving voor altijd te ver-
bannen. Verachting verdienen ook degenen
die, is het niet uit boozen toeleg, nogtans
uit lichtzinnige plagerij de jaloezie bij Ge-
huwden zoeken op te wekken. Gelooft, vreest,
vermoedt geen kwaad van elkander: de ware
-ocr page 45-
— 27 —
liefde toch denkt geen kwaad. Niettemin, voelt
ge ooit eenige jaloerschheid in uw hart op-
wellen, zoekt geen voedsel voor uwe ach-
terdocht, maar tracht de opkomende neiging
aanstonds als eene allergevaarlijkste bekoring
te bestrijden, door een vurig gebed Gods
machtigen bijstand inroepende. Ondervindt
ge of hebt ge vermoeden dat uwe wederhelft
door deze ongelukkige bekoring wordt bevoch-
ten, word niet boos om dien argwaan, maar
liever, heb medelijden alsof het eene gevaar-
lijke ziekte gold; wees in al uwe woorden
en handelingen des te voorzichtiger, en tracht
door de hartelijkste liefdebewijzen alle ach-
terdocht te verdrijven, vooral wanneer ge
onbedachtzaam eenige aanleiding tot argwaan
mocht gegeven hebben.
-ocr page 46-
— 28 —
VIII. Over de wederzij dsche liefde en
hulpbetoon, over de eensgezindheid
en den echtelijken vrede.
21.  Het Huwelijk is eene door God inge-
stelde vereeniging van eenen Man en eene
Vrouw, in hun geheel, niet voor de helft;
derhalve eene vereeniging, niet enkel van
twee lichamen, maar ook van twee zielen. Chris-
telijke Echtgenooten mogen nimmer vergeten,
dat hunne zielen ook gehuwd zijn, dat zij
slechts ιιn hart en ιcne ziel behooren te heb-
ben. Dit is de oprechte huwelijksliefde.
22.    De liefde moet niet eene bloot natuur-
lijke, maar bovennatuurlijke, heilige liefde we-
zen, dat is: Gehuwden moeten elkander be-
rainncn om, God, omdat God hun de liefde
oplegt; — beminnen volgens God, juist zoo-
als God het wil of verlangt; — beminnen
door God, met den bijstand zijner goddelijke
genade; — beminnen voor God als laatste
einde, tot Gods eer en tot beider zaligheid.
23.   Gehuwden moeten elkander zoeken te
behagen door vriendelijkheid, vertrouwelijk"
-ocr page 47-
— 29 —
heid, mededeelzaamheid , oplettendheid , voor-
komendheid, inschikkelijkheid in alle zaken,
waarin het betamelijk is. Men zondigt tegen
de liefde door onvriendelijkheid, achterhou»
dendheid, wantrouwen, koelheid, ouverscbiU
ligheid, bitse, ruwe behandeling. Eene lang-
durige koelheid kan de droevigste gevolgen
hebben.
24. Gehuwden moeten elkanders lief en
leed deelcn, zich elkanders belangen aantrek-
ken, elkanders goeden naam bewaren en ver-
dedigen, elkander den verlangden bijstand
verleenen, elkander ia droefheid troosten,
in ziekte voor de liefderijkste verpleging zorg
dragen. Men zondigt tegen de liefde door
zich ongevoelig te toonen voor het ongelijk
of leed dat den ander is aangedaan, in zijn
goeden naam, in zijne gezondheid, in zijne
familie; men kwetst de liefde door die hulp
te weigeren, welke de ander recht heeft te
verwachten. Gelijk in een menschelijk lichaam
het eene lidmaat het ander aanstonds in den
nood zal helpen; zoo ook moeten Man en
Vrouw, als ledematen van ιιn lichaam, im-
mer bereid zijn elkander bij te staan; trou-
-ocr page 48-
— 30 —
wens \'t was Gods wil reeds bij de instelling
van liet Huwelijk: „de twee zullen ιιn
„ vleesch zijn." — „ De mannen ," schrijft de
H. Paulus, „moeien hunne vrouwen l\'ufheb-
„ hen als \') hunne eigene lichamen. Die zijne
„vrouw liefheeft, heeft zich zeken lief. Nie-
„raand toch heeft ooit zijn eigen vleesch gehaat
„ maar hij voedt en koestert hel
(Eph. v. 2 8
& 29)." Wederkeerig geldt dit alles ook van
de Vrouw tot den Man.
25. „Be twee zullen ιιn vleesch zijn." Men
moge ook kunnen zeggen: de twee zullen ιιn
geest zijn!
Gehuwden moeten trachten zoo-
veel mogelijk eensgezind te zijn, in denkwijze,
in wil, in verlangen. Onder het ιιne juk,
dat ze samen te dragen hebben, moeten zij
voortgaande, de een op den andere lettende,
hun best doen om gelijke bewegingen te ma-
ken; want zien zij niet naar elkander om,
volgt elk zijn eigen luim, dan zal het zijn
een horten en stooten, dat beiden hun het
1) Do Apostel zegt niet: GELIJK hunne eigenelieha-
men;
maar hij zegt: ALS hunne eigene lichamen, dat is:
liaar aanziende, als zijnde hunne eigene lichamen, waar-
van zij het hoofd zijn. Verlating en Aanteekcniiig van
Tuor. lSjiELEN.
-ocr page 49-
— 81 —
juk niet weinig pijn zal veroorzaken. Om
den vrede moet veel gedaan, veel gelaten,
vooral dikwijls en veel gezwegen worden.
De vrede mag alleen om hoogere belangen
worden opgeofferd. Is de vrede gestoord of
gebroken, de verwijdering of de oorlog mag
niet van duur zijn. Men zal verlangen en
trachten elkander zoo spoedig mogelijk te
naderen ; cιn stap van toeuadering aan de
cene zijde moet voldoende zijn, om den an-
der vier stappen te doen bijkomen; Gehuw-
den mogen vane lkander geene vernedering
eischen als van hunne kinderen; de gering-
ste toetreding, getoond door woord, houding
of handeling, moet genoeg zijn, om degan-
sche veete in eene hartelijke omhelzing te
smoren. Maar het moeilijkste punt is hier:
wie zal het eerst toetreden? Die ongelijk
heeft gehad, diende wel den eersten stap te
doen; maar wie heeft ongelijk? Gewoonlijk
beiden. Neen, die partij trede het eerste toe,
welke het wijste en braafste wil wezen. Din
zich overwonnen geeft, zal de overwinnaar
zijn, en de goede God zal zijne zelfoverwin-
ning naar verdienste bcloonen.
-ocr page 50-
— 32 —
26.     Gehuwden moeten elkanders gebrc-
ken met een christelijk geduld verdragen,
liet strijdt niet legt n de liefde elkander we-
gens verkeerde gedragingen op eene betame-
lijke wijze te berispen. Zie wegens een en
ander het volgende Hoofdstuk.
27.    Gehuwden moeten trachten elkaar het
leven aangenaam te maken. Zij behooren het
grootste genoegen bij elkander te vinden.
Hoeveel verdriet geeft een Man zijner Vrouw,
en hoe bezondigt hij zich tegen de liefde,
haar verschuldigd, wanneer hij toont, dat hij
zich bij hiuir verveelt en slechts elders zich
vermaken kan. Hoe verfoeilijk is de ge-
woonte van vele Huisvaders (?) die dag aan
dag des avonds schandelijk laat in de her-
berg blijven, en dan nog met een kwaad
hoofd huiswaarts keeren, om van \'t andere
te zwijgen! Waar is hier de oprechte liefde,
die de Man zijner Vrouw gezworen heeft?
Waar het geluk van die verlatene Vrouw,
welke haar hart, haar leven aan dien Man
heeft toegewijd? Waar is de spaarzaamheid
en de orde, zonder welke een huis moet
ten gronde gaan? Waar is hier het voorbeeld
-ocr page 51-
— 33 —
voor de kinderen? O, lioe zal zulk een Man
dat voor God verantwoorden, voor God die
het eens tegen hem voor Vrouw en kinde-
ren zal opnemen?
28. liet leven der Gehuwden is een lc-
ven van voortdurende opoffering voor elkan-
der en voor de kinderen. Door de liefde
van den eenen kant, door de dankbaarheid
van den anderen kant, door de \\vedeikeerig-
hcid der offers, door het uitzicht op de
vruchten van zooveel arbeid en zorgen, na-
melijk het geluk der dierbaren en het loon
des hemels, door den invloed der goddelijke
genade, door den bijzonderen bijstand Gods ,
dien christelijke Echtgenooten uit kracht van
het II. Sacrament des Huwelijks \') mogen
verwachten: — door dat alles worden de
menigvuldige offers, welke het Huwelijk on-
ophoudelijk eischt, licht en zoet gemaakt.
2 9. Vergeet niet wat God bevolen heeft
wegens de huwelijksliefde: „Een mensch zal
„ zijnen vader en zijne moeder verlaten
, en zijne
1) Zie N. 63.
2*
-ocr page 52-
— 34 —
„ vrouw aanhangen (Schepp. II, 24)." Laat niet
toe, dat door bemoeiingen en inblazingen
van uwe betrekkingen, zelfs niet van uw ei-
gen Vader of Moeder,
de huwelijksliefde of
de huiselijke vrede gestoord worde. Is het
noodig \'), ontwijk liever Vader en Moeder,
om, volgens Gods verordening, elkander met
inniger liefde aan te hangen: „Na God mijn
„Man vσσr allesl"
ziedaar de leus der Vrouw.
„Na God mijne Vrouw vσσr alles!" ziedaar
de leus des Mans.
30. Gehuwden behooren elkander van tijd
tot tijd bijzondere bewijzen van liefde te ge-
ven, welke ook met dankbaarheid en weder-
liefde moeten worden aangenomen en beant-
woord. Aangename verrassingen, met gul-
hartigheid gedaan, zijn blijken van oplettend-
heid, hoogschatting en liefde; de vereerde
kan niet anders dan daarvoor gevoelig zijn,
en door zich daarvoor gevoelig te toonen be-
wijst hij op zijne beurt zijne hoogschatting
1) Voorzeker zou de Man misbruik maken van zijn
gezag, wanneer hij zonder voldoende reden aan zijne
Vrouw zou verbieden hare Ouders iu huis te ontvan-
gen of hen te bezoeken. Zie N. 73.
-ocr page 53-
en liefde. Derhalve verzuimc men vooral
niet die gelegenheden, welke van zelf tot een
bijzonder licfdebewijs aanleiding geven; niet
dat daarom elk liefdebewijs, om bijzonder te
heeten, in een of ander verrassend cadeau
dient te bestaan: hartelijke betuigingen van
liefde kunnen voldoende zijn, terwijl men
door houding of handelingen soms nog meer
kan doen gevoelen dan woorden kunnen uit-
drukken. Eene van deze gelegenheden is i
wanneer Gehuwden na eene min of meer
lange afwezigheid weder te zamen komen:
zullen zij niet door eene bijzondere blijdschap
over het gelukkige wederzien van hunne liefde
getuigen? Elkanders Verjaardagen mogen niet
vergeten worden; ook is het loffelijk elkan-
ders Palroondagen te vieren; nanbcvclcns-
waardig is eveneens de gewoonte van op eene
feestelijke wijze de jaarlijksche gedachtenis
der Echtverbintenis te houden. Gelijk brave
Katholieken gewoon zijn op den Verjaardag
van hun II. Doopsel hunne Doopbeloften voor
God te vernieuwen; mochten ook zoo alle
christelijke Echtgenootcn op den Verjaardag
van hun Huwelijk aan elkander voor God
-ocr page 54-
— 86 —
de belofte van trouw en liefde vernieuwen,
welke zij eens zoo plechtig voor Gods A1-
taar aan elkander gedaan hebben! — moch-
tcn zij dien dag, voor het verledenc elkander
alle fouten vergevende, oprecht beloven elkaar,
zoo mogelijk, nog inniger te beminnen! —
mochten zij dien dag in de Kerk nevens
elkander nederknielen, om den barmhartigen
God te smeeken, dat Hij andermaal hunne
liefde zegene! O, hoe zal de vreugde van
die godsdienstige feestviering nog zuiverder,
nog edeler, nog zoeter en zaliger wezen;
wanneer beiden tot dat aangename herinne-
ringsfeest zich zullen hebben voorbereid door
het waardig ontvangen \') der HIο. Sacra-
menten!
IX. Over het verdragen van elkanders
gebreken.
31. Het Huwelijk is eenc vcreeniging,
niet van twee Engelen, maar van twee men*
κcheti.
En wie is er onder de menschen
1) Hetzij op den dag of cenigen tijd te voren.
-ocr page 55-
— 37 —
zonder gebreken? Hij tocli is de volinaakt-
ste, die de minste gebreken heeft. Vσσr het
Huwelijk heeft elk waarschijnlijk getracht
zijne gebreken zorgvuldig te verbergen, en
wat te zien was, heeft men niet willen zien.
Wat in den eersten tijd des Huwelijks zich
openbaarde , heeft de liefde verschoond; maar
langzamerhand kwamen de gebreken al dui-
delijker en duidelijker voor den dag; want,
elkander minder ontziende, volgt men vrijer
zijne eigene neigingen en luimen, en zoo
vertoont men zich eindelijk in zijn waar
karakter; en van de andere zijde, na de
begoocheling der eerste liefde, die blind en
gevoelloos maakte, begint men beter te zien
en beter te voelen, en daarbij is men hoc
langer hoe minder genegen om te verschoo-
ncn en te verdragen.
32. Voelt gij u tot ongeduld opgewekt
om de gebreken uwer wederhelft, beschouw
dan eens aandachtig uwe eigene gebreken:
wij zien zoo licht den splinter in het oog
van onzen broeder, en bespeuren den balk
niet in ons eigen oog. Gebreken hebt gij,
misschien gebreken die gij niet ziet, hindcr-
-ocr page 56-
— 38 —
lijker wellicht dan die, welke gij in uwe
wederhelft opmerkt. Deze moet uwe gebre-
ken verdragen, zoudt gij ook niet wederkee-
rig geduldig zijn ? Het is de plicht der huwe-
1 ijksliefde elkanders lasten te dragen.
33. Alles waarvan de bekendmaking tot
beschaming of vernedering des anderen zou
kunnen strekken, moet een heilig geheim blij»
ven. Een christelijk Echtgenoot moet zijne
eigene en des anderen eer en goeden naam
zooveel mogelijk bewaren en des noods ver-
dedigen. Spreekt over elkanders gebreken
of verkeerdhcden met niemand, zelfs niet met
uwe naaste betrekkingen. Beklaagt u niet
over hetgeen gij, de een van den andere, te
lijden mocht hebben. Zoekt in zulk geval
geen troost bij de menschen. Alle dergelijke
gesprekken zijn uiterst gevaarlijk. In plaats
van goeden raad te vinden, zult gij aller-
waarschijnlijkst tot dingen worden aangezet,
die uw lijden zullen verzwaren; en wat gij
onder de stiptste geheimhouding vertelt,komt
zoo licht, en nog wel verdraaid en vcrer-
gerd, ter ooren van uwe wederhelft, die zich
niet weinig beleedigd zal gevoelen. O, hoc
-ocr page 57-
— 39 —
zwaar hebben velen voor hunne onvoorzich*
tigheid op dat punt te boeten ! Hebt ge raad
noodig, vraagt dien daar waar ge het ze-
kerst en zonder gevaar van eenig kwaad ge-
volg den besten raad en troost vinden zult,
namelijk bij uwen Pastoor of Biechtvader.
34.   Meent ge reden te hebben om u onte-
vreden of verontwaardigd te toonen, zorgt
dan, dat, gelijk de H. Geest waarschuwt,
de zon over uwe gramschap niet onderga.
Een schampere uitval in eene voorbijgaande
driftigheid is nog al te verdragen en gemak-
kelijk te vergeven; maar het pruilen, dagen
lang volgehouden, is onverdragelijk, en brengt
der liefde diepe wonden toe.
35.   Eene fout, waarvan niet licht herha-
ling te vreezen is, laat men best als onge-
merkt voorbijgaan, vooral wanneer cenigc
schulderkenning en berouw uit de houding
te bespeuren is. Gehuwden moeten elkander
gemakkelijk vergeven, en wat eens vergeven
is, dient vergeven en vergeten te blijven.
Een kwellende duivel is die Echtgenoot,
welke gedurig den andere misslagen, die niet
meer plaats hebben, in \'t aangezicht verwijt
-ocr page 58-
— 40 —
of daarop toespelingen maakt, al geschiedt
liet ook zonder bitterheid.
36. Wanneer men zich durft beloven, dat
cene vermaning of berisping vruchten zal dra-
gen, is zij niet alleen geoorloofd, de liefde
schrijft ze soms voor; doch men traclite te
vermanen of te berispen met inachtneming
der volgende regelen:
1.   Voor de berisping moet een bekwame
tijd gekozen worden. Derhalve zal men dik-
wijls moeten wachten totdat de schuldige be-
ter in staat is met een goed hart de beris-
ping aan te hooren. VVat zal het baten bijv.
een mensch, die in drift of dronkenschap ver-
keert, te berispen ?
2.   Men zal niet berispen in tegenwoor-
digheid der kinderen of der dienstboden; maar
tusschen vier oogen.
3.  Het moet zonder vitterij en zonder bit-
terheid geschieden. Men berispe met zacht-
moedigheid en met zekeren eerbied, de \\ve-
derhelft altijd waardcerendc als zijns gelijke ,
en men kieze die beweegredenen, welke men
denkt het meest geschikt te zijn om den an-
dere te overtuigen en te winnen.
-ocr page 59-
— 41 —
4.   Met oprechte liefde, met het inzicht om
den schuldige te verbeteren; men trachte zoo-
veel mogelijk die goede meening te doen blijken.
5.  Allernuttigst is het zich door een kort
gebed tot de berisping voor te bereiden.
8 7. Wanneer men uit berisping in plaats
van verbetering verbittering te vreezen heeft,
dan schrijft de liefde voor te zwijgen. In \'t
algemeen, wanneer geen vrucht te verwach-
ten is, is het best met christelijk geduld al-
les iu stilte te verdragen, bij God \') zijn
troost te zoeken en Hem de gewenschte ver-
betering af te smeeken. Hoe zwaarder het
kruis is en hoe geduldiger gij het draagt,
des te meer verdiensten zult gij voor den
hemel vergaderen. Wie weet of ge door uw
geduld en door uw gebed het verstokte hart
niet eindelijk breken en voor uwe liefde en
voor God terugwinnen zult?
1) De H. Paulus noemt in zijn brief aan do Itomei-
ncn(XV,5) God den God der lijdzaamheid en der verlroos-
ting:
Ilij is do gever en de bewerker van die lijdzaam -
heid en die vertroosting, welke gij noodig hebt.
-ocr page 60-
— 12 —
X. Over de verhouding tusschen
Man en Vrouw.
38. Over \'t algemeen hebben Man en
Vrouw gelijke rechten en verplichtingen te-
genover elkander; nogtans wat de bestiering
van huis en zaken betreft is de Man het hoofd
der Vrouw: aan den Man het gezag, aan
de Vrouw de gehoorzaamheid.
Ofchoon het Burgerlijk Wetboek zegt, dat
de Man is het hoofd der Echtvereeniging
(art. 160) en dat hij gehouden is zijne Vrouw
te beschermen (art. 162), en dat de Vrouw
aan haren Man gehoorzaamheid verschuldigd
is en hem moet volgen (art. 161); behooren
christelijke Echtgenooten liever steeds voor
oogen te houden wat een veel verhevener
Wetboek, namelijk door God zelveii gegeven,
hun hier voorschrijft.
Ziehier den tekst van den H. Paulus uit
zijnen brief aan de Ephesicrs, Hoofdstuk V.
Katholieke Man! Katholieke Vrouw 1 prent
deze hemelsche woorden onuitwischbaar in
uw gemoed; eiken dag hebt gij zenoodigte
-ocr page 61-
— 43 —
weten en te volgen. Zij bevatten een regel,
door den H. Geest gesteld: de Man leert
hoe hij zijn gezag moet uitoefenen, en de
Vrouw hoe zij moet gehoorzamen.
Dat de vrouwen onderdanig zijn aan
hare mannen, als aan den heere \'), want
de man is het hoofd der vrouw, evenals
Christus het hoofd der Kerk is; maar
geluk de kerk aan christus onderdanig
is, zoo moeten ook de vrouwen onder-
danig zijn aan hare mannen in alles 2).
Gu, mannen, hebt uwe vrouwen lief,
gelijk ook Christus de Kerk heeft lief-
ceeiad en zich zelven voor haar heeft
overgegeven 3), opdat hlj haar zoude
heiligen.
1)   Als aan den Jleere JESUS, alsof zij de gehoor.
zaamhcid, welke zij aan hare mannen bewijzen, aan Jc-
sus Christus zelvou bewezen.
2)  In alles, wat niet strijdig is tegen God en zijn gebod.
3)   Gelijk ook Christus de Kerk heeft liefgehad. Zoo
is dan Christus, de Bruidegom der Kerk, het verheven
voorbeeld, dat de man zicli ter navolging moet voor-
stellen in de liefde jegens zijne vrouw; en zoozeer heeft
Christus zijne Kerk liefgehad, dat IIij ;ich :eleen coor
haar
ten dood heeft overgegeven, dat Hij voor haar ge-
leden heeft en voor haar gestorven is. De man derhalve
drage zijne vrouw cenc zoo hartelijke liefde toe, dat hij
bereid zij zijn leven voor haar op te offeren.
-ocr page 62-
— 44 —
Dat een iegelijk zijne vuomv zσσ lief-
HEBBE ALS ZICH ZELVEN, EN DEJVUOUW.ZIJ
VREEZE HAREN MAN \').
Door den Vrouwen de gehoorzaamheid
voor te schrijven erkent de H. Paulus het
gezag der Mans, en toch, wanneer hij tot de
Mannen zich wendt, spreekt hij niet van heer-
schen en gebieden, geen woord van hun ge-
zag; maar hij beveelt hun alleen de liefde.
Hel gezag des Mans moei zich oplossen in de
liefde;
en welke liefde verlangt de H. Pau-
lus? O gelukkig en heilig Huwelijk, dat eene
getrouwe afbeelding is van die geheimzinnige
verecniging, welke Jesus Christus met zijne
Kerk gesloten heeft; waar de Vrouw door
hare eerbiedige vrees en onderdanigheid ,
door hare innigste dankbaarheid en liefde de
Druid van Jesus, de II. Kerk, tracht na te
volgen, en waar de Man slechts het hoofd
der Vrouw is om haar te beschermen en te
1) Zij vreeie haren man, niet echter als eene slavin
haren meester, maar met die eerbiedige vreeze, welke
haar betaamt als zijne huisvrouw, die, om God, in hem
haar houfd vereert.
Vertaling en Aanteekcninqen van Prop. Beelen , ge-
lijk overal elders.
-ocr page 63-
— 45 —
beminnen, zich zelven vergetende om zich
geheel en al voor haar op te offeren, op het
voorbeeld van Jesus Christus, die uit liefde
voor zijne Kerk zijn Bloed gegeven heeft!
Ziedaar het echt katholiek Huwelijk, waar-
van Jesus Christus met zijne Kerk het be-
ginsel, het toonbeeld en het einde isl
XI. Over de voornaamste deugden of
goede
hoedanigheden des Mans.
39. De werkzaamheid of liefde voorden
arbeid. Door het Huwelijk aan te gaan,
neemt de Man de verplichting op zich om
voor het onderhoud van zijne Vrouw en van
de kinderen, welke de goede God hem schen-
ken zal, te zorgen. Waart gij ongehuwd
gebleven, ge hadt alleen voor u zelven te
werken, en het stond u nog in zekeren zin
vrij, u zelven gebrek te laten lijden; ge kondt,
om zoo te spreken, den arbeid zoo zwaar of
-ocr page 64-
— 46 —
zoo licht opnemen als ge verkoost \'). Maar
nu ge getrouwd zijt, is de liefde voor den
arbeid u een dure plicht geworden. Om Vrouw
en kindereu den arbeid liefhebben, trach-
ten zooveel mogelijk in eerlijke verdiensten
vooruit te komen, ziedaar wat de Man moet
onderscheiden; maar hij vergete niet die zorg
en dien arbeid te stieren tot God, namelijk
hij werke zoo ijverig, omdat God hem door
het Huwelijk die zorgen en dien arbeid heeft
opgelegd. — Begrijp hieruit, dat, zoo de
luiheid altijd verachtelijk is, zij dubbel ver-
verfoeilijk en schuldig is in iemand die voor
Vrouw en kinderen te zorgen heeft.
40. De spaarzaamheid. Om dezelfde re-
den waarom de Man verplicht is tot werk-
zaamheid, is hij ook gehouden tot spaarzaam-
heid. Waart ge vrij gezel gebleven, ge teer-
det van uw eigen goed, en kwaamt ge door
verkwisting tot gebrek, het kwaad ware zoo
1) Natuurlijk dit alles in de veronderstelling, dat er geene
verplichting aanwezig is om voor het onderhoud van Ou-
ders of andere nauwe betrekking te zorgen. Deze beraer-
king geldt ook voor N. 40 ten opzichte der spaar-
:aamheid.
-ocr page 65-
— 47 —
erg niet: gij haddet alleen te lijden en het
u zelven te wijten. Maar gaat ge thans ver-
kwistend te werk, ge verkwist ook het goed
van Vrouw en kinderen; eu komen zij door
uwe verspilzucht te lijden, dan wordt gij de
verdrukker Van hen, die gij na God op aarde
het meest moet liefhebben. Zijt gij verkwis-
tend door het onmatig gebruik van drank,
dan, behalve den achteruitgang door over-
tollige vertering, zal er nog achteruitgang
volgen door verwaarloozing van arbeid en
zaken; doch het ergste is, dat ge door uwe
uitspattingen en ruwe bejegeningen het leven
verbittert van haar, die zich zelve geheel en
al aan u heeft toegewijd, en dat ge door
uw kwaad voorbeeld uwe kinderen den weg
des verderfs opleidt. — Bij deze waarschu-
wing tegen alle verkwisting is eene waar-
schuwing noodzakelijk tegen de gierigheid.
Is de gierigheid een van die ondeugden,
welke de mensch in zich zelven noode er-
kennen wil, ja zich als eene verdienste-
lijke hoedanigheid aanrekent, natuurlijk ou-
der een anderen naam; in het Huwelijk is
die ongelukkige begripsverwarring of ver-
-ocr page 66-
— 48 —
blindheid nog racer te vreezen. Omdat Ge-
huwden voor elkander en voor hunne kin-
deren te zorgen hebben, zijn zij doorgaans
spaarzaam ; maar velen drijven die spaarzaam-
heid door tot eene bepaalde gierigheid, en
zij verschooncn hunne vrekkigheid door de-
zclfde beweegredenen, waarom hundespaar-
zaamheid wordt aanbevolen. Zij maken zich
wijs niet beter te kunnen doen dan gelijk
zij doen ; omdat zij alzoo elkanders belangen
en die van hunne kinderen het best behar-
tigen, ja zij meenen zelfs niet anders te
mogen doen; want zij zouden elkander en
hunne kinderen in hun goed benadeelen en
zich aan een schreeuwend onrecht plichtig
maken. Waardoor openbaart zich hunne gie-
righeid ? Dikwijls door eene onmenschelijke
behandeling van degenen die bij hen in het
werk zijn; door overal volgens eene klein-
geestige becijfering en bevitting altijd het
minst mogelijke te betalen, zonder zich te
bekreunen om eens anders schade of mede-
lijden te hebben met ziekte of ouderdom.
Ten tweede, door met hunne offers achter
te blijven, waar de eer van God, de luister
-ocr page 67-
— 49 —
van den Godsdienst, de verbreiding van liet
Geloof of de verdediging der Kerk ze driu-
gend vorderen. Ten derde, door de hand niet
te openen voor de noodlijdenden , en dan al-
lcen eene karige aalmoes te geven, wanneer
zij er onmogelijk buiten kunnen. Christelijke
Echtgenooten (want het geldt hier evenzeer de
Vrouw), wcest dan wel gewaarschuwd tegen
de verfoeilijke gierigheid, welke de II. Pau-
lus eene afgoderij noemt; weest op uwe hoede
tegen die rampzalige zucht om altijd uwe bc-
zittingen zooveel mogelijk vermeerderd te zien ,
tegen de vrees van uwen kinderen niet ge-
noeg te zullen achterlaten. Zorgt dat gij door
eene ongeregelde liefde voor uwe kinderen uwe
onsterfelijke ziel niet verliest. Wat moet gij
dan doen ? "Beschouwt het tijdelijke goed als
een geschenk van God, over welks gebruik
gij den rechtvaardigen God eens rekenschap
zult te geven hebben. Zijt gij verplicht voor
uwe kinderen te zorgen, het goed, dat gij
hun nalaat, is van weinig beteekenis, zoo
Gods zegen het niet vergezelt. Weet dat
de aalmoes u niet vrij gelaten is, maar door
3
-ocr page 68-
— 50 —
God geboden *), dat de aalmoes het ge-
schiktste middel is om Gods bescherming
en zegen voor n en uwe kinderen waardig
1) "Wanneer gij cene verplichte aalmoes geeft, doet
gij wθl, evenals gij wθl doet, wanneer gij op een ge-
tjoden vastendag de vasten onderhoudt. Geeft gij on-
verplichte aalmoezen of meer dan God u oplegt, dan
licht gij daarvan hoogere verdiensten, evenals het ver-
dicnstelijker is op een vrijen dag te vasten of de vasten
strenger op te nemen dan geboden is. Maar wat zijn
verplichte en onverplichte aalmoezen ? Welk deel van
zijn overloed moei de Katholiek afzonderen voor liefda-
dige en godsdienstige einden? Dat alles is moeilijk te
zeggen; maar zeker is het, dat do meesten, door hunne
ongelukkige gehechtheid aan hun geld, minder aan aal-
moezen weggeven dan God van hen vergt: het zal blij-
ken in het oordeel Gods (voor de schuldigen te laat!)
hoeverre hunne onwetendheid of hunne goede trouw hen
kan verschooncn. Wijl het echter voor de meeste rijken
duidelijk genoeg moet zijn, dat ze voor de hulphehoe-
venden, voor de verbreiding van het Geloof, voor den
luister van den Godsdienst te weinig overhebben; zoo
is ons hierdoor de vreeselijke waarschuwing van Jesus
Christus lichter te begrijpen: >/ Voorwaar zeg Ik «,
ndat een rijke moeilijk het rijk der hemelen zal ingaan.
uEn wederom zeg Ik u; het is gemakkelijker
, dat een
u hemel door het oog eer/er naald doorga
, dan dat een
»rijke inga in het rijk der hemelen
(Matth. XIX,
» 23 & 24)." Heeft Gods voorzienigheid u met goede-
ron gezegend, denkt dan toch dikwijls ernstig na over
deze woorden der eeuwige Waarheid; want ze kunnen
niet falen: Rijken kunnen allermoeilijkst in den hemel
komen; waarom? Omdat zij rijk zijn: do rijkdom op
zich zelf brengt reeds de zaligheid in het grootste ge-
vaar. Voegen wij hierbij: de rijkdom is dubbel gevaar-
lijk voor Gehuwden die kinderen hebeen. Ondervinden
allo rijken die rampzalige gehechtheid aan de aardsche
-ocr page 69-
— 51 —
te worden. Moogt gij niet verkwistend lc-
ven, leeft volgens uwen staat fatsoenlijk; be-
handelt al degenen, die u dienen of voor u
goederen; rijken, met kinderen gezegend, hebben daar-
bij het ongeluk van hunne gehechtheid en hebzucht en
gierigheid te kunnen dekken en stijven onder den schoo-
ncn naam van verplichte bezorgdheid voor hunne kin-
deren. Ce duivel, zich voordoende als een engel des
lichts, weet hen niet weinig te helpen: « Weest toch
n spaarzaam," blaast hij hun in, «geenc uitspattingen!
ti geenc verkwistingen! geeft niets weg of de noodzake-
«lijkheid van te geven moet u bewezen zijn. Haddet ge
ii geene kinderen of maar ιιn kind, dan kwam liet zoo
ii nauw niet; ge kondt, ja ge moest ruime aalmoezen
«geven; doch nu hebt ge verscheidene kinderen: wat
f; zal er van die kinderen geworden, als ge komt te
«sterven? Ge zijt nu voor u zelven nog al goed gezc-
»ten; maar als dit alles eens in zooveel parten zal gedeeld
«zijn?!.... Arme kinderen!..... En dan de kinderen van
«die kinderen!!.... Duistere toekomst!!!.... Armoede nog
«eens in de familie!!!.... Daarom, ge kunt niets mis-
«sen; al wat ge onnoodig weggeeft, steelt ge van uwe
«kinderen: hoe zult ge dat voor God verantwoorden?..."
Helaas I hoevele rijke Ouders luisteren naar den be-
koorder, denken zσσ, handelen zσσ, maar uit loutere
gierigheid! — en toch, zij verbeelden zich wθlcnchris*
telijk te doen met alzoo voor de toekomst hunner kin-
deren angstvallig bezorgd te zijn! — Christelijke Echt*
genooten, zijt op uwe hoede: vreest, dat, terwijl het
geld u in de hand komt, de geldzucht u in het hart
sluipe; — bedriegt u niet: zijt niet hebzuchtig en gie-
rig onder den schijn van spaarzaam en bezorgd voor
uwe kinderen te wezen. Zijt zoo verstandig van uwe
rijkdommen te gebruiken, niet gelijk gij goedvindt, maar
gelijk God het verlangt. Geeft ruime aalmoezen : vreest
eer te weinig, dan te veel te geven. Maakt u vele
vrienden bij God, die u zullen ontvangen in de eeuwige
-ocr page 70-
werken, met christelijke mensclilieverulhcid.
Waar het belang van den Godsdienst of de
nood der armen een offer komt vragen, geeft
blij en mild met eene zuivere meening voor
God. Maar dat is niel genoeg. Om u te over-
tuigen, dat ge niet gierig zijt, of om die ver-
derfelijke neiging in u te bestrijden, geeft nu
en dan ongevraagd en in het geheim !);en de
tabernakelen. Jlet do vergankelijke goederen, die God
u geschonken heeft, koopt u schatten, welke de dieven
niet rooven, geen roest, geen mot bederven kunnen.
En wat do zorg voor uwe kinderen betreft, wilt niet
alleen zorgen:
gelooft aan eene Voorzienigheid, rekent
op de bescherming en den zegen van God meer dan op
uwe eigene voorzichtigheid en zorg; koopt Gods zegen
door uwe aalmoezen voor u en uwe kindoren; leert
uwon kinderen arbeidzaamheid en vlijt; leert hun boven•
al hoe zij God moeten dienen en van den rijkdom ge-
brui k moeten maken; — neen, dan geen vrees! uwc
kinderen zullen uwe lessen benuttigen, uw voorbeeld
volgen, en, gelukkiger door de deugden dan wel door
de schatten die zij van u erven, zullen zij zicli door
hunne godsdienstigheid en christelijke milddadigheid den
zegen Gods verzekeren.
1) In het geheim: dit beduidt niet, dat geen ster-
voling zulks weten mag. Integendeel: ge behoort zelfs
MET elkander te spreken, wanneer de voorgenomen
gift merkelijk zou zijn; — als ge gecno onbcscheidcn-
heid van uwe kinderen te vreezen hebt, is het zekor
goed, zoo uwe KINDEREN weten, dat ge den luister
van Gods huis en de armen, de ledematen van Jesus
Christus, met de daad liefhobt; uwe kinderen mogen
niet alleen, maar zij behooren uwe gewone aalmoezen
te kennen, ja, nog beter zoo ge opzettelijk die aalmoe*
-ocr page 71-
— 53 —
goede God, die in het verborgene ziet, zal
in uw hart ecne zekere tevredenheid storten
ten bewijze hoezeer dat offer Hem behagel ijk
ia.Eenegeheime milde gift, tot een goed einde
voor God gedaan, is ecne heldhaftigheid , die
God altijd rijkelijk beloont. — De Vrouw wete
echter, dat zij geene groote of buitengewone aaU
moezen
zich veroorloven mag tegen den wil
van haren Man; en zelfs, wanneer de Man
haar lastig zoude vallen wegens geringe of ge-
wone aalmoezen
, is het beter daarin zijn wil
te volgen dan den vrede te storen: eene brave,
liefdadige Vrouw, die het betreurt, dat zij
niet al het goed kan doen wat zij wenscht,
zal de barmhartige God voor hare goede mee-
ning niet onbeloond laten.
zen nu en dan door hunne handen laat gaan: die
christelijke les en dat christelijk voorbeeld zijt gij, als
katholieke Ouders, aan uwe kinderen verschuldigd; —
vreest ook niet uwe verdiensten te verliezen, wanneer
gij met ecne zideerc meening UWEN pastoor of Z1BL-
ZOUGKit wegens uwc aalmoezen raadpleegt, om te we-
teu lot Kelk einde of hoe gij eene milde aalmoes het
best zult doen of wanneer gij zijnen bijstand inroept om
het goede werk uit te voeren; zijne tussehenkomst is
gewoonlijk juist het geschiktste middel om in het geheim
goed te doen.
-ocr page 72-
41. De okdelijkueid. Een gehuwd Man
moet uitmunten
Vooreerst, door orde op zijnen arbeid of
op de zaken
die hij drijft, om dezelfde re-
den waarom hij werkzaam en spaarzaam moet
zijn. Die werkzaam en spaarzaam is, kan nog
achteruitgaan of niet genoeg vooruitgaan , om-
dat hij geen orde kent. \'t Is niet genoeg,
dat er gewerkt wordt, zelfs veel, ja rusteloos
gewerkt wordt; er moet goed gewerkt wor-
den, .dat is: volgens eene bepaalde orde of
regel. Men mag niet op goed vertrouwen daar-
heen werken, of te veel zich verlaten op an-
deren, men moet door zich zelven altijd een
inzicht en overzicht van zijne zaken hebben,
om alles, wat tot schade zou kunnen strek-
ken, te voorkomen of bij ontdekking aan-
stouds te verhelpen.
Ten tweede, door orde op de uitgaven van
het huishouden.
Het betaamt den Man niet
zich in te laten met elke uitgave voor klee-
ding, huisraad of keuken: hij moet tooneu
vertrouwen te stellen in de wijsheid en goede
zorg zijner Vrouw;— maar de Man is niet-
temin verplicht toe te zien, of de uitgaven niet
-ocr page 73-
— 55 —
van te groote weelde getuigen , en zijnen stand
of verdiensten soms te boven gaan ; want om-
dat hij is het hoofd des Jmisgezins, blijft aan
Item de verantwoordelijkheid, niet van de kleine
bijzonderheden, maar voor den algemeenen
gang van het huishouden. Het gebeurt niet
zelden, dat een Man in de verplichtende nood-
zakelijkheid komt, om door zijn gezag do zucht
zijner Vrouw tot weelde of pracht te besnoei-
en \'). Is het schande voor den Man een
vittend bemoeial te worden ; zoo is het van den
anderen kant eene laffe toegeeflijkheid, wan-
neer hij zwijgt en wijkt, waar zijn plicht voor
God hem gebiedt dat te weren, wat het wei-
zijn van zijn huisgezin in gevaar brengt; of-
schoon hij, gelijk altijd, zijn best moet doen
om op de zachtste wijze tot zijn doel te ge-
raken. Vreest hij, dat bij tegenspraak de lieve
vrede zal gestoord worden, plicht en welzijn
van het gezin gaan boven; hij zij niet al te
beducht voor eene onweersbui, die bij eene
verstandige Vrouw niet van langen duur kan
zijn.
1) Zie de oant. van N. 43.
-ocr page 74-
— 5G —
Ten derde, door orde op den dagelijkxcheu
yang van hel huishouden.
Er moet een regel
zijn in elk christelijk huisgezin, waardoor liet
uur van opstaan en slapen gaan, van eten
en drinken, van kerkgang en avondgebed be-
paald is. Veel daarvan zal de Man aan de
goede zorg der Vrouw overlaten, maar de
Man heeft hier ook het hoogste gezag, en
moet toezien, dat de regel gehandhaafd
worde. Ook voor zich zelven mag hij zich niet
van de orde ontslagen rekenen \'). Breekt hij
1) Is het niet bijv. do goede orde verstoren en onge-
noegen veroorzaken, wanneer de Man op het bepaalde
etensuur
zich onnoodig laat wachten ? Zou het ook niet
tot de goede orde behooren, dat de Man, als hij *s avonds
uitgaat, geregeld op eeu gepast uur thuis komo? Be-
hoeft iemand zich niet te ontspannen, die zich niet heeft
ingespannen; de Man, die volgeus plicht door den ar-
bcid lichaam of geest heeft vermoeid, is gerechtigd tot
een eerzaam verzet. Gelukkig huisgezin, als de Man
dat verzet kan vinden in den kring der zijnen, bij Vrouwen
kinderen; terwijl liij zich op aangename en nuttige wijze
met hen bezig houdt, om daarna met hen gezamenlijk
liet avondgebed te doen ! Behalve de voldoening voor
de Vrouw, hoeveel zullen do kinderen daarbij winnen
in hunne opvoeding? Immers wanneer de Vader zich
des daags de kinderen niet kan aantrekken, omdat hij
werken moet, en \'savonds de kinderen zelden ziet, om-
dat hij meestal van huis is, teneinde elders zijn vermaak
to zoeken, hoe zal dio Vader zijne kinderen loeren kcn-
uen, hen onderrichten, hen leiden, zich door hcu doen
-ocr page 75-
dikwijls don regel zonder gegronde reden,
de andere huisgenooten zullen ook minder
nauwgezet zijn in het naleven der orde; ter-
wijl het goede voorbeeld van het hoofd des
huisgezins het krachtigste middel zal zijn ,
om eene stipte orde in het huishouden te
handhaven.
XII. Over de voornaamste deugden of
goede hoedanigheden der Vrouw.
42. De godsdienstigheid. Verheven is
de plaats der Vrouw iu het christelijk huis-
gezin. De Vrouw oefent het Apostolaat of
beminnen? Hoc zal hij zijnen vaderlijken plicht vol-
brengcu? Zal hij voor zijne kinderen niet, onbekend
en onbemind, een vreemdeling zijn? Nogtans willen wij
daarom aan een werkzamen Vader niet ccuigc uitspan-
ning buitenshuis ontzeggen; zelfs zijn stand en liet be-
lang zijner zaken kunnen soms het medebrengen, dat
hij zich nu en dan in een of ander fatsoenlijk gezel-
schap laat vindon; maar bij zijn uitgaan vergete hij
nimmer orde, maat en het hclamj der όjnen; bij zijne
vertering volge. hij zijn stand en middelen. • Hij trachte
immer zijn pleiner zσσ te nemen, dat zijne Vrouw er
geen verdriet van oogste. Kan het wel een braven Man
een wezenlijk pleizier zijn wat gekocht is met het ver-
driet zijner Vrouw? Zie N. 40 & N. 27.
-ocr page 76-
— 58 —
Priesterschap \') uit in den beperkten kring
der familie: \'t is hare taak den Man, zoo
noodig, tot godsdienstigheid te brengen en
den kinderen de godsdienstigheid in te pren-
ten. Waar de Vrouw ongodsdienstig is, zult
ge daar godsdienstigheid van den Man en van
de kinderen verwachten? En kan een Hu-
welijk zonder godsdienst christelijk genoemd
worden ? Kan een Huwelijk, waar God is bui-
tengesloten, gelukkig zijn? Van de Vrouw
moet die bezielende adem uitgaan, welke het
Huwelijk in waarheid christelijk en gelukkig
maakt. Heeft de Man op zich genomen voor
het stoffelijke leven van Vrouw en kinderen
te zorgen; \'t is de roeping der Vrouw Man en
kinderen tot hooger leven, tot den hemel te
voeren. Eene godsdienstige Vrouw kan de oor-
zaak zijn van het eeuwige geluk van geheel
het huisgezin; eene ongodsdienstige Vrouw
1) Rechtens komt den Man, als het hoofd der Vrouw
en als liet hoofd van het huisgezin, het Priesterschap
toe: hij toch moet de Vrouw, en eveneens de kinderen,
geleiden op den weg, die tot God voert. Doch zullen
de Mans niet erkennen, dat het verhevene Priesterschap ,
de leiding in het godsdienstige, feitelijk tot de Vrouw
is overgegaan? Aan den Man het recht, aan de Vrouw
de uitoefening.
-ocr page 77-
— 5!) —
kan de schuld dragen, dat, met haar, Man
en kinderen verloren gaan. De godsdienstig-
heid is, om zoo te spreken, de hoofddeugd
in de Vrouw, de bron van vele andere deug-
den. Uit de godsdienstigheid vloeit van zelf
voort eene ware en standvastige liefde. Eene
godsdienstige Vrouw zal zijn eene zedige Vrouw,
eeue zorgvuldige Vrouw, eene verduldige
Vrouw. Leid hieruit af wat van eene ongods-
dienstige Vrouw te vreezen is \').
43. De zedigheid. Is de zedigheid het
schoonste sieraad van eene ongehuwde doeh-
ter, zij blijft het nog voor de gehuwde
Vrouw. Kleeding, houding, gang, gebaren,
1) Tot de godsdienstigheid der Vrouw behoort do-
liefde voor de armen, het deelnemen aan liefdadige wcr-
ken. De H. Jacobus schrijft in zijn Brief Hoofdst. I,
27: " Zuivere en onbevlekte godsdienst bij God en den
tt Vader is deze: weezen en weduwen te bezoeken in hunne
»verdrukking
, en riek zetven onbesmet te bewaren van
"deze wereld."
Dat is: echte, ware, zuivere godsdienst
in het oog van God onzen hemelsehen Vader, bestaat
in het beoefenen der christelijke liefde, bijv. in liefda-
digen bijstand aan behoeftige weezen\'en weduwen te vcr-
leenen en in zich zelven onbesmet te bewaren van deze
booze wereld, door ge.me van haar zondige daden na te
volgen, maar ingetogen en rechtvaardig en godsdienstig
in deze wereld te leven
(Tit. II, 12). Schijnt deH.Ja<
eobns dit niet vooral voor de Vrouwen geschreven te
hebben f
-ocr page 78-
— 60 —
oogslagen, woorden, alles moet in eene chris-
telijke Vrouw zedig en eerbaar zijn. Zij
moet trachten haven Man alleen te behagen;
zij mag er niet aan denken op eenige wijs
oog of hart van andere mannen te trekken.
Onzedige of dubbelzinnige woorden mag zij
in hare tegenwoordigheid niet dulden ; de min»
ste ongepaste vrijheid tegenover haar moet
voor haar eene beleediging zijn. Eene ch ris te-
lij ke Vrouw kan niet te omzichtig zijn, om
hare deugd niet in de minste verdenking te
brengen. De deugd eener Vrouw bekomt zoo
licht eene vlek, en het zijn van die vlekken
die onuitwischbaar zijn. De zedigheid maakt
de Vrouw des te behagelijker in de oogen
van haren Echtvriend, die zich gelukkig ge-
voelt door hare reine, geheele, onverdeelde
liefde. — Dat eene katholieke Vrouw toch
nooit voor eene ontstichtende kleeding verschoo-
ning zoeke in de mode. Wat is de mode ?
Zij is de wet eener wereld, die, volgens den
Zaligmaker, geheel en al in de boosheid ge-
legen is; eener wereld, welke, volgens den
II. Joannes, vol is van begeerlijkheid des
vleezes, begeerlijkheid der oogen en hoo-
-ocr page 79-
— 61 —
vaardij des levens. Kunt gij dan denkeu, ka-
tholieke Vrouw, de mode te moeten of te mo-
gen volgen, omdat zij mode is ? Gij zijt ge-
houden, vσσr gij eene mode volgt, toe te
zien of die kleederdracht niet door uwen hei-
ligen Godsdienst wordt veroordeeld. Heeft dan
de Godsdienst iets met de kleeding te maken?
Ter dege. De kleeding is den mensch niet
eene gansch vrije zaak: gekleed te gaan is
eene verplichting, door God opgelegd. Ge weet
waarom, helaas! God zelf aau Adam en Eva
kleederen heeft aangedaan (Scliepp. III, 21).
Maar zoo gij gekleed moet gaan, omdat God
het wil, dan behoort gij ook in uwe klee-
ding volkomen het doel te betrachten, wat
God zich met de kleeding heeft voorgesteld.
Welk is dat doel ? Het hoofddoel is te voor-
komen , dat men iemand aanleiding geve tot
kwaad, hetzij in gedachten of anderszins. Dit
hoofddoel moet voor alles in de kleeding be-
tracht worden; zie, dat vordert de Godsdienst.
Hij verbiedt voorts in de kleeding den geest
van verkwisting, welke zoovele huisgezinnen
ten gronde richt. Moet men niet op zijne
hoede zijn tegen de mode in eene maat-
-ocr page 80-
— 62 —
schappij, welke men poogt onchristelijk, on-
godsdienstig te maken, door met Christus ook
God er uit te bannen; eene maatschappij,
welke men schijnt te willen terugdrijven lot
het heidendom met al zijne schandelijkheden
en gruwelen ? Eene katholieke Vrouw raad*
plege bij het volgen der mode het voorschrift
der christelijke zedigheid( haren stand en hare
middelen. De kleeding eener katholieke Vrouw
kenmerke zich door zedigheid, eenvoudigheid
en zindelijkheid 1).
1) Mevr. Maria de Gentelt/es heeft in don jong-
sten tijd de fransche Vrouwen opgeroepen tot liet vor-
men van eene Vcrceniging, een heiligen bond, om de
heerschende weelde in de kleederdraclit der Vrouwen te
bestrijden. Het ware te wensohen, dat alle Vrouwen
ter harte namen wat zij als verplichtend voor de leden
der Vereeniging voorstelt. Ziehier hare woorden:
\'/ Maar welke verplichtingen mogen en moeten de le-
» den van dien heiligen bond op zich nemen?.....
"Zoude het niet best zijn, terstond te beginnen met
" zich te verbinden eens ernstig te onderzoeken, welke
»de drijfveeren zijn die ons persoonlijk doen handelen,
" wanneer wij ons lichaam versieren en optooien; onze
"meening te zuiveren en er geene te hebben, waarover
" wij zouden moeten blozen, indien zij bekend ware?
"Onzen Man behagen, onzen stand ophouden in de
\'/gezelschappen, binnen de palen blijven eener passende
" en bevallige netheid; ziedaar een doel daar wij naar
"mogen streven.
»Maar in onze prachtvolle kleeding een middel te
" zoeken om opgemerkt, bewonderd te worden en wat
o dies meer zij; er zelfs een middel in te vinden om an-
-ocr page 81-
— 63 —
44. De IJVERIGSTE ZORG VOOB HET HάISHOi;-
den. Gelijk de Man moet hebben liefde voor
den arbeid , zoo moet de Vrouw liefde hebben
voor het huishoudelijk werk. De honderd kleine
bemoeiingen, die dagelijks voorkomen, moeten
haar vermaak, haar leven zijn. Wordt zij door
anderen daarin geholpen, over alles moet zij
het wakend oog houden. In het Boek der Wijs-
heid wordt de kloeke Vrouw geprezen, „ die
„ de gangen van haar liuis nagaat en haar brood
„ niet in ledigheid eet." Deze ijverige zorg voor
het huishouden veronderstelt:
«dere Vrouwen te overtreffen, alleen te heerschen, ze te
tt overschaduwen, in ιιn woord, dat zoude rechtstreeks
»tegen den geest der Vcrecniging strijden.
>/Wat nu do stoffelijke verplichtingen betreft, door
"de leden aan te gaan, ik geloof, dat men ze tot drie
wkan terugbrengen. Een eerste zou zijn, zich eene som
ii te bepalen (en daar zich streng aan vast te houden)
ii die men jaarlijks voor het toilet wil besteden, en nim-
ii mer of nooit die eenmaal gestelde grenzen te over-
// schrijden.
a Ten tweede, op die som te heffen het deel der armen
nen
dat zoo groot mogelijk te maken; zich beijveren
ii van tijd tot tijd de begeerte eencr nieuwigheid op te
«offeren, om daardoor meer in de gelegenheid te zijn,
iizijne arme broeders te kunnen helpen; ze in persoon
»de ondersteuning brengen.
«Eindelijk, en dit ia het voornaamste punt, nooit
niets te koopen, zonder het dadelijk te betalen, of als
«dit in sommige gevallen onmogelijk is, ten minste de
-ocr page 82-
— 64 —
1.   l)e huiselijkheid. Eene gehuwde Vrouw-
moet het liefst te huis zijn, te midden van
hare huishoudelijke zaken, vooral wanneer zij
tevens Moeder is. Eene Vrouw, die buiten
noodzakelijkheid veel of gaarne van huis is >
verdient den naam niet van Huisvrouw.
2.  De waakzaamheid over alles wat het huis-
liouden raakt. Eene goede Huisvrouw sluit
zich niet op in hare kamer, om vandaar, als
eene koningin van haren troon, hare beve-
len te geven; maar zij gaat zich ter plaatse
overtuigen of alles naar behooren geschiedt.
ii som of waaide van den japon , hoed of shawl die wij
«kiezen, ter zijde leggen.
»/0, konden wij opus goed begrijpen, de redelijkheid
»cn de zedelijkheid dier woorden: koniant betalen!.......
\'/ door de meeste Vrouwen zoo weinig verstaan.
/\'Beproeft dit middel eens, al was het maar vooreen
i/jaar, voor zes maanden slcehts, en gij zult geheel
\'/overtuigd zijn van de waarheid mijner bewering."
Z. II. Paus Pius IX heeft in eene lireve, aan Mevr.
Mama de Gektf.li.es gericht (S Juli 1868), haren
vromen ijver geprezen en aan hare onderneming den
heilzaamsten uitslag voorspeld, tegelijk met krachtige
woorden do weelde in de klccderdracht der Vrouwen
vcroordcelendc. lleeds in Oetober 18G7 had Zijne Hei-
ligheid zich gedrongen gevoeld, om openlijk don zonder-
lingcn opschik der Vrouwen te gispen, vooral die licht -
zinuige vermetelheid waarmede zij tot zelfs in de heilige
plaats, waar God alleen door allen moet aanbeden wor-
den, door hare ijdele praal de aandacht zoeken te trek-
ken, om bewonderd, zoo niet aanbeden te worden.
-ocr page 83-
— 65 —
Zij moet met hare eigene oogen nu en clan
gaan zien of in het gansche huis, van op Jen
zolder tot in den kelder, alles richtig is.
3.   De ordelijkheid. Eene goede Huisvrouw
zorgt, dat alles volgens een bepaalden regel
geschiedt. Het uur is vastgesteld voor die za-
ken, welke dagelijks voorkomen; voor ande-
re werkzaamheden bepaalt zij den dag of de
week. Zij houdt niet van uitstellen. Door uitstel
komt verwarring en schade.
4.  De spaarzaamheid. Eene goede Huis-
vrouw ziet toe, dat geene nuttelooze uitgaven
plaats hebben. Zij weet in alle behoeften,
die het huishouden volgens haren stand mede-
brengt , op de voordeeligste wijze te voorzien,
zonder daarom gierig of karig te zijn.
5.  De zindelijkheid. Deze goede gave is op
zich zelve reeds behagelijk ; maar zij is des to
meer aan te bevelen, wijl zij nooit alleen komt:
zij brengt gezondheid en orde en voordeel
mede. In het huis van eene morsige Vrouw
ontmoet ge weekelijke kinderen, vindt ge alles
overhoop en gaat veel overstuur. Voegen wij
hieraan toe, dat die zindelijk is, van zelf
zorgen zal aanstonds te herstellen wat her-
-ocr page 84-
stelling noodig heeft, waardoor niet weinig
het voordeel in het huishouden bevorderd
wordt.
XIII. Over de heiliging van zich
zelven in het Huwelijk.
45. De mensch is door God geschapen en
op deze aarde geplaatst, om Hem te kennen,
Hem te beminnen en Hem hierna eeuwig te
aanschouwen. Ieder mensch moet God dienen
en door zijn getrouwen dienst zijne zaligheid
bewerken, \'t Is het ιιne noodzakelijke wat de
mensch hier op aarde te doen heeft; en die taak
is eiken mensch persoonlijk eigen : hij kan die
taak aan niemand anders overdragen. Elk
gehuwd persoon moet dan voor alles zijne ei-
gene zaligheid betrachten , en wel door God te
dienen in den staat des Huwelijks. Ook tot
de Gehuwden heeft Jesus Christus gezegd:
„ Zoekt eerst liet rijk Gods en zijne gerecldig-
„ held (Mi\\t\\\\. VI, 33)," datis: de gerechtigheid ,
welke God van den mensch verlangt. Gehu\\v-
-ocr page 85-
— 07 —
den mogen niets doen wat met den dienst van
God en hunne zaligheid in strijd is. De liefde
vergt, dat Gehuwden elkander zoeken te be-
hagen, zooveel mogelijk voorkomend en toe-
gevend zijn; maar nooit in die dingen, welke
strijdig zijn met de liefde, aan God verschuU
digd. Gehuwden mogen des noods voor eik-
ander alles opoffereu, maar niet hun God.
Ook voor de Gehuwden is „ het grootste en
„ eerste gebod: gij zult den Keer uwen God
„ LIEFHEBBEN UIT GEHEEL UW HART EN MET
„ GEHEEL UWE ZIELEN MET GEHEEL UW VER-
„ stand (Matth. XXII, 37 en 38)."
46. Mogen de Gehuwden niets doen tegen
God,
zij moeten alles doen voor God. Zij
mogen niet vergeten, dat zij zich zelven moe-
ten heiligen, voornamelijk door hunne ge-
wone bezigheden met eene bovennatuurlijke
meening te verrichten. Wat is doorgaans de
dagelijksche taak van den Man ? Te werken
en te slaven voor Vrouw en kinderen. Hij ver-
zuime niet zijnen arbeid door hooger inzicht
te heiligen. Als hij werkt voor Vrouw en kin-
deren, dan behoort hij dat te doen, omdat
God hem die liefde en zorg heeft opgelegd.
-ocr page 86-
— 68 —
Eveneens moet de Vrouw zich van hare on-
afgebroken zorg voor het huishouden en voor
de opvoeding der kinderen kwijten, niet enkel
uit liefderijk ontzag voor haren Man en uit
liefde voor hare kinderen; maar zij behoort
in die duizend kleine bemoeiingen en verricli-
tingen , voortdurend den wil Gods te beschou-
wen, om Hem door hare getrouwheid in het
kleine te dienen en te behagen. Al wat in
het Huwelijk voorkomt, plicht, arbeid, zor-
gen, moeilijkheden, lijden, zie dat alles aan
als eene beschikking Gods; offer eiken mor-
gen uwe werken aan God op, vraag zijn ze-
gen over arbeid en zorgen , en verdraag ver»
duldig voor God al het onaangename wat u
dien dag moge overkomen. Houd deze goede
meening steeds bij u levendig, en wat anders
zwaar zou vallen, zal u gemakkelijk en licht
worden; maar wat het voornaamste is: gij
zult God dienen gelijk Hij het van u verlangt.
47. De zorg voor uwe eigene zaligheid
eischt van u eene bijzondere getrouwheid in
de vervulling van uwe godsdienstige plichten.
Meer nog dan vroeger hebt gij Gods bijstand
noodig. Wees vooral getrouw in uw morgen»
-ocr page 87-
— 69 —
cu avondgebed. Wees ijverig in het bijwonen
der goddelijke diensten. Nader elke maand
minstens tot de IIII. Sacramenten. Het voor-
naamste middel om zijne zaligheid te ver-
zekeren is een veelvuldig en waardig gebruik
der HH. Sacramenten. De IIII. Sacramenten
moeten u bewaren voor de doodzonde, voor
het verlies der heiligmakende genade. Mocht
ge in doodzonde gevallen zijn, stel uwe Biecht
niet uit, maar haast u om u met den goe-
den God te verzoenen. Door uit te stellen loopt
gij gevaar van door den dood in den staat
van doodzonde verrast te worden en alzoo
eeuwig verloren te gaan. Ook zoolang gij in
dien ongelukkigen staat van vijandschap met
God blijft voortleven, verliest gij de ver-
diensten van uwe goede werken; want om
door zijne goede werken den hemel te ver-
dienen , moet men zijn in staat van gratie en
zijne werken doen voor God. Nogtans zijn
goede werken, in staat van doodzonde ge-
daan, niet gansch vruchteloos; neen, goede
werken, in dien staat verricht met eene goe-
de meeuing voor God, worden voorzeker aan-
geprezen als een krachtig middel, om van
-ocr page 88-
— 70 —
den barrahartigen God de genade van eene
oprechte bekeering te verkrijgen. Eindelijk zij
u aanbevolen het godvruchtig dragen van het
Schapulier van O.-L.-V. van den Carmelus,
een schild voor lichaam en ziel in alle ge-
varen \').
48. Ieder Christen raag wel ernstig ge-
waarschuvvd worden, dat hij te midden van
de beslommeringen dezer wereld de eeu-
wige belangen zijner onsterfelijke ziel niet
uit het oog verliest; maar Gehuwden hebben
eene dublele waarschuwing noodig, omdat,
gelijk de H. Paulus leert, er zooveel in den
staat des Huwelijks voorkomt, dat geest en
hart van God en de zaligheid aftrekt -).—
1)    Eene godsdienstige Vrouw zul toezien, dat haar
Man het Schapulicr draagt, vooral wanneer hij op reis
gaat of gevaarlijken arbeid moet verrichten.
2)   Alzoo de II. Paulus in zijn eersten Brief aan de
Corinthiλrs (VII,32—3ι): « Die gecne vrouw heeft, is be-
usorgdover
7geen den lieer betreft, hoe hij God;albe-
tt hagen; maar die eene vrouw heeft, is bezorgd over \'θ
iigeen de wereld betreft,
hem drukken vele on gedurige
«zorgen voor wercldsche zaken, zijne huishouding betref*
r/fende, en onder andere, de zorg hoe hij zijne vrouw
n zal behagen,
hoe hij genoegen zal geven aan zijne huis-
«vrouw; en zσσ is hij als verdeeld tusschen God en de
"wereld. lin de ongetrouwde vrouw, en de maagd, denkt
iiom\'lgeen den lieer betreft, om heilig ie lijn naar lich-
-ocr page 89-
— 71 —
Gehuwden mogen niet zorgeloos leven we-
gens de tijdelijke zaken, zij moeten zorg,
dikwijls veel zorg hebben; maar daarom niet
te veel zorg. Hunne eerste en hoogste zorg
moet altijd blijven de zorg voor hunne zalig-
heid, en in hunne zorg voor bet tijdelijke
moeten zij een groot vertrouwen hebben op
Hem, die gezegd heeft: „ Zoekt eerst het rijk
„ Gods en zijne gerechtigheid; en dit alles
(wat
„ ge noodig hebt) zalu toegegeven worden (Matth.
VI, 33)." Eene zorgvuldige Huisvrouw her-
innere zich dikwijls de ernstige waarschuwing
des Zaligmakers: „ Martha, Martha! gij zijt
„ bezorgd en lekommerd over zeer veel; doch
» aam en geest; maar de getrouwde denkt om \'tgeen de
ii wereld hetreft,
als moeder des huisgezins heeft zij zich
ii om velo tijdelijke zaken te bekommeren, en ook hier-
»om, hoe zij namelijk haren man zal behagen"
Terzelfder plaats heeft de grootc Apostel eene aller-
schoonste opwekking tot de Gehuwden, opdat zij hunne
hoogste belangen toch niet uit het oog verliezen.
"Dit dan zeg ik, Broeders, de tijd is kort; derhalve,
wdat ook zij die vrouwen hebben, zijn alsof zij ze niet
ii hadden; en die weenen, als weenden zij niet; en die
ii zich verheugen, als verheugden zij zich niet; en die
ii koopen, als bezaten zij niet; en die deze wereld gebruiken,
;<als gebruikten zij haar niet: — want de gedaante
«dezer wereld vergaat; dat is: al het aardschc, alle goed
n en genot dezer wereld met haar lijden en verblijden
, V
ii is al vergankelijk en gaal voorbij.
-ocr page 90-
„ιιn ding is noodig (Luc: X, 41);" datιιne
noodzakelijke mag door niets verdrongen, om
niets verwaarloosd worden. Wat zult gij aan-
voeren, katholieke Echtgenooten, om u wegens
de verwaarloozing van het ιιne noodzakelijke
te verontschuldigen ? Gij hebt geen tijd om
uwe godsdienstige plichten te vervullen?
Gij moet den tijd hebben, en gij kunt den
tijd gemakkelijk vinden, zoo ge den ern-
stigen wil daartoe hebt. Helaas! om te vol-
doen aan zijne winzucht, wordt de mensen
bereid gevonden, pleizier, gemak, slaap, ge-
zondheid op te offeren, ja zijn leven te wagen ;
maar voor zijne zaligheid , wat heeft de mensch
daarvoor over? Is er geld te verdienen, dan
heeft hij altoos tijd; maar om zijne ziel te
verzorgen, om die te verrijken, te verrijken
voor de eeuwigheid, daarvoor heeft hij geen
tijd ! Hoevelen vergeten het woord des Ileeren :
„Wat zal het den mensch baten, indien
„ hij de geheele wereld wint, en zijne
„ ziel verliest (Mare. VIII ,30)? Gij liebt geen
lust
om te bidden, om de HH. Sacramenten
te ontvangen? Maar hebt gij dan lust, is
het zoo aangenaam, om eiken dag vnn den
-ocr page 91-
— 73 —
vroegen morgen tot den laten avond te zorgen .
te werken, te slaven? Ja maar, dat moet
wel, dat is plicht. Juist zoo, dat is plicht,
en waar plicht is, hebt ge niet uwe lusten Ie
raadplegen.
Gij hebt geen dringender plicht
dan de zorg voor uwe ziel. \'s Morgens en
\'s avonds moet gij bidden. Zoudt gij willen
opstaan en u ter rust begeven als een on-
geloovige, dat wil zeggen: met evenveel aan
God te denken als het redclooze dier? Gij
moet \'s morgens opstaan om voor God te
gaan werken; gij moet Hem bedanken voor
zijne bescherming en bidden om zijn zegen,
\'s Avonds moet gij God danken voor de
zegeningen van den dag en Hem bidden om
zijne bescherming gedurende uwen slaap.
Gij behoort ten minste maandelijks of met
do grootc Feestdagen tot de IIH. Sacramen-
ten te naderen. Het belang uwer ziel vor-
dert dat. Gij zegt: het hoofd staat er niet
toe,
geest en hart zijn thans voor zulke hei-
lige zaken niet bekwaam; derhalve uitgesteld:
later zal het beter gaan. Misleiding des dui-
vels! Neen, niet uitstellen: doe naar uwe
4
-ocr page 92-
— 74 —
omstandigheden uw best, om u voor die
heilige handeling voor te bereiden; de goede
God vergt niets meer van u; en wat ge daar
zegt tot verschooning, strekt tot bewijs hoe-
zeer uwe ziel behoefte heeft aan de HH.
Sacramenten. Door de wereldsche zorgen is
de geest Gods bijna of misschien geheel uit
uw hart verdrongen, uwe ziel heeft voedsel,
nieuwe krachten noodig; door altijd te wroeten
in het stof, wordt de ziel overdekt met stof,
op het gevaar af van gansch stof te worden:
de ziel moet zich nu en dan opheffen, om
dat stof af te schudden. Door de HH. Sacra-
menten wordt de goede geest in u vernieuwd,
eiken keer zult gij u tevreden en gelukkig
gevoelen, en met meer moed en ijver zelfs
zult gij uwe tijdelijke zaken hervatten.
XIV. Over de wederzijdsche stichting.
49. Het Huwelijk is geene overeenkomst
om elkander alleen tot hulp en steun te zijn
in alle tijdelijke aangelegenheden \'); neen,
1) Zie N. 0 het tweede einde des Huwelijks.
-ocr page 93-
— 75 —
de Huwelijksband omvat Man en Vrouw
geheel en al gelijk ze zijn, met lichaam en
ziel, met al hunne belangen. Kunnen wij
het christelijk Huwelijk anders begrijpen dan
eene wederzijdsche verbintenis, om elkander
zoo gelukkig te maken als mogelijk is ? Maar
kan een Katholiek zich een wezenlijk geluk
voorstellen, wanneer de gedachte aan het
eeuwige geluk des hemels is buitengeslo-
ten? Eene oprechte liefde om God vcrondcr-
stelt van zelf in christelijke Echtgenooten
een vurig verlangen, om elkander boven
alles tot het geluk des hemels te zien geraken,
eene heiligs zucht om elkander tot dat eeu-
vvige geluk te geleiden.
50. Gehuwden zijn dan verplicht elkander
zooveel mogelijk van het kwaad af te trekken
en tot het goede te brengen. — En welke mid-
delen staan hun hierbij ten dienste? Het woord,
het voorbeeld en het gebed.
Het woord; namelijk gepaste waarschuwin-
gen, vermaningen en berispingen om afvvij-
kingen te voorkomen of, waar fouten of ge-
breken , verkeerde hebbelijkheden of kwade
gewoonten bestaan, die te verbeteren; — tij—
-ocr page 94-
— 7fl —
dige herinneringen aan de vervulling der
godsdienstige plichten, gemoedelijke opwek-
kingen, stichtende gesprekken. Wat de beris-
pingen betreft, neem in acht wat bij Hoofdstuk
IX, N. 35 en 36 deswegens gezegd is. Voe-
gen wij hierbij deze bemerking: dat men het
meeste kracht geeft aan zijn woord , wanneer
men op zijne beurt aanmerkingen en beris-
pingen met een goed hart aanneemt of zich
ten nutte maakt.
liet voorbeeld. Gehuwden moeten elkander
in het goede voorgaan. Hoe sterk moet het
goede voorbeeld trekken waar het onophou-
delijk voor oogen is, en wel in den persoon
dien men hoogschat en liefheeft ?
liet gelei. Gehuwden moeten veel, ja da-
gelijks voor elkander bidden, opdat de barm-
hartige God den geliefde voor de zonde moge
bewaren en tot goede werken moge aanzet-
ten en helpen. Van een vurig gebed mag men
alles verwachten. Waar een oprecld godsdien-
stig
Echtgenoot verstandig beleid met vertrou-
wend geduld weet te paren, is liet welslagen
zeker. Hoevele Mannen hebben hun geluk voor
tijd en eeuwigheid nan hunne godsdienstige
-ocr page 95-
— 77 —
Vrouwen to danken? O katholieke Vrouw!
in Gods handen zijt gij wellicht het werk-
tuig, waarvan zijne barmhartigheid zich be-
dient om de onsterfelijke ziel van uwen Man
te redden: moge de zaligheid van uwen Man
het hoogste doel uwer liefde wezen!
51. De vraag zal verder gemakkelijk te
beantwoorden zijn of men het een christe»
Iijk Huwelijk kan noemen, wanneer Echt-
genooten zich niet bekreunen om elkanders
zaligheid ; wanneer de een zich onverschillig
toont omtrent de afwijkingen des anderen,
onverschillig of de andere zijne godsdienstige
plichten vervult of niet. O, hoe moet een
christelijk Echtgenoot in zijne ziel bedroefd
zijn , wanneer de geliefde zijns harten zich
door ile zonde ongelukkig maakt! O, hoe moet
eene brave Vrouw lijden, wanneer haar Man
zijne godsdienstige plichten verzaakt of aan
eene of andere ondeugd zich overgeeft! Zij
lijdt meer in hare ziel om het ongeluk van
haren Man dan wel om de onaangenaamhe-
den, die zij door zijn wangedrag te verdu-
ren heeft. O, met welk eene vurigheid smeekt
zij eiken dag de bekecring van hem af, dien
-ocr page 96-
— 78 —
zij, ondanks alles, oprecht om God blijft lief-
hebbea!
52. Nog erger dan deze onverschilligheid
is het gedrag van de Gehuwden, welke eik-
ander aanleiding geven tot de zonde. Hoc
schuldig zijn zij, die den invloed, welken het
Huwelijk hun geeft, gebruiken om elkander
over te halen tot iets, dat strijdig is met de
geboden Gods of de geboden der II. Kerk.
Schijnen dezulken niet bijeengekomen te zijn ,
om elkander, in plaats van gelukkig, diep
ongelukkig te maken ? Hebben zij eenmaal
voor het Altaar elkander de hand gegeven ,
om langs den brecden weg des verderfs el-
kander in den afgrond te trekken ? De Zalig-
maker heeft gezegd : „ Wee den MENscii door
„ wien\' de EBOEENIS komt !" Wee eiken mensch
die een anderen mensch, welken ook, tot de
zonde brengt! Welke straf dan moet de Man
vreezen, die oorzaak is, dat zijne Vrouw zon-
de doet? Welke straf wacht de Vrouw, die
schuld is van de afwijkingen van haren Man?
Wat eene rampzalige omkeering, zoo de lief-
de , die de bron moet zijn van beider geluk,
de oorzaak wordt van beider verderf!
-ocr page 97-
— 79 —
XV. Over de kwellingen in
het Huwelijk.
53. Het leven van eiken mcnsch is een
lijden en strijden met weinig verblijden. „Be
„ mensch, van de vrouw geloren
, leeft korten tijd
„ en wordt met vele ellenden vervuld (Job XIV, \\)."
Iedereen heeft de bevestiging dezer woorden
van den zwaar beproefden Job dagelijks voor
oogen. Jesus Christus heeft gezegd: „Indien
„ iemand mijn volgeling icil wezen
, hij verloocltene
„zich zelven, en neme zijn kruis
dagelijks op,
„en volge Mij
(LuclX,23)." Derhalve heeft
iedereen een kruis , dat hem als het zijne toe-
behoort, een kruis, dat hem geen dag verlaat.
„Zoo staat dan", zegt de godvruchtige Tho-
mas van Kempen, „ altoos een kruis voor u
„gereed, en wacht u overal op. Gij moogt
„ loopen waarheen gij wilt, gij kunt uw kruis
„nergens ontvluchten..... Werpt gij ιιn
„kruis van u af, er is geen twijfel aan, of
„gij vindt dra een ander, en wellicht nog
„ zwaarder dan te voren.....Houd u bereid
„ in dit rampvol leven velerlei ongemakken
-ocr page 98-
— 80 —
„ en wederwaardigheden door te staan. Want,
„waar gij ook rnoogt zijn, dit zal uw lot
„ steeds wezen, en gij zult waarlijk niets an-
„ ders vinden, waar gij u ook verbergen wilt\')."
54. De H. Paulus schrijft in zijn eersten
Brief aan de Corinthiλrs (VII, 28): „Hebt
„ gij eene vrouw genomen, gij helt niet gezon~
„ digd; en heeft eene maagd zich in den echt
„begeven, zij heeft niet gezondigd;
doch zul-
„ LEN DEZULKEN VERDRUKKING DES VLEEZES
„hebben." Heeft iedereen te lijden, Gehuw-
den hebben zeker veel kwellingen te wach-
ten; namelijk, zij zullen allerlei zorgen, zwa-
righeden en bekommernissen, welke de staat
des Huwelijks medebrengt, moeten ondervin-
den. Die alleen staat in de wereld, heeft voor
zich alleen te zorgen, en heeft alleen te lij-
l) De Navoi.ginq van Ciimstus. Tweede Boek,
laatste Hoofdstuk.
Lees met aandacht dit kostelijk Hoofd-
stuk in zijn geheel; loes het dikwijls; laast gij het elko
maand eens, \'t waro nog niet te veel. Puor. Sciibant
iu zijne Vertaling der Navolgixg toekent op dit Hoofd-
stuk aan: r/lladde do Schrijver dit eenige lloofddcel
ii slechts geschreven, dut ware genoeg geweest, om hem
*/der vergetelheid to ontrukken. Het prijst zich boven
«alle, om deszelfs belangrijken inhoud, aan, enisocner
«aandachtige herlezing ovcrwaardig."
-ocr page 99-
den wat hem persoonlijk treft \'); maar die
gehuwd is, heeft te zorgen voor zich, te zor-
gen voor zijne wederhelft, te zorgen voor zij-
ne kinderen; en staat iedereen aan tegenspoed
bloot, een Gehuwde heeft het lijden van velo
kanten te wachten; want wijl de Gehuwden
ιιn zijn door de liefde en beider belangen
verbonden zijn, wat op een neerkomt, treft
ook den ander, en wat de kinderen be-
jegent, treft ook de Ouders; zoodat een Ge-
huwde, om zoo te spreken, reeds eene dub-
bele kans heeft van tegenspoed, alleen omdat
hij gehuwd is, en daarbij nog zoo vele kan-
sen als hij kinderen telt, die hij liefheeft; ja,
de slagen, die een geliefde treffen, vallen op den
beminnende terug dikwijls gevoeliger dan dat
zij onmiddellijk op hem waren neergekomen.
65. De mensch, voordat hij kennis en erva-
ring van de wereld heeft opgedaan, schept zich
vele illusie» of bedriegelijke verwachtingen
van allerlei genot. Deze zelfbegoocheling heeft
vooral plaats omtrent den staat des Huwe«
lijks. Gij zult in het Huwelijk veel niet vin-
den van hetgeen gij u beloofd hebt, en veel
1) Zie de aant, op N. 30.                     i*
-ocr page 100-
—• 82 —
vinden dat gij niet verwacht, veel waaraan
ge zelfs niet gedacht hebt. Vσσr ge het Huwe-
lijk aangingt, waart gij zonder kennis en
ervaring, daarentegen vol van ijdel zelfbedrog.
Al wat u in het Huwelijk aanlokte, wist
uwe verbeelding tot zulk een betooverend
schoon geheel saam te schikken, dat ge droom*
det bij uw Huwelijk een paradijs in te treden; —
wat ge in het Huwelijk te vreezen hadt, dat
hebt ge niet kunnen zien of niet willen zien,
of heeft uwe verbeelding onnoemelijk klein
gemaakt of gansch weggecijferd met een „ja
dat kan wel, maar dat zal niet." En thans
nu uw droom uit is, wat denkt ge ? wat
zegt ge van die zoete huwelijkswedde, welke
gij u beloofd hadt ? Is de roos niet een treffend
beeld van den staat des Huwelijks ? De roos
is aanlokkelijk door geur en kleur; maarzij
heeft ook hare doornen: de geur vervliegt,
de kleur verwelkt, de blaadjes verleppen, vallen
af en worden door den wind verstrooid; maar
de doornen blijven, steviger en scherper dan
vroeger. O, gelukkig het Huwelijk, dat, ge-
plant in den vruchtbaren grond cener door
den Godsdienst gevoede deugd, groeit en bloeit
-ocr page 101-
— 83 —
in den zachten gloed eener eeuwige lente
eencr niet bloot zinnelijke, maar heilige lief-
de, die met de jaren niet van hare vurigheid
verliest. Dat Huwelijk heeft wel zijne onmis-
bare doornen; maar zij zijn nauwlijks zicht-
baar tusschen zoo vele liefelijke rozen, die
immer den stam bekronen. Maar waar is dat
gelukkige Huwelijk ?
56. Is het Huwelijk helaas ! rijk aan te-
leurstellingen, het kan zelfs gebeuren, dat
Gehuwden spijt gevoelen over den gedanen stap;
ja, die spijt kan gegrond wezen, \'t kan zelfs
waar zijn, dat ze met elkander niet of mis-
schien in het geheel niet hadden moeten
trouwen ; maar \'t kan ook zijn, dat dergelijk
gevoel van spijt, soms de twijfel of men wel
Gods roepstem gevolgd heeft met te huwen,
allen grond mist. Doch, hoe het ook zij, alle
dergelijke gedachten moet men als bekoringen
van den duivel of ten minste als nuttelooze, ja
schadelijke betrachtingen uit bothoofd zetten;
omdat al die beschouwingen over het nuttige
der keuze, welke vσσr het Huwelijk op hare
plaats waren, nu tot niets anders zullen leiden
dan lot verwaarloozing der voornaamste plich-
-ocr page 102-
— 84 —
ten. Immers of dit Huwelijk voor u ook meer
of minder nuttig ia; ja, al ware het u be-
ter geweest van niet te trouwen; gij moet
weten, dat gij niettemin getrouwd zijt en
getrouwd blijft, en dat gij alle verplich-
tingen des Huwelijks moet volbrengen, en
gevolgelijk dat gij aan den persoon uwer keuze
de oprechte liefde van een christelijk Echt-
genoot verschuldigd zijt; en weet het, dat,
als het gevoel van spijt in u onvrijwillig en
onschuldig kan zijn, het echter tegen de ver-
plichte liefde strijdig is, iets van de spijt,
welke gij gevoelen mocht, aan wien ook te
openbaren, tenzij aan uwen Biechtvader om
zijnen raad te vernemen. Wees toch voor-
zichtig om nooit in ecne opwelling van drift
of onder den druk der huwelijkslasten aan
uwe wederhelft te zeggen : „ Ik wenschte dat
„ ik niet getrouwd was. — Ik wenschte u nooit
„ gekend te hebben." — Gij verzaakt de liefde,
die gij aan uw Echtgenoot verschuldigd zijt,
en gij brengt zijn hart eene noodlottige wonde
toe, die niet licht genezen zal.
57. Zijn er dan vele teleurstellingen, vele
zorgen, vele bekommernissen, vele weder-
-ocr page 103-
— 85 —
waardigheden in het Huwelijk te waohten,
hoe moet gij dan over al die kwellingen den-
ken? Juist zσσ, gelijk uw heilig Geloof u
leert daarover denken. Gij moet de kwellin-
gen beschouwen als onafscheidelijk van uw
leven op aarde, onafscheidelijk van den staat
dien ge u gekozen hebt; gij moet ze aan-
zien als door den goeden God voor u be-
schikt volgens een raadsbesluit zijner wijze
en goedertieren voorzienigheid, aanzien als
kruisen door Jesus Christus, uw goddelijker»
Verlosser, u opgelegd, voorzeker allerklein-
ste kruisjes in vergelijking met dat groote
Kruis, dat Hij voor u gedragen heeft om daar-
aan voor u te sterven. Al het lijden dat n
van de menschen onmiddellijk komt, zelfs wat
u wordt aangedaan door de onvoorzichtigheid»
laat het zijn door den boozen wil van uwo
wederhelft of van uwe kinderen, ja zelfs
hetgeen gij te lijden hebt door uwe eigeno
schuld: God heeft dat alles toegelaten, en \'t
is Gods teil dat gij al dat lijden nu draagt.
En waarom wil God dat gij dit of dat lijdt ?
God zendt u dat lijden over tot uw eigen
voordecL God is uw Vader in den hemel:
-ocr page 104-
— 80 —
zoo Hij u streng of ten minste schijnbaar
straf behandelt, Hij doet het immer ten
beste van u. Zijt gij van God afgeweken,
gaat gij, God vergetende, den breeden weg
des verderfs op, wellicht treft u God op
eene gevoelige wijze, opdat gij u bijtijds
zoudt bezinnen en tot de deugd, tot uwe
godsdienstige plichten zoudt wederkecren:
God slaat om te genezen. Hebt gij den goe-
den God in vroegere dagen veel beleedigd,
al moogt ge vertrouwen, dat uwe zonden
door een oprecht berouw en eene rechtzinnige
Biecht bij den barmhartigen God zijn uit-
gewischt; met de zonden zijn daarom niet
alle tijdelijke straffen kwijtgescholden: de goe-
de God wil u helpen hier op aarde voldoen
aan zijne rechtvaardigheid , om u na dit leven
te kunnen sparen. Bedenkt het eens of gij bij
God niet met vele schulden te boek staat.
Hoedanig is uwe verkeering geweest voor het
Huwelijk? Zijt gij niet misschien helaas! door
vele zonden, door gruwelijkheden tot liet
Huwelijk gekomen? Zoudt ge daarvoor niet
tot strenge boete verplicht zijn ? Maar al hebt
gij u door eene eerbare, christelijke, heilige
-ocr page 105-
verkeering tot het Huwelijk voorbereidt, ja, al
hadt ge uwe ziel nooit door eene doodzonde
bevlekt, gij zijt daarom niet ganscli onschuldig;
want, zooals de II. Joannes schrijft in zijn
eersten Brief (1, 8): „ Indien wij zeggen , dat
„ wij geen zonde hebben, zoo misleiden icij ons
„ zelven
, en de waarheid is niet in ons;" en \'t
is al te waar wat de II. Jacobus zegt (III, 2) :
„In vele dingen struikelen wij al/en?" Gij zijt
en blijft altijd om uwe vele fouten boete voor
God schuldig. Zegt dan nooit, wanneer u ceni-
ge rampspoed in het Huwelijk overkomt:
„Waaraan heb ik dat verdiend?" Nogtans,\'t
is niet noodzakelijk, dat ge alle kruisen
aanziet als zoovele straffen voor uwe over-
tredingen; ge kunt ze als boete aannemen,
en wanneer ge de wederwaardigheden, die
u treffen, met christelijke onderwerping tot
boeting uwer zonden verdraagt, dan zult gij
veel van uwe schulden bij den rechtvaardigen
God afdoen; — maar \'t is niet noodzakelijk,
omdat het niet altijd in Gods bedoeling ligt
te straffen, wanneer Hij cenig lijden over-
zendt. Hebt gij tegenspoed met uwc kinderen ,
overkomt een van hen een ongeluk; denkt
-ocr page 106-
daarom niet, dat gij in elk geval door uwc
zonde daarvan de schuld zijt. \'t Is bijvoor-
beeld eene zware beproeving voor de Ouders,
zoo hun een kind met een merkelijk lichaams-
gebrek geboren wordt; maar is dat daarom
altijd eene straf? Eens ontmoette Jesus
met zijne leerlingen eenen mensch, die
blind was van zijne geboorte \'), en zij vroegen
hunnen goddelijken Meester: „ Rabbi! wie heeft
„gezondigd, deze of zijne ouders, dat hij blind
„geboren werd?"
Jesus antwoordde: „Noch
„ deze heeft gezondigd, noch zijne ouders."
Al»
zoo: dat die mensch blind geboren werd, ia
niet toe te schrijven aan eene of andere zonde
van dien mensch zelven of van zijne ouders.
Maar dit is geschied , zegt de Zaligmaker, „ op-
„ dat in hem,
aan den persoon diens blindgebore-
„ nen, de werken Gods openbaar zouden worden-"
namelijk in zijne wonderbare genezing de god-
delijke zending van Jesus. Aanbiddelijk zijn
Gods raadsbesluiten en heilig zijne inzichten
bij het bewerken of het toelaten van de vele
kwellingen dezer wereld; en is het ons niet
1) Joan. IX.
-ocr page 107-
— 69 —
duidelijk wat God juist bedoelt met ons dit
of dat kruis op te leggen of niet weg to nc-
men, als wij bidden daarvan bevrijd te worden.
„wijtoeten", zegt de Apostel (Rom. VIII, 28),
„ dal kun die God lief keuen, alles ten goede
„ medewerkt." God bereidt den Christen van
tijd tot tijd eenigen tegenspoed , opdat hij zijn
hart niet zoude hechten aan de vergankelijke
en bedriegelijke goederen dezer aarde; opdat
hij meer naar de onbederfelijke schatten en
zuivere genietingen des hemels zoude verlan-
gen; opdat hij zijn God, zijn Schepper en
Zaligmaker, niet zoude vergeten, maar aan
Hem denken, tot Hem bidden, op Hem ver-.
trouwen, bij Hem als zijn laatste einde zijn
geluk zoeken. God laat het lijden des recht-
vaardigeu toe, opdat zijne deugd zoude be-
proefd en gelouterd worden gelijk /iet goud
in kei vuur;
opdat hij gelegenheid zoude heb-
ben om zijne verdiensten te vermeerderen door
ziju geloovig geduld, door zijne volmaakte
onderwerping aan de goddelijke beschikking.
Door welke vreeselijke bezoekingen werd do
deugd van den heiligen man Job op de proef
gesteld ? Hij bleef tot het einde den wil Gods
-ocr page 108-
—. 90 —
aanbidden: „God gaf, God nam," was zijn
woord, „ de Naam des Heeren zij gezegend.\'"
Wat zeide de Engel Raphaλl tot den ouden
Tobias, die in zijne hooge jaren schijnbaar
toevallig met blindheid was geslagen? „ Om-
„dat gij aangenaam waart aan God,
was het
„ noodio, dat de hoellingu beproefde (Tob. XII,
13)."
In den Brief van den EL Jacobus (I, 2.
3. 12) lezen wij: „ Acid het alle blijdschap,
„ mijne Broeders, wanneer gij in velerlei beproe-
„ vingen geraakt, daar gij weet, dat de be-
„ proeving ttws geloofs lijdzaamheid werkt.....
„ Zalig de man, die de verzoeking verdraagt !
„ want daar hij beproefd is geworden, zal hij
„ de kroon des levens ontvangen, die God be-
„loofd heeft aan die Hem liefhebben".
Ja, ge*
lukkig gij, zoo gij in den staat des Hu\\ve-
lijks alles met christelijke onderwerping voor
God weet te lijden; want \'t is toch gelijk
de II. Paulus (2 Cor. IV, 17) verzekert:
„ Onze tegenwoordige kortstondige en lichte ver-
„ drukking bewerkt in ons een bovenmate uilne-
„ mend eeuwig gewicht van heerlijkheid."
De
weg des kruises is de zekerste weg ten he-
-ocr page 109-
— 91 —
mei. Jesus Christus heeft door zijn godde-
lijk voorbeeld ons dien weg gewezen, „op-
„dat
wij zijne voetstappen zonden volgen"
zegt de H. Petrus (1 Petr. II, 21). De
Heiligen, met Maria, Jesus\' Moeder, aan
het hoofd, zijn Hem op dien weg gevolgd.
Voor zijne beste vrienden bewaart Jesus Chris-
tus de meeste en grootste kruisen, om hen
zoo in gelegenheid te stellen van Hem dich-
ter te kunnen volgen. Zijne heilige Moeder
was Hem de naaste in zijne liefde, daarom
Hem de naaste in het lijden, maar daarom
ook is zij Hem de naaste in de heerlijkheid.
Meent gij dan een groot kruis te hebben,
laat u niet ontmoedigen: Jesus Christus, uw
goddelijke Verlosser, is u voorgegaan, tor»
schcndc den zwnrcn last zijns Kruises, en nu
noodigt Hij u uit, dat gij ook uw kruis zoudt
opnemen en Hem volgen tot in den dood
(Luc. IX, 23). Moest de Christus lijden om
langs dezen weg tot zijne heerlijkheid te ge-
raken, gij ook, hebt gij met Hem geleden,
gij zult met Hem verheerlijkt worden, ό, mo-
get gij eenmaal, Gods barmhartigheid lo-
vende, ondervinden, dat het lijden dezes tijds
-ocr page 110-
— 92 —
van geen gewicht ia tegenover de toekomstige
heerlijkheid des hemels (Rom, VIII, 17 en 18.)!
XVI. Over de hulpmiddelen ter ver-
lichting der Hnwelijkslasten.
58. Gehuwden hebben vele en zware ver-
plichtingen te vervullen, vele en grootcmoei-
lijkheden te overwinnen, veel dat onaange»
naarn is, te verdragen. Dikwijls hebben zij
raad, troost, bemoediging,sterkte, hulp noo-
dig: bij wien zullen zij dat alles zoeken ? bij
wien mogen zij verwachten den bijstand to
vinden, dien zij verlangen?
I.- Bij elkandee.
59\'. Nadat God Adam geschapen had, zei-
de Hij: „ liet is niet goed voor den mensch
„alleen te wezen; laat ons hemeenehulpema-
„ken, die Item gelijk zij
(Schep. II, 18)." God
schiep Eva, en „ bracht haar tot Adam." God
hoeft u ia het Huwelijk bijeengebracht, op-
-ocr page 111-
~ 93 —
dat gij elkander tot liulpe zoudt dienen \').
Door het Huwelijk aan te gaan hebt gij plech-
tig uw woord gegeven, dat gij elkander in
alles getrouw zoudt blijven tot den dood 2).
II. Bij hunne ouders.
60. Metwien zullen jonggehuwden in hunne
onervarenheid wegens vele zaken beter te rade
gaan dan met hunne Ouders? Door in eenigs-
zins gewichtige aangelegenheden den raad
zijns Vaders te vragen en te volgen, zaleen
Zoon niet alleen, gelijk het betaamt, zijnen
Ouders een vereerend vertrouwen betoonen,
maar zich tevens vele roekeloosheden en ver-
liezen besparen. Waar zal eene jonggehuwde
Vrouw voor de zaken des huishoudens betere
voorlichting vinden dan bij hare Moeder? En
wanneer de Dochter zelve Moeder gaat wor-
den, hoeveel heeft zij dan te leeren wat zij
zeker in den beginne niet genoegzaam weet,
en toch uit plicht weten moet? Is van zelf
door de natuur niet aangewezen, wie haar
1)  Zie N. 9: het tweede einde des Huwelijks.
2)  Zie Hoofdstuk VIII, Over de wcderzijdschc liefde.
-ocr page 112-
— 94 —
het best leeren en het liefderijkst helpen zal?
Doch een christelijk Echtgenoot herinnere zich
uit hetgeen vroeger gezegd is, dat hij zich
niet in alle aangelegenheden om raad of hulp
tot zijne Ouders heeft te wenden; immers in
sommige gevallen bestaat er gevaar, dat men
door eenc onvoorzichtige bekendmaking van
hetgeen geheim moest blijven, den huiselijken
vrede store of de bestaande moeilijkheden
verzware lJ.
III. Bij hunnen biechtvader.
61. In alle zaken, die het geweten betref-
fen, on ook in alle moeilijkheden, waarin ge
bezwaarlijk bij anderen, zelfs niet bij uwe
Ouders, raad kunt ontvangen, is uw Pastoor
of Biechtvader de Raadsman, door de Voor-
zienigheid u aangewezen. Wend u met het
volste vertrouwen tot hem: hij zal met liefde
u aanhooren en u dat raden, wat het meest
uw belang en den ouderlingen vrede zal be-
vorderen; terwijl ge van de stiptste geheim-
houding kunt verzekerd zijn.
1) Zie N. 33 en N. 29.
-ocr page 113-
— 95 —
IV. Bij zich zelven.
62. Christelijke Echtgenooten moeten in de
vele moeilijkheden, die zij ondervinden, steun
bij zich zelven zoeken. Help u zeken en God
zal u helpen:
is hier ook van toepassing. Een
gehuwde kan steun vinden:
1.  In een ernstig plicktiesef. Door de over-
tuiging, dat het voor u plicht is dit of dat
te doen , iets wat moeilijk of onaangenaam is
te verdragen, zult gij krachtig gesteund wor-
den om voor dat moeilijke of aangename niet
terug te deinzen.
2.  In de liefde tot de loederhelft. De liefde
is sterk, de liefde verdraagt alles, de liefde
maakt alles licht en gemakkelijk. Van hoe-
veel belang is het derhalve eene ware stand-
vastige liefde in zijn hart te bewaren? Voor
wie oprecht bemint, is geen arbeid, geen offer
te zwaar: die bemint, voelt den last des ar-
beids niet.
3.  In de liefde tot de kinderen. Wat eene
wonderbare kracht geeft deze liefde aan de
Ouders? Waarvoor slaaft een Vader? Voor
de opvoeding, voor het geluk zijner kinderen;
-ocr page 114-
— 96 —
en dat slaven is hem een genoegen. Hoc
sterk, hoe onvermoeibaar maakt deze liefde de
zwakke Vrouw? Voor hare kinderen kan eene
Moeder alles derven, alles opofferen, alles lijden.
4. In de verduldiglteid. Door geduld wordt
het lijden lichter, door ongeduld wordt het ver-
zwaard. Deze deugd hebben Gehuwden vooral
noodig in het verdragen van elkanders ge-
breken. Behalve dat ge door uwc verduldig-
heid het te dragen kruis lichter maakt, moogt
ge hopen, dat door uwe lijdzaamheid uwe
wederhelft eindelijk tot verbetering zal wor-
den gedrongen. Integendeel uit ongeduldig-
heid volgt dikwijls gramschap, verbittering,
tweedracht, haat \').
6. In een levendig geloof, in eene ware gods-
diensligheid.
Zonder dezen steun zullen chris-
telijke Echtgenooten op denhuwelijkswegmoei-
lijk voortschrijden en niet zonder dikwijls
jammerlijk te struikelen. Zonder deze alles
beheerschende kracht zullen de voorgenoemde
hefboomen dikwijls niet sterk genoeg bevon-
den worden. Wat is plicldbesef, niet op den
1) Zio Hoofdstak IX. Over het verdragen van clk-
anders gebreken. Vooral N. 32 en N. 37.
-ocr page 115-
— 97 —
godsdienst gebouwd? Wnt is de liefde, niet
door den godsdienst veredeld en gevoed ? Hoe
lang zal de mensch zonder godsdienst gedul-
dig
blijven te midden der wederwaardighedenP
Neen, genoemde krachten moeten door den
godsdienst worden geheiligd en versterkt. Die
geloof heeft, ziet in de vele moeilijke verplich-
tingen des Huwelijks een heilig juk, hem door
God opgelegd. De overtuiging, dat God het
zoo wil, en dat hij door die plichten na te ko-
men God kan behagen en den hemel verdie-
nen; die overtuiging maakt hem sterk om
niet bereidwilligheid die plichten te vervul-
len, al zijn zij in strijd met zyne neigin-
gen. — Die geloof heeft, draagt in zijn hart
eene liefde, sterker en standvastiger dan eene
louter zinnelijke liefde. God is het, welke
oplegt wederhelft en kinderen te beminnen,
zich voor hen op te offeren, ondanks al dat-
gene wat misschien bekwaam is geweest de
zinnelijke liefde te dooven. Een godsdienstig
Echtgenoot bemint altijd, in voor- en tegen-
spoed, tot den dood. Van God verwacht hij
het loon voor al de opofferingen, die hem
-ocr page 116-
— 98 —
de liefde voor zijne dierbaren oplegt. — Die
geloof heeft, ziet in alle teleurstellingen , inoei-
lijkhedcn, kwellingen, die hij in het Huwe-
lijk ontmoet, zoovele beschikkingen van Gods
wijze en goede voorzienigheid, kruisen die
niet de menschen, maar God hem te dra-
gen geeft. Geduldig onderwerpt hij zich aan
den goddelijken wil; hij weet, dat hij door
zijne christelijke onderwerping aan God moet
behagen, hij offert zijn lijden tot boete voor
zijne zonden, hij neemt Jesus Christus, de
H. Moeder Gods, zoovele Heiligen, die langs
den lijdensweg tot zoo groote heerlijkheid zijn
gestegen, tot voorbeeld, en ook hij verwacht
de oneindige vergelding, welke de rechtvaar-
dige God voor een kortstondig lijden heeft
toegezegd. O, wat eene kracht kunnen ka-
tholieke Echtgenooten uit hun geloof putten!
Hoe gelukkig de Gehuwden, die door een
levendig geloof zijn bezield! Van hoeveel ge-
wicht is het voor hen dien oprechten gods-
dienstzin dagelijks te voeden door oog en
hart in vurige gebeden tot God te verheffen,
en dikwijls, ten minste maandelijks, dien geest
-ocr page 117-
— 99 —
des gcloofs opnieuw aan te wakkeren door
het waardig gebruik der HH. Sacramenten!
V. Bij god.
G3. In de bovennatuurlijke orde kunt gij
niets zonder de goddelijke genade, volgens
het woord van Jesus Christus: „ Zonder Mij
„kunt gij niets doen
(Joan. XV, 5)." Maar
ook in de natuurlijke orde zal er veel zijn,
dat gij niet vermoogt zonder den bijzonderen
bijstand van God. Wat wilt gij beginnen en
goed eindigen zonder God? „Wanneer de
„ Heer het huis niet opbouwt," zegt de II. Geest,
„ dan is de arbeid der bouwlieden te vergeefs; —
„ wanneer de Heer de stad niet bewaakt, te
„ vergeefs zullen de wachters de stad betoahen
„
(Psalm. CXXVI, 1)." Gelukkig gij, katholieke
Echtgenooten! door uw heilig geloof zijt gij
zeker, dat er eene goddelijke Voorzienigheid
bestaat: God is niet alleen de Schepper van
hemel en aarde, maar ook de Instandhouder,
de Beschermer, de Bestierder, de liefderijke
Verzorger van al het geschapene, vooral van
den mensch, aan wiens zijde Hij zelfs in zijne
vaderlijke bezorgdheid een Engel, een Prins
-ocr page 118-
— 100 —
van zijn Hof, heeft geplaatst, die in last heeft
den mensch, hem toevertrouwd, op al zijne
wegen te bewaren en tot het eeuwige geluk
des hemels te geleiden. Wat moogt gij dan
niet verhopen? God heeft het Huwelijk in-
gesteld, Hij heeft u tot het Huwelijk geroe-
pen, die goede Vader daarboven, welke de
vogelen des hemels spijzigl
en de leliλn des velds
kleedt, Hij weet wal gij
in den staat des Huwe-
lijks noodig hebt (Matth. VI): vertrouwt op
zijne altijd wakende voorzienigheid, die, als
gij met een goeden wil het uwe doet, uwe
pogingen zal ondersteunen en alles tot een
goed einde zal brengen. Maar wat nog meer
zegt: Jesus Christus heeft het Huwelijk tot
een H. Sacrament verheven; dat wil zeggen:
toen gij den band des Huwelijks sloot, heeft
uw goddelijke Verlosser door de verdiensten
van zijn allerkostelijkst Bloed eene bijzondere
genade op uwe zielen doen nederdalen \'),
en Hij heeft u toegerust met eene bovenna-
1) Althans zoo gij door eigen sclinld aan de werking
van dit H. Sacrament geen beletsel in den weg gesteld
hebt. Mocht dit ongelukkigerwijs gebeurd zijn, tracht
dan door eene goede bekcering de vruchten van dit
Sacrament in u te doen herleven.
-ocr page 119-
— 101 —
tuurlijke kracht, opdat ge u van alle ver-
plichtingen des Huwelijks behoorlijk zoudt
kunnen kwijten, vooral heeft Hij u de gave
der christelijke verduldigheid ingestort, op-
dat ge de vele en zware lasten des Huwelijks
gemakkelijk zondt kunnen dragen. Dat H.
Sacrament des Huwelijks was van God eene
belofte en voor u een waarborg, dat Hij u
met zijn goddelijken bijstand zou ondersteu-
nen daar, waar gij dien zoudt noodig heb-
ben, zooals tot versterking en heiliging uwer
wederzijdsche liefde, tot nauwgezette bewa-
ring der huwelijkstrouw, tot bestrijding der
vleeschelijke bekoringen , tot verduldigheid
met elkanders zwakheden, tot de lichame*
lijke, zedelijke en godsdienstige opvoeding
uwer kinderen, in ιιn woord, tot redding
in alle moeilijkheden, welke u in het Huwe-
lijk mogen voorkomen.
64. Behalve den steun, dien ge vindt in
Gods voorzienigheid en in de blijvende kracht
van het Sacrament des Huwelijks, kunt ge
u nog van Gods bijstand verzekeren eiken
dag en in alle noodwendighedon door een
vurig gebed. Bidt den goeden God des mor-
-ocr page 120-
— 102 —
gens, dat Hij u gedurende den dag bescherrae
en helpe; bidt des avonds, dat, terwijl gij
slaapt, Hij over u wake. Bidt niet alleen
voor u zelven, maar ook voor elkander, bidt
voor uwe kinderen, voor al uwc huisgenoo-
ten. Smeekt des Zondags in de H. Mis door
de verdiensten van het aanbiddelijk Offer
Gods zegen af voor de gansche week. Kunt
ge in de week de H. Mis goedschiks bij-
wonen (gelijk de Vrouwen op vele plaatsen
dat licht kunnen, zoo ze van goeden wil
zijn), verzuimt toch die kostelijke gelegen»
heid niet, waardoor ge voor uw huisgezin
de mildste zegeningen des Hemels kunt ver-
krijgen. Komt er eene bijzondere moeilijkheid
voor, wendt u door het gebed tot God, Hij
zal u licht en sterkte geven. Wilt ge uw ge-
bed eene bijzondere kracht bijzetten, onder-
steunt uwe siueeking door eene milde aal-
moes \'). Eindelijk in het Sacrament der
Biecht en des Altaars vindt ge altijd twee
bronnen voor u openstaan, waaruit gij, be-
halve de zuivering en heiliging uwer ziel,
1) Zie de aant. op N. 93.
-ocr page 121-
— 103 —
alles kunt putten wat ge noodig hebt: raad,
troost, bemoediging, versterking in alle moci-
lijihedeii, waarin gij verwikkeld kunt gera-
ken. Overdekken duisternissen uwen geest,
wordt u het hart beklemd , ontzinkt u de
moed , gaat tot TIem, die gezegd heeft: „ Komt
„tot Mij, allen die vermoeid en beladen zijl
•
„en Ik zal u verkwikken (Matth. XI, 28)." Be-
geeft u het eerst tot zijn Plaatsbekleeder, den
Priester: het hart eens vaders heeft Hij hem
geschonken; Hij heeft hem door het Sacra-
ment des Priesterschaps van zijne barmhar-
tigheid en liefde medegedeeld. Stort in zijn
schoot al uwe bekommeringen, hij zal u op-
beuren en troosten , het zal weder helder wor-
den in uwen geest, en moed en vertrouwen
zullen in uw hart terugkeeren. En daarna,
in de H. Communie zult gij, mond aan mond,
ziel aan ziel, met uwen Verlosser spreken i
en Hij zal zijn woord houden: nu zal u
verkwikken;
gij zult gansch vernieuwd worden,
krachtig en moedig als op den blijden dag
van uw Huwelijk.
-ocr page 122-
— 104 —
VI. Bij oods vrienden,
UWE VOORSPREKERS IN DEK HEMEL.
65. Bidt dagelijks de H. Moeder Gods.
Ongetwijfeld, van jongs af hebt gij geleerd en
ondervonden de kracht harer voorspraak en
de teederheid harer liefde. Zij toch is ons
door Jesus Christus tot Moeder gegeven.
Als Moedermaagd is zij evenzeer de Patro<
nes der Gehuwden als der Maagden. En is
zij de Troosteres der Bedrukten, zij is bo-
venal de Troosteres der bedroefde Moeders:
geene moeder heeft ooit geleden wat zij ge-
lcden heeft, en alzoo heeft zij geleerd mede-
lijden te hebben met het angstige, gefolterde
moederhart. Zij zij dan uwe toevlucht in
eiken nood, in elk gevaar, in elke moeilijk-
lieid; maar roept vooral tot haar, gij Moe-
ders, wanneer om een lieveling, aan wien
uwe ziele hangt, uw hart door de bitterste
droefheid wordt verscheurd; zij zal u leeren
die heldhaftige onderwerping , waarmede eene
christelijke Moeder, beproefd, geschokt, ge-
folterd in hare teederste liefde , den wil Gods
behoort te aanbidden j — wanneer geen mensch
-ocr page 123-
— 105 —
in de wereld uwe smart kan begrijpen of uwe
tranen stelpen, zal de Moeder, die eenmaal
stond naast het Kruia, waaraan haar Zoon te
sterven hing, de breedte en diepte uwer wonde
kennen en zij zal met een hemelschen balsem
uw felle zielepijn weten te verzachten. Zeven
Wees-gegroeten, voor de Moeder der zeven
smarten met een vast vertrouwen uitgestort,
zullen u troost en moed en geduld aanbrengen.
66.   Bidt dagelijks den H. Joseph, den kui-
schen en teerlievenden Bruidegom van de H.
Maagd Maria, den waakzamen, wijzen en
liefderijken Leidsman van het Kindje Jesus,
het Hoofd der H. Familie en daarom Patroon
van het christelijk Huisgezin. Bidt dagelijks
uwen II. Bewaarengel en uwe HH. Patronen.
Bidt hen \'s morgens en\'savonds. Hebteen groot
vertrouwen in hunne machtige en liefderijke
bescherming. Roept tot hen in den nood, en
uw vertrouwen zal niet Ie leur gesteld worden.
67.    Tot onderhouding niet alleen van den
godsdienstigen geest in het huisgezin, maar
ook om vele zegeningen over allen te doen
afdalen, zij het volgende aanbevolen. Zorgt
5*
-ocr page 124-
— 106 —
iu uw huis te hebben een Kruisbeeld, voor-
al op uwe slaapkamer, ja. op elke slaapkamer,
zoo der kinderen als der dienstbode. Vol-
gens de verklaring van de zalige Marga-
reta Maria (Alacocpie), welke Jesus Chris*
tus heeft gekozen om de devotie tot zijn H.
Hart te bevorderen, heeft de goddelijke Za-
ligmaker beloofd op eene bijzondere wijze
het huis te zegenen, waar eene afbeelding van
zijn allerheiligste Hart aan den muur zou
prijken. Beschouwt verder als de schoonste
sieraden de beeltenis van de H. MoederGodsen
van den H. Joseph. Ook zal de Vrouw deshui-
zes zorgen, dat er steeds wijwater in voorraad
is niet alleen , maar bovendien dat een of meer
wijwaterbakjes te geschikter plaatse hangen
en altijd behoorlijk voorzien zijn. — Als de
zegenrijkste oefeningen voor een braaf ka-
tholiek gezin worden aanbevolen: het dage*
lijksch gemeenschappelijk gebed van ιιn Ro-
zenhoedje met de Litanie van Lorette;— het
vieren der Meimaand door eene korte dage-
lijksche oefening;—en het houden eener No-
vcne voor de vijf groote Feestdagen van 0.-
L.-V. Behalve dat aan elke Novene een volle
-ocr page 125-
— 107 —
aflaat onder de gewone voorwaarden is ver-
bonden, van hoeveel kracht moet dat negιn-
daagsche gebed zijn; wanneer al de huisgc-
nooten zich vereenigen, om door die Novene
eene of andere gunst te verkrijgen, waarnaar
allen verlangen? Eene godsdienstige Huismoe-
der zal niet vergeten te waarschuwen tot
welke intentie de Novene moet gehouden wor-
den, en zij zal tevens de Novene benuttigen,
om hare kinderen en dienstbode niet alleen aan
te zetten, maar zelfs voor te bereiden tot het
waardig ontvangen den 11II. Sacramenten,
op den Feestdag of Zondag onder de Octaaf.
68. Katholieke Echtgenooten ! het kan niet
anders: in uwen staat zult gij, volgens den
Apostel, verdrukking des vleezes ondervinden;
doch moet gij niet, bij de opsomming van
zoovele hulpmiddelen, die gij in de ver-
drukking voor de hand hebt, grooten moed
scheppen? God is het die alles beschikt en
bestiert, buiten het Huwelijk en in het Hu-
welijk, en, gelijk de H. Paulus herinnert aan
de Corinthiλrs (1 Cor. X,13): „ God is ge-
„ trouw
, en Hij zal niet toelaten, dat gij be-
„proefd wordt boven uw vermogen; maar Hij
-ocr page 126-
— los —
„ zal ook met de beproeving de uitkomst geven,
„ opdat gij haar verdragen kunt." Hebt slechts
een goeden wil: doet het uwe, bidt en be-
trouwt verder op God, die uwe hoop niet
znl beschamen. Steekt er een groote storm
op, overdekken de golven uw huwelijksscheep»
je, herinnert u, dat gij met u beiden niet
alleen zijt in uw scheepje: sedert den dag
van uw Huwelijk, uit kracht des Sacraments,
liebt gij Jesus aanboord; gij hebt onder zijne
hooge bescherming den grooten tocht aan-
vaard. Zorgt dat Jesus te midden van den
storm u niet kunne toevoegen het berispende
woord , dat eens zijne leerlingen moesten hoo-
ren: „ Waarom, zijl gij bang, gij kleingeloovi-
„gen
(Matt. 11. VIII)?" Weest in den storm
voorzichtiger en werkzamer dan ooit, maar
ook meer betrouwend op Hem, die te ge-
schikter ure zal opstaan om aan de winden te
gebieden. Vreest niet; Hij zal uw scheepje
door de geweldigste stormen en langs de ge-
vaarlijkste klippen in de veilige haven der
eeuwige ruste geleiden. Het zij zoo! Amen.
-ocr page 127-
— 109 —
XVII. Over de betrekking der Ge-
huwden tegenover hunne bloed-
wanten en aanverwanten.
69. In den staat des Huwelijks zijt gij in
zeker opzicht
van het ouderlijke gezag onthe-
ven \'). Geen kind meer zijnde, maar een vol-
maakt mensch geworden, hebt gij het recht
uwe huishoudelijke zaken zelf te bestieren;
maar hebt gij ook het verstand en de erva-
ring
om die behoorlijk te bestieren? \'t Is u
daarom geraden, om in vele aangelegenheden
het oordeel uwer Ouders te vragen. „ Wil
„niet wijs zijn bij u zelven
(Spreuk. III, 7);"
maar „zoek altijd raad bij een wijze (Tob. IV,
„19)." En waar zult gij dien goeden raad
veiliger zoeken dan bij uwe Ouders 2)? Maar
al zijt gij zeker den raad uwer Ouders niei
te behoeven, zult gij daarom alles zonder uwe
1)   Als men zegt: «Het kind blijft onder de macht
«zijner Ouders tot aan zijne meerderjarigheid (Burg.
«Wetboek art. 351)," dan wordt dit verstaan van eone
coιrcitievc of dwingende macht. De Ouders houden
altoos in vele zaken gezag over hunne kinderen.
2)    Zie N. 00.
-ocr page 128-
— 110 —
Ouders doen? Hoe onaangenaam moet het zijn
voor de Ouders, die, na hunne kinderen te
hebben uitgehuwelijkt, nog zooveel belang
blijven stellen in alles wat dezen aangaat,
hoe onaangenaam, wanneer zij door hen in
niets worden gehoord of gekend! Wanneer zij
tamelijk belangrijke zaken, ondernemingen,
plannen van hunne kinderen door anderen
te weten komen ! Kunt gij niet vermoeden, dat
uwe Ouders hunne wijsheid en ervaring en
voortdurende bezorgdheid voor hunne kinde-
ren gaarne door dezen zien op prijs gesteld,
dat zij gaarne worden geraadpleegd, gaarne
raad geven, gaarne nog de belangen hunner
kinderen helpen bevorderen ? Kunt ge hun
daarin geen genoegen geven? Al staat uw
besluit reeds vast, wat verliest gij er bij, zoo
gij uwe Ouders over uwe belangen hoort ?
Terwijl het u gemakkelijk zal zijn hen in uw
gevoelen te doen deelen, zullen zij denken,
dat gij hunnen wijzen ouderlijken raad op-
volgt: hunne beste wenschen zullen u verge-
zellen, en hun gebed zal Gods zegen over uwe
onderneming doen afdalen.
70. Zijt gij in huishoudelijke aangelegen-
-ocr page 129-
— 111 —
lieden van liet ouderlijke gezag ontheven,
uw Huwelijk heeft overigens liet vierde Gebod
voor u in zijn geheel gelaten. Eer uwen Va-
der en uwe Moeder. Uwe Ouders blijven een
wettigen titel behouden op uwen eerbied en
uwe liefde, een titel, dien zij nooit kunnen
verliezen, waarvan zij zelfs geen afstand
kunnen doen. Al zijt gij gehuwd of wat er
ook gebeure, uw Vader blijft uw Vader, uwe
Moeder blijft uwe Moeder; dat is: zij blijven
degenen, die u het leven en zooveel meer
geschonken hebben, en als zoodanigen moet
gij hen immer eerbiedigen en liefhebben,
ondanks hunne gebreken, welkdanige ook.
„ Eer uwen Vader, en vergeel de smarten uwer
„ Moeder niet. Gedenk
, dal gij zonder hen niet
„ zoudt geweest zijn, en doe hun goed gelijk zij
„u gedaan hebben
(Eecl. VII, 29 en 30)."
Bejegen derhalve altijd en overal uwe Ouders
met den verplichten eerbied, en eisch ook
voor hen eerbied van uwe wederhelft, van
uwe kinderen, van uwe dienstbode: eerbied
bij het spreken over hen, eerbied bij ontmoe-
ting in woorden en in houding. Schaam u
niet over uwe misschien minder ontwikkelde,
-ocr page 130-
— 112 —
minder beschaafde Ouders; — over uwe mis-
schien gebrekkelijke, eenvoudig gckleede, be-
hoeftige Ouders. Ontvang uwe Ouders altijd
met de grootste vriendelijkheid in uw huis;
laat aan uwe kinderen zien hoe gij uwe Ou-
ders bejegent, zij zullen door uw voorbeeld
leeren, hoe gij verlangt dat zij ook u, nu en
altijd, bejegenen. Ga uwe Ouders vantijd tot
tijd bezoeken, dikwijlder wanneer zij zelven
verhinderd zijn tot u te komen, vooral bij
ziekte. Wees hun ten raad en steun. Het moet
u een genoegen zijn hun een dienst te kunnen
bewijzen. Troost hen in tegenspoed, in lijden.
Wauneer zij ziek zijn, toon dan vooral uwe
kinderlijke bezorgdheid, om hun naar uw
vermogen genezing, of ten minste verlichting,
nnn te brengen. Toon u voornamelijk bezorgd
voor hun geestelijk welzijn, opdat zij bijtijds
de HH. Sacramenten ontvangen. Bid alle
dagen voor uwe Ouders, met des te meer
recht zult gij van uwe kinderen kunnen vor-
deren en verwachten, dat zij het ook voor
u doen. Vraag uwen Ouders voor hun ster-
ven vergiffenis voor al hetgeen gij ooit tegen
hen moogt misdaan hebben, en kniel bij hun
-ocr page 131-
— 113 —
sterfbed neer om hunnen ouderlijken zegen
voor u en uwe kinderen te vragen en te ont-
vangen. En hebt gij de oogen uwer Ouders
gesloten, bezorg hun eene hegrafenis en
uitvaart volgens hunnen stand. Laat zoo
spoedig mogelijk
(zoo noodig tot spoedige red-
ding uit het vagevuur) het H. Misoffer voor
hen opdragen volgens uw vermogen. Moogt
gij de zuchten en smarten uwer Moeder niet
vergeten, gedenk, dat uwe Ouders wellicht
nog meer zuchten en lijden om u in het va-
gevuur dan zij ooit in hun leven om u ge-
zucht en geleden hebben. Moeten zij misschien
niet boeten om hunne te groote toegevendheid
jegens u? Daarom bid veel en laat veel bid-
den voor hen, vooral in den eersten tijd na
hunnen dood; bid later eiken dag ten minste
een Wees-gegroet tot lafenis hunner zielen,
gedenk hen nu en dan in de H. Mis, bij het
Rozenhoedje, bij uwe HH. Communiλn, bij
de Kruiswegoefening, vooral door het toevoe-
gen der aflaten.
71. Wanneer uwe Ouders in zekeren nood
mochten geraken, tot welks leniging eenig
geldelijk offer gevraagd wordt, weet dan,
-ocr page 132-
— 114 —
dat gij dien bijstand in geweten aan uwe
Ouders verplicht zijt voor zooveel gij kunt.
Die verplichting behoort tot de liefde, hun
verschuldigd. Zij hebben met zooveel opof-
feringen het leven u geschonken, in u on-
derhouden en voor u veraangenaamd; zegt
de stem der natuur u niet, dat gij verplicht
zijt ook hun het leven te onderhouden en
niet alleen dragelijk, maar aangenaam te ma-
ken ? Gij moet bijstand verleenen zooveel als
voor uwe omstandigheden redelijk is. Uwe we-
derhelft mag zich niet tegen de vervulling
van dien kinderlijken plicht verzetten. Zou
deze u toevoegen: Maar gij moogt uw eigen
huishouden niet benadeelen;
antwoord dan: Neen,
wij zullen ons niet benadeelen; wij zullen
, ik
ten mins/e zal mijne uitgaven inkrimpen waar
ik kan
, en wat wij aan ons huishouden schijnen
te onttrekken
, zal door Gods zegen dubbel ver-
goed worden.
Een Vader of Moeder in den
nood, terwijl hunne kinderen volop hebbeu!
O, treurige gedachte! Die verlaten Vader,
onbekwaam om te werken, die Moeder, af-
gcleefd in rustelooze zorg, nu door eigen
bloed verstootcn, heft de oogen tot God om
-ocr page 133-
— 115 —
te bidden; wat zsil dat gebed doen afdalen ?
vloek of zegen?......O, gedenk het eens,
hoe hoopt gij eenmaal op uwen ouden dag
door uwe eigene kinderen behandeld te worden?
72. Wat is verder uw plicht tegenover uwe
Schoonouders ? Deze plicht is tweevoudig.
Vooreerst: gij weet nu, wat uwe wederhelft
aan hare Ouders verschuldigd is: gij moet
haar vrij laten en haar helpen in het ver-
vullen van die verplichtingen. Misschien komt
ge in de noodzakelijkheid om haar die ver-
plichtingen te herinneren, en haar wegens ver-
zuim te berispen. Ten tweede: wijlgeteza-
men ιιn moet zijn, ιιn hart en ιιne ziel
moet hebben, daarom moet gij trachten uwen
Schoonouders denzelfden eerbied en dezelfde
liefde te bewijzen , als uwen eigenen Ou-
ders. Minachting en onvriendelijke behandc-
ling uwer Schoonouders is niet alleen eene
beleediging jegens hen, maar ook jegens
uwe wederhelft; haar beletten, dat zij zich
van haren kinderlijken plicht jegens hare
Ouders kwijt, is haar nog meer grieven
en maakt u zeer schuldig voor God. Bij-
voorbeeld: wanneer de Man zonder dringende
-ocr page 134-
— 116 —
reden het huis zoude verbieden nan den Va-
der of de Moeder der Vrouw, of haar zou-
de verbieden van ze te bezoeken, of hun
den noodzakelijken bijstand zoude weigeren,
welken naam zou zulke handelwijze verdie-
nen? „Eer uwen Vader en uwe Moeder,
„ wat het eerste gebod is met eene belofte: op-
„ DAT HET U WELGA EN GIJ LANG LEEFT OP
„aarde (Eph. VI, 2 en 3)."
73. Wanneer om gewichtige redenen de
Moeder bij haren gehuwden Zoon inwoont,
wacht zijne Vrouw eene moeilijke taak. Om
den onmisbaren vrede te bewaren, zal zij
veel eerbied en liefde moeten bezitten voor hare
Schoonmoeder, en daarenboven veel verstand
en veel geduld
moeten gebruiken. De Schoon-
moeder is in haar eigen oog de Meesteres
in huis als Moeder en als Vrouw van rijpe
ervaring, en ook zij is altijd de Meesteres
geweest: kan zij zoo gemakkelijk de heer-
schappij laten varen ? — Daarenboven be-
schouwt zij zich licht in haar gezag miskend,
niet met genoegzamen eerbied bejegend, niet
bemind, niet geteld, zij houdt zich voor eene
verschoppelinge. O, hoeveel verdiensten bij
-ocr page 135-
— 117 —
haren Man en bij den goeden God heeft
de Vrouw, die met christelijk geduld eene
heerschzuchtige Schoonmoeder weet te ver-
dragen en haar steeds met zooveel toege-
vendheid en vriendelijkheid weet te behan-
delen , dat zij over hare Schoondochter tamelijk
tevreden is! Ook de taak van den Man is
is hier vol moeilijkheden. Hij staat tegeno»
ver zijne Moeder en zijne Vrouw, die het
in vele zaken niet eens zullen zijn. Ben ik
niet uwe Moeder ?
roept de eene; Ben ik niet
uwe Vrouw?
zoo bewijst de andere haar recht.
Wat zal hij doen ? Hij moet beiden met eer-
bied en liefde behandelen; hij moet veel
overleg en geduld gebruiken; hij moet trach-
ten den vrede en de eensgezindheid te be-
waren, door buiten noodzakelijkheid niet
openlijk partij te kiezen \'), door elk afzon-
derlijk in het geheim op eene gepaste manier
haar ongelijk aan te toonen en haar tot de
noodzakelijke inschikkelijkheid te vermanen,
vooral zijne Vrouw biddende, dat zij, uit
liefde voor hem, geduld hebbe met zijne
oude Moeder.
1) Zie N. 39.
-ocr page 136-
— 118 —
74.     Door het Huwelijk zijt gij ingelijfd
in de familie uwer wederhelft, en bestaat gij
haren bloedverwanten in denzelfden graad als
zij. Bewijs aan elk lid der familie dien eer-
bied en die liefde, welke de wijdere of nau-
were verwantschap vereischt.
75.   Er wordt den Man eene bijzondere
omzichtigheid aanbevolen tegenover zijne ei-
gene Zusters. Uit bemoeizucht of wel uit ja-
loezie zijn dezen licht genegen de gangen van
hare Schoonzuster na te gaan en haar te
bevitten in hare huishouding, in hare klee-
ding, in haren omgang met vriendinnen, enz.
Betaamt het nu, dat de Man bij zijne Zus-
ters ga leeren wat zijne Vrouw te doen of
te laten heeft, om volgens die uitspraak zijner
Vrouw de wet voor te schrijven ? Hoe dik-
wijls laten zich de Mannen door de kwaad-
stokende tongen hunner bedilzieke en ijver»
zuchtige Zusters misleiden, onvoorzichtig aan
hare oorblazingen het oor leenende? Het
hoofd vervuld met zoovele liefdelooze aanmer-
kingen, valsche vermoedens, booze uitleggin-
gen, lasterlijke aantijgingen, waaraan zij he-
laas! zoo lichtvaardig eenig geloof slaan, ko-
-ocr page 137-
— 119 —
men zij gansch ontevreden en verstoord te
huis, om met zekere grimmigheid aan de
"Vrouw de les op te lezen, zonder tegen-
spraak te dtdden of zelfverdediging te willen
aanhooren. Waar blijft in dat Huwelijk de
lieve vrede? de oprechte liefde? Wat wordt
liet leven der Vrouw, die zich in al haar
doen en laten bespied, beheerseht en vervolgd
ziet door eene of meer jaloersche bemoeiallen,
voor wier bedilzucht zij door haren Man ge-
dwongen wordt te buigen? Mannen, weest
toch uiterst voorzichtig; wordt gij gewaar,
dat uwe Zusters uwer Vrouw geen best hart
toedragen, luistert dan niet naar haar, wan-
neer zij iets verkeerds in uwe Vrouw hebben
op te merken. Haar aan te hooren is reeds
gevaarlijk, wat liefde gij voor uwe Vrouw
ook koestert. Legt haar wegens uwe Vrouw
het stilzwijgen op, en ontwijkt haar, wanneer
zij hare hekelzucht niet willen opgeven. Laat
aan uwe Vrouw de noodzakelijke zelfdandig-
heid,
opdat zij hare zware taak liefhebbe
en met ijver behartige. Hebt gij uil eigene
overtuiging
aanmerkingen te maken, doet uw
best om bij uwe Vrouw het vermoeden te
-ocr page 138-
— 120 —
voorkomen, dat gij onder den invloed staat
vau uwe familiebetrekkingen, en tracht met
alle zachtmoedigheid verbetering te bewerken.
Wacht u van ooit iemand tusschen u en uwe
Vrouw te plaatsen of te dulden; — in dien
zin is het waar wat God zelf heeft bepaald:
„ Een metueh zal zijnen vader en zijne moeder
„ verlaten, en zijne vrouw aanhangen (Schepp.
„II, 24. — Eph. V, 31) \')."
XVIII. Over den omgang met
vrienden.
76. Een braaf Katholiek kan voorzeker
geene menschen van slecht gedrag tot vrien-
den hebben. Brengen uwe zaken of uwe be-
trekking u met dezulken in aanraking, ga
met hen niet meer om dan noodzakelijk is,
en altijd met de grootste omzichtigheid. Be-
halve den omgang met zedelooze en ongods-
dienstige karakters, vermijd ook het gezel-
schap van lichtzinnige, van ordelooze, van
1) Zin N. 20.
-ocr page 139-
— 121 —
tl rink lust igc, van verkwistende menschen. Dik-
wijls in dergelijk gezelschap u ophoudende,
zoudt gij niet alleen geλerd worden met wie
gij verkeert, maar gij zoudt weldra worden
als zij. Bevlekt gij uwen goeden naam, ver-
liest gij uwe eer door dergelijken omgang,
gij onteert te gelijk Vrouw en kinderen; wordt
gij ongeregeld in levenswijze, verzot op ver-
maak, onbezorgd voor uwe zaken, den tijd
doorbrengende in lediggang, Vrouw en kin-
deren vergetende om u aan het spel over te
geven, worden grove verteringen u eene ge-
woonte, eene behoefte, wat jammeren haalt
gij dan over het Huwelijk, over Vrouw en
kinderen? Heb tot vrienden slechts brave Ka-
tholieJcen van uwen stand,
die, echt godsdien-
stig in beginselen en levenswijze, zich als
liefderijke Echtgenooten, als ordelijke en
zorgvuldige Huisvaders gedragen. Overigens
is het waar, dat, als een vrij gezel groote
behoefte kan hebben aan een goeden vriend,
voor Gehuwden die behoefte zoo groot niet
is: zij dienen bij den huiselijken haard hun
6
-ocr page 140-
— 122 —
geliefdste gezelschap te vinden \'). Nogtans door
het Huwelijk is de vroegere betrekking met
goede vrienden niet opgeheven; en \'t is zeker
aan Gehuwden geoorloofd , zelfs raadzaam ,
enkele brave godsdienstige vrienden te heb-
ben, om in hunne vriendschap van tijd tot
tijd eene afleiding en te gelegener uur den
noodigen raad en bijstand te vinden.
77. Nog voorzichtiger en nauwlettender
behoort gij in uwe keuze te zijn, wanneer
gij vrienden in uw hui3 wilt ontvangen, vooral
wanneer gij ze in den huiselijken kring zoudt
willen toelaten. Voorzeker mogen Vrouw en
kinderen in zulk gezelschap geen aanstoot
ondervinden, en gij zijt verplicht, bij die
ontvangst van vrienden, uwer Vrouw zoo-
veel mogelijk onaangenaamheden te sparen.
Onder al uwe vrienden zal uwe Vrouw wel
de allernaaste zijn, die ge het meest te be-
lieven en te pleizieren hebt. Nogtans betaamt
het niet, dat de Vrouw haren Man lastig
valle wegens zijne vrienden, alleen omdat zij
haar mishagen; zij denke er niet aan haren
1) Zio N. 41: in de laatste aanteekening.
-ocr page 141-
— 123 —
Man te willen bercroven van het genoegen
en het nut, wat hem de vriendschap van dc-
zen of genen goeden vriend verschaft.
78.   Gelijk er voor den Man geene gedachte
kan zijn aan eene vriendin buiten zijne Vrouw;
zoo kan de Vrouw niet denken aan een
vriend buiten haren Man. Met de grootste
omzichtigheid moet alle gemeenzaamheid, in-
timiteit, genegenheid, bijzondere voorkomend-
heid of oplettendheid vermeden worden. Al
is men zich zelven volkomen bewust, dat
het hart zuiver en de bedoeling onschuldig
is, dat is niet voldoende: men mag niet zijne
deugd, vooral niet de teedere hier bedoelde
deugd in opspraak brengen; men mag zijner
wederhelft niet de minste aanleiding geven
tot ijverzuchtige gevoelens \').
79.  Maar wat zullen wij nu verder oor-
deelen over de vriendinnen der Vrouw ? over
het ontvangen en brengen van bezoeken, over
het geven en bijwonen van bijeenkomsten,
partijtjes, enz.? \'t Is moeilijk hier een bepaald
oordeel uit te spreken. Wat is hier aan te
(1 Zie N. 81 en N. 20.
-ocr page 142-
— 124 —
bevelen ? wat toe te laten ? wat af te raden ?
Eene godsdienstige Vrouw, met een gezond
verstand begaafd en wijzer geworden door de
ondervinding, zal op dit gevaarlijk terrein
het best haren weg kennen. Menige brave
katholieke Vrouw zal er zσσ over denken:
„Ik voor mij tel slechts enkele vriendinnen,
„ brave, godsdienstige vrouwen, oude kennis-
„ sen. Hare vriendschap geeft mij nu en dan
„een kortstondig verzet, een leerzaam onder-
„ houd, belooft mij goeden raad en hulp in
„ den nood. Wij zien elkaar van tijd tot
„ tijd: eene of andere reden of soms het toe-
„ val brengt ons bijeen. Is het dat wij nu
„ en dan eene uitnoodiging doen; \'t gaat alles
„onder ons zeer eenvoudig toe, zonder be-
„ zwarende onkosten voor de eene of de an-
„ dere: de hoofdzaak is voor ons een uurtje
„ gezellig bijeen te zijn; wij spreken meestal
„slechts over huishoudelijke zaken, tot we-
„ derzijdsch nut en stichting. Overigens houd
„ik niet van wereldsche bijeenkomsten. Ik
„ weet bij ondervinding hoeveel ongelegenhe-
„ den aan het houden en bijwonen van par-
i, tijtjes verbonden zijn. Vele kwistige uitga»
-ocr page 143-
— 125 —
„ ven voor de genoodigden om in hare klee-
„ ding zich te onderscheiden; steeds klimmen-
„ de onkosten voor de gastvrouw om aan de
„ anderen in deftige ontvangst niet toe te
„geven of om boven haar uit te steken; en
„ hoeveel geld gaat er alzoo te loor, wat in
„ het huishouden niet kan gemist worden of
„ ten minste tot beter einde had kunnen wor-
„ den aangewend ? En wat koopt men met dit
„ alles ? Veel genoegen ? Ik geloof het niet.
„Ik weet, dat op die partijtjes doorgaans
„ nu de eene , dan de andere is gestoord
„ of zich zelfs beleedigd acht, omdat zij,
„naar hare meening, niet met de verplichte
„ oplettendheid of vriendelijkheid is behan-
„ deld; ik heb er dikwijls veel kwaad hooren
„ spreken, veel kwaad hooren stoken; ik zelve
„ heb dikwijl» door onbedachtzaamheid veel
„ gezegd, waarover ik \'s anderen daags groote
„ spijt gevoelde. Sedert geruimen tijd heb ik
„mij, zooveel ik gevoegelijk kan, aan der-
„ gelijke bijeenkomsten onttrokken, en ik be-
„vind mij er best bij. Ik ben het liefst te
„ huis, bij mijn Man en onder mijne kinde-
„ren; en mij dunkt, daar ook is mijne plaats.
-ocr page 144-
— 126 —
„ Door het Huwelijk aan te gaan, heb ik
„ beloofd altijd eene goede Huisvrouw te
„zijn \'). Inderdaad, wanneer ik mijn huis-
„ houden wil nagaan gelijk het behoort, dan
„ is er geen tijd over voor lange avondpar-
„ tijen. En ook wanneer de Vrouw van huis
„is, wie zal het wakend oog over alles hou-
„ den ? De kinderen overlaten aan eene dienst-
„meid? Eene Moeder, dunkt mij, moet te
„veel van hare kinderen houden, om zonder
„ genoegzame noodzakelijkheid ze gansene
„ avonden aan vreemde handen over te laten.
„Ik ten minste moet bekennen, dat, wan-
„ neer ik al eens op eene partij mij bevind,
„omdat ik er niet buiten kan, ik bij de
„ gunstigste omstandigheden geen zuiver ge-
„ noegen smaak, omdat altijd de zorg voor
„ huishouden en kinderen mij komt kwellen:
„mijn schat is te huis, en daarom ook is
„ er mijn hart. — Overigens steek ik mij niet
„ in eens anders huishouden. Geburen en ken-
„nissen bejegen ik vriendelijk, zooveel ik
„met haar in aanraking kom, bereid vaardig,
1) Zie N. 4*.
-ocr page 145-
— 127 —
„wanneer ik haar van dienst kan zijn. Zoo
„ leef ik met iedereen op goeden voet, en
„ al mijne zorg bestedende voor mijn huis-
„houden, ter liefde van Man en kinderen,
„ gevoel ik mij tevreden en gelukkig." — Wat
dunkt u ? Zullen wij nu nog aan eene we-
reldschgezinde Vrouw het woord laten, om
te hooren verdedigen, dat het goed en prij-
selijk is, wanneer eene Huisvrouw gaarne veel
van huis is; wanneer zij hare kinderen ver-
geet en alleen aan zich zelve denkt, om op-
getooid als een jong meisje bezoeken te ont-
vangen, om op partijen zich te doen bewon-
deren, om daar veel onbetamelijks te zien,
te hooren, te spreken ? Wij zullen de geleerde
kampvechtster van de moderne vrouwenschool
de moeite sparen; want, eerzame Lezeres, gij
zoudt niet eens naar haar willen luisteren?
80. Tot de goede en slechte vrienden kun-
nen wij brengen de goede en slechte boeken.
Moogt ge geene zedelooze, geene ongods-
dienstige menschen in uw huis dulden, houd
dan ook zorgvuldig alle boeken er builen,
die met het Geloof of met de goede zeden
strydig zijn. Slechte boeken zyn veel ge-
-ocr page 146-
— 128 —
vaarlijker dan slechte vrienden: het zijn vrien-
den innemend door hun voorkomen, ver-
leidelijk door hunne taal, onbeschaamd in
hunne voorstellingen, vertrouwelijk met alle
huisgenooten, bereidvaardig elk uur van den
dag. Uw heilige Godsdienst, uw geweten
verbiedt het u, Huisvaders, slechte boeken
te lezen en in huis te hebben; maar daar-
enboven dubbel zoudt gij schuldig zijn om
het gevaar, waaraan gij uwe huisgenooten,
Vrouw , kinderen , dienstbode , blootstelt.
Waakt niet alleen tegen gevaarlijke boeken,
maar ook tegen allerhande gevaarlijke bro~
chures, maand-, week- of dagbladen, onder
welke zoo vele tegenwoordig, die onophou-
delijk het katholieke Geloof aanranden en onzen
heiligen Godsdienst bespotten en lasteren in
zijne leerstukken, in zijne plechtigheden, in
zijne instellingen, in zijne bedienaren; en
wat de zeden betreft, hoe ergerlijk zijn zij
dikwijls in hunne nieuwstijdingen, ja zelfs tot
in sommige advertenties, wier lezing ver-
derfelijk mag heeten voor den nieuwsgierigen
en nadenkenden geest der kinderen. Wijl het
gevaarlijke van een boek betrekkelijk kan
-ocr page 147-
129
wezen, wijl gij zelfs reden kunt hebben — mits
het gevaar van toestemming of bederf genoeg»
zaam uitgesloten zij — een boek te lezen en te
bewaren, dat voor uwe huisgenooten een ver-
boden boek moet heeten, daarom zorgt dat
aan uwe Vrouw geen boek in handen kome,
welks lezing haar niet past, en dat aan uwe
kinderen geen boek in handen kunne vallen \'),
welks lezing voor hen gevaarlijk moet geacht
worden. Wat verdacht is, moet worden ge-
weerd. Doch \'t zij u niet genoeg, dat uwe
lezing niet kwaad is, draagt zorg voor eene
goede, nuttige lezing. Schaft u goede, gods»
dienstige boeken aan, dan brengt gij nuttige,
leerzame, stichtende vrienden in huis.
1) Boeken, die naar ow oordeel uwe kinderen niet
mogen lezen, of plaatwerk, dat uwe kinderen niet mo-
gen zien, moet ge zorgTuldig achter slot bewaren. Uwen
kinderen te verbieden aan die boeken of platen te ra-
ken, dat is niet genoeg: door het verbod wordt juist
hunne nieuwsgierigheid opgewekt; — het alles ergens
te bergen, maar niet achter slot, is ook niet voldoende:
zij zullen licht het geborgene vinden, en, wijl zij opmer-
ken, dat het buiten het gewone bereik geplaatst is, zal
hunne nieuwsgierigheid te meer zijn geprikkeld, en zij
zullen zicli in het geheim aan de verbodene vrucht te goed
doen, dat is: den dood eten. Vele kinderen zijn alzoo
reeds vroegtijdig bedorven, en helaas! de Ouders weten
het niet, en toch zij hadden het moeten voorzien. Houdt
voor regel: Gevaarlijke boeken of platen, die gevonden
kunnen worden, zullen schrandere en nieuwsgierige kin-
deren wel weten te vinden.
                                 8*
-ocr page 148-
— 130 —
81. Nu dienen wij nog de vraag te stel-
len: Is liet betamelijk, dat eene gehuwde
Vrouw veel leest, dat zij veel van schoone
boeken houdt? Zou het bijvoegelijke leea-
graag
vσσr Huisvrouw of Moeder wel eene
gevoegelijke plaats vinden ? Stellen wij dezen
regel, dien elke verstandige Vrouw zal goed-
keuren en volgen: Eene zorgvuldige Huis-
vrouw geve zich niet aan de leeszucht over.
Zij leze niet, wanneer zij iets noodzakelijks
of iets nuttigers te doen heeft. Alzoo leze
zij zeldzaam in de week; omdat zij licht iets
beters zal kunnen verrichten. Maar op Zon-
en Feestdagen, wanneer haar na de huishou-
delijke zorgen eenige rustige oogenblikken
overblijven, kan zij voor haar tijdverdrijf
zich eene lezing in een goed boek veroorlo-
ven: en voorzeker zou die lezing niet alleen
goedkeuring, maar ook aanmoediging verdie-
nen, wanneer zij die lezing benuttigde, om
haren geest met heilzame, godsdienstige ge-
dachten te voeden, en zich zelve tot vol-
maakter deugd op te wekken (bijv. eene le-
zing uit de Levens van Heiligen).
82. Wij bedoelden tot hiertoe slechts eene le-
-ocr page 149-
— 131 —
zing tot uitspanning of tijdkorting; want geldt
het eene godvruchtige lezing zooveel als eene gees-
telijke oefening, wanneer godsdienstige Echt-
genooten daarvoor dagelijks eeu kwartier uurs
wisten af te zonderen, dit zou ongetwijfeld
als zeer heilzaam en verdienstelijk te prijzen
zijn. Bijv. de lezing van een Hoofdstuk uit
de Navolging van Christus; in de Vasten
uit een Meditatieboek over het Lijden des
Heeren; gedurende de maand van Maria uit
een Meimaandboekje; enz.
XIX. Over de dienstboden \')•
83. De voornaamste hoedanigheden, waarop
bij de keuze eener dienstbode behoort gelet
te worden, zijn: godsdienstigheid 2), eer-
1)    Ofschoon hier doorgaans van vrouwelijke dicnst-
bodcn gesproken wordt, gelde deze onderrichting ook
ten opzichte van mannelijke dienstboden.
2)     Dat in con katholiek gezin, vooral met kinderen,
gcenc andere dun eene katholieke dienstbode voegt, is
duidelijk; maar dat zij katholiek is, is niet voldoende,
zij moet godsdienstig zijn, dat is: ijverig in liet vervul -
len harer godsdienstige plichten. Onder do godsdienstig-
lieid worden ook onberispelijke zeden begrepen.
-ocr page 150-
— 132 —
lijkheid, naarstigheid, zindelijkheid. Even-
min als gij zelf volmaakt zijt, zult gij
eene volmaakte dienstbode vinden. Hebt
gij gelijk, zoo gij geene ongodsdienstige of
geene zedelooze of geene diefachtige of
geene vadsige of geene morsige dienstbode
in uw huis wilt dulden, wees toegevend met
mindere gebreken en zoek die te verbeteren.
Wat gij niet verbeteren kunt, verdraag dat1),
en bedenk u wel ernstig, voordat gij besluit
eene dienstbode te laten gaan, die in een
of ander ondergeschikt punt onverbeterlijk
schijnt: gij kunt u beloven eene betere dienst-
bode te zullen vinden, maar op welken vasten
grond steunt uw vertrouwen, dat gij bij die
wisseling u niet zult zien te leur gesteld?
Wellicht komt ge van kwaad tot erger. Voeg
hierbij, dat, zoo gij dikwijls van dienstbode ver-
andert, gij des te minder kans hebt van te
slagen : immers, evenzeer als op eene dienst-
bode, die gedurig een nieuwen dienst zoekt,
een ongunstige dunk zal kleven, zoo zal eene
1) Lees hier de Navoiging van CimiSTόS.IBoek,
XVI Hoofdst. De inhoud van dit Hoofdstuk is: Ver-
draag hetgeen gij niet kunt verbeteren.
-ocr page 151-
— 133 —
Meesteres, die elk jaar eene andere dienstbode
in haren dienst heeft, in de meidenwereld
niet best staan aangeschreven, en eene bekwa*
me en deugdzame dienstbode zal het niet licht
wagen bij haar in dienst te treden. Verlangt
gij eene allergeschiktste dienstbode naar uwen
zin, kies dan een nog jong en leerzaam
meisje van fatsoenlijke afkomst, en tracht haar
met veel beleid en veel geduld op te voe-
den en naar uwen geest te vormen.
83. Heeft uwe dienstbode verplichtingen
jegens u, gij hebt ook verplichtingen jegens
haar. Gij zijt haar schuldig:
Ten eerste: Een billijk loon, dat op
tijd moet betaald worden, zonder korting uit
onrechtvaardigheid of uit eenige vitterij, welke
de gierigheid soms kan ingeven.
Ten tweede: Goed ondekhoud; dat is:
behoorlijke ligging en kost. Wat den kost be-
treft, hoe dikwijls ? op welk uur ? wat en hoe-
veel? dat alles niet berekend volgens eigen
gebruik, maar geλvenredigd aan de vermoe-
delijke behoeften, die bij zwaarderen arbeid
natuurlijk grooter zullen zijn. In vele huizen
staat het den dienstboden niet vrij te nemen
-ocr page 152-
— 134 —
wat ze noodig hebben; maar het wordt haar
telkens toegedeeld: de Meesteres des huizes
is hier in haar recht; doch zij begrijpe wel,
dat, verlangt zij met trouw en liefde gediend
te worden, zij niet karig in de toedeeling
van spijs en drank mag wezen. Voor een
mensch zonder godsdienst zou het reeds schande
zijn, wanneer hij aan zijne dienstbode slecht
of te weinig voedsel zoude geven; kan dan
zulke onmenschelijkheid verwacht worden van
hen, die goede Katholieken, willen hceten ?
Ten derde: Eene vriendelijke en liefde-
eijke behandeling. Deze vriendelijkheid
veronderstelt geene gemeenzaamheid, welke gij
u nooit ten opzichte uwer dienstbode moogt
veroorloven en ook niet van haar jegens u
moogt dulden. Allerstrcngst moet deze regel
worden opgevat en nageleefd door den Man
tegenover zijne dienstmeid, en door de Vrouw
tegenover den knecht, en dat alles om meer
dan eene wel te begrijpen reden. Zorg, dat
uwe dienstbode voor u, uwe wederhelft, uwe
kinderen, overal en altijd, een zekeren eer-
bied toone. De christelijke liefde brengt mede,
dat gij uwe dienstbode zσσ behandelt, gelijk
-ocr page 153-
— 135 —
gij in hare plaats zoudt wenschen behandeld
te worden. Verg niets dan wat redelijk is.
Geef uwe bevelen met vriendelijke woorden.
Hebt gij reden om ontevreden te zijn,
wees niet barsch eu ruw in uwe berisping
of bestraffing. Overweeg wat de H. Pau-
lus dienaangaande u leert in zijnen Brief
aan de Ephesiλrs (Eph. VI, 5—9). Eerst
zegt hij:
„ Gij, dienstknechten, weest uwen heer en naar
„ liet vleeseh gehoorzaam met vreeie en beven >
„ in eenvoudigheid uws harten, ah aan Chris-
„tus; niet voor het oog dienende als menschen-
„hehagers, maar als dienstknechten van Chris-
„ tus, den wil van God doende van harte, met
„ welwillendheid dienende, als den Heer die-
„ nende en niet menschen, daar gij weet, dat
„ wat goeds een iegelijk zal gedaan hellen,
„ hij dat van den Heer zal terug ontvangen,
„ hetzij dienstknecht, hetzij vrije."
En nu laat hij volgen:
„En gij, heeren, doet hetzelfde je-
„gens hen, en laat het dreigen na, daar
„ gij weet, dat ιn hun ιn uw όeer in den
-ocr page 154-
— 136 —
„HEMEL IS, EN DAT ER BIJ άEM GEENE
„AANNEMING 13 VAN PERSONEN \')."
Zoo leerde de H. Paulus den geloovigen
van zijnen tijd hoe zij hunne slaven moesten
behandelen, leid daaruit af hoe gij uwe
dienstboden bejegenen moet. Hoe weinig
godsdienst toont een Katholiek, welke zijne
dienstbode met verachtenden trots behan-
delt, omdat zij slechts eene diensbode is!
Is zij ook niet geschapen naar het beeld
van God, vrijgekocht door het Bloed van
Jesus Christus , geroepen tot het eeuwige ge-
luk des hemels? Is uwe dienstbode misschien
niet behagelijker in Gods oog, dan gij zelf?
Durft gij ze dan met minachting behandelen?
Meent ge meer deugd te bezitten dan uwe
1) JEn gij, heeren, doet hetzelfde jegens hen, behan-
delt gij wederkeerig uwe dienstknechten met welwillend-
heid, en laat dal gedurig straf dreigen na; weest hun
geene harde, licfdelooze meesters, daar gij wel weet, dat
ιn hun en mv Heer in den hemel is:
dat beiden, do
hecren zoowel als de dienstknechten hunnen Oppcrhcer,
den verheerlijkten Jesus hebben in den hemel, en dat er
hij Hem,
den toekomstigen rechter van allen, geene aan-
neming is van personen
, dat is: dat Hij een onpartijdig
rechter is en, om \'t even of iemand dienstknecht of heer
geweest zij, elkeen zal oordeclcn naar zijno werken.
Tekstverklaring van Prof. Beelen.
-ocr page 155-
— 137 —
dienstbode, ja, mocht ge zeker zijn, dat zij
van God is afgeweken, veracht haar daarom
niet; maar heb medelijden met haar, en
tracht haar tot de deugd, tot God terug te
brengen. In een katholiek huisgezin behoort
eene dienstbode niet als eene vreemde, maar
als een lid der familie beschouwd te worden;
zij zal op hare beurt niet dienen als eene
huurlinge, maar zij zal het algemeene be-
lang als het hare behartigen. Wanneer uwe
dienstbode mocht ziek worden, dan vooral
zal het blijken, of gij haar eene echt chris-
telijke liefde toedraagt.
Ten vierde: Zorg voor haar geeste-
iijk welzijn. In eene maatschappij, waarin
men tracht alles van God en Godsdienst af
te scheiden, openbaart zich natuurlijkerwijs
het heidensche streven om de dienstbaar-
lieid te beschouwen louter als eene zaak van
handel of ruiling: men geeft voor den ver-
leenden dienst loon en onderhoud, en ver-
der heeft men met de dienstboden niets te
maken; genoeg als zij alles goed doen wat
den dienst betreft, voor \'t overige, zeden en
godsdienstigheid, dat is der dienstboden eigen
-ocr page 156-
— 138 —
zaak..... Moeten wij zoo terug naar het hei-
dendom, toen de beste slaven degene waren,
welke het meeste voordeel opleverden ? Moet
het bewezen worden, dat Katholieken in
hunne dienstboden iets meer moeten zien dan
nuttige lastdieren? Brave Christenen zien in
hunne dienstboden zoovele onsterfelijke zielen,
welke naar Gods beeld zijn geschapen en door
het Bloed van Jesus Christus vrijgekocht: zij
beschouwen zich als de Ouders of Voogden
hunner dienstboden, belast met de zorg om
haar naar ziel en lichaam voor het kwaad te
bewaren, en haar tot de deugd, tot den dienst
van God te brengen, als zullende zij eenmaal
rekenschap moeten geven van hare zielen.
Zoolang de dienstboden in haren dienst zijn ,
rekenen brave Katholieken zich verplicht tot
waakzaamheid; zij zijn bezorgd haar, zoo noo-
dig, door zich zelven of door anderen te on-
derwijzen, wekken haar op tot het goede,
herinneren haar aan hare godsdienstige plich-
ten, geven haar den tijd om de kerkelijke
diensten bij te wonen en de HH. Sacramen-
ten ten minste maandelijks te ontvangen,
waarschuwen hare lichtzinnigheid tegen mo-
-ocr page 157-
— 139 —
gelijke gevaren, verbieden en beletten haar
eiken verkeerden omgang, vermanen en be-
rispen haar op eene christelijke wijze, wan-
neer zij afwijken, trachten vooral door een
stichtend voorbeeld haar tot de deugd te trek-
ken. Mochten dienstboden zich slecht blijven
gedragen, ondanks de welgemeende pogingen
harer Meesters, dan zullen dezen haar uit
hunnen dienst ontslaan, juist om hun geweten
van alle verantwoordelijkheid te ontlasten.
85. Huisvaders en Huismoeders, woont een
volwassen of aankomend persoon van het andere
geslacht onder uw dak, of omdat uw zoon of
zoons zijn groot geworden, of omdat gij ook
een knecht houdt, of omdat gij een kostgan-
ger hebt of een heer bij u zijne kamer heeft;
o, zwaar wordt dan voor u de last der waak-
zaamheid over uwe dienstbode. Dag en nacht
is u de zorg om alle gelegenheden tot zonde
te voorkomen. Waar het kwaad mogelijk is,
moet gij kwaad vreezen en toezien. Door te
goed vertrouwen komt gij te laat; door bij-
tijds kwaad te duchten zult gij alleen het
kwaad voorkomen. Zorgt bovenal voor eene
geschikte slaapplaats, waar uwe dienstbode het
-ocr page 158-
— 140 —
zekerst beveiligd is. Op het punt van zede-
lijkheid kan uwe zorg of vrees niet licht te
groot zijn. \'t Is u niet genoeg niet te weten,
dat er iets onbetamelijks in uw huis geschiedt,
gij moet zooveel mogelijk de zekerheid heb-
ben, dat er niets onbetamelijks plaatsheeft.
Ondervindt ge, dat de deugd uwer dienst-
bode wordt belaagd, verwijdert zoo spoedig
mogelijk het gevaar, al zou het wezen door
een knecht uit uwen dienst te ontslaan of door
een kostganger of inwonenden heer uw huis te
doen verlaten , zelfs met opoffering van eenig
tijdelijk voordeel. Toont dat deugd en eer en
plicht bij u hooger in waarde zijn dan een
hand vol gclds.
86. Wilt gij den naam noch de verant-
woordelijkheid dragen van eene zorgelooze en
onbedachtzame Meesteres, laat uwe dienst-
bode geene boodschappen doen met den avond,
tenzij uit noodzakelijkheid. Meent gij te be-
speuren, dat uwe dienstbode gaarne des avonds
buiten de deur is, dan zal het eene reden te
meer zijn, om op dit punt streng te wezen.
Eisch overigens, dat in het algemeen de bood-
schappen in den kortsten tijd worden afgedaan,
-ocr page 159-
— 141 —
niet alleen voor de orde in den dienst des
huizes, maar ook om veel ijdel geklap, kwaad
spreken en andere verkeerdheden voor te
komen \').
87. Op vele\'plaatsen vindt men het betreu-
renswaardige gebruik, dat men aan de dienst-
boden om de veertien dagen of de maand
een zoogenaamden uitgaansdag of vrijaf van
eenige uren toestaat. Baadzaam is het bij de
huurovereenkomst het recht dier uitgaans-
dagen niet te erkennen of ten minste dat
zooveel mogelijk te besnoeien. Ongetwijfeld
zullen uwe bedenkingen zwaarder wegen, wan-
neer uwe dienstbode hare Ouders niet in de
gemeente heeft wonen of geene kennissen heeft,
1) Wat is het gewone onderwerp en doel en gevolg
der samenspraken tusschen dienstboden ? Onderwerp: alles
wat er in huis omgaat, waarvan het grootste deel moest
gezwegen worden; — doel: elkander nieuwsgierig uit te
hooren, zich zelve te beklagen, elkander tot verzet op
te winden; — gevolg: ontevredenheid en weerspannigheid.
Die dienstbode, welke zich het minst met andere dienst-
boden inlaat, zal gewoonlijk het best tevreden en onder-
danig zijn. Voeg hierbij, dat door de onbescheidene praat-
zucht der dienstboden vele families, in opspraak worden
gebracht. Vertrouw nooit aan e^ne dienstbode wat geheim
moet blijven; eene dienstbode zij nooit getuige van eenige
twistreden tusschen Man en Vrouw.
-ocr page 160-
— 142 —
bij welke gij ze even veilig zoudt achten als
bij hare Ouders. Zijt gij genoodzaakt aan uwe
dienstbode vrijaf te geven, vorder dan, dat
zij u zegge waar zij zich al dien tijd ophoudt,
en onderzoek of zij u ook daarin misleidt.
Waak er streng op, dat zij thuis kome op
het bepaalde uur, dat niet laat mag wezen,
namelijk vσσr het vallen van den avond. Laat
niet toe, dat uwe dienstbode in eene herberg
kome. Zie toe met welke vriendinnen zij om-
gaat, en waar gij eenen voor haar gevaarlij-
ken of niet passenden omgang zoudt vreezen;
breek die vriendschap verzoekender- of waar-
schuwender-, zoo noodig, gebiedenderwijs.
88. Duld nooit, dat uwe dienstbode eenige
kennis hebbe met een jonkman, tenzij die
verstandhouding den naam kunne dragen van
een geoorloofd verkeer. Alvorens het verkeer
uwer dienstbode toe te laten, moet ge op
eenige wijze zeker zijn van de toestemming
harer Ouders. Maar die zekerheid zal op zich
zelve voor u nog niet altijd voldoende zijn;
gij dient, als brave katholieke Meesteres, de
zekerheid te hebben, dat de bedoeling, om
tot een christelijk Huwelijk te geraken, op-
-ocr page 161-
— H3 —
recht gemeend is, en (waar het vooral op
aankomt) dat er wezenlijk vooruitzicht bestaat
van binnen korten lijd te kunnen trouwen. Is
het u duidelijk genoeg, dat er van een Huwe-
lijk met dien persoon, gezien de omstandig-
heden, in jaren niets kan komen, wacht u
dan wel zulk een verkeer te dulden: laat
liever zulk eene lichtzinnige dienstbode, wan-
neer zij naar uwen goeden raad niet wil luis-
teren, vertrekken en buiten uwe verantwoor-
ding haar verderf inloopen, dan dat gij uw
geweten zoudt bezwaren met een ongeoor-
loofd verkeer en zijne rampzalige gevolgen
in uw huis toe te laten. — Het wenschelijkst
is voor u eene dienstbode te hebben, die niet
verkeert; gij kunt het verbod van verkeer
ook als eene voorwaarde stellen; \'t is voor
u dan reden genoeg, wanneer eene jonge
dienstbode verkeer zoekt, haar te laten gaan;
maar het zou in elk geval onbillijk zijn eene
dienstbode, die u tele jaren trouw gediend
heeft, te verwijderen, omdat zij eindelijk aan
een eerzaam Huwelijk gaat d< nken. Meent ge
het verkeer uwer dienstbode te mogen toe-
laten, dan zijt gij verplicht te waken, dat
-ocr page 162-
— 144 —
zooveel mogelijk alle gevaar of gelegenheid
van zonde worde afgesneden. Laat niet toe,
dat zij elkander te dikwijls of te lang zien;
duld niet, dat zij in het donker of in de een-
zaamheid verkeeren.
Tracht door uwe gedurige
waakzaamheid,
gegrond op eene allerbillijkste
vrees, het kwaad onmogelijk te maken. Het
zal overbodig zijn nog aan te merken, dat
het verkeer tusschen twee inwouenden van
zelf het weggaan of wegzenden van een van
beiden noodzakelijk maakt.
89. Menschen, die zelven niet godvruchtig
zijn, kunnen soms moeilijk de godvruchtig-
heid in anderen verdragen. De II. Faulus
schreef reeds in den beginne: „Allen, die
„ godvruchtig willen leven in Christus Jesus,
„zullen vervolging lijden
(2 Tim. III, 12)."
Doch Oversten doen dubbel verkeerd, wanneer
zij geene dienstbode willen, die godvruchtig
leeft, of wanneer zij de godvruchtigheid in
hunne dienstbode op eene of andere wijze
verhinderen. Ik bedoel hier eene dienstbode,
die geene valsche, louter uitwendige, maar
eene ware, verstandige godsvrucht toont. Zulk
eene zal tot voldoening van hnre edele neiging
-ocr page 163-
— 145 —
niets vorderen, waardoor de dienst kan lij-
den ; zij zal hare Communicn en andere oe-
feningen zσσ weten te schikken, dat ge rede-
lijkerwijs niet te klagen hebt; moeten door
de omstandigheden hare oefeningen vermin-
derd worden of achterblijven, zij zal zich
daarom niet gemelijk toonen. Gij kunt u
op de getrouwheid en eerlijkheid van zulk
eene godvruchtige dienstbode beter verlaten ,
en wat de zeden betreft, zijt gij ontslagen
van die uiterste waakzaamheid, welke dikwijls
eene ware onrust voor brave Meesters kan
worden. Wat wilt gij meer? O, acht u ge-
lukkig, wanneer ge eene oprecht godvruchtige
dienstmaagd hebt mogen vinden. Tracht van
uwen kant aan hare godvruchtige gevoelens
te gemoet te komen, door haar den tijd en
de gelegenheid voor hare oefeningen te geven,
zooveel als de dienst van het huis dat ge-
voegelijk kan gedoogen. \'t Is juist door die
voorkomendheid en inschikkelijkheid, dat gij
het meest hare genegenheid kunt winnen;
zij zal u daarvoor erkentelijk zijn door inni-
ger verkleefdheid en nauwgezetter getrouw*
7
-ocr page 164-
— 146 —
heid in haren dienst. Zoo zult gij het best
uwe eigene belangen begrijpen. Zijt gij in-
tegendeel zoo onverstandig van uwe dienst-
bode in hare godvruchtigheid op eene onre-
delijke wijze tegen te werken, gij berooft haar
van datgene, waarop zij het meeste prijs stelt;
en kunt gij verwachten, dat zij voor u dien
eerbied en die liefde bewaart, waarmede gij
verlangt door haar bejegend te worden ? Hebt
gij soms eene lichtzinnige, minder godvruch-
tige dienstbode, weet dan, dat ge op alles
en altijd en overal dubbel waakzaam moet
wezen, voornamelijk wanneer gij kinderen hebt.
90. In een ordelijk huis, al is de dienst-
bode nog zoo vertrouwd, worden geld of
geldswaarden, kostbaarheden, brieven en an-
dere papieren, waar de dienstbode of de
kinderen niet mee noodig hebben, zorgvuldig
achter slot bewaard. Het staat vrij nog zoo-
vele andere zaken op te sluiten; maar de
voorzichtigheid mag niet den schijn aannemen
van een belecdigend wantrouwen. Eene dienst-
bode moet vertrouwen bezitten; verdient ze
\'t niet, dan laat ze liever gaan. Nogtans,
schenkt aan uwc dienstbode in den beginne
-ocr page 165-
— 147 —
niet een onbepaald vertrouwen; maar verze-
kert u eerst door eigen ondervinding hoeveel
vertrouwen zij verdient, \'t Is goed derhalve
in \'t eerst hare gangen na te gaan; het is
geraden bij gegronde achterdocht nog nauw-
gezetter haar te bespieden; maar \'t is u niet
geoorloofd haar in verzoeking te brengen.
Bijvoorbeeld: het staat u vrij het geld in
de winkellade of waar het gewoonlijk ligt,
nauwkeurig na te gaan en zelfs te teekenen;
maar ge moogt haar niet beproeven door geld
op ongewone plaatsen neer te leggen alsof
het daar verloren was: dit zou zijn haar een
lokaas toewerpen, en dat is niet geoorloofd.
Verdenkt Man of Vrouw hunne dienstbode
van dieverij, dan mogen zij aan elkander hun
vermoeden mededeelen als om te beraadslagen;
ook, zoo noodig, kunnen zij hunnen Biecht-
vader raadplegen wat te doen; maar het strijdt
niet alleen tegen de liefde, ook tegen de
rechtvaardigheid met anderen daarover te
spreken. Ja zelfs, betrapt gij uwe dienstbode
op dieverij, ge zoudt u aan achterklap, aan
eerrooving schuldig maken, wanneer gij uwe
ondervinding aan een ander zonder voldoende
-ocr page 166-
— 148 —
reden zoudt mededeelen. Zoo kunt ge om
reden, zooeven gezien, met elkander en met
uw Biechtvader of Pastoor er over spreken; —
ook is het duidelijk, dat het in menig ge-
val nuttig kan zijn hare Ouders of Voogd te
waarschuwen; — eindelijk, om uw recht te
vorderen, zoudt ge de zaak aan den Rechter
kunnen in handen geven; doch wacht u tot
dit laatste te besluiten in eene opwelling van
gramschap of wraakzucht, met overijling, zon-
der ernstig te hebben nagedacht. De gevol-
gen zijn hier zoo groot, dat wel een rijp be-
raad noodzakelijk mag heeten. Gij hebt hier
niet alleen uw recht, maar ook de eischen
der christelijke liefde te wegen. Wanneer eene
dienstbode door de openbaarmaking van hare
misschien eerste dieverij haar goeden naam
heeft verloren, dan vindt zij waarschijnlijk
voortaan alle fatsoenlijke huizen voor zich
gesloten. Niemand zal het u ten kwade dui-
den, dat gij eene oneerlijke dienstbode laat
vertrekken; maar waarom haar voor immer
ongelukkig gemaakt, ten einde u voor een
betrekkelijk zoo gering geldelijk nadeel recht
te verschaffen?
-ocr page 167-
— 149 —
91. Weest alzoo ook uiterst voorzichtig in
uw spreken over uwe dienstbode, wanneer
zij bij u weggaat. Vraagt men u om getui-
genis wegens haar gedrag, dan moogt ge
geene onwaarheid zeggen; gij zoudt een ander
misleiden; — maar het is daarom niet altijd
noodig de gansche waarheid te zeggen. Geeft
goede .getuigenis zoover gij kunt, en zwijgt,
tenzij gewichtige redenen anders gebieden,
wegens hetgene uwer dienstbode zoude kun-
nen tot nadeel strekken. Al vraagt men u
de reden, waarom gij ze laat gaan; ge zijt
daarom niet altijd verplicht die te noemen;
ja, gij kunt door uw ge weten soms verplicht
zijn die te verzwijgen en zelfs het vermoeden
daarvan te voorkomen. In dit geval is het
best met een algemeen en onbepaald antwoord
u daarvan af te maken.
-ocr page 168-
— 150
XX. Over het verkrijgen en niet
verkrijgen van kinderen.
92.     Niet het eenigste, maar toch het
voornaamste doel des Huwelijks is Volgens
Gods inzichten de vermenigvuldiging der
menschen; opdat het getal van Gods diena-
ren niet zoude uitsterven, maar steeds ver-
meerderen \'). Hieruit volgt: christelijke
Echtgenooten behooren te verlangen, dat hun
Huwelijk met kinderen gezegend worde. Ja,
als een zegen Gods, als het grootste huwe-
lijksgeluk zullen zij de vruchten beschouwen,
die aan den boom hunner echtelijke liefde
komen groeien, en door dien zegen zullen
zij hunne harten nog vaster voelen aaneen-
gesnoerd.
93.     De vrees derhalve van kinderen te
krijgen is, op zich zelve beschouwd, onna-
tuurlijk en veroordeclenswaardig in Gehuw-
den: die vrees moet als eene verkeerde nei-
ging bestreden en onderdrukt worden. Nog-
1) Zie N. o.
-ocr page 169-
— 151 —
tans kan deze Vrees in bijzondere gevallen
redelijk zijn, vooral wanneer zij op eigen
ondervinding gegrond is. I9 alsdan de vrees
niet eigenlijk veroordeelenswaardig, men moet
zich toch door die vrees niet laten beheer-
schen: eene brave christelijke Vrouw zal
trachten deze vrees, als van schadelijken in-
vloed, aan kant te zetten, en zich geheel
en al overgeven in de handen der goddelijke
Voorzienigheid, door het gebed en andere
goede werken zich den bijstand verzekerende
van Hem, bij wien niets onmogelijk, maar
alles licht en gemakkelijk is.
94. De vrees van te vele kinderen te krij-
gen is strijdig met het vertrouwen , dat chris-
telijke Echtgenooten op Gods voorzienigheid
moeten stellen. Wacht u van tegen God te
klagen, dat gij met kinderen overladen zijt.
Wat zoudt gij zeggen, wanneer God, om u
te ontlasten, dat van uwe kinderen kwam
wegnemen, \'t welk u het naast aan het hart
ligt en u het meest belooft? Daarbij, en dit
is het ergste, deze vrees is zeer gevaarlijk:
zij kan u brengen tot zware bekoringen, u
voeren tot gruwelijkheden , die de rcchtvaar-
-ocr page 170-
— 152 —
dige God niet zelden op zichtbare wijze
heeft gestraft. Wee den Man, wee der Vrouw,
die met de daad het verkrijgen van kinderen
zoude tegenwerken! Ik zeg: met de daad,
want door volkomene onthouding — vooral zoo
die uit hooger inzicht gebeurt — zou het
kunnen geoorloofd zijn het verkrijgen van
kinderen te voorkomen; immers, het gebruik
maken van \'t Huwelijk is geen rechtstreeksch
gebod, wel het gehoorzamen bij wettige en
redelijke vordering. Doch in den regel is
het voor Gehuwden niet raadzaam aan het
middel der volkomene onthouding te den-
ken \'); immers, zulk middel .—• al mocht
het ook uit hooger inzicht en met weder-
zijdsche volkomen vrijwillige toestemming
aangewend worden —• heeft niet zelden groot
bezwaar van anderen aard. Volgt den raad
dien uw heilige Godsdienst u aan de hand
geeft; laat het aan den goeden God over
het getal uwer kinderen te bepalen: „ Werp
„uwe zorg op den Heer, en Hij zal u voe-
„den," zegt de H. Geest (Psalm LIV, 23).
1) Wat men van tijdelijke onthouding denken moet,
zie N. 18.
-ocr page 171-
— 153 —
95. Wordt uw Echt niet met kinderen
gezegend, of komt de goede God spoedig
terugvragen het weinige wat Hij u gaf,
ziet in alles de beschikking van Gods wijze
voorzienigheid, die wellicht u daarom geene
kinderen schenkt of laat behouden, om u
het verdriet te besparen wat zij u later zou-
den aandoen. Troost u met deze gedachte,
en zoekt aan elkander door inniger liefde
goed te maken wat ge door het gemis van
kinderen moet ontberen. Niettemin, blijft lang
en vurig bidden, dat de goede God uwe
liefde moge zegenen. Zoo vele christelijke
Vrouwen, voor welke het geluk des moeder-
schaps niet scheen weggelegd, hebben in \'t
eind hare vurige smeekingen verhoord gezien,
en niet zelden hebben de kinderen dier ge-
lukkige Moeders de Kerk door hunne hei-
ligheid opgeluisterd. — Men hoort wel eens
de Ouders spreken van kinderen Icoopen: in-
derdaad, deze uitdrukking komt hier aller-
schoonst te pas, en wel in een waren en
godsdienstigen zin. Blijft uw Echt kinderloos,
en verlangt gij niettemin een kind te bezit-
7.
-ocr page 172-
154 —
ten, welnu, ziet dan een kind te koopen
lij God, die zooveel, wat elders niet te ver-
krijgen is, overvloedig te koop heeft \'). Maar
hoeveel vraagt God of hoeveel zult gij Hem
bieden? Gij hebt dit zelf te bepalen met het
oog op dezen regel, welken God in zijnen
handel mei de menschen volgt: God is Jearig
1) Ziedaar de toepassing van ecne schoonc katholieke
waarheid, die helaas! zelfs onder de braafste Katholio-
ken zoo zelden wordt in oefening gebracht. Zoovele za-
Jcen
, die bij de menschen met (jeen schatten te koop zijn,
zijn bij God te koop.
Iloe komt het, dat zoo uiterst
weinigen onder de gegoede Katholieken bij God zoeken
te koopen wat God alleen kan geven, en zij overigens
zoozeer verlangen? Als oorzaak van dat verschijnsel kun-
nen wij aanwijzen: de gehechtheid aan het lijdelijke en
]iet gebrek aan een geloovig vertrouwen. Velen zullen
met alle bereidvaardigheid en zelfs met vurigheid bid-
den, veel bidden, ja, ook onnoemelijk veel laten bidden;
maar een mild oircr aan God aanbieden voor een gods-
dienstig of liefdadig einde? daaraan denken zij niet.
Anderen zouden wel willen geven, ja zelfs er veel voor
overhebben, als zij slechts zeker waren van het vcr-
langdc te verkrijgen: — waar is hier het noodzakelijke
gcloovige vertrouwen op Gods almacht en goedheid?
"Wat was de gewone getuigenis des Zaligmakers, wan-
neer Hij een ongelukkige genas? n i\'m geloof heeft u
genezen"
Maar helaas! hoe zelden wordt den goeden
God de gelegenheid gegeven, om te kunnen herhalen
wat Jesus eenmaal zeide tot de Cananccsche vrouw, wclko
Hem de genezing van hare ongelukkige dochter was
komen afsmceken: w O vrouw f groot is uw geloof; u
"geschiede gelijk gij wilt
(Matth. XX, 28)1 — Ka-
tholieke Ouders, gij zult dikwijls voor u zelven, nog
dikwijlder voor uwc kinderen, iets van God te verlan-
-ocr page 173-
— 155 —
met de karigen, maar met de mildert laat Hij eich
in mildheid niet overtreffen.
Wilt gij van God
koopen, durft dan een goed bod doen : zorgt,
dat uwe aalmoes voor mee omstandigheden
inderdaad mild mag heeten.
XXI. Over den tijd der zwangerschap.
96. Wanneer eenc Vrouw met grond
vermeent, dat zij in gezegende omstandighe-
den verkeert, dan zijn de dagen van groote
en voortdurende bezorgdheid voor haar aan-
gebroken. Aan haar is door God toever-
trouwd een menschelijk wezen, dat zij, na
God, door hare goede zorgen moet schenken
het leven , de gezondheid en de welgevormd-
heid der ledematen. Eene brave Vrouw zal,
gen hebben, dat gij u zclven of de menschen u niet
kunnen geven; nadert dan tot God met het zekere geloo-
vige vertrouwen,
dat God in zijne goedheid nw verlan-
gen zal bevredigen, zoo liet u zalig is; bidt Hem daar-
om met vurigheid en volharding, maar vergeet niet naar
liet gewicht uwer vraag en naar uwc geldelijke omstan-
iligheden uw verzoek met eenc milde en Wijde aalmoes
te ondersteunen.
-ocr page 174-
— 156 —
naar haat beste weten, alles doen wat noo-
dig mag zijn, opdat haar kind levend, ge-
zond
en toelgemaaM moge ter wereld komen,
en zij zal, met opoffering dikwijls van ove-
rigens geoorloofde genoegens, met de groot-
ste nauwgezetheid alles vermijden wat op
eenige wijze hare vrucht zou kunnen scha-
den. Hare voorzichtigheid verdubbelende op
zekere tijdperken (zooals den tijd der maan-
delijksche verandering, den tijd overeenko-
mende met vroegere misvallen) zal zij alles
vermijden wat lichaam of geest te zeer zou
hinderen of ontstellen, als nauwsluitende
kleederen, zwaren arbeid, groote beweging
of inspanning of drukking of schokking des
Hchaams, het heffen of dragen van zware
lasten, springen, hard loopen, hevige, vooral
plotselinge gemoedsbewegingen door schrik,
gramschap, droefheid, zelfs blijdschap. Zij
zal vermijden te lezen, te hooren of te
zien al wat geschikt is om een akeligen in-
druk op de verbeelding te maken. Zij be-
waart zich zooveel mogelijk in eene kalme
gemoedsstemming, en beweegt zich in eene
aangename omgeving. Het is onnoodig hierbij
-ocr page 175-
— 157 —
te voegen, dat eene voorzichtige Vrouw bij
vrees voor eenig ongeval den raad van een
bekwaam geneesheer zal inroepen, om diens
voorschriften nauwkeurig op te volgen. Het
bewustzijn, dat zij in alles de voorzichtig-
heid in acht neemt, zal de zoo gewenschte
kalmte des gemoeds bevorderen en haar voor
alle voorkomende omstandigheden de gerust-
heid des gewetens verzekeren; en elke opof-
fering, welke zij zich met eene goede mee-
ning voor God getroost, zal behagelijk en
verdienstelijk bij God wezen.
97.     Doch niet alleen de gedachte aan
het lichamelijk welzijn van haar kind maakt
haar zoo bezorgd; zij weet, dat ook het
geestelijk welzijn, de zaligheid eener onster-
felijke ziel, van hare waakzaamheid afhangt.
Zij verhoopt boven alles voor haar dierbaar
pand de genade van liet II. Doopsel; het
ergste wat zij vreest, is, dat haar lieveling
die genade zou derven; zij zoude het niet
kunnen vergeten, wanneer door hare schuld
haar kind voor altijd buiten den schoonen
hemel zoude gesloten worden.
98.     Wijl zij echter weet, dat hier alles
-ocr page 176-
— 158 —
niet alleen van hare goede zorgen afhanke-
lijk is; maar ook van zoovele andere om-
standigheden, waarover de goddelijke Voor-
zieniglieid beschikt: daarom stelt zij zich
zelve en hare vrucht dagelijks door een vurig
gebed onder de hoede van God, van de H.
Maagd, van haren Bewaarengel en van hare
IIH. Patronessen; ontvangt zij gedurende
den tijd liarer verwachting meermalen deHH.
Sacramenten; oefent zij nog andere werken
van godsdienstigheid, alsook van christelijke
liefdadigheid; en dat alles met het inzicht
om van den goeden God voor haar kind eene
gelukkige geboorte, bovenal de onwaardeer-
bare weldaad van het II. Doopsel te beko-
men. Vele katholieke Moeders maken reeds
in den beginne het voornemen, dat zij haar
kind in het schoone Genootschap der H.
Kindsheid zullen laten inschrijven, of beta-
len voor andere kinderen, of bevorderen op
eenige andere wijs het werk der H. Kinds-
heid, alles met de heilige meening, om daar-
door voor haar kind de genade van den H.
Doop te verkrijgen.
99. Is de Moeder gehoud.cn alles met zorg
-ocr page 177-
— 159 —
te vermijden, wat hare vrucht schaden kan,
het is duidelijk, dat de Vader hier eveneens
zware verplichtingen heeft. Wanneer de Man
weet, dat zijne Vrouw in een gezegenden
staat verkeert, moet hij haar met nog inni-
ger liefde en grooter voorkomendheid behan-
delen, alle ruwe bejegeningen tegen haar
vermijdende, en, zelfs waar de Vrouw onge-
lijk heeft, haar «eooveel mogelijk toegevende.
Hij mag niet van haar vergen, hij behoort
integendeel alles van haar verwijderd te hou-
den, dat eenigen nadeeligen invloed op haren
toestand zou kunnen uitoefenen. Hij moet
steeds een innig medelijden met haar gevoe-
len om de vele zorgen en opofferingen en
kwellingen en pijnen, die met het moeder-
schap zijn verbonden, en daarom gedurende
al dien bangen tijd er op uit zijn, om, in
plaats van haar redenen tot ontevredenheid
te geven, aan hare verlangens, waar het ge-
past kan, te gemoet te komen. Ongelukkig
de Man, die zijne zwangere Vrouw zonder
ontzag, zonder mededoogen behandelt: hij
vergrijpt zich aan twee zwakke, weerlooze
wezens, die hij durft verdrukken, terwijl de
-ocr page 178-
— 160 —
Voorzienigheid ze onder zijne bescherming heeft
geplaatst! Mocht ten gevolge zijner mishan-
deling het kind zonder het H. Doopsel ster-
ven, hij zou zonder ophouden Gods drei-
gende stem in zijn binnenste hooren weer-
klinken: „Ontaarde Vader! waar is het kind,
„ dat ik aan uwe hoede heb toevertrouwd ? Het
„bloed, de ziel van dat kind roept tot Mij
„om wraak!" — Volge nog in \'t eind de-
ze gewichtige bemerking: dat een braaf Katho-
lick niet vergete de Moeder en hare vrucht,
dat is zijne Vrouw en zijn kind, dikwijls in
zijne gebeden te gedenken, en dat hij door
aalmoezen naar zijn vermogen zich de gunst
des Hemels trachte te verzekeren, om dat
alles te verkrijgen, wat hem de liefde van
Echtgenoot en Vader zoo vurig doet ver-
langen.
100.  Herinneren wij nog, dat eene jong-
gehuwde Vrouw vvθl doet met hare Moeder
of eene brave vrouw onder hare kennissen
dikwijls te raadplegen wegens datgene, wat
haar in haren toestand dienstig is te weten.
101.   Mocht zonder de schuld der Ouders
eene miskraam plaats hebben, dan zullen
-ocr page 179-
— 161 —
zij, wanneer zij godsdienstig zijn, zulks aan-
nemen als eene beproeving, welke de god-
delijke Voorzienigheid hun overzendt. Smar-
telijker zal het vallen, wanneer het H. Doop-
sel niet is toegediend geworden; maar zij
zullen nogtans met christelijke onderwerping
berusten in de beschikking van den goeden
God. Bijvoorbeeld, veronderstel eens: de goede
God had voorzien, dat het kind, geboren ja
en gedoopt, maar opgegroeid zijn H. Doop-
sel door een onchristelijk gedrag zoude heb-
ben onteerd en in zonde zoude zijn gestor-
ven !.... Godsdienstige Ouders vinden over-
vloedige stof om zich te troosten. „God gaf,
„ God nam: de naam des Heeren zij gezegend.\'"
XXII. Over den Doop der misgeboorten.
102. Wijl, ook ondanks alle voorzorgen,
eene ontijdige geboorte kan plaats hebben,
moet elke gehuwde Vrouw wel onderwezen
zijn, hoe zij in dikwijls plotseling voorko-
mende gevallen, waarbij geen beraad moge-
lijk is, het II. Doopsel zal toedienen.
-ocr page 180-
— 162 —
103.   Wanneer zij eenige reden heeft om
eene miskraam te vreezen, zal zij zich niet
aan eene nadeelige angstigheid overgeven;
maar zich met verstandige kalmte en chris-
telijk vertrouwen stellen onder de hoede der
goddelijke Voorzienigheid. Alleen zal die
vrees haar den bijstand des Hemels des te
vuriger doen afsmeeken en haar des te voor-
zichtiger doen zijn, opdat het ongeval niet
gebeure, en ook opdat, zoo het geschiedt,
de onvoldragene vrucht niet verder schade
lijde; want van eene halve minuut levens
kan het eeuwige geluk eener onsterfelijke
ziel afhangen.
104.     Zij moet op eene miskraam altijd
voorbereid zijn, opdat, als zoo iets mocht
plaats hebben, zij zich niet ontstelle, aan-
stonds aan het Doopsel denke, en wete wat
zij te doen heeft, als zij zelve (gelijk meer-
malen het geval is, zie N. 113.) het H. Sa-
crament moet toedienen. Van het hoogste
belang zijn hier kalmte des gemoeds en le-
daardheid in de handeling.
Zonder die kalmte
en bedaardheid loopt men gevaar, in plaats
van water, eene verkeerde stof te nemen of
-ocr page 181-
— 163 —
te vergeten de woorden uit te spreken onder
het doopen.
105. Een Katholiek, wanneer hij doopt,
heeft toe te zien:
Ten eerste: dat hij waarachtig en natuur-
lijk water
gebruike.
Ten tweede: dat hij deze woorden niet
denke, maar uilspreke tot den doopeling: Ik
doop
u in den Naam des Vaders en des Zoons
en des II. Geesies. {Amen is niet noodig.)
Ten derde: dat hij zelf, die de woorden
spreekt, niet vσσr of na, maar onder het
uitspreken der woorden den doopeling in het
water dompele, of over den doopeling het
water doe vloeien, zoo mogelijk op het hoofd.
Het Doopsel op de vliezen of van een an-
der deel des lichaams is twijfelachtig, en
moet daarom, zoo het kan, onder voorwaarde
herhaald worden \').
1) Behalve al dat uitwendige is voor een geldig
Doopsel nog uoodig de inwendige meening, om te doen
wat Christus heeft ingesteld of liever wat de Kerk doet.
Deze meening bestaat van zelf of kan, ten minsto zoo
die niet nadrukkelijk wordt uitgesloten, met recht ver-
ondersteld worden bij elkeen, die met volle kennis het
II. Doopsel toedient, zoodut hier gecne bijzondere aan-
dacht noodig is.
-ocr page 182-
_ 164 —
106.  Van den kant des doopelings is voor
een geldig Doopsel noodzakelijk, dat hetgeen
gedoopt wordt, een mensclielijk wezen zi}, dat
het leve, en dat het nog niet geldig zij gedoopt.
107.   Een Doopsel, dat zeker ongeldig is,
mag niet toegediend worden; waar twijfel is
of het geldig zal zijn, en men op het oogen-
blik
geen zekerder verkrijgen kan, mag men
niet alleen, maar moet men in den nood (bij
gevaar, dat anders zonder Doopsel de vrucht
of het kind zal sterven) dat twijfelachtige
Doopsel toedienen, doch onder voorwaarde:
Als gij bekwaam zijt, doop ik u in den Naam
des.....Deze voorwaarde eischt de eerbied
voor het Sacrament en schrijft ook de H.
Kerk voor. Het Doopsel onvoorwaardelijk
toedienen is het Sacrament met de daad toe-
passen , maar zoo nu om eenige reden het
gedoopte onbekwaam is het Sacrament op die
wijze te ontvangen, dan gebruikt men een
Sacrament voor niets, dat is het heilige mis-
bruiken. Dit misbruik kan vermeden worden
door onder voorwaarde te doopen. Bestaat de
voorwaarde, dan heeft men den wil om te
doopen en men doopt wezenlijk, en het Doop-
-ocr page 183-
— 165 —
sel is geldig; — bestaat de voorwaarde niet,
dan heeft men ook den wil niet om te doo-
pen, en men gebruikt het Sacrament niet;
derhalve is er ook geen misbruik. Nogtans
moet er eene voldoende reden zijn om het
Doopsel onder voorwaarde toe te dienen;
want het is altijd ongeoorloofd te doopen,
wanneer het Doopsel zeker ongeldig is, al
geschiedt het doopen onder voorwaarde.
108. Ziehier welke gevallen kunnen voor-
komen, en wat gij in elk geval te doen hebt:
1.     Zijt gij zeker, dat het afgekomene
niet is eene menscheόjke vrucld, maar ecne
ANDERE ZELFSTANDIGHEID:----DOOP DAN NIET.
2.    Zijt gij zeker, dat de vrucht, zoo
het er eene is of kan zijn, in alle geval
dood is, bijvoorbeeld, omdat er duidelijke
teekenen zijn van verscheuring of bederf;
doop dan niet.
3.    Zijt gij zeker, dat de menscheόjke
vrucht leeft: — doop dan. Wanneer de
de vrucht zich reeds luiten, de vliezen levend
vertoont, doop dan zonder voorwaarde: Ik
doop u in den Naam des...
. Doch wanneer
de vrucht met duidelijke teekenen van leven
-ocr page 184-
— 166 —
nog in de vliezen is afgekomen, dan doop
tweemaal: eerst op de vliezen onder voor-
waarde: Als gij bekwaam zijt, doop ik u in
den Kaam des...
. Open daarna voorzichtig
de vliezen en doop andermaal, namelijk de
vrucht, weder onder voorwaarde: Als gij be-
kwaam zijt, doop ik u in den Naam des..
. \').
4. Zijt gij niet zeker, dat de vrucht
of wat eenc vrucht kan zijn, dood is: —
DOOP DAN ONDER VOORWAARDE: Ah gij be-
kwaam zijt, doop ik u in den Naam des... .
Doop maar ιιns onder voorwaarde, wanneer
de vrucht reeds luiten de vliezen is; — doop
tweemaal, wanneer zij in de vliezen is afge-
komen, eerst op de vliezen en andermaal op
de vrucht, en beide keeren onder voorwaarde:
Als gij bekwaam zijt, doop ik u in den Naam
des.....
Bemerking 1. Het is duidelijk, dat lang
1) Men doopt eerst op de vliezen uit vrees voor een
spoedigen dood; men doopt onder voorwaarde, omdat
het Doopsel op de vliezen twijfelachtig is (N. 105); —
men doopt andermaal, thans de vrueht onmiddellijk, om-
dat het eerste Doopsel twijfelachtig is; men doopt we-
der onder voorwaarde, omdat het eerste Doopsel geldig
kan geweest zijn.
-ocr page 185-
— 167 —
beraad bij eene misgeboorte niet kan of mag
plaats hebben: lang bezien en onderzoeken,
lang overwegen of raad vragen komt niet te
pas. Denkt ge, dat het eene menschelijke
vrucht kan wezen en dat ze nog kan\' leven,
al bespeurt ge geen leven, aarzel dan niet
te doopen. Het geldt hier misschien eene
onsterfelijke ziel voor eeuwig te redden en
zalig te maken, en dat misschien is voor u
genoeg om uwe handeling te wettigen, en
de voorwaarde: Ah gij bekwaam zijl, beschermt
het Sacrament in zulk geval tegen 3chennis
of misbruik.
2. Het kan veel nut hebben, wanneer
men het gebeurde aan den Biechtvader me-
dedeelt, om voor het toekomende te leeren
of men misschien voorzichtiger of beter haddc
kunnen doen.
XXIII. Over den Nooddoop bij de
geboorte.
109. Ofschoon men in tijd van nood overal
mag doopen, is nogtans de Kerk de gewone
-ocr page 186-
— 168 —
plaats, waar het II. Doopsel door den Pries-
ter plechtig moet toegediend worden. Der-
halve buiten noodzakelijkheid of andere wet-
tigc reden, door den Bisschop te erkennen \'),
mag niemand zich vermeten een kind ie
Jiuis
te doopen. Wettiging voor den Huis-
doop is vooral de gegronde vrees, dat het
kind is in gevaar van sterven of dat het
kind zonder levensgevaar of schade zijner
gezondheid niet binnen den gewenschten tijd
in de Kerk zal kunnen gedoopt worden.
110.    Is het noodig of raadzaam, dat het
kind reeds vσσr de geboorte gedoopt wordt,
clan geschiedt gewoonlijk het doopen door
den dokter of de vroedvrouw. Wanneer er
na de geboorte nog gevaar van sterven be-
staat, wordt het Doopsel onder voorwaarde
herhaald, tenzij het kind reeds mocht gedoopt
zijn op het hoofd huilen de moeder.
111.   Is het kind geboren, en bestaat er
gevaar van sterven, dan, als er tijd is, zal
men den dienstdoenden Geestelijke der Paro-
chiekerk verwittigen, opdat deze het Doopsel
1) Prov. Concilie van 18C5, bl. 133.
-ocr page 187-
— 169 —
kome toedienen. Waar geene omstandigheden
het verhinderen, dat de Priester doope, be-
lioort de Priester te doopen. De Kerk wil dat
zσσ, en ook de voorzichtigheid eischt, dat
men de geldigheid van het Doopsel zooveel
mogelijk verzekere.
112. Is er oogenllikkelijk gevaar, zoodat
de komst des Geestelijken niet kan worden
ingeroepen en afgewacht, dan behoort bij
gelijke bekwaamheid volgens den regel der
Kerk buiten de Ouders (N. 113) de waar-
digste
persoon uit de aanwezigen, en bijgevolg
een man vσσr eene vrouw te doopen ; doch wijl
gelijke bekwaamheid niet zoo licht kan worden
verondersteld, zal het doorgaans raadzaam
zijn, dat dit allergewichtigste werk geschiede
door hem of haar, die hel meest daartoe be-
kwaam.
geoordeeld wordt (N. 118). Is bij
overleving het gevaar zooverre geweken, dat
het kind naar de Kerk kan gebracht wor-
den, dan zal degene die gedoopt heeft, te
gelijk met het kind of te voren, zich in
persoon
bij den Pastoor aanmelden, of althans
een schriftelijk beicijs afgeven, waarin hij met
S
-ocr page 188-
— 170 —
terzijdestelling van elk menschelijk opzicht
in gemoede verklare, hoe en in welke omstan-
digheden
het II. Doopsel door hem is toefe-
diend, opdat de Geestelijke, alvorens tot het
aanvullen der Doopplechtigheden over te gaan,
volgeus plicht een behoorlijk onderzoek kunne
instellen, en alzoo met kennis van personen
en zaken over de waarde of onwaarde van
het reeds ontvangen Sacrament oordeelen \').
113. De Ouders moeten weten, dat zij
zelven hun kind niet mogen doopen dan
alleen in het geval, dat het door een an-
der onmogelijk of niet gevoeglijk of niet vei-
lig genoeg zoude kunnen geschieden; waar-
om bij ontijdige geboorten de Moeder meer-
malen zal gehouden zijn te doopen. Van den
anderen kant zijn de Ouders verplicht te
zorgen, dat door een goed Doopsel het eeu-
wig geluk van hun kind worde verzekerd 2).
1)    Om de geldigheid van den Nooddoop meer te ver-
zekeren en het in te stellen onderzoek te vcrgemakke-
lijkcn, is het zeer aan te raden, dat een leek bij het
toedienen van het II. Doopsel zicli laat bijstaan door
een getuige, die hem bij vergissing of andere feilen in
het toedienen opmerkzaam make en later zijne af te leg -
gen verklaring bevestige.
2)    Ofschoon elkeen, ook een ketter of ongeloovigc,
-ocr page 189-
— 171 —
Ziet hier daarom een kostelijkcn raad voor
u, katholieke Ouders. Zijt ge in de blijde
verwachting van een kind, en is het, dat
geen genoegzaam vertrouwde katholieke dokter
of vroedvrouw de Moeder zal bijstaan, ver-
zoekt dan bijtijds eene brave katholieke vrouw
en doet haar u beloven, dat, wanneer uw
kind bij de geboorte den Nooddoop zal moe-
ten ontvangen, zij , niemand anders , den II.
Doop zal toedienen. Vele voordeelen zijn
aan dezen voorzorgsmaatregel verbonden. De-
ze vrouw zal zorgen op het minste gerucht
tegenwoordig te zijn; wordt het Doopsel
noodig geoordeeld, de vraag is overbodig
wie doopen zal, zij zal zich aanstonds aan-
bieden, en des noods aan min kundigen het
doopen beletten, door haar recht te laten
gelden; eindelijk, wijl zij op alles is voor-
bereid , zal zij ook met de gewenschte kalmte
geldig doopen tan, mits hij den vorm der Kerk onder-
houde, en de mcening hebbc, om te doen wat de Kerk
doet, ja zelfs in lijd van nood wettig doopen mag, is
liet echter ongeoorloofd, wanneer het anders kan, zijn
kind door een Protestant te doen doopen. Daarenboven,
wijl het II. Doopsel tegenwoordig door vele Protestan-
ten met eene soort van kleinachting bejegend wordt,
is dit eene reden te meer, om zulke noodzakelijkheid
te voorkomen.
-ocr page 190-
— 172 —
en bedaardheid liet Doopsel toedienen, te-
vens zorgende, dat een geschikt persoon
getuige zij van hetgeen zij doet. Is deze
voorzorgsmaatregel niet van het hoogste ge-
wicht, als ge weet, dat dikwijls personen
zich aanbieden of zelfs zonder het te vragen
zich vermeten te doopen, die van goed doo-
pen geene genoegzame kennis hebben; ter-
wijl de omstandigheden niet zelden eene
ontsteltenis en overhaasting te weeg brengen,
die zelfs bij goed onderwezenen verwarring en
vergissing kunnen veroorzaken ? Katholieke
Ouders, gelooft ge, dat een goed Doopsel voor
het eeuwig geluk van uw kind noodzakelijk
is? Welnu, weet dan ook, dat onwetendheid
of vergissing of goede trouw een ongeldig
Doopsel niet tot een goed Doopsel kan ma-
ken. Een kind te doopen is schijnbaar zoo
eenvoudig en gemakkelijk; en toch hoe vele
kinderen zijn voor altijd buittn den hemel
gesloten, omdat zij niet goed gedoopt zijn!
Ge zoudt het leven van uw kind niet aan
een onbekwaam geneesheer willen loevertrou-
wen; zorgt dan ook, dat de onsterfelijke zielvan
uw kind bij mogelijk gevaar ten tijde der
-ocr page 191-
— 173 —
geboorte in veilige handen is. Gij bespreekt
dokter of vroedvrouw reeds lang vooruit;
welnu, hebt gij in deze of genen niet het
zekere, het volkomene vertrouwen, dat zij,
zoo noodig, goed zullen doopen, bespreekt
dan ook eenc brave vrouw, die inden nood
bereid zal zijn aan uw kind het geluk van
een goed Doopsel te schenken. Wat eene
gerustheid zal het u geven, volgens de eischen
der christelijke voorzichtigheid voor de eeu-
wige belangen van uw kind gezorgd te hebben!
114. Wanneer een kind te huis gedoopt
is, al ware het door een Priester, dan nog
moet het naar de Kerk gebracht worden , zoo
spoedig het zonder gevaar kan geschieden.
In de Kerk moeten de plechtigheden van
het Doopsel worden aangevuld.
-ocr page 192-
— 174 —
XXIV. Over den plechtigen Doop
in de Kerk.
115.   De Katholieken, die weten wat een
kind is vσσr het Doopsel en welk geluk het
Doopsel aanbrengt, haasten zich hunne pas-
geboren kinderen uit hunne geestelijke ellen-
de te redden en hun door de genade des
Doopsels het vlekkelooze kleed der onschuld
te bezorgen. Zonder gewichtige reden stellen
zij het Doopsel niet uit tot den volgenden
dag. Op sommige plaatsen bestaat het ge-
bruik, dat men zich van de aanwezigheid
des dienstdoenden Priesters vergewist, en de-
zen laat vragen op wat uur het ZijnEer-
waarde zal gelegen komen het kind te doopen.
116.   Lang te\' voren moet reeds voor een
Peter of Meter gezorgd zijn. Een van bei-
den is voldoende, nogtans worden beiden
toegelaten, doch niet meer Doopborgen dan
cιn man en ισne vrouw. Het geldt hier een
voorschrift der Kerk, en de zaak is in hare
strekking zeer gewichtig. Peter en Meter zijn
-ocr page 193-
— 175 —
die personen, welke, als tweede Vader en
tweede Moeder, als geestelijke Voogden, moe-
ten toezien, dat liet kind godsdienstig worde
opgebracht en zijne Doopbeloften nakome;
zoodat, wanneer de Ouders of Voogden hun-
nen plicht in zooverre zouden verwaarloozen,
zij voor de belangen van het kind, wat ze-
den en godsdienst betreft, gehouden zijn op
te treden. Men besenouwe derhalve de keuze
van Peter en Meter als eene zeer ernstige
zaak, en men vrage als Doopborgen slechts
brave Katholieken, liefst uit de naaste fami-
lie, en geene kinderen, ten minste niet zoo
jeugdig, dat zij noch niet hunne eerste H.
Communie gedaan hebben \'). Peter en
Meter moeten deze geestelijke voogdijschap
vrijwillig hebben aangenomen, en daarom is
het wenschelijk, dat van deze vrijwillige aan-
vaardingeen schriftelijk bewijs vertoond worde,
zoo ze zelven het kind niet ten Doop bonden.
117. Het is aan den Vader den Doop-
naam des kinds te bepalen; doch naar het
1) Prov. Concilie bl. 135 en volg.
-ocr page 194-
— 176 —
voorschrift van ons Prov. Concilie (bl. 137)
mag liet alleen de naam zijn van een Hei-
lige, door de katholieke Kerk als zoodanig
erkend. De Vader wachte zich daarbij voor
de kinderachtige ijdelheid van aan zijn kind
liefst een schoon of vreemd klinkenden naam
te geven: de namen der grootste Heiligen
zijn ongetwijfeld het meest in gebruik: zouden
ze daarom minder schoon en eerbiedwaardig
zijn? Door den naam van een Heilige als
Doopnaam voor het kind te kiezen, wordt
liet kind als dien Heilige toegewijd, opdat
deze het gedurende zijn gansche leven tot
Beschermer en Voorbeeld strekke. De keuze
zij door eene betamelijke reden gerechtvaar-
cligd.
118. Voor eene gemakkelijke en nauw-
keurige inschrijving in het Doopregister zorgt
men, dat het kind aangeboden worde met
den Trouwbrief of met een briefje, in dezer
voege ingericht, de voornamen voluit ge-
schreven :
-ocr page 195-
^sjy
V
s
fc
J
i
§
§
8 $ i &§
^ i i
<s
§ο I 4 < ^
A
-oL1
£8=~
8.
-ocr page 196-
— 178 —
119. Loffelijk is het gebruik, dat de Va-
der, op zijn best gekleed, het kind naarde
Kerk vergezelt, en getuige is van de indruk-
wekkende plechtigheden des Doopsels. Zoo
zal hij hooren welke ernstige vragen zijn kind
gedaan worden, en hoe het door den mond
van Peter of Meter of van een ander in
hunne plaats daarop antwoordt. Ziehier bij-
voorbeeld het begin der plechtigheid.
De Priester vraagt: Wat begeert gij van
de Kerk Gods?
liet land antwoordt: Het Geloop.
Be Priester vraagt: Wat geeft u het
Geloof?
Het kind antwoordt: Het eeuwig LEVEN.
De Priester vervolgt: Wilt gij dan in-
gaan tot het leven, onderhoud de ge-
boden : Gij zult den Heer uwen God lief-
hebben uit geheel uw hart en uit ge-
heel UWE ZIEL EN UIT AL UW VERSTAND,
EN UWEN NAASTE ALS U ZELVEN.
Gewichtige woorden voor den Vader! Zij
herinneren hem aan zijnen hoogsten plicht.
Zijn kind ontvangt door het Doopsel de on-
schatbarc gave des Geloofs; door het Geloof
-ocr page 197-
— 179 —
is het geplaatst op den weg naar het eeu-
wige leven. De Vader leert hier aanstonds,
dat hij iets meer heeft te doen dan voor de
lichamelijke opvoeding van het kind te zor-
gen; dat hij bovenal door eene godsdienstige
opvoeding den schat des Geloofs in zijn kind
moet bewaren, en het tot hooger geluk, dan
wat deze wereld geluk noemt, moet geleiden.
Nog meer. Het kan niet anders of de Vader
denkt terug aan het uur, dat hij zelf ook
als een kind ten Doop werd gehouden, en
ook van God de gave des Geloofs heeft ont-
vangen, het Geloof, dat alleen den mensch
gelukkig kan maken, hem het eeuwige leven
kan geven. Wat is dat Geloof thans nog
voor hem? Gaat die kostbare parel des Ge-
loofs in zijne schatting alle rijkdommen dezer
aarde te boven? Is dat Geloof hem dierbaar,
hem heilig? Hoopt hij van dat Geloof een-
maal het eeuwige geluk des hemels?... Hem
wordt ook herinnerd, dat, om tot liet leven
in te gaan,
het niet genoeg is het ware Ge-
loof te bezitten; maar dat hij uit het Geloof
moet leven, het Geloof door de werken be-
ijden, de geboden onderhouden. Hij moet den
-ocr page 198-
— 180 —
Heer zijnen God liefhebben uit geheel zijn
hart, uit geheel zijne ziel en uit al zijn
verstand, en zijnen naaste als zich zelven.
Doet hij dat ook? Bemint hij God inderdaad
boven alles? Doet hij het niet, wat zal het
ware Geloof hem dan baten? Kan hij dan
hopen eenmaal het eeuwige leven in te
gaan? — Hoe geschikt is reeds deze eerste
plechtigheid om bij den Vader des doope-
lings de heilzaamste gedachten en voorne-
mens op te wekken!
120. Ziehier eene andere treffende plech-
tigheid, welke men noemt het afleggen der
Doopbeloften. In naam van God vraagt
De. Priester: Verzaakt gij den vijand?
Het kind: Ik vehzaak.
De Priester: En al zijne werken?
liet kind: Ik verzaak.
De Priester: En al zijne pomperijen.
Het kind: Ik VERZAAK.
De vijand, wie is dat? De vijand van God
en de vijand der menschen:
de duivel. Zijne
werken? De zonde. Zijne pomperijen? De
aanlokselen der zonde;
zoovele middelen, die
hij gebruikt om den mensch tot de zonde te
-ocr page 199-
— 181 —
verleiden. De goede God wil met het kind
een verbond van vrede en liefde sluiten;
maar vooraf stelt God den rechtmatigen eisch ,
dat het kind volkomen breke met den dui-
vel, verachtende en vermijdende al wat des
duivels is: de zonde en de aanlokselen der
zonde. En inderdaad, het kind spreekt door
eene drievoudige verzaking de Beloften des
Doopsels uit: het verzaakt den duivel en
zijne werken en zijne pomperijen. liet kind
moet die Beloften houden. Zoodra het on-
derscheid zal kunnen maken tusschen goed
en kwaad, zoodra het de vrije beschikking
zal hebben van zijnen wil, zal het den dui-
vel en de zoude met hare aanlokselen moe-
ten bestrijden; maar helaas! het zal daar
staan, het zwakke kind, tegenover een lis-
tigen vijand, het kind in zijne onschuld on-
wetend, zonder ondervinding, geen kwaad
vermoedende, en bovendien, als een Adams-
kind, nieuwsgierig, lichtzinnig, geneigd tot
het kwaad I Wat zal er van dat kind gewor-
den? Moet dat kind niet onvermijdelijk de
prooi worden van dien brieschenden leeuw,
die het bespringen zal om het te verslinden?
8.
-ocr page 200-
— 182 —
Neen: de goede God heeft er in voorzien.
Hij heeft dat kind geplaatst tusschen twee
machtige beschermers, zijn Vader en zijne
Moeder, aan wier liefde hij heeft opgelegd
de onschuld van het onwetende en zwakke
kind tegen den boozen vijand te verdedigen.
Zie, dat zal de Vader begrijpen, wanneer
hij tegenwoordig is bij de Doopbeloften van
zijn kind. Hij zal denken: „ Mijn kind he-
„ looft aan God;
maar ik zal moeten zorgen,
„ dat het zijne Beloften houdt; — mijn kind ver-
„zaakt den duivel;
maar ik zal den duivel
„ moeten afweren; — mijn kind verzaakt de
„werken des duivels,
de zonden; maar ik zal
„ de zonde moeten beletten; — mijn kind ver-
„zaakt de pomperijen des duivels,
de aanlok-
„ selen der zonde; maar ik zal moeten wa-
„ ken, dat mijn kind die aanlokselen niet zie
„of hoore, ik zal de gelegenheden der zon-
„ de moeten voorkomen." Hij zal gevoelen,
de Vader, dat, als zijn kind door zijne
drievoudige verzaking groote verplichtingen
op zich neemt, een zwaar deel daarvan op
hem zal drukken. — En wanneer de Moe-
der deze beschouwing komt te lezen, zal zij
-ocr page 201-
— 183 —
ongetwijfeld eveneens tot ernstige gedachten
gestemd worden. Zij zal bevroeden, dat zij
ook door God is gesteld als de bewaakster
en bewaarster van de onschuld van haar
kind, ja, dat de verantwoordelijkheid van
haar als Moeder hier grooter is dan die des
Vaders, wijl de goede God de zedelijke en
godsdienstige opvoeding van haar kind vooral
aan hare moederlijke bezorgdheid heeft toe-
vertrouwd.
121. Wat een zalig oogenblik voor eene
godsdienstige Moeder, wanneer zij haar kind ,
engelrein van de Doopvont teruggekeerd, in
hare armen ontvangt en aan haar hart mag
drukken. Haar kixd is nu ook het kind
van God. Zij gevoelt het, dat om de on-
schuld van haar kind Gods zegen op haar
huis zal rusten; maar ook zij zal begrijpen
dat zij haar kind, van de vlekken der zonde
gansch gezuiverd en met het kleed der god-
delijke genade versierd , uit Gods handen heeft
terug ontvangen, om het alleen voor God
op te voeden. De Moeder zorge, dat het
kind, gelijk ze ten tijde harer zwangerschap
heeft voorgenomen te zullen doen, als lid-
-ocr page 202-
— 184 —
maat worde opgeschreven iu het Genootschap
der Kindsheid,
en zij betale maandelijks den
haloen stuwer getrouw en met een goed hart.
Zij zal dat alles doen uit dankbaarheid tot
God, omdat haar kind het H. Doopsel heeft
ontvangen, en tevens in het vertrouwen, dat
zij door dat schoone liefdewerk den zegen
van Jesus Christus voor haar kind zal ver-
werven.
122. De Ouders zullen hunne kinderen
dikwijls aan hun H. Doopsel herinneren,
opdat zij voor die onschatbare weldaad God
vurig danken, hunne Doopbeloften gedenken
en voor alles het witte kleed der onschuld
onbevlekt bewaren. De Ouders zullen hun
loeren hunnen Verjaardag vieren meer als den
Verjaardag van hun II. Doopsel dan als den
Verjaardag van hunne geboorte. Mochten
zij het schoone voorbeeld geven aan hunne
kinderen, dat zij zelven op den Verjaardag
van hun II. Doopsel (of Zondag te voren
of ten minste omstreeks dien tijd) tot de
HH. Sacramenten naderen \'), om alzoo God
1) Mocht men het ongeluk hebben in staat van dood-
zonde te verkeeron, dan is liet ontvangen der HH. Sa-
-ocr page 203-
— 1S5 —
te danken voor de genade des Doopsels en
hunne Doopbeloften te vernfeuwen!
XXV. Over den Kerkgang der Moeder.
123. De eerste Kerkgang der Moeder
wordt door de Kerk met eene schoone plech-
tigheid geheiligd, welke in de Kerktnal wordt
genoemd de zegening der Vhouw na haue
bevalling. De Kerkgang der Moeder ge-
schiedt in het Nieuwe Verbond, volgens een
oud en loffelijk gebruik, in navolging van
Maria\'s Zuivering. Evenals de H. Maagd
na de geboorte van Jesus zich naar den
Tempel begaf, om den Heer te danken voor
cramenten nog meer aan te raden. Immers, hoe kan
een Christen, die met God in vijandschap leeft, blijde
den Verjaardag van zijn Doopsel vieren? O, hoe moet
de gedachte aan zijn zondigen staat hem met schaamte
vervullen? In plaats van vreugde moet hij wroeging ge-
voelen, en te midden van de blijdste liefdebowijzen en
hartelijkste gelukwcnschingen zijner geliefde betrekkin-
gen, moet hij, tegen de stemming van zijn hart m,zich
blijde toonen: voorzeker eene pijnlijke geveinsdheid! Zoo
dan, wanneer men op den dag zclven de HH. Sacraincn*
tcn niet gevoeglijk zal kunnen ontvangen, zorge men
zich cenigen tijd te voren met den goeden God te vcr-
zoenen.
-ocr page 204-
— 186 —
haar wonderbaar moederschap en om haar
goddelijk Kind\'den Heer toe te wijden; —
zoo begeeft de christelijke Moeder zich naar
de Kerk, om God te danken voor hare geluk -
kige verlossing, om haar kind in Gods hei-
lige bescherming aan te bevelen en tevens den
zegen des Hemels voor zich en haar kind
af te smeeken. De gaug der Moeder met
eene brandende kaars naar het Altaar wijst
op de plechtige Processie van Maria\'s Zui-
verings-feest, dat den 2 Februari gevierd
wordt.
124. Met een gevoel van godsdienstige
blijdschap begeeft de Moeder zich naar Gods
huis, om hare dankbaarheid te gaan uitstor-
ten voor Jesus Christus in zijn aanbiddelijk
Sacrament, die haar de vruchtbaarheid ge-
schonken heeft. In de Kerk gekomen, wacht
zij den Priester geknield af, en terwijl zij,
ten teeken harer blijdschap, eene brandende
kaars in de hand houdt, besproeit dePries-
ter haar met wijwater, zeggende:
f. Onze hulp is in den naam des Heeren.
#. Die hemel en aaude gemaakt heeft.
-ocr page 205-
— i87 —
Antiphoon. Deze zal ontvangen, zegen
van den Heer, en barmοοartigheid van
God haren Zaligmaker: want dit is iiet
geslacht van die den heer zoeken.
Psalm XXIII »).
Aan den Heer behoort de aarde en
vat haar vervult: de gansche aarde en
allen die haar bewonen.
1) Door dezen Psalm van David bij den Kerkgang
te bezigen, schijnt de H. Kerk de godsdienstigheid der
Moeder te prijzen, die in liare vruchtbaarheid en ge-
lukkige verlossing de barmhartige tusschenkomst erkent
van Hem, die alle dingen gemaakt heeft en alles \\vijse-
lijk bestiert; maar ook schijnt zij daardoor aun de Moe-
der te herinneren, dat zij zorge het Altaar des Hoeren
in onschuld te naderen en met een zuiver hart haren
dank uit te storten; — en dat, wil zij, gelijk zij nu
het huis Gods, het voorportaal des hemels binnentreedt,
eenmaal als volgelinge van Jesus Christus, den Koning
der heerlijkheid, den hemel zelven ingaan, zij handen
en hart, lichaam en ziel, zuiver moet bewaren van de
zonde, hare ziel niet moet hechten aan de ijdelheden der
wereld, maar aan de deugd, aan de goede werken met hunne
eeuwige vergelding, den evenmensen niet met bedrogen
valschheid, maar met christelijke, weldadige liefde moet
bejegenen; — eindelijk, dat zij niet alleen voor zich
zelve te zorgen heeft, maar haar de verhevene taak is
opgedragen om een geslacht te vormen, dat God ;oeU,
door hare kinderen in onschuld, in zuiverheid van ziel
en lichaam, niet in ijdclen wercldzin, maar in gods-
dienstigheid, in liefde tot God eu deu evennaaste op to
voeden.
-ocr page 206-
— 188 —
Want op de zeeόn heeft Hij haak oe-
grondvest: ks-op de stroomen ha au op-
GEBOUWD.
Wie zal opgaan den beug des Heeren ?
of wie zal staan in zijne heilige plaats?
Die kein vax handen en zuiver van
haute is, die zijne ziel niet gebuόikt
tot ijdelheid en zijnen naaste niet be-
duiegelijk zweert.
Deze zal ontvangen zegen van den Hf.eu ,
EN BARMHARTIGHEID VAN GoD ZIJNEN Za-
LIGMAKER.
DlT IS HET GESLACHT VAN DIE IIeM ZOE-
ken, die zoeken het aanschijn van den*
God van Jacob.
vousten, opent uwe poorten, ontsluit
u, eeuwige poorten, en de koning der
heeulijkheid zal binnengaan.
Wie is die Koning der heeulijkheid?
De Heek, de sterke en machtige, de
Heer, machtig in den stuud!
Vorsten , opent uwe poouten , ontsluit
u, eeuwige poouten, en de Koning deu
heeulijkheid zal binnengaan.
Wie is die Koning der heeulijkheid?
-ocr page 207-
— ]89 —
De Heer der heerscharen", Hij is de
Koning der heerlijkheid! •
Glorie zij den Vader en den Zoon en
den H. Geest.
Gelijk het was in het begin, en nu
en altijd, en in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
Antiphoon. Deze zal ontvangen zegen
van den Heer, en barmhartigheid van
God haren Zaligmaker; want dit is het
geslacht van die den Heer zoeken.
Vervolgens biedt de Priester het einde
zijner Stool, hetwelk de Moeder vasthoudt»
en geleidt haar alzoo naar het Altaar zeggende:
Treed binnen den tempel Gods, aanbid
den Zoon van de II. Maagd Maria, Hem
DIE U DE VRUCHTBAARHEID GESCHONKEN HEEFT.
Aan het Altaar gekomen, laat de Moeder
de Stool los, knielt op de onderste trede,
en bidt, God dankende voor de ontvangene
weldaden (een Onze-Vader en Wees-gegroet);
terwijl de Priester voortgaat:
-ocr page 208-
— 190 —
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader.....
~f. En leid ons niet in bekoring.
$. Maar verlos ons van den kwade.
"f. Heer, maak uwe dienstmaagd zalig.
jJ. Die op U hoopt, mijn God.
"ft. Zend haar , o Heer , hulp uit de iiei-
LIGE PLAATS.
I£. En bescherm haar van uit Sion.
~f. Niets vermoge de vijand aan haar.
9. En de zoon der boosheid schade haar
niet.
y. Heer, verhoor mijn gebed.
5. En mijn geroep kome tot U.
•f. De Heer zij met u.
5. En met uwen geest.
Laat ons bidden.
Almachtige , eeuwige God , die door
het moederschap van de H. Maagd Ma-
ria de moedersmarten der geloovige
Vrouwen in blijdschap hebt veranderd ••
-ocr page 209-
— 191 —
zie genadig neder op deze uwe dienst-
maagd, welke met een bmj gemoed tot
uwen tempel is gekomen , om u voor uwe
bescherming te danken, en geef haar
dat zij, geholpen door de verdiensten
en de voorspraak der h. maria, waar-
dig moge zijn, na dit leven met haar
kind tot de vreugde der eeuwige zalig-
heid te geraken. door christus onzen
Heer. Amen.
Daarna besproeit de Priester haar ander-
maal met wijwater, zeggende:
De vrede en de zegen van den almach-
tigen God, den Vader en den Zoon en
den H. Geest, kome en blijve altijd
over u. Amen.
De plechtigheid hier geλindigd zijnde,
staat de Moeder op, geeft hare kaars af,
en gaat hare plaats in de Kerk innemen.
125. Bij haren Kerkgang zal de Moeder
het aanbiddelijk Offer van Jesus\' Lichaam en
Bloed den almachtigen Vader opdragen, om
-ocr page 210-
— 192 —
Hem te bedanken voor hare gelukkige ver»
lossing, voor het behoud en het II. Doopsel
van haren lieveling; — om Hem, behalve
gezondheid en sterkte, vooral die wijsheid
en die lijdzaamheid af te smeeken, welke
zij zal behoeven voor de lichamelijke, zede-
lijke en godsdienstige opvoeding van haar
kind; — eindelijk om Hem zijn mildsten
zegen te vragen voor het dierbare pand ha-
rer liefde, opdat Hij het naar ziel en lichaam
in alle gevaren gelieve te beschermen, vooral
opdat het, bewaard van de zonde, in de
vreeze Gods voor den hemel moge opgroeien.
— Heeft het den goeden God behaagd het
kind reeds tot zich te nemen, dan zal de
Moeder, met onderwerping aan het goddelijk
raadsbesluit, erkennen, dat haar kind beter
bij God in den hemel is dan bij haar op
deze ellendige aarde, en daarom den barm-
hartigen God danken, dat Hij haren lieve-
ling in het gezelschap zijner heilige Engelen
eene plaats heeft gegeven, en Hem smeeken,
dat Hij om de voorspraak van dat oiischul-
dig kind zijne Ouders gelieve te zegenen.
126. De Priester, de Moeder tot het A1-
-ocr page 211-
— 193 —
taar geleidende, zegt: „Aanbid den Zoon
„van de H. Maagd Maria, 4Tem die ό de
„ VRUCHTBAARHEID GESCHONKEN HEEFT." Hoe
zult gij, o Moeder, dien Zoon van Maria,
den Schepper en Verlosser van uw kind, — im-
mers Hij heeft uw kind van uw bloed ge-
maakt en het eene ziel ingestort, Hij heeft
uw kind in het II. Doopsel afgewasschea
van de erfzonde door de verdiensten van zijn
heiligen Kruisdood: — hoe zult gij dien
Zoon van Maria, Jesus Christus, beter aan-
bidden en Hem bedanken dan door Hem in
de H. Communie te ontvangen? Iu die zoele
omhelzing van uwen Zaligmaker zult gij met
des te vuriger godsvrucht tot Hem kunnen
zeggen: „Zoon van de Maagd Maria, mijn
„Schepper en mijn Verlosser, ook de Schep-
„ per en de Verlosser van mijn kind, ik aan-
„ bid U in mijn hart en dank U voor mij
„ en voor mijn kind: door de verdiensten
»van uw goddelijk Lichaam en Bloed, dat
»ik ontvangen heb, zegen het kind, zegen
„ zijn Vader en zijne Moeder. Amen".
-ocr page 212-
— 194 —
XXVI. .Over de zuigelingen.
127.     Volgens de orde, door God ge-
steld , betaamt het aan de Moeder zelve haar
kind te zoogen, en wel op de volmaaktste
wijze te zoogeu, dat is: door te zorgen, dat
het voedsel, haar door de natuur geschon-
ken, zoo gezond mogelijk zij en blijve,
vermijdende al wat hier schadelijk kan ge-
noemd worden. De Vrouw, die zonder wet-
tige reden weigert haar kind te zoogen, is,
wie kan het tegenspreken? slechts eene halve
Moeder.
128.     Wanneer eene Moeder, om welke
reden dan ook, haar kind aan eene andere
vrouw te zoogen geeft, kieze zij eene minne,
gezond niet alleen van lichaam, maar ook
van ziel. Ziekelijkheden en booze neigingen
worden met de melk ingezogen.
129.    Moeder, als gij uw kind zoogt, doe
dit met alle zedigheid, lettende op de om-
standiglieden wanneer en hoe gij dit zeker
-ocr page 213-
— 195 —
het betamelijkste kunt doen. Wanneer eene
vreemde uw kind zoogt , «eorg dat zij
dienzelfden regel in acht neme. Wees even
voorzichtig bij het ontkleeden en reinigen van
uw kind; wees vooral voorzichtig tegenover
kinderen van een ander geslacht dan uw kind.
130. De voorzichtigheid verbiedt ten
strengste \'), dat de Moeder of minne of
baker of wie ook, met een teer kind als
een zuigeling is, nevens zich of in de ar-
men, te bed zich te slapen legge, om het
licht te vreezen gevaar van verstikking. Zelfs
wanneer de Moeder of wie ook des nachts
te bed blijvende het kind op den schoot
zoude nemen, is de uiterste leJioedzaamheid
noodig, om niet met het kind in den arm
in slaap te vallen. Hoevele Moeders hebben
haar leven lang de welverdiende straf harer
onvergeeflijke onvoorzichtigheid moeten dra-
gen door de niet te verdrijven gedachte:
i, Ik was de oorzaak van den dood mijns
,, kinds."
}) In sommige Bisdommen heeft de Kerkelijke Over-
lieid vermeend de hier bedoelde roekeloosheid door bc-
•Ireiging met strenge straffen te moeten kecren.
-ocr page 214-
— 196 —
131.     Voegen wij hierbij, dat ook dik-
wijls de Moeders zich voor God bezondigen,
door hare kleine kinderen , niet genoegzaam
tegen alle gevaar verzekerd, alleen te laten.
Hoe dikwijls gebeurt het, dat Moeders, ha-
re kinderen onvoorzichtig alleen latende, ze
dood of ellendig verminkt terug vinden?
Eene Moeder moet, zelfs bij eene noodza-
kelijke verwijdering van eenige oogenbikken,
altijd de zekerheid hebben, dat haar kind
geen kwaad kan geschieden.
132.     Dagelijks zal de Moeder haren He-
veling aan God, aan de H. Maagd en den
H. Joseph, aan zijne HH. Patronen en in
\'t bijzonder aan de hoede van zijnen H.
Engel aanbevelen. Allerloffelijkst is de ge-
woonte dat de Moeder, telkens als zij haar
kind te slapen legt, een Kruis op of over haar
kind maakt, en ook nu en dan, bijvoorbeeld
als zij zelve slapen gaat, hap.r kind en zijn
wieg of bedje met wijwater besproeit.
-o-f*X$>tv<
-ocr page 215-
Boekaankoncliging.
Bij alle Boekhandelaren verkrijgbaar:
1. GROOTE NOVENE VOOR DE EER-
STE II. COMMUNIE. Oefeningen en Gebe-
tlen, met vele nuttige bemerkingen, voor kiu-
deren die zich voorbereiden tot hunne eerste
II. Communie. Door. H. J. M. Everts, Pr.—
\'s-IIertogenbosch, J. J. Arkesteijx & Zoon.
228 blatlz.......Prijs 50 cent.
Deze GROOTE NOVENE wordt ter Ie-
zing ook aanbevolen aan de Oudeks, die zoo
gelukkig zijn een kind te hebben, dat zich
voor zijne eerste II. Communie voorbereidt.
De Ouders leeren uit de Groote Novene,
welke geest hun kind behoort te bezielen, wat
het te doen en te laten heeft om zich waar-
dig voor te bereiden; en alzoo, op de hoogte
gebracht van hetgeen eene voorbereiding ver-
onderstelt, kunnen zij hunnen lieveling bij zij-
ne voorbereiding tot de allerheiligste handeling
zijns levens tan grooien dienst lijn. Is het niet
te betreuren, dat zoovele Ouders, door hunne
onbekendheid met hetgene zij behoorden te
weten, dikwijls belemmeren, ja omverstooten
-ocr page 216-
wat door den Priester met zooveel zorg en
moeite wordt opgebouwd? Daarenboven: lee-
ren de Ouders hoe hun kind zijne Biecht en
:ijne Communie
moet doen, zij kunnen licht
de gevolgtrekking maken hoe zij zelven die
twee HIJ. Sacramenten
dienen te beschouwen
en te ontvangen, en alzoo kan de lezing de-
zer Groote Novene ook voor hen veel nut
hebben.
2.  KLEINE NOVENE VOOR DE EER-
STE H. COMMUNIE. Gebeden en Oefenin-
gen ter voorbereiding voor de eerste II. Com-
munie, Morgen- en Avondgebeden, Gebeden
voor eiken dag, Gebeden onder de H. Mis,
Kruiswegocfening, Biechtspiegel, Oefeningen
om zich tol berouw op te wekken, Gebeden
vσσr en nn de Biecht, Oefeningen vσσr de II.
Communie. Door H. J. M. Evekts, Pr.—
\'s-Hertogenbosch, J.J. Arkesteijn & Zoon.
100 bladz. ...... Prijs 20 cent.
3.   DE GROOTE DAG EN ZIJN VOOR-
AVOND. Wenken en Oefeningen voor den dag
der eerste H. Communie. Door II. J. M. Everts,
Pr. — \'s-Hertogenbosch, J. J. Arkesteijn &
Zoon......... 1\'rijs 10 cent.