-ocr page 1-
r-SÏ*t \'      3
* X
\'^&W
r
"YS^4\'
• -" r
k; -»E
**&£••
-r-v
V              v
& . A<
\'>v *\\                        .1 ,.• «*
*VA4£ "- <f"
-ocr page 2-
onw n3>2>Z
.
i
.
"
\'
1
\'
t
\'t
.
-ocr page 3-
• :
*
-ocr page 4-
-ocr page 5-
. /C4l^^
<rZt i j y^ /
\'isï*/-&*-*c>
WENKEN
AAN DE
KATHOLIEKE ADRESSANTEN
VAN
NEDERLAND,
OMTRENT HET
PAUSELIJK VRAAGSTUK,
DOOR
C. J. WILLEMS,
R. K. P.
ROTTERDAM,
G. W. VAN BELLE.
1871.
-ocr page 6-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000030571495B
3057 149 5
-ocr page 7-
WENKEN
AAN I)E
KATHOLIEKE ADRESSANTEN
VAK
NEDERLAND,
OMTRENT HET PAUSELIJK VRAAGSTUK.
C. J. WILLEMS, R. K. P.
8>BUOTH£~K DER
rtijKSUNilVEKSirEfT
ÜTRcQHT
CuLL TH0MAASS6
ROTTERDAM,
Gh W. VAN 13KL.LE.
18 7 1.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
VOORWOORD.
Wij veroorloven ons den Katholieken landgenooten,
die het Adres aan Z. M. onzen hooggeëerbiedigden
Koning ten gunste van den Paus, hetzij persoonlijk
geteekend hetzij door goedkeuring bij gestemd hebben,
eenige gedachten aan te bieden.
Zij betreffen den actuülen toestand, waarin ons aller
zoo hooggeschatte en innig geliefde Vader, Paus Pius
IX tot algemeene smart en ramp zich bevindt; zij
raken het recht en de blijvende waarde van het Neder-
landsch Adres, zijne krachtvolle beteekenis en gunstigen
afloop, de bejegening, welke aan het verzoekschrift in
onze Tweede Kamer te beurt viel; eindelijk loopen zij
over de eenige uitkomst, waarin de wereldquaestie,
zooals vriend en vijand het vraagstuk van Rome thans
noemt, haar ware, volkomen bevredigende oplossing
vinden kan en tot welker bereiking de Katholieke
1*
-ocr page 10-
IV
Adressanten van Nederland liet hunne zoo lofwaardig
hebben bijgedragen.
Welk doel wij bij het mededeelen dezer beschou-
wingen ons voorstellen ?
Heden betaamt het meer dan ooit op alle wenken,
die van Rome uitgaan, nauwkeurig acht te geven en
van den hoofdaanleider te vernemen, hoe wij in den
bangen, doch beslissenden strijd over de eindzegepraal
te oordeelen, door welke middelen we die te verzekeren
hebben.
Ter gelegenheid eener audiëntie, den 12 April j.1.
gaf Pius IX aan de oversten en de studenten der
vreemden-collegies in duidelijke woorden te verstaan,
waarop ten laatste de beroeringen zouden uitloopen:
„Do triomf zal komen; de vijanden der Kerk, die
„ons zoo zeer bedroeven, zullen verwonnen worden!
„Maar, wanneer? Hoe zal dat geschieden? Dit is
„bet geheim van God. Ik weet het niet!"
Wat echter intusschen elkeen te doen staat, schetste
de Paus acht dagen vroeger, den 4 April j.1 , de depu-
tatie van het Katholieke volk van Engeland met den
hertog van Norfolk, grootmaarschalk van Engeland
aan de spits, toesprekend. AHerplechtigst en met
eene onderscheiding voor vorstelijke gezanten gebruike-
lijk, ontving de H. Vader het Engelsch gezantschap
in de troonzaal, door twaalf kardinalen en een tal van
prelaten omgeven; de raadgevingen, die hij hun voor-
hield, moeten het richtsnoer zijn ook van ons gedrag.
„Ik heb den H. Gregorius, uw apostel, mijn voor-
ganger gebeden, om mij de woorden in te geven, welke
ik tot u moest spreken.
„Twee gedachten vertoonen zich aan mijn geest. De
„eerste, dat Gij éen en Uw ijver altijd in harmonie
-ocr page 11-
V
„moet blijven met de beweging, welke zich in de
„Katholieke wereld doet gevoelen. Dat men van U,
„even als van de eerste Christenen kunne zeggen:
„De geloovigen hadden slechts een ziel en éen hart."
„Van welken kant Gij ook komt, ik smeek het U,
„blijft onderling verbonden. Ik gelast U, aan Uwe
„bisschoppen te zeggen: dat zij éen met U en Gij éen
„met hen zijt. Indien iemand van het rechte pad af-
„ wij kt, hij worde bekend; opdat hij, aangemaand, zich
„met zijne broeders wederom vereenige, ten einde met
„hen uit te trekken tegen de algemeene vijanden van
„Godsdienst en Kerk.
„Wij hebben niet tegen de politiek of tegen de
„goevernementen strijd te voeren; maar wij moeten de
„rechten verdedigen der waarheid, de rechten van den
„Godsdienst, de rechten, welke Jesus Christus aan zijne
»                „Kerk geschonken heeft.
„Wijders, mijne geliefde Zonen, moet Gij Uwe zielen
„verheffen en den moed bezitten om Uwe stem te
„laten hooren ter verdediging van de rechten der Kerk ;
„Gij moet die rechten doen gelden tegen hunne vijanden ,
„die er in Italië als elders den oorlog aan hebben verklaard.
„Die oorlog woedt niet meer tegen het Pausdom alleen.
„Neen van Jcsus Christus, van de H. Maagd wil men
„niet meer hooren spreken. Bij zulk eene worsteling
„betaamt het, dat wij al onze krachten vereenigen.
„Nooit zullen de poorten der hel overwinnen."
In deze merkwaardige woorden van den Paus vinden
we het doel onzer beschouwingen duidelijk uitgesproken.
Ongetwijfeld moet de zege door een onvermoeiden strijd
behaald, door gemeenschappelijke krachtsinspanning be-
spoedigd worden; niet anders dan strijdend mogen we
de eindzegepraal van den Almachtige verbeiden.
-ocr page 12-
VI
Bij het rusteloos streven en zwoegen onzer tegen-
standers ligt ónze kracht in de eenheid ; eenheid van
gedachten, eenheid van handelingen, eenheid van man-
moedig verzet. Van die eenheid is in ons dierbaar
Vaderland het petitionnement een eeuwigdurend gedenk-
stuk, dat met recht aller verwondering tot zich trekt.
De adresbeweging heeft aller gedachten , wenschen ,
pogingen en krachten tot éen geheel samengesnoerd ,
van allen éene blijvende en onverdeelde schaar ge-
vormd.
Vooral de Katholieke Adressanten moeten dus kennis
dragen van al hetgene dit protest tegen het onrecht,
deze gemeenschappelijke verdediging der waarheid is
wedervaren.
Dezelfde geest, die hen aandreef toen zij hun naam
daaraan hechtten , moet levendig en wakker gehouden
worden, moet hen blijven bezielen met onverwiubare
kracht, met onverzettelijke standvastigheid.
Vreeselijke wenken, door de Goddelijke Voorzienig-
heid tot onze vijanden nog meer dan tot ons gericht,
toonden intusschen hoe \'s Pausen herstelling, in de
petitie beoogd , en die der Europeesche maatschappij
onafscheidelijk met elkander verbonden zijn.
Na deze opmerkingen behoeven deze Wenken
geene verdere verklaring noch rechtvaardiging. Het
doel waartoe wij ze mededeelen, blijkt thans genoeg-
zaam. Al wie onze denkbeelden met eenige oplet-
tendheid nagaat, zal bespeuren dat de practische
vingerwijzingen waardoor ze worden afgewisseld, ge-
leidelijk daaruit voortvloeien en hij zal den titel, aan
het hoofd van dit boeksken geplaatst, ten volle goed-
keuren.
-ocr page 13-
Vil
Ervarener en vertrouwder handen 1) zullen het
zwaarwichtig onderwerp: Het Vraagstuk van Iiome en
de Toekomst van Nederland
onder volkenrechtelijk en
staatkundig opzicht in \'t breede uiteenzetten d. i. de
rechtsquaestie in het Adres vervat, op streng wéten-
schappelijke wijze, als een afgerond geheel en tot een
politiek richtsnoer voor de toekomst ontwikkelen;
ons zij gegund een zuiver practisch, den Adressanten
toegankelijker terrein te betreden. De rechtsbeginselen
zijn ons ten gids ; de lessen van het jongst verleden
een hulpmiddel om onze inlichtingen en wenken korter
en bevattelijker voor te stellen ; terwijl de oogen-
blikkelijke toestanden met hunne teekenen ons niet
weinig te stade komen, ten einde een veiligen blik
voor ons uit in de toekomst te werpen.
Mogen deze bladzijden nuttige kennis omtrent hun
eenig en uitsluitend hoofdonderwerp : Be zaak van Rome
in haar verband tot de Nederlandsche Adressanten,
verre om
zich heen verspreiden, mogen ze voor velen een leiddraad
zijn en een versterking van harmonische samenwerking
blijven , tot dat het begonnen werk zijne laatste vol-
tooiing heeft bereikt!
Daar de meeste onzer beschouwingen van verre of
van nabij tot het Adres der Nederlandsche Katholieken
betrekking hebben, laten we dit in zijn geheel hier
voorafgaan :
1) De Wachter Maart 1871 > bl. 206. Het vraagstuk van Rome
en de toekomst van Nederland. Mr. S. P. Lipman.
-ocr page 14-
VIII
Adres aan Z. M. deu Koniug ton guustc Tan Z.H. den Paus.
Aan Zijne Majesteit den Koning.
SIEE!
De ondergeteekenden, Katholieke Nederlanders,
wenden zich zeer eerbiedig tot Uwe Majesteit, ten
einde met nadruk op te komen tegen den ongehoorden
aanslag onlangs op nieuw door het gouvernement van
Florence in den Kerkelijken Staat gepleegd , en tegen
dien aanslag en zijne gevolgen voorziening te vragen.
Bome, de Kerkelijke Saat, is het erfdeel der katho-
lieke Kerk; de Katholieken van alle landen hebben
recht op zijn ongeschonden behoud en bij dat behoud
het hoogste en heiligste belang.
Als Nederlanders doen de ondergeteekenden voor
niemand onder in liefde en trouw jegens hunnen
Koning en hun Vaderland; als Katholieken erkennen
en vereeren zij in Z. H. den Paus het Hoofd hunner Kerk.
Dat Hoofd der Kerk , zal het zijne hooge roeping
naar eisch vervullen, moet volkomen vrijheid genieten,
volkomen onafhankelijkheid.
Die vrijheid en onafhankelijkheid kunnen in de
tegenwoordige tijden alleen zeker en gewaarborgd zijn
door de Souvereiniteit van den Paus over den Kerke-
lijken Staat. Die eeuwen-oude Souvereiniteit is dan
ook in vroegere en latere tijden op den duur erkend
en geëerbiedigd door alle Gouvernementen in en buiten
Europa , onder welke ook de regeering van het koningrijk
der Nederlanden met den Heiligen Stoel steeds diplo-
matieke betrekkingen onderhoudt van den meest wei-
willenden aard. Geen ijdele waarborgen — heden te
-ocr page 15-
IX
geven, morgen terug te nemen , in elk geval afhanke-
lijk van de gunst of ongunst van eenig Gouvernement —
kunnen die Souvereiniteit op eenigzins afdoende wijze
vervangen , de behoefte der Katholieke Kerk genoeg-
zaam bevredigen, het ontroerde geweten der Katho-
lieken voldoende geruststellen, of het gepleegde onrecht
in het allerminst ongedaan maken.
Zal men bovendien de eerbiediging en de hand-
having dier zoogewilde waarborgen in do eerste plaats
mogen verwachten van de regeering van Florence,
van eene regeering zoo weinig zeker van haar eigen
voortbestaan, van de overweldigers zelven.
Bovendien, Sire, het geldt hier eene misdaad tegen
het openbaar recht en het openbaar geweten; eene
verovering in vollen vrede, zonder eenige aanleiding
daartoe gegeven door den onttroonden Vorst; een aan-
slag, die alle oogenblikken door iederen krachtigen
nabuur kan worden ondernomen tegen eiken zwakkeren
Staat, wanneer niet de Souvereinen van Europa zich
onderling verstaan , om met klem daartegen op te
komen en het gepleegde onrecht op afdoende wijze te
doen herstellen. Werd hunnerzijds de leer van te
moeten berusten in elk voldongen feit toegepast op
eene gewelddaad, als die door het Gouvernement van
Florence voltrokken , dan ware het van dat oogenblik
gedaan met de rechtsvciligheid van geheel Europa.
Sire, da liefde voor de Kerk, waartoe de onder-
geteekenden belmoren, en niet minder die voor hun
Vaderland ea hunnen Koning, nopen hen tot het even
eerbiedig als nadrukkelijk verzoek, dat het Uwe
Majesteit moge behagen :
a. De inbezitneming van den Kerkelij ken staat door
het Gouvernement van Florence niet te erkennen ;
-ocr page 16-
X
b\' Hetzij afzonderlijk, hetzij in overeenstemming
met andere Mogendheden , zoodanige stappen te doen
tot volledig herstel der Souvereiniteit van den Paus
over den Kerkdijken Staat, als Uwe Majesteit in H. D.
wijsheid en rechtvaardigheid meest oirbaar en geraden
zullen toeschijnen.
\'t Welk doende enz.
(Volgen de liandteekeningen)
-ocr page 17-
AAK
DB KATHOLIEKE ADRESSANTEN.
-ocr page 18-
-ocr page 19-
I.
HET ADRES DER KATHOLIEKEN.
§ 1. Waarheid en recht zijn de noodzakelijke
levensvoorwaarden der maatschappij.
Daar zijn in het openbavo zoowel als in het bijzondere
leven oogenblikken, waarin de behoefte aan klaardere
denkbeelden zich dringender dan anders gevoelen doet.
In het leven van ieder individu, maar nog meer in
dat der maatschappij, is waarheid do grondslag van
het recht; zij is tevens de weibron der eensgezindheid
en de vruchtbare wortel der welvaart.
Waarheid en recht vormen de noodzakelijke trek-
ken der menschelijke samenleving; aan beide moet de
maatschappij haar levenskrachten putten, daaraan haar
bestendig welzijn danken.
De erkenning van het recht doet het gezag eer-
biedigen, de orde in stand houden, de plichten vervullen,
de eendracht versterken en bevorderen, de welvaart
toenemen, ontluiken en bloeien.
Is de waarheid de wortel des vredes; het recht is
de bevorderaar der vrijheid.
-ocr page 20-
4
Indien de waarheid haar lichtende stralen niet vrijelijk
kan uitschieten, hoe zal het recht zich doen gelden ,
hoe naar waarheid geëerbiedigd worden? En indien
er bij gebrek aan waarheid en recht verschil bestaat
en getwist word, waar blijft de eendracht, waar de
kracht? Waar de band der samenleving en het geluk
der men schel ij ke maatschappij ?
Toch doet zich bij wijlen een samenloop van omstan-
digheden voor, waarin, ofschoon noch onwetendheid
noch verblindheid den heerschende toon voeren, het
licht nogtans der waarheid zijn schitterenden glans niet
vermag te doen doordringen. Vruchteloos wisselen en
kruisen dan de gedachten dooreen, zij raken naar
\'t schijnt, elkander niet. Het verstand zal niet één
heldere lichtstraal opvangen, welke, tot vonk gebroken ,
zich verder en verder meedeelt, om het rijksgebied der
waarheid als bij tooverslag te verwijden, om allen,
die aan de redetwist deelnemen, tot huldebetoon samen-
tebrengen dier hemelkoningin, die in haar eeuwigen
oorsprong aanbeden, door haar gezworen vijanden gehaat
hier in de menschen maatschappij niet zelden gevreesd
en daarom ook vaak miskend en zóó ontkend wordt.
Dat rechten, hoe diep ook in het maatschappelijk
leven ingrijpend, in de ure zulker beproeving miskend
en afgewezen worden, kan niet uitblijven; zich scherper
en scherper afteekenende tweespalt, en blijvende ver-
deeldheid zijn een noodwendig gevolg; maatschappelijke
ondergang is onvermijdelijk.
Eest dan den goeden , den oprechten van geest slechts
ééne bemoediging; zij is de troostende gedachte: Hij ,
die wel het zondige laat begaan en er het goede uittrekt,
kan ook veroorloven, dat nevelen voor een spanne tijds
de waarheid omhullen , haar liefelijk aanschijn bedekken.
-ocr page 21-
5
Hij duldt het omdat de pogingen tot ruimeren aanvoer
van nieuwe lichtstralen hervat, de zegepraal der waarheid
en van het recht des te hooger doen waardeeren en
een spoorslag zijn om tot de kostbare eensgezindheid
en tot geluksontwikkeling door kloeke daden saam te
werken.
Intusschen zal een ieder onze bewering bij stemmen,
dat er en wel vooral in het publieke leven gevaarvolle
stonden zijn, waarin de behoefte aan waarheid ieder
andere noodwendigheid overheerscht.
§ 2. Zij ontbraken echter toen het Adres in de
Kamer ter sprake kivam.
Een dergelijk tijdstip heeft ons parlementair leven
onlangs opgeleverd. Toen het Adres der Katholieken
aan Z. M. den Koning ten gunste van den Paus den
19 December j.1. in onze wetgevende Kamer te berde
werd gebracht, is de aart der zaak, waarop het ver-
zoekschrift neerkomt en waaraan het staatsbelang hangt
onzer gansche natie, niet aan het licht gekomen. Menig
afgevaardigde gevoelde de noodlottigheid van dien toe-
stand; en in dien zin mogen wij de klachte opvatten,
teen vast geuit, dat de Kamer van de zaak niet was
gemisisseerd. Doch een krachtig, veelomvattend woord,
dat doordrong als de lichtstraal die de nevelen scheurt,
werd niet vernomen.
Integendeel, o droeve samenloop van omstandigheden !
de drogrede Onze Neutraliteit is ten onzent toen juist
als regeringsbeginsel door den minister uitgesproken,
en dit oefende op de vergadering zulk eene verblindende
kracht, dat het wezen der hoogst gewichtige zaak,
zelfs de toegang tot hare kenis en inzage voor veler
oog verborgen bleef.
-ocr page 22-
6
Wat er ook zij van den veranderlijken en zoo vaak
veranderden zin, waarin de Onzijdigheid — zooals we
nader afzonderlijk aanduiden — als een wapenschild in
den politieken strijd elders is gebezigd; wat er zij van
de goddeloosheid der revolutionnaire maxime, der Non-
interventie
welke het liberalisme als een rad voor de
oogen draait en waardoor het maar al te gemakkelijk
menigeen weet te verblinden; óns streven moet zijn
den verderfelijken invloed dier drogrede te ontzenuwen ,
den tegenstand daardoor aan het Adres geboden, geheel
te vernietigen; eiken kamp met soortgelijke wapenen
voor eene nadere gelegenheid zooveel mogelijk af te
weren. Wij zullen ons gelukkig achten, mochten we —
zij het dan ook luttel — hebben bijgedragen om den
terugkeer van zulk een toestand in onze wetgevende
Kamers te voorkomen.
Om dan voor de geletterden meer en meer licht over
de zaak in het Adres beoogd te werpen, om voor het
volk de verspreide duisternis weg te vagen, om de
veiligheid van Nederland, waar we slechts kunnen,
te versterken, om eindelijk het hoofddoel der adresbe-
wcging te bevorderen, stellen we opzettelijk de vraag:
Wat heeft de Neutraliteit met het verzoekschrift der
honderduizende Nederlandsche onderdanen te maken?
Welke punten van aanraking zijn er tusschen het ramp-
zalig omwentelingsproduct der Non interventie en de zaak
door de Adressanten met even zoovele woorden duidelijk
aangegeven ? Over welke inmenging van den Neder-
landsche Staat kan hier sprake zijn en waarin moet
hij tusschenbeide treden?
-ocr page 23-
i
§ 3. Voor welke zaak treden de Adressanten in
hel strijdperk!\' Voor het duidelijk recht
legen het erkend onrecht.
De kreet van bijna de helft der Nederlandsehe be-
volking is gestegen tot voor den troon van Z. M.
Willem III en geeft het antwoord op de gestelde vraag.
In schier alle landen van ons werelddeel zijn en wor-
den gelijksoortige beden door de Katholieke onderda-
nen aan hunne regerende vorsten gericht; zij leveren
nog breedvoeriger oplossing van eiken twijfel. In de
nieuwe wereld treedt men naar Amerikaansch gebruik
door meetings van honderdduizend te zamen, om de-
zelfde weeklachten aan te heffen, hetzelfde kernachtig
verzet aan te teekenen tegen de rechtelooze over-
weldiging.
Die algemeene volkswil, die wereldsioil heeft slechts
ééne stem, ééne grief, altijd ontzagwekkend, soms
min of meer dreigend geuit; zij lost de gemelde vra-
gen op zonder eenige uitzondering en laat geen spoor
van twijfel over.
Het geldt hier een verschil, dat tusschen Turijn en
Rome is ontstaan, tusschen Victor Emmanuël door de
publieke opinie reeds lang de rooverkoning, Ie rot lar-
ron
, geheeten en Paus Pius IX, dien vriend en vijand
als den koning zijner eeuw hulde brengt, tusschen do
Sub-Alpijnsche regering en de Kerkelijke Staten.
Dit verschil reeds jaren aanhangig en wereldkun»
dig, heeft de revolutie onlangs door hetgene zij noemt
zedelijke middelen, dat is door verraad en overmacht
van wapenen beslist. „Van revolutie gewagen wij , ook
wenken.                                                           2
-ocr page 24-
8
„al is het een koning, in wiens naam Rome werd
„overweldigd. Victor Emmanuël vertegenwoordigt de
„revolutie in haar meest gevaarlijken vorm, omdat zij
„zich bij dien vorst steeds nog hult in den mantel van
„liet koningschap.\'\' (Dagblad). Hij was en bleef im-
mer in bondgenootschap met de revolutie; door oproer
en verzet werd hij , wat hij is; en hij volgde lijdzaam,
soms werktuigelijk als een automaat, bij al zijne
regeringsdaden de strafbare begrippen eener omwen-
teling, welke er naar streeft de grondslagen der men-
schelijke samenleving te ondermijnen en te verwoesten.
Hij heeft den twintigsten September 1870 zonder
oorlogsverklaring, zonder eenige reden te geven, ten-
zij dat hij door de revolutie daartoe gedreven werd, Home
na bombardement bemachtigd, den Paus van zijne
soevereiniteit beroofd, hem het onafhankelijk bestier
der Kerk gewelddadig ontnomen , de vrije gemeenschap
met de Kerk onmogelijk gemaakt; hij heeft den we-
reldberoemden en wereld beminden Pius IX, den Paus,
zijnen weldoener en Vader als een gevangen in zijn
eigen paleis, op het Vaticaan omsingeld.
Zoo lang dit pleit van snoodheid en verraad aan-
hield, hebben de Katholieken en zoo veel andere ver-
dedigers van het recht niet gezwegen. Vast tien jaren
hebben zij de openbare Protesten van den Paus onver-
anderlyk gesteund. Doch nu het snoode feit eindelijk
voldongen wordt, komt er een wereldgericht bijeen , om
dezelfde aanklacht honderdmalen herhaald, nu zoo
plechtig mogelijk in te dienen; hiermede vereenigden
zich de honderdduizenden van Nederland. Zij, de
trouwe onderdanen van Z. M. Willem III, komen op
tegen dat staatsonrecht, en beweren, dat zij in \'t bij-
zonder door deze euveldaad in hunne dierbaarste rech-
-ocr page 25-
ii
ten te kort zijn gedaan. Zij wenden zich eerbiedig
tot hun Vorst en Koning, niet de bede om eene noo-
dige en mogelijke voorziening.
Ontzagwekkend zijn voorwaar; verpletterend noemen
wij die onafzienbare scharen van getuigen, die, over
heel de wereld, allen met éene en dezelfdo gedachte
instemmen; en de plaats, welke Nederland daarbij
inneemt, dwingt van ieder nadenkenden — welke
zijne Godsdienstige meeningen overigens zijn mogen —
voorkomendheid af en eerbied.
Zóó echter oordeelden op den zwaar bewolkten 19.
December sommige leden onzer Tweede Kamer niet.
"Wij laten het anderen over uit uitspraak te doen, of\'
de woordvoerders van dien dag, tegenover de achtbaar -
heid der Katholieke beweging, waarvan liet Neder-
landsch Adres eene afzonderlijke uiting is, reuzen dan
wel dwergen zijn te achten.
llooren we wat het warmste viertal dier tegenstan-
ders, zich onversaagd tusschen de Adressanten en Z.
M. onzen geërbiedigden Koning werpend, in die zit-
ting, aan het Adres zoo al te gemoet voeren. Langs
dien weg kunnen we de aanleidende oorzaken der in
die zitting heerschende verwarring gemakkelijk op-
sporen, en tevens, ofschoon wat die sprekers betreft,
te laat, voor de zaak echter nog met nuttig gevolg
een en ander in herinnering brengen.
§ 4. De Adressanten strijden voor hun eiijen recht!
Zooals uit een voorbeeld wordt opgehelderd.
Den heer Moens is de bezitneming van Rome een
„nsurpafie," welke hij als elke immoraliteit niet met
den heer Cremers verdedigen wil, want hij haat ze.
Intu88cheu zegt dezelfde heer Moens: de zaak gaat ons
2*
-ocr page 26-
niet aau, gold het hier schending van Katholieken,
die hier te lande plaats vindt, goed; maar men klaagt
over schending van rechten in het buitenlandl
Een eukel voorbeeld, uit duizend genomen, zal het
geschiktste middel zijn ter opheldering, dat een elders
gepleegd onrecht ten onzent aangedaan zijn kan.
Vooronderstelt eens: de Leidsche Hoogeschool hezit
te Rome eenige eigendommen, woning en tuin met
een inkomen dat, naar luidt de vermaking, dienen
moet en ook toereikend is voor het onderhoud van zes
studenten. Deze beurzen zijn ter begeving van den
rector magnificus onzer universiteit en bestemd voor
studenten in de antiquiteiten en letterkundige band-
schriften.
Nu komt Victor Emmanuel en hij maakt zich weder-
rechtelijk meester van deze fundatie en hare eigendom-
men. Welk oordeel zal de beer Moens c. s. vellen
over hetgene te doen staat? Mogen of moeten de be-
stierders dier fondsen zich dood eenvoudig neerleg-
gen bij dat gepleegd onrecht, als zijnde een voldongen
feit, dat buiten \'slands plaats vond? Zijn zij niet ge-
houden als trouwe administrateurs hun recht streng
terug te vorderen ? Tot wien zich daartoe te wenden ?
Immers om rechtsschending binnen \'s lands tot den
gewonen rechter, om rechtsschending buiten \'s lands
tot de regering.
Gaan we verder. Zij hebben hunne aanklacht en
request eerbiedig aangeboden, zich rechtstreeks wen-
dend tot Z. M. Dan het ministerie Thorbecke laat
hun boodschappen: de politiek Onzer Neutraliteit ver-
biedt aan Uw verzoekschrift eenig gevolg te geven !
Maar ziet, anders oordeelt in den lande de volkswil;
bij honderdduizenden der rustigste ingezetenen rijst de
-ocr page 27-
11
vraag als uit éenen mond: wat eischt recht en plicht ?
Het publiek duldt niet dat zulks onbeslist blijve; het
gepleegde onrecht wekt een practisch en een krachtig
gevoel van verontwaardiging op en algemeen wordt het
feit als louter onrecht gebrandmerkt.
Er zijn er die verder gaan en de vraag stellen: Wat
weegt zwaarder, de verantwoordelijke regering met
haar onverklaarbaar woord Onzijdigheid van den eenen
kant of het hoofd van het opperbestuur der buitenland-
sche betrekkingen (G. W. 55) met den koninklijken
eed (Gr. W. 53) van: „de algemeene en bijzondere
vrijheid en de rechten van alle mijne onderdanen te
beschermen," van den anderen kant ?
Wat nu de Staten-Generaal, zij, die gezworen heb-
ben : de onschendbaarheid en de rechten te handhaven
der kroon, waaronder ook dat behoort van zijne onderda-
nen in bescherming te nemen, mogen zij de uitoefe-
i)ing van dit koninklijk voorrecht belemmeren? Zullen
zij, die het Nederlandsche volk vertegenwoordigen, bij
dat alles zwijgen? En, wanneer zij op gepaste wijze,
hun gevoelen te kennen geven, moeten zij dan niet
krachtig protesteeren tegen \'t schreeuwend onrecht ?
Ofschoon de misdaad elders plaatshad, heeft zij onge-
twijfeld haar onrecht hier uitgewerkt en onmiddelijk
toegebracht. Dit zij genoeg om te doen tasten, dat
de redeneering van den heer Moens geen steek kan
houden.
Dat de Godsdienstige zijde van net pleit — nu niet
meer der vooronderstelling maar der realiteit, der wer-
kelijke zaak in quaestie—of de Godsdienstige kwaliteit
der Adressanten hier onderscheid aanbrengt, zal wel
niemand durven beweren. Leidsche Hoogeschool, Trip-
penhuis, eene door de wet erkende vereeniging, eene
-ocr page 28-
12
handelmaatschappij of\' een Godsdienstig genootschap bij
de Grondwet erkend, voor allen om het even staat het
vast: recht is recht.
Het moet een Jonckbloet zijn, die durft optreden;
„Er heeft plaats gehad een Katholiek petitionnement,
niet van Nederlandsche staatsburgers!" Katholieke
burgers zijn trouwens erkende burgers der Grondwet;
Protestantsche burgers evenzeer; Israëlitische niet min-
der. „Met allen grond noemen wij derhalve dit ons
petitionnement niet alleen lioomsch-katfioliek, maar ook
in waarheid Nederiandsch-nationaal\'\' (Tijd).
Heen, de Godsdienstige belijdenis der Adressanten stelt
geen beletsel, maar veeleer geeft zij een nieuwe aanspraak
op verhoor, een nieuwen titel om recht te erlangen.
Dit bewijst Artikel 165 der Grondwet met aan alle kerk-
genootschappen gelijke bescherming te waarborgen.
Ditzelfde Artikel mochten de heeren Van Houten en
Oremers wel eens met aandacht nalezen, dan zal de
eerste zich niet meer bespottelijk maken met het mi-
nisteriëele machtwoord Onze Neutraliteit te willen in-
krimpen tot: Onze Neutraliteit in zaken van Godsdienst.
Daar ZED. juist omgekeerd had moeten redeneeren en
besluiten, dat hierin ten minsten , de Neutraliteit bij de
Grondwet zelfs verboden is.
De tweede, de heer Cremers zal dan zich niet meer
in tegenstelling zetten met heel onze wetgeving en
nationale samenleving; daar toch is het beginsel: schei-
ding van Kerk en Staat noch aangenomen, noch ge-
duld. Of houdt ZED. misschien de bigamie der Mor-
monen ten onzent toegelaten ? Kan ZED. een vrijge-
leide geven voor elk kerkelijk huwelijk zonder dat de
vereischte civiele formaliteit voorafging? Wat zoude
ZED. meen en, indien de polderwerkers van Groningen
-ocr page 29-
13
eens overgingen om de erkende princiepen der socialis*
ten op ZEds. erfgoed toe te passen ?
We hebben niet noodig, vooralsnog in verdere bij-
zondcrheden te treden over al hetgene den 19. Deccm-
ber jl. door sprekers der Tweede Kamer is gewis•
seld, zonder eenig licht over het in handen genomen
pleit te ontsteken: al die omhaal was veeleer dienende
om de zoo duidelijke en hoog ernstige zaak in een
betwijfelbaar vraagstuk om te stempelen. De eenige
vraag, die moest geopperd en opgelost, was deze:
Zijn de feiten in de petitie vermeld waarheid en zoo
ja, zijn in onze staatswetten gronden voorhanden om
aan het verzoekschrift gevolg te geven, want aldus
vordert recht en plicht. Wat de historische waarheid
der feiten aangaat, zij is wereldkundig; ook over den
zin onzer staatswetten kan geen duisternis worden
voorgewend; bleef dus slechts over, den oningewij-
den de rechtskundige waarde der aangehaalde feiten
te doen gevoelen, den aart of het wezen der zaak toe
te lichten, het juridisch delict, waarover de aanklacbt
der Adressanten geschiedt, te doen uitkomen.
Nu, dit alles wordt in het Adres der Katholieken
zeer nauwkeurig en in gepaste bewoordingen aangege-
ven. Doch nadat zijn inhoud in het résumé van den
heer Kerstens — ter liefde voor de waarheid zij dit
hierbij gevoegd — niet volledig samengevat, maar
toch grootendeels was herhaald, vervielen de debatten,
dien dag over het Adres der Katholieken met onge-
loofelijke overijling gevoerd, in een stik duisteren nacht.
Bijna geen enkele lichtstraal mocht het wezen der zaak
in quaestie doen uitkomen; en omgekeerd is er ook
geen enkel afdoend bezwaar tegen de klachten in
\'t Adres der Katholieken vervat, ingebracht geworden.
-ocr page 30-
14
II.
DE INTERPELLATIE.
§ 1. Zij blijft een raadsel; en bracht de reyeriny in
eene raadselachtige tegenspraak met zich zelve.
Daar staat nog altijd, tot spijt van velen, de ge-
waagde interpellatie van 19 December jl. als eengroot
raadsel voor volk en kamer en regering onopgelost.
Hoewel er reeds veel over geschreven is en gesproken,
nog onlangs, toen de vreemdsoortige daartoe betrekke-
lijke geheimen aan het licht kwamen, toch schijnt het
ons moeilijk, een voldoend oordeel over het geheel
van dat parlementair verschijnsel te vellen.
Ontijdig geboren — en onwettig tevens — miste zij
de noodlottige levensvatbaarheid om zich te ontwikkelen
en een eenigszins nuttigen, eigen loopbaan af te leg-
gen; en toch, om de algemeene opgewektheid der ge-
moederen , was hare verschijning zoo pakkend en heeft
zij, bloot als aanleidende oorzaak, aan de hoofdquaestie
zoo gewichtige phasen doen doorloopen, dat wij meenen
ze met alle recht een verschijnsel te mogen noemen,
dat zijne nawerking op parlementair gebied niet mist.
Zij is eene gebeurtenis waarvan wij met volle over-
tuiging zeggen kunnen: er is niemand, die ze niet
verwenscht; de interpellant op de eerste plaats, de
minister respondent met zijne voormalige collega\'s niet
minder; en de leden der Kamer, die het woord er over
-ocr page 31-
lo
voerden en motiën voorstelden, hebben waarachtig
redenen te over om ontevreden, ook tegen zich zelven
gramstorig te zijn.
Of die zaak het tegenwoordige kabinet nog ietwat
en pei?ie mocht houden ? Naar sommiger oordeel stond
de interpellatie deze regering bij haar optreden grijnsend
en dreigend af te wachten. Wie kreeg niet een dier
kwistig verspreide caricaturen onder het oog, waarop
zij van uit den donkeren achtergrond spookachtig te
voorschijn treedt?
Niet eene willekeurige opvatting, maar de loop dei-
zaken heeft eene reeks van gebeurtenissen aan de
interpellatie Kersten* onmiddellijk vastgeknoopt en geeft
ons het recht, het geheel dezer historie onder dien
enkelen naam voor een oogenblik samen te vatten.
De interpellatie immers verwekte het ministerieel ant-
woord, hierop wederom debatteerde de Kamer. Vervol-
gens ontstaat er eenig vermoeden, dat de Kamer door het
ministerieel antwoord was van het spoor gebracht. Dit
gegrond vermoeden baart wreveligheid en noopt tot
onderzoek. Dit eindelijk brengt dingen aan den dag,
die de Hollandsche trouw niet verduren kan en waar-
uit zonneklaar volgt dat de Kamer deerlijk is misleid
geworden.
Wilden we de zaak niet van hare ernstige zijde be-
schouwen, we zouden hierin juist stof genoeg vinden
om haar in een belachelijk daglicht te stellen. Lustte
het iemand de debatten van 19 Dec. nog eens na te
lezen met de kennis van zaken welke nu algemeen is,
hij zoude er de vermakelijkheid dier historie van zelven
in bevinden.
Op het statig kabinetswoord: Onze Neutraliteit ver-
liedt ie handelen
, wordt als op een vast thema door
-ocr page 32-
16
velen gevarieerd; wel zag niemand in die onzijdigheid
een onoverkomelijk beletsel, niettemin wordt zij twee
malen in motie gebracht. En nu blijkt het nadien,
dat ditzelfde kabinet zich niet onzijdig heeft gehon-
den!!!....
De Nieuwe Botlerdamsche heeft het mysterieus feit
aan den dag gebracht; zij heeft het authentiek stuk
in vertaling rondgespreid, waaruit het volgt en waarin
het voor een ieder te lezen staat, dat haar geliefkoosd
ministerie Fock reeds te voren en zeer officieel zich
werkdadig met de zaak in quaestie had gemengd en
dus den leefregel, dien het der Kamer voorhield, zelf
had overtreden.
Hetzelfde kabinet, dat in werkelijkheid de geweld •
dadige bezetting van Rome en de gevangenschap van
den Paus had goedgekeurd in October, datzelfde kabinet
heeft in December de volle vergadering der wetgevende
Kamer koelweg belezen en haar een toestand van
onthouding als den lande noodzakelijk voorgegoocheld.
Het heeft erger gedaan; van den eenen kant heeft het
den Paus op zijn herhaald T plechtig en wereldkundig
Protest niet geloofd , maar hem veeleer van willekeurige
ontevredenheid beschuldigd, hem tegelijk met de Katho-
lieke beweging van Nederland in het ongelijk gesteld;
en van den anderen kant heeft het, op een los diplo-
matenwoord, aan het roofziek goevernement van Piëmont
vertrouwen geschonken en hulde gebracht. En twee
maanden later komt het de maxime, de in Frankrijk
met stroomen bloeds, de door het bezadigd deel van
Europa met bittere tranen geboete en heillooze maxime
van Non-interventie
als eene plicht voor Nederland voor-
schrijven !
-ocr page 33-
17
§ 2. Niet zonder redenen komen wij daarop terug.
\'s Lands eer vordert, dat die smet worde afgewas-
schen. Heeft de minister zijne neutraliteit als een
domper op de interpellatie Eerstens gezet, hij heeft
daarom het eergevoel van Nederland niet uitgedoofd.
De Kamer moet op zulk een ergerlijk feit noodzake-
lijk terugkomen; zonder dat kan zij niet weten, waar-
aan zij zich onder het nieuwe kabinet te houden heeft;
óf aan de daad van het vorig ministerie, welke der
driestheid en den Statenroof adhaesie schonk, of aan
zijn woord, dat bedeesd naar de zijde der onschuld niet
dorst over te hellen, naar het recht niet eens heen te
wijzen.
De eigenwaarde van ons Parlement wil het gebie-
dend, dat men terugkeere tot het punt van uitgang,
de gedane interpellatie. Zijn zijne leden dien dag met
overhaasting te werk gegaan, hebben zij verkeerd ge-
oordeeld, zij waren ook begoocheld door het toover-
woord van den spreekminister: Onze Neutraliteit.
Wellicht was hij , die aldus sprak öf misleid öf niet
ingelicht door zijn voorganger en ambtgenoot; ook zij
beide, ons bedunkens, moeten wenschen, dat de zaak
worde opgehelderd, ten einde niet te*zamen onder een-
zelfde beschuldiging en onder de verdenking van ge-
heira overleg te blijven.
Onze nationaliteit vraagt het gebiedend: heeft Neder-
land zich neutraal gehouden in zake der annexatie of niet ?
Zou het den Statenroof toen reeds hebben goedgekeurd,
dan heeft het zijne eigene autonomie en principe vast
prijs gegeven! Moest dan onder een ministerie, dat
de doodstraf van het snoodst geboefte afschafte, de
Hollandsche natie haar eigen doodvonnis uitspreken!
-ocr page 34-
18
Helaas, helaas, waar is de trouw, waar is ons heil
gevaren !
Iemand voert ons tegemoet: Gij veralgemeent de
pijnlijke indrukken welke de zitting van 19 Dec. achter-
liet, hovenmate; het is u, als leefde er nu nog eene
nationale aspiratie, die met aandrang vordert, dat het
vraagstuk toen even aangeroerd, op nieuw, in zijn
geheel in behandeling worde genomen ?
Wij antwoorden: Zonder staande te houden, dat eene
nationale of algemeene interpellatie bij de eerste ge-
schikte gelegenheid voor de deur staat, zooveel is althans
zeker, dat de daad onzer regering, waardoor zij partij
trok voor het onrecht, zeer velen een gruwel blijkt;
dat hare woorden, waardoor zij dat gepleegd onrecht
onder de bescherming der Kamer trachtte te plaatsen,
wederom voor zeer velen meer dan smartelijk, uiterst
grievend zijn: maar de hybridische vereeniging van
woord en daad, de strijdige samenvoeging van beide
moet zij niet voor een ieder terugstootend wezen, bij
allen zonder eenige uitzondering diepe verontwaardiging
gaande maken ?
Ofschoon wij ons niet verstouten, hier eene baan als
veilig of zelfs begaanbaar aan te wijzen, ons niet eens
vermeten, de bakens uit te zetten, waarnaar men zich
zonder vreeze richten kan; toch durven we verzekeren,
dat in de gemoederen der honderdduizende Adressanten
een vertrouwen leeft, ja, eene verwachting bestaat,
waaraan niet is voldaan.
§ 3. Zij was zwak en is onhandig ingesteld.
De gewaagde en opzienbarende interpellatie van 19
December, zoo klonk het allerwege, was zwak, on-
-ocr page 35-
handig en op een oogenblik geschied, dat niet slechter
gekozen konde zijn.
Het is toen gebleken, hoe zorgvuldig, hoe uiterst
omzichtig elk lid der Wetgevende Kamer, hoe voor-
bereid hij in eene zoo doornige zaak dient op te treden,
zijne gedachten te wikken en te wegen, het vóór en het
tégen van elke bijzonderheid na te gaan; hoe naauw-
lettend hij den voorraad zijner bewijsgronden moet op-
zamelen en in overweging nemen; hoe fijn hij de
wapenen dient te scherpen, waarmede hij zich in het
strijdperk voor zulk eene zaak begeven wil. — Dit
alles kan de stof uitmaken eener hoog ernstige en rijpe
overweging.
Zoude een ander lid onzer volksvertegenwoordiging
met dezelfde bescheidenheid als de Heer Kerstens, doch
met meer beradenheid dan hij, en na opzettelijke rug-
gespraak met de overige leden, die dezelfde gevoelens
deelen , wél voorbereid zich doen hooren; dat hij dan
niet schroomvallig van motieven prevele, „die van het
„standpunt der Italiaansche regering eenige waarde
„hebben, noch van een angstig gevoel der Katholieken ,"
maar dat hij onverholen hun wel doordacht en onher-
roepelijk besluit rondborstig bekend make: dat zij
de zaak niet opgeven, vóór dat hun grond-
wettig recht, door het Italiaansche G o e v e r-
nement geschonden, ten volle is hersteld.
Slechts eene voordracht, in dier voege ingericht, zal
aan den geest beantwoorden, waaruit de verzoekschrif-
ten zijn voortgesproten, slechts zulk eene voordracht
kan de gevoelens vertolken , welke de Adressanten heb-
ben bezield.
Wat voor het oogenblik bij de gegevene omstan-
digheden wenschelijk zij, laten we onbeslist, zooveel
-ocr page 36-
20
achter is zeker: de interpellatie Kertens sloot zich
uit haren aart niet aan hij de Adresbeweging om ze te
steunen; zij moest ze veeleer verstoren en tegenwer-
ken. Eene beslissing, welke het doel eoner interpel-
latie zijn moet, over eene zoo gewichtige zaak, was
op dat oogenblik noch wenschelijk, noch mogelijk.
Zij was ongeschikt om aan het verzoek der Adres-
santen bevorderlijk te zijn en heeft dan ook slechts
gediend als twistappel.
§. 4. Zij was onwettig en misl alle waarde.
Is het genoeg om de opzichtige interpellatie met
hare naklanken een ingewikkeld raadsel te noemen ?
Ongetwijfeld! Doch er is nog meer.
Daar treedt een nieuw kampioen, van zijne waarde
en sterkte zich zelven bewust, het strijdperk binnen.
Hij heeft daarop het volste recht; want hij is een dier
mannen — dier koningen — van het recht, die, naar
een ieders oordeel, een onuitputtelijken schat van
theoretische en practische kennis hebben verzameld en
in wier uitspraken de een hare nauwkeurigheid en
diepte, de ander haar omvang en helderheid om het
zeerst bewonderen.
Pas is de geruchtmakende zitting van 19 December
gesloten, nog zijn de interpellatie en het ministerieel
antwoord en de kamerdebatten niet overal vernomen,
of de doorknede rechtsgeleerde heeft het alles aan
eenige— wellicht aan twee of vijf — wetsbepalingen
onzer Constitutie getoetst.
Welke onzer constitutioneele beginselen komen met
de zaak in aanraking? Artikel 9 waarborgt aan ieder
ingezeten het recht om verzoeken aan de bevoegde
-ocr page 37-
5>1
macht — hier de koninklijke — in te dienen; vau
welke macht dus ook antwoord en uitspraak verwacht
wordt.
Artikelen 55 en 57 hebhen beslist: De Koning heeft
het opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen. —
De Koning maakt en bekrachtigt vredes- en alle andere
verdragen
met vreemde Mogendheden. — Op stappen in
overeenstemming met andere Mogendheden is in het
Adres ten gunste van den Paus aangedrongen.
Artikel 72. De Koning neemt..... raad..... over
alle zaken van algemeen of bijzonder belang. . .. maar
de Koning alléén besluit; niet een minister noch eene
Kamer.
De Grondwet schrijft voor, Artikel 73, dat de hoof-
den der ministeriële departementen zullen zorgen voor
de uitvoering der Grondwet en andere wetten, voor zoo •
verre die van de Kroon afhangt; en Artikel 83 gebiedt
dat de leden der Kamer ze zullen bezweren.
Dezelfde Constitutie laat echter in Artikel 113 aan
de Kamer toe: Andere voordrachten, dan voorstellen
van wet, afzonderlijk, aan den Koning te doen.
Eindelijk verzekert het Charter van Nederland Arlr
kei
1G5, aan alle kerkgenootschappen gelijke bescher-
ming en schenkt in Artikel 164, aan allen volkomen
vrijheid hunner Godsdienstige belijdenis.
Wat bij de inzage dezer constitutionele beginselen
door enkelen wellicht vermoed, wat door sommigen
werd gevoeld, doch waarvan zij zich geene verklaring
konden geven; dat wordt in het helderst daglicht ge-
plaats door den man, wiens naam 1) wij niet behoeven
1) Onder het nazien dezer bladzijde komt ons het treurig be-
rioht van \'s mans tevroeg overlijden op het onverwachtst treffeii-
-ocr page 38-
22
te uiten, daar zijn belangrijk stuk nauwelijks versche-
nen, in ieders handen leefde en op aller lippen zweefde.
Sterk door zijne overtuiging, onverwiDnelijk door
zijne gloeiende liefde tot Z. M. den Koning en door
zijne bezorgdheid voor het algemeen welzijn des volks,
brengt de edele en ondervindingrijke kaïnpvechter der
pleitzaal eene nieuwe aanklacht in tegen de interpel-
latie met hare gevolgen.
„Eene vergadering 1) heeft het gezag zich aange-
„matigd van voorbarige beraadslaging en willekeurige
„uitspraak. Zij heeft een algeheele miskenning ge-
„pleegd, én dat aan Z. M. alléén liet Bestuur van de
„buitenlandsche aangelegenheden behoort, én dat nie-
„mand buiten Hoogstderzelver last bevoegd of gerech-
„tigd kan zijn, over verzoekschriften, aan deu Koning
„gericht, te besluiten of te beschikken.\'\'
Ook het woord des Ministers in dezelfde zitting van
19 December gesproken, heeft die dubbele inbreuk op
liet grondwettig prerogatief des Konings naar plicht
niet gewraakt, maar integendeel de verzoekschriften,
aan Z. M. gericht, stellig en volstrekt afgewezen.
„Doch die beslissing mist gelijkelijk alle wettig en alle
„zedelijk gezag: zij is niet meer of minder dan eene ge-
„zagsaanmatiging in gelijke mate krenkende den eerbied
„jegens de Kroon en het grondwettig recht van petitie."
Mogen wij de interpellatie nog een parlementair ver-
schijnsel noemen of is zij parlementair delict geworden ?
Gelijk het voor een Nestor der advocaten passend
is, heeft de onvermoeide verdediger der wet zich on-
Gods goedheid berstelle dit onberekenbaar verlies voor de goede
/aak! Hij selienke den ontslapenen, die een zoo goeden strijd
gestreden heeft, het eeuwig loon voor zijn onvermoeiden arbeid!
1) De Wachter, Februari, blz. 133.
-ocr page 39-
23
middellijk tot het hoofd van den Staat gewend. Zijn
edel doelwit, het koninklijk gezag te handhaven en
de veiligheid van Nederland te versterken, vermocht
hij niet te hereiken of zijn Adres moest de opgesomde
gronden van aanklacht inhouden.
Reeds den 24 December had de hoogvereerde schrij ver
zijn gespierd verzoekschrift ootmoedig aan de voeten
des troons neergelegd; maar tevens heeft hij die vijf
zeer gladde steenen, in de bron van ons staatsrecht
vergaard, naar het reusachtig gevaarte der interpellatie
heen geslingerd. Hij heeft de levensader van dat drei-
gend samenstel zoo juist en zoo diep getroffen, dat
zijne afzichtelijkheid in het oog springt. Hij heeft
zichtbaar doen blijken, dat de tegenstand door Kamer
en Regering tegen de Adresbeweging opgeworpen, niets
is dan eene wangedrochtelijke misgeboorte, tot niets
dan tot ijdele schrik verspreiding in staat.
De Adressanten blijven derhalve tot heden met het-
zelfde recht een gunstig antwoord afwachten op hun
volkomen wettig verzoekschrift.
III.
ONZE NEUTRALITEIT.
§ 1. De Neutraliteit was het hoofdthema der zitting
en tevens haar struikelblok.
Als de duistere dag, de dag van verwarring en van
naberouw, zal de 19 December jl. in de jaarboeken
van ons Parlement blijven opgeteekend!
WENKEN.                                                                           3
-ocr page 40-
24
„Ü-ezagsaanmatiging èn kroon èn volk in gelijke
mate 1) krenkende," onder dit merk ligt die dag daar
voor ons.
„Eene zitting van voorbarige beraadslaging en wille-
keurige uitspraak in eeue voor Nederland gewichtvollo
zaak! Eene beslissing, die gelijkelijk alle wettig en
allo zedelijk gezag mist!" Zóó luidt liet eindvonnis
van bem, die bij de liclitfakkel van ons Staatsrecht al
de debatten van dien dag gewikt en gewogen heeft.
liet kan ous voornemen niet zijn dit oordeel opzette-
lijk en in \'t breede te staven door bewijzen aan staat-
kundige bronnen ontleend; deze gewichtige taak blijve
den rechtskundige bewaard, wiens woorden we zoo
even letterlijk overnamen, liij, die de man niet is,
om ééne vraag, welke hem heeft aangegrepen, ondoor-
grond te laten, heeft dan ook de toezegging gegeven
zijne gronden in eene uitvoerige 2) behandeling nader
te ontwikkelen.
Voor ons zij het voldoende, slechts de zitting der
drie motieê
zelve ter bevestiging onzer uitspraak te
doen gelden. Moeten wij daarom al hare debatten op
nieuw gaan vergelijken? Wij meenen het niet; dat
ware zelfs doelloos. Zoo vaak en verschillend zijn zij
in de dagbladen gemonsterd en liggen nog versch genoeg
in het geheugen der lezers. Wij hebben bovendien van
al die beraadslagingen slechts hoofdzakelijk op te halen
wat tot bewijs onzer stelling strekken kan, en dit is
in bovenstaand opschrift; On ze Neutraliteit reeds samen •.
gevat.
Doorloop in uwe berin nering alles wat in die be-
1) Mr. S. P. Lipman. De Wachter bl. ]32.
ïi) Mr. S. P. Lipman. De Wachter bl. 200.
-ocr page 41-
25
drijvige zitting tegen het welslagen van het ontzag-in-
boezomend petitionnement ter tafel werd gebracht, en
gij zult besluiten, dat hiervan ^bewijsvoeringen bijna
enkel en alleen verdienen aangemerkt, welke uit het
gewaand beginsel Onze Onzijdigheid zijn geput.
Ook de beide volgehouden motie\'s — de verworpene,
Fransen van de Putte, vrij duidelijk; de door do heeren
Guljé en van der Mastten in het leven behoudene
motie Cremers, nadrukkelijk — zijn gebaseerd op die-
zelfde Onzijdigheidïjioliliek.
De ministeriële verklaring, bij den aanvang afge
legd, bleef de eer.ige grond der stellige en volstrekte
afwijzing van het Adres, aan het einde der zitting
uitgebracht.
De politiek onzer neutraliteit was de vlag, waaronder
de parlementshulk dien dag van wal stak maar ook
onvermijdelijk stranden moest.
Inderdaad, dat groot legeringswoord zooals het dien
dag is geuit, blijkt, wel ingezien en trouw ontleed,
eene paradox, een der onhoudbaarste maximes van het
staatsonrecht. En wie kan dan nog twijfel opperen of
de beslissing, daarop alléén steunend, is voorbarig te
noemen en van alle wettig en alle zedelijk gezag
ontdaan ?
De parlementaire vormen zijn van weinig beteekenis,
iudien het beginsel, dat zich in die vormen hult, van
revolutionairen oorsprong is , en aan de quaestie geen
einde maakt maar in tegendeel ze veeleer verwikkelt!
Onze taak is alzoo voor elkeen duidelijk. Wij be-
oogen het neutraliteitsbeginsel gelijk het den 1!) Decem-
ber werd volgehouden te toetsen aan het gezond ver.
stand. Wij beoogen den lossen zandgrond bloot te
leggen, waarop deze schijnpolitiek steunt. Moesten wij
8*
-ocr page 42-
26
even terugkeeren naar de zitting van 19 Dec., dan
was het slechts om ons af te vragen: Welk licht
deze machtspreuk over de zaak, die toen behandeld
werd, verspreidde? Welken rechtsgrond voor wettige
handelingen in dat zoo ernstig vraagstuk zij vestigde?
Wij zien er niet één; zij baarde veeleer verwarring
en verspreidde over geheel het debat de haar eigene
duisterheid.
§ 2. De ware beteekenis der Neutraliteit is niet in
strijd maar in volle harmonie met het
pelilionnement.
Plaatsen we ons voor een oogenblik buiten de ver-
warring, welke de neutraliteit van het ministerie Fock
rondom zich verspreidde, en raadplegen we degelijke
schrijvers van het natuurrecht of ook slechts een hand-
boek 1) dat over het recht van oorlog en vrede de
jure belli et pacis
eenige regels ten beste geeft, dan
ontdekken we aanstonds eene geheel andere opvatting
van het geijkte woord: Neutraliteit.
Wij zien dan de Neutraliteit, als een krachtig be-
houdend beginsel van het internationaal recht, in haar
hoogen zin en waarachtige beteekenis opdagen, om-
stuwd van rijke gevolgtrekkingen en gewichtige 2)
toepassingen.
1)   Vgk. J. Gottl. Heineccius. Elemcnta Juris Nat. et Gent.
Lib. II § COX. Gentes liberae paciscuntur.....de se bello non
interponendo, quae foedera dicuntur Neutralitiits-tractaten. De
vrije natiën sluiten bij oorlog verdragen, om zich met het ver-
schil niet in te laten en zulke verdragen heeten Neulralileits-
tractaten.
2)  In dien zin is zij een der hoofd-elementen of een grondver-
-ocr page 43-
27
Twee Staten zijn in oorlog d. i. zij voeren een niet
te ongelijken, gemotiveerden en rechtvaardigen krijg.
Natuurlijk zijn de overige Staten , uit hoofde der nood-
wendige internationale verhoudingen, in de zaak meer
of minder betrokken; zij nemen echter geen deel daar-
aan, maar blijven toezien en heeten Neutraal.
Deze Neutraliteit nu is niet louter negatief, niet
hetzelfde als niet vermengd te zijn, geen strijdgenoot
te wezen; neen, zij heeft hare eigene rechten en brengt
ook hare plichten mede. Zij sluit het deelgenootschap
maar ook alle partijgenootschap uit; blijft als trouwe
verdedigster van hetgene recht en billijk is, nauwlet-
tend toezien, altijd bereid om, indien het recht ge-
schonden, de billijkheid vertreden wordt, haar recht-
matigen invloed te doen gelden.
Een harer eerste plichten is, zich in den strijd te
mengen, d. i. krachtdadig te intervenieeren, indier. de
strijd onrechtvaardig gevoerd wordt.
Onder zulke voorwaarden kan een Staat neutraal
blijven; hij mag zelfs eene gemaakte verovering goed-
keuren ; evenwel dan alléén, wanneer de rechtsgrond
tot oorlog aan de zijde was des veroveraars.
Een ieder bemerkt het hemelsbreed onderscheid tus-
schen Neutraliteit en Non-interventie; en nogtans schijnt
de spreekminister van 19 December de eene voor de
andere genomen te hebben. Veel nauwkeuriger heeft
eischte van den grootcn, maatschappelijken bond der Staten
dien latere schrijvers over het natuurrecht onder den naam van
Ethnarchie behandelen. R. P. Tapparelli d\'Azeglio S. J. Droit
Naturel.
Vol. III Liv. VI. ch. II n°. 1302. A la societé internationale,
qui repose sur les faits naturels je donnerai lc noin d"\'Ethnarchie.
Ibid. ch. VIII n°. 1402. La fin de la société ethnarchique est
d\'unir entre elles toutcs les sociétés.
-ocr page 44-
28
men later op den Rijksdag van Berlijn zijne woorden
afgemeten; daar immers is van geene zijde het woord
Neutraliteit een enkelen keer gehoord.
Wilde de vorige regering van Neutraliteit volst rekte-
lijk gewagen, hadde zij naar alle beginselen, welke
deze rechfs-materic behcerschen , juist omgekeerd moeten
besluiten; en om aan het gepleegd staatsonrecht niet
medeplichtig te worden, veeleer het verzoekschrift der
Adressanten, door in zijn zin zelf te handelen, moeten
voorkomen. Het petitionnement heeft ten doel, dat
men het onrecht niet laat begaan, maar den zwakke,
die de prooi is van den onreehtvaardigen strijd, hand-
haaft; nu dit is letterlijk hetzelfde, wat het zuivere
begrip van neutraliteit met zich brengt.
liet ministerieel orgaan van dien dag heeft juist dat
beginsel op het tapijt gebracht, hetwelk voor de Katho-
lieke Kerk zeer voordeelig en voor den actuëlen toe-
stand des Pausen allergunstigst is; toch besloot Z. E.
daaruit tot een stellige en volstrekte afwijzing van het
verzoekschrift en concludeerde tegen de Pauselijke zaak.
Was het onkennis en onbegrip welke den minister er
toebracht om eenvoudig eene onwaarheid te sproken?
Heeft hij met kennis de Neutraliteit genoemd en hare
beginselen moedwillig in den wind geslagen?
Zeker is het, dat dezelfde regering de Neutraliteit
reeds had geschonden en de partij van het onrecht op-
genomen. Zeker is het, dat hier van oorlog en dus
ook van Neutraliteit geene sprake zijn kan. Zeker is
het, dat van liberalistische zijde, ook ten onzent, reeds
te voren pogingen in het werk zijn gesteld om de Non-
interventie
als een aangenomen rechtsbeginsel te doen
doorgaan.
Wij hebben ten bewijze hier slechts te herinneren
-ocr page 45-
29
aan het valsclmamig internationaal recht van nou iuter-
ventte
onder den naam van J. B. van llugenpoth, juist
tegen het Adres der Katholieken, in hel Vaderland 26
November opgenomen, doch aanstonds door den Heer
Van Zinnieq Borgmans wederlegd.
Zeker is het al wederom, dat termenverwarring den
liberalen dikwij lder eigen is.
Wat moeten we toch uit dat alles besluiten?
Het beginsel van Neutraliteit, door den minister
genoemd, is alleszins gunstig voor het Adres; doch
het begrip, dat de minister er aan hechtte, is daar-
mede in strijd!
Heeft Z. E. door onbestemde denkbeelden van het
spoor gebracht, ook op de bepaalde woordenver\\visse-
ling geen acht gegeven?
Ofschoon de Neutraliteit op de lippen zweefde, kan
bij vergissing de geliefkoosde Non interventie voor den
geest hebbeu gespeeld. In dier voege ten minste wave
alles op te helderen. Want dat de minister de Neu-
traliteit in haar waren zin opnam en dus staande hield —
dit immers volgt noodzakelijk — dat Victor Emmanuël
in zijn recht is en dat de roof der Kerkelijke Staten
geen usurpatie heeten mag, dit kan niet verondersteld.
Wat rest ons dan ? Mogen we niet absoluut oor-
deelen, dat onder Neutraliteit, de Non-interventie moet
worden verstaan; toch, zoo lang van regeringszijde
geene betere opheldering — naar volle believen ta
kiezen — gegeven wordt, zijn wij gerechtigd, de zaak
aldus op te vatten en op eene teimeuverwarring voort
te redeneeren.
-ocr page 46-
30
§ 3. liet afwijzend antwoord des ministers had
geen bepaalden zin.
Van den eenen kant ijveren wij voor het gewichtvol
onderscheid, dat tusschen Neutraliteit en Non-interventie
moet vastgehouden; van den anderen kant achten
we ons verplicht, na de onhoudbaarheid der woor-
den: „De politiek der Neutralieteit van Nederland
verhied aan het Adies gevolg te geven" te hebben
aangetoond, nu ook hunne onbepaaldheid te doen
gevoelen.
Gaan we de beruchte zitting wederom binnen, dan
vertoont zich de Neutraliteit als een dier liberalistische
kunstwoorden, welke niets zeggen, omdat ze, als van
relatieve strekking, onbepaald zijn in hunne oorspronke-
lijie beleekenis
en tevens in niet één gebruikelijken zin
gevestigd. De kracht kan alleen zijn: wij komen niet
tusschen beide, omdat wij neutraal willen blijven,
en wij blijven onzijdig, omdat wij niet verkiezen
te interveniëeren. Louter willekeur ligt ten grond-
slag; overheersching is de drijfveer, doch achter het
waas dat liberalisme heet, verscholen. Neutraliteit ia
brutaliteit.
Wel beschouwd, zegt de ministeriële machtspreuk
niets. Menige vraag blijft onbeantwoord, onaangeroerd:
Waarom wilt gij onzijdig blijven? Tot hoeverre?
Waarin ? Door wien, en wanneer en op welke gronden
is de sfeer onzer politieke bemoeiingen ingetrokken,
haar omvang verkleind? Wie heeft de omschrijving
van Nederlands invloed op andere Staten enger ge-
maakt of beperkt?
Zijn wij wellicht gelijk België onder voogdijschap
geplaatst door andere Mogendheden? Deze hebben
-ocr page 47-
31
door België, bij uitzondering, met eene passieve uentra-
lileit
]) te begiftigen, ontegensprekelijk bewezen, dat
andere natiën in haren internationalen kring zich
vrijelijk konden blijven bewegen.
Men veroorlove ons bier eene tweevoudige neutralisatie
op te merken, welke verschillend is naar het doel, dat
de neutraliseerende machten zich daarbij voorstellen.
Zij kan immers de strekking hebben van een beletsel,
en ter verkorting, ter inkrimping dienen van invloed
zoo men namelijk eenig land onschadelijk wil maken,
het de rustelooze inmenging met naburige Staten ont-
zeggen — of in andere gevallen ter bescherming van
dien Staat, welken men tegen vreemde invallen, van
wien dan ook, wil vrijwaren. Deze Neutralisatie kan
in meerdere of mindere mate bestaan en ook door over-
eenkomsten, welke den naam van neutralileitsverklaring
nog niet eens dragen, worden bevestigd.
Wij komen hierop nadrukkelijk neer ten einde op-
zettelijk in herinnering te brengen, dat de Kerkelijke
Staten bij het Weener-tractaat van het jaar \'15, en
wederom door de preliminairen van Zurich en het
vredesverdrag van Villa-Franca in \'59, in dien zin
door de Mogendheden in bescherming zijn genomen.
Wilde het ministerie derhalve zijn onbepaalde neutrali-
1) Ofschoon de toestand van België exceptioneel mag heeten,
heeft men er nogthans over gelijksoortig onbepaald begrip van
Neutraliteit gestruikeld. De Minister van Buitenlandsche Zaken
had noodig zijn gedragslijn jegens den Paus voor den Senaat te
verdedigen. Hij deed het den 26 September en den 3 Julij jl.
met herhaaldelijk de Neutraliteit te noemen , zonder ze ooit uit
een te zetten. De voorname uitkomst dier zelfverdediging was
dan ook het duidelijk blijk, hoe verre de gevoelens van den
minister verschilden van die, welke de Baron d\' Anethan in \'61
had beleden.
-ocr page 48-
32
teit op het tapijt brengen, had het al wederom juist
omgekeerd, voor de ongeschonden integriteit der Kerke-
lij ke Staten moeten optreden.
Dan van zulk eene passieve neutraliteit of neutrali-
satie kan voor Nederland geen sprake zijn.
Maar stel eens: ware Nederland aldus door wettige
verdragen neutraal verklaard; dan nog behield het zijn
onvervreemdbaar en onveranderlijk recht den roof niet
goed te keuren, maar zooveel mogelijk mede te werken
tot zijn herstel. Het laatste toch ligt in het eerste
noodzakelijk opgesloten; wat ik niet kan of mag be-
amen, daar moet ik tegen zijn, dat moet ik, zooveel
de omstandigheden het mij toelaten, krachtdadig togen-
werken, het doen ophouden en zijne herstelling be-
vorderen.
Waar ook ter wereld de neutraluatie van een Staat
is bekrachtigd en waar dus de politiek der neutraliteit
dat land in waarheid verbiedt, gewapender hand tus-
schen beide te treden bij onderliugen krijg van
andere natiën, daar verhindert zij nog niet een vreed-
zamen en edelen invloed te doen gelden, en zeer zeker
kan zij nooit of nimmer beletten te protesteeren tegen
eene schending aller rechten; zij verbiedt niet te interve-
niëeren bij een onregelmaligcn strijd, lij een moord. Wie
nu zal het wagen te loochenen , dat Victor Emmanucl
zich door een aaneengeschakel d verraad en onafgebrokene
rooverij buiten de wet heeft gesteld ?
Het logen woord Onze Neutraliteit is dan niets geweest
dan eene nieuwe proeve der liberalistische behendigheid,
liet liberalisme escamoteert de gewichtigste recktsbe-
grippen achter een of ander stopwoord, dat kort te
voren in zwang is gebracht. Verwonderlijk is het, hoe
de revolutie van het woord onzijdigheid in de laatste
-ocr page 49-
33
jaren meesterlijk, maar onbeschaamd tevens, gebruik
maakte, zijn zin of beteekenis, al naar het ter berei-
king van haar doel te stade kwam, zonder einde
variëerend.
Zoo wordt dezelfde opvatting door de revolutionaire
bladen, dan beginsel van non-interventie, dan van nsu-
traliteit
genoemd; een anderen keer worden die twee
namen ook in twee begrippen onderscheiden. De neu-
traliteit ziet op de inmenging in den onderlingen strijd
van twee landen; terwijl de non-interventie dezelfde
verhouding aanduidt tot het inwendig bestier of tot de
tweespalt in éen en denzelfden Staat aanwezig; doch
een regelmatig gebruik vestigt den zin niet, een be-
ginsel van recht is er nimmer aanwezig. Bij eene
reeks van feiten uit den laatsten tijd worden beide
. woorden of liever beide opvattingen, op staatkundig
gebied en in de zelfde omstandigheden, beurtelings dau
als een beginsel voorgewend, dan als eene nietsbedui-
dende spreuk 1) verworpen. De eenige en ware neu-
tralileil
is een verdrag van onderling contracteerende
partijen nopens derden, en zoodoende is zij zelve eene
inmenging of interventie van de hoogste beteekenis;
hiervan echter kan ter rechtvaardiging van het vorig
kabinet geen sprake zijn.
§ 4. Het valschnamig beginsel van Non-interventie.
Zooals zij door den minister is voorgesteld en bij
het liberalisme wordt gebruikt, is neutraliteit niets
1) Men vergelijke den heer van Zinnicq Bergman in zijne
wederlegging van J. B. van Hugenpoth. Een tal van uitgelezcnc
voorbeelden dier verwarring zijn daar aangegeven. N. Brabantcr
van \'6 Dcc. jl.
-ocr page 50-
34
anders dan revolutionaire dwingelandij, zij komt neer
op Non-interventie en wordt daarmede niet zelden ver-
mengd. Heeft dit vrijheiddoodend omwentelings-product
bijna gansch Europa den laatstcn tijd omgespookt,
wij willen daarmede niet leeren leven; wij achten
ons Nederland te hoog, dan dat het zoude pogin-
gen instellen om zulk een verdei felijken kwelgeest
slechts te temmen. Wij willen hem ver van ons ver-
dreven zien; daarom moeten wij hem het masker af-
rukken, met zijne schandelijkheid in het volle licht
der openbaarheid te stellen. Het is noodig dat de
afschuw van den revolutiegeest populair worde.
Wat dan is er van de zaak, wijsgeerig beschouwd ?
Wat is er van den oorsprong dier machtspreuk?
Waarop steunt haar verborgen kracht bij laatste analyse ?
Wij antwoorden.
Het nieuwe staatsrecht, door de revolutie uitgedacht
en ingevoerd — haar eenig bolwerk en levensbeginsel —
heeft in plaats van den heiligen term Het volkenrecht
eenvoudig genomen dien van Be redden des volki; en
dan verstaan zijne volgelingen hieronder de hoogste en
de eenigste macht, waarvan alle gezag moet uitgaan.
De soevereiniteit des volks is hun grond-dogma Wij
hebben de theoretische en zedelijke waarde, of liever
do onwaarde dier leus hier niet na te gaan; zij komt
neer op bedrog en wanorde.
Twee uit het revolutionaire grondbeginsel onmiddel-
lijk voortspruitende en in de toepassing meestal saam-
gekoppelde gevolgtrekkingen heeten: Nalionaliteitsbe-
yinsel
en liet principe van Non-interventie. Ter wille
van het eerste moeten alle historische en nationale
rechten ten offer worden gebracht aan het abstract
idee van volksras. Heeft een volks-stam zijn wil —
-ocr page 51-
35
gelijk het dan heet — bekend gemaakt, mag niemand
deze soevereiniteit in hare aspiratiën verstoren; de
naburige en ver verwijderde, hoezeer dan ook in de
zaak betrokkene Mogendheden en landen moeten daarbij
neutraal blijven d. i. niet interveniëren.
Nederlandsch en Hoogduitsch — zoo Opper- als
Nederduitsch — behooren tot dezelfde taal vertakking,
en de twee natiën, de Duitsche en de Nederlandsche,
zijn van denzelfden volks-stam. Mocht dus de sterkere
er belang in stellen, den zwakkere te overheerschen,
zijn land te annexeeren; dan hebben aanstonds alle
rechten van zelfstandigheid en eigene onafhankelijke
nationaliteit opgehouden te bestaan. Beide volks-tak-
ken , als eens stams zijnde, moeten zich onder eenzelfden
schepter naar plicht gelukkig achten.
De tweede afleiding of toepassing van de revolutio-
naire volkssoevereiniteit, het beginsel van Non-interventie,
vordert even onverbiddelijk, dat alle rechten, alle ver-
houdingen van vorst en volk over boord worden ge-
worpen , waar de soevereine volkskeuze zijn zucht heeft
doen gevoelen. Kunstmatig opgewekt, verraderlijk
opgewonden, logenachtig vergroot, zij het ook door
de afschuwelijkste revolutie toegepast, die uiting is
eene wet boven alle wetten; zij moet geëerbiedigd
worden door den eigen vorst, door de naburige Staten
en door de vreemde Mogendheden ook. Zij mogen
derhalve zich niet inlaten met het geschil, zich niet
tusschen beide werpen om hetgeen recht is, te doen
zegepralen; maar zij hebben zich van den plicht te
kwijten, om de neutraliteitswet als heiligen stelregel
hoog uit te roepen en te huldigen.
Zal niet ieder, die zijn vaderland lief heeft, hier
dankbaar opzien naar den verheven gevangene van het
-ocr page 52-
Taticaan? Reeds in \'60 heeft de Paus dit verderfelijk
beginsel in opgernelden zin naar waarde 1) te recht
gewezen. Katholiek of Protestant, om het even, al
wie slechts zijn Hollandsch hart op de rechte plaats
draagt, zal zich hier eensgezind aan de zijde scharen
van Pius IX.
Houden wij nu staande dat dit onzijdigheidsbeginsel
in al zijne verderfelijkheid den minister op 19 December
voor den geest zweefde? Dit zij vere; dan immers
ware hij volbloed revolutionair. Intusschen leverde hij
een luidsprekend bewijs, dat het liberalisme noodza-
kelijk en zonder dat men het weet of wil, naar de
revolutie voert Moch het een ander kabinet durven
bestaan tegen de nu eerst voltooide adresbeweging
wederom Onze Neutraliteit als rechtsbeginsel tegen te
stellen; dan vertrouwen wij , dat al de fractiën der Kamer
het eenparig daarin zullen bestrijden, en tot de tegen•
overgestelde conclusie noodzaken. Wij kunnen de ge-
dachte, dat een ministerie om dusdanige verklaringen
met het volste recht in stant van beschuldiging kan
gesteld worden, niet dan met moeite terug dringen.
Zoo toch eene regering machtspreuken vooropzet, die
uit haar aart alle banden tusschen vorst en volk ver-
scheuren , de dierbaarste eeden te schande maken, dan
moet zij wel of onwetend zijn en onbekwaam of aan
staats vergrijp plichtig, en dus in staat van beschuh
diging worden verklaard.
Nog eens — want wij willen het ministerie Fock niet
verder uit het graf halen dan de noodzakelijkheid het
afdwingt — zoo oordeelde het niet; anders had het alle
wetten prijs gegeven; alle gezag ware te loor gegaan;
1) Alloc, Novos et ante 28 Sept. 1800. — Syllabus LXII.
-ocr page 53-
37
en de Adressanten konden ophouden met verzoekschriften
te teekenen. Zij konden —want zij vertegenwoordigen
een waarachtigen volkswil — hunne eigene rechters
zijn, met hunne rechtmatige aanspraken, waar dit
mogelijk is eenvoudig in oefening te brengen. In ieder
geval is het niet de vraag, wat het vorig kabinet heeft
gedacht, maar wat het bij de monde van een zijner
leden — welke des ondanks in hooge achting staat —
gezegd heeft.
Het is helaas de zoo vaak reeds herhaalde historie van
het liberalisme; het werpt u een Schlagwort voor de
voeten en schuilt ongemerkt over zijne ware beteekenis
heen; overtuigd als het is, dat zijne volgelingen ge-
woonlijk zeer vlug zijn in uitspraak te doen en naar
het gegeven ordewoord te handelen, maar uiterst traag
van begrip en oordeel.
Wat door Onze Neutraliteit moest verstaan worden ,
werd in het debat van 19 Dec. niet gezegd noch
gevraagd; men dacht zelfs niet eens aan hare ware
beteekenis. Wat meer is, men gaf zich de moeite niet
de vraag te stellen: wat heeft onze neutraliteit bij de
zaak in quaestie in het bijzonder te beteekenen? Evenmin
heeft zich iemand met de taak belast het wanbeginsel
Non-iuteroeutie, hoe dan ook, hetzij te wederleggen
hetzij te verdedigen.
Maar zoo ontzinkt tevens alle grond, waarop de afwij-
zende beschikking der Tweede Kamer rustte. Zoo
blijkt het uit deze zitting zelve, dat hare uitspraak
in eene voor Nederland gewichtvolle zaak, èn voorbarig
èn zonder eenig recht of gezag, is genomen. De neu-
traliteit was haar leus; de neutraliteit werd het bewijs
harer nietigheid. Zij heeft haar eigen vonnis geveld.
Zijn er dan geene andere debatten tegen de adres-
-ocr page 54-
M
beweging gevoerd ? Geene althans, die als een redestrijd
gelden kunnen: zij leggen veeleer de voorbarigheid dier
zitting nog verder aan den dag. Men oordeele:
Lees de aoalijse van hetgeen de breedsprakigste van
alle tegenstanders, de heer Crerners zich verstoutte te
berde te brengen en gij zult u zelven afvragen: Hoe
rijmt dat alles met elkander? Is dat eene redevoering,
aan het gewicht der zaak beantwoordend? — Door-
worstel nog eens het volledig verslag en gij zult met
het besluit eindigen: Zoo onzinnig is er voorzeker
nimmer in Neerlands Kamer gesproken! Een Adres,
dat niet ernstig gemeend wordt!.....Eene katholieke
beweging, die bij uitsluiting door Nederlaud is op touw
gezet!..... Ik lees daar van Katholieke Rijken ?
Ik hoor dien redenaar ernstig voordragen, dat zijne
verdediging van Italië het tegendeel is eener lofspraak!..
Hij vermeldt de goede trouw 1) van het Piëmonteesch
goevernement. Hij spreekt ten slotte zijn laf en on-
vergeeflijk non possumus uit! Neen, dat alles verdient
niet in aanmerking genomen, tenzij als eene nieuwe
bevestiging, dat de 19. December een dag was van
verwarring en zijne zitting te recht met den naam
van voorbarigheid bestempeld wordt.
1) De heer Cremers is tocli niets op de hoogte van zijn tijd.
Wij verwijzen den spreker uit Groningen naar De Nederlansche
Financier
4. jaargang no. 43, waar deze „Beurs-Bank- en Handels
courant\'\'
van de goede trouw van Piëmonts ,/finantiëelen doolhof"
getuigenis aflegt en met deugdelijke bewijzen staaft, dat „het is
inderdaad een weefsel van allerlei knoeierij, domheid, ijdelheid,
stellionaat, roof, politieke schelmerij, macbiavellismus van het
geringste gehalte, valsch clericalismus eenerzijds, valsch libera-
lismus anderzijds, kortom, van alles, behalve gezond verstand
en eerlijkheid.\'\' Waar blijft de goede trouw, Mijnheer Cremers?
Wij vertrouwen, dat de uwe hechter zij.
-ocr page 55-
39
De volledigheid» theorie op annexatiën in het klein eu
in het groot toegepast, zooals ze de heer Moens dien
dag nadrukkelijk uiteenzette, zal wel bij niemand
weerklank hebben gevonden; terwijl het boevenstuk
van Victor Emmanuël, dat aan zijne schatkist 140
millioenen heeft gekost, onder den valschen sluier van
volkswil, als een navolgenswaardig toonbeeld, door den
heer van Houten aan het Nederlandsche volk voorgesteld,
niet ophoudt, met een ieders gevoel van recht en bil-
lijkheid dieper en dieper te schokken.
IV.
DE AFLOOP DER ADRESBEWEGING
IN NEDERLAND.
§ 1. Onder het tegenwoordig kabinet had het peiilion-
nement plaats. Zijn a/loop was zeer gelukkig.
De meeste bladen van Italië hebben omstreeks half
April jl. van eene Nota melding gemaakt, welke
Thiers namens Frankrijk aan al de Mogendheden,
Italië alléén uitgezonderd zou hebben aangeboden; zij
hielden het bestaan dier diplomatieke missieve buiten
allen twijfel en de Italiaansche El Universo bracht
zelfs haar zakelij ken inhoud ter kennis.
De bescherming en handhaving van den H. Stoel
heet daarin eene internationale plicht, waarvan niet éen
goevernement zich verschoonen kan.
Is Frankrijk nog niet bij machte daadwerkelijk te
wenken.                                                           4
-ocr page 56-
40
intervenieëren, wil het ten minste bij deze zijne stem
verheffen.
Verder legt het blad aan het tijdelijk hoofd der
Fransche natie woorden in den mond, een diepen,
boven alle persoonelijke opvattingen verheven staats-
man waardig: „Het feit te Rome voltrokken is voor
Europa van meer gewicht dan een gewoon oog zelfs in den
broedermoordenden krijg, dien wij in Frankrijk genood-
zaakt zijn te voeren, ontdekken kan."
Al gunnen ons onloochenbare bewijsstukken de zeker-
heid niet dezer beteekenisvolle overeenstemming met het
Nederlandsch Adres, zij is ook niet tegengesproken.
Dit volgt in ieder geval, dat den revolutionaire bla-
den zelven het denkbeeld van een overwegend belang
aan de Pauselijke zaak toe te kennen, als aanneme-
lijk voorkomt.
En zeer zeker gaf Thiers aanleiding tot soortgelijke
oordeelvellingen; al was het slechts met den Burg-
graaf d\'Harcourt als Ambassadeur naar Rome te
zenden op die wijze en in die omstandigheden, waarin
deze benoeming plaats had.
Maar heeft het overwicht van Rome\'s overweldiging
boven den socialistische opstand van Parijs, volgens de
gezworene vijanden zelven, zulk een schijn van waar-
heid; dan misstaat het den Fransche bisschoppen in
geenen deele, indien zij, drie maanden later bij de
nationale Vergadering aandringen op de verdediging
van den Paus, dan zijn de katholieken bladen zeer
zeker in hun volle recht, wanneer zij onvoorwaarde-
lijk de ontwijding der Kerkelijke Staten voor schan-
delijker en gevaarlijker houden dan de demagogie der
Internationale.
Betreurenswaardig zijn ongetwijfeld de lotgevallen
-ocr page 57-
41
aan het Transen volk wedervaren. Terwijl de Adres-
beweging in Nederland rustig haren weg vervorderde,
verloor hun land, nu van de zorg oin Rome te be-
schermen door zijn keizer ontslagen, al zijn invloeden
kracht en lag weldra onder de knellende hand des over-
machtigen verwinnaars te zieltogen. Peilloos is de
afgrond der vernederingen waarin het door de revolutie
van 18 Maart, sinds is afgedaald. Doch onverstandig
zou het wezen door deze noodlottige gebeurtenissen
zijne aandacht van Italië te laten aftrekken en de
groote zaak van het Katholieke volk ook maar een
oogenblik uit het hart of zelfs uit het oog te ver-
liezen. De belangen van Godsdienst en Vaderland
hangen er aan.
Indien wij derhalve de Adresbeweging, ofschoon
menigmaal besproken, hier op nieuw in herinnering
brengen, indien we haren loop nagaan, de hinderpalen
haar in den weg geworpen nog eens ophalen. en vooral
het gunstig standpunt doen zien waarop de Katholieke
Adressanten zich nog bevinden, wat doen wij dan
anders tenzij de Katholieke actie naar behooren gaande
houden en daarheen de aandacht trekken, waar zij
onveranderlijk gevestigd moet blijven ?
Of wij met grond de beschuldiging van in herhalin-
gen te vervallen, gerustelijk van ons mogen afschuiven?
Wij vertrouwen het. Zelfs meenen wij ter juister plaatse
en ure van den afloop der Adresbeweging te gewagen.
Men leze en oordeele.
Het Katholieke Nederland sloot zich bij de alge*
meene beweging voortreffelijk aan, vooreerst met onop-
houdelijk den Koning der Koningen nederig te voet te
vallen, met een vurig plebisciet van tranen en gebeden
hemelwaart te zenden; maar tevens met in de laatste
4*
-ocr page 58-
42
weken des vorigen jaars een smeekschrift aan Z. M.
ter vrije onderteekening open te leggen.
Eerst aan het einde van Maart was het Adres dei-
Katholieken aan Z. M. ten gunste van den Paus voor
dezen keer
volteekend; d. i. toen pas zijn de lijsten
gesloten en opgezonden. Is er reeds vroegtijdig den
19 December, veel tegen het Adres ingebracht, ook
hiervan moest het eindresultaat tot in Mei jl. worden
afgewacht. Zoodat de geschikte tijd om deze politieke
gebeurtenis in hare omstandigheden te bespreken, ze
naar waarde te schatten daarna eerst konde aanbreken.
Toen dan eerst is in dien zin het petitionnement af-
geloopen, dat dus onder het vorig ministerie wel be-
gonnen, doch eigenlijk onder de regering, die thans
zetelt, in waarheid is ingediend en opgedragen.
Onder dit ministerie heeft de lange aaneengesloten
rij van 1) het meezt eendrachtig en daarorn krachtigst ele-
meut onzer bevolking
het negende Artikel der Grondwet
plechtig in oefening gebracht; nu dan eerst kan er van
den afloop der Adresbeweging — later van hare uitwerk-
selen — sprake zijn.
In \'t openbaar en op alle plaatsen van \'t gemeen-
schappelijk vaderland rees in December jl. de katho-
liciteit van Nederland op; zij spreidde langzaam en
statig hare zedelijke kracht ten toon en als éen heirle-
ger schaarde zij zich rondom den troon van haar hoog-
geëerbiedigden Koning , om aan Z. M. haar onkreukbare
trouw te bevestigen en tevens met allen eerbied hare
grondwettige klachten voor den koninklijken handhaver
bloot te leggen; niet éen dag sinds de beweging een
aanvang had genomen, ging er voorbij, of het getal
1) S. P. Lipmau, Wachter, Maart 1871, bl. 212.
-ocr page 59-
43
der Adressanten nam uit eigen beweging toe en hadde,
streng genomen, nog langer kunnen aangroeien.
Zij zijn nu vier maal honderdduizend, allen katho-
lieken van Nederland ; en deze indrukwekkende menigte
dringt zich, als éen man om eenzelfde vaandel, dat
openlijk ontplooid aller zin en overtuiging tot opschrift
voert. Zij komen protesteeren tegen ongehoorde aan-
slagen, waardoor, met versmading van alle internatio-
nale rechten, hun eigendom, hunne onafhankelijkheid,
hunne Godsdienstvrijheid geschonden zijn.
Nemen we hier in aanmerking, dat op vele plaatsen
slechts de hoofden der huisgezinnen het verzoekschrift
teekenden, dat hier en daar — zooals uit de verhou-
ding tusschen de gemoedsstemming en het getal der
katholieke bevolking 1) overtuigend blijkt — de noo-
dige bekendheid der zaak nog niet overal ver genoeg
was doorgedrongen, dat eindelijk ook vele niet-katho-
lieken met het doel van \'t Adres nadrukkelijk hebben
ingestemd; dan komen we tot het besluit: de morele
kracht dier allermerkwaardigste verschijning stijgt nog
hooger dan het getal der naamteekeningen te kennen
geeft. Zoodat we veilig kunnen stellen: nagenoeg een
half millioen der trouwste onderdanen van Nederland
hebben hunne grondwettige bede, voor grondwettige
rechten, op grondwettige wijze aan den dag gelegd.
Weet iemand éene zaak te noemen, welke zulke
aspiratien gaande maakt, door een zoo krachtig uitge-
drukten volkswil wordt voorgestaan?
Wij zouden aan de waarheid te kort doen, indien
1) Een enkel voorbeeld. Naar de opgave telt het dccanaat
Amsterdam 33,000 communicanten en 12,000 onderteekenaren:
terwijl in dat van Rotterdam waar slechts 30,000 commuuican-
ten zijn, zich 20,000 Adressanten hebben aangeboden.
-ocr page 60-
44
we den afloop der Adresbeweging niet uiterst gelukkig
noemden.
Maar die goede afloop stijgt nog ontzettend in waarde,
indien we den tegenstand in aanmerking nemen, welke
daaraan van den beginne af, in \'s lands invloedrijkste
vergaderzaal, werd in den weg gelegd.
Van deze machtige tegenwerking zoude men nu haast
zeggen, dat de middelen tegen de Adresbeweging zoo
niet opzettelijk beraamd, dan toch zeker feitelijk in
het werk gelegd en aangewend, juist gediend hebben
ter bevordering van haar gunstigen uitslag. Zooveel
is ten minste zeker: de terugwerking der interpellatie
Eerstens, zoo voorbarig den 19 December jl. ingesteld
en al dagen te voren aangekondigd; noch het afwijzend
antwoord van het afgetreden ministerie, noch de onwijze
debatten van sommige kamerleden zijn bij slot van
rekening, voor het verzoekschrift nadeelig geweest, zij
hebben integendeel daarvoor zeer gunstig gewerkt. Bui-
tendien heeft tegen aller verwachting in, de nawerking
dier veelbesprokene zitting een onbetwistbaar gunstig
standpunt voor de Adressanten doen geboren worden.
Opmerkelijk is te dezen opzichte eene uitdrukking 1)
van den verweerder Adressant uit Wisseloord, waar-
door hij drie dagen na de geruchtmakende kamerzit-
ting, ofschoon alle schijn daartegen was, zijn vertrou-
wen en dat van al de Adressanten zoo sterk en zoo
onwankelbaar achtte, dat zij ondanks de tegenwerking
van regering en wetgevende Kamer met petitionneeren
onveranderlijk zouden voortgaan. Is ZEGs. Adres aan
Z. M. een ontegensprekelijk bewijs hoe diepen blik
1) Mr. S. P. Lipman. Wachter. Februraij bl. 132. Dit vertrouwen
bezielt ongetwijfeld hen allen onveranderd, al heeft.,..
-ocr page 61-
45
ZEG. in de beginselen onzer Staatswetten heeft ge-
worpen, dat geuit vertrouwen toont even duidelijk hoe
grondig hij den algemeenen toestand en de gemoederen
der Adressanten in het bijzonder, doorschouwd en ge-
peild heeft. De uitkomst heeft zijne hoop niet be-
schaamd, zijne vooruitzichten zijn bewaarheid, zijne
voorspelling is bevestigd.
§ 2. Niet ten struikelblok aan de Adresbeweging in
den weg geworpen, of het heeft in haar voor-
deel meegewerkt.
Bijna onopgemerkt gaan de meeste verzoekschriften
voorbij, welke voortdurend door Nederlandsche onder-
danen aan Z. M. worden aangeboden; en al is de zaak,
waarop zij met grondwettig recht aandringen, van meer
dan particulier belang, strekt zich nogthans de kennis
van zulk Adres bijna niet verder uit dan tot hen, die
er onmiddelijk in betrokken zijn. Geen wonder ook,
wijl hier niets anders plaats heeft dan de eenvoudige
gebruikmaking van een recht, door de Grondwet aan
een ieder toegekend.
Heeft men ooit in Nederland gepetitionneerd ten ge-
valle van een algemeen belang; nimmer heeft eene
petitie zulke eene algemeene bekendheid erlangd, nim-
mer zulk eene tegenwerking en deelneming tegelijk
ondervonden, zoo als aan het Adres der Eoomsch
Katholieken ten gunste van den Paus heden zijn ten
deel gevallen; en, wat wij niet stilzwijgend mogen
voorbij gaan, het moet die bekendmaking nog meer
aan zijne tégen- dan aan zijne medestanders danken.
Nauwelijks sluiten de Katholieke staatsburgers van
Nederland op hunne wijze d. i. zooals hunne staata-
-ocr page 62-
46
wetten medebrengen, bij de algeraeene beweging zich
aan, of het liberale legerkamp, ondanks de kalme
houding der katholieken, opgeschrikt, zint op middelen
om deze rechtsbeoefening zoo niet te smoren, althans
bij hare opkomst te knakken. Doch zoodra heeft het
niet de middelen zijner vinding in het werk gelegd of
het stapelt in zijne overijling misslag op misslag.
Het Adres, ofschoon volstrekt niet tot de Kamer
gericht, wordt nochtans onverwijld door de Kamer be-
sproken, en wel in diervoege, alsof men eene gewicht-
volle daad van een verantwoordelijk ministerie voor
zich had; daar het toch slechts de eenvoudigste beoefe-
ning is onzer Constitutie door particulieren. Evenmin
is het verzoekschrift bestemd om aan het ministerie te
worden aangeboden, en toch matigt het kabinet zich
ijlings het recht aan er een volkomene afwijzing tegen
uit te spreken.
Laten we de geheele zaak maar zeggen, zooals ze
is voorgevallen; nauwelijks heeft het Adres zijn vaart
genomen of het wordt tot een onderwerp gekozen
eener parlementaire vertooning. Is het stuk den 19
December opgevoerd, in éene zitting afgespeeld; zijne
partijen zijn door de liberale bladen immer aangehouden
om bij de Begrooting de eerste dagen van Mei met
nieuwe en overprikkelde opgewektheid te worden hervat.
Niet een der verschillende elementen, waaruit de
historie der beruchte paiiementsvertooning is samenge-
steld, was uit zijn aart geschikt de Adresbeweging
aan te moedigen, integendeel alle waren er tegen ge-
keerd en toch heeft zij haren loop vervolgd ten
einde toe.
Zien we dit vooreerst, wat aangaat de rol, den heer
Kerstens toebedeeld.
-ocr page 63-
47
Pas hadden zich de Katholieken tot petitionneeren
in beweging gesteld, of daar komt zijne mysterieuse
interpellatie opdoemen. Zij is gericht tot of nog liever
tégen een ministerie, onder wiens aanhangers de inter-
pellant blijkt te behooren; hij interpelleert over het al
of niet gevolg geven aan een Adres, dat nauwelijks
en nog niet overal ter onderteekening is aangeboden,
dat bovendien noch aan het ministerie, noch aan de
Kamer zal gericht worden. Uit haar aart is elke
interpellatie een soort van verweerschrift en moet dus
de zaak ter wier verdediging ze wordt ingesteld, op-
rechtelijk in bescherming nemen, waarom dit met de
interpellatie Kerstens onmogelijk het geval konde zijn,
hebben we boven genoegzaam aangetoond.
Heeft deze mislukte proeve van interpellatie van
den eenen kant hare waarde niet gemist, daar zij de
aandacht trok op het gewichtig vraagstuk en in ieder
geval tijdig waarschuwde tegen elk fait accompli; van
den anderen kant zal niemand ontkennen, dat zij een
struikelblok moet heeten aan de Adresbeweging in den
weg geworpen. De Adressanten echter, wier levens-
vraag er roekeloos door op het spel was gezet, zijn
er niet door tot zwijgen gebracht. Maar voor den in-
terpellant, door wien dan ook misleid, moest zij wel
de zwanenzang wezen op zijn politieken loopbaan. En
elkeen mag aan zijn val eene les nemen, dat men niet
ongestraft door eene óf ondoordachte, óf listige motie
de tweedracht ontbranden doet.
Gelijk te voorzien, zeker te vreezen was; een stap
ter zijde van den weg spoort om verder te gaan, zoo
niet heldere begrippen en diep bewustzijn daarvan
terughouden. Als ware er eene afspraak voorafgegaan,
de liberaal-katholieke interpellant werd hoffelijk ontvan*
-ocr page 64-
48
gen, doch tegelijk krachtig afgewezen door den liberaal-
Katholieken minister.
In welken zin en op wat wijze het toenmalig ministerie
op het tooneel van wanorde en staatsonrecht, dien dag
reeds, metterdaad zich had durven wagen, vragen wij
voor het oogenblik niet.
Zijn antwoord, plechtig gegeven en als «en geijkt
beginsel voorgehouden, luidde: de politiek onzer neu-
traliteit verbiedt, den Katholieken staatsburgers een
willig oor te verleenen. \'t Was een ontzettend belet-
sel dat de minister hier tegen de Adresbeweging op-
werpt, een hinderpaal geschikt zelfs den moedigsten
te doen terugdeinzen en de massa van het petionneeren
afkeerig te maken.
Dat echter de machtspreuk het petitionnement in
zijne vaart niet heeft kunnen stuiten, is al wederom
uit zijn afloop gebleken.
\'t Is ons aangenaam, hier te herinneren, dat ook
katholieke leden der Kamer zich door de machtspreuk
niet lieten uit het veld slaan j terzelfde zitting werd
immers de gedachte reeds geuit: „Is door het optre-
den van een ander kabinet de verhouding der regering
tot de Kamer veranderd, zal er eene nieuwe interpel-
latie — van anderen inhoud en vorm en met vooruit-
zicht op beter resultaat — kunnen gedaan worden".
De rechtswaarde van het petitionnement kan na
zulke afwijzing niet anders dan klimmen, klimmen in
de belangstelling en hoogschatting van elk recht geaart
mensch, die in de Adresbeweging nu de vertreden ge-
rechtigheid aanschouwt, welke zonder titel en onver-
diend afgewezen, even bezadigd voortgaat met zich te
doen gelden.
Wat droeve figuur integendeel sloeg het ministerie
-ocr page 65-
49
Fock bij die eerste ontmoeting met het petitionnement!
Men ga slechts na wat er sedert dien dag voor beide is
gevolgd. De Adresbeweging naderde steeds haar zege-
vollen afloop; maar het tegenwerkend ministerie, welke
lotgevallen zijn het nadien wedervaren?
Zijne weigering was de onzekere, de laatste daad
eens zieltoogenden 1) en kan voor eene volgende rege-
ring geen bindende kracht hebben, noch ons een eer-
biedig zwijgen opleggen.
Want waarlijk — zijn laatste aanhangers moeten het
bekennen, het is wereldkundig — dat ministerie is uit
eigen onmacht ineengezakt en letterlijk uit inanitie
gestorven. Waarom dan ook een meer dan half wegge-
kwijnd ministerie met zulk een ingewikkelde vraag
lastig gevallen ? Met den dood in het hart heeft het
in dat hachelijk stervensuur, door een niets beduiden-
den bluf: de politiek der neutraliteit van Nederland tevens
zijn laatsten ademtocht uitgeblazen.
Het heeft daarmede eene daad gesteld, die werkelijk
als couronnement de l\'édifice, de gebruikmaking en de
toepassing van rechten, ons door de Grondwet gewaar-
borgd, op bespottelijke wijze moest verijdelen.
De regering eerbiedigde de beweegredenen der Adres-
santen — als waarheid en recht — en veroorloofde
zich voorzeker niet, den maatregel — dien ze overeen-
komstig de Grondwet ter verkrijging hunner verzoe-
ken, aanwendden — te misduiden; echter konde zij
vooralsnog, neen, ik vergis mij, nimmer konde de
1) Het ministerie Fock ging in October voor goed den dood-
strijd in, met zijn inmenging in de Faus-quaestie. Mag ook hier
gedacht worden aan het Mot pittorest/ue van Thiers: „Qui mange
du Pape, en crève. Wie aan Rome knaagt, eet zich te bersten f\'
-ocr page 66-
50
regering aan het gedaan verzoek gevolg geven, nim-
mer aan de vraag om voorziening voldoen.
En hiermede eindigde het ministerie Fock dien dag
zijn roemlooze loophaan; zijn uitvaart liep met die
van het oude jaar \'70 in doffe stilte af. En wat zijn
grafzerk te dieper voor immer drukken zal, is: Ome
Neutraliteit.
Zulk eene erfstelling, wie zal ze aanvaarden, wie
zal er niet van afzien? Van het tegenwoordig kabi-
net laat het zich niet denken, dat het zoo weinig be-
grip van staatsrecht bezitten zou om er eenige waarde
aan te hechten.
De Adressanten lieten zich dan en zeer te recht
door heel deze parlementaire vertooning niet uit het
veld slaan maar hielden voet bij stuk. Werd de Adres-
beweging hier en daar een poos tijds vertraagd; dan
weldra hervatte men het begonnen werk, dat wij
thans voltooid zien. Wie derhalve toen zou hebben ge-
meend, dat de Adressanten door deze teleurstelling
tot zwijgen gebracht zouden worden, hij kende hunne
vastberadenheid niet. Zij hielden — hunne daden bewij-
zen het— met onveranderlijke standvastigheid vol: „het
was ons niet te doen om slechts onderlingen ijver op
te wekken, eenige vertooning te maken, of welke an-
dere bedoeling ook te bereiken"; wij verwachten een
direkt antwoord op ons Adres van dengene, wien we
het eerbiedig opdroegen; wij willen onze rechten doen
gelden, daarvoor hebben wij ons grondwettig tot Z.
M. gewend; daarvoor blijven wij ons tot den Koning
richten.
Vrij mogen zij nu, die honderdduizenden het hoofd
fier opbeuren, dewijl de inhoud van hun verzoekschrift
lijnrecht in strijd is, èn met de vloekenswaardige daad der
-ocr page 67-
bi
vorige regering èn met hare nu door elk verstandige
verfoeide woorden, welke beide even revolutionnair zijn.
Hun Adres heeft zoo helder mogelijk de zuivere
waarheid voorgesteld en het heilig recht op wettige
gronden verdedigd. Wat hun deze of gene ook toe-
dacht, de figuur, welke zij in deze parlementaire ge-
schiedenis maakten, was edel en aantrekkelijk en werd
sinds eiken dag eerbiedwaardiger.
Hebben de Adressanten zulke beproevingen zonder
wankelen doorstaan, laat het zich niet anders denken
of zij zullen ook in de toekomst hun voorspoedig be-
gonnen werk moedig voortzetten, het nimmer onvoltooid
laten varen.
§. 3. De waarde en de loop der debatten van
19 December, met hunne naklanken in de
pers pleiten ten gunste van het Adres.
\'t Zou een grove dwaling zijn te denken, dat met
het einde van het petionnement ook de actie der peti-
tionnarissen eindigt. Om deze gaande en levend te houden,
en het blijvend gewicht van het petitionnement te doen
gevoelen, beoordeelden wij den afloop der Adresbe-
weging tegenover de interpellatie en de ministeriële
afwijzing; rest ons nog haar in beschouwing te nemen
tegenover de redevoeringen der Kamer, dienzelfden
dag gehoord en daarna maar al te dikwijls door de
liberale pers misbruikt, om beweging te maken en veel
kwaad zaad tusschen landgenooten en landgenooten te
strooien.
Welk gewicht men aan het vraagstuk scheen te hech-
ten en door de meeste leden in waarheid daaraan ge-
schonken werd, hebben de redevoeringen nogthans den
-ocr page 68-
62
waren aart der zaak, dien dag niet aan het licht doen
komen; zij hebben ze veeleer achter een tal van ver-
warde en verwarrende denkbeelden weggeschoven.
Bleef de zaak, die het doelwit is der Adressanten
in het duister, wijl ze — en dit is den liberalen ministe-
riëlen appelant het eerst te wijten — van den beginne
af scheef was opgezet, en nog meer omdat de on-
rechtskundige afwijzing der regering daarop gevolgd,
de verwarring voltooide; sommige leden der Kamer
verloren de hoofdzaak geheel uit het oog en hebben
ze met ondoordringbare nevelen omhuld. De meeste
tegenstanders der Adresbeweging, lieten hunne gedach-
ten slechts spelen op de neutraliteit des ministers, zoo-
als we in een ander hoofdstuk hebben aangetoond.
Men dorst de zaak zelve noch het recht der
Adressanten niet aan. Werd de Romeinsche quaestie
met zoo veel hartstocht besproken, op loyale en
duidelijke gronden tegengesproken werd ze niet; niet
minder bleef ook de wettigheid van het Adres onge-
rept. Men deinsde terug voor zijn helder licht.
Niet een enkel, ook maar schijnbaar geldend argu-
ment is er tegen ingebracht.
Wij kunnen het denkbeeld eener parlementaire ver-
tooning maar niet terug dringen. Uit onbekende sfe-
ren valt daar de interpellatie te midden eener onvoor-
bereide Kamer; zij diende ter inleiding. De minister
sprak.... het middel gelukt. De motie van de Putte
wordt verworpen, de motie Cremers aangenomen.
Deze uitkomst krijgt voor ons eene verhoogde betee-
kenis als we daaraan eene andere toevoegen, dat men
sinds de betreurenswaardige December zitting van ra-
dicale zijde niet heeft opgehouden daarvan misbruik te
maken terophitsingvanGodsdiensthaaten ter aankweeking
-ocr page 69-
53
van verdeeldheid. De oprakeling dier zelfde discussiën —
hoe onverdraagzaam en hoe hatelijk ze mogen zijn —heeft
bij de Begrootings-zittingen niemand verwonderd; die
hooge graad echter van hare verwoedheid was door
niemand verwacht.
Doch waar we in dien chaos onze blikken ook
heen wenden, nergens ontmoet ons oog eenige bijzon-
derheid, welke bet aanzien van bet Adres in het
geringst kan beschadigen, welke integendeel zijne
achtbaarheid en de waarde van zijn afloop niet doet
stijgen.
Verplaatsen we ons voor een oogenblik in den toe-
stand, welke de interpellatie onmiddelijk voorafging.
Toen nog was het, naar onze bescheidene meening door
de Grondwet (art. 113.) geoorloofd geweest, eene voor-
dracht
in te leiden, mits zij in eerbiedige bewoordin-
gen, zonder kwetsing van iemands recht en zonder
krenking der koninklijke rechten was vervat, gelijk
het verzoekschrift der katholieken van al deze ver-
eischten een toonbeeld is. Doch om eene interpellatie
te billijken of om eene ministeriële beschikking te
rechtvaardigen, is er niet eén wetsartikel voorhanden.
Hierdoor heeft het ministerie Fock een faux pas be-
gaan die onherstelbaar is.
Wij verplaatsten ons zooeven denkbeeldig in een
toestand, die helaas! niet meer is. De effen en gladde
waterspiegel, waarover de Staatshulk van Nederland
veilig heen gleed, heeft plaats gemaakt voor eene
trouwlooze zee, welke, zoo men niet alle, ook de
buitengewoonste maatregelen van voorzichtigheid in
acht neemt, het ranke vaartuig onvermijdelijk op de
gevaarlijkste klippen zal werpen, en het door eigen
schuld doen vergaan.
-ocr page 70-
54
Ja, trouweloos, gevaarvol is de toestand, waarin
Nederland ten gevolge der interpellatie-vertooning ver-
keert. We hebben niet meer in herinnering te bren-
gen hoe revolutionnair de daad was, onder het vorig
ministerie ten uitvoer gelegd, hoe revolutionnair het
woord, dat het in de Kamer heeft uitgesproken, hoe
revolutionnair en tegenstrijdig wederom beider vereeni-
ging. Wat nog nadeeliger werkte , waren de beroerin-
gen nadien door de radicale pers veroorzaakt. Zij maakte
zich van de dubbelzinnigheden der December zitting
meester en hield niet op een kruistocht te prediken
tegen allen, die aan de zoogenaamd liberale beginselen
het hoofd mochten bieden, doch vooral tegen de dier-
baarste belangen der Katholieken. Had zij in datdrij-
ven een kennelijk doel? Zeer te recht antwoordde
hierop de heer van Goltstein 5 Mei: „Wie daarnaar zoekt,
vraagt naar den bekenden weg". Van dezelfde zijde
zijn bij de Mei-zittingen, nieuwe en gapende wonden
in de Kamer geslagen, terwijl de onrustbarende in-
drukken daar builen tijd behoeven om door rijper na-
denken tot bedaren gebracht, wederom eene vrije ade-
ming aan Nederland toe te laten.
Met datallesishet wettig en helder standpunt der Adres-
san ten juistalhooger en hooger in waarde gestegen. Men kan
het daarom als uitgemaakt beschouwen, dat zij op hunne
zuivere baan des te onwankelbaarder zullen voort-
gaan, hun gunstig standpunt zullen blijven verdedigen.
De gantsche loop der gebeurtenissen , ter gelegenheid
den interpellatie in het leven geroepen, is niet weinig
geschikt om hun vertrouwen, hun gespannen verwach-
ting eener geheel andere oplossing nog meer voedsel
te geven.
Zulke gedragingen van een interimair kabinet kun-
-ocr page 71-
65
nen niet verhinderen, dat nu wederom eene definitieve
regering het staatsbestuur in handen heeft, ook het
gewichtig vraagstuk op nieuw in behandeling genomen
wordt, en het Adres met der tijd zijn volledige uit-
werking erlangt.
Wij weten niets — van deze zijde — dat den weg
zou kunnen afsluiten om tot de zoo vurig gewenschte
oplossing en eindpaal te geraken.
Mag er ook tegen dit denkbeeld, eenig bezwaar zijn,
hierin bestaande, dat ook dit kabinet bij monde van
zijn leider van zijne gevoelens reeds heeft doen blij-
ken, kan ons vertrouwen met een woord afstuiten op
het hoofd van deze regering ?
Dit scheen het bezwaar door den heer Zinnicq Berg-
mann 4 Mei geopperd. „Indien de minister de politiek
voortzet, die hij als hoofd of bestanddeel der vorige
regering steeds heeft betracht, hebben wij ten opzichte
der Buitenlandsche betrekkingen niets te verwachten\'\'.
Wij meenen dat voor zooverre het Adres aangaat, dit
bezwaar niet aanwezig is.
Mocht immers de Heer Torbecke al gestemd hebben
voor de motie Cremers en derhalve zijne goedkeuring
vooralsnog aan de houding — voor zooverre zij bekend
was — der toenmalige regering hebben gehecht, d. i.
aan de onthouding of de houding van niets te doen; van
den anderen kant heeft Z. E. de motie Fransen van de
Putte
afgestemd en bij gevolg zijne meening verklaard,
dat het de roeping van den Nederlandschen Staat wel
kan medebrengen, stappen te doen tot herstel der soe-
vereiniteit van den Kerkelijken Staat.
Wij kunnen daarom niet zien hoe het leidend kabi-
netshoofd of zijne wel wat weggesmolten partij in de-
zen als gebonden kan worden beschouwd. Zelfs heeft
wenken.                                                            5
-ocr page 72-
!\')ü
dezelfde minister den 19 December reeds zijn afkeu-
rend oordeel over de houding dier zitting uitgespro-
ken: „het Adres is het werk van particulieren, de
meening der Tweede Kamer over de toekomstige hou-
ding der regering is van geheel anderen aart". Is
wellicht in deze gezegden de mogelijkheid eener voor-
dracht
van de Kamer uitgaande aangeduid?
Die particulieren hadden hun werk toen pas begon-
nen, maar hebben het voortgezet en het is een reusen-
werk geworden. Een half millioen staatsburgers van
Nederland hebben daaraan het hunne bijgedragen; zij
blijven daaraan hechten en de grootst mogelijke be-
langstelling wijden en zij zien heden, nu de gebeurte-
nissen den blinddoek van veler oogen hebbeu afge-
rukt, tneer dan de helft onzer Natie op hunne zijde.
De katholieke bladen gaven in dat tijdsverloop spre-
kende blijken van gematigdheid, ofschoon die der ver-
klaarde tegenstanders niet ophielden venijn en gift te
spuwen. Maar het schelden dier bladen heeft wegens
frequentie reeds voorlang zijn nieuwheid en daardoor
ook zijn scherpte verloren. De Adressanten deden goed
met daarnaar niet om te zien. Wat er eindelijk zij
van politieke belangen en lichtingen in de pers, bij
de vertegenwoordiging of bij het volk van Nederland,
te midden van het gedrang dier bemoeingen ging het
Adres zijns weegs; zijn onderteekenaren leerden eiken
dag meer en meer hun kracht kennen, zij zorgden van
hunnen kant dat aan de waarheid en het recht niet te
kort werd gedaan; door de tegenspraak zelve kwamen
zij tot nadrukkelijker en helderder bewustzijn van hun
recht; bij eiken stap nam in hen de overtuiging toe,
wat zij willen en icaarvoor zij den strijd voor geenen prijs
zullen opgeven.
-ocr page 73-
M
§. 4. //e< gunstig standpunt der Adressanten
is bij de Begrootings-debatten ten duide-
lijksle gebleken.
Zoo bleef dan het Adres bij de lang volgehouden
en met kennelijke doeleinden overlegde worsteling,
ongeschonden; en toen bij de Begrootings-zittingen de
aanval met verdubbelde krachtsinspanning is hervat,
trad het al wederom, als de Achilles van den strijd,
ongekwetst, ja fierder dan ooit te voorschijn. Ook bij
deze laatste gelegenheid is er niets degelijks tegen
ingebracht, waardoor het in waarde dalen, van zijn
aanspraak op verhoor iets verliezen konde; niet eéne
vuurpijl heeft deze borstwering der Pauselijke zaak
tot heden kunnen treffen.
De Adressanten hebben de in-bezit-neming der Ker-
kelijke Staten door Fiëniont uit een staatkundig oog-
punt beschouwd. Zij hebben dit feit niet een Staten-
roof
genoemd, zooals de liberalistische Nieuwe Rotter •
damsche Courant, maar zijn op de hun eigene, in de
Grondwet vastgelegde beginselen, opgekomen tegen die
aanhechting, waardoor recht en wet met voeten wor-
den vertreden; in hunne dringende bede om herstel
staan zij nog even pal.
Wij vragen geen inmenging in de inwendige beroe-
ringen van een land. Dit zouden de Jlomeinen kunnen
vragen; die, zooals het Handelsblad iu \'t begin van
Mei vermeldde, „in een hoogst treurigen toestand zich
bevinden. Zij worden als Wilden, zegt de Corres-
pondent van dat Blad, door hun stugge en verwaande
overbeerschers behandeld. In de plaats van een eigen
bestier kregen ze den druk van ontzettende belastiu-
5*
-ocr page 74-
ó»
gen, terwijl hun eigene bekwame ambtenaren vervan-
gen zijn door een zwerm van ongeschikte vreemdelin-
gen". Zij mogen derhalve krachtens het natuur-recht
de hulp inroepen van andere, vooral van neutrale Sta-
ten tegen hunne onrechtvaardige verdrukkers. Doch
wat wij Adressanten vragen, is of heet niet aldus.
Wij vragen ook geene gunsten. Neen, Piëmont heelt
het eerst en zonder eenigen schijn van grond, de grens
palen der gerechtigheid overschreden; Piümont heeft
het eerst óns gekwetst, benadeeld, beroofd.
Wij vragen verdediging tegen dat onrecht. Het vorig
kabinet deed alsof het recht had onze vraag af te
wijzen en de toepassing onzer Grondwet te veiïjdelen.
Wij verwachten nu van de tegenwoordige regering
meer recht of beter gezegd meer gezond verstand.
Datzelfde Piëmont is nu nog verder gegaan; het wil
den zin en het gebruik onzer grondwettige rechten van
gewetensvrijheid naar zijne willekeur regelen bij eene
wet! En het vraagt voor die wet van den Nederland-
schen Staat zijne goedkeuring. Want wat de heer
van der Maesen den 19. Dec. eene onmogelijkheid
noemde, en de heer Cremers den 4 Mei voor iets onge-
oorloofds
wilde doen doorgaan, datzelfde, de tus&chen-
Jcovisl
of inmenging van onzen Staat, is volgens Vi
sconti Venosta een noodzakelijk vereischte. Hij persis-
teert daarom met bij de Europesche Staten en bij Neder •
land op de goedkeuring zijner plannen aan te dringen.
Daartegen protesteeren wij, wij Nederlanders uit al
onze kracht! en wij bezitten daartoe het volste recht.
In de zitting van 4 Mei onderscheidde de heer
Jonckbloet, gewoon bij de Italiaansche trouw te zwe-
ren, een dubbel opzicht in de Romeinsche quaestie;
hij leidde hieruit af dat die gevraagde tusschenkomst
-ocr page 75-
50
niet de regeling geldt der tijdelijke, maar der geeste-
lijke macht van den Paus. De territoriale quaestie,
zegde hij, is opgelost en die diplomatieke goedkeuring
wordt gevraagd om met algemeen goedvinden der Staten
de geestelijke macht van den Paus te regelen. ZHd,
blijkt dus in het beoordeel en der zaak een weinig
beter op de hoogte dan den 19 December. Door zijne
gevolgtrekking erkent hij nu openlijk dat het geweld
van den machtigeren tegen den zwakkeren Staat rechts-
geldend is, en dat de quaestie verder neerkomt op over-
heersching van den Staat over de Kerk. Of ZEd. zich
/.elven wederom tegenspreekt, laten we daar; dit kun-
nen we voor zeker houden, dat de Adressanten juist
onder beide opzichten — wier onalscheidbaarheid we
later toonen — hun verzet duidelijk te kennen gaven
en onveranderlijk vasthielden, altijd steunend op hun
onloochenbaar recht.
Of meent gij wellicht dat de Adressanten aan het
oordeel der Edelmogende lleeren of aan welk gezag
ook de vraag onderwerpen, wat ter vrije belijdenis
van hunnen Godsdienst behoort of niet? Weet dan,
bij niet een enkelen hunner is in de verste verte deze
gedachte ooit opgekomen; zij wijzen zulk denkbeeld
met de diepst mogelijke verontwaardiging van zich af.
Vrij moge dezelfde heer Jonckbloet, zoo vaak hij
verkiest, het Godsdienstig terrein, van een rijke keur
scheldwoorden voorzien, betreden, hij schaadt door zulke
wilde sprongen niet het Adres, maar zijn eigen zaak
en brengt zijn naam in gevaar. Wij voor ons kennen
voor dat genre van redevoeringen geen behoorlijken
naam; wij schenken hem al zijne benamingen en ver-
maningen en beschamingen, en voegen er onzer zijds
nog bij : Tu te fdches, donc tu as tori!
-ocr page 76-
60
Op eene marktvertooning — men vergeve ons dat woord
— als in de zitting van 4 Mei van enkele zijden, tot spijt van
ons Parlement werd aangeboden, volgde zeer gepast het
beginsel, door den minister van Justitie, Jolles den 6 Mei
uitgesproken. „Mijne meening nopens de scheiding van
Kerk en Staat was nooit anders, dan dat de Staat voor
alle kerkgenootschappen dezelfde zij en dat de Kerk zich vrij
in den Staat bewege; — dat die scheiding niet mede
brengt onverschilligheid omtrent aangelegen onderwer-
pen der Kerk; dat de Staat belang heeft bij den bloei
der Godsdienst en bij de welvaart der Kerk, omdat
deze elk in hun kring tot den bloei van den Staat
moeten bijdragen. Daarom is het niet onverschillig
voor den Staat dat de Godsdienst bloeie, en voor zoo-
verre op den Min. rust de taak der leiding van de
Godsdienstige aangelegenheden, zal de Min. steeds in
dien geest handelen".
Wij begroeten in deze ministeriële geloofsbelijdenis
eene andere zienswijze, eene geheel andere richting dan
den 19 December is aan den dag gelegd. Het grond -
wettig standpunt der Adressanten wordt dus niet meer
geloochend, maar door de regering zelve bij monde van
den minister van Justitie, zonder dat een ander lid
van het kabinet daar iets op afdong, rondborstig en
gemoedelijk erkend. Ging die erkentenis door ook
zonder tegenspraak der Wetgevende kamer? Dat al-
thans enkele uitlatingen den 4 of 5 Mei zonder
eenigen weerklank gehoord, tegen deze plechtige ver-
klaring niet mogen opwegen, daarbij niet eens in
aanmerking komen kunnen, zal wel niemand betwijfelen.
Maar hebben we dan niet het volste recht, indien
wij het oogenblikkelijk standpunt van het Adres zeer
gunstig, zijn afloop allergelukkigst noemen ? De grond-
-ocr page 77-
61
slag waarop de Adressanten als katholieke Staatsbur-
gers van Nederland hunne rechten doen gelden, wordt
hier door de regering als beginsel gehuldigd; er is inv
mers geen sprake van feiten of historiesche toestan-
den , maar de erkenning van een grond-beginsel wordt
afgelegd door de regering bij haar eerste plechtstatig
optreden.
Noch de politieke manoeuvre van 19 December, noch
de guerilla krijg maanden lang voortgezet, noch de
mitrailleuses door de heeren Cremers en Jonckbloet
den 4 Mei in \'t veld gebracht vermochten de dicht
aaneengesloten rij der onderteekenaars van het Adres
niet te verbreken, zelfs niet eens te bereiken.
Bij al dien strijd hebben de Katholieke Adressanten
geen kamp gegeven; over alles wat er sinds gebeurde,
behoeven zij het allerminst zich te schamen. Zij weten
het zeer goed: het liberalisme geeft hoog op van zijne
kracht en van zijnen toorn; echter was of is daarom
bij de petitionnarissen geen spraak van verandering
van standpunt, van wijziging in beginselen, van terug-
treden of zijwaarts gaan; hun aller leenspreuk is die
van den eersten Paus: Kon pottumm, wij kunnen niet
anders.
Mee — of tegenstanders, allen dienden hun ter ver-
sterking. Ken hevig voorvechter der partij, die zich
steeds in de voorhoede waant, noemde, den 6 Decem-
ber, het Adres „van eene droevige beteekenis, door
zijne onderteekenaars niet begrepen — een vleiend
compliment voor de honderdduizende onderteekenaars —
en waarvan een verstandig man zich niets dan ver-
bittering beloven kan", en nog den 16 Mei zag men
van diezelfde zijde pogingen aangewend om bet Adres
als eene vergeten zaak te doen doorgaan. Diezelfde
-ocr page 78-
62
Nieuwe Rotterdamsche bleek echter eiken dag de ver-
gaarbak van al den vuigen laster, die tegen Paus,
Kerk en Godsdienst, waar dan ook, wordt uitgebraakt.
Docli wat heeft dat alles intusscben bewerkt? Dat al
wie onder de partijgangers met verstandsontwikkeling
eenig edel gevoel bezit, zich afwendt met afkeer van
die partij , en dat de onderteekenaars der „Monster
petitie-\' met den Nestor der katholieke volksver-
tegenwoordigers naar zulke bladen den heer Jonckbloet
c. s. verwijzen, „of de schrijvers van zijne richting uu
altijd zoo bedaard zich uitlaten, als hij dat van anderen
verlangt?"
Een degelijke bewijsvoering, welke maar in het ge-
ringste punt kan steek houden, zult gij vruchteloos zoe-
ken hetzij in al die redevoeringen binnen de Kamer, hetzij
in al die ophitsingen buiten de Kamer rondverspreid
tegen de zaak, waarvoor de Adressanten het hebben
opgenomen en waarvoor zij blijven strijden met dezelfde
opgewektheid.
Wenden we onzen blik naar het betere gedeelte dei-
maatschappij , waar beschaafdheid in den vorm geldt
als wet, en waar ontwikkeling in de denkbeelden
aanspraak geeft op gezag, dan ontwaren we weldra
geheel andere gevoelens, zelfs deelneming, niet zelden
eene verklaarde sympathie voor het Adres, dat ook te
recht van zijn heftigste tegenwerkers eerbied afdwingt.
Zijn er slechts onheilspellende of althans slechts
dreigende teekenen aan den politieken hemel? Daar
gaan ook andere stroomen door de lucht, die een te-
rugkeer aankondigen van orde, een verrijzen van waar-
heid, vrijheid en recht; nu aan een ieder blijkt de
Adresbeweging in dezelfde richting te streven met die
voorboden der gerechtigheid.
-ocr page 79-
H3
Te gewichtig en in te nauwe betrekking met den afloop
van het Adres zijn de Kamerzittingen van 4, 5 Mei j. 1.,
dan dat wij ze hier niet opzettelijk, in hoofdzaak ten
minsten, in herinnering zouden brengen. Uit alles liet
het zich aanzien, dat er een keerpunt voor het Adres
aanstaande was; van daar dat velen die gelegenheid
zagen naderen met verwachting, anderen met vrees;
naklanken van 19 December konden niet uitblijven.
Het Wetgevend lichaam had te beraadslagen over de
Begrooting en moest dus zich verklaren over het behoud of
niet behoud onzer ambassade bij het Pauselijk hof. Deze
post, dien men eene tnissie lieeft willen noemen, moest
uit de aart der zaak, als bekentenis en bewijs worden
beschouwd der soevereiniteit van den Paus; dit blijkt
uit al de verslagen. „Het hof van Rome, zoo hoorde
men, is niet opgeheven met het zelfstandig bestaan
van den Staat. De Italiaansche regering zelve heeft
den Paus voorgesteld zijne soevereiniteits rechten te
doen behouden; en nu ware \'t zelfs van belang van
den Min. te vernemen , hoe de Italiaansche regering
zelve denkt over het behoud van hare missie te Rome".
(Voorthuizen).
Van zelven derhalve bracht de normale loop dei-
zaken nu eene geschikte aanleiding met zich aan de-
zelfde Kamer van 19 December, om van hare gevoe-
lens nopens de zaak der Adressanten te doen blijken.
De gelegenheid was open gesteld, niet voor onwettige
interpellatiên of onwettige motiën, maar voor een
amendement, zooals tot de bevoegdheid der Kamer be-
hoort; uit dit amendement ontspon zich dan van zelve
eene discussie en deze wederom koude doen „zien
in hoeverre de oprechtheid gebiedt de missie te behou-
den\'\' (Heemskerk Az).
-ocr page 80-
64
Het idéé van zulk amendement kwam dan ook bij
velen wel degelijk voor den geest. De heer Gratama
die er zelf niet aan dacht, is van verschillende zijde
er toe aangemoedigd; van anderen werd het hem afge-
raden; maar nauwelijks was dit denkbeeld geopperd of
de partijgangers zei ven keurden het af en hebben het
geweerd.
En zoo heeft zich de Kamer met eenparige stemmen
vóór het behoud der missie te Rome verklaard, zij
heeft de houding van kandelen door den minister voor-
gesteld, algemeen goedgekeurd en toegejuicht.
Nu was ook de toegang open om de daad der vorige
regering tegen de richting van het Adres gesteld, te
vergoelijken, om het woord door diezelfde regering tegen
het Adres, den i 9 December uitgesproken, tot hel-
derheid te brengen d. i. aan de Neutraliteit een gepas-
ten zin te geven! Doch wat gebeurde er? Wat het
eerste punt betreft, de houding der vorige regering
ten opzichte van Rome, zij is van meerdere zijden af-
gekeurd, omdat de vereischte neutraliteit daardoor niet
was in acht genomen, terwijl ze door niemand werd
gehandhaafd. Wel heeft de heer Gremers betoogd, dat
het antwoord van Z. E. Roest van Limburg: Italië
heeft niet meer voor den Paus kunnen doen
, dan liet ge-
daan heeft,
niet sloeg op de overweldiging der Kerke-
lijke Staten, maar op het verleenen van een eigen post-
wezen, doch de officieële stukken welke deze bewering
ten eenenmale 1) logenstraffen, zijn door heel het land
bekend.
1) De Minister des Kouings te \'s Gravenhage aan den Minister
van Buitenlandsche zaken.
-ocr page 81-
65
De exminister heeft later zelf deze uitlegging ter
hand genomen, om zich hij brief van 8 Mei voor de
Kamer te rechtvaardigen Of dat zonderling en onhe-
duidend schrijven 2) zijne gedragslijn nog niet erger
\'s Gravenhage, 22 Oct. 70.
ontvangen den 20".
«Mijnheer de Minister!
ïDe circulaire a) van dea 11\'n dezer verschafte mij eeu gun-
stige pelegenheid om den Minister hier te onderhouden over de
beweringen der pers betreffende den tegenwoordigen toestand van
den Pau3, die, zooals men a tout prix en in strijd met de \\vaar-
heid wil volhouden, onze gevangene zou zijn en als zoodanig
niet in staat om te waken voor de algemeene belangen der Kerk.
De circulaire heeft den Minister van Buitenlandsclie Zaken,
zoodra deze van den inhoud had kennis genomen, doen zeggen:
»Men kan niet meer verlangen, uw Gouvernement had niet meer
kunnen doen.
Ontvang enz.                                   ^Get). BERTINATI.
a) Deze circulaire bevat den laat om een Protest tegen te spreken, door den
Paus openbaar gemaakt tegen de gewapende verovering van Rome; de tegenspraak
moest 7ij doen uitkomen , dat de i\'nus uiet op tiet Valkaan werd gevangen gehou-
den, en onbelemmerd brieven en telegrammen kon wisselen met wie hy verkoos.
Of de diplomatieke stukken van Italië bl\'jken geven van uauwkcurigtieid? De-
zelfde Berlinati maakt den 4 November nan zijne goevernement melding van een
Adres dat heel aiiders luidt en vraagt, dan hetgene ons is bekend en door den
minister Van Mulken den 19 December werd aangehaald. Ook voegt hg er hg dat
de regering van Nederland op dit lichtmeters lange Adres reeds had geantwoord,
op eene wijze door hem (Bertinati) vermeld. Van dit antwoord zijn gcene sporen
in \'t groene boek; maar kan het misschien een nieuw beHiJB zyn , hoe weinig on-
verschiilig de regering Fock zich in het Italiaansch staatsonrecht heeft gebonden ?
2) Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Vrijdag den 12
Mei 1871. Is ingekomen een brief van den gewezen Minister van
Buitenlandsclie Zaken, van den volgenden inhoud:
.Flokence, 8 Mei 1871.
«.Aan den heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal.
„HoogEdelGestrenge Heer I
,,üe wijze waarop de heer van Zinnicq Bergmann volgens me.
-ocr page 82-
66
aan de kaak stelt, zal de tijd leeren; doch waarom
liet niet verhaald op den Italiaanschen Minister, die het
gegeven en niet geloochend antwoord doet slaan, niet
op eene regeling van post-verkeer, maar op een stuk
handelend voor \'s Pausen Protest tegen de bezetting
„dedecling der llaarlemsche Courant van 5 Mei, zich, in de zit-
„ting der Tweede Kamer van den 4n, over mij en de houding
rvan \'sKonings Regering tegenover de Italiaansclie Begering en
»den Paus heeft uitgelaten, maakt liet mij, mijns achtens, ten
„pligt, UH. El). G. eerbicdigst te verzoeken, de Kamer wel ken-
»uis te willen geven van mijne stellige ontkenning van hetgeen
«genoemde heer gemeend liceft de Regering en mij ten laste te
„mogen leggen.
«Nooit heb ik mij, ook met een enkel woord, jegens den Ita-
„liaanschen gezant uitgelaten over de politiek der Italiaansclie
„Regering ten aanzien van Rome of den Paus. Alleenlijk en
„uitsluitend heb ik hem, opzigteus de vrijheid, aan den Paus en
„zijne correspondentie met het buitenland gelaten, ingewilligd,
„dat, mijns achtens, niet meer kon worden verlangd.
„Nadat, namelijk, de Nuntius mij herhaaldelijk was komen
„spreken over de ontzaggelijke vertraging, om niet te zeggen in-
/terruptie, welke hij in zijne correspondentie met Rome onder*
,vond, gewaagde ik daarvan in een gesprek met den Italiaan*
„schen gezant. Deze kwam mij daarna mededeeling doen van
„een schrijven, \'t welk hij dienaangaande van zijne Regering
„had ontvangen, en alle wenschelijke waarborgen van vrije cor-
„respondentie behelsde.
„Op zijne vraag: que peut on faire de plus? que peut-on dési-
„rer davantage? heb ik, dat is waar, geantwoord: Je ne vois
„cffectivement pas ce qu\'on pourrait désirer de plus, of iets dcr-
„gelijks; de juisle woorden herinner ik mij niet bepaaldelijk;
„maar dat weet ik wel, dat zij op niets anders sloegen noch
„konden slaan dan op het verkeer door brieven en telegrammen.
„Hadde de heer van Zinnicq Bergmann mij de eer aangc-
„daan, mij inlichting te vragen, alvorens mij in de Kamer aan
„te vallen, zoo zou ik mij beijverd hebben hem die te geven.
„Ik heb de eer, Mijnheer de Voorzitter, UIL ED. G. de vcr-
„zekering mijner zeer bijzondere hoogachting aan te bieden.
Roest van Limburg.\'
-ocr page 83-
<iï
van Rome en tegen de belemmeringen aan zijne vrij-
heid van bestier in den weg gelegd? Zulk eene ver-
dediging brengt meer schade dan voordeel aan de zaak.
\'t Heeft den minister al wat last bezorgd dat raad-
plegen en vooral dat lichtvaardig vertrouwen van den
Italiaanschen gezant. Z. E. ontving van dien staats
man „alle wenschelijke waarborgen van vrije correspondentie "
Kwamen dan de officiële berichten van den gewezen
minister zelven zoo veel spoediger over dan die van den
Nuntius ? Of vorderden alleen de particuliere corres-
pondentiën van Z. E. den gewonen tijd? Van dit alles
geen woord ofschoon hierin zoo geredelijk ophelde-
ringen van gewicht waren te vinden geweest.
Niet éene regering, — ook dit is bij de verslagen van 4
Mei gebleken — heeft zich in die mate of op die wijze
in de Romeinsche quae3tie gemengd, gelijk de afgetre-
den minister, en zulke inmenging is dan ook in ons
Parlement tegelijker tijd volstrektelijk afgewezen.
Wat aangaat het tweede punt, zoo even aangestipt,
de paradox van het Ministerie Fock: Onze Neutraliteit;
zij is bij de laatste zittingen niet opgehelderd, maar
even zeer door sprekers, als de heer Cremers herhaal-
delijk met non-interventie verwisseld.
Hoe deze uitdrukking in rechten zin opgevat niet
tégen maar vóór het Adres pleit, hoe zij, met non
interventie venaard een verwerpelijke maxime der re-
volutie is, hebben we nu niet meer te herhalen; het
zij genoeg hier bij te voegen dat zij den 4 Mei door de re-
gering en de Kamer honnêtement buiten de deur is
gezet.
Kortom het gevaarte tegen het Adres opgericht en
het Adres zelf zijn zeer verschillend bejegend. Be daad
van inmenging
is of verloochend of verafschuwd; het
-ocr page 84-
68
woord van niet inmenging is in zijne duisternis en dus
ia zijn onmacht gelaten; het gevaarte uit beide samen-
gesteld is ten slotte door een algemeen votum ontta-
keld. Terwijl het Adres der Katholieken opzettelijk
niet is besproken; en zoo hoorde het ook, daar het
boven den werkkring, waarin ons constitutioneel Par-
lement zich heeft te bewegen, verheven is. Doch al
is het Adres niet bediscussieerd, toch is zijn gunstig
standpunt zeer hoog gerezen; het gold als richtsnoer
der voorname beslissingen op 4 en 5 Mei door Neder-
land genomen.
Inderdaad. Wij zeggen veel en mogen dit niet,
zonder bewijzen te geven. Legt eens het Adres en
de Memorie van beantwoording door den Minister van
Buitenlandsche zaken den 5 Mei voor de Kamer ont-
wikkeld, naast elkander! — En als gij hunne over-
eenkomst in alle bijzonderheden hebt nagegaan, verge-
lijkt dan het resultaat uwer bevinding bij de woorden
en handelingen der vorige regering, en wij houden ons
verzekerd, gij zult niet alleen „daarin een grooten
vooruitgang zien" (Heemskerk Az.) maar uitroepen:
wat een ommekeer van strekking!
Wat vraagt het Adres\'.\' Niet de onthouding of hou-
ding van niets te doen. maar dat er gehandeld wor.le.
De memorie antwoordt: dat geschiedt.
Wat verder ? Dat er gehandeld worde in overeen -
stemming en overleg met andere Mogendheden. De
memorie antwoordt: ook dat geschiedt.
Dat de inbezitname van den Kerkelij ken Staat door
het goeverneinent van Florence niet erkend worde. Zij
wordt ook niet erkend. Maar dat de Paus in zijne
soevereiniteit even als vroeger blijve geëerbiedigd?
Ook dit geschiedt.
-ocr page 85-
69
Wat al verder? Dat er zoodanige stappen gedaan
worden tot volledig herstel der soevereiniteit van den
Paus..... als Z. M. meest oirbaar en geraden zullen
toeschijnen? Zulke stappen worden gedaan door de re-
gering en wel onder eenparige goedkeuring der tweede
Kamer, de roodsten der rooden daaronder begrepen.
Moge de zaak al niet principieel door allen zijn be-
schouwd en erkend, toch luidt het eind-resultaat der
debatten van 4 en 5 Mei geheel anders dan dat van
19 December. Het luidt ontegensprekelijk, aldus:
In de Romeinsche quaestie mogen wij ons niet voe-
gen naar het systeem van onthouding; want Neder-
land heeft te Rome eene missie te vervullen; deze
missie is van diplomatieken aart en heeft voor nood-
zakelijke strekking „den vorstelijken luister" uit te
maken van den Paus. Het gezantschap van Nederland
blijve dus bij den Paus- Koning als vroeger en onveranderd.
„Alle Mogendheden schijnen de zaak van hetzelfde
standpunt als Nederland te beschouwen; wel verre van
de missie op te heffen, wordt zooveel mogelijk zelfs ge-
zorgd de bestaande missiën geheel onveranderd te laten".
„Niet een kamerlid, zoo vertrouwt de minister van
Buitenlandsche zaken, hadde over deze missie anders
beschikt behalve dat anderen deze beschikking nog
vrijer hadden kunnen aanbevelen". Echter blijft de
Nieuwe Rotterdamsche dit besluit altijd nog: „eene
niet te verdedigen confessie" noemen.
Doch heeft men bij de bevestiging der zending door
Nederland te Rome te vervullen, heeft men daarbij
afgezien van den geuiten wensch der Adressanten? In
geenen deele; veeleer wordt de aandrang om deze zen-
ding te behartigen sterker „omdat de goede verstand-
houding van Nederland daardoor bevorderd moet wor-
-ocr page 86-
w
den". Aller belangen brengen het mede, de eensge-
zindheid aller landgenoten vordert het.
De Regering acht zich gelukkig, „dat er geen drin-
gende redenen voor deze opheffing bestaan", dat er zelfs
geene aanleiding voorhanden is, om de opheffing of
eene verandering van toestand te billijken. En waar-
om is de Min. deswege zoo verheugd ? Omdat hij dan
niet genoopt is de Adressanten af te wijzen? „Omdat,
zoo tuigt hij nadrukkelijk, door een anderen maatregel
vele, zeer vele Nederlanders in hunne belangen ge-
krenkt en gegriefd zouden worden".
Wel verre van de onthouding als een stelsel te hul-
digen, zooals zijn voorganger den 19 December deed,
behoeft hij zelfs niet eens een act, eene daad te stellen
die elke strekking van onthouding noodzakelijk vooraf
gaat, hij kan den Nederlandschen Staatsminister uit
Rome niet terug roepen, noch in zijne positie eenige
verandering welke dan ook toelaten, maar moet deze,
uit haar natuur zich inmengende missie blijven hand-
haven.
Ziedaar het standpunt der regering ten opzichte der
zaak in het Adres beoogd, de gedragslijn door de
regering zelve als hare taak en plicht beschouwd; zoo
luidde bij monde van den minister Gericke van Her-
wijnen den 5 Mei het regeringswoord, hemelsbreed
verschillend van hetgene den 19 December werd ge-
sproken. Dat dit woord van den minister weerklank
vond in de Kamer en bijval had, bleek uit de daden;
met algemeene stemming der Kamer is zijn voorstel
goedgekeurd; en die stap werd ten overvloede nog be-
krachtigd of versterkt door het algemeen gevoelen, de
algemeene politiek der Europesche Staten.
De Interpellant van 19 December heeft zich nu dood
-ocr page 87-
ït
stil gehouden. Hij die eene motie voorstelde, de heer
Fransen van de Putte heeft zich niet meer geuit ten
aanzien van een in zeer teedere belangen ingrij penden
maatregel. De motie Cremers werd nog opgehaald maar
is nu voor goed dood en begraven om niet meer op te
staan; de artikels der Nieuwe Rotter damsche tegen het
einde van Mei jl. over de motie Cremers zullen daar-
aan geen nieuw leven schenken. Aan de handelwijze
van het vorig Kabinet is vaarwel gezegd; met zijne
zoogenaamde Neutraliteit is voor goed gebroken.
Meenen wij daarom dat de zaak der Adressanten
onder alle opzichten zoo bijzonder schoon staat? Neen;
wij bespreken hier immers het standpunt van het Adres,
in een later hoofdstuk de zaak zelve of den actuëlen
toestand van den Paus. Al zou er iemand ons ver-
zekeren: het behoud der missie te Rome was gewild
door de geheime genootschappen en de minister van
Italië, Minghetti duchtte dat elke verandering daarin
gebracht, te veel opspraak zoude veroorzaken, dan
nog blijft onze meening over het gunstig resultaat der
Mei-zittingen onveranderd; verder gaan we op dit oogen-
blik in ons oordeel niet.
Of wij nu al TJltramontanen zijn of Jezuïten van witte
of zwarte kleur moge de heer Jonckbloet beslissen;
hoe onder die bijnamen politieke partijen worden ver-
staan , moet de heer Cremers — die daarin volstrekt
geen scheldnaam ziet — naar zijn believe maar uit-
maken. Wij voor ons kennen geene schakeeringen
tusschen katholieken. Maar dit weten wij: wij zijn
katholieke Adressanten, staatsburgers van Nederland
en tot heden een half millioen sterk en in ons Adres
aan den Paus zijn wij met nog meer klem voor onze
overtuiging opgekomen.
wknken.                                                            6
-ocr page 88-
V2
Terwijl wij het gulden woord van den heer van Nis-
pen onderschrijven: „er is heden een strijd van het ge-
loof tegen het ongeloof;" en terwijl wij liet met den
lieer Heemskerk Az. hierin volkomen eens zijn „dat
de waarheid der spreuk: „Eendracht maakt macht" niet
in gevaar mag gebracht worden," voeren wij onzen
strijd en zullen dien onvermoeid blijven voortzetten ,
doch op politieken grond en naar beginselen die voor
het behoud onzer nationaliteit noodzakelijk zijn. Dit
toonen we in het volgend hoofdstuk.
V.
EEN DEIEVOUDIGE AANKLACHT.
§ 1. De Katholieke beweging ontspruit aan de
waarheid en voert naar het recht.
Uit het rusteloos streven van den onsterfelijken
menschengeest naar waarheid en recht, blijkt van zelf,
dat waarheid zijn levenskracht en zijn onmisbaar
voedsel is, en dat de behoefte aan recht hem met de rede
werd ingeschapen. Niet voor langen tijd dus kan hem
dat voedsel geweigerd, niet ongestraft dat recht ont-
trokken worden.
Hoe menigwerf de logen en de twijfel er in slagen
mogen de heldere waarheid, somwijlen zelfs in het
openbaar, met hun nevelig floers te bedekken, en te-
gelijk — zoo als gevolgelijk is — het goed recht in
-ocr page 89-
73
kluisters te steken; Dimmer kan die gedwongen , we-
derrechtelijke toestand van duur zijn. Steeds tracht
eik mensch onweerstaanbaar zich aan het onnatuurlijke
te ontwringen. Van nature weert hij den doodenden
adem der valschheid af; hij worstelt en blijft worstelen
tegen den ingrijpenden kanker der ongerechtigheid.
De scheppende hand Gods heeft in het wezen der
ziel die kracht gelegd; zij is eene eigene kracht, welke
van de zelfstandigheid der ziel onafscheidelijk is en on-
danks alle duisternis van buiten onverminderd blijft Zij
is een brandpunt van waarheid en rechts-bewustzijn,
dat altijd fonkelt en stralen uitschiet en de waarheid
wederkeerig opvangt, zoo verre het de gestelde grenzen
harer vatbaarheid slechts toelaten.
Levende en levendige weerkaatsing der Goddelijke
waarheid en gerechtigheid, vermag de verstandelijke
ziel het rechte spoor der waarheid niet ongestraft te
verlaten, noch der gerechtigheid ongewrokeu vaarwel
te zeggen. Buiten de waarheid en het recht, voor
haar geen rust. Ofschoon vereenigingspuut, waarin
alle stralen der waarheid en die van het rechtsgevoel
samenkomen, kan zij eigendunkelijk niet als waarheid
aanzien, wat hiermede strijdt, noch willekeurig het
onrecht voor recht houden. Zij bedient zich met zekere
vrijheid zoo gij wilt, van alle waarheid, die tot haar
komt en van haar uitgaat, doch wordt zelve door eeue
hoogere waarheid en door een hooger recht in al hare
beschikkingen beheerscht.
Deze weinige redeneeringen voeren ons tot het besluit:
al kwijnt het lichaam der menschheid, al is het geheel
der maatschappij heden nog zoo ziek, dat zij hare oplos-
sing schijnt te naderen, toch is de weibron des levens —
die der waarheid en gerechtigheid — niet verdroogd.
6*
-ocr page 90-
74
Wij zien het onder onze oogen. Europa verkeert,
heden in een toestand van staatsrechtelijke anarchie,
waarin volken en natiën als zelfstandige lichamen nopj
alleen maar leven door — zooals men onjuist steeds
zegt — het toeval of de gunst der grootere Mogend-
heden, of van de grillige vlagen der revolutie, hier of
daar, ten deele gebreideld; maar de? te machtiger juist,
onthoezemt zich bij de individuen de zucht naar waarheid
en het streven naar gerechtigheid,
De tijden, waarin het rechtsgevoel zich riet open-
baart, óf omdat men het niet durft uiten öf omdat
het onder den drang der omstandigheden van liever-
lede is verstompt, die tijden zijn niet meer. In ont-
zachlijken getalle staan ze op, de voorstanders van
het recht, in de waarheid gegrondvest. Uit hunne fiere
en kloeke verdediging spreekt diepe overtuiging; hunne
verweerschriften, niet zelden in den vorm van Adressen
vervat, dragen den stempel, niet van iets voorbij gaands
of van iets verdwijnends, maar zij ademen een onbe-
zweken moed en de edelste toewijding.
Laten nu, ook ten onzent, ettelijke, zich onder
niet een opzicht aanbevelende liberalistische bladen
zich uitputten en afslaven, om ten koste der waarheid
en der gerechtigheid de revolutie in de hand te werken,
des te sterker springt in het oog, dat in de eigenlijke
natie van Nederland warme liefde blaakt voor de
waarheid en een edel rechtsbewustzijn zetelt.
Hoe meer die afzonderlijke lichtspranken zich in
éenen gloed vereenigen , hoe spoediger de heerschende
duisternis algemeen verdreven zal worden , hoe rasser
zij de vlucht zal nemen. Hoe meer die individuele
bronnen haar heldere wateren doen vlieten en als
vruchtbare beken de waarheid aan velen meêdeelen, hoe
-ocr page 91-
75
spoediger de maatschappelijke staatsstroom in zijn
natuurlijke bedding van waarheid en recht zal zijn
teruggebracht.
Den Katholieken Adressanten van Nederland komt
de lof toe, aan dit groote werk een aaninerkelijken
stoot te hebben gegeven ; bij vele anderen heeft hun
Adres reeds weerklank gevonden. Zij stelden zich in
de bres ter verdediging van den Paus, dat wil zeggen,
zij traden op ter handhaving van waarheid en recht.
Dat dit hetzelfde is, word door hén duidelijk ingezien,
die het hoofd der Kerk hebben leeren beschouwen als
de hoogste verpersoonlijking van alle waarheid en van
alle gerechtigheid op aarde.
Deze zelfde goede gevolgen te veralgemeenen, dezelfde
overtuiging tot een gemeenschappelijk en nationaal goed
te doen overgaan, moet het doel zijn van dit hoofdstuk.
Wij willen daarom de aanklachten in het Adres ver-
vat met zorg ontwikkelen, opdat een ieder met ons
zegge: Wat kan tegen dit verzoekschrift worden in-
gebracht ? Wat heeft in \'s hemels naam de politiek der
neutraliteit met zulk een vraagstuk uitstaan ? Hoe kan
eenig ministerie de neutraliteits-politiek in aanraking
brengen met het Adres van honderdduizende staatsbur-
gers van Nederland?
§ 2 Er valt aan oorloy tusschen Fictor Emmanuël
en den Paus niel te denken, wel aan roof. Deze is
drievoudig en ten schade van alle Katholieken.
Hierin komen allen overeen en het moet dus op den
voorgrond staan, dat er in het geding van Z. H.
Pius IX tegen Victor Emmanuël geen sprake is, noch
zijn kan van een oorlog of regelmatigen krijg tusschen
twee strijd voerende Rijken, maar wel van eene over-
-ocr page 92-
76
weldiging in vollen vrede, zonder ultimatum, zonder
casus belli, van een onzijdigen, zij het dan ook,
zwakken staat (Heemskerk Az.) Er is tot deze daad ,
welke buiten de beschaafde wereld t\'huis behoort,
geen de geringste aanleiding gegeven; neen, het is
eene itsurpatie (Moens.)
Er is hier geen sprake, er kan geen sprake zijn van
tweespalt tusschen verschillende Staten ; naar aller be-
keutenis is hier slechts aan roof te denken. Dus alle
beginselen en redeneeringen en oordeelvellingen, die
op een regolmatigen krijg betrekking hebben of daar-
uit voortvloeien, komen hier niet te stade. Aan de
theorie der Onzijdigheid
omtrent twee strijdvoerende par-
tijen valt hier niet te denken.
Er bestaat geen kamp van volk tegen volk. Er is
geweld gepleegd, geweld met moord en verwoesting
gepaard; er valt slechts aan roof te denken en wel
aan roof van hetgeen ons, Nederlanders, toebehoort.
Die roof is tweevoudig: roof van bezittingen, de Kerke*
lijke Staten; roof of verkrachting van reekten, welke
den vorst dier Staten op onomstootelijke gronden naar
eens ieders oordeel toekomen. Die ontroofde of ver-
krachte rechten komen onder den naam yan onafhan-
kelijkheid en eeuwenoude soevereiniteit.
Duidelijker: dat geschonden recht heeft uit zijn aart
wederom een tweevoudige zijde ; de eene is eene wereld-
lij ke en sluit de soevereiniteit in over het rijksgebied
der Kerkelijke Staten ; de andere is eene Godsdienstige
zijde, doordien de berooide het hoofd is van den Gods-
dienst over heel de wereld en hij ook in zijn geestelijk
bestuur wordt gedwarsboomd.
De laatste of louter Godsdienstige rechtstitel is de
grondslag van Pius\' wereldlijken machtsbrief, d. w. z.
-ocr page 93-
77
hij, die als Paus het hoofd is der Kerk, is daarom en
daardoor alleen ook vorst over \'s Pausen erfdeel. Omdat
hij het geestelijk hoofd is der Kerk, is hij het wereld-
lijk hoofd der Kerkelijke Staten.
De zaak is van algemeene bekendheid; toch kan zij
in deze tijdsomstandigheden niet te dikwijls worden
uiteengezet. We stellen ze hier als grondslag onzer
bewijsvoering en gevoelen ons dus verplicht tot eene
heldere verklaring.
De Paus erlangt noch de eene, noch de andere
waardigheid door erfrecht van zijne ouders en laat
daarvan ook niets aan zijne bloedverwanten achter.
Hij erlangt geen van beide zijne rechistitels evenmin
door volkskeuze als door samenwerking der diplomatie.
Beide rechten zijn onafhankelijk van en verheven boven
de tractaten. Deze kunnen het tweevoudig recht des
Pausen openlijk erkennen maar schenken hem dit niet.
Naar de wetten der Kerk tot bisschop van Rome
verkoren, is hij naar de geloofsleer dierzelfde Kerk
Paus, d. i. onafhankelijk en gezagvol bestierder der
Kerk, en dus in Godsdienstige betrekking met al zijne
millioenen geloofsgenooten, die zonder eenige uitzonde-
ring, in Godsdienstzaken, zijne onderhoorigen zijn.
Als Paus of zichtbaar hoofd der Kerk komt hem, al
wederom naar de beginselen derzelfde Godsdienstleer,
even onmiddellijk het koningschap toe; hem behoort
dus ontegenzeggelijk de soevereiniteit over de Kerkelijke
Staten.
Hoe dit alles te verstaan ? Door de samenwerking
der katholieke dyuastiëu en der katholieke volken is
het wereldlijk gebied van Home ontstaan en gevestigd.
Zij hebben èn de bezittingen én het onafhankelijk
soeverein staatstrecht aan den Godsdienst geschonken;
-ocr page 94-
7K
niet aan Faus Stephanus, noch aan Paus Gregorius,
maar aan den Godsdienst waarover de Paus het opper-
gebied bezit. Zij, werktuigen der Voorzienigheid,
hebben niet een Cornelius, noch een Joannes, die
Paus waren, maar het Pausdom met het koninklijk
purper gesierd; overtuigd .al zij waren, dat de Paus
niet bij machte is, zijn geestelijk ambt naar de ver-
eischten van den Godsdienst behoorlijk te vervullen,
zoo hij niet van eene onverstoorbare onafhankelijkheid
volkomen verzekerd is, d. w. z. in een gedeelte van
zijn geestelijk gebied den konings-schepter di\'aagt.
Van den eeuen kant derhalve rust op den Paus de
loodzware verplichting, én de Kerk waardiglijk te bestie-
ren én zijne wereldlijke macht, als het noodige middel
daartoe, onverbiddelijk te handhaven. Van den anderen
kant is het ook juist uitgedrukt: Rome behoort niet
aan Italië, niet aan de Romeinen, zelfs niet eens aan
den Paus, maar aan de Kerk; zoodat de juiste bena-
miug van zijn rijksgebied niet is, de Pauselijke maar de
Kerkelijke Stalen.
§ ü. De vereenigde Stalen van Noord-America. Schen-
dinrj van eigendom is de ecrsle aanklacht.
Wij vinden dit stelsel van rechtskund e trouw nage-
bootst in de samenstelling der Vereenigde Staten.
De grondleggers dier groote republiek hebben dezellde
rechtskunde in acht genomen bij de vestiging van hun
uitgestrekt Rijk.
Zij hebben met overleg, en volstrekt gewild, dat
eén district, een klein grondgebied werd uitgekozen
en van de andere Staten afgezonderd; dat dit onaf-
haukelijk bleef en aan den invloed van elk anderen
-ocr page 95-
70
Staat onttrokken. Hun opzettelijk doel bij deze staats-
regeling was, dat het goevernement der gezamenlijke
Staten binnen dit onzijdig terrein zoude zetelen, en
van daar uit, het belang van allen met des te meer
vrijheid behartigen en regelen.
Het district Cohunbia is neutraal — zoo hebben liet
de Ainericanen noodig geacht — en het vormt in zekeren
zin een geheiligd rechtsgebied , dat aan niet éen bijzonde-
ren Staat toebehoort, maar aller eigendom is, en dat ook
allen als hun eigendom, als zich zelven verdedigen.
Deze maatregel waarvan Washington, de groote
bevrijder van America, in het Christendom de grond-
type voor tien eeuwen door de Voorzienigheid ge-
vestigd zag, was eene daad van wijsheid en heelt
alleen tot doel de vrijheid der algemeene regering te
verzekeren. Hij beoogde deze vrijheid der algemeene
regering aan de inwerking van eiken bij zonderen Staat
te onttrekken, ze tegen eiken particulieren invloed te
waarborgen. Het streven immers der bijzondere Staten
kon den vrijen loop en ordelijken voortgang noodwendig
belemmeren en overal mistrouwen zaaien.
Wat dan Rome en de Kerkelijke Staten zijn voor
de Christenheid, dat zijn Washington als hoofdstad en
het regeringsdistrict Columbia voor Noord-America.
Tusschen dit onzijdig middelpunt, in zijne verhou-
dingen tot de Vereenigde Staten beschouwd, en de
Kerkelijke Staten, in hunne verhouding tot het geheel
der Cristelijke Staten genomen, is eene volkomene
gelijkheid.
Mocht het aan Maryland, Virginië of aan een der
38 Staten, of aan een der negen Territoriën ooit in de
gedachte komen,Washington of een gedeelte van Columbia
te willen annexeeren, en zoo doende de organisatie of
-ocr page 96-
80
de samenstelling van geheel het gemeenehest te ver-
storen , dan gewis zouden al de overige Staten zich
als eén man daartegen verzetten Eén kreet van ver-
ontvvaardiging zou allerwege van het eene uiteinde tot
aan het andere losbarsten : Met verachting der gevestig-
de jurisprudentie, door lage zelfzucht gedreven, van
den neteligen toestand, waarin andere Staten voor
\'t oogonblik verkeeren, misbruik makend werpt gij
den basis der Americaansche republiek omver en gij
ondermijnt den grondslag, waarop gij ze\'f steunen moet!
Gij neemt het onze weg; gij verkracht onze soevereine
macht;
gij ontweldigt ons de levensvrijheid, noodig om
te kunnen bestaan. 1)
Aller toehg zoude zijn den algemeenen vijand te
bestrijden om hein zijne prooi te ontrukken, de soeve-
reinileil
te herstellen en de vrijheid terug te brengen.
En wat zouden zij met dit alles anders doen, tenzij
juist aandringen op herstel van hetgeen de Katho-
lieke Adressanten vragen in zake des Pausen ? Het
protest dat de vereenigde Staten in het verondersteld
geval zouden doen hooren , is letterlijk de aanklacht die
1) Bij de eerste openbare uiting in Noord-America ten gunste
van den Paus, die ons bekend is en waaraan den 10 Nov. jl. te
Iialtiinore 50,000 Katholieken en 20 000 Protestanten deel namen,
wekte dit denkbeeld onder nationaal opzicht de hoogste geest-
vervoering; terwijl de schorsing van het Vaticnansch Concilie,
waartoe de dwingelandij van Victor Emmanuël den Paus heeft
genoodzaakt, liet godsdienstig gevoel tot de diepste verontwaar-
diging stemde. Al de 70,000 legden hunne overtuiging aan den
dag, dat de toes-and, door de revolutie bewerkt, te weder-
reehtelijk was, om van langen duur te kunnen zijn; dat echter
de tuschenkomst van alle Christelijke Staten tot het algeheel
herstel van den Paus, niet anders dan oirbaar en rechtvaardig
zijn kon
-ocr page 97-
81
tegen de in-bezit-naine der Kerkelijke Staten aller-
wege in de Christenheid vernomen wordt.
Na deze opheldering mogen wij het overbodig achten
te betoogen hoe de eerste aanklacht schending is van
eigendom.
§ 4. De drievoudige roof is tevens eene drievoudige
heiligschennis, maar op politiek terrein gepleegd.
Zoo is het dan zonneklaar, hoe de schanddaad door
Sardinië\'a koning, op lastgeving der revolutie voltrokken,
eene drievoudige rechtsscuennis inhoudt: ëchennü van
eigendom en bezittingen; schennis vati koninklijke wacht
tn gezag; tchennisvan zuiver Godsdienstige onafhankelijkheid.
Niet minder moet het voor onze lezers duidelijk zijn
iu hoeverre elk dier geschonden rechten Godsdienstige
rechten z;in, en waarom de rechtsverkrachtin^ onder
den naam èn van roof èn van heiligschennis voorkomt.
Doch de rooverkoning pleegde dit onrecht op eigen-
aartige wijze; niet door enkel feiten te stellen met
eigene, aangenomene beginselen in strijd, ook niet —
zoo geeft hij voor — om den Godsdienst, wiens rech-
ten hij verkort, te loochenen of tegen te gaan, maar
hij bracht zijn heilig.schendende aanslagen op den bodem
der politiek. Niet den standaard der godloochening,
zooals de Voltairianen in \'93, heeft hij ontplooid,
maar den standaard der revolutie.
Onder het deksel van staatkunde ligt hier de aan-
randing van den Godsdienst verborgen De roover-
koning heeft ter gewelddadige unificatie van Italië
zulke volkenrechtelijke beginselen ingeroepen, zulke
regerings principen in toepassing gebracht, dat daardoor
gelijkelijk alle gezag in den Staat en in de Kerk alom
omvergeworpen wordt.
-ocr page 98-
S2
Hij verhief het staatsonrecht tot een vast regerings-
stelsel en volgde in alles het grondbeginsel der revolutie,
dat alle begrip van recht en wet het onderst boven keert.
De ontwijding van Home is bijgevolg te gelijk het
onbeschaamdst auto-da-fé van elk wettig goevernement.
Hoe duidelijk het ook de bedoeling is van hen, die
den rooverkoning aandrijven, hoe tastbaar hun toeleg
blijkt om den Godsdienst te vernietigen en Rome tot mid-
deljmnt der goddeloosheid te maken, hoe verregaande
ook de Godsdienstige rechten van Italië\'s ingezetenen,
en van alle Katholieke staatsburgers in werkelijkheid
reeds geschonden zijn; moet men evenwel om het pleit
te beooordeelen, zich voor het oogenblik op datzelfde
terrein plaatsen, waaruit het ontegensprekelijk als het
toppunt en de zegepraal van het staatonrecht zal blijken.
Velen die onmiddellijk uit een Godsdienstig of ker-
kelijk oogpunt dit wereldgeding willen beourdeelen,
zullen allicht öf door vooroordeelen verblind het onrecht
toejuichen óf de staatkundige zijde, die op den voorgrond
staat, voorbijzien.
Daarom is het dat de Adressanten én als Katholieken
én als Nederlanders hunne klachten voor Z. M. den
koning hebben gebracht, daar zij zich onder beide
opzichten gekwetst gevoelen.
Als is het dat de aantrekkelijke figuur van Rome\'s
monarch in het strijdperk voor zijne en ons aller rechten
optreedt, zou men echter buiten het spoor der waarheid
zijn, indien men oordeelde, dat de gewelddaad slechts
tegen den persoon van Pius IX is gepleegd en als
wilden wy dien alleen verdedigen. Neen, zij is tegen
den Godsdienst en al zijne belijders
, tegen hunne rechten,
door hun hoofd in oefening gebracht, tegen hun eigendom
door den Paus bestierd.
-ocr page 99-
83
Onze rechten zijn geschonden, óns eigendom is ont-
roofd, gelijk het Nederlansch Adres nadrukkelijk te
kennen geeft; maar om dit toppunt van alle rechts-
verkrachtieg te bereiken, heeft de bewerker daarvan
zich op staatkundig terrein geplaatst. Zij zijne huiche-
larij nog zoo koen, onverholen en terugstootend, om
zijne drieste aanslagen te achtervolgen en juist te be-
oordeelen , moet men op hetzelfde terrein zijn standpunt
kiezen, denzelfde bodem als hij betreden en van daar-
ttit het vonnis over den versmader van het volkenrecht,
den vertreder aller Godsdienstwetten naar ontegenspreke-
liike beginselen vaststellen.
VI.
EEN DRIEVOUDIGE AANKLACHT.
ii.
4
§ 5. Onze Godsdienstvrijheid is met die van den
Pans wederkeerig verbonden. De Nederlandsehe
Staat is gehouden die te handhaven.
Wij vatten de gedachten, in ons vorig hoofdstuk
uiteengezet, met korte woorden samen.
Door de gewelddadige inneming van Rome heeft er
eene drievoudige schending plaats gehad, en dat wel van
rechten
, die in den Godsdienst wortelen; zij is echter
op polilieken bodem gepleegd en onze landgenoolcn aange-
daan! Zij dan ook dienen eene drievoudige aanklacht in
-ocr page 100-
«4
tegen de schending van hun eigendom, tegen de schending
hunner soevereiniteit en tegen de schending hunner Gods-
dienstvrijheid.
Nu vragen we: moet niet elk beschaafd goeverneinent
de rechten zijner ingezetenen handhaven? De aart van
het representatief stelsel ten minste brengt mede, dat
het aller belangen vertegenwoordigt en voorstaat, zoo
in de zedelijke als in de stoffelijke orde.
Niet alles, zoo klinkt het ons tegen, wat voordeelig
is of ten gunste van iemand strekt, is rechtvaardig; en
wat op zich zei ven rechtvaardig is, mag daarom nog
niet wettig heeten! Wij antwoorden: wat de Neder -
landsche Adressanten betreft, zij vragen hetgenehun,
zonder schade van iemand, gunstig is, hetgeen tevens
rechtvaardig is, en — waarop de zaak hier neerkomt —
hetgeen hun daarenboven in de Grondwet zelve (act. 146)
is gewaarborg , de vrijheid n. 1. hunner Godsdienstige
belijdenis.
Deze vrijheid echter staat zoo onmiddelijk en zoo
innig in een wederkeerig verband met die van hun
Paus, dat het gemis der eene dat der andere onver-
mijdelijk na zich sleept. Het is met dez» vrijheid
eveneens gesteld als met het leven van het mensche-
lijk lichaam. Het leven van het hoofd is volstrekt
noodwendig voor dat der ledematen, en wederkeerig
werkt het leven der ledematen onmisbaar terug op dat
van het hoofd; kwijnt of sterft het leven weg in de
verste uiteinden van het menschelijk lichaam, kwijnt
ook en lijdt de voornamste levenszetel van hel geheel,
het hoofd. Dit alles is zeer natuurlijk, omdat hoofd
en ledematen slechts één leven bezitten en bezitten
kunnen , dat in het hoofd zijn middelpunt heeft en in
\'t geheele lichaam zijne uitstralingen.
-ocr page 101-
8b
Niet anders is het gesteld met de vrijheid der Kerk,
d. i. niet de politieke leventmacht van dat zedelijk lichaam.
De vrijheid van het hoofd is daar volstrekt benoodigd
voor die 1) der ledematen; terwijl die der ledematen
haar invloed noodzakelijk uitoefent op den welstand
of de vermindering der vrijheid van het hoofd. Het
kan niet anders of de kwijning en de bloei van de
Godsdienstvrijheid der Katholieken moet aan de regel-
matige, vrije werking van den Paus, hun zichtbaar
hoofd, hinderlijk of bevordelijk zijn 2). De Paus is
immers de hoofdbron van hun Godsdienstig leven , het
middelpunt van hun kerkelijk bestier; hij is hun wet-
gevend gezag en de oorsprong waarvan hunne Gods-
dienstplichten afvloeien.
Wanneer de Paus niet meer vrij is en volkomen on-
afhankelijk in zijn bestier, houdt ook de vrijheid van
elk Katheliek noodzakelijk op; daar \'s Pausen invloed
hen allen regelt, is de geringste twijfel zelfs over zijne
onafhankelijkheid in staat, de vrijheid der Katholieken
te schaden.
Dit alles is den gevormden Katholiek overduidelijk.
Van elders echter kan gevraagd worden — en wij
duiden die vraag niet ten kwade — zij uwe omschrij-
ving der Godsdienstvrijheid nog zoo klaar, kan zij ook
1)  Ook deze vrijheid, die om ons aan \'t hoofd van onzen Gods-
dienst toekomt, kan door onze regering zonder schending of
verwringing der Grondwet niet worden gefnuikt; noch hare
ontrooving worden erkend.
2)  Daarom rust op den Paus de plicht, en hij heeft dus ook
liet recht, van op de vrijheid der zijnen aan te dringen. Wat
een lof gaf niet de heele wereld aan den moed van Z. H. PiuslX
toen hij, alléén onder al de vorsten, de verdediging van het
verdrukte Polen op zich dorst nemen! Hij maakte in die stukken
gebruik van zijn recht, hij vervulde eenen vaderlijken plichtI
-ocr page 102-
»6
grondwettig heeten ? Zij uw denkbeeld dier vrijheid
door eene achttien honderd jarige geschiedenis bevestigd ;
is het even uitgemaakt, dat de kracht der uitdrukkingen
in de Grondwet opgenomen, daarmede overeenstemt?
Zij zegt wel (artikel 165.) „Ieder belijdt zijne gods-
dienstige meenig met volkomen vrijheid,\'\' doch moet
aan die woorden de breede zin worden gehecht, welken
gij daaraan schenkt? Hoe toont gij dat zij zóó en niet
anders mogen of kunnen verstaan worden? Uwe op-
vatting moge nog zoo aannemelijk schijnen, maar is
zij ook onomstootelijk ?
De zaak komt ons gewichtig genoeg voor, om op
deze vraag nauwlettend acht te geven ; zij is gewichtig,
daar zij één der gezichtspunten opent, waaruit de drie-
voudige aanklacht van het Adres vrij juist beschouwd
en het beste gewaardeerd kan worden; zij is het ook
uit haar eigen aart.
Vooreerst toone men ons eene volkomen vrijheid van
een praclisc/ie zaak,
zoo als de Godsdienst is, een vrij-
heid, welke voor ongeschonden, ongerept, algeheel kan
doorgaan en tevens anders is, dan wij zoo even om-
schreven hebben! Wanneer men hierin zal zijn ge-
slaagd, dan eerst zullen we toegeven, dat wij onze
grondwettige Godsdienstvrijheid of den politieken toe-
stand van den Godsdienst in \'t vrije Nederland hebben
te hoog geschat!
§ 6. Zoo brengt de ware zin der Grondwet mede.
Portalis, Thiers en d\'Anethan.
Maar ook opzettelijk willen we hier ons denkbeeld
der grondwettige gewetensvrijheid in \'t kort toelichten
en zijne juistheid staven.
De gevierde naam van Portalis komt ons hierin te
-ocr page 103-
87
stade; hij, die de ontkieraing van het modern staats-
recht bijwoonde, die de verwoestende, doch waarachtige
toepassing der principen, nu wederom door den konink-
lijken roover van Turijn in al hunne gevolgtrekkingen
toegepast, en, helaas! maar al te openlijk door velen
verkondigd, van den beginne af, heeft doorgeleefd, hij
die sterk door zijne heldere staatsrechtelijke kennis,
tot aan het einde toe aan de Fransche revolutie het
hoofd bood, den bangen strijd tegen het geweld man-
moedig uithardde, de beroemde Portalis stelt als on-
misbaren regel vast: „Quand une religion est admise,
on admet par raison de conséquence les principes et
les régies, d\'après lesquels elle se gouverne."
„Wanneer een Godsdienst wordt aangenomen , neemt
men uit hoofde van gevolg de beginselen en regels aan ,
volgens welke hij bestierd wordt."
Is derhalve het Katholicisme ten onzent toegelaten
en gewettigd, dan moeten ook — al ware het alleen
op straffe van inconsequentie — de beginselen en de
regels, naar welke hét bestierd wordt, eveneens als
toegelaten en geioetligd beoordeeld en gehouden worden.
Staaft dit staatsrechtelijk beginsel onze uitlegging der
Grondwet niet met den meest mogelijkeu klem en kracht ?
Een ander lid der Academie, wien men heden op
staatkundig gebied een zoo gewichtige rol heeft toebo-
deeld, de welbespraakte Thiers, uitte in \'67 eenzelfde
rechtsgevoel: „Chaque culte doit être tel qu\'il est;
on n\'a pas plus Ie droit de toucher a son organisation
qu\'a sa foi." Nu zal wel niemand den overmatigen
Godsdienstzin van dien staatsman ons kunnen tegen-
werpen, indien wij zijne gezegden op onze zaak in
quaestie overbrengen en als regel vasthouden: Elke
Godsdienstige belijdenis, dus ook onze Katholieke eere-
wenken.                                                            7
-ocr page 104-
«8
dienst, moet geëerbiedigd worden gelijk hij is; niemand
kan zich het recht aanmatigen, van aan de samenstel-
ling zijner deelen, aan zijn bestier en wetten, zoo min
als aan zijne geloofsbelijdenis iets te verroeren, veel minder
te kwetsen, zelfs niet eens er zich mede in te laten.
Zoo is het derhalve naar het oordeel der voornaamste
staatkundigen, die wij kennen , eene uitgemaakte zaak:
Wat de kerkvoogden van Nederland gezamenlijk, en —
ofschoon dit tot ons besluit niet eens vereischt wordt —
wat de algeineene stemmen hunner onderhoorige ge-
loofsgenooten in hun Adres aan Z. M., als tot het
wezen en de vrijheid der Kerk behoorend, verklaarden
of tot de organisatie van den katholieken eeredienst
in hun eensluidend verzoekschrift terugbrachten, dat
is daarom reeds door onze Grondwet onder hare staats-
rechtehjke schutse genomen en moet door een ieder als
een staatkundig recht worden beschouwd.
En hieruit ontstaat voor niemand eenig bezwaar of
last. Noch de Kamer heeft hierover discussiën te
voeren; zij zoude daardoor buiten haar gebied treden
en zich roekeloos maken op theologisch terrein. Noch
heeft de regering diepere inzage te wenschen in Gods-
dienstzaken. Godsdienstzaken, om te weten, wat tot
volkomene vrijheid van godsdienstige belijdenis behoort; dit
is langs den normalen weg door het Episcopaat uitge-
maakt, en de Hiërarchie bewees hierdoor een uitsteken-
den dienst aan het tegenwoordig kabinet. Noch is er in
onze zienswijze eenig bezwaar gelegen voor hen die
eene andere geloofsbelijdenis zijn toegedaan ; zij kunnen
er immers niets op tegen hebben, neen, zij moeten daar
sterk vóór zijn, dat ons datgene gelaten worde, wat zij, op
denzelfden grond, voor zich zelven vorderen: „degelijke
bescherming n. 1. aan alle kerkgenootschappen verleend."
-ocr page 105-
89
Nog onlangs is de zaak nadrukkelijk besproken voof
den Senaat van België, waar op dit punt dezelfde wet-
geving bestaat als in Nederland. De baron d\' Anethan
had door zijn handelwijze als minister van Buitenland"
sche zaken, het Katholiek gevoel der natie in zijn
teederste gewaarwordingen geschokt en zag zich ge-
noodzaakt zijne nota aan den gezant te Florence zoo
niet te verdedigen , dan toch op te helderen.
In zijne verklaring — een waarachtige verdediging
was wel niet mogelijk — stelt de minister als buiten
allen twijfel vast, dat geen andere zin aan de letter
der Grondwet kan gegeven worden dan wij boven
hebben vermeld. Dan alleen ware Z. E. eene verde-
diging mogelijk geweest, indien de Godsdienstvrijheid
der onderdanen, door de wet bepaald, ook die van
hun geestelijk hoofd den \'Paus , niet wederkeerig en
even noodzakelijk insloot. Maar, neen, de baron heeft
zich niet verstout den waren zin der wet anders te
duiden; liever heeft hij zijn Katholieke gevoelens,
vroeger openlijk geuit, nu geweld aangedaan , liever
zich aan inconsequentie bezondigd , dan te loochenen ,
dat de Godsdienstvrijheid van hoofd en ledematen we-
derkeerig is. En niemand zijner mede- of tegenstan-
ders heeft het geringste spoor van eene andere over-
tuiging te kennen gegeven.
§ 7. Het geding is van algemeen maar tevens van
locaal belang. Schending van soevereine rechten
is de tweede aanklacht.
Dan, keeren we terug tot ons onmiddellijk onder-
werp : de drievoudige aanklacht in het Adres der
Katholieken vervat.
7*
-ocr page 106-
90
Naar laatstgemeld artikel ltiö der Grondwet is het
dus buiten kijf: De binnenlandsc/ie neutraliteit, welke
de Nederlandsche Staat tusschen de verschillende be-
Hjdenissen heeft in acht te nemen, kan door geen
ministerie worden voorgewend, als een beletsel tegen
de volle bevrediging der drievoudige aanklacht in het
Adres der Katholieken vervat; deze neutraliteit kan
op den neveligen 19 December in het ministeriele
antwoord niet zijn bedoeld.
De neutraliteit echter welke naar buiten werkt, biedt
deze een toegankelijkere uitvlucht, om aan rt verzoek-
schrift zijn gewenschte uitwerking te ontzeggen ? Aan
haar wordt dan ook door de tegenstanders van het
Adres slechts gedacht; hierover moet dus de vraag
opzettelijk gesteld: Hoeverre strekt zich dun onze ge-
waande onzijdigheid uit \'i Verbiedt zij , ons in te laten
met de schending van zaken.\'\' Dezer ontrooving is wel
elders gepleegd, doch de rechthebbende personen op
dat eigendom, die dus in hunne rechten verkort zijn,
zijn de Adressanten zelven. Het geding in quaestie is
wel algemeen omdat het al de Katholieken raakt — ten
einde hunne gewetensvrijheid te genieten, hebben ze
de Kerkelijke Staten in het leven geroepen — doch
tevens locaal, omdat het Nederlandsche onderdanen be-
nadeelt. Wij, Noord-Nederlanders, oprechte onderdanen
van Z. M. Willem III, zijn door vreemdelingen van
ons waarachtig eigendom beroofd, en wij vragen een
algeheel en spoedig herstel; eerste aanklacht.
Een tweede aanranding heeft er plaats: een politiek
vergrijp tegen de soevereiniteit van den Paus- Koning.
Sardinië heeft zich meester gemaakt van den Kerke-
lijken Staat; dan, let wel op, liet soeverein bestier
dier Staten behoort der Kerk in eigendomj aan dat
-ocr page 107-
91
zedelijk lichaam, over heel de wereld verspreid, waar-
in én hoofd èn ledematen één en even noodzakelijk
zijn. Van daar rust de loodzware plicht op den tij-
delijken Paus, dat hij het erfdeel van St. Pieter voor
zijn opvolger ongeschonden achterlaat Van daar behoudt
de Kerk, al is zij bij het overlijden des Pausen eene
weduwe, het eigendom van dat soevereine recht om
het naar bepaalde wetten den nieuwen Paus te over-
handigen.
Wederom dus is het geding, dat meer en meer de
aandacht van alle goevernementen begint te vragen,
algemeen of allen rakend; en particulier, de Adressan-
ten in het bijzonder betreffend. Zij is óns, die aan-
spraak op dat koningschap, maar tevens is zij noodza-
kelijk voor het hoofd der Kerk, opdat hij de plichten,
aan zijn ambt verbonden, kunne vervullen met die
vrijheid, welke hem eigen, met die onafhankelijkheid,
welke hem daartoe noodzakelijk is.
Dit gewichtig en soeverein recht heeft Victor Em-
inanuël door Rome\'s overweldiging, ons ontnomen,
hij heeft den standaard der revolutie in de schaduw
van het Vaticaan geplant.
Een ieder bemerkt, dat de hier besprokene rechts-
schennis onder twee, zeer onderscheidene opzichten
moet worden beoordeeld, en dat zij op een tweevou-
digen grond herstelling vordert. Den eenen zullen wij
een meer politieleen, den anderen een meer Godsdienstigen
grondslag
noemen; het is immers, een politiek recht,
dat koningschap, ouder dan eenige dynastie ter wereld;
het is tevens een Godsdienstig recht, daar deze soeve-
reiniteit noodzakelijk is voor de ware onafhankelijkheid
van het hoofd der Kerk.
Wij staan hier tegenover do revolutie gelijk Israël
-ocr page 108-
92
voor den Pharao ; het stond hun vrij , zij hadden der-
halve het recht als burgers, naar de woestijn over te
steken; het was hun op de tweede plaats een Gods-
dienstige plicht en dus ook een recht, dit te doen, daar
God hun bevolen had in de woestijn te gaan offeren.
Zoo grondt zich derhalve de aanspraak der Adres-
santen niet op „de vrijheid van briefwisseling" in den
zin der Nieuwe Rotterdamsche Courant (15 Julij),
maar op twee verschillende rechtsbeginselen: voor het
eerste kunnen zij het 51" Artikel, voor het tweede
het 164c, 165", Artikel der Grondwet 1) ter hunner
verdediging aanvoeren.
Verbiedt nu de politiek onzer neutraliteit Z. M. hem
die zwoer onze rechten te handhaven, voor dit ge-
wichtig recht op te komen; verbiedt zij de uitvoering
van het andere artikel, waarin de vrijheid van onzen
Godsdienst is gewaarborgd, na te komen ?
Zal dan het rechtsgevoel in Nederland erger ver-
stompt zijn dan bij het revolutie-goevernement? Dit
ten minste heeft nog in September en October jl. en
later immer voort, hemel en aarde bewogen, om de
wereld te doen gelooven, dat het den Paus niet wil
berooven van de soevereiniteit. Z. H. zoude al de
rechten van Soeverein behouden, daarom bleef naar het
heette de Leonijnsche stad of wijk ongeschonden. Niets
echter van dit alles is waarheid, maar het blijkt, zoo-
als van de Sub-Alpijnsche rooverregering te verwachten
was, het blijkt louter bedrog eu meineed.
1) Artikel 51. Ik zweer dat ik de regtcn van al mijne on-
derdancn zal beschermen. — Artikel 146. ieder belijdt zijne
godsdienstige mecning met volkomen vrijheid. — Artikel 156.
Aan alle kerkgenootschappen in het Rijk wordt gelijke bescherming
verleend.
-ocr page 109-
93
§ 8. De derde aanklacht is de schending der vrijheid
van geweten. Met verkrachting van alle inter-
nalionale rechten.
Ten laatste komt de derde roof en heiligschennis
door Piëmont\'s driestheid gepleegd, met den Paus de
onafhankelijkheid en het vrije bestier der Kerk te ont-
weldigen.
Hier loopt de quaestie niet meer over een middel,
hoe noodzakelijk ook, ter uitoefening zijner geestelijke
macht, maar over de uitoefening dier macht zelve.
Het corpus delicti, dat hier de aandacht in zoo hooge
mate trekt en waartegen de derde aanklacht door de
Adressanten wordt ingediend, is eene tot in de diepste
diepte ingrijpende verkrachting van den Godsdienst,
eene voldagene berooving der Godsdienstvrijheid.
Wij, Nederlanders, wij hebben recht naar onze
staatswet op deze vrijheid; wij vorderen die niet alleen
qu\'nd mé\'me, maar wij hebben ook krachtens dezelfde
staatswetten het volste techt, ons, zoo dikwijls en zoo
lang het noodig is, op Z. M. als op den koninklijken
verdediger dier vrijheid te beroepen. Die vrijheid, ons
dierbaarder dan het leven, is geschonden door een feit,
door eene gewelddaad, wel elders gesteld, doch hier,
ten onzent toegebracht,
aan even zoo vele Nederlanders
toegebracht als er Katholieken zijn.
Moet de handhaver onzer constitutioneele rechten in
zijn bestier teruggehouden, moet ons goed recht zelf
onderdoen ter wille van de dwingelandij der neutra-
liteit?
Zoo weinig beloofden zich de handlangers der rooverij
zei ven, dit van de gevierde toepassing der neutraliteit
-ocr page 110-
04
te mogen verwachten , dat zulks in hun oog niet eens
denkbaar scheen.
Dientengevolge herhaalden zij tot vervelens toe: de
Paus moet en zal soeverein blijven en de Kerk als
haar hoofd vrijelijk bestieren; zelfs zullen wij deze vrij-
heid door eene wet bekrachtigen, waarin als even zoo-
vele artikelen, de waarborgen zijn opgenomen, die de
Katholieken gerust zullen stellen, d. w. z. die al hunne
Godsdienstvrijheid henemen.
Het zoude eene overbodige herhaling zijn, hier op
nieuw te verwijzen op de algemeene zijde der quaestie,
die alle Katholieken aangaat, en op de bijzondere zijde,
waarvoor de Adressanten optreden. Even noodeloos
achten wij het te herinneren, dat de rechtschennis, hoe
diep ook ingrijpend in den Godsdienst, op politieken
bodem is gepleegd en dat dus de aanklacht daartegen
zeer wijselijk op zulke staatkundige gronden wordt
ingesteld, waarmede geheel Nederland moet instemmen.
Wat elders geoordeeld wordt over de vraag: heeft
de politiek der neutraliteit iets met de drievoudige
aanklacht uitstaan?
Nauwelijks was de telegram der knevelarijen,
waarborgen genoemd , aangekomen, of de Nord-
deutsche Zeitung
riep krachtig uit: „Wat vermeet
zich niet de Italiaansche regering, om, zooals een
telegram ons meedeelt, de rechten der Katholieken
buiten Italië bij de wet te regelen? \'t Is eene zaak,
die haar niet aangaat; door dezen stap stelt zij zich
in de rechten en plichten van al de Mogendheden, wier
onderdanen Katholieken tellen. Door willekeurige be-
sluiten
wil zij de vrije uitoefening van het geestelijk
gezag des Pausen op de zijnen regelen."
„In ieder geval moet opgemerkt, dat eene beslissing
-ocr page 111-
95
over hetgene de Katholieke Kerk en haar zichtbaar
hoofd als voorwaarden erkennen , waardoor de vrijheid
van dat geestelijk gezag des Pausen is beveiligd, niet
met eenige mogelijkheid kan beschouwd worden als
een zuiver inwendig vraagstuk van éénen Staat."
Zoo blijkt het al wederom, dat moge het woord
Onze Neutraliteit op onuadenkenden al eene verontzede-
lijkende kracht kunnen uitoefenen, den vorst, aan wien
het vrije Nederland van harte gehecht is, te beletten,
zijne trouwe onderdanen in hunne rechts vrijheid te
handhaven, dat vermag het niet.
Hieruit blijkt eveneens, dat juist Italië de JVo»-
intervenlie geschonden heeft jegens Nederland en jegens
alle Staten, waar de Godsdienstvrijheid door de Grondwet
is opgenomen.
Hieruit blijkt, dat het Italiaansche goevernement
terecht gesteld moet worden , nu niet meer alleen omdat
het de Adressanten te kort deed, maar ook omdat het
onze nationaliteit heeft gekwetst, en onze staatswetten
met schending van alle neutraliteit, ten onzent komt
belemmeren.
§ 9. Zedelijke kracht der Katholieken, hunne gevoelens
en vastbeslotenheid.
Wij willen hier de vraag nu niet meer opperen , hoe de
daad
der vorige regering waardoor zij met het revolutionair
goevernement van Italië 1) instemde, te rijmen is met
hare ministeriële plichten jegens het hoofd van den
Staat, met de eer der Hollandsche natie, met de wetten
1) Men vergelijke de depèchen van den gezant Bcrtinatti, wslke
nu algemeen verspreid zijn en reeds boven aangehaald.
-ocr page 112-
OG
des lands, met de rechten der onderdanen, met die
der Adressanten in het bijzonder, met hare eigene uit-
spraak: Onze Neutraliteit!
Wij zijn ook niet van meening, dat hier de spreuk
frangenti ficlem fides frangatur eidem, die trouw breekt is
waard trouwbreuk te ondervinden,
als een beginsel gelden
kan verwerpt de regering zelve de beginselen der
Grondwet, waaraan alle andere wetten haar kracht
ontleenen, dan achten ook wij ons jegens de regering
niet meer gebonden! Neen, dau zijn wij van alle
wetten los gemaakt en wij houden ons gerechtigd, onze
beden in eischen te veranderen en wanneer we daartoe
in staat gesteld zullen zijn, ze zei ven te verwerkelijken
door weerstand, des noods door geweld.
Neen! wij koesteren zulke gevoelens niet, integendeel wij
werpen ze verre van ons. Doch wij deelen de overtuiging,
dat de Katholieken een machtige steun zijn voor elke
regering — de geschiedenis van \'30 tot \'70 bewijst
het — maar ook, dat elke regering, die niet met open
vizier zich voor hunne vrijheid verklaart, voortaan dien
machtigen steun ontwijfelbaar missen zal.
Zij zijn trouwe onderdanen en blijven het; maar
willen niet ten speelbal worden. Het zorgwekkend
tijdperk van heden, door het valschnamig volkenrecht
in \'t aanzijn geroopen en door de internationale wan-
daad van Italië als door een sprekend kenmerk ge-
stempeld, maakt het den Katholieken tot eene behoefte
zich meer en meer te vereenigen. Door deze vereeni-
ging juist leeren zij hunne krachten kennen en komen
tot het volle bewustzijn van hun onmisbaren invloed.
De bewijzen welke de Pal-Mail Gazetle voor eenige
weken gaf van de onheilspellende gesteldheid van
Europa, kunnen door niemand worden geloochend. „De
-ocr page 113-
97
vrede van Versailles:" zeide zij, „is een blijk temeer
van den toestand der staatsrechtelijke anarchie waartoe
de wanbeginselen ons werelddeel hebben gebracht. Een
veroveringsoorlog wordt er gevoerd tot groote ontsteltenis
der overige Staten."
„Eene mogendheid, gisteren nog de machtigste, ligt
heden verslagen, eu eene andere mogendheid rijst in
de hoogte en komt in één dag als militair keizerrijk
tot volle rijpheid: terwijl Europa geen oogen heeft om
het te zien, geen spraak om er tegen te waarschuwen ,
geen handen om liet te beletten.
,.Elke Staat volvoert wat in zijn oog recht schijnt
en mag zich gelukkig achten , indien hij er h?t hoofd
niet bij verspeelt. Geen harmonie van handelingen,
geen identiteit van politiek tusscheu de verschillende
Staten is er meer te bespeuren."
Is dit zoo, dan staat de gevolgtrekking daaruit even
onwankelbaar vast. Een r.ieuw Europa moet uit dien
chaos herrijzen. Pit de waarheid geboren en door het
recht gesterkt, moet het met dubbel gespierde kracht
zich tot een hernieuwd statenleven verheffen. En
waar zal het de waarachtige levenssappen ter zijner
instandhouding en bloei gaan putten ?
Waarheid en recht zijn de noodzakelijke levens-
voorwaarden van elke maatschappij — wij toonden
dit boven — thans durven wij daarbij voegen: die
levens-sappen zijn bij de Katholieken voorbanden ; zij
blijken de groote levensmacht der were\'d. »Ook in
Nederland is de Katholiciteit het meest eendrachtig
en daarom het krachtigst element.\'\'
Van dit alles overtuigd, mogen de Katholieken M \'t
belang der regeringen zelven
niet anders dan protesteerend
te werk gaan. Om door hun machtigen invloed de
-ocr page 114-
08
nationale zelfstandigheid te verzekeren, zijn zij genoopt
tegen de verkrachting hunner rechten van eigendom,
van soevereiniteit, van Godsdienstvrijheid vertoogen en
klachten in te dienen.
Tot heden moesten ze wijselijk de goevernementen
ontzien en ze tegen de revolutie sterken; doch gaan
de goevernementen er toe over om zelven de behulp-
zame hand aan de revolutie te bieden, bekroonen zij
door hunne goedkeuring hare snoodste daden , dan mogen
de Katholieken hen niet meer volgen, en zij moeten
zich onverbiddelijk tot regel stellen: alwie de zaak
van onzen H. Vader, die de zaak is der waarheid en
van het recht, oprechtelijk is toegedaan, zal onzen
steun erlangen; met hem, die ze bestrijdt of verraadt
zullen we ons nimmer verzoenen! Langen tijd, te
lang wellicht, hebben we het hoofd gebogen voor die
onze dierbaarste rechten vertraden.
Mocht een of andere onzer uitdrukkingen aan iemand
wat hoog gestemd toeschijnen, deze gelieve zich te
herinneren in welke terugstootende phase het gewichtig
vraagstuk van den Paus zich thans bevindt.
Reeds den 19 December was het de periode der waar-
borgen,
ingetreden, ofschoon het ministerie den schijn
aannam daarvan niets te vermoeden ; intusschen echter
heeft zich dit tijdperk scherper en scherper afgeteekend.
Dit standpunt der quaestie is voorwaar niet nieuw,
maar nu meer ontwikkeld, voor een ieder in het licht
gesteld.
Nu is het wereldkundig en uitgemaakt dat het re-
vulutionair Piëmont de beoefening niet meer dertijde-
lijke macht, maar der geestelijke macht vanden Paus,
door zijne arbitraire wetten wil regelen, en zoodoende
het hoofd der Kerk niet alleen, maar in het hoofd
-ocr page 115-
99
heel de Kerk en elk harer ledematen, door zijne
schandelijke, onteerende banden poogt te kluisteren.
Waarachtig neen! duizendmaal neen! dat zullen de
Katholieken niet dulden, dat kunnen zij niet dulden;
zij zullen allen uit eeneu mond het scripturistisch
woord van Petrus tot leus en teeken aannemen: Wij
kunnen niet, non possumus. Wordt het noodig, zullen
zij op nieuw en talrijker en met meer klem en aandrang
protesteeren, hun protest gaan neerleggen aan de voeten
van hun vorst. Deze zal begrijpen, dat hij met zulke
vertoogen niet aan te hooren, zijn eigen gezag weg-
werpt, zijne kroon in gevaar brengt. Mocht Z. M.
de kracht bezitten bij tijds recht te doen; geen rainiste-
rie naast zich te ontmoeten, dat den volkswil dei-
halve natie wederrechtelijk dwarsboomt. De Katholieken
zullen zich des noods gelijk in België, wenden tot de
andere Mogendheden. Zij zullen, zooals de republieken
van Zuid- America, aan de Italiaansche regering zelve
hun protest opzenden. Zij zullen Adressen teekeneu
aan den Paus. Maar zij zullen zich voor geenen prijs
ter wereld kluisters laten aansmeden, welke met hun
geloof en zijne vrije belijdenis, niet overeen te bren-
gen zijn.
Wij kunnen hier zonder aarzelen de verzekering
geven, dat zij niet zullen rusten, voor dat hun de
geschonden vrijheid is weergegeven.
Ook andersdenkende in den landen , die het wel
meenen met gewetensvrijheid en onafhankelijke na-
tionaliteit, ook zij zullen niet dulden dat het recht
van den landzaat moet wijken voor des vreemden ge-
weld; zij zullen onze drievoudige aanklacht beamen,
ja, met ons instemmend tegen \'t staatsonrecht protest
aanteekeneu. Ons vertrouwen dat hun aantal niet on-
-ocr page 116-
iÜO
aanzienlijk zal zijn, steunen wij door den wenk in het
„Dagblad" van 23 September geuit: „dat ieder naden-
kende, — welke godsdienstige meening hij ook aan-
kleve — moet opkomen tegen dat roekeloos auto-da fè,
hetwelk thans Rome ontwijdt, nu men het wettig ge-
zag onbeschaamd „verbrandt."
Vil.
DE WAARBOEGEN.
§ 1. Hel laatste tijdperk der Romeinsche quaeitie.
Dezelfde vervolgingsijeest. Onmogelijke verzoening
in den vorm eener wet voorgesteld.
De toestand waarin de Romeinsche quaestie nog heden
verkeert, is het tijdperk der waarloryen.
Nauwelijks zag de kroonenroover zijn onedelen be-
gunstiger zonder degen (2 Sept.) en het edele volk
van het bloedend Frankrijk zonder kracht, of hij springt
met verpletterende overmacht uit zijn schuilhoek (20
Sept.J en overrompelt den zwakke. Om naar zijn vast
gebruik 1) bij de misdaad ook de huichelarij te votgen,
het verraad met den roof te paren, beproeft de sniader
van het volkenrecht, ter sluik doch onverwijld, de
1) „Maar dewijl het aan de Florentijnsclie regering eigen is
om een gestadige en schandelijke veinzerij te paren met eene
schaamtelooze minachting voor Onze Pauselijke waardigheid en
Ons gezag." Woorden van den Paus Pius IX in de Encycliek
van 15 Mei 7i.
-ocr page 117-
ioi
staatsminister en door hen de vorsten van Europa tot
medeplichtigheid in zijne heiligschennis te verlokken.
Hij ducht echter de massa des volks; hij weet het,
bij de natiën van Europa zijn waarheidsliefde en rechts-
gevoel nog niet uitgedoofd, omdat de Godsdienstzin in
hun hart te diep is geworteld.
Het middel om ook dit bezwaar weg te nemen was
reeds (20 Aug.) vooraf gevonden. Onnadenkenden zijn
licht te misleiden. Ter geruststelling der bezwaarde
gemoederen moet der rooverij en den stand van zaken
de schoone glimp eenvoudig gegeven worden van
wettigheid.
Er zal dus den edelen Pius eene schijn-soevereiniteit,
den moedigen Paus eene naamvrijheid gelaten en bij de
wet
geoctvoyeerd worden. En ofschoon men bedoelt
den vorst der Kerkelijke Staten tot een spotkoning te
verlagen, gegijzeld in zijn Vaticaan, en het hoofd dei-
Kerk in een afhankelijk dienaar der revolutionaire staat-
kunde te veranderen ; aan de menigte zal men verhalen:
Uw Paus is vrij, Uw Paus is Soeverein; eene wet
zelfs heeft hem beide rechten gewaarborgd.
Ziedaar het werk, waaraan de Sub-Alpijnsche regering
in het openbaar, de magonnieke regering in het geheim
sinds lang arbeidden: den Paus met een koninklijken
spotmantel te omhangen en hem in zijn bestuur door
sluw uitgedachte wetsartikelen te knevelen. Den toe-
stand der Piomeinsche quaestie, waarin deze beveili-
gingswetten in wording zijn en hunne toepassing af-
wachten, noemen wij het tijdperk der waarborgen.
Deze periode is volstrekt niet nieuw. Zij bestaat
slechts in eene accidenteele naamsverandering, die het
wezen der zaak ongewijzigd, onaangeroerd, in zijn
geheel laat; zij is enkel een nieuwe phase derzclfde
-ocr page 118-
102
samenzwering. Zij ontplooit de bedriegelijke leus van
Cavour: eene vrije, d. i. slaafscbe Kerk in een vrijen,
tl. i. tyrannieken Staat. Zij ontwikkelt zijne verderfe-
lijke leer: de Kerk- en de Staatsraachine moeten als
twee vaneengescheiden raderwerken dienst doen en door
ééne macht, die van den Staat, in beweging worden
gebracht.
Het Waarlorgemtehel, ziet, dat is het juist wat door
zijne scheiding van Kerk en Staat bedoeld werd; dat
is het, wat volgens de paradox der zoogenaamde zede-
lijke middelen
moest worden aangewend, om Rome bij
Turijn te annexeeren. Van dit alles is de theorie dei-
waarborgen eene verduidelijking en eene laatste of voor-
laatste toepassing.
Voor hem die een weinig helder blikt in de zaken ,
zijn die Piëmonteesche waarborgen niets anders dan
eene voortzetting van de artikelen der September-con*
ventie, wier eenig doel was, de Kerkelijke Staten dei-
revolutie in handen te spelen. Op zulk eene beveili-
gingstheorie had de ex-keizerlijke medehelper, in zijn
verlagende rol van middelaar, het oog steeds gevestigd ,
als op het middel waardoor, gelijk hij zeide, de Paus
en Italië 1) elkander leeren verstaan en onderling in
verzoening leven zouden.
1) De Hoog-Eerwaardige Bisschop van Poitiers, Mgr. Pie, had
in \'t begin van \'68 met den banneling van Wilheliushühe het
volgend gesprek. »Sire\' Gij hebt nu door uwc medehulp Rome
gered van het geweld der revolutie; thans moet uw streven zijn,
de revolutie in haar zelve te fnuiken, met haar bedriegelijk bol-
Wf rk , de eenheid ra» Italië geheeten, te vernietigen; het idee en
zijn voorstel moeten worden uit den weg geruimd." \'s Keizers
antwoord luidde: „Dat kan niet; ik moet èn Italië èn den Paus
behouden." „Met uw welnemen, Sire! Dat is onmogelijk; Italië
wil Rome bemachtigen en Kome wil den Paus als vorst behou-
-ocr page 119-
io;;
Waar dus de Romeinsche quaestie in haar ontwikke-
lingsproces heden op neerkomt? Op niets anders dan
op hetgeen honderde malen, hetzij verafschuwend,
hetzij huichelend, — naar dat iemand zich al of niet
naar Rome richtte — is genoemd, op eene verzoening ,
welke reeds voor tien jaren 1) door de Kerk werd ver-
oordeeld; op eene verzoening tusschen recht en onrecht
gezag en revolutie, den Paus en den rooverkoning,
het geloof en het ongeloof, de Kerk en de anti-maat-
schappelijke beschaving, het licht en de duisternis,
Christus en Belial. IJdel pogen, verwaten streven,
godslasterlijk doelwit!
Een en dezelfde vervolgingsgeest, achter een nieuw
doch wederom zeer doorschijnend masker verscholen,
blijft de aanranders van den Paus bezielen; echter
schijnen zij heden hun uiteinde en ondergang genaderd.
Wij twijfelen er niet aan of het tijdperk der waarborgen
zal de laatste periode dezer wereld-quaestie uitmaken;
onvermijdelijk moet zij in eene openbare, gewelddadige
vervolging overgaan, indien niet eene volkomene vrij-
making der Kerk onmiddellijk ophanden is; of liever
gezegd, dit eindslot van den strijd ligt niet meer in
de toekomst, het is reeds daar!
Zoo verstaan we het woord van Pius\' Encycliek,
15 Mei: „Het is waar, het is nu het uur der boos-
den." — „Ik zeg tl, Monseigneur! de Paus en Italië moeten
elkander leeren verstaan! — „Neem eens, hervatte de bisschop,
«dat Pruisen den Elzas en Lotharingen ontweldigt; Frankrijk,
natuurlijk, zal zulks niet dulden; zouden zij elkander toch moeten
leeren verstaan?" .Napoleon keerde zich om en ging heen. Nu
dat gesprek een teil is geworden, ging hij voor goed weg en
komt nimmer weer; moge de geduchte les hem nuttig zijn!
1) Alloc. Jam dudum cernimus. Lü Haart 1861. Syllabus LXXX.
WENKKN.
                                                                  8
-ocr page 120-
104
heid en de macht der duisternissen. Maar dit uur is
het laatste, en deze macht is van korten duttr.,}
Wat den wereldkeizer Constantijn den Groote heilig-
schennend en onmogelijk toescheen, wat niet een der
Byzanthijnsche, noch der Duitsche keizers zich vermat
te heproeven, dat heeft de revolutiegeest op zich ge-
nomen door den minister Lanza te bewerkstelligen.
Te Rome zal een Paus en een koning zetelen; te
Rome zal de Kerk van den Staat d. i. de menschheid
van God zijn losgemaakt, te Rome zal het geloof aan
de zwakke, doldriftig gewordene rede onderworpen zijn ;
te Rome zal de Kerk van den Staat afhankelijk, de
Kerk mèt en in den Paus als slavin ten toon gesteld
worden; te Rome zelf zal die verlagende ommekeer
der orde, in den vorm van wetten, der wereld worden
verkondigd.
§ 2 De wel Lanza. Zij is slechts een politieke uit\'
vlucht. Professor Quark. •!esuilenmotie.
liet ontwerp dier stelselmatige kerkvervolging, ook
wel de wet Lanza genoemd, omdat deze minister ze in
den vorm van wettelijke verordeningen gegoten heeft,
was reeds voor lang op touw gezet en is voor eenige
maanden aan de Florentijnsche Kamer ter discussie
aangeboden.
Wat men voor had met deze indiening: was zij op-
recht, was zij ernstig? De Mforma, het orgaan der
uiterste linkerzijde, beschouwde deze wet zoodra zij
was voorgedragen, als een louter politiek redmiddel. „De
diplomatie," zoo verklaarde dit blad reeds in December jl.
„lioudt het tegenwoordige ministerie op de pijnbank
uitgestrekt; de wet Lanza moet het daarvan losmaken."
-ocr page 121-
105
Dan, eene wet, wier voorstelling slechts als een uit-
weg dienen moet, kan door niet éene partij ernstig
opgenomen worden; zij is, zooals de aart eener wet
vordert, niet bestemd iets goeds voort te brengen; zij
kan nimmer in werkelijke toepassing overgaan, noch
degelijke debatten in het leven roepen.
Een kortstondige ruggespraak was dan ook voldoende
om alle verschillen te vereffenen; de partijen der Kamer
werden het gemakkelijk eens. De voorgewende vrees der
linkerzijde, dat den Paus te veel vrijheid gelaten werd,
verdween zonder stoornis, omdat het ministerie erkende,
dat deze te groote goedgunstigheid enkel als een middel
moest dienen om de diplomatie den mond te snoeren,
die dan toch misleid en tot zwijgen gebracht wilde zijn.
„Wat de vorsten zei ven betreft, deze, zoo zeide men,
hebben al zooveel voldongen feiten geslikt — de revolutie
is jegens hen nimmer lief noch beleefd — dat zij, is
de afhankelijke toestand van den Paus maar eenmaal
een feit, daarmede wel vrede hebben zullen." Wij
danken de Riforma voor hare niet onbelangrijke mede-
deelingen.
De Utrechtsche professor Quack (N. R. C. 21 Maart)
kan uit dit mazzinistisch blad leeren, waarom zijne
opvatting van de wet Lanza onjuist is en geheel buiten
de waarheid. „Het is dus in alle opzichten een op-
merkelijke arbeid die door dat Italiaansch parlement
thans wordt beproefd. Eene poging tot een vergelijk
met den Paus. Een politiek kunststuk, waarvan niet
veel (??) antecedenten bestaan." — Gij vergist u,
Professor, zoo voegt de Riforma haar medestander toe
heel de wet komt eigenlijk neer op een kunstgreep; zij
is niet juist een kunststuk, maar een proefstuk en wel
een proefstuk van list. „ De Katholieken, zegt de
8*
-ocr page 122-
106
Paus 1) zijn er dan ook verre van af zich te laten
misleiden door de bedriegerij, die men versiert met
den naam van waarborg."
Een zoo gewichtig wetsontwerp mocht evenwel niet
te vaardig van stapel loopen ; de omstandigheden buiten-
dien lieten niet toe zoo spoedig ter stemming over te
gaan. Kort na den gemelden broederkus der partijen —
welke even als Herodes en Pilatus elkander nu trachten
te believen — wordt er een spiegelgevecht beraamd.
Morelli voor de linkerzijde optredend, schreeuwt het
op nieuw uit: „maar gij herstelt de wereldlijke macht!"
Van den ministeriëlen kant voert men te gemoet:" de
duizendtallen van Adressen, die geteekend worden
vorderen onze toegevendheid." Het kunstmiddel gelukt
zonder moeite; de gewaande schermutseling wordt in
dezelfde Februari-zitting besloten door het ministerieel
voorstel om de twee hoofdstukken, waarin de wet was
ingedeeld, in twee verschillende wetten te veranderen ,
de eene over den Paus zou afgewerkt worden, de tweede
over de Kerk zou tot later aanhangig blijven.
Katholieken van Nederland! Gij, die hel meest een-
drachtig en daarom krachtigst element in ons vaderland
uitmaall,
ziet gij het, eene revolutionaire bent beraad-
slaagt daar over Uwe Kerk, dat is over Uwen Gods
dienst, over Uwe gewetensvrijheid, over de verijdeling
Uwer Grondwet! Gevoelt U verontwaardigd en zweert
het bij alles wat heilig is, dit nimmer te dulden!
Zweert het met Uwen koning aan de spits, Uwe grond-
wettige rechten van vrijheid en van Godsdienst onver-
schrokken en met leeuwenmoed te handhaven !
1) Encycliek vmi 15 Mei.
-ocr page 123-
107
De vermaning van Z. H. 1. c. zij U eeue heilige
wet: „Naarmate de strijd ernstiger en heviger wordt,
moet gij ter zelfder tijd met eene toenemende kracht
en overvloedigheid uwe gebeden verheffen tot den Heer,
opdat het Hem behage den dag Zijner barmhartigheid
te verhaasten."
En wie zijn het, die liet bestaan de organisatie der
Kerk, het conclave der Pauskeuze, de benoeming der
bisschoppen, het gezagsbeginsel der Kerk te regelen,
d. i. in \'t heiligdom zijner vrijheid aan te randen? In
diezelfde zitting van Februari jl. durfde men het hoofd
der Kerk openlijk voor een booswicht uit te schelden 1)
zonder dat éen der chique cento eenige opmerking maakte.
Een afvallige 2) en verloopen monnik integendeel vond
voor zijne snoode lusten en zijne trotsehe weerbarstig-
heid tegen de Kerk in dezelfde zitting warme ver-
dedigers!
Oin in de uit nooddwang gerekte beraadslagingen
eenige afwisseling ta brengen, kwam nog eene andere
vertooning te stade; zij hoort er tegenwoordig overal
bij, waar berekende aanslagen tegen den Godsdienst
op handen zijn, en mocht dus ook hier niet ontbreken.
Een amendement op de wet wordt er voorgedragen;
het bepaalt de verbanning en vernietiging der Jezuïten.
Zoo brengt het, niet zonder velerlei redenen, de vaste
1)  Een keur vim dergelijke gezegden, door de pers alom ver-
spreid, is alleen genoeg in staat het lage merk aan te duiden,
waaronder het Florentijnsch parlement thuis behoort
2)  Van denzelfden Hyacinthe Luysou verhalen kort na zijn
afval de Noord Americaansche bladen, dat hij ten bate eener
vereenigiug van weldadigheid, toespraken hield, maar het beste
deel der opbrengsten voor zich zelven nam Met moeite heeft
men van de gaarders der entree-gelden vernomen, dat hij 1000
gulden voor elk half uur sprekens eischte.
-ocr page 124-
108
loop van elk revolutie-proces met zich , dat de Jezuïten
hier of daar, al was het maar voor de leus, ten tooneele
worden gevoerd. Na deze religieuse orde afzonderlijk
met verguizing te hebben overladen, kunnen de hand-
langers der revolutie des te gemakkelijker het wezen
van den Godsdienst aantasten, zoo het dan schijnt, op
minder hevige maar niet op minder gevaarlijke wijze.
De leden dier orde en al wie moediger, openlijker voor
de zaak der Kerk optreedt eveneens, staan aan den
eersten en hevigsten schok ten doel; opdat de later
altoos volgende beroeringen minder geweldig schijnen
zouden, ofschoon de waarheid en het recht des te
erger worden benadeeld. Ook in Italië mocht deze
vertooning niet uitblijven; deze Jezuïten-motie 1) was
echter door verschillende plagerijen reeds van den 20
September af voorbereid.
Na dit kunstmatig intermezzo werden de vergade-
ringen over het wetsontwerp tot de maand Maart uit-
gesteld, het is vervolgens door de Kamer en na eenige
woordenwisseling door den Senaat in April aangenomen ,
in Mei door de handteekening van den rooverkoning
bekrachtigd.
Het Sub-Alpijnsch Goevernement dreef nu zijn onbe-
schaamdheid zoo ver, dat het den Paus een exemplaar
1) Hoe de revolutie het tegendeel opdringt van hetgeno door
het volk wordt gewenscht, blijkt al wederom uit hare manoeuvre
tegen de Jezuïten. Men miste eiken grond ter hunner verban-
ning; een schijn-titel moest dus gezocht; men vindt dien in eenc
antijezuïtische volkspetitie. Doch terwijl dit nieuw plesbisciet
met niet eens 2000handteekeningen van het kanalje werd bekrachtigd,
was eene tegen-petitie te Rome ten gunste der Jezuïten van 30000
handteekeningen voorzien. De lofprijzing van den Paus zelven
in zijn brief aan den kardinaal-vicaris, kwam hen weldra ruinv
schoots schadeloos stellen voor den laster der revolutie.
-ocr page 125-
109
der wet heeft doen aanbieden; Z. H. schreef er zijn
protest op en gaf het terug; en heeft daarop zijne ge-
wichtvolle Circulaire van 15 Mei aan de gantsche Kerk
toegezonden.
De onbeschaamdheid van hetzelfde goeverneinent
had echter hier mede haar toppunt nog niet bereikt ,
zoo min als dat der bittere spotternij, waarmede het
elk der Staten steeds bejegend , die het ter beoordeeling
der waarborgenwet vroeger had ingeroepen, en die
helaas ! bij al deze aanmatigingen werkeloos toezien.
Konde hij nog niet door een afzonderlijke legislatie ,
toch heeft Victor Emmanuël bij decreet, aan de Artikels
16 en 18 dierzelfde wet, op zijne wijze, gevolg willen
geven.
Zijn besluit van den 25 Junij jl. ontneemt aan den
H. Stoel het recht om onafhankelijk over geestelijke
goederen te beschikken of om vrijelijk iemand in een
geestelijk ambt te stellen. Het koninklijk exequatnr
en het placetum regum worden er wederrechterlijk in-
gevoerd. De benoemingen tot een kerkelijke waardig*
heid of tot eene geestelijke bediening en het genot der
beneficiën worden in vele gevallen van deze aanuiati-
gende formaliteiten afhankelijk gesteld en veeltijds
aan de willekeur van een zegelbewaarder overgelaten.
Moet niet alle behrip van recht en rede verloren
zijn om de waarborgenwet voor iets anders te houden
dan voor eene stelselmatige vervolging der Kerk door
den Staat?
-ocr page 126-
110
§ 3. Duidelijke leekenen eener aanstaande Kerk-
vervolging.
De loop der voordracht en de vervolgingsgeest, die
in elke letter der wetsartikelen doorstraalt, krijgen
voor ons eene verhoogde beteekenis, als we daaraan
toevoegen, welke feitelijkheden de revolutionaire staats-
macht of de staatmachtige revolutie zich intusschen te
Rome veroorlooft. Het staatsbestuur doet ten believe
der revolutie of de revolutie doet door het staatsbe-
stuur het eene klooster vóór het andere na ontruimen;
laat dan hier, dan daar eene kerk ontheiligen; dan
hier, dan ginds sluipmoorden bedrijven, welke binnen
Rome\'s omtrek onlangs in éene week het ontzettend
cijfer van 29 bereikten. En zulke tooneelen herhalen
zich te Rome dag aan dag.
Men begrijpe ons wel. De opmerking van zooeven
nopens de herhaalde kwellingen der Jezuïten, als voor-
boden hunner nu voorgestelde en weldra aanstaande
verdrijving, kunnen we hier herhalen. De feitelijk\'
heden, nu reeds tegen den Godsdienst zei ven te Rome
gepleegd, voorspellen een donkere toekomst; zij doen
zien , wat den Paus en der Kerk van de Sub-Alpijnsche
regering te wachten staat. Zij zijn het voorspel van
het drama, dat, in de wet Lanza opgesteld, later zal
worden afgespeeld.
De afzichtelijke spotprenten op den Paus, de zede-
looze geschriften, de met hoon en laster opgevulde
dagbladen, onder oogluiking, ja met goedkeuring der
regering in grooten overvloed door de H. Stad rond-
verspreid, zijn even zoovele bewijzen, in welk een af-
grond van gemeenheid het ïurijnsche goevemement is
neergedaald en hoe onbetrouwbaar het moet geacht
-ocr page 127-
111
worden; maar zij zijn meer, die ergerlijkheden, zij
zijn het inleidend woord op de verwringingen, welke
aan de minst slechte artikelen der waarborgenwet nader
zullen gegeven worden.
Nu reeds wordt er letterlijk niets gespaard! Personen
en zaken, zeden en Godsdienst, geloofswaarheid en
gezag zijn in gelijke mate door straatvertooningen en
bij andere gelegenheden aan de walgelijkste bespotting
prijs gegeven. En dat alles gebeurt in een land, waar
het Katholicisme de Godsdienst van den Staat heet te
zijn; dat alles heeft plaats en werd geruimen tijd her-
haald in het bijzijn, onder aanmoediging en toejuiching
van het vorstelijk echtpaar, dat weldra den troon zal
bestijgen.
Is het genoeg, om te doen zien wat later volgen
moet ? Wie merkt niet bij den eersten oogopslag, hoe
de toeleg der regering hierdoor alreeds is verklaard ?
Wie durft zich van de veiligheidswet voor den Paus
onder zulk eene regering iets goeds, iets dragelijk»
beloven 1
Zonder ziener te zijn, kan men in hetgeen thans
gebeurt, met volkomtm zekerheid de mite en scène aan-
wijzen eener aanstaande gruwzame kerkvervolging. De
ondervinding dierzelfde taktiek der revolutie is, om
onze meening te staven, een veiliger waarborg, dan
een der duizend Garanzie\'s, die Italië voor het dierbaar
leven zelven des Pausen en der kardinalen kan aanbieden.
Dat zijn feiten, luidsprekende feiten, onloochenbare
feiten ! Feiten, waardoor uw eigendom , o Katholieken
van Nederland! is geroofd, de onafhankelijkheid en
de vrijheid van Uwen Godsdienst in zijn middelpunt
U is ontnomen! Feiten , welke de strekking doen zien,
de onmacht verraden, het boos opzet verduidelijken der
-ocr page 128-
112
regering, welke dat alles door wetten bestendigen wil!
Eene regering, die zulke feiten toeliet, begunstigde,
in het leven riep, wil U datzelfde door eene wet, ter
vrijwaring geheeten, voor de toekomst aanbieden, U
met den fraai klinkenden naam van Waarborgen in
slaap wiegen! Die wieg ware uw sterfbed!
Die wet, zooals zij daar ligt, kent den Paus den
rang van koning toe en noemt zijn geestelijk karakter
verheven boven alle menschelijke macht. Zij verklaart
het Vaticaansch paleis van het Italiaansch staatsbestuur
ontheven; maar te gelijk seculariseert zij de voorname
deelen van datzelfde Vaticaan en bepaalt de museums
en boekerijen het eigendom van den Staat. Zoodat de
verheven Gijzelaar zich te nauwernood in de open lucht
zijner tuinen begeven, niet eens een boek in handen
zal kunnen nemen, tenzij met goedvinden en bewilli-
ging zijner verdrukkers en beulen, en de archieven
der Kerk uit voorzorg nu reeds heeft moeten gaan
verbergen in eene nieuwe catacombe.
Toen men onlangs den minister op deze schreeu*
weude tegenspraak in de wet opmerkzaam maakte,
wat, denkt gij, was zijn antwoord? „Wat schaadt
dat? Zij komt toch nimmer tot eene ernstige toepas-
sing, tot eene eerlijke uitvoering. Onze gedragslijn
in dezen zal afhangen van de houding der diplomatie:
valt deze later den Paus bij, dan zullen we hem be-
schuldigen, dat hij de Staten tegen Italië opruidt;
keert echter de diplomatie zich tot ons, dan zullen we
den Paus beschuldigen, dat hij de waarborgen wet niet
trouw naleeft."
Waarachtig, wij mogen het tijdvak der waarborgen,
wel het tijdvak noemen der wettelijke huichelarij.
-ocr page 129-
113
VIII.
DE WAARBOEGEN,
ii.
§ 4. De overgroote meerderheid van Italië vera/schuwl
de Waarüorgenwel. De heer Cremers een vreemde\'
ling in Jeriisalem. Gewetensplicht om Ier
stemming te komen.
Zulk een wetgevend lichaam, zulk eene regering
heeft dan reeds maanden er aan gearbeid, om hun ver-
volgingsstelsel met den vorm eener wet als met een
sluier te omkleeden, en het langs dien weg alom in-
gang te verschaffen.
In schijn, neen, niet eens in schijn, maar in naam
zullen zij de onafhankelijkheid des Pausen beveiligen —
doch dit is reeds ze regelen en ze dus afhankelijk
stellen — metterdaad echter en in waarheid — dit is
buiten allen twijfel — zullen zij de beoefening zijner
geestelijke macht alleszins beperken en dwarsboomen;
het Katholicisme alom aan banden leggen, ware het
mogelijk, vernietigen; over den Godsdienst onzer
kinderen beschikken.
Wat bitterheid maakt zich meester van elk edelaartig
gemoed! Wat diepe verontwaardiging vervult den fel
geschokten geest! Maar hoe stijgt het gevoel eener
algeheele verachting ten top, als wij daarenboven nagaan,
dat dit werk van list, verraad en geweld, onbeschaamd
en onverstoord met medeweten der regeringen zijn vol-
trekking nadert!
Het is ondraaglijk zijne afzichtelijkheid in bijzonder-
heden hier nu verder voor te stellen. Wij beseffen de
-ocr page 130-
114
behoefte, het oog daarvan een wijl af te wenden en het
veeleer te vestigen op eene omstandigheid, die geschikt
is ons drukkend sinartgevoel een weinig te temperen.
Aldus is het officiële, maar niet het ware Italië
gestemd! Niet één land bestaat er, waar de afstand
tusschen de officiële wereld en het volk zoo onmetelijk
is, als op dat schiereiland!
Het staatsbestuur ging daar een weg op en is reeds
verre in eene richting voortgedwaald, die noodwendig
naar zijn ondergang voert, op openbare Kerkvervolging
moet uitloopen en het Kijk in conflict brengt met alle
andere Staten, die het staatsonrecht en den gewetens-
dwang niet beamen; doch de ware natie volgt zulk
staatsbeleid der regering niet, zij heeft de eeiste schrede
op dien verde\\ fel ij ken weg nog te zetten.
Is dit zoo, waarom dan, zoo luidde het in 01 s Parle-
ment den I9e" Dec. jl. „waarom dan heeft volk en leger
zich niet tegen de regering gekant en haar omver ge-
worpen\'.\'" Juist om de breedte der klove, welke tus-
schen regering en volk bestaat, durft het laatste zijn
vinger niet eens daarover heen reiken om de wrakke
staatsmachiue te doen ineenstorten. Wat mijnheer
Ureiners, de vreemdeling in Jerusalem, als een blijk
van eenstemmigheid aangaf, is liet bewijs der grootst
mogelijke verwijdering. Het volk deinst terug voor
elke aanraking met zulk een bestuur uit vrees van
besmettiug en gaat eenvoudig zijns weegs.
Al klinkt het vreemd, al schijnt het onkundigen
wonder, toch staat het vast: „De overgroole meerder -
heid van dat groot Katholiek land verschilt in gevoelen
niets van de overgroote meerderheid der Nederlandsche
Katholieken;" en desniettegenstaande volgt zij of schijat
zij op politiek terrein eene richting te volgen geheel
-ocr page 131-
115
tegenovergesteld van die, welke wij als plicht met de
meest mogelijke nauwgezetheid in acht te nemen hebben.
Een veelzijdig man, als de heer Cremers, die in den
vreemde bekend en bij staatslieden van het hedendaagsch
Italië ter schole is geweest, en alle mannen van dien
stempel moesten de schijnbare tegenstrijdigheid door
eigen inzien begrijpen. In ieder geval zullen zij onze
verklaring gemakkelijk vatten. Het moet hun in liet
dagelijksch leven dikwijls zijn voorgekomen en zij heb-
ben er dus over nagedacht, hoe twee personen van
dezelfde beginselen van waarheid en recht uitgaande,
in de toepassing, die zich naar de omstandigheden
regelt, verschillende wegen kunnen inslaan om tothet-
zelfde doel te geraken. Of volgen die heeren wellicht
dezelfde gezondheidsregels in tijden van welstand als
in dagen van ziekte? Is hun handelsverkeer met een
man van eer, gelijk aan dat met een uitgeslapen op-
lichter? Ziet hier dan onze oplossing!
Het Italiaansche volk beschouwt de uitvoerende en
wetgevende macht des Rijks in die mate met roof en
heiligschennis bezoedeld, ja, haar wezen en algeheelen
toestand daarmede zoo innig vereenzelvigd, dat het
terecht een gewetensbezwaar er van maakt, zich daar-
mede in te laten; voor elke politieke bemoeiing vreest
het door medeplichtigheid aan diezelfde misdaden schul-
dig te worden. Zij volharden daarom met de bijtijds
aangenomen gedragslijn als een vast stelsel te volgen:
ne elletti, ne elettori, wij wille» noch Hezen, voor de Kamers,
noch gekozen toorden Deze vastberadenheid der Italianen
lost het raadsel op, hoe in een land van 24,000,000
inwoners en waar de regering het onmogelijke beproeft,
geen kosten spaart, noch middelen ontziet om de ambte-
naren, militairen en alle afhankelijke personen, om al
-ocr page 132-
116
hare creaturen, die zij door de grofste laagheden tot
onder koningsmoorders toe, tracht te maken, om allen
m. e. w. naar de stemhus te drijven, na al die inspan-
ning er niet in slagen kan, meer dan 150,000 tot
kiezen over te halen. En wie zal ons verzekeren of
niet de helft daarvan nog moet worden afgetrokken;
de gebleken en bewezen bedriegerijen bij het plebisciet
van Eome gepleegd, hebben, ook in dit punt geen zweem
van vertrouwen aan dat goevernement meer overgelaten.
Juist op hetgene de heer Cremers zich liet aanleu-
nen en onberaden genoeg in de Kamer durfde uiten,
verwijzen wij als op een blijk van het tegendeel. Het
Italiaansch volk gaat zijn eigen weg, nog nergens be-
treden; zoo weinig deelt het in den geest van zijn
staatsbestuur. Het vermag in Napels, Sicilië en elders
de door verraad ingedrongen en door geweld opge-
drongen regering niet omver te werpen en zijn recht-
matige vorsten op hun troon te herstellen; het liep
hierdoor te groot gevaar van in de handen der bande-
looze revolutie te vervallen. Het kan ook den normalen
en constitutioneelen weg niet volgen, door eene meerder-
van zijne keuze naar het Parlement te zenden , omdat
de volksvertegenwoordigers, aan de beginselen van
waarheid en recht getrouw, den eed voor zulk eene
regering in geweten niet mogen afleggen. De over-
groote meerderheid der kiezers en der kiesbaren be-
schouwt het als eene zondige daad, zich hoe dan ook
te verinengen met den tot in den wortel gevicieerden
regeringstoestand. Zij durven den stand van zaken
niet eens in zoo verre aannemen als het niedelidmaat-
schap der Kamer noodzakelijkerwijze met zich brengt.
Gelukkig, ten onzent is de toestand niet aldus, het
zij verre! Maar opdat de stand van zaken niet zoo
-ocr page 133-
117
worde, schrijft het de strenge gewetensplicht van elk
Katholiek voor, onvermoeid telkenmale ter stemming
op te komen, en alle mogelijke middelen in het werk
te stellen, waardoor de keuze van geijkte en onwan-
kelbare kamerleden veel of weinig kan gebaat.
§ 5. Lama en Herodes. Nederland. Hel getuigenis
van Z. H. Pius LX over Italië en over Rome.
Met onze aandacht zoolang te wijden aan den waren
geestestoestand der overgroote meerderheid van het ge-
loovig Italiaansche volk, verloren we ons hoofdonder-
werp Be Waarborgen geen oogenhlik uit het oog. Wie
immers zal het ongepast, wie niet voor alles noodza-
kelijk noemen, dat om een wetsontwerp te waardeeren ,
het onderzoek worde ingesteld: hoe oordeelt het beste
deel der ingezetenen over de levensvragen, welke die
wet in hare artikelen opneemt ?
Wilt gij dan weten, hoe het wetsvoorstel „Garancie
della indipendenza del 8. P. e del libero esercizio delV
autorita spirituale della Santa Sede"
in het bijzonder,
daar te lande wordt aangezien ? Het volk, dat van
Turijn, Rome en Florence niet het minst, zegt in zijn
eenvoudig, d. i. helder en oprecht geloof aan iedereen
onbewimpeld: „De wet Lanza? Zij is ons door en
door bekend; wij lazen voorlang haar toonbeeld op de
eerste bladzijden van het Evangelie! Daar zien we
den allereersten vervolger der Kerk, den raoorder van
Christus zelven optreden. Van zijn boos plan wel be-
wust en van de waarheid volledig onderricht, poogt
hij zijn toeleg door waarborgen te maskeeren. „Gaat,"
zoo uit zich de trouwlooze tot andere vorsten van zijn
tijd, „en onderzoekt nauwkeurig naar het Kind en als
gij Het zult gevonden hebben, boodschapt het mij,
-ocr page 134-
Ü8
opdat ik Het ook kome aanbidden." IJdele verzeke-
ring, huichelende toezegging! De waarborg door Herodes
gegeven, is aan die van Lanza gelijk! Herodes is Lanza\'s
voorganger. De waarborgen in zijne wetsartikelen op-
genomen , gelden niets meer of niets minder dan die ,
welke Herodes den Wijzen aanbiedt."
Voor de waarheid van den nationalen volkswil, zoo-
als we dien beschrijven, getuigt het alom gelezen
en door heel Italië gesteund dagblad van Turijn. Den
dag zelfs, die onmiddellijk op eene ministeriële waar-
schuwing en beboeting voor de waarheid volgde, om-
schreef de Unila Cattolica de volks vergelijking tusschen
Herodes en Lanza tot in verscheidene bijzonderheden.
De Engel, die het wreede plan des eersten te schande
maakte, zal hij ook het helsch voornemen des laatsten
niet verijdelen?
Hiermede laten wij onze opmerking, hoe de waar-
borgenwet door onze zuidelijke broeders bij overgroote
meerderheid geschat wordt, nog niet varen. Daar
immers onze diplomatie vroeg of laat, met het inter-
nationaal geding, vóór het wordt uitgemaakt, willens
of niet willens zich zal moeten inlaten, zoo vordert de
behoedzame staatkunde voor dit verschil tusschen rege-
ring en natie het oog niet te sluiten. Uit dien bij
zonderen toestand volgt de gebiedende noodzakelijkheid ,
nauwlettend toe te zien, met wie wij daar voorname-
lijk te rekenen hebben, met eenige onverlaten of met
een achtbaar volk?
Voorlichters van het gehalte des heeren Cremers
zouden onze regering tot laakbare en onzinnige hande-
lingen, de openbare opinie tot de grofste dwaalbegrip-
pen voeren. Ongelooflijk in zijne bespottelijkheid was
de sprong, welken dit kamerlid in zijne breedsprakige
-ocr page 135-
Ü0
rede van 19 Dec. jl. zich veroorloofde. „Een paar
staatkundigen hebben mij ingelicht — te voren wist
ik dit niet — zoo dus ook oordeelt de overgroote
meerderheid!" Waren er dan geen meer te betrouwen
raadslieden te vinden? Hadt gij dan de Pauselijke
Encycliek van 1 November niet eens ingezien, eene
oirkonde, welke de volkenrechtelijke beginselen met
den meesten klem en het hoogste gezag handhaaft, en
door zoovele millioenen van menschen in en buiten
ons werelddeel met eerbiedig ontzag en hartelijke in-
stemming is ontvangen? Zoo waar is het, dat niemand,
die slechts partijbladen leest, op de hoogte kan zijn
der zaken van zijn tijd.
Geheel andere en veel gunstiger getuigenis geeft hij,
die zijn land wel het beste kent en het vertrouwen
der gantsche wereld, zelfs van zijne tegenstrevers be-
zit. Zonder eenig gevaar van zijn onbesmetten roem
van waarheidsliefde in het geringste te verdonkeren,
antwoordt Pius IX aan elk partijganger, die het in
zijn bijzijn waagt, soortgelijke onzinnigheden op rekening
van het Italiaansche volk te stellen: „Gij spreekt
onwaarheid! Italië is niet met U; het is met Christus,
met de waarheid, met de rede en met de rechtvaardig\'
heid. Doch Gij, Gij zijt een handvol mannen, die van
de geheime genootschappen uitgegaan, deze het arme
Italië door geweld en sluwheid en boozen moedwil
nu laat beheerschen!"
Dit zelfde punt, het oordeel der Italiaansche bevolking,
kwam onlangs op nieuw ter sprake. Den 4 Mei herhaalde
de heer Jonckbloet onvoorwaardelijk: gantsch Italië komt
op tegen de herstelling van den Paus. Even roekeloos
had een weinig vroeger professor Quack zijn doctoralen
hoed te grabbel geworpen en zijne lezers wijsgemaakt:
WJ4NKKN.                                                                          9
-ocr page 136-
120
„Deltalianen, zij en de inwoners van Rome zelve, ver-
langen dat hun land en hun stad verschoond blijven van
zulk eene vestiging van het wereldlijk gezag juist te
midden van hun grenzen." Heel anders echter uitte zich
Visconti Venosta. Terzelfder tijd, dat de heer Jonckbloet
die onwaarheid dorst te spreken voor onze Kamer,
getuigde de Italiaansche minister vqor den Senaat van
Florence: „dat het Katholiek gevoel der Italianen aan
eene dusdanige poging (om den Paus in zijne Staten te
herstellen) een allerzwaksten weerstand zou bieden."
De heer Jonckbloet c. s. weet zoo goed als wij, dat deze
gezegden in dien. mond en in die omstandigheid niets
anders te kennen geven, dan dat Italië en Rome zelve
geen weerstand zouden bieden, omdat zij eenparig vóór
de wereldlijke macht van den Paus zijn gezind.
Wat zullen wij bij zoo tastbare tegenstrijdigheid der aan-
voerders van het vijandelijk legerkamp zeggen ? Tenzij
dit: de Katholieke natie van Italië , en Rome in het
bijzonder, heeft blijmoedig aangenomen en zal voortdurend
waar maken het oordeel, dat Z. H. Pius IX in zijn
Encycliek van 15 Mei van hen uitsprak: „Bij dit
schouwspel van deugd kunnen wij niet met stilzwijgen
voorbijgaan Onze welbeminde kinderen, de burgers van
onze dierbare Stad Rome, uit wier midden de hoogste
rangen en alle standen liefde en toewijding jegens Ons
hebben geopenbaard en openbaren, zoowel als eene stand •
vastigheid van moed, die het geweld van den strijd
evenaart, in eene grootheid van ziel, welke niet alleen
die hunner voorouders waardig is, maar zelfs haar ter
zijde streeft."
„Het is bepaald ongeloofelijk, dat zoo veel dwalingen,
duidelijk tegenstrijdig met het Katholiek geloof en zelfs
met de grondslagen van het natuurlijk recht, zooveel
-ocr page 137-
121
godslasteringen, welke ter dezer gelegenheid (der dis-
cussiën over de waarborgenwet) zijn uitgesproken, zich
hebben kunnen voordoen in den boezem van dat Italië,
hetwelk er altijd zijn hoogsten roem in gesteld heeft
en nog stelt in het vereeren van den Katholieken Gods-
dienst en in het bezit van den Apostolische Stoel van den
Roomschen Opperpriester."
„En in waarheid, door de bescherming welke God
aan zijne Kerk verleent, zijn dan ook daarvan zeer
verschillend, de gevoelens, welke de overgroote meerder-
heid der Italianen
voedt, die met Ons zucht en dien
nieuwen en ongehoorden vorm van heiligschennis be-
treurt en Ons door duidelijke en iederen dag grootere
bewijzen van hare Godsvrucht en door hare diensten
overtuigt, dat zij zich door eenheid van geest en ge-
voelens vereenigt met de geloovigen der geheele wereld."
§ 6. Hel satanisch plan der revolutie sinds lang ont-
maskerd. De Paus is Koning of Martelaar. De
Katholieke beweging en de Waarborgen-theorie.
De niet-kalholieken.
Met het oog op de waarborgenwet moesten we de vraag
noodzakelijk opperen: hoe oordeelt de massa der natie,
wier constitutionele regering deze wet bij meerderheid
van stemmen in haar Tweede Kamer heeft aangenomen ?
Maar wij gaan verder, want wij zouden een groeten
misslag begaan, indien we dezelfde vraag niet veel
breeder opvatten.
De internationale verhoudingen, waarin deze wet
ingrijpt en de aart, het wezen van het Eomeinsch
vraagstuk vorderen, dat wij onze bedenking veel alge-
meener stellen. Hoe beschouwen de Katholieken ook
buiten het Italiaansche schiereiland, in Nederland en
9*
-ocr page 138-
122
alom het wetsontwerp, dat overal zijne noodzakelijke
gevolgen hebben moet? Waar de zaak hier op aan-
komt en wat ons daarin het belang eener alles gel-
dende levensvraag doet stellen, dat is niet de politieke
rust van dat Kijk, noch de beraadslagingen eener revo-
lutionaire Kamer — wie zoo iets waant, is alle spoor
bijster — neen, ons zijn of niet zijn hangt daaraan.
Hoe dan oordeelen die millioenen van Katholieken
over de wet en het tijdvak der waarborgen ?
Voor ons en voor alle verder en dieper ziende Katho»
Heken, bevat de actuele benaming en phase der Romein-
sche quaestie niets onvoorziens. Bij de eerste teekening
van het strijdperk, en zeer zeker van voor \'59 was
het zonneklaar, dat de revolutie haar sluw berekenden
en hardnekkig volgehouden strijd tegen de wereldlijke
macht des Pausen, slechts ondernam om zijne geeste-
lijke macht te fnuiken. Niet op dat strookjen gronds,
dat de Kerkelijke Staten heet, was zij belust; noch
werd zij door de weelde en rijkdom der H. Stad ver-
lokt; haar mikpunt was steeds onveranderlijk het hoofd
der Kerk. En waarom ? Om hier of daar bisschoppen
aan te treffen, die met versmading van het middelpunt
der Katholieke eenheid zich tot het oprichten van
nationale kerken zouden verlagen ? Of had zij den
kring harer berekeningen nog wijder getrokken?
Ongetwijfeld , het schisma was een stap, maar slechts
een stap, nader tot het doel, niet de eindpaal harer
plannen; deze bevatten oneindig meer. Na de uitdoo*
ving van het brandpunt des geloofs, was haar toeleg,
ook de uitstralingen te verdonkeren ; het geloof uit aller
harten weg te nemen, in aller geest zijn bovennatuur-
lijk levensbeginsel te dooden, en zoo te bewerken, dat
de menschheid, zich zelve genoeg, niet meer naar
-ocr page 139-
123
hooger macht zou opzien; dat Christus vergeten, God
van het aardrijk verbannen zouden worden. Ten einde
langs dezen weg haar veelomvattend wit te bereiken:
vernietiging van alle gezag en orde, met de verheffing
van zich zelve op den Godstroon.
Niet ééne bijzonderheid dezer helsche onderneming
of zij is in de gezagvolle stukken van Pius IX aan-
geduid en staat daar hetzij middellijk, hetzij onmiddel-
lijk met een rechtvaardig vonnis gebrandmerkt. Het
is zoo; niet ieder Katholiek heeft daarom het ge-
heel dezer samenzwering aanstonds begrepen; het kan
wel niet anders: menigeen steeds op de oppervlakte
zwevend, is niet in staat, zoo spoedig in de diepte te
blikken, waaruit de volle waarheid hem toeschittert.
Wat echter van meet af aan, door velen volkomen
is doorschouwd en door anderen slechts in de kiem
werd begrepen, is thans voor allen gelijkelijk opge-
helderd; het geheel plan der boozen ligt daar open
vóór hen. De rooftocht der Italiaansche revolutie heeft
de Katholieke wereld wakker geschud; door de erger-
lijke feiten zelven is het Katholiek bewustzijn in alle
landen zichtbaar versterkt.
Nu zijn allen overtuigd geworden, dat er niet een
partiële strijd tegen een of ander recht der Kerk, maar
een algeheele krijg tegen het wezen van den Godsdienst
en van den Staat gevoerd wordt. Nu zien allen duide-
lijk in, dat er niet eene plaatselijke crisis, gelijk aan
zoovele andere, maar eene oneindig verder reikende,
maar eene in alle landen door de geheime genoot-
schappen georganiseerde en nu in wetten uitgedrukte,
m. a. w. algeheele kerkvervolging in aantocht is.
Het schouwspel van verraad, sinds 20 September te
Rome opgevoerd, grijpt de Katholieken zoo in de ziel,
-ocr page 140-
124
dat de twijfel over zijne ontknooping hun niet meer
mogelijk is. De aanslagen tegen den Vader zijn tege-
lijk de aanslagen tegen de kinderen; zij zijn de aan-
slagen tegen de gantsche Kerk, tegen het wezen van den
Godsdienst en tegen het bestaan der maatschappij ; zij
zijn even zoovele aanrandingen van God zelven! Zoo
is hun door de revolutie zelve duidelijk gemaakt.
Met de inneming van Rome was het, of de slagboom
viel, die tot nu toe de vaart der Christushaters had
gestuit; nu toonden zich de tegenstanders der tijdelijke
macht in hun waarachtige afzichtelijkheid en al ras
erkende een ieder daarin diezelfde gestalten, zooals
Z. H. Paus Pius IX en zijn voorganger Paus Grego-
rius XVI ze vroeger en menigwerf hebben afgeteekend.
De revolutie heeft zich zelve ontmaskerd. Haar wei-
begrepen eigenbelang vorderde de houding eener lijde-
lijke eerbiedigheid in acht te nemen; maar onmachtig
haar hartstochtelijkheid te breidelen, heeft zij zich sinds
deu twiutigsten September onvoorwaardelijk op het
Godsdienstig terrein geworpen en gaat daar ongestraft
voort, zonder iets te sparen, zij houdt niet op de
ergerlijkste verwoestingen aan te richten.
Staat het met de Romeinsche quaestie, d. i. met
den actuëlen strijd der wereld, aldus geschapen, en
is die toestand den Katholieken zeer goed bekend; dan
hebben we niet noodig, in bepaalder vormen het oordeel
te omschrijven , dat over de wet en het tijdperk der waar-
borgen in het bijzonder, bij hen allen eenparig vast staat*
Tot den geringsten onder hen houdt zich overtuigd , dat
de wet Lanza de formuleering is van het oogenblikkelijk
plan der revolutie; dat het doel, in die wet beoogd,
haar eenig mogelijke uitkomst, de eenige vrijheid,
den Paus door haar gewaarborgd, is: de ballingschap.
-ocr page 141-
125
Van daar wordt het onder de Katholieken, onder
die van Nederland ook, dag aan dag een vaster en
algemeener spreekwoord: De Paus is noodzakelijk of
koning of martelaar; zijn, t\'huis is op den troon of in de
catacombe; uit zijne Staten verstoolen, ff aal hij de balling-
schap in en het martelaarschap te gemoet en wij allen met hem f
Konden er door iemand betogen onzer gezegden worden
gevorderd, we zouden hem verwijzen naar: De Katho-
lieke Beweging.
Zij verschaft onder een nieuw opschrift
aan de dagbladen, telken dage zonder ophouden, de rijkste
en verscheidenste stof; en ofschoon door sommige
nieuwsbladen in schijn voorbij gezien, mag zij wel als
een der voornaamste toestand-meters van onzen tijd gelden.
De Kerk treedt daar even als eene koningin, in een
prachtig kleed gehuld te voorschijn: als de kleuren
van het licht, variëeren en schitteren er de sieraden
van haar kostbaren tooi. Adressen, optochten, bede-
vaarten , algemeene communiën, ontzettende meetings,
bedestonden van drie, van negen, van dertig, van
veertig dagen, protesten, samenkomsten der kerkvoog-
den, offers van giften, plechtige gezantschappen uit
alle landen naar den heiligen Vader, vereenigingen
van gebeden en goede werken, heilige beloften aan
God afgelegd tot eenzelfde doel: de volledige vrijheid van
het hoofd der Kerk, besluiten met de heiligste eeden
bezworen, al die voorbereidingen tot het zoo vurig
gewenscht Pausfeest van 16—21 Juni, de viering van
dat feestgetij op eene wijze, dat zijn weerga in de
geschiedenis niet bestaat dat zijne beschrijving zelfs
onmogelijk zou worden beproefd, de in omvang en ge-
halte steeds toenemende katholieke pers, de bisschoppe-
lijke mandementen en nog duizend handelingen en loffe-
lijke pogingen meer zijn de edelgesteenten en de paaiden,
-ocr page 142-
126
waarmede het prachtgewaad dier Goddelijke vorstin onge-
kunsteld maar in den rijksten overvloed is bezaaid. Niet
een der Katholieken, of hij draagt uit eigen beweging bij,
om met zulke kleinodiën den mantel dier koningsdochter
te sieren, wier eenige vertegenwoordiger is Pius IX.
Waar het leven der katholieke wereld zoo prachtig en
krachtig zich uitspreekt, behoeft men niet naar zijn zin
en beteekenis te vragen.
Het licht, dat de Komeinsche quaestie in de periode
der waarborgen afwerpt, verspreidt zijne helderheid
over de daden zelven der revolutie, en deelt zich tot
aan niet-katholieken mede. Wie onder hen, die ge-
moedelijk denkt, zal niet bijstemmen, dat de geweld-
dadige inneming van Rome is gepleegd, omdat het den
waren Romeinen, hoe ook op de proef gesteld en aan-
gezocht, maar niet beliefde de Piëmonteesche over-
heersching binnen te laten ? Wie durft het zoogenaamd
plebisciet, dat de inbezitname voldingen moest, nog
vermelden en kan zonder blozen de gemeenheden der
revolutie en hare voorstanders verzwijgen, die toen
op nieuw aan den dag zijn gekomen?
Het ligt nu al verder voor de hand, en is voor
iedereen openbaar, de theorie der waarborgen, hetzij
in ernst, hetzij als politieke manoeuvre opgenomen,
zij heeft het overtuigend bewezen: De soevereine macht
van den Paus dringt zich aan hare overweldigers zelven
op, als onmisbaar voor het vrije bestier der Kerk.
Zoo moest dan de wet Lanza de grondgedachte van
Cavour, als een kolossale logen, te schande maken.
§ 7. Kort overzicht. Eène vraag blijft onbeslist. Eéne
zaak volkomen uitgemaakt.
Omtrent het gevoelen der Italianen in het bijzonder,
-ocr page 143-
127
en der Katholieken in het algemeen, over de waar-
borgenwet kan geen redelijke twijfel over zijn; even-
min nopens de huichelende strekking en de goddelooze
bedoeling dier zelfde wet. Zelfs buiten den kring van
het Katholicisme blijkt het licht, dat in deze periode
van de Romeinsche quaestie uitstraalt, zijn machtigen
invloed niet te missen.
Door de daden der revolutie opgewekt, staan de
millioenen van Katholieken daar als een uitgestrekt
leger in slagorde geschaard; een vlammenden ijver
voelen zij worstelen in hun binnenste; men kan er
vast op rekenen, de Katholieke beweging, verre van slechts
een dramatisch offect te maken, is tot een blijvend
brandpunt van actie gevestigd.
De eenige vraag, welke hier aan elkeen onwillekeurig
zich opdringt, is: zal de voordracht van Lanza ooit
tot den toestand, of beter gezegd tot het leven eener wet
overgaan ? Zal zij als wet hare uur hebben ? Wij meenen
het niet; maar mocht dit gebeuren, dan zal het de uur
zijn van de macht der duisternis. Die ure zal ver-
schrikkelijk wezen, een uur van algemeenen strijd,
een bloedig uur, niet enkel te Rome, maar in alle
landen; omdat de beginselen, waartegen deze wet
hardnekkig strijd voert, overal elders diep geworteld
en met het leven van millioenen samen gewassen zijn
en dus ook diezelfde wet, met medeweten en toestem•
ming der regeringen te Rome als zoodanig ingevoerd,
zoodra zij in toepassing komt, hare gevolgelijke nawer-
king niet alleen, maar ook hare natuurlijke vertak -
kingen noodzakelijker wijze alom hebben moet. Dit is zoo
waar en door menig Katholiek met zoo veel overtuiging
ingezien, dat hij met het oog op de mogelijkheid dier
donkere en droevige uitkomst, slechts éene lichtstraal
-ocr page 144-
128
van hoop ontwaart: was er Een niet boven de Mogend-
heden verheven, Een die de Macht is in persoon, dan ware
de Kerk reeds prijs gegeven aan de krachten der hel!
Doch Hij, die de Almacht is, heeft de hoede der Kerk
voor zijne rekening genomen; de. boosheid kan dus
tegen haar niet bestand zijn!
Wordt het wetsontwerp vóór zijne levensvatbare ge-
boorte tot wet niet gesmoord en als onbruikbaar wegge-
worpen, doch bij wijze van proefneming met loven en
dingen in partiële werking — zoo als het dan heet —
of in voorwaardelijke toepassing gebracht; dan zal de
proeve niets zijn dan de herhaling en de bevestiging
van den roof en de voortzetting van het geweld, dat
toch nimmer duurzaam zijn kan.
Wij zullen zien; wij hopen noch verwachten het;
met zekerheid echter voorzien wij , dat zwakken , die in
de politiek der gedragslijn van halfslachtigheid zijn toege-
daan, in het idee eener proefneming handvatsels ge-
uoeg zullen vinden om den onhoudbaren toestand te
rekken. Dit wordt nu reeds bevestigd door de hou-
ding, welke Thiers bij de gewichtige zitting van 22
Julij heeft aangenomen. In plaats van het beginsel
van recht krachtig voorop te zetten en door te voeren,
komt hij er toe om in den toestand der Romeinsche
quaestie te berusten. Schenkt hij daarom eenig ver-
trouwen aan de Italiaansche waarborgen? Dit verbood
zijn gezond verstand; want hij belooft zijnerzijds andere
waarborgen, die echter alleen de geestelijke onafhan-
kelijkheid van den H. Stoel in bescherming nemen
en er verre van af zijn een uitzicht op goed slagen te
openen. Biedt aldus elke twijfelachtige en onzekere toe-
stand, hier vooral zoo duidelijk, aan onbesliste regeringen
een geschikt middel ter hand, om haar eigen gewetens-
-ocr page 145-
129
bezwaren te sussen en de lastige vertoogen der Katho
lieken tegea te spreken; ook is het uitgemaakt, dat
elke twijfelachtigheid voor de waarheid en het recht
doodend moet geacht worden.
In ieder geval is en blijft de waarborgen wet een
diplomatieke manoeuvre, een sluw uitgedacht kunst-
middel, dat voorgeeft naar eeneontknooping der wereld-
kwestie te voeren, die onmogelijk is, doch intusschen
de zegepraal der gerechtigheid vertraagt. Daarom
vordert de strengste plicht vaa ons en van elkeen, die
de waarheid bemint en het licht lief heeft, de verraderij
der wet Lanza op alle wijze bloot te leggen, dieellen-
dige samenrotting ten spoedigste te verijdelen.
Eéne zaak is tevens uitgemaakt, zij is het kardinale
punt waarop alles neerkomt, en deze uitspraak is zonder
appel. Nimmer zullen de waarborgen, nu met zooveel
ongerijmdheid, veinzerij en spotternij, boosaardigheid
en trouweloosheid geformuleerd of ooit te formuleeren,
door den Paus of het Katholicisme worden aangenomen
maar altijd verworpen en bestreden. Zich tot de ge-
heele Kerk richtend heeft Z. H. in zijne Encycliek van
15 Mei het laatste woord gezegd.
„Wij hebben het tot een duren plicht Onzer Aposto-
lische zending geacht, door middel van TJ, plechtig
voor de geheele wereld te verklaren, dat niet alleen
die gewaande Waarborgen, door de ijdele zorgen van
het Sub-Alpijnsch goevernement samengesmeed, maar
ook al datgene, hetzij titels, eerbewijzen, vrijstellingen,
voorrechten, in éen woord al datgene, wat onder den
naam van vrijdommen of waarborgen voorkomt, geenerlei
waarde
kan hebben, om de vrije en onafhankelijke uit-
oefening van die macht te verzekeren, welke ons van
Godswege is toevertrouwd geworden, ten einde de voor
de Kerk onontbeerlijke vrijheid te beschermen.
-ocr page 146-
130
Wij verklaren tevens, dat Wij die nimmer in de
toekomst zullen aannemen, welke de strekking daarvan
ook moge wezen, en evenmin alle andere maatregelen
van dien aart — welke zij dan ook zijn mogen, en
op wat wijze die ook bekrachtigd zijn — die, onder
voorwendsel van Onze gewijde macht en Onze vrijheid
te beschermen, Ons zouden aangeboden worden in de
plaats en in ruil van die vorstelijke waardigheid op
maatschappelijk gebied, waarmede de goddelijke Voor-
zienigheid den Heiligen Apostolischen Stoel heeft willen
voorzien, en welke Ons verzekerd is én door wettige onbe-
twistbare titels, én door een feitelijk bezit van elf eeuwen.
Is de concessie zelve der waarborgen, waarvan Wij
spreken, niet een schitterend bewijs dat men Ons, aan
wie door God de macht is gegeven.....wetten op-
legt, en wetten, die het bestuur der Algemeene Kerk
raken, en waarvan de onderhouding en de uitvoering
geen anderen grondslag hebben dan het recht, dat voor-
geschreven en gevestigd is door de macht van leeken ?"
Aldus staat het vast, de Katholieke Adressanten
van Nederland hebben zich aan al de rustelooze be-
moeingen van het revolutionaire Italië niets te storen,
zij deden goed en zij gaan voort met „hun koning, die
er het grootste belang bij heeft, te smeeken dat hij, uit
vreeze dat het voorbeeld der overweldiging, waarvan
de Paus het slachtoffer is, zich niet vestige en ver-
sterke ten koste van alle gezag en orde, in overeen-
stemming van hart en wil zich met andere vorsten
samenwerke, om.....aan den H. Stoel zijn rechten,
aan het zichtbaar hoofd der Kerk zijne vrijheid, en
aan de maatschappij haar zoo zeer gewenschte rust
weer te geven."
-ocr page 147-
ibi
IX.
DE ACTUALITEIT EN DE NATIONA-
LITEIT VAN HET ADKES.
§ 1. Het gewicht en de beteekenis dezer blijvende
kenmerken van het Adres worden toegelicht.
Niet meer in de verte gromt het onweder, zijn ge-
varen zijn nabij ; niet meer van elders verneemt men
toestanden, die elke maatschappij vernietigen, maar in
ons Nederland zelven doen zich vast onrustbarende ver-
schijnselen voor, die de algemeene vrees wettigen, dat
eenzelfde onweder ook over onze hoofden dreigt los
te barsten.
In die benardheid vormt zich een legerschaar, zij is
die der Adressanten; met den meesten klem en in het
openbaar geven zij hun beraden wil te kennen van de
orde te handhaven, en komen hun verzet tegen die
omwentelingen neerleggen aan den Nederlandschen troon.
Weet ons iemand een geschikter uur aan te wijzen
waarin de Adresbeweging had kunnen plaats hebben ?
Om te doen zien, dat het Adres ten gunste van den
Paus het hoogste punt van Actualiteit bereikte, hebben
wij slechts noodig te herinneren, dat de gronden waarop
het steunt, die sociale beginselen zijn, welke voor het
behoud der maatschappij noodzakelijk worden vereischt;
en dat de Adressanten, naar mate het noodgevaar hooger
steeg, des te krachtiger aan dien grondslag van waar-
heid en recht zich tot heden toe vastklemden.
De dubbele loftitel van Actualiteit en Nationaliteit,
-ocr page 148-
132
welken wij hier opzettelijk aan het Adres der Katho-
lieken toekennen en daarvoor nadrukkelijk voideren,
kan niemand aanmatigend, noch duister of betwij fel-
baar voorkomen; indien hij slechts opmerkt hoe het
hedendaagsch Europa met verdubbelde zorgen de giftige
adder in zijn boezem koestert, die in \'89 het leven zag,
en het Adres voor strekking heeft, het steken dier
adder hetzij te verhinderen, hetzij onschadelijk te maken,
het tegengif minstens op de wonden te leggen.
Het eigenaardige dier moordslang is — in dit in-
stinct ligt haar eenige kracht — dat zij niet ophoudt
haar beet te zetten in de eerste levensaderen der mensch-
heid en haar venijn steeds mededeelt aan het hartebloed
der maatschappij.
Het doodend serpent dat wij bedoelen en dat nu reeds
bijna honderd jaren in het leven werdt gehouden en
opgekweekt, is niets anders dan het doodend beginsel 1)
van het Liberalisme of van de Revolutie — want in
de werkelijkheid zijn deze twee slechts een — de af-
scheiding der wereld van God of de volstrekte onver-
schilligheid van den Staat jegens den Godsdienst. Dit
God-afwendend en dus Godloochenend princiep vergiftigt
al de beginselen die de wereld beheerschen en bestieren
moeten.
Daar, in die losmaking der maatschappij van God,
ligt de oorzaak van Europa\'s wissen ondergang. Deze
grondgedachte, de vervreemding der menschheid van
haren Schepper, hield aan en verspreidde zich alom;
1) Vgk. De Goddelijkheid van hit gezag tegenover het Liberalisme,
door H. van Schijndel R. K. P. — Studiën op godsdienstig,
wetenschappelijk en letterkundig gebied. 4. Jaarg. II. — waar de
hoofdgedachte der revolutie met bijzondere juistheid en zeer
grondig wordt wederlegd.
-ocr page 149-
133
maar ook volgden spanning, woelingen, schokken
elkander onafgebroken op. De revolutionaire beginselen
zijn sedert nimmer oprecht verzaakt wijl de oorzaak
zelve die ze voortbracht, niet werd weggenomen.
Wellicht is het oordeel van sommigen te billijken,
dat er al dien tijd niet een rechtvaardige krijg is ge-
voerd; maar ook zij die onrechtvaardig aangevallen
hun belagers afsloegen, kwamen er niet toe, de gezonde
beginselen van waarheid en recht, die de levensbronnen
zijn der maatschappij, moedig aan den dag te leggen.
Van dien tijd af aan dagteekenen de schromelijkste ge-
varen zoo binnen als buiten \'s lands.
Tegen beide gevaren ijvert het Adres en daarom
noemen wij het bij uitstek Actueel en Nationaal.
Die 500.(300 Adressanten, zij zijn immers niet enkel
een dicht aaneengesloten, door dezelfde principen ver-
bonden leger, dat den vijand van buiten wil afweren;
zij zijn even eens, ja nog meer, uit den aard der zaak
bestemd alles te onderdrukken, dat onze Nationaliteit
van binnen bedreigt.
Om dezelfde reden en in gelijke mate is dus het
Adres en Actueel en Nationaal te noemen.
Zal niemand ontkennen dat „de aanslag, die naarde
uitdrukking van het Adres, door iederen krachtigen
nabuur tegen eiken zwakkeren Staat alle oogenblikken
kan ondernomen worden", nimmer te voren zoo veel
kans had van tegen ons te gelukken als heden, dan
kan het ook niemand in twijfel trekken hoe goedstij ds
de Adressanten opdagen om zich bij het hoofd van
den Staat innig aan te sluiten.
Is het voor een ieder tevens duidelijk, dat het ge-
vaar van inwendige beroeringen nimmer te voren zoo
hoog was gestegen, dan is het voor een ieder even-
-ocr page 150-
134
zeer uitgemaakt hoe ter juister ure de Adressanten,
zoo veel in hen is, zich als een bolwerk daartegen
verheffen door rondborstig de ware, levendmakende be
ginselen voorop te stellen.
Hoe dieper en hoe krachtiger de Adressanten zich
van dien zelfden geest blijvend doordringen, hoe na-
tionaler hun werk heeten moet, hoe meer actualiteit het
bezit; hoe krachtiger zij toonen op de hoogte te zijn
van hun tijd en ware liefde te koesteren voor het
algemeen welzijn.
Wij bespreken in deze bladzijden afzonderlijk, naar
het opschrift van dit hoofdstuk luidt, de nationaliteit
van het Adres en wij hechten dus hieraan, niet enkel
de beteekenis dat het stuk van Nederlanders is uitge-
gaan, volgens de nationale beginselen onzer Constitutie
is ingericht, dat het daarop steunt en daaruit voort•
spruit, maar ook geven wij, en wel voornamelijk hier-
door te kennen, dat het uiterst geschikt is om Nederland
als vrije natie te bestendigen, zijn onafhankelijkheid
te versterken en derhalve de sympathie overwaardig is
onzer geheele bevolking.
Het is van echt en zuiver nationale aspiratiën uit-
gegaan en heeft bereids de helft der natie tot borg,
dat het niets anders op het oog heeft, dan het waar*
achtig zelfbehoud en de verwering tegen vijandige be-
grippen en ontbindende strekkingen, die hetzij van
buiten indringen, hetzij van binnen mochten opborrelen.
Het Adres is een gepast middel om te doen zien,
dat in ons vaderland nog liefde is voor de waarheid;
het is een krachtig middel om diegene, ten deele, te
verzamelen, die het ernstig opnemen voor het recht.
Wat toch ieder mensch, ja, wat de volken groot
en aohtbaar maakt, wat ze boven naburen en voorge-
-ocr page 151-
135
slacht waarachtig verheft, is de aard der leer, daar
zij zich naar regelen.
Feitelijk wordt heden de grootheid van een volk wel
geschat en afgemeten naar het aantal leger-afdeelingen ,
welke het niet in het veld kan brengen ; langen tijd
echter kan het Militairisme niet de maatstaf dier groot-
heid blijven, maar de beginselen moeten mettertijd,
en zullen ongetwijfeld weldra, hun wettig standpunt
hervatten d. i. noodzakelijk boven drijven.
De raenschheid immers is niet eene verzameling van
wezens die door geweld in bedwang moeten gehouden ,
maar zij is eene maatschappij van redelijke schepselen,
die door de levensbeginselen der waarheid en van het
recht zich laten geleiden.
Een volk zonder God is noodwendig der regeringloos-
heid en der slavernij prijs gegeven; een geloovig volk
integendeel vindt in zijn overtuiging de vruchtbare
weibron van moed en toewijding. Theorie en ervaring
bevestigen het, dat een Staat waaruit God is weg ge-
drongen , weldra niet dan met geweld kan in teugel ge-
houden en door dwingelandij moet beheerscht worden
en dan nog vervalt hij spoedig in elke soort van orde-
loosheid en vernietiging. Het levensbeginsel is aan
dien Staat ontnomen; hij wordt een dood lichaam en
weldra aan een geraamte gelijk.
Het schijnbeginsel dat aan de hedendaagsche maat.
schappij ten grondslag ligt, is juist de oorsprong van
dien ondergang en vernietiging. Het liberalisme heeft
dat Voltairianisme in het leven bewaard, heeft het ge-
voed en gekoesterd; en heden zien wij dit sterk ge-
worden , onder den naam van Commune in en tegen de
maatschappij optreden.
Het eenig middel van behoud bij zulke gevaren, is de
wknken.                                                          10
-ocr page 152-
136
loyale terugkeer naar het Christenbeginsel, dat met het
gevoel van Godsdienst en met de begrippen der rede
overeenstemt; daarheen nu verwijst het Adres, hetwelk
dus ook als een blijvende grondslag der toekomst, is
aan te merken en met alle recht op Actualiteit en Na-
tionaliteit aanspraak maakt.
§ 2. De zieklc-toestand van Europa. De Commune
leerde dien kennen. Zij was hel werk der Inlerna-
tionale die gantsch Europa heeft ondermijnd zoo
door hare ledematen, als door hare beginselen.
Het waar karakter van Europa\'s ziekte-toestand, zijn
uitgestrektheid en vervaarlijkheid, zijn oorzaken en
onvermijdelijke gevolgen zijn overduidelijk gebleken
door de opkomst, voortgang en onderdrukking der
Parij sche Commune. Ofschoon deze het onmiddelijk
werk was der Internationale en door de Vrijmetselarij
tot medezuster is opgenomen; toch moet zij als een
natuurlijk gevolg van het Liberalisme en in hare ver-
wantschap met de Revolutie van Italië beschouwd wor-
den. Dit vierspan — wil men het aldus noemen —
hunkert er naar, ook ons Vaderland in zijn vaart mede
te slepen, en onze nationaliteit onder zijn zegewagen
te verpletteren. De Adressanten met den Koning aan
de spits verheffen zich daartegen; zij mogen hierop
fier zijn en roem dragen.
Toen de ijzingwekkende tooneelen van het laatste
schrikbewind nog versch voor den geest stonden , dacht
men algemeen: wat een harde les voor Frankrijk, maar
wat een nuttige les voor Europa! Men heeft zich echter
ten deele vergist; de les was hard, maar zij heeft haar
doel niet bereikt, en wordt eiken dag meer en meer
-ocr page 153-
137
der vergetelheid prijs gegeven. De reden hiervan ligt
in het heden algemeen heerschend gebrek van niet na
te denken; lichtzinnig stapt onze eeuw over alles heen;
daarom heeft zij de juiste beteekenis der gegeven en
geleden les, den diepen zin der feiten niet begre-
pen. Behalve den vagen en oppervlakkigen indruk,
dat de Europesche maatschappij in gevaar blijft ver-
keeren, liet deze beteekenisvolle gebeurtenis geen
sporen van inkeer en helder inzien achter. Niet enkel
lichtzinnigheid maar ook onwil is bij sommigen de
oorzaak, waarom zij niet verder blikken dan de uiter-
lijke schors, en den vinger blijven miskennen, die hen
uit het tooneel van verwoesting toewenkt van toch de
les te benuttigen.
Doch waartoe zich zelven en anderen misleid, waarom
niet liever onbeschroomd doorgedrongen tot de werke»
lijkheid en de zaken oprecht beoordeeld zooals ze zijn?
Van welken aard dan waren de verschijnselen die
de historie der Commune uitmaken ? Wat verraden ze
als levens-uitingen der ^revolutie, zooals de Interna-
tionale die in oefening heeft gebracht?
Het prachtig Parijs, de stad der weelde heeft ze
getracht in een puinhoop te veranderen. Scheen er de
brand in die dagen hier en daar soms te verminderen,
hij hervatte weldra zijne kracht; gantsche straten en
wijken en vele der voorname gebouwen zijn een prooi
der vlammen geworden. Een afzonderlijk vrouwen-corps
Pelroleuses genoemd, was in dienst der Commune om
overal petroleum in de huizen te verbergen, en waar
dit verhinderd werd, in de kelders te gieten en daarop
eenige brandende spaanders te werpen; zij veronder-
stelden , vaak met grond, dat daar vrouwen en kin-
deren verscholen zaten en door de damplucht verstikt
10*
-ocr page 154-
138
of door het vuur verteerd zouden worden. Ten einde
alles te vernietigen , voerden wederom anderen brand-
spuiten rond, die ontvlamde aardolie op de daken wierpen.
Springmijnen van buskruid, picrale de potaxse en
dergelijke ontvlambare stoffen waren onder alle voor-
name gebouwen en wijken aangelegd ; een volledig stel
van metaaldraden, langs de riolen tot een netwerk ge-
spannen , bracht ze in onderlinge verbinding en ook met
verschillende middelpunten in aanraking, vanwaar de
Commune-mannen op een afgesproken teeken, de ge-
heele stad konden doen springen.
Wat te zeggen van het stelsel om onschuldige en
voornamere mannen, juist om hun onschuld en hoogeren
stand als gijzelaars te kerkeren en ter wraakoefening
om het leven te brengen ? Geen laagheden zijn er
gespaard, allerlei wreedheden bedreven; moedwil en
boos opzet wedijverden met alle slag van geineenheden.
Wraak en vernietiging was de leus; haat en razernij
de algemeene drijfveer. Het geheel ademde een zucht,
in die mate met alle besef van natuur en redelijkheid
in strijd, dat de satan over het middenpunt der heden-
daagsche beschaving scheen heen gevaren, om zijn geest
van verwoesting aan die duizenden in te storten.
Ooggetuigen, zonder geloof, meldden aan hunne on-
geloovige bladen, dat in de geschiedenis de weerga
der akeligheid slechts terug kon gevonden worden bij
de verwoesting van Ninivé, Babijlon en Jerusalem,
waar de straffende hand Gods door de geschiedenis is
erkend. Wij laten het aan anderen over, te berekenen
hoeveel stads oppervlakte verwoest, voor hoeveel waarde
in ettelijke dagen is vernield en hoeveel duizende
dooden daarbij gevallen zijn.
Mag het een stelsel heeten van verwoesting, waarom
-ocr page 155-
139
niet evenzeer van roof? De verbazende sommen bij
de aanvoerders gevonden bevestigen het: een Rochefort
droeg bij zich 600.000 f\'r. daarenboven nog voor 20.000
fr. aan waarde in diamanten; bij Varlin vond men
400.000 fr, bij Billioraij 500,000 aan bank-papier;
Mathieu droeg even als Dombrowski 1.500.000 bij
zich; terwijl de geroofde schat dien Cluseret mede-
voerde, de fabelachtige som van 10.000.000 fr. be-
reikte. — De Arnhemsche Courant wilde indertijd dat
Thiers met zulke mannen in onderhandeling trad en
ze dus misschien ook vrij liet heen gaan ! V
Opdat die uitmoording en vernietiging zich niet
verspreiden zou over heel het land en van daaruit over
heel Europa — gevonden stukken bewijzen zulk plan,
dat overigens door de hoofdmannen heden niet geloo-
chend maar bevestigd wordt — heeft Frankrijk zijn
eigen hoofdstad moeten innemen , van huis tot huis
veroveren; en de noodzakelijkheid is gebleken allen
neer te vellen , die met de wapens in den hand wer-
den betrapt, terwijl men de overige partijgangers weg-
voerde tot groote blijdschap van het mishandelde volk.
De Voorzienigheid heeft de zaken aldus geleid, dat
waar de afval van God het eerst in 93 is afgekondigd,
daar ook de groote verwoesting een aanvang nam.
Met bloedletters en vlammenschrift werd in de zetel-
plaats der moderne beschaving, op haar paleizen en
lustwaranden, een openbare ofschoon gedwongen be-
lijdenis geschreven, dat men niet ongestraft aan God
vaarwel zegt, noch de waarschuwende stem en de
waarheid die Pius IX verkondigt, of het recht dat hij
voorstaat, voor evenveel in den wind kan slaan.
Toch wachte men zich hier voor een gevaarlijke
dwaling. De revolutie, nu Commune geheeten, gaf
-ocr page 156-
140
het duidelijk bewijs dat niet Frankrijk alleen of zijne
hoofdstad, maar dat de Europesche maatschappij in
het algemeen, langs den weg, dien zij sinds 89 bewan-
delt, de ontbinding steeds nadert en onvermijdelijk
tot een algeheele sloping komen moet.
De ziekte-stof allerwege verspreid, heeft zich in dat
pronkjuweel der steden een wijle tijds, niet geheel doch
grootendeels, zeker aanmerkelijk opgehoopt, en zoo is
het gebeurd, dat de algemeene ziektetoestand door
verzwering zich aldaar lucht gaf. Het gezwel dat ze
daar vormde, was verschrikkelijk, echter niet van
dien aard, dat de ziekte-stof langs dat éene abces ge-
loosd of uitgezuiverd konde worden.
De losbarsting deed Europa ijslijk wee, toch waren
het de omstandigheden van Frankrijk veeleer, die den
loop van den algemeenen ziekte-toestand daarheen dreven.
Niet minder dan 60.000 vrijwilligers zijn van 1 tot 18
Maart te Parijs aangekomen. De Commune telde 140.000
strijders; met hunne medehelpers echter bereikte zij het
schrikbarend getal van 400.000 personen. Zulk leger
konde voorzeker niet van Parijs alleen op de been ge-
bracht zijn; ook heeft men ontdekt, dat het voor drie
vierde uit vreemdelingen bestond.
Het middelpunt van actie was dan ook veeleer te
Berlijn en te Londen, dan in het uitgeputte Frankrijk;
dit werd genoodzaakt de gebiedende wenken van elders
gegeven, in alles te volgen.
Van daar ook, toen de kanker, naar het scheen,
te Parijs was uitgesneden, hield de kwaal niet op; maar
aoo als iedereen nu weet, zij woelde voort én in
Frankrijk én elders.
De stukken door het Parit Journal herhaaldelijk
openbaar gemaakt, noemen de hoofden, geven hun brie-
-ocr page 157-
141
ven en bevelen ie lezen , tellen de plaatsen op, waar en
wanneer dezelfde Internationale haar krachten zoude be-
proeven. Ook de Times heeft wegens het Internationale werk-
liedenverbond uitvoerige documenten medegedeeld, waar-
uit het aantal medeleden blijkt en de medepligtichheid der
Fenians, alsmede der Carbonari van Italië enz. duidelijk
wordt. Het organisme van dit internationaal genoot-
schap wordt er tot in de geringste bijzonderheden aan-
geduid. De leden moeten wekelijks 1°. verslag opzenden
over de politieke en handels-aangelegenheden in de
nabuurschap, 2°. een lijst overmaken van aangeworven
leden, 3°. den staat der financiën, 4°. een naamlijst der
voornaamste handelslieden, 5°. een naamlijst der voor-
naamste grondeigenaars en kapitalisten, 6°. een copie
der notulen meedeelen van de gehouden meetings.
Dat de Internationale gantsch Europa heeft ondermijnd,
is dus niet meer een geheim of een voorstel dat be-
wijzen vordert; het is een feit van algemeene bekend-
heid en dat allerwege op de meest onrustbarende wijze
zich vertoont. Door de gebeurtenissen welke de historie
der Commune uitmaken, heeft ze haar waren aard en
strekking gekenmerkt en zoo ook den ziekte toestand
van Europa blijkbaar gemaakt.
Vruchteloos zullen een Bebell, een Liebknecht en
andere verdedigers der Internationale, zoo als onlangs
te Leipzig, hun comediespel beproeven; zij zullen niet
een verstandig mensch overreden, dat de Internationale
de schuld niet draagt, of de bewerkster niet is van
het schrikbewind, dat zich door verwoesting en roof
heeft onderscheiden.
Van den andere kant echter denke men evenmin, dat
de opstand te Parijs een toeval mag heeten of een ge-
volg van willekeurige omstandigheden; neen, hij was
-ocr page 158-
142
een welberekend plan, een voorspel en de inleiding van
een algemeen drama, zoo niet de hand Gods het ver-
hoed had en tegengehouden.
De Internationale vond de omstandigheden te Parijs
allergunstigst om hare kans te wagen, en van daar uit
heel Frankrijk met verwoesting te bedreigen. Uit haar
aard streeft zij er naar, alle maatschappelijke verhou-
dingen, waar dan ook te verstoren, alle orde te ver-
delgen , eene andere maatschappij, zoo zij waant,
op de puinhoopen der gevestigde maatschappij, op te
trekken.
De Commune kende hare kracht ten dezen opzichte
en het is volstrekt niet over het hoofd te zien, wat
haar zoogenaamd minister van Buitenlandsche zaken ,
Paschal Grousset in April j. 1. voordroeg. De vraag
was gesteld: zal de Commune bij de Mogendheden aan-
dringen om als krijgvoerende partij te worden beschouwd
of niet? Zijn antwoord luidde: neen, want de Staten
zijn in het algemeen óf onmachtig onze plannen tegen
te gaan óf zij zijn onwillig en zullen ze veeleer be-
gunstigen; zij zijn machteloos gemaakt of medeplichtig
aan ons streven geworden.
Meer en meer komt het aan den dag, dat, zooals
een Jules Simon lid is der afschuwelijke Internationale
en tevens minister van eeredienst en onderwijs, op
gelijke wijze dezelfde wanstaltigheid in zoovele andere
hooggeplaatste personen wordt aangetroffen. Dit is zoo
waar, dat, wil de krijgsraad van Versailles niet met
twee maten en gewichten te werk gaan, daarin zijn
grootst bezwaar is gelegen, hoe hij de betrapten van
den eenen kant vonnissen en de even schuldigen van
den andere kant zal vrijlaten. Zij die aan den moord
der gijzelaars schuldig zijn, kunnen voorzeker op niet
-ocr page 159-
143
éen grond hunne vrijlating bepleiten; de overigen echter,
die zich aan verzet tegen het gezag, dus aan revolutie
en ge volgelij k aan alle soorten van misdaden plichtig
maakten, zij kunnen er in hun rechtens zelven velen
aanduiden die even schuldig zijn, zij kunnen zich ver-
dedigen, door op de handelwijze der diplomatie jegens
den Paus te verwijzen, daar deze diplomatie dezelfde
misdaden tegen den Paus goedkeurt en derhalve in
zoo verre daaraan medeplichtig wordt. Dit alles belet
echter niet, dat de schuldigen strafwaardig zijn; doch
dit bewijst tevens, dat de Internationale overal hare
leden telt, en, wat nog erger is, overal nog talrijkere
geestverwanten vindt.
De grondoorzaak van al deze ontzettende verwarringen
hebben wij reeds genoemd en zullen wij nog breed-
voeriger bespreken, zij is deze: men heeft het donk-
beeld van God verbannen, hierdoor alle vastheid ver-
loren en zich aan allerlei tegenspraak prijs gegeven.
§ 3. De Internationale is de Revolutie en de logische
gevolgtrekking van het Liberalisme. De Vrijmetse-
larij heeft zich aan haar verbonden en de
Revolutie van Italië is met haar innig
verwant.
Men moge twee of meer stroomen aanduiden, die
op éen punt samenloopend, door hun dringen en werken
de revolutie van 18 Maart deden ontstaan, zij is des-
niettemin eene revolutie in haar ware beteekenis.
De eene stroom is dan eene internationale richting,
overal werkzaam, te Parijs oui de exceptionele toestanden
uitgebroken; deze wil eene verandering der maatschappij
-ocr page 160-
144
en wenscht genoemd te worden: het streven der lagere
klassen om hun lot te verbeteren.
De andere stroom streeft naar wijziging van den
Franschen Staat in het bijzonder, duldt niet dat
Parijs als hoofdstad geneutraliseerd worde en roept een
oppermachtige gemeente in het leven, ten einde deze
Commune als het bezielend en bevelend element over
Frankrijks provinciën heersche.
Men moge nog andere aanleidende oorzaken van het
schrikbewind opsporen; altijd, zoowel de uiting der
zoogenaamde sociale quaestie, als de hartstochtelijke en
zeer antinationale zelfverheffing van ééne stad, zij
zijn in ieder geval niets anders dan louter revolutie;
deze maakt de ziel uit van het geheel dat Commune
wordt genoemd.
Die éene stad immers poogt zich dwars tegen Frank-
rijk in, aan het hoofd te stellen, zal met de andere
gemeenten wel in bondgenootschap willen treden, doch
enkel om aan aller levensvoorwaarden de wet te
stellen.
Onloochenbaar is het, dat de revolutie eerst vóór de
republiek strijdend, in de vorige eeuw, daarna tégen
de republiek gekant, zooals thans, ontzettend veel
heeft bijgeleerd in Vandalisme en Cynisme van het
ergste soort. Kenmerkte zij zich vroeger door omver-
werping, toch ook door oprichting van iets; heden zijn
er slechts sporen van vernieling, van algeheele ver-
woesting en van niets andei\'s op haren weg te ont-
dekken.
Zij heeft er zich op toegelegd en het zich tot eene
wet gesteld, haar naam in den kortst mogelij ken tijd,
met het meest mogelijke bloed te bezoedelen ; en ofschoon
zij slechts den korten duur van 72 dagen bereikte,
-ocr page 161-
145
heeft haar schrikbewind meer verwoesting aangericht
en menschenlevens weggemaaid in ettelijke dagen, dan
in even zooveel maanden of jaren bij haar eerste
opkomen.
Wat de revolutie in \'48 op haar vaandels had ge-
schreven , maar toen niet heeft kunnen uitvoeren, dat
heeft zij thans volbracht. Dat opschrift was: „Vain-
queurs, pillage! Vaincus, incendies! Overwinnen wij
dan volgt plundering; worden wij overwonnen volgt
brandstichting!"
Het valt niet te loochenen dat de omwenteling welke
aan Parijs een eigene zelfstandigheid, eene eigene
persoonlijkheid, een eigen leven moest verschaffen,
deze koningin der steden te vuur en te zwaard heeft
verwoest.
De andere dekmantel, waaronder de revolutie zich
verschool, is haar niet minder ontnomen. Zij, die be-
driegelijk voorwendde de tegenwoordige crisis ter ver-
andering en ter verbetering der maatschappij te gebrui-
ken, den stand der loonen te dwingen en den arbeiders
eene betere toekomst te verzekeren, zij juist is het,
die de toekomst voor langen tijd bedorven, de inter-
nationale Trades-vnion in het slechtst mogelijk daglicht
geplaatst en de achtingswaardige arbeiders-klasse, zoo
veel in haar was, in minachting heeft gebracht.
De Commune is dan het werktuig der Internationale
en deze op hare beurt is niet anders dan de revolutie,
die onder een anderen vorm en een nieuwen naam, uit
dezelfde gronden als immer voortspruit: aanmatiging
van het gezag en wederrechtelijk verzet tegen de be-
staande, orde.
Wat haar echter onderscheidt, is, gelijk wij reeds
aanmerkten, dat zij nu niet slechts tegen eenige vormen
-ocr page 162-
146
van bestier, of tegen eenige dragers van het gezag
haar aanslagen richt, maar tegen elk gezag, tegen
elke orde, tegen elk eigendom en recht zoo van land-
zaat als van vreemden. Zoo luiden hare beginselen,
zoo bewijzen haar daden. Zij is, met een woord,
een maatschappelijke zelfmoord. Het bewijs hiervan
voor een ieder sprekend, zien wij in Frankrijk; de
laatste opstand heeft het niet alleen zijne uitwendige
kracht en politieke grootheid, maar ook zijn nationale
eenheid en inwendigen vrede doen verliezen. Het lot
van Parijs is de hoogste levensdaad van den revolutie-
geest, die in de mannen der Commune en de Inter-
nationale zijn afschrikwekkendste en gevaarlijkste uit-
drukking vindt.
Dat men in de gebeurtenissen de feiten moet onder-
scheiden van hunne oorzaken; dat men behalve de
leden der Internationale, ook hare geestverwanten dient
in \'t oog te houden, dat m. a. w. de Internationale eene
logische gevolgtrekking is van de algemeen verspreide
revolutionaire beginselen, ook dit blijkt uit de historie
der Commune.
Ofschoon de barricades genomen zijn, is Parijs en
zijn Commune niet verwonnen. Andere barricades
zijn er opgericht, door lood en staal niet te nemen,
zij zijn die der valsche beginselen.
Het revolutionaire Parijs was slechts eene forteresse,
éene der sterkten; door het in te nemen, heeft men
slechts een klein gedeelte van het vijandige leger be-
meesterd
De Parij sche Commune was slechts eene uiting.
Velen, tegen haar te wapen om de excessen en voor
hun oogenblikkelijk eigenbelang, zijn mét haar in ge-
moede en door overtuiging.
-ocr page 163-
147
Met Parijs in te nemen is de politieke noch sociale
quaestic opgelost, veel minder nog zijn hare toepas-
singen weggenomen; deze qnaéstie behoudt haar partij-
gangers door heel Frankrijk en elders in de leden dei-
Internationale en in allen die der revolutionaire be-
ginselen zijn toegedaan.
De nederlaag van Frankrijk tegen Pruissen konde
aan slechte organisatie worden toegeschreven; de Com-
mune kan enkel aan zedelijke oorzaken, zoo in Frank-
rijk als elders, geweten worden. Deze zijn in eigen
boezem aanwezig en hadden te voren, ook de gemelde
krachtelooze organisatie zelve voortgebracht.
Het is derhalve de revolutie die om dezelfde re-
den moet bestreden worden; eene zedelijke hernieu-
wing is in Frankrijk, is in Europa noodzakelijk. Men
kan zich niet tevreden stellen met de Internationale
en hare geaffilieerden te weren ; hare beginselen moeten
onderdrukt.
De Commune vraagt niet om deze of gene hervor-
ming onder staathuishoudkundig opzicht, zij wil genot
en wenscht bandeloos haar eigen willekeur te doen
gelden als hoogste recht.
Zij is in haar ontstaan, toenemen en werken niet
een staathuishoudkundig, maar een zedelijk, een Grods-
dienstig vraagstuk.
De wervers harer legertroepen zijn de schrijvers die
de goddeloosheid prediken; hetzelfde programma dient
voor dezen zoo goed als voor genen, het wordt door
beiden gevolgd.
Eene zedelijke hernieuwing is derhalve noodzakelijk.
Gelijk het ménschelijk ligehaam aan eene uitterende
ziekte, zoo sterft elk land aan de revolutie; om te
herleven moet het zich van hare knellende banden
-ocr page 164-
148
losmaken. Het moet terugkeeren naar den eersten oor-
sprong der revolutie, de verloochening van God door
den Staat. Het moet dien bedriegelijken schijngrond
wegnemen en er den hechten grondslag, die God is,
voor in de plaats stellen. Het moet, van dit begrip
uitgaande, zijne wetgeving en zijn staatsieven van een
nieuwen geest, die naar God opziet, bezielen.
Eene hervorming der geesten is noodzakelijk, dan
eerst zal de giftwortel ten eenemale zijn uitgeplukt
De maatschappij is niet te regelen zoo men God
daar buiten sluit, en dit toch wil de revolutie, dit
wil de Internationale, dit wil het liberalisme; het
kenmerk en hoofdstreven van allen is: het gemeld
valsch grondbeginsel in al zijne vertakkingen voort-
gezet.
\'t Waren gouden woorden, welke Louis Veuillot,
den 18 Maart, den dag zelven waarop de revolutie uit-
brak, te Parijs neerschreef:
„Wij hebben dan het bedriegelijke onzer legermacht
ondervonden, weldra leeren wij het logenachtige onzer
politieke kracht kennen.
Wij zagen de onzinnigheid der uiterste Revolutie,
wij zien thans de machteloosheid der gematigde Revo-
lutie. Mochten we niet ten tweeden male de wreed-
heid beleven der wilde Revolutie!
Wij zijn een arm volk, dat vergiftigd, ja erger dan
vergiftigd is; want het gift is tot in de zielen door-
gedrongen. Wij zoeken een geneesheer, terwijl we een
bezweerder noodig hebben.
Op het punt, waartoe wij gekomen zijn, kan niet
een krijgsman, noch een staatsman ons redden; die
taak kan slechts vervuld worden door een man Gods.
De booze geest, die ons kwelt, behoort tot diegene,
-ocr page 165-
149
welke niet uitgedreven kunnen worden tenzij door
vasten en bidden.
Wij voelen het en wij allen zeggen: „ Perimm!
„Wij vergaan." Maar zoo diep zijn wij gezonken, dat
niemand 1) kan of durft zeggen: „Domine, salvo, nos!
„Heer, behoed ons"!
En de storm zal over het arme schip, dat in gevaar
verkeert, naar willekeur beschikken.
O droevig volk zonder God!"
Wij hebben het boven gezegd en moeten dit hier
verklaren: De Commune is een logisch gevolg van
het liberalisme. Het liberalisme en de revolutie —
want deze twee zijn éen — zij hebben voor grondbe-
ginsel: de scheiding van Kerk en Staat, d. w. z. de
Staat volgens het liberalisme kent geen God, wil het
volk geleiden zonder geloof, wil het alleen moraliseren
door voorspiegeling van utiliteitsbeginselen en door al
zulke middelen, waarvan het denkbeeld van God en
dus ook van plicht is uitgesloten.
Deze opleiding der menschheid is in waarheid mate-
rialistisch en zij voert logisch naar de utopiën der
Socialisten.
Wij zien dit te Parijs en toch is de Commune aldaar
slechts eene eerste waarschuwing.
De liberalen in Nederland — wij weten het —
1) Het verdient hier vermeld en het is der opmerking van het
Fransche volk niet ontgaan, den dag waarop de Nationale Ver-
gadering de wet afkondigde: men zou tot God weerkeeren en
een plechtigen bedestond houden, op dien dag zelven zijn de ge-
regelde troepen het oproerig Parijs binnengetrokken, en toen
Frankrijk door zijn vertegenwoordigers dien plechtigen bedestond
werkelijk hield den 28 Juni, op het Pinksterfeest, is dien zelfden
morgen te 9 uren het laatste schot gevallen.
*
-ocr page 166-
150
weigeren deze gevolgtrekking aan te nemen; zij verfoeien
ze met ons; daarom echter valt het niet te loochenen,
dat hun stelsel, indien het zoo heeten mag, noodzake
lijker wijze daar heen voert
Zoo dikwijls deze gevolgen zich krachtig voordoen,
gevoelen de mannen van het liberalisme zich geklemd
tusschen de reactie en de Commune, deze willen ze
niet, gene kennen ze niet.
Het liberalisme wil wetten zonder sanctie, plichten
zonder oorsprong waarvan ze voortvloeien, oppfferingen
en inspanning zonder vergelding en ten believe van een
anders willekeur; het droomt van een plichts-besei\' en
plichts-betrachting zonder geweten, van een vaag en alge-
ineen streven waarvan de rede zelve de laatste uitkomst
niet bevroedt. Niet alleen stelt het de rede in de plaats
van het geloof en dwingt een ieder, ja, de meerder -
heid tot dezen weden-echtelijken toestand; maar het
stelt den mensch met al zijn luimen en hartstochten
in de plaats van God; het wil den mensch geëerbie-
digd hebben, en laat den Schepper aan alle lasteringen
prijs. Wij echter kennen geen trouw, indien er on-
trouw aan God mede verbonden is.
Maar zoo gaat ook de mensch er toe over zijn opper •
macht, waar hij slechts kan, te doen gelden, zijn
willekeur door geweld boven ieders recht te plaatsen;
vermag hij zulks niet alleen, dan sluit hij zich aan bij
anderen, om door gemeenschappelijk geweld te zege-
vieren d. i. hij richt de Internationale op en vestigt
de Commune, die onvermijdelijk uit het liberalisme
geboren wordt.
De verwantschap van het liberalisme met de Com-
mune is duidelijk. Hun onderlinge verhouding is
veelzijdig: de Commune is gevolgelijk, het liberalisme
N
-ocr page 167-
151
niet; de Commune moet worden tegengegaan als een
maatschappelijk onheil; het liberalisme moet veel
krachtiger worden geweerd, daar de Commune niets
vermag, indien het liberalisme, de oorzaak van alle
onheilen niet vooraf ging.
De twee hoofdmiddelen der revolutie zijn : het onder-
wijs en de pers, hierdoor ouk is de Commune voorbereid,
niet minder zijn zij de wapenen van het liberalisme.
Onze plaatsruimte laat niet toe, over de verklaarde
sympathiën tusschen het liberalisme en de vrijmetselarij
uit te weiden ; .hetzij genoeg te zeggen , dat ten onzent
het Nut hier overvloedig van weet mede te spreken.
Doch, zooals ons opschrift luidt, moeten we thans
den familietrek aangeven, die er tusschen de vrijmetse
larij en de Internationale bestaat. Ook dit is uit de kort-
stondige geschiedenis der Commune duidelijk gebleken.
Terwijl de vluchtelingen der Commune, verre van
als krijg voerende partij te worden beschouwd, volgens
het recht niet eens als staatkundige uitgewekenen,
door de Mogendheden genomen mochten worden, maar als
misdadigers zelfs van de ergste soort moesten uitgeleverd;
liet de vrijmetselarij geene middelen onbeproefd om
voor die zelfde mannen bemiddeling, veiligheid, toe-
gevendheid te erlangen. Zij heeft bij die gelegenheid —
hoe onberaden die stap ook was — haar geheimsten
geestes-toestand aan het licht gebracht. Zij konde van
zich zelve maar niet verkrijgen , haar innige verwant-
schap met de Commune te verbergen. Bemiddeling,
riep zij allerwege, tusschen Versailles en den Mont-
Martre! Bijlegging der verschillen, was haar leus.
Adres op adres zond zij naar Versailles, men zoude
toch conciliant zich toonen. Door het drijven der loge"
WKNKEN.                                                                         11
-ocr page 168-
152
waren verzoening en waarborgen — hoe onzinnig en
onmogelijk ook — in die dagen te Parijs als te Rome
aan de orde van den dag.
Maar zij ging nog verder om haar zusterschap met
de Internationale te toonen. Juist op het oogenblik,
toen de bent der Commnnards meer op belichaamde
duivelen geleek, dan op met rede begaafde menschen,
juist toen heeft de vrijmetselarij door duizende harer
voorname leden, de hartelijkste sympathie in het open-
baar aan den dag gelegd. Ten blijke en bewijze
hunner gemeene zaak, deed zij haar vaandels met de
banieren der Commune dooreen wapperen. Zij stelde
zich partij voor de Commune, daarom hielden 10,000
harer leden door 55 loges afgevaardigd, den 29 April j. I.
haar ceremoniële optochten te Parijs gezamenlijk met
de hoofden der revolutie.
Zij gedroegen zich in alles als tweeling-zusters, de
vrijmetselarij en die revolutie, d. i. de revolutie van
72 dagen, die met den gewonen naam van revolutie
en Commune nog bestempeld, den naam liever van
moord en brandstichting of nog erger dragen moest.
De vrijmetselarij ondersteunde derhalve 1° te Parijs
de revolutie en de Commune. 2°. Te Versailles de
verzoening met de Commune. 3°. Allerwege bracht zij
haar klachten in tegen het ordelijk gezag, dat Thiers
niet genoeg de vrijheid der Commune-mannen had ge-
waarborgd.
Daar nu in de jongst verschenen „Geschiedenis der
Vrijmetselarij,
door Br.\\ Finkei" verklaard en verzekerd
wordt, dat de loges overal hetzelfde doel beoogen,
zullen de loges van Nederland dien Br.-, op soliede
gronden moeten logenstraffen, of zich getroosten, dat
ook zij voor medeplichtige worden gehouden aan de
-ocr page 169-
153
gruwelen door de Internationale te Parijs gepleegd en
overal voorgenomen.
Zeggen we niet te veel, als we houden dat de Com-
muüe en de revolutie van Italië voor dezelfde firma
ageeren ? De pers der laatste geeft ons volkomen
recht tot dit hesluit, en dan verstaan we onder
Italiaansche revolutie niet eenige stokebranden als
Garibaldi, maar de staatsmannen zelven van dat
roover-goevernement. Waarom anders trok de Liberta.
het orgaan der regering, bij \'t ontstaan der Commune
aanstonds hare partij tegen de Nationale Vergadering
van Versailles ? Waarom wilde de II. Tempo, het
orgaan van Ratazzi, niet dulden dat de vluchtelingen der
Commune van Italiaanschen oorsprong, zouden worden
uitgeleverd als zijnde oud-garibaldisten, land- en trouwe
partijgenooten ? Patriotten terugzenden naar Frankrijk ,
waar ze bestemd zijn voor den kogel ? Thans neemt
dezelfde Tempo de verdediging der Internationale openlijk
op zich. Een ander partijblad 11 Capitale al eveneens.
Het schuim dat na den 20 September ten dienste was
van Italië, in Rome, was na den 18 Maart voor de helft
naar Parijs getrokken; slaagden ze in Frankrijk, was
hun de overwinning in Italië verzekerd ; moesten ze te
Parijs onderdoen, dan keerden ze talrijker naar hun land
terug, om er hun werk met meer handen voort te zetten.
De Italiaansche pers, zoo die de beginselen van Mazzini
verdedigt, als die der regering ten dienste staat, was
eenstemmig in het verdedigen der Commune; den
regeringsmannen scheen het onverschillig wat gebeurde,
indien de revolutie slechts vordering maakte.
Nu voor het oogenblik de Commune is onderdrukt,
houdt de Internationale niet op, over het Ttaliaansch
11*
-ocr page 170-
154
schiereiland brandstichtingen te veroorzaken. De Pre-
cursore van Palermo, die dit verhaalt, voegt er bij,
dat een eedgenootschap zich heeft verbonden, om
bij eventuele verdediging vau den Paus door Frank •
rijk of door een andere Mogendheid, al die millioenen
Italianen te vermoorden, die bekend staan of verdacht
worden der Pauselijke zaak te zijn toegedaan. Dezelfde
Precursore laat hierop volgen; dat een beambte van
Sicilië het bestaan van dit eedgespan aan zijn superieur
te Florence heeft blootgelegd en ten antwoord ontving:
Ik ben met dat alles bekend, ik zelf ben lid dier ver-
eeniging! Ook de Italiaansche ambassadeur Nigra schijnt
van zijn lidmaatschap der Internationale geen geheim
meer te maken. Uit „het militair en politiek dagboek"
van Generaal Persano blijkt het door onloochenbare
documenten, dat Cavour , Visconti Venosta en Aflitto,
thans prefect van Napels, de Internationale reeds
in \'60 aldaar hebben gesticht, als middel om koning
Frans te „doen springen.\'\'
Neen wij zeggen niet te veel; gaan wij den aart van
den strijd na, dan zullen wij onze gevolgtrekking nog
verder uitbreiden. Wij zien dan hoe innig de loge en
het liberalisme en de Italiaansche revolutie met de
Commune verwant zijn.
Dat is de nuttige les die hier in het licht moest ge-
steld, om ons eigen toestand te kennen.
Het Proletariaat zonder God, geloof of beginselen,
dronken van haat en afgunst, wil uw have en goed;
het bestrijdt op leven en dood elke beschaving, ieder
welvaart te Parijs, even als het Katholicisme te Home.
De medeplichtigheid tusschen het paleis Pitti en de
Mont-Martre is reeds dikwijls aangetoond. Dezelfde
revolutie heeft Parijs gekozen voor hare forteresse en
-ocr page 171-
155
Rome tot haar leerstoel; te Parijs toont zij haar
ruwheid, te Rome haar sluwheid; te Parijs bezigt ze
geweld, te Rome verraad; te Parijs de godslastering,
te Rome huichelarij.
Het is dezelfde strijd, het zijn dezelfde strijders,
dezelfde wapenen en middelen, die aangewend worden
tegen de Kerk en tegen de maatschappij. Het alom
verspreid leger heet liberalisme, het ondersteunend heet
vrijmetselarij; het vernielend heet Commune, het vein-
zend en verraderlijk heet Italië. Tegen allen richten
zich, zooveel ze vermogen, de Adressanten om onze
nationaliteit te handhaven.
§ 4. Het Liberalisme van Nederland loopt uil, naar
eigen bekentenis, op de Commune. De voorbereidende
werkzaamheden ter ontvangst der Internationale
zijn daar verre gevorderd. Rotterdam. De
middelen Ier afwering ontbreken.
„Het Liberalisme heeft ook ten onzent nooit anders
dan bedrieglijke leuzen in zijn vaandel gesteld, een
vaandel, dat, met iederen dag meer het lijkkleed van
ons dierbaar vaderland dreigt te worden." (Dagblad)
Droeve voorspelling, wier gronden wij hier moeten
blootleggen en wel op eene wijze, dat onze tegenpartij
ze niet kan ontkennen, daar ze door hare aanhangers
zelven worden verdedigd.
In de Kamer-zitting van 25 April j.1. vangt de heer
van Houten aan met spreken ; hij wijst op de zware
verantwoordelijkheid, welke op iedereen, die eenigen
invloed uitoefent op het staatsgezag, ii> deze critieke
tijden rust; vooral heeft hij het oog op het waarnemen
van het juiste oogenblik voor de noodige maatregelen.
-ocr page 172-
156
Wij zijn het in zoo verre met den spreker volkomen
eens en ZEd. zal ons toegeven, dat het Adres der
Katholieken aan zijn wensch beantwoordt en dus zeer
actueel moet heeten.
„De gevaren des oorlogs, zegt hij, zijn geweken,
maar die der revolutie staan meer dan ooit voor ons." —
Ook hierin heeft de spreker van Groningen waarheid
gezegd en zal niet minder toegeven, dat wij juist om
die reden het Adres nationaal hebben genoemd.
Mocht ons dezelfde spreker de revolutie hebben
omschreven en de wegen aangeduid, waar langs zij
tot ons is genaderd! ZEd. heeft in den loop zijner
rede enkel aan de revolutie der Commune gedacht en
deze in verband gesteld met het liberalisme van Neder-
land. Ook dit laatste heeft de spreker niet nader be-
paald en wij bleven naar een juiste omschrijving van
het Nederlandsch liberalisme verlangen, totdat 1) de Gids
in haar nommer van Augustus ons uit de verlegenheid
heeft gered.
Hooren we vooreerst van den heer van Houten
zelven, dat het liberalisme van Nederland naar de
Commune leidt. „Men heeft veel gelachen, zegt ZEd.
om het besluit der Commune van de Veudome-zuil
omver te halen, doch in dit besluit ligt eene groot*
sche gedachte, zoo grootsch, dat de volken van onzen
tijd haar niet kunnen vatten." ZEd. veroorlooft zich
al verder de tooneelen dier revolutie toe te juichen:
„Er liggen, zegt hij , aan de tegenwoordige beweging
van Parijs beginselen ten grondslag, welke zuiver
liberaal zijn, de afschaffing van den eeredienst en der
1) De taal immers van Het Woorden mochten we zoo maar
niet onvoorwaardelijk op de rekening stellen van den heer
van Houten.
-ocr page 173-
157
staande legers." ZEd. wil niet geavanceerd liberaal
worden genoemd, maar een gevolgelijk verdediger van
het zuiver liberalisme zonder eenige ongezonde „mix-
tuur."
Uit eigen mond derhalve vernemen wij, dat hetgene
een ieder de ijsselijkheden noemt der Commune, eene
consequentie is van het liberalisme, van dat libera-
lisme — zoo laat spreker verstaan — hetgene door
zijn hoofdman Thorbecke is ingevoerd.
Het was eerst eene aanklacht, welke de Heer Nierstrasz
tegen ons liberalisme in de Kamer inbracht: „DeCom-
raune is de consequentie van het liberalisme." Wij
zien het, deze beschuldiging heeft de heer van Houten
voor heel Nederland volmondig erkend, namens zijne
medestanders zelfs in een aangenomen beginsel om-
gekeerd.
Het kan dus niet meer worden betwijfeld, de ijverigste
en gevolglijkste voorvechter van het liberalisme heeft
het erkend: het liberalisme van Nederland loopt uit in
die grootsche gedachten, die van Parijs eene prach-
tige (!) ruïne hebben gemaakt. Aan de bent, die
heel Frankrijk wilde vernietigen en geen vaderland
erkent, noch eenige rechten in acht neemt, heeft het
liberalisme van Nederland in het openbaar zijn hulde
gebracht, die vernielingszucht is door den heer van
Houten namens dat zelfde stelsel bewierookt.
De spreker gevoelde zelf dat zijne oordeelvellingen
onvermijdelijk van alle zijden botsingen zouden ont-
moeten; en voorzeker ZEd. zal er nimmer in slagen,
om over de geschiedenis der feiten eene andere ge-
schiedenis heen te schrijven. Ook de verbijsterde Victor
Hugo heeft de vernietiging der Vendöme zuil besproken,
noemde ze echter: „een smartelijk oogenblik voor Frank-
-ocr page 174-
158
rijk." En toch ademde die brief nog te veel sympathie
voor de Commune om door de Indépendance niet te
worden gewraakt. Of de heer van Houten ook gea-
vanceerd liberaal is!
Maar mochten we het liberalisme van den heer van
Houten, dat van Nederland noemen ? Gewis , wij vinden
deze gedachte — wonderbaar genoeg ! — aangenomen en
verder ontwikkeld in het stoutste der partijbladen,
„het verschil, zegt de N. R. 26 April, het verschil
tusschen van Houten en deze regering betreft eigenlijk
minder de beginselen, het begrip of het besef der
liberale beginselen, dan wel de toepassing."
Hieruit toch moeten wij afleiden, dat de regering
wel degelijk dezelfde beginselen voorstaat, doch ze
niet durft door te voeren.
Veel liever hadden we van dit blad eene andere ver-
dediging der regering vernomen. Het schijnt echter
elke verdediging liever te ontwijken; immers waagt
het 6 Juni te zeggen: „men zal van ons toch niet
vergen, dat wij de liberalen tegen de beschuldiging,
dat zij het met de Commune-mannen eens zijn, zullen
verdedigen." Ei lieve! De liberalen zijn niet aan-
gerand en behoeven dus geene verdediging. Het stelsel,
dat zij aankleven, dat is besproken en door zijn aan-
hangers zelven als de grondslag der Commune aange-
duid, dit dus moest geloochend, dit wederlegd worden.
Niemand zal den heer van Houten, noch den heer
Cremers of wien dan ook, de evenknie noemen van
een Rochefort of Dombrowski; doch de beginselen , die
zij verdedigen , moeten opgehelderd, de gevolgtrekkingen
daaruit aan een ieder bekend gemaakt worden. Dat
is hetgeen bedoeld wordt wanneer men zegt: Het
liberalisme is het begin, de Commune is het uiteinde.
-ocr page 175-
150
Die verschrikkelijkheden zijn maar alleen de bolster,
de beginselen waaruit zij voortspruiten, zijn de kern.
De tooneelen mogen ijslijker zijn, de beginselen zijn
ergerlijker; zij zijn niet te stuiten noch te vernietigen
door zwaard en lood, maar zij moeten stoutmoedig en
openlijk verloochend, zij moeten met pen en woord
dag aan dag tegengesproken en grondig wederlegd
worden.
De maatschappelijke ontbinding is een der vreese-
lijkste gevolgen van het liberalisme; echter even nood-
zakelijk als vreeselijk, even zeker als noodlottig en
geducht; dit alles heeft de Commune, naar eigen be-
kentenis in onze Kamer afgelegd, nu in het licht ge-
steld. Met den vinger heenwijzend naar de rookende
puinhoopen en de met bloed doorweekte stad, toonen
we, wat het liberalisme, zoo niet bedoelt, dan toch
waarheen het ten langen leste bij slot van rekening
voeren moet. Zóo, in dien zin, is het liberalisme
medeplichtig aan al die verwoestingen.
Het Nederlandsche liberalisme heeft deze verhouding
en zijne verbroedering met de Commune en de Inter-
nationale met gelijke zeggingskracht, echter niet zoo
plechtig bevestigd, als de vrijmetselaren te Parijs die
van de loge hebben bekrachtigd.
Het is hier de plaats om het Nederlandsch libera-
lisme in zijn innigsten aard en diepsten trekken te
leeren kennen; dal het naar de Commune voert, ge-
tuigde de heer van Houten ; hoe dat liberalisme is,
werd in ons parlement niet nader omschreven; wat
daar echter ontbrak, heeft de Heer Mr. S van Houten
door een opstel 1) in de Gids aangevuld.
1) De Methode der Natuurwetenschap in verband met die der
geestelijke wetenschappen,
door Mr. S. van Houten. De Gids Aug.
1871. blz. 333.
-ocr page 176-
160
Het kan ons voornemen niet zijn, dit opstel in zijn
geheel hier na te gaan of daarover eenig oordeel te
vellen 1); ons eenig doel immers is, eene grondige
verklaring van het liberalisme des heeren van Houten —
dat ook het liberalisme is van al de Nederlandsche
liberalen — na te sporen.
Het liberalisme heet daar de vrije gedachte, d. i. de
beweging van den menschelijken geest om te willen
en te volbrengen wat men wil. Die vrijheid mag door
niets gehinderd, zij kan ook door niets belet worden.
Want zij is eene noodzakelijkheid, zij is eene sponta-
neiteit van den geest, die zeker in den algeest opgaat.
Het is den auteur een axioma — hetgeen hij dus ook
niet bewijst, maar den kinderen wil hebben inge-
prent — dat alles, wat er geschiedt, een noodwendig
gevolg is der bestaande oorzaken en dat, waar de oor-
zaken aanwezig zijn, de gevolgen niet kunnen uitblij-
ven. De omgekeerde meening, dat er bijv. een God
is, die iets kan verhoeden, deze meening is ongeloof
en moet in de opvoeding geweerd.
Die vrije gedachte, de wortel van het liberalisme,
zij is echter niet, wat wij noemen, de vrije wil, hoe
dan ook van God onafhankelijk en eigenmachtig — de
autonomie der rede — want, zegt de schrijver: „Eene
andere populaire dwaling is de meening, dat de mensch
een vrijen wil heeft in dien zin, dat hij op ieder ge-
geven oogenblik het een en het ander 2) zou kun-
nen doen."
1)   Eene analyse en eene terechtwijzing van dit opstel gaf
De Noordbrabanter in 5 keurig geschreven artikelen, den 13,
15, 18, 23 Augustus en 1 September \'71.
2)  De schrijver verwart hier wel een weinig de wilskracht en
de werkkracht met de vrijheid van den wil; de wil immers kan
vrij en krachtig zijn, zonder de macht te bezitten van zijn be-
sluiten uit te voeren.
-ocr page 177-
161
Zoo dus een Assi eene euveldaad bedrijft, is de
schuld niet uitsluitend toe te schrijven aan den be-
drijver dier misdaad, neen, der maatschappij worde de
verantwoordelijkheid geweten. Elke misdaad is niets
meer of minder dan „een maatschappelijk ziektever-
schijnsel." Toch, hoe noodzakelijk ook de mensch
handelt „zijne verantwoordelijkheid wordt des te meer
versterkt." De schrijver hadde dit alles, zonder onbe-
scheiden te worden, wel een weinig kunnen ophelderen
en overeenbrengen; dit echter raakt ons verschil voor
het oogenblik niet. Wij hebben hier slechts het Neder-
landsch liberalisme te leeren kennen.
Geen God derhalve, naar het systeem dat liberalisme
heet, geen God, die ingrijpt in het bestier der zaken.
Geen vrije wil, die den liberaal verantwoordelijk stelt
en strafbaar maakt voor zijne misdaden. Want dat
bewustzijn zelve der vrijheid, dat gij in u ontwaart,
is niets dan eene gedachtenwereld, welke een tegenwicht
brengt tegen de aanschouwelijke wereld, maar het is
niet de toestand van onafhankelijk zijn. Zij, die meer
in de aanschouwelijke wereld verkeeren, zijn slaven
hunner neigingen; zij, die zich meer bewegen in de
gedachtenwereld, zijn slaven der rede, en worden even
noodwendig door hun motieven gevoerd. Aldus in het-
zelfde opstel ten bewijze, dat de vrije gedachte niet
kan belet worden.
De vrije gedachte mag ook niet gehinderd worden. De
leer, de objectieve waarheid mag dus niet vaststaan,
daar zij zich tegen de vrije gedachte zou aankanten.
Dus geen dogma meer, geen wijsgeeiïg systeem, hoe
gegrond dan ook; geen staatsleer, die monarchie of
republiek of individuele macht aankleeft. — Zelfs kan
de vrije gedachte zich niet verdragen met het optimisme
-ocr page 178-
162
van hen, die meenen, dat er voortdurend ontwikke-
ling of vooruitgang 1) plaats heeft.
Het gewoon en noodzakelijk besluit van het libera-
lisme, zijn aangeboren inconsequentie in de praktijk,
volgt ten slotte: De vrije gedachte moet den dogma•
tischen geest dooden bij ons zelven, zij moet dien
tegengaan in onze kringen, in de kerkgenootschappen,
in de wetenschap, in ons staatsieven.
Met liberalisme is dus een strijd, een voortdurende strijd
tegen elke waarheid, tegen eiken Godsdienst, tegen elke
overtuiging, tegen elke wetgeving. — \'t Is het recht van
den sterksten. — \'t Is de verloochening van alle plich-
ten. — \'t Is de willekeur tot hoogste wet gemaakt. —
\'t Is bij slot van rekening een alles doodend pan-
iheisme.
Ziet daar — wat hier moest opgehelderd — het libera-
lisme in zich zelven, in de wetenschap, in de opvoeding
der jeugd, in de wetgeving, in den Godsdienst! De
1) In zijne laatste brochure: Liberale Politiek op Historischen
Grondslag,
van -25 Aug. \'71, bevestigt de heer van Houten on»
hier uitgebracht oordeel op de nadrukkelijkste wijze. De vrije
gedachte
is daar de historische grondslag; de spontaneiteit van
gene heet er de ontwikkeling van dezen. ZEd. schijnt het ver-
schil en de harmonie tevens, tusschen geloof en rede, tusschen open-
baring en philosophie, maar niet te begrijpen. Blijft ZEd. hej
werk van Christus, door eijn historische ontwikkeling als een
waarachtig wonder bekend, zoo onoordeelkundig beschouwen,
tegen de overgroote meerderheid van het nog Christelijk
Europa zijne autonomie op die wijze stellen ; dan behoudt ZEd.
ook al den schijn van éen dier aristocraten (p. 6), die voor hun
theocratisch beginsel — d. i. voor hun eigen neiging, wil en
voordeel —• „strijden, maar dit (p. 9) hullen in de taal der
autonomiêche leer". Deverrc gaande hatelijkheden van den auteur
én in het Gidsnommer én in deze brochure geven ons recht
hier een weinig scherp te zijn.
-ocr page 179-
163
schrijver sluit, zoo als te verwachten was, zijn opstel
met onverstandig uit te varen tegen de Kerk en het
Vaticaansch Concilie.
Het is derhalve niet meer eene aantijging, noch
eene beschuldiging te noemen; het is een erkende
waarheid: ook in Nederland zijn de zaden derzelfde
giftplanten kwistig uitgestrooid, zij groeien welig op
en verbaasd zal men ze zien, weldra hoog opgewassen.
Laat nu de een en ander liberaalgezinde in Neder-
land de Commune maar niet voor familie willen er-
kennen ; haar verwantschap met het Nederlandsche
liberalisme is duidelijk geworden en de overeenkomst
in beginselen wordt ook elders meer en meer bekend.
Om dit nog dieper in te zien, heeft men zich slechts te
herinneren aan hetgeen de Heer Limburg Brouwer: 11
movimenlo intellettuale in Olanda
over de beweging op
verstandelijk gebied in Holland, niet lang geleden ge-
schreven heeft. Men ziet daar den band van ons libe-
ralisrae met de revolutie van Italië, wat de beginselen
betreft, duidelijk uitkomen; zelfs de bestrijding van
eiken geopenbaarden Godsdienst, die bij velen is over-
gegaan tot verwerping van het Godsbegrip, wordt er
onverholen als het streven aangegeven.
Ons liberalisme pleegt geene gruwelen van geweld,
maar doet reeds al het kwaad, dat onbekwaamheid,
zelfzucht, eigenwaan en beginselloosheid over een
land kunnen verspreiden.
Zij willen die daden niet — onze liberalen — maar
huldigen de beginselen, die tot zulke handelwijzen
noodzakelijk voeren. Treffende punten van overeen-
komst van beginselen zouden nog op honderderlei wij-
zen kunnen aangetoond. Men heeft de tijdschriften dei-
partij en haar wetenschappelijke werken slechts na te
-ocr page 180-
164
gaan. Men heeft slechts te luisteren hoe de vleugel-
mannen der partij tot zelfs de International», wel niet
volmondig beamen, maar nogtans alles in bescherming
nemen wat daarheen voert. Men heeft slechts na te
gaan, hoe verregaande vuile blaadjes, door ultra\'s ge-
schreven , het denkbeeld van ordelijkheid omverwerpen
hoe menigvuldig deze schriften worden verspreid, door
hoe velen gretig gelezen.
In Nederland, zegt men, is geen plaats, waar de
mannen van regeringloosheid en brutaal geweld met den
naam van vrijheid op de lippen, zulk een gunstig strijd-
perk kunnen vinden. Onze landaard moge niet zoo
ontvlambaar gerekend worden en van daar ook niet
zoo licht mee te slepen en te misleiden, toch zien we
het gevaar hier en daar reeds hoog gestegen; en
niemand zal het ontkennen, dat middelen daartegen
beraamd, dat er maatregelen tot behoud en ter ver-
dediging onzer nationaliteit in het werk gesteld moeten
worden. Kan het geringste misverstand een kleinen Staat
niet in quaestiën verwikkelen en in gevaar brengen ?
In zulk geval nu is de aaneensluiting van alle land-
genooten, hunne overeenkomst in dezelfde ware be-
ginselen tot zelfbehoud allernoodzakelijkst.
Telde niet de Internationale volgens het Dagblad
eenige weken geleden reeds 2000 leden ? Wie echter
zal ze tellen, die in het gevaar verkeeren van door
dit genootschaap op het sleeptouw genomen te worden
of die wellicht, zonder het te weten, bij zijn hulp-
troepen reeds zijn ingelijfd!
Wij hebben te lang stil gestaan bij de overeenkomst van
beginselen
om verder uit te weiden over de geuitte sympathie*
tusschen het liberalisme van Nederland en de Commune.
-ocr page 181-
165
De overeenkomst echter van voorbereidende werkzaam •
heden
vordert eenige oogenblikken onze opmerk-
zaamheid.
Nemen wij ter opheldering onzer gedachte eenige
toestanden van Rotterdam, die bekend zijn en waaraan
onze opmerkingen zich van zelve zullen vastkuoopen.
De groote handel-stad aan de Maas telt natuurlijk
eenige duizendtallen van den werkenden stand; doch wat
niet zoo natuurlijk is, zij zijn zeer oordeelkundig in ver-
schillende corporatiën ingedeeld, naar de vakken die
zij uitoefenen. Onder deze Vakkenvereenigingen telt men
die der smeden, der schilders, der timmerlieden, der
scheepmakers, der behangers, der meubelmakers enz.
enz. Men begrijpe hoe zulk eene vereeniging van per-
sonen, die allen hetzelfde handwerk bedrijven, nog al
talrijk kan zijn; die der meubelmakers bijv. omsluit
niet enkel die dit vak letterlijk beoefenen, maar ook
de piano- en orgelmakers, de beeldhouwers, kunst-
draaiers, billardmakers, stoffeerders, politoerders, enz
Al deze vereenigingen hebben hunne bijeenkomsten en
reglementen; door de bijeenkomsten, welke vrij laat
voortduren, worden de leden meer en meer uithuizig,
hooren daar toespraken, treden er in beraadslagingen;
alles, naar hun reglement luidt, tot verbetering van
hun vak, tot beschaving van hun stand. Er wordt in
de meeste reglementen van een jaarlijks te geven bal
gesproken of van eene comedievertooDing door eigen
zorgen daargesteld; God of Godsdienst echter of iets,
waardoor de redelijke mensch aan plicht herinnerd of
in plichtsbesef bevestigd wordt; zal men in die regle-
raenten vruchteloos zoeken. Het geheel maakt den
indruk, dat het eene voortzetting is der neutrale school,
eene toepassing van godsdienstlooze opvoeding. Of daar
-ocr page 182-
166
ook allerlei grieven worden blootgelegd en bij voorkomende
moeielijkheden in hun ergsten toestand geschilderd, of
daar de zelfhulp hoog opgedreven als middel van her-
stel dier grieven en als het dwangmiddel tusschen
patroon en werkman, of daar eene verbetering van
toestand, die niet mogelijk is, wordt voorgespiegeld,
laten we voor liet oogenblik aan anderen ter beslis-
sing over.
Maken die vereenigingen gezamenlijk een georga-
niseerd geheel uit? Ongetwijfeld. Hun centrum, hetzij
dat het zich als zoodanig doet gelden of niet, is de
Bestuurder&bond 1), waardoor de hoofden der Vakhenver-
eenigingen
zich nauwer aansluiten, door op gezette tijden
vergaderingen te houden en in den zelfden geest als
boven te beraadslagen.
Behoeft het gezegd, dat de Internationale door middel
dezer vereenigingen een alleruitinuntendste gelegenheid
bezit, om hare mannen en geschikte werktuigen te
leeren kennen , op een ruimer veld de massa te bewerken
en als de kansen zijn voorbereid , haren slag te wagen\'?
Dezelfde gelegenheid is haar nog op meer plaatsen
1) Van den Bestuurdersbond is uitgegaan en door middel van
De Werkman rond verspreid het denkbeeld van een Werklieden-
Congres,
den vorigen winter te Rotterdam belegd en in October
te Utrecht te hervatten. Dit Congres heeft ten doel eene Natio-
nale Werklieden- Vereeniginy
daar te stellen, met uitsluiting der
Internationale als Corps. Of men ook de leden van dat genoot-
schap, hetzij ze openlijk of in het geheim daartoe behooren, wil
verwijderd houden, schijnt nog niet uitgemaakt. Zeer zeker ge-
niet de Internationale sinds de Parijsche Commune minder ver-
trouwen. In hoeverre echter ook de geest dier vereeniging zal
worden algewezen, zoude men kunnen besluiten uit eene voorberei-
dende vergadering van het Werklieden-Verbond te Rotterdam
den 23. September gehouden, naar het verslag der N. R. C. N° 265,
-ocr page 183-
167
geopend. Men treft in dezelfde stad nog andere en
breeder opgevatte vereenigingen van werklieden, die
door reglementen van gelijksoortigen geest worden ge-
leid ; wij noemen slechts de Rotter damsche Werklieden-
vereeniging
„wederzijdsche hulp." Men heeft er
zelfs, die zonder reglementen voortleven en toch geregeld
hun bijeenkomsten beleggen, hun plannen ontwerpen
en tot rijpheid brengen; wat meer is, personen van
andere standen tot het bijwonen hunner vergaderingen,
tot belangstelling in hunne ondernemingen weten te
overreden. Wij hebben hier het oog op het 1) Werk-
liedenverbond
Men ducht de aansluiting der opgemelde vereen igin-
gen met de Internationale, waarlijk niet zonder redenen ;
echter is op de uiting dezer vrees tot heden gerust-
stellend geantwoord, dat zulk plan van aansluiting in
geenen deele bestaat. Toch zal niemand ontkennen,
dat voor deze vrees een duidelijker grond soms wordt
aangegeven. Hoe anders verklaart men het 3. artikel
van het reglement der sjouwerslieden-vereeniging De
Broederliefde
? „Tot werkstaking zal in geen geval worden
overgegaan, dan alleen, wanneer de kas het ruim-
schoots zal toelaten en wanneer deze vereeniging aan-
gesloten is aan alle andere vereenigingen van Nederland
en het buitenland."
Daar de reglementen den geest uitdrukken eener
vereeniging, moet bij gemelde zinsneden de vraag zich
van zelve opdoen, of, waar zulk een streven bestaat,
bij de onderlinge beraadslagingen niet eens ruim baan
1) Dat echter later zich een reglement heeft aangeschaft, en
tevens een nieuwe soortgelijke vereeniging in \'t leven heeft
geroepen.
WENKEN.                                                                12
-ocr page 184-
168
gegeven wordt aan gevaarlijke speculatiën en verkeerde
gevolgtrekkingen, of dan niet eens beroeringen in het
leven worden geroepen, waaraan beter ware niet ge-
dacht?
Wij denken hier geen kwaad; maar wij waarschu-
wen tegen de gevaren en we zijn bevreesd, dat deze
ernstiger zijn dan het schijnt. Onze vrees grondt zich
op ondervinding; daar gelijksoortige praktijken, als we
heden zien in oefening brengen, vroeger zijn aange-
wend als middelen tot de buitensporigste doeleinden.
Wij lezen 1) bij schrij vers, die tot de diepste inzichten
der geheime genootschappen waren doorgedrongen , haar
verholenste drijfveren hadden weten te ontdekken en
haar vertrouwe]ijkste stukken in handen te krijgen,
wij lezen bij die schrijvers een gelijksoortigen voort-
gang van handelen als heden de Internationale volgt,
en waarvoor het gevaar te Rotterdam vrij duidelijk
zichtbaar is.
De agenten dier geheime genootschappen haddeu voor
zending alle soorten van vereenigiugen aan te prijzen,
zelfs, kon het niet anders, Godsdienstige, met het doel
om door dit middel gemakkelijker op de menigte te
kunnen werken.
Men moest de mannen en jongelingen tot laat in
den nacht in die vergaderingen ophouden, hen op die
wijze uithuizig maken; men moest hun den last
van hun stand als zeer drukkend doen gevoelen, ze
opwekken tot ontevredenheid, den argeloozen kwaden
geest instorten, ze eindelijk tot weerstand en verzet
tegen het wettig gezag ontvlammen, doch nimmer
1) Vgk. Cretineau Joly. 1\'Eglise Romainc en face de la révo-
lution, Tom. II. Liv. III. pag. 118.
-ocr page 185-
169
daartoe laten overgaan; wilde een of andere vereeniging
dien stap roekeloos wagen, moest zij door haar be-
gunstigers zelven liever vernietigd worden. Zoo bleef
het onheilig vuur smeulend, drong ongemerkt dieper
door; terwijl den aanleggers de handen vrij bleven, om
naar hunne inzichten, op het oogenblik door hen pre-
wild, van zijne vernietigende werking partij te trek-
ken en den maatschappelijken toestand, waar hun plan
dit medebracht, in vlammen te zetten.
Nu vragen wij, is de taktiek der Internationale niet
eene herhaling van de zooeven omschreven handel-
wijze ?
Zij is gewoon, eerst heimelijk te woelen en te drei-
gen; in de opruiing der onergdenkende arbeiders-bevol-
king ziet zij het middel, om zich werktuigen te ver-
schaffen ter uitvoering harer misdadige plannen. Zij
laat de gemaakte indrukken steeds voortwoekeren en
zoekt haar gift — dit is een feit — ook den Neder-
landschen werkman in te druppelen
Eene vereeniging krijgt eerst den geest, neemt daarna
het programma aan der Internationale, vervolgens wordt
haar het lidmaatschap medegedeeld.
Geruimen tijd beleest zij in die vergaderingen den
werkman onder voorwendsel van zijn toestand te ver-
beteren. Die weinigen met deze zorg belast, spelen
een mooie rol en spelen die uitstekend. Zij vijzelen
hefc ideaal van hun stelsel zeer hoog op, en verbergen
zorgvuldig de gruwelen, die noodzakelijk op den voor-
grond staan. De meerderheid der onnadenkende hoor-
ders luistert daarom naar hunne voordrachten met
genoegen; zij waren met een luchtig hart ter vergade-
ring gekomen, maar veeltijds keeren zij terngmeteen
verbitterd gemoed.
12*
-ocr page 186-
ito
De geheime agenten 1) Laten aan een of ander heethoofd
de spits afbijten; als de gemoederen in spanning zijn,
de hoofden krank en de neiging tot toomloos voort-
hollen algemeen is doorgedrongen, dan roept men ver-
wachtingen op, die niets kunnen baren tenzij teleur-
stellingen, niets opleveren tenzij verwarring, en
noodzakelijk uitloopen op botsing; nu treden die on-
rustigen, daartoe afgericht en door hunne ontvlambaar-
heid uiterst geschikt, op het tooneel om de vermetelste
onbezonnenheden te wagen.
Wee! indien voornamen van stand of indien een
stedelijk bestuur of eene regering er prijs op stelt, de
goedkeuring van zulk eene vereeniging in te oogsten.
De stoutheid neemt dan aanstonds ontzettend toe, een
booze ontembare geest dringt er binnen en wie
spreekt dan nog het woord, dat hem in de duisternis
terugbant ?
Leggen we naast dit alles een toestand, zooals we
dien van Rotterdam tot type hebben genomen, wie
ziet dan niet, hoe lichtelijk door een samenloop van
omstandigheden de smeulende vonken in hellen gloed
veranderen kunnen? De brandstoffen zijn er opeenge-
stapeld, en de hand, die het vuur er mede in aanraking
brengt, wordt lichtelijk gevonden, want de Interna-
tionale staat gereed.
Men beschuldige ons niet, dat wij om het dreigend
gevaar voor Nederland te doen gevoelen, onzen toe-
1) Ook op de spoorwegen heeft liet genootschap zijn woord-
voerders. Een fijn gekleed en wel bespraakt heer neemt dan
plaats in de derde klas, waar hij zonder moeite een talrijker
gehoor van zijne gading aantreft. Eerst begint hij, wellicht om
sommigen der reizigers te lokken, met den Pans te lasteren;
dan volgt het hoofdthema: Men kent de Internationale niet.
-ocr page 187-
171
vlucht hier nemen tot gemeenplaatsen en oppervlakkige
bespiegelingen; wie aldus oordeelt, gelieve in aanmer-
king te nemen, hoe moeielijk het is, in feitelijkheden
te treden zonder te kwetsen of onjuiste opvattingen te
doen geboren worden. Allicht immers krijgt men den
schijn van dergelijke arbeidersvereenigingen, die haar
betrekkelijk nut ongetwijfeld hebben kunnen, alle reden
van bestaan te ontzeggen; terwijl onze opmerkingen
de gevaren daaraan verbonden en de misbruiken, die
er niet zelden van gemaakt worden, slechts betreffen.
Ook zouden wij in strijd komen met ons eigen ge-
voelen , indien we ons min gunstig uitlieten jegens den
werkenden stand , die in onze tijden vooral, zeer zeker
alle sympathie verdient. Nog een derde bezwaar tegen
de opsomming van allerlei bijzonderheden was, dat bij
afkeuring van zaken, men ongemerkt den schijn op
zich laadt van een blaam te werpen op de personen,
die veel meer het offer zijn van misleiding dan bewer-
kers van het kwaad.
Eindelijk komt nog dit hierbij , dat, wil men den
geest kennen , die daar wordt meegedeeld, dan dient
men niet enkel de reglementen, in te zien — deze toch
zijn neutraal en in zooverre onschuldig — doch men
heeft dan noodig de toespraken , welke daar bij wijlen
gehouden worden, na te gaan, en dit heeft veeltijds
zijn eigenaardige bezwaren.
Een enkele scène , die door toevallige omstandighe-
den eene meer bepaalde bevestiging erlangde, strekke
hier ten voorbeeld. De president van een der genoemde
vereenigingen besprak op een avond-vergadering voor
de leden, hare geloofsbelijdenis; hij hield staande, dat
zij zich bepaalde bij zuiver deïsme. Toen hij echter
wat broeder uitweidde, bleek zijn deïsme zeer aggres-
-ocr page 188-
172
sief en ook niet vrij van politieke strekkingen, veel
minder nog van lasterlijke aantijgingen tegen elk Chris-
tendom. Christus, zoo sprak hij , is geen God, maar
een uitstekend man geweest; nimmer ook hield Hij
zelf Zijne Godheid staande; dit Christusbegrip is van
latere vinding; en het krachtig middel, waardoor de
priestercaste de wereld misleidt. De leer der priester-
schap en van een ieder die Christus aanbidt, is
rechtstreeks in strijd met de leer van Christus
zelven , dien de spreker dan ook telkens den zoon van
den werkman
noemde. De zoon van den werkman werd
door zijn tijdgenooten niet begrepen, daarom hebben
zij Hem gekruist; evenals in onze dagen J. d.
V......door zijn tijdgenooten niet is gewaardeerd en
daarom zucht hij in de gevangenis.
Wat voor hatelijkheden uit zulke stellingen van zelven
volgen, behoeft niet gezegd ; wat voor lectuur, in bi-
bliotheken, naar dien geest gevormd, men zal aan-
treffen , blijkt zonneklaar ; wat voor zedelijke ontwik-
keling , langs dien weg den werkman wordt meege-
deeld, ziet een ieder.
Dus ook in Nederland ligt de bijl aan den boom.
De beginselen van maatschappelijke ontbinding worden
er gehuldigd, hunne gevolgtrekkingen worden er door
de Internationale opgemaakt en stoutweg voorgehouden;
de voorbereidende werkzaamheden zijn er in grooten
getalle aanwezig. Algemeen is dan ook de kreet:
„Wacht u voor de Internationale." Weemoedig echter
voegt men hier onmiddellijk bij : de voorwendselen der
Internationale moeten weggenomen, hare beginselen
geweerd worden, maar hoe hierin te slagen ?
De Kamers en Staten zijn niet uit vrije, uit eigen
beweging of zonder noodzakelijkheid, maar door den
-ocr page 189-
173
overwegenden drang der toestanden geplaatst voor dit
zoo moeilijk en netelig vraagstuk, indien eigens, dan
is het pad , dat naar de oplossing der arbeider svraag
geleiden moet, met doornen en distelen bezaaid, die
menigeen nog zullen wonden , misschien ten bloede
toe, alvorens de tijd der wegruiming van al die hin-
derpalen, de tijd der afzwering van al die valsche
beginselen zal zijn aangebroken.
Geen wonder, dat een wetgever der negentiende eeuw
voor de omvattende quaestie : hoe den werkmansstand
te regelen , stil staat, daar hem de beginselen falen ,
die ter oplossing noodzakelijk zijn.
Zoo hij niet aan de waarheden van den Godsdienst
gaat putten : wat den werkman toekomt, waarop hij
recht heeft, alsook , waarmede hij zich tevreden kan
en moet stellen, zal niet éen wetgever in zijn onder-
neming slagen. De toestand echter dezer eeuw ver-
biedt hem bij den Godsdienst krachten te ontleenen ;
het liberalisme duldt het niet, dat God of Godsdienst
dien bezielenden invloed in de wetgeving hebbe.
Wat nog vreemder is en onvergeeflijk, de publicisten
staan voor de arbeidersquaestie ; hun toch is het vrij
gelaten, meer dan den wetgever, tot aan de laatste
gevolgtrekkingen voort te redeneeren en onophoudelijk
te doen gevoelen, dat, zonder hoogeren invloed de men-
schelijke maatschappij niet is te geleiden. Welke mid-
delen ter oplossing zij dan ook bespreken , bun laatste
besluit ademt steeds wanhoop: „ Dan zal slechts voor
eene kleine toekomst het probleem zijn verdaagd."
Zonder terugkeer tot God is geene oplossing moge-
lijk van een vraagstuk, dat veel meer tot de zedelijke
orde, dan tot de quaestiën van de staathuishoudkunde
behoort. Wie zal zonder den rechtmatigen invloed
-ocr page 190-
174
van Godsdienstzin, overredend doen begrijpen en ge-
moedelijk aannemen, dat, gelijk in de natuur der plan-
ten en dieren, zoo ook onder de hoedanigheden van
het menschelijk lichaam en niet minder onder de nut-
tige gaven van den geest, eene nimmer eindigende
verscheidenheid door den Schepper van alles is gewild
en daargesteld ? Wie zal den minder begaafden, den
spaarzamer toebedeelden, naar Gods wijze Voorzienig-
heid leeren opzien, het Albestier Zijner liefde leeren
eerbiedigen en aanbidden , en langs dien eenig mogelijken
weg tevredenheid inboezemen ? Wie kan veilig doen
hopen op eene alles tot gelijkheid brengende en recht-
vaardige toekomst? Wie de achteruitzetting van den
werkman in vergelijk met den werkgever zooveel doen-
baar, opheffen? Wie den eersten overreden om zelf
indirect mede te werken tot eigen welzijn ? Wie den
laatsten bewegen, dat hij het loon evenredig maakt aan
de behoeften van den arbeider? Wie de mingegronde
ontevredenheid doen ophouden, het schijnbaar geluks-
verschil der standen tot zijn juiste waardeering terug
brengen? Wie eindelijk zal doen zien en ook doen vol-
gen , dat de arbeid niet louter als koopwaar mag wor-
den beschouwd ? Is dat alles niet het werk van den
Godsdienst, en van den Godsdienst alleen ? Kan er
tevredenheid gedacht worden zonder den invloed zijner
zaligende beginselen ?
Elk andere theorie en strekking, welke in het
liberalisme wortelen, moeten, dor en onvruchtbaar als
ze zijn, en met de eerste denkbeelden van menschen-
kennis in strijd, onvermijdelijk op het ongeluk en het
verderf van den werkman en van de gantsche maat-
schappij uitloopen.
Wordt echter het Godsdienstig beginsel als punt van
-ocr page 191-
175
uitgaDg daargesteld, dan, maar ook dan alleen, bestaat
er mogelijkheid, alle tegenstrijdigheden op gepaste wijze
overeen te brengen, alle wanverhouding zaehtkens te
vereffenen, dan wordt de gordiaansche knoop niet door-
gehakt, maar losgewoeld.
Maar nu het Adres, zooals het van de Katholieke
staatsburgers in Nederland is uitgegaan en nog altijd
onverminderd en onveranderd door hen wordt staande
gehouden, wat rijst het in waarde, van uit het
gezichtspunt van Actualiteit en Nationaliteit be-
schouwd!
Wij vragen het een ieder, die een onbevangen oor-
deel bezit: weet gij een krachtiger en tevens geschik-
ter middel tegen de gevaren , welke ook onze nationaliteit
bedreigen? Heeft het Adres niet ter juister ure voorzien
in eene dringende behoefte, in de behoefte namelijk
eener krachtige bevestiging onzer eigene onafhanke-
lijkheid, zooals de ziekte des tijds die noodzakelijk
heeft gemaakt?
De Adresbeweging is rechtstreeks tegen de richting
der Internationale, welke heden als een symbool alle
gevaren in zich omsluit; zij is daar niet alleen lijn-
recht tegen, om de tegenstrijdigheid der beginselen,
welke het Adres handhaaft, de Internationale in tegen-
deel bestrijdt; maar de strijd is hier corps « corps. Dit
moet nu wel duidelijk zijn, nadat we getoond hebben,
dat het éen leger is, hetwelk alle maatschappelijke
orde bedreigt, dat te Parijs onmenschelijk geweld
gebruikte, terwijl het te Rome list en verraderij aan-
wendt. Nu hiertegen trekken de Adressanten onmid-
delijk te velde en scharen zich om het hoofd van
den Staat.
-ocr page 192-
176
Maar de nuttige invloed van het petionnement is
niet binnen die 500,000 onderteekenaren afgesloten;
het is tegelijk een zeer gepaste waarschuwing tot al
onze landgenooten gericht: breekt niet moedwillig baan
voor alles, wat onze nationale kracht verzwakt, onze
onafhankelijkheid heenvoert naar den afgrond!
Het petionnement gaat nog verder dan dat; \'t is eene
waarschuwing, maar ook een voorbeeld, \'t Konde
wel niet anders, of het Adres moest de meest onheu-
sche bejegening en de machtigste tegenwerking onder-
vinden van uit het liberale legerkamp; maar ook van
die zijde begint kortzichtige onnadenkendheid plaats
te maken voor de overtuiging, dat men op alles, wat
tot zelfbeveiling strekken kan, in ons tijdvak ernsti;
bedacht moet zijn. Nu hiervan alwederom zijn de
Adressanten een toonbeeld, zij wijzen juist op die
princiepen welke én uitwendige aanranding én inwendige
verdeeldheid verwijderen en overwinnen, en tevens de
zedelijke kracht in het vaderland doen toenemen.
Indien het is uitgemaakt, dat de beginselen van
waarheid en recht in den Staat het zelfde nut verrich-
ten, dat in het menschelijk lichaam door de slagaderen
wordt bewerkt, daar zij het leven rondbrengen in de
menschelijke samenleving en het in al de geledingen
der maatschappij in stand houden; dan blijkt het Adres
eene bron der heilzaamste leering van toch niet te
grijpen in die diepst liggende aderen van ons staats-
organisme, uit vrees dat die aderen soms geopend de
beste levenskrachten lieten wegvloeien.
Mochten velen die lessen begrijpen en billijken,
mochten allen in Nederland ze behartigen, onze Nationa-
liteit ware gewis nimmer zoo hecht als heden gevestigd!
-ocr page 193-
177
X.
DE ACTUELE TOESTAND DER
PAUSELIJKE QUAESTIE.
§ 1. De Pauselijke quaestie heeft eigenschappen, die
uit haar aard volgen. Om de algemeenheid van
haren invloed kan zij niet ophouden eene
internationale zaak te zijn. Be belang-
stelling in de zaak des Pausen wordt
dan ook steeds algemcener
en levendiger.
Het wezen dier quaestie, hetzij uit politiek, hetzij
uit sociaal, hetzij uit Godsdienstig oogpunt beschouwd ,
vertoont velerhande en alle zeer gewichtige eigenschap-
pen , welke al duidelijker en trefiender door de om-
standigheden zei ven , in het oog springen en dan ge-
zamenlijk de actuele toestand der Pauselijke quaestie
worden genoemd.
Het kan ons voornemen niet zijn, die alle onder
hare verschillende oogpunten te behandelen; slechts
enkele, voornamere dier eigenschappen zullen we aan-
stippen, welke niemand, die de quaestie ook slechts van
aanzien wil kennen of er een enkel verstandig woord
over wil uiten, geen omzien uit het oog mag verliezen.
Van deze hoedanigheden kiezen wij slechts dia, welke
inherente het wezen der zaak aanklevende eigenschap-
pen, d. i. niet daaraan toegekende verhoudingen of bij -
gevoegde hoedanigheden, maar in strengen zin , uit de
natuur der zaak onafscheidelijk voortspruitende, en
dus waarachtige eigenschappen zijn. Zij zijn derhalve
-ocr page 194-
178
niet nieuw opgekomen, noch van voorbijgaande om-
standigheden af haukelijk, doch in het laatste tijdperk
der Pauselijke quaestie, in de periode der waarborgen
met verrassende duidelijkheid in het licht gesteld, en,
wat meer is, zoo ruim en wijd mogelijk , wereldkun-
dig gemaakt en te gelijk op de meest officiële wijze
erkend en bevestigd.
Wij noemen dan deze drie : de algemeenheid of de
universaliteit van haren invloed, want door alle kringen
heen slingert de vraag der wereldlijke macht van den
Paus, hoeveel te meer de vraag der Pauselijke zaak
in het algemeen, hare vertakkingen. De belangstelling,
die vriend en vijand daaraan hecht, volgt hieruit na-
tuurlijk en wordt bij den dag algemeener en levendiger.
Uit de eerste hoedanigheid ontspruit van zelve eene
tweede, wij noemen ze solidariteit. Is immers de Pau-
selijke zaak van internationaal belang, dan volgt het,
dat aan alle vorsten en Staten de plicht is opgelegd
van het welzijn dier zaak te behartigen , willen zij
aan het gepleegd onrecht niet medeplichtig worden.
Eindelijk zullen wij bespreken hare onoplosbaarheid
langs de ingeslagen wegen, of door andere middelen,
dan in het Adres aan Z. M. onzen Koning zijn aangeduid.
Het pleit, dat met verraad en geweld nu al zoo lang
door de revolutie tegenover den Paus en het Katholi-
cisme wordt gevoerd, treedt verre buiten de grenzen
van een uitsluitend Italiaansch vraagstuk. Hieraan
twijfelt nu niemand meer. De Katholieke wereld, als
volstrektelijk een met haar onafscheidbaar hoofd, is
natuurlijk partij in het geding en laat zich krachtig
hooren. Doch het gewicht der quaestie strekt zich
oneindig verder uit; de hoofdbelangen van alle welge-
-ocr page 195-
179
ordende maatschappij zijn in de zaak betrokken en
worden bij elke schrede harer voorgestelde oplossing
rnet stoornis en ondergang bedreigd. Het algemeen
welzijn der menschheid , de wereldorde hangt er aan.
Dat zulk gewicht en in die uitgestrektheid aan de
Pauselijke zaak moet toegeschreven, dit bewijst ten
overvloede de algemeene deelneming van den kant der
maatschappij, die aan den aard der zaak volkomen
beantwoordt.
„Daar zijn enkele vragen — aldus luidde de inlei-
ding van Mr. Lipmans Adres door De Wachter, en
zoo trad tevens het uitmuntend tijdschrift op voor de
Pauselijk zaak —" daar zijn enkele vragen, die altijd
de belangstelling naar welke zijde ook gaande maken,
voor ieder geslacht levensvragen schijnen te zijn. Zelfs
de minst onderrichte kent of meent ze te kennen ;
zelfs de meest onverschillige voelt zich, waar ze wor-
den opgeworpen, tot medespreken of luisteren opge-
wekt. Niet de minste onder deze vragen is de vraag
over de wereldlijke macht van den Paus, de vraag van
Rome. Hoe oud ze schijnen moge, die vraag blijft
altijd nieuw Niet als was de wereldlijke macht een
vraagstuk, welks oplossing nog in de geschiedenis
ontbreekt. In dien zin zou de benaming „vraag" al
een zeer onpassende zijn, een benaming, die men voor
dit onomstootbaarste aller feiten niet spoedig genoeg
verwerpen kan, want in de orde der ideën, is de vraag
over de wereldlijke macht van den Paus in laatste
oplossing niets anders dan de vraag over \'t openbaar
bestaan der Kerk."
Het kan aan sommige vreemd schijnen, toch is het
een feit dat niet onopgemerkt mag voorbijgegaan, doch
integendeel door een ieder moet gekend worden : zoo-
-ocr page 196-
180
verre de geestelijke macht van den Paus zich uitstrekt,
zooverre dringt zich ook de belangstelling op in zijne
wereldlijke macht, en zoo diep zijn gezag als Paus alom
ingrijpt, zoo wijd reikt de onmiskenbare invloed der
quaestie over zijn gezag als Koning; en dit alles geldt
nu niet meer hen alleen, die hem als Paus huldigen,
maar ook hen allen, die dat gezag loochenend, zich
niet naar Rome richten of noemen.
Ue algemeenheid der belangstelling kan niet uitge-
strekter noch grondiger zijn; zoo innig is de samen-
hang tusschen de zaak van den Paus en die der maat-
schappij , dat — het wordt nu duidelijk voor een ieder —
dat aan de eerste geen weerstand kan geboden worden
of men schaadt ook de tweede.
De Paus zij het hoofd der Kerk voor de Katholie-
ken, ook voor de niet-katholieken is hij het symbool
van gezag en orde. Hij zij den zijnen de onfeilbare
leeraar des geloofs, hij is den overigen de moedige ver-
kondiger en verdediger der beginselen van waarheid
en recht. Hij zij ons de Hooge-Priester ter heiligheid,
aan allen is hij een toonbeeld en de oprechte beoefenaar
van trouw en gerechtigheid.
Ook al wat zich tegen den Paus aankant of tegen
de Pauselijke zaak strijd voert, blijkt vijandig aan de
waarheid en aan het recht van eigendom, van vrijheid,
van nationaliteit, \'t Is als ééne zaak : Paus en maat-
schappij ; wat tegen hem is, is ook tegen haar; en
omgekeerd wat tegen de maatschappij zich verheft,
wendt zich volkomen tegen den Paus; al wie echter
vóór den Paus is gezind, werkt tevens eveneens ten
gunste der maatschappij en der orde.
De loop der gebeurtenissen en de aanrandingen van
den H. Stoel zijn heden van dien aard, dat de gron-
-ocr page 197-
181
den, waarop elke maatschappij noodzakelijk steunt,
daar evenzeer door worden aangetast en in gelijke mate
omver gehaald. Niemand, wil hij niet in schreeuwende
tegenspraak met zich zelven vervallen, kan van de
Pauselijke zaak afkeerig, ja, slechts jegens haar onver-
schillig zich toouen, of hij moet in gelijke mate afkeerig
zijn en onverschillig jegens zijn eigen politiek bestaan.
En deze wet der logische noodzakelijkheid geldt niet
enkel de individuen, maar nog veel meer eiken Staat,
en wel bij uitnemendheid de kleinere of zwakkere Staten.
Zeide de heer Jonckbloet: „de eenheid van Italië heeft
haar beslag", dan moet hij ook aldus spreken bij de on-
rechtvaardigste overweldiging van den Nederlandsche
Staat en wil hij consequent zijn , al eveneens bij de ont-
rooving van zijn persoonlijk eigendom. Wij gevoelen
die offervaardigheid voor het onrecht riet.
Het gezag heeft duizenderlei vormen, doch allen
maken slechts éen geheel uit; die éenen vorm wil
treffen, brengt aan al de anderen den doodslag toe.
liet gezag is een beginsel; men vermag niet het te
loochenen, zonder al zijne gevolgtrekkingen twijfelachtig
te maken en te vernietigen. Het gezag is de grond-
slag en de basis der maatschappij, die hem ondermijnt
doet heel het gebouw daveren.
Iemand zal ons wellicht tegenwerpen: gij vereen-
zelvigt de Pauselijke belangen met die van Nederland?
In geenen deele; maar wij toetsen het welzijn van
Nederland, onze levcnsquaestie, aan beginselen, en wij
bevinden, dat met de belangen van den Paus ook de
onze staan of vallen. Met de zaak van den Paus te
verwaarloozen, stooten wij die beginselen omver, welke
de steun zijn onzer eigene nationaliteit, en daarom
dringen we aan op de inwilliging vau den wensch der
-ocr page 198-
182
Adressanten als op eenen plicht van Nederland; om
dit te behouden, moeten we genen vrijwaren.
Deze waarheid met hare gevolgtrekkingen is niet
een loutere theorie, zij is zuiver practisch en heden
van dagelijksche toepassing.
Wie deze waarheid nog niet inzag of uit de roof-
tochten van Italië konde besluiten , maar ziende blind,
het Romeinsch vraagstuk „eene territoriale quaestie"
en een Victor Emmanuël „den onversaagde" noemen
dorst, kan haar nu beseffen uit de histoire contemporaine
der Commune. De excessen dier onverzoenbare vijandin
van de Pauselijke zaak hebben zonneklaar getoond,
waarheen de beginselen voeren, die het stelsel zijn
van al de hedendaagsche tegenstrevers des Pausen
zonder onderscheid.
Van den eenen kant kunnen de Paus en zijne
200:000,000 onderhoorige Katholieken de wereldlijke
macht van den H. Stoel niet verdedigen zonder tevens
het rechtmatig gezag hunner betrekkelijke vorsten te erken-
nen
; maar ook van den anderen kant kan niemand die
wereldlijke macht aanranden, zonder tevens het gezag,
ten zijnent
gevestigd en eindelijk alle gerechtigheid te
verloochenen.
Wat hiervan de oorzaak is ? Niets anders
dan de aard der Pauselijke zaak zelve; deze brengt
mede
          de loop der omstandigheden dient slechts
om het duidelijker te maken — dat zij eene inter-
nationale zaak, eene wereldquaestie is; niet als konden
de natiën daarover beslissen, maar in dien zin, dat
aller nationaliteit en welzijn er mede samenhangt.
Niet door zich een kunstmatige actie, van waar
dan ook opgewekt, te scheppen, maar door den reëlen
invloed, dien de zaak zelve uitoefent, kan de belang-
stelling worden verklaard, welke de Pauselijke zaak,
-ocr page 199-
183
ondanks het hevig pogen harer tegenstrevers allerwege
ontmoet. Deze belangstelling wordt steeds levendiger
en algemeener, wij zeggen niet in hoogere regerings-
kringen, maar bij het betere gedeelte des volks, aan
wien de toekomst zonder twijfel behoort.
De bestuurslieden van onzen tijd, de voorname staats-
mannen en groote geesten lijden aan dit zwak, dat zij
zuivere toestanden vreezen en voor scherpe oinschrij-
ving van plichten, voor juiste bepaling van leiddraad
terugdeinzen. Zij willen liever in het duistere rond-
tasten; dan kunnen zij de algemeene onzekerheid te
baat nemen, om hunne onverdedigbare daden ongestraft
te bedrijven. Deze zijn over \'t algemeen — gelijk we
breedvoerig hebben getoond — tegen den Paus gekeerd.
Het volk echter handelt anders en gaat tot de uiterste
gevolgtrekkingen over, hetzij ter linker hetzij ter rechter
zijde, naar de beginselen die het aankleeft, van den
kant der orde en rechtvaardigheid of van den kant
der wanorde en allerlei ongerechtigheid; daar nu is de
belangstelling in de zaak des Pausen oprecht, kier
blijkt hare bestrijding de bron van algemeene stoornis.
Te üome zelve legt de bevolking, ambtenaren, adel
en burgerij voortdurend zulke doorslaande bewijzen af
der oprechtste gehechtheid aan hun Paus-Koning, en
ofschoon zij verhinderd worden zich te doen gelden,
zoo krachtig uiten de Romeinen hun nationalen weer-
zin tegen den indringer, dat Pius IX, ofschoon gijze-
laar, méér Koning is te Rome, dan zijn overweldiger.
Zelfs de Italiaansche pers is van dien volkswil over-
tuigd, meermalen reeds heeft zij daarvan onder den
naam van reactie gepreveld.
Met zeker vooruitzicht, van algeheele achterstelling
en van openbare bespotting, ja, op het gevaar af van
wem kek.                                                          13
-ocr page 200-
1>4
en verraderlijken dolksteek 1) boden nog onlangs
30,000 voorname Romeinen hunne naamteekening met
vermelding van woon en hoedanigheden aan den Paus,
als blijk van verknochtheid.
Nog later heeft zich op een andere wijze de alge-
meene aspiratie van Italië en van Rome in\'t bijzonder,
lucht gegeven; zij had tot tolk den markgraaf senateur
Cavalletti. Een koningszetel van geslagen goud en den
titel van den Groote dacht men Pius toe, ten einde
het denkbeeld wél te doen uitkomen, dat Pius is de
Koning zijner Staten en de Koning zijner eeuw.
Het antwoord van Pius was afwijzei.d, verhief hem
echter nog veel hooger in de algemeene schatting. De
gouden troon der Kerk, zoo luidde zijn antwoord, is
de geestelijkheid; men besteede liever dat geld tot vrij•
kooping der jonge levieten, die door eene wet der
duisternis en door een ongehoorden dwang, tot den
militairen dienst worden gesleept; terwijl de eerenaam
van den Groole mij beweegt uit te roepen : God alléén
is groot; hij is groot door de gunsten, die hij Zijn
Stedehouder heeft uitgereikt; groot door den steun,
dien Hij aan Zijne Kerk verleent; groot door het on-
eindig geduld, dat Hij jegens Zijne vijanden oefent;
groot door de belooning die Hij Zijnen dienaren be-
waart; groot door de strenge rechtvaardigheid, die Hij
eenmaal zal uitoefenen in het bestraffen der ongeloovi-
gen en der verstokte vijanden Zijner Kerk.
1) De dagbladen melden voortdurend van sluipmoorden; nog
drie zijn den 15 Augustus op klaar lichten dag te Rome begaan
aan gezeten burgers, omdat ze het Moeder-Godsfeest naar ge-
woonte plechtig hadden gevierd; toch gaf zich de politie de
moeite niet eens de bekende daders op te sporen, laatstaan van
ze te achtervolgen.
-ocr page 201-
185
Behoeft het in herinnering ge Dracht hoe krachtige
sympathie de zaak des Pausen allerwege ontmoet ?
Ziet gij niet hoe de Katholieke beweging daar
oprijst! Nog heeft de Paus geen enkel woord van
aanmaning gesproken; zijn toestand was een luide kreet,
die over heel de wereld vernomen is! Telt eens, zoo
gij kunt, ik zeg niet de verdedigers, maar de duizend-
tallen van verdedigers, die zich als bedevaarders ver-
eenigen, die zich als Adressanten tot legerscharen vor-
men, bij hunne vorsten gaan aankloppen en die niet
zullen rusten , voor dat hun Paus zijn Rijksgebied terug
gegeven, de wettige orde hersteld is.
Denk hier slechts aan het Nederlandsch Adres Z. M.
onzen geëerbiedigden Koning door bijna 400,000 onder-
teekenaren aangeboden, door nagenoeg de helft der
Nederlandsche natie ten volle beaamd.
Wij hebben het oog hier niet op den persoonlijken
toestand des Pausen, deze kan niet erbarmelijker zijn.
Hiervan zeide Pius zelf nog den 5 Augustus: „Nadat
wij van deze Stad, die het hoofd is der geheele Ka-
tholieke wereld, beroofd zijn geworden, overgeleverd
aan de willekeur van hen, die ons verdrukken." Dan,
ofschoon gevangen, houdt hij stand, en blijft in zijne
Stad met een moed en onversaagdheid, waarvan in
de geschiedenis noch der koningen noch der Pausen,
een ander voorbeeld bestaat.
Wij bedoelen ook niet den toestand der H. Stad,
welke in akeligheid en ellende steeds toeneemt.
Doch wij bespreken hier den actuëlen toestand der
Pauselijke zaak, hiervan zeggen wij, dat haar zoo al ge-
meene en warme belangstelling te beurt valt
Die Koning zonder land, zonder leger, zonder schat*
kist, zouder bondgenooten, afgezonderd en alleen te
13*
-ocr page 202-
186
midden der politieke wereld, die tegen hem samen\'
smeedt; hij is de eenige onder de vorsten, dien zijne
onderdanen met zooveel warmte en zoo krachtig zij
slechts vermogen, wenschen gehandhaafd te zien; en
die slechts door het geweld en de overmacht, van het
snoodst geboefte bijgestaan, feitelijk van zijn gezag en
vrijheid, zonder dat zelfs een schijntitel werd voorge-
wend, is beroofd. Des ondanks heerscht hij, ja, hij
heerscht, gelijk zulk een Koning heerschen moet, op
de harten der zijnen; allen omstuwen zijn troon, niet
om te vragen, tenzij zijn zegen; maar om hem hunne
vrijwillige giften te brengen, hem hunne gehechtheid
te betuigen, hunne bereidvaardigheid tot alles aan te
bieden.
Maar wat toeven wij langer met van de groote be-
langstelling der wereld in de zaak des Pausen te ge-
wagen; wij hebben immers de Piusfeesten van ltf en 21
Juni jl. slechts in herinnering te brengen, toen heel de
wereld in éene feestviering herschapen, de deelneming
aan de zaak des Pausen in het helderste daglicht heeft
gesteld; toen van het aardrijk éen reuzenkoor opsteeg, om
de rechten van den Paus-Koning te vermelden, zijn wel
verdienden lof te bezingen. Ook zij die aan dat we-
reldkoor geen werkzaam deel nemen konden, luister-
den nogthans met gespannen aandacht en met zekere
welwillendheid.
Voorzeker, het lijdt geen tegenspraak, nimmer is
er voor eene zaak, welke ook, een zoo openlijke,
plechtige en algemeene getuigenis afgelegd, als bij die
indrukwekkende feesten, voor de zaak des Pausen. Het
meest eendrachtig en daarom krachtigst element dei-
beschaafde wereld heeft toen nadrukkelijk te kennen
gegeven, wat zij oordeelen over Pius IX als hoofd
-ocr page 203-
1
der Kerk, als onafhankelijk vorst der Kerkelijke Sta-
ten; welk hunne gevoelens zijn over den statenroof
tegen hem gepleegd, en over de volkomene herstelling
zijner rechten, die zij allen onvoorwaardelijk terug
eischen.
Zoo natuurlijk is het derhalve, dat de Adressanten,
die als Katholieke staatsburgers van Nederland voor
de Pauselijke zaak zijn opgetreden, elke bijzonderheid,
wending of\' wijziging van haren toestand ten goede of\'
ten kwade , hoopvol of\' angstvallig gadeslaan. Even
gevolglijk is het, dat zij steeds voortgaan met voor
diezelfde zaak te strijden, en hun ijver niet laten ver-
flauwen, totdat zij hun gewenscht en onvoorwaardelijk
gewild doel zullen hebben bereikt. „Dat protesteeren,
zegt men soms , is ijdel, indien er de macht niet bij
komt om het te steunen. Dwaalbegrip, zoo vervolgde
het edele lid der Nationale Vergadering van Ver-
sailles, Belcastel den \'22 Julij , \'t is eene gewichtige
zaak, die bevestiging der gerechtigheid! Het getuige-
nis door bloed verspreidt meer glans , doch het getui-
genis door het woord is somwijlen een dure plicht.
Ik voeg hierbij : Misschien komt daar alles op neer ;
want dat protest is een voortdurend beroep op herstel-
ling in de toekomst1\'\'
Dat hun zoo wel begonnen werk niet zonder vruch-
ten bleef, hebben we reeds meer dan eens aangetoond,
en hier en daar te kennen gegeven , dat er niet de ge-
ringste reden bestaat, waardoor de kracht van hun Adres
in het minst tot heden toe, zou kunnen zijn verzwakt.
Wij twijfelen er dan ook niet aan, of zij zullen,
zoolang deze quaestie tot haar ware oplossing niet
is gekomen , op gelijke wijze als in het Adres vermeld
staat, blijven aanhouden. Hun belangstelling, wij zijn
-ocr page 204-
188
er zeker van, zal niet enkel voortduren maar steeds
klimmen, naarmate de weerstand onzer tegenstrevers
sterker wordt. Hoe meer door de bekrompenheid van
sommige woordvoerders, die zich staatsmannen wanen,
de warzucht in de Pauselijke zaak zich inwikkelt, des
te meer zullen de Adressanten het helder licht der
Piusfeesten blijven herinneren, ten einde de van elders
bewerkte verduistering der Pauselijke zaak hierdoor te
doen ophouden, zij zullen er zich op toeleggen om in
dat licht den waren actuëlen toestand der zaak te aan-
schouwen, daarin de voorbode , den dageraad zien 1) van
den heerlijken dag eener algeheele zegepraal.
Kunnen zij voor het oogenblik verder gaan ? Wij
laten het aan wijzereu over, dit te beslissen. Maar
eene liefde, die maar ééns spreekt, is een flauwe liefde.
Sinds de aanbieding van het Adres hebben wij weer
vele nieuwe rechtschennissen gezien. Terwijl God den
Paus nu een jaar in zijn kerker, als een Daniël in den
leeuwenkuil ongehinderd bewaarde, ging het eedgespan
onbesuisd voort met ons te grieven en onrecht op on-
recht te stapelen.
Mag het goed en oirbaar, mag het noodzakelijk
worden geacht, bij herhaling te doen blijken, dat wij
niet inslapen na eens bij protest en Adres te hebben
gesproken; dat wij ons niet laten afmatten door de ons
betoonde onverschilligheid; dat wij ons niet laten af-
schrikken door brutale miskenning, dat wij ons niet
laten misleiden door ijdele woorden?
Wij beslissen hier niet. Hoewel het op onzen weg
ligt, hier te vermelden, dat deze vragen door sommigen
1) Vgk. Toespraken en Feestrede, bij gelegenheid der Pius-
feesten. Rotterdam. G. W. van Belle.
-ocr page 205-
189
reeds toestemmend zijn beantwoord, toch wagen wij
ons niet een algemeen oordeel te uiten.
Zooals bet vorig jaar de Zouaven-Broederschap te
E otterdam er vroeg bij was, haar Adres aan den Koning
en. corps op te zenden — reeds den 4 October, terwijl de
algemeen Adresbeweging eerst later begon — zoo heeft
deze zelfde vereeniging nu wederom den 20 September
van hare volharding in dezelfde gevoelens met nieuwen
aandrang doen blijken.
Het lijdt, wel is waar, geen twijfel, of de Katho-
lieke bladen zijn in de zaak van Rome de volmaakte
tolk van de Katholieken van Nederland. Wanneer die
bladen in naam hunner Katholieke lezers dat protest
hernieuwen, zijn zij dan niet de ware tolk van hunne
Katholieke landgenooten ? Wat echter de Zouaven-
Broederschap betreft, zij vermocht niet van zich zelve te
verkrijgen, den 20 September, onopgemerkt te laten
voorbijgaan. Zij hitld dien dag te Rotterdam met hare
afdeelingen van Delft, Gouda en \'s Gravenhage eene
plechtige vergadering. De herinnering aan het snood-
geweld, het vorig jaar, dienzelfdeu dag te Rome be-
dreven, gaf aanleiding tot de volgende motie:
„De Zouaven-Broederschap protesteert op nieuw, e1*
protesteert uit al de kracht van hare Katholieke over-
tuiging en van hare vurige vaderlandsliefde, tegen de
alle Konings- en volksrecht schennende overweldiging
en inbezithouding van Rome door de troepen en de
regering van Victor Emmauuël, tegen de overrompe-
ling van den zwakkeren Staat door den machtigeren
nabuur. De Zouaven-Broederschap refereert bij dezen
naar haar protest en Adres, gericht a gui de droit
onder dagteekening van 4 October jl."
Als éen man stond de geheele vergadering op en
-ocr page 206-
190
gaf door daverende toejuiching plechtig te kennen, dat
zij haar protest en Adres aan Z. M. den Koning
wenschte te bekrachtigen en te herhalen. Zij besloot
tevens, staande deze zelfde zitting en met gelijke geest-
drift, om deze motie en hare plechtige goedkeuring ter
kennis van Z. M. den Koning en ter kennis van de
ministers van Binnenlandsche en van Buitenlandsche
Zaken, namens de bijkans 2000 leden te laten brengen
door het bestuur der Zouaven-Broederschap.
Het bestuur nam deze opdracht heuschelijk en gretig
aan; het kweet zich van zijnen plicht met trouw en
nauwgezetheid; nadat een ander Adres van innige toe-
wijding aan den Paus dien avond opgezonden en door
een dankbaar antwoord met den Apostolischen zegen,
namens Z. H. was vereerd geworden.
Soortgelijke uitingen schijnen nog elders ontworpen; zij
zijn bewijzen te over, dat de belangstelling van Nederland
in de zaak des Pausen het niet bij woorden laat, maar
door daden zich wil doen gelden.
§ 2. De uiede-verantwoordelijkheid der Stalen voor
de Pauselijke zaak is officieel door Pièmont en
de kabinetten van Europa erkend. Dit iveder-
zijdsch contract betreft op den voorgrond de
quaestie der wereldlijke macht, enhelver-
liest zijn kracht niet door kuiperij noch
door de ivederrechtelijke inlijving
van Rome.
Heeft de Pauselijke zaak voor eerste eigenschap, dat
zij eene internationale quaestie, d. i. eene zaak van
algemeen belang der volken daarstelt, dan volgt hier
ook uit dat de natiën of de Staten die de natiën
-ocr page 207-
191
vertegenwoordigen, solidair gehouden zijn haar gunsti-
gen afloop te behartigen, eene gewenschte oplossing
te bevorderen.
Aldus volgt niet alleen uit den aard der zaak, maar
aldus is zij ook tot heden beschouwd en behandeld, tot
zelfs door hare vijanden.
Al heeft de Tweede Kamer van Florence de waarbor-
genwet
voor haar eerste gedeelte, hetwelk de vrijheid
van den Paus persoonlijk regelen d. i. vernietigen moet,
op het onverwachtst goedgekeurd, en al wordt het ook
bevestigd, dat zij tevens heeft beslist, dat om deze
wet in werking te stellen, het goedkeurend oordeel der
Europesche Staten niet moet afgewacht; al heeft Victor
Emmanuël Rome zelfs in bezit genomen; toch houdt
de zaak van den onttroonden en gevangen Paus niet
op, in dezelfde mate eene internationale aangelegen-
heid te zijn, als te voren; toch is zij geen haarbreed
hare oplossing genaderd. Veeleer moet integendeel
hare onoplosbaarheid daardoor te sterker in het oog
springen en de onderlinge solidariteit der verschillende
regeringen te vreeselijker drukken.
Was het enkel ter misleiding of was het de aard
der zaak, welke Visconti Venosta aandreef\'? Zoo
veel is zeker: hij heeft als hoofd der Buitenlandsche
zaken, plechtig en met allen ernst, in zijne memorie
van 20 Augustus \'70 aan de hoven van Europa,
hen allen aansprakelijk gesteld voor al de verrichtin-
gen, die het Piëmonteesch goevernement in de waar-
borgenwet tegen den Paus en het Katholicisme ging
ondernemen ; hij heeft in dat stuk den zin en de kracht
der gemeenschappelijke verantwoordelijkheid nadrukke-
lijk uiteengezet. Nu moge het beding der Tweede
Kamer, dat de goedkeuring der goevernementen op
-ocr page 208-
192
deze wetsvoordracht of niet, of niet verder zou wor-
den gevraagd, het ijdel en bedriegelijk vertoon der
wet Lanza doen blijken; den plicht en de aanspraak
dier regeringen om zich in dezen te laten gelden,
dat, haar door Italië gewaarborgd recht voor den grond
werpen, vermocht het niet. De medeplichtigheid in
het staatsonrecht, indien ze zwijgen, is door de sociaal •
revolutionaire daad der Florentijnsche Kamerleden in
niets gewijzigd; of staat het wellicht den revolutie-
mannen vrij, met elke regering den draak te steken ?
„De bepalingen", zoo luidde het officiële stuk, ten
blijvend bewijs in al de diplomatieke archieven van
Europa neergelegd, „de bepalingen, die de Pauselijke
vrijheid regelen, zijn een wederzljdsch contract, un con-
trad bilateral,
en het onderwerp van een verdrag met
de Mogendheden, wier onderdanen ook Katholieken
tellen."
.Er bestaan derhalve rechten — slechts over rechten
toch kan een tweezijdig verdrag gesloten — en die
erkende rechten behooren den Katholieken, en zij
stellen hunne betrekking daar tot den Paus.
Zij, die hiervoor moeten optreden en aansprakelijk
worden verklaard, zijn de vorsten; deze zijn de verde-
digers, de Katholieken zijn de dragers derzelfde rechten.
Italië strekt zijn pleit tegenover den Paus uit tot de
overige Staten, en werpt eene algeheele verantwoorde-
lijkheid op elk hunner, als zijnde de medecontractee-
rende partij. Het erkent de interventie als mogelijk,
als uoodzakelijk; het vraagt ze, vordert ze des noods,
ten einde zijne vermeende aanspraken op het eigendom,
de soevereiniteit en de onafhankelijkheid van het Katholicisme
in veiligheid te stellen.
Stond het den verschillende Staten vrij, op deze
-ocr page 209-
193
memorie niets te antwoorden ? Was dan hun zwijgen
niet reeds eeue aanneming van het voorgesteld ver-
drag?
In ieder geval laat deze ontgonnen onderhandeling
de solidariteit, welke uit de algemeene beginselen der
internationale rechten voortspruit, ongerept: neen, zij
heeft ze naauwer omschreven, nadrukkelijk uiteengezet;
en, wordt ze nu door den voorsteller zei ven van het
verdrag vermetel over boord geworpen, is zij een
dringende beweegreden te meer, welke de Staten ter
inmenging en krachtdadige tegenwerking van het staats-
onrecht moet aansporen.
Welke beschikking namen de regeringen, als mede-
contracteerende partij ingeroepen ? Wilden ze niet in
eenig vergelijk treden, of hebben ze den voorslag in-
gestemd? Wat onzen Staat betreft, blijft het voor
rekening van den heer Roest van Limburg te ant-
woorden, of hij enkel zijne persoonlijke meening in
het openbaar aan Bertinatti te kennen gaf, of dat hij
als openbaar persoon is opgetreden, toen hij, van
Venosta\'s stuk bewust, in October \'70 een goedkeurend
oordeel over Piëmont\'s strooptochten allerontijdigst
heeft uitgebracht. Dat hij in \'t laatste geval voor-
zeker zich zei ven en Nederland meteen, doch tegen
alle rechten in, medeplichtig in den statenroof maakt,
valt niet te loochenen.
Doch de regeringen zelven, hebben ze de verant-
woordelijkheid voor alles, dat de waarborgenwet mocht
bevatten, aangenomen? Het bescheid, door Von Beust
gegeven, klinkt toestemmend. Wij hebben slechts zijn
officieel antwoord in \'t Blaauwe Boek in herinnering te
brengen. „De inbezitname van Rome heeft de Ro-
meinsche quaestie niet opgelost. Deze zaak houdt al de
-ocr page 210-
194
Stalen van Europa in zorgwekkende afwachting, daar
de rechten der soevereiniteit van den heiligen Vader,
les droits de souveraineté du S. Père, onder internationaal
opzicht moeten worden vastgesteld.
„Dit vraagstuk moet nog geregeld; en als men een-
maal zoover is gekomen, zal het Oostenriiksch-Hon-
gaarsch goevernement zijn zedelijk, maar gewichtig
aandeel aan de discussiën nemen, zooals het aan dit
goevernement in hooge mate is toegewezen én om het
gewicht zijner woorden, én om zijne verhoudingen tot
de Kerk-"
Wij staan derhalve tot dusverre nog niet voor een
voldongen feit; wèl is het schreeuwend onrecht in wor-
ding en op weg naar zijne voltooiing, maar het kan
dien niet afleggen zonder de medewerking en den
steun der goevernementen, dit wordt door den kanse-
lier, die verzekert ééns van oordeel te zijn met alle
overige Staten, zonder aarzelen aangenomen.
De solidariteit, uit den aard der zaak duidelijk, kan
niet nadrukkelijker worden erkend, niet officiëler be-
vestigd.
Wij willen het aannemen, weinig had Italië, des
ondanks, van de diplomatie te vreezen; maar zeer veel
duchtte het van de pressie, door de Katholieken daarop
uitgeoefend; intusschen erkent het voor heel de wereld
en aan de Hoven in \'t bijzonder, dat zijn vermeend
recht, door schroomelijke gewelddaden vast in oefening
gebracht, mank gaat en niet volledig is, vóór het de
medewerking dier Hoven zal hebben verworven. Laat
het de grootste onzinnigheid zijn en eene gelegaliseerde
huichelarij, zulk eene bekentenis af te leggen, niette-
rain zijn de gevolgen, die wij er uit afleiden, ontegen-
sprekelijk; niettemin blijft de quaestie in haar zelve
-ocr page 211-
195
lnet hare eigenschappen van solidariteit en onoplosbaar^
heid
onveranderd.
In dier voege stonden de zaken geschapen, toen te
Parijs de revolutie den Pruissisch-Franschen oorlog op
de hielen volgde. Zij brengt op ééns in den toestand
der Pauselijke zaak eene zoo volkomene verandering,
dat de wet der waarborgen te Florence niet meer in
aanmerking komt, en het plan van daaraan de kracht
te geven van een internationaal traktaat, voor den
grond ligt geworpen. De Sub-Alpijnsche regering acht
de poging om door de wet Lanza het publiek te mislei-
den, niet langer noodig; zij acht de nietige en immer
bedriegelijke kracht en waarde dier internationale over-
eenkomst onnut geworden De wet wordt met ge-
zwinden pas aangenomen, en op afspraken met de
regeringen behoeft niet meer gelet.
Al gunnen ons eigen bekentenis en officiële beschei-
den heden nog niet een helderen blik in al de bijzon-
derheden, welke het paleis Pitti en het Hötel-de-Ville
in verbinding stelden; luid sprekende teekenen zijn er
voorhanden, welke de waarde van dien plotselingen
en beteekenisvollen ommekeer der Italiaansche politiek
in zijne oorzaken leeren onderscheppen.
De socialistische republiek heeft de bloedvaan in de
hoogte gestoken en meteen is het sein tot handelen aan
Italië gegeven. Al verbeurt het ook al de sympathie
der liberalistische ministeriën, het moet voorwaarts; al
moet het ook zijn woord, aan de andere Staten verpand ,
daardoor schandelijk verbreken en met elk geordend
goevernement den spot drijven , dat hindert niet. Italië is
genoodzaakt de roode republiek te believen en te dienen.
Het Florentijnsch goevernement wordt gedwongen,
die afschuwelijke republiek te steunen, wil het niet
-ocr page 212-
196
zelf onmiddellijk het onderste boven gesmeten worden.
Zijn bestaan en zijne toekomst hangen geheel en al
af van hetgene in Frankrijk gaat gebeuren; krijgt de
communistische republiek daar voor een tijd de over-
hand, dan wordt Italië genoodzaakt, de campagne
mede te maken; zegeviert daarentegen de partij der
orde bij de Franschen, dan kunnen de Italianen, die
zich meester hebben gemaakt van Rome, hoe eer hoe
beter zorgen, dat ze weer naar huis gaan; want de
Franschen zullen in dat geval niet dulden, dat de
revolutie nog langer te Rome den baas speelt.
De reden van alles is deze. Dezelfde revolutie,
welke te Parijs en te Lyon is losgebarsten tegen het
kapitaal, d. i. tegen het eigendomsrecht, diezelfde re-
volutie bedient zich van de Sub-Alpijnsche regerings-
mannen, om te Rome voor dezelfde verwoestende anti-
maatschappelijke beginselen, doch op den voorgrond
tegen den H. Godsdienst te woeden, die alleen in staat
is, het Communisme te weerstaan.
De van kerkplundering levende regering te Turijn
kan of mag haar zusterschap niet loochenen met de
commune van Parijs, welke het geld der bankiers nog
maar komt afdwingen; zij moet alle vertoogen wegne-
men en voorkomen , welke, nu niet meer de Katholieke
wereld of de nog troonende vorsten, maar welke de
uiterste revolutionairen van den Mont-Martre en Belle-
ville zouden kunnen inbrengen.
\'t Is Italië niet meer mogelijk, partij te kiezen
voor de orde; het loopt sinds lang in \'t gareel der
revolutie; het wordt er door gevoerd ook waar het
niet wil. Zou het de richting niet opgaan, te Parijs
aangewezen, dan zijn zijne dagen geteld De Inter-
nationale revolutie, na de zaken in Frankrijk volgens
-ocr page 213-
197
hare dolle driften geordend te hebben, komt ongetwij-
feld met hetzelfde eedgespan het lang vermolmd troon-
gestoelte van den rooverkoning omverhalen. Nu reeds
werd hij door eene harde wet gedwongen, zijne paar
millioenen, als bloeddruppelen den landskinderen af-
geperst, door de hand van Nigra, die lid is der
Internationale, op de Bulte van den Martelaarsberg aan
den revolutionairen afgod te komen offeren.
Waren de Europesche goevernementen voornemens
zich in de wet-Lanza te steken ? Het is meer dan
betwijfelbaar; doch uitgemaakt blijkt, dat door dit
weefsel van kuiperij en zwakheid de algemeene solida-
riteit
niet wordt geschorst, veel minder opgeheven. In
waarheid is zij er scherper door afgeteekend en aan
Jan en alle man bekend geworden. En nu komt het-
zelfde goevernement, dat de verantwoordelijkheid zijner
gelegalizeerde huichelarij op hunne schouderen wierp ,
door zijne daden hun schamper toeduwen. ja, met
bittere ironie verwijten : „Op u rust de aansprakelijk-
heid met al hare vreeselijke gevolgen ! Gij zijt mede-
plichtig aan al hetgene ik tegen den Paus, de Katho-
lieke wereld , de ordelijke maatschappij gebrouwen heb !
Vroeger zaagt gij zwijgend toe ; nu zijt gij door mij
in de zaak gemengd , en hebt zoo rechtstreeks moge-
lijk aan mijne onderneming meegewerkt! Zijt gij op
het punt van eer nog prikkelbaar, voor schaamrood nog
toegankelijk — weet dan, dat ik den spot drijf met
elk geordend goevernement!"
Kan echter één goevernement zijn handen wasschen
en zich verder van aansprakelijkheid ontheven wanen!
Immers neen; integendeel, des te duidelijker blijkt,
dat de Komeinsche quaestie en die der maatschappij in
het algemeen één en dezelfde is Ontzettend zal dan
-ocr page 214-
198
ook de wraak zijn, welke op deze medeplichtigheid
onvermijdelijk volgen moet. Geen kracht is in staat
de droevige gevolgen der onderlinge solidariteit te we-
ren. Allen, die aansprakelijk zijn voor het te Rome
gepleegd onrecht, zullen de treurige gevolgen daarvan
ondergaan , medeboetend voor Italië\'s schuld. Het gaat
niet aan , aan Lanza alleen het verwijt te maken. Had-
det gij zelf zooveel in u was, de katholieke beweging
gesteund, en u tijdig doen gelden !
Laat de quaestie der waarborgen nu gevallen en
vervallen zijn, de solidariteit houdt niet op. Laat ook
Italië die quaestie als dood en begraven aanzien en
haastig de lang gerekte discussiën daarover afbreken,
de zaak des Pausen verandert daarom niet van aard ,
maar blijft één en dezelfde.
De eenige verandering in den stand van zaken is
deze: de schijn van gewicht, aan die wet gegeven:
als wilde men waarlijk handelen naar advies der rege-
ringen, heeft plaats gemaakt voor eene verklaarde ver-
volging der Kerk; zoodat het tijdvak der waarborgen
het laatste is der Romeinsche quaestie. En deze wij-
ziging in haar toestand is wel nadrukkelijk en duidelijk
bewerkt ten believe der socialistische revolutie; te
haren gunste worden de Hoven door Italië achter de
bank geschoven; met spottend hoongelach wijst Venosta
een Roest van Limburg, een Bismarck, een Von Beu^t,
hun hunne werkeloosheid verwijtend, buiten de diplo-
matieke raadzaal en laat hij Garibaldi, om zijne wak-
kerheid hoog geroemd , daar met de zijnen binnen komen.
Wie hierin eene opheffing ziet der algemeene aan-
sprakelijkheid, moet wel ziende blind zijn; wie hier-
mede de Pauselijke zaak voor afgedaan houdt, hoe hij
zich bedriegt! Ontwijfelbare voorteekenen tuigen het!
-ocr page 215-
i9y
Wel heeft de Piëmontesche Kamer den Romeinscheu
knoop eigenmachtig doorgehakt, doch in zooverre be-
werkte zij een onrustbarenden stap nader tot de oplos
sing der Europesche maatschappij , helaas! wat voor
een oplossing\'.\' Langs dien weg rent ons werelddeel
naar een volslagen apostatie, maar tegelijk naar eene
totale regeringloosheid; het zal afdalen in een peil-
loozen afgrond van ellende of moet terugkeeren naar
liet Kijk van Christus.
Wij leven in een tijd van consequentiën, waarin het
woord op de tong en over de lippen komt, en met het
woord ook de strijd ontbrandt, maar door welk vuur?
Nauwelijks vindt Italië een gunstig oogeublik in de
communistische revolutie of het zegt vaarwel aan de;
diplomatie, en treedt in de dreigende gelederen, die
strijd voeren tegen de maatschappelijke orde!
Mochten wij niet zeggen dat de solidariteit uu
scherper afgeteekend, nu pijnlijker drukkend blijkt?
Uit de schrikbarende diepte van verwarring, waarin
Frankrijk ligt ter neder geslagen, wenkt Gods vinger
den mede-aansprakelijken vorsten toe, zich nog aan te
gorden ter verdediging der waarheid en van het recht!
Zij worden door de geschiedenis van den dag gewaar-
schuwd, hun eigen troon te schragen, en daarom op
den voorgrond het recht van den Paus te hand-
haven.
Buiten een ieders berekening doch uiterst gelukkig
voor Italië is de strijd van Frankrijk tegen de com-
mune
uitgevallen; het heeft de commune onderdrukt,
doch daarover niet gezegevierd. De Internationale heeft
een tijd haar aanslagen geschorst, om middelerwij 1 in
het geheim te woelen en haar vernielingswerk weldra
met verdubbelde kracht voort te zetten. In ons vorig
WENKEN.                                                                        14
-ocr page 216-
200
hoofdstuk hebben we dit genoegzaam opgehelderd. De Sub-
Alpijnsche regering heeft dien rampzaligen toestand be-
nnttigd met den 2 Juli, Rome als nieuwe hoofdstad
oogenschijnlijk ten minste , te betrekken
Zij noodigde de gezanten der Mogendheden uit, aan
dien zegetocht der revolutie deel te nemen, ten einde
door dit feit, de medeplichtigheid hunner Hoven te be-
krachtigen. Daar dit plan, bij de meesten mislukt,
bij sommigen echter is geslaagd, ontstaat de gewicht-
volle vraag: wat van deze zaak te oordeelen ? Straks
komen we op dien 2 Juli opzettelijk terug; hier zij het
voldoende te zeggen , dat de medeplichtigheid door deze
gebeurtenis niet heeft opgehouden , doch er veeleer door
bevestigd werd. En dit behoeft geen bewijs; de ge-
ringste verklaring is toereikend.
Met meer recht toch had zich de Commune te Parijs
geïnstalleerd, dan Victor Emmanuël op het Quirinaal.
Zijne commune heei\'t zich zonder eenigen titel te Rome
het gezag aangematigt en onteigent er even als te Parijs
naar welgevallen eens ieders huis; doch zij woi\'dt er
niet tegengewerkt, maar begunstigd.
Wil iemand nu de diplomatie te Rome de Internati-
onale der koningen noemen, het zij zoo; doch dan
moet hij met ons instemmen, dat de Internationale dei-
koningen veel gevaarlijker en ergerlijker is, dan die
der werklieden , en wij besluiten daar verder uit, dat
beider uiteinde op zelfvernietiging noodzakelijk neer-
komt.
Of door deze gebeurtenis de Pauselijke quaestie hare
oplossing naderde, en niet veeleer er meer door in-
gewikkeld werd, ook dit zij het onderwerp der vol-
gende paragraaf.
-ocr page 217-
201
§ 8. De intrede van Victor Emmanuël te Rome is de
bekrooning der revolutie. De medeplichtigheid der
Staten werd er scherper door afgeteekend en de
onoplosbaarheid der Romeinsche quaeslie
in het helderste daglicht geplaatst.
Be groote misdaad der 19e eeuw is dan voltrokken.
Victor Emmanuël heeft de hoofdstad van zv/n Italië te
Rome gevestigd en daarmede zijn werk van roof en
heiligschennis voltooid.
Wel verre van hier te staan voor een voldongen
feit, zien we in deze reconstructie van Italië niets an-
ders dan het toppunt eener reeks van gruwelen, dan
de laatste bekrooning eener heiligschennige hinderlaag,
die den wereldlijken troon van den Paus aanrandt en
terzelfder tijd de heginselen omverwerpt, waarop al de
andere troonen noodzakelijk steunen moeten.
Door deze daad heeft de rooverkoning in het open-
baar, den Paus als vorst der Kerkelijke Staten vervallen
verklaard, nadat hij zich van die Staten door de hate-
lijkste aller rooverijen had meester gemaakt.
Toeval of regeringloosheid, zoo gaf zijn minister
voor, mocht het Romeinsche vraagstuk niet oplossen;
daarom, zoo vervolgt de huichelaar, hebben wij, niet-
tegenstaande de September-conventie dit verbood 1) ons
daarmede belast. Wij moesten dat plan verhaasten;
evenwel hebben wij het in dier voege weten uit te
voeren, dat de onafhankelijkheid van den Paus en de
1) Wel heeft Sénard, die als gezant der republiek van 4 Sep-
tember, te Florence figureerde, op last van Jnles Favre aan
Victor Emmanuël geschreven, om hem met de in-bezit-name
van Rome geluk te wenschen.
Ook wordt in dien brief gezegd, dat „sinds de revolutie van
14*
-ocr page 218-
202
verlangens der Katholieke wereld eenerzijds, overeen-
gebracht kunnen worden met de bekende nationale
aspiratiën van Italië anderzijds.
Wie treden hier op het tooneel en op welke wijze
is dit berucht feit daargesteld ?
De Pruisische Keizer moge bij den intocht in Parijs
het zonderling schouwspel hebben opgeleverd van een
keizer, die binnentrekt en niet binnentrekt; wat is
dat vreemde bij de stille wijze, waarop Rome werd
bezet, bij de huivering, die den Piëmonteschen ko-
ning overvalt, als hij , gelijk een dief\' in den nacht
de H. Stad even bezoekt, gebruik makend van een
watersnood, die enkele wijken teistert! Hij is bang
4 September, de conventie van L5 September feitelijk iürtueUe-
ment
ophield te bestaan." Echter volgt hierop onmiddellijk:
,Uwe Majesteit heeft, het oogmerk willen begrijpen en waardee-
ren, hetwelk alléén de officiële verbreking dénonciation van een
tractaat heeft verhinderd, hetgcne van weerzijde niets meer
beteekende."
Zulke beschikkingen mogen, om den vorm, voor het openbaar recht
niets geen kracht, hebben en wel vooral niet omdat de gemelde
conventie liet recht van derdens betreft; zij kunnen alleen dienen
om de medeplichtigheid dier regering te bewijzen en voor de
Fransche natie een nieuwe prikkel zijn ter handhaving harer
oude tradiliën in de verdediging van den Paus.
Wat aan dit schrijven van 25 Sept. \'/((ontbreekt, wordt aange-
vuld door eene nota van den Italiaanschen gezant bij de Fransche
regering, aan zijn minister te Florence, gedagteekcnd uit Parijs
i% Dec. (?) 70.
Nigra vermeldt daarin dezelfde gevoelens van Jules Favre
nopens de Komeinsche quaestie die Italië, zegt hij, op bekende
wijze heeft doorgehakt «zonder de oplossing der politieke en gees-
telijke quaestiën vooruit te loopen." Deze bijgevolg blijven on-
beslist; daarop moet nog teruggekomen worden. Zoo wordt dus
het waarborgen-steltel op nieuw ingeroepen, en de medevera>it-
woordelijkheid,
door Venosta\'s notu het eerst erkend, blijft voort-
duien.
-ocr page 219-
203
en de vrees heeft hem verlamd. Na meermalen aan-
gezocht te zijn en beloofd te hebben om te Rome te
resideeren, stelde hij dien onzinnigen stap dan op
dezen, dan op dien grond wederom uit. Hij ver-
scheen eindelijk in den morgen om voor den avond
wederom te vertrekken, na een enkel regerings-stuk
in Rome te hebben geteekend. Het was dan toch
eenige bevestiging der geweldenarij, reeds den vori-
gen 20 September met verkrachting van alle rechten
bedreven.
Wederom draalde hij, wederom werd hij aangezocht,
en eindelijk, den 2 Julij, zou hij plechtstatig Rome
binnentrekken; deze intrede zou hij door het bijzijn
van de verschillende gezanten opluisteren en door eene
glinsterende feestelijkheid op het Quirinaal besluiten.
Hij kwam dan ook met zijn 1) namadisoken troon;
door het laagste schuim en een tal van galeiboeven
omstuwd, zag hij op het Quirinaal even rond en voor
dat het nacht werd, was hij wederom verdwenen.
Victor Emmanuël is angstvallig van geweten genoeg
om zich voor zijn omgeving door onbeslistheid be-
spottelijk te maken; hij heeft vrijen wil genoeg om
1) De September-Conveutie verplichtte Victor Emmanuël zijn
troon te verplaatsen van Turijn naar Florence; de revolutie
dwong hem vandaar wederom naar Rome te vertrekken; ook
hier werd zijn zwervende troon slechts ter loops opgeslagen en
weer afgebroken , zoodat hij op dit oogenblik nergens gevestigd
is. De kisten die het troongestoelte inhielden, hadden bij hun
aankomst te Rome tot merk: Frayile, hreekbare waar; niet
weinig moeten zelfs de partijgenooten op dit woord hebben ge-
zinspeeld en door allerlei geestigheden de wrakheid hebben te
kennen gegeven van het Italiaansch koningrijk, dat slechts als
brug moet dienen tot de sociale republiek en dan als afbraak
weggeruimd.
-ocr page 220-
204
voor ziju daden aansprakelijk en dus zondig te zijn;
hij is zwak van karakter genoeg om als een onnoozele
misbruikt te worden, doch tevens bezit hij kracht ge-
noeg om euveldaden te bedrijven; hij heeft geloof ge-
noeg om voor zijne heiligschennissen te sidderen, hij
stamt van zulk een geslacht, dat hij door zijne schand-
daden eene edele afkomst bezoedelt. Zulk een moest dan te
Rome heerschen, den groote Pius in de schaduw stellen!
Ofschoon tot lieden niet èen der Italiaansche ministers,
behalve Visconti Venosta, te Rome zich bevindt en
Victor Emmanuël op nieuw schijnt verklaard te hebben,
dat hij voor den dood van Pius IX, de zetelplaats van
zijn Rijk in de H. Stad voor goed niet zal vestigen,
en ofschoon de gezanten der Mogendheden bij het
Pauselijk Hof als te voren zijn geaccrediteerd, is de
gebeurtenis van 2 Julij een feit van het hoogste ge-
wicht en van een veelzijdige, echter niet altijd even
heldere beteekenis.
Onder de vorsten van Europa heeft niet éen zich
verzet, noch tegen de geweldenarij van 20 September,
noch tegen hare bekrachtiging op 2 Julij. Hoe zijn
de tijden in het laatste twintigtal jaren veranderd!
Nog in \'4» beijverden zich al de gekroonde hoofden
van Europa om den Paus in zijn rechtmatig erfdeel
te herstellen. Dan, helaas! heden schijnen zij zich te
beijveren om de revolutie, met de koningskroon ge-
sierd, tegenover den Paus, die het recht vertegen woor-
digt, bij te vallen, haar zelfs hunne hulde te brengen.
Op dien grond is naar het oordeel ook der minst
Pausgezinden, „deze gebeurtenis zoo gewichtig en zoo
zwaar beladen met allerlei consequentiën, dat zelfs de
Pruisisch-Fransche oorlog voor het oog van den denker
daarbij wegzinkt."
-ocr page 221-
205
Wel hebben Frankrijk, Oostenrijk, Beieren, België,
Engeland, den rooverkoning op zijnen tocht naar Rome
niet vergezeld, en schijnen zij dus de Waarborgen nog
altijd voor een internationale zaak te beschouwen ,
evenwel hebben ook deze Hoven niet geprotesteerd.
Dit algemeen stilzwijgen staat gelijk met een stilzwij-
geud berusten. De koningen , door deze lijdelijke hou-
ding aan te nemen, schijnen als basis van het openbaar
recht van Europa voor de toekomst te erkennen: het
voldongen feit, d. i. het gezag van het brutaal geweld.
Doch in dit geval is hier aan geeu oplossing der Romein-
sche qnaestie te denken, maar aan eene algeheele ont-
binding der maatschappij.
Dit besluit lijdt bij ons geen twijfel; gewaagden wij
zooeven van eene niet onder elk opzicht zekere be-
teekeuis, aan dit jongste feit der revolutie verbonden,
dan hadden we het oog, niet op de hoofdzaak maar op
bijkomende omstandigheden, welke nog opheldering be-
hoeven. Waarom bijvoorbeeld zijn de gezanten van
Florence telkens genoodzaakt den minister van Buiten-
laudsche zaken te Rome te gaan spreken, waar hij
toch geen dossiers ter raadpleging, zelfs niet eens een
répertoire der stukken bij zich heeft ? Beoogt men hier-
mede slechts tijd te winnen, de publieke opinie aan
dien toestand te gewennen, doch vooral de actie dei-
Katholieken hangend te houden ? Wat hiervan zij,
blijkt later; voor het oogenblik hebben we slechts het
gebeurde na te gaan.
Men heeft gezegd: de daad der vorsten bij die ge-
legenteid was eene bloote plichtpleging; hebben enkele
hunner gezanten Victor Emmanuël vergezeld, daarom
hechten zij aan zijn daden hunne goedkeuring en zegel
niet; en inderdaad het Belgisch gouvernement had,
-ocr page 222-
20fi
naar het schijnt, zijn gezant de voorwaarde gesteld:
wordt uw bijwonen der intrede voor een deelneming
opgenomen, zult gij u daarvan onthouden. Die gezant
ontbrak dan ook werkelijk bij de revolutionaire feestvie-
ring; zijne afwezigheid is ons derhalve een reden te meer,
om als regel te stellen, dat, waar gelijksoortige beper-
king niet was voorgeschreven, de bijwoning der feeste-
lijkheid met eene goedkeuring gelijk stond.
Al aanstonds heeft de Unita Cattolica dit zelfde oor-
deel geveld. Waarom door woordenspel, zegde dit
Turijnsch dagblad , de zaken verduisterd ? De beperking
welke men in bespiegeling aan de daden dier zaakge-
lastigden geeft, wordt door het feit gelogenstraft en
verliest in de werkelijkheid al haar kracht. Verbeeldt
u, om dit in te zien, de Mogendheden hadden in
April jl. naast hun zaakgelastigden te Versailles bij de
Nationale Vergadering, als het ordelijk gezag des Rijks,
ook een gezant gesteld bij het Comité du Salut public
te Parijs, zoude dit niet voor een deelneming aan de
Commune zijn gehouden?
Welke andere beteekenis kan aan het medewerken
of het vergezellen der gezanten gegeven worden ? Zijn
zij wellicht met Victor Emmanuël naar Rome getrokken
gelijk de politiebeambte een roover begeleidt ? dingen
ze mede uit inschikkelijkheid en toegeeflijkheid, of door
inwilliging en met goedkeuring der officiële handeling
des konings? Hebben ze tegelijk eenig protest neerge-
legd tegen de usurpatie?
Men zegge niet: de éene gezant behoort bij den Paus
en de andere bij den koning, die zich van Florence
naar Rome verplaatst ? Het gold hier immers niet eene
verplaatsing, maar eene vestiging als koning in het
Rijksgebied en in de hoofdstad des Pausen. Het gold
-ocr page 223-
207
hier de tenuitvoerlegging van het berucht decreet: Rome,
hoofdstad van Italië.
Toen Keizer Wilhelm zijn hoofdkwartier te Versaillea
gevestigd had, en de vrede nog niet was geteekend;
zoude Frankrijk het toen geduld, zoude België het
gewild hebben, dat de Mogendheden én te Bordeaux
én te Versailles een ambassadeur onderhielden \'è In ons
geval echter heeft deze dubbele vertegenwoordiging
nog wel plaats in dezelfde stad! Deze onheuschheid,
onbillijkheid, laten we het woord gebruiken, deze
brutaliteit moest dan ook den edelaardigen Pius weder-
varen!
Hebben de vorsten eenig tegenwicht gesteld, dat
opweegt tegen de hoffelijkheid aan Victor Emmanuël
betoond? Wat deden zij vóór den Paus? Wat ten
gunste van een Staat, die voor allen noodzakelijk is?
Hebben zij ten minsten geprotesteerd tegen het feit van
20 September? Neen; zwijg dan ook nu, en wil niet
langer het feestmaal van 2 Julij anders dan als eene
goedkeuring beschouwen. Met geldt hier beginselen,
die niet door eenige gedwongen verklaringen, maar
alleen door ze ridderlijk voorop te zetten, in veiligheid
worden bewaard. Wanneer het op de vervulling eener
plicht aankomt, dan is voorzichtigheid niet anders dan
lafheid.
Het soort der overige feestelingen en de gedragingen
der talrijke dischgenooten waren in die mate verlagend,
dat de held van het feest er niets dan schande bij in-
oogste. Wij laten echter dit punt even als meer andere
ter zijde, wijl onze bedoeling slechts was eenige ophel-
dering voor de toekomst te bereiden.
Zal men later twee gezanten te Rome onderhouden ?
Dit toch heeft zijn eigeuaardige moeilijkheid en schijnt
-ocr page 224-
208
een onhoudbare tegenstrijdigheid. Mocht die van het
Vaticaan terug geroepen worden, dan gewis kan de
erkenning van den statenroof niet duidelijker zijn. Nog
onmogelijker is het, zich een persoon te denkeu, die
de rol vervult van alléén de twee ambassades waar
te nemen.
Laten we voor de waarheid maar openlijk uitkomen:
Europa keurt het feit van 20 September goed en neemt
het voor zijn rekening; het heeft hierdoor derevolutie
overal gewettigd; en wel eeue revolutie, die het zaad
der Internationale in haren schoot draagt en op alle
wijzen koestert.
Het is nu zooverre, dat niemand met het revoluti»
onnaire Italië durft te breken. TMers verklaarde dit
in de zitting der Nationale Vergadering van 22 Julij.
Wanneer Europa, zegde hij , tegenover Italië de hou-
ding aanneemt, die gij allen kent, dan kan ik of mag
ik niet anders te werk gaan dan Europa. — Wan-
hopig klonk deze kreet voor het katholieke Frank*
rijk, dat, wil het niet gelijk Polen verbrokkeld of ver -
nietigd worden, zich edelmoedig verklaren moet voor
den Paus. — Men belooft, zoo vervolgde Thiers
de onafhankelijkheid van den Paus; de toekomst echter
zal leeren of die onafhankelijkheid wezenlijk een feit
is, dat aan het Katholiek Europa vertrouwen kan in-
boezemen. Middelerwijl zullen alle Katholieke Mogend-
beden hun streven daarheen richten, dat deze belofte
zal blijken eene waarheid te zijn.
Wij vragen het: moet er nog aan getwijfeld worden
of Europa medeplichtig is, en of de quaeslie opgelost
heeten mag ?
Helaas! ook Nederland bevond zich aan Balthassar\'s
feestmaal! Men riep ons indertijd toe, als antwoord
-ocr page 225-
209
op het Adres: Nederland moet neutraal blijven, dat
wilde zeggen, niets doen voor den Paus; en nu zoude
liet goedkeuren, wat tégen den Paus geschiedt?!
Voor ons, evenals voor België, is het onloochen-
baar, wat de baron d\'Anethan ten opzichte der goed-
keuring van Italië in \'öl heeft gezegd: „De erkenning
van het koninkrijk Italië is tegenstrijdig met de
Nederlandsche belangen en weinig overeenstemmend
met de Nederlandsche Grondwet. Die erkenning stelt
bloot aan een ontzettend gevaar; zij geeft vat van door
Europa te worden beschouwd als de goedkeuring eener
politiek, die, werd ze ten opzichte van Nederland toe-
gepast, onze nationaliteit en onze onafhankelijkheid
stellig zou vernietigen."
Slechts éene aanmerking gingen we stilzwijgend
voorbij; zij steunt op eene meening in Julij jl. door
de Monde geuit Dit hooggeacht blad was toen van
gedachte, dat een gewapende interventie tegenover
15,000 moordenaars en verraders — Zanetti\'s verslag
over het schuim den 20 September binnengestroomd
luidt verschrikkelijk — gereed den Paus als gijzelaar
te dooden, ongeraadzaam en onmogelijk was. Dit ge-
vaar is de eenige grond welke den stap der diplomatie
eenigszins verklaren, doch niet rechtvaardigen kan; daar
ze in ieder geval vroeger hadden moeten handelen. Wij
evenwel deelen het gevoelen van de Monde niet vol-
komen en gelooven, dat de Italiaansche Staat inwendig
krachtig genoeg is tegen de openbare onruststokers,
met wie zijn regeringsmannen het veeleer geheel eens
zijn. Dreigde het gemeld gevaar, dan kwam het niet
zoo zeer van de democratisch erkende of openbare revolu-
tionairen, maar wel van de geheime revolutionairen, die
in Italië het roer van den Staat in handen hebben, het
-ocr page 226-
210
gepeupel als middel gebruiken en zeer waarschijnlijk
gaarne zien zouden dat de Paus Home ten minste verliet.
De noodlottige stap dier gezanten was dus niet om Italië
tot de verdediging van den persoon des Pausen behulp-
zaam te zijn, hij was een medeplichtige gedienstigheid
aan een Staat bewezen, die, onwillig tot het goede
niet de geringste hoffelijkheid verdient.
Wie dan meent, dat door al de daden tot heden
verricht, de Pauselijke quaestie in eenigen zin, ook maar
oogenschijnelijk is opgelost, hoe hij zich bedriegt! Zij
is thans, na zoo veel rechtsverkrachting veel meer inge-
wikkeld dan ooit. Maar is zij langs den ingeslagen
weg der revolutie ooit op te lossen ?
Waar we onze blikken ook heen wenden, overal ont-
moeten we de meest sprekende bewijzen der onoplos-
baarheid,
hetzij we den aard der zaak, hetzij we het
ambt of den persoon des Pausen en de gemoederen der
Katholieken, hetzij we den politieken toestand van
Europa nagaan, alles roept ons toe: langs de inge-
slagen wegen komt men nimmer ter oplossing der
Pauselijke quaestie, doch onvermijdelijk tot slooping der
maatschappelijke orde!
En redenering én geschiedenis bewijzen, dat voor
het bestaan der Kerk de Eenheid een noodzakelijke
voorwaarde is; tot deze Eenheid is de Paus als hoofd
niet minder streng een vereischte, zijne opperhoofdig-
heid wederom vordert de onafhankelijkheid en die on-
afhankelijkheid kan niet anders ziju dan de soevereini-
teit. Derhalve kan men, met die noodzakelijke soeve-
reiniteit te ontnemen, de alom gevestigde Kerk in haar
rechten wel te kort te doen, doch het pleit op afdoende
en dus op voldoende wijze te eindigen, dat is volstrekt
-ocr page 227-
ni
onmogelijk. Ook volgt uit onze redenering dat deze
tijdelijke macht des Pausen niet is eene inwendige of
locale quaestie van Italië, maar eene wereldquaestie,
welke door de beproefde en alleszins onrechtvaardige
middelen niet kan worden opgelost.
De onoplosbaarhei\'l blijkt al evenzeer uit den aard
der zaak van de zijde des Pausen. Immers van welke
onafhankelijkheid kan er in het waarborgenstelsel sprake
zijn\'? Niet van inwendige onafhankelijkheid, die het-
zelfde is als de natuur-vrijheid , den Paus gelijk elk
mensen eigen. Noch kan de onafhankelijkheid van
zijn geestelijk gezag worden bedoeld, hetwelk uitslui-
terd steunt op het woord Gods, en heden levendiger
en nadrukkelijker dan ooit, door al de Katholieken
der wereld wordt aangenomen en beaamd.
De onafhankelijkheid derhalve, welke men zich voor-
stelt te regelen zonder de politieke soevereiniteit, is
niets anders dan de uitwendige onafhankelijkheid, of
m. a. w. de nitei\'lijke beoefening der Pauselijke voor-
rechten. Hierin nu moet de Paus kunnen handelen
als Stedehouder van Christus, aan niemand rekenplich-
tig van zijne daden, tenzij aan Hein, Wiens plaats hij
bekleedt. Geniet hij de volheid dezer onafhankelijk*
heid niet, dan wordt hij een slaaf in zijne heiligste
bediedingen; dan wordt aan het wezen van zijn gezag,
en aan de rechten der 200 millioen Katholieken te kort
gedaan, en wel op de meest hoonende wijze.
Is dit wel duidelijk ? Welke vertoogen worden
deswege door de publieke opinie zoo al in \'t midden
gebracht ?
Naar het oordeel der Katholieken van alle landen ,
in eenstemmigheid met de bisschoppen en den Paus,
kan het hoofd der Kerk deze noodzakelijke vrijheid
-ocr page 228-
212
heden niet genieten, of hij moet ook de politieke onaf-
hankelijkheid in vollen zin d. i. de soevereiniteit be-
zitten.
Wat de tegenstrevers betreft, of de verdedigers van
het waarborgenstelsel, zij op dit punt, splitsen zich in
twee afdeelingen; de eene, en zij is de trouwlooste,
geeft voor, den Paus een volledige onafhankelijkheid
te laten in zijn geestelijk bestier, met bijvoeging eener
personele soevereiniteit, waaronder zij dan niets verstaan
tenzij de uiterlijke soevereine eerbewij zingen De andere
afdeeling, en zij is de stoutste, komt er rond voor
uit, dat zij buiten de geestelijke onafhankelijkheid, zelfs
niet eene soevereiniteit bij naam den Paus wil, overlaten.
Noch in het eene, noch in het andere stelsel kan
met eenige mogelijkheid, eene geruststellende waarborg
aan de Kerk gegeven worden.
Het stelsel der eerste afdeeling zal of kan nimmer
ingang vinden om de eenvoudige reden, dat zij een
waarachtig recht in een eenvoudig en afhankelijk voor-
recht,
in eene willekeurige en onbestendige gunst willen
veranderen; de Paus ware een bevoorrecht burger maar niet
een Soeverein. De soevereiniteit wordt immers niet door
eerbewij zingen daargesteld, maar door gebruikmaking
van het recht, om oppermachtig eene maatschappij,
een volk te besturen; de eerbewij zingen zijn slechts
een natuurlijk gevolg 1) der soevereiniteit.
Dat zulke politieke onafhankelijkheid van den persoon
des Pausen eene onmogelijkheid is, en onvermijdelijk
tot allerlei botsingen geleidt, blijkt voortdurend door
de ondervinding. Wat Pius TX bijvoorbeeld, door zijn
1) Wij verwijzen voor verdere uitbreiding dezer gedachte naar
de artikels der Civilta en van De Tijd, 28 Jan. 71.
-ocr page 229-
213
beroemde Encycliek van 1 November \'70, in Italië
zelve doemt, dat wil de Staat van Italië doen blijven
en handhaven.
De schijn-soevereiniteit welke men in deze veronder-
stelling den Paus laten wil, is geene soevereiniteit,
maar eene bespottelijkheid; daarom zijn de verdedigers
van het andere stelsel rondborstiger te noemen.
Wat nu dit tweede stelsel betreft, zijne onmogelijkheid
moet wel voor een ieder duidelijk zijn, daar zulk eene
scheiding tusschen Kerk en Staat, gelijk zij voorstellen,
ons op eens terugvoert naar de tijden van Constanten
den Groote, met dit onderscheid echter, dat de ver-
volging toen een einde nam, nu een begin; of liever
zij voeren ons in de dagen van Nero; ook toen bestond
diezelfde scheiding, maar tevens dezelfde oppositie en
strijd, die heden onvermijdelijk aanstaande is.
Hoe meer gij nadenkt, hoe duidelijker het u worden
zal. dat hier geen middelweg bestaat, of Koning of
Martelaar. Wat? Zelfs de Zeitung, het officieuse blad
van Bismarck, het Adres der Katholieken van Duitsch-
land besprekende, getuigde in April jl.: „Ook ons
gevoelen is, dat de Paus noch kan noch mag zijn de
onderdaan van een ander soeverein."
De reden om aldus te oordeelen valt in het oog.
Hoe toch stelt men zich de verhouding, de sociale ver-
houding voor tusschen het hoofd der Katholieke ge-
loovigen en de politieke hoofden, d. i. de vorsten der
Katholieke onderdanen ? Dat hier gemeenschappelijke
onderhandelingen dikwijls noodzakelijk, van de zijde der
vorsten altijd wenschelijk en voordeelig zijn, valt niet
te betwijfelen en is gemakkelijk te bewijzen. Hoe nu
moet de Paus in al zulke gevallen te werk gaan ?
Moet hij niet zeggen: gij zult mij op een troon zien
-ocr page 230-
214
of gij zult mij in het geheel niet zien ? Men onder-
liandelt immers slechts met gelijken? Aan iemand,
die minder is, geeft men zijne bevelen; aan iemand,
die hooger staat in waardigheid, biedt men zijne hulde
en onderwerping. Nu de revolutie deze zoo noodzake
lijke, en voor alle landen zoo heilvolle, sociale verhou-
ding heeft verbroken, moeten de vorsten den Paus
eene behoorlijke plaats aanbieden, van waar hij met
hen onderhandelen kan, zonder aan zijne waardigheid
te kort te doen, of de Paus kan niet meer in het
openbaar verschijnen, tenzij om op te treden voor
liet bedreigend zwaard der vervolgers. Tot uitersten over-
gaan en geweld gebruiken, dit veroorlooft hij zich niet.
Trekt de Paus — en dit is hetgene zijn vinnigste
vijanden in hunne doldriftigheid wenschen — van het
openbaar tooneel zich terug en keert hij weer naar eene
catacombe; dan verdwijnt ook —wij hebben het vroeger
reeds aangetoond — dan vei\'dwijnt meteen alle maat-
schappelijk gezag en orde; die catacombe zal ziel»
tot een afgrond openscheuren en alles verzwelgen.
Hoe meent men, zal de Paus persoonlijk, of Pius IX
of een van zijn opvolgers, bij dit alles te moede zijn ?
Wat den Paus betreft, niet éen beginsel zal hij prijs
geven , zelfs deswege niet eens in vergelijk treden. Geen
menschelijke macht is in staat, hem te doen handelen
tegen zijn geweten. Het is gemakkelijk, hem alles te
ontnemen; hij kan niet beschikken over legermachten
of oorlogstuig; en al moest hij dan den kelk dei-
smarten , nu reeds meermalen tot overloopens toe ge-
vuld, wederom tot den bodem ledigen, eu, zoo zwaar
beproefd, al weenend sterven — zijnen plicht verzaken
zal hij nimmer.
-ocr page 231-
215
Eene andere vraag rijst nu op, misschien in zich
minder zakelijk, doch voor onze vijanden voorzeker,
is zij meer ernstig, in hun oog is zij de gewichtigste. Zou
de quaestie van de zijde der Katholieken minder onop-
loshaar kunnen schijnen? Of de Katholieken onwrik-
haar staan; geen toenadering, geen toegeven, van welken
aard ook? Zij weten het; dat alles is olie, gestort in
den gloed der revolutionnaire verbolgenheid. De hand-
schoen is hun het eerst toegeworpen; welnu, zij nemen
dien op, en zullen niet rusten voor zij den heiligen
strijd gewonnen hebben. Zij zullen inachtneming der
wet weten te paren, met een onvermoeid pogen naar
hun recht, immer dicht aaneengesloten en met het
middelpunt der Katholieke eenheid verbonden, immer
opziende naar hun zichtbaar opperhoofd, maar nooit of
nimmer zelfs geen haarbreed wijkend voor de slagen,
geen tittel toegevend van hun recht!
Zulk vaandel voert ten langen leste noodzakelijk tot
de zegepraal.
Zouden wij met den actuëlen toestand der Pause-
lijke zaak, zoo als die thans is, mettertijd vrede kun-
nen vinden? Zullen wij, die het slachtoffer er van
zijn, ooit zwijgen? Wij, de beroofden, ooit in het
feit berusten? Zouden de vrijwilligers, die uit alle
landen naar Rome zijn getogen, om daar hun leven te
wagen, zoude al ons volk, dat hen daar heen zond,
ooit in de verste verte kunnen beamen, wat zij toen
bestreden en waarvoor zij nog heden strijden willen ?
Altijd en onveranderlijk blijft aller wensch: mocht
er een aanvoerder opstaan, die alle krijgers om zich
schaart en uittrekt ter bevrijding van den Paus! Is er
dan geen Charlemagne om den Lombardijer uit Rome
te jagen! Zoo lang wij tot de daad dier zuivere, in
wenken.                                                     15
-ocr page 232-
216
Frankrijk en elders en overal zoo vurig gewenschte
rechtsverdediging niet kunnen overgaan, zal het een-
parig gebed ons wapen wezen. Wij leven in de vaste
overtuiging, dat, mocht ook de aanvoerder uitblijven , er
dan toch voorzeker nog Engelen zijn, die den Itali-
aanschen Heliodorus uit den tempel zullen drijven!
Neen, duizendmaal neen, onmogelijk kan Rome de
hoofdstad zijn der Christenheid en tevens van het
revolutionnaire Italië, de stad des oproers en van den
Godsdienst. Hoe! Een Mazzini zelf heeft het in
December jl. aan de clubs erkend: „Nu heeft men te
Rome een ongerijmd dualisme, eene monsterachtige
tweeheid daargesteld; het lichaam van Italië, de uit-
wendige toestand, hangt den koning aan; de ziel van
Italië, het ware volk, behoort den Paus." Wij voegen
hierbij: ook het Rijksgebied, den Paus behoorend, zal
onder zijn bestier terugkeeren, want voor het bestaan
en voor het welzijn der maatschappij is het noodzakelijk;
geen andere oplossing van het wereldpleit is er mogelijk.
Inderdaad uit den aard der zaak, onder politiek
opzicht beschouwd, volgt dezelfde onoplosbaarheid met
verrassende duidelijkheid. De Romeinsche quaestie is
het brandpunt der politiek, omdat ze het middelpunt
is der beginselen. 3Ien moet met blindheid geslagen
zijn, om niet te zien, dat met den val der wereldlijke
macht van den Paus, de zedelijke wereld reeds heftig
is geschokt en weldra volstrektelijk het onderste boven
keert. Rij het verdwijnen der Pauselijke soevereiniteit
zou er in \'t midden der wereldmaatschappij eene leegte
ontstaan, ja, een afgrond zou er gevormd worden, die
hen allen bedreigt, allen gewis verzwelgen zal, die
hem groeven of toelieten, dat hij gegraven werd.
-ocr page 233-
217
Daar het hier een zoo gewichtig punt betreft, willen
wij liever onze vijanden tot onze lezers doen spreken.
Dat met den val der wereldlijke macht van den Paus,
de val der overige vorsten samenhangt, dat dus de
Pauselijke quaestie op die wijze onoplosbaar moet
heeten, stemt het meest verspreid blad der demajorjie
in Frankrijk volmondig toe en geeft van bare uitspraak
eene dagheldere verklaring, vol gen derwijze.
De Siècle, de ons zoo vijandige Siècle, zegde onlangs:
De Katholieke pers, gevoelt zich gegriefd, en zij toont
zich verwonderd over de verblindheid der vorsten, die
maar niet bemerken, dat hunne tronen geruggesteund wor-
den door dien van den Paus , dat hun gezag geschraagd
wordt door dat van Petrus, en dat zij met den Pause-
lijken troon te laten omverhalen, het uur verhaasten,
waarop de troon, dien zij zelf bekleeden, op zijne beurt
daveren en kantelen zal.
Zij, die aldus ooideelen — en dit is van Katholieke
zijde algemeen — zeggen volkomen de waarheid, en wij
zullen ons wel wachten van ze tegen te spreken.
Doch hoe komt het, — wij vragen dit ernstig op
onze beurt — hoe zeer zijn die schrijvers zelven ver-
blind en waarom merken zij niet op, dat het laatste
oogenblik nadert, waarin de volken, der voogdij schap
ontwassen, de leiding hunner lotgevallen zelven in han-
den gaan nemen?
Het is dus eene noodzakelijkheid, dat de Paus-Koning
valle, ten einde al de andere koningen op hunne beurt
van den troon gestooten worden. Het statenstelsel van
Europa heeft zijn tijd gehad; het monarchaal systeem
moet noodzakelijk ophouden te bestaan; onder de kleu-
ren der republiek moet daarvoor in de plaats een nieuw
politiek leven, zonder koningen verrijzen.
15*
-ocr page 234-
218
Verwondert u na dit alles derhalve niet, indien de
apostaat zich ongestraft van Home meester maakt, en
de aanslag tegen de macht van den Paus-Koning vol-
trokken is, te midden der onverschilligheid en koelheid
der diplomatie! — Aldus het Parijsche dagblad.
Zoo is het dan niet de vooringenomenheid der Katho-
lieken, die de onoplosbaarheid wenscht en ze daarom
voorspelt; neen, zij volgt uit de aard der hedendaag-
sche maatschappij en steunt op gronden, door ons nu
reeds herhaaldelijk aangegeven. De partij, die door
revolutionaire middelen de Pauselijke quaestie wil op-
lossen, erkent het openlijk en verdedigt het ook.
Wat nu te besluiten van die uitlatingen, zoo als
zij ten onzent niet zelden worden gehoord ? Hoe dwaas
iemand over zoo bekende zaken kan oordeelen, indien
hij de beginselen van recht niet onverbiddelijk tot richt-
snoer neemt! Wellicht heeft het zijn nut, dit in éen,
in professor Quack, op te merken. Den statenroof van
Italië — dat voor ons nationaliteitsgevoel zoo grievend
antecedent — opzettelijk besprekend, noemt hij dien
„een groot staatkundig werk!" Zegt niet de Siècle:
\'t groot ontbinding swerk?
Die heer Quack is in zijn dagblad-artikelen der N. R.
al even ongelukkig als in de politieke gezichtspunten ,
door hem dikwijls in de Gids blootgelegd, maar door
de uitkomsten niet zelden gelogenstraft. Zou ZEd. dat
zelfde oordeel durven uiten, indien ons Vaderland op
gelijke wijze door geweld werd bemachtigd ?
Hij zegt daar verder, dat „de inwoners van Eome
zelve zulks wenschen;" doch heel anders al wederom
uitte zich de briefschrijver der Nazione, die omstreeks
half Mei te lezen gaf, dat Eome is eene cosmopolitische
-ocr page 235-
219
stad en wel het allerminst van alle steden eene Itali-
aansche stad mag genoemd worden. De Romeinen,
zegt dit Italiaanschgezind dagblad, dulden niet, dat
40,000 vreemdelingen hen komen overheerschen en uit-
zuigen.
Wie nu zou dichter bij de waarheid zijn, wienmoet
meer vertrouwen geschonken, der Nazione die den
reëlen toestand van nabij beschouwt, of den Utrecht-
schen professor, als hij, rijk in phantasie, zich uit
zwevende bespiegelingen ideën schept, die met de
werkelijkheid in strijd zijn?
Nu wij de onoplosbaarheid der quaestie getoond en
de medeplichtigheid der Staten hebben doen gevoelen,
nu wij de steeds klimmende belangstelling der Katho-
lieke wereld in herinnering hebben gebracht, durven
wij niet eene voorzegging wagen, maar wel eene
vraag doen:
Wint de zaak van Pius ook buiten de Katholieke
wereld in sympathie? Al wie de tranen van den zoon
niet wraakt, gestort bij het lijk eener moeder, hem
door gewelddadigheid ontrukt, mag den rouw van de
kinderen der Kerk niet misbillijken; maar hij zal mede-
weenen bij de wonden, haar geslagen, en eindigen met
de herstelling en den herbloei harer rechten te be-
spoedigen.
En al het volk, d. i. het ware volk, dat de wetten onder-
houdt en het Vaderland steunt, zal de vierschaar spannen.
Wie is daar rechter in dat wereldgericht ? De
Godsdienst van den Hemel afgedaald, door Christus ge-
vestigd, aan Zijn Stedehouder toevertrouwd!
Wie zijn de mederechters? Ter rechterzijde is de
RecJdvaardigheid gezeten, ter linker staat de Eer.
Welke wet wordt ingeroepen, naar welke het vonnis
-ocr page 236-
220
moet geveld? De wet Gods, verdeeld in 10
geboden.
Hoe luidt de uitspraak ? Met schande overladen, door
onrecht bezoedeld en aan vergrij p tegen God en Godsdienst
schuldig, zij en blij ve de revolutiegeest nu vooraltoos ge-
vonnisd! De oplossing der wereldquaestie, door hem voor-
gesteld, was slooping der wereld; onze oplossing is
algeheele herstelling!
Overwinnaar zijner smart, zal de Paus wederom op-
rijzen en zijne onafhankelijke soevereiniteit tot vrede,
beschaving, ontwikkeling, waren vooruitgang en alge-
meen welzijn, als immer te voren, weer uitoefenen!
Indien wij den actuülen toestand der Pauselijke zaak,
indien we de schandtooneelen te Rome wel begrijpen,
dan klinkt ons daarin het bekend en heerlijk loflied
der geschiedenis 1) te gemoet:
De Bouwheer Romulus zijn\' naem gaf aen de veste
Van Rome, welx gezagh op twee paer wijzen draeft,
Door Koninghsdom, door \'tvolck, en \'svolcks gemeenc beste,
Door Keizer en door Paus, van Konstantijn bcgaeft.
Des wcerelts Hooftstadt wort de Monarchy beschooren;
Zoo heerschtze in Julius en Jesüs crfgebiedt;
Het kruis drongh door, daer zwaert noch standaert in kon boorcn.
Sint Petrus mytcr wyckt voor Cezars lauwer niet,
Hoe d\'afgront brulde, om zich aen Kristus stoel te wreecken,
Noch hoort men, uit Godts stoel, hier Godts oraekel spreecken.
1) Vondel. Rome, Imperium sine fine dedi. v. L. VI. blz. 105.
Ik beb aan die stad een heerschappij zonder einde gegeven. (Aen.
I. 279;. De geschiedenis van dat gezag loopt onder vier verschil-
lende regeringsvormen, t. w. de koninklijke, de volks-, de kei-
zerlijke en de Pauselijke. Want Constantijn de Groote heeft den
Paus met de souvereine heerschappij over Rome begiftigd. On-
eindig verder strekt het geestelijk gezag van Petrus\' opvolger
zich uit; en hoe fel ook bestookt, blijft hij de tolk van Gods
bevelen, de rechter in Zijn Rijk op aarde.
-ocr page 237-
221
XI.
HET RIJK VAN CHRISTUS.
a. De val van den Paus is een aanslag tegen hel
Rijk van Christus.
Het geding door Piëmont tegen den Paus gevoerd
onder medeweten, wij zouden haast zeggen, onder
medeplichtigheid van Europa, is niet een afzonderlijk
op zich zelf staand feit; wie zoo iets denkt is het
spoor geheel bijster en kent zijn tijd niet.
Wij hebben het meermalen getoond; de revolutie
voert krijg niet enkel tegen de tijdelijke macht van
den Paus, maar veeleer tegen zijne geestelijke macht,
tegen de Kerk, tegen alle geloof, tegen elke ordelijke
maatschappij. Ook de medestanders der revolutionnaire
regering van Turijn zijn niet een afzonderlijk geheel,
maar een gedeelte van het alom verspreid leger der
boozen, hetgene door de loge aangeworven, in de
geheime genootschappen tot den strijd gevormd, door
de reeds bewerkte revolutiën daarin geoefend wordt.
Thans gaan we verder en houden staande, dat het
kwaad nog veel verder reikt,
De omverwerping van den Paus-Koning, met de aan-
slagen tegen het hoofd der Kerk verbonden, de feite-
lijke val, met een woord, van het Pausdom is een
gevolg van een algeheelen toestand; \'t is een aandrang
van den maatschappelijken stand van zaken in ons wereld-
deel. Onder dit sociaal opzicht alleen kan de Romeinsche
quaestie juist gevat worden , daarvan is de Paus het hoog-
waardig slachtoffer. Wij zien zelfs in zijn Uoog-Piiester-
-ocr page 238-
222
schap titels van aanspraak, waarom het passend is, dat hij
juist van zulk een algemeenen toestand het offer wordt.
De ontweldiging van het Pausdom is een misdrijf,
waarvoor geen naam te vinden is; zij werd voltrokken
met een ongehoord cynisme, gemengd met de walgendste
verraderij; doch merkt wel op, dat zij niet is het resul-
taat eener voorbijgaande gewelddadigheid, noch het
toevallig uitwerksel eener naijverige politiek. Er komt
hier meer dan een gewoone misdaad, meer dan een
openbare ramp in het spel; er heeft plaats een onheilvolle
nawerking, de gevolgtrekking eener maatschappelijke,
nu reeds eene eeuw oude euveldaad, waaraan gantsch
Europa zich heeft medeplichtig gemaakt, waarvoor de
openbare opinie zich steeds inschikkelijk en toegevend
toonde en die rechtstreeks aantast het sociaal Rijk van
onzen Heer Jesns Christus op aarde.
De onbeschofte hand van den Piëmonteschen koning
is niet anders, dan het werktuig der revolutionnaire
goddeloosheid en de revolutionnaire goddeloosheid is
eene zonde van afkomst, eene erfzonde, die het hart
zei ven der moderne maatschappijen heeft bedorven.
O neen, het is niet de vrucht eener toevallige om-
standigbeid, \'t is niet een toeval, dat het Pauselijk
Koningschap terzelfder ure is omvergeworpen, waarop
de Europesche maatschappij ligt te zieltogen.
De verwoesting van den Godsdienst en de omverwer-
ping der maatschappij komen voort uit dezelfde oor-
zaken. Eene en dezelfde reactie kan beide herstellen
en zij komt hierop neer: de herstelling van het maat-
schappelijk Rijk onzes Hoeren Jesus Christus op aarde.
-ocr page 239-
223
b. Geen hoop op terugkeer der maatschappelijke orde,
tenzij door de herstelling van Christus\' Rijk
op aarde.
De toestand van den Paus, maar niet minder die
der maatschappij schijnt hopeloos. De meest verblinde
aanbidders van den stoffelijken vooruitgang — die de
eenige roem is der hedendaagsche maatschappij — heb-
ben het ten langen leste met ons erkend, dat de maat-
schappij ziek is, dat de moderne beschaving heden een
uiterste poging doorworstelt, dat de gebeurtenissen
dezer dagen eene bloedige logenstraffing opleveren als
uitkomsten hunner trotsche theoriën; terwijl de toe-
komst die ons verbeidt, nog treuriger en akeligeraan-
grijnst dan de oogenblikkelijke rampslagen.
Nog kort geleden stelde men vertrouwen in sommige
redmiddelen: de politieke vrijheid, de bloei der alge-
meene welvaart, de volksverlichting door een algemeen
verspreid onderwijs zouden wel alles redden. En ziet,
onder onze oogen verscheuren en verslinden elkander
de beschaafdste en de verlichtste volken, op een onmee-
doogende wijze. Door een broedermoordenden krijg
werden honderdduizenden weggemaaid, voor dat ze den
tijd hadden om zich te bezinnen. Een politie-stelsel
met zijn ontelbare vertakkingen zoo hoog geroemd, werd
te schande gemaakt; een geslepene politiek tot eigen
ondergang gekeerd. Een plebiscit door millioenen ge-
uit, bleek nietig en eene zeepbel gelijk; het loste zich
op in een vernederende anarchie.
Ziet, de volksklassen, juist naar de mate hunner
ontwikkeling en de geringheid van huu geloof, roepen,
schreeuwen met geweld om eene spoedige slooping van
-ocr page 240-
224
al hetgeen er bestaat, en willen dat de maatschappij
tot op haar grondvesten worde geslecht-
In het beschaafd en geletterd Europa staat niet éen
recht overeind; niet éen beginsel is er ongeschonden ge.
bleven en alom wordt het ruw geweld ingeroepen om
over alle zaken te beslissen. De wijzen dezer eeuw
hadden hoogdravend en met veel ophef de redmiddelen
aangekondigd, maar gaven slechts óf schijnmiddelen, d. i.
bedeksels van het kwaad, óf een gif, nog verderfelijker
dan de kwaal zei ven.
Van al de redmiddelen, die kunnen uitgedacht, is
slechts éen het ware: de herstelling van het Godsrijk
in de harten en in de maatschappijen.
„Zoekt eerst het Rijk Gods en zijne gerechtigheid
en al het overige zal u toegeworpen worden." Klinkt
dit woord in \'t oor der hedendaagsche maatschappij wat
hard en vreemd en als te kerkelijk? Welnu, veel
nadrukkelijker taal spreekt haar het socialisme toe; dit
gaat thands, met geheel ander doel, nog veel rechter
op den man af.
Juichend over het socialistisch feest, dat den 20
September jl. te Rome, onder het voorzitterschap
van Garibaldi moest gevierd, en ook, ofschoon
zonder hem, toch met goedkeuring der regering, dien
dag gehouden is, richt zich de Liberlé van Brussel, tot
de liberale partij. Het socialistisch dagblad, daagt de
mannen van het liberalisme uit: „Wat vermoogt gij
tegen de Internationale? Zult gij den werklieden den
hemel beloven, dit geloof verwerpt gij; zult gij hun
de gelijkheid op aarde voorspiegelen zooals de Inter-
nationale, dit wilt gij niet! Spreekt gij nog van \'t groote
redmiddel, van uw onderwijs? Komaan, opent het oog,
ziet gij dan niet, dat de best onderrichte, ook de
-ocr page 241-
225
ijverigste leden der Internationale zijn? Er is geen
middelweg; het volk laat zich door den Godsdienst
geleiden of het vordert zijn (vermeende) rechten. Ou
calkolique ou international, tel sera Ie pcuple,
het volk
hehoort den Godsdienst, het Katholicisme, of het geeft
zich aan de Internationale over."
Zoo dus luidt de taal der goddeloozen, zoo de uit-
spraak van den Godsdienst. De eerste is hijtend, de
tweede zalvend en overredend!
De moderne wereld heeft slechts te kiezen: óf ver-
gaan , óf oprechtelijk en ongeveinsd tot God wederkeeren!
De zonde der tegenwoordige tijden bestaat in zich
onder alle opzichten van God los te maken. Nimmer heeft
er een geslacht openlijker dan heden elk verdrag met den
Hemel verbroken. Nimmer heeft de mensch baldadiger,
verwatener tot God gezegd: „Verwijder U! ... . Wij
willen van de kennis uwer wegen niet meer weten.
Wij zullen U uit onze wetten verbannen, uit onze
steden, tot zelfs uit de gedachten van het toekomstig
geslacht. Wij zullen de gantsche maatschappij bouwen
en vestigen op de ontkenning van Uw Naam."
„Een ijzingwekkende stem klonk te midden van het
schuldig Europa: „Laat ons begaanP! Zullen wij dan
eeuwig moeten beven voor de stem der priesters en
van hen het onderricht aannemen, dat hun wel zal
believen, ons te geven? Immer in alles acht slaan
op Uwe wetten; plichten aannemen van de Kerk; steeds
in vreeze leven voor Uwe verbolgenbeid! Neen, ver-
wijder U van ons en laat ons vrij begaan!
„Wij zullen over U niet meer spreken tot onze
kinderen; het is hunne zaak, zijn ze eenmaal mannen
geworden, te beslissen óf Gij bestaat, wat Gij zijt en
wat Gij van hen te vorderen hebt. Al wat er bestaat,
-ocr page 242-
226
mishaagt ons, omdat er Uw naam op is gegriffeld. Wij
•willen alles verwoesten en het geheel weer opbouwen
zonder U. Ga heen uit onze wetten en beraadslagingen,
ga heen uit onze scholen en wetenschappelijke kringen,
uit onze academiën; ga heen uit onze huizen! Wij
zullen wel alleen weten te handelen, de rede is ons
genoeg..... Laat ons begaan!"
„Hoe heeft God die gruwelijke razernij, die dolle
woede gestraft? Hij deed het, zooals Hij het licht
schiep, met een enkel woord. Hij heeft gezegd: Bega!
en de politieke wereld stortte neer."
Toen de graaf de Maistre deze woorden neerschreef:
had hij de puinhoopen onder het oog der Fransche
monarchie. En sedert dien tijd is niet een der Staten —
de Pauselijke alleen uitgezonderd — loyaal naar God
weergekeerd, maar gantsch Europa holde op dien zelfden
weg voort, welke onvermijdelijk ten afgrond voert.
Al de volken wierpen om het zeerst de Christelijke
beginselen weg, zich onder revolutionaire ingeving
vervormend. Naarmate men de Godsdienstige steunsels
der menschelijke maatschappij zag wegvallen, juichte
men de veroveringen toe van den modernen geest; men
was er fier op, te leven in de eeuw van vooruitgang!
Men moedigde eikanderen aan om te verwoesten,
men juichte elkander toe om de opgehoopte puinhoopen.
Het laatste Christelijk Koningschap, het verhevenste,
het der wereld noodzakelijkste, viel eindelijk in onze
dagen door een heiligschennigen aanslag; en het officiële
Europa, waarvan dat Koningschap de hoogste waar-
borg was, zag het zonder leedgevoel of wroeging neer-
storten, eerder gevoelloos en verstomd dan spijtig.
Neen, verwondert u niet meer, dat gij den Paus-
Koning in zijne ontwijde hoofdstad gevangen ziet; die
-ocr page 243-
227
laatste aanslag is het noodlottig gevolg van een heele
eeuw van apostatie.
Of Europa heden de wrange vruchten plukt zijner
overtredingen tegen God ? Het heeft de beginselen van
den Godsdienst ter zijde gesteld en meteen ziet het
alle banden van gezag — dat de kracht der Staten
uitmaakt omdat het de gewetens richt — los gelaten;
alle kracht der wetten heeft opgehouden, de volken
zijn onregeerbaar geworden.
Eene breidellooze zinnelijkheid is de drijfveer van
hun doen en laten, stoffelijk zinsgenot het doel van
al hun streven. De menigte door vermaken verweekelijkt
heeft den ouden eerbied, den geest van inspanning en
offervaardigheid verloren. De hoofdleiders der natiën
lieten het verheven gevoel van plicht verkwijnen; zij
zeif zijn besluiteloos, bijna twijfelaars geworden en
verre van het kwaad te bestrijden, maakten ze er een
middel van om te heerschen.
Verblind en bedorven, hebben ze de klove verwijd,
den afgrond nog dieper gegraven, die de wereld van
het Christendom scheidt; zij hebben de wet geseculari-
seerd, den Staat, het onderwijs, het gezin; zij waan*
den het geheim te hebben gevonden, om zich zelven
te vereeuwigen, omdat zij den naam van den levenden
God verbannen hadden uit hunne wrakke samenstellingen!
Daarom zijn heden alle troonen ondermijnd; allen
schudden op hunne grondvesten; alle gezag wordt be-
twist, alle rechten ontkend, aller have en goed, met
het recht van eigendom zelven, bedreigd en geloochend.
De moreele Godsdienstbanden toomden de uitspattingen
niet meer der onzinnigste dwaalbegrippen; nu gaat
ook elk regelmatig maatschappelijk bestaan verloren;
het lost zich eindelijk op in een dierlijk materialisme.
-ocr page 244-
228
De wereld gevoelt den bangea indruk dier sociale
zonden; als een enkeling aan een snoode misdaad
schuldig, zoo wordt de wereld heden door eene don-
kere, doffe vreeze gejaagd; de knaging van het open-
baar geweten laat haar geen rust. Mocht zij tot helder
bewustzijn harer misslagen geraken en door een oprechte
schuldbekentenis tot inkeer komen!
Zij keert en wentelt zich als een ijlende zieke; ziet
uit naar alle kanten om redding of verzachting; dan
alles is vruchteloos. Al de middelen, die zij aan-
wendt tot verlichting, maken haar kwellingen ondrage-
lijker, haar an gsten drukkender, haar toestand hopeloozer.
Welke eeuw zag meer puinhoopen en verwoestingen,
welke tijd meer ellende? Welk geslacht was armer
aan waarheid, bespottelijker in zijne dwalingen? Wan-
neer ooit was de wereld zoo verdeeld op alle3, zoo
onzeker wegens de toekomst, zoo verscheurd door
binnenlandsche partijschappen ?
Voorzeker! Vrede is aller hartewensch; vrede
is de kreet van alle gewetens! Doch het zinrijk
woord van den diepen Thomas van Aqninen: fax
est Iranquiililas ordinis, vrede is de gerustheid der
orde,
wordt in den wind geslagen. Vruchteloos
zoekt gij den vrede, zoo niet de orde is hersteld!
En wie kan deze verhelpen? Niet de moderne maat-
schappij met haren overvloed, weelde, pleizieren, schat-
ten , voorspoed, vooruitgang, kapitalen , politie, nij ver-
heid! Dat alles is slechts uiterlijke schijn eener vermolmde
maatschappij, die van de oude wereld nog overblijft;
met dat alles gaat zij onder onze oogen ten gronde,
als een lichaam dat in stof vergaat. De levensgeest
is van haar heengetrokken, zij heeft verloren hetgeen
de Kijken hecht maakt: de beginselen en de zeden.
-ocr page 245-
229
Europa verdubbele of verzevenvoudige zijn leger van
zeven millioen manschappen; ook dan nog, van zede-
lijke kracht verstoken, vermag het niets tegen het
leger, dat het liberalisme der negentiende eeuw ons
heeft geschonken en dat zich Internationale noemt.
c. Wie vermag dat sociaal Rijk van Christus te
herstellen, wie hel uit te breiden? Zij die
het uitmaken, de Christenen.
Is dan de toekomst zonder hoop en volstrekt ten
ondergang gedoemd? Antwoord. Neen: want zoowel
voor de vervallen volkeren als voor de krachlelooze,
en verstokte zielen, blijft er eene Goddelijke hulp en
een beginsel van opstanding in Hem, Dien het Evan-
gelie verkondigt als den weg, de waarheid en het
leven; Hij is het blijvend levensbeginsel der natiën.
In het Evangelie is overvloedig licht voorhanden en
in zijn zedeleer kracht genoeg om de wereld te her-
scheppen. Zij zijn in staat alle vraagstukken op te
lossen; maar dat licht en die kracht moeten dan over-
gaan in het leven èn der individuen èn der maatschappij.
Welke arm is echter sterk genoeg om dat wonder te
wrochten? Wie zal een twijfelziek geslacht, door ver-
maken ontzenuwd en in het slijk verzonken, edel-
aardige overtuiging instorten, met den moed om tot
God terug te keeren ?
De actie der goevernementen ? Maar zij zijn mede-
plichtig aan al onze jammeren. Zij juist hebben mede-
gewerkt aan ons zedelijk verval.
Zullen het congressen en tractaten doen ? Dat zijn
dingen, die slechts een dag leven en den grond der
-ocr page 246-
230
zaken niet durven te peilen, doch ook niet bij machte
zijn tot den bodem door te dringen.
De kracht van wapenen? Deze hebben geen ingang
tot de harten en zijn slechts in staat de eindoplossing
te verdagen.
Moeten wij dan van den Hemel een Verlosser of een
wonder verwachten? Helaas, zulk eene wonderbare
tusschenkomst hebben wij niet verdiend; daarop mogen
wij niet rekenen.
Wat rest ons dan om het aanschijn der aarde te ver-
anderen ? Twee zaken, die haar geheel en al kunnen
hernieuwen; de genade Gods en de individuele mede-
werking van elk Christen.
Waarlijk, wat noch oproer, noch geweld, noch vol-
doening of verzadiging der begeerlijkheid, noch ge-
schriften der wijzen, noch de onophoudelijke invloed
van redevoeringen en dagbladartikelen ooit zullen be-
werken: de zedelijke en maatschappelijke wederge-
boorte der wereld —• dat kan de heldhaftige deugd
der Christenen ondernemen en bewerkstelligen.
Niet op éen dag, noch door wettelijke verordeningen
staan de volken van de zonde op, om tot God terug te
keeren; de zedelijke hervorming der individuen en der ge-
zinnen is een eerst vereischte, hierop volgt die der
maatschappij.
Dat dit Rijk der waarheid zich versterke in onze
begrippen, zonder eenig verdrag met de valschheid of
de gehalveerde waarheid te dulden. Zijne beginselen
moeten vervolgens overgaan in het leven en zich door
beoefening blijkbaar maken. Geen twijfel of eengezin
met den Christengeest bezield, werpt door zijn voor-
beeld licht van zich af en deelt levenssappen mede aan
een uitgeputte en dorre omgeving. Wie aldus is ge-
-ocr page 247-
231
stemd, vreeze niet al zijn invloed te doen gelden en
zich te mengen in den openbaren strijd! \'t Kan toch niet
een voorrecht des twijfels zijn, van zich alléén te doen
hooren , noch kan der dwaling zulke aanspraak zijn voor-
behouden. Houdt U verzekerd dat het recht van uwe zijde
is en niet minder de getalsterkte; en het kan nietuit-
blijven of gij gevoelt uwe kracht verhonderdvoudigd!
Weldra noopt gij de openbare macht uwe vrijheid 1)
te eerbiedigen, die zelfs te bevorderen.
Heeft men den Godsdienst zijn algemeenen , zoo heil-
vollen invloed op de maatschappij ontzegt; en wil de
Staat, van God afgeweken, niet meer aan zijn hoogere
roeping beantwoorden, dan is het eenigste, naar de be-
kende uitdrukking van den bisschop Manning, dat ter
redding overblijft: De Paus en het volk, d. w. z. dat volk,
bij wien de slechte pers haar verwoesting nog niet mocht
hewerken, het volk dat werkt en bidt, dat Christen is.
Het groot politiek vraagstuk des tij ds is niet de
Romeinsche maar de sociale quaestie: hoe dat achtbaar
volk wegens zijne roeping in te lichten, het te gelei-
den in het groote werk der maatschappelijke herstel-
ling; zij toch moeten deze restauratie tot een goed
einde brengen.
Is het niet zoo ? Wat nog in de wereld heden overig
blijft tot heil en opstanding, is niet de wet, noch de
publieke opinie, noch het zedelijk gevoel der volken;
1) Bilderdijk. Rotsgalmen I. 98.
Wat\'s Vrijheid P — Onschuld. — En wat\'s Onschuld? — Smetloos zijn:
In ziel en lichaam vrij van \'t ingestort venijn,
Met bloed en merg aan \'t kroost uit de Oudren ingevloten;
Gezuiverd door den Geest uit Hooger kring ontsproten.
Wie andere Vrijheid zoekt, zoekt, op den naam van vrij,
Slechts strafbren eigenwil, verderf en slavemy.
WENKEN.                                                                 16
-ocr page 248-
232
maar het voorbeeld en het leven der Cristenen. Daarin
zijn de beginselen nog bewaard, cXe de grondslag van
orde uitmaken. Hoe meer uitstralingen van een ijverig
en edelmoedig leven der Katholieken rondschitteren,
hoe meer het Rijk van Christus zich uitbreidt.
Een groot bisschop van onzen tijd sprak bij de aan-
vaarding van zijn bisschops-ambt deze merkwaardige
woorden:
De maatschappij is als een spiegel, die den geest der
particulieren, der huisgezinnen, der steden terugkaatst;
heeft Jesus Christus zijne plaats in de harten wederom
ingenomen , zal ook de openbare maatschappij niet lang
zonder God blijven. Daar de wetten altijd de uitdruk-
king zijn der gewoonten en zeden, zullen zij, mét de
verbetering der zeden, op nieuw Christelijk worden, en
hierop volgen de openbare instellingen weldra.
Zoo en niet anders was immer de vaart, welken de
uitbreiding nam van datzelfde Rijk. In al de tijdvakken
van haar langdurig bestaan heeft de Kerk te midden van
strijd en beproeving hare zending hier beneden steeds zege-
pralend vervuld. Zij is tegen andere stroomen opge-
varen, andere barbaarschheden heeft zij teruggedron-
gen, ander verval en kwalen, die ongeneeslijk
schenen hersteld.
Wie niet gelooft dat de noodige kracht ter wedergeboorte
der wereld ten volle in het Christendom ligt, en toch den
bodemloozen afgrond erkent, waarin de menschelijke maat-
schappij verzinkt, hij moet wel wanhopen. Wij echter heb-
ben grond te hopen tegen alle hoop. Men denke slechts
aan den Moedigen strijd der drie eerste eeuwen van
het Christendom en toch hebben onze vaderen eindelijk
den zegepalm geplukt. Zij overwonnen door het ge-
loof, door de wonderen van verloochening, van liefde
-ocr page 249-
233
en zelfopoffering. Zij wonnen de beulen, de rechters,
de bloeddorstige menigte voor Jesus Christus; die de
getuigen waren hunner belijdenis en hunner deugd,
werden hunne navolgers. Zoo lieten zij ons die groote
voorbeelden, die krachtige wapenen als erfgoed na,
en verdienden voor ons de Goddelijke hulp, die aan
den goeden wil nimmer geweigerd wordt.
Wie weet niet dat in de stoffelijke natuur , zoowel als
op het zedelijk gebied de grootste uitwerkselen doorge-
ringe, doch opgestapelde oorzaken worden voortgebracht?
Ook aldus heeft G-od de zaken in de orde der genade inge-
richt. Het koraal-diertje is luttel en nietig, maar een tweede
en een derde van zijn soort voegt aich daarbij; zij hechten
zich vast in de peillooze diepte op den bodem van den
stillen Oceaan. Ongemerkt vermenigvuldigd stijgen ze
op en vormen een. breede rots, die door de golven ge-
beukt, voor geene kracht meer wijkt. De storm zelf
herschept haar oppervlakte, door \'t opgeworpen schuim,
in vruchtbaren grond en laat den wind de noodige
zaadkorrels aanbrengen. Weldra schieten bloemen op
en welig struikgewas; een vruchtbaar eiland rijst boven
de oppervlakke der zilte baren; het is een Eden gelijk
en vast rijker versierd dan de paleizen der vorsten.
Duurzamer nog, en veel spoediger voltooid, is het
werk der Christenen, die in ootmoed en vertrouwen
aan de nimmer falende genade beantwoorden.
Hoe groot dan onze zwakheid ook zijn moge, slaan
we de hand aan het werk om het grootsche Rijk van
Jesus Christus te herstellen 1) en eenmaal zullen
1) Fransche bladen maakten in Augustus jl. melding van Unions
d\'ordre, Vereenigingen van orde,
die, zonder afspraak en als van
zelve, alom in Frankrijk verrezen; zij steunden op Godsdienstige
grondslagen en stelden zich ten doel de maatschappelijke orde
16*
-ocr page 250-
234
we onze pogingen bekroond zien door de beste uit-
komst.
d. Dat sociaal Rijk van Christus op aarde is niet iets
afgetrokkens maar een levend organisme. De Kerk.
De wereld heeft noodig door een nieuwe verrijzenis
tot een nieuw leven op te staan. En die nieuwe op-
standing kan slechts in en door Christus gedacht worden.
Hij, die den dood onderging, niet om zich zelven maar
voor ons, is ook niet zoozeer om zich zelven maar om
ons opgestaan uit het graf. Zijn lijdelijk en sterfelijk
lichaam, Zijn persoonlijk lichaam, is door de verrijzenis
van lijdelijk en sterfelijk, onlijdelijk en onsterfelijk ge-
worden. Zijn geheimzinnig lichaam hier beneden, moet
dien zelfden weg volgen om het onvergankelijk leven
te erlangen, het moet bezield zijn met hetzelfde leven
als Hij. Erfgenaam zijner gedachten, voortzetter zijner
werken, en deelgenoot aan zijne Goddelijke hoedanig-
heden, dat geheimzinnig lichaam van Christus heet
Zijne Kerk.
De vroegste der voorspellingen over Hem, heeft Hem
als beginsel van verrijzenis aangeduid. Eenmaal uit
de Gezegende Vrouwe geboren, zou Hij het leger van
den Satan overwinnend bekampen, zonde en dood ver-
nietigen, den vrede met God herstellen. Dien strijd
begon Hij in persoon, dien zet Hij door de zijnen
immer voort.
te versterken. Hebben die bladen waarheid gezegd, dan had de
regering voorwaar geene redenen om deze vereenigingen tegen
te gaan, maar wel om ze als een allergelukkigst verschijnsel aan
te merken en te begunstigen.
-ocr page 251-
235
Zijne Kerk is dus niet enkel een Rijk, dat verwoest
niet meer opstaat, noch eene vereeniging van leerlin-
gen, die voor tijd en wijl dezelfde overtuiging koeste-
ren; zij is oneindig meer. Zij heeft het wezenlijk,
reëel voorrecht van te deelen in het bovennatuurlijk
bestaan van haren Stichter, en van door Hem, naast
de zwakheden en ellenden, die de menschelijke lede-
maten met zich brengen, een Goddelijk element te be-
zitten, dat nooit bezwijkt, nimmer vergaat, onsterfe-
lijk is, de bronwei blijft van al hare grootheden, de
oorzaak van hare zegepralende verrijzenissen.
Door de genade Gods stellen al de Christenen éen
zedelijk lichaam te zamen, ontvangen éen algemeen
leven door dezelfde Sacramenten, zijn kinderen van
denzelfden God en Vader, erfgenamen van denzelfden
Hemel: zij maken éen geslacht uit met de profeten, de
martelaren en de heiligen.
Door dat beginsel van bovennatuurlijk leven, hetgene
van Jesus Christus afdaalt, vormen zij met Hem éen
geheimzinnig lichaam, waarvan Hij het eenig levend-
makend Hoofd en wij de ledematen zijn. Deze innige
vereeniging kan slechts vergeleken worden bij de nauwste
die hier beneden denkbaar is, die van een levend orga-
nismus.
Het geheimzinnig lichaam des Verlossers is Zijn deel-
genoot, het heeft dezelfde hoedanigheden als Zijn, eerst
sterfelijk daarna verheerlijkt lichaam. Zooals het per-
soonlijk lichaam is afgedaan van het kruis, en in het
graf neergelegd.... Zoo ondergaat ook de Kerk bij
het verloop der tijden dezelfde beproevingen, die echter
door eene nimmer missende verheerlijking worden op-
gevolgd.
Pe Kerk, de bewaardster Zijner leer is noodzakelijk
v
-ocr page 252-
236
de zuil en de grondslag der waarheid, der maatschap-
pelijke zoowel als der Godsdienstige waarheid. En zij
bestaat niet enkel in bespiegeling of als iets afgetrok-
kens, neen, zij is zichtbaar en schitterend ook.
Waarom dan mistrouwen jegens haar aan den dag
gelegd? Waarom niet eens voor goed den moed op-
gevat, om de waarheid onder de oogen te zien ? Waarom
niet den heiligen berg beklommen en zich gericht naar
het verheven gestoelte, van waar met onvergelijkelijk
gezag, de lippen van den Hooge-Priester het heilzaam
Kijk der waarheid verkondigen ?
Terwijl wij dit neerschrijven, stuiten we hier op de
viees, van wellicht sommigen onzer andersdenkende
medechristenen te hinderen. Toch lezen zij en gelooven
zij met ons: „En Ik beschik U het Rijk, gelijk de
Vader het Mij heeft beschikt. Dat Gij aan Mijne tafel
eet en drinkt in Mijn Rijk en op troonen zit, oordee-
lende de twaalf stammen van Israël." Toch moet er
te midden der gevallen menschheid eene macht bestaan ,
welke van den Hemel is afgedaald om hier op aarde
alles te herstellen, om ons gevallen geslacht van zijn
val op te beuren, het terug te brengen op den weg
van zijn waarachtigen vooruitgang en het te geleiden
naar zijn hooge besteraming. Deze macht wordt het
Christendom genoemd. Het Christendom d. i. Christus
zelf, levend en zich ontwikkelend in den loop der
eeuwen en tijden, en met Hem en in Hem de mensch-
heid bij Hem ingelijfd, uitbreidend en heiligend.
Vraagt gij nu: waar is die instelling, die het ware
Christendom op aarde ongeschonden bewaart en die
onsterfelijke kracht, door Hem meegedeeld, steeds be-
houdt en ontwikkelt ter opstanding der nienschelijke
maatschappij ? Dan duchten wij de zoo verderfelijke
-ocr page 253-
237
kracht der vooroordeelen te ontmoeten, die het vermag
zelfs de fijnste verstanden te verblinden.
Het verwondert ons niets dat enkele mannen, zoo
niet terugdeinzen dan toch alle uitvluchten 1) ter hulp
roepen, wanneer ze op het punt worden gebracht, om
een woord te uiten of een stap te doen, die ter „ver-
sterking eener dergelijke magt" als die der Kerk
strekken kan. Wel echter zoude het ons verwonde-
ring baren, indien deze mannen daar aanhang vonden,
waar ze den meest revolutionairen staten-roof zouden
laten begaan — al is ons eigene nationaliteit daarin
betrokken — omdat het gepleegd misdrijf onmiddellijk
tegen die Kerk gericht schijnt.
Wij kunnen hun voor \'toogenblik hier niets anders
zeggen, dan: laat varen voor een tijd alle dergelijke
vooroordeelen Uwer onwaardig! Maar komt! Laat mij
met U, laten wij te zamen onze blikken werpen naar den
kant van Boine, en terwijl ik U op den hoogsten berg-top
der geschiedenis en op de verhevenste plaats der aarde,
de treffendste figuur aanduid, die zich aan den gezicht-
einder der levende geschiedenis opdoet, laat mij U de
vraag doen: Hebt gij Pius IX gezien? Hebt gij dien
doorluchtigen gevangene, dien providentiëlen grijsaard
bezocht in het uur, dat hij de volmaakste verpersoon-
lijking is der zedelijke grootheid, de hoogste vertegen-
woord iging van Christus\' eigenschappen op aarde? Dit
althans hebt gij waargenomen, hoe de wolken, die zich
boven het Vaticaan samenpakken, op die gelijken , wier
losbarsting Christus over Zijn hoofd heeft toegelaten.
Gij hebt daar, te midden dier nevelige omgeving, de
1) De Nederlandsche Gedachten van Mr. Groen van Prinsterer,
No. 83 van 15 April 71.
-ocr page 254-
238
zachte en verhevene gelaatstrekken van den Paus-Koning
bespeurd; gij hebt aanschouwd hoe hij de majesteit des
rampspoeds op het voorhoofd draagt, die echter door
eene andere majesteit geëvenaard, ja, overtroffen wordt,
door die zijner waardigheid, en schitterendste helden-
deugd !
Is het niet waar, dat die onttroonde grijsaard, die
heden voor uw oog als het meest aangrijpend schouw-
tooneel der moreele wereld zich voordoet, dat hij iets
aan zich heeft, wat TJ willens of niet willens krachtig
aantrekt, TJ wegsleept, U boeit, wat aan zijn gezworen
vijanden zelven een onweerstaanbare bewondering ont-
rukt, een onverwinnelijken eerbied afdwingt?
Zoo gewichtige en zielroerende verschijning is onze
Paus, dat om TJ iets aan te toonen, dat hooger staat
en u dieper in de ziel grijpt, mij alleen rest TJ te
zeggen: hebt gij het gelaat van Christus aanschouwd?
Hebt gij die Goddelijke trekken waargenomen? Niet ge-
lijk die eeuwige type van alles , zich aan de uitverkoornen
toont in hun zaligende geestverrukking — hiervoor
immers zijn wij thans niet vatbaar — doch enkel en alleen,
gelijk wij dat glansrijk aangezicht vermogen te ont-
waren in zijn historische glorie, of ook zóo, gelijk wij
diezelfde Majesteit bewonderen kunnen in artistische
kunstgewrochten, door het genie der grootste meesters
daargesteld ?
Ook voor U is in dien zin Pius IX een sprekend
beeld des Verlossers, ook voor U straalt uit dat men-
schelijk en tevens Goddelijk gelaat iets aantrekkelijks,
iets dat U overmeestert en TJ een breede toepassing doet
begrijpen van het woord: „En Ik, wanneer Ik van de
aarde zal verhoogd zijn, zal alles tot Mij trekken."
Wie ziet in dit schouwspel de leekenen niet van Christus\'
-ocr page 255-
239
Eijk, zooals de Vader het Hem beschikt heeft! En
•wie bewondert niet daarin die eigenaardige schoonheid,
welke aan het recht en de onschuld, dan vooral worden
meegedeeld, als zij miskend en evenals de persoonlijke
onschuld zelve, vervolgd worden ?
Deze beschouwing zal onze medechristenen tegen elk óf
kwalijk óf in het geheel niet begrepen bezwaar wapenen ;
zij zal hen tot welwillendheid stemmen, en tot eene wel-
willendheid, die hen vatbaar maakt voor overreding, dat
hetgene ontegensprekelijk schoon is, ook waarheid zijn moet.
Zij echter, tot wie onze Wenken hoofdzakelijk zijn
gericht, de Katholieke Adressanten van Nederland
zij die de wereldlijke macht van den Paus, als een on•
misbaar vereischte voor de vrijheid van hun geloof,
en tegelijk als eene noodzakelijke beveiliging van het
zelfbestaan onzer natie, die ra. e. w. de onafhankelijk-
heid van den Paus als noodzakelijk voor zich en als
nuttig voor alle andere landgenooten beschouwen, die
daarom voor deze soevereiniteit onmiddellijk zijn opge-
treden, nog altijd naar hun goed recht in dien zelfden
strijd volharden, zonder ze ooit voor eenige andere waar-
borg , welke ook, te willen verwisselen, zij bevroeden
de waarheid onzer beschouwingen van zelven en zullen
nu de gegeven wenken weten te waardeeren.
Ofschoon zij den omvang van den wereldstrijd, waar-
van zij een werkdadig deel uitmaken, hebben gemeten,
en zijne wendingen, die eiken dag ingewikkelder wor-
den, niet uit het oog verliezen; toch ten spijt van
alles, laten zij zich de hoop op de eindzegepraal niet
"ontwrikken. Hun vertrouwen is dan ook niet op natuur -
lijke middelen noch op menschelijke berekeningen,
maar op een veel hoogeren steun gevestigd.
-ocr page 256-
240
De verwikkelingen zelve van den actuè\'len toestand
der Pauselijke quaestie , en de rampslagen , die de maat-
schappij niet ophouden te treffen, zijn hun borg dat
een andere uitkomst ophanden is; zij zien in die ge-
beurtenissen de hand Gods, die straft, doch door de
straf de volken ter bekeering uitnoodigt.
Zullen de geleden slagen toereikend zijn, of moet
de tuchtroede nog langer gebruikt? Wij weten het niet,
maar dit weten wij met volkomen zekerheid, dat naar
gelang de individuen, de gezinnen en volken zich van
liet doodend beginsel van het liberalisme verwijderen,
en aan de bronwei van het Christendom de wateren
des levens gaan putten, naar diezelfde mate de mach.
tige hand Gods, ter uitbreiding van Christus\' Rijk op
narde, een nieuw, jeugdig, leven aan de menschelijke
maatschappij zal instorten.
Laten de Katholieke Adressanten van Nederland
iniddelerwijl de handen hangen ? Mogen ze werkeloos
bij den strijd toezien, dien ommekeer door anderen
of van God alleen afwachtend? ....
Hetzij ons geoorloofd hier eenige regels af te schrij-
ven, 1) die hun strijdlust en wapenkreet zoo juist
weergeven:
Te wapen! Te wapen I
Den helm om de slapen!
Vijandige drommen spuwt de afgrond hervoort.
De draak brak zijn boeien,
Zijn wraak sloeg aan \'t loeien,
En dond\'rend, als \'t stormen van \'t grimmige Noord,
Als buld\'rende orkanen zoo jagen zijn krijgeren voort.
1) Van een onuitgegeven gedicht onder het motto: 1 Mach.
UI: 43, 59. „Laten wij ons neergedrukt volk ophelpen en strijden
voor ons volk en ons heiligdom... want het is beter te sterven
in den strijd, dan de rampslagen van ons geslacht en van onze
heilige plaats te aanschouwen.
-ocr page 257-
241
Te wapenI Tc wapen!
Den helm om de slapen!
Het schild voor de borst en het zwaard in de vuist.
Het hart in den hemel,
Met \'t oog op \'t gewemel,
Dat ieder belagend de vlakten doorkruist,
De onteering ten troon heft en de onschuld versmaadt en verguist.
Te wapenI Te wapen!
Den helm om de slapen I
Ten strijde, Gij Ridders van Jesus banier!
Het wapperen der vane
Geleidt u ter bane
Door \'t stormen der benden, door \'t hevigste vier,
Geen vreeze, noch lafheid ontroove U de zege-laurier!
Inderdaad. Green vreeze, noch lafheid! Zoo klinkt
hun schelle kvijgstrompet!
En \'t uitgetogen riddertal
Vliegt op het jublend krijgsgcschal
Des vijands vendel tegen.
Vrede zij U! is de krijgsleus, die de aanvoerdexen
door al de rijen heen meedeelen. Vrede zij V! is de
wapenkreet van gantsch het leger,
Dat sterk in zijn zachtmoedigheid
Als Hij, die het ten strijde leidt,
Vertrouwt op hooger zegen.
Het terrein door het vijandelijk leger bezet? Dat is
een beginsel: de terzijde-stelling van God; het is boos-
aardig tegen Hem, Wien alle gezag, op allen , immer
toebehoort, en tegelijk allernoodlottigst voor de volken,
die het uit zijn natuur ten verderve voert. Terwijl
het veld onzerzijds ter slaglevering bestemd, ook een
beginsel is, maar het herscheppend beginsel der maat-
-ocr page 258-
242
schappij: de afhankelijkheid van God en vandaar de
ware vrijheid der wereld.
Maar kan men zich dan veilig verlaten op de kracht
der waarheid en op den invloed van het recht? Vol-
staat men met dit te doen gelden en gene openlijk te
doen schitteren? En hehoeft men geen stoffelijke wape-
nen te gebruiken? Misschien ter zelfverdediging, maar
zeker niet ten aanval, noch ter verdediging der gemeen-
schappelijke zaak, al pleegt ook het vijandelijk leger
dit te doen.
Dat leger is tegen zich zei ven gekeerd. Over heel
het gebied, dat het heeft ingenomen, heerscht ver-
warring, partijschap en twist; bijna onafgebroken ont-
staat er bloedig oproer, moordende krijg. Zoodat
de natiën, die God uit haar midden verbanden en zich
zelve tot alles genoegzaam rekenden, nu, aan zich
zelve overgelaten, niet meer bij het helder licht des
geloofs, maar bij het gefionker der oorlogstoorts, bij
deu rossen gloed van het oorlogsvuur kunnen zien en
ondervinden, wat het is de vreedzame beginselen en
heilvolle wetten van Christus\' Rijk op aarde verstooten
te hebben! Breken verschrikkelijke catastrophen over
de volken uit, zij roepen tot inkeer en bieden de ge-
legenheid hun aan, om als de verloren zoon, naar het
vaderlijk huis van vrede en overvloed terug te komen.
Neen, niet wij hebben uit te zien naar uiterlijk ge-
weld; de zedelijke kracht overtreft dit verre; en die
zedelijke kracht is ons!
Overschouwt eens het heirleger des vredes, dat de
afhankelijkheid van God voorstaat, en hierdoor ware
vrijheid en gelijkheid en broederlijkheid bevordert, dat
den Godsdienst tot grondslag neemt, en hierop orde
en wet en eigendom verdedigt!
-ocr page 259-
243
Het Adres der Katholieken moge het merk wezen van,
Nederlands toestand ten opzichte der Pauselijke zaak;
zijn
onderteekenaars mogen talrijk zijn, toch klimmen zij
slechts tot een minimum der Katholieke beweging.
Van den toestand des Pausen, die als een noodkreet
klinkt over heel de wereld, en van de officiële stukken
des kardinaals-secretaris, die een ieder van dien toe-
stand volkomenlijk vergewissen, uitgegaan, heeft die
beweging zich aan de bisschoppen der Kerk meege-
deeld, en zij sleept de Katholieken van alle landen
mede in haar vaart; zij neemt steeds toe in omvang,
wordt aan eene zee gelijk, doet zich luider en luider
hooren, als het bruisen der branding bij steeds stij-
genden vloed!
Al pogen de vijandige drommen het licht der waar-
beid uit te dooven, onze rechten door herhaald ge-
schreeuw te doen verstommen; als echte mannen gaan de
Katholieken met beradenheid en veerkracht, onvermoeid
voort in beider verdediging en handhaving. Zoo lang
de vorsten doof blijven voor hunne vertoogen, zullen zij
die al luider te verstaan geven, en hunne beden al
openbaarder en algemeener doen hooren; totdat de be-
stierders der volken eindelijk gevoelen, dat zij met ons,
die anders hun sterkste steun zijn, te rekenen hebben!
De twee legers, waarin de wereldmaatschappij heden
scherp is afgedeeld, kunnen niet dichter tegenover
elkander naderen; strijkelings raken de gelederen
alom, en worden slaags over heel de linie. Het jubel-
jaar des Pausen zag ze handgemeen worden met eene
felheid, die niet dan door een beslissend treffen kan
worden voldaan.
Dat Pauselijk jubeljaar van onzen grooten Pius
-ocr page 260-
244
I2t begon met de beschaming der laatdunkende rede,
met de tenleerstukverheffing der Pauselijke onfeil-
baarheid, door heel het Katholieke leger uitge-
roepen. Nu is dat merkwaardig jaar gesloten met het
schrikbewind der Commune, die dit leerstuk der Katho-
lieke wereld heeft bevestigd en aan een ieder te ver-
staan gaf, wat de rede, van het geloof verstoken en aan
haar eigen krachten overgelaten, vermag voor eens-
gezindheid, nationaliteit, orde, recht, wet en eigendom
voort te brengen.
Bij de Pius-feesten heeft de lichtvloed, die het Christen-
dom of de Kerk nu achttien eeuwen, als met een
schitterend triomfgewaad omplooit, tot eene zee van
luister zich verbreed! Neen, die zon, het kleed van
\'s Heeren Bruid, heeft niets van haar glanzen verloren;
eene voorbij t/ekkende wolk mag voor sommiger oog
haar een wijle minder doen stralen, verzwakt in haar
glanzende kracht is zij niet!
Toen Petrus zijn kwart eeuw te Rome had gearbeid,
is hij gekruist; nu Pius daar even lang zetelt, wordt
hij onttroond! Maar Petrus onderging den dood om te
leven, ziet ook Pius zijn kroon niet afgerukt om te
heerschen? Hij heeft een troon van stoffelijk goud
niet gewild, zijn gulden koningszetel is in aller harten
des te onwankelbaarder gevestigd.
Niets ontbrak aan het lijdens-tafereel van Christus\'
Stedehouder; ook de opstanding zal volgen. En al
zou de Belijder en Paus, met de glorie van Martelaar
worden omkranst; Petrus sterft niet, zoo min als Hij,
Wiens bede hem tot steun, Wiens woord hem tot
onderpand geschonken is!
-ocr page 261-
IMPRIMATUB.
Ultruecti,                                     J. H. WENSING,
1 Octohris 1871.                                 Emer. Prof. Libr. Cens.
-ocr page 262-
[ N B O ü D.
Midi.
Voorwoord................III
Adres aan Z. M.............. VIII
I. Het adres der katholieken
{ 1. Waarheid en recht zijn de noodzakelijke levens-
voorwaarden der maatschappij..........3
j 2. Zij ontbraken echter toen het Adres in de Kamer
ter sprake kwam.........., . . . . 5
$ 3. Voor welke zaak treden de Adressanten in het
strijdperk? Voor het duidelijk recht tegen het erkend
onrecht...................7
i 4. De Adressanten strijden voor hun eigen recht!
Zooals uit een voorbeeld wordt opgehelderd .... 9
II. De Interpellatie
$ 1. Zij blijft een raadsel en bracht de regering in
eene raadselachtige tegenspraak met zich zelve. ... 14
§ 2. Niet zonder redenen komen wij daarop terug . 17
J 3. Zij was zwak en is onhandig ingesteld .... 18
{ 4. Zij was onwettig en mist alle waarde .... 20
III. Onze neutraliteit.
(1 De Neutraliteit was het hoofdthema der zitting
en tevens haar struikelblok........... 23
$ 2. De ware beteekenis der Neutraliteit is niet in
strijd maar in volle harmonie met het petitionnement . 26
$ 3. Het afwijzend antwoord des ministers had geen
bepaalden zin......., . .......30
-ocr page 263-
Blads.
i 4. Het valschnamig beginsel van Non-interventie . 33
IV.    De afloop der adresbeweging in Nederland.
$ 1. Onder het tegenwoordig kabinet had het petiti-
onnement plaats. Zijn afloop was zeer gelukkig... 39
§ 2. Niet éen struikelblok aan de Adresbeweging in
den weg geworpen, of het heeft in haar voordeel mee-
gewerkt...................45
i 3. De waarde en de loop der debatten van 19 Decem-
ber, met hunne naklanken in de pers pleiten ten gunste
van het Adres................51
§ 4. Het gunstig standpunt der Adressanten is bij de
Begrootings debatten ten duidelijkste gebleken .... 57
V.    Een dklevoudige aanklacht. I.
{ 1. De Katholieke beweging ontspruit aan de waar-
hcid en voert naar het recht...........72
§ 2. Er valt aan oorlog tusschen Victor Emmanucl
en den Paus niet te denken, wel aan roof. Deze is
drievoudig en ten schade van alle Katholieken ... 75
i 3. De vereenigde Staten van Noord-America. Schen-
ding van eigendom is de eerste aanklacht.....78
$ 4. De drievoudige roof is tevens eene drievoudige
heiligschennis, maar op politiek terrein gepleegd. . . 81
VI. Ee.v drievoudige aanklacht. II.
§ 5. Onze Godsdienstvrijheid is met die van den Paus
wederkeerig verbonden. De Nederlandsche Staat is ge-
houden die te handhaven............83
i 6. Zoo brengt de ware zin der Grondwet mede.
Portalis, Thiers en d\'Anethan..........86
i 7. Het geding is van algemeen maar tevens van locaal
belang. Schending van soevereine rechten is de tweede
aanklacht..................89
f 8. De derde aanklacht is de schending der vrijheid
van geweten. Met verkrachting van alle internationale
rechten...................93
i 9. Zedelijke kracht der Katholieken, hunne gevoe-
lens en vastberadenheid.............95
VII. De waarborgen. I.
$ 1. Het laatste tijdperk der Romeinsche quaestie.
Dezelfde vervolgingsgeest. Onmogelijke verzoening in
den vorm eener wet voorgesteld.........100
-ocr page 264-
Rln.ii.
f 2. De wet Lanza. Zij is slechts een politieke nit-
vlucht. Professor Quack Jesuitenmotie......104
$ 3. Duidelijke teekenen eener aanstaande Kerkver-
volging...................110
VIII. De Waarborgen. II.
{ 4. De overgroote meerderheid van Italië verafschuwt
de Waarborgenwet. De heer Cremers een vreemdeling
in Jerusalem Gewetensplicht om ter stemming te komen. 113
i 5. Lanza en Herodes. Nederland Het getuigenis
van Z H. Pius IX over Italië en over Rome .... 117
$ 6. liet satanisch plan der revolutie sinds lang ont-
maskerd. De Paus is Koning of Martelaar. De Katho-
lieke beweging en de Waarborgen-theorie. De niet-
katholieken.................121
$ 7. Kort overzicht. Eéne vraag blijft onbeslist. Eéne
zaak volkomen uitgemaakt...........120
IX.    De actualiteit en de nationaliteit van het adres.
$ 1. Het gewicht en de beteekenis dezer blijvende
kenmerken van het Adres worden toegelicht .... 131
§ 2. De ziekte-toestand van Europa. De Commune
leerde dien kennen. Zij was het werk der Internationale
die gantsch Europa heeft ondermijnd zoo door hare
ledematen, als door hare beginselen........136
$ 3. De Internationale is de Revolutie en de logische
gevolgtrekking van het Liberalisme. De Vrijmetselarij
heeft zich aan haar verbonden en de Revolutie van Italië
is met haar innig verwant............143
$ 4. Het Liberalisme van Nederland loopt uit, naar
eigen bekentenis, op de Commune. De voorbereidende
werkzaamheden ter ontvangst der Internationale zijn
daar verre gevorderd. Rotterdam. De middelen ter
afwering ontbreken..............155
X.    De actuele toestand der pauselijke quaestie.
i 1. De Pauselijke quaestie heeft eigenschappen, die
uit haar aard volgen. Om de algemeenheid v^n haren
invloed kan zij niet ophouden eene internationale zaak
te zijn. De belangstelling in de zaak des Pausen wordt
dan ook steeds algemeener en levendiger......177
i 2. De medeverantwoordelijkheid der Staten voor
de Pauselijke zaak is officieel door Piëmont en de kabi-
-ocr page 265-
Bladi.
netten van Europa erkend. Dit wederzijdsch contract
betreft op den voorgrond de quaestie der wereldlijke
macht en het verliest zijn kracht niet door kuiperij noch
door de wederrechtelijke inlijving van Rome .... 190
§ 3. De intrede van Victor Emmanuël te Rome is de
bekrooning der revolutie. De medeplichtigheid der Staten
werd er scherper door afgeteekend en de onoplosbaar-
heid der Romeinsche quaestie in het helderste daglicht
geplaatst...................201
XI. Het huk van christcs.
<j. De val van den Paus is een aanslag tegen het Rijk
van Christus.................221
b.  Geen hoop op terugkeer der maatschappelijke orde,
tenzij door de herstelling van Christus\' Rijk op aarde. 223
c.   Wie vermag dat sociaal Rijk van Christus te her-
stellen, wie het uit te breiden? Zij die het uitmaken,
de Christenen................229
d.  Dat sociaal Rijk van Christus op aarde is niet iets
afgetrokkens maar een levend organisme. De Kerk . . 234
-ocr page 266-
ZINSTORENDE DRUKFOUTEN.
Hindi.
regel
VM
staat i
lees :
14
ia
0.
noodlottige
noodige
09
7
0.
Confessie
concessie
82
9
0.
Als is hot
Al is het
S4
5
0.
voornamste
voornaamste
88
13
0.
maken
wagen
SS
11
0.
Godsdienstzaken, om
om
101
1
b.
Staatsministcr
Stnatsministers
104
5
b.
Byzanthynsche
Byzantynsche
104
10
0.
voor eenige
tijdens eenige
111
10
0.
is, om
is om
129
11
b.
licht
recht
135
5
b.
het niet in
het in
184
1
b.
en
een