-ocr page 1-
-ocr page 2-
fi- W T&\'/ftf ft: *\' \'^vW.. ft...
\\< ?t, ft ~t ft ft ft ft. ft ft <*
^#-##.^;;# ft ft ft
t\'^
.. ft ft ft ft ft ft ft ft ft <
Ü ft:#\'#*ft\'# ft;ft- ft- ft f
, ft. m- ft- ft\' #:# ft<: ft # #
*i ft # ft ft ft
ft- ft-ft\'ft
Vit* t..:V^ V?*/ T~^
ft.# ft-ft ft>ft: ft ft ft
ft ft èt; \'ft i*|/ \'4 ft ft; ft 8
ft ft. ft ft ft
*v fv ffe
*3f
-*&i
WM ft ft ft
ft ft ft ft ft ft ft ft ft ft
ft;;ft\'ft:ft<:#
0F £Pi
*#.
"t ft\' ft i
\' ft ft
ft ft ft ft
ft ft ft ft; ft ft \'ft lt;.ft # ft
;- ft rt ft\' H^ ft- ft ft ftVft ft;4
ffl||& ft.. ft\'i«t ft ft-ft\' ft. 61 Ü
rjpft ft-ft ft ft ft ft#\'#-;i
ft ft ft ft ft ft ft ft ft ft ft
ft >t /ft ft- ft ft ft ft;ft ft
* Tfr ^^ v-v\' i\'V ^«^ f^t^ rv ^v ^w n^v* :a^k
, ft ft ft 4\' ft ,< ft ft ft ft i
ft ft
ft ft fi- ft ft ft ft
ft ft ft ft. ft\' ft\' ft ft ft
*
"A^ <^i> i"
^ \\ rsy : % C% f/*t i*^
-ocr page 3-
ff ff
. v^^^lWS      ... .
^ ff 7ff ff ff \'ff é&jjp ft\' ff ff ff
shs » ^örs # & ff-#
£- ff rf ff ffWff < ff\'ff Hfr <
Ü * ff * &- & # # ff ff ft
|K;§| f%# * ff #;«f-#:%r%ll
rf ff ff ft ff ft ft ff ff ff ff i
& §!•#«.# ft ff ft\'# ff ff ft
;ff ff\'# ff ft> ff ff ;ff * ff ft,
>- rf ft ff ft ft ff ff ff ff ft
!ff ft "ft
^%/" \\y?\' 11?\' T "tt/ ^iK r^^\' !• ^K
ft\' -.ff
•ft ft Ti =4 ft Ti* ft
Jf: ir £*
^V fv fv\'
K fft ft; ft" \'ff ff ff\' ;H&- ft" ff\' \'fp_
!ff::if ft ft ff ff ft\' ft ft ff ft\' <
rff # ff ft ff ff ff :# ff # ff
$&; ff ff ff ff ff; ff ff ft; ft ft; !
Kfrft \'ff ff ff * ff\' "f ff ff ff ft
j& ff- ff ff ff ff ff ff ff ff ff f
? ff rf - * ff ff ff ftft ff ff S
rf ff^ff ff ff ff- ff ff; ff ff:;ft f
\\ rf. rf rf* ff éf ff ff \'ff ft< ff §1
rf rf• m ft ft- ft- & ft ff ff\' ft ;
-ocr page 4-
yy}^ /3?5/
-ocr page 5-
/*.
•\'
-ocr page 6-
\'S
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000029465519B
2946 551 9
-ocr page 7-
& kka <fc T$.
w IS». 1 i e)
-ocr page 8-
-ocr page 9-
fit\' ,:, r
VOLLEDIG
MEDITATIE" EN GEBEDENBOEK,
VAN DKX
II. ALIMIONSUS MARIA DE L1GU0RI.
VEHTAALD EN UITGEGEVEN
DOOR DE
Vergadering des Mlerheiligsten Verlossers.
t
Twnaiftlo Uitgave.
LUTKIE & CRANENBuRgY\'
Kertclyk Goedgekeurd. — 1871.
W [ -s\'~                i ^
-ocr page 10-
IMPRIMATUR.
Datum MecAlinia, 13 Junii 1839.
J. B. PAUWELS,
V1C.-CEN.
-r-: «\\v v£-
S*aUÖTHEEK MR
RtJKSlTU T"3ITEfT
UTRECHT
OOLL. THOMAASSB
-ocr page 11-
EENIGE WOORDEN
y^AN DEN J^EZER.
Een aanzienlijk getal godvruchtige personen, welke
hunne zaligheid en die van hunne medebroeders zeer
ter harte nemen, heeft sedert lang een middel van
ons verlangd, om de vruchten der Missiëa te bewa-
ren. •— Daar niets alzoo, volgens het gevoelen van
de II. Kerk en van alle II. Vaders, krachtiger is, om
in de liefde Gods te volharden en grooten voortgang
te maken, alsook om de overvloedigstc weldaden van
God te verkrijgen, dan het gebed, verecnigd met de
godorueht tot den lijdenden Jesus, tot het allerheiligste
Sacrament
en tot do allerzaligste Maagd en Moeder
Qods Maria,
zoo hebben wij om aan dit heilig verlan-
gen te voldoen, niets geschikter geoordeeld dan aan
onze broeders een Meditatie* en Gehedenboek te
geven, hetwelk, behalve dat hetdcgodvruchtigeoefe-
ningen op de volmaaktste wijze leert, daarenboven het
werk van eenen Heilige is, en van eeuen Heilige, die
Jesus en Maria met de allerteederste liefde beminde ,
te weten: van den li. Alphonsus Maria de Liguori,
bisschop van St. Agatha en stichter van de Vergade-
ring des AlleYIièiligsten Verlossers, in wiens menig-
vuldige schriften me,u niet alleen een hart, brandende
van zuivere liefde tot God, tot Jesus én Maria vindt,
maar ook eene uitmuntende geleerdhei i en de aller-
krachtigste onderrigtingen, ten einde de middelen,
-ocr page 12-
r.
BENIGE WOORDEN
welke God ons geeft om tot de volmaaktheid te komen
goed te gebruiken. Daarom zijn zijno werken ook
door zoo veel doorluchtige mannen, Bisschoppen,
Kardinalen en zelfs door alie ]\'au<en, sedert 15enedic-
tus VIV tot onzen H. Vader 1\'ius IX toe , gelezen,
geacht cu aanbevolen. Hoor, wat onder anderen Paus
Leo XII in één zijner brieven van hem zegt: „Onder
de schrijvers, zegt hij, die zicli door liunne godvruch-
tighcid en kunde onderscheiden hebben isvoorname-
lijk en met grootregt aan te merken de H. Alphonsus
de Liguori, een man van uitgestrekte heiligheid en
geleerdheid.die bijzonder uitmunt door oen ongemeen
vuur ecner teedere godvrucht, en die in zijne schrif-
ten zeer bezorgd is, het herhaald gebruik der heilige
Sacramenten aan te bevelen, de liefde tot Jesus, het
vertrouwen op zijne barmhartigheid en verdiensten in
te boezemen, en deceredienstder allerheiligste Maagd
Maria te onderhouden." — Pius VII gaf ook een
voortreffelijk bewijs van de hoogachting, die hij voor
den H. Alphonsus en zijne uitmuntende werken had ;
hij noemde hem niet alleen eene glinsterende ster in
de strijdende Kerk, maar gebood zelfs dat men dedrie
vingers van onzen II. Schrijver naar Itome zond. Zie
hier zijne woorden: „Dat zij naar Home komen, die
heilige vingers ; die zoo goed voor de eer van God ,
van de H. Maagd Maria en van de Godsdienst ge-
schrevon hebben." Met regt dan verheugen wij ons,
de liefdevolle gebeden, die uit het vlammende hart
van eenen zoo grooten Heilige gevloeid zijn, aan de
godvruchtigheid onzer broeders te kunnen aanbieden.
En wat kan er ook voordeeliger en troostelijker voor
ons en aangenamer aan God zijn, dan te kunnen biel-
den, gelijk de H. Alphonsus gebeden heeft? Neem
dan, o lieve lezer! dit uitmuntende boek met dezelfde
-ocr page 13-
7
AAN DIN LEZER.
liefde aan, waarmede wij liet u opdragen, ca vooral
gij, die liet geluk hebt gfliad eene Missie bij to
wonen , want het is voornamelijk voor u, dat wij
liet vertaald hebben, als onderpand van vurig ver-
langen, om u voor allo eeuwigheid gelukkig te zien.
Wij hebben aan liet hoofd van dit kerkboek eene
onderrigting lot een Christelijk leven geplaatst, getrok-
ken uit de werken van den H. Alphonsiis, om te
weten hoe men dit boek gebruiken moet, ten einde
er veel vrucht uit to trekken.
Dat de liefde van Jesus on Maria altijd onze
yreugdo zij !
Jesus! Maria! Josef! /Uphonsus!
<&%®
-ocr page 14-
ONDEREIGTING
TOT EEN CHRISTELIJK LEVEN.
oöo
Hc< is niet genoeg om zalig te worden, dat men
wenscht in den hemel te komen, men moet ook do
middelen, die Jcsus Clirislus ons daartoe achter-
gelaten heeft, aanwenden. Doen wij dit niet, dan
zal het, als wij in staat van zonden gestorven zijn ,
in den dag des oordeels niet helpen, ons daarmede
Ie verontschuldigen, dat de bekoringen te sterk, en
wij te zwak geweest zijn. — Want God had ons de
middelen gegeven, om met zijne genade al onze
vijanden te overwinnen; en daarom is het onze
schuld, als wij die niet aangewend hebben en over-
wonnen geworden zijn. — Allen willen zalig wor-
den; maar dewijl zij nalaten de middelen te ge-
bruiken, vallen zij in de zonden en gaan verloren.
{\' Middel om zalig te worden.
HEN MOET DE GELEGENHEDEN DER ZOXDEN VU1CTEN,
Het eersle middel, om in de genade te volhar-
den, is, het vlugten der gelegenheden. Die niet
zorgvuldig is, om de gelegenheden der zonden (en
bijzonder der zonden tegen de zuiverheid) te vlug-
ten, zal noodzakelijk door de bekoring overwonnen
worden. Da Heilige Philipnus Nerius was gewoon te
zeggen, dat in den strijd met de zinnen, zij, die de
vlugt nemen, de overwinnaars zijn. De gelegenheid
is als een band voor de oogen, welke maakt dat men
-ocr page 15-
ONDEKRIGTING IOT EEN CHRISTELIJK LEVEN. 9
niets meer ziet, noch God, noch de hel, noch de
goede voornemens, die men gemaakt heeft. De ïl.
Schrift leert ons, dat het onmogelijk is op gloei-
jende kolen te gaan, zonder zich te branden. Het is
bijna onmogelijk, dat degene, die zich vrijwillig in
gevaar stelt, niet valle, al had hij nog zoo vele
goede voornemens en besluiten gemaakt. De val van
zoo vele arme zielen , die de gelegenheid van zonden
niet vermijden , bevestigt dagelijks deze waarheid.
Maar zij, bij welke de zonden tegen de heilige zuiver-
heid eene gewoonte geworden zijn, moeten niet alleen
de naaste gelegenheid der zonden vlugten, maar ook
de verwijderde, door welke zij zeer ligtelijk in hunne
oude zonden hervallen. — Laten wij ons toch door
den duivel hiermede niet bedriegen, dat de personen,
tot welke wij cene bekoring hebben, heilig zijn; want
het gebeurt dikwijls, dat de bekoring zoo veel te
sterker is, naarmate de persoon godvruchtiger is. —
De H. Thomas zegt; dat de godvrucht de men-
schen beminnelijker maakt. De bekoring begint
met den geest, en eindigt met het vleesch.
De godvruchtige pater Caputo, van de Sociëteit
van Jesus, was gewoon te zeggen, dat de duivel
ons verleidt, met ons in het begin de deugden,
en daarna den persoon te doen beminnen, waarna
hij ons verblindt en in den afgrond stort.
Wij moeten ook de slechte gezelschappen vermij-
den; wij zijn zoo zwak , de duivel bekoort ons zonder
ophouden; onze zinnelijkheid trekt ons tot het kwaad;
en de gelegenheden van zonden, welke ons een slecht
gezelschap aanbiedt, zullen ons zeker tot val brengen.
Het eerste middel, dat wij derhalve in het werk
moeten stellen om zalig te worden, is: het vlugten
van alle gelegenheden van zonden, en van alle ge-
12
                                                       ].
-ocr page 16-
10
ONDEREIGTING
vaarlijke gezelschappen. Bovendien moeten wij ons
geweld aandoen, en alle ïriensclielijk opzigt ver-
achten. Al wie zich geen geweld aandoet, gaat
verloren. Het is waar , wij mogen niet op onze
eigene krachten, maar moeten op den bijstand
Gods ons vertrouwen stellen; doch God wil, dat
wij ons best doen, om den hemel te winnen. „De
geweldigen nemen hem in." (Matth. 11.)
lle Middel om zalig te worden.
HET OVERWEGENDE OV INWENDIGE GEBED.
Hij die van dit middel geen gebruik maakt, zal
moeijelijk langen tijd in de genade Gods volharden.
De II. Geest zegt ons: „Denkt aan uwe uitersten,
en in eeuwigheid zult gij niet zondigen." Die dikwijls
zijne uitersten, dat is: den dood , het oordcel, de
eeuwigheid der hel en des hemels overdenkt, valt
niet in zonden. Doch daar men deze waarheden niet
met de oogen des ligchaams, maar alleen met de
oogen desgeloofs ziet, zoo verdwijnen zij uit de ge-
dachte, indien men ze niet overweegt: en als de zin-
nelijkheid ons dan aanlokt, worden wij gemakkelijker
overwonnen, zoo wij de eeuwige waarheden niet voor
oogen hebben. Daarom is het, dat zoo velen zich
aan verschrikkelijke zonden overgeven en verloren
gaan. Alle christenen gelooven aan den dood, aan
het oordeel, maar vermits zij er weinig aan denken ,
leven zij in zonden en ver van God. — Zonder het
overwegend gebed, blijft het verstand zonder licht,
en men wandelt in de duisternis; en die in het don-
kere gaat, kan de gevaren, die hem dreigen, niet
meer opmerken; hij kan er geene middelen tegenstel-
len, hij bidt God niet meer om bijstand, en gaat
-ocr page 17-
TOT EEN CHRISTELIJK LEVEN                     11
verloren. Daarom zegt de kardinaal Bellarminus,
„dat een Christen, die de eeuwige waarheden niet
overweegt, bijna \'onmogelijk in de genade Gods
kan volharden."
Hij, integendeel, die iederen dag een e overweging
houdt, zal moeijelijk in zonden vallen, en zoo hem
dit ongeluk overkwam, zou hij, indien hij terstond
bad, ook terstond tot God wederkeeren. Maak dan
het voornemen dagelijks, des morgens, zoohetmo-
gelijk is , een half uur te overwegen. Lees ook dik-
wijls de inleiding tot het overwegend gebed. II t is
verder genoeg, zoo gij de eene of andere meditatie
(waarvoor gij de voorgestelde in dit boek kunt kiezen)
leest, en van tijd tot tijd eene oefening of een kort
gebed doet. Ik bid u, om de liefde Gods, deze wijze,
van dagelijks te mediteren , niet geheel te verlaten;
hoeveel moeite zij u ook koste ; zoo gij mijnen raad
volgt, zult gij zeker zalig worden. Het is ook zeer
nuttig, dat men dagelijks een half uur, of ten min-
ste een kwartier uurs, eene geestelijke lezing doe in
een boek, waarin het leven eens heiligen verhaald
wordt, of dat over de christelijke deugden handelt.
Voor hoe velen is de lezing van een goed boek de
oorzaak hunner bekeering en heiligmaking geworden
zoo als b. v. voor den H. Wilhelmus Colombino,
voor den II. Ignatius en voor zoo vele anderen.
III* Middel om zalig te worden.
HET DIKWIJLS GEBRUIKEN DER II. SACRAMENTEN.
Men moet dikwijls biechten en communiceren. De
heilige biecht reinigt ons hart, en schenkt ons niet
alleen de vergiffenis der zonden, maar ook grootere
hulp om de bekoringen te wederstaan. Verkies u dan
-ocr page 18-
12
ONDEREIGTING
eenen zielbestierder, bij wien gij altijd biecht, en
dien gij in allo gewigtige omstandigheden moet
raadplegen, en in alles gehoorzamen, bijzonder als
gij gewetensangsten hebt. Wie den biechtvader
gehoorzaamt, moet niet vreezen, dat hij zich zal
bedriegen. „Die u hoort, hoort mij." De stem
des biechtvaders is de stem van God.
De H. Communie wordt een heinclsch brood ge-
noemd: want gelijk het aardsche brood het leven
des ligchaams onderhoudt, zoo onderhoudt ook de
H. Communie het leven der ziel. „Zoo gij het vleesch
van den Zoon des menschen niet eet, zult gij het
leven in u niet hebben." Die integendeel dit brood
dikwijls eet, dien is het eeuwige leven beloofd;,, die
van dit brood eet, zal in eeuwigheid leven." Daar-
om noemt ook de kerkvergadering van Trente de
H. Communie „een middel, dat ons van de dagelijk-
sche zonden reinigt, en van de doodzonden bewaart."
Maak derhalve het vaste voornemen om ten minste
alle acht dagen te communiceren, en om dit niet door
tijdelijke bezigheden achter te laten. — ]0r is geene
gewigtigere zaak, dan de eeuwige zaligheid. Hoe
meer gij met tijdelijke zorgen overladen zijt, zoo
veel te meer bekoringen tot zonden hebt gij te on-
dergaan , en diensvolgens zoo veel te grooteren bij-
stand hebt gij noodig. — Bedien u, om deze
H. Sacramenten goed te gebruiken, van de biecht-
gebeden, alsook van de oefeningen vóór en na de
H. Communie, en dikwijls van de liefdezuchten.
\'3X*KS
-ocr page 19-
TOT EEN CHRISTELIJK LEVEN.                 13
IVe Middel om zalig te worden.
HET BIJWONEN DER H. MIS.
Gij moet, zoo het mogelijk is , iederen morgen
de H. Mis hooren. Als wij de H. Mis bijwonen,
bewijzen wij God meer eer, daa al de Engelen en
Heiligen in den Hemel. Deze zijn slechts schcpse-
len, en kunnen hem slechts als zoodanig eeren;
maar in de H. Mis, offeren wij aan God Jesus
Christus op, die hem eene oneindig eer bewijst.
Maak dikwijls gebruik van de onderrigting, om
de H. Mis bij te wonen, alsdan zult gij er eenen
grooten zegen uit trekken.
V* Middel om zalig te worden.
HET BEZOEK IMJ IILT ALLERHEILIGSTE SACRAMENT DES
ALTAARS EN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
Bid, zoo het mogelijk is, dagelijks één van de
bezoeken bij het albrli. Sacrament, in eene Kerk
of te huis, en verrigt één van de gebeden tot
Maria, voor een harer beelden. Jesus Christus is in
iedere kerk op het altaar tegenwoordig, om aan
allen, die hem bezoeken, genaden uit te deelen.
Daarom bekomen ook zij, die deze schoone oefe-
ningen van godvrucht volgens gewoonte verrigten,
tallooze weldaden van God. Do genaden, om welke
gij Jesus en Maria in de bezoeken voornamelijk
moet bidden, zijn: de liefde tot God en de vol-
harding in de genade tot den dood.
-ocr page 20-
14
ONDEKKIGTING
VI\' Middel om zalig te worden.
HET GEBED.
Het, zesde middel, waarvan ik u liet. gebruik vooral
aanbeveel, is het heilige gebed. Het is zeker.dat
wij zonder het gebed niets voor de zaligheid onzer
ziel kunnen doen. God verzekert ons, dat hij de ge-
nade geeft aan diegenen alleen, die hem daarom bid-
den. „l?idt en u zal gegeven worden." Wie derhalve
niet bidt, zegt.de II. Theresia, die ontvangt niets,
Daarom is het eene algemeene leer der Kerk, dat
het onmogelijk is zonder het gebed in de genade Gods
te volharden en zalig te worden. Wie integendeel
bidt, die kan vastelijk daarop staat maken, dat God
hem zal bijstaan, want zijn woord kan ons niet be-
driegen, en hij heeft ons dit maar al te dikwijls in
het Evangelie herhaald: „Al wat gij in het gebed
begeert, gelooft, dat gij het zult bekomen, en het
u zal gegeven worden." (*) God geeft alles, waar-
om wij hem in den naam van Jesus Christus bidden.
Willen wij dan zalig worden, zoo moeten wij hem
met ootmoedigheid, met vertrouwen en volharding
bidden. Daarom is het inwendig gebed zoo noodza-
kelijk, omdat wij in hetzelve aan de verpligting den-
ken van te bidden, en omdat wij anders het gebed
vergeten en derhalve verloren zouden gaan. De H.
Theresia zcide, dat haar wensch, om alle menschen
zalig te zien, zoo groot was, dat zij opeenenberg
zou hebben willen klimmen, om vau daar allen toe
te roepen: bidt! De oudvaders spraken eens lang
hierover: welk middel wel hot beste was om zalig
(*) Voorwaar, voorwaar, ik zog u: wat gij den Vader in
mijnen naam zult vragen, zal hij u geven.
-ocr page 21-
TOT EEN CIHtlSTELIJK LEVEN.                 15
te worden: en zij kwamen len laatste overeen, dat
liet zekersto middel ter zaligheid bestaat in gedurig
deze woorden van David te herhalen: „God, kom
tot mijne hulp; Heer, haast u mij te helpen.
(Gij kunt de toepasselijke gebeden viuden bl. 18.
tot 25).
Vooral moeten wij God om zijne liefde en om
de genade van volharding bidden; doch laat ons
geenszins nalaten, de allerheiligste Maagd Maria
aan te roepen, omdat zij door hare voorspraak
ons die geuade bekome. Maria wordt eene uit deel -
ster der goddelijke penade genoemd ; zoo wij haar
daarom bidden, bekomt zij die zeker voor ons bij
God. Daarom roept ons do heilige Jiernardus toe:
„Laat ons door Maria de genade verzoeken." Zij
verkrijgt al wat zij van God verlangt, want hij
kan haar niets weigeren.
^^
-ocr page 22-
EERSTE DEEL-
GEBEDEN,
DIE MEN GEDUR1XDE DEN DAG VEKRIGT.
MORÖEUffEBED.
Laai ons, zoodra wij opstaan, het tceken dos II,Kruises
maken en zeggen.
Mijn God! ik aanbid u, ik bemin u uit geheel
mijn hart.
Ik dank u voor al dj weldaden, die gij mij be-
wezeu hebt, en bijzonder dat gij mij dezen nacht
zoo genadig bewaard hebt.
Alles, wat ik heden doen of lijden zal, offer ik u
op: ik vereenig al mijne werken en al mijn lijden
met de werken en het lijden van Jcsus en Maria,
en ik maak de meening vau alle allaten, aan welke
ik kan deelachtig worden, te willen verdienen.
Ik neem mij voor de zonden te vlugten.
Hier moeten wij ons voornemen maken, aangaande de
zonden , in welke wij meest vallen.
Ik bid u van mij, om de liefde van Jesus, de
genade van volharding te verleenen. Ik neem mij
bijzonder voor, mij in allen tegenspoed aan uwen
H. wil te onderwerpen, en u te zeggen: Heer,
uw wil geschiede !
O mijn Jesus! draag mij heden op uwe handen.
Allerheiligste Maagd Maria I laat mij eene schuil-
plaats onder uwe bescherming vinden. £ngij, hemcl-
-ocr page 23-
GEBEDEN GEDURENDE DEN DAG.               17
sehe Vader! help mij om de liefde van Jesus en
Maria. Mijn bescherm-engel, mijne H. Patronen ,
staat mij bij!
Een Onze Vader, een Wees gegroet Maria en het geloof,
eVook driemaal Wees gegroet, o aïlerzuiversle Maagd Maria.
EER WIJ BEGINNEN TE ARBEIDEN.
Heer! ik offer u de moeite op, die ik nu zai
hebben.
VÓÓR HET ETEN.
Mijn God! zegen mij, zegen deze spijt , opdat
ik bij liet eten geene zonden begaan moge, en
alles tot uwe eer zij.
KA IIÏT ETEN.
Ik dank u, o Heer! dat gij mij, die uw vijand
geweest ben, goed gedaan hebt.
ALS DE KLOK SLAAT.
Mijn Jesus! ik bemin u; laat niet toe, dat ik u
nog ooit belcedige, dat ik mij nog ooit van u sclieide.
IN TEGENSPOED.
Gij hebt hel zoo gewild, o Heer! dat uw wil
geschiede.
Zoodra wij cene bekoring krijgen, moeten wij dikwijls de
woorden — Jesus! — Maria! herbalen.
Als wij bemerken, dat wijeeue zonde begaan hebben, of ook,
wanneer wij daaraan twijfelen, moeten wij terstond uitroepen:
Het is mij leed, o mijn God! dat ik u , de on-
eindige goedheid, vergramd heb, ik wil dit nooit
meer doen.
En indien liet eenc doodzonde ware, moeten wij die zoodra
mogelijk biechten.\'
-ocr page 24-
IS
GEBEDEN
GEBEDEN.
DIE WIJ DAGELIJKS KUNNEN VERIUGTEN OM DE
GENADEN* , DIK TOT DE ZALIGHEID NOODIG
ZIJN , TE VERHEUGEN.
Gebed tot Jesus Christus om zijne heilige liefde.
O mijn Jesus, ik beken, dat gij waarlijk de Zoon
(iods en mijn. Verlosser zijt. Ik aanbid en dank n,
dat gij voor mij hebt willen sterven. Zie, niets be-
rouwt mij meer, dan dat ik u beleedigd heb; en ik
begeer niets anders dan uwe liefde. Gij hebt beloofd
van te verhooren al wie u aanroept: ik bid u dan ,
om de verdiensten van uw bitter lijden, geef mij
uwe liefde, trek mijn hart tot u , maak, dat ik niets
dan u beminne, om u eens in den hcniol gedurende
de gelieele eeuwigheid te kunnen beminnen.
Gebed om de volharding tot liet einde.
Mijn Heer en mijn God ! ik bedank u , dat gij
mij geschapen, door Jesus Christus verlost, Chris,-
ten hebt laten worden en tot het waro geloof ge-
roepen hebt; dat gij mijne bekeering, na zoovele
zonden begaan te hebben, hebt afgewacht. O on-
eindige goedheid! ik bemin u boven al; het is mij
van ganscher harte leed, u beleedigd te hebben.
Ik hoop, dat gij mijne zonden reeds vergeven hebt;
maar zie, ik ben in gevaar van u nog op nieuw
te beleedigen. Ik bid u dan, om de liefde van
Jesus, mij de volharding in uwc genade tot den
dood te verleonen. Gij weet zeer wel, hoe zwak
ik ben: sta mij bij, en laat niet toe, dat ik ooit
van u scheide. Ik wil liever duizendmaal sterven ,
dan uwe genade nog te verliezen.
-ocr page 25-
1!)
GJSDURENDE DEN DAG.
Gebed om het vertrouwen op do vcrdicnslen van Jesus
Christus en de voorspraak van Maria te bekomen.
O hemelsche Vader! ik bedank u van ganscher
harte, voor mij ou voor alle menschen, dat gij
uit liefde tot ons, uwen goddelijken Zoon op de
aarde hebt willen zenden, laten mensch worden en
sterven om ons zalig te maken. Ik dank u daarom,
en om ii een bewijs mijner dankbaarheid te geven,
wensch ik u zoo zeer te beminnen, als ceno zoo
groote genade verdient.
Jesus heoft de straf, die wij verdiend hebben, zelf
ondergaan , en hij heeft aan uwe goddelijke regt-
vaardigheid voldaan, en daarom vergeeft gij ons,
om zijne verdiensten, onze zonden, om de verdien-
sten van Jesus neemt gij ons, armo zondaars, dio
niets dan straf en schande verdienen, weder gena-
dig voor uwe kindoren aan; om de verdiensten van
Jesus wilt gij, dat de menschen eens met u in den
hemel heersclien: om de verdiensten van Jesus hebt
gij u verpligt alle genaden en weldaden, die men
u in zijnen naam zal vraïen, toe te staan.
Ik dank u, o oneindige goedheid! dat gij, na ons
Jesus tot Verlosser gegeven te hebben , om ons ver-
trouwen nog te vermeerderen, ons ook Maria, uwe
lieve Dochter, tot voorspreekster gegeven hebt; op-
dat zij, die vol barmhartigheid is, zonder ophou-
deu alle zondaars, die tot haar hunne toevlugt ne-
men, door hare voorspraak zoude helpen; ik dank
u, omdat gij gewild hebt, dat hare voorspraak zoo
magtig bij u zij, dat het u onmogelijk is, haarde
kleinste genade, om welke zij u bidt, te weigeren.
Het is dan uw heiligste wil, dat wij een volko-
men vertrouwen in de verdiensten van Jesus en in
de voorspraak van Maria hebben; maar dit vertrou-
-ocr page 26-
20
GEBEDEN
wen is eenc genade, en cene groote genade , die gij
alleen dengenen toestaat, die gij wilt zalig maken.
Om de verdiensten van Jesus en Maria, geef mij,
o miju God! dit vertrouwen op het bloed van Jesus
en op de voorspraak van 51 aria, ik bid u daarom
door de verdiensten van Jesus en Maria.
Gedurende den dag.
Ik keer mij tot u, o allerminzaamste Verlosser!
gij hebt voor mij, misdadiger, om mij dit vertrou-
wen te kunnen inboezemen, aan het kruis willen
sterven; maak dan , dat ik de allergrootste hoop
en een waar vertrouwen in de verdiensten, die
gij door uw lijden vergaderd hebt, verkrijge !
En gij, o mijne Moeder Maria! die na Jesus Chris-
tus mijne hoop zijt, bekom mij een vast vertrouwen
op de verdiensten van uwen Zoon en op uwe krach
tige voorspraak, die bij God alles vermag. O gelief-
de Jesus! o zoete Moeder Maria! ik vertrouw op u ,
aan u geef ik mijne ziel over, gij hebt mij zoo zeer
bemind, heb medelijden met mij, maak mij zalig.
Bede om de genade van volharding in het gebed.
Ik hoop, o mijn God! dat ik door uwc barm-
hartighcid reeds in staat van genade ben; ik hoop
dat gij mij alles, waardoor ik u beleedigd had, ver-
geven hebt. Ik bedank u daarvoor uit geheel mijn
hart, en hoop u gedurende de gansche ceuwighoid
te dankon. Ik erken, dat ik zoo dikwijls in de zonde
hervallen ben , omdat ik verwaarloos;! heb in de be-
koriugen mijne toevlugt tot u te nemen en u de ge-
nade van volharding te vragen. Ik neem vastelijk
voor, in het vervolg altijd tot u mijne toevlugt te
nemen, bijzonder wanneer ik het meest in gevaar
-ocr page 27-
GEDURENDE DEN DAG.                         21
ben u op nieuw te beleedigen. Ik neem voor van
zonder ophouden tot uwe barmhartigheid te vlugtea
en dikwijls de heilige namen van Jesus eu Maria
aan te roepen, omdat ik vast overtuigd ben, dat
gij mij alsdan de noodige kracht, om mijne vijan-
den te wederstaan, niet zult weigeren. Ik beloof u
dit mijn voornemen uit te voeren; maar, o mijn
God! wat helpen al mijne beloften, zoo gij mij door
uwe genade niet helpt die ten uitvoer te brengen:
zoo gij mij niet bijstaat, om mij in het gevaar tot u
te wenden! Hemelsehe Vader! om de liefde van
Jesns, help mij en laat niet toe, dat ik in de beko-
ringen op nieuw nalate te bidden. Ik ben vast over-
tuigd, dat, zoo dikwijls ik tot u mijne toevlugt neem ,
gij mij zeker zult bijstaan; maar ik vrees, dat ik
nog verwaarloozen zal mij aan u te bevelen, dat
ik om deze nalatigheid den kostbaren schat uwer
genade verliezen en mij in het verderf storten zal.
Geef mij, om de verdiensten van Jesus, de gave
des gebeds, geef mij die in dien hoogen graad,
dat ik met ijver en zonder ophouden bidde. Ik
weet wel, o lieve Moeder Maria! dat, zoo dik-
wijls ik mij tot u gekoerd heb, gij mij de noodige
hulp gaaft om God niet te beleedigen.
Daarom keer ik mij tot u , o Maria ! opdat gij
mij nog eene grootere genade bekomt, namelijk :
van in allen nood uwen goddelijken Zoon en u om
bijstand aan te roepen. Gij bekomt van God alles,
wat gij hem vraagt: bekom mij dan, om de liefde , die
gij Jesus toedraagt, de genade om altijd te bidden,
en tot mijnen dood toe in het gebed te volharden.
Plcgtigo verklaring vóór liet doodsuur.
Mijn God, dewijl mijn dood zeker is, en daar
-ocr page 28-
22                                     GEBF.DEK
ik niet weet, wanneer hij mij Kal overkomen, wil
ik er mij van nu af aan op voorbereiden. Ik ver-
klaar dan, dat ik alles geloof, wat de H. Kerk ge-
looft , en bijzonder liet geheim der allerheiligste
Drievuldigheid, de Metischwording en den dood van
Jesus Christus, den hemel en de hel, dewijl gij,
die de eeuwige waarheid ajt, al deze waarheden ge-
openbaard hebt. Ik heb duizendmaal de hel ver-
diend: evenwel verwacht ik van uwe oneindige goed-
heid, dat gij mij, om de verdiensten van Jesus,
de vergiffenis mijner zonden, de genade van volhar-
ding en de eeuwige zaligheid in den hemel zult geven.
Ik verklaar, dat ik u bovenal bemin, omdat gij
de oneindige goedheid zijt, en om de liefde, dio
ik u toedraag, berouwen mij boven al de beleedi-
gingen, die ik u heb aangedaan, en ik neem voor
liever te sterven dan u te vergrammen. Ik bid u ,
neem mij liever uit deze wereld weg , dan toe te
laten, dat ik u nog op nieuw door mijne zonden
verlieze. Ik dank u, o mijn Jesus! voor de pijnen,
welke gij uit liefde tot mij ondergaan hebt; ik dank
u voor al de barmhartigheden, dio gij mij, die u
zoo dikwijls beleedigde, bewezen hebt.
Ik verheug mij, o mijn geliefde Zaligmaker!
dat zoo vele heilige zielen in den hemel en op de
aarde u beminnen. Ik wensch, dat alle menschen
u kennen en aanbidden. Ik verklaar, dat ik, uit
liefde tot u, o mijn Jesus! allen, die mij ooit be-
leedigd hebben, vergeef, en ik bid u hun goed te
doen. Ik verklaar, dat ik gedurende mijn leven en
vóór mijnen dood de heilige Sacramenten wil ont-
vangen, en maak de meening, van u de kwijtschel-
ding mijner zonden te ontvangen, ingeval ik in het
uur van mijnen dood niet bekwaam ware, die te ont-
-ocr page 29-
83
GEDUKENDE DEN DAG.
vangen. Ik neem den dood en al de smarten, die
hom zullen vergezellen , bereidwillig aan, en ver-
ecnig die met de smarten en den dood van Jesus
Christus op het kruis.
Ik neem, o God! allen tegenspoed en lijden, die
gij mij vóór mijnen dood zult toezenden, gewillig
aan. Doe met mij en al wat mij toebehoort, wat
gij wilt: geef mij uwe liefde en heilige volharding ,
ik begeer niets anders. Lieve Moeder Maria! sta
mij bij, vooral in mijnen doodstrijd, en help mij
nu, opdat ik in den staat van genade volharde. Gij
zijt mijne hoop, in uwe armen wil ik le/en en
sterven. Heilige Josef! heilige Aartsengel Michaiil
mijn heilige Bewaarengel ! help mij altijd , maar
bijzonder in het uur van mijnen dood. En gij, mijn
allerliefste Jesus! gij, die om mij eenen gelukzali-
gen dood te verschaffen, ecnen zoo bitteren dood
hebt willen ondergaan, verlaat mij niet in mijnen
laatsten stond; van nu af hecht ik mij naauw aan
u, om in uwe armen te kunnen sterven. Ik ver-
dien de hel; maar ik geef mij geheel aan uwe barm-
hartigheid. Door uw bloed hoop ik in uwc liefde
te sterven, en als ik voor uwen rcgterstocl zal ver-
schijnen, uwen zogen te ontvangen. Ik peef mijne
ziel over in uwe gezegende handen, die gij, om mij
zalig te maken, met nagels liet doorboren. Ik hoop
de straf der hel te ontgaan: „Op u, o Heer! heb ik
„gehoopt
, en in eeuwigheid zal ik niet beschaamd tcor-
den."
Sta mij altijd bij, maar bijzonder in het uur
des doods. Maak, dat ik, vol liefde tot u, mijnen
geest geve; dat mijne laatste ademhaling eene eefe-
ning van liefde zij, die mij van de aarde in den
hemel voere, om u aldaar , de gansche eeuwigheid
door, te kunnen beminnen. Jesus, Maria, Josef!
-ocr page 30-
24
GEBEDEN
staat mij bij ia liet uur des doods. Jesus, Maria, Josef
ik geef mij aan u, staat mij bij in dat verschrik-
kelijk oogenblik.
Gebed tot don gekriiistcn Zaligmaker en lot do bedrukte
Moeder Gods, voor oenen zaligen dood.
Heer Jesus Cliristus! om de smarten, die gij aan
het kruis geleden hebt, toon uwe heilige ziel van
uw ligchaam scheidde, heb medelijden met mijne
zondige ziel, als deze eens mijn ellendig ligchaam
verlaten en de eeuwigheid intreden zal.
En gij, o Maria! om de smarten die gij op den
Calvarie-berg gevoeld hebt, toen gij Jesus aan het
kruis zaagt sterven, verkrijg mij eenen zaligen dood,
opdat ik, na Jesus en u op aarde bemind te heb-
ben, u eeuwig in den hemel moge beminnen.
Schietgebeden en liefdezuchten, waarvan men eenigen
dikwijls door don dag kan herhalen.
O God! wie weet wat mijn lot zal zijn... Zal ik
of voor eeuwig gelukkig, of voor eeuwig onge-
lukkig wezen ?
Wat helpt mij alles in deze wereld zonder God?
dat mij alles ontnomen worde, zoo ik God maar
niet verlieze!
Ik bemin u, mijn Jesus, die voor mij gestorven zijt !
Ware ik liever gestorven, dan u ooit beleedigd
te hebben!
Ik wil liever sterven dan God vergrammen!
Jesus en Maria! gij zijt mijne hoop!
Mijn God! om de liefde van Jesus, sta mij bij!
Mijn Jesus! gij zijt mij genoeg.
Laat niet toe, dat ik mij nog van u scheide.
Geef mij uwe liefde, en doe met mij wat gij wilt!
Wat kan ik na u nog beminnen, o mijn God!
-ocr page 31-
GEDURENDE DEN DAG.                         25
Eeuwige Vader! om de liefde van Jpsus, sta mij bij.
Ik geloof in u, ik hoop op u, ik bemin u.
Hier ben ik, o Heer! doe met mij volgens uw
welbehagen.
Wanneer zal ik zoo gelukkig zijn om te kunnen
zeggen: mijn God! ik kan u niet meer verliezen.
Maria, mijne hoop! heb medelijden met mij.
Wie ben ik, o Heer! dat gij van mij wilt be-
mind wezen ?
Mijn God! u alleen wil ik en niets anders.
Alles, wat gij wilt, en alleen wat gij wilt, wil
ik ook.
Konde ik mij geheel voor u opofferen, die u
geheel voor mij opgeofferd hebt!
Anderen was ik dankbaar, u alleen, o mijn
God, was ik ondankbaar !
Ik heb u dikwijls genoeg beleedigd; ik wil u
niet meer beleedigen.
Indien ik in de zonde gestorven ware, zoo konde
ik u niet meer beminnen.
Laat mij veeleer sterven, dan u nog beleedigen.
Gij hebt mij gewacht, opdat ik u beminne,
welaan ik wil u dan beminnen.
Ik wijd u al de dagen mijns levens toe, die
mij overblijven.
O mijn Jesus! trek mij geheel tot u.
Gij wilt mij niet verlaten, zoo wil ik u dan
ook niet verlaten.
Ik hoop, o God mijner ziel! dat wij altijd e!-
kander zullen beminnen.
Maak, dat ik, eer ik sterf, geheel aan u zij ,
o Jesus!
Gij verdient maar al te zeer mijne liefde; ik
bemin u, ik bemin u.
13                                                        2
-ocr page 32-
23
GEBEDEN
Neem de liefde van eenen zondaar aan, die u
maar al te dikwijls beleedigd Leeft.
Ik wil u in deze wereld waarlijk beminnen, om
u ook in de andere wereld te kunnen beminnen.
Doe mij kennen boe groot gij zijt, opdat ik u
opregt bemiune.
Gij bemint hem, die u bemint; ik bemin u,
bemin mij dan ook.
Geef mij de liefde, die gij van mij verlangt.
Tk verheug mij, dat gij oneindig gelukkig zijt-
Iladde ik u tocli altijd bemind, en ware ik toch
gestorven eer ik u beleedigd had !
Maak, dat ik alle moeijelijkheden overwinne
om u te behagen.
Ik geef u mijnen wil over, handel met mij vol-
gens uw welbehage".
Mijne vreugde zal voortaan zijn u te behagen ,
oneindige goedheid !
JOeuwige God! ik hoop in eeuwigheid u te be-
minnen.
Gij zijt almagtig, maak mij heilig.
Toen ik van u vlugtte, zocht gij mij; gij zult
mij dus nu niet wegjagen, nu ik u zoek.
Ik dank u , dat gij mij nog tijd verleend hebt
om u te beminnen; ik dank u, ik bemin u.
Van nu af wil ik mij geheel aan u schenken.
Uit al mijne krachten wil ik u beminnen, o
mijn God!
Alle moeite, alle verachting wil ik gaarne ver-
dragen, als ik u maar beminnen kan.
Ik wensch te sterven voor u, die voor mij ge-
storven zijt.
Ik wensch dat allen u beminnen, gelijk gij het
verdient.
-ocr page 33-
87
GEDURENDE DEN DAG.
Ik wil gaarne alles doen, waardoor ik geloof
u te kunnen behagen.
Uw welgevallen is mij aangenamer dan al de
vreugden dezer wereld.
O wil van mijnen God ! gij zijt mijne liefde.
O Maria! trek mij geheel tot God.
O mijne Moeder Maria! maak dat ik altijd tot
u mijne toevlugt neme.
Gij moet mij heilig maken; ik hoop dit van u.
AVONDGEBED.
uEer wij slapen gaan. moeten wij ons geweten onderzoe*
ken. \\Vij moeten eerst God bedanken voor al de weldaden,
die hij ons bewezen heeft; en daarna al onze werken, die
wij door den dag verrigt hebben, al onze gedachten en
woorden ia ons geheugen terugroepen, over al liet kwaad,
dat wij hegaan hebben, een berouw en de volgende oefe-
ningeu verwekken:
OEFENING VAN GELOOF.
Mijn God! gij zijt da onfeilbare waarheid, ik ge-
loof alles wat de H. Kerk mij beveelt te geloovon,
omdat gij het geopenbaard hebt. Ik geloof, dat gij
mijn God zijt, de Schepper van hemel en aarde, dat
gij de regtvaardigen in den hemel loont, en de boo-
zen eeuwig in de hel straft. Ik geloof, dat gij één
in wezeu en drievuldig in personen zijt, de Vader,
de Zoon en de II. Geest. Ik geloof aan de Menseh-
wording en den dood van Jesus Christus; ik geloof
eindelijk, al wat de H. Kerk gelooft; ik dank u,
dat gij mij tot dit heilig geloof geroepen hebt, en
verklaar in dit II. Geloof te willen leven en sterven.
OEFENING VAN HOOP.
Mijn God! ik hoop met een vast vertrouwen op
-ocr page 34-
28                               GEBEDEN, ENZ.
de vervulling uwer beloften, dewijl gij almagtig ,
getrouw en barmhartig zijt: ik hoop, door de ver-
diensten van Jesus, de vergiffenis mijner zonden, de
volharding tot het einde en de eeuwige zaligheid"
OEFENING VAN LIEl\'DE EN BEROUW.
O mijn God! ik bemin u uit geheel mijn hart, en
bovenal, omdat gij de oneindige goedheid en eene
oneindige liefde waardig zijt; ik bemin ook mijnen
naaste uit liefde tot u. Mijne zonden berouwen mij
uit geheel mijn hart, omdat ik u, oneindige goed-
heid! daardoor beleedigd heb : zij smarten mij meer,
dan al het ander kwaad. Met uwe genade , om
welke ik u nu en voor altijd bid, neem ik vast voor,
liever te sterven dan u nog eens te beleedigen.
Ik neem ook voor, de heilige Sacramenten in
mijn leven en bij mijnen dood te ontvangen.
(Z. 11, Benedictus XIV licoft zeven jaren aflaat verleend
aan hen, die deze oefeningen verwekken, en die dezelve
gedurende eene maand dagelijks bidt, biecht en communi-
ceert, kan nog daarenboven eencn vollen aflaat verdienen.)
Om te sluiten, kan men de Litanie der allerheiligste
Maagd Maria, den Iiozekrans en bet volgende gebed bidden :
Mijn. God! ik dank u, dat gij mij heden bewaard
hebt, ik bid u, mij nog dezen nacht te behoeden
en mij van alle zonden te bewaren. Ik wil mij nu
ter ruste leggen om u te behagen, en ik maak de
meening, van u door iedere ademhaling te loven,
te beminnen en te danken gelijk de Heiligen in
den hemel doen. Mijne Moeder Maria, zegen en
bewaar mij onder uwe bescherming. Mijne heilige
patronen, bidt voor mij.
-*%\'fr-
-ocr page 35-
GEBEDEN
ONDERDE H. MIS.
oOo
ONDERBIGT OM DE II. MIS BIJ TE WONEN.
Om de H. Mis met voordeel te liooron, moet
meii verecnigd met den priester, deze H. offerande
opdragen, en de vier bedoelingen, voor welke zij in-
gesteld is, voor oogen hebben. Wij moeten derhalve:
Ten eerste, God de oneindige eer, die hem toe-
komt , daardoor bowijzen, met zijne heerschappij
over alles te erkennen.
Ten tweede, wij moeten door het opdragen der
H. Mis, aan do goddelijke regtvaardigheid voor
onze zonden voldoen.
Ten derde, wij moeten God daardoor voor zij-
ne aan ons bewezene weldaden danken.
Ten vierde, wij moeten door dit H. offer Gods
bijstand en genade afsmceken.
Wij moeten niet vergeten, dat wij, als wij de
H. Mis bijwonen, aan het ambt des priesters deel-
nemen, dewijl hij de H. Mis in onzen naam op-
draagt , en ons vermaant van te zamen met hem
God te bidden, dat hij zijne en oize offerande aan-
neme. Daarom moeten wij ons inderdaad met hem
vereenigen, en gezamenlijk de H. Mis opdragen.
Om ons nu deze oefening gemakkelijk te maken,
is het zeer voordeelig deze wijze, om de H. Mis
bij te wonen, te volgen :
Als in het begin der Mis de priester zich voor het
altaar buigt en het Confiteor bidt, moeten wij het-
-ocr page 36-
30
GEBEDEN
zelfde doen, een weinig ons geweten onderzoeken,
trachten eenc oefening van waar berouw te verwek-
ken, God ootmoedig om de vergiffenis der zonden,
en den bijstand des H. Gcestes en dor allerheiligste
Maagd Maria bidden, opdat wij deze Mis met groote
godvrucht en eerbiedigheid bijwonen. Daarom moe-
ten wij de vier doeleinden der II. Mis overdenken,
opdat wij aan de vier genoemde verpligtingen, die
wij God schuldig zijn, en om welke Jesus Christus
deze II. Offerande ingesteld heeft, mogen voldoen.
VAN HET BEGIN DEU MIS TOT AAN HET EVANGELIE.
In liet eerste doel, van liet begin tot aan liet Evangelie
moeten wij het voornemen maken onze eerste schuld aan
God te betalen, namelijk, wij moeten hein, aan wien wij
eenc oneindige eer en eenen onuitsprekelijke!! lof schuldig
zijn, eiren, prijzen, en ons, deukende op onze nietigheid ,
voor God verootmoedigen. Herinneren wij ons dan, dat wij
waarlijk voor de oogen van dien oneindigen God een niet
zijn: bekennen wij onze ellende, onze oumagt, en houden
wij ons niet tevreden met dit alleen in ons hart te gevoe-
len, maar verootmoedigen wij ons ook uitwendig en bidden
wij God, dat wij deze il. Mis met betamelijke in-en uit\\von-
digo eerbiedigheid mogen hooren. Laat ons dan met groote
aandaciit liet volgende gebed bidden.
„Mijn God! ik aanbid en erken u voor den Heer en
Meester van mijn hart; ik beken voor de geheele we-
reld, dat ik al wat ik ban en bezit, alleen aan uwe
milde hand te danken heb. Maar aangezien de hoogste
magt, welke gij over alles uitoefent, eenen oneindigen
eerbied van ons vraagt, en mijne ellende en armoede
zoo groot zijn, dat ik zelfs mijne pligten jegens u niet
vervullen kan, zoo offe? ik u de vernederingen en
eerbewijzingon op, die Jesus Christus u op dit al-
taar opdraagt. Hetgene Jasus doet, wil ik doen; met
hem vernie\'.ig ik mij voor uwe oneindige heerlijkheid;
ik verheug mij waarlijk, dat uw allerheiligste Zoon u,
in mijne plaats, eene oneindige eer bewijst. Met
-ocr page 37-
31
ONDER DE II. MIS.
Jesus aanbid ik u, en ik beken, dat ik alle goe-
deicn alleen aan uwe on.iudige barmhartigheid
te danken heb."
Tier kan men liet hoek sluiten en voortgaan met zulke
invendige oefening van ootmoedigheid te verwekken. Vcr-
heigcn wij ons dan ook, dat wij God zoo oneindig vereerd
zien, en Iaat ons meermalen het volgende gebed herhalen
„Het verheugt mij waarlijk, o mijn God, dat uwe
oneindige Majesteit door deze heilige offerande on-
uiisprekelijk vereerd wordt; m ijne vreugde iszoo groot,
dat ik ze met geene woorden kan uitdrukken."
Wij moeten ons nogthans aan deze woorden niet houden,
mail\' inwendig en met God vereenigd, zeggen wij hem wat
onze godvruchtigheid ons ingeeft, op deze wyze voldoen
wij het best aan den eersten pligt, welken wij aan God
schuldig zijn.
VAN HET EVANGELIE TOT AAN DE CONSECRATIE.
Onze tweede pligt jegens God, aan welken wij van het
Evangelie tot aan de Consecratie moeten voldoen, komt van
do menigvuldige groote zonde, door welke wij de goddelijke
regtvaardigheid helecdigd hebben Om. dan Gode te voldoen,
moeten wij hem met een ootmoedig hart aldus bidden,
„Ik, o mijn God ! ik beu de verrader, die trouwe-
looze, die zoo dikwijls tegen u opgestaan is; be-
schaamd, vol leedwezen en droefheid, verzaak ik
aan mijne oitelbare zonden, en offer u, opdat gij
mij deze moogt vergeven, de verdiensten van Je-
sus, uwen goddelijken Zoon, op. Als Jesus zich
op dit altaar offert, zoo neemt hij mijne schuld op
zich, om aan u in mijne plaats te voldoen. Ik draag
u alzoo de verdiensten en het bloed van dienzelf»
den Jesus, wiens godheid en menschheid, onder de
gedaante van brood en wijn, op dit altaar tegen-
woordig is, en die als slagtoffer zich op nieuw voor
mij levert. Dewijl dan die goddclijko Jesus , die uit
liefde tot mij op dit altaar nedergedaald is, miju
-ocr page 38-
32
GEBEDEN
middelaar en voorspreker zijn wil, dewijl zijn dier-
baar bloed voor uwen strengen regterstoel vergif-
fenis voor mij vraagt, zoo vereenig ik mijn gebed
met het bloed, dat Jesus uit liefde tot mij verao-
ten heelt. Ik roep vol vertrouwen uwe goddelijke
barmhartigheid aan; ik bid u, uit liefde van Jesis,
vergeet en vergeef mij mijne groote en menigvul-
dige zonden. Het bloed van Jesus... mijn bedroefd
en ootmoedig hart, roepen om barmhartigheid, omi^n
God. God mijns harten, zoo mijne tranen u niet
terstond kunnen verzoenen, kunt gij aan tie zuch-
ten en tranen van Jesus wederstaan? Zou de bann-
hartigheid van Jesus, die hij op het kruis en door
het vergieten van zijn bloed tot verlossing van het
geheele meuschelijk geslacht bewezen heeft, zou die
niet in staat zijn, om op dit altaar voor mij de
vergeving mijner zonden te bekomen? O, ik hoop
vast dat gij mij om dit aanbiddenswaardig bloed
al mijne zonden, zelfs de sehromelijkste, vergeven
zult, en ik beloof u, dat ik tot mijnen laatsten
adem toe niet zal ophouden dezelve te bcweenen."
Hier sluit men weder het boek, en men verwekt meerdere
oefeningen van een waar en opregt leedwezen, opdat de
liefde Gods ons ontvlamme. Zonder woorden uit te spreken,
kunnen wij in ltet diepste van ons hart bidden:
„O liefdewaardigsle Jesus! geef aan mijne oogen
de tranen van den H. Petrus, aan mijn hart het
berouw van de H. Mngdalena, aan mijne ziel de
droefheid v&n alle Heiligen, die, na groote zondaars
geweest te zijn, ware boetvaardigen zijn gewor-
den, opdat ik, deze H. Mis bijwonende, de ver-
geving van al mijne zonden moge bekomen."
Deze oefeningen moet men dikwijls herhalen, en op die
wijze zullen wij. door de hulp van Jesus, rijkelijk onzezon-
dcnschuld aan (Jod betalen.
-ocr page 39-
33
ONDER DE II. MIS.
VAN DE CONSECRATIE TOT AAN DE H. C0MMUHIE.
Van de Consecratie tot aon de Nuttiging, moeten wij aan
onze dorde verpligting, die wij aan God schuldig zijn, om
do geheel bijzondere en ontelbare weidaden, die hij onsbe-
wezen heeft, voldoen. Wij ofTeren hem alzoo tot dankbaar-
heid een geschenk van oneindige waarde, het ligchaam en
bloed van Jesus Chrstus op. Wij moeten allen Engelen en
Heiligen verzoeken, dat zij üod in onze plaats danken; tot
dat einde kunnen wij bidden als volgt:
„O mijn God! gij, die mij zoo teeder bemind
hebt, en dien ik nooit, zoo als gij liet verdient,
zal beminnen, gij ziet mij door weldaden overla-
den, weldaden, die gij mij op de aardo bewezen
hebt, en die klein zijn in vergelijking niet die,
welke gij mij in de eeuwigheid bereidt. Ik erken
en belijd, dat de bewijzen uwer barmhart igheid
jegens mij ontelbaar zijn , en dat gij niet moede
wordt om genade te geven. Ja, uwe barmhartig-
heid en weldaden zijn oneindig ; maar ik ben ook
bekwaam, om aan uwe strenge regtvaardigheid
volkomen te voldoen; dit goddelijk bloed, dit aan-
biddenswaardig ligchaam, de reine, heilige, onbe-
vlekte Hostie, die ik door de handen des priesters,
tot bewijs mijner dankbaarheid opoffer, is meer dan
genoeg om uwe genade te vergoeden; deze vergel-
ding is meer dan genoeg voor de gaven , met welke
gij mij overladen hebt. Dit geschenk, hetwelk eene
oneindige waarde heeft, is grooter dau alles, wat
ik tot heden toe van u ontvangen heb, dat al wat
ik nog in het vervolg bekomen kan. O gij, Engelen
des Heeren; gij, gelukzalige bewoners des hemels!
dankt God voor mij, en offert hem voor zoo vele
genade niet alleen deze mis op, maar al degenen,
die nu op de geheele aarde gelezen worden , op-
dat zijne edelmoedige en liefdevolle verlangens,
van mij met weldaden te overladen, volkomen be-
12
                                                       2.
-ocr page 40-
SI-
GEBEDEN
looiid worden, en ik hem voor al de genade, die
hij mij bewezen heeft, die hij mij nog ieder oogen-
blik bewijst, en dis hij mij in alle eeuwigheid zal
bewijzen, volkomen moge voldoen."
God zal zulke bewijzen van dankbaarheid, en opoffering
van zulk een oneindige geschenk met welbehagen en liefde
aannemen ; maar om deze godvruchtige gevoelens nog meer
in ons op te wekken en hun groote waarde te geven , moe-
ten wij alle bewoners des hemels verzoeken, God in onze
plaats Ie danken , en teeder uit geheel ons hart het vol-
gende gebed zeggen :
„Ik bid u allen, gij mijne IIH. Patronen, gij ,
hemelsche Geesten! dankt de onuitsprekelijke goed-
heid Gods voor mij , opdat ik mij in het vervolg
niet meer aan de verfoeijelijkste ondankbaarheid
jegens hem schuldig make, opdat ik niet in de zonde
sterve; bidt hem, dat hij mijnen goeden wil ont-
vange, en de regtzinnige gevoelens mijns harten
aanschouwe: smeek hem, dat hij op de liefdevolle
dankzeggingen, die Jesus hem voor mij in deze
H. Offerande opdraagt, nederzie."
In het vierde deel, van de Communie des priesters tot
het einde der Mis, moeten wij onze vierde schuld aan God
betalen en zijnen bijstand inroepen. Zoo dikwijls wij niet
met de daad communiceren, kunnen wij het geestelijker
wijze doen , en oin dit waardig te verrigten, moeten wij
bedroefd over onzo zonden , eeue oefening van een waar en
ootmoedig berouw verwekken: wij moesten ons geloof aan
de wezenlijke tegenwoordigheid van Christus in de heilige
Hostie opwekken. Daarna moeten wij eeno vurige oefening
van liefde tot God en eene waarachtige begeerte verwekken
van ons met Jesus te vereenigen en hein vervolgens smee*
ken geestelijker wijze in ons hart te komen rusten; wij kun-
nen dit alles met het volgende gebed doen.
„O mijn God! voorwerp van al mijne verlan-
gens, mijne ziel is bedroefd, dat ik u zoo menig-
maal beleedigd, zoo dikwijls van mij verstooten
heb, u, mijn eenig, mijn opperste goed , u de
goedheid zelve, de oneindige goedheid, die alleen
-ocr page 41-
35
ONDER DE II. MIS.
waardig zijt dit voorwerp van alle verlangens te
wezen, ik wenschte het leven verloren en u nooit
beleedigd te hebben: maar nu heb ik vast besloten
liever duizendmaal te sterven, dan u nog eens te
vergrammen. Allermiunelijkste, alleraanbiddens-
waardigste Jesus! ik geloof, dat gij op dit altaar
waarachtig tegenwoordig zijt; ja, ik geloof vast,
dat de heilige Hostie, dat de heilige Kelk waarlijk
uw allerreinst Ligchaam, uw teeder Bloed in-
houden. Gij zijt de allertoederste der Vaders, daar-
om bemin ik u bovenal; kom mijn Jesus! kom in
mijn hart, kom en verzadig al mijne verlangens,
kom en heilig mijne ziel; kom, mijn allerzoetste
Jesus, haast u mijn hart in bezit te nemen."
„O mijn toederste Jesus! ik bemin u, ik bemin u,
ja, ik bemin u! Gij, mijne eenigste hoop , gij wilt
mij zalig maken; o laat dan toch niet toe, dat ik
het ongeluk hebbe mij nog van u te verwijderen."
Na deze geestelijke Communie mogen wij niet vergeten,
dat God ze!f in ons hart tegenwoordig is, wekken wij ons
op. en bidden wij hem vol vertrouwen, niet om kU-iue en
geringe dingen, neen, maar laat ons hem de grootste ge-
nade verzoeken, want als wij aan den eeuwigen Vader
zijnen goddelijken Zoon opoueren, dragen wij hem het
grootste geschenk op, dat hij ontvangen kan. Laat ons dan
ootmoedig bidden :
„Ik erken, o mijn God! dat ik onwaardig ben
uwe weldaden te ontvangen; ik beken voor u mijne
ellende, en ik weet, dat ik om mijne veelvuldige
en groote zonden, in het geheel niet verdien door
u verhoord te worden. Maar zoude het mogelijk
zijn, dat gij het gebed van Jesus, dat hij op het
altaar doet, alwaar hij zijn bloed geofferd heeft,
onverhoord liet? O God mijns harten ! aanzie ge-
nadig het gebed van hem, die zich voor mij tot u
keert, en om des Ileeren Jesus wille, geef mij
-ocr page 42-
36                              GEBEDEN, ENZ.
alle genaden, die mij noodzakelijk zijn om zalig te
worden. Jesns boezemt mij liet vertrouwen in , u
om de vergeving van al mijne zonden, om uwe
heilige liefde, om de onschatbare genade de vol-
harding in uwe liefde en in uwe dienst, te vragen.
Daar ik al mijn vertrouwen op den bijstand van
Jesus stel, zou bid ik u, o mijn God! om het be-
zit van alle deugden, en zulks in eenen hoogen
graad van volmaaktheid, zoo bid ik u, om uwen
krachtigen bijstand, omdat ik een ware heilige
worde. Ik bid u ook om de bekeeiïng van alle on-
geloovigen, en van alle zondaars in het bijzonder,
om de bekeering van hen, die met mij eenigzins
vi rbonden zijn of door den bloede of door geeste-
lijke maagschap. Ik bid u ook om de verlossing,
niet van ééne, maar van alle zielen, die zich nu
in het vagevuur bevinden. Verlos haar allen, op-
dat geheel de wereld erkenne, dat deze goddelijke
offerande magtig is, om dezen kerker, in welken
zij gereinigd worden, te ledigen.
Bekeer, o Heer! alle zielen, die gij naar uw
beold geschapen hebt, en die door de geheele we-
reld verspreid zijn, opdat deze ellendigo wereld
zich in een paradijs van genoegens vcrandere, en
opdat alle harten even zoo veel tempels worden,
in welke gij moogt bemind, geprezen, gediend en
aanbeden worden, tot dat wij allen u eens door
de altijddurende eeuwigheid loven en beminnen.
Alzoo hoop ik, alzoo zij het!"
Biddfn wij ook mot een vast vertrouwen voor ons, voor
onze bloedverwanten en vrienden, om al wat wij ons en
hun maar wensehen kunnen, bidden wij bijzonder voor de
heilige Kerk, niet met laauwheid, maar met een vast ver-
trouwen, overtuigd zijnde, dat ons gebed, vereenigd, en
op zekere wijze, één met bel gebed van onzen goddelijken
Zaligmaker zeker zai verhoord worden.
-ocr page 43-
-/wv ÖCCC3S<=3>£^3CC^3C£>&(3CCC!B JVw
ANDERE GEBEDEN
ONDER DE H. MIS.
ln don naam dos Vaders, des Zoons en dos heiligen
Geestes. Amen.
Het is in uwen naam, aanbiddelijke Drioëenheid!
en om u die eer on dien lof, welke u toekomt, te
bewijzen, dat ik bij de allerheiligste en allerhoog-
waardigste offerande tegenwoordig ben.
Sta mij toe, goddelijke Zaligmaker! dat ik mij met
den dienaar van uw altaar vereenige, om het
dierbare slagtoffer mijner zaligheid aan u op te
dragen, en geef mij de gevoelens, welke ik zoude
gehad hebben, indien ik op den Calvarieberg bij
de bloedige offerande van uw heilig lijden tegen-
woordig geweest ware.
CONFITEOR.
Ik beschuldig mij voor u, mijn God! van al de
zonden, aan welke ik pligtig ben; ik beschuldig
mij in de tegenwoordigheid van Maria, de aller-
zuiverste der ma"gden, en van alle geloovigen,
omdat ik gezondigd heb met gedachten, woorden,
werken, door mijne schuld, door mijne allergrootste
schuld. Daarom bid ik de allerheiligste Maagd en
alle Heiligen voor mij te willen bidden.
Verhoor, Heer! mijn gebed, en verleen mij de
kwijtschelding en vergiffenis mijner zonden.
-ocr page 44-
38
ANDEBE GEBEDEN
KYBIE ELEISON.
Heer, die onze zielen hebt geschapen, heb me-
delijden met liet werk uwer handen. Vader der
barmhartigheid! ontferm u over ons, uwe kinderen.
Eenwig AVoord des Vaders! voor ons menseh ge-
worden en aan het kruis gestorven , maak mij deel-
achtig aan de verdiensten van uwen dood en van
uw dierbaar bloed. Beminnelijke Zaligmaker! zoete
Jesus! ontferm u onzer en vergeef ons onze zonden.
GLOIUA IN EXCELSIS.
Eere zij aan God in het hoogste, en op de aar-
de vrede aan de menschon van goeden wil. Wij
loven u, wij zegenen u, wij aanbidden u, wij
verheerlijken u, wij danken u, om uwe groote
heerlijkheid, o Heer God! hoinelsehe Koning! God
Vader almagtig, o Heer Jesus Christus! eenigge-
boren Zoon, o Heer God! Lam Gods! Zoon des
Vaders! die wegneemt de zonden der wereld, ont-
vang ons gebtd, die zit aan do regterhand des
Vaders, ontferm u onzer; want gij zijt alleen hei-
lig , gij zijt alleen de Heer, gij zijt alleen de
allerhoogste Jesus Christus, met den II. Geest in
de heerlijkheid van God den Vader.
GEBED.
Verleen ons, Heer! door de voorspraak van de
H. Maagd, en de Heiligen, die wij eeren, al de
genaden, die uw dienaar voor zich en voor ons
van u vraagt. Ik vereenig met hem mijne gebeden,
en draag die aan u op, voor allen, voor wie ik
verpligt ben te bidden: en ik verzoek u, Heer ! voor
mij en voor hen al den bijstand, die ons noodig
is, om het eeuwige leven te bekomen, in den
naam van Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
-ocr page 45-
30
ONDER DE II. MIS.
EPISTEL.
Mijn God ! gij hebt mij tot de kennis van uwe
H. Wet geroepen, buiten zoo vele volkeren, die
in de onwetendheid uwer waarheden leven. Ik aan-
vaard uit geheel mijn hart die goddelijke wet: ik
luister met eerbied naar de II. Woorden, die gij
door den mond der profeten en Apostelen tot ons
hebt gesproken, en ik verlang van ganscher harte
er mijn leven naar te schikken.
EVANGELIE.
Het zijn, o God! do Profeten en Apostelen niet
meer, die mij in mijne pligten onderwijzen, het is
uw eenige Zoon, wiens woord ik mag aanhooren.
Maar helaas! wat zal het mij baten in uwe woorden
te gelooven, lieer Jesus! zoo ik volgens dit geloof
niet leef? Waartoe zal het mij dienen, als ik voor
uwen regterstoel zal verschijnen, het geloof zonder
do verdiensten dor goede werken gebad te hebben.
CREDO.
Ik geloof in éénen God, den almagtigen Vader,
Schepper van hemel en aarde, van alle zigtbare en
onzigtbare dingen. En in eenen Heer Jesus Chris-
tus, den eeniggeboren Zoon Gods, en uit den
Vader voor alle eeuwen geboren; God van God,
licht van licht, waarachtige God van den waarach-
tigen God, geboren en niet gemaakt, éenwezig met
den Vader, door wien alle dingen gemaakt zijn.
Die om ons menschen, en om onze zaligheid ne-
dergedaald is uit den hemel, en (onder deze woor-
den knielt men) het vleesch heeft aangenomen door
den H. Geest uit de Maagd Maria en is mensch
geworden.
Hjj is ook voor ons gekruist onder
-ocr page 46-
40
ANDERE GEBEDEN
Pontius Pilatus, hij heeft geleien en is begraven.
En hij is volgens de Schriftuur, den derden dag
verrezen. Hij zit aan de regterhand des Vaders.
En hij zal wederkomen met heerlijkheid, om te
oordeelen de levenden en dooden, van wiens rijk
geen einde zal zijn. En in den H. Geest, den
Heer en levendmaker, die uit den Vader en den
Zoon voortkomt; die mat den Vader en den Zoon te
zamen aangebeden en verheerlijkt wordt, die door
de Profeten gesproken hoeft. En eene H. Katholieke
en Apostolische Kerk. Ik belijd een doopsel tot vergif-
fenis der zonden, en ik verwacht de verrijzenis der
dooden en het eeuwige, toekomende leven. Amen.
OFFERANDE.
Heilige Vader, almagtige en eeuwige God! hoe
onwaardig ik ook ben om voor u te verschijnen,
durf ik u echter door de handen des Priesters, de-
ze offerande opdragen, met de meening, welke Jesus
Christus gehad heeft, toen hij deze offerande in-
stelde, en welke hij nog heeft op het oogenblik,
dat hij zich hier voor ons opoffert. Ik draag u de-
ze op, tot erkentenis uwer opperheerschappij over
mij en over alle schepselen, tot uitwissching mijner
zonden, en tot dankzegging voor al de weldaden,
die gij mij verleend hebt, alsook om van uwe
oneindige goedheid voor mij, mijne ouders en
weldoeners, voor mijne vrienden en vijanden, die
dierbare genade der zaligheid te bekomen, die aan
geenen zondaar kunnen gegeven worden dan door
de verdiensten van hem, die zich tot slagtoffer
van verzoening voor ons allen gemaakt heeft. Ik
beveel u ook, mijn God ! geheel uwe H. Katholieke
Kerk, onzen H. Vader den Paus, onzen Bisschop,
-ocr page 47-
41
ONDER DE II. MIS.
al de Herders der zielen, al de Christen vorsten
en alle volkeren, die in u gelooven.
Wees ook gedachtig, o Heer I de geloovige zie-
len, en goei\' haar om de verdiensten van uwen
Zoon, ecne plaats van verkwikking, licht en vrede.
Vergeet, mijn God! noch uwe, noch mijne vijan-
den, heb medelijden met alle ongeloovigen, met de
ketters en alle zondaren, vervul met uwen zegen,
allen, die mij vervolgen, en vergeef mij mijne zon-
den, gelijk ik hun al liet ongelijk vergeef, dat zij mij
hebben aangedaan of zouden willen aandoen. Amen.
PREFATIE.
Almagtige en eeuwige Vader, niets is redelijker,
niets is voordeel iger, dan dat wij ons met Jesus
Christus vereenigen, om u onophoudelijk te aan-
bidden; het is door hem, dat alle zalige Geesten
uwe Majesteit loven, het is door hem, dat al de
krachten der hemelen, bevangen met eene eerbie-
dige vrees, zich vereenigen om u te verheerlijken.
Gedoog, Heer! dat wij onze zwakke lofzangen met
die der hemelsehe Geesten voreenigen, en dat wij
te zamen, in verrukking van blijdschap en verwon-
deriug uitroepen: Heilig ! heilig! heilig ! is de Heer,
de God der heerscharen! hemel en aarde zijn met
zijne heerlijkheid vervuld. Dat de gelukzaligen hem
loven in den hemel! gezegend hij, die tot ons komt
op de aarde, God de Heer, gelijk degene, die hem
afzendt.
CANON.
Wij smeeken u, in den naam van Jesus Christus
uwen Zoon en onzen Heer, o oneindig barmhar-
tige Vader, de offerande, die wij u opdragen, te
-ocr page 48-
\\-l
ANDERE GEBEDEN
zegenen en gunstig aan te nemen, opdat het ube-
lieve de II. Katholieke Kork te bewaren, te bescher-
men en te besturen met al hare leden, den Paus,
onzen Bisschop, en in het algemeen allen, die
uw II. Geloof belijden.
Wij bevelen u, in het bijzonder Heer! al dege-
nen, voor welke wij uit regtvaardighcid, dankbaar-
heid en liefde verbonden zijn te bidden, al dege-
nen, die bij deze aanbiddelijke offerande tegen-
woordig zijn, en voornamelijk N. N. En opdat
onze eerbewijzing u aangenamer moge zijn, ver-
eenigen wij onze gebeden met de verheerlijkte
Maria, altijd Maagd, Moeder van uwen Zoon
Jesus Christus, met de Apostelen, gelukzalige
Martelaren en alle Heiligen, die met ons ééne en
dezelfde Kerk uitmaken.
ELEVATIE.
Jesus, eeuwig woord des Vaders, God en mensch!
ik verneder mij voor u, ik aanbid u, ik bemin u
en ik draag mij geheel aan u op. Ik aanbid het
dierbaar Bloed, dat gij aan het kruis vergoten
hebt: o, dat het toch voor mij niet te vegeefs
uitgestort zij, maar mij zuivere en versterke ten
eeuwigen leven!
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het aller-
heiligste en goddelijke Sacrament.
VEEVOLG VAN DEN CANON.
Het is nu, o eeuwige Majesteit, dat wij door uwe
genade waarlijk on eigenlijk u het zuivere, heilige en
onbevlekte offer van uwen Zoon opdragen, dat gij
ons zelf hebt willen verleenen, en waarvan al de an-
deren slechts afbeeldsels waren. Ja, groote God, hier
-ocr page 49-
ONDER DE II. MIS.                            43
is meer dan al de offeranden van Abel, Abraham
en Melchisedeoh, hier is het eenige slagtoffer, uw
altaar \\raardig, onze lieer Jesus Christus, uw Zoon ,
het eenige voorwerp van uw eeuwig welbehagen.
Dat allen, die hier met der daad of met het
hart aan dit H. Offer deel hebben , met deszelfs
zegen vervuld worden. Dat deze zegen zich uit-
storte, over hen die in den vrede der Kerk gestor-
ven zijn, en bijzonder over de zielen van N. N.
verleen haar, o Heer! uit kracht van deze offer-
ande, de volle verlossing van hare pijnen.
Gewaardig u ook eens aan ons deze genade te
verleenen, oneindig goedertieren Vader! en maak
dat wij deel mogen hebben met uwe H. Apostelen,
Martelaren en alle Heiligen, opdat wij u eeuwig
met hen mogen beminnen en verheerlijken. Amen.
PATER NOSTER.
Hoe gelukkig ben ik, o mijn God! u voor Vader
te hebben! welk eene vreugde is het, te mogen
denken, dat de hemel, waar gij zijt, eens mijne
woonplaats zal wezen. Hat uw H. Naam geëerd
zij over de geheele aarde: heersch volkomen over
alle harten en over aller wil; weiger aan uwe
kinderen het geestelijk en ligchamelijk voedsel niet.
Wij vergeren van harte, vergeef ons ook. Onder-
steun ons in de bekoringen en in de rampen van
dit ellendig leven, en bewaar ons van zonden,
het grootste van alle kwaad. Amen.
AGNUS DEI.
Lam Gods! voor ons geslagt, wees ons genadig !
Aanbiddelijk slagtoffer onzer zaligheid, maak ons
-ocr page 50-
4-1
ANDERE GEBEDEN
zalig! Goddelijke Middelaar! verwerf ons genade
bij uwen Vader, en geef ons uwen vrede.
COMMUNIE.
O beminnelijko Zaligmaker! hoe gelukkig zoude
ik zijn, indien ik u in miju hart mogt binnen leiden,
u diiar mijnen sohuldigeu eerbied bewijzen, mijne
noodwendigheden vertooncn, en deelachtig zijn aan
de genaden, welke gij geeft aau degenen, die u düiir
wezenlijk ontvangen! Maar dewijl ik mij daartoe
onwaardig bevind, zoo vergoed, o God! hetgeen aan
de gesteltenis mijner ziel ontbreekt; vergeef mij al
mijne zonden, ik verfoei die uit geheel mijn hart,
omdat zij u mishagen: aanvaard de opregte begeerte,
welke ik heb, om mij met u te vereenigen; reinig
mij door één uwer oogwenken, on maak mij waar-
dig u spoedig te ontvangen. Dien gelukkigen dag
verwachtende, smeek ik u, lieer! mij deelachtig
te maken aan de vruchten, die de Communie des
Priesters in alle geloovigen, welke bij deze H.
Offerande tegenwoordig zijn, moet uitwerken. Ver-
meerder mijn geloof door de kracht van dit god-
delijk Sacrament, versterk mijne hoop, vervul mijn
hart met uwe liefde, opdat het u alleen betrachte
en voor u alleen leve. Amen.
LAATSTE COLLECTEN.
Mijn God! gij offert u voor mijne zaligheid op,
ik wil mij ook voor uwe eer opofferen; ik ben uw
slagtoffer, spaar mij niet Ik aanvaard gewillig de
kruisen, die gij mij zult gelieven over te zenden;
ik neem die uit uwe hand aan, en vereenig die
met het uwe.
Ik zal aan uwe wet getrouw blijven; ik zal de
-ocr page 51-
45
ONDER DE II. MIS.
gelegenheden der zonden vlugten; bijzonder van
die zonden, waartoe mijne neiging mij mot geweld
vervoert. Ik heb besloten liever alles te verliezen
en alles te lijden dan u te vergrammen.
DE ZEGEN.
Zegen, o God! onze heilige voornemens; zegen
ons allen door de hand van uwen dienaar, en
dat de uitwerkselen van uwen zegen eeuwig op
ons berusten. In den naam des Vaders, en des
Zoons, en des H. Geestes. Amen.
EVANGELIE VAN DEN II. JOANNES.
In het begin was het Woord, en het Woord was
bij God, en het Woord was God. Uit was in het
begin bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt
en zonder dat is er niets gemaakt van hetgeen er
gemaakt is. In hetzelve was het leven , en het leven
was het licht der menscheu: en het licht scheen in
de duisternissen, en de duisternissen hebben het niet
begrepen. Er werd een menseh van God gezonden,
wiens naam was Joannes. Dsze kwam tot getuige ,
om getuigenis van het licht te geven , opdat zij allen
door hem gelooven zouden. Hij was het licht niet,
maar hij was om getuigenis van het licht te geven.
Dit was het waarachtig licht, hetwelk verlicht alle
menschen, komende in deze wereld. Hij was in de
wereld, en de wereld is door hem gemaakt! en de
wereld heeft hem niet gekend. Hij kwam in zijn
eigen; doch de zijnen namen hem niet aan. Maar
allen, die hem aangenomen hebben, heeft hij de
magt gegeven kinderen Gods te worden; degenen,
die in zijnen naam gelooven, welke niet uit den
bloede, noch uit den wil des vleesches, noch uit den
-ocr page 52-
46 ANDERE GEBEDEN ONDER DE II. MIS
•wil des mans, maar uit God geboren zijn. En (dit
zeggende knielt men) het woord is vleesch ge-
worden, en liet heeft onder ons gewoond. En
wij hebben zijne heerlijkheid gezien, eene hecrlijk-
heid als van den eeniggeboren Zoon des Vaders,
vol van genade en waarheid.
gebed na de h. mis.
Ik dank u, Heer! voor de genade, welke gij
mij verleend hebt, dat ik heden bij de II. Offer-
ande der Mis ben tegenwoordig geweest, buiten
zoo vele anderen, die dit geluk niet gehad heb-
ben. Ik vraag u vergiffenis over al de misslagen,
die ik in dezelve door mijne lafhartigheid en ver-
strooidheden bedreven heb.
Ik ga nu met vertrouwen tot de bezigheden, tot
welke uw goddelijke wil mij roept: ik zal den ge-
heelen dag de gunst herdenken, die gij mij bewe-
zen hebt, en trachten dat mij niet één woord,
niet één werk, niet ééne gedachte, noch ééne
begeerte ontvalle, die mij de vrucht zou kunnen
doen verliezen van de II. Mis, die ik nu heb bij-
gewoond. Uit is het, wat ik mij voorneem met de
hulp uwer genade. Amen.
-ocr page 53-
VOORBEREIDING
TOT DE HEILIGE BIECHT.
Eer wij biechten, moeten wij God bidden, dal hij ons
verlichte, opdat wij do zonden, die wij begaan hebben
mogen kennen en openhartig belijden; tot\'dat einde kunnen
wij het volgende gebed doen:
O heilige God! die altijd bereid zijt de zondaars
in genade te ontvangen en hen te sparen, aan.
schouw barmhartig mijne ziel, die, na zoo menig-
vuldige zonden, op nieuw tot u wederkeert, om
door uw heilig Sacrament vergiffenis te bekomen.
Verleen mij hiertoe de noodzakelijke voorbereiding;
verlicht mijn verstand, opdat ik al mijne zonden
kenne, vermurw mijn hart, opdat zij mij waarlijk
berouwen, en bestuur mijne tong, opdat ik ze alle
opregt bicchte, en daarvan vergiffenis bekome; laat
niet toe, dat mijne eigenliefde mij verblinde!
Heilige Maria, Moeder der genade en toevlugt
der arme zondaars! bid nu voor mij, opdat ik deze
heilige biecht wel moge doen, en door haar de
vergiffenis en de genade, om mijn leven te bete-
ren, moge bekomen.
OEFENING VAN BEROUW VÓÓR DE BIECIIT.
Gij ziet voor uwe oogen, o oneindig groote
God! den verrader, die u zoo dikwijls beleedigd
heeft, maar die u ootmoedig om vergiffenis bidt:
„een hart dat zich voor u verootmoedigt, verwerpt
gij niet." (Psalm 50.)
-ocr page 54-
48
VOOKBEKEIDING
Ik dank u, dat gij mij tot heden ton bewaard
hebt, en dat gij mij niet in de zonden hebt laten
sterven. Door de verdiensten van Jesus Christus
hoop ik, wijl gij, o mijn God! mij tot nu toe ge-
duldig verdragen hebt, dat gij mij in deze biecht
alle zonden vergeven zult, die ik begaan heb. Mijne
zonden berouwen mij, o mijn God! het doet mij
groot leed, dat ik ze heb begaan, wijl ik daardoor
de hel verdiend en den hemel verloren heb. Maar
zij berouwen mij niet alleen, omdat ik daardoor
de eeuwige straffen heb verdiend; neen, zij zijn mij
leed, omdat ik u, de oneindige goedheid, daardoor
beleedigd heb. Ik bemin u, o mijn opperste goed !
en wijl ik u bemin, ben ik bedroefd over de beleedi-
gingen, die ik u heb aangedaan. Ik heb u verlaten;
ik heb u de eer, die u toekomt, niet bewezen; ik
heb do genade, uwer vriendschap veracht; ik heb u,
O Heer ! vrijwillig verloren. Vergeef mij, om de
liefde tot Jesus, al mijne zonden, ik beween die
uit geheel mijn hart, ik verzaak ze. O mijn God!
niet alleen de doodzonden bedroeven mij, maar ook
de dagelijksche zonden, omdat ik u door deze ook
beleedigd heb. Ik neem voor, van u in het toeko-
mende niet meer vrijwillig te beleedigen. Ja, mijn
God! liever wil ik sterven dan nog te zondigen.
Zoo wij eene zonde biechten , waarin wij dikwijls vallen .
moeten wij niet alleen het vaste voornemen maken van die
niet meer te begaan , maar wij moeten ook besluiten de
gelegenheid daarvan te vermijden, en onzen biechtvader
verzoeken, dat hij een krachtig middel aanwijze om ons te
beteren.
GEBED NA DE BIECHT.
O mijn allerwaardigste Jesus • welke groote
dankbaarheid ben ik u niet schuldig! ik hoop, dat
-ocr page 55-
40
NA DB BIECHT.
gij mij door de verdiensten van uw bloed, mijne
zonden vergeven hebt. Ik dank u daarvoor uit ge-
hoel mijn hart; ik brand van verlangen, om uwe
barmhartigheid in den hemel eeuwig te prijzen.
Tot nu toe, o mijn God! heb ik u dikwijls ver-
loren, maar in het vervolg wil ik u niet meer
verliezen, ik wil van leven veranderen, gij ver-
dient al mijne liefde; ik wil niet meer van u vcr-
wijderd worden; ik heb u beloofd liever te sterven
dan u nog te belcedigen: ik vernieuw nu mijne
belofte, en wil ze houden. — Ik beloof u de ge-
legenheid der zonden te vlugten, en het volgend
middel aan te wenden (hier noemt men dit middel)
om niet meer te zondigen. Maar gij kent mijne
zwakheid, o mijn God! geef mij de genade om u
getrouw te blijven tot den dood toe, en help mij,
zoo dikwijls ik bekoord word , tot u mijne toevlugt
te nemen. Help mij, o Maria! gij zijt de Moeder
der volharding, in u stel ik al mijne hoop.
«§oc§»
ia
3
-ocr page 56-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
YOOE, DE HEILI3E COMMUIIE.
BEMERKING OVER DB VOORBEREIDING BIJ DE
U. COMMUNIE.
Nergens, zegt de II. Franciscus de Sales, toont
zich onze Goddelijke Zaligmaker beminnelijker
nergens geeft hij grootere bewijzen zijner liefde
dan in de II. Communie: daar vernietigt hij zich ,
om zoo te spreken; daar wordt hij voedsel, om
zich met de zielen, ja, zelfs met het ligchaam der
geloovigen te vereenigen; daarom is er ook, vol-
geus den geleerden Gerson, geen krachtiger mid-
del dan de heilige Communie om de godvruchtig-
heid en de liefde Gods in de harten te ontsteken.
Willen wij aan God behagen! Als wij hem in
de H. Communie ontvangen, bezorgen wij hem za-
ker de grootste vreugde, dewijl de liefde, volgens
den II. Dionysius, naar vereeniging tracht, ener
is geeno grootere vereeniging dan de vereeniging
van cene ziel met Jesus in de II. Communie; daarom
zegt ook onze Zaligmaker zelf: „Die mijn vleeseh eet
en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik in hem\'\'(Joan.
lB.) Indien gij dagelijks de goddelijke Sacramenten
met godvrucht ontvangt, zegt de II. Augustinus
zult gij meer en meer in de liefde Gods toenemen.
Zoeken wij een middel tegen de zwakheden on-
zer ziel, nergens kunnen wij een krachtiger vinden
dan in de II. Communie, die door de kerkvergadering
van ïrente een behoedmiddel genoemd wordt, „het-
-ocr page 57-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ.             51
welk ons van de uagelijksche zonden zuivert en
voor de doodzonden bewaart."
Hoe komt het dan, vraagt de kardinaal Hona,
dat velen, na zoo vele Communiéu, zoo weinig
voortgang in de deugd maken, en altoos in vroegere
zonden hervallen? Niet in het voedsel, antwoordt
hij, ligt de oorzaak daarvan, maar in den staat, in
welken nieu dit ontvangt. — In het. boek der Spreu-
ken vraagt de wijze Salomon : „Kau iemand vuur
in den boezem verbergen, zonder zijne kleederen te
branden?" (Prov. G, 27.) God is een verslindend
vuur, dat hij zelf in onze harten, ia de II. Com-
munie, ontsteekt. Hoe is hot dan mogelijk, vraagt
Wilhelmus, Bisschop van Parijs, dat in het midden
van zulk een vuur zoo vele zielen koud, zonder
het minste gevoel der goddelijke liefde blijven?
l)e slechte voorbereiding is er alleen de schuld
van: droog hout brandt snel; maar nat hout,om-
dat het slecht is, brandt moeijelijk. De heiligen
werken zeer gezegend in de H. Communie, omdat
zij zich zorgvuldig voorbereidden. De H. Aloysius
van Gonzagua bereidde zich drie dagen lang tot
de H. Communie, en hij besteedde denzelfden tijd
om God daarvoor te bedanken.
Als wij ons tot de IL Communie voorbereiden,
moeten wij bijzonder twee dingen voor oogen hou*
den: „Wij moeten trachten ons meer en meer van
de schepselen te onthechten en vurig verlangen
in de liefde Gods aan te groeijen.
Daarom moeten wij beginnen met alle verkleefd-
heid aan de aardsche dingen te verzaken, met al-
les uit ons hart te verbannen, wat God niet is.
„Christus zegt, die gewasschen is, heeft niets an-
ders noodig, dan dat zijne voeten gewasschen wor-
-ocr page 58-
52                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
den." (Joan. 13.) Volgens do uitlegging van den
H. Bernardus beteekent dit, dat men, om voordeel
uit dit goddelijk Sacrament te trekken, niet alleen
zuiver van groote zonden, maar ook aan de voe-
ten rein moet zijn, dat is: rein zijn van de aard-
sche neigingen, welke, dewijl zij ons aan de aarde
hechten, God zeer mishagen, de ziel besmeuren
en de zegenrijke uitwerkingen der heilige Com-
munie beletten. De H. Gertrudis aan den Heer
vragende, hoe zij zich tot de heilige Communie
moest voorbereiden, antwoordde hij haar: „Ik
verlang niets anders dan dat gij, wanneer gij mij
ontvangt, geheel ledig van u zelve zijt."
Maar om met voordcel te communiceren, moe-
ten wij ook een groot verlangen hebben om Jesus
en zijne heilige liefde te ontvangen. „Alleen de-
gene, zegt Gerson, die hongerig tot deze heilige
ïaiel nadert, wordt verzadigd." De H. Maagd Ma-
ria had dit reeds gezegd: „hij heeft de hongerigen
met zijne goederen vervuld." Gelijk Jesus, volgens
het zeggen van Avila, eerst op de aarde wilde ko-
men, toen het verlangen naar hem het allervu-
rigst was, en men hem overal verwachtte, zoo
wil hij ook nu niet tot eene ziel komen, die geen
verlangen heeft om hem te ontvangen, dewijl het
niet betaamt eene kostbare spijs te geven aan den-
gene, die er een\' walg van heeft.
Eens zeide Jesus tot de H. Mechtildis; de drift,
waarmede eene bij zich aan de bloemen hecht om
or den honig uit te zuigen, is een zwak af beeldsel
van de liefdevolle verlangens, die ik heb om mij
aan de zielen in mijn Sacrament te schenken. Daar
alzoo de wensch van Jesus; om in ons hart te
komen, zoo groot is, is het ook redelijk, dat wij
-ocr page 59-
VOOR DE n. COMMUNIE.                      53
ook, als wij communiceren, vurig verlangen hem
en zijne liefde te ontvangen. Volgens den H. Fran-
ciscus de Sales moet het voorname doel eener ziel,
die communiceert, daarop gerigt zijn , om in de
liefde Gods aau te groe\'jen, want het betaamt,
dat men dengene uit liefde ontvange, die alleen
uit liefde zich geheel aan ons geeft.
OEFENING VAN GELOOI\'.
„Zie, hij komt springende over de bergen, hup-
pelende over de heuvelen." (Gez. II. 8.) Gij wilt
dan in het allerheiligste Sacrament u geheel met
mij vereenigen, allerminnelijkste Jesus! Maar he-
laas! welke vernederingen hebt gij moeten onder-
gaan om nu tot mij te kunnen komen. Gij zijt God!
en gij zijt mensch geworden; gij zijt het oneindige
Wezen, en gij zijt een kind geworden; gij zijt
de Heer aller dingen, en gij zijt een slaaf gewor-
den: gij zijt uit den schoot van uwen hemelschen
Vader nedergedaald in den schoot eener Maagd; gij
verliet den troon uwer heerlijkheid, om u aan een
kruis te laten hechten , en heden daalt gij nog op
nieuw van den hemel in mijn hart neder.
„Zie, mijn Beminde staat achter den muur, hij
blikt door het venster, eu ziet door de traliën.
(Gez. II. 9.) Zie, lieve ziel, dezelfde Jesus, die,
aan het kruis hangende, uit liefde tot ons stierf,
blijft nu, door dezelfde liefde tot u ontvlamd, ver-
borgen in het allerheiligste Sacrament. — Even als
een teedere bruidegom, die wederliefde verwacht,
blijft Jesus in de Hostie verborgen, gelijk achter
eene geslotene tralie; hij ziet door hetzelve zonder
gezien te worden. Hij beschouwt u nu: hij ziet, hoe
gij u voorbereidt, om zijn heilig ligchaam te ont-
-ocr page 60-
54                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
vangen; hij ziet wat gij zoekt, wat gij verlangt,
wat gij bemint, welke genade gij hem vragen zult,
of welk geschenk gij voorgenomen hebt hom op te
dragen. Bereid u dus, o lieve ziel! om Jesus te
ontvangen; zeg hem met een hart vol geloof: Nog
weinige oogenblikken, o mijn lieve Verlosser! en
gij komt in mijn hart; o miju verborgen God! wien
de tneesto menschen miskennen, kom tot mij ! ik
geloof, dat gij in het allerheiligste Sacrament des
Altaars waarlijk tegenwoordig zijt; ik belijd dit
mijn geloof uit geheel miju hart; ik aanbid u in
dit Sacrament als mijnen Heer en mijnen God;met
vreugde zou ik mijn leven geven voor de belijdenis
dezer waarheid ; gij komt om mij met genade te
vervullen, en u geheel met mij te vereenigen: hoe
groot moet dan mijn vertrouwen op uwe liefdevolle
komst zijn !
OEFENIN3 VAN HOOP.
Vergroot uw hart, mijn lieve ziel! Jesus kan u
met alle goederen verrijken; hij bemint u zoo zeer;
hoop dan groote genade van uwen Zaligmaker, die
vol teederheid tot u komt. Ja, allerzoetste Jesus!
gij zijt mijne hoop, ik verdacht van uwe liefde
tot mij, dat, daar gij u heden geheel aan mij geeft,
gij de schoone vlammen uwer goddelijke liefde in
mijn hart zult ontsteken, en dat gij mij den op-
persten wensch van u (e behagen, zult inprenten,
opdat ik in het toekomende alleen wille, wat gij wilt.
OEFENING VAN LIEFDE.
O mijn God, mijn God! gij alleen zijt de ware
vriend mijner ziel, kondet gij meer doen om mijne
liefde te winnen, dan voor mij te sterven? God-
-ocr page 61-
55
VOOK DE H. COMMUNIE.
delijke Zaligmaker! gij hebt nog dit allerheiligste
Sacrament ingesteld om u door hetzelve geheel aan
mij te geven, om u zoo naauw met een zoo ver-
achtelijk en ondankbaar schepsel te vereenigen. En
wat meer is, gij noodigt mij zelfs uit om u te ont-
vangen; gij wenscht vurig, dat. ik mij met u ver-
eenige. O oneindige, o onbegrijpelijke liefde! een
God wil zich aan mij geven! gelooft gij dit, lieve
ziel? wat doet gij dan, wat zegt gij hierop? O
God, o liefdewaardige, oneindige God! gij alleen
verdient de liefde uwer schepselen; ik bemin u
uit geheel mijn hart, ik bemin u bovenal, ik be-
min u meer dan mij zelven, meer dan mijn leven.
Mogt ik u toch van allen bemind zien; koude ik
toch maken, dat alle harten u beminden , gelijk gij
het verdient! Ik bemin u, allerliefdewaardigste God,
en, om u te beminnen, vereenig ik mijn arm hart
met de harten der Serafs, met het hart van Maria:
zoodat ik, o oneindige goedheid! u dezelfde liefde
toedraag, met welke alle Heiligen ontstoken zijn
Ik bemin u alleen, want gij alleen verdient al mijne
liefde, en gij verlangt, dat wij u beminnen. Gaat
dan uit mijn hart, gij aardsche genegenhden, gij
die God niet tot voorwerp hebt. Maria, Moede
der liefde! help mij, opdat ik mijnen Gad beminne,
hem, die zoo vurig verlangt bemind te worden.
OEFENING VAN OOTMOED.
In weinige oogenblikken, m\'jne ziel! kunt gij u
met het heilig vleesch van Jesus Christus voeden;
maar zijt gij ook waardig hem te ontvangen? o
mijn God! wie ben ik, en wie zijt gij? Ik weet
het, ik erken maar al te wel, wie gij zijt, die zich
aan mij geeft; maar gij, o mijn God ! gij ook weet,
-ocr page 62-
56                  G0DVEUCI1TIGE OEFENINGEN
wie ik ben, ik, die u aanstonds ga ontvangen! Hoe
is het mogelijk, dat gij, de oneindige zuiverheid,
verlangt in mijn hart te wonen, in dat hart, dat
zoo dikwijls uwe vijanden ontvangen heeft, dat zoo
dikwijls door de zonde is bevlekt geworden. Ik er-
ken , o Heer! uwe oneindige heerlijkheid en mijne
groote ellende: ik bloos, ik schaam mij voor u te
verschijnen; ik zou mij uit eerbied voor u willen
verwijderen. Maar indien ik u, o mijn leven! ver-
laat, warheen zal ik mij wenden, waar zal ik
gaan? Waar zal ik dan hulp zoeken, wat zal er
dan van mij geworden? Neen, neen, ik wil altijd
meer en meer tot u naderen; liet geeft u niet alleen
vreugde, wanneer ik u als mijn voedsel ontvang,
maar gij vraagt mij zelfs tot u te komen. Ik kom dan ,
allerliefdewaardigste Jesus! beschaamd over mijne
zonden en geheel verootmoedigd, maar vol vertrou-
wen op uwe barmhartigheid en op uwe liefde tot
mij, kom ik, om u heden in mijn hart te ontvangen.
OEFENING VAN BEROUW.
Hoe smart het mij, o God mijner ziel, u tot nu toe
niet bemind te hebben, ja, zelfs in plaats van u te
beminnen, zoo dikwijls, om nrjne hartstogten te be-
vredigen, uwe oneindige goedheid beleedigd en be-
droefd te hebben. Hoe smart het mij, mijn Jes;is,
dat ik uwe genade en vriendschap, dat ik zelfs u,
mijnen God! vrijwillig heb willen verliezen! Het is
mij leed uit geheel mijn hart, ik ben er ten uiterste
over bedroefd. Ik haat en verzaak alle dood- en dage-
lijksche zonden, die ik begaan heb! ik haat ze meer
dan al het ander kwaad, omdat zij u, de oneindige
goedheid, beleedigd hebben. Ik hoop, dat gij mij
reeds vergeven hebt; maar ware dit niet, zoo ver-
-ocr page 63-
57
VOOR DE II. COMMUNIE.
geef mij, alvorens ik u ontvang, wasch met uw
dierbaar bloed deze mijne ziel, in welke gij aan-
stonds komt wonen.
OEFENING VAN VERLANGEN.
Zie, mijne ziel, bet oogenblik is gekomen, op
hetwelk uw Jesus in u zijn verblijf zal nemen. Zie
den Heer van hemel en aarde, zie uwen Zaligmaker
en uwen God; hij nadert, hij is op het punt van in u
te komen. — Bereid u dan , om hem met een hart vol
liefde te ontvangen ; verlang naar hem en bid hem:
Kom, o Jesus! kom in mijn hart, dat naar u zucht;
maar eer gij u aan mij geeft, wil ik mij aan u schen-
ken; zie ik geef u dit ellendig hart over, neem
het aan en haast u om er bezit van te nemen.
Kom dan, mijn God! kom en vertoef niet, mijn
eenigste, mijn hoogste goed, mijn schat mijn le-
ven, mijne liefde, mijn al! met dezelfde liefde, waar-
mede uwe H. Moeder Maria u ontvangen heeft,
wensch ik u in mijn hart te bezitten; ik vereenig
mijne communie met de uwe, o allerheiligste Maagd ,
mijne Moeder Maria! zie, ik ben nu op het punt van
uwen goddelijken Zoon te ontvangen; ik wensch uw
hart, uwe liefde te ontvangen. Geef mij uwen Jesus
gelijk gij hem aan de herders en aan de drie konin-
gen gegeven hebt. Ik verlang hem uit uwe zuivere
handen te ontvangen. Zeg hem, dat ik uw toege-
negen dienaar ben; uw allerzoetste Jesus zal mij
dan nog meer beminnen, en zich nu tot mij ko-
mende, nog inniger met mij vereenigen.
BEMERKINGEN OP DE DANKZEGGING NA
DE H. COMMUNIE.
Geen gebed is aangenamer aan God en voordeeli-
ger aan de ziel dan de dankzegging na de U. Commu .
12
                                                           3.
-ocr page 64-
58                   GODVRUCHTIGE OEPENINGEH
nie. Het gevoelen van vele groote godgeleerden is,
dat God, gedurende den tijd dat de sacramentele ge-
daante onverteerd blijft, aan de ziel, zoo zij zich door
oefeningen van deugden daartoe bereidt, zonder op-
houden nieuwe genaden geeft; en de kerkverga-
dering van Florence leert ons hetzelfde , toen zij
verklaarde, dat het H. Sacrament dezelfde werking
heef- a\'s het aardsche voedsel, hetwelk, nadat in ei)
het genoten heeft, meer of min werkt, volgens dat
hst ligchaam min of meer wel geschikt is.
Daarom zijn de godvruchtige zielen zeer zorgvul-
dig om na de H. Communie, zoo lang het haar mo-
gelijk is, in het gebad te volharden. De eerbied -
waardige Pater Avila bad, zelfs in zijne missiön,
twee uren lang na de communie, en pater Baltha-
zar Alvares zeide, dat men een goed gebruik moet
maken van den tijd na de H. Communie, en zich
voorstellen, dat meu uit den mond van Jesus deze
woorden hoort, die hij eertijds aan zijne leerlin-
gen zeide: „Mij hebt gij niet altijd bij u,"
Men doet dan niet goed, indien men, zoo als
sommigen, terstond na de II. Communie gebeden
begint te lezen; het voordeeligsle is, alsdan ten
minste gedurende eenigen tijd, heilige overwegin-
gen in zich te verwekken en zonder boek, zich
alsdan alleen met Jesus, die in ons hart woont,
te onderhouden, en ten minste verschillende ma-
len een gebed van verzuchting of eenige oefeningen
van liefde, al waren zij altijd dezelfde, te verwek-
ken. „Drie uren lang herhaalde Jesus Christus,
in den hof der Olijven, hetzelfde gebed." (Matth.
26.) De ziel moot zoo ook na de H. Communie
zich in het gebed met Christus onderhouden en ver-
zekerd zijn dat, daar zij alsdan met Jesus vereenigd
-ocr page 65-
69
HA DE H. COMMUNIE.
is, deze godvruchtige oefeningen eene veel groo-
tere waarde hebben en van. veel grootere verdiensten
zijn, dan indien men ze op eenen anderen tijd ver-
rigtte. Bovendien is Jesus Christus in de H Com-
munie meer genegen zijne genade uit de deelen :
en de H. ïeresia zegt, dat, als Jesus in de H.
Communie in ons hart komt, hij zich in onze ziel
gelijk op eenen troon van genade bevindt, en ons
vraagt: wat wilt gij van mij? even alsof hij zei-
de: zie, lieve ziel! ik ben daarom tot ugekomen,
om u met genale te vervullen; bid derhalve om
al wat gij wilt, ik zal u geheel verhoor en. Wel-
ke schatten van genade zouden wij niet ontvan-
gen, als wij na de 11. Communie ons een uur of
ten minste een half uur met Jesus onderhielden.
Te dien einde kunnen wij aandachtig en langzaam
de volgende gebeden doen. Bovendien moeten wij
ons den geheelen dag, op welken wij gecomtiu-
niceerd hebben, met Christus, door inwendige ge-
beden, vereenigd houden.
NA DE HEILIGE COMMUNIE.
OEFENING VAN GELOOF.
Mijn God heeft mij bezocht! mijn Jesus heeft zij-
ne woning in mijne ziel genomen! mijn allerzoet-
ste Jesus is in mijn hart! hij is gekomen , opdat
hij aan mij en ik aan hem zij! zoo is dan Jesus
aan mij, zoo ben ik dan aan hem! Ja, Jesus is
geheel aan mij, ik ben geheel aan hem!
O oneindige goedheid, o oneindige barmhartig-
heid, oneindige liefdel een Gjd vereenigt zich
met mij, een God wil geheel aan mij zijn! Wat
zult
gij dan nu doen, mijne ziel! gij, die zoo in-
-ocr page 66-
CO                     GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
nig met Jesus verbonden, die één met Jesus ge-
worden zijt! Wilt gij hem niets zeggen, wilt gij
niets met uwen God, die in u tegenwoordig is,
spreken? Verwek dan uw geloof op nieuw; denk,
dat de Engelen hunnen God, die in u woont, aan-
bidden, en aanbid hem ook: keer u inwendig tot
uwen Jesus en verdrijf alle andere gedachten ; ver-
zamel al uwe liefdegevoelens, offer ze aan uwen
allerzoetsten Jesus, en zeg hem :
OEFENING VAN AANBIDDING.
O mijn teederste Jesus! mijne liefde, mijn onein-
dig goed, ik groet en dauk u, dat gij in mijn arm
hart gekomen zijt. — Maar ach ! mijn goede Jesus,
mijn God ! waar bevindt gij u, waar zijt gij ge-
komen? In mijn hart, in een hart, dat veel on-
reiner is dan de stal, waarin gij geboren zijt; en
dit hart, dat vol aanklevingen, vol eigenliefde en
ongeregelde neigingen is! Hoe is het mogelijk, dat
gij daarin hebt willen komen wonen ? Aeh! ik
zou u wel graag met den H. Petrus zeggen: „Ga
van mij, want ik ben een zondig mensch; ga van
mij, o heerlijke Jesus! ik verdien niet, dat een
God van oneindige goedheid in mijn hart wone :
ga van mij, en neem uwe woning in die zuivere
zielen, welke u met zulke groote liefde dienen.
Wat heb ik gezegd? Neen, o mijn Jesus! neen,
neen, verlaat mijn niet, want zoo gij mij verlaat,
ben ik verloren. Ach neen, gaat van mij niet weg,
ik omhels u, ik hecht mij naauw aan u vast, want
gij zijt mijn leven. O hoe dwaas ben ik geweest
van u, uit liefde tot de schepselen, te verlaten;
helaas welke ondankbaarheid, mijn Jesus! ik heb
u van mij verjaagd. Maar nu, o God mijner ziel
-ocr page 67-
61
NA DE H. COMMUNIE.
nu wil ik u voor immer in mijn hart houden; ja,
van nu af wil ik, dat gij geheel met mij zijt, dat
ik geheel aan u zij; ik wil, met u vereenigd, leven
en sterven. Allerheiligste Maria! Serafs, en gij,
zielen, die God met de allerreinste liefde bemint,
bidt hem, dat hij mij uwe liefde geve, opdat ik ook
mijnen lieven en zoeten Jesus gezelschap koude.
OEFENING VAN DANKZEGGING.
Ik dank u, mijn Heer en mijn God, voor de
groote genade, die gij mij zoo even bewezen hebt,
ik dank u, dat gij in mijn arm hart zijt komen
wonen; ik wenschte, dat mijne dankbaarheid met
de groote genade, die gij mij bewezen hebt, over-
eenkwame; maar hoe zou het mogelijk zijn, dat
ik, arm mensen, u op eene waardige wijze zou
kunnen danken! Pator Segneri zegt, dat de ge-
schiktste oefening van eene ziel, die gocommuni-
ceerd heeft, de verwondering is, als ze bedenkt,
wie zij ontvangen heeft. „Een God, een God is
in mijn hart gekomen; een God!.... David zeide :
Wat zal ik den Heer geven, voor al wat hij mij
gegeven heeft ? Maar ik, wat kan ik u geven,
aan u die, na mij met zoo vele weldaden overla-
den te hebbon, mij heden nog uw eigen vleesch
en bloed gegeven hebt!
O mijne ziel! dank en loof uwen God, zooveel
gij eenigzins kunt. En gij, mijne Moeder Maria !
gij, mijne heilige Patronen, mijn bewaar engel,
en gij allen, die God bemint, komt allen, die den
Heer vreest, en hoort welke groote dingen hij
aan mijne ziel gedaan heeft! komt mijnen God in
mijne plaats danken en prijzen, bewondertenlooft
hem om de groote genade, die hij mij bewezen heeft
-ocr page 68-
62                    GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
OEFENING VAN OPOPPEEING.
„Mijn welbeminde is in mij en ik in hem." (Hoogl.
2.) Indien een koning eens eenen armen herder in
zijne hut bezocht, koude hem die herder wel iets
anders dan die hut zelve, zoo als zij is, aanbieden?
Daar gij dan alzoo, mijn goddelijke koning Jesus,
de arme hut mijuer ziel hebt willen bezoeken, zoo
bid ik u om ze als uw eigendom aan te zien; ik
geef mij geheel aan u over. Ik schenk u mijne vrij-
heid en mijnen wil: „Mijn welbeminde is aan mij,
en ik aan hem; gij hebt u geheel aan mij gegeven ,
ik geef mij geheel aan u; ja, van nu af, o allertee-
derste Jesus! wil ik mij zei ven niet meer toebekoo-
ren; ik wil aan u , — geheel aan u zijn; ik wil, dat
gij de Heer mijner ziunen zijt, en dat zij mij alleen
dienen, om u te behagen, want niets kan ons, volgens
den H. Petrus van Aleantara, meer vreugde geven,
dan u, o mijn liefdewaardigste, menschlievendste en
zoetste Jesus! te behagen. Ik schenk u al de krach-
ten mijner ziel en mijns ligchaams, en ik wil, dat zij
allen en voor altijd u toebehooren: mijn geheugen
zal mij niet meer dienen, dan om uwe weldaden,
uwe liefde te gedenken; mijn verstand wil ik alleen
aanwenden, om mij aan u, die zonder ophouden op
mijn welzijn denkt, te herinneren ; mijn wil zal mij
voortaan alleen dienen, om u, mijn God, mijn zoetste
Jesus! te beminnen, om alleen te willen, wat gij wilt.
Ik offer u heden op al wat ik ben en bezit, o
allerliefdiïwaardigste Zaligmaker! ik offer u op mij-
ne zinnen, mijne gedachten, mijne genegenheden,
mijne wenschen, mijne begeerten, mijne vrijheid,
met één woord, mijn ligchaam en mijne ziel, alles
stel ik in uwe handen. Neem, o oneindige God!
-ocr page 69-
63
NA DB II. COMMUNIE.
neem dit offer aan, dat de ondankbaarste aller zon-
daars, diea de aarde ooit gedragen heeft, u op-
draagt, neem mij genadig aan, die zieli nu geheel
aan u schenk. Doe met mij, o Heer ! wat gij wilt.
Handel met mij naar uw welbehagen. Kom, ver-
slindend vuur, o goddelijke liefde ! kom in mij ver-
nietigen al wat hot mijne is en wat aan uwe zuivere
oogen mishaagt, opdat ik van nu af geheel voor
u zij, en voortaan alleen leve, om niet slechts
uwe geboden en uwen raad, maar ook al uwe
verlangens en al wat u behaagt, te vervullen.
O allerliefste en allerheiligste Maria! draag in uwe
zuivere handen dit mijn olfer aan de heilige L)rievul-
digheid op; maak, dat God het genadig aanuemeen
hij mij de genade geve, van hem tot den dood toe
getrouw te blijven. Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
OEFENING EN BEDE.
O mijne ziel! wat doet gij nu? gij moogt geen
oogenblik tijds verliezen, want liet is kostbaar, om-
dat gij nu gemakkelijk alle genaden, om welke gij
bidt, bekomen kunt. — Ziet gij niet, hoe liefderijk
de eeuwige Vader u nu aanschouwt, daar hij in
uw hart zijnen beminden Zoon, het voorwerp zij-
ner teederste liefde, ziet P Verwerp dan alle an-
dere gedachten; wek uw geloof op; vergroot uw
hart, en vraag al wat gij wilt. Hoort gij niet dat
Jesus zelf tot u zegt: „Wat wilt gij dat ik u doe !
zeg, geliefde ziel, wat begeert gij van mij? Ik ben
in uw hart gekomen om u rijk en gelukkig te ma-
ken , vraag vol vertrouwen, en gij zult alles beko-
men, wat gij verlangt! O mijn allerzoetste Jesus!
dewijl gij dan in mijn hart gekomen zijt, om uwe
genade te geven; dewijl gij wenscht, dat ik daar-
-ocr page 70-
64             GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ.
om bidde, zie, ik verlang niet de goederen dezer
wereld; ik wensen noch rijkdom, noch eer, noch
aardsche vreugde; maar geef mij, bid ik u, eene
groote droefheid over het misnoegen, dat ik u ver-
oorzaakt heb, en laat mij kennen, hoe ijdel de we-
reld is, en hoe zeer gij onze liefde verdient. Veran-
der dit hart; bewaar het van alle gehechtheid aan
aardsche dingen; geef, dat het in alles uw welbe-
hagen zoeke. Ja, mijn Jesus! dat het u altijd ver-
heuge, en het niets anders vcrlange dan uwe heilige
liefde. „Geef mij een nieuw hart, o mijn God I"
Ik verdien niet, dat mijn gebed verhoord wor-
de; maar gij, mijn allerzoetsto Jesus! die nu in
mijn hart woont, gij hebt dit voor mij verdiend;
ik bid, om uwe verdiensten, om die van uwe H.
Moeder, en om de liefde, die gij uwen hemel-
schen Vader toedraagt, verhoor mijn gebed.
»Laat ons hier een weinig stil blijven en Jesus bidden om
eenige bijzondere genaden voor ons, voor onze bloedver-
wanten, vrienden, weldoeners, enz. Laat ons ook de zon-
daars en de zielen des vagevuurs niet vergeten."
Eeuwige Vader, Jesus Christus zelf heeft ons
gezegd: „Voorwaar, ik zeg u, zoo gij den Vader
iets in mijnen naam zult vragen, zal hij het u ge-
ven." (Joan. 16.) Verhoor mij dan uit liefde tot
dezen uwen goddelijken Zoon, die nu in mijn hart
woont, en geef mij, wat ik gevraagd heb.
Mijne zoete liefde, Jesus en Maria! voor u wil
ik leven en sterven; maak dat ik geheel aan u,
en nooit meer aan mij zei ven zij.
-=§&>-
-ocr page 71-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
TOT UET ALLERliEllIGSTU
SACRAMEUT DES ALTAARS.
DIE VOOB EN NA DE II. COMMUNIE GEDURENDE, DE
U. MIS, DE VESPEKS EN HET LOl\' DIENEN KUNNEN.
LIEFDEZUCHTEN TOT JESUS CHRISTUS
IN HET
ALLERH SACRAMENT.
I.
„Gaat uit, gij dophters van Sion en aanschouwt
don koning Salomon met de kroon, waarmede zijne
moeder hem op den dag zijner bruiloft gekroond
heeft." (Hoogl. 3.) O gij, dochters der genade, gij,
godminnende zielen, gaat uit, en verlaat de duis-
ternissen der aarde, aanschouw uwen Jesus met
doornen gekroond, met eene kroon van verachting
en smart, waarmede hem zijne moeder, de godde-
looze Synagoge, op den dag zijner bruiloft, dat
is, op den dag van zijnen dood kroonde, en waar-
door hij met onze zielen aan het kruis in verbond
trad. Gaat op nieuw uit, aanschouwt hem vol liefde
en goedheid, nu hij zich met u in dit Sacrament
van liefde komt vereenigen.
O mijn lieve Jesus! hoeveel heeft het u niet ge-
kost, om u met de zielen in dit allerheiligste Sa-
crament te kunnen vereenigen ? welken bitteren en
smartelijken dood moest gij eerst niet lijden! O kom
-ocr page 72-
66                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
spoedig en vereenig u weder met mijne ziel. Er
was, helaas! eea tijd, dat zij door de zonden uwe
vijandin was, maar nu wilt gij u met haar, door uwe
genade veroenigen; kom, mijn goddelijke bruidegom ,
kom, mijn Jesus ! ik wil u niet meer verraden, ik wil
u voor eeuwig getrouw blijven. Gslijk eene bruid vol
liefde, wil ik aan niets anders denken, dan om u te
behagen. Ik wil u alleen beminnen, ik wil geheel aan
u zijn, mijn Jesus! geheel, ja, geheel aan u zijn.
II.
„Mijn welbeminde is aan mij gelijk een mirten-
boschje, (Hoogl. 1.12.) "Wanneer een mirtenboschje
afgesneden wordt, vloeit er een heilzaam sap uit;
alzoo wilde ook onze Jesus al zijn goddelijk bloed;
onder de schromelijkste smarten vergieten, om
het ons geheel tot onze zaligheid in dit brood des
levens te kunnen geien.
Kom dan, o geheimvol mirtenboschje, o mijne
zoete Jesus! die mij,\' als ik u gewond aan het kruis
aanschouw, droefheid en medelijden inboezemt; maar
als ik u in dit allerheiligste Sacrament ontvang, dan
brengt gij mij meer vreugde bij, dan een uitgelezen
druiventros aan eenen dorstige kan doen. „Mijn
welbeminde is mij eene Cy pres-druif van Engaddi3
wijnbergen." (Hoogl. I. 13.) Kom dan in mijn
hart, versterk en verzadig mij met uwe heilige
liefde! o welke vreugde bezielt mij niet, als ik
denk , dat ik nu denzelfden zoeten Jesus, die om
mij gelukkig te maken, al zijn bloed vergoten en
op het kruis voor mij heeft willen geofferd worden,
in mijn hart ga ontvangen!
O mijn Jesus! Iaat niet toe. dat ik u op nieuw
uit mijn hart verdrijve, dat ik u dwinge mij weder
-ocr page 73-
TOT UET ALLERH. SACRAMENT.                67
te verlaten. Ik wil u altijd beminnen, ik wil altijd
met u naauw veresnigd blijven, ik wil voor ecuwig
aan Jesus wezen. Jisus zal altijd aan mij zijn, ja
altijd, altijd, altijd zal hij in mijn hart wonen.
III.
„Toen de koning in zijne slaapstede was, gaf
mijn Nardus zijnen aangenamengeur." (Hoog!. 1.11.)
Als Jesus door de H. Communie in een hart komt
wonen, hoe klaar ziet en kent de ziel alsdan hare
verworpenheid aau het licht, dat deze koning des
hemels met zich brengt! Gelijk aan den Nardus, di«
de gemeenste der planten is, erkent zich de ziel voor
het nederigste aller seheps.-len; en als de ziel zich
alzoo verootmoedigd heeft, o welken liefeliJKen geur
verspreidt zij dan! en die goddelijke Koning bidt haar
alsdan zich nog naauwer met hem te vereenigen.
Wilt gij alzoo, lieve ziel, dat Jesus in u wone,
overweeg dan uwe nietigheid; bedenk wat gij zijt,
wat gij verdient; verned:r u zoo zeer gij kunt,
verjaag uit u allen eigenwaan, die Jesus van u
verwijdert, en hem verhindert tot u te komen.
Kom dan, o mijn welbominde Zaligmaker! kom
laat mij bij het licht uwer genade mijne nietigheid,
mijne ellende, mijn\' niet erkennen, opdat gij met
welbehagen iu mij moget rusten, en mij nooit meer
verlaten.
IV.
„Denk goed vanden Heer." (Wijsh. I. 1.) Waar-
om zijt gij, lieve ziel, niettegenstaande de oneindige
goedheid en liefde, die uw Zaligmnker u betoont,
zoo vreesachtig en zoo kleinmoedig? waaro\'ii mis-
trouwt gij hem? Nu gij waardig gemaakt zijt,
Jesus Christus in uw hart te ontvangen, moeten
-ocr page 74-
68                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
uwe gevoelens aan eene zoo groote genade beant-
woorden, en gij moet uw vertrouwen op de onein-
dige goedheid Gods, die zich geheel aan u gegeven
heeft, stellen. Het is waar, schrikkelijk zijn de
oordeelen Gods, maar alleen schrikkelijk voor de
hoovaardigen en voor de versteende zondaars ; de
ootmoedigen, die boetvaardigheid doen, en die wen-
sehen God te beminnen, oordeelt hij met barmhar-
tigheid, en allos wat hij hun overzendt, komt uit
een hart vol liefde en goedheid, zoodanig dat Da-
vid de oordeelen Gods overwegende, overstroomde
van vertrouwen : „Ik heb overvloedig gehoopt in
uwe oordeelen." (Ps. 118.) Zij vervulden hem met
vreugde en troost: „Uwe oordeelen zijn bemin-
nelijk." (ib.) „Ik heb uwe oordeelen overdacht, en
ben getroost geworden." (ib.) — O die groote God is
te liefdadig voor hen, die hem met liefde zoeken.
„De Heer is goed voor de ziel, die hem zoekt."
(Klaagl. 4.) O hoe liefderijk behandelt God dege-
nen, die hunnen wil aan zijnen wil zoeken te on-
derwerpen. „Hoe goed is de God van Israël voor
hen, die opregt van harte zijn. (Ps. 27.) Mijn God,
mijne liefde, mijne hoop, mijn al! ik wil niets
dan u, u alleen wil ik bezitten, om u te beminnen,
te behagen en altijd uwen wil te kunnen doen.
Maak, dat ik u vinde, dat ik uverheuge, en dat
ik u niet meer verlate. Zoo zij het. Amen.
V.
„De stem van mijnen welbeminde klopt, doe open,
mijne zuster, mijne vriendin, mijne duif, mijne
onbevlekte." (Hoogl. 5. 2.) Ziedaar de zoete stem,
die Jesus in het allerheiligste Sacrament laat hooren
aan degenen, welke hem beminnen en naar hem
-ocr page 75-
TOT HET ALLERII. SACRAMENT.                69
wenschcn. Open mij uw hart lieve ziel! zegt hij,
opdat ik er in ga en mij naauw met u vereenige;
en alsdan zult gij door uwe gelijkvormigheid met
mij, mijne zuster, door do mededeeling mijner goe-
deren, mijne vriendin, door uwe christelijke een-
voudigheid, mijne duif, en door de zuiverheid des
harten, met welk-5 ik u versieren zal, mijne onbe-
vlekte worden. Hij gaat voort en roept: „lïoe open,
want mijn hoofd is vol dauw, mijne lokken vol
naohtdruppelen."(IIoogl. 5.) Alsof hij zeide: bedenk,
o mijne beminde ziel! dat ik gedurende den langen
nacht uws zondigen levens, toen gij in de duister-
nissen en dwalingen wandeldet, op u heb moeten
wachten. Hier ben ik, en in plaats van met eenen
geest te komen, om u te straffen, kom ik, in dit
Sacrament met de haren vol hemelschen dauw, om
daardoor uwe onzuivere verlangens uit te dooven
en het vuur mijner liefde in uw hart te ontsteken.
Kom dan, o mijn welbeminde Jesus! bewerk in
mij alles wat gij van mij verlangt; ik verzaak alle
aankleving, al wat u niet is, om geheel aan u te
zijn, en opdat gij mij geheel gelijkvormig maket
aan uwen heiligen wil, gelijk gij het verlangt.
VI.
„Dat mijn welbeminde in zijnen tuin kome, ea
de vruchten zijner appelboomen ete. (Hoogl. 5.)
Met deze woorden noodigt de ziel, die wenscht te
communiceren, Jesus uit. Kom, mijne welbeminde,
zegt zij, kom in mijn arm hart, dat helaas! ge-
durende eenen ongelukkigen tijd, van u isverwij-
derd geweest, maar nu door uwe genade bekeerd,
geheel aan u is. „Dat hij kome en de vruchten
zijner appelboomen ete." Kom en proef zelf die
-ocr page 76-
70                  GODVRUGIITIGE OEFENINGEN
deugden, die gij bij uw bezoek in mijn hare plant.
Ach, mijn God om uwe oneindige heerlijkheid ,
reinig mijn hart, versier liet, ontvlam het door uwe
liefde, en rnaek het zoo schoon voor uwe oogen,
dat het eene waardige woonplaats voor u worde.
VII.
„Aan de borsten zal men u dragen." (Is. G5.) Van
het heilige Altaar roept de liefdevolle Jesus in het al-
lerheiligste Sacrament de zic-leu toe: Komt, zegt hij,
komt, drenkt u met de god lelijke melk, die ik u in
dit Sacrament bereid heb; komt, het is mijn eigen
bloed, dat ik u te drinken geef. O, roept de heilige
Chrysostoinus uit, waar vindt men wel eenenher-
der, die zijne schapen met eigen bloed laait? De
tcederst.e moeders geven zelfs hare eigene kinderen
aan vreemde voedsLers; maar gij, o goddelijke Her-
der, die van liefde tot de zielen brandt, gij wilt ons
met uw eigen bloed laven. Daarom is het, dat de H.
Catharina van Sienne, als zij tot de H. Communie
ging, een zoo groot verlangen had om zich met deze
goddelijke melk te voeden, dat zij aan een kind
geleek, hetwelk om de borst zijner moeder schreit.
Daarom is het ook, dat de bruid der Gezangen ha-
ren. welbeminde toeroept: „Uwe borsten zijn beter
dan wijn." (Hoogl. 1.); waardoor zij, volgens do
uitlegging der H. Vaders wilde zeggen, dat zij de
melk der genade, welke ons in dit Sacrament ge-
gegeven wordt, hooger achtte, dan al de vreugden
dezer wereld, die gelijk de vreugde en vrolijkheid,
welke ons de wijn geeft, vergankelijk en ijdel zijn.
Dewijl gij, o mijne lieve Jesus! mij heden in de
H. Communie met uw eigen bloed wilt laven , zoo is
het ook billijk, dat ik uit liefde tot u, alle vreugde
-ocr page 77-
TOI HET ALLERH. SACRAMENT.                71
en genoegens, dio de wereld mij aanbiedt, verzaak.
Ja, ik verzaak die, en beloof u, dat ik liever, met
u vereenigd, alle rampen wil lijden, dan van u ver-
wijderd, alle vreugden dezsr wereld genieten. In
plaats van alle genoegens, is het mij voldoende, al
mijn vermaak te vinden in u te behagen; want gij
verdient dat wij u zonder ophouden zoeken te be-
hagen, wat het ook moge kosten. Geef mij, bid ik
u, geef mij alleen uwe liefde en uwe genade, dit
is genoeg, ik ben er volkomen mede terreden.
VIII.
„Eet, vrienden, drinkt, en maakt u dronken,
mijne allerliefsten!" (Hoogl 5.) Wanneer de vrien-
den, dat is, de beginnenden in het geestelijk leven,
die nog slechts sedert korten lijd de goddelijke
vriendschap genieten, in de II. Communie liet vleesch
van J. C. nuttigen, doen zij dit met moeite: die,
welke reeds verder in de deugd gevorderd zijn ,
drinken het bloed van hunnen Zaligmaker metmin-
der moeite; maar door de allerliefsten worden de
volmaakte zielen verstaan, die, dronken van de
goddelijke liefde, deze wereld schijnen verlaten te
hebben, dewijl zij als van zich zelven, en van het
aardsche losgerukt alleen leven om haren God t-::
beminnen en hem te behagen.
Ach, mijn lieve Jesus! ik ben nog reder het
getal der onvolmaakten; maar gij wil1., dat ik vol-
maakt worde. Om mijne verledene zonden en on-
dankbaarheden, behoor ik nu nog niet onder uwe
allerliefsten; maar nog heden kunt gij mij met uwe
liefde dronken maken. „Ons toekome uw rijk.\'
Kom, mijn allerliefste Jesus! neem mijne gan-
sche ziel in uw bezit! bevestig mij in uw rijk;
-ocr page 78-
72                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
geef dat uwe liefde mij leide, dat zij alleen in mij
heersche, en dat ik aan dezelve alleen gehoorza-
me, maak mij dronken, maak mij geheel dronken
van liefde, maak dat ik mij onthechte van de schep-
selen, van mijne aardsche belangen, van mij zel-
ven, van alles, om niets meer te beminnen, dan
u alleen, mijn God, mijn schat, mijn cenig goed,
mijn al; dat ik naar u alleen zoeke, aan u alleen
denke, aan u alleen behage, Doe dit door de ver-
diensten van uw lijden. Om dit alleen bid ik u,
o mijn Jesus! verhoor mijn gebed; dit hoop ik.
IX.
„Verkwik mij met bloemen, versterk mij met
appelen, want ik kwijn van liefde." (Hoogl. 2.) De
ziel kwijnt van liefde, als zij, zich zelve en hare
neigingen vergetende, alleen bezorgd is om door
de heilige verlangens, die de bloei, en door heilige
werken, die de vruchten der goddelijke liefde zijn,
een middel voor hare liefdevolle kwaal te vinden.
O, mijn in het Sacrament verborgen God! gij
wilt dat ik geheel aan u zij: doe dan met mij vol-
gens uwen wil; geef dat ik alles vergete wat tot
uwe liefde niet behoort, vermeerder zonder op-
houden in mij het verlangen, om u te behagen;
doch maak ook, dat deze bloei niet altoos bloei
blijve; maar geef, dat hij vruchten drage, opdat
ik ook iets voor u doe en lijde, voor u, die zoo
veel voor mij gedaan en geleden hebt. O mijn God!
God mijner ziel, maak dat ik, eer ik sterf, u be-
minne, maar waarlijk beminne, dat ik zulks niet
alleen met woorden, maar ook met werken toone.
X.
„Mijn welbeminde is wit en rood, uitgekozen uit
-ocr page 79-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.                73
duizenden " (Hoogl. 5.) Wit is onze Jesus door zijne
goddelijke zuiverheid, doch rood door het vuur
zijner liefde. O onbevlekt L im Gods! vau liefde tot
mij ontstoken, wanneer zal ik u gelijken? Wan-
neer zal ik van lüfde tot u branden, gelijk gij voor
mij brandt? — Ja, nu verzaak ik alle andere liefde,
en ik heb besloten u alleen, mijn God, mijn al Ier-
zoetste Jesus, mijn eenig goed, te beminnen. Weg,
schepselen, wat wilt gij van mij? Gaat en zoekt de
liefde van diegenen, welke naar u verlangen: ik wil
niets dan God alleen! Gol alleen wil ik mijn hart
en aan hem alleen mijne genegenheden schenken.
XI.
„De goedheid en menschlievendheid van God,
onzen Zaligmaker, heeft zich getoond." (Tit. 8.) De
H. Paulus zegt, dat toen God mensch werd, hij
de wereld een bewijs zijner liefde tot den mensch
gaf. Maar daar Jesus Christus in dit H. Sacrament
onder ons blijft, toont hij, hoe ver de tcederheid
zijner liefde zich tot ons uitstrekt: want schijnt het
niet eene dwaasheid, vraagt de H. Augustinus, als
hij zegt: eet mijn vleesch, drinkt mijn bloed! alsof
hij zeide: ziet menschen, om u te toonen , hoe zeer
ik u bemin, wil ik, dat gij u met mijn vleesch voedt.
O heilig geloof, wie had dit ooit durven verlangen,
wie zou dit zelfs ooit hebben durven denken, zoo
Jesus dit zelf niet gewild en uitgevoerd had? Toen
eenigen der leerlingen van Jesus uit zijnen eigen
mond vernomen hadden, dat hij hun zijn ligchaam
tot spijs wilde geven, zeiden zij dat dit al te hard
was, en dat zij het niet konden hooren, noch ge-
looven: „dit gezegde is hard, wie kan het hooren?"
(Joan. 5.) En inderdaad, dewijl zij het niet wilden
12
                                                         4
-ocr page 80-
74                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
gelooven, verlieten zij hem. En het is nogtans zoo;
Jesus Christus is wezenlijk, uit liefde tot ons, in
het allerheiligste Sacrament tegenwoordig. En voor
alles, wat Jesus voor ons gedaan heeft, verlangt
hij niets dau onze liefde, gelijk de Heer eertijds aan
zijn volk te kennen gaf: en nu Israël, wat vraagt
de Heer uw God anders van u, dan dat gij hem
bemint en uit geheel uw hart dient? (Deut. 19).
O mijn allerliefdewaardigste Jesus! welke groote
dingen belooft en geeft gij niet aan hem, die u be-
jnint: gij belooft hem uwe liefde: „Ik bemin die,
welke mij beminnen." (Prov. 8.) Gij belooft hem uwe
omhelzingen, ofschoon hij u vroeger den rug gekeerd
heeft. (Zach. 1.) Gij belooft hem , met den Vader en
den H. Geest voor altijd in zijn hart te komen wonen :
„Die mij bemint, zal van mijnen Vader bemind wor-
den. — En wij zullen tot hem komen, en in hem
wonen." (Joan. 13.) O mijn Jesus! kondet gij den
menschen meer beloven, kondet gij hun meer geven,
om hen tot wederliefde te bewegen? Ik heb u verstaan,
o lieve Zaligmaker! gij wilt mijne liefde. Welaan, ik
bemin u uit geheel mijn hart; maar zoo ik u nog
niet bemin, gelijk gij het verlangt, o leer mij u be-
minnen, gelijk gij wenseht van mij bemind te wor-
den. Ja, allerzoetste Jesus ! maak dat ik u beminne;
geef mij wat gij beveelt, en beveel dan wat gij wilt.
XII.
„Geef geen acht, dat ik bruin ben, want de zon
heeft mijne kleur veranderd." (Hoogl. 1.) Het vuur
mijner hartstogten, zegt de heilige Bruid, heeft
mij ontsteld. Ook ik , lieve Jesus ! moet dit van mij
zeggen: „Ik ben zwart, maar schoon." (Hoogl. 1.)
Ja, o mijn Zaligmaker! ik ben zwart door mijne
-ocr page 81-
TOT HET ALI.ERII. SACRAMENT.                75
slechto werken, maar door uwe verdiensten, o
zoete Jesus! ben ik schoon. Ia dien tijd, toen ik
alleen en van u verwijderd was, was ik zwart;
maar nu ik met u vereenigd ben, heeft uwe ge-
nade, uwe liefde, mij rein gemaakt. Ja, mijn Je-
sus! dit hoop ik , ik dank en prijs er u voor. — Sta
niet toe, dat ik u nog ooit verlieze en u op nieuw
hatelijk worde. Ik bemin u, o oneindige schoonheid,
ik wil, dat mijne ziel altijd schoon blijve, opdat
zij altijd aan uwe goddelijke oogen behage, ten
einde gij haar in eeuwigheid moget beminnen.
XII.
„Trek mij naar u, zoo zullen wij loopen op den
reuk uwer zalven." (Hoogl. ].) Daar ik, lieve Je-
sus! zoo lang ik hier op aarde ben, mij niet tot
u kan verheffen, zoo wilt gij tot mij nederdalen,
om u in dit H. Sacrament van liefde met mij te ver-
eenigen. Trek mij dan, o mijn Heer en mijn God!
trek mij geheel tot u! ik wil u niet tot mij trekken,
opdat gij mijne wenschen zoudet voldoen; neen,
ik verlang, dat gij mij met uwe zoete aanlokkelijk-
heden geheel tot u trekket, opdat ik niets anders
wensche en doe, dan wat u behaagt. Het betaamt,
dat ik al mijne neigingen aan uwen heiligen wil
onderwerpe. Vereenig mij geheel met u , opdat ik,
aan u verbonden, verlost zij van alle aardsche ge-
negenheden, met uwen bijstand in den weg der
deugden wandele, en in dit leven zoowel alj*ir|
het andere, in de vervulling van uwen heiligen wil
den vrede vinde: „Ik zal daarom in vrede slapen
en rusten.\'\' (Psalm. 4.)
XIV.
„Hij leide mij in den wijnkelder, en regelde in
-ocr page 82-
76 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
mij de liefde." (Hoogl. 2.) Door dezen wijnkelder
verstaat de H. Bu-:aventura de H. Communie, in
welke de ziel, aldaar bij haren goddelijken Koning
ingeleid, en met hem reeds verbonden, den wijn
der goddelijke liefde smaakt, welke het verlangen
tot de schepselen verzwakt, en aan de ziel eene
wel bestuurde liefde geeft. Aldaar leert men ken-
nen, dat men zich zelven matig, den naaste wel-
dadig, en God, die meer dan alle schepselen ver-
diend bemind te worden, bo/enal moet beminnen.
O mijn Koning Jesus, eenige Heer van mijn hart!
gij ziet mij reeds in dien schoonen kelder van liefde,
dat is in u zelven, ioen gij u met mij door dit Sacra-
ment van liefde vereenigd hebt. Ja, ik gevoel het, o
Jesus! gij hebt mijn hart. reeds veranderd; ik be-
speur in mij een heilig verlangen, hel welk mij vrede
geeft, die mij haat tegen de ongeregelde liefde inboe-
zemt, en mij met lief Ie tot u, o mijn God! ontvlamt.
Nadat gij mij, o zoete Jesus ! de ingangen van
dezen gelukkigen kelder geopend hebt, laat ook
niet meer toe, dat ik dezen nog verlate: nadat gij
u met mij vereenigd hebt, ga ook niet meer van
mij weg. Geef, dat ik mij immer meer en meer
van de aardsche dingen losrukke, en vereenig mij
altijd meer en meer met u op deze aarde, om eens
volkomen met u in den hemel verbonden te zijn,
alwaar ik u openlijk zal aanschouwen, en zonder
ophouden u uit al mijne krachten , de altijddurende
eeuwigheid door, zal beminnen.
XV.
„Mijn welbeminde is in mijnen tuin gegaan,—
om daarin te weiden en leliën te plukken." (Hoogl.
G.) Wijl gij dan, o mijn allerzoetsto Jesus! vanuit
-ocr page 83-
TOT IIET ALLEKH. SACRAMENT.               77
den hemel in mijne ziel zijt nedergedaald, maak
ook door uwe genade, dat gij in dezen tuin leliën
en vruchten naar uw welbehagen moogt plukken.
Vergeef mij, zoo ik u ooit bekedigd heb, en zoo ik
u ooit heb verlaten, neem mij toch nu, daar ik vol
droefheid tot u terugkom, weder aan. Geef mij de
reinheid des harten, die gij van mij verlangt, geef
mij de noodige kracht, om uwen heiligen wil te
vervullen; want alsdan zal ik u zeker behagen. Ik
offer u mijne neigingen op , en wensch en wil niets
anders dan u te verheugen.
XVI.
De bruid der Gezangen noemt haren welbeminde
„gansch verlangenswaardig." — Jesus is voor de
zielen, die hem als ware bruiden beiirinnen, altijd
verlangenswaardig, hetzij hij haar troost of droef-
heid overzendt, hetzij hij digt bij of verre van haar
is, omdat zij weten, dat hij alles uit liefde doet,
en om van haar bemind te worden. Behandel mij
dus, o mijn Jesus! gelijk het u behagelijk is; ik
wil u altijd beminnen; gij kunt mij troost of lijden
toezenden, ik weet, dat alles uit uw liefdevol hart
komt, en tot mijn welzijn is. „Mijn hart is bereid,
o mijn God! mijn hart is bereid!" Ik heb besloten,
alles, wat gij mij inboezemt met vreugde te ont-
vangen. „In alle tijden zal ik den Heer loven."
Ja, in voor- of tegenspoed altijd, altijd wil ik u
loven en beminnen, o mijd God! Na u door mijne
fconden zoo vele smarten veroorzaakt te hebben , wil
ik geenen troost zoeken: want ik verdien er geenen
meer; neen, ik wil niets zoeken dan u te behagen.
O ja, mijn Jesus ! gaarne wil ik alle straffen, die gij
mij moogt toezenden, lijden, indion gij slechts over
-ocr page 84-
78                  GODVRUCIITIGB OEFENINGEN
mij voldaan zijt. Mijn Jesus, zoete Jesus ! gij moogt
verre van of digt bij mij zijn, — gij zijt mij altijd
verlangeuswaardig, altijd lief, ja, gij kunt mij troos-
ten of bedroeven, ik wil u zonder ophouden be-
minnen, ik wil u zondor ophouden danken.
XVII.
„Wie is deze, die daar uit de woestijn opkomt:
overvloeijende van genoegens, rustende op haren
welbeminde?" (Hoogl. 8.) Welke zijn de zielen,
die, schoon zij hier nog op aarde leven, de we-
reld toch gelijk eene woestijn aanzien , en, van
de aardsche dingen onthecht, alleen in God leven,
alsof er niets in de wereld ware dan God alleen;
die hem alleen zoeken te behagen en, om zoo te
spreken, de wereld, boven welke zij zich verhef-
fen, reeds verlaten hebben, en de zoetheden ge-
nieten, die de zielen smaken, welke aan God alleen
willen toebehooren, en in hem al hare hoop stellen?
Wie zijn dio getrouwe zielen anders, dan die zich
menigmaal uit reine liefde met Jesus in het allerhei-
ligste Sacrament vereenigen! Ik ook, o mijn God! ik
wensch van die gelukkigen te zijn. Geef, door uwe
genade, dat ik, van alles onthecht, geheel aan u zij.
Van nu af zal de wereld voor mij eene wildernis zijn,
in welke ik, uit vrees van mij ergens aan eenig schep-
sel te hechten, alleen aan u wil denken, alsof gij en
ik alleen in de wereld waren. In u alleen wil ik
hopen, u alleen wil ik beminnen, mijn God, mijn
lieve God, mijne hoop, mijne liefde, mijn al!
XVII.
„Indien zij een muur is, zullen wij op dezelve
zilveren bolwerken bouwen-; is zij eene poort,
zoo zullen wij ze met cederplanken versterken."
-ocr page 85-
TOT HET ALLERn. SACRAMENT.               79
(Hoogl. 8. 9.) Dit doet Jesus, als hij in de heilige
Communie tot ceno ziel komt; hij ziet dat zij een
te zwakke muur is, om tegen de hel te kunnen
strijden, daarom versterkt hij haar door de kracht,
die hij in dit Sacrament geeft; hij versterkt haar
met zilveren bolwerken, dat is, door zijne godde-
lijke verlichtingen. Hij ziet, dat deze poort dreigt
in te storten; daarom vernieuwt en verbetert hij
haar met planken van cederhout, die kracht en
duurzaamheid beduiden, omdat cederhout hard en
onbederfelijk is. Hij geeft haar namelijk eene hei-
lige vrees en eenen grooten afkeer van de schep-
selen. Hij verleent haar de liefde tot het gebed :
heilige verlangens en bijzonder zijue goddelijke liet-
de, want dit alles zijn middelen van volharding.
„Het brood versterkt het hart der menschen."
Met deze woorden geeft Jesus ons te kennen, dat,
gelijk het aardsche brood het leven des ligehaams
onderhoudt, het hemelsche brood , dat wij in de
H. Communie ontvangen, het leven der ziel be-
waart. „Die mij eet, zal voor mij leven; die mijn
vleesch eet, die mijn bloed drinkt, blijft in mij en
ik in hem." (Joan 5.) Dit is de zoete belofte, die
Jesus dengenen doet, die hem in het allerheiligste
Sacrament ontvangen. — Ach, mijn Jesus! wie is
gebrekkiger en trouweloozer dan ik! gij weet, hoe
dikwijls ik voor mijne vijanden geweken heb, hoe
dikwijls zij ds poort, dat is, mijnen wil ingeno-
men hebben en in mijn hart gedrongen zijn, en
mij, doGr mij van uwe vriendschap te berooven,
in het grootste ongeluk gedompeld hebben. Ver-
sterk mij door uwe goddelijke verlichting en door
uwe kracht, opdat ik u niet meer uit mijn hart
verdrijve. Mijn geliefde Jesus! indien ik u in he
-ocr page 86-
80                   GODVRTJCIITIGE OEFENINGEN
vervolg nog beleedigen zoude, o, laat mij dan lie-
ver nu sterven, nu ik hoop in uwe genade en met
u vereenigd te zijn. Ik verzaak alle vertrouwen
op mijne eigene krachten, o lieve Jesus! ik wil niet
meer van u verwijderd leven. Maar zoo lang ik hier
op aarde ben, kan ik van wil veranderen en u op
nieuw, zoo als vroeger, verraden. Help mij dan,
o Jesus! en gij, allerheiligste Maagd Maiial holp
mij ook; erbarm u over mij; gij de Moeder der vol-
harding, bekom mij van Jesus deze groote genade;
bij u zoek ik, van u hoep ik , van u verlang ik die.
XIX.
„Ik heb gevonden, dien mijne ziel bemint, ik zal
hem vasthouden en niet laten gaan." (Hoogl. 3.) Zoo
moet de ziel, die met Jesus Christus in het H. Sacra-
ment /ereenigd is, spreken. Schepselen, verwijdert
u, gaat uit mijn hart. Een tijd lang beminde ik u,
omdat ik blind was; maar nu bemin ik u niet meer,
en ik kan u niet beminnen, omdat ik een ander, een
oneindig liefdewaardiger goed dan gij gevonden heb.
Ik heb mijnen Jesus in mijn hart gevonden; zijne
schoonheid het ft mij met liefde ontstoken, ik heb mij
nu geheel en al aan dezen mijnen beminde geschon-
ken, Jesus heeft mij voor zijn eigendom erkend, en
daarom behoor ik ook niet meer aan mij zelven toe.
Vaart wel, schepselen, gij hebt geen deel meer aan
mij, ik zal nooit meer aan u zijn, ik heb mij aan Jesus
geschonken, ik zal immer met mijnen Jesus vereenigd
blijven. Thans behoort hij mij, en zal altijd mijn
eigendom blijven; ik zal hem houden en niet laten
gaan. Nu ik Jesus inde II. Communie ontvangenheb,
druk ik hem aan mijn hart; voorlaan wil ik altijd door
mijne liefde aan hem vereenigd blijven en niet meer
-ocr page 87-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.                81
toelaten, dat hij zich nog van mijn hart verwijdere.
O allerbeminnelijkste Zaligmaker! gedoog, dat ik
mij zoo naauw met u vereenige, dat ik nooit meer
van u kan gescheiden worden. Zie, ik druk u aan
mijn hart, mijn Jcsus ! ik bemin u, en ik wil u
beminnen, gelijk gij het verdient. Ik wil, dat al
mijne blijdschap en al mijn troost ?ij, utebemin-
nen, u te behagen. Gebied de schepselen, dat zij
mij in vrede laten en mij niet storen; zeg hun: „Ik
bezweer u — doet haar niet ontwaken , wekt mijne
beminde niet op." (Hoogl. 3.) Ach! zoo ik zelf het
niet wil, kunnen de schepselen nooit in mijn hart
indringen, mij storen en mij van u scheiden. Ver-
sterk dan mijnen wil, vereenig mijn arm hart met
uw goddelijk hart, opdat ik alleen wille, wat gij
wilt. Doe dit, o Heer ! door uwe verdiensten. Amen.
Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
XX.
„Waai weg, noordewind, en gij, zuidewind,
kom, doorblaas overal mijnen tuin, en zijne reuk-
werken zullen zich verspreiden." (Hoogl. 4.) Weg
van mij schandelijke en verderfelijke noordewind
der aardsche genegenheden ; kom, o zoete en warme
zuidewind der goddelijke liefde, die uit het hart
van mijnen in het H. Sacrament verborgen Jesus
uitgaat; doorblaas mijn arm hart, dat Jesus reeds
tot zijnen lusthof verkozen hetft. Doorblaas het,
en alsdan zullen nieuwe en zoete reukwerken van
heilige deugden uit mij komen: o mijn teedere
Jesus! gij kunt het doen, van u hoop ik het.
XXI.
„Ik heb mijne mirre en mijne reukwerken inge-
zaïneld." (Hoog!. 5.) Een e ziel, die Jesus ont-
12
                                                        4.
-ocr page 88-
S2                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
vangen heeft, moet slechts bezorgd wezen mirre
in te zamelen, opdat zij altijd den reuk dier deug-
den, die een gevolg der versterving zijn, versprei-
den moge. „Ik heb de honigraat met zijnen ho-
nig gegeten." (Hoogl. 5, 2.) "Want de ziel, die God
alleen bemint, vergenoegt zich niet met den ho-
nig; zij wil ook de honigraat, en zegt daarom
aan haren Jesns: o Heer! uwe vertroostingen ver-
genoegen mij niet, zoo gij mij u zelven; de bron
der vertroostingen niet schenkt. De vruchten uwer
liefde vergenoegen mij niet, indien gij mij u zelven,
het voorwerp mijner liefde, niet geeft. Zoo zeg ik u
dan ook, o mijn lieve Jesus! gij alleen zijt mij ge-
noeg; ik ben bereid alle vertroostingen, die gij mij
geven kunt, te ontberen, om u alleen te bezitten , o
mijn God, mijn eenig goed! ik bemin u, niet om
mij, neen, maar om u te behagen; gij verlangt dat
ik u beminne, en gij verdient al de liefde eener ziel,
hetzij gij haar blijdschap of droefheid overzendt.
XXII.
„In eene weide heeft hij mij geplaatst, niets zal
mij daar ontbreken." (Ps. 22. 2.) O mijn geliefde
Jesus! wat zoude mij kunnen ontbreken na tot deze
tafel der liefde, alwaar gij mij met uw eigen vleesch
voedt, genaderd te zijn? „De Heer is mijn licht en
mijne zaligheid, wien zal ik vreezen?" (Ps. 26.) Wien
zou ik nog ooit kunnen vreezen, daar gij, o almag-
tige God! mijn licht en mijno zaligheid zijt? ik geef
mij geheel aan u; neem mij tot uwen dienaar aan
en doe dan met mij wat gij wilt; straf mij, behandel
mij alsof gij zeer tegen mij vergramd waart; doe
mij sterven, vernietig al wat het mijne is, ik wil
niet ophouden u met Job te zeggen: „Al dooddet
-ocr page 89-
TOT HET ALLEKH. SACRAMENT.                83
gij mij, wil ik toch op u hopen." (Job. 13. 15.)
Indien ik maar met u blijf, indien ik u maar
beminnen kan, ben ik tevreden, al behandeldet
gij mij ook nog zoo hard; ja, indien gij mij ver-
nietigdet, zou ik nog tevreden zijn, alsikudaar-
door meer konde behagen.
XXIII.
„Zie, in mijne handen heb ik n geteekend! uwe
muren zijn altijd voor mijne oogen." (Isai. 13.17.)
Zie, hoe zorgvuldig God voor onze ziel is, die hij
zich heeft uitverkoren: hij draagt haar in zijne
handen geschreven , om haar niet te vergeten; hij
voegt er bij, dat eene moeder eer haar kind ver-
getan zoude, dan hij eene ziel, die in staat van
genade is: „Indien zij het ook vergat, zal ik u toch
niet vergeten, (Isai. 49. 15.) en uwe muren zijn altijd
voor mijne oogen. „Zijn oog is op deze ziel gevestigd,
om haar te verdedigen en opdat hare vijanden haar
niet zouden schaden: „Heer, met het schild van uwen
goeden wil hebt gij ons omringd." (Ps. 5. 13.)
Onze goede God omringt ons met zijnen liefdevollen
wil, die alleen op ons welzijn bedacht is, en ons
van alle gevaren bevrijdt. O mijn God, o oneindige
goedheid, die mij meer bemint dan iemand, en mijne
zaligheid verlangt, ik geef mij geheel in uwe hen-
don over, dat mij alle hoop ontbreke, gij zult mij
toch niet verlaten. Ik weet, dat het nog groote
moeite kosten zal, eer ik zoo ver gekomen zal zijn
om uwen H. wil volmaakt te vervullen. „Heer wat
verlangt gij van mij?" dit is al, wat ik u zeggen
kan; zie, ik ben bereid en heb besloten, o all er-
zoetste Jesus! alles te doen wat n behaagt. „Uw
wil geschiede." Ik begeer niets anders te doen, dan
-ocr page 90-
84                   GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
wat gij van mij wilt. Maar lielp mij, want anders
ben ik niet in staat het minste goed te verrigten;
laat mij niet alleen kennen, wat gij van mij verlangt,
maar bewerk het ook in mij. „Leer mij uwen H. wil
volbrengen." Miak, o eeuwige Vader, dat ik in waar.
heid zeggen kan, gelijk uw Jcsus, toen hij nog op de
aarde wandelde : „Ik doe altijd, wat mijnen Vader
behaagt." O mijn God! dit wsnsch ik, dit begeer ik ,
dit hoop ik door de verd\'ensten van Jesus en Maria.
XXIV.
„Mijn kind, geef mij uw hart. (Spreuk. 24. 26.)
Zie, lieve ziel, wat uw God van u verlangt, nu hij u
bezoekt: hij wil uw hart, uwen wil, — Hij geeft zich
geheel aan u, het betaamt dan ook , dat gij u zouder
verdeeling aan hem geeft, en gij zorgvuldig bedacht
zijt om in alles zijnen goddelijken wil te volbrengen.
„Ban zal de Heer wederkeeren, en zich over u,
en over al het goed, dat gij gedaan hebt, ver-
heugen." (l)eut. 30.) Maak dat, als Jesus u op
nieuw komt bezoeken, hij zich verblijden kan ,
ziende dat gij zijnen H. wil vervuld hebt.
O mijn Jesus! ik wil u behagen, vermeerder dit
mijn verlangen, geef mij kracht, en doe immer met
mij, wat gij wilt.
XXV.
„Wat zou ik aan mijnen wijngaard nog hebben
moeten doen, dat ik niet gedaan heb! (Isai. 5.4.)
Geef acht, lieve ziel, op hetgeen uw God mij zegt:
„Wat kondc ik rog voor u doen, dat ik niet gedaan
heb ?" Uit liefde tot u ben ik mensch geworden: „het
Woord is Vleesch geworden:" ofschoon ik de Heer
aller dingen ben, ben ik een slaaf geworden: „Hij
nam de gedaante vaneenen slaaf aan." Ik heb zelfs.
-ocr page 91-
TOT HET ALLER1I. SACRAMENT.                85
gelijk een worm in eenen duisteren stal willen ge-
boren worden: „Ik ben een worm en geen mensch;"
voor u heb ik zelfs willen sterven, en dat op een
met den vloek beladen hout: „Hij is gehoorzaam
geworden tot den dood toe, ja tot den dood des krui-
ses." Konde ik meer voor u doen, dan mijn leven
voor u opofferen? „Eene grootere liefde dan deze
dat hij zijn leven voor zijne vrienden ten beste geeft,
heeft niemand" (Joan. 15. 13.) Doch mijne liefde
heeft nog iets grooters voor u uitgevonden : ja, mijne
liefde heeft nog meer voor u gedaan. Ik heb na mijnen
dood in het H. Sacrament willen blijven , om mij
geheel als voedsel aan u te geven. Zeg mij nu, wat
konde ik nog meer doen, om uwe liefde te vordienen ?
Mijn God en mijn Zaligmaker! gij hebt gelijk; wat
kan ik er u op antwoord :n. De woorden ontbreken
mij; gij hebt mij met eene al te groote goedheid be-
handeld, en ik ben jegens u al te ondankbaar geweest.
Ik bewonder uwe oneindige goedheid, ik zie mijne
ondankbaarheid in; ach! ik werp mij voor uwe
voeten neder; o mijn Jesus! heb medelijden met
mij, die uwe liefde met zulke groote ondankbaar-
heid bsloond heb. Wreek u over mij, wreek u,
maar niet met mij te verlaten; straf mij, maar
verander mij tevens; laat niet toe, dat ik nog ooit
ondankbaar zij; geef, dat ik u ten minste uit
dankbaarheid baminne, en dat ik, eer ik sterf,
uwe liefde met wederliefde vergelde.
XXVI.
„Stel mij als een zegel op uw hart." (Hoogl. 8.
7.) Vermits ik u, o mijn Jesus! mijn hart toege-
wijd heb, ia liet redelijk, dat ik u, gelijk een ze-
gel van liefde, op hetzelve stelle, opdat gij den
-ocr page 92-
86                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
ingang van alle aardscue genegenheden sluitet, en
een ieder kenne, dat mijn hart aan u is, dat gij
alleen er in heerscht. Maar, o Heer! wat kunt
gij van mij hopen, zoo gij zelf dit in mijne plaats
niet doet ? Ik kan niets anders dan u mijn hart
geven, opdat gij er naar uw welgevallen mede
handelt; zie, ik geef het geheel, ik heilig het u
toe, ik open het u, bezit het voor altijd, ik wil
er geen deel meer aan hebben. Zoo gij liet bemint,
zult gij het voor u bewaren. O, laat niet toe, dat
ik het u nog ooit ontroove. O liefdewaardige God,
o oneindige goedheid! dewijl gij zoo zeer verlangt
dat ik u beminne, bid ik u, maak dat ik u be-
minne, maak dat ik u beminne! ik wil van nu af
alleen leven om u te beminnen, en ik wil u alleen
beminnen om u te verheugen. Daar gij toch reeds
een wonder gedaan hebt, door in dit H. Sacra-
ment in mijn hart te komeu wonen, zoo doe dan
nog een ander en maak, dat ik geheel aan u zij,
maar gansch en geheel onverdeeld, zonder iets
over te houden, zoo dat ik hier op aarde en door
de altijddurende eeuwigheid zeggen kunne, dat gij
de eenige Heer mijns harten, en dat gij al mijn
rijkdom zijt: „God van mijn aandeel, God in eeu-
wiglieid."
O allerheiligste Maagd Maria! mijne hoop, help
mij, alsdan zal ik zeker verhoord worden. Amen.
Dit wensch ik, dit hoop ik, dat het zoo zij.
«&X&>
-ocr page 93-
TWEEDE DEEL.
BEZOEKEN
aan het allerheiligste Sacrament des Altaars en aan de al-
lerheiligsto Maagd Maria, voor icdoren dag der maand
om ook tot voorbereiding en dankzegging bij de heilige
Communie, bij de heilige Mis, of ook om gedurende de
Vespers en in iiet Lof te gebruiken.
Het geloof leert ons, en wij mogen daaraan niet
twijfelen, dat het ligchaam van Jesus Christus waar-
lijk onder de gedaante van brood ia de geconsacreerde
Hostie tegenwoordig is. Wij mogen ook niet vergeten
dat Christus op onze altaren is, gelijk op eenen troon
van liefde en barmhartigheid , om zijne genade uit te
deelen, en dat hij dag en nacht onder ons verborgen
blijft, om ons een bewijs zijner liefde te geven. Wij
weten, dat de H. Kerk den heiligen Sacramentsdag
met een plegtig octaaf, met uitstelling van liet hoog-
waardigste en met processién voornamelijk ingesteld
heeft, opdat de Christenen door hunnen eerbied, dank-
zeggingen en liefJebewijzen de minnelijke tegen-
woordigheid en het verblijf van Jesus Christus in het
Altaargeheim zouden erkennen en vereeren. Maar, o
God! hoe vele beleedigingen en versmadingen moest
onze Zaligmaker eertijds en hij moet nog heden in dit
Sacrament niet van dezelfde menschen lijden, om wier
liefde hij hier beneden op onze altaren heeft willen
blijven. l)e Heer beklaagde er zich eeus over aan zijne
dienares, de Z. Margaretha Alacoque , gelijk ons de
schrijver van het boek, „over de godvruchtigheid tot
het hart van Jesus," verhaalt. Op zekeren dag, als
-ocr page 94-
SS
BEZOEKEN
Margaretha voor liet hoogwaardige Sacrament kniel-
de, toonde haar Jesus zijn hart op eenen troon van
vlammen, gekroond met doornen, en op hetzelve een
kruis, en Jesus zeide haar: Aanschouw dit Hart, het-
welk de me.schen zoo zeer bemint, dat het zich niet
gespaard heeft, en noch bereid is zich voor hen op
nieuw op te offeren: en aanschouw ook, hoe demeeste
der menschen zulk eene liefde met ondankbaarheid
beloonen, en hoe zij mij met laauwheid, oneerbiedig-
heden, heil igschendingenen verachl ingen in dit Sacra-
ment van liefde bejegenen; doch dit is mij nog hetge-
voeligste, dat harten, die mij toegewijd zijn, mij op
zulke wij>.e behandelen." Daarop gebood Jesus aan
zuster Margaretha, dat, op den eersten vrijdag na het
octaaf van het allerheiligste Sacrament, een bijzondere
feestdag ingesteld wierdom zijn ainbiddelijk Hartte
eeren, opdat de Jesus minnende zielen door hare aan-
biddingen en liefdebewijzen, de mishandelingen, die
hij in dit Sacrament te ondergaan heeft, zouden ver-
goeden; en de Heer beloofde de overvloedigste genade
aan hen, welke hem op deze wijze zouden eeren.
Dit leert ons, dat Jesus Christus, gelijk hij het eer-
tijds door een\' zijner profeten gezegd heeft, zijne
vreugde vindt, onder de menschen te wonen, en dat
hij zich toch niet van hen kan scheiden , niettegen-
staande zij hem verachten en verlaten. — Ook kunnen
wij hier duidelijk zien, hoe lief zij , die hem dikwijls
bezoeken, en welke hem gaarne in de kerken, alwaar
hij in dit 11. Sacrament tegenwoordig is, gezelschap
houden, aan het hart van Jesus zijn. Christus zelf
beval aan Maria Madalena de Pazzi, hem dagelijks
drie-en-dertig malen in het allerheiligste Sacrament
te bezoeken; deze minnende bruid gehoorzaamde en
gevoelde zich, gelijk de schrijver van haar leven be-
-ocr page 95-
TOT HET ALLEKH. SACRAMENT.                8\'J
tuigt, zoozeer voor haren Zaligmaker ingenomen,dut
zij zelf met het ligchaam, zoo digt als \'t mogelijk was,
tot het altaar zocht te naderen. Konden toch die god-
vrucht igu zielen die zich zoo dikwijls met Jesus inliet
Sacrament onderhouden, in m\'jna plaats spreken, zij
zouden ons zoggen, welke genaden, welke verlichtin-
gen, welke vlammen van liefde haar aldaar gegeven
worden, welk geluk zij in de tegenwoordigheid van
haren in het H. Sacrament verborgen God genieten.
Toen de vrome dienaar Gods, de eernairdige pater
LodewijkLaNuza, vermaarde missionaris in Sicilië
nog als jongeling in de wereld leefds, was hijmeteene
zoo groote liefde tot Jesus behield, d it het scheen, dat
hij om den troost, welken hij in de tegenwoordigheid
van zijnen zoeten Zaligmaker genoot, zich niet meer
van hem kon verwijderen. Men zegt van hem, dat
toen zijn biechtvader hem verboden had langer dan
een uur voor het allerheiligste Svcrament, te blijven ,
men bemerken kon, welk geweld hij zich moest aan-
doen om, als het uur voorbij was, te gehoorzamen ,
en zich van het hart van Jesus los te rukken, even
als een kind, dat men j\'iist dan, wanneer het zich met
gretigheid heeft begonnen te laven, uit de armen
zijner moeder wegrukt; en dan, eer hij de kerk ver-
liet, bleef hij noch oenigen tijd staan, en zijne oogen
op het altaar gevestigd houdende , verdubbelde hij
zijne kniebuigingen, zoodat hij duidelijk te kennen
gaf, welke moeite het hem kostte, zich uit de zoete
tegenwoordigheid van zijnen lieven Jesus te verwijde-
ren. Men had aan den Aloysius van Gonzagua moeten
bevelen niet zoo lang voor het allerheiligste Sacra-
ment te blijven; maar zoo dikwijls bij er toen voorbij
ging, gevoelde hij zich gedwongen te blijven staan, en
konde er zich niet dan met geweld van afrukken. „Ga
-ocr page 96-
90                                   BEZOEKEH
van mij, o Heer! ga van mij," riep hij met eene tee-
dere liefde uit. De H, Franciscus Xaverius, afgemat
door de vermoeienissen en den grooten arbeid, die
hij op zijne apostolische reizen in Indië uit te staan
had, kwam zich verkwikken en uitrusten voor het
Allerheiligste. Den dag hragt hij door met de menschen
bij te staan, en den nacht met aan den voet des altaars
te bidden. Zoo deed ook de II. Franciscus Regis, die,
als hij de kerk gesloten vond, nog blijde was, dat hij,
knielende voor de kerkdeur, in regen en koude, van
verre met zijnen Zaligmaker in het H. Sacrament kon
spreken. — l)e H. Franciscus van Assise ging al zijne
moeijelijkheden en lijden aan Jesus in het allerheiligste
Sacrament mededeelen. Maar bijzonder teeder was de
godvrucht van den koning Wenceslaus, die Jesus in
het H. Sacrament zoo zeer beminde, dat hij niet alleen
met zijne eigene handen het graan en de druiven ver-
zamelde , om daarvan brood en wijn te bereiden voor
de H. Mis, maar hij ging zelfs des middernachts in den
winter zijnen Jesus in de kerken bezoeken; zijne
schoone ziel werd daar zoo zeer door de liefde Gods
ontvlamd, dat zelfs zijn ligcüaam brandde: zoodanig
dat, alshij sneeuw of ijs aanraakte, deze hunne natuur-
lijke koude verloren. De schrijver van zijn leven ver-
haalt, dat als de dienstknecht, die den koningin deze
nachtbezoeken vergezelde, zich eens bsklaagde over
zijne koude voeten, wegens de gedurige sieeuw, die
zij moesten doorbaden, de koning hem beval van in
zijne voetstappen te treden, hetgeen de dienaar deed
on gecno koude meer gevoelde.
Gij zult, beminde lezer, in deze bezoeken zelfs nog
andere voorbeelden van Godminnende zielen vinden,
die hier op aarde al haren troost vonden om zich met
Jesus in het H. Sacrament te kunnen onderhouden ;
-ocr page 97-
TOT HET ALLEKlf. SACRAMENT.               9]
gij zult zien, dat alle Heiligen dronken geweest zijn
met de teederste liefde tot deze godvrucht; hetwelk
niet te verwondereu is; want de nienschen kunnen hier
op aarde geeue grootere vreugde, geen grooter goed
dan Jesus, in het H. Sacrament vinden. — Het is
zeker, dat, na het gebruik derH. Sacramenten, het
aanbidden van Jesus Christus in het Hoogwaardigste
onder alle godvruchtige oefeningen de verhevenste ,
de aangenaamste aan God en de voordeeligste voor
ons is. Welaan dan, verzuim niet langer, deze god-
vrucht te beoefenen; verwijder u van het gezelschap
der menschen, en ga van heden af ten minste een half
uur of een kwartier uurs in eene kerk, om u met
Christus in het II. Sacrament te onderhouden. Beproef
het maar eens, en gij zult zien, hoe zoet en voor-
deelig dit is. Weet, dat de tijd, dien gij met god-
vruchtige oefeningen voor het allerheiligste Sacrament
doorbrengt, niet beter besteed kan worden, en u in
het uur des doods, ja door de gansche eeuwigheid, het
meeste zal troosten. — Weet ook, dat gij ineen kwar-
tier uurs, dat gij aan deu voet des altaars bidt, mis-
schien meer wint dan door de geestelijke oefeningen ,
die gij gedurende den ganschen dag verrigt.
Het is waar, dat Jesus, wijl hij dit beloofd heeft,
overal onze gebeden verhoort: „Vraagt, en gij zult
ontvangen." Maar zijn welbeminde leerling zegt ons
ook, dat Christus allermeest diegenen met zijne genade
verrijkt, die hem in het allerheiligste Sacrament be-
zoeken. De gelukzalige Henricus Suso was gewoon te
zeggen, dat Christus op de altaren meer dan elders het
gebel der geloovigen verhoort. Hebben dan de Heili-
gen hunne groote voornemens niet voor het heilig
Sacrament gemaakt? en wie weet of gij, die dit leest,
ook niet eens aan den voet des altaars een vast voor-
-ocr page 98-
92
BEZOEKEN
nemen zult maken van u opregt aan God te schenken.
Uit dankbaarheid lot mijnen, in het H. Sacrament,
verborgen Jesus, moet ik bekennen, dat ik het aan de
godvrucht tot het allerheiligste Sacrament, die ik
zeker flaauw en gobrekkigoefenHe, te danken heb,dat
ik de wereld, iu welke ik tot mijn ongeluk tot in mijn
26e jaar leefde, heb verlaten. Gelukkig zijt gij, indien
gij vroeger dan ik, dit doet, en u geheel aan hem geeft,
die zich geheel voor u opgeofferd heeft. Ik herhaal het
gij zult niet alleen gelukkig in de eeuwigheid wezen,
maar gij zult het ook iu deze wereld zijn. Geloof mij, al-
les is ijdelheid;feesten, chouwspelen, vergaderingen,
verlustigingen zijn de vreugden dezer wereld, maar
vredgden vol bitterheid en doornen, geloof mij, want
ik weet het door eigene, doch smartelijke ondervin-
ding, en ik kan u levens verzekeren, d«t Christus aan
eene ziel. die met een weinig godvrucht voor het
allerheiligste Sacrament knielt, meer troost geeft dan
de wereld met al hare feesten en vermaken geven kan.
Welke zuivere vreugle gevoelt men niet, als men ,
met geloof voor een altaar nedergeknield, aldaar,
niettegenstaande men somtijds maar weinig god vrucht
gevoelt, toch vertrouwelijk met Jesus kan spre-
ken, met Jesus, die daar wacht, om ons gebed te
hooren! Wel\'ien troost geeft, het niet, hem om ver-
giffenis te bidden en onze nood wend igheden te kunnen
verhalen, gelijk een vriend aan zijnen vriend, in wei-
ken hij al zijn vertrouwen steit,, hem zijne genade ,
zijne liefde, den hemel te kunnen vragen. Welk geluk,
oefeningen van liefde te kunnen verwekken tot hem,
die op het altaar zijnen eeuwigen Vader voor ons bidt;
die aldaar, uit liefde tot ons , brandt; ja, het is zijne
liefde alleen, die hen verborgen, miskend, zelfs ver-
acht , vreugde doet vinden om in en bij ons te blijven.
-ocr page 99-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.               93
Doch waartoe dienen die woorden? Beproeft en ziet.
Wat de bezoeken aan de H. Maagd Maria aangaat,
zie hier de algemeen erKende uitspraak van den H.
Bernardus: „God deelt al zijne genaden door de
handen van Maria uit." God wil niet, dat wij iets
bezitten hetgeen door d) hand van Maria tot ons
niet komt. Daarom ze^t P. Suares: Het is een al-
gemeen aangenomen gevoelen der H. Kerk, dat de
voorspraak van Maria niet alleen voordeelig, maar
noodzakelijk is om genaden te ontvangen. — Dit
gevoelen woHt zeer bekrachtigd als men bemerkt,
dat de H. Kerk deze woorden der H. Schriftuur
op Maria toepast: „Bij mij is alle hoop des levens
en der deugd: komt allen tot mij." (Eccl. 25.)
Komt allen tot mij: door mijne voorspraak moogt
gij alle goederen liopen; daarom voegt zij er bij:
„Gelukkig die mij hoort en die dagelijks aan mijne
deur waakt. (Sprsuk. 8.) Zalig hij, die zorgt van
dagelijks aan mijne deur, om mijne magtige voor-
spraak te kloppen ; want die mij gevonden heeft,
die heeft het, leven, het eeuwige leven gevonden."
(ibid.) Daarom wil de H. Kerk, en met rcgt,dat
wij Maria onze algemeene hoop noemen en be-
groeten: „Wees gegroet, onze hoop!
De H. Bernardus, die Maria den grondslag van
al onze hoop noemt, zegt dat, als wij genade zoe-
ken, wij die door Maria moeten zoeken. Want
voegt de H. Aatonius er bij, indien wij zonder de
voorspraak van Maria de genade verlangen, zou-
den wij zonder vleugels willen vliegen, en ons ge-
bed zoude onverhoord blijven."
Men leest inlut botkWederkeerigeaanmoediging
van P. Auriemma, ontelbare genaden, die Maria voor
diegenen, die haar dikwijls in eene kerk of voor een
-ocr page 100-
04                                  BEZOEKEN
beeld bezochten, bekomen heeft. Men leest de menig ••
vuldige genaden, die zij in zulke bezoeken aan den
zaligen Albertus den Groote, aan den abt Itupertus,
aan P. Suares bezorgd heeft; daar lezen wij, dat de
Moeder Gods hun, in hunne bezoeken, die groote
kennis gaf, waardoor zij tot eene zoo hooge wijsheid
en vermaardheid in de Kerk gekomen zijn. In het-
zelfde boek wordt verhaald, welke genade de jon-
geling Joannes fïerchmans, van de Sociëteit van
Jesus, van Maria ontvangen heeft; hij die haar
dagelijks in eene kapel van het Koomsch-Collegie
bezocht, en daar plegtig alle wereldsche liefde ver-
zaakte, om, na Ood, alleen Maria te beminnen.
Hij schreef deze woorden onder een liarer beelden:
„Ik wil niet rusten, zoo lang ik geene teederc
liefde tot mijne Moeder Maria bekomen heb.
Wie kan de genaden optellen, die Maria voor den
H. Bernardinus van Senen verkregen heeft? Nog jong
zijnde, ging hij dagelijks in eene kapel, digt bij de
poort der stad haar bezoeken: hij riep zonder ophou-
den, dat de liefdewaardigste Maagd zijn hart veroverd
had; hij noemde haar zijne welbeminde en liet zich
nooit van de vreugde van haar te bezoeken, berooven.
Door Maria had hij de genade bekomen van de wereld
te verzaken, en een zoo groote Heilige, een zoo
beroemde apostel van Italië te worden.
Tracht dan, beminde lezer, dagelijks als gij de
bezoeken tot het allerheiligste Sacrament doet, ook
Maria in do kerk voor een harer beelden te bezoe-
ken. Zoo gij deze godvrucht met vertrouwen en
liefde uitoefent, kunt gij groote dingen van deze
dankbare koningin verwachten, die, volgens het
zeggen van den II. Andreas van Creta, „de kleinste
dienst met de grootste genade beloont."
-ocr page 101-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.                95
OVER DE GEESTELIJKE G031IIliXIE.
Daar aan het einde van ieder bezoek de geestelijke
communie aanbevolen is, zoo is het noodzakelijk, dat
men uitlegge, waarin zij b-staat, en hoe groot het
voordeel derzeke is. — Volgens den H. Thomas»
bestaat de geestelijke Communie in eene brandende
begeerte om Jesus in het II. Sacrament te ontvan-
gen, en in eene liefdedevolle vereeniging met hem,
alsof men hein inderdaad ontvaDgen had.
De Heer gaf aan zuster FaulinaMeresca, stichteres
van het klooster St. Catharina te Napels, te kennen,
hoe aangenaam de geestelijke Communie aan God is,
en welke genade hij door dezelve uitdeelt, haar too-
nende, zoo als in de beschrijving van haar leven
verhaald wordt, twee vaten, het eene van goud en het
andere van zilver, en zeide haar, dat in het gouden
vat de sacramentele en in het zilveren de geestelijke
communién bewaard werden. Ook zeide hij aan de H.
Joanna van het H. Kruis, dat, zoo dikwijls zij geeste-
lijk communiceerde, zij dezelfde genade zoude ont-
vangen, als die, welke haar in sacramentele com-
munie zoude gegeven worden. Met één woord, het is
genoeg dat wij weten, dat de kerkvergadering van
Trente de geestelijke communie zeer aanprijst en
de geloovigen opwekt om dezelve dikwijls te doen.
Daarom communiceren alle godvruchtige menschen
zonderophoudenopdezewijze. De zalige Agatha van
het II. Kruis deed het 200 maal daags, en de H. Petrus
Le Fevre, eerste medegezel van den II. Ignatius, was
gewoon te zeggen, dat de geestelijke communie een
voornaam middel is, om met veel zegen de sacramen-
tele communie te ontvangen. Ik vermaan iedereen ,
-ocr page 102-
%                                   BEZOEKEN
die in de liefde van Jesus toenemen wil, van ten minste
eens daags op deze wijze bij het bezoek van het aller-
heiligste Sacrament, alzoo gedurende iedere Mis, te
communiceren; ja het is nog beter zoo men dit alsdan
driemaal, in het begin, in het midden en op het einde
der Mis doet. Deze oefening is veel voordeeliger dan
veel denken, en zij is tevens zeer gemakkelijk, want,
zegt de H. Joanna van het H. Kruis; zonder gemedi-
teerd, zonder gevast te hebben , zonder verlof van
zijnen biechtvader kan men geestelijk communiceren,
en men kan het zoo dikwijls doen als men wil, dewijl
er slechts eene oefening van liefde toe vereischt wordt.
WIJZE OM GEESTELIJK TE COMMUNICEREN.
Hetwelk men bij ieder bezoek herhaalt.
Mijn Jesus! ik geloof dat gij in het allerheiligste
Sacrament tegenwoordig zijt; ik bemin u boven
al, ik wensch u in mijn hart te ontvangen; maar
daar ik u niet wezenlijk ontvangen kan, kom ten
minste op eene geestelijke wijze in mijn hart; ik
omhels u, ik vereenig mij met u, alsof gij inder-
daad in mijn hart gekomen waart; laat niet toe,
dat ik mij nog ooit van u scheide.
KORTERE WIJZE OM GEESTELIJK TE COMMUNICEREN.
Ik geloof, o Jesus! dat gij in het allerheiligste
Sacrament tegenwoordig zijt, ik verlang mij met u
te vereenigen, kom in mijn hart.... Ik omhels u,
ga niet meer van mij!
GEBED
dat men gewoonlijk bij het begin van ieder bezoek van het
allerheiligste Sacrament zegt.
MijnHeer Jesus Christus ! die uit liefde tot de men-
schen dag en nacht vol goedheid en liefde in het aller*
-ocr page 103-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.                97
heiligste Sacrament tegenwoordig blijft, en allen die
u bezoeken, roept en vol liefde ontvangt: ik geloof,
dat gij in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig
zijt; ik aanbid u uit den grond van mijn\'niet, en
dank u voor zoo vele aan mij bewezene weldaden:
maar bijzonder omdat gij mij uwe H. Moeder tot
voorspreekster geschonken en mij geroepen hebt om
u in deze kerk te bezoeken. Ik groet dan heden uw
minzaam Hart, ten eerste, om u te bedanken voor
de groote genade van u hier te mogen bezoeken; ten
tweede, om alle oneer, die u van uwe vijanden in dit
Sacrament aangedaan wordt, te vergoeden! en ten
derde, om door dit bezoek op alle plaatsen u te
aanbidden, alwaar gij in dit allerheiligste Sacrament
weinig vereerd, ja, geheel verlaten zijt. O mijn Jesus !
ik bemin u uit geheel mijn hart; het berouwt mij,
uwe oneindige goedheid zoo dikwijls beleedigd te heb-
ben. Met den bijstand uwer genade maak ik een vast
besluit van u voortaan niet meer te beleedigen. Ik geef
mij geheel aan u, niettegenstaande mijne ellende, en
ik verzaak mijn eigen wil, mijne neigingen, mijne
wenschen, ja, al wat mij toebehoort. Doe van nu af met
mij en met alles wat ik heb, volgens uw welbehagen.
Ik zoek niets dan uwe heilige liefde, de volharding en
de volmaakte vervulling van uwen heiligen wil. Ik
beveel u de zielen des vagevuurs, en voornamelijk
diegenen, welke op aarde eene bijzondere god-
vrucht tot het allerheiligste Sacrament en tot de aller-
zaligste Maagd Maria gehad hebben. Ik beveel u ook
alle arme zondaars, en vereenig, o allerzoetste Zalig-
maker! al mijne genegenheden met de neigingen van
uw hart, en aldus vereenigd, offer ik die uwen eeuwi-
gen Vader op, en bid hem in uwen naam, dat hij uit
liefde tot u, mijn gebed wille aannemen en verhooren.
12
                                                        5
-ocr page 104-
98                               BEZOEKEN
EERSTE BEZOEK.
Hoor, hoe de bron aller genaden, Jesus, in het
allerheiligste Sacrament ons toeroept: „Die dorst
Leeft, kome tot mij." Hoe vele genaden hebben de
heiligen niet geput in het allerheiligste Sacrament,
aan deze bron van genaden, alwaar Christus al de
door zijn lijden verworven verdiensten uitdeelt,
gelijk de Profeet reeds door deze woorden voor-
zegd had: „Gij zult met blijdschap water uit de
bronnen des Zaligmakers scheppen."
De gravin van Teria, dat doorluchtig leerkind van
Pater Avila, werd, na de orde der H. Clara ingetreden
te zijn, om den langen tijd, dien zij voor het Hoog-
«•aardigste doorbragt, de bruid van het allerhei-
ligste Sacrament genoemd. Als men haar vroeg,
wat zij toch gedurende zoo veel uren voor het
Hoogwaardigste deed, antwoordde zij: Ik zou daar
do geheele eeuwigheid willen blijven: vindt men
dan in het allerheiligste Sacrament wezenlijk God
niet, die het genot der gelukzaligen is! Men vraagt
wat men er doet? Men bemint, men looft, men
dankt, men bidt. Wat doet een arme in de tegen-
woordigheid eens rijken, een kranke bij eenen ge-
neesheer, een dorstige bij eeno heldere bron, een
hongerige aan eene weivoorziene tafel."
O mijn liefdewaardigste, mijn zoetste, mijn aller-
liefsle Jesus, mijn leven, mijne hoop, eenig voorwerp
mijner liefde, hoeveel heeft het u niet gekost om bij
ons in dit H. Sacrament te kunnen blijven ? Gij hebt
moeten sterven om onder ons op onze altaren te kuu-
nen wonen. En die genade van met ons te blijven,
heeft men met beleedigingen beloond; uwe liefde en
uw verlangen van door ons bemind te worden, heeft
-ocr page 105-
IOT HET ALLERH. SACRAMENT. 99
er u echter niet van kunnen afschrikken. Kom dan, o
mijn Jesus! kom in mijn hart; sluit het voor die schep-
selen, die deel zouden willen nemen aan eene liefde,
welke u alleen toekomt, endie ik ugeheel wil schenken.
— Heersch over mij, o zoete Zaligmaker! maak, dat
ik alleen aan u zij; en zoo ik u somtijds niet spoedig
gehoorzamen zou, straf mij streng om mij des te
bereidwilliger te doen zijn, om uwen heiligen wil te
volbrengen. Geef, dat ik niets anders verlange en geene
andere vreugde zoeke, dan u te verheugen, u dikwijls
op de altaren te bezoeken, mij met u te onderhouden
en u in de H. Communieteontvangen. Dat hij, die wil,
andere goederen zoeke; ik begeer niets anders dan den
grooten schat uwer liefde. U alleen zoek ik voor het
altaar; geef dat ik mij zelven vergete om alleen aan
uwe goedheid te denken. Ik benijd uwe heerlijkheid
niet, o gelukzalige Serafs! maar wel uwe liefde tot
uwen en mijnen God; o, leer mij toeh wat ik doen
moet, om hem zoo te beminnen, zoo te behagen !
Schietgebed. Mijn Jesus, u alleen wil ik bemin-
nen, u alleen behagen.
Nu de geestelijke Communie, bladz. 96. en hierna
bidt men het volgende gebed aan Maria,
AAN MARIA.
Eene andere gelukkige bron van genade voor ons is
onze Moeder Maria, die volgens den H. Bernardus, zoo
rijk in goederen en genade is, dat er geen mensch op
aarde gevonden wordt, die daaraan geen deel heeft:
„uit hare volheid hebben wij allen ontvangen."
Volgens de woorden des Engels, was Maria vol
van genade : „Wees gegroet, vol van genade." Hier
voegde de H. Petrus Chrysologus bij, dat zij de
volheid van genade niet alleen voor zich ontving,
-ocr page 106-
100
BEZOEKEN
maar ook om die aan hare dienaren uit te deelen;
„niet alleen voor zich, maar om de zaligheid aan
de wereld te geven, ontving Maria die genade."
Schietgebed. Oorzaak onzer blijdschap, bid voor ons!
Het volgende gebed tot Maria leest men dagelijks aan liet
einde der bezoeken, om aan bare magtige bescherming
deelachtig te worden.
Allerheiligste, onbevlekte Maagd, mijne Moeder,
Maria! tot u, de Moeder van mijnen Heer, de Ko-
ningin der wereld, de voorspreekster, de hoop en
de verdedigster der zondaars, neem ik, de ellendigste
van allen, heden mijne toevlugt. Ik keer mij tot u,
o groote Koningin, bijzonder omdat gij mij van de
bewezene weldaden, bijzonder omdat gij mij van de
straf der hel, die ik zoo dikwerf verdiend heb, hebt
bewaard. Ik bemin u, o allerliefdewaardigste Ko-
ningin! en uit liefde tot u, beloof ik van u altijd
te dienen en mijn best te doen, om u nog van an-
deren te doen beminnen. Ik stel mijn vertrouweD
op u, en verwacht mijne zaligheid door uwe voor-
spraak. Neem mij tot uwen dienaar aan, en bewaar
mij onder uwe bescherming, o Moeder van barm-
hartigheid! en dewijl gij zoo magtig bij God zijt,
bevrijd mij van alle bekoringen, of bekom mij ten
minste de kracht, om ze tot mijnen dood toe te
overwinnen. Aan u vraag ik de ware liefde tot Jesus,
van u hoop ik eenen gelukzaligen dood. O mijne
Moeder! om de liefde, die gij tot God hebt, bid ik u,
sta mij bij tot het laatste oogeablik mijns levens, ver-
laat mij niet, tot dat gjj mij zalig in den hemel ziet,
alwaar ik u zal dan|en en uwe barmhartigheid,
gedurende de ganschfe eeuwigheid, verkondigen.
Amen. Alzoo hoop ik, ,»Uoq zij het.
-ocr page 107-
TOT HET ALLERU. SACRAMENT.             101
TWEEDE BEZOEK.
De godvruchtige pater Nieremberg zegt, dat,
dewijl het brood eene spijs is, die men nuttigen
of bewaren kan, Christus op de aarde onder de
gedaante van brood heeft willen blijven, om zich
niet alleen door de Communie met de zielen te ver-
eenigen, maar ook om in het Tabernakel opgesloten,
bij ons, tegenwoordig te blijven, opdat wij altijd
zijne liefde tot ons zouden indachtig zijn.
„Hij heeft zich zelven vernietigd, de gedaante van
eenen knecht aannemende," zegt de H. Paulus. Maar
wat moesten wij zeggen, als wij hem de gedaante van
brood zien aannemen ? De H. Petrus van Alcantara
zegt: „Geene tong is bekwaam om de grootheid der
liefde van Christus tot de menschen, die in staat van
genade zijn uit te drukken. Onze zoete bruidegom, de
aarde verlatende, gaf ons tot gedachtenis dit II. Sacra-
ment, in hetwelk hij zelf onder ons verblijft, opdat
zijne afwezigheid ons niet van hem scheide. Hij wilde
niet, dat een enkel gedenkteekenhemin ons geheugen
terug riep, maar hij heeft door zijne wezenlijke tegen-
woordigheid het geheugen zijner liefde tot ons willen
behouden. „Wijl gij dan, o mijn Jesus, hieropgesloten
tegenwoordig zijt, om de gebeden der ellendigen, die
bij u gehoor zoeken, te aanhooren, zoo verhoor dan
ook nu het gebed van den ondankbaarsten zondaar»
die op de aarde leeft. Ik werp mij rouwmoedig voor
uwe voeten neder, want ik erken, welk groot onregl
ik heb begaan, toen ik u mishaagd heb. Ik bid u dan
vooral, vergeef mij de u aangedane beleedigingen. U
mijn God, had ik u toch nooit beleedigd\' Weet gij ook,
waarom ik u nog bid ? Zie, ik heb ingezien hoe bemin
nenswaardig gij zijt, en daarom bemin ik u en begeer
-ocr page 108-
J02
BEZOEKEN
niets anders dan u te beminnen en u te behagen;
maar de krachten ontbreken mij om mijnen wensch
zonder uwen bijstand uit te voeren. Laat, o almag-
tige God! de Heiligen in den hemel getuigen uwer
almagt en uwer oneindige goedheid zijn, en maak
dat ik, die zoo dikwijls tegen u opgestaan ben, u
waarlijk beminne! gij kunt en wilt dit doen. Voor-
zie in alles, wat mij ontbreekt, opdat ik u waarlijk
beminne, en mijne liefdebewijzen ten minste de
beleedigingen, die ik u aangedaan heb, evenaren.
Mijn Jesus! ik bemin u, ik bemin u meer dan
mijn leven; mijn God, mijne liefde, mijn al!
Schietgebed. Mijn God, en mijn al!
De geestlijke Communie, bl. 90.
AAN MARIA.
„Laat ons met vertrouwen tot den troon der ge-
nade gaan, om voor den tijd van nood barmhartig-
heid te verwerven." De H. Antonius zegt: „Die
troon is Maria, door wie God al de genaden uit-
deelt." O allerliefdewaardigste Koningin! gij ver-
langt niets meer dan de zondaars te helpen; zie,
ik ben een groote zondaar, die tot u zijne toeviugt
neemt: help mij derhalve, help mij spoedig!
Schietgebed. Van den H. Augustinus. Eenige
toeviugt der zondaars! ontferm u mijner.
Hier volgt het gewone gebed, bl. 100.
DERDE BEZOEK.
„Mijne vreugde is, onder de kinderen der menschen
te zijn." Zie, hoe Jesus, niet tevreden van uit liefde tot
ons gestorven te zijn, nog na zijnen dood bijons in het
allerheiligste Sacrament heeft willen blijven. Hij ver-
zekert ons, dat hij zijne vreugde vindt onder de men-
-ocr page 109-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 103
schen te zijn. „O menschen, roept de H. Thercsia ui ,
hoe kunt gij toch eenen God beleedigen, die u ver-
klaart, dat hij bij u zijne vreugde vindt." Jesus vindt
bij ons zijne vreugde, en wij vinden geene vreugde bij
Jesus! en bijzonder wij, die de eer hebben in zijn huis
te wonen. Welk groot eerbewijs denkt een onderdaan
niette ontvangen, aan wien do koningeene woonplaats
in zijn eigen paleis aanwijst! Maar is dan dit niet het
paleis van onzen Koning? Wonen wij dan niet in dit
huis met Jesus Christus\':1 Danken wij hem dan en
trekken wij ons voordeel uit de zamenleving met Jesus
Christus. O mijn Heer en mijn God! zie voor mij dit
altaar, op hetwelk gij dag en nacht uit liefde tot mij
tegenwoordig zijt, gij, die de bron aller goederen, de
geneesheer aller kwalen, de grootste schat der armen
zijt. Aanzie den ellendigst en aller zondaars, die zich
hier voor uwe voeten werpt; ik ben zwak en smeek uw
medelijden af; ontferm u mijner! Doch ik wil om mijne
ellende den moed niet verliezen, want ik zie uvan den
hemel in dit Sacrament nederdalen, en dit alleen om
mij goed te doen; ik loof u, ik dank u, ik bemin u, en
zoo gij toestaan wilt dat ik u om eene aalmoes bidde,
hoor aan wat ik noodig heb, en neem mijne bede aan:
ik wil u niet meer b:leedigen, en ik bid u van mij
licht en genate te geven, om u uit al mijne krachten
te beminnen. Mijn Heer en mijn God! ik beminuuital
mijne krachten! geef dat ik dit met waarheid en altijd
hier op aarde en door de altijddurende eeuwigheid
moge zeggen: Heilige Maagd Maria! mijne heilige
Voorspreekster bij God! heilige Engelen des hemels,
helpt mij.opdat ik mijnen allerheiligsten God beminne!
Schietgebed. Goede Herder, waar brood, Jesus,
ontferm u onzer, voed ons, bescherm on3, toon u
aan ons in het land der levenden.
De geestelijke Communie, bl. 96.
-ocr page 110-
104
BEZOEKEN
AAN MAEIA.
„Harebandenzijn banden van zaligheid." (Eccl. C.)
De godvruchtige Belbarto zegt: De liefde tot Maria
is eene keten, met welke wij tot de eeuwige zalig-
heid opklimmen." Laat ons onze Koningin bidden, dat
zij ons immer meer en meer aan de keten der liefde,
aan het vertrouwen in hare voorspraak vastbinde.
Schietgebed. O genadige, o barmhartige, o zoete
Maagd Maria!
Het gewone gebed, bl. 100.
VIERDE BEZOEK.
„Uw omgang heeft niets bitters, en uw gezelschap
niets verdrietigs." (Wijsh. 8.) De vrienden der wereld
vinden zoo veel vermaak bij elkander, dat zij geheelc
dagen verliezen door met elkander te spreken. Hij
alleen, die Jesus niet bemint, vindt verdriet bij hem
in dit H. Sacrament, want de Heiligen vonden daar
den hemel op aarde. De H. Teresia zeide eens aan
eene harer kloosterzusters, aan welke zij na haren
dood verscheen: „Wij in den hemel, en gij op de
aarde moeten elkander gelijken in reinheid en lief-
de, wij in het genieten, en gij in het lijden; want
hetgeen wij in den hemel voor de Godheid zelve
doen, moet gij op aarde voor het allerheiligste
Sacrament verrigten." Het allerheiligste Sacrament
is dus onze hemel op aarde.
O onbevlekt Lam! gij, die u voor ons aan het kruis
geofferd hebt, gedenk, dat ik ook eene van die zielen
ben, die gij met zoo vele smarten, ja, zelfs met uwen
dood hebt afgekocht. Maak, dat ik geheel aan u zij, en
sta niet toe, dat ik u nog ooit veriieze, gij, die u voor
mij geleverd hebt, en die u nog dagelijks voor mij op
-ocr page 111-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             105
het altaar opoffert. O Jesus! maak, dat ik geheel
aan u zij, opdat gij mij zoudet doen, wat gij wilt:
ik geef u mijnen wil over, opdat gij dien met de
zoete banden uwer liefde vastketent, en hij immer
onderdanig zij aan uwen H. wil. Ik wil niet meer
leven om mijne lusten te bevredigen, maar alleen
om aan uwe goedheid te behagen. — Vernietig in
mij al wat u mishaagt, en geef mij de genade om
voortaan aan niets anders te denken, dan hoe ik
u kan behagen, en niets anders te wenschen, dan
wat gij van mij verlangt. Ik bemin u, uit geheel
mijn hart, o zoete Jesus! Ik bemin u, omdat gij
alleen beminnenswaardig zijt. Ik ben bedroefd, dat
ik u niet bemin, gelijk gij het verdient, uit liefde
tot u zou ik willen sterven! o mijn Heer en mijn
God! ontvlam in mij het verlangen van u te be-
minnen: geef dat ik geheel aan u zij. Alzoo hoop
ik, alzoo zij het.
Schietgebed. O heilige wil Gods! ik offer mij ge-
heel aan u op.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
„Ik ben de Moeder der schoone liefde," zegt Ma-
ria; dat is: ik ben de Moeder van die liefde, welke
de zielen aan God aangenaam maakt. De H. Maria
Magdalena de Pazzi zag de allerheiligste Maagd
eenen weiriekenden balsem, die de goddelijke liefde
beteekende, uitdeelen. Door Maria alleen wordt
ons de gave der goddelijke liefde gegeven; bij
Maria alleen moeten wij die zoeken.
Schietgebed. Mijne Moeder, mijne hoop! maak
dat ik geheel aan Jesus zij.
Het gewone gebed. bl. 100.
12                                                       B.
-ocr page 112-
106
BEZOEKEN
VIJFDE BEZOEK.
„De musch vindt voor zich een woning, en de
tortelduif een nest, waarin zij hare jongen legt; ik
vind uwe altaren, Heer der heerscharen, mijn koning
en mijn God!" (Psalm 83.) De musch, zegt David,
vindt eene woning aan onze huizen, en de tortel-
duif verbergt zich in haar nest; maar, gij mijn Heer
en mijn God! gij hebt uw verblijf gebouwd, en
eene woonplaats hier beneden op de altaren gevon.
den, opdat een ieder u vinde, en om onder ons te
kunnen blijven. Waarlijk, mijn Heer en mijn God!
gij bemint de menschen al te zeer, en gij kunt niet
meer doen dan gij reeds gedaan hebt, om hen tot
wederliefde te bewegen. Maar maak nog, allerlief-
dewaardigste Jesus, dat wij ook van liefde tot u
ontvlamd worden; want het betaamt immers niet, dat
wij deze zoo groote liefde van onzen God met laauw-
heid vergelden. Trek ons door uwe liefde tot u, laat
ons altijd meer en meer inzien hoe liefdewaardig gij zijt.
O oneindige Majesteit, o oneindige goedheid, gij
hebt de menschen zoo zeer bemind ; gij hebt zoo veel
gedaan om door ons bemind te worden! hoe is het dan
mogelijk, dat er zoo weinigen zijn, die u beminnen ?
Ik wil niet meer, zoo als vroeger onder het ongeluk-
kig getal dezer ondankbaren zijn; ik heb vast besloten
u uit al mijne krachten te beminnen, en niets te be-
minnen dan u; gij verdient het, gij beveelt het mij
zoo dringend; ik wil uwen wil vervullen; bewerk, o
God mijns harten, dat ik dit volmaaktelijk doe; ik bid
er u om door de verdiensten van uw lijden, en ik hoop
dat gij mijne bede zult verhooren. Geef de goederen
dezer wereld aan hen, die ze wenschen, ik wensch en
zoek niets anders dan den grootsten schat uwer liefde.
-ocr page 113-
TOT EET ALLERH. SACRAMENT.             107
Ik bemin u, o oneindige goedheid! gij zijl al mijn
rijkdom, al mijn welbehagen, al mijne liefde.
Schietgebed. Mijn Jesus, gij hebt u geheel aan
mij gegeven, ik wil mij ook geheel aan n overgeven.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
O mijne Koningin! de H. Bernardus noemt u
„eene veroveraarster der harten," hij zegt, dat gij
met uwe schoonheid en goedheid de harten rooft!
aeh! verover, bid ik u, ook dit mjjn hart, ik
geef het u onverdeeld, opdat gij het, vereenigd
met uw hart, aan God zoudet opdragen.
Schietgebed. Beminnelijke Moeder Maria! bid
voor mij.
Hei gewone gebed. bl. 100.
ZESDE BEZOEK.
„Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn."
(Luc. J.2.) Jesus Christus ze.gt, dat men met zijne
neigingen is, alwaar men denkt eenen schat te be-
zitten. Daarom schonken de Heiligen, die geenen
anderen schat kenden noch beminden dan Jesus
Christus, hun hart en al hunne neigingen aan het
allerheiligste Sacrament. O mijn allerliefdewaardig-
ste, in het heilige Sacrament verborgen Jesus! gij,
die uit liefde tot mij hier dag en nacht tegenwoor-
dig zijt, trek, bid ik u, mijn hart geheel tot u,
opdat ik aan u alleen denke en niets beminne, niets
wensche, niets zoeke dan u alleen. Bewerk dit in
mij om uw bitter lijden, door welks verdiensten
ik op de vervulling mijner bede hoop.
O mijn Zaligmaker, mijn goddelijke Bruidegom!
hoe beminnelijk zijn de teedere uitvindingen nwer
-ocr page 114-
LOS
BEZOEKEN
liefde om de zielen te winnen! O eeuwig Woord des
Vaders! het was niet genoeg, mensch te worden en
voor ons te sterven, gij hebt zelfs in dit Sacrament bij
ons als voedsel en onderpand des eeuwigen levens
willen blijven! — Nu eens verschijnt gij onder ons als
een kind in eenen stal, dan als een arme in eene werk-
plaats, dan weder als een misdadiger op het kruis , nu
als brood op een altaar. Zeg mij, o mijn Jesus! wat
hadt gij nog meer kunnen doen om onze liefde te win-
nenl O liefdewaardige, oneindige God! wanneer zal ik
eens beginnen aan eene zoo teedere liefde te beant-
woorden! Mijn Jesus, ik wil van nu af niet meer leven
dan voor u alleen, om u alleen te beminnen. Waartoe
zou mij ook een langer leven dienen , zoo ik dit niet
besteedde om u te beminnen, om u te behagen, u, mijn
geliefde Zaligmaker! die uw leven voor mij opgeofferd
hebt? en wat zou ik ook nog anders kunnen beminnen
dan u, die de schoonheid, de goedheid, de minzaam-
heid, de liefde zelve zijt? Ik wil voortaan alleen leven
om u te beminnen: geef, dat mijn hart bij de enkele
herinnering uwer liefde, geheel aan u zij; maak dat
ik, zoo ik slechts de woorden van Krib, Kruis,
Sacrament hoor, terstond ontvlamd worde van ver-
langen om groote dingen voor u te doen, o mijn
Jesus! die al te veel voor mij gedaan en geleden hebt.
Schietgebed. Geef mij de genade, o mijn Jesus!
dat ik, eer ik sterf, iets voor u doe.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
„Ik gelijk aan eenen schoonen olijfboom in het
veld." Ik ben die schoone olijfboom, zegt Maria,
waaruit altijd olie van barmhartigheid vloeit. En
daarom sta ik in het veld, opdat allen mij zien en tot
-ocr page 115-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             109
mij vlugten. Laat ons met den H. Bernardus zeggen :
gedenk, o goedertierenste Maria! dat men nooit
gehoord heeft, dat hij, die tot u zijne toevlugt
genomen heeft, door u is verlaten geworden." Ik
zal ook die ongelukkige niet zijn, die door u verlaten
wordt, na mijne toevlugt tot u genomen te hebben.
Schietgebed. O Maria ! geef mij de genade, dat
ik altijd mijne toevlugt tot u neme.
Het gewone gebed, bl. 100.
ZEVENDE BEZOEK.
„Zie ik ben met u al de dagen tot aan het einde
der wereld." (Matth. 28.) Onze geliefde Herder,
die zijn leven voor zijne schapen gelaten heeft, heeft
zich ook na zijnen dood niet van ons willen ver-
wijderen. Zie, zegt hij, geliefde schaapjes, ik blijf al-
tijd bij u; voor u ben ik op aarde in dit Sacrament
gebleven; gij vindt mij hier om u te troosten en
u te helpen, zoo dikwijls als gij het verlangt, ik ver-
laat u niet tot het einde der wereld. Ik blijf bij u,
zoo lang gij hier op aarde blijft. „Onze goddelijke
Bruidegom, zegt de H. Petrus van Alcantara, wilde
gedurende zijne lange afwezigheid aan zijne bruid
een gezelschap geven, om haar niet alleen te laten,
en daarom stelde Hij dit Sacrament in, in hetwelk
hij zelf verblijft als in het beste gezelschap, dat
hij van eene christelijke ziel konde verkiezon."
O allermildste en allerliefdewaardigste Jesus! ik
bezoek u nu voor dit altaar; maar gij vergeldt mijn
bezoek met eene veel grootere liefde, als gij door de
heilige Communie in mijne ziel komt. Alsdan zijt gij
niet alleen in mij tegenwoordig, maar gij wordt zelfs
mijne spijs, gij vereenigt u alsdan zoo naauw met mij,
dat ik met waarheid zeggen kan: „Mijn Jesus, gij zijt
-ocr page 116-
110
3EZ0EKEN
nu geheel aan mij!" Dewijl gij u dan geheel aan mij
geeft, zoo betaamt het ook , dat ik mij geheel aan u
geve. Ik ben een nietige aardworm, en gij zijt een al-
magtige God! o God van liefde, o liefde mijner ziel!
wanneer zal ik eens niet alleen met woorden, maar
inderdaad geheel de uwe zijn ? Gij kunt dit bewerken
door de verdiensten van uw, voor mij vergoten bloed;
vermeerder in mij dit vertrouwen, en maak, dat ik,
eer ik sterf, geheel aan u zij, en mij zelven op geene
wijze meer toebehoore. Verhoor dan ook nu het gebed
eener ziel, die waarlijk verlangt u te beminnen. Ik wil
u beminnen uit al mijne krachten, ik wil alles doen
wat gij van mij verlangt, zonder eigen voordeel, zon-
der troost, zonder loon ! ik wil u dienen uit liefde,
alleen om u te behagen en om uw hart, dat mij zoo
vurig bemint, te bevredigen. Mijn loon zal zijn u,
o welbeminde Zoon des eeuwigen Vaders! te kun-
nen beminnen; ontneem mij mijne vrijheid, mijnen
wil, al wat aan mij is: ontneem mij mij zelven,
en geef mij aan u! ik bemin u, ik zoek u, ik
haak naar u, ik verlang u alleen te bezitten.
Schietgebed. Mijn Jesus, maak, dat ik geheel u
toebehoore.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MAEIA.
O onze allerwaardigste Koningin! de geheele Kerk
begroet u: „onze hoop." Daar gij aldus de hoop van
allen zijt, zoo wees ook de mijne. De H. Bernardus
noemt u den grondslag van al zijne hoop, en zegt:
„Die wanhoopt, moet nog in u hopen." Ik wil u
dan ook zeggen: O Maria, gij redt hen, die wan-
hopen, daarom stel ik al mijn vertrouwen in u.
Schietgebed. Maria, Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
Het gewone gebed, bl. 100.
-ocr page 117-
TOT HET ALLEB.H. SACRAMENT. 111
ACHTSTE BEZOEK.
Jesus zegt aan iedere ziel, die hem in het allerhei-
ligste Sacrament bezoekt, hetgeen hij aan de bruid der
Gezangen toeriep: „Sta op, nader, mijne vriendin,
mijne schoone! en kom." Ziel, die mij bezoekt, staop,
verlaat uwen ellendigen toestand, ik ben hier om u met
mijne genade te verrijken; nader, kom tot mij, gij moet
mijne heerlijkheid niet vreezen, want ik heb mij in dit
Sacrament geheel vernederd, om u alle vrees te bene-
menen om u vertrouwen in te boezemen. Mijne vrien-
din
noem ik u, want gij zijt mijne vijandin niet meer,
gij bemint mij, en ik bemin u. Mijne schoone, mijne
genade heeft u schoon gemaakt; kom, omhels mij, bid
mij om al wat gij wilt.maarmeteengrootvertrouwen.
De H. Teresia zegt s „Onze groote Koning heeft
de gedaante van brood aangenomen, en zijne heer-
lijkheid verborgen, om ons moed in te boezemen,
ten einde wij met een groot vertrouwen tot zijn
goddelijk Hart zouden naderen." Laat ons alzoo
met groot vertrouwen en met eene groote liefde
onzen Zaligmaker bezoeken, ons met hem veree-
nigen en hem om zijne genade smeeken.
Hoe groot moet mijne vreugde zijn, o eeuwig Woord
voor mij mensch geworden en hier in dit Sacrament
tegenwoordig, dat ik tot u kan komen, tot mijnen
God, de oneindige Majesteit, de oneindige goedheid
die mijne ziel zoo zeer bemint. O gij, zielen! die in den
hemel en op de aarde God bemint, bemint hem ook
voor mij! Mijne Moeder Maria, help mij hem bemin-
nen; en gij, o mijn liefdewaardigste Jesus I wees het
voorwerp van al mijne liefde, wees de Heer van mij-
nen wil, bezit hem geheel! ik geef u mijn verstand,
opdat het altoos aan uwe Godheid denke ; mijn lig-
-ocr page 118-
112                                BEZOEKEN
chaam, opdat het mij helpe u te behagen; mijn hart,
opdat het geheel aan u zij. Ik wensch, o geliefde mij-
ner ziel! dal alle menschen de teedere liefde, die gij
hun toedraagt, kenden, opdat zij voortaan alleen mog-
tenleven om uteeeren en u te verheugen,gelijk gij dit
verlangt en verdient. Maak, dat ik ten minste nooit
meer uwe oneindige schoonheid vergete. Van nu af
wil ik alles doen wat mij mogelijk is om u te behagen.
Ik neem voor, alles ten beste te geven wat gij van mij
verlangt, welke moeite het mij koste, en al moest ik
zelfs alles, ja, het leven daarom verliezen. Gelukkig
ben ik, zoo ik alles verlieze om u, mijnen God, mijn
grootste goed, mijne liefde, mijn al te winnen!
Schietgebed. Jesus, mijne liefde! neem mij ge-
heel, bezit mij geheel.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
„Indien iemand klein is, dat hij tot mij kome."
(Spreuk. 9.) Maria roept tot alle kinderen, die geene
moeder hebben, dat zij tot haar, de allerliefde-
waardigste onder al de moeders, zouden vlugten.
De godvruchtige P. Nieremberg zegt: „De liefde
van al de moeders is maar eene schaduw in verge-
lijking met de liefde van Maria tot ieder van ons."
Mijne Moeder, Moeder mijner ziel, die mij bemint,
en die na God meer dan iemand mijne zaligheid
verlangt, toon dat gij mijne Moeder zijt.
Schietgebed. Mijne Moeder, maak dat ik altijd
aan u denke!
Het gewone gebed, bl. 100.
NEGENDE BEZOEK.
De H. Joannes zegt, dat hij den Heer met eenen
gouden band omgord zag. „Ik zag iemand, die den
-ocr page 119-
10T HET ALLERH. SACRAMENT.             113
Zoon des menschen geleek.... onderde borst omgord
met eenen gouden band." (Openb. 11.) Op zulke
wijze is Jesus in het allerli. Sacrament des altaars
tegenwoordig: zijne borst is vol van de melk der
genade, die hij ons uit barmhartigheid wil mede-
deelen; en gelijk aan eene moeder, die den kin-
deren hare borsten biedt, verwacht ons ook Jesus.
„Aan de berst zal men u dragen." (Isaï. 61.)
De eerwaardige Pater Alvarez, ziende Jesus in het
allerli. Sacrament de handen vol van genade en zoe-
kende aan wien hij ze kon uitdeelen, verhaalt van de
H. Catharina van Senen, dat zij, als zij het allerh.
Sacrament ging ontvangen, met zulke groote vurig-
heid tot hetzelve naderde, dat zij aan een kind geleek,
aan hetwelk de moeder hare borst aanbiedt.
O allerliefste Zoon des eeuwigen Vaders, ik erken
dat gij het waardigste voorwerp mijner liefde zijt. Ik
wensch u zoo zeer te beminnen als gij het verdient, of
ten minste ik verlang u zoodanig te beminnen als er
op aarde eene ziel bekwaam is dit te doen. Ik weet
wel dat ik, die u verraden heb en tegen u ben opge-
staan, niet verdien u te beminnen en tot u te komen,
gelijk ik het in deze kerk doe: maar ik weet ook, dat
gij mijne liefde zoekt, ik weet, dat gij mij zegt: „mijn
zoon, geef mij uw hart." „Gij zult den Heer uwen
God, uit geheel uw hart beminnen." Ik weet, dat gij
alleen mijn leven verlengt en mij niet reeds lang in de
hel geworpen hebt, opdat ik mij geheel aan uwe liefde
schenke. Daar gij alzoo van mij nog wilt bemind wor-
den, zoo sla nu uwe oogen op mij, o mijn God ! Hier
ben ik; ik volg u, ik geef mij aan u, ik bemin u, o mijn
God! die geheel goedheid, geheel liefde zijt. Ik verkies
u voor den eenigen koning en heer van mijn arm hart;
gij wilt, dat het aan u zij, ik wil het u geven ; het is
-ocr page 120-
114
BEZOEKEN
koud, het veroorzaakt u een walg: maar zoo gij
het aanneemt, zult gij het veranderen. Verander
mij, o mijn Jesus! verander mij, ik wil voortaan
niet meer leven, gelijk ik tot nu toe geleefd heb,
te weten; zoo ondankbaar en zonder liefde, niet-
tegenstaande het oneindige getal liefdebewijzen, die
gij mij gegeven hebt, en die eene oneindige weder-
liefde verdienen. Geef, dat ik van nu af door mijne
liefde tot u mijne vorige ongetrouwheden vergoede.
Schietgebed. Mijn God! mijn God! ik wil u be-
minnen, ik wil u beminnen.
Geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
Maria gelijkt in alles aan haren Zoon Jesus, en
daarom verheugt zicli deze Moeder van barmhar-
tigheid, als zij de ellendigen kan helpen en troos-
ten. T)e begeerte van deze onze Moeder, om ge-
nade uit te deelen, is zoo groot, dat 13ernardinus
de Bustis van haar zegt, dat zij een grooter ver-
langen heeft om ons goed te doen en ons genaden
uit te reiken, dan wij, om ze te ontvangen.
Schietgebed. Wees gegroet, onze hoop !
Het gewone gebed, bl. 100.
TIENDE BEZOEK.
„Uitzinnige wereldkinderen, zegt de H. Augustinns,
ellendigen, waar gaat gij heen, om uw hart tevreden
te stellen P komt tot Jesus, want hij alleen kan u de
vreugde geven, die gij zoekt." O mijne ziel! laat u
niet tot zulk eene uitzinnigheid verleiden, zoek God
alleen. Zoek een goed, waarin alle goederenzich bevin-
den." Wilt gij Jesus terstond vinden, zie, hij isdigt bij
-ocr page 121-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             115
u, zeg hem, wat gij van hem begeert, want hij is hier
tegenwoordig om u te troosten en om u te verhooren.
De H. Teresia zegt: liet is aan iedereen nietgeoor-
loofd met den koning te spreken; wat men ten hoogste
kan hopen, is, hem zijne begeerte door eenen derde
mede te deelen; maar om met u, o koning der
glorie! te spreken, hebben wij geenen derden per-
soon noodig, gij zijt altijd bereid allen in het al-
lerheiligste Sacrament te verhooren. Ieder die wil,
vindt u altijd, en kan op het vertrouwelijkst met
u spreken. En indien men ook eindelijk toegang
tot den koning bekomt, welke moeite kost dit niet?
De koningen geven zelden in het jaar gehoor;
maar met u, o mijn God ! kan men in dit Sacra-
ment dag en nacht spreken, zoo dikwijls men wil.
O Sacrament van liefde ! zoo wel in de H. Commu.
nie, alsook wanneer gij enkel op onze altaren verblijft,
trekt gij door uwe voorbeeldelooze liefde alle "harten
tot u, die, bewogen door eene zoo oneindige goedheid,
van liefde tot u brand nde, zonder ophouden aan u
denken. Neem dan ook mijn ellendig hart gevangen ;
want het begeert a alleen te beminnen, en voortaan in
de dienst uwer liefde te leven. Van nu af geef ik al
mijne belangen, al mijne hoop, mijne neigingen, mijne
ziel, mijn ligchaam, al wat ik heb, aan uwe goedheid
over. Neem mij aan, o Heer! en doe dan met mij al
wat u behaagt. Ik wil mij niet meer beklagen, o mijne
liefde! over uwe heilige beschikkingen; ik weet, dat
zij uit uw liefdevol hart voortkomen.en dat zij tot mijn
wolzijn strekken. Het is mij genoeg , dat gij het alzoo
wilt; ik onderwerp mij aan alles in tijd en eeuwigheid.
Doe met mij wat u belieft, ik vereenig mij met uwen
wil, die geheel heilig, geheel goed, geheel volmaakt >
geheel liefdewaardig is. O wil van mijnen God! hoe
-ocr page 122-
116                                 BEZOEKEN
lief zijt gij mij! met u vereenigd, wil ik leven en ster-
yen. Uw welbehagen is mijn welbehagen, ik wil, dat
uwe wenschen ook mijne wenschen zijn. Mijn God ,
mijn God! help mij; maak, dat ik van nu af alleen
voor u leve, dat ik slechts leve om te willen wat gij
wilt, om uwen allerliefdewaardigsten wil te volgen.
Geef, dat, gelijk gij uit liefde tot mij gestorven
en mijn voedsel geworden zijt, ik ook uit liefde
tot u sterve. Ik betreur dien tijd, op welken ik,
met mijnen eigen wil te volgen, u zoo zeer mis-
haagd heb. O wil van mijnen God, ik bemin u ge-
lijk God zelven, omdat gij één zijt met God. Ik bemin
u uit geheel mijn hart, ik schenk mij geheel aan u.
Schietgebed. O wil van mijnen God, gij zijt het
voorwerp van al mijne liefde!
De geestelijke Communie, bl. 90.
AAN MARIA.
Onze groote Koningin zegt: „Ik heb rijkdommen
bij mij, om hem, die mij beminnen, te verrijken."
(Spreuk 8.) Indien wij rijk in genade willen wor-
den, zoo moeten wij Maria beminnen. Een groot
dienaar Gods noemt haar: „De schatbewaarster
der genaden. „Gelukkig hij, die met liefde en ver-
trouwen zijne toevlugt tot Maria neemt.
O mijne Moeder, mijne hoop, gij kunt mij hei-
lig maken, ik hoop het van u.
Schietgebed. AllerminzaamsteMoeder! bid voor ons.
Het gewone gebed, bl. 100.
ELÏDE BEZOEK.
„Laat ons zorgen, zegt de 11. Teresia, ons niet van
Jcoiis te verwijderen, en onzen lieven Herder Jesus
niet uit het gezigt te verliezen, want die schapen
-ocr page 123-
TOT HET ALLERII. SACRAMENT.             117
welke zich digt bij den herder houden , worden altijd
meer geliefkoosd ; zij bekomen dikwijls iets van zijne
eigene spijs. Valt de herder in slaap, dan verwijdert
het schaap zich niet, tot dat hij ontwaakt, of tot dat
het hem zelf opwekt, en alsdan ontvangt het nieuwe
liefkozingen." O mijn in het Sacrament verborgen Za-
ligmaker! zie , ik ben nu digt bij u; ik verlang niets
van u dan den ijver en de volharding in uwe dienst.
Ik danku, o heilig geloof, want gij leert en verzekert
mij, dat in het allerheiligste Sacrament des Al!aars,
in dit hemelsche brood, geen brood, maar mijn Heer
.Tesus Christus, met zijne Godheid en menschheid, uit
liefde tot mij tegenwoordig is. Mijn Heer en mijn al,
ik geloof dat gij in het allerheiligste Sacrament tegen-
woordig zijt, en alhoewel gij voor de oogen des lig-
chaams verborgen zijt, zoo erken ik u toch door het
licht van het II. Geloof indeze H. Hostie, alsden Heer
van hemel en aarde, als den Zaligmaker der wereld.
O mijn allerzoetste Jesus! gelijk gij mijne hoop, mijne
zaligheid, mijne sterkte, mijn troost zijt, zoo wil ik
ook, dat gij alleen mijne liefde, het eenige voorwerp
mijner gedachten, mijner wenschen, mijner genegen-
heden zijt. Het oneindig geluk, dat gij geniet en
in alle eeuwigheid genieten zult, geeft mij meer
vreugde dan alle goederen, die ik op aarde en in
den hemel zou kunnen bezitten. Niets verheugt mij
meer, dan dat gij, mijn Jesus, volkomen tevreden
en oneindig gelukkig zijt. Heersch, o Heer! over
mijne ziel, ik geef ze geheel aan u over, bezit ze
voor altijd; mijn wil, mijne zinnen, al de krachten
mijner ziel zullen aan uwe liefde onderworpen zijn,
en mij op de aarde alleen dienen om u te beminnen
en uwe eer te bevorderen. Op zulke wijze leefdet
gij op aarde, Moeder van mijnen Jesus! O aller-
-ocr page 124-
118
BEZOEKEN
heiligste Maria! help mij, bekom mij die genade,
dat ik van nu af leve zoo als gij, en geen ander
geluk zoeke, dan dat van geheel aan God te zijn.
Schietgebed. Mijn Jesus, maak, dat ik geheel aan
u zij, en gij geheel aan mij!
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAU MARIA.
„Gelukkig de mensch, die dagelijks aan den in-
gang van mijn huis waakt, en mij op den drempel
mijner deur gadeslaat." (Spreuk 8.) Gelukkig hij
die bij Maria, gelijk de armen bij de deur der
rijken, de genade als aalmoezen zoekt! Maar nog
gelukkiger hij, die de deugden, welke hij in Ma-
ria opmerkt, vooral hare zuiverheid en ootmoedig-
heid, tracht na te volgen.
Schietgebed. Maria! mijne hoop! kom mij te hulp.
Het gewone gebed, bl. 100.
TWAALFDE BEZOEK.
„God is de liefde; en die in de liefde blijft, blijft
in God en God in hem." Die Jesus bemint, blijft
bij Jesus, en Jesus bij hem. (Joan. I.) „Die mij
bemint, zal van mijnen Vader bemind worden, en
wij zullen tot hem komen en onze woning bij hem
nemen." (Joan. 14.)
Als de H.PhilippusNeriusde heilige Teerspijs ont-
ving, riep hij op het aanschou wen van het allerheiligste
Sacrament uit: „Ziedaar mijne liefde!" Zoo zou ook
ieder van ons in de tegenwoordigheid des allerheilig-
sten Sacraments moeten uitroepen: Ziedaar mijne
liefde, ziedaar het voorwerp van al mijne liefde op de
aarde en voor de geheele eeuwigheid! Gij hebt, o mijn
Heer en mijn God! in het Evangelie gezegd, dat gij
-ocr page 125-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 119
dengene bemint, die u bemint, en dat gij tot hem
komen, in hem wonen en hem niet meer verlaten zult.
Ik bemin u meer dan alle goederen der wereld, bemin
mij dan ook, want ik acht uwe liefde meer dan al de
koningrijken der aarde. Kom, woon in mijne arme
ziel, en sluit u in haar op, opdat gij ze niet meer
verlatet, of veeleer, opdat ik u er nooit meer uit
jage; want gij verlaat ons niet, zoo wij u niet ver-
drijven , en gelijk ik u eertijds verdreven heb, kan ik
dit nog doen. O sta niet toe, dat de wereld getuige van
zulk eene ondankbaarheid, van zulk eene gruwzame
boosheid zij, dat ik, dien gij op zulke bijzondere
wijze begunstigd hebt, u, na zoo vele aan mij bewezene
genaden, wederom uit mijn hart verdrijve. Doch dit
kan geschieden, en daarom wensch ik, zoo gij daar-
mede tevreden zijt, testerven, opdat ik, door den
dood met u vereenigd zijnde, eeuwig met u vereenigd
leve. Ik hoop van u, o mijn Jesus! dat gij mijne bede
zult toestaan. Ik omhels u, ik druk u aan mijn hart,
maak, dat ik u altijd beminne, en dat gij nooit ophou-
det mij te beminnen; ja, allerliefdewaardigste Zalig-
maker! ik wil u eeuwig beminnen, en ik hoop,
dat gij mij nooit meer uwe liefde zult onttrekken.
Ik hoop, o God mijner ziel! dat wij elkander
de altijddurende eeuwigheid door zullen beminnen.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik wil u altijd bemin»
nen, en altijd door u bemind worden.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN M A IÜA.
;,Wie in mij zijn werk doet, zondigt niet." (Ecol.
24.) Al wie in mijne dienst getrouw blijft, zegt
Maria, verzekert zich de genade der volharding;
en al wie zich toelegt, dat anderen mij ook ken»
-ocr page 126-
120
BEZOEKEN
nen en beminnen, is het eenwige leven voorbeschikt.
Ik beloof, zoo dikwijls ik de gelegenheid zal vin-
den, hetzij openlijk, hetzij in het geheim: de eer van
Maria, de godvruchtigheid tot haar te bevorderen.
Schietgebed. Heilige Maagd Maria, laat toe, dat
ik uwen lof verkondige.
Eet gewone gebed, bl. 100.
DERTIENDE BEZOEK.
„Mijne oogen en mijn hart zullen daar al de dagen
zijn." (III. Reg. 19.) JesusChristus heeft deze schoone
belofte in het allerheiligste Sacrament des Altaars, in
hetwelk hij dag en nacht bij ons blijft, vervuld. Het
zou genoeg zijn, zoo gij, o mijn Zaligmaker ! slechts
bij dag , wanneer gij aanbidders vindt, die u gezel-
schap houden, bij ons bleeft, waarom wilt gij dan ook
nog des nachts bij ons wonen, wanneer de menschen
de kerken sluiten, in hunne huizen blijven en u alleen
laten? Maar ik versta u, de liefde heeft u onzen ge-
vangene gemaakt; de groote liefde, die gij ons toe-
draagt, heeft u bewogen, om op aarde te blijven,
om ons noch bij dag noch des nachts te verlaten.
O liefdewaardigste Zaligmaker! zulk eene teedere
liefde moest toch alle menschen bewegen, om voor
de altaren bij u te blijven, tot dat men ze met
geweld van u trok, en zelfs dan moesten zij ten
minste hun hart en al hunne genegenheden aan
een\' mensch-geworden God schenken, die hier in
een tabernakel opgesloten blijft, om in onze be-
hoeften te voorzien, om ons te beminnen, en het
bezoek van de hem beminnende af te wachten.
Welaan, mijn Jesus! ik wil uwe wenschen vervul-
len. Ik geef u mijnen wil over met al mijne genegen-
heden. O oneindige Majesteit van mijnen God! gij zijt
-ocr page 127-
TOT HET ALLER11. SACRAMENT.             121
niet alleen in het allerheiligste Sacrament tegenwoor-
dig, om in het midden van ons en digt bij ons te blij ven,
maar voornamelijk om u aan uwe geliefde zielen te
geven. Maar, mijn Zaligmaker! wie zou het durven
wagen zich met uw Vleesch te spijzen? en wie zou
kunnen toestemmen zich te verwijderen, dewijl gij
alleen daarom in de heilige Hostie verborgen tegen-
woordig zijt om tot ons te komen, en ons hart geheel
te bezitten. Gij wilt, dat wij u ontvangen, gij wenscht
u met ons te vereenigen. Kom dan, o mijn Jesus! kom,
ik wensch u te ontvangen, wees de God mijner ziel en
van mijnen wil: dat al wat mij toebehoort, allerlief-
dewaardigste Jesus! aan uwe liefde opgeofferd zij !
Heersch, zegepraal over mij, vernietig en verdelg
in mij, al wat het mijne en niet het uwe is. Sta
niet toe, o mijne liefde! dat mijn hart, in hetwelk
na de H. Communie een God woont, zich wederom
aan de schepselen vastkleve. Ik bemin u, ik wil
u alleen en wel voor altijd beminnen.
Schielgelei. O mijn Jesus! trek mij tot u met
de banden uwer liefde.
De geestelijke Communie, bl. 90.
AAN MARIA.
De H. Bernardus moedigt ons aan met deze woor-
den: Laat ons de genade zoeken , maar laat ze ons
door Maria zoeken. De H. Petrus Damianus zegt van
Maria, „dat zij den ganschen schat der goddelijke ge-
nade bezit." Zij kan en wil ons verrijken. Zij zelve
biedt ons hare dienst aan, als zij zegt: „Diezwak
is, dat hij tot mij kome." (Spreuk. 7.) O allerlief-
dewaardigste, allerhoogste, allerbeminnelijkste Ko-
ningin! help eenen armen zondaar, die zich aan
u beveelt en al zijn vertrouwen in u stelt.
12
                                                        6
-ocr page 128-
122                                 BEZOEKEN
Schietgebed. Onder uwe bescherming nemen wij
onze toevlugt, o II. Moeder Gods!
Eet gewone gebed, bl. 100.
VEERTIENDE BEZOEK.
Ik hoor u, allerminzaamste Jesus! mijuitditTaber-
nakel toeroepen: hier is mijne rustplaats in eeuwig-
heid; hier zal ik wonen, dewijl ik ze gekozen heb.
(Psalm 1S1.) Daar gij al zoo uwe woning onder onsop
de altaren gekozen hebt, dewijl gij in dit II. Sacrament
onder ons verblijft, en gij uit liefde tot ons, hier uwc
rust gevonden hebt, zoo betaamt het, dat ook onze
harten zich niet meer van u verwijderen, en al hunne
, rust en vreugde bij u vinden. O hoe gelukkig zijt gij,
minnende zielen, die in de wereld geene gelukkige
rust vindt, dan u digt bij uwen, in het H. Sacrament
verborgen Jesu% te kunnen ophouden ! Gelukkig ben
ik, o mijn God! zoo ik van nu af geene grootere vreugde
vinde, dan in uwe tegenwoordigheid te zijn en altoos
aan u te denken, aan u, die in het H.Sacrament
zonder ophouden aan mij en aan mijn welzijn denkt.
O mijn Heer en mijn God! waarom heb ik zoo vele
jaren verloren, in welke ik u niet beminde ? Ongeluk-
kige jaren ! ik bejammer u, maar ik dank u, oneindige
goedheid van mijnen God! die mij, ondankbare, zoo
langen tijd geduldig verdragen hebt. Maar waarom
hebt gij u voor al mijne ondankbaarheden niet geheel
van mij afgewend? ja, waarom, o mijn God ! waarom !
opdat ik, eindelijk dooruwe barmhartigheid en liefde
overwonnen, mij geheel aan u zoude schenken. Ik wil
u niet langer wederstaan; ik wil niet langer ondank-
baar zijn, o mijn Jesus! het betaamt, dat ik u ten
minste den korten tijd, die mij nog overig blijft,
schenke. Vi. hoop, mijn Jesus! dat gij mij zult helpen ,
-ocr page 129-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.              123
opdat ik geheel aan u zij. Gij hebt mij zoo zeer begun-
stigd, als ik van u vlugtte en uwe liefde verachtte: hoe
veel te meer zal ik nu, daar ik u zoek en verlang te
beminnen, durven hopen, dat gij mij zult bijstaan.
Geef mij de genade om u te beminnen, o mijn God!
dewijl gij eene oneindige liefde verdient. Ik bemin u
bovenal, ik bemin u meer dan mijn leven; het berouwt
mij u beleedigd te hebben, o ouemdige goedheid! ver-
geef mij en schenk mij tevens de genade om u tot den
dood toe, en gedurende de geheele eeuwigheid te be.
minnen. Vertoon aan de wereld dit wonder uwer al-
magt, dat eene zoo ondankbare ziel, als de mijne, zich
bekeere, en u meer dan alle andere beminne. Verhoor
mijn gtbed, o Jesus! om uwe verdiensten. Ik begeer
slechts, en neem mij voor, gelurende mijn geheel
leven niets anders te willen. Gij, die mij dezen
wensch inboezemt, maak, dat ik hem uitvoere.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik dank u, dat gij mij
tot nu toe zoo geduldig verdragen hebt.
De geestelijke Communie, bl. 1)6.
AAN MARIA.
„Niemand, zegt de H. Germanus, wordt zonder u
zalig, o Maria!" Niemand wordt zonder u van zijne
kwalen verlost: aan niemand wordt eene gaaf toege-
staan zonder u. Tndien gij mij dan niet helpt, mijne
Koningin ! mijne hoop! zoo ben ik verloren en kan u
nooit in den hemel loven noch prijzen. Maar ik weet
mijne Koningin! dat, alle Heiligenzeggen.dat gij nooit
iemand verlaat, die tot u zijne toevlugt neemt. Hij
alleen gaat verloren, die zich tot u niet wendt. Daarom
neem ik, ellendige, nu mijne toevlugt tot u, en
stel in u al mijn vertrouwen.
Schietgebed van den H. Bernardus. Op Maria
-ocr page 130-
124                                 3EZ0EKEM
stel ik al mijn vertrouwen, zij is de grondslag
van al mijne hoop.
Het gewone gebed, bl. 100.
VIJFTIENDE BEZOEK.
„Ik ben het vuur op de aarde komen brengen, en
wat wil ik anders dan dat het brande?" (Luc. 12.)
Pater Franciscus Olympio.van de orde der Theatijnen,
zeide, dat niets op aarde het vuur der goddelij ke liefde
meer in de harten ontvlamt, dan het allerheiligste
Sacrament des altaars. Daarom vertoondezichdeHeer
aan de H. Catharina van Senen in het H. Sacrament
als eenen gloeijenden oven, waaruit beken der godde-
lijke liefde stroomden, die zich over de geheele aarde
verspreiden ; maar hetgeen die Heilige in de grootste
verbaasdheid bragt, was, dat de menschen na zoo
eene liefde van God tot hen nog leven konden,
zonder van liefde te branden. Mijn Jesus! maak,
dat ik van liefde tot u verteerd worde, maak,
dat ik aan u alleen denke, niets wensche en zoekc
dan u alleen. O hoe gelukkig zou ik zijn indien
het heilige vuur uwer liefde mij geheel verteerde,
indien de aardsohe genegenheden, hoe ouder ik
wordt, immer meer en meer in mij verminderden!
O goddelijk Woord, o mijn Jesus ! ik zieu uit liefde
tot mij op het altaar geheel opgeofferd, vernietigd en
verdelgd. Het is billijk, dat gelijk gij u, als een slagt-
offer van liefde, voor mij hebt willen opdragen, ik mij
ook geheel voor u opoffere. Welaan, mijn Heer en
mijn God! ik offer u mijne ziel op, ik offeru mij zel-
ven, mijnen wil, mijn leven op! Ik vereenig dan mijn
gering en arm offer, o eeuwige Vader! met het onein-
dige offer, dat uw Zoon en mijn Zaligmaker, Jesus
Christus, u eens aan het kruis opgedragen heeft, en
-ocr page 131-
TOT HET ALLERII. SACRAMENT.             125
dat hij nog dagelijks op de altaren vernieuwt. Neem
dan, om de verdiensten van Jesus, dit mijn offer aan ,
en geef mij de genade van het dagelijks te vernieuwen;
laat mij sterven en mij volmaakt aan u opofferen! ik
bid u om de genade , die gij aan zoo vele martelaars
gegeven hebt, van uit liefde tot u te sterven; maar
indien ik zulke genade niet waardig ben, geef ten min-
ste, o Heer! dat ik u mijnen wil en mijn leven opoffere,
met, aan uwen heiligen wil onderworpen, den dood
aan te nemen,dien gij voor mij bestemd hebt. Tk wensch
deze genade, o Beer, ik wil sterven om u te eeren, om
u te behagen; ik offer u nu mijn leven op, en ik draag
uvan nu af mijnen dood, welke hij ook zijn moge, en
wanneer hij mij ook overkome, tot zoenoffer op.
Schietgebed. Mijn Jesus! ik wil sterven om u te
behagen.
De geestelijke Communie, bl. 90.
AAN MARIA.
Gedoog, dat ik u nog eens met den H. Bernardus
toeroepe: „o mijne allerzoetste Koningin! gij zijt de
grondslag van al mijne hoop:" en met den H. Joannes
Damasccnus: „Op u heb ik al mijne hoop gesteld!"
Gij moet mij, o Maria! de vergiffenis mijner zonden ,
de genade der volharding tot den dood toe en de be-
vrijding van het vagevuur bekomen. Die zalig worden,
worden het door uwe voorspraak: gij moet mij derhalve
zalig maken, o Maria ! „dien gij wilt, zal zalig zijn."
zegt de H. Bonaventura. Zoo gij wilt, zal ik zeker
zalig worden! want gij bekomt de zaligheid voor
allen, die u aanroepen. Zie ik roep tot u en zeg:
Schietgebed. Zaligheid van hen die u aanroepen,
maak mij zalig.
Bet geicone gebed, bl. 100.
-ocr page 132-
LS6
BEZOEKEN
ZESTIENDE BEZOEK.
Zoo de menschen in hun lijden immer hunne toevlugt
tot het allerheiligste Sacrament namen, zouden zij
zeker niet in zulk eenen droevigentoestand blijvenals
zijnuzijn. De Profeet Jere^nias riep meteene klagende
stem uit: „Is er dan geen balsem in Galaad\'r1 is er dan
geen geneesheer te vinden ?" De berg Galaad, in
Arabic, die overvloeit van welriekende balsem, is,
volgens den eerbiedwaardigen Bcda, een afbeeldsel
van Jesus Christus, die ons in dit Sacrament alle
hulpmiddelen voor ouze kwalen aanbiedt. Waarom
beklaagt gij u, kinderen van Adam, schijnt onze Za-
ligmaker onstoete roepen, waarom beklaagt gij uover
de grootheid onzer kwalen, daar gij in dit Sacrament
den geneesheer en het, hulpmiddel tegen dezelve vindt?
„Komt allen tot Liij, ik zal u verkwikken." — O mijn
allerzoetste Jesus! met de zusters van Lazarus roep
ik u toe: „Zie hij, dien gij li(f hebt, is krank."
Ik ben de ellendige, dien gij bemint, mijne ziel is
door de zonden verwoud; ik kom tot u, goddelijke
Geneesheer, help mij, gij kunt. het, zoo gij wilt;
genees mijne ziel, want ik heb tegen ugezondigd!
Trek mij, allerlif fste Jesus! met het teeder ge-
weld uwer liefde geheel tot u; uwe liefde is mij
kostbaarder dan de heerschappij over de geheele
wereld. Ik begeer niets anders dan uwe liefde! ik
kan u maar weinig geven : maar indien ik alle ko-
ningrijken der wereld konde bezitten, ik zou die
slechts daarom willen, om ze, nit liefde tot u, te kun-
nen verzaken. Ja , mijn allerliefste Jesus! uit liefde
tot u, verzaak ik al wat. ik heb: bloedverwanten, vrien-
den, voldoeuingen, gemak en 2elfs alle geestelijke ver-
troostingen; ik verzaak mijne vrijheid, mijnen wil,
-ocr page 133-
TOT HET ALLERII. SACRAMENT.                      <
aan u wil ik al mijne liefde schenken! ikbeminu,
o oneindige goedheid, ik bemin u meer dan mij zel-
ven, en ik hoop u in aüe eeuwigheid te beminnen.
Schietgebed. Mijn Jesus, ik geef mij aan u, neem
mij aan.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
Gij, o mijne Koningin! hebt zelve aan de H.Brigitta
gezegd: zoo dikwijls de menscli zondigt, indien hij
met een waar verlangen van zich te beteren, tot mij
komt, ben ik terstond bereid hem te ontvangen; want
ik zie niet op de menigte zijner zonden, maar op
de goedheid van zijnen wil. Ik weiger niet zijne
wonden te verbinden en te genezen, want men noemt
mij te regt: Moeder van barmhartigheid. Zoo gij
mij dan kunt en verlangt te genezen, o Maria!
aanzie mij, die nu tot u kom. Genees de menig-
vuldige wonden mijner ziel; want indien gij één
woord aan uwen Zoon zegt, zal ik genezen zijn.
Schietgebed. O Maria! heb medelijden met mij.
Het gewone gebed, bl. 100.
ZEVENTIENDE BEZOEK.
De zielen, die beminnen, kennen geene grootere
vreugde dan daar te zijn , waar zij het voorwerp hun-
ner liefde vinden. Beminnen wij waarlijk Jesus; ziet,
wij zijn in zijne tegenwoordigheid ; Jesus, in het al-
lerheiligste Sacrament, ziet en hoort ons: hebben wij
hem dan niets te zeggen ? Wij moet n in zijne tegen-
woordigheid troost, vinden; wij moeten ons verheugen
over zijne glorie en over de liefde, die zoo vele aan.
bidders des allerlieiligsten Sacraments tot Jt3usgevoe-
ien; wij moeten wenschen, dat alle menschen Jesus
in het hoogwaardigste beminnen en hunne harten op-
-ocr page 134-
128
BEZOEKEN
offeren. Wij moeten hem ten minste al onzegenegen-
heden schenken; hij moet al onze liefde, het voorwerp
van al onze verlangens zijn. Pater Salesius, van de
Sociëteit van Jesus was getroost in al zijn lijden, zoo
hij slechts van het allerheiligste Sacrament konde spre-
ken; hij werd nooit moede het te hezoeken; riep
men hem aan de poort, keerde hij weder naar zijne
kamer.moesthijhierofdaargaan , zoo zocht hij altijd
in deze gelegenheid de bezoeken aan zijnen beminden
Jesus te verdubbelen, en men bemerkte dat er bijna
geen nur voorbij ging, zonder Jesus in het allerhei-
ligste Sacrament bezocht te hebben. Daarom heeft hij
ook verdiend door de handen der ketters, in het ver-
dedigen der wezenlijke tegenwoordigheid van Chris-
tus in het allerheiligste Sacrament te sterven.
O, hadde ik eens het geluk van op zulk eene wijze
te sterven, o, konde ik ook, gelijk hij, de waar-
heid van een Sacrament verdedigen, door hetwelk
gij, o liefdewaardigste Jesus, de grootheid uwer
liefde geopenbaard hebt!
Allerzoetste Jesus! gij hebt reeds zoo vele wonderen
door dit Sacrament gedaan, maak toch nu ook, dat
ik geheel aan u zij; trek mij geheel tot u, gij ver-
langt mij geheel te bezitten en gij verdient dit maar
al te zeer! Geef mij dan de kracht van u uit geheel
mijn hart te beminnen; geef de goederen dezer we-
reld aan wien gij wilt, ik verzaak ze voor altijd,
ik verlang, ik wil niets dan uwe liefde, uwe liefde,
mijn Jesus! zoek ik, en ik wil nooit meer iets
anders zoeken dan uwe liefde, ik bemin u, mijn
allerzoetste Jesus! maak, dat ik u zonder ophou-
den beminne, en niets anders dan u beminne.
Schietgebed. Mijn Jesus! wanneer zal ik u waar-
lijk beminnen?
De geestelijke Communie, bl. 96.
-ocr page 135-
TOT HET ALLEUU. SACKAMENT.             129
AAN MARIA.
Mijne allerzoetste Koningin! hoe schoon is de naam,
dien uwe geliefde dienaarsu geven: „Liefdewaardige
Moeder !" Gij zijt waarlijk liefdewaardig, o zoete Ko-
ningin mijns harten ! uwe schoonheid heeft zelfs uwen
God tot u getrokken. De H. Bonaventura zegt:
dat uw naam aau allen, die u beminnen, zoo liefelijk
is, dat, als zij hem noemen , het verlangen om u te
beminnen in hen opgewekt en vermeerderd wordt."
Het betaamt dan, o mijne liefdewaardigste Moeder!
ja, het betaamt, dat ik ubeminne; maar ik houd
mij niet tevreden u met eene gewone liefde te
beminnen, ik wenseh nu, hier op de aarde, en
eens in den hemel u na God meer dan alle ande-
ren te beminnen. Zoo mijn wenseh te stout is, uwe
liddewaardigheid en de bijzondere liefde, die gij
mij bewezen hebt, zijn er de schuld van. Zoo gij
minder liefdewaardig waart, zou ik minder verlan-
gen u te beminnen. Neem dan mijnen wenseh aan ,
o Maria! en tot teeken, dat gij hem met lkfde
aanvaard hebt, verkrijg mij van God de liefde om
welke ik u bid; want hoe meer men u bemint,
des te meer bemint men ook God.
Schietgebed. Mijne allerliefdewaardigste Moeder!
ik bemin u.
Het gewone gebed, bl. 100.
ACHTTIENDE BEZOEK.
In het dal van Josaphat zal Christus op eenen
troon van heerlijkheid verschijnen ; maar hier in
het H. Sacrament is hij op eenen troon van liefde.
Indien een koning, om aau eenen herder zijne
liefde f e bewijzen, in zijn dorp wilde wonen, op-
-ocr page 136-
130
BEZOEKEN
dat die herder hem dikwerf zou komen bezoeken,
zou deze herder geen ondankbare zijn, indien hij
het verlangen van zijnen koning verachtende, hem
niet bezocht? O mijn Jesus! ik versta u; ja, gij
zijt uit liefde tot mij hier in het Sacrament des
altaars tegenwoordig; indien het mogelijk ware,
zou ik dag en nacht in uwe tegenwoordigheid blij-
ven. Indien de Engelen in den hemel, verbaasd
over uwe liefde tot hen, zich niet vermoeijen uwe
heerlijkheid te aanschouwen, zoo betaamt het,
dat ik, die u hier uit liefde tot mij op dit altaar
zie, u ten minste zoeke te behagen, en uwe liefde
en goedheid jegens mij love en prijze. „Ik zal
voor het aangezigt der Engelen uwen lof zingen,
ik zal u in uwen heiligen tempel aanbidden, en
om uwe barmhartigheid en waarheid zal ik uwen
naam prijzen."
In het H. Sacrament verborgen God! o brood
der Engelen, o goddelijke spijs! ik bemin u; maar
noch gij, noch ik, zijn met mijne liefde te vreden.
Gij, o mijn Jesus! geef, dat ik de schoonheid en
goedheid ketme van hem, dien ik bemin; geef dat
mijn hart alle aardsche genegenheden verzake en
met uwe goddelijke liefde vervuld worde; gij komt
dagelijks van den hemel op het altaar, opdat ik
u alleen beminne, opdat ik mij geheel met u ver-
eenige. Is het dan niet redelijk, dat ik ook van
nu af op niets anders denke dan om u te bemin-
nen, u te aanbidden, u te behagen. Ik bemin u
uit geheel mijn hart; ik bemin u uit al mijne krach-
ten! Allerliefste Jesus! wilt gij mijne liefde ver-
gelden ? O! ik bid u, zoo vergroot ze en maak,
dat ik u altijd meer en meer beminne, dat ik al-
tijd meer en meer verlange u te behagen.
-ocr page 137-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             131
Schietgebed. Jesus, mijne liefde, geef mij uwe liefde.
Ds geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MAÏtlA.
Gelijk de arme kranken, door iedereen verlaten ,
nog in een algemeen gasthuis eene woning vinden
zoo zijn ook de ellendigste zondaars, ofschoon door
allen verlaten, toch niet zonder hulp, dewijl de
barmhartigheid van Maria voor hen zorgt. God heeft
de allerheiligste Maagd Maria aan de wereld ge-
geven , opdat zij, volgens het zeggen van den H.
Basilius, eene toevlugt, een gasthuis voor de zon-
daars zij. „God heeft den zondaren een algemeen
hospitaal geopend." Daarom noemt haar ook de H.
Ephrem : „de herberg der zondaars." Indien ik
dan tot u, o mijne Koningin! mijne toevlugt neem,
zoo kunt gij mij om mijne zonden niet wegjagen; ja,
hoe ellendiger ik ben , des te meer regt heb ik
op uwen bijstand; want God heeft u geschapen
om de toevlugt der ellendigen te zijn. Ik wend
mij dan tot u, o Maria! ik zoek eene schuilplaats
onder uwe bescherming; gij zijt de toevlugt der
zondaars, en dus mijne toevlugt, de hoop mijner
zaligheid. Indien gij mij niet aanneemt, tot wien
zal ik dan gaan?
Schietgebed. Maria, mijne toevlugt, maak mij zalig.
Bet gewone gebed, bl. ±00.
NEGENTIENDE BEZOEK.
Ieder mensch is zeer gaarne bij eenen welbe-
minden vriend. Zal het dan ook voor ons niet zoet
zijn in dit tranendal bij den allerbcsten der vrienden
te blijven, bij eenen vriend, die ons de grootste
weldaden bewijzen kan, die ons zoo zeer bemint,
-ocr page 138-
132
BEZOEKEN
dat hij gedurig bij ons wil blijven ? — In dit aller-
heiligste Sacrament kunnen wij ons, zoo lang wij
willen, met Jesus onderhouden; wij kunnen hem
ons hart openen, hem om zijne genade bidden: wij
kunnen ons in dit Sacrament geheel vertrouwelijk
met den koning des hemels onderhouden.
Josef bevond zich te gelukkig, als God met zijne
genade, gelijk do H. Schrift getuigt, in zijnen ker-
ker nedtrdaalde om hem te troosten: „hij daalde
tot hem in den kerker neder en verliet hem niet in
zijne boeijen." (Wijsh. 10.) Maar hoe veel geluk-
kiger zijn wij, die in deze ellendige wereld zon-
der ophouden onzen menschgeworden God bij ons
hebben, hij die ons door zijne wezenlijke tegen-
woordigheid, gedurende geheel ons leven, met zoo
veel liefde en dankbaarheid bijstaat?
Welke troost is het niet voor eenen armen ge-
vangene, indien een getrouwe vriend hem gezel-
schap houdt, hem troost, hem moed inboezemt,
hem bijstaat en alle middelen zoekt om hem uit
zijne ellende te trekken? Even zoo troost ons onze
allerbeste vriend, Jesus Christus, die ons in dit
Sacrament aanmoedigt, zeggende: „Ziet, ik ben
alle dagen bij u." Ziet, ik ben alleen daarom van
den hemel in uwe gevangenis nedergedaald, om
u te helpen en te bewaren. Weigert mij dan niet,
neen, maar vereenigt u met mij; blijft bij mij, en
gij zult uwe ellende niet meer gevoelen: daarna
zal ik u in mija koningrijk leiden, alwaar ik u
volkomen gelukki - zal maken.
O God, o onbegrijpelijke liefde! wijl gij ons
zulke groote bewijzen van liefde geeft, en om dig-
ter bij ons te zijn, op onze altaren wilt blijven,
zoo neem ik voor, van u dikwijls te bezoeken,
-ocr page 139-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 133
om, zoo veel ik kan, uwe zoete tegenwoordig-
heid, die de zaligheid der Heiligen in den hemel
uitmaakt, te genieten. O, konde ik immer hier
blijven om u te aanbidden, om oefeningen van
liefde tot u te verwekken! Hoep mij tot u, in-
dien ik uit laauwheid of om menigvuldige tijde-
lijke bezigheden zou nalaten u te komen bezoeken.
Mijn allerzoetste Jesus! ontvlam in mij den vurigen
wensch om dikwijls bij u, verborgen in het Sa-
crament te zijn! — O minnelijke Jesus! waarom
heb ik u niet altijd bemind? Waarom heb ik niet
altijd getracht u te behagen?... Maar de gedachte ,
dat ik niet alleen in den hemel, maar zelfs hier
nog op de aarde den tijd heb om u te beminnen,
vertroost mij; ja mijn Jesus! ik kan u hier nog
beminnen; ik heb ook vast besloten van dit oogen-
blik af te beginnen; ik wil u waarlijk beminnen.
Ik bemin u, mijn hoogste goed, mijne liefde,
mijn Jesus, mijn al! ik wil u uit al mijne krach-
ten beminnen.
Schietgebed. Mijn God ! help mij om u te beminnen.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
De godvruchtige Bernardus van Bustis zegt:
„Zondaar, twijfel niet, maar neem met vol ver-
trouwen uwe toevlugt tot de magtige Koningin,
in wier handen gij zeker genade en barmhartigheid
zult vinden; weet dat hare begeerte om u goed
te doen, grooter is dan uw verlangen naar haren
bijstand. Ik zal God zonder ophouden danken,
dat hij ons Maria heeft leeren kennen. Hoe ellen-
dig zou ik zijn, zoo ik u, o Maria! niet gekend
of zoo ik u vergeten badde! hoe slecht zou als-
-ocr page 140-
134
BEZOEKEN
dan de zaak mijner zaligheid staan. Ik loof u,
mijne Moeder! ik bemin u, ik vertrouw op u, ik
geef mij geheel in uwe handen over.
Schietgebed. O Maria, gelukkig hij die u kent
en op u vertrouwt.
Het gewone gebed, bl. 100.
TWINTIGSTE BEZOEK.
„Op dien dag zal zich eene bron openen voor
het huis van David en voor de inwoners van Je-
rusalen: 1ot afwassching der zonden." (Zach. 13.)
— Jesus in het H. Sacrament is die door de Pro-
feten voorzegde bron , die voor allen open staat,
in welke wij, zoo dikwijls wij willen, onze zielen
van de zonden, waarmede wij ze dagelijks bevlek-
ken, kunnen afwassclien.
Als men eene fout begaan heeft, is het H. Sacra-
ment het allerkrachtigste middel om ons te genezen.
Daarom o mijn Jesus! wil ik nu tot u in het H.
Sacrament mijne toevlugt nemen, wetende dat de
wateren dezer goddelijke bron niet alleen reinigen,
maar ook verlichten en kracht geven, om niet meer
te vallen en alle moeijelijklieden verduldig te lijden ,
en dat zij tevens uwe liefde in ons ontsteken. Ik
weet, mijn Jesus! dat gij mij daarom verwacht,
en dat gij het bezoek van hen die u beminnen, met
groote genade beloont. Mijn Jesus! hier ben ik ;
zuiver mij van al de gebreken, die ik heden begaan
heb. Ik ben er bedroefd over, omdat zij u mishagen :
geef mij de noodige kracht om niet meer te vallen ;
geef mij ook een groot verlangen om u te bemin-
nen, om u vurig te beminnen. Ach! konde ik toch
immer in uwe tegenwoordigheid blijven, gelijk uwe
getrouwe dienares Maria Diaz, die ten tijde der H.
-ocr page 141-
TOT IIET ALLERII. SACRAMENT.              135
Teresia leefde, en van den bisschop Avila verlof
had, om op het zangkoor van eene kerk te wo-
nen, waar zij zonder ophouden bad voor het Hoog-
waardigste, dat zij haren gebuur noemde , en nooit,
beneden kwam dan om hare biecht te spreken of
om de he\'Iige Communie te ontvangen.
Als de eerwaardige broeder I\'ranciscus van het
kind Jesun,
ongeschoeide Carmeliet, voorbij eene
kerk, waar het allerheiligste Sacrament rustte, ging ,
dan kon hij niet nalaten het te bezoeken, zeggende :
„Het betaamt niet, dat, een vriend, die het huis
van zijnen vriend voorbijgaat, daar niet intrede ,
ten minste om hem te groeten, en hem een woord
te zeggen." Hij vergenoegde zich evenwel niet met
eenige woorden, maar hij bleef, zoo lang het hem
toegelaten was, in de tegenwoordigheid van zijnen
beminden Zaligmaker.
Mijn eenig, mijn oneindig goed! gij hebt dit Sa-
crament ingesteld; gij blijft op dit altaar, opdat ik
u beminne. Daarom hebt gij mij ook een hart
gegeven, dat bekwaam is om u vurig te beminnen
Helaas, hoe komt het dan, dat ik u niet bemin,
dat ik, ondankbare, u zoo weinig bemin? Neen,
het is niet redelijk, dat een zoo liefdewaardig goed
als gij zijt, slechts weinig bemind wordt; uwe liefde
tot mij verdient maar al te zeer mijne wederliefde.
Gij zijt een oneindige God, en ik ben een ellen-
dige aardworm. Al stierf ik, al offerde ik mij uit
liefde voor u op, dit alles zou toch nog niets zijn
in vergelijking van hetgeen gij voor mij gedaan
hebt; gij. die uit liefde voor mij gestorven zijt, en
die u nog dagelijks voor mij op het altaar opoffert.
Gij wilt dat wij u vurig beminnen, ik wil uwen
wil, o mijn allerzoetste Jesus! vervulLn. Sta mij
-ocr page 142-
13G                                BEZOEKEN
bij, help mij, dat ik u , mijn Jesus, beminne en
altijd doe, wat gij van mij begeert.
Schietgebed. Mijn welbeminde is aan mij, en ik
ben aan hem.
AAN MARIA.
Mijne allerzoetste, mijne allerliefdewaardigste Ko-
ningin; welk groot vertrouwen boezemt de H. Ber-
nardus aan diegenen in, die tot u hunne toevlugt
nemen! Hij zegt; „dat gij nooit de verdiensten van
hen, die u aanroepen, onderzoekt, maar dat gij
zonder uitsluiting allen, die u bidden, bijstaat."
Dewijl gij dan, wanneer ik u aanroep, vol liefde
op mij nederziet, zoo hoor waarom ik u bid: ik
ben een arme zondaar, die de hel verdiend heb;
maar ik wil mij beteren, ik wil God beminnen ,
hem, dien ik zoo menigmaal beleodigd heb. Van
nu af wil ik u dienen, hoe ellendig ik ook ben.
Help dan dengene, die niet meer zich zelven,
maar u toebehoort. Hebt gij mij verstaan, o mijne
Moeder Maria! ik hoop, dat gij mij niet alleen
verstaan, maar ook verhoord hebt.
Schietgebed. O Maria! ik ben de uwe, maak mij zalig.
Het gewone gebed, bl. 100.
EEN EN TWINTIGSTE BEZOEK.
„Waar een dood ligchaam is, daar vergaderen
de arenden." (Luc. 17.) —
Door dit ligchaam verstaan de Heiligen gewoonlijk
Jesus Christus, en door de arenden de zielen, die
zich van de wereld onthecht hebben, en zich boven
de aardsche dingen verheffen en ten hemel vliegen,
aangezien zij met hare gedachten en genegenheden,
zonder ophouden naar den hemel zuchten, die hier
-ocr page 143-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             13?
op aarde reeds bare woning geworden is. Overal,
waar Christus in het H. Sacrament tegenwoordig
is, vinden die zielen haar paradijs, zij vermoeijen
zich nooit om bij hem te blijven.
De H. Hieronymus zegt: „Als de arend de geur
van een dood ligchaam ruikt, zoekt hij er aanstonds
naar." Zoo moesten wij ook tot Christus in het.
H. Sacrament loopen en vliegen, want hij biedt ons
in hetzelve de heilzaamste spijs voor onze ziel aan :
en daarom liepen ook de Heiligen, in dit tranen-
dal, gelijk dorstige herten, tot deze hemelsche brou.
Pater Balthazar Alvarez sloeg dikwijls zijne oogen ,
zelfs in het midden van zijne verstrooide bezighe-
den, naar de plaatsen, waar hij wist, dat het al-
lerheiligste Sacrament ruitte; hij bezocht het zon-
der ophouden en bleef dikwijls gansche nachten voor
hetzelve nedergenield. Hij weende als hij dacht,
dat de paleizen van de grooten dezer wereld vol
menschen zijn, die zonder ophouden hun hof maken
bij eenen mensch, van welken zij niets dan een
weinig ijdel, aardsch goed te verwachten hebben,
terwijl de kerken zoo ledig zijn, in welke nogtans
de Heer van hemel en aarde, rijk in oneindige
en eeuwige schatten, bij ons op eenen troon van
liefde woont. Hij achtte de kloosterlingen gelukkig,
omdat zij, zoo dikwijls zij wilden, bij dag of des
nachts, in hunne eigene huizen dezen grooten Heer
kunnen bezoeken; een voordeel, dat de wereldsche
menschen niet hebben.
Daar gij dan, o mijn allerliefste Jesus! niette-
genstaande mijne zonden, mijne ondankbaarheid en
ongevoeligheid voor eene zoo groote liefde, mij
toch zoo liefderijk tot u roept, zoo wil ik om
mijne ellenden den moed niet verliezen. Zie, ik kom,
-ocr page 144-
L38
BEZOEKEN
ik nader tot u; o! verander mij, verdrijf uit mijn
hart alle liefde, die niet voor u is, alle verlan-
gens, die u mishagen, alle gedachten, die u niet
tot voorwerp hebben. Mijn Jesus, mijne liefde,
mijn al! ik wil u alleen behagen, u alleen ver-
heugen; gij alleen verdient al mijne liefde; maak,
dat ik zoo vast aan u verbonden zij, dat ik noch
hier op aarde, noch in den hemel van u kunne
gescheiden worden.
Schietgebed. Allerzoetste Jesus! laat niet toe, dat
ik mij ooit van u verwijdere.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
Dionysius de Karthuizer noemt Maria: „de
Voorspreekster van alle zondaars, die tot haar
vlugten." Daar het alzoo, o heilige Moeder Gods!
uw ambt is, de grootste zondaars, die tot u vlug-
ten, te verdedigen, zie dan ook op mij, die mij
nu hier voor uwe voeten werp, en u met den H.
Thomas de Villanova zeg: „Welaan dan, o mijne
allerliefste voorspreekster! vervul uw ambt en
neem mij aan." Het is waar, dat ik maar al te
lang ontrouw geweest ben jegens mijnen God,
dien ik zonder ophouden beleedigd heb, niettegen-
staandc de groot e weldaden en menigvuldige ge-
naden, die hij mij bewezen heeft; maar het kwaad
is nu gedaan; gij kunt mij nog helpen, want God
vergeeft mij; God maakt mij zalig, zoo gij hem
mijn gebed opdraagt, zoo gij mij verdedigt.
Schietgebed. Mijne lieve Moeder! gij moet mij
zalig maken.
Het gewone gebed, bl. 100.
-ocr page 145-
TOT UET ALLEMI. SACRAMENT.             139
TWEE EN TWINTIGSTE BEZOEK.
De Bruid der gezangen zocht haren welbeminde,
en daar zij hem niet vond, vroeg zij: „hebt gij
hem niet gezien, dien mijne ziel bemint?" (Uoogl.
18.) Christus was toen nog niet op de aarde geko-
men; maar als nu eene ziel, die Jesus bemint,
hem zoekt, zoo kan zij hem altijd in h?t allerhei-
ligste Sacrament vinden. Üe eerbiedwaardige Avila
was gewoon te zeggen: „dat men geen beminnc-
lijker heiligdom vinden of wenschen kan dan eene
kerk, waar het allerheiligste Sacrament rust."
O oneindige liefYte van mijnen God! gij verdient
oneindige wederliefje! hoe is het toen mogelijk , dat
gij, o mijn Jesus ! u zoo diep hebt kunnen vernede-
ren; dat gij, om u met ons te vereenigen , onder de
gedaante van brood bij ons hebt willen wonen! O
vleesch geworden Woord ! uwe vernedering is on-
eindig, omdat uwe liefde oneindig is! H>e is het
mogelijk, d?t ik, wetende wat gij gedaan hebt
om mijne liefde te winnen, u niet uit geheel mijn
hart liefhebbe! Ik bemin u, en daarom wil ik uw
welbehagen voor alle eigene voordeelen, voor alle
voldoeningen, ja, voor mijnen eigenen wilstellen.
Gij zijt mijne vreugde, ja, al mijn vermaak is, aan
u, mij i Jesus, mijn Goi, mijus liefde, te behagen!
Ontsteek in mij een groot verlangen om altijd
bij u, mijnen in het H. Sacrament verborgen God,
te blijven, u te ontvangen, u gezelschap te hou-
den. Ik zou ondankbaar zijn, indien uwe zoo zoete
en minnelijke uitnoodigiugen mij niet tot u trok-
ken. Vernietig in mij, o Heer! alle neigingen tot
geschapene dingen, en wees gij, o mijn Schepper!
het voorwerp van mijne verlangens, van al mijne
-ocr page 146-
140
BEZOEKEN
liefde. Ik bemin u, o liefdewaardigste goedheid
van mijnen Jesus! en ik zoek niets dan u alleen !
ik wil niets wat mij behaagt, ik wil alleenen ben
met alles te vreden hetgeen u behaagt. Neem,
o mijn Jesus! den goeden wil van eenen zondaar,
die u beminnen wil, aan. Help mij met uwe ge-
nade, en maak; dat ik, die tot nu toe een ellen-
dige dienaar des dui /els geweest ben, een geluk-
kige dienaar uwer liefde worde.
Schietgebed. Ik bemin u, o Jesus, mijn hoogste
goed! meer dan alle goederen.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MAMA.
Mijne zoetste Koningin, mijne liefste Moeder
Maria! zie, ik heb mij tegen uwen magtigen Zoon
in opstand gesteld, maar ik werp mij vol leed-
wezen voor uwe voeten, opdat gij voor mij ver-
giffenis verkrijgt. Antwoord mij niet, dat u dit
onmogelijk is; want de II. Beruardus noemt u:
„Middelares der verzoening," en van u moeten zij
allen, die in gevaar zijn, hulp verwachten, wijl de
H. Ephrem, u den steun der waggelenden noemt.
O mijne Koningin! wie kan in grooter gevaar zijn
dan ik, die mijnen God verloren heb, die zeker
weet, dat ik de hel heb verdiend, en die onzeker
ben of God mij vergeven heeft, en dien ik nog op
nieuw kan verliezen! Maar gij kunt voor mij alles
verkrijgen; van u hoop ik alle goed, de vergiffenis,
de volharding, den hemel. Ik hoop een in den
hemel eens van die te zijn, welke uwe barmhartig-
heid het eerst zullen prijzen; o Maria! help mij
door uwe voorspraak.
Schietgebed. In alle eeuwigheid wil ik de barm-
-ocr page 147-
TOT IIET ALLERII. SACRAMENT.             141
hartigheid van Maria zingen, in alle eeuwigheid
wil ik ze verkondigen. Amen.
Het gewone gebed, bl. 100.
DRIE EN TWINTIGSTE BEZOEK.
Zeer vele Christenen vermoeijen en stellen zich
aan groote gevaren bloot om het heilige Land en
de plaatsen te bezoeken, waar onze beminnelijke
Zaligmaker geboren is, waar hij geleden heeft en
voor ons is gestorven. Doch wij hebben niet noo-
dig zoo ver te reizen, en ons aan zulke groote
gevaren bloot te stellen, want dezelfde Jesus is
digt bij ons, hij woont in deze kerk slechts wei-
nige voetstappen van ons af.
Do H. Paulinus zegt: „indien de pelgrims zich
gelukkig achten een weinig stof van de krib of van
het graf van onzen Heer Jesus mede te brengen ;
moeten wij dan niet met eenen veel grooteren ijver
het allerheiligste Sacrament, in hetwelk dezelfde
Christus ligchamelijk tegenwoordig is, bezoeken ,
wijl wij dit zonder groote moeite of gevaar kun-
nen doen?" Eene kloosterzuster, aan wie God eene
groote liefde tot het allerheiligste Sacrament ge-
geven had, schreef, onder anderen, het volgende
in eenen brief: Ik erken, dat ik alle goed, wat
ik bezit, aan het allerheiligste Sacrament te dan-
ken heb. Ik heb mij geheel aan mijnen, in het
H. Sacrament verborgen God opgeofferd.
Ik weet, dat eene ontelbare menigte van gena-
den niet gegeven wordt, omdat men dezelve niet
aan Jesus in het allerheiligste Sacrament gaat vra-
gen; ik zie de groote bgeerte, die onze Zaligma-
ker heeft om in het H. Sacrament zijne genade uit
te deelen. O groot geheim! o allerheiligste Hostie \'.
-ocr page 148-
142
BEZOEKEN
waar toont God meer zijne almogendheid dan in de
Hostie? In deze Hostie vindt men alles, wat God
ooit voor ons gedaan heeft; wij moeten het geluk
der zaligen niet meer benijden, neen, want wij heb-
ben op aarde denz.lfden Gorl, met nog meer won-
deren zijner liefje bij ons. Maak, dat allen, die
gij kent, de godvrucht tot het H. Sacrament vurig
oefenen: ik spreek alzoo, omdat dit Sacrament mij
geheel verrukt. Ik kan mij niet verzadigen, van
een Sacrament te spreken, dat zulke groote liefde
verdient. Ik weet niet wat ik doen kan voor Jesus
in het allerheiligste Sacrament.
O Serafs! die mijnen en nwen, van liefde ont-
stoken God omringt, niet uit liefde tot u, maar
uit liefde tot mij heeft deze groote Koning van he-
mel en aarde bij ons in dit Sacrament willen ver-
blijven. Laat mij ook, gij, lieflevolle Engelen! van
liefde branden: ontsteek in mij het vuur uwer liefde,
opdat wij gezamenlijk God prijzen. O Jesus! aller-
teederste Jesus! allerzoetste Jesus! laat mij de groot-
heid uwer liefde tot de menschen kennen, opdat,
bij het beschouwen van eene zoo groote liefde, de
wensch van u te beminnen, van u te behagen, al-
tijd meer en meer in mij toeneme. Ik bemin u, o
allerliefdewaardigste Zaligmaker! ik wil u zonder
ophouden beminnen, en dit alleen om ute behagen
Schietgebed. Mijn Jesus! ik geloof inu, ik hoop
op u, ik bemin u, ik geef mij geheel aan u.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
O allerliefde waardige Maagd! de H. Eonaventura
noemt u: „de Moeder der wezen;" de H. Bphrem
„de bescherming der weezen." .Ach! zijn dieonge-
-ocr page 149-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             143
lukkige weezen de arme zondaars niet, die God
verloren hebben? Allerheiligste Maagd Maria! ik
neem mijne toevlugt tot u, ik heb mijnen Vader
verloren; maar gij zijt mijne Moeder, help mij hem
wedervinden. In mijnen grooten nood roep ik u
om hulp aan. Wilt gij mij ongetroost van u laten
weggaan? Neen, zegt Paus Innocentius III:
„Want wie heeft haar ooit aangeroepen en is niet
verhoord geworden ?" Wie hunner, die bij u hulp
gezocht hebben, is ooit verloren gegaan? Hij al-
leen gaat verloren, die zich tot u niet wendt.
Maak dan, o mijne Koningin! zoo gij mijne za-
ligheid wenscht, dat ik u altijd aanroepe en een
groot vertrouwen in u hebbe.
Schietgebed. Mijne heilige Moeder Maria! geef
mij een groot vertrouwen op u.
Het gewone gebed. bl. 100.
VIER EN TWINTIGSTE BEZOEK.
„ Gij zijt waarlijk een verborgen God." (Isaï 45.)
In geene andere werken der goddelijke liefde toont
zich de waarheid dezer woorden zoo klaar als in
de aanbiddingwaardigste geheimen van het aller-
heiligste Sacrament, alwaar onze God, geheel ver-
borgen , tegenwoordig is. Toen de Zoon Gods vleesch
werd, verborg hij zijne Godheid, en verscheen als
mensch op aarde; maar in dit Sacrament verbergt
hij zelfs zijne menschheid, en schijnt maar brood
te zijn, om ons te toonen, hoe vurig hij ons be-
mint. Verborgen is de Godheid, verborgen is de
menschheid, zijne oneindige liefde alleen is openbaar.
Als ik aan deze overmaat uwer liefde tot de men-
schen, o goddelijke Zaligmaker! denk, dan geraak
ik geheel buiten mij zelven, en weet niet meer wat
-ocr page 150-
144
BEZOEKEN
te zeggen. — Gij verbergt in dit allerheiligste Sa-
orament, uit liefde tot ons, uwe goddelijke heer-
lijkheid. Gij verduistert en vernietigt zelfs, op eene
zekere wijze, uwe heerlijkheid, uw goddelijk le-
ven. — Gij zij t alleen op onze altaren om d e mensehen
te beminnen en om hun te toonen, hoe zeer gij
hen bemint. Maar hoe danken zij u, o groote Zoon
Gods! o Jesus! duld dat ik het zegge, gij bemint
de mensohen te zeer; want gij stelt hun welzijn
voor uwe eigene eer.
Wist gij dan niet aan welke verachtingen uwe
liefde u zou blootstellen ? Ik weet, en gij zelf weet
het best, dat de meeste menschen u niet aanbid-
den, dat zij u in dit Sacrament niet erkennen voor
dengene, die gij waarlijk zijt. Ik weet, dat de-
zelfde menschen dikwijls de H. Hostie met voeten
getreden, op de aarde, in het water, in het vuur
geworpen hebben Helaas! ja zelfs het grootste deel
dergenen, die aan u gelooven. O God! in plaats
van door hunne aanbiddingen de beleedigingen te
herstellen beleedigen zij u op nieuw door hun on-
eerbiedig gedrag in de kerken, of zij laten u alleen
op het altaar, dikwijls zelfs zonder eene brandende
lamp, of zonder de noodige versiersels. Konde ik
toch, mijn allerzoetste Zaligmaker! met mijne tranen,
ja zelfs met mijn bloed die ongelukkige plaatsen
afwasschen, alwaar uw liefdevol hart op zulke wijze
in het allerheiligste Sacrament beleedigd wordt.
Maar, daar ik dit niet kan, zoo wil ik toch ten
minste u dikwijls bezoeken, mijn Jesus! om u te
aanbidden, gelijk ik het nu doe, om de beleedigin-
gen te vergoeden, die gij in het allerheiligste ge-
heim lijden moet. Neem, hemelsche, Vader, deze
zwakke eerbewijzingen aan, die de armste der men-
-ocr page 151-
TOT HST ALLBRH. SACRAMENT.               145
3chen u heden opdraagt, om de beleedigingen goed
te maken, die uw goddelijke Zoon in het. allerhei-
ïïgste Sacrament heeft moeten lijden. Neem dezelve
aan, in vereeniging met de oneindige eer, die Jesus
u op het kruis en in het H. Saeramout dagelijks
geeft. Kon ik toch bewerken, o mijn in het H.
Sacrament verborgen Jesus! dat alle menschen van
liefde tot het Hoogwaardigste mogten branden.
Schietgebed. O allerbeminnelijkste Jesus! maak dat
allen u kennen en beminnen.
Ds geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
O mijne magtige Koningin! hoezeer neemt mijn
vertrouwen toe, als ik, vol vrees voor mijn eeuwig ge-
luk, tot u vlugt, en bedenk dat gij mijne Moeder,
van den eenen kant zoo rijk in genade zijt, dat de
H. Joannes Damascenus u „eene zee van genade;" de
H. Bonoventura „eene bron, in welke alle genaden te
zamen vlieten;" de II. Epbrem „de bron der genade en
van alle goed" noemen; — en als ik van den anderen
kant bedenk, dat gij zóó genegen zijt om goed te doen,
dat men u beleedigt, gelijk de ff. Bonaventura zegt,
indien men u niet om genade bidt. O rijkste, wijsste
en allergenadigste Koningin! ik weet, dat gij, beter
dan ik, de noodwendigheden mijner ziel kent, en dat
gij mij meer bemint dan ik u beminnen kan. Zoo
hoor dan, welke genade ik u vraag: „Verkrijg voor
mij de genade, welke mij het meest noodzakelijk is."
Bekom ze mij bij God, en ik ben tevreden.
Schietgebed. Mijn God! geef mij de genade, die
Maria voor mij vraagt.
Het gewone gebed, bl. 100.
12
7
-ocr page 152-
140                                 BEZOEKEN
VIJF EN TWINTIGSTE BEOEK.
De H. Faulus loofde de gehoorzaamheid van Jesus
Christus, zeggende :„dat hij zijnen hemelschen Vader
tot den dood toe gehoorzaamde." (Phil. 2.) MaarChris-
tus heeft in dit Sacrament nog meer gedaan, want hij
heeft in hetzelve niet alleen aan zijnen hemelschen
Vader, maar zelfs aan demenschen willen gehoorzaam
worden, en dit niet tot zijnen dood, maar tot het einde
der wereld toe. Hij, de koning des Hemels, volgt den
r/il der menschen; hij daalt op de aardeneder, en
blijft op onze altaren, om daar zelfs de menschen te
dienen. „Ik spreek niet tegen." (Isaï 20.) Daar blijft
hij onbewegelijk, hij laat zich stellen, waar men hem
stellen wil, in eene ltemonstrans om uitgesteld te
worden, of in het Tabernakel om verborgen te blijven.
Hij laat zich dragen, waar men hem dragen wil, in
de huizen, door de straten; hij laat toe, dat men
hem in de communie geve aan wie men hem geven
wil,hetzij aan de regtvaardigen of zondaars. DeH.Lu-
cas zegt, dat zoolang Jesus op aarde leefde, hij aan
Maria en aan den H. Jozef gehoorzaam was; maar in
dit Sacrament gehoorzaamt hij aan zoovele schepselen
als er priesters op aarde zijn. „Ik spreek niet tegen."
Gedoog, o allerliefst Hart van Jesus! die de bron van
dit Sacrament van liefde zijt, gedoog dat ik mij heden
geheel vertrouwelijk tot u wende. Ik verlang u heden
zoo veel eer te bewijzen, als gij zelf in dit Sacrament
in onze kerken, aan uwen hemelschen Vader geeft. Ik
weet, dat gij op dit altaar dezelfde liefde tot mij hebt,
die gij mij beweest, toen gij u op het kruis in zulke
schromelijke smarten voor mij opofferdet. O goddelijk
Hart! verlicht al degenen, die u niet kennen. Verlos^
om uwe verdiensten, of ten minste troost in het vage.
vuur de lijdende zielen, die u reeds toebehooren. —
-ocr page 153-
TOT HBT ALLEBII. SACRAMENT.             147
Vereenigd met allen, die u in den hemel en op de aarde
beminnen, aanbid ik u, dank ik u, bemiu ik u! Aller,
reinst Hart van Jesus! zuiver mijn hart van alle aan-
kle\'ingen van aardsche zaken, en geef mij uwe liefde.
Bezit, o allerzoetst Hart! bezit geheel mijn hart,
zoodat ik van nu af zeggen kunne: „Wie kan mij
van de liefde Gods, die in JesusChristusis.scheiden?"
(Phil. 3). Schrijf, o allerheiligst Hart! schrijf in mijn
hart alle smarten, die gij jaren lang uit liefde tot
mij hebt willen lijden, opdat ik aan dezelve den-
kende, het lijden dezer wereld verlange, of ten minste
geduldig verdrage. — Allerooi moedigst hart van Je-
sus! maik mij ootmoedig gelijk gij zijt. Allerzacht-
moei\'^st Hart van Jesus! maak dat ik zachtmoedig
word gelijk gij. — Neem uit mijn hart weg wat u
mishaagt! geef, dat ik mij geheel aan u schenke,
en dat ik alleen leve om u te gehoorzamen, u te
beminnen, u te behagen. Ik weet, dat ik u oneindig
veel schuldig ben, om de oneindige liefde, die gij
tot mij hebt, en dat het eene kleine zaak zoude zijn,
indien ik mij uit liefde tot u opofferde.
Sehietgeled. O Hart van Jesus! wees de eenige
Heer van mijn hart.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
De H. Bernardus zegt: „Maria is die hemelsche ark,
in welke wij, zoo wij er bij tijds in vlugten, ons zeker
van de schipbreuk der eeuwige verdoemenis zullen
bewaren." De ark, in welke Noë, ten tijde van den
zondvloed, zich redde, was een afbeeldsel van Maria.
Maar Heschius zegt: dat Maria een veel grootere en
sterkere arki s, dan die van Noë, in welke maar wei-
nige menschen en dieren zich konden redden, doch
-ocr page 154-
148
BEZOEKEN
dat Maria al diegenen, welke onder hare bescherming
vlugten, ontvangt en hunne zaligheid verzekert. O
hoe arm zouden wij zijn, indien wij Maria niet had-
den! Maar hoe velen gaan er toch verloren! O mijne
geliefde Koningin! hoe komt dit? omdat zij niet tot
u hunne toevlugt nemen: want wie is er ooit verloren
gegaan, die zich tot u gewend heeft?
Schietgebed. Heilige Maagd Maria! maak dat alle
jnenschen zonder ophouden tot u hunne toevlugt
nemen.
ZES EN TWINTIGSTE BEZOEK.
„Verheugt u en zingt, gij, die in Sion woont, want
de Heilisre Israël is groot in het midden van u." (Isaï.
12.) O God! welke vreugde moeten wij, menschen,
niet gevoelen, welke hoop, welke liefde moet ons niet
bezielen, als wij denken, dat in ons vaderland, in
onze kerken, zeer digt bij onze huizen, onze ware
God in het allerheiligste Sacrament des Altaars woont
en leeft; hij, die de Heiligen in den hemel door zijne
tegenwoordigheid zalig maakt; hij, die de liefde zelve
is: want de H. Bernardus zegt, „dat hij niet alleen
bemint, maar dat hij de liefde zelve is." Dit Sa-
crament is niet alleen een teeken van liefde, maar het is
de liefde zelve; het is dezelfde God, die, om zijne
oneindige liefde tot de schepselen, de liefde zelve
genoemd wordt, en ook waarlijk is: God is de liefde.
Maar ik hoor u klagen, o mijn in het Sacrament
verborgen Jesus! ik hoor u roepen: „Ik was uw
gast, en gij hebt mij niet ontvangen." Gij hebt gelijl..
o Heer! gij hebt gelijk; ja ik ben onder het getal
dezer ondankbaren, die u alleen gelaten die u niet
bezocht hebben. Straf mij zoo veel gij wilt, doch niet
gelijk ik het verdiend heb, te weten, door u van mij
-ocr page 155-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.             149
te verwijderen; ik wil mij beteren, ik wil mij nooit
meer ondankbaar jegens u gedragen, van nu af aan
wil ik u niet alleen dikwijls bezoeken; maar ik wil
bij u blijven zoo lang als ik slechts zal kunnen. — Geef
mij de genade, allerliefste Jesus! dat ik u getrouw
blijve, en dat ik door miju voorbeeld ook anderen be-
wege, om u in het allerheiligste Sacrament gezelschap
te houden. Ik hoor wat de eeuwige Vader ons toeroept:
„Deze is mijn Zoon, in wien ik mijn behagen vind."
Hoe! een God vindt in u zijn behagen, en ik, helaas!
arm mensch, zou mijne vreugde niet vinden in dit
tranendal digt bij u te blijven? O verslindend vuur!
vernietig in mij alle gehechlheid aan de geschapene
dingen, dewijl zij alleen mij van u kunnen verwijde-
ren. Gij kunt het, zoo gij wilt; „ o Heer! indien gij
viiit, kunt gij mij rein maken." Gij heb reeds zoo
veel voor mij gedaan, doet dit ook nog; verjaag uit
mijn hart alle liefde, die u niet tot voorwerp heeft.
Zie , ik geef mij geheel aan u, o allerzoetste Jesus!
ik offer al de overige dagen van mijn leven op aan de
liefde tot dit allerheiligste Sacrament.— Zoo lang ik
leef, zult gij, o Jesus! in het Sacrament, mijne kracht,
mijn leven, en als ik sterf, zult gij mijne teerspijs
en mijn leidsman tot den hemel zijn: dit hoop ik,
o Jesus! Amen. Vervul mijne hoop.
Schietgebed. Wanneer, o Jesus ! zal ik uw liefderijk
aangezigt zien?
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
In u, o allerheiligste moeder! vinden wij den
steun voor onze zwakheid. Daarom noemt u de
H. Germanus, „de kracht onzer zwakheid."
„Gij zijt de deur, die ons geopend is, om de sia-
-ocr page 156-
150
BEZOEKEN
vernij der zonden te ontgaan," zegt de H. Bona-
ventura: in u vinden wij den vrede: daarom noemt
u dezelfde Heilige: „ de zekere rustplaats der
menschen;" in u vinden wij verkwikking in het
lijden van dit leven; daarom begroet u de H.
Laurentius Justiuanus; „ De troost op onze reis."
Met één woord, in u vinden wij de genade Gods,
—God zelven: want de H. Bonaventura noemt u:
„den troon der goddelijke genade:" en de die-
naar Gods Prosus: „eene brug, over welke God die
zich om onze zonden van ons verwijderd had, tot
ons komt, om met zijne genaden in onze harten
te wonen.
Schietgebed. O Maria gij zijt mijne sterkte,
mijne verlossing, mijn vrede, mijne zaligheid.
Het gewone gebed, bl. 100.
ZEVEN EX TWINTIGSTE BEZOEK.
De heilige Kerk zingt in de getijden van het allerhei-
ligste Sacrament; „ Er is geen ander volk zoo groot, dat
zijne goden zoo nabij zich heeft, als onze God digt bij
ons is. " (Deufr. 4. ) Toen ds heidenen hoorden wat
onze God uit liefde tot ons gedaan had, riepen zij uit:
„hoe goed is God, hoe goed isdie God der Christenen!"
Als men de geschiedenis leest, zoo vindt men, dat
ofschoon de Heidenen hun goden naar hun welbeha-
gen maakten, zij zich toch, niettegenstaande al hunne
verdichtsels en hunne menigvuldige goden, die zij
uitvonden, geenen God hebben kunnen inbeelden ,die
de menschen zoo zeer beminde, dat hij, als onze
waarachtige God, die, om aan zijne aanbidders
zijne liefde te betuigen en hen met zijne genade te
vervullen, een groot wonder zoude doen, en voor
altijd, dag en nacht, de verborgen medegezel der
-ocr page 157-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT. 151
menschen op hunao altaren zoude worden, om hun
Ie toonen, dat hij zich goen oogenblik van hen
verwijderen kan. „Hij heeft eene gedachtenis zijner
wonderen achtergelaten." (Psalm 110 ) Zoo hebt gij
dan, o allerzoetste Jesus! dit grootste wonder willen
doen, om uw oneindig verlangen, van digt bij onsen
in onze tegenwoordigheid te blijven, te bevredigen.—
Hoe is het toch mogelvjk.dat de menschen uwe tegen-
woordigheid vlugten; hoe kunnen zij toch zoo lang van
u verwijderd blijven, en u zelden bezoeken! Blijven
zij een k wartieruursbiju,zoo schijnt hun diteeneeeu-
wigheid om de verveling, welke zij bij u vinden. O,
hoe groot zijt gij, verduldigheid van mijnen Jesus! ik
versta u, o Heer! zij is groot, omdat uwe liefde tot de
menschen groot is; ja, het is deze liefde,dieudwingt
gedurig onder ons ondankbaren te blijven.
O mijn God! gelijk uwe volmaaktheden oneindig zijn,
even zoo is uwe liefde oneindig, laat niet toe, o mijn
allerzoetste Jesus! dat ik in het toekomende wederom
gelijk vroeger, onder het getal van diegenen zij,die uwe
liefde met ondankbaarheid vergelden. Geef mij eene
liefde, die met uu e waardigheid, mot de grootheid
mijner verpligting jegens u overeenkomt. Er was eeu
tijd dat ik ook, helaas! verveling in uwe tegenwoor-
digheid gevoelde, omdat ik u niet beminde, omdat ik
a weinig beminde; maar zoo ik met uwe hulp zoo
gelukkig word van u waarlijk te beminnen, dan zal het
mij niet meer moeijelijk vallen dag en nacht voor het
allerheiligste Sacrament te blijven. O eeuwige Vader!
ik breng u uwen eeniggeboren Zoon tot offer, neem
hem in mijne plaats aan, en geef mij, om zijne ver;
diensten, eene zoo leedere en brandende liefde tot het
H. Sacrament, dat ik mij zonder ophouden in den
geest tot eeno kerk wende, alwaar het Hoogwaardigste
-ocr page 158-
152
BEZOEKEN
rust: dat ik altijd aan het zelvedenke, en ongeduldig
ten tijd afwachte om mij, in uwe tegenwoordigheid
met u te kunnen onderhouden.
Schietgebed. Mijn God! geef mij, uit liefde tot Jesus,
eene groote liefde tot het allerheiligste Sacrament.
De geestelijke Communie, bl. 90.
AAN MAMA.
Maria is de toren van David, waarvan de H. Geest
in de gezangen zegt, dat hij met bolwerken gebouwd
is: dat er duizend schilden aanhangen, al de wa-
penen der dapperen." (Gez. 4.) Een toren, die met
duizend bolwerken omringd is, die duizend verde-
dingsmiddelen en wapenen bereidt voor die, welke
er heen vlugten. Gij zijt alzoo, o allerheiligste Maagd
Maria! gelijk u do H.lgnatius noemt, „ de krachtigste
verdediging van hen, welke zich in den strijd bevin-
den." O hoc vele aanvallen, mijne geliefde Koningin !
moet ik zonder ophouden van mijne vijanden, die mij
van de genade Gods en van uwen bijstand berooven
willen, doorstaan! Maar gij zijt mijne sterkte, want
gij weigert niet voor hen te strijden, die op u vertrou-
won daarom noemt de H. Ephrem u ook: „de verdedig"
ster van hen, die vertrouwen." Verdedig mij dan,
strijd voor mij, die zoo groote dingen van u hoop, die
al mij vertrouwen in u stel.
Schietgebed. Maria! Maria! uw naam is een wapen.
Hei gewone gebed. bl. 100.
ACHT EN TWINTIGSTE BEZOEK.
Welk goed kan God ons weigeren, zegt de II.
Paulus, na ons zijnen eenigen Zoon gegeven te heb-
ben ? „Heeft hij ons met hem ook niet alles gegeven?"
(Rom. 8.) "Wij weten, dat de eeuwige Vader, al wat
hij bezit, aan Jesus heeft overgeven. „Alles gaf hem
-ocr page 159-
TOT HET ALLEBH. SACUAMEHT.             153
de Vader in zijne handen." Danken wij dan onzen
God, die ons zoo zeer bemint, voor zijne goedheid,
zijne barmhartigheid, zijne milddadigheid; want hij
heeft ons met alle goederen en genaden verrijkt, toen
hij ons Jesus in het allerheiligste Sacrament gaf.
„In alles zijt gij rijk geworden door hem, zoodat het
u aan geene gave ontbreekt."(1. Cor. 5.)
Zoo kan ik dan overtuigd zijn , o menschgeworden
Woord ! dat, indien ik maar wil gij aan mij en geheel
aan mij zijt; maar kan ik ook van mij zeggen, dat ik
geheel aan u beu, zoo als gij het van mij verlangt?
Help mij, o Jesus en laat niet toe, dat de wereld ge-
tuige zij van eene zoogroote ondankbaarheid, datter-
wijl hij verlangt dat ik u toebehoore, ik uwedersta,
en niet aan u wil zijn. — Ach! laat niet toe, dat dit
ooit zoo zij; en is het voorheen zoo geweest, ach,
maak dat dit nooit meer geschiede! ik offer mij heden
geheel aan u op. Ik wil, dat in den tijd en in de eeu-
wigheid, mijn leven, mijne gedachten, mijn wil, mijne
handelingen en mijn lijden u toebehooren. Zie ik be-
hoor geheel aan u; als e me offerande, die u reeds
opgedragen is, verzaak ik de schepselen, geef ik mij
geheel aan u over Ach! dat de vlammen uwer godde.
iijke liefde mij verteerden, mijn Jesus, ik wil niet da
de schepselen nog ooit deel aan mijn hart hebben. De
bewijzen uwer liefde, die gij mij gegeven hebt, toen
ik verre van u was, doen mij hopen, dat daar ik u
nu waarlijk bemin , en daar ik mij uit liefde geheel
aan u overgeef; gij mij zeker niet zult verstooten.
Ik offer u heden, o hemelsche Vader! alle deugden,
rille handelingen, alle neigingen ^es harten van uwen
welbeminden Jesus op; neem ze, bij gebrek vande«iij-
ne aan, en om zijne verdiensten die geheel de mijne
üijn, vermits gij ze mij gegeven hebt, zoo verleen mij
-ocr page 160-
154
BEZOEKEN
die genade, die Jesus voor mij verlangt. Door de ver-
diensten van Jesus, dank ik u voor al uwe barmhar-
tiglieid, die gij ten mijnen opzigte bewezen hebt;
door zijne verdiensten voldoe ik u voor mijne zon-
den: door zijne verdiensten hoop ik alle genade, de
vergiffenis, de volharding, den hemel, en bijzonder
die groote genade, uwe liefde te verkrijgen. Ik weet
dat ik het alleen ben, die het ontvangen van al deze
genaden belet. Neem ook dit kwaad van mij weg, dit
bid ik u in den naam van Jesus Christus, die ons be-
loofd heeft: „zoo gij den Vader iets in mijnen naam
vraagt, zal het u gegeven worden." (Jonan. 14.) Gij
kunt het mij dus niet weigeren : Ik wil niets anders
o Heer! dan u beminnen, danmijgeheel aan ugeven.
Ik wil niet meer, gelijk voorheen, uwe liefde met on-
dankbaarheid vergelden, Bewaar er mij voor, o Jesus!
verhoor mij, geef dat ik mij van heden af aan u geve,
om nooit meer op te houden u te beminnen. Ik bemin
u, o mijn God! ik bemin u, oneindige goedheid; ik
bemin u, mijne liefde, mijn hemel, mijn Jesus, mijn
^oed, mijn al !
Schietgebed. Mijn Jesus, mijn al! gij wilt dat ik aan
u zal zijn, ik wil mij geheel aan u geven.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
Welke verkwikking gevoel ik niet in mijne ellende,
welken troost in mijne bedruktheden, welk sterkte in
de bekoringen, als ik aan u denk, o allerzoetste, aller-
heiligste Moeder Maria! en ik uwen bijstand aanroep?
Ja, Heiligen, gij hadt gelijk toen gij, zoo als de H.
Ephrem, mijne Koningin de haven der bedrukten
noemdet, toen gij met den H. Bonaventura uitriept:
„Gij bevrijdt ons van onze rampen; gij zijt de troost
-ocr page 161-
TOT HET ALLEBH. SACKAMENT.             155
der ellendigen; gij droogt onze tranen af." Troost mij,
o Maria! want ik ben door mijnezondan geheel ont-
steld, en van mijne vijanden sterk omringd, zonder
deugden, en koud in de dienst van God. Troost mij,
troost mij, en maak, dat ik een nieuw leven beginne,
een leven, dat waarlijk aan uwen goddelijken Zoon en
aan u behaagt.
Schietgebed, ü mijne Moeder Maria, verandermijin
eenen nieuwen mensch. Gij kunt het door uw gebed.
Het gewone gebed, bl. 100.
NEGEN EN TWINTIGSTE BEZOEK.
„Ik sta voor de deur en klop aan." (Apoc. 5.) O
allerzoetste Meester! die uit liefde tot uwe schapen niet
alleen op het kruis voor ons hebt willen sterven, maar
die verborgen op onze altaren in dit goddelijke Sacra-
ment, nabij onj hebt willen blijven, om dikwijlsaan de
poort van ons hart te kloppen, en om u den ingang tot
hetzelve te bekomen! hoe gelukkig ware ik, indien
ik mij zoo in uwe tegenwoordigheid kondehouden,
gelijk de bruid der gezangen, wanneer zij uitroept:
„Ouder de schaduw van hem, naar wien ik verlangd
heb, rust ik " (Gez. 2.)
Indien ik u beminde, indien ik u waarlijk beminde,
o allerlicfdewaardigst Sacrament; zou ik verlangen
dag en nacht bij u voor het altaar te blijven, daar,
onderde schaduw uwer heerlijkheid, verborgen onder
de gedaante van brood en wijn, zou ik dit geluk,
die tevredenheid vinden, welke gij aan diegenen
geeft, die u opregt beminnen.
Trek mij, door den glans uwer schoonheid en der
oneindige liefde die gij in dit Sacrament openbaart,
tot u. „Trek mij naar u, wij zullen den geur uwer
reukwerken volgen." (Gez. 1.)
-ocr page 162-
156                                 BEZOEKEN
Maak, o mijn Zaligmaker! dat ik aan alle schepse-
len, aan alle vermaken dezer wereld verzake om bij
u, die in het H. Sacrament verborgen xijt, te verblij-
ven: — „Gelijk jongeolijfboomenuwetafelomgeveu."
Welke schoone vruchten van deugden , gelijk aan de
ontluikende planten.dragenzulkegelukkigemenschen
niet aan God op, die met liefde voor het Hoog waardig-
ste nederknielen! Ik schaam mij, o Jesus, zoo arm,
zoo ontbloot van deugden, voor u te verschijnen. Gij
wilt dat degene, die voor uw altaar komt, om u te
vereeren, niet met ledige handen kome. „Hijzalniet
ledig voor mijn aangezigt verschijnen." (Ëxod. 25.)
Wat zal ik dan doen? zal ik u dan niet meer bezoeken!\'
neen, dit zou u nog meermishagen. Zie ik kom geheel
arm, en ik hoop, datgij «elf mij al die ga ven, die gij
van mij verwacht, zult schenken. 1<. weet dat gij in
dit Sacrament niet alleen tegenwoordig zijt om uwe
beminnaars te verrijken, maar dat gij ook hier zijt
om aan de armen uwe gaven mede te deelen. Zoo begin
van heden af met mij, o Heer! ik aanbid u, Koning
mijns harten! beminnaar der menschen, herder,
ontvlamd van liefde tot uwe schapen. Ik nader
nu tot den troon uwer liefde, en ik schenk u, de-
wijl ik niets anders bezit, mijn arm hart, opdat
het geheel aan uwe liefde, aan uw welbehagen toe-
geheiligd zij. Ik kan, ik wil u met dit hart zoo
zeer beminnen, als ik maar immer kan. — Trek
mij tot u, bind mij aan uwen heiligen wil, opdat
ik van nu af vol tevredenheid met uwen leerling
moge zeggen: „Ik ben met de banden uwer liefde
aan u gebonden." (Eph. o.)
Vereenig mij, o Heer! geheel met u; geef dat
ik mij zei ven geheel vergete, en dal ik eens zoo
gelukkig zij, alles, ja ook mij zei ven te verliezen,
-ocr page 163-
TOT HET ALLERH. SACRAMENT.              157
om u alleen te vinden, en zonder ophouden to bemin -
nen.— Ik bemin u, o mijn in het Sacramemt ver-
borgen Jesus! bind mij aan u, ik vereenig mij met
u; maak, dat ik u vinde, dat ik u beminne, en
verlaat mij nimmermeer.
Schietgebed. Mijn Jesus! gij alleen zijt mij genoeg.
De geestelijke Communie bl. 96.
AAN MARIA.
De H. Bernardus noemt Maria: „den zekeren weg
om tol den Zaligmaker te gaan, en zalig te wor-
den." Indien het waar is, o mijne Koningin! het-
geen dezelfde Heilige van u zegt: „dat gij het zijt,
die onze zielen tot God voert," o, zoo wacht dan
niet, tot dat ik zelf tot God ga; maar draag mij
op uwe armen tot hem: draag mij, en indien ik
wedersta, zoo ueem mij met geweld; dwing, door de
zoete aanlokselen uwer liefde mijuen wil, die de
schepselen niet wil verlaten, dwing mij, opdat ik God
alleen en zijnen H. wil zoeke. Toon aan het hemel-
sche hof, hoe magtiggij zijt. Na vele andere wonde-
ren, doe nog dit wonder uwer barmhartigheid, en
trek hem, die verre van God was, geheel tot hem.
Schiet gebed. O Maria! gij kunt mij heilig maken,
ik hoop het van u.
Het gewone gebed, bl. 100.
DERTIGSTE B5Z0EK.
„"Waarom verbergt gij uw aangezigt?" (Job. 13.)
Job was bevreesd, toen hij zag dat God zijn aange-
zigt voor hem verborg; ma ar wij hebhen geene re-
den om bevreesd te zijn, ziende dat Jeius Christus
in het allerh. Sacrament zijne heerlijkheid verbergt:
integendeel, dat moet ons met vertrouwen en liefde
-ocr page 164-
15S
BEZOEKEN
vervullen; vermits Jesus zich onder de gedaante
van brood verbergt, om ons vertrouwen te vergroo-
ten, en ons zijne liefde te toonen. God verbergt
in dit Sacrament zijn aangezigt; maar bij toont in
hetzelve zijne liefde. Want wie zou met vertrou-
wen tot hem durven naderen, hem zijne verlangens
en genegenheid openbaren, indien deze Koning
des hemels den glans zijner heerlijkheid op het al-
taar vertoonde?
O mijn Jesus! welke liifdevolle uitvinding! gij
verbergt u in dit Sacrament onder de gedaante van
brood, opdat men u beminne, opdat diegenen, welke
naar u verlangen.u vinden. De profeet had gelijk,
toen hij den menschen beval, de geheele wereld
door te verkondigen, welke groote dingen onze God
voor ons gedaan heef\'.„Maak aan alle volkeren zijne
uitvindingen bekend." (Isaï 12.) ü beminnend Hart
van mijnen Jesus! gij verdient al de harten uwer
schepselen te bezitten ; o Hart! dat gedurig vol van
de zuiverste vlammen van liefde zijt! o verterend
Tuur! verteer mij geheel, en geef mij een nieuw
leven vol van liefde en genade. Vereenig mij zoo
met u, dat ik mij nooit meer van u verwijdere. O
Hart van Jesus, schuilplaal s der zielen! neem mij op;
o Hart! dat op het kruis zoo zeer bedroefd waart
om de zonden der wereld, geef mij eene ware droef-
heid over mijne zonden.
]k weet, dat gij in dit goddelijk Sacrament met
dezelfde liefde, welke gij op den Calvarieberg ge-
voeldet, bezield zijt, en dat gij daarom vurig ver-
langt, u geheel met ons te vereenigen. Zoude het
mijm ogelijk zijn, nog langer aan uwe liefde, aan uwe
verlangens te wederstaan ? Om uwe verdiensten, o al-
lerliefste Jesus! ontvlam mij, bind mij aanu,ver-
-ocr page 165-
TOT HET ALLERU. SACRAMENT. 159
eenig mij geheel met uw Hart; heden neem ik mij
voor, met den bijstand uwer genade, u zoo als ik
maar kan te begagen, alle mensclieüjk opzigt onder
de voeten te treden, mijne neigingen, mijne ver-
langens, mijae gemakken, die mij beletten kunnen
u volkomen te behagen te verzaken.
Maak, o Heer! dat ik uitwerke, wat ik nu voor-
genoman heb, en dat ik van nu af, u in al mijne
handelingen, in mijne gevoslens, in mijne genegen-
lieden , in één woord, in alles behage. O liefde van
mijnen God! verdrijf uit mijn hart alle andere liefde.
O Maria! mijne hoop! gij vermoogt alles bij God;
bekom mij de genade, dat ik tot mijnen dood toe,
Jecus getrouw diene, hem, die mij zoo oneindig be-
mind heeft. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het in
tijd en eeuwigheid.
Schietgebed. Wie zal mij van de liefde van Jeans
scheiden.
De geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
De H. Bernardus getuigt, „dat de liefde van Ma-
ria niet groot*r noch werkzamer kon zijn, dan zij
inderdaad is, en dat zij zonder ophouden medelijden
met ons lijden heeft, en ons door hare magt helpt."
Dewijl gij dan, o mijne Koningin! rijk in magt en
vol liefie zijt, zoo wenscht gij allen te redden, zoo
kunt gij allen helpen. Ik bid u, en wil niet ophou-
den u met den godvruchtigeu Blosius toe te roe-
pen: O mijne Koningin, sta mij bij in den strijd,
ondersteun mij, als ik wankel. O allerheiligste Maagd
Maria! help mij in den sohrikkelijken strijd, dien
ik altijd tegen de hel zal te doorstaan hebben: en
-ocr page 166-
160                                 BEZOEKEH
indien gij ziet, dat ik wankel, ach, mijne Konin-
gin! zoo strek uwe hand tot mij uit, en sta mij
krachtdadig bij. O mijn God! hoe vele bekoriDgen
zal ik nog tot aan mijnen dood moeten doorstaan?
O, laat niet toe, Maria, mijne toevlugt, mijne
sterkte ! dat ik nog ooit de genade Gods verlieze.
Ik maak nu het vaste voornemen in alle bekoringen
tot u te vlugten en uit te roepen:
Schietgebed. Help mij, Maria! help mij.
Het gewone gebed. bl. 100.
EEN EN DERTIGSTE BEZOEK.
O, welk een heerlijk gezigt was het niet, toen
onze zoetste Jesus eens, van de reis vermoeid, vol
goedheid en liefde aan eene bron zat en de Sama-
ritanen afwachtte, om ze eeuwig gelukkig te ma-
ken. „Jesus zat aan eene bron." (Joan. 4 ) Op
zulke wijze doet hij nu dagelijks met ons: hij daalt
van den hemel op onze allaren neder; en wacht
daar aan de bron van liefde, de menschen, welke
hem willen gezelschap houden. Hij noodigt ze daar
om hem ten minste voor een oogenblik te bezoe-
ken, om hen alzoo meer en meer tot zich te trek-
ken. Het schijnt, alsof Christus van af de altaren,
waarop hij rust, tot ons roept: „waarom vlugt
gij mijne tegenwoordigheid, menschen? waarom
nadert gij niet tot mij, die u zoo zeer bemin, en
die voor uw welzijn, hier geheel vernederd, te-
genwoordig ben? „Wat vreest gij? Ik ben nog
niet hier op aarde gekomen om te oordeelen; neen,
ik ben in dit Sacrament van liefde verborgen, om
rtan allen goed te doen, om allen, die mij tot hunne
toevlugt nemen, zalig te maken. „Ik ben niet ge-
-ocr page 167-
TOT HET ALLKKII. SACKAMEHT.             161
komen om de wereld te oordeelen , maar om de-
zelve zalig te maken." (Joan. 12.) Overdenken wij,
„dat, gelijk Jesus Christus gedurig in den hemel
bezig is met voor ons te bidden." (Tleb. 7.) hij op
dezelfde wijze in het allerheiligste Sacrament, dag
en nacht op de altaren dit ambt van voorspreker
uitoefent, en zich aan zijnen lumelschen Vader als
ofier opdraagt, om voor ons barmhartigheid en
ontelbare genaden te bekomen. Daarom zegt ook
de godvruchtige Thomas a Kempis, „dat wij tot
Christus in het allerheiligste Sacrament zonder vrees
voor straffen moeten naderen, gelijk een vriend tot
zijnen vriend nadert.
Daar gij het mij dan toelaat, zoo wil ik u, mijn
verborgen Heer en Konirg! vol vertronwen mijn
hart openen. O mijn Jesus! o minnaar der men-
schen , ik weet maar al te wel, welk groot on-
regt, helaas! de menschen u aandoen. Gij bewijst
hun niets dan goed, en zij verachten u. Gij zelf
komt hun te gemoet, om u met hen te onderhou-
den, maar zij willen niets van u weten; gij biedt
hun uwe genade aan, en zij weigeren dezelve. O
mijn Jesus! het is maar al Ie waar, dat ik mij
voorheen zelf met die ondankbaren vereenigd heb
om u te beleedigen. Het is maar al te waar, o mijn
God! maar ik wil mij beteren, ik wil de dagen
van mijn leven die mij nog overblijven, alleen
doorbrengen, om aan u, zooveel ik maar kan, e
behagen, en alzoo mijne, u aangedane beleedigin-
gen weder goed te maken. Zeg mij, o Heer! wat
verlangt gij van mijP ik wil zonder uitzondering
alles doen; laat het mij, door middel van de hei»
lige gehoorzaamheid kennen, ik hoop u in alles te
gehoorzamen. Vast besloten, beloof ik, o mijn God!
-ocr page 168-
162                                BEZOEKEN
Tan nu af alles te doen, wat ik weet dat u beha-
gen kan, al moest ik ook daarom alh\'S: ouders,
vrienden, aanzien, gezondheid, ja zelfs het leven
verliezen. Alles, alles mag verloren gaan, indien
ik u maar behage. Gelukkig verlies, dat men lijdt,
om uw Hart, o God mijner ziel! te verheugen.
Ik bemin u, allergrootste Goed! want gij zijt meer
liefde waardig dan alle andere goederen. Ik vereenig
mijn arm, maar u beminnend hart, met de harten
der Serafs, die van liefde tot u branden; ik ver-
eenig het met het hart van Maria, met het hart
van Jesus. Ik bemin u uit al mijne krachten: ik
wil u alleen beminnen, ja; u alleen wil ik bemin-
nen, in alle eeuwigh\' id wil ik u alleen beminnen.
Schulgebei. Mijn God, mijn God, ik ben geheel
aan u, gij zijt geheel aan mij.
Be geestelijke Communie, bl. 96.
AAN MARIA.
De gelukzalige Amadeüs zegt, dat onze heilige
Koningin Maria , zonder ophouden , bij God het
ambt van voorspreekster voor ons uitoefent, en
dat zij altijd hare magtige gebeden aan God voor
ons opdraagt; want voegt hij er bij, zij ziet onze
ellende en de gevaren, in welke wij ons bevinden;
en zij heeft, gelijk eene liefderijke Moeder, mede-
lijden met ons en komt ons te hulp.
Gij ziet dan in dit oogenblik, o mijne liefdewaar-
digste voorspreekster! hoe ellendig ik ben, in welke
gevaren ik mij bevind, en gij bidt voor mij; ja bid
voor mij; bid en houd niet op te bidden, tot dat
gij mij in den hemel ziet, alwaar ik u eeuwig zal
dankeD. De godvruchtige Blosius zegt mij, o aller-
zoetste Maagd Maria! „dat gij na uwen Zoon Je-
-ocr page 169-
TOT HET ALLEBH. SACRAMENT. 163
sus de zekerste middelares der zaligheid voor uwe
getrouwe dienaars zijt." Ik smeek u lieden om ge-
nade van ten tot den dood toe getrouwe dienaar
te blijven; opdat ik u in den hemel love: in den
hemel, waar ik zeker ben, nimmer meer van u
verwijderd te worden.
Schietgebed. Maria! maak, dat ik altijd aan u zij.
Het gewone gebed, bl. 100.
-ocr page 170-
GEBEDEN
TOT DE ALLERH. MAAGD MAEIA.
VOOR IEDEREN DAG DEN WEEK,
Om door hare voorspraak de noodige
genade te verkrijgen.
oOo
Voor den Zondag.
Gebed om vergiffenis te bekomen.
O Maria, liefste Moeder Gods! gij ziet hier voor uwe
voeten eenen ellendigen zondaar en eenen slaaf der
hel; die tot u zijne toevlugt neemt, en in u al zijn ver-
trouwen stelt. Het is waar ik verdien niet, dat gij mij
aanschouwt: maar ik weet, dat dewijl uw goddelijke
Zoon gestorven is om de zondaars zalig te maken, gij
niet meer verlangt dan hen te helpen. O moeder der
barmhartigheid! zie op mijne ellende en heb medelijden
met mij. Ik hoor, dat eenieder u de toevlugt der zon-
daars, de hoop der wanhopenden, den bijstand der
verlatenen noemt. O! wees dan ook mijne toevlugt,
mijne hoop, mijn bijstand: door uwe voorspraak moet
gij mij zalig maken. Om de liefde van Jesus, haast u
om mij te helpen; reik uwe hand uit tot eenen ellen*
dige, die onder den last zijner zonden ligt en diezich
aan u beveelt. Ik weet, dat het u verheugt eenen zon-
daar te kunnen bijstaan: kom mij dan nu te hulp, daar
gij mij helpen kunt! Door mijne zonden heb ik de
genade Gods verloren, en mijne ziel in het verderf
gestort; ik werp mij nu in uwe armen; zeg mij wat ik
doen moet, om mij wederom met mijnen God te ver
-ocr page 171-
GEBED TOT DE ALLERU. MAAGD MARIA. 165
zoenen, want ik ben bereid alles te doen, wat gij mij
gebiedt, God wil, dat ik mij tot u wende ; hij wil, dat
ik uwe barmhartigheid aanroepe, opdat niet alleen de
verdiensten van uwen Zoon, maar ook uwe gebeden
mij helpen en mij van de eeuwige verdoemenis be-
waren. Ik neem dan tot u mijne toevlugt, o Maria!
gij bid voor zoo vele anderen, bid dan ook Jesua
voor mij: zeg hem dat hij mij vergeve, en hij zal
het zeker doen; zeg hem dat gij mijne zaligheid ver-
langt, en hij zal mij zonder twijfel zalig maken. Toon
aan de wereld hoe veel goeds gij doet aan diegenen,
welke op u vertrouwen. Amen.
Voor den Maandag.
Gebed om de genade der volharding.
O Koningin des Hemels! na langen tijd een ellendige
alaaf des duivels geweest te zijn, kom ik mij thans
voor altijd aan uwe dienst toewijden; ja, ik verbind
mij heden om u geheel mijn leven te eeren, en u altijd
te dienen; neem mij dan genadig aan, en verstoot mij
niet, gelijk ik verdien. O mijne Moeder! in u heb ik al
mijne hoop gesteld, van u verwacht ik al mijn geluk.
Ik loof en dank God die mij, uit barmhartigheid alleen,
dit vertrouwen in u gegeven heeft; want ik acht ze
voor eene groote verzekering van mijn eeuwig geluk.
Helaas! ellendig ben ik vroeger in zonde gevallen,
omdat ik u niet aangeroepen had. Maar nu hoop ik,
dat God, door de verdiensten van Jesus Christus en
door uwegebeden mij vergeven heeft. Doch ik kan op
nieuw de goddelijk genade verliezen; het gevaar is
nog altijd hetzelfde, want mijne vijanden waken altijd.
Ach! hoe vele bekoringen blijven mij nog te overwin -
nen over! O mijne allerzoetste Koningin! sta mij bij, en
-ocr page 172-
166
GEBEDEN
gedoog niet, dat ik op nieuw een slaaf der zonde
•worde; bescherm mij altijd. Ik weet, dat zoo ik mij
maar aan u beveel, gij mij zult bijstaan, en dat ik met
nwen bijstand alles zal overwinnen. Maar dit is het
juist, dat ik het vergeten zal van u in het midden der
bekoringen aan te roepen, en dat ik alzoo voor eeuwig
zal verloren gaar». Ach neen, Maria! Iaat dit niet toe,
ik bid u, verwerf mijn de genade, dat ik u in al mijne
bekoringen moge aanroepen; maak, dat ik altijd in de
aanvallen der hel tot u mijne toevlugt neme en uit-
roepe; help mij, Maria ! liefste Moeder laat niet toe,
dat ik God op nieuw door de zonden verlieze!"
Voor den dingsdag.
Gebed om eenen zaligen dood.
O Maria, hoe zal mijn dood zijn? Angst en vrees
overvallen mij; ja, ik sidder er. beef, als ikaan mijne
zonden en te gelijk aan dit schrikkelijk oogenblik denk,
waarvan mijne eeuwige zaligheid of mijne eeuwige
verdoemenis afhangt: als ik op het laatste uur mijns
levens denk, na hetwelk het oordeel volgt. O mijne
allerliefste Moeder Maria! ik stel al mijne hoop in bet
bloed van Jesus Christus en in uwe voorspraak! O
troosteres der bedrukten! verlaat mij niet, troost mij
in den grooten nood, vt aarin ik mij alsdan zal bevinden.
O Maria! indien nu de knagende worm van mijn ge-
weten over mijne zonden, die onzekerheid of God mij
vergeven heeft, het gevaar van weder in de zouden te
vallen, en de gestrengheid der godd lijkeregtvaardig-
heid mij reeds zoo verschrikkelijk pijnigen, wat zal
ik dan in mijn doodsuur niet uit te staan hebben ? Ach
ik ben verloren! indien gij mij alsdan niet bijstaat. O,
mijne allerliefste Koningin? bekom mij, als dit schro-
-ocr page 173-
TOT DE ALLEKn. MAAGD MARIA.             167
meiijk uur nadert, eene groole droefheid over mijne
zonden, eene opregte bekeering, en de volharding in
de dienst van God, en dan, als het laatste oogenblik
mijns levens daar is, zoo help mij, o Maria! mijne
hoop! in die groote bsnaauwdheid, in welken ik alsdan
zal liggen, versterk mij, opdat ik niet bij het zien
mijner zonden, die de duivel mij alsdan zal voor
oogen stellen, in wanhoop valle; bekom mij de ge-
uade, dat ik u zouder ophouden aanroepe, opdat ik,
als ik den geest geef, uwen naam en den naam uws
Zoons nog op de lippen hebbe. Ook bid ik u, geliefde
Koningin! (vergeef mij mijne vrijheid) van zelve, eer
ik sterf, mij niet uwe zigtbare tegenwoordigheid te
troosten; want gij hebt toeh deze genade aan zoo
velen uwer dienaars bewezen, en daarom verlang
en hoop ik ze ook. Het is waar, ik ben een zon-
daar: ik verdien zulke groote genaden niet; maar
ik ben ook uw dienaar, die u bemin, en die al mijn
vertrouwen in u stel. O Maria! miine oogen zullen
u in mijn doodsuur zoeken; laat mij in dit verbchrik-
kelijke oogenblik niet troosteloos en te vergeefs naar
o omzien. Maar indien ik zoo groote genade niet
verdien, sta mij dan toch ten minste van uit den
hemel bij, opdat ik van liefde tot God en lot u ont-
vlamd, dit leven verlate, om u voor eene altijddn-
rende eeuwigheid in den hemel te gaan beminnen.
Voor den Woensdag.
Gebed om van de hel bevrijd te worden.
Tk dank u, o allerbeminnelijkste Koningin mijns
harten! dat gij mij zoo dikwerf van de hel bewaard
hebt, die ik om mijne veelvuldige zonden maar al te
dikwijls Leb verdiend. Ja er was een tijd dat ik,
ellendige, reeds tot deze schromelijke govar. -
-ocr page 174-
[68
GEBEDEN
genis veroordeeld was; en dit vonnis zou welligt
na de eerste doodzonde, die ik begaan heb, zijn
ten uitvoer gebragt, indien gij mij niet uit me-
delijden geholpen hadt. Uit loutere goedheid,
zonder dat ik daarom gebeden heb, hebt gij de godde-
lijke Kegtvaardigheid als tegen gehouden: maar daar-
mede waart gij niet tevreden; neen, gij hebt nog de
versteendheid van mijn hart overwonnen, ;en mij
bewogen om mijn vertrouwen op u te stellen. Ach,
welke groote zonden zou ik niet bedreven hebben!
in zoo vele gevaren, waarin ik mij bevonden heb,
indien gij, o liefde waardigste Moeder! mij niet door
uwe genade, die gij voor mij van God verkregen
hebt, bewaard hadt. O mijne Koningin! bevrijd mij
ook voortaan van de hel. Waartoe zouden mij ook
uwe barmhartigheid en liefdebewijzen dienen, zoo ik
voor eeuwig verloren ging? Is er ook een tijd geweest
op welke ik u niet beminde, zoo bemin ik u toch nu,
en God, boven alles. O laat niet toe, dat ik u en
mijnen God, aan wien ik zulke groote barmhartig-
heid te danken heb, nog ooit verlate. O allerbe-
minnelijkste Koningin! gedoog niest, dat ik u, gedu-
rende de geheele eeuwigheid, in de hel zou haten
en vervloeken. Kunt gij wel toelaten, dat een uwer
dienaars, die u opregt bemint, verloren ga? o Maria,
wat antwoord gij hierop ? Voor mij, ik loop zeker in
mijn eeuwig verderf, indien iku verlaat. Maar wie
zou het wel wagen u te verlaten ? hoe zou het moge-
lijk zijn zelfs de liefde te vergeten, die gij voor mij
gehad hebt ? O mijne Koningin ! gij hebt reeds zoo
veel voor mijne zaligheid gedaan; voleindig uw werk
en blijf mij bijstaan!..... Wilt gij mij helpen! ach,
wat zeg ik ? indien gij mij zoo veel goeds bewezen
hebt in den tijd, dat ik aan u niet dacht, hoeveel
-ocr page 175-
TOT DE ALLERH. MAAGD MAMA.           ]69
te meer moet ik dan nu niet hopen, nu ik u bemin
en mij u aanbeveel! Neen, waarlijk, hij, die zich
aan u beveelt, gaat niet verloren, hij alleen gaat
verloren, die u niet aanroept, die bij u geene hulp
zoekt. O mijne Moeder! geef mij toch niet aan mij
zelven over, want alsdan zou ik mij in het verderf
storten; integendeel, maak dat ik altijd tot u mijne
toevlugt neme. Maak mij zalig, o mijne hoop! be-
waar mij van de hel, maar vooreerst van de zonde;
want deze alleen kan mij tot de hel verdoemen.
Voor den Donderdag.
Gebed om in den hemel te komen.
O hemelsche Koningin! die boven alle kooren der
Engelen het naaste bij God zijt, ik arme zondaar,
groet u uit dit tranendal, en bid u, om uwe mede-
lijdende oogen tot mij te wenden; want waar gij
uwe oogen slaat, daar verspreidt gij genade. Zie,
o heilige Maagd Maria! in hoevelen en hoe groote
gevaren ik mij nu bevind, in welke ik, zoo lang ik
op de aarde leef, gedurig blootgesteld ben om mijne
ziel, den hemel en mijnen God te verliezen. Maar
in u, o mijne allerliefste Maria! heb ik al mijne hoop
gesteld. Ik bemin u, en ik zucht naar het geluk-
kige oogenblik van u in den hemel te zien en te
loven. O, mijne Moeder! wanneer zal die geluk-
kige dag verschijnen, waarop ik aan uwe voeten zal
vallen, en u, de Moeder van mijnen God, en mijne
Moeder, die zich zoo vele moeite gegeven heeft om
mij van het eeuwige verderf te beware a, zal aan-
schouwen? Wanneer zal ik die hand kussen, die mij
zoo dikwijls van de hel bevrijd heeft, ja die mij,
zelfs toen ik door mijne schuld verdiende van een
ieder verlaten en gehaat te zijn, met zoo vele ge-
12
                                                         8
-ocr page 176-
170                                    GEBED
naden verrijkte? Mijne geliefde Koningin! hier op
aarde ben ik jegens u ondankbaar geweest: maar
als ik in den hemel komen zal, dan zal ik u niet meer
ondankbaar zijn; dan zal ik u de altijddurende eeu-
wigheid door, zoo zeer beminnen als het in mijne
magt is; ja, dan zal ik mijne ondankbaarheid her-
stellen met u zonder ophouden te prijzen en te dan-
ken. O allerliefste Moeder! ik dank God, dat hij mij
een zoo groot vertrouwen in het bloed van Jesus
Christus en in u gegeven heeft. Gij moet mij zalig
maken, gij moet mij van mijne zonden bevrijden, gij
moet voor mij door uwe voorspraak licht en kracht
verkrijgen om den wil Gods te vervullen, gij moet
mij in den hemel leiden. Dit alles hebben uwe ge-
trouwe dienaars van u gehoopt en niet een is bedrogen
geworden. Neen ik zal mij ook niet bedriegen; o
Maria! het zal dan alzoo zijn, gij zult mij zalig
maken. Eid uwen Zoon Jesus, gelijk ik hem nu ook
bid, dat hij om zijn bitter lijden in mij dit heilig
vertrouwen altijd beware en vergroote, want alsdan
word ik zonder twijfel zalig.
Voor den Vrijdag.
Gebed om de liefde lot Jesus en Maria te bekomen.
Ik weet, o Maria ! dat gij het edelste het ver-
hevenste, het reinste, het schoonste, het milddadig,
sle, het heiligste, met één woord, het allerliefste,
onder alle schepselen zijt. O, dat toch allen u kenden
en beminden, mijne Koningin! gelijk gij het ver-
dient! Intusschen troost het mij, dat er in den
hemel en op de aarde zoo vele gelukkige zielen
zijn, die uwe goedheid en schoonheid beminnen;
maar het verheugt mij bijzonder, dat God u meer
dan alle menschen, ja zelfs meer dan alle Engelen
-ocr page 177-
TOT DE ALLERH. MAAGD MARIA.            17]
te zamen bemint. O mijne allerbeminnelijkste Moe-
der! ik, arme zondaar, bemin u ook, maar mijne
liefde is nog zwak; ik wensch u meer en teederder
te beminnen. Ach, bekom voor mij toch dezs genade,
want de liefde tot u is een teeken, dat men uitverkoren
is om eeuwig te leven; zij is eene genade, die God
aan dezulken alleen geeft, die hij wil zalig maken.
Ik erken ook, o geliefde Moeder! hoe veel dank-
baarheid ik uwen goddelijken Zoon schuldig ben;
ik erken dat hij van ons oneindig verdient bemind
te worden. Daarom moet gij dan ook, gij, die
niets zoo zeer verlangt dan hem van allen bemind
te zien, mij de genade verwerven van Jesus vurig
te b\' minnen. God geeft u alles, wat gij verlangt;
beko ï mij dan ook de genade van mijnen wil zoo
naau./ met dien van God te vereenigen, dat niets
in staat zij mij van hem te verwijderen. Ik zoek
noch de goederen dezer wereld, noch hare eer,
noch hare rijkdommen; alles, wat ik verlang, is
hetgene gij het vurigst verlangt mij te geven, na-
melijk de liefde tot God. Zou het mogelijk zijn,
dat gij dit verlangen, hetwelk u zoo zeer behaagt,
niet zoudt willen vervullen ? Neen, gij helpt mij
reeds nu; gij bidt reeds nu voor mij: bid, bid voor
mij, en houd niet op te bidden, tot dat gij mij in
den hemel ziet, buiten ge.aar van mijnen God nog
te kunnen verliezen en verzekerd van hem, met u,
o allerteederste Moeder! vereenigd, de geheele eeu-
wigheid door te kunnen beminnen.
Voor den Zaturdag.
Gebed om de voorspraak van Maria.
O allerheiligste Moeder Maria! ik weet hoe vele
genaden gij reeds voor mij verkregen hebt, en ik
-ocr page 178-
172
GEBEDEN
zie ook te gelijkertijd hoe ondankbaar ik mij jegens
u heb gedragen; maar, ofschoon ik, ondankbare,
geene weldaden meer verdien, zoo wil ik toch het
vertrouwen op uwe barmhartigheid, die veelgrooter
is dan mijne ondankbaarheid, niet verliezen. Heb
medelijden met mij, mijne magtige voorspreekster!
Gij deelt alle genaden uit, die God aan ons, ellen-
digen, bewijst; God heeft u zoo milddadig gemaakt,
opdat gij ons in onze ellenden te hulp zoudt komen.
O Moeder! help mij in mijnen nood. Gij neemt de
ellendigsten en de meest verlatenen, die zich tot u
wenden, onder uwe bescherming; verdedig dan ook
mij, die nu tot u roep. Zeg mij niet, dat het moei-
jelijk is mijne zaligheid te bewerken, want de groote
hindernissen zijn ligt overwonnen, indien gij mij
beschermt. In uwe banden stel ik dan mijne zalig-
heid, en vertrouw u mijne ziel toe; zij is digt bij
haar verderf; gij moet ze door uwe voorspraak red-
den. Ik wil onder het getal uwer ijverigste dienaars
zijn, verstoot mij niet; gij zoekt de ellendigen op
om hen te helpen: ach! wil dan ook mij, arme zon-
daar, die tot u mijne toevlugt neem, niet verlaten.
Zeg voor mij een woord aan uwen Zoon, die u toch
alles geeft, waar gij hem om bidt. Neem mij onder
uwe bescherming, en ik ben te vreden; ja, zoo gij
mij bijstaat, vrees ik niets. Ik vrees dan mijne
zonden niet; omdat ik wel weet, dat gij het kwaad,
hetwelk zij mij toegebragt hebben, zult herstellen;
ik vrees dan ook den duivel niet, want gij zij*;
magtiger dan de geheele hel, ik heb dan eindelijk
ook niets te vreezen van mijnen regter Jesus, want
een van uwe gebeden stilt zijne gramschap. Ik vrees
alleen, dat ik, door eigene nalatigheid, vergeten
zal mij aan u te bevelen, en dat ik alzoo zal ver-
-ocr page 179-
TOT DE ALLERH. MAAGD MABIA.           173
loren gaan. O mijne Moeder! verkrijg mij de ver-
giffenis van al mijne zonden, de liefde tot Jesus
Christus, de heilige volharding, eenen zaligen dood
en eindelijk den hemel. Maar bijzonder verkrijg mij
de genade om mij altijd aan u te bevelen. Het is
waar, dit alles zijn te groote genaden voor mij,
die ze niet verdien; maar zij zijn niet te groot voor
u, die van God zoo zeer bemind zijt, dat hij u
alles geeft, wat gij wilt; het is genoeg, dat gij
hem een woord zegt, om alles te bekomen. Bid
dan Jesus voor mij; zeg hem, dat gij mij wilt bij-
staan, en hij zal zeker medelijden met mij hebben.
Mijne Moeder! op u vertrouw ik, en in deze hoop
wil ik leven en sterven. Amen. Leve Jesus, onze
liefde, leve Maria, onze hoop.
-ocr page 180-
-^AATQ!CCCt& 3C0C*9<XC!8=>3C0C*gC0CJBvrww>-
AANDACHTIGE
BH
LIEFDEVOLLE OEÏMII&EH
TOT DE
ZEVEN WEEËN VAN MARIA.
Paus Bencdictus XIII, liceft BOO dagen aflaat voor ieder
Onte Vader en Wees gegroet verleend aan hen, die ze vrijdag
en in den vastentijd bidden, en 1*10 dagen aflaat voor de
andere dagen.
HEKSTE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne teedere Moeder
Maria! als ik denk aan het eerste zwaard van droef-
heid, dat uï hart doorboorde, toen de H. Simeon
u al de mishandelingen voor oogen stelde, die uw
Jesus voor de mensclien moest lijden, en die u alle
door de H. Schrift bekend waren. Ja, gij wist zelfs
dat hij voor uwe oogen op het kruis, na al zijn
bloed vergoten te hebben, den geest zoude geven,
verlaten van allen, zonder dat gij hem zoudt kun-
nen helpen of verdedigen. Ik bid u, mijne Koningin!
om de bittere herinnering, die zoo lange jaren uw
hart bedroefde, verkrijg mij de genade, dat ik het
lijden van Clirislus en uwe smarten, in het lijden
en bij Ulijn sterven, altijd in mijn hart drage.
1 Onze Vader, 1 Wees gegvoct, 1 Glorie zij den
Vader.
-ocr page 181-
OEFENINGEN TOT DE, ENZ.                  .i 75
TWEEDE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijue beminde Moeder
Maria! als ik denk aan het tweede zwaard van droef-
lieid, dat uw hart doorboorde, toen gij zaagt hoe
uw onschuldige eerstgeboren Zoon door diezelfde men-
schen, om welker zaligheid hij in de wereld geko-
men was, vervolgd werd. Gij moest toen in het
midden van don nacht stil naar Egypte vlugten.
Om de verdiensten van al uw lijden, dat gij, o tee-
dere Maagd! niet uw verdreven kind op deze lange
en moeijelijke reis, door wilde en ruwe landen en
gedurende uw verblijf in Egypte hebt moeten onder-
gaan, waar gij onbekend en vreemd, vele jaren ver-
acht leefdet, bid ik n, mijne lieve Koningin! verkrijg
mij de genade, om geduldig en met u vereenigd tot
mijnen dood toe alle lijden van dit ellendige leven
te verdragen, ten einde eens van de pijnen der hel,
die ik verdiend heb, bevrijd te zijn.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den
Vader.
DERDE DROEÏHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne beminde Moeder
Maria! om het derde z.vaard van droefheid , dat uw
hart doorboorde toen gij uwen lieren Zoon Jesus
verloren hadfc, toen hij drie dagen lang, van u ver-
wijderd, in Jeruzalem bleef. O mijne lieve Koningin!
alsdan het voorwerp uwer liefde niet meer ziende
en niet wetende waarom hij u verlaten had; hadt
gij z iker dag of nacht geen rust meer. Oagetwij-
feld hebt gij toen zonder ophouden naar hem gezocht
iV.e uw grootste goed was. Ik bid u, om de zueh-
ten, welke gij gedurende de drie bittere en voor u
-ocr page 182-
176
OEFENINGEN TOT DE
al te lange dagen lot God zondt, verkrijg voor mij
de genade van nooit meer mijnen God te verliezen,
opdat ik altijd hier op aarde met hem vereenigd leve.
en in zijne genade eens (leze wereld verlate.
VIERDE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder
Mona! om het vierde zwaard van droefho\'!, datuw
hart doorboorde, toen gij uwen Jesus, tot den dood
veroordeeld, met koorden en ketenen gebonden, mei
bloed en wonden bedekt, met doornen gekroond,
op den weg onder het zware kruis, dat hij op zijne
verwonde schouders droeg, zaagt vallen, gaande als
een onnoozel lam uit liefde voor ons tot den dood.
Toen aanschoiiwdet gij elkander, en uwe blikken
werden even als zoo vele smartelijke pijlen, met
welke uwe van liefde tot elkander ontvlamde harten
verwond werden. Door deze groote smarten bid ik
u om mij de genade te verkrijgen , dat ik altijd
overgegeven aan den wil van mijnen God leve, en dat
ik steeds vol vreugde, met Jesus vereenigd, mijn
kruis tot mijnen laatsten adem drage.
1 Onze Vader, 1 Weet gegroet, 1 Olorie zij den
Vader.
VIJFDE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder
Maria! om het vijfde zwaard van droefheid, dat
uw hart doorboorde, toen gij op den Calvarieberg
uwen geliefden Zoon Jesus, onder zulke schromelijke
smarten van de menschen bespot, langzaam op
het harde en ruwe kruis voor uwe oogen zaagt
sterven, zonder hem ook de kleinste verzachting,
die men zelfs aan de grootste kwaaddoeners in het>
-ocr page 183-
ZEVEN WEEËN VAN MABIA.                 177
doodsuur niet weigeren zonde, ie kunnen geven.
Om den doodsangst , welken gij , liefste Moeder!
aldaar met uwen stervenden Zoon uitstondf; om de
droefheid, die gij gevoeldet, toen Jesus voor de laat-
ste maal aan het kruis tot u sprak, toen hij afscheid
van u nam, en ons allen met den H. Joannes als
uwe kinderen aan u overgaf, om de verschrikke-
lijke smarten, die gij leedt, toen hij zijn hoofd
boog en gij hem den geest zaagt geven, bid ik u,
verkrijg voor mij bij uwen gekruisten Jesus de ge-
nade, dat ik ook dood zij voor alle dingen dezer
wereld, en ik gedurende geheel mijn leven, alleen
voor God leve, en alzoo eens daartoe kome, dat
ik hem van aanschijn tot aanschijn in den hemel
moge aanschouwen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
ZESDE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder
Maria! om het zesde zwaard van droefheid, dat
uw hart doorboorde, toen men dat teeder hart van
uwen dooden Zoon doorstak, die reeds voor deze
ondankbaren, welke zelfs na zijnen dood niet moede
waren hem te mishandelen, gestorven was. Om
deze onuitsprekelijke groote smarten, bid ik u,
verkrijg voor mij de genade, dat ik altijd in het
voor mij doorboorde hart van Jesus moge wonen,
in dat hart, hetwelk de liefdekamer is, waarin alle
zielen, die God beminnen, hare rust vinden: opdat
ik aldaar zoo lang ik leef, aan niets anders denke
en niets anders beminne dan God alleen. O aller-
heiligste Maagd Maria! gij kunt dit doen, van u
hoop ik het.
1 Onze Vader 1 Weesgegrcct, 1 Glorie zijden Vader.
12
                                                        8.
-ocr page 184-
1.78
OEFENINGEN TOT DE
ZEVENDE DROEFHEID.
Ik heb medelijden met u, mijne geliefde Moeder
Maria! om het zevende zwaard van droefheid,
dat uw hart doorboorde, toen gij uwen gestorven
Zoon in uwe armen druktet. Hij is niet meer lief
en schoon, gelijk eertijds, toen gij hem in den stal
van Bethlehem in uwe armen hieldt: neen, hij is vol
bloed; zijn heilig ligchaam is geheel verscheurd
door de geeselslagen, en zijne beenderen zijn zelfs
door de wonden ontbloot. O mijn allerliefste Zoon!
zoo spraakt gij toen, mijne allerliefste Zoon! waar-
toe heeft uwe liefde u gebragt? En toen men hem
in het graf droeg, wildet gij hem vergezellen, en
bem met uwe eigene handen in hetzelve nederleggen,
om, na voor de laatste maal van hem afscheid ge-
nomen te hebben, uw liefdevol hart daar te laten.
Om al dat schroomelijke lijden, dat uwe heilige ziel
gevoeld heeft, verkrijg voor mij, o Moeder der
schoone liefde! de vergiffenis van alle beleedigin-
gen, die ik mijnen, mij zoo vurig beminnenden
God aangedaan heb, en die mij uit geheel mijn hart
berouwen. Sta mij bij, o Maria! in alle bekoringen,
sta mij bij in mijn doodsuur, opdat ik door de ver-
diensten van Jesus, en door de uwe, zalig worde,
en eens met uwen bijstand, na deze ellendige bal-
lingschap op aarde, den lof van Jesus en den uwen
voor eeuwig in den hemel moge zingen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den
Vader,
Bid voor ons, allerbedruktste Moeder Maria.
Opdat wij aan de beloften van Christus mogen
deelachtig worden.
-ocr page 185-
ZEVEN WEEEH VAN MARIA. 170
GEBED.
O God! In wiens lijden, volgens de voorzegging
van Simeon, een zwaard van droefheid de aller-
zoetste ziel van de glorierijke Maagd en Moeder
Maria, doordrong; geef genadig, dat wij, die met
vereering aan hare smarten denken, aan de geluk-
kige uitwerkselen van uw lijden deelachtig worden,
gij, die leeft en heerscht in eeuwigheid. Amen.
KORTE UITLEGGING
DER
VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZEKRANS.
f In het eerste blijde geheim van den Rozekrans:
dien gij, o II. Maagd! ontvangen hebt, overweegt
men, hoe de aartsengel Gabriël aan de allerheiligste
Maagd verkondigde, dat zij onzen Heer Jesus Chris-
tus ontvangen en baren zoude.
Overdenk , o beminde ziel, de liefde van onzen
God, die ons zou hebben kunnen zalig maken, met
ons eenen Engel te zenden om ons te verlossen;
maar die daaimede niet tevreden zijnde, zelfheeft
willen komen, om voor ons eeuwig geluk te sterven.
Doch waar vindt men de liefde en dankbaarheid,
die de menschen aan een zoo liefdewaardigen God
schuldig zijn? — Laat ons Maria gedurende dit deel
van den Kozekrans bidden , dat zij ons de liefde
Gods verkrijge. O heilige Moeder Gods! gij waart
altijd van liefde tot mijnen Zaligmaker ontvlamd,
die, om ons van de hel te bevrijden, uw Zoon is
-ocr page 186-
180
KORTE UITLEGGING
willen worden: verkrijg mij van Jesus Christus de
genade om hem uit al mijne krachten te beminnen.
f In het 2C blijde geheim : dien gij, Elisabeth
bezoekende, gedragen hebt,
overweegt men, hoe de
allerheiligste Maagd Maria, na vernomen te hebben,
dat hare nicht zwanger was, aanstonds tot haar
reisde en drie maanden bij haar bleef.
Overdenk, dat het bezoek van Maria dit geheele
huis gelukkig maakte.
Zalig is hij, die door Maria bezocht wordt.
Laat ons Maria bidden, dat zij dikwijls ons hart
willo bezoeken en ons heilig make.
f In het 3e blijde geheim : dien gij, o Maagd!
gebaard hebt,
overweegt men, hoe de allerheiligste
Maagd, toen de tijd der geboorte van Jesus geko-
men was, onzen Zaligmaker te Uethlehem in eene
krib tusschen twee dieren ter wereld bragt.
Overdenk, hoe Maria, de tijd der baring nabij
zijnde, zich 1e Bethlehem bevond, alwaar men haar
nergens wilde ontvangen, zoodat zij gedwongen was
in eenen stal tusschen de dierei, eene plaats te
zoeken om den Zoon Gods te baren.
Jesus wilde op de aarde als een kindje in eene
krib liggen, om de zondaars meer vertrouwen in
te boezemen: wij mogen derhalve geen mistrouwen
in God hebben.
Bidden wij dan Maria, dat zij ons een groot ver-
trouwen op God verkrijge.
f In het 4e blijde geheim: dien gij in den tempel
geofferd hebt,
overweegt men, hoe de allerheiligste
Maagd, 40 dagen na de geboorte van Christus, de
tijd der reiniging voorbij zijnde, haren heiligen Zoon
in den tempel opo\'\'^rde, en hem op de armen van
den grijsaard Simeun legde.
Maria had niet noodig zieh te reinigen, dewijl zij
altijd vlekkeloos geweest was, maar om aan de wet
te gehoorzamen, en uit ootmoedigheid, wilde zij,
voor de oogen der wereld onrein, gelijk de andere
vrouwen verschijnen.
-ocr page 187-
VAN DEK H. ROZEKRANS.                    181
Zou het mogelijk zijn, dat, terwijl Maria, die zoo
heilig was, zich niet geschaamd heeft voor onrein
aangezien te worden, wij, die zoo vol zonden zijn,
ons schaamden, ons als zondarea te vertoonen? Laat
ons de allerheiligste Maagd bidden, dat zij ons helpe
alle valsche schaamte in de heilige biecht te over-
winnen.
f In het 5« blijde geheim: dien gij in den tempel
teedergenonden hebt,
overweegt men, hoe Maria, na
haren goddelijken Zoon verlorenen hein drie dagen
gezocht te hebben, hem eindelijk den derden dag
in den tempel vond, zittende als leeraar onder do
Schriftgeleerden en nog slechts 12 jaren oud z\'jnde.
Overdenk, hoe de allerheiligste Maagd met den
heiligen Jozef, na met hunnen kleinen Jesus den
tempel bezocht te hebben, hem op hunne terugreis
verloren; weeneude en zuchtende zochten zij hem
drie dagen lang! en vonden hem eindelijk in den
tempel.
Maria had niet de genade van Jesus Christus,
maar alleen zijne persoonlijke tegenwoordigheid ver-
loren, en evenwel heeft zij hem met zon vele tranen
gezoclit. Hoe veel te meer, moesr hij, die zijne
genaden verloren heeft, Jesus weenende zoeken! Die
hem op zulke wijze zoekt, vindt hem zonder twij-
fel weder.
Bidden wij Maria, dat zij voor ons eene ware
droefheid over onze zonden verknige.
f Tn het le droevig geheim : die voor ons bloed
gezweet heeft,
overweegt men, hoe Jesus, in den
hof biddende, bloed zweette.
Overdenk, hoe onze Zaligmaker, zoodra hij in
den hof gekomen was, door zulk eene groote
droefheid overvallen werd, dat hij zelf zeide, dat
zij hevig genoeg was om hem te dooden: „Mijne
ziel is bedroefd tot den dood toe." Vragen wij ons
af, wie Jesus in den hof zoo zeer bedroefd heeft,
wie de oorzaak geweest is, dat hij bloed heeft ge-
-ocr page 188-
182
KORTE UITLEGGING
zweet ? Het aanzien van onze zonden heeft hem
dezen doodsangst verooorzaakt. Laat ons onze droef-
heid met die van Jesus vereenigen.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons eene
ware droefheid verkrijge.
f In het 2e droevig geheim : die voor ons ge-
geeseli is,
overweegt men de verschrikkelijke gee-
seling van Jesus Christus in het huis van Pilatus
in welke hij, volgens de verklaring van de H. Bri-
gitta 60f>6 geeselslagen ontvangen heeft.
Overdenk, dat deze geeseling zoo gruwelijk was,
dat ziju heilig ligchaam, volgens de voorzegging
van Isaïas, aan het ligchaam van eenen melaatschc
geleek; dat is, dat hij van het hoofd tot de voeten met
wonden overdekt was. De godgeleerden zeggen, dat
Christus deze schromelijke smarten vooral daarom
heeft willen lijden, om voor de zonden van onkuisch-
heid te voldoen. Hebt gij het verstaan, gij, zon-
daar? uwe onkuischheid heeft Jesus Christus gegee-
seld: o geesel Jesus dan toch niet meer!
Laat ons Maria bidden, dat zij ons van de boos-
heid die de hel vervult, bevrijde.
f In het \'ie droevig geheim : die voor ons met
doornen gekroond is,
overweegt men de doornen-
krooning van Jesus Christus, die, uit bespotting
als een koning behandeld werd.
Overdenk, hoc de snoode beulen, na Jesus ge-
geeseld te hebben, hem op eenen steen deden zit-
ten: hoe zij hem aldaar een riet in plaats van eenen
schepter in de hand gaven; hem een oud kleed in
S laats van den koninklijken mantel, op de schou-
eren wierpen; hem een krans van doornen, in
plaats van eene kroon, op het hoofd stelden, en
hoe zij met stokken op de doornen sloegen, waar-
door zij in het hoofd drongen. Daarop bespotteden zij
hem, en riepen hem toe: Wees gegroet, Koning der
Joden! en sloegen hem in zijn goddelijk aangezigt.
Even zoo doen de zondaars, die terstond na ge-
-ocr page 189-
VAN DEN H. EOZEKRANS.                   183
biecht te hebben, de kerk verlaten en door hunne
zonden .Tesus op nieuw beleedigen. Zij slaan hem,
gelijk de Joden, in zijn beminnelijk heilig aangezigt.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons verkrijge
veeleer te sterven dan Jesus op nieuw te beleedigen.
f In het 4e droevig geheim: die voor ons hel kruis
gedragen heeft,
overweegt men, hoe, nadat, Pilatus J esus
veroordeeld had, men om zijne schande en smarten te
vergrooten, hem het kruis op zijne schouderen wierp.
Overdenk, hoe Jesus vol liefde liet kruis om-
helst, om voor onze zonden te voldoen. — Het
is billijk, dat wij ook om God, voor zoo veel be-
leediginsren, die wij hem aangedaan hebben, te vol-
doen, alle kruisen en lijden die hij ons overzendt,
gewillig aannemen.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor onsoverge-
ving en verduldigheid in al ons lijden verkrijge.
f In het Se droevig geheim: die voor ons ge-
kruisigd is,
overweegt men, hoe men Jesus op den
Oalvarie-berg gekomen zijnde, de kleederen van het lig-
chaam trok en hem op het kruis nagelde, waarna hij in
de tegenwoordigheid van zijne bedrukte Moeder 3tierf.
Overdenk, welken bitteren dood onze Zaligmaker
heeft willen lijden om onze liefde te winnen. Laat ons
dikwijls onze oogen naar een kruisbeeld slaan en tot
onzen Zaliarmaker roepen: ik bemin u, o mijnJesus,
die uit liefde tot mij hebt willen gedood worden.
Laat ons Maria bidden, dat zij voor ons de ge-
nade verkrijge dikwijls aan de liefde te denken, die
Jesus Christus ons op het kruis bewezen heeft.
f In het 1" heerlijk geheim : die van den dood
opgestaan is,
overweegt men, hoe Jesus den derden
dag na ziJDen dood zegepralend en heerlijk uit het
graf opgestaan is om niet meer te sterven.
Laat ons overdenken de heerlijkheid van onzen
Zaligmaker in zijne verrijzenis, die door zijnen
dood den duivel overwonnen en de menschen uit
de slavernij verlost heeft. Welke dwaasheid begaat
-ocr page 190-
184
KOBTE UITLEGGING
niet de zondaar, die, nadat Jesus hem van de magt
des duivels bevrijd heeft, om eenige ellendige ver-
genoeging of om eenige aardsclu goederen, zich
op nieuw als slaaf aan satan geven wil.
Laat ons Maria bidden, dat zij ons zoo naauw
door de liefde met Jesus vereenige, dat wij nooit
meer door den duivel overwonnen worden.
-J- In het 2" geheim : die ten hemel opgevaren is,
overweegt men hoe Jesus, 40 dagen na zijne ver-
rijzenis, in de tegewoordigheid van zijne heilige
Moeder en van zijne leerlingen, zegepralend en
verheerlijkt ten hemel klom.
Overdenk, hoe de hemel toen gesloten was, en
hoe onze Zaligmaker hem voor allen, die hem be-
minnen, geopend heeft.
Welk eenc ellende is het niet, als men bedenkt,
dat onze Zaligmaker zoo veel heeft willen lijden
om ons den hemel te verwerven; en dat er even-
wel zoo vele dwaze zondaars zijn, die den hemel
verzaken en zich zelven, om een ellendig vermaak,
om een niet, tot de hel verdoemen. Laat ons Maria
bidden, dat zij voor ons bij God verlichting bekome
opdat wij erkennen hoe ijdel de goederen der wereld
zijn, en hoe groot de vreugde zal wezen, die God
in den hemel bereidt voor diegenen, welke hem
op de aarde beminnen.
-j- In het \'&\' heerlijk geheim: die den heiligen
Geest gezonden heejt
, overweegt men, hoe Jesus
Christus, die aan de regterhand des eeuwigen Vaders
zit, den heiligen geest zond over de Apostelen, die met
Maria in eene eetzaal te Jeruzalem vergaderd waren.
Overdenk, hoe de Apostelen, eer zij den heiligen
Geest ontvangen hadden, zwak en koud in de liefde
God3 waren, ja zoodanig dat gedurende het lijden
van Christus, de een hem verraadde, de andere
hem verloochende, en allen hem verlieten; maar hoe
zij, na den heiligen Geest ontvangen te hebben, door
eene zoo vurige liefde tot Jesusj ontvlamd waren,
-ocr page 191-
VAN DEN H. ROZEKKANS.                   185
dat zij, vol vreugde, hun leven <oor Jesus opofferden.
De H. Augustiaus zegt : „Hij die bemint ver-
heugt zich, indien hij te lijden heeft."
Laat ons Maria bidden , dat zij voor ons van den
heiligen Geest de gave der liefde Gods bekome, en
alsdan zal aile lijden dezer wereld ons zoet schijnen.
-j- In het ie heerlijk geheim : die u ia den hemel
opgenomen heeft,
overweegt men, hoe Maria eenige
jaren na do verrijzenis van Jesus Christus de wereld
verliet en door de Engelen ten hemel opgevoerd
werd.
Daar Maria heilig geleefd had, zoo was haar dood
ook zoet en troostvol. Onze dood zal niet zoo zoet
zijn als de dood van Maria, omdat onze zonden ons
in dat oogenblik verschrikken zullen. Wie nogtans
zijn ongeregeld leven verlaat, en zich in de dienst
van Maria begeeft, die kan hopen, dat zijne goede
Moeder Maria aan hem denken en hem bijstaan zal,
opdat hij getroost, sterve, hetgeen zoo vele dienaars
van Maria ondervonden hebben.
Ik stel mij onder uwe bescherming, o Maria! ik
neem vast voor mij te beteren, ik bid u mij in mijn
doodsuur bij Ie staan.
-j- In het 5" heerlijk geheim : die u in den hemel
gekroond heelt,
overweegt men, hoe Maria door
haren goddeiijken Zoon gekroond werd, en welke
heerlijkheid de heiligen in den hemel genieten.—
Toen Maria in den hemel door God gekroond werd,
bestemde hij haar tot onze voorspreekster; daarom zegt
de H.Amadeüs: „Zij bidt zonder ophouden voor ons."
Het is wel waar, dat Maria voor allen bidt;
maar het is ook zeker, dat zij op eene geheel bij-
zondere wijze voor diegenen bidt, die haar vurig
om hare voorspraak aanroepen.
Laat ons Maria met de heilige Kerk bidden:
„Heilige Maria, Moeder Gods, bid voor ons," en
met den H. Philippus Ne-ius: „Maria, Moeder
van God! bid Jesus voor ons."
-ocr page 192-
uwv/vvv.vvwvwvvvwvvvwwvwwwvv
HEILÏG3 R0SEKP.AN5.
In den naam des Vaders, enz.
Ik geloof in God den Vader, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
Ik groet u, Dochter van God den Vader! wees
gegroet, enz.
Ik groet u, Moeder van God den Zoon! wees
gegroet, enz.
Ik groet u, Bruid van God den H. Geest! wees
gegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES ENGELS,
De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend,
van nu af lot in eeuwigheid, ünze Vader, enz.
1.  De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in de
menschwording van Christur , wees gegroet, enz.
2.  Maria is tot Moeder van Christus verkoren ,
3.  De Engel Gabriöl brengt Maria de blijde bood-
schap,
        _                                                  g
4.  Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, gj
5.   De Engel zeide: Weesgegroet, vol vangena- era
de, de Heer is met u,
                                        oS
6.  Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, o
7.  De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, j*
want gij zult ontvangen door den H. Geest, co
8.  Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: 5
mij geschiede naar uw woord,
9.  Maria is van den H. Geest overlommerd ge-
worden,
-ocr page 193-
J87
H. ROZEKK.ANS.
10. En het Woord is vleesch geworden en het heeft
onder ons gewoond, wees gegroet, onz.
Glorie zij den Vader, enz.
II. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHT EI.IS.IIJETU.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader,enz.
1.  Maria uit ootmoedigheid gaat hare nicht Elisa-
beth bezoeken, wees gegroet, enz.
2.  Maria bestuurd door den H. Geest,
3.  Maria met haast opstaande, gaat over het
gebergte,
i: Maria werd met veel liefde door hare nicht
Elisabeth ontvangen,
5. Joannes is gezuiverd en van blijdschap op- 4
gesprongen in zijns Moeders ligchaam,           3
C. Elisabeth zeide: gezegend is de vrucht uws era
ligchaams,                                                          o™
7.  Maria heeft uitgeroepen: Mijne ziel maakt 3
groot den Heer!
                                            «•
8.  Elisabeth zeide: Wolk geluk geschiedt mij, o
dat de Moeder des Heeren tot mij komt, j«
9.  Het huis van Zacharias is door de komst van
Jesus en Maria gezegend,
10.  Maria heeft hare nieht drie maanden met
veel liefde gediend,
Glorie zij den Vader, enz.
UI. DE GEBOORTE TAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven,
wees gegroet, enz.
2.  Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en §
in doeken gewonden,
                                     g
S. Maria heeft Jesus met veel liefde en ver- °g
wondering aanschouwd,
                                 ^
4\'. Maria heeft Jesus omhelsd en aan haar hart h>
gedrukt,
                                                         n
-ocr page 194-
188
H. ROZEKRANS.
5.  Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed,
6.  Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, jg
7.  Jesus lag op hooi en stroo, tusschenosenezel, g
8.  De Engelen hebben gezongen : Glorie zij aan cos
God in het hoogste, en op de aarde vrede aan era
de menschen, die van goeden wil zijn, g
9.  De herders zijn het Kind komen bezoeken, j*
10.  De drie Koningen zijn het Kind komen aan- a
bidden en hebben het hunne giften geofferd, 5
Glorie zij den Vader, enz.
IV. DE OPDRAGT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Maria gaat om haar H. Kind te offeren, wees
gegroet, enz.
2.  Jesus en Maria onderwerpen zich aan de
wet van Mozes.
3.  Maria gaat door mooijelijke wegen naar Je-
rusalem,
                                                        j
4.  Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, g
5.  Maria vervolgt al biddende haren weg, era
(i. Maria heeft Jesus in den Tempel geofferd, era
7.  Maria heeft aan de wet voldaan, met de   3
oïergift der arme mensehen,
                          «•
8.  Anna de Profetes loofde God voor de ver-   n>
lossing van Israël,                                         n
9.  De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op
zijne armen gedragen,
10.  Simeon zeide: Heer, laat nu uwen dienaar,
volgons uw woord, in vrede gaan,
Glorie zij den Vader, enz.
V. DE VINDING VAN UET VERLOREN KIND JESUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Maria heeft haar lief kind verloren, wees gegr., enz.
2.  Maria heeft haren schat gemist, wees gegr., enz.
3. Maria heeft hem al weenende gezocht, w. gegr., enz.
-ocr page 195-
189
H. RGZEKRANS.
4.  Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten
gaan zoeken,
5.  Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, 4
6.  Maria vindt Jesus in den Tempel,
7.  Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de oti
Leeraren,
                                                             cS
8. Maria zeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd, 3
\'.). Jesus is met hen afgegaan en was hun on- J*
derdanig,                                                               ra
10. Maria bewaarde al de woorden in haar hart, §
die Jesus tot haar sprak,
Glorie zij den Vader, enz.
O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg
voor mijn hart eene ware droefheid, en voor mijne
oogen tranen van berouw, om te beweenen, dat ik
Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren,
vergun mij Rem weder te vinden en altijd te be-
houden. Amen.
DE V DROEVIGE GEHEIMEN.
I. DE BENAAUWDÜEID VA* CHRISTUS 15 IIET HOFJE.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader., enz.
1. Jesus gaat naar het hofje van Olijven, w.gegr.,enz.
2.  Jesus valt plat ter aarde neder,
3.  Jesus volhardt in het gebed,
4.  Jesus is bedroefd tot den dood toe,                  ^
5.  Jesus zweet water en bloed,                             g
0.
  Jssus stelt zijnen wil in den wil van zijnen   "
hemelschen Vader,                                             ^
7.   Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken  "3
an te bidden,
                                                       S_
8.  Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen   -
kus verraden,
                                                       §
9.  Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen   f
genomen,
-ocr page 196-
100
II. ROZBKRANS.
10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van
den eenen regter tot den anderen, wees gegr., enz.
Hoe lief heeft God den mensch gehad, dat hij
zijnon conigen Zoon niet gespaard, maar Hem
overgeleverd hoeft tot don dood, ja tot don dood
des kruises.
II.   DE GEESELING VAK CHRISTUS,
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen
overgeleverd , wees gegroet, enz.
2.  Jesus wordt bij Pilatus valschelijkbescliuldigd,
\'i. Jesus wordt door zijn volk achter Barabbas  ^
gesteld, _                              g
4.  Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, wordt  015
geleverd om gegeeseld te worden,                d?
5.  Jesus kleederen worden uitgerukt,                o
6.  Jesus stond daar naakt en bloot,                 
7.  Jesus aan eene kolom gebonden,                   o
8.  Jesus wordt wreedaardig gegeeseld,              h
9.  Jesus bloed vloeit langs do aarde,
10.  Jesus is gewond om onze zonden,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
III,    DE KHOONING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  De soldaten hebben Jesus cene doornen kroon
bereid, wees gegroet, enz.
2.  Zij hebben de doornen kroon in Jesus hoofd |
gedrukt,
3.  Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, era
4.  Jesus hoofd druipende van het bloed,          cw
5.  Jesus met een\' purperen mantel bespot, 3
6.  Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de   «*•
hand gegeven,
                                               g
7.  Zij hebben met het riet op het gekroonde   f>
hoofd van Jesus geslagen,
-ocr page 197-
191
H. RO/.EKKANS.
8.  Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd,
weos gegroet, enz.
9.  Jesus overladen met versmaadheden, vrees ge-
groet, enz.
10.  Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, zeg-
gende: Ziet den mensch! weos gegroet, enz.
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus wordt veroordeeld om gekruist te worden,
wees gegroet, enz.
2.  Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,
3.  Jesus heeft zijn kruis op zijue doorwonde
schouderen gedragen,
4.  Jesus wordt tusschen twee moordenaars op-
geleid,
                                                           g
5.  Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zon- g
den,
                                                             o?
6.  Jesus, beladen met zijn kruis, ontmoet zijne cS
bedroefde Moeder,
                                         o
7.  Jesus wordt beweend door de godvruchtige «•
vrouwen van Jerusalem,
                                ra
S. Jesus zeide: handelt men zoo met het groene ^
hout, wat zal dan met het dorre geschieden?
9.  Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10.  Jesus klimt vooronsopden berg van Cal varië,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
V. DE KRUISIGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus werd onmensehelijk op het kruis uitgerekt,
wees gegroet, enz.
2.. Jesus handen en voeten doornageld, wees ge-
groet, enz.
3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne wonden
vloeiden van het bloed, wees gegroet, enz.
-ocr page 198-
192
H. ROZEKRANS.
4.  Jesus bidt voor zijne vijanden,                       ^
5.  Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, S
6.  Jesus beveelt den H.Joannesaan zijne Moeder, K
7.  Jesus, dorst hebbende, is met pal en edik gelaafd, ^
8.  Jesus heeft uitgeroepen: Mijn God, waarom \'S
hebt gij mij verlaten ?
                                        n^
0.  Jesus zeide: Het is volbragt,
10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn*
hart, voor ons laten openen,
                             f
Hoe lief heeft God den menseh, enz.
GEBED.
O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bit-
teren dood, door uwe doornagelde handen, doorboor-
de \\oelen, doorstokene zijde, en al uwe gezigende
wonden, ontferm u mijner, en druk uw heilig lijden
zóó in mijn hart, dat mij niets anders behage dan
gij, mijn Jesus! die voor mij gekruist zijt. Amen.
DE V GLORIERIJKE GEHEIMEN.
I. DE VEIUUJZEMS VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus is den derden dag heerlijk verrezen, w.g. enz.
2.  Jesus heeft dood en hel overwonnen,
3.  Jesus troost en verlost de Oudvaders,
4.  Jesus verblijdt zijne H. Moeder,                     
5.  Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria 5
Magdalena,
                                                         tra
6.  Jesus vertoont zich aan Petrus,                      m
7.   De Leerlingen van Emaüs zeiden: waren onze o
harten niet brandende van liefde als hij tot f
ons sprak?
                                                           g
8.  Jesus staat in het midden van zijne Leer- »
lingen en wenscht hun allen den vrede,
9.  Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den
H. Thomas,
-ocr page 199-
193
H. KOZEKRANS.
10. Thomas roept uit: O mijn Heer en mijn God! w. g.
Geloofd en gedankt zij ten allen tijdo het aller-
hoiligst en goddolijk Sacrament.
II. DE IIEMELVAAHT VAN CIIIUSTUS.
Da namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus vaart heerlijk ten hemel, wees gegroet, enz.
2.  Jesus klimt op door zijne eigene magt,
3.  Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,
4.  Jesus belooft met hen te blijven, tot het einde
der wereld,
                                                     4
5.  Jesus belooft hun den H. Geest,
6.  DeLeerlingenhebbenJesusaanschouwd.enhij w
heeft hen allen gezegend,
                             Jg
7.  Jesus heeft voor ons den hemel geopend,  3
8.  Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel-   S-
schen Vader,
                                                 0
9.  Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan   g
zijnen hemelschen Vader,
10.  Jesus is onze middelaar in den hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
III. DE ZENDING VAN DEN n. GEEST.
De namen van Jesus en Maria, Onze Vader, enz.
1.  Jesus heeft den H. Geestgezonden,weesgegr. onz.
2.  Jesus heeft den Trooster gezonden,
3.  Jesus beeft bet vuur op de wereld gezonden,
4.  De H. Geest heeft de harten met liefde out- sj
stoken,
                                                          8
5.  De II. Geest heeft de verstanden verlicht, ^
0. De II. Geest heeft de harten versterkt,
         $
7.  De H. Geest heeft verschillende talen doen 3
spreken,
                                                        ^
8.  De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld, g
9.  Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer S
geloovigen,
10.  Kom, H. Geest, ontsteek in ons het vuur
uwer liefde,
Geloofd en gedankt, enz.
12                                                        9
-ocr page 200-
194
II. KOZBKBAKS.
IV. DE HEMELVAART VAK MAKIA.
De namen van Jesus en Maria, Onze Vader, enz.
1.  Maria is opgenomen ten hemel, wees gegroet,enz.
2.  ])e hemelsche Vader ontvangt zijne beminde
Dochter,
                                                        ^
". Jesus omhelst zijne lieve Moeder,                  fg
4.  De H. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid,
5.  Do Serafs groeten Maria,                           
(>. De Engelen dienen Maria,
                          "$
7. Geheel do hemel is verblijd door Maria, 8
S. Maria zit liet naast bij haren lieven Zoon, •
\'.). Maria is onze Moeder en Middelares in £
den hemel,                                                     -N
10. Maria is onze voorspreekster in den Hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
V. DE KROONING VAN MARIA.
Do namen van Jesus en Maria, Onze Vader, enz.
1.  Maria is heerlijk gekroond in den hemel,
w. geg., enz.
2.  Maria gekroond om hare serafijnsche Helde,
\'L Maria gekroond om hare engelachtige
zuiverheid,
4: Marir., gekroond om hare grooteootmoedigheid,
5. Maria gekroond om hare volmaakte gehoor-
zaamheid,                                                       
l>. Maria gekroond om hare heilige voorzigtig-   S
heid,                                                  _ _     *
7.  Maria gekroond om haregroote verduldigheid,  §
8.  Mariagekroondomhareijverigedankbaarheid,   g
\'.). Maria gekroond om hare volharding in alle
  g.
deugden,
10. Maria boven alle Engelen en Heiligen in den
Hemel gekroond, gelijk der Moeder van God
toekomt,
Geloofd en gedankt, enz.
-ocr page 201-
195
H. ROZEKRANS.
GEBED
In de vereeniging van. al uwe deugden, ver-
diensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere
Maagd en verheerlijkte Moeder Gods Maria! deze
geestelijke kroon van gebeden en groetenissen
op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op
de aarde en in den Hemel gezongen worden
aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor
welke ik verpligt ben te bidden, van uwen bemin-
den Zoon de genade om wel te leven en de
eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
Een Onze Vader, tot daukbaarheid, dat God
ons de genade verleend heeft den Kozekrans
te \' idden.
< me Vader , enz.
Ken Weesgegroet, dat Maria ons verstand op-
drage aan den hemelschen Vader, en wij in eeuwig-
heid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees
gegroet, enz.
Een wees gegroet, opdat Maria ons geheugen
opoffere aan haren Zoon, en wij gedurig zijn
leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees
gegroet, enz.
Eon Wees gegroet, opdat Maria onzen wil
moge toeëigenen aan den H. Geest, en hij ge-
durig in ons van liefde moge branden. Wees ge-
groet, enz.
Het Goloof zullen wij bidden, opdat ons gebed
aan God moge aangenaam zijn, dat het moge
strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot
welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren
en afgevallene Christenen, en tot welzijn der
gemeenten. Ik Qeloof in God den Vader, enz.
De almogendheid des "Vaders beware ons. De
wijsheid des Zoons onderwijze ons. De liefde des
H. Geestes ontsteke ons. In den naam des Vaders,
enz.
-ocr page 202-
INLEIDING
TOT HET
INWENDIG GEBED OP DE MEDITATIE.
Het inwondiggebed of de meditatie is bijna noodza.
kelijk om zalig te worden, omdat men de eeuwige waar-
heden en de geheimen van onzen II. Godsdienst alleen
met de oogen des verstands, te weten, als men die dik-
wijh en ernstig overweegt, leert kennen, en hij, die dit
verzuimt, zegt de H. Augustinus, wandelt met gesloten
oogen, en kan volstrekt niet weten welken weg hij moet
inslaan, en welk middel hij in het werk moet stelien, om
tot zijne bestemde plaats, namelijk den hemel, te komen.
Maar voornamelijk is het inwendig gebed tot de za-
ligheid noodz \'keiijk; omdat hij, die niet mediteert,
ook niet bidt; en hij, die niet bidt, gaat verloren. —
Die niet gedurig mediteert, bekomt geene duurzame
deugden, omdat hij alleen met volharding de deugd
beoefent, die in het gebed volhardt; daarom is het
ook, dat onze Zaligmaker zegt: „Men moet altijd
bidden en nooit ophouden." Wie niet mediteert, zal
moeijelijk langen tijd de doodzonde vermijden, want
hij zal in de verstrooidheid leven, zijne gebreken niet
erkennen, de gevaren, in welke hij zich bevindt,
kleinachten, weinig bezorgd zijn om de middelen aan
te wenden, ten einde ze te vermijden; en eindelijk,
daar hij niet meer erkennen zal, hoe noodzakelijk het
gebed is, zal hij dit geheel verlaten en verloren gaan.
Omdat men de eeuwige waarheden niet overweegt,
is de wereld vol zonden, en de hel vol verdoemden.
-ocr page 203-
INLEIDING TOT HET INWENDIG GEBED. 197
„De geheele aarde is onbebouwd en verwoest, omdat
niemand overweegt." Wie integendeel dikwijls aan den
dood, het oordeel en de eeuwigheid denkt, zal of welde
zonden of het gebed verlaten, omdat demiditatieendo
zonde niet in overeenstemming te brengen zijn: „Denk
aan uwe uitersten en in eeuwigheid zult gij niet zon-
digen."
Als wij overwegen, spreekt God met ons, en God
redeneert veel beter dan alle predikanten. Door de
meditatie zijn de Heiligen heilig geworden, want
men leert daarin het hart van alle aardschc neigingen
aftrekken en het tot God keeren: „Wanneer ik over-
woog, ontvlamde mijn hart in mij."
Tot voorwerp onzer overdenking moeten wij.volgens
de uitspraak der Heiligen, voornamelijk de eeuwige
waarheden en bijzondere geheimen van onze heilige
Godsdienst kiezen. Wij moeten de zonden, den hemel
en de hel, de menschwording van Jesus Christus, zijn
heilig lijden, den magtigen bijstand van Maria en van
den H. Jozef dikwijls overwegen, omdat dio ons ver-
trouwen vergroot en ons bekwaam maakt om de gena-
den, die God ons doorzijn lijden en door de voorspraak
der Heiligen wil laten bekomen, te ontvangen (1).
Het beste is, dat men in de kerk de overweging
doet.Indien mennogthansdaartoe geenentijdof geene
gelegenheid heeft, kan men ze ook in zijne kamer ver-
rigten: ja, zelfs in het veld of terwijl men zich met
eenig handwerk bszig houdt, hetwelk den geest niet
belet zich tot God te verheffen. De morgenstond isdc
beste tijd om te overwegen; al wat men door den dag
verrigt, gelukt veel beter, als men \'s morgeas zijn
gebed goed gedaau heeft. Indien het mogelijk is, zal
men ook, eer men slapen gaat een half uur, even
als des morgens, aan de meditatie besteden; kan men
1) Over al deze voorwerpen vindt men meditalien in dit boek.
-ocr page 204-
198              INLEIDING TOT HET INWENDIG
dit nogthans niet, zoo is liet genoeg voor de eerstbegin-
nenden, dat zij dagelijks een half uur mediteren. Eer
men de meditatie begint.knielt men godvruchtig neder;
(zoo men, zonder degezondheid te schaden; gedurende
de meditatie knielen kan, moet men dit doen, anders
kan men ook zitten of staan.) —Hierop volgt de voor-
bereiding tot de meditatie, in welke men niet vergeten
moet zich vooreerst in de tegenwoordigheid Gods te
stellen, hetgeen men met de volgende woorden doen
kan: „Mijn God! ik geloof dat gij hier tegenwoordig
zijt; ik aanbid u uit den grond van mijnen niet\'\'
Daarna vernedert men zich voor God, en men zegt:
„O Heer! om mijne zonden verdiende ik reeds in de
hel te branden; het is mij leed, dat iku beleedigd heb;
vergeef mij om uwe barmhartigheid." Ten laatste bidt
men God, dat hij ons verlichte: „O eeuwigeVader\'.om
de liefde van Jesus en Maria, verlicht mij gedurende
deze meditatie opdat ik er nut uit trekke."
Eindelijk kan men een Wee3 gegroet en een Glorie
zij den Vader, ter eere van den H. Josef, onzen H. En-
gel-Bewaarder en onze Patronen bidden. Men moet de
oefeningen en gebeden met groote opmerkzaamheid,
maar zonder er zicii lang mede op te houden, verrigten.
Eer men de meditatie zelve begint, leest men aan-
dachtig een punt der meditatie (1). Gevoelt men zich
in het begin dooreene of andere waarheidgetroffen, zoo
moet men niet verder voortlezen: „Men moet doen,
zegt de heilige Pranciscus de Sales, gelijk de bijen,
die zoo lang op eene bloem blijven, tot dat zij er den
honig uitgezogen hebben." Men moet aanmerken, dat
alhoewel men gewoon is eene waarheid des geloofs
eerst met het verstand te overwegen, en alsdan na te
(1) Men vindt deze punten in de hierna volgende medi-
tatien met getal aangcteekend.
-ocr page 205-
GEBED OF DE MEDITATIE.                   199
denken over de noodzakelijkheid en het voordeel van
hetgeen men overweegt, even a\'s over de middelen
en de beletsels, om er toe te komen, niettemin het
we/.enlijke der meditatie in het volgende gelegen is.
Vooreerst moeten wij godvruchtige bewegingen in oas
opwekken, dat is: wij moeten ons inwendig veroot-
moedigen, God bedanken! ons geloof en onze hoop
verlevendigen, en voornamelijk oefeningen van be-
rouw en van liefde verwekken; wij moeten ons geheel
aan God opofferen, ons volkomen aan zijnen heiligen
wil overgeven, en dikwijls de beweging vernieuwen,
tot we\'ke wij ons het meest getrokken gevoelen."
Ten tweede moeten wij God bidden. In de overwe-
ging toont God ons onze ellende en hoezeer wij zijne
genade noodig hebben, om onze kwade neigingen enal
onze andere vijanden te overwinnen: daarom is het dan
de geschiktste tijd om te bidden. Onze zaligheid hangt
van het gebed af. God geeft gewoonlijk zijne genade, en
bijzonder de genade van volharding, aan hem alleen,
die bidt: „Bidt, en gij zultontvangen." Die derhalve
niet bidt; zegt de heilige Theresia, ontvangt niets.
Ten derde moeten v/ij voornemens maken. Nadat
wij door de moditatie erkend hebben, wat wij van
onzen kant moeten doen om gelijkvormig met den
U. Wil van God te leven, en nadat wij God om zijnen
bijstand gesmeektjhebben, moeten wij, opdat do medi-
tatie niet zonder nut voor ons blijve, datgene in het
werk stellen, wat wij geoordeeld hebben noodzakelijk
te moeten doen. Wij moeten alsdan ook een vast voor-
nemen maken van het een of ander kwaad ernstig te
vermijden, van dit of dat goed werk te verrigten, zoo-
dra er zich de gelegenheid toe aanbiedt. Gedurende den
dag moeten wij de voornemens, die wij\'gemaakt heb-
ben, menigmaal in het geheugen terugroepen, opdat
-ocr page 206-
200 INLEIDING TOT HET INWENDIG GEBED ENZ.
wij die indachtig zijn, alsde gelegenheid zich aanbiedt.
Hierna volgt de sluiting der meditatie. "Wij danken
alzoo eerst God voor de verlichting, die wij in de medi-
tatie ontvangen hebben. "Wij maken dan ook nog een
vast besluit alle goede voornemens, welke wij gemaakt
hebben, getrouw te vervullen, en wij bidden God, dat
hij ons uit liefde tot Jcsus en Maria gelieve te helpen,
op»! at wij mogen ver pullen, hetgeen wij beloo fd hebben.
Eer wij ons met andere dingen bezig houden, moeten
wij aan God de arme zielen des vagevuurs, de II.Kerk,
de arme zondaars, onze ouders, vrienden en weldoeners
aanbevelen, en een Ome Vader en Wees gegroet bidden;
want deze zijn de zegenrijkste gebeden , die Jesus
Christus zelf en zijne H. Kerk ons geleerd hebben.
Hebben wij dagelijks eenen bestemden tijd voor de
meditatie, volgens den raad van onzen biechtvader,
vastgesteld dan moeten wij ten tijde dar geestelijke
dorheid, die daarom niet nalaten en ons niet ver-
outrustcn, indien wij zelfs niet de mirste godvrueht
meenden te gevoelen. De H. ïranciscus de Sales zegt:
dat eene menigte hovelingen zicli dagelijksbij hunnen
vorst bevinden, om hem hunnen eerbied te bewijzen,
tn dat zij tevreden zijn, zoo hij hun maar eenen en-
kelen oogslag verleent. Als wij mediteren, dan ceren
wij God, en geven hem een bewijs onzer liefde. Wil hij
zich alsdan met ons onderhouden en ons troosten, zoo
moeten wij hem vooreene zoogroote weldaad danken;
maar wil hij ons deze genade niet verkenen, zoo moe-
ten wij tevreden zijn met aandachtig in zijno tegen-
wnortlgheid te blijven, hem te aanbidden en onze
noodwendigheden mede te deelen. Indien God ook dan
niet gevoelig tot ons hart spreekt, zoe neemt hij even-
wel de bewijzen onzer getrouwheid genadig aan; hij
slaat acht op ons vertrouwen en verhoort ons gebed
-ocr page 207-
DERDE DEEL.
WIJZE
OM GEDURIG VERTROUWELIJK MET GOD TE
VERKEEREN.
1. Als de H. Man Job overwoog, v/elke zorg God
gedurig voor het welzijn der menschen draagt, zoodat
het schijnt, dat hem niets naauwer aan het hart iigt
dan ons te beminnen en onze wederliefde te bekomen,
riep hij uit: „Wat is de siensch, dat gij hem verhef»
of waarom wendt gij uw hart tot hem?"
Hieruit ziet men, dat de mensch zich bedriegt, die
gelooven zoude, dat men tegen de achting welke wij
aan de oneindigeMajesteit Gods schuldig zijn, zondigt
zoo men hem met groot vertrouwen en vol oponhar.
tigheid nadert. Het is waar, wij mceten God met oot-
mosdigheid eeren, en ons in zijne tegenwoordigheid
vernederen, bijzonder als wij donken, hoe ondankbaar
wij geweest zijn, en welke beleedigingen wij hem
vroeger aangedaan hebben; maar dit moet ons nog-
thans niet beletten,met de innigste en getrouwste liefde
die ons immer mogelijk is, met God om te gaan. God
is de oneindige heerlijkheid; maar hij is ook de onein-
dige liefde. Wij kunnen ons geen\' magtiger Heer ver-
beelden dan God; maar wij kunnen ons ook niemand
voorstellen, die ons meer bemint dan hij; God ver-
jmaadt ons niet, neen, hij verheugt zich, als wij met
hetzelfde vertrouwen! met dezelfde openhartigheid en
teederheid, die een kind tot zijne moeder heeft, met
hem omgaan. Hii zelf zoekt ons om tot hem te nade-
12
                                                         9.
-ocr page 208-
202             WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
ren, en hij belooftons vooraf het vriendelijkst onthaal.
„Aan de borsten zal men u dragen, en op de knieën
zal men u liefkozen : gelijk een kind, dat door zijne
moeder geliefkoosd wordt, zoo zal ik u troosten."
Gelijk eenc moedor hare vreugdo vindt in haar ge\'iefd
kind op haren schoot to hebben, on het to voeden on
te vleijen; oven zoo verheugt zich God, als hij op
golijko wijzo zielen behandelen kan, die zich geheel
aan hem geschonken hobbon, en dio op zijne goedheid
al haar vertrouwen stollen.
2. Wees overtuigd, geliefde ziel! dai gij sreenen
vriend, geenen vader, geene moeder, goonen man,
dat gij niemand hebt, dio u meer bemint dan uw God.
De genado Gods is dio schat, waardoor wij, van
verachteliiko schepselen on slaven, de goliefdo vrienden
onzes Schoppors wordon: „Want zij is een ondoor-
grondelijko schat voor do mensehen: wio hom waar-
neomt, wordt der vriendschap Gods deelachtig."
Oin ons vertrouwen te vergrooten, heeft God
zich zelven vernietigd! „Hij is mensch geworden om
vertrouwelijk met ons te kunnen omgaan; hij wan-
delde onder de menschen."
Opdat ons vertrouwen tot hem toeneme, is hij als
een kind op da aarde verschenen, is hij arm geworden,
heeft hij aan het kruis willen sterven, blijft hij onder
de gedaante van brood bij ons, wordt hij onze gezel
op aarde, vereenigt hij zich op hot innigst met ons:
„Wie mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft
in mij, en ik in hem." Uit dit alles ziet gij, geliefde
ziel, dat zijne liefde tot u zoo groot is, dat hij u maar
alleen schijnt te beminnen; •• zoo moet gij dan ook niets
anders, dan God alleen beminnen, opdat gij hem met
de bruid der Gezangen toeroept: Mijne beminde is
aan mij, en ik aan hem," God heeft zich geheel aan
-ocr page 209-
203
GOD TE VERKEEREN.
mij geschonken: ik wil aan hem toebehooren, hij
heeft mij tot voorwerp zijner liefde verkozen, ik wil
hem — en hem alleen beminnen : „Mijn beminde is
wit en rood, uitgekozen onder duizenden."
3.  Gij moet dikwerf tot God zeggen: „"Waarom he-
mint gij mij zoo zeer? wat vindt gij goeds in mij? hebt
gij vergeten hoe dikwijls ik u bcleedigd heb? ware hot
mogelijk, dat ik in het vervolg nog iets anders bo-
mindodanu, mijn hoogste goed, mijn al! dio in plaats
van mij in de hel to werpen, gelijk ik het verdiend heb,
mij met genade overlaadt?"
Allerliefdewaardigsto God! wat mij het meeste bo-
rouwt, is; dat ik u, die eene oneindige liefde verdient,
door mijne vroegere zonden mishaagd heb; ja deze
gedachte smart mij meer dan de straffen, die ik daar-
voor neb verdiend. Maar een vermorzeld en vernederd
hart zult gij, o God! niet verstooten.
O, dat ik toch voortaan in dit en in het andere
loven niets wenscho dan u alleen! „Wat heb ik in
den hemol en wat wil ik anders op de aarde dan u,God
mijns harten, en mijn aandeel in de eeuwigheid!"
Gij alleen zijt en blijft de eenige Heer van mijn* hart,
van mijnen wil: gij alleen zijt mijn eenigst goed,
mijn hemel, mijne hoop, mijne liefde, mijn al: „God
mijns harten, mijn aandoel in eeuwigheid!"
4.  Geliefde ziel! om uw vertrouwen in God te ver-
meerderen, overdenk, dikwijls hoe liefdevol hij u tot
nu toe geleid, en welke middelen hij aangewend heeft
om uwe vroegere ongeregelde levenswijze, en de aan-
kleving aan de aardsehe zaken te doen verzaken, en
om u tot wederliefde te bewegen. Indien gij vast beslo-
tenhebt God te beminnen, en hem zoozeer te behagen
als het u mogelijk is, zoo moet gij vreezen van meteen
klein vertrouwen tot uwen God te naderen. „De barm-
-ocr page 210-
204             WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
hartigheid, waarmede God u behandeld heeft, is het
zekerste teeken van de liefde, die hij u toedraagt.Maar
het mishaagt Gode, als de zielen, welke hem waarlijk
beminnen, en hij dieu liefheeft, hem nog mistrouwen.
Indien gij aboo aan zijn liefdevol hart wilt behagen,
moet gij van nu af met alle mogelijke teederheid met
God omgaan. „Zie, in mijne handen heb ik u ge-
teekend; uwe muren zijn altijd voor mijne oogen."
Waarom vreest gij, geliefde ziel, waarom zijt gij zoo
klcinmoedig? Ik, uw God hebu in mijne handen ge-
teekendom niette vergeten van u goed te doen. Vreest
gij misschen uwe vijanden? Weet dat ik altijd be-
daclit ben u te verdedigen; want het is mij onmo-
gelijk u te vergeten. Daarom riep David van vreugde
uit: „Heer, gelijk met een schild hebt gij ons met
goeden wil gekroond!" Als gij, o Heer! ons met
uwe goedheid en liefde verdedigt en van alle zijden
beschermt, wie kan ons dan schaden? Maar vooral
moet gij uw vertrouwen versterken door te denken
aan liet groot geschenk, dat God ons gedaan heeft met
ons Jesus Christus te geven: „Want zooliefheeft God
de wereld gehad, dat hij zijnen eenigen Zoon gegeven
heeft." Hoe kunnen wij toch vreezen, roept de Apostel
uit, dat God ons nog eenig goed wat het ook zij,
weigeren zal, na ons zijn eenigen Zoon gegeven te
hebben? „Voor ons allen heeft hij hem geleverd;
hoe, zou hij ons ook met hem niet alles geschonken
hebben?"
5. „Mijn vermaak is bij d; kinderen der menschen
te zijn." Het hart der menschen is, om zoo te zeggen,
een paradijs voor God; God bemint u, bemin dan ook
uwen God. Het verheugt hem, als hij bij u zijn kan;
laat het dan ook uwe vreugde wezen met hem ver-
eenigd te leven, en uw geheel leven, door bij hem te
-ocr page 211-
305
GOD TB VEBKEEREN.
blijven, ia wiens allerliefdewaardigst gezelschap gij
de zalige eeuwigheid hoopt door te brengen.
6.  Gewen udan, geliefde ziel! alleen en verborgen,
vertrouwelijk en geheel openhartig met God te spre-
ken, gelijk met uwen dierbaarsten en geliefden vriend.
Men dwaalt zeer, indien men meent, dat men vrees-
achtig en gelijk een angstige slaaf, die vol vrees en
sidderend zijnen heer nadert, met God moet verkee-
ren. Maar men zou zich nog meer bedriegen, indien
men meende, dat de omgang met God vervelend is:
„Want zijn omgang heeft niets bitters, en zijn gezel-
schap niets verdrietigs." Ondervraag de zielen, die
God waarlijk beminnen, en zij zullen u bekennen,
dat zij in het lijden van dit leven geenen grooteren
troost vinden dan in den allerminzaamsten omgang
met God.
7. Men verlangt niet van u, dat gij zonder ophouden
uwen geest dwingt, en alzoo uwe gewone bezigheden
en toegelatene verkwikkingen verzaakt, men wil niet,
anders, dan dat gij zonder bezigheden te verzuimen,
u ten opzichte van God houdt, gelijk ten opzigte van
dengene, dien gij bemint en die u bemint.
8.  God is altijd in uwe tegenwoordigheid, hij is in
uw hart: „Want in hem leven wij, bewegen wij ons,
en zijn wij." Gij hebt niet noodig u door eenen
derden te laten aankondigen: God wenscht, dat gij
u, vol vertrouwen onmiddelijk tot hem wendt. Spreek
met hem over uwe bezigheden, over uwe onderne-
mingen, over uw lijden, over al uwe zaken. Doe
dit met groot vertrouwoa en openhartigheid, want
God is niet gewoon met diegenen te spreken, die niet
met hem spreken; ook zouden zij hem niet verstaan,
indien zij aan zijnen omgang niet gewoon zijn. Hier-
over beklaagt zich God in de gezangen, als hij zegt:
-ocr page 212-
20G             WIJZE OM VEKTROUWELIJK MET
„Onze zuster is klein, wat zullen wij met haar doen?
Hare liefde is zwak, wat zal ik doen? zij verstaat
mij nog niet." A\'s wij de genade Gods verachten,
dan wil hij, dat wij in hem eenen magtigen en
ontzaggelijken Heer leeren kennen ; maar zoo lang
wij hem beminnen , wil hij, dat wij hem als onzen
liefsten vriend behandelen, en dat wij vol vertrou-
wen zonder de minste vrees met hem spreken.
9.  liet is waar, dat gij God altijd den grootsten
eerbied bewijzen moet, maar als lij u de genade
verleent, en u duidelijk zijno tegenwoordigheid en
zijnen wensch te kennen geeft, dat gij met hem, die u
teeder bemint, zoudt spreken, dan moet gij openhar-
tig en vol vertrouwen uitroepen: „God tracht degenen
die naar hem verlangen, te voorkomen, om zich ten
eerste aan hem te tooncn. „Indien gij hem waarachtig
verlangt te beminnen, zoo wacht hij niet, tot dat gij
hem opzoekt; neen, bij komt tot u eu biedt u de
genade en de middelen van zaligheid aan, die gij
noodig hebt. Hij wacht slechts daarop, dat gij luim
aanspreekt om u te toonen , hoe digt hij bij u is,
en hoe bereid hij is, u te hooren en ta troosten.
10.  Dewijl God onmeetbaar is, zoo is hij overal
tegenwoordig; maar hij bevindt zich op twee plaatsen,
op eene geheel bijzondere wijze, te weten: in den
hemel, alwaar hij in zijne heerlijkheid, die hij aan de
Heiligen mededeelt, heersclit, en op de aarde in
eene ootmoedige ziel, die hem bemint: want hij woont
bij diegenen, welke eenen vermorzelden en ootmoe-
digeu geest hebben. Alhoewel God in zijne heerlijk-
beid in dan hemel woont, zoo versmaadt hij even-
wel niet, zich dag en nacht met zijne getrouwe
dienaars in de eenzaamheid en in stille kamers te
onderhouden , en hun aldaar zelfs die goddelijke
-ocr page 213-
207
GOD TE VERKEEREN.
vertroostingen te geven, waarvan ééne enkele alle
vreugden der wereld verre overtreft, en die men al-
leen daarom niet wenscht, omdat men ze niet kent:
„Beproeft en ziet, hoe de Heer is."
11.  Vrienden komen op bestemde tijden te zamen
om zich metelkander te onderhouden, dochzij moeten
weder var. elkander scheiden; maargii, zoo gij wilt,
moet u nooit van God afzonderen: „Gij zult rusten,
en uw slaap zal zoet zijn, want de Hoer is aan uwe
regterhand." God waakt aan uwe zijde, als gij slaapt;
hij verlaat u niet, hij denkt onophoudelijk aan u, om,
als gij des nachts ontwaakt, zich door zijne inspraak
met u te onderhouden, om van u eenige oefeningen
van liefde, van onderwerping aan zijnon wil, en van
dankzegging te kunnen ontvangen en om op zulke
wij/.e zijne zoete en lief Jevolle zamenspraken met u
nooit te onderbreken. Ja, monigwerf laat u God, zelfs
terwijl gij slaapt zijne stem liooreu, oplat gij, zoodra
gij ontwaakt, terstond zijnen wil zoudat mogen vol-
brengen: „Door droomen zal ik tot hen spreken."
12.  Djs morgens vroeg als gij ontwaakt, verwacht
u de Heer, om eenige woorden van liefde en van ver-
trouwen van u te vernemen. Hij wacht om uwe eerste
go lachten en alle handelingen, die gij door den dag
uit liefde tot hem verrigt, om alle lijden, dat gij, om
hom te verheerlijken ondergaan wilt, aan te nemen.
Maar gelijk hij niet nalaat zich aan te bieden op het
zelfde oogenblik dat gij ontwaakt, zoomoogtgij ook
niet nalaten, van terstond op hem eenen verliefden
oogslag te werpen, en u te verheugen over de blijde
tijding, dat uw God niet meer van u verwijderd is;
gelijk in dien tijd, toen de zonde u van hem afscheidde,
gij moet u alsdan vol vreugde herinneren, dat hij u
bemint, dat hij uwe liefde begeert, dat hij u zelfs
-ocr page 214-
208             WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
toeroept: „Gij zult den Heer uwen God uit geheel
uw hart beminnen."
13.  Doe niet gelijk het grootste deel der menschen,
vlugt nooit de beminnelijke tegenwoordigheid van
uwen God, spreek met hem zoo dikwijls gij kunt, want
hij wordt daardoor niet ongeduldig of verontwaardigd
gelijk de grooten dezer wereld; zoo gij hem waarachtig
bemint, zult gij hem ook telkens wat te zeggen hebben,
verhaal hem al wat u en uwe zaken betreft! even
alsof gij eenen goeden vriend voor u hadt. Gij moet
niet gelooven, dat God aan eenen magtigen vorst
gelijkt, die slechts met voortreffelijke lieden wil om-
gaan, en die enkel overgewigtige zaken handelen wil.
Neen; God vernedert zich gaarne tot ons, hij verheugt
zich, als wij hem onze kleinste en onbeduidendste
zaken mededeeien. Hij bemint u zoo zeer, en draagt
zulke groote zorg voor u, dat het schijnt, dat hij aan
niets anders dan aan u te denken heeft. Hij is zoo
zorgvuldig op uw voordeel bedacht, dat zijne voor-
zienigheid hem maaralleen schijnt te dienen, om u bij
te staan, zijnalmagt om u te helpen, zijne barmhar-
tigheid en goedheid om medelijden met u te hebben,
om u goed te doen en door zijne teedere liefde uw
vertrouwen, uwe liefde te winnen. Open hem dan
ook vrijwillig uw hart, en bid hem dat hij u zoo wille
leiden, dat gij altijd op het volkomenste zijnen heili-
gen wil vervullet, en dat al uwe wenschen en ondern3-
mingen geen ander doel hebben dan zijn welbehagen.
„Bid God, dat hij uwe voetstappen besture, en dat al
uwe beraadslagingen in hem verblijven."
14.  Breng niet bij, dat het onnoodig is, om God uwe
noodwendigheden kenbaar te maken, dat hij ze beter
kent dan wij zelven. Hij kent ze, maar hij gedraagt
zich jegens ons, alsof hij niets wist van alles, wat wij
-ocr page 215-
209
GOD TE VERKEEREN.
voor hem verzwijgen en voor lietgene wij bij hem
geene hulp zoeken. Onze Zaligmaker wist, dat Laza-
rus gestorven was, en evenwel gaf hij dit eerst te
kennen, nadat Magdalena het, hem gezegd bad,waarop
hij haar troostte, door haar te belooveD, dat haar
broeder verrijzen zoude.
15. Ook moet gij, alsu eene ziekte, eene bekoring
of eene vervolging overkomt, terstond tot lift gebed
uwe toevlucht nemen, opdat de lieer u bijsta. Het is
genoeg dat gij hem toeroept: „Zie mij aan, o God!
want ik word vervolgd." Hij zal u alsdan zekertroos-
ten, of ten minste kracht geven om geduldig uw lijden
te verdagen, hetgeen u nog nuttiger is, dan indien hij
u geheel daarvan bevrijdde. Zeg hrm wellep< dachten
u pijnigen, wat gij vreest, waarom gij bedroefd zijt;
zeg hem: „O mijn God! op u stel ik mijne l.cop, ik
offer u dit lijden op, ik geef mij geheel asnuwen hei-
ligen wil over, heb medelijden n et mij, bevrijd mij
van dien last die mij r.edirdrukt, of gei f mij ten minete
kracht om hem te drsgeu." De belofte, die 1 ij in bet
Evangelie gedaan heeft van alle lijdendeo te troosten
en hen, zoo dikwijls zij tot hem hunne toevhigt nemen
bij te staan, zal hij alsdan vervullen : „Komt tot mij,
die belast en beladen zijt, en ik zal u verkwikken."
10. God wordt niet ontevreden, alsgij in uw lijden
troost bij uwe vrienden zoekt; maar hij wil, dat gij
voornamelijk tot hem uwe toevlugt neemt. Hebt gij
dit nagelaten, zoo moet gij ten minste, nu gij bij de
schepselen hulp gezocht en nog geen troost gevonden
hebt, u tot uwen schepper wenden en hem zeggen:
„Heer! mijne vrienden hebben slechts woorden." Zij
kunnen mij niet troosten, ik verzaak nu aan hunne
vertroostingen, gij alleen zijt mijne hoop, mijne liofde.
Troost mij, o mijn God! geef dat mijn troost besta, in
-ocr page 216-
210            WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
nu te doen wat u het meest behaagt; zie, ik ben bereid
dit lijden gedurende geheel mijn leven te dragen; ja,
ik wil liet door de geheele eeuwigheid dragen, indien
het u zoo behaagt; verleen mij slechts uwen bijstand.
17. Vrees niet God te mishagen, als gij u dikwijls
teederlijk bij hem beklaagt en hem zegt: Heer!
waarom zijt gij zoo verre van mij? Gij weet, mijn God!
dat ik niets anders dan uwe liefde verlang, help
mij om uwe liefde, verlaat mij niet! Duurt uw
lijden te lang, is uw angst te groot, zoo moet gij
u met den bedroefden en stervenden Jesus aan het
kruis vereenigen, hem om barmhartigheid smeeken
en uitroepen: „Mijn God! mijn God, waarom hebt
gij mij verlaten?\'\' Uw lijden moet u daartoe dienen,
om u altijd meer en meer voor God te vernederen,
overdenkende, dat hij, die God beleedigd heeft,
geenen troost waardig is; en om uw vertrouwen te
vermeerderen, wetende, dat God al ons lijden ten
beste schikt, of het voor ons welzijn toelaat „Alles
strekt hun tot goed." Maar als gij door angst en
mistrouwen bekoord wordt; zoo roep vol vertrouwen
uit: !)e Heer is mijn licht en mijne zaligheid, wien
zal ik vreezen? Gij moet mijn verstand verlichten,
o Heer! Gij moet mij zalig maken; op u vertrouw
ik: „Op u, Heer! heb ik gehoopt, in eeuwigheid
zal ik niet beschaamd worden." De gedachte; dat
niemand, die op God zijn vertrouwen gesteld heeft,
verloren gegaan is, moet u gerust stellen. „Niemand
van hen die op den Heer gehoopt hebben, is be-
schaamd geworden." Bedenk, dat God u meer bemint
dan gij u zelven beminnen kunt, wat vreest gij dan
toch ? Troost u met de schoone woorden van David:
„De Heer zorgt voor mij." Zeg Hem: Heer ik geef
mij geheel aan u over, ik wil aan niets anders meer
-ocr page 217-
211
GOD TB VERKEEREN.
denken dan hoe ik u behagen kan: zie, ik ben be-
reid alles te doen, wat gij voor mij verlangt. Gij
wenscht niet alleen, dat het mij welga; neen, gij
zelf draagt zorg voor mijn welzijn; gij zelf zoekt
alle mogelijke middelen uit, om mij zalig te maken.
Ik verlaat mij op u; ik wil mij zonder ophouden
op u verlaten, want gij wilt, dat ik al mijne hoop
op u alleen stelle. „Ik slaap in vrede, en ik rust,
want gij Heer! hebt mij in de hoop vastgestd."
18. „Denk goed van den Heer." De wijze man
leert ons door deze woorden, dat ons vertrouwen
op de goddelijke barmhartigheid veel grooter dan de
vrees der goddelijke regtvaardigheid zijn moet, omdat
God ons oneindig liever weldaden dan straffen over-
zendt: want, volgens den H. Jacobus, „verheft zich
de barmhartigheid boven het oordeel." Daa om leert
ons de H. Petrus, dat, als wij voor ons tijdelijk of
eeuwig welzijn bevreesd zijn, wij ons geheel aan
de barmhartigheid Gods moeten overgeven, omdat
hij de grootste zorg voor ons draagt: „Werp al uwe
zorgen op hem, want hij draagt zorg voor u.\'\' Als
wij dit overwegen, dan erkennen wij, dat David
gelijk had, toen hij zeide: Onze God is een God
vol zorgen om ons zalig te maken;" hetgeen volgens
de uitlegging van Ballarminus beteekent, dat het
Gods eigenlijk doel is, niet te verdoemen, maar al-
leen zalig te maken, en dat alhoewel hij al diege»
nen, welke hem verachten, met zijne ongenade be-
dreigt, hij toch zeker allen, die hem vreezen, zijne
barmhartigheid belooft, volgens de woorden van Ma-
ria: „Zijne barmhartigheid komt over degenen , die
hem vreezen." Ik stel u, geliefde ziel! al deze teksten
der H. Schrift voor oogen, opdat gij als de gedachte
u beangstigt, dat gij niet kunt zalig worden, dat
-ocr page 218-
212            WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
gij niet uitverkoren zijfc, moget getroost worden,
denkende op de beloften, die God u voor het eeu-
wige leven gedaan heeft, cu op zijnen wensch om
« nalig te maken, indien gij besloten hebt hem te
dienen cu te beminnen.
19.  Gaat het u goed, zoo moet gij het voorbeeld der
moeste ondankbaren en ontrouwe mensclien niet vol-
gen, wfilketentijdedeslijdenstotGodvlugtcn; maar
die als me?r kalme dagen komen, hem vergeten en
verlaten. Bewijs alsdan aan God dezelfde getrouw-
heid, welke gij eenen geliefden vriend, dis in uw
geluk deelt, zoudt toor.cn; deel hem terstond uwe
vreugde mede; prijs hem, dank hem, beken hem, dat
alle eoed van hem komt: verheug u over uw geluk,
omdat zijne liefde het. u bereid heeft, en alsdan zult
gij ii in hem alleen verheugen, — in hem alleen uwen
troost linden: „Ik zal mij verheugen in den hemel en
mij vervrolijkcn in God, mijnen Zaligmaker."
Tk beloof u, omijnJesus! ik wil zonder ophouden
prijzn het aanzienlijk getal der genaden, die gij mij
benez-n hebr, alhoewel ik, om de u aangedane be-
leedigingen, nitts dan straf verdiend had.— Ik dank
u, o Heer! ik wil nooit de weldaden, die gij mij
ee tijds bewezen hebt, en die gij mij nu nog bewijst,
vergeten, om u daarvoor de geheele eeuwigheid te
loven en te prijzen.
20. Indien gij God waarachtig bemint, geliefde ziel!
zoo moet gij u meer over zijn, dan over uw eigen
geluk verheugen. Die eenen vriend zeer bemint, heeft
meer vreugde in diens geluk dan in zijn eigen welzijn.
De kenn\'S der oneindige gelukzaligheid van uwen God
moet uw grootste geluk zijn: gij moet dikwijls tot
hem spreken en hem zeggen: „Lieve God! dat ik mij
meer verheige over uwe glorie dan over mijn eigen
welzijn, want ik bemin u meer dan mij zelvcn."
-ocr page 219-
213
GOD TE VEB.KEEB.EN.
21. Gij kunt God ook een bewijs van uw vertrouwen
op hem geven, wanneer gij, na eenen misslag begaan
te hebben, u niet schaamt om terstond hem te voet Ie
vallen en hem vergiffenis te vragen. Bedenk, d vt hafc
verlangen van God, om de zondaars te vergeven, zoo
groot is, dat, als zij zich van hein verwij ierd hebben,
hij hun verlies beklaagt, en ze liefdelijk lot z;cli terug
roept: „Waarom wilt gij sterven, huis van Israë\'P be-
keert u en leef." Hij belooft aan een ieder, die hem
verlaten heeft, dat, zoodra hij in zijne armen terug-
keert, hij hem weder vriendelijk zal aannemen:
„Wendu tot mij, en ik zal mij tot, u wenden." Mugttn
toch de zondaars begrijpen, met welke liefde do lieer
hen afwacht om hun te vergeven ! „De Heer w^cht,
om zich uwer te ontfermen." Mogten zij b^gr pen,
hoe zeer hij ze wenscht bekeerd te zien, hoe gaarne
hij ze omarmen en aan zijn hart zou drukken. Hij be-
zweert het, zeggende: „Zoo waar ik leef, ik wil den
dood des goddeloosen niet; maar dat hij zich be.keere,
en léve." En hij voegt er bij: „Kom en bekkag u
voor mij: indien uwe zonden gelijk scharlaken wa-
ren, zij zullen wit worden als sneeuw ; en indien ze
rood waren, zij zullen geheel wit worden." Alsof
Hijzeide: hebt berouw, o zondaars , dat, gij mij be-
leedigd hebt, keert tot mij weder. Klaasjt over mij
zoo ik u niet aanstonds vergeve, spreekt kwaad van
mij; behandelt mij als eenen , die zijn woord niet
houdt; maar neen, ik houd mijne belofte, en indien
gij komt, zijt gij overtuigd, dat, ofschoon ook uw
geweten door uwe zonden nog zwart ware, ik het door
mijne genade terstond zoo wit als sneeuw zal maken.
82. God zelf verklaart ons, dat, als het eene ziel
berouwt hem beleedigd te hebben, hij al hare zonden
vergeeft: „Ik zal zijne misdaad niet meer gedeukeu."
-ocr page 220-
214             WIJZE OH VERTROUWELIJK MET
Wend dan, zoodra gij eenen misslag begaan hebt,
terstond uwe oogen tot God, verwek eene oefening
van liefde, beken uwe schuld, hoop vastelijk, dat hij
u vergeven zal, en zeg hem: „Heer! zie dien gij
bemint is krank, is vol wonden; genees mij, want
ik heb voor uw aanschijn gezondigd." Gij zelf zoekt de
rouwhartige zondaars op, zie hier een\'grooten zondaar
die u te voet valt. Het kwaad is geschied, wat zal
ik nu doen? Gij wilt niet dat ik wanhope; zelfs
nadat ik gezoi digd heb, wilt gij nog mijn heil. Ik
bemin u, ja, mijn God! ik bemiu u uiUgeheel mijn
hart. Het berouwt mij, dat ik u mishaagd heb, ik
neem vast voor dit nimmer meer te doen; zijt gij dan
niet mijn zoete, mijn zachtmoedige, mijn barmhartige
God\'f Laat mij gelijk eertijds Magdalena, detroos-
tende woorden hooren: „Uwzonden zijn u vergeven,"
en versterk mij, opdat ik u in het verrolg getrouw
blijve.
23. Hebt gij eenen misslag begaan, zoo moet gij ook,
om den moed niet f e verliezen, aanstonds uwe oogen
op den gekruisten Jesus slaan, gij moet aan den
hemelschen Vader zijne verdiensten opofferen, en
vastelijk vergiffenis hopen, dewijl God, om u uwe
zonden te vergeven, zijnen eenigen Zoou niet gespaard
heeft. Gij moet vol vertrouwen tot hem zeggen:„Aanzie
uwen gezalfde." JBedenk, o mijn God! dat uwe eigen
Zoon voor mij gestorven is, en vergeef mij uit liefde
tot hem. Vergeet nooit, geliefde ziel! den raad, dien
u alle geestelijke zielzorgers geven, van telkens, als
gij eenen misslag begaan hebt, al moge dit ook hon-
derdmaal op eenen dag geschieden, spoedig tot God
uwen toevlugt te nemen , en alsdan u terstond gerust
te stellen; doet gij dit niet, zoo zult gij moedeloos en
ongerust worden wegens uwe begane misslagen; gij
-ocr page 221-
GOD TE VEBKEEBEN.                       215
zult u minder en minder met God onderho\'uden; de
wensch van hem te beminnen, zal altijd meer en meer
in u verkoelen; uw vertrouwen zal verminderen, en
gij zult weinig voortgang op den weg der zaligheid
doen. Maar indien gij u oogenblikkelijk tot God keert
indien gij hem om vergiftenis bidt, indien gij hem
belooft u te beteren, zoo zullen uwc misslagen zelfs
strekken om uwe liefde tot God te vermeerderen. De
vriendschap tusschen de imenschen worlt dikwijls
veel grooter, wanneer, nadat de eene den anderen
beleedigd heeft, de schuldige zich vernedert en om
vergeving bidt.— Zoo moet gij het niet God doen: gij
moet maken, dat uwe misslagen dienen om u altijd
meer en meer in de liefde tot God te vestigen.
24.  Getrouwe vrienden raadplegen elkander om
hunne twijfelingen te voorkomen: insgelijks moet gij
met God doen, gij moet hem bidden, dat hij u te
kennen geve, wat hij van u wenscht: „Leg, o Heer\',
uw woord in mijnen mond, en uwen raad in mijn
hart." Zeg mij wat ik antwoorden moet; ik wil u
volgen: Spreek, o Heer! uw dienaar hoort."
25.  Gij moet niet alleen uw\'eigen, maar ook den
nood van anderen vertrouwelijk Gode aanbevelen.Hoe
aangenaam moet het Gode zijn als hij ziet, dat gij
menigmaal uw eigen voordeel vergeet, om hem de
ellende van anderen, bijzonder van diegenen, die
zwaar onderdrukt worden, aan te bevelen; als gij
hem bidt, dat hij gelieve medelijden te hebben met
zijne geliefde zielen in het vagevuur, die naar het
aanschouwen van hunnen God zuchten; als gij hem
bidt, dat hij zich over de arme zondaars gelieve te
ontfermen. O mijn God! gij zijt zoo liefdewaardig, gij
verdient oneindige liefde, hoe kunt hij verdragen.dat
zoo vele zielen in de wereld, die gij zooveel goeds
-ocr page 222-
216            WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
doet, u niet kennen, u niet beminnen willen, u
beleedigen en verachten! Maak, o allerliefste God! dat
allen u kennen en beminnen: „Geheiligd zij uw naam
ons toekome uw rijk." Mogten toch allen uwen heili-
gen i aam aanbidden! mogt uwe liefde in alle harten
wonen! Laat mij niet van u gaan, zonder dat gij mij
eene genade voor deze arme zielen, voor welke ik u
nu bid, verleend hebt.
20. Men zegt, dat in het vagevuur diegenen eene
bijzondere straf wacht, die hier op aarde slechts eene
kleine begeerte gehad hebben om in den hemel te
komen: en dit te regt, want zij geven daardoor te
kennen, dat zij ditonwaardeerbaargeluk, heteeuwige
leven, dat Jesus Christus door zijnen dood verworven
heeft, gering achten. Daarom moet gij dan ook dikwijls
geliefde ziel! naar den hemel zuchten, en voor God
bekennen en belijden.dat het verlangen naar de ntijd.op
welken gij hem van aanschijn tot aanschijn zien kunt.u
onuitsprekelijk lang valt.Gijmoetwenschendezeplaats
van ballingscbap.alwaarde zonde heerscht.en waar wij
altijd in gevaar zijn God te verliezen, te kunnen verla-
ten, om in uw waar vaderland, alwaar de liefde gebied
voert, en waar gij uwen God uit al uwe krach ten bemin -
nen zult, aan te landen, ü mijn God! zoo lang ik hier
op aarde leef, ben ik altijd in gevaar u te verloochenen
en uwe liefde te verliezen; wanneer zal hetgelukkig uur
slaan, dat ik deze wereld, in welke ik u toch altijd
beleedig, zal verlaten, om u uit ganscher harte te
beminnen, en om mij met u te vereenigen zonder
vrees van mij nog ooit van u te verwijderen? Op zulke
wijze zuchtte de H. Teresianaar hare vereeniging
met God; zij verheugde zich als zij de klok hoorde
slaan: zij dacht alsdan, dat er weder een uur voorbij
gegaan was, in hetwelk zij haren God had kunnen
-ocr page 223-
217
GOD TE VEBKEEREN.
beleedigen. Haar verlangen naar den dood en naar
het aanschouwen van God was zoo groot, dat zij
van begeerte naar den dood stierf, en daarom is
het, dat zij in een harer gezangen uitriep: „Ik
sterf, omdat ik niet sterven kan."
27.  Uit alles, wat ik tot nu toe gezegd heb, geliefde
ziel! volgt, dat, indien gij aan het liefdevolle hart
van uwen God behagen wilt, gij uit al uwe krachten
verlangen moet u zonder ophouden en vol vertrouwen
met hem te onderhouden. Hij zal u zonder twijfel
antwoorden, en op gelijke wijze met u spreken. Het
is waar, uwe ligchamelijke ooren zullen de stem Gods
niet vernemen; maar indien gij aan het onderhoud
met de schepselen verzaakt; indien gij geheel alleen
met God spreekt, zoo zal hij op eene zeer verstaanbare
wijze aan uw hart antwoorden: „Ik zal hen in de
eenzaamheid leiden, en tot hun hart spreken." God
zal u beloonen; en door inspraken, door inwendige
verlichtingen, door de kennis zijner goedheid, door
zoete bewegingen des harten, door de verzekering,
dat uwe zouden u vergeven zijn, door den voorsmaak
des hemelschen vredes, door de hoop van weldra in
den hemel te komen, door een inwondig geluk, door
die zoetheid, welke alleen de vrucht der genade kan
zijn, door zijne allerliefste vereeniging met u, zal hij
uw vertrouwen op hem vergelden.Hij zal eene liefde taal
spreken, welke alleen door hen verstaan wordt, die den
Heer beminnen, en niets andersdoen dan God zoeken.
28.  Opdat gij alles, wat ik tot dusverre gezegd
heb, gemakkelijk in uw geheugen zoudt kunnen
terug roepen, zoo wil ik u hier een onderrigt ge-
ven, hoe al uwe handelingen aan God regt aan-
gesaam kunnen zijn.
Als gij des morgens ontwaakt, moet uwe eerste
12
                                               10
-ocr page 224-
218             WIJZE OM VEETROUWELIJK MET
gedachte op God gerigt zijn; gij moet alles, wat gij
gedurende den dag doen of lijden zult, aan hem
opdragen; gij moet hem bidden, dat hij u met zijne
g.nade bijsta, en het voornemen maken alle aflaten,
die gij door den dag verdienen kunt, te winnen.
Daarna moet gij uw morgengebed verrigten, God
danken, oefeningen van liefde verwekken, hem om
zijnen bijstand bidden, en vastelijk voornemen den
tegenwoordigen dag door te brengen, alsof het de
laatste van uw leven ware. Pater S. Jure leert, dat men
des morgens met God moet overeenkomen, dat telkens
p.ls men eenzeker teekenmaakt, bijvoorbeeld, als men
de hand op het hart legt, den hemel of een kruisbeeld
aanziet, men het voornemen maakt van eene oefening
van liefde of van overgeving in den wil van God, of
dergelijke oefeningen te verwekken. Nadat gij hierin
uwe ziel in de wonden der zijde uws Zaligmakers,
onder de bescherming van Maria verborgen hebt,
opdat zij u door den dag zoude verdedigen, moet gij,
eer gij begint te arbeiden, ten minste een halfuur lang
bidden, of eene meditatie doen; gij moet voornamelijk
de smarten en versmadingen, die Jesus gedurende
zijn lijden uitgestaan heeft, tot voorwerp uwer god-
vruchtige overweging kiezen ; want de zielen, welke
God beminnen, overdenken dit het liefst, omdat het
lijden van Christus het meest de liefde Gods in ons
ontsteekt. Wilt gij voortgang in het geestelijke leven
maken, zoo moet gij u bijzonder aan drie aandachts-
oefeningen houden: de godvrucht tot het lijden van
Christus, tot de heilige Maagd Maria en tot het aller-
heiligste Sacrament des altaars. Terwijl gij bidt,
moet gij ook dikwerf oefeningen van berouw, van
liefde tot God en van overgeving in zijnen wil ver-
wekken. Pater Caraffa zeide, dat eene vurige oefening
-ocr page 225-
219
GOD TE VERKEEREN.
van liefde tot God, die men des morgens verwekt,
genoeg is om ons gedurende den dag ijverig in de
dienst van God te bewaren.
29.  Eer dat gij eene andere bezigheid, bij voorbeeld
de studie of een handwerk, naar gelang uw stand
van u eischt, begint, moet gij niet vergeten, bij den
aanvang van ieder werk dit aan God op te dragen, en
hem bidden , dat hij u bijsta om dit zonder zonden te
verrigten. Laat ook niet na, van menigmaal eenen
oogslag in uw binnenste te werpen, en u door eene
oefening van liefde met God te vereenigen, gelijk de
H. Catharina van Senen deed. Doe, al wat gij verrigt,
m t en voor God. Verlaat gij uw huis of uwe kamer,
ei. keert gij daarin terug, zoo beveel u telkens door
ei ,\\\', Weesgegroet," aan de goddelijke Moeder. Begeeft
gij u ten e\'en, zoo offer vooreerst het genoegen of den
tegenzin, dien gij in de spijzen of dranken, welke men
u voorzetten zal, zoudt kunnen ontmoeten, aanGod op,
hebtgij gegeten, zoo zeg: Heer! hoe voel goeds bewijst
gij mij, die u beleedigd heb. — Vergeet ook niet om
door den dag eene geestelijke lezing en een bezoek tot
het allerheiligste Sacrament des Altaars en tot de
allerzaligste Maagd Maria, te doen;biduwettozekrans,
onderzoek des avonds, hoe gij den dag doorgebragt
hebt, verwek de oefeningen van Geloot, Hoop, Liefde
en Berouw, en maak een vast voornemen van u te
beteren, en gedurende uw leven en bij uwen dood
de heilige Sacramenten te ontvangen. Maak ook de
meening om de aflaten, die gij verdienen kunt, te
winnen. Wanneer gij naar bed gaat, bedenkt, dat,
gij verdiend hebt in de hel te branden; omhels n\\v
crucifix en zeg: ik slaap in vrede en rust.
30.  Ik wil u hier beknopt de aflaten opnoemen, die
aan verscheidene gebeden en oefeningen van god-
-ocr page 226-
220             WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
vrucht, welke ik u aanbevolen heb, verbonden zijn.
Al wie de oefeningen van Geloof, Hoop en Liefde
verwekt, verdient iederon dag zeven jaren, en zoo hij
ze gedurende eene maand verwekt.eenen vollen aflaat,
die men ook aan de zielen in het vagevuur of aan
zich zelven voor het doodsuur toevoegen kan.
Daarenboven verdient men aflaten, indien men de
volgende gebeden verrigt: 1. Den kruisweg. 2. De
overweging op de zeven weeën van Maria. 3. Den
rozekrans. 4. De groetenis des Engels driemaal daags.
5. De litanie van Lorette. 6. Het Salvc Kegina. 7. Het
Wees gegroet en Glorie zij den Vader. 8. „De heilige
onbedekte en allerreinste Ontvangenis der allerhei-
ligste Maagd Maria zij gezegend!" en als men bij
„Eere zij den Vader," en bij „de namen van Jesus
en Maria" het hoofd buigt, of als men de heilige
Mis bijwoont, voor het allerheiligste Sacrament
eene kniebuiging maakt, een kruis kust, enz. Die
een half uur mediteert, verdient eenen aflaat en
indien hij dit dagelijks, gedurende eene maand doet,
kan hij eenen vollen aflaat verdienen.
31. Opdat gij altijd ingetogen en met God vereenigd
zoudet blijven, moet gij, in al wat gij doet en hoort,
iets zoeken uit te vinden, wat uw gemoed tot God
verheffen of de eeuwigheid kan doen herinneren. Giet
men water uit, zoo bedenk, dat op gelijke wijze uwe
dagen wegvlieden, en de dood nadert. Ziet gij een
licht, dat bij gebrek aan olie uitgaat, bedenk dan, dat
even zoo uw leven eens eindigen zal. Ziet gij eene
begrafenis of een lijk, herinner u, dateen dergelijk lot
u wacht. Ziet gij hoe de grooten dezer wereld zich in
uwe tegenwoordigheid over hunne rijkdommen en
waardigheid verheugen, heb medelijden met hunne
dwaasheid en zeg: Mijn God is mij genoeg; „deze ver-
-ocr page 227-
221
GOD TE VERKEEREN.
laten zich op hunne wagens, gene op hunne paarden,
maar wij roepen den naam des Heeren aan." Zij zoe-
ken hunnen roem in ijdelheden; ik wil hem in de ge-
nade Gods en inzijne liefde zoeken. Houdt men plegtig
lijkdienst of uitvaarten van aanzienlijke personen, zoo
denk: wat helpt al deze pracht, indien zij in de hel
zijn ? Wandelt gij op den oever der zee, en vindt gij
ze kalm of zeer onstuimig, zoo maak de gelijkenis
van eene ziel, die in staat van genade is, met een
hart, dat door de zonden van God is verwijderd. Vindt
gij een\' verdorden boom, denk, dat eene ziel, welke
God niet bemint, in het vuur verdient geworpen te
worden. Hebt gij de gelegenheid tegenwoordig te zijn
als een groot kwaaddoener, sidderend van angst en
schaamte, zijn vonnis ontvangt, bedenk dan, welken
angst de zondaar eens voor den regterstoel van Jesus
Christus zal uitstaan. Zijt gij bevreesd, als het don-
dert en bliksemt, zoo denk aan de pijnen, welke de
verdoemden in de hel, alwaar zij gedurig den donder
der goddelijke regtvaardigheid hooren, moeten ver-
duren ; hoort gij dat een ter dood veroordeelde wan-
hopend uitroept: zoo kan ik den dood niet meer
ontgaan! denk dan terstond aan de wanhoop eener
ziel, die, ter helle veroordeeld, luide uitroept: Geen
middel blijft mij over om den eeuwigen ondergang
te ontvlugten!
32. Aanschouwt gij eene schoone streek, de zee,
bloemen, vruchten en andere voorwerpen, welker
aanzien het oog verlustigt, zoo moet gij uitroepen:
Indien God reeds op aarde zulke schoone dingen ge-
schapen heeft, opdat ik hem zou beminnen , o, welk
eene geheel andere vreugde moet hij mij dan in den
hemel bereid hebben! He H. Theresia zeide, dat, als
zij bekoorlijke heuvelen en aangename dalen aan-
-ocr page 228-
222            WIJZE OM VERTROUWELIJK MET
schouwde, liet haar scheen, alsof deze haar de on-
dankbaarheid jegens God verweten; en de stichter der
Trappisten, de abt Blanco, herinnerde zich door de
schoone werken Gods, zijnen pligt van hem te bemin-
nen. De H. Augustinus\'had reeds vóór hem gezegd:
„hemelen aarde, alles zegt mij, dat ik u beminnen
moet" Men verhaalt, dat een godvruchtig man de
bloemen en kruiden, die hij op het veld vond, met
zijnen stok sloeg en uitriep! Zwijgt, toont mij nieü
langer mijne ondankbaarheid jegens God! ik heb u
verstaan, zwijgt en laat mij gerust. Als Maria Mag-
dalena de Pazzis eonen schoonen appel of eene liefe-
lijke bloem aanschouwde, dan gevoelde zij, dat het
vuur der goddelijke liefde in haar hart ontstoken werd;
zij overdacht, dat God van alle eeuwigheid daarom
gedacht had dezen appel, die bloem te scheppen,
om haar een bewijs zijner liefde te geven.
33. Kivieren en beken moeten u herinneren, dat
even als deze waters niet zullen ophouden tot de zee
te vloeijen, gij nimmer moogt ophouden naar God,
uweenigst en hoogste goed, te streven. Als gij rijdt of
vaart, zeg dan tot u zei ven: Zie, deze onschuldige
dieren vermoeijen zich om mij te dienen, en ik......
laat het mij ook wat kosten om God te dienen, om
hem te behagen! — Ziet gij eenen hond, die, om een
ellendig stukje broods zijnen meester zoo trouw dient,
overweeg alsdan welke verpligtingen gij hebt vanGode
getrouw te blij ven: — God, die u geschapen heeft, en
u gedurig onderhoudt, bewaart, en met zoo vele wei-
daden overlaadt. Hoort gij het gezang der vogelen,
zoo zeg: Geliefde ziel! hoort gij den lof Gods niet, dien
deze schepselen verkondigen! en gij, wat doet gij ?
looft gij hem ook door oefeningen van liefdePOverdenk
als do haan kraait, dat ook gij, even als Petrus, uwen
-ocr page 229-
223
GOD TE VERXEEREN.
God verloochend en zijne smarten en tranen vernieuwd
hebt. Ziet gij een huis ofeene plaats, alwaar gij vroeger
gezondigd hebt, zoo bid God: „Heer! gedenk de
zonden mijner jeugd niet, noch mijne onwetendheden."
34.  Beschouwt gij een aanlokkelijk dal, overweeg
dan, dat, gelijk dit door het van de bergen afvloei-
jende water vruchtbaar wordt, de hemelsche genade
slechts in ootmoedige harten nederdaalt, en dat de
hoovaardige ledig blijven. Eene fraai versierde kerk
zij u het afbeeldsel eener ziel, die in de genade Gods
is, en welke waarlijk een tempel Gods verdient ge-
noemd te v. orden. De zee toone u de oneindigheid en
grootheid Gods. — Ziet gij vuur of licht op het altaar,
zoo zeg tot u zei ven: Sedert hoe vele jaren heb ik
verdiend in de hel te branden? Gij, o mijn God! hebt
mij tot nu gespaard; geef, dat mijn hart, zoo als dit
hout of dit licht, van liefde tot u brande. Bewondert
gij den sterrenhemel, zeg alsdan met den H. Andreas
Avellinus; eens zal ik hoog boven de sterren zijn.
35. Om u zeer dikwijls de geheimens des levens van
onzen Verlosser te herinneren, moet gij telkens, als
gij hooi of eene krib of eenen stal ziet, aan het kindje
Jesus in Bethlehem denken. Ziet gij*eene zaag, eene
schaaf, eenen hamer, zoo stel u Jesus voor, hoe hij in
de werkplaats van den II. Josef arbeidde. Koorden,
banden, ketenen, doornen en nagels moeten u het
lijden en den dood van uwen Zaligmaker in het ge-
heugen terugroepen. Als de H. Franciscus van Assisië
een lam zag, begon hij aanstonds te weenen en zeide:
„Voor mij liet zich de heer Jesus als een lam ten dood
leiden " Aanschouwt gij een allaar, eenen kelk of een
kasuifei, zoo denk aan de liefde van Jesus Christus,
dio zich aan u in het allerheiligste Sacrament des
altaars geschonken heeft.
-ocr page 230-
224           WIJZE OM VERTKOUWELIJK MET
36.    Gedurende den dag moet gij u dikwijls, gelijk
de H. Teresia, aan God opofferen en hem zeggen :
„Zie, Heer! hier ben ik, doe met mij wat gij wilt:
zeg mij wat gij van mij verlangt, ik ben tot alles
bereid." Verwek zoo menigmaal gij kunt, oefeningen
van liefde tot God; want de H. Teresia zegt, dat
deze het hout gelijken en in het hart het vuur der
goddelijke liefde onderhouden. Begaat gij eene zonde,
zoo verneder u, en tracht door eene des te vuriger
oefening van liefde wederom van uwen val op te staan.
Overkomt u eenig ongemak, zoo offer dit lijden aan
God op, en onderwerp u aan zijnen H. Wil; gewen u
daaraan van in allen tegenspoed tot u zelven te zeg-
gen: dit is nu Gods wil, en daarom wil ik het ook.
Er is geene oefening van liefde, die hem aangenamer
is dan ovorgeving in zijnen wil.
37.  Gijmoetook, alvorens gij een voornemen maakt
of anderen eenen gewigtigen raad geeft, u telkens aan
God bevelen. Herhaal, zoo dikwijls gij kunt, dit gebed
met de II. liosa van Lima: „Heer! help mij, laat mij
niet aan mij zelven over!" Sla dikwijls uwe oogen op
een kruis of op een beeld van Maria, roep de heilige
namen van Jesus en Maria aan, en dit bijzonder ten
tijde der bekoringen. God, die oneindig goed is,
wenscht niets meer dan ons zijne genade mede te
deelen; en Pater Alvarez ontwaarde op zekeren dag
onzen Zaligmaker, de handen vol met genaden, en
zoekende wien hij ze geven konde. Maar God wil,
dat wij hem om zijne genade bidden. — „Bidt en gij
zult ontvangen." Doen wij dat niet, zoo trekt de Heer
zijne hand van ons af; bidden wij hem integendeel.zoo
geeft hij ons wat wij wenschen: „Wie van hen, die
hem aangeroepen heb ben, is verstooten geweest?" l)a-
vidzegt, dat God barmhartig jegensdegenen is, welke
-ocr page 231-
225
GOD TE VEBKEEKEN.
hem aanroepen : „Gij zijt goed en zeer barmhartig
voor allen, die u aanroepen." Hoe goed en milddadig
toont zich de Heer jegens allen, die hem waarlijk
zoeken! „God is de Heer voor diegenen, die op hem
hopen, voor de ziel, welke hem zoekt." Indien die-
genen , welke hem niet gezocht hebben, hem vinden,
hoe veel gemakkelijker zal dan hij hem vinden, die
hem zoekt, om zich geheel aan zijne dienst toe te
wijden.
38. De H. Teresia zegt, dat de regtvaardigen op
aarde in de liefde aan de zaligen in den hemel gelijken
moeten : even als deze, moeten zij slechts met God
alleen bezig zijn; zij moeten aan niets anders denken,
noch iets anders wensohen dan zijne eer, zijne liefde.—
Zoo ook, geliefde ziel! zij God hier op aarde uwe
zaligheid; hij zal het eenig voorwerp uwer genegen-
heden, en het doel van al uwe handelingen en wen-
schen zijn, tot dat gij eens in den hemel, alwaar al uwe
begeerten voldoening zullen vinden, hem volkomen
en onophoudelijk zult beminnen.
10.
12
-ocr page 232-
BETRACHTINGEN EN MEDITATIEN
VOOR
ELI EU ®kê DEB WE EI
OVER DE GEWIGTIGE WAARHEDEN DER ZALIGHEID.
TVLA.A.NI>A.&.
Eén ding alleen is noodzakelijk, namelijk: dat wij zalig
worden.
1.  Ééndingalleenisnoodzakelijk; hetisnietnoodig
dat men hier op aarde rijkdom, eer, gezondheid en
vreugde bezitte en geniete; maar het is noodzakelijk
dat men zalig worde, want er is tusschen den hemel
en de hel geen middenpunt; en wij zullen, als dit
kortstondig leven eindigt, of voor eeuwig gelukzalig
in den hemel, of voor eeuwig ongelukkig in de hel zijn.
O mijn God! wat zal er van mij worden! zal ik zalig
worden ? — zal ik voor eeuwig verloren gaan? een
van deze twee zal mijn lot zijn. Ik hoop dat ik zalig
worde, maar wie is daar zeker van! — Ik weet,
dat ik zoo dikwijls de hel verdiend heb. Mijn Jesus,
mijn Zaligmaker! uw dood is mijne hoop.
2.  Zoo vele menschen, die hier op aarde de grootste
rijkdommen bezaten, die in groot aanzien waren, die
de eersten ambten bekleedden, die zelfs den troon
beklommen hebben, bevinden zich thans in de hel,
waar alle grootheid en pracht, die zij genoten hebben
alleen dient, om hunne wanhoop te vermeerderen.
Hooren wij v/at onze Zaligmaker ons zegt: „ Verza-
-ocr page 233-
MEDITATIEN VOOR ENZ.                    227
melt u geene schatten op aarde, maar vergadert u
schatten voor den hemel, welke de mot noch de roest
zullen verteeren." De dood berooft ons van alle aard-
sche goederen; die duizendmaal meer waardig zijn,
duren eeuwig.
3.  God zelf zegt ons, dat hij de zaligheid aller
menschen verlangt. Allen wil hij zalig maken, en hij
geeft aan allen den noodigen bijstand om daartoe te
komen. Wee, dengenen die verloren gaat: hij alleen
is er de schuld van! „Uw eigen verderf zijt gij, bij mij
is niets dan hulp voor u."
4.  De vreeselijke smart der verdoemden bestaat in
de kennis, dat zij door hunne eigene schuld verloren
gegaan zijn. „De wraak tegen het goddelooze vleesch
is vuur en wormen." (Eccl. 7.) Vuur en verterende
wormen, dat is: de wroegingen van het geweten zijn
de beulen der verdoemden.Hetgeweten,die verterende
worm, zal hen eeuwig pijnigen en hun veel meer smart
veroorzaken dan het vuur. Hoe bedroefd zijn wij niet,
als wij door onze schuld, iets van groote waarde
verloren hebben, bij voorbeeld: een edelgesteente,
een zakuurwerk of eene beurs vol geld P wij kunnen
noch eten, noch slapen; onophoudelijk denken wij
aan ons verlies: ofschoon wij dit meestal nog op eene
andere wijze kunnen herstellen. Maar welk eene
afgrijselijke smart moet een verdoemde niet gevoelen,
als hij bedenkt, dat hij, door eigen schuld, zijnen God
en den hemel verloren heeft, en nimmer hopen kan
dit verlies te herstellen! — Wij hebben ons dan
bedrogen! zoo zullen de verdoemden razend en wan-
hopend, de geheele eeuwigheid door, uitroepen : Wij
hebben ons dan bedrogen, vrijwillig hebben wij ons
in het verderf gestort, ons verlies is onherstelbaar.
5.  De tijd, de verandering, de volkomene overgeving
-ocr page 234-
228
MEDlTATIEN VOOR
in den wil van God verligten het ongelijk, dat ons hier
op aarde overkomt: maar geen dezer middelen blijft
ons over, na in de eeuwigheid aangeland te zijn,
indien wij niet hier op aarde den weg des hemels
bewandeld hebben. Daarom vermaant ons de H.Paulus
van ons eeuwig geluk met angst te bewerken, om het
niet te verliezen: „bewerk uwo zaligheid met vrees
en angst." Zoo wij deze vrees hebben, zullen wij
bedaeht zijn om alle gelegenheid van zonden te vlugten
ons Gode onophoudelijk aan te bevelen, en op deze
wijze onze zaligheid te bewerken Bidden wij derhalve
God, dat hij de gedachte diep in ons hart drukke, dat
ons eeuwig geluk, onze eeuwige verdoemenis van
onzen laatsten adem afhangt.
GEVOELEKS EN GEBEDEN.
Ik heb dikwijls uwe genade veracht, o mijn God!
ik verdien niet, dat gij mij vergevet; maar de profeet
zegt mij; dat gij medelijden met diegenen hebt,
welke u zoeken: De Heer is goed vooj degenen, die
in hem hopen, voor de ziel die hem zoekt."(Jerem.32.)
Vroeger heb ik u verlaten, o mijn God! maar nu zoek
iku: ik wensch, ik wil en bemin niets anders danu
alleen; ik bid u, verstoot mij niet; denk aan de
smarten die gij voor mij geleden hebt, deze smarten
en uwe voorspraak, o Maria! zijn mijne hoop.
DINGSDAG.
Men moet de wereld en hare vermaken verachten.
1. De gedachte, dat alles in de wereld ijdel, dat
alles wat de wereld hoog acht, logen en bedrog is,
heeft vele zielen bewogen zich geheel aan God te geven.
„Wat helpt het den mensen, dat hij de geheele wereld
-ocr page 235-
ELKEN DAG DER WEEK.                   229
wint, maar schade aan zijne ziel lijdt ?" (Matth. 16.)
Wat zal het ons helpen, indien wij de geheele we-
reld gewonnen en voor eeuwig onze ziel verloren
hebben? Hoe vele jonge lieden zijn er niet, die
na dit woord des Evangelies gehoord te hebben,
hunne ouders hun vaderland, de eer dezer wereld,
ja zelfs de koninklijke waardigheid verlaten hebben,
en in een klooster of in eene kluis gevlugt zijn,
om zich daar alleen met God bezig te houden.
2. In de H. Schrift wordt de dag des doods een dag
van ondergang genoemd. „T)e dag des ondergangs:
want alle goederen, die wij op aarde gewonnen hebben
en bezitten, moeten wij op onzen sterfdag verlaten.
Daarom heeft de H. Ambrosius gelijk, als hij zegt;
dat wij met onregt deze onze goederen noemen,
omdat wij dezelve naar de andere wereld, waar
wij de geheele eeuwigheid door moeten blijven,
niet kunnen medenemen; hij zegt: „wat wij niet
met ons kunnen nemen, dat behoort ons niet toe,
de deugd alleen vergezelt ons; alleen het goede,
dat wij gedaan hebben, nemen wij met ons, dit
alleen troost ons in de eeuwigheid.
Op het sterfbed verliezen de rijkdommen, de hoogste
waardigheden, zilver, goud, de kostbaarste edelge-
steenten hunnen glans, de vreeselijke duisternis des
doods maakt, dat men noch schepter, noch kroon ziet,
zij maakt, dat men erkent, dat al, wat de wereld
hoogacht, niets dan ijdelheid, ellende en voorbijvlie-
gende damp is. Wat baten eenen stervende, aan wien
niets overblijft dan eene houten kist, in welke hij moet
rotten, al de rijkdommen, die hij met zulk eene groote
moeite vergaderd heeft? Wat baat de schoonheid
des ligchaams, indien er maar eene handvol stof
en eenige afgeknaagde beenderen van overblijven?
-ocr page 236-
230                          MEDITATIEN VOOK
3.  Wat is het leven van den mensch op de aarde F
Hoort, wat ons de H. Jacobns zegt: Wat is uw leven ?
het is een damp, die voor korten tijd verschijnt
en dan verdwijnt. (Jac. 4.) Deze is heden magtig
in aanzien, gevreesd en gevleid; morgen veracht,
gelasierd, vervloekt. Hij is niet meer in zijn prachtig
paleis, dat hij met zoo groote kosten gebouwd had,
wat is van hem geworden? Stof in het graf. „Ik
zag den goddelooze hoog verheven. — Ik ging-
voorbij, en zie, hij was niet meer." (Ps. 35.)
4.  De II. Geest waarschuwt ons, van ons niet
door de wereld te laten bedriegen, dewijl zij hare
goederen in eeue valsche schaal weegt. „Zij heeft
eene bedriegelijke schaal in hare hand." (Ps. 1.)
Wij moeten alles met de schaal des geloofs wegen,
die ons alleen de waarachtige goederen leert ken-
nen, en ons toont, dat al, wat zoo snel eindigt,
geen waar goed kan genoemd worden.
5.  De H. Teresia zegt: „dat men geene waarde
op dingen moet stellen, die met den dood eindigen."
Wat blijft er over van zoo vele staatsministers,
veldheeren, van zoo vele prinsen eu keizers, nadat
zij hunnen rol gespeeld hebben en in de eeuwigheid
getreden zijn? „Hunne gedachtenis is verdwenen
met het geluid." (Ps. 98.) Zij hebben veel ophef
gemaakt, hun naam heeft door do gansche wereld
weergalmd; doch nadat zij gestorven zijn, heeft
alles een einde genomen en terstond daarna zijn
zij vergeten. Ik vond het volgende opschrift op
een kerkhof, waar vele mannen en vrouwen van
rang begraven waren: „Hier eindigt alle grootheid,
hier eindigt schoonheid en pracht; aan het einde
onzer loopbaan blijft ons niets dan eenige wormen,
een eenvoudige steen en een weinig stof."
-ocr page 237-
23]
ELKEN DAG DER WEEK.
(5. Ons leven gaat voorbij gelijk eene vertooning
in eenen schouwburg; het eindigt voor allen, voor
den edelman en voor den landbouwer, voor koning
en onderdaan, voor rijken en armen. Gelukkig
degene, die op het tooneel dezes levens zijnen rol
goed voor God gespeeld heeft.
Toen Phiüppus III, koning van Spanje, in zijn
drie en veertigste jaar stierf, zeide hij aan diegenen,
welke rond zijn sterfbed stonden: „Verkondigt na
mijnen dood, wat gij gezien hebt; en zegt aan al-
len, dat de koninklijke waardigheid alleen daartoe
dient, om het geweten te bezwaren, wegens dit
ambt, dat men op de aarde bekleed heeft." En
zuchtende voegde hij er bij: „met een veel grooter
vertrouwen zou ik nu voor den regterstoel van
Jesus Christus verschijnen, indien ik mijn leven
in eene kluis doorgebragt had, waar ik mij alleen
met mijne heiligmaking zou bezig gehouden hebben."
De H. Franciscus van Borgia maakte het besluit
zich geheel aan God te ge «en, toen hij het lijk van de
keizerin Isabella, die eene der schoonste vrouwen van
haren tijd was, aanschouwde: haar aanzien deed hem
sidderend uitroepen: „ Alzoo eindigen dan de goederen
dezer wereld!" En hierop gaf hij zich geheel aan God.
Ach! of wij allen, eer wij sterven, zijn voorbeeld volg-
den! Wij moeten ons haasten, de dood vervolgt ons;
wij weten niet wanneer hij ons treffen zal. God geve,
dat, als wij eens de kaars in de hand zullen hebben,
het licht dat zij ons nu geeft, slechts niet alleen diene
om den angst des gewetens, en de rekenschap, die wij
hem gaan afleggen te vermeerderen. — Maken wij dan
toch een voornemen van voortaan te doen, hetgeen
wij alsdan zullen wenschen gedaan te hebben; en
waarvoor ons dan ge3n tijd meer zal overblijven.
-ocr page 238-
232
MEDITATIEN VOOR
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Neen, mijn God! gij hebt mij lang genoeg verdragen;
ik wil u niet langer meer laten wachten, ik wil mij
geheel aan u geven. Gij hebt mij reeds zoo dikwijls
vermaand om de wereld te verzaken, en u alleen te
beminnen, ook nu roept gij mij; zie hier ben ik,
neem mij in uwe armen, en geef mij nu geheel,
ja geheel aan u over. O onbevlekt Lam! gij, die
u aan het kruis op den Calvarie-berg voor mij
opgeofferd hebt, reinig mij vooreerst in uw bloed,
vergeef mij alle beleedigingen, die ik u aangedaan
heb, en ontvlam mij alsdan met uwe liefde; ik
bemin u uit geheel mijn hart! Wat zou ik toch
op de aarde kunnen vinden, dat mijne liefde meer
verdient, dan gij ? Wie heeft mij op de aarde meer
bemind dan gij ? Moeder Gods, mijne voorspreekster
Maria! bid voor mij, en maak, dat ik waarachtig en
voor altijd van leven verandere: ik vertrouw op u.
WOENSDAG.
De zonde.
1. De doodzonde is eene afvalling van God, zegt de
H. Thomas met den H. Augustinus. Hij, die zondigt,
keert den rug aan God toe; hij veracht zijne genade
en zijne liefde , hij beschimpt hem zonder vrees, en
zegt: ik wil u niet dienen; ik wil doen watmij behaagt,
het is mij onverschillig, of ik u daardoor beleedig
of niet, of ik daardoor uwe genade verlies of niet.
Om te begrijpen welk groot kwaad de zonde is, zou-
den wij moeten begrijpen wat God is, en wat de mensch
is, die hem door de zonde beleedigt. Zelfs de Engelen
en Heiligen zijn niets voor God: en de mensch, een
ellendige aardworm, is niet bevreesd zijnen God te
-ocr page 239-
233
ELKEN DAG DEK WEEK.
vergrammen ! Die zondigt, beleedigt niet alleen eenen
God van oneindige Majesteit, neen, — hij beleedigt
ook eenen God, die hem zoo zeer bemint, dat hij uit
liefde tot den mensch heeft willen sterven. — Ëene
eeuwigheid is alzoo niet genoeg om eene enkele dood-
zonde te beweenen. — Wat doet hij, die zondigt?
hij onteert God, want hij schat de voldoening zijner
ijdelheid, zijner gramschap, zijner zinnelijkheid
hooger dan God, — dan God die zoo groot, zoo
goed is. — O mijn God! zoo ik u, uit liefde tot
mij, aan het kruis zag sterven, zou ik alle hoop van
vergiffenis verliezen; maar uw dood is mijne hoop:
„In uwe handen beveel ik mijnen geest." Ik be-
veel u deze mijne ziel, voor welke gij uw dierbaar
bloed vergoten en uw leven opgeofferd hebt; maak
dat ik u beminne, dat ik u niet meer verlieze!
Ik bemin u, mijn Jesus, mijne hoop, mijne liefde !
Zou het mogelijk zijn, dat ik mij ooit op nieuw van
u, mijn eenig, mijn hoogste goed, zou afscheiden,
nadat ik heb ingezien hoe zeer gij mij bemint?
2. Welke smart veroorzaakt het ons niet, als iemand
ons beleedigt, aan wien wij weldaden bewezen hebben ?
Godkangeene smart gevoelen, maarkondehij dit, zoo
zou hij van wee en droefheid over de ondankbaarheid
zijner schepselen, voor welke hij zelfs zijn leven ten
beste gegeven heeft, sterven. — O, verschrikkelijke
zonde! duizendwerf verfoei en vervloek ik u; want gij
zijt de oorzaak geweest dat ik mijnen Zaligmaker,
die mij zoo teer bemint, leed heb aangedaan.
O gij, rampzalige zielen, die nu in de hel brandt!
toen gij nog onder ons leefdet, zeidet gij: de zonde
is geen groot kwaad; maar nu moet gij bekennen,
dat gij, onaangezien uw groot lijden, nog niet vol-
gens uwe verdiensten gestraft zijt.
-ocr page 240-
234
MEDITATIEN VOOB
3.  De zonde moet wel een zeer groot kwaad zijn,
dewijl God, die de barmhartigheid zelve is, zich
gedwongen ziet, ze met eene eeuwigdurende hel te
straffen. Ja, om aan de goddelijke regtvaardigheid
te voldoen, heeft zelfs een God zijn leven moeten
opofferen.
ü mijn God! wij weten dat de hel zulk eene schro-
melijke straf is, en echter vreezen wij de zonden niet,
die ons in de hel trekken. Wij weten, dat een God,
gestorven is, om onze zonden te kunnen vergeven,
en evenwel zondigen wij altijd op nieuw.
4.   Het verlies van het kleinste aardsche goed
baart ons onrust en pijn, en het verlies van God,
door de zonde zou ons niet treurig en bedroefd
voor geheel ons leven maken!....
O mijn God! ik dank u, dat gij mij nog tijd geeft
om de smarten, die ik u berokkend heb, te beweenen.
O mijn Jesus! ik vervloek mijne zonden; geef
mij een grooter berouw en meerdere liefde, opdat
ik den hoon, dien ik u aangedaan heb, beweene,
en dit niet zoo zeer om de straffen, welke ik daar-
door verdiend heb, dan wel om het mishagen, dat
ik u daardoor heb veroorzaakt.
5.  Welk onrust en angst staat ^en hoveling niet
uit, die gelooft, dat hij zijnen vorst beleedigd heeft?
En wij, die zeker weten, dat wij God gehoond hebben,
en dat er een tijd was, in welken wij zijne vriendschap
verloren hadden, wij leven gerust, wij zijn niet gedu-
rig van leed en droefheid doordrongen! Hoe zorgvul-
dig vermijden de menschen niet het vergif, dat het
ligchaam doodt! en men geeft zich zoo weinig moeite
om het vergif der zonden te vermijden, hetwelk
de ziel doodt en oorzaak is, dat wij God verliezen.
Laten wij ons niet door den duivel met deze hoop
-ocr page 241-
ELKEN DAG DEE WEEK.                    235
bedriegen: ik zal later biechten: op zulke wijze
heeft hij er reeds zeer velen in de hel gestort.
O mijn God, reeds eene reeks van jaren heb ik
verdiend in de hel te branden; gij zijt genadig en
barmhartig geweest, opdat ik uwe barmhartigheid
prijze, opdat ik u beminne. O mijn Jesus! ik loof en
bemin u, ik hoop om uwe verdiensten, dat ik nooit
meer van uwe liefde zal gescheiden worden; maar
zoude ik wel durven hopen, dat, zoo ik u na zulke
groote genaden nog op nieuw beleedigde, gij mij dan
nog niet verlaten zoudt, maar gij mij op nieuw
mijne zonden zoudt vergeven? O mijn God! laat
niet toe, dat ik u nog ooit beleedige.
6. God is barmhartig voor degenen, die hem vree-
zen, maar niet voor hen, die hem verachten. Diegen
die God beleedigt, omdat hij barmhartig is, wekt hem
daardoor nog tot eene grootere straf op. Die God
beleedigt omdat hij barmhartig is, bespot hem: en
met God is het niet goed te spotten. De duivel zegt u
misschien: indien gij ook deze zonden nog begaat,
kunt gij evenwel nog zalig worden. Hoor wat ik u
antwoord: gij verdoemt u zelven tot de hel, indien
gij zondigt. Het is waar, mogelijk is het, dat gij u
nog zalig maakt; maar het kan ook gebeuren, ja,
liet kan veel gemakkelijker gebeuren, dat gij vcrlo-
ren gaat; is dan het eeuwig geluk zulk eene onbe-
duidende zaak, dat men het voor een „mogelijk"
op het spel durft zetten? Uwe zonde veroordeelt u
zelven: indien gij na sterft, indien God u verliet,
wat zou er van u worden?
Neen, mijn God! ik wil u niet meer beleedigen, ik
heb u dikwijls genoeg vergramd. Hoe velen, die minder
zouden dan ik begaan hebben, branden nu in de hel?
Ik wil niet meer voor mij, maar voor u, ja, vooru
-ocr page 242-
236                         MEDITATIBN VOOR
alleen leven. U schenk ik mijnen wil, mijne vrijheid,
ik ben de uwe, maak mij zalig , bewaar mij van de
hel, na mij eerst van de zonden bevrijd te hebben,
Ik bemin u, mijn Jesus! ik wil u niet meer verlaten.
7.  De heilige Vaders zeggen, dat God het getal der
zonden, welke hij aan een ieder vergeven wil, bepaald
heeft, daar wij nu dit getal niet kennen, zoo zouden
wij bij iedere zonden die wij begaan, moeten vree-
zen dat God ons zal verlaten. Deze gedachte, wie
weet of God mij nog vergeven zal ? zou ons van
de zonde moeten onthouden; hebben wij deze vrees,
zoo zullen wij zalig worden.
Die van God meer genade en verlichting bekomen
heeft, moet meer dan anderen vreezen, dat God hem,
zoo hij zondigt, verlaten zal. — De H. Thomas zegt,
„hoe grooter de ondankbaarheid is van hem, die zon-
digt des te grooter is ook zijne zonde." Ongelukkig is
derhalve de christen,dienGod met vele genadenverrijkt
heeft, en die hem niettemin door doodzonde beleedigt.
O mijn God! wij hebben, om zoo te spreken, met
elkander gestreden, gij — om mij te vergeven; en ik
om u te beleedigen : gij — om mij goed te doen, en
ik — om u te verachten; maar nu bemin ik u uit
geheel mijn hart, en ik wil door mijne liefde de
beleedigingen weder goed maken, die ik u vroeger
aangedaan heb ; verlicht en versterk mij.
8.  Wie geene groote vrees voor de doodzonde heeft
zal weidra in dezelve vallen. Daarom moeten wij, zoo
veel mogelijk, de kwade gelegenheden vlugten. Maar
wij moeten ook de dagelijksche zonden vermijden.
Pater Alvarez zegt: het is waar de kleine vrijwillige
zonden dooden de ziel niet, maar zij maken haar
zwak, zoodat, als eene zware bekoring tot eene
doodzonde opkomt, men geene kracht genoeg heeft
-ocr page 243-
237
ELKEN DAG DER WEEK.
om daaraan te wederstaan, en men daarom in de
doodzonde zal bewilligen.
Neen, mijn Jesus! ik wil u niet meer beleedigen,
noch door kleine noch door groote zonden, ik heb
te veel reden om u te beminnen, ik wil liever sterven
dan u vrijwillig het kleinste misnoegen te veroorzaken.
Gij verdient immers geheel onze liefde! en daarom wil
ik u uit al mijne krachten beminnen, sta mij bij.
9. Men noemt met onrecht de dagelijksche zonden
een gering kwaad, hoe kan men hetgeen God mis-
haagt, een niet veel boteekent kwaad noemen.
Indien misschien iemand, die de dagelijksche zonden
zonder vrees begaat, zeide: het is mij genoeg als ik
maar zalig wordt; zoo antwoord ik hem, dat, indien
hij zoo voortleeft, hij niet zalig kan worden; want
gelijk de H. Gregoriuszegt: „De ziel blijft niet liggen
waar zij eens gevallen is; zij valt immer dieper," De
H. Isidorius leert ons „dat God toelaat, dat hij, die de
dagelijksche zonden weinig vreest, in doodzonde valt
en dit tot straf, omdat hij God zoo weinig liefde
bewijst." Onze Zaligmaker heeftaan den H. Henricus
Suso gezegd, dat de zielen, die de dagelijksche zonden
gering achten, in groot gevaar zijn, indien zij zoo
voortleven, van in de genade niet te volharden.
De kerkvergadering van ïrente leert, dat wij
zonder eenen bijzonderen bijstand van God, niet in
de genade volharden kunnen. Wie God met vrijwillige
dagelijksche zonden, zonder zich te willen beteren,
beleedigt, die verdient, dat God hem zijne hulp
onttrekke.
O mijn God! straf mij niet gelijk ik het verdien.
Vergeef mij de beleedigingen, die ik u aangedaan heb;
beroof mij niet van uw licht en van uwe hulp. Ik wil
mij beteren, ik wil u geheel toebehooren. O almagtige
-ocr page 244-
23S
MEDITATIEN VOOR
God ! neem mij tot uwen dienaar aan, en maak
dat ik mij betere! ik hoop dit van u.
10.    De Heer zelf zeide aan de zalige Anna van
Foligni: „Zij, die door mij verlicht zijnde, op den
weg der volmaaktheid gevoerd^worden, en dan toch
nog op den gewonen weg willen wandelen, zullen
zich door mij verlaten vinden. „Die God dient, en
niet vreest hem door dagelijksche zonden temishagen,
geeft te verstaan, dat God niet verdient dat wij hem
met zoo groote zorgvuldigheid dienen, ja hij verklaart
daardoor, dat God geene zoo groote liefde waardig
is, dat wij ons dwingen zouden om zijn welgevallen
voor onze neigingen te stellen. „De zonden van ge-
woonte, zegt de H. Augustinus, gelijken aan eene
melaatschheid, die de ziel zoozeer ontsiert, dat God
zich van \'naar afkeert.
O mijn God! ik erken, dat, dewijl ik het zoo
dikwijls verdiend heb, gij mij toch niet hebt verlaten;
geef mij kracht om mij uit de laauwheid te rukken;
ik wil u uit geheel mijn hart beminnen. O mijn
Jesus! help mij op u vertrouwen.
11.    De H. Franciscus zeide: „Het is eene list
des duivels; de zielen eerst met een haar vast te
binden, om ze daarna met eene keten te kunnen
boeijen, en ze tot zijne slavinnen te maken." Laat
ons acht geven , dat wij ons door geene driften
laten verleiden. Eene ziel, die door eene hartstog»;
beheerseht wordt, is, of verloren, of digt bij haren vol.
De eerwaardige Moeder Strade zeide: „Zoo de
duivel niet veel hebben kan, vergenoegt hij zich
met weinig, maar met dit weinige wint hij later veel."
God zelf verklaart „dat hij de laauwhartigen uit zijnen
mond spuwt." (Op. 5.) Dit uitspuwen beteekent het
verlaten van God. — Laauwheid is eene uiterlijke
-ocr page 245-
ELKEN DAG DER WEEK.                    239
koorts; men merkt dezelve bijna niet, maar zij leidt
ongetwijfeld tot den dood. De laauwheid maakt, dat
de ziel geene gewetensknaging meer gevoelt.
O mijn Jesus! verlaat mij niet gelijk ik het ver-
diend heb, sla uwe oogen niet op mijne ondank-
baarheid, maar wel op de pijnen die gij voor mij
verduurd hebt; al de beleedigingen die ik u heb
aangedaan, berouwen mij. Ik bemin u, o mija God!
en ik wil van dit oogenblik af, alles doen wat in
mijn vermogen is, om ute behagen. O mijne liefde!
ik heb u genoeg beleedigd: maak, dat ik u, de nog
overige dagen mijns levens, waarachtig beminne.
O Maria! mijne hoop, sta mij door uwe voor-
spraak bij.
DONDERDAG.
Do dood on het oordeel.
1. Verbeeld u; dat gij op uw sterf bed ligt, strij-
dende met den dood, en dat u ten hoogste nog één
uur levens overig blijft. Stel u voor, hoe gij bin-
nen kort voor uwen llegter Jesus Christus zult
verschijnen om rekenschap over uw geheel leven te
geven. Ach! niets zal u alsdan meer kwellen dan
een kwaad geweten. Daarom moet gij, eer die dag
aanbreekt, op welken gij rekenschap geven moet.
uw geweten onderzoeken en zuiveren.
Het geldt hier de eeuwigheid in te treden. —
In welke vrees en verwarring zullen ons, in ons
doodsuur, onze zonden, het mistrouwen dat ons
de duivel alsdan aanjaagt en de onwetendheid over
het toekomende niet werpen! Verbinden wij ons dan
van nu af zoo naauw mogelijk aan Jesus en Maria
opdat zij ons in dit schrikkelijk uur niet verlaten.
-ocr page 246-
240
MEDITATIEN VOOR
2.    Welken angst zal ons deze gedachte inboe-
zemen : „in weinige oogenblikken zal Jesus Christus
mij oordeelen!" — Toen de H. Magdalena van
Pazzi ziek was, vroeg haar biechtvader haar, waarom
zij zoo sidderde: O eerwaardige Vader, antwoordde
zij, het is eene groote zaak voor zijnen Regter
Jesus Christus te moeten verschijnen.
O mijn Jesus! gedenk, dat ik ook een van uwe scha-
pen ben, die gij door uw dierbaar bloed hebt vrijge-
kocht. Wij bidden u, o Heer! kom uwe dienaren te
hulp, die gij door uw dierbaar bloed verlost hebt.
3.   Het is een algemeen aangenomen gevoelen ,
dat op dezelfde plaats en hetzelfde oogenblik, dat
de ziel van het ligchaam scheidt, Jesus Christus
haar zal oordeelen. Diensvolgens zal op denzelfden
stond het oordeel gehouden, het vonnis uitgesproken
en de straf uitgevoerd worden.
— O vreeselijk oogenblik , van hetwelk voor een
ieder onzer het zalig of ongelukkig lot voor de
altijddurende eeuwigheid afhangt.
O mijn Jesus! indien gij mij nu wildet oordeelen,
wat zou er dan van mij geworden ? Eeuwige Vader
„aanschouw het gezigt van uwen gezalfde." Ik ben
bedroefd over al de beleedigingen, die ik u aangedaan
heb, aanschouw het bloed, aanschouw de wonden
van uwen Zoon, en wees mij barmhartig.
4. De stervende heeft den geest gegeven, deomstan-
ders twijfelen nog aan zijnen dood.—Intusschen is hij
reeds in de eeuwigheid. De priester, na zich overtuigd
te hebben, dat hij dood is, besproeit het ligchaam met
wijwater, en aanroept de Engelen en Heiligen, opdat
zij die arme ziel helpen. „Komt haar te hulp, gij, Hei-
ligen Gods! snelt toe, gij, Engelen des Heeren!"
Maar de ziel is veroordeeld. — Helaas! dan kunnen
-ocr page 247-
ELKEN DAG DE» WEEK.                    241
de Engelen en Heiligen haar niet meer helpen!...
Jesus zal in het oordeel met dezelfde wonden
verschijnen die hij voor ons in zijn lijden ontvangen
heeft. Deze wonden zullen den troost der boetvaar-
digen zijn , die op aarde met eene ware droefheid
hunne zonden beweend hebben. — Maar zij zullen
ook tevens diegenen tot schrik dienen, die in hunne
zonden gestorven zijn.
O mijn God, welke afgrijselijke smarten zal hij niet
gevoelen, die, als hij u voor de eerste maal aanschouwt
in u eenen vergramdeu Regter zal erkennen ? Deze
smart zal grooter zijn dan de pijnen der hel.
5.  De ongelukkige ziel ziet haren Regter in zijne
heerlijkheid; zij erkent dat hij uit liefde tot haar gele-
den, met welke barmhartigheid hij haar behandeld.hoe
vele middelen hij haar aangeboden heeft om zalig te
worden; zij erkent de ijdelheid de: aardsche, de waar-
de der eeuwige goederen. — Zij erkent al de waarhe-
den, — maar dit alles helpt haar niets meer; de tijd
om hare dwaling te herstellen, is voorbij: wat geschied
is, kan niet meer veranderd worden.
O geliefde Zaligmaker! maak, dat als ik u voor de
eerste maal zal aanschouwen, ik u niet over mij in
gramschap vinde; geef mij daaro\'n nu licht en kracht
om van leven te veranderen. Ik wil u zonder ophouden
beminnen: indien ik ook vroeger uwe genade veracht
heb, zoo schat ik ze nu hooger dan alle koningrijken
der wereld.
6.  Welken troost zal diegenen niet in den dag des
oordeels gevoelen, die uit liefde tot Jesus alle dingen
dezer wereld verlaten, de verachting en versterving
bemind, met één woord, niets dan God liefgehad heeft;
welke vreugde, als zijn Zaligmaker hem zal toeroepen:
„treed binnen, mijn goede en getrouwe dienaar, ga in
12                                                       11
-ocr page 248-
242
MEDITATIEN VOOE
de rreugde uws Heeren." Verblijd u, gij zijt zalig,
gij hebt niets meer te duchten.
Maar de ziel die deze wereld in staat van dood-
zonde verlaat, is reeds veroordeeld, alvorens Jesus
Christus haar de hel schuldig verklaart, alvorens
Jesus Christus haar verdoemt.
O mijne magtige voorspreekster Maria, bid Jesus
voor mij, help mij nu, dewijl gij nog kunt; want zoodra
ik verloren gegaan ben, kunt gij mij niet meer helpen.
7. Wat de mensch zaait, zal hij maaijen (Gal. 0. 7.)
in den dag des oordeels maaijen wij, wat wij hier op
aarde gezaaid hebben: laat ons zien wat wij tot nu toe
gezaaid hebhen: laat ons nu doen wat wij alsdan zou-
den wenschen gedaan te hebben. Indien wij heden, bin-
nen een uur, voor den regterstoel Gods moesten ver-
schijnen, wat zouden wij niet willen geven en doen om
nog één jaar te kunnen leven? Hoe willen wij dan de
jaren, die onsnogte leven overig blijven, doorbrengen?
—Toen de abt Agathon, na vele jaren in boetvaardig -
heid gesleten te hebben: aan het laatste oordeel dacht,
riep hij uit: „Wat zal er van mij in den dag des oor-
deels geworden?" Job had vóór hem uitgeroepen:
„Wat zal ik doen als God opstaat om mij te oor-
deelen? Wat zal ik antwoorden als hij rekenschap
eischt ?" Wat zullen wij antwoorden, als Jesus
Christus rekenschap over de genade, die hij ons
bewezen heeft, en over de wijze, waarop wij dezelve
waargenomen hebben, zal vragen?
O mijn God! geef de zielen van degenen, die u be-
lijden niet aan de wilde dieren over. (Ps. 73.) Ik ver-
dien niet, dat gij mij vergeving schenkt; maar gij
wilt dat ik op uwe barmhartigheid vertrouwen zal:
maak mij zalig, o Heer! trek mij uit den modder
mijner zonden; ik wil mij beteren, sta mij bij.
-ocr page 249-
ELKEN DAG DER WEEK.                    243
8.  In ons doodsuur word er gehandeld over ons
eeuwig geluk of ons eeuwig ongeluk: daarom moeten
wij alle zorg aanwenden om te zegepralen. Iedereen
erkent, dat het zoo is; waardoor komt het dan ,
dat allen niet alles verlaten, om zich geheel aan
God te geven. „Zoekt den Heer, terwijl hij te
vinden is." (Is. 5. 55.) Die God in den dag des
oordeels verloren heeft, kan hem niet meer vinden.
Mijn Jesus! indien ik ook vroeger uwe liefde
veracht heb, zoo wil ik toch nu niets anders dan u
beminnen en door u bemind worden. Maak, dat
ik u vinde, o God mijner ziel.
9.  O gij, uitzinnige wereld-kinderen! in het dal
v,;n Josaphat wacht ik u af; daar zult gij de din-
yen met andere oogen aanschouwen dan nu; gij
zult uwe uitzinnigheid beweetien, maar zonder hoop
van dezelve nog immer te kunnen herstellen.
Schep moed, geliefde ziel! die hier op aarde zoo
zeer bedroefd zijt geworden. In dien dag zal uw lijden
in hemelscho "vreugde veranderen. De Heiligen, die
op aarde veracht werden, zullen alsdan luisterrijk
schitteren , terwijl koningen en vorsten, over welke
alsdan het oordeel der verdoemenis uitgesproken
wordt, te afschuwelijk zullen zijn om aan te zien.
O mijn gekruiste en verachte Jesus! ik omarm uw
kruis: wat is de wereld, wat zijn genoegens en eer in
vergelijking met u ! mijn God! u alleen wil ik, —
niets anders.
10.  Welke schromelijke angst zal het niet voor
de verdoemden zijn, als zij op dien dag in de te-
genwoordigheid van Jesus Christus met deze schrik-
kelijke woorden zullen verstooten worden : „Gaat
weg van mij, gij, verdoemden !"
O mijn Jesus ! ook ik heb zulk een vonnis verdiend,
-ocr page 250-
244
MEDITATIES VOOR
doch ikhoop, dat gij mij nu vergeven hebt. Liat niet
toe, dat ik mij nog van u verwijdere; ik bemin u,
ik hoop, dat ik u altijd beminnen zal.
O mijn lieve Zaligmaker! door uw bloed hoop ik,
dat ik ook onder het getal dezer gelukzaligen zal
zijn, om met u vereenigd, u door de altijddurende
eeuwigheid te kunnen beminnen.
11. Laten wij ons geloof opwekken, denken wij,
dat wij ook eens in het dal van Josaphat of aan de
regterhaud bij de uitverkorenen, bf aan de linker
onder de verdoemden zullen staan. Werpen wij ons
voor een kruisbeeld neder, doorgronden wij ons bin-
nenste, en indien wij niet goed bereid zijn om voor
Jesus te verschijnen, maken wij hetgeen slecht is,
goed, terwijl het nog tijd is. Onthechten wij ons
van alles, wat niet van God is; binden wij ons
zooveel mogelijk aan Jesus Christus vast, en wel
door de betrachtiug der eeuwige waarheden, door
de heilige Communie, door verstervingen, maar
vooral door het gebed. Indien wij deze middelen,
die God zelf ons bij de hand geeft, tot onzer zie-
len zaligheid aanwenden, dan mogen wij dit reeds
als een teeken onzer voorbeschikking beschouwen.
Mijn Jesus! gij, die eens mijn ltegter zijn zult,
ik wil u niet meer verliezen , neen, ik wil u altijd
beminnen. Ik bemin u, mijne liefde, ik bemin u,
en ik hoop dat ik u dit toeroepen zal, als ik u voor
de eerste maal als mijn\' Regter zal aanschouwen.
Heden bid ik u, dat, indien gij mij, gelijk ik het
verdiend heb, straffen wilt, gij het doen zult,
zonder mij van uwe liefde te berooven. Maak, dat
ik u altijd beminne, dat ik altijd door u bemind
worde, en doe dan met mij al wat u belieft.
-ocr page 251-
EI.KBN DAG DER WEEK.                    245
VRIJDAG.
De pijnen der hel.
1.  De grootste pijn, die de verdoemden in de hel
uit te staan hebben, wordt door hun geweten veroor-
zaakt: „Hun worm sterft niet." (Marc.\'J.) Deze worm,
die niet sterft, is het geweten, dat de geheele eeuwig-
heid door aan het hart der verdoemden zal knagen.—
Ach! welke afgrijselijke worm zal voor een verdoem-
den Christen de gedachte zijn, dat hij om eene kleine
zaak verloren is! Zoo heb ik dan, zal hij uitroepen,
voor een voorbijsnellend, nietig vermaak, den hemel
en mijnen God verloren, en mij zelven veroordeeld,
om voor de gansche eeuwigheid in deze rampzalige
gevangenis te blijven. Ik heb het geluk gehad in het
waregeloof opgevoed te worden, maar later heb ik God
verlaten; ik heb een ongelukkig leven geleid, om nog
een ongelukkiger leven in dezen vurigen afgrond te
leiden. God heeft mij zoo vele verlichtingen, zoo vele
middelen gegeven, om mij zalig te maken, en ik,
rampzalige, ik zelf heb willen verdoemd worden.
Ach, mijn Jesus! indien gij mij, toen ik voor de
eerste maal gezondigd heb, hadt doensterven, zoo zou
ik nu op dezelfde wijze kennen. Ik dank u voor de
barmhartigheid, welke gij mij bewezen hebt. Ik heb
eenen afschrik van de beleedigingen, die ik u heb
aangedaan. Indien ik in de hel ware, zou ik u nooit
meer kunnen beminnen, maar nu kan ik u nog bemin-
nen; thans wil ik u uit geheel mijn hart beminnnen.
Ik bemin u, mijn God, mijne liefde, mijn al!
2.  Indien wij op ons vorig leven terugzien, schijnt
het ons dan niet als een droom, als een oogenblik ? Hoe
kort zullen dan wel aan den verdoemde de 40 of 50
-ocr page 252-
346
MEDITATIE» VOOR
jaren van zijn aardsch leven voorkomen, nadat
hij al duizende millioenen jaren in de liel gebrand
heeft, en dan nog zien zal, dat zijne rampzalige
eeuwigheid eerst weder op nieuw begint.
Hoe ellendig zal hem dan dat kortstondig ver-
maak, om hetwelk hij verdoemd geworden is, niet
schijnen ! Om dat vervloekte genoegen, dat zoo
pijlsnel voorbijging, zal hij uitroepen, moet ik
voor de geheele eeuwigheid , van alles verlaten ,
in dit schromelijk vuur branden!
Maar ook de gedachte, hoe gemakkelijk hij zich zou
hebben kunnen gelukkig maken , zal den verdoemde
pijnigen. Hij zal uitroepen: Ach! had ik dat onregt
vergeven, had ik dit menschelijk opzigt overwonnen,
had ik die gelegenheid vermeden, dan zou ik niet
vervloekt geworden zijn! Hoe weinig moeite zou het
mij gekost hebben, dezen spot te verdragen; dit ver-
maak te verloochenen, ja, had het nog veel meer
moeite gekost, ik zou alles hebben moeten doen om
zalig te worden; ik heb liet niet gedaan, ik kan dit
verlies in de gansche eeuwigheid niet meer herstellen.
Indien ik meermalen de Sacramenten ontvangen,
indien ik het gebed niet verlaten, indien ik mij Gode
aanbevolen had , dan zou ik in de zonden niet her-
vallen zijn. Ik had zoo menigmaal voorgenomen dit
of dat goed werk te doen. — Ik heb het niet gedaan.
Somtijds ben ik er mede begonnen, —later heb ik niet
willen volharden; daarom ben ik verdoemdrgeworden.
O God mijner ziel! hoe dikwerf heb ik niet be-
loofd u te beminnen, hoe menigmaal heb ik u niet
weder den rug toegekeerd. Mijn Jesus! om de liefde,
die gij mij aan het kruis bewezen hebt, geef mij
uwe liefde, schenk mij de genade om in alle be-
koringen tot u mijne toevlugt te nemen.
-ocr page 253-
ELKEN DAG DER WEEK.                    247
3.  Aan den verdoemden Christen zullen de me-
nigvuldige genaden, die God hem hier op de
aarde verleend heeft, de kennis der waarheid, de
inwendige inspraken, even als zoo vele steken in
het hart zijn, die hem met smarten zullen doorbo-
ren, want hij zal gedurig tot zich zelven zeggen:
hoe gemakkelijk zou ik hebben kunnen zalig wor-
den, en helaas! voor altijd, voor de geheele eeu-
wigheid ben ik nu ongelukkig! . ...
Map.r nog veel meer grievend wee zal de verdoemde
gevoelen, als hij nadenkt, dat hij vrijwillig door zijne
eigene schuld verloren gegaan is, nadat Jesus Christus
aan het kruis gestorven was , om voor hem de geluk-
zalige eeuwigheid te winnen. Ach! zal hij uitroepen,
ach! een God heeft willen sterven om mij zalig te
maken, en ik, ik verblinde, uit\'.innige, heb mij
vrijwillig in dezen brandenden afgrond willen neder-
storten! ik heb mijnen God! ik heb den hemel ver-
loren, o hoe ongelukkig ben ik! — Zoo kermen
de verdoemden de gansche eeuwigheid door.
O God mijner ziel! dien ik veracht, dien ik ver-
loren heb, maak dat ik u wedervinde, dewijl het
thans nog tijd is. JJaarom, lieve Zaligmaker, laat
mij deel nemen aan uwe droefheid, die gij in den
hof van Gethsemane over mijne zonden gevoeld hebt.
L)e beleedigingen, die ik u aangedaan heb, folteren
mij meer dan al het andere kwaad. Geef mij uwe
genade, o mijn Jesus! ik beloof u altijd te zullen
beminnen, en niets te beminnen dan u alleen.
4.  Stel u eenen kranke voor, wiens ingewanden
door de schromelijkste pijnen verscheurd worden, en
met welken niemand medelijden heeft. — Die hem
omringen, mishandelen hem: de eene verwijt hem
zijne ongebondenheid, een ander bespot hem, een
-ocr page 254-
248                          MEDITATIEN VOOR
derde schopt hem zelfs met de voeten; nog veel
erger wordt de verdoemde in de hel behandeld: liij
lijdt alle mogelijke pijnen, zonder dat iemand zich
over hem ontfermt. Ach, konde de ongelukkige in
dat schrikkelijke vuur maar zijnen God beminnen,
zijnen God , die hem , dewijl hij regtvaardig is ,
straffen moet; maar alhoewel hij weet, dat God
de beminnelijkheid zelve is, moet hij hem haten.
Daarin bestaat de grootste straf der hel, dat men
God, het hoogste goed, niet meer beminnen kan.
Konden de verdoemden zich in den wil Gods over-
geven en geduldig lijden gelijk de godvruchl ige zielen
hier op aarde, dan zou de hel ophouden eene hel
te zijn. —Neen, de rampzalige zal over de straf-
fende roede der goddelijke regtvaardigheid woeden
en razen, doch zijne woede zal hem tot niets
strekken, dan om zijne pijnen nog te vergrooten.
Indien ik in de hel was, mijn Jesus ! kon ik u niet
meer beminnen, dan moet ik u voor altijd haten:
wat hebt gij mij gedaan om u te haten ? Gij hebt mij
geschapen ; gij zijt voor mij gestorven ; gij hebt mij
zoovele bijzondere genaden bewezen , zie , dat is het
kwaad, dat gij mij gedaan hebt. Straf mij volgens
uw welbehagen ; maar laat niet toe, dat ik eens
zoude moeten ophouden u te beminnen. Ik bemin u,
o mijn Jesus ! ik wil u onophoudelijk beminnen.
5. Verbeeld u, welke schrik de ziel overvallen
zal, als zij in de hel treedt. — Zoo ben ik dan
verdoemd, roept zij uit; ach, ik heb mij bedro-
gen! De verdoemde zal middelen zoeken om zijn
verlies te herstellen, maar hij weet, dat hij in
eeuwigheid niet kan geholpen worden.
Meer honderden millioonen jaren, dan er druppels
in de zee, dan er zandkorrels op de aarde, dan er
-ocr page 255-
ELKEN DAG DER WEEK. 249
bladeren aan de boomen zijn, zullen voorbijgaan, en
de hel zal voor den verdoemde altijd eerst eenen aan-
vang nemen. Kondede onzalige ten minste zich zei ven
bedriegen, en vragen: wie weet, of de hel toch niet
eens voor mij zal eindigen? Neen, inde hel is geen
einde. Het is zeker, dat de verdoemde alle smarten,
die hij ieder oogenblik gevoelt, de geheele eeuwig-
heid door lijdon moet. O mijn God, men gelooft
aan de hel, en men zondigt echter nog!
6. Degene die dikwijls over de hel nagedacht
heeft, en niettemin zich zelven daarin heeft gewor-
pen, zal veel meer te lijden hebben dan de anderen.
Verliezen wij derhalve geenen tijd; laat ons alles
verzaken, laten wij ons naauw met Jesus Christus
verbinden. —Al wat wij doen om de hel te vermijden,
is slechts weinig in vergelijking met de straffen,
die men daar te lijden heeft. — Beven wij, want
„die niet voor de hel beeft, wordt niet zalig.
O mijn Jesus! uw bloed, uw dood is mijne hoop,
alle menschen mogen mij verlaten, zoo gij u van mij
maar niet verwijdert. Ik weet het, gij hebt mij nog
niet verlaten: gij biedt mij vergiffenis aan; zie ik wil
mijne zonden beweenen. Gij biedt mij uwe genade,
uwe liefde aan; zie, ik wil u beminnen. Ja, mijn Jesus!
mijn leven, mijn schat mijne liefde! mijn gansch
leven door wil ik de beleedigingen, die ik u aange-
daan beb, beweenen; boven alles wil ik u beminnen.
O mijn God! indien ik u ook vroeger verloren
heb, wil ik u toch niet meer verliezen. Zeg mij,
wat gij van mij verlangt, ik wil uwen wil vervul-
len. Maak, dat ik in uwe genade leve ensterve,
en doe dan met mij alles wat gij wilt. O Maria,
mijne hoop, neem mij onder uwe bescherming, en
duld niet, dat ik nog ooit mijnen God verlieze.
12
                                                11.
-ocr page 256-
•250
«1EDITATIEN VOOR
ZATUEDAG.
De barmhartigheid.
1.  Volgens den heiligen AugustinusisGodswensch,
om ons zijne genade mede te deelen, grooter dan ons
verlangen om ze te ontvangen. Dat komt daaruit
voort, omdat de goedheid door hare natuur gedrongen
wordt zich mede te deelen; derhalve moet God, die
de oneindige goedheid is, oneindig verlangen zich
zelven aan zijne schepselen te schenken, om hun
zijner goedheid deelachtig te maken.
Hieruit komt dan ook die groote barmhartigheid
voort, met wslke God ons, ellendige menschen be-
handelt. David zegt, dat de aarde vol is van de
barmhartigheid Gods, niet vol van zijne regtvaar
diglieid, want God gebruikt zijne regtvaardigheid
tegen de zondaars alleen dan, wanneer hij zich
daartoe gedwongen vindt; maar zeer gemakkelijk
en onophoudelijk oefent hij jegens allen zijne barm-
hartigheid uit. Daarom schrijft de heilige Jacobus:
„De barmhartigheid verheft zich boven de geregtig-
heid." (Jac. 2. 13.) De barmhartigheid wederhoudt
onophoudelijk de geregtigheid van de straffen, die
voor de zondaars bereid waren: zij bewerkt hunne
vergiffenis. Daarom noemde ook de Profeet Goi de
barmhartigheid zelve: „God, mijne barmhartigheid."
En op eene andere plaats roept hij uit: „Om uwen
naam, o Heer! erbarm u over mijne zonden." Alsof
hij wilde zeggen: vergeef mij, want gij zijt de
barmartigheid zelve.
2.  Laïas zegt, dat, als God straft, hij iets ver-
rigt, dat aan zijn hart onbekend is; want de Heer
zal zich vergrammen, opdat hij zijn werk doe, welk
werk aan hem vreemd is." (Is. 28.) Deze zijne groote
-ocr page 257-
EIKEN DAG DER WEEK.                    251
barmhartigheid heeft hem eindelijk zoo zeer bewogen
dat hij zijnen Zoon in de wereld gezonden heeft om
mensch te worden! om aan het kruis te sterven
om ons van den eeuwigen dood te verlossen. Daarom
zegt Zacharias: „door de innerlijke barmhartigheid
van onzen God, door welke het menschgewDrden
Woord, uit den hooge komende, ons bezocht heeft."
Hij zegt de innerlijke barmhartigheid, omdat deze
barmhartigheid in den diepsten grond van het godde-
lijk Hart haren oorsprong heeft: God gaf liever zijnen
Menschgeworden Zoon aan den dood, dan ons aan
het eeuwige verderf over.
3. Om ons van Gods liefde, van zijne begeerte om
ons goed te doen, wel te overtuigen, behoeven wij
slechts deze woorden van het Evangelietelozen. „Bid,
en u zal gegeven worden." Konde iemand, die aan
zijnen vriend een bewijs zijner liefde wilde geven ,
meer zeggen: vraag mij alles, wat gij maar wilt!
ik zal het u geven ? En God zegt dit tot ieder onzer.
Op het aanschouwen onzer ellende, roept hij ons
tot zich en belooft ons, dat hij ons zal verligten:
„Komt allen tot mij, die beladen zijt, en ik zal u
verkwikken." Als de Joden zich eens over God be-
klaagden, en betuigden, dat zij hem om geene genade
meer bidden zouden, vraagde God aan den profeet
Jeremias: Waarom wil mijn volk niet meer tot mij
komen? benik wellicht een ondank baar of traag land,
datgeene, of slechts late vruchten draagt? (Jeremias
2. 30.) God berispte het gedrag der joden, die aan
zijne goedheid twijfelden, hij, die altijd bereid is,
degenen die hem in hun leiden aanroepen, te troos-
ten, gelijk hij zelf door Isaïas verklaard heeft. „Als
gij roept, zoo antwoordt hij u, zoodra hij het hoort."
i. Gij hebt gezondigd: wenscht gij vergiffenis bij
-ocr page 258-
252
MBDITATIEN VOOR
God ? „Vrees niet, zegt de H. JoannesChrysostomus,
want God wenscht meer u te vergeven, dan gij zelf
wenscht vergiffenis te bekomen." Ziet God, dat iemand
in de zonden volhardt, dan wacht hij geduldig op zijne
bekeering, om hem barmhartigheid te kunnen bewij-
zen. „l)e Heer verwacht u om zich uwer te ontfermen."
(Is. 70.) Hij toont ons somtijds de straf, die wij ver-
diend hebben, opdat wij tot inkeer zouden geraken.
Aan hen, die u vreezen, geeft gij een teeken om
voor den boog te vlugten, opdat uwe beminden ge-
red worden." (Is. 30.)
5.  Hij klopt aan de deur van ons hart, opdat wij
ze voor hem zouden openen: „Zie, ik sta voor de poort
en klop aan." (Op. 3.16.) Hij volgt ons overal, en
roept: Waarom wilt gij dan sterven huis van Israël?
(Bzecli. 18.) Alsof gij ons erbarmend toeroept: Mijn
zoon waarom wilt gij verloren gaan ? — De H. Dio-
nysius zegt, dat God ons zelf bidt van ons niet in het
verderf te storten, en de H. Paulus bidt de zondaars,
dat zij zich met God zouden verzoenen: „Wij bidden
u in den naam van Christus, verzoent u met God."
Waarop de H. Chrysostomusdeze bemerking maakt:
„Christus zelf bidt u, en waarvoor? — opdat gij
u met God zoudt verzoenen."
6.  Indien, na zulke verlangens eenigen toch nog
verhard blijven, is zulksdan de schuld van God?
Zelfs aan dezen belooft hij, dat, zoo zij zich vol be-
rouw tot hem wenden, hij ze niet zal afwijzen. „Die
tot mij komt, zal ik niet verstooten." (Joan. 6. 37.)
Hij verklaart, dat hij bereid is, allen, die zich tot hem
wenden, te ontvangen: Bekeer u tot mij, en ik zal
mij tot u keeren. (Zachar. 1. 8.)
Hij belooft aan alle zondaars, die zich bekeeren
willen, vergiffenis; hij belooft hun, dat hij al hunne
-ocr page 259-
ELKEN DAG DER WEEK.                 253
zonden vergeven zal. „Maar indien de goddelooze
boetvaardigheid doet over al de zonden, die hij begaan
heeft, dan zal hij leven. Ik zal al zijne begane mis.
daden niet meer gedenken. (Es. 10. 1.12.) Hij gaat
zoo ver, dat hij zegt: „Kom en klaag over mij; al
waren uwe zonden gelijk scharlaken, zij zull.n wit
worden als sneeuw." (Is. 18.)
Hij zegt: klaagt, of met andere woorden: „komt
maar tot mij; gij boetvaardigen: en zoo ik u niet
ontvang, dan laat ik u toe mij te beschuldigen, dat
ik mijn woord niet gehouden heb." God stoot nooit
een berouwhebbend hart van zich weg. „Ben boet-
vaardig en ootmoedig hart, zult gij, o God! niet
versmaden." (Ps. 50.)
In het Evangelie van den H. Lucas leest meD, met
welke vreugde de Heer het verlooren schaapje weder-
vindt: met welke liefde hij den verloren zoon, die
zich aan zijne voeten werpt, weer aanneemt. En God
zelf zegt met duidelijke woorden, dat „in den hemel
grootere vreugde is, over éénen boetvaardigen zon-
daar, dan over negen en negentig regtvaardigen.\'\'
(Luc. 13. 7.) De H. Gregorius leert ons, dal dit
komt, omdat de boetvaardige zondaar gewoonlijk
God meer bemint dan de regtvaardige, die al te
ligt ijverloos in zijne dienst wordt.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Dewijl gij mij, o mijn Jesus! zoo langmoedig afge-
waeht, dewijl gij mij zoo ik hoop, met zooveel liefde
vergeven hebt, wil ik u dan opregt hemiDnen: maar
deze liefde is wederom uwe gave. Geef mij dezelve,
o mijn God! want het zoude u maar weinig eer bij-
brengen , indien een zondaar, aan wien gij zoo vele
genaden bewezen hebt, u slechts weinig beminde. O
-ocr page 260-
254
ItEDITAIIEN VOOR
mijn Jcsus! wanneer zal mijne dankbaarheid eens de
goedheid, die gij tot mij hebt, evenaren ? In plaats
van dankbaar te zijn, heb ik u vroeger beleedigd en
veracht: zal ik mij dan in het toekomende nogalzoo
jegens u gedragen, jegensu,die niets gespaard hebt
om mij gelukkig te maken en mijne liefde te winnen?
Neen, mijn Zaligmaker? ik wil u uit geheel mijn hart
beminnen, ik wil u nooit meer mishagen. Gij verlangt,
dat ik u beminne, ik verlang niets anders, gij zoekt
mij, ik zoek niets anders dan u. Sta mij bij, want
zondor u kan ik niets. O Maria, mijne Moeder! or-
barm u over mij; leid mij tot God.
ZO VDAGr.
God alleen moet het oogmerk van al onze handelingen zijn.
1.  In alles, wat wij doen, moeten wij aan God
alleen, en niet aan onze bloedverwanten, niet aan onze
vrienden, niet aan de grooten der wereld, niet aan
ons zelven zoeken te behagen; want wat men niet voor
God doet, is voor de eeuwigheid verloren. Wij doen
nogthans zoo veel om aan de menschen te behagen, om
hun misnoegen niet op ons te trekken, ofschoon de
H. Paulus zegt: „Indien ik nog aan de menschen
wilde behagen, zou ik geen dienaar van Christus
zijn." Daarom moeten wij God alleen, bij al wat wij
doen, in het oog hebben: Ik doe altijd wat hem
behaagt. (Joan. 8.) zegt Jesus Christus.
2.  Al wal wij bezitten, komt ons van God, van ons
zelven hebben wij slechts het niet en de zonde, God
alleen heeft ons waarachtig bemind, hij heeft ons van
alle eeuwigheid bemind, hij heeft ons zoozeer bemind,
dat hij zich zelven aan ons op het kruis en in het
allerheiligste Sacrament geschonken heeft. Daarom
verdient God alleen onze liefde.
-ocr page 261-
BLKBN DAG DER WEEK.                    255
3. Arme ziel! gij, die eene aangekleefdheid aan iets,
wat Gode mishaagt, in uw hart bewaart, hier op
aarde zult gij nooit den vrede aantreffen, en gij zijt
in groot gevaar om de rust des harten voor al Ie eeuwig-
lieidte verliezen. Zalig integendeel is hij, die u alleen
bemint, omijn God! en die uit liefde tot u alles verzaakt;
hij zal de kostbare parel, uwe liefde, eenen grooteren
schat dan alle schatten en rijkdommen dezer wereld,
vinden. Wie hiertoe besluit, bekomt de ware vrijheid
der kinderen Gods, want hij heeft zich van de ban-
den bevrijd, die ons aan de wereld hechten, en die
ons beletten ons geheel met God te vereenigen.
U, o mijn God, u o mijn al! u heb ik liever dan
al Ie eertitels, alle wetenschappen, alle goederen, welke
gij mij schenken kunt. Gij zijt mijn eenig goed, gij
alleen vergenoegt mij, want gij zijt de oneindige
beminnelijkheid: gij zijt het eenig waarachtig goed.
Buiten u kan mij geen goed tevreden stellen. Ik
herhaal het, en zal het zonder ophouden herhalen,
u alleen en niets anders verlang ik, alles wat niet
u of wat minder dan u is, kan mij niet bevredigen.
O, wanneer zal die gelukkige tijd gekomen zijn,
op welken ik u alleen loven, u alleen beminnen, uw
welbehagen zoeken zal; wanneer zal de tijd daar
zijn dat ik niet meer aan de schepselen noch aan mij
zelven denk? Sta mij bij, als gij ziet, o Heer! dat
mijne liefde tot u verflaauwt; als gij ziet, dat ik in
gevaar ben op nieuw in de schepselen of in de aard-
sche vreugde mijn behagen te zoeken. Reik mij uwe
hand toe uit den hooge, red mij, en verlos mij uit de
menigvuldige waters." (Ps. 143.) Bevrijd mij alsdan
van het gevaar van op nieuw van u verwijderd te
worden. Dat anderen wenschen en zoeken wat zij
willen, ik zoek niets anders dan u, mijn God ,
-ocr page 262-
256                          MEDITATIEN VOOR
mijne liefde, mijne hoop. Want wat heb ik in den
hemel, wat heb ik op de aarde, buiten u? — God
mijns harten en mijn deel in de eeuwigheid, mijn
God en mijn al! (Ps. 72. 25. 26.) Ach wildet gij
toch erkennen, o sterfelijke menschen, dat alle goed,
dat u van de schepselen komt, niets anders dan leu-
gen en bedrog is, en dat God alleen u bevredigen
kan! In dit leven genieten wij God slechts op eene
onvolkomene wijze; hij laat ons slechts een gering
gedeelte van zijne goedheid, die in den hemel onze
erfenis zijn zal, kennen. Daar zal hij ons aan de
zaligheid, die hij zelf bezit, laten deel nemen; hij
zal ons toeroepen: Gaat in de vreugde uws Heeren.
Be hernelsche troost, dien God aan zijne dienaars
op aarde geeft, is slechts een lokaas om hun ver-
langen tot den hemel te vergrooten.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Maak, o almagtige, liefdewaardige God, dat ik
van heden af, in al mijn doen, niets anders begeere,
niets anders zoeke dan uw welbehagen; maak dat
gij alleen het voorwerp mijner liefde zijt, dewijl gij
alleen om de dankbaarheid, die wij u schuldig zijn,
verdient, dat wij u al onze neigingen schenken. Niets
pijnigt mij meer dan de gedachte, dat ik eertijds
zoo weinig uwe oneindige goedheid heb bemind; maar
ik hoop, en ik heb met uwen bijstand vast besloten,
van u in het toekomende uit al mijne krachten te
beminnen; ik hoop, dat ik op mijn sterfbed u alleen,
mijn hoogste goed! zal beminnen.
Heilige Moeder Gods! bid voor mij, ellendige,
uw gebed wordt zeker verhoord; bid Jesus, opdat
ik hem geheel toebehoore.
-ocr page 263-
ÏLKMJ DAG DEK WEEK.                    2bï
MAANUAG.
Door het gebed worden wij lalig.
1.  Het gebed is niet alleen voordeolig, maar het
is ook noodzakelijk voor onze zaligheid. Daarom
heeft dan ook God, die de zaligheid van allen wil,
het ons als een gebod voorgeschreven: „Bidt, en u
zal gogeven worden. (Mattb. \'t. 7.) De kerkverga-
dering van Constance heeft de ketterij van "Wiclef:
dat het gebed maar een raad en geen gebod is,
gedoemd. Men moet zonder ophouden bidden, zegt
de H. Schrift; zij zegt niet: het is voordeelig, het
betaamt, dat men bidde. I)3rhal7e Ie eren ook de
godgeleerden, dat hij, die zich niet ten minste oen-
maal in de maand Gode aanbeveelt, en niet telkens,
wanneer hij zich in een zware bekoring bevindt, tot
hem zijne toevlugt neemt, eene doodzondo bedrijft.
Dat komt daarbij, omdat wij van den eenen kant
onbekwaam zijn om door onze eigene krachten iets
goeds te doen, zelfs slechts eene goede gedachten
te hebben. „Zonder mij kunt gij niets doen." (Joan. 15.)
„Wij zijn niet bekwaam uit ons zei ven iets te denken."
(2. Cor. 3. 5.) Daarom zeide de H. Philippus Nerius,
dat hij van zich zelven wanhoopte. Van den anderen
kant is het gebed noodzakelijk, dewijl de H. Augus-
tinus zegt: ofschoon God ons zijne genade uitdeelt,
wil hij ze nogtans aan diegenen geven, die hem
daarom bidden: en hij voegt er bij, dat bijzonder
de genade van volharding aan hem alleen gegeven
wordt, die ze vraagt.
2.  Daar de duivel onophoudelijk op ons loert om
ons te verslinden, zoo moeten wij noodzakelijker
wijze ons zonder ophouden door het gebed tegen hem
verdedigen, waarom ook Christus zelf ons vermaant:
-ocr page 264-
358
MEDITATIEN VOOR
„ Men moet altijd bidden en nooitophouden."(Ijuc.l8.)
Want hoe zouden wij ook anders aan de gedurige
bekoringen, die ons de duivel en de wereld berei-
den, kunnen wederstaan!
Het was eene ketterij van Jansenius, welke de
heilige Kerk gedoemd heeft, dat wij niet in staat
zijn eenige geboden te onderhouden, en dat ons
dikwijls de genade ontbreekt om ze te kunnen vol-
brengen. „God is getrouw, schrijft de H. Paulus,
hij zal u boven uwe krachten niet laten bekoren."
Hij wil, dat, als wij beproefd worden, wij tot hem
onze toevlugt nemen. De H. Augustinus zegt:
„Het gebod is ons gegeven, opdat wij de genaden
zouden vragen; de genade wordt ons gegeven, op-
dat wij het gebod zouden vervullen." Omdat wij
door ónze krachten zonder de genade het gebod niet
kunnen vervullen, heeft God gewild, dat wij de
genade vragen, met welker hulp wij het gebod vol-
brengen kunnen; bidden wij, zoo geeft God ons de
genade om zijne geboden te onderhouden,
De H. kerkvergadering van ïrente zegt hetzelfde
in weinige woorden: „God beveelt ons niets onmo-
gelijks: als hij ons iets beveelt, leert hij ons doen,
wat in ons vermogen is, en hem bidden, opdat hij
ons bijsta in hetgeen onze krachten te boven gaat,
waarna hij ons datgene helpt vervullen, wat aan
ons alleen onmogelijk was.\'\' Ofschoon God bereid
is ons zijne hulp te verleenen, opdat de bekoring
ons niet overwinne, zoo geeft hij ons toch dan eerst
zijnun bijstand, als wij in den tijd der bekoring tot
hem onze toevlugt nemen, en bijzonder in de beko-
ringen tegen de deugd der zuiverheid, volgens de
uitspraak van den Wijzen-man: „Wetende, dat ik
niet anders konde rein zijn, tenzij het mij van God
-ocr page 265-
ELKEN DAB DER WEEK.                    259
gegeven werd, zoo ging ik tot den\'\' Heer en bad
hem." (Wijsh. 8. 17.)
Indien God ons niet helpt, indien hij ons zijne
genade niet verleent, kunnen wij de vleeschelijke
lusten niet overwinnen, en als wij niet bidden, helpt
God ons niet; maar zoo wij bidden, bekomen wij
zonder twijfel de noodige krachten om aan de gansehe
hel te wederstaan ; want God is alsdan onze magt,
en wij kunnen dan ook met den H. Paulus uitroepen:
„Alles vermag ik in dengene, die mij versterkt."
Een krachtig midJel om de goddelijke genade te
bekomen, is het aanroepen der Heiligen om hunne
voorbidding bij God, dewijl zij zeer magtig zijn, om
voor degenen, die hen op eene b ijzondere wijze eeren,
de grootste weldaden van God te verkrijgen. De
H. Thomas zegt, dat „men niet gelooven moet, dat
de vereering der Heiligen in het algemeen eene wil-
lekeurige goivrucht is, want de gegronde beschik-
king van God vereischt, dat wij, sterfelijke men-
schen, door het gebed der Heiligen, de hulp, die ons
tot onze zaligheid nood ig is, bekomen." Vooral moet
men dit aan de II. Maagd Maria toeëigenen; want
hare gebeden hebben eene hoogere waarde in de
oogeu van God dan die van al de Heiligen, en dat
des te meer, dewijl, volgens den H. Bernardus, wij
door Maria tot Christus onzen Zaligmaker en mid-
delaar toegang bekomen, en omdat, gelijk dezelfde
heilige en met hem do grootste godgeleerden bewe-
ren, al de genaden, die God ons geeft, door Maria
geschieden; want die door haar zoekt, vindt, en
zal niet bedrogen worden.
Bidden wij dan, doch bidden wij met vertrouwen.
„Gaan wij alzoo met vertrouwen tot den troon der
genade, opdat wij barmhartigheid vinden en in tijd
-ocr page 266-
260                          MEDITATIEN VOOR
van nood genade verkrijgen." (Heb. 4. 16.) Jesus»
Christus zit nu op eenen troon van genade, om allen,
die tot hem hunne toevlugt nemen, te troosten; hij
roept ons toe : „Bidt, en u zal gegeven worden." In
den dag des oordeels zal ook hij op zijnen troon
maar op eenen troon van regtvaardigheid gezeten zijn.
Welke dwaasheid zou het niet wezen den dag des
oordeels te willen afwachten, wanneer er geene barm •
hartigheid meer te hopen is; en nu, terwijl Jesus ons
vergiffenis aanbiedt, tot hem onze toevlugt niet te
willen nemen. — Heden roept hij tot ons: „Al wat
gij inliet gebed vraagt, gelooft, dat gij het bekomen
zult, en het zal u gegeven worden." | (Mar. 11. 2.)
Kan iemand aan zijnen vriend, om hem een bewijs
zijner liefde te geven, meer doen, dan hem beloven dat
hij hem alles, waarom hij hem bidt, zal toestaan? —
De H. Jacobus voegt er nog bij: „Zoo aan iemand on-
der u wijsheid ontbreekt, dat hij God, die aan allen in
overvloed geeft, en die geene verwijting doet, bidde,
en ze zal hem gegeven worden." De wijsheid, waarvan
de apostel spreekt, is die, welke ons leert, wat wij
moeten doen om onze ziel gelukkig te maken: men
moet alzoo om ze te verkrijgen, God om de noodzake-
lijke genade tot de zaligheid bidden. — Zal God ze u
ook geven ? Ja, gewis en wel in overvloed; hij zal ons
meer van zijne genade mededeelen, dan wij verlangd
hebben. Laat ons ook deze woorden van den Apostel
in aanmerking nemen: „dat God geene verwijtingen
doet;" want hij handelt niet, gelijk de menschen, die
aan den ondankbare zijne ondankbaarheid verwijten,
en daarom zijne bede afslaan. God geeft gaarne alles,
ja, nog meer, dan wij hem vragen. Daarom, indien wij
willen zalig worden, moeten wij bestendig en tot den
dood toe bidden en tot God roepen: „Help mij, o
-ocr page 267-
261
ELKEN DAG DER WEEK.
Heer! mijn Jesus, wees mij genadig! Maria! sta mij
bij!\'. — Wij zijn verloren, indien wij het gebed ver-
Men. Laat ons dan bidden, biddon voor ons, bidden
voor de zondaars, daar dit aan God zoo aangenaam is;
laat ons dagelijks voor de arme zielenin het vagevuur
bidden, want zij toonen zich onuitsprekelijk dankbaar
jegens dengene, die zich over haar erbarmt. Zoo dik-
wijls wij bidden! moeten wij God verzoeken, dat hij
ons zijne genade, door de verdiensten van Jesus
geve; want hij zelf leert ons, dat „zoo wij hem in
zijnen naam iets verzoeken, wij het zullen erlangen."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Mijn God! ik bid u, dat gij mij om de verdiensten
van Jesus! de genade wilt geven, dat ik mijn geheel
leven door, maar bijzonder ten tijde der bekoring, mij
aan u bevele en dat ik vast hope, dat gij mij, uit liefde
tot Jesus en Maria zult bijstaan. Heilige Maagd
Maria! verkrijg voor mij deze genade, mijne zalig-
heid hangt van u af.
i>:nsr&3DA.G-.
Wij bewerken onze zaligheid, als wij geduldig ons kruis dragon.
1. Op goeden "Vrijdag zingt de H. Kerk: „Ziedaar
het kruis, aan hetwelk de zaligheid der wereld gehan-
gen heeft." Boor kruis en lijden worden wij zalig,
namelijk als wij aan de bekoringen wederstaan en als
wij wars van de vreugde der wereld zijn. De ware
liefde Gods toont zich in kruisen en tegenspoed.
Wij moeten dus een vast voornemen maken van het
kruis, dat Jesus Christus ons oplegt, geduldig te dra-
gen , en aan hetzelve, uit liefde tot Jesus te sterven,
gelijk hij uit liefde tot ons, zich aan het kruis opgeof-
ferd heeft. Er is geen andere weg tot den hemel, dan
-ocr page 268-
262                          MEDITATIEN VOOR
de verduldigheid in den tegenspoed en zulks tot deu
dood toe; er is geen ander middel om den vrede in
het lijden te bewaren, dan de overgeving in den wil
Gods; alleen dan, wanneer wij willen al wat God wil,
blijven wij geduldig; zoo wij een ander middel zoeken,
zullen wij, wij mogen doen wat wij willen, den last
van het kruis niat ontgaan; integendeel, zoo wij het
goedschiks op o:is nemen, zal het ons in den hemel
brengen, en ons hierop aarde den vrede geven.
Die het kruis van zich wil werpen, maakt het nog
veel zwaarder, die het geduldig draagt, verligt den
last, ja dan wordt het zelfs de oorzaak van rijken
troost; want God vervult met zijne genaden die-
genen , welke met goeden moed hun kruis op zicii
nemen om hom te verheugen. Aan onze natuur zal
het lijden nimmer behagen, maar zoo de liefde Gods
in ons hart brandt, lijdt men gaarne.
2.  Wij zullen ons niet over het lijden beklagen,
dat God ons laat overkomen, indien wij ernstig
nadenken, welke zaligheid God ons in den hemel
bereidt, zoo wij hem op aarde getrouw blijven; en
indien wij zonder klagen de pijnen op ons nemen,
die bij ons toezendt, dan kunnen wij met Job uit-
roepen: „Dit is mijn troost, dat hij mij met smarten
zonder verschooning plaagt, en dat ik de woorden
des Heeren niet tegenspreek."
3.  Hebben wij God zeer beleedigd, hebben wij
de hel verdiend, zoo moeten wij ons in het lijden
daarover verheugen, dat God ons hier op aarde straft
omdat dit een zeker ieeken is, dat hij ons in de
eeuwigheid sparen wil. Medelijdenswaardig is de
zondaar, voor wien alles in deze wereld gelukt!
Wij moeten, zoodra ons eenig groot lijden overkomt,
terstond eenen blik op de hel werpen, die wij ver-
-ocr page 269-
2G3
ELKEN DAG DER WEEK.
diend hebben s het grootste lijden zal alsdan onge-
twijfeld klein schijnen.
Indien wij gezondigd hebben, moeten wij zonder
ophouden tot God roepen: Heer, spaar mij niet,
laat mij lijden, maar geef mij kracht om geduldig
te lijden, opdat ik niet tegen uwen H. wil strijde,
maar mij in alles aan uwe H. beschikking onder-
werpe en u met Jesus zegge: Ja, Vader! zoo be-
haagt het u." (Matth. 11. 20.)
4. Eene Godm innende ziel zoekt hom alleen. „Al
geeft ook een\' menscli al wat hij bezit voor deze
liefde, dan zou men zulks nog als eenen niet achten."
(Gez. 8. 7.) Die God bemint, acht alles klein, hij
verzaakt alles wat zijne liefde tot God niet ver-
groot: — door zijne goeda werken, door de boet-
vaardigheid en moeijelijkheden, die hij op zich neemt
om God te eeren, zoekt hij noch geestelijken troost,
noch zoetheid, hij zoekt niets anders dan God te
behagen. Hij verzaakt allo vreugde van het onder-
maansche, dewijl hij onophoudelijk zich zelven ver-
loochent; en dit maakt hem noch ijdel, noch hoo-
vaardig, integendeel hij erkent, dat hij een onwaar-
dige dienaar is: gaarne verkiest hij de laatste plaats,
en hij geeft zich geheel aan den goddelijken wil,
aan de goddelijke barmhartigheid over.
5. Indien wij ons willen heilig maken, moeten
wij onze zinnen veranderen, want wij zullen ons
nooit waarachtig met God vereenigen, indien wij
niet daartoe komen, dat ons de zoetheid bitter, en de
bitterheden zoet schijnen. Alleen dan, wanneer wij
de kleine en groote tegenspoeden, die ons dagelijks
wedervaren , geduldig lijden, alleen dan kunnen wij
hopen zalig f e worden, en in de volmaaktheid toe
te nemen. God wil, dat wij lijden om voor de zonden,
-ocr page 270-
264
MEDITATIF.N VOOR
die wij begaan hebben te boeten, om het eeuwige
leven te verdienen, en om hem te behagen; en dit
is het edelste doel, dat wij in al onze handelingen
moeten beoogen,
Wij moeten derhalve altijd bereid zijn, om het
kruis, dat God ons oplegt, gewillig te dragen; wij
moeten ons reeds van nu af voorbereiden, om alle
moeijelijkheden, uit liefde tot hem, aan te nemen,
opdat als het lijden nadert, wij het met eene vol-
slagene overgeving ontvangen en met Christus uit-
roepen: »Zou ik den kelk, dien mijn Vader mij
aanbiedt, niet drinken? (Joan. 18. 11.) God beschikt
mij dit kruis voor mijn geluk, kan ik dan weigeren
het aan te nemen P
6. Schijnt ons een lijden, dat God ons toezendt,
ondrageliJK, zoo moeten wij zonder aarzelen, tot liet
gebed onze toevlugt nemen, omdat God ons alsdan
versterkt, om het met verdienste te kunnen lijden.
Herinneren wij ons de woorden van den H. Paulus
die ons leert, dat al het lijden dezer wereld, hoe
smartelijk het ook zij, niet kan vergeleken worden
bij de heerlijkheid, die ons in den hemel zal mede-
gedeeld worden.
Als wij zeer bedroefd zijn, moeten wij ons ge-
loof verlevendigen: inzonderheid moeten wij eenen
oogslag op onzen Zaligmaker werpen, die uit liefde
tot ons, aan het kruis uitgerekt, heeft willen ster-
ven: daarna moeten wij onze blikken ten hemel
rigten, en bedeuken welke schatten God bereidt voor
degenen, die om zijne liefde lijden. Indien wij het
steeds zoo deden, zouden wij ons nimmer beklagen,
integendeel wij zoudt n God danken voor het lijden,
dat hij ons laat overkomen, en hem zelfs bidden,
dat hij het zoude vergrooten.
-ocr page 271-
ELKEN DAG DER WEEK.                    265
De heiligen in den hemel verblijden zich niet
over de eer en vreugde, die zij op de aarde ge-
noten hebben, maar over hetgeen zij uit liefde tot
Jesus hebben verduurd. Alles, wat vergankelijk is,
is van geringe waarde, alleen het eeuwige, dat
onvergankelijk is, is hoog te achten. O hoe troost-
rijk, o mijn Jesus! zijn de woorden, die gij mij
door uwen Profeet toeroept: „Bekeer u tot mij
en ik zal mij tot u keeren." (Zach. 1, 3.)
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn God, om de schepselen, om mijne el-
lendige genegenheden heb ik u vroeger verlaten;
maar nu verlaat ik alles en schenk mij aan u; ik
ben zeker, dat zoo ik u waarlijk bemin, gij mij
niet verstooten zult; maar dat gij bereid zijt mij
te omhelzen. „Ik zal mij tot u keeren." Neem mij
dan alzoo genadig aan; laat mij kennen welt groot
goed gij zijt, en hoezeer gij mij bemint, opdat ik
u nimmer meer verlate. Vergeef mij, dat ik u zoo
menigwerf beleedigd heb. Geef mij uwe liefde, en
doe dan met mij al wat u behaagt. Straf mij als
gij het goedvindt, ontneem mij alles, behalve u
zelveu: ik bezweer het u, dat, indien ook de we-
reld mij al hare schatten aanbood, ik alles ver-
zaken zoude, om u alleen te bezitten. O Maria,
beveel mjj aan uwen goddelijken Zoon, hij staat
alles toe, ja alles, wat gij hem vraagt.
12                                                       12
-ocr page 272-
2GG
MEDITATIEN VOOR
WOENSDAG.
Drie overwegingen of mcditatien over den hemel.
WELKE MEN OOK OP DEN 3 OCTOBER EN MET ON-
ZES HEEREN HEMELVAART HOUDEN KAN.
EERSTE OVERWEGING.
VOOR DEN ZONDAG VAN PASCHEN.
1. O, hoe gelukkig zullen wij zijn, wanneer wij
hier op aarde alle rampspoeden dezes levens geduldig
lijden! Er zal een dag aanbreken , waarop al onze
vrees en angst zal eindigen , op welken ziekte, ver-
volging en alle kruis zal ophouden, ja indien wij
zalig worden, dan verwisselen zich al deze smarten
in even zoo veel vreugden en heerlijkheid. Jesus
Christus boezemt ons moed in en zegt: Uwe droefheid
zal in vreugde herschapen worden." (Joan. 1G. 20)
De vreugde des hemels is zoo groot, dat wij, ster-
felijke mensehen, die noch beschrijven, noch begrijpen
kunnen: „Noch oog hoeft het gezien, noch oor heeft
het gehoord, en het is nooit in \'s menschen verstand
opgekomen, wat God voor diegenen bereid heeft, welke
hem liefhebben." (1. Cor. 2, 9.) Nooit heeft een oog
eene schoonheid gezien, welke aan de schoonheid des
hemels gelijk is; nooitheeft een oor het zoete geluid ge-
hoord, hetwelk met het aangename geluid des hemels
kan vergeleken worden, en nimmer kan het mensche-
lijke hart zoo ver komen, om zich eene zaligheid te
verbeelden, als die, welke God bereid heeft voor hen,
die hem beminnen. Fraai is het gezigt van een land-
schap, dat met heuvelen, dalen, bosschenen zeeoevers
versierd is; fraai is het gezigt, hetwelk een tuin van
-ocr page 273-
267
ELKEN DAG DER WEEK.
bloemen, vruchtboomen en bronnen aanbiedt. — Maar
ach! hoe veel heerlijker is de hemel.
2.  Om tebegrijpen.hoegrootdevreugdedeshemels
zijn moet, is het genoeg te weten, dat in dat rijk van
zaligheid een almagtige God zijnen zetel gevestigd
heeft, die onophoudelijk bezig is om de zielen, welke
hij zeer bemint, gelukkig te maken. De H. Bernardus
zegt: „De hemel is eene plaats, waar zich niets be-
vindt, dat wij niet wenschen, en waar allcsis, wat wij
eenigzins wenschen kunnen." In den hemel is het nooit
nacht; in den hemel is geene afwisseling van winteren
zomer ; daar is het voortdurend heldere dag; daar is
hrt altijd liet liefelijkste lenteweder. In den hemel is
p ;ene vervolging, geen nijd, wantallen beminnen
eikander in opregtheid, en ieder verheugt zich over
het geluk van anderen, alsof het zijn eigen ware. In
dea hemel zijn geene ziekten, geenesmarten, want hei,
ligchaam is daar aan geen lijden meer onderworpen;
daar is geene armoede, wijl een ieder rijk genoeg is
en niets meer te wenschen heeft. Daar is ook geene
vrees, want de ziel is er in Gods genade gevestigd,
zij kan niet meer zondigen, en kan het hoogste goed
dat zij bezit, niet n-eer verliezen.
3.  In den hemel is alles, wat wij slechts kunnen
verlangen. Daar wordt het oog door het aanschouwen
dezer schoone stad en derzelver bewoners, die allen
gelijk koningen optreden, /olkomen bevredigd, want
alle bewoners les hemels zijn tevens koningen van dit
eeuwige rijk. Daar zullen wij de schoonheid van Maria
zien, die schooner is dan alle Heiligen en Engelen te
zamen. Daar zullen wij ondervinden, hoe schoon Jesus
Christus is, die nog oneindig schooner is dan Maria.
De reuk wordt verkwikt door den aangenainen geur
des hemels, het gehoor zal door het hemelsch streelend
-ocr page 274-
258
MEDITATIEN VOOR
geluid en door de gezangen der gelukzaligen verheugd
worden, die met de grootste liefelijkheid Gods lof
door de geheele eeuwigheid verkondigen.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ach, mijn God! ik heb niet den hemel, neen, ikjieb
de hel verdiend, doch uw dood doet mij hopen toch
zalig te worden. Ik hoop in den hemel te komen, ik
bid u daarom en dit niet zoozeer om mijne eigene
zaligheid, maar veel meer om het geluk van u de
geheele eeuwigheid door te kunnen beminnen, en
om zeker te zijn u nooit meer te kunnen verliezen.
O mijne lieve Moeder Maria, gij, zeester, leid mij
door uw gebed in den hemel.
TWEEDE OVERWEGING.
VOOR PAASCÜ-MAANDAG.
1. Stellen wij ons eene ziel voor, die de wereld
verlaat, om in staat van Gods genade de eeuwigheid
in te gaan; vol ootmoedigheiden vertrouwen nadert
zij tot Jesus Christus, haren ïtegter en Zaligmaker;
Jesus omhelst deze ziel, zegent ze en doet haar de vol-
gende troostrijke woorden hooren: verheug u, geliefde
ziel, gij zijt zalig ; kom mijne bruid, kom, gij moot
gekroond worden. Indien de ziel nog moet gezuiverd
worden, zoo zendt Jesus haar tot het vagevuur, en zij
neemt met volkomene overgeving deze straf aan, want
zij zelve wil niet den hemel, dit vaderland der vol-
maaktste reinheid, ingaan, zoo lang zij niet volkomen
vlekkeloos is. Hierop verschijnt de Engelbewaarder
om de ziel naar het vagevuur te brengen; eerst dankt
de ziel hem, dat hij haar gedurende haar leven zooge-
trouwheeft bijgestaan,en dan volgt zij hem gehoorzaam.
-ocr page 275-
ELKEN DAG DER WEEK.                     269
Ach, mijn God! wanneer zal die zalige dag komen,
dat ik ook deze aarde, die zoo vol gevaren is, kan ver-
laten, en zeker kan zijn van u nooit meer te verliezen!\'
Ach! ik zal mij bereidwillig in het vagevuur begeven,
dat mij verbeidt: met vreugde zal ik alle pijnen aan-
nemen, die mij aldaar bereid zijn, het ismij genoeg u
in dit vuur uit geheel mijn hart te kunnen beminnen ,
ja dat ik aldaar niets anders zal bemiunen dan u alleen.
2.  Nadat de ziel haar vagevuur onderdaan heeft,
keert de engel weder tot dezelve terug en roept haar
toe: kom, o schooneziel, uwe smarten zijn voorbij
kom, om het aanscii ijn van uwen God te aanschouwen,
die u in den hemel afwacht. Daar verheft zich de ziel
boven de wolken en boven de sterren en treed den
hemel binnen. O mijn God! wat zal zij nu zeggen, als
zij voor de eerste maal dit oord van vreugde aan-
schouwt! de Engelen, de Heiligen en vooral de hei-
lige Patronen komen haar te gemoet, begroeten haar
juichende en roepen: wees welkom, onze beminde ge-
zellin, wees welkom!.. O mijn Jesus! laat mij ook
een zoo groot heil verdienen.
3.  Welk een troost voor eene ziel, wanneer zij hare
bloedverwanten, hare vrienden, die haar in den tijd
zijn vooruitgegaan, terugvindt! Doch hare vreugde zal
nog veel grooter zijn, als zij hare koningin Maria ziet,
als zij haar de voeten kust, en voor zoovele gunsten
dankt, welke zij van haar bekomen heeft. Deze ko-
ningin des hemels omarmt de ziel, en voert ze zelfs
tot Jesus, die haar als zijne bruid begroet. Vervol-
gens geleidt Jesus Christus de ziel tot zijnen hemel-
schen Vader, die dezelve omhelst, zegent en spreekt:
Ga binnen in de vreugde uws Heeren! waarop God
haar laat deelnemen aan de zaligheid, welke hij zelf
geniet.
-ocr page 276-
:i70                         MEDITATIEN VOOR
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ach, mijn God! maak toch, dat ik u hier op aarde
waarlijk beminne, opdat ik udoordegeheele eeuwig-
heid op het innigst kunne liefhebben. Gij immers zijt
het waardigste voorwerp onzer liefde, gij verdient al
mijne liefde, zie, ik wil niets anders beminnen dan u
alleen. Geef mij de genade, om dit mijn voornemen
ten uitvoer te brengen: en gij, o mijne lieve Moeder,
sta mij bij.
DEKDE OVERWEGING.
VOOR DEN DINGSDAG NA PASCIIEN.
1. De schoonheid der Heiligen, het hemelsch zoet
geluid en alle andere vreugden van het paradijs, zijn
toch nog het geringste loon, dat ons in den hemel
staat te wachten. Het goed, dat de ziel volkomen ge-
lukkig maakt, bestaat hierin, dat zij God van aanschijn
tot aanschijn zien en beminnen kan. De II. Augustinus
zegt, dat wanneer God zijn schoon aangezigt aan de
vordoemden toonde, de hel met al hare pijnen zich
weldra voor hen in eenen hemel zoude veranderen.
Indien God hier op aarde zijne tegenwoordigheid aan
eene ziel in het gebed te kennen geeft, indien hij haar
door eene straal van hemelsche verlichting laat zien,
hoe goed hij is en welke liefde hij de ziel toedraagt, o
dan gevoelt zij zulken grooten troost, dat zij van liefde
vergaan en smelten zoude. Maar hierop aarde kunnen
wij God toch zoo niet aanschouwen gelijk hij is: wij
zien hem slechts in het duister en als overdekt met
eencn dikken sluljer. Ach, wat zal het dan daar wel
zijn, als God den sluijer wegneemt, als hij zich geheel
openlijk van aanschijn tot aanschijn vertoont? O mijn
God! daar ik u zoo menigmaal verlaten heb, verdien
-ocr page 277-
ELKEN DAG DER WEEK.                    271
ik niet u ooit te aanschouwen, maar vol vertrouwen
op uwe goedheid, hoop ik u toch nog eens te zien en
u de geheele eeuwigheid door in den hemel te bemin-
nen. Op deze wijze spreek ik, wijl ik met eenen God
spreek, die gestorven is om mij den hemel te verleenen.
2. Hier op aarde zijn de godminnende zielen zeker
de allergelukkigste; maar dit niettegenstaande kun-
nen zij toch nimmer op deze wereld tot eene vol-
maakte tevredenheid komen. De vrees, welke haar
de onzekerheid veroorzaakt, of zij Gods haat of liefde
waardig zijn, maakt dat zij bijna altijd moeten lijden;
doch in den hemel is de ziel verzekerd, dat zij God
bemint, en dat zij door hem bemind wordt. Daar
erkent zij, dat die zoete band van liefde, welke haar
met God vereenigt, de geheele eeuwigheid door niet
meer kan verbroken worden.
De vlam van liefde zal intusschen nog grooter
worden, wanneer de ziel nu beter dan te voren inziet,
hoe groot Gods liefde geweest is, daar hij voor haar
mensch geworden en gestorven is, ja, dat hij zich in
het H. Sacrament des Altaars geheel opgeoffsrd heeft.
De vlam van liefde zal nog vee! grooter worden, wan-
neer de ziel zoo duidelijk alle genade erkent, welke
God haar bewezen heeft om haar in den hemel te
helpen, alsdan zal zij inzien, dat alle kruisen, die zij
op aarde ondergaan heeft, zoo vele bewijzen van Gods
liefde waren, om haar tot de zaligheid te brengen. De
ziel zal dan erkennen, hoe barmhartig God jegens
haar geweest is, hoe menigmaal hij haar verlichten
tot boetvaardigheid uitgenoodigd heeft. Van uit den
zetel harer verhevene vreugde zal de ziel or velen in
de hel ontdekken, die voor geringere zonden dan de
hare verdoemd zijn, en zich zelve zal zij zalig en in
het bezit van haren God zien, dien zij, ds geheele
-ocr page 278-
272                     MEDITATIEN VOOR ENZ.
eeuwigheid door, niet meer kan verliezen. Mijn Jesus\'
mijn Jesus! wanneer zal ook voor mij deze zalige
dag aanbreken?.....
3. Het geluk des zaligen wordt hierdoor Tolmaakt,
dat hij weet, den God, dien hij thansgeniet.degeheele
eeuwigheid te zullen bezitten.Zoo de gelukzaligen ooit
konden vreezen, dat zij den God, dien zij nu bezitten,
weder zouden kunnen verliezen, zoo zou de hemel ter-
stond ophouden een hemel te zijn. Maar neen, met
dezelfde zekerheid, waarmede de gelukzalige weet, dat
er een God is, weet hij ook, dat hij hetgeen hij thans
geniet, ook voor de geheele eeuwigheid zal genieten.
De tijd zal deze vreugde niet verminderen, want zij
zal altijd op nieuw verschijnen. De gelukzalige zal
altijd tevreden zijn, en dan nog onophoudelijk naar
deze tevredenheid verlangen. Hierna zal hij altijd
dorsten, en gestadig zal zijn dorst gelescht worden.
Wanneer dus onze vijanden ons op aarde bedroe-
ven, moeten wij de oogen ten hemel slaan, om ons
zelven te troosten, en uitroepen: schoone hemel!
deze kwellingen zullen eens een einde nemen: ja,
zij zullen zelfs het voorwerp onzer vreugde worden.
De Heiligen aanschouwen ons, de Engelen en vooral
Maria! zien op ons neder: Jesus houdt reeds de
kroon in zijne handen, om ze ons op te zetten, zoo
wij hem getrouw blijven.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn God! wanneer zal de zalige dag aanbreken ,
dat ook ik n zal bezitten, en u zal toeroopen: O mijne
liefde! ik kan u niet meer verliezen! üMaria! mijne
hoop, houd niet op voor mij te bidden, tot dat gij
mij zalig voor uwe voeten in den hemel ziet.
-^4«^
-ocr page 279-
VIERDE DEEL.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
TOT HET
KINDJE JESUS,
OP ELKEN DAS DEB WEEK, BIJZONDER VAN KEBS-
AVOND TOT NIETJWJAAES-DAG, TE VEBBIGTEN.
OÖO
Gebed, dat men voor of na iedere meditatie tot het
kindje Jesus doen kan.
O God! kom mij te hulp.
Heer! haast u om mij te helpen.
Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.
A. O Jesus! allerzoetst kind! die om onze zalig-
heid uit den schoot uws Vaders nedergedaald, door
den H. Geest ontvangen zijt, die den schoot van eene
Maagd niet gevreesd en als het menschgeworden
Woord de gedaante van eenen slaaf aangenomen hebt,
ontferm u onzer.
b. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die door uwe maag-
delijke Moeder bij Blisabeth een bezoek afleggende,
Joannes den Dooper, uwen Voorlooper, met den H.
Geest vervuld en hem reeds in het ligchaam zijner
Moeder geheiligd hebt, ontferm u onzer.
12
                                                      12.
-ocr page 280-
27é                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
b. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer,
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die negen maanden in
den sclioot uwer Moeder besloten, met liet vurigst
verlangen door de Maagd Maria en door den H. Jozef
verwacht, en door God den Vader voor de zaligheid
tier wereld opgeofferd werdt, ontferm u onzer.
e. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die uit de Maagd Maria
t,e Bethlehem geboren, in slechte doeken gewonden,
in eene krib gelegd, door de Engelen aangekondigd,
en door de herders bezocht wordt, ontferm u onzer.
B. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven U, o Jesus!
Die uit eene Maagd geboren zijt,
Den Vader en den H. Geest.
In alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Christus is nabij ons.
Komt, laten wij hem aanbidden.
Onze Vader, enz.
k. O Jesus! allerzoetst kind! die, naachtdagen
in de besnijdenis gewond, met den glorierijken naam
Jesus genoemd, en zoo wel door uwen naam als
door uw bloed als den Verlosser der wereld aan-
geduid werd, ontferm u onzer.
it. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die aan de drie Wijzen
-ocr page 281-
TOT HET KINDJE JESUS.                    275
door eene ster aangekondigd, op den schoot uwer
Moeder door hen aanbeden en met goud, wierook
en mirrhe begiftigd werd, ontferm u onzer.
b. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die door uwe maagdef
lijke Moeder in den tempel opgedragen, door Simeon
op de armen genomen, en door de profetesse Anna
aan de Joden geopenbaard werdt, ontferm u onzer.
». Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven u, o Jesus!
Die uit eene Maagd geboren zijt,
Den Vader en den H. Geest,
In alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Christus is nabij ons.
Komt, laten wij hem aanbidden.
Onze Vader, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die door den godde-
loozen Herodes ter dood gezocht, door den H. Jbsef
en uwe Moeder naar Egypte gedragen, voor eenen
afgrijselij ken dood bewaard, en door het heerlijke
marteldom der onschuldige kinderen verheerlijkt
werdt, ontferm u onzer.
k. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die met uwe H. Moeder
Mariaenmet den H. Patriarch Josef tot den dood van
Herodes in Egypte gebleven zijt, ontferm u onzer.
u. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
-ocr page 282-
276                 GODVRUCHTIÏE OEFENINGEN
a. O Jesus! allerzoetst kind! die uit Egijpte met
uwen ouders in liet land van Israël teruggekeerd, en
na vele moeijelijkheden op de reis uitgestaan te heb-
ben, te Nazareth aangekomen zijt, ontferm u onzer.
k. Ontferm u onzer, o JesusI goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesus! allerzoetst kind! die, in het heilige
huis te Nazareth, uwen ouders onderdanig, in de
hoogste heiligheid wandeldet, door armoede en moei-
jslijklisden gepijnigd, en in wijsheid, ouderdom en
genade gedurig versterkt werdt, ontferm u onzer.
r. Ontferm u onzer, o Jesus! goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
a. O Jesua! allerzoetst kind! die in het twaalfde
jaar uws ouderdom naar Jerusalem geleid, door
uwe ouders met de grootste smarten gezocht en den
derden dag onder de schriftgeleerden met blijdschap
gevonden werdt, ontferm u onzer.
e. Ontferm u onzer, o Jesus, goddelijk kind!
ontferm u onzer.
Wees gegroet, enz.
Wij loven u, o Jesus,
Die uit eene Maagd geboren zijt,
Den Vader en den H. Geest,
In alle eeuwen der eeuwen A.men.
a. Het woord is vleesch geworden. Alleluja.
k. En het heeft onder ons gewoond. Alleluja.
a. Christus heeft zich aan ons geopenbaard. Alleluja,
n. Komt, laten wij hem aanbidden. Alleluja.
GEBED.
Almagtige, eeuwige God! Heer van hemel en aarde
-ocr page 283-
TOT HET KINDJE JEStTS.                    277
die u aan de kleinen openbaart, wij bidden u, verleen
ons, dat wij ons de allerheiligste geheimen van uwen
Zoon met waren eerbied herinneren en hem waardig
navolgen, om alzoo tot het hemelrijk, hetwelk gij aan
de kleinen beloofd hebt, te komen; door denzelfden
Jesus Christus, uwen Zoon, die met u leeft en
heerseht in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Nota. Pius de VII heeft den 13 November 1819
eenen vollen aflaat verleend, die men den 22dag van
iedere maand verdienen kan, mits men, na gebiecht
en op dien dag gecommuniceerd te hebben, en in
eene kerk de plegtigheid der twaalf geheimen van
de kindschheid van Jesus bijwone, volgens de mee-
ning van Zijne Heiligheid den Paus bidde. Pius VII
heeft insgelijks eenen aflaat van 300 dagen verleend
aan al degenen, die voor zich alleen deze oefening
met een rouwmoedig hart verrigten. üe aflaat kan
eens daags verdiend en aan de arme zielen in het
vugevuur, alsook de volle aflaat, toegevoegd worden.
Voor den Zondag.
OP VOOH KERSAVOND.
De geboorte van Jesus Christus.
1. De geboorte van Jesus Christus verspreidde cene
algemeene vreugde over de aarde; want hij was de
Verlosser, naar wien het menschdom, sedert zoo vele
jaren, met bange zuchten verlangd had, en die daar
om de gewenschte der volkeren, de gewenschtc der
eeuwige heuvolon genoemd werd. Zie, hij is reeds
gekomen, hij is in eenen stal geboren geworden.
2.   Stellen wij ons voor, alsof de Engelen die
groote vreugde, die zij den herders aankondigden,
ons nu ook bekend maakten, en alsof zij ons zeiden:
„Ziet, ik verkondig u esne groote vreugde voor alle
-ocr page 284-
278
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
„volkeren, want heden is u in de stad van David
„de Zaligmaker geboren. (Luc. 2. 10.) Welk feest
houdt men in een koningrijk als de erfprins ter wereld
komt? Maar veel vrolijker moet voor ons de dag zijn
op welken wij den Zoon Gods zien geboren woiden,
hij, die door zijne groote barmhartigheid bewogen,
uit den hemel is nedergedaald om ons te bezoeken,
„üoor de innerlijkste barmhartigheid van onzen God.
„door welke het menschgeworden Woord, uit den
„hooge komende, ons bezocht. (Luc. 1. 78.) Wij
„waren verloren: en zie, hij is gekomen om ons
„zalig te maken, om onze zaligheid is hij van den
hemel nedergedaald." Ziedaar den goeden Herder,
die gekomen is om zijne schapen van den dood te
redden, en om zijn leven ter hunner liefde ten beste
te geven. „Ik ben de goede Herder, de goede Herder
„geeft zijn leven voor zijne schapen." (Joan. 10, 10.)
Ziedaar het Lam Gods, dat geslagtofferd zal worden,
opdat wij aan de goddelijke genade zouden deelachtig
worden: ja hij is gekomen om onze Verlosser, om ons
licht en zelfs onze spijs in liet allerheiligst Sacrament
des Altaars te worden. De H. Augustinus zegt, dat
Jesus Christus, na zijne geboorte, ineenekrib, waarin
de dieren hun voedsel vinden, heeft willen gelegd
worden, om ons daardoor te toonen, dat hij ook
daarom menschgeworden is, om zich aan ons als spijs
te kunnen schenken. Dagelijks wordt Christus in het
allerheiligste Sacrament des Altaars, doordewoor-
den des priesters, in de consecratie op nieuw geboren:
het Altaar is alsdan de krib, aan welke wij met zijn
goddelijk vleesch gespijsd worden. Menigeen zoude
wenschen, dat goddelijk kind in zijne armen te hou-
den, gelijk de H. grijsaard Simeon; en zij bedenken
niet, dat het geloof ons leert, dat, als wij commnni-
-ocr page 285-
TOT HET KINDJE JESUS.                    279
ceren, wij denzelfden Jesus, die in eene krib te Beth-
lehem lag, niet alleen in onze armen, maar zelfs in
ons hart dragen. Hij is willen geboren worden om
zich. geheel aan ons te schenken: „Een kindisons
geboren, een kind is ons gegeven." (Isaïas 9.)
GEVOELENS EN GEBEDEN.
„Ik dwaal als een verloren schaap, zoek uwen
dienaar." O Heer! ik ben dat verloren schaap, dat
met zijne neigingen in te volgen, zoo ellendig verlo-
ren gegaan is; maar gij, die te zamen Herder en Lam
Gods zijt, gij zijt uit den hemel nedergedaald, om
mij door uwen offerdood aan het kruis te redden:
„Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld!" Wat heb ik te vreezen, indien ik mij wil
betereu ? Waarom zou ik niet een volkomen vertrou-
wen op u stellen, o mijn Zaligmaker! die alleen op
aarde gekomen zijt om mij zalig te maken ? „Zie,
God is mijn Zaligmaker, ik zal vertrouwelijk handelen
en niet vreezen." (Isaïas 12.) Nadat gj mij uzelven,
o zoete Zaligmaker! geschonken hebt., kuntgij mij geen
grooter bewijs uwer barmhartigheid meer geven. O
hoe smart het mij, dat ik u, o allerliefst kindje, be-
leedigd heb! Ik ben de oorzaak geweest, dat gij in
den stal van Bethlehem zijt geboren. Maar dewijl
gij gekomen zijt om mij te bezoeken, zoo werp ik mij
voor u op de knieën, en ofschoon ik u arm en lijdend
in deze krib opeen weinigstrooaanschouw, zoo erken
ik n evenwel voor mijnen Koning en Heer. De tranen,
die gij hier vergiet, en uw jammer wekken mij op om
u te beminnen en u mijn hart te schenken. Zie, mijn
Jesus! ik breng het u, verander het, ontvlam het,
want gij zijt immers niet in de wereld gekomen, dan
om de harten met uwe heilige liefde te ontsteken. Ik
hoor hoe gij mij uit deze krib toeroept: „Gij zult
den Heer uwen God, uit geheel uw hart beminnen."
O mijn Jesus! wien zoude ik toch willen beminnen,
-ocr page 286-
280                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
indien ik u niet beminde, die mijn Heer en mijn God
zijt ? Gij noemt u den mijne, omdat gij hebt willen
geboren worden, om u geheel aan mij te geven, en ik
zoude weigeren de uwe te zijn! Neen, allerliefdewaar-
digste Zaligmaker! ik geef mij geheel aan u, ik bemin
u uit geheel mijn hart, ik bemin u, ik beminu, ik
bemin u, o mijn hoogste goed, o oneindige liefde
mijner ziel! Neem mij heden aan, en laat niet toe,
dat ik nog ooit ophoude u te beminnen. Ik bemin u,
mijne Koningin Maria, om den troost, dien gij ge.
voeldet, toen gij voor de eerste maal uwen Zoon
aanschouwdet, toen gij hem voor de eerste maal
in uwe handen druktet; bid hem, dat hij mij voor
zijnen dienaar aanvaarde, en mij voor altijd door
zijne heilige liefde met zich vereenige.
Voor den Maandag.
OF VOOK DEN EERSTEN KERSTDAG.
Jesus wordt als kindje geboren.
1. Opdatde herders den nieuwgeboren Zaligmaker
zouden vinden, werd hun door den Engel aangekon-
digd, dat zij hem in de gedaante van een kindje
zouden aantreffen. „Dit zal u een teeken zijn: gij zult
een kind vinden in doeken gewonden, liggende in
eene krib." (Luc. 2,12.) De kleinheid der kinderen
maakt, dat iedereen zich tot hen genegen gevoelt;
de kleinheid van het kind Jesus moet het ons des
te liefdewaardiger maken, dewijl Jesus, de oneindige
God, oen kindje heeft willen worden. Adam kwam als
een volwassen mensen op de wereld: het eeuwige
Woord wilde als een kindje verschijnen: een kindje
is ons geboren om onze harten met des te grooter
geweld tot zich te trekken. „Hij wilde op deze wijze
geboren worden, omdat hij wilde bemind worden."
-ocr page 287-
TOT HET KINDJE JESUS.                    \'281
Hij kwam niet op de wereld om gevreesd maar om
bemind te worden, en daarom wilde hij vooreerst
als een teeder en arm kind verschijnen.
De H. Bernardus zegt ons over deze woorden van
David: „groot is de Heer en zeer lofwaardig," dat
onze Zaligmaker groot is, en dat hij verdient door
God zelven geprezen te worden. Maar als hij hem
daarna als een kindje in den stal van Bethlehem
overwoog, riep hij vol teederheid uit: „Klein is de
Heer, en zeer lief waardig." Mijn groote en magtige
God is uit liefde tot mij een kindje geworden. Ach !
hoe is het tocli mogelijk, dat degene, die met geloof
overweegt, dat God een kindje geworden is, dat iu
eenen stal op stroo ligt en weent, — hoe is het toch
mogelijk, dat hij hem als kind uiet bemint, en niet
alle menschen opwekt om dit te beminnen, even als
de heilige Franciscus van Assisië, die uitriep: Laat
ons het kindje van Bethlehem beminuen! Het kindje
Jesus spreekt nog niet, het schreit; maar o God! zijn
geschrei is eene stem van liefde, welke ohs loeroept
hem te beminnen, hem ons hart te schenken.
2. Men bemint de kinderen, omdat men hunne
onschuld bemint: alhoewel alle andere kindereu met
de erfzonden geboren worden, werd Jesus als een
klein kind geboren , maar zonder de zonden, heilig,
onschuldig, onbevlekt. De bruid der gezangen ver-
kondigt, dat haar welbeminde rood is van liefde, en
geheel wit wegens zijne onschuld, zonder de minste
zondevlek: „mijn welbeminde is wit en rood , uitver-
koren onder duizenden." (Hoogl. 5, 10.) In dit kindje
vindt de eeuwige Vader zijn welbehagen: want, zegt
de H. Grogorius, „in hem alleen vindt gij geene
schuld." Het is voor ons, ellendige zondaars, een
troost, dat dit goddelijk kind van den hemel neder
-ocr page 288-
282                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
gedaald is, om ons deze zijne onschuld door zijn
lijden mede te deelen. Indien wij van zijne ver-
diensten een goed gebruik wisten te maken , zou-
den zij ons weldra van zondaars Heiligen maken ,
in deze verdiensten moeten wij al onze hoop stel-
len, want zoo wij door deze God om genade bidden,
bekomen wij alles wat wij begeeren.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Eeuwige Vader! ik, ellendige, die de hel verdiend
heb, en die niets bezit om u voor mijne zonden te
voldoen, ik offer u de tranen, het lijden, het bloed,
en den dood van dit kindje op, het is uw eigen Zoon,
ontferm u mijner om zijnent wille. Zoo ik u dezen
Zoon niet konde opofferen, dan was het met mij
gedaan, dan bleef er voor mij geene hoop meer over;
maar gij hebt hem mij gegeven, opdat ik u zijne
verdiensten zoude opdragen, en opdat ik vastelijk zou
hopen, door dezelve eens zalig te worilen. Groot, o
mijn Zaligmaker! is mijne ondankbaarheid geweest,
maar uwe barmhartigheid isnoggrooter.Welkgrooter
bewijs uwer barmhartigheid zoudt gij mij nog kunnen
geven, na mij uwen eeniggeboren Zoon tot Verlosser
gegeven te hebben; na hem als zoenoffer voor mijne
zonden aangenomen te hebben ? Zoo vergeef mij dan,
uit liefde tot Jesus Christus, alle beleedigingen,
die ik u aangedaan heb; zij zijn mij van harte leed,
omdat zij uwe oneindige goedheid beleedigd hebben.
Verleen mij, uit liefde tot Jesus, de genade van
volharding. O mijn God! indien ik u nog op nieuw
beleedigde, nadat gij mij met groot geduld afge-
wacht hebt, nadat gij mij met zoo groote verlich-
ting bijgestaan, en met zulke groote liefde mijne
zonden hebt vergeven, zou ik dan niet verdienen,
dat voor mij in het bijzonder eene hel bereid wierdP
O hemelsche Vader! verlaat mij niet. Ik sidder als
ik denk, hoe dikwijls ik u reeds verraden, hoe dik-
-ocr page 289-
283
TOT nET KINDJE JESUS.
wijls ik beloofd heb u te beminnen, en hoe menig-
maal ik u op nieuw ontrouw geworden ben. — O mijn
God! laat niet toe, dat ik nog ooit het ongeluk hebbe
van uwe genade te verliezen. Laat niet toe, dat ik
nog van u gescheiden worde! Ik herhaal het, ik wil
het tot mijnen laatsten adem herhalen, ja, gij zult
mij de genade geven van altijd dit gebed te kunnen
herhalen: „Laat niet toe, dat ik nog ooit van u ge-
scheiden worde." Mijn Jesus! mijn allerliefste kindje !
bind mij met uwe liefde aan u vast! Ik bemin u,
ik wil u altijd beminnen; laat niet toe, dat ik mij
nog ooit van uwe liefde scheide. Ik bemin ook u,
o mijne Moeder Maria, bemin dan ook mij, en in-
dien gij mij bemint, o zoo verkrijg mij de genade,
dat ik nooit meer ophoude mijnen God te beminnen.
Voor den Dingsdag.
Oï VOOR DEN TWEEDEN KERSDAG.
Jesus in doeken gewonden.
1. Stel u voor, alsof gij Maria zaagt, die, na haren
Goddelijken Zoon gebaard te hebben, hem met eerbied
in hare armen drukt, hem vooreerst als haren God
aanbidt, en hem daarna in doeken windt. (Luc. 2.)
Zie het kindje Jesus, hoe het gehoorzaam zijne
handjes en voetjes aanbiedt, om ze in doeken te
laten winden. ISedenk, dat telkens als dit heilig
kind zich binden laat, het aan de koorden dacht,
met welke men het eens in den hof van Gethsemani
zoude bindan; hoe het aan de banden dacht, die
het eens aan die kolom zoude hechten; hoe het
aan die nagels dacht, met welke men het aan het
kruis zoude vasthechten. Als Jesus daaraan dacht,
liet hij zich gaarne inzwachtelen, om alzoo onze
ziel van de ketenen der hel te ontbinden.
-ocr page 290-
284 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
2.  Onze Zaligmaker, in doeken gewonden, aan.
schouwt ons en wekt ons op, om ons met hem door de
zoete banden zijner liefde te vereenigen; hij slaat ter-
zelfder tijd zijne oogen tot zijnen hemelschen Vader,
en roept uit: Mijn Vader! de menschen hebben hunne
vrijheid misbruikt, zij zijn tegen u opgestaan, en alzoo
slaven der zonden geworden; ik wil nu in deze doeken
gewonden worden, om voor hunne ongehoorzaamheid
te boeten. Op zulke wijze gebonden, offer ik u mijne
vrijheid op, opdat de menschen uit de slavernij des
duivels verlost worden. Neem, o mijn Vader! de
windsels aan, die mij lief en dierbaar zijn, en dit des
te meer, dewijl zij mij aan de koorden herinneren,
met welke ik eens zal gebonden en tot den dood zal
geleid worden, om voor den mensen de eeuwige
zaligheid te verwerven. „Zijne banden zijn banden van
zaligheid " (Eccl. 6 , 31.) De banden van Christus
waren die heilzame banden, aan welke wij de ge-
nezing onzer zonden te danken hebben.
Gij hebt alzoo, o mijn Jesus! uit liefde tot mij
in doeken willen gewonden worden. O goddelijke
liefde! Gij alleen hebt eenen God tot uwen gevangene
kunnen maken; en ik, o Heer! zou nog weigeren
mij door uwe heilige liefde te laten binden! Zou
het mogelijk zijn, dat ik nog ooit den moed hadde ,
mij uit uwe liefdewaardige en zoete banden los te
rukken, en op nieuw een slaaf der hel te worden. Uit
liefde tot mij, o Heer! ligt gij in deze krib gebonden,
ook ik wil voor altijd met u verbonden blijven.
3.  De H. Maria Magdalena van Pazzi zeide: „dat,
de banden, die ons moeten vasthechten, het vaste
voornemen moeten zijn om ons door de liefde met God
te vereenigen, en ten zelfden tijde aan de neigingen
tot alles, wat niet God is, te verzaken." Daarom schijnt
-ocr page 291-
285
TOT HET KINDJE JESUS.
het dan ook, dat Jesus ia het allerheiligste Sacra-
ment des Altaars op zekere wijze gebonden, en
gelijk een gevangene onder de gedaante van brood
en wijn heeft willen tegenwoordig blijven, opdat
de zielen, die hem beminnen, ook de gevangenen
zijner liefde zouden worden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Hoe zoude ik nog uwo straffen kunnen vreezen, o
mijn allerliefst kind! ziende dat gij, in doeken gewon-
den, het u zelven om zoo te zeggen, onmogelijk ge-
maakt hebt de handen op te heffen, om mij te straffen.
Uwe windselen geven mij te kennen, dat gij mij niet
straffen wilt, indien ik mij maar van de banden mijner
ondeugden wil losrukken, en mij met u verbinden?
Ja mijn Jesus! ik wil met u verbonden blijven. Het
berouwt mij uit ganscher harte, dat ik mij vroeger
van u gescheiden en de vrijheid misbruikt heb, die
gij mij hebt gegeven; maar nu biedt gij mij eene
schoonere vrijheid aan, eene vrijheid, die mij van
de ketenen des duivels losrukt, en mij onder de kin-
deren Gods stelt. Uit liefde tot mij hebt gij, gelijk een
gevangene, met deze windsels willen gebondenworden:
ook ik wil, uit liefde tot u, uw gevangene worden. O
gij, zalige banden, schoone teekens van zaligheid, die
de zielen met God verbindt, kluistert mijn arm hart,
maar kluistert het zoo vast, dat het zich nooit meer
van de liefdo van zijn opperste goed kan losrukken.
Mijn Jesus! ik bemin u, ik bind mij aan u, ik schenk
u mijn geheel ha.rt, mijnen wil; neen, mijn alierliefde-
waardigste Jesus! neen, ik wilu nimmer meer verlaten.
Om mijne schuld te betalen,o allerliefste Zaligmaker!
hebt gij niet alleen door Maria in doeken willen ge-
wonden worden, maar gij hebt zelfs, als een kwaad-
doener, door de beulen gebonden, door de straten van
•Terusalem tot den dood willen geleid worden, gelijk
een onschuldig lam, dat men ter slagtbank leidt. Gij
-ocr page 292-
2SÖ                    GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
hebt u aan het kruis laten vasthechten, en gij zijt van
hetzelve niet gekomen, vóór gij den geest gegeven
hadt: o laat niet toe; dat ik mij nog ooit van u verwij-
dere, en dat ik op nieuw van uwe genade en van uwe
liefde beroofd worde! O Maria! gij, die uw onschuldig
kindje in doeken wondt, bind ook mij, armen zondaar,
vereenig mij zoo naauw met Jesus, dat, ik hem nimmer
meer verlate, dat ik met hem verbonden leve en
sterve, opdat ik eens het geluk hebbe, dat zalige
Vaderland in te gaan, alwaar ik niet meer vreezen
moet zijne heilige liefde nog te verliezen.
Voor den Woensdag.
OF VOOR DEN DERDEN KERSDAG.
Jesus op stroo.
1. Jesus werd in eenen stal te Bethlehem geboren,
daar vond zijne arme moeder noch wol, noeli vederen,
om voor haar teeder kindje ecne legerstede te kunnen
bereiden. Wat doet zij dan? zij bragt eenige handen
vol stroo in eene krib te zamen, en legde haren Jesus
daarop. „Zij legde hem in eene krib." (Luc. 2.) Maarj
o mijn God! dat is toch een hard bed voor een pas
geboren kindje! waarlijk de ledematen van een klein
kind zijn te gevoelig, om ze op het stroo te durven
leggen, en voornamelijk de ledematen van Jesus, die
bijzonder teeder door den H. Geest gevormd waren,
opdat hij des te gevoeliger aan de pijnen zoude zijn.
„Gij hebt mij een ligchaam bereid." Daarom veroor-
zaakte hem ook dit zoo harde bed ongeloofelijke smar-
ten. Maarniet alleen smartelijk, neen, ook schandelijk
was dit bed voor Jesus. Zoude men ook wel het kind
van den armsten bedelaar, als het geboren wordt, op
stroo leggen? Gewis neen: het is de rustplaats der
dieren, en de Zoon Gods wilde geen ander bed op aarde
-ocr page 293-
TOT HET KINDJE JESUS.                    2S7
hebben dan een weinig stroo! — Toen de H. Fran-
ciscus van Assisié\' op zekeren dag aan tr.fel zat, hoorde
hij de volgende woorden van liet Evangelie lezen:
„Zij legde hem in eene krib;" plotselijk stond hij
op en riep uit: «Hoe, mijn Zaligmaker ligt op stroo,
en ik zou blijven zitten!" daarop wierp hij zich
ter aarde neder, en eindigde aldaar zijn arm mid-
dagmaal, dat hij met tranen mengde, uit medelijden
vergoten, terwijl hij het lijden van het kindje, dat
op stroo lag, maar al te veel overwoog.
2. Maar waarom hield Maria, die met een zoo groot
verlangen naar de geboorte van haren Zoon gewacht
had, waarom hield zij haren Jesus, die zij zoo vurig
beminde, niet in hare armen? waarom legde zij hesi op
dit harde bed ? — De H. Thomas van Vilanova zegt,
dat dit een geheim is, en de Heiligen leggen hetzelve
op verschillende wijzen uit; maar mij behaagt bijzon-
der de uitlegging van den H. Petrus Damianus, die
zegt, „dat Jesus op stroo wilde gelegd worden, om
ons daardoor de versterving onzer zinnen te leeren."
Om de zinnelijke genoegens heeft do wereld zich in
het verderf gestort; daarom hadden Adam en zoo
velen zijner nakomelingen de genade Gods verloren.
Het eeuwige Woord kwam uit den hemel, om ons
de liefde tot het lijden te leeren : en reeds als kind
begon hij ons daarin te onderrigten, met voor zich
de bitterste smarten, die een kind lijden kan te ver-
kiezen. Daarom gaf dan ook Jesus zijne Moeder in,
van hem niet langer op hare armen te houden ,
maar hem op dit pijnlijk bed te leggen, opdat hij meer
koade en het steken van het stroo zoude gevoelen.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O van liefde tot de zielen brandende, o liefdewaar-
-ocr page 294-
Ü8S                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN.
dige Zaligmaker! vergenoegde u dan niet het smarte-
lijk lijden, dat u wachtte, de bittere dood, dien men u
aan het bruis bereidde? moest gij reeds van het eerste
oogenblik uws levens, moest gij reeds als een kindje,
uw lijden beginnen? Ja, mijn Jesus! want toen gij nog
een kindje waart, wildetgij rejdsmijn Verlosser zijn,
wildet gij reeds aan de goddelijke regtvaardigheid voor
mijne zonden voldoen. In plaats van in een bed, wil-
det gij op een weinig stroo gelegd worden, om mij van
het vuur der hel, dat ik zoo dkwiils verdiend heb, te
bevrijden. Gij weent en schreit op het stroo, om door
uwe tranen voor mij bij uwen hemelschen Vader ver-
giffenis te bekomen. Uwe tranen, o Jesus! vervullen
mijn hart met smart en troost. Het bedroeft mij, als ik
u, o beminnelijk, onschuldig kindje, om de zonden
van anderen zoo veel zie lijden; maar ik word tevens
getroost, omdat ik weet, dat uwe pijnen de oorzaak
mijner zaligheid zijn. Ik zie hieruit, hoezeer gij mij
bemint. Maar, o mijn Jesus! ik wil u niet alleen laten
lijdenen weenen; ik wil ook weenen,want ik alleen heb
reden om te weenen, dewijl ik u zoo dikwijls mishaagd
heb. Ik heb de hel verdiend, en daarom wil ik gedul-
dig alle lijden verdragen, als ik maar uwe genade, o
mijn Zaligmaker! weder bekom. Vergeef mij, neem
mij genadig aan ; maak dat ik u beminne, en kastijd
mij, gelijk gij wilt. Bevrijd mij maar van de straffen
der hel, en doe dan met mij al wat u behaagt. Ik zoek
hier op aarde geene vreugde, ik verdien ze niet, omdat
ik u, o oneindige goedheid! heb durven mishagen: ik
wil geduldig alle kruisen lijden, die gij mij zult over-
zenden, want ik wil u beminnen, o mijn Jesus! — O
Maria, gij die altijd uw lijden met dat van Jesus ver-
eenigdet, verkrijg voor mij de kracht om mijn kruis
geduldig te dragen. Ongelukkig ware ik, indien ik,
na zoo vele zonden begaan te hebben, niets te lijden
had: maar gelukkig ben ik, zoo ik u, geliefde en be-
drukteMoederen u.mijnen uit liefdetot mij bedroefden
en gekruisten Jesus, met mijn lijden mag vergezellen.
-ocr page 295-
TOT HET KINDJE JESTJS.                    289
Voor den Donderdag.
OF VOOK DEN VIEEDEN DAG NA KERSTMIS.
Jcsus slaapt in de krib.
1.  Kort en smartvol was de slaap van het kindje
Jesus: eene krib was zijne wieg, een weinig stroo
zijne rnststede, een weinig stroo zijn hoofdkussen;
dit harde bed en de hevige koude waren dan ook
oorzaak, dat zijn slaap dikwijls afgebroken werd.
Ondertusschen, de nood der natuur kreeg de over-
hand, en dit teeder kindje sliep van tijd tot tijd in,
niettegenstaande al zijn lijden.
2.  Maar de slaap van Jesus was zeer verschillend
van de slaap van andere kinderen. De andere kinderen
bekomen door den slaap nieuwe krachten voor hetlig-
chaam: hunne ziel werkt alsdan niet, zij rust. Maar
wanneer Jesus sliep, was dit zoo niet: „ik slaap, maar
mijn hart waakt." (Hoogl. 5. 2.) Zijn ligchaam sliep,
maar zijne ziel waakte: en dit kwam daardoor, omdat
het goddelijk Woord, dat niet slapen noch sluimeren
kan, met de menschheid van Jesus verbonden was.
Het heilig kindje sliep, maar gedurende zijuen slaap
dacht het aan al het lijden, dat het uit liefde tot ons,
gedurende zijn geheel leven, en bijzonder bij zijnen
smartelijken dood, wilde ondergaan. Jesus dacht reeds
toen aan het ongemak, dat hem in Egypte verbeidde;
hij dacht aan \'t armoedig en verachtelijk leven, dat
hij te Nazareth zoude doorbrengen; maar vooral dacht
hij aan de geeseling, aan de doornen kroon, aan den
smaad der joden, aan zijnen doodstrijd, aan zijne ver-
latenheid op het kruis, aan zijnen smartelijken dood.
En terwijl Jesus sliep, offerde hij Gode al dit lijden op
om voor ons vergiffenis en de eeuwige zaligheid te
12                                                        13
-ocr page 296-
290                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
erlangen. Zoo was dan ook zelfs de slaap van onzen
Zaligmaker vol van verdiensten voor ons, omdat hij de
gramschap van zijnen eeuwigen Vader stilde, en voor
ons genade verwierf. Laat ons dan ook nu onzen zoe-
ten Zaligmaker bidden, dathij ons door de verdiensten
van zijnen zaligen slaap, van den doodslaap der zon-
daars bevrijde, die ellendig in de zonde slapen en noch
God, noch zijne liefde kennen: laat ons hem bidden
dat hij ons late slapen, gelijk zijne geliefde bruid, van
welke hij zelf zegt: „Wek niet, wek toch mijne welbe-
minde niet op, vóór dat zij zelve wil." (Hoogl. 2. 7.)
Deze slaap welke God de hem beminnende zielen
toeschikt, is, volgens den H. Basilius, niets anders
dan eene volkomene vergetelheid van alle zaken.
Deze heeft plaats als de ziel aan geene aardsche
zaken meer denkt, om alleen aan God, en aan al
wat zijne eer betreft, te denken.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Gij slaapt, lief, heilig kindje! uw slaap vervult mijn
hart met eene onuitsprekelijke liefde. Bij de overige
menschen is de slaap een afbeeldsel des doods; maar
bij u is hij een afbeeldsel van het eeuwige leven; want
terwijl gij sliept, verdiendet gij voor mij het eeuwige
leven. Gij slaapt, maar uw hart slaapt niet, het denkt
aan het lijden en aan den dood, dien gij voor mij zult
uitstaan. Terwijl gij slaapt, bidt gij voor mij, en gij
verkrijgt voor mij van God de eeuwige rust, die mij in
den hemel wacht. Maar eer gij mij, gelijk ik hoop, zoo
gelukkig maakt van met u in den hemel te rusten, wil
ik, dat gij voor altijd in mijn hart eene rustplaats
vinde. Er was een tijd, o mijn God! op welken ik u
uit mijn hart verdreven had; maar nu hoop ik, dat gij
waarlijk in mijn hart teruggekeerd zijt, na zoo dikwijls
aan deszelfs deur geklopt te hebben, nu eens door de
-ocr page 297-
29]
TOT HET KINDJE JESTJS.
vrees, die gij mij inboezemdet, dan door inwendige
verlichtingen, en dan weder door woorden van liefde.
Ik hoop dit, o mijn God! want ik gevoel in mij oen
groot vertrouwen, dat gij mij vergeven hebt: ik ge-
voel een grooten afschrik van de zonden, en een
groot berouw over de beleedigingen, die ik u heb aan-
gedaan. Dit berouw vervult mijn hart met groote
droefheid; maar met eene droefheid, die den vrede
in mijne ziel laat, die mij troost en mij doet hopen,
dat uwe oneindige goedheid mij reeds vergeven heeft,
of zeker vergeven zal. Ik dank u, o mijn Jesus! en ik
bid u om mij nooit meer te verlaten. Ik weet wel, dat
gij mij nooit verlaten zult, indien ik zelfu niet uit mijn
hart verdrijf; maar juist om die genade, u van mij
ooit meer te verwijderen, bidik u, stamijbij, maak,
at ik u altijd hierom bidde. —Geef toch, o mijn
fesus! dat ik alles vergete, om aan niets meer dan aan
u te denken, aan u, die onophoudelijk aan mij en aan
mijn welzijn denkt. Maak, dat ik u, zoo lang ik nog
leef, bemmne, tot ik stervende, mijne ziel in uwe
handen overgeef, om voor de altijddurende eeuwigheid
in u te rusten, zonder vrees van u nog ooit te kunnen
verliezen. — O Maria! sta mij bij in het leven\', stamij
bij iudendood, opdat Jesus in mij, en ik in Jesus ruste.
Voor den Vrijdag.
Oï VOOR DEN VIJFDEN NA KERSTMIS.
Jesus weent.
1. De tranen van het kindje Jesus waren zeer ver-
schillend van de tranen der andere pas geboren
kinderen: deze weenen van smart, Jesus weende niet
van smart: hij weende uit medelijden en uit liefde
tot ons! Voor iemand weenen is een grootteeken van
liefde; daarom zeiden de Joden, als zij den Zaligmaker
bij den dood van Lazarus zagen weenen: „Ziet, hoe
-ocr page 298-
292                GODVHUCHTIGE OEFENINGEN
Hef hij hem had!" (Joann. 11.) Hetzelfde konden de
engelen zeggen: zij konden, verwonderd over de tranen
van het kindje Jesus, uitroepen: „Ziet, hoe lief hij hen
heeft!" Ziet hoezeer onze God de menschen bemint,
want uit liefde tot hen, is hij menseh, is hij zelfs
een kind geworden; uit liefde tot hen weent hij.
2.  Jesus weende en offerde aan zijnen heinelschen
Vader zijne tranen op, om voor ons de vergiffenis
onzer zonden te bakomen. „Die Iranen.zegtdeH. Am-
Tirosius, zuiveren mij van mijne zonden." Door zijne
tranen bad hij om de genade voor ons, die reeds tot den
eeuwigen dood veroordeeld waren, en al zoo stilde hij
den toorn van zijnen Vader. O hoe krachtig waren de
tranen van dit goddelijk kind, om voor ons genade te
verkrijgen! O, hoe aangenaam waren zij aan God!
juist toen liet onze hemelsehe Vader door de engelen
verkondigen, dat hij vrede met de menschen maakte,
en dat hij ze weder ontving: „Vrede op de aarde
aan de menschen die van goeden wil zijn."
3.  Maar Jesus weende niet alleen van liefde, hij
weende ook van smart, op het aanschouwen, dat zoo
vele zondaars, niettegenstaande zijne tranen, niette-
genstaande het bloed, dat hij om hunne zaligheid
vergieten zoude, echter nog zijne genaden zouden
verachten. Maar wie zou toch zoo wreed kunnen zijn
dat hij, na een goddelijk kind om onze zonden te
hebben zien weenen, ook niet weene, en de zonden
verfoeije, welke oorzaak geweest zijn, dat de lief-
dewaardige Zaligmaker tranen vergoten heeft. O neen!
wij zullen de smarten van dit onschuldig kind niet
vergrooten: wij willen het troosten, en onze tranen
met de zijne mengen. Wij willen God de tranen van
zijnen Zoon opofferen, en hem bidden, dat hij ons,
om deze tranen, onze zonden vergeve.
-ocr page 299-
292
TOT HET KINDJE JESUS.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O allerliefst Kindje! toen gij in den stal Tan Beth-
lehem weendet, dacht gij aan mij; van toen afzaagt
gij mijne zonden, welke u deden weenen. En evenwel,
o mijn Jesus! in plaats van u te troosten door mijne
liefde en mijne dankbaarheid, na erkend te hebben
hoeveel gij geleden hebt om mij zalig te maken, heb
ik uwe smarten vergroot, heb ik u nog meer reden
gegeven om te weenen, had ik mir.der zonden begaan
dan zoudt gij minder geweend hebben. Ween, ja,
ween, want gij hebt redenen om te weenen, als gij de
ondankbaarheid der menschen, na hun zooveel liefde-
bewijzen gegeven Ie hebben, aanschouwt. En dewijl
gij weent, ween dan ook over mij, want uw tranen
zijn mijne hoop. Ook ik ween, wegens het ongenoegen,
dat ik u veroorzaakt heb, mijn Zaligmaker! ik haat, ik
verfoei de zonde, het berouwt mij uit ganseher harte u
beleedigdte hebben. Ik beween aldie ongelukkige da-
genen nachten, in welke ik,uw vijand,van uweschoo-
ne genade beroofd was; maar, wat zouden mij mijne
tranen baten, o Jesus! indien ook gij voor mij niet ge-
weend hadt ? Ik offer u, eeuwige Vader! de tranen van
het Kindje Jesusop, hierdoor vergeef mij. En gij, mijn
allerzoetste Zaligmaker! offer aan uwen hemelschen
Vader al die tranen op, die gij op de aarde voor mij
vergoten hebt, en verzoen mij door deze met hem. Ik
bid u nog, o mijne liefde! van door deze tranen mijn
hart te bewegen, en het door dezelve met uwe heilige
liefde te ontvlammen. O koude ik toch van nu af door
mijne tranen u zooveel troost veroorzaken, als ik u
door mijne zonden smart berokkend heb! Maak, o
Heer! dat ik u tot het einde mijns levens nimmermeer
mishage; dat de overige dagen mijns levens mij al-
leenüienen, om de smarten, die ik u veroorzaakt
heb, te beweenen, en om u uit geheel mijn hart te
beminnen. — O Maria! om het teeder medelijden, dat
gij gevoeldet, zoo dikwijls als gij het Kindje Jesus
-ocr page 300-
294                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
zaagt weenen, verkrijg voor mij de genade vaneene
onophoudelijke droefheid over de beleedigingen, die
ik, ondankbare, hem heb aangedaan.
Voor den Zaturdag.
OF VOOH NIEUWJAARS-AVOND.
Over den Naam Jesus.
1. De naam van Jesus is een goddelijke naam, wei-
ken God door den Engel Gabriël aan Maria liet ver-
kondigen: „Gij zult zijnen naam Jesus noemen." (Luc.
1.31.) Daarom wordt hij ook genoemd: „Een naam
boven alle namen." (Phil. 2. 9.) „Een naam, door
welken wij alleen zalig worden." (Werk. der Apos-
telen, 4.) De heilige Geest vergelijkt dezen verheven
naam met olie. „Uw naam is eene uitgestorte olie."
(Hoogl. 1. 2.) „En wel om deze reden, zegt de H.
Bernardus, omdat, gelijk de olie verlicht, voedt en
geneest, zoo ook de naam van Jesus een licht is
voor den geest, een voedsel voor het hart en een
geneesmiddel voor de ziel."
Hij is een licht voor den geest. Door dezen naam
werd de duisternis van de afgodendienst, die de aarde
overdekte, verdreven, en het licht des geloofsoveral
verspreid. Wij, die in deze landstreken geboren zijn,
alwaar voor de komst van Jesus Christus onze voor-
ouders heidenen waren, zouden ook nog heidenen
zijn, indien de Zaligmaker niet gekomen was, om
ons te verlichten. Welke dankbaarheid zijn wij der-
halve aan Jesus niet schuldig voor de gave des ge-
loofs! En wat zou er dan van ons geworden zijn, indien
wij in Azië, Afrika, Amerika, of wel in het midden der
ketters of schismatieken geboren waren?— „Wie niet
gelooft, gaat verloren, want wie niet gelooft, zalver-
-ocr page 301-
TOT HET KINDJE JESÜS.                 295
doemd worden." (Mare. 16. 10.) En alzoo zouden
wij dan ook waarschijnlijk verloren gegaan zijn.
2,  Maar de naam van Jesus is ook eene spijs, waar-
mede wij ons hart voeden, omdat deze naam ons
herinnert aan hetgeen Jesus voor onze zaligmaking
gedaan heeft. Daarom troost ons deze naam in ons
lijden; hij geeft ons kracht om op den weg der za-
ligheid voort te gaan; hij geeft ons moed als wij
kleinmoedig worden; hij ontvlamt in ons de liefde,
omdat hij ons doet overdenken, wat Christus ge-
leden heeft om ons zalig te maken.
3. Die naam is ook een geneesmiddel voor onze ziel,
wan" hij maakt ons sterk tegen de aanvechtingen, die
wij van onze vijanden hebben uit te staan. J)e H. Pau-
lus zegt, dat de hel beeft en vlugt, als wij dezen heili-
gen naam aanroepen: „Tn den naam van Jesus zullen
de keien zich buigen van allen, die in den hemel,
op de aarde en onder de aarde zijn. (Philip. 2,15.)
Wie bekoord wordt en Jesus aanroept, die valt niet,
en telkens dat hij hem aanroept, zal hij vanden val
bewaard worden. „Ik wil den Heer loven en aanroepen
en ik zal van mijne vijanden gered worden" (Ps. 17, 4.)
En wie is toch ooit verloren gegaan ? die in de beko-
ring Jesus aangeroepen heeft ? Hij alleen gaat ver-
loren, die Jesus niet om zijnen bijstand bidt, of die,
zoo de bekoring voortduurt.ophoudt hem aan te roepen
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Hadde ik u toch altijd aangeroepen, o mijn Jesus!
akdan zou mij zeker de duivel nooit overwonnen heb-
ben. Ik heb daarom ellendig uwe genade verloren,
omdat ik in de bekoringen veronachtzaamd heb u om
uwen bijstand te bidden. Maar nustel ik al mijne hoop
op uwen heiligen naam: „Alles vermag ik in hem, die
-ocr page 302-
296          GODVRUCHTIGE OEFEKINGEN, ENZ.
mij vesterkt. „Schrijf, o mijn Zaligmaker! schrijf
in mijn arm hart, den magtigen naam Jesus, opdat
terwijl ik hem, door mijne litfde tot u, in mijn
hart beware, ik hem tevens op mijue lippen drage,
om u in alle bekoringen, die de hel mij bereidt,
aan te roepen. In uwen naam, o Jesus! zal ik ale
goed vinden. Ben ik droevig, zoo zal uw naam
mij troosten, waut ik zal alsdan bedenken, hoeveel
droeviger gij uit liefde tot mij geweest zijt; indien
ik kleinmoedig zou worden wegens mijne talrijke
zonden, zoo zal uw naam mij moed inboezemen;
maar hij zal mij herinneren, dat gij alleen daarom
in de wereld gekomen zijt, om de zondaars zalig
te maken. Als mij bekoringen overkomen, danzal
uw naam mij versterken, want hij zal in mijnge-
hcugen terugroepen, dat uw bijstand veel magtjger
is dan al het geweld van den boozen vijand; ware
ik zelfs koud jegens u geworden, niettegenstaande
uwe groote liefde, zoo zal het aanroepen van uwen
naam mijn hart op nieuw verwarmen, en mij aan
uwe oneindige liefde herinneren! Ik bemin u, o
mijn Jesus! gij zijt het eenige voorwerp mijner
liefde, en ik hoop dat gij het altijd blijven zult:
ik schenk u mijn hart; niets dan u, ja u alleen
wil ik beminnen, ik wil u zonder ophouden aan-
roepen. Met uwen naam op mijne lippen wil ik
sterven; want het is een naam van hoop, van
zaligheid en liefde! — Zoo gij mij bemint, o
Maria! moet gij voor mij deze genade verkrijgen,
dat ik zonder ophouden uwen en uws Zoons naam
aanroepe! Maak, dat ik uwe zoete namen gedurig,
zoo lang ik leef, herhale, opdat ik u bij mijne
laatste ademhaling moge aanroepen: „Jesus en
Maria! staat mij bij; Jesus en Maria! ik bemin u;
Jesus en Maria! ik beveel u mijne ziel!"
©00
-ocr page 303-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
IOT DEN
LIJDENDEN ZAU6BBAKER,
op eiken dag der week.
BN VOORNAMELIJK VAN PALMZONDAG TOT PAASCH-
AVOND TE VEREIGTEN.
Gebed, dat men voor of na iedere overweging tot den
lijdenden Zaligmaker kan lezen.
a. Zoete Jesus! die, ia \'den hof diep bedroefd
zijnde, uwen hemelschen Vader badt, terwijl gij
door doodsangst overvallen en met bloedig zweet
bedekt waart, ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! door eenen verraderlijken kus
in de handen van uwen vijand geleverd, gelijk een
moordenaar gevangen en gebonden, nu van uwe
leerlingen verlaten; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! door den onregtvaardigen ltaad
der joden als een misdadiger veroordeeld, en aan
Pilatus als een kwaaddoener overgegeven, door den
goddeloozen Herodes bespot en uitgelagchen, ont-
ferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer, ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus, van uwe kleederen beroofd en
aan eenen paal vreeselijk gegeeseld; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
12
                                                       13.
-ocr page 304-
298                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
a. Zoetste Jesus! met doornen gekroond, met vuis-
ten en roeden geslagen, met eenen purperen mantel
omhangen, uitgelagchen en met smaad woorden ont-
eerd; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus, achter eenen moordenaar gesteld,
door de Joden verworpen en onregtvaardig tot den
kruisdood veroordeeld; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heet! ontferm u onzeï.
a. Zoetste Jesus! met het zware kruis beladen,
en naar de straf plaats, gelijk een schaap tot de
slagtbank geleid; ontferm a onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! onder de moordenaars gesteld,
vervloekt en bespot, met gal en azijn gelaafd, en
door de schrikkelijkste smarten van zes tot negen
ure op het kruis gepijnigd; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! van het kruis genomen en met
de tranen uwer bedroefde, maagdelijke Moeder be-
vochtigd; ontferm u onzer.
v. Ontferm u onzer, o Heer! ontferm u onzer.
a. Zoetste Jesus! geheel verscheurd, met vijf
wonden geteekend, met specerijen gezalfd en in
het graf gelegd; ontferm u onzer.
v. Hij heeft waarlijk onze zwakheden op zich
genomen.
a. En hij zelf heeft onze smarten gedragen.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! gij, die om de wereld te verlossen, hebt
willen geboren worden; die door de Joden verworpen,
door Judas verraden, met koorden gebonden, gelijk
-ocr page 305-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          299
een lam tot de slagtbank geleid, aan Annas, Caïphas,
Pilatus en Herodes onbetamelijk voorgesteld, door
valsche getuigen aangeklaagd, met geesels en vuist-
slagen gewond, met spot en smaad overladen, in
bet aangezigt gespuwd , met doornen gekroond, de
oogen gebonden, met een riet geslagen, van uwe
kleederen beroofd, met nagels aan liet kruis gehecht,
met het kruis opgeheven, onder de moordenaars
gesteld, met gal en edik gelaafd, en eindelijk met
eene kns doorstoken hebt willen worden: door deze
pijnen, o Heer! welke ik, onwaardige, vereer, van
door uw beilig kruis en uwen dood , bewaar ons van
de pijnen der hel, en gewaardig u mij te leiden,
waar gij den met u gekruisten moordenaar geleid
hebt; gij, die met den Vader en den heiligen
Geest in eeuwigheid leeft en regeert. Amen.
ZO NDAG.
Over de liefde, die Jesus Christus ons door zijn
lijden bewezen heelt.
1. Punt. De tijd, na de komst van Jesus Christus ,
is geen tijd van vreeze meer, maar een tijd van liefde
zoo als de profeet het verkondigd heeft: „uw tijd iseen
tijd van beminnen" (Ezech. 16, 18.); want wij hebben
eenen God voor ons zien sterven: „Christus heeft ons
bemind en zich als een slagtoffer voor ons geleverd."
(Eph. 52.) In het oude verbond, alvorens het eeuwig
Woord mensch werd, konden de menschen nog eerder
twijfelen, of God hen ook teeder beminde; maar nadat
zij gezien hebben, hoe Jesus uit liefde tot ons, al zijn
bloed vergoten heeft, hoe hij op een schandelijk kruis-
hout bespot, hoe hij eindelijk gestorven is, — kunnen
zij er niet meer aan twijfelen, dat hij hen met de
grootste teederheid bemint. Wie zou ook daartoe kun-
nen geraken, de overmaat der liefde van Gods Zoon
-ocr page 306-
300                GODVKUCniIGE OEFENINGEN
te begrijpen, daar hij de straf voor onze zonden
heeft willen ondergaan ? En niettemin is dit eene
geloofswaarhed : „Voorwaar, hij draagt onze zwak-
heden, en belast zich met onze smarten. Hij is
gewond voor onze misdaden, geslagen voor onze
zonden." (Isaï. 35, 4.) Dit alles heeft Jesus om de
groote liefde, die hij ons toedraagt geleden: „Hij
heeft ons bemind en met zijn bloed gewasschen"
(Openb, 1.); om ons van de smarten onzer zonden
te reinigen, heeft Jesus willen gedood worden,
opdat hij ons in zijn bloed een bad van zaligheid
kon bereiden. O oneindige barmhartigheid! o on-
eindige liefde van eenen God!
AANDOENINGEN.
Ach, mijn Verlosser! gij hebt mij maar al te veel
verpligt u te beminnen; mijne ondankbaarheid zou
al te groot wezen, als ik u niet uit geheel mijn hart
beminde. O mijn Jesus! ik heb u veracht, daar ik
slechts geleefd heb zonder aan uwe liefde te denken.
Ik heb u den rug toegekeerd, gij hebt mij weder
opgezocht; ik heb u beleedigd, en gij hebt mij zoo
dikwijls vergeven; ik heb u op nieuw beleedigd, en
gij hebt mij op nieuw mijne beleedigingen kwijtge-
scholden. O mijn Heiland! Jesus! om deze liefde,
die gij mij aan het kruis bewezen hebt, vereenig mij
thans op het innigst met u, door de zoete banden
uwer liefde; maar hecht mij zoo naauw aan u, dat
ik mij nooit weder van u scheide. Ik bemin u, op-
perste goed : ik wil u in het vervolg altijd beminnen.
II. Punt. Niet zoo zeer de dood, de smart en zelfs
de smaad, welken Jesus voor ons ondergaan heeft, als
het inzigt, dat hij had, toen hij deze menigvuldige
en groote pijnen onderging, moet ons tot de liefde
van Jesus Christus ontvlammen; want zijn eenig
inziet was, om daardoor zijne liefde te toonen en onze
-ocr page 307-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          30]
harten te winnen: „Daaraan hebben wij do liefde
Gods leeren kennen, dat hij voor ons zijn leven
gegeven heeft." (1 Joan. 3,10.) Hot was niet nood-
zakelijk voor de zaligheid onzer zielen, dat Jesus
zoo veel leed en tevens voor ons stiorf; ócn drup-
pel bloeds, één traan voor ons heil vergoten, had
voldaan; want deze bloeddruppel, deze traan, door
cenen Godmensch vergoten, zou toereikend geweest
zijn, om duizend werelden te verlossen. Maar neen,
Jesus Christus heeft al zijn bloed vergoten; hij
heeft zijn leven in eene zee van smarten en ver-
achting willen opofferen, opdat wij hieruit zouden
leeren, hoezeer hij ons bemint, opdat hij ons daar-
door bewege, hem wederliefde to bewijzen. De
heilige Paulus zegt: „De liefde van Jesus Christus
dringt ons." (2. Cor. 1. 14.) Hij zegt niet: het
lijden en de dood, neen, de liefde van Jesus
Christus, roept hij uit, dringt ons hem te bemin-
nen. En wie waren wij dan, o Heer! dat gij tot
eenen zoo kostbaren prijs onze liefde hebt willen
winnen?... „Voor allen is Christus gestorven, opdat
die, welke leven, niet voor zich leven, maar voor
hem, die voor hen gestorven is."
AANDOENINGEN.
Zoo zijt gij dan voor ons gestorven, o mijn Jesus,
opdat wij allen voor u en uwe liefde alleen zouden
leven. Maar, mijn arme Verlosser! gedoog dat ik u
zoo noem , gij zijt zoobeminnenswaardig, gij hebt zoo
veel willen lijden, om door de menschen bemind te
worden; hoe velen kan men dan rekenen onder hun
getal, die u beminnen? Alle menschen houden zich
bezig met te beminnen: deze bemint de rijkdommen;
gene de uiterlijke eer; deze de wellusten, zijne bloe-
verwanten, zijne vrienden, ja, wat nog meer is, rede-
looze dieren; maar ach! hoe weinig menschen zie ik,
die u beminnen, u, die toch alleen liefde verdient!
Ach ! mijn God, hoe klein is hun getal! maar ook ik
-ocr page 308-
302                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
wil tot het getal dezer •weinigen behooren , nadat ik u
eenigen tijd lang beleedigd heb , door, zoo als de an-
deren , stof en ijdelheid te beminnen; maar zie, nu
bemin ik u meer dan eenig ander goed. De smarten,
o mijn Jesus! die gij voor mij geleden hebt, verpligten
mij maar al te zeer om u wederliefde te loonen. Wan-
neer ik echter overdenk: hoe groot de liefde is, die gij
mij in uw lijden bewezen hebt, opdat ik u beminnen
zou, zoo gevoel ik mij veel inniger tot u getrokken.
Ontsteek mij dan met veel grootereliefde; uit liefde
tot mij, mijn geliefde Zaligmaker ! hebt gij u geheel
aan mij willen schenken; zie , uit liefde wil ik u ook
volkomen toebehooren. Gij zijt uit liefde voor mij ge-
storven, ook ik wil, uit liefde voor u sterven, wan-
neer en op welke wijze het u belieft. Neem mijne
liefde aan, en maak, door uwe genade, dat ik u
op eene waardige wijze beminne.
III. Punt. Niets ontsteekt meer de harten met de
liefde Gods, dan de overd< nking van het lijdon van
Jesus Christus. De heilige 15onaventura zegt, dat, de-
wijl de wonden van Jesus liefdewonden zijn , zij pijlen
schieten, welke de versteendste harten wonden, dat
zij vlammen schieten, die de koudste zielen ontsteken.
Het is onmogelijk , dateene ziel, welke aan het lijden
van Jesus gelooft, en hetzelve dikwijls overweegt, ha-
ren Heiland blijft beleedigen ; het is onmogelijk , dat
zij hem niet beminne, ja, dat zij niet veeleer op eene
heilige wijze dwaas worde, wanneer zij eenen God
aanschouwt, die uit liefde tot ons, om zoo te zeggen
dwaas geworden is; want, zegt de heilige Laurentius
Justinianus, wij hebben gezien, dat de wijsheid zelve
uit overmaat van liefde, dwaas geworden is. Daaruit
vloeit voort, dat de Heidenen, wanneer men hun het
lijden van den gekruisten Heiland predik) e, volgens de
uitspraak van den heiligen Paulus, hetzelve vooreene
dwaasheid aanzagen: „Wij prediken Christus deu
gekruisigde, welke den Joden eene ergernis en den
Heidenen eene dwaasheid is." (1 Cor. 1, 23.) Hoe is
-ocr page 309-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKEK.          303
het toch mogelijk, riepen zij uit, dat een almagtige
God, die zoo volkomen gelukkig is, zoo als men het
ons leert, voor de schepselen heeft willen sterven.
AANDOENINGEN.
Zeggen dan ook wij, die door het heilig geloof over-
tuigd zijn, dat Jesus inderdaad uit liefde voor ons
gestorven is, zeggen wij ook: ach,m:jnGod! die de
menschen zoo teeder bemint, hoe is het toch mo-
gelijk, dat de menschen eene zoo groote goedheid,
eene zoo teedere liefde zoo slecht beantwoorden? Men
plagt te zeggen, dat de liefde met wederliefde vergol-
den wordt; maar welke liefde zal zoo krachtig kunnen
zijn, om aan uwe liefde te beantwoorden ? Ach, dan
was het noodig, dat een andere God voor u stierf, om
die liefde, welke gij ons door uwen dood bewezen
hebt, te vergelden. O kruis , o wonden , o dood van
mijnen Jesus ! gij dwingt mij al te zeer mijnen Zalig-
maker lief te hebben; o eeuwige, o oneindige, bemin-
nenswaardige God! ik bemin u, ik wil alleen voor u
leven, ik wil alleen leven om u te behagen. Zeg maar
wat gij van mij verlangt; zie, ik ben bereid alles te
doen. Maria, mijne hoop, bid Jesus voor mij.
MAANDAG.
Het bloedig zweet en den doodstrijd van Jesus.
1. Punt. Toen het uur van zijnen dood nabij was,
begaf zich onze liefdevolle Verlosser in den hof van
Gethsemani, waar hij zelf zijn bitter lijden beginnen
wilde, en toeliet, dat vrees, afkeer en droefheid hem
overvielen: „Hij begon te sidderen, zich te bedroeven
en te treuren." (Mare. 24. Mat. 20.) Hier gevoelde hij
eene groote vrees, eenen grooten afkeer van den dood,
en voor de pijnen, welke hem zouden vergezellen.
Hier stonden op eens al de geeselslagen, de doornen,
-ocr page 310-
304                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
de nagels, het kruis voor zijne oogen: hij zag deze
werktuigen van zijn lijden, niet het eene na het andere,
neen, allen pijnigden hem te gelijkertijd: voornamelijk
toch zag hij de verlatenheid, in welke hij sterven
zoude, dat hem alle menschelijke en goddelijke hulp
zoude ontbreken.
Üiop getroffen op het aanzien der toebereidselen
voor de ijsselijke mishandelingen, en de zoo schrik-
kelijke versmading, bad hij zijnen hemelschen Vader,
om hem daarvan toch te willen bevrijden: „Mijn
Vader, indien het mogelijk is, dat dan deze kelk van
mij wegga!,\' (Matth. 20.) Maar was hij dan dezelfde
Jesus niet meer, welke zoo zeer gewenscht had voor
de menschen te lijden en te sterven, dat hij uitriep:
„Ik moet met een doopsel gedoopt worden, en hoe
word ik gedwongen, tot dat het volbragt worde."
(Luc. 12.) O mijn Jesus! hoe komt het, dat gij nu voor
deze pijnen en dezen dood bevreesd zijt? Gaarne wilde
Jesus voor ons sterven: maar dit gebed rigtte hij tot
zijnen hemelschen Vader, opdat wij niet zoudenmee-
nen, dat hij, om zijne Godheid, geene smarten had te
verdragen, en opdat wij zouden erkennen, dat hij
niet alleen uit liefde tot ons gestorven was, maar
ook, dat hij onder zulke vroeselijke pijnen stierf, dat
hij er de grootste vrees voor had.
II. Punt. Alsdan gebeurde het ook nog, dat eene
groote droefheid den Heer beving, zoodat hij uitriep:
alsof zij hevig genoeg was om hem te doen sterven:
„Mijne ziel is bedroefd tot den dood." (Matth. 26.)
Maar mijn Jesus! indien gij wilt, kunt gij toch den
smadelijken dood ontgaan, dien de menschen u be-
reiden, waarom zijt gij derhalve zoo treurig? Ach!
het waren niet zoo zeer de pijnen van zijn lijden, maar
veel meer het aanzien onzer zonden, dat den Zaligma-
-ocr page 311-
IOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          30 f;
ker zoo treurig maakte. Om de zonden weg te nemen
was Jesus in de wereld gekomen; maar als hij zag,
dat, niettegenstaande al zijn lijden, zoo veel godde-
loosheden gepleegd werden, zoo veroorzaakte hem
dit eene smart, die hem nog, eer hij stierf, doods-
angst deed uitstaan, en zoo veel bloed uitperste, dat
de aarde er door bevochtigd werd: „En zijn zweet
werd gelijk druppelen bloeds, die op de aarde aflic-
pea." (Luc. 22.) Ja, dit geschiedde alleen daarom,
wijl Jesus alsdan al de zonden zag, die de menschen
na zijnen dood zouden begaan, al die vijandschappen,
die de zonden van onkuischheid, al die diefstallen, die
heiligschcndingen, waardoor men hem zoude beleedi-
gen. Alsdan kwam iedere zonde met al hare boosheid
als een gruwzaam wild dier op hem los, en ver-
scheurde hem het hart: en Je^us riep uit: „Is dat
uw dank voor mijne liefde? Ach, indien ik zag, dat
gij mij dankbaar waart, met welke vreugde zou ik
nu gaan sterven? Maar ach! zoo vele zonden voor
zulke schrikkelijke smarten, zoogroote ondankbaar-
heid voor zulke innige liefde, zie, dat is de oorzaak
waarom ik nu moet zweeten."
AANDOENINGEN.
Het waren dan ook mijne zonden, lieve Jesus! die
u toen zoo ijsselijk bedroefden! Had ik dus minderge-
zondigd, dan hadt gij ook minder te lijden gehad,
Hoe grooter mijne vreugde was in u te oeleedigen,
des te meer heb ik uwe pijnen vermeerderd. Hoe is
het dan mogelijk, dat ik niet van smart sterf, wanneer
ik overdenk, dat ik uwe liefde beloond heb met uwe
smarten en droefheid te vermeerderen? Jegens de
schepselen ben ik dankbaar geweest, jegens u alleen
was ik ondankbaar, o mijn Jesus! vergeef mij, zie,
het is mij van ganscher harte leed.
-ocr page 312-
300                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
III. Punt. Jesus zich nu met al onze zonden
beladen ziende, viel op zijn aangezigt neder, alsof
hij zich schaamde de oogen naar den hemel te wen-
den. — Toen, o mijn Jesus! badt gij den eeuwi-
gen Vader, dat hij ook mij moge vergeven, toen
offerdet gij u zelven aan hem op, om door uwen
dood voor mijne zonden te voldoen,
AANDOENINGEN.
O mijne ziel! kunt gij nog langer aan zulk eene
groote liefde wederstaan! Is het mogelijk dat gij
dit beloofo en toch nog iets anders bemint dan Je-
sus? Werp u dan aan de voeten van uwen stervenden
Verlosser en spreek tot hem: o mijn lieve Jesus!
hoe is het mogelijk, dat gij mij, die u zoo zeer
beleedigde, toch zoo innig bemind hebt? Hoeishet
mogelijk, dat gij, ofschoon gij gezien hadt, hoe
ondankbaar ik jegens u zoude zijn, dan nog voor
mij hebt willen sterven? O mijn Jesus! laat mij deel
nemen in de smart, welke gij in het hofje hebt geleden.
Zie, ook ik verfoei al mijne zonden, en vereenig den
afschuw met dien afschuw, welken gij er over gevoeld
hebt. O liefde van mijnen Jesus! gij zult het voorwerp
mijner liefde zijn. Mijn God! ik bemin u, en uit liefde
tot u wil ik alle pjjnen en alle soort van dood onder-
gaan. Verleen mij door de verdiensten van den dood-
strijd, dien gij in den hof van Gothsemani hebt
uitgestaan, de genade van volharding. Maria, mijne
hoop, bid Jesus voor mij.
DINGSDAG.
De gevangenneming en uitlevering van Jesus.
I. Punt. Als Judas in den hof was aangekomen en
zijnen Meester door eenen kus verraden had, vielen
de wreede beulen op Jesus, en bonden hem als eenen
-ocr page 313-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          307
misdadiger. „Zij grepen hem aan, en bonden hem."
(Joan. 18.) Een God is gebonden! en door wie? door
zijn eigene schepselen!... — Wat zegt gij hier, Enge-
len des hemels! o mijn Jesus! wat zegt gij hier dan
op? O Koning der koningen, roept de H. Bernardus
uit, hoe komt gij in de boeijen ? Wat hebben de boeijen
van slaven en misdadigers gemeens met den Koning
der koningen, met den Heilige der Heiligen? En zoo
de menschen het wagen u te binden, hoe komt het nu,
dat gij, de almagtige, uwe boeijen niet losrukt; dat
gij u niet van de rampen bevrijdt, waarmede deze
wreedaards u willeu overladen? Ach, het zijn deze
banden niet, die u binden, het is de liefde lot ons,
die u tot den dood veroordeelt. Zie, o mensch, zegt
de H. Bonaventura, deze houdt hem vast, geene drijft
hem voort, en anderen binden hem, en wederom
anderen slaan hem. Zie, hoe uw Jesus zich als een
zachtmoedig lam, zonder cenigen tegenstand, tot de
slagtbank laat voeren. Maar wat doet gij dan nu, gij,
leerlingen des Heeren? Waarom snelt gij niet toe, om
uwen Jesus uit de handen der vijanden te verlossen.
Waarom vergezelt gij hem niet om ten minste zijne
onschuld voor de regters te verdedigen? Ach, mijn
God! toen de Apostelen hem gevangen en geboeid
zagen, vlugtten zij van hem, verlieten zij hem: „Als-
dan verlieten hem zijne leerlingen en vlugtten allen
weg.\'\' (Mare. 14.)
AANDOENINGEN.
O mijn verlaten Jesus! wie zal nog met u zijn,
indien uwe liefste vrienden zelfs u verlaten ? Maar
ach, die beleediging heeft met uw lijden nog geen
einde genomen. Want, hoe vele zielen, die zich aan
uwe navolging hadden toegewijd, hebben u\\ nadat zij
-ocr page 314-
30S                GODVBUCIITIGE OEFENINGEN
zoo vele bijzondere genaden van u ontvangen hadden,
om een gering voordeel, om een ellendig vermaak,
of zelfs uit menschelijk opzigt, op nieuw verlaten!\'
Ach, ik, ellendige! ik behoor onder het getal dezer
ondankbaren. O mijn Jesus! vergeef mij, want ik
wil u nooit meer verlaten. Ik bemin u, en wil liever
het leven verliezen dan uwe genade.
II. Punt. Als Jesus voor Caïphas gebragt was,
zoo werd hij ondervraagd over zijne leerlingen en
over zijne leer. Jesus antwoordde, dat hij nooit in het
geheim, maar altijd in het openbaar gesproken had,
en dat zij, die om hem stonden, zelven wel het best
zouden weten, wat hij geleerd had : „Ik heb openlijk
voor de wereld gesproken; zie deze weten wat ik
geleerd heb." (Joan. IS. 21.) Op dit antwoord van
Jesus, behandelde hem een der geregtsdienaars als
eenen vermetele, gaf hem een geduchten kaakslag en
sprak: „Antwoordt gij zoo den Hoogepriester?" Ü
geduld mijns Zaligmakers! hoe kon een zoo zacht
antwoord zulke beschimping verdienen, en dat in
tegenwoordigheid van zoo veel volk, ja, zelfs van den
Hoogepriester, die in plaats van don onbeschaamde
eene berisping te geven, zijne daad door zijn stil-
zwijgen goedkeurde. — O mijn Jesus! gij hebt dit
alles willen lijden, om de beleedigingen, die ik ver-
inetel mensch , u heb aangedaan, te herstellen. Eeu-
wige Vader! vergeef mij om de verdiensten van Jesus
Christus, mijn Zaligmaker, ik bemin u meer dan mij
zelven. — De Hoogepriester vroeg hem vervolgens,
of hij waarlijk de Zoon Gods was: uit eerbied voor
den goddelijken naam, beantwoordde Jesus deze vraag
met: „ja;" toen scheurde Caïphaszijnekleederenen
riep: hij heeft God gelasterd, waarop allen schreeuw-
den: „Hij is den dood schuldig." (Matth. 26.)
AANDOENINGEN.
Ja, mijn Verlosser! gij zijt waarlijk den dood
-ocr page 315-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          309
schuldig want gij hebt voor mij, die den eeuwigen
dood verdiend had, willen voldoen. Doch nadat gij
mij door uwen dood hst eeuwig leven hebt verwor-
ven, zoo is het ook billijk, dat mijn leven van nu
af geheel aan u zij toegewijd. O mijn Jesus! niets
anders verlang ik dan uwe liefde. Daar gij dan,
die boven alle koningen verheven zijt, uit liefde tot
mij meer dan alle mensciien hebt willen veracht
worden, zoo wil ik ook uit liefde tot u alle onge-
lijk, dat men mij zal aandoen, geduldig verdragen;
geef mij door de verdiensten uwer versmadingen,
de kracht om alles geduldig te lijden.
III. Punt. Nadat de raad der priesters den Zalig-
maker den dood schuldig verklaard had, mishandelde
hem het gespuis den gelieelen nacht als iemand, die
eerloos verklaard is, door slaan en stooten, terwijl zij
hem in het aangezigt spuwden: „Zij spuwden in zijn
aangezigt en sloegen hem met vuisten."t(Matth. 27.)
En zij spotteden met hem en spraken: „Zeg ons,
indien gij de Christus zijt, wie u geslagen heeft."
O mijn geliefde Jesus! deze slaan u, geene spuwen
u, eu gij zwijgt en lijdt dit alles uit liefde tot ons,
gelijk een lam, dat zich niet beklaagt. „Hij blijft
stom als een lam, voor hem, die het scheert, eu dat
zijnen mond niet opent." (Isaï 53.) Ach, wanneer ook
deze u niet erkennen, zoo beken ik het toch, dat gij
alles, wat gij onschuldig hebt willen lijden, uit liefde
tot mij geleden hebt. Ik dank u hiervoor, o mijn
Jesus! en bemin u uit geheel mijn hart. Toen het
dag geworden was, werd Jesus tot Pontius Pilatus
gevoerd, opdat deze hem ter dood zoude veroordee-
len. Pilatus echter verklaarde hem onschuldig, maar
om zich van de Joden te bevrijden, die niet ophiel-
den te roepen en te schreeuwen, zond hij Jesus tot
koning Herodes. Deze had gaarne, uit enkele nieuws-
gierigheid, een wonderwerk gezien en ondervroeg
Jesus over onderscheidene dingen. Daar echter die
goddelooze mensch geen antwoord verdiende, zweeg
-ocr page 316-
310                 GODVRUCHTIGE OEPENINGEN
Jesus: hierop hoonde hem deze hoovaardige koning
en liet hem, tot spot een wit kleed omhangen.
AANDOEKIXGEN.
O mijn God! ik heb u, gelijk weleer Herodes,
veracht en bepot; straft mij niet zoo als gij Hero-
des gestraft hebt, door mij uwe stem niet meer te
laten hooren. Herodes erkende u niet voor dim,
welke gij waart, maar ik beken, dat gij mijn God
zijt. Nooit heeft het Herodes berouwd, u beïeedigd
te hebben, maar ik beween het uit het diepste mijns
harten; Herodes beminde u niet, maar ik bemin u
boven alles. — O mijn God! onttrek mij de stem
uwer ingevingen niet, zeg maar wat gij van mij
verlangt; met den bjs\'aud uwer genade wil ik alles
doen. Maria, mijne hoop, bid Jesus voor mij.
WOENSDAG.
De gccscling van Jesus Christus.
I. Pust. Pilatus ziende, dat de Joden niet nalieten
den dood van Jesus te vorderen, gebood, dat men hem
zoude geeselen. „Alsdan nam hem Pilatus, en deed
hem geeselen." (Joan. 19.) De onregtvaardige regter
meende hierdoor de vijanden des Zaligmakers te
bevredigen, maar dit middel om hem te redden,
vergrootte slechts zijne pijnen; want dewijl de Jo-
dsn vreesden, dat Pilatus hem, gelijk hij door zijne
eigene woorden had te kennen gegevon: „Ik zal hem
kastijden en loslaten," (Luc. 13.", na de geeseling in
vrijheid souden stellen, zoo kochten zij de beulen om,
om hem zoo hevig te geeselen, dat hij daarna mogt
sterven. Treed, beminde ziel, in de voorzaal van
Pilatus, die heden de schrik kei ij kst e schouwplaats
der smarten en versmading geworden is. Zie, zoodra
-ocr page 317-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          311
Jesus er kwam, legt hij zelf, volgons de openbaring
van de H. Brigitta, zijne kleederen af en sloeg zijne
armen om de kolom, waaraan men hem wilde gee-
selen. Hierdoor geeft ons Jesus te kennen, hoe be-
reidvaardig, hij voor ons, menschen, de vreeselijkste
pijnen verdraagt en hoe zeer hij oas bemint.
Zie, hoe het onschuldig Lam, het hoofd ter aarde
gebogen, geheel beschaamd, de schrikkelijke pijn
afwacht.
Zie, hoe de wreedaards zich nu als woedende honden
op hunne prooi werpen. Denk aan dis gruwzame
beulen; die slaan op de borst, de andere op de
schouders, deze in de zijde, gene op de andere dee-
len van zijn H. Ligchaam, ja zijn heilig hoofd, zijn
liefelijk aangezigt blijft niet vrij van de slagen. O
mijn God! reeds zijn de geeselroeden, de hand dei-
beulen, de kolom, de aarde, met bloed overdekt!.,
ach! de onmenschelijke vervolgers vinden geen ge-
zond deel meer, zij maken wonden op wonden, en
verscheuren geheel en gansch zijn heilig ligchaam.
AANDOENINGEN.
O beminde ziel! hoe is het mogelijk geweest, dat
gij eenen God hebt beleedigd, die voor u gegeeseld
is? En gij, o mijn Jesus! ho hebt gij zoo veel voor
eenen ondankbaren willen lijdeu ? O wonden van
mijnen Jesus! gij zijt mijne hoop: o mijn Jesus!
gij zijt het eenige voorwerp mijner liefje!
II. Punt. IJsselijk smartend was deze geeseling
voor Jesus, want er waren 70 beulen aangesteld,
die elkander afwisselden, volgens de oponbaring,
die aan Maria Magdalena de Pazzis geschied is,
de werktuigen, welke men had uitgezocht, waren
zoo vreeselij k, dat elke slag eene wonde toebragt.
De geeselslagen gingen over de zes duizend, zoodat
-ocr page 318-
312                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
men zelfs het gebeente des Heeren aan de koorden
zien kon, gelijk het aan de H. Brigitta is geopen-
baard; kortom, Jesus was zoo verschrikkelijk mishan-
deld, dat Pilatus meende, dat hij zelfs zijne vijanden
tot medelijden zoude bewegen, als hij hem van zijn
balkon toonde, zeggende: „Ziet den mensch." (Jois
19). De profeet Isaias heeft het ons reeds duidelijk
voorzegd, in welk eene ellendige gesteltenis onze
Zaligmaker door de geeseling zoude komen, en dat
zijn H. ligchaam geheel zoude verscheurd worden.
„Het is verpletterd, om onze zonden." Ja zijn geze-
gend ligchaam zoude, gelijk het ligchaam van eenen
raelaatsche, met wonden overdekt worden: „Wij
hielden hem voor eenen melaatsche." (Isaias 53).
AANDOENINGEN.
Ik dank u, o mijn Jesus, voor zoo groote liefde;
het doet mij leed, dat ook ik aan uwe geeseling
heb deel genomen; ik verfoei alle schandelijke ge-
noegens, die u zoo vele pijnen veroorzaakt hebben.
Doe mij dikwijls aan uwe liefde denken, o miin Jesus!
welke gij voor mij gehad hebt, opdat ik n beminne,
opdat ik u niet meer beleedige. Ach! verdiende ik
niet eene geheel bijzondere hel, als ik, nadat ik uwe
liefde gekend heb, nadat gij mij zoo dikwijls vergiffe-
nis geschonken hebt, als ik, ellendige, u desniettegen-
staande op nieuw beleedigde enmij daardoor op nieuw
in bet verderf stortte? Ach! al deze liefde, al deze
barmhartigheid, die gij jegens mij gebruikt hebt, zou
voor mij eene nieuwe en nog smartelijker hel wezen.
Laat het niet toe, o mijne liefde! ik bemin u, mijn
hoogste goed, ik bemin u uit geheel mijn hart, ik wil
u de grheele eeuwigheid door beminnen.
III Punt. Om voor al onze zonden, vooral voor de
zonden van onkuischheid te voldoen, wil Jesus deze
schrikkelijke smart in zijn onschuldig ligchaam onder-
gaan : „Hij is gewond om onze misdaden." (Isaïas53.)
-ocr page 319-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          313
AANDOENINGEN.
Wij, o mijn Jesus! wij hebben God beleedigd, en
gij hebt de straf daarvan willen ondergaan. Uwe
oneindige liefde zij daarvoor, de geheele eeuwigheid
door, geprezen en geloofd! Wat was er ook van mij
geworden, indien gij, o mijn God! niet voor mij vol-
daan hadt? Ach! had ik u maar nooit beleedigd!
ach, ofschoon ik ook door mijne zonden uwe liefde
ooit veracht heb, zoo wensch ik toch niets anders,
dan u te beminnen en door u bemind te worden.
Gij hebt gezegd, dat gij dengene lief hebt, die u
lief heeft. Ik bemin u boven alles, ik bemin u uit
geheel mijn hart; maak, dat ik uwe liefde waardig
worde. Ja, ik hoop, dat gij mijne zonden vergeven
hebt, en dat gij om uwe goedheid mij nu bemint.
O mijn geliefde Jesus! boei mij vaster aan uwo liefde,
en laat niet toe, dat ik mij wederom van u scheide.
Zie, ik ben geheel de uwe, straf mij gelijk het u be-
lieft, maar duld niet, dat ik ooit weder van uwe
liefde beroofd worde. Maak, dat ik u beminne, en
doe dan met mij wat u belieft. Maria mijne hoop,
bid Jesus voor mij.
DONDERDAG.
De doornen krooning en het Ecce Homo.
(Ziet den. Mensoh.)
I. Punt. De wreede beulen, nog niet tevreden zijnde
met het heiligste ligchaam van Jesus door de geeseling
zoo schrikkelijk te hebben verscheurd, willen hem nu
ook nog, door den duivel en de Joden aangehitst,
gelijk een spotkoning behandelen. Zij wierpen dan
een stuk rood laken om de schouders, dat een ko-
ningsmantel moest beteekenen; zij gaven hem in
plaats van een scepter, cene roede in de band;
12
                                                14
-ocr page 320-
314                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
zetteden hem eene kroon van doornen gevlochten,
als eene kroon op het hoofd, en opdat deze kroon
hem niet alleen tot spot, maar ook tot pijn zoude
strekken, sloegen zij met roeden op de doornen,
om ze dieper in zijn heilig hoofd te doen dringen.
„Zij namen de roede, en sloegen zijn hoofd daar
mede." (Matth.) Alstoen drongen de doornen, zegt
de II. Petrus Damianus, tot in de hersenen door en
er vloeide eene zoo groote hoeveelheid bloeds uit
de wonde, dat volgens de openbaring aan de H.
Brigilta, de oogen en al het haar van cmzen Zalig-
maker geverwd waren. De pijnen, welke de doornen-
krooning veroorzaakte, waren de hevigste en langdu-
rigste, want zij hielden alleen met den dood van
Jesus Christus op; wijl telkens, als de doornen kroon
op z\'jn heilig hoofd aangeroerd werd, de smarten
zich vernieuwden.
AANDOENINGEN.
O gij, ondankbare doornen, wat hebt gij gedaan?
hoe kunt gij uwen Schepper zoo schrikkelijk mar-
telen P Maar wat zeg ik, gij doornen? gij waart het,
zondifre ziel, die door uwe toestemming in kwade
gedachten, het, hoofd uws Zaligmakers gewond hebt.
Ach, mijn geliefde Jesus! gij zijt de koning van hemel
en aarde, iiu zijt gij de koning van bespotting en van
strarten geworden. Ach! waartoe heeft, u de liefde tot
uwe schapen gebragt!... Zie mijn God! ik bemin u;maar
ach , zoo lang ik op narde leef, ben ik toch altijd in
gevaar u te verlaten en aan uwe liefde te verzaken,
gelijk ik dit vroeger gedaan heb. O mijn Jesus, zoo
gij mogt zien, dat ik u in het vervolg op nieuw zoude
btleedigen, o maak dan, dat ik liever nu sterve,
daar ik durf hopen mij in Gods genade te bevinden.
-ocr page 321-
TOT DEN LIJBENDEN ZALIGMAKER.          315
Laat niet toe, o mijn God! dat ik u op nieuw verlieze;
zeker had ik voor mijne menigvuldige zonden dit
ongeluk verdiend; maar ach, gij hebt het toch niet
verdiend, dat ik mij wederom vau u verwijdere. Neen,
mijn Jssus! nee.1, ik wil u niet meer verliezen.
II. Punt. Dit goddeloos gespuis was niet bevredigd
met Jesus zoo gruwzaam te hebben gekroond, het
wilde ook nog den spot met hem drijven en hem
nieuwe beleedigingen, nieuwe pijnen veroorzaken.
Zij knielden voor hem neder, en onder een spotge-
lach begroeiten zij hem als koning der Joden. Zij
spuwden hem in het aangezigt en gaven hem kaak-
slagen; zij hoonden en spotteden met hem op de
verachtelijkste wijze. „En zij bogen de knieën voor
hem, bespotteden hem en riepen: Wees gegroet,
koning der Joden !.... Zii spuwden, hem en gaven hem
kaakslagen.." (Mattli. 27.)
O mijn Verlosser, hoe verre is het met u gekomen!
Ach God ! zoo er destijds iemand voorbij gegaan ware
en dezen mismaakten mensch had gezien, die met een
stuk rood doek bedekt, zulk eenen scepter in de
hand hield, zulk eene kroon op het hoofd droeg; —
zoo hij gezien had, hoe hem dat goddeloos volk
bespottede en mishandelde, voor wiea anders zou hij
hem gehouden hebben, dan voor den slechtsten en
boosaardigsten mensch der wereld f Laat ons dan
overwegen, hoe de Zoon Gods geheel Jerusalem tot
bespotting diende.
AANDOENINGEN.
Ach, mijn Jesus! zoo ik aan uw ligchaam denk,
zie ik niets dan wonden, en wanneer ik in uw hart
zie, dan vind ik nitts dan bitterheid en angst, die u
doodskwalen veroorzaken. Ach, mijn God! wie anders
dan gij, de oneindige goedheid zelve, had zich zoo
diep kunnen vernederen, om zoo veel voor zijne
schepselen te willen lijden? Maar wijl gij God zijt,
-ocr page 322-
316                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN.
zoo bemint gij ook als God. Deze wonden, welke
ik aan uw heilig ligchaam beschouw, zijn even zoo
vele bewijzen uwer liefde tot, ons. Ach, wanneer alle
raenschen u in dien toestand beschouwen, waarin gij
eens een voorwerp van schrikkelijke smarten en een
voorwerp van verachting werdt, wie kan dan nog
langer koud voor uwe liefde wezen? o mijn Jesus!
ik bemin u, ik geef mij geheel en al aan u. Zie,
ik bied u mijn bloed en leven, alles wat ik bezit
ten offer aan. — Zie ik ben bereid te lijden en te
sterven, wanneer en gelijk het u belieft.
Wat kan ik u ook nog weigeren, nadat gij noch
uw bloed noch uw leven mij geweigerd hebt? neem
barmhartig het offer aan, hetwelk een ellendige
zondaar u heden opdraagt, die u nu uit ganscher
harte bemint.
III. Punt. Nadat Jesus tot Pilatus teruggebragt
was, zoo toonde hem deze uit een balkon aan het
volk en sprak: „ziet den mensch." (Joan. 19.) alsof
hij wilde zeggen: ziet den mensch, dien gij voor
mijn aangezigt gesteld en aangeklaagd hebt, omdat
hij zich tot koning wilde verheffen, ziet, dien be-
hoeft gij niet meer te vreezen. Nadat gij hem zoo
schrikkelijk mishandeld hebt, gelijk gij hem hier
ziet, kan hij maar weinig tijds meer leven, laat hem
dan gaan, opdat hij gerust in zijn huis kunne ster-
ven, en dwingt mij niet eenen schuldeloozc te ver-
oordeelen. Maar de joden, die nog woedender waren
dan te voren, riepen als dolzinnigen: „Zijn bloed
kom e over ons en over onze kinderen." (Matth. 27.)
Zij schreeuwden van alle kanten: „Kruis hem, weg
met hem, kruis hem!" (Joan. 19.) Doch even als
Pilatus toenmaals onzen Zaligmaker van het balkon
aan hot volk vertoonde, zoo toont ons de eeuwige
Vader zijnen goddelijken Zoon uit den hemel en
roept: ziet den mensch, dien ik u als Verlosser
beloofd heb, en naar wien gij zoo lang hebt ge-
tracht; ziet, hij is mijn eenige Zoon, dien ik even
-ocr page 323-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          317
zoo lief heb als mij zelven. Ziet, uit liefde tot u,
lieeft hij meer smarten, meer verachting willen
verdragen, dan ooit een menscli verdragen heeft.
Denk zeer dikwijls aan zijn lijden en bemin uwen
Verlosser.
AANDOENINGEN.
O mijn God! zie, ik overdenk nu het lijden van
uwen Zoon. Zie ik bemin hem. — Maar zie ook
op mij neder en door de verdiensten van de smarten
en verachting, welke hij onderging, vergeef mij alle
beleedigingen, die ik u heb aangedaan. Zijn bloed
kome over ons: het bloed van dezen God-mensch,
van u-en geliefden Zoon kome op onze zielen neder
en verwerve ons barmhartigheid bij u. Het berouwt
mij, oneindige goedheid, u te hebben beleedigd, ik
bemin u van ganscher harte. Maar gij kent mijne
zwakheid, sta mij bij, o mijn God! en ontferm u
mijner. Maria, mijne hoop, bid Jesus voor mij.
VRI.TJJA.G-.
De veroordeeling van Jesus en liet beklimmen van
den Calvarie-berg.
I. Punt. Pilatus vreesde in ongenade bij den keizer
te komen, en veroordeelde derhalve Jesus eindelijk
tot den kruisdood, ofschoon hij hem meermalen voor
onschuldig verklaard had. O mijn onschuldige Ver-
losser! — zoo weent de H. Bernardus, welk eene
misdaad hebt gij dan gedaan, dat gij tot den dood
veroordeeld wordt? Ach, ik weet het wel, welke
groote zonde gij bedreven hebt, zegt deze Heilige
verder: de groote liefde, die gij ons, menschen,
hebt toegedragen, is uwe zonde: deze meer dan
Pilatus, heeft u tot den dood veroordeeld.
-ocr page 324-
Hl 8                 GODVRUCnTIGE OEFENINGEN
Het goddeloos vonnis wordt voorgelezen. Jesus
hoort het aan, en met volkomen overgeving onder-
werpt, hij zich aan den wil des eeuwigen Vaders,
die zijnen dood, zijnen kruisdood, voor onze zonden
verlangt. „Hij vernederde zich zelven en werd ge-
hoorzaam tot den dood, ja tot dan dood des kruises."
(Phil. 3, 6.)
O mijn onschuldige Jesus! uit liefde tot mij hebt
gij den dood aangenomen. Zie, ik, zondaar, neem
uit liefde tot u den dood aan, wanneer en hoe gij
denzelven mij ook zoudt laten overkomen.
Nadat het vonnis voorgelezen is, grijpen de woe-
dende beulen het onschuldige Lam Gods, trekken
hem op nieuw zijne kleederen aan, en houden hem
het kruis voor, dat uit twee ongekapte balken in
elkander geslagen is. Jesus wacht niet tot dat hem
het kruis op de schouderen gelegd wo\'dt. Hij zelf
omhelst het, kust het, legt het, op zijne gewonde
schouderen en roept: kom, geliefd kruis, want zie,
sedert drie en dertig jaren heb ik u gezocht, op u
wil ik, uit liefde tot u, mijne schapen, sterven.
AANDOENINGEN.
Ach, mijn Jesus, wat hadt gij nog kunnen doen
om ons tot wederliefde te dwingen! Wanneer een mij-
ner knechten zich bij mij aangeboden had om in mijne
plaats te sterven, zoo had hij gewis mijne liefde ver-
worven; hoe heb ik dan zoo lang kunnen leven zonder
u te beminnen, ofschoon ik weet, dat gij, mijn eenige,
mijn hoogste weldoener, gestorven zijt om mijne
zonden te vergeven. Ik bemin u, mijn hoogste
goed, en daar ik u bemiu, berouwt het mij u te
hebben beleedigd.
II. Punt. De veroordeelden verlaten degeregts-
zaal, en begeven zich op weg naar de geregtsplaats;—
-ocr page 325-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          319
de Koning van hemel en aarde vergezelt hen met
zijn kruis op de schouderen: „En hij droeg zijn kruis
en ging uit naar de plaats, die men Goliratha of de
plaats der doodshoofden noemt." (Joan. 1\'J.) Verlaat
ook gij nu den hemel, gij, Serafs, on begeleidt uwen
Heer, die den berg opklimt, om aldaar gekruisigd
te worden! O wat schouwspel, een God wil voor de
mcnschen gekruisigd worden! Mijue ziel, aanzie
uwen Verlosser, die voor u gaat sterven! Zie, hoe
hij het hoofd heeft neergebogen, hoe zijne knieën
sidderen, hoe hij geheel met wonden overdekt is,
hoe uit al zijne wonden bloed stroomt, hoe hij het
zware kruishout op zijne schouders draagt! Ach,
mijn God! hij gaat zoo moeijelijk voorwaarts, dat
hij schijnt ieder oogenblik deu Keest te zullen moe-
ten geven. — Spreek tot uwen Zaligmaker: o Lim
Gods! waarheen begeeft gij u dan! Zie, uw Jesus
antwoordt: ik ga om voor u te sterven. Wanneer
gij mij dood ziet, o vergeet dan de liefde niet,
welke ik u toegedragen heb, herinner u dikwijls
dezelve en bemin mij waarlijk.
AANDOENINGEN.
Ach, mijn Zaligmaker! hoe is het mogelijk, dat
ik vroeger geleefd heb zonder aan uwe liefde te
denkeu! O gij schandelijke zonden! gij hebt het hart
mijns Zaligmaker.\' bedroefd, een hart, dat mij zoo
innig bemind heeft, ü miju Jesus! ik beween het
ongelijk, dat ik u heb aangedaan. Ik dank u voor
het geduld, waarmede gij mij hebt verdragen, ik
bemin u, ja ik bemin u van ganscher harte, u al-
leen wil ik liefhebben. Ach! breng mij altijd die
liefde in de gedachte, welke gij mij hebt t.oege-
dragen, opdat ik nooit meer vergete u te b minuen.
III. Punt. Jesus Cliristus klimt op deu Calvarie-
berg en noodi<rt ons uit, hem na te volgen. Ja, mijn
onschuldige Verlosser, gij gaat met uw kruis voor-
-ocr page 326-
320                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
uit en stapt maar altijd voorwaarts; zie, ik wil u
niet verlaten. Leg mij een kruis op, welk liet ook
zijn moge, ik zal hot opnemen en er u mede tot
van den dood volgen. Daar gij voor mij gestorven
zijt, wil ik ook met u vereenigd sterven. Gij beveelt
mij, dat ik u liefhebbe; zie, ik wensch ook niets
anders dan u te beminnen. O mijn Jesus! gij zijt
en zult altijd het eenig voorwerp mijner liefde we-
zc:i. Sta mij slechts bij, opdat ik ugetiouw blijve.
Maria, mijne hoop, bid Jesus voor mij!
Z.A.TTJRIXA.G-.
Jesus wordt gekruist en sterft.
I. Punt. Zoo zijn wij dan op den Calvarie-berg
aangekomen, waar zich de grootheid van Gods liefde
tot den mensch vertoont, waar een God in eene zee
van pijnen voor ons sterft! Als Jesus daar aange-
komen was, trok men hem met geweld de kleederen
uit, welke door het bloed aan zijn verscheurd lig-
chaam waren vastgekleefd, en men wierp hem op
het kruis. Het Lam Gods legde zich op zijn sterf-
bed, strekte zijne handen voor de beulsknechten uit
en gaf zijn leven aan den eeuwigen Vader voor het
heil der menschen ten offer. Zie, reeds hebben zij
Jesus aan het kruis genageld, reeds ri\'gten zij het
kruis op. Zie, beminde ziel, hoe uw Zaligmaker
aan drie dikke nagels hangt, zie hoe hij aan het
schandhout vastgehecht is, waar hij geen oogenblik
rust vindt. Nu tracht hij op zijne handen, dan op
zijne voeten te steunen; doch waar hij ook steunt
het vermeerdert slechts zijne smarten.
AANDOENINGEN.
O mijn Jesus, welk eeneu bitteren dood moet gij
-ocr page 327-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          321
ondergaan ! Op liet kruis lees ik dezo woorden: „Jesus
van Nazareth, Koning der Joden " (Joan. 19.) Maar
acli, builen dit opschrift, waarmede menu bespot,
ziet men niets wat uwe koninklijke waardigheid
aanduidt. Waarlijk geven deze troon van smarten,
deze doorboorde handen, dit verwond hoofd, dit
verscheurde ligchaam te kennen, dat srij een koning
zijt, maar een koning van liefde. Vol medelijden
nader ik tot u, o mijn Jesus! om uwe gewonde
voeten te kussen. Ik omhels het kruis, waaraan gij
als een slagtoffer der liefde hebt willen sterven.
Ach; mijn Jesus! wat ware er van mij geworden,
zoo gij niet voor mij aan de goddelijke reglvaardig-.
heid voldaan hadt? Ik dank en bemin u alleen.
II Punt. Toen Jesus aan het kruis hing, vond
hij niemand, die hem troostte; onder degenen, die
om hem stonden, lasterden hem sommigen, en an-
deren bespotteden hem, zeggende: „Zoo gij de Zoon
Gods zijt, kom af van het kruis. — Hij heeft an-
deren geholpen en zich zelven kan hij 1 iet helpen.
(Matth. 27.) Ja, zelfs bij diegenen, die met hem
gekruist werden, verwekte hij geen medelijden, want
een der misdadigers, die daar hingen, lasterde hem.
(Luc. 23.) Het is waar, ook Maria was onder het kruis
en stond haren stervenden Zoon bij; maar in plaats
van hierdoor getroost te worden, vergrootte het
aanzien zijner bedrukte Moeder zijne pijn Log meer:
want hij wist, welke smarten Maria uit liifde tot
hem moest verdragen.— Onze goddelijke Vtrlosser
dan, geenen troost op aarde vindeude, wendt zich
tot zijnen hemelschen Vader in den Hemel; maar
ach! de eeuwige Vader zag hem heiaden met al de
zonden der menschen, waarvoor hij moest voldoen,
en sprak derhalve: neen, mijn liefste Zoon, ik kan
u niet troosten, ik moet u aan uw lijden overlaten,
12
                                                      14.
-ocr page 328-
322                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
ik moet u ongetroost laten sterven. Toen riep Jesus
uit: „Mijn God! mijn God! waarom hebt gij mij
verlaten." (Matth. 27.)
AANDOENINGEN,
Ach, mijn Jesus! hoo bedroefd en ellendig hangt
gij aan het kruis! O hoeveel redenen hebt gij niet
om treurig te zijn, wanneer gij overdenkt, dat gij
alleen liierom zooveel lijdt, opdat u de menschen
zouden beminnen. O schoone vlammen van liefde,
gij, die hot loven van eenen God verteerd hebt,
verteert ook in mij alle aardsche genegenheid, en
maakt dat mijn hart alleen voor zijnen God brande,
die voor mij den verachtelijken kruisdood heeft wil-
len sterven. Maar, hoe is het mogelijk, mijn Jesus!
dat gij voor mij hebt willen sterven, daar gij toch
de beleedigingen voorzaagt, die ik u zoude aandoen?
wreek u nu op mij, doch wreek u op cene wijze, die
mij tot zaligheid verstrekt: verleen mij zulke smart
over mijne zonden, dat ik altijd met leedwezen aan
de beleedigingen denk, welke ik u heb aangedaan.
Komt, gij geeselen, gij nagelen, gij doornen, kom,
o gruwjaam kruis, dat mijnen Zaligmaker zoo af-
grijselijk gepijnigd hebt; komt en doorwondt mijn
hart, en maakt, dat ik altijd aan de liefde denke,
welke Jesus mij heeft toegedragen. Maak mij zalig,
o mijn Jesus! en geef mij dan ook de genade, om u
te beminnen, want uwe liefde is mijne zaligheid.
III. Punt. Als nu onze goddelijke Verlosser den
dood nabij was, riep hij meteene stervende stem:
„Het is volbragt!" (Joan. 19.) alsof hij zeide: ziet»
nienschen, alles is volbragt, uwe verlossing is vol-
trokken; bemint mij dan, want ziet, ik heb niets
meer kunnen doen om van u bemind te worden.
O mijne ziel, zie, hoe uw Jesus sterft. Zie, hoe
zijne oogen verduisteren, hoe zijn gelaat geheel ver-
-ocr page 329-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          323
bleekt, hoe ziju hart nog maar langzaam klopt, hoe
zijn heilig ligchaam zich reeds stervende uitrtkt. Zie,
hoe zijne gezegende ziel op het punt is om zijn
heilig ligchaam te verlaten. Daar wordt plotseling
de zon verduisterd, de aarde beeft, daar openen zich
de graven, ten teeken, dat de Schepper van bet
Heelal gaat sterven. Zie, hoe Jesus, na z:jne hei-
lige ziel aan den eeuwigen Vader te hebben aanbe-
volen, eenen diepen zucht loost, hoe hij vervolgens
zijn hoofd buigt tot een teeken dat hij zelf zijn leven
aan God ten offer opdraagt, welke offerande hij nu
voor onze zaligheid vernieuwt; zie, hoe hij eindelijk
door de hevige smarten sterft en zijnen geest in de
handen zijns geliefden Vaders overgeeft.
AANDOENINGEN.
Treed nader tot bij het kruis, beminde ziel, omarm
de voeten van uwen overledenen Vorst, en gedeDk,
dat Jesus uit liefde tot u gestorven is. Ach, mijn
Jesus, waartoe heeft uwe liefde tot mij u gebragt!
wie heeft meer dan ik, de vruchten van uwen dood
genoten ? O mijn Jesus! laat mij beseffen hoe groot
de liefde moet zijn, die eenen God bewoog om voor
mij te sterven, opdat ik in het vervolg niets anders
meer beminne dan u alleen. Ik bemin u, mijn hoogste
goed, waarachtige beminnaar mijner ziel, in uwe
handen beveel ik mijnen geest. Laat mij, door de
verdiensten van uwen dood, alle aardtche liefde ver-
zaken, daar gij alleen liefde verdient. Maria, mijne
Moeder, bid Jesus voor mij.
Leve Jesus, onze liefde, leve Maria, onze hoop!
Mijn gekruisigde God, verwond hart van mijnen
Jesus, laat mijn hart aan uwe zijde rusten.
-ocr page 330-
324                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
GODVRUCHTIGE OEFENING
TOT DE VIJÏ WONDEN VAN DEN GEKHUISIGDEN JESUS.
I. Mija Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde
van uwen regtervoet; ik dank u, dat gij dezelve
voor mij hebt willen ontvangen, onder zulke hevige
smarten en met zoo groote liefde. Ik heb medelijden
met uwe smarten en met de smart uwer bedroefde
Moeder. Door de verdiensten dezer heilige wonden
bid ik u om vergiffenis mijner zonden; ik beween
die van ganscher harte en meer dan alle kwaad,
omdat ik u, de oneindige goedheid, daardoor be-
leedigd heb. Smartvolle Moeder Gods, bid Jesus
voor mij.
1.  Onze Vader, 1. Wees gegroet, 1. Glorie, enz.
2.  Mija Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde
van uwen linkervoet; ik danku, dat gij deze voor
mij hebt willen lijden, onder zulke hevige smarten
en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met
uwe smart en met de smart uwer bedroefde Moeder.
Door de verdiensten dezer heilige wonde, bid ik u,
dat gij mij de kracht wilt verleenen om in het
toekomende nooit meer in doodzonde te vallen, maar
tot aan den dood toe in Gods genado te volharden.
Bedrukte Moeder Gods, bid Jesus voor mij.
1. Onze Vader, 1. Wees gegroet, 1. Glorie zij
den Vader, enz.
\'6. M ju Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde
van uwe linkerhand, ik dank u, dat gij dezelvo
voor mij hebt, willen lijden onder zoo hevige smarten
en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met
uwe smarten en met de smart uwer bedroefde Moe-
-ocr page 331-
TOT DEN LIJDENDEN ZALIGMAKER.          325
der. Door de verdiensten van deze heilige wonde,
bid ik u, dat gij mij van de hel wilt bevrijden,
welke ik zoo dikwijls verdiend heb en waar ik u
niet meer zoude kunnen beminnen. Bedrukte Moeder
Gods, bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den
Vader, enz.
4.  Mijn Heer Jesus Christus, ik aanbid de wonde
van uwe regterhand; ik dank u, dat gij dezelve
voor mij hebt willen lijden, onder zoo hevige smarten
en met zulke groote liefde. Ik heb medelijden met
uwe smarten en met de smart uwer bedroefde Moeder.
Door de verdiensten dezer heilige wonde bid ik u,
dat gij mij de glorie des hemels wilt verleenen,
waar ik u volkomener uit al mijne krachten zal be-
minnen. Bedrukte Moeder Gods! bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1. Glorie, enz.
5.  Mijn Heer Jesus Christus! ik aanbid de wonde
van uwe heilige zijde; ik dank u dat gij, zelfs nog
na uwen dood deze beleediging hebt willen verdra-
gen en wel met de grootste liefde, ofschoon zij u
geen pijn meer veroorzaken konde. Ik heb ook
medelijden met uwe bedroefde Moeder, die er toen
de smart alleen van ondergaan moest. Door de ver-
dienste dezer heilige wonde bid ik u, dat gij mij
uwe heilige liefde wilt schenken, opdat ik u hier op
aarde beminne, om u hierna van aanschijn tot aan-
schijn de geheele eeuwigheid door, te kunnen be-
minnen. Bedrukte Moeder Gods, bid Jesus voor mij.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie, enz.
-Hfa*-
-ocr page 332-
VIJFDE DEEL.
OVERWEGINGEN
VOOR DE
NEGENDAAGSCHE GODVRUCHT
TOT HET AANBIDDELIJK
HART VAN JESUS.
Korte bemerkingen over de godvrucht.
De voornamste godvrucht voor een Christen blijft
toch altijd de liefde tot Jesus Christus, dat men
namelijke dikwijls nadenkt, hoezeer ons deze liefde-
rijke Zaligmaker bemind heeft en hoe innig hij ons
nu nog bemint. Met regt beklaagt zich een god-
vruchtig schrijver daarover, dat vele menschen al-
lerlei oefeningen van godvrucht behartigen, en de
godvrucht tot Jesus veronachtzamen; dat vele
predikanten en biechtvaders over alles weten te rede-
neren, maar dat zij weinig van de liefde tot Jesus
Christus spreken, die toch de voornaamste god vrucht
voor eenen Christen zou moeten zijn. — Daarom
moesten dan ook predikanten en biechtvaders niets
meer ter harte nemen, dan hunne toehoorders en
biechtkinderen zonder ophouden deze godvrucht in
te boezemen en de liefde tot Jesus Christus in hen
te ontvlammen: maar dewijl men dit veronachtzaamt,
komt het, dat menige ziel op den weg der deugd niet
-ocr page 333-
NEGENDAAGSCIIE GODVRUCIIT, ENZ.          327
alleen geringen voortgang maakt, maar dat zij p.ltijd
dezelfde zonden begaat en dikwijls zelfs in doodzon-
den valt. Dat komt zeker alleen daardoor, omdat
men niet aangemoedigd wordt en terzelfder tijd er
ook niet aan denkt om de liefde tot Jesus te beko-
men, die toch de gouden keten is, welke de ziel
met God vereenigt. De Zoon Gods is alleen daarom
in de wereld gekomen, om bemind te worden. „Zie,
ik ben het vuur op de wereld komen brengen, en wat
wil ik anders dan dat het brande?" (Luc. 12.) De
eeuwige Vader heeft daarom zijnen Zoon in de wereld
gezonden, om ons zijne liefde te kennen te geven en
ons daardoor tot wederliefde te bewegen, en God zelf
geeft ons de verzekering, dat hij ons beminnen zal,
naarmate wij Jesus Cristus beminnen: „De Vader
zelf bemint u, omdat gij mij bemind hebt." (Joan. 16.)
God geeft ons zijne genade, indien wij hem in den
naam van Jesus daarom bidden: „Indien gij den Va-
der in zijnen naam om iets bidt, zoo zal hij het u
geven." (Joan. 16.) Ja, hij ontvangt ons dan slechts
in den hemel, ah ons leven aan het leven van Jesus
gelijkvormig is. „Dien hij voorgekend heeft, heeft hij
voorbestemd, om aan het beeld van zijnen Zoon
gelijkvormig te worden." (Rom. 8. 29.) Maar wij
zullen nooit zeker aan Jesus Christus gelijkvormig
worden, indien wij dit niet wensohen en indien wij
niet dikwijls nadenken , hoe groot de liefde van
Jesus tot ons geweest is.
In het leven van zuster Margaretha Alacoque, van
de orde der Visitatie, wordt verhaald, dat de Zalig-
maker haar geopenbaard heeft, dat hij wilde, dat men
in onze laatste tijden, in de heilige Kerk het feest
van het allerheiligste Hart van Jesus zoude instellen
en deze godvrucht verbreiden, opdat de deugdzame
-ocr page 334-
328               NEGENDAAGSCHE GODVKUCHT
menschen door hunne aanbidding en door hunne liefde-
bewijzen, de beleedigingen zouden kunnen herstellen,
die zijn\'heilig Hart van de ondankbaren bijzonder dan
te lijden heeft, wanneer hij in het Hoogwaardigste op
onze altaren uitgesteld is. Er wordt nog in het leven
van dezelfde kloosterlinge, hetwelk de bisschop Lau-
guet van Sens beschreven heeft, verhaald, dat, als zij
eens voor bet allerheiligste Sacrament bad, Jesushaar
zijn hart toonde op een vlammenden troon, ge-
kroond met doornen en boven hetzelve een kruis, en
dat hij haar zeide: «Beschouw dit Hart, dat de men-
schen zoo zeer bemind heeft, dat het alles voor hen
gedaan, ja dat het zelfs, om hun een bewijs zijner liefde
te geven, zich zelven heeft willen opofforen. Maar
beschouw ook, dat het, tot loon voor do groote liefde,
van het meerendeel der menschen niet dan ondank-
baarheid en verachting in dit Sacrament van liefde
te lijden heeft. Doch wat mij de grootste smarten ver-
oorzaakt, voegde hij er bij, is, dat harten, die mij toe-
gewijd zijn, mij op zulke wijze behandelen. Daarop
beval haar de Heer, dat zij moest zorgen, dat op den
eersten vrijdag na het octaaf van H. Sacramentsdag,
een bijzonder feest ingesteld werd, om zijn goddelijk
Hart te vereeren, en dit om drie oorzaken: 1. opdat
de geloovigen hem zouden danken voor het grootste
geschenk, dat hij hun in het allerh. Sacrament des
Altaars op de aarde nagelaien heeft. 2. opdat de
zielen, die hem beminnen, door hare aanbidding en
hare liefdebewijzen de verachting en mishandelingen,
die Jesus in dit Sacrament van de zondaars lijden
moet, zouden vergoeden. En 3 opdat men door de
bijzondere eer die men hem betoont, op zekere wijze
zoude herstellen, dat hij in zoo vele kerken te weinig
geërd en aangebeden wordt. Eindelijk beloofde Jesus,
-ocr page 335-
TOT nET 11. HAKT VAN JESUS.              329
dat hij de schatten, die in zijn II. Hart verborgen zijn,
rijkelijk aan degenen, die hem vereeren zullen, zal
uitdeelen en zulks bijzonder op dezen feestdag en
telkens al men hem in liet allerheiligste Sacrament
des altaars bezoekt." Zoo is dan godvrucht tot het
heilige Hart van Jesus niets anders dan eene oefe-
ning van liefde tot eenen zoo liefderijken God.
Maar wat isnu hetvoorwerp dezer godsvrucht? Het
onzigtbare voorwerp derzelve is de liefde, die in het
Hart van Jesus tot de menschen ontstoken is en zulks
om deze reden, dewijl men het hart als de zetel der
liefde beschouwen moet, gelijk men dit uit de volgende
teksten der H. Schriftuur zien kan. „Mijn zoon, geef
mij uw hart." (Spr. 23.) „Mijn hart en mijn vleesch
verheugen zich in den levenden God." (Ps. 83.) „God
mijns harten en mijn deel is God in eeuwigheid."
(Ps. 5, 5.) „Die liefde Gods is in onze harten uitgestort
door den H. Geest, die ons gegevenis." (Hom. 20.) Het
zigtbare voorwerp van deze godvrucht is het aller-
heiligste Hart van Jesus niet in zich zelf alleen be-
schouwd, maar met de allerheiligste menschheiden te
gelijk ook met den tweeden goddelijken Persoon, het
eeuwig Woord verbonden.
Deze godvrucht verbreidde zich in korten tijd zoo
zeer, dat behalve, dat zij in vele vrouwenkloosters
ingevoerd is, men reeds met inwilliging dergeestelijke
overheid meer dan 400 broederschappen, ter eere van
het allerheiligste Hart van Jesus (op het einde van de
achttiende eeuw), opgerigt had, en zulks niet alleen in
Frankrijk, Savoije, P>elgië,Duitschland en Italië, maar
ook in de Missiën bij de ongeloovigen. De Roomsche
Stoel heeft aan deze broederschappen vele aflaten ver-
leend, en toegelaten, kapellen en kerken ter eere van
het Hart van Jesus te bouwen.
-ocr page 336-
\'i\'SO              NEGENDAAGSCIIE GODVRUCIIT
EERSTE OVERWEGING.
JESUS BEMINNENSWAARDIG HART.
Hij, die zich in alles liefderijk toont, wordt noodza-
kelijker wijze bemind. O, indien wij toch ter harte
namen, altijd meer \'te leeren kennen, om hoe vele
redenen Jesus onze liefde verdient, zeker zouden wij
ons allen in de gelukkige noodzakelijkheid bevinden,
van hem te moeten beminnen. Waar konde men ook
wel een bemiunenswaardiger hart, dan het Hart van
Jesus vinden! zijn Hart is geheel rein, gansch van
liefde tot God en tot demenschen vervuld: want Jesus
verlangt niets dan de eer van zijnen hemelschen Vader
en onze zaligheid. Dit is het Hart, in hetwelk God
zijne vreugde, zijn welbehagen vindt. In dit Hart
heersenen alle volmaaktheden, alle deugden. Daar
vindt men een gloeijende liefde tot God den Vader
de diepste ootmoedigheid en eerbied, die men zich
verbeelden kan, alsmede de diepste schaamte over onze
zonden, die Jesus op zich genomen had en ter zelfder
tijd hot kinderlijk vertrouwen van eenen teeder be-
minden Zoon. In het hart van Jesus vindt men den
grooten afschrik van onze zonden en tevens het in-
nigste medelijden met onze ellende , de schromelijkste
pijnen verbonden met de volmaaktste overgeving aan
den goddelijken wil; zoo vinden wij daninditwon-
derbaar en heilig Hart alle beminnenswaardigheid,
die menschen voorstellen kan. Eenige menschen be-
minnen hunnen naaste, omdat hij schoon, of omdat hij
onschuldig is, of wel omdat zij aan zijnen omgang ge-
woon zijn, of omdat hij deugdzaam is; maar indien er
nu een persoon ware, in welke men al deze schoone
eigenschappen en nog duizend andere vereenigd vond,
-ocr page 337-
TOT HET II. HART VAN JESUS.              381
zou het wel mogelijk zijn hem niet te beminnen! In-
dien wij vernamen, dat in een afgelegen land, een vorst
leefde, die schoon, ootmoedig, vriendelijk, deugdzaam,
vol liefde en milddadigheid was, en die zelfs het kwaad
met goed vergold, zonder twijfel zouden wij hem, ook
zonder hem te kennen of zelfs zonder van hem gekend
te zijn, en zelfs zonder hoop van hem ooit te kennen,
beminnen, zekerlijk zouden wij hem, zonder liet te
willen, ons hart schenken. Hoe is het dan toch moge-
lijk, dat Jesus Christus, die al deze deugden bezit en
dan op de volmaaktste wijze, en die ons te gelijkertijd
zoo teeder bemint, — hoe is het toch mogelijk, dat
Jesus slechts weinig door do menschen bemind wordt,
dat hij niet het eenig voorwerp hur.ner liefde is,
o mijn God! en Jesus, die alleen waarachtig bemin-
nenswaardig is, en die ons zoo vele bewijzen zijner
oneindige liefde gegeven heeft, hij alleen, als ik zoo
spreken mag, heeft het geluk niet, dat hij door ons
bemind wordt, even alsof hij onze wederliefde niet
verdiende! Uitmaakte, dat de II. Rosa van Lima,
Catharina van Genua, de II. Theresia, Magdalena
van Passis, van droefheid moesten weenen en vol
smart uitriepen: „De liefde wordt niet bemind,
ach, de liefde wordt niet bemind."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijnbeminnenswaardigoVerlosser! zoude de eeu-
wige Vader mij wel een waardiger voorwerp hebben
kunen doen beminnen dan u? Gij maakt de schoonheid
des hemels uit, gij zijt de beminde Zoon uws Vaders,
in uw hart bevinden zich allo deugdon.0 liefderijk Hart
van mijn Jesus! gij verdient maar al te zeer de liefde
aller harten: ach, arm en ongelukkig is het hart, dat
u niet bemint! O mijn God! al dien tijd, dat ik u niet
beminde, was ook mijn hart zoo ongelukkig; maar in
-ocr page 338-
332              NEGENDAAGSCIIE OVERWEGING
het vervolgwil ik nooit meer in zulk een ongeluk leven.
Ik bemin u, mijn Jesus! ik wil u altijd beminnen. O,
mijn Zaligmaker! ik heb u vroeger vergeten: welke
straffen verdien ik daarom niet? verdient mijne on-
dankbaarheid niet, dat gij mij ook vergetet, dat gij mij
ook verlatet? Neen, neen miju allerliefste Zaligmaker
duld dit niet. Een God bemint u, en een ellendige zon-
daar gelijk ik, dien gij met zoo groote weldaden over-
laden hebt, die gij zoo innig bemint, zou u niet be-
minnen? O gij schoone vlammen van lietde, die in het
liefderijk hart van mijnen Jesus brandt, komt en ont-
steekt ook in mijn arm hart dit heilig en goddelijk
vuur, dat Jesus bewoog uit den hemel neder te dalen,
om het op de aarde te ontsteken. Verbrijzelt en vernie-
tigt alle onreine neigingen, die in mijn hart opwellen,
en die het beletten, u, o mijn Jesus! geheel toe te be-
hooren. Maak, o mijn God, dat ik alleen leve om u te
beminnen, — u alleen, mijn geliefde Zaligmaker! In-
dien ik u ook eenen tijd lang veracht heb, zoo zult gij
toch van nu af het eenige voorwerp mijner liefde we-
zen. Ik bemin u, ik bemin u, en ik wil niets anders
beminnen danu alleen. O mijne lieve Jesus! versmaad
niet de liefde van een hart, dat u een tijd lang bedroefd
heeft. Het strekt tot uwe eer aan de Engelen te laten
zien, dat een hart, hetwelk u eertijds schuwde, en zelfs
beleedigde, van liefde tot u brandt. Allerheiligste
Maagd Maria, gij zijt mijne hoop, sta mij bij, bid
Jesus, dat hij mij door zijne genade zoo verandere,
gelijk hij mij hebben wil.
TWEEDE OVERWEGING.
JESUS LIEFDERIJK HART.
Konden wij, arme menschen, toch begrijpen, hoe
het hart van Jesus uit liefde tot ons brandt! Hij heeft
ons zoo zeer bemind, dat, indien ook alle menschen
op aarde, alle Engelen en Heiligen hunno krachten
-ocr page 339-
TOT HET H. HART VAN JESUS.              83\'J
vereenigden om ons te beminnen, zij toch niet liet
duizendste deel der liefde, die Jesus ons toedraagt,
bereiken zouden. Hij bemint ons oneindig meer dan
wij ons zelven; hij heeft ons bovenmate bemind. „Zij
zeiden dat liet boven mate was, hetgeen hij te Jeruza-
lem zou vervullen." (Luc. 9, 13.) Is er ook wel eene
grootere overmaat van liefde, dan dat een God voor
zijn schepsel sterft ? Hijheeft ons tot op het uiterste
bemind. „l)aar hij de zijnen beminde, zoo beminde hij
ze tot liet einde toe." (Joan. 13.1.) Nadat ons God
reeds door de geheele eeuwigheid bemind had, omdat
er geen oogenblik in dezelve was, waarop hij niet
aan ons dacht, en op welk hij niet een ieder van ons
beminde. — „Met eene eeuwige liefde heb ik u be-
mind" — zoo heeft hij toch uit liefde tot ons willen
mensch worden, een smartvol leven en den dood
aan het kruis willen lijden; hij heeft derhalve ons
meer bemind dan zijne eer , dan zijne rust, dan zijn
leven, dewijl hij dit alles opgeofferd heeft om ons
de liefde, die hij ons toedraagt, te kennen te geven.
Is dit dan geene overmaat van liefde, welke de En-
gelen in don Hemel, de altijddurende eeuwigheid door
bewonderen zullen ? Maar de,liefde heeft onzen Zalig-
maker ook nog bewogen in het aller heiligste Altaar-
Sacrament, als op eenen troon van liefde bij ons te
blijven; daar vinden wij hem, onder de gedaante van
een weinig brood, in eeneiborium ingesloten, en het
schijnt, alsof hij zijne goddelijke heerlijkheid geheel
vernietigt en dat hij daar zonder het gebruik zijner
zinnen is, het schijnt alsof hij daar niets anders doet
dan de mensehen beminnen. De liefde maakt, dat men
de gedurige tegenwoordigheid van het geliefde voor-
werp wenscht; doze liefde en deze wensch waren
dan ook de oorzaak, waarom Jesus onder ons in het
-ocr page 340-
834                 NIGENB-AAGSCIIE GODVKUCHT
allerheiligste Sacrament des Altaars wilde blijven.
De dertig jaren, die Jesusop de aarde met de men-
sclien leefde, schenen aan dezen liefdevollen Zaligma-
ker eenen te korten tijd, en daarom meende hij liet
grootste aller wonderen te moeten uitwerken, namelijk
de instelling van hot, allerheiligste Sacrament, om ons
zijn verlangen van altijd bij ons te blijven te kennen
te geven. Maar het werk der verlossing was toch reeds
geheel volbragt, de menschen waren toch reeds weder
met God verzoend, waarom wilde Jesus dan in dit
Sacrament op de aarde blijven? Hij blijft, omdat hij
zich niet van ons kan scheiden, omdat, gelijk hij zelf
zegt, hij zijne vreugde met de menschen vindt. Deze
liefde heeft hem bewogen zelf een spijs onzer ziel te
worden, om zich met, ons te kunnen vereenigen, en om
uit zijn en ons hart één hart te kunnen maken: „Wie
mijn vleesch eet, blijft in mij, en ik in hem. (Joan, 0 )
O wonder, overmaat der goddelijke liefde! —Een
groot dienaar Gods plagt te «eggen ! Indien iets mijn
geloofaan het geheim van het allerheiligste Sacrament
konde doen wankelen, zoo ware dit niet de twijfel aan
de mogelijkheid, dat het brood het vleesch van Chris-
tus worde, noch de twijfel aan de mogelijkheid, dat
Jesus te gelijkertijd op meerdere plaatsen tegen woor-
dig zij, of dat hij zich in eene zoo kleine ruimte
bevinde: want op deze twijfelingen zoude ik terstond
antwoorden, dat God alles kan; maar als men mij
vraagt hoe het toch mogelijk is, dat God de men-
schen zoo zeer bemint, dat hij zelf hunne spijs heeft
willen worden, dan blijft mij geenantwoord over, dan
dat dit eene geloofswaarheid, die mijn verstand te
boven gaat, en dat de liefde van Jesus onbegrijpelijk
is. O liefde van mijnen Jesus, maak, dat de menschen
u kennen, dat zij u beminnen.
-ocr page 341-
TOT HET II. HART VAN JESUS.              335
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O alleraanbiddelijkst hart van mijnen Jesus! Hart,
brandende van liefde tot de mensclien! O Hart, ge-
schapen om de mensclien te beminnen! hoe is liet toch
mogelijk, dat zij u verachten? Ach! ik ongelukkige!
ik ben ook een der ondankbaren geweest, die u niet
weten te beminnon. Vergeef mij, o mijn Jesus! deze
mi;ne groote zonde van u niet bemind te hebben, daar
gij toch zoo beminnenswaardig zijt, en daar gij mij
toch zoo zeer bemind hebt, dat gij niets meer voor mij
kondet doen om mij tot wederliefde te bewegen. Ik
erken het, dat, dewijl ik zoo lang uwe liefde veracht
heb, ik niet meer verdien u te mogen beminnen. Maar
neen, neen, mijn allerliefste Zaligmaker! straf mij
gelijk gij wilt, doch niet op die wijze. Geef maar, dat
ik u beniinne, en straf mij dan gelijk het u behaagt!
Maar, hoe zou ik toch eene zoo schromelijke straf
kunnen duchten, daar gij zelf mij het zoetste gebod
geeft, u, mijnen Heer enmijnen God, te beminnen: „Gij
zult uwen Heer en uwen God uit geheel uw hart be-
beminnen."Ja mijn God, gij zelf verlangt, dat ik ube-
minne. Zie ik wil u beminnen, zie, ik wil niets beminnen
dan u alleen, die mij maar al f e zeer bemind hebt. O
liefde van mijnen Jesus! Gij zijtheteenigste voorwerp
mijner liefde; o van liefde brandend Hart van mijnen
Jesus, ontvlam ook mijn hart. Laat niet toe, dat ik in
het vervolg nog ooit, al ware het ook maar één oogen-
blik,leve zonder u te beminnen, ik bid u, dat gij mij
veeleer wil t laten sterven, ja zelfs vernietigen, dan zulk
een oogenblik toe te laten. O mijn God! laat de wereld
niet getuige zijn van eene zoo schrikkelijke ondank-
baarheid, te weten: dat ik, dien gij zoo zeer bemint,
die gij zoo groote genade, zoo groote gunsten bewe-
zen hebt, op nieuw uwe liefde verachtte. Neen, mijn
Jesus I duld dit niet. Om het bloed, dat gij voor mij
vergoten hebt, hoop ik, dat ik u altijd beminnen zal,
-ocr page 342-
330              NEGENDAAGSCHE GODSVRUCHT
en dat gij ook mij altijd beminnen zult, en dat onze
wederzijdsche liefde in eeuwigheid niet zal ophouden.
O Moeder der schooue liefde, allerzaligste Maagd
Maria, die zoo zeer wenscht, dat uw Jesus bemind
worde; bind, hecht mij aan uwen Zoon, ja veree-
nig mij zoo naauw met hem, dat ik nooit meer
van hem moge gescheiden worden.
DERDE OVERWEGING.
JESUS LIEFDE-VERLANGEND HART.
Jesus kan ons ontberen, hij blijft met en zonder onze
liefde even gelukkig, even rijk, even magtig; en toch
zegt de H. Thomas: „Daar Jesus onsbomint, verlangt
hij zoo zeer, dat wij hem beminnen, alsof de mensch
zijn God ware, en alsof zijne zaligheid van de men-
schen afhing." Dit verwonderde den H. man Job zoo
zeer dat hij uitriep: „Wat is de mensch, dat gij hem
zoo groot acht, of waarom hecht gij uw hart aan hem?
(Job. 7.) Hoe! een God wenscht en zoekt zoo vurig
de liefde van cenen ellendigen aardworm? Reeds zou
het eene groote genade geweest zijn, indien God ons
maar enkel toegelaten had hem te beminnen. Indien
een onderdaan tot zijnen koning zeide: Heer, ik bemin
u, zou men hem zeker voor een onbeschaamd mensch
houden. Maar wat zou men zeggen, zoo de koning aan
den onderdaan zeide: ik wil, dat gij mij bemint. De
koningen dezer wereld vernederen zich niet zoozeer;
maar Jesus, de Koning des Hemels, bidt ons vurig
dat wij hem beminnen: „Gij zult den Heer, uwen God,
uit geheel uw hart beminnen. Hij wenscht innig, dat
wij hem ons hart schenken: „Geef, mijn Zoon, geef mij
uw hart." En indien eene ziel hem ook uit haar ver-
drijft, zoo verlaat hij ze echter nog niet: neen, hij blijft
-ocr page 343-
TOT HET n. HART VAN JESUS.             337
voor de deur van haar hart staan en roept en klopt
om ingelaten te worden: „Ik sta voor de deur en klop
aan." (Openb. 3.) Hij bidt de ziel om tocli open te
doen, en hij noemt haar zijne zuster, zijne bruid: „ Doe
open, mijne zuster, mijne bruid." (Boog. 6.) Met, één
woord, hij vindt zijne vreugde in de liefde, die wij
hem toedragen, en het is voor hem eene vertroost ing
als eene ziel dikwijls uitroept: O mijn God! mijn God!
ik bemin u. Bit alles is de werking der groote
liefde, die God ons toedraagt: wie bemint, wenscht
noodzakelijker wijze wederliefde; het hart verlangt
het hart; liefde zoekt liefde. „Waarom bemint God
dan? om bemind te worden," zegt de H. Bernardus,
En God zelf heeft ons dit gezegd: „Wat verlangt
de Heer, uw God van u? dat gij hem vreest en
bemint." (Deut. 10.) Daarom leert hij ons, dat hij
die Herder is, die, na het verloren ssliaap weder-
gevonden te hebben, allen tot zich roept, opdat z\')
zich met hem verheugen zouden: „Verheug u met
mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren
was." (Luc. 15.) Hij leert ons, dat hij die huisvader
is, die, toen de verloren zoon tot hem terugkwam,
hem niet alleen vergeving schonk, maar hem zelfs
teeder omarmde. Ja, hij leerde ons zelfs, dat, wie
hem niet bemint, tot den eeuwigen dood zal veroor-
deeld worden: „Wie niet bemint, die blijft, in den
dood;" (1. Joan. 3.) en dat hij integendeel dien, welke
hem bemint, bij zich behoudt en hem als zijn eigendom
aanziet: „Wie in de liefde blijft, die blijft in God en
God in hem." (1. Joan. 4.) Zullen dan zoo vele heden,
zulke vurige verlangens, zulke schrikkelijke bedrei-
gingen, zulke schoone beloften ons niet, bewegen om
eenen God te beminnen, die zoo zeer wenscht door
ons bemind te worden.
12                                                        15
-ocr page 344-
338                NEGENDAAGSCIIE GODVRTJCHI
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Gij beveelt mij, mijn allerliefste Verlosser! zeg ik u
met den H. Augustinus.dat ik u beminne, en gij dreigt
mij met de hel, indien ikunietbemin. Maar kanerwel
eene schromelijker hel zijn, kan er wel een grooter
ongeluk over mij komen, dan van uwe liefde beroofd te
zijn? Wilt gij mij dan vrees aanjagen, zoo dreig mij
maar da t ik voort aan leven moet zonder u te beminnen;
deze bedreiging zal mij grooteren angst geven dan
duizend hellen! Indien de verdoemden, o mijn God! in
het midden van het helsche vuur, van liefde tot ubran-
den konden; zoo zou de hel voor hen in eenen hemel
veranderen. Zoo integendeel, de gelukzaligen in den
hemel aan uwe liefde verzaken moesten, zou de hemel
zelf voor hen eene hel worden. (H. Augustinus.)
Ik erken, o mijn allerzoetste Jesus! dat ik om mijne
zonden verdiend heb van uwe genade beroofd en ver-
oordeeld te worden, u niet meer te beminnen; maar ik
weet ook, dat gij evenwel voortgaat met te bevelen u
te beminnen; ik gevoel te gelijkertijd in mij eenen
levendigen weusch om u te beminnen. Die wensch is
een geschenk uwer genade. O mijn God! verleen mij
de kracht, dat ik hem in het werk stelle, en maak, dat
ik u van nu af regtzinnig en uit geheel mijn hart zeg-
gen kunne en dat ik dikwijls herhale: mijn God,
ik bemin u, ik bemin u, ik bemin u! Gij wenscht
dat ik u beminne, en ook ik, ik wil u beminnen;
vergeef mij dan, o mijn Jesus! alle beleedigingen,
die ik u heb aangedaan, maak, dat wij in het toe-
komende altijd elkander beminnen: ik wil u nooit
meer verlaten, verlaat ook gij mij niet. O gij zult.
mij altijd beminnen, en ook ik zal u altijd bemin-
nen! O mijn geliefde Zaligmaker! uwe verdiensten
zijn mijne hoop! maak, dat ik u immer beminne;
maak , dat ren zondaar, die u zoo dikwerf beleedigd
heeft, van liefde tot u ontvlamd worde. Onbevlekte
Maagd Maria! help mij, bid Jesus voor mij.
-ocr page 345-
TOT HET II. HAKT VAN JESUS.              339
VIEltDE OVERWEGING.
JESUS SMARTVOL HART.
Het is niet mogelijk, indien men overweegt, hoe
vele smarten het hart van Jesus, uit liefde tot ons,
zoo lang hij op aarde leefde, geleden heeft, dat men
geen medelijden met onzen Zaligmaker zou gevoelen.
Jesus zelf leert ons, dat zijn hart met zoo groote
droefheid vervuld was, dat deze alleen genoeg was
om hem het leven te benemen, en hem van smart
te dooden, indien de kracht zijner Godheid niet door
een wonder zijnen dood belet had: „Mijne ziel is
bedroefd tot den dood toe." (Mare. 14.) De groote
smart voor het hart van Jesus, was niet de gedachte
aan de martelingen, die hem wachtten, noch de belee-
digingen, die hij van de menschen moest uitstaan:
neen, het was het aanzien van den ondank, met wei-
ken de menschen zijne oneindige liefde zouden ver-
gelden. Jesus voorzag duidelijk alle zonden, die wij,
niettegenstaande al zijn lijden, niettegenstaande zijnen
zoo bitteren en verachtelijken dood zouden begaan;
maar in het bijzonder voorzag hij, hoe schroomelijk
de menschen zijn aanbiddenswaardig Hart, dat hij ons
tot teeken zijner liefde in het allerheiligste Sacrament
zoude laten, beleedigen zouden. Ach, mijn God!
hoe vele oneerbiedigheden heeft niet Jesus Christus,
in dit Sacrament van liefde, van de menschen moe-
ten uitstaan? Zij hebben het op den grond in het
slijk geworpen; zij hebben het met de voeten ge-
treden om den duivel te verheugen, en evenwel
konden deze zoo verachtelijke behandelingen hem
niet terughouden, ons dit groot onderpand zijner
liefde kier op aarde te laten. Jesus haat bovenal de
-ocr page 346-
340               NEGENDAAGSCHE GODVRUCIIT
zonde, en evenwel schijnt het, alsof zijns liefde tot
ons grooter is dan zijn haat tegen de zonde; want
hij wil liever zulke goddelooze beleedigingen uitstaan,
dan de zielen, die hem beminnen, van dit goddelijk
voedsel berooven. Zal dan toch dit alles ons niet
bewegen, dit Hart te beminnen, hetwelk ons zoo zeer
bemind heeft? Heeft Jesus Christus misschien nog
nist genoeg gedaan, om onze liefde te verdienen?
Willen wij, ondankbaren, ook nog in het vervolg on-
zen Jesus op het Altaar alleen laten, gelijk het de
meeste menschen doen? Willen wij ons niet liever met
de weinige godvruchtige zielen vereeuigen, die het
hoogwaardigste omgeven, en van liefdevlammen ver-
teerd worden? Het hart van Jesus verteert zich aldaar
uit liefde tot ons, en wij zouden in zijne tegen-
woardigheid niet van liefde tot hem branden?
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn aanbiddenswiardigste, mijn allerliefsto Je-
sus! zie hier voor uwe voeten eenen armen zondaar,
die zoo dikwijls uw allerliefderijkst Hart bedroefd
heeft. O mijn God! hoe is het toch mogelijk, dat ik dit
Hart bedroefd heb, dat mij zoo vurig bemint, en dat
niets gespaard heeft om mij tot wederliefde te bewegen.
Maar troost u, mijn Zaligmaker! (Laat toe dat ik zoo
spreke): want zie, mijn arm hart, dat door uwe genade
tot wederliefde ontstoken is, gevoelt zoo groote droef-
heid over de beleedigingen, die ik u aangedaan heb,
dat ik van droefheid zou kunnen sterven. O Jesus!
had ik toch eene droefheid over mijne zonden, gelijk
de smarten, die gij daardoor in uw leven geleden hebt!
Eeuwige Vader, ik offer u de pijnen en den afschrik
op, die uw Zoon om mijne zonden geleden heeft, en
even zoo bid ik u, mij eene zoo groote droefheid over.
de beleedigingen, die ik u aangedaan heb, in te boeze-
-ocr page 347-
TOT HET H. HART VAN JESUS.              341
men, dat ik mijn leven in leedwezen en tranen door-
brenge, altijd denkende, dut er een tijd was op welken
ik uwe vriendschap verachtte. En gij, o mijn geliefde
Jesus! geef mij van nu af eenen zoo grooten haat der
zonde, dat ik zelfs van de kleinste onvolmaaktheden
eenen afschrik hebbe, want dit alles mishaagt u, en
gij hebt niet verdiend, dat men u in kleine of groote
dingen beleedige: neen, gij hebt integendeel oneindige
liefde verdiei d. Zie, mijn geliefde Zaligmaker, ik heb
nu eenen afkeer van alles wat u mishaagt, en ik wil
in het vervolg niets beminnen dan u, en hetgeen u
behaagt. Sta mij bij, geef mij kracht, geef mij, o mijn
Jesus! de genade, dat ik u altijd aanroepe, en dat ik
altijd de volgende woorden herhale: O mijn Jesus!
geef mij uwe liffde, geef mij uwe liefde! En gij, o
allerheiligste Maagd Maria, verkrijg mij de genade
van altijd te bidden en onophoudelijk uit te roepen:
Mijne moeder, maak, dat ik Jesus beminne!
VIJFDE OVERWEGING.
JESUS MEDELIJDEND HART.
Waar konden wij wel eea mededoogender, een tee-
derder, waar konden wij wel een hart vinden, dat
grooter medelijden met onze ellende heeft, dan het
Hart van Jesus Christus! Zijn medelijden met ons
bewoog hem om uit den hemel op de aarde neder
te dalen. Zijn medelijden deed hem zeggen, dat hij
die goede herder is, gekomen om het leven voor zijne
schapen te geven, üm voor ons, zondaars, vergif-
fenis te bekomen, heeft hij zich zei ven niet willen
sparen, hij heeft zich zelven aan het kruis willen
opofferen, om door zijn lijden voor de straf, die wij
verdiend hebben, te voldoen. Na nog dwingen hem
zijn medelijden en zijne barmhartigheid ons toe te
roepen: „Waarom wilt gij sterven, o huis van Is-
-ocr page 348-
342 NEGENDAAGSCHE GODVRUCHT
raël? — Keer u tot mij, en leef" (Ezech. 18, 13.)
Hij roept ons toe: o gij, arme mensclien, o mijne
lieve kinderen, waarom vliedt gij mij, om eeuwig
verloren te gaan? Ziet gij dan niet dat gij u in het
eeuwig verderf stort, zoo gij u van mij verwijdert ?
Erkent toch, dat ik uwen ondergang niet wil; neen,
mistrouwt mij niet; want zoo haast gij maar beslo-
ten hebt tot mij terug te keeren, ben ik bereid u
het leven te geven; komt, en gij zult op nieuw het
leven der genade bekomen. „Keert u tot mij en leeft."
Dit medelijden doet hem ook heden nog roepen, dat
hij de liefdevolle Vader is, die, alhoewel zijn zoon
hem veracht, dezen toch niet van zich verstoot;
neen, maar dat hij hem teeder omarmt, indien hij
slechts vol leedwezen tot hem terugkeert, en dat
hij alsdan alle belecdigingen, die hij van hem heeft
moeten uitstaan, vergeet. „Ik zal al zijne misdaden
niet meer gedenken." De mensclien doen het niet
zoo, want, indien zij ook vergeven, zoo vergeten
zij toch de beleedigingen niet, die men hun aange-
daan heeft, en zij bewaren in hun hart eene neiging
tot wraak. En indien zij zich ook niet wreken, om-
dat zij God vreezen, zoo veroorzaakt het hun toch
altijd een\' grooten tegenzin om met diegenen om te
gaan, welke hen beleedigd hebben. Maar gij, o
mijn Jesus! gij vergeeft de rouwhartige zondaars,
ja, gij schenkt hun zelfs u zelven hier op aarde in
de heilige Communie, en gij zult hen eens in den
hemel uwer heerlijkheid deelachtig maken, zonder
dat gij ook maar den kleinsten tegenzin gevoelt om
met de zielen, die u zoo zeer beleedigd hebben,
voor de altijddurende eeuwigheid vereenigd te blij-
ven. Waar zou men dan toch, o mijn allerliefste
Zaligmaker! een liefelijker, een mededoogender Hart
dan het uwe kunnen vinden?
-ocr page 349-
TOT HET II. II ART VAN JESUS.              313
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Medelijdend hart van mijnen .lesus! heb medelijden
met mij. O allerzoetste Jesus! ontferm u mijner, geef
mij de genade, dat ik u altijd tosroepe: ü zoetste
Jesus! ontferm u mijner. Zelfs eer ik u beleedigd
had, verdiende ik zeker niet ééne van al die groote
genaden, die gij mij verleend hebt; gij hebt mij gescha-
pen, gij hebt mij zoo vele verlichtingen gegeven, en
dit alles zonder mijne verdiensten. Maar na u belee-
digd te hebben, heb ik niet alleen geene gunsten ver-
diend, neen, maar ik heb de hel verdiend, ik hebver-
diend, om voor eeuwig van u verwijderd te worden.
Uwe barmhartigheid heeft u bewogen, mij wederom
in uwe genade aan te zien; mij, nadat ik in uwe
ongenade gevallen was, weer in het leven terug te
roepen. Uwe barmhartigheid !<eeft mij verlicht, heeft
mij vergiffenis aangeboden, heeft mij den wensch
van u te beminnen, ingeboezemd. Zoo durf ik nu
dan hopen in staat van genade te zijn. — O mijn
Jesus! ontferm u mijner, nu en in het toekomende. —
Ik bid u, mij de genade, de noodige verlichting
eD de kracht te geven, om nooit meer ondankbaar
jegens u te zijn. O mijne liefde, ik verlang niet, dat
gij mij vergeeft, zoo ik u wederom den rug keer,
dat zou eene vermetelheid zijn, die u zou terughou-
den, u nog ooit mijner te ontfermen. Hoe zou ik
ook maar durven hopen, dat gij u nog mijner ont-
fermen zoudt, indien ik, ondankbare, op nieuw uwe
vriendschap verachtte, en u weder van mij verwij-
derde? O laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u
afscheide! Mijn Jesus! ik bemin u, en wil u altijd
beminnen; ik bid u mij deze genade, om welke ik u
smeek en die ik van u verwacht, te bewijzen, te
weten: dat ik mij nooit meer van u verwijdere. Ach!
laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u scheida. Ik
bid u ook, mijne lieve Moeder Maria! gedoog niet,
dat ik mij nog ooit van mijnen Jesus verwijdere.
-ocr page 350-
344                KEGENDAAGSCITE GODVfiUCHT
ZESDE OVERWEGING.
JESUS MILDDADIG HART.
Menschen, die een goed hart hebben, zoeken steeds
een ieder tevreden te stellen, bijzonder diegenen, die
in nood of zeer bedrukt zijn. Maar waar zou men
we! iemand kunnen vinden, die een beter hart heeft
dan Jesus? Dewijl hij de oneindige goedheid zelve is,
zoo heeft, hij het vurigste verlangen om zijne rijkdom-
men mede te deelen: „Bij mij is rijkdom, om diegenen
rijk te maken, welke mij beminnen." (Spreuk. ?.)
Jesus is arm geworden, zegt de A.postel, om ons
rijk te maken. „Om uwent wille is hij, daar hij rijk
was, arm geworden, opdat gij door zijne armoede
zoudt rijk worden." (II. Cor. 8. 9.) Daarom heeft
hij dan ook in het allerheiligste Sacrament bij ons
willen blijven, want wij vinden hem daar, de handen
vol genaden gelijk het aan pater Balthazar Alvarez
geopenbaard werd, om ze aan diegenen uit te deelen,
die hem in onze kerken bezoeken. Dit is ook de
oorzaak, waarom Jesus zich in de H. Communie aan
ons geheel en gansch heeft willen schenken; want
daardoor geeft hij ons te kennen, dat, na zich zelven
aan de menschen gegeven te hebben, hij hun zeker
zijne weldaden niet weisreren zal. „Zou hij ons dan
niet alles met hem geschonken hebbeu?" (Rom. 8.)
In het Hart van Jesus vinden wij alle goederen, alle
genaden, die wij ons zelven wenschen kunnen. „In
alles zijt gij door hem rijk geworden, zoo dat gij
aan geene genade gebrek hebt." (1. Cor. 1.) Wij
weten ook, dat wij aan het iiart van Jesus Christus
al de genaden moeten danken, die wij ontvangen
liebbsn, namelijk: do genade der verlossing, van den
-ocr page 351-
TOT HET H. HART VAN JESUS..             345
roep tot het Christendom, der verlichting, der ver-
giffenis onzer zonden, des bijstands in de bekoringen,
der kracht om den tegenspoed geduldig te verdragen;
want zonder zijnen bijstand zijn wij niet bekwaam
iets goeds te verrigten: „Zonder mij kunt gij niets
doen." (Joan. 15.) En indien gij ook eertijds weinige
genaden zoudt ontvangen hebben, zegt de Heer, zoo
beklaag u daarom niet over mij,\'neen, beklaag n
liever over u zelven, want gij zijt liet, die nagela-
ten hebt er om te bidden: „tot nu toe hebt gij om
niets gebeden... Bidt en gij zult ontvangen." (Joan.
16.) O hoe rijk en milddadig toont zich het Hart van
Jesus jegens een ieder, die tot hem zijne toevlugt
neemt! „Kijk is het voor allen, die hem aanroepen."
(Ps. 80.) WeDden wij ons dan altijd tot dat godde-
lijk Hart; bidden wij hem met een groot vertrouwen,
en alles wat v;ij wenschen, zullen wij verwerven.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn Jesus! gij hebt niet geweigerd uw bloed
voor mij te vergieten, uw leven voor mij op te offe-
ren, en ik zou weigeren u mijn ellendig hart te
schenken! Neen, mijn geliefde Zaligmaker! ik schenk
het u geheel en gansch; ik geef mijnen wil aan u
over; neem hem genadig aan, en doe dan met mij
wat gij wilt. Ik heb niets, maar ik bezit dit hart,
dat gij mij geschonken hebt, hetwelk mij niemand
ontnemen kan: — men kan mij mijn vermogen, mijn
bloed, mijn leven rooven, maar niet mijn hart. Met
dit hart wil ik u beminnen. Leer mij, o mijn God! de
volkomene verloochening van mij zelven; toon mij wat
ik doen moet om uwe reine liefde te bekomen, tot
hetwelk uwe goedheid mij zoo groot verlangen ge-
geven heeft. Zie ik heb thans vast voorgenomen u te
behagen; maar om u dit ook met de daad te kunnen
12
                                                       15.
-ocr page 352-
346 NEGENDAAGSCHE GODVRUCHT
bewijzen, heb ik uwe hulp noodig; o mijn God! ik
verlang naar uwen bijstand, ik bid er u om, ik
hoop, dat gij mij helpen zult. Van u alleen, o be-
mind hart van mijnen Je:us! hangt het af, of mijn arm
hart, dat vroeger zoo ondankbaar jegens u geweest
is, en dat door eigene schuld van uwe genade beroofd
was, in het vervolg u zal toebehooren. Maak , o mijn
Zaligmaker, dat mijn arm hart van liefde tot u ont-
vlauid worde, even gelijk uw hart van liefde tot mij
ontstoken is. Maak, dat mijn wil geheel met uwen
heiligea wil vereenigd zij, zoo dat ik in het toekomende
nooit meer iets wille, dan wat gij wilt, en dat, van nu
af aan, uw heilige wil de beweegreden van al mijne
handelingen, gedachten en verlangens zij. Ik hoop, o
mijn Zaligmaker! dat gij mij de genade niet zult wei-
geren, dit voornemen in het werk te stellen, hetwelk
ik nu hier voor uwe voeten maak. Zie, ik wil gaarne
alles aanwenden wat gij over mij, en over al wat in
mij is, zoo wel in het leven als in den dood, wilt be-
schikken. O allerheiligste en onbevlekte Maagd Ma-
ria! uw hart was altijd in alle dingen met het hart van
Jesus vereenigd. O mijne Moeder! verkrijg mij de
geuade, dat ik in het vervolg niets wille noch
wensche, dan hetgeen gij en Jesus van mij verlangt.
ZEVENDE OVERWEGING.
JESUS DANKBAAB IIART.
Het hart van Jesus is zoo dankbaar, d?A het zelfs
niet het kleinste werk, dat wij uit liefde tot . jm doen,
dat het geen woord tot zijne eer gesproken, geen
goed voornemen, dat wij maken, om hem te behagen,
onbeloond kan laten; Jesus is zoo dankbaar, dat hij
ons alles honderdvoudig wedergeeft: „Gij zult het
honderdvoudig ontvangen." Ja, die menschen zelven,
die dankbaar zijn, plegen eene weldaad, die men hun
-ocr page 353-
TOT HET H. HART VAN JESUS.             847
bewezen heeft, ten hoogste eens te vergelden, waar-
door zij, gelijk men gewoon is te zeggen, aan hunne
verpligting voldaan hebben; daarna vergeten zij de
ontvangene weldaden. Maar Jesus Christus maakt het
niet zoo met ons; — iedere goede handeling, die wij
verrigt hebben om hem te behagen, beloont hij niet
alleen honderdvoudig hier op aarde, maar ook nog
oneindig in de andere wereld, alwaar hij ons ieder
oogenblik van de altijddurende eeuwigheid daarvoor
beloont. Wie kan toch wel zoo ligtzinnig zijn, dat
hij niet alles verlangt te doen, om het dankbare
Hart van Jesus te bevredigen! Maar ach, mijn God,
wat doen de menschen om aan Jesus te behagen!
hoe is het mogelijk, dat zij zich zoo ondankbaar
jegens hunnen Zaligmaker kunnen toonen ! Had Jesus
maar één druppel bloeds, maar één traan voor onze
zaligheid vergoten, zoo zouden wij hem reeds daar-
voor oneindig groote dankbaarheid schuldig zijn:
omdat dezeééne druppel bloeds, deze éénetraan, die
eene oneindige waarde zou gehad hebben, meer dan
genoeg was om ons van God alle genaden te ver-
krijgen. Maar Jesus heeft zich voor alle oogenblikken
zijns levens willen opofferen; hij heeft ons al zijne
verdiensten, zijn lijden, zijnen smaad, zijn bloed, ja
hij heeft ons zijn leven zelfs geschonken, zoodat wij
niet ééne. maar oneindig veel redenen hebben om hem
te bemi (en. Maar ach! jegens de dieren toonen
wij ons dankbaar, zoo ergens een hondje ons een
teeken van gehechtheid geeft, dan schijnt het ons,
dat wij het moeten beminnen. En hoe kunnen wij
dan toch zoo ondankbaar jegens God zijn? Het schijnt
of de weldaden Gods van natuur veranderen, en in
plaats van weldaden mishandelingen worden; want
in plaats, dat wij God daarvoor onze dankbaarheid
-ocr page 354-
348 NEGENDAAGSCHE GODVRUCHT
en liefde bewijzen, vergelden wij ze met beleedi-
gingen en verachtingen! O mijn God! verlicht ons,
ondankbaren, opdat wij erkennen, hoe zeer gij ons
bemint.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn allerliefste Jesus! zie eenen ondankbaren
zondaar voor uwe voeten. Jegens de schepselen ben
ik dankbaar geweest, jegens u alleen was ik ondank-
baar, jegens u, o Heer! die voor mij gestorven zijt,
en die niets meer zoudt hebben kunnen doen dan
gij inderdaad gedaan hebt, om mijne liefde te ver-
dienen. De gedachte, dat ik met een oneindig goed,
een oneindig barmhartig Hart te doen heb, troost mij
en geeft mij moed; met een Hart, dat mij de verze-
kering geeft de beleedigingen van die zondaars te
zullen vergeten, die over hunne zonden bedroefd zijn,
en die God willen beminnen. O mijn geliefde Jesus!
vroeger heb ik u beleedigd en veracht, maar nu bemin
ik u meer dan alle anderen, meer dan mij zelven.
Zeg mij maar, wat gij van mij wilt: ik ben bereid,
met de hulp uwer genade, alles te doen. Ik geloof,
o mijn God: dat gij mij geschapen, dat gij uw bloed
en uw leven voor mij gegeven hebt; ik geloof, dat
gij uit liefde tot mij in het allerheiligste Sacrament
hebt willen tegenwoordig blijven: ik dank u daarvoor,
o mijne liefde! maar laat niet toe, dat ik, na zoo vele
weldaden en bewijzen uwer liefde, nog in het vervolg
ondankbaar jegens u worde: bind, hecht mij aan uw
Hart en gedoog niet, dat ik u in het toekomende nog
ooit mishage. Ik heb u lang genoeg beleedigd, o mijn
Jesus! van nu af aan wil ik u beminnen. O, koude
ik toch die jaren, welke ik verloren heb, wedervin-
den! maar helaas! zij keeren niet meer terug, en
misschien heb ik maar korten tijd meer te leven; —
doch! hij moge kort of lang zijn, o mijn God! ik wil
alle oi erige dagen mijn3 levens alleen daarmede door-
-ocr page 355-
TOI HET H. HART VAN JESUS,             340
brengen, met u, mij opperste goed, die eene eeu-
wige, eene oneindige liefde verdient, te beminnen.
O mijne Moeder Maria, laat niet toe, dat ik nog
ooit jegens uwen goddelijken Zoon Jesus ondankbaar
zij, bid, bid uwen Jesus voor mij.
ACHTSTE OVERWEGING.
HET VEEACIITE HART VAN JESUS.
Er is geene grootere smart voor een hart, dat
bemint, dan zijne liefde veracht te zien, en deze
smart is des te grooter, naarmate de liefdebewijzen
grooter geweest zijn. Indien een mensch al zijne
goederen verzaakte, en in eene wildernis ging; in-
dien hij zich daar niet dan met wortels voedde, en
op den grond sliep; indien hij daar op allerhande
wijzen zijn ligchaam pijnigde, en zich ten laatste
voor Jesus Christus liet ter dood brengen, zou dit
niet eene vergoeding zijn voor al het lijden, wat
Jesus uitgestaan heeft, voor het bloed, voor het leven
zelfs, dat de Zoon Gods, uit liefde tot ons, opgeofferd
heeft. Indien wij ons ook ieder oogenblik van ons
leven opoff rden, zoo souden wij toch verre verwij-
derd blijven van de liefde, die hij ons door zijne
overgeving in het allerheiligste Sacrament bewezen
heeft. Een God verschijnt onder de gedaante van een
weinig brood, en wordt het voedsel zijner schepselen-
Maar ach, mijn God! op welke wijze beloonen u de
menschen, op welke manier bewijzen zij Jesus hunne
dankbaarheid? Zij mishandelen hem, zij verachten
zijn heilig gebod en zijne leer. Zij beleedigen hem op
zulke wijze, dat zij noch hunnen vijand , noch eenen
slaaf, ja, dat zij den ellendigsten der menschen zoo
niet zouden durven behandelen. Hoe is het mogelijk,
-ocr page 356-
350 NEGENDAAGSCHE GODVBUCHT
dat wij aan al deze mishandelingen denken, die Jesus
geleden heeft en nog dagelijks lijdt, en dat wij niet
de geringste droefheid daarover gevoelen, en niet
het minste bezorgd zijn om de oneindige liefde van
zijn goddelijk bart door onze liefde te vergelden!
Waarom beminnen wij dan niet dit Hart, dat in het
allerheiligste Sacrament van liefde tot ons brandt:
dat niets zoo zeer wenscht, als ons zijne goederen
uit te deelen, en zich aan ons geheel en gansch te
schenken; dat altijd bereid is, zoo haast wij maar
tot hem willen komen, ons in zijn hart te ontvan-
gen?... „En die tot mij komt, zal ik niet verstoo-
ten." (Joan, 5. 47.) Waarom beminnen wij niet dit
hart ? — Het is bij ons als eene gewoonte geworden
van de schepping, van de menschwording van Jesus,
van de geboorte van onzen Zaligmaker in eenen
stal, van zijnen dood aan het kruis te hooren spre-
ken. O mijn God! indien een ander mensch ons ééne
van deze weldaden bewezen had, zoo zouden wij
hem zonder twijfel beminnen: God alleen schijnt dat
ongeluk met de menschen te hebben, dat, ofschoon
hij toch niet meer voor hen had kunnen doen om
hunne liefde te verdienen, hij hierin evenwel tot
zijn doel niet heeft kunnen komen, en dat hij, in
plaats van bemind te worden, verachting lijden moet.
})it alles komt daardoor, omdat de menschen de
liefde Gods vergeten.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O Hart van mijnen Jesus! afgrond van barmbar-
tigheid en liefde, hoe kan het toch zijn, dat ik niet
van droefheid sterf en verteerd word, als ik be-
denk, hoe goed gij mij behandelt, en hoe ondank-
baar ik jegens u geweest ben? O mijn Zaligmaker!
-ocr page 357-
TOT UEI II. HART VAN JESUS.             351
na mij het wezen gegeven te hebben, hebt gij ook
nog uw bloed en uw leven voor mij willen opoffe»
ren. Gij hebt, uit liefde tot mij, u aan de verach-
ting en aau den dood overgeleverd: ja, gij zijt zelfs
daarmede nog niet tevreden geweest: gij hebt het
grootste wonder van alle liefde uitgewerkt, met u
dagelijks op onze altaren te willen opofferen, of-
schoon gij vooruit wist, hoe vele beleedigingen gij
aldaar van de menschen zoudt hebben uit te staan.
O mijn God! o mijn Jesus! hoe is het toch moge-
lijk, dat ik niet van schaamte sterf, als ik aan
mijne ondankbaarheid denk. O mijn Zaligmaker!
maak, dat mijn ondank eens een einde neme, en
verwond mijn hart met uwe liefde; maak dat het
feheel aan u zij. Gedenk het bloed en de tranen
ie gij voor mij vergoten hebt, en vergeef mij. Laat
niet toe, dat uw schroomelijk lijden voor mij ver-
loren ga. Ofschoon gij, o mijn God! den ondank en
de beleedigingen gekend hebt, waarmede ik uwe
liefde vergelden zou, zoo hebt gij evenwel willen
voortgaan met mij te beminnen. Gij bemindetmij
toen ik u niet beminde, toen ik zelfs niet eens naar
uwe liefde trachtte; o, hoe veel te meer durf ik nu
hopen, dat gij mij uwe liefde niet weigeren zult,
dewijl ik niets wensch, niets begeer dan u te be-
minnen en door u bemind te worden. O mijn God!
vervul mijn verlangen, of veel meer het uwe, want
gij zijt het, die mij dezen wensch ingeeft. Maak,
dat deze dag, de dag mijner bekeering zij, en dat
ik eindelijk eens beginne u te beminnen, om nooit
meer op te houden. Maak dat ik geheel aan mij
zei ven afsterve, om alleen voor u te leven, en om
onophoudelijk van liefde tot u ontstoken te blijven.
O Maria! uw hart was dat gelukkig altaar, op
hetwelk de liefde Gods zonder ophouden brandde;
o mijne lieve moeder! maak dat ik aan u gelijk
worde: bid uwen goddelijken Zoon voor mij, want
hij verheugt zich, als hij u eeren kan met te geven
wat gij hem vraagt.
-ocr page 358-
352 NEGENDAAGSCHB GODVRUCHT
NEGENDE OVERWEGING.
JESUS GERTROUW HART.
O, hoe getrouw is het schoone Hart van Jesus
jegens diegenen, welke bij tot zijne heilige liefde
roept!... „Getrouw is hij, die u geroepen heeft, hij
zal het ook volbrengen." (1. ïbess. 5. 25.) Die
getrouwheid Gods is het, die ons het vertrouwen
geeft van alles te hopen ; en indien wij ook God uit
ons hart verjaagd hadden , zoo moeten wij hem maar
de deur van dit ondankbaar hart openen, en ter-
stond komt hij er weder in terug: „Zoo iemand
mij open doet, tot hem zal ik ingaan, en met hem
het avondmaal nemen." (Openb 3.) Als wij genade
wensclien, zoo moeten wij God maar in den naam
van Jesus daarom bidden: want hij heeft ons be-
loofd, dat wij ze alsdan zeker zullen bekomen: „Al
wat gij den Vader in mijnen naam zult vragen, zal
hij u geven." (Joan. 15) Worden wij bekoord,
zoo moeten wij ons vertrouwen in zijne verdiensten
stellen; want hij zal niet toelaten, dat onze vijan-
den sterker zijn dan wij: „God is getrouw, hij laat
niet toe, dat wij boven onze krachten bekoord wor-
den." (1. Cor. 10.) O, hoe veel beter is het met
God dan met de menschen te doen te hebben ; want,
helaas! hoe dikwijls beloren de menschen en hou-
den zij hun woord niet: dit komt: of wel omdat
zij, als zij beloven, den wil niet hebben om woord
te houden, of wel, omdat zij later van meening
veranderen. Maar „God," zegt de H. Geest in de
H. Schrift, „is niet gelijk de mensch, dat hij liege:
niet een zoon der menschen, dat hij verandere.\'\'
(Num. 23.19.) God kan in zijne belofte niet ontrouw
-ocr page 359-
TOT HET II. UART VAN JESUS.             353
zijn, omdat het onmogelijk is dat hij liege; hij,
die de waarheid zelve is. Hij kan niet van wil
veranderen, omdat hij altijd wil wat regt en goed
is. Hij heeft beloofd een ieder, die zich tot hsm
wendt, te ontvangen; een ieder, die hem hulp
vraagt, te helpen, en diongenen te beminnen, die
hem bomint. Zal hij misschien zijne belofte niet
houden? Hij heeft hot gezegd; zal hij het dan niei
doen? O waren wij maar zoo getrouw jegens God
als hij jegens ons is! Hoe dikwijls hebben wij hem
eertijds niet beloofd geheel de zijnen te worden,
hem te dienen en hem te beminnen: en toch hebben
wij hem op nieuw verraden; op nieuw zijne dienst
verlaten en ons in de slavernij des duivels gewor-
pen. Laat ons God derhalve bidden, dat hij ons
kracht verleene, om hem in het vervolg getrouw te
dienen. Gelukkig zullen wij zijn; indien wij Jesus
Christus in het weinige, dat hij van ons verlangt,
getrouw blijven. O, hij zal ons zeker met de grootste
weldaden beloonen, en hij zal dat in ons vervullen,
wat hij aan zijne getrouwe dienaars beloofd heeft:
„Welaan gij goede en getrouwe dienaar! omdat gij
over weinig getrouw geweest zijt, zoo wil ik u over
veel stellen, ga in de vreugde van uwen Heer."
(Matt. 20.)
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O, mijn geliefde Zaligmaker! ware ik toch zoo
getrouw jegens u geweest als gij jegens mij geweest
zijt; zoodra ik u mijn hart slechts geopend heb, zijt
gij tot mij gekomen om mij te vergeven, om mij
wederom in uwe genade te ontvangen; ja, zoo dik-
wijls als ik geroepen heb, zijt gij mij te hulp go-
komon. Gij zijt mij altijd getrouw gebeven, maar
-ocr page 360-
354          NEGEND AAGSIIE GODVllUCIIT, ENZ.
ach! ik ben toch al te ontrouw jegens u geweest;
ik heb beloofd u te dienen, en helaas! hoe dikwerf
heb ik u niet weder den rug gekeerd? ik heb u
mijne liefde beloofd, en hoe menigmaal heb ik niet
op nieuw mijne belofte gebroken? alsof gij, mijn
God! die mij toch geschapen en verlost hebt, mijne
liefde minder verdiend had, dan de schepselen, dan
de ellendige vreugden, waarvoor ik u verlaten heb.
Vergeef mij, o mijn Jesus! ik erken mijne ondank-
baarheid, en ik heb er een afschrik van. Ik erken
dat gij de oneindige goedheid zijt, die eene onoin-
dige liefde verdieut, en wel bijzonder van mij, daar
gij niettegens\'aande al de belefdigingen, die ik u
aangedaan heb, mij evenwel zoo zeer bemind hebt.
Hoe ongelukkig ware ik, i dien ik mij zelf in het
verderf wilde storten! de, genade, die gij mij bewe-
zen, en de blijken van bijzondere lief ie, welke gij
mij gegeven hebt, zouden in de hel voor mij eene
nieuwe helsche pijn zijn. O mijne liefde! heb mede-
lijden met mij, laat niet toe, dat ik u nog ooit
verlate, en dat ik, na door eigene schuld verdoemd
te zijn, in de hel met haat en beleedigingen die
liefde, die gij tot mij hebt, zou moeten vergelden.
Liefderijk en getrouw Hart van mijnen Jesus! ont-
vlarn mijn ellendig hart door uwe liefde, opdat het
voor u brande, gelijk uw hart uit liefde tot mij
brandt. O mijn Jesus! het schijnt, dat ik u nu
bemin, maar mijne liefde is nog zwak: maak, dat
ik u zeer liefhebbe, en dat ik ;i tot den dood toe
getrouw bl\'jve. Ik bid u om deze genade, en te
gelijk om de genade, van u altijd daarom te bidden.
Laat mij liever sterven, dan u op nieuw teverra-
den. O mijne Moeder Maria! sta mij bij, opdat ik
ook uwen Zoon Jesus getrouw blijve.
«o4S«>-
-ocr page 361-
Godvruchtige Oefeningen
TOT HET ALLERHEILIGSTE
SACRAMENT DES ALTAARS,
Voor iederen dag der week, maar die men bijzon-
der de week vóór of na H. Sacramentsdag
bidden kan.
EERSTE OVERWEGING.
Ho liefde tot Josus Christus in liet allerheiligste Sacrament
des Altaars.
Als onze liefdevolle Zaligmaker, na door zijnen
dood het werk der verlossing voleindigd te hebben,
deze wereld verlaten moest, om tot zijnen Vader
terug te keeren; en als hij zag, dat het uur van zijnen
dood gekomeu was, — „daar Jesus wist, dat zijn uur
gekomen was om uit deze wereld tot zijnen Vader te
gaan," —• (Joan. 13.1.) zoo wilde hij ons in dit tra-
nendal niet alleen laten. Wat deed hij toen? Hij stelde
het allerh. Sacrament des Altaars in, in hetwelk hij
zich zelven geheel en al aan de mens\'ïhen schonk.
De H. Petrus van Alcantara zeide: „Geene taal
kan de grootheid van de liefde van Jesus tot de
zielen, die in staat van genade zijn, uitdrukken."
Onze zoetste bruidegom , als hij de aarde verliet, gaf
ons voor gedachtenis, dit heilig Sacrament, in het-
welk hij zelf onder ons blijft, opdat zijne afwezigheid
ons niet van hem scheidde; en hij wilde niet, dat
enkel een teeken hem in onze gedachtenis zoude
terugroepen; neen, hij wilde, door zijne wezenlijke
-ocr page 362-
356        GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
tegenwoordigheid, de herinnering aan zijne liefde
tot ons, levendig te houden.
Jesus wilde zicli alzoo door zijnen dood niet van
ons scheiden: niaarhij stelde dit Sacrament van liefde
in, om tot het einde der wereld bij ons te kunnen
blijven. „Zie ik ben bij u tot het einde der wereld."
(Matth. 28.) Ziet, het geloof leert ons, dat hij op de
altaren, waar hij verborgen blijft, zich als in even zoo
vele gevangenissen van liefde bevindt, opdat een
ieder, die hem zoekt, hem zoude vinden. Maar, o
mijn God! roept de H. Bernardus uit, dit betaamt
toch niet voor uwe zoo groote heerlijkheid. Het is
genoeg, antwoordt Jesus, dat het aan mijne liefde
betaamt. Diegenen, welke naar Jerusalem gaan, om
de stad te bezoeken, in welken het menschgeworden
Woord geboren is, het geregtshof waar Jesus gegee-
seld werd; den Galvarie-berg, alwaar hij stierf, en
het graf, waarin hij begraven werd, gevoelen op
het aanzien van de^e heilige voorwerpen een zeer
teedere god vrucht: maar ach! hoeveel grooter moest
niet onze god vrucht zijn, wanneer wij een altaar
bezoeken, op hetwelk Jesus in het allerheiligste
Sacrament tegenwoordig is. De eerwaardige Joannes
Avilla was gewoon te zeggen, dat er geen grooter
Heiligdom is, dan eene kerk, in welke Jesus in
het heilige Sacrament tegenwoordig is.
GEVOELEKS EN GEBEDEN.
O mijn geliefde Jesus! o mijn van liefde tot de
menschen ontstoken Heer en God, wat i.oudet gij
toch grooters hebben kunnen uitdenken, om de liefde
der menschen te bekomen. Ach, indien de men-
schen u waarachtig beminden, dan zouden zeker alle
kerken onophoudelijk met de menschen vervuld zijn,
-ocr page 363-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 357
die u met liet aangezigt ter aarde aanbidden en van
liefde ontvlamd, u danken zouden, als zij u met de
oogen des geloofs in een tabernakel verborgen zouden
zien. Maar neen, de meestemenschen, vergetenuen
uwe liefde, zij blijveu bij eenen mensen, van welken
zij een ellendig goed hopen. Maar u, o mijn God! u
verlaten zii, u laten zij geheel alleen. Ach, konde ik
toch door mijnen ijver in u te dienen, eene zoo groote
ondankbaarheid vergoeden! Het berouwt mij van
harte, dat ik vroeger gehandeld heb even als deze
ligtzinnige en ondankbare menseben; maar in het
vervolg wil ik het niet meer doen: neen, ik wil,
zoo lang ik kan, in uwe tegenwoordigheid blijven.
TWEEDE OVERWEGING.
Jesus is op onze altaren tegenwoordig, opdat alle menschen
hem daar zouden vinden.
De H. Thomas zeide, dat hier op aarde niet alle
onderdanen met hunnen vorst sprsken kunnen; ten
hoogste kan een gering man hopen door osnen derden
zich tot eenen koning te wenden. Mair, om met u tp
spreken, o Koning des hemels, heeft men geenen
derden persoon noodig, iedereen die maar wil, kan
u in het allerheiligste Sacrament vinden, en zieh daar
geheel openhartig, zoo lang het hem behaagt, met u
onderhouden. Daarom, voegde dezelfde Heilige ernog
bij, heeft Jesus Christus zijne heerlijkheid onder de
gedaante van brood verborgen, opdat wij een te grooter
vertrouwen zouden hebben, en opdat hij ons alle
vrees zoude ontnemen van tot hem te naderen. Ach!
het schijnt alsof ons Jesus van af het altaar onophou-
delijk toeroept: „Komt allen tot mij, die belast en
beladen zijt, en ik zal u verkwikken." Komt, roept
hij uit, komt, gij armen, gij kranken, gij bedruk-
-ocr page 364-
358         GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
ten, komt gij, regtvaardigen en zondaars, in mij
zult gij troost in uw verdriet, in uwe droefheid
vinden. Het is liet verlangen van Jesus Christus, om
allen, die tot hem hunne toevlugt nemen, te troosten.
Dag en nacht blijft Jesus op onze altaren, opdat allen
hem daar zouden kunnen vinden, opdat hij daaraan
allen zijne genade zou kunnen uitdeelen. Daardoor
kwam het, dat de Heiligen hier op aarde zulk eene
groote vreugde vonden om zich met hunnen in het
Sacrament verborgen Zaligmaker op te houden, dat
geheele dagen en nachten hun maar één oogenblik
schenen. Nadat de gravin Feria in de orde van de
H. Clara getreden was, konde zij niet moede worden
in het koor voor het altaar te knielen. Als men haar
eens vroeg, wat zij dan toch zoo lang voor het Hoog-
waardigste deed, antwoordde zij met verwondering:
„gij vraagt, wat ik voor het allerheiligste Sacrament
doe: wat zoude men daar doen P men dankt, men
bemint, en bidt." — Toen de H. Philippus Nerius
eens het Hoogwaardigste goed aanschouwde, riep hij
uit: „Ziedaar mijne liefde, al mijue liefde." Ach!
indien Jesus ook onze liefde ware, dan zouden ons
geheele dagen en nachten slechts als weinige oogen-
blikken voorkomen.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Zie, mijn Jesus! ik ook, ik hoop van nu af, u
eiken keer, als ik u aan het altaar bezoek , te kunnen
toeroepen: ziedaar mijne liefde, ziedaar al mijne
litfde. Ja, mijn gelirfde Jesus! ik wil niets anders
beminnen dan u. Ik wil, dat gij het eenige voorwerp
mijner liefde zijt. Ik zoude van droefheid sterven,
wanneer ik denk, dat ik vroeger de schepselen bemind
heb, en dat ik verre van u mijne vreugde gezocht, dat
ik u, o oneindig goed, gevlugt heb. Daar gij even-
-ocr page 365-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 359
wel niet wildct, dat ik verloren ging, zoo hebt gij
mij mot zooveel geduld verdragen, en hebt, in plaats
van mij te straffen, mijn hart met zoo vele liefdepijlen
verwond, dat ik u niet langer weder»taan kan: dat ik
mij eindelijk geheel aan u geschonken heb. Ik erken,
dat gij wenscht, dat ik u geheel toebehoore, maar
dewijl gij dit verlangt, o mijn Jesus! zoo doe het
ook, want zie, gij moet dit doen. Maak, dat ik
aan alle aardsehe dingen, aan alle eigenliefde ver-
zake, en dat ik niets anders zoeke dan u, dat ik
aan niets anders denke dan aan u, dat ik van niets
anders spreke dan van u, dat ik niels anders wen-
sche, noch naar iels anders zuchte, dan om van liefde
tot u ontvlamd te zijn, dan voor u te leven en te
sterven, o liefde tot Jesus, kom, bezit geheel mijn
hart; vernietig in hetzelve alle andere liefde, die, niet
God tot voorweip heeft. Ik bemin u, o mijn Jesus!
die in het allerheiligste Sacrament vei borgen zijt.
Ik bemin u, mijn leven, mijn schat, mijne liefde,
mijn al. O Maria, mijne hoop! bid voor mij, maak,
dat ik geheel aan Jesus zij.
DERDE OVERWEGING.
Welk een groot geschenk Jesus ons gedaan heeft, toen hij
zich aan ons in het allerheiligste Sacrament des
Altaars gegeven heeft.
Het was voor de liefde van Jesus Christus niet
genoeg in eene zee van pijnen en smarten zijn
goddelijk leven voor ons op te offeren en ons daar-
door zijne liefde te kennen te geven; neen, ten einde
ons nog meer te bewegen om hem te beminnen, wilde
hij ons in den nacht voor zijnen dood, zichzelven
gansch en geheel in het allerheiligste Sacrament des
Altaars, als eene spijs achterlaten. God is almagtig, en
nogtans kan hij, nadat hij zich aan eene ziel in
dit Sacrament van liefde geschonken heeft, ons niets
-ocr page 366-
360        GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT JIET
meer geven. De kerkvergadering van Trente zegt, dat
als Jcsus in de H. Communie zich aan ons geeft,
hij, om zoo te zeggen, alle rijkdommen zijner onein-
dige liefde tot de menschen uitstort. Hoe gelukkig
zegtde H.Franciscus vanSales, konde zich een onder-
daan achten, die doorzijuen koning verzocht en ge-
beden werd; om aan zijne tafel en met hem uitdenzelf-
den schotel teeten; ja, wat zoude hij welzeggen,
indien de koning hem uit liefde met zijn eigen vleesch
wilde voeden ? Jesus geeft ons in de heilige Commu-
nie, als eene spijs, niet alleen een deel van zijn eigen
voedsel, niet alleen een deel van zijn eigen ligchaam,
neen, hij geeft ons wezenlijk zijn geheel ligchaam:
„Neemt en eet, dit is mijn ligchaam." En met zijn
ligchaam geeft hij ons nog zijne heilige ziel en zijne
Godheid zelve. Daardoor komt het, roept de H. Chry-
sostomusuit.dat, als de Heerzichzelven aan ons in
het allerheiligste Sacrament geeft, hij ons alles geeft,
wat hij bezit, en dat hem niets meer te geven over-
blijft. „Alles heeft hij u gegeven, zegt die Heilige,
niets heeft hij voor zich gehouden, ü bewonderens-
waardig wonder der goddelijke liefde! De God, die
de Heer aller dingen is, wordt ons eigendom.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn allerliefste Jesus! wat zoudt gij nog meer
hebben kunnen doen om mijne liefde te winnen ?
Ach! laat ons erkennen welk eene overmaat van
liefde het geweest is, die u bewogen heeft eene spijs
te worden, om u daardoor zoo innig met ons, arme
zondaars; Ie kunnen vereenigen. Gij, o mijn Zalig-
maker! gij hebt mij zoo zeer bemind, dat gij u mij
zoo dikwijls in de heilige Communie hebt willen
schenken; en ik, ik heb u zoo dikwijls uit mijn
-ocr page 367-
ALLERU. SACRAMENT DES ALTAARS.         361
hart durven verdrijven! Maar, o mijn Jesus! gij kunt
een ootmoedig en berouwvol hart niet verstooten.
Gij zijt uit liefde tot mij mensch geworden: gij ziit
voor mij gestorven; gij hebt zelfs mijne spijs wil-
len worden; zeg, wat zoudt gij nog meer hebben
kunnen doen om mijne wederliefde te winnen? Ach,
konde ik toch telkens van droefheid sterven, als ik
daaraan denk, dat ik uwe genade zoo zeer veracht
heb. Het berouwt mij. o mijne liefde, van ganscher
harte, dat ik u beleedigd heb. Ik bemin u, o onein-
dige goedheid; ik bemin u, oneindige liefde. Ik ver-
laug niets anders dan u te beminnen, ik vrees niets
anders dan zonder uwe liefde te leven. O mijn geliefde
Jesus! weiger toch niet in mijn hart te komen. Kom:
want zie, ik wil liever duizendmaal sterven, dan u
nog ooit uit mijn hart te verjagen. Zie, ik wil alles
doen, wat in irijne magt is om u te behagen. Kom
en ontsteek mijn hart met uwe liefde. Maak, o Jesus!
dat ik alles vergete, om aan u alleen te denken, om
alleen naar u, mijn hoogste, mijn eenigste goed te
zuchten. O mijne Moeder Maria! bid voor mij, en
maak, door uw gebed, dat ik mij dankbaar jegens
die zoo groote liefde van mijnen Jesus betoone.
VIERDE OVERWEGING.
Welk eene groote liefde Jesus Christus ons in het allerhei-
ligste Sacrament des Altaars bewezen heeft.
„Daar Jesus wist, dat zijn uur gekomen was,
om uit deze wereld tot zijnen Vader te gaan, en
daar hij de zijnen liefhad, zoo beminde hij hen
tot het einde toe." (]. Job. 13, 1.) Daar Jesus wist,
dat zijn doodsuur gekomen was, zoo wilde hij ons,
eer hij stierf, het grootste teeken zijner liefde geven,
dat hij ons kon nalaten, te weten: het allerheiligste
Sacrament des Altaars. De II. Chrysostomus zegt,
12
                                                16
-ocr page 368-
362        GODVRUCHTIGE OEFENINGEN IOT HET
dat de woorden „tot het einde toe beminde Lij
Len" beteekenen, dat hij ons met oneindige liefde
beminde. Ja, Jesus beminde de menschen met de
grootste liefde, waarmede hjj hen beminnen konde,
dewijl hij zich geheel aan hen schonk. Maar, wan-
neer stelde dan Jesus dit heilig Sacrament in, in
hetwelk hij zich zelven aan ons nalaat? In den
nacht, die zijnen dood vooraf ging: „Inden nacht,
dat Jesus verraden werd,
schrijft de H. Paulus,
nam hij hel brood en dankte, brak hetenzeide: neemt
en eet, dit is mijn ligchaam."
(Cor. 11, 23—24.) op
denzelfden tijd als de menschen zich gereed maak-
ten om hem te dooden, wilde Jesus hun dit laatste
bewijs zijner liefde geven. Ulijken van liefde, welke
onze vrienden ons bij hunnen dood geven, maken
eenen dieperen indruk op onze harten, en daarom
wilde ons Jesus kort voor zijnen dood dit Sacra-
ment nalaten. De H. Thomas heeft derhalve gelijk,
als hij dit groot geschenk een Sacrament en het
onderpand zijner liefde noemt, en de H. Bernar-
dus, als hij zegt: het is de liefde der liefde;"
want in dit Sacrament vereenigt Jesus Christus alle
andere liefdebewijzen, die hij ons ooit gegeven heeft.
De H. Maria Magdalena van Pazzis noemt den dag,
op welken Jesus dit Sacrament instelde: „den dag
der liefde."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O oneindige liefde van mijnen Jesus! die eene
oneindig wederliefde verdient! Gij, o mijn God! gij
bemint de menschen al te zeer; hoe is het toch
mogelijk, dat de menschen zoo weinig liefde tot u
hebben? Wat zoudt gij nog meer hebben kunnen
doen, om hunne liefde te bekomen ? O mijn Jesus!
-ocr page 369-
ALLEEH. SACRAMENT DES ALTAARS. 363
gij zijt zoo liefdewaardig; gij bemint ons zoo innig;
maak toch dat de menschen u kennen en beminnen.
Ach! wanneer zal ik u beminnen, gelijk gij mij
bemind hebt ? O! laat mij toch nimmer meer de groot-
heid uwer goedheid miskennen, opdat ik altijd
meer en meer van liefde tot u ontstoken worde,
opdat ik onophoudelijk en zorgvuldig u zoeke te
behagen. O geliefde mijner ziel, had ik u toch al-
tijd bemind! Maar helaas, er was een tijd, dat ik
u niet alleen niet beminde, maar dat ik uwe
genade en liefde verachtte. De droefheid, die ik
daarover gevoel, is mijn troost; want ik hoop, dat
gij mij dat vergeven zult, dewijl gij ons beloofd
hebt, dat gij dengene, dien zijne zonden berouwen,
vergeven zult. O mijn Zaligmaker! zie, ik bemin u
alleen, help mij uit liefde van uw bitter lijden,
opdat ik u uit al mijne krachten beminne. Ach,
konde ik voor u sterven, gelijk gij voor mij ge-
storven zijt! O allerheiligste Maagd Maria, Moeder
van mijnen God, verkrijg mij de genade, om van
nu af niets te beminnen dan God alleen.
VIJFDE OVERWEGING.
Hoe innig zich eene ziel met Jesus in de heilige Communie
vereenigt.
De H. Dionysius de A.reopagieter zegt, dat de liefde
zich voornamelijk daardoor te kennen geeft, dat zij
naar vereeniging zoekt. Daardoor komt liet dan
dat Jesus de H. Communie ingesteld heeft, om zich
geheel en al met onze harten te kunnen vereenigen.
Jesus had zich reeds aan ons als onzen Leeraar,
als ons voorbeeld, als offer geschonken; er blijft
nu alleen nog over, dat hij zich aan ons als eene
spijs geve, opdat hij één met ons worde, gelijk
het voedsel één wordt met dengene die het neemt.
-ocr page 370-
3G4       GODVRUCHTIGE OEFENINGEH TOT HET
En dit deed Jesus, toen hij dit Sacrament van liefde
instelde. De H. Bernardus van Sienna zegt: „Het
is het hoogste bewijs van liefde geweest, toen Jesus
zich aan ons als spij" gaf, want toen gaf hij zich
aan ons, om zich geheel met ons te vereenigen,
even gelijk de spijs en hij, die ze gebruikt, met
elkander vereenigd worden. Het was voor onzen
Zaligmaker niet genoeg zich met onze menscheüjke
natuur vereenigd te hebben: neen, door dit heilig
Sacrament wilde hij zich met een ieder van ons in
het bijzonder kunnen vereenigen, om vooreen ieder,
die hem ontvangen zoude, alles te worden. Daarom
schreef de H. Franciscus van Sales: „In geene an-
dere handeling toont zich onze Zaligmaker teederder
en liefdevoller dan in deze: dewijl hij zich hier, om
zoo te zeggen, vernietigt, en eene spijs wordt om
onze zielen te doordringen en om zich met de harten
zijner geloovigen te vereenigen." De H. Chrysosto-
mus zegt, dat Jesus, dewijl hij ons zoo vurig be-
minde, zich met ons in de H. Communie vereenigen
wilde, opdat wij één met hem zouden worden. Met
één woord, roept de H. Laurentius Justinianus uit,
gij wildet, o God van liefde, dat ons hart en uw hart
maar één hart zouden worden. Hetzelfde gaf ons Jesus
zelf te kennen, toen hij zeide: Die mijn vleesch eet
blijft in mij, en ik in hem." (Joan. C, 17.) Wie derhalve
communiceert, die is in Jesus, en Jesus in hem; en
deze vereeniging is niet alleen eene enkele vereeni-
ging des harten; neen, het is eene waarachtige, eene
wezenlijke vereeniging. Zoo als twee van waste zamen
gesmoltene harten, zegt de H. Cy rillus van Alexandrië,
zich met elkander vereenigen, zoo wordt ook hij, die
communiceert, één met Jesus. Stellen wij ons alzoo
voor, als wij communiceren, alsof Jesus ons zeide, wat
-ocr page 371-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 305
hij eens aan zijne geliefde dienares Margaretha van
Yperenzeide: „Zie, mijne dochter, welk eeneschoone
yereeniging nu tusschen ons plaats vindt, beminnen
wij dan elkander, laat ons altijd door do liefde aan
elkander verbonden blijven, en laat ons nooit meer
scheiden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ach, mijn Jesus! dat alleen zoek ik bij u, dat alleen
wil ik altijd in de heilige Communie zoeken, te weten,
dat wij met elkander vereenigd blijven, en nooit meer
scheiden. Ik weet het, o mijn Jesus! dat gij u niet van
mij zult scheiden, indien ik mij niet het eerst van n
verwijder. Maar dit is juist wat ik vrees, dat ik weder
door de zonden van u zal scheiden gelijk ik dit helaas!
vroeger gedaan heb. Ach! laat dit niet toe, mijn ge-
liefde Zaligmaker, gedoog niet, dat ik mij nog van
scheide. Ach! tot mijnen dood toe, ben ik in gevaar
dit te doen, en daarom bid ik u, door de verdiensten
van uwen dood, van mij liever te laten sterven, dan
u nog ooit eene zoo groote beleediging aan te doen.
Ik herhaal het, en bid u om de genade van het
altijd te kunnen herhalen: Laat dit niet toe, dat
ik mij van u afschoide. O God mijner ziel, ik bemin
u, ik wil u onophoudelijk beminnen, ik wil u alleen
beminnen. Voor hemel en aarde zweer ik het, dat ik
u allen beminnen wil, en niets anders. — O Moeder
van barmhartigheid, allerheiligste Maagd Maria, bid
daarom voor mij, en bekom mij de genade, dat ik
nimmer iets anders beminne dan Jesus alleen.
ZESDE OVERWEGING.
Hoe groot het verlangen van Jesus Christus is, om zich
met ons in de heilige Communie te vereenigen.
Daar Jesus wist, dat zijn uur gekomen was, zegt
-ocr page 372-
3(56        GODVRUCTITIGE OEFENINGEN TOT HET
de H. Joannes: (13, 1.) dit uur, dat Jesus, zijn
uur noemde, was de nacht, waarin zijn Jijden moest
beginnen. Maar hoe is hot toch mogelijk, dat de Heer
een zoo schroomelijk uur zijn, uur noemt? Dit komt,
wijl hij gedurende zijn geheel leven naar dit uur
zuchtte, dewijl hij besloten had, ons in dezen nacht
de heilige Communie na te laten, door welke hij zich
geheel en gansch vereenigen wilde met zijne geliefde
zielen, voor welke hij weldra zijn bloed vergieten,
zijn leven opofferen zoude. Laat ons hooren, wat
Jesus in dien nacht aan zijne leerlingen zeide: Met
begeerte heb ik verlangd dit Paaschlam met u te eten!
Door deze woorden wilde Jesus ons het verlangen
en de begeerte te kennen geven, die hij had om zich
met ons in dit Sacrament van liefde te vereenigen.
De H. Laurentius Justinianus zegt: dat de woorden,
„met begeerte heb ik verlangd," woorden waren,
die uit het van oneindige liefde ontstoken Hart van
Jesus voortkwamen, maar dezelfde vlammen, die
toen in het Hart van Jesus brandden, branden nu nog,
en dezelfde uitnoodiging om hem te ontvangen, die hij
toen aan zijne leerlingen deed, doet hij nog heden aan
ons, ons toeroepende: „Neemt en eet, dit is mijn lig-
chaam." — Om ons aan te moedigen hem met liefde
te ontvangen: belooft hij ons zelfs den hemel: „Wie
mijn vleesch eet, die heeft het eeuwige leven." (Joan.
6.) Ja, hij gaat zoo verre, dat hij ons met den dood
bedreigt, indien wij weigeren hem te ontvangen: „In-
dien gij het vleesch\' van den Zoon des mensehen niet
eet, zoo zult gij het leven in u niet hebben." Al deze
uitnoodigingen, al deze beloften, deze bedreigingen
komen alleen voort uit het vurig verlangen, dat Jesus
heeft, om uit liefde tot ons, zich met ons te vereenigen.
„Men vindt geene bij, zeide eens de Heer aan de H.
-ocr page 373-
ALEKH. SACRAMENT DES ALTAARS. 367
Mcchtildis, die zich met grootere drift op de bloemen
hecht, om er den honig uit te zuigen, dan ik begeerte
en liefde heb, om tot eene ziel te komen, die naar mij
verlangt." Maar dewijl Jesus ons bemint, zoo verlangt
hij ook, dat wij hem beminnen; dewijl hij ons wenscht
te bezitten, zoo verlangt hij ook, dat wij naar hem
verlangen. God dorst daarnaar, zegt de II. Gregorius,
dat wij naar hem dorsten. Zalig is degene, die met
een groot verlangen om zich met Jesus te vereenigen,
tot de heilige Communie gaat.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn aanbiddenswaardige Jesus! gij kunt ons
nu geen grooter bewijs uwer liefde meer geven. —
Gij hebt toch reeds uw leven voor ons willen opoffe.
ren. Ja, gij hebt zelfs in het allerheiligste Sacra-
inent bij ons willen blijven, opdat wij ons met uw
heilig vleesch spijzen zouden, en gij wenscht zoo
vurig, dat wij u ontvangen; o mijn Jesus! hoe is
het toch mogelijk, dat wij, die al deze teekenen
uwer liefde kennen, evenwel niet van liefde tot u
ontstoken zijn ! O gij, verkleefdheid aan de aardsche
dingen, verlaat mijn hart, want gij alleen hindert mij,
mijnen Jesus te beminnen, gelijk hij mij bemint!,...
Zoude ik ergens zulke groote bewijzen van liefde
vinden als die, welke gij, o allerzoetste Zaligmaker!
mij gegeven hebt? Uit liefde tot mij hebt gij uw leven
willen opofferen, uit liefde tot mij, hebt gij eenen zoo
bitteren en zoo smadelijken dood geleden: uit liefde
tot mij, hebt gij u bijna vernietigd; als gij in het
allerheiligste Sacrament een spijs hebt willen worden,
om u geheel en gansch aan mij te kunnen schenken.
Ach, mijn God! laat niet toe, na mij zoo vele bewijzen
uwer goedheid gegeven te hebben, dat ik nog on-
dankbaar jegens u blijve. Ik dank u, dat gij mij nog
tijd geeft om de beleedigingen, die ik u aangedaan heb,
-ocr page 374-
368        GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
te beweenen, en om u de nog overige dagen mijns
levens te beminnen. Het berouwt mij, opperste goed,
dat ik vroeger uwe liefde zoo zeer veracht heb. Ik be-
min u, oneindige schat. Ik bemin u, oneindige liefde,
die oneindige wederliefde verdient. Help mij, o Jesus!
opdat ik uit mijn hart alle neigingen, die u niet tot
voorwerp hebben, verdrijve, opdat ik van nu af niets
verlange, niets zoeke en niets beminne dan u alleen.
O mijn geliefde Zaligmaker! maak, dat ik u altijd
vinde, maak dat ik u altijd beminne. Beneem mij mij-
nen geheelen wil, opdat ik nooit meer iets anders
wille dan wat u behaagt. O mijn God, mijn God! wien
zoude ik ook wel beminnen, zoo ik u niet beminde, u,
die toch alle goed in ubevat? Ja, ualléén wil ik en
niets anders. O Maria, mijne moeder, tiek mijn
hart tot u, en vervul het met de reine liefde tot
Jesus Christus.
ZEVENDE OVEltWEGING.
De heilige Communie schenkt ons de volharding in de
genade Gods.
Als Jesus in de heilige Communie tot eene ziel
komt, dan brengt hij haar alle goederen, alle genaden,
en vooral de genade der heilige volharding. Dit is de
bijzonderste werking van het allerheiligste Sacrament.
Het voedt de ziel, die het ontvangt, met dit brood des
levens, en verleent haar eene groote kracht om op den
weg der volmaaktheid voort te gaan, en om de vijan-
den, die haren ondergang besloten hebben, te weder-
staan. Daarom noemt zich dan ook Jesus in het aller-
heiligste Sacrament een hemelsch brood: „Ik ben het
levend brood, dat van den hemel nedergedaald is. Wie
van dit brood eet, zal in eeuwigheid leven." (Joan. 6,
15.) Even als het aardsche brood, het leven des lig-
chaanis onderhoudt, even zoo onderhoudt dit hemel
-ocr page 375-
ALLERH. SACRAMENT DES ALTAARS. 3G9
schc brood het leven der ziel, in welke het bewerkt,
dat dezelve in de genade Gods volharde. De kerkver-
gadering van Trente (Zit. 13. c. 2.) leert ons ook, dat
de H. Communie het behoedmiddel is, dat ons van de
dagelijksche zonden zuivert, en van de doodzonden
bewaart. Paus Innocentius III zegt, dat Jesus ons
door zijn heilig lijden van de bedrevene zonden gerei-
nigd heeft; en ons door het allerheiligste Sacrament
des Altaars van de zonden bewaart, die wij nog be-
gaan kunnen. Daarom, zegt de H. lionaventura, moe-
ten de zondaars zich niet van de heilige Communie
afhouden, omdat zij zondaren geweest zijn; integen-
deel, omdat zij zondaars geweest zijn, moeten zij des
te dikwijler communiceren, want hoe zwakker zich
iemand gevoelt, des te meer heeft hij krachtige mid-
delen noodig.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Zie, o mijn God! hoe ellendig ik ben; maar ach,
waarom beklaag ik mij over mijne zwakheid, als ik
zie, hoe dikwijls ik in de zonde teruggevallen ben?
Ach! hoe zoude ik ook aan de aanvallen der hel heb-
ben kunnen wederstaan, daar ik mij van u verwijder,
die al mijne kracht zijt? Ware ik dikwijler tot de hei-
lige Communie gegaan, o dan zouden mij mijne vijan-
den zeker niet zoo dikwijls overwonnen hebben? Zie,
ik wil het voortaan niet meer zoo maken: „Op u, o
Heer! heb ik gehoopt, in eeuwigheid zal ik niet be-
schaamd worden." Neen, neon, ik wil geen vertrou-
wenmeer in mijne goede voornemens stellen; gij alleen,
o mijn Jesus! gij zult mijne hoop zijn. Gij moet mij de
kracht geven, om nooit meer in de zonden te bewilli-
gen. Zie, ik ben zwak, maar gij moet mij in de heilige
Communie de noodige kracht verleenen, om aan de
bekoringen te wederstaan. „Alles vermag ik in den-
12
                                                      16.
-ocr page 376-
370 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TOT HET
gene die mij versterkt..." Vergeef mij, o mijn Je-
sus! alle beleedigingen, die ik u heb aangedaan, en
die ik uit geheel mijn hart beween. Ik neem vastelijk
voor liever te sterven, dan u nog ooit te beleedigen;
en ik hoop, dat gij mij door uw bitter lijden zult
bijstaan; om tot mijnen dood toe in uwe genade te
volharden. „In u, Heer, heb ik gehoopt: in eeu-
wigheid zal ik niet beschaamd worden." Dit roep
ik tot u, o mijne lieve Moeder Maria, met den
H. Bonaventura: „Op u, o mijne Koningin! heb
ik gehoopt, in eeuwigheid zal ik niet beschaamd
worden."
ACHTSTE OVERWEGING.
Over de voorbereiding en dankzegging bij de H. Communie.
De kardinaal Bona vraagt, hoe het mag komen,
dat zoo vele menschen, niettegenstaande zoo vele
Communiën, evenwel zoo weinig voortgang op den
weg der zaligheid maken? Dat komt niet van het
voedsel, antwoordt hij, maar van de voorbereiding
dergenen, die het ontvangen. Snel steekt het vuur
droog hout in brand, maar niet het natte, omdat
dit weinig tot branden geschikt is. De heiligen
trokken zulke groote voordeelen uit hunne Com-
muniën, omdat zij er op bedacht waren zich zorg-
vuldig daartoe voor te bereiden. Op twee dingen
moet eene ziel, die zich tot de H. Communie voor-
bereidt, bedacht zijn: ten eerste moet zij aan alle
schepselen afgestorven zijn; zij moet alles uit haar
hart verdrijven, wat niet God of voor God is. Want
alhoewel ook eene ziel in staat van genade is, indien
zij zich toch met aardsche neigingen bezig houdt,
vindt de liefde Gods des te minder plaats in haar
hart, hoe meer deze aardsche begeerten daarin
heerschen. Toen de H. Gertrudis op zekeren dag
-ocr page 377-
ALLERII. SACRAMENT DES ALTAARS."        371
aan den Heer vroeg, op welke wijze hij verlangde,
dat tij zich tot de heilige Communie zoude voor-
bereiden, zoo antwoordde haar Jesus: Tk verlang
niets anders van u, dan dat gij mij ledig van u
zelven ontvangt. Maar om grooten zegen uit de
heilige Communie te trekken, moet men ook nog
een groot verlangen hebben om Jesus te ontvan-
gen, om hem altijd meer en meer te beminnen.
Gerson zegt, dat alleen hij, die hongerig tot deze
tafel nadert, verzadigd wordt. De H. Franciscus
van Sales verlangt, dat hij het bijzondersto doelwit
eener ziel, die communiceert, daarop gerigt zij om
in de liefde Gods aan te groeijen. Uit liefde, zeide
hij, moet men hem ontvangen, die zich aan ons
uit loutere liefde geschonken heeft. Daarom zeide
ook eens Jesus aan de H. Mechtildis: Als gij com-
municeren wilt, dan moet gij ook alle liefde wen-
schen te bezitten, die ooit een hart tot mij gehad
heeft: en dan zal ik uwe liefde ontvangen, alsof
zij zoo groot ware als gij ze wenscht.
Maar na de H. Communie moet men ook de
dankzegging niet verzuimen. Er is geen gebed, dat
Gode aangenamer is dan het gebed, na de heilige
Communie; de godvruchtige gevoelens, diewijals-
dan in ons opwekken, hebben veel grootere waarde
bij God, dan die, welke wij op eenen anderen tijd
zouden hebben; want hunne waarde wordt alsdan
door de tegenwoordigheid van Jesus, die met de
ziel vereenigd is, vergroot; en indien wij God als-
dan om iets bidden, zoo moeten wij donken, dat,
gelijk de H. ïheresia zegt, Jesus na de heilige
Communie zich in onze ziel, gelijk op eenen troon
van genade bevindt, en ons toeroept: Wat wilt gij
dat ik doe? Zio, lieve ziel, ik ben juist daarom
-ocr page 378-
373 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN TO T , ENZ.
van den hemel tot u gekomen, om u met genade
te vervullen; bid mij om al wat gij wilt, en hoe
veel gij ook verlangen moget, zie, alles zal u ge-
geven worden. O, welke genadeschatten verliezen
diegenen, welke na de heilige Communie veronacht -
zamen God te bidden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O God van liefde, gij wetischt zoo vurig om
ons uwe genade mede te deelen, en wij zijn zoo
weinig daarop bedacht u om genade te bidden! O,
welken angst zal het ons in ons doodsuur veroor-
zaken, als wij aan deze nalatigheid, die ons zoo
schadelijk geweest is, zullen denken. O mijn God!
vergeet het verledene: zie, in het toekomende wil
ik mij, met uwe hulp, beter voorbereiden en zorg
dragen, om alle aardsche neigingen uit mijn hart
te verdrijven, welke mij zouden kunnen beletten
al d:: genaden te ontvangen, die gij mij wilt me-
dedeelen. Maar, ook na de heilige Communie wil
ik, zoo goed als ik kan, u den noodigen bijstand
vragen, om in uwe liefde aan te groeijen, geef
mij slechts de genade om mijn goed voornemen uit
te voeren. Ach, mijn Jesus! hoe weinig was ik
vroeger daarop bedacht om u te beminnen; ach!
de tijd, dien uwe barmhartigheid mij nog geven
zal, zal voor mij oen tijd zijn, om mij tot den dood
voor te bereiden, en om door mijne liefde de be-
leedigingen, die ik u heb aangedaan, wederom te
vergoeden. Zie, ik wil dezen tijd geheel doorbren-
gen met mijne zonden te beweenen en u te bemin-
nen. Ik bemin u, o Jesus! mijne liefde, ik bemin
u, mijn eenig goed! ontferm u mijner, en verlaat
mij niet. En gij, o mijne Moeder Maria, mijne
hoop! laat ook niet na, mij door uwe voorspraak
te helpen.
-ocr page 379-
TOT
DEN HEILIGEN GEEST.
Voor eiken dag der Week,
MAAK VOORNAMELIJK OM VAN ZONDAG VÓÓR PINRSTE-
KEN TOT NA HET PINKSTERFEEST TE VERRIGTEN.
Over de godvrucht tot den H. Geest.
Onder al de oefeningen van godvrucht is de
negendaagsche godvrucht tot den H. Geest eene der
ge wigiigste, dewijl de H. Apostelen en de allerheilig-
ste Maagd Maria deze het eerst in de eetzaal te Jeru-
salem geoefend hebben, en dewijl dezelve met de
grootste wonderen en genaden vergezeld werd, vooral
met de gaaf van den H. Geest zelven, die een geschenk
is, dat Jesus Christus ons door zijn lijden verworven
heeft. De goddelijke Zaligmaker zelf leerde ons deze
waarheid, als hij aan zijne leerlingen zeide, dat,
zoo hij niet stierf, hij hun den H. Geest niet zenden
kon: „Indien ik niet heenga, zoo zal de trooster
niet tot u komen, maar ga ik weg, dan zal ik hem
tot u zenden." (Joan. 16, 17.)
Het geloof leert ons, dat de H. Geest de liefde
is, die God den Vader en de Zoon tot elkander heb-
ben. Daarom schrijft men ook de mededeeling der
liefde Gods bijzonder aan den H. Geest toe, volgens
deze woorden van den H. Paulus: „De liefde Gods
is in onze harten uitgestort door den H. Geest, die
-ocr page 380-
374                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
ons gegeven is." — Het zal derhalve gevoegelijk
zijn, dat wij in deze godvruchtoefening de hooge
waarde der liefde Gods betrachten, opdat de begeerte
naar dezelve in ons vermeerderd worde, en opdat
wij ons moeite mogen aandoen, om dezelve door
godvruchtige oefeningen en bijzonder door het gebed,
te verkrijgen; dewijl God ze aan die, welke er hem
ootmoedig om bidden, beloofd heeft: Uw Vader in
den hemel zal den goeden geest geven aan diege-
nen, welke hem daarom bidden." (Hom. 3, 5.)
GEBED
om do zeven gaven van den H. Geest, hetwelk men vóór of
na iedere overweging van den H. Geest kan lezen.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid
u als den waren God, één met den Vader enden
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en
der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor
al de genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt,
en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe ge-
nade en liefde in mijn hart te komen, en mij de gave
van vrees te verleenen, opdat dezelve mij belette ,
wederom in de zonden te vallen, die ik vroeger begaan
heb, en welke ik u bid mij genadig te willen vergeven.
Ome Vader. Wees gegroet.
e. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid
u als den waren God, één met den Vader en den
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en
der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor
alle weldaden, die gij aan de wereld bewezen hebt,
en nog gedurig bewijst. He bid u.ommetuwegenade
-ocr page 381-
375
TOT DEN II. GEEST.
en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van
godvrucht te verleenen, opdat ik u in, het vervolg
ijveriger moge dienen, spoediger uwe heilige inspra-
ken volge, en getrouwer de geboden Gods onderhoude.
Onze Vader. Wees gegroet.
ii. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen ! ik aanbid
u als den waren God, één met den Vader en den
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en
der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor
alle weldaden die gij aan de wereld bewezen hebt,
en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe ge-
nade en liefde in mijn hart te komen, en mij de
gaaf van wetenschap te verleenen, opdat ik de god-
delijke dingen wel erkennen moge, en, door u ver-
licht, den weg mijner eeuwige zaligheid bewandele.
Onze Vader. Wees gegroet.
b. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid
u als den waren God, één met den Vader en den
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en
der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor
alle genaden, die gij aan de wereld bewezen hebt,
en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe
genade en liefde in mijn hart te komen, en mij de
gaaf van kracht te verleenen, opdat ik vol moed alle
aanvallen des duivels en alle gevaren der wereld, die
mijne zaligheid beletten kunnen, overwinnen moge.
Onze Vader. Wees gegroet.
e. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid
-ocr page 382-
376                 GODVKUCHTIGE OEFENINGEN
u als den waren God, één met de Vader en den
Zoon. Ik loof u met de lofzangen der Engelen en
der Serafs. Ik offer u mijn hart op, en dank u voor
al de genaden die gij aan de wereld bewezen hebt
en nog gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade
en liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van
goeden raad te verleenen, opdat ik altijd verkieze wat
tot mijn geestelijk welzijn het nuttigste is, en opdat
ik alle strikken en lagen des duivels moge vermijden.
Onze Vader. Wees gegroet.
r. Heilige Geest, eeuwige liefde! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid u
als den waren God, een met den Vader en den Zoon.
Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs.
Ik offer u mijn hart op, en dank u voor alle ge-
naden, die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog
gedurig bewijst. Ik bid u, om met uwe genade en
liefde in mijn hart te komen, en mij de gaaf van
verslond te verleenen om de geheimen van God te
kennen, en om door de betrachting der hetnelsche
dingen, mijne gedachten en begeerten altijd meer en
meer van de ij lel lieden dezer ellendige wereld af
te trekken.
Ome Vader. Wees gegroet.
b. Heilige Geest, eeuwige liefde ! kom en ontvlam
onze harten.
v. Heilige Geest, trooster der zielen! ik aanbid n
als den waren God, één met den Vader en den Zoon.
Ik loof u met de lofzangen der Engelen en der Serafs.
Ik ofier u mijn hart op, en dank u voor alle genaden,
die gij aan de wereld bewezen hebt, en nog gedurig
bewijst. Ik bid u om met uwe genade en liefde in mijn
hart te komen, en mij de gaaf van wijsheid is ver-
-ocr page 383-
377
TOT DEN H. GEEST.
leenen, om door dezelve al mijne handelingen tot
God, als tot mijn laatste einde te rigten, opdat ik
na hem hier op aarde bemind en getrouw gediend
te hebben, hem hierna in de andere wereld, gedu-
rende de gansche eeuwigheid moge genieten.
Onze Vader. Wees gegroet.
r. Heilige Geest, eeuwige liefde, kom en ontvlam
onze harten.
Voor den Zcndag.
De lierde Gods is een vuur dat ontvlamt.
God had in de wet van Mozes bevolen, dat er op
zijn altaar vuur zoude branden. „Maar het vuur op
het altaar zal altijd branden." De H. Gregoriuszegt:
„Onze harten zijn Gods altaren, en de Heer wil, dat
in dezelve zijne goddelijke liefde zonder ophouden
brande." Daarom was het den eeuwigen Vader niet.
genoeg, ons zijnen Zoon Jesus Christus te schenken,
opdat hij ons door zijnen dood zoude zalig maken:
neen, hij wilde ons nog den Heiligen Geest zenden,
opdat deze iu onze harten zoude wonen om dezelve
zonder ophouden met zijne liefde te ontvlammen.
Christus zelf verzekert ons, dat hij juist daarom op
aarde gekomen is, om onze harten door dit heilige
vuur te ontvlammen, en niets anders wenscht, dan
dat het zich ontstoke: „Ik ben het vuur op aarde
komen brengen, en wat wil ik anders dan dat het
brander" Hij vergeet de beleedigingen en den ondank
die hij op de aarde van de menschen heeft moeten
uitstaan, en zoodra hij ten hemel gevaren is, zendt
hij ons den H. Geest. — Gij bemint ons dan, o liefde-
waardigste Zaligmaker! in uwe heerlijkheid, gelijk gij
ons in uwen smaad en in uw lijden bemind hebt.
-ocr page 384-
378                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Daarom wilde ook de EL Geest den leerlingen onder
de gedaante van vurige tongen verschijnen." En daar
verschenen hun verdeelde tongen gelijk vuur." (Werk.
der Ap.) Eu daarom leert ons de H. Kerk bidden:
„Wij bidden u, o Heer! de H. Geest gewaardige zich
ons met het vuur te ontvlammen, hetwelk onze
Heer Jesus Christus op de aarde gezonden heeft, en
hetwelk hij in alle harten wil zien branden." Dit
heilige vuur ontvlamde de heiligen, om groote dingen
voor God te ondernemen, en hunne vijanden te be-
minnen, naar verachting te verlangen, aan allegoe-
deren dezer wereld te verzaken, zelfs om met vreugde
het marteldom en den schromelijksten dood te on-
dergaan. De liefde kan zich niet vermoeijen, zij zegt
nooit, het is genoeg. Hoe meer eene ziel, die God
bemint, voor haren beminde doet, des te grooter
wordt haar wensch om nog meer te doen, ten einde
hem te behagen, en zijne liefde altijd meer en meer
te verdienen. Dit heilige vuur der liefde Gods, ont-
vlamt zich gedurende het inwendige gebed: „Als
ik overwoog, ontvlamde het vuur." (Ps. 33.) In-
dien wij dus wenschen door de liefde Gods ontvlamd
te worden, dan moeten wij het gebed beminnen,
dewijl het aan een offeraltaar gelijkt, op hetwelk het
vuur der goddelijke liefde zich onophoudelijk onsteekt-
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Tot nu toe, o mijn God ! heb ik nog niets voor u
gedaan, terwijl gij nogtans zulke groote dingen voor
mij verligt hebt. Ach, mijne laauwheid moest u reeds
van over lang bewogen hebben om mij uit uwen mond
te spuwen. O H. Geest! verwarm hetgene koud is,
on ontsteek in mij eene groote begeerte om u te
behagen. Ik verzaak nu al mijne gemakken. Ik wil
-ocr page 385-
379
TOT DEN ir. GEEST.
liever sterven, dan u nog in het minste te misha-
gen. Gij wilt in de gedaante van vurige tongen ver-
schijnen ; zoo wil ik u dan ook mijne tong toewijden,
opdat ik u niet meer met dezelve beleedige. O mijn
God! gij hebt ze mij gegeven om uwen lof te ver-
kondigen, en ik, ik heb mij van dezelve bediend,
om u te beleedigen, en zelfs om anderen tot zonde
te brengen! Aeh, het berouwt mij uit geheel mijn
hart! uit liefde tot Jesus Christus, die, toen hij
hier op aarde leefde, uwe eer zoo zeer door zijne
tong bevorderd heeft, maak, dat ik u van nu af
waarachtig eere, uwen lof zinge, u om uwen bij-
stand smeeke, en uwe goedheid en de oneindige
liefde, dien gij verdient, verkondige. Ik beminu,
mijne hoogste goed, ik bemin u, o God van liefde!
O Maria! g.j zijt de welbeminde bruid van den H.
Geest, bekom voor mij het vuur der goddelijke liefde.
Voor den Maandag.
De Helde is een licht, dat verlicht.
Een der grootste nadeelen, welke ons de zonde
van Adam toegebragt heeft, bestaat hierin, dat ons
verstand door de driften verduisterd is. Arme ziel,
die u door eene drift laat beheerschen! üe drift is
een damp en een sluijer, die ons belet de waarheid
te kennen. Hoe kan men de boosheid vlugten, als
men niet meer weet wat boosheid is? Hoe meer
zonden wij begaan, des te donkerder wordt het in
ons. Maar de H. Geest, die een gelukkig licht ge-
noemd wordt, ontvlamt niet alleen door zijne godde-
lijke stralen onze harten met zijne liefde, maar hij
verdrijft ook de duisternis, en maakt dat wij erken-
nen de ijdelheid der aardsche en de groote waarde
der eeuwige goederen, het gewigt van de zaligheid
-ocr page 386-
380                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
onzer ziel, den grootsten schat der genade Gods, zijne
goedheid, de oneindige liefde, die hij verdient, en de
oneindige liefde, die hij ons toedraagt. „De vleesche-
lijke mensch begrijpt de dingen niet, die den geest
Gods aangaan." (1. Cor. 2, 14.) De mensch die
zich door de bevrediging der aardsche wellusten
bezoedelt, weet maar weinig van deze waarheden
en daarom bemint de ongelukkige hetgeen hij moest
haten, en daarom haat hij, wat hij zou moeten be-
minnen. De H. Maria Magdalena van 1\'azzisricp uit:
„O liefde! gij, die niet bekend, o liefde! gij die niet
bemind wordt." En daarom konde de H. ïheresia
met reden zeggen, dat God niet bemind wordt,
omdat men hem niet kent. De heiligen baden on-
ophoudelijk, dat God hen zoude verlichten: Zend
licht, doorstraal mijne duisternis, open mijne oogen;
want zonder licht kunnen wij de afgronden niet
vermijden, kunnen wij God niet vinden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O heilige, o goddelijke Geest! ik geloof, dat gij
waarlijk God zijt, een eenige God met den Vader en
den Zoon. Ik aanbid u, ik erken u als den gever aller
verlichtingen, door welke gij mij hebt doen kennen,
welk groot kwaad ik beging, als ik u beleedigde,
en welke verpligting ik heb u te beminnen; ik dank
n daarvoor en het berouwt mij bovendien u beleedigd
te hebben. Ik had verdiend, dat gij mij in de duisternis
liet, maar ik erken nu, dat gij mij niet verstooten
hebt. Verlicht mij ook in het vervolg, o heilige Geest!
laat mij altijd meer en meer uwe oneindige goedheid
erkennen, en geef mij kracht, opdat ik u voortaan
uit geheel mijn hart beminne. Geef mij altijd meer
genaden, opdat ik , door dezelve overwonnen, ge-
dwongen worde niets te beminnen, dan u alleen.
-ocr page 387-
381
TOT DEN H. GEEST.
Hierom bid ik u, door de verdiensten van Jesus Chris-
tus. Ik bemin u, o mijn opperste goed ! ik bemin u
meer dan mij zelven. Ik wil geheel aan u zijn; neem
mij aan, en laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u
verwijdere. O mijne lieve Moeder Maria! sta mij bij
door uwe heilige voorspraak, sta mij altijd bij.
Voor den Dingsdag.
De liefde Gods is een water dat den dorst laaft.
De liefde Gods wordt ook eene levende bron ge-
noemd. Onze Zaligmaker zeide aandeSamaritaansche
vrouw: „Hij, die van het water zal drinken, dat ik
hem geven zal, zal in eeuwigheid geen\' dorst heb-
ben." (Joan. 4,13.) De liefde Gods is een water, dat
den dorst laaft, immers wio God waarlijk bemint, die
zoekt en wenscht niets meer; want hij vindt in God
alle goed. Daarom vergenoegt hij zich met God en
roept altijd vol vreugde uit: „Mijn God en mijn al!"
God beklaagt zich over zoo vele zielen, die ellendige
en kortstondige vreugde bij de schepselen zoeken, en
hem, het oneindige goed, de bron der levende wa-
teren, verlaten: „Zij hebben zich putten gegraven,
doorboorde patten, die geea water kunnen inhou-
den." (Jerem. 2, 12.) Maar dewijl God ons bemint,
dewijl hij ons zoo gaarne in vrede wil zien, roept hij
ons toe: „Indien iemand dorst heeft, dat hij tot mij
kome." (Joan 3, 7.) Wie gelukkig wenscht te zijn,
kome tot mij, en ik zal hem den H. Geest geven, die
hem hierop aarde, en eens in den hemel gelukkig
zal maken. Hij gaat voortenzegt: „die in mij gelooft,
uit diens binnenste zullen, gelijk de H. Schrift zegt,
stroomen van levende wateren vloeijen." (Joan. 7,
38.) Hij, die gelooft, en tegelijk Jesus Christus be-
-ocr page 388-
382                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
mint, zal met zoo vele genaden verrijkt worden, dat
uit zijn hart (dat is uit zijnen wil) bronnen van heili-
ge deugden zullen vloeijen, die hem niet alleen helpen
zullen om het leven van genade voor zich te bewaren,
maar die maken zullen, dat ook anderen dit godde-
lijk leven zullen bekomen. Dit water, waarvan onze
Zaligmaker spreekt, is de H. Geest, die wezenlijke
liefde, dio Jesus Christus beloofd heeft ons na zijne
hemelvaart te zenden. Dat zeide hij van den geest
welke diegenen, „die in hem zouden gelooven, ont-
vangen zouden; want de H. Geest was ons nog niet
gegeven, omdat Jesus nog niet verheerlijkt was.\'\' (Jo-
an. 7, 39.) De sleutel, waarmede wij ons den ingang
tot deze zalige waters openen, is het heilig gebed
waardoor wij alle goed verkrijgen, dewijl de Heer
ons beloofd heeft: „bidt en gij zult ontvangen." Wij
zijn blind, arm en ellendig, maar door het gebed be-
komen wij licht, kracht en alle schatten der genaden,
ïheodoretus zegt: Het Gebed! alhoewel het maar
één is, vermag alles." Hij, die bidt, bekomt alles,
wat hij wenscht. God wil ons zijne genade schenken,
maar hij wil, dat wij hem bidden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
„Heer, geef mij dit water." Met de Samaritaan-
sche vrouw, bid ik u, o mijn Jesus! geef mij dit
water uwer liefde! opdat ik al wat aardsch is , ver-
gete, om enkel voor u, die oneindig liefdewaardig
zijt, te leven. „Bevochtig hetgene dor is." Mijne ziel
is eene dorre aarde, die niets dan distels en doornen
der zonde voortbrengt, besproei ze met uwe genade,
opdat zij, eer ik sterf, tot uwe groote eer eenige
vruchten drage. O gij bron der levende wateren,
mijn hoogste goed! hoe dikwijls heb ik u verlaten,
-ocr page 389-
383
TOT DEN II. GEEST.
om hier op aarde onreine gevoelens te zoeken, die
mij uwe liefde hebben doen verliepen! Ware ik toch
gestorven, eer ik u beleedigd had! Voortaan wil ik
niets anders dan u; o mijn God! help mij, en maak
dat ik u getrouw blijve. Maria, mijne hoop. bewaar
mij onder uwe Moederlijke bescherming.
Voor den Woensdag.
Do liefde Gods is een dauw, die bevochtigt.
De H. Kerk doet ons bidden, dat de instorting des
H. Geestes onze harten reinige, bevruchte, besproeije
en met zijnen dauw doordringe. De liefde bevrucht de
goede begeerten, de heilige voornemens en heilige wer-
ken, die uit het hart voortkomen: deze zijn de bloemen
en de vruchten, die de genade des H. Geestes voort-
brengt. Men noemt de liefde; daarom ook eenen dauw,
omdat zij het vuur der booze begeerten en bekoringen
uitbluscht. Derhalve wordt de H. Geest ook met regt
een verzachtingsmiddel en eeneverkwikking in de hitte
genoemd. Als wij bidden, dan daalt deze dauw in onze
harten neder. Een gebed van een kwartier uurs is
genoeg om den haat en de ongeregelde liefde in
ons hart uit te blusschen. „Hij bragt mij in den
wijnkelder, en regelde in mij de liefde." Het in-
wendige gebed of de meditatie is die wijnkelder,
in welke onze liefde geregeld wordt, zoo dat wij
den naaste gelijk ons zei ven, en God boven al be-
minnen. Die God bemint, bemint het gebed; maar
wie het gebed niet bemind, dien is het bijna on-
mogelijk zijne driften te overwinnen.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O heilige Geest! ik wil niet meer voor mij zelven
-ocr page 390-
384                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
leven; al de dagen mijns levens, die mij mog overblij-
ven, wil ik enkel besteden, om u te behagen en u te
beminnen. Derhalve bid ik u om de genade desgebeds.
Kom gij zelf in mijn hart en leer mij bidden. Verleen
mij kracht, om het gebed ten tijde der dorheid nooit
te verlaten; geef mij den geest des gebeds, dat is, de
genade van altoos te bidden, en u om datgene te bid-
den, wat aan uw goddelijk hart het meest behaagt.
Om mijne zonden zou ik reeds verloren gegaan zijn,
maar ik erken uit de teedere liefde, met welke gij mij
behandeld hebt, dat gij mij zalig, dat gij mij heilig
maken wilt: ja, ik wil heilig worden om u te behagen,
en om u altijd meer en meer om uwe oneindige goedheid
te beminnen. Ik bemin u, mijn opperste goed, mijne
liefde, mijnal! en dewijl ik u bemin, zoo schenk ik mij
geheel aan u. O Maria, mijne hoop! sta mij bij.
Voor den Donderdag.
De liefde Gods is eene rust, die verkwikt.
De liefde wordt ook nog „rust in den arbeid ; troost
in hetweenen" genoemd. De liefde Gods is eene rust,
die verkwikt, want de wezenlijkheid der liefde bestaat
in den wil des beminnaars met den wil des beminden te
vereenigen.Voor eene ziel, die God bemint, is het, wan-
neer zij smart of verlies van goederen lijdt, genoeg,
om zich wederom aanstonds te troosten, als zij be-
denkt, dat het de wil van haren welbeminde is,
dat zij die smart, dat verlies ondergaat. Het is haar
genoeg te zeggen: Mijn God wil het zoo, en ter-
stond vind zij in allen tegenspoed rust en tevre-
denheid. Dit is die vrede, die alle aardsche vreng-
de overtreft. Wanneer de H. Maria Magdalena van
Pazzis slechts deze woorden: „de wil Gods," uit»
sprak, werd zij met vreugde vervuld. Hier op aar-
-ocr page 391-
385
TOT DEN H. GEEST.
de moet een ieder zijn kruis dragen, maar, zegt de
H. ïheresia, alleen voor diegenen is het zwaar,
die het onwillig dragen, niet voor hem, die het
met vreugd op zijne schouders neemt. Op deze wijze
wond en geneest de Heer ten zelfden tijde; want
de H. Geest maakt door zijne zoete vertroostingen,
dat smaad en lijden ons aangenaam en liefdelijk voor-
komen. „Ja, Vader! alzoo heeft het u behaagd,"
zoo moeten wij in allen tegenspoed, die ons over-
valt, uitroepen; of: „dit geschiede, o Heer! om-
dat het alzoo uw heiligen wil is." Als de vrees
voor een tijdelijk ongeluk ons beangstigd\', zoo moe-
ten wij eiken keer tot God roepen: „Doe, o Heer!
wat u behaagt; en ik ben bereid alles aan te nemen
wat gij mij wilt overzenden." Het is ook zeer nut-
tig, dikwijls gedurende den dag oefeningen van
overgeving in den goddelijken wil te verwekken,
gelijk de H. Theresia deed.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn God! hoe dikwijls ben ik, om mijne zon-
dige neigingen te voldoen, tegen uwen heiligen wil
opgestaan; dit smart mij meer dan alle ander
kwaad. O mijn God! van nu af wil ik u uit ge-
heel mijn hart beminnen. „Spreek, Heer! uw die-
naar hoort." Zeg mij, wat gij van mij wilt, ik wil alles
doen, uw wil zal altijd mijn eenig verlangen, het
eenig voorwerp mijner liefde zijn. „O heilige Geest,
kom mijne zwakheii te hulp." Gij zijt de zoet-
heid zelve, hoe konde ik ook nog iets anders be-
minnen dan u alleen! Trek door de liefelijkheid
uwer heilige liefde al mijne neigingen tot u. Ik
wil alles verlaten, om mij geheel aan u te schenken.
Neem mij aan en sta mij bij. O Maria, mijne Moe-
der! in u stel ik al mijn vertrouwen.
12                                                        17
-ocr page 392-
386                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Voor den Vrijdag.
De liefde Gods is eene kracht, die ons versterkt.
„De liefde is sterjc als de dood." (Gez. 8, 6.) Gelijk
er niets in de wereld is, dat den dood wederstaan
kan, zoo is er voor de ziel, die God bemint, geene
moeijelijklieid, die niet eindelijk voor de liefde wij -
ken moet. Als het erop aan komt om aan den wei-
beminde te behagen, dan verdraagt de liefde alles:
verlies, verachting en smarten. Niets is zoo hard,
dat niet door het vuur der liefde vermorzeld wordt.
Het zekerste teeken, dat eene ziel God bemint, is,
dat zij hem in hare liefde getrouw blijft niet alleen
als het haar goed gaat, maar ook als haar tegen-
spoed overkomt. De H. Franciscus de Sales zegt:
„God is even zoo liefdewaardig in den tegenspoed
als in de vertroostingen, omdat hij ons alles uit
liefde toezendt." Ja, hoe meer hij ons hier op aarde
bezoekt, des te meer bemint hij ons. De H. Joan-
nes Chrysostomus achtte den H. Paulus gelukkiger,
toen hij in de boeijen zuchtte, dan wanneer hij tot
in den derden hemel verheven was. Daarom ver-
heugden zich de H. Martelaars te midden van hnn
lijden; zij dankten den Heer, als voor de grootste
genade, die hij hun bewijzen kon, als hij ze uit
liofde tot hem liet lijden. De andere Heiligen, die
geene tirannen vonden, die hen wilden pijnigen,
zijn om aan God te behagen, door hunne boetple-
ging hunne eigene tirannen geworden. De H. Au-
gustinus zegt, „dat hij, die bemint, niet moede
wordt, en zoo hij zelfs moede zoude worden, bemint
hij de vermoeidheid."
-ocr page 393-
387
TOT DEN II. GEEST.
BEVOELENS EN GEBEDEN.
O God mijner ziel! ik zeg, dat ik u bemin, maar
wat doe ik uit liefde tot u? —niets;— dat is dan
een teeken, dat ik u niet, of weinig bemin. Geef
mij derhalve, o mijn Jesus! den H. Geest, opdat
hij mij kracht verleene, om, eer ik sterf uit liefde
tot u te lijden en iets voor u te doen. Laat mij
niet sterven, o mijn allerliefste Zaligmaker! zoo
koud en ondankbaar gelijk ik het tot nog toe jegens
u geweest ben. Geef mij kracht, opdat ik het lijden
beminne, nadat ik zoo vele zonden begaan heb, voor
welke ik de hel verdiende. O mijn God, die geheel
goedheid en liefde zijt, gij wenscht in dit hart te
wonen, waaruit ik u zoo dikwijls verdreven heb;
kom, neem er uwe woning in, neem het in bezit,
maak, dat het geheel aan u zij. Ik bemin u, o mijn
Heer! en zoo ik u bemin, dau zijt gij reeds bij mij
teruggekeerd, want de H. Joannes geeft mij de ver-
zekering, „dat wie in de liefde blijft, in God blijft,
en God in hem." Daar gij nu dan bij mij zijt, zoo
vermeerder de lif fde! bind mij vast met de banden
uwer liefde, opdat ik niets wensche. niets zoeke,
niets beminne dan u alleen, en opdat ik, met u ver-
cenigd, mij nooit meer van uwe liefde moge schei-
den. Ik wil u toebehooren, o mijn Jesus! ik wil u
geheel toebehooren. O mijne Koningin en voorspreek»
ster Maria! verkrijg voor mij liefde en volharding.
Voor den Zaturdag.
De liefde maakt dat God in ons hart woont.
De H. Geest wordt een gast der ziel genoemd: „Zoete
Gast der ziel." Deze gast heeft Jesus Christus aan
diegenen beloofd, die hem beminnen, als hij zeide:
„Indien gij mij bemint, zal ik den vader bidden, en
-ocr page 394-
388                  GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
hij zal u eenen anderen trooster geren, om in eeuwig-
heid bij u te blijven." (Joan. 14. 15.) De H. Geest
verlaat de ziel niet, indien zij zelve hem niet uit
haar verdrijft. God woont alzoo in een hart, dat hem
bemint. Maar hij zelf verklaart, dat hij dan eerst
met ons tevreden is, als wij hem uit geheel ons
hart beminnen. De H. Augustinus verhaalt, dat de
heidensche Romeinen Jesus Christus niet onder het
getal hunner goden wilden aannemen, „omdat, zei-
den zij, hij een hoovaardig God is, die alléén wil
aangebeden worden, en die niemand nevens zich
duldt" Zij hadden gelijk; Christus verdraagt niemand
in een hart, dat hem bemint; hij wil alleen daarin
wonen, hij wil alleen bemind worden; en zoo hij ziet,
dat wij nog iets anders dan hem beminnen, aanziet hij
dat schepsel, hetwelk deel aan een hart heeft, dat hij
alleen wil bezitten (om zoo te spreken) met nijdige
oogen. „Meent gij, zegt de H. Jacobus, dat de Schrift
te vergeefs zegt: heeft de geest, die in ons woont niet
eene neiging tot den nijd?" „Met één woord, zegt de
H. Hieronymus, Jesus is afgunstig," en daarom prijst
onze hemelsche Bruidegom die zielen, die gelijk de
tortelduiven, eenzaam en van de wereld verwijderd
leven: „uwe wangen zijn schoon gelijk die der tortel-
duiven. (Hoogl, 1. 9.) Daarom wil hij niet, dat de
wereld deel neme aan eene liefde, die hij alleen bezitten
wil, en hij noemt zijne geliefde bruid eenen gesloten
hof: „Mijne zuster, mijne bruid! gij zijteen gesloten
hof." (Hoogl. 4.) Een hof, die voor alle aardsche
liefde gesloten is. Verdient Christus dan onze liefde
niet?— De H. Chrysostomus zegt: „Alles heeft hij
u gegeven, niets heeft hij voor zich gehouden." Hij
heeft voor u zijn bloed, zijn leven ten beste gegeven:
er blijft hem niet meer overig voor u te doen.
-ocr page 395-
389
TOT DEN n. GEEST.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ik zie het, o mijn God! gij wilt, dat ik gehcol aan
u zij. Ofchoon ik u dikwijls uit mijn hart verdre-
ven heb, zoo hebt gij er toch nog in terug willen
Leeren, om u met mij te vereenigen. Zoo neem dan
nu volkomen bezit van mijn hart, ik schenk mij geheel
aan u, neem mij aan, o mijn Jesus! en laat niet toe
dat ik in het vervolg nog een oogenblik leve zonder u
te beminnen. Gij zoekt mij: ook ik wil u alleen
zoeken. Gij wilt dat mijn hart u geheel toebehoore.
Zie, mijn hart begeert niets anders dan u alleen. Gij
vereenigt mij altijd naauwer met u, opdat ik mij nooit
meer van u afscheide. Heilige, hemelsche Koningin
Maria! op u stel ik mijn vertrouwen.
Voor Pinkster-Zondag.
De liefde Gods is een band, die ons met God verbindt.
Gelijk de H. Geest, die ongeschapene liefde, een
onontbindbare band is, die God den Vader met zij-
nen Zoon verbindt, zoo is hij ook een band, die de
ziel aan God knoopt. „De liefde Gods, zegt de H.
Augustinus is eene deugd die ons met God verbindt."
Daarom riep de H. Laurenlius Justianus vol vreug-
de uit: „O liefde, hoe sterk zijt gij, daar gij in
staat geweest zijt eenen God met onze zielen te
vereenigen?" De banden dezer wereld zijn banden
des doods, maar de banden Gods zijn banden des
levens en der zaligheid: „zijne banden zijn heilzame
banden," wijl zij ons door de liefde verbinden met
God, die ons waar en eenig leven is.
Eer Christus op de aarde kwam, vlugtten de men-
schen God, vol aangekleefdheid aan de aardsche
-ocr page 396-
390                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
dingen, wilden zij zich niet met hunnen Schepper
vereenigen. Maar onze liefdevolle God heeft ze met
banden van liefde tot zich getrokken, zoo als hij be-
loofd had door Oseas: „Met menschelijke banden trok
ik ze, met banden van liefde." (Os. 11. 4.) Deze
banden van liefde zijn de weldaden, die God ons be-
wezen heeft, de beloften des hemels, die hij ons ge-
daan heeft, en voornamelijk het geschenk van Jesus
Christus aan het kruis en in het allerheiligste Sacra-
ment des Altaars, en eindelijk de zending van den
H. Geest. — Daarom roept dan ook de profeet uit:
Doe de banden van uwen hals los, o gij gevangene
dochter. (Isaïas 52, 2.) O gij, geliefde ziel! die voor
den hemel geschapen zijt, doe de aardsche banden los,
en vereenig u met God door den band zijner heilige
liefde! „Heb de liefde, die de band der volmaaktheid
is." (Col. 3.14.) De liefde is de band, die alle deugden
in zich besluit en de ziel volmaakt doet zijn. „Bemin,
en doe alsdan wat gij wilt, zegt de H. Augustinus:
want wie God bemint, draagt zorg om alles te vlug-
ten, wat aan zijnen welbeminde mishagen kan en
zoekt in alle dingen aan God te behagen."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn dierbaarste Jesus! hoe vele redenen heb
ik niet om u te beminnen, nadat het u zoo veel ge-
kost heeft om mijne liefde te bekomen! Het zoude
waarlijk eene te groote ondankbaarheid zijn: indien
ik, nadat gij uw bloed voor mij vergoton, en uw leven
voor mij opgeofferd hebt, u maar weinig beminde,
of indien ik u mijn hart tusschen u en de schepselen
wilde verdeelen. Ik wil mij van alles onthecht, en
u alleen al mijne neigingen scheuken. Maar ik ben
zoo zwak om mijnen wensch ten uitvoer te brengen.
Gij dus, die mij deze voornemens instort, geef mij
-ocr page 397-
391
TOT DEN II. GEEST.
ook de kracht om ze uit te voeren. Doorwond, o ge-
liefde, mijn arm hart met, de pijlen uwer liefde, opdat
het altijd naar u zuchte; maak dat het u onophoudelijk
zoeke, dat ik zonder ophouden naar u verlange,
dat ik u altijd vinde. O mijn Jesus! ik wil u alleen,
maar u alleen. Geef, dat ik dikwijls gedurende mijn
leven, doch bijzonder in het uur van mijnen dood,
deze woorden herhale: U alleen begeer ik, buiten u
verlang ik niets! O Maria, mijne Moeder! geef dat
ik van nu af niets anders wille dan God alleen.
Voor Pinkster-Maandag.
De liefde Gods is een schat, die alle goederen in zich besluit.
De liefde Gods is die schat, waarvan het heilige
Evangelie zegt, dat men allen verlaten moet om hem te
bekomen, omdat de liefde ons aan de vriendschap Gods
deelachtig maakt. „Zij is een oneindige schat — wie
hem bezit, wordt der vriendschap Gods deelachtig."
(Wijs. 7,14.) „O mensch, zegt de H. Augustinus,
waarom zoekt gij goederen? zoek ééngoed, in hetwelk
allegoederen zich bevinden." Maar dit éénegoed, God,
kunnen wij niet vinden, indien wij deaardsche dingen
niet verlaten. De H. Theresia zeide: „Trek uw hart
van de schepselen af, en gij zult God vinden." Wie
God vindt, die vindt alles, wat hij maar wenschen
kan: „Stel uwe begeerten in den Heer, dan zal hij u
alles geven wat uw hart verlangt." (Ps. 3, 23.) Het
menschelijk hart zoekt noodzakelijkerwijze goederen,
die het kunnen gelukkig maken; maar zoo het deze
goederen in de schepselen zoekt, zal het, hoeveel
het er ook moge vinden, toch nooit tevreden zijn;
doch, indien ons hart, niets, niets dan God alleen zoekt,
bevredigt God al deszelfs wenschen. Wie is wel geluk-
kiger hier op aarde dan de Heiligen? Waarbij komt
-ocr page 398-
392                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
dat, omdat zij niets willen of zoeken dan God alleen.
Toen zeker vorst eens op de jagt ging, ontmoette hij
in het bosch eenen kluizenaar; de vorst vroeg hem
wat hij daar kwam zoeken; en wat zoekt gij dan,
mijn vorst? antwoordde de kluizenaar. Ik jaag naar
wilde dieren, zeide de vorst; en ik, hernam de
kluizenaar, jaag naar God.
Toen een vervolger der Christenen den Il.Clemens
goud on edelgesteenten aanbood om Jesus Christus te
verloochenen, riep de Heilige al zuchtende uit: „Hoe
is het mogelijk, dat men eenen God met een weinig
slijk vergelijken kan." Gelukkig hij, die kent, welk
een schat do liefde Gods is, en die denzelven zoekt te
bekomen! vindt hij dien, dan zal hij zich vrijwillig
van alle aardsche dingen ontblooten, om niets te be-
zitten dan God alleen. „Als het huis brandt, zegt de
H. ïranciscus de Sales, dan werpt men alles het
venster uit." En pater Segnerie plagt te zeggen: „de
liefde Gods is eene diefegge, die ons alle aardsche
neigingen ontrooft:" tot dat wij zoo ver gekomen zijn
om uit te roepen: „wat zou ik anders willen dan
u alleen, mijn God!"
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Tot nu toe heb ik nietu, o mijn God! maar mij
zelven en de voldoening mijner neigingen gezocht!
en ik heb derhalve u, o hoogstejgoed! den rug gekeerd.
God is de Heer voor de ziel, die hem zoekt! Gij zelf
zegt mij, o mijn God! dat gij vol goedheid jegens die-
genen zijt, die u zoeken. Geliefde Zaligmaker! ik erken
welk groot kwaad ik beging, toen ik u verlaten heb.
Dit berouwt mij van ganscher harte. Ik erken welk
een oneindige schat gij zijt; ik wil niet langer deze
kennis misbruiken. Ik verzaak alles, en verkies u voor
het eenige voorwerp mijner liefde. O mijn God, mijne
-ocr page 399-
TOT DEN H. GEEST.                        393
liefde, H. Geest! kom en vernietig in mij, door uw
heilig vuur, alle neigingen, die niet voor u zijn.
Maak, dat ik u geheel toebehoore. — O mijne
voorspreekster en mijne Moeder Maria! kelp mij
door uw gebed.
Voor Pinkster-Dingsdag.
Middel om God te beminnen en om heilig te worden.
Hoo meer men God bemint, te meer groeit men in
heiligheid aan. De H. Franciscus van Borgia zegt:
„dat het gebed de liefde Gods in ons hart plant, maar
dat de versterving al het aardsche uit het hart weg-
neemt en hetzelve geschikt maakt, dit goddelijk
vuur te ontvangen." Hoe meer aardsche neigingen er
in het hart zijn, te minder plaats vindt de liefde
Gods daarin. „Be wijsheid vindt men niet in het hart
van hen, die wellustig leven." (Joan. IS.) De Heiligen
zochten, zoo veel het mogelijk was, de eigenliefde en
hunne zinnen te versterven. „Er zijn weinig Heiligen,
en zoo wij zalig en heilig willen worden, moeten
wij leven gelijk die weinigen," zegt de H. Joannes
Climax. „Wie volmaakt wil zijn, zegt de H. Bernardus
die moet op eene bijzondere wijze leven." Maar vooral
is het noodzakelijk, indien men heilig wil worden
dat men den wensch hebbe, om heilig te worden:
„Wensch en maak voornemens." Er zijn eenigen,
die altijd wenschen, maar die nooit de hand aan het
werk slaan. „Zulke twijfelmoedige zielen, zegt de
H. Theresia, vreest de duivel niet." „Integendeel,
voegt zij er bij, God bemint de grootmoedige ziel."
De duivel doet al wat hij kan, opdat het ons hoo-
vaardigheid schijne, groote dingen voor God te willen
doen. Het ware hoovaardigheid,indien wij meenden,
12
                                                      17.
-ocr page 400-
394          GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ.
het door onze eigene krachten te kunnen verrigten
maar het is geene hoovaardigheid, zoo men op den
bijstand Gods steunende, wil heilig worden, dewijl
er geschreven staat: „Alles vermag ik in hem, die mij
versterkt." Wij moeten den moed hebben, een vast
besluit maken en de hand aan het werk slaan. Het
gebed vermagalles.Watonsdooronze eigene krachten
onmogelijk is, dat kunnen wij met den bijstand Gods;
want hij heeft beloofd ons alles te geven, waar wij\'
hem om zullen bidden. „Gij kunt bidden, waarom gij
wilt, het zal u gegeven worden." (Joan. 15.)
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn allerliefste Verlosser! gij wilt dat ik u
beminne: gij beveelt mij, dat ik uit u geheel mijn hart
beminne. Ja, mij Jesus! ik wil u uit geheel mijn
hart beminnen.Vol vertrouwen opuwe barmhartigheid
kunnen de zonden, die ik vroeger begaan heb, mij
geeuen schrik aanjagen, dewijl ik ze nu meer dan
alle ander kwaad haat en verfoei, en dewijl ik weet
dat gij de beleedigingen; die men u aangedaan heeft,
vergeet, als men er berouw over gevoelt, en als men
u bemint. Daar ik u meer dan anderen beleedigd
heb, o mijn God! zoo wil ik u ook, met uwen bijstand
op welken ik hoop, meer dan anderen beminnen.
O mijn God! gij wilt, dat ik heilig worde om u te
behagen. Ik bemin u, oneindige goedheid; ik schenk
mij geheel aan u. Gij zijt het eenig voorwerp mijner
liefde. Neem mij tot uwen dienaar aan; maak, dat ik
geheel aan u zij; laat niet toe dat ik u nog ooit
belecdige. Maak, dat, gelijk gij u volkomen voor mij
opgeofferd hebt, ik mij ook geheel voor u opoffere.
O Maria, welbeminde bruid des H. Geestes, verkrijg
mij de liefde Gods en de genade van volharding.
-ocr page 401-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
VOOR DE
ZEVEN VOORNAAMSTE FEESTDAGEN
VAN
MARIA.
OVERWEGING.
VOOR HET FEEST DER ZUIVERING VAN MARIA EN
DER OPDRAGT VAN JESUS IN DEN TEMPEL.
1. Nadat de tijd gekomen was, dat Maria om de wet
te volbrengen, zich in den tempel tot de zuivering
zoude begeven, om aldaar tenzelfden tijde haren
Jesus aan den hemelschen Vader op te dragen,
zoo begaf zij zich, met den heiligen Josef op reis
naar Jerusalem. De heilige Jozef nam de twee tor-
telduiven, welke zij moesten opofferen, en Maria
nam haar geliefd kind. Zij droeg het Lam Gods,
om het als een voorbeeld van dat offer daar te
brengen, hetwelk dezelfde Zoon eens aan het kruis
moest voltrekken.
O mijn God! ik offer mij zei ven heden aan u
op, in vereeniging met de offerande, welke Maria
u heden opdraagt: ik offer u uwen menschgeworden
Zoon op, en bid u, dat gij mij door zijne verdien-
sten, uwe genade wilt verleenen: ik verdien deze
wel niet; maar Jesus heeft zich zei ven aan u ten
offer willen brengen, om mij die genade te verkrij-
gen. Ontferm u dan mijner uit liefde tot Jesus.
2. Zie geliefde ziel, hoe Maria in den tem pel treedt,
hoe zij daar haren Zoon voor alle menschen ten
-ocr page 402-
396                   DE ZEVEN VOORNAAMSTE
offer brengt. Jesus zelf offert zich heden op aan den
hemelschen Vader. Zio mijn Vader, riep hij uit, zie
ik offer u mijn leven op, gij hebt mij in de wereld
gezonden, opdat ik de wereld zou zalig maken, zie
ik offer mijn bloed, mijn leven, alles draag ik u
op voor het heil der wereld.
O, hoe ellendig was het met mij gelegen, "zoo
gij, mijn geliefde Zaligmaker! aan de goddelijke
regtvaardigheid niet voor mij voldaan hadt. Ik dank
u hiervoor uit geheel mijn hart, en bemin u uit
al mijne krachten. Wien zoude ik ook liefhebben,
wanneer ik u niet beminde, u, mijn God! die uw
leven voor mij opgeofferd hebtP
3. Het offer van Jesus Christus was aan God aan-
genamer, dan zoo alle menschen en engelen hun
leven hadden opgedragen, en wel omdat door dit
eenige offer van Jesus Christus, eene oneindige eer,
eene oneindige voldoening aan den eeuwigen Vader
gegeven werd. Jesus Christus zeide eens tot de zalige
Angela van Foligni: ik heb mij voor u aan mijnen
hemelschen Vader geofferd, opdat gij u aan mij
zoudet opofferen.
Ja, mijn Jesus, wijl gij voor mij uw leven aan
uwen hemelschen Vader hebt opgeofferd, zoo wil
ik mijn leven ook voor u ten offer geven.
Vroeger heb ik u door zoo groote ondankbaarheid
beleedigd; maar, o mijn Jesus! gij hebt beloofd de
beleedigingen des zondaars, die over dezelve berouw
heeft, te vergeten. Zie, zij zijn mij leed, en ik zoude
er van droefheid over willen sterven. Door mijne
zonden heb ik verdiend onder het getal der dooden
gerekend te worden, maar door u hoop ik weder
onder het getal der levenden te behooren: ja, ik
hoop dat ik, mijn geheel leven door, u beminnen
-ocr page 403-
FEESTDAGEN VAN MARIA.                   397
zal. O oneindig goed! maak, dat ik u beminne;
o mijn Jesus! dat is alles, wat ik van u verlang.
Geef de goederen dezer wereld aan hem, die dezelve
begeert; ik wensch niets anders dan den overgrooten
schat uwer liefde. Mijn Jesus! gij alleen verzadigt
mij. O mijne Koningin, o mijne Moeder Maria!
door uwe voorspraak hoop ik alle goed.
OVERWEGING
VOOR DEN FEESTDAG DER BOODSCHAP VAN MARIA.
1.    Toen God zijnen Zoon in de wereld wilde
zenden, opdat hij mensch zoude worden, om de
menschen, welke door de zonden waren verloren,
te verlossen, koos hij tot Moeder eene maagd,
welke onder al de maagden, de zuiverste, de hei-
ligste en de ootmoedigste was.
Overdenk, geliefde ziel, hoe Maria, als zij in
hare arme woning God bad, den beloofden Verlosser
te willen afzenden, eensklaps eenen Engel zag, die
tot haar zeide: „Weesgegroet, gij vol van genade\',
de Heer is met u, gezegend zijt gij onder de vrou-
wen." (Lucas 1.) Wat doet de ootmoedige Maagd
wel, als zij deze eervolle begroeiing hoort? Zij
wordt daarom niet hoovaardig, neen, zij zwijgt,
zij verschrikt, wijl zij zich zulken lof geheel on-
waardig rekent: „toen zij dit hoorde verschrikte zij."
O Maria, gij zijt zoo nederig, en ik ben zoo
hoovaardig, verkrijg mij de heilige ootmoedigheid.
2.    Maar had deze lof niet gemaakt, dat Maria
ten minste begon te twijfelen, of zij niet dezelfde
Maagd ware, die voor den Zaligmaker bestemd
was? Neen, deze lof had geen ander gevolg, dan
dat zij voor zich zelve vreesde, zoodat de Engel
-ocr page 404-
398                   DE ZEVEN VOORNAAMSTE
haar moed moest inboezemen met de woorden:
„Maria, vrees niet, want gij hebt genade bij God
gevonden!" Daarop verkondigde haar de Engel,
dat zij het was, welke God tot Moeder van den
Verlosser der wereld had verkoren: „Zie gij zult
in uwen schoot ontvangen, en eenen zoon baren,
en gij zult zijnen naam Jesus noemen."
Gelukkig zijt zij, o Maria, want hoe lief waart
gij uwen God, en hoe lief zijt gij hem nog! o,
ontferm u onzer!
3. Haast u, o heilige Maagd, roept de heilige
Bernardus Maria toe, waarom vertraagt gij nog uwe
toestemming te geven ? Het eeuwig Woord wensoht
deze uwe toestemming, alvorens het \'t vleesch aan-
neemt en uw Zoon wordt: wij allen, die als onge-
lukkige wezens tot den eeuwigen dood veroordeeld
zijn, wij allen wachten daarop: wanneer gij toestemt
de Moeder van Jesus te worden, o, dan zijn wij
allen bevrijd. Haast u derhalve, o mijne Koningin,
geef uw jawoord, en wees de oorzaak niet, dat
het heil der wereld, dat van u afhangt, noch
langer worde uitgesteld. Doch verheugen wij ons,
want ziet, Maria antwoordt den Engel: „Zie de dienst-
maagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord."
Zie, zeide zij, ik ben eene dienstmaagd des Meeren,
die doen moet, wat hij van haar verlangt; indien
de Heer jjjne dienstmaagd voor zijne Moeder kiest,
zoo moet men niet de dienstmaagd, maar de goed-
heid des Heeren prijzen, die haar zoo hoog heeft
willen verheffen.
O nederige Maagd Maria, door uwe nederigheid
hebt gij uwen God, met zulk eene groote liefde
jegens u ingenomen, dat gij hem daardoor bewogen
hebt: uw Zoon en onze Verlosser te worden. Ik
-ocr page 405-
FEESTDAGEN VAN MAMA.                  399
weet het, dat uw Zoon niets weigert van hetgeen
gij hem vraagt; zeg hem dus, dat ik hem alleen
bemin, bid hem, dat hij mij alle beleedigingen, die
ik hem aangedaan heb, vergeve. Bid hem, dat
hij mij de genade van volharding in het goede ver-
leene. Met één woord, beveel hem mijne ziel, want
een Zoon, die u zoo innig bemint, kan u niets
weigeren.
O Maria! gij moet maken, dat ik zalig worde,
gij zijt mijne hoop. Amen.
OVERWEGING.
VOOR DEN FEESTDAG DER BEZOEKING VAN MARIA.
(2 Julij )
1. Maria verlaaat Nazareth, om zich naar de stad
Hebron te begeven, welke (volgens Bocardus) twin-
tig mijlen van daar gelegen was, zoo dat Maria,
ten minste zeven dagen op deze reis doorbragt; de
weg liep over moeijelijke bergen, en de heilige Jo-
zef alleen vergezelde de goddelijke Moeder. De H.
Lucas bemerkt, dat Maria hare schreden verhaastte.
„Zij ging met spoed over het gebergte." (Luc. 1.
29.) Maar zeg ons toch, heilige Maagd, waarom
onderneemt gij deze lange en moeijelijke reis, en
haast gij u zoo zeer? Ik wil eenen pligt, die mij
de liefde des evenmenschen oplegt, vervullen, ant-
woordt Maria; ik wil een vroom huisgezin troosten.
Indien het dus uw pligt is, o groote Moeder! an-
deren te troosten en genaden aan de zielen uit te
deelcn, o zoo bezoek ook mijne arme ziel. Uw
bezoek heiligde toen het geheele huis der heilige
Elizabeth: kom, o Maria, heilig mij ook!
-ocr page 406-
400                  DE ZEVEN VOOBNAAMSTE
2.  Overdenk, hoe de heilige Maagd in het huis
der heilige Elizabeth aankomt. Reeds is zij de Moe-
der van God geworden, maar desniettegenstaande
groet zij het eerst hare nicht; „Zij kwam in het
huis, en groette Elizabeth."
Elisabeth, door God ingelicht, wist reeds dat de
Zoon Gods mensch geworden was, dat hij de Zoon
van Maria had willeu worden; derhalve zeide zij tot
Maria: „Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en
gezegend is de vrucht uws ligchaams!" Vol bescha-
ming en tegelijk vol vreugde riep zij uit: „Van waar
komt mij dit, dat de Moeder van mijnen Heer tot
mij komt!" hoe had ik nu eene zoo groote eer durven
hopen, dat de Moeder Gods zelve mij komt bezoe-
ken ? Wat antwoordde de ootmoedige Maagd wel op
deze woorden? zij antwoordde: „Mijne ziel verheft den
Heer," alsof zij wilde zeggen: gij looft mij Elizabeth,
ik integendeel, loof mijnen God, die mij, zijne ellen-
dige dienstmaagd, tot de hoogste waardigheid van
zijne Moeder te worden, heeft willen verheffen, „want
hij heeft op de nederigheid zijner dienstmaagd neder-
gezien." O heilige Maagd Maria, gij deelt aan allen,
die daarom bidden, zoo groote genaden uit, daarom
bid ik u, wil mij uwe ootmoediglieid verwerven. Gij \'
erkent, dat gij voor God niets zijt; maar zie, ik ben
zelfs nog ellendiger dan een niet, wijl ik niet alleen
niets ben, maar wijl ik ook tegelijk een zondaar ben.
Gij kunt het bewerken, o Maria, dat ik ootmoedig
worde, doe het derhalve uit liefde voor God, die u
tot Moeder verkoren heeft.
3.  Maar wat geschiedde er, toen Elizabeth de groe-
tenis van Maria hoorde? „Toen Elizabeth de groetenis
van Maria hoorde, sprong het kind van vreugde in
haren schoot op, en Elizabeth werd met den H. Geest
-ocr page 407-
FEESTDAGEN VAN MA UIA.                  401
vervuld." (Luc. 1, 41.) üe H. Joannes sprong van
vreugde op, wijl hem nu reeds de heiligmakende ge-
genade nog, eer hij geboren was, gegeven werd.
Elizabeth werd van den H. Geest vervuld, en Za-
charias, de vader van den II. Joannes den Dooper,
moest kort daarna hierdoor getroost worden, dat
hij het gebruik der spraak terug kreeg.
Zoo is het dan maar al te waar, dat, door uwc
tusschenkomst, o mijne Koningin en Moeder, Gods
genade uitgedeeld en de zielen geheiligd worden. Ver-
geet mij dus niet, o mijne lieve Moeder Maria! mij, die
uw arme dienaar ben, die u lief heb en al mijne hoop
op u vestig. God, die u zoo groote liefde toedraagt,
verhoort al uwe smeekingen; hierom, mijne lieve
Moeder, bid voor mij en maak dat ik heilig worde,
OVERWEGING.
VOOR HET FEEST DER HEMELVAART VAN MARIA.
(15 Augustus.)
1. Maria sterft, maar hoedanig is haar doodP zij
sterft geheel vrij van alle aangekleefdheid aan de ge-
schapene dingen. Zij sterft, verslonden in die godde-
lijke liefde, waarmede zij geheel haar leven door be»
zield was, en die haar heilig hart geheel ontvlamd had.
O heilige Moeder Maria! gij verlaat de aarde, doch
gij vergeet ons, ellendige ballingen, niet, die in dit
tranendal moeten blijven, waar ons zoovele vijanden
bestrijden, welke niet anders wenschen, dan ons voor
de gansche eeuwigheid ongelukkig te maken. Ach!
door de verdiensten van uwen heiligen dood, verkrijg
ons de genade, dat wij de aardsche dingen meer en
meer vaarwel zeggen, dat God ons onze zonden
-ocr page 408-
402                   DE KEVEN VOORNAAMSTE
vergeve, dat wij God beminnen en tot aan den doo:l
in zijne genade volharden; en vranneer ons laatste
uur zal gekomen zijn, o sta ons dan bij door uw
gebed in den hemel, en maak dat wij u alsdan in
den hemel onze dankbaarheid kunnen bewijzen.
2.  Maria sterft: haar heilig ligchaam wordt door
de Apostelen naar het graf gedragen en nedergelegd,
de Engelen bswaken hetzelve daar drie dagen, waarna
zij het ten hemel opvoeren. — Maar de heilige ziel
van Maria, van het ligchaam geseheiden, gaat regt-
streeks van ontelbare Engelen en van haren Zoon
vergezeld, in het rijk der gelukzaligen. Maria inden
hemel gekomen, offert zichzelven geheel aan God den
Heer op, zij aanbidt en dankt hem met onuitspre-
kelijke liefde voor zoo vele genaden, die hij haar
geschonken heeft; God de Heer omhelst haar, maakt
haar tot Koningin des hemels, en verheft haar bo-
ven de Engelen en Heiligen, gelijk ons dit door de
H. Kerk geleerd wordt. Wanneer volgens het zeggen
des Apostels, het menschelijke verstand de groote
heerlijkheid niet kan bevatten, welke God aan zijne
dienaren hier op aarde, in den hemel bereid heeft,
o! hoe groot moet dan wel de heerlijkheid zijn, die
hij zijne heilige Moeder toegerekend heeft, dewijl zij
hem op aarde meer bemind heeft dan alle Heiligen
en Engelen, en dit uit al hare krachten, zoodat
Maria alléén, in den hemel aangekomen, tot God
konde zeggen: indien ik, o mijn God! u op aarde
niet lief gehad heb, zoo als gij het verdient, dan
heb ik u toch ten minste zoo zeer bemind, als het
mijne krachten toelieten.
3.  Verblijdon wij ons derhalve met Maria over de
glorie, waarmede God haar verrijkt heeft; verblijden
wij ons ook om onzent wil, wijl Maria, toen zij Konin-
-ocr page 409-
FEESTDAGEN VAN MARIA.                  403
gin der yreugde geworden is, ook te gelijk onze voor-
spraak is geworden. Zij is eene zoo barmhartige voor-
spraak, dat zij gaarne allo zondaars aanneemt, die zich
harer aanbevelen, en gelijktijdig heeft zij zulk eenen
grooten invloed op onze regten, dat zij alle regtszaken
wint, die haar toevertrouwd ziju. O mijne Koninginen
mijne voorspraak Maria\', in uwe handen ligt mijn heil.
Indien gij voor mij bidt, zal ik zalig worden, zeg uwen
Zoon, dat het uw wil is, dat ik in den hemel kome:
alles, wat gij hem vraagt, geeft hij u. O ons leven, onze
zoetheid, onze hoop, o Maria! bid Jesus voor mij.
OVERWEGING
VOOR DEN PEESTDAG DER GEBOORTE VAN MARIA.
(8 September.)
1. Vóór de geboorte van Maria lag de geheele we-
reld in de duisternissen der zonde begraven. Met de
geboorte van Maria, brak de dageraad aan, zegt een
Heilige. Van Maria wordt er in de heilige Schrift ge-
zegd : „Wie is zij, die daar komt aangetreden als een
opgaande dageraad?" (Hoogl.) Alles verheugt zich,
zoodra de dageraad verschijnt, want hij is een voor-
bode van den zonopgang. Gelijkerwijs verheugde zich
de wereld, toen Maria geboren werd, wijl zij eene
voorbode was van de zon der geregtigheid, dat is, van
Jesus Christus, die, nadat hij haar Zoon geworden was,
ons wilde zalig maken. Derhalve roept ook de H. Kerk
uit: Uwe geboorte, o II. Maagd en Moeder Gods!
heeft de geheele wereld met vreugde vervuld: want
uit u is de zon der geregtigheid geboren, die ons het
eeuwige leven heeft aangebragt. Zoo werd bij de ge-
boorte van Maria het geneesmiddel voor onze kwaal,
-ocr page 410-
404                   DE ZEVEN VOOKNAAMSTE
onze troost en ons heil geboren, want door Maria
hebben wij onzen Zaligmaker ontvangen.
2. Nadat deze heilige Maagd bestemd was om de Moe-
der van het eeuwig Woord te worden, verrijkte God
haar met zoo vele genaden, dat van het eerste oogen-
blik harer onbevlekte ontvangenis, hare heiligheid die
van alle Heiligen en Engelen te zamen overtrof. Zij
ontving namelijk genaden van hoogeren aard, gelijk
de hooge waardigheid van Moeder Gods vorderde.
Zie, ik arme zondaar, begroet en vereer u heden, o
heilig kind, Maria, gij vol genade, gij zijt dus de ge-
liefde vreugde van uwen God. Heb derhalve medelij-
den met mij, die door mijne zonden een voorwerp van
haat en afschuw voor God geweest ben.
Gij, o allerzuiverste Maagd, hebt van uwe teederste
jeugd af, in zoo hoogen graad de liefde van uwen God
weten te verkrijgen, dat hij u niets kan weigeren:
dat hij u alles verleent, waarom gij bidt. Op u stel
ik mijne hoop, bid uwen God voor mij, en ik zal
zeker niet verloren gaan.
3. Dewijl Maria tot Moeder van onzen Zaligmaker
bestemd was, wilde God ook, dat zij eene middelares
tussehen God en ons zondaren zoude worden: daarom,
zegt de heilige Thomas, ontving Maria zoo vele gena-
den, als er noodig waren, om alle menschen zalig te
maken, en de heilige Bernardus noemt Maria eene volle
waterleiding, aan welker volheid wij allen deelen (1).
O mijne Koningin Maria! o Middelares der zondaars,
kwijt u van uwen pligt aan mij, bid God voor mij.
Mijne zonden, op magtige Moeder Gods! zullen mijn
vertrouwen o u niet verminderen. Neen, ik vestig
mijne hoop op u, en mijn vertrouwen is zoo groot, dat,
wanneer mijne zaligheid van mij zei ven afhing, ik ze
(1; Plcnius aquae-ductus, ita ut accipiant ceteri de ejus
plenitudine.
-ocr page 411-
FEESTDAGEN VAN MABIA.                  405
dan nog liever aan u, dan aan mij zou toevertrou-
wen. O Maria! neem mij onder uwe bescherming,
dan ben ik tevreden.
OVERWEGING
VOOR HET PEEST DER OPDRAGT VAN MARIA.
(21 November.)
1.   Het heilig kind Maria was naauwelijks drie
jaren oud, of het bad reeds zijne vrome ouders,
dat zij het mogten toestaan zich in den tempel op
te sluiten, zoo als zij dit aan God beloofd hadden.
Als de daartoe bestemde dag gekomen was, reisde
de onbevlekte jonge maagd met den H. Joachim
en met de heilige Anna uit Nazareth. Eene menigte
Engelen vergezelden het heilige kind, dat nader-
hand de Moeder van haren Schepper moest wor-
den. Begeef u, roept de H. Germanus tot Maria,
begeef u, o heilige Maagd, in het huis des Hee-
ren, en wacht daar de aankomst van den H. Geest
die u tot Moeder van het eeuwige Woord zal maken.
2.  Als de Heilige reizigers aan den tempel te Je-
rusalem gekomen zijn, zoo wendt zich het heilig
kind Maria tot hare ouders, knielt neder, kust hunne
handen, en bidt hen om hunnen zegen. Vervolgens
bestijgt de heilige jonge maagd zonder om te zien
de trappen des tempels, verzaakt voor altijd de
wereld en alles, wat de wereld ons geven kan,
geeft zich aan God over, en wijdt zich geheel toe
aan zijne dienst. Het leven, dat Maria verder ia den
tempel leidde, was eene voortdurende oefening der
liefde Gods en der opoffering van zich zelve. Elk
uur, ja elk oogenblik nam Maria toe in de deugden.
-ocr page 412-
406                   DE ZEVEN VOORNAAMSTE
Het is zeker, dat Gods genade op eene bijzondere
wijze in haar werkte; maar niettegenstaande dat,
was zij er allerzorgvuldigst op bedacht om uit al hare
krachten met Gods genade mede te werken. — Eens
verscheen de allerzaligste Maagd aan de H. Elizabeth
en sprak: Meent gij, mijne dochter, dat ik de deug-
den zonder moeite verkregen heb? weet dat ik niet
eene enkele genade zonder aanhoudend gebed, zon-
der vurige begeerten, zonder vele tranen en boet-
plegingen van God bekomen heb.
3. In den tempel deed Maria niets dan bidden,
en daar zij wist, dat de menschen zich in het verderf
gestort hadden en een voorwerp van Gods haat
geworden waren, zoo bad zij den Heer hoofdzake-
lijk, dat hij den Messias mogt zenden. Toenmaals
had zij gewenscht de dienstmaagd van die gelukkige
maagd te mogen zijn, die bestemd was, om de Moe-
der van haren God te worden. Wie had alsdan tot
haar durven zeggen: heilige Maagd, weet, dat de
Zoon Gods, om uw gebed, reeds bereid is op de we-
reld te komen, om de menschen te verlossen; maar
weet ook, dat gij die hooggezegeude zijt, die uit ver-
koren is, om de Moeder des Scheppers te worden.
O heilig kind, o geliefd kind van uwen God, gij
bidt voor allen, bid ook voor mij. Van uwe kinds-
heid af hebt gij u geheel aan de liefde van uwen God
toegewijd, o! verkrijg mij de genade, dat ik ten min-
ste de nog overige dagen mijns levens alleen voor
God leve. — Naar uw voorbeeld, zeg ik van heden
af vaarwel aan alle schepselen, en geef mij geheel
over aan de liefde van mijnen God. Ook aan u offer
ik mij op, o mijne Koningin! van dezen dag te begin-
nen, wil ik uw dienaar zijn. Neem mij aan tot uwen
dienaar, en verkrijg mij de genade, u en uwen Zoon
-ocr page 413-
FEESTDAGEN VAN NARIA.                  407
getrouw te blijven, opdat ik u eens in den hemel,
voor alle eeuwigheid moge loven en beminnen.
OVERWEGING
VOOR HET FEESTDERONBEVL.ONTVANGENISVAN MARIA.
(8 December.)
1.  Het was betamelijk, dat de drie goddelijke
personen der H. Driecenheid Maria van de erfzonde
bewaarden. Het was betamelijk, dat de eeuwige
Vader zulks deed, wijl Maria zijne eerstgeborene
dochter was, even als Jesus de eerstgeborene des
Heeren was. „De eerstgeborene vóór alle schepse-
len." (Col. 1.) Zoo werd ook Maria, die tot Moe-
der van Jesus bestemd was, altijd als de eerstgeborene
en van den Heer aangekomene dochter beschouwd,
en derhalve was zij ook altijd door de goddelijke
genade een eigendom des Vaders.
Het was betamelijk, dat de eeuwige Vader, om zijnen
goddelijken Zoon te eeren, deszelfs Moeder van alle
vlekken der zonde bewaarde. En ook daarom was het
betamelijk, omdat deze H. Maagd bestemd was, het
hoofd der helsche slang, die de menschen verleid had,
te verpletten, gelijk er in de heilige Schrift gezegd
wordt, zij zal uwen kop verpletten. (Gen. 3,15.) Hoe
was het dan wel mogelijk geweest, dat zij zelve onder
de heerschappij des duivels geleefd had? Bovendien
was Maria verkoren, om eene voorspreekster der zon-
daars te zijn, en daarom was het betamelijk, dat
God haar voor alle zondeschuld bewaarde, opdat
zij niet zelve met de schuld der menschen, welker
vergiffenis zij afbidden moest, beladen werd.
2.  Het was betamelijk, dat de goddelijke Zoon eene
-ocr page 414-
408                   DE ZEVEN VOORNAAMSTE
van alle schuld zuivere Moeder had: Jesus zelf had
Maria tot zijne Moeder gekozen. Wie zonde geloo-
ven, dat een Zoon, die eene Koningin tot Moeder
kon hebben, zich eene slavin zoude kiezen? En hoe
kan men denken, dat het eeuwige Woord, hetwelk
eene vlekkelooze en door de liefde met God ver-
eenigde Moeder kon hebben, eene Moeder zou ver-
kiezen, die door de zonde was besmet geweest, en
die eenen tijd lang in de vijandschap van God ge-
leefd had? Bovendien moeten wij, zegt de heilige
Augastinus, gedenken, dat het vleesch van Christus
het vleesch van Maria is. Zeker had de Zoon Gods
zijn heilig ligchaam niet van eene heilige Agnes,
niet van eene heilige Gertrudis of ïheresia willen
aannemen, wijl deze heilige Maagden vóór haren
doop door de zonde bevlekt waren en wijl alsdan
de duivel aan Christus den Heer het verwijt had
kunnen doen, dat hij zijn ligchaam van een schepsel
ontvangen had, hetwelk hem eenigen tijd was on-
derworpen geweest.
Maar Jesus gevoelde volstrekt geenen afkeer, om
uit Maria mensch te worden, wijl zij namelijk altijd
geheel zuiver en onbevlekt gebleven was. De heilige
Thomas zegt, dat Maria van God bewaard werd,
zoodat zij niet ééne fout beging, ook niet de minste,
wijl dit aan de hooge waardigheid van Moeder Gods
niet betaamd zou hebben. Maar hoe veel onwaar-
diger ware het wel voor haar geweest, indien zij
met de erfzonde, waardoor de ziel een voorwerp van
den goddelijken haat wordt, was bevlekt geworden?
3. Het betaamde ook, dat Maria, als eene geliefde
Bruid van den heiligen Geest, eene onbevlekte maagd
was. Nadat de verlossing der zondige menschen was
besloten, wilde de heilige Geest, dat zijne heilige
-ocr page 415-
FEESTDAGEN VAN MARIA.                   409
Bruid op eene verhevener wijze dan alle menschen
verlost werd, en derhalve bewaarde hij haar van
alle zonden. Indien G >d het ligcluan van Miria
na haren dood, van bederf bewaarde, o met, hoe
veel meer reden moeten wij dan gelooven, dat hij
hare ziel voor het verderf der zouden behoed hsefl?
Daarom noemt haar hemelsche Bruidegom haareenen
besloten hof, eene verzegelde bron, wijl de vijan-
den der gezegende ziel van Maria daartoe geenen
ingang vonden. Hij verkondigt haren lof, en noemt
haar geheel schoon, en zegt, dat zij altijd zijne
vriendin geweest is, en dat zij geheel zuiver is:
„Geheel schoon zijt gij, mijne vriendin, en er is
geene vlek in u." (Hoogl. 4. 7.)
O mijne beminuenswaardige Koningin! ik verblijd
mij daarover, dat gij door uwe schoouhei 1 en heilige
reinheid uwen God zoo aangenaam zijt, en ik dank
God, dat hij u van alle schuld bewaard heeft. O
mijne Koningin, wijl degeheele heilige l)rievuldig-
heid u zoo lief heeft, zoo sla ook uwe barmhartige
oogen op mijne ziel, die met zoo vele zonden bela-
den is, en verwerf mij bij God vergiffenis mijner
zonden en de eeuwige zaligheid. Zie genadig op
mij neder, en verander mijn arm hart door uwe
liefelijkheid. O heilige Maagd Maria, gij hebt reeds
zoo vele harten met uwe liefde ontvlamd, ontvlam
ook heden mijn hart; dat ik in het vervolg niets
beminne dan God en u. Gij weet het, dat ik r.1 mijne
hoop op u heb gesteld. O mijne lieve Moeder, ver-
laat mij niet, sta mij bij, zoo lang ik leef, door
uw heilig gebed. Doch bijzonder sta mij bij, in
het uur van mijnen dood: maak, dat ik u alsdan
aanroepe, dat ik u alsdan liefhebbe, opdat ik u de
geheele eeuwigheid in den hemel moge beminnen.
12
                                                       18
-ocr page 416-
>^AAr^occ©3Cw©3c»8<=*ocoeeccc«i jvw-
ZESDE DEEL.
GODVRUCHTIGE OEFEEIMEÏÏ
TOT
DEN H. JOSEF.
Voor iedercn dag der weck, die men ook de zeven woens-
dagen, welke zijnen feestdag voorafgaan, of de week vóór
en na denzelven kan verrigten.
OVEK DE GODVKUCHT TOT DEN HEILIGEN JOSEF.
Het voorbeeld van Jesus Christus, die, als hij hier
op aarde wandelde, den II. Josef zoo zeer eerde, en
hem zijn geheel leven lang gehoorzaamde, moet meer
dan genoeg zijn, om alle harten met liefde en god-
vrucht tot dezen grooten Heilige te ontvlammen.
Van het oogenblikaf, dat God den H. Josef voor zijnen
plaatsbekleeder gekozen had, aanzag onze Zaligmaker
hem als zijn\' eigen vader, en als zoodanig eerde enge-
hoorzaamde hij hem 30 jarenlang. „Hij was hun on-
derdanig." (Luc. 2, 51.) Dit beteekent, dat de eenige
zorg van onzen Zaligmaker daarin bestond, van Maria
en den H. Jozef te gehoorzamen. De H. Josef, die aan
het hoofd van deze kleine familie gesteld was, had het
ambt van te gebieden, en Jesus, die hem onderworpen
was, moest gehoorzamen: zoo dat hij geenen voetstap
ging, noch spijs, noch drank of rust genoot, zonder
eerst de toestemming van den H. Josef daartoe beko-
-ocr page 417-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN ENZ.           411
men te hebben. De Heer zeide eens aan de H. Brigitta:
„Mijn Zoon was zoo gehoorzaam dat, als de H. Josef
hem zeide, doe dit of dat, hij het terstond deed." En
Gerson zegt: „Dikwijls bereidde hij het eten, wasehte
de schotels, haalde het water aan de fontein, of
maakte het huisje van Nazareth zuiver."— Dezeoot-
moedige onderdanigheid van Jesus leert ons , dat de
H. Josef boven alle Heiligen, uitgenomen de aller-
heiligste Maagd Maria, verheven is. Daarom zegt
ook die godvruchtige schrijver met reden: „Hij, dien
de Koning der Koningen zoo hoog heeft willen ver-
heffen, verdient van de menschen eene geheel bijzon-
dere vereering."Jesus zelf beval aan de H. Margaretha
van Cortona, den H. Josef bijzonder te vereeren ,
omdat hij op aarde zijn voedstervader geweest is.
De weinige plaats laat mij niet toe de ontelbare
voorbee\'den op te noemen, waaruit men ziet, welke
groote genade de H. Josef voor zijne dienaar ver-
kregen heeft; ik vergenoeg mij, met hier alleen de
volgende woorden van de H. Theresia aan te halen :
„Ik herinner mij niet, zegt zij, dat ik ooit den H. Josef
om iets gebeden heb , dat hij voor mij niet verkregen
heeft. De groote genaden, die God mij door hem
verleend, en de menigvuldige gevaren naar ligchaam
en ziel, van• welke hij mij bevrijd heeft, verdienen
waarlijk bewondering. Het schijnt, dat God aan de
andere Heiligen de genaden gegeven heeft, om dege-
nen, die hen aanroepen, in eenen bijzonderen nood
ter hulp te komen ; maar ik heb de ondervinding, dat
deze heerlijke Heilige in allen nood bijstaat. De Heer
schijnt daardoor te willen toonen, dat, gelijk hij hem
hier op aarde onderdanig was, hij ook in den hemel
alles doet, wat de H. Josef van hem verlangt. Het-
zelfde hebben ook andere personen , aan welke ik ge-
-ocr page 418-
412                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
raden had, zich aan hem aan te bevelen, ondervonden.
Ik zou gaarne iedereen aanmoedigen, om dezen glo-
rierijken Heilige zeer te verceren , omdat ik zoo dik-
wijls de ondervinding gehad heb, dat hij zoo veel goeds
bij God bekomen kan. Ik heb nooit iemand gekend,
die tot hem eene opregte, hartelijke godvruclit gehad
en hem bijzonder geëerd heeft, in wien ik ook niet
eenen grooten voortgang in de deugden bemeikt heb.
Sedert vele jaren verlang ik, op zijne feestdagen, eene
bijzondere genade van hem , en telkens wordt mijne
bede vervuld. Indien er iemand is , die mij niet geloo»
ven wil, o, ik bid hem in den naam van God, het
te beproeven. — Ik begrijp niet, hoe men aan Maria,
de Koningin der Engelen, en aan den tijd, op welken
zij zoo veel met het kindje uit te staan had, kan
denken, zonder te gelijkertijd den H. Josef te danken
voor de getrouwe dienst, die hij toen aan de Moeder
en aan het Kind bewezen heeft." De H. Bernardinus
van Senen zegt, „dat men niet twijfelen kan, dat ouze
Zaligmaker, die den H. Josef hier op aarde als zijnen
Vader geëerd heeft, hem inden hemel nietalleen niets
zal weigeren , maar hem alles zal geven wat hij zal
vragen." Daar wij allen sterven moeten, zoo laat ons
den H. Josef op eene geheel bijzondere wijze eeren,
om doorhem eenen zaligen dood te bekomen; want
alle Christenen aanzien hem als den voorspreker
der stervenden, die zijne dienaars in het uur des
doods bijstaat, en dat om drie redenen:
Ten eerste: omdat Jesus hem niet alleen als vriend
maar als vader bemint. Daarom is het ook, dat zijne
voorspraak veel magtiger is dan die van eenen an-
deren Heilige. Gerson zegt: „Dat de gebeden van
den H. Josef, op zekere wijze, bij Jesus bevelen zijn."
Ten tweede: omdat de H. Josef eene bijzondere
-ocr page 419-
413
TOT DEN H. JOSEF.
magt bekomen heeft tegen de booze geesten, die
ons in het uur des doods aanvallen. Dewijl Josef
onzen Zaligmaker van de vervolging van Herodes
bevrijd heeft, daarom heeft God hem de magt
gegeven, de stervenden van de vervolgingen des
duivels ie bevrijden.
Ten derde: de bijstand, welken Jesus en Ma-
ria aan den H. Josef in zijn doodsuur bewezen
hebben, heeft hem het voorregt gegeven van ook,
voor zijne getrouwe dienaars, eenen heiligen en
zoeten dood te verkrijgen. Indien zij hem derhsl-
ve in hun dood-uur aanroepen, zal hij hen niet
alleen bijstaan; maar hij zal ook nog zorgen, dat
Jesus en Maria hun te hulp komen.
GEBED, DAT MEN VÓÓR OP NA IEDERE MEDITATIE,
OVER DEN H. JOShP, DOEN KAN (1).
De zeven smarten en de zeven vreugden van den II. Josef.
1. Zuivere Bruidegom der allerheiligste Maagd
Maria, H. Josef! hoe schrikkelijk ook de smart
ware, die gij uitgestaan hebt, toen gij meendet,
dat gij uwe heilige en onbevlekte Bruid moest ver-
laten, even zoo groot was ook de vreugde, die
gij gevoeldet, als de Engel u het geheim der
menschwording van Jesus Christus verkondigde.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde, van
ons, nu en in het uur van onzen dood , te troosten ;
verkrijg ons van Gcd de genade, om, gelijk gij, zalig
in de armen van Jesus en Maria te leven en te sterven.
1 Onze Vader,]. Wees yeyroel, ï Gloriezij den Vader.
(1) Men kan dagelijks, zoo men dit gebed doet, 1Ü0 da-
gen en up woensdag 300 dagen aflaat verdienen, den len
Maart en den derden zondag na l\'asclicn, kan men eenen
vollen aflaat verdienen, ajs ook alle maanden, indien men
het dagelijks bidt.
-ocr page 420-
414                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
2. O gelukkige Patriarch, glorierijke Josef! die
tot de hooge waardigheid van voedstervader des
Menschgeworden Woords verhoven geweest zijt, de
smart, welke gij gevoeldet, als gij het Kindje Jesus
zoo arm zaagt geboren worden, veranderde weldra
in eene heilige vreugde, als gij het gezang der
Engelen hoordet, en als gij zaagt al hetgeen in
dezen vreugdevollen nacht geschiedde.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde,
verkrijg ons de genade, dat wij, als wij deze we-
reld verlaten, het heilig gezang der Engelen hoo-
ren, en de heerlijkheid des hemels voor alle eeu-
wigheid genieten mogen.
ï Onze Vader, 1 Weesgegroet, 1 Glorie zij den Vader.
\'i. O heerlijke H. Josef! volmaakte vervuiler
der goddelijke wet, uw hart was vol smarten, als
gij zaagt, hoe dat goddelijke kindje in de besnij-
denis zijn kostbaar bloed vergoot; maar gij werdt
weder met vreugde en troost vervuld, als men
het den naam van Jesus gaf.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde,
verkrijg ons de genade, dat, na hier op aarde de
zonden uit onze harten gebannen te hebben, wij
vol vreugde den dood mogen omhelzen en alsdan
met hart en mond den H. Naam Jesus aanroepen.
1 Ome Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
4. O glorierijke H. Josef! aan wien, om uwe ge-
trouwheid, de geheimen onzer verlossing geopenbaard
werden, ofschoon u de voorzegging van Simeon, die
u verkondigde wat Jesus en Maria zouden moeten lij-
den, eene schrikkelijke smart veroorzaakte, zoo ver-
schafte zij u ook tevens eene groote vreugde , ziende,
dat de eeuwige zaligheid van eene onuitsprekelijke
menigte zielen uit dat lijden zou volgen.
-ocr page 421-
415
TOT DEN II. JOSEF.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreug-
de, bid God, dat ook wij onder het getal derge-
nen mogen zijn, die door de verdiensten van Jesus
Christus en door de verdiensten van Maria, tot
het eeuwige leven verrijzen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, l Glorie zij den Vader.
5.  O getrouwe bewaarder van den Menschgewor-
den Zoon Gods, roemrijke H. Joaef! hoe veel hebt
gij moeten lijden, en om den Zoon Gods te dienen en
om hem het noodzakelijke onderhoud te kunnen be-
zorgen, bijzonder gedurende de vlugt naar Egypte;
maar hoe groot moet ook uwe vreugde geweest
zijn, van altijd met den Zoon van uwen God te
kunnen leven, en te zien hoe de afgodsbeelden
bij zijne aankomst in Egypte nedervielen.
Wij bidden u, om deze smart en deze vreugde, dat
gij door uwe voorspraak wilt bewerken, dat wij altijd
den helschen vijand van ons afkeeren, bijzonder met
de gelegenheid der zonden te vlugten, en dat wij al-
zoo de genade verdienen, dat alle afgodsbeelden,
te weten de aardsche neigingen, in onze harten,
vernietigd worden, en dat wij in de dienst van
Josus en Maria, alleen voor hen leven en vol
vreugde in hunne armen sterven mogen.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zij den Vader.
6.  O Glorierijke H. Josef! gij die een Engel op
de aarde waart; en die geheel verwondert zaagt,
hoe de Koning des hemels aan uwe bevelen gehoor-
zaamde; de vreugde, die gij gevoeldet, als gij Jesus
uit Egypte wederbragt, werd gestoord door de vrees
voor Archelaus; maar nadat de Engel u gerust
gesteld had, bleeft gij gaarne te Nazareth, in het
gezelschap van Jesus en Maria
Wij bidden u, om dezo smart en vreugde, dat wij
-ocr page 422-
416                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
zonder angst en vrees, gerust met Jesus en Maria
vereeniird mogen leven , en dat wij in ons doodsuur
on*e zielen in hunne handen overgeven.
1 Onze Vuiler 1 Wees gegroet, 1 Glorie zijden Vader.
7. O voorbeeld van heiligheid, heerlijke H.
Josef! gij zocht drie dagen lang met de grootste
smarten het kind Jesus, hetwelk gij zonder uwe
schuld verloren hadt; maar in uw geheel leven
hebt gij ook geene grootere vreugde gevoeld, dan
toen gij hem eindelijk in den tempel onder de
leeraars der wet wedenondt.
Wij bidden u , om deze smarten en vreugde, bid
God voor ons, dat hij nooit toelate, dat wij nog
het ongeluk hebben van Jesus Christus door den
dood te verliezen, en dat, indien dit allergrootste
ongeluk ons overkwame, wij hem terstond vol droef-
heid mogen wederzoeken, tot dat hij ons op nieuw
genadig zijn wille, bijzonder in het uur van onzen
dood, opdat wij daarna in den hemel met u veree-
nigd , zijne oneindige barmhartigheid, de altijddu-
rende een wisheid door, mogen loven.
1 Ome Vader, 1 Wees gegroet, 1 Glorie zijden Vader.
Jesus was 30 jaren oud, als men hem voor den
zoon van Josef hield.
v. Bid voor ons, H, Josef!
r. Opdat wij deelachtig worden der beloften van
Christus.
GERED.
O God! wiens onbegrijpelijke voorzienigheid den
H. Josef tot bruidegom van uwe allerheiligste Moe-
der gekozen heeft, wij bidden u, maak, dat, daar wij
hem als onzen bewaarder op de aarde eeren, wij mo-
-ocr page 423-
417
TOT DEN H. JOSEF.
gen verdienen, hem in den hemel tot voorspreker
te hebben. O God, die leeft en heerscht in eeu-
wigheid. Amen.
VOOR DEN EERSTEN WOENSDAG.
OF VOOR DEN MAANDAG.
De reis naar Bethlehem, waar Jcsus geboren is.
1.  „En Josef ging ook van Galilea, van de stad
Nazareth naar Judea, in de stad van David , welke
Bethlehem genoemd wordt." O! hoe stichtend en
hartroerend moet dit gesprek van Josef en Maria
op deze reis geweest zijn, als zij van de barmhar-
tigheid Gods spraken, die zijnen eenigen Zoon in
de wereld ging zenden, om alle menschen zalig te
maken; als zij elkander over de liefde van den
Zoon Gods onderhielden, die in dit tranendal ko-
men wilde, om door zijn lijden en door zijnen
dood, voor de zonden der menschen to voldoen.
2.  Maar groot was de smart van den II. Josef, als
men hem en Maria dien nacht, in welke het eeuwige
Woord geboren werd, nergens in Bethlehem wilde
ontvangen, zoo dat hij gedwongen was, in eenen stal
eene schuilplaats te zoeken. O, hoe veel moest niet do
H. Josef lijden, als hij zijne II. Bruid aanschouwde ,
Maria eene Maagd van vijftien jaren, die, bij hare
ophanden zijnde verlossing, van koude, in deze natte
en van alle kanten opene spelonk, sidderde.
3.  Maar onbeschrijfelijk groot was zijne vreugde ,
als Maria hem plotseling toeriep: kom Josef, kom
wij zullen ons goddelijk kindje aanbidden; het is
reeds in dezen donkeren stal geboren; zie toch, hoe
schoon hij is, zie in deze krib ligt hij op een weinig
12                                               18.
-ocr page 424-
418                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
stroo, de Heer der gansche wereld , zie hoe hij van
koude beeft, hij, die de Engelen des hemels door
zijne liefde ontvlamt! zie, hoe hij weent, hij, die de
blijdschap der gelukzaligen in den hemel uitmaakt.
Wie kan de liefde en vreugde van den H. Josef
begrijpen, als hij met zijne eigene oogen den Zoon
Gods, die een klein kindje geworden was, aan-
scliouwde; als hij de Engelen hoorde, die hunnen pas
geboren Heer omringden en zijnen lof zongen; als
hij den stal helder verlicht zag? Daar viel Josef wee-
nend van blijdschap, op zijne knieën en riep uit: ik
aanbid u, Heer, mijn God! hoe gelukkig ben ik , dat
ik, na Maria, de eerste ben, die u hier op aarde ge-
zien heb! O, hoe gelukkig ben ik, want ik weet, dat
gij in de wereld voor mijn kind gehouden en mijn
zoon genoemd zult worden! zoo gedoog dan ook,
dat ik u van nu af mijnen zoon, mijnen God noeme ;
dat ik mij geheel aan u geve; ik wil niet meer voor
mij, maar voor u alleen leven; ja, mijn leven zal
voortaan alleen dienen, om u, mijn Heer en mijn
God, te beminnen en te dienen. — Maar de blijdschap
van den H. Josef werd nog zeer vergroot, als hij in
denzelfden nacht de herders, die de Engel geroepen
had om hunnen pas geboren Zaligmaker te aanbidden,
zag komen, en als later de drie Koningen uit ver
afgelegene landen aankwamen, om den Koning des
Hemels te vereeren, die op de wereld gekomen
was, om ons, zijne schepselen, zalig te maken.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ik bid u, H. Josef! om de smarten, die gij uitge-
staan hebt, als gij het goddelijk Woord in eenen
stal zoo arm, zonder windselen, in den kouden nacht,
aanscliouvrdet, en als gij het van koude zaagt beven
-ocr page 425-
419
TOT DEN H. JOSEF.
en weenen, verkrijg mij eene ware droefheid over
mijne zonden, want zij zijn de oorzaak geweest,
dat Jesus toen geweend heeft; maar ik bid u door
den troost, dien gij gevoeldet, als gij voor de eerste
maal dat schoone en lieve kindje Jesus in de kribbe
aanschouwdet: want van dit oogenblik af brandet gij
van liefde tot een zoo beminnelijk en liefdewaardig
kind; verkrijg mij de genade, dat ik ook hier op de
aarde eene groote liefde tot Jesus bekome, opdat
ik hem eene voor de geheele eeuwigheid, in den
hemel bezitte en beminne.
H. Maagd Maria! beveel mij uwen Zoon, en bid
hem, dat hij mij alle beleedigingen, die ik hem aan-
gedaan heb, vergeve; verkrijg mij de genade, van hem
nooit meer te beleedigen. Vergeef mij, allerbe minne-
lijkste Jesus! uit liefde tot Maria en tot den H. Josef,
en geef mij de genade van u eens in den hemel te
aanschouwen, om u aldaar te loven, en uwe scho"n-
heid en goedheid, die u bewogen heefi van uit liefde
tot mij een kind te worden, te prijzen. — Ik be-
min u, oneindige goedheid, ik bemin u, o mijn
Jesus, mijn God, mijne liefde, mijn al!
VOOR DEN TWEEDEN WOENSDAG.
OF VOOB DEN DINGSDAG.
De reis naar Egypte.
1. Zie, de Engel des Heeren verscheen aan Josef
in den slaap en zeide: Sta op, neem het kind en
zijne Moeder en vlugt naar Egypte." Nadat de H.
drie Koningen aan Herodes getoond hadden, dat de
Koning der Joden reeds geboren was, beval deze
wreede vorst, dat men alle kinderen, die men in
Bethlehem kon vinden, moest vermoorden. Maar God
wilde toen zijnen Zoon nog sparen, en daarom zond
-ocr page 426-
420                 GODVRUCHTI3E OEFENINGEN
hij eenen Engel, om aan den H. Josef te zeggen,
dat hij spoedig met de Moeder en het Kind naar
Egypte moest vlugten. Laat ons hier bewonderen,
hoe gewillig de gehoorzaamheid van den H. Josef
was, die, ofschon de Engel hem niet juist den tijd
van het vertrek voorgeschreven had, evenwel, zon-
der lang te denken, wanneer hij deze reis het beste
kon doen, zonder te weten, welke streek hij in
Egypte voor zijne verblijfplaats zou verkiezen, ter-
stond voor zijn vertrek bereid was. Hij ging zonder
uitstel Maria dit bevel to kennen geven, en in den
zelfden nacht nog begaf hij zich, alleen met de aller-
heiligste Maagd en met het goddelijke kind, zonder
leidsman, op deze moeijelijke reis naar Egypte, alwaar
men niet komen kon dan door wildernissen en over
bergen, zonder weg of aanwijzer, en hetwelk vele
dagreizen van Bethlehem gelegen is. O, hoeveel
moest de 11. Josef op deze reis lijden, als hij zag wat
Maria uit te staan had, die met haar allerliefst kind
in hare armen (want nu moest eens Maria, dan de
II. Josef hetzelve dragen,) niet gewoon was eene zoo
moeijelijke reis, in het midden van den winter door
wind en regen, te maken, waarbij zij nog vreesden
van ieder oogenblik door de soldaten van Herodes
overvallen te worden.
Hun voedsel op de reis was een weinig brood, dat
zij van huis medegenomen of onder weg gebedeld
hadden, hunne nachtrust was nu eens in eene ellen-
dige hut, en dan eens onder den blooten hemel.
Alhoewel de H. Josef in den wil des eeuwigen Vaders,
die zijnen goddelijken Zoon reeds als een klein kind
wilde zien lijden, om voor de zonden der menschen te
voldoen, overgegeven was, moest zijn teeder en
liefdevol hart toch de grootste smarten uitstaan, als
-ocr page 427-
TOT DEN II. JOSEF.                        421
hij zijnen Zaligmaker, dat liefste kindje, van koude
en pijn sidderen en weenen zag.
2. Overdenk hier ook nog, lieve ziel, wat Josef
gedurende het zevenjarig verblijf in Egypte te lijden
had. Hij leefde aldaar onder de heidenen, onder
een vreemd volk, onbekend en zonder vrienden of
bloedverwanten, die hem konden bijstaan; daarom
zegt de H. Bernardus: „dat om Maria en dat god-
delijk kind, hetwelk alle menschen en dieren voedsel
geeft, te kunnen onderhouden, de H. Josef dag
nacht moest arbeiden."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O! mijn heilige Voorspreker, dewijl gij altijd zoo
vaardig aan den wil van uwen God gehoorzaamdet,
verkrijg mij van uwen Jesus de genade, om al zijne
geboden op het volmaaktste te vervullen. Bekom mij
ook op mijne reis naar de eeuwigheid, op welke ik
nog vele vijanden ontmoeten zal, de genade om
altijd in het gezelschap van Jesus en Maria te blij-
ven, want zoo zij mij vergezellen, zal mij de moeite
van dit leven en zelfs van den dood, zoet en lief zijn.
H. Maria, Moeder Gods! door het lijden, dat gjj,
o teedere Maagd, op de reis naar Egypte uitgestaan
hebt, verkrijg mij de kracht om alle moeijelijkheden,
die mij nog zullen overkomen, met geduld en over-
geving te lijden.
O mijn liefdewaardig kindje Jesus! ontferm u mijner.
Gij, mijn Heer en mijn God, die toch geheel onschul-
dig waart, wildet reeds toen als een klein kind, zoo
veel voor mij lijden, en ik, zondaar, die zoo dikwijls
de hel verdiend heb, ik word zoo ongeduldig en
ontevreden, als ik maar iets voor u te lijden heb.
Vergeef mij, mijn Zaligmaker! want ik heb vast be-
sloten, voortaan alles, wat gij mij zult overzenden ,
geduldig te verdragen; ik ben bereid alle kruis en
-ocr page 428-
422                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
lijden, dat gij mij zult toezenden, zonder morren
aan te nemen. Maar help mij ook met uwe genade,
want anders blijf ik u niet getrouw. Ik bemin u,
mijn Jesus! mijn schat, mijn al! ik bemin u, ik
wil u altijd beminnen, en om u te behagen, wil
ik alles lijden, wat gij mij zult laten overkomen.
VOOR DEN DERDEN WOENSDAG.
OP VOOR DEN WOENSDAG.
Het rerlies van Jesus in den Tempel.
1.   „Het kind Jesus bleef in Jerusalem en zijne
ouders wisten het niet." (Luc. 2. 43.) Als de tijd,
om uit Egypte terug te komen, daar was, zoo beval
de Engel wederom aan den H. Josef, met het kind
en zijne Moeder naar Judea terug te keeren. De
H. Bonaventura bemerkt, dat Josef en Maria op deze
tweede reis, nog meer dan op de eerste, te lijden
hadden, want daar Jesus toen omtrent zeven jaren
oud was, zoo was hij reeds te groot om op de ar-
men gedragen te worden, en ook te zwak, om eene
zoo lange reis te voet maken, waarom dit allerlief-
waardigste kind ook zeer dikwijls van vermoeidheid
nederviel.
2.  Overweeg ook eens, lieve ziel, welke droefheid
Josef en Maria gevoelen moesten, als zij na hunne
terugkomst van Jerusalem, Jesus in den tempel
verloren hadden. De H. Josef was zoo zeer aan den
omgang en aan het aanschouwen van zijnen lieven
Zaligmaker gewoon. O noe groot moest dan zijne
droefheid niet zijn, als hij drie dagen lang van hem
beroofd bleef, onzeker of hij hem nog ooit zou weder-
vinden. Hij wist niet waarom hij van Jesus afge-
scheiden was, en dit was zijne grootste droefheid;
-ocr page 429-
423
TOT DEN II. JOSEF.
want dewijl hij zeer ootmoedig was, vreesde hij,
dat om eene fout, die hij misschien begaan had
Jesus niet meer in zijn hui3 wilde leven en hem
onwaardig hield van met hem om te gaan, van de
eer voor hem te zorgen en van eenen zoo grooten
schat te bewaren. Voor eene ziel die God alleen
bemint, is er geene grootere pün! dan de vrees van
hem beleedigd te hebben. Josef en Maria bragten deze
drie dagen zonder rust door, zij weenden zonder
ophouden; en werden niet moede hunnen lieven
Jesus te zoeken, gelijk Maria zei ven aan Jesus zeide,
nadat zij hem in den tempel wedergevonden hadden:
„Mijn Zoon, waarom hebt gij zoo met ons gehan-
deld? Zie, uw vader en ik hebben u met droef-
heid gezocht." O mijn Zoon! welke bittere smarten
hebt gij ons drie dagen lang doen lijden; want al
weenende hebben wij u zonder ophouden overal
gezocht, zonder u te kunnen vinden, zonder het
minste van u te vernemen.
3. Maar overdenk ook geliefde ziel, de vreugde,
die de H. Josef gevoelde, na Jesus gevonden en ver-
nomen te hebben, dat de oorzaak, waarom Jesus
zich van hem verwijderd had, niet hunne schuld,
maar alleen zijn wensch, om de eer des eeuwigen
Vaders te bevorderen, geweest was.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
(Jij weent, o H. Jozef! omdat gij uwen Jesus
verloren hebt: maar gij hebt toch zijne liefde niet
verloren, hij heeft u altijd bemind, en zijne liefde
is zoo groot geweest, dat hij u voor zijnen voed-
stervader en beschermer gekozen heeft. Laat mij
weenen, ik, die, om de schepselen en mijne driften
te kunnen volgen, zoo dikwijls mijnen God verloren
-ocr page 430-
424                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
en zijne heilige genade veracht he\'o. Om de verdien-
sten dezer smarten, die gij uitgestaan hebt, toen gij
Jesus verloren hadt, verkrijg mij de genade, dat
ik gedurig de beleedigingen beweene, die ik mijnen
Zaligmaker heb aangedaan. En om de vreugde, die
gij gevoeldet, als gij hem in den tempel wedervondt,
maak, dat ik hem ook wedervinde, en dat, nadat hij
door zijne genade in mijn hart teruggekomen is, ik
hem nooit meer verlieze.
Allerliefste Moeder Maria! gij, die de toevlugt der
zondaars zijt, verlaat mij niet, heb medelijden met
mij, zoo ik ook vroeger uwen goddelijken Zoon be-
leedigd heb, zie, nu berouwt het mij uit geheel mijn
hart, nu ben ik bereid liever duizendmaal het leven
te verliezen, dan op nieuw zijne goddelijke genade
te verzaken. Bid hem, dat hij mij vergeve, en dat
hij mij de genade van volharding verleene.
Indien gij, mijn liefdewaardigste Jesus, mij nog
niet vergeven hebt, ach! zoo vergeef mij nu toch.
Ik heb oenen afschrik van al de beleedigingen, die
ik u heb aangedaan. Zij doen mij zoo leed, dat
ik verlang van droefheid te sterven; ik bemin u,
en dewijl ik u bemin, acht ik uwe liefde en genade
meer dan alle rijkdommen der wereld; sta mij bij,
mijn Jesus! opdat ik u altijd beminne, opdat ik
u nooit meer beleedige.
VOOR DEN VIERDEN WOENSDAG.
OF VOOR DEN DONDERDAG.
Hoe de H. Josef hier op aarde altijd het gezelschap van
Jesus genoot.
1. „En Hij (Jesus) ging met hen terug, kwam
in Nazareth en was hun onderdanig." (Luc. 2.51.)
Nadat Jesus door Maria en Josef in don tempel we-
dergevonden was, keerde hij met hen naar Nazareth
terug, alwaar hij in het gezelschap van den H. Josef
-ocr page 431-
125
TOT DEN 11. JOSEF.
dien hij als zijnen vader gehoorzaamde, tot diens
dood zijn leven doorbragt. — Overdenk, geliefde
ziel, welk heilig leven Josef bij Jesus en Maria
leidde. In deze H. Familie was men met niets anders
bezig, dan met hetgeen de eer Gods bevorderen
kon; men dacht en wenschte niets anders dan alleen
aan God te behagen; men sprak van niets anders
dan van de liefde, die de mensohen aan God schuldig
zijn, en van de liefde van God tot ons, die zijnen
eeniggeboren Zoon in de wereld gezonden heeft,
om voor de zaligheid der menschen te lijden, en
zijn leven in eeue zee van smarten en verachting
te verliezen. O! hoevele tranen moeten Maria en
Josef, die eene zeer groole kennis der H. Schriftuur
hadden, vergoten hebben, als zij elkander in de
tegenwoordigheid van Jesus, over zijn bitter lijden
en over zijnen dood onderhielden! Met de grootste
droefheid overwogen zij met elkander, dat hun lieve
Jesus, volgens de voorzegging van Isaïas, „die
man van smarten en verachl.insr was;" dat hij door
zijne vijanden zóó schromelijk mishandeld moest
worden, dat men zijne vroegere schoonheid niet
meer zou kunnen erkennen, dat de geeselslagen
hem verminken en verscheuren zouden, en dat hij
aan eenen met wonden bedekten melaatsche zou
gelijken, dat hun allerliefst kind dat alles geduldig
zou lijden, zonder eens den mond open te doen,
om zich over zulke groole mishandelingen te bekla-
gen; dat het zich gelijk een lam tot de slagtbank
zou laten leiden, en eindelijk aan een eerloos hout
tuïschen twee moordenaars, van smart den geest
zou geven.
Overdenk, lieve ziel, welke gevoelens van droef -
heid en liefde zulke zamenspraken aan het hart van
den H. Josef moesten geven.
-ocr page 432-
426                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
GEVOELENS EN GEBEDEN.
H. Josef! om de tranon, di: gij vergoten hebt, als
gij het toekomende lijden van uwen Jesus overwoogt,
bekom mij de genade, dat ik altijd met eene teedre
godvruchtigheid aan de smarten vanmijnenVerlosser
denke. Oin de heilige liefdevlammen, die zich in uw
hart vergrootten, als gij aan den dood van uwen
Zaligmaker dacht of daarvan spraakt, maak dat
een vonk er van in mijn hart valle, in dit hart, dat
door zijne zonden oorzaak van het lijden van Jesus
geweest is.
H. Maagd Maria! om do smarten, die gij in Jeru-
salem bij het aanschouwen van het lijden en den
dood van uwen lieven Zoon, uitgestort hebt verkrijg
mij eene groote droefheid over mijne zonden.
Allerliefste Jesus! die uit liefde tot mij zooveel
geleden hebt, die uit liefde tot mij gestorven zijt,
maak dat ik nooit eene zoo groote liefde vergete.
Mijn Zaligmaker! uw dood is mijne hoop. Ik geloof,
dat gij voor mij gestorven zijt. Door uwe verdiensten
hoop ik zalig te worden, ik bemin u uit geheel mijn
hart, ik bemin u bovenal, ik bsmin u meer dan mij
zei ven, ik bemin u, en uit liefde tot u, wil ik
gaarne alles lijdon! niets baart mij grootere droefheid
dan dat ik u, mijn grootste goed, beleedigd heb. Ik
verlang niets anders dan u alleen te beminnen, u
alleen te behagen. Help mij, mijn Zaligmaker! en
laat niet toe, dat ik mij nog ooit van u verwijdere.
VOOll DEN VIJFDEN WOENSDAG.
OF VOOR DEN VRIJDAG.
Hoe zeer de H. Josef Jesus en Maria beminde.
1. „En Jesus ging met hen terug, kwam in
Nazareth, en was hun onderdanig." Overdenk voor•
-ocr page 433-
427
TOT DEN H. JOSEF.
eerst, geliefde ziel, hoe groot de liefde was, die
Josef Maria toedroeg. Zij was de schoonste onder
alle vrouwen, zij was ootmoedig, zachtmoedig, rein
on gehoorzaam ; zij alleen beminde God meer dan
alle andere menschen, ja dan alle Engelen; en
daarom verdiende zij, dat de H. Josef, die de deugd
zoo hoog wist te schatten, haar op het innigst
beminde. Maar zijne liefde moest nog vergrooten,
als hij zag, hoe zeer Maria hem beminde, welke
zonder twijfel haren lieven bruidegom boven al de
andere schepselen stelde. Maar hij behandelde haar
te gelijk als de beminde Bruid van zijnen God, die
uitgekozen was om de Moeder van zijn eenigge-
boren Zoon te zijn. Indien gij dit alles bedenkt ,
lieve ziel, zoo kunt gij u gemakkelijk voorstellen,
hoe zeer Josef, die een zoo dankbaar en goed hart
had, Maria moest beminnen.
2. Maar overweeg ook, hoe groot de liefde was,
die Josef tot zijnen Zaligmaker had. Nadat God dezen
Heilige tot Voedstervader van Jesus Christus be-
stemd had, moest hij hem ook de liefde eens vaders
en van den vader van eenen zoo liefdewaardigen
Zoon, die te gelijk God was, inboezemen: daarom
was ook de liefde van den heiligen Josef niet
alleen eene natuurlijke liefde, gelijk die der andere
vaders, maar eene bovennatuurlijke liefde, omdat
hij in den persoon van zijnen zoon tevens zijnen
God erkende. Door de goddelijke openbaring wist
de heilige Josef, dat deze kleine jongeling, die
hem overal vergezelde, het goddelijk Woord was,
dat uit liefde tot de menschen, en in het bijzonder
uit liefde tot hem, mensch geworden was. Hij wist,
dat Jesus Christus hem onder alle menschen uit-
verkoren had, om door hem beschermd te worden,
-ocr page 434-
428                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
en dat hij zijn zoon wilde genoemd worden. Over-
denk dan, lieve ziel, welke vlammen van liefde in
het hart van den tl. Josef moesten branden, als hij
zag, dat zijn Zaligmaker hem als een gewone leer-
ling hielp, zijne werkplaats opende en sloot, met
hem hout zaagde, met de schaaf en de bijl arbeidde, de
krullen en spaan Iers verzain. 1de, het huis vaagde, met
een woord, hoe Jesus alles deed wat hij hem beval.
Jesus deed niets zonder aan den heiligen Jj^ef, dien
hij als zijnen vader aanzag, verlof gevraagd te heb-
ben. Welke liefde moest zich dan in het hart van
den H. Josef ontsteken, als hij dit lieve kind in
zijne armen droeg, als hij het liefkoosde, als Jesus
met zijne lieve handjes zijn aangezicht streelde, als
hij de woorden des eeuwigen levens uit zijnen mond
vernam, die even als zoo vele liefdepijlen waren,
welke zijn hart doorstaken! Hoe zeer moest zijne
liefde vergrooten; als hij dit, goddelijk kind aanzag,
hetwelk hem in alle deugden het allerheiligste
voorbeeld gaf.
Een lange, vertrouwelijke omgang maakt dikwijls
dat de lief Ie tusschen menschen, die voor elkander
ingenomen zijn, vermindert, want men leert immer
meer en meer, hoe langer men met elkander omgaat,
de wederzijdsche gebreken kennen. Maar dit was niet
met den H. Josef, want hoe langer hij met Jesus
omging, hoe beter hij zijne heiligheid inzag. Daaruit
kunt gij besluiten, lie.e ziel, hoe zeer hij Jesus
beminde, daar hij, gelijk men algemeen gelooft, vijf
en twintig jaren lang zijn gezelschap genoot.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ik verheug mij, o H, Josef! over het groote geluk
er de hooge waardigheid, die u ten deel gevallen is,
-ocr page 435-
429
TOT DEN n. JOSBP.
van, gelijk een vader, die het regt heeft te ver-
langen dat men hem gehoorzame, aan hem te
kunnen bevelen, aan wien hemel en aarde onder-
danig is. Daar een God u heeft willen gehoorza-
men, zoo wil ik mij ook ia uwe dienst begeven.
Van nu af wil ik u dienen, wil ik u vereeren,
wil ik u beminnen als mijnen Heer en Gebieder.
Neem mij maar ouder uwe bescherming, en doe
dan met mij wat u bahaajt; want ik weet, dat
alles wat gij mij bevelen zult, voor mijn welzijn en
voor de eer van uwen en mijnen Verlosser zijn zal.
O. H. Josef! bidt Jesus voor mij; want nadat hij
op aarde al wat gij hem bevolen hebt, vervuld heeft,
zoo zal hij u nu zekerlijk ook niets weigeren. Bid
Jesus. dat hij mij de beleedigingen, die ik hem aan-
gedaan heb, vergeve. Bid hem, dat hij bewerken
wilie, dat ik altijd meer en meer de schepselen
en mij zei ven verloocheue: bid hem, dat hij zijne
heilige liefde in mijn hart ontsteke; en Maria!
neem mij uit liefde tot Josef onder uwe bescher-
ming, en bid uwen H. Bruidegom, dat hij mij
als zijnen dienaar aanneme.
Eu gij mijn lief Ie waardigste Jesus, om voor mijne
ongehoorzaamlieid te voldoen, wildet gij u zoo
diep vernederen en aan eenen raensch gehoorzamen;
om de verdieusten, die gij mij d lardoor verworven
hebt, geef mij de genade, dat ik van nu af, zonder
uitsluiting alles wat gij van mij verlangt, vervulle;
om de liefde die gij en Josef voor elkander hebt,
verleen mij, o oneindige goedheid! eene groote en
teedere liefde tot u, die verdient, dat men u uit
alle krachten beininne. Vergeef mij de beleedigin-
gen, die ik u aangedaan heb en ontferm u mijner.
Ik aanbid u, o Jesus, mijne liefde, mijn God! ik
wil u altijd beminnen.
-v»*4ï>-
-ocr page 436-
430                 GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
VOOR DEN ZESDEN WOENSDAG.
OP VOOR DEN ZATURDAG.
Do dood van den H. .Tosef.
1. „Kostbaar voor de oogen des Heeren is de dood
zijner Heiligen." (Ps. 113. 15.) Overdenk\', hoe de
H. Josef, na Jesus en Maria zoo getrouw gediend te
hebben, in het huis te Nazareth op het sterfbed lag.
De Engelen omringden hem: de koning der Engelen,
Jesus Christus, zat op den eenen, Maria op den an-
deren kant van zijn armoedig bed: en in zulk een zoet
en heilig gezelschap verliet hij, vol hemelschen vrede
deze ellendige wereld. Zacht en kostbaar was zijn
dood in de tegenwoordigheid van Maria, nevens een
Zoon, die te geljjk zijn Verlosser was. Hoe zou ook
de dood bitter kunnen geweest zijn voor hem, die
in de armen van het eeuwige leven stierf ? Niemand
kan uitdrukken of begrijpen, welke acten van over -
geving, welke vlammen van liefde, de woorden van
het eeuwige leven, die nu Jesus en Maria hem in het
laatste oogenblik zijns levens toespraken, in het hart
van Josef ontstoken hebben. Daarom schijnt het ge-
voelen van den H. Franciscus do Sales, dat de H.
Josef uit liefde tot God gestorven is, zeer wel ge-
grond. Daar Josef altijd heilig geleefd had, zoo was
zijn dood zacht, vreedzaam, zonder angst of vrees.
Niet zoo sterft degene, die God vroeger beleedigd,
die de hel verdiend heeft; hij zal nogtans eenen on-
uitsprekelijk grooten troost gevoelen, indien de H. Josef
hem bijstaat, en hem tegen de aanvallen des duivels
verdedigt, die zonder twijfel aan hem gehoorzameu
zullen, aan wien God onderdanig was. Zalig is hij,
-ocr page 437-
431
TOT DEN II. JOSEF.
die in deze schrikkelijke oogenblikken door dcu
H. Josef bijgestaan wordt. — Daar de H. Josef
in de armen van Jesus en Maria gestorven is, en
daar hij door de vlugt naar Egypte het kind Jesus
van den dood bevrijd heeft, zoo heeft hij ook het
regt bekomen een bijzonder patroon der stervenden
te zijn, en zijne getrouwe dienaars tegen de geva-
ren van den eeuwigen dood te beschermen.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Met regt, o H. Josef! is u eeu zoo zalige dood
verleend geworden, nadat gij uw leven zoo heilig
doorgebragt had. Ik verdien, om mijne menigvuldige
zonden slechtste sterven, maar indien gij mij bijstaat
zal ik niet verloren gaan. Gij waart niet alleen de
vriend, maar zelfs de voedstervader en beschermer
van hem, die eens oordeelen zal; Jesus zal mij niet
verdoemen, indien gij een goed woord voor mij
spreekt. Na Maria kies ik u, o H. Josei! voor mijnen
voorspreker, en bewaarder. Ik beloof u den overigen
tijd mijns levens dagelijks door de eene of andere zaak
te vereeren en dagelijks uwen bijstand in te roepen.
Neem mij tot uwen dienaar aan, niet om mijne ver-
diensten, neen, maar om uwe liefde tot Jesus en Maria.
Om het zoet gezelschap, dat Jesus en Maria u hier op
de aarde gaven, bescherm mij zoo lang ik leef, en
maak, dat ik mij nooit meer van mijnen God, door
het verlies zijner genade verwijdere. Om den bijstand,
dien Jesus en Maria, u in de laatste oogenblikken uws
levens gaven, sta mij bij in mijn doodsuur, opdat
indien Jesus en Maria mij aldus vergezellen, ik u
eens in den hemel moge danken en in uw gezelschap
gedurende de gansche eeuwigheid, God love en prijze.
Heilige Maagd Maria, mijne hoop! ik weet het,
dat ik door de verdiensten van Jesus Christus en door
uwe voorspraak, eenen zaligen dood en het eeuwige
-ocr page 438-
432                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
leven verhoop. O mijne Moeder, verlaat mij niet,
en sta mij bijzonder bij in het uur van mijnen
(iood, verkrijg mij de genade, dat ik u en Jesus
alsdan aanroepe en beminne!
Allerliefste Zaligmaker! gij, die eens mijn Kegter
zijn zult, vergeef mij alle beleedigingen, die ik u aan-
gedaan heb, en welke mij van gauscher harte leed
zijn; maar vergeef mij spoedig, vergeef mij eer het
uur des doods, dat te gelijk voor mij het uur des oor-
deels zijn zal, daar is. O ik, ongelukkige! hoe vole
jaren heb ik verloren, in welke ik u niet bemind heb!
Geef mii de genade dat ik u beminne, dat ik den overi-
gen tijd mijns levens eene groote liefde tot u hebbe!
En als liet oogenblik daar is, op hetwelk ik dit leven
verlaten en de eeuwigheid intreden zal, laat mij dan
in brandende liefde tot u sterven. Ik bemin u, mijn
Zaligmaker, mijn God, mijne liefde, mijn al! ik
bid u om niets anders dan om de genade van u
te beminnen; ik wenscli, ik begeer in den hemel
te komen, om u uit al mijne krachten de geheele
eeuwigheid door te beminnen. Amen. Alzoo hoop
ik, alzoo zij het. — Jesus! Maria! Josef! maak dat
ik in den doodstrijd met u vereenigd blijve.
VOOR DEN ZEVENDEN WOENSDAG.
OP VOOR DEN ZONDAG.
De heerlijkheid van den H. Josef in den hemel.
1. „Welaan, gij, goede en getrouwe knecht! dewijl
gij over weinig getrouw geweest zijt, zoo ga binnen in
de vreugde van uwen Heer." (Matth. 25. 23). Hoe
heiliger iemand hier op aarde geleefd heeft, des te
grooter is de heerlijkheid, die God hem in den hemel
bereidt. Het is meer dan genoeg om zich van de hei-
l;.gheid van den H. Josef een begrip te maken, zoo
-ocr page 439-
TOT DEN H. JOSEF.                        433
men deze woorden van het Evangelie nadenkt:
„Maar Josef, haar man, daar hij regtvaardig was,
enz., enz." Een regtvaardig man, dat is: een man,
die alle deugden bezit.
2.  Indien derhalve de H. G?est Joscf reeds toen
regtvaardig noemde, als hij tot bruidegom van
Maria uitverkoren werd, hoe zeer moest dan niet
zijne liefde tot God, hoe zeer moesten zijne deug-
den toegenomen hebben, door den gedurigen om-
gang met Maria, die hem een zoo volkomen voor-
beeld door de oefening aller deugden gaf. Indien
één woord van Maria genoeg was, om Joannesden
Dooper te heiligen, en Elisabeth met den H. Geest
te vervullen, tot welke heiligheid moest dan niet
de schoone ziel van Josef door den vertrouwe-
lijken omgang met Maria, en dat gedurende vijf en
twintig jaren, gekomen zijn.
3.  Maar nog veel meer moest Josef in deugden
en verdiensten toegenomen hebben, dewijl hij zoo
vele jaren op het innigste met de heiligheid zelve,
met Jesus Christus, te zamen leefde, dien hij diende,
dien hij voedde, dien hij hier op aarde in alles
bijstond. Indien God dengene belooning belooft,
die aan eenen arme, uit liefde tot hem, maar eenen
dronk waters geeft, welk loon moet God dan niet
den H. Josef in den hemel gegeven hebben, die
hem van de vervolging van Herodes bevrijdde, die
hem kleedde en voedde, die hem zoo dikwijls op
zijne armen droeg, die hem zoo liefdevol opvoedde.
Wij kunnen niet twijfelen, dat het leven van den
H. Josef, die altijd Jesus en Maria voor oogen
had, een gedurig gebed was, in hetwelk hij zonder
ophouden oefeningen van geloof, hoop en liefde en
van overgeving in den goddelijken wil verwekte.
12                           ,                     19
-ocr page 440-
434                GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
Indien het loon bestemd wordt volgens de ver-
diensten , die men hier op aarde verworven heeft,
hoe groot moet dan niet de heerlijkheid van den
H. Josef zijn? De H. Augustinus vergelijkt de an-
dere Heiligen met de sterren, maar den H. Josef
met de zon. Pater Suarez zegt, dat het zeer waar-
schijnlijk is, dat, na Maria de H. Josef alle Hei-
ligen in verdiensten en heerlijkheid overtreft: en
Bernardus van Bustis houdt staande, dat Josef,
als hij voor zijne vereerders genade verkrijgen wil,
op eene zekere wijze aan Jesus en Maria in den
hemel beveelt.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
H. Josef, digt bij uwen geliefden Jesus, die u
hier op aarde gehoorzaamde, woont gij ook verhe-
ven in den hemel in uwe heerlijkheid; heb mede-
lijden met mij, die door vreeselijke vijanden, door
kwade geesten en door schandelijke driften omge-
ven ben, die gedurig tegen mij strijden, om mij
van de genade Gods te berooven. Om de groote
genade, die u hier op de aarde gegeven is van
zonder ophouden in het gezelschap van Jesus en
Maria te hebben kunnen leven, bekom mij de ge-
nade van de nog overige dagen mijns levens innig
met God vereenigd te blijven, aan de aanvallen
der hel te wederstaan en in die liefde van Jesus
n Maria te sterven, opdat ik eens met u veree-
nigd hun gezelschap in het rijk der zaligen genie-
en moge.
Allerheiligste Maagd, mijne lieve Moeder! wan-
neer zal het zalig uur slaan, dat ik, bevrijd van
alle vrees om God door de zonden nog te verliezen,
uwe voeten zal omhelzen om u nooit meer te ver-
laten. Gij moet mij helpen. Gij moet bewerken,
dat mij deze zaligheid ten deele vallei Wanneer,
-ocr page 441-
TOT DEN H. JOSEF.                        435
o mijn allerliefste Zaligmaker Jesus Christus! wan-
neer zal ik u toch in den hemel bezitten; wan-
neer zal ik u van aanschijn tot aanschijn bemin-
nen, om u nooit meer te verliezen? Ach! zoo lanr;
ik hier op aarde leef, ben ik in gevaar; o mijn
Heer en mijn eenig goed! om de verdiensten van
den H. Josef, dien gij zoo zeer bemint, en dien
gij in den hemel zooveel eer bewijst, om de ver-
diensten van uwe lieve en H. Moeder, en voorna-
meiijk door de verdiensten, die gij in uw leven en
in het sterven verworven, en door welke gij mij
iille goed en al wat ik maar hopen kan, bekomen
hebt: laat niet toe dat ik nog ooit hier op aarde
van u verwijderd worde: maak dat ik u in den
hemel, alwaar de ware liefde woont, uit al mijne
krachten beminne en bezitte, en dat ik gedurende
de gansche eeuwigheid uwe tegenwoordigheid en
uwe liefde geniete. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo
zij het.
Q^®
-ocr page 442-
-AAAT3CCCïeiQ<^>B°gC0^QC0^8-QC»8JVvv-
NEGENDAAGSCHE OEFENING
VOOR ALLERZIELEÏDAG,
die men de week te voren, of ook iedere andere week in liet
jaar, verrigten kan, om van God voor de arme zielen des
vagevuurs verlossing of verligting barer pijnen te ver-
k rijgen.
oöo
BID VOOR DE ARME ZIELEN DES VAGEVUURS.
De oefening van voor de arme zielen des vagevuurs
te bidden, opdat God haar in haar lijden bijsta,
en haar weldra in zijne heerlijkheid late ingaan,
is ook voor ons zeer heilzaam: want deze heilige
zielen zijn reeds voor alle eeuwigheid bruiden van
Jesus Christus, en zij zullen niet nalaten zich dank-
baar jegens diegenen te toonen, die haar de vrijheid
of ten minste verligting in haar lijden bekomen
hebben. Ais zij in don hemel aangeland zullen zijn,
zullen zij zeker diegenen niet vergeten, die voor haar
gebeden hebben. Het is daarenboven oene godvruch-
tige meening, dat God het aan de zielen in het
vagevuur openbaart, als iemand voor haar bidt,
opdat zij ook voor ons bidden zouden: want hoewel
de arme zielen aldaar niet voor zich zelven kunnen
bidden, omdat zij door het lijden aan hare schuld moe-
ten voldoen, zoo kunnen zij nogtans, dewijl zij in de
genade Gods zijn, voor anderen bidden en voor
hen genade verkrijgen. Als de H. Catharina van
Bologna iets van groote aangelegenheid had, zoo
wendde zij zich tot de arme zielen in het vagevuur,
en zij werd terstond verhoord; zij zeide, dat zij
menige genade, die zij door de voorbidding der
Heiligen niet had kunnen bekomen, door de arme
delen des vagevuurs verkregen had. — Da gunsten,
-ocr page 443-
NEGENDAAGSCHE OEFENING, ENK.           437
welke vele ijverige Christenen door de voorspraak
van de arme zielen des vagevuur» verkregen heb-
ben zijn ontelbaar. Maar, indien wij door hare
voorspraak willen geholpen worden, zoo betaamt
het, ja, zoo is het onze pligt, dat ook wij haar
door ons gebed te hulp komen. Ik zeg, het is onze
pligt; want de christelijke liefde wil, dat wij onzen
naaste, als hij onzen bijstand noodig heeft, helpen.
Maar niemand heeft zoo zeer uwe hulp noodig dan
deze arme zielen, die zich in eene zoo smartvolle
plaats bevinden en altijd in vlammen zijn, die veel
grootere pijnen veroorzaken dan al het aardsche
vuur; zij zijn daarenboven van het goddelijk aan-
schijn beroofd, hetgeen haar nog veel meer smarten
veroorzaakt. Laat ons ook bedenken, dat het moge-
lijk is, dat de zielen van onze broeders, zusters,
van onze bloedverwanten en vrienden in het vagevuur
lijden, en dat zij, dewijl zij voor zich zelven geene
verligting kunnen verdienen, en hare schuld niet
dan door lijden aan God kunnen betalen, op onze
hulp wachten; deze gedachte moet ons bewegen om
haar, zooveel het in onze magt is, te helpen.
Doen wij dit, zoo zullen wij niet alleen God
aangenaam zijn; maar wij zullen ook groote ver-
diensten voor ons zelven verzamelen, en de arme
zielen zullen ons grootere genade, en vooral onze
eeuwige zaligheid, bij God afsmeeken.
Ik ben vast overtuigd, dat, als eene ziel door het
gebed van een Christen uit het vagevuur verlost
wordt, deze, zoo haast zij in den hemel gekomen
is, niet zal nalaten voor hem te bidden. Laat niet
toe, zal zij aan God zeggen, dat hij verloren ga,
die mij uit het vagevuur verlost heeft, en die be-
werkt heeft, dat ik u, o mijn God! eerder in den
hemel genieten kan. Daarom heb ik ook de volgende
aandachtsoefening gemaakt, opdat de geloovigen de
arme zielen in het vagevuur zeer ter harte zouden
nemen, om haar door de H. Offerande der Mis, door
aalmoezen en door hun gebed te helpen.
-ocr page 444-
435                  NEGENDAAGSCHE OEFENING
Gebed, dat men voor iedere ovorwoging herhalen kan.
Wij bevelen u, o Heer en Zaligmaker Jesus Chris-
tus! en u, allerheiligste Moeder Maria! alle zielen
in het vagevuur, onze bloedverwanten, onze wei-
doeners, onze vrienden en vijanden, on bijzonder
de zielen, voor welke wij verpligt zijn te bidden.
O God! wij offeren u ons gebed op, waarin wij
de groote pijnen, die de arme zielen te lijden heb-
ben, willen overwegen, om haar hierdoor eenige
verligting in haar lijden te verschaffen.
OEFENING VOOH DE ARME ZIELEN.
Op den eersten dag.
Vele smarten hebben de arme zielen in het va-
gevuur uit te staan; maar hare grootste droefheid
is de gedachte, dat zij zei ven, door de zonden,
die zij in haar leven begaan hebben de oorzaak
zijn, dat zij nu vele pijnen moeten lijden.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
0  mijn goddelijke Zaligmaker Jesus Christus! ik
iieb zoo dikwijls de hel ver liend. O, welke smarten
zoude mij, indien ik nu verdoemd ware, de gedachte,
dat ik zelf de schuld van mijne verdoemenis geweest
ben, niet geven! Ik dank u, dat gij tot nu toe zoo
veel geduld met mij gehad hebt. O mijn God! omdat
gij de oneindige goedheid zijt, bemin ik u boven al,
liet is mij uit ganscher harte ieed u beleedigd te heb-
ben. Ik beloof u liever te sterven dan u nog ooit te
beleedigen; verleen mij de genade van volharding
Ontferm u mijner, ontferm u ook over de arme zielen,
die in het vagevuur branden. Heilige Maria, Moeder
Gods! help haar door uwe magtige voorspraak.
Onze Vader, 1 Wees gegroet, voor de arme zielen
des vagevuur».
-ocr page 445-
VOOB ALLEBZIELENDAG.                    439
OEFENING VOOB DE ARME ZIELEN.
Op don tweeden dag.
Eene andere smart, die aan de arme zielen in het
vagevuur groote pijnen veroorzaakt, is de gedachte
aan den tijd, die zij op aarde verloren hebben, en
in welken zij groote verdiensten hadden kunnen ver-
krijgen. De gedachte, dat zij dit kwaad niet meer
kunnen herstellen, en geene verdiensten meer kunnen
verzamelen, is voor haar eene groote smart.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
0 hoe ongelukkig ben ik toch van sedert zoo lange
jaren, die ik reeds op aarde leef, niets dan verdiensten
voor de hel verzameld te hebben! ik dank u, o mijn
God! dat gij mij nog tijd geeft om een zoo groot kwaad
te herstellen, het is mij leed, o mijn God ! dat ik uwe
oneindige goedheid mishaagd heb; sta mij bij,opdat, ik
de overige dagen mijns levens alleen aanwende om u
te dienen en te beminnen. Ontferm u mijner, ontferm
u ook over de arme zielen, die in het vagevuur bran-
den. Heilige Maria, Moeder Gods! help haar door
uwe magtige voorspraak.
1   Onze Vader, 1 Wees gegroet, voor de arme zielen
des vagevuurs.
OEFENING VOOB DE ABME ZIELEN.
Op don derdon dag.
Eene andere groote droefheid, die de arme zielen
in het vagevuur pijnigt, is het schrikkelijk aauschou-
wen harer zonden, voor welke zij lijden moeten. Hier
op de aarde erkent men de hatelijkheid der zonden
niet maar in de andere wereld erkent men ze vol-
komen en het aanzien harer zonden veroorzaakt
daarom aan de arme zielen in het vagevuur eene
der grootste smarten, die zij te lijden hebben.
-ocr page 446-
440 NEGENDAAGSCHE OEFENING
GEVOELENS EN GEBEDEN.
])ewijl gij, o mijn God! de oneindige goedheid zijt,
zoo bemin ik u bovenal, en het berouwt mij uit den
grond mijns harten u beleedigd te hebben; ik beloof
u, dat ik liever wil sterven dan u nog ooit te beleedi-
gen; geef mij de genade van volharding. Ontferm u
mijner, ontferm u ook over de arme zielen, die in
het vagevuur branden. H. Maria, Moeder Gods!
help haar door uwe magtige voorspraak.
i Onze Fuder, 1 Wees gegroet, voor de arme zielen
des vagevuurs.
OEFENING VOOH DE ARME ZIELEN.
Op den vierden dag;
Het veroorzaakt de arme zielen in het vagevuur,
die reeds bruiden van Jesus Christus zijn, de grootste
droefheid, als zij bedenken, dat zij hier op aarde
God, dien zij zoo zeer beminnen, door hare zonden
mishaagd hebben. Vele boetvaardigen zijn van be-
rouw gestorven, denkende, dat zij eenen zoo oneindig
goeden God beleedigd hadden. De arme zielen in het
vagevuur, die God uit al hare krachten beminnen,
erkennen veel beter dan wij, hoe liefdadig God is;
en daarom veroorzaakt haar de gedachte, dat zij
hem op de aarde mishaagd hebben, eene droefheid
die grooter is dan alle andere smarten.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn God! dewijl gij de oneindige goedheid zijt!
zoo berouwt het mij uit geheel mijn hart, dat ik u
beleedigd heb. Ik beloof liever te willen sterven dau
u nog ooit te beleedigen: verleen mij de genade van
volharding. Ontferm u mijner, ontferm u ook over de
arme zielen die in het vagevuur branden. 11. Maria
Moeder Gods! help haar door uwe magtige voorspraak.
-ocr page 447-
441
VOOR ALLERZIELENDAG.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet voor de arme zielen
det Vagevmrs,
OEFENING VOOR DE ARME ZIELEN.
Op don vijfden dag.
De onwetendheid, waarin de arme zielen zich be-
vinden, wanneer haar lijden eens een einde nemen
zal, veroorzaakt haar eene onuitsprekelijk groote
smart. Het is waar, zij weten, dat God haar zeker
zal verlossen, maar het is de onwetendheid, wanneer
dit zalig uur zal aanbreken, die haar groot lijden
veroorzaakt.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Indien gij, o mijn God! mij ongelukkig verdoemd
had, zoo had ik reeds de droevige zekerheid, dat ik
deze plaats van rampen nimmer meer zou kunnen
verlaten. Ik bemin u boven al, o oneindige goedheid!
het is mij van harte leed, dat ik u beleedigd heb. Ik
beloof, dat ik liever wil sterven dan u nog te beleedi-
gen: verleen mij de genade van volharding. Ontferm
u mijner, ontferm u ook over de arme zielen, die in
het vagevuur branden. Heilige Maria, Moeder Gods!
help haar door uwe magtige voorspraak.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet voor de arme zielen
des vagevuurs.
OEFENING VOOR DE ARME ZIELEN.
Op den zesden dag.
Alhoewel de arme zielen in het vagevuur, als zij
aan het lijden van Jesus Christus en aan het allerheu
ligste Sacrament des altaars denken, grooten troost
gevoelen, omdat zij dot r den dood van haren Zalig-
maker van de hel bevrijd geworden zijn, omdat zij
12
                                                        19.
-ocr page 448-
442                 NEGENDAAGSCHE OEFENING
door ds heilige communien en missen eertijds zoo
groote genaden ontvangen hebben, en nog gedurig
ontvangen, zoo pijnigt haar evenwel de gedachte, dat
zij jegens Jesus Christus zoo ondankbaar geweest
zijn, niettegenstaande hij haar zoo groote bewijzen
zijner liefde gegeven heeft.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Ook voor mij zijt gij gestorven, o mijn God! ook
aan mij hebt gij u zoo dikwijls in de H. Communie
gegeven! en ik heb uwe liefde met zoo groote on-
dank baarheid betaald. Nu bemin ik u, mijn opper-
ste goed! ik bemin u boven al, en het is mij van
ganscher harte leed, dat ik u beleedigd heb. Ik
beloof dat ik liever wil sterven dan u nog ooit te
beleedigen: geef mij de genade van volharding.
Ontferm u mijner, ontferm u ook over de arme
zielen, die in net vagevuur branden. H. Maria ,
Moeder Gods! help haar door uwe magtige voorspraak.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet voor de arme zielen
des vagevuurs.
OEFENING VOOR DE ARME ZIELEN.
Op den zevenden dag.
De smarten der arme zielen in het vagevuur
worden nog vermeerderd, als zij aan de bijzondere
weldaden denken, die God haar bewezen heeft, als
zij bedenken, dat God haar heeft laten Christen
worden, dat zij in Katholieke landen geboren n,
dat God hare boetvaardigheid afgewacht, en hij hare
zonden vergeven heeft; want zij erkennen daardoor
altijd meer en meer hoe groot hare ondankbaarheid
jegens God geweest is.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Wie is ondankbaarder jegens u geweest, o mijn
-ocr page 449-
UZ
VOOR ALLERZIELENDAG.
God! dan ik, gij hebt zoo lang geduld met mij gehad,
gij hebt mij zoo dikwijls met groote liefde mijne
zonden vergeven, en ik, na zoo dikwijls beterschap
beloofd te hebben, heb u toch immer weder op nieuw
beleedigd. O laat niet toe, dat ik verloren ga; want
ik wil u beminnen, en in de hel zoude ik u niet
beminnen kunnen: het berouwt mij van harte, o
oneindige goedheid! dat ik u beleedigd heb, ik
beloof liever te sterven dan u nog te beleedigen:
geef mij de genade van volharding. Ontferm u
mijner, ontferm u ook over de arme zielen, die in
het vagevuur branden. H. Maria, Moeder Gods!
help haar door uwe magtige voorspraak.
1 Onze Vader, 1 Wees gegroet voor de arme zielen
des vagevuur».
OEFENING VOOR DE ARME ZIELEN.
Op den achtsten dag.
De gedachte, dat God hier op aarde veel barm-
hartiger jegens haar, dan jegens anderen geweest is,
veroorzaakt de arme zielen groote smart, omdat zij
door hare zonden God gedwongen hadden\'haar te
haten en tot de hel te verdoemen, ea hij haar uit
enkele barmhartigheid hare zonden vergeven heeft.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
Zie, o mijn God! ik ben ook een van die ondank-
baren, die na zoo vele genaden van u ontvangen te
hebben, evenwel uwe liefde veracht en u gedwongen
hebben hen tot de hel te verdoemen. Oneindige
goedheid! ik bemin u boven al, het berouwt mij van
ganscher harte u beleedigd te hebben, ik beloof liever
te sterven dan u nog ooit te beleedigen: geef mij de
genade van volharding. Ontferm u mijner, ontferm
u ook over de arme zielen, die in het vagevuur
branden. Heilige Maria! Moeder Gods! help haar
door uwe magtige voorspraak.
-ocr page 450-
44\'!                NEGENDAA.GSCHE OEFENING
1 Onze Fa der, 1 Wees gegroet, voor de arme zielen
des vagevuurs.
OEFENING VOOR DE ABME ZIELEN.
Op den negenden dag.
Alle pijnen, die de arme zielen in het vagevuur
uit te staan hebben, hot vuur, de duisternis, de
onwetendheid wanneer God haar verlossen zal, en
het hartzeer, dat zij gevoelen, veroorzaken aan deze
heilige zielen geene zoo groote smart, dan dat zij
verwijderd zijn van haren God, dat zij van zijn
aanschijn zijn beroofd.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
0 mijn God! hoe is het mogelijk, dat ik zoo langen
tijd, verre van u en van uwe genade beroofd, heb
kunnen leven! O oneindige goedheid! ik bemin u hoven
al; het berouwt mij van harte u beleedigd te hebben.
Ik beloof liever te sterven dan u nog te beleedigen.
Verleen mij de genade van volharding, en laat niet toe
dat ik nog ooit in uwe ongenade valle; ik bid u, heb
medelijden met de arme zielen des vagevuurs, verzoet
hare smarten, verkort den tijd harer gevaDgenis,
en roep ze haastig in den hemel, alwaar zij u van
aanschijn tot aanschijn zien en beminnen zullen.
Lieve Moeder Gods, Heilige Maria! help haar door
uwe magtige voorspraak: bid ook voor mij, die nog
in gevaar ben van voor eeuwig verloren te gaan.
Onze Vader, 1 Wees gegroet voor de arme zielen
des vagevuurs.
GEBED.
Tot Jcsus Christus, om door de verdiensten van zijn lijden
voor de arme zielen veriigting te krijgen.
Va tan dit gebed na iedere overdenking herhalen.
O zoete Jesus! om het bloedige zweet, dat gij in den
-ocr page 451-
445
VOOR ALL15EZIELENDAG.
hof van Gethsémani vergoten hebt, ontferm uover
de arme zielen in het vagevuur.
B. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer.
O zoete Jesus! om de smarten, die gij bij de
afgrijselijke geeseling uitgestaan hebt, ontferm u
over de arme zielen in liet vagevuur.
B. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer.
O zoete Jesus! om de pijnen, die gij bij de smar-
telijke doornenkrooning uitgestaan hebt, ontferm u
over de arme zielen in het vagevuur.
E. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer-
O zoete Jesus! om de smarten, die gij uitgestaan
hebt, als gij het kruis op den Calvarie-berg droegt,
ontferm u over de arme zielen in het vagevuur.
b. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer.
O zoete Jesus! om de smarten, die gij bij de
pijnlijke kruisiging uitgestaan hebt, ontferm u over
de arme zielen in het vagevuur.
B. Ontferm u harer, o Heer, ontferm u harer.
O zoete Jesus! om de pijnen, die gij in uwen
smartelijken doodstrijd uitgestaan hebt, ontferm u
over de arme zielen in het vagevuur.
B. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer.
O zoete Jesus! om de oneindige smarten, die gij
uitgestaan hebt, als gij den geest gaaft, ontferm u
over de arme zielen in het vagevuur.
B. Ontferm u harer, o Heer! ontferm u harer.
Gebed tot de arme zielen des vagevuurs.
O heilige zielen, wij hebben nu voor u gebeden;
maar gij, die aan God zoo lief zijt, en die zeker zijt
van hem nooit meer te verliezen, bidt nu ook voor
ons, arme zondaars, die gedurig in gevaar zijn van
verdoemd te worden en God voor altijd te verhezen.
-ocr page 452-
GODVRUCHTIGE OEFENING
TOT DEN
HEILIGEN BESCIERM-EKGEL.
De H. Bernardus leert ons, dat wij onze H. Be-
waarengelen op drie wijzen vereeren kunnen, te
weten: door de eerbiedigheid, die wij hun bewijzen,
door de godvrucht die wij hun toedragen, en door
het vertrouwen dat wij in hen moeten stellen.
1.  Wij moeten hun eene groote eerbiedigheid bewij-
zen: want deze heilige Geesten, die met God in den
hemel heerschen, zijn altijd nabij ons en staan ons in
al ons doen en laten bij. Daarom moeten wij dan oot,
uiteerbied voor onzen H. engelbewaarder, alle han-
delingen vermijden, die hem zouden kunnen mishagen.
De H. Prancisea, eene Homeinsehe vrouw van rang,
zag eens eenen H. Engelbewaarder in menschelijke
gedaante, die telkens, dat iemand een onbetamelijk
woord sprak, met zijne hand zijn aangezigt bedekte.
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O mijn H. Engelbewaarder! hoe dikwijls hebt gij,
om miïne zonden, uw heilig aanschijn moeten bedek-
keni\' ïk bid u derhalve om vergiffenis, maak dat God
mij ook vergeve, want ik heb vast besloten hem nooit
meer te beleedigen.
2.   Wij moeten ook eene groote golvruelit tot onze
H. Engelbewaarder hebben, en zulks om den eerbied,
dien hij verdient, en om de groote liefde, dieJiij ons
toedraagt. De liefde van eenen vader, broederof vriend
kan niet grooter zijn dan de liefde, die onze H. Engel-
bewaarder voor ons heeft. De vrienden der wereld
beminnen ons gewoonlijk om het een of ander
-ocr page 453-
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN, ENZ.           447
tijdelijk voordeel, en daarom vergeten zij ons gemak-
kelijk als wij in nood zijn, of als wij hen beleedigd
hebben. Onze H. Engelbewaarder integendeel bemint
ons uit reine liefde, en daarom helpt hij ons ook
in den nood. Ja, hij helpt ons zelfs dan nog, wanneer
wij God beleedigd hebben, „Hij verlaat u niet als
gij zondigt." Hij tracht u alsdan uwe zonden te
doen erkennen, opdat, gij door een waar leedwezen
terstond weder tot God zoudt terugkeeren.
GEVOKLENS EN GEBEDEN.
Ik dank u, mijn II. Engelbewaarder! voor de heilige
inspraken, met welke gij mij verlicht hebt. Ach!
hadde ik toch altijd uwen raad gevolgd! ga voort
met mijn verstand te verlichten. Doe mij verwijtingen
als ik eenen misslag bega, en verlaat mij niet,
bijzonder in het laatste uur mijns levens.
3. Wij moeten ook een groot vertrouwen op den
bijstand van onzen H. Engelbewaarder hebben; God
in zijne oneindige liefde, vergenoegde zich niet met
ons zijnen eenigen Zoon Jesus Christus tot onzen
Verlosser, en Maria tot onze voorspreekster gegeven
te hebben, hij wilde ook dat zijne H. Engelen onze
bewaarders zouden zijn, en hij heeft hun bevolen
van ons, zoolang wij leven bij te staan. „Om uwent
wille heeft hij zijne Engelen bevolen, u op al uwe
wegen te bewaren."
GEVOELENS EN GEBEDEN.
O oneindige barmhartigheid Gods! zoudt gij nog
wel meer hebben kunnen doen om mijne zaligheid te
bevorden ? Ik dank u daarvoor, o mijn God! — en
u ook dank ik, o mijn II. Engelbewaarder, dat gij mij
reeds zoo vele jaren hebt bijgestaan. Dikwijls heb ik
u verlaten, en evenwel hebt gij u nooit van mij
verwijderd. Wie weet, hoeveel tijd mij nog over-
blijft, eer het uur van mijnen dood slaat. O mijn H.
Engelbewaarder, leid mij in den hemel: houd niet
op mij bij te staan, tot dat ik voor de geheele eeu-
wigheid met u vereenigd, God loven en prijzen zal.
-ocr page 454-
pE pEILIGE fi^UISWEG.
Do kruisweg stelt ons Christus voor, als hij, beladen met
het kruis, uit liefde tot ons den berg van Calvarie beklom.
Wij moeten dan deze godvrucht oefening met eene teedere
lietde verrigten, en ons voorstellen, dat wij onzen Zalig*
maker vergezelien, om hem ons medelijden en onze dank-
baarheid te betoonen.
Eer wij den kruisweg beginnen te bulden, moeten
wij voor het hoog-ulluar knielen, alwaar wij eene
oejening van berouw moeten verwekken en de meening
maken om de aflaten, die er aan verbonden zijn, voor
om o/ andere zielen des vagevuurs te winnen. Laat
ons derhalve bidden.
VOORBEREIDEND GEBED.
Mijn Heer Jesus Christus! met zoo groote liefde
en droefheid hebt gij dezen weg gemaakt om voor mij
te sterven, en ik heb u des niettegenstaande zoo dik-
wijls verlaten ; maar nu bemin ik u uit geheel mijn
hart, en dewijl ik u bemin, berouwt het mij, dat
ik u ooit beleedigd heb. Gij gaat uit liefde tot mij
sterven; ik wil u volgen om uit liefde totu, mijn
Zaligmaker! ook te sterven; mijn Jesus! ik wil
altijd met u vereenigd leven en sterven.
I. STATIE.
Jesus wordt ter dood veroordeeld.
v. Wij aanbidden u , o Christus! en loven u.
v. Omdat gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.
Overweeg, hoe Jesus Christus nadat hij gegeeseld
en met doornen gekroond was, door Pilatus onregt-
vaardig werd veroordeeld om den dood des kruises
te ondergaan.
(Hier en bij iedere statie, houdt men zich een weinig stil
en men overdenkt, wat Christus in deze Statie geleden heeft.)
-ocr page 455-
H. KRUISWEG.                             443
Aanbiddeuswaardige Jesus ! het was niet Pilatus,
neen het waren mijne zonden, die u ter dood ver-
oordeeld hebben. Ik bid u door de verdiensten van
deze smartvolle reis, sta mijne ziel bij op hare
reis naar de eeuwigheid.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart
leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik
ooit weder van u gescheiden worde. Geef dat ik u
altijd moge beminnen , en beschik vervolgens over
mij naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, era. Glorie zij
den Vader, enz.
Ontferm u onzer, o Heer ! ontferm u onzer.
II. STATIE.
Jesus wordt beladen met rijn kruis.
v. Wij aanbidden », o Christus! enz.
Overweeg, hoe de Zaligmaker, terwijl hij, met
zijn kruis op de schouderen, dezen weg aflegde,
aan u dacht en voor u aan zijnen Vader den dood
opdroeg, dien hij zou ondergaan.
Allerliefste Jesus! ik omhels alle tegenspoeden,
die gij mij tot aan den dood toe zult overzenden,
ik bid u door de verdiensten der smart, welke gij in
het dragen van uw kruis hebt uitgestaan, schenk mij
den noodigen bijstand om het mijne met eene vol-
komene verduldigheid en onderwerping te dragen.
O Jesus mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed ,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit
weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd
moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
-ocr page 456-
450
II. KKUISWEG.
III STATIE.
Jesus valt voor de eerste maal onder het kruis.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweegden eersten val van Jesus onder zijnkruis.
Zijn vleeseh was geheel en al verscheurd door de gee-
selslagen, zijn hoofd was met doornen gekroond en hij
had veel bloeds vergoten: hij was zoo zwak, dat hij
naauwolijks koude voortgaan, en droeg nog dezen
drukkenden last op zijne schouderen; de Krijgsknech-
ten bragteu hem wreede slagen toe en daarom viel hij
verscheidene malen op dezen weg ter aarde neder.
Welbeminde Jesus ! het is niet het gewigt van het
kruis, maar het is de last mijner zonden, waardoor
gij zoo vele pijnen hebt uitgestaan. Ach! ik bid
u door de verdiensten van dezen uwen eersten val
onder uw kruis, behoed mij voor het ongeluk,
van in doodzonde te hervallen.
O Jesus, mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven; het is mij uit dsn grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen
wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Qlorie zij
den Vader , enz.
IV. STATIE.
Jesus ontmoet zijne bedroefde Moeder.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg, hoe de Zoon zijne Moeder ontmoet
op dezen weg. Jesus en Maria zagen elkander te
gelijkertijd aan, en hunne blikken waren als zoo
vele pijlen, die hunne harten, welke elkander zoo
teeder beminden, doorboorden.
Lieve Jesus! door de smart, welke gij hebt onder-
vonden in deze ontmoeting, verleen mij uwe genade ,
-ocr page 457-
H. KRUISWEG.                             451
dat ik een ware vereerder van uwe allerheiligste
Moeder moge worden. En gij, o mijne Koningin!
die van smart overstelpt waart, verwerf voor mij,
door uwe voorspraak, dat ik gestadig en met liefde
liet liiden van uwen Zoon moge indachtig blijven.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart lesd,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef, dat i\'c u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen
wil Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
V. STATIE.
Simon van Cyrone helpt Jesus zijn kruis dragen.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg, hoe de Joden, toen zij zagen, dat Jesus
bij eiken voetstap op het punt was van te bezwijken
door zijne zwakheid, vreesden dat hij onderweg zoude
sterven, Zij, die hem den schandelijken kruisdood
wilden zien ondergaan, noodzaakten Simon den Cy-
rener, het. kruis achter den Heer te dragen.
Allerliefste Jesus! ik wil het kruis niet weigeren
gelijk de Cyrener, ik neem het aan en omhels het; ik
aanvaard in het bijzonder den dood, die voor mij be-
stemd is, met alle smarten, waarmede hij zal verge-
zeld gaan, ik vereenig dien met uwen dood en offer
u denzelven op, gij ziit gestorven uit liefde voor mij,
ik wil sterven uit liefde tot o , en om u te behagen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe , dat ik ooit
weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd
moge beminnen en beschik vervolgens over mij
naar uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
-ocr page 458-
452
H. KRUISWEG.
VI. STATIE.
Veronica droogt Jesus aangezigt af.
v. Wij aanbidden u, o Christus.\' enz.
Overweeg, hoe deze H, Vrouw Veronica, toen zij
Jesus zoo mishandeld en zijn aangezigt met zweet
en bloed overdekt zag, hem eenen doek aanbood ,
met welken de Zaligmaker zijn aanbiddelijk aangezigt
afdroogde en in welken hij het afbeeldsel van zijn
geheiligd aangezigt liet gedrukt blijven.
Welbeminde Jesus! uw aanschijn was schoon van te
voren, maar op deze wijze heeft het al zijne schoon-
heid verloren, en du wonden en het bloed hebben het
geheel en al misvormd. Helaas ! mijne ziel was ook
schoon, toen zij in het doopsel in uwe genade was
aangenomen; maar ik heb haar misvormd door mijne
zonden. Gij alleen, o mijn Verlosser! kunt hare oude
schoonheid teruggeven; doe het door uw bitter lijden.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed ,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
Tan u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil, ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader enz.
VII. STATIE.
Jesus valt ten tweede male.
v. Wij aanbidden u, o Christus.\' enz.
Overweeg, hoe Jesus ten tweede male onder het
kruis nedervalt, en hoc door dezen val de pijnen der
wonden van zijn gezegend hoofd en van al de andere
heilige leden van onzen reeds met zoovele smarten
overladen Zaligmaker, vernieuwd worden.
Allerzoetste Jesus, hoe menigmaal hebt gij mij
-ocr page 459-
453
II. KRUISWEG.
vergeven, en ik, hoe menigmaal ben ik hervallen
en weder begonnen u te beleedigen. Ach! ik bid
u, door de verdiensten van dezen uwen tweeden
val, schenk mij de noodige hulp, om tot mijnen
dood toe in uwe genade te volharden. Geef, dat
ik in alle aanvechtingen, die mij zullen overvallen,
altijd tot u mijne toevlugt moge nemen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil, ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
VIII. STATIE.
Jesus spreekt tot de vrouwen van Jerusalem.
v. Wij aanbidden u, o Christus ! enz.
Overweeg, hoe deze vrouwen weenen van medelij-
den , toen zij Jesus in eenen zoo erbarmelijken staat
zagen voorbijgaan en hem langs den weg zijn bloed
zagen storten. Maar Jesus zeide haar: weent niet over
mij, maar weent over u zelven en over uwe kinderen.
O Jesus! overladen met smarten , ik beween mijne
bedrevene zonden om de straffen, die ik door dezelve
verdiend heb. maar nog meer om het verdriet, dat ik
u daardoor veroorzaakt heb, u, die mij zoo zeer be-
mind hebt. Het is niet zoo zeer de hel, dan wel eigen-
lijk uwe liefde, die mij mijne zonden doet beweenen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed ,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
-ocr page 460-
454
H. KKUISWEG.
IX. STATIE.
Jesus valt ten derde male.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg den derden val van den Zaligmaker.
Zijne krachten waren zeer uitgeput, en onmensche-
lijlc was de wreedheid der beulen, die hem zijnen
weg wildendoen verhaasten, wanneer hij naauwelijks
den eenen voet voor deti anderen kon verzetten.
O versmade Jesus! door de verdiensten der zwak-
heid, die gij hebt ondorvonden op uwen weg naar
den Calvarieberg, verleen mij genoegzame kracht,
om alle menschelijk opzigt en mijne kwade drif-
ten, die mij eertijds tot het verachten uwer ge-
nade verleid hebben, te overwinnen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed ,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge
bemiunen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij
den Vader, enz.
X. STATIE.
Jesus wordt van zijne kleederen beroofd.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg, hoe gewelddadig Jesus van zijne klee-
deren beroofd werd; hoe zijn onderkleed aan zijn
door de geeselslagen verscheurd vleesch was vast-
gehecht, en hoe de beulen, met hem hetzelve uit
te trekken, ook tevens zijne wonden weder openden.
Deel in de smarten van uwen Heer, en zeg hem:
Onschuldige Jesus! ik bid door de smart, welke
gij alsdan ondervonden hebt, help mij om mij te
ontdoen van alle aardsche genegenheden, ten einde
-ocr page 461-
456
H. KRUISWEG.
ik op u, die zoo waardig zijt bemind te worden,
mijne geheele liefde moge vestigen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen
wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt,
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij den
Vader, enz.
XI.   STATIE.
Jesus wordt aan het kruis genageld.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg, hoe Jesus, na op het kruis te zijn uitge-
rekt, zijne handen uitstrekt en aan den eeuwigen
Vader zijn leven opoflert voor onze zaligheid. Die
wreedaards nagelen hem op hetzelve vast en daarna
het kruis opgetrokken hebbende, laten zij hem van
smart aan het schandelijke hout sterven.
O Jesus, met verachting overladen, ik bid u, nagel
mijn hart aan uwe voeten, opdat het altijd aan
dezelve moge gehecht blijven om u te beminnen,
opdat het u nooit weder moge verlaten.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart
leed, dat ik gezondigd heb. Laat niet toe" dat ik
ooit weder van u gescheiden worde. Geef, dat ik
u altijd moge beminnen en beschik vervolgens over
mij naar uwen v/il. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij den
Vader, enz.
XII. STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
-ocr page 462-
156
H. KRUISWEG.
Overweeg, hoe Jesus, nadat hij drie uren in dood-
strijd aan het kruis had gehangen, eindelijk uitgeput
van folteringen, zich aan de zwaarte van zijn lig-
chaam overgeeft, zijn hoofd buigt en sterft.
O gestorvene Jesus! ik omhels met teederheid het
kruis, aan hetwelk gij voor mij gestorven zijt. Ik
heb door mijne zonden eenen rampzaligen dood ver-
diend, inaar op uwen dood heb ik mijne hoop geves-
tigd. Ach! ik bid u, door de verdiensten van uwen
dood, schenk mij de genade, dat ik onder het om-
helzen uwer voeten en brandende van liefde tot u,
moge sterven. Ik stel mijne hoop in uwe handen.
O Jesus! mijne liefde , ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mij hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit
weder van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd
moge beminnen en beschik vervolgens over mij naar
uwen wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij den
Vader, enz.
XIII. STATIE.
Jesus wordt nedergelaten van het kruis.
v. Wij aanbidden u, o Christus! enz.
Overweeg ,hoe de Heer gestorven zijnde, door twee
zijner leerlingen, Nicodemus en Josef van Arimathea
van het kruis afgelaten en in den schoot zijner be-
droefde moeder wordt nedergelegd, die hem met
teederheid aanneemt en aan haar hart drukt.
O Moeder van smarten! ter liefde van dezen Zoon,
bid ik u, neem mij voor uwen dienaar aan, en bid
hem voor mij. En gij, mijn Verlosser! daar gij voor
mij gestorven zijt, zoo sta mij toe, dat ik u moge
beminnen; want ik wil alleen u en niets meer.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe, dat ik ooit weder
-ocr page 463-
457
II. KRUISWEG.
van u gescheiden worde. Geef, dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen
wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij den
Vader, enz.
XVI. STATIE.
Jesus wordt in het graf gelegd.
v. Wij aanbidden u, o Christus.\' enz.
Overweeg, hoe de leerlingen het ligchaam van
Jesus medenamen om het te begraven; het werd ook
vergezeld door zijne H. Moeder, die het met hare
eigen handen in het graf nederlegde. Daarna sloten
zij het graf digt en verwijderden zich allen.
Ach, begraven Jesus! ik omhels den steen! met wei-
ken uw graf gesloten werd. Maar gij zijt den derden
dag verrezen, ik bid u door deze uwe opstanding,
laat mij ten jongsten dage heerlijk verrijzen met u,
om u in alle eeuwigheid te danken en te beminnen.
O Jesus! mijne liefde, ik bemin u meer dan mij
zelven. Het is mij uit den grond van mijn hart leed,
dat ik gezondigd heb. Laat niet toe dat ik ooit weder
van u gescheiden worde. Geef dat ik u altijd moge
beminnen en beschik vervolgens over mij naar uwen
wil. Ik aanvaard alles wat u behaagt.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Glorie zij den
Vader, enz.
Ontferm u onzer. Heer! ontferm u onzer.
Hierna zal men bidden: vijfmaal het Onze Valer, vijfmaal
Wees gegroet, en zoo veel maal Glorie zij den Vader, ter eere
van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Weeë
gegroet
met Glorie eij den Vader, enz. ter bedoeling van Z. H.
den Paus van Rome. Bid hierna dè acten van Geloof, Hoop,
Liefde en Berouw.
ooo
20
12
-ocr page 464-
•*W&SC&Q?OX®&00&<=&CCC®®CZ!S jvw~
DE BOET-PSALMEN.
Aniiph. Wees, o Heer! niet gedachtig.
I. psalm. 9. (1.)
Bavid, in dezen Psalm om de vergiffenis van de schuld zijner lf»
drerene zonden biddende, leert door zijn voorbeeld hoe een zondaar
Gods barmhartigheid moet apmeeken
; om de vergiffenis zijner
zonden \'e verkrijgen, en om in God* genade wederom aangenomen
te worden.
Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid en
kastijd mij niet in uwe gramschap.
Ontferm u mijner, Heer! want ik ben krank; ge-
neesmij, Heer! want mijne beenderen zijn ontsteld.
En mijne ziel is zeer ontroerd; maar gij Heer,
hoe lang zult gij vertoeven mij te helpen.
Keer u tot mij, Heer! en verlos mijne ziel,
maak mij zalig om uwe barmhartigheid.
Want er is niemand, die u in den dood gedach-
tig is; en wie zal u in de hel loven?
Ik ben vermoeid geworden van het zuchten, ik
zal alle nachten mijn bed wasschen; met mijne
tranen zal ik mijne rustplaats begieten.
Mijn oog is van de verbolgenheid, door het bit-
ter en gedurig weenen
, ontsteld: ik ben verouderd
onder al mijne vijanden.
Gaat weg van mij allen, die ongeregtigheid bedrijft,
want de Heer heeft de stem mijns weenens verhoord.
De Heer heeft mijn smeeken verhoord, de Heer
heeft mijn gebed aangenomen.
Dat al mijne vijanden beschaamd en geheel onsteld
(1) Wanneer men den tijd niet heeft om alle zeven de
psalmen te bidden, zal men wel doe» den vierden (den SOn
T&n David) te bidden.
-ocr page 465-
45<J
DB BOETPSALMEN.
worden: dat zij zich bek cc ren zonder uitstel en zicli
schamen.
Glorie zij den Vader, den Zoon en den H. Geest.
Gelijk het was in het begin, nu, en altijd in
alle eeuwen der eeuwen. Amen.
II. psalm 31.
7)avid noemt zalig degenen, Kier boosheden vergeven zijn, en ziclt
zelven voor God schuldig kennende, moedigt hij den zondaar aan
tot eene opregde boelvaardigheid.
Zalig zijn zij, wier boosheden vergeven en wier
zonden bedekt zijn.
Zalig is de man aan wien de Heer de zonde niet
toegerekend heeft, en in wiens geest geen bedrog is.
Omdat ik zweeg, dewijl ik heb nagelaten mijne
zonden ootmoedig en opregt voor u te belijden
, zijn
mijne beenderen (mijne krachten) verouderd, terwijl
ik den geheelen dag riep.
Want dag en nacht ligt uwe hand zwaar op mij;
in mijne ellende heb ik mij tot u gekeerd, terwijl
ik met eenen doorn van smarten en van een knagend
geweten
doorstoken werd.
Ik heb mijne misdaad aan u bekend gemaakt, en
mijne ongeregtigheid heb ik niet verborgen.
Ik zeide, ik zal tegen mij mijne ongeregtigheden
voor den Heer belijden, en gij hebt de boosheid
mijner zonden vergeven.
Hierom zal ieder heilige tot u bidden ten regten
tijde.
Ook wanneer er groote watervloeden komen,
zullen zij tot hem niet naderen.
Gij zijt mijne toevlugt tegen de verdrukking, die
mij omgeven heeft, o God! die mijne verheuging
zijt, verlos mij van hen, die mij omringen.
Ik zal u verstand geven, zoo spreekt gij, o Bod!
tot uwen dienaar,
en u onderwijzen op den weg,
welken gij bewandelen zult, ik zal mijne oogen
op u gevestigd houden.
-ocr page 466-
400
DE BOETPSALMEN.
Wil, o mensch! niet worden gelijk een paard of
muilezel, die geen verstand hebben.
Bedwing, Heer! met breidel en toom van eene
zalige vrees,
de kinnebakken van degenen die tot
u niet komen.
De geeselen der zondaars zijn menigvuldig; maar
degene, die op den Heer hoopt, zal barmhartigheid
verkrijgen.
Verblijdt u in den Heer, en verheugtu, gij regtvaar-
digen, en roemt op hem, allen, die opregt van harte zijt.
Glorie zij den Vader, enz.
III. psalm 37.
Tic boetvaardige David toont door zijn voorbeeld, hoe elhndio de
staat van den mensch ix, zoo lang h/j in zijne zonden blijft.
Heer, straf mij niet in uwe verbolgenheid en in
uwe gramschap kastijd mij niet.
Want uwe pijlen steken in mij, en gij hebt uwe
straffende hand op mij bezwaard.
Daar is geenegezondheid in mijn vleeseh, uithoofde
van uwe gramschap, daar is geen vrede in mijne
beenderen om miiner zonden wille.
Want mijne ongeregtigheden zijn boven mijn
hoofd gewassen, en als een zware last hebben zij
mij bezwaard.
Mijne wonden zijne verrot en bedorven, ter oor-
zake van mijne dwaasheid, door zoo lany mijne
boetvaardigheid uit te stellen.
Ik ben ellendig geworden en ten uiterste
neergebogen onder den last van mijn lijden, ik ging
den geheelen dag bedroefd heen.
Want mijne lendenen zijn vol bedriegelijkheden
en daar is geene gezondheid meer in mijn vleeseh.
Ik ben verdrukt, en vernederd bovenmate, ik
brieschte van het zuchten mijns harten.
Heer, voor u zijn al mijne begeerten: en mijn
zuchten is voor u niet verborgen.
-ocr page 467-
4(iL
DE BOETPSALMEN.
Mijn hart is ontroerd, mijne kracht heeft mij
verlaten, ja zelfs het licht mijner oogen is bij mij
niet meer.
Mijne vrienden en naburen zijn tegen mij opge-
komon en opgestaan.
En die bij mij waren, bleven van verre, en die
naar mijn leven stonden, deden geweld.
En die kwaad tegen mij zochten, spraken ijdel-
heden en verzonnen den ganschen dag bedrog.
Doch ik, als een doove, hoorde niet, en als een
stomme deed ik mijnen mond niet open.
En ik was als een mensch die niet hoort, en die
geene wederspraak in zijnen mond heeft.
Want op u, Heer! heb ik gehoopt, gij, Heer!
God, zult mij verhooren.
Dewijl ik gezegd heb, dat toch mijne vijanden
zich nooit over mij verblijden; zij hebben, als mijne
voeten wankelden, trotsch tegen mij gesproken.
Want ik ben tot de geeselen bereid, en mijne
smart is altijd voor mijne oogen.
Want ik zal mijne boosheden openlijk bekend
maken en denken op mijne zonden.
Doch mijne vijanden leven, en zijn magtiger dan ik
en die mij ten onregte haten, zijn vermenigvuldigd.
Die goed met kwaad vergelden, lasterden mij,
omdat ik het goede volgde.
Verlaat mij niet o Heer, mijn God! ga van mij
niet weg.
Denk op mijne hulp, Heer! God mijner zaligheid.
Glorie zij den Vader, enz.
IV. psalm 50.
J)e boetvaardige David leert door dezen Psalm, hoe een rouwmoedig
tondaar de vergif/wis zijner zonden van God moet af smeeteen.
Ontferm u mijner, o God! volgens uwe groote
barmhartigheid.
-ocr page 468-
162
DB BOETPSALMEN.
En volgens de menigte uwer barmhartigheden,
wisch mijne boosheden uit.
Wasch mij meer en meer van mijne ongeregtig-
heid, en reinig mij van mijne zonden.
Want ik beken mijne boosheid; en mijne zonde
is altijd voor mijne oogen.
Tegen u alleen heb ik gezondigd; voor uw aanschijn
heb ik het kwaad gedaan. Vergeef het mij, opdat gij
geregtvaardigd wordet in uwe woorden, {in uwe be-
lofte, waardoor gij, aan hen die boetvaardigheid doen,
genade toezegd)
en overwint als gij geoordeeld wordt.
Want zie, in boosheden ben ik voortgebragt: en
in zonden heeft mij mijne moeder ontvangen.
Want zie, gij hebt de waarheid lief, de onbekende
en verborgene geheimen uwer wijsheid hebt gij mij
geopenbaard.
Gij zult mij met hysop besproeijen, en ik zal
gezuiverd worden; gij zult mij wasschen, en ik
zal witter worden dan sneeuw.
Gij zult, door mijne zonden te vergeven, aan mijn
gehoor blijdschap en vreugde geven, en mijne ver-
nederde beenderen zullen van vreugde opspringen.
Keer uw aangezigt af van mijne zonden, en wisch
al mijne ongeregtigheden uit.
Schep in mij. o God! een zuiver kart, en ver-
nieuw den regten geest in mijn binnenste.
Verstoot mij niet van uw aanschijn, en neem
uwen H. Geest van mij niet weg.
Geef mij weder de blijdschap van uwe zalige
hulp, en versterk mij met eenen sterken geest.
Ik zal den boozen uwe wegen leeren en de god-
deloozen zullen zicli tot u keeren.
Verlos mij van het bloed, hetwelk ik onreglvaardig
heb vergoten,
o God! God mijner zaligheid; en mijne
tong zal met vreugde uwe regtvaardigheid verheffen.
Heer, gij zult mijne lippen open doen, eD mijn
mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt gij offeranden gewild, ik zou u die
-ocr page 469-
DE BOETPSALMEN.                         4G3
immers opgedragen hebben, doch in brandoffers
zult gij geen behagen scheppen.
Eene bedrukte geest is eeue offerande voor God;
een vermorzeld en verootmoedigd hart zult gij,
o God! niet versmaden.
Heer, volgens uwen goeden wil, handel met
Sion goedertieren, opdat de muren van Jerusalem
opgebouwd worden.
Dan zult gij offeranden van regtvaardigheid, de
dank- en brandoffers ontvangen, dan zal men kal-
veren op uw altaar leggen.
Glorie zij den Vader, enz.
V. psalm 101.
Daeid stelt kier den zondaar voor als door ellende overvallen, en
biddende om Gods kuip, vermaant
/< j kc<n on zijne tonden te be-
weenen en zijne hoop te stelten op de goddelijke beloften.
Heer, verhoor mijn gebed en mijn geroep kome tot u.
Keer uw aangezicht van mij niet af: op wat dag
ik verdrukt worde, neig uw oor tot mij.
Op wat dag ik u aanroepe, verhoor mij met spoed.
Want mijne dagen zijn vergaan als rook: en mijne
beenderen zijn als verdroogd hout dor geworden.
Ik ben geslagen als hooi: en mijn 4iart is uitge-
droogd; omdat ik vergeten heb mijn brood teeten.
Van het geluid mijns zuchten kleeft mijn ge-
beente aan mijn vleesch.
Ik ben aan den pelikaan der woestijn gelijk gewor-
den; ik ben geworden gelijk de nachl.raaf in een huis.
Ik heb gewaakt en ben geworden als eene eenzame
musch op het dak.
Den geheelen dag beschimpten mij mijne vijan-
den; en die mij eertijds prezen, zwoeren tegen mij.
Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank
met tranen mengde.
Ter oorzake van uwe gramschap en verbolgenhjid:
omdat gij mij opgeheven en nedergestooten hebt.
-ocr page 470-
464
DE BOETPSALMEN.
Mijr,e dagen zijn als eene schaduw verdwenen,
en ik ben als hooi dor geworden.
Maar gij, Heer, blijft in eeuwigheid: en uwe
gedachtenis duurt van geslacht tot geslacht.
Gij zult opstaan en u over Sion ontfermen, want
de tijd om u daarover te ontfermen, is gekomen.
Want de steenen daarvan behagen aan uwe die-
naren , en zij zullen met zijn stof medelijden hebben.
En de volkeren zullen uwen naam vreezen, Heer
en al de koningen der aarde uwe glorie.
Omdat de Heer Sion opgebouwd heeft, en daar
zal hij in zijne heerlijkheid gezien worden.
Hij heeft acht gegeven op het gebed der ootmoe-
digen, en hun gebed niet versmaad.
Dat deze dingen geschreven worden voor het na-
volgende geslacht, en het volk, dat zal geschapen
worden, zal den Heer loven.
Want hij heeft van boven van zijne hooge hei-
lige plaats nedergezien, de Heer heeft van denHe-
mel nedergezien op de aarde.
Om het zuchten der gevangenen te hooren, om
de kinderen der gedooden te ontbinden.
Opdat zij in Sion den naam des Heeren verkon-
digen: en zijnen lof in Jerusalem.
Als de volkeren zullen te zamen komen en de
koningen om den Heer te dienen.
Hij (de regtv aardige) heeft hem op den weg
zijner sterkte; in het bloeijen zijner jeugd gezegd:
geef mij de kortheid mijner dagen te kennen.
Neem mij toch niet weg in het midden mijner
dagen: uwe jaren duren van geslacht tot geslacht.
Gij, Heer, hebt in het begin de aarde gegrond-
vest, en de hemelen zijn de werken uwer handen.
Die zullen vergaan, maar gij blijft altijd, en zij
zullen gelijk een kleed verouderen.
Yn gelijk een bovenkleed zult gij ze veranderen, en
zij zullen veranderd worden, maar gij zijt altijd de-
zelfde en uwe jaren zullen niet eindigen.
-ocr page 471-
465
DB BOETPSALMEN.
De kindereu uwer dienaren zullen mei u Heer !
wonen, en hunne nakomelingen zullen in eeuwig-
heid bestuurd worden.
Glorie zij den Vader, enz.
VI.  psalm 129.
Smeekbede om vergiffenis met een vast vertrouwen op Gods barmhartig-
heid. Bete Psalm is ooi een troovtgebed voor allen, die in lijden zijn.
Dit de diepte mijner ellende heb ik tot u geroe-
pen, Heer: Heer! verhoor mijne stem.
Laat toch uwe ooren luisteren naar de stem
mijner smeekingen.
Indien gij, Heer! de ongeregtigheden gadeslaat,
Heer, wie zal het uithouden.
Omdat er bij u genade is, en om uwe wet heb
ik u, o Heer! langmoedig afgewacht.
Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht, mijne
ziel heeft op den Heer gehoopt.
Dat Israël op den Heer hope van den morgen-
stond tot den nacht toe.
Want bij den Heer is barmhartigheid en bij
hem is overvloedige verlossing.
En hij zal Israël verlossen uit al zijne ongereg-
tigheden.
Glorie zij den Vader, enz.
VII.  psalm 141.
Latid tijne rampen als de straf zijner zonden beschouwende t beweent
dezelve, en leert den waren boctoaardigen zondaar Godombarm-
hartigkeid bidden.
Heer, verhoor mijn gebed, luister naar mijn
smeeken, volgens uwe waarheid, verhoor mij vol-
gens uwe regtvaardigheid.
En treed niet in het regt met uwen dienaar,
want niemand, die leeft, zal voor uw aanschijn
geregtvaardigd worden.
Verhoor mij, want de vijand heeft mijne ziel ver-
12
                                               20.
-ocr page 472-
466
DB BOETPSALMEN.
volgd, hij heeft mijn leven tot de aarde toe vernederd.
Hij heeft mij in het duister gesteld, gelijk de-
genen, die sedert lang dood zijn: en mijn geest
is in mij beangst, mijn hart is in mij ontsteld ge-
worden.
Ik ben de oude dagen indachtig geweest, ik
overwoog al uwe daden: de werken uwer handen
overdacht ik.
Ik heb mijne handen tot u uitgestrekt; mijne
ziel is voor u als aarde zonder water, is dorstig
naar de stroomen uicer genade.
Heer, verhoor mij haastig: mijn geest is bezweken.
Keer toch uw aanschijn van mij niet af: anders
zal ik gelijk worden aan hen, die in het graf ne-
derdalen.
Doe mij vroeg de stem van uwe barmhartigheid
hooren: want ik heb op u gehoopt.
Maak mij den weg bekend, dien ik moet bewan-
delen: want tot u heb ik mijne ziel opgeheven.
Heer, verlos mij van mijne vijanden, tot u heb
ik mijne toevlugt genomen: leer mij uwen wil
doen, want gij zijt mijn God.
Uw goeden geest zal mij leiden op den regten
weg; om uwen naam, Heer! gij zult mij levend
maken in uwe geregtigheid.
Gij zult mijne ziel uit de verdrukking leiden:
en in uwe barmhartigheid zult gij mijne vijanden
vernielen.
En gij zult vernielen al diegenen, die mijne
ziel verdrukken, want ik ben uw dienaar.
Glorie zij den Vader, enz.
Antiph. Wees, o Heer! niet gedachtig onze
misdaden, noch die van onze ouders, en neem
geene wraak over onze zonden.
-**fr-
-ocr page 473-
LITANIËN
VOOR AL DE DA&EÏ DER WEEK.
LITANIE
TOT DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.
Voor den Zondag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsehe Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Heer, die een geest zijt, en in geest en waar-
heid wilt aangebeden worden,
Heer, wiens Godheid noch goud, noch zilver, §
noch steen, of aan iets van dien aard gelijk is, g;
Heer, aan wien niemand gelijk is, en buiten 3
wien er geen God is,                                    p.
Koning der eeuwen, die alleen van natuurs- o
wege de onsterfelijkheid hebt,                        S
Groote God, uit wien alles voortkomt, en door f?
wien alles behouden wordt,
Heer, die overal zijt, en wiens voorzienigheid
boven alles is,
Heer, die zoo groot iijt, dat u geene gedach-
ten kunnen begrijpen,
Heer, wien geheel het aardrijk noch de heme-
len kunnen bevatten,
Heer , wien geen mensch gezien heeft, noch zien kan.
Heer, wiens oordeelen ondoorgrondelijk, en wiens
wegen onnaspeurlijk zijn,
-ocr page 474-
408
LITANIE
Heer, voor wiens Majesteit wij maar stof en asch zijn,
Heer, die al doet wat u belieft in den hemel,
op de aarde, in de zee en in de afgronden,
Heer, die de harten der menschen in uwe hand
hebt, en ze keert, waar gij wilt,
Heer, die een verteerend vuur zijt, wiens gram-
schap niemand kan wederstaan,
Heer, die een ieder uaar zijne werken vergeldt, g
Heer, die alles in getal, gewigt en maat schikt, ö;
Heer, die onze harten onderzoekt, en onze 2
nieren doorgrondt,
Heer, dio bemint al wat er is, en niets haat 0
van al wat gij geschapen hebt,
Heer, die de zonden der menschen om hunne «5
boetvaardigheid kwijtscheldt,
Heer, die in uwe woorden waarachtig, en in
uwe beloften getrouw zijt,
Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen,
omdat gij, onze God en helper, met ons zijt,
Allerheiligste God, met wiens glorie geheel de
aarde vervuld is,
Heer, wien alle eer en heerlijkheid toekomt,
Heer, die zelf het loon zijt uwer dienaren ,
Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Van alle hoovaardigheid en opgeblazenheid des
geestes, verlos ons, Heer.
Van alle onmatigheid en onzuiverheid,
Van alle gramschap, nijd en kwaden wil tegen
onzen evennaaste,                                                3>
Van traagheid en van aardsche en ongeregelde §-
droefheid,                                                             
Van gierigheid, die de wortel van alle kwaad is, o
Door uwe onbepaalde, almogendheid,
Door uwe oneindige wijsheid,
                                BJ
Door uwe overvloedige goedheid,                         3
Door uwe ondoorgrondelijke alwetendheid en
voorzienigheid,
-ocr page 475-
TOT DE ALLERU. DRIEVULDIGHEID.         409
Door den diepen afgrond van de oordeelen nwer
regtvaardigheid, verlos ons, Heer.
Door uwe volmaakte en onveranderlijke gelukza-
ligheid, verlos ons, Heer.
In den dag des oordeels, verlos ons, Heer.
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons de genade wilt verleenen, om u uit
geheel onze ziel, uit geheel ons verstand,
en uit at onze krachten te beminnen ,
Dat wij uwen H. Naam nooit ligtvaardig ge-
bruiken ,
                                                         j.
Dat wij de Zondagen en Heiligdagen, die u zijn "
toegewijd, in godsdienstige en andere goede 5;
werken mogen doorbrengen en heiligen,         g"
Dat wij aan onze ouders en alle overheid, eer ™
en gehoorzaamheid om uwent wil bewijzen, _c
Dat wij nooit het leven of de eer van onzen .«.
evenmensch krenken,                                      8
Dat onze zielen nimmermeer door onzuivere p"
werken, woorden, begeerten of gedachten 11
besmet worden,                                              o
Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid »
benadeelen,
Dat wij onzen mond van valsche getuigenis en
alle leugentaal zorgvuldig bewaren,
Dat wij de goederen der wereld niet ongeregeld
begeeren of beminnen,
Dat gij onze harten tot het onderhouden uwer
geboden wilt neigen,
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Hoer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer !
Allerheiligste Drievuldigheid, hoor ons.
Allerheiligste Drievuldigheid, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
-ocr page 476-
470
LITANIE
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige en eeuwige God, die uwe dienaren
door de belijdenis van het ware geloof de heerlijk-
heid der eeuwige Drievuldigheid hebt doen ken-
nen, en in de oppermagtige Majesteit geleerd hebt
één wezen te aanbidden: wij bidden u, dat wij
door de standvastigheid van hetzelfde geloof be-
vrijd mogen worden van allen tegenspoed, door
Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
LITANIE
TOT DEN HEILIGEN GEEST.
Voor den Maandag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer ontferm u onzor.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsehe Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
IL Drievuldigheid , één God,
H. Geest, die van den Vader en den Zoon voortkomt,
Geest der eeuwige waarheid,
Geest van wijsheid en verstand,
                         ~>
Geest van raad en sterkte,
Geest der vreeze des Heeren,                            e
Geest van heiligmaking,                                    o
Geest van kracht, liefde en matigheid,             g
Geest, door wiens ingeving de Profeten ge- ^
sproken hebben,
H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert,
H. Geest, die de dolende zondaren bekeert,
-ocr page 477-
TOT DEN H. GEEST.                        471
H. Geest, die uwe ware geloovigen van één
hart en ééne ziel maakt,
H. Geest, die aan uwe kinderen de ware wijs-
heid verleent,
H. Geest, die de dubbelhartigen en geveinsden
ontvlugi,
H. Geest, die de ziel zijt van het ligchaam
der H. Kerk,
H. Geest, die ons de duisterheden van de H.
Schrift door uwe H. Kerk verklaart,
H. Geest, die de Apostelen vervuld, en in
hunnen mond uwe woorden gelegd hebt,
H. Geest, die ons alleen de wet van God kunt
doen volbrengen,
H. Geest, die zelf ook de gever van het bidden zijt,
H. Geest, die zelf in en voor ons bidt, door §
onuitsprekelijke verzuchtingen,                        S;
H. Geest, die onze harten van droef heid verlost 2
en ze met liefde, blijdschap en vrede vervult, ^
H. Geest, die ons verduldigheid, goedertieren" 0
heid en goedheid geeft,                         \' • ë
H. Geest, die onze zielen met zachtmoedig\'. ►?
heid en zedigheid versiert,
H. Geest, die ons de onthouding en kuischheid
verleent,
H. Geest, die \'e liefde Gods in onze harten uitstort,
H. Geest, die in uwe geloovigen als in uwe
tempels woont,
H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van
levende wateren doet voortvloeijen,
H. Geest, door wien wij nu niet meer slaven,
maar kinderen Gods en erfgenamen zijn,
H. Geest, door wien de slaafsche vreesachtigheid
is weggenomen, en Gods kinderen met liefde
en vertrouwen roepen tot hunnen Vader,
H. Geest, die ons naar de voltrekking onzer
aanneming en verlossing doet zuchten en
verlangen,
-ocr page 478-
472
LITANIE
H. Geest, die in ons wonende, onze sterfelijke
ligchatnen zult levend maken, ontferm u onzer.
Wees genadig, spaar ons, Heer !
Wees genadig , verhoor ons, Heer !
Van alle zonden, verlos ons, Heer !
Van vermetelheid en wanhoop,
Van ongeloovigheid en hardnekkigheid tegen
de bekende waarheid,
Van alle bekoringen en lagen des duivels,
Van afgekeerdheid, tweedragt, gramschap en
nijd tegen onzen naaaste,
Van alle onzuiverheid naar ziel en ligchaam , &
Van onboetvaardigheid en verhardheid des ge- g-
moeds,                                                                  "
Van allen geest, die u tegenstrijdig is,              §
Door uwe altijddurende voortkomst van den i°
Vader en den Zoon,                                           p*
Door de wonderbare werking, door welke Chris- g
tus in het ligchaam van de zuivere Maagd —
ontvangen is,
Door de nederdaling over Christus ten tijde
zijns Doopsels ,
Door uwe komst over de discipelen van Christus,
In den dag des oordeels,
Wij, zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Datwij nooit de begeerten des vleesches volbrengen,
Dat gij den geest der regtvaardigheid in onze J.
harten wilt vernieuwen,                                     ^.
Dat gij van ons nooit weggaat,                           
Dat gij ons wilt versterken, om heilig het o"
goede uit te werken,
Dat wij u nooit bedroeven,
Dat wij u nooit wederstaan,                                  2
Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, dat de g
vermakelijkheden der wereld in ons geene °
plaats vinden,                                                      o
Dat wij alle geesten niet gelooven, maar wijs- 5
selijk onderscheiden of zij uit God zijn.
-ocr page 479-
473
TOT DEN II. GEEST.
Dat wij door uwe genade in den geest van zachtmoe-
digheid, de zondaren onderrigten en vermanen,
Dat wij altijd arm van geest mogen zijn,
Dat gij ons de christelijke en heilige droefheid §,
wilt leeren,                                                     \'
Dat gij ons hongerig en dorstig naar de regtvaar- ~
digheid wilt maken,                                       g-
Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartig" p
heid tot alle menschen wilt instorten,            s
Dat wij den vrede met onzen naaste zoo onder-
houden, dat wij kinderen Gods mogen genoemd J»
worden,                                                          g"
Dat gij ons zuiver van harte wilt maken, opdat S?
wij God mogen zien,                                      o
Dat wij de vervolging om de regtvaardigheid, als »
een bijzonder geluk achten,
Dat gij ons tot het einde toe in het goede leven
wilt bevestigen,
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Ome Vader, enz.
v. De genade des H. Geestea.
ii. Verlichte onze zinnen en harten.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die de harten der geloovigen door de ver-
lichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef ons,
dat wij in denzelfden Geest de ware wijsheid bezitten,
en ons altijd over znne vertroosting mogen verblijden.
Door onzen Heer Jesus Christus uwen Zoon. Amen.
-ocr page 480-
LITANIE
TOT DEN ALLERHEILIÏSTEN NAAM JESUS.
Voor den Dingsdag
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verloser der wereld,
God, H. Gerst,
H. Drievuldigheid, één God,
Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, glans des Vaders,
Jesus, klaarheid van het eeuwige licht,
Jesus, koning der heerlijkheid,
Jesus, zon der regtvaardigheid,
Jesus, Zoon der Maagd Maria,
Beminnelijke Jesus,
                                           §
Wonderlijke Jesus,                                            S;
Jesus, slerke God,                                            g
Jesus, Vader der toekomende eenwen,
Jesus, engel van den grooten raad,
Allermagtigste Jesus,
                                         ts
Allerverduldigste Jesus,                                     »
Allergehoorzaamste Jesus,
Jesus, zachtmoedig en nederig van harte,
Jesus, minnaar der zuiverheid,
Jesus, onze liefde,
Jesus, God des vredes,
Jesus, oorsprong des levens,
Jesus, voorbeeld der deugden,
Jesus, ijveraar der zielen,
Jesus, onze God,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, Vader der armen,
-ocr page 481-
LITANIE TOT DEN, ENZ.                   475
Jesus, schat der geloovigen,
Jesus, goede herder,
Jesus, waarachtig licht,
Jesus, eeuwige wijsheid,                                         g
Jesus, oneindige goedheid,                                    S
Jesus, onze weg en ons leven,                              3
Jesus, blijdschap der engelen,
Jesus, koning der oudvaders,
Jesus, meester der apostelen,
                                §
Jesus, leeraar der evangelisten,                            §
Jesus, sterkte der martelaren,
Jesus, licht der belijders,
Jesus, reinheid der maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Van alle kwaad, verlos ons, Jesus.
Van alle zonden,
Van uwe gramschap,
Van de lagen des duivels,
Van den geest der onkuischheid,
Van den eeuwigen dood,
Van het veronachtzamen uwer inspraken,             Jj
Door het geheim uwer heilige menschwording, g-
üoor uwe geboorte,
                                                 
Door uwe kindsheid.,                                               g
Door uw geheel goddelijk leven,                             "
Door uwen arbeid,                                                   o
Door uwen doodsangst en uw lijden,                       «h
Door uw kruis en uwe verlatenheid,                       |
Door uwe smarten,                                                  »,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe verrijzenis,
Door uwe hemelvaart,
Door uwe vreugden,
Door uwe heerlijkheid,
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Jesus.
-ocr page 482-
476 LITANIE TOT DEN ALLERII. NAAM JESUS.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer, Jesus.
Jesus, hoor ons. Jesus, verhoor ons.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus Christus, die gezegd hebt: vraagt
en gij zult krijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt
en u zal worden opengedaan; geef ons, bidden wij
u, het gevoel uwer goddelijke liefde, opdat wij u
uit geheel ons hart, met woorden en werken be-
minnen, en nooit ophouden u te loven.
Geef ons, o Heer, dat wij altijd uwen H.Naam
te gelijk vreezen en beminnen, omdat gij nooit
van uwe besturing berooft degenen, die gij hecht
in uwe liefde vestigt. Door onzen Heer, enz. (1)
(1) Deze Litanie is goedgekeurd door de Congregatie der
Riten, den 21 Augustus 1SU2.
LITANIE
TEB EERJ5 VAN DE H. ENGELEN.
Voor den Woensdag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, onlferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
-ocr page 483-
LITANIE TEE EERE, ENZ.                  477
H. Michaël,
H. Gabriël,
H. Kaphaël,
H. Engelbewaarder,
Alle H. Engelen en Aartsengelen,
Die uwen Schepper altijd met eene uitmuntende
liefde bemind hebt,
Die nooit in eenige de minste zonde zijt gevallen,
Goddelijke dienaren, die altijd bereid zijt tot de
dienst van Gods opper-Majesteit,
Die u met allen eerbied in zijne tegenwoordig-
heid houdt,
Die in alles zijnen H. wil volbrengt,
Zuivere Geesten, aan welke God onze bewaring 2".
heeft bevolen,
                                                &
Die gesteld zijt om de magt des duivels van ons g
te weren,
                                                       °
Die door het ingeven van goede gedachten van o
ons de kwade invallen verdrijft,
                     5
Die ons, door goede bewegingen, de kwade drif-
ten doet overwinnen,
H. Bestierders, die ons van de gelegenheid tot
zonden verwijdert,
Die ons gedurig door goede ingevingen tot de
deugd vermaant,
Die niets dan onze zaligheid zoekt,
Die u in ons goed leven verheugt,
Die te zamen met ons om genade bidt, en ons
tot bidden opwekt,
Die onze gebeden en goede werken aan God
opdraagt,
Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Van alle gelegenheid tot zonden, door uwe
heilige Engelen, verlos ons, Heer.
Van het misbruiken uwer genade, door uwe H.
Engelen, verlos ons, Heer.
Van alle gevaar naar ziel en ligchaam, door
uwe H. Engelen, verlos ons, Heer.
-ocr page 484-
478
LITANIE
Van alle kwade gezelschappen, door uwe H.
Engelen,                                                        <
Van alle onzuiverheid, door uwe H. Engelen, g-
Van alle kwade bekoringen, door uwe H. En- s
gelen,              ...                                     §
Van alle kwaadwilligheid ten opzigte van onze -M
oversten, door uwe H. Engelen,                     fn
Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze 2
onderzaten, door uwe H. Engelen,               
Wij, zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat wij in alles aan de bestiering van de H.
Engelen onderdanig zijn,
Dat wij de goede gedachten, welke zij ons in-
geven, waarnemen,
Dat wij altijd hunne bewegingen tot de deugd
involgen,
Dat wij door onze traagheid en onachtzaamheid
hen niet bedroeven, en van ons niet vervreem- g.
den,                                                                 \'
Dat wij hen mogen navolgen in u te beminnen g;
en onderdanig te zijn,                                    g-
Dat wij naar hun voorbeeld gaarne onzen even- p
naaste dienen, ook die minder zijn dan wij, f
Dat wij verduldig mogen verdragen de gebreken ^
van andere menschen, gelijk zij de onze ver- £?
dragen,                                                          g"
Dat wij onzen evennaasten door geene kwade °
voorbeelden ergeren,                                      o
Dat wij hem, zooveel in ons is, van alle kwaad S
bevrijden,
Dat wij door onze woorden en werken zijne
zaligheid trachten te bevorderen,
Dat uwe H. Engelen ons in ons sterfuur willen
bijstaan,
Dat wij in eeuwigheid met hen u mogen loven
en danken,
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,,
spaar ons, Heer!
-ocr page 485-
TER EEBE VAN DE H. ENGELEN. 479
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die door eene onuitsprekelijke Voorzienig-
lieid u gewaardigt ons uwe H. Engelen te zenden
om ons te bewaren: verleen ons, die u smeeken,
dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden,
en hun gezelschap eeuwig mogen genieten, door
onzen Heer Jesus Christus uwen Zoon.
LITANIE
TOT JESUS IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT.
Voor den Donderdag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Levend brood, dat van den hemel gedaald zijt,
ontferm u onzer.
Verborgen God en Zaligmaker, ontferm n onzer\'.
-ocr page 486-
480
LITANIE TOT JESUS
Tarwe der uitverkorenen,
Wijn, die maagden voortbrengt,
Voedzaam brood en vermaak der koningen,
Altijd lurende offerande,
Zuivere opdragt,
Lam zonder vlek,
Allerzuiverste Maaltijd,
Spijze der Engelen,
Verborgen hemelsch brood,
Gedachtenis van Gods wonderen,
Bovennatuurlijk brood,
Woord, dat vleeseb geworden zijt, en onder
ons woont,
H. Hostie,
Gezegende drinkbeker,
Geheim des geloofs,
Hoogwaardig en uitmuntend Sacrament,            g
Allerheiligste offerande,                                      S;
Offerande van verzoening voor levenden en dooden, 3
Hemelsch behoedmiddel tegen de zonden,
          p
Wonder mirakel boven alle anderen,                 0
Allerheiligste gedachtenis van het lijden des H
Heeren,                                                          ^i
Gave, die alle volheid te boven gaat,
Voortreffelijk gedenkteeken der goddelijke liefde,
Overvloeijende bron van Gods milddadigheid,
Overheilig en wonderbaar geheim,
Krachtige spijze der onsterfelijkheid,
Aanbiddelijk en levendmakend Sacrament,
Brood, dat door de almogendheid des Woords
zijt vleesch geworden,
Onbloedige offerande,
Spijs en medegast,
Allerzoetste maaltijd, bij welken de Engelen te-
genwoordig zijn en dienen,
Teeken van genade,
Band van liefde,
Offeraar en offerande,
-ocr page 487-
IN HET ALLEMIELIGSTE SACRAMENT.        48]
Geestelijke zoetheid, die in haren eigen oorsprong
gsemaakt wordt, ontferm u onzer.
Verkwikking der H. zielen, ontferm u onzer.
Versterking dergenen, die in den Heer sterven,
ontferm u onzer.
Pand der eeuwige glorie, ontferm u onzer.
Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Van het onwaardig nutten uws Ligchaams en
Bloeds, verlos ons, Heer.
Van de begeerlijkheid des vleesches,
Van de begeerlijkheid der oogen ,
Van de hoovaardij des levens,
Van alle gevaren der zonden,
                           S
Door de groote begeerte , die gij gehad hebt om ~
dit Paaschlam met uwe Discipelen te eten, "
Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de a
voeten uwer Discipelen gewasschen hebt,
Door de vurigste liefde, waarmede gij dit hei- W
lig Sacrament hebt ingesteld,                        £5
Door uw dierbaar bloed, dat gij ons op het
altaar hebt nagelaten,
Door de vijf wonden, die gij in uw allerheiligst
ligchaam voor ons ontvangen hebt,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat het u believe het geloof, den eerbied en 4_
de begeerte tot dit wonderbare Sacrament "^
in ons te vermeerderen en te bewaren,          5;
Dat het u believe, ons door eene ware belijde- o1
nis onzer zonden, tot het dikwijls nuttigen °
dezer geestelijke spijs te bereiden,
Dat gij ons van allo ketterij, ongeloovigheid <
en verblindheid des harten wilt bevrijden, —
Dat het u believe, ons aan de kostelijke en §
hemelsche vruchten van dit H. Sacrament £
deelachtig te maken,                                      g
Dat het u believe, ons in het uur des doods met deze
hemelsche spijs te versterken en te beschermen,
12
                                                        21
-ocr page 488-
482                   LITANIE TOT JESUS, ENZ.
Zoon Gods, wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer !
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die ons onder dit wonderbare Sacrament de
gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten.wij bidden u,
geef, dat wij de heilige geheimen, van uw ligchaam en
bloed zoo eerbiedig eeren, dat wij de vrucht uwer
verlossing gedurig in ons mogen gevoelen; die met
den Vader in de eenheid van den H. Geest leeft
en heerscht, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
LITANIE
01" HET LIJDEN VAN ONZEN IIEER JESUS CHRISTUS.
Voor den Vrijdag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
-ocr page 489-
LITANIE OP HET LIJDEN , ENZ.             é83
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Jesus, om onze zonden in den hof van Olijven
beangstigd en bedroefd tot den dood toe,
Jesus, door eenen Engel versterkt, opdat wij
onze hulp in allen nood van den hemel
zouden leeren verwachten,
Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt
ontvangen, om ons de zachtmoedigheid te
leeren,
Jesus, van uwe Discipelen verlaten, opdat wij
op God zouden leeren vertrouwen,
Jesus, door de Joden gebonden, om ons van
de zonden te ontbinden ,
Jesus, voor Annas en Caïphas valschelijk be-
schuldigd, opdat wij alle ongelijk zouden
leeren verdragen,                                           §
Jesus, door Petrus verloochend, opdat wij S;
onze krankheid zouden leeren kennen en 3
ons zei ven mistrouwen,
Jesus, door Herodes met een wit kleed bespot, om- 0
dat wij het kleed der onschuld verloren hadden, g
Jesus, achter Barabbas gesteld, opdat wij ons f?
nooit boven anderen zouden verheffen,
Jesus, wreedaardig gegeeseld en met doornen
gekroond, opdat wij de gemakken en alle
eerzucht zouden verfoeijen,
Jesus, gelasterd, bespuwd en geslagen, opdat
wij onze zinnen zouden versterven,
Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat
wij uw voorbeeld zouden voor oogen hebben
en naar hetzelve leven ,
Jesus, van Pilatus aan uwe vijanden geleverd,
om ons van onze vijanden te verlossen,
Jesus, met het kruis beladen, om ons te lee-
ren ons kruis met vlijt te dragen,
Jesus, aan het kruis genageld, opdat wij het
vleesch met al zijne driften en begeerlijkhe-
den zouden kruisigen,
-ocr page 490-
484                  LITANIE OP HEI LIJDES
Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt
ontvangen, opdat wij nooit zouden wanhopen,
Jesus, die aan het kruis hangende, voor uwe
vijanden hebt gebeden, om ons te leeren onze
vijanden te beminnen,
Jesus, met gal en myrre gelaafd, opdat wij
onze tong van alle zonden zouden bewaren,
Jesus, die, stervende, uwen geest in de han- g
den uws Vaders bevolen hebt, opdat wij §«
stervende, onzen geest ook in uwe en in 3
zijne handen zouden bevelen,
                         -
Jesus, die voor ons den bitteren dood gestor- o
ven zijt, om ons de boosheid onzer zonden g
te doen kennen,
                                              f?
Jesus, die door uwen dood ons het leven ge-
geven hebt, opdat wij niet voor ons, maar
voor u zouden leven,
Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is,
om er onze zonden en zwakheden in te
verbergen,
Jesus, begraven en ten derden dage verrezen, op-
dat wij, gestorven en begraven van de zonden,
tot een deugdzaam leven zouden verrijzen,
"Wees genadig, spaar ons, Heer.
Wees genadig, verhoor ons, Heer.
Van alle kwaad , verlos ons, Heer.
Van alle zonden,                                                           S
Door uw bloedig zweet,                                              •&
Door uwe geeseling,                                                   M
Door uwe doornen kroon,                                    §
Door uw kruis en lijden,
Door uwe allerheiligste vijf wonden,                 h
Door uwen dood en uwe begrafenis,                 g
Door uwe H. verrijzenis,
Door uwe wonderbare hemelvaart,
In den dag des oordeels,
Wij, zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat uw H. Lijden ons leere, hoe zwaar en schrik-
-ocr page 491-
VAN O. II. JESÜS CHBISTUS.                 485
keiijk de zonde is, om welke gij zooveel ge-
leden hebt,
Dat wij door het overdenken van uwe pijnen en
smarten, alle ziekten, pijnen en tegenspoed
geduldig mogen verdragen,
Dat wij in alle angst, droefheid en nood ons
tot u keeren en uwe hulp afsmeeken,
Dat wij alle schande, verachting en tegen-
spoed met overgeving aan Gods wil mogen
ontvangen,
Dat wij de valsche beschuldigingen en on-
regtvaardige oordeelen naar uw voorbeeld
mogen verdragen,                                           •§.
Dat gij ons de vruchten van uw kruis wilt "^
mededeelen,                                                   a.
Dat wij, door de kracht van uw kruis, den duivel, §"
de wereld en het vleesch mogen overwinnen, 2
Dat wij in uw bloed van alle zonden mogen »
gereinigd worden,                                          a>
Dat gij ons wilt verleenen ons kruis dagelijks 3"
op te nemen, en u gaarne na te volgen, o
Dat wij eene genegenheid mogen krijgen, om o
uw H. lijden, met liefde en dankbaarheid §
dikwijls te overdenken,
Dat wij, dagelijks bemerkende, dat gij uit liefde
voor ons gestorven zijt, door wederliefde
ontstoken worden, om niet voor ons zelven,
maar voor uwe dienst te leven,
Dat wij onzen troost in uwe H. Wonden mo-
gen vinden,
Dat gij ons door uw kruis en uwen bitteren
dood in het uur onzes doods wilt versterken,
Dat gij ons door uw kruis in uwe glorie wilt
brengen,
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer !
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
-ocr page 492-
480                LITANIE OP HET LIJDEN, ENZ.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm n onzer.
Christus , hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Ome Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God! die onzen Zaligmaker het
vleesch hebt doen aannemen, en den dood des kruises
doen ondergaan, opdat de mensch het voorbeeld
zijner ootmoedigheid zoude navolgen; verleen ons
goedertieren, dat wij leven naar de lessen zijner
lijdzaamheid en deel verkrijgen in zijne verrijzenis,
door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.
<=>0<=>
DE LORETTAANSCHE LITANIE
TER EERE DER ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
Toor den Zaturdag.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods, bid voor ons.
H. Maagd der Maagden, bid voor ons.
-ocr page 493-
LITANIE TER BERE
Moeder van Christus,
MoecUr der goddelijke genade,
Allerreinste Moeder,
Allerzuiverste Moeder,
Ongeschondene Moeder,
Onbevlekte Moeder,
Minnelijke Moeder,
Wonderbare Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzigtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardiïe Maagd,
Magtige Maagd,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regt vaardigheid,
Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Schoon vat van god vrucht,
Geestelijke roos,
Toren van David,
Ivoren toren,
Gulden huis,
Ark des verbonds,
Deur des hemels,
Morgenster,
Behoudenis der kranken,
ïoevlugt der zondaren,
Troosteres der bedrukten,
Hulp der Christenen,
Koningin der Engelen,
Koningin der Patriarchen,
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
-ocr page 494-
488                  LITANIE TER EEKE, ENZ.
Koningin dor Belijders, bid voor ons.
Koningin der Maagden, bid voor ons.
Koningin van alle Heiligen, bid voor ons.
Koningin zonder smet ontvangen, bid voor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegaeemt,
spaar ons, Heer !
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verboor ons, Heer !
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer, Heer!
Christus, boor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
SUB TUUM PRESIDIUM.
Antipii. Onder uwe bescherming nemen wij onze
toevlugt, o II. Moeder Gods! verstoot onze gebeden
niet in onzen nood; maar verlos ons altijd van alle
gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd! onze
Vrouwe, onze Middelares, onze voorspreekster,
verzoen ons met uwen Zoon, beveel ons aan
uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon.
v. Bid voor ons, H. Moeder Gods. r. Opdat
wij der beloften van Christus waardig worden.
LAAT ONS BIDDEN.
O Heer en God! wij bidden u, verleen ons, uwen
dienaren en dienaressen, de eeuwige gezondheid naar
ziel en ligehaam, opdat wij door de zalige voor-
spraak der glorierijke Maagd genieten de eeuwige
blijdschap, door Jesus Christus onzen Heer. Amen.
-ocr page 495-
-a/\\aP gcCC*QC^>B3<XCie©SC»e3Ca>8avw-
LITANIE
TOT BEN II. ALPHONSUS MARIA DE LIGUOEI.
Bisschop van St. Agatha der Gothen , Stichter van de
vergadering des Allerheiligsten Verlossers.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, onbevlekte Maagd, bid voor ons.
H. Alphonsus, die van uwe vroegste jeugd af een
voorbeeld der teederste godvrucht geweest
zijt, bid voor ons.
Tot den dood toe van de zonde bewaard,
Verachter van de rijkdommen en ijdelheden
der wereld,
Die onophoudelijk den wil Gods volgdet,
Kijk aan schatten der christelijke armoede,
Voorbeeld van verduldigheid in het lijden,
g" Voorbeeld van cvergeving in den tegenspoed, 2t
g Die naar de zaligheid der zielen dorstig ge- °*
_§ weest zijt,
                                                     §
.2* Bestrijder der ketterijen,                                  °
"J Verdediger van het katholieke geloof,            o
dj Zonder ophouden bezorgd, om den armen B
het Evangelie te verkondigen,
Teedere trooster der bedroefden,
Die zoo ervaren waart iu de wetenschap van
zondaars te bekeeren,
Wijze geleider op den weg der zaligheid,
Die aan allen alles geworden zijt, opdat
allen zalig zouden worden,
12
                                                   91.
-ocr page 496-
490
LITANIE TOT DEN
Nieuw sioraad der godsdienst,
IJverige verdediger der geestelijke tucht,
Gehoorzame ijveraar voor den lloomschen
Stoel,
Waakzame herder over de schapen, die u
toevertrouwd waren,
Die zonder ophouden bezorgd waart voor
het algemeen welzijn der Kerk,
Luister der priesters en bisschoppon,
Levend voorbeeld aller deugden,
Aandachtige vereerder van het kindje Jesus,
Die bij het opdragen der heilige Mis van
liefde ontvlamd waart,
Vurige aanbidder van Jesus Christus in het
allerheiligste Sacrament,
g" Smartelijke betrachter van het lijden van Jesus, 5".
g IJverige vereerder van de allerheiligste Maagd p*
J Maria,
                                                     o
JZ\' Die onder uw prediken met verschijningen °
"^ der allerheiligste Maagd Maria zijt vereerd g
p geworden,
                                               
In Ie yen en zeden een Engel,
Een patriarch door uwe herderlijke zorgvul-
digheid voor het volk Gods,
Doorluchtig door de gave van Mirakelen en
voorzeggingen,
Een Apostel door uwe waakzaamheid en
goede uitvallen,
Een Martelaar door uw streng leven,
Een belijder door uwe heilige werken,
In uw ligchaam en in uwen geest eene maagd,
Stichter der vergadering des allerheiligsten
Verlossers,
Een voorbeeld der Missionarissen,
Onze liefdevolle Vader en Beschermer,
Leeraar der H. Kerk,
Heilige Alphonsus Maria, bid voor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer!
-ocr page 497-
491
H. ALPHONSUS.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
v. Bid voor ons, heilige Alphonsus Maria,
a. Opdat wij waardig worden de beloften van
Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
O God ! die door den H. Alphonsus Maria, uwen
van zielenijver ontvlamden Belijder en bisschop,
uwe Kerk met eene nieuwe nakomelingschap ver-
rijkt hebt, wij bidden u, dat wij, door zijne
heilzame vermaningen onderwezen, en door zijne
voorbeelden gesterkt, gelukkig tot u mogen ko-
men, door onzen Heer Jesus Christus, die met u
leeft en heerscht in de eenheid des H. Geestes,
God door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
LITANIE
VAN ALLE HEILIGEN.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
-ocr page 498-
492
LITANIE
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
H. Michaül,
H. Gabriël,
H. Kaphaël,
Alle H. Engelen en Aartsengelen,
Alle H. Kooren der zalige geesten,
H. Joannes de Dooper,
H. Josef,
Alle H, Patriarchen en Pofeten,
H. Petrus,
H. Paulus,
H. Androas,
H. Jacobus,
H. Joannes,
H. Thomas,                                                       2".
H. Jacobus,                                                       &
H. Philippus,                                                     g
H. Bartholomeüs                                                g
H. Matheus,                                                      o
H. Simon,                                                          5
H. Thadeüs,
H. Matthias
H. Barnabas,
H. Lucas,
H. Marcus,
Alle H. Apostelen en Evangelisten,
Alle H. Discipelen des Heeren,
Alle II. Onnoozele Kinderen,
H. Stephanus,
H. Laurentius,
H. Vincentius,
H. Pabianus en Sebastianus,
H. Joannes en Paulus,
H. Cosmas en Damianus,
H. Gervasius en Protasius,
-ocr page 499-
VAN ALLE HEILIGE».
Alle H. Martelaren,
H. Sylvester,
H. Gregorius,
H. Ambrosius,
H. Augustinus,
H. Hieronymus,
H. Martinus,
H. Nicolaus,
Alle H. Bisschoppen en Belijders.
Alle H. Leeraars,
H. Antonius,
H. Benedictus,
H. Bernardus,
H. Dominicus,
H. Franciscus,
Alle H. Priesters en Levieten.
Alle H. Monniken en Kluizenaars,
H. Maria Magdalena,
H. Agatha,
H. Lucia,
H. Agnes,
H. Cecilia,
H. Catharina,
H. Anastasia,
Alle H. Maagden en Weduwen,
Alle Gods lieve Heiligen,
Wees genadig, spaar ons Heer.
Wees genadig, verhoor ons Heer.
Van alle kwaad, verlos ons Heer.
Van alle zonden,
Van uwe gramschap,
Van eenen haastigen en onvoorzienen dood,
Van de listen des duivels,
Van gramschap haat en allen kwaden wil,
Van den geest der onkuischheid,
Van bliksem en onweder,
Van den eeuwigen dood,
Door het geheim uwer menschwording.
-ocr page 500-
494
LITANIE
Door uwe komst,                                               g
Door uwe geboorte,                                           5.
Door uw doopsel en heilig vasten,                    M
Door uw kruis en lijden,                                   g
Door uwen dood en uwe begrafenis,                 ,"
Door uwe H. Verrijzenis,                                   ..
Door uwe wonderbare hemelvaart,                     n
Door de komst van den H. Geest, den Vertrooster, f?
In den dag des oordeels,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons wilt sparen,
Dat gij ons onze misdaden kwijtscheldt,
Dat gij u gewaardigt ons tot eene ware boet-
vaardigheid te geleiden,
Dat gij u gewaardigt uwe H. Kerk te bestieren
en te beschermen,
Dat gij u gewaardigt den lloomschcn Pans en alle
geestelijkheid in deheiligegodsdienstte bewaren, ^
Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk >=:
te vernederen.                                                gt
Dat gij u gewaardigt aan de christenkoningen £
en vorsten vrede en ware eendragt te geven, §
Dat gij u gewaardigt aan alle christen volkeren c
vrede en eendragt te verleenen.
Dat gij u gewaardigt ons in uwe H. Dienst te <
versterken en te bewaren,                              g.
Dat gij onze gemoederen tot hemelsche begeer- g
ten wilt opwekken,                                        "*
Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met §
de eeuwige goederen te vergelden,
Dat gij u gewaardigt onze zielen en de zielen van
onze broeders, vrienden en weldoeners van de
eeuwige verdoemenis te bewaren,
Dat gij u gewaardigt de vruchten der aarde te
geven en te bewaren.
Dat gij u gewaardigt aan alle geloovige overle-
denen de eeuwige rust te geven,
Dat gij u gewaardigt ons gebed te verhooren,
-ocr page 501-
495
VAN ALLE IIEILIGEN.
Zoon Gods, wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God, wien het oigen is altijd barmhartig te zijn en
te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goedertierene
barmhartigheid ons en al uwe dienaren, die met de
ketenen der zonde geboeid zijn, genadig ontbinde.
Wij bidden u, lieer! verhoor de gebeden der
ootmoedigen en spaar degenen, die hunne zonden
belijden, opdat wij te zamen vergiffenis en vrede
van uwe goedertierenheid verwerven.
Toon ons genadig, o Heer! uwe onuitsprekelijke
barmhartigheid, en verlos ons van de zonden, en tevens
van de straffen, die wij daardoor verdiend hebben
O God! die door de zonden vergramd, en door de
boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig nederop
de gebeden uws volks, hetwelk zich nederworpt voor
uwe grootheid, en wend de geesels uwer gramschap
van ons af, welke wij door onze zonden verdienen.
Almagtige, eeuwige God! ontferm u over uwen
dienaar, onzen Paus N , en bestier hem volgens uwe
goedertierenheid op den weg des eeuwigen levens,
opdat hij door uwe gunst begeere, hetgeen u be-
haagt, en hetzelve met alle kracht volbrenge.
O God, van wien de heilige begeerten, de goede voor-
nemens en de regtvaardige werken voortkomen, geef
aan uwe dienaren dien vrede, welken de wereld
niet geven kan, opdat onze harten genegen zijn
-ocr page 502-
496
LITANIE, ENZ.
tot het volbrengen nwer geboden, en wij, van de
vrees der vijanden ontslagen, door uwe bescher-
ming in rust mogen leven. Ontvonk, o Heer! onze
nieren en onze harten door het vuur van den H.
Geest, opdat wij u met een zuiver ligchaam dienen
en met een rein hart behagen.
O God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen!
verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen
vergiffenis van alle zonden, opdat zjj de kwijtschel-
ding, naar welke zij altijd verlangd hebben, door
godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden u, o Heer! voorkom onze smeekingen
door den invloed uwer genade, en voltrek die door
uwe medewerking, opdat al onze gebeden en wer-
ken altijd van u beginnen, en alzoo begonnen,
door u voltrokken worden.
Almagtige, eeuwige God! die over levenden en
dooden heerscht, en u ontfermt over allen, die gij
te voren weet, dat door het geloof en de werken de
uwen zullen zijn; wij bidden u ootmoedig, dat zij,
voor welke wij ons voorgenomen hebben onze gebeden
te storten, hetzij die nog in de wereld leven of reeds
overleden zijn, op de voorspraak van al uwe Heiligen,
door uwe genade, vergiffenis van al hunne zonden
mogen verkrijgen, door onzen Heer Jesus Christus, enz.
v. Heer, verhoor mijn gebed.
r. En mijne geroep kome tot u.
v. De almagtige en barmhartige Heer verhoore ons.
K. Amen.
v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhar-
tigheid
rusten in vrede.
b. Amen.
-ocr page 503-
GEBEDEN ONDER HET LOF.
I. VOORBEREIDING.
Denk bij u zelven, dat Jesus waarlijk en wezenlijk
in dit H. Sacrament des Altaars tegenwoordig is. Ver-
beeld u, dat Jesus, in het tabernakel, even als in den
hemel op eenen verheven troon gezeten en van Enge-
len omgeven is, die zich uit eerbied voor hem neder-
werpen en hem aanbidden... Verneder u voor God, u
zelven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.
II. ZELFVERNEDERING EN AANROEPING VAN GOD.
O mijne ziel! werp u voor Jesus neder, en verbeeld
u, dat gij hem te zamen met de Engelen aanbidt..,.
Dierbare Jesus! ik sta voor uw aanschijn beschaamd....
Zal ik, stof en asch, mij onder de Engelen durven
stellen, om u, mijn Jesus! te aanbidden? Helaas! ik
ben niet waardig mijne oogen tot u te verheffen....
Neen, lieve Jesus! de Engelen zelven erkennen zich
niet waardig u te aanschouwen, en bedekken uit
eerbied hun aangezigt met hunne vleugelen, veel
meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik,
helaas! ben een zondige aardworm, en toch goddelijke
Zaligmaker! wilt gij. dat ik tot u kome, en u aan-
bidde, en de nood, waarin ik ben, dwingt mij tot
u te komen: daarom nader ik met vertrouwen tot
u, om u met den grootsten eerbied te aanbidden.
O Jesus! ach, of ik u opregt aanbidden en loven
konde! Gij verdient allen lof, en nooit kan men u
genoeg loven, want gij gaat allen lof oneindig te bo-
ven... daarom vereenig ik mij met de Engelen en Hei-
ligen en zelfs met u, lieve Jesus! toen gij nog op aarde
leefdet en nu gij in den hemel zijt.
-ocr page 504-
498                                 GEBEDEN
III. LOP AAN JESUS, RUSTENDE IN HET H. SACRAMENT.
O mijne ziel! laat ons alle schepselen uitnoodigen
God te loven: laat ons hun zeggen: looft den Heer
met mij (Psalm 33)... Al hadden wij zoo vele tongen,
als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht
te loven, dan zouden wij hem nog te weinig loven, want
hij gaat allen lof te boven: quia major omni laude.
Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u neder,
en aanbid u rustende in het H. Sacrament. Heer Jesus!
onze God en al! gij zijt waardig te ontvangen den lof,
de glorie, de eer, de magt en de zegening: want gij
hebt alles in uwen wil geschapen. (Apoc. 4.) Ja, lieve
Jesus! gij zijt allen lof waardig: gij blijft uit liefde tot
mij op het altaar, opdat ik u aanbidden en loven zou-
de. — O zoete Jesus! hoe hebt gij mij zoo bemind ? en
hoe blijft gij zoo, uit liefde voor mij, boos mensch, in
het heilige tabernakel dag en nacht tegenwoordig P...
Goddelijke Zaligmaker! ik geloof, dat gij hier waarlijk
en wezenlijk tegenwoordig zijt, en ben bereid, ter be-
vestiging van deze waarheid, mijn bloed te vergieten
en uit liefde voor u te sterven. O Jesus, versterk mijn
geloof, opdat hetzelve op mijn gedrag werke en uit
de eerbiedige houding van mijn ligchaam zigtbaar
worde. Amen.
iv. liefdeverzuchtingen.
Pius VII, 10 Augustus 1818, verleent aan hen, die ze met
een rouwmoedig hart bidden, 300 dagen aflaat.
1.   O mijn God, mijn opperste goed! ach, of ik
u altijd bemind hadde!
2.   Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik u
niet beminde.
3. Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven?
4.   En gij, o mijn God! hoe hebt gij mij zoo lang
kunnen verdragen?
5.  Mijn God! ik bedank u voor zulke lijdzaamheid.
6.  Nu wil ik u altijd beminnen.
7.   Ik wil liever sterven, dan u niet te beminnen.
-ocr page 505-
ONDER HET LOF.                          499
8.  Mijn God, ruk mij liever uit het leven, dan toe
te laten, dat ik zou ophouden, u te beminnen.
9.  De genade, die ik vraag, is, u altijd te beminnen.
10.  Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.
Glorie zij den Vader, enz.
1.  Ik wensch, o mijn God! u van alle menschen
bemind te zien.
2.  Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te ver-
gieten, opdat alle menschen u beminnen,
3.  Zij, die u niet beminnen, zijn blind.
4.  Verlicht hen, o mijn God!
5.  U niet te beminnen, o opperste goed! is het
eenige onheil, dat wij vreezen moeten.
6.  O mijn God! ik wil niet onder het getal dier
blinden zijn, welke u niet beminnen.
7.  Gij, o mijn God! zijt mijne blijdschap en al
mijn goed.
8.  Ik wil geheel en altijd aan u zijn.
9.  Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden?
10.  Komt gij, schepselen, komt gij allen mijnen
God beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1.  Mijn God, ik zou duizend harten wenschen
te hebben, om u te beminnen.
2.  Ik zou de harten van alle menschen willen
hebben, om u te beminnen.
3.  Ik zou mij verheugen, dat er vele werelden
waren, die u alleen beminden.
4.  Ik zou gelukkig zijn, indien ik u met de harten
van alle mogelijke schepselen beminnen konde.
5.  Gij verdient het, o mijn God!
6.  Mijn hart is al te schuldig en al te koud om
u te beminnen.
7.  O rampzalige ongevoeligheid der menschen ten
opzigte van liet opperste goed!
8.  O verblindheid der wereldlingen, welke de
ware liefde niet kennen!
9.  Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen
en beminnen!
-ocr page 506-
500
GEBEDEN
10. O gelukkige noodzakelijkheid, van God te
beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1.  Wanneer zal het zijn, o mijn God! dat ik
van liefde voor u branden zalP
2.  O hoe gelukkig zou dit voor mij zijn!
3.  Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk
gij verdient van mij bemind te worden, zal ik ten
minste mij vorblijden, dat zoo vele anderen u van
ganscher harte beminnen.
i. Ik zal mij bijzonder verblijden, omdat de En-
gelen en de Heiligen u in den hemel beminnen.
5.  Ik zal mijn laauw hart met hunne vlammende
harten vereenigen.
6.  Ik zou u op dezelfde wijze wenschen te bemin-
nen, gelijk de Heiligen, die het meest in uwe liefde
ontstoken waren, u bemind hebben.
7.  Ik zoude eene liefde voor u wenschen te hebben,
gelijk aan die, welke de II. Maria Magdalena, de H.
Catharina en de H. ïheresia voor u gehad hebben.
8.  Of gelijk aan de liefde, waarmede de heilige
Augustinus, de H. Dominicus, de H. Pranciscus,
de H. Ignatius, de H. Franeiscus Xaverius, deH.
Philippus Nerius, en de H. Aloysius van Gonza-
gua, u bemind hebben.
9.  Of gelijk aan die liefde, welke de HH. Apos-
telen bijzonder de H. Petrus, de II. Paulus en de
beminde leerling voor u gehad hebben.
10.  Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede
de groote Patriarch, de H. Josef, u beminde.
Glorie zij den Vader, enz.
1.  Daarenboven zou ik wenschen u te beminnen, ge-
lijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind heeft.
2.  Gelijk zij u beminde, toen zij uwen goddelijken
Zoon in haren goddelijken schoot ontving, toenzij hem
met de moedermelk voedde, toen zij hem zag sterven.
3.  Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig
beminnen zal.
                       >
-ocr page 507-
501
ONDEK IIET LOF.
4.  Maar dit zou nog niet genoeg zijn, om u, o
oneindig goede God! waardig te beminnen.
5.  Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het
goddelijk Woord, Mensch geworden, u bemind heeft.
6.  Gelijk hij u in zijne geboorte beminde.
7.  Gelijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.
8.  Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Taber-
nakelen, waar hij verborgen blijft.
9.  Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig
beminnen zal.
10.  Eindelijk, o mijn God! ik zou er u zoo zeer
wenschen te beminnen, als gij u zelven bemint; maar
dewijl dit onmogelijk is, maak door uwe goedheid
dat ik u zoo zeer beininne, als ik u beminnen kan,
en gij het verlangt. Amen.
Glorie zij den Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor
hen, die u beminnen, stort de uitwerkselen uwer liefde
in onze harten, opdat wij, u in alles beminnende, de
vervulling uwer beloften, die alle verlangens te boven
gaan, bekomen, door Jesus Christus, onzen Heer. Am.
V. SLTJITGEBED.
Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang in
uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij
mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid,
waarmede ik in uwetegenwoordigheidverschenen ben.
O minnelijke Jesus! ik heilig mij geheel aan u toe,
verberg mij in uw honigvloeijend hart en laat niet toe,
dat ik ooit van u gescheiden worde. O Jesus! geef mij
uwen H. zegen. Blijf bij mij, en vereenig u geheel
met mij, opdat ik met uwen Apostel zeggen moge,
ik leef niet, maar Jesus leeft m mij.
O Maria! toon, dat gij mijne Moeder zijt, en draag
altijd zorg voor mij: ik stel mij geheol in uwe moe-
derlijke bescherming. Amen.
-ocr page 508-
-™W&CC&-QGCÖ8&C&B&CZQe9&Oeswv-
INHOUD.
Eenige woorden aan den lezer.                           5
Aanleiding tot een christelijk leven.                    8
EERSTE DEEL.
GEBEDEN, DIE MEN GEDURENDE DEN DAG VERRIGT.
Morgengebed.                                                    16
Gebed tot Jesus Christus, om zijne heilige liefde.    18
Gebed om de volharding tot het einde.             ib.
Gebed om het vertrouwen op de verdiensten
van Jesus Christus en om de voorspraak van
Maria te bekomen.                                         19
Gedurende den dag.                                          20
Bede om de genade van volharding in het gebed.   ib.
Plegtige verklaring vóór het doodsuur.              21
Gebed tot den gekruisten Zaligmaker en tot de
bedrukte Moeder Gods, voor eenen zaligen
dood.                                                             24
Schietgebeden en liefdezuchten, waarvan men er
eenige dikwijls door den dag kan herhalen.       ib.
Avondgebed.                                                      27
Oefening van geloof.                                         ib.
Oefening van hoop.                                          ib.
Oefening van liefde en berouw.                         28
Gebeden onder de heilige Mis.                          29
Andere gebeden onder de heilige Mis.              37
Voorbereiding tot de heilige Biecht.                 47
Godvruchtige oefeningenvoor de heiligeCommunie 50
Godvruchtige oefeningen tot het allerheiligste
Sacrament des Altaars.                                  65
-ocr page 509-
503
INHOUD.
TWEEDE DEEL.
Bezoeken bij het allerheiligste Sacrament des
Altaars en aan de allerheiligste Maagd
Maria, voor iederen dag der maand.
            87
Gebeden tot de allerheiligste Maagd Maria,
voor iederen dag der week, om door hare
voorspraak de noodige genaden te verkrijgen. 164
Aandachtige en liefdevolle oefeningen tot de
zeven weeën van Maria.
                               174
Korte uitlegging der vijftien geheimen van
den Rozekrans.
                                            179
De heilige Rozekrans.                                      186
Inleiding tot het inwendige gebed of demeditatie. 196
DERDE DE KL.
Wijze om gedurig en vertrouwelijk met God
te verkeeren.
                                               201
Betrachtingen of meditatiën voor iederen dag
der week, over de gewigtige waarheden
onzer zaligheid.
                                           226
VIERDE DEEL.
Godvruchtige oefeningen tot het kindje Jesus,
voor iederen dag der week, bijzonder van
Kersavond tot Nieuwjaarsdag te verrigten. 273
Godvruchtige oefeningen tot den lijdenden
Zaligmaker, voor iederen dag der week,
en voornamelijk van Palmzondag tot Paasch-
avond te verrigten ,
                                     297
Godvruchtige oefening tot de vijf wonden van
den gekruisigden Jesus.
                               323
VIJFDE DEEL.
Overwegingen voor de negendaagsche god-
vracht tot het aanbiddelijk Hart van Jesus. 326
-ocr page 510-
504                                   INHQTJD.
Godvruchtige oefeningen tot het allerheiligste
Sacrament des Altaars, voor iederen dag
der week, maar die men bijzonder de week
voor of na H. Sacramentsdag bidden kan. 355
Godvruchtige oefeningen tot den H. Geest,
voor iederen dag der week, maar voorname-
lijk om van den Zondag voor Pinksteren
tot na het H. Pinksterfeest te verrigten. 373
Godvruchtige oefeningen voor de zeven voor-
naamste feestdagen van Maria.
                     395
ZESDE DEEL.
Godvruchtige oefeningen tot den H. Josef, voor
iederen dag der week, die men de zeven
woensdagen, welke zijnen feestdag voorafgaan,
of de week voor en na denzel ven kan verrigten.  410
Negendaagsche oefening voor allerzielendag.    436
Godvruchtige oefeningen tot den H. Bescherm-
Engel.                                                          446*
Oefening van den H. Kruisweg.                     448
De zeven Boetpsalmen.                                    458:
Litanie tot de allerheiligste Drievuldigheid.     467
Litanie tot den H. Geest.                               47°
Litanie van den allerheiligsten Naam Jesus.    474 •
Litanie ter eere van de H. Engelen.               476
Litanie tot het allerheiligste Sacrament des
Altaars.                                                        479
Litanie ter eere van het lijden van Jesus Christus.  482
Lorettaansche litanie ter eere der allerheilig-
ste Maagd Maria.                                        486
Litanie tot den H. Alphonsus Maria de Liguori.  489
Litanie van alle Heiligen.                                491 •
Gebeden onder het Lof.                                   497
Einde van den Inhoud.