-ocr page 1-
Vak 76
ERWEGUNGEN
BITTER LIJDEN
astlgi,
jr elKen öag der Vaste.
J. &. H. C. ESSINK,
i. l\'Ulk* ir.H ES I\'AWiOOK Ti. OUSTl\'VIif.B\',
•\' 1
c ï ii t: cin,
DEKKER .Sr VAK DÉ VEöY
1871.
-ocr page 2-
-ocr page 3-
OVERWEGINGEN
OVKR HKT
BITTER LIJDEN
ONZES HEEUEÏT.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
mw> f3?3^
Vak 76
h/r.
O^VEH^VEG-IlïTCa-ElSJ"
OVER TIET
BITTER LIJ OEN
©MIES HiaiH,
voor eiken dag der Vaste.
t. G. H. C. ESSISK,
O T U E C H T,
DEKKER & VAN DE VEOT.
1871.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
V O O R W OOR D.
Wij nu, zegt de H. Paulus, verkondigen den ge-
kruisten Christus, voor den Joden wel is waar eene
ergernis en ><oor de Heidenen eene dwaasheid; \'/och
voor hen, die uit de Joden en Heidenen geroepen
zijn, Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods.
Er was welligt nooit een tijd, waarin het den
christen meer postte zich dit woord van Paulus
steeds in het geheugen te roepen dan deze tijd,
waarin ongebondenheid der harlstogten, ongeloof en
goddeloosheid zoo zeer aan het Kruit van Christus
zich ergeren en zoo luide spotten met de tracht en
de wijsheid Gods.
Den christen, die onze hoogmoedige, zinnelijke en
aardugezinde eeuw eenigzins heeft gadegeslagen,
moet liet eene behoefte zijn zich te verkioikken in de
overweging van \'s Heereu lijden en aan den voet van
-ocr page 8-
\'f Meeren Kruis met verdubbelden i/ver Ie leeren, hoe
mmi de wereld overwinnen moet.
De overweginycn, die ik den godvrtichtigen lezer
hier aanbied roor eiken day der Vaste, bevatten ge-
dachten , gevoelens en begeerten
, die Jesus\' lijden en
Kruis bij mij opwekten. Hetere, schoonere en meer
verheffende zullen er in andere, over dezelfde Hof
geschreven boeken, gevonden worden; misschien zal
de godvruchtige lezer door eigen overwegingen zich
zelve» meer kunnen stichten, da» door het lezen van
dit boekske. Doch ook in dit geval zelfs zal mijn
arbeid niet geheel vruchteloos zijn. De welwillende
lezer beschouwe hem dan slechts als eene bevestiging
van hetgeen hij zelf ondervonden heeft: dat het lijden
en de wonden van Jesus voor elkeen en in alle om-
standigheden eene bron zijn van troost, bemoediging
,
kracht en sterkte, van licht en vrede in het gewoel
der wereld, van een vast geloof, onwrikbaar ver-
trouwen, vurige liefde en opregte droefheid over de
zonde; kortom, van alle gevoelens, die den strijder
van Christus en het kind Gods betamen.
* Daar ik, wegens het mij voorgestelde doel, aan
een bepaald getal overwegingen mij te houden had,
en aan elke overweging slechts eene beperkte ruimte
-ocr page 9-
kon genen, terwijl ik torh tien loop der lijdtn*-
getchiedsnis zooveel mogelijk irentchte te volgen, zag
ik mij genoodzaakt, daar eerst een aanvang te
maken, waar Jesus uitgaat naar Gethsemani.
Ik eindig met den wentch, dat de godvruchtige
lezer niet alleen in dit boekske eenige stichting vinde,
maar dat hij meer en meer moge opgewekt worden
tot de overweging van het lijden des Heeren en, steeds
wederkeerende tot de wonden en het Kruis van Jenus,
daar vinden moge wat Gods dienaren en heiligen er
altijd gevonden hebben.
-ocr page 10-
-ocr page 11-
ASOÏÏDAG.
Haec cum dixisset JesuR, egressus ett cuni
ducipulis euis tran9 torrentem Ceilron.
Joan XVIII: l.
Toen Jesus dit gezegd had, is lij met zijne
leerlingen uitgegaan over de ueelt Kedron.
Het laatste avondmaal spoedde ten einde,
toen Judas zijn goddelijken meester verliet en
zich naar de Joden begaf, ten einde de laatste
beschikkingen te maken, die nog noodig mogten
zijn tot voltrekking van het verraad. Terwijl
de trouwelooze leerling zich geheel ter beschik-
king stelde van de gezworen vijanden des Heeren
en met de Joden de laatste maatregelen be-
raamdo, besloot Jesus de groote plegtigheid
van het avondmaal met de zielroerende verma-
ningen door den Evangelist Joannes opgetee»
kend en met het hoogepriesterlijke gebed voor
do apostelen en voor allen, die op hunne predi>
king eens in Hem zouden gelooven. Daarna
ging Hij met zijne leerlingen uit Jerusalem over
de beek Kedron. Laat ons heden den Verlosser
1
-ocr page 12-
•I
beschouwen, die daar uitgaat zijne vijanden en
zijn kruis te gemoet!
Dat Jesus vtijioillig , uit gehoorzaamheid jegens
den hemelschen Vader en uit liefde tot ons
menschen geleden heeft, welk Christen weet dit
niet? En toch zeg ik zonder aarzelen, dat deze
waarheid niet diep genoeg gegrift is in ons hart,
niet helder genoeg staat voor onzen geest. Nim-
mer mogen wij Jesus in de boeijen aanschouwen,
nimmer mogen wij Hem zien geslagen, bespogen en
vertrapt, nimmer mag Bij voor onze oogen staan
door geeselslagen verscheurd en met doornen
gekroond, nimmer mogen wij een blik werpen
op den Meester, die aan het kruishout sterft,
zonder dat wij in liefdevolle smart het woord
van den Evangelist herhalen: Egreisus est, daartoe
is Hij uitgegaan.
Het was nacht; de nacht door den verrader
uitgekozen; de nacht door de Joden met onge-
duld verbeid; de nacht, waarin de boosheid hare
verzamelde krachten zal ontplooijen om de gruwe-
lijkste misdaad in duizend vormen te plegen;
de nacht eener helsche duisternis, zoo als er
geen tweede geweest is, noch komen zal. Jesus
kende dien nacht in al zijne verschrikkingen.
Hij wist wat Hij te gemoet ging; de lijdensweg
lag open voor zijn oog; aan diens einde zag Hij
reeds het kruis. Judas neemt met de Joden
-ocr page 13-
s
nog vele voorzorgen om het verraad te doen
gelnkken, zij vreesden nog; maar Jesus wist
wat aan niemand bekend was: den geheelen
afloop van den aanslag. Hij hoorde den verrader
zeggen: dien ik kussen zal, die is het, grijpt
Hem en leidt Hem voorzichtig teeg
; Hij zag
de touwen, slokken en zwaarden, die men be-
stemde tot den aanval, en dit alles gaat Hij
vrijwillig te gemoet. Hij gaat ter plaatse, waar
de bende zal komen, als haddc Hij deelgenomen
aan de afspraak der Joden; Hij gaat er henen,
alvorens zijne vijanden nog gereed zijn; Hij zal
hen afwachten, te gemoet gaan!
Eenige oogenblikken voor dat Jesus Jerusalem
verliet, sloeg Hij zijne oogen ten hemel en
sprak: Vader het uur is gekomen. Wanneer gij
dan nu den goddelijken Verlosser uit Jerusalem
over de beek Kedron ziet trekken en de lustu
bekruipt om Hem te vragen: Heer, waarom gaat
Gij daarheen, weet Gij dan niet dat de Joden
U daar zullen zoeken? Jesus antwoordt u:
venit hora, hel uur is gekomen.
Als kind heeft Jesus zich aan de vervolging
vau Herodes onttrokken, omdat het uur nog
niet gekomen was; tijdens zijn openbaar leven
onttrok Hij zich meermalen aan de aanslagen
der Joden, want het uur was niet daar, maar
thans, nu het uur gekomen is, begeeft Jesus
1*
-ocr page 14-
I
zich naar Gethseinani, eerder bereid om den
verraderlijken kus te ontvangen, dan Judas om
het verraad te voltrekken. Judas, zoo luidden
de laatste woorden, welke Jesus tot den ver-
rader sprak, toen deze van Hem henen ging,
Judas wal gij doet, doe dat spoedig; alsof Hij
Hij zeggen wilde: Judas, Ik zal daar eerder
zijn dan gij. Zie dan Jesus, nu het uur
gekomen is, daarhenentrekken zijne vijanden
vooruit, opdat gij weten moogt, dat Hij een
grooter verlangen heeft om te sterven voor het
heil der wereld, dan zijne vijanden hebben om
Hem te dooden.
Wanneer wij Jesus in de nachtelijke stilte
Jerusalem zien uitgaan naar den Olijfberg, dan
houden wij onze aandacht uitsluitend op die
handeling gevestigd; onze bekrompen geest ziet
dan slechts dezen uitgang, die een einde maakte
aan dat moeitevol leven, \'t welk Hij begon,
toen Hij van den Vader uitging en op de aarde
kwam. Doch wanneer was Jesus zonder kruis,
zonder lijden? En bij al zijn honger en dorst,
bij alle vermoeijenis, verlatenheid en tegenspraak,
bij allen smaad en hoon, die Hij van de Joden
ondervond, stonden nog zijn laatste uitgang enhet
kruis van Golgotha steeds dreigend voor zijne
oogen; Hij wist, dat elk oogenblik van zijn
leven eene schrede nader bragt tot het uur,
-ocr page 15-
ö
waarin wij Hem thans gekomen zien. Nietalloeu
heeft Hij dit geweten, maar Hij heeft het ook
gewild. Hetzij gij Jesus aanschouwt gedragen
op de armen zijner moeder; hetzij gij Hem al
leerende en weldoende het land ziet rondtrek-
ken, hetzij gij Hem zijne vijanden ziet ontgaan,
steeds kunt gij zeggen: mijn Jesus is op weg
naar Gethsemani en Golgotha. Ja dit moet gij
wel beseften; Jesus wil dat gij er van door-
drongen zijt. Waarom toch sprak Hij ge-
durig tot zijne leerlingen over het vreesse-
lijk uur, waarin wij Hem nu gekomen zien ;
waarom wees Hij hen naar Jesusalem als de
plaats waar Hij de laatste en bitterste droppelen
uit den lijdenskelk drinken zou; waarom sprak
Hij zoo uitvoerig tot hen over de bijzonder-
lieden van zijnen dood P Opdat zij nooit zouden
vergeten, dat Hij zijn kruis steeds voor oogen
had en het in liefde heeft gezocht.
Sla thans echter uitsluitend uw oog op Jesus,
die met zijne leerlingen Jerusalem uittrekt om
vrijwillig den geheelen kelk to ledigen. Neer-
slagtig gingen de leerlingen aan \'s Heeren zijde.
Hoewel zij de voorspellingen van hunnen Meester
niet begrepen hadden, zij gevoelden toch dat
zich een zwaar onweder boven hunne hoofden
zamenpakte, dat er vreesselijke dingen stonden
te gebeuren; bij elke schrede werd huu de toe-
-ocr page 16-
o
komst donkerder. Jesus had hun in de laatste
oogenblikken over niets gesproken, dan over
het verraad, de aanstaande ergernis, do ver-
strooide schapen, den geslagen herder, zijn lijden
en dood; ui die woorden kwamen gestadig, als
zoo vele schrikbeelden voor hunnen geest; treurig
gingen zij nuar de Olijfberg, en toch begrepen
zij dezen uitgang niet. Jesus alleen zag wat
voor de oogen der leerlingen verborgen was ,
Hij konde ook hier herhalen: wal ik thans doe,
weet gij niet, later zult gij het begrijpen. Later,
ja, binnen eenige uren zal de gordijn geheel
worden weggerukt, en de verbaasde leerlingen
zullen in diepe verslagenheid zien welk een
onmetelijk lijden Jesus is te geinoet gegaan.
Maar zullen zij het dan begrijpen? Nog niet.
Later, wanneer de verrezen Meester hun de
kalmte heeft teruggebracht, wanneer zij genezen
van hunne verslagenheid, dien laatsten uitgang
in stilte overdenken, dan eerst zullen zij be-
grijpen wat de goede Jesus hier doet, dan zullen
zij ons verhalen: Hij wist alles en ging tijm
vijanden te gemoet; Uij heeft ons bemind en Zich
Zelvea voor ons overgeleverd; Hij heeft zich overge-
leverd omdat I/ij het Zelf gewild heeft.
O, die nacht, die treurige duisternis, die
laatste uitgang, steeds stonden zij den leerlingen
voor den geest! Men verhaalt van Petrus, dal
-ocr page 17-
/
hij, op raad en door de hulp der Christenen
uit de gevangenis ontvlugt om de handen van
den wreeden Keizer Nero te ontkomen, juist
toen hij Eome uitging Christus ontmoette; de
verbaasde leerling vroeg: Heer waar gaat gij
henen, en de Heer antwoordde: ik ga naar
Rome om weder gekruisigd te worden. Welk
een onzettende indruk maakte dit woord op den
vlugtenden apostel! In een oogwenk stond de
akelige nacht, de laatste uitgang, de vrijwillige
overgave van Jesus in den dood voor zijnen
geest. Hij zag zich de matelooze liefde des
Heeren door dat eenvoudige woord te binnen
gebracht, en had nu geen andere begeerte dan
voor Jesus zich over te geven in den dood; on-
ïniddelijk keerde hij naar de gevangenis weder.
Lieve Christen denk heden, den eersten dag
van de h. Vastentijd, aan \'s Heeren laatsteu uit-
gang. Heden toch verschijnt u de goddelijke
Verlosser en zegt tot u, wat Hij aan de poorten
van Home tot Petrus zeide: Ik ga gekruisigd
worden. Gelijk Ik eens vrijwillig aan het lijden
Mij overgaf, zoo zullen thans mijne "getrouwe
leerlingen aan lijden, versterving, vasten en boete
zich overgeven, opdat Ik in heil mijn lijden voort»
zette. Ik ga gekruisigd worden! O mogt de her-
innering aan \'s Heeren laatsten uitgang, aan Jesus
vrijwillig lijdon ons nopeu, dwingen en aanliou-
-ocr page 18-
8
dend drijven tot vasten, versterving en zell-
kas tij ding.
Hebt gij al bij u zei ven besloten, wat gij in
dezen tijd u wilt opleggen? Natuurlijk zult gij
de vastewet naauwkeurig onderhouden, indien
wettige redenen u niet ontslaan; maar zult gij
het ook met liefde en blijdschap doenP Zult
gij u buitendien ook nog in andere zaken ver-
sterven; zult gij meer bidden en minder uit-
spanning nemen; meer arbeiden, waken en aal-
moezen geven; zult gij uwe hartstogten meer
beteugelen P Treed in overleg met u zelven,
maak bepaalde voornemens, wat gij doen zult en
ga dan met Jesus uit.
-ocr page 19-
DONDERDAG NA ASCHDAG.
Tune dlcit ilHs Jouf>; Omnes vos seandatum
patietninl in me In ista tiocte t icrfptuir.
est enim percutiam pastoren) et ditporgon
tur oven grogls.
Math. XXVI: SI.
Toen xetde Jesus tot hen. t?ü allen znlt in
dezen naoht aan HQ (ref\'r^erd worden;
want er staat ffesohrevon: ikial donherder
-;laan, en de schapen der kudde zulU\'n
verstrooid irordtn.
Gisteren hebben wij den laatsten uitgang van
JesuB naar den Olijfberg overwogen. Wij zagen
de leerlingen treurig en neerslagtig aan zijne
zijde voortgaan, hoewel slechts een donker
voorgevoel van de dingen, die komen zouden,
hen ter neerdrukte; want Jesus alleen wist wat
Hij vrijwillig te gemoet ging en hoo bitter een
lijden Hij op zich nam. Binnen eenige uren
zal nu de gordijn worden weggerukt, dan zullen
de schapen den herder zóó geslagen zien, dat
zij allen aan Hem geërgerd worden. Onstelfe-
nis zal hen aangrijpen, verwarring zal zich van
hen meester waken, akelige schrikbeelden asul-
-ocr page 20-
10
len hen het hoofd doen verliezen, dikke nevelen
zullen hen omgeven, zij zullen als radeloos
niet meer weten wat te denken of te doen.
Kortom: in de ure der duisternis zullen wij
hen zien dwalen als schapen zonder herder.
Het geloof der leerlingen was noch helder,
noch krachtig genoeg om hun licht te geven in de
duisternis van dezen nacht en sterkte tegen
het geweld van \'s Heeren vijanden. Uit de er-
gernis, waaronder de leerlingen bezweken zijn,
kunnen wij de diepte van \'s Heeren lijden en
vernedering afmeten zoowel als de zwakheid
van ons mcnschelijk hart en de bekrompenheid
van onzen geest; want wacht u wel te denken,
dat gij sterker zijt dan de leerlingen waren en
dat uw geloof krachtiger is dan het hunne.
Toen de meeningen omtrent den persoon des
Heeren verschilden en men zich de zonderling"
ste denkbeelden over Jesus vormde, toen vroeg
de Verlosser aan zijne leerlingen: maar gij, wie
zegt gij, dal Ik ben?
Simon Petrus antwoordde
zonder aarzelen: Gij zijt de Christus, de Zoon van
den levenden Ood,
Eenvoudige, maar verhevene
getuigenis! Als in heilige opgetogenheid staart
Jesus Petrus danookaan , en zegt: Zalig zijt gij Si-
non Bar-Jona, want vleesch en bloed hebben u dit niet
geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen
is.
De diepe en kalme overtuiging, waarmede
-ocr page 21-
Jl
Petrus sprak, de heldere blik, die hem in de
gestuite van den dienstknecht den Zoon Gods
deed onderscheiden, konden slechts vruchten
zijn van de openbaring des Vaders. Simon Petrus
had wel is waar de almagt, de goddelijke wijs-
heid en goedheid van Jesus in duizende werken
en wonderen aanschouwd, maar ook dagelijks
zag hij de zwakheid des Heeren in den aange-
nomen mensehelijkeu natuur; hij zag zijn Mees-
ter in alles aan ons gelijk geworden behalve
in de zonde; hij zag Hem hongeren en dorsten,
ouderworpen aan hitte, koude en vermoeijenis;
hij zag Hem behoefte hebben aan rust en slaap. De
heldere blik des geloofs deed hem ochter de
almagt in de zwakheid, de ongeschapene glorie
in de vernedering, de onveranderlijkheid van
den Schepper in de nooddruftige behoeften van
het schepsel aanschouwen. Heerlijk geloof! En
sinds zijne eerste getuigenis heeft Simon Petrus
dat gelooi\' niet verloren. .Nooit week hij van
Jesus zijde; toen anderen aan den Heer zich
ergerden en henengingen om niet terug te kee-
ren, toen sprak Petrus: lieer tot wien zouden wij
gaan? Gij hebt de woorden des eeuwigen leoens.
Het geloof van Petrus en zijne medeapostelen
was krachtig genoeg om menige beproeving het
hoofd te bieden. Zalig zij, die aan mij niet
geërgerd worden;
aldus sprak Jesus reeds in de
-ocr page 22-
L2
dagen, toen Hij onder vele teekenen bet land
doortrok, en de apostelen konden die zaligspre-
king met regt op zich toepassen. Nog nooit
waren zij in den Heer geërgerd. Zij hadden
hunnen Meester door de priesters en schriftge-
leerden gehoond en gelasterd gezien, zij waren
er bij tegenwoordig, toen Jesus door eene woe-
dende menigte werd aangegrepen en buiten de
synagogo gesleurd , zij hadden opgemerkt welke
hinderlagen de Joden aan Jesus legden en hoe
de Heer de booze aanslagen ontvlugtte, maar
van \'s Heeren zijde weken zij niet. Hun geloof
was krachtig genoeg om met Jesus te deelen
in de moeijelijke togteu, in de ontberingen, in
de vervolgingen en in den haat der Joden. Ja
thans nog, als de Heer hun zegt, dat zij aan
Hem zullen geërgerd worden, antwoorden zij
volmondig: Beer wij zijn bereid met ü den dood
in te gaan.
Deze laatste verzekering was wel
vermetel, doch zij was opregt gemeend en be-
wijst dat hun geloof nog niet geleden had.
Ook is het uur der duisternis hen niet onver-
hoeds overvallen. Hoe meer het naderde, des te
dringender werden de waarschuwingen desHee-
ren; Jesus laatste vermaningen waren eeuc
herhaalde toespeling op de zware beproevingen,
welke do leerlingen op het punt waren van te
ondervinden. En toch zijn de leerlingen geër-
-ocr page 23-
ia
gerd, en toch was hun geloof niet helder en
krachtig genoeg om der hevige stormen weer-
stand te bieden. Wanneer gij hen nu doods-
bleek en sidderend ziet vlugten, wanneer gij
Petrus slechts in de verte zijn geboeiden Mees-
ter ziet volgen en hem, in het toppunt der
verwarring, Jesus met vreesselijke eeden ziet
verloochenen, denk dan niet, dat Petrus en
zijne medeleerlingen lafaards waren. Lieve
Christen, zij hadden meer moeds dan gij en ik;
zij hadden moeds genoeg om ofiers te brengen,
waaraan wij nog nooit hebben gedacht; zij had-
den alles verlaten om zich onverdeeld aan Jesus
te hechten, en tot nu toe hebben zij zonder
morren in alle vermoeijenissen en ontberingen
van hun Meester gedeeld. Z\'et gij de leerlingen
in dezen nacht geërgerd, vergeet niet dat de
beproeving ontzettend was, en leer daaruit, dat
Jesus vrijwillig een lijden omhelsde, \'t wolk
alle verbeelding te boven gaat.
Jesus zelf geeft aan de apostelen den lof
der standvastigheid. Eenige oogenblikken,
voor Hij met de zijnen Jeruzalem uittoog
sprak Hij tot hen: gij zijl hel die standvastig in
de beproevingen aan mijne zijde Heeft. Zien
wij
dan de standvastigea geërgerd vlugten, laat
ons, alvorens hun gedrag te veroordeelen, eens
overwegen, hoe velen Jesus zijde reeds verlaten
-ocr page 24-
u
hadden, toen deze pilaren nog onwrikbaar pal
stonden.
Wil ik de vlugt der leerlingen versohoonen?
Dit zij verre! Zij hadden, gewaarschuwd ala zij
waren, tegen de buitengewone beproeving door
waakzaamheid en gebed buitengewone kracht
moeten zoeken. Maar als de sterkston niet
veilig zijn zonder aanhoudend gebed , wat zal
er van ons, lafhartigen, geworden, indien wij
de wapenrusting des geloofs niet aantrekken en
onze smeckende handen niet aanhoudend op-
hefi\'en tot den God van alle sterkte?
Wij leven in eene diep bedorven wereld, de ver-
warring van ongeloof\', zedenbederf en dwaling
wordt steeds grooter; wij zien den herder geslagen
in zijne bruid, de H. Kerk. Zijne leer, zijne
voorschriften en geboden, zijn gezag, zijne h.
sacramenten, zijne dienaren en zijne getrouwe
leerlingen worden met de uiterste woede aan-
gevallen. Laster en hoon , bedreigingen en spot
worden bij de listigste verleidingen gevoegd.
In geheime zamenzweeringen en in openbare
bijeenkomsten, bij monde en in geschriften
zonder tal, onder het mom der schijnheiligheid
on in afgrijselijke godslasteringen worden deugd,
godsvrucht en waarheid aangerand. Zelfs het
kind is niet meer veilig onder de ouderlijke
hoede, Indieu wij ons thans nog verheugen
-ocr page 25-
15
opregte kinderen van Jesus bruid te zijn , indien
wij de leer der Kerk mot hart en ziel omhel-
zen, hare geboden zonder eenige menschenvrees
stipt onderhouden, hare sacramenten ijverig
ontvangen, hare feestdagen godvruchtig vieren j
indien wij vlugten wat de Kerk veroordeelt,
haten wat zij haat, liefhebben wat zij bemint;
indien Jesus ook thans tot ons kan zeggen:
gij zijt het, die in de beproevingen standvast!;/ aan
mijne zijde bleeft;
wie verzekert ons dat wij
zullen volharden ten einde toe, en nimmer aan
Jesus zullen geërgerd worden P
In het gebed, lieve christen, in gebed eu
waakzaamheid is alleen veiligheid voor ons te
vinden. Laat ons de gevaren niet gering ach-
ten. Ook in onze dagen zijn er gevallen, die
sterker waren dan wij. Zij vielen, de een, om-
dat hij zich liet misleiden door vleijerij en
bedriegelijke beloften, de andere, omdat hij de
loftuitingen eener bedorvene wereld zocht, een
derde, omdat hij de bespotting vreesde, een
vierde, omdat hij voor schade en benadeeling
beducht was, doch allen, omdat zij niet op
hunne hoede waren tegen de gevaren, en geen
sterkte zochten in het gebed
O Lieve Jesus, ik draag er roem op een
kind uwer h. Kerk te zijn: de verwarring en
de duisternis, die de wereld beheerschon, doen
-ocr page 26-
ir,
wij nog duidelijker inzien, hoe groot een voor
regt het is aan hare zijde te staan. Maar dit,
voorregt ben ik niet aan eigen kracht verschul-
digd. Neen, ik zag er vallen, die veel sterker
waren dan ik; aan uwe genade is het te dan-
ken, dat ik nog sta. Leer mij, Lieve Jesus,
leer mij waken en bidden , opdat ik U nimmer
verlate en, indien het noodig is, met U ga
tot in den dood Amen.
Onderzoek waar, wanneer en hoe de wereld
u van Jesus poogt af te trekken. Door vleije-
rijen en schoone beloften, ofwel door bedrei-
ging, benadeeling en spot; prikkelt zij uwe ijdel-
heid of lokt zij u door gevaarlijke vermaken;
ergert zij u door slechte voorbeelden en ge-
sprekken, of nadert zij tot u met slechte
boeken en dagbladen; hebt gij reeds uit men-
Bchelijk opzigt eenig goed werk achtergelaten
of iets gedaan wat uw geweten veroordeelde?
Onderzoek met ernst, opdat gij kunt waken
tegen de gevaren en aangespoord moogt worden
tot bidden.
-ocr page 27-
VBIJDAG NA ASCIIDAG.
i\'uuc nit illii: Triatis e„t anima raca ujque ad
mortem, austinete hic et vigilate mecum.
Mith XXVI : 33.
Toen ïeido Hij hun i mijn zie! is bedroefd tot
den dood, blijft hier en waakt met Mij.
Toen Jcbus met zijne leerlingen bij de hoeve
kwam, die Gethsemani genoemd werd en op
den Olijfberg lag, sprak Hij tot hen: zit hier
ter neder, terwyl ik ginds henen ga en bidde.
Petrus, Joannes en Jacobus nam Hij met Zich,
on Hij begon bedroefd en treurig te worden.
Hij sidderde, Zijn gelaat werd bleek en kla-
gend zeide Hij tot de drie: mijne ziel is bedroefd
tol den dood, Kijft hier en maakt met Mij.
Stel u de verbazing der leerlingen voor. Zoo
iets hadden zij nog nooit in Jesus opgemerkt.
Nog nooit hoorden zij uit \'s Heeren mond eene
klagte over eigen smart en angst. Slechts
twee malen zagen zij Hem weenen, maar over
het ongeluk van anderen. Zijn h. gelaat, hoe
ernstig ook, was altijd opgehelderd en vrien-
-ocr page 28-
18
tlelijk, maarthansP zij zien Hem beven Ontsteld
staarden zij den diep bedroefden Meester aan,
doch zijne woorden begrepen zij niet. Van waar
die plotselinge droefheid; waarom is zij zoo groot
in Jesus, die toch vrijwillig den dood te gemoet
gaat? Ziedaar twee vragen, die de leerlingen
in deze oogenblikken niet konden oplossen en
waarop wij thans het antwoord moeten zoeken.
Van waar dan die plotselinge droefheid ? Merk
hier in de eerste plaats op, dat zij geheel
vrijwillig was. Zij overviel Jesus niet zooals
ons tegen onzen wil en ondanks elke poging tot
weerstand, angst, vrees en droefheid overmees-
teren kunnen. Jesus sidderde, omdat hij wilde
sidderen, zijne droefheid maakte Hem doods-
benaauwd, omdat Hij het toeliet, want steeds
was Hij meester over al de aandoeningen zijns
harten, over al de krachten van zijne ziel en
zijn ligch.iam. Gelijk Hij niet wilde sterven
alvorens zijn uur gekomen was, zoo wiUle Hij
ook niet, dat die overgroote droefheid zich
vertoonen zou, alvorens Hij het strijdperk in-
ging, waar de laatste strijd een aanvang moest
nemen. Coepit contrittari zegt de Evangelist,
Hij begon bedroefd te worden. Waarom nu eerst ?
Omdat nu eerst zijn uur daartoe gekomen was.
.Bestonden er vroeger voor Jesus geen redenen
tot. droefheid? Zij bestonden niet alleen, maar
-ocr page 29-
19
dezelfde redenen, die Hem uu bedroefdeu, waren
altijd voor zijnen geest. Hij kendo zijn lijden
en zijn kruis, geene zijner toekomstige smarten
was Hem verborgen. Steeds zag hij in het ver-
schiet do droefenis en verlatenheid zijner moe-
der, de vlugt der apostelen, de verloochening
van Petrus, het verraad van Judas, het onge-
loof der Joden hunne verwerping en het treu-
rige lot van tallooze zondaren, die in onboet-
vaardigheid zouden sterven. Denk ook niet dat
Jesus vroeger zonder droefheid was. Ach, hoe
kon Hij gouoegen vinden op eeno aarde die da-
gelijks als overgoten werd met zonden, iu eene
wereld, die geheel aan den dienst van Satan
zich overgaf; onder menscheu, die slechts het
onkruid van zonden, ondankbaarheid , hardnek*
kigheid en verblinding opleverden? Hoe kon Hij
genoegen vinden, daar overal in duizend ramp-
spoeden, ellenden en smarten de sporen van den
vloek des Vaders zich vertoonden?
Wie zal do verborgen zucnteu en klagten,
de geheime tranen en smarten van Jesus ons
verhalen, wanneer Hij, in stilte voor den Vader
neergeknield, genade en barmhartigheid voor de
verstokte zondaren vroeg?
Hoe kon de minnelijke Jesus zouder droefheid
zijn? Hij die de tranen eener ongelukkige moe-
der niet kon ziou, maar onverwijld zeide: nol\'
-ocr page 30-
211
/ere, vrouw, wil niet meer iceeue/t; Hij die zijne
blikken niet over eene hongerende menigte kon
laten weiden, zonder getrofi\'en uit te roepen:
Misereor super turbam. Ik heb medelijden met de
schare ?
Alet onze zwakheid heeft Hij zich omgeven,
om met ons te kunnen treuren en lijden, hoe
kon Hij dan een oogenblik zonder droefheid zijn F
Maar Hij heerselite over de smarten van zijn
goddelijk hart. Hij wilde niet, dat de sporen
zijner droefheid zich in de klank zijner stem en
in de trekken van zijn gelaat zouden vertoonenj
Hij wilde voor ons de vriendelijke Jesus zijn,
die allen aantrekt door den liefelijksten ernst
en die zelfs de kleinen in verrukking brengt.
Gelijk eene moeder uit teederheid de smart van
hare ziel en de pijnen des ligchaams verbergt, ten
einde hare kinderen niet te bedroeven, zoo onder-
drukte Jesus zijne droefenis en toonde een opge-
ruimd gelaat, zelfs als Hij sprak over zijnen dood.
Doch thans wil Hij Zijne leerlingen bekend maken
met de geheimen van zijn hart; Hij laat de droefe>
nis, tot hiertoe verborgen, te voorschijn treden;
zijn aangezicht ontstelt, zijne ledematen sidde-
ren, zijn mond opent zich in klagten, opdat het
eenmaal ten minste voor ons zigtbaar worde met
hoe groote droefenis zijn goddelijk hart steeds
werd verzadigd.
-ocr page 31-
21
Wanneer gij een mensch, die gewoon was
met onverstoorbare kalmte vele tegenspoeden
en rampen te verdragen, ten laatste toch in
tranen ziet losbarsten, dan besluit ge daaruit
dat zijn lijden ontzettend groot moet wezen.
Welk eon oordeel moeten wij dan nu vellen over
het lijden van Jesus, die daar eensklaps voor
ons staat, bleek, sidderend en op klagenden
toon sprekend: Mijne ziel is bedroef d tot den dood ?
En let wel op, daar ligt in deze uitdrukking
geene overdrijving, zoo als men ze bij klagten
gewoonlijk aantreft. Jesus is in letterlijken zin
doodsbedroefd. Straks zal Hij in onmagt neder-
zijgen, zijn gelaat zal zich kleuren door een
bloedige zweet, Hij zal een doodstrijd ingaan.
Wat zag de goede Meester, wat beangstigde
en benaauwde zijn goddelijk hart ? Hij zag den
verstokten Judas, den verraderlijken kus, de
geërgerde leerlingen, zijne doodsbedroefde moe-
der. Hij zag verder al de smarten en vernede-
ringen, al den smaad en hoon, die Hem wachtten.
Hij zag zijne wonden, zijnen doornen kroon en
zijn kruis. Maar dit alles was slechts een klein
deeltje zijner smart. O, die boosheden en gru-
welen, dat aanhoudend overtreden van alk
geboden des Vaders, die verachting der opper-
ste Majesteit, dien strijd tegen Gods goedheid
en barmhartigheid, waaraan de kinderen van
-ocr page 32-
22
Adam, zijne broeders naar het vleesch, zich
schuldig maakten; de blindheid der Joden, de
dwaasheid der Heidenen, de ondankbaarheid der
christenen, den eeuwigen ondergang van ontel-
bare milliocnen zag Eij, en de wanhoopskreet
der verworpelingen drong door tot zijne ooren.
Daar staat Hij , de eeuwige Middelaar tusschen
God en de menschen, Den Vader heeft hij zijne
bemiddeling aangeboden, en nu strekt Hij de
handen uit naar het E ruis \'t welk gereed vóór
Hem ligt; maar zoovelen, die de vruchten zijner
Verlossing moesten genieten, weigeren om ge-
red te worden!
Neen, het verbaast mij niet meer, dat mijn Jeans
bevend klaagt: Mijne ziel is doodsbedroe/d.
Wanneer men dagen, weken, jaren den zondaar
vermaand, gesmeekt en gebeden heeft, dat hij toch
aan zijne arme ziel zou denken, wanneer men dui-
zend middelen heeft aangewend om hem den weg
der bekeering zoo effen en gemakkelijk mogelijk te
maken en alle pogingen onvruchtbaar bleven, welk
herder is dan niet bedroefd? Wie kan niet de
smart van den apostel begrijpen, wanneer hij
ons betuigt, dat hij weent over de zonde van
sommige Christenen en dat zijn hart tot in de
diepste diepte gewond is wegens de verstoktheid
der Joden P Wat moest dan Jesus niet gevoelen,
die de eenige ware en goede herder is, die de
-ocr page 33-
•ï.\\
bron is van alle herderlijke liefde en die alleen
zijne dienaren tot herders maken kan; wat moest
Je3us niet gevoelen, die de verstoktheid van
alle verledenen, tegenwoordige en toekomstige
zondaren zagP
O, herders der zielen, wanneer uw harte ge-
wond is door de onboetvaardigheid en hardnek-
kigheid der zondaren, die gij onder uwe schapen
telt, slaat uwe oogen op Jesus, die klagend
uitroept: Mijne ziel is doodsbedroetd, drinkt dan
in heilige onderwerping uit den Kelk van Jesus,
wiens dienaren gij zijt!
Vaders en moeders, wanneer een ondankbare
zoon, eene ondankbare dochter uwe lessen ver-
acht, uwe vermaningen bespot en uwe ouder-
lijke waarschuwingen door zonden en hardnek*
kigheid in de zonde beantwoordt, slaat uwe
blikken op Jesus, hoort hem bevende maar
zachtmoedig klagen: Mijne ziel is doodsbe-
droefd,
en drinkt in h. onderwerping uit den
Kelk, waaruit uw Meester het eerst gedronken
heeft.
Lieve Christen, gij leeft misschien in het mid-
den van zondaren, die uwe ;iol bedroeven; zoo
gaarne wildet gij hen redden, omdat zij u dier-
baar zijn; vurige gebeden zendt gij voor hen ten
hemel op, doch tot heden heeft hunne bekee-
ring u niet verkwikt; welaan, wordt niet moe-
-ocr page 34-
21.
deloos , gij drinkt uit den Kelk van den gooden
Jesus, dit is ook eene groote gunst.
Zie don Koning der martelaren, die aan dui-
zenden de kracht schenkt om voor Hem te lijden
en te strijden tot in den dood. Hij siddert en
klaagt over zijne matelooze droefheid, opdat
wij , wetende dat Hij onze zwakheden en droe-
fenis bij ondervinding kent, zonder schroom tot
Hem zouden naderen om aan zijne voeten te
weenen.
O gij allen, die daar zwoegt op dit dal
der tranen, die gebukt gaat onder rampen on
tegeD spoeden, wier harten gebroken zijn van
smart, gaat tot Jesus, bij Hem zult gij rusten
verkwikking vinden. Hij is niet onmeedogend,
uwe tranen zal Hij niet veroordeelen en uwe
zuchten niet laken; Hij zelf weet wat lijdenen
droefheid is. Ziet Hem sidderen, hoort Hem
klagen, herinnert u aan zijn angst in Geth-
semani en roept zijnen bijstand in. Hij zal u
troosten en indien Hij het lijden al niet weg-
neemt, het zal u zoet zijn aan zijne voeten te wee-
nen en aangenaam met den goede Meester te
lijden.
Onderzoek of gij niet dikwijls treurig zijt en
bedroefd. Spoor de redenen uwer droefheid op.
Zijn die redenen niet zondig maar geoorloofd,
denk dan dikwijls aan Jesus, die zoo bedroefd
-ocr page 35-
20
was in Gethsemani; vereenig uwe smart met de
angsten van Jesus; met uwen goeden Meester
zult gij dan drinken uit denzelfden Kelk, Hij zal
uwe tranen heiligen en uwe zuchten niet onbe-
loond laten. Mogt uwe droefheid echter uit
luim, hartstogt, jaloerschheid of andere zondige
redenen voortkomen, denk aan de heilige droef-
heid van Jesus en gij zult genezen worden.
•)
-ocr page 36-
ZATURMG NA ASCHDAG.
Kt progressus pusillum procidit lu racieui su.\'im
oraus; et dicens: 1\'ater mi, si possibile est,
transeat u me calix iste, veriimtainen non sieut
«go volo, sed sicut lu.
                 Matth. XWI.
Ku een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij neder
op zijn aangezicht, biddend en sprekend: mijn
Vader als liet mogelijk is, laat deze Kelk van
X.j voorbij gaan; nogthans niet zoo als Ik uil,
maar zoo als Gij wilt,
Doodbbedroefd liet Jesus ook zijne drie leor-
lingen achter, nadat Hij hen vermaand had tot
waken en bidden, en nu, een weinig voortge-
gaan zijnde, viel Hij op zijne knieën, boog het
aangezicht op den grond en bad. Zijn gebed
was langdurig, twee keeren onderbrak Hij het,
om zijne leerlingen te wekken en aan te sporen
tot waakzaamheid en gebed; doch onmiddelijk
keerde Hij terug, om de angsten en de droef
heid zijner ziel uit te storten voor den Vader.
Wat sprak de bedroefde Jesus tot den Vader?
Hij sprak over den Kelk, die overvloeide van
bitterheid. Zijne smarten en wonden, zijne ver-
nedering en verlatenheid, zijn kruis en dood
-ocr page 37-
27
waren nog slechts eenige droppelen uit dien
Kelk; op den bodem lag het verraad van Judas
met de hardnekkige onboetvaardigheid der Joden,
de boosheid van de gansche wereld met de on-
trouw en de zonden van tallooze Christenen,
de verwerping en het eeuwig ongeluk van milli-
oenen, die Hij vrijkocht door zijn bloed. O,
zie Hem sidderen, zie Hem bevend strijden
voor onze zielen, Hij drukt zijn aangezicht in
het stof, want Hij weet wat een ongeluk ons
dreigt: door God voor eeuwig verlaten te worden
en gevloekt.
Stel u alles levendig voor den geest. Daar,
in het holle van den nacht, onder het digtgebla-
derte der Olijtboomen, ligt de eenige Middelaar
tuBBchen God en de menschen met zijn aange-
zicht op den grond! Hij siddert, zucht, bidt
en de Vader alleen hoort de begeerten van zijn
treurig hart, doch van tijd tot tijd doet Hij ook
ons eenige verstaanbare klanken hooren. Gelijk
een bliksemschicht in den stikdonkeren nacht een
akelig licht w\'erpt op de dreigende onweerswol-
ken, zoo werpen de weinige verstaanbare woorden
die Jesus sprak een vreesselijk licht over de
droefheid en de smarten zijner ziel. Vader,
zoo bidt Hij luide, indien het mogelijk is, laat
deze Kelk van Mij voorbij gaan; nogthans niet
zoo als Ik wil, maar zoo als Gij wilt.
2*
-ocr page 38-
28
Wanneer een mensen door hevige angsten
overvallen wordt, dan is hij dikwijls zich zelven
niet meester; hij weet niet meer, wat hij zegt
of doet, althans hij begrijpt de betcekenis van
zijne woorden en daden niet. Doch Jesus, die
de minste beweging van zijn hart beheerschte,
wist wat Hij sprak en deed, en als gij Hem
luide dit en geen ander gebed hoort spreken,
gij moet daaruit besluiten, dat Hij ons door dit
gebed wilde onderrigten. Dat het een ontzet-
tenden indruk maakte op de leerlingen, dat zij
dit gebed in kalmere oogenblikken dikwijls over-
wogen hebben, lijdt niet den minsten twijfel.
Het zal dan ook wel ome pligt zijn dit woord
des Heeren in diepen ernst te overwegeu.
Hoor dan Jesus in doodsangst zuchten ; luister
naar de weinige woorden, die Hij luide genoeg
sprak, om gehoord te worden; druk ze diep in
uw hart, want Hij sprak ze, toen Hij streed
voor uwe ziel; dan zult gij ongetwijfeld met
den H. Bernardus uitroepen: „de Kelk, dien Gij
„gedronken hebt, het werk onzer verlossing, o
„goede Jesus, maakt U boven alles beminnelijk
„voor mij. Dit werk eischt met zoet geweld al
„onze liefde. Dit is het, wat onze godsvrucht
„èn zoo liefelijk uitlokt, èn zoo regtvaardig
„vordert, èn zoo nauw omsluit, èn zoo krachtig
„aangrijpt. Hierin heeft de Verlosser veel ge-
-ocr page 39-
29
„arbeid. De Schepper sprak, en alles ontstond,
„Hij beval, en alles was geschapen. Doch hier
„ondervond Hij èn tegenspraak bij zijne woor-
„den, èn boosaardige opmerkingen bij zijne
„daden, èn bespotting in zijne smart, èn ver-
„wensching in zijnen dood. Ziet, zóó heeft Hij
„lief gehad."
Gij ziet hem beven en het doodsbleek gelaat
voor den Vader buigen in het stof, gij hoort
Hem zuchten en onverstaanbare klanken voort-
brengen, doch om u eenig denkbeeld van zijne
zielesmart te vormen, moest gij één woord van
zijn geheimzinnig gebed verstaan, één woord,
dat u alles verklaart; Jesus zal het luide spreken,
Hij zal het herhalen zoo dikwijls Hij die akelige
stilte afbreekt. In dien eenzamen hof, in die
Bombere duisternis, in dien stillen nacht, waar
geen levend schepsel zich doet hooren, verheft
zich de klagende stem van den Zoon Gods, die
roept: Vader, indien het mogelijk is, laat deze
Kelk van Mij voorbij gaan.
Vindt die klagte
weerklank in uw hart; gevoelt gij, wat uw Jesus
lijdtP Welaan, bewaar dan dien indruk, opdat
gij later, wanneer gij Jesus in de grootste
kalmte de bende ziet te gemoet gaan, wanneer
gij Hem, gedompeld in eene zee van smarten,
geene klagte meer hoort uiten, opdat gij dan
inoogt beseffen hoe mateloos groot zijn lijden is.
-ocr page 40-
80
Vader, zoo bad de Verlosser, indien het moge-
lijk is, laai deze Kelk van Mij voorbij gaan, nog thans
niet zoo als Ik uil, maar zoo als Gij wilt.
Kende
Jesus dan den wil des Vaders niet; wist Hij
niet, dat Hij gekomen was om den Kelk tot
den laatsten druppel te ledigen? Maar wat
baatte dan een gebed, \'twelk toch niet zoude
verhoord worden? Lieve Christen, vergeef mij
dat ik deze vragen stel; gij kent Jesus en de
eigenschappen van een waar gebed al te goed,
dan dat dergelijke gedachten bij u kunnen op-
komen ; maar wat wij goed kennen, brengen wij
niet altijd even goed in beoefening, het is daarom
niet overbodig de eenvoudigste waarheden ons
op nieuw voor den geest te brengen.
Jesus wist dat Hij den Kelk tot den bodem
moest ledigen; Hij kende den uitdrukkelijken
wil des Vaders en niettemin bad Hij luide:
indien, hel mogelijk is, laat deze Kelk van Mij voorbij
gaan.
Hij bad aïdus èn om ons de droefheid
van zijn goddelijk hart te openbaren, èn om er
even luide te kunnen bijvoegen: nogthans niet
zoo als Ik wil, maar zoo als Gij wilt.
Uit dit
laatste woord moesten wij leeren wat bidden is.
Bidden! Dat is zijn hart uitstorten voor God;
dat is: met kinderlijken eerbied en ootmoed
zijne angsten en bekommeringen, zijn lijden en
zijne droefenis, zijne gevaren en begeerten uit-
-ocr page 41-
81
spreken voor God» aangezigt; dat is: zijn aood
en zijne zwakheid klagen aan den besten der
Vaders, zijne onderwerping betuigen aan zijn
Schepper en Heer. Bidden.\' Dat is: betuigen,
dat men geen ander Opperhcer erkent dan God ,
dat men in alles te vrcden is met Gods heilige
beschikking en onvoorwaardelijk zich overgeoft
aanzijn heiligen Wil. Bidden! dat is niet eene
poging om den heiligen Wil des Scheppers te
buigen naar den wil des schepsels, maar den
wil des schepsels geheel ter beschikking stollen
van God. Hieruit volgt dan ook, dat er geen
geschikter tijdstip is voor het gebed, dan de
oogenblikkcn van groote kwelling en droefenis.
Hoc hooger de gulven der tegenspoeden stijgen,
hoc meer do rampen zich vermenigvuldigen, en
hoe bitterder de Kelk is, dien de Heer aan onze
lippen zet, des te schooner en krachtiger is het
gebed der onderwerping en gehoorzaamheid.
Wordt dit begrepen? Geenszins. Vele chris-
tenen bidden met ijver en vuur, zoo lang zij
nog hope hebben, dat de Heer het lijden en
den tegenspoed zal wegnemen en de begeerte
van hun hart vervullen; doch als de hemel
zwijgt, hot kruis niet wordt weggenomen en het
lijden eer toe- dan afneemt, dan staken zijhun
gebed. Het is duidelijk, dat zij geen begrip
hebben van een christelijk gebed. Zij willen
-ocr page 42-
32
al» grillige kinderen, den Heer dwingen, om
hunnen wil te doen, in stede dat zij van God
kracht en sterkte vragen tot volbrenging van
zijn heiligen wil; zij eischen dat de Heer hen
diene, in stede dat zij in ootmoedig gebed aau
God hunnen dienst aanbieden.
Wordt er iemand uwer bedroefd, zegt de apostel
Jakobus, dal hij bidde. Inderdaad, sla uwe blikken
op den sidderenden en doodsbedroefden Jesus,
Hij proeft al de bitterheid van den Kelk en zegt:
fader, niet zoo ah ik wil, maar zoo als Gij
wilt.
Sonde de goede Meester een geschikter
oogeublik kiezen om den Vader openlijk zijne
onderwerping te betuigen? Welaan volg dan
het voorbeeld, \'twelk Jesus hier geeft. Het is
goed, dat gij in blijdschap den Heere dankt
en in uwen voorspoed den Gever van alle
goede [gaven belijdt; het is goed, dat gij bij
eiken angst en nood tot God uwen toevlugt
neemt, doch wanneer het lijden grooter wordt,
de angsten zich vermenigvuldigen en de tegen-
spoeden loodzwaar op u drukken, dan is de
schoonste tijd van gebed aangebroken, dan kuut
gij aan God het grootste offer uwer onderwee
ping brengen! Indien gij u dan nederwerpt
voor den Heer, uwen God, en met Jesus roept;
Vadtr niet zoo alt Ik, maar zoo als Gij wilt, dan
zult gij een gebed storten , dat zelfs voor de
-ocr page 43-
33
engelen benijdenswaardig is. Ook is er geen
gebed, \'twelk met meer kracht door de wolken
dringt dan dit gebed. Met de liefde van den
teedersten der Vaders zal de Heer op zijn lij -
dend kind nederzien, zijn arm schepsel zal Hij
versterken in de beproeving, en terwijl het
lijden aanhoudt of toeneemt, zijn de engelen
Gods op bevel des Heeren bezig om de kroon
der overwinning te vlechten.
O, kleingeloovig mensch, wat laat gij moede-
loos het hoofd hangen, wat zucht gij in lijden
alsof de Heer u verlaten heeft, sla de oogen op
Jesus, die zoo nederig zich buigt en zoo luide
zijne droefheid openbaart! Heeft de Vader het
gebed versmaad van den Zoon, in Wien Hij
zijn welbehagen gesteld heeft? Ongetwijfeld,
neen. Zie, een engel daalt neder en wijst den
bedroefden Jesus op het welbehagen, \'twelk de
Vader in zijne nederige bede stelt, op de vreugde
der engelen, die dit gebed mogten hooren, op
de millioenen menschen, die door Hem zullen
verlost worden, Wanneer ook geen ongel zigt-
baar nederdaalt om u te betuigen, dat de oot-
moedige zuchten van uw lijdend hart, zijn ver-
hoord, het geloof leert u dat hij, die met Jesus
leed en bad, ook met Jesus zal vertroost wordeu.
Onderzoek lieve Christen, hoe gij gebeden
hebt, wildet gij door uw smeckeu God dwingen
-ocr page 44-
31
uwen wil te volbrengen, of zoekt gij daardoor aan
\'.>od uwc onderwerping te betuigen en voor u
kracht te verkrijgen, om \'s Heeren wil ook in
droefheid en lijden met getrouwheid te vol-
brengen? Welaan, dat Jesus u heden leere
hoe gij in droefheid, angst en tegenspoed bid-
den moet, dat Hij u leere den tijd van droefenis
te beschouwen als den kostbaarsten tijd, die bet
meest geschikt is voor een ootmoedig, onder-
worpen en krachtig gebed.
-ocr page 45-
EERSTE ZONDAG IN I)E VASTE.
Et ractus in Agonia prolixius orabat. Et
taclus est sudor ejus , aicut guttae sanguini*
decurrentis in tcrram.
Lnc. XMI i 43-41.
Kn in doodstrijd geraakt /ijnile . bad Hij ta
meer. En zijn zweet werd als droppelen
bloed, nedervloeijend op de aarde.
•Jcsus bad. Ia de nederigste houding betuigde
Hij den Vader zijne volkomene onderwerping >
Hij boog zijn aangezicht op den grond. Doch
zijne angsten stegen en zijne droefheid nam
gedurig toe, zijne krachten verlieten hem der-
mate, dat II ij nederzeeg op den grond. Toen
kleurde een bloedig zweet zijn voorhoofd; Hij
was een stervende gelijk geworden, geen vcr-
staanbaar woord deed Hij hooren, doch zijne
beangstigde ziel bad te meer.
Fncttts in agonia, zegt de Evangelist) in dood-
strijd gtraakt zijnde.
Die doodstrijd was dus
geen schijn, maar werkelijkheid. Jesus geleek
niet slechts op een stervende, maar in die
-ocr page 46-
30
oogcüblikkcn was llij een stervende eu zoude
gestorven zijn, indien de verloren krachten
door zijne alraagt niet hersteld waren. Hij
kwam in doodstrijd door de hevige angsten en
droefenissen, welke Hij vrijwillig leed. Wat
Jesus bedroefde en beangstigde hebben wij reeds
opgemerkt. He bitterheid van ziju kelk, die
gevuld was met naamlooze smarten en, niet
het allerminst, met de snoodheid onzer misda-
den, deed Hem sidderen, klagen en in dood-
strijd vervullen.
Gelijk zijn angst en zijne droefheid, zoo was
ook zijn doodstrijd geheel vrijwillig; daarom
is er niets in te vinden wat overdreven, wat
onredelijk is, wat niet kan onderwijzen, op-
wekken en stichten. Alles is daar licht en
waarheid. Bij, die daaraan slechts eenige oogen-
blikken van overweging w ijden kan, moet vele
opwekkingen en ouderrigtingen, die Jesus door
zijn doodstrijd ons geeft, voorbij gaan, om slechts
op eenige zijne aandacht te vestigen.
Lieve Jesus, het is wel vermetel de geheimen
van uw goddelijk hart te willen raden, maar
Gij weet, het is geene nieuwsgierigheid, welke
mij doet vragen, wat U in uwen doodstrijd het
meest heeft bedroefd en gekweld; Gij zelf roept
ons in Gethsemani, opdat wij den doodstrijd
van onzen Verlosser zouden aanschouwen; wel-
-ocr page 47-
37
aau Moer, kier ziju wij. Zeg ons dan, waarom
is uw doodsbleek gelaat door bloed gekleurd,
waarom is uwe ziel zoo bedroefd, waarom ligt
Gij magteloos neer en kuut Gij geen verstaan-
bare klanken meer uiten P
Do angst en droefheid, die Jesus in dood-
strijd bragten, namen een aanvang, toen de
Verlosser den hof Getbsemani intrad. Daar
kwam Hij, om den verradelijken kus te ontvau-
gen en om als bet Lam, \'t welk de zonden der
wereld weg neemt, vrijwillig zieh over te geven
tot den dood. Daar kwam Hij, om dat groote
werk te beginnen, waardoor Hij de beleedigdc
Majesteit des Vaders voldoening zou schenken
en den zondigen menscheu verlossing aanbron-
gen. Den hof binnentredende sloeg Jesus, de
eeuige Middelaar tussehen God en de menschen,
zijne oogeu ten hemel en werd ontsteld over
den smaad die den Vader was aangedaan; Hij
liet zijne blikken weiden over de aarde en werd
bedroefd over onze snoodheid, verblinding en
hardnekkigheid. Zigtbaar werd Hij bedroefd,
luide klaagde Hij over zijn angst, Hij verviel
in doodstrijd, opdat wij zouden zien hoe snood
en bitter het is do zonden te bedrijven. Hier
was het tijdstip aangebroken, waarop Jesus ons
in duidelijke en scherpe kleuren de boosheid der
zonde wilde afschilderen, waarvoor Hij ging eter-
-ocr page 48-
38
ven; hier was de geschikte plaats, om ons
in levendige trekken te toonen, hoe schrikkelijk
het is in de handen van den regtvaardigen
God te vallen en hoe dwaas van niet te beven
voor de wrake Gods.
Ik nader tot den Verlosser die uitgeput,
sidderend ter neerligt in doodstrijd; maar elke
zucht die Hij slaakt, elke beweging zijner lip-
pen, elke bloeddroppel, die zijne bleeke wangen
kleurt, roept mij, roept ons allen toe: komt kui-
rleren hoort mij, ik zal u de vreeze des Heereit heren,
Ik zal u leeren wat het is, op te staan tegen
God, het juk van uwen Heer af te werpen,
zijne geboden te versmaden en in ongeregtig-
heid te leven! ik zal u leeren sidderen, beven
en ineenkrimpen van angst voor den goddelij-
ken toorn! Ziet uwen Verlosser als een worm
kruipen iu het stof, Hij zal u leeren hoe nietig,
hoe magteloos gij zijt tegenover den Almagti-
gen dien gij trotseert!
Hebt gij, lieve lezer, wel eens hooren ver-
halen van de boetplegingen der heilige boet-
vaardigenP Van hunne strenge verstervingen
en ligchaamskastijdingen, van hun nachtwaken,
hunne tranen en smeekingen P "Wat dachten
zij wel na jaren gewoed te hebben tegen hun
zondig vlcesch ? — Zij sidderden en beefden nog
altijd over de snoodheid hunner zonden en
-ocr page 49-
39
schenen slechts in boete en versterving rust Ie
vinden voor de wroeging van hun geweten. Do
beleedigde Majesteit van den ontzaggelijken en
driewerf heiligen God stond dreigend voor
hunnen geest, zij gingen nog gebukt onder den
last van zonden, die reeds lang vergeven waren,
het was hun eene behoefte geworden, om steeds
aan God te betuigen, dat zij verslagen waren
over de vermetelheid van hunne overtredingen.
Wat moest Jesus dan niet gevoelen, toen Hij,
voor het aangezicht des Vaders zich buigende,
al onze zonden op zich nam, toen Hij don kelk
onzer ongeregtigheden aan zijne lippen zett\'e
en boete ging plegen voor onze boosheden, als
waren zij zijne eigene zonden? Hij kende de
oneindige Majesteit van God, zoo als geen
schepsel haar kennen kan; Hij wist hoe groot
een afschuw de Heilige God van onze booshe-
don heeft; en daar verschijnt Hij nu voor den
Vader om ten goede te spreken voor de mon-
schen, die nooit moede worden God te hoonen,
te verachten en te tergen, die het juk des
Hoeren hadden weggeworpen en steeds weige-
ren hun trotschen nek te buigen voor den al-
magtigen. Ach, wat zal Hij zeggen, wanneer
Hij spreekt voor de halstarrige Joden en de
verdwaasde heidenen, wanneer Hij optreedt
voor de Christenen, die afgowasschen in zijn
-ocr page 50-
4l.i
bloed, steeds torugkeeren tol hunne oude mis-
drijven, het woord verbreken, \'t welk zij ge-
gegeven hadden en te ondankbaarder zijn, naar-
niate zij de goedheid van hunnen Heer meer
ondervonden hebben? Wat zal Hij zeggen,
wanneer Bij spreekt voor u en voor mij? Wij
zijn missehien blind genoeg om de lange ket-
tiug van ongeregtigheden niet te zien, waaraan
wij eiken dag van ons leven nieuwe schakels
smeden; maar Jesus zag haar, en wat moest
Hij zeggen ? Ach, neen; Hij spreekt niet meer;
Hij siddert, zucht, drukt zijn aangezicht in
hot stof, \'t welk Hij bevochtigt met een bloe-
dig zweet; Hij valt in doodstrijd!
Zijt gij nooit geroerd en tot tranen bewogen
geworden, wanneer gij den goeden Jesus snik-
kend naar Jeruzalem zaagt optrekken en uit
zijnen zachtmoedigen mond de teedere klagtc
hoordet: Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb
Ik uwe kindere» willen verzamelen, gelijk eeue heit
hare kuikens onder hare vleugelen verzamelt?
Mis-
schien hebt gij al het teedere wat er in \'s Hee-
ren woorden lag, niet begrepen? Welnu, ga
dan tot Jesus, die onder den last uwer zonden
in doodstrijd ligt. Hij zag u zitten in de scba-
duw dos doods; gij waart beroofd van Gods
genade en een afschuw geworden voor het oog
van den heiligen God; het zwaard der gereg-
-ocr page 51-
11
tigheid hing boven uw hoofd, gij waart der
vervloeking nabij en gij beefdet niet; terwijl
Satan reeds wachtte op het oogenblik, waarop
gij voor eeuwig de zijne zoudt worden, liept
gij nog in dollen drift achter de ijdelheden
der wereld. Daar valt Jesus nu in doodstrijd
aan uwe voeten, Hij siddert, zucht, zweet water
en bloed. Gelijk eene hen angstig roept en
sidderend met hare vleugelen slaat om de jon-
gen te waarschuwen dat het rocfJier boven
hunne hoofden zweeft, dreigend met ondergang
en dood, zoo zucht Jesus door zijne angsten,
ziju bloedig zweet en zijn doodstrijd ons alleu
toe: komt kinderen, hoort mij, ik zal u de
vreeze des Heeren leeren; vlugt, schuilt onder
de vleugelen van uwen Verlosser, siddert en
beeft met Hem, want dood en ondergang drei-
gen u van nabij. Wie kan deze ernstige en
toch zoo teedere vermaning weerstaan, wie
kan onbekommerd en zorgeloos voortleven als
Jesus siddert? Nu begrijp ik den ijver der
boetelingen, hunne tranen, hunne ligchaams-
kastijdingen en hunne ootmoedige smeekingen.
Hij, die in vrome aandacht gedurig naar Geth-
seinatii wederkeert, zal nooit moede worden
te sidderen over zijne zonden.
Lieve lezer, ga, ten minste in dezen h. vas-
tontijd, dikwijls naar Gethsemani, om uwen
-ocr page 52-
12
Jesus iu zijn doodstrijd to aanschouwen, daar
zal eene heilzame vrees uw harte wonden, gij
zult het gewigt uwer ongeregtigheden gevoelen
en eene vrome begeerte tot boete zal rijpen in
uw hart. Wanneer een weerspannig vleesch
klagten doet hooren over de lasten der vaste,
over de inspanning, welke uwe gebeden en
andere vrome oefeningon vorderen, keer terug
naar Gethsemani en gij zult volharden in alles,
wat gij u in dezen heiligen tijd hebt opgelegd.
Kniel thans echter naast Jesus neder, buig
met uwen goeden Verlosser uw aangezicht voor
den Vader; betuig uwe droefheid over de mis-
stappen uwer jeugd en over de zonden van
gansch uw leven en zeg: O God, treed niet
in het geregt met uw zondig schepsel, maar
wend uw gelaat van mijne boosheden af en
aanschouw Jesus uwen Zoon. Zie Hem sidderen
en beven, aanschouw zijn bloedig zweet en zijn
doodstrijd. Ach Heer, al te lang heb ik de
zonden verschoond, waarover Jesus slechts kan
zuchten en beven, maar versmaad thans den
;;ondaar niet, die in ootmoed en verslagenheid
oi) uwe barmhartigheid hoopt. Amen.
-ocr page 53-
MAANDAG NA DEN EERSTEN
ZONDAG VAN DE VASTE.
IHderat autem tradttor eis signum diccm .
(litoiTMiumque oaculattis fuero , iuge eBt :
teneto eum et diicite cante Mare. XIV. 24.
1>C verrader mi had hun een teeken gegeven
zeggende ; dien ik een kus nl geven , Uij
19 het; grijpt Hem en leidt Hem lichoed-
zaam weg
Koeds hebben wij opgemerkt dat Jesus twee
keeren zijn gebed onderbrak om zijne leerlingen,
die telkens van droefheid en verveling insliepen,
te wekken en te vermanen tot waken en bid-
den. Thans staat Jesus voor de derde keer op;
zijn gelaat, hoewel hoog ernstig, draagt niet de
minste sporen meer van angst. Zijne ledematen
sidderen niet meer, met zaehte stem zegt Hij
tot de zijnen: slaapt nu en rust, ziet het uur is
gekomen . en de Zoon des menschen tal in de handen
der zondaren worden overgeleverd. Staal op, laat
ons gaan, die Mij verraden zal is nabij.
Jesus sprak nog, toon Judas, aan het hoofd
-ocr page 54-
11
oener groote bende, den hof binnendrong, want hij
kende de plaats waar zijn Meester gewoon was
te bidden. Tot de soldaten en dienaren, die
gewapend waren met stokken en zwaarden,
touwen, lantaarnen en fakkels, had de verrader
gezegd: dien ik een kus zal geven, Hij is hel;
grijpt Hem en leidl Hem behoedzaam weg.
Wie is de verrader, die zonder bloozen zulk
een teeken kan uitkiezen en geven? Hij is een
leerling, een vertrouweling, een dischgeuoot
van Jesus. Hij zelf heeft gezien, hoe zijn
Meester alle aanslagen der Joden steeds ver-
ijdelde, toen zijn uur nog niet gekomen was.
Hij heeft meermalen ondervonden, hoe de Heer
de geheimen der harten kende, zoodat het on-
noodig was Hem tegen iemand te waarschuwen.
Voor eenige uren nog, aan het laatste avond-
maal konde hij duidelijk zien, dat Jesus bekend
was met de geheimen van het verraad. Hoe
kan hij nu hopen zijnen Meester door een kus te
misleiden; heeft Hij dan alles vergetenP Och,
de gierigheid heeft zijn hart overmeesterd; deze
hartstogt, door haat en afkeer tegen Jesus ver-
sterkt, drijft hem voort, nu heeft hij al zijne
gedachten en begeerten op de beloofde som ge-
vestigd, deze te verliezen is zijne eenigste vrees.
Ook is hij sinds lang in de verstoktheid geoe-
feud, want aan de zijde van den armen Jesus
-ocr page 55-
IS
heeft hij de gierigheid aangekweekt en alle edele
gevoelens verstikt. Van hem kan men zeggen:
hij wilde niet begrijpen ten einde het goede
niet te doen, waartoe de teedere vermaningen
van Jesus hem opwekten; hij was gewoon het
hoofd af te wenden, op zijne tanden te knarsen
en te verachten, wanneer de arme Verlosser
over de nietigheid van de goederen dezer wereld
sprak. Thans is Satan in hem gevaren, de
nacht heerscht in zijn hart, hij ziet niets. Doch
neen, ééne zaak is al te diep in zijn hart door-
gedrongen, hij zal ze niet vergeten, hij zal ze
zien zelfs in het uur der duisternis. Zijn haat,
zijn afkeer tegen Jesus kan zoo groot niet zijn
of Judas zal zich nog herinneren dat zijn Mees-
ter goed is, al te goed om den kus zelfs van
een laaghartigen verrader te weigeren. Zie dien
booswicht schaamteloos voortgaan aan het hoofd
der bende, vol zelfvertrouwen nadert hij tot
Jesus; hij vreest geen oogenblik dat het afge-
sproken teeken zal verijdeld worden door den
toorn van Jesus, want hij kent de goedheid van
zijnen Meester.
De goedheid des Heeren geeft hem eenen
treurigen moed. Vastberaden nadert hij, met
een ijskoud hart, gevoelloos als een steen, valt
hij Jesus, de oneindige liefde, om den hals,
geeft Hem een kus en zegt: Ween gegroet Meestfr.
-ocr page 56-
ili
Het zal u misschien bevreemden , dut de apos-
telen, die dit boorden en zagen, geen enkel blijk
van afkeuring gaven ; dat zelfs de voortvarende
Petrus, die straks zijn zwaard zal grijpen, niet
gloeijende van verontwaardiging, zijn toorn aan
den verrader deed gevoelen. Maar de boosheid
van Judas, de snoode onbeschaamdheid van dien
kus was te groot, de leerlingen konden zoo
groot oen gruwel niet doorschouwen. Zij stonden
verpletterd en begrepen niets van de handeling
des verraders. Jesus alleen kende volkomen de
beteekenis van den kus en weigerde hem niet.
Hierin had de blinde Judas zich niet bedrogen;
zoo als altijd, zoo stond nu de goede Meester
vol liefde voor hem en sprak met de uitdruk»
king van eene onbeschrijfelijke smart: Vriend,
waartoe zijt gij gekomen ? Judas
, verraadt gij nu
den Zoon des menschen door eenen kus?
Lieve lezer, laat ons hier een oogenblik ver-
wijlen en den snooden verrader in de armen
van den liefdevollen Jesus beschouwen. Werp
uwe blikken nu eens op het gelaat van den
Meester, uit wiens oogen eene ernstige en treu-
rende liefde schittert, dan weder op het schaani-
telooze, hardvochtige en koude gelaat van Judas.
Mijn God, welk eene tegenstelling!
Twee omhelzingen worden ons in de Evau-
geliën geschilderd. De eerste is die van den
-ocr page 57-
1.7
goeden Vader, die den verloren zoon tegemoet
snelt en om den hals valt, de tweede is die
welke de lijdende Jesus aan den verrader niet
heeft geweigerd. Hoe menige zondaar is door
de voorstelling van de eerste niet tot in het
diepst zijner ziel geroerd geworden; en inder-
daad wie kan zijne liefde onthouden aan den
goeden Vader, die zelfs geen tijd vindt om de
nederige schuldbekentenis van zijn zoon te aan-
hooren, maar aaustonds de vaderlijke liefde van
zijn hart gaat uitstorten in teedere omhelzing?
Wie kan zijn vertrouwen weigeren aan oen Va-
dor, die bij de eerste teekenen van berouw
zijne armen uitstrekt tot den terugkeerendeu
zondaar ? De smaad, dien hij van den weer-
spannigen zoon ontving, de droefheid, welke
zijn vertrek hem veroorzaekte, de verkwisting
van zoovele goederen, de havelooze kleeding,
waarin hij terugkeert, alles wordt door den
Vader over het hoofd gezien; het is hem ge-
noeg, dat zijn zoon leeft en terugkeert onder
het ouderlijk dak. Welk zondaar, die hoort
dat hij in Jesus zulk eeneu Vader vindt, kan nog
weerstaan aan den trek der hoop en der liefde \'t
Kan ons \'s Heeren goedheid en zachtmoedige
barmhartigheid nog krachtiger worden afge-
maaldP Het zij verro, dat ik de roerende scboon-
heid der gelijkenis in het minst zoude verkleinen.
-ocr page 58-
48
Mogt ieder zondaar zijn aandacht wijden ann
den Vader, die den terugkeerenden Zoon om-
helst, aan zijn boezem drukt en met de schoonste
blijken zijner liefde overlaadt! Doch wilt gij
grootere liefde zien, ga naar Gethsemani en
aanschouwt Judas in de armen van Jesus, wan-
neer hij Zijnen Meester den verraderlijken kus
aanbiedt. In Gethsemani doet Jesus meer, dan
Hij ons in de gelijkenis van den goeden Vader
heeft afgebeeld.
Stel u den verloren Zoon voor, die om-
helsd wordt door Zijn Vader. Hij was een eigen-
zinnige , ondankbare, moedwillige verkwister;
hij beeft Zijn Vader onteerd door Zijn schan-
delijk gedrag en bedroefd door zijne afdwalingen,
hij draagt nog de sporen zijner losbandigheid
in de verscheurde kleederen en het vermagerd
gelaat; hij komt terug, omdat de honger hem
dwingt en de nood het hoogste punt bereikt
heeft, maar hij komt toch terug en vernedert
zich door ootmoedige schuldbekentenis. Judas
echter komt verstokt in de boosheid, vaBt be-
sloten om alle vermaning te weerstaan; hij
komt met opgeheven hoofd en schaamteloozen
blik en terwijl Jesus zich bereid toont den
booswicht te omhelzen, drukt dezen den ver-
raderlijken kus op \'s Heeren aangezicht. Lieve
lezer, ik vraag het u, zal Hij, die aan denver»
-ocr page 59-
lil
roder zijne omhelzing niet weigerde, ooit een
zondaar van zich kunnen stooten, wanneer deze
in rouw en droefenis tot den goeden Meester
wederkeert ? Indien Hij den verrader nog den
naam van „vriend" wilde geven, kan de rouw-
moedige zondaar dan twijfelen uit den mond
van Jesus te zullen hooren: mijn zoon, uwe
zonden zijn u vergeven? Zie den zoeten en min-
nelijken blik, welken Jesus op Judas werpt,
terwijl hij den ku9 van den verrader ontvangt.
Welaan Jesus leeft nog en is altijd dezelfde , och,
dat wij toch allen tot Hem gaan, wij zullen onder-
vinden, dat Hij zachtmoedig en ootmoedig van
harte is. Maar hoe zullen wij tot Hem gaan?
Zullen wij boos zijn, omdat de Heer goed is,
zullen wij onze zonden vermenigvuldigen, om-
dat de Heer zoo langmoedig onze boosheden
verdraagt? Zie eens hoe koud en schaamteloos
de verrader in het vriendelijk oog van Jesus
staart; wilt gij op dezen gelijken? Ach, Heere
Jesus, zal uwe buitensporige liefde ons hart
niet roeren; zal uwe zachtmoedigheid en uw
ootmoed ons tot onbeschaamdheid voeren? Zul-
len wij U verachten, omdat Gij de roede van
uwen toorn ons niet doet gevoelen ? Vriendelijke
Jesus, Gij wacht ons in het sakrament van
boetvaardigheid om ons den kus des vredes te
geven, zullen wij komen om door onwaardige
3
-ocr page 60-
60
liieeht U te bespotten!\' Gij woont in onze taber-
nakelen om ons in heilige omhelzing aan uw
Goddelijk hart te drukken, zullen wij komen
om door onwaardige Communie met schaamte-
loozen blik in uw vriendelijk oog te staren ?
Ach Heer, laat niet toe dat vee goedheid oor-
zaak worde van onze boosheid.
Lieve lezer, wanneer gij nadert tothetsacra-
ment van boetvaardigheid, stel u Jesus voor,
die zoo vriendelijk staart op den schaamteloozen
Judas, deze voorstelling zegt u meer dan alle
gelijkenissen over Gods langmoedige barmhar-
tigheid, zij zal u alles doen hopen, zij zal alle
mistrouwen wegnemen en uw hart doen gloeijen
van liefde. Wanneer gij nadert tot de tafel
des Heeren, stel u den goeden Meester voor,
die den boosaardigen verrader aan zijn boezem
laat rusten, opdat Hij dezen , indien het nog mo-
gelijk is, de treurende liefde van zijn Meester
doe gevoelen; die ééne voorstelling zal u een
denkbeeld geven van de warme liefde en harte»
lijke omhelzing, waarmede Jesus zijne kinderen
aan do heilige tafel ontvangt.
-ocr page 61-
DINGSDAG NA DEN EERSTEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Ut ergo dixit eis, Ego smn ; aüiernul retronum
et eeci\'lr-runt in terram. Jotn \\V111 • fi.
Zoodra Hij dan tot hen z?ide ; Ik ben het, weken
zijn achterwaarts en vielen op den grond.
Het hart van Judas was te verstokt om door
de liefde van Jesus getroffen te worden, ook
was de verrader te boos om in de armen van
zijn Meester te kunnen rusten; het minnelijke
oog, de vriendelijke toespraak van Jesus stootten
hem af, plotseling wendde hij het hoofd om,
en voegde zich bij de bende, waar hij zich beter
op zijne plaats gevoelde. Nu ging Jesus eenige
schreden vooruit de bende te gemoet, en zeide
hun: wien zoekt gij? Zij antwoordden: Jesus van
Nazareth.
Jesus herneemt: Ik ben het. Zoodra
Hij dan tot hen zeide. Ik ben het, weken zij
achterwaarts en vielen op den grond.
Wat moest de menigte, wat moesten de priesters
en oversten, die de bende vergezelden, denken,
3*
-ocr page 62-
62
toen zij zagen, dat de Verlosser zijnen verrader
zoo kalm en minzaam ontving; wat moesten zij
oordeelen, toen zij Jesus na den verraderlijken
kus niet alleen geen poging zagen doen om te
ontvlugten, maar Hem, als ware Hij zonder
argwaan, vooruit zagen treden? Die blinden!
Hoe ligt konden zij later de gevangenneming
des Heeren aan liun overleg en hunne listen
toeschrijven, hoe ligt konden zij zich in den waan
brengen, dat zij Jesus verschalkt hadden door
een apostel tot hun leidsman te nemen!
De barmhartige Jesus zal evenwol aan de
bende en hunne aanvoerders zijne vermaning
niet onthouden; Hij zal hun een middel tegen
de verblinding geven en hun, ook in dit uur
der duisternis, toonen , dat Hij het is, die magt
heeft zijn leven te geven, maar niet minder om
het te behouden. Alvorens zich over te geven,
werpt Hij zijne belagers op den grond; Hij
overwint hen, alvorens hun gevangene te wor-
den; Hij Blaat hen ter neer door zijn woord,
alvorens hunne boeijen te ontvangen.
Jesus zegt: Ik ben het. Dit woord sprak Hij
niet met de gramschap van den regter, maar
met de kalme Majesteit en vriendelijke goedheid
van den Verlosser, waardoor Hij reeds zoo menig-
maal zijne vijanden aan den grond had genageld
en hunne dreigende armen magteloos had doen
-ocr page 63-
53
neerzinken. Op dit eenvoudige: Ego sum, IA
ben hel,
weken de boosdoeners achteruit en vielen
op den grond. Dit woord was als een schitte-
rende lichtstraal, die den Verlosser plotseling
in al zijne grootheid deed zien; als een felle
donderslag die den schrik door de leden zijnor
vijanden joeg. Zij, de gewapenden, de sterken,
de listigen vielen voor den éénen, ongewapenden,
vriendelijken Jesus op den grond. Welk eene
les! Waarom maakte zij geen indruk op hun
gemoed P Als zondaren werden zij op den grond
geworpen, waarom stonden zij niet als boelvaar-
digen
opp Ach, zij hebben hunne oogen ge-
sloten; daar is niemand, die in zijn hart over»
wegen wil.
Toen de rijke, in de hel begraven, zijne oogen
sloeg op Lazarus die rustte in Abrahams schoot,
toen verzocht hij Abraham als laatste gunst
om Lazarus te zenden tot zijne (des rijken)
broeders, opdat hij deze zoude waarschuwen
voor de strafien, die hen wachtten, indien zij
zich niet bekeerden. Abraham echter ant-
woordde: zij hebben Mozes en de pto/elen, indien
zij deze niet gelooven, zij zullen evenmin gelooven,
wanneer iemand uit de dooden tot hen komt.
Inderdaad, de kracht der zelfverblinding is
onbegrijpelijk groot. Zij is een afgrond; wan-
neer de mensch daarin is afgedaald, dan ver-
-ocr page 64-
54
acht hij alles. Heeft Jesus zelf niet van de
Joden gezegd, dat zij tot het licht niet kwa-
men, omdat hunne werken boos waren P Zij
wilden niet begrijpen, om ongestoord het booze
te kunnen doen. Het is aan God alleen be-
kend, hoe vele inspraken der genade, hoe vele
onderrigtingen en vermaningen, hce vele wroe-
gingen en angsten des gewetens de zondaar heeft
onderdrukt en weerstaan, alvorens hij tot die
ontzettende verblinding vervalt, welke meestal
de voorbodo der eeuwige verwerping is; maar
elkeen kan tot dit uiterste komen, zelfs een
Judas, een leerling des Heeren. Neen, wij
moeten niet denken, dat de blinden alleen ge-
vonden worden onder de Joden, die Jesus
haatten, overal treffen wij zondaren aan even
blind als de Joden; zondaren, die eertijds in
het volle licht der waarheid wandelden, doch
langzamerhand zoo ver afweken, dat zelfs zigt
bare wonderen hunne oogen niet meer konden
openen. Helaas, hoe velen zijn er op den weg
der vrijwillige zelfverblinding! God spreekt
door hun geweten het Ego mm, Ik ben het, uw
Koning, uw Heer, uw Schepper, dien gij hoont,
Ik ben uw regter, die u eens zal vonnissen;
dan schrikt de zondaar op, hij siddert en staat
verslagen stil, doch bevangen door de roes
der hartsfogten sluit hij weder zijne oogen, en
-ocr page 65-
55
milieu de angsten des gewetens niet wijken, hij
zoekt in de verstrooijiug der wereld en der
zonde, den doodslaap der verblinding. De barm»
hartige God houdt aan, Hij spreekt door die
onzigtbare kwelgeesten, welke de zonden altijd
op de hielen volgen; dan drukken onrust, teleur-
Btelling, verveling, onvoldaanheid en walging
den zondaar; dan treedt de Heer hun vriende-
lijk tegen, Ik ben net, zoo spreekt Hij door
den mond des herders of van een welineenenden
vriend, Ik ben het, die alleen uwe wonden kan
heelen on vrede schenken aan uwe onrustige
ziel, kom, werp u in mijne armen; doch de
zondaar wendt het hoofd af en verstokt zijn ge-
moed. Dan tuchtigt de Heer hem met de
roede eens vaders. Eampen en smart, ziekten,
kwellingen van allerlei aard slaan zijne hoop
den bodem in, of breken een voor een al zijne
verwachtingen af; ondanks zich zelven moet
dan de zondaar erkennen, dat alles hier beueden
ijdelheid is, terwijl de Heer hem te gemoet treedt
en zegt: Ik ben het, die de zondeu kastijd, maar,
die ook de wonden van den boetvaardigen ge-
nees, kom tot Mij, en gij zult rust voor uwe
ziele vinden, doch de zondaar mort en ant-
woordt P Misschien met een vloek! Zijne voor-
gangers in de zonde, zijne medgezellcn worden
de een na den anderen weggerukt door den dood.
-ocr page 66-
5(1
De zondaar siddert, zijn hart krimpt in een
van schrik, en de Heer treedt hem te gemoet
en spreekt: Ik ben het, die uwe medgezellen ten
oordeel riep en aan u nog den tijd tot bekee-
ring schonk, kom en werp u in mijne armen;
maar de boosdoener, wanneer hij tot de diepte
gekomen is, veracht.
Gjj vraagt, lieve lezer, hoe kan een mensch
den strijd volhouden tegen den liefdevolion God ?
Dat hij het volhoudt ziet gij in Judas, in de
bende en in de geschiedenis van duizende zon-
daren; maar vraagt gij naar het hoe, de onge-
lukkige verbliuden alleen zouden u kunnen
verhalen hoe hard de strijd was en welke moeije-
lijke wegen zij bewandelden om tot de verblin»
ding te geraken Somtijds openbaart do arme
zondaar onwillekeurig wat er omgaat in zijne
ziel. Dan is hij neerslagtig, moedeloos, treurig
en gedrukt, de herinnering aan zijn toekomstig
einde doet hem zigtbaar schrikken; somtijds
geeft hij ondubbelzinnig te kennen dat de vromen
in armoede en verlatenheid veel gelukkiger zijn
dan bij, die in niets gebrek lijdt. Maar zijn
inwendig lijden openbaart hij het meest, wan-
neer zijn voorhoofd zich rimpelt, zijne gramschap
ontvlamt en zijn mond scheldt of vloekt bij de
liefderijke vermaningen, dio hem gegeven worden.
Wie siddert niet, wanneer hij den ongelukkigen
-ocr page 67-
57
al wat vroom cd deugdzaam, al wat eerbied-
waardig en heilig ia hoort vloeken en bespotten ?
Wie noemt dit niet goddeloos F Maar die godde»
loosheid is ook een aanval van waanzin, waartoe
zijn inwendig lijden hem voert. En hoevele
hulpmiddelen gebruikt hij daarenboven niet om
zijn zielelijden te verzachten en in stille rust
zich zelven te verblinden! Met genoegen spoort
hij de zonden en ergernissen van anderen op, de
boosheden der bedorvene wereid aanschouwt hij
met welgevallen, hij laat geen drogredenen,
waardoor de wereld hare zonden verschoont,
verloren gaan, want zijne halstarrige boosheid
wil hij billijken door do zonden en de redoneo-
ringen van hen, die even boos zijn als hij. Judas
zou met zoo groot eene onbeschaamdheid Jesus
niet zijn te gemoet getreden, indien hij geen
steun gevonden had in de priesters, de over-
heden en de bende die hem volgden; zoo schept
ook de zondaar moed voor zijn noodlottigen
strijd uit de menigte der zondaren, die hem
vergezellen en volgen. Menigeen zoude nooit
tot de uiterste verblinding gekomen zijn, indien
hij geheel alleen had moeten strijden tegen de
liefde van zijnen God.
De H. Joannes, die ons verhaalt hoe Jesus de
bende deed neervallen, merkt uitdrukkelijk op,
dat Judas bij hen stoud. De apostel dacht on-
-ocr page 68-
58
getwijfeld toen hij dit ter neerschreef, met wee-
moed aan Judas, die voor eenige dagen nog aan
de zijde der leerlingen ging en tot de uitver.
korenen van JeBus behoorde. En inderdaad,
welk een ontzettende omkeer heeft er plaats
gehad! Judas, de leerling van Jesus, de vriend,
de dischgenoot van den Meester, met wien de
apostelen zoo vertrouwelijk omgingen, ligt daar
als een verstokte zondaar onder de zondaren!
Welk een les, voor u en voor mij, lieve lezer!
Wanneer men in de heiligste omgeving een zon-
daar worden kan, wanneer men zich kan ver-
blinden in de onmiddelijke nabijheid van het
Licht, dat de gansche wereld verlicht, wie is
dan veilig, wie is zeker? Laten wij dan altijd
ons zelven mistrouwen, God gedurig bidden,
dat Hij ons verstand verlichte om ons zelven
te kennen, om steeds in dankbaarheid elkevcr-
maning en onderrigting aan te nemen, ja vooral
zulke vermaningen, die ons het pijnlijkst trefien,
omdat zij ons hoofdgebrek aanranden! Laat ons
nooit de liefde en de inspraken der genade
weerstaan en vooral nooit ons gedrag verschoo-
nen door de oordeelvellingen, redeneeringen en
voorbeelden van personen, die weinig deugd en
vroomheid bezitten.
-ocr page 69-
WOENSDAG NA DEN EEKSTEN
ZONDAG IN DE VASTE
Videntes autem lil, qiti circa ipaum eratit
quod futurum f rat, dixerunt ei Domine
m percutiinus gladio?
Luc. XXII : 49.
Als ml zij, die rondom l:em wareu , zageu
wat aanstaande was, zeiden zij tot Hem :
Heer, zullen wij er met het -:waard op
inslaan.
De bende »vas weer opgestaan en de orde in
zoo verre hersteld, dat zij Jesus verstaan kon-
den, toen de Verlosser voor den tweeden keer
vroeg: Wien zoekt gij? Zij hernamen: Jesus van
Nazarelh,
Jesus antwoordde: Ik heb u gezeyd,
dat Ik liet ben. Indien gij dus Mij zoekt, laat deze
gaan. Opdat het woord, dat Hij gezegd had, zoa
vervuld worden: van degenen, welke Gij Mij ge-
geven hebt, heb Ik niemand verloren.
Als nu zij, die rondom Uem waren, zagen wat
aanstaande was, zeiden zij tot Hem: Heer, zulleu
wij er met het zwaard op inslaan!\' Simon reirus,
-ocr page 70-
60
tonder hel antwoord af te wachten, sloeg daarop
reedt toe, trof eenen knecht des Hoogeprieslers en
hieuw hem het regteroor af.
Wat zien wij in do apostelen? Was het
verwarring, die ons medelijden moot opwekken
of onversaagdheid, welke onze bewondering
waardig is ? Zij waren gering in getal, beschik"
ten slechts over twee zwaarden en stonden
tegenover eene groote, welgewapende en goed
geoefende menigte? Angst is een slechte raads-
man, hq drijft tot onberaden stappen, en doet
hij den gewonen soldaat ook met wanhopigen
moed strijden, somtijds zelfs overwinnen, den
waren ehristelijken moed brengt hij nimmer
voort. Wanneer wij Petrus, met zijne gewone
voortvarendheid, het zwaard zien grijpen en
gebruiken, dan moeten wij zijne handeling niet
geheel aan verwarring toeschrijven; neen, de
moed van een gewoon soldaat kan hem niet
ontzegd worden. Indien Jesus hem niet bevo-
len had het zwaard in de schede te steken,
hij zou tot het uiterste gestreden en des noods
zijn leven voor Jesus gelaten hebbeu. Hij had
moeds genoeg om met het zwaard in de hand
den dood te trotseren, doch de christelijke
moed, die ongewapend en weerloos, die mcl
de grootste kalmte den dood in de oogen
ziet, ontbrak aan Petrus en zijne niede-apos(c-
-ocr page 71-
til
lcu. Kortom: de kreet der apostelen die rie-
pen: Zullen wij er met hel maatd op inslaan? de
voortvarendheid van Petrus, die het zwaard
reeds hanteerde, zijn niet toe te schrijven aan
angst en verwarring alleen, maar ook aan hunne
gramschap eu verontwaardiging over den schau*
delijken aanslag tegen den geliefden Meester
gepleegd. De apostelen hadden ijver en moed,
doch niet volgens de christelijke wetenschap.
Bij gelegenheid, dat de h. Remigius Koning
Clovis voorbereidde tot het heilig doopsel, ver-
haalde de heilige op roerende wijze het bittere
lijden van den Heer aan den onwetenden hei-
den. De Koning was zigtbaar getroffen door
de zachtmoedige liefde van Jesus en den gru-
welijken moedwil der Joden. Terwijl hij met
gespannen aandacht luisterde steeg zijn mede-
lijden, gemengd met diepe verontwaardiging,
ten top. Onwillekeurig sloeg hij de hand nan
het zwaard, \'t welk aan zijne zijde hing en riep
uit: O, was ik daar geweest met mijne Franken!
De arme heiden begreep nog niet, dat Jesus
van de zijnen een geheel anderen, een veel
grooteren moed vordert, dan den moed van
een krijgsheld; hij dwaalde, zoo als Petrus
dwaalde in den hof.
Samson was een krachtig strijder en David
een moedig krijgsman, doch beider moed be-
-ocr page 72-
<\\1
zweek voor een vijand, dien de ware Christen
overwint, zij vielen tegenover hunnen harts-
togt. Velen, die met doodsgevaar spotten en
hun leven in ongelijken strijd verachten, sid-
deren voor een glimlach, voor een spottend
woord, voor de minachting eener dwaze wereld,
en zijn lafhartig genoeg tegen hun geweten te
handelen, ten einde eene beleediging te ont-
gaan. De christelijke held vergiet niet het
bloed van anderen, maar, als het zijn moet,
zijn eigen bloed. Hij strijdt voor waarheid en
deugd, voor pligt en gebod. Zijn moed behoeft
niet opgewekt te worden door gramschap, niet
aangevuurd door toejuiching en bewondering der
wereld; hij is krachtig genoeg, om minachting
en bespotting, hoon en smaad onbezweken te
verdragen. De christelijke held is grooter dan
de magtigste Koningen en de grootste verover-
raars, hij overwint alles, ook zijne eigene harts-
togten, en niets kan hem scheiden van de liefde
des Heeren.
Hadden de apostelen, hadde Petrus zulk
eenen moed bezeten, aan Jesus zijde zouden
zij gestreden hebben, zooals hun Meester streed;
doch thans begrepen zij niet eens het voorbeeld,
\'t welk Jesus hun gaf. Zie eens met welk eene
hemelsche Majesteit Jesus zich vertoont te
midden van allen, die Hem omringen. Do
-ocr page 73-
63
bende vloekt, raast, tiert en is geheel in ver-
warring; aanvoerders en geleiders, soldaten en
dienaren dringen naar Jesus toe, die in de
grootste kalmte hen afwacht; ook de apostelen
deelen in de verwarring, en Petrus vermeer»
dert ze nog door zijn zwaard. Jesus alleen is
daar meester en beschikt over allen. Hij geeft
zijne bevelen aan de bende. Indien ff ij Mij zoekt,
zet/t Bij, laat dan deze gaan;
Hij beveelt aan
Petrus: steek het zwaard in de schede, want die
het zwaard gebruiken, zullen door het zwaard
omkomen;
Hij staat de bende toe om Hem te
binden, Hij geneest het oor van JJalchus en
bestraft de snoodheid der Joden door een zacht»
moedig verwijt. Allen zijn buiten zich zelven,
Jesus alleen is, zoo als Hij was, toen Uij leerde
in den tempel, of al weldoende het land door-
trok.
De wereldling kent de edele schoonheid der
zachtmoedigheid niet; het schijnt hem lafhartig
te zijn, om onregt, beleediging en hoon zuij-
gend te verdragen, hij roemt er op, dat hij
nooit voor iemand geweken is, dat men hem
nooit ongestraft beleedigde, dat hij de kracht
en den wil heeft om zijne eer zoowel als zijn
regt te wreken; doch, wanneer er in den we-
reldling ook niets van den christen is overgc-
bleven, ik wijs hem nog naar den hof van
-ocr page 74-
Cl
Gothseinuui, ik toon hem Jcsus ia al de Majcs-
teit zijner goddelijke zachtmoedigheid, en,
indien hij dan niet nedervallende aanbidt, en
aanbiddende du zachtmoedigheid liefheeft en
bewondert, hij is niet ontvankelijk meer voor
de edele gevoelens van de waarachtig christc-
lijke deugd.
Indien gij eens den christelijken moed hebt
aanschouwd, dan ziet gij hoe klein de moed
der wcreldlingen is; zij weten slechts éénen
vijand door geweld te verslaan, maar worden
zelve door duizend vijanden overwonnen. Be-
leediging en minachting, hoon en laster, togen-
kanting en verongelijkiug, teleurstelling, een
klein verlies, eene onbeduidende vernedering
doet die helden aanstonds het evenwigt verlie-
zen, zij vallen, verslagen door gramschap, onte-
vrcdenheid, ongeduld en vele andere hartstog-
ten, waarvan zij de slaven zijn.
Ik hoor u vragen, lieve lezer, hoe zal ik den
christelijken moed verkrijgen, die zelfs aan de
apostelen ontbrak, hoewel zij drie jaren lang
door Jesus onderwezen waren? De apostelen
betoonden zich lafhartig in de uren des gevaars,
omdat zij niet met Jesus gewaakt en gebeden,
hadden. Indien zij de vermaning van hunnen
Meester hadden opgevolgd, zij zouden gestreden
hebben met den moed eens christen*, niet met
-ocr page 75-
65
den woed des wereldlings. De christelijke moed
wortelt in het geloof. Waak dan tot J esus en over-
weeg de schoone lessen, die de Heer u daarom-
trent geeft. Ik zal u toonen, zegt Hij, wiengijte
vreezen hebt. Vreest niet degenen die uw ligchaam
kunnen dooden, maar vreest veeleer Hem, die zielen
ligchaam kan werpen in de hel. Zalig gij, indien gij
om Mijnen \'t wille vervolging lijdt; verheugt en ver-
ilijdl u dan, want uw loon zal groot zijn in den
hemel. Freest niet, ziel Ik heb de wereld ovrwou-
nen.
Het moet u niet verwonderen dat de we
rold u haat en alle kwaad van u zegt; rekent
daarop, want zij hebben il ij gehaat eer dan u.
Waak tot Jesus en beschouw den goddelijkcn
Meester dikwijls zoo als Hij in al de Majesteit
van zijn zaehtziunigen moed tegenover de bende
stond, die Hem gevangen nam, dan zult gij
opgetogen van bewondering eenc sterke be-
geerte in u gevoelen om Jesus uwen Heer na
te volgen. Doch waken is niet genoeg, gij
moet ook bidden, want in u zei ven vindt gij
de kracht niet, welke tot den christelijken
moed gevorderd wordt. Indien gij niet bidt,
gij zult nooit zijn, wat uwe ziel bewondert en
liefheeft Uwe eigen ondervinding zal u daar-
van wel overtuigen. Hoe menigmaal hebt gij
uit vrees voor bespotting het goede niet ach-
tergelatcnP Somtijds hadt gij zelfs den moed
-ocr page 76-
6ti
iiiet een pligt te vervullen, gij vreesdet Jaar-
door eenen mensch te mishagen of zijnen spot-
lust op te wekken. Welligt hebt gij somtijds
iets gesproken of gedaan, wat uw geweten ten
strengste afkeurde; de behaagzucht of de vrees
van eenen vriend te vergrammen had u dan
tot het kwade vervoerd. Niettemin in al deze
gevallen schaumdet gij u over u zelven, gij
hadt achting voor elkeen, die moediger was
dan gij, maar gij hadt de kracht niet tot den
schoouen christelijken moed. Welnu, ga dan
dikwijls tot den goeden Jesus, zeg Hem: Heer,
ik wensch met U in oneer en schande, in be-
leediging en smaad, in verongelijking en mis-
kenning, in kerker en dood te gaan, als zulks
noodig is. Neen, Heer, niets zal mij van uwe
liefde scheiden, geen vrees of angst zal mij
ooit tot zonde voeren, moedig wil ik U volgen
in den strijd, doch Heer, ik ben zoo zwak,
versterk mij door uwe genade, geef mij den
christelijken moed.
-ocr page 77-
DONDERDAG NA DEN EEKSTEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Calicem quem dedit mihi Tater, non bibam
illum?                          Jonn XVIII- II.
Den Kelk , welken de Vader Md gegeren
heeft, zal ik dien niet drinken ?
Petrus trok het zwaard en hieuw Malchus,
een dienaar des Hoogepriesters het regter oor
af. Doch Jesus Bprak: laat af! niet verder! En
Hij raakte het oor aan en genas hem; daarna
vervolgde Hij: of meent gij dat Ik den Vader
niet kan bidden en Ilij Mij niet aanstonds meer dan
twaalf legioenen engelen ten dienste stellen zat? Hoe
zullen dan de Schriften, dat het aldus moet gesehie-
den , vervuld worden ? Den Kelk, welken de Vader
Mij gegeven heeft, zal Ik dien niet drinken!\'
Er zijn omstandigheden, waarin eene genia-
tigde zelfverdediging tegen onregtvaardigen aan»
val geoorloofd is. Doch de handelwijze van
Petrus was zeer onberaden, hier kon het ge-
-ocr page 78-
CS
weid niet door het zwaard worden gekeerd, de
overmagt was te groot. De apostelen mogten
ook het woord en voorbeeld van hunnen Meester
niet vooruitloopen, zij moesten volgen. Nu zagen
zij duidelijk, dat Jesus zich wilde overgeven;
de wijze, waarop Hij de bende te gemoet ging
on toesprak, liet daaromtrent geen twijfel over,
terwijl de laatste onderrigtingen van den Heer
over zijn lijden en dood hun hiervan eene ver-
klaring gaven. Maar zij hadden niet gewaakt
en gebeden, zij begrepen niet, terwijl de kracht
eener moedige doch christelijke onderwerping
hun ten eenen male ontbrak. Met gramstorig
oog, gloeijende van verontwaardiging, zagen
zij de dreigende stokken en zwaarden; geen
hunner staarde naar den hemel of dacht aan
den Vader, die den Kelk overreikte.
Indien wij, lieve lezer, een blik op onze ge-
dachten, begeerten, woorden en handelingen
slaan, moeten wij dan niet erkennen, dat wij
veeleer navolgers zijn van de toornige leerlingen
dau van den zachtmoedigen Meester ? Hoe zeld-
zaani denken wij aan den Vader, die ons den
lijdenskelk overreikt; zelfs dan wanneer zonder
eenige menschelijke tusschenkomst, lijden of
tegenspoed ons treft ? Hoe zeldzaam zien wij
den vinger Gods in ziekte , in den dood onzer
nabestaanden; in kwellingen, die niet afhankelijk
-ocr page 79-
60
zijn van cenig menscb P Dan zijn wij ontevreden
op het toeval, op de kwaal, op de noodlottige
omstandigheden en op den zamenloop van tegen-
spoeden; wij zijn neerslagtig, treurig, lastig
voor ons zelven en voor anderen, wij morren,
klagen en zuchten den ganschen dag; de he-
melsche Vader, die over alle toeval heerscht
en ons met eigen hand den kelk des lijdens
overreikt, wordt geheel vergeten, en toch zond
Bij ons dit lijden, opdat wij zijne hand gevoelen
en ons Zijner herinneren zouden in ootmoed en
liefde O wij kleingeloovigen! Wat zal er van
ons geworden , wanneer God niet zoo onmidde-
lijk tot ons nadert, maar aan de kwaadwillig*
heid van anderen vergunt om ons te schaden P
Ja, waar booze hartstogt van een vijand ons
in lijden dompelt; waar wij onregtvaardig ge-
hoond , bespot en mishandeld worden; waar onze
welwillendheid, onze goede diensten, onze zui-
vere bedoelingen kwalijk worden uitgelegd;
waar men ons met ondank beloont, in onze
plannen, ondernemingen en handelingen ons
dwarsboomt, moedwillig ons van onze eer en
goeden naam berooft, onze vrienden van ons
afkeerig maakt en onzen huiselijken vrede stoort,
daar vooral is een krachtig en helder geloof
noodig; daar moet het geloof ons niet eens,
maar eiken dag, maar zoo dikwijls ons gemoed
-ocr page 80-
70
eeltige verbittering ontwaart, naar den Vader
in den hemel wijzen, naar den Vader die toe-
laat , dat wij , kleinen en zwakken, geplaagd ,
getergd, gekweld en vernederd worden. Daar
moeten wij ons den Vader herinneren, die ons
lijden ziet, maar zijne engelen niet afzendt oin
ons te helpen; die er behagen in schept, dat
wij geoefend worden in ootmoed, geduld , zacht-
moedigheid, onderwerping en geloof. Kleingc-
loovig zijn wij, die steeds ontevreden zijn op
den broeder, die ons kwelt; kleingeloovig, die
steeds onuitputtelijk zijn in klagten over den
naasten en altijd even arm in onderwerping aan
God. Zeer zeker, het valt zwaar verongelijkt,
miskend en veracht te worden; ongemeen
zwaar is de beproeving, wanneer het onregt
met halstarrigheid wordt voortgezet en door
nieuwe miskenningen vermeerderd; onze brooze
natuur is niet bestand tegen zoo groote beproe-
vingen, maar wat de mensch niet vermag, dat
kan de christen, die het voorbeeld van Jesu9
voor oogen houdt en versterkt wordt door de
genade van zijn Verlosser. De christen, zegt
de H. Augustinus, is gelijk aan een volmaakt
vierkante steen; werpt dien steen heen en weder,
wentelt hem duizendmaal om, hij staat altijd
overeind. Zoo zal ook de ware christen door
geen kwelling of beproeving verslagen worden.
-ocr page 81-
71
Men slingere hem heen en weder door veron-
gelijking en lijden, altijd slaat hij weder over-
eind en ziet hij op tot den Vader, die den
kelk heeft overgereikt.
Moet ik dan alles verdragen , alles zwijgend
aanzien en elkeen laten begaan , die lust gevoelt
om mij te verongelijken en te beleedigen P Zoo
spreekt de ongedu ldige, toornige en wroakzuch-
tige mensch. Hij weet zeer poed dat het wel
christelijke volmaaktheid kan zijn alles te verdra-
gen en zich niet tegen onregt te verzetten, doch
geen christelijke pligt. Hij weet zeergoed.dat
het den christen niet verboden is zich met
rechtvaardige en geoorloofde middelen op eene
geoorloofde wijze te verdedigen tegen onregt en
verongelijking, maar hij wil smaad met smaad,
laster met laster, onregt met onregt vergelden;
de lust bekruipt hem zijnen broeder de uit-
werkselen van zijnen toorn te doen gevoelen,
in de bitterheid des harten zint hij op wraak,
en als hij zich verdedigt, hij doet zulks zoo
hartstochtelijk en op zulk eene buitensporige
wijze, dat hij eer een aanvaller dan verdediger
kan genoemd worden. Deze onchristelijke han-
delwijze wil hij nu verschoonen door de onnoo-
zele vraag: moet ik dan alles verdragen P
Wanneer wij, hetzij door de magt onzer
vijanden, hetzij door hunne listen, hetzij door
-ocr page 82-
n
,\'flen zamenloop van omstandigheden, verhinderd
i zijn om ons op geoorloofde wijze en door geoor-
loofde, niet zondige, middelen tegen veronge-
lijking te verdedigen, dan kan God alleen ons
helpen door de gewone of buitengewone midde-
len zijner Voorzienigheid. Aan God moeten wij
dan ODze zaak toevertrouwen; komt de Heer niet
tus8chenbeide, wij vinden daarin een zeker be-
wijs, dat ons lijden een kelk is, dien de Vader
te drinken geeft.
Sla eens aandachtig uw oog op Jesus, die
daar weerloos voor de dringende, vloekende en
dreigende bende staat. Hij ziet de opgeheven
stokken en zwaarden, Hij weet voor wien de
koorden en boeijen bestomd zijn. Hij kent den
haat der priesters en oversten, die de bende
aanvuren en leest in de ruwe blikken der sol-
daten en dienaren zoowel als in hun hart hoe
wreed een geweld zij zullen plegen, zoodra Hij
in hunne handen zal gerallen zijn. Al de bij-
zonderheden van het gruwelijkste onregt, dat
men tegen Hem zal plegen, staan voor zijnen
geest, doch Hij slaat zijne oogen ten hemel en
zegt: den Kelk, dien de Vader Mij gegeven heeft,
zal Ik hem niet drinken?
Durven wij Jesus van
dwaling beschuldigen; durven wij tot Hem
zeggen: Heer, Gij vergist U, niet de Vader,
maar de booze Joden hebben U den kelk be-
-ocr page 83-
73
reid, zij zijn het die hem aan U overreiken t
Geen christen zal dergelijk eene taal tot Jesus
durven voeren. Waarom wijten wij dan ons lijden
en onze verongelijking aan den broeder; waarom
vergeten wij den hemelschen Vader, die onze
beproevingen toelaat P Is het niet veel aange-
namer, veel zoeter met kinderlijke onderwerping
tot den Vader op te zien, dan in bitterheid
des harten te morren en te klagen over den
broeder?
Den Kelk , dien de Vader Mij gegeven heeft, zal
Ik hem niet drinken?
O, hadden wij het gelaat
aanschouwd van Jesus, toen Hij deze woorden
uitsprak; hadden wij den toon van liefde, ge-
hoorzaamheid en blijmoedige onderwerping ge-
hoord, waarop Jesus hier, in dit uur, in deze
omstandigheden
den zoeten naam van „Vader"
noemde! Met Jesus zouden wij de handen uit-
strekken tot eiken kelk dien de „Vader" ons
aanbiedt; nimmer zoude over onze lippen de
koude klagte komen: moet ik dan maar alles
verdragen? Wij zouden gevoelen dat God ons
nooit naderbij is, dan in lijden en verdrukking;
wij zouden met vreugde den kelk ledigen, over-
tuigd dat de goede Vader met welbehagen
nederziet op de liefdevolle onderwerping van
zijn zwak kind.
Zie eens, lieve lezer, welk een verschil er
4
-ocr page 84-
74
is tuBBohen den wereldling en den navolger van
den lijdenden Jesus. De wereldling scheldt ,
woedt, strijdt in dollen drift, en kan hij het
ongelijk niet afweren, hij zoekt eenige verzach-
ting van lijden in wraakgierige gedachten. Zijn
gemoed is verbitterd, zijne rust is vervlogen,
en wanneer het onregt, \'t welk men hem aan-
deed, reeds lang vergeten kon zijn bloedt de
wonde zijner ziel nog voort, omdat hij ze steeds
openrijt door zijne bittere herinneringen. De
ware christen daarentegen is gelijk aan den
vierkanten steen, waarvan de fl. Augustinus
spreekt; hoe ook door onregt heen en weer ge-
slingerd, altijd staat hij kalm overeind , hij ziet
op naar den hemel en denkt met kinderlijke
vreugde aan den goeden Vader; hij dankt zelfs
dien Vader, dat hij zich gewaardigde met va-
eerlijke
hand den kelk over te reiken, die in
booze bedoelingen door anderen gevuld was.
Op wien gelijken wij, lieve lezer; op den na-
volger van Christus? Laat ons opzien tot
Jesus, ons toonbeeld, en voortaan naar Hem
ons rigten.
-ocr page 85-
VRIJDAG NA DEN BERSTEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Tune diacipuli eins relinquentes eum, omned
fugerunt.
                                Mare. XIV- 50.
\'J\'oen verlieten Hem zijne leerlingen en namen
nllen de vlugt.
Petrus was teregtgewezen en stak, zijnen
Meester gehoorzamend, het zwaard in de schede.
Nu rigtte Jesus zich tot de bende en sprak:
als tegen een moordenaar zijt gij uitgetrokken met
zwaarden en stokken, om Mij ie vangen. Dagelijks
zat Ik bij u in den tempel en leerde Ik u; en gij
hebt Mij niet gegrepen. Doch dit is we uur en de
raagt der duisternis. Dit alles nu is geschied, opdat
de Schriften der pro/eten vervuld zouden worden.
Zachter verwijt konde de Heer aan die boos.
wichten wel niet toevoegen. Het was minder
een verwijt dan eene waarschuwende onderrig-
ting. De bende soldaten en dienaren, doch
inzonderheid de priesters en oversten, die de
bende vergezelden, werden gewezen op de voor
4*
-ocr page 86-
rfi
spellingen der profeten en op de mislukte aan»
slagen tegen Jesus, toen zijn uur nog niet ge-
komen was en Hij zich zonder inspanning aan
hunne handen onttrok. Zij echter waren blind
en maakten zich op, om Jesus te binden.
De apostelen dit ziende, werden door groote
vrees bevangen. Hunne verschrikte verbeelding
zag niets dan de touwen, stokken, zwaarden,
woeste blikken en dreigende gebaren der bende.
Zij vergaten Jesus, zijne voorspellingen, zijne
Magt en Grootheid; zij vergaten het woord,
\'twelk zij den geliefden Meester gegeven had-
den , toen zij zeiden: Heer, wij zijn bereid met U
in den dood te gaan.
De Herder werd geslagen
en de schapen verlieten Hem en namen allen
de vlugt. Zie hen daar verdwijnen in de duis-
ternis van den nacht en in de schaduw der
boomen, van nu af staat Jesus alleen omgeven
van bloeddorstige vijanden.
Alleen omringd van vijanden! Alleen als speel-
bal van een laaghartig gespuis! Alleen, waar de
magt der duisternis in ongetemde woede heerscht!
Alleen en toch zoo groot! Nu zal zijne groot-
heid in den vollen middag zich vertoonen, want
nu zal Hij toonen, dat Hij, van alle mensche-
lijke hulp verstoken, niet alleen, maar bij den
Vader is. Zijne vijanden zullen woeden, maar
Hij zal zwijgen, om met den Vader te spreken;
-ocr page 87-
77
zijne vijanden zullen Hem binden en kluisteren,
maar Hij zal gehoorzamen aan den Vader;zijne
vijanden zullen Hem lasteren en alle kwaad van
Hem spreken, maar Hij zal opzien tot den Vader;
zijne vijanden zullen Hem dooden, maar Hij zal
stervende zijn Hoofd buigen voor den Vader.
Ook wij zullen eens geheel alleen zijn; dan
zal men ook van ons kunnen zeggen: toen zijn
allen gevlugt en hebben hem verlaten. Het zal
een uur van duisternis zijn, het doodsuur! Dan
zijn alle vermaken, al de droombeelden der
jeugd, al de verwachtingen van eene gehoopte
toekomst voor altijd verdwenen; gelijk eene
schaduw gingen zij voorbij. Wat ons uitlokte
tot den arbeid, wat ons scheen te beloonen voor
onze inspanningen, wat ons rusteloos voortdreef
in onze gezonde dagen: eer en achting, vriend-
schap en rijkdommen, zij bekoren ons niet meer,
want zij zijn onmagtig om ons te helpen. Ons
gelaat, eertijds misschien geprezen wegens zijne
schoonheid, draagt de afzigtelijke teekenen van
den naderenden dood. Indien onze oude vrien-
den en kennissen ook al niet ontrouw worden
aan de vriendschap, wij boezemen hen afschrik
in, en zij zijn onmagtig ons te helpen. Ja, het
uur komt, waarin gij, op het bed van smarten
uitgestrekt, door den dood, die u niet loslaat,
alvorens hij zijnen prooi geheel meester is, zult
-ocr page 88-
78
norden uitgeschud erger dan de ongelukkige,
die, van Jerusalem naar Jericho reizende, in
de handen der roovers gevallen was. De dood
zal uw ligehaam afbreken en niemand zal u hulp
bieden tegen zijn geweld, gij zijt alleen met den
vijand. Uwe voeten verstijven, uwe handen
worden magteloos en laten het kruisbeeld ont-
vallen, \'twelk men u overgaf; uw oog, dat her-
en derwaarts dwaalt, als zocht het hulp, is uit-
gedoofd en onderscheidt met moeite de meest
bekende voorwerpen; uwe tong beweegt zich,
maar kan geen verstaanbaar woord meer uiten,
uwe borst hijgt naar adem, terwijl uw hart
naauw merkbaar klopt. Is dat nu de mensch,
wiens blik zoo vurig, wiens tongzoo vlug, wiens
handen zoo krachtig, wiens gezondheid zoo sterk
was? Alles heeft hem dus verlateu! Maar zijn
geest? Misschien is hem het gebruik van rede
en vrije wil reeds ontnomen, doch, indien in
dit uur der duisternis uwe ziel nog helder ziet,
wat zal zij aanschouwen? Zij zal al het akelige
van hare eenzaamheid, al het schrikwekkende
van haren toestand overzien.
Ik hoop, lieve lezer, dat gij in dit verschrikkc-
lijk uur niet gekweld zult worden door treurige
herinneringen van een zondig verleden. Mogt
gij evenwel het ongeluk hebben gehad van veel
en zwaar te zondigen, dan wensch ik u harte*
-ocr page 89-
7.1
lijk, dat gij door opregte boute uwc ougeregtig-
heden hebt uitgewiseht, alvorens het uur genaakt,
dat op zich zelf reeds zoo vreeselijk is.
O hoe nietig, hoe nooddrufiig blijkt de mensen
in zijn doodsuur! Zie ze op hun sterfbed, do
niagtigste vorsten der aarde; zij, die als god-
heden gediend, gevreesd en geëerbiedigd werden,
zij zijn als magtelooze wormen, die door den
voorbijganger vertreden worden. Hunne paleizen
wemelen thans van dienaren, welke\'bereid zijn
elke begeerte van hunne gebieders te voldoen,
maar in dit uur is ook de vorst alleen, alleen
tegenover den dood! Wat kan de inagt van den
magtige, de wetenschap van den geleerde, de
rijkdommen van den rijke tegen den dood P Zijn
niet allen even hulpeloos, even eenzaam, even
verlaten in het uur der duisternis, wanneer de
zou des levens voor altijd ondergaat \'t
Gelukkig de menseh, die in deze bange uren
zeggen kan: Non mum ego solus, ik beu uiel alleen.
God is mijn helper en mijn Verlosser; de goederen
der aarde ontvallen mij, maar op deze heb ik
nooit mijn vertrouwen gesteld; do vermaken
hebbeu voor mij een einde genomen , doch mijn
hart was nooit daaraan gehecht; mijne vrienden
hebben mij verlaten en staan geheel radeloos
van verre, maar God hob ik bemind, zijn wei-
behagen heb ik boven alles gezocht, da Heer
-ocr page 90-
80
verlaat mij uiet; mijne krachten begeven mij,
maar God is mijne sterkte; mijne oogen zijn
uitgedoofd, maar God is mijn licht in eeuwig-
heidj mijne tong kan niet meer spreken tot de
menschen, maar aan God zijn de zuchten mijns
harten bekend; mijne ooren zijn doof geworden >
maar mijn ziel luistert naar de stem van haren
God. Laat de wereld voorbijgaan. Hij die bij
mij is, blijft in eeuwigheid; Hij zal mij vleugelen
geven, opdat ik in jeugdige kracht mij verhefle
om te ruslen in zijnen schoot!
Jesus alleen omringd van wreede vijanden!
Ziet gij die smadelijke boeijen en banden, welke
Hem worden aangelegd; die opgeheven zwaarden
en dreigende gebaren? Hoort gij die ruwe
kreeten en goddelooze verwensehingen, welke
de bende uitstort? Bemerkt gij dat stooten en
slaan, dat duwen en schoppen, waaronder men
uwen Verlosser voortdrijft? Welk eenc ellende,
maar ook welk eene grootheid! Onder allen,
die daar voorttrekken naar Jerusalem, is slechts
een, die geheel kalm is en weet wat Hij te ge-
moet gaat: den dood. Die Eene is Jesus. Zie,
Hij spreekt tot den Vader, Hij bidt. Zóó zal
het Bterfbed zijn van allen, die Jesus navolgen.
De stervende christen ondervindt al de broos-
heid van den menschelijkc natuur, al de smarten
en angsten, die den dood voorafgaan en-vcrgc-
-ocr page 91-
SI
zeilen. Zoo groot is zijne ellende, dat niemand
hem onbewogen kan aanschouwen, maar hij be-
toont zich grooter dan de dood, sterker dan
zij, die hem weenende omringen; want hij is
niet alleen. De kunst bezweek voor het geweld
van den dood, de geneesheer ging henen om
niet terug te keeren. De nabestaanden hebben
alle hoop op herstel verloren, zij weenen en
zijn geheel in verwarring. Zij, die den stervenden
nog bijslaan, doen wanhopige pogingen om de
smarten des doods te verzachten, maar de kelk
moet tot den laatsten droppel geledigd worden.
De stervende echter is kalm; hij voelt zijn einde
naderen en hij weet waar hij henen gaat; zijne
ziel spreekt en zijne harte verzucht, want hij
is niet alleen: God is hem nabij. Zijn strijd is
hevig, zijne benaauwdheid is groot, maar de
vertroostingen des Heeren maken hem den dood-
strijd zoet. Hij werpt een blik van liefde op
het kruisbeeld, hij lispelt den zoeten naam van
Jesus en roept de lieve Aioeder van den goeden
Jesus aan. De omstanders zien hem verpletterd
onder de slagen van den wreeden dood, maar
hij geeft in blijde gehoorzaamheid zijnen geest in
de handen des Vaders over, hij gaat ter bruiloft.
Dat mijne ziel den dood der regtvaardigen
sterve, en dat mijne uiterste gelijk zij aan
het hunne! Ik zal dan niet langer op krachten
-ocr page 92-
82
cu gezondheid bogen, zij zullen gebroken wor-
den als een riet; ik zal niet roemen op magtigc
vrienden, op eer en aanzien, zij gaan als eenc
schaduw voorbij; ik zal mijn vertrouwen niet
stellen op de goederen der aarde, de dood
zal mij alles ontrukken; ik zal roemen op
Hem, die bij mij blijft in eeuwigheid; Hem zal
ik zoeken ten allen tijde, Hem zal ik dienen al
de dagen mijns levens, en als de dood mij
nadert om mij uit te schudden, ter neer te
werpen en met zijne wreede pijlen te doorboren,
dan zal mijn gebroken oog den vriend mijner
ziel ontwaren, en Hij zal hare bede verstaan
en antwoorden op de verzuchtingen van mijn
hart; dan zal ik weten waar ik henen ga: naar
de bruiloft van het lam! Mijn laatste woord
zal zijn: Vader in uwe hemden he;eel ik mijnen
getal.
-ocr page 93-
ZATUBMG NA DEN EERSTEN
ZONDAG IN DE VASTE.
At illi tenentes Jesum , duxerunt ad Caipiiaiii
principem sacerdotum , ubi scribae et *e-
nioreB convenerant.
Mattli. XXVI s 57.
Doch zij, die Jesus in hunne magt hadden ,
vueiden Hem naar den Hoogcprieater Kai-
phas.bü wien de schriftgeleerden en oudcr-
lingen vergaderd waren.
Met welk eeue woede de gevangeneming vau
Jcsus plaats had, verhaalt ons het Evangelie
in die krachtige eenvoudigheid, welke alleen
aun de H. Schrift eigen is. De H. Joauues
zegt: de krijgsbende dan niet den hoofdman en de
dienaren der Joden grepen Jesus en boeiden Hem.
Niemand bleef dus achter, niemand wilde de
laatste zijn. De hoofdman vergenoegde zich
niet met de noodige bevelen, aan de soldaten
overlatende om ze uit te voeren; ook hij sloeg
de handen aan Jesus. De dienaren der Joden
wedijverden op hunne beurt met de soldaten
-ocr page 94-
84
ah waren deze niet talrijk en sterk genoeg om
den éénen Jesus te boeijen, die als een weer-
loos lam zich overgaf. Een ieder had zijn
zwaard, zijn stok of koord voor Jesus bestemd,
en wenschte nu ook zijn ijver te toonen. Hoe
wreed werd de "Verlosser gebonden, gestooten,
voortgestuwd en gesleurd! Een vroom verhaal
zegt, dat Jesus in de beek Eedron viel, toen
Hij door de bende werd weggesleurd naar Jeru-
zalem; doornat en beslijkt stond Hij weder op,
men voerde Hem verder onder godlastering en
spot.
Bij Eaïphas waren de schriftgeleerden en
ouderlingen vergaderd, daar moest Jesus voor
den Eaad verschijnen om het vonnis te hooren,
wat reeds te voren was vastgesteld. De boos-
wichten, die er gezeten waren, wachtten in
de grootste spanning de tijding van \'sHeeren
gevangenneming af. Allerwaarschijnlijkst kwam
men hun deze berigten eenen geruimen tijd
voor dat de geboeide Verlosser werd aange-
bracht. Met ongeduld werd Jesus afgewacht,
het duurde lang eer de snoodaards zich in den
aanblik van \'s Heeren boeijen konden verlusti-
gen, want de bende hield zich eenigen tijd op
bij Annas, den schoonvader van Kaïphu. Welke
was de reden van dit oponthoud? Aan Annas
moest het genoegen gegeven worden van den
-ocr page 95-
geboeiden Jesus te zien, de voldoening om met
den Verlosser en zijne vernedering te spotten.
Had Annas om die voldoening gevraagd P Had
hij aan de bende eene belooning toegezegd,
indien hun aanslag gelukte en kwamen zij nu
reeds die belooning vragen P Of had de Hooge-
priester bevolen, dat men aan zijn schoonvader
het genoegen om den gevangenen Jesus te zien
zoo spoedig mogelijk zou doen genieten." De
Evangelist zegt het ons niet, maar de bende
wist in elk geval dat zij den grijzen booswicht
eenen dienst bewees door hem den verneder-
den Jesus te toonen. Kortom: alles, wat wij
zien, is willekeur, ruw geweld, ongetemde woede
en gloeijende haat.
Wat bewoog toch die bende om zoo tegen
Jesus te woeden, wat voerde hen tot die razernij,
en wreedheid? De soldaten en dienaren had-
den Jesus nooit gezien, of althans niet met
opmerkzaamheid gadegeslagen; zij kenden den
Verlosser misschien door den faam zijner won-
deren, doch in ernstige aanraking kwamen zij
met Hem niet. Van waar dan die haat, die
wreede woede, die buitengewone mishandelin-
gen, waaraan zij zich schuldig maakten P Kaïphas
on Annas, opperpriesters, schriftgeleerden en
ouderlingen dragen daarvan de schuld. Deze
hebbeu Jesus gelasterd, gevloekt, inetdezwart-
-ocr page 96-
86
ste kleuren afgeschilderd. Door beloften, lof-
tuitingen en kunstmiddelen waarvan de boos-
beid alleen de kracht kent, hebben zij woede
en razernij in de onverschillige harten geplant.
Sommige opperpriesters, overheden des tompols
eu ouderlingen waren zelfs met de bende uit»
getrokken, om door hunne tegenwoordigheid,
door persoonlijke aanmoediging en beloften de
woede der soldaten en dienaren gaande te hou-
den. Wanneer wij zien dat de grijze Annas in
het holle van den nacht Jesus gevangenneming
afwacht, om zoo spoedig mogelijk zich te kun-
nen verheugen in den smaad en het geweld
den Verlosser aangedaan; wanneer wij zien, dat
de bende, zonder noodzakelijkheid en alleen
om den grijzen booswicht voldoening te schen-
keu, met den gevangen Jesus naar Annas trekt,
dan behoeven wij niet meer te vragen wat de
oorzaak was van de woede en den haat, die
wij bij de soldaten en dienaren opmerken.
De bende was in dienst dor Joden; zij was
bezield met den geest dergenen, die baar had-
den afgezonden, zij zocht hunne goedkeuring,
gunst en belooning. Soldaten en dienaren wed-
ijverden, om uit te munten door overmoed en
wreedheid, overtuigd dat de mate der boosheid
ook de maat van de welwillendheid hunner
meesters bepalen zou.
-ocr page 97-
87
Lieve lezer, zie eens niet aandachtig oog,
hoe zij Jesus duwen, slaan , schoppen en voorl-
trekken; luister eens naar hunne spotternijen,
hun goddeloos gelach en al de smaadredeneu,
die zij voortbrengen; beschouw hunne blijd-
schap, die daarin alleen haren oorsprong Tindt,
dat zij nu hunne booze meesters kunnen bevre-
digen!
Helaas, is het dan niet genoeg, dat er ouder
de menschen goddeloozen gevonden worden,
die, met hart en ziel verkocht aan de zonde,
geheel hun leven toewijden aan de boosheid P
Moeten er naast die enoode priesters en schrift-
geleerden nog gevonden worden, die niet uit
haat of hartstogt, maar geheel koelbloedig, uit
hoop op winst en belooning, de zonde plegen,
als ware zij een handwerk, een middel van be-
staan! Ach, troffen wij zulke lage zielen slechts
aan in dezen nacht! Maar hoevelen worden er
thans nog gevonden, die in niets voor do sol-
daten en dienaren uit de bende onderdoen!
Lage zielen, die bereid zijn tot alle kwaad,
indien er voordeel, gunst der menschen, beloo-
ning en eer mede te behalen is. Steeds vindt men
hen bereid om goddeloosheid en ongeloof te
bevorderen door alle middelen, inzonderheid
door Blechte boeken en geschriften; zij juichen
do ongebondenheid toe en maken voor de on-
-ocr page 98-
ss
kuischen cu dronkaards dea weg urn Jesus te
mishandelen effen en gemakkelijk. Onvermoeid
in den dienst der wereld, achten zij zich ge»
noeg beloond, wanneer hun eenig geld wordt
toegeworpen, schoone beloften worden gegeven,
eene heerlijke toekomst wordt voorgespiegeld
of wanneer zij een goedkeurenden glimlach van
nietswaardige stervelingen mogen ontvangen.
Toen een zekere heilige op een der pleinen
van Alexandrië eene tooueelspeelster zag, die
door onzedige kleederen en gebaren de toe-
juiching eener zinnelijke menigte bedelde, toen
begon hij bitter te weenen. Wee, mij onge-
lukkige, zoo riep bij snikkende uit, deze doet
zoo veel om de menschen te behagen en ik,
wat heb ik gedaan om aan God te behagen?
Lieve lezer, wanneer gij u heden levendig de
bende voor oogen stelt, die Jesus mishandelt,
vertrapt, bespot en voortsleurt, om zich de
gunst en goedkeuring der priesters en schrift-
geleerden waardig te maken, dan hebt gij ge-
wigtiger reden om te weenen en onder een
vloed van tranen uit te roepen: Wee mij trage,
lafhartige christen, de soldaten en dienaren
vermoeijen zich in boosheid om Jesus te mis-
handelen, en ik heb nog niets gedaan om Hem
te eeren en zijn welbehagen te verdienen!
Word dan heden niet verontwaardigd over
-ocr page 99-
89
de koelbloedige boosheid der beude, noch over
de goddeloosheid der zondaren, die niet minder
laaghartig zijn in het versmaden van hunnen
Verlosser; laat ons veeleer beschaamd de oogen
ter neerslaan over onze onverschilligheid in den
dienst van God. Zie hen wedijveren in goddo-
loosheid, zie hen onvermoeid den nacht door-
brengen in de baldadigste uitspattingen, zie
hoe zij vreezen de een door den anderen over-
troffen te worden in godslasterlijke spotternijen,
zie, hoe zij zich gelukkig en beloond achten
voor hunne booze handelingen, wanneer zij eeu
glimlach, een teeken van goedkeuring, eene
aanmoediging ontvangen van hen, die nog boo-
zer zijn dan zij, en vergelijk daarmede uw
eigen gedrag. Gij zegt, of denkt althans uwen
God te dienen, gij stelt er prijs op een chris-
ten te heeten, doch waar is uw ijver? Waakt
gij tot God zoo als de goddelooze bende waakte
tot hunne booze meesters? Zijt gij onvermoeid
in goede werken, in gebeden en lofzangen, in
het vervullen uwer pligten zoo als zij onver-
moeid waren in hunne uitspattingen? Begeert
gij de goedkeuring, het welbehagen en de be-
looning Gods, zoo als zij het welbehagen en de
tevredenheid der booswichten begeerden? Wed-
ijvert gij met do braven naar den prijs der
deugd en der volmaaktheid, zoo als de boozen
-ocr page 100-
90
ouderling dingen nuar den eerloozen palin der
goddeloosheid? Of zouden de dienst, de liefde
en de belooning van God niet kunnen opwegen
tegeu dun dienst en de vriendschap eener zon-
dige wereld?
O Mijn Jesus, ik zie U omgeven van snood-
aards, die wedijveren in woede en wreedheid
om U te mishandelen, ik hoor hen juichen en
lagchen bij iedere slag, dien Gij ontvaugt, bij
elke godslastering, die men U toeduwt. Waarom
Heere Jesus, doet Gij mij getuige zijn van
zoo veel snoodheid? Is het niet, om mij op
te etooten uit mijne traagheid, om mij te dwin-
gen minstens even veel ijver te betoonen in
uwen dienst, als de goddelooze bende betoont
in den gewetenloozen dienst der wereld? Geef
mij dan de genade, dat ik geen rust vinde,
alvorens ik U dieue met al de krachten van
mijn ligchaam en al de vermogens mijner ziel.
Wat doet gij lieve lezer, wanneer gij de
boosheid liet hoofd ziet opsteken, de goddeloos-
heid rondom u ziet woeden? Gij treurt daar-
over en zijt hartelijk bedroefd, dat God zoo
zeer wordt miskend. Dit keur ik niet af, doch
er schiet nog iets anders over te doen. Scherp
uwen ijver, treur over uwe traagheid, en begin
een wedstrijd niet in de boosheid, maar in de
deugd. Loof en prijs den Heer in al uwc go-
-ocr page 101-
ai
dachten, begeerten woorden en werken oven
ijverig als de goddeloozen Hem honen. Zoek
het voorbeeld, de opwekkingen en de hulp
der braven gelijk de zondaren elkander wedcr-
keerig zoeken en steunen in de boosheid.
-ocr page 102-
TWEEDE ZONDAG IN DE VASTE.
Si male locutus suin , testimonium uerhibe
de malo , ei autem bene quid me caedie ï
Joan XVIIJ : 13.
Indien Ik kwalijk gesproken heb , geef gc-
tuigeuis van liet kwaad; doch indien goed.
waarom slaat gij Mij.
De raad was vergaderd bij Eaïphas en wachtte
met ongeduld op den geboeiden Verlosser. Ein-
delijk openen zich de poorten van het godde-
looze huis, en onder groot gejoel en getier wordt
Jesus binnengesleurd. Onrniddelijk wordt de
Verlosser met al de sporen der geledene mis-
handelingen, met al de boeijen en teekenen der
vernedering voor de verzamelde priesters en
ouderlingen gevoerd. Eene beweging van wraak-
gierige vreugde, eene bespottende glimlach ver-
toonde zich aan alle zijden. Men zweeg om
zich een wijle tijds te verlustigen in de smaad-
heid des Heeren. Ook Jesus zweeg en dronk
met vreugde uit den kelk der vernedering.
Eindelijk neemt Kaïphas het woord op. Hij
-ocr page 103-
93
ondervraagt Jesus over zijne leerlingen en zijne
leer op dien toon van minachting, welke den hoo-
vaardigen zoo eigen is. Jesus antwoordde hem :
Ik heb openlijk tot de wereld gesproken, Ik heb
altoos geleerd in de synagogen en in den tempel
,
waar alle Joden bijeenkomen, en in het verborgen
heb Ik niets gesproken. Wat ondervraagt gij Mij?
Ondervraag hen die Mij gehoord hebben; zie, deze
weten wat Ik gezegd heb.
Welke bittere en scherpe\' verwijtingen had
Jesus hier tot Caïphas kunnen rigten ? Jes us
wist, dat het onderzoek niet ernstig gemeend
was, dat verdediging hier niets kon baten,
daar het vonnis reeds lang te voren was be-
paald. Hij had den Hoogepriester kunnen her-
inneren aan diens eigen woorden, die voor
eenige dagen door hem gesproken waren, toen
hij in denzelfden raad zeide: Het is nuttig dat
één mensen sterve
, opdat niet het gansehe volk om-
kome.
Hij had al de aanslagen, afspraken, listen
en omkoopingen van Kaïphas en zijne aanhan-
gers aan het licht kunnen brengen en door één
woord kunnen toonen, dat al da kronkelpaden
hunner huichelarij Hem bekend waren. Doch
Jesus vernedert zich en geeft een ernstig ant-
woord, als of Hij met ernstige regters te doen
heeft; Hij wil liever voor onwetend en bedrogen
gehouden worden dan zijne bittere vijanden
-ocr page 104-
\'.Il
door scherpe vcrwijtingen krenken. Toch lag
er in \'s Hoeren antwoord eene teregtwijziging,
maar eene zachtmoedige, die te ligter ingang
kon vinden, omdat zij de eigenliefde der boos-
wichten zoo veel mogelijk spaarde. Jesus be-
riep zich op getuigen, die in overvloed te
vinden waren , ja velen der priesters en over-
heden hadden Hem met de uiterste opmerk-
zaamheid gehoord en gadegeslagen; zij waren
zelfs afgezonden en uitgegaan om den Heer te
bespieden en in zijne woordcu te vangen. Dat
zij nu opstaan, zegt Jesus, dat zij opstaan, die
Mij gehoord hebben, dat zij spreken en alles
verhalen, wat zij uit mijn mond vernamen in
de Synagogen en in den Tempel.
Hoe zachtmoedig ook de vorm was, waarin
Jesus deze teregt wij zing gaf, zij was al te waar
en te billijk, zij maakte Kaïphas verlegen; hij
zweeg in zijne verlegenheid. Een dienaar, die
daar naast den geboeiden Jesus stond, bespeurde
dat \'s Heeren antwoord zijnen meester niet aan-
genaam was; hij geeft daarom den Verlosser
eenen slag in het aangezicht, Hem toeduwende:
antwoordt gij aldus den Hoogepriester F Hoe durfde
een dienaar, een geringe knecht daar in den
vollen raad, bij een plegtig regtsgeding het
woord opnemen P Hoe durfde hij in tegenwoor-
dighcid van de vorsten des volks eene handeling
-ocr page 105-
95
vorrigten zoo ruw, dat ieder welopgevoed
niensch zich onteerd acht als dergelijke daad
iu zijne tegenwoordigheid voltrokken wordt \'1
Die laaghartige! hij moet wel goed zijn meester
kennen, om zoo iets in diens bijzijn te onder-
Btaan; hij moet wel diep overtuigd zijn van
den gloeienden haat, dien Kaïphas en al de
gewaande mederegters Jesus toedroegen, daar hij
hier iets tegen Jesus durfde, wat nooit een
geregtsdienaar wagen zal tegen den ellendigsteu
misdadiger, zoolang deze voor zijne regters
staat. En hij bedroog zich niet. Geen woord
van afkeuring wordt er gesproken, niet het
minste teeken van verontwaardiging wordt er
gegeven. Zoo diep waren die regters gezonken,
dat zij zelfs het onbetamelijke van des dienaars
handelswijze niet gevoelden. Zij zwegen. Maar
als zij hier zwijgen, dan hebben zij ook goed-
gekeurd, dan hebben zij ook den glimlach
niet onderdrukt, die tot aanmoediging van
latere mishandelingen dienen moest.
Smadelijk kliukt de kaakslag in ieders oor,
onbeschaamd staart de knecht in het vernederd
gelaat des Heeren, de regters zwijgen en onder-
drukken den glimlach van goedkeuring niet. Wat
doet Jesus ? Als met beide handen neemt Hij den
kelk der versmading en drinkt hem met volle
teugen. Ja, Jesus vernedert zich nog dieper,
-ocr page 106-
96
want Hij rigt met de uiterste zachtmoedigheid
het woord tot dien ruwen knecht zeggende:
Tndien Ik kwalijk gesproken heb, geef getuigenis tan
het kwaad, doch indien goed, waarom slaat gij Hij F
Wist de Verlosser dan niet, dat hij geen
antwoord zou ontvangen; zag Hij niet, dat de
onbeschofte nog overmoediger geworden door
de goedkeuring van zijn meester, Hem grijn-
zend uitlachte? Jesus wist alles, en toch sprak
Hij tot dien ellendeling om zijne versma-
ding in geheel hare uitgestrektheid to proeven.
Smaad met smaad beantwoordende, zouden wij
in diepe verachting ons hoofd van den knecht
hebben afgewend; wij zouden den Hoogepriester
gevraagd hebben, wie de dienaar en wie de
meester was; om ons gekrenkt eergevoel te
wreken, zouden wij in bittere verwijtingen
lucht gegeven hebben aan de uitbarsting van
eenen zoogenaamden regtmatigen toorn.
Lieve lezer, erkent gij .lesus als uwen Heer
en MeesterP Is zijn woord: Ik ben de teeg, de
waarheid en het leven. Die Mij volgt wandelt niet
in duisternissen
voor u eene wet? Zie dan op
tot Hem, wiens gelaat kleurt niet van toorn
maar van den smadelijken slag, dien Hij ont-
vangen heeft; zie hoe vriendelijk, hoe welwil»
lend Jesus den schaamteloozen dienaar aanziet;
hoor den zachttuoedigen toon, waarop Hij zie h
-ocr page 107-
97
verdedigt, en leer dan van Jesua zachtmoedig
en ootmoedig van harte te zijn.
Vergelijken wij ons gedrag met het voorbeeld,
\'t welk de Heer ons hier gegeven heeft Jesus
bemint de vernedering en omhelst haar met
liefde. Hij, die de loftuigingen der menigte
eertijds ontvlood, Hij neemt niet slechts de
versmading aan, maar gewaardigt zich te spre-
ken tot een ruw en schaamteloos mensch,
hoewel Hij weet slechts verachting en spot tot
antwoord te zullen ontvangen. Wij, daarentegen
zijn geheel vol van ons zelven, het is ons on-
dragelijk met menschen om te gaan, die ons
niet met alle voorkomenheid behandelen en met
groote onderscheiding eeren. Met de uiterste
omzigtigheid verbergen wij alles, wat ons
eonigzins in de achting van den naasten kan
doen dalen, met groote zorg rigten wij onze
woorden en daden zoo in, dat alles tot onze
eer moet strekken. Welk eene teleurstelling
wanneer wij bij sommige gelegenheden minder
worden opgemerkt en aangesproken dan wij
verwacht hadden! Gedurig overwegen wij bij
ons zelven, niet hoe wij de glorie Gods zullen
zoeken, maar hoe wij den naasten zullen dwiu-
gen ons te bewonderen en te hoogachten. Niets
van alles, wat ter onzer verheffing dienen kan,
wordt verborgen gehouden. Wij roemen op
5
-ocr page 108-
98
onze afkomst, onze kennissen en vrienden; wij
spreken over onze bekwaamheden, onze ver-
diensten en werken; wij sporen met uiterste
naauwgezetheid alles op, wat ons kan doen
stijgen in het oog der wereld. Die ons vleijen
zijn onze vrienden; die ons de waarheid zeggen
rekenen wij onder onze tegenstanders; dwaas
van hoogmoed, laten wij het ons gaarne wei-
gevallen, dat er hoedanigheden en verdiensten
in ons geprezen worden, die wij zelven weten
niet te bezitten. Kortom wij aanbidden ons
zelven en begeeren, dat elkeen eenige wierook-
korrels van lofprijzing aan ons ten offer brenge.
Hoe neerslagtig is onze geest, hoe onrustig
ons hart, wanneer onze zwakke zijde werd op-
gemerkt; met welk een angst onderzoeken wij
dan, wat men over ons geoordeeld en gesproken
heeft; wij vinden geen rust, zoolang wij ons
niet kunnen vleijen, dat de herinnering aan
onze zwakheid is uitgewischt. Wij schamen ons
niet tot dubbelzinnigheid , leugen en huichelarij
onzen toevlugt te nemen, (en einde den kwaden
dunk weg te nemen, waartoe wij aanleiding
gegeven hebben, Hoe kan een hoovaardig
mensch God lief hebben uit geheel zijn hart,
uit geheel zijne ziel en uit al zijne krachten,
daar hij zich uitsluitend met zich zelven bezig
houdt?
-ocr page 109-
99
En als wij onregtvaardig beschuldigd worden,
als onze beste bedoelingen ten kwade worden
uitgelegd, als men ons met spotternij en hoon
vervolgt, hoe kleurt dan ons gelaat, hoe klopt
ons hart van verontwaardiging, welke bittere
vcrwijtingen vloeijen er over onze lippen! O
Christen mensch, zie naar het gelaat van uwen
Jesus, het kleurt nog van den smadelijken
kaakslag; hoor den zoeten toon, waarop uw
Verlosser tot den ruwen en baldadigen dienst»
knecht spreekt. De onverlaat ziet Jesus grijn-
zend aan, hij begrijpt niet wat de Heer hier
doet, maar gij ten minste, gij moet het begrij-
pen, gij moet weten, dat Jesus den Kelk der
vernedering in liefde en met volle teugen drinkt.
Zóó zijt gij verlost; wilt gij nu door uwe eigen-
liefde en hoovaardij het werk der verlossing
voor u krachteloos maken? Of meent gij, dat
hij, die verlost is door \'s Heeien vernedering,
kan zalig worden door zelfverheffing en hoo-
vaardij P Onderzoek hier, lieve lezer, maar
onderzoek ernstig hoever de hoovaardij nog
over u heerscht. Sla uwen blik op uwe ge-
dachten, begeerten, en plannen, op alle uwe
werken. Vraag u af, wat gij nu eigenlijk tot
in uwe goede werken zoekt: do eer van God
of eigen eer? Wat gaat u het meest ter harte,
waarover zijt gij het meest bedroefd: over den
6*
-ocr page 110-
100
smaad die God wordt aangedaan of over do
minachting die gij zelf hebt ingeoogst? En
opdat gij u niet moogt vergissen in hetgeen
•Testis van u verlangt, werp eenen blik op
Jesus, die met een gelaat nog kleurende van
den smadelijken kaakslag, vriendelijk den boo-
zen knecht aanspreekt.
-ocr page 111-
MAANDAG NA DEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Blaspliemavit, quid adhue egetnus teiitibus : eet e
nunc audisti» blasphemiam. quid vobii vijelur \'•
At illi respondentes dix- runt; Reus est mortis.
Malth XXVI; 65-65.
Hij heeft God gelasterd ! Wat behoeten wy nog
getuigen ? Ziet nu hebt gij zijne godslastering
gehoord ! Wat dunkt u ? En zij antwoordden
en zeiden ; Hij is des doods schuldig.
Roe boosaardig de Joodsche Eaad tegen den
Verlosser ook gestemd was, hoe vast hij ook
besloten had, dat Jesus moest sterven, hij zorgde
toch, dat de uiterlijke vorm van een regtsge-
ding zoo veel mogelijk onderhouden werd; hij
wilde den schijn der regtvaardigheid. Wel is
waar was het eene grove afwijking, dat een dienaar
aan Jesus een kaakslag gaf, omdat de Verlosser
zich beriep op de getuigenis dergenen, die Hem
gehoord hadden, maar de Eaad konde zich in
schijn verschoonen, omdat de kaakslag niet op
zijn bevel gegeven was. Kortom: de uiterlijke
vorm werd in acht genomen voor zoo verre de
gloeijende haat zulks niet onmogelijk maakte.
-ocr page 112-
102
Er werden dan ook getuigen voorgebracht.
Natuurlijk had men bij tijds gezorgd, dal er ge-
tuigen aauwezig waren, want het was nacht,
er was geen tijd om ze van verre te roepen.
Natuurlijk had men getuigen bijeengebracht,
die bezield waren van haat tegen Jesus, of die
door geld en beloften waren omgekocht, zoodat
men op hen kon rekenen. De Evangelisten
noemen hen dan ook vakche getuigen Wat zij
al tegen Jesus iubragten wordt niet gezegd,
maar de een sprak den anderen tegen. Hunne
getuigenis was overigens zeer onbeduidend,
want de Evangelist zegt: Ten laatste/t stonden
er twee op die verklaarden: Wij hoorden Hem zeg-
gen: Ik zal dezen tempel door handen gemaakt af-
breken en een ander niet door handen gemaakt in
diie dagen opbouwen.
Daar Jesus zweeg, stond
nu de Hoogepriester in huichelachtige deftigheid
op zeggende: Antwoordt Gij niets op hetgeen U
door deze wordt tegengeworpen ? Jesus echter
bleef zwijgen. Wat zoude de Verlosser er ook
op antwoorden? Waarom zich verdedigen op
eene beschuldiging, die zelfs te belagchelijk was
om ernstig te worden opgenomen? Daarenboven,
de regters kenden hunne getuigen, zij wisten wie
en wat hen deed spreken.
Nu verhief Eaïphas andermaal zijne stem.
Op plegtigcn en diep eerbiedigen toon, waarvan
-ocr page 113-
103
elk, die het ongeloof en de goddeloosheid vau
den Hoogepriester kende, het huichelachtige
moest opmerken, sprak hij: ik bezieler U bij den
levenden God, dat Gij ons zegt of Gij de Christus
de Zoon Gods zijl.
Jesus zeide hem: gij hebt het
gezegd. Doch Ik zeg u: van nu af zult gij den
Zoon des menschen zien
, gezeten aan de regterhand
van de kracht God-i en kom ud op de wolken des
heinels.
Toen scheurde de Hoogepriester zijne
kleederen, zeggende: Hij heeft gelasterd! Wat
behoeven wij nog getuigen? Ziet, gij hebt zijne
(godslastering gehoord.\' Wat dunkt u ? En zij ant-
moordden en zciien: Hij is des doods schuldig.
Merk hier op, dat de Hoogepriester en allen ,
die daar met hom zaten, zeer goed wisten.dat
Jesus zich meer dan eens den Zoon Gods en
den Christus genoemd had. Was het hem
werkelijk ernst om deze verzekering nog eens
uit den mond des Heeren te vernemen, waarom
deed hij niet aanstonds deze vraag, dan had hij
de getuigen geheel kunnen ontberen?
Ue booswichten haatten Jesus, omdat Hij zich
den Christus, den Zoon Gods noemde en als zoo-
danig hunnen slechten wandel veroordeelde.
Vast basloten op hunne booze wegen voort te
wandelen, wilden zij Jesus niet als Zoon Gods
erkennen; zij wenschten echter hunne ver\\ver-
ping van Jesus en hunne aausl igcn tegen den
-ocr page 114-
104
Heer voor het oog des volks te regtvaardigen.
Zij hadden getuigen noodig, die in een schijn-
baar regtraardig regtsgeding den Heer eene
misdaad ten laste legden; zoodat een ieder, die
de verwerping van JeBUs hoorde, ook de gronden
konde vernemen, waarop de Heer veroordeeld
was. Doch de Heer liet toe, dat de valsche
getuigen in hunne eigen strikken zich verwarden
en dat de regters met hen verlegen werden.
Het was, om een einde aan die verlegenheid te
maken, dat Kaïphas den Verlosser bezwoer te
verklaren of Hij de Christus, de Zoon Gods
was. Koept hij daarna uit: Hij heeft God ge-
latlerd! Wat behoeoen wij nog getuigen?
Men
zoude hem kunnen antwoorden: juist nu hebt
gij getuigen noodig, die door zekere feiten be-
wijzen, dat Jesus niet is, wat Hij zegt te zijn:
de Zoon Gods.
Bewonder hier de leiding Gods. üe Joden
haten Jesus, omdat Hij zich den Christus noemt,
doch zij bedekken de oorzaak van hunnen haat,
zij willen den schijn, dat zij Jesus veroordeelen
wegens misdaden in zijn wandel of wegens dwa-
lingen in zijne leer. Om hun doel te bereiken
treden zij herhaalde keeren in overleg. Valsche
getuigen worden omgekocht en afgerigt, doch
niets baat. Ten laatsten zijn zij genoodzaakt de
geheimen van hun hart te openbaren en Jesus
-ocr page 115-
105
om geenc andere reden te veroordeelen, dau
omdat Hij zich den „Zoon Gods" genoemd heeft.
Nog eens zullen zij hetzelfde spel zoeken te
herhalen en nog eens zal het mislukken. Voor
Pilatus zullen zij Jesus betigten van vele mis-
daden, doch het zal hun niet gelukken den
landvoogd tot het doodvonnis te dwingen, alvo-
rens zij gezegd hebben: Hij moet sterven, omdat
Hij zich Zoon Gods genoemd heeft.
Zij sloegen geen acht op de wonderen door
Jesus gewrocht, op de reinheid van \'s Heeren
leer en wandel, op de kennis der verborgenste
zaken, welke de Verlosser ten toon spreidde,
op de voorspellingen der profeten in Jesus ver-
vuld, noch op de getuigenis die de hem eisene
Vader aÜegde van zijnen Zoon. Het Btond vast,
onherroepelijk vast bij hen: Jesus mogt de
Christus, de Zoon Gods niet zijn, want zij wilden
zich niet onderwerpen aan zijne leer, noch zijn
juk op hunne schouders nemen, zij wilden zijne
bedreigingen niet vreezen noch zijne bestraffiu-
gen dulden; trotsche leermeesters wilden zij
blijven, in plaats van ootmoedige leerlingen te
worden; het scheen hun vcrkiesselijker slaven
te zijn van lage hartstogten, dan vrienden en
dienaren van den Zoon Gods. Zij sidderden
van woede, toen zij uit \'s Heeren mond hoorden:
Van nu af zult gij den Zoon den tnenschen iivu>
-ocr page 116-
106
gezeten aan de regier hand oan de Icracld Gods en
komend op de wolken, des Itemels. Zij
begrepen,
dat zij Jesus óf als regter moesten eerbiedigen,
ót\' als godslasteraar verwerpen.
Wanneer de profeet zegt: waarom beefden de
natieën, en zonnen de volkeren op dwaasheden, waar-
om stonden de koningen, der aarde op, en kwamen
de vorsten zamen legen God en zijnen Christus.1\'
dan
doelt hij niet slechts op de vorsten en de oversten
van de Joden, noch. op Pilatus en Herodes,
maar op allen, die in den loop der eeuwen
Christus verwerpen, dewijl Hij zich „den Zoon
Gods" noemt.
Is Jesus de Zoon Gods, dan heeft Hij alle
magt in den hemel en op aarde, dan is Hij
JJegter over leveudeu en dooden, dan duldt
zijn woord geen tegenspraak en is alle schepsel
Hem onderworpen; dan moet elkeen zijne leer
onvoorwaardelijk aannemen, en is zijn Rijk,
z\'jne Kerk, onafhankelijk van alle monschelijke
willekeur. Hij, die begint met de Kerk te ver-
smaden moet eindigen met den Zoon Gods te
verworpen. Zien wij zulks niet onder onze oogen
gebeuren r\' Om de leer en het gezag der Kerk
te kunnen verwerpen, om aan Jesus de gehoor-
zaamheid van een ootmoedig geloof te kunnen
weigeren, randt men thans do Majesteit zijner
goddelijke afkomst aan.
-ocr page 117-
107
Eu wij, lieve lezer F O, laat ons hel oog
slaan op den geboeiden en mishandelden Jesus!
Zie Hem daar voor zijne trotsche regters. Hij
herhaalt, wat Hij onder wonderen en teekenen
zoo dikwijls zeide: dat Hij de Zoon Gods is,
de Regter ovor levenden en dooden, Hij wist,
dat zijne getuigenis door de Joden niet zou
aangenomen worden, Hij wist, dat zijn woord
den Eaad zou verbitteren en opwekken tot ver.
dubbelden haat, maar geen smart is voor Hem
te groot, geen dood te wreed om ons te belijden
als zijne schepselen, zijne dienaren, zijne kinde-
ren! Want let wel op, wanneer Jesus zich
„Zoon Gods\'\' noemt, dan belijdt Bij daardoor
dat wij zijue schepselen zijn; wanneer Hij in
het aaugezicht des doods zich „den Christus\'\'
noemt, dau belijdt Hij gekomen te zijn, om ons
tot zijue dienaren en kinderen te vormen. Mijn
Jesus heeft mij beleden iu vernedering en niis-
handeling, in smart en iu dood, zal ik op mijne
beurt Hem niet belijden in oneer en schande,
iu spot en vervolging, in lijden en smart?
Opdat het blinde schepsel zijnen Schepper
mogt erkenneu en het dwalende schaap zijnen
horder, daarom heeft Jesus zich geheel prijsge-
geven aau den haat der Joden. Werp u dan
voor den geboeiden Jesus neder cu zeg uit de
volheid des harten:
-ocr page 118-
108
Gij zijt mijn God, door U beu ik voortge-
bracht; ik, met al het mijne, ben uw eigendom.
Sta niet toe, lieve Jesus, dat ik ooit de banden
verbreke, die mij aan U binden. Gij zijt mijn
herder en ik ben het schaap uwer weide; toen
ik dwaalde hebt Gij mij opgezocht; sta niet
toe, dat ik U ooit weder verlate. Eens zult Gij
wederkomen op de wolken des Hemels om
levenden en dooden te oordeelen, met blijd-
schap blik ik deze toekomst te gemoet, daar
Gij, o zoete Jesus, mijn Kegter zijt. Zie Heer,
ik neem uw juk op mijne schouders, ik omhels
uwe leer, die door den mond uwer Kerk mij
verkondigd wordt; kom mij te hulp, opdat ik
alles met zorg beoefene, wat ik met het hart
geloove en met den mond belijde. Ach, lieve
Jesus, ik betreur het, dat zoovelen U verwer-
pen, terwijl Gij in vernedering en lijden, iu
tranen en in bloed tot allen roept: Ziet uwen
God, uwen Verlosser en uwen Regter; vurig
bid en smeek ik U om barmhartigheid en ge-
nade voor die blinden, opdat zij toch eens
mogen erkennen wat hun tot vrede verstrekt.
Amen.
-ocr page 119-
DINGSDAG NA BEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Kt viri, \'im ti m dim\' UIiiin. illudebnnt ei cae-
denitj.
                                  I.uc. XXII : 63.
De mannen nu , die Hem vasthielden, beachimp-
ten en 9loegen Hem.
Hij is des doods schuldig, zoo luidde de uit-
spraak van den Joodschen Raad. Nu werd de
vergadering opgeheven en Jesus ter bewaking
aan de dienaren overgelaten. Met woeste
vreugde namen de dienaren Jesus mede, zij
vonden thans de gelegenheid hunne wreed-
heid den vollen teugel te vieren. Als dolle
honden, met duivelachtig genoegen omgaven
zij het goddelijk Lam. Zij bonden Jesus een
doek voor de oogen, sloegen Hem in het aan»
gezicht, roepende en krijschende : Zeg om wie
heeft U geslagen ;
anderen bespogen het goddelijk
gelaat onder bitteren spot.
Zie den Verlosser daar staan geheel alleen
-ocr page 120-
nu
cu schijnbaar oumagtig te midden der wrced-
aards; zijn aangezicht kleurt en zwelt van de
slagen, bloed vloeit er over zijne gezegende
lippen, want zijn mond werd gekwetst; zijne
oogen ziju bedekt met een doek en afzigtelijk
uitwerpsel besmeurt zijn gelaat. Zoo drijft men
den spot met de alwetendheid en almagt, met
de wijsheid en majesteit van Gods eenigen Zoon.
Eu Jesus zwijgt:!! Prent diep in uw geheugen,
wat gij hier aanschouwt en nimmer zal het u
verbazen, wanneer gij geloof en deugd, heilig-
heid en zuiverheid van zeden bespot ziet. Zóó
heeft men gewoed tegen den Zoon GodB, wat
wonder dat men thans nog legen zijne dienaren,
zijnen plaatsbekleeder op aarde, zijne Kerk en
zijne leer woedt? Wees bedroefd, maar nooit
ontsteld, wanneer gij koelbloedig, schaamteloos
en godslasterlijk hoort uitvaren tegen alles wat
de godsdienst heiligs en eerbiedwaardig» heeft.
Zeg nooit: hoe is het mogelijk, dat God zulks
kau godoogen, maar horiuuer u het huis van
Kaïphas en wat daar is geschied. God is laug-
moedig, omdat Hij eeuwig is; Hij haast zich
niet, omdat Hij steeds den tijd heeft om zijn
laatste woord to spreken.
Doch waarom zouden wij ook begeeren, dat
het vuur des hemels uederdaalde over de boozc
dienaren en over allen, die hunne werken her-
-ocr page 121-
111
halen. De geest van Jesus is geen geest van
wraak. Zie, Hij zwijgt, de goede Jesus, eu
zijn laatste noord was eene waarschuwing. Pau
nu af,
sprak Hij, zult gij den Zoon des namschen
zien, gezeten aan de regie f hand van de kracht Gods,
komend op de wolken des Hemels.
Dit woord, zoo
kort en ernstig en door geen ander woord ge-
volgd, zal onwillekeurig voor den geest der
booze dienaren terugkeeren; wie weet oi\'liet,
na oenigen tijd, wanneer de roes der wreede
razernij heeft opgehouden, geen vruchten zal
voortbrengen bij sommigen dezer knechten,
want Jesus lijdt ook voor hen P
Groot is de snoodheid der dienaren, maar
in driedubbele zwaarte valt zij op Kaïphas eu
den .Raad terug. Deze hebben hunne dienaren
aangemoedigd, opgeruid tot de misdaad en be-
zicld met al den haat waarvan zij zelve gloei-
don. De knechten hebben van hunne meesters
geleerd, Jesus te haten en op hunnen wijze
geven zij lucht aan dien haat. Het is mogelijk,
dat Kaïphas niet wist wat de dienaren tegen
Jesus ondernamen, maar deze wisten wat hunnen
boozen meester aangenaam was. Hadden zij niet
gezien, dat de Hoogepriester zweeg, toen een
hunner Jesus den eersten kaakslag gaf? Allen
wisten wat Kaïphas tegen Jesus begeerde, allen
naren daardoor aangestoken van haat, verach-
-ocr page 122-
112
ting en woede tegen den Verlosser. Het ganschc
huis des Hoogepriesters is bedorven, zelfs de
dienstmeiden woeden er tegen den Heer; maar
iedere godslastering daar uitgesproken, elke
kaakslag aan Jesus toegebracht, elke smaadheid
Hem aangedaan is meer het werk des Hooge-
priesters dan der dienaren. Hij, de Hooge-
priester, ergert zijn volk; hij, de meester,
ergert zijne knechten; hij ergert door zijn voor-
beeld, door goedkeuring en aanmoediging, door
de opgewekte woede niet te breidelen en door
Jesus over te laten aan de willekeur van een
ongetemd gespuis. Kaïphas is heengegaan, toen
hij het doodvonnis over Jesus uitgesproken had;
hij meende dat hij zijne misdaad, althans voor
dezen nacht, voltrokken had; maar zijn laatste
woord was slechts een begin van duizend gru-
welen, welke alle nederdalen op zijn hoofd.
Ontzettend groot en uitgestrekt kan de zonde
der ergernis zijn. Wee den mensch, door wien
de ergernis komt. Zeer velen misleiden zich in
dit opzigt. Zij meenen, dat hunne zonde vol-
trokken werd en een einde nam, toen zij hun
laatste woord gesproken, hunne laatste daad ver-
rigt hadden en het was nog slechts een begin
der gruwelen. Hunne woorden waren als vuur-
vonken die naar alle zijden rondspatt\'en om dood
en vernieling onder de zielen voort te brengen.
-ocr page 123-
113
Het onkruid, \'twelk zij door kunne verleidelijke
gesprekken en daden zaaiden, woekert voorten
zal nog booze vruchten van vloeken en gods-
lastering, van onkuischhcid en dronkenschap,
van haat en vijandschap, van ongeloof en godde-
loosheid voortbrengen, wanneer zij van het too-
neel der wereld reeds verdwenen zijn, om aan
God rekenschap van hunne ergernis af te leggen.
Hoe meer de mensch in boosheid toeneemt,
des te grooter wordt zijne begeerte om ergernis
te geven; het voldoet hem niet meer zich zei ven
te verderren; anderen wil hij medesiepen in het
verderf; hij rust niet, alvorens hij vrienden ge-
vonden heeft, die met hem denzelfden weg be-
wandelen. Die hem weerstaan en door hun
gedrag zijnen boozen wandel veroordeelen, be-
schouwt hij als zijne vijanden en vervolgt hij
door hoon, spot en laster. Zijne booze gesprekken
en daden schieten te kort, hij ziet uit naar andere
hulpmiddelen om in ruimer kring dood en ver.
derf te zaaijen, door slechte boeken en dag.
bladen zoekt hij de goddeloosheid te verspreiden ,
zelfs de onschuld van het kiud wordt hem ondra-
gelijk. Het was dan ook geen toeval, dat er in het
huis van Kaïphas geen enkele vriend van Jesus
gevonden werd, dat allen daar bedorven waren
en zelfs de dienstmeiden tegen den Verlosser
ijverden. Het bederf des meesters had de on-
-ocr page 124-
114
derdanen aangegrepen; die daar niet buos vvaa
moest liet worden of het booze huis verlaten,
want Kaïphas konde geen braven dulden op
zijnen weg. Van hem gaal een bederf uit, dat
zich nog verder uitstrekt dan de ruimte der
hoogepriesterlijke woning, een bederf, dat ook
duizenden daar buiten zal aansteken.
Daarentegen, hoe braver en deugdzamer de
mensch is, des te grooter zal zijne vrees zijn
om anderen te ergeren. Hij zoekt met allen
ijver zijne eigene ziel te behouden, hoe zou hij
dan de ziel des broeders in gevaar kunnen
brengen:* Hoe zou hij eene ziel kunnen ver-
derven, voor welke Jesus gestorven is.B Hij
geeft acht op zijne woorden en daden, want hij
weet, dat men zelfs door onbezonnenheid ergernis
geven kan. Eén woord is niet zelden voldoende
om het vuur van twist en tweedragt aan te
stoken, om verwijdering te brengen tusschen
vrienden en bloedverwanten, om wanorde te
stichten in een huisgezin. Eén ligtzinnig woord,
ééne onvoorzigtige daad kan aanleiding geven
tot booze gedachten en begeerten, tot zware
overtredingen. De deugdzame kent de uitspraak
der Schrift, die zegt: hij, die door zijne tong
niet zondigt is een volmaakt mensch,
hij waakt
daarom zorgvuldig over de woorden zijnor tong.
Hij weet, dat Jesus met zooveel nadruk waar-
-ocr page 125-
115
schuwt legen de verergeruis der kleinen, daarom
is hij uiterst voorzigtig, om niet het onschuldig
oog en oor der kinderen te kwetsen. Hij vraagt
zich niet slechts, hoe ver hij iu woord en
daad gaan kan zonder schuldig te worden aan
de zonden, die anderen naar aanleiding zijner
handelingen plegen, hij wil zelfs gaarne eenige op-
offering zich getroosten, eenig genoegen of voor-
deel derven, meer doen of laten dan strenge
pligt vordert, wanneer hij daardoor misschien
eene zonde van den broeder voorkomen kan. Hij
volgt den apostel, die zegt, dat hij in eeuwig-
heid geen vleeseh zoude eten, indien hij wist,
dat een zwakke broeder door zijn eten zou ge-
ergerd worden.
Werp een blik op u zei ven, en vraag u,hoe
gij tot uu toe over de ergernis hebt gedacht.
Was het woord der wereld: „elkeen moet weteu
„wat hij doet; ik dwing niemand tot de zonde,
„die mijne slechte voorbeelden volgt, moet zijn
„eigen last dragen, zoo als ik den mijnen,"ook
het uweP Of kunt gij met Paulus zeggen; wie
is zwak terwijl ik niet zwak worde, wie wordt er
geërgerd teiwijl ik niet brande?
Welaan, sla nog eens uw oog op den geslagen,
bespogen en gehoonden Jesus; onder allen die
Hem omgeven is er niemand, die geen deel neemt
aan de gruwelijke mishandeling, zij wedijveren in
-ocr page 126-
116
slaan, in spuwen en godslasteren, alsof zij
vreesden zich geen waardige dienaren te be-
toonen van een goddeloozen meester. Is het te
veel gevergd van de dienaren des Heeren, in-
dien men verlangt dat zij zich even ijverig be-
toonen in het afweren der smadelijke beschim-
pingen, welke Jesus ondergaat, als de dienaren
van Kaïphas ijverig waren in de goddeloosheid?
Iedere zonde is een smaad den Verlosser aan-
gedaan; elke zonde is een kaakslag in zijn heilig
en goddelijk aangezicht, mag een Christen zonder
ontroering en droefheid daarvan getuige zijn?
Maar indien de zonden zonder ons toedoen be-
dreven, de zonden die wij niet in staat zijn te
verhinderen, ons reeds moeten bedroeven, hoe-
zeer behooren wij dan te vreezen door woord
of daad, door schuldige nalatigheid aanleiding
te geven tot overtredingen? Welk een geluk
ware het voor ons geweest, indien wij de smade-
lijke kaakslagen hadden mogen afweren van Jesus
aangezicht, of het gelaat des Heeren mogen
reinigen! Hoe zouden wij dan eenig deel kun-
nen nemen in de zonde, welke onzen godde-
lijken Meester hoont?
O goede Jesus, het is U alleen bekend hoe
dikwijls ik door woord, daad en nalatigheid
schuldig ben geweest aan den hoon, die U
werd aangedaan. Ootmoedig vraag ik vergeving
-ocr page 127-
117
voor alle ergernis, die ik ooit gegeven heb.
Zie, Heer, voor uw heilig aangezigt maak ik
het vaste besluit om alle zonden zooveel moge-
lijk te beletten en nimmer door woord of daad
mijnen naasten te ergeren. Zegen, o Heer, dit
mijn voornemen, opdat ik het getrouw ver-
vuile. Amen.
-ocr page 128-
WOENSDAG NA DEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Petrus autem sequebatur eum a longeiuque
In atrium prineipissaeerdotum.
Math. XXVI. r,s.
En Petrus volgde Hem van verre tot in het
voorhof des hoogepriesters.
Petrus was in den hof met de andere leer-
lingen gevlugt, doch spoedig ontwaakte bij hem
een gevoel van schaamte over zijne lafhartig»
heid; hij keerde, hoewel schoorvoetend , op zijne
schreden terug en volgde de bende, die Jesus
naar het huis van Kaïphas sleurde; maar hij
volgde op zoo groot een afstand, dat hij van de
woestelingen niets te vreezen had. De lijdende
Verlosser was reeds in de woning van den hoo-
gepriester gevoerd en de poort was gesloten,
toen Petrus daar aankwam. Treurig en pein-
zend ging de apostel heen en weder, totdat
hij een leerling des Heeren, die in het huis
van Kaïphas bekend stond, aantrof. Door be-
-ocr page 129-
11»
middeling van dezen leerling werd de poort
geopend voor Petrus, die nu het voorhof des
Hoogepriesters binnen ging. Daar was een
vuur ontstoken, Petrus zett\'e zieh er naast
anderen bij, orn zich te verwarmen.
Men kan zich voorstellen, dat het in dit
voorhof zeer luidruchtig toeging, allerlei verha-
len over Jesus en zijne gevangenneming werden
er opgedischt, elkeen roemde op het aandeel,
dat hij daarin ingenomen had, en dit alles werd
vermeld onder een stortvloed van godslasterin-
gen; zoo levendig en woest ging het er toe, dat
Petrus wel een oogenblik onopgemerkt kon ter
neerzitten; te meer, omdat in dezen nacht
buiten de huisgenooten nog vele anderen die
of tot de bende behoord hadden, of als valsche
getuigen dienen moesten, daar aanwezig waren.
Doch langen tijd kon Petrus niet onopgemerkt
blijven. Zijn hart was gebroken van droefheid
wegens de mishandelingen zijnen geliefden
Meester aangedaan; ieder woord, \'t welk hij
over Jesus hoorde spreken was hem een slag
in het aangezigt; hij sidderde van verontwaar-
diging terwijl de angst zijn mond gesloten
hield. Neen, hij kon daar niet lang onopge»
merkt zitten, hij zweeg immers terwijl de anderen
luide spraken, zijn gelaat was bleek terwijl de
aangezichten van al de overigen gloeiden van
-ocr page 130-
120
haat en boosaardige vreugde; spoedig zal men
de vreemde houding van Petrus opmerken, en
dan naar de redenen vragen van zijn stilzwijgen
en zijne smart.
Ach, waarom ging Petrus de goddelooze
woning binnen P Schaamte over zijne lafhartige
vlugt, liefde voor zijnen goddelijken Meester,
eene zekere hoop van nog iets voor Jesus te
kunnen doon, misschien ook nog een zwak ver-
langen om met den Heer te lijden en te ster-
ven voerden hem in het noodlottige voorhof.
Daarbij was hij geheel in verwarring, de voor-
spelling zijner verloochening hem door Jesus
gedaan stond niet levendig voor zijnen geest.
Reeds in den hof begonnen zijne misslagen,
toen hij verzuimde te waken en te bidden.
Naauwelijks is hij hier bij het vuur gezeten,
of de dienstmeid, die hem binnenliet, kwam tot
hem, dewijl zijne vreemde houding hare opmerk,
zaamheid getrokken had; zij staarde hem in het
gelaat en sprak: ook gij waart bij Jetns van Na~
zarelh.
iv\'u schrikte Petrus uit zijne mijmering
op, geheel in angst zeide hij: Ik weet en begrijp
niet wal gij zegt.
Na deze eerste verloochening
ging de apostel buiten het voorhof als om adem
te scheppen, want hij gevoelde, dat hij niet op
zijne plaats was. Bij de deur werd hij echter
door eene tweede meid opgemerkt, en deze
-ocr page 131-
121
zeide tot die bij haar waren: ook deze was met
Jesus van Nazareth.
En nu ontkende Petrus voor
den tweeden keer, doch met grooteren nadruk.
Door de tweede verloochening nog meer in ver-
warring gebracht, beging Petrus de groote
onvoorzigtigheid van terug te keeren naar het
voorhof. De arme apostel hoopte misschien nog
de gelegenheid te hebben zijne misstappen eenigs-
zins te herstellen. Wat er van zij, hij keerde-
terug en werd nu omstreeks een uur lang on
gemoeid gelaten. Het schijnt dat de snoode
en woeste dienaren juist in dit uur Jesus mis-
handelden, sloegen en bespogen; hierin moet
welligt de reden gezocht worden, dat Petrus
zoo lang ongemoeid werd voorbij gegaan.
Ten laatsten echter valt het oog eens dienaars
weder op Petrus, hij zegt tot zijne makkers:
Deze wat ook met hem, want hij is een Qalileër
Petrus ontkent, doch anderen bevestigen en
roepen: uwe spraak verraadt, dat gii een Qalileër
zijt;
ja, een dienaar, een verwant van Malchns,
wiens regteroor Petrus had afgehouwen, voegt
er zelfs bij: Heb ik u niet met Hem in den hof
gezien f
Petrus van alle zijden aangevallen en in
het naauw gebragt, vloekt en betuigt onder
zware eeden en verwenschingen, dat hij Jesus
niet kende!! Onmiddelijk daarop kraait de haan
voor den tweeden keer, Jesus wendt zich naar
6
-ocr page 132-
122
Petrus en ziet den ongelukkigen apostel nan.
Terwijl liet gekraai van den haan bij Petrus de
voorspelling van den Heer in het geheugen
roept, wordt het hart des apostels gewond door
den lijdenden en droeven blik van zijnen god-
delijken Meester Petrus vlugt uit het gezel-
schap der boozen, hij spoedt zich naar buiten
en begint bitter te weenen.
Wie, lieve lezer, wie is er veilig en op wiens
deugd kan men vertrouwen, wanneer de ceders
van den Libanon in éénen nacht als rietstokken
gebroken wordenP Veiligheid? Zij is alleen te
vinden in mistrouwen op eigen krachten, in
waakzaamheid en gebed. Zal de val van Petrus
voor ons geen krachtige waarschuwing zijn ?
Zullen wij uit dien val niet leeren, dat wij ver-
loren zijn, waar wij ophouden met waken en
bidden? Ik wil aannemen, dat gij reeds vele
bewijzen van trouw en gehechtheid aan Jesus
gegeven hebt, maar vermetel ben ik niet, wan-
neer ik zeg: Petrus gaf er meer. Ik wil vol-
strekt uwe liefde en offervaardigheid niet in
twijfel te trekken, maar Petrus had reeds alles
verlaten, om zijn Meester in de kwellingen te
volgen. Gij zult aan vele bekoringen reeds het
hoofd geboden hebben, gij zijt reeds gehard in
den strijd, maar Petrus was een beproefde
strijder, hij wist bij ondervinding welk een
-ocr page 133-
ito
harden kamp de booze wereld aan Jesus en
zijne leerlingen bood, en toch. is Petrus ge-
vallen. Hoor dan de ernstige les, die dezelfde
apostel ons na zijnen val gegeven heeft; hij
schrijft aan alle christenen, dus ook aan ons: beij-
vsrt u om in zorg en vrees uwe roeping te verzekeren.
Petrus viel zeer diep. Zoude hij zoo diep
gevallen zijn, indien hij het booze huis van
Kaïphas niet was ingegaan? Hij heeft evenwel
niet met booze bedoelingen zijne schreden daar-
heen gerigt. Hij kwam daar om zijne lafhar-
tige vlugt eenigzins te herstellen, een blijk van
belangstelling aan zijn geliefde Meester te geven,
een stille traan over het lijden van Jesus te
weenen, misschien om voor Jesus nog iets te
doen. Hij viel evenwel, hij viel in weerwil
zijner beste bedoelingen. Wat zal er dan ge-
worden van hen, die de gezelschappen der
zondaren opzoeken, om aan hunne zijde te
spelen en te schertsen , om hunne uitspanningen
te deelen, eene dwaze nieuwsgierigheid te be-
vredigen of zelfs om naauwe betrekkingen met
hen aan te knoopen? Hunne zonden keur ik
af, zoo spreken sommige ligtzinnige en dwaze
christenen, maar hunne uitspanningen, hunnen
omgang, hunne gesprekken en hunne vriend-
schap, voor zoo ver zij niet zondig zijn, kan ik
toch genieten. Zalig de man, zegt de H. Geest,
6*
-ocr page 134-
124
die niet inging in den raad der boosdoeners, en
niet stilstond op den weg der zondaren.
Waarom
zalig P Zie op Petrus en gij hebt het antwoord.
De apostel wilde geen deelnemen aan de zonden
der boosdoeners, hij verfoeide hunne snoodheid,
maar hij ging den raad der zondaren in, hij stond
eene wijle stil op hunnen weg en ondervond dat de
zondaren den braven niet in hun midden dulden,
tenzij dat hij eenig deel neme aan hunne snoodhe-
den. Daar blijft dan voor den Christen geen andere
keuze over: hij moet of het gezelschap der zondaren
vlugten, of deel nemen aan hunne overtredingen.
Wij leven echter te midden der wereld, en
zijn door beroep, stand en duizende omstan-
digheden, van onzen wil onafhankelijk, genood,
zaakt met onderscheidene zondaren in dage-
lijksche aanraking te komen. Welnu, laat ons
behoedzaam zijn, laat ons waken en voorzigtig
onderscheiden tusschen een noodzakelijk verkeer
en eenen innigen, vriendschappelij ken omgang.
Twee leerlingen naderden tot Jesus in het
uur zijner vernedering. Petrus, die viel, omdat
hij, hoewel zonder slechte bedoelingen, zich ne-
derzett\'e naast de boosdoeners, en Joannes, die
staande bleef naast het kruis, omdat hij in het
gezelschap van \'s Heeren moeder was. Gevoelt
gij uwe zwakheid tegenover het bederf derwe-
reld, gij zult dan ook niet ontkennen , dat gij
-ocr page 135-
125
behoefte hebt aan opwekking, aansporing, be-
moediging en bijstand der braven; dat dan de
noodzakelijke aanraking met de boozen u een
spoorslag worde, om in de vriendschap en
den vertrouwelij ken omgang met de braven
een tegengift tegen de verleiding te zoeken.
En zien wij dan ook niet, dat juist in deze
dagen, waarin het bederf der wereld uiterst ge-
vaarlijk wordt, de brave jongelingen en jonge
dochters, mannen en vrouwen zich naauwer
aaneensluiten door middel van Congregatiën en
vereenigingen? Vae Soli, wee den eenzamen,
zegt de fl. Geest, en Petrus leert ons door zijne
treurige verloochening, hoe vreeselijk dat wee
zijn kan; hij viel, omdat hij alleen stond onder
eene schare van booswichten, Onderzoek, lieve
lezer, in welk een toestand gij verkeert, wat
gij te hopen en te duchten hebt van uwe om-
geving. Het is u niet mogelijk alle ergernissen
te ontvlugten, maar \'t is u wel mogelijk te bid-
den en te waken, wel mogelijk om u aan de
vriendschap der zondaren te onttrekken, en
hen slechts tot vrienden te kiezen, wier voor-
beeld u sticht en opwekt, u bemoedigt en sterkt,
wier gesprekken u in Gods getrouwen dienst
bevestigen en wier bijstand u groote kracht
schenkt om te wederstaan aan de verleiding
der wereld.
-ocr page 136-
DÜNDEKDAG NA BEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE,
Surgens omnis multitudo eorum , duxerunt
illum ail 1\'ilatuni:
             1,110. XXIV. I.
Eu de fjeheele menigte van lieu stond op ,
en voerde Hem naar FilatUH.
De Joodsche Raad had zijne booze taak nog
niet volbrogt, toen hij Jesus den dood schuldig
verklaarde. Opperpriesters, Ouderlingen en
Schriftgeleerden waren niet zonder zorg, want
het doel van hunnen aanslag was nog geenszins
verzekerd. In de eerste plaats moesten zij
Pilatus, den romeinschen landvoogd, bewegen om
het doodvonnis uit te spreken en te voltrekken;
want sinds geruimen tijd werd Judea door de
Bomeinsche Keizers als een wingewest over-
heerscht; een landvoogd voerde daar, in naam
des Keizers, het hooge bewind en hem alleen
was het regt over leven en dood voorbehouden.
Vervolgens was de Raad niet zeker van de ge-
zindheid des volks, \'t welk, voor een deel althans,
-ocr page 137-
127
ten gunste van Jesu9 kon optreden en bij Pilatus
op vrijspraak aandringen. Velen toch uit het volk
hadden in de laatste dagen duidelijke blijken
gegeven van hunne ingenomenheid mot den
Verlosser, die nog onlangs den blindgeborenen
te Jeruzalem genezen en in de onmiddelijke
nabijheid dezer stad Lazarus uit het graf had
opgewekt; om niet te gewagen van de vele
andere andere teekenen welke Jesus aldaar ge-
daan had. Ook was het aan geen der inwoners
van Jerusalem onbekend, hoe onze goddelijke
Verlosser zijne heilige leer met hemelsche wijs-
heid meermalen verkondigd had in den tempel,
alwaar Hij steeds de aanslagen zijner bitterste
vijanden beschaamde. Wij zien dan ook uit het
Evangelie dat er te Jerusalem, vooral in de laat-
ste dagen, veel óver Jesus gesproken werd,
zelfs zoo veel, dat de priesters en sehriftge»
leerden daarover verontrust tot elkander zeiden:
Wat zullen wij beginnen, daar deze menieh vele
teekenen doet? Indien wij Hem laten legaan zullen
allen in Hem gelooven.
Hierbij moet men nog in
aanmerking nemen, dat er ter gelegenheid van
het Paaschfeest duizende vreemdelingen te Jeru-
zalem waren, onder dezen waren er niet wei-
nigen, die Jesus bij zijne omwaudeling in het
Joodsche land gezien en gehoord hadden, die
getuigen waren geweest van vele zijuer wonde
-ocr page 138-
128
reu cu ondubbelzinnige blijken vau hunnen eer-
bied aan den Heer gegeven liadden. Met welk
een geestdrift was de Verlosser voor eenige
dagen niet ingehaald, toen Hij, gezeten op eene
ezelin, Jeruzalem binnentrok! De juichende
menigte bestond allerwaarschijnlijkst voor een
deel uit vreemdelingen, die gekomen waren om
het paaschfeest te vieren,en deze vreemdelingen
waren nog te Jeruzalem. De joodsche Raad
was dan ook niet zonder zorg; voor eeuigen
dagen maakten zij zelfs het besluit om den
voorgenomen aanslag tegen Jesus niet op den
feestdag ten uitvoer te leggen, opdat er geen
oproer onder het volk zou ontstaan. Zien wij,
dat zij later weder vau plan veranderd zijn,
dan is dit vooral toe te schrijven aan Judas ,
wiens verraad hen in de gelegenheid stelde om
de gevangenneming des nachts te voltrekken.
Tot nu toe waren zij door niemand gestoord;
zij hadden in den nacht gehandeld en geene
andere personen tot den aanslag gebezigd, dan
die op welke zij onvoorwaardelijk konden reke-
nen. Thans moeten zij openlijk optreden, het
gansche volk zal getuige hunner handelingen
zijn; nieuwe voorzorgen worden noodzakelijk.
Zeer vroeg in den morgen belegden de op-
perpriesters met de ouderlingen en de schrift-
geleerden op nieuw een Raad. Hoewel zij den
-ocr page 139-
129
ganscheu nacht nagonoeg slapeloos hadden door*
gcbragt, bleef toch niemand achter; alle krachten
zal men inspannen om den Landvoogd Trees
aan te jagen en het volk ontzag in te boezemen.
Nadat zij nu in den haast het vonnis, reeds des
nachts uitgesproken, bevestigd hadden — en
dit achtten zij noodig, dewijl elk vonnis na en
vóór zonsondergang uitgesproken krachteloos
was volgens de wet — stonden zij allen zonder
uitzondering op, om Jesus aan Pilatus over te
leveren. Het ware voldoende geweest, indien
eenigen uit hun midden tot Pilatus zich gewend
hadden om de aanklagt en het oordeel van den
.Raad aan Pilatus te beteekenen, maar zij wilden
indruk maken, ontzag inboezemen, en vrees
aanjagen, daarom gingen zij allen.
En inderdaad, welk een opzien moest het
baren, toen vroeg in den morgen, geheel onver-
wacht, de gansche Baad, in plegtigen optogt
naar den Landvoogd zich begaf j welk een op-
zien , toen zij voorafgegaan van een gewapendeu
troep op de straat verschenen, welk een ont-
zettenden indruk moest het te weegbrengen,
toen men Jesus, die zoovele teekenen nog in
de laatste dagen gedaan had, die zoovele vrien»
den en aanhangers scheen te hebben, over wien
zoo veel gesproken en getwist was, toen men
Jesus in de handen der opperpriesters zag! Bij
-ocr page 140-
180
«as smadelijk geboeid, zijne kleedercn waren
gehavend, ziju gelaat droeg de teekencn van
verregaande mishandelingen en met woeste bal-
dadighoid werd Hij voortgesleurd. Het konde
niet anders, of de mare van dit alles ging als
een loopend vuur door de gansche stad, overal
zag men groepen, die met belangstelling luis-
terden naar hetgeen verhaald werd, ontelbare
valsche geruchten kwamen in omloop en elkeen
spoedde zich, om met eigen oogen te zien het-
geen verhaald werd.
Toen men het geregtshof genaderd was, werd
Jesus daar binnen gevoerd, doch de opper-
priesters, ouderlingen en schriftgeleerden bleven
buiten. De schijnheiligen, die gruwelen pleeg-
den, veinsden eene groote vrees van veront-
reinigd te worden door de intrede van het huis
eens heidens. De menigte, welke voor het
geregtshof zamenslroomde en elk oogenblik
aangroeide vond daar buiten den geheelen Raad
bijeen, en wachtte met ongeduld op Jesus, die
reeds voor den Landvoogd stond.
Vestig uwe aandacht, lieve lezer, op die bonte
en nieuwsgierige menigte; tot hiertoe is zij
onschuldig aan alles wat tegen Jesus onderno»
men werd. Is er iets goeds van haar te hopen;
zal zij hare stem ten gunste van Jesus doen
hooien F Iu haar midden zijn er ongetwijfeld
-ocr page 141-
181
uict weinigen, die Jesus steeds vcmoUtt.cn,
den spot met zijne heilige lessen dreven en Hem
nimmer een gewillig oor leenden; gelijkgezin-
den vindt men altijd in eene groote en diep-
bedorven stad; dezulken staan steeds vooraan en
doen het luidst hunne stem hooreu. Ook mag
men aannemen, dat er onder de menigte nog
zeer velen waren, die zich geheel onverschillig
jegens den Verlosser betoond hadden, dewijl
Jesus aan zijne volgelingen niet schonk wat vele
inenschen uitsluitend zoeken: gold, eer en ver-
maak.
Dezen morgen hebben zij hunne onver-
schilligheid afgeschud, niet omdat zij partij
trekken voor of tegen Jesus maar omdat zij
iets buitengewoons verwachtten en hunne nieuws-
gierigheid bevredigen wilden. Maar behalve de
opgenoemden waren er toch ook zeer velen, die
blijken van eene groote ingenomenheid met Jesus
gegeven hadden. Daar verzamelden zich voor het
geregtshol\' van Pilatus inenschen, die door den
Verlosser genezen waren of eene andere wel*
daad van Hem ontvangen hadden; men vond
er verwanten, vrienden en kennissen van onge-
lukkigen, die bij Jesus troost on hulp gevonden
hadden; men vond er, die den Heer op zijne
togten somtijds gevolgd waren en in geestdrift
hadden geroepen: Hij haejl alles wel gedaan, de
blinden deed l/ij zien en de stommelt spreken;
men
-ocr page 142-
132
vond er die Ood hadden verheerlijkt, toen zij Jemig
zijne hemelsche leer hoorden verkondigen met
eene wijsheid en een gezag, waarbij de Pharizeën
verstomden; men vond er eindelijk, die voor
eenige dagen Jesus plegtig hadden ingehaald
onder het geroep: Hosanna den Zoon san David.
Deze allen verzamelden zich voor het geregts-
hof van Pilatus en hun aantal groeide elk
oogenblik aan, terwijl Jesus voor den landvoogd
stond. Vol ongeduld wachtten zij naar den
afloop, zij brandden van verlangen om Jesus te
zien, te hooren en getuigen te zijn van hetgeen
Hij thans doen zal tegenover zijne magtige
vijanden. Deze staan echter niet werkeloos.
Smaadredenen, lasteringen, hoon en spotternijen
doen zij hooren, zij roemen op hunne o ver-
winning en wijzen met overmoed op de sehijn-
bare magteloosheid van Jesus; zegevierend ver-
zekeren zij dat Jesus thans hunne handen niet
zal ontkomen. Kn welk een indruk maakte dat
alles op hen, die nog het best jegens den Heer
gezind waren P — Zij zwegen, sidderden en waren
ale verpletterd; nog eenige hoop bleef hun over;
zij hoopten, dat Jesus door een schitterend
wonder zich zou redden en daarvan zal het
afhangen of zij partij voor of tegen den Verlosser
zullen trekken, want dit staat bij de meesten
hunner vast: zij willen geen Verlosser, geen
-ocr page 143-
133
Koning, geen Meester, die ecu schandelijken
dood gaat sterven. Misschien zullen sommigen
uit gevoel van dankbaarheidd niet het „Kruis
Hem" mederoepeu, maar dan zullen zij zwijgen,
en ten laatste henengaan, zich schamende dat
zij vroeger zoo zeer voor Jesus geijverd hebben.
Indien gij uwen Verlosser in de dagen zijner
omwandeling hadt aanschouwd, indien gij ge>
tuige geweest waart van zijne goedheid en
wonderen, van de geestdrift der duizenden die
Hem volgden en voor Hem ijverden, zoudt gij
ooit geloofd hebben, dat het mogelijk was het-
geen gij hier aanschouwt? Jesus eenzaam en
van allen verlaten!! Hij echter heeft zich niet
bedrogen, het was niet noodig, dat iemand Hem
onderrigtte, want Hij wist wat er in den niensch
is. Hij, die de ergernis der apostelen voor-
spelde, wist wat er worden zoude van do geest-
drift der menigte. Toen deze juichte en riep:
Hij beeft alles welgedaan, toen zag .Tesus zich
reeds geheel verlaten; toen Hij nacht en dag
zich vermoeide in zijn hemelsch onderrigt, toen
Hij al weldoende het land doortrok, stonden
de onverschilligheid en ondankbaarheid des
volks helder voor zijne oogen. En toch ging
Hij voort met zoeken hetgeen verloren was.
Dit verwondert ons; maar zijn wij niet getuige
van dezelfde onuitputtelijke goedheid des HeerenP
-ocr page 144-
134
Wat hcci\'c Hij niet voor ons gedaan P Wandelt
Hij niet steeds al weldoende in ons midden ?
Hij is de geneesheer onzer zielewonden, liet
licht onzer oogen, de sterkte in onze zwakheid;
Hij draagt ons met meer dan moederlijke
teederheid; zoo zeer vermeaigvuldigt Hij zijne
weldaden, dat wij niet eens in staat zijn ze
alle naauwkeurig op te merken. Geeue moeder
ging zoo veel en zoo aanhoudend om met haar
kind als Jesus met ons. Het licht zijner waar*
heid is steeds ontstoken voor onzen geest, en
de stroom zijner genade vloeit altijd voort in
de h. Sacramenten; terwijl Hij steeds in het
h. Misofter voor ons den hemelschen Vader
bidt. Wij denken welligt, dat wij aan zoo veel
liefde eeuigzins beantwoorden, maar Jesus weet
wat er in de menschen is. Ook in ons vindt
Hij ondankbaarheid, ongevoeligheid, ontrouw.
O miju Jesus, wat zoude er van mij worden
indien de ergernissen zich vermenigvuldigden
en de stormen der bekoringen heviger opstaken?
Ach, het arme hart, dat ik u schenken kan, is
uwe liefde niet waardig, maar ik dank uwe
goedheid dat Gij mij gezocht heb; laat niet
toe dat ik ooit van U gescheiden worde. Amen.
-ocr page 145-
VRIJDAG NA DEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Kt projectie aryeuteta in templo reoessit, «t
Muttli. XXVIII: 1.
Ka hij wierp de /.ilverliiigen Inden tempel en
vertrok; en heengaande verhing hij Bloh
met een strop.
Wie keut niet Judas en diens verraad:-\' Is
hij niet tot een afschrikken! voorbeeld gewor-
den voor eiken Christen? zoo lang het geheim
der lieide, het lijden van Onzen Heer overwogen
wordt, zal de akelige gestalte van den verrader
optreden voor den geest, om waarschuwend te
leeren, dat elkeen zich voor eeuwig kan ver-
derven, in weerwil van Gods oneindige barin-
hartigheid. Geene roeping is zoo verheven,
geen staat zoo heilig, dat zij zonder onze mede-
werking onze zaligheid verzekeren.
Judas was een der twaalvon, die uit den mond
des fclecreu hoorden: zalig de ooge/t, die zien wal
ijij ziel; zalig de ooren die houten, wal gij hoort,
en
-ocr page 146-
136
toch is hij verloren gegaan. Denk niet, liovo
lezer dat Judas altijd even slecht geweest is;
in den beginne was hij evenmin in staat het
gruwelijke verraad te plegen als gij thans zijt.
Maar hij had eene booze neiging, zoo als ieder
niensch er eene heeft; eene booze hoofdneiging,
welke hij niet bestreed, waaraan hij dagelijks
toegaf. Hij was gierig, beminde bovenmate de
tijdelijke rijkdommen, en meende daarin een
geluk te kunnen vinden, dat alleen in God te
vinden is. De goede Jesus riep den blinden
Judas, om hem in de eerste plaats van zijne
hartstogt te genezen. En welke krachtige ge-
neesmiddelen werden den apostel niet toegc-
diendP Hij zag Jesus tevreden, opgeruimd,
blijmoedig in de meest volslagen armoede. De
Zoon des menschen bezat geen steen, waarop
Hij zijn hoofd kon neerleggen en toch deelde
Hij aalmoezen uit van de gaven, die vrome
menschen Hem schonken. Opdat dit niet aan
Judas zoude ontgaan, werd het aan hem opge-
dragen de aalmoezen van den Meester uit te
deelen.
Niet door voorbeeld alleen, maar door her-
haalde onderrigtingen en vermaningen bestreed
Jesus de gierigheid van Judas. Onophoudelijk
hoorde de apostel hoe zijn Meester de gierig-
heid veroordeelde en de ijdele nietigheid der
-ocr page 147-
137
aardsclie goederen verkondigde. Zoekt geen schal\'
(en, die de roest verteert, de motten opvreten of de
dieven uitgraven,
zoo sprak de Heer tot de zijnen
en deze les herhaalde Hij in tallooze gelijke»
nissen, spreuken en uitdrukkingen. Judas zag
ook hoe de Heer zich hij voorkeur tot de armen
wendde, dewijl Hij deze bijzonder geschikt
keurde voor het Rijk der hemelen.
Welk een indruk maakte dit alles op het hart
van Judas P Gaf hij zich over aan de waarheid,
waarmede de Heer zijnen geest verlichtte; liet
hij zich leiden door het zoete geweld, waarmede
Jesus hem tot de verachting der aardsche goede»
ren voeren wilde? Ach, de leerling streed een
hardnekkigen strijd tegen zijnen Meester! Wie,
die Judas in het gezelschap der twaalven aan
de zijde van Jesus zag, had het kunnen denken P
Ook Judas had alles verlaten om Jesus te volgen,
maar in de heimelijke verwachting van groote
rijkdommen te zullen ontvangen voor het wei-
nige dat hij verlaten had. Het woord, de ver-
maningen, het voorbeeld van Jesus sloegen deze
verwachting steeds meer den bodem in, maar
des apostels begeerte naar rijkdommen won
onophoudelijk in kracht. Ook voor Judas gold
het woord, dat God weleer tot den eersten
broedermoorder sprak: gij zult heerschen over
nwc begeerlijkheid; zoo niet, dan staat de
-ocr page 148-
138
zonde voor de deur. De verrader heerechte
over de begeerlijkheid niet. Wrokkend en
morrend gaat hij aan \'sHeeren zijde; hij klaagt
dat er geen zorg gedragen wordt voor den buidel
die hem is toevertrouwd; hij word een dief, dat
is: hij zoekt door onregtvaardigheid eene be-
geerle te bevredigen, die bij den dag mate-
loozer wordt. De gierigheid bragt bij hem eenen
zekeren afkeer voort tegen Jesus, deze afkeer
deed hem minachtend neerzien op de dringende
vermaningen des Heeren; zijne gewoonte om
weerstand te bieden aan de woorden en voor-
beelden van Jesus maakte hem koel en gevoel-
loos voor elk liefdeblijk, hardnekkig tot in den
hoogsten graad; nu is eene zwakke aanleiding
genoeg om hem tot de uiterste misdaad te voeren.
Lieve lezer, ieder rnensch heeft in zijn hart
eene booze neiging, welke hem ten verderve
voert, indien zij niet bestendig bestreden wordt.
Zij beet niet altijd gierigheid. Bij den eenen
is zij eigenzinnigheid, ingenomenheid met zich
zei ven, hardnekkigheid en ongehoorzaamheid; bij
den anderen heet zij ijdelheid, praalzucht en
onmatige begeerte om te behagen, of de oogen
en het hart van anderen te boeijen; bij een
derde heet zij zucht naar zinnelijk genot en
vermaak, bij een vierden vertoont zij zieh in
deu vorm van vadsige traagheid, bij eee vijfde
-ocr page 149-
130
is zij ligtgcraaktheid en gramschap. Een ieder,
die zijne ziel lief heeft, beproeve zich zelvon.
Elkeen vrage zich af, wat boeit mij hel meest,
wat brengt mijne begeerte het ligtst in bewe-
ging, wat is de gewone oorzaak van mijne droefe.
nis en onrust, van mijne zonden en overtredingen V
Laat ons niet rusten, alvorens wij die oorzaak
gevonden en een rusteloozen strijd tegen haar
aangevangen hebben. Jeaus zal ons zijue hulpe
bieden, gelijk Hij aan Judas zijn bijstand ge-
boden heeft.
De afkeer dien Judas tegen zijne goddelij-
kcn Meester in zijn hart aankweekte, bragt hem
nader tot \'s Heeren vijanden, Hij was er getuige
van hoe priesters en schriftgeleerden rusteloos
zijnen Meester vervolgden en hij keurde het niet
zoo streng meer af; tot zekere hoogte werd hij
het eens met hen. In de laatste dagen bespeurde
hij, dat de Joden zich gereed maakten eenen
geweldigen slag te slaan; hij vernam, dat zij in
hunne vergaderingen beraadslaagden hoe zij
Jesus zouden gevangen nemen, toen dacht hij ,
dat hem eene schoone gelegenheid geopend
werd om zijnen gierigheid te bevredigen, hij
ging tot hen en sprak; Wat wilt gij mij geven,
en ik zal Hem u overleveren?
Met open armen werd Judas ontvangen, men
prees zijne wijsheid eu ziju doorzigt; daar hij
-ocr page 150-
HO
niet lan ger eenen Meester wilde volgen, die
slechts onder de geringste klassen zijne aan-
hangers vond; de vriendschap en bescherming
van de aanzienlijken des volks hadden toch veel
grootere waarde, en daarop konde hij voortaan
rekenen. Dertig zilverlingen werden den ver-
rader voorloopig aangeboden, doch de gierigheid
van Judas ontving zonder twijfel nog veel
sehoonere vooruitzigten. De oversten des volks
waren toch zoo vriendelijk en gemeenzaam met
hem, zij schonken hem het grootste vertrouwen,
hij zou uitgaan aan het hoofd eener bende, die
zich in alles naar zijne bevelen te voegen had.
Ach, hoe velen hebben in den loop der tijden
het voetspoor van Judas gedrukt! Hoog stonden
zij aangeschreven in Gods heilige Kerk, zij
schenen zuilen te zijn van waarheid en deugd,
doch in hun hart knaagde de worm der hoo-
vaardij, der ijdelheid, der hebzucht, der zinne-
lijkheid; hunne liefde verkoelde, maakte plaats
voor afkeer en wrok; zij vielen en hun val
werd toegejuicht door de vijanden van Jesus
en zijne bruid. Die blinden! zij begrepen niet,
dat de wierook door eene bedorvene wereld hun
toegezwaaid, de strengste veroordeeling was van
hun gedrag. O, lieve lezer, God behoede u,
maar als de vijanden van God en de Kerk u
de hand vriendelijk drukken, als zij uwe woorden
-ocr page 151-
141
en daden prijzen, beef voor u zei ven, want
daarin vindt gij een der zekerste teekenen, dat
gij reeds ver gevorderd zijt op den weg des
verderfs.
Toen Judas zijne misdaad voltrokken had,
stond hij plotseling alleen; men had zijne hulp
niet meer noodig en liet hem gaan met zijne
zilverlingen, men schaamde zich zelfs hem lan-
ger te erkennen. O wat angsten heeft hij in
dien akeligen nacht, toen Jesus in het huis van
Kaïphas stond, doorgestaan! Ik zie hem dwalen
door de eenzame straten en stegen van Jeru-
zalem. In ieder persoon, dien hij ontmoet,
vreest hij een apostel te vinden, die hem vloe-
ken zal; voor elkeen wijkt hij ter zijde. Het
woord des Heeren: wee den mensch, die Mij ver-
raden zal,
staat nu dreigend op voor zijnen
geest; de vriendelijke blik van Jesus, het laatste
woord: vriend, waartoe zijt gij gekomen, Judas
verraadt gij den Zoon des menschen door een kus?
doorboort en foltert zijn hart. Eindelijk breekt
de dag aan, Judas hoort, dat Jesua na vele
mishandelingen is ter dood veroordeeld en nu
door de Joden wordt overgeleverd aanPilatus,
die het vonnis bevestigen en voltrekken moet.
Ontzettende indruk! Hij wordt als eene wan-
hopige.
Maar had hij er dan niet op gerekend, dat
-ocr page 152-
142
liet zoo ver komen zoude F Was hem niet alles
door Jesus voorspeld F De booze begeerlijkheid
had geheel zijn hart ingenomen, hij heeft aan
niets gedacht dan aan zijne dertig zilverlingen
en aan de schoone toekomst, die hij meende
tegemoet te gaan.
Wat is er zekerder dan de dood, die niemand
spaart en meedogenloos alle verwachtingen, alle
begeerten des zondaars verijdelt en omverwerpt,
doch welk zondaar denkt daaraan, welk zondaar
denkt aan het vreeselijke uiteinde? Zoo blind
zijn zij allen, de blindheid van den verrader moet
ons dus niet bevreemden. Thans echter ziet Ju-
das, wat hij nimmer wilde zien en hij is radeloos;
hij ziet zich schuldig aan het bloed van Jesus!
Zijne haren rijzen teberge, zijne verwilderde oogen
toonen wat er omgaat in zijn hart; hij snelt
tempelwaarts, waar priesters en ouderlingen, die
hem het bloedgeld toetelden, zich bevonden; ik
heb gezondigd
zoo roept hij, onschuldig bloed overleoe-
rende! Wat gaat ons drtt aan? gij moogt toezien,
krijgt hij ten antwoord. Ach, nu ziet hij, dat
hij geheel verlaten is; zijne vrienden van gisteren
verachten hem reeds en zenden hem met kouden
glimlach weg. Ontzettend is de indruk, welke
het koude en spottende antwoord op den rade-
loozen apostel maakt. .Kazend van spijt enwan>
hoop werpt hij het bloedgeld voor de voeten
-ocr page 153-
143
der trouweloozen, gaat henen en verhangt zich
aan een strop!!
Terwijl Judas een einde maakte aan zijn ramp-
zalig leven door een nog rampzaliger dood,
overleggen priesters en ouderlingen doodbe-
daard wat zij met het bloeilgeld zullen aanvan-
gen; het bloedgeld was het eenige overblijfsel
van Judas, dat zij nog hunne aandacht waar-
dig keurden.
Lieve lezer, zie Judas daar hangen en worstelen
met den dood, daar is geen mensch, die zich
zijner aantrekt, en gisteren nog ging hij aan het
hoofd eener bende, gisteren luisterde men nog
met aandacht naar zijne voorslagen, prees men
zijne wijsheid en zijnenijver! Zóó is de wereld,
zij vraagt alles, tot het offer van deugd, geweten
en ziel; niets geeft zij in ruil, tenzij bedrogen
lage vleijerij, zoo lang zij daarmedo haar voor-
deel denkt te doen. Op donzelfden dag verwerpt
zij Jesus, den Zoon Gods en den verrader Judas,
die laaghartig haar diende. Wil toch de wereld
niet beminnen, noch alles wat in de wereld is.
Want alles wat in de wereld is, is begeerlijkheid
der oogen, begeerlijkheid des vleesches en hoo-
vaardij des levens. Haar haat kan wel het
ligchaam dooden, doch hare vriendschap, hare
eerbewijzingen en toejuichingen zijn trouweloos
en dooden de ziel.
-ocr page 154-
ZATUEDAG NA DEN TWEEDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Ait .int.tii rilatui ad principes sacerdotum et
turlios: nihil iuvenio cauaae in hoc homine.
I.UC. XXIII: 4.
I\'iUtus zeide nu tot de opperpriesters en de
scharen ; ik vind fee» schuld in dezen mensch.
Jesus was het geregtshof van Pilatus binnen
gevoerd; de Joodsche Raad stond daar buiten,
want de schijnheiligen vreesden verontreinigd
te worden door het betreden van liet huis eens
heiden. Daar de landvoogd in geenen deele
tegen Jesus was ingenomen, scheen hij volko-
men in staat zonder vooroordeel een vonnis
over den Verlosser te vellen. De Joden vrees-
den dit, en lieten, zoo als wij in den loop der
lijdensgeschiedenis zien zullen, niets onbeproefd
om den zwakken Pilatus tot een onregtvaardig
vonnis te dwingen.
Naauw had Pilatus gehoord, dat de beschul-
-ocr page 155-
145
digers van .K-sus buiten stonden, of welwillend
ging hij tot hen en sprak: Welke beschuldiging brengt
gij tegen dezen mensch in?
De Joden antwoord-
den: Indien Hij geen boosdoener was, wij hadden
Hem niet aan
» overgeleverd. Pilatus hernam:
Neemt gij Hem dan en oordeelt Hem volgens uwe
wet. Wij mogen,
zoo antwoordden zij, niemand
ter dood brengen.
Daarna begonnen zij Jesus te
beschuldigen, zeggende: Wij hebben bevonden,
dat Hij hel volk opruit, veibiede?id aan den Keizer
schatting te betalen en zeggend, dat Hij Christus
de Koning is.
Ku ging Pilatus het geregtshof binnen, hij
wist wat hij te onderzoeken had, en vroeg Jesus:
Zijl Gij de Koning der Joden f Jesus antwoordt:
Zegt gij dit uit u zelven of hebben anderen het u
over Mij gezegd?
Welk eene goddelijke wijsheid
ligt er in die weinige woorden! Zij zijn vol-
doende om de gansche aanklagt te niet te doen
en den Landvoogd daghelder te toonen, dat
Jesus gelasterd is.
Heeft Pilatus de kracht van \'s Heeren verde-
diging gevoeld? Ongetwijfeld, hij moest ze
gevoelen. Daar staat Jesus geboeid, mishan-
deld en magteloos voor hem; Pilatus vraagt in
schijnbaren ernst: Zijt Gij de Koning der Joden?
Jesus herneemt: Zegt gij dit uit u ielven ? dat
is: vindt gij in Mij eenig teeken van een aardsch
7
-ocr page 156-
14»;
vorst, hebt gij de dienaren opgemerkt, die voor
Mij streden, hebt gij gehoord van gevechten,
die Ik leverde om een vergankelijken troon P
Gij zelf voert in Judea het hoogste gezag; gij
int er belastingen in naam des Keizers , heb ik
dit ooit beletP Gij spreekt er regt, heb Ik n
ooit daarin gehinderd? Gij onderhoudt er krijgs-
volk, heb Ik er ooit tegen gestreden? Neen,
uit u zelven kondet gij zoo niet spreken, ande-
ren hebben het u over Mij gezegd. Gij hebt
het gehoord uit den mond der priesters en
schriftgeleerden, die gij zeer goed kent als de
vijanden van uw en des Keizers gezag. Zij,
uwe en des Keizers vijanden, zouden dan
ijveren voor de Bomeinen en bekommerd zijn
voor hun gebied; terwijl gij, de plaatsbekleeder
des Keizers, in niets wordt verontrust! O
Pilatus, uit den mond van hen, die met groo-
ten weerzin schatting betalen, die geen oogen-
blik zouden aarzelen u en al de .Romeinen te
verdrijven, indien zij slechts konden, die het
juk der Komeinen als den grootsten gruwel
beschouwen, uit hun mond moest gij hooren,
dat Ik een oproermaker en vijand des Kei-
zers ben!
Hoeivel de landvoogd de kracht van\'s Heeren
antwoord begreep, hij gevoelde zich daardoor
in zijne eigenliefde niet weinig gekrenkt; want
-ocr page 157-
147
hoe zwak en lafhartig ook tegenover bedrei-
gingen, hij betoonde zich niet minder over woe-
dig tegenover de schijnbaar zwakke onschuld.
Wrevelig voegt hij Jesus toe: Ben ik een Jood!1
Uw volk en uwe opperpriesters hebben V aan mij
overgeleverd, wit hebt Gij gedaan?
Thans ver-
klaart Jesus zijn reeds gegegeven antwoord en
zegt: Mijn rijk is niet van deze wereld; indien
het van deze wereld was, mijne dienaren zouden
voorzeker gestreden hebben, opdat ik niet aan de
Joden werd overgeleverd, nu echter is mijn rijk niet
van hier. Dus zijt Gij een Koning,
hervatt\'e IMla-
tus, en Jesus antwoordde: Gij zegt het, Ik ben
Koning. Daartoe ben ik geboren en daartoe in de
wereld gekomen om der waarheid getuigenis te geven,
al wie uit de waarheid is, hoort mijne stem.
Pilatus
nu zeide: Wat is waarheid? en dit zeggend
ging hij heen. Het scheen hem niet belangrijk
genoeg om een antwoord op zijne vraag af te
wachten. De Zoon Gods verklaart daartoe ge-
boren en in de wereld gekomen te zijn om ge-
tuigenis der waarheid af te leggen, en de blinde,
kortzigtige en dwalende mensen wil geen oogen-
blik stilstaan, om naar die getuigenis te luiste-
renü De landvoogd was een heiden en vindt
daarin nog cenige veisohooniDg, maar de Chris-
ten, hoe is hij te verschoonen indien hij niet
naar de getuigenis dej Heeren luistert? De
7*
-ocr page 158-
148
waarheid! Zij is God zelf, de eeuwige, de on-
voranderlijke, de oorsprong van alles wat is;
zij is Gods Opperheerschappij over alle schep»
sel, zijne h. Voorzienigheid, de geboden en
voorschriften die Hij geeft; zij is Jesus Christus,
God en mensch, die van Zich zei ven getuigt:
Ik ben de weg, de waarheid en het lenen; zij is de
genade, die Jesua ons verdiende en aanbiedt,
de voorschriften en raadgevingen, die Hij ons
gaf; zij is de heilmiddelen die Jesus instelde,
de Kerk, die Hij stichtte en de H. Geest,
welken Hij haar schonk om haar voortdurend
alle waarheid te leeren. De waarheid, zij is
de godsdienstige waarheid, de waarheid des
geloofs; van haar zegt Jesus; dit is het eeuwig
teven, dat zij U kennen den levenden en waren Ood
en dien Gij gezonden hebt, Jesus Christus.
Er zijn nietige, beuzelachtige waarheden, die
naauwelijks de vlugtige aandacht van een nietig
sterveling waardig zijn. Duizenden evenwel hou-
den zich met die ellendige beuzelingen bezig
on vinden geen lust en tijd om naar de getui-
genis van de waarheid te luisteren. Er zijn
andere waarheden, die zeker niet te versmaden
zijn, want zij doen meer dan onze nieuwsgie»
righeid bevredigen; met lof worden zij in ver-
schillende wetenschappen aangeleerd; doch wat
baat het mij den loop der Bierren, de ingewan-
-ocr page 159-
149
den der aarde, de krachten der natuur, de
geschiedenis van landen en volken te kennen,
indien ik onwetend blijf iu de eeuwige waarheid
waarvan Jesus getuigenis geeft. Deze is een
licht voor mijne voeten, een fikkei op mijne
paden, zij wijst mij den weg naar de eeuwige
rust. O lieve lezer, bedenk het wel, de Zoon
Gods is niet daartoe geboren en gekomen om
u de schatten te wijzen, welke de aarde in haren
schoot verborgen houdt, niet om u de lotgeval\'
len van de volken der aarde te verhalen of om
onderrigt te geven in de krachten der natuur,
evenmin om u de gedaante en den loop der
hemelligchamen te doen kennen of de geheimen
der menschelijke talen; van dit alles heeft Hij
gezwegen; hoe schoon de kennis van al deze
dingen ook zijn moge, het was den Zoon Gods
onwaardig u daarin te cnderrigten, Hij had
eene grootere taak te vervullen. Niet van ver-
gankelijke waarheid, maar van de waarheid,
die eeuwig blijft, legt Jesus getuigenis af. Hij
kwam in de wereld om haar te verkondigen; geen
hoon of bedreiging, geen laster of haat, geen
onverschilligheid of verachting der menschen
hielden Hem terug. Onvermoeid trok Hij het
land door, om haar te prediken, Hij beleed ze
in het aangezicht des doods en verliet de aarde
niet, alvorens hij zijne leerlingen bevolen had
-ocr page 160-
150
om haar aan alle schepselen Ie verkondigen
lot aan het einde der wereld. Hij verliet de
aarde niet, zonder zijn woord te verpanden,
dat Hij aan zijne leerlingen den Geest der
waarheid zou zenden, die ten allen tijde door
hunnen mond getuigenis der waarheid geven
zoude.
Wanneer gij Pilatus ziet henengaan zonder
een antwoord af te wachten op zijne allerbe-
langrijkste vraag: Wal is loaarheid; als gij de
Joden grimmig en vertoornd buiten ziet slaan
en op hun aangezicht den haat tegen de waar.
heid leest; als gij Jesus geboeid, mishandeld
en verworpen ziet, omdat Hij getuigenis van de
waarheid aflegt, dan ziet gij de geschiedenis
der Kerk en van hare lotgevallen in den loop
der eeuwen met krachtige kleuren afgeschilderd.
Zij, de bruid van Christus, verrigt het werk
van Christus: zij legt getuigenis van de waar-
heid af; alle schepsel hoort hare stem, doch
ontelbaren volgen Pilatus, halen de schouders
op, vragen wat is waarheid en gaan henen;
ontelbaren ballen hunne vuisten, gloeijen van
haat en toorn, barsten in hoon en bedreiging
uit en slaan de handen aan de bode des vredes;
doch al wie uit God is, hoort naar de stem
van Christus\' bruid, overlegt hare woorden , *
tracht ze te verstaan, bewaart ze in zijn hart
-ocr page 161-
151
on rigt er zijn leven nau\' in. Lieve lezer, in-
dien gij het gewigt der waarheid kent, gij
zult liier in droeve verbazing met den Psalmist
uitroepen: Kinderen der menschen, hoe lang zult
gij de ijdelheid beminnen en den leugen zoeken.\'
Alles gaat voorbij, hemel en aarde zelfs; doch
de waarheid, \'s Heoren woord, blijft in eeuwig-
heid. Het zal mij op mijn sterfbed niot baten,
dat ik al de talen der menschen sprak, dat de
verborgen krachten der natuur voor mij geen
raadsels meer hadden, dat ik den loop der sterren
naauwkeurig wist te bepalen en dat ik bekend
was met de geschiedenis der volkeren en de
wetenschap der wijsgeeren; maar de waarheid
zal nog schitteren voor mijn oog, wanneer het
licht der wereld is uitgedoofd; zij zal mij steu-
nen als de krachten de3 ligchaatna gebroken
zijn; zij zal mij voeden en troosten, wanneer
de aarde geen verkwikking meer aanbiedt,
en dan zal mijne laatste ademhaling nog eene
dankzegging zijn aan mijnen Jesus, die in de
wereld kwam om getuigenis van de waarheid
af te leggen.
Pilatus ging dan henen en zeide tot de op-
perpriestera en al het volk: Ik vind, geene
schuld m dezen memch; daar de Joden niet
# genegen waren, in deze verklaring van den
landvoogd te berusten, deed Pilatus Jesus voor-
-ocr page 162-
152
brengen. De aanblik van hun slagtoffer vuurde
den haat der Joden nog aan, in hartstogtelijke
woede hoopten zij beschuldiging op beschuldi*
ging. Jesus echter antwoordde niets. Pilatus
nu sprak: antwoordt Gij niets? Ziet Oij niet,
welke zware beschuldiging zij tegen U inbrengen?
Jesus bleef zwijgen en sprak gien enkel woord; zoo-
dat de landvoogd ontzettend verbaasde.
Waarom sprak Jesus niet meer? Omdat het
geheel overbodig was. De landvoogd had zijne
onschuld erkend, en de dwaasheden, die de
Joden voortbragten, de woede waarmede zij
spraken, de tegenspraak, waarin zij vervielen,
maakten elke wederlegging overbodig. De land*
voogd bleef dan ook van \'s Heeren onschuld
overtuigd.
Jesus zwijgt. Welk eene grootheid! Door
twee woorden bewees hij zijne onschuld, en nu
dwingt Hij door zijn zwijgen eerbied en bewon*
dering af. Zie eens, mot welk een ontzag
Pilatus tot den geboeiden Jesus opziet. Zwij*
gend staart hij den zwijgenden Jesus aan ! Zoo
veel eenvoud en zoo groot eene Majesteit heeft
hij zelfs niet op den troon aanschouwd. Wilt
gij deel hebben aan de grootheid van uwen
Koning P Omhels dan de waarheid met al de
krachten uwer ziel. Zij zal u vrij maken van
alle vrees en angst j zij zal u verheffen boven
-ocr page 163-
153
de zwakheid van uwen natuur, zij zal u wijs
maken te midden der dwazen, sterk in de be-
koringen en onverwinnelijk in den dood. Zij
zal u leeren spreken en zwijgen, zoeken en
vlugten, omhelzen en verworpen, beminnen
en haten, zij zal een licht zijn op uwe paden,
tot dat het eeuwig licht u daarboven beschijne.
-ocr page 164-
DERDE ZONDAG IX DE VASTE.
Herodes autem viso Domino vavisus o*l
valde.
                          I.ui-. XXIII , 8
Ilerodes nu was by het zien van don
Iluer zper verblijd.
Onder de beschuldigingen, die de Joden bij
Pilatus tegen Je3us inbragten, was ook de vol-
gendc: :Hij ruit het volk op , leurende door geheel
Judea, begonnen zijnde van Oalilea, lot hier toe.
Als nu Pilatus hoor\'le van Oalilea, vroeg hij of de
menseh een Qalile\'èr was. En zoodra hij vernam,
dat Hij uit het gebied van Ilerodes was, zond hij
Hem tot Ilerodes, die ook zelf in die dagen te
Jeruzalem was.
Deze handelwijze van Pilatus was onregtvaar»
dig en wreed. Zij was onregtoaardig want in
het regtsgebied van Pilatus was Josus gevangen
genomen, daar werd Hij beschuldigd de wetten
van dat gebied overtreden te hebben. De land-
voogd was derhalve de regter, en mogt zich
niet van de regtspraak ontslaan; daarenboven
had hij het geding reeds begonnen en \'s Heeren
-ocr page 165-
155
onschuld erkend, hij mogfc den Verlosser niet
overgeven aan de grillen van Herodes, wiens
wreedheid hem niet onbekend konde zijn.
Zijne handelwijze was ook xorcci. Zonder nood»
zakelijkheid liet hij den woerloozen Jesus in de
handen zijner bloeddorstige haters; hij stond
toe, dat Jesus gesleurd werd langs de straten
van Jeruzalem, blootgesteld aan de smaad en
de mishandelingen van een opgeruid gemeen.
Zie den Verlosser gestooten, geslagen en ge-
vloekt, zie Hem blootgesteld aan duizende spot-
ternijen, boschimpingen en bijtende opmerkingen.
Van dit alles draagt de landvoogd de schuld,
want hij weigerde de onschuld in bescherming
te nemen, hij weigerde uit lafhartige menschen*
vrees! Hebt gij nooit uit menscholijk opzigt
gezwegen, waar gij spreken moest ter verdedi»
ging van waarheid en deugd P Zijt gij nooit
door lafhartigheid schuldig geworden aan den
smaad, die der waarheid en deugd, die Jesus
werd aangedaan?
Herodes was bij het zien van den Heer zeer
blijde. Waarom? verheugde hij zich, dat hem
de gelegenheid geschonken werd om Jesus in
bescherming te nemen? De booswicht was niet
vatbaar voor zulk eeno ernstige gedachte. Dat
Jesus tot hem gezonden werd, beschouwde hij
als eene gunst van Pilatus, waarvoor hij den
-ocr page 166-
166
landvoogd dankbaar was. Sinds langen tijd be-
geerde hij den\' Heer te zien, omdat hij veel
over Hem gehoord had en hoopte eenig won-
derteeken door Hem te zien verrigten. Om
dit wel te verstaan, moeten wij weten, wie
Herodes was.
Herodes, een zoon van Herodes, die de kin-
deren te Bethlehem deed ombrengen , betoonde
zich zijnen vader waardig. Hij leefde in over-
spel en bloedschande. Door den H. Joannes over
zijne ergerlijk gedrag onderhouden, liet hij den
boetgezant in den kerker werpen. Ligtzinnig
en dwaas, zoo als ieder wellusteling, beloofde
hij onder eede aan zijn dochtertje, \'t welk voor
hem danste en hem uitermate behaagde, alles
te zullen geven wat het vroeg. Het kind raad-
pleegde de moeder en vroeg daarna het hoofd
van Joannes. Deze eisch bedroefde Herodes
wel eenigzins, maar hij ging niettemin over tot
den moord. Voor dezen ligtzinnigen, wulpschen
en wreeden Herodes nu werd Jesus gebracht.
De vleeschelijke mensch, zegt de apostel, begrijpt
niet wat des geestes is.
Deze uitspraak zien wij
verduidelijkt in Herodes. De wellusteling toonde
niet het geringste besef te hebben van regt-
vaardigheid en deugd, van waarheid en gods-
vrucht; hij toonde zich gelijk aan een vogel,
die met gebroken wieken in het slijk spartelt
-ocr page 167-
157
zonder de minste kans om zich opwaarts te be-
geven; of liever, gelijk aan een redeloos schep»
sel, \'t welk zelfs niet gist dat er waarheid,
deugd en godsvrucht bestaat. Het viel Herodes
niet in, dat hij hier de onschuld te verdedigen
had, hij had zelfs geen ernst genoeg, om te
luisteren naar de aanklagt der Joden. Deze
stonden naast den geboeiden Jesus en waren
onuitputtelijk in klagten, doch de koning had
daarvoor geen aandacht. Met oogen die van
zelfvoldoening vlamden, met onverzadigbare
blikken staarde hij op Jeans» die nu geheel in
zijne magt was. Zoo lang had hij begeerd den
Verlosser te zien en thans zijn zoo onverwacht
zijne wenschen vervuld! Dan opent hij zijn
mond en spreekt. Wat spreekt hij P Vele woor-
den, een vloed van woorden, doch geen droppel
wijsheid; hij spreekt om een wonder van Jesus
uit te lokken. De dn-aze meent, dat zijne waar-
digheid, zijn aanzien, zijno rijkdommen, zijne
magt wel aanspraak hebben op eenig wonder;
hij meent, dat Jesus al zeer gelukkig moet
eijn, indien Hij door een teeken de gunst
des vorsten verdienen kan; hij gelooft, dat de
wonderen vrij wat beter besteed zijn aan de
nieuwsgierigheid en het vermaak van een ko-
ning, dan aan hot heil der zielen en aan het
verkondigen der waarheid.
-ocr page 168-
158
Het was vroeg in den morgen toen de Ver-
losser in het huis van Herodes gevoerd werd,
doch deze liet zich geen oogenblik wachten,
zoo zeker was hij, dat de Heer eenig teeken
tot zijn genoegen doen zou; hij kon zich niet
voorstellen, dat de geboeide en verlatene Jesus
zijne dwaasheid zou beschamen, daarom wilde
hij, dat zijne dienaren getuigen zouden zijn van
hetgeen Jesus ten genoege van hun vorst onge-
twijfeld ging doen. Stel u dan dien dwaas
voor, wiens gelaat niet minder van zelfvol-
doening schittert dan zijne kleederen van goud
en edelgesteenten. Met een voornaam mede-
lijden opent hij zijnen mond. Eerst houdt hij
eene lofrede op zich zelven, hij spreekt van
zijne gematigdheid en regtvaardigheid, van zijn
doorzigt en zijne schranderheid; hij betuigt, dat
hij magt heeft om te straffen of vrij te sproken,
het staat nu aan Jesus , om door eenige teekenen
te bewijzen dat Hij „Zoon Gods" is.
Jesus, die het hart van Herodes tot op den
bodem doorschouwde, die in dezen poel van
ontucht niet de minste liefde voor waarheid en
deugd, zelfs geen geloof aan God en eeuwigheid
vond, Jesus zweeg. De dwaasheid en laagheid
van Herodes scheen Hem eene grootere kwel-
ling te zijn, dan de huichelarij der Joden en
de lafhartige ougeregtigheid van Pilatus; althans
-ocr page 169-
159
tot dezen heeft Hij gesproken, tot Herodes
echter geen enkel woord.
En wat zoude de Verlosser ook zoggen P Was
een diep stilzwijgen niet de beste les en het
gesehikste teeken, dat aan Herodes kon gegeven
worden P Hij, Herodes, gewoon aan de loftui-
gingen en kruipende vleijerijen zijner hovelin-
gen, zag daar Jesus voor zich staan in onver-
winbre grootheid. De glans van \'s konings
rijkdommen, de menigte zijner dienaren, de
magt, die hij ten toon spreidde , maakten niet
den minsten indruk op Jesus. De geboeide
Verlosser versmaadt de bewondering, de achting
de bescherming van Herodea; Hij toont dat
waarheid en deugd, godsvrucht en geloof, het
heil der zielen oneindig meer waarde hebben,
dan het vermaak zelfs van een koning; voor
gene deed Hij tallooze wonderen, voor dit heeft
Hij zelfs geen woord veil.
Heeft Herodes de kracht en de beteekenis van
\'s Heeren zwijgen gevoeld P Hij was alleen aan het
woord en hoe langer hij sprak des te zouteloozer
werden zijne woorden Hij, zoo gewoon aan vleije-
rijen, werd beschaamd, maar de beschaming voerde
hem niet tot zelfvernedering en boetvaardigheid.
Hij stond als een dwaze voor Jesus, de glans
zijner rijkdommen verbleekte voor de edele
Majesteit van Hem die zweeg; hoewel omgeven
-ocr page 170-
160
van krijgsvolk, hij gevoelde zijne onmagt
tegenover den geboeiden Verlosser. Zijne hove-
lingen zagen, dat zijn gekwetste hoogmoed hem
deed bersten van spijt en om hun dwazen
meester weder in goede luim te brengen werd
Jesus als een dwaas bespot. Een wit kleed
werd den Verlosser aangetrokken, en toen begon
Herodes met zijn krijgsvolk Jesus te verachten,
en op de onwaardigste wijze te bespotten.
De evangelist vorhaalt ons de bijzonderheden
dezer bespotting niet; doch hij, die bij onder-
vinding weet hoe schandelijk, goddeloos en
hemeltergend de zedelooze en inzonderheid de
wellustige en verdierlijkte menschen den spot
kunnen drijven met het heilige; hij, die dit
bij ondervinding weet, kan zich een denkbeeld
vormen van hetgeen Herodes en zijn krijgsvolk
tegen Jesus durfden. Zijne woorden en heilige
lessen werden verwrongen en zoo dwaas moge-
lijk voorgesteld, zijne wonderen werden nage-
bootst en gemaakt tot een voorwerp van spot;
zijn armoedig kleed, zijne nederige geboorte,
zijne eenvoudige leerlingen, zijn goddelijk ko-
ningschap, zijn rijk, niets werd vergeten om de
eeuwige wijsheid te doen doorgaan voor den
grootsten dwaas. Dan barstte Herodes met de
zijnen in hoonend schaterlagchen uit, en om
nog meer lucht te geven aan zijn spijt keurde
-ocr page 171-
161
hij goed en juichte hij toe al de mishandelin-
gen, die het krijgsvolk Jesus deed ondergaan.
Welaan, stel u don Verlosser voor, die daar
in een wit kleed de speelbal is van een wei-
lustig en verdierlijkt gespuis; als waanzinnigen
omgeven zij Hem; de dwazen, zij woeden tegen
de Wijsheid! En zij weten, dat zij tegen de Wijs-
heid woeden! En zij hebben er behoefte aan
om tegen de "Wijsheid te woeden, want zij ge-
voelen dat zij dwaas zijn!
Ja, lieve lezer, Herodes gevoelde, dat hij
een dwaas was. Immers, indien Hij zich zel-
ven voor wijs en Jesus voor dwaas gehouden
had, hij zoude niet vertoornd zijn geworden,
want tegen eenen zinneloozen kan men niet
woeden, men mishandelt hem niet, en maakt
hem tot geen voorwerp van spot. Indien Herodes
Jesus voor waanzinnig gehouden had, hij zoude
zijne gramschap tegen de opperpriesters gekeerd
hebben, die eenen waanzinnigen in ernst beschul»
digden, hij zoude het den landvoogd ten kwade
geduid hebben, dat hij hem Jesus in allen ernst
had toegezonden; nu echter zien wij juist het
tegendeel, hij was vertoornd op Jesus en dank*
baar jegens Pilatus.
In deze tijden, waarin zoo velen zich het
zingenot als hun levensdoel voorstellen, waarin
zoo velen geene andere verlichting en beschaving
-ocr page 172-
162
kennen dan een teugelloos genieten van de
genoegens der aarde; waarin de voldoening aan
de schandelijkste lusten als eene verschoonbare
zwakheid beschouwd wordt, in deze tijden vindt
Herodes niet weinige navolgers. De vreeze des
Heeren, geloof en godsdienst, versmading van
rijkdom en zingenot, ootmoed en ernstige zorg
voor de eeuwigheid is hun eene dwaasheid.
Met hoon en spot, met verbittering en woede
smaden zij het heilige; zij vinden geen rust,
zoo lang er nog braven aan hunne zijde leven ;
doch de hartstogt, waarmede zij strijden, de
vreesselijke godslasteringen, die zij in verbitterde
woede uitstooten, toonen genoegzaam, dat zij
niet overtuigd zijn van hetgeen zij zeggen.
Indien zij waarlijk meenden, dat de godsdienst
eene hersenschim is, indien zij de godvreezenden
voor dwazen aanzagen, zij zouden de godsdienst
niet haten en de vromen niet vervolgen Neen,
men haat geen hersenschim, men vervolgt de
dwazen niet. Gelijk Herodes gevoelen zij hunne
nietige geringheid tegenover de Majesteit van
Jesus\' leer en de deugd der braven
Welaan , laat ons nederknielen voor de eeuwige
Wijsheid. De godslasteringen, welke Herodes
en duizenden na hem tegen haar uitstooten,
zijn slechts een bewijs dat de stralen harcr
Majesteit te sterk zijn voor de oogen der dwazen.
-ocr page 173-
168
O goede Jesus, doe een straaltjo uwer god-
delijke wijsheid nedervallen op onze ziel,
opdat wij altijd, in het licht uwer waarheid
•wandelend, dwaas zijn voor de wereld en
wijs voor D.
-ocr page 174-
MAANDAG NA DEN DERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Quem vultis dfinittam vobis, üarttbbam au
Jettum , qiii dk\'itur Christus?
Matth. XXVII. 17.
Wien, wilt ffüi zft\' \'^ u vrylateni Barrabbai
of Jesus, die Christus genoemd wordtr
Toon Herodea zijnen spijt in bitteren spot
voldoende had lucht gegeven, deed hij Jesus
terugvoeren naar Pilatus. De menigte , die den
Verlosser op dezen togt voorafging, vergezelde
en volgde, was ontzettend aangegroeid en de
nieuwsgierigen of kwaadwilligen stroomden nog
onophoudelijk toe. De landvoogd, toen hij Jesus
zag teruggevoerd, was volstrekt niet op zijn
gemak; eensdeels, omdat hij nu op nieuw door
de onregtvaardige eischen de Joden werd lastig
gevallen, ten anderen, omdat hij bespeurde,
dat de menigte aangroeide en eene dreigende
houding begon aan te nemen. Hij vreesde te
meer een oproer, omdat hij weinig krijgsvolk ter
-ocr page 175-
165
zijner beschikking had. Hij riep nu de opper
priesters en de overheden en het volk bijeen
en zeide tot hen: Oij hebt mij dezen mensch als
een volksopruijer overgeleverd, en ziet in mee iegen-
woordighnd ondervragend vond ik in deze/t mensch
niet de minste schuld aan alles, wat gij Hem. ten
laste legt. En Herodes evenmin
, want ik zond u
tot hem en ziet Hij is in niets den dood schuldig
geoordeeld. Ik zal Hem derhalve na eene kastijding
vrijlaten.
Dit voorstel, Pilatus zag het aanstonds, beviel
den Joden niet, daarom verzon de landvoogd
een ander middel, waarvan bij beteren uitslag
hoopte. Sinds geruimen tijd was het de ge-
woonte, om ter gelegenheid van het Paaschfeest,
wegens de groote plegtigheid, een gevangen
misdadiger vrij te laten. Het volk, reeds in
opgewonden stemming zijnde, vroeg thans, on-
getwijteld met nog grooter aandrang, dat aan
deze gewoonte voldaan werd. De landvoogd
meende nu hierin eene schoone gelegenheid te
vinden, om zich aan eene onregtvaardige ver-
oordeeling van Jesus te onttrekken. Ten einde
nog beter in zijne plannen te slagen, deed hij
een beruchten roover, die zelfs aan een moord
pligtig was, uit de gevangenis te voorschijn
brengen; dezen stelde hij naast Jesus en vroeg:
Wien wilt gij, dat ik u loslate, Jesus o/Barabbas?
-ocr page 176-
16fi
Dit voorstel bad zeer veel van eene bedreiging
die luidde: Indien gij voortgaat met Jesus ten
dood te eischen, dan zal ik u, Barabbus, den
schrik en den gceeel des volks loslaten.
Lieve lezer, waart gij daar geweest, zoudt
gij uwe oogen hebben kunnen gelooven, Jesus
ziende naast Barabbas? Wie toch is Jesus, wie
is Barabbas ?
Jesus is het eeuwig Woord des Vaders, door
hetwelk alles gemaakt is en zonder hetwelk niets
gemaakt is van al, wat er gemaakt is. Al wat
kostbaar, al wat schoon, zoet en beminnelijk
is, kwam voort uit zijne handen; al wat er
jubelt en juicht in den hemel of op aarde is
gelukkig, omdat de zegenende hand van Jesus
er op rustte. Bij vormde de harten der braven,
wier liefde en goedheid ons verkwikt, Hij leerde
de ouders hunne kindereu beminnen, Hij deed
de harten der heiligen van een hemelsch liefde-
vuur branden, Hij vormde de gelukzalige en
reine engelen, en de hemel is een hemel, om-
dat Jesus er heerscht. Hij is de vreugde der
engelen, Hij was de hoop der aartsvaders, het
licht der profeten. Hij is de vrede van alle
menschen, die van goeden wil zijn. Jesus,
een welluidend gezang in ons oor, honig in
onzen mond, vreugde in ons hart, Hij is de
glans, het levend beeld, de eenige en eeuwige
-ocr page 177-
167
Zoon des Vaders. Voor Hem buigt zich alle
knie in den hemel en op aarde; en Jesus staat
naast Barabbas !
Barabbas! Een beruchte roover, een moorde-
naar, een mensch gewoon, overgeven, met hart
en ziel verkocht aan de boosheid! Hij was de
schrik der zwakken, de bedreiger van rust en
veiligheid, de geesel der zamenleving. Boos-
aardig in zijne daden, nog schuldiger in zijne
begeerten, verstokt van harte, draagt hij op
zijn gelaat de teekenen van een geoefend mis-
dadiger. Uitdagend is zijne houding, woest en
schaamteloos zijn blik, zijn voorhoofd als van
staal. En hij staat naast Jesus! Beide zijn
het land doorgetrokken; Jesus al weldoende,
Barabbas roovend en plunderend; Jesus do
tranen der ongelukkigen droogend, Barabbas
de gelukkigen dompelend in rouw; Jesus de
wonden genezend, Barabbas wonden slaande.
Wie gloeit niet van verontwaardiging over de
handelwijze van Pilatus, die het durfde wagen
om, al was het voor een oogenblik, Jesus
naast Barabbas te stellen. De landvoogd wijst,
nu op Jesus, dan op Barabbas en vraagt:
Wien wilt gij dat ik u vrijlate, Jesus of Barub-
bas?
O die vraag was zoo vernederend, zoo
wreed! Zal de goede Verlosser dan genade en
barmhartigheid vragen aan een misdadig volk;
-ocr page 178-
168
zal Hij met een Barabbas dingen naar barmhar
tiglieidP Wie onzer zou op zulk eene voor-
waarde zijn leven willen redden P Doch laat ons
hier geen lucht geven aan eene billijke veront-
waardiging over Pilatus handelwijze, want wij
hebben iets beters te doen, wij hebben de on-
eindige goedheid des Heeren te bewonderen,
en in eerbiedige stilte te aanbidden. Hij zelf
heeft zich dieper vernederd, dan zijne vijanden
het konden, al spanden zij hunne krachten
zamen. Gij zijt verbaasd, wanneer gij Jesus
naast den wreeden Barabbas ziet, doch alvorens
Pilatus Hem daar plaatste, heeft Hij zich
zelven naast mij en naast u gesteld. Mogten
wij ook al zoo schuldig niet ziju als deze
moordenaar, wij zijn toch niet minder dan
hij kinderen van éénen vader; de sporen van
het oorspronkelijk bederf zijn ook wel bij ons
te vinden, en door eigen echuld weken wij steeds
verder af. En de Zoon des eeuwigen Vaders
is mensch geworden om aan onze zijde de ver-
moeijenissen des levens te dragen en al de
kwellingen te ondervinden, die aan den omgang
met ons zondaren onafscheidelijk verbonden zijn.
Zie Hem handelen en spreken met de zondaren,
zie Hem hunne woningen binnengaan en aan»
zitten aan hunne tafel; zie Hem gekweld, ver-
moeid en bedroefd door hun ongeloof, hunne
-ocr page 179-
169
verblinding en verstoktheid; zóó diep heeft Hij
zich vernederd, dat de Joden Hem zelfs een
zondaar noemden, dewijl Hij de zondaren op-
zocht. Waarlijk de afstand, die Hem van Ba-
rabbas scheidt, is zoo groot niet meer; Hij
zelf heeft dien afstand vernietigd.
Ik zal de snoodheid van Pilatus niet ver-
gchoonen, die het wagen durfde Jesus naast
Sarabbas te stellen, maar Gij, mijn goddelijke
Verloseer, uwe oneindige ontferming, draagt
veel meer de schuld van uwe vernederingen.
Gij hebt door uwe matelooze barmhartigheid
ons geleerd, hoe men den Zoon Gods, die in
de gestalte van een dienstknecht onder ons
wandelt, vernederen kan. Ach, Heere Jesus,
wij zijn overmoedig en onhandelbaar geworden,
omdat Gij zoo gemeenzaam en vertrouwelijk
met ons zijt. Uw woord klinkt ons dagelijks
in de ooren, Gij spreekt tot ons, als waren wij
aan U gelijk, en wij achten uw Woord niet
meer, wij bewaren het niet in ons hart om ons
leven er naar in te rigten; Gij zoekt ons door
uwe genade, Gij nadert tot ons door uwe h.
Sacramenten en, vergeef dat ik het zegge, Gij
wordt ons tot last. Gij, de Koning der glorie
woont in ons midden en het is ons te veel, dat
wij U eerbiedig begroeten, TT de hulde onzer
aanbidding aanbieden. Ach, Heere Jesus, ik
8
-ocr page 180-
170
smeek U bij de oneindige ontferming, waarmede
Gij tot ons nederdaalt, schenk ons de genade
uwen zoeten omgang voortaan zoo te waardee-
ren, dat wij ü in alle eeuwigheid voor uwo
goedheid mogen dankzeggen.
Indien Jesus zich niet vernederd had tot do
gestalte van een dienstknecht; indien Hij daar-
enhoven niet de uiterlijke teekenen zijner al-
magt had afgelegd en niet vrijwillig de bocijen
had ontvangen Hem door de Joden bereid,
Pilatus zou Hem niet naast Barabbas hebben
gesteld. Zijne liefde heeft het mogelijk gemaakt,
dat de boozen zijne goedheid konden misbruiken.
Maar er is nog meer. Jesus wist, dat Hij de
welbeminde Zoon des Vaders was, en dat wij
daarentegen van nature kinderen der gramschap
zijn; daarom heeft Hij zich naast ons, dat is:
naast u, naast mij , naast eiken zondaar geplaatst,
opdat wij zouden gespaard worden om zijnen
\'t wille. Zijne gehoorzaamheid wilde Hij stellen
in plaats onzer ongehoorzaamheid, zijne vernede-
ring in plaats van onze hoovaardij. Als gij Jesus
naast Barabbas ziet staan, vergeet den landvoogd,
vergeet de Joden , die daar woeden, maar sla
uwe oogen op Jesus alleen, die zijne oogen,
zijn goddelijk hart opheft tot den Vader enten
goede spreekt voor Barabbas, voor u, voor mij.
Wat vraagt Jesus voor Barabbas? Hij biedt
-ocr page 181-
171
zich aan om te sterven, opdat Barabbas leve;
opdat die schuldige, die hardvochtige en schaam-
telooze moordenaar den tijd hebbe om do ge-
nade te ontvangen tot eene opregto bekee-
ring. Heeft Barabbas later begrepen, wie daar
naaBt hem stond, en mot welk eene liefde Jesus
zich voor hem heeft aangeboden tot den dood ?
Indien hij het begrepen heeft dan moest hij
wel een monster geweest zijn, wanneer zijn hart
niet is gebroken geworden van smart bij de her-
innering aan al het lijden, \'t welk de Heer
vrijwillig voor hem heeft ondergaan; wanneer zijn
hart niet gloeide van dankbaarheid en liefde
jegens Jesus, die hem ten koste van zoo veel
lijden tegelijk een tijdelijk en een eeuwig leven
aanbood; wanneer hij niet al de krachten van ziel
en ligcliaam aan den dienst des Heeren heeft
toegewijd.
Maar mogt Barabbas ook niet begrepen heb-
ben wat Jesus voor hem deed; ook wij stonden
naast Jesus; voor ons niet minder dan voor
Barabbas heeft de Heer zich gegeven tot in den
dood. Ook wij droegen de boeijen, onverbreek-
bare kluisters, waarmede Satan ons gebonden
hield, wij waren veroordeeld om te sterven een
eeuwigen dood; aan ontvlugting viel niet te
denken en ons vonnis was onherroepelijk; zonder
ons toedoen, zonder onze verdiensten ja zelfs
8*
-ocr page 182-
172
zonder dat wij het gevraagd hadden, heeft Jesus
zich naast ons geplaatst en zich tot zoenoffer
aangeboden. Hij ging in den dood en zie, wij
leven en wij weten dat wij leven omdat Bij
gestorven is. Is ons hart bedroefd over hut
lijden \'t welk Jesus voor ons onderging, denken
wij dikwijls aan \'s Heeren smartelijk lijden?
Zijn wij brandende van liefde en dankbaarheid;
wat doen, wat lijden en verdragen wij om Jesus
onze liefde te betoonen P Gevoelen wij hoezeer
wij verpligt zijn alleen te leven voor Hem, die
voor ons gestorven is, dienen wij Hem met
ijver? Laat ons onderzoeken, overwegen en be-
sluiten wat ons ontbreekt en te doen staat.
-ocr page 183-
DINGSDAG NA DEN DERDEN
ZONDAG IN DE TASTE.
TolK\' hnno et dti: itte nohis Hirabbam.
Loc. xxm . is.
Vïcg met dezen en laat ons Raral\'bas vri).
Toen Pilatua Jesus naast Barabbas stelde,
kwam er een bode tot hem, die namens de vrouw
van den landvoogd hem boodschapte: vergrijp
ii niet aan dezen rccjtwardigen, want heden heb ik
veel wegens Hem in een gezicht geleden.
Deze
waarschuwing maakte een diepen indruk op
Pilatus; nu begeerde hij meer dan ooit, dat
het volk Jesus vrijlating zou vragen. Zal dit
verlangen vervuld worden? Het verschil tus-
schen Jesus en Burabbas is toch oneindig groot;
zoo blind kan toch de menigte niet zijn, dat
zij zich hier nog in hare keuze vergist? Helaas,
het volk is opgewonden, en zijne woede wordt
meer en meer opgewekt door de opperpriesters
en schriftgeleerden. Zie eens, boe zij en hunne
-ocr page 184-
174
handlangers in alle rigtingen door de menigte
dringen, hoe zij door hunne toespraken, bedrei-
gingen en lastertaal elkeen opruijen; hoor eens
hoe zij roepen en schreeuwen en hoe zij, ge-
holpen door het geschreeuw hunner huurlingen,
de gemoederen opzweepen. Wie zal in dit uur
der duisternis de blinden onderrigten, teregt-
wijzen en tot kalmte brengen? Zij, die de
vijanden des Hoeren niet geloofden, waren moe-
deloos; verpletterd gingen zij henen om niet
langer getuigen te zijn van zooveel boosheid;
ach, wij zagen de Apostelen reeds vlugten in
den hof en behoeven dus hier niet te vragen,
waarom er niemand voor Jesus sprak. De vij-
anden waren meester, en devleeschelijke Joden
gaven gehoor aan hunne inblazingen; zij riepen :
weg met dezen en laat ons Barabba% Ion.
Jesus, wij hebben het gisteren reeds gezien
en overwogen, wenschte achter Barabbas gesteld
te worden, maar dit verschoont de Joden niet,
want van hunne zijde was de verwerping des
Heeren eene allergruwelijkste misdaad, Eene
misdaad, waarvan de gruwel niet werd weg[;e-
nomen door hunne verblinding, want zij konden
Jesus gekend hebben, indien zij hadden gewild.
Geef ons, zoo riepen zij in dolle woede, geef
ons Barabbas, dat is: den roover, den moorde»
naar; geef ons hem, die de tranen deed vloeijen ,
-ocr page 185-
175
den weerloozen beroofde, den zwakken ver-
drukte; geef ons den onbesohaamden, die onze
veiligheid bedreigt en ons leven. Zoo schreeuwen
zij, terwijl naast Barabbas de oorzaak van alle
blijdschap en vreugde staat, Jesus het licht
onzer oogen, het heil onzer zielen, de levende
bron van alle geluk, de liefdevolle herder, de
eenige Verlosser der wereld, de Zoon des Va-
ders! Hij heeft hunne zieken genezen, hunne
bedroefden getroost, hunne dooden opgewekt»
op hunne wegen heeft Hij gewandeld om de
onwetenden te leeren, de zwakken te sterken,
de dwalenden te regt te brengen!
Verstomt o hemelen en dal uwe poorten ontroeren,
want Mij, de bron van het levend water, hebben
zij verlaten en zich walerbakken gegraven, die geen
water kunnen houden. Zoo
klaagt God reeds in
bet oude Verbond over de kinderen Israëls.
Mij, hun God, hun Schepper, hun Heer, hun
beschermer en redder in allen nood, den God
hunner vaderen, die met magtige hand hen
voerde uit Egypte, hen spijzigde met hot brood
des hemels; Mij, hunne glorie en hun roem,
die hen vormde tot een koninklijk volk, die in
hun midden woonde en hen voerde de sehoonste
toekomst te gomoet; Mij hebben zij verworpen,
zij verbraken mijnen bond, mijne tegenwoordig"
heid heeft hen verveeld, zij zochten de afgoden
-ocr page 186-
176
op, zij dansten voor het werk hunner handen
en zochten hulp bij hen, die handen hebben en
niet werken, voeten en uiet gaan. Toen de
Heer deze klagte uitte, was de Zoon des Vaders
nog niet verschenen onder zijn volk; Hij had
nog niet in de gestalte eens dienstknechts ge-
wandeld op hunne straten, onderwezen in hunne
Synagogen. Hun blik had den zachtmoedigen,
liefdevollen, goeden Jesus nog niet ontmoet;
zij hadden de hand van zijn barmhartig mede-
doogen nog niet gevoeld; zij hadden de heilige
ontferming nog niet aanschouwd, waarmede Hij
nederzag op de scharen, die als schapen zonder
herder waren; zij hadden nog niet gezien hoe
Hij hunne zieken genas, hunne melaatschen
zuiverde, hunne hongerigen spijzigde; zij hadden
Hem nog niet zien weenen over de ellenden
van zijn volk.
Maar thans? — Zijn gelaat is huri bekend,
Zijne stem hebben zij gehoord, Hij kwam onder
de zijnen om met hen al de lasten en vermoeije-
nissen des levens te dragen, Bij trad hunne
woningen binnen en zett\'e zich neder aan hunne
tafel, doch zij hebben Hem niet ontvangen, zij
hebben Hem afgewezen en toen Hij naast Ba-
rabbas stond, hebben zij Hem verworpen om
den moordenaar te behouden. Zij hebben Hom
niet verlaten maar verworpen, niet vergeten
-ocr page 187-
177
maar veracht, niet miskend maar gevloekt. In
afkeer, in haat wenden zij het gelaat van Jesus
af; weg met Hem, zoo schreeuwen zij, geef
ons liever den moordenaar, den onbeschaamden
roover, geef ons Barabbas! !
Kon de dolle woede der boosheid nog hooger
stijgen? Zoude het mogelijk zijn dat de misdaad
van Israël, \'t welk zijn Verlosser verworpen
heeft in den loop der eeuwen werd herhaald?
Ik geloof, lieve lezer, dat een en ander niet alleen
mogelijk is, maar zelfs onder onze oogen ge-
beurd. God geve dat wij niet medepligtig zijn
aan die gruwelen. Ach, dat de hemelen ver-
stommen en hunne poorten ontroeren over de
zonden van het christen volk! In ons midden
woont Hij, de God van goedheid en oneindige
ontferming. Zijn woord is ons bekend en zijne
stem is als de stom van den vriend onzer jeugd.
Onder zijn oog zijn wij opgegroeid, in de schaduw
van het heiligdom waar Hij altijd woont; wan-
neer wij baden, hij bad met ons mede in het
H. ofi\'er der Mis; wanneer wij treurden, Hij
troostte ons door zijne wonden en zijn kruis;
Hij zegende onze tranen en maakte ze vrucht-
baar voor God. Hij omsloot ons in zijne armen
en drukte ons aan Zijn hart, wanneer wij van
de wegen der ongeregtigheid tot Hem weder-
keerden. De goede herder kende al zijne scha-
-ocr page 188-
178
pen; met naauwkeurigheid had Hij ze geteld,
Hij riep ze bij den naam en zocht de zieken
en zwakken in hunne woningen op. En toch
heeft zijne tegenwoordigheid vele christenen
verveeld.
Moest ik de blinde en booze Joden verschoo-
nen, ik zou nog eenige verzachtende omstan-
digheden kunnen aanvoeren. Ik zou zeggen:
slechts drie jaren heeft Jesus openlijk voor de
Joden gepredikt; de meesten hunner hadden
slechts zelden de gelegenheid, om Hom te
zien en te hoeren; verre weg de meesten
hadden nooit zijne zegenende hand gevoeld;
doch wat ons betreft, zijne liefderijke hand
heeft ons aangeraakt, alvorens wij uit eigen
beweging tot Hem konden naderen; onder zijne
oogen zijn wij opgegroeid en het zaad van zijn
heilig woord werd uitgestrooid in ons hart,
alvorens de vijandige mensch het onkruid daarin
kon nederleggen. Nooit heeft Hij ons verlaten;
steeds werden wij gekoesterd door de stralen
zijner genade en waarheid. Hij bleef het licht
onzer oogen, de spijs onzer zielen, de heel-
meester onzer wonden, de vertrooster in ons
lijden, de weg door de woestijn dezes levens.
Hij was de vriend onzer kindsche jaren, de
raadsman onzer jeugd en blijft steeds de goede
en minzame Verlosser. En toch, o gruwel!
-ocr page 189-
179
Hij heeft ons verveeld, vermoeid, mishaagd;
af keerig werden wij van zijne woorden en ernstige
vermaningen, wij zochten de dwaze, ligtzinnige,
nietswaardige redeneringen der wereld. Zegt
de H. Bernardus dat geen gesprek hem behaagt,
\'t welk niet over Jesus handelt, dat elk boek
hem vermoeit, waarin hij den naam van Jesus
niet vindt, wij moeten belijden dat elk gesprek,
elk onderhoud, elk boek over Jesus, zijne
liefde, zijne leasen, zijne vermaningen en waar.
schuwingen ons verveelde; de nabijheid van
Jesus was ons een last, wij vlugtten z;jn huis,
zijne h. Sakramenten en zijne tegenwoordigheid.
Misschien ging onze verveling en onze afkeer
zoo ver, dat wij in waanzin, in goddelooze
boosheid ons geheel van Hem afwendden, dat
wij met de Joden riepen: weg met Hem, wij
willen Barabbas, den roover, den moordenaar,
de zonde; de zonde, die de ziele doodt, die hot
kleed der eeuwige bruiloft ons ontrooft, die ons
uitschudt en met wonden overdekt, die ons ge-
weten verontrust en ons vervolgen zal tot op
ons sterfbed, tot in do eeuwigheid.
De Joden verwierpen Jesus, maar velen hun-
ner deden zulks in eene oogenblikkelijke ver-
blinding, velen hebben hunne dwaling ingezien
en beweend; wij echter hebben welligt niet veel
beraad en overleg gezondigd; de hemel weet
-ocr page 190-
180
hoe lang wij in de zonde hebben volhard, hoe
lang het duurde, alvorens wij wederkeerden tot
JeBus, dien wij verworpen hadden.
Lieve lezer, zie Jesus naast Barabbas staan,
aanschouw de uitdrukking der diepste verach»
ting, waarmede de Joden Jesus verwierpen,
hoor hunne woeste en wreede kreeten: weg met
Hem, geef ons Barabbas. Ach, indien de Joden
den zachtmoedigen en minnelijken Jesus eens
goed in het gelaat hadden gezien, indien de
gramschap en opgewondenheid hen niet verhin»
derd had om eene vergelijking tusschen Jesus
en Barabbas te maken, zouden zij wel zulk eene
slechte keus hebben gedaan? Maar wij hadden
al den tijd om de minnelijke goedheid van Jesus
waar te nemen, want steeds treedt Hij ons te
gemoet, zijne armen naar ons uitstrekkend; wij
hadden al den tijd eene vergelijking tusschen
Jesus| en de wreede zonden te maken; doch in
blinde hardnekkigheid wierpen wij ons als zinne-
loozen op het kwaad. En toen wij gezondigd
hadden, toen wij de slavenketenen der zonde
reeds droegen en gebukt gingen onder den last
van haren vloek, toen trad Jesus ons weder te
gemoet, vriendelijk en barmhartig was het ge-
laat van den goeden herder, die liet verloren
schaap opzocht, maar nog eens wendden wij
onze oogen af. wij vlugttcu henen, wij kozen
-ocr page 191-
181
nogmaals de zonde; ja, de hemel alleen weet,
boe dikwijls wij zulks herhaalden.
Welaan, het is wel laat, doch werpen wij ong
thans voor den goeden Jesus neder, roepen wij
in diepen rouw: Heer verbrijzel mij niet in
uwen toorn en straf mij niet in uwen gram-
schap ; wend uw gelaat niet van mij af, omdat
ik zoo dikwijls mijn gelaat van U heb afgewend.
Lieve lezer, laat ons heden eenig bijzonder
werk van boete doen om vergeving te vragen,
dat wij zoo dikwijls Jesus hebben miskend.
-ocr page 192-
WOENSDAG NA DEN DERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Tur.c ergo approhendit Pilatus .ïesum et flag-
gallivlt.                                     Joan JTIX; 1.
Toen dim nam Pilatus .Ju9us en geeselde Jlem.
Geheel verslagen stond Pilatus daar wegens
het geschreeuw des volks, \'t welk riep: weg met
dezen, laat ons Barabbas vrij. Zoo groot eene
woede, zoo vinnig een haat had hij, ten minste
bij de menigte, niet verwacht. Doch de moed
ontbrak hem om zijne verontwaardiging over
zoo slecht eene keus uit te drukken. De lafaard
neemt de houding aan van een smeekende en
zegt: Wat wilt gij dan dat ik met Jesus doen zal,
die de Christus genoemd wordt ?
Allen antwoordden :
dal hij gekruisigd worde. De landvoogd herneemt:
maar wat kwaad heeft Hij dan gedaan? En nu
roept men nog met grooter geweld: Kruisig Hem,
kruisig Hem. Toen dan nam Pilatus Jesus en gee-
telde Hem.
-ocr page 193-
183
Merk hier in de eerste plaats op, dat de Evan-
gelisten de wrecde smarten der geeseling zoo
min als die der kruisiging beschrijven. Stomme
verbazing, heilige ontroering weerhielden hen
om te beschrijven, wat overigens ook onbe-
schrijfelijk is. Moeten wij, om de geeseling te
kennen, ons dan bepalen tot dat ééne woord:
en hij geeselde Hem, of zullen wij onze verheel"
ding te hulp roepen met gevaar van te dwalen P
Geen van beide. Wij hebben in de H. Schrift
zekere en ontwijfelbare aanduidingen omtrent
de geeseling; deze aanduidingen zullen wij volgen
en ophelderen.
De profeet Isaias beschrijft ons, wanneer hij
het lijden des Heeren voorspelt, in de volgende
woorden de wreedheid der geeseling: Wij zagen
Hem, maar Hij had geene gestalte, en wij begeerden
Hem, den verachte en den minste der menschen, den
Man van smarten, die de ellende kent. In waar-
heil, Hij heejt onze kwalen gedragen en onze smarten
gelorscht, en wij hielden Hem voor eenen melaatsche,
door God geslagen en vernederd. Maar om onze
ongeregtigheden is Hij verwond, om onze misdaden
is Hij verbrijzeld; de straf onzes vredes is op Hem
en door zijne striemen zijn wij genezen.
Nog vele
andere voorspellingen zouden wij hier kunnen
bijvoegen, maar is het aangehaalde niet voldoende
om ons te overtuigen dat de geeseling aller*
-ocr page 194-
184
wreedst gewecBt is? Merk vervolgens op, dat
Jesus zelf, zijn lijden voorspellend, steeds van
de geeseling zoowel als van de kruisiging spreekt;
zij moet dus allerwreedst geweest zijn, die geese»
ling, daar de Heer zelf haar onder zijne grootste
smarten telt.
En konde zij wel anders dan allergruweiijkst
zijn P Wie heeft ze voltrokken P Soldaten zoo
wreed, dat de geeseling hunne wreedheid en
en hunnen bloeddorst niet kon koelen, want
na de geeseling vierden zij hunne duivelachtige
wreedheid nog den teugel in de gruwelijkste
bespotting en de onmenauhelijke krooning. Zoo
wreed waren zij, dat de Verlosser bij denpsal.
inist klagend zegt: vele houden hehhen mij omsin-
geld.
En door niets werden deze woestelingen
weerhouden, geen enkel bevel scheen hun ge-
geven, tenzij het bevel tot de geeseling, geen
enkele stem sprak voor Jesus.
Waarmede waren de armen dezer wreedaards
gewapend P Wij weten uit de geschiedenis, dat
de Romeinen bij de goeseling niet slechts ge-
bruik maakten van roeden, maar ook van zweepen,
riemen en koorden, die niet zelden met looden
ballen of puntige ijzers waren voorzien.: menig
lijder bezweek onder dergelijke strafoefening.
Wat moeten wij nu denken van de geeseling
des Heeren? Zoude zij niiudcr wreed geweest
-ocr page 195-
185
zijn dan de wreedste, die ooit heeft plaats ge-
had P Terwijl de woesteliiigen door geen vrees
of gebod, door geen voorspraak of tusschenkomst
van eenig persoon werden tegengehouden, vond
hunne wreedheid nog aanmoediging in de bloed-
kreetcn der Joden en in het geduld des Hecren.
Die onruensehen, gewoon om zich te verlustigen
in het bloed en de tranen der ongelukkigen,
hadden het bovennatuurlijk en goddelijk geduld
van Jesus aanschouwd, zij stelden er eeno eer
in, om een geduld te overwinnen, waarran zij
de grootheid niet kenden of waardeerden; het
was hun eene behoefte om tranen te zien
en jammerklagten te hooren; het zwijgen, do
onoverwinbare zachtmoedigheid des Heeren deed
hunne woede verdubbelen, zij rustten niet zoo
lang zij geen smartelijke kreeten hoorden; kort-
om: zonder ons in gewaagde gissingen te ver-
liezen, kunnen wij zeggen, dat Jesus. wegens
het ontzettend bloedverlies in de hevigheid der
smarten zoude bezweken zijn, indien zijne almagt
niet in zooverre de krachten had hersteld, dat
het verbrijzelde ligchaam nog bewaard bleef
voor liet kruis.
Naauw hebben de soldaten het bevel ter geese»
ling ontvangen, of met helsch genoegen grijpen
zij Jesus aan en voeren Hem ter strafplaats,
daar rukken zij den Verlosser do kleedéren uit
-ocr page 196-
186
en binden Hem aan de kolom. Stel u den lij-
denden Verlosser voor, die daar gebonden, op
het punt staat de eerste slagen te ontvangen.
Hij heft de oogen ten hemel en biedt zijne
smarten en zijn bloed der goddelijke regtvaar-
heid aan.
Terwijl de hemelsche geesten in ontroering
hunnen God aanschouwen, grijpen de wreede
krijgsknechten de geduchte werktuigen aan; zij
wisselen met elkander een onheilspellenden glim-
lach, alsof zij wilden zeggen: laat ons door smaad-
heid en smart zijne zachtmoedigheid meten en
zijn geduld op de proef stellen. Dan vallen de
eerste slagen op het maagdelijk ligchaam en
laten bloedige strepen op de sidderende lede-
maten achter; als in een oogwenk is het heilig
vleesch verscheurd, wonde valt op wonde; de
gcesclroeden, de kolom, de handen der wreed-
aards zijn mot het kostbaarst bloed geverfd, en
zij gaan nog voort, die woestelingen! Daar
staat dan de Verlosser in zijn bloed, geen klagt
komt er over zijne goddelijke lippen, geen zucht
doet Hij hooren. In stilte spreekt Hij tot den
Vader, Hij vernedert zich wegens onze zonden,
Hij zucht over onze misdaden.
Herinnert gij u nog hoe de welbeminde Zoon
des Vaders, sidderend, doodsbleek, tot den
Vader bad in den hof? Daar wierp Hij zich
-ocr page 197-
zoo ootmoedig op zijne knieën, daar boog Hij
zoo nederig zijn hoofd, daar betuigde Hij de
diepste gehoorzaamheid; zijn angst was groot,
zijne droefheid mateloos, in doodsangst zweette
Hij water en bloed, doch Hij hield niet op met
roepen: Vader niet mijn teil, maar uw teil ge-
schiedde.
Toen verscheen er wel oen engel die
Jesus versterkte, maar do hemel was niet ver-
zoend, de vernedering van den welbeminden
Zoon des Vaders moest dieper, de smarten
moesten grooter zijn. Verschenen de boctelin-
gen des Ouden Verbonds voor God, gekleed in
ruwe zakken, Jesus verschijnt hier voor den
Vader, gehuld in bloed en wonden, zóó her-
haalt Hij nu de bede van Gethsemani, zóó treedt
Hij nu op, om zijne onderwerping den Vader
te betuigen en voor onze ongehoorzaamheid te
boeten. O mogt ik u en mij, alle christenen,
de geheele wereld hot beeld van den gegeeselden
Verlosser levendig voor oogen kunnen stellen,
dan zouden wij begrijpen, wat zoo weinig door
ons begrepen wordt: Gods gestrenge regtraar-
dighcid en zijne onuitputtelijke barmhartigheid.
Deze beido volmaaktheden Gods stelt men
zich niet zelden voor als twee tegenstrijdige
eigenschappen, die niet met elkander te ver-
zoenen zijn. Men meent. God doet zijne barm-
hartigheid te kort, wanneer Hij de regten der
-ocr page 198-
. 188
rogtvaardigheid dool gelden; of, God houdt op
rcgtvaardig te zijn, wanneer Hij de rijkdommen
zijner barmhartigheid over ons uitstort. In
den gegeeselden Jesus nu zien wij, dat de barm-
hartighcid niet bestaat zonder strenge regtvaar»
digheid, dat de beide volmaaktheden Gods
elkander niet buiten sluiten, maar omhelzen.
Het is van het uiterste belang dit op te merken
en goed te beseffen, want eene dwaling in dit
opzigt wordt de oorzaak, hier van vermetel ver-
trouwen, ginds van wanhoop,
Velen verweekelijkt door zingenot en door
de voldoening der lage lusten, schijnen geen
begrip meer te hebben van deugd en liefde voor
de geregtigheid. Het is hun onbestaanbaar met
Gods barmhartigheid en oneindige goedheid,
dat Hij de zonden zijner schepselen straft. Zelfs
daar, waar 4iun de bedreigingen Gods in dui-
delijke woorden worden verkondigd, zijn zij
geneigd eerder aau Gods waarachtigheid te twij-
telen dan aan te nemen, dat de toorn der ge-
regtigheid den zondaar zal verpletteren. O
hadden zij hunne blikken gevestigd op den
gegeeselden Jesus, dan zoude ik hen vragen:
wanneer de regtvaardigheid niet straffen mag,
waarom wordt Jesus dan zoo bloedig gekastijd P
Is Hij niet de welbeminde Zoon des Vaders?
Zijn de zonden , waarvoor Hij boet, geen vreemde
-ocr page 199-
189
zonden, welke Hij uit zuivere liefde op zich
namP Was zijn gehoorzaamheid niet onbeperkt,
zijne droefheid over onze misdaden niet mate-
loos, zijne vernedering niet oneindig diep?
Waarom lijdt Hij dan, waarom ontvangt Hij
zoovele wonden, waarom verwerft Hij voor ons
geen vergeving zonder die vreeselijke bloed-
stortingP De barmhartigheid kan hier de krach-
tigste redenen doen gelden en toch voorkomt
zij de wreede geeseling niet. Mijn God! wij
koesteren ons schuldig vleesch en weigeren
niets aan onze zintuigen, die als dwingelanden
over ons heerschen en ons voeren tot ontelbare
overtredingen; onze ledematen zijn verouderd
in de zonden en zij morren nog, wanneer hun
do overvloedige spijs, de zachte kleederen en
de uiterste gemakken des levens worden ont-
zegd! Misdadig, schaamteloos en overmoedig
durven wij het een onregt noemen, wanneer
ziekte, smart, verachting en verlatenheid ons
deel wordt; met het aangezicht gebogen inliet
stof, moesten wij in tranen en zuchten de god-
delijke barmhartigheid inroepen, en wij achten
de zelfvernedering overbodig, wij beweren regt
te hebben op Gods barmhartigheid!
Is God dan niet barmhartig ? Hij is onein>
dig barmhartig, daarom komt Hij ons in
onze verblinding te hulp, wijst ons op JeBiis
-ocr page 200-
190
en roept ons toe: Ik heb Hem geslagen wegens
de zonden van mijn volk.
God is oneindig barm-
hartig, daarom rukt Hij den blinddoek van
onze oogen weg, wijst ons op de gapende wonden
van den gegeeselden Jesus en roept ons toe:
Wanneer er aldus gehandeld wordt mei het groene
hout, wat zal er dan met het dorre geschieden!1
God
is oneindig barmhartig, daarom schonk Hij ons
Zijn eenigen Zoon, opdat wij door de genade
van Jesus eene ware boetvaardigheid konden
plegen en gereinigd worden in zijn bloed.
Wie kan de wonden van Jesus aanschouwen en
daarna vragen: is God niet barmhartig P Wat
heeft den Verlosser bewogen om zoo veel voor
ons te lijden , zoo niet zijne oneindige ontfer-
mingP Maar God is barmhartig zonder dat zijne
oneindige geregtigheid schade lijdt; Jesus bloedt
opdat de zonden gestraft en de zondaar tevens
kan gespaard worden.
Welaan, lieve lezer, sla dikwijls uwe oogen
op den gegeeselden Jesus en aanschouw in
heilige ontroering zijne wonden. Deze wonden
roepen u toe, dat God u wil sparen; zoo zeer
wil sparen, dat Hij zijn eenigen Zoon voor u
laat lijden. Denk echter niet dat Jesus zich
laat geeselen, opdat gij zonder berouw en boete
veilig zoudt zijn voor Gods toorn. Hij kwam
onzo ongenoegzaamlieid te hulp , niet onze onbe^
-ocr page 201-
191
schaamde hardnekkigheid; als gij zijn bloed ziet
vloeijen, als gij weent over zijne smarten, dan
roept Hij u toe: Indien er aldus met hef groene
hout gehandeld wordt, wat zal er dan met het
dorre geschieden.\'\'
*
-ocr page 202-
DONDERDAG NA DEN DERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Hilites autem duxerunt cum in atrium prae-
torii «t convocant totam cohortem et in-
duunt eum purpura et itnponuiit ei
plectentea spineatn coronam.
Mare XV. 16—17-
En de soidaton leidden Hem in het voorhof
van her regtliuii en riepen de gelieele
krrjgsbenile urnen ; en zij bekleedden liem
met purper en plaaUlen eene doornen
kroon , die zij vlochten, op Zijn hoofd.
De wreedaards gingen nog met de geeseling
roort, toen, volgens eene vrome overlevering,
een der soldaten toeschoot en de koorden,
waarmede Jesus gebonden was, do irsneed uit-
roepend: zult gij Hem dooden, alvorens Hij
veroordeeld is? Jesus, toen de koorden door-
gesneden waren, zoude magteloos in zijn bloed
zijn neergezegen. Wat er van zij, de onmen-
schen waren wreed genoeg om zoo ver te gaan.
Want na de geeseling sleurden zij Jesus naar
het voorhof van het reg thuis en riepen daar
de geheele krijgsbende zamen, dan wierpen zij
-ocr page 203-
193
een purperen mantel over \'s Heeren verscheurde
schouders, vlochten eene kroon van doornen,
drukten ze op Jesus\' gezegend hoofd en gaven
Hem eenen rietstok in de regterhand. Daarna
kwamen zij tot Hem, knielden spottend neder
en riepen: Wees gegroet Koning der Joden; dan
naderden zij , staarden grijnzend in zijn pijnlijk
gelaat en spogen Hem in het aangezicht, waar»
langs dikke bloeddroppelen rolden; en, als
waren de smarten niet groot genoeg om den
smaad te evenaren, als vloeide het bloed te
traag over \'s Heeren wangen, de wreedaards
grepen den rietstok uit Jesus\' handen en sloegen
daarmede op zijne kroon.
Laat ons, lieve lezer, niet verontwaardigd
worden over zulk eene helsche wreedheid. Her-
inneren wij ons liever het woord van den pro>
feet: om onze ongeregtigheden is Bij verwond, om
onze misdaden is Hij verbrijzeld. Wij allen dieaal-
den als schapen
, iedereen doolde zijns weegs, maar
de Heer legde op Hem de ongeregtigheid van ons
allen. In waarheid, Hij heeft onze kwalen gedra-
gen en onze smarten getorseit.
Ofschoon de wreede
soldaten de smaadheid in zulk eene mate bij
de smarten voegden, dat men waarlijk de ver-
nedering, de verdrukking en vertrapping, welke
Jesus ondergaat, nog ondragelijker zou noemen
dan zijne pijnen; ofschoon de soldaten dit de-
9
-ocr page 204-
)
194
den, wij weten dat de hemelsche Vader deze
vernedering uitdrukkelijk gewild heeft. Waarom
zoo diep eene versmading gewild; waarom moet
Jesus zoo verguisd en vertrapt worden P Hij
Btond in onze plaats, Hij leed voor de I100-
vaardigen en moest vernederd worden. Mateloos,
ondragelijk is onze hoovaardij, daarom zalJesus
vernedering mateloos zijn. Helaas, wij begrijpen
niet hoe groot een gruwel onze hoovaardij is
in de oogen van Hem, die alleen Heer is en
wien alleen alle glorie toekomt. Het was dan
noodig, dat de Vader zijnen Zoon vernederde
voor het oog der wereld, opdat wij zouden
kunnen begrijpen wat alleen ruste aan onze
ziel schenken kan: nederig te zijn in onze oogen.
Opgeblazen van hoogmoed gaan wij daarheen,
onzen naasten verachtend en onze Schepper
niet ontziende. Vol van ons zelvtn, zijn wij
altijd met ons zelven bezig, en zouden wij wel
durven eisclien, dat elkeen ons diende en ont-
zag. Ons woord moet eene wet zijn voor ande-
ren, tegenspraak dulden wij niet; wij vorderen
gehoorzaamheid, maar weigeren ze aan onze
overheden om de nietigste redenen; wij bewon-
deren ons verstand, onze wijsheid, onze be-
kwaamheid en kunnen niet dulden, dat wij door
anderen niet bewonderd worden; met onver-
Bchillig oog zijn wij getnigen van de beleedi-
-ocr page 205-
195
gingen, die de goddelijke Majesteit ontvangt;
doch onmiddelijk vatten wij vuur, wanneer wij
ons in onze eer wanen aangerand. Met een
dwaas welbehagen openbaren wij onze zooge»
naamde edele gedachten, begeerten , plannen,
woorden en werken, doch bedekken met de
grootste zorgvuldigheid, hetgeen ons tot schande
verstrekt; wij leven en gedragen ons als waren
wij geschapen om ons zelven te dienen en te
verheerlijken en om alle schepselen tot onzen
dienst te bekeeren. Wij tooijen ons ligchaam
met de uiterste zorg en zijn steeds bekommerd,
dat er iets in onze kleeding en houding, in onze
taal en ons voorkomen gevonden wordt, wat de
algemeene goedkeuring niet wegdraagt O mensch,
zie op Jesus die daar boet voor uwe schuldige
hoovaardij. Aanschouw de purperen mantel,
welke over de bebloede schouders hangt en de
gapende wonden slechts half bedekt; hoor, hoe
de onmcnschelijke wreedaards de grofste belee-
digingen aan Jesus toevoegen; zie, hoe zij Hem
naderen, grijnzend aanstaren en met de uiterste
verachting Hem in het aangezicht spuwen.
Aldus wordt Jesus behandeld wegens uwe hoo-
vaardij, die een gruwel is in de oogen van
God; de Vader wil u in Jesus toonen wat gij
zijt en wat er van u overblijft, wanneer het
klatergoud der uiterlijke vevtooning, schoon-
-ocr page 206-
196
schijnende woorden en daden, mooije kleederen
en alle wereldsche ijdelheid u wordt afgerukt.
Dan zullen de gapende wonden uwer ziel zich
vertoonen, dan zal uwe armoede aan verdiensten
en goede werken blijken, dan zult gij eenzaam
en verlaten daar staan te midden van vijanden,
die u nog zullen bespotten over de dwaze inge»
nomonheid met u zelven. Zoude het niet voor-
zigtig zijn bij tijds onze ellende te belijden,
ons zelven voor God en de menschen te ver-
nederen en nederig te worden in eigen oogen?
In den rietstok, dien mijn Jesus draagt, zie
ik al de dwaasheid mijner hoovaardij en al de
uitzinnigheid van mijn zelfvertrouwen. Zie eens
lieve lezer, hoe de soldaten met bitteren spot
op de wonden, de zwakheid en den rietstok
van Jesus wijzen, hoe zij nederknielen en scha-
terlagchend uitroepen: Wees gegroet Koning der
Joden. Zoo
diep eene verachting, zoo groot
eene versmading was onmogelijk geweest, indien
wij ze niet verdiend hadden door onze onzin-
nige hoovaardij. Wij dwazen! Naauwelijks
waren wij door Gods almagt in het leven ge-
roepen, of wij beurden onze hoofden op, als
waren wij oppermagtige koningen. Wij hielden
het bijkans voor eene schande den Opperheer
te erkennen en onderworpen te zijn aan zijn
heiligen wil. Elk woord door Hem gesproken,
-ocr page 207-
197
of namens Hem door ouders en overheden tot
ons gerigt, moest met eerbied door ons ont-
vangen worden, en het wekte slechts onze weer-
spannigheid op. De krachten van ons ligchaam,
de hoedanigheden van onzen geest, de goede-
ren der aarde, de genietingen des levens en
alles wat ons hart verheugde, moesten ons met
dankbaarheid vervullen jegens den gever van
alle gaven, en zij maakten ons onhandelbaar
voor den naasten en weerspannig tegen God.
Wij dankten niet, maar snoefden op de gaven
Gods, alsof wij ze niet ontvangen hadden, en
in den waanzin onzer hoovaardij vertrouwden
wij op ons eigen doorzicht, op onze wijsheid ,
krachten, rijkdommen en vrienden; wij ver-
trouwden op onze deugden en goede werken en
smeekten Gods hulp en genade niet meer in
ootmoed af. Opdat wij nu weten mogen hoe
ondragelijk onze hoovaardij in Gods heilig oog
is, laat de Vader zijnen Zoon bespotten met
eenen spot, die door den hoovaardigen alleen
wordt verdiend.
Zie Jesus daar staan voor de baldadige sol-
daten, Hij dniagt eene doornen kroon; eene
purperen mantel bedekt slechts ten halven zijne
verscheurde ledematen; Hij houdt in zijne reg-
terhand eenen rietstok. Nog is de vernedering
niet groot genoeg; Hij moet vertrapt worden ,
-ocr page 208-
198
omdat Hij boete pleegt voor onze hoovaardij.
Daar naderen de soldaten. Zij spuwen in zijn
heilig aangezicht, en opdat de smart den smaad
Termeerdere, grijpen zij den riekstok slaan
daarmede op zijn hoofd, opdat Hij gevoele welk
eene kroon Hij draagt. Ach mijn Jesus, wist
Gij dan niet, dat uwe kroon eene doorne was?
Ja, Gij wist het, maar wij wisten niet, dat wij
groot gaan op onze schande en roem dragen op
onze ellende; op U heeft de Vader onze onge-
regtigheden gelegd, opdat wij zien zouden hoe
ellendig wij zijn.
Lieve lezer, aan God is alles bekend; Hij ziet
onze ongeregtigheden en onze misdaden kunnen
wij niet voor zijn oog verbergen, laat ons dan
den eenig veiligen weg inslaan en in ootmoed
voor den Heer onze ongeregtigheden belijden.
Waarom zouden wij roemen op onze werken en
deugden, waarom zorgvuldig onze zonden be-
wimpelen, verschoonen, verdedigen P Indien wij
niet in ootmoed onze schuld willen erkennen,
dan zal de Heer in zijnen regtvaardigen toorn
ons doen gevoelen, dat wij geene kroon van eer
en glorie dragen, maar eene kroon door onze
zonden gevlochten, eene kroon van oneer en
schande. Deze vernedering heeft de Vader
voor zijnen Zoon bereid, opdat wij wijs zouden
worden en nederig. Maar laat ons nu ook eens
-ocr page 209-
199
de aandacht vestigen op hetgeen Jesus hit.
doet.
Wat deed do minnelijke Jesus, toen Hij ge-
kroond met de kroon der verdrukking, ver-
pletterd onder de vernederingen, daar stond
omsingeld van dolle honden P ü, Hij boog zich
zoo diep onder de slagen der goddelijke gereg.
tigheid, Hij dronk met zoo veel liefde uit den
Kelk der vernedering; geen bloeddroppel vloeide
over zijne gezegende wangen, geen slag ontving
Hij op de smadelijke kroon, welke Hij niet met
de volmaakste onderwerping den Vader aanbood.
Hij zag den gruwel onzer hoovaardij en wenschte
zoo diep mogelijk vertrapt te worden , ten einde
herstel te geven aan de beleedigde Majesteit.
Hij zag onze verblinding en de diepe wonden
door de hoovaardij in onze zielen geslagen en
wenschte zoo hartelijk ons te genezen. Hij was
niet tevreden met ons te waarschuwen tegen
den gruwel van eigenwaan en trotschheid;
neen, Hij wilde meer, Hij wilde ons de nede-
righeid doen hoogschatten, liefhebben, omhel*
zen. Welaan, laat ons nederknielen voor Jesus
en in stille ontroering opzien tot zijne wonden,
zijn purperen mantel, zijn rietstok, zijne kroon.
Hier zullen wij een woord begrijpen, \'t welk
Hij eertijds sprak, maar dat nog nooit door
ons begrepen is. Hij ziet ons aan, lieve lezer,
-ocr page 210-
200
terwijl zijn lijdend oog half verduisterd is door
de bloeddroppelen, die nog traag over zijn
voorhoofd vloeijen: Hij ziet ons aan, alsof Hij
zeggen wilde: leert van Mij, dat Ik zachtmoedig
en ootmoedig van harte ben.
O, lieve Jesus, ik begrijp U. Gij zijt mijn
Koning; ik moet derhalve uwe livrei en uwe
eereteekenen dragen; ik moet beminnen wat Gij
bemint, ik moet hoogachten wat door U ge-
prezen wordt. Neen, de ijdelheid en praalzucht,
de eigenwaan en eerzucht, de trotschheid en
hardnekkigheid mogen in mijne ziel niet huis*
vesten. O, hoezeer moet Gij toch de nedc-
righeid liefhebben, daar Gij geen smaad en
smarten schuwt om ze mij te leeren. Geef mij
nu de genade om U met liefde in de nederig»
heid en onderwerping te volgen; maak, dat ik
mij verheuge door hoon en smaad, door vergui-
zing en spot aan U gelijk te worden, dat ik elke
miskenning, elke vernedering mij aangedaan
beschouwe als een gewin. Heere Jesus, de
moed ontbreekt mij om met de heilige Catharina
de doornen kroon op mijn hoofd te zetten,
maar met den heiligen Augustinus bid ik U:
Heer, geef wat Gij beveelt en beveel dan wat
Gij wilt. Amen.
-ocr page 211-
VRIJDAG NA DEN DERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
K\'.ivH ergo Jesus portans coronam apineam
et purpureum vestimentum- Kt dixit eis :
Ecce homo.
                          Joan. XIX: 5.
Jeflua kwam dan buiten, dragend de doornen
kroon en het purperen kleed. En hij
(Pilatus) /.eide tot hen: ziet den mensch.
Na de wreede mishandelingen, welke de
lijdende Verlosser had doorgestaan, werd Hij
in den beklagenswaardigsten toestand naar. Pi-
latus teruggevoerd. De landvoogd ging dan
andermaal naar buiten en zeide tot de Joden:
ziel ik breng Hem tot u naar buiten, oplat gij weten
moogt, dal ik geen schuld in Hem vind.
Met wag-
gelende schreden trad Jesus te voorschijn, dra-
gend de doornen Jcroon en het purperen kleed.
En
Pilatus zeide tot de Joden: Ziet den mensch.
Doch als de priesters en dienaren Hem zagen,
schreeuwden en zeiden zij: kruisig Hem; kruisig
Hem.
Pilatus zeide hun: Neemt gij Hem en krui-
sigl Hem, want ik vind geen schuld in Hem.
De
-ocr page 212-
202
Joden antwoordden: Wij hebben eette toet, en
volgens de wet moet Hij sterven, omdat Hij zich tot
Zoon Gods gemaakt heeft.
Stel u den Verlosser voor, wanneer Hij onder
lijden en smaad verpletterd, met waggelende
schreden te voorschijn [komt. Ter neergebukt
onder de smarten, draagt Hij den spotmantel
en de even wreede als smadelijke kroon; het
bloed valt in dikke droppels langs zijn bemorst
gelaat; zijn oog is verduisterd van zwakheid en
smart. Pilatus zelf huivert op het gezicht der
afgrijselijke wonden; hij wijst op Jesus en zegt
met ontroerde stem: Ziet den mensch. Het is
hier de plaats niet om onze aandacht te wijden
aan het wreede en bloeddorstige geroep der
Joden, laat ons hier den vinger Gods erkennen,
die, wel is waar, alles leidt en bestuurt, doch
in het lijden des Heeren zoo zigtbaar is, dat
zelfs de gedachte aan toeval bij den christen
niet mag opkomen. Jesus drinkt uit den beker,
dien de Vader Hem te drinken geeft; uit de
hand des Vaders ontving Hij de doornen kroon,
omdat de liefde Hem bewogen had koning te
worden van zondaren. Wegens onze zonden
heeft de Vader Hem geslagen, zegt de profeet,
wegens onze misdaden is Hij verpletterd. Wan»
neer de landvoogd onzen lijdenden Verlosser
naar buiten voert en Hem vertoont aan het volk,
-ocr page 213-
20J
zeggend; Ziet den mensch, dan geschiedt zulks,
dewijl de Vader wilde, dat Jesus in dien be«
klagenswaardigen toestand door al het volk zou
gezien en aan alle geslachten der aarde zou
voorgesteld worden; het geschiedde, opdat ver-
vuld zoude worden het woord van den profeet:
Wij hebben Hem gezien, mtar Hij had geene ge-
stalte, en teij begeerden Hem, den verachte en den
minste der menscheu, den Man van smarten, die de
ellende kent.
Welaan dan, lieve lezer, zie den mensch
naauwelijks kunt gij den mensch wedervinden
in den mensch, die daar voor u staat gekroond
met doornen en omhangen met eenen purperen
mantel, welke kwalijk de gapende wonden bedekt,
zie Hem in zijne ellende en zijne verlatenheid.
Wat zeg ikP Ach, ware Hij nog verlaten!
Maar met dreigende gebaren staat eene bloed»
dorstige menigte om Hem henen. Zie den
Mensch, en vestig alle uwe aandacht op Hem,
want Hij is de eenige Mensch van wien aller
menschen heil afhangt. Geen ander naam is
ons gegeven, waarin wij zalig kunnen worden
dan de naam van dien éénen mensch. Gelijk
wij allen in Adam gestorven zijn, kunnen wij
allen slechts verlevendigd worden in Jesus
Christus.
Ik zou hemel en aarde wel willen uitnoo>
-ocr page 214-
204
digen om met blikken van teedere dankbaarheid
den lijdenden Verlosser steeds te aanschouwen;
maar ik weet dat de zaligen daarboven, den
troon van het Lam omgeven, hunne kroonen
aan zijne voeten nederleggen en in een eindeloos
danklied juichen: Qij, o Heer, hebt ons vrijge-
kocht in uw bloed.
Doch wij, stervelingen, wij,
die aan alles onze gedachten wijden, die tijd
vinden om met duizende beuzelingen ons,bezig
te houden, wij hebben er behoefte aan, dat
ons met klem en nadruk wordt toegeroepen:
Staat stil, geeft acht en ziet don Mensch in
Wien, uit Wien en door Wien alleen gij eeuwig
leven moet. O gij, die door het bad der we-
dergeboorte van de erfsmet zijt bevrijd, die uit
de bronnen des Zaligmakers onschatbare gena-
den put, en in het licht en de vrijheid der
kinderen Gods u verheugt, ziet den Mensch,
die uwe kluisters verbroken heeft en niet op-
houdt stroomen van licht en genade over u
uit te storten! En gij, o zondaar, zie den éénen
Mensch, die alleen u redden kan, [geef acht
op zijne smarten, opdat zijne wonden vertrou-
wen, liefde en berouw opwekken in uw hart.
Ziet den Mensch, allen, wie gij ook zijt, want
Hij is het, waaruit het bovennatuurlijke leven
van ieder mensch moet voortvloeijen. Hij is
doorwond, opdat onze zielen zouden genezen
-ocr page 215-
205
worden; Hij draagt eene doornen kroon, opdat
wij de kroon der zaligheid konden ontvangen;
Hij ia geslagen, verpletterd en vernederd, op-
dat wij zoudeD verheven worden onder de reine
engelen; Hij gaat gebukt onder naamloos lijden,
opdat de gramschap Gods over onze schuldige
hoofden niet zou ontbranden; Hij wordt gehoond
en verguisd, opdat wij niet eeuwig zouden
bespot worden door Satan, den vijand onzer
zielen.
Hebt gij wel opgemerkt dat de lijdende Ver-
losser ons zoo dikwijls wordt afgebeeld in de
gedaante, waarin Pilatus Hem vertoonde voor
het volk: gekroond met doornen, omhangen
met eenen purperen mantel P Deze beeldtenis
wordt dan ook de Ecce homo, ziet den mensch,
genoemd. Welk een indruk maakte ze steeds
op uP Wanneer gij uwen Verlosser zoo over-
verzadigd zaagt van onze ellende, welde er dan
ooit een traan op in uw oog, herdacht gij in
nederige liefde hoe duur gij zijt vrijgekocht!1
De geschiedenis van ons gesbicht is eene
eindelooze worsteling tegen ODgeluk en Binart,
ziekte, kwelling en dood. Zoovele menschen
er leefden, zoovelen namen er deel aan deze
worsteling; elkeen gevoelt zich aangevallen,
vervolgd tot in den dood; niemand leeft in
ongestoorden vrede, want allen zijn onder de
-ocr page 216-
206
zoude verkocht, en het loon der zoude is de
dood met alles wat hem voorafgaat en verge-
zelt. Een ieder gaat in dezen strijd des levens
zijn eigen weg. Deze zoekt zijn heil in kennis
en wetenschap, gene in aanzien, magt en heer-
schappij , een derde in het verzamelen van rijk-
dommen, een vierde in de voldoening van
zinnelijke lusten, maar niemand slaagt in zijn
zoeken naar geluk en vrede, terwijl de dood
zijne sporen steeds dieper drukt in het vleesch.
Er is slechts één mensch, die ons den weg tot
redding wijst en tevens ons de hand der redding
biedt: de Godmensch Jesus Christus. Ecce
homo, zoo roept ons de hemelsehe Vader toe
in oneindige barmhartigheid jegens de zwoegende
kinderen van Adam: Ziet den Menseh. Dat de
geleerde niet op zijne wetenschap boge, maar
op de nederige kroon van Jesus; dat de magtige
niet vertrouwe op zijne krachten, maar op den
zwakken rietstok van Jesus; dat de rijke niet
steune op zijne goederen, maar op de armoede
van den armen Jesus; dat de weelderige geen
vrede zoeke in zingenot, maar in de wonden
van Jesus.
Ecce homo, ziet den Mensch. Hij is van het
hoofd tot de voeten door wond, Hij treedt ons
te gemoet, dragend eene doornenkroon, eenen
rietstok en eene purperen mantel, opdat, indien
-ocr page 217-
207
iemand roemen wil, hij roeme in den Heer. O
christen ziel, kent en erkent gij dien éénen Mcnsch
ah uwen eenigsten Verlosser? Belijdt gij, dat
u geen ander naam gegeten is, waarin gij zalig
worden kunt dan de naam van Jesus? Gelooft
gij, dat gij rijk zijt door zijne armoede, opge-
beurd uit het stof door zijne vernedering, ge-
nezen door zijne wonden? Verloochen dan
ook uwen oorsprong niet; zie op tot Hem door
Wien en uit Wien gij leeft; roem niet langer
op uwe wijsheid en nw doorzigt, op uwe kennis
en uwe wetenschap, want niet door deze zijt
gij, wat gij zijt; ga niet groot op uwe uitgestrekte
bezittingen, op uwe schoone gestalte, prachtige
kleederen en vele bekwaamheden, want deze
brachten u den vrede niet; roem niet op uw
gezag en aanzien, op de menigte uwer dienaren
en de kracht van uw woord, want zij brachten
u geen heil; steun niet op uwe deugd en goede
werken, indien zij waarde hebben, hunne kracht
vloeide uit de wonden van Jesus.
Qui gloriatur in Domino glorietur. Die roemt,
dat hij roeme in den Heer, zegt de apostel,
maar ik heb dit woord, hoewel duizendmaal
door mij gehoord, uitgesproken en gelezen,
nooit zoo goed begrepen als thans, nu ik mijne
blikken vestig op Jesus, die daar uitgaat, dra*
gend eene doornen kroon en een purperen
-ocr page 218-
208
kleed. Ik moet roemen op de wonden van
JeBiis, op zijne smadelijke en smartelijke kroon,
op zijne vernedering en verlatenheid, op de
versmading, die Hij wegens mij onderging.
Indien ik den dood niet vrees; indien ik sterk
ben tegen den duivel; indien de hoop op een
eeuwig leven mijne ziel verkwikt; indien ik als
kind kan omgaan met God; ik dank alles aan
de wonden van Jesus. Indien deze ééne mensch
mij niet was geschonken, ik zoude nog zuchten
in de slavernij des duivels, onderworpen aan
al de gevolgen mijner zonden. Is het dan niet
een dure pligt, dat ik dankbaar tot Jesus opzie,
en reeds hier in dit tranendal met de zaligen
belijde: O, lieer, Gij hebt mij vrij gekocht in uw
bloed?
Laat de wijze in zijne wijsheid roemen,
en de rijke in zijne rijkdommen, ik mag in niets
anders roemen dan in God, mijn heil. Nooit
mag ik vergeten, hoe ik gered ben en hoe duur
ik werd gekocht. Wat moest men toch over
mij oordeelen, indien ik met minachting op de
armoede nederzag, indien ik de nederigheid
versmaadde en in ijdele praalzucht mijne groot-
beid zocht? Dan verdiende ik een strengere
beoordeeling dan een kind, \'t welk zich zijner
ouders schaamt; want door de armoede, de
schande, de smaadheid van Jesus ben ik alles
wat ik ben. Lieve lezer, wanneer er eenig
-ocr page 219-
209
zelfbehagen in u opkomt; wanneer de wereld
u prijst wegens uwe goede hoedanigheden, uwe
deugden on goede werken; wanneer men u met
eerbewijzingen overlaadt, omdat gij rijk, wijs,
geleerd of magtig schijnt te zijn, zie dan op tot
den met doornen gekroonden Verlosser, her-
inner u, dat gij zonder Hem een afzigtelijk
mensch, een verworpeling zijn zoudt voor God,
roem dan in Jesus en zeg uit den grond uws
harten: niet aan mij, o Heer, maar aan U komt
alle glorie toe. Indien gij u beijverd hebt om
God getrouw te dienen; indien gij met zorg
alle zonde vlugt; indien gij door vele weiken
van godsvrucht, versterving en naastenliefde
God zoekt te behagen, dan zal de bekoorder
tot u komen, hij zal u zeggen, dat gij iets zijt
en veel lof verdient; maar zie dan op naar
Jesus, die voor u staat gekroond mot doornen,
dragend een purperen kleed, dit zal voldoende
wezen om de hoovaardij niet alleen te verstikken
in uw hart, maar ook om u vol schaamte de
oogen te doen neerslaan wegens uwe geringe
wederliefde jegens Hem, die u het eerst en zoo
zeer heeft lief gehad.
Ecce homo, zie den Mensch. Indien door het
lijden, de vernedering en de gehoorzaamheid
van dien éénen mensch voor alle menschen heil
en redding werd bewerkt, leer dan daaruit hoe
-ocr page 220-
210
groot eene kracht in een gehoorzaam lijden
gelegen is. Hoe! gij leeft door het lijden en
de wonden van Jesus, en gij vraagt, alsof gij
niets hadt gehoord en gezien, waarom gij lijden
moet en waartoe uw lijden dient! Het valt
niet te ontkennen dat ligchamelijke smarten,
armoede, smaadheid en vernedering zeer zwaar
vallen aan den mensohelijken natuur; maar
indien gij met ernst en aandacht opziet tot
Jesus, dien de Vader u toont, gekroond met
doornen en dragend een purperen mantel, dan
zal het een onbeschrijfelijke troost voor u zijn,
dat gij aan uwen Goddelijken meester gelijkt.
O, goede Jesus, Gij, die U eens zoo zeer
hebt vernederd, dat Gij voor een spottend en
woedend volk versohenen zijt met een rietstok
in de handen, eene doornen kroon op uw hoofd en
omhangen met eenen purperen mantel, zonder
gedaante of schoonheid, van het hoofd tot de
voeten met wonden geslagen en badend in uw
bloed, ge waardig ü in deze ellendige gestalte
op te treden voor mijnen geest, zoo dikwijls
de zinnelijkheid mij prikkelt, de eigenwaan
mij verblindt, de hoovaardigheid mij opblaast,
het lijden mij doet morren of de liefde in mij
verkoelt. O, roep mij dan toe, zoo krachtig
dat ik het hoore: Zie den Merisch. Amen.
-ocr page 221-
ZATÜRDAG M DEN DERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Nescis (ïuift potestaten! haheo cruciftgere te ,
et potestaten* habeo dimittere te \'t
Joan. XIX. 10.
Weet Gij niet, dat ik magt heb U te krui-
sigen , en magt heb om U vrij te laten ?
De verklaring der Joden, dat Jesus zich „Zoon
Gods" genoemd had, maakte een diepen indruk
op den landvoogd. Hij had zooveel buitengewoons
in Jesus opgemerkt, dat hij uu werkelijk vreesde
in Jesus een of andere Godheid aan te randen,
want als heiden had Pilatus geen zuivere en
heldere denkbeelden over den éénen levenden
en waren God. Verschrikt ging hij wederom,
het regthuis in; en sprak tot Jesus: van waar
zijl Gij!\'
Doch Jesus gaf hem geen antwoord.
Dit zwijgen trof hem uitermate; hij begreep
niet hoe de Heer, zoo mishandeld, zoo vertrapt,
zoo van allen verlaten en geheel overgegeven
aan de willekeur van zijn regter, niet de minste
-ocr page 222-
232
poging deed om diena gunst te winnen. Was
Hij ook ongevoelig en als zinneloos geworden
door de menigte zijner smarten P De landvoogd
zal Hem opwekken en zegt: Spreekt Gij niet tot
mij
P Weet Gij niet dat ik magt heb U te kruisigen
en magt heb om U vrij te laten?
Jesus antwoordde:
Gij zoudt volstrekt geen magt tegen Mij hebben, tenzij
het u van boven gegeven ware. Daarom heeft hij,
die Mij aan u ooerleverde, grooter zonde.
Om te
begrijpen welk een ontzettenden indruk dit
laatste woord des Heeren op Pilatus maakte,
moet gij u voorstellen in welken toestand Jesus
daar voor Pilatus stond. Van het hoofd tot
de voeten gewond en geverfd in zijn bloed,
met bleek en ingevallen gelaat, dragend eene
doornenkroon, tot het uiterste vervolgd door de
bloedige moordkreten der Joden, hangt Jesus,
mensohelijker wijze gesproken, nog slechts af
van één wenk, van één bevel des landvoogds.
Zal Pilatus dien wenk, dat bevel geven? De
Joden eischen en dringen, Pilatus is reeds her-
haalde keeren voor hun geweld geweken, nie-
mand is er die voor Jesus spreekt ? En in
deze oogenblikken doet Jesus niets om mede-
lijden op te wekken. Hij herinnert den hoog-
moedigen heiden aan diens onmagt om iets tegen
Gods wil te volbrengen. Hij wijst hem op zijne
verantwoordelijkheid en spreekt als een regter,
-ocr page 223-
213
die zonde van zonde onderscheidt. Geen won-
der, dat Pilatus, door zoo veel grootheid ge-
schokt, weder op nieuw pogingen aanwendde,
om toch niet schuldig te worden aan \'s Hee-
ren dood.
Merk hier op, lieve lezer, met welk eene
zachtmoedigheid de lijdende Jesus den landvoogd
teregt wijst, aan wiens lafhartige wreedheid Hij
zoo veel smart en smaad te danken heeft. De
goede Jesus wil den landvoogd redden. Hij
vermijdt daarom alles wat Pilatus kan verbit-
teren; wel is waar zegt hij harde waarheden,
doch Hij drukt ze uit in zulk een zachten vorm,
dat de dwaze eigenliefde van Pilatus niet kan
gekwetst worden. Indien Jesus met eonige
scherpte had willen spreken, hoe diep zoude Hij
de landvoogd vernederd en gegriefd hebben!
Deze vroeg: Weet Gij niet, dat ik niagt heb U te
kruisigen, en magt heli om U vrij te laten ?
Indien
gij magt hebt, zoo had Jesus kunnen antwoor-
den, waarom kruipt gij dan zoo lafhartig voor
de Joden; indien gij magt hebt, waarom bidt en
smeekt gij dan het volk, dat het Mij moge vrij»
laten; indien gij magt hebt om mij vrij te laten,
waarom laat gij Mij dan niet vrij, daar gij her-
haalde keeren verklaard hebt, dat Ik onschuldig
ben P Lafhartige! Schaamt gij u niet op eene
magt te wijzen, welke gij misbruikt om een
-ocr page 224-
214
onschuldigen te vertrappen; bloost gij niet op
eene magt te wijzen, welke gij door uwc lafhar-
tigheid onteert; zijt gij daarom geplaatst aan
het hoofd van een volk, om van diens laagste
driften een speelbal te worden; zijt gij daarom
zoo hoog in eere gesteld om u te onteeren
voor het oog van geheel Jeruzalem door eene
Blaafsche vrees, welke het allerminst aan een
landvoogd, een plaatsbekleeder des Keizers
pastP Maar de waarheid is voor den zondaar
hard genoeg, Jesus wil ze niet harder maken
door bittere uitdrukkingen. In zachte vormen
spreekt Hij haar uit, opdat Pilatus, die reeds
door vrees geslingerd werd, niet door gramschap
en spijt tegen Jesus nog verder zoude gevoerd
worden. O, mogten wij allen in het vermanen
en het teregtwijzen der zondaars de zachtmoe»
digheid van onzen Verlosser volgen!
J""*" Zonder te bloozen wees Pilatus op zijne magt,
welke hij niet wist te gebruiken; Jesus stond
bloedend voor hem, en elke droppel, die uit \'sHee-
ren wonden vloeide, verkondigde het schromelijk
misbruik, \'t welk Pilatus van zijne magt gemaakt
had. Pilatus evenwel schaamde zich niet; hij,
die voor de Joden op onwaardige wijze kroop,
hief zijn hoofd op, toen hij tegenover den ver-
trapten en magteloozen Jesus stond; met zigt-
baar welgevallen wees hij op zijne groote magt.
-ocr page 225-
215
De Verlosser zeide hem, dat de magt, waarop
hij boogde, niet zijn eigendom was, maar een,
hem van God toevertrouwd, talent, over welks
gebruik hij eenmaal rekenschap had af te leggen.
Deze zoo eenvoudigo waarheid mogt wel aan
den landvoogd worden voor oogen gesteld; en
buiten den landvoogd zijn er nog ontelbaren,
die de grootste behoeften hebben daaraan her-
innerd te worden. Van ons zelven zijn wij een
niet; ons ligchaam met zijne krachten, bekwaam-
heden, zintuigen en schoonheid is het werk van
God; onze ziel met hare eigenschappen en hoe-
danigheden kwam voort uit de handen Gods,
onze geheele persoonlijkheid met hare goederen
en vrienden, met haar aanzien, invloed en
magt, met hare duizendo betrekkingen is een
maaksel Gods. Op niets mogen wij roemen,
daar wij alles ontvangen hebben. Eene groote
zorg om de talenten door God ons geschonken
goed aan te wenden, is het eenigste wat ons
past, en die zorg moet gepaard gaan met eene
blijvende herinnering aan de verantwoording,
welke wij eens hebben af te leggen over het
gebruik en het misbruik der geschonken ta-
lenten.
God deelt zijne gaven in verschillende mate
uit, doch niemand wordt er gevonden, die niet
zijn talent ontvangen heeft. Elk zondaar is te be-
-ocr page 226-
21(i
klagen, doch hij die het meest van God ontving,
is ook het meest te beklagen, indien hij een
slecht gebruik maakt van zijne gaven. Prijs
daarom nimmer een mensch gelukkig, omdat hij
vele goederen, buitengewone bekwaamheden,
uitgestrekte magt en schitterend aanzien geniet;
bewonder niemand, omdat hij slaagt in al zijne
ondernemingen, omdat hij vele vrienden en die-
naren heeft. Hij alleen is gelukkig, die zijne talen-
ten aanwendt tot het doel waartoe God ze hem ge-
schonken heeft. Uitstekende gaven in de handen
eens zondaars zijn als een gevaarlijk wapen in
de handen van een kind. Zeg echter ook niet,
dat het beter is geen uitstekende gaven van
God ontvangen te hebben; zij zijn uitmuntend,
omdat zij uitmuntende middelen zijn in den
dienst van God, Hoewel Pilatus slechts een
landvoogd was, een plaatsbekleeder, een dienaar
des Keizers; de Voorzienigheid heeft hem eene
magt gegeven zoo als er nooit aan een Keizer
of Koning geschonken werd. Hij had werke-
lijk magt om Jesus te beschermen, tegen de
woede der Joden, en Hem in groote eere vrij
te laten. Deze zijne roeping was inderdaad be-
nijdenswaardig. Indien de Heer eon dronk koud
water in zijnen naam gegeven niet onbeloond
laat, hoe groot eene belooning zou Pilatus
ontvangen hebben, wanneer hij geen misbruik,
-ocr page 227-
217
maar een goed gebruik van zijne raagt gemaakt
had. Aan de vervulling van zijn pligt waren
groote moeijelijkheden verbonden, doch wat
beteekenen die moeijelijkheden, wanneer zij
vergeleken worden bij de groote en verhevene
daad, welke hij ten opzigte van .lesas te ver-
vullen hadP Deze moeijelijkheden waren juist
geschikt om de daad van regtvaardigheid, die
God van Pilatus vroeg, nog kostbaarder te
maken in \'s Heeren oog. Kortom: Pilatus is
niet te beklagen, omdat hem zoo groot eene
magt geschonken werd, maar beklagenswaardig
is hij, dewijl hij zijn gezag misbruikte.
Stel u den landvoogd voor, die tegenover
den lijdenden Jesus staat en zegt: Weet gij niet
dat ik magt heb om U te kruisigen en magt om U
vrij te laten?
De hoogste magt staat daar tegen
over de schijnbaar grootste onmagt. De magtige
Pilatus misbruikt zijne magt tot eigen verderf,
en Jesus doet afstand van het gebruik zijner
almagt om in onmagt en lijden de geheele
wereld te verlossen. Wat schittert in het oog
der wereld dient hier tot verderf van hem, die
deze grootheid draagt, en wat verachtelijk is in
het oog der wereld: de armoede, de wonden,
de verlatenheid en de schande, wordt door Jesus
aangewend tot heil en verlossing van alle men-
schen. Al zoo, armoede, wonden, verlatenheid,
10
-ocr page 228-
218
schande zijn een kostbanr talent tot heil in
handen van hen, die ze in onderwerping en ge-
hoorzaamheid aan God weten te dragen. Het
is derhalve eene groote dwaling te denken, dat
men God niet kan dienen in ziekte, in tegen-
spoed, in armoede en rampen van welke soort
ook; het is eene groote dwaasheid zijne bekec-
ring uit te stellen tot den tijd dat de omstan-
digheden gunstiger zijn zullen. Jn welk een
toestand gij u ook bevindt, God plaatste u
daarin, opdat gij voor het oogenblik in dezen
en in geen anderen uwe zaligheid zoudt bc-
werken. Het is dan eene onomstootelijke waarheid,
dat de dwaasheid des zondaars zelfs de grootste
gaven van God misbruikt, terwijl de wijsheid
van hem, die den Heer vreest, zelfs de tegen-
spoeden in een kostbaar goud verandert.
Laat dan de geleerde op zijne wetenschap
roemen, en de rijke op zijnen rijkdom, dat de
sterken bogen op hunne krachten en de aan-
zienlijken op afkomst en gezag; wij, Christenen
weten dat alles, wat in de oogen der wereld
schittert, voorbij gaat als eene schaduw, terwijl
de strenge verantwoording over het gebruik
van Gods gaven , eerst na dit leven volgen zal.
Dan zal elk mensch of goedkeuring of veroor-
deeling van den Heer ontvangen, naarmate hij
een goed of slecht gebruik van zijne talenten
-ocr page 229-
219
gemaakt heeft. Diep beklagenswaardig was
Pilatus, die zijne magt zoo schandelijk misbruikte.
Terwijl hij voor den mishandelden Jesus staat,
heft hij zijn hoofd nog in trotschheid op; doeh
eenigen tijd later trof hem de gramschap Gods,
zijne magt werd verbrijzeld, zijn rijkdom in
armoede, zijn aanzien in schande en verlatenheid
verkeerd, van zijne eerste grootheid bleef hem
niets overig, dan de verantwoordelijkheid over
het misbruik van zijn gezag. Innig medelijden
moet men hebben met de nietige stervelingen,
die zich verheften op de gaven Gods, als waren
deze hun eigendom, waarover zij naar willekeur
te beschikken hebben. Verre zij het van ons
hen ooit te benijden.
Het is ook den christen onwaardig zich te
verwonderen, wanneer hij den goddeloozen in
magt, eer en voorspoed ziet; het is een blijk,
dat hij het lijden des Heeren niet ernstig over-
wogen heeft, wanneer hij in verbazing uitroept:
hoe kan God gedoogen, dat de zondaar in weelde
zich baadt, terwijl de brave in nijpende armoede
leeft; dat de goddeloozein eere juicht, terwijl de
vrome, vergeten en veracht, stille tranen stort?
Neen, de ware Christen heeft nog geheel iets
anders gezien; hij zag Jesus met doornen ge-
kroond, veracht, met wonden geslagen, badend
in zijn bloed voor Pilatus staan, die in trotschen
10*
-ocr page 230-
290
overmoed op zijne magt en grootheid wees. Dit
heeft hij gezien en alles wat nu op aarde nog kan
voorvallen zal slechts een schaduwbeeld zijn van
de groote ongelijkheid, welke hij in Jesus en
Pilatus aanschouwde. En deze ongelijkheid is
voor hem geen raadsel meer, want Jesus zelf
heeft haar verklaard. Hij weet nu, dat de ware
grootheid en het ware geluk niet in de talenten
bestaan, maar in het goede gebruik, \'t welk er
door den mensch van gemaakt wordt.
O lieve Jesus hoe grooter uwe smarten zijn,
en hoe dieper wij U vernederd zien, des te
meer erkennen wij uwe aanbiddelijke grootheid.
Gij hebt niet uwe almagt maar uwe magteloos-
heid, niet uwe glorie maar de schande en de
bespotting, niet uwe wonderen maar uwe won-
den en smarten gekozen als middelen onzer
Verlossing. Leer ons alles, voor-en tegenspoed,
gezondheid en ziekte, eer en oneer, leven en
dood, aan te wenden tot uwe glorie en tot ons
eeuwig heil. Amen.
-ocr page 231-
VIERDE ZONDAG IN DE VASTE.
Jesiim autem i.adidit voluntati eorum.
I.uc. XXIII ; JS.
Jesua echter gaf hij aan .hunne willekeur
OTer.
Nog oens beproefde Pilatus de woede der
Joden te doen bedaren. Gr-elijk een riet,\'t welk
door den wind wordt heen en weer geslingerd,
zoo wendde de landvoogd zich links en regts
om èn Jesus te redden èn de Joden te bevre»
digen; doch hoe langer hij zich hiermede bezig
hield, des te onstuimiger werd de woedo des
volks. Het volk zag steeds duidelijker, dat
Pilatus een lafaard was, en nam daarom eene
nog dreigender houding aan. Zie den landvoogd
daar staan voor het volk, hij is nogmaals met
Jesus wedergekeerd en heeft het voorkomen
niet van een gebieder, maar van een smeekende.
Zietdaar, uw Koning, zegt hij. Doch de Joden
roepen: Weg met Hem, weg met Hem, kruisig
-ocr page 232-
•at
Hem. Pilatus herneemt: Zal ik dan uw Koning
kruisigen?
De opperpriesters antwoordden: Wij
hebben geen anderen Koning dan den Keizer.
Toen
gaf Lij Jesus aan hunne willekeur over.
In Pilatus vindt gij den slaaf van het men-
schelijk opzigt met sterke kleuren geschilderd.
Hij erkende reeds in de eerste oogenblikken de
onschuld des Heeren, doch hij heeft den moed
niet, Jesus tegenover de Opperpriesters vrij te
spreken; hij geeft den Verlosser aan de mis-
handelingen der Joden en de baldadigheid van
Herodes over. Toen Jesus ten tweedenmale
voor hem gebracht werd, erkende Pilatus we-
derom openlijk \'s Heeren onschuld, maar riep
niettemin de barmhartigheid in van het volk;
hij wilde liever Jesus vernederen en naast een
moordenaar stellen dan gebruik maken van zijn
gezag en een regtvaardig vonnis vellen. Toen
hij niet slaagde, deinsde hij er niet voor terug,
Jesus ten derdenniale aan de willekeur der
hartstogten over te leveren; de Verlosser werd
gegeeseld, met doornen gekroond en gruwelijk
bespot. Daarna brengt hij den mishandelden en
vertrapten Verlosser weder voor het volk, zoodat
de willekeur der hartstogten nog eens uitspraak
doen kon. Eindelijk geeft hij geheel aan den
eisch der Joden toe. Ofschoon Pilatus ook nu
\'s Hoeren onschuld openlijk erkent, en zelfs de
-ocr page 233-
223
handen wascht, ten einde te betuigen, dat hij
Jesus met weerzin veroordeelt, dezen keer on«
derhoudt hij toch den vorm van het regtsgeding
en doet plegtig het vonnis voorlezen, waarbij
Jesua tot het kruis verwezen wordt, omdat
Hij zieh Koning genoemd heeft. Maar de uit-
voering van het vonnis werd wederom aan de
willekeur der hartstogten overgelaten; het werd
den Joden vergund, Jesus zoo smartelijk en
smadelijk mogelijk te doen sterven. Kortom:
de misdaad van den landvoogd is door het ééne
woord van den Evangelist uit te drukken: Jextu
echter ijaf hij aan hunne willekeur ooer.
Daar het menschelijk opzigt zich steeds ver-
toont in de gedaante van vreesachtige zwakheid
en meer op een lijden dan op een handelen
gelijkt, ziet men dikwijls den gruwel der boos-
beid niet, welke in deze zonde gelegen is.
Vestig echter met aandacht uwe blikken op
Pilatus en gij zult sidderen van verontwaardig
ging over de boosheid van het menschelijk
opzigt. Zijn verstand was niet beneveld door
hartstogt, zijn gemoed werd niet bewogen door
gramschap en haat. Met helderen blik heeft
hij de onschuld van Jesus gezien en koelbloedig
gaf hij den Verlosser aan de willekeur der
Joden over. De wonden en het bloed des
Heeron lokten geen traan uit zijn oog, en toen
-ocr page 234-
224
Jesus in den beklagenswaardigste!! toestand voor
hem stond, toen sidderde Pilatus niet uit me-
delijden, maar uit vrees voor eigen leed. Het
deerde hem niet, dat Jesus in smaad en smarten
stierf, wanneer hij, de lafhartige landvoogd,
slechts de gunst der menschen behouden kon.
Jesus mogt wel bloeden zooveel de Joden be-
geerden, indien hem, Pilatus, maar geen leed
geschiedde; ja, hij was bereid om zich door de
uitgezochtste wreedheden tegen Jesus, magt,
aanzien en rijkdom te koopen. Als een wan-
hopige, als een leeuw zoude Pilatus zich ver-
dedigd hebben, indien de woede der Joden
tegen hem zelven ware gerigt geweest, doch
nu het Jesus en de geregtigheid geldt, nu is
hij een zwakkeling.
Zoo is het menschelijk opzigt. Die gebukt
gaat onder zijne heerschappij is bereid, deugd
en geregtigheid, geloof en godsvrucht, het heil
des naasten en de eer van God, alles op te
offeren, alles, uitgenomen zich zelven en wat
het zijne is. Hij lacht en keurt goed, hij prijst
en leent de behulpzame hand, wanneer de
waarheid wordt aangevallen, de deugd bespot,
de godsvrucht gescholden, de misdaad verschoond,
de losbandigheid aangeprezen, de onschuld
geërgerd en de Kerk vervolgd wordt, doch wee
dengenen, die hem durft aan te randen, deze
-ocr page 235-
223
zal het rolle gewigt eener ongetemde gramschap
op zich laden.
Maar hoe misdadig de slaaf van het menschelijk
opzigt ook zijn moge, hij is en blijft een slaaf.
Die de zonde doet, zegt Jesus, is een slaaf der
zonde.
Deze uitspraak vindt eene bijzondere
toepassing op Pilatus en op hen, die den land-
voogd in zijne lafhartigheid volgen; zij zijn
slaven niet van één mensch, maar van zoovelen,
als waarmede zij omgaan of in aanraking komen.
Angstig moeten zij al de lusten en luimen, al
de grillen en hartogten van hunne ontelbare
meesters opmerken, om zich daarnaar te voegen.
In hunne woorden en handelingen, in de uit-
drukking van hun gelaat, in hunne begeerten
en genoegens zijn zij genoodzaakt zich te voegen
naar de buitensporige eischen van eene bedor-
veno wereld. Zij zwijgen, waar zij moesten
spreken en spreken waar zij zwijgend moesten
bloozen, zij juichen toe wat hun geweten at-
keurt, zij spotten met hetgeen hunne ziel hoog-
schat en eert; wat zij gisteren met ingenomen^
heid deden, moeten zij heden met minachting
verwaarloozen; en wat zij hier prijzen, moeten
zij ginds laken. Zij zijn genoodzaakt te leven
als menschen, die zonder verstand en oordeel,
zonder deugd en neiging, zonder geweten en
overtuiging zijn. Men kan hen het best ver-
-ocr page 236-
226
gelijken bij een speeltuig, \'t welk de schrilste
wanklank voortbrengt, omdat het in handen is
van hen, die spotten met de muziek.
Misdadig en schandelijk is de slavernij van
het menschelijk opzigt, en evenwel is er helaas
geene slavernij zoo algeme en als zij; zij heerscht
onder alle rangen en standen, zij houdt rijken
en aanzienlijken, magtigen, zelfs vorsten in
hare boeijen.
Welke middelen gebruikt de wereld om dui-
zenden te doen kruipen voor hare voeten, als
waren zij verachtelijke slaven? — Lofprijzing
en hoon, vriendschap en haat, beloften en be-
dreigingeu, bewondering en minachting, be-
scherming en vervolging wendt zij beurtelings
en naar omstandigheden aan. Maar wat is dan
de wereld, dat men haren lof en hare vriend-
schap, hare beloften, bewondering, en beseher»
ming zoo hoogschat P Zij is eene trouwelooze,
op welke men nimmer rekenen kan. De land-
voogd heeft het ondervonden. Toen de Joden
van hem verworven hadden, wat zij begeerden,
gingen zij henen den lafaard verachtend, en
toen de oordeelen Gods ook aan Pialtus vol-
trokken werden in de ongenade des Keizers,
die hem spoedig te beurt viel was er niemand,
die hem eenig medelijden betoonde. Wat is
de wereld, dat men haren hoon en haat, hare
-ocr page 237-
227
bedreiging en minachting zoo zeer vreest P Zij
is eene schaduw, een schrikbeeld, \'t welk bij
het licht des geloofs verdwijnt. Z\'j kan mijne
tranen niet droogen, mijne rampen niet weg
nemen, de onrust van mijn gemoed niet stillen,
mijn leven niet verlengen, mijne zonden niet
uitwissehen, mijne verwerping niet verhinderen,
mijne eeuwigheid niet gelukkig maken. Wat
ik ben, ben ik voor God. Hetzij de wereld
mij prijst, hetzij zij mij laakt, hetzij zij mij
bewondert of veroordeelt, ik blijf wat ik ben
voor God. Voor God, die oordeelt zonder
aanzien van personen, die ook de wereld voor
zijn regterstoel dagen zal. Wat baat het mij,
dat de menschen mij wijs en verstandig noemen,
wanneer God eens zeggen zal: gij dwaas; dat
de mensehen mij deugdzaam en zeer verdienste •
lijk noemen, wanneer ik uit den mond des
Heeren moet hooren: gij booze knecht; dat de
menschen mij allo eerbewijzing waardig keuren,
wanneer de regter van levenden en dooden tot
mij zeggen zal: ga van Mij, vervloekte, in het
eeuwige vuur
P Wat schaadt het mij als de men-
schen minachtend mij voorbijgaan, mij onnoozel
noemen, bespotten en verachten, wanneer de
Heer mijne wegen goedkeurt en tot mij zeggen
zal: treed binnen in de vreugde uws Heeren ?
Treed binnen in de vreugde uws Heeren
! Hoe
-ocr page 238-
22N
vele uiillioeuen hoorden dit woord en gingen
binnen F Zij kwamen uit eene wereld, die hen
verguisde, miskende, bespott\'e, vervolgde, wei-
ligt tot in den dood. Maar zij hadden hun
hoofd niet gebogen voor het geweld, noeh hnn
oor geneigd naar bedriegelijke beloften; zij
hadden het geloof behouden, het geweten vlek-
keloos van deze wereld bewaard, zij hadden
hunne ziel in lijdzaamheid en onthouding be-
zeten. O, hoe schitteren thans de martelaren,
die hunne beulen overwonnen in de smarten
en, overdekt met wonden, hunne regters be-
schaamden; hoe schitteren de belijders en maag-
den , die uitgekreten, bespot en als vreemdelingen
door de wereld behandeld, geen anderen roem
zochten, dan den roem van een getrouwe knecht
en dienstmaagd des Eeercn!
Ik kan, zoo spreken sommige christenen, ik
kan God toch wel dienen, zonder mij hatelijk
of bespottelijk te maken voor de wereld. Deze
hebben zeker nooit nagedacht over het woord
des apostels: de dierlijke menseh begrijpt niet wat
des geestes Gods is; want het is hem eene dwaasheid
en hij kan het niet begrijpen;
noch over het andere
woord van denzelfden apostel: die godvruchtig in
Christus Jesus willen leven, zullen vervolging lijden.
Neen, de wereld kan geen vrede hebben met
de deugd, want alles, zegt do H. Joannes, wat
-ocr page 239-
229
in de wereld is, is begeerlijkheid der oogen, begeer •
lijkheid des vleesches en hoooaardij des leoens.
Het
is mogelijk, lieve lezer, dat gij in gunstige om-
standigheden leeft, en zeer zeldzaam met het
bederf dezer wereld in aanraking komt; dank
God daarvoor, want dit is een groot geluk;
maar slaap niet in, want zoo lang gij op aarde
leeft, staat gij bloot aan de aan vallen der wereld,
die zeker in een of anderen vorm tot u naderen
zal, ten einde u slaaf te maken van het men-
schelijk opzigt. Waar bedreiging en spot niet
baten, zal zij door vleijeren, gebeden en beloften
uw nart trachten te overmeesteren; waar geweld
niets vermag, zal zij list aanwenden. Duizenden,
die braver en sterker waren dan gij, lieten zich
overhalen om den eersten stap op den breeden
weg te zetten, uit louter zucht om anderen
genoegen te geven of de goedkeuring van een
vriend te verwerven; en toen de eerste stap
gezet was, gingen zij den weg van Pilatus, zij
hebben Jesus gekruisigd. Om eenen vriend
genoegen te geven, ging men naar een gevaarlijk
gezelschap, genoot men een bedenkelijk vermaak;
om met anderen nog wat meê te doen, wierd
men slapper in zijne godvruchtige oefeningen
liet men sommige goede gewoonten achter, las
men boeken en tijdschriften, die alles behalve
stichtend waren; om geen uitzondering te maken
-ocr page 240-
230
mengde men zich, hoewel schoorvoetend ia
ligtzinnige gesprekken, die allengs bedenkelijker
werden voor de onschuld; om geen misnoegen
op te wekken liet men vrijheden toe, die het
geweten veroordeelde. Doch wie zal de siuip-
wegen aanwijzen, langs welke de wereld tot ons
naderen kanP Waak, lieve lezer, waak, en
opdat uwe waakzaamheid niet bezwijke, houd
niet op met bidden.
Denk echter niet, dat ik u eene stugge en
stroeve deugd wil aanprijzen. De deugdis liefde
en de liefde is niet stug. Wees vriendelijk,
voorkomend, toegevend, verschoonend, bewijs
alle mogelijke diensten aan uwen broeder, zoo
lang hij niets anders vraagt dan het uwe. Offer
uw genoegen, uwe denkbeelden en eigenzinnig-
heden, uwe vermaken en uwe uitspanningen,
uwe grootheid, uwe goederen aan het heil van
uwen broeder op, zooveel als de voorzigtigheid
zulks gedoogt; maar wat het uwe niet is, moogt
gij aan niemand, zelfs aan uwe naaste betrek-
kingen niet schenken. Welnu, uwe deugd,
uw geweten, uw pligt, uwe ziel zijn het uwe
niet, zij behooren aan God. Geen vriendschap,
geen menschenvrees mag u ooit tot zonde be-
wegen; gij moet eiken band verbreken, die
gevaarlijk wordt voor uwe ziel; geen belofte
of bedreiging, geen hoop of vrees mag u tot
-ocr page 241-
231
zoude voeren. Indien gij de deugd behoudt en
uw geweten onbezoedeld bewaart, hebt gij
genoeg, al stond de geheele wereld ook tegen
u op. Wanneer God met u is, wie zal dan
tegen u zijn? Schaam u nimmer of nergens
over uw geloof, verheug u veeleer, wanneer gij
waardig gekeurd wordt, om Jesus\' wille smaad-
heid te ondergaan. Keur nooit de zonde goed ,
bespot nooit den deugdzamen om aan de booze
wereld te behagen, maar verdedig de waarheid
en, indien gij dit niet kunt met woorden, doe
het ten minste door uwe houding en uw gelaat.
Indien gij onder de menigte had gestaan, toen
Pilatus op den verguisden Jesus wees, zeggende:
Zietdaar uw Koning ; indien gij dan de bloedkre-
ten der Joden gehoord hadt, zoudt gij niet
gaarne voor Jesus zijn nedergevallen, en om
den smaad te herstellen Jesus aangedaan, zoudt
gij niet gaarne hebben uitgeroepen: O Jesus,
Gij zijt mijn Koning in eeuwigheid. De Joden
hadden u dan welligt mishandeld, maar gij waart
gelukkig geweest. Welaan, vrees dan nu ook
den spot en de bedreiging der wereld niet, maar
nedervallende voor Jesus\' kruis, zeg met blijd-
echap: Heer, Gij zijt mijn Koning in eeuwigheid.
-ocr page 242-
MAANDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE
Et poatquain illuserunt ei , exuerunt illum
purpura et iuduerunt eurn vestimentii
suis.
                                 Mare. XV 20.
Nadat zij Hem nu bespot hadden, deden zij
Hem het purper af en trokken Hein zijne
kleedereu aan.
Stel u Jesus voor omringd van onmenschen
aan wier willekeur Hij geheel is overgegeven.
Pilatus heeft het vonnis uitgesproken en zal
niet meer omzien naar den lijdenden Verlosser;
willekeurig zal dit vonnis worden uitgevoerd;
de wreedheid der beulen en de haat der Joden
zullen de vernederingen en de smarten bepalen,
welke Jesus nog zal ondergaan. Geen bloed,
geen wonde, geen vernedering kan in de ver-
steende harten een vonk van medelijden op-
wekken ; de wreedaards rukken den mantel van
\'s Heeren verscheurde schouders en, wanneer
zij niet met onverschillig oog op de gapende
wonden aanschouwen, dan wijzen zij met spot-
-ocr page 243-
233
tenden glimlach op den met zooveel wreedheid
geslagenen Jesus. In onverschilligen en ge-
voelloozen haat worden onzen Verlosser zijne
kleederen aangetrokken, oude wonden worden
op nieuw opengereten, doch in de naamlooze
smarten bleef Jesus zwijgen; zwijgend wacht Hij
op zijn kruis. Let wel: Jesus wachtte op zijn
kruis. Hij, die niets op aarde bezeten heeft,
die zelfs geen steen, waarop Hij zijn hoofd
konde nederleggen, wilde bezitten, Hij be-
schouwt toch het kruis als zijn eigendom. Met
vurige liefde heeft Hij het kruis bemind, aan
het kruis heeft Hij zijn hart gehecht. Nooit
hoort gij den Verlosser spreken over de kribbe
van Bethlehem, nooit over de armoedige woning
van Nazareth, doch zijn kruis liet hij ai beelden
in het Oude Verbond, Hij liet het voorspellen
door de profeten en Hij zelf heeft dikwijls met
ingenomenheid daarover gesproken, lleeds in
de eerste dagen van zijn openbaar leven hoorden
wij Hem tot Nikodemus zeggen: Gelijk Muzes de
alang hee/t opgeheven in de woestijn , zoo moet de
Zoon des menschen omhoog geheven worden, opdat
al wie in Hem gelooft niet verloren ga, maar het
eeuwig leven hebbe.
En hoe dikwijls heeft Hij
later niet gewezen naar zijn kruis. Zoo zeer
heeft Jesus het kruis omhelsd, dat zijn naam
niet kan verkondigd worden, zonder dat men
-ocr page 244-
231
aanstonds gewaagt van zijn kruis. Wij echter,
zegt de apostel, prediken Jesus en Dezen gekruisigd.
Wanneer gij de bloedkreten hoort van een
opgeruid en verstandeloos volk, wanneer gij de
wreede razernij van de woeste beulen aan>
schouwt, wanneer gij leest, dat Pilatus Jesus
aan de willekeur zijner haters overgeeft, dan
zoudt gij kunnen vergeten, dat Gods vinger
hier werkzaam was, dat Jesus steeds uit den
kelk drinkt, dien de Vader Hem overreikt.
God bedwingt de baren der zee en geleidt do
opgezweepte golven waarheen Hij wil, ook dan
wanneer Hij schijnt te slapen. Indien noch het
toeval, noch de moedwil der menschen een haar
van ons hoofd kannen krenken zonder toelating
en leiding Gods, hoeveel te minder vermag dan
de willekeur der Joden iets tegen Jesu9, den
Zoon Gods? De Joden mogen zegevierend hun
hoofd opheffen in den waan, dat zij den land-
voogd overwonnen hebben; de Opperpriesters
mogen denken, dat zij hunnen wil met stout
overleg aan Pilatus hebben opgedrongen; de
beulen mogen zich spoeden in het vervaardigen
en aanbrengen van het kruis; Jesus weet, uit
wieDS handen Hij het kruis aanneemt. Zie, hoe
zij den spot drijven met den gewonden en ge-
heel verlatenen Jesus, hoor welk een gejuich
er onder de menigte opgaat, als hel kruis wordt
-ocr page 245-
235
aangesleept en Jesus op den schouder gelegd,
maar wijdt uwe aandacht niet aan de zinneloo»
zen, sla veeleer een blik op Jesus, die den
Vader dankt, dat Hij tot dit uur gekomen is; met
vreugde ontvangt Hij het kruis op zijn schouder,
Hij wil het dragen, al moot Hij het met in-
spanning voortslepen, al moet Hij onder den
last bezwijken, want het is /tij» kruis, *y« eigen-
dom, Hij heeft er zijn hart aan gehecht. Hij
wil het dragen niet in vreemde, maar in eigen
kleederen, opdat elkeen Hem kan kennen en
onderscheiden, als Hij uitgaat met zijn kruis.
Ach, Hij heeft geen gedaante , geen schoonheid
meer. Hij is onkenbaar geworden wegens de
menigte zijner wonden, maar aan zijne kleederen
zal men zien, dat dezelfde Jesus, die eens al
weldoende het land doortrok, de vriend der
ougelukkigen, de goede herder, thans zijn kruis
naar Golsotha sleept.
Toen de H. Andreas, veroordeeld om gelijk
zijn Meester te sterven aan het kruis, in de
verte het kruis aanschouwde, riep hij in h. ver-
voering: „O, goed kruis, dat uit de ledematen
van den Heer uwe schoonheid hebt ontvangen,
zoo lang zijt gij begeerd, zoo zorgvuldig bemind
zonder ophouden gezocht; eindelijk wordt gij
aan de verlangende ziel geschonken; neem mij
weg van de menschen en geef mij aan mijn
-ocr page 246-
236
Meester weder, die mij door u heeft vrijge-
kocht." Indien het gezicht van het kruis zulke
verhevene ontboezemingen aan den leerling ont-
lokte, wat heeft de Goddelijke Meester niet ge-
dacht en tot den Vader gesproken, toen Hem
zijn kruis werd aangebracht!! Ja, het is zij»
kruis, Hij wil het beklimmen om als eenige
Middelaar tusschen hemel en aarde te sterven;
Hij wil het beklimmen, opdat elkeen den losprijs
kan aanschouwen, welken Hij voor ons geeft;
opdat de Hemel zie, hoe Hij alleen, van alles
en allen verlaten, den geheelen last onzer zonden
draagt, en in de volkomenste onderwerping sterft;
opdat de wereld Hem aanschouwe en zie, hoe
Hij bemint, vergeeft, zegent en sterft. Hij wil
zijn kruis beklimmen, om stervende zijne armen
uit te strekken tot allen, zelfs tot die Hem
vloeken en haten. Hij wil het kruis beklimmen,
om stervende al de afdwalingen, boosheden en
rampen der wereld nog eens te voorzien, te
betreuren en om met krachtige stem genade en
vergeving voor ons af te smeeken.
Aanschouw nog eens uwen Jesus, die geheel
verstoken is van menschelijke hulp en omringd
van wreede vijanden; zijne smarten zijn onbe-
schrijfelijk, zijn gelaat is doodsbleek en slechts
gekleurd waar het geverfd is in zijn bloed;
gruwelijk zijn de spotternijen der beulen, die
-ocr page 247-
237
met ongeduld wachten op het kruis, om de
misdaad te voltrekken. Jesus echter is kalm en
ongevoelig voor allen smaad, want al zijne be-
geerten zijn op het kruis gerigt, Hij dankt den
Vader, dat het uur gekomen is, waarop Hij
gehoorzaam zal worden tot aan den dood des
kruizes. En, wat vooral zijn hart vervult met
blijdschap en met liefde voor zijn kruis, Hij
ziet in den geest ontelbare martelaren, die met
het oog op het kruis van Jesus, in geestdrift
uitgaan om de smaadheid en de smarten van
hunnen Heer te dragen. Hij ziet millioenen be-
lijders en maagden in heilige verrukking staren
op zijn kruis. Aan den voet van het kruis
brengen zij hunne angsten en kwellingen, hun
lijden en hunne droefenis. Daar vinden zij het
voedsel voor een heldhaftig geloof, een onwrik»
baar vertrouwen en bovenal van eene vurige
liefde; daar heiligen zij al hunnne gedachten en
begeerten, hunne werken en offers, hunne
zuchten en tranen. Van den voet des kruizes
ziet Jesus hen opstaan als overwinnaars der
wereld, geducht voor de hel. Hebt gij de hei-
ligen, bijv. eenen heiligen Alouisius, wel eens
zien afgebeeld met een kruis in de handen,
waarop zij onafgebroken hunne vrome blikken
gevestigd hielden ? Uit de innige , brandende en
allervurigste godsvrucht, die straalde in hun
-ocr page 248-
23S
oog, hebt gij dan eenigzins kunnen afleiden,
wat er omging in hun hart gedurende de dagen
en nachten, waarin zij met niets en met nie-
mand zich bezighielden dan met den gekruiaten
Jesus. "Welk een troost was het dan voor den
lijdenden Jesus, deze vrome gevoelens eu wen-
schen, deze zuchten en liefdetranen van zijn
heiligen te aanschouwen !
Hoewel omgeven van vijanden, Jesus ziet in
den geest de vermoeide en afgetobde zondaren,
die overal ruste zochten en nergens vonden,
wier zielen, door wroegingen verscheurd, reeds
tot den afgrond der wanhoop genaderd waren,
komen tot zijn kruis; Hij ziet hen daar weenen
en smeekend de handen uitstrekken naar Hem
die nu het kruis gaat beklimmen om voor hen
te sterven; Hij ziet hoe hoop en vrede weder-
keert in hunne harten, nu zfj weenende zijn kruis
omklemmen. Welk een troost was dit voor den
lijdenden Jesus!
In den geest ziet Hij gansche scharen van
arme, ongelukkige, verlatene en beklagenswaar-
dige menschen nederknielen. Zij schenen ge-
schapen om te lijden en te weenen, en het lijden
viel hen zoo zwaar, doch nu hebben zij het
kruis van hunnen Verlosser gevonden en daar-
aan klemden zij zich vast. Dat kruis is hun
eenigste troost. Jesus ziet. hoe zij het met
-ocr page 249-
2*!l
zorg bewaren in hunne woningen, hoe zij op-
zien tot het kruis zoo dikwijls de smart een
traan uit hunne oogen perst, hoe zij uit zijn
kruis eene sterkte en een geduld putten,\'t welk
zij elders te vergeefs zouden zoeken Welk een
troost was dit voor den lijdenden Jesus!
In den geest ziet Hij millioenen stervenden
uitgestrekt op het bed van smarten, niets ter
wereld kan hunne smarten leenigen, noch hunne
angsten wegnemen; hunne beste vrienden en
naaste betrekkingen zijn radeloos , doch nu hou-
den zij het kruisbeeld in de reeds ijskoude
handen, zij staren op de wonden van Jesus
die overvloeijen van liefde; het kruis doet het
uitgedoofde oog nog een straal van liefdevolle
hoop uitschieten, voor het laatst beuren zij het
matte hoofd op, drukken hunne lippen op de
wonden van den gestorven Meester en gaan ge-
troost de eeuwigheid in.
In den geest ziet Hij..... Zoude Hij ook
ons, u en mij, gezien hebben, lieve lezer,
zoude Hij in het uur zijns lijdens gezien heb-
ben, hoe wij, aan den voet van zijn kruis neer-
geknield, onze zonden hartelijk beweenden; hoe
wij al onze zorgen, smarten en droefenissen
neerlegden voor zijn kruis ; hoe wij gedurig in
vrome aandacht wederkeerden tot zijn kruis,
om zijne wonden te beschouwen, zijne liefde te
-ocr page 250-
240
overwegen, ons hart te verwarmen, vrome be-
geerten op te wekken en h. besluiten te vor-
men? Welaan, laat ons onderzoeken of het
kruis dikwijls onze aandacht trekt en welk een
indruk de aanblik van het kruis op ons harte
maakt. Haten wij de zonden met een grooten
haat; zijn wij bereid met alle inspanning en
ten koste van alles de bekoringen te weerstaan;
gevoelen wij eene innige behoefte de liefde van
Jesus met liefde te beantwoorden; boezemt het
kruis ons een onmetelijk vertrouwen in op Gods
goedheid en barmhartigheid; leert het onseene
blijmoedige offervaardigheid en eene groote
overgeving aan Gods heilige beschikkingen; is
het kruis het voornaamste sieraad in ons slaap»
vertrek en een oude kennis, waarmede wij steeds
den levendigsten omgang houden P
O lie?e Jesus, ik zio *U met heilig verlangen
wachten op uw kruis; wreed zijn de smarten,
die Gij lijdt, nog wreeder zullen de smarten
zijn, welke het kruis U zal veroorzaken; maar
uwe liefde is oneindig grooter. Gij zult het
kruis aan uw harte drukken, zelf zult Gij
het dragen naar Golgotha, omdat het u zoo
dierbaar is; geef mij de genade, dat ik ook het
kruis van mijn Verlosser lief heb, dat ik des
morgens en des avonds een vrome blik op uw
kruis moge werpen en daardoor steeds troost
-ocr page 251-
241
vinde in lijden, ijver in laauwheid, kracht in
bekoringen en tevredenheid met Gods wil.
Geef, lieve Jesus, dat uw kruis mij den geest
van boetvaardigheid en een waar berouw over
mijne zonden mededeele, boven alles echter eene
hartelijke liefde. Geef dat ik moge sterven met
het kruisbeeld in de banden en versmaad dan
den blik van vertrouwen en liefde niet, dien
ik voor bet laatst op uwe heilige wonden ve»-
tigen zal. Amen.
i)
-ocr page 252-
DINGSDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Et liajn lans sibi crucem, exivit in eum, (jtii
dicittir CMvariae locnm Joon. XIX; 17.
Kn zijn kruis dragend ging Hij uit naar de
plaas, die KalYariè" genoemd wordt.
Wanneer wij zien, dat Jesus zijn kruis zoo
hartelijk bemint, zoo liefdevol begroet en zoo
gewillig op zijne schouders neemt, om het als
zijnen schat naar Kalvariö*voort te slepen, dan
verliezen wij, kortzigtige en bekrompene men»
sehen, zoo spoedig de smarten en den smaad
van het kruis uit het oog. Dit mag evenwel
niet geschieden. Opdat wij de lengte en breedte,
de hoogte en diepte van Jesus\' liefde eenigzins
waarderen, moeten wij ons levendig voorstellen
wat zijn kruis aan Hem heeft gekost.
Herinner u dan in welk een deerniswaardigen
toestand Jesus zich bevond, toen Hij beladen
met het kruis, naar Kalvarië toog. Geen gezond»
-ocr page 253-
U3
heid was er in zijn vleesch, van zijn hoofd tot
zijne voeten ziet gij niets dan bloed en wonden,
de smarten hebben Hem overstelpt, met moeite
staat Hij overeind, zijn gelaat is doodsbleek en
ingevallen. In één woord: Hij is verpletterd,
gedaanteoos en met moeite te herkennen. Geen
voetstap kan Hij zetten, geene beweging maken
zonder de reeds ondragelijke pijnen met nieuwe
te vermeerderen. Wanneer een lidmaat van
het ligchaam krank is, komen de anderen lede-
maten te hulp om de smarten te verzachten
en elke verdere beleediging af te wenden; het
gansche ligchaam siddert bij de voorstelling,
dat het kranke lidmaat onzacht zal worden aan-
geraakt. Hier echter zijn al de ledematen in
pijn, allen zullen bij eiken voetstap ondragelijke
smarten gevoelen en nu wordt de kruisbalk nog
op den gewonden schouder gelegd; een aller-
zwaarste last, zelfs voor een mensch, die gezond
is en zonder wonden!
En zijn kruis dragend ging Hij wit. Welk een
kruis! Hoe zwaar een balk! Hij ging uit, maar
hoe P Waggelend, bij iederen voetstap sidderend
van namelooze smart! De balk stoot en schokt
onophoudelijk op den grond, rijt den gewonden
schouder van een, stoot het bloedende hoofd!
Wanneer de vrome overlevering ons verhaalt,
dat Jesus tot drie keeren op den Kruisweg ge»
11*
-ocr page 254-
244
vallen is, dan behoeven wij dit herhaalde vallen
noch aan de zwaarte van het kruis, noch aan
de verzwakking des Heeren toe te schrijven,
de smarten toch waren groot genoeg om den
sterksten mensch in bezwijming te doen vallen.
O, hoe onmetelijk groot moest de liefde zijn
van Jesus, die dit wreede kruis voor zich heeft
uitgekozen en gezocht; die het zoo hartelijk
heeft omhelsd en het zelf naar Kalvarië draagt,
opdat de zondaar aan de voeten van het kruis
zijne zonden beweene, opdat de stervende door
een blik op het kruis getroost worde en ge-
sterkt, opdat de ongelukkige in de schaduw
van het kruis zijne zuchten heilige en de regt-
vaardige daardoor in steeds klimmende liefde
ontvlamme. En gij lieve lezer? O, ik smeek u ,
schenk uwe opmerkzam^e aandacht aan het
kruis, \'t welk door Jesus met zoo veel smart
gedragen wordt. Om u te dwingen, dat gij
zijne smarten en in de smarten zijne liefde
zoudt opmerken, heeft Jesus zoo wreed willen
lijden. Indien iemand u beminde met eene
liefde, welke de liefde van Jesus evenaarde,
het zoude nog dragelijk zijn, dat gij Jesus
zooveel vergeet. Helaas, was het dan noodig
dat mijn Jesus in eene zee van smarten zich
dompelde, dat zijne wonden onophoudelijk
werden opengereten, en dat Hij bij elke
-ocr page 255-
215
schrede bloedige sporen achterliet, opdat ik
aan zijne liefde zou denken en Hem liefheb-
ben, die mij zoo heeft bemind? Ach, dit was
tot heden niet eens genoeg! Het beeld van
mijn lijdenden Verlosser komt dagelijks onder
mijne oogen, en ik merk het niet op. De
smartelijke kruisweg wordt mij in roerende
tafereelen afgeschilderd, ik zie zulks, doch
vervolg mijnen weg als hadde ik niets gezien.
Ik ben als een vreemdeling voor Jesus, zijn
kruis, zijne smarten en zijne liefde! Deze pre-
diken mij onophoudelijk de boetvaardigheid,
ide versterving, de vlugt der zonde en den
strijd tegen de bekoringen, en ik gedraag mij,
alsof ik er niets van begrijp. Deze prediken
mij onderwerping aan Gods heiligen wil, blij-
moedige offervaardigheid, en tot heden ga ik
voort met gemor over mijne geringe kwellin-
gen en kleine ontbeeringen. Deze prediken
mij Jesus\' liefde en den duren pligt om Hem
weder te beminnen, doch mijn hart blijft on-
bewogen. Voor alles en voor allen heb ik tijd in
overvloed, behalve voor Jesus en zijn kruis; \'smor-
gens heb ik gewigtigere bezigheden, \'s avonds
heb ik andere zaken te verrigten, dan te den-
ken aan Jesus, zijne liefde en zijn kruis. Ja,
in de Kerk, waar het kruis altijd onder mijne
oogen gebracht wordt, houd ik mij nog onledig
-ocr page 256-
246
met beuzelingen; ook daar geen hartelijke blik
voor het kruis! Hoe laDg, lieve Jesus, hoo
lang zal die toestand nog voortduren! O, geef,
dat uw kruis mij voortaan het dierbaarst klei-
nood zij, dat het mij leere mijne zonden te
beweenen, mijne pligten te vervullen, mijne
smarten geduldig te dragen, mij aan uwen
heiligen wil te onderwerpan en ü hartelijk
lief te hebben; geef, dat uw kruis mijn huis-
vriend zij, die \'s morgens spreekt tot mijn hart
en \'s avonds mijne laatste groeten ontvangt,
dan zal het op mijn sterfbed ook een oud
bekende zijn, dien ik met vertrouwen en liefde
omhels.
De smaad en de schande, waaronder Jesus
Zijn kruis droeg, kunnen wij ons veel moeije-
lijker voorstellen dan zijpe smart. Van onze
eerste jeugd leerden wij het kruis met gods-
dieDstigen eerbied beschouwen; waar wij het
kruis ontmoetten, zagen wij het niet als een
teeken van schande, maar van glorie en ver-
heffing; het heeft de eereplaats in onze hui-
zen en kerken; daarom kunnen wij ons zoo
moeijelijk verplaatsen in die tijden, toen het
kruis, eene dwaasheid voor de heidenen en
eene ergernis voor de Joden, het krachtigste
zinnebeeld van oneer en schande was; zoodat
de Bomeingohc wetten verboden een Eomeiusch
-ocr page 257-
217
burger Ie kruisigen, hoe zwaar zijn vergrijp ook
zijn mogt, en de Joodscue wet den vloek
uitspreekt over hen, die veroordeeld waren te
sterven aan het kruis.
Zie Jesus, den Zoon Gods, dan uitgaan; zie
Hem uitgedreven met het teeken der schande
op zijne schouders; twee booswichten verge-
zellen Hem; aan \'sHeeren zijde zullen zij op
het vloekhout sterven, opdat het te duidelijker
blijke tot welk een smadelijken dood Jesus ver-
oordeeld is. Wie zal de gruwelen tellen, die
tot hier toe door het kruis gestraft werden;
wie kent al do booswichten, die gevloekt door
God en de menschen, met godslasteringen op
de lippen en haat in het hart, hunne godde-
looze ziel uitbliezen op het kruis, \'t welk zij
met een onzuiver bloed hadden bevlekt; en
zulk een kruis draagt Jesus ; daarmede gaat Hij
uit, midden op den dag, gekleed in eigen klee-
deren, omgeven van eene onafzienbare menigte!!
Velen waren er onder deze menigte, die uit
blinden baat Jesus verguisden, beschimpten en
voor een boosdoener uitkreten ; maar allen waren
geërgerd, toen zij Jesus zoo vernederd zagen
en toen zij de bijtende spotredencn hoorden
van priesters en schriftgeleerden, die,juichend
en snoevend, op den smaad des Heeren wezen.
Herinner u, om de maat der ergernis te
-ocr page 258-
248
kennen, aan hetgeen er voorviel, toen Pilatus
onzen Verlosser gekroond met doornen, om-
hangen met een purperen mantel aan het volk
voorstelde onder den uitroep: Ziet uwen Koning,
Toen kende de woede geene palen meer, men
schreeuwde en brulde: weg, weg met Hem, krui-
tig Hem.
De Joden achtten zich beleedigd,
omdat de landvoogd hun Jesus in dien toestand
durfde voorstellen als hunnen Koning, hunnen
Verlosser, den roem van hun volk. Zij beefden
van woede tegen Jesus, aan wien zij dezen
gewaanden smaad toeschreven, dewijl Jesus zich
„Zoon Gods" en „Koning" genoemd had. Zij ,
die eertijds gehoopt hadden, dat Jesus de
„groote Koning" zijn zou, waren verontwaar-
digd tot het uiterste, omdat zij zich in Jesus
bedrogen waanden. Hoe¥ groot werd nu niet
de ergernis, nu zij Jesus met het allerschan-
delijkst kruis beladen zagen! Die vleeschelijken
en zinnelijk en kenden geene andere grootheid,
dan eene aardsche; thans was het voor hen
uitgemaakt, dat Jesus niet de Verlosser, maar
een bedrieger was; de herinnering aan \'s Heeren
wonderen en groote daden was hun een droom
geworden, waarvan zij zich niet de moeite
gaven eene verklaring te vinden; de spotternijen
door de opperpriesters tegen Jesus gerigt ver-
bitterden hen, omdat zij zich schaamden ooit
-ocr page 259-
219
aan Jesus geloofd te hebben. O, hoe weinigen,
waren er onder die menigte, die nog achting
voor Jesus hadden; hoe weinigen, die oordeel-
den dat de Heer zoo diepe vernedering niet had
verdiend! Kortom: zoo hoog Jesus eertijds in
de schatting van velen stond aangeschreven,
zoo diep, ja nog dieper was Hij vernederd,
nu Hij uitging beladen met zijn kruis.
Uitgeput van vermoeijenis en pijn kan Jesus
zijn kruis niet meer dragen; elkeen zag, dat
Hij moest bezwijken, indien niet iemand Hem
te hulpe kwam, doch de schande van het kruis
was te groot. Zij, die nog medelijden hadden,
hielden zich voor onteerd door de aanraking
van het kruis. De soldaten, die Jesus naar
Kalvarië voeren moesten, waren verlegen,maar
geen hunner sloeg de behulpzame hand aan het
kruis. De verbitterde Joden vreezen, dat Jesus
den berg niet bereiken zal, en dat zij het ge-
noegen zullen derven van Jesus te zien hangen
aan het kruis, doch zij vonden geen gewilligen
dienaar, die zich voor het oog des volks ont-
eeren wilde door de aanraking van het kruis.
Sinion van Cijrene gaat nu toevallig voorbij,
hij komt van de landhoeve en heeft geen deel
genomen aan hetgeen tegen Jeeus is gedaan;
de magteloosheid, de wonden, het lijdende
voorkomen van Jesus trekken ongetwijfeld zijne
-ocr page 260-
250
aandacht en ontroeren hem bovenmate, doch
verschrikt springt hij terug, wanneer men het
verlangen te kennen geeft, dat hij Jesus zal te
hulp komen; de oneer, de schande gelegen in
het dragen van het kruis is te groot, hij vreest
een voorwerp van spot te worden voor het volk,
en later nog met den vinger te worden aange-
wezen als de mensch, die een kruis gedragen
heelt tussehen twee moordenaren. Met geweld
moest Shnon worden aangegrepen, hij bukt
slechts voor de overmagt der soldaten, en wie
weet hoe vele klagten en verwijtingen hij hadde
uitgesproken, toen hij voortging onder het
kruis, indien de genade des Heeren hem in dit
uur niet had verlicht.
En de schande van dit kruis heeft Jesus ge-
zocht en omhelsd. Terwijl Hij uitging, gebukt
onder het kruis, hoorde Hij do bittere spotter»
nijen van zijn gezworene vijanden; in ontelbare
stooten, schoppen en verwenschingen onder-
vond Hij de verachting, waarmede de soldaten
op Hem neerzagen; Hij hoorde de meest be-
leedigende uitdrukkingen uit den mond van het
volk, \'t welk Hem vergezelde; ja, tot in de
harten der geërgerde menigte las Hij, hoezeer
men Hem verachtte, hoe vertoornd men op Hem
was en hoezeer men Hem zijner vernedering
waardig keurde, Nooit is een mensch zoo zeer
-ocr page 261-
251
beroofd geweest van de achting zijner mede-
menschen, als Jesus beroofd was van de achting
dergenen, die Hem dreigend en scheldend naar
Kalvarië vergezelden; nooit heeft iemand zoo
diepe verachting ondervonden als Jesus, toen
Hij beladen met zijn kruis uitging.
Men kan met waarheid zeggen: Jesus werd door
het volk verfoeid. Hij, de Zoon Gods! Wanneer
duizendmaal duizende engelen, eene geheele eeu-
wigheid neergebogen voor \'s Hoeren troon, Hem
alle mogelijke eer en glorie geven; wanneer de
ontelbare zaligen steeds den troon van het Lam
omgeven en, eerbiedig hunne kroonen aaa Jesus\'
voeten neerleggend, zonder ophouden in eeuwig
danklied Hem prijzen, nimmer zal de Heer
eene vergoeding ontvangen voor de vernedering
op den kruisweg Hem aangedaan. En deze
vernedering heeft Hij vrijwillig omhelsd!
Lieve lezer, wij moesten er eene eer in stellen, in-
dien wij somtijds vernederd worden; met vreugde
moesten wij die droppelen uit den kelk des
Heeren drinken en met den psalmist zeggen;
Heer, \'lis goed, dal Gij mij vernederd hebt. Maar
wij, die nooit bedroefd waren over den smaad
Jesus aangedaan, die nooit met dankbaarheid
dachten aan de liefde des Heeren, dewijl Hij
geheel vrijwillig zoo diep zich vernederde, wij
morren nog over de geringste minachting ons
-ocr page 262-
252
betoond i Welasin, laat ons uu het kruisbeeld
aan ons harte drukken, en terwijl wij de wonden
van Jesus eerbiedig kussen, laat ons zeggen:
Lieve Jesus, voortaan zal ik beleedigingen en
verongelijkingen met gelatenheid verdragen, en in
dien ik te zwak ben ze met vreugde te ontvangen,
ik zal mij Uwer herinneren en ten minste geen
gramschap en afkeer koesteren in mijn hart
Amen.
-ocr page 263-
WOENSDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
r o.jiiuii:itnr autein illuni multa turba populi
et Diulier;im, ciuae plangebant et latnon-
tabantur enm.
                Luc. XXIII: 27.
Hem nu volgde eene groote menigte Tan
Tolk en vrouwen, welke Hem beklaag-
drn en beweenden.
Wij beschouwden tot hiertoe nog slechts het
uitwendige lijden van den kruisdragenden Jesus;
wij geleken op de vrouwen van Jeruzalem, die,
ontroerd over zooveel ellende en smart, Jesus
beklaagden. Maar zeg ik niet te veel? Zijn
wij wel in het diepste onzer ziel geroerd ge-
worden , hebben wij wel eenige tranen aan Jesus
smarten gewijd? Terwijl ik aan u, lieve lezer,
het antwoord op deze vragen overlaat, haast
ik mij te zeggen, dat er meer van ons gevraagd
wordt dan een weemoedigen blik op de uiter-
lijke smarten en vernederingen des Heeren.
"Wij moeten overwegen wat er omging in Jesus\'
Goddelijk hart; zijne inwendige droefenis, zijne
vurige smeckingen, zijne heilige verzuchtingen,
-ocr page 264-
254
zijn innig medelijden met de zondaren vorde-
ren onze aandacht.
Zwijgend vervolgde Jesus zijnen smarlelijken
en smadelijken togt naar Kalvarië; Hij sprak
in dit plegtig uur tot den Vader alleen, wien
Hij zijne onderwerping aanbood als eene ver-
goeding voor onze weerspannigheid; gewillig
torschte Hij den zwaren kruisbalk, omdat wij
het zoete juk des Heeren hadden weggewor»
pen. Terwijl hij dan biddend en zich vernede»
rend voortging, werd Hij gevolgd door eene
groote menigte van volk en vrouwen; deze
laatste beweenden en beklaagden Hem; doch
zij begrepen niet, waarom Jesus leed en wat
Hem in dit uur bezighield. De goede Verlosser
staat daarom plotseling stil, Hij wendt zich
tot de vrouwen, en wil haar onderrigten.
Dochters van Jeruzalem, zoo roept Hij haar toe,
weent hier niet over Mij, maar weent over u en
uwe hinderen! Want ziet, er zullen dagen komen,
dat men zal zeggen, gelukkig de omr achtbaren, en
de schoot, die niet gebaard heeft, en de borsten,
die niet gezoogd hebben! Dan zal men tot de ber-
gen roepen: Fait op ons! en tot de heuvelen: be-
dekt ons. Want zoo zij dit doen aan het groene
hout, wat zal aan het dorre geschieden!
Wanneer, lieve lezer, konden tranen van
medelijden gepaster zijn dan in dit uur? Wan»
-ocr page 265-
255
neer zal men nog uit deernis mogen weenen,
indien men zijne tranen niet mag wijden aan
zooveel smart en smaad? Zie het bloed uit
tallooze wonden vloeijen; bij elke schrede sid-
deren de verscheurde ledematen van smart; de
bloedige sporen van het onschuldig Lam staan
ingedrukt op den ganschen weg, en hetslacht-
ofl\'er van zooveel wreedheid wordt gescholden,
mishandeld en geslagen, terwijl het geen enke-
len verdediger vindt. Zouden de tranen voor
het gewonde hart des Heeren geen balsem zijn;
bieden zij Hem niet de minste verkwikking P
Ieder lijder vindt toch troost in welgemeend
medelijden? Hoewel Jesus niet ongevoelig was
voor het medelijden van Jeruzalems dochtera,
Hij wenschte dat zij in dit uur over iets anders
zouden weenen, want Hij begeerde dat hare
gevoelens overeenkwamen met de zijnen. Ter-
wijl de vrouwen slechts oogen en aandacht had-
den voor \'sHeeren lijden, dacht de goede Ver-
losser aan de zonden van zijn volk, aan hunne
onboetvaardigheid en aan de verwerping, welke
daarvan het onvermijdelijk gevolg zijn moest.
Hij noodigt allen uit daarover met hem be-
droefd te zijn. Zoo diep was Hij bedroefd
over het ongeluk der zondaren, dat het Hem
griefde, wanneer er eene traan vergoten werd,
die niet gewijd was aan dit ongeluk. Hij wei*
-ocr page 266-
256
gort de tranou der vrouwen niet, Hij zal ze
aannemen, doch onder één e voorwaarde, onder
voorwaarde dat zij gestort worden, niet over
zijn lijden, maar over de zonden, de onboet\'
vaardigheid van de Joden en van allen, die de
Joden navolgen.
Wat zweefde den Verlosser voor den geest,
daar Bij de vervloeking der Joden niet schijnt
te hooren; wat vervult zijne ziel met bitterheid,
daar Hij gevoelloos is voor al de slagen, die
Hij op den Kruisweg ontvangt; wat denkt Hij
toch, waarmede houdt Hij zich bezig, wanneer
Hij zwijgend voortgaat op den bloedigen weg,
daar Hij niet aan zijne smarten denkt, en zelfs
niet wil dat anderen daarover weenenP Ach,
Hij ziet de zware zonden van het volk, dat in
blinde razernij zijnen Verlosser verwerpt, Hij
ziet de straten van Jeruzalem geverfd door het
bloed zijner zonen en dochteren. Hij hoort
reeds de jammerkreten der zondige stad; Hij
ziet het altaar omvergeworpen, den tempel ver-
woest, het volk door God verworpen! En in
den gruwel dezer verwoesting ziet Jesus nog
slechts eene flaauwe beeldtenis van de algeheele
verwerping, welke de onboetvaardige zondaren
eens treffen zal; Hij hoort reeds bij voorbaat
den wanhopigen kreet der vervloekten: Bergen
valt op o/t-s.\' Heuvelen bedekt om.\'
-ocr page 267-
257
Zie eens, hoe diep Hij zich vernedert, hoe staar»
telijk Hij lijdt, hoe gewillig Hij zich aan alles on-
derwerpt! Hoe onmetelijk moet zijne liefdo niet
zijn! En die liefde wordt gekweld, gefolterd
door de hardnekkige onboetvaardigheid van
velen, die geen deel willen hebben in do over-
vloedige verlossing des Heeren.
Het woord des Heeren is onbedriegelijk.
Wanneer Hij ons zegt, dat de dag der wraak
verschrikkelijk zijn zal voor den zondaar, dan
is het onze taak te sidderen. Doch op velen
maken de ernstigste waarschuwingen, door God
zelven gegeven, weinig indruk; men hoort ze
en gaat henen, als hadde men niets gehoord.
Ach, ware het mij gegeven aan de verstokte
zondaren Jesus te toonen, op het oogenblik en
in den toestand, toen Hij, beladen met het
kruis, tot de weenende vrouwen sprak: Weent
niet over Mij, maar weent over u en uwe kinderen.
Ofschoon ik, lieve lezer, de beste gedachten
over u koester en u in het minst niet raDg-
schik onder de onboetvaardige zondaren, ik
geloof toch, dat het voor ons allen zeer nuttig
is, ons somtijds te doordringen van vreeze
voor Gods gestrenge oordeelen. Sta dan hier
een oogenblik met mij stil; werpen wij eenen
blik op Jesus, die zich omkeert en zoo wel-
meenend, zoo ernstig en weemoedig tot de
-ocr page 268-
258
vrouwen zegt: Weent niet over Mij, maar weent
over u en uioe kinderen.
\'s Heeren oog is als uitgedoofd van smart,
zijn gelaat is ingevallen en doodsbleek, zijne
stem is verzwakt, met moeite wendt E ij zich
tot de vrouwen; de angsten des doods hebben
Hem omgeven, nog eenige oogenblikken en,
met handen en voeten aan bet kruis genageld,
zal Hij hangen tusschen hemel en aarde, tot
dat Hij, gebroken, verpletterd door de smart,
zijnen geest in de handen des Vaders zal over-
geven. Wie zou niet verwachten, dat Hij
gretig de geringe verkwikking aannam, Hem
door het medelijden der vrouwen geschon-
ken? Hoe welkom moesten Hem die tranen
niet zijn, daar Hij reeds zoo lang was bloot-
gesteld aan de koude Wikken en de wreede
spotternijen van een goddeloos volk! Hij opent
zijnen mond en spreekt. Wat zegt Hij P O,
vrouwen van Jeruzalem, laat vrij uwe tranen
vloeijen, gij kunt ze aan niets beter wijden dan
aan mijne smarten; ziet eens welke wreede
wonden men Mij sloeg, hoort de vloeken en
verwenschingen, dio men tegen Mij uitbraakt,
mijne wreede kroon, mijne verscheurde lede-
maten, mijn zachtmoedig geduld, zelfs de smar-
ten, die Mij wachten aan het kruis, kunnen
de wreedheid niet verzadigen; men vervolgt
-ocr page 269-
25\'J
Mij met bitteren haat en dit alles wordt Mij
aangedaan door hen, die Ik zoo teeder bemin
en aan wie Ik zoo vele bewijzen van liefde
BchonkP Neen, zoo spreekt Jesus niet; de
liefde is niet getroffen door eigen smart; zij
treurt over het mateloozo lijden, dat den on-
boetvaardigen zondaar wacht. Jesus spreekt
tot de vrouwen met bevende stem, met mede-
lijdend gebaar; gelijk eene hen, die angstig
hare jongen roept, opdat zij zich tegen den
dreigenden dood verbergen onder hare vleugelen,
zoo spreekt Jesus tot de vrouwen; Hij ziet niets
dan de toekomstige angsten der zondaren, Hij
hoort niets dan hunne bange jammerkreten;
Hij vreest niets dan de slagen der regtvaardig-
heid, die hen zullen treffen. O, zie het gelaat
van uwen Verlosser, nooit was eene moeder zoo
beducht voor het gevaar dat hare kinderen be-
dreigt, als Jesus zich angstig toont voor het
ongeluk der zondaren.
Vraag dan niet langer wat Jesus dacht, begeerde
en bad, toen Hij zwijgend zijnen smartelijken weg
vervolgde. Hoor Hem zuchtend smeeken: Spaar
Vader, spaar de zondaren, heb medelijden met die
Mij vloeken en verwerpen; dat mijn bloed en
mijne wonden hen beschermen tegen uwe gram-
schap. Ach, Vader, zij zijn blind en zien den schat
van toorn niet, dien zij zich vergaren voor den dag
-ocr page 270-
260
dor wraak; geef dat zij in mijne wonden uwe
geregtigheid lezen; kastijd Mij en vermenig-
vuldig mijn lijden, opdat zij mogen begrijpen,
wat er eens met het dorre hout zal geschieden,
wanneer eraldus met het groene gehandeld wordt.
Bedenk wel, lieve lezer, dat niets voor Jesus
verborgen is. Hij kent de mate der rampen,
die over den onboetvaardigen zondaar zullen
nederkomcn; Hij kent de zwaarte der vervloe-
king, die op het schuldige hoofd zal nederdalen.
Wanneer wij Jesus, hoewel gedompeld in eene
zee van lijden en vernedering, slechts zien tid-
deren voor de smarten, die den zondaar onver-
mijdelijk treffen zullen, indien hij in onboet-
vaardigheid volhardt, dan zal er toch voor ons
wel reden zijn om te sidderen en te beven.
Weent niet over Mij, maar weent over u zelve
en «we kinderen,
zoo sprak Jesus tot de vrouwen.
Hebben zij de vermaning begrepen en in acht-
genomen? Hebben zij gesidderd, toen zij Jesus
ontroerd zagen over rampen, die nog komen
moesten? Hebben zij uit den angst, uit het
teedere en bezorgde oog van Jesus gelezen,
dat de straffen Gods onmetelijk groot zijn zou-
den? — Het is te denken dat \'s Heeren woord
in veler harten weerklank gevonden heeft, dat
die angstige blik, die teedere waarschuwing,
te midden van zoo veel eigen wee en lijden,
-ocr page 271-
261
gedurig wederkeerden voor den geest van velen,
en dat zij menige traan van boetvaardigheid
hebben voortgebracht. Doch hoe velen hebben
gezien en gehoord zonder de minste ontroering;
hoe velen hebben de schouders spottend opge-
haald en de liefderijke vermaning met hoon
beantwoord! Zoo als het toen was, zoo is het
ook thans. Helaas, velen vreezen Gods oor-
deelen evenmin als zij Gods liefde willen kennen.
Laat ons wijzer zijn, lieve lezer, laat ons de
vermaning, welke de Heer hier geeft, ter harte
nemen. Eertijds, toen Jesus nog het land
doortrok, het Evangelie des heils verkondigend,
waarschuwde Hij meer dan eens voor de ge-
strenge oordeelen Gods. De ernstige woorden,
die Hij dan sprak, waren wel in staat om indruk
te maken; doch hier op den Kruisweg moet
\'s Heeren woord ons veel dieper treffen. Bedenk
het wel, Jesus koos het oogenblik, waaropzijn
lijden bijkans het hoogste toppunt bereikt had,
waarop de vrouwen van Jeruzalem hare tranen
niet konden weerhouden en luide weeklaagden
over \'s Heeren smarten, dit oogenblik koos
Jesus uit, om de waarschuwingen te herhalen,
welke Hij vroeger menigmaal gegeven had.
Laat ons dan treuren over onze zonden, laat
ons vreezen Dengenen, die ziel en ligchaam kan
verderven in de hel, laat ons weenen over onze
-ocr page 272-
2&J
blindheid, die ons met zoo veel ligtzinnigheid
deed zondigen; maar laat ons ook beween on de
blindheid en verstoktheid van zoo vele zondaren.
Wij leven te midden eener dwaze en bedorvene
wereld, wij zijn getuigen van vele zonden en
van groote onverschilligheid en verstoktheid
des gemoeds. Zalig, zegt Jesus, tij, die weenen,
ifant zij zullen vertroost worden.
Laat ons dan
weenen over eigene zonden en over alle boos-
heden der wereld, dan zullen wij den wensch
van Jesus vervullen en in ons gevoelen, wat
in Christus Jesus was, toen Hij beladen met
zijn kruis in zwijgende smart naar Kalvarië toog.
Kniel dan heden nog eens neder voor het
kruis, en terwijl gij de wonden des Heeren
kust, vraag vergeving voor uwe zonden en voor
de zonden van anderen.
-ocr page 273-
DONDERDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Rt postquam venermit in loi-um, qul vocatnr
Calfftrlaa, ibi crucifixerunt iu:n.
Luc. XXIII. O.
Toen zij nu op de pla.it», die Kalvarie (j:e-
noemd wordt, gekomen waien, kruMjrden
zij Hem daar.
Toen Jesus tot de vrouwen gesproken had,
vervolgde Hij weder zwijgend zijnen weg. Ge-
lijk een Lam, dat geen tegenspraak in zijn
mond heeft, laat Hij zich ter slagtbank leiden.
Hij zwijgt bij iederen slag of stoot, bij elk
smaadwoord, bij elke mishandeling. Zwijgend
valt Hij, zwijgend staat Hij weder op, en ik
betreur het niet, dat mijn Jesus zwijgt, want
Hij spreekt niet tot de menschen, omdat Hij
zooveel aan den "Vader te zeggen heeft. Wie
zou den Hoogepriester willen storen, nu Hij
met het kruis beladen het heilige der heiligen
binnengaat om onze voorspreker te zijn? Ach,
Hij heeft zooveel aan den Vader te zeggen,
want onze misdaden zijn zoo groot en menig*
-ocr page 274-
2Gi
vuldig; onze ondankbaarlieid is mateloos, onze
vermetelheid kent geene perken, wij zijn ver-
ouderd in de boosheid en een gruwel geworden
in de oogen van den heiligen God. Jesus zag
al de boosheden eener goddelooze wereld, Hij
doorschouwde al onze zielewonden en kende de
volle zwaarte onzer schulden, Bij zoude het
nooit gewaagd hebben voor ons ten goede te
spreken, indien Hij niet geweten had, dat de
Vader met oneindig welbehagen nederzag op
de smeekingen van zijnen Zoon.
Wij, ellendige zondaren, wanen reeds veel te
doen, wanneer wij, vermoeid van zondigen,
ophouden de boosheid te plegen; wij achten
ons reeds der vergeving waardig, wanneer wij
verschrikt voor Gods oordeelen, sidderend op
onze schuldige borst kloppen; wij juichen ons
zelven toe, wanneer* wij getroffen door Gods
genade, met een traan in ons schuldig oog,
openhartig onze zonden beleden hebben; wij
gelooven en belijden wel is waar, dat de ver-
geving, die op onze boetvaardigheid volgde,
niet is toe te schrijven aan eigen verdiensten
en berouw, doch al te zeldzaam denken wij aan
hetgeen Jesus deed om ons terug te voeren tot
den Vader en ons veilig te doen staan voor
zijn aangezicht. Zie nu Jesus met moeite den
berg beklimmen, Hij is reeds digt genaderd tot
-ocr page 275-
263
de plaats waar het kruis zal worden geplant,
nog altijd bidt Hij: spaar Vader, spaar uwe
misdadige schepselen, wees niet in eeuwigheid
vertoornd, maar zie neer op de wonden en het
bloed van uwen Zoon. Zij zijn weerspannig,
Ik zal gehoorzaam zijn tot in den dood; zij zijn
nog onboetvaardig, maar het hart van uwen
Zoon is gebroken van droefheid en smart; zij
beminnen nog niet, maar Ik zal hun mijne
wonden toonen; mijne armen zal Ik stervend
tot hen uitstrekken, Ik zal hen tot liefde dwingen.
Eindelijk is Jesus op den top des bergs aan*
gekomen. Men nadert Hem en spottend wordt
Hem wijn met gal gemengd aangeboden, Jesus
proeft, maar drinkt niet; Hij proeft om zich
ook met deze vernedering te verzadigen. Daarna
rukt men Hem de kleedercn uit. Hoe wreed
dit geschiedde behoeft niet te worden opge-
merkt, want de hardvochtigheid der beulen is
ons bekend. Zie Jesus daar staan met openge-
reten wonden, zijn matte oog rust op het kruis,
\'twelk aan zijne voeten ligt. Alvorens zich op
den kruisbalk uit te strekken, betuigt Hij den
Vader dat Hij gaarne sterven wil, opdat wij
mogen leven; dat Hij in alles Zich onderwerpt,
omdat wij in alles wederspannig waren; dat Hij
in de grootste verlatenheid gaarne wil sterven,
opdat wij niet langer verlaten zijn van God; dat
12
-ocr page 276-
260
Hij gaarne tusschen moordenaren wil hangen,
opdat wij mogen opgenomen worden onder Gods
engelen; dat Hij gaarne de bittere spotternijen
wil verdragen, opdat de duivel niet steeds over
ons kunne roemen. Daarna strekt Hij Zich
vrijwillig op den kruisbalk uit. Met onbeschrijfe-
lijke wreedheid worden nu zijne armen aange-
grepen en uitgespannen op het kruis. Achter-
eenvolgens worden grove nagelen met geweld
door zijne gezegende handen en voeten gedre-
ven. Do smart te beschrijven is onmogelijk,
doch luister: Aan \'s Heeren zijde liggen twee
moordenaren, elk op zijn kruis; ook zij onder-
gaan de wreede marteling, maar zwijgen niet;
de wreedheid der Emart dwingt hen in de hart-
verscheurendste jammerkreten uit te barsten;
men kan hunne kreten .niet hooren, zonder dat
de haren te berge rijzen ; hoe groot hunne schuld
ook wezen moge, uw hart zoude van mede-
lijden gebroken zijn, indien gij hunne smeekin-
gen en klaagtoonen hadt gehoord. En dezelfde
smarten ondergaat Jesus, de Zoon Gods, en
zwijgt. Doch neen, Jesus lijdt oneindig meer,
Hij was reeds van het hoofd tot de voeten ge-
wond, alvorens de wreede nagelen Hem door-
boorden; Hij alleen werd bespot, gehoond, ge-
griefd op alle bedenkelijke wijze; en zijn heilig
hart was zoo gevoelig, omdat het zoo teeder
-ocr page 277-
267
beminde! Daarenboven is zijne ziel gedompeld
in eene zee van droefenis, wegens de angsten
zijner lieve moeder, de ergernis zijner leerlin-
gen, de boosheid van zijn volk en de misdaden
van de gansche wereld.
De smarten des ligcliaams kunnen zoo hevig
zijn, dat de mensch het bewustzijn verliest en
daardoor minder lijdt, zoodat de jammerkreten,
die Hij dan onwillekeurig slaakt, niet altijd de
maatstaf aangeven van de grootte des lijdens.
Wij kunnen veronderstellen, dat de moorde-
naren, wegens de hevige folteringen der kruisi-
ging, in zulk een toestand kwamen, indien zij
hun bewustzijn niet reeds verloren hadden door
den bedwelmenden drank, welke ook hun buiten
twijfel werd aangeboden, en waarvan Jesus niet
wilde drinken. Doch de goddelijke Verlosser,
het zal wel niet noodig zijn dit te bewijzen,
had zijn volle bewustzijn en overzag al de oor-
zaken zijner droefheid, zoowel als Hij al zijne
smarten gevoelde. Aanschouw dan het lijdend
gelaat van uwen Verlosser, terwijl de beulen
hun wreede werk vervullen. Zijn oog is steeds
ten hemel gerigt, want zonder ophouden biedt
Hij den Vader zijn laatste offer aan. De zon
verduistert, de aarde verstomt, nooit zag zijde
boosheid der menschen zóó handgemeen met de
liefde Gods; de engelen staken hunne lofge»
12*
-ocr page 278-
2fi8
zangen en staren verteederd op een schouw-
spel, zoo als er in de gansche eeuwigheid geen
tweede kan gevonden worden. En wij ?... Als
aan den grond genageld moesten wij staan,
onze oogen onbewegelijk gevestigd op Jesus en
zijn kruis. Geene gebeurtenis moest nog onze
aandacht trekken. Bij alles, wat wij zagen,
moesten wij zeggen: ik heb grootere dingen
aanschouwd, ik heb Jesus gezien op zijn kruis;
bij alles, wat men ons verhaalde, moesten wij
antwoorden, ik heb wel andere dingen gehoord,
ik hoorde hoe de Zoon Gods zich Jliet nagelen
aan een kruis. Tranen van dankbaarheid en
wederliefde moesten aanhoudend uit onze oogen
vlieten, tranen die niets of niemand kon doen
opdroogen dan de verrezene Jesus, die zijne
glorie is ingegaan. Het kruis van Jesus moest
zoo diep ons hart hebben gewond, dat de her-
innering aan zijn smart en liefde, door niets
was weg te nemen; de gehoorzaamheid van Jesus
moest zoo levendig staan voor onzen geest,
dat het ons onmogelijk werd om de minste on-
getrouwheid tegen God te bedrijven. Het kruis
van Jesus moest zoo diep een indruk maken op
ons gemoed, dat wij de zonde, waardoor Jesus
gestorven is, haatten met een onverzoenlijken
en onmetelijken haat, dat wij het ons nim-
mer konden vergeven, indien wij slechts eens
-ocr page 279-
269
de zonde bedreven hadden. Hel kruis van Jesus
moest zoo krachtig spreken tot ons hart, dat
wij het lijden, de tegenspoeden en rampen des
levens niet slechts met onderwerping, maar met
vreugde omhelsden; met den apostel moesten wij
uitroepen: wij roemen iit ome verdrukking)?//. Helaas!
wat zie ikP De engelen zijn verteederd on de
menschen zijn ongevoelig, en toch is Jesus voor
ons menschen gekruisigd! En wij, die ons
christenen noemen, aan wie het kruis zoo lang
reeds getoond en gepredikt is, die zoo dikwijls
de gehoorzaamheid van Jeeus aanschouwden, die
gelooven en openlijk belijden, dat wij alle heil
van Jesus en zijn kruis ontvangen hebben, wij
gaan het kruis zonder aandoening, zonder ont-
roering voorbij!
Alles is gereed, het Lam is reeds genageld
aan het kruis, de kuil is gegraven, het teeken
tot de opheffing van het kruis wordt gegeven.
Onder oorvordoovend getier en geschreeuw, on-
der vloeken en woeste verwenschingen wordt
Jesus met zijn kruis in de hoogte getild, en
onder het gejuich zijner verbitterde vijanden
aan aller oogen vertoond. Terwijl de boosheid
hier haar meesterstuk levert, geeft Jesus het
grootste bewijs zijner liefde. Eertijds zocht Hij
de zondaren op, en zij ontvlugttcn hunnen herder.
Hij was ontroerd over hunne verblinding en
-ocr page 280-
270
poogde hen te verschrikken door bedreigingen,
doch zij dreven den spot met Hem; Hij heeft
hen uitgenoodigd tot Hem te komen en bij Hem
ruste voor hunne ziel te zoeken, doch zij heb-
ben Hem versmaad; wat blijft Jesus nog overig
te doen ? Opgeheven van de aarde zal Hij zich
overdekt met wonden, aan ieders blik vertoo-
nen; stervend zal Hij zijne armen tot elkeen
uitstrekken of Hij de hardnekkige verstoktheid
nog overwinnen kan. O, vraag niet langer waarom
Jesus zooveel lijden moest! Vraag liever, waarom
er zooveel blinden zijn en onboetvaardigen, die
voor het kruis des Heeren gestaan hebben
en henen gingen alsof zij niets gezien, niets be-
grepen hadden. Wilt gij weten, hoe ellendig
de mensch en hoe diep hij in de boosheid ver-
zonken is, zie dan, hoe hij zich gedraagt, ter-
wijl het kruis voor zijne oogen staat. Ik denk
hier nog niet eens aan de Joden, die spottend
en hunne vuisten ballend, rondom het kruis
liepen, zij wisten niet wat zij deden, de razernij
der hartstogten maakte hen onzinnig. Maar
wat doen wij, die zeggen eerbied te hebben
voor het kruis en in Jesus te gelooven, die ons
door het kruis verloste F Ja, het kruis staat
voor onze oogen en wij zondigen, wij hervallen
in de zonde en kunnen zelfs niet dulden, dat
wij tegen de zonde gewaarschuwd worden,
-ocr page 281-
271
waarvoor Jesus gestorven is. Wij schamen ons
niet alleen der zonde niet, wij roemen somtijds
nog op onze overtredingen! Wij zien Jesus
gehoorzaam tot in den dood on wij verwonderen
ons, dat er van ons een e gehoorzaamheid en
onderwerping gevraagd wordt, die cenig offer
kost. Wij belijden dat het kruis van Jesus ons
leven is, en wij morren bij ieder kruis ons op-
gelegd , als ware het een vloek Wij zien Jesus
in liefdeblijken zich uitputten en tot nu toe
weten wij nog niet wat wederliefde is. Waar
zijn onze tranen aan den voet van het kruis
gestort; waar de vrome gevoelens door het
kruis van Jesus bij ons opgewekt; waar de
goede voornemens door Jesus\' kruis in ons hart
gevormd; waar is de licfdegloed, waar zijn onze
offers, waar de vrome werken door het kruis
bij ons voortgebragt P
Wat is toch de mensch, o goede Jesus, daar
Gij op hem nederziet, en de zoon des menschen
dat Gij voor hem gaat sterven aan een kruis P
Is het geen verkwisting, dat Gij zoo oneindig
veel geeft om zoo weinig terug te ontvangen?
Ach, lieve Jesus, mij dunkt, Gij moet wel
teleurgesteld en beschaamd staan voor uwe
engelen, die zien, dat Gij, groote God, alles
geeft en niets terug ontvangt. Maar Gij hebt
onze boosheid gekend, Gij zaagt, toen Gij uwe
-ocr page 282-
272
handen naar ons uitstrekte!, dat wij ondank*
baren waren. Ja, wij zijn ondankbaren, gaarne
erkennen wij zulks. Doch er is voor onze
kranke zielen geen ander geneesmiddel dan uwe
heilige wonden. Ons nederwerpend voor uw
kruis en uwe wonden kussend, roepen wij tot
U: Heer genees ons, want bij U alleen is red-
ding en genezing, maak dat uwe kruis onze
zielen wonde en die gevoelens in ons uitstorte,
welke het aan uwe heiligen mededeelde. Amen.
-ocr page 283-
VRIJDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
.lesus aute<n dieonat: Pater ditnitte illis; non
enim seiiint qnid faciunt. LucXXIIIj 84.
En Josiih zeiden "Vader, vergeef het hun I
want 7.\\| weten niet wat zü doen.
Het kruis is opgeheven en in den grond ge-
plant; Jesus hangt tusschen twee moordenaren
en ziet van zijn smartelijk kruis neder op de
menigte, welke Hem omgeeft en tot welke Hij
zijne armen in de hevigste smarten uitstrekt.
Wat ziet de stervende Verlosser? Hij ziet in
de verte eenige doodshleeke leerlingen en her-
en derwaarts dwalende apostelen. Zij zijn be-
droefd, geërgerd en ontmoedigd, omdat de
Herder zoo wreed geslagen is. Hij ziet zijne
Moeder, die verscheurd van angst, verpletterd
van smart, en toch zoo geduldig, naast zijn
kruis zich plaatst en weent. Hij ziet de Opper-
priesters en Schriftgeleerden met onverzadigbare
blikken staren op zijne wonden eu zijne vcrne-
-ocr page 284-
274
dcringen; Hij ziet, hoe zij het hoofd schudden
en de banden dreigend naar Hem uitstrekken,
zij roepen elkander toe: Anderen heeft Hij gered,
zich zehen kan Bij niet redden. Indien Hij de
Koning, de Christus, de uitverkorene Gods is, dat
Hij ajdale van het kruis en tcij geloouen in Hem.
Zoo
spraken zij, en het volk hoorde de smaad»
redenen en spott\'e mede En in tegenwoordigheid
ran allen hing Jesus opgeheven als een weer-
looze, verlatene en smeekende! Ja, als een
smeekende! Zijne houding zegt ons reeds, dat
aan zijn mond geen beter gebed voegt, dan een
smeekgebed om barmhartigheid, genade enme-
delijden. Inderdaad, Jesus opent zijn mond;
Hij bidt; luister met aandacht naar het eerste
woord, dat op het kruis van zijne goddelijke
lippen vloeit: Vader, zoo roept Hij. Ach, lieve
Jesus, Gij hebt wel redenen, den zoeten naam
van Vader op uwe lippen te nemen; zie, Gij
zijt van tijgers omringd. Vlugt, vlugt tot den
„Vader," opdat Hij uwe wonden beele, uwen
smaad wegneme, U in eere herstelle en U ver-
heerlijke in de oogen des volks. Gebruik den
zoeten naam van „Vader," opdat de Vader zich
ontferme over zijnen Zoon en zijne liefde toone
aan Hem, in wien Hij zijn eeuwig welbehagen
gesteld heeft. Doch neen, Jesus vergeet zich
zelven. Voor wie zal Hij dan medelijden in-
-ocr page 285-
275
roepon? Voor zijne leerlingen, die Hij zoo
moedeloos en geërgerd ziet ronddwalenP Acb,
zij zijn zoo ODgelukkig en zij leden zoo veel
op dezen dagi Of voor zijne lieve Moeder, die
zoo bitter weent, omdat zij zoo vurig bemint?
Zij is zoo verlaten in bare droefheid; baar
lijden is mateloos!
Jesus\' eerste en zoetste bede is voor die Hem
haten en vervolgen tot in den dood. Terwijl
zij zegevierend \'s Heeren kruis omgeven en met
ijzingwekkende wreedheid op Jesus wonden
wijzen, roept de minnelijke Verlosser genado
en barmhartigheid voor hen af. Ontzaggelijk
groot is de misdaad, maar veel grooter de kracht
van Jesus\' gebed. Zijn eerste woord herinnert
den Vader, dat het de Zoon is, die vraagt;
zijn eerste woord doet een beroep op het hart
en de liefde des Vaders. Vader, zoo roept Hij,
vergeef hel hun, want zij welen niet wat zij doen.
Maar, mijn God, wisten de Joden niet wat
zij deden! P Voor hunne oogen hangt Jesus
aan het kruis; zijne vernedering, zijne verlaten»
heid, zijne smarten, zijne wonden, worden als
uitgestald voor hunne blikken; zij wijzen met
boosaardige wreedheid op het Goddelijk Lam,
wiens beenderen zij kunnen tellen! Niet in
eene plotselinge opwelling van hartstogt hebben
zij Jesus geslagen, maar in steeds klimmenden
-ocr page 286-
276
haat hebbeu zij Hem gewond. Hoe lang hebben
zij gezocht naar eene misdaad om Jesus met
eenigen schijn van regt te kunnen dooden; hoe
dikwijls hoorden zij uit den mond van Pilatus,
dat Jesus onschuldig was, met hoe groot een
geweld hebben zij den landvoogd het doodvonnis
niet afgeperst!
Heere Jesus, mag ik hier ééne opmerking
maken P Ik hoorde U zelven voor eenigen tijd
Dog zeggen: Indien Ik niet gekomen was en lot
hen wiet gesproken had, zij zonden geen zond»
hebben, maar nu hebben zij geen verschooning.
Toen
Gij die woorden gesproken hebt, waren de Joden
op verre na zoo schuldig niet als thans, en nu
verschoont Gij hen! Hebt Gij het gansche land
niet vervuld met den roep uwer wonderen,
moesten zij niet meermalen erkennen, dat Gij
de Christus, de Zoon Gods zijtP Maar ik weet
ook, lieve Jesus, dat er in uwen mond geen
bedrog is; leer mij dan hoe ik deze zonderlinge
tegenspraak moet verklaren, daar Gij hen nu
wegens onwetendheid verschoont.
Toen Jesus aan de Joden hunne zonden ver-
weet, toen sprak Hij niet tot den Vader, maar
tot de schuldigen zelven; ten einde hen op te
wekken tot boetvaardigheid, stelde Hij hun de
snoodheid van hun gedrag voor oogen en de
gtrafi\'en, welke zij daarvoor verdienden. Hij
-ocr page 287-
277
handelde, gelijk eene moeder met hare schuldige
kinderen handelt, welke zij op de gramschap
des vaders wijst en op de groote schuld, waar-
door zij die gramschap hebben opgewekt. In
die oogenblikken spreekt zij waarheid. Doch
als de vader komt, om in regtmatigen toorn te
8trafi\'en, dan verzwijgt de moeder, wat zij tot
de schuldige kinderen gesproken heeft, en voert
alles aan, wat maar aan te voeren is om de
schuld der kinderen te verligten. Ook dan
spreekt zij waarheid. Hier aan het kruis spreekt
Jesus niet tot de Joden, hadde Hij tot de Joden
gesproken, Hij hadde het woord herhaald, wat
Hij op den kruisweg tot de vrouwen rigtte:
weent over w en uwe kinderen. Maar Hij spreekt
tot den Vader en daarom zegt Hij: Zij weten
niet wat zij doen.
Om dit woord goed te vatten
moet gij u den Verlosser voorstellen, die zijne
stervende oogen vallen laat op de zondaren,
welke in blinde woede zijn kruis omgeven. Ach,
Jesus heeft deernis met hen. Hoe schuldig zij
ook zijn, zij zien de ontzettende uitgestrektheid
hunner misdaad niet; het moge ook al hunne
schuld zijn, dat zij Jesus verwerpen, zij konden
toch nog schuldiger wezen.
De strenge regtvaardigheid, welke oordeelt
zonder verschooning, merkt op, dat er eene
onwetendheid is, die de misdaad verzwaart,
-ocr page 288-
278
omdat deze onwetendheid de vrucht iB van vele
zonden en vrijwillige dwalingen; omdat zij een
voortbrengsel is van haat en andere hartstogtcn,
die men vrijwillig aankweekte, onderhield en
versterkte; doch de barmhartigheid wendt hare
oogen af van de schuld en roept: \'t is toch on-
wetendheid! Deze barmhartigheid deed Jesus
eens tranen storten en uitroepen: 0 mogt gij op
dezen uwen dag erkennen wal u tot vrede strekt
;
maar hel is voor uwe oogen verborgen; deze barm-
hartigheid doet Hem thans uitroepen: Vader
vergeef het htm, want zij weten niet wat zij doen.
Mogt dit woord vernomen worden door eiken
zondaar, door ieder mensch! Dit woord toch
leidt ons binnen in het minnelijk hart van Jesus,
die zelfs jegens den grootsten zondaar geen
verbittering kent. Wapr is de zondaar, die
Jesus griefde, hoonde, vervolgde en wondde,
zooals zij dit deden, die als dolle honden zijn
kruis omgaveni\' En Jesus verschoonde dezen;
zal Hij dan niet eiken zondaar verschoonend
behandelen? Hier zien wij den goeden herder,
die de negen en negentig schapen achterlaat om
in al zijne goedheid het ééne verloren te zoeken,
want hier vergeet Hij de tranen zijner moeder,
de verslagenheid zijner leerlingen, om te bidden
voor zijne vijanden. Hij bidt voor hen juist
op het oogenblik, dat zij de kroon op hunne
-ocr page 289-
279
boosheid zetten, dat zij, na de misdaad voltrok.
ken te hebben, roemen op hunne gruwelen!
Hij verschoont hen op het oogenblik, dat met
regt van hen kan gezegd worden: zij hebben
alles gezien eD wilden niets begrijpen. Zoudt
gij, lieve lezer, na dit gezien en gehoord te
hebben, nog kuunen denken, dat er zonden
zijn, die Jesus niet verschoonen, niet vergeven
wil; dat er zondaren zijn, die te vergeefs zich
zouden werpen in de armen van den goeden
Jesus ?
Wij hebben eenen voorspreker, zegt de H.
Joannes, Jesus Christus, den liegt vaardigen.
Hoe Jesus voor ons ten goede spreekt, wanneer
Hij nederdaalt op het altaar en aan zijn hemel,
schen Vader, zijn bloed en zijne wonden toont,
hooren wij niet; hoe Hij, in den hemel, aan
de regterhand des Vaders, voor ons om genade
roept, verstaan wij niet met onze ooren; doch
wat Hij gesproken heeft op het kruis, zijn
eerste smeekgebed, verklaart ons, wat Hij hier
beneden op het altaar en daar boven in den
hemel voor ons doet. Dwaas zoude het zijn,
indien wij zelven het beproefden onze zonden
te verschoonen; Jesus verschoont ze waarlijk
genoeg, aan ons de taak overlatend van in
bitterheid des harten ons zelven te beschuldigen.
Zullen wij de Joden navolgen, die, terwijl
-ocr page 290-
280
Jesus voor hen de barmhartigheid inriep, de
regtvaardigheid tergden door te spotten met \'s
Heeren goedheid, als hadden zij aan haar geen
behoefte. Mijn God, welk eene verstoktheid!
Mijn Verlosser, Jesus Christus, is ontroerd, ver-
slagen van vrees voor de strafien, die reeds han-
gen boven mijn schuldig hoofd, sidderend roept
Hij voor mij: Fader vergeef, en op datzelfde
oogenblik verschoon, bewimpel en bedek ik
mijne zonden, bewerende, dat ik geen verge-
ving noodig heb! Vergeving, o mijn God, ver-
geving! Ach, ik belijd, wel is waar, dat ik
der vergeving onwaardig ben, maar ik omklem
het kruis van Jesus, die voor mij om vergeving
roept. O Vader, zie het stervend gelaat van
uwen Zoon; aanschouw zijn matte oog, waaruit
de teedere liefde van den goeden herder straalt;
zie hoe Hij in heilige onderwerping de laatste
droppelen van den lijdenskelk drinkt. Zóó spreek
ik met het volste vertrouwen, en dit mijn on-
wankelbaar vertrouwen kan geen vermetelheid
zijn, daar het alleen op de goedheid en de ver-
diensten van mijn Jesus steunt.
Gelukkige zondaren, die zulk een voorspreker
gevonden hebben! Zij zijn gered, onfeilbaar
gered, indien zij zich slechts onder zijne hoede
stellen. Wat u aangaat, lieve lezer, gij hebt
reeds lang besloten uwe zonden niet te verschoo-
-ocr page 291-
281
nen, maar om u, in het volle bewustzijn van
eigen onmagt en schuld, te werpen in de armen
van den barmhartigen Jesus. Ik wil u hier dan
nog slechts eenen raad geven, dezen opvolgend
zult gij u van Gods genade en barmhartigheid
verzekeren : Merk hier op wat in Christus Jesus
is en kweek zijne gevoelens aan in uw hart.
Wees barmhartig en verschoonend jegens ande-
ren, zoo als Hij barmhartig en verschoonend
was. Hij zelf roept u toe: Oordeelt niet e» gij
zult niet geoordeeld worden, veroordeelt niet en gij
zult niet veroordeeld worden ; vergeeft en u zal vergeven
worden. Weest barmhartig, gelijk uit hemelsche
Vader barmhartig is. Zalig de barmhartigen, want
zij zullen barmhartigheid verwerven.
Neen, wij
mogen de overtredingen van onzen broeder niet
zoo breed uitmeten; wij mogen de misslagen,
welke hij tegen ons begaat, niet op alle be-
denkelijke gronden in ons eigen oog en in het
oog van anderen zoo zwart mogelijk afschilde*
ren Jesus konde nog verschooning vinden voor
zijne allerwreedste vijanden, en zouden wij dan
niets kunnen vinden, wat de schuld des broeders
ligter maakt. Laat ons opzien tot en handelen
overeenkomstig het toonbeeld, \'t welk ons op
den berg is voor oogen gesteld. Zijn wij be-
lecdigd, verongelijkt en mishandeld , laat ons
de misstappen van onzen broeder toeschrijven
-ocr page 292-
aan onwetendheid, aan opwelling vanhartstogt,
waarvan hij meer het slagtoffer dan de bewerker
is, of aan vergissing, overijling en onbedacht*
zaamheid. Zelfs, wanneer wij geen enkele
reden kunnen vinden, die den broeder verschoont
laat ons dan een blik op het kruisbeeld werpen
en tot ons zelven zeggen: Het is aan mij te
wijten, dat ik niets ter verdediging van mijn
broeder zeggen kan; doch Jesus verschoont hem,
ik zal mij dus wel wachten hem te beschuldigen
en te vervolgen tot onder het kruis, waar ik
mijn eigen heil hoop te vinden.
Laten wij ons nu voor het kruisbeeld neder»
werpen en onderzoeken, of wij al onze hoop
gesteld hebben op de verdiensten van Christus,
dan of wij liever onze eigene voorsprekers zijn
en even stout als onbeschaamd onze zonden
verschoonen. Onderzoeken wij, of ons vertrou-
wen op den goeden Jesus wel vast en krachtig
genoeg is, zoodat wij ons gedurig en met blijd-
schap werpen in zijne armen. Omhelzen wij
het kruisbeeld en drukken wij den grond van
al ons vertrouwen met dankbaarheid aan ons
hart. Besluiten wij, en leggen wij dit besluit
aan de voeten van Jesus neder, om voortaan
elkeen, die tegen ons misdoet, met de uiterste
verschooning te behandelen.
-ocr page 293-
ZATUfiDAG NA DEN VIERDEN
ZONDAG IN DE VASTE.
Noli scribere, Rex Judneorutn: sed qtiia lp»t
dizit rcx sum Judaeorum. Joan. XIX: 21.
Schrijf niet: de Koning der Joden, maar: Deze
heeft gezegd: Ik ben de Kening der Joden.
Heden wensch ik u twee waarheden ter over-
weging voor te stellen, in de eerste plaats: de
standvastige volharding waarmede Jesus zich
zelven „Koning" noemt; in de tweede plaats:
de hardnekkigheid, waarmede de Joden zijn
koningschap verwerpen.
De beloofde Verlosser werd door de profeten
gedurig aangeduid onder den naam en het beeld
van een Koning; ja, volgens de profeten zou Hij
bij uitnemendheid „de Koning" zijn, zoodat al
de Koningen der Joden, die Hem vooraf gin-
gen, slechts schaduwbeelden waren van Hem,
die komen moest. Sprak men onder de Joden
van „den Koning," elkeen begreep wien men
onder dezen naam bedoelde. Toen de wijzen
-ocr page 294-
384
uit het Oosten te Jeruzalem kwamen met do
vraag: Waar is de Koning der Joden, die geboren
is?
begreep elkeen, zelfs Herodes niet uitge-
zonderd, wien zij onder dien naam zochten.
Onmiddelijk riep Herodes de opperpriesters
en schriftgeleerden des volks bijeen en onder-
vroeg hen, waar de Christus moest geboren worden.
Jesus trad dan ook dadelijk als Koning op.
Reeds de engel, die de boodschap aan Maria
bragt, sprak: En de Heer zal Hem den troon
zijns vaders David geven, en Hij zal Koning zijn
over Jacobs huis in eeuwigheid, en zijns Koningsrijks
zal geen einde zijn.
Zoo duidelijk trad Jesus als
de „Koning" op, dat de Joden geene andere
beschuldiging tegen Hem bij Pilatus wisten vol
te houden, dan: Hij noemt zich Koning en
die zich Koning noemt, weerspreekt den Keizer.
Wij hebben dan ook gezien, dat Pilatus aan
Jesus vroeg: Zijl gij Koning? en hoe Jesus ant-
woordde: Gij zegt het; Ik ben het. Jesus ver-
klaarde toen wel, dat zijn Eijk niet van deze
wereld was, en Pilatus begreep ook zeer goed,
dat het koningschap des Heeren volstrekt niet
in strijd kon zijn met het gezag des Keizers;
doch daar hij den Verlosser tegen zijn geweten
tot het kruis veroordeelde, was hij genoodzaakt
in zijn vonnis ccnige reden der veroordeeling op
te geven. Jesus werd daarom veroordeeld als een
-ocr page 295-
285
oproermaker, die, tegen het gezag des Keizers
zich. den titel van Koning gegeven had. Vol-
gens bestaand gebruik werd deze reden van ver-
oordeeling Jesus vooruit gedragen en op Gol-
gotha aan het kruis gehecht, opdat elkeen, die
Jesus zag hangen aan het schandhout, de oor-
zaak van zijn smartelijken en smadelijken dood
konde lezen.
Laat ons weder opgaan naar Kalvarië en ons
plaatsen voor het kruis, waaraan Jesus in zoo-
veel smarten hangt. Ziet gij dat opschrift boven
het gezegend hoofd des Heeren? Het is in
drie talen geschreven en luidt: Jesus van Naza-
reth, Koning der Joden.
Ook de Joden hebben
het gelezen en zij beefden van woede; zij hielden
het voor een ondragelijken spot, dat iemand,
die aan het kruishout stierf, hun Koning, hun
Christus, hun Verlosser genoemd werd. Zij
konden zich niet tevreden stellen met de ge-
dachte, dat Pilatus zich wel zoude vergist heb-
ben en dat het der moeite niet waardig was, om
voor de weinige oogenblikken, dat Jesus nog
leven zou, eene verandering in het opschrift te
brengen. Neen, zij gaan naar den landvoogd,
zeer misnoegd zeggen zij hem, dat het opschrift
hunne goedkeuring niet kan wegdragen. Schrijf
niet,
zoo spraken zij, de Koning der Joden, maar:
Deze heeft gezegd: Ik ben de Koning der Joden,
-ocr page 296-
286
PilatuB, die tot hiertoe niets geweigerd had,
antwoordde kortaf: Wat ik geschreven heb, blijft
geschreven.
Dit schijnbaar onbeduidend voorval,
is ons uitvoerig door den evangelist opgetee-
kend, opdat wij den vinger Gods zouden op-
merken tot in de kleinste bijzonderheden van
\'s Heeren lijden, en den Koning erkennen, die,
hoezeer door de Joden verworpen, toch heerscht
aan het kruis.
Welk een schouwspel! Daar hangt Jesus aan
zijn kruis, Hij zwijgt en uiterst zeldzaam opent
Hij zijnen mond om eenige woorden te spreken,
doch boven zijn hoofd is een opschrift, dat
spreekt en niet wil zwijgen; een opschrift, dat de
gansche menigte toeroept :zieldaar, uwen Koning.
Gods vinger heeft dit opschrift daar geplaatst
en het zal gelezen worden, zoo lang de ster-
vende Jesus zijne armen uitstrekt tot het volk,
\'twelk Hem verwerpt. Dat opschrift wordt ge-
lezen en wekt de razernij der Joden op; zij
ballen hunne vuisten, zij vloeken Jesus, omdat
Hij zich hun „Koning" durft noemen. Begrijpt
gij dit schouwspel? Begrijpt gij, waarom de
Joden met zooveel woede Jesus verwerpen en
waarom Jesus nu Hij sterft aan het kruis zoo
krachtig verkondigt dat Hij Koning is? Ik zal
trachten het te verklaren.
De Joden waren zinnelijk en aardsgezind, zij
-ocr page 297-
2H?
wisten zich niet te verheffen boven het stof en
droomden steeds van aardsche grootheid en ge-
not. Zij stelden zich den beloofden Verlosser
voor als een Koning magtiger dan David en
rijker dan Salomon. Met grooten weerzin droe-
gen zij het juk der romeinsche Keizers, doch
in hunne vernedering troostten zij zich met de
hoop, dat weldra de beloofde Koning komen
zou, die hen moest wreken over al hunne vij-
anden. De hoop op dezen Koning deed hunne
borst van hoogmoed zwellen; Hij, zoomeenden
ze, zoude hun volk verheerlijken en verheffen
boven alle volkeren der aarde, onder zijne regee-
ring zouden zij zich in wellust en weelde baden.
Aan rouw en boete, aan zelfvernedering en oot-
moedige vervulling van Gods heiligen wil, aan
kruis en lijden, aan glorie en vreugde, die eerst
na dit leven op vernedering en lijden volgen
zou, werd door de vleeschelijke Joden, zelfs in
de verte, niet gedacht. Toen Jesus optrad met
de woorden: doet boetvaardigheid, toant het rijk
Gods is nabij
, toen sprak Hij een, voor de Joden,
onverstaanbaar woord. Toen Jesus sprak: Zalig
zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden,
begrepen zij Hem niet. Toen Hij zeide: Die
zijn kruis niet opneemt en Mij navolgt, is mijner
niet waardig,
verkondigde Hij hun een raadsel.
\'s Heeren nederige geboorte, arme verwanten en
-ocr page 298-
288
leerlingen maakten hun de gedachte dat Hij
„de Koning" zijn zou, onuitstaanbaar. Onder
ééne voorwaarde zouden zij Jesus nog als „den
Koning" kunnen aannemen: onder voorwaarde,
dat Hij de teekenen zijner armoede aflegde en
in glorie aan het oog der wereld zich vertoonde.
Doch Jesus bleef arm en nederig en zelfs, hoe
dieper zijne vernedering werd en hoe meer
zijne smarten stegen, des te luider verkondigde
Hij dat Hij „de Koning" was. Ziedaar de oor-
zaak van de woede der zinnelijke Joden. Hunne
lusten, hunne hartstogten en lage begeerten
wilden zij als opdringen aan den hemel; zij
wilden geen Koning die hen beter, maar die
hen gelukkiger maakte, die hun het vette der
aarde aanbracht. Toen Jesus tot Pilatus sprak:
mijn Rijk is niet van deze wereld, toen zeide de
heidensche landvoogd: ik vind geen schuld in
Hem.
Maar de Joden vonden juist daarom
schuld in Jesus, omdat, zijn Kijk niet van deze
wereld zijnde, Hij evenwel niet ophield zich
„den Koning" te noemen.
Mijn Rijk is niet van deze wereld, zoo sprak
Jesus tot Pilatus, doch veel luider verkondigt
Hij deze waarheid, nu Hij daar hangt aan het
kruis. Indien de [zinnelijke en aardsgezinde
mensch nog vatbaar is voor genezing, dan moet
hij hier voor het kruis des Heeren wel genezen
-ocr page 299-
28U
worden. Daar hangt „de Koning" in smaad en
lijden; alle hoop op aardsche grootheid is ver-
vlogen, zijn dood is nabij, in schande zal Hij
sterven. Terwijl cene kroon van doornen zijne
slapen drukt, terwijl er geen gezondheid in zijn
vleesch gevonden wordt, en Hij, van alles be-
roofd, met vervloekingen en verwenschingen
verzadigd wordt, roept het opschrift van zijn
kruis ons toe: Hier is uw Koning. Vraagt gij,
waarom „de Koning" zoo ellendig sterft, gij
krijgt tot antwoord: omdat zijn Eijk niet van
deze wereld is.
Dewijl zijn Kijk niet van deze wereld is, heb-
ben de Joden Hem verworpen; dewijl zijn Eijk
niet van deze wereld is, hebben zijne dienaren
niet voor Hem gestreden; dewijl zijn Kijk niet
van deze wereld is, heeft Hij zich vrijwillig
overgegeven aan de mishandelingen der wereld;
dewijl zijn Rijk niet van deze wereld is, heeft
Hij gevlugt wat de wereld zoekt: aardsche groot»
hcid, rijkdom en geluk; heeft Hij omhelsd wat
de wereld vlugt: de vernedering, de armoede
en het kruis. Hef dan, christen menech, hef
uw hoofd omhoog en zie hoe uw Koning sterft.
Gij behoort toch niet tot hen, die zeggen:
schrijf niet: Kotiing der Joden, maar dat Hij zelf
gezegd heeft; Ik ben de Koning der Joden.
Gij
erkent Jesus als uwen Verlosser, vergeet dan
13
-ocr page 300-
290
ook nimmer, dat zijn Kijk van deze wereld niet
is; dat Hij niet hier beneden zijne dienaren
kroont, noch hun het vette der aarde schenkt.
Het zoude minstens eene groote onbeschaamd»
heid zijn, dat wij van den armen Koning de
goederen der aarde, van den vernederden Koning
wereldsche grootheid, van den gewonden en in
smarten stervenden Koning aardsche geneugten
begeerden. Hoe schaamteloos overigens de Joden
ook waren, zoo schaamteloos waren zij niet, zij
begrepen dat zij van zulk een Koning geen
zinnelijke voldoeningen mogteu vragen; zij be-
grepen, dat zij Jesus moesten verwerpen, indien
zij in de voldoening hunner lusten hun geluk
bleven stellen.
Wanneer gij heden voor het kruisbeeld neder»
knielt, wijd dan eens eene bijzondere aandacht
aan het opschrift van het kruis. Zeg tot u
zelven: mijn Koning sterft in armoede en ver-
latenheid, in oneer en schande, in ondragelijke
smarten, van het hoofd tot de voeten geslagen
met wonden. Is de knecht beter dan de meester,
de onderdaan boven den Koning P Indien ik
minder lijd dan mijn JesuB, dan geschiedt zulks
niet, omdat mij minder toekomt, maar omdat
Jesus mijne zwakheid spaart. Mag ik dan ooit
morren over oneer en versmading, over gebrek,
lijden en verlatenheid P
-ocr page 301-
291
Wij , ohristenen , lieve lezer , knielen allen
neder voor één kruis, want aan dat kruis hangt
onze Koning; maar, hoe verschillen de gevoe-
lens van hen, die daar nederknielen! De heiligen
staren op de wonden van den stervenden Koning,
en treuren, dat zij nog zoo weinig deelhadden
in de smarten en de vernederingen van Jesus,
of danken God, wanneer hun grooter deel ge-
schonken wordt in het kruis van Jesus. De
vromen zien hunnen lijdenden Koning en ver-
wonderen zich niet meer over eenig kruis, \'t
welk hun wordt toegezonden. Indien hun hart
ook gebroken wordt van smart, indien hun oog
ook vochtig wordt onder de slagen des lijdeus,
zij drukken het kruisbeeld aan hunne lippen en
zuchten: o goede Jesus, Gij zijt mijn Koning
in eeuwigheid; gesterkt door \'s Heeren kruis,
onderwerpen zij zich aan Gods heiligen wil.
En wij, lieve lezer, wat doen. wij t —Goede
Jesus, het zij verre, dat ik U ooit zou ver-
werpen, omdat Gij in oneindige barmhartigheid
voor mij gestorven zijt aan het smadelijk kruis.
Voor uw kruisbeeld nedervallend, zeg ik uit
de volheid des harten: Heer, Gij zijt mijn
Koning; dit woord ben ik bereid, duizendmaal
te herhalen, te herhalen tot mijn laatsten snik,
ofschoon ik weet, dat daaruit voor mij de ver-
pligting volgt, mijne hartstogten te beteugelen,
13*
-ocr page 302-
2Ö2
armoede, vernedering en lijden met geduld te
dragen en slechts een geluk te zoeken, wat
niet van deze wereld is. Geef mij, goede Jesua,
mijn eenigste Heer en Koning, geef mij de ge-
nade, dat ik steeds een getrouw onderdaan van
U moge zijn. Amen.
-ocr page 303-
PASSIE-ZONDAG.
Ijt stubüt populus i»pectani<s et dcrideb^.nt
cum prinripes cum ei*. Luc. XVIII. 35.
Het volk nu stond toe te zien en mcthet-
zelve beseliimpteu Hem de overston.
Welk een schouwspel! Daar hangt Jesus in
onuitsprekelijke smarten aan het kruis; zijne
breede wonden vertoonen zich voor ieders oog;
de laatste bloeddroppelen vloeijen traag uit zijne
handen en voeten, zij verkondigen zijn naderend
einde. Zijn stervende mond breekt het stilzwij-
gen af, Jesus roept met luider stemme; Vader
vergeef het hun, want zij weten niet
, wat zij doen.
En onder de menigte wordt geen deelneming,
niet de minste ontroering gevonden. Het volk
stond toe te zien en de oversten beschimpten Hem
met hetzelve, zeggende: anderen heeft Hij gered;
dat Hij zich zelven redde, indien Hij de Christus
is, de uitverkorene Gods! En ook de soldaten
kwamen nader en bespotten Hem, Urwijl zij Hem
azijn aanboden en zeiden: zoo Gij de Koning der
-ocr page 304-
294
Joden tijl, red V ze/een.\' Jesus antwoordt niet;
doch, terwijl Hij den kelk van smaad en smarten
ledigt, houdt Hij zijn armen uitgestrekt tot de
razende menigte! Ach, hoe is zoo groot een
haat, zoo gruwelijk eene spotternij toch mogelijk!
Zie, daar hangen twee boosdoeners aan \'s Hee-
ren regter- en linkerhand, zij zijn gehaat bij
het volk, waarvan zij den schrik uitmaakten
door hunne euveldaden; zij zijn met regt ver-
oordeeld, doch in hun laatste uur worden zij
niet bespot. Hunne pijnen zijn te wreed, dan
dat men smaad bij smart zou voegen, het is
reeds veel, dat men hen koelbloedig ziet wor-
stelen met den dood, het menschelijk gevoel
maakt het zelfs den hardvochtigsten onmogelijk
om hen te bepotten; maar hoe kon men Jesus
dan zoo wreed hoonen, terwijl Hij zoo zacht-
moedig en geduldig in den allerbeweenlijksten
toestand hangt aan het kruis! Hoe konden de
oversten het volk tegen de stervenden Jesus
ophitsen, hoe konden zij het ondragelijk lijden
nog door hoon en spot verbitteren ?
Zij hebben de duisternis lief en haten het
licht. Hoe meer het goddelijk licht hun in de
oogen straalt, des te feller wordt hunne razernij.
Er werd vervuld, wat er geschreven staat: de
zondaar zal zien en toornen.
Voor het oog der
menschen hadden de oversten gezegepraald:
-ocr page 305-
295
Jesus hing aan het kruis, de landvoogd was
geweken voor hunne bedreigingen en het ge-
ergerde volk had zich van den Verlosser afge-
wend. Doch hoe groot hunne zegepraal ook
scheen, de vijanden des Heeren zagen, dat zij
nog zeer ver van de overwinning verwijderd
waren, zij moesten nog steeds strijd voeren
tegen God en hun geweten en deze strijd bragt
hen tot razernij. De teekenen door Jesus ge-
wrocht , waren niet uit hun geheugen gewischt,
zij keerden voor hunnen geest terug en deden
hen vreezen, dat zij zich vergrepen aan den
Zoon Gods. Deze teekenen heeft Jesus nog op
den lijdensweg vermeerderd; zelfs Pilatus was
getroffen door \'s Heeren woorden en daden,
zouden ze de opmerkzaamheid der Joden zijn
ontgaan V Onmogelijk! Het eenvoudige op-
schrift des kruis trok hunne aandacht en hin-
derde hen dermate, dat zij daarin eene ver-
andering wilden aanbrengen. Welk een indruk
moesten de wonderen, die Jesus in het uur
des lijdens nog wrochtte, de woorden, die Hij
sprak, zijn onuitputtelijk geduld, zijne hemel-
sche wijsheid, zachtmoedigheid en liefde niet
maken op do JodenP Alles, wat zij zagen en
hoorden, riep nog luider dan het opschrift des
kruis: Jesus tan Nazareth, de Koninr) der Joden.
Indien dan de oversten en het volk zich niet
-ocr page 306-
296
gevangen geven aan de barmhartigheid, welke
hen roept tot geloof en bekeering, zij zullen
genoodzaakt zijn te strijden tegen het licht der
genade en deze strijd kunnen zij slechts voeren
in razernij. Want het is eene vaste wet, dat
de genade Gods den mensch niet in den toe-
stand laat, waarin zij hem vond. Die de licht»
stralen der genade weerstaat en zich verzet
tegen hare vermaningen, om niet te doen wat
God van hem vraagt, is gedwongen in onwil
zijne oogen te sluiten en het harnas aan te
trekken tegen de roepende liefde. Hoe krach-
tiger de liefde roept, des te heviger wordt de
strijd van den onboetvaardigen, des te digter
nadert hij der razernij. Zie de Joden dreigend
en hoonend het kruis van Jesu9 omringen, hoor
hunne vervloekingen; merk op, hoe zij door
hunne woede zelfs de soldaten medesleepeu
om Jesus te hoonen. Wat zij daar tegen Jesns
deden, zouden zij tegen de booswichten, die met
Jesus sterven, niet kunnen doen; maar zij de-
den het tegen den Verlosser, omdat zij tegen
de onmetelijke liefde des Heeren den strijd
niet kunnen volhouden, zonder dat de boosheid
hen voert tot razernij. Het is eene vaste wet
dat de weerstand, die niet zwicht, heviger
wordt, naarmate de aanval geweldiger is. Welnu
op zijn lijdensweg doet Jesus het uiterste om
-ocr page 307-
207
de harten te treffen en do verstokte gemoede-
ren to overwinnon. Hij zelf zegt: wanneer Ik
van de aarde zal opgeheven zijn, zal Ik alles tot
Mij trekken.
Hier ia Hij opgeheven, hier geeft
Hij de grootste blijken zijner liefde; Hij trekt
met zulk een onweerstaanbaar geweld, dat een
ieder, die zich der genade niet gevangen geeft,
zal opzien eu vloekon tegen do goddelijke liefde.
Wilt gij de goedheid, de barmhartigheid, de
langmoedigheid van uwen stervenden Verlosser
aanschouwen, gij vindt hare kracht, het zoete
geweld, waarmede zij poogt de harten te over-
meesteren, zelfs duidelijk uitgedrukt in de
woede der Joden. Hoor de vervloekingen, de
verwenschingen en spotternijen der .Toden !
Zoo krachtig spreekt de minnelijke en stervende
.Tesus tot hun hart, dat zij niet kunnen weer-
staan, tenzij met dreigende gebaren, gebalde
vuisten en vreeselijke vervloekingen.
Hetgeen wij op Kalvariën zien, kunnen wij
dagelijks in meerdere of mindere mate opmerken.
De zondaar, die door liefdevolle onderrigtingen ,
door hartelijke vermaningen en vrome voor-
beelden zich niet tot bekeering voeren laat,
onderhoudt een strijd tegen God en togen de
betere gevoelens van zijn hart; in onrust en
wroeging weerstaat hij de roepende liefde, en
waar deze zich uitput in middelen tot redding,
-ocr page 308-
298
vermoeit zich de hardnekkige zondaar in een
tegenstand, die steeds hartstogtelijker wordten
nadert tot razernij. Hierin vinden wij de ver-
klaring van den vreesselijken strijd, die er sinds
achttien eeuwen gevoerd wordt tegen Gods Kerk.
Geen misdadiger of booswicht, die zoo vervolgd
wordt als de bruid van Jesus. Hare heiligen,
hare getrouwste dienaren, hare vroomste kin-
deren zijn het meest blootgesteld aan den haat
en de vervolging der wereld. Vuur en staal,
kerker en verbanning, berooving, kwelling van
allen aard, leugen en laster worden aangewend
tegen de Kerk van Christus. Haar leven en
lijden brengen ons steeds Kalvarië voor den
geest. Men spot met hare zwakheid en toch
balt men van woede tegen haar zijne vuisten;
men verkondigt haren ondergang en toch sid-
dert men van woede over de kracht, die in haar
woont; als zij spreekt haalt men medelijdend de
schouders op en toch beeft men van gramschap.
Was de Kerk inderdaad zwak en haar einde
nabij, de woede harer vijanden ware niet mo-
gelijk, zij zou medelijden opwekken, geen haat;
doch de glans van hare onveranderlijke eenheid
werpt schitterende stralen in de oogen der ver-
blinden. De heiligheid, welke haar, in spgt
van alle vervolging, krachten schenkt om te
bloeijen in eene zondige wereld; het onuitput-
-ocr page 309-
299
telijk geduld, waarmede zij de leer van don
gekruisten Jesus aan weerspannige zondaren
verkondigt, kunnen niet in koelen bloede, maar
slechts in razernij bestreden worden.
Sla nog eens uw oog op de menigte, die ter-
gend en spottend loopt rondom het kruis van
den etervenden Jesus. Neen, zoo strijdt men
niet in de overtuiging van zijn regt. Slechts
hij, die zijn ongelijk gevoelt, die tegen de stem
des gewetens, tegen het licht der genade wor-
stelt, kan tot zulk een boosaardig woeden zich
verlagen. Welnu, wat met Jesus geschiedde,
wordt herhaald aan de Kerk. De razernij, waar-
mede zij vervolgd wordt, is een blijk, dat haar
licht de oogen getroffen heeft, dat hare kracht
in de harten grijpt, hare heiligheid de zonden
veroordeelt en haar woord indruk maakt op de
ongeloovigen.
Simeon zeide reeds van het goddelijk Kind
Jesus: Zie, deie is gesteld tot val en opstanding
van velen in Israël, en tot een teeken, dat zal zoor-
den tegengesproken.
"Wie had kunnen denken,
dat dit woord zulk eene vervulling hebben zou P
Jesus zeide later van zich zelven, dat Hij de
steen was door den Vader tot hoeksteen gesteld
en dat de bouwmeesters, die Hem zouden ver-
werpen, over Hem zouden struikelen en door
Hem zouden verbrijzeld worden. Wie had kunnen
-ocr page 310-
300
denkeu, dat het woord des Heereu op deze
wijze zoude in vervulling treden P Wij echter
hebben Kalvarië gezien, wij zijn getuigen van
het wonder der liefde en van het monster der
boosheid, dat grijnzend den stervenden Jesus
aanstaart; wij vragen nu niet meer, hoe kan
het grootste geschenk des hemels, de Verlos-
ser der wereld tot ondergang van velen en tot
teeken van tegenspraak worden ? Hij stierfin smar-
ten, zijne liefde overtrof de smart in oneindige
mate, van zijne stervende lippen vloeiden woor-
den van verzoening en vergeving, en toch werd
Hij gevloekt en bespot; naarmate zijne liefde
zich uitputt\'e iu blijken van onverwinbare goed-
heid, heeft de boosheid zich uitgeput in ra«
zernij. Zegt de apostel, dat, waar de boosheid
overvloedig was, de genade nog overvloediger
werd, van velen kan men zeggen, dat hunne
boosheid bleef voortwoeden, toen Jesus reeds
al zijn bloed vergoten had.
Ik val neder voor het kruisbeeld, ik overweeg
hoe de minnelijke Jesus ook tot mij zijne ar.
men uitstrekt; terwijl ik zijne wonden aanschouw»
hoor ik het woord der liefde: Vader vergeef.
Ach, mijn Jesus, zou het mogelijk zijn, dat
zooveel smart en liefde voor mij geen voordeel
aanbragt. Zie, ik kus uwe wonden, ik omhels
uw kruis, ik druk het beeld uws lijdens aan
-ocr page 311-
301
inijü zondig hart; zoudt Gij ook voor mij ten
ondergang kunnen strekken? Ach, Heere Jesus,
bewaar mij tegen den eeuwigen ondergang, te-
gen den dreigenden afgrond, tegen het geween
en geknars der tanden, doch als ik ooit mogt
verloren gaan, ik betuig van ganscher harte,
dat het mijne schuld zijn zou; ja, lieve Jesus,
dan zou zulks geschieden, omdat ik uwe liefde
had miskend, uwe genade weerstaan en uw
kruis vergeten. Geef mij dan, dat ik steeds in
den geest mij naar Kalvariö begeve, dat ik daar
weene over mijne zonden en mijn hart verwarme
door eeno vurige liefde. Geef dat het kruis al
de gevoelens in mij opwekke, welko Gij door
uw kruis in onze zielen wilt planten: gevoelens
van geloof, hoop en liefde, van berouw en
boete, van de vreeze des Heeren, dan zal uw
kruis mij eene overvloedige bron van genade
zijn. Amen.
-ocr page 312-
MAANDAG NA PASSIE-ZONDAG.
Et crucidgented euui diviserunt vustiHMDta
cjus, nitttflltei sortem super eiR quls quirl
tolleret. Mare XV. S4.
En nadat z(j Hem (rekpiUiird hadden, ver-
deelden zij zyne kleeicren, hotlot dwrovvr
werpend , wat ieder bekomen zon.
Ziet gij de ruwe krijgsknechten daar neerge»
zeten onder het kruis P Zij hebben hunne taak
volbragt, zij klonken Jesus aan het kruis en
heften, onder toejuiching der verbitterde Joden,
den kruisbalk op. Zij zien niet op naar Jesus,
die zijne armen tot allen uitstrekt, zij geven
geen acht op het zoete woord, \'t welk van
\'s Heeren stervende lippen vloeit, zij zijn voor
het oogenblik zelfs doof voor de verwenschingen
en smaadredenen door de menigte tegen Jesus
uitgebraakt. De kleederen, die zij den Ver-
losser met zooveel wreedheid uittrokken, wek-
ken hunne aandacht. In deze kleederen zagen
zij de bloedige sporen van \'s Heeren wonden,
doch deze trokken ook hunne opmerkzaamheid
-ocr page 313-
303
niet. En toch zijn zij in druk gesprek, het
schijnt, dat eene allergewigtigste vraag hen be-
zig houdt; zoo luide is hunne woordenwisseling,
zoo blind en doof zijn zij voor alles, wat rondom
hen geschiedt. Na vrij levendigen redetwist
worden zij het eens, nu gaan zij dobbelen;
ja, zij dobbelen over de kleederen, wat ieder
daarvan bekomen zal; en daarover dobbelen zij
onder het kruis, terwijl het kostbaar bloed des
Heeren aan hunne zijde nederdruppelt!!! Ziet
gij dit, lieve lezer, stelt gij u dit levendig voor
den geest P Ik verzoek u echter uwe veront-
waardiging te beteugelen; want als ik de sol-
daten onder het kruis van den stervenden Ver-
losser zie dobbelen over zijne kleederen, dan
komt mij een soort van menschen voor den
geest, die welligt veel schuldiger zijn dan de
heidensche krijgsknechten; veel schuldiger, om-
dat zij den naam van christenen dragen en
evenwel onder het kruis van Jesus geene andere
bezigheid kennen, dan het vergaren van aard-
sche schatten. Ach, hoe grievend, hoe smadelijk
en tergend voor Jesus is de handelwijze der
soldaten! Onder de oogen des Heeren verdeelen
zij zijne kleederen; zij spreken zoo luide, dat
de Verlosser, die in zoo vreeselijke smarten
voor hunne oogen hangt, elk woord van hunnen
redetwist verstaat. Niet met opzet, niet om
-ocr page 314-
30t
Jesus to grieven, handelen zij aldus, maar wat
zij zeggen en doen, toont toch hoe gevoelloos en
onverschillig zij voor de smarten des Heeren zijn.
De hebzuchtige en aardsgozindo christenen
grieven Jesus nog meer. Zij zijn christenen,
d. i. zij zijn geboren en opgevoed onder het
kruis des Heeren. Zij zijn er geboren, want het
bloed des Heeren viel op hunne schuldige hoof-
den, om hen in het h. doopsel te reinigen van
do erfsmet en hen te maken tot kinderen Gods
en erfgenamen des hemels ; daar zijn zij geboren
uit hot water en den H. Geest; daar begon
aan hen het groote geheim voltrokken te wor-
den, waarvan Jesus tot Nikodemus sprak toen
Hij zeide: Gelijk Moze» de slang heeft opgeheven
in de woestijn, zoo moet de Zoon des menschen wor-
den opgeheven, opdat een ieder, die in TIem gelooft,
niet verloren ga, naar het eeuwij leven hebhe.
Zij
zijn opgevoed onder het kruis; want het kruis-
teeken werd hun in hunne eerste jeugd geleerd;
in huis, in de kerk, overal stond het kruisbeeld
voor hunne oogen; hun geloof, hunne hoop,
hunne liefde werden opgewekt door de aanhou-
dende prediking van den gekruisten Jesus. In-
dien er nog een vonk van bovennatuurlijk leven
in hen is, zij danken het aan het kruis des
Heeren; indien zij levend water uit de bronnen
des Zaligmakers schepten; indien zij genezing
-ocr page 315-
305
voor hunne zielewonden, sterkte voor hunne
geestelijke zwakheid zich verwierven, alles ont-
sprong aan de voet des kruis. Met hoeveel
regt, hoe beteekenisvol vertoont de H. Kerk op
Goeden Vrijdag het kruisbeeld aan de verza-
melde geloovigen, hun toeroepend, en tot drie
keeren herhalend: Zietdaar het hout, waaraan
het heil der wereld gehangen heeft, komt,laat
ons aanbidden. Waar is de christen, die den
zin dezer roerende plegtigheid niet vat, die dan
niet ontroert en tot in het binnenste zijner ziel
bewogen wordt? Maar, helaas! Duizenden be-
grijpen den gekruisten Jesus niet, zij dobbelen
onder \'s Heeren kruis! Ja, zij gelijken op de
soldaten, die onder het kruis, in scherts of in
gekijf, de kleederen des Heeren verdeelden,
want zij zijn even ongevoelig als deze voor het
lijden van Jesus, wiens bloed nog onophoudelijk
voor hen vloeit in de genademiddelen der Kerk,
wiens kruis hun steeds getoond en gepredikt
wordt. Indien zij schreijen, indien hun hart
ontroerd is, indien zij in zak en asch gezeten
zijn, gij kunt er op rekenen, dat zij niet aan
het kruis van Jesus denken, maar dat een tij-
delijk nadeel, een verlies van de goederen dezer
aarde hen kwelt. Zie hen zwoegen en tobben,
arbeiden en zorgen om tijdelijk goed te behou-
den en te vermeerderen. Hunne beste uren,
-ocr page 316-
306
hun kraohtigen leeftijd, ja, zelfs hun hoogen
ouderdom worden uitsluitend aan het verganke-
lijke besteed. Spreek hun van de waarheid,
waarvoor Jeans zijn leven gaf, van de genade,
die uit de wonden des Heeren ons ontsprong,
van de onvergankelijke rijkdommen ons door
den dood des Heeren verworven, gij verveelt
hen, zij hebben tijd noch lust om naar u
te luisteren; wat geld afwerpt, groote winsten
oplevert, schatten voortbrengt, dat alleen kan
hunne belangstelling gaande houden. Nooit
worden zij moede, daarover te spreken en na te
denken. Zelfs dan, wanneer Jesus tijdens de H.
Mis, opliet allaar nederdaalt om ons zijne won-
den en zijn bloed te toonen, en ons te verhalen
hoe Hij ons ten einde toe heeft bemind, pijni-
gen zij hun hoofd met zorgen over tijdelijk gewin.
De oogenblikken, waarop Jesus in de H. Mis
zijne gmeekende handen ten hemel rigt, opdat
de verdiensten van zijn lijden in kostbare gaven
ons worden medegedeeld , die oogenblikken vev-
veleu hen nog; koud en gevoelloos staan zij
daar bij het kruis, en, ofschoon zij met hunne
goeden Meester niet mede bidden, zij verlangen
naar het einde van het ontzaggelijk offer, om-
dat de aardsche zorgen hen kwellen en drijven
naar hunne beuzelachtige werkzaamheden. Zij
vinden niet alleen geen tijd voor het gebed ,
-ocr page 317-
307
voor vrome oefeningen, heilige overwegingen
en het lezen van een goed boek, maar zoozeer
zijn zij verblind, dat zij den spot drijven met
elkeen die godvruchtig opziet tot het kruis ,
die den kruisweg houdt, zijn gebed spreekt in
aandacht neergeknield voor het kruisbeeld, of
de H. Mis gaarne bijwoont om met Jesus\' liefde
en kruis zich bezig te houden. Wat doen zij
anders dan dobbelen onder het kruis? Zie Jesus
daar in vreeselijke smarten hangen. Hij zwijgt,
maar zijne wonden en smarten herhalen ons het
woord, \'t welk eertijds van zijne goddelijke lip-
pen vloeide, zij roepen ons luide toe: Wat
baal hel den metisch, indien hij de geheele wereld
wint, wanneer hij schade lijdt aan zijne ziel F
De
hebzuchtige christenen verstaan het niet, zij
begrijpen niet dat de waarheid, voor welke
.Jesus sterft, meer waarde heeft dan alle schat-
ten der aarde; zij begrijpen niet, datdegodde-
lijke genade een edelgesteente is, dat men ten
koste van alles moet bewaren. Jesus is hun
in zijn sterven niet minder onbegrijpelijk als
Hij voor de soldaten was; even als deze staan
zij onder het kruis, en zien niet op, zij ver-
deelon er de kleederen, dat is: de aardsche goe-
deren. Zij zullen lagchen en juichen, wanneer
een goed deel hun te beurt valt, zij zullen vloeken
en toornen, indien het geluk hun niet gunstig is.
-ocr page 318-
30S
O, wanneer Jesus een anderen troon gekozen
bad dan het arme en smartelijke kruis; indien
Hij eene schitterende vorstenkroon droeg; in-
dien zijne handen gevuld waren, niet met den
prijs van zijn kostbaar bloed, maar met degoe<
deren der wereld, hoe aandachtig zouden zij
nederknielen, hoe smeekend tot Hem opzien,
hoe geduldig zouden zij wachten, totdat zij een
welwillenden blik en eene ruime belofte van
Hem ontvangen hadden. Maar nu heeft het
gebed voor hen geen waarde, is het bezoek van
Jesus hun louter tijdverlies, en somtijds scha-
men zij zich niet op spottenden toon te zeggen,
dat de mensch van de vreeze des Heeren niet
leven kan. Zie, hoe zij dobbelen onder het
kruis! Zij begrijpen zelfs niet, dat men somtijds
eene tijdelijke winst moet derven, om zijne ziel
niet met onregtvaardigheid te bezoedelen. Zij
staan onder het kruis en gaan er, om tijdelijk
gewin, verbindtenissen aan, die de ziel in de
boeijen van Satan brengen; zij staan onder hel
kruis, en om hunne onregtvaardigheden te ver-
schoonen, schamen zij zich niet in het aange-
zicht van den stervenden Jesus te zeggen: die
in de wereld vooruit wil, kan zoo naauwgezet
van geweten niet zijn.
Ook gij , lieve lezer, staat onder het kruis
van Jesus. Hoe staat gij daarP Ofschoon ik u
-ocr page 319-
309
volstrekt niet wil rangschikken onder de heb-
zuchtigen, het zoude toch wel mogelijk zijn,
dat gij u iets in dit opzigt te verwijten hadt.
Vestig eens uwe aandacht op de soldaten, die
de kleederen des Heeren verdeelen; barmhartig»
heid en medelijden ziju geheel bij hen uitge»
doofd, zij hebben oog noch hart voor alles wat
Jesus lijdt. Tot zelfs de kleederen, die zij ver-
deelen, verkondigen hun het onmetelijk lijden
des Heeren, maar het wekt hunne aandacht
niet. Indien de hebzucht eenige heerschappij
over u voert, dan hebt gij ook in meerdere of
mindere mate de gevoelloosheid der soldaten
nagevolgd. Jesus vraagt u wel is waar geen
water om zijn dorst te lesschen, zoo als Hij het
aan de soldaten vroeg, maar Hij zegt u toch:
Wat gij den minsten der mijnen gedaan hebt, dat
hebt gij aan Mij gedaan.
In den persoon der
armen, komt Jesus tot u, Hij vraagt door hunnen
mond uw medelijden, uwe barmhartigheid en
hulp. Hebt gij niet geweigerd? Men vindt
somtijds Christenen, die volstrekt niet onge-
voelig schijnen voor Jesus, zijne liefde en zijn
lijden; die de zonde haten en ook veel doen en
laten ten einde niet in zonde te vallen, doch
wat de barmhartigheid aangaat, daarvan schijnen
zij geen begrip te hebben. Wanneer zij het
lijden van Jesus overwegen, zijn zij bedrukt,
-ocr page 320-
aio
dat de goede Verlosser zoo weinig deelneming
vond; wanneer zij de koude onverschilligheid,
de verachting en den haat opmerken, waarmede
Jesus in de uren des lijdens bejegend werd,
dan betreuren zij het, dat zij er niet bij tegen»
woordig waren, zij zouden den Verlosser eenige
vergoeding hebben aangeboden. Hebt gij ook
zulke gevoelens in uw hart gekoesterd P Wel-
aan, lieve lezer, de goede Jesus wil uwe be-
geerten voldoen; Bij komt tot u in den persoon
der ongelukkigen en armen; Hij nadert tot u
hongerend en dorstend, arm, ziek en verlaten.
Toen Hij hing aan het kruis zweeg Hij en uiterst
zeldzaam kwam er eene klagte uit zijn mond,
doch thans komt Hij tot u, schreijend, klagend,
uwe hulp inroepend door den mond der ongc-
lukkigen; wees dan niet ongevoelig zoo als de
soldaten, maar geef en kom te hulp naar uw
beste vermogen. En als gij later voor zijn reg-
terstoel staan zult, om rekenschap van uwe da-
den af te leggen, gij zult met vertrouwen kun-
nen zeggen: Heer, ik stond onder uw kruis en
weende, ik zag uwen honger en dorst, uwe
armoede en smarten, en was bewogen tot in
het diepste mijner ziel. Welaan, laat ons nu
nederknielen voor het kruis, laat ons ons zelven
onderzoeken en heilzame besluiten vormen.
-ocr page 321-
DINGSDAG NA PASSIE-ZONDAG.
Unus autem de hts, qul pendebant, latru*
nilms, blasphdmabat eum.
Luo. XXIII. 39.
Ook pen van de moordenaar!*, die daar
hingen, lasterde Hem.
Met Jesus worden twee moordenaren gekrui-
sigd, de een aan \'s Beeren regter- de andere
aan zijne linkerhand. Zoodat de Schrift ver-
vuld werd, die zegt: en met de boosdoeners is Hij
(jeield.
Ook hier derhalve was de vinger Gods.,
die vooraf had bepaald hoe Jesus sterven zou.
Hadden \'s Heeren vijanden eertijds gezegd:
niet Hij ontvangt de zondaren en Hij eet met hen,
thans zien zij, dat Hij in het gezelschap der
boosdoeners sterft. In hunne verblinding zagen
de Joden evenwel niet, dat Jesus het laatste
even vrijwillig deed als het eerste; zij schreven
het aan hun eigen haat toe, dat Jesus tusschen
twee moordenaren hing; wij weten beter, laat
ons dan met godsvrucht het groote geheim over*
wegen, \'t welk ons hier getoond wordt.
-ocr page 322-
312
Wanneer Ik van de aarde zal opgelieve» zijn, zal
Ik alles tot Mij trekken,
zoo heeft Jesus gespro»
ken, en hier zijn wij, hoe Hij zelfs groote
booswichten trekt. Het was eene onwaardeer-
bare gunst, die aan de moordenaren gegeven
werd: aan de zijde van Jesus en met Jesus te
mogen sterven! zie eens, hoe Jesus zijne armen
beschermend naar de ongclukkigen uitstrekt;
hoe Hij de laatste droppelen van zijn kostbaar
bloed vermengt met het onreine bloed der
moordenaren; hoe Hij hen bijstaat, troost,
sterkt en opwekt door zijn onuitputtelijk ge-
duld, zijne zachtmoedigheid en heilige onder-
werping. Zij lijden veel, onbeschrijfelijk zijn
hunne smarten; doch hun hoofd draagt geen
doornen kroon, hunne ledematen zijn niet ver*
scheurd, en wanneer er niemand ookhuneenig
medelijden betoont, men bespot en vervloekt
hen toch niet in hun uiterste. Barabbas is om
Jesus\' wille vrij gelaten, maar hadde hij geweten
hoe groot een geluk aan deze twee moordenaren
geschonken werd, hij zoude hen benijd hebben.
Zie eens hoe de goede Meester het bitterste
deel van den lijdenskelk voor zich behoudt. Ja,
ook zij lijden veel, maar millioenen christenen,
die nooit aan zware misdaden zich schuldig
maakten, zouden het als een groot geluk be-
sehouwd hebben, indien zij aan Jesus zijde den
-ocr page 323-
313
dood dezer moordenaren hadden kunnen
sterven.
Welk een gebruik maakten de moordenaren
van eene zoo buitengewone gunst ?
Daar hing aan Jesus linkerhand een booswicht,
die, hoewel regtvaardig veroordeeld en overtuigd
van zijne schuld, ontoegankelijk bleef voor de
edele gevoelens van inkeer en berouw Hij ver-
vloekte zijne regters, zijne beulen en zijn kruis. A Is
een getrapte worm kromp hij ineen van smart
en doodsangst, maar hij vloekte de hand der
geregtigheid die op hem drukte; hij vloekte
den arm der barmhartigheid, die zich tot hem
uitstrekte. Het geduld, het stilzwijgen, het
zoete gebed van Jesus, die riep: Vader vergeef
het hun, want zij weten niet wat zij doen,
boe-
zemden hem een afkeer in, want toorn, haat
en nooit beweende misdaden koesterde hij in
zijn hart. Hij zondigde in de schaduw van
zijns Verlossers kruis en in het aangezicht des
doods! De zwakste begeerte om in onderwer-
ping de welverdiende straf te ondergaan, bleef
hem vreemd. Geen vergeving der zonde, geen
verzoening met God werd door hem gewenscht.
Indien hij iets zal vragen, dan is het verlossing
van het kruis, bevrijding van den dood en ver-
lenging des levens, niet om daarna andere
wegen te bewandelen, maar om zijne misdaden
14
-ocr page 324-
314
te vermeerderen en een nog grootcr booswicht
te worden.
Kortom: aan \'s Heeren linkerhand vindt gij
een mensch, zooals men naauwelijks gelooven
kan, dat er gevonden worden, een mensch
verhard in de boosheid en onboetvaardig ten
einde toe. Noch de slagen der geregtigheid ,
noch de verschrikkingen des doods, noch het
roerendste voorbeeld van geduld en onderwer-
ping, noch de meest buitengewone genaden,
welke Jesus hem aanbiedt, maken indruk op zijn
versteend gemoed. Hij lasterde tot in zijne
laatste oogenblikken, hij lasterde zelfs de barm-
hartigheid Gods. Zie, hoo hij in de diepste ver-
achting zijn oog op Jesus werpt. Het geduld
des Heeren ergert hem, het zwijgen van Jesus
verbittert hem, de zachtmoedige liefde van het
goddelijke Lam wekt zijne gramschap op.
Indien Gij, zoo spreekt hij spottend, de Zoon
Gods zijl, red dan U zelven en ons.
Wat in het hart van vele stervenden omgaat
is meestal een geheim; het is evenwel zeker,
dat het Kruis des Heeren, \'t welk men hun in
de laatste oogenblikken toont, niet op allen
denzelfden indruk maakt. Aan allen predikt
het boetvaardigheid, geduld, onderwerping en
tevredenheid met Gods wil, tot allen spreekt
het woorden van barmhartigheid, verzoening en
-ocr page 325-
315
vrede, maar niet allen zien met opregt berouw»
vurige godsvrucht en innige liefde tot Jesus op.
Lieve lezer, indien ik u zcide : God behoede
u voor verblinding en verstoktheid des gemoeds,
ik zou geen slechte wensch uitspreken, maar
ik begeer toch iets beters voor u; ik wensch u
van harte, dat gij in de oogenblikken van den
hangen en laatsten strijd al uwen troost moogt
vinden in de wonden van Jesus, dat gij, mot
de oogen op het kruis, in heilige blijdschap
lijden en dood aanvaarden moogt uit Gods
handen, dat het kruis van Jesus u thans reeds
leere om zoo te sterven, dat gij allen, die u
op uw sterfbed verplegen en bezoeken , moogt
stichten door die stille onderwerping, dat blij»
moedig geduld en dien geest van boetvaardigheid,
welke den dood der regtvaardigen kostbaar
maken in Gods oogen en benijdenswaardig in
de oogen der menschen.
De moordenaar was een groote booswicht,
maar de genade hem geschonken was meer
buitengewoon dan zijn misdrijven het waren; hij
stierf, toen Jesus voor hem zijn kostbaar bloed
vergoot; hij stierf aan \'s Heeren zijde, die in
oneindige liefde hem trok. Daarbij had hij den
dood in al zijne verschrikkingen voor oogen,
hij zag daghelder, dat er aan geen redding te
denken viel. Ook was hij geheel verlaten,
14*
-ocr page 326-
81«
niemand gaf hem eenig nitzigt op troost en
verkwikking, uitgenomen Jesus, en toch wendt
hij afkeerig het hoofd Tan Jesus af^hij vloekt
en lastert! Jn dezen moordenaar zien wij, hoe
de mensch Gods goedheid en liefde kan weer-
staan. Maar vergeten wij ook niet, hoe de
moordenaar tot dit uiterste der boosheid ge-
komen is. Eene lange keten van misdaden, die
zijn hart als ontoegankelijk maakten voor de
edele gevoelens van zachtmoedigheid, vreeze
des Heeren en berouw, sleepte hij met zich
mede en bragt hij tot op het kruis. Hij was
volstrekt onbekend met de roerende waarheden
en deugden, welke het Kruis van Jesus ons
verkondigt.
Wilt gij, lieve lezer, een zeker middel om
op het sterfbed door het Kruis des Heeren ge-
troost en gesterkt te worden, draag zorg, dat
het kruis u niet vreemd zij in uwe gezonde
dagen; sla dikwijls een blik van godsvrucht en
liefde op uwen gekruisten Jesus; bewaar in uw
hart en overweeg met aandacht alles, wat het
kruis des Heeren u verkondigt, en vooral: om-
hels het kruis, wanneer het op uwe schouders
gelegd wordt in tegenspoeden en smarten , die
ook u zullen treffen. Wanneer wij nu reeds
morren en klagen bij eiken tegenspoed, dien de
Heer ons overzendt; wanneer wij nu reeds in
-ocr page 327-
317
ontevredenheid vragen: waarom zoude ik die
ziekte, dien tegenspoed, dat lijden meer ver-
diend hebben dan anderen, wat heb is misdaan
dat God mij zoo bezoekt? Indien wij ons thans
aan Gods ondoorgrondelijke raadsbesluiten niet
willen onderwerpen, maar onzen wil aan God
pogen op te dringen; indien wij thans bidden
niet om geduld en onderwerping, maar om ver-
lossing uit de kwellingen; zie, dan bewandelen
wij den weg, waarop wij den onboetvaardigen
moordenaar in zijn doodsuur aantreffen; hij
zeide: red u zehen en red ons.
Voor ons waren het lijden, de smart, de kwel-
ling en de dood, want wij zijn zondaren; voor
Jesus de vreugde, de glorie en het leven, want
Hij zelf is de oneindige vreugde, de onver-
gankelijke schoonheid en het leven. Nogthans,
Jesus is aan ons in alles gelijk geworden, uit-
genomen de zonden Het was veel, dat Hij de
zondaren ontving en met hen aan tafel zich
nederzett\'e: maar dit voldeed zijne goedheid
niet. Met de zondaren wilde Hij sterven, op-
dat de dood zoet, aangenaam en blijde voor
ons zondaren zijn zou. Jesus heeft tusschen
twee boosdoeners willen sterven, ik behoef
dus niet meer te vragen of zijn kruisbeeld, wel
in de handen van een stervenden zondaar past.
In tegenwoordigheid der zondaren heeft Jesus
-ocr page 328-
318
den bitteren dood geproefd, door zijn voorbeeld
wil Hij dan ons zondaren opwekken, in heilige
onderwerping den dood te smaken.
Lieve lezer, slechts eenmaal zullen wij ster-
ven, wij kennen noch dag, noch uur; niemand
geeft ons de verzekering, dat ons de gelegen-
heid zal gegeven worden om ons stervend oog
op het kruis van Jesus te vestigen; doch nu
reeds, in onze gezonde dagen kunnen wij aan
Jesus\' zijde sterven, wij kunnen, met den apostel
ons oog op den gekruisten Jesus steeds ves-
tigend, in ons zelven aanvullen wat er ontbreekt
aan het lijden des Heeren: ome navolging. Dat
het kruis van Jesus onze leermeester, onze
trooster en onze vriend zij; onze leermeester
die ons geduld, onderwerping en tevreden-
heid met Gods wil onderwijst; onze trooster,
die, wanneer het lijden zwaar en drukkend
wordt, ons herinnert aan den goeden Jesus
die geleden heeft, om ons lijden kostbuar en
verdienstelijk te maken en om met innig mede-
lijden onze zuchten te aanhooren en onze tranen
af te droogen; onze vriend, die getuige is van
al ons lief en leed, omdat wij, neergeknield aan
zijnen voet, de geheime angsten en kwellin-
gen van ons hart openbaren. Laat ons gemeenzaam
omgaan met Jesus\' kruis, dan zullen de tegen-
spoeden en smarten van onze ballingschap ons
-ocr page 329-
319
niet ter nederslaan, in de wonden van Jesus
zullen wij opwekking en kracht vinden ter be-
beoefening van alle christelijke deugden, inzon-
derheid van geloof, hoop, liefde en boetvaar-
digheid; het kruis zal ons den sleutel geven
voor al de raadselen der goddelijke Voorzie-
nigheid; geen ziekte of tegenspoed, geen lijden
of droefenis , geen bedreiging of gevaar,
zelfs de dood zal ons niet ontstellen, want het
kruis heeft ons geleerd hoe nuttig en noodza-
kelijk het lijden voor ons is. En wanneer God
ons dan later de genade schenkt, om met vol-
komen kennis, gesterkt door de h. Sacramenten,
de eeuwigheid in te gaan, wij zullen het kruis
als eene oude kennis en een getrouwe vriend
in onze stervende handen vatten ; wij zullen
zijne stille en roerende taal verstaan; onder-
werping en geduld, nederige gehoorzaamheid,
hartelijk berouw, levendig geloof, vast ver-
trouwen en vurige liefde, deugden, die het hart
van den stervenden christen tot een eeuwigen
tempel des Heeren wijden, zullen in ons bin-
nenste bloeijen, wanneer wij den laatsten kus
op de wonden des Heeren drukken.
O, lieve Jesus, duizendmaal dank, dat Gij
met ons zondaren hebt willen sterven, Vol-
trek in mij, wat Gij met zooveel goedheid be-
gonnen hebt en geef, dat ik steeds gemeenzaam
-ocr page 330-
320
omga met uw heilig kruis, dat ik in alle lijden
mijn oog op uw kruisbeeld vestige, dat ik in
de schaduw van uw kruis dagelijks mij onder»
werpe aan Gods heilige beschikkingen en mij
zonder ophouden oefene in die deugden,
welke uw kruis leert en opwekt, in die deug»
den, welke mijn dood kostbaar maken in uwe
oogen. Amen,
-ocr page 331-
WOENSDAG NA PASSIE-ZONDAG.
Amen dico tibi: hodie inecum erls in para*
diso.                                    I.U.-. XXII , *l.
Voorwaar Ik zeg ui heden zult gy met BI«
/ijri in bet 1\'arHdU*.
Ook een der moordenaar», die daar hingen, lasterde
Hem en zeide: indien Gij de Christus zijt, red
U zehen en ons! Doch de andere antwoordde en
bestrajte hem, zeggend: vreest ook gij God niet,
daar gij toch dezelfde straf ondergaat? En wij
zeker met regt, want wij ontvangen, wat onze daden
verdienen; maar deze hee/t niets kwaads gedaan.
En tot Jesus zeide hij: Heer! gedenk mijner, als Gij
in uw Rijk zult gekomen zijn! En Jesus sprak tot
hem: voorwaar Ik zeg u: heden zult gij met Mij in
het paradijs zijn.
Overheerlijke getuigenis, die de andere moor-
denaar aflegde! Jesus is onschuldig zegt hij.
maar hij gaat nog verder: Jesus is Heer van
het Hemelrijk, zoo belijdt hij, want hij roept
Jesus\' barmhartigheid, niet voor den tijd
,\'\'
-ocr page 332-
822
maar voor de eeuwigheid in. Waarom zag deze
moordenaar, wat zelfs de priesters en schrift-
geleerden, wat de Joden niet zagen? Het ia
toch zeker, dat de Joden veel meer teekenen
gezien hebben dan do moordenaar. Deze heeft
Jesus waarschijnlijk het eerst ontmoet op den
lijdensweg, toen Hij, van schoonheid en gedaante
beroofd, de uiterste zwakheid vertoonde. Konde
de moordenaar toen nog de teekenen van Jesus\'
grootheid en heerschappij onderscheiden, waar-
om konden de Joden die niet, zij waren toch
getuigen geweest van vroegere wonderen,
zij hadden den Verlosser op den ganschen lij-
densweg gadegeslagen, terwijl door niets hunne
aandacht werd afgeleid P
Do moordenaar opende zijn hart voor de
goddelijke genade, hij werd boetvaardig; zijn
medgezel en de Joden volhardden daarentegen
in onboetvaardigheid. Er is niets wat den mensch
meer verblindt dan gehechtheid aan de zonde
en onboetvaardigheid. Niet zeldzaam maakt de
onboetvaardigheid den geloovigen ongeloovig,
hoeveel te meer kon zij de Joden verhinderen te
zien, wat de boetvaardige moordenaar zag. Die
de zonde doet
, haat het licht en komt tot het licht niet.
Werp uwe blikken op dezen moordenaar.
Hij lijdt onbeschrijfelijk veel, hij zucht, Blaakt
smartelijke kreten, krimpt ineen van pijn; hij
-ocr page 333-
823
keert en wendt zich zooveel zijn toestand hem
vergunt, doch te vergeefs zoekt hij eenige ver-
poziug; elke beweging veroorzaakt hem nieuwe
smarten, niemand troost hem of biedt hem hulp,
en zijne smarten zijn zelfs te groot om naar de
omstanders te zien en te luisteren; zijne pijnen
dwingen hem om te kermen en met zich zelven
alleen zich bezig te houden. En toch denkt
hij aan Jesus1, verdedigt hij Jesus, want hij is
boetvaardig. Laat ons aannemen, dat zijne mis-
daden gruwelijk en menigvuldig waren, want
hij was een roover; laat ons aannemen, dat hij,
in de uitoefening Tan zijn schandelijk bedrijf,
de boosheden vermenigvuldigde boven de haren
van zijn hoofd, wij zien hier des te duidelijker
wat de boetvaardigheid vermag en hoezeer zij
den grootsten booswicht in een oogwenk kan
verheffen boven duizenden, die zoo diep niet
gevallen zijn. Luister eens naar de edele taal,
die hij spreekt. Hij hoort, dat ook zijn medge»
zei Jesus hoont en het lijden vloekt, \'t welk
hem regtvaardig overkomt. Het is hem ondra-
gelijk zulk eene taal stilzwijgend te aanhooren;
in diepe verontwaardiging voegt hij den onboet»
vaardigen toe: Hoe, gij vreest God nog niet, daar
gij toch dezelfde straf ondergaat.
Het is ontwij-
felbaar dat wij met regt lijden, onze daden
hebben het verdiend.
-ocr page 334-
324
Wij lijden met regt, zegt hij, terwijl zijne
haren te berge rijzen van smart, terwijl zijn
gelaat de pijnlijkste trekken vertoont, en de toon
zijner stem, die schuld belijdt, nog verraadt,
hoe hevig de folteringen zijn! Daar hangt hij,
wachtend op den wreeden dood, die zeker maar
dreigend en met trage schreden nadert; zijn
hart is beklemd, zijne ademhaling moeijelijk,
en met inspanning kan hij nog eenige klanken
voortbrengen, hij roept: wij lijden met regt!!
Is het wonder dat hij in deze schoone gemoed-
stemming Jesus kende, begreep en beleed als
den Zoon Gods P Hij heeft zijn hart geopend
voor de genade, die de Verlosser op onzigtbare
wijze hem bood, hij heeft in de bitterheid des
harten zijne schuld erkend, nu is het oogenblik
daar, waarop Jesus zich geheel aan hem open-
baart! .Xadat hij zijne schuld beleden had,
wendde hij zich tot Jesus voor wien hij zijn
hart reeds had ontsloten; Heer! zoo sprak hij,
gedenk mijner, als Gij in vic Rijk zult gekomen
zijn!
Hoe verkwikkend, hoe aangenaam was
dit woord voor Jesus! Zou de goede Verlosser
op zijn ganschen lijdensweg wel één woord ge-
hoord hebben, \'t welk Hem zoo groot een ge-
noegen gaf als het woord van den boetvaardigen
moordenaar? Ons hart wordt reeds geroerd,
onwillekeurig neigt het zich in bewonderingen
-ocr page 335-
325
liefde tot hem dio zóó sprak in zijne smarten,
wat heeft het minnelijk hart van Jesus niet ge-
voeld voor den moordenaar P O, zie den goeden
herder, die het verloren schaap met zoo veel
zorg steeds zocht, met zooveel blijdschap opnam;
zie den goeden vader, die den verloren zoon
tegemoet snelt en aan zijn harte drukt; thans
Tergiet Hij zijne laatste bloeddroppelen voor
den zondaar; hij kent slechts éénen angst: dat
de zondaar niet zal komen en zich werpen in
zijne armen; doch nu komt hij, de zondaar,
zijn hart is verscheurd van rouwe, gaarne wil
hij erkennen, dat hij den allerwreedsten dood
verdient, in ootmoed en vertrouwen wendt hij
zich tot den goeden herder, tot den minnenden
vader. Hoe zoet klinkt zijne stem in het oor
des Vaders als hij zegt: Heer, ik lijd regtvaar»
dig, maar wees mijner gedachtig!
Lieve lezer, indien gij uwen Verlosser kent,
indien gij weet, wat Jesus voor de zondaren is»
dan zal uw hart opspringen van vreugde wegens
den troost, die de boetvaardige moordenaar aan
den stervenden Jesus biedt. Te vergeefs had
de goede Verlosser zijne armen tot de Joden
uitgestrekt, te vergeefs had Hij hun betuigd,
dat Hij bereid was hunne boosheid met de ui-
tcrste verschooning te behandelen, zij wilden
niet in rouw tot Hem komen, zij dreven den
-ocr page 336-
326
spot met Hem, en hunne verbittering klom,
naarmate Jesus zich uitputt\'e in liefdeblijken;
doch daar opent de moordenaar zijnen mond;
de boetvaardigheid treedt op van den kant,
waar wij haar het minst verwachten, zij vertoont
zich op de lippen, zij treed voort uit het hart
eens boosdoeners; en zie, wat is zij schoon,
de edele boetvaardigheid, de opregte bekentenis
f van schuld! Ach, de armen van Jesus zijn aan
het kruis geklonken, de goede Verlosser kan
den rouwmoedigen niet omhelzen en drukken
aan zijn hart, doch zijne stervende lippen zullen
getuigen hoezeer Hij den rouwmoedigen lief
heeft: heden, zegt Hij, zuil gij met Mij zijn in
het Paradijs!
Heden nog! Van het kruis in de
rust, van de diepste schande in de heerlijkheid,
van de vreeselij kste foltering in de eeuwige
vreugde; meer dan een gastmaal zal voor den
verloren maar teruggevonden zoon worden aan-
gerigt, hij zal deel hebben aan eene eeuwige
bruiloft!
/? O, wat is de boetvaardigheid schoon! zij
maakt den grootsten booswicht tot een kind
Gods; zij verandert den vloek des lij den s ineen
eeuwigen zegen; zij vlecht eene schitterende
kroon uit de doornen van eene welverdiende
straf; zij verkwikt het hart van den met bitter,
heid verzadigden Verlosser. De misdaden deden
-ocr page 337-
•627
den moordenaar in schande klinken aan bel kruis,
maar de boetvaardigheid doet hem daar hangen
als een belijder en sterven als een martelaar!
Zoodra de moordenaar zijne schuld erkende
en in ootmoed de folteringen des kruises als eene
regtvaardige Btraf aannam, deed hij het werk
der belijders, die in boete en versterving aan
God vergeving vragen voor eigene en vreemde
zonden. Zoodra hij zich wendde tot zijnen ver-
stokten inedgezel en dezen vermaande tot
boete, deed hij het werk der belijders, die door
woord en voorbeeld anderen opwekken tot be-
keering.
Doch er is meer, de boetvaardigheid bezorgde
hem de kroon der martelaren. Ofschoon de
evangelisten het niet verhalen, wij moeten het
aannemen, (want het ligt al te zeer voor de
hand) dat de boetvaardige moordenaar in zijn
laatste uren door de Joden vervolgd werd,
wegens zijne openlijke belijdenis van Jesus.
De Joden hoorden hem uitroepen, dat Jesus
onschuldig was; zij zagen, hoe hij zich tot den
Verlosser wendde, Hem erkennend als Koning
van een onvergankelijk Bijk, hunne woede werd
opgewekt, zij knarsten op hunne tanden, en,
indien zij ook al geen middel gevonden hebben
om de smarten van den bootvaardigen moorde-
naar te vermeerderen, zij zullen ongetwijfeld
-ocr page 338-
3i8
door smaad en verguizing lucht gegeven hebben
aan hunnen toorn.
Gelukkige boetvaardigheid, die zoo grooteen
schitterende kroonen wist te veroveren in zoo
korte oogenblikken! Zie den moordenaar nu aan
Jesus\' zijde hangen, nadat hij zijn hart geheel
had opengesteld voor de goddelijke genade en uit
den mond van Jesus zoo groot eene belofte ont-
vangen had. Welk eene rust heerscht er in
zijn hart, welk eene kalmte ligt er op zijn ge-
laat! Hij lijdt ontzettende smarten, doch zijn
oog is niet van Jesus afgewend; alles, wat Jesus
zegt of doet, troost, versterkt en bemoedigt
hem, zijn hart is brandend van liefde, hij smaakt
een geluk, dat hij nooit te voren heeft gekend.
O, ware het ons gegeven geweest uitdenaller-
zoetsten mond van Jesus, gehoord te hebben:
Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs! Wij
zouden ons een denkbeeld kunnen vormen van
het geluk des moordenaars. Hoe liefelijk en
medelijdend werd dit woord gesproken. Ja, het
was de vader, die zijnen zoon aan den boezem
drukte, maar aan den gewonden boezem; aan
dat hart door zooveel droefheid doorboord, doeh
thans met zooveel blijdschap vervuld, wegens
den terugkeer van den verloren zoon.
Lieve lezer, laten wij ons toeleggen op de
boetvaardigheid. Te lang hebben wij deze deugd
-ocr page 339-
329
veronachtzaamd. Zijn onze zonden dan zoo ver
te zoeken, dat zij ons hart niet met rouwe
kunnen vervullen P Of heeft de Heer ons niet
duizendmaal, en dikwijls op gevoelige wijze,
herinnerd, dat er nog veel te boeten is! Helaas,
hoevele tegenspoeden ondergingen wij met weer-
zin, hoevele tranen stortten wij vruchteloos,
hoevele smarten zijn wij zonder eenig nut door-
geworsteld, omdat wij niet wilden erkennen,
dat God ons in zijne regtvaardigheid kastijdde.
Dat wij ons toch vernederen onder de magtige
hand Gods; dat wij in opregte rouwe tegen ons
zelven onze zonden belijden; dat wij ons toch
nimmer verstouten te morren en te klagen alsof
ons onregt geschiedt, wanneer de hand des
Heeren ons treft. Indien wij werkelijk de boet-
vaardigheid beoefenen dan zullen onze zonden
helder staan voor onzen geest, in het lijden
zullen wij God danken, dat Hij ons bij al de smar-
ten nog tot verademening laat komen door ontel-
bare weldaden en dat Hij ons in zijne barmhar-
tigheid niet behandelt overeenkomstig onze
zonden. En als de Heer zijue slagen verdubbelt,
wij zullen doen, wat de moordenaar deed, wij
zullen ons lijdend gelaat tot het kruis van Jesus
wenden en in ootmoedige onderwerping zeggen:
lieer, wees Mij gedachtig in uw Rijk. Alsdan zal
ook het antwoord van den goeden Jesus niet
-ocr page 340-
330
uitblijven, wij zullen hoorcn: gij zult niet Mij
zijn. Kust, kalmte, heilige blijdschap zullen
de eerste vruchten onzer boetvaardigheid zijn
en eens zullen wij met de boetvaardige zondaren
deel hebben in het Rijk van Jesus.
Overweeg welke gevoelens van ootmoedig be-
rouw en bereidwillige boetvaardigheid in uw hart
gevonden worden. Onderzoek met welke ge-
voelens gij tegenspoed en lijden uit Gods hand
hebt aangenomen; of gij ook met den rouwmoe-
digen moordenaar gezegd hebt: wij lijden met regt;
of gij ook in lijden, uw oog op het kruisbeeld
vestigend, gezegd hebt: Heer gedenk mijner in
uw Eijk en ik heb genoeg. Vorm aangaande
de boetvaardigheid die voornemens, die gij meent
u te passen.
-ocr page 341-
DONDERDAG NA PASSIE-ZONDAG.
Stabaut autcm juxta crucein .lcsu mater ejii*
et . , . .
                            Joan. XIX i .v>.
liij het kruis van Jcsus nu stonden zijne
Moeder en. ...
Naast liet kruis des Heoren stond zijne Moe-
der; onmetelijk was hare smart; een ieder die
haar zag, kon in haar de Moeder kennen, welke
leed met haren Zoon. Hoe bleek was haar
gelaat, hoe vloeiden hare tranen, hoe diep be-
droefd was hare houding! Geen woord kwam
over hare lippen, geene klagt deed zij hooren;
zij was eene stervende gelijk en gansch ver»
slonden door de smart. Zij zag, hoe de doornen
kroon het hoofd van haren Jesus kwelde, en
vermogt haar niet weg te nemen; zij zag, hoe
de verscheurde ledematen door een ruw hout
werden gepijnigd, en zij kon geen verzachting
aanbieden; zij zag het gelaat van haren Zoon
met bloed en stof overdekt, en zij kon het niet
reinigen! Hoe gaarne had zij het ligchaam van
-ocr page 342-
332
JeBUB gesteund, dat aan zoo wreede nagelen
hing, hoe gaarne had zij Jesus\' dorstende lippen
gelaafd, maar zij mogt het niet!
Stel u eene teedere moeder voor aan het
sterfbed van haar kind. Hoe put zij zich uit
in liefderijke zorgen, om de angsten van haar
kind te verminderen! Wie zou het wagen de
lijdende liefde der moeder te storen? Wie zou
de handen der moeder durven binden, die nog
het onmogelijke beproeven om het kind eenige
verkwikking te bieden P Maria echter wordt
door de wreedheid van Jesus\' vijanden terug-
gehouden. Zij mag Jesus\' wonden zien, maar
op voorwaarde, dat zij geen helpende hand tot
Hem uitstrekt, zij mag getuige zijn van Jesus\'
dood, doch onder beding, dat zij zwijgend de
godslasteringen en verwenschingen hoore, waar-
mede men haren stervenden Zoon vervolgt.
Het is haar slechts vergund te weenen en te
sidderen over de smarten van Jesus, spreken
mag zij niet, want elk woord van moederlijke
liefde zou slechts voedsel geven aan de woede
der Joden.
Wat het lijden van Maria buitengemeen ver-
grootte, het was hare kalme onderwerping, hare
gelatene sterkte. Elke andere moeder zou hare
kalmte, zelfs haar bewustzijn verloren hebben,
zoodat het matelooze der smart juist de oorzaak
-ocr page 343-
833
ware geworden, !dat de smart minder werd ge-
voeld. Waar vreemde vrouwen, dochters van
Jeruzalem, niet meer in stilte konden weenen,
maar in jammerklagten uitbarstten over het
onmetelijk lijden des ïïeeren, daar bewaarde
Maria hare kalmte; zwijgend stond zij naast het
kruis van Jesus en overzag met sehreijende
oogen het gansche lijden van haren Zoon. Elke
doorn, die Jesus\' hoofd doorwondde, doorstak
het hart der Moeder; de wreede nagelen deden
haar sidderen. Jesus\' dorst en verlatenheid,
Jesus\' oneer en schande zag zij met helderen
blik; geene vervloeking, geene godslastering
werd tegen Jesus uitgebraakt, waarvan Maria
den vollen weerslag niet ontving. Naast het
kruis stond Maria geheel verzwolgen in eene
zee van lijden, maar toch in staat die uitge-
strekte zee te overzien en hare gansche bitter-
heid te proeven. Maar wie zal ons de angsten
en smarten van de teederste Moeder verhalen,
de smarten, die zij leed onder het kruis van
haren Goddelijken Zoon?
De H. Geest vergelijkt Maria\'s smart bij een
zwaard, \'t welk haar hart doorboorde. Om de kracht
dezer uitdrukking te begrijpen, moet gij u Maria
voorstellen, terwijl het zwaard gerigt is op haar
moederlijk hart, het zwaard dringt steeds verder
door bij elke vernedering, bij elke nieuwe foltering
-ocr page 344-
.Cii
Jesus aangedaan , en als de Zoon aan het kruis ge-
klonken en omhoog geheven is, is het hart der
Moeder geheel doorboord; daar staat zij dan
met volle bewustzijn de folteringen der wreedste
wonde dragend.
Eene vrome overlevering verhaalt, dat Maria
na de hemelvaart van haren Zoon gedurig nog
de plaatsen bezocht, waar Jesus zoo smartelijk
geleden had. Indien wij het voorregt genoten
hadden, Maria op deze vrome wandelingen te
vergezellen, wij zouden beter begrijpen wat
Jesus aan en Maria naaxi het kruis geleden
hebben. Met welk een weemoed, onder hoe
groot een tranenvloed zou Maria ons het lijden
van Jesus beschreven eu de droefheid, de ang-
sten der Moeder ons geschilderd hebben. Is
het te verwonderen, dat de Kerk zoo schoon
en aandoenlijk tot Maria zegt: Heilig Moeder,
ééne bede, maak, dat de wonden van den ge-
kruisten Jesus mijn hart doorboren, dat ik
godvruchtig met u weene en dat de smarten
van Jesus mij bedroeven zoolang ik leve, wil
toch met mij de smarten deelen, die gij onder
het kruis geleden hebt; met u naast het kruis
te staan, mijne tranen met de uwen te mengen
is mijn hartelijke wensch.
Maria is niet slechts de Moeder, zij is ook
de heiligste onder alle schepselen. Zij is de
-ocr page 345-
335
Moeder, omdat zij de heiligste en wederom de
heiligste, omdat zij de Moeder is; van haar
kunnen wij in elk opzigt het best leeren, wat
ons te doen staat onder het kruis. Zag zij met
de oogen des ligchaams de wonden van Jesus,
gevoelde zij met haar moederlijk hart al de
folteringen van haren Zoon, zij zag met de
oogen des geloofs, zij gevoelde met al de tee-
derheid der bovennatuurlijke liefde door den
H. Geest in haar hart uitgestort, wat door
bijkans niemand gezien en gevoeld werd, en
door geen enkele in die mate werd opgemerkt
als door haar; zij zag en gevoelde de diepe ge-
hoorzaamheid van haren Zoon jegens den hemel-
schen Vader, de blijmoedige offervaardigheid,
waarmede Jesus voor de zonden der wereld
ging sterven. Zij begreep de onmetelijke droef-
heid van Jesus over de zonden der wereld, en
over de hardnekkigheid van het Joodsche volk.
Kortom: naast het kruis van Jesus gevoelde
zij wat er in Christus Jesus was. Met haren
Zoon was zij gehoorzaam en onderworpen aan
den wil des Vaders, met Jesus bad zij voor het
heil der wereld en de bekeering der zondaren,
met Jesus betuigde zij den Vader eene diepe
droefheid over de snoodheid dor zonde, met
Jesus leed zij en gevoelde zij al de angsten des
doods. Kalvarië was voor haar de berg der
-ocr page 346-
33fi
bittere mijrrhe en van den geurigen wierook;
want zij leed er de herigste smarten en bad er
haar schoonste gebed, terwijl zij haren Zoon
voor het laatst den Vader aanbood als het aan-
genaamste ofier.
Zie dan Maria naast het kruis van Jesus.
Welke schoone gedachten, welke verhevene ge-
voelens bezielen haar, terwijl zij onder een
vloed van tranen al de bitterheid des lijdeng
proeft! In heilige verrukking ziet zij Jesus
eeno oneindige eer en glorie aan den Vader
brengen, zij bidt mede met haren Zoonj ver-
slonden door den geest der liefde, ziet zij Jesus
met onmetelijke liefde alles ten ofler brengen ,
ook zij brengt haar groote offer met eene liefde
zoo als er geen tweede bij eenig schepsel ge-
vonden wordt. Onder alle schepselen, zelfs de
engelen des hemels niet uitgezonderd, is er
geen, die Jesus begrijpt zoo als Maria.. Zij
verstaat elk woord van haren stervenden Zoon,
elk woord van Jesus brengt haar in de hoogste
verrukking van aanbidding, dankbaarheid en
liefde. Wanneer wij de leerlingen die naar
Emaus opwandelden, hooren zeggen: Was ons
Aart niet brandend in ons; terwijl Hij op den weg
sprak en ons de Schriften verklaarde?
dan kunnen
wij ons ten minste een flaauw denkbeeld vormen
van den heiligen brand der liefde, die elk woord
-ocr page 347-
337
van Jesus in het hart der Moeder ontstak, toen
zij naast het kruis stond en weende. Ja, hoe
onmetelijk ook de smart der Moeder was, zij
genoot niet slechts het voorregt met volle be-
wustheid uit den kelk der smarten te drinken,
en het Goddelijk Lam te aanschouwen, \'t welk
uitgestrekt op het altaar des kruises het oneindig
offer den Vader opdroeg, maar ook het onwaar-
deerbaar voorregt met helder oog een diepen
blik te werpen in het ootmoedig, geduldig en
minnend hart van Jesus. Maria begreep Jesus
zoo als nooit eenig schepsel Hem begrijpen kan,
zij verstond elk woord, dat Jesus stervende
sprak; in zijne wonden, in zijne klagten, in
zijne beden zag zij en de bittere mijrrhe des
lijdens en den geurigen wierook van de aller»
nederigste aaubidding. Zij leed veel, de be-
droefde Moeder, zij leed onbegrijpelijk veel,
maar niet minder heeft zij daar gebeden en met
haren Zoon zich den Vader onderworpen.
"Wilt gij weten, welke gevoelens het meest uw
harte behooren te sieren, wanneergij voor het kruis*
beeld nedergeknield, de wonden van Jesus be-
schouwt; wilt gij weten, welke gevoelens Jesus het
liefst bij u opwekt, wanneer Hij, als het ware, zijn
kruis voor uwc oogen opslaat, dat is: wanneer
Hij nederdaalt op het altaar om in uwe tegen»
woordigheid het bloedig kruisoffer op onbloedige
15
-ocr page 348-
33*
wijze te vernieuwen, ga dan in den geest naar
Kalvarië, plaats u met Maria onder het kruis;
Maria zal u door hare tranen, hare angsten en
haar snikken leeren, hoe gij treuren moet over
het lijden van Jesus, hoe gij al de wonden, al
de vernederingen en smarten van uwen Verlosser
moet opmerken; zij zal u leeren met hoe groot
eene liefde het Lam Gods uwe zonden wegnam;
door haar voorbeeld zal zij u toonen hoe gij u
aan God te onderwerpen hebt, welk een eerbied
u bezielen moet voor de oppermagtige Majesteit,
die naar welgevallen over u beschikken kan,
hoe gij den wierook van aanbidding en dank*
zegging vooral dan aan God moet opdragen,
wanneer de myrrhe des lijdens uw harte met
droefheid vervult.
Bij Maria stonden] ook Joannes en eenige
vrome vrouwen. Wat deden zij daarP Geheel
verslagen en ontroerd zagen zij den lijdenden
en stervenden Meester; van tijd tot tijd wierpen
zij ook een blik op de diep bedroefde Moeder
en zij weenden zonder ophouden. Doch Maria
boezemde hen moed en sterkte in. De Moeder
leed duizendmaal meer dan zij en toch was zij
zoo kalm, zoo gelaten! Zij zagen, hoe zij hare
betraande oogen ten hemel sloeg en daarna in
de volste onderwerping het hoofd boog; zij
zagen, hoe zij sidderde over het lijden vau
-ocr page 349-
33>J
.lesua en toch geheel verslonden bleef in het
gebed; zij zagen haar doodsbleek gelaat, maar
het was getint door den niet weer te geven
blos van serafijnsche liefde; kortom: zij zagen
Maria onder het kruis en hadden genoeg gezien
om een geheel leven te besteden in het aan-
kweeken der verhevene gevoelens, die zij in
Maria hadden opgemerkt. Zij dachten en her-
haalden later dikwijls wat de Kerk ons thans
leert bidden: „Maak, o maagd der maagden,
dat ik den dood van Christus drage, geef mij
deel aan zijn lijden, dat ik gewond door zijne
wonden, verzadigd worde door het kruis en
het bloed van uwen Zoon, opdat ik, na hier
met u onder het kruis gestaan te hebben, door
uwe hulp tot den palm der overwinning kome.
Morgen, lieve lezer, vieren wij het feest der
zeven weeën van Maria; dat dit niet onopgemerkt
voorbij ga; laten wij reeds dezen middag, de
eerste Vespers van het feest, en inzonderheid
morgen de goede Moeder smeeken, dat zij ons
de genade verwerve van eene groote godsvrucht
jegens het lijden des Heeren, de genade om
met Paulus te kunnen zeggen: niets te weten
dun Jetus en Jetui gekruist.
I6«
-ocr page 350-
VRIJDAG NA PASSIE-ZONDAG.
Dieit matri suae: Muller ecce fllius tuus.
Deinde ili.it diacipulo: eccp mater tua
Joan. XIXi s;.
Hü lelde tot zyne moeder: vrouw zie uw
Zoon. Daarna zeide Hy tot den leer*
linfr zio uwe Moeder.
Bij het kruis van Jesus nu stonden zijne Moeder
en de zuster zijner Moeder. Maria van Kleophas,
en Maria Magdalena. Toen dan Jesus zijne Moe-
der en den leerling, dien Hij lief had, zag staan,
zeide Hij tot zijne Moeder: Vrouw, zie uw Zoon.\'
Daarna zeide Hij lot den leerling: Zie, uwe Moe-
der! En van dat uur af\' nam de leerling haar
tot zich.
Wanneer alle geslachten der aarde zich ver-
eenigen op Kalvarië en in stomme bewondering
staren op het kruis Tan den sterrenden Jesus,
zij zullen het geheim der geheimen niet door-
gronden , waarin de strenge regtvaardigheid den
zoeten vrede omhelst, noch de voll c beetekenis
vatten der woorden, die daar van \'s Heeren ster»
-ocr page 351-
841
vende lippen vloeijcn; want elk woord is een
stroom van licht en waarheid waarvan wij, nie-
tige stervelingen, slechts een straaltje kunnen
opvangen. Bij het kruis staat Maria. Hoewel
in tranen badend, hoewel verzwolgen door eene
zee van smarten, zij ziet, hoort en verstaat
meer in één oogwenk dan wij allen te zamen
na alles gewikt en gewogen te hebben. Groote
Moeder! Zij is omstraald door het licht van
haren Zoon, haar blik peilt afgronden die wij
naauwelijks gissen!
Wij zien de leerlingen dikwijls onder elkander
twisten over den zin van \'s Heeren woorden,
gedurig zien wij hen tot Jesus gaan om nadere
verklaring te vragen, zoo deed Maria nooit;
zij hoorde, verstond en bewaarde in haar hart,
om in heilige overweging de rijke waarheid te
proeven en te genieten. Op de bruiloft te
Kana sprak Jesus eenige woorden. Voor een
ieder, die ze hoorde, waren zij raadselachtig,
voor Maria niet, geen twijfel kwam bij haar op,
zij was overtuigd dat Jesus doen zou, wat ande-
ren meenden, dat Hij geweigerd had. Ook op
het kruis sprak Jesus eenige woorden tot
Maria, slechts vier, want weinige zijn voor de
Moeder genoeg. Vrouw, zie uw Zoon, zoo sprak
Hij. Zoekt gij naar de beteekenis dezer woor-
den F Bedenk dan, dat zij gesproken zijn niet
-ocr page 352-
342
tot u, maar tot Maria. Het was genoeg, dat
Maria zo verstond, zij zal ze des noods aan
Joannes en aan ons verklaren.
Hoe verstond Maria ze danP Zeker niet als
een bekrompen mensoh, die niet verder ziet,
dan aardsclie en stoffelijke belangen reiken; ook
niet zooala de getrouwe leerlingen, wier oogen
nog te zwak waren voor zooveel licht en waar-
heid als er afstroomt van het Kruis. Aan-
schouw Maria. Hoe staat zij daar onder het
Kruis? Diepbedroefd, doch volkomen onder-
worpen , aanbad zij de raadsbesluiten der
goddelijke barmhartigheid en regtvaardig-
heid. Zij zag het Lam Gods, op het smartelijk
altaar uitgestrekt, voor het heil der wereld
sterven, zij zag millioenen van alle tijden,
stammen en volkeren gereinigd door het bloed
van haren Zoon, \'t welk nog aanhoudend drop-
pelde aan hare voeten, deze millioenen zag zij
niet slechts in den geest, zij vond ze reeds
afgebeeld en vertegenwoordigd in Joannes, die
naast haar stond; hem zag zij nu reeds getee-
kend met het teeken van het goddelijk Lam;
in den ijver van Joannes, in zijne onderwerping,
in zijne maagdelijke kuischheid, in zijn geloof,
zijne hoop en zijne liefde vond zij den leerling
gevormd, opgekweekt en gevoed door de leer
en het voorbeeld, het lijden en het bloed van
-ocr page 353-
343
haren Zoon; in Joannes, den apostel, eeno
grondzuil der Kerk, eenen vader der geloovi-
gen, zag zij ook ons,
Vraag dan aan Maria wat het woord van
Jesus: Vrouw, zie uw Zoon, beteekent. Zij zal
u geleiden naar Kalvarië en u voeren onder
het kruis, zij zal u Jesus wijzen, die doorwond,
gevloekt en gehoond, zijne armen tot allen uit-
strekt en biddend roept: Vader vergeef het hun,
want zij weten niet, wat zij doen;
of zij zal u
wijzen op den moordenaar, die nu zoo tevreden
en blijmoedig lijdt, omdat hij uit den mond
van Jesus hoorde: Heden zult gij met Mij zijn,
in het Paradijs.
Daar, zoo zal zij er bijvoegen,
heb ik alles gevoeld wat erin Jesus, mijn Zoon,
was. Met Hem heb Ik gesmeekt en gebeden:
Ach, Vader vergeef ; in heilige verrukking heb
ik zijn woord herhaald: Heden nog! Ik deed
er wat eeno moeder doet voor schuldige kin-
deren: lijden, zwijgen, verschoonen en ver-
geven ; ik deed er wat eene moeder doet, die
het kind behouden heeft, dat zij reeds verloren
waande: van blijdschap weenen, en in moeder-
lijke liefde den lieveling drukken aan bet hart.
Ook zag ik Joannes weenen en van angsten
overstelpt, ik was diep bewogen over zijne
droefheid, toen Jesus tot mij zeide: Vrouw, zie
uw Hoon.
Dit woord was eene verklaring, eene
-ocr page 354-
344
bevestiging, eene goedkeuring van hetgeen ik
bezig was te doen. Het was, als hoorde ik:
Moeder, wat gij doet is welgedaan, het is een
werk, dat uw stervende Zoon u achterlaat, dat
gij op Kalvarië in zooveel smarten begint, om
het in blijdsehap voort te zetten: u Moeder te
betuigen van al mijne leerlingen.
Daarna zeide Hij tot den leerling: Zie uwe Moe-
der.
Ongetwijfeld was er, buiten Maria, nie-
mand beter in staat, de beteekenis van dit
woord te vatten dan Joannes, tot wien het on-
middelijk gesproken werd. Hij toch zag van
zoo nabij wat Maria leed, ter wille van het
groote werk der Verlossing. Hoe kan hij Maria
in die bange oogenblikken gadeslaan, hare tra-
nen zien vloeijen, hare moederlijke angsten
aanschouwen, hare onderwerping en haar he-
melsch geduld opmerken zonder in zijn hart
eene liefde jegens Maria te gevoelen, die de
teederheid en de kracht eener kinderlijke ge-
negenheid hadP Joannes moest toeh bij zich
zelven zeggen: ook om mijnen \'t wille weent
Maria en zij uit geene klagten! Vriendelijk
ziet zij de vijanden van haren Jesus aan, zij
vergeeft en bidt; welke zorgvuldige blikken
werpt zij op mij en toch ook om mij moet zij
Jesus in zoo gruwzame folteringen zienP
Het Lam Gods neemt de zonden der wereld
-ocr page 355-
315
niet weg, zonder dat het hart der Moeder
wordt doorboord en toch houdt zij niet op met
beminnen!
Kortom: Naast Maria stond de leerling;
beiden stonden in de schaduw des kruis, ter-
wijl het volle licht der goddelijke waarheid
hen omgaf. Mogt Joannes evenwel niet volkomen
begrepen hebben wat de Heer bedoelde, toen
Hij tot hem sprak. Zoon, zie uwe Moeder .Maria
was daar om bet hem te verklaren, op eene
even eenvoudige als krachtige wijze. Want de
liefde, inzonderheid de moederlijke liefde, heeft
geen woorden noodig om zich te openbaren, zij
gaat van hart tot hart. Joannes beminde Maria,
zooals een kind zijne moeder, alvorens Jesus
sprak: Zoon, zie uwe Moeder. Maria beminde
Joannes, zoo als nooit eene moeder haar kind,
alvorens zij Jesus hoorde zeggen: Vrouw, zie
uwen Zoon.
Het woord van Jesus was slechts
eene bevestiging, eene goedkeuring, eene
laatste wijding der heilige banden, die Maria
met den leerling verbonden, en die hare uitdruk»
king vonden in de kinderlijke liefde van Joan-
nes, veel meer nog in de moederlijke liefde
van Maria
Zie nu, boe Maria de laatste en bon-
digste uitlegging van Jesus woorden aan
Joannes geeft. Zij zegt hem niet, ik ben uwe
-ocr page 356-
340
Mooder, gij zeli\' hebt het nu gehoord uit Jesu9\'
mond. Neen, zoo spreekt eene Moeder niet.
Zij omgeeft het kind met duizend zorgen, zij
laat het lezen in haar minnend oog, zij koestert
het met eene opmerkzaamheid, die alleen door
eene moeder gekend wordt, en het kind ant-
woordt: Moed\'r! Zoo handelde Maria met
Joannes. Zij kwam niet tot hem met klngten
over hare armoede, verlatenheid en zwakte;
Maria kende geen dergelijke klachten, zelfs
niet onder het kruis. Zij sprak met Joannes
over .Tesus\' lijden, zijne wonden en zijn dood;
zij stelde hem gedurig voor oogen wat zij op
Golgotha hadden gezien en gehoord; zij ver-
haalde en verklaarde met onnavolgbare teeder-
heid wat zij van Jesus wist, en de leerling luis-
terde met onverzadigbare aandacht. Maria\'s
gelaat schitterde van moederlijke voldoening,
wanneer zij het hart van den leerling meer en
meer ontvlamde in ijver en liefde tot Jesus;
dan wees zij hem de geschikste middelen om
Jesus te dienen en te behagen; geen grooter
genoegen voor de Moeder, dan dat zij den reine
leerling zag voortgaan van deugd tot deugd.
De geheele omgang van Maria met Joannes,
hare gesprekken, de toon harer woorden, de
duizende zorgen waarvan de heiligste Moeder
alleen de geheimen kende, waren zoowel eene
-ocr page 357-
347
verklaring als eene vervulling van het woord
des Heeren: Vrouw, zie uwen Zoon. Kinderlijke
liefde, eerbied en vertrouwen bloeiden in het
hart van den leerling steeds krachtiger op;
hij had Maria tot zich genomen, zooals een
kind zijne moeder, hij maakte haar deelgenoot
van zijn lijden en strijden voor de glorie van
Jesus, bij haar zocht hij raad, troost en ver-
kwikking, zich dankbaar herinnerend aan het
woord van den stervenden Meester: Zoon, zie
uwe Moeder.
Gelijk Maria aan Joannes den zin van Jesus
woord verklaarde, zoo verklaart zij het thans
aan ons. Want wij weten, lieve lezer, dat het
ook voor ons zijne beteekenis heeft; wij weten
dat Jesus in den persoon van Joannes z\'jne Moe-
der aan ons schonk. Indien gij echter vraagt
hoe Maria ons het woord des Heeren uitlegt,
ik wijs u nogmaals op Maria\'s moederlijke zor-
gen. Nog steeds betoont zij zich de Moeder
der vrome en heilige zielen, de toevlugt der
ongelukkige zondaren, de troosteres der be-
drukten, den bijstand der christenen. Zoo
krachtig betoont zij zich aller Moeder, dat mil-
lioenen monden dagelijks tot haar roepen:
Moeder! In lijden en kwelling, in gevaar en
bekoring, in droefenis en verlatenheid, in ziek»
ten en dood herhalen zij het zoete woord van
-ocr page 358-
34
Moeder. Dat woord sterkt den zwakken en
verheugt den sterken; het is een woord, dat
zoo wel den angst van het kind, als zijne blijd-
schap uitdrukt. Nooit zal het sterven op de
lippen der Christenen, omdat het kinderlijk ge-
voel jegens Maria niet te rukken is uit hun
hart, en Maria nooit zal ophouden te antwoor-
den op den kreet van kinderlijke liefde en
vertrouwen.
Lieve lezer, welke zijn onze gevoelens jegens
Maria; hoe is onze omgang met haar? Wij zou-
den de liefde van Jesus niet volkomen begrepen
hebben, indien wij uit zijne handen Maria
niet tot Moeder hadden aangenomen. Laat ons
thans eens nederknielen voor het kruis en Jesus
beschouwen, die zijne smarten vergeet om aan
ons te denken. Hij ziet ons zwoegen in arbeid
en lijden, in bekoring en gevaren, in ziekte en
dood, Hij ziet ons beangstigd, sidderend en
weenend, zooals Hij Joannes zag bij zijn kruis;
Hij opent dan zijn mond en herhaalt wat Hij
met zooveel medelijden tot Joannes zeide:
Zoon, zie uwe Moeder. Laat ons Maria met
warme dankbaarheid jegens Jesus aanne-
men, laat ons jegens Maria kinderlijke liefde,
eerbied en vertrouwen aankweeken in ons hart.
Ja voortaan zal Maria getuige, deelgenoote zijn
van onze vreugde en droefheid, van onze hoop
-ocr page 359-
340
en vrees, van onze godsvrucht en al onze
werken. Vertrouwelijk zullen wij met haar
omgaan, gedurig tot haar ons wenden, wij
zullen altijd jubelen over hare voorregten en
hare glorie.
-ocr page 360-
ZATURBAG NA PASSIE-ZONDAG.
Kt circa ltoram nnnain claniavlt Jesuit
voce mai*na dicens; [£ti, Eli lamma Babac-
t.in|ï
                               Matth. XXVtl: 46.
Ru omtrent tiat negende uur riep .ledus
met luide stem, zeanjend : mijn (Jod, mUn
God, waarom liel\'t liy BtQ verlaten?
Het was omstreeks twaalf ure in den middag,
toen Jesus aan het Kruis werd omhoog gehe-
ven. Zwijgend hragt Hij drie allersmartelijkste
uren door; want slechts drie malen sprak Hij
eenige woorden. Zigtbaar namen Zijne krach»
ten af, men zag dat het uur van scheiden daar
was. Men verwachtte dan ook niet meer, dat
Jesus nog weder spreken zou, het scheen te
betwijfelen, of Hij nog verstaanbare klanken
kon voortbrengen, toen Hij omstreeks drie
uren, dus kort voor zijn dood, wederom zijne
stem deed hooren. Plotseling, geheel onver»
wachts, onderbrak Hij de diepe stilte, die toen
zijn Kruis omgaf en die slechts gestoord werd,
door de laatste spotternijen zijner vijanden.
Hij onderbrak de stilte met een kreet, die
-ocr page 361-
351
volstrekt niet geleek op dien van een stervende;
een kreet, die krachtig over Golgotha k lonk en
de aanwezigen deed sidderen. Hij riep met
luide stem: Mijn God, mijn God, waarom hebt
Gij Mij verlaten ?
Geheimzinnige woorden! Zij
vorderen eene buitengewone opmerkzaamheid.
Zalig de mensch, die ze begrijpt; want die van hun»
nen zin doordrongen is, zal niet meer zondigen.
In de eerste plaats moeten wij hier opmer-
ken, dat deze woorden den aanhef wederge-
ven van den een en twintigsten psalm, die eene
uitvoerige voorspelling en beschrijving inhoudt
van het lijden des Verlossers en inzonderheid
van den smaad en de smarten door Jesus op
het Kruis ondergaan. In dezen psalm wordt
ons Jesus voorgesteld tot den Vader klagend dat
men zijne handen en voeten doorboorde, dat men
hem vertrapte als een worm en behandelde als
een verworpeling onder het volk, dat een ieder
die Hem aanschouwde Hem hoonde en spot-
tend het hoofd schudd\'e, dat men met wreeden
wellust zijne wonden beschouwde en zijne
beenderen telde, dat men zijne kleederen ver-
deelde en over zijn opperkleed het lot wierp;
dat men als woedende honden Hem omgaf en
boosaardig Hem omsingelde. Den aanhef van
dezen psalm, die door de Joden zeer goed
gekend werd en dien zij beschouwden als eene
-ocr page 362-
352
voorspelling omtrent den Verlosser, sprak Jesus
luide, om de Joden te herinneren aan de dui-
delijke voorspelling en om hen nogmaals te
overtuigen, dat Hij het was, over Wien de
profeten gesproken hadden. Hij sprak deze
woorden evenwel niet alleen luide, maar met
sterke stem; Hij sprak ze uit op klagenden
toon; Hij deed ze hooren als een kreet van
smarte, opdat zij, doorgedrongen tot in het
diepste onzer ziel, het voorwerp onzer god-
vrnchtige overweging zijn zouden.
Om nu deze klagte des Heeren wel te vat-
tcn, moeten wij twee waarheden ons duidelijk
voor oogen stellen. De eerste: Jesus lijdt niet
in zijn goddelijken, maar in zijn menschelijken
natuur; de tweede: Jesus lijdt niet wegens
eigen schuld, maar wegens onze zonden. Hij
lijdt als Middelaar tusschen God en de men-
schen; terwijl Hij door den Vader getroffen
wordt wegens de zonden der wereld, bidt,
smeekt en klaagt hij voor het heil der zondaren.
Ofschoon Hij altijd de Zoon is, in wien de
Vader zijn eeuwig en onveranderlijk welbehagen
gevestigd heeft, stelt Hij zich, zooveel als
mogelijk is, in de plaats der zondaren, wier
vloek Hij op zich nam. Daarom verschijnt Hjj
als een schuldige voor den Vader, daarom doet
Hij boete als hadde Hij zelf het kwade bedre
-ocr page 363-
353
ren, daarom wendt Hij zich tot den Vader met
eene klagt, die slechts in den mond des zon-
daars zijne volle beteekenis hebben kan, in den
mond van den verloren zoon, die zijne oogen niet
durft op te heffen, wanneer hij om ontfer»
ming smeekt.
Nog eene andere opmerking is hier noodig
Door God verlaten zijn heeft eene betrekkelijke
beteekenis; niemand kan in den volstrekten zin
geheel van God verlaten zijn, want indien God
zijne hand volkomen van het schepsel terugtrok,
zou het ophouden te bestaan. Het verlaten, zijn
van God
laat derhalve een meer en minder toe.
Een zieke is in zoo verre verlaten van God,
dat de bron des levens, welke God is, zoo
mild niet meer voor hem vloeit; hoe meer de
aardsche kwellingen stijgen, des te meer kan
hij, die ze ondergaat, gezegd worden, door
God verlaten te zijn, ofschoon hij een kind Gods
kan zijn, en in andere opzigten duizend\'
voudige vergoeding van God kan ontvangen
hebben, voor de tijdelijke kwellingen die hij
ondergaat. Alsdan wordt het woord vervuld:
dat God nooit digter bij is, dan wanneer Hij
zijn kind schijnt verlaten te hebben. Met welk
een oneindig welbehagen zag de Vader niet op
Jesus, toen de goede Verlosser door Hem was
overgelaten aan de wreedheid zijner vijanden
-ocr page 364-
354
toen Hij met wonden overdekt, gehoond, ge-
vloekt en veracht daar voor het oog zijner ha-
ters hing aan het smadelijk kruis! Hoe digt
was de Vader bij Jesus, toen Hij voor het oog
der wereld geheel verlaten scheen. Heeft Jesus
nu over deze schijnbare verlatenheid geklaagd?
Misschien, doch dan geschiedde zulks om ons voor
het laatst opmerkzaam te maken hoe ontzettend
groot zijn lijden waB, dan geschiedde zulks,
opdat wij, van het kruis huiswaarts keerende ,
den kreet van smarte, welke Jesus nog voor
zijn scheiden deed hooren, diep in ons hart
zouden prenten, om ons steeds te herinneren,
hoe duur wij zijn vrijgekocht.
Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mijn ver-
laten? Deze
klagte heeft, zooals ik reeds
opmerkte, zijne volle beteekenis in den mond
des zondaars. De zondaar is van God verlaten
zooveel als een schepsol, \'t welk op aarde leeft,
zulks kan zijn. Er is een scheidsmuur opge-
trokken tusschon God en den zondaar, elk
vriendschappelijk verkeer tusschen God en den
zondaar is opgehouden, de stroom der genade
is door de zonde gestremd, de loutere barm-
hartigheid Gods kan den ongelukkigen nog de
genade der bekeering doen toekomen en alzoo
verhinderen, dat de scheiding eeuwig zij. Be-
grijpt de zondaar dit? Helaas, noen. De onder-
-ocr page 365-
355
vinding leert dat hij meer treurt over tijdelijke
rampspoeden dan over de grootste ramp, zijne
scheiding van God door de zonde. Het geloot
leert ons daarenboven, dat de zondaar zijn onge-
luk niet begrijpen kan, zonder de verlichting
van den H. Geest, welke reeds eene genade is
van Hem, die den dood der zondaar niet wil, maar
dat hij leve en zich bekeer e.
Welnu, Jesus be-
kleedt aan het kruis de plaats der zondaren,
want Hij is daar onze Middelaar. Jesus ziet,
wat de zondaar niet ziet, noch zien kan; Jesus
ziet het ongeluk des zondaars in al zijne uitge-
strektheid, Hij ziet het, en siddert; Hij roept
met een kreet van smarte: Mijn God, mijn God,
waarom hebt Gij Mij verlaten
, opdat wij, geschokt,
geroerd en ontsteld, met Hem dien smartelijken
kreet zouden herhalen. O bron des levens,
Gij hebt mij geschapen, waarom wendt gij het
aangezicht van het werk uwer handen af P Eeuwig
licht, waarom is uw gelaat van mij afgewend,
waarom breng ik mijne dagen in duisternis door ?
Eenigste verkwikking, rust en vreugde mijner
ziel, waarom ben ik thans een gruwel voor uw
oogP Heer, verbrijzel mij, maar verlaat mij
niet; het is mij beter dat uwe hand zwaar op
mij drukke dan dat Gij afkeerig uw gelaat van
mij afwendt! Zonder U is alles leugen en duis-
ternis, kwelling en eeuwige dood. O hoe bitter
-ocr page 366-
35fi
is het U door de zonde verlaten to hebben! Mijn
God, mijn God, keer U tot mij, toon mij uw
heilig gelaat. Zoo moet de zondaar zuchten,
en om dergelijke klagten bij hem op te wekken
laat Jesus ons zijn kreet ran smarte hooren.
"Welk onderscheid is er tusschen de verlaten-
heid, waarin de zondaren zich bevinden en die,
waarin de verdoemden der hel schreijen en
tandenknarsen ? — Het is dezelfde verlatenheid,
behalve dat die der verdoemden den stempel
der onveranderlijke eeuwigheid draagt. Welke
hartverscheurende kreten gaan er steeds uit den
eeuwigen jammerpoel op, zij dringen niet door
tot onze ooren, wij verstaan ze niet, maar veel
luider moest hier de zondaar roepen, dewijl er
voor hem nog kans is om weder te keeren in
de armen van God, dien hij zoo snood verliet.
Wat baat het den rijke, die in de hel begra-
ven werd, dat hij de eeuwigheid door uitgilt:
ik wordt gepijnigd in deze vlam; wat baat het hem
dat hij eene lafenis vraagt, die hem altijd zal
geweigerd worden, omdat hij de bron van het
levend water voor altijd verlaten heeft P Maar
mogten de zondaren hier op aarde, de luide
klagte van hun stervenden Verlosser hooren
dan zouden wij van alle zijden, over de gansch
wereld en uit millioenen monden denzelfden
jammerkreet vernemen; ieder zondaar zou sid-
-ocr page 367-
357
(lerend en bevend uitroepen: Mijn Ood, mijn
Ood
, waarom hebt Oij Mij verlaten!\'
Ziehier nu, lieve lezer, waarom Jesus zoo
luide en* zoo smartelijk klaagt; Hij wil dat de
zondaren Hem hooren en beven, Hij wil, dat
zij gevoelen hoe bitter het is, door God ver.
laten te zijn. Gij zult dan nu ook begrijpen
met hoeveel regt Jesus deze klagte bezigde.
De volgende geschiedenis zal het u evenwel
nog veel duidelijker maken. Eene zekere Ka-
naneesche vrouw kwam tot Jesus en riep: Heer
Davids Zoon ontferm u mijner, mijne dochter wordt
erg door den duivel gekweld.
Daar Jesus haar
geen antwoord gaf. vermenigvuldigde zij hare
jammerkreeten. Ten laatste naderde zij den Heer
viel voor Hem neder, en zeide: Beer, help mij.
Hare dochter werd gekweld, doch in overmaat
van moederlijke smart vroeg zij barmhartigheid
voor zich zelve; hare dochter had behoefte aan
\'s Heeren hulp, maar de moeder vraagt hulp
voor zich, dewijl zij het lijden en den nood der
dochter als eigen lijden en nood zich voorstelde.
Aan het kruis vindt gij meer dan eene moeder.
Indien eene moeder ongevoelig kon zijn voor
het ongeluk van haar kind, Jesus kan niet onge*
voelig zijn voor onze rampen, want Hij is onze
liefdevolle Middelaar. Hij droeg onze zonden
als waren zij de zijnen. Hij beschouwt de ver-
-ocr page 368-
35»
latenheid der zondaren als de zijne. Wanneer
de Kananeesche vrouw orer het lijden harer
dochter kon klagen op zulk een toon, dat het den
schijn had alsof zij zelve de hevigste smarten
leed, met hoe veel meer regt kon Jesus, jam-
merend over de verlatenheid der zondaren, uit-
roepen: Mijn God,, mijn Qod, waarom hebt Oij
Mij verlaten?
Welaan, lieve lezer, sla uwe blikken op het
kruis, hoor den hartverscheurenden jammerkreet
uit den mond van den stervenden Jesus, dat
die kreet doordringe tot het diepste uwer ziel,
opdat gij levendig gevoelen moogt, hoe onge-
lukkig gij waart , toen gij in zonden leefdet;
hoe ongelukkig gij zoudt worden, indien gij
wederom tot de zonde u gingt wenden; hoe
diep ongelukkig, indien Gij eeuwig van God
verlaten werd. Maar heeft Jesus zoo hartroe»
rend geklaagd over het ongeluk der zondaren,
dan wil Hij ook niet, dat wij ongelukkig zullen
worden. Werp u dan met vertrouwen voor
Mem neder en zeg: o goede Jesus, verlaat
mij nimmer.
-ocr page 369-
PALMZONDAG.
Pottea sclens .lesus iiuianmnlaconsiimnvit*
sunt, ut consummaretur Scriptura , duit,
sitlo.
                                  Joan. XIX. M.
Daarna /.eide Jf-sus; wetend dat allen ver*
vutd was, opdat de Schrift 7.011 vervuld
worden . Ik lieb dorst.
Ziedaar de eerste klagt vau Jesus over zijne
ligehamelijke smart; Hij uit deze klagt, wanneer
het reeds te laat is oin de smart te verligten:
Jesus, toetend dut alles vervuld was, zeide: Ik heb
dorst.
Hoe ontzettend groot de dorst des
Hoeren geweest is, kan men aüeiden uit de
omstandigheden van zijn lijden. Sinds zijne ge-
vangenneming is Hem niet de minste verkwik*
king in spijs of drank aangeboden, ook was Hem
geen oogenblik eenige rust gegund, ontzettend
groot was dus zijne vermoeijenis. Voortgestuwd,
geslagen, mishandeld, gekweld van zijne ge-
vangenneming tot zijn jongsten snik, had Hij
daarenboven uit ontelbare en allersmartelijkste
wouden gebloed. Daar aanmerkelijk bloedverlies
-ocr page 370-
:(öo
altijd dorst veroorzaakt, hoe groot ecnen dorst
moeten wij dan niet bij Jesus veronderstellen!
Daarenboven, terwijl onbeschrijfelijke smarten,
aan een verslindend vuur gelijk, zijne heilige lede-
maten verschroeiden, veroorzaakten zijne wonden
brandende koortsen, die zijne dorst steeds ver-
meerderden. Zijn mond is droog en dor ge-
worden, zijne tong kleeft aan zijn gehemelte;
hooren wij Hem nog met sterke stem roepen: Mijn
God
, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten ?
wij moeten dien kreet aan een wonder der almagt
toeschrijven; maar de almagt, welke Hem krach*
ten schonk om zooveel voor ons te kunnen
lijden, verminderde zijne smarten niet.
Waarom klaagde Jesus over zijne dorst,
terwijl Hij over al zijne andere smarten, een
diep stilzwijgen bewaarde P Deze dorst, hoe
ontzettend groot ook, is toch slechts een deeltje
van het onmetelijk lijden des Heeren, een
deeltje dat voor ons oog verzwolgen wordt in
de smarten van Jesus\' lijdenskelk, en waar-
schijnlijk niet zou zijn opgemerkt, indien de
Heer er zelf niet over gesproken had P. Waarom
klaagt Jesus over den dorst, nu Hij tot het
einde van zijn lijden gekomen is, en Hem de tijd
ontbreekt om nog eenige lafenis te genieten ?
De evangelist geeft ons het antwoord: opdat de
Schrift gou vervuld worden,
de Schrift welke zegt
-ocr page 371-
861
1» mijn dorst hebben zij mij ritet azijn gilaa d.
Daar stond nu een rat met azijn. Jesus had
er nog niet uit gedronken, dit ontbrak nog aan
zijn lijden, Hij wil niet sterven, alvorens alles
vervuld geworden is, Hij zegt: Ik heb dorst.
Overweeg dit, lieve lezer; stel u Jesus voor,
die in diepe gehoorzaamheid de lange reeks
van smarten en kwellingen overziet, welke Hij
geleden heeft. Alles is volbragt, slechts eene
kleinigheid ontbreekt er nog; Hij wil niet we-
derkeeren tot den Vader, alvorens die kleinig.
heid vervuld is. Zijn stervend oog rust op het
vat azijn, \'t welk voor Hem staat. Sitio, zegt
Hij, Ik heb dorst, als wilde hij verzoeken, dat
Hem nu de laatste smaad mogt worden aan»
gedaan. Het waB dus niet de dorst naar water,
die Jesus het meeste kwelde, maar de dorst
naar de vervulling van \'s Vaders wil en naar
onze Verlossing. Hier geeft Jesus de verklaring
van een woord \'t welk Hij vroeger tot de leer-
lingen gesproken had en deze toen niet begre-
pen; van een woord, \'t welk niet voldoende kon
begrepen worden, alvorens men Jesus zag
sterven aan het kruis.
Eens, het was nog in de eerste dagen van Jesus\'
openbare prediking, zat Jesus vermoeid aan Jacobs
bron ter neder. De goede meester had honger en
dorst, zijne leerlingen verwijderden zich om brood
16
-ocr page 372-
362
te koopen. Terwijl Jesus daar dan alleen gezeten
is, komt een Samaritaansche vrouw om water te
halen. Jesus vraagt haar te drinken, doch onmid-
delijk toont Hij aan die vrouw, dat Hij een dorst
heeft, die niet door water gelescht wordt en
die veel grooter is dan de ligchamelijke: de
dorst naar hare bekeering en zaligheid. In-
middels zijn ook de leerlingen teruggekeerd,
zij vonden Jesus in druk gesprek met de vrouw
doch den honger van Jesus kennende, boden
«ij Hem het medegebragte brood aan, zeggende:
Meesier, eet nu. Jesus antwoordde hun: Ik heb
eene spijs te nuttigen die gij niet kent.
Verwon-
derd zagen de leerlingen elkander aan en zeiden:
Zoude Hem iemand Ie eten gebracht hebben? Jesus
nu zeide hun: Mijne spijs is den wit te doen van
Hem, die Mij gezonden heeft, opdat Ik zijn werk
vervulle.
Deze woorden bevatt\'en wel is waar
eene verklaring van \'s Heeren honger en dorst,
doch de leerlingen konden toen nog niet be-
grijpen hoe groot, hoe hevig die honger, die
dorst was. Hetgeen de apostelen toen niet
konden vatten, kan door u lieve lezer, begre»
pen worden, indien gij aandachtig neerknielt
voor, het kruis des Heeren en het woord van
den stervenden Jesus overweegt, \'t welk Hij
sprak, opdat de wil des Vaders in alles zoude
vervuld worde Hij dorstte niet naar water,
-ocr page 373-
SM
maar naar den zuren azijn; Hij dorstte naar
den laatsten smaad, dien de soldaten Hem zou-
den aandoen, opdat de Schrift vervuld werd;
Hij dorstte naar den laatsten droppel uit den
lijdenskelk Hem door den Vader aangeboden.
Hoeveel smarten, hoeveel vernederingen en
smaad had Hij niet gedronken en toch dorstte
Hij nog, dewijl er een droppel ontbrak, de
zure azijn, de versmading in zijn uiterste.
Jesus brandde van verlangen om in alles den
wil des Vaders te volbrengen; Hij brandde ook
van begeerte naar de zaligheid der zielen. Als
gij Hem opgeheven ziet, zijne armen uitstrek-
kend tot die Hem hooren, biddend voor zijne
hateren, den rouwmoedigen moordenaar troos-
tend met de schoonste belofte, die ooit eenig
mensch uit den mond Gods hoorde, dan zult
gij opmerken dat Hij het is: de Verlosser der
wereld, maar dan zult gij ook verstaan wat Hij
bedoelde toen Hij in zijn uiterste riep: Ik heb
dorst,
dan zult gij begrijpen hoe vurig Hij onze
zaligheid begeert.
Daar staat een vat vol azijn; als de soldaten
de klagte des Heeren hooren, springen zij
lagenend toe; met bitteren spot doopen zij een
Bpons in den azijn en brengen hem door middel
van een hijsopstengel aan \'s Heeren mond.
Zuurder drank heeft Jesus nooit geproefd,
16*
-ocr page 374-
•MH
want deze drank was de vrucht der onboet.
vaardigheid, der laatste versmading Ach! wat
kostte het den goeden Verlosser van zoo vurig
te beminnen en in zijne liefde niet begrepen,
miskend te worden! Zoo hartelijk naar de be-
keering der zondaren te verlangen en hen on-
bekeerd te zien tot het uiterste toe!
Veronderstel eens, lieve lezer, dat Jesus u
iets van zijnen geest mededeelde, iets van den
geest des goeden herders, die zijn schaap met
alle inspanning opzoekt, elk oogenblik bereid
om voor hetzelve zijn leven te geven. Welk
eene droefheid zou dan uw hart vervullen,
wanneer gij de u zoo dierbare schapen zaagt
verloren gaan, hoezeer zoudt gij hongeren en
dorsten naar hunne bekeering, zoolang zij niet
reddeloos verloren waren! Begrijpt gij ditP
Begrijpt gij bijv. de traDen eener Monica, die
jaren achtereen te vergeefs wachtte op de be-
keering van haren AugustinusP Welnu, dan
hebt gij een flaauw denkbeeld van den dorst,
die Jesus verteerde, toen Hij, op zijn kruis
reeds al zijn bloed vergoten hebbende, nog
zoovele onboet^aardigen zag. Zie eens hoe
medelijdend Hij ons aanziet; Ik hei dorst, zegt
Hij; zoudt gij den boozen moed kunnen hebbon
van den zuren azijn aan \'s Heeren verschroeide
lippen te zetten ?
-ocr page 375-
38->
Ik ben overtuigd, lieve lezer, dat gij althans \'
nu uwen Jesus niet meer verzadigt met den
azijn der onboetvaardigheid en der doodzonde,
maar hebt gij daarom het geheele verlangen
van uwen stervenden Meester vervuld P Ook
u ziet Hij aan, wanneer Hij klagend zegt: Ik
heb dorst.
Zie eens op naar het kruis, zie welk
eene liefde er blinkt in Jesus\' stervend oog!
De goede Meester dorst naar uwe wederliefde;
ja vurig wil Hij door u bemind worden, eene
flauwe liefde kwelt en pijnigt Hem. Herinnert
gij u het woord van Jesus: Zalig zij, die hon-
geren en dorsten naar de regtvaardigheid, want zij
zullen verzadigd morden?
Welnu, dan begrijpt
gij ook, welk een dorst de Heer in u wil op-
wekken. Dorst gij dan naar de onhechting der
aardsehe goederen, naar de uitroeijing, of ten
minste, naar de onderdrukking uwer ijdelheid,
uwer ligtgeraaktheid, uwer eigenzinnigheid,
uwer gramschap, uwer traagheid ? Dorst gij
naar versterving uwer zinnelijken lusten, naar
boete over de menigte uwer zonden P Dorst gij
naar het verbreken dier boeijen, die u nog
steeds beletten geheel en onverdeeld aan Jesus
te behoorenP Dorst gij naar het oogenblik,
waarop Jesus zoozeer het voorwerp van uwe
gedachten , begeerten, woorden en werken zijn
*»1, dat niets u meer kan behagen, boeijen en
-ocr page 376-
360
trekken buiten Jesus? Dorst gij oninietl\'aulus
te kunnen zeggen, dat niet gij meer leeft, maar
Jesus leeft in u.
Luister, lieve lezer, luister naar het laatste
woord, \'t welk Jesus op zijn kruis tot de men-
schen spreekt. Ik heb dorst, zegt Hij, en Lier-
mede sluit Hij zijn hemelsch onderrigt. Welk
kind onthoudt niet het laatste woord van een
stervenden Vader en overweegt het niet dagelijks
in zijn hartP Tot in den dood heeft Jesus ge-
dorst, zijne wonden en smarten verzadigden
Hem niet; Hij blijft dorsten tot in den dood;
zoo hevig was zijn dorst, dat hij het onderwerp
zijner laatste klagte uitmaakt. Overweeg dit
en gij zult begrijpen, hoe groot een dorst naar
de regtvaardigheid Jesus in u begeert.
Gij zult tijdens uw leven vele begeerten laten
varen, vele verlangens zult gij in u zien uitgedoofd,
doch eene begeerte, een verlangen mag u nimmer
ontvallen; die begeerte moet de ziel van al uw
streven zijn, zij moet iederen dag aangroeijen,
en wanneer uw einde daar is, moet gij nog in
waarheid kunnen zeggen, dat de dorst naar
hooger deugd, volkomener gehoorzaamheid aan
God en vuriger liefde tot God uwe ziel vervult.
O goede Jesus, geef ons de genade , in vrome
godsvrucht steeds neor te knielen voor uw
kruis, en daar uwen heiligen dorst te overwegen;
-ocr page 377-
367
trek ona door de banden uwer liefde, doe ons
gevoelen, hoezeer Gij dorst naar onze boet>
vaardigheid, godsvrucht en deugd; maak dat
wij met U dorsten en begeeren, opdat niets in
staat zij ons van IJ te scheiden, maar dat
nieuwe banden ons dagelijks meer aan U
hechten. Geef, dat ook wij mogen dorsten
naar de bekeering der zondaren en bereid zijn
daarvoor groote offers te brengen. Zie, lieve
Jcsus, dan zullen wij in waarheid gevoelen,
wat iu U, onzen minnelijken Verlosser wus. Amen.
-ocr page 378-
MAANDAG IN DE GOEDE WEEK.
Omn ergo accepifl&et Jeatii aeetum dixit:
CoiiBinmnatum est.
         Joan. XTX i "i\'.
Toen dan Jenu« den :»/ijn genomen had ,
xeide Hij ; het ii volhrafft.
Vestig wederom uwen blik op het kruis.
Reeds drie uren heeft de Verlosser in aller-
wreedste smarten en allersmadelijkst lijden
daaraan gehangen. Levendig staat Hem voor
den geest alles wat in het leven der aardsva-
ders, in de geschiedenis van het volk Gods,
in de plegtigheden en ofiers van het Oude
Verbond aangaande Hem, zijn leven, lijden en
sterven was afgebeeld; alles wat over Hem door
de profeten was voorspeld; alles wat de Vader
over Hem besloten had. Zijn stervend oog zal
zich niet sluiten, alvorens Hij den laatsten
droppel uit den lijdenskelk gedronken heeft;
niets mag onvervuld blijven. Paar stond bij
den profeet: Tn mijnen dorst laafden zij mij met
ulijn,
dit moet nog vervuld worden, daarom
-ocr page 379-
:mt
zrgt Jeans: Ik heb dorst. De soldaten nu doopten
eenen spons in den azijn en braglen hem door
middel van een hijsopstengel aan \'s Heeren
mond. Toen dan Jesus den azijn genomen had;
reide Hij: het is volbragt,
Volbragt is de moeijelijke togt, die liep van
de kribbe tot liet kruis. Wat al honger en
dorst, vermoeijenis en uitputting heeft Hij
doorstaan; wat al miskenning en verachting,
hoon en smaad heeft Hij ingeoogst! En in zijne
laatste levensuren hebben smarten en smaad-
heden als bergen zich opeengestapeld boven
zijn gezegend hoofd. De profeeten schilderen
Hem ons als eenen man van smarten, die uit
ontelbare wonden bloedt en omgeven is van
vijanden , die als woedende honden Hem pogen
te verscheuren; als een sprakeloos Lam, dat
ter slagtbank geleid wordt; als eenen worm,
dien men in het slijk der schande dood trapt.
Aanschouw uwen stervenden Jesus en zie hoe
alles naauwkeurig is volbragt. Er is niets,
waarin Jesus konde lijden, en waarin Hij niet
geleden heeft. Rij leed in zijne ziel, zij was
bedroefd tot den dood toe, zij klaagde zoo
bitter in den hof, terwijl zij aan het kruis nog
een sraartelijken kreet deed hooren. Hij leed in
zijn ligchaam,wiens beenderen men kantellen;
zie eens, hoe Hij aan wreede nagelen hangt,
-ocr page 380-
370
uu eens buigt zijn matte hoofd voorover, maar
dit is ondragelijk, want de doornen kroon dringt
daardoor dieper in het hoofd, dan weder terregter
of ter linker zijde, ook dit is ondragelijk want de
stervende Jesus vindt er geen steun. Zijne lieve
Moeder ziet onder het kruis dat wreede lijden
en is onmagtig haren goddelijken Zoon te
helpen, zij schreit en hare tranen vermeerderen
het lijden van Jesus. Hij lijdt in zijne eer,
want Hij ondergaat den schandelijksten dood
in tegenwoordigheid van eene spottende
menigte en hangend tusschen twee moorde-
naren. Hij lijdt in zijnen goeden naam, want
de schandelijkste lasteringen zijn tegen Hem
uitgestrooid en vonden geloof bij het volk. Hij
lijdt in zijne leerlingen, die bedroefd en geër-
gerd ronddolen als schapen zonder herder; en
wie weet, hoe velen in het uur des lijdens de
zijde van Jesus verlaten hebben om nooit tot
Hem terug te keeren! Hij lijdt onmetelijk veel
wegens de hardnekkigheid on de verwerping
der Joden. Wij moesten het woord des Heeren :
Jeruzalem, Jeruzalem, hoe dikwijls heb ik uwe kiu-
ren willen vergaderen gelijk eene hen hare kuiken»
onder hare vleugelen verzamelt,
wij moesten dit
woord begrijpen; of liever, wij moesten de
liefde en het medelijden van het allerheiligst
hart des Heeren kennen, om te kunnen be-
-ocr page 381-
371
seff\'en wat Jesus inwendig geleden heeft, wegens
de onboetvaardigheid der Joden en der zon-
dareu van de geheele wereld.
Hij was wel oververzadigd van smart, smaad
en droefenis, alvorens Hij zeggen kon: Het ii
oolbragt.
Maar, gelijk de Vader zijn weibeha»
gen in den Zoon stelde, zoo heeft de Zoon
zijn welbehagen gesteld in de onderwerping
aan den Vader. Nu zijn lijden volbragt is,
houden niet slechts zijne smarten op, zoowel
als zijne droefheid, maar met eene onbegrijpe-
lijke, onmetelijke, oneindige verkwikking en
vreugde, legt Hij alles aan de voeten des
Vaders neer,
O, lieve lezer, mogten wij op ons sterfbed
een droppeltje dier blijdschap smaken, die
Jesus\' hart vervulde, toen Hij tot de Vader
konde wederkeeren met het schoone woord:
Het is volbragt; een enkel droppeltje van het
goddelijk genoegen, zou ons van vreugde
doen opspringen bij onzen jongsten snik, maar
dit geluk is alleen voor hen, die, het voor-
beeld van Jesus voor oogen houdende, den
heiligen wil van God getrouwelijk pogen te
volbrengen. Indien ons dan de belooning uit-
lokt, dat de moeite van den arbeid ons niet
afschrikke. Eens, wij weten het zoo goed,
eens zal het uur genaken, waarop elkeen zeg»
-ocr page 382-
372
gen moet: nu ia alles volbragt. Ook voor den
zondaar is dan bet einde aangebroken. Geëin-
digd zijn alsdan de vermaken en de genietingen
der rijkdommen; geëindigd alle eeibewijzingen
en loftuigingen der menseben, alle wereldsche
verwachtingen en begeerten; die groote en
ongekende wereld, welke men eeuwigheid
noemt, gaat beginnen en in die wereld geldt
geen andere munt dan de deugd en de ver-
diensten der deugdzame werken. Wel zalig
de mensch, die in de laatste oogenblikken kan
zeggen: ik heb nooit mijn hart aan de aarde
gehecht, ik zag de ijdelheid van de goederen
dezer wereld in en vergat niet, dat ik voor het
onvergankelijke geschapen was; ik stelde mijn
geluk niet in de rijkdommen, en het doel mijns
levens niet in het verzamelen van schatten; in
alles zag ik op het einde en vertrouwde niet
op eene bloeijende jeugd, noch op de krach-
tige gezondheid van verderen leeftijd; ik zag
alles voorbijgaan, maar God blijven in eeuwig»
heid; thans is de wereld magteloos, mij te
helpen ; o hoe gelukkig ben ik daar ik Gods
wil steeds heb gezocht, daar ik geen grootere
begeerte koesterde, dan om Hom te behagen.
Helaas, ik had het ongeluk mijnen God door
zonde te beleedigen, maar opgewekt en ge-
holpen door zijne genade, heb ik in ootmoed
-ocr page 383-
378
en berouw mijne schuld beleden en vergeving
gevraagd. Mogten allen, die den spot dreven
met mijne gebeden en godvruchtige oefeningen,
met mijne vrees voor de zonde en met mijne zorg
om God te dienen, nu eens om mijn sterfbed
staan, z^ij zonden zien hoc gelukkig ik nu ben,
zij zouden mijn geluk benijden. Volbragt zijn
nu alle opofferingen en ontberingen, alle ver-
nederingen en miskenningen, alle pijnen en
smarten, alle lijden en strijden. Kom, lieve
Jesus kom, opdat ik bij U uitruste en uw heilig
aangezicht mij verblijde.
Het ii volbragt. Niet slechts de wil des
Vaders, maar ook onze verlossing is volbragt;
of liever: door den wil des Vaders te volbren-
gen heeft Jesus ons verlost. O, hoezeer heeft
Jesus om onzen \'t wille naar dit uur verlangd
Hij vond geen rust, Hij werd als zamengeperst,
zoolang Hij niet van de aarde opgeheven alles
tot zich trok. Nu is zijne vurigste begeerte
volbragt; Hij zelf zal als vredebode ter helle
nederdalen om den aartsvaders en profeten,
den vromen afgestorvenen te verkondigen, dat
aan den eisch der regtvaardigheid is voldaan;
Rij zal zijne boden naar de vier hoeken der
wereld zenden met de blijde boodschap; Alles
is volbragt, het Lam is geslacht, komt ter
bruiloft. Duizenden, millioenen zullen nu gaan
-ocr page 384-
374
optrekken naar den heiligen berg en juichen:
de winter is voorbij, de slagregen hield op, de stem
der duif werd gehoord in ons land.
Ja, de duif,
de Geest des vredes zal nu komen en getuigen
aan onzen geest: gij zijt kinderen Gods.
Alles is volbragt! Van de hoogte des krui»
ziet Jesus zijne leerlingen, reeds bekleed met
de kracht uit de Hoogen, het Evangelie ver-
kondigen aan alle schepselen; Hij ziet hun ge-
loof zich openbaren in teekenen, hun ijver
zich oefenen in lijden en tegenspraak; talloozen
ziet Hij met tranen van berouw zijn kruis be-
sproeijen, gansche scharen ziet Hij den smaad
van zijn kruis met vreugde omhelzen; Hij ziet
de aarde door ziju bloed bevochtigd de schoon»
ste vruchten dragen van onschuld en maagde-
lijke kuischheid, van godsvrucht en de vreoze
des Heeren, van onwankelbaar geloof, van on-
verwinnelijk vertrouwen, van brandende liefde
tot God; Hij ziet de heilige Kerk verrijzen
als eene bruid sierlijk getooid door de deugden
harer heiligen, als eene vruchtbare moeder van
ontelbare millioenen, als eene rijke vorstin ,
die in overvloed het brood van genade en
waarheid uitdeelt aan de haren.
Kom, lieve lezer, laat ons opgaan naar den
heiligen berg en het wonder der liefde aan-
irliouwen, waut hel ü volbragt. Zie, hoe de
-ocr page 385-
375
hel siddert en de hemel juieht. De zon, die
bij de kruisiging in een rouwfloers zich hulde
en haar gelaat verborg, blikt vriendelijk door
de nevelen, als een zoete glimlach dien do
hemel aan do aarde nu sohonkt, zij giet oen
stroom van licht over Golgotha, opdat gij in
heilige verrukking Jesus zoudt aanschouwen,
die nu zijn hoofd buigt en sterft. Later hopen
wij in den hemel neer te knielen voor den troon
des Lams, en met alle heiligen te jubelen:
Het Lam, dat geslagt is, is waardig te ontvangen
de kracht, en de Godheid, en de wijsheid, en de
sterkte, en de eer en de glorie en den zegen;
maar
thans kunnen wij reeds op den berg zijne
wonden beschouwen, die de zaligen in vervoering
brengen; thans kunnen wij uit zijn mond het
Consnmmatum est reeds hooren, laat ons nu reeds,
nedervallende voor het kruis van Golgotha, het
danklied der zaligen aanhefien.
O, lieve Jesus,dank, duizendmaal dank dat Gij
ons verlost hebt; geef, dat wij nimmer vergeten
hoe Gij alles volbragt hebt om ons gelukkig
te maken, geef dat het woord der dankzegging
nimmer sterve op onze lippen, maar dat wij
hier beneden zoo vurig, zoo opregt U dank*
zeggen, dat wij waardig bevonden worden in
alle eeuwigheid U te loven met uwe heiligen.
Goede Jesus laat ons iu de grootste onder-
-ocr page 386-
::7fi
werping rusten op het bed van smarten zoo als
Gij eens gerust hebt op het harde kruis; geef
dat ons geheele leven eene oefening van ge-
hoorzaamheid zij aan den wil des Vaders, op-
dat, wanneer het uur van scheiden naakt, wij
met U kunnen zeggen: Het is volhragt. Geef
ons een deugdzaam leven gekroond door een
heiligen dood. Amen.
-ocr page 387-
DINGSDAG IN DE GOEDE WEEK.
Pater in manna titas commcnln *ptrifum
incum.                             liUO. XXIII : 4*.
Vader in uwe handen beveel ik mUnen fceeafc.
Nadat Jeans gezegd had: Het is volbragt, riep
Hij met luide stem: Vader i» uwe handen beveel
ik mijnen geest.
Niet met de onverstaanbare
klanken van een zieltogende, maar met zoo
krachtige stem, dat zijn laatste woord over
Kalvarië klonk, en de honderd man, die bij
het kruis stond, geheel ontsteld uitriep:
waarlijk deze mense.h was Zoon Gods! Geen won-
der , dit woord was de zegekreet van den Zoon,
die na alles volbragt te hebben, gaat uitrusten
bij den Vader.
Uitrusten bij den Vader! Lieve lezer, be-
grijpt gij ditP — Onmogelijk, want om de
zoetheid der rust te kennen, moet men de
zwaarte van den arbeid ondervonden hebben;
om te weten wat het is „bij den Vader uit te
rusten" moet men de onmetelijke liefde kennen
-ocr page 388-
378
Tan don Zoon tot den Vader en van den Vader
tot den Zoon. Laat ons echter onder het kruis
ran Jesus deze laatste woorden overwegen om
ten minste een zwak denkbeeld ons te vormen
van de grenzelooze vreugde, waarmede Hij
uitriep: Vader in uwe handen beveel Ik mijnen geest.
Indien gij u alle mogelijke vermoeijenissen
onder eiken vorm voorstelt, gij zult u nog geen
denkbeeld vormen van de vermoeijenissen door
Jesus tijdens zijne omwandeling hier op aarde
geleden. Ik zal u er niet op wijzen, hoe de
liefderijke Verlosser werd uitgeput door honger
en dorst, door de slapelooze nachten en onop-
houdelijke togten, door langdurige onderrig-
tingen van een lastig volk, door de wreede
smarten in de geeseling, de doorne krooning
en de kruisiging; slechts op één punt wil ik
uwe aandacht vestigen; op de vermoeijenissen
van zijn goddelijk hart.
Wanneer gij den vriendelijken Jesus ziet
neergezeten, omringd van huichelende Pharizeën,
die Hem bespieden en ondervragen, ton einde
Hem in woorden of daden te vragen; wanneer
gij den barmhartigen Samaritaan in vertrouwe-
lijken omgang met de zondaren gadeslaat;
wanneer gij ziet hoe Hij zich uitput in liefde-
blijken om de genegenheid en het Tertrouwen
te winnpn Tan menichen Terouderd in de zonde
-ocr page 389-
379
eu ongevoelig voor heiligheid en waarheid;
wanneer gij opmerkt, hoe de scharen Hem in
geestdrift volgen, zoolang Hij zieken geneest en
brood vermenigvuldigt, doch zich afkeerig van
Hem verwijderen, zoodra Hij hun het brood des
levens aanbiedt; wanneer gij opmerkt, hoe weinig
Jesus begrepen werd als Hij sprak over de deugd,
de waarheden des heils en het Eijk der home»
len, dan kunt gij u niet voorstellen, hoezeer
Jesus in zijn goddelijk hart gekweld en ver-
moeid werd door de vleeschelijke gezindheid,
het onverstand en de blindheid, de onver-
schilligheid en traagheid, de boosheid en de
hardnekkigheid van hen met wie de Verlosser
dagelijks omging; gij kunt u dat niet voorstellen
te meer omdat Jesus zich zoo welwillend en vrien-
delijk zoo geduldig en zachtmoedig steeds be-
toonde. Somtijds hoort gij wel eene klagt uit
zijnen mond, somtijds zelfs eene bedreiging en
een /Fee, doch deze zijn zoo zeer een uitvloeisel
van zijn minnend hart, dat gij er niet eens aan
denkt, wat uw Jesus in zijn binnenste lijdt.
Veronderstel eens, dat gij veroordeeld waart
uw leven door te brengen in het gezelschap
van boosdoeners, die niet het minste besef heb-
ben van al wat edel, goed, prijzenswaardig en
schoon isj die verachten alles wat u dierbaar
is, die in hunne gesprekken en handelingen u
-ocr page 390-
san
zullen vermoeijen door al wat afzigtelijk en
walgelijk is; welk een lijden voor u! En dit
lijden is slechts een flaauw beeld van de ver»
moeijenissen, die Jesus in zijn goddelijk hart
ondervond. Welke overeenkomst, loelke gemeen.\'
srhap is er, tussrhen Christus en Belial?
vraagt
Paulus. Welnu, Christus, de eeuwige Zoon
des Vaders, )3 op aarde, waar het rijk van
Belial gevestigd was, nedergedaald. Hij heeft
gewandeld op eene aarde, waar de duivel Hem
kon naderen, de kinderen en de slaven des
duivels Hem kwelden en vermoeiden. Kan
het u verwonderen, wanneer gij Hem hoort
klagen: Ongeloovig en boos geslacht, hoe lang zal
Ik lij u tijn, hoe lang zal Ik u verdragen!
Ver-
wondert het u niet veleer, dat gij Jesus eerst
in den hof doodsbleek en sidderend hoort
klagen: Mijne ziel is bedroefd tol den dood? Ver-
wondert het u niet dat gij Hem eerst in zijn
laatste uur hoort roepen: Mijn God, mijn God
waarom hebt gij Mij verlaten!\'
Jesus zegt: Zalig zij die weenen, toant zij zullen
vertroost worden.
Het past derhalve aan den christen
om hier beneden te treuren en te weenen. Hij
moet deze aarde beschouwen als een oord van
ballingschap en lijden, als een oord, waar nien
niet gelukkig kan zijn, wegens de menigvuldige
zonden en ergernissen. En inderdaad, wat
-ocr page 391-
38J
lijdt de brave christen niet bij het aanschouwen
van zooveel ongeloof, hemeltergende boosheid
en verachting van God en godsdienst! Maar
wat heeft Jesus dan niet geleden, Hij die het
menschelijk hart en de geheimste sehuilhoeken
der boosheid doorschouwde P Wat heeft Jesus
niet in zijn goddelijk hart geleden, wegens de
ongeloovige hardnekkigheid en den wreeden
haat der Joden ? Wat heeft Hij niet in zijne
ziel geleden, toen Hij brandende van liefde aan
het kruis hing en zoo bitter werd miskend,
zoo smadelijk verworpen? Den wil des Vaders
te doen was zijne spijs; hoezeer begeerde Hij ,
dat die heilige wil door elkeen werd volbragt,
welk eene wreede marteling was het dan voor zijn
goddelijk hart alle dagen tot in zijn uiterste
te zien, dat G0J3 wil zoo misdadig werd veracht.
Zie eens op naar het kruis, hoor wie daar
zegt: Vader in utoe handen beveel Ik mijnen geed;
hoe deerlijk is Hij in zijn maagdelijk ligchaam
gewond, er is geen gezondheid in zijn vleesch ;
maar hoe groot ook het lijden vsn zijn heilig
ligchaam is, de smarten zijner ziel zijn grooter ;
zijn beangstigde, vermoeide en door naamelooze
droefenissen gekwelde geest heigt naar verlos*
sing, geen wonder, dat Hij bij zijn scheiden
met een zegekreet zijnen geest den Vader
aanbeval.
-ocr page 392-
388
Wij moesten het oneindig welbehagen kennen,
\'t welk de Vader stelt in zijnen Zoon; wij
moesten weten met welk eene brandende liefde
Jesus den Vader bemint, om ons eenig begrip
te kunnen vormen van de vreugde, waarmede
Jesus uitriep: Vader in uwe handen beveel Ik
mijnen geest.
De vreugde van een kind, dat
zich na eene lange en pijnlijke afwezigheid,
aan de boezem des Vaders werpt, is slechts een
Üaauw beeld van de blijdschap, waarmede Jesus
zijnen geest in de handen des Vaders beveelt.
Welk een indruk maakt het woord van den
stervenden Verlosser op uP Begeert gij ook in
navolging van Jesus, aldus op uw sterfbed te
kunnen spreken? Zie den H. Stephanus, zijn
ligchaam is gekneusd, verscheurd en verbrijzeld
onder eene hagelbui van steenen, maar zijn
geest geeft hij met blijdschap over aan God;
Ueere Jesus, zoo roept hij: ontvang mijnen geest.
Na Stephanus treden millioenen martelaren op,
zij juichen in de smarten, omdat zij hunnen
geest gekweld, bedroefd en gemarteld maar
onbezweken en onbesmeurd konden overleveren
in de handen Gods. En dan die tallooze
heiligen en regtvaardigen! In honger en dorst,
in armoede en verlatenheid, in oneer en
schande, in ziekte en smarten bleven zij vol
moed en vreugde; zij kenden het laatste woord
-ocr page 393-
388
van hunnen stervenden Meester en begeerden
niets anders dan dit woord in hun uiterste te
kunnen herhalen. Zij hebben het herhaald en
ondervonden op hun sterfbed, hoe rein en
mateloos de vertroosting is voor hen, die god»
vruchtig weenen. Lieve lezer, begeert gij deze
vertroosting, deze vreugde? Wees dan niet be-
kommerd voor uw ligchaam, het bederfelijke
zal wel de onbederfelijkheid aantrekken, indien
gij uwe ziel maar rein en onbesmet in deze
wereld bewaart. Hoe grooter uw lijden, hoe
langduriger uwe smarten zijn, des te ruimer
zal uwe vertroosting wezen. Is de rust niet
zoeter, naarmate de arbeid, die voorafging,
zwaarder was. Welnu na den dood komt de
rust. Dan zullen wij uitrusten van den arbeid
en de vermoeijenis, geen bekoring zal ons meer
kwellen, geen harlstogt meer verontrusten;
met ons ligchaam zullen wij alle smarten en
zorgen, alle teleurstellingen en vrees, alle ge-
jaagdheid en onrust afleggen. Welk een over-
gangi van het lijden in het verblijden, van de
tranen in het gejubel, van het sterfhuis in de
eeuwige bruiloftzaal!
Toen de H. Alouisius van de geneesheeren
vernam, dat hij nog slechts weinige uren te
leven had, riep hij in vervoering uit: Ik heb
mij verheugd in hetgeen mij gezegd in, ik zal dan
-ocr page 394-
384
ingaan in het huis des Ueereu, daarna verzocht
hij de aanwezigen met hem het „Te Deum"
aan te heflen tot dankzegging voor zulk eene
blijde tijding. "Wat de H. Alouisius deed is
slechts een naklank van het woord zijns ster-
venden Meesters: Vader in uwe handen beoeel ik
mijnen geest.
God geve, dat ook ons laatste
woord een ongekunstelde en opregte zegekreet
moge ziju van onzen ziel, aie hare boeijen ver-
breekt om te gaan uitrusten bij den Vader!
Maar de H. Alouisius was een onschuldige en
wie zijn wij V
Aan de regterzijde van den stervenden Jesus
hing een boetvaardige moordenaar; hoewel zijn
lijden vreeselijk was, hij moest erkennen, dat
hij alles had verdiend; maar de goede Herder,
die gekomen is om te zoeken wat verloren was, heeft
tot hem woorden van vrede en verzoening ge-
sproken. Zie eens in welk eene kalmte hij nu
hangt aan het smartelijk hout Wat gevoelde
hij, toen hij zijneu Meester hoorde uitroepen:
Vader in uwe handen beoeel ik mijnen geest? Hij
wenschte ontbonden te worden om Jesus te
volgen en met Hem te tij» in het Paradijs. Ook
voor den moordenaar was dus de dood een
gewin, hem was het zelfs gegeven om het eerst
den zegekreet te herhalen, welke de stervende
Jesus aan ons allen geleerd heeft; den zege*
-ocr page 395-
885
kreet eener ziel, die gaat uitrusten bij den
Vader. Zijn wij dan ook al zondaren, ons
sterfbed zal troostvol en verkwikkend zijn,
indien wij boetvaardigheid plegen en god*
vruchtig onze zonden beweenen. Laat one der-
halve moed houden in ons lijden en strijden,
in druk en bekoringen, in al de offers welke de
deugd van ons vraagt, want het uur der verlossing
is nabij. Hoe meer wij lijden, hoe menigvul-
diger onze tranen zijn, des te luider zullen wij
in het laatste uur juichen: Vader in uwe handen
beveel ik mijnen geett.
J7
-ocr page 396-
WOENSDAG IN DE GOEDE WEEK.
Et fncllnato capite tradidlt spirltum.
Joan. XIX: 80.
Kn zijn hoofd grebogen hebbende, gaf Hü
den geest.
Gisteren hebben wij \'s Heeren laatste woord
overwogen, heden zullen wij zijne laatste daad
met aandacht beschouwen; gisteren hebben wij
gezien, hoe Jesus zijnen geest met vreugde
aanbeval in de handen des Vaders, heden moeten
wij overwegen, hoe Hij met nog grootere vreugde
zijn hoofd boog voor den Vader en stierf.
Gehoorzaamheid aan den wil des Vaders was
voor Jesus de zoetste spijs; hoezeer Hij ook
verlangde bij den Vader te zijn, Hij wilde het
uur van scheiden uit deze wereld geen oogecblik
verhaasten; mijn uur, zoo spruk Hij vroeger,
is nog niet gekomen; Ik moet werken, zoolang
het dag is. Wat moest Jesus werken ? Hetgeen
de Vader Hem had opgelegd. Hij vlugtte den
dood, toen de Vader wilde, dat Hij werkte,
-ocr page 397-
887
Hij ging den dood te gemoet, toen het laatste
uur, volgons den wil des Vaders, daar was.
In het ééne woord „gehoorzaamheid" ligt de
gansche geschiedenis van Jesus\' leven, werken,
lijden en sterven. Gij kunt in geen kortere en
betere trekken het leven des Heeren schilderen,
dan door de woorden van den apostel: Hij heeft
zieh vernederd, de gestalte van een dienstknecht aan*
nemende en gehoorzaam geworden zijnde tot den dood,
en tot den dood des kruises.
Zijne laatste daad
was een nederig en gehoorzaam hoofdbuigen.
Zoolang zijn gestorven ligchaam met gebogen
hoofd nog hangt aan het kruis, zal het u ver-
halen wat Jesus deed in zijn uiterste; zoolang
gij hooren of lezen zult: En na zijn hoofd gebogen
te hebben gaf Hij den geest,
zoolang zal u de
gehoorzaamheid aan God op de zoetste en
krachtigste wijze verkondigd worden.
Een zonderlinge wensch rijst er op in mijn
hart; ik dacht: mogt het gestorven ligchaam
des Heeren nog met gebogen hoofd hangen aan
het kruis; dan zou ik mij naar Kalvarië spoeden
en voor mijn goddelijk toonbeeld neergeknield,
in vrome overdenking leeren hoe billijk en zoet
het is zich voor Gods heiligen wil te buigen
en gehoorzaam te zijn tot in den dood. En ik
zou niet de eenigate zijn die zich naar Golgotha
spoedde, zelfs de grootste zondaren zouden
17*
-ocr page 398-
m
hunne zonden staken en de hardnekkigsten
hunne onboetvaardigheid afleggen; wij allen
zouden, in tranen smeltende, uitroepen: O
gehoorzaamheid wat zijt gij schoon, o gehoor-
zaamheid wat zijt gij zoet! Maar deze wensen
is in alle opzichten dwaas. Het is volstrekt niet
noodig, dat wij staan onder het kruis en met
onze ligchamelijke oogen het gebogen hoofd des
Heeren aanschouwen; indien wij in ons hart
overwegen wat Jesus in zijn uiterste deed,
kunnen wij al de vruchten plukken door zijn
h. voorbeeld ons aangeboden.
Daar een enkele zucht, een enkel gebed van
Jesus genoegzame waarde had om de zonden
der wereld weg te nemen, kunnen wij in waar*
heid zeggen, dat de strenge regtvaardigheid
Gods gemakkelijker te bevredigen was, dan de
liefde, welke Jesus voor de gehoorzaamheid had.
Deze liefde was niet bevredigd door eene nauw»
gezette vervulling van al de werken, die de
Vader zijnen Zoon had opgelegd, zij begeerde
het smartelijkste lijden en zelfs dit lijden ver-
zadigde haar niet; slechts de hoogste daad der
gehoorzaamheid, hel hoofdbuigen in den dood kon
haar bevredigen. Indien er nog eene grootere
daad van gehoorzaamheid ware mogelijk ge»
weest, Jesus zou die daad hebben gesteld,
doch wat zal men nog geven, wanneer men in
-ocr page 399-
380
de volmaakste onderwerping zijn leven heeft
weggeschonken P Oneindig verheven zijn al de
daden des Heeren; al de geheimen van zijn
goddelijk leven hier beneden zijn vol van genade
en waarheid, doch Jesus schijnt alles over het
hoofd te zien, als stelde Hij slechts waarde in
zijn gehoorzaam sterven. Hij heeft geen gedenk-
teekenen van zijne armoedige geboorte, van
zijne vermoeijenissen, zijne armoede, zelfs niet
van zijne geeseling en doornenkrooning bewaard,
maar in zijn verheerlijkt ligchaam draagt Hij
nog de teekenen van zijne gehoorzaamheid aan
het kruis, van zijne onderwerping tot in den
dood. Hoe groot ook de verandering was door
de heerlijke verrijzenis des Heeren in zijn h. lig-
chaam te weeggebracht, de glorie der verrijzenis
nam de teekenen van \'s Heeren gehoorzaamheid
niet weg. Eeuwig zullen de teekenen zijner
wonden schitteren, want Jesus wil dat zij zonder
einde verkondigen, hoe het zijne spijs was den
wil des Vaders te volbrengen en den geheelen
lijdenskelk te ledigen.
Ziet mijne handen en voeten, zoo sprak
Jesus tot zijne leerlingen toen Hij hun
na zijne verrijzenis verscheen, daar Ik het zelf
ben, en na dit gezegd te hebben toonde Hij hun
zijne handen en voeten. Zóó
moest zijne gehoor-
zaamheid tot in den dood ook na zijne verrijzenis
-ocr page 400-
390
nog blijken en het teeken zijn, waaraan de
Verlosser altijd te herkennen is.
De gehoorzaamheid tot in den dood, zijn
nederig hoofdbuigen aan het krnis was het top-
punt van Jesus\' wenschen. Terwijl Hij zijne
apostelen opdraagt zijne leer aan alle schepse-
len te verkondigen, wilde Hij aan hun niet
uitsluitend de prediking van zijn kruis en van
zijne gehoorzaamheid overlaten; Hij zelf belast
zich daarmede en zoolang de wereld staat, zal
de Zoon Gods aan de kinderen der menschen
verhalen, dat Hij met blijdschap gehoorzaam
was in den dood. Hij zal op het altaar neder»
dalen, als wilde Hij nog steeds het zoete der
gehoorzaamheid proeven en zich verzadigen met
een eindeloos hoofdbuigen voor den hemelschen
Vader. En op het altaar nedergedaald staat
Hij niet alleen, Hij roept ons tot zich om ons
zijn ligchaam en bloed te toonen, ons op het
krachtigst te herinneren aan zijnen dood; om
ons te doen zien, hoe Hij in hemelsche wellust
zijn hoofd boog en stierf. O mogten wij, de
H. Misofferande bijwonende, besefien wat er
omgaat in het goddelijk hart van Jesus, die
zich op onbloedige wijze den Vader aanbiedt,
hoe Hij op het altaar in onmetelijke geneugten
zich verzadigt aan de herinnering van zijn ge-
hoorzaam sterven, dan zouden wij nimmer ont-
-ocr page 401-
391
breken het woord des Apostels te vervullen
en den dood des Heeren te verkondigen tot dat
Hij wederkeert om ons tot zich te nemen in
den hemel, waar wij de teekenen van .lesus
gehoorzaamheid met ongesluijerd oog zullen
aanschouwen.
Waarom was de hoogste daad der gehoor-
zaamheid: „het nederig hoofdbuigen en ster-
ven," zoo zoet en aangenaam voor JesusP
Omdat niets zoo billijk en zoo regtvaardig is.
God, lieve lezer, is onze Schepper, onze vol-
strekte en onbeperkte Heer en Meester; wij
zijn, zonder het minste voorbehoud, zijn eigen-
dom. Hij kan volgens welgevallen met ons
handelen; zijn woord, zijn wil is voor ons eene
onverbreekbare wet. Hoewel God aan niemand
rekenschap heeft af te leggen van zijn woord
en zijne bevelen, er is toch niets willekeurig in
zijne geboden; alles wat de Heer beveelt, is
goed, wijs en heilig. Indien wij weerzin ge-
voelen in de vervulling van Gods geboden, dit
is niet te wijten aan de geboden zelve, maar
aan het bederf wat in ons is. Die weerzin
is voor ons eene waarschuwing, dat er iets
in onze harte schuilt wat minder regt, minder
goed is. Waren wij reine engelen, het zou
steeds voor ons een genoegen zijn, in alles
Gods wil te volbrengen. Hieruit kunt gij
-ocr page 402-
392
«Heiden met welk eene blijmoedige bereidwil*
ligheid Jesus den wil des Vaders Tolbragt j
een hongerige kan met zoo groot een genoegen
de spijs niet nuttigen, als Jesus het werk ver-
rigtte Hem door den Vader opgelegd; \'s Heeren
zoetste spijs was, aan het kruis zijn hoofd te
buigen en in de grootste onderwerping te ster-
Ten. Deze was zijne hoogste daad, aan deze
daad herinnert Hij steeds de engelen en hei-
ligen, deze daad verkondigt Hij onophoudelijk
aan ons mensehen hier op aarde. Wat volgt
hieruit P Hieruit volgt, dat geen mensch ooit een
beter werk verrigten kan dan het werk hem
door God opgelegd. Indien gij den wil Gods
doet, hebt gij genoeg gedaan; maar indien gij
den wil Gods verwaarloost, gij doet niets, al
trekt gij ook de aandacht van alle menschen,
al deedt gij de geheele wereld in bewondering
over u spreken.
Vestig eens uwen blik op Jesus, die daar
met gebogen hoofd zielloos hangt aan het kruis.
Sommigen, die Jesus zagen sterven klopten op
hunne borst en spraken eenige woorden van
berouw; enkelen bekeerden zich, doch dit ge-
schiedde, dewijl de aarde beefde, steenrotsen
scheurden, - dooden uit het graf opstonden en
Jesus stervend getoond had, dat Hij vrijwillig
zijn leven gaf; maar niemand der Joden dacht
-ocr page 403-
393
er aan, dat de Verlosser ia den dood zijne
hoogste daad rerrigt had. Zijne hoogste daad
was voor de vleeschelijke Joden: het genezen
van zieken, het bevelen aan storm en on-
weder, het opwekken van dooden. Voor de
meesten was de dood des Heeren zelfs eene
ergernis. Zóó mogen wij niet oordeelen, wij,
die weten, dat Jesus ons zijnen dood met zoo
veel liefde verkondigt en met zoo groot eene
kracht ons steeds voor oogen stelt. Laten Jood
en heiden hunne oogen afkeerig van het kruis
afwenden, wij behooren niets te kennen dan den
gekruisten Jesus, en steeds in h. bewondering
te staren op onzeu Verlosser, die met gebogen
hoofd en zielloos hangt aan het kruis. Maar
onze kennis en bewondering mogen niet on-
vruchtbaar zijn. Daarom spreekt ons de goede
Verlosser zoo dikwijls over zijnen dood, opdat
wij Hem, die voor ons gestorven is, zouden
beminnen en navolgen. Ook wij moeten op het
voorbeeld van Jesus, met eerbied luisteren
naar Gods h. wii en dezen nauwgezet volbren-
gen, het moet ons een gruwel zijn, Gods wil
in het minste te weerstreven, eene onmogelijk-
heid om in de ongehoorzaamheid te volharden;
het moet ons eene spijs wezen den wil van den
hemelschen Vader te volbrengen, en wanneer
het zwakke vleesch zucht onder pijnen, ziekten
-ocr page 404-
391
en tegenspoeden, de gedachte: „het is Gods
wil" moet ons terughouden van een onwillig ge-
mor, z\\j moet ons het lijden verzoeten.
Ach, lieve lezer, waarom mag ik niet meer
zeggen P Aanschouwd nog eens het gebogen hoofd
van Jesus. Waarom mag ik niet zeggen: volg
in alles uw goddelijk toonbeeld, verheug en
verblijd u, wanneer de liemelsche Vader u
groote smarten, ontzettende rampen overzendt;
juich en verblijd u als de dood nadert, dewijl
gij dan uwe grootste daad van gehoorzaamheid
verrigten kunt? Gij huivertP... Ja, wij zijn zwak
en de Heer zal in zijne goedheid onze zwak-
heid sparen. Doch laat ons gedurig tot Jesus
opzien en zijne gehoorzaamheid overwegen, laat
ons onophoudelijk de genade afsmeeken om
Gods wil in alles te volbrengen; dan zullen wij
ondervinden dat het juk des Heeren zoet en
zijn laat ligt is, en hoe grooter de offers zijn,
die de Heer van ons vraagt, met te meer
liefde en vreugde zullen wij ons hoofd buigen
in gehoorzaamheid.
Allerzoetste Jesus, zie ons neergeknield voor
uw h. kruis, wij danken U, dat gij ons door
uwen dood hebt verlost en ons tevens zoo
krachtig de gehoorzaamheid hebt geleerd.
Helaas wij zijn zwak, maar wij zyn toch de
schapen uwer weide en willen U in alles
-ocr page 405-
395
volgen; zie, wij zijn tot do gehoorzaamheid
bereid, en wij geven ons in alles over aan
uwe h. beschikking, opdat wij in ons laatste
uur ook in gehoorzaamheid ons hoofd kunnen
buigen. Amen.
-ocr page 406-
WJTTE DONDERDAG
Wiiiis militum lanceu latus ejus, apcruit eb
continuo exivit sanguis et aqua.
Joan. XIX i 34.
Een der soldaten opende met eene lanszyne
zijde i en terstond vloeide er bloed en
water uit.
De Jodeu dan (want het was voorbereidingsdag),
opdat de ligchamen niet aan liet kruis zouden blijven
op den sabbat/i (want deze was een groote sabbath\'
dag), vroegen Pi/alus, dal hunne beenen verbrijzeld
en zij afgenomen zouden worden. De soldaten kwa\'
men dan en verbrijzelden wel de beenen van den
eersten en den tweeden, die met Hem gekruisigd waren,
doch toen zij tol Jesus waren gekomen en zagen,
dat Hij reeds dood was, verbrijzelden zij zijne
beenen niet, maar een der soldaten opende meteene
lans zijne zijde en terstond vloeide er water en bloed
uil. En hij, die het gezien heeft, heeft er getuigenis
van gegeven; en zijne getuigenis is waarachtig, en
hij weet, dat hij waarheid spreekt, opdat ook gij
gelooven moogt. Want dit is geschied, opdat de
Schrift zou vervuld worden: geen been zult gij van
hetzelve verbreken. En toeer eene andere Schriftuur^
-ocr page 407-
397
plaats zegt: zij zullen zien op Hem, dien zij door-
stoken hebben.
Het was ecne gewoonte om de beenen der
gekruisigden te breken, ten einde kunnen dood
te bespoedigen. Wisten de Joden, die naar
Filatus gingen met het verzoek om de beenen
der gekruisigden te mogen breken, wisten zij
niet, dat Jesus reeds gestorven was ? Misschien
hadden zij reeds vóór den dood des Heeren
Kalvarië verlaten; doch indien zij ook getuigen
zijn geweest van Jesus\' sterven, zij waren hard»
nekkig genoeg om de oogen te sluiten voor de
teekenen, die den dood des Heeren vergezelden,
blind genoeg om niet te gelooven, toen de
aarde beefde, steenrotsen scheurden en dooden
opstonden uit het graf, ook was hun haat groot
genoeg om het gestorven ligchaam des Heeren
door eene smadelijke beenbreking te mishan-
delen. Wat er van zij, op verzoek der Joden,
zond Pilatus soldaten met den last de beenen
der gekruisigden te breken. De soldaten von-
den Jesus reeds gestorven en volvoerden daar-
om den hun opgedragen last niet. Dat het
hun hiertoe niet aan wreedheid ontbrak, blijkt
uit de handelwijze van een der krijgsknechten,
die de zijde des Heeren doorstoken heeft; maar
God wilde niet, dat de beenen van Jesus ge-
broken werden, Hij weerhield de handen der
-ocr page 408-
sus
soldaten, opdat vervuld zou worden, wat over
het Goddelijk Lam in figuur geschreven stond:
Oeen been zult gij van hetzelve breken. En de
soldaat, die in wreede baldadigheid de zijde
van Jesus doorboorde, vervulde slechts wat
God door den profeet voorspeld had: Zij zullen
zien op Hem, dien zij doorstoken hebben.
Stel u dan het gestorven ligchaam van Jesus
voor oogen; het hangt zielloos aan het kruis
en draagt nog al de teekenen van het wreedste
lijden; er schijnt geen plaats meer te zijn voor
nieuwe wonden, doch het voorover gebogen
hoofd wijst naar het hart, het hart is nog
ongewond, het hart moet nog doorboord wor-
den. Dit is geen ijdel spel der verbeelding,
de evangelist merkt op, dat de opening van
\'sHeeren zijde door God uitdrukkelijk is ge-
wild. Welaan, laat ons de oorzaak, de reden
daarvan overwegen. Waarom werd nu het hart
des Heeren doorboord P Omdat zijn goddelijk
hart, de eerste en de ware schuldige is aan al
zijn lijden, aan al zijn wonden, aan zijn smn-
delijken dood. Het is doorboord, opdat de
kinderen der menschen, wanneer zij in ont-
zetting den mishandelden en gestorven Jesus
aanschouwen, niet in wanhoop vervallen wegens
de boosheid waarmede zij tegen hunnen Ver-
loBser woedden, maar bunnen aandacht vesti-
-ocr page 409-
390
gen op hot goddelijk hart, \'t welk de eerste
en grootste oorzaak is van Jesus\' lijden.
Toen Jozef zich bekend maakte aan zijne
broeders, die hem zoo wreedaardig verkocht
hadden, waren deze niet weinig ontsteld; zij
vreesden, dat het uur der wedervergelding
voor hen was aangebroken; doch Jozef, hunne
ontsteltenis ziende , bemoedigde hen zeggende :
Vreest niet en laai het u niet hard schijnen, dat
gij mij naar deze landstreken verkocht hebt, taant
Qod heejt mij voor uw heil naar Egypte gezonden;
niet ten geoolge va» uw besluit, maar door den wil
Gods ben ik hierheen gezonden.
O, laat ons opzien
tot het doorboorde hart van Jesus, het spreekt
tot ons eene taal oneindig zoeter dan de taal
van Jozef. Vreest niet, zoo spreekt het tot de
Joden en heidenen, tot eiken mensch, die
door zijne zonden oorzaak was van \'s Hecreu
dood; vreest niet, wanneer gij Mij zielloos ziet
hangen aan het smadelijke kruis; wordt niet
ontsteld, wanneer gij mijne tallooze wonden
aanschouwt, of u herinnert aan de wreede geese-
ling en smartelijke krooning; geeft u niet aan
wanhoop over, wanneer gij de tranen mijner
Moeder en de zachtmoedige klagten van den
lijdenden Jesus herdenkt; want mijn hart draagt
de schuld van alles; niet tengevolge van uwe
aanslagen, maar door de begeerte van mijn
-ocr page 410-
iÜÜ
hart ben Ik in zooveel smarten geslor-
ven. Mijn hart is de schuldige, want daar
het bemind heeft, heeft het ten einde toe
bemind.
Het zij verre, lieve lezer, dat ik de goddo-
looze wreedheid der Joden en hun hardnekkig
ongeloof wil verschooneu, evenmin wil ik de
boosheid onzer zonden, die Jesus\' dood ver-
oorzaakten, verontschuldigen. Eene allernede-
rigste rouw over \'s Heeren lijden en sterven is
onze pligt; maar het is een nog veel zwaarder
pligt de oneindige liefde van Jesus\' goddelijk
hart te verkondigen. Dat hart stelde zijn ver-
maak in het volbrengen van den wil des
Vaders; dat hart vond geen rust alvorens het
groote otter van aanbidding en verzoening op
het kruis voltrokken was; dat hart omhelsde
met vreugde alle lijden, opdat wij vrede en
verzoening zouden vinden. Jesus stelt er prijs
op, dat wij dit weten. Daarom zeide Hij zoo
uitdrukkelijk, dat Hij vrijwillig zijn leven geven
wilde, daarom toonde Hij in het uur zijns
lijdens, dat het Hem niet de minste moeite
kostte om den dood te ontgaan, daarom toonde
Hij dat Hij alles wist wat Hem zou overkomen.
Wanneer gij dan op dezen plegtigcn dag den
ganschen lijdensweg van Jesus doorloopt, gij
zult, bij de overweging van elke smart die
-ocr page 411-
401
Jesus onderstond, uw oog moeten vestigen op
de doorboorde zijde des Heeren, en in zijn
goddelijk hart de laatste oorzaak van zijn
lijden vinden. Geen kaakslag heeft de goede
Meester ontvangen, geen geeselroede heeft zijn
maagdelijk vleeseh verscheurd, geen scherpe door-
nen hebben zijn goddelijk hoofd gepijnigd, geen
nagelen zijne gezegende handen en voeten door-
boord, waarvan de liefde zijns harten de schuld
niet draagt. Zijne boeijen, zijne vernederingen
en verlatenheid, zijne schande, de smaadheid
van zijn kruis, zijne klagten en droefenissen,
zij zijn gewild, gezocht en omhelsd door zijn
heilig hart. Eeeds hadden zijne wonden op-
gehouden te bloeden, toen zijn hart ons
het laatste bloed nog schonk; reeds had zijne
mond opgehouden te spreken toen zijne geo-
pende zijde ons nog van verzoening en
liefde sprak.
Een der soldaten opende met eene lans zijne zijde,
en terstond vloeide er bloed en water uit. Water
ter reiniging onzer zielen, bloed om ons te
voeden en in liefde te ontsteken. Gij zijt door
het h. doopsel van uwe zonden gereinigd, gij
leeft door de liefde van Jesus\' hart; gij wordt
gevoed, gesterkt en in liefde ontstoken door
het H. vleeseh en bloed des Heeren, gij zijt
derhalve geheiligd en gestrekt door het hart
-ocr page 412-
402
van uwen Jesus. Welaan, volbreng dan ook
den wil Gods en zie in dankbare liefde op tot
het gewonde hart van uwen Jesus.
Ik twjjfel niet, of gij zult heden met de geloo-
vigen in godvruchtige aanbidding nederknielen
voor het h. Sacrament der liefde. Gij zijt dan
zoo digt bij uwen goddelijken Verlosser, niet
zoo als Hij zielloos hing aan het kruis, toen
water en bloed uit zijne geopende zijde vloeide;
maar zooals Hij verrezen van den dood,
heerlijk leeft in den hemel. Hotzelfde hart,
\'t welk doorboord werd aan het kruis, klopt
voor u in het h. sacrament; ja, het klopt voor
u in het h. Sacrament, omdat het door-
boord werd aan het kruis. Misschien be-
grijpt gij dit niet, wel nu, ik zal mij nader
verklaren,
Alvorens Jesus stierf\', sprak Hij: het is vol-
bragl.
Wat was volbragtf Zijn lijden, maar
niet zijne liefde; ook als Hij van het kruis zal
zijn afgenomen zal Hij zijne armen nog uit-
strekken naar de kinderen der menschen; bij
den dood, zullen smaad en smarten eindigen,
maar de liefde des Hoeren zal niet in het
minste verkoelen. Om allen te verkondigen
hoe standvastig zijne liefde is, laat Hij na zijnen
dood nog zijne zijde openen; den geheelen
schat vau zijn goddelijk hart deelt Hij ons dau
-ocr page 413-
103
mede; zijn hart kon eenigen tijd ophouden te
kloppen, maar geen oogenblik ophouden ons
toe te behooren. De liefde Tan Jeans\' hart was
groot genoeg om ons altijd te beminnen, groot
genoeg, dat Jesus zich ook na zijn dood ge-
heel aan ons wegschonk. Ik zie dan op tot
mijn doorboorden Jesus en in zijn goddelijk
hart vind ik al de liefde, die Hij in zijn heilig
sacrament voor mij uitstort.
Wanneer het hart der moeder verteederd is
over haar kind, dan neemt zij het in hare
armen en drukt het aan haren boezem, ook
het harte van mijn Jesus is verteederd over mij;
Hij neemt mij op in de h. Communie, Hij drukt
mij aan zijn gewonden boezem, want de liefde
heeft zijn hart gewond. Ziet gij nu, hoe naauw
het h. Sacrament verbonden is met de liefde
van Jesus goddelijk hart; hoe het sacrament
van \'s Heeren vleesch en bloed een onmiddelijk
en regtstreeksch uitvloeisel is van \'s Heeren
geopende zijdeP Zijn hart werd gewond, om-
dat zijne liefde, sterker dan de dood en door
geen smarten uit te putten, voortduurt in
eeuwigheid. IS iet in zijne handen en voeten,
maar in zijn hart zijn wij geschreven, Hij ver-
geet ons nimmer. Wegens den overvloed zijner
liefde heeft Hij er zijn vermaak in gesteld bij
de kinderen der menschen te zijn en was het
-ocr page 414-
104
voor Hem ecne behoefte, Zich zelveii aan ons
weg te schenken en ons steeds aan zijn hart
te drukken; dezelfde liefde, welke zijn hart
doorboorde, doet Hem voor ons verblijven in
het h. Sacrament. Gij kunt Jesus niet met de
oogen des geloofs in het h. Sacrament aan-
schouwen, gij kunt er zijne liefde niet met
vrome godsvrucht overwegen, zonder dat de
geopende zijde van Jesus zich vertoont aan
uwen geest; gij kunt Jesus niet godvruchtig
ontvangen in de h. communie, of het hart des
Heeren vloeit voor u van liefde over. Stel u
heden, neergeknield zijnde voor het h. saera-
ment, Jesus voor, die u zijne geopende zijde
toont, waaruit voor ons het water der reiniging
en het bloed der goddelijke liefde vloeit; zóó
beminde Hij, toen Hij ging lijden, zóó bemint
Hij ons ook na zijnen dood. Volg dan den
H. Joannes na, die van zich zelven zegt: Eu
Hij, die het gezien heeft, heeft er getuigenis van
gegeven, en zijne getuigenis is waarachtig.
Ook
gij moet getuigenis afleggen van Jesus\' liefde;
uw mond moet den dood en de liefde des
Heeren verkondigen, waarvan gij het levend
gedenkteeken vindt in het allerheiligst saora-
ment; uw hart moet, ontstoken aan het
harte van Jesus, in eeuwige liefde branden.
De liefde .moet u aan Jesus boeijen, aan
-ocr page 415-
405
Hem moet gij steeds denken, met Hem
moet gij werken en lijden, voor Hem moet
gij sterven. Neergeknield voor het h. Saera-
ment moet gij kannen zeggen: ziedaar mijne
liefde, ziedaar al mijne liefde.
-ocr page 416-
GOEDE VRIJDAG.
Ma accessit ad Pllatum et petiit corpus
.
ii-.ii.
                            Math. XXVII: lts.
HU (Jozcr vau Arlmathea) ging tot Pllatus
en verzocht om het ligchaatn van Jeans.
Het gestorven ligchaatn des Heeren hing
nog aan het krnis met neergebogen hoofd;
Maria de Moeder van Jesus, eenige vrome
vrouwen en leerlingen stonden daar en weenden,
toen de soldaten, gewapend met wreede werk-
tuigen, verschenen om de beenen der gekrui-
sigden te verbrijzelen. Ach, hoe beefde Maria,
hoe sidderden de vromen bij het verschijnen
der woeste krijgsknechten; maar hunne tranen
en smeekingen vermogten hier niets; zij zwegen
en onderdrukten eiken kreet van ontsteltenis;
doch de Heer verhinderde door de schikking
zijnor almagt de gruwelijke heiligschennis, die
de Joden nog aan den gestorven Verlosser
wilden plegen. Een soldaat doorstak evenwel
de zijde des Heeren onder het oog van Maria;
-ocr page 417-
J07
de bedroefde Moeder zag het bloed en het
water uit Jesus\' zijde vloeijen, maar zij kende
het harte van haren Zoon, zij wiet met hoeveel
liefde Jesus alle9, ook dit laatste vergaf. Nog-
thans leed Maria hier onnoemelijk veel; zij
zag de hardvochtige en barbaarsche wreedheid
van den krijgsknecht, de onverschilligheid waar-
mede hij Jesus\' laatste bloed deed vloeijen,
de verachting, waarmede hij het hoofd af-
wendde van die breede wonde des harten, welke
bij uitnemendheid de wonde der liefde is.
Ach, wanneer de soldaat en al de omstanders
naar de Moeder van Jesus hadden willen luis-
toren met welk eene zoete overreding zou
de diepbedroefde Moeder over de matelooze
liefde van haren Zoon gesproken hebben. Doch
zij kan hier niets doen dan weenen, niets dan
haar heilig hart laten doorboren door de on-
boetvaardigheid van Jesus\' vijanden.
De soldaten verwijderden zich spoedig en
Maria bleef de wacht houden bij het kruis van
haren Zoon, bij het gestorven ligchaam van
Jesus. Zij wenscht het ligchaam to begraven,
doch zij mag hare handen nog niet naar Je-
sus uitstrekken, zij mag de wreede nagelen
niet uit zijne handen en voeten rukken, de
kroon niet wegnemen van Jesus\' hoofd. Haar
Zoon is gestorven, maar zijn ligchaam is nog
-ocr page 418-
408
geheel in de magt der Joden, en deze zullen
zeer zeker niet aan de Moeder vergunnen, om
iets voor Jesus te doen. Wat hebben de Joden
dan besloten, wat willen zij met het ligchaam
des Heeren doen ? Wij hebben het reeds gezien
zij wilden het met spoed afnemen en daarna....,
o gruwel! Zij wilden het behandelen zo.oals zij
gewoon waren te doen met de ligchamen der
boosdoeners, en Maria vermag dit noch door
tranen, noch door smeekingen verhinderen. God
echter komt de onmagt der Moeder te hulp
door Jozef van Arimathea op te wekken tot
eene moedige en roemrijke daad. Deze Jozef
was tot hiertoe een geheime leerling des Heeren.
De evangelist zegt ons dat hij, braaf en regt-
vaardig zijnde, niet had ingestemd met de ge-
heime raadslagen der Joden tegen Jesus; het
is zelfs mogelijk, dat hij zijn invloed ten gunste
van Jesus heeft aangewend, doch daar hij uit
vrees voor de Joden een geheim leerling des
Heeren was, had hij Jesus niet verdedigd met
die kracht, waarmede hij nu voor het gestorven
ligchaam des Heeren optreedt.
Stoutmoedig nadert hij Pilatus. En inderdaad
buitengewone moed was er noodig voor de
daad, die Jozef nu in het aangezicht van geheel
Jeruzalem ging verrigten. Openlijk, zonder
omwegen meldt hij zich bij den landvoogd aan.
-ocr page 419-
409
Iedereen kan zien of hooren hoe diep een eer-
bied hij Jesus toedraagt, hoezeer hij den haat
der oversten en de woede des volks afkeurt.
Openlijk gaat hij voor de eer des Heeren strij-
den; één tegen allen; tegen de magtigen, aan»
zienlijken en rijken zoowel als tegen de menigte.
De haat was nog even fel, de woede had zich
niet neergelegd, toen Jozef tot Pilatus ging;
hij liep gevaar de Joden bij den landvoogd te
ontmoeten en daar te moeten twiisten over het
ligchaam van Jesus. Maar Jozef trotseert het
volk en zijne aanvoerders, hij trotseert bedrei-
gingen, spotternijen en smaad, hij trotseert het
misnoegen van Pilatus; want tot op dit uur
ging niemand het huis van den landvoogd bin-
nen, tenzij om Jesus te beschuldigen en het
vlekkeloos bloed te eischen, en ofschoon Pilatus
de onschuld des Heeren openlijk en meermalen
erkend had, hij heeft toegegeven aan den eisch
der Joden, en daarom moest het hem alleron*
aangenaamst zijn, dat Jesus nu in zijne tegen-
woordigheid verdedigd werd. Elke verdediging,
elke verheerlijking van Jesus was eene beleedi-
ging voor den landvoogd, eene scherpe beschul-
diging en een hard verwijt. Door dergelijke
bedenking laat Jozef zich evenwel niet af-
schrikken; hij biedt het hoofd, één aan allen.
Jozef was wel is waar aanzienlijk en rijk ;
18
-ocr page 420-
410
zijn aanzien schonk hem toegang tot Pilatns
en een zekeren invloed bij den landvoogd;
maar zijn hooge stand maakte hem het werk,
dat hij nu verrigten wil, in ieder opzigt uiterst
moeijelijk. Toen Pilatus het verzoek van Jozef
hoorde, moest hij wel verbaasd staan; Jozef,
de rijke, de aanzienlijke, vroeg de gunst om
het ligchaam des Heeren, dat nog tusschen
twee moordenaren aan het smadelijk kruis hing,
te mogen begraven.
De schande van Jesus\' lijden en sterven was
nog niet weggenomen door eene heerlijke ver-
rijzenis; men kon in die uren niet over de
straten van Jeruzalem gaan zonder de schande*
lijkste smaadredenen tegen Jesus te hooren;
het was genoeg dat men bekend stond, als een
voormalig aanhanger van Jesus, om nu het
voorwerp te zijn van bitteren spot. De ge-
trouwste leerlingen van Jesus zijn geschokt,
terneergedrukt en geërgerd, zij onttrekken zich
zooveel mogelijk aan het oog der Joden. En daar
treedt nu de rijke en aanzienlijke Jozef open-
lijk op als een ijverig leerling des Heeren.
Zal zijn aanzien hem beschermen tegen de bij-
tendste opmerkingen en den grimmigsten haat ?
Juist het tegendeel is te wachten, Hoe hooger
zijn stand is, des te grooter opschudding zal
zijne daad veroorzaken. Elkeen kont Jozef van
-ocr page 421-
•IIT
Arimathea, waar hij komt wordt hij gadege-
glagen en opgemerkt. Indien een arm en onbe-
kend leerling met vergunning van den landvoogd
het ligchaam des Heeren van het kruis afge-
nomcn en begraven had, de overaten en het
volk zouden er in kunnen berusten, en de
naam van dien leerling zou niet op aller lippen
komen. Doch Jozef van Arimathea!
\'Waarom vergenoegde Jozef zich niet met
Pilatus te vragen, dat hij aan de Moeder en
de leerlingen van Jesus vergunde om het lig-
chaam des Heeren af te nemen en te begra-
ven? — Hij begeert een deel in den smaad
van \'s Heeren kruis. Jozef denkt, waar de
naam van den Heer en Meester zoo gruwelijk
onteerd is, past het niet, dat men nog bezorgd
is voor eigen naam. Zijnen naam en zijne eer
zal hij gaarne ten offer brengen om de eer en
den naam des Heeren te wreken. Hij meent
het aan Jesus, aan zijne bedroefde Moeder,
aan zijne ontstelde leerlingen schuldig te zijn,
dat hij met eigen handen het ligchaam des
Heeren afneemt van het kruis. De Joden zullen
hem ziende wel is waar op hunne tanden knarsen,
doch zij zullen ook gedwongen zijn te erkennen,
dat Jesus nog vurige vrienden heeft, eneenigen
onder de misleide menigte zullen misschien tot
betere inzigten komen.
18*
-ocr page 422-
«2
O, wie zal ons zeggen met welke eene teeder-
heid de Moeder des Hceren Jozef ontving, die
op Kalvarië kwam, om Jeans met den diepsten
eerbied te begraven! Wie zal ons zeggen, hoe
de vrouwen en leerlingen van blijdschap ween-
den, toen zij Jozef de laatste eer aan het ge-
storven ligchaam des Heeren zagen geven?
Wie zal ons zeggen met hoe groot een geloof,
hoe vurig eene liefde en hoe warm eène gods-
vrucht Jozef begiftigd werd, toen hij het offer
van zijne eer aan Jesus bragt P
Lieve lezer, heden, de sterfdag des Heeren,
kleedt de Kerk, zijne bruid, zich in rouwge-
waad, alle hare plegtigheden en gebeden dra»
gen den stempel van diepe droefheid; wanneer
de priester het kruis ontbloot en aan het volk
de beeldtenis van den gekruisigden Verlosser
toont, roept hij allen toe: ziedaar het hout,
waaraan het heil der wereld gehangen heeft.
Dit alles is slechts een flaauw beeld van het-
geen er op Kalvarië plaats had, toen Jozef het
ligchaam des Heeren afnam. Aller blikken
waren toen gevestigd op het ligchaam van Je»
sus, iedere wonde lokte nieuwe tranen, nie-
mand waagde het eene stilte te stooren, die
slechts onderbroken werd door een aanhoudend
gesnik. De bedroefde Moeder ontving het
ligchaam van haren Zoon in haren schoot, en
-ocr page 423-
413
besproeide het met tranen, zooals de heiligste
der moeders ze slechts vergieten kon; zij
kustte zijne doorboorde handen en vooral zijne
doorboorde zijde, welke van Jesus\' matelooze
liefde zoo luide sprak. Eondom de Moeder
stonden de overigen geschaard, zij voegden
hunne tranen bij die van Maria; allen waren
vervuld van liefde en smart. Waren wij hier-
bij tegenwoordig geweest, welke diepe indruk-
ken zou ons hart er ontvangen hebben! Goede
Vrijdag zou alsdan nimmer wederkeeren, zon-
der dat wij in ons binnenste geschokt en ver-
teederd, de opregste blijken gaven van droef
heid, liefde en vurige godsvrucht. Welke zijn
thans uwe gevoelens P Hebt gij er werkelijk
behoefte aan, om heden voor het kruis des
Heeren neer te knielen en met godvruchtige
aandacht de wonden van uwen Jesus te be-
schouwen; hebt gij er behoefte aan, het kruis
heden aan uwen boezem te drukken en eer»
biedig de wonden van uwen Verlosser te kussen P
Nadat de priester het kruisbeeld aan de ge-
loovigen vertoond heeft, legt hij het eerbiedig
voor het altaar neder, ontdoet zich van zijn
schoeisel, knielt tot drie keeren voor debeeld-
tenis van zijn gestorven Meester en kust daarna
de h. wonden. Ik veronderstel, dat gij zulks
in den geest wel eens hebt mede gedaan, of
-ocr page 424-
4J1
dat gij, indien de omstandigheden u zulks ver-
gunden, hetzelfde werkelijk gedaan hebt; maar
wat beteekent dit nog bij de vurige liefde, de
warme godsvrucht van hen, die bij de afneming
aanwezig waren P Wilt gij dezen inderdaad na-
volgen, omhels dan het kruis niet slechts
in de Kerk, niet in de eenzaamheid van een
gesloten vertrek, maar openlijk, voor het oog
der wereld. Dat uwe godsvrucht zoo warm,
uwe liefde zoo vurig zij, dat gij u niet alleen
niet schaamt voor Jesus\' kruis, maar, gelijk
Jozef van Arimathea, Hem openlijk en met
vreugde belijdt. Dat de liefde en de wonden
van Jesus u dringen om voor Jesus te ijve-
ren, te spreken, te werken, ook dan wanneer
men u ter wille van Jesus bespotten en
hoonen zal. Dat heden en voortaan al de
dagen uws levens uw harte slechts bloede
wegens den smaad, de vernedering en het lijden
door Jesus ondergaan; zeg heden in godvruch-
tigen eenvoud: Heer, ik wil uw kruis om-
helzen, ik wensch met U in vernedering en
smaadheid te gaan. Indien de Joden zich
ergeren aan uw Kruis, indien de ongeloovigen het
eene dwaasheid noemen, ik zal het des te vuriger
omhelzen, opdat ik met U gehoond en gesmaad
worde. Geef, o liefdevolle Jesus, geef, dat uw
kruis steeds mijne eere, mijne vreugde zij. Amen.
-ocr page 425-
PAASCHZATURDAG.
Venit amem et N\'ieodemus, qut venerat ad
Jt\'sum nocte primum, feren* mixtnram.
royrrhae et alm1».
           Joan XIX; 39
En ook Nikodemus, die voorheen des
nachts tot Jesus gekomen waa , kwam
eu brasrt esn mengsel van myrrho en aloë.
Nikodemus, die voorheen zeker niet minder
vreesaclitig was dan Jozef van Arimathea, want
hij waB dezelfde, die in den beginne, uit vrees
voor de Joden, des nachts heimelijk tot Jesus
kwam, Nikodemus was Jozef behulpzaam in het
afnemen en begraven van \'s Heeren ligchaam.
Bestond er afspraak tusschen deze beiden P Of
kenden zij elkander als leerlingen van Jesus?
Het evangelie geeft geen antwoord op deze
vragen, maar het is geenzins onwaarschijnlijk,
dat Jozef en Nikodemus ten gevolge van
hunne liefde voor Jesus reeds met elkander in
zekere betrekking stonden. Immers, de liefde
tot Jesus brengt de leerlingen van Jesus tot
elkander en verbindt hen met eou heiligen band.
-ocr page 426-
416
Daaraan, zegt de Verlosser, tal de wereld zien,
dat gij mijne leerlingen zijl, zoo gij elkander lief hebt.
Geen tijdstip was echter geschikter om den
band en do kracht der broederlijke liefde beter
te waardeeren, dan dit uur. Wij hebben gig-
teren reeds gezien, hoe Jozef, om de laatste
eer aan \'s Heeren ligchaam te kunnen bewijzen,
geheel alleen stond tegenover den haat van een
geheel volk, wij hebben overwogen wat hij moest
trotseeren, alvorens hij zijn wensch bevredigen
en Jesns begraven kon. Hoe groot de moed,
hoe vurig de ijver van Jozef ook was, in Niko-
demus vond hij een on waardeerbaren steun, en
zoo deze laatste Jozef ook niet heeft aange-
moedigd om zich tot Filatus te wenden, zijn
toetreden heeft ongetwijfeld er veel toe bijge-
dragen, dat Jozef met kracht vervulde, wat hij
met moed begonnen had. Raadpleeg hier uw
eigen hart, lieve lezer. Schenkt het u geen
moed en kracht, wanneer gij ziet dat er nog
anderen zijn, die de deugd liefhebben, de
waarheid met hart en ziel omhelzen en moedig
strijden tegen de booze wereld? Wordt uw
moed niet opgewekt, ontvangt uwe deugd niet
als een nieuw leven, wanneer gij het geluk hebt
echoone voorbeelden te zien en vrome gesprek"
ken te hooren? Voor velen zijn het goede
voorbeeld en de heilzame opwekkingen van
-ocr page 427-
4,17
anderen eene bepaalde behoefte. Ofschoon niet
kwalijk gezind, hoewel uiterst vatbaar voor
goede indrukken, zij zijn te zwak en te laf-
hartig, om onder de oogen eener bedorven
wereld openlijk aan deugd en waarheid hunne
hulde te brengen. Zij vreezen altijd, dat zij
alleen tegenover velen zullen staan en aldus een
voorwerp zullen worden van spot. Hun moed
wordt slechts opgewekt door voorbeelden; hunne
zwakke begeerten kunnen slechts tot geestdrift
overslaan door woord en opwekking van ijverige
voorgangers. Behoort gij tot die vreesachtigen ?
Zoek dan brave vrienden, verbindt u met hen,
die u een steun kunnen bieden tegen het bederf
en de verleiding der wereld. Gij doet wel,
gij vervult een pügt, wanneer gij gevaarlijke
gezelschappen vlugt en geen naauwe betrek-
kingen aanknoopt met personen, die God niet
vreezen en de boosheid liefhebben, maar deze
vlugt is u niet genoeg; de mensch kan in den
regel niet alleen staan, hij heeft behoefte aan
personen, welke hij niet slechts kan raadplegen
maar die hem opwekken, sterken en aanmoe*
digen tot den goeden strijd. Door het voor-
beeld van anderen aangemoedigd en gesterkt
kan zolfs de zwakste op zijne beurt een moe-
dige voorganger worden. Mogt gij onder deze
laatsten geteld worden!
-ocr page 428-
418
Lieve lezer, wanneer gij u toevallig in een
gezelschap bevindt, waar de goddeloosheid den
hoogen toon voert om godsvrucht, geloof en
deugd te bespotten, laat u dan niet ontmoedi»
gen; denk dan ook niet, dat alle aanwezigen
goedkeuren wat er gezegd wordt. In zulk een
gezelschap zijn meestal zwakkelingen, die laf»
hartig genoeg zijn om toe te juichen, wat zij
in hun hart afkeuren, maar gij, toon wie gij
zijt, wat gij hoogschat en met geheel uwe ziel
liefhebt; gij zult door uw moedig gedrag de
vijanden des Heeren doen verstommen, zooals
Jozef van Arimathea, en indien er ook niet
aanstonds een Nikodemus opstaat, die met u
strijdt, velen zullen in hun harte goedkeuren,
wat gij voor Jesus in woord of daad doet, som-
migen zullen \'ich schamen over hunne lafhar-
tigheid en welligt tot nadenken komen, en in
elk geval zult gij de eer genieten van do
smaadheid des Heeren te dragen, wegens den
spot die u te beurt valt.
Welk eene verandering heeft er plaats ge-
grepen op Kalvarië! De menijte, die Jesus
tot zijn uiterste bespott\'e, is vertrokken, geheel
ontsteld door de wonderen, die den dood des
Hoeren vergezelden. Hoewel de bittere vijanden
van den Verlosser niet tot bekeering kwamen,
zij durfden voor het oogenblik met zoo groot
-ocr page 429-
•119
een geweld niet meer optreden, hun invloed
bij de menigte was niet magtig genoeg om thans
den strijd vol te houden tegen God, die door
teekenen tusschen beide kwam; bij het beven
der aarde en het barsten der steenrotsen heb-
ben zij gesidderd en zich aan het oog des volks
onttrokken. Hun schoot niets anders over dan
spijtig op de tanden te knarsen toen zij hoorden,
dat Jozef en Mkodemus met vergunning van
Pilatus het ligchaam des Heeren de laatste eer
bewezen. Op Kalvarië was nu alles doodstil.
Men hoorde er slechts het snikken van Jesus\'
vrienden en eenige zeer spaarzame woorden,
die uit eerbied half fluisterend werden uitge-
sproken. Met de grootste voorzichtigheid werd
het 11. ligchaam afgenomen, met de grootste
zorgvuldigheid werden de wreede wonden ge»
reinigd. Alles moest met spoed geschieden,
want men kon niet over veel tijd beschikken;
doch Jozef en Nikodemus hebben door hun ijver
aangevuld wat er aan den tijd ontbrak. Jozef
had gezorgd voor fijn lijnwaad waarin het lig-
chaam van Jesus gewikkeld werd. Nikodemus
bragt een mengsel van Myrrhe en Aloë, ter
zwaarte van honderd pond, mede om nog voor
de begrafenis het H. ligchaam te kunnen bal»
seinen. Allen betreurden het echter, dat men
thans niet meer ter eere van Jesus konde
-ocr page 430-
420
doen( en de vrome vrouwen die bij de begra-
venis tegenwoordig waren, maakten toen reeds
het besluit om de balseming na afloop van den
Sabbath, met zorg te herhalen; naauwkeurig
zagen zij daarom toe waar Jesus gelegd werd.
Op Kalvarië, in de onmiddelijke nabijheid van
de plaats, waar de Heer gekruisigd werd, bezat
Jozef een tuin, en in dien tuin had hij een
nieuw graf, waarin nog niemand gelegd was.
In dat graf werd Jesus met den diepsten eer-
bied begraven. De gevoelens te beschrijven, die
de harten vervulden van allen, die aan de be-
grafenis deelnamen, is ondoenlijk. Ik spreek
niet eens van de bedroefde Moeder, noch van
den H. Joannes, noch van Maria Magdalena, doch
wanneer ik u met de woorden van den profeet
zeg, dat zij over Jesus weenden, zooals men
weent over een eeniggeborenen, dan geef ik
slechts een allerflauwst beeld van aller droef»
heid. Op één punt wil ik slechts uwe aan-
dacht vestigen.
Wanneer een gewoon menschenkind gestor-
ven is, die naauwe betrekkingen achterlaat,
dan hoort men deze nog gedurig spreken
over de smarten die de overledene gedurende
zijne laatste ziekte onderstond; onder een
vloed van tranen spreekt men van zjjne ba-
naauwdhcid, zijne pijnen, zijne klagleu en
-ocr page 431-
121
doodsangsten. Ach, men betreurt het dan zoo
innig, dat men van dit alles getuige was zonder
in iets te kunnen helpen! Hoe levendig moest
nu dit leedgevoel bij de vrienden van Jesus
zijn, toen zij Hem van het kruis afnamen en
ten grave voerden? Alles wat de goede Jesus
tijdens zijn leven ondervonden had, al de bit-
terheid, al de versmading en miskenning, stond
de bedroefde Moeder voor den geest; voor de
anderen, was het genoeg, de roodgeweende oogen
van Maria, den droeven blik, dien zij onafgewend
op haren Jesus gevestigd hield, te zien, om in
h. ontroering te weenen. Maar allen zijn ook
getuigen van Jesus\' smarten en vernederingen
geweest; hun hart werd als vaneen gereten,
toen zij de wreede nagelen uit \'s Heeren handen
en voeten moesten rukken, toen zij van nabij
zagen hoe de doornen kroon was doorgedrongen
in zijn gezegend hoofd; elke wonde werd aan-
geraakt en gereinigd en nu eerst zagen zij van
nabij hoe vreesselijk hun Jesus mishandeld was;
ach, kon zijn half geopende mond nog spreken,
hoeveel klagten zouden zij vernemen! Konden
zijne ooren nog verstaan, hoeveel smartelijke
vragen zouden zij tot Hem rigten! De ver-
vloekingen en verwenschingen, de smaadredenen
en lasteringen, waarmede de Joden hunnen
goeden Meester, tot in zijn uiterste vervolgden,
-ocr page 432-
123
de verlatenheid, waarin Jesus stierf, zoodat
niemand Bern troosten, verdedigen en helpen
kon, dit alles ontlokte een stroom van tranen
uit hunne oogen. Eene gedachte, ééne be-
geerte overmeesterde aller hart: ach, waarom
is het ons nu eerst gegeven om voor de ver-
amading, voor den haat, en de gruwelijke mis-
handeling eenige geringe voldoening te schenken.
Dan kustlen zij Jesus\' handen, dan wierpen zij
zich weenend voor zijne voeten, dan vermeng-
den zij hunne tranen met den balsem, waarmede
zij Jesus\' wonden zalfden. En toen de treurige
plegtigheid voltrokken en het graf gesloten was,
keerden allen weenend en zwijgend huiswaarts;
maar niemand is voldaan met hetgeen hij voor
Jesus deed, allen overleggen bij zich zei ven wat
zij nog voor Jesus in het vervolg doen kunnen.
Heden, lieve lezer, is het de laatste dag van
den fl. Vastetijd. Hebt gij in dien tijd Jesus\'
lijden godvruchtig gevolgd en overwogen?
Welnu, gij keert dan heden met Jozef, Niko-
demus en de vrome vrouwen van het graf terug.
Ik hoop dat u thans dezelfde gevoelens be-
zielen, waarmede zij Kalvarie verlieten; ik
hoop dat gij dezen tijd niet eindigt zonder het
ernstige besluit te vormen om veel voor Jesus\'
eer te doen De goede Jesus wordt ook thans
gruwelijk gehoond, bespot en vervolgd in zijne
-ocr page 433-
423
leur, iii zijne Kerk, in zijne h geboden. Wanneer
de goddeloosheid der worcld toeneemt, laat uwe
liefde niet verslappen; integendeel, neem toe in
ijver, wreek de eer vnn Jesus door openlijk zijne
leer te belijden , zijne geboden te onderhouden en
zijne Kerk te eeren. Verheug en verblijd u,
wanneer gij ter wille van Jesus eenigen smaad
moogt lijden. Bemin den luister van \'s Heeren
huis en draag blijmoedig bij, opdat de Kerk,
waar Jesus\' heilig ligchaam rust, schoon en
heerlijk zij. Verheug u in al de godsdienstige
plegtigheden, want deze zijn slechts eene her-
haling en voortzetting van hetgeen Jozef en
Mikodemus deden toen zij Jesus\' ligchaam eerden.
Treur over alle oneerbiedigheid tegen het aller-
heiligst Sacrament en bereid u steeds met de
grootste zorgvuldigheid voor tot de H. Commu-
nie. Verheug en verblijd u, dat het u gegeven
is zoo van nabij het gewonde en mishandelde
ligchaam van uwen Jesus te eeren.
-ocr page 434-
IMPRIMATUR:
J. H. WENSING,
Ultra). 2 I)cc. 1**0.                 Bmer. Trof. Liir, Ceti».
-ocr page 435-
INHOUD.
Bladc.
Aschdag. Jesus gaat met zijne leerlingen naar
den Olijfberg. De vrijwillige versterving. ... 1
Donderdag na Meidag. Jesus voorspelt aan zijne
leerlingen hunne ergernis. Mistrouwen op eigen
krachten; christelijke behoedzaamheid tegen de ge-
varen der wereld............9
Vrijdag na Aschdag. Jesus gaat Gethsemané
binnen en wordt bedroefd. Er is eene heilige en
ook eene zondige droefheid, Je9us geeft ons een
voorbeeld der eerste...........17
Zaturdag na Aschdag. Jesus bidt iu den hof. Ons
gebed moet nederig en onderworpen zijn in droevenis 25
Eerste Zondag in de Vaste. Jesus\' doodstrijd.
Eene heilige vrees voor Gods oordeelen .... 34
Maandag na den eersten Zondag. Juda9 voltrekt
het verraad door eenen kus. De zachtmoedigheid
van Jesus jegens de zondaren........42
Dingsdag na den eersten Zondag. Jesus doet de
bende nedervallen. De hardnekkige verblindheid
der zondaren is een gevolg van hun verzet tegen
de inspraken der genade, die niet ontbreekt . . 50
-ocr page 436-
42G
Woensdag na den eersten Zondag Petrus strijdt
voor Jesus met het zwaard. De ware christelijke
moed..............• . 58
Donderdag na den eersten Zondag. Jesus wijst
Petrus teregt hein herinnerend aan den wil des
Vaders. Overgeving aan Gods heiligen wil . . . 66
Vrijdag na den eersten Zondag. De vlngt der
leerlingen; Jesus staat nu alleen. De grootheid van
Jesus in zijn» verlatenheid. De grootheid van den
waren christen op zijn sterfbed.......74
Zaturdag na den eersten Zondag. Jesus wordt
in het huis van Kaïphas gevoerd. De zamenepan-
ning en de ijver der goddeloozen om Jesus te hoonen
beschamen, de traagheid der christenen .... 82
Tweede Zondag in de Vaste. Jesns ontvangt den
eerslen kaakslag Hij leert ons zachtmoedig en oot-
moedig van harte te zijn.........91
Maandag na den tweeden Zondag. Jesus wordt
door de Joden den dood schuldig geoordeeld, omdat
Hij zich „den Zoon Gods" noemt. Hoe wij Jesus
als „den Zoon Gods" moeten erkennen en belijden. 100
Dingsdag na den tweeden Zondag. Jesus wordt
door de opgeruide dienaren der Joden mishandeld.
De zonde der ergernis..........108
Woensdag na den tweeden Zondag. De verlooche-
ning van Petrus. Het gevaar der slechte gezel-
schappen en do noodzakelijkheid zich daartegen te
wapenen...............117
-ocr page 437-
427
Donderdag na den tweeden Zondag. Jesus wordt
openlijk uear Pilatus gevoerd. De grootheid en de
goedheid van Jesus wordt door de geërgerde menigte
niet meer begrepen...........126
Vrijdag na den tweeden Zondag. De zonden,
de teleurstelling en de wanhoop van Judas. De
trouweloosheid der wereld.........135
Zat ar dag na den tweeden Zondag. Jesus getuigt
voor den landvoogd dat Hij gekomen is om getui-
genis der waarheid af te leggen. De waarde der
geopenbaarde waarheid, hoezeer zij miskend wordt
door de wereld.............144
Derde Zondag in de Vaste. Jesus voor Herodes.
Hij leert den dwazen de Wijsheid door zijn zwijgen,
en ontvangt daarvoor bitteren spot tot loon. . . 154
Maandag na den derden Zondag. Jesus wordt
naast Barabbas gesteld. Deze vernedering beeft
Jesus niet slechts gewild, maar gezocht en omhelsd,
alvorens l\'ilatus er aan dacht........164
Dingidag na den derden Zondag. Jesus wordt
achter Barabbas gesteld De zwarte ondankbaarheid
der Joden wordt in nog ergere mate door vele
christenen herhaald...........173
Woensdag na den derden Zondag. De wreedc
geeseliug De regtvaardigheid en barmhartigheid
hebben elkander omhelsd, opdat wij noch zouden
wanhopen noch vermetel vertrouwen.....182
Donderdag na den derden Zondag, De doornen*
-ocr page 438-
4,28
krooning. Jesus vernedert zich voor den Vader
wegens onze hoovaardij. Nederigheid en vernede-
ring passen voor ons zondaren.......192
Vrijdag na den derden Zondag. Jesus, dragend
de doornen kroon, wordt aan liet volk voorge-
steld, opdat wij, deu mishandelden Jesus ons
levendig voor oogen stellend, in ootmoed zonden
deuken, waaraan wij ons ware geluk te danken
hebben...............201
Zaturdag na den derden Zondag. Pilatus wijst
op zijne groote maart. Jesus herinnert hem aan
Wien hij die inagt te danken heeft en aan de ver»
autwoordelijkheid, die hij op zich laat. Niet de
talenten, maar het gebruik der talenten beslist
over de grootheid der meuschen.......211
Tierde Zondag in de Vatte. Pilatus geeft Jeans
over aan de willekeur der Joden. Het menschelijk
opzigt. Hoe men tegen het menschelijk opzigt
moet strijden.............221
Maandag na den vierden Zondag Jesus, omringd
van eene spottende menigte, wacht met heilig on-
geduld op zijn kruis, Waarom Jesus zijn kruis zoo
zeer bemint en welke gevoelens het kruis bij ous
moet opwekken.............232
Dingsdag na den vierden Zondag. Jesus draagt
zijn kruis naar Kalvarië. De groote schande van
het kruis, en die schande wordt met zoo groot
eene liefde door Jc6u» omhelsd. Welk eeu oordeel
-ocr page 439-
430
moet nu de christen vellen over oneer en schande,
die hem buiten zijne schuld worden aangedaan?. . 242
Woensdag na den vierden Zondag. Jeans spreekt
tot de weenende vrouwen en predikt haar dcboet-
vaardighcid. Zalig zij, die weenen, want zij zullen
vertroost worden............2óJ
Donderdag na den vierden Zondag. De kruisiging.
Jesus hangt aan het krnis, opdat de zondige kin-
deren van Adam allen tot Hem en zijne wonden
mogen opzien.............263
Vrijdag na den vierden Zondag. Jesus spreekt
zijn eerste woord aan het krnis en vraagt vergeving
voor zijne vijanden. Vertrouwen op Jesus en ver-
gcviiiïsiezindheid jegens onze vijanden.....273
Zaturdag na den Tierden Zondaa. De Joden
zijn geërgerd in het opschrift van Jesus\' kruis en
verzoeken den landvoogd om het te veranderen. De
christen, die Jesus als Koning erkent, mag nooit
vergeten hoe zijn Koning gestorven is.....283
Passie-Zondag. Het volk bespot met zijne over-
steu den gekruisigden Jesus. De boosheid, die
door Gods genade niet overwonnen wordt, wordt
steeds boozer.............293
Maandag uu Passie-Zondag. De soldaten ver-
deeleu de kleederen van Jesus. Gierigheid en heb-
zucht verblinden den mensen zoozeer, dat hij niets
van Jesus\' liefde begrijpt.........293
D\'mgsdag na Passie-Zondag. Twee boosdoeners
-ocr page 440-
430
hingen nansl Jesus anu hot kruis. Die aan de lin-
kerhand van Jesus hing bleef verstokt in du schaduw
van \'3 Heeren kruis. Hoe wij moeten leven opdat
het krui? ons zeker trooste en sterke op het sterfbed. 312
Woensdag na Passie-Zondag. Jesus belooft het
Paradijs aan den boelvaardigen moordenaar. De
boetvaardigheid schonk den moordenaar de kroon
der belijders en der martelaren.......821
Donderdag na Passie-Zondag. Naast het kruis
van Jesus stond Maria zijne Moeder. De smarten
en de verhevene deugdsoefeninsen van Maria onder
het kruis. Maria leert ons hoe wij tot het kruis
moeten opzien.............881
Vrijdag na Passie-Zondag. Jesus beveelt Joaunes
aan Maria en schenkt den leerlinz in Maria eene
Moeder. Maria openbaart steeds de gevoelens ecner
teedere Moeder; wij moeten jegens haar kinderlijke
gevoelens openbaren ..........340
Znturdag na Tassie-Zondag. Jesns klaagt luide
over zijne verlatenheid. Je»ns klaagt luide, opdat
wij, zondaren, met Hem zouden klagen over onze
verlatenheid, want Hij lijdt in onze plaats . . .350
Palm-Zondag. Jesus klaagt over zijnen dorst.
Hij verlangt boven mate naar onze verlossing en
heiliging. Het verlangen naar de regtvaardigheid. 359
Maandag in de Goede Week. Jesus zegt: het is
volbragt. De zalige dood.........368
Dingsdag in de Goede Weelt. Jesus roept niet
-ocr page 441-
431
Dladz
luide slem: Vader in uwe hinden beveel ik mijnen
geest. Tc sterven is een gewiu, eene zegepraal
voor den chris\'cu............377
Woensdag in de Goede week. Jesus buigt zijn
hoofd en sterft. Gehoorzaamheid en onderwerping
ann Gods h wil is de grootste daad des menschen 386
Witte Donderdag. Je9iis\' zijde wordt door eene
lans geopend. I\'e liefde van Jes s\' hart. . . . 39fi
Goede Vrijdag. Jozef van Arimathea vraagt van
den landvoogd het ligchaam deslJeereu. Be heilige
moed om de omaadheid des Meeren te dragen . . 40(5
Paaseh-Zaturdag. Nikoden>U9 he\'pt Jozef van
Arimathea bij de begrafenis van Jesus. De kracht
der goede voorbeelden. De indruk die het lijden
van Jesus bij on» moet achterlaten......415
-ocr page 442-
-ocr page 443-
-ocr page 444-
:ïOüiadruk \'\'an ï\'. W, %u\\ Ai Weyer, Ciive!
%;:
^