-ocr page 1-

11

liiUi.

Bl

pp
J J

PC1C)

^ii

J J

Naamlooze Vennoo

bSG

DOOR

R. F R O I N J.Am

-ocr page 2-

u qu

192

-ocr page 3-

V

■ 1

»

• -

-

Ig^ ... -^fv-\';-

r ; VV- . /

m

-ocr page 4-

t5> ^

^fyj^ ... ..

iSHMHBIBRI

-ocr page 5-

OPRICHTERSAANDEELEN

bij

Naamlooze Vennootschappen.

-ocr page 6-

I*-.?-

I\'

V. ... •

»

Hfiii\'-,-\' ■ ■■ ■

- a» .ri /

^^ Vi" ^^

-ocr page 7-

J" I

OPRICHTERSAANDEELEN

BIJ

NAAHLOOZE VENNOOTSCHAPPEN.

PROEFSCHRIFT

TKR VEEKUUelNG VAN DEN GBAAD

VAN

AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT,

NA MACHTieiN& VAN DEN BECTOB MAGNIFICÜS

D^. H. SNELLEN,

Hoogleeraar in de Faculteit der Geneeskuade ,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT

TEGEN DE BEDENiCINGBN VAN

BE FACÜLTIIT DERi RlCHTSGELllRDHEID

TE VERDEDIGEN
op WOENSDAG M MEI 1892, des namiddags te 31/2 ure,

DOOK

ItOBEllT FRUIN JACOBUS A]\\THOMEZOON,

geboren te Utrecht..

UTRECHT,
J. DB KRUYPE. — Korte Nieuwstraat.

1892.

0766 00

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

.Ï^UNiVERSITEITj
^ ,
JTRËCHT. j

-ocr page 8-

.. ....... , . .. v.-r-C-tv...f^ \'Vt*^ 4 ■

-ocr page 9-

INHOUD.

Inleiding.

HOOFDSTUK I.

Wat oprichtersaandeelen zyn en hoe zij
gewoonlyk in de statuten geregeld worden. 7.

HOOFDSTUK II.

Rechtsvragen die zich hebben voorgedaan. 35.

HOOFDSTUK III.

Bk.
1.

Het nieuwe oritwerp der Staatscommissie. 85.

Stellingen...........89.

-ocr page 10-

.......... T. :■ -

-ocr page 11-

INLEIDING.

De artt. 40 tot 43 van ons "Wetboek van
Koophandel handelen over de aandeelen in Naam-
looze Yennootschappen, welke bepalingen analo-
gisch zullen moeten worden toegepast op de
Commanditaire Yennootschappen met aandeelen,
wier wettigheid, al noemt ons "W. v. K. ze
niet, toch aan geen twyfel onderhevig is.

-ocr page 12-

Wat zijn aandeelen of actiën? Een aandeel
of actie is drieërlei:

1°. Een bepaald deel van liet in een aantal
deelen verdeelde kapitaal; zijn die deelen even
groot, dan dus tevens het minimum waar-
voor men tot de naamlooze vennootschap toe
kan treden. („Het kapitaal bestaat uit honderd
aandeelen van vijfhonderd gulden.")

2". Een recht, actierecht, en wel het door
overneming of betaling van een bepaald kapi-
taalsdeel („actie" l^^e beteekenis) of op andere
wyze verkregen lidmaatschapsrecht (als daar
zijn: recht op deel van , de winst, recht op
evenredig deel van het kapitaal by ontbinding ,
stemrecht, in een woord: het recht als lid erkend
te worden).

Aan dit recht zijn geene verplichtingen ver-
bonden ,\' ook niet tot volstorting van het aandeel

-ocr page 13-

(1ste beteekenis); hiertoe is de aandeelhouder
tegenover de vennootschap wel verplicht, maar
niet als gevolg van zijn actierecht.

3\'\'. Een oorkonde door de vennootschap
uitgevaardigd, tot bewijs dat men door over-
neming of betaling van een actie beteekenis ,
of op andere wijze, verworven heeft een actie
beteekenis. („Mijn aandeel is gestolen".)

Deze onderscheiding, tot doeleinden van wet-
geving of "wetsuitlegging onmisbaar, wordt door
het spraakgebruik vry wel genegeerd en even-
zoo door onze wet; zie b. v. art. 40 W. v. K.,
waar de eerste en tweede beteekenis reeds da-
delijk worden verward, evenzoo art. 41. Ook
in dit proefschrift zullen wij de onmisbaarheid
dezer onderscheiding leeren inzien.

Ons W. V. K. onderscheidt slechts twee
soorten van aandeelen : die op naam en die in

-ocr page 14-

blanco (lees: aan toonder); het noemt niet en
kent blikbaar ook niet de tegenwoordig veel-
vuldig voorkomende preferente- of prioriteits- en
de oprichters-aandeelen, welke laatste het
onderwerp der volgende bladzyden zullen uit-
maken.

Er bestaat in Nederland noch jurisprudentie ,
noch literatuur over; wel verscheen in Mei 1891«
een proefschrift van Mr. J. F. Muysken, getiteld:
„Preferente aandeelen en Actions de jouissance",
waarin de schrijver de oprichtersaandeelen ook
even noemt; maar daar hij oprichtersaandeelen
met actions de jouissance verwart en wel door
ze als een onderdeel daarvan te beschouwen, en
tevens onvolledig is, omdat hij de hoofdkwestie:
is een z. g. n. oprichtersaandeel een aandeel in
den zin van onze wet ? niet aanroert, leek het
ons niet onnut aan die hoe langer hoe meer in

-ocr page 15-

gebruik komende parts de fondateur , zooals de
Franschen ze noemen , enkele beschouwingen te
wijden en te trachten de vraag te beantwoorden,
wat de rechtstoestand van de houders van der-
gelijke aandeelen is.

Wat de jurisprudentie betreft, die in Nederland
over dit onderwerp nog in \'t geheel niet bestaat
(ten minste het is ons na ijverig zoeken niet
mogen gelukken iets te ontdekken), ze zal zeker
niet lang meer uitblijven ; in Frankrijk toch zijn
de rechtbanken, de gerechtshoven en zelfs het
Hof van Cassatie reeds vele malen in de nood-
zakelijkheid geweest er zich mede bezig te
houden, terwijl de algeheele ontstentenis van
bepalingen op dit stuk en het groot aantal
vennootschappen dat reeds oprichtersaandeelen
heeft ingevoerd , zeker de mogelijkheid van het
rijzen van kwesties niet vermindert.

-ocr page 16-

Moge in zoodanig geval dit proefschrift,
al is het ook in geringe mate , tot de oplossing
medewerken.

m

-ocr page 17-

HOOFDSTUK I.

Wat oprichtersaandeelen zijn en hoe zij gewoonlijlc
in de statuten geregeld worden.

Het oprichten eener Naamlooze Vennootschap
gaat volgens ons W. v. K. al zeer eenvoudig
in zijn werk; eenige personen (twee is zelfs al
voldoende) verklaren een dergelyke vereeniging
te willen oprichten; de oprichtingsakte (statuten)
of een ontwerp daarvan wordt den Koning ter
goedkeuring aangeboden, welke goedkeuring
niet geweigerd wordt zoo de eerste oprichters
een vijfde van het maatschappelijk kapitaal ver-
tegenwoordigen en de akte verder geen bepa-
lingen bevat, tegen hetgeen in de artt. 38—55
W. V. K. wordt voorgeschreven; de akte wordt

-ocr page 18-

notarieel verleden, ingeschreven en openbaar
gemaakt, eene aankondiging wordt in de nieuws-
bladen geplaatst en — de naamlooze vennoot-
schap bestaat.

In werkelijkheid is er echter nog heel wat
meer noodig en wel de gansche voorbereiding ;
hoeveel tijd en moeite wordt niet gevergd voor
informaties, opmetingen, onderzoekingsreizen ,
berekeningen en wat niet al, om de mogelijk-
heid van levensvatbaarheid der op te richten
vereeniging na te gaan en te constateeren, en
het benoodigde kapitaal vast te stellen en bijeen
te brengen. Op wie komen al die zorgen ne-
der? op de oprichters. Dezen hebben op hun
beurt weer den raad en de hulp moeten inroe-
pen van ingenieurs, rechtsgeleerden, bankiers
en anderen, welke natuurlek voor hunne dien-
sten beloond moeten worden; door wie? door

de oprichters.

Het is niet meer dan billijk dat zij die voor-
schotten terug ontvangen, en tevens voor al

-ocr page 19-

9

himiie moeite worden schadeloos gesteld; dit nu
kan op verschillende wyzen geschieden en wel
het eenvoudigst door een grooter kapitaal dan
voor het doel der vennootschap benoodigd is
bijeen te brengen, en hun ter vergoeding een
som gelds uit te keeren, of wel een vroeger
zeer veel en thans nog wel, hoewel minder,
voorkomende gewoonte volgend, hun geheel
of gedeeltelik volgestorte aandeelen in de nieuwe
vennootschap uit te reiken. Deze beide manie-
ren hebben veel tegen en wel voornamelijk dit,
dat het kapitaal grooter wordt dan eigenlijk wel
noodig was, waardoor reeds dadelijk de jaar-
lyksche uitkeeringen aan de aandeelhouders ge-
ringer worden. Ook is het niet zonder gevaar

1) Die , als het nieuwe ontwerp op de vennootschappen
der Staatscommissie tot wet wordt verheven, voor goed
van het tooneel zal verdwijnen, c. f. art. 59 van dat
ontwerp.

-ocr page 20-

10

aan personen, die niets of weinig in natura of
geld inbrengen, en dus geen ander gevaar loo-
pen dan de vruchten van hun voorbereidenden
arbeid of hunne (soms geringe) voorschotten te
verliezen, al de rechten van aandeelhouders en
dus ook invloed op het bestuur, en den gang
van zaken te geven; tevens is het alles behalve
gemakkelyk, de waarde der genomen moeiten
en het bedrag der voorschotten in geld te
taxeeren (hetzij men dit dan in contanten of
in aandeelen uitbetaalt), die van de zyde der
oprichters misschien zullen worden overdreven,
en wat in allen geval zeer dikwyls tot chicanes
aanleiding kan geven.

Om aan al deze praktische moeielijkheden
tegemoet te komen, heeft men ter belooning
der voorbereiders iets anders bedacht, en wel
het uitgeven van z.g.n. „oprichtersaandeelen",
die men, hoe verschillend ze ook in de respec-
tieve vennootschaps-statufcen geregeld zyn, zou
kunnen definieeren als: titels, geen recht gevend

-ocr page 21-

11

op een deel van het kapitaal, maar wel op een
evenredig deel in de overwinst, titels, waarvoor
dus niets behoeft te worden gestort, maar die
toch rechten geven. Later zullen wij zien hoe
die rechten bij onze voornaamste vennootschap-
pen geregeld zijn, en hoe ze zich onderscheiden
van de actions de jouissance.

Zoover wij hebben kunnen nagaan , zijn zij
het eerst ingevoerd by de vorming der Suez-
kanaal M\'^; in de eerste jaren daarna nog weinig
gebruikt, hebben zij zich echter hoe langer hoe
meer uitgebreid, en vooral in de laatste jaren zijn
zij zeer algemeen geworden. Yooral in hun
vaderland , Frankryk, komen ze voor; ze hebben
daar reeds tot veel strijd, zoowel in geschrifte
als in rechte aanleiding gegeven, en hoewel
het daartoe bij ons nog niet gekomen is, hebben
toch de vennootschappen , in de laatste jaren op-
gericht, ze vrij algemeen ingevoerd; ja, men
heeft ze zelfs al van hun oorspronkelijk doel
afgeleid. Men gebruikt ze bijvoorbeeld ingeval

-ocr page 22-

12

van kapitaalsuitbreiding, om een voordeel aan
de eerste, de oorspronkelijke aandeelhouders
te verzekeren, die, daar ze „les périls du
début" hebben doorstaan, een voorrecht wen-
schen te bezitten boven de inschryvers voor
de nieuwe aandeelen; met dien eisch houdt men
rekening door het scheppen van oprichtersaan-
deelen , welke men aan de oorspronkelyke ven-
nooten toebedeelt. Soms ook komt het voor dat
men ze als lokmiddel gebruikt, om de goê
gemeente te verleiden van de gelegenheid tot
inschrijving gebruik te maken ; men kondigt dan
b. V. aan dat ieder, die een bepaald getal aan-
deelen neemt, er een oprichtersaandeel op toe
krijgt. Volgens C h a v e g r i n is dit echter eene :
„manière d\'agir médiocrement recommandable
et fertile en procès." Eindelijk schijnt het soms

1) In een noot bij een arrest van la Cour de Cassatiou
van 16 Februari 1887, te vinden bij Sirey, 1889 , I^«. part.,
pag. 417.

-ocr page 23-

13

(ten minste in Frankryk) voor te komen dat
men ze gebruikt om een schuld te betalen, by
gelegenheid van de oprichting zelf aangegaan ,
door het bankiershuis dat de zaak heeft doen
marcheeren. — Dit is de plaats welke deze titels
in de praktijk innemen.

Daar zy, zooals wy zagen, een product zijn
van de laatste vyf en dertig jaren, en ons W.
V. K., wat de regeling der naamlooze vennoot-
schappen betreft, na 1838 geene wijziging heeft
ondergaan, kan het geen verwondering baren
dat wy alle wettelijke regeling op dit stuk
missen, en wij ons, wat de bepaling van hun
rechtskarakter betreft, op de wetenschap en ons
gezond verstand moeten verlaten. Dezelfde
lacune heerscht in alle buitenlandschc wetge-
vingen. \'t Is waar, er zijn er die met zorg de
belooning regelen aan oprichters toegestaan,
maar zij bepalen er zich uitsluitend toe, de
misbruiken te voorkomen, die men uit onder-
vinding weet dat zich dikwijls voordoen; met

-ocr page 24-

14

name verhinderen zij hen, die tot de een of
andere onderneming het initiatief nemen, voor
zich bovenmatig groote voordeelen te bedingen,
of voordeelen die niet ter kennisse der overige
deelnemers zyn gebracht.

Zoo bepaalt artikel 127 van het Italiaansch
Handelswetboek (1882):

„Nella constituzione della societä i promotori
non possono riservare a loro profitto alcun
premio, aggio o beneficio particolare rappre-
sentato in qualsiasi forma da prelevamenti, da
azioni o da obbligazioni di fa vore, nè concedere
commissioni a favore di cM avesse garantito od
assunto il collocamento delle azioni.
Ogni patto contrario è nullo.
Possono peró i promotori riservarsi una par-
tecipazione, non maggiore di un decimo , agli
utili netti nella societa durante uno o piü eser-
cizii, purchè questi non superino il terzo della
durata della societa, e in ogni caso non si
eccedano i cinque anni di esercizio, ma non

-ocr page 25-

15

possono stipulare che il pagamento abbia luogo
prima dell\'approvazione del bilancio."

Artikel 209è van de Duitsche Wet van 18
Juli 1884, betreffende de vennootschappen en
commandite met aandeelen en de vennootschappen
met aandeelen, ter vervanging van de bepalingen
van de tweede afdeeling van den tweeden titel
en van den derden titel van het tweede boek
des handelswetboeks:

„Jeder zu Gunsten einzelner Aktionäre be-
dungene besondere Yortheil muss in dem Gesell-
schaftsvertrage unter Bezeichnung des Berech-
tigten festgesetzt werden.

Werden auf das Grundkapital von Aktionären
Einlagen , welche nicht durch Baarzahlung zu
leisten sind , gemacht oder seitens der zu er-
richtenden Gesellschaft vorhandene oder herzustel-
lende Anlagen oder sonstige Yermögensstücke
übernommen, so müssen die Person des Aktionärs
oder des Kontrahenten, der Gegenstand der
Einlage oder der Uebernahme und der Betrag

-ocr page 26-

16

der für die Einlage zu gewährenden Aktien
oder die für den übernommenen Gregenstand zu
gewährende Vergütung in dem Gresellschaftsver-
trage festgesetzt werden.

Von diesen Festsetzungen gesondert ist der
Gesammtaufwand , welcher zu Lasten der Ge-
sellschaft an Aktionäre oder Andere als Ent-
schädigung oder Belohnung für die Gründung
oder deren Vorbereitung gewährt wird, in dem
GesellschaftsYertrage festzusetzen.

Jedes Abkommen über die vorbezeichneten
Gegenstände , welches nicht die vorgeschriebene
Festsetzung in dem Gesellschaftsvertrage gefunden
hat, ist der Gesellschaft gegenüber unwirksam."

Artikel 619 van het Zwitsersch Obligatierecht
(1 Januari 1883):

„Wenn ein Aktionär eine auf das Grundkapital
anzurechnende Einlage macht, welche nicht in
baarem Gelde besteht, oder wenn Anlagen oder
sonstige Vermogensstücke von der zu errichtenden
Gesellschaft übernommen werden sollen, so ist in

-ocr page 27-

17

den Statuten genau der Uebernahmspreis fest-
zusetzen, und wenn Aktien an Zahlungsstatt
genommen werden , die Zahl derselben anzugeben.
Jeder besondere Vortheil, welcher zu Gunsten
eines Aktionärs oder einer andern bei der Gründung
der Gesellschaft betheiligten Person bedungen
wurde, ist in den Statuten gleichfalls festzusetzen.

Derartige Bestimmungen der Statuten bedürfen
der Genehmigung durch Mehrheitsbeschluss in
einer nach der Zeichnung des Grundkapitals zu
berufenden Generalversammlung.

Bei dieser Beschlussfassung hat jeder anwesende
oder gehörig vertretene Aktienzeichner nur eine
Stimme.

Die Mehrheit muss mindestens einen Viertheil
der sämmtlichen Aktienzeichner begreifen und der
Betrag ihrer Antheile mindestens einen Viertheil
des gesammten Grundkapitals darstellen. Der
Gesellschafter, welcher die betrelFende Einlage
macht, oder sich besondere Vortheile ausbedingt,
hat bei der Beschlussfassung kein Stimmrecht.

-ocr page 28-

18

Ueber den Beschluss ist eine öffentliche oder
eine von allen Personen, welche demselben
zugestimmt haben , unterzeichnete Urkunde auf-
zunehmen."

Artt. 31 en 38 van de Belgische Wet van 22
Mei 1886 op de Handelsvennootschappen (wijzi-
gende die van 18 Mei 1873):

31. La société peut aussi être constituée au
moyen de souscription.

L\'acte de société est préalablement publié à
titre de projet.

Les souscriptions doivent être faites en double
et indiquer :

4°. Les avantages particuliers attribués aux
fondateurs.

38........L\'action indique :

4°. Les avantages particuliers attribués aux
fondateurs.

Artikel 4 van de Fransche Wet van 27 Juli
1867 op de vennootschappen:

„Lorsqu\' un associé fait un apport qui ne consiste

-ocr page 29-

19

pas en numéraire, ou stipule à son profit des avan-
tages particuliers, la première assemblée générale
fait apprécier la valeur de l\'apport ou la cause des
avantages stipulés. — La société n\'est définitive-
ment constituée qu\'après l\'approbation de l\'apport
ou des avantages, donnée par une autre assemblée
générale, après une nouvelle convocation. — La se-
conde assemblée générale ne pourra statuer sur
l\'approbation de l\'apport ou des avantages qu\'après
un rapport qui sera imprimé et tenu à la disposition
des actionnaires présents, cinq jours au moins
avant la réunion de cette assemblée. — Les
délibérations sont prises par la majorité des action-
naires présents. Cette majorité doit comprendre
le quart des actionnaires et représenter le
quart du capital social en numéraire. — Les
associés qui ont fait l\'apport ou stipulés des
avantages particuliers soumis à l\'appréciation
de l\'assemblée n\'ont pas voix délibérative. —
A défaut d\'approbation, la société reste sans
efiet à l\'égard de toutes les parties. — L\'appro-

-ocr page 30-

20

bation ne fait pas obstacle à l\'exercice ultérieur
de l\'action qui peut être intentée pour cause de
dol ou de fraude. — Les dispositions du présent
article relatives à la verification de l\'apport qui ne
consiste pas en numéraire ne sont pas applicables
au cas où la société à la quelle est fait ledit
apport est formée entre ceux seulement qui en
étaient propriétaires par indivis."

Ook het in 1890 door de Staatscommissie den
Koning aangeboden Ontwerp van "Wet op de
Yennootschappen, volgt de boven aangeduide
manier en bepaalt in art. 64 :

„Alle overeenkomsten den inbreng betreffende
van iets anders dan geld ;

alle overeenkomsten in verband staande met
het nemen van aandeelen ;

alle overeenkomsten rakende het verkrygen
van aandeelen op anderen voet, dan waarop
de deelneming in de vennootschap voor het
publiek wordt opengesteld ;

alle overeenkomsten strekkende tot het ver-

-ocr page 31-

21

zekeren van eenigerlei voordeel aan een oprichter
of aan een bij de oprichting betrokken derde ;

zijn tegenover de vennootschap krachteloos ,
indien zij, aangegaan voor of by de oprichting
der vennootschap, niet zyn opgenomen in de
akte van oprichting.

Na de oprichting der vennootschap mogen
door de bestuurders de in dit artikel bedoelde
overeenkomsten niet worden aangegaan, en zijn
zij tegenover de vennootschap krachteloos, tenzij
hun de bevoegdheid tot het aangaan daarvan
voor de soort van overeenkomsten , waartoe de
aangegane behoort, uitdrukkel^\'k bij de akte is
verleend.

Onverminderd haar verhaal op bestuurders en
commissarissen, indien daartoe gronden zgn,
heeft de vennootschap te allen tijde de bevoegd-
heid om, met behoud van hetgeen door haar
mocht zijn ontvangen of genoten, terug te
vorderen al wat ter zake eener dusdanige tegen
haar krachtelooze overeenkomst door haar of

-ocr page 32-

22

te haren koste of nadeele mocht zijn betaald of
afgegeven.

Alle bedingen, ter verkorting van dat verhaal
of die bevoegdheid, zijn nietig."

In geen land ter wereld heeft, zoover wij
hebben kunnen nagaan, de wetgever het juri-
disch karakter der oprichtersaandeelen bepaald
of ook maar aangegeven ; de eenige, zoo niet
wetsbepaling, dan toch aanstaande wetsbepaling,
die er over handelt is artikel 8 van het in 1884
door den Franschen Senaat aangenomen ontwerp
van Wet op de Yennootschappen, aldus lui-
dende :

„Les avantages consentis aux fondateurs ou
à toute autre personne, peuvent être représentés
par des titres cessibles ou négociables. ^

Ces titres ne donnent droit qu\' à une part
dans les bénéfices lesquels, sauf stipulation con-
traire , sont calculés après prélèvement d\'un
intérêt de 5 7o au moins, au profit des actions.

Doit être considéré comme bénéfice, l\'actif

-ocr page 33-

23

distribuable au moment de la liquidation après
le remboursement du capital aux actionnaires."

Tot welke gevolgen en rechtsvragen dat ge-
brek aan regeling aanleiding kan geven, en
reeds meermalen gegeven heeft, hoe wij die
regeling zouden wenschen , d. w. z. welk rechts-
karakter wij door de wet aan oprichtersaandee-
len zouden willen zien toegekend, en op welke
zoowel theoretische als practische gronden , zal
in het volgend hoofdstuk blijken.

Hier wenschen wij nog enkele opmerkingen
te maken naar aanleiding eener veel voorkomende
verwarring. Mr. Mugsken, op bladzijde 40
zyner reeds aangehaalde dissertatie , noemt ,
sprekende over actions de jouissance, als onder-
deel daarvan , als species van het genus , ook
de oprichtersaandeelen. Dit is, naar het ons
voorkomt, onjuist. Een action de jouissance is
oorspronkelijk alleen dat recht, dat de aandeel-
houder eener naamlooze vennootschap verkrijgt,

1) Amsterdam, 1891.

-ocr page 34-

24

als zijn aandeel is uitgeloot. Het komt dikwijls
voor, vooral bij spoorwegmaatschappyen die
na verloop der concessietermijn zonder vergoeding
aan den Staat vervallen dat men vóór die
termijn verloopen is, jaarlijks by loting aan
enkele aandeelhouders het door hen op hunne
aandeelen gestorte bedrag teruggeeft; zij bly ven
daarna , ofschoon zy het eigenlijk niet meer zijn,
hunne rechten van aandeelhouders uitoefenen,
van daar de naam: action de jouissance, genots-
aandeel ; zij bezitten nog steeds hun action, hun
aandeel (2* beteekenis, c. f. pag. 2), maar heb-
ben daar niets voor behoeven op te offeren, zij
hebben enkel genot.

Nu heeft men de fout begaan dien naam ook
te geven aan andere rechten, die soms met dat
van aandeelhouder niets gemeen hebben; zoo
geeft men hem b.v. aan het recht op een per-
centage in de overwinst, toegekend aan de deel-

1) Zooals b.y. de Groote Kussiselie Spoorweg Mij. , de
Warschau—Weener Spoorweg Mij.

-ocr page 35-

25

nemers in eene obligatieleening door eene naam-
looze vennootschap aangegaan (hetzij dan altijd-
durend of ophoudend op het oogenblik dat alle
obligaties zijn afgelost), ofschoon men voor dat
recht een zeer goeden naam heeft n.l.: inkomst-
obligatie ; zoo geeft men hem ook aan het door
ons aangeduide recht aan oprichters toegekend,
ook weer iets geheel op zich zelf staands ,
waarvoor men den zeer goeden naam heeft
van: oprichtersaandeel Al is de verwar-
ring te verklaren uit het feit, dat deze beide
laatste rechten met de actions de jouissance
gemeen hebben dat ze genot geven zonder op-
offering, zoo is de onderscheiding toch uitdruk-
kelijk in het oog te houden, daar die rechten
vele en gewichtige verschilpunten opleveren, al

i) C. f. Mr. Deking Dura, //Handhaving der rechten
van obligatiehouders." Dissertatie, Amst. 1886, pag. 63 volg.

De Franschen zijn op dit punt meer correct, noemen
hen nooit actions de jouissance, maar steeds parts de fondateur.

-ocr page 36-

26

was het alleen maar dit, dat de houders van
oprichtersaandeelen en actions de jouissance aan-
deelhouders zyn, welk recht de houders van
inkomstobligaties, als zoodanig, per se niet
hebben; terwijl de houder van een oprichters-
aandeel weer, zonder uitdrukkelyke bepaling in
de statuten, bij liquidatie geen recht heeft op
een evenredig deel van het reservefonds, en de
houder van een action de jouissance wel.

Het recht van oprichters-aandeel-houder is dus
een geheel zelfstandig recht, waarvoor afzonder-
lijke regelen gelden, en dat niet met nog eenige
andere rechten onder den algemeenen naam van
action de jouissance gebracht mag worden.

Zooals wij reeds zagen is Frankryk het
vaderland der parts de fondateur; zij komen
daar veelvuldig voor, en de literatuur over dit
onderwerp is, hoewel nog vrij uitgebreid , uit-
sluitend Pransch. Ook de Duitschers kennen
ze onder den naam van Gründeraktien, de
Engelschen echter, naar wij meenen, niet;

-ocr page 37-

27

immers in de pas verschenen vijfde uitgave van
Lindley, A treatise on the Law of Companies
een zeer uitgebreid en volledig werk, wordt wel
gesproken over promoters (oprichters), en de
verbindende kracht hunner handelingen ten op-
zichte van de nieuwe vennootschap , maar wordt
met geen enkel woord van titels, als die waar-
over wij handelen , gewag gemaakt; eene En-
gelsche benaming er voor is ons ook niet bekend.

In ons land zijn zij , vooral in de laatste tien
jaren , zeer algemeen in gebruik gekomen, zoodat
er thans van de ongeveer 1350 bestaande naam-
looze vennootschappen , ongeveer 115 zyn ,
die ze hebben ingevoerd. Wij hebben de statuten
van die 115 vereenigingen niet alle nagegaan,
maar toch van het grootste gedeelte, en zooveel

London. Sweet and Maxwell, 1891.
Altijd als de opgaven in het werk «de Nederlandsche
Naamlooze Vennootschappen" van Mrs. A. H. van Nierop
en E. Baak, waarop wij ons in dezen verlaten hebben ,
juist zijn.

-ocr page 38-

28

mogelyk van de voornaamste. Uit dat onder-
zoek is ons het volgende gebleken :

Zij worden behalve als oprichtersaandeelen,
dikwijls nog aangeduid als volgt: oprichters-
bewyzen , bewijzen van oprichtersrecht ,
bewijzen van winstaandeel of alleen winstaan-
deelen , bewijzen van deelgerechtigheid ,

1) Rotterdamsche Mij. tot Landexploitatie in Californie
(Stscrnt. 24 April 1890).

KoninkUjke Nederlandsche Locaal Spoorweg Mij. (Stscrnt.
1 December 1880).

Hollandsche Hypotheekbank (Stscrnt. 20 Juni 1877).

2) Javasche Cultuur Mij. (Stscrnt. 27 Maart 1890).
Mij. tot exploitatie van de terreinen en het Hotel »Wit-

tebrug" (Stscrnt. 10 Juh 1890).

Nederlandsche Bank- en Gredietvereeniging voor Zuid-
Afrika (Stscrnt 19 April 1888).

3) Java-Suikercultuur Mij. (Stscrnt. 1 Maart 1890).
Tabak Mij. //Pietersburg" (Stscrnt. 1 October 1890).
Barissan Cultuur Mij. (Stscrnt. 24 Januari 1888).

*) Middelburgsche kunstboterfabriek (Stscrnt. 5 September
1879).

Mij. tot exploitatie van Restaurant Royal (Stscrnt. 25
Januari 1890).

Mij. Begraafplaats Westerveld (Stscrnt. 13 October 1888).

-ocr page 39-

29

maar oprichtersaandeelen komt toch verreweg
het meest voor, terwijl dit verschil van naam
op de verdere regeling geen invloed heeft 5
zij zyn
bgna altijd aan toonder gesteld, slechts ruim
572 ^lo heeft ze op naam; onvervreemdbaar z^n
zij
zoo goed als nooit; het getal dat uitgegeven wordt
varieert van één tot vierduizend hierin
komen zoo goed als alle statuten overeen, dat
houders alleen deelen in die winst, welke over-
bluft na uitkeering van een zeker percentage
(meestal 4 of 5 7o, zelden hooger nooit lager)
aan de kapitaals-aandeelhouders, soms ook na
eene aan het reservefonds Dit schgnt eene
vrijwel vaststaande eigenaardigheid te wezen, al

1) Javasche Cultuur Mij. (Stscrnt. 27 Maart 1890).

2) Tabak Mij. Pietersburg (Stscrnt. 1 October 1890).

3) ,/Djelem" Exploitatie Mij. (Stscrnt. 29 April 1890) 6 »/(,.
*) // // i> // // //
Naaml. Vennootachap Wester Suiker Eaffinaderij (Stscrnt.

22 April 1882).

Nederlandseh-Zuid-Afrikaansche Hypotheekbank (Stscrnt.
2 October 1889).

-ocr page 40-

30

komt het voor dat zij gelyk opkomen met
aandeelhouders eener tweede serie , die b.v. eerst
in de winst deelen als de vereeniging een zekere
uitgebreidheid verkregen heeft In de meeste,
en vooral in de oudere statuten , zijn de bepa-
lingen zeer spaarzaam en onvolledig, in die van
de laatste jaren wordt er echter meestal een
afzonderlyke groep artikelen aan gewyd. Een
veel voorkomende uitdrukking is deze: „bovendien
worden er uitgegeven
x oprichtersaandeelen,
waarvan de houders gerechtigd zijn tot
ij pet.
van hetgeen er van de winst overbluft, na
uitkeering van
z pet. aan de aandeelhouders over
het door hen gestort kapitaal" Er staat dus
alleen: zij hebben dat recht, maar er staat niet

O Cultuur Mij. ,/Kloet" (Stscrnt. 20 en 31 Januari 1889).

Aldus of ten minste in dien geest:
Amsterdamsche Hypotheekbank (Stscrnt. 39 Juli 1882).
Cultuur Mij. Kali-Lengkong (Stscrnt. 26 Juni 1890).
Mij. tot exploitatie van het Nederlandsch Panopticum
(Stscrnt. 25 Augustus 1881).

-ocr page 41-

31

welke andere rechten zij wel of niet hebben, zeer
onvolledig dus ; beter is: „ . . . zij hebben geen
ander recht dan . . , waar dan wel aan wordt
toegevoegd: „dat hun echter niet kan worden
ontnomen"^); soms wordt voor dat ontnemen de
goedkeuring der houders uitdrukkelijk geëischt.
Het tantième dat hun wordt toegekend , is zoo
verschillend, dat een gemiddelde niet is op te
geven; het is dan trouwens ook van minder
belang.

Wat zijn nu , behalve dat aandeel in de winst,
de rechten der houders ? Wordt het antwoord op

1) //Djelem" Exploitatie Mij. (Stscrnt. 29 April 1890).
Nederl.-Z.-Afrikaansche Hypotheekbank (Stscrnt. 2
October 1889).

Stoomweverij, //Nijverheid" (Stscrnt. 18 Januari 1890).
Nederl.-Z-Afrikaansche Landbouw Mij. (Stscrnt. 38
Maart 1890).

Mij. tot exploitatie van bouwgronden en herstellings-
inrichtingen te Valkenburg (Stscrnt. 4 Maart 1890).

Rotterdamsche Margarine Fabriek (Stscrnt. 25 Februari
1890).

-ocr page 42-

32

die vraag in de statuten niet uitdrukkelijk ge-
geven , dan hebben
zij , naar onze meening, alle
de rechten van aandeelhouders , om de eenvoudige
reden, dat zij aandeelhouders zijn; wy komen
hier in het tweede hoofdstuk op terug, en bepalen
ons thans tot die rechten, welke hun doorgaans
uitdrukkelyk worden toegekend of onthouden.
Yeelal zijn
zij bevoorrecht tot deelneming in
nieuw kapitaal, bij eventueel plaats hebbende
kapitaalsuitbreiding ; slechts zelden hebben zij
toegang tot de algemeene vergadering , nog
minder dikwijls stemrecht ; vry veel komt het

1) Eotterdamsche Mij. tot Land-exploitatie in CaUfornie
(Stscrnt. 34 April 1890).

Koninklijke Nederlandsche Locaal Spoorweg Mij. (Stscrnt.
1 December 1880).

Nederlandsch-Indische Handelsbank (Stscrnt. 2—6 Au-
gustus 1863).

2) B. v. bij de Zuid-Hollandsche Hypotheekbank (Stscrnt.
17 Augustus 1883) en de Cultuur Mij. //Bandjar Eedjo"
(Stscrnt. 23 en 24 Juni 1889).

3) Ben voorbeeld van stemrecht is de Cultuur Mij. //Kloet"
(Stscrnt. 20 en 21 Januari 1889).

-ocr page 43-

33

voor dat zij by liquidatie in de reserve deelen ,
nadat aan de kapitaals-aandeelhouders 100% is
uitgekeerd.

Resumeerend wat de uitdrukkelijke bepalingen
der verschillende statuten on^ leeren, en de wei-
nige uitzonderingen ter zijde stellend, komen wij
dus tot dit resultaat: oprichtersaandeelen zijn aan
toonder gestelde en vervreemdbare titels, ter
vergoeding voor moeiten en kosten aan oprichters
geschonken , en recht gevende op een gedeelte
der winst, na uitkeering van zeker percent aan
de kapitaals-aandeelhouders , en soms op een deel
van het reservefonds ; de houders zijn bevoorrecht
tot deelneming in nieuw kapitaal, hebben soms
toegang tot de algemeene vergadering, maar geen

1) Nederlandsche Tramweg Mij. (Stscrnt. 26 Mei 1880).
Gooische Stoomtram Mij. (Stscrnt. 17 Februari 1881).
Rotterdamsehe Margarine Fabriek (Stcrnt. 25 Februari
1890).

Mij. tot exploitatie van bouwterreinen «Potgieter" (Stscrnt.
25 Januari 1890).

3

-ocr page 44-

34

stemrecht en ontvangen , ten bewijze van hun
recht, evenals gewone aandeelhouders, stukken
met talons en dividend-bewijzen ; zoo de titels op
naam staan heeft de overdracht plaats evenals
die van kapitaalsaandeelen.

Ten slotte zy hier als curiosum het bestaan
vermeld eener „Maatschappij voor gemeenschap-
pelijk bezit van "Winstaandeelen", den
Januari 1890 te Amsterdam opgericht, waarvan
de statuten te vinden zyn in de Staatscourant
van 21 Maart 1890 , en wier doel, luidens die
statuten, is : het in eigendom verkregen van z. g.
winst- of oprichtersaandeelen in naamlooze ven-
nootschappen en de ontvangst der daarop te vallen
uitkeeringen.

-ocr page 45-

HOOFDSTUK II.

Rechtsvragen die zich hebben voorgedaan.

§ 1.

Wij hebben gezien wat oprichtersaandeelen
zyn, dat ze veelvuldig voorkomen en alle wet-
telijke regeling missen, niet alleen by ons, maar
in alle beschaafde landen; die toestand heeft in
Frankrijk vele malen de tussehenkomst des
rechters noodig gemaakt, bij ons, zooals wij
zagen , nog niet. Laten wij thans nagaan welke
die gerezen kwestie\'s zijn, of ze zich ook by
ons zouden kunnen voordoen, en zoo ja, in
welken zin wij ze zouden moeten beslissen.

Q-root verschil van meening bestaat er omtrent

-ocr page 46-

36

het rechtskarakter dat aan oprichtersaandeelen
moet worden toegekend; er zyn er die den
houder van zoodanig aandeel slechts houden voor
schuldcischer der vennootschap , voor een zeker
gedeelte van de winst, er zijn er ook die hem
houden voor lid van de , vennootschap, voor
vennoot, en er zijn er die hem houden zoowel
voor het een als voor het ander.

Wat bepaalt art. 40 W. v. K. ?

„Het kapitaal der vennootschap wordt verdeeld
in actiën of aandeelen op naam of in blanco.

De vennooten of houders dier actiën of aan-
deelen zijn niet verder aansprakelijk dan voor
het volle beloop derzelve."

„De vennooten of houders dier actiën" staat
er ; daar kan uit volgen dat men geen vennoot
wezen kan zonder aandeelhouder te zyn 5 is de
houder van een oprichtersaandeel, aandeelhouder ?
Op het eerste gezicht zou men voorzeker geneigd
zijn ontkennend te antwoorden; immers, daar
hij by liquidatie niet in het maatschappelijk

-ocr page 47-

37

kapitaal deelt, niet ter algemeene vergadering
komen en niet stemmen mag, mist de houder
de rechten die het bezit van een aandeel ge-
woonlijk verleent. Buitendien bedoelen de statuten,
van aandeelhouders sprekend, steeds die welke
het kapitaal hebben byeen gebracht, en ook de
titel van den houder voldoet niet aan art. 40
al. 1, een oprichtersaandeel is geen deel van
het kapitaal. — Is deze redeneering juist, dan
volgt daar dus uit: de houder van een oprichters-
aandeel is geen vennoot en dus slechts schuld-
eischer der vennootschap. Maar, laten wij het
dadelyk zeggen, de aangevoerde argumenten zyn
zonder kracht. Uit art. 40 al. 1 blijkt wel
dat kapitaalsdeelen aandeelen zyn, maar daar
volgt nog niet uit dat er geen ander soort aan-
deelen zou kunnen bestaan, die geen kapitaals-
deelen zijn : immers al. 1 (zonder de 5 laatste
woorden) neemt aandeel in de eerste der drie
beteekenissen (cf. pag. 2), terwijl wij, vragende
is een oprichtersaandeel een aandeel, de tweede

-ocr page 48-

38

beteekenis bedoelen verder geeft een aandeel
lang niet altijd toegang tot de algemeene ver-
gadering en stemrecht, het is een zeer alge-
meene gewoonte, beide of ten minste het laatste,
slechts toe te kennen aan houders van een
bepaald aantal titels , of, zoo ze niet gelijk
zijn , aan houders van titels van eene bepaalde
grootte, hetgeen niet verhindert dat de a.nderen
toch wel degelijk aandeelhouders zijn, terwijl

De Franschen hebben eene andere moe lelijkheid ,
doordat art. 34 C. d. C. bepaalt : //le capital de la société

anonyme se divise en actions.....d\'une valeur égale";

nu heeft een part de fondateur een andere valeur dan
gewone aandeelen. Maar, zeggen Lyon-Caen en Renault
(Precis de droit commercial, I n". 371 in fine) sprekende
over die gelijkheid: //il n\' y a là rien d\'absolu; il arrive
parfois que les action s sont inégales (spécialement dans
les sociétés ayant pour objet 1\' exploitation des mines) . .
En verder Chavegrin , t. a. p. pag. 417: //D\'ailleurs, si,
ce qui n\' est pas , 1\' art. 34 signifiait que les actions doivent
nécessairement être égales entre elles , la règle ne concer-
nerait, d\'après le texte lui-même , que celles qui représen-
tent le capital. Or, les parts de fondateur, constituées en
dehors de lui, n\' apparaissent pas comme ses divisions."

-ocr page 49-

39

hij die een z. g. „action industrielle" heeft ,
aandeelhouder is tegen inbreng van zijn industrie,
ook zoo goed als nooit in het maatschappelijk
kapitaal deelt. „Les seuls droits", zeggen L y o n-
Caen en Renault, t. a. p. n". 376, „sans
lesquels l\'action ne se conçoit jamais, sont ceux
de toucher des dividendes et de se substituer des
tiers par voie de cession entre-vifs." Welnu, het
oprichtersaandeel sluit beide rechten in zich.
Het is waar, het staat eerst toe dividend te
eischen nadat de gewone aandeelhouders het
percent, hun in de statuten toegewezen, hebben
genoten ; maar
zijn er preferente aandeelen, dan
kunnen de gewone ook eerst na deze voor hun
winstdeel opkomen, toch is er niemand die er
aan denkt hen niet als aandeelen te beschouwen.
Waarom zou men dat rechtskarakter dan aan
de oprichtersaandeelen onthouden ; waarom zou
men ze niet beschouwen als actiën van den
tweeden rang, tegenover welke de gewone- of
kapitaalsaandeelen den rol van prioriteits- of

-ocr page 50-

40

preferente titels vervullen ? Kortom er bestaat
geen reden waarom men niet zeggen zou : „de
houder van een oprichtersaandeel is aandeel-
houder".

Aldus begrijpt het ook de Heer E. Thaller,
Professeur à la Faculté de droit de Lyon, als
hij zegt : Nous persistons, après mure réflexion,
à voir dans le porteur de part un membre de
la société. Il a fait un apport d\'industrie,
apport non successif sans doute , mais initial ;
il est partie prenante aux bénéfices. Il n\'en faut
pas davantage. S\'il ne participe pas aux déli-
bérations , s\'il doit laisser les actionnaires se
payer 5 % avant de pouvoir prétendre annuel-
lement à son dividende , cette situation lui est
commune avec beaucoup de personnes chez qui
le titre d\'associé n\'est point contesté. Le droit

1) Expressis verbis geschiedt dit o. a. iu de statuten der
reeds meermalen genoemde Cultuur Mij. //Kloet".

In de I! Eevue critique de Legislation et de Jurispru-
dence", 1887 , pag, 230.

-ocr page 51-

41

d\'entrer aux assemblées est généralement subor-
donné à la détention d\'un nombre minimum
d\'actions; en cas d\'actions privilégiées, les porteurs
des anciens titres ne peuvent venir à distribu-
tion que dans un solde de bénéfices. On ob-
jectera que le fondateur n\'a aucun droit sur le
capital social, et ne peut, en cas de liquidation,
prétendre à la formation de son lot. Mais telle
est précisément la condition d\'un associé, déten-
teur d\'actions industrielles ; la définition de la
société que donne l\'art. 1832, C. civ., (ons art.
1655 B. W.) n\'implique pas le concours néces-
saire de tous les membres au partage du capital.
Nous ne croyons même pas que ce droit diffère
réellement et au fond des choses de
l\'action.
Tout titre social négociable mérite d\'être ainsi
qualifié".

Het tegenovergestelde gevoelen, dat de houder
slechts schuldeischer der vennootschap is, wordt
0. a. verdedigd door Rod. Rousseau, in zyn
werk „Questions nouvelles sur les sociétés com-

-ocr page 52-

42

nierciales" ; hij zegt : „Nous sommes plus
portés à considérer le porteur de parts de fon-
dateur comme un créancier que comme un acti-
onnaire ; créancier spécial, créancier tout parti-
culier. D\'abord la créance n\'est pas sans cause
puisqu\'elle résulte de la stipulation consacrée par
les statuts et que cette stipulation n\'est que la
reconnaissance d\'un droit préexistant résultant
des soins donnés et des démarches faites pour
arriver à la constitution de la société. Le porteur
est créancier uniquement des bénéfices, il n\'a
aucun droit dans l\'actif social et c\'est pour cela
surtout que nous ne le considérons pas comme
un associé ; il n\'assiste pas aux assemblées géné-
rales , il ne vote pas le bilan, il ne participe
donc pas aux actes les plus importants de la
vie d\'associé, il ressemble , si l\'on veut, par
beaucoup de points, aux assurés de certaines
sociétés d\'assurances qui partagent les bénéfices

ï) Paris, A. Eousseau. 1882. (Pag. 159.)

-ocr page 53-

43

de la société et dont la situation de créancier
n\'est point pour cela même modifiée."

Deze redeneering lijkt ons niet zeer krachtig.
De schrijver grondt zijn meening, zooals hy zelf
zegt, voornamelijk op het feit dat een oprichters-
aandeelhouder allerlei rechten (stemrecht enz.)
mist, die een kapitaals-aandeelhouder wel heeft,
maar vergeet, dat er , wij zagen het reeds, zeer
veel maatschappyen zijn welke die rechten ook
aan vele gewone aandeelhouders onthouden , en
tevens dat de statuten wel de uitoefening van
rechten aan voorwaarden binden, maar niet den
aard van die rechten zelf veranderen kunnen.

Als voorstanders van dit gevoelen doen ook
W a h P) en H o u p i n zich kennen, terwijl de
Fransche jurisprudentie, ofschoon zij zich nooit

ï) Traité théorique et pratique des titres au porteur,
Paris, 1891. (deel I, pag. 336 noot.)

Traité des sociétés par actions, Paris, 1 889. (deel I,
n«. 31.)

-ocr page 54-

44

met zooveel woorden heeft uitgesproken , ook
die richting schijnt uit te willen.

Een soort tusschenpositie neemt B u c h è r e in

als hij zegt : „A notre avis, ces deux opinions
sont trop absolues. Le caractère conféré par la
possession des parts de fondateur participe éga-
lement de la qualité de créancier et de celle
d\'associé. Le porteur de ces parts a une cré-
ance contre la société, puisqu\'il peut , dans
certaines circonstances, exiger la remise d\'une
part dans les bénéfices sociaux ; mais c\'est un
créancier d\'une nature particulière qu\'on ne peut
assimiler à un obligataire. La créance est éven-
tuelle , soumise à tous les risques des opérations
de la société ; non seulement le porteur ne peut
élever aucune réclamation dans le cas de décon-
fiture ou de faillite, mais sa créance peut rester
sans effet pendant tout le cours de la société,
si les bénéfices sont absorbés pas les frais géné-

In een artikel in het dagblad -/La Loi" van 30
Januari 1886.

-ocr page 55-

45

raux et par le payement des intérêts dus aux
obligataires et aux actionnaires, et même par
l\'attribution à ces derniers des dividendes qui
leur sont réservés par les statuts.

Le porteur de parts de fondateur est également
un associé
sui generis. Il n\'a fait aucun versé-
ment à la société ; les statuts lui défendent le
plus souvent d\'assister aux assemblées générales ;
et à ce point de vue, il ne peut pas être assi-
milé aux porteurs des actions de jouissance,
qui restent associés malgré le remboursement
du capital de leurs actions , et ont droit en cette
qualité de prendre part aux délibérations des
assemblées générales ; et cependant, le porteur
de parts fait partie de la société, puisqu\'il a
droit à une partie des bénéfices de l\'entre-
prise. A ce titre, il serait utile de lui recon-
naître légalement un droit de surveillance, qui
le garantirait de toute attente aux stipulations
faites à son profit dans le contrat social".

"Volgens hem is een „porteur de parts" dus

-ocr page 56-

46

èn vennoot èn sehuldeiseher. Maar dat is de
positie van ieder aandeelhouder , die heeft ook
jaarlyks een vordering tot uitkeering van een
deel van de winst; die schuldvordering vloeit
echter voort uit zyn aandeel, zijn lidniaat-
schapsrecht, evenals die van den oprichter. Ook
deze opmerkingen betreffen dus weer de
gevolgen
en niet den aard van het recht.

Chavegrin \\ Bousquet^) en Thaller ")
ten slotte verdedigen het aandeelhoudersrecht van
den houder, en naar ons voorkomt, volkomen
terecht. Waarlijk, ons verstand zegt het ons
immers, een persoon die door zyn zorgen en
moeiten, dikwyls door voorschotten, ja zelfs
op eigen risico, heeft bijgedragen tot het tot
stand brengen der vennootschap en nu een
gedeelte der te behalen winsten voor zich be-

1) Sirey, 1889, part., pag. 417.

2) Journal des Sociéte\'s , 1885, pag. 746.

Eevue critique, 1881, pag. 533; 1887, pag. 219.
Annales de droit commercial, 1886—1887, pag. 168.

-ocr page 57-

47

dingt, is geen vreemde voor het lichaam dat
hij heeft doen geboren worden, en dat hem
thans voor al zyn moeiten beloont; hy staat
niet gelyk met den eerste den beste, die betaling
heeft te vorderen voor bewezen diensten. Neen,
zyn betrekking tot de vennootschap is nauwer,
is inniger, hij is er lid van, hij maakt er deel
van uit, minstens zoo goed als de Heer A. of
de Heer B. die aan het loket by een bankier
voor eenige aandeelen heeft ingeschreven. „Si
quelqu\' un semble être
dans Vaffaire^^ zegt
C h a V e g r i n , „ c\'est lui\'\'. Hij heeft dus wel
degelijk het lidmaatschapsrecht verkregen, en
wel zoo , dat, als hy het vervreemdt, ieder die
het van hem overneemt, door die overname het
recht verkrijgt zich vennoot te noemen. En
daar men bij een naamlooze vennootschap geen
andere vennooten kent dan de aandeelhouders,
volgt daaruit dat de houder van een oprichters-
aandeel aandeelhouder is.

Wij meenen te hebben aangetoond , dat er ,

-ocr page 58-

48

in theorie noch in praktijk, eenige reden bestaat
om hem dien naam te onthouden.

Hieruit volgt dus, dat, zoo in de statuten
het tegendeel niet is bepaald , wat zooals wij
zagen gewoonlyk het geval is , aan den houder,
alle de rechten van een gewonen aandeelhouder
zullen moeten worden toegekend, dus stemrecht,
recht om in het bestuur gekozen te worden enz.

Hoe zal het gaan bij liquidatie ? Het aanwezige
actief wordt, na aftrek van het passief, onder de
aandeelhouders verdeeld , zelfs dan als het door
hen ingebrachte hun reeds vroeger is gerestitu-
eerd. (Zie pag. 23 volg.) Zullen nu de oprich-
ters bg die verdeeling meedoen , en in welke
verhouding, gesteld altijd dat de statuten er
over zwygen ? In principe vertegenwoordigt
het overschot van het maatschappelgk vermogen
wel degelijk winst, en er wordt bijna altijd
bepaald dat gedurende het bestaan der vennoot-
schap , na aftrek van zeker percent voor de
kapitaals-aandeelhouders, de rest zal verdeeld

-ocr page 59-

49

worden tusschen oprichters , aandeelhouders en
soms nog de directeuren, in een aangegeven
verhouding. Moet deze regel nu ook bij liqui-
datie gelden; het zou wel wat erg zijn. Stel
het kapitaal is 2 millioen gulden , verdeeld in
4000 aandeelen van 500 gulden, terwijl er
uitgegeven zyn 100 oprichtersaandeelen, recht-
gevend op de helft van wat overblijft na uitkee-
ring van 5 ^/o aan de aandeelhouders. Wanneer
er nu by liquidatie nog 1 millioen te verdeden
overblijft, moet men nu geven 5 °/o dat is
100,000 gulden aan de 4000 aandeelhouders, en
de helft van de rest dat is 450,000 gulden aan
de 100 oprichters ?

Behalve dit geval, dat door de statuten dus
niet alleen
kan, maar moet voorzien en geregeld
worden , kan ook de verdeeling van de reserve
moeielijkheid opleveren. Die reserve is zonder
twijfel winst, maar de aandeelhouders zouden
kunnen beweren dat de stortingen , jaarlijks in
die kas gedaan, hun dividend hebben verminderd

4

-ocr page 60-

50

en zij dus thans de eenige rechthebbenden er
op zijn.

"Wij zullen het antwoord op die vragen , zoo
zy zich mochten voordoen, aan den rechter over-
laten , immers het zal meestal eene feitelijke
beslissing moeten zijn. Dit blijkt intussehen vol-
doende , dat men in de statuten al deze punten
niet te uitvoerig regelen kan.

§ 2.

Een tweede vraag die zich voordoet is deze :
mogen oprichtersaandeelen aan toonder gesteld
worden, en zoo ja, van welk oogenblik af?

De aanhangers van de schuldeischer-theorie,
om het zoo eens uit te drukken , zullen geen
oogenblik twyfelen ; het staat aan een naamlooze
vennootschap volkomen vrij schuldbekentenissen
aan toonder uit te geven, zoo veel en wanneer
zij wil, niemand zal haar kunnen dwingen
daar eenigen tijd mede te wachten.

-ocr page 61-

51

Maar wy die van de andere meening zijn , wat
zullen wij antwoorden ?

Artikel 41 W. v. K. bepaalt:
„Geene actiën of aandeelen kunnen in blanco
(lees: aan toonder) worden uitgegeven, zoolang
derzelver volle bedrag niet in de kas der ven-
nootschap is gestort."

Dit artikel is voor tweeërlei uitlegging vatbaar.
Volgens de eerste, ons inziens de juiste, en die
er door aUe Nederlandsche schrgvers over Han-
delsrecht aan gegeven wordt, is de beteekenis
deze : zoodra de volle waarde van
eenig aandeel
in de kas der vennootschap is gestort, kan
dat
aandeel aan toonder worden gesteld. Volgt daar
nu uit, dat een oprichtersaandeel nooit aan
toonder zal kunnen worden gesteld, omdat „des-
zelfs volle bedrag" nooit in de vennootschappelyke
kas gestort wordt ? Wij meenen van neen; de
wetgever heeft eenvoudig aan de mogelijkheid
niet gedacht dat iemand een aandeel zou kunnen
verkregen, zonder daarvoor een bepaalde waarde

-ocr page 62-

52

in geld of in natura te storten; de bedoeling was
slechts het aan toonder stellen van nog niet vol-
gestorte aandeelen te verhinderen, omdat dat
groot bezwaar zou opleveren by het eischen van
latere suppletie.

Het antwoord op de aan het hoofd dezer pa-
ragraaf gestelde vragen zal dus ook by deze
opvatting luiden : ja , en van het oogenblik der
oprichting af.

Maar nog eene andere uitlegging van art. 41
is mogelyk en zelfs zeer wel verdedigbaar; het
is deze : er mogen geen aandeelen aan toonder
worden uitgegeven zoolang het volle bedrag der
aandeelen (d.w.z. van
alle aandeelen) niet in de
kas is gestort; „ derzelver" slaat dan alleen terug
op aandeelen Dit is de opvatting die o. a. byna

i) De redactie van art. 56 van het ontwerp, maakt aan
de mogelijkheid van die twee opvattingen geen einde;
daar staat: //Geen aandeel kan aan toonder worden gesteld
zoolang niet het volle bedrag gestort is." Wat wordt
bedoeld met
uhet volle bedrag"? van dat aandeel, of van
alle aandeelen ?

-ocr page 63-

53

unaniem de Fransche schrijvers hebben van art.
3 der Wet van
24 Juli 1867, sur les sociétés.
Het luidt aldus :

„II peut être stipulé, mais seulement par les
statuts constitutifs de la société,
que les actions
ou coupons décidions pourront, après avoir été
libérés
[de moitié être convertis en actions au
porteur
, par délibération de l\'assemblée générale.\' \'
De woorden waar het in dezen op aankomt
zyn , zooals men ziet, by na gelijkluidend met
die van ons artikel, alleen affirmatif gesteld.
Uit die woorden nu, zeggen de Franschen,
moet de gegeven verklaring wel volgen ; maar
buitendien, wat is het doel van het artikel :
agiotage tegen te gaan en te maken dat er op
het oogenblik van het aan toonder stellen der
titels een voldoend vermogen aanwezig is, zoodat
derden die er een koopen, zonder te weten van

i) Dat de Fransche wet met storting van de helft tevreden
is, doet natuurlijk ter zake niet af.

-ocr page 64-

54

wien , en zonder te weten op wien zij zich tot
vergoeding van geleden schade kunnen verhalen,
zekerheid hebben dat zij een aandeel verkrijgen
in eene vennootschap die inderdaad bestaat ;
welnu, zeggen
zij , dat doel is alleen te be-
reiken als men het artikel aldus uitlegt. Dit
wordt uitvoerig betoogd door "Wahl (Traité
théorique et pratique des titres au porteur, I
n»®. 484—494) die o. a. zegt : „cela die
opvatting) encore résulte du texte de la loi ;
aussi cette solution n\'est elle guère contestée. Il a
été dit, du reste, lors des travaux préparatoires
de la loi de 1867, que „la délibération attestera
que la moitié du capital a été réellement versée." —
Le système contraire serait préjudiciable aux
tiers , qui, voyant une action mise au porteur,
pour avoir été libérée de moitié, s\'imagineraient
que toutes les actions ont la même forme."

Zoo zegt ook Lyon-Caen : „II y aurait

\') Revue critique etc., 1881 , pag. 270.

-ocr page 65-

55

des complications fort grandes si, parmi les action-
naires , les uns avaient le droit de conversion
tandis que les autres n\'en jouiraient pas. D\'un
autre côté , les tiers n\'auraient pas une suffisante
sécurité ; ils n\'auraient pas la certitude de se
trouver en présence d\'un capital réalisé au moins
pour la moitié.\'"

Stel dat wy art. 41 W, v. K. aldus uit-
leggen , volgt daar dan uit dat men met het
aan toonder stellen der oprichtersaandeelen zal
moeten wachten, tot alle aandeelen zijn volge-
stort ? Het is zeker dubieus , maar wy aarzelen
toch niet ontkennend te antwoorden ; het kan
de bedoeling van den wetgever niet geweest zijn,
een aandeelhouder, die nooit iets schuldig was ,
wiens aandeel met het kapitaal der vennootschap
nooit iets te maken heeft gehad , het recht te

1) Zie bovendien Lyon-Caen en Eenault, t, a. p. n". 430
en het groot aantal schrijvers aangehaald bij Wahl, t. a. p.
I n". 493 noot.

-ocr page 66-

56

onthouden zyn titel aan toonder te stellen. Aldus
ook Chavegrin, t. a. p. pag. 418 in medio.
Anders echter denkt Thaller er over: „11
faut aussi étendre les règles de l\'art. 3 aux parts
de fondateurs, quelque dénomination qu\'on leur
donne : ces parts ne pourront être converties en
titres au porteur qu\'après libération de toutes les
actions, en principe du moins. Le maintien de
la forme nominative constitue , il est vrai, à
l\'égard des actions payantes, une garantie qui
pour les autres n\'a pas de sens: il répond des
versements à faire et les fondateurs ne sont
tenus à aucun versement. Mais là n\'est pas son
unique utilité : il n\'y a pas solidarité nécessaire
entre ces deux choses , non libération du titre ,
interdiction de la conversion. Car, à ce compte,
au fur et à mesure que les actions sont libérées,
l\'actionnaire pourrait se faire délivrer un certificat
au porteur, ce qui n\'est pas.

Sur ce point encore, l\'étude des travaux pré-
paratoires de la loi de 1856 est des plus in-

-ocr page 67-

57

stmctives. „Personne, dit le rapporteur, n\'ignore
les abus auxquels a donné lieu le droit de créer
des actions au porteur dès l\'origine d\'une société.
L\'action au porteur, d\'une négociation si facile ,
si prompte, qui ne laisse aucune trace de son
passage, se prête merveilleusement au jeu et à
l\'agiotage." Yoilà la vérité: Le titre nominatif
a une circulation lente et pénible ; ce n\'est
qu\'après réalisation de tout le capital, que les
valeurs sociales pourront passer sur le terrain
de la libre spéculation."

Wij blyven, hoewel erkennende de kracht der
aangevoerde argumenten , bij onze boven uitge-
sproken meening , omdat de bedoeling van den
wetgever aldus zeker niet geweest is, en ant-
woorden dus ook thans op de twee gestelde
vragen: ja, en van het oogenblik der oprichting af.

-) Revue critique, 1881, pag. 537. Zie ook de schrijvers
aangehaald in een noot van Lyon-Caen, onder
Hof Parijs
30 Januari 1882. (Sirey, 1883, 2"® part., pag. 41.)

-ocr page 68-

58

De wenschelijkheid van die algeheele vryheid,
door onzen wetgever gelaten, zullen wij echter
niet verdedigen ; integendeel, aan de reeds in
zoo groot aantal bestaande gelegenheden tot
agiotage en bedrog, wordt er hierdoor nog eene
toegevoegd. Het is bekend dat het in naam, of
dikwgls ook inderdaad, oprichten van naamlooze
vennootschappen (wier aandeelen eerst kunst-
matig in de hoogte worden gevoerd en dan ver-
kocht) die later blijken nooit te hebben bestaan,
of tenminste niet zoo te hebben bestaan dat er
eenige kans op duurzaamheid bestond , een ge-
liefde manoeuvre is van speculanten en oplichters;
dagelijks kunnen wij voorbeelden daarvan aan-
treffen. Eenige personen b. v. richten op de
Mijn Mij. „zoo en zoo" ; de oprichters brengen
in een niets waard zijnde concessie, die zeer
hoog getaxeerd wordt, en ontvangen daarvoor
een groot bedrag aandeelen. Die aandeelen
worden nu ter beurze door eenige hommes de
paille verkocht en gekocht tegen hoogen koers;

-ocr page 69-

59

er zijn altijd lichtgeloovigen genoeg die zich
hierdoor laten beetnemen ; zoodra er vraag naar
aandeelen ontstaat, ontdoen de concessie in-
brengers zich zoo spoedig mogelyk van de hunnen,
en een maand later is de vennootschap failliet;
de oprichters echter hebben er aardig wat by
verdiend. En zoo zijn er nog tal van andere
kunstjes.

De oprichtersaandeelen nu vermeerderen dat
aantal nog. Er zal door eenige personen een
naamlooze vennootschap met groot kapitaal
worden opgericht, waarvoor veel reclame gemaakt
wordt; de oprichters reserveeren voor zich een
groot getal oprichtersaandeelen aan toonder, die
zij maar vast vooruit van de hand doen ; daar
die stukken voor weinig te krygen zyn vinden
ze gemakkelijk koopers, en doordat ze aan toonder
luiden laten zy op hun weg geen spoor achter.
Eenigen tyd later blijkt dat de oprichting is
mislukt door gebrek aan deelneming. Nu zitten
de eigenaars met hun titels; ze hebben ze ter

-ocr page 70-

60

beurze gekocht, weten niet van wien, regres
is zoo goed als onmogelijk, en de manoeuvre
heeft aan de oprichters alweer geen windeieren
gelegd.

Dit geknoei, dat alleen mogelijk wordt of
tenminste zeer wordt vergemakkelijkt, door dat
het aan toonder stellen van geen voorwaarde
afhankelijk is , kan de wetgever tenminste ver-
hinderen , door te bepalen dat een oprichters-
aandeel b. v. eerst na verloop van één of twee
jaren aan toonder mag luiden Wij zullen
later zien of het nieuwe ontwerp hierin voorziet.

By ons is, naar wij meenen, iets dergelijks
nog niet voorgekomen, maar de Franschen hebben
zich op dat stuk reeds als zeer vindingrijk doen
kennen, en verscheidene rechterlijke uitspraken
zyn er het gevolg van geweest. Ben duide-
lyk voorbeeld is het geding tusschen Despaux en

1) 0. f. art. 3, Loi du 24 Juillet 1867 //Sur les sociétés",
eu daarvan al. 2 in fine.

-ocr page 71-

61

Lefebvre^ in drie instanties beslist, en wel 12 Juli
1883, Tribunal comm. de la Seine; 19 Juni 1885,
Cour de Paris; 16 Februari 1887, Cour de
Cassation

§ 3.

Laten wij, kwade trouw voor \'t oogenblik ter
zyde stellend, nagaan of er mogelykheid tot
regres is in het als voorbeeld aangehaalde geval,
en tevens hoe het gaan moet met transacties,
waarvan oprichtersaandeelen het onderwerp uit-
maakten , wanneer de vennootschap nietig ver-
klaard wordt, b.
v. wegens het bij de oprichting
niet in acht nemen der wettelijke voorschriften.

Wij krijgen dus twee vragen te beantwoorden :

1. Welke regelen gelden omtrent den verkoop

1) Te vinden: Sirey 1889, part, pag. 417; Dalloz,
R. P. 1887, part., pag. 308.

-ocr page 72-

62

van een aandeel in eene naamlooze vennootschap,
zoo die verkoop heeft plaats gehad vóór de
definitieve oprichting ? en

2. Welke regelen gelden zoo de vennootschap
na dien verkoop nietig wordt verklaard ?

Het eerste geval zal zich met gewone aan-
deelen zelden voordoen omdat het geen gewoonte
is het bedrag of zelfs maar een gedeelte te storten
vóór de oprichting 5 met oprichtersaandeelen
echter wel omdat daarop nooit storting plaats
heeft, en er dadelyk aan toonder gestelde
bewyzen, die gemakkelijk circuleeren, van
kunnen worden opgemaakt. In het tweede
geval zijn de kansen voor beide natuurlijk
even groot.

Die beide vragen zyn lang niet gemakkelijk
en vooral niet kortelyk te beantwoorden; er is
voornamelyk door Franschen zeer veel over
geschreven , en een eenigzins volledige be-

ï) Er is ook veel Fransche Jurisprudentie.

-ocr page 73-

63

spreking zou op zich zelf reeds voldoende zyn
een ly vig proefschrift te vullen ; daar ons verband
echter een antwoord eischt, zullen wy dat
zoo beknopt mogelijk geven en ons verder
bepalen tot verwy zingen naar de bestaande
literatuur,

In de artikelen welke de vennootschappen
behandelen is geen bepaling te vinden die ons
helpen kan, wy kloppen dus aan (art. 1 W. v. K.)
bij de algemeene regelen over „koop en verkoop",
en voor het eerste geval buitendien nog bij art.
1356 B. W. — Tot de bestaanbaarheid eener
overeenkomst wordt vereischt dat zy hebbe: een
bepaald onderwerp. Een aandeel (hetzy oprich-
ters- of kapitaalsaandeel) in een niet bestaande
vennootschap is iets niet bestaands, is niets, kan
dus niet uitmaken het onderwerp eener overeen-
komst, ergo: de verkoop is nietig. Dit lijdt, dunkt
ons, geen twijfel, zoo de kooper van het niet
bestaan onbewust was. Wist hij er echter van
dan kan men, in den geest van art. 1380 B. W.,

-ocr page 74-

64

aamiemeii dat de stilzwygeiide conditie was: „voor
het geval dat de vennootschap wordt opgericht" ;
aldus wordt tenminste eenig effect gesorteerd.
Heeft de oprichting plaats , welnu dan heeft men
zyn aandeelen; zoo niet, dan werkt de ont-
bindende voorwaarde, alles keert tot zyn vorigen
toestand terug , en de verkooper zal den besteeden
prys moeten terug geven. — Tot deze oplossing
komt ook het Hof van Parijs in het boven
geciteerde arrest.

In het tweede geval is het anders; nu heeft
de overeenkomst wel degelijk een bepaald onder-
werp gehad. Laat art. 1356 B. W. ons dus in
den steek , de vijfde titel van het derde boek
geeft ons bepalingen te over. — Art. 1508
verklaart den koop voor nietig, „zoo op het oogen-
blik der verkooping het gekochte goed geheellijk

\') Zie ook; Tribunal de Lyon, 5 Januari 1884 en 31
Januari 1885 (Journal des Sociéfés, 1884, pag. 240 en
1 885, pag. 193).

-ocr page 75-

65

mogt vergaan zyn" ; dit artikel kan , dunkt ons,
buiten bespreking bly ven, er is hier waarschynlijk
sprake van materieele waarden, die physiek te
gronde gaan, — Yan meer belang is art. 1570,
betrekkelyk den koop en verkoop van inschulden
en
andere onlichamelijke rechten : de verkooper
moet instaan voor het aanwezen van het recht
ten tyde van de levering, hoewel er geen belofte
van vrijwaring gedaan zy. Nu wordt later
aangetoond dat de vennootschap er niet was, dat
de aandeelen (die wel degelyk onlichamelijke
rechten zyn, ofschoon men het soms heeft betwist)
slechts in schijn bestonden : dientengevolge roept
de kooper den verkooper tot vrijwaring op , en
eischt den betaalden prijs terug.

De meeste Fransche \'rechtbanken ontkennen de
toepasselijkheid van dit artikel, op grond dat de
vennootschap , hoewel nietig verklaard, niet ver-
nietigd is met betrekking tot haar verleden, dat
de verkochte actie blpt bestaan als deel van een
onverdeeld maatschappelyk kapitaal, en dus een

-ocr page 76-

66

recht was, dat de latere gebeurtenissen niet
hebben doen verdwenen

Hiertoe komt men door de overweging dat het
onmogelijk is den tyd, gedurende welken de
naamlooze vennootschap werkelyk als zoodanig
heeft gefungeerd, geheel te negeeren ; dit gaat
dan ook inderdaad niet aan. Men zal moeten
onderscheiden : de bedoeling tot het aangaan eener
vennootschap en die tot het aangaan eener naam-
looze vennootschap.
De bepalingen die als gevolg
van de eerste te beschouwen zijn , zullen effect
moeten sorteeren , als daar zijn: die betrekkelyk
het gemeenschappelijk maken van ieders inbreng,
het aandeel van ieder in de winst, ieders rech-
ten bij liquidatie enz. Wat betreft echter de
beperkte aansprakelijkheid der leden, de ver-
deeling van het kapitaal in aandeelen enz. , die

i) In anderen zin echter: Hof van Parijs, 28 JVIei 1884
(Journal des Sociéte\'s, 1884, pag. 428).

-ocr page 77-

67

bepalingen hebben zelfs in het verleden nooit
eenige kracht gehad.

Om die reden nu te beweren dat het verkochte
recht op het oogenblik van den verkoop be-
stond , en er de conclusie uit te trekken dat de
verkooper niet tot vrijwaring gehouden is, lykt
ons op zijn minst genomen gewaagd. Wat be-
stond , is een recht in een gemeenschap van
belangen , wat de Franschen noemen „une part
sociale". Wat verkocht is , is een aandeel. Die
twee mogen niet worden verward , dat wat het
onderwerp der overeenkomst uitmaakte, is niet
geleverd.

Wil men echter de toepasselijkheid van arti-
kel 1570 absoluut niet erkennen, welnu dan
eische de kooper vernietiging der overeenkomst
op grond van error in substantia (art. 1358
al. 1 B. W.), evenals zich daarop beroepen
zal, zegt Thaller: „le cessionaire d\'une rente
viagère, constituée sur la tête d\'un vieillard ,
quand il la croyait constituée sur celle d\'un

-ocr page 78-

68

adolescent. Le résultat\', à tout prendre, est le

même."

Overbodig na het voorgaande, maar tevens
ongegrond, lykt ons het beroep op art. 1540
volg., waar bepaald wordt dat de verkooper
gehouden is tot vrijwaring wegens verborgene
gebreken van het verkochte goed. Stel dat men
in het onderhavige geval al spreken kan van
„gebreken" die de actie aankleven, dan zou
men toch niet kunnen zeggen dat ze „verbor-
gen" waren. Integendeel, het geval waarop
art. 1541 doelt is hier aanwezig; de kooper had
(waartoe dienen anders de voorschriften tot
inschrijving enz. in art. 38 volg. W. v. K.)
die gebreken zelf kunnen ontdekken. Maar dat
daargelaten , het is niet om een zijner eigen-
schappen dat het onderwerp van de overeenkomst
aangevallen wordt, maar om zijn juridischen
aard zelf. De kooper heeft niet wat hij meende
te hebben, hij beklaagt zich niet dat men hem
een recht geleverd heeft, waar een gebrek aan-

-ocr page 79-

69

kleeft, maar dat men hem iets anders geleverd
heeft: het meerdere sluit het mindere in zich.

Volgens de duidelijke bepalingen van de wet,
zal dus in beide op pag. 36 gestelde gevallen
de kooper van een oprichtersaandeel ontbinding
der overeenkomst kunnen vorderen met terug-
gave van den betaalden prijs.

Zal den kooper zijn eisch steeds moeten wor-
den toegewezen ? Wij betwijfelen het ten zeer-
ste , en wel op grond van het feit dat dergelijke
transacties byna uitsluitend ter beurze plaats
hebben. Handel daar gedreven, moet ons
inziens (het is een eisch van het verkeer)
steeds worden beschouwd te hebben plaats gehad
onder de stilzwygende conditie, dat de kooper
alle risico en gevaren voor zijne rekening

i) Zie hierover uitvoeriger : Lyon-Caeu en Renault, t. a. p.
n". 426ÓM in fine; Thaller, Revue critique etc., 1883, pag.
319, en 1885, pag. 278 ; Lyon-Caen, noot bij Lyon, 23
Januari 1884 (Sirey, 1884, 2\'"« part., pag. 49).

-ocr page 80-

70

neemt, de verkooper dus niet gehouden is tot
vrijwaring.

Waar zou het heen zoo men zich wegens
koop ter beurze steeds kon verhalen, zoo
ieder verkooper dertig jaar lang moest in-
staan voor het door hem geleverde ; afgezien
nog van de onmogelijkheid om (vooral by aan
toonder gestelde aandeelen) na te gaan wie de
verschillende eigenaars geweest zijn, al was het
alleen maar door het groot aantal commissionairs
dat men by het onderzoek op zijn weg zou
ontmoeten , zou het gevaar van voortdurend aan
verhaal te zijn blootgesteld allen handel en vrg
verkeer ten zeerste belemmeren. Geen verhaal
van beurstransacties is een noodzakelykheid , is
een eisch van het verkeer, waaraan , zonder
schending van eenige wetsbepaling, kan tegemoet
gekomen worden , door het als de vaststaande
wil van partijen , als een steeds voorkomende
stilzwijgende conditie aan te nemen.

Het resultaat waartoe wy komen is dus het

-ocr page 81-

71

volgende: heeft iemand gekocht een oprichters-
aandeel in eene naamlooze vennootschap , en
blijkt het later dat die vennootschap nog niet
is opgericht en ook niet opgericht wordt, of dat
zij onwettig is om wat voor reden dan ook ,
dan bestaat er verhaal op den verkooper , uit •
gezonderd het geval dat de verkoop ter beurze
is geschied , als wanneer de kooper geacht moet
worden alle risico voor zyn rekening te hebben
genomen.

Groote voorzichtigheid zal dus het middel zyn
om zich voor schade te vrijwaren.

§ 4.

Thans resten ons nog twee vragen te beant-
woorden , die , hoe zeer ook van elkander onder-
scheiden, toch door één punt van overeenkomst

\') C. f. Annales de droit comnaercial, 1888 , pag. 298.

-ocr page 82-

72

dat ze vertooneii, gezamenlijk moeten behandeld
worden.

1°. Stel dat de algemeene vergadering besluit
tot ontbinding der vennootschap,
voordat de
termijn waarvoor ze was aangegaan verstreken
is;
zullen de houders van oprichtersaandeelen
zich hierby moeten nederleggen ? of kunnen ze,
zooal niet de voortzetting der vennootschap, dan
toch eene vergoeding eischen, voor het nadeel
dat men hen bezorgt, door met de exploitatie
ook de winstuitdeeling te doen ophouden ?

2°. De algemeene vergadering besluit niet tot
ontbinding, maar beveelt een extra storting uit
de winst in het reservefonds. Al brengen der-
gelijke extra-stortingen het bestaan der vennoot-
schap niet in gevaar, ze hebben toch een merk-
baren invloed op de winstuitkeering: de relaties
zullen zich misschien uitbreiden, de transacties
zullen vermeerderen, zonder dat de oprichters
er iets anders van merken dan dat hun inkomen
vermindert of misschien geheel ophoudt. Zeker,

-ocr page 83-

73

het kan terecht komen; bij latere liquidatie
kan er, na afbetaling der aandeelhouders, een
groot reserve kapitaal overbly ven, waarin nu
ook zij deelen zullen. Maar ondertusschen laat
men hen dan toch maar zoolang wachten , en
misten ze voorloopig hun jaarlyksch inkomen. "Wie
weet buitendien of, als het zoover is, de reserve
nog bestaan zal ? kan men die niet verbruikt,
ja zelfs verkwist hebben ? Die gevaren voor-
ziende zullen
zy tot de aandeelhouders zeggen :
„Stort, zoo ge wilt, in de reserve wat 13 toe-
komt , wij wenschen elk jaar ons winstdeel te
ontvangen." Zullen zy recht hebben aldus te
spreken ?

Het verband dat tusschen beide vragen bestaat
is dit, dat zoowel in het eene als in het andere ge-
val , een besluit van de algemeene vergadering de
voordeelen bedreigt waarop de oprichters rekenen;
ter beantwoording van beiden dient men te weten
in hoeverre de besluiten der vergadering ver-
bindend zijn , wanneer daarvan voor de toekomst

-ocr page 84-

74

het gevolg is , dat de uitkeeringen op onze titels
ophouden of verminderen. Ten einde de kwestie
niet ingewikkelder te maken , gaan wy uit van
de veronderstelling dat het besluit wettig ge-
nomen is, d. w. z. conform de bepalingen van
de wet en de statuten. Het bindt dus de kapi-
taals-aandeelhouders; bindt het ook de oprichters ?

Men zou zoo zeggen van ja. Hoe kunnen
zich de oprichters als ze werkelijk aandeelhouders
zijn j onttrekken aan de gevolgen van een besluit,
dat voor alle aandeelhouders verbindend is ?
Buitendien hebben zij (tenminste gewoonlijk)
afstand gedaan van het recht zich in de aange-
legenheden der vennootschap te mengen, zij
hebben zich dus reeds van te voren aan de leiding
van anderen onderworpen. Twee redenen voor
een dus, om te beweren dat
zij zich aan een
dergelijk besluit zullen moeten onderwerpen.

Maar een dergelijk absoluut antwoord zou
onjuist zijn. Zoo de aandeelhouder, wie hij ook
zij , de beslissingen der vergadering moet eer-

-ocr page 85-

75

biedigen, dan is dat op voorwaarde dat die
beslissingen den aard van de overeenkomst niet
veranderen., door weihe hij aandeelhouder ge-
worden is.
Hij heeft voor aandeelen ingeschreven
of ze gekocht met het oog op zekere rechten
welke men hem waarborgde; de meerderheid
kan hem die rechten niet ontnemen, omdat zij
dan de hand zou slaan aan de essentialia van
het contract, of liever het zou vernietigen , en
er op eigen gezag een ander voor in de plaats
zou stellen.

Laten wij thans de overeenkomst ontleden,
waardoor de houders van oprichtersaandeelen tot
de vennootschap zyn toegetreden. De eerste
houders (wij spreken slechts over hen , omdat
hun
namannen zonder twijfel dezelfde rechten
hebben als zij), zijn personen die de oprichting
der vennootschap hebben voorbereid. Dadelijk
na de constitueering hadden zy terugbetaling der
onkosten en vergoeding voor hunne moeite kunnen
vragen. Zij hebben dat niet gedaan; maar op

-ocr page 86-

76

welke voorwaarde ? Dat alle vennooten de ver-
plichting op zich namen hen als
aandeelhouders
mn een bijzondere categorie
te beschouwen , en
hun een bepaald aandeel in de winst uit te
keeren,
regelmatig.^ en voor een tijd., in de statuten
bepaald.
In ruil voor die belofte, stilzwijgend
of uitdrukkelijk gedaan , hebben zy op zich ge-
nomen niets van de vennootschap te eischen bg
den aanvang van haar bestaan. Dat is dus eene
overeenkomst waaraan de algemeene vergadering
zich niet eenzijdig kan onttrekken

Wat doet het er toe of de houders van op-
richtersaandeelen al afstand hebben gedaan van
het recht van controle op de beraadslagingen,
en van allen invloed op den gang van zaken?
Ter uitlegging van dat beding zal men moeten

1) Hebben alle houders van oprichtersaandeelen tot het
nemen van het besluit medegewerkt, of er zich bij neder-
gelegd, dan vervalt natuurlijk hun recht van reclame.

-ocr page 87-

77

nagaan „welke de bedoeling der handelende par-
tyen geweest zij" { art. 1379 B. W.); en wie
zal toegeven dat het de bedoeling der oprichters
geweest is,
carte blanche te geven aan de
meerderheid der algemeene vergadering. Zij
hebben beloofd der vennootschap haar gang te
laten gaan, maar.... dan moet men ook de
rechten niet vernietigen of verminderen, welke
hun titel hun geeft Twee gevolgen vloeien uit
deze opmerkingen voort.

Eerste gevolg. Daar een besluit van de alge-
meene vergadering aan de houders van oprichters-
aandeelen de rechten niet kan ontnemen, die zij
aan de statuten ontleenen, kunnen zij
in \'principe
zich beklagen over eene ontbinding vóór het
verloop van den gestelden termyn. Zoo, in

\') Wij zagen reeds (bk. 31) dat verscheidene statuten
uitdrukkelijk bepalen , dat den oprichters hun recht niet
kan worden ontnomen.

-ocr page 88-

78

plaats van den duur te bekorten, de algemeene
vergadering dien had verlengd, dan zou men
den oprichters wel weten medetedeelen , dat de
jaren boven den termgn niet in de overeenkomst
begrepen waren; men zou hun de winsten
weigeren welke daarin werden afgeworpen. Dus,
evenals men hun recht zorgvuldig beperkt tot
den bepaalden tijd, evenzoo eischt de recht-
vaardigheid , dat men het niet inkort, zelfs al
behaagde die inkorting aan de aandeelhouders.
Zij kunnen dus eene schadevergoeding vorderen.^
geëmnredigd aan het bedrag der winst, waarvan
het besluit tot ontbinding hen berooft.
— Maar
de regel, zooals wij haar stelden, doet dadelijk
de uitzondering gevoelen, welke er bij behoort:
indien dat besluit een einde maakt aan eene
vennootschap die geene winst meer opleverde,
en dat naar alle waarschijnlykheid ook in \'t ver-
volg niet meer doen zal, dan hebben de houders
van oprichtersaandeelen niets meer te reclameeren.
Dat wordt ook aldus gezegd in een vonnis van den

-ocr page 89-

79

„Tribunal de Commerce de la Seine" : „Onne
voit pas bien", lezen wy daar, „en quoi la mesure
nuit aux demandeurs ; il ressort des débats. . .
que la société s\'est trouvée, tout à coup, sans
affaires ....". En het Hof van Parijs drukte
het nog sterker uit : „ Attendu que la société,
atteinte dans ses intérêts vitaux, . . . s\'est trouvée
sans affaires, sans raison d\'être; — Attendu
que la demande des appelants ne saurait en
conséquence être accueillie . .. .". Het Hof van
Cassatie heeft beide beslissingen bekrachtigd.

Besluit de algemeene vergadering dus tot ont-
binding, dan zal men moeten nagaan of die
maatregel gerechtvaardigd wordt door de on-
mogelykheid, of tenminste de onwaarschijnlijk-
heid , van verdere winsten, in welk geval de

1) Van 2 Maart 1885 (Shey, 1889 , l«-« part., pag. 421;
Dalloz, E. P. 1888, l\'^ part., pag. 424; Annales de droit
commercial, 1888, pag. 93).

2) 14 Januari 1886. (Idem).

3) 19 Februari 1888. (Idem).

-ocr page 90-

80

oprichters zullen dienen te zwijgen. Men begrijpt
dat dit bijna altijd het geval zal zijn : zelden
zullen de aandeelhouders door voorbarige ont-
binding afstand doen van winsten waarop nog
eenige kans bestond. Dus , in de praktyk, zal
het door ons gestelde principe zelden toepasse-
lijk
zijn • meestal zal het uitgezonderde geval
zich voordoen , en de oprichtersaandeelen zullen,
zonder schadevergoeding, met de vennootschap
verdwijnen. Wat er van zij, het tegendeel is
mogelijk. De aandeelhouders hebben bijvoor-
beeld , niettegenstaande de zekerheid van succes,
tot ontbinding besloten , omdat ze de voordeelen ,
aan de oprichters toegekend, te belangryk
vonden Meenende dat de onderneming hun

\') Zoo b. V. de bekende zaak tusschen zekeren Decour-
demanche en la Banque Franco-Egyptienne. De vennoot-
schap werd ontbonden, en onmiddellijk daarna met een
kleine wijziging in de statuten weder opgericht, blijkbaar
alleen met het doel , het aanzienlijk getal oprichtersaandee-

-ocr page 91-

81

persoonlek niet genoeg opleverde, hebben zy
hun kapitaal er uit genomen. In een dergelyk
geval brengt het besluit der vergadering den
oprichters schade toe; het is zelfs genomen ter
bedriegelyke verkorting hunner rechten: dien-
tengevolge hebben
zij een actie tot schadever-
goeding. Zij hebben die actie ook, zelfs al is
er van kwade trouw geen sprake, zoo de ver-
gadering zich vergist heeft, en ten onrechte
dacht dat de mogelijkheid op winst niet meer
bestond. Wel te verstaan, als dat bewezen is ;
de eischers kunnen niet volstaan met op eenige
min of meer hersenschimmige kansen op winst
te wijzen ; zy zullen door feiten en cyfers, hun
beweren dat zij schade lijden, moeten staven.—
Gremakkelijk zal dat zeker niet zijn.

Tweede gevolg. De algemeene vergadering

leu kwijt te raken. De houders reclameerden, en de recht-
bank wees hunne vordering tot schadevergoeding toe.

Tribunal de Commerce de la Seine, 10 Maart 1890
(Annales de droit commercial, 1890, pag. 151).

6

-ocr page 92-

82

heeft niet de bevoegdheid verandering te brengen
in de normale verdeeling der winsten, omdat
dat gelyk zou staan met vermindering der rechten,
welke de oprichters by overeenkomst hebben
ontvangen. Wanneer er dus een buitengewone
storting in de reservekas bevolen wordt, be-
hoeven de oprichters zich alleen dan daar bij
neder te leggen, wanneer die maatregel nood-
zakelijk blykt om het voortbestaan der ven-
nootschap, en het voortduren der winstuitdee-
lingen , in de toekomst te verzekeren. In dit
geval zijn die winstinkortingen opofferingen die
men zich getroosten
moet, en die uit den aard
der onderneming voortvloeien; het zyn daden
van verstandig beleid, wier noodzakelijkheid men
heeft kunnen voorzien; de winstverdeeling, zooals
die , na de stortingen in de reserve, plaats heeft,
is volkomen normaal, en de houders van op-
richtersaandeelen zyn verplicht zich te onder-
werpen. — In elk ander geval echter zou der-
gelyk besluit zyn, verkrachting der overeenkomst.

-ocr page 93-

83

Enkele voorbeelden zullen het verschil duide-
lijk maken.

Een vennootschap heeft in portefeuille eenige
efiecten , wier waarde , door omstandigheden , zeer
is gedaald. Om deze vermindering van vermogen
aan te vullen , besluit de algemeene vergadering,
tot dat de waarde dier stukken weder op peil
is gekomen , jaarlijks de netto winst als extra-
reserve op te leggen. Zij neemt daardoor een
voorzorg , door de voorzichtigheid gebiedend ge-
eischt, en die algemeen zal moeten worden
geëerbiedigd

Evenzoo als de vennootschap b. v. machines
gebruikt die spoedig verslijten, of die men dik-
wijls vervangen moet om op de hoogte van zijn
tijd te blgven. — Evenzoo als de industrie die
men uitoefent onderhevig is aan tyden van
stilstand, volgende op perioden van grooten

\') Tribunal de commerce de la Seine , 24 Juni 1886
(,/La Loi", 7 Juli 1886).

-ocr page 94-

omzet. — In al die gevallen zal geen rechter
het den aandeelhouders aanrekenen, als
zij de
uitkeeringen hebben gestaakt, met het doel een
fonds bij eentebrengen , hetzy dan tot vernieuwing
of vervanging van het materiaal, hetzij tot in-
standhouding der vennootschap zelf, gedurende
een verwachte crisis. ■— Omgekeerd echter zal
den oprichters hun eisch moeten worden toege-
Y/ezen wanneer het blijkt dat de aandeelhouders
geheel willekeurig en zonder eenige geldige reden,
de onmiddellijke verdeeling der winst hebben
tegengehouden.
Zij hebben zich dan niet aan
de voorwaarden der overeenkomst gehouden, en
de rechter zal moeten bevelen dat het verschul-
digde winstaandeel uit de reservekas genomen
en den houders der oprichtersaandeelen worde
uitbetaald.

-ocr page 95-

HOOFDSTUK Hl.

Het nieuwe ontwerp der Staatscommissie.

Wyden wij ten slotte nog voor een oogenblik
onze aandacht aan het nieuwe ontwerp van wet
op de vennootschappen , om na te gaan of daarin
op al de door ons geopperde vragen een ant-
woord gegeven wordt.

In geen enkel opzicht is dit het geval; even-
min als de bestaande wet, kent of noemt het
ontwerp de oprichtersaandeelen, wat dubbel
vreemd schynt, daar art. 66 wel het bestaan
van prioriteitsaandeelen sanctionneert.

Is het uitgeven van oprichtersaandeelen ge-
oorloofd ? het ontwerp laat er zich niet over uit.
Alleen vinden wij in art. 64 bepaald dat:

alle overeenkomsten strekkende tot het ver-
zekeren van eenigerlei voordeel aan een oprichter
of aan een bij de oprichting betrokken derde ,

-ocr page 96-

tegenover de vennootscliap krachteloos zijn,
indien zij, aangegaan voor of bij de oprichting
der vennootschap, niet zijn opgenomen in de
akte van oprichting.

Waarom een dergelyke halve bepaling, waarom
niet uitdrukkelyk verklaard dat het geoorloofd
is oprichtersaandeelen uittegeven ?

Dat art. 56 al. 2, aan den twijfel omtrent
het al of niet geoorloofde der aan toonder stelling
geen einde maakt, is ook reeds gebleken. De
wet verklare dat het mag , maar eerst één of
twee jaren na de oprichting, terwijl de bepaling
dat oprichtersaandeelen eerst na de definitieve
oprichting verhandeld mogen worden , zeker veel
chicanes verhinderen zon.

Het meest echter betreuren wij het dat de
aard der oprichtersaandeelen niet expressis verbis
wordt geregeld; het is gebleken dat juist de
onzekerheid op dat punt allerhande kwesties in
het leven roept, die dooréén enkel artikel geheel
van de baan konden worden geschoven. Dat

-ocr page 97-

87

wij er het karakter van aandeelen aan wenschen
te zien toegekend behoeft geen nader betoog ,
maar nog liever een bepaling in anderen zin
dan in het geheel geene.

„II est permis de souhaiter", zegt Bu chère,
„que la nouvelle législation pose les principes
qui devront servir à déterminer les droits des
porteurs de parts de fondateur. Ces principes
faciliteraient pour l\'avenir la rédaction des statuts
sociaux , en ce qui concerne les titres de cette
nature , et serviraient de base aux décisions que
les tribunaux peuvent être appelés à rendre sur
les difficultés que soulève leur possession".

Van harte hopen wij dat het Regeerings-
ontwerp met eenige duidelijke bepalingen op dit
stuk verrijkt zal zyn.

-ocr page 98-

■f-\'Cf-la

\'Ava\' V tâ^lt

BT\'\', \'

\'\'ts::^"»}\'MT- \'""m\'- \'iä

■Sn:

j ^ Är

ƒ ^

-r

I i - V \'

■ - ■

«ïüfc

JW

v\\

M\'*

-ocr page 99-

STELLINGEN.

A^il. -J-JTJ^

-ocr page 100- -ocr page 101-

STELLINGEN.

I.

De houder van een oprichtersaandeel in eene
naamlooze vennootschap is aandeelhouder dier
vennootschap.

IL

De verkooper van een kapitaals- of oprichters-
aandeel in eene naamlooze vennootschap zal den
kooper moeten garandeeren het wettig bestaan
der vennootschap op het oogenblik van den
verkoop, uitgezonderd het geval dat die aan-
deelen ter beurze zijn verhandeld.

-ocr page 102-

92

III.

Zoo de houder van een oprichtersaandeel in
eene naamlooze vennootschap, door ontbinding
dier vennootschap vóór het verloop van den in
de statuten bepaalden termyn, bewysbare schade
lijdt, zal hem die schade door de vennootschap
in liquidatie moeten worden vergoed.

IV.

Het ware wenschelyk dat oprichtersaandeelen
eerst na verloop van één of twee jaren, na de
oprichting der naamlooze vennootschap, aan
toonder mochten worden gesteld.

V.

Zoogenaamde „verklarende (interpretatieve)
wetten" hebben niet ipso iure terugwerkende
kracht.

-ocr page 103-

93

YI.

Hy die in een vlaag van krankzinnigheid eene
onrechtmatige daad heeft gepleegd, is niet aan-
sprakelijk voor de scliade daardoor veroorzaakt.

YII.

Ook wanneer in een geding tot echtscheiding
de door den eischer aangevoerde feiten alleen
door gedaagdes bekentenis gestaafd zijn, zal de
rechter de echtscheiding moeten uitspreken.

YIII.

Art. 626 al. 1 B. W. bevat eene praesumptio
iuris et de iure.

IX.

Natuurlyke kinderen, geboren vóór het huwe-
lijk bedoeld by art. 151 al. 1 B. W., kunnen
door \'dat huwelyk niet worden gewettigd.

-ocr page 104-

94

X.

De opbrengst van het volgens art. 558 W.
v. K. verkochte goed wordt als „vacerend goed"
het eigendom van den vinder.

XI.

Wettelijke vaststelling van een minimum be-
drag voor aandeelen in eene vennootschap is
niet wenschelyk.

XII.

Het gebruiken van de retourhelft van eens
anders spoorwegkaartje is ongeoorloofd, onver-
schillig of deze verbodsbepaling in de tarieven,
op de kaartjes zelve of elders al dan niet
vermeld zij.

XIII.

Een vreemdeling, eiseher in reconventie, is
niet verplicht tot het stellen der zekerheid, in
art. 152 W. v. B. Rv. voorgeschreven.

-ocr page 105-

XIV.

95

Na staking van stemmen over een voorstelin
den Gemeenteraad, is, volgens art. 50 al. 2
Gemeentewet, intrekking van dat voorstel niet
meer geoorloofd.

XY.

Het tegenwoordig streven naar algemeene
Zondagsrust is niet in het belang van de
maatschappy.

XYI.

Het oprichten van coöperatieve-verbruiksver-
cenigingen , vooral onder de arbeidende klasse ,
is aan te bevelen.

XYII.

Dergelyke vercenigingen behooren niet te ver-
koopen aan niet-leden.

-ocr page 106-

96

XYIII.

Zedelyüe lichamen kunnen niet strafrechtelijk
aansprakelijk worden gesteld voor strafbare
handeliagen.

XIX.

Hy die goederen, van een winkelier op zicht
ontvangen, vervreemdt, pleegt geen verduistering.

XX.

Uit art. 132 W. v. Sv. volgt niet dat de
toegevoegde raadsman verplicht is ter terecht-
zitting het woord te voeren, zoo de beklaagde
geen verdediger verlangt.

XXI.

Het doctoraal-examen in de Rechtswetenschap
behoort te worden gesplitst in twee examens,
één in het publiek-, en één in het privaatrecht,

XXII.

Het schrijven eener dissertatie behoorde voor
juristen niet verplicht te zyn.

O ^

-ocr page 107-

ERRATUM.

Stelling YII moet luiden :

Echtscheiding kan ook op de enkele beken-
tenis van den gedaagde worden uitgesproken.

-ocr page 108-

> -»V

■-r -

\'\'\'.\'■TO

- > • ■ \'
T-c-\'V-- ® . :-■>.

%

. ■ \'

" -■v^^»-.-^ -

-ocr page 109-

•. » ; . r

m-

r

-ocr page 110- -ocr page 111-