-ocr page 1-
-^■\'•J-- :■• •.,»<:•.-tji\':
-ocr page 2-
-ocr page 3-
8
A.R.G.PEYE
WAARHEEN" KPS
jZÜLLEN WIJ GAAN?
JfAAR HET püITSCH
ALBAN STOLZ.
ROTTERDAM,
G. W. VAN BELLE.
1871.
.-..—. ta.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
De oorlog tusschen Duitschers en Franschen was
naauwelijks ten einde, of daar begon de strijd tusschen
de Franschen onderling en Parijs werd door de Fran-
sche bommen nog veel erger gehavend dan te voren
door de Duitsche. En ook in Duitschland begon in
plaats van een tijd van vrede een soort van burger-
oorlog, die gevoerd wordt niet met kruid en lood en
sabels, maar met scherpe tongen en puntige pennen en
met adressen, die soms sterk naar zwavel en salpeter
rieken. En al wordt er ook in plaats van bloed maar
inkt vergoten, toch wekt dit toorn en tweedragt en
keeren de geesten zich vijandig tegen elkander. Reeds
hiermede trachten vele dagbladschrijvers een algemeenen
strijd in Duitschland in het leven te roepen, dat zij eischen,
dat er thans, nu Duitschland e\'én is geworden, ook eene
algemeene godsdienst voor het geheele rijk zal worden
gemaakt, of, duidelijker gesproken, dat zij, die niets
gelooven, bij hun ongeloof mogen blijven en dat ook
de Joden hun sabbat mogen houden, maar dat de Ka-
tholieken hunne godsdienst moeten laten besnijden en
besnoeijen, tot dat er geen onderscheid meer is tus-
schen katholiek en protestant. Dit zal echter niet zoo
gemakkelijk gann. De Russische keizers hebben met
-ocr page 6-
4
al de geweldenarijen, die zij de een na den ander heb-
hen aangewend, de Polen nog niet tot de Russische Kerk
kunnen bekeeren, en nog veel minder zullen de onge-
kroonde dagbladschrijvers met den schepter van hunne
pen ons Katholieken in den wijden zak van eene alge-
meene Duitsche godsdienst kunnen drijven. Wel hebben
zij reeds den wil om den dwingeland te spelen, doch
het ontbreekt hun aan de magt en het verstand daar-
toe. Aan de Piëtisten echter, die door een nieuwe
zucht om onder katholieke zielen proselieten te maken
aangegrepen zijn, zeg ik slechts dit: wanneer gij een-
heid wenscht te hebben, tracht dan uwe heerscharen
van ongeloovigen tot Christenen te maken, doch niet
de Katholieken tot Protestanten.
Van veel meer gewigt is de tweedragt, die vooral
in Beijeren onder de Katholieken heerscht over de vraag:
wie van beiden onfeilbaar is, of wel de Paus te Rome
of de domproost Döllinger te Munchen; welke tweedragt
reeds zoo hevig is geworden, dat er onder de vijanden der
Kerk velen zijn, die hopen en onder de brave Katholie-
ken velen, die vreezen, dat er eene scheuring zal ont-
staan en een aanzienlijk gedeelte der Katholieke Kerk
zich van het geheel zal afscheiden om vervolgens, wijl
het niet afzonderlijk kan leven, in het Protestantisme
te rollen en daar te blijven liggen.
Aan den oorlog tegen de Franschen heb ik geen
deel genomen, wijl het mijn vak niet is, bloed te ver-
gieten en Franschen te vernielen. Maar in dezen strijd
der geesten dien ik mij wel te mengen, niet slechts om-
dat mijne pen aan den strijd gewoon is, maar ook om-
dat het niet zeer passend zoude zijn, wanneer ik bij dit
luid tumult over zaken des geloofs en belangen der
-ocr page 7-
5
ziel als \'t ware achter een kreupelboschje ging zitten om
op mijn gemak toeschouwer te zijn. Ook heb ik van
vertrouwde personen vernomen, dat sommige lezers en
liefhebbers mijner geschriften wenschen te weten, hoe
ik over de onfeilbaarheid des Pausen denk, ja zelfs is
mij de bewering ter oore gekomen, dat ik een tegen-
stander van dit geloofsartikel ben. Daarom is het, dat
ik thans met mijne gedachten en woorden voor den dag
wil komen.
Daar ik niet slechts welwillende maar ook onwel-
willende lezers zal vinden, moet ik vóór alles verklaren,
dat dit kleine geschrift niet gerigt is tot hen, die in
plaats van de woorden van Christus, slechts de woor-
den van dat wereldberoemde dier gelooven, hetwelk op
zijn buik kruipt en stof vreet. Wij zullen die heeren
hun leven maar genoegelijk laten doorbrengen; het zal
aan den rand van den krater, d. i. bij hunnen dood
wel blijken, of de woorden van hunnen leermeester:
„er is geen hel" waar zijn, dan wel de woorden van
het Evangelie: „Wie niet gelooft zal verdoemd worden."
Ik schrijf alleen voor zulke lezers, die gelooven, dat
Christus datgene is, wat Hij van zich zelven gezegd
heeft, nl.: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven;
niemand komt tot den Vader, tenzij door mij." Als gij
nu, geloovige lezer, er voor zorgen wilt, dat uwe on-
sterfelijke ziel ter goeder plaatse kome, wanneer uw
ligchaam door de planken van uwe doodkist van de
wereld afgescheiden is, dan moet gij u aan de leer en
de bevelen van Christus houden. Hij toch is het, die
uit den hemel is gekomen, om den menschen de waar-
heid en de genade te brengen en die aan gene zyde
van het graf over elke ziel zal oordeelen, al naar ge-
-ocr page 8-
6
lang zij zijne woorden geloofd en opgevolgd heeft of
niet. Waar echter vindt men die door Christus aan de
wereld gebragte openbaring zuiver en in haar geheel?
De Protestanten zeggen: alleen in den Bijbel. De
Bijbel is volgens hen de brief van God aan de menschen;
daaraan alleen moet men zich houden en overigens
heeft men niets noodig. Wij Katholieken daarentegen
zeggen: Wat in den Bijbel staat, is geopenbaarde waar-
heid, maar wie verstaat alles wat in den Bijbel staat
goed? Immers Petrus zelf schrijft aan het slot van
zijn tweeden brief, dat er in de brieven van den
apostel Paulus „veel is wat moeijelijk is te verstaan,
wat onwetenden en onvasten tot hun eigen verderf ver-
draaijen." — Zij, die van niets dan van den Bijbel
willen weten, bestryden elkander op het hevigste, en
de een leert juist het tegendeel van hetgeen de ander
leert. Luther zegt: het geloof alleen maakt zalig, en
dat vindt hij in den Bijbel. De Wederdoopers zeggen:
de mensch moet niet eerder gedoopt worden dan wan-
neer hy tot de jaren van verstand is gekomen, en dat
vinden zij in den Bijbel. Zwinglius zeide, in het Avond-
maal ontvangt men niet Christus, het beteekent slechts
Christus, men moet slechts zalvende gedachten daarbij
in zich opwekken, en dat vindt hij in den Bijbel. De
Mormonen zeggen: de man mag meer dan ééne vrouw
hebben, en dat vinden zij in den Bijbel. Een gedeelte
der Protestanten zegt: wij moeten bisschoppen hebben,
want dat staat in den Bijbel en daarom ook hebben
de Protestanten in Engeland en Zweden tal van bis-
sehoppen. Anderen zeggen: Geen bisschoppen, geen
priesters! ieder die gedoopt is, is priester, zelfs de
vrouwen; en dezen onzin meenen zij ook in den Bijbel
-ocr page 9-
7
te vinden. Een man heeft zich eens met eene bijl een
zijner voeten afgehouwen en zeide daarbij, dat hij daarvan
een gebod in den Bijbel gevonden had. In Noord-Amerika
zijn er zoo vele soorten van protestantsche kerkgenoot-
schappen, dat men ze naauwelijks tellen kan; alle
spreken elkander tegen, en elke soort wil alleen gelijk
hebben en beroept zich op den Bijbel. Ja, het is zelfs
zoover gekomen, dat een groot getal van geleerde
hoofden in den Bijbel hebben willen vinden, dat Chris-
tus niet eens de Zoon is van den levenden God en
dat zijn woord slechts een menschelijk woord is. In
Zwitserland, Baden, Rijn-Beijeren , enz., galmen vele
predikanten dit geloof van den preekstoel af. Alzoo
kan de papieren Bijbel op zich alleen geen vaste, ze-
kere waarheid geven, daar er reeds honderden van
godsdiensten uit gekneed zijn.
Bovendien, wanneer men met verstand in den Bijbel
leest, dan bemerkt men weldra, dat de evangelisten
en apostelen in het geheel niet de meening en be-
doeling gehad hebben, dat datgene, wat zij schreven ,
een leerboek zoude wezen, waarin het geheele Chris-
tendom als in een catechismus zamengevat zou zijn.
Ook zijn de boeken van den Bijbel niet voor de Hei-
denen of Joden geschreven , maar slechts voor dezulken ,
die reeds door mondeling onderrigt en het H. Doopsel
Christenen waren geworden. Zoo heeft bijv. de apos-
tel Paulus de christelijke gemeenten niet door zijne
brieven maar door zijn mondeling onderrigt gesticht;
zyne brieven dienden slechts om het voltooide werk
als het ware te polijsten en hetgeen er aan beschadigd
was weder te herstellen. Ook zijn zij niet geschreven
voor Frankfort of Berlijn en zelfs niet voor Munchen,
-ocr page 10-
8
maar aan de Romeinen, aan de Corinthiërs, aan Timo-
theus, aan Philemon. De brief aan den laatste be-
spreekt zelfs slechts een huiselijke aangelegenheid. Ook
gaat het toch zeker alle Christenen van alle tijden en
plaatsen niet aan, dat de inwoners van Creta leuge-
naars en luije buiken waren, dat de smid Alexander
den apostel Paulus veel kwaad heeft aangedaan, dat
Timotheus hem de boeken en perkamenten moest mede-
brengen , dat deze om zijn zwakke maag van tijd tot
tijd wijn moest drinken, enz., enz.
Indien de Bijbel het leerboek was, hetwelk de god-
delijko Voorzienigheid ons als den eenigen wegwijzer
naar het eeuwige leven gegeven had, dan moest het
vollediger en duidelijker zijn, en dan moest er ook
uitdrukkelijk in gezegd worden, dat alle menschen zich
slechts aan den Bijbel te houden hebben. Dat is ech-
ter op geen enkele bladzijde te vinden. Bovendien, er
staat wel in den Bijbel: ,, de Kerk is een zuil en grond-
veste der waarheid"
-—■ maar er staat niet in, dat de
geschreven Bijbel een grondzuil der waarheid is, juist
omdat men met den Bijbel alleen nog niet het volle
begrip der waarheid gevonden heeft.
Wanneer dus de Protestanten zeggen: „Wij houden
ons eenvoudig aan den Bijbel, daarom zijn wjj evan-
gelisch, iets anders hebben wij niet noodig," dan ant-
woorden wij Katholieken met de vraag: „Wie dan wel
heeft ons gezegd, alleen aan den Bijbel te gelooven?"
De Zaligmaker? Neen, nergens heeft Hij dat gezegd,
ook heeft Hij zelf niets geschreven, niet eens voor zyne
apostelen, maar hun eenvoudig gezegd: „ De heilige
Geest zal u alles herinneren, wat Ik u geleerd heb."
Ook lezen wij op geen enkele plaats, dat Hy zyne
-ocr page 11-
9
apostelen bevolen heeft een Bijbel te schrijven. Indien
Hij dat gedaan had, dan hadden zij bij elkander moeten
gaan zitten en gezamenlijk een evangelie zamenstellen,
doch niet ieder voor zich , zoodat op sommige plaatsen
de een den ander schijnt tegen te spreken.
Hebben welligt de apostelen gezegd: „Wacht, wij
zullen een Bijbel voor u laten schrijven, daarin zult
gij de geheele godsdienst vinden!?" Neen, evenmin als
de Zaligmaker hebben de apostelen zoo gesproken, maar
zij hebben de menschen naar de Kerk verwezen. De
Zaligmaker heeft gezegd: „Wie niet naar de Kerk hoort,
zjj u een heiden en tollenaar." Bij de Kerk is de
duidelijke, vaste waarheid te vinden, welke de Zoon
van God aan de wereld gebragt heeft. Daarom zegt de
grootste kerkvader van het Westen, de H. Augustinus,
aan wien Luther zich nog het meeste gehouden heeft:
„ Ik zoude zelfs niet aan het Evangelie gelooven, wan-
neer de Kerk mij zulks niet voorschreef." De Bijbel
heeft alzoo zijn gezag en geloofwaardigheid eerst door
het getuigenis der Kerk verkregen, maar niet de Kerk
van den Bijbel; de Kerk toch is lang vóór dat de Bijbel
geschreven was en door den Zaligmaker zelven gesticht;
daarenboven wordt zij zyne bruid en zijn ligchaam ge-
noemd, wat in het geheel niet van den Bijbel is gezegd
geworden. Een der scherpzinnigste Duitsche schrijvers
van den eersten rang, de geleerde Lessing, een Pro-
testant, zegt in zijn strijdschrift tegen den predikant
Götze: „ De boeken van het Nieuwe Testament zijn
aan de eerste Christenen niet bekend geweest; zij hiel-
den zich slechts aan den geloofsregel (regula fidei), die
door de bisschoppen en de priesters der Kerk gehouden
en geleerd werd. Naar dezen geloofsregel werden dan
-ocr page 12-
10
de later verschenen evangeliën en apostelbrieven on-
derzocht. Wanneer zulk een geschrift niet met den ge-
loofsregel overeenkwam, werd het als valsch en van
onwaarde verworpen." En werkelijk, er is een geheele
rij van evangeliën, van handelingen en brieven der apos-
telen , welke in de eerste eeuwen na Christus verspreid
werden en gedeeltelijk nu nog kunnen gelezen worden; zoo-
als een evangelie van Jacobus, een evangelie van Nicode-
mus, een evangelie van de kindschheid van Jesus, een
handelingen der apostelen van Abdias, een handelingen
der apostelen van Thomas, een brief van den apostel
Paulus aan de inwoners van Laodicea, een brief van
Christus aan Abgarus, een brief van de H. Maagd aan
Ignatius, enz. Al deze geschriften zijn door de bisschop-
pen der Kerk als valsch verworpen en slechts die zijn
aangenomen , welke thans in het Nieuwe Testament te
vinden zijn, wijl deze uit de overgeleverde leer door hen
als echt waren erkend. De christelijke godsdienst is dus
niet voortgekomen uit de H. Schrift maar uit den ge-
loofsregel, gelijk de bisschoppen der Kerk dien van de
apostelen geleerd en wederom op hunne beurt aan an-
deren medegedeeld hadden
Doch ook later, toen alle deelen van den Bijbel ge-
schreven en door de bisschoppen als echt erkend wa-
ren, konden de Christenen hun geloof en godsdienst niet
in den Bijbel zoeken. Immers, het is nog maar sedert
weinige eeuwen, dat men geschriften drukken kan, waar-
door een boek snel, met vele exemplaren en voor weinig
geld onder de menschen verspreid wordt. Te voren kon
men slechts afschrijven; dat afschrijven ging echter zeer
langzaam en daar men gewoonlijk op perkament schreef,
wat dergelijke geschriften nog duurder maakte, konden
-ocr page 13-
11
slechts weinige mensehen zich een afschrift van den
Bijbel verschaffen. Bovendien konden de meesten niet
lezen. Ook gaat het afschrijven, met of zonder opzet,
immer met onnaauwkeurigheden en fouten gepaard. Van
daar komen de oudste afschriften van den Bijbel zoo wei-
nig met elkander overeen, dat er veel meer dan duizend
plaatsen in den Bijbel zijn, die anders luiden, al naar ge-
lang men het eene of het andere afschrift voor zich neemt.
Want let wel, er bestaat geen enkel geschrift meer, dat
door de evangelisten of apostelen zelve geschreven is. De
oudste afschriften van den Bijbel, die men nog heeft,
zijn zelve eerst weder afgeschreven van eene geheele
ry van andere afschriften, welke rij wel eenige hon-
derde jaren oud is, zoodat ook de oudste afschriften
van den Bijbel eerst geschreven werden, toen geen spoor
meer te vinden was van de echte handschriften der evan-
gelisten en apostelen. Hadde God gewild, dat de Chris-
tencn hun geloof alleen uit den Bijbel zouden opbouwen,
dan zoude zijne Voorzienigheid er ook voor gezorgd
hebben, dat de oude oorspronkelijke handschriften nog
aanwezig waren.
Daarbij komt nog, dat de Bijbel in de oud-Grieksche
taal geschreven is Oud-Grieksch echter spreekt thans
niemand meer; wil men dus die geschriften van den
Bijbel heden ten dage verstaan, dan moeten zij over-
gezet worden in andere talen. Wanneer men echter
honderd geleerden uit het Grieksch in het Hollandsen
laat vertalen, dan zal er geen enkele vertaling zijn, die
met de anderen overeenstemt, daar juist de dubbelzin-
nige plaatsen bij de overzetting in de Hollandsche taal
kleur en tint krijgen van de private meening des ge-
leerden ; en gelijk men weet zijn vele geleerden heel
-ocr page 14-
12
zonderlinge menschen, zoodat velen hunner zich voor de
allerknapsten onder de zon houden.
Hoe zal het nu de gewone man bij de Protestanten
maken, die van niets dan van den Bijbel willen weten?
Wanneer hij al Hollandsch lezen kan, kan hij toch geen
Grieksch lezen; hij moet alzoo aan eencn feilbaren ver-
taler gelooven, die den Griekschen Bijbel naar zijnen zin
in het Hollandsch overbrengt. Zoo bijv. heeft Luther
in een der brieven van den II. Paulus opzettelijk een
veelbeteekenend woord ingelascht, hetwelk de apostel in
het geheel niet geschreven heeft. En wanneer de gewone
man of de gewone vrouw in het geheel niet lezen kan,
waar zullen zij dan hunne godsdienst gaan halen ? Zij
moeten haar dan gaan halen bij den predikant, die hun
den Bijbel niet voorleest, maar voorpreekt en wel zóó
als hij het goed vindt. Doch hoe gaat het dan met
die arme lieden ? Ik heb een protestantschen predikant
gekend, die eerst alles vast geloofde en ook preekte
wat de vroomste Protestanten gelooven. Na weinige
jaren echter leed zijn geloof schipbreuk, zoodat hy
niet eetis meer aan de godheid van Christus ge-
loofde. Maar niettemin bleef hij ook in zijnen toestand
van ongeloof voor dezelfde gemeente preken. Vele jaren
geleden werd te Heidelberg in Baden voor hen, die
protestantsch predikant wilden worden, een profes-
sor aangesteld, die alle wonderen, welke in het
Evangelie staan, weggeredeneerd had. Thans hebben
zij er een, die den Zoon van God wegredeneert. Door
zulke leeraars onderwezen, gaan clan de jonge predi-
kanten de wereld in, en het hangt voor het arme volk
geheel van het toeval af, of hun christelijk geloof dan
wel ongeloof gepredikt wordt. Een Protestant heeft
-ocr page 15-
13
mij eens verscheidene jaren geleden van eenen predikant,
dien hij met name noemde, verhaald, dat deze, waar-
lijk niet onnoozel, op het voornaamste feest der Pro-
testanten, op Goeden Vrijdag, de lijdensgeschiedenis
van Jesus voorlas, in plaats van te preken. Daarna
zeide hij: „Dat is eene oude, zeer oude geschiedenis.
Wie er aan wil gelooven, moge het doen, ik voor mij
geloof het niet." Dit zeggende sloeg hij den Bijbel toe,
en de psalm werd aangeheven.
Thans staan wij voor de breede gracht, welke Pro-
testanten en Katholieken van elkander scheidt. De
Protestant bouwt zijn godsdienst op den Bijbel, welke
vele verschillende lezingen heeft, op verschillende wij-
zen is vertaald en oneindig verschillend wordt uitgelegd.
Wanneer hij echter niet kan of mag lezen, dan ziet
hij zich verwezen naar den predikant, die naar de
meeningen van zijn eigen hoofd predikt; na een half
jaar komt er weer een andere, die wederom andere
meeningen heeft en daarom ook een geloof van een an-
dere kleur of volslagen ongeloof predikt. Van daar
komt het, dat het Protestantisme als het ware een
ontzettend groote zak is, waarin alles een plaats vindt:
de Luthersche en de Gereformeerde, de Rationalist en de
Piëtist, de Sociniaan en de Anglikaan, de Presbyteriaan
en de Puritein. (Zelfs Joden, wanneer zij zich niet meer
aan de Oude Wet houden en varkensvleesch eten, wor-
den door hunne geloofsgenooten „ Protestantsche Joden "
genoemd.) Hunne eenheid bestaat slechts daarin, dat
zij zich op den Bijbel beroepen en dat de Katholieke
Kerk hun voor het mecrendeel een doorn in het oog is.
-ocr page 16-
14
De Katholiek is met het papieren gedeelte van de
apostolische nalatenschap niet tevreden; hij zegt: de
Bijbel is niet alles en ook niet het eerste, wat wij door
de stichting van het Christendom hebben ontvangen; wij
hebben nog andere leeringen van Christus en zijne apos-
telen; deze zijn te vinden in de geërfde leer of monde-
linge overlevering, dat is, in de christelijke leerstellin-
gen, welke door Christus en de apostelen verkondigd,
doch niet in de H. Schrift opgeschreven zijn. Zoo deelt
ons bijv. de apostel Paulus een gezegde van Christus
mede, dat het aangenamer is te geven dan te ontvan-
gen. Dit gezegde is echter in geen der vier evangeliën
te vinden. Zulke gezegden en onderrigtingen heeft
Christus echter in groote getale gedaan, welke even-
min in de evangeliën als in de brieven der apostelen
medegedeeld zijn. Daarom zegt ook de H. Joannes
aan het einde van zijn evangelie: „ er zijn nog vele an-
dere dingen, die Jesus gedaan heeft, en wierden ze een
voor een beschreven, heel de wereld, dunkt mij, zou
de boeken niet kunnen bevatten, die er te schrijven
waren." Zulke daden en onderrigtingen des Zaligmakers
en der apostelen, welke niet in den Bijbel staan, zijn nu
door menigvuldige geschriften der kerkvaders, door de
verklaringen der oudste conciliën , door oud-kerkelijke gc-
bruiken en monumenten en door het onderrigt, hetwelk
de bisschoppen en priesters aan hen gaven, die voor
de priesterwijding opgeleid werden, tot op onze dagen
bewaard gebleven. Ik wil hiervan een voorbeeld geven.
Een geleerde kerkvader, de H. Hieronymus, verhaalt
als volgt: „ De gelukzalige evangelist Joannes leefde
te Ephese tot op hoogen ouderdom; hij werd op de
schouders zijner leerlingen naar de kerk gedragen en
-ocr page 17-
15
daar hij niet vele woorden meer kon spreken, was hij
gewoon in iedere vergadering slechts te zeggen: „„Mijne
kindertjes, hebt elkander lief." Eindelijk verdroot het
den leerlingen en broeders altijd hetzelfde te hooren,
en zij zeiden: Meester, waarom zegt gij altijd dit en
nooit iets anders. En Joannes gaf het waardige ant-
woord: wijl dit het gebod des Heeren is en men genoeg
gedaan heeft, wanneer men slechts dit vervult." {Hie-
ronymus in episi, ad Galatus, c.
6.) Van waar nu heeft
de H. Hieronymus geweten, wat hij van den apostel
Joannes en van zijne korte preek verhaalt? Hij heeft
het niet in den Bijbel gelezen, veel minder het zelf
gehoord, want hij leefde eerst 400 jaren na Christus.
Hij heeft het echter door mondelinge overlevering verno-
men, en dit heeft zich nu voortgeplant, zoodat ieder
katholiek priester het jaarlijks in zijn brevier leest. En
gelijk dit verhaal en deze leer over de hoofdzaak van
het christelijke leven, zoo ook zijn nog vele andere lee-
ringen en verhalen door mondelinge overlevering tot
ons overgebragt. En dit is noodzakelijk, want veel van
hetgeen in de H. Schrift staat, is niet duidelijk genoeg
en ook moet de Christen nog veel weten, waarvan
niets in de H. Schrift te vinden is. Dat gevoelen de
Protestanten zelve en daarom maken zij feitelijk van de
mondelinge overlevering gebruik, terwijl zij haar met
woorden verwerpen. Zoo bijv. doopen zij kleine kin-
deren , die nog niet kunnen gelooven — daarvan staat
echter niets in de H. Schrift. Zij wasschen elkander
echter niet voor het Avondmaal, hoewel er in den Bij-
bel staat: „Wanneer Ik als heer en meester u de voe-
ten heb gewasschen, dan moet ook gij elkander de
voeten wasschen." Het eerste doen zij, het laatste laten
-ocr page 18-
16
zij na, wijl zij het van de overgeleverde leer der Katho-
lieke Kerk zoo overgenomen hebben.
Toch bestrijden de Protestanten de mondelinge over-
levering. Zij zeggen: Wie verzekert ons, dat de zoo-
genaamde mondelinge overlevering zuiver en onver-
valscht door alle landen heen tot ons gevloeid is en dat
wij zuiver water uit dezen langen stroom drinken kun-
nen? Er kunnen zich vele meeningen van menschen onder
gemengd hebben, die er als mondelinge overleveringen
uitzien. Wanneer de Rijn aan gene zijde in de Boden-
see loopt en er aan deze zijd& bij Constanz weder
uitstroomt, wie kan dan zeggen, dat dit hetzelfde wa-
ter is, hetwelk 16 uur hooger in de Bodensee ge-
stroomd is? Zal er in de uitstrooming niet meer water
zijn van het meer, dan van den Rijnstroom, die zich
aan gene zijde in het meer wierp ? De mondelinge over-
levering loopt echter niet 1G uren (zoo lang is de
Bodensee), maar meer dan 1800 jaren lang uit Jerusa-
lem tot aan Duitschland en Amerika en om do geheele
wereld heen; zal nu alles onvermengd zijn ? Wanneer
de geschreven Bijbel vervalscht is kunnen worden,
waarom dan ook niet de mondelinge Bijbel van de
overlevering? Over het algemeen wordt er toch meer
gesproken dan geschreven — en in het spreken kom£
er meer uit, wat mis is, dan wanneer men nadenkt en
schrijft. Zoo ongeveer denken de Protestanten en daar-
om houden zij zich in het geheel niet aan de mondelinge
overlevering. En ik zelf voeg er voor eigen rekening nog
dit bij: wat alleen aan de zorg der menschen overgela-
ten is, zal moeijelijk ongeveer twee duizend jaren lang
onbeschadigd en zuiver behouden blijven , het zij dan , dat
het geschreven is of dat het door een menschenhoofd en
-ocr page 19-
17
menschentong aan anderen medegedeeld wordt. Wat
antwoordt nu de Katholiek, die van zijn geloof reken-
schap weet te geven, op deze bedenkelijke tegenwerping?
Het antwoord hierop maakt nu juist het voornaamste
onderwerp van dit kleine geschrift uit, en ik raad
beide klassen van lieden , Protestanten zoowel als Katho-
licken, sterk aan , het aandachtig te lezen en rijpelijk te
overwegen.
Wanneer het God ernst geweest is — en welke Chris-
ten kan denken, dat dit niet zoo is — om door de zen-
ding van zijnen Zoon ons arme menschen te helpen en
ons het licht der waarheid en de levendmakende genade
te schenken, dan moest Hij er ook voor zorgen, dat de
waarheid en genade, welke zijn Zoon voor 1800 jaren
gebragt heeft, zoolang ongeschonden bewaard bleef, als
er menschen op aarde zijn, om reden dat alle men-
schen tot het einde der wereld er behoefte aan hebben.
De H. Schrift zegt immers: God wil, dat niemand
verloren zal gaan, maar dat allen tot de kennis der
waarheid zullen komen en zalig worden. Doch wan-
neer er nu slechts een Bijbel en ter wille van mij ook
eene mondelinge overlevering was, dan zou daarmede
nog niet geheel in onze behoeften voorzien zijn, want
de Bijbel kan vervalscht en de mondelinge overlevering
met leeringen, die niet van Christus afkomstig zijn,
vermengd wezen, en dan kunnen ook beiden, de Bijbel
zoowel als de overlevering, verkeerd worden uitgelegd.
Nemen wij als voorbeeld de onberekenbaar gewigtige
leer van het H. Avondmaal. De Zaligmaker zegt, dat
het voor den Christen ter zaligheid noodzakelijk is, van
den anderen kant waarschuwt de apostel Paulus voor
het gevaar, het tot zijne eeuwige verwerping te eten.
stolz.
                                                                      2
-ocr page 20-
18
Zou nu deze onberekenbaar gewigtige zaak, waar-
door men tot den hemel en de hel kan komen, niet
door eene duidelijke en zekere verklaring uitgemaakt
zijn ? Wij Katholieken aanbidden de hostie na de conse-
cratie, omdat wij vast gelooven, dat onder de gedaante
der hostie de levende God-Mensch tegenwoordig is.
Luther daarentegen zogt, dat dit een vervl..... af\'go-
derij is. Luther beroept zich voor zijne godslastering
op de H. Schrift, doch ook de Katholieke Kerk houdt
zich aan de H. Schrift. De Katholieke Kerk leert ver-
der, dat slechts de door eencn bisschop gewijde priester
het Avondmaal consacreren kan. De Protestanten heb-
ben geene priesters en toch gelooven zij dat het brood,
hetwelk in de kerk uitgedeeld wordt, het Avondmaal
is. Wat zal nu de Christen, die zekerheid wil hebben,
bij deze onderlinge tegenspraak doen? Staat hij daar
niet als een zwak riet, dat door den wind van lee-
ringen heen en weer geslingerd wordt? Heeft Christus
dan deze en andere leerstellingen slechts als een twist-
appel voor heeren geestelijken «achtergelaten, opdat zij
spitsvondige uitleggingen zouden uitvinden; of heeft Hij
voor allen, die van goeden wille zijn en hun verstand
gebruiken, een vasten bodem en regel en handleiding
voor zijne Openbaring gegeven, haar als \'t ware geassu-
reerd? — God heeft de wereld geschapen, doch zorgt
ook tot op dezen dag voor hare instandhouding. God
heeft door zijnen Zoon de genade en de waarheid aan
de • menschen medegedeeld, zal Hij nu ook niet voor
de instandhouding daarvan zorgen ? — De verstandige
mensch, die zijn leven niet met dwaasheden en zotternijen
doorbrengt, verlangt zekere waarheid om zijn leven daar-
naar in te rigten, en niet allerlei invallen en uitge-
-ocr page 21-
19
dachte verklaringen. Waar echter is zekerheid te vinden ?
Daarop ga ik nu voldoende antwoord geven voor
allen, wier geest niet door vooroordeelen en bekrom-
penheid verduisterd is, en omdat de zoogenaamde
Evangelischen slechts aan den Bijbel gelooven, zal er
allereerst uit den Bijbel zelven geantwoord worden.
Ten einde alle waarheid en genade, zoolang er
menschen op aarde zullen zijn, in stand te houden,
heeft de goddelijke Zaligmaker eene instelling gesticht
en daaraan zijn goddelijken bijstand beloofd tot aan
het einde der wereld. Deze instelling is de Kerk, welke
tot op dezen dag nog bestaat. Zij staat daar vol leven,
predikt, houdt godsdienstoefeningen, deelt de heilige
Sacramenten uit en geeft voorschriften, zoodat ook de
mcnsch, die niet lezen of studeren kan, de nalatenschap
van Christus voor zich heeft en er aan kan deelnemen.
Ieder mensch , die gelooft en gedoopt is, is lid der Kerk.
Opdat deze Kerk zou kunnen voortduren, zich te zamen
houden en tevens in omvang toenemen, moest Chris-
tus hoofden aanstellen, die zelve wederom een opper-
hoofd zouden hebben. Deze hoofden waren allereerst
de apostelen en de leerlingen, en het opperhoofd der
apostelen aanvankelijk Christus zelf en na z\\jne heinel-
vaart Petrus. Immers er moet altijd, ook zelfs in eene
republiek, een hoofd zijn. Opdat echter het rijk van
God op aarde, de Kerk van Christus, zou toene^men, en,
als het mosterdzaad, hare takken over de geheelc aarde
zou kunnen uitbreiden, moest deze regeling ook na\' den
dood der apostelen blijven bestaan. Daarom stelden
de apostelen op last van Christus bisschoppen en pries-
ters tot hunne opvolgers aan, en daarom is er ook
voortdurend een opvolger van Petrus, als opperhoofd
-ocr page 22-
20
der Kerk, met andere woorden een Paus. Men kent
dan ook alle namen der Pausen, van af Petrus tot
Pius IX; zij zijn thans 257 in getal.
Deze door Christus gemaakte regeling zal ieder, die
een open en eerlijk oog heeft, zelfs al is hij een gebo-
ren Protestant, in de H. Schrift terug vinden.
Al deze voorstanders en hoofden der Kerk bijeen ge-
nomen noemt men de leerende Kerk, en naar deze lee-
rende Kerk heeft ons de Zaligmaker verwezen.
Hij zegt:
„Wie niet naar de Kerk hoort, zij u een heiden en
tollenaar." Verder zegt Hij: „Wie u veracht, veracht
mij, en wie mij veracht, veracht Hem, die mij gezon-
den heeft." Hij wil, dat allen, die in Hem gelooven,
in zijne Kerk één zullen zijn en zegt derhalve, ,, het
zal ééne kudde en één herder wezen." Hij zelf is,
gelijk de apostel Petrus schrijft, de onsterfelijke opper-
herder, or.der wien de sterfelijke herders staan, en\'
de kudde zijn allen, die tot zijne Kerk behooren. —
Aan deze Kerk heeft de Zaligmaker den bovenna-
tuurlijken bijstand beloofd, opdat ik haar de ge-
openbaarde waarheden en de sacramenten, welke
hlj aan de mensci-iheid tot hare verlossing en
heil geschonken heeft, onvervalscht en onbedor-
ven zouden bewaard blijven. Dit moet noodzakelijk
zoo zijn, anders zouden slechts de Joden en Heidenen
ten tijde van Christus en der apostelen eenig nut van
den Zaligmaker der wereld gehad hebben. Hij zegt
daarom zoo bepaald mogelijk: ,. Ik blijf bij u tot aan
het einde der wereld." En Hij beloofde hun den heili-
gen Geest, die hun alles zoude herinneren, wat Hij
hun geleerd had. En tot hem, dien Hij tot opperhoofd
der Kerk had aangesteld, zcide Hij: „Gij zijt Petrus,
-ocr page 23-
21
en op deze steenrots zal Ik mijne Kerk bouwen en de
poorten der hel zullen haar niet overweldigen." — Ga nu
eens onpartijdig na, of deze belofte niet bewaarheid is
geworden aan de Katholi\' ke Kerk. Bijna twee duizend
jaar staat zij daar, als een onsterfelijk wezen, dat niet
oud wordt. Drie honderd jaar lang werden de geloo-
vigen hevig vervolgd. Millioenen lieten zich voor het
geloof folteren en dooden; het bloed der martelaren
was de lange vruchtbare bloedregen, die een onmete-
lijk zaaiveld van Christenen deed ontstaan. Pausen,
werden als misdadigers behandeld en vermoord, bis-
schoppen verdreven, priesters en monniken op aller-
lei wijze mishandeld. Desniettemin staat de Kerk in
volle kracht tot op den dag van heden. In Noord-
Amerika neemt het Katholicisme in zoo groote mate
toe, dat zelfs de Protestant Marryat het als zijne over-
tuiging uitspreekt, dat geheel Noord-Amerika langza-
merhand katholiek zal worden. In Engeland worden in
den regel elke week honderd personen katholiek. Voor
een paar honderd jaar werd er door de Reformatie een
grooten tak van den eeuwenouden en altijd groenen eik
der Katholieke Kerk afgehouwen, en dezen afgehouwen
tak noemt men de protestantsche Kerk. Hoe staat het
met deze Kerk ? Zij heeft geen hoofd, geene een-
heid, geene vastheid; velen harer herders gelooven
zoo weinig meer aan Christus , dat vele geloovige
Protestanten er met ernst aan twijfelen moeten, of
zij wel geldig gedoopt zijn. Velen zien den vorst
van het land als bisschop van het land aan, maar reeds
meer dan een vorst is vrijmetselaar geweest; voorwaar
een gezegend herdersambt: in de eene hand de schepter
en in de andere het hamertje! Zelfs met de oogen des
-ocr page 24-
22
ligchaams ziet men hot onderscheid tusschen de beide
Kerken. Wanneer iemand geheel Europa doorreist en
ergens een prachtige groote domkerk, een kathedraal
in de verhevenste bouworde ziet en dan vraagt: welk
geloof heeft dit godshuis gebouwd? — dan luidt het
antwoord: Het katholiek geloof hoeft zulke kerken ge-
dacht en gebouwd. En wanneer gij naar het gercfor-
meerde Bazel reist of naar Zurich of Bern, of ver-
der naar Maagdenburg of naar het luthersche Zweden
of naar het anglikaansche Engeland — wie heeft de
grootsche kerken daar gebouwd ? De katholieke voorou-
ders, en de Protestanten zitten en zingen thans daarin,
nis musschen in zwaluwnesten, waaruit zij de zwaluwen
verdreven hebben. De Protestanten hebben de bestaande
kerkgebouwen van hunnen tooi en sieraden ontdaan,
en wat zij zelve hebben gebouwd is koud en van ge-
ringc kunstwaarde. De grootste kerk, welke zij gebouwd
hebben, de Pauluskerk te Londen, gelijkt op een ont-
zaggelijken omgekeerden stoomketel, waarin de menschen
zoo klein schijnen als mieren; doch men wordt in het
groote kale gebouw even zoo weinig tot godsvrucht gc-
stemd als mieren in een ketel.
Het is de levende Katholieke Kerk met haar opper-
hoofd, bisschoppen en priesters, waartoe alle Christenen
verwezen zijn. De apostel Paulus zegt: de Kerk is de
zuil en grondslag der waarheid. Bij deze Kerk moet
de mensch gaan vragen, wat hij te gelooven en te doen
heeft; bij deze Kerk vindt hij de genademiddelen der
Sacramenten , doch geenszins bij den Bijbel, welke slechts
letters geeft, doch niet den geest. Wanneer echter de
Christenen tot aan het einde der wereld bij de Kerk
alle waarheid en genade zullen vinden, welke de Zalig •
-ocr page 25-
23
maker aan de wereld gebragt heeft, dan moet het door
Christus noodzakelijk gewaarborgd zijn, dat zij van de gi-
openbaarde waarheid niet kan afwijken. Deze Kerk heeft
daarom in hare voorstanders den bovcnnatnurlijken bij-
stand ontvangen, dat zij bij het vaststellen van geloofs-
waarheden, die in den Bijbel en de overlevering vervat
zijn, niet dwaalt, opdat ook de geloovigen niet tot dwa-
ling zouden kunnen gebragt worden. En deze waarborg
is zoo zeker en vast, dat hij, die met voorkennis de Kerk
tegenspreekt, het hoofd der Kerk, Christus, en den bij-
stand der Kerk, den H. Geest, tegenspreekt. Hij wil
de godsdienst voor zich zelven naar goedvinden inrig-
ten, en verzet zich daardoor tegen de Openbaring en
regeling van Christus.
Zij, die zich van deze door Christus en zijne apos-
telen gestichte Kerk losmaken, rafelen uit tot allerlei
sekten. Velen leiden een leven van godsdienstige koorts-
achtigheid, zooals de Piëtisten en Methodisten, an-
deren plassen als natte kikvorschen in de ondiepe
waters van het menschelijk vernuft rond, en ster-
ven eens in en met hunne eigen gemaakte meeningen
zonder de hulp en den troost van geldige Saeramen-
ten. Dezulken bevinden zich in het grootste gevaar in
hunne zonden te sterven, zooals Christus aan de Joden
voorspelde, die zijne reddende en verlossende hand door
hun ongeloof terug stieten.
Ik wil het omvangrijk leerstuk nog eens kort te za-
men vatten, opdat de lezer het gemakkelijk kunne
overzien. De zaak is alzoo deze: de Protestanten hebben
van de door Christus gestichte godsdienst nog maar al-
leen den op papier gedrukten Bijbel en den doop overge-
houden, al het andere hebben zij verworpen. Over het
-ocr page 26-
24
Avondmaal zijn zij het met elkander geheel on al on-
een.s. Den Bijbel legt ieder naar zijn welgevallen, of
in het geheel niet uit. De Katholieken hebben den
Bijbel, maar ook de overlevering, welke veel behelst,
wnt niet of niet duidelijk in den Bijbel te vinden is.
Zij hebben 7 Sacramenten en het heilig Misoffer uit de
oudste lijden behouden. De Bijbel, de Overlevering, de
Sacramenten en alles wat deel uitmaakt van de gods
dienst wordt uitgelegd en geregeld door de leerende
Kerk, d. i. door den Paus en de bisschoppen. Deze
Kerk is gesticht door Christus, en Hij heeft haar de
belofte gedaan, niet dat zij nieuwe openbaringen zou
verkrijgen, maar slechts dat zij de oude Openbaring,
gelijk die in den Bijbel, de overlevering en de oudste ge-
bruiken vervat is, onafgebroken behouden en er met den
bijstand van God steeds den waren zin van vinden zou.
Dewijl alzoo de Katholieke Kerk den bijzonderen bij-
stand des Heeren heeft, zoo staat zij daar onder alle
levenden als de oudste van allen, en blijft zij altijd kracht-
vol en jeugdig, even als een ceder, die na duizend ja-
ren altijd weer nieuwe takken krijgt, al zijn er o^k
nog zoovele verdorde takken afgevallen. Dat er echter
in deze levende Kerk, die zoo vele kinderen telt, som-
tijds twijfelingen en oneenigheden over geloofszaken of ook
andere stoornissen ontstaan, dat kan wel moeijelijk an-
ders, want ook de geesten hebben even als de ligcha-
men hunne ziekelijke aanvallen en uitwerkingen. Hoe
nu legt de Kerk het aan, om in zulke omstandigheden
de rust en orde bij de geloovigen te herstellen ? Zij houdt
eene algemeene kerkvergadering, dat is, zij roept de
bisschoppen van alle deelen der groote Katholieke
Kerk te zamen, om te onderzoeken, wat de ware oor-
-ocr page 27-
25
spronkelijke Openbaring is over het punt van geschil.
Nadat zij dan onderling geraadpleegd hebben en tot eene
beslissing zijn gekomen, wordt er in bepaaldelijke en dui-
delijke stellingen aan de Christenheid bekend gemaakt,
wat de ware leer is; niet alsof de bisschoppen die leer
eerst uitgevonden hadden, maar wijl zij onderzocht en
erkend hebben , dat dit de oude geopenbaarde waarheid
is. En het maakt een deel uit van het geloof van alle
Katholieken, dat zulke geloofs-uitspraken door den bij-
stand van den H. Geest zóó zijn, dat zij met de godde-
lijke Openbaring overeenkomen. Daarom wordt er steeds
aan zulk een uitpraak de clausule toegevoegd: Wie dit
niet gelooft, anathema sit — d. i. niet: hij zij vervloekt,
maar wel: hij behoort niet meer tot de Kerk, hij heeft
het katholiek geloof niet meer, hij maakt geen deel meer
uit van de eenheid, hij is uitgesloten. — Wanneer gij
een splinter of een schot hagel in het lijf gekregen
hebt, dan hebt gij geen rust voor het er uit is; even-
zoo , wanneer er in het ligchaam der Kerk personen
zitten, die er niet behooren, wijl zij niet meer hetzelfde
geloof hebben en tegelijkertijd door scherpe en hardnek-
kige tegenspraak stoornis wekken, — anathema sint,
aan de deur der Kerk moeten ze gezet worden.
Zoo is het ten allen tijde geweest; reeds de apóste-
lèn hebben te Jerusalem een concilie gehouden over de
opname der Heidenen in de Kerk. En de uitspraak
werd toen aan de Christenen bekend gemaakt met de
woorden: ,, Het heeft den H. Geest en ons goed ge-
dacht." Zulks is te lezen in het 15. hoofdstuk van de
Handelingen der Apostelen. Wat echter vooral alle op-
merking verdient, is dat er nog nooit een geloofs-
artikel, hetwelk op eene algemeenc kerkvergadering vast-
-ocr page 28-
26
gesteld was, veranderd is geworden. Door de zorg van
God voor de Kerk heeft iedere Katholiek, wien het om
zyn zicleheil te doen is, voor zijn geloof en voor de
leiding zijner ziel een vasten steun — de door God ge-
waarborgde Katholieke Kerk. Van daar hebben de oudste
zoowel als de nieuwste catechismussen, de catechismus-
sen van alle werelddeelen, waarover de 200 millioen
Katholieken op aarde verspreid zijn, volkomen dezelf-
de geloofsstellingen en zedelijke geboden. — Allen, die
tot priesters gewijd worden, moeten bij eede verklaren:
dat zij alle geloofsartikelen der Katholieke Kerk gelooven
en zich steeds in hunne bediening daaraan houden zul-
len. Daardoor is het katholieke volk volkomen verzekerd,
dat het door zijne predikers op het punt van de katho-
licke godsdienst niet misleid kan worden , daar ieder predi-
ker zich aan de leer der Katholieke Kerk houden moet.
Wanneer echter eon hunner het in het hoofd krijgt, tegen
de katholieke geloofsleer te preken, dan wordt hij door
zijnen bisschop afgezet en onschadelijk gemaakt. Daarom
is er in de Katholieke Kerk een wonderbare eenheid,
de milliarden Katholieken (een milliard is duizend mil-
lioen), die sedert meer dan 1800 jaar op aarde geleefd
hebben, hebben ten alle tijden een en hetzelfde geloof
gehad.
Wie echter gedoopt en daardoor een lid der Katho-
lieke Kerk is geworden , doch later gemeend heeft, dat
hij knapper en verlichter is en de oude Kerk over het
hoofd is gegroeid, omdat hij iets anders gelooft en be-
lijdt dan hetgeen als de leer der Kerk vastgesteld is,
hij heeft opgehouden katholiek te zijn, hij heeft zich
zelven geëxcommuniceerd. Zulke lieden zijn er ten allen
t\\jde geweest: doch zij zyn afgevallen van de Kerk,
-ocr page 29-
27
even als onrijpe vruchten afvallen, wanneer er een wurm
in zit. Dikwerf heeft zulk een geval ook met groote
hoopen plaats gehad. Zoo is van de rots der Katholieke
Kerk een groot stuk afgebroken in den tijd der Refor-
matie. Sedert dien tijd worden vele millioencn bij de
Onkatholieken nog gedoopt en ook nog onderwezen in het
gedeelte der christelijke leer, hetwelk zij van de Katho-
lieke Kerk naar het Protestantisme medegenomen heb-
ben , — doch ook van dit gedeelte is reeds veel verloren
gegaan, juist omdat zij zich afgescheiden hebben en
geen onderlingen zamenhang meer bezitten. Over het
algemeen zijn er nog maar weinigen, die alles gelooven ,
wat Luther nog geloofd heeft.
Thans wil zich wederom een abces vormen, zooals
de doctors zoggen, met andere woorden, wij worden
met een afval van de Kerk bedreigd. Gij vraagt hoe
dat komt, en ik ga het u zeggen In de algemeene kerk-
vergadering van verleden jaar werd vastgesteld, dat de
katholieke Christen niet slechts datgene, wat op groote
kerkvergaderingen uitgemaakt wordt, moot aannemen,
maar ook hetgeen de Paus, als de door God aange-
stelde bewaker der Openbaring, aan de Christenheid als
geloofswaarheid verkondigt. Daarop hebben in Duitsch-
land tal van personen , die tot dusverre katholiek wa-
ren, verklaard, dat zij dit geloofsartikel niet aannamen ,
omdat het, volgens hon, op het laatste concilie niet
goed is toegegaan en hot geloofsartikel zelf eene nieuwig-
heid, ja zelfs onzin is.
Wij , dat is de lezer en ik, willen nu eens overleggen,
hoe wij deze zaak opnemen en ons gedragen zullen. Vóór
alles zullen wij voor het zoogezegde nieuwe geloofs-
artikel niet als kleine schoothondjes met schrik wegloo-
-ocr page 30-
28
pen, en het dau uit de verte toornig en bevend aan-
blaffen; integendeel, wij zullen, even als een regtschapen
grenswachter een pak openmaakt en visiteert, ook eens
bedaard en op ons gemak onderzoeken, wat dit geloofs-
artikel al zoo in heeft. — Beteekent het, even als verlichte
dagbladen zeggen, dat du Paus niet dwalen en niet zondi-
gen kan ? Zoo waanzinnig is geen katholiek, als hij nog
drie kan tellen , om te gelooven , dat de Paus niet zondigen
kan. De Paus moet even zoo goed als ieder onzer bicch-
ten, alzoo moet hij ook iets te biechten hebbeu, name-
lijk zonden. Evenzoo is geen Paus vóór zijn dood er
zeker van, dat hij niet in de hel komt, evenmin als
iemand onzer daar zeker van is. Dat erkent ook ieder
Paus, daar hij , even als de armste dorpskapellaan, eiken
dag bij het begin der H. Mis aan den voet van het
altaar het hoofd buigt en zegt: „ Ik belijd voor God
den Almagtige, voor de H. Maria altijd Maagd, voor
den H. Michaël, Aartsengel, voor den H. Joannes den
Dooper, voor de heilige apostelen Petrus en Paulus,
voor alle Heiligen en voor u, broeders, dat ik zeer ge-
zondigd heb met gedachten, woorden en werken, door
mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste
schuld." En even als de geringste dorpskapellaan, zegt
de Paus eiken dag bij het begin van het gebed der of-
ferande in de H. Mis: „ Neem aan, heilige Vader, al-
magtige, eeuwige God, deze onbevlekte offerande, welke
ik, uw onwaardige dienaar, U, mijn levenden en waren
God, opoffer voor myne ontelbare zonden, beleedigingen
en nalatigheden, en voor alle aanwezigen en ook voor
alle geloovige Christenen, zoo levende als afgestorvene,
opdat het mij en hun ten heil strekke tot het eeuwige
leven." Wanneer ik deze bladzijden aan den Paus zei-
-ocr page 31-
29
ven zenden en hem vragen zou: is het waar, wat ik
geschreven heb: kunt gij zondigen en in de hel ko-
men ? — dan zou hij mij antwoorden: ,, Dat spreekt
van zelf; immers ik ben slechts een zwak mensch even
als gij , en bovendien heb ik door mijn ambt een veel
zwaardere verantwoording dan andere menschen." Al-
zoo, een onfeilbaarheid in dezen zin bestaat niet, en ook
is het nooit zoo bedoeld geweest; slechts onbegrijpelijke
domheid en boosheid kan beweren, dat die geloofsstel-
ling beteekent, dat de Paus niet zondigen kan.
Wat echter daarvan te zeggen, dat een sterfelijk
en zondig mensch in het geheel niet dwalen kan, dat
alles, wat hij zegt, onfeilbare waarheid is, juist alsof
de Zaligmaker zelf het gezegd had? Kan de Paus zon-
digen, gelijk ieder ander mensch, dan kan hij ook dwa-
len, gelijk ieder ander mensch. — Bat zeg ik mei u,
en wanneer soms een of andere lezer lust heeft, aan
den bisschop van zijn diocees te vragen: „ Is het waar,
dat de Paus ook dwalen kan ? dan zal zijn bisschop ,
hij moge in Freiburg of Mainz, in Keulen of Zwit-
serland of Tyrol zijn, aanstonds antwoorden en, zelfs
zoo men wil schriftelijk verklaren: „ zeer zeker kan
de Paus ook dwalen." — Ik wil n een voorbeeld geven.
Bij het aanvaarden van het pausschap meende Pius IX,
dat, wanneer hij aan den Kerkdijken Staat ook eene
vrijzinnige constitutie gaf, gelijk dat in Frankrijk mode
was, de geesten daardoor tevreden gesteld en tot de
orde teruggebragt zouden worden: — de Paus heeft
zich echter schromelijk bedrogen. Zijn eerste minister
Rossi werd vermoord, en de goede Paus, die het zoo
best meende, moest vlugten en kon slechts ter naau-
wernood zijn leven redden Ik zelf heb hem eens iets
-ocr page 32-
30
hooren zeggen, waarbij hij zich met betrekking tot de
plaats vergiste en een verkeerde noemde. En wanneer
men hem heden eens vroeg, welk weder wij over 14
dagen zullen hebben, zou hij öf wel zeggen: ik weet
het niet, öf wanneer hij het zeide, zou men daar even-
min op kunnen afgaan, als wanneer men den almanak
opsloeg om te zien wat daar voorspeld wordt van het
weder, dat wij over 14 dagen zullen hebben. En wan-
neer de Paus zeggen zou: over drie maanden komt het
einde der wereld, dan zou ieder kunnen zeggen, zonder op
te houden goed katholiek te zijn: Wij zullen zien; voor
alsnog geloof ik het niet. Alzoo is er geen twijfel over,
dat de Paus even zoo goed kan dwalen, als gij en ik.
Goed, maar wat beteekent het dan: de Paus is on-
feilbaar, wanneer hij toch dwalen kan ? Het beteekent
dit: Warneer de Paus in zijne hoedanigheid als hoofd
der Kerk, nadat hij de zaak ernstig overlegd, onder-
zocht en overwogen heeft, voor de geheele Christenheid
eene plegtige verklaring betrekkelijk eene geloofswaar-
heid geeft, dan behoedt hem God, om wille van de
Christenen, van dwaling, juist zoo, als had eene ge-
heele kerkvergadering zulk eene geloofsdccisie gegeven.
Doch evenals ook eene kerkvergadering geen geloofs-
stelling kan afkondigen, waarvan geen spoor in de
schriftelijke en mondelinge overlevering uit den aposto-
lischen tijd te vinden is, en evenals de kerkvergade-
ringen slechts dan door den H. Geest voor dwaling gevrij-
waard worden, wanneer zij eene uitspraak doen over
datgene, wat in de oude oorspronkelijke Openbaring ver-
vat is, zoo is ook de uitspraak des Pausen slechts in
zoover tegen dwaling verzekerd , als die uitspraak eene
leerstelling betreft, welke door Christus o*de apostelen
-ocr page 33-
31
verkondigd is. Dit is de beteckenis van het zooge-
naanid nieuwe geloofsartikel. Zoo waren immers de pro-
feten ook slechts dan onfeilbaar, wanneer zij een uit-
spraak van God te verkondigen hadden, doch geenszins
in gewone zaken. En ook Paulus maakt een onderscheid
tusschen datgene, wat hij persoonlijk meent en datgene,
wat hij op last des Heeren verkondigt.
Naar het wezen der zaak heeft men eigentlijk in de
Katholieke Kerk reeds vroeger dit geloof gehad en daar-
naar gehandeld. Wanneer op de kerkvergadering vele
bisschoppen over een zeker punt ja stemden en anderen
neen, dan heeft altijd dat voor de ware uitspraak der
Kerk gegolden, waarvoor de Paus gestemd had. De
bisschoppen, die er aanvankelijk tegen waren, onder-
wierpen zich dan en zeiden: waar de Paus is, daar
is de Kerk, wij willen ons niet scheiden van de Kerk
en houden deze uitspraak als door God gegeven, en
laten daarom onze eigene meening varen.
Reeds vóór de kerkvergadering vnn het Vaticaan werd
de leer van de onfeilbaarheid des Pausen in de catechis-
mussen van vele bisdommen ook van Duitschland gevon-
den. Ook hebben de Pausen reeds dikwijls, wanneer er
in de Katholieke Kerk nieuwe leerstellingen in geschrif-
ten of mondelinge onderrigtingen verkondigd werden,
uitspraak daarover gedaan. En wanneer dan de uitspraak
gegeven was, was de zaak geëindigd; geen bisschop
liet meer toe, dat een stelling, die door den Paus als
valsch veroordeeld was, nog langer geleerd werd. De
bisschoppen hebben alzoo de uitspraken der Pausen steeds
als eene eindbeslising aangezien. Reeds de groote kerkva-
der Augustinus heeft gezegd: Rorao heeft gesproken-,
de zaak is geëindigd.
-ocr page 34-
32
Christus heeft tot Petrus gezegd: „ Ik heb voor u
gebeden , opdat uw geloof niet bezwijke. Wanneer gij
echter bekeerd zult zijn, versterk dan uwe broeders."
Luc. XXII: 32. De kerkvaders verklaren deze schrif-
tuurplaats zoo, dat de belofte daar gegeven niet slechts
op Petrus, maar ook op al zijne opvolgers ziet. En wer-
kelijk is er van de 257 Pausen, die tot dusverre bestaan
hebben , nog nooit een van het geloof afgevallen, terwijl
reeds tal van bisschoppen van het geloof afgevallen zijn. In
de vierde eeuw werd door een priester, Arius gehecten,
eene ketterij gepredikt, volgens welke Christus niet God,
maar slechts het voornaamste schepsel is. Daar de Ro-
meinsche keizer, Constantius, zelf deze ketterij aan-
hing, verspreidde zij zich zóó zeer in de christelijke
landen, dat de H. Hieronymus later schreef: „ De ge-
heele aarde zuchtte en was verwonderd ariaansch te zijn
geworden." — Het scheen bijna gedaan te zijn met de
Katholieke Kerk. Niet alleen werd zij door de dwaalleer
hevig aangevallen, maar ook nog bloedig vervolgd door
de kettersche keizers; vele bisschoppen waren afgeval-
len, terwijl zij, die aan het geloof getrouw waren ge-
bleven , van hunnen bisschopszetel afgezet en verdreven
werden. Waardoor echter is zij gered geworden ? Door
de steenrots in Rome, door de Pausen, die zich aan het
katholieke geloof vasthielden. Wanneer er nu weder zoo
iets gebeurde, en de helft der bisschoppen over eene
geloofszaak met de andere helft in strijd kwam , waar-
heen zoude zich dan de Katholiek moeten keeren, om
zeker te zijn ? Naar Petrus, naar den Paus, wiens ge-
loof niet bezwijken znl. De laatste kerkvergadering heeft
alzoo in \'t geheel geene ongekende nieuwigheid inge-
voerd, toen zij na lange beraadslaging de uitspraak
-ocr page 35-
33
deed , dat de beslissing van den Paus, wanneer hij over eene
waarheid der oorspronkelijke Openbaring, als opperherder
en opperste leeraar der Kerk (ex-cathedra), voor de ge-
heele Christenheid uitspraak doet, even zoo van dwa-
ling gevrijwaard is, als tot dusverre de uitspraak van
eene algemeene kerkvergadering over eene geloofswaar-
heid altijd door de Katholieken voor onfeilbaar en on-
veranderlijk gehouden is. Door deze uitspraak is de
meening over de onfeilbaarheid der Pausen, die tot
dusverre onder de Katholieken steeds heerschte, als het
ware slechts aangeschroefd geworden, zoodat zij thans
een vast geloofsartikel is. En hierbij voeg ik nog uit-
drukkelijk dit: niet de Paus, maar de groote meerderheid
der bisschoppen heeft het voorstel gedaan om de onfeil-
baarheid der Pausen tot dogma te verklaren.
Wanneer nu een Protestant zegt: ,, Met dat al, geloof
ik er toch niet aan," dan moet men het hem vergeven,
wijl hij het niet beter begrijpt. Ja, het is zelfs zeer
natuurlijk, dat hij niet aan de onfeilbaarheid van den
Paus gelooft, want hij gelooft zelfs niet aan de onfcil-
baarheid van de Katholieke Kerk. — Voor een Katho-
liek is het echter geheel iets anders. Wanneer deze zegt:
„Wel heb ik geheel mijn leven aan de onfeilbaarheid der
Kerk geloofd, maar dat- de Paus ook alleen en op zich
zelf onfeilbaar is, dat zal ik nooit of nimmer geloo-
ven," — dan antwoord ik daarop: wanneer gij u dat in
het hoofd gezet heb en daarbij blijft, dan zijt gij vroeger
katholiek geweest, maar thans niet meer; integendeel
dan zijt gij een Protestant, gij moogt dan Zondags naar
de Mis gaan en Vrijdags visch eten of niet. Gij protes-
teert tegen de uitspraak eener kerkvergadering, welke
de grootste van alle tijden is, wijl 800 bisschoppen uit
stoi.z.
                                                                     3
-ocr page 36-
3i
alle werelddeelen er aan deelgenomen hebben. Gij protes-
teert tegen eene kerkvergadering, waarvoor door zóó-
veel millioenen van priesters en leeken maanden lang
de H. Geest aangeroepen is, als nog voor geene
enkele kerkvergadering het geval is geweest. Volgens
u alzoo heeft dat maandenlange gebed der braafste
Katholieken niets gebaat en heeft God op het smeeken
van millioenen zielen slechts geantwoord door toe te
laten , dat de kerkvergadering niets dan dwaling leerde
en de Katholieken op een noodlottigen dwaalweg ge-
bragt zijn! — Zou het dan in het algemeen nog
wel de moeite waard zijn te bidden, wanneer zulk
een langdurig gebed om den H. Geest niets gebaat
heeft.
Gij protesteert alzoo tegen alle beloften, die Christus
ooit aan zijne Kerk gedaan heeft. Gij zegt: het is niet
waar, dat Hij bij zijne Kerk blijft tot aan het einde
der wereld, het is niet waar, dat de heilige Geest haar
zal bijstaan, het is niet waar, dat de poorten der hel
haar niet zullen overweldigen.
Katholiek , bedenk u! "Wanneer gij zoo spreekt, wie
zal dan ten gronde gaan, de Kerk, die 1800 jaar oud
is, die op een rots is gebouwd en tot dusverre alles
overleeft heeft, of gij, kleine aardworm, die weldra zult
sterven ? Wanneer gij in uwe tegenspraak volhardt, dan
beweert gij tegen de belofte van Christus in, dat de
Kerk door de poorten der hel overweldigd is. Ik eek-
ter verklaar u: niet de Kerk, maar gij, arme zondaar, zijt
door de magt der hel overweldigd, zoodat gij thans uwe
moeder de H. Kerk uitscheldt en slaat, tot groote
voldoening van al hare vijanden. Bedenk u, er komt
een tijd, dat de poorten der hel achter eene ziel
-ocr page 37-
35
toegesloten worden en alle hoop voor eeuwig opge-
heven is.
De zaak is dan eenvoudig deze. Wanneer God ons door
den Zaligmaker de wijze wilde toonen, hoe wij onze
zielen voor de eeuwigheid konden redden, dan moest Hy
zijne Openbaring ook zeker maken, zoodat ieder Chris-
ten ten allen tijde en overal kan te weten komen, wat
hem voor het heil zijner ziel noodig is. Daartoe is het
papieren woord van den Bijbel niet voldoende, want
deze laat zich kneden als was; dit leert ons het on-
telbaar getal van protestantsche sekten. God heeft
zijne Kerk niet op was, maar op een rots gebouwd, en
deze rots is Petrus. Natuurlijk is daarmede niet de
persoon van Petrus verstaan, want zijn ligchaam werd
aan het kruis genageld en daarna begraven, maar wel
zijn ambt van opperhoofd der Kerk, welk ambt tot op den
huidigen dag door den thans regeerenden Paus voortge-
zet wordt. Wat zou er ook van de Kerk geworden zijn,
wanneer zij niet door een opperhoofd te zamen gehou-
den werd. Is het echter niet natuurlijk, dat aan dezen
oppersten bestuurder der Kerk dezelfde waarborgen door
den stichter der Kerk geschonken zijn, als aan de ge-
heele leerende Kerk, wanneer het geldt eene zekere en
bepaalde verklaring te geven van de waarheden der
Openbaring? De Bybel zelf zegt, dat Caiphas de uit-
spraak: dat het beter is, dat één mensch voor het volk
sterft, niet uit zich zelven gedaan heeft, maar omdat h\\j
in dat jaar hoogepriester was. (Joann. XI, 51.) Alzoo
heeft een door en door slechte man als Caiphas woor-
den gesproken, die hem door God waren ingegeven,
wjjl hij het ambt van hoogepriester bekleedde. Zal dan
aan den opperherder der Kerk, den Paus, die eveneens
-ocr page 38-
36
hoogepriester is, bij zijne ambtelijke uitspraken, niet
evenzoo door God de waarheid in den mond worden
gelegd, als den hoogepriester der Joden ? Het wonder
is toch niet grooter, wanneer de opperste leeraar der
Kerk in zijne ambtelijke uitspraken voor dwaling be-
hoed wordt, dan wanneer eene geheele kerkvergadering
daarvoor bewaard wordt; indien God eenige honderden
hoofden leiden kan, dan kan Hij er ook wel één leiden.
Wanneer het de kennis eener natuurlijke waarheid
geldt, dan is het doelmatig en veiliger, de knapste
en bedrevenste mannen bijeen te roepen, om de zaak
te overleggen. Men komt dan eerder tot de waarheid,
dan wanneer een alleen naar zijne persoonlijke opvatting
de zaak zou willen beslissen. Zoo bijv. zou het in den
laatsten oorlog tegen de Franschen waarschijnlijk zoo
goed niet zijn gegaan, wanneer de oude koning van
Pruisen, zonder iemand te raadplegen, alles alleen ge-
commandeerd had, zoo als het hem goed dunkte. In
zulke gewigtige aangelegenheden mag geen verstandig
mensch alles op zich alleen nemen. De koning heeft
dan ook voortdurend met den veldheer von Moltke en
zyne andere generaals krijgsraad gehouden. Doch geheel
anders dan met wereldsche aangelegenheden is het met
bovennatuurlijke aangelegenheden gesteld. Gelijk God
op eene bovennatuurlijke wijze de Openbaring en ver-
lossing aan de wereld gebragt heeft door den God-
Mensch Jesus Christus, en niet door eene geheele schaar
van hemellingen, zoo heeft Hij ook niet altijd en in alle
omstandigheden eene kerkvergadering noodig, om zijne
Openbaring en de genademiddelen, die Hij ingesteld heeft,
in stand te houden. Daarom ook hecht ik er minder
gewigt aan, dat zulke geleerde mannen, als de Duit-
-ocr page 39-
37
sche bisschoppen, gedeeltelijk niet voor de afkondiging
van de onfeilbaarheid waren. Indien het een zaak van
natuurlijke kennis en onderzoek geweest was, dan zou
ik ook gezegd hebben: het is niet de vraag, wat de
meening is van hot grootste gedeelte der bisschoppen,
maar wat de meening is van de geleerdsten en scherp-
zinnigsten. Doch op het bovennatuurlijk gebied der ge-
loofswaarheden heeft een arme missie-bisschop ten minste
even zooveel apostolisch gewigt als een bisschop, die
professor of stadspastoor of kanunnik geweest is. Het
woord van de visschers uit Galilea en van andere
apostolische mannen heeft niet om hunne, door veeljarige
studie verkregen, geleerdheid zulk een groot aanzien,
maar wel om hunne goddelijke zending; de bisschoppen
nu zijn hunne opvolgers, en daarom hebben zij geene
mindere waarde, wanneer zij ook al niet op Duitsche
universiteiten gestudeerd hebben.
Sedert het concilie van Trente zijn er 300 jaren ver-
loopen; in dezen langen tijd zijn er vele dubbelzinnige
en valsche leerstellingen door katholieke geleerden in
de wereld gezonden, die, evenals de worm in het hout,
veel kwaad hadden kunnen stichten, wanneer men ze
had laten voortwoekeren. Eene kerkvergadering kan
niet alle twee jaren gehouden worden; er zijn zelfs 300
jaren verloopen van de voorlaatste tot de laatste. In
dien tusschentijd hebben de Pausen de zaak alleen af-
gedaan en in hunne hoedanigheid van opperste leeraars
der Kerk die leerstellingen als dwalingen veroordeeld.
Daarmede heeft zich de katholieke Christenheid telkens
tevreden gesteld, en wanneer zich eenigen halstarrig
getoond hebben, dan zijn zij verdord en afgevallen, even
als een dor en uitgedroogd blad aan den boom. De kerk-
-ocr page 40-
38
vergadering te Rome heeft derhalve met het dogma van
de onfeilbaarheid van den Paus niets anders uitgespro-
ken en vastgesteld, dan wat van oudsher in de Katho-
lieke Kerk in uitoefening werd gebragt.
Maar, zou iemand welligt kunnen vragen: Had men
maar niet beter gedaan, de zaak te laten zoo als zij
tot dusverre was ? Daarop antwoord ik dit: de Katho-
lieke Kerk staat meer dan iets anders op aarde onder
de bijzondere leiding van God, daarom kan zulk eene
gewigtige uitspraak slechts door Gods beschikking en
door de leiding zijner wijsheid geschied zijn. Men ver-
gelijkt de Kerk dikwijls met een schip. Stel nu, dat gij
op een groot zeeschip zijt om naar Amerika over te ste-
ken en dat het schip ergens voor anker ligt. Op eens
geeft de kapitein aan de matrozen last, nog een anker,
liet allerlaatste, uit te werpen, om het schip nog vaster
te leggen. Wanneer gij nu een verstandig man zijt, dan
zult gij niet zoo verwaand zijn om te zeggen, dat dit
thans geheel overbodig is, daar de andere ankers tot
dusverre voldoende zijn geweest; maar gij zult denken:
de kapitein weet er meer van dan ik; welligt ziet hy
vooruit, dat er een hevige storm in aantogt is en doet
hij om die reden ook het laatste anker uitwerpen. —
Zoo heeft ook de Kerk thans nog een anker uitgeworpen
door het dogma van de onfeilbaarheid des Pausen af te
kondigen. Welligt geschiedde dit, omdat de opperste
gezagvoerder en stuurman der Kerk, nl. de goddelijke
Voorzienigheid, een grooten storm voorzag, welke over
de Kerk zoude losbreken en waarin het voor de Katho-
lieken noodig zoude zijn, dat zij van den Paus ze-
kere en bepaalde uitspraken en voorschriften zonden
ontvangen, wanneer de bisschoppen niet tot een alge-
-ocr page 41-
39
meene kerkvergadering bijeen zouden kunnen komen.
De tirannie der Russische regeering, welke de bisschop-
pen van Polen belette naar het concilie te gaan, kan
ook in andere landen nagevolgd worden. Zoo bijv. mis-
handelen de kleine tirannen van verscheidene cantons
in Zwitserland de Katholieke Kerk eveneens, daar zij de
bisschoppen aan banden trachten te leggen. Zelfs de
laatste kerkvergadering is plotseling uiteen gegaan, om-
dat de kerkroovers als wilde dieren naar binnen hol-
den, zoodra de Fransche palissaden om den Kerkelijken
Staat weggenomen waren. Omdat alzoo de uiterlijke
omstandigheden het dikwijls ten eenemale onmogelijk
maken, dat eene algemeene kerkvergadering zamen-
komt, en er van den anderen kant in het groote ge-
bouw der Kerk, waar zoovele millioenen levende men-
schen bijeen zijn, ligtelijk oneenigheid over geloofsza-
ken kan ontstaan, welke zoo spoedig mogelijk uit den
weg moet geruimd worden, daarom is het noodzakelijk,
dat de katholieke Christenheid ook zonder eene kerk-
vergadering in alle geloofszaken bepaalde en door God
gewaarborgde uitspraken kan ontvangen. Dat vinden
wij nu bij het onfeilbaar leerambt van den Paus. Daar-
van hebben wij nu door eene algemeene kerkvergade-
ring zekerheid gekregen. Misschien was deze de laatste
van allen, die gehouden zullen worden. Vóór het einde
der wereld nu zal de afval zoo groot zijn, gelijk de H.
Schriftuur zegt, dat zelfs de uitverkorenen, zoo het
mogelijk was, zouden afvallen. In dien gevaarlijken
tijd, waarin de afval van het geloof algemeen zal zijn,
en er welligt geheel nieuwe middelen zullen uitgevon-
den worden, om de geloovigen tot afval te brengen,
kan de Katholiek niet op eene algemeene kerkvergadc-
-ocr page 42-
40
ring wachten, maar is hij door het laatste concilie
naar het opperhoofd der Kerk verwezen. Ik ben geen
profeet, maar mogelijk is het toch, dat wij niet ver
meer van het einde der wereld af zijn — zoo als de
dood nadert, zoo nadert ook dit. —
Thans willen wij ook nog eens de tegenstanders van
het dogma in oogenschouw nemen, misschien dat wij dan
de uitspraak der algemeene kerkvergadering nog gemak-
kelijker zullen aannemen. Onder de geestelijkheid is er
slechts één van groote beteekenis tegen het dogma der
onfeilbaarheid, nl. de professor en domproost Döllinger
te Munchen. Doch gelijk elke stand zijne bijzondere ge-
varen heeft, zoo ook zijn ze aan den stand der groote
geleerden verbonden; en als de geleerde en vrome kerk-
vader Origenes en de strenge verdediger der Kerk Ter-
tulliaan ten laatste toch tot groote dwalingen zijn kun-
nen vervallen, dan zal ook thans nog wel, zelfs voor de
geleerdste priesters, de waarschuwing van den apostel
Paulus van toepassing zijn: „Veel weten blaast op."
Wij moeten bidden en hopen, dat een man, die door
zijne werken aan de Kerk veel eer en nut gedaan heeft,
ten laatste weer uit zijn geestverwarring gerake en tot
de ware katholieke gezindheid terugkeere.
Op welken doolweg Döllinger reeds geraakt is, zal hem
overigens wel gebleken zijn uit de adressen , die hij ontvan-
gen heeft; of moet het een katholiek priester niet onaange-
naam aandoen, wanneer hij adressen van bijval ontvangt
van lieden, die het geheele jaar niet naar de kerk gaan;
van lieden, die voor een groot gedeelte niet eensmeer
aan eenen persoonlijken God gelooven; van lieden, die
zich katholiek noemen, terwijl zij niet eens meer zoo-
veel gelooven, als de meeste Protestanten nog doen ?
-ocr page 43-
41
Van protestantsche zijde echter is hem een adres gezon-
den uit een landstreek, welke meest alle Duitsche ge-
wcsten in bekrompen onverdraagzaamheid jegens de
Katholieken overtreft, nl. uit Braunschweig.
De Zaligmaker heeft tot zijne apostelen bij het laatste
avondmaal gezegd: „ Wanneer gij het met de wereld
hield, dan zoude zij u als haars gelijken liefhebben." De
meesten dezer adressen aan den heer Döllinger komen
nu juist van lieden, die in den vollen zin van het woord
den breeden weg der wereld bewandelen, van gemeente-
raadsleden uit groote steden, van verlichte bierdrinkers
uit kleine steden en van zulke gestudeerden , wier lief-
hebberij allerminst het Christendom is. Aan zulke men-
schen van de wereld bevalt de heer Döllinger van thans,
omdat hij protesteert; vroeger heeft hij hun niet bevallen,
omdat hij toen de waarheid der Katholieke Kerk verde-
digde. Zal hij thans den breeden of den smallen weg
kiezen ?
Van de weinige geestelijken, die de meeningen van
Döllinger met kracht voorstaan, heeft juist de geleerdste
onlangs iets bedreven, waardoor zijne zedelijke waarde
in een vrij slecht daglicht gesteld is. Die verlichte
heer heeft namelijk een groetten diefstal gepleegd ter
waarde van eenige duizenden guldens, niettegenstaande hij
een zeer winstgevende betrekking had; de nood heeft
hem er alzoo niet toe gedwongen. Overigens zijn er in
deze zaak niet veel meer dan een dozijn tegenstanders
onder de geestelijken en daaronder ken ik er geen en-
kele, wien ware christelijke ootmoed kan toegekend
worden. Wat nu de leeken betreft, die adressen aan
Döllinger gezonden hebben, onder hen zijn wel is waar
vele geleerden en vooral vele professoren aan universi-
-ocr page 44-
42
teiten, doch dat beteekent even zoo weinig, als wanneer
een gemeenteraad, bestaande uit herbergiers, hande-
laars, kleermakers en renteniers, zulk een adres zou op-
maken. Want een professor van eene natuurlijke weten-
schap mag zijn vak nog zoo goed verstaan, dat geeft
hem geen bijzondere kennis van godsdienstige zaken;
zijn onderteekening heeft alzoo ook geen bijzonder
gewigt. Ook hier geldt het algemeeno spreekwoord:
„ Schoenmaker, blijf bij uw leest." Deze heeren dienen
te bedenken, dat de stichter onzer Kerk, Jesus Christus,
tot de apostelen gezegd heeft: ,, Gaat over de geheele
wereld en leert alle volkeren"—maar niet: „laat u
door de wereld leeren."
En nu wil ik nog aan iederen Katholiek, die gods-
dienst heeft en zijne ziel wil redden, een ernstige en ge-
wigtige gedachte voorhouden. Stel u eens voor, dat er in
deze strijdvraag van de onfeilbaarheid des Pausen een
bijzondere regtspraak gehouden wordt. Aan de eene
zijde staan zij, die er tegen protesteeren, aan de an-
dere zij, die zich er vol geloof aan onderwerpen. Wie
zien wij aan de zijde der geloovigen ? Al de bisschop-
pen der geheele wereld, alle kloosterlingen, die hunne
regels streng houden , alle missionarissen, die met ge-
vaar van hun eigen leven , als ware apostelen, aan de
"heidenen het Christendom verkondigen, alle brave Ka-
tholieken, die meermalen in het jaar de HH. Sacra-
menten ontvangen, die gaarne bidden, die de voorge-
schreven vastendagen houden, met christelijke liefde de
zieken bezoeken en naar hun vermogen aalmoezen geven.
En wie staan daarentegen aan de zyde van hen, die
de onfeilbaarheid des Pausen loochenen? Hierboven
heb ik reeds eenige aangegeven, die zich daartegen
-ocr page 45-
43
verzetten: voor het meerendeel zijn het zulke heeren,
die de wereld beminnen en geheel voor de wereld le-
ven; er heeft zich toch zelfs een schouwburg-directeur
in Munchen aan het hoofd gesteld van deze Nieutc-Pro-
tetianten
(dat toch zijn die heeren , en geen Oud-Katho-
lieken,
gelijk zy zich zelve om het volk noemen). Daarbij
komen nog alle afgevallen Katholieken, allen, die in
gemengde huwelijken leven en hunne kinderen protes-
tantsch laten opvoeden, alle vrijmetselaars, alle publieke
zondaars, alle lezers en liefhebbers van dagbladen, die
de Kerk en de godsdienst bestrijden. En wanneer men
allen , die deelgenomen hebben aan het helsche moorden
en brandstichten in Parijs, had laten stemmen over de
onfeilbaarheid des Pausen , dan hadden zij allen als een.
man met de hoogleeraars van Munchen en de gemeente-
raden gestemd. Is het niet zoo?
Nog erbarmelijker is het om te zien, hoe velen dezer
voorname mannen aan de zoogenaamde magtelooze Ka-
tholieke Kerk, evenals het graauwe dier aan den doo-
den leeuw, een schop geven, en daarentegen voor de
staatsmagt kruipen en kwispelstaarten. Deze aan land
en regering trouwe patriotten maken er zich angstig
en bezorgd over, dat het vaderland door de onfeilbaar-
heid in groot gevaar zal komen. O! gij vurige bemin-
naars van het vaderland, gij zelve zult nog in grooten
angst en nood komen, wanneer het op sterven aankomt;
dan verlaat u het vaderland en dan kan de grondwet
u in niets helpen; wat u echter in dat uur zou kun-
nen helpen, nl. de Kerk, daartegen hebt gij uw vuist
gebald en den rug gekeerd.
Nu vraag ik aan iederen lezer, die zich iets gelegen
laat liggen aan zijn lot in de eeuwigheid: Aan welke
-ocr page 46-
44
zijde plaatst gij u? Verplaats u in dat uur, waarin de
tyd voor u ophoudt en de eeuwigheid begint; zult gy
dan gerust en getroost zijn, wanneer gij tot de bestry-
ders van de onfeilbaarheid des Pausen behoord hebt?
Zelfs vele onpartijdige en verstandige Protestanten zeg-
gen: Wie gelooft, dat de Kerk werkelijk den bijstand
heeft van den H. Geest, die moet ook gelooven, dat
de heilige Geest de leer der Kerk voor dwaling be-
waart, dat alzoo ook de vergadering van de opperste
kerkleeraars, de bisschoppen, onfeilbaar is. En daar
de grootste aller kerkvergaderingen thans de uitspraak
gedaan heeft, dat haar opperhoofd, de Paus, door den
bijstand van den H. Geest in zijne leerdecisies niet
dwaalt, zoo moet ook dit waar zijn of anders verkeert
de geheele Katholieke Kerk in dwaling, zoodat de be-
lofte van den H. Geest niet vervuld is.
Zulke zaken laten zich overigens niet met de el van
het gewone verstand afmeten, wijl ze niet tot de aan-
gelegenheden van dit tijdelijke leven en de natuurver-
schijnsclen behooren. Zij behooren tot de bovennatuur-
lijke orde van zaken, tot de onmiddellijke inwerkingen
van God; zij zijn ons medegedeeld door de goddelijke
Openbaring en wij kunnen ze daarom slechts door het
geloof leeren kennen. Het godsdienstig geloof is echter
geene zaak, die men met advocaten, rentmeesters,
schouwburgdirecteurs en kooplieden kan afmaken; het is
eene afstraling en verlichting van boven, waardoor de
ziel des menschen volkomen overtuigd wordt van de
waarheden der Openbaring. Wie nu naar onder duikt,
zich boven alles om wereldsche zaken bekommert, en ge-
not, geld en aanzien voor de hoofdzaak houdt, die huist
als het ware onder een strooijen dak, zoodat het licht
-ocr page 47-
45
des geloofs niet tot hem kan doordringen en zijn ziel in
den kouden nacht der duisternis blijft zitten. Zulke lieden,
zij mogen dan, uit wereldsch oogpunt, nog zoo beschaafd
wezen , zijn tegenover de christelijke zielen, wier levens-
element God en de deugd is, hetzelfde wat een mol,
die in de aarde wroet, tegenover een leeuwerik is, die
reeds bij het aanbreken van den dag in de hoogte stijgt en
daarboven hoog in den blaauwen helderen hemel zyn
lied zingt. — Wanneer een mol kon denken, dan zou
hy zeker denken: zulk een leeuwerik is toch een dom
schepsel, wijl hij in plaats van wormen in den vochtigen
grond te zoeken, daar boven in de onmetelijke lucht
en den verbliudenden zonneschijn ronddwarrelt.
Zoo ook is de kerkelijke uitspraak van de onfeilbaar-
heid des Pausen slechts aannemelijk en te verdragen
voor het geloof, want juist door het geloof verheft zich
de ziel boven den natuurlijken staat van het gewone
denken, gelijk zich de leeuwerik verheft boven het ko-
renveld, waar hij zijn nest heeft. En gelijk hij hoog in
de lucht vele andere dingen ziet dan in de grep, waar
hij des nachts gerust heeft, zoo ziet ook de Christen
in het geloof veel grooter en verhevener zaken dan de
wereldsche menschen, die niet de vleugels van het gebed
kunnen uitspreiden, om in den zonneglans van het geloof
op te stijgen. Daarom ook kan de geloovige, gelijk de
apostel Paulus schrijft, alles beoordeelen, ook den toe-
stand en de kortzigtigheid van den ongeloovige; deze
echter kan den toestand der geloovigen niet beoordeelen,
en noemt daarom dien toestand onzin en duisternis.
Wij willen ons echter thans weder tot zulke lieden
wenden , bij wie ten minste nog een smeulende vonk
van het geloof te vinden is. Wanneer gy de onfeilbaar-
-ocr page 48-
46
heid des Pausen bij het verklaren van de H. Schriftuur
en de overlevering een wonder wilt noemen, dan heb ik
daar niets tegen; men kan toch geen Katholiek zijn zon-
der dat men aan wonderen ook nog in dezen tegenwoor-
digen tijd gelooft. Er hebben nog eiken dag wonderen
in de Katholieke Kerk plaats. Het is een wonder, wat
in de ziel van het kind door het H. Doopsel uitgewerkt
wordt; het is een wonder, wat de absolutie van den
priester in den zondaar uitwerkt, zoodat dikwijl» de he-
vigste gewetenswroegingen plotseling ophouden, gelijk
de storm en de baren stil werden, toen Christus hun
gebood; en het allergrootste wonder heeft eiken mor-
gen duizenden malen en op alle plaatsen der aarde, waar
Katholieken wonen, namelijk in alle heilige Missen bij de
consecratie, plaats. Vergeleken bij dit dagelijksche wonder,
waaraan toch iedere Katholiek gelooft, is het betrekke-
lijk slechts een klein wonder, dat Christus er voor
zorgt, dat de Paus, die door hem als opperste leeraar
der Kerk aangesteld is, nooit in die hoedanigheid een
dwaalleer aan de Christenen verkondigt.
Even goed als de geloovige Katholiek op de woorden
van Christus die dagelijksche wonderen gelooft, moet
hij nu ook dat wonder gelooven; het is eveneens door
de woorden van Christus beloofd, daar Hij gezegd heeft :
„ Gij zijt Petrus en op deze steenrots zal ik mijne Kerk
bouwen en de poorten, d. w. z. de magt der hel, zul-
len haar niet overweldigen." De magt en het wapen
der hel is echter vóór alle» de leugen. Zoodra de Paus
de katholieke leer door eene onwaarheid kon bederven,
zou de magt der hel de Kerk overmeesterd hebben en
dan zou de belofte van Christus zelven valsch zijn. Juist
daardoor dat Christus in Petrus en in zijne opvolgers, de
-ocr page 49-
47
Pausen, een rots, een grondslag van leering gelegd heeft,
juist daardoor heeft de Kerk vastheid en zamenhang.
Indien de leerdecisies des Pausen eerst door de instem-
ming van de andere leeraars der Kerk kracht kregen,
dan zou de rots op de Kerk, doch niet de Kerk op de
rots geplaatst zijn. Eene menigte van bisschoppen zijn
reeds in den loop der eeuwen, door afwijking van het
geloof, van de Katholieke Kerk afgevallen; een Pau\'s is
echter nog nooit afgevallen, zoolang het Christendom
bestaat.
Te Rome zijn eeuwenoude steengroeven of gangen,
die zich uren ver onder den grond uitstrekken; men
noemt ze catacomben. Daarin zochten de Christenen in
de eerste 300 jaren een schuil- en wijkplaats, wanneer
de Romeinsche keizers hunne vervolgingswoede over hen
hadden losgelaten, en ook droegen zij hunne dooden en
martelaars daarheen, om ze te begraven. Zelfs werd er
onder de aarde godsdienst gehouden en men vindt in die
catacomben een groot aantal uitgehouwen kapellen. In
deze onderaardsche groote ruimten, waar de Christenen
levend en dood bij elkander woonden, vindt men vele
beelden aan de wanden en ook op de fleschjes, waarin
het bloed der martelaren bewaard werd. Deze beelden
zijn symbolisch, d. i. zij geven door zinnelijke afbeeldin-
gen hoogere waarheden te kennen, en zijn daarom een
beeldschrift. En omdat zij van de eerste eeuwen des
Christendoms dagteekenen, behooren zij ook tot de over-
levering, zij toonen namelijk, wat de Christenen toen reeds
geloofd hebben Men vindt er bijv. dikwijls het beeld
van Jonas, die van het schip in de zee geworpen, ver-
volgens door den walvisch opgeslokt en dan weder op
het land geworpen wordt. De beteekenis van dat beeld
-ocr page 50-
48
is eene opwekking tot het martelaarschap; de Christen,
die uit het midden der geloovigen weggesleept en gemar-
teld wordt, valt als het ware in den muil van den wal-
visch. Deze kan hem echter niet in zich houden, en werpt
hem op het vaste land, d. i. in de eeuwige rust des
hemels. — Een ander beeld toont Adam en Eva na
den zondeval; God geeft aan ieder een geschenk: aan
Eva een lam, aan Adam een bundel korenaren. Dat
is een zinnebeeld, hetwelk te kennen geeft, dat God
aan beide geslachten, op verschillende wijze, het Aller-
hoogste, dat is, zijn Zoon gegeven heeft: aan het vrou-
welijk geslacht, daar door den II Geest uit de Maagd
Maria Jesus, het lam Gods, geboren is; aan het man-
nelijk geslacht, daar bij de heilige woorden, welke de
priester uitspreekt, de hostie door den II. Geest veran-
derd wordt in het levende ligehaam van den God-Mensch.
Er komt daar echter ook een beeld voor, hetwelk
betrekking heeft op onze strijdvraag. Het beeld stelt
eenen man voor, die met zijn staf op een rots slaat,
waaruit dan een stroom water vloeit. Pater Marki, die
in die dagen, waarin ik te Rome was, aan de vreemde-
lingen de beelden in deze catacomben toonde en ver-
klaarde , vroeg aan een Engelschman, wie door dat beeld
werd voorgesteld. De Engelschman zeide: Mozes, die
in de woestijn op de rots slaat. De pater antwoordde:
Mozes wordt altijd afgebeeld met een lang gewaad, gelijk
de mannen in het Oosten droegen; doch de man op de
afbeelding draagt een kort romeinsch kleed, dat slechts
tot aan de kniën reikt ((unica). Het stelt Petrus voor;
de rots beteekent de Kerk of wel Christus, die in den
1. brief aan de Corinthiërs (Hoofdst. X) nadrukkelyk
de geestelijke rots genoemd wordt, waaruit de Joden
-ocr page 51-
49
in den woestijn gedronken hebben; het stroomende water
is de- waarheid en de genaden, welke Christus den
menschen doet toevloeijen. Het beeld leert nu, dat de
waarheden en genaden, die ons door Christus geschon-
ken zijn, door Petrus en zijne opvolgers aan de Christen-
heid medegedeeld worden, gelijk weleer Mozes uit de
wonderbare rots water deed vloeijen voor het Israëlitische
volk, waarover hij door God tot aanvoerder gesteld
was. — De Engelschman dacht welligt: de pater is door
zijne katholieke vooroordeelen bevangen, ten minste hy
bleef bij zijne bewering, dat de man, die voor de rots
stond, niet Petrus, maar Mozes was. Pater Marki echter
verklaarde hem te zullen bewijzen, dat de afbeelding
niet Mozes, maar wel Petrus en de Kerk voorstelde.
Er worden namelijk in de catacomben ook kleine glazen
gevonden, waarin een weinig opgedroogd bloed van
martelaars bewaard wordt en op velen dezer glazen staan
ook dergelijke symbolische afbeeldingen. De pater toonde
den Engelschman zulk een catacomben-glas, waarop de-
zelfde afbeelding stond van een man, die met zijn staf op de
rots slaat; daaronder nu was een woord gegrifd, en dat
woord was: Petrus (jrerpo^).
Gelijk dikwijls bij de Engelschen het geval is,bragt
deze zaak den Engelschman tot ernstig en diep naden-
ken. „Dus, reeds in de eerste eeuwen van het Christen-
dom werd Petrus gehouden voor diengene, die het water
des hemels uit de rots der Kerk doet stroomen en den
geloovigen toevoert." Deze gedachte was voor den En-
gelschman een aansporing, om zich met ernst toe te leggen
op de kennis der katholieke geloofsleer. En na weinige
weken reeds was hij een geloovig Katholiek.
Nu vraag ik u, lezer, is het eene nieuwigheid of is
stolz. *
                                                                  4
-ocr page 52-
50
het eene waarheid, die reeds door de eerste Christenen
geloofd werd, dat Petrus en zijne opvolgers ons als die-
genen aangewezen zijn, bij wie wy de oude zekere Open-
baring moeten zoeken? Christus is gekomen vol van
waarheid en genade; deze heeft Hij weggelegd in de
schatkamer der H. Kerk, wier bestaan gewaarborgd
en verzekerd is tot aan het einde der wereld.. En
de schatbewaarder is de Paus. Het is goed. wan-
neer alle andere hoofden der Kerk met hem beraad-
slagen, maar niet altijd kan dit geschieden. Daarom
heeft Christus aan zijn plaatsbekleeder volmagt en
waarborgen geschonken, om de ware leer van het
Christendom ambtelijk uit te spreken, zoodra er door
katholieke godgeleerden, schrijvers en predikers ge-
vaarlijke stellingen verkondigd worden. Zulke uitspra-
ken en bepalingen zijn echter in het geheel geen losse
invallen van den Paus, maar gelijk de priester om de
HH. Sacramenten zóó toe te dienen, dat zij geldig zijn
en uitwerking hebben , telkemale de uitdrukkelijk goede
bedoeling moet maken, zoo ook kan de uitspraak van den
Paus over de geloofsleer eerst na rijpe beraadslaging ge-
schieden. Door andere geleerde priesters doet hij onderzoe-
ken, wat er in de H. Schriftuur en in de overlevering der
Katholieke Kerk gevonden wordt — en daarna eerst geeft
hij zijne uitspraak, welke dan als de oude katholieke leer
moet worden aangenomen. Hierbij wordt hij door den
H. Geest bijgestaan, opdat aan de Kerk geene dwaling
zou verkondigd worden. De onfeilbaarheid is dus geene
persoonlijke eigenschap van den Paus, maar een bijstand
voor den hoogsten kerkdijken leeraar. Wanneer Pius IX
zyn ambt van opperherder der Kerk, van Paus zoude
neerleggen, gelijk eens de H. Celestinus V gedaan heeft,
-ocr page 53-
51
in zou ook zijne onfeilbaarheid ophouden, even als hij ,
e van een glanzenden bergtop in een lommerrijk dal
\'daalt, de helderheid verliest, die hem daarboven aan
Ie kanten omgaf.
Het gaat met de geheele Christenheid gelijk het gaat
iet eiken Christen afzonderlijk; de apostel Petrus schrijft
amelijk: Broeders, weest nuchter en waakt, want uw
igenstander, de duivel, gaat rond als een brieschende
leuw, zoekende wien hij zal verslinden. Weerstaat hem
rachtig in het geloof." Reeds de apostelen en de kerk-
aders maken er opmerkzaam op, dat er van tijd tot
jd dwaalleeraars zullen komen, wijl God de Christe-
en daardoor in de nederige onderwerping van hun geloof
•\'il beproeven. — Ook thans zoekt de duivel de Katho-
ieken met betrekking tot hun geloof te ziften. Zij, die
egen het onfeilbare leergezag protesten en adressen op-
mken, loopen met hun hoofd tegen de rots, waarop de
ierk staat. De rots en de Kerk schudden niet door dien
toot, maar wel lijden die hoofden er bij. Zij meenen
■ndanks dat alles toch nog Katholieken te blijven, doch
n waarheid zitten zij tusschen twee stoelen in de asch.—
\'ij hebben geene bisschoppen , geene kerken , geene kerk-
•egeling, geen godsdienst. In dezen klem kunnen zij
liet blijven, zij moeten of wel tot Gustaaf Adolf gaan,
)f zij moeten zich vernederen voor de wereld en verhef-
\'en voor God, door als verstandige menschen te erken-
len: ik heb gedwaald, de Katholieke Kerk verstaat zulke
»ken beter dan ik, daarom onderwerp ik mijn oordeel
van het hare.
Toen na een, voor de ongeloovige Joden moeijelijk
e verduwen , uitspraak van den Zaligmaker over het eten
-ocr page 54-
52
van zijn vleesch, velen zijner leerlingen hem verlie-
ten, zeggende: „Dat is eene harde taal, wie kan
die hooren!" wendde zich de Zaligmaker tot zijne apos-
telen en zeide: „Wilt ook gij niet heengaan ?" —
En toen antwoordde Petrus: „ Heer, tot wien zullen wij
gaan ? Gij hebt de woorden des eeuwigen levens." Zoo
gaat het ook bij deze schijnbaar harde leer van de on-
feilbaarheid des Pausen. Een aantal wereldgezinde lee-
ken en geestelijken kunnen deze leer niet verduwen en
scheiden zich van het opperhoofd der Kerk en daarmede
van de Kerk zelve af. Maar God zij dank, niet velen
zijn heengegaan en millioenen zijn gebleven. Deze mil-
lioenen willen eens in den hemel komen, daarom willen
zij zich niet scheiden van hem, tot wien de Heer gezegd
heeft: „Ik geef u de sleutels des hemels; wat gij op
aarde zult binden, zal ook gebonden zijn in den hemel,
en wat gij op aarde zult ontbinden, zal ook ontbonden
zijn in den hemel."
De Kerk heeft op de groote algemeene kerkvergade-
ring voor de Christenheid de uitspraak gedaan, dat het
opperhoofd der Kerk ook zonder kerkvergadering door
den bijstand van God van dwaling gevrijwaard is wan-
neer hij in zaken van het geloof of der zedelijke plichten
een plegtige uitspraak aan de Christenheid doet. Daar
om zeggen allen, die katholiek zijn en willen blijven
1
tot de Kerk en haar opperhoofd, wat Petrus eens t
den stichter der Kerk zeidc: Tot wien zullen wij gaan
Gij hebt de woorden de* eeuwigen levens!"
Credo. — Ik geloof.
-