-ocr page 1-
Vak 77
156
-ocr page 2-
M ^ l ^^
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
INLEIDING
PODVRUCHTIG JLtEVEN.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
INLEIDING ^
* TOT II ET
RUCHTÏG111
DCOR DEN\'
H, FRANCISCUS DE SALES,
Prins-Bisschop van Geneve.
J^IEUWE piTGAYE.
Nauwkeurig herzien en bewerkt voor de Jeugd
1
!UAR HET FRlNStlI.
\\OTH
■\\^
Cn
F. M.
LUTKIE & cVa.ÉT&rT&üajti.-—\'\'To bP.J
Ktrk.liJL. ,0edBek.mrc1. - 181a,
-ocr page 8-
KF». 81.
-ocr page 9-
yOORREDE,
Het bloemenmeisje Glyceria wist hare
bloemen zoo kunstig te schikken en door-
een te vlechten, dat hare ruikers eene
oneindige verscheidenheid verkregen, zóó
zolls dat de schilder Pausias, die met
zijn penseel dezo verscheidenheid wilde
naboetsen, daartoe niet kon geraken en
zich gewonnen moest geven. Zoo ook
regelt en rangschikt de H. Geest mot eene
oneindige verscheidenheid de lessen van
deugd, die hij door don mond endepen
zijner dienaren geeft. Het is altijd dezelfde
leer, maar zij wordt op duizend verschil-
lende wijzen voorgesteld. Ongetwijfeld
kan en zou ik in dit werk niets anders
willen schrijven, dan hetgeen vóór mij
over hetzelfde onderwerp is gezegd. Het
-ocr page 10-
C                                VOORREDE.
zijn dezelfde bloemen, waarde lezer, dio
ik u zal aanbieden, maar do ruiker zal
verschillend zijn, daar ik ze op eene an-
dere -wijze heb geregeld en gerangschikt.
Het mierendeel van hen, die over de
god vrucht hebben gehandeld, heeft zich
slechts tot personen gewend, die afge-
scheiden van de -wereld leefden, of ten
minste hebben zij trachten aan te sporen,
om de wereld te verlaten. Wat mij be-
treft, mijn inzicht is, nuttig te zijn aan
hen, die verplicht zijn te midden dor
■wereld te leven, en wier uitwendig ge-
drag op dat van anderen moet gelijken.
Maar al te dikwijls, willen zulke lieden,
onder voorwendsel van een zoogenaamde
onmogelijkheid, er zelf niet aan denken
om een godvruchtig leven te beginnen.
Zij verbeelden zich, dat, even als geen
dier durft te eten van het zaad van zeker
kruid, Paima Christi genaamd , zoo ook
niemand, te midden van de zorg der
tijdelijke zaken, aanspraak mag maken op
den palm der christelijke godvruchtigheid.
Maar ik doe hen zien, dat zij zich ver-
gissen, en dat, even als de parel-mossolen,
door het zeewater worden bespoeld, zon-
der daarvan doordrongen te worden, even
-ocr page 11-
7
VOORRKDE.
als bij de Chclidonisehc oilanden ion-
teinou zijn van zoet water, to midden
van de zee, even als de pyrausten (een
soort van vlinders) door de vlammen
vliegen zonder hunne vleugelen te ver-
branden, op dezelfde wijze ook een edel
moedige ziel in do wereld kan leven,
zonder zicli van haren geest te doortrek-
ken, de bron van eene zoete godvrucht
kan vinden, to midden van do bittere
wateren dor eeuw, en door de vlammen
der aardsche begeerlijkheden kan vliegen,
zonder de vleugelen der heilige begeerten
naar een deugdzaam lcvon te verbranden.
Het is een groote arbeid, dien ik onder-
neem , ik weet dit, en ik wenschte dat
anderen als ik, er zich beter op toeleg-
den, dan men tot heden toe gedaan heeft;
toch, niettegenstaande mijne onmacht,
wil ik de edelmoedige harten, die de ware
godvrucht willen bereiken een weinig
trachten te hulp to komen.
Het was noch mijn verlangen, noch
mijne mcening dit werk uit te geven;
eene zeer deugdzame ziel, die eenigen tijd
geleden van God de genade heeft ont-
vangen om naar het godvruchtig leven te
trachten, verzocht mij, haar in dit plan bij
-ocr page 12-
s
VOORBEDE.
te staan. Ik had aan deze persoon groote
verplichtingen, on van den anderen kant
geloofde ik dat zij in een e won der-goede
gesteltenis was; ik maakte het mij dus
ten plicht haar goed te onderrichten , en
liet haar een geschreven leiding, om zich
daarvan zoo noodig te bedienen. Zij liet
dit werk aan een heilig en geleerd klooster-
ling lezen, die, oordeelende dat het ook
voor anderen nuttig kon zijn, aanspoorde
om het uit te geven. Ik berustte gaarne
bij dezen raad, want dit heilig personage
had veel invloed en gezag op mij.
Doch, opdat dit werk nuttiger zou zijn,
heb ik het herzien en geregeld, on ofschoon
ik zeer weinig vrije uren had, heb ik
er nog verscheidene raadgevingen en
onderrichtingen bijgevoegd. Men moot
hier geen werk zoeken waaraan veel zorg
is besteed. Het is slechts een reeks waar-
schuwingen , die ik voor noodzakelijk
hield, on dio ik op eenc duidelijke eu
begrijpelijke wijze heb trachten te geven.
Wat de sierlijkheid van stijl aangaat,
daaraan heb i; niet oeus willen denken;
ik heb wel wat anders te doen.
Ik richt mijne woorden tot Philothea,
want Philothea boteekent, die God bo-
-ocr page 13-
\'.)
VOORBEDE.
mint, en ik schrijf voor alle zielen die
God willen beminnen.
Deze inleiding heeft vijf doelen: In
het eerste deel tracht ik door eeuige raad-
gevingen en oefeningen het eenvoudig
verlangen van Philothea te veranderen
in een bepaald besluit, dat zij na hare
algeineene biecht noemt door het afleggen
van cene plechtige verklaring gevolgd
door de heilige communie. Deze com-
munie, waardoor zij zich aan haren Zalig-
maker schenkt, op het oogenblik dat de
Zaligmaker zich aan haar geelt, doet haar
gelukkig de eerste schrede zetten in de
goddelijke liefde.
Om haar vorder vooruit te leiden , stol
ik haar vervolgens twee groote middelen
voor om zich meer en meer met de
goddelijke majesteit te vereonigen, name-
lijk het gebruik van de H. Sacramenten,
waardoor God tot ons komt, en hot gebed,
waardoor hij ons tot zich trekt. Dit
is hot onderwerp van het tweede deel.
Het derde deel leert do oefening van
verscheidene deugden, die tot den geeste-
lijken voortgang brengen, doch ik bepaal
mij hierin slechts tot zekere bijzondere
raadgevingen, die men uiet gemakkelijk
-ocr page 14-
10
VOORREDE.
bij .anderen ontmoet, noch uit zich zolvon
gevonden zou hebben. In het vierde,
toon ik aan Philothea de strikken harer
vijanden, en zeg haar, hoe zij zich daarvan
moet ontdoen en die te boven komen.
Eindelijk, in het vijfde, leid ik haar in
de eenzaamheid, om zich een weinig te
verfrisschen, adem te scheppen en hare
krachten te herstellen, opdat zij daardoor
in het godvruchtig leven beter zou kun-
nen staande blijven en vooruitgaan.
Onze eeuw ;s zeer grillig en ik hoor
nu reeds ve\'c lieden mij zeggen, dat een
werk als dit door een kloosterling moest
geschreven worden of ten minste door
iemand die zich bijzonder op do god vrucht
toelegt, en niet door een bisschop, belast
met do zorg voor een zoo zwaar diocees
als het mijne, wijl hieronder de meer
gewichtige bezigheden lijden.
Dan, waarde lezer, ik zal antwoorden
met den II. Dionysius, dat vooral op de
bisschoppon de taak rust om de zielen
te volmaken. Zij bcklccdcu den hoogsten
rang onder de monschen, evenals do Se-
rafijnen onder de Engelen; hun vrije
oogenblikken kunnen dus niet beter dan
daaraan besteed worden.
-ocr page 15-
11
VOORREDE.
üe oude bisschoppen en kerkvaders
waren voor hot minst even gehecht aan
hunne ambtsplichten als wij, en evenwel
lieten zij niet na, zich met de bijzondere
leiding te belasten van zekere zielen, die
tot hunnon raad hare toevlucht namen.
Men ziet het door hunne brieven, en zij
volgden hierin de Apostelen na, die, hoe
vol bezorgdheid zij ook waren voor den
algemeenen oogst van hot heelal, niet te
min met eene gjheel bijzondere genegen-
heid enkele moer merkwaardige korenaren
verzamelden.
Het is een last, ik bckon hot, do zielen
in het bijzonder te leiden, maar een last
die vol vertroostingen is. Nooit zijn de
maaiers meer tevreden, dan wanneer zij
met schoven beladen zijn. Het is oen
arbeid, die het hart vermoeit en ver-
sterkt. Men zegt, dat als de tijgerin oen
harer jongen terugvindt, die de jager
juist- op den weg heeft achtergelaten, om
haar bezig te houden, terwijl hij de an-
deren wegvoert, zij zicJj.iwrstwBd er, mede
belast, hoe zwaaj^fle^c^k\'ïnoge, wezen,
en dat zij or aJSTjitst \\yaxe> des te lichter
door wordt j^nKTiaar hol weder te be-
reiken, tcrv
:Viv
-ocr page 16-
12
VOORREDE.
krachten geeft. Boeveel liever zal dan
een vaderhart zich belasten met oene ziel,
die naar eigen volmaking verlangt, en haar
dragen als eene moeder haar kind doet
zonder er den last van te gevoelen?
Ongetwijfeld is hiervoor een vaderhart
noodig, en de Apostelen en apostolische
mannen noemen daarom ook hunne leer-
lingen niet slechts hunne kinderen, maar
hunne kindertjes.
Voor het overige, waarde lezer, het
is Maar, dat ik over do godvrucht schrijf,
zonder zelf godvruchtig te zijn, maar
zeker niet zonder het verlangen om hot
te worden en dit verlangen moedigt mij
aau in mijnen arbeid. Kon geloord mau
zeide: De goede manier om te loeren, is
studeeren, eene betere is aanhooren, maar
de voordeeligste is onderwijzen. Het ge-
beurt dikwijls zogt de H. Augustinus in
een brief aan de godvruchtige Plorentina,
dat men door te geven een titel krijgt
om te ontvangen, en dat men zich door
te onderwijzen in de noodzakelijkheid
brengt van te loeren.
Men zegt dat een schilder zich niet
alleen hecht aan do schilderij die hij
schildert, maar ook aan het onderwerp
-ocr page 17-
13
VOORREDE.
dat hij wil voorstellen. Lezer, mijn
vriend, ik verbeeld mij, dat God wil dat
ik als bisschop de powone deugden niet
alleen maar ook zijne overdierbaro on
wclberoindo godvrucht op do harten schil-
dere, on ik, ik doe het gaarne, zoowel
om aan mijn plicht te gehoorzamen, als
in do hoop dat, terwijl ik haar in den
geest van andoren pront, ook mijn geest
kans zal hebben oen heilig behagen in haar
te krijgen. Want als de goddelijke Ma-
jesteit ziet dat ik er mij vurig aan hecht,
zal zij zo zeker in mijn hart vestigen.
Do schoono en kuische Rebccca, werd,
toon zij do lastdieren van Isaiie te drinken
gaf, bestemd om zijne echtgenoote te
worden, en ontving van zijn kant gouden
oorhangers on armbanden. Ik durf mij
ook van do oneindigo goedheid van God
boloven, dat, wanneer ik zijne geliefde
schapen naar do heilzame wateren der
godvrucht geleid, hij mijne ziel tot zijne
bruid zal kiezen, door in mijne ooron
de gulden woorden van zijno heilige liefdo
to doen hooren, en aan mijno armen de
kracht te schonken om dio in beoefening
te brengen; want daarin bestaat het wezen
dor ware godvruchtigheid, welko ik Zijne
-ocr page 18-
i:
VOORRKDR.
Majesteit, smeek |,(i willen toeslaan aan mij
en aan al do kindoron zijner Kork,aauwolku
ik voor altijd inijno .schriften, mijno hau-
delingon, mijn woorden, inijnon wil on
mijne gedachteu wonsch to onderwerpen.
Tk Annkcv ,
b\'oestJug vun du II. Magdulena 1808
-ocr page 19-
GODVRUCHTIG LEVEN.                   17
lichtelijk, maar nm zijnn schuldoischers
to betalen daartoe k.\'iti slechts do sterke
arm dos gorochts hein dwingen. Al dit
soort van liodon mogen voor godvruchtig
doorgaan, maarzij zijn hot volstrekt niet.
Toen do dienaren van Naiil hij David
gingen om hem gevangon to nemen, lag
Michol een beold in zijn heil , hedekto
dil, mot de kleedoron van David en deed
hun gulooven, dat het David wil\' was,
die ziek lag on sliep. //io ook bedokken
zich vele personen met /.eken; uitwendige
oefeningen , die hij de godvrucht behoo-
ron, en de woreld gelooft, dat het waar-
lijk godvruchtigo on geestelijke lieden zijn,
en inderdaad zijn hot slechts heeldon en
schijn van godvrucht.
De ware en grondige godvrucht, Phi-
lothea, vooronderstelt do liefde tot God,
of liever zij is niets anders dan een e
waarachtige liefde tot God; ik zeg eene
waarachtige liefde en niet. eene liefde hoe
dan ook ; want, in zoo verre de goddelijke
Liefde onze ziel versiert,, wordt, zij genade
genoemd, daar zij ons aangenaam maakt,
aan (Jod, in zoo verre zij ons kracht, geeft,
om het goede to doen, heet zij liefde;
maar wanneer zij lot, dien trap van vol-
maaktheid ia gekomen, dat zij ons niet
81
                                                  2
-ocr page 20-
18
INLEIDING TOT HET
alleen aanzet om het, goede to doen, maar
om dit ook met zorg, volharding en
vlijt te verrichten, dan heet zij godvrucht.
Ik wil dit door cene vergelijking duide-
lijk maken. Hoewel de struisvogels vleu-
gelen hebben, vliegen zij toch nooit. De
kippen vliegen wel, maar bezwaarlijk,
zelden en zeer laag. Daarentegen hebben
de adelaars, de duiven, de zwaluwen, een
snelle, hooge en bijna aanhoudende vlucht.
Zoo ook vliegen de zondaars niet tot God,
maar bepalen al hun tochten tot do aarde
en voor de aarde; de brave lieden, die
nog niet toi de godvrucht zijn gekomen,
vliegen tot God door hunne goede werken,
maar toch zelden, langzaam en bezwaar-
lijk: en alleen do godvruchtige personen
verheffen zich tot God door een snelle,
volhardende en hooge vlucht. In één
woord, de godvrucht is niets anders
dan een zekere geestelijke vaardigheid en
ijver, waardoor de liefde hare werken
doet in ons of wij door haar, met snel-
heid en vurigheid; en gelijk het eigen
is aan de liefde ons al de geboden Gods
te doen beoefenen in het algemeen, zoo
behoort het aan de godvrucht ze ons te
doen volbrengen met allen mogelijken ijver
en vurigheid. Bij gevolg is hij, die niet
-ocr page 21-
GODVRUCHTIG LEVEN.               19
al de goboden van God opvolgt, noch
rechtvaardig, noch godvruchtig; hij is
niet rechtvaardig omdat hem de liofde
ontbreekt; hij is niet godvruchtig, omdat
hij behalve de liefde, den ijver en spoed
mist voor licfdedaden, die de eigenschap
der godvrucht ziju.
En daar de godvrucht bestaat in de
volmaaktheid der liefde, daarom maakt
zij ons vurig, ijverig en vlijtig, niet alleen
om al de geboden van God te volbrengen,
maar ook om zooveel goede werken te
doen, als wij maar kunnen, zelfs als zou-
den zij niet geboden, maar slechts aan-
geraden en ingegeven zijn. Een mentch
die pas van eene ziekte opstaat, loopt niet
meer dan noodig is, on nog maar lang-
zaam en bezwaarlijk; zoo is het ook met
een zoudaar, die pas genezen is van zijne
ongerechtigheid; hij loopt niet meer dan
God hem gebiedt, en dan nog bedaard
en langzaam; en eerst wanneer hij de
godvrucht heeft bereikt, zal hij als een
gezond en sterk mensch, niet alleen
gaan, maar hij loopt en ijlt op don weg
van Gods geboden, ja wat meer is, hij
werpt zich vooruit op do paden der he-
melsche raden en ingevingen. Eindelijk
bestaat er gecu ander verschil tusschen
-ocr page 22-
20                 INLEIDING TOT HET
de liefde en de godvrucht, dan tusschen
de vlam en het vuur; daar de liefde,
dat geestelijk vuur der ziel, god vrucht
heet, wanneer zij sterk ontvlamd is. Zoo-
dat de godvrucht dan het vuur der liefde
niets toevoegt, tenzij de vlam, die de
liefde, vaardig, ijverig en vlijtig maakt,
niet alleen in het onderhouden van Gods
geboden, maar ook in het beoefenen der
hemelsche raden en ingevingen.
-*-
II.
Orer de eigenschappen en de nltfltekendbeld der
godvraeht.
Zij die de Israëlieten wilden doen af-
zien van hun voornemen om het beloofde
land binnen to gaan, zeiden dat het een
land was, dat zijne inwoners verslond,
dat wil zeggen, dat de lucht er zoo slecht
was, dat men er niet lang kon blijven
leven; en verder dat de bewoners zulke
afgrijselijke lieden waren, dat zij de an-
dere menschen als sprinkhanen opaten.
Op dezelfde wijze, beminde Philothea,
-ocr page 23-
GODVRUCHTIG LEVEN.               21
beschimpt do wereld, zooveel zij maar
kan, de heilige godvrucht; zij teekent de
godvruchtige personen met een droef-
geestig, verdrietig en neerslachtig gelaat,
en verkondigt overal dat de godvrucht
de inborst droefgeestig en het karakter
ondraaglijk maakt. Doch even als Josuë
en Calcb verzekerden, dat het beloofde land
niet alleen goed en schoon was, maar ook
dat zijn bezit zoet en aangenaam zou wezen,
eveneens leort ons de H. Geest door den
mond van al de Heiligen, en onze Heer zelf
verzekert ons dat het godvruchtig leven
een gelukkig, beminnelijk en zoet leven is.
])e wereld ziet dat de godvruchtige
personen vasten, bidden, de beloodigin-
gen verdragen, de zieken dienen, aalmoe-
zen geven, waken, hun toorn bedwin-
gen, hunne hartstochten geweld aandoen,
zich van ongeoorloofde vermaken beroo-
ven, en duizend andere zaken doen, die
uit hunnen aard moeielijk en streng zijn;
maar de wereld ziet de inwendigo god-
vrucht niet, die al deze dingen aange-
naam, zoet en gemakkelijk maakt. Be-
schouw de bijen op den tijm; het sap dat
zij er in vinden is zeer bitter; maar
door het opzuigen veranderen zij het in
honig, omdat dit hun eigenschap is. O
-ocr page 24-
22                 INLEIDING TOT HET
wereldlingcn! het is waar, do godvruch-
tige zielen vinden bitterheid in hunne
verstervingen; maar door zo te beoefenen
verandoren zij ze in zoetheden on vertroos-
tingen : het vuur, de vlammen, de rade-
ren, do zwaarden schenen bloemen en
geuren te zijn voor de martelaren, omdat
zij godvruchtig waren. Als de godvrucht
zoetheid kan geven aan de wreedste fol-
teringen, en zelfs aan den dood, wat zal
zij dan niet doen voor de daden van
deugd? de suiker verzacht de onrijpe
vruchten en noemt bij die rijp zijn de
dikwijls schadelijke uitwerkselen van hare
ruwheid weg: eveneens is het met de
godvrucht: zij is deware geestelijke suiker,
die de verstervingen hare bitterheid en
de vertroostingen haar gevaar doet ver-
liezen , zij neemt bij do armen hot verdriet
weg on bij do rijken het ongeduld, de mis-
troostigheid bij den verdrukte, on den
overmoed bij den begunstigde, de droef-
heid bij de woestijnbewoners, en do ver-
strooiing bij don man van de wereld; zij
dient voor vuur in den winter en voor dauw
in den zomer; zij maakt eer en verachting
even nuttig; zij ontvangt genoegen en
smart met een bijna altijd gelijk hart en ver-
vult ons met eene wonderbare zoetigheid.
-ocr page 25-
GODVRUCHTIG LEVEN.               23
Beschouw do ladder van Jacob, want
dat is de ware afbeelding der godvrucht.
De twee steilen dezer ladder beduiden het
gebod, dat de liclde Gods vraagt en het
gebruik van de Sacramenten dat die liefde
geeft; de sporten zijn niets anders dan de
verschillende trappen van liefde, waardoor
men van deugd tot deugd komt, terwijl
men door de daad afklimt tot hulp en
ondersteuning van den naaste, en door de
beschouwing opklimt tot de liefdevolle
verceniging mot God. Doch, let eens op,
bid ik u, wie zich op die ladder bevinden,
het zijn engelachtige harten, of ougelen
met monschelijke licha\'nen. Zij zijn niet
jong, maar schijnen het, omdat zij vol
kracht en levendigheid zijn. Zij hebben
vleugelen om tot <^od te vliegen en tot
Hem te snollen door het heilig gebed,
maar zij hebben ook voeten om met de
menschen te wandelen en zich met hen
in een heiligen en beminnelijkcn omgang
te onderhouden. Schoonheid en vreugde
schitteren op hun gelaat, om aan te toonen
dat zij alles met eene volmaakte zacht-
moedigheid en vrede ontvangen. Zij zijn
bloothoofds en ook hunne handen on voeten
zijn bloot, omdat hunne gedachten, hunno
genegenheden en hunno werken geen au-
-ocr page 26-
24                INLEIDING TOT HET
der doel hebben dan God te behagen. Het
overige van hunne lichamen is bedekt,
doch met een schoon en licht kleed, dat
ons aantoont, dat zoo zij ook al gebruik
maken van de wereld on wereldsche zaken,
dit in alle reinheid en eenvoud des harten
geschiedt, door hot slechts in geringe mate
en zooveel als hun staat vereischt te nemen.
Zóó zijn do godvruchtige personen. Geloof
mij, beminde Philothea, de god vrucht is
de zoetheid, en de koningin der deugden;
zij is de volmaking der liefde. Zoo de
liefde melk is, dan is de godvrucht er do
room van; zoo zij een plant is, is de god-
vrucht er de bloesem van; zoo zij een
kostbare steen is, is de godvrucht er do
glans van; zoo zij een balsom is, is de
godvrucht er de geur van, en een geur
vol zoetheid, dio de mensehen versterkt
en de engelen verkwikt.
-«-
III.
Dat <te Kodvi\'ucht pait voor alle roepen en standen.
Toen God de wereld schiep, beval Hij
aan de planten vruchten te dragen elk
-ocr page 27-
GODVRUCHTIG LEVEN.               23
volgens hare soort. Eveneens beveelt Hij
aan de christenen, die de levende planten
zijnor Kerk 2ijn, vruchten van godvrucht
voort te brengen, elk volgens zijne hoe-
danigheid on s;aat. De godvrucht moet
op verschillende wijzen beoefend worden
door den edelman, den kunstenaar, door
den knecht, door den vorst, door de
weduwe, door het meisje, door de ge-
huwde vrouw, en niet alleen dit, maar
de beoefeniug der godvrucht moet daaren-
boven overeenstemmen met de krachten,
do zaken en plichten van elk in het bij-
zonder. Ik vraag u, Philothoa, zou het
passend zijn, dat oen bisschop in de
afzondering zou willen leven als de Kar-
thuizers? of als gehuwde lieden zich even
weinig met het tijdelijke zouden willen
bezig houden als de Capucijneu, en als
een handwerksman don geheelen dag in
de kerk was als een kloosterling en een
kloosterling aan allerlei ontmoetingen voor
de dienst van den naaste blootstond gelijk
een bisschop; zou dat goon bespottelijke,
ongeregelde en onverdraaglijke godvrucht
zijn? Én toch komt dit gebrek dikwijls
voor; en de wereld, die de godvrucht niet
onderscheidt of niet wil onderscheiden
van de onbescheidenheid van hen, die
-ocr page 28-
26                 IKLEIDIKG TOT HET
zich voor godvruchtig houden, mort en
schreeuwt tegen do godvrucht, die even-
wel in deze ongeregeldheden in het geheel
niet bettaat.
Neen, Philotlica, de waarachtige god-
vrucht bederft niets, of liever er is niets
dat zij niet volmaakt; en zoo zij aan de
wettige roeping van iemand schade zou
doen, zoo is dit een bewijs dat zij valsch
is. De bij, zegt Aristotolos, trekt haren
honig uit de bloemen, zonder ze in het
minste te beschadigen, en zij verlaat ze
even frisch en ongeschonden als zij ze
gevonden heeft. Maar de ware god vrucht
doet nog beter, want niet alleen bena-
deelt zij de roepingen en zaken niet,
waarin men verkeert, maar juist tegen-
overgesteld, zij is er het sieraad en de
schoonheid van. Wanneer de edelge-
steenten , welke ook, in den honig worden
geworpen, worden zij daa-\'door schitto-
rondor, olk volgens zijne kleur. Eveneens
wordt ook iedereen aangenamer in zijne
roeping, wanneer hij de godvrucht daarbij
hoeft, de zorg van hot huisgezin wordt
er vreedzamer door, de genegenheid der
echtgouootcn oprechter, do dienst van
den vorst getrouwer, en allo soort van
bezigheden zoetor on beminnelijkor.
-ocr page 29-
GODVRUCHTIG LEVEN.               27
Eone dwaling is het, en zelfs eeue
ketterij do godvrucht to willen baunon
uit het soldatenleven, uit de winkel der
ambachtslieden, uit het hof dor vorsten,
uit het huisgezin der echtelieden. Het
is waar, Philothea, dat de zuiver be-
schouwende kloosterlijke on geestelijke
godvrucht onbooefonbaar is voor deze
soorten van standen, maar ook behalve
deze drie soorten van godvrucht, zijn er
nog vele anderen, zeer geschikt om hen
die in de wereld leven te volmaken. Abra-
ham, Isaak, Jacob, David, Job,ïobias,
Sara, Kebecca en Judith zijn er hot
bewijs vau in het Oudo Verbond: en wat
het Nieuwe betreft, de H. Josof, Lydia
en de H. Crispyn, waron zeker god-
vruchtig in hunne werkplaatsen; do H.
Anna, Martha, Monica, Aquila, Priseilla,
zeer godvruchtig in haar huishouden;
Cornelius, Mauritius zeer godvruchtig
onder do wapenen, Constantijn, Holena,
de H. Lodcwijk, de gelukzalige Amé,
de H. Eduard zeer godvruchtig op hunne
trouen. Ja het is gebeurd, dat ve-
len de volmaakthoid hebben verloren
in de eenzaamheid, die nogthans zoo
gunstig is voor hot volmaakte leven, en
haar bewaard hebben in do wereld, die
-ocr page 30-
28                 INLEIDING TOT HET
haar zoo vijandig schijnt te zijn. Loth,
zegt do H. Gregorius, die zoo wijs was
in Sodoma, ging verloren in de eenzaam-
heid. Derhalve, welke staat wij ook
hebben, wij kunnen en moeten haken
naar het volmaakte leven.
IV.
Over de noodiEkell)kheld van een bestierder, om tot de
godvrueht te komen en er voortgang In Ie doen.
Toen de jonge Tobias zich gereed maakte
om naar ttages te vertrekken, zeido hij
tot zijn vader: „Ik kon volstrekt den
weg niet." „Ga dan, antwoordde de
grijsaard, en zoek iemand die u ge-
leidt." Ik zeg u hetzelfde, geliefde Phi-
lotliea, wilt gij in waarheid u tot de
godvrucht begeven, zoek dan een braaf
man, die u bestiert en geleidt. Uit is
de waarschuwing der waarschuwingen:
wat gij ook moogt doen, zegt de god-
vruchtige Avila, gij zult nooit zoo zeker
den wil van God vinden, dan wanneer
gij den weg neemt van die nederige ge-
-ocr page 31-
GODVRUCHTIG LEVEN.                29
hoorzaamheid, die do heiligen altijd zoo
zeer hebben aanbevolen en beoefend.
Als de gelukzalige Teresia zag, welke
groote gestrcngheden Catharina van Car-
direc beoefende, verlangde zij dit ook te
doen, tegen den raad van baren biecht-
vader, en zij gevoelde groote bekoring
hem in dit punt ongehoorzaam te zijn;
doch toen zij eindelijk de partij der ge-
hoorzaamheid verkoos, zeide God haar:
„Mijne dochter, gij bewandelt een goe-
den en zekeren weg, gii hechtte veel aan
die boetploging, doch ik hecht nog meer
aan uwe gehoorzaamheid."
Van dat oogonblik af beminde zij deze
deugd zoo zeer, dat zij behalve de ge-
hoorzaamheid die zij hare oversten ver-
schuldigd was, zich door eeno bijzondere
gelofte verbond om do leiding en den
raad van haren bestierder te volgen, en
dat was voor haar een bron van zeer
groote vertroostingen, zooals ook ver-
scheidene andore goede zielen hebben on-
dervonden, die, om zich beter aan God
te onderwerpen , hunnen wil aan dien zij-
ner dienaren hebben onderworpen. De H.
Catharina van Siena prijst deze oefening
in hare samenspraken zeer hoog: de god-
vruchtige vorstin do H. Elisabeth onder-
-ocr page 32-
30                INLEIDING TOT HKT
wierp zich met oone volm.iakte gehoor-
zaamheid aan do leiding van den wijzen
Koenraad, en ziehier don raad, dien de
grooto Ii. Lodewijk voor zijn sterven
aan zijn zoon gaf: „Ga dikwijls te biech-
ten en kies een biechtvader, die genoeg ken-
nis en wijsheid heeft om u met zijn licht
te kunnen bijstaan in de zaken, die voor
het heil van uwe ziel noodzakelijk zijn."
„Een getrouwe vriend, zegt de H.
Schriftuur is een sterke beschutting; hij
die hem heeft gevonden, heeft een schat
gevonden. Een getrouwe vriend is een
heilmiddel dat het loven en de onsterfe-
lijkheid geeft: zij die God vreezen, vin-
den hem." Deze goddelijke woorden, be-
treften, zooals gij ziet, voornamelijk het
eeuwig heil, waarvoor men vóór alles
dien getrouwen vriend moet hebben, die
onze daden door zijne raadgevingen leidt
en ons vrijwaart voor de strikken en be-
driegerijen des duivels. Zulk een vriend
zal ons als een schat zijn van goduld in
onze droefheden en gebreken; hij zal ons
een heilzame balsem zijn in onze treurig-
heden des harten en andere geestelijke
ziekten: hij zal ons voor het kwaad be-
waren en aan onze goede werken meer
waarde geven, en als ons eenige ziekte zal
-ocr page 33-
GODVRUCHTIG LEVEN.              31
overkomen zal hij door zorgen eu goode
hulp beletten dat zij doodelijk worde.
Maar wie zal dien vriend vinden ? de
Wijze Man antwoordt: zij die God vree-
zen; dat is, de ncderigcn, die vurig naar hun
geestelijken voortgang verlangen. Daar
het dan van zooveel belang is , Philothea,
die heilige reis naar de godvrucht met
een goeden gids aan te vangen, zoo bid
God dringend dat Hij er u een volgens zijn
hart zonde en twijfel niet of hij zal het
doen; want almoest Hij u ook een Engel
des hemels geven, zooals Hij voor don
jongen ïobias deed, zoo zou Hij u dien
geven liever dan liet u te laten ontbreken
aan een getrouwen leidsman.
En, als gij hem gevonden hebt, donk
dan in wezenlijkheid dat het een Engol
voor u is. Zie in hem niet den menseh,
en steun niet op zijn menschelijke konnis,
maar op God , die u zal to hulp komen
door hem tot n zal spreken, en in zijn
hart en op zijne lippen alles zal leggen
waarvan gij behoefte zult hebben: zoodat
gij hem moet aanhooren als oen Engel,
die van den hemel daalt, om u er heen
te leiden. Handel met hem openhartig,
in alle eenvoudigheid, en leg hem duide-
lijk uw goed on kwaad bloot, zonder
-ocr page 34-
32                INLEIDING TOT HET
eenige bewimpoling of omweg hoegenaamd.
Uwe ziel zal daardoor ook sterker zijn in
hare moeielijkheden en moor gematigd in
bare vertroostingen. Heb in hem een
uiterst groot vertrouwen, gevoegd bij een
heiligen eerbied; zóó dat de eerbied het
vertrouwen niet vermindert en het ver-
trouwen den eerbied niet belet. Vertrouw
op hem met don eerbied van cene dochter
voor haren vader, en eerbiedig hem met
het vertrouwen van een zoon voor zijne
moeder. In één woord. dat deze vriend-
schap sterk en zoet, geheel heilig, geheel
goddelijk, geheel geestelijk zij.
Kies daarom een uit duizend, zegt
Avila; en ik, ik zeg uit tien duizend;
want men vindt er minder dan men denkt,
die voor deze bediening geschikt zijn.
Een bestierder moet vol liefde, weten-
schap en voorzichtigheid zijn, zoo een
van deze drie hoedanigheden hom ont-
breekt, dan is er gevaar. Maar, ik her-
haal het u, vraag hem aan God, en als
gij hem verkregen hebt, zegen er dan
zijne goddelijke Majosteit om. Houd u
pal bij uwo keuze, en zoek geen andere;
ga in eenvoud, nederigheid en in alle
vertrouwen; ik sta u borg, dat gij eenc
zeer gelukkige reis zult doen.
-ocr page 35-
G0DVKUC1ITIG LEVEN.                33
V.
Dat mm moet licgtaneu met zQne dei te zuiveren.
Uo bloemen, zegt de Bruid der Ge-
zangen, beginnen te ontluiken op onzen
grond; do tijd van wieden en snoeien is
gekomen. Wat zijn de bloemen onzer
harten, o Philothea, tenzij de goede be-
geerten ? Dan, zoodra zij ontluiken, moet
men hot snoeinies bij de hand nemen om
alle doodo en overtollige werken uit ons ge-
weten te verwijderen. Als onder de wet van
Mosos, oeuo vreemdelinge met een Israëliet
wilde huwen, moest zij zich van het
kleed harer vroemdclingschap ontdoen, zich
de nagels afsnijden en de haren afsche-
ren; zoo ook moet eene ziel, die naar
het geluk haakt ds bruid van deu Zoon
Gods te worden, zich van don oudeu
mensch ontdoen en zich bekleedcn met
den nieuwen mensch, door de zonde te
verlaten; vervolgeus moet zij uit haar
leven al die overtollighedcn wegnemen,
die haar van de liefde Gods verwijderen:
het begin van de gezondheid onzer ziel
is bevrijd te zijn van de vochten der
zonde. In den H. Paulus geschiedde dit
81                                                       3
-ocr page 36-
M                INLEIDING TOT HET
in ecu oogwenk en op volmaakte wijze;
insgelijks in do II. Catharina van Genua,
de H. Maria Magdalcna, do H. Pelagia
en cenigc anderen; docli zulk cene gene-
zing is een mirakulens en buitengewoon
voorval in do orde dor genade, even als
de opwekking dor doodcu in de orde der
natuur, zoodat wij daarop geen aanspraak
moeten maken. Do gewone genezing,
hetzij van het lichaam hetzij van dengoest,
geschiedt slechts langzamerhand, tiapsge-
wijzc, met moeite en geduld. Do Engelen
op de ladder van Jacob hebben vleugelen,
en evenwel vliegen zij niet, maarzij klim-
men op on af met order, sport voor sport.
Zoo ook gaat onze ziel van do zonde tot
de godvrucht; zij verheft zich allengs,
gelijk aan don dageraad, die de duisternis-
sen niet op eens verdrijft, maar langzamer-
hand en trapsgewijze. Deze gang is overi-
gens do veiligste, want zoo als het spreek-
woord zegt, de langzame genezing is altijd
do zekerste. Zoo hot waar is, bomindo Phi-
lothea, dat hot kwaad te paard en te
post komt, maar te voet en langzaam
weggaat, dan moet men zich in de on-
derneming van het godvruchtig loven wel
met kracht en geduld wapenen. Helaasl
hoe jammer zielen to zien dio zich pas
-ocr page 37-
GODVRUCHTIG LEVEN.               35
kortelings op de godvrucht toeleggen on
die zich nog verontrusten om hunne fouten,
in verwarring geraken, ontmoedigd wor-
den, die bijna alles zoudon willen verlaten
en op hunne schreden zouden wenschon
terug te koeren! En van don anderen kant,
wolk ccno gevaarlijke bekoring voor eouo
ziel, zich reeds van don eersten dag harer
bokocring genezen te wanen van hare
mindere onvolmaaktheden, zich volmaakt
te besciiouwou bijna voor zij gevormd is,
en zich gereed te maken tot vliegeu zonder
vlcugelon! O Philothea, hoozeor is do
herval te vreezen, wanneer men zich aldus
te vroeg uit de handen van den genees-
heer trekt! Sta niet op voor hot licht
is, zegt do Profeet; sta op uada1; gij ge-
zeten zijt; en zelf beoefent hij wat hij
leert, als hij na van zijne zonden gc-
wasschen en gezuiverd te zijn, vraagt om
nog meer gezuiverd te worden. De ocfo-
ning die bestaat in onze ziel meer on meer
te zuiveren kan en moet niet eindigen
dan met ons loven; verontrusten wij ons
dan niet om onze onvolmaaktheden: want
onze volmaking bestaat in zo te bestrij-
den, en wij zouden zo niet kunnen be-
strijden, zonder zo te zien, on niet kunnen
overwinnen, zonder zo te ontmoeten; on
-ocr page 38-
36                 INLEIDING TOT HET
onze overwinning bestaat niet in ze niec
te gevoelen, maar in er niot mee in te
stemmen.
Er door gekweld worden is nog niet er
in toestemmen. Om onze nederigheid te
oefenen, is het wel noodig dat wij som-
tijds in dozen geestelijken strijd gewond
worden. Maar overwonnen zijn wij nooit,
dan wanneer wij het leven ot den moed
hebben verloren ; nu, de onvolmaakthe-
den en dagelijksche zonden zouden ons
het leven niet kunnen benemen, daar dit
alleen door de doodzonde verloren wordt,
er blijft dan slechts over, dat zij ons den
moed niet doen verliezen. Verlos mij
Heer, zeide David, van ontmoediging en
lafheid: zeggen wij hetzelfde, en rekenen
wij ons gelukkig, dat de eonigo voor-
waarde, om altijd overwinnaar te zijn,
is, altijd te willen strijden.
VI.
Over de oertle xnlverlug , namelijk die tui de doodzonde.
De eerste zuivering die ons te doen
staat, is die van de zonde. Daartoe moet
-ocr page 39-
GODVRUCHTIG LEVEN.               37
men zijne toevlucht, nemen tot het Sa-
crament van Boetvaardigheid. Zoek den
waardigsten Biechtvader dien gij kunt
vinden; neem een dier kleine werkjes die
geschreven zijn om de gewetens te ge-
moet te komen oin wel te biechten; lees
ze met aandacht, en onderzoek punt voor
punt, waarin gij God beleedigd hebt, van
dat gij de iareu van verstand hebt bereikt,
tot op heden, en zoo gij uw geheugen mis-
trouwt schrijf dan op wat gij bevonden hebt.
Nadat gij aldus alles wat uw geweten
bezwaart bijeen verzameld hebt, verwerp
dit dan door een zoo levend on zoo vol-
maakt berouw, als uw hart slechts kan
verwekken. Overweeg daartoe deze vier
punten: dat gij door de zoude de genade
van God hebt verloren, uw erfdeel vau
het paradijs hebt verlaten, do eeuwige
straffen der hel hebt verdiend en aan de
eeuwige liefde van God hebt verzaakt.
Gij ziet wel, Philothea, dat ik van
een algeinoene biecht van geheel uw leven
spreek ; zulk een biecht, ik beken het,
is niet altijd strikt noodzakelijk, maar zij
is nogthans uiterst nuttig in het begin:
ook raad ik u sterk aan daartoe uwe toe-
vlucht te nemen. Dikwijls zijn de biech-
ten van hen di~ een lauw en alledaagsch
-ocr page 40-
3S                 INLEIDING TOT HET
leven leiden, vol grooto gebreken: men be-
reidt er zich niet of altaus zeer weinig toe
voor; men mist het vereischte berouw;
men gaat biechten met den geheimen wil
om tot de zonde terug te koeren; men
wil de gevaarlijke gelegenheden niet ver-
mijden; noch de noodige maatregelen ne-
men om zijn leven te hervormen; in al
deze gevallen is do algomeeno biecht nood-
zakelijk om zijne zaligheid te verzekeren.
Doch daarenboven leidt de generale
biecht ons tot do konnis van ons zei ven,
brengt ons tot ecu heilzame schaamte over
ons voorgaand leven, doet ons de barm-
hartigheid Gods bewonderen, die ons zoo
langmocdig heeft afgewacht; zij bevre-
digt onze harten, geeft rust aan onzen
geest, wekt goede besluiten in ons op,
stelt onzen geestelijken vader in staat om
ons te zeggen wat voor onzen toestand
dienstig is, en eindelijk zij opent ons hart,
om voortaan onze zonden mot meer ver-
trouwelijkheid en oprechtheid te biechten.
Derhalve, daar hier gehandeld wordt
over eeno algemcone vernieuwing des har-
ten, en cene algehcele bokeeriug van onze
ziel tot God, is het naar liet mij toeschijnt,
niet zonder reden, Philothea, dat ik n
die algemeene biecht aanraad.
-ocr page 41-
GODVRUCHTIG LEVEN.               39
VIL
Over de tweede zulverlnn nntneUjk dlo va£ do genegen-
beid tot de zonde.
Alle Israëlieten vertrokken wel uit het
land van Egypte, maar niet allen met
het hart en hun vollen zin. Toen zij dan
ook in do woestijn waren, betreurden
zij do uien en vlceschpotten van Egypte.
\'Zoo ook ziju er zondaars, die inderdaad
de zonden verlaten, doch die evenwel de
genegenheid er voor niet verliezen. Zij
nemen zich wel voor niet moor te zondigen,
doch zij gevoelen daarbij zekeren tegenzin
om zich van de vermaken dor zonde te
boroovon; huu hart verzaakt en ver-
laat de zonde wel, docli laat niettemin
niet na er nog dikwijls naar om te zien,
evenals de vrouw van Loth naar Sodoma
omzag. Zij onthouden zich van do zonde,
evenals de zieken zich onthouden van me-
loen : zij otcn er niet van omdat do genees-
heer henmot don dood dreigt, zoo zij er van
eten; maar zij kwellen zich door die ont-
bering, spreken er van, aarzelen wat to
doen, willen hem ten minsto ruiken en
houden hen, die ervan mogen eton, voor
zeer gelukkig, üp dezelfde wijze ont-
-ocr page 42-
40                 INLEIDIKG TOT II1IT
houden dio zwakke en laffe bootvaardigen
zich een tijd lang van do zonden, doch
tegen hun dank: zij zouden wonsehen te
kunnen zondigen, zonder verdoemd te
worden, zij spreken over do zondo met
smaak, en achten hen gelukkig die er
zich aan overgeven. Een inensch die
besloten heelt zich te wreken, zal als hij
biecht van wil veranderen; doch kort
daarna zal men hem onder zijne vrienden
met vermaak over zijn twist hooren spre-
ken, zeggende, dat als hij God niet
vreesde, hij dit en dat zou gedaan hebben,
dat do wet van God wel lastig is, dat
het vergeven van beloedigingen wel moeie-
lijk valt, en dat God gave, dat men zich
wreken mocht! Helaas wie ziet niet dat
die mensch, hoewel hij de zondo heeft
verlaten, niettemin nog geheel verward
is in do genegenheid er toe, en dat hij,
hoewel in werkelijkheid buiten Egypte,
daar echter nog is door het verlangen,
daar hij niet nalaat voortdurend de uien
te beminnen en te betreuren die hij er
at? Zoo ook handelt die vrouw, die
nadat zij haar verkeerd gedrag heeft ver-
zaakt, evenwel nog gaarne gevleid en go-
zocht wordt. Helaas! welk gevaar loopen
zulke lieden van verloren to gaan.
-ocr page 43-
GODVRUCHTIG LEVEN.               41
Daar gij dan, Philothea , godvruchtig
wenscht te leven moot gij u niet to vreden
stellen met alleen de zonde te verlaten,
maar gij moet ook, uw hart geheel ver-
lossen van de genegenheid tot de zonde.
Want buiten het gevaar van te zullen
hervallen, zoudon die ellendige geneigd-
hoden voortdurend uw geest verzwakken,
en hem zoodanig drukken, dat hij geen
goede werken meer zou kunnen uitoefenen
met die spoed, die volharding on dien
ijver, die het wezen zijn der ware god-
vrucht. De zielen, die na de zonde ver-
laten te hebben, nog telkens vrijwillig
tot do zondo tcrügkeercn, gelijken die
kwijnende personen, die strikt genomen
niet ziek zijn, maar wier handelingen allen
ziek zijn; zij eten zonder smaak, slapen
zonder rust, lachen zonder vreugde, en
slepen zich meer voort dan zij gaan.
Insgelijks doen die zielen het goede mot
zulk een grooten geestelijken tegenzin, dat
haro goede werken, reeds zeer gering in
getal en gehalte, ophouden de minste
waarde te hebben.
-ocr page 44-
4:2                 INLEIDING TOT HBT
vin.
Over het middel tot dele tweede zuivering.
Hiertoe moet men zich het kwaad dat
de zonde ons berokkent, levendig voor
den geest stellen en aldus tot do gevoe-
lens van liet diepste berouw komen. Want
als het berouw, hoe zwak dan ook, mits
het waarachtig is, voldoende is om ons
van de zonde te zuiveren, vooral als het
voroenigd is met de kracht dor Sacramen-
ten, dan zal het, wanneer liet groot on hevig
is, zeker sterk genoeg zijn om het hart
van alle geneigdheden tot de zonde te
verlossen. Let eens op: eone eenvoudige
tegenzin maakt ons afkcorig van een
persoon die ons mishaagt, en doet ons
zijn gezelschap vlieden, doch wanneer
wij hem een doodelijkcn hovigen haat
toedragen, dan vluchten en verafschuwen
wij niet slechts hem die er het voorwerp van
is, maar wij mogen zelfs zijne bloedverwan-
ten niet lijden, noch zijne vrienden, noch
hot gezicht van zijne beeltenis, noch iets
wat hem toebehoort. Zoo ook al de
boetvaardige de zonde slechts mot een
zwak on licht, ofschoon waarachtig berouw
-ocr page 45-
GODVRUCHTIG LEVEN.               43
haal, dan besluit hij enkel niet meer te
zondigen, terwijl hij, wanneer hij er een
levend en diep berouw over gevoelt, èu
do zonde èn alles wat er van afhangt, èn
alles wat er toe brengt zal verafschuwen.
Wij moeten dan, Philothea, een zoo groot
mogelijk berouw verwekken, opdat hot
zich tot do minste omstandigheden der
zonde uitstrekke. Daardoor verafschuwde
de bekeerde Magdalena hare zonden zoo-
zeer, dat zij er nooit vrijwillig aan dacht:
daardoor verklaarde David niet slechts
dat hij de zonde haatte, maar dat hij ook
de wegen en paden haatte die er heen lei-
den: ziedaar juist waarin die vcrjeugdi-
ging der ziel bestaat, die door deuzelfden
Profeet wordt vergeleken met do vernieu-
wing des adelaars.
Dan om tot dit levendig berouw te
geraken, moet gij u zorgvuldig oefenen
in do volgende overwegingen, die zeer
geschikt zijn, om met de hul]) van Gods
genade, de zonde on do voornaamste
genegenheden tot de zonde uit uw hart
te roeien, en die ik ook juist tot dat
doel heb samengesteld; gij zult de een
na do andere doen in de volgorde die ik
heb aangegeven, on er slechts een voor
eiken dag nemen, on wel, zoo gij kunt,
-ocr page 46-
4-1                INLEIDING T01\' HET
des morgens, omdat die tijd de beste is
voor de bezigheden van den geest. Daarna
zult gij zooveel gij kunt er van in de
gedachte houden, en zoo uw geest nog
niet in staat is om te moditeeren, zie dan
wat daarover in hot tweede deel van dit
werk gezegd wordt.
Eerste Overweging.
Ov«r de Seheppiog.
VOORBEREIDING.
1.    Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2,    Smeek hem om zijne ingeving.
BESCHOUWINGEN.
1. Beschouw dat hot nog zoo vele
jaren niet geleden is, dat gij niet op de
wereld waart^ en dat uw wezen een ware
niet was. Waar waren wij, o mijne ziel,
in dien tijd ? De wereld had reeds lang
bestaan en van ons was er nog geen
spraak.
\'i. God hoeft u uit dat niet getrokken,
-ocr page 47-
GODVRUCHTIG LEVEN.                 45
om u te maken wat gij zijt; en dit,
zonder dat Hij u noodig had, maar door
een uitwerksel zijner goedheid.
3. Beschouw met eerbied het wezen
dat God u heeft gcgnven; gij zijt het
eerste en volmaaktste van allo wezens dezer
zichtbare wereld, bekwaam om eeuwig te
leven on u op eene volmaakte wijzo met
de goddelijke Majesteit te vereenigen.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
1.    Verneder u diep voor God en zeg
hem uit geheel uw hart met den Psalmist:
o Heer! ik ben voor U als een niet: van
waar komt het, dat Gij aan mij gedacht
hebt om mij te scheppen? Helaas! mijne
ziel, gij waart verloren in dien ouden
afgrond en gij zoudt daarin nog ziju,
zoo God er u niet uit getrokken had; wat
zoudt gij daar nu kunnen doen zonder
deze goedheid Gods?
2.    Bedank God. O mijn groote en
goede Schepper! hoezeer ben ik U ver-
plicht, dat gij mij uit mijn niet zijt komen op-
nemen, om mij door uwe barmhartigheid te
maken wat ik ben ? Wat zal ik ooit doen,
om naar waarde uw naam te zegenen en
uwe onmetelijke goedheid te bedanken?
-ocr page 48-
40                 INLEIDING TOT IIBT
3.    Schaam n. Doch, helaas! miju
Schepper, in plaats van mij met U te
vereenigen door mijne diensten, ben ik
oproerig geworden, door do ongeregeld-
heden van mijn hart, heb ik mij van U
gescheiden, om mij met do zonde to
vereenigen; ik heb U gevlucht; ik heb
uwe goedheid miskend, alsof gij mijn
Schepper niet waart.
4.    Buig u neer voor God. O mijne
ziel! gedenk dat do Heer uw God is, ïlij
is hot die u gemaakt heeft, en gij hebt
u zelven niet gemaakt: o miju God! ik
ben het werk uwer handen.
Ik wil dan gcon behageu meer in mij
zelven scheppen, daar ik zelf een niet
ben. Waarop beroemt gij n? o stof en
ascli! Waarom verheft gij u ? o niot! Ja
voortaan wil ik om mij te vernederen,
dit en dat doen , deze on die verachting
verdragen: ik wil van leven veranderen
en getrouw mijn Schepper volgen, ik zal mij
vereerd achten door don staat van schepsel,
waartoe Hij mij hoeft geroepen: ik zal ge-
heel mijn wil aan den zijnen ten oifor
brengen, en daartoe zal ik mijne toevlucht
nemen tot de middelen, die mij worden
aangewezen, en waaromtrent ik den raad
zal vragen van mijn geestelijken vader.
-ocr page 49-
GODVRUCHTIG LEVE».               17
BESLUIT.
1.    Bedank God. O mijne ziel! zogen
deu Heer, en al wat in u is verheffe
zijn heiligen naam ; want zijne goedheid
heott u uit hot niet getrokken en zijne
barmhartigheid heeft u geschapen.
2.    Offer. O mijn God, ik offer U uit
geheel mijn hart het wezen op, dat Gij
mij geschonken hebt. Ik wijd het U ge-
heel toe.
3.    Bid. O God, versterk in mij deze
verlangens en besluiten, ü H. Maagd,
beveel zo aan do barmhartigheid van
uwen Zoon, met alle personen voor wie
ik moot bidden, enz. Onze Vader, ft\'ees
gegroet.
Als uw gebed geëindigd is, maak dan
als een geestelijke ruiker van do beschou-
wingen, die u het moest gelroffen bobben,
om er van tijd tol tijd, in den loop van
den dag, den goeden gour van in te ademen.
-ocr page 50-
18                    INL1SIDING TUT HET
X.
Tweede overweging.
Orer bet doeleinde, waartoe wij zijn geiehnpen,
—*—
VOORBEREIDING.
1.    Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.    Bid om zijne ingeving.
BESCHOUWING EN.
1.    God heeft u in de wereld gesteld,
niet omdat Hij aan u behoefte had, want
gij zijt Hem volkomen nutteloos. Maar
Hij heeft op u zijne goedheid willen uit-
oefenen, door u deel te geven aan zijne
genade en zijne glorie. Daarom heeft
Hij u het verstand gegeven om Hem te
kennen, het geheugen om Hem te ge-
denken, don wil om Hem te beminnen,
de verbeelding om u zijne weldaden voor
den geest te brangen, de oogen om de
wonderen zijner werken te zien, de tong
om Hem te loven en zoo vervolgens de
andere vermogens.
2.    Daar gij dan tot dit doel gesclia-
-ocr page 51-
I
godvruchtig leven.             4-9
pen en op de wereld zijt gesteld, moet
gij zorgvuldig elke daad, die daarmede in
strijd zou zijn, vermijden en verwerpen;
en wat de dingen betreft, die daartoe niet
kunnen dienen, men moet ze verachten
als ijdele en overtollige zaken.
3. Beschouw het ongeluk van de we-
reld, die hieraan niet denkt en die leeft,
als geloofde zij slechts geboren te zijn,
om huizen te bouwen, boomen te planten,
rijkdommen te verzamelen en zich met
beuzelachtige vermaken bezig ie houden.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEKENS.
1. Schaam u en verwijt aan uwe ziel de
ellende waarin zij tot heden toe geleefd
heeft. Helaas! moet gij zeggen, waaraan
dacht ik, o mijn God! toen ik niet aan
U dacht? Wat herinnerde ik mij, toen
ik U vergat? Wat beminde ik, toen ik
U niet beminde? Helaas! ik moest mij
spijzen met waarheid, en ik vulde mij op
met ijdelheid; ik diende de wereld, ter-
wijl de wereld slechts gemaakt is om mij
te dienen.
2. Verfoei uw voorgaand leven. Ik
verzaak u, ijdele en nuttelooze gedach-
ten: ik zweer u af beuzelachtige en af-
81                                                        4.
-ocr page 52-
50                   INLEIDING TOT HT-VT
schuwelijko herinneringen; ik verfoei u,
valsche en trouweloozo vriendschappen,
verloren diensten, blindo erkentelijkheid,
ellendige beleefdheden.
3. Éckeer u tot (ïod. En Gij, o mijn
God, mijn Zaligmaker, Gij zult voortaan
het eenig voorwerp van mijne gedachten
zijn; neen nooit zal ik mijn geest bezig
houden met hetgeen U kan mishagen. Mijn
geheugen zal dagelijks vervuld zijn met
de onmetelijke en oneindige goedheid, die
Gij zoo welwillend jegens mij hebt uitgeoe-
fend. Gij zult de vreugde van mijn hart
en de zoetheid en het geluk van mijn
leven zijn.
Ach het is er mede gedaan: deze en
die vermaken, waaraan ik mij overgaf,
deze en die ijdele oefeningen, die al mijn
tijd roofden, deze en die genegenheden,
die mijn hart gebonden hielden, dat alles
zal ik nu verafschuwen, en om mij in
deze gesteltenissen te houden zal ik van
deze en die middelen gebruik maken.
BESLUIT.
1. Bedank God, die u tot zulk een
verheven doeleinde heeft geschapen. Gij
hebt mij voor U gemaakt, Heer, opdat
-ocr page 53-
GODVRUCHTIG LEVEN.                 51
ik eeuwig de onmotelijklieid uwer glorie
zou genieten: Wanneer zal het uur aan-
breken dat ik dit waardig zal ziin ? Wan-
neer zal ik U zegenen, gelijk ik het ver-
schuldigd ben?
2.    Offer. Ik draag U, o mijn dier-
bare Schepper , al deze zelfde neigin-
gen en besluiten op, die Gij mij hebt
ingegeven; ik offer U ook geheel mijne
ziel en geheel mijn hart op.
3.    Bid. Ik smeek u, o mijn God!
neem goedgunstig mijne beloften en voor-
nemens aan, en geef uwen zegen aan
mijne ziel, opdat zij zo in vervulling moge
brengen door de verdienste van het bloed,
dat uw Zoon op het kruis heeft vergo-
ten, enz.
Maak de kloine geestelijke ruiker.
-ocr page 54-
52               INLEIDING TOÏ HET
XT.
Derde overweging.
Over de weldaden Gods,
VOORBEnEIDlNG.
1.   Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.   Bid om zijne ingeving.
BESCHOUWINGEN.
1. Beschouw de lichamelijke genaden,
waarmede God u bedeeld heeft: welk
bestaan heeft Hij u gegeven, welke ge-
makkelijkheid om het te onderhouden,
welke gezondheid, welke vertroosting,
welken bijstand in uwe behoeften; en
beschouw dit in vergelijking met ande-
ren, die meer waardig zijn dan gij en
die nogthans van deze voordeelen zijn
beroofd: eenigen zijn mismaakt, zieke-
lijk, verminkt, anderen overladen met
smaad, oneer en verachting, weder an-
deren door armoede bezwaard, terwijl
God niet gewild heeft dat gij zoo ellen-
dig waart.
-ocr page 55-
GODVRUCHTIG LEVEN.               53
2.    Beschouw do gaven des geestes,
hoevele domme, dolle, waanzinnige men-
schen zijn er in de wereld! En waarom
behoort gij niet tot hun getal? Is dit
geen uitwerksel van do goedheid Gods ?
Hoe velen zijn er ook die ongemanierd
en in eene verregaande onwetendheid zijn
opgevoed, terwijl do goddelijke Voor-
zienigheid u eene eerzame en zorgvuldige
opvoeding heeft bezorgd!
3.    Beschouw do geestelijke genaden:
o Philothca! gij zijt een kind der Kerk,
God hoeft zich van af uwe jeugd aan u be-
kend gemaakt. Hoc dikwijls heeft Hij u
zijne Sacramenten gegeven, hoe dikwijls
inspraken, inwendige verlichtingen, gewe-
tenswroegingen tot uwe verbetering ? Hoe
dikwijls heeft Hij u uwe fouten vergeven!
Zoo vele jaren dat God u heelt laten
leven, is dit geen middel voor u geweest,
om do zaligheid van uwe ziel te bevor-
deren ? Beschouw al deze genaden in het
bijzonder en ziet hoe goed en behulpzaam
God voor u geweest is.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
]. Bewonder de goedheid Gods. O hoe
goed is mijn God voor mij! o hoe goed
-ocr page 56-
5i                 INLEIDIN& TOT HET
is Hij! o Heer, hoe rijk in barmhartig-
heid , en edelmoedig in goedheid is uw
hart! O mijne ziel! verhalen wij altijd,
hoevele weldaden Hij ons heeft bewezen.
2.    Beschouw uwe ondankbaarheid.
Maar wie ben ik, Heer, dat Gij aan mij
gedacht hebt? o hoe groot is mijne on-
waardigheid! Helaas ik heb uwe welda-
den mot voeten getreden, ik heb uwe
genaden onteerd, door ze aan te wenden
tot verachting en misbruik van uwe op-
perste goedheid: ik heb een afgrond
van ondankbaarheid gesteld tegenover den
afgrond van uwe barmhartigheid en uwe
gunsten.
3.    Wek u op tot dankbaarheid. Kom
aan dan, o mijn hart, wees niet meer
ongetrouw on ondankbaar jogens dozen
grooton Weldoener. En hoe zou mijne
ziel voortaan niet onderworpen zijn aan
God, Hij dio zoo vele genadon eu won-
deren in en voor mij heeft uitgewerkt?
4.    Moed dan, Philothea, onttrek uw
lichaam aan dozo en die zinnelijkheden,
onderwerp hot aan de dienst van God,
die zoo veel voor hetzelve gedaan heeft,
gebruik uwo ziel om hem meer en meer
te kennen en te beminnen en neem daar-
toe uwo toevlucht tot de gepaste middelen.
-ocr page 57-
GODVRUCHTIG LEVJiN.                  5j
Wend eindelijk edelmoedig de hulpmid-
delen aan die in de Kerk zijn, om n
zalig te maken en God te verheerlijken.
Ja ik zal het gebed beoefenen, dikwijls
de H. Sacramenten ontvangen, het woord
Gods aanhooren en getrouw de inspraken
en raadgevingen volgen.
BESLUIT.
1.    Bedank God voor de kennis die Hij
u van uwe plichten en van zijne weldaden
geschonken heeft.
2.    Offer Hem uw hart op mot al uwe
voornemens.
3.    Bid Hem dat Hij u de kracht geve
om ze getrouw te vervullen, door de
verdiensten van den dood van zijnen Zoon.
Roep de voorspraak in van de H. Maagd
en de Heiligen. Onze Vader, enz.
Maak de kleine geestelijke ruikor.
-ocr page 58-
5G                 INLEIDING TOT HET
XII.
Vierde Overweging.
Ot«t de tonden.
-V-
VOOnBEREIDING.
1. Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2 Bid hem om zijne ingeving.
BESCHOUWINGEN.
1.    Denk hoe lang het geleden is dat
gij zijt beginnen te zondigen, en zie, hoe
sodort dien dag de zonden zich in uw
hart hebbon vermenigvuldigd, hoe zij zich
dagelijks meer hebben verheven tegen God,
tegen den naaste, tegen u zelven, door
daden, door woorden, door begeerten en
door gedachten.
2.    Beschouw uwe slechte neigingeu,
en hoe gij die hebt opgevolgd, dit alleen
zal u genoegzaam overtuigen dat uwe
zonden talrijk zijn boven de haren van
uw hoofd oi boven de zandkorrels der zee.
\'A. Beschouw in hot bijzonder de zónde
van ondankbaarheid jegens God; uwe
-ocr page 59-
GODVRUCHTIG LEVEN.                  "> i
algemeone zonde die zich uitstrekt over
al do anderen, en die er de zwaarte
oneindig van vermeerdert. Tel derhalve
al de weldaden die God u heeft verleend
en welke gij tegen den Weldoener zelven
hebt aangewend. Hoevele inspraken ver-
acht! hoe vele goedo bewegingen nutteloos
gemaakt! en meer dan dat alles nog!
hoe vele Sacramenten ontvangen, en ont-
vangen misschien zonder voorbereiding!
en de vrucht er van, waar is zij ? Wat
is geworden van die kostbare juweelen,
waarmede uw dierbare Bruidegom u ver-
sierd had ? Dat alles is verdwenen onder
uwe ongerechtigheden, en terwijl God
u zoo dikwijls heeft nageloopen om u
zalig te maken :*hebt gij Hem altijd ont-
vlucht, om u te verdoemen, zie eens
welk eone ondankbaarheid!
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
1. Schaam u op het gezicht uwer ellende.
O mijn God! hoe durfde ik voor uwe
oogen verschijnen? Helaas! ik zie het
nu, ik ben het uitschot der wereld, mijn
hart is een afgrond van ondank en onge-
gerechtigheid. Is het mogelijk, dat ik
de boosheid zoo verre heb gedreven, dat
-ocr page 60-
5S                 INLEIDING TOT HET
ik geen enkel mijner zintuigen, geen
enkel van mijne ziclsvermogens onge-
bruikt heb gelaten, zonder ze te bevlekken
en te ontheiligen, dat er geen dag van
mijn loven is voorbijgegaan zonder eonige
nieuwe kwade vrucht voort te brengen.
Moot ik zoo de weldaden van mijn Schepper
en het bloed van mijn Verlosser vergelden?
2.    Vraag vergiffenis en werp u aan de
voeten des Heeren, als eon verloren zoon,
als Magdalena, als eene ondankbare trouw-
looze bruid, ü lieer! barmhartigheid over
deze zondares! O Hart van Jesus! levende
bron van medelijden en zachtmoedigheid,
ontferm U over deze ellendige.
3.    Maak hot voornomen beter te leven.
O Heer! neen, nooit meer, met de hulp
uwer genade, nooit meer zal ik mij aan
de zonde overgeven. Helaas! ik heb haar
maar al te zeer bemind! maar nu verfoei
ik ze; on U, Vader van barmhartigheid
bemin en omhels ik. Ik wil leven en
sterven voor U.
4.    Om mijne voorgaande zonden uit
te wisscbon, zal ik er mij moedig van
beschuldigen, zonder er oene enkele van
te verzwijgen.
5.    Ik zal al het mogelijke doen om
do laatste wortels er van uit te roeien,
-ocr page 61-
GODVRUCHTIG LEVEN.               59
bijzonder van deze en die zonden, die mij
het meest bezwaren.
6. Daartoe zal ik edelmoedig al de
middelen omholzen die mij zullen verschaft
worden, en ik zal nooit gelooven, genoeg
gedaan to hebben om zulke groote fouten
te herstellen.
BESLUIT.
1.    Bedank God, die u tot heden heeft
afgewacht, eu die u deze goede gestel-
tenissen heeft ingeboezemd.
2.    Breng Hem uw hait ton offer om
deze voornemens ten uitvoer te leggen.
3.    Bid dat Hij u vorstorke, enz.
-ocr page 62-
60                 INLEIDING TOT HET
XIII.
Vijfde Overweging.
U«er iitu dood*
VOORBEREIDING.
1.   Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.   Vraag hem zijne genade.
3.   Stel u in den staat van een zieke op het
sterfbed, zonder eenige hoop van aan den dood
te ontsnappen.
BESCHOUWINGEN.
1. Beschouw de onzekerheid van uw
stervensdag: O mijne ziel, gij zult eens
dit lichaam verlaten. Wanneer? In den
winter of in den zomer, in de stad of
op het land, bij dag of des nachts? Zal
het onverwachts of wel voorbereid zijn ?
Door ziekte of door toeval ? Zult gij tijd
hebben om te biechten ? Zult gij een biecht-
vader hebbon om u bij te staan ? Helaas!
van dat alles weten wij volstrekt niets.
Maar een ding is zeker, namelijk dat wij
sterven zullen, en altijd eer dan wij denken.
-ocr page 63-
GODVRUCHTIG LEVEN.               6]
2. Bedenk, dat dan do wereld voor zoo
ver u betreft zal geëindigd zijn: er zal
voor u geen wereld moer zijn; hij zal als
vergaan zijn onder uwe oogen : want dan
zullen u do vermaken, do wereldsche
vrienden, de dwaze vriendschappen, als
spookbeelden on schaduwen toeschijnen.
Ach! ongelukkige, zult gij zeggen, voor
welke nietigheden en hersenschimmen heb
ik mijn God belcedigd? Heb ik niet alles
voor niets verloren ? Daarentegen zullen
de godvrucht en goede werken u als de
zoetste en meest gewenschte dingen ter
wereld voorkomen, ou gij zult zeggen:
Waarom toch heb ik dien schoonen en be-
valligen weg niet gevolgd. Dan zullen de
zonden die u nu klein toeschijnen, u groot
als bergen voorkomen, en uwe godvrucht
zal u bijna niets toeschijnen.
?. Overdenk de lange en droevige af-
scheidsgroeten , dio uwe ziel aan deze ver-
achtelijke wereld zal toeroepen. Zij zal af-
scheid nemen van de rijkdommen, van de
ijdelheden, van do vermaken, van vrien-
den en naburen, van ouders, kinderen, van
man, van vrouw, in een woord van alle
schepsel: en dan eindelijk van haar lichaam,
dat zij bleek, misvormd, ontvleescht, af-
zichtelijk en vol stank zal achterlaten.
-ocr page 64-
62                 INLEIDING TOT HET
4.    Overdenk hoo men zich zal haasten
om dat lichaam weg te nemen, en om het
in de aarde te verbergen; en daarna zal
de wereld niet meer aan u denken, nie*
meer ten minste dan gij aan anderen hebt
gedacht. Dat hij in vrede ruste! zal men
zeggen, ziedaar alles, ü dood ! wat zijt
gij wreed! o dood wat zijt gij onverbid-
delijk.
5.    Bedenk dat de ziel bij het verlaten
van het lichaam, ter rechter of ter linker
zijde plaats zal nemen. Helaas! waarheen
zal de uwe gaan? welken weg zal zij vol-
gen ? dezelfde welke zij in deze wereld is
ingeslagen.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
1.    Bid God en werp u in zijne armen.
Ach Heer! ontvang mij onder uwe be-
scherming voor dien schrikkelijken dag.
Maak dat uur gelukkig en gunstig voor
mij, en laat liever alle uren van mijn
leven droevig en treurig zijn.
2.    Veracht de wereld. Daar ik het
uur niet ken, dat ik u zal verlaten, o
wereld, wil ik mij niet aan u hechten.
O dierbare vrienden, o bloedverwanten !
duld dat ik u niet meer beminne dan met
-ocr page 65-
GODVRUCHTIG LEVEN.               63
eeiie heilige vriendschap, die eeuwig kan
duren; want waartoe mij aan u te binden
met banden, die ik vervolgens moet ver-
breken en verlaten?
Ik wil mij tot dat uur voorbereiden,
en alle noodige voorzorgen nemen, om
dien overgang gelukkig te doen. Ik wil
den staat van mijn geweten verzekeren
en een eind stellen aan dit en dat gebrek
met al den ijver waartoe ik in staat be
BESLUIT.
Bedank God dat Hij u deze voornemens
heeft ingegeven; draag zo op aan zijne
Majesteit, smeek Hem op uieuw dat hij uw
dood gelukkig mako, door rfe verdiensten
van den dood zijns Zoons. Roep de be-
scherming in van de H. Maagd en de
Heiligen. Ome Vader, Wees gegroet.
Maak een ruiker van Myrrhe.
m
-ocr page 66-
64                INLEIDING TOT HET
XIV.
Zesde Overweging.
Over het oordeel.
VOORBEREIDING.
1.    Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.    Bid om zijne ingeving.
BESCHOUWINGEN.
1.    Eindelijk na den tijd dien God voor
den duur der wereld gesteld heeft, en
na een menigte teekenen en vreeselijke
voorboden, die de mcnschen zullen doen
verdorren van schrik, zal hot vuur als
een zondvloed neervallen en geheel de
oppervlakte der aarde vorbranden en in
asch leggen, zonder dat iets van hetgeen
wij zien zal gespaard worden.
2.    Na dien zondvloed van vlammen
en bliksems, zullen alle menschen uit de
aarde opstaan (behalve die reeds verrezen
zijn) en op de stem van den Aartsengel
zullen zij verschijnen in het dal van
-ocr page 67-
GODVRUCHTIG LEVEN.               05
Josafat. Dan, holaas! mot welk oon on-
derscheid! want do een zal daar zijn met
een glorievol on glanzend, do ander met
een afzichtelijk en vrooslijk lichaam.
3.    Overdenk do Majesteit waarmede
do Opperste Rechter zal verschijnen, om-
geven door zijne engelen en zijno heiligen,
vóór hem het kruis, schitterender dan
de zon, als een teekon van genade voor
de goeden, en van strengheid voor de
boezen.
4.    Die Opperste Hechter zal door een
bevel, dat onmiddelijk zal uitgevoerd wor-
den, de gooden van de kwaden scheidon,
stellende do eersten aan zijno rechter,
de laatsten aan zijne linkerhand; eeuwige
scheiding, waarna deze twee menigten
zich nooit meor te zamen zullen bevinden.
5.    Na deze scheiding wordon de boekon
der gewetens opengeslagen; men ziet dui-
delijk van don eenon kant de boosheid
der slechten, en de verachting die zij
voor God hebben gehad; en van den
andoren kant, de boetvaardigheid dor
goeden, en de gelukkige vruchten, die
zij uit Gods genade bobben gctrokkon.
Niets zal dan verborgen zijn. O God!
welke schaamte voor de eenen en welke
vertroosting voor de anderen.
81                                                       5
-ocr page 68-
66                 INLEIDING TOT HET
6.    Bedenk het laatste vonnis dat over
de slechten zal worden uitgesproken.
Gaat, vervloekten, in het eeuwige vuur,
dat voor den duivel en zijno gezellon be
roid is. Weeg deze gewichtige woorden.
Gaat, zegt hij, dit is een woord, waar-
mede God de eeuwige verwerping van
deze ongelukkigen aangeeft en hen voor
altijd uit zijne tegenwoordigheid verbant.
Hij noemt ze vervloekt. O mijne ziel!
welk eeno vervloeking! algemeene ver-
vloeking, die alle rampen in zicli bevat:
onherroepelijke vervloeking, die allo tijden
en do eeuwigheid in zich sluit. Hij voegt
er bij: m hoc eeuwige vuur. Beschouw,
o mijn hart, die grooto eeuwigheid! ü
eeuwigheid van pijnen, wat zijt gij vrco-
selijk!
7.    Overweeg vervolgens het vonnis der
goeden. Komt, zegt do Hechter (het is
het zoete woord van zaligheid, waarmede
God ons tot zich roept en ons in den
schoot zijnor goedheid ontvangt), geze-
gendcn mijns Vaders, (o zoote zegoning,
die allo zegening in zich besluit), bezit
het rijk dat voor u bereid is van het
begin der wereld af. O God! welk eone
genade 1 want dat rijk zal geen einde
hebben.
-ocr page 69-
GODVRUCHTIG LEVEN. 07
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
1.    Beof, o mijne ziel, bij de gedachte
aan dien laatstou dag. O God, welke
zekerheid zal ik kunnen vinden, daar de
steunpilaren des hemels dan zullen beven
van schrik ?
2.    Verfoei uwe zonden, die alloen u
kunnen doen verloren gaan op dien schrik-
kelijken dag.
Ach! ik wil van dit oogenblik af mij
zelven\' oordeelen, opdat ik dan niet geoor-
deeld worde. Ik wil mijn geweten onder-
zookon on mij veroordoelen, mij beschuldi-
gen en mij nu boteren, opdat mijn Hechter
mij niot veroordoele op dien vreaselijken
dag. Ik zal dan biechten, de noodige
waarschuwingen ter harte nemen, enz.
BESLUIT.
Bedank God dat hij u middelen heeft
gegeven, om voorzorg te nemen tegen
dien dag en don tijd om boetvaardigheid
te doen.
Offer hem uw hart op, opdat hij het
bereid make tot boetvaardigheid. Bid
hem dat hij u do genade geve er u wel
van te kwijten. Onze Vader. Weesgegroet.
Maak een ruiker van godvrucht.
-ocr page 70-
68                 INLEIDING ÏOT HET
XV.
Zevende overweging.
Over de bel.
VOOBBErtEIDING.
1.    Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.    Verootmoedig u en vraag hum zijn bijstand.
3.    Verbeeld u eéne duistere stad, geheel bran-
dende van solfer en pek. en vol inwoners, die
haar niet kunnen ontvluchten.
EJJSCHOUWIN&EN.
1. J)e verdoemden zijn in den helschen
afgrond als in eene ongelukkigo stad, waar
zij onuitsprekelijke folteringen ondergaan,
in al hunne zintuigen on al hunne lede-
maten ; want daar zij al hunne zintuigen
en al hunno ledematen tot de zonde heb-
ben doen dienon, is het billijk dat zij
ook in al hunno zintuigen en in al hunne
ledematen de pijnon lijden, die de zonde
verdienen: hunno oogon zullen om de
zondige oogslagen, dio zij zich hebben
veroorloofd, het afgrijselijk gezicht dor
duivelen en der hol lijden: hunne ooren,
zullen, om het vermaak dat zij in slechte
-ocr page 71-
69
GODVRUCHTIG LEVEN.
gesprekken hebbon genomen, niets meer
hooren dan tranen, geween en wanhoop.
En zoo vervolgens.
2.     Behalve al deze folteringen, is er
nog eene veel grootere, namelijk de be-
rooving en het verlies van de glorie van
God, welke do verdoemden nooit, zullen
zien. Ja, als Absalou zich meer onge-
lukkig gevoelde omdat hij zijn vader David
niet zag, dan om al do moeielijkheden
zijner ballingschap, wat zal het dan zijn ,
o mijn God! voor altijd beroofd te zijn
van liet geluk, uw zoet en minnelijk aan-
schijn te aanschouwen!
3.     Overdenk bovenal do eeuwigheid
dier pijnen, die alleo.i do hel ondraaglijk
maakt. Helaas, als de steek van een in-
sekt, als do hitte van oeno geringe koorts
ons een korten nacht zoo lang en ver-
moeiend maakt, hoe verschrikkelijk zal
dan de nacht der eeuwigheid zijn met
zoovele folteringen! Uit die eeuwigheid
ontstaan de eeuwige wanhoop, do gods-
lastering en de oneindige razernij.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
Vervul uwe ziel met schrik door deze
woorden van Isaïas: O mijne ziel, zoudt
-ocr page 72-
70                 INLEIDING TOT HET
gij eouwig kunnen leven in do eeuwige
vlammen, en wonen te midden van dat
verslindend vuur? Wilt gij dan uwen
God voor altijd verlaten?
Erken dat gij die straf verdiend hebt,
en hoe dikwijls nog wel! Voortaan zal
ik dan een geheel tegenovergestelden weg
volgen : want waartoe mij neder te stor-
ten in dien afgrond ?
Ik zal derhalve deze en die poging aan-
wenden om do zonde te vermijden, die
alleen in staat is mij dien eeuwigen dood
toe te brengen.
Bedank, offer, bid.
-ocr page 73-
GODVRUCHTIG LEVEN.                71
XVI.
Achtste overweging.
Over het PnrtdQi.
-&-
VOORBEREIDING.
1.    Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.    Aanroep Hem.
BESCHOUWINGEN.
Bedenk hoe aangenaam het is, in een
schoonen helderen nacht den hemel te
beschouwen met de menigte en verschei-
denheid van sterren. Welnu, voeg die
schoonheid nog bij dio van een mooien
dag, zoodat do glans dor zon het gezicht
van de sterren en de maan niet belet;
en dan nog kunt gij vrij zoggen, dat al
die schoonheid niets is bij do wondoren
van het Paradijs. O hoe beminnelijk en
verlangenswaardig is die plaats! o! hoe
kostbaar is die stad!
2. Overdenk den adel, de schoonheid
en menigte van de inwoners van dit ge-
lukkig land; die millioeneu van millioe-
nen Engelen, Cherubijnen en Serafijnen!
-ocr page 74-
72                 INLEIDING TOT HET
die menigte Apostelen, Martelaren, Be-
lijders, Maagden, heilige Vrouwen; hun
getal is ontelbaar. O welk een gelukkig
gezelschap! De minste van allen is dui-
zendmaal schooner dan do geheele wereld:
wat zal het dan zijn hen allen te zien?
Maar, mijn God! hoe gelukkig zijn zij!
altijd zingen zij den zoeten lofzang der
eeuwige liefde! altijd genieten zij oone
volmaakte blijdschap; altijd doelen zij
aan elkander onuitsprekelijke bevredigin-
gen mede, en leven zonder de minste on-
aangenaamheid in de banden van eene
gelukkige en on verbreek bare vriendschap.
\'i. Overdenk eindelijk, wat genot zij
smaken in het bezit van God, die hen
onophoudelijk met zijn blik vereert, en
daardoor stroomen vpn wellust in hunne
harten uitstort. Wat geluk voor altijd
mei zijn oorsprong veroenigd te zijn!
Daar zijn zij omringd en doordrongen van
God gelijk de vogelen van de lucht, en
zijn zij van alle kanten overstroomd door
ongelooflijko vertroostingen. Daar zingt
elk naar vermogen do lofzangen van zijn
Schepper: Wees eeuwig gezegend, roepen
zij, o Gij die onze Schepper en Zaligma-
ker zijt, Gij die voor ons zoo goed zijt
en ons zoo mild uwe glorie mededeelt.
-ocr page 75-
GOnVKITCIITIG LRVBN.                   73
En insgelijks zegent God zijno Heiligen
met oouo eeuwige zegening: Woest voor
altijd gezegend, zest Hij, mijne dierbare
schepselen, gij dio Mij zoo goed hobt ge-
diend en dio Mij eeuwig zult loven met
zulk ecu grootcn ijver en zulk eene vol-
maakte liefde.
VERZUCHTINGEN EN VOORNEMENS.
1.     Bewonder en prijs dit hemelsch va-
derland. O hoe schoon zijt gij, dierbaar
Jerusalcm, en hoc gelukzalig zijn uwe
bewoners.
2.     Verwijt aan uw hart do lafheid,
waardoor het zich tot boden toe van den
weg tot dio glorierijke woning hooft laten
afhouden. Waarom heb ik mij zoozeer
verwijderd van mijn opperst goed? Ach!
ellendige, dio ik bui! Voor eenigo slechte
vermaken van eon oogoublik heb ik dui-
zend en duizendmaal vaarwel gezegd aan
die eeuwige en oneindige wellusten ! Waar
dan was mijn verstand, dat ik zulke ver-
langenswaardige dingen verachtte en zulke
verachtelijke dingen verlangde ?
3.     Haak dan nu mot vuur naar dat
zoo heerlijk verblijf. O, daar hot u heeft
behaagd, o goede en opperste Heer! mij
-ocr page 76-
74               INLEIDING TOT HET
uwe wegen te doen inslaan, wil ik nooit,
neen, nooit meer op mijne schreden terug
keeren. Welaan dan, mijne lieve ziel,
gaan wij tot die eeuwige rust; stollen
wij ons op weg naar dat gezegend land,
dat ons beloofd is, wat doen wij in dit
Egypte ?
Ik zal mij dan van die en die dingen
onthouden, die mij van den weg kuimen
doen afwijken of mijn gang vertragen.
Ik zal dan die en die dingen doen,
die mij tot mijn doel kunnen leiden.
Bedank, offer, bid.
Negende overweging.
Oter de keuze van het paradtys*
VOORBEREIDING.
1.   Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.   Verneder u voor hem en bid om zijne
inspraken.
BESCHOUWINGEN.
1. Verbeeld u dat gij op het vlakke
veld zijt, geheel alleen met uwen Engel-
-ocr page 77-
GODVRUCHTIG LEVEN.                  75
bewaarder, evenals do jonge Tobias, toen
hij naar Rages ging. Daar doet uw ge-
leider u boven u hot geopende paradijs
zien, met al de vreugden on wellusten,
die het onderworp zijn gowc3st van uwe
vorige meditatie. Vervolgens toont hij u
aan uwe voeten do geopende hel met alle
folteringen, die gij overwogen hobt.
Doordring uw geest goed van dezo ver-
beelding, en worp u in do gedachte voor
uwen goeden Engel neder:
1.    Bedenk dat het maar al te waar
is dat gij tussehon het paradijs on de
hel zijt geplaatst en dat beiden geopend
zijn om u te ontvangen, volgons do keus
die gij tusschcn beiden doen zult.
2.    Bedenk dat do keus die men van
een van boidon in dezo wereld doet, in
de andere wereld eeuwig zal duren.
3.    Overdenk dat, hoewel beiden voor
u zijn geopend, volgons dat gij kiezen
zult, God, dio bereid is om o of de een
door zijne rechtvaardigheid, of de andere
door zijne barmhartigheid te geven, nog-
thans met een onvergelijkelijk verlangen
wenscht, dat gij de voorkeur moogt ge-
ven aan het paradijs, en uw goede Bugel
is daar, die u uit al zijne macht aan-
spoort en u van don kant van God dui-
-ocr page 78-
7(i                 INLEIDING TOT HET
zend genaden en duizend hulpmiddelen
aanbiedt om u bij het opklimmen behulp-
zaam te zijn.
4. Beschouw ook Jesus Christus, die
u van het hoogste dei hemels gadeslaat
en u uitnoodigt door deze zoete woorden:
kom , o dierbare ziel! kom tot de oouwige
rust; kom tusschen do armen van uwen
Vader, die u in den overvloed zijner liefde
onsterfelijke wellusten heeft bereid. Zie
mot de oogen uwer ziel do hoiligo Maagd,
die u moederlijk uitnoodigt: moed! zegt
zij; waeht u , mijne dochter de verlangens
mijns Zoons te verachten, evenmin als
do zuchten zijner Moeder, die met Hein
naar uw eeuwig heil verlangt. Zie do
heiligen die u roepen en een millioen
heilige zielen, die u bezweren, u bij hen
te voegen, om met hen slechts éénc stem
to hebben om God to lo en on slechts
één hart om hem voor altijd te beminnen.
Kom , zeggen zij u, o onze zuster en onze
vriendin ! schep moed! de weg dos hemels
is zoo moeielijk niet, als de wereld hem
afschildert. Zet er uw voet slechts op en
gij zult zien dat do godvrucht, die ons tot
de eeuwige vreugden gebracht heeft, zelve
reods genot heeft, onvergelijkelijk grooter
dan alle vreugden dor wereld.
-ocr page 79-
UODVKUCIITIG LEVEN.                77
KEUZÏ.
1.    O hel! ik verfoei u nu en voor
altijd. Ik verfoei uwe ïolloringcn en pijnen;
ik verfoei uwe rampzalige eeuwigheid en
bovenal die eeuwige godslasteringen en
die vervloekingen zoudor einde, welke gij
zouder ophouden togen mijn God uit-
braakt. Maar, daareu tegen , glorie en
eeuwig geluk aan u, schoon paradijs,
waarnaar mijn hart en mijne ziel haken.
Ja, ik kies voor altijd mijn verblijf in
uwe geheiligde paleizeu en in uwe bemin-
nelijke wooutenten. Ik zegen, o mijn God!
uwe barmhartigheid, ik noem liet aanbod
aan, dat gij er mij van gelieft todoen. ü
Jesus, mijn Zaligmaker! ik neem uwoeeu-
wige liefde aan. Ik erken on bevestig
de gunst die gij mij verworven hebt van een
plaats en toevlucht in dit gelukzalig Jeru-
salem, waar ik niets anders wil doen,
dan U beminnen en zegenen voor eeuwig.
2.    Neem de gunsten aan welke do
H. Maagd on de Heiligen u aanbieden,
boloof hen dat gij zo u ten nutte zult
maken om u bij hen te voegen, strek
uwe hand uit naar uwen goeden Engel,
opdat hij u geleide, en bemoedig uwo
ziel om wel te volharden in deze keus.
-ocr page 80-
78              INLEIDING TOT HET
XVIII.
Tiende Overweging.
Over de keus van liet godvruchtig leien.
—a>—
VOORBEREIDING.
1.   Stel u in Gods tegenwoordigheid.
2.   Verneder u voor Hem en roep Zijne hulp in.
BESCHOUWINGEN.
1. Verbeeld u nogmaals met uwen goe-
den Engel te midden van een uitgestrekt
veld te zijn. Links ziet gij den duivel,
gezeten op een hoogon troon; aan zijne
zijden staan verscheidene helsohe geesten
en om hem henen eene groote menigte
wereldliugen, die allen met ongedekten
hoofde, hem grootenen oer bowijzen,de
een door deze de ander door gene zonde.
Aanschouw de houding van al die onge-
lukkige hovelingen van dezen ellendige:
zie do eenen woedend van haat, van
afgunst en toorn, anderen die elkander
dooden; anderen bleek, denkend en ge-
jaagd om rijkdommen te verzamelen; an-
-ocr page 81-
GODVRUCHTIG LhVEN.                  7\'J
deren overgegeven aan de ijdelheid on
niets zoekende dan ijdele vermaken; an-
deren verloren en verdierlijkt door liunno
onwaardige hartstochten. Zie hoe allen
zonder rust of orde zijn, zie hoe zij el-
kander verachten, en hoe zij elkander
haten, terwijl zij veinzen elkander te be-
minnen. Ziedaar dan dien ongelukkigen
staat der wereld, slaaflijk beheerscht door
zijn vervloekten koning. O wolk mede-
lijden zal zij u inboezemen!
2. Zie nu aan uwe rechterhand Jesus
Christus gekruisigd, die met eeue onver-
gelijkelijke liefde voor dio arme slaven
bidt, opdat zij hunne ketenen verbreken,
on die hen bezweert om tot Hein te ko-
men. Zie eono mouigte godvruchtigen
Hem van alle kanton omringen, elk met
zijn Engel naast zich. Beschouw de schoon-
heid van dat koningrijk van godvrucht.
Hoe schoon is het, die monigto maagden
te zien, allen witter dan de lelie; die
verzameling van weduwen vol verstorving
on noderighoid! die lieden van do wereld,
die inet grooten eerbied on wedcrzijdsche
liefde, te zamen oen stil leven leiden!
Zie hoe goed dio godvruchtige zielen de
zorg voor het uitwendige huis vereenigen
met de zorg voor het inwendige, de wettige
-ocr page 82-
80                 LNLEIDING TOT HET
genegenheden met de liefde voor den he-
melscheu Bruidegom. Zie wcrwaarts gij
wilt, gij zult ze allen zien in een heilige,
zachte, beminnelijke houding, luisterende
naar ouzen Heer en hakende om Hem
in haar hart te huisvesten. Zij verheu-
gen zich, maar met eeuo bevallige, lief-
derijke on welgeregelde vreugde ; zij be-
minnen elkander , maar met eono zuivere
en heilige liefde. Zelfs diegenen onder
beu , die bedroefd zijn, kwellen zich daar-
door niet veel en verliezen niots van don
inwondigen vrede. In één woord, zie
hoo de blikken des Zaligmakers onuitspre-
lijke vertroostingen storten in hunne ziel,
en ze vervullen met hot verlangen Hem
te bezitten.
3.     Gij hebt Satan met zijn droevigen
en ongelukkigcu aanhang reeds vaarwel
gezegd, door do goede voornemens, die
gij gemaakt hebt, maar gij zijt nog niet
bij den Koning Jcsus gekomen, on nog
niet vereenigd met dat gelukkig en bei-
lig gezelschap, dat Hein omringt; gij
zijt altijd tusschon beiden in geweest.
4.     Ach! nu moet men beslissen! de
heilige Maagd, en de H. Josef, do H.
Lodewijk, de H. Monica en honderd dui-
zend anderen, die te midden der woreld
-ocr page 83-
GODVKUCHTIG LEVEN.               81
hebben geleefd, sporen u aan en noodigen
u uit.
5. De gekruisigde Koning roept u bij
uwen naam : kom , o wclbeminde ! kom,
op dat ik u kroone.
KEUZE.
1.     O wereld! o afschuwelijke aanhang!
neen nooit zult gij uiij onder uwe vanen
zien. Ik heb voor altijd vaarwel gezegd
aan uwe ijdelheden en dwaasheden. O
.koning van hoogmoed! o koning van on-
geluk, helsche geest, ik verzaak u met
al uwo pracht, ik verfoei u met al uwe
werken.
2.     En Gij, mijn zoete Jesus, koning
van geluk en eeuwige glorio, tot U wend
ik mij. Ik omhels U uit al de krachten
mijnor ziel, ik aanbid U uit geheel mijn
hart, ik verkies U heden en voor altijd
voor mijn koning en voor mijn eeuigen
vorst; ik offer ü mijne onkreukbare trouw,
ik breng U een onherroepelijke huldiging;
in een woord, ik onderwerp mij voor
eeuwig aan do gehoorzaamheid van uwo
heilige wetten en uwe goddolijko voor-
schriften.
3.     O heilige Maagd! mijne goode Moc-
81
                                                  6
-ocr page 84-
82                 INLEIDING TOT HET
der! ik verkies u voor mijne gelcidster,
ik schaar mij ouder uwe bannier, ik bied
u een geheel bijzondoren eerbied en lielde
aan.
4. O mijn heilige Engel! stol mij voor,
aan die gezegende vergadering, verlaat
mij niet, voor ik bij dat gelukkig gezel-
schap komo, waarmede ik zeg en eeuwig
zal zeggen, als getuige van mijne keus.
Leve Jesus ! Leve Jesus!
XIX.
line men <\'. nlpemeene bleeht moet doen.
Dit zijn dan, Philothea, de overwegin-
gen, die, voor het doel, dat wij ons voor-
stellen, noodzakelijk zijn. Als gij deze
zult gedaan hebben, ga dan met moed
en nederigheid uw algomeene biecht doen,
maar, wat ik u bidden mag, laat u door
geen ijdele vrees ontstellen. De schor-
pioen is slechts gevaarlijk als zij steekt,
doch in olie veranderd, wordt zij eon
voornaam geneesmiddel tegen haar eigen
vergift; insgelijks is de zonde slechts schan-
delijk als wij ze bedrijven, doch als zij
-ocr page 85-
GODVRUCHTIG LEVEN.                83
veranderd is in belijdenis en boetvaardig-
heid, is zij eervol en heilzaam. Het be-
rouw en ue biecht zijn als schoone en
zoetgeuronde bloemen, die de lcelijkheid
der zonde uitwisschon, en dou slechten reuk
er van wegnemen. Simon de melaatsehe
zeide dat Magdalena eeno zondaros was;
doch onze Heer zeide van neon cu sprak
nog slechts van de geuren die zij had
uitgestort en van de grootheid harer liefde.
Als wij waarlijk nederig zijn, Philothea,
zal onze zonde ons oneindig mishagen,
omdat God daardoor is bcleedigd; maar
do beschuldiging van onze zonde zal ons
zoet en aaugonaam zijn, omdat God daar-
door wordt geëerd; het is overigens voor
ons een soort van verlichting, als wij aan
den geneesheer de kwaal zeggen die ons
pijnigt.
Wanneer gij bij uwen geestelijken vader
zijt gekomen, verbeeld u dan op don berg
van Calvarie te ziin, aan de vooton van
den gekruisigdon Jesus Christus, wiens
dierbaar bloed van alle kanten stroomt,
om u van uwe ongerechtigheden to zui-
veren; want al is het ook het eigenlijk
bloed des Zaligmakers niet, het is niette-
min de verdiens*e van dat vergoten bloed,
dat de boetvaardigen overvloedig over-
-ocr page 86-
84                 INLEIDING TOT HET
stroomt in den biechtstoel. Open dan
goed uw hart om er de zonde te laten
uitgaan; want naarmate zij er zullen uit-
gaan, zal de kostbare verdienste van het
goddelijk lijden er in komen, om het met
zegeningen te vervullen.
Ik beveel u vooral aan om goed uwe
fouten te zeggen, eenvoudig en oprecht.
Stel ééns voor goed in uw leven uw ge-
weten hierin tevreden. Is dit geschied,
luister dan naar de vermaningen en de
boetplegiug die de dienaar üods u zal
geven en zeg in uw hart: Spreek. Heer,
want uw dienaar luistert. Ja, Philothea,
het is God naar wicn gij luistert, want
Hij heeft aan zijne dienaren gezegd: Die
u hoort, hoort Mij Neem daarop de
volgende verklaring bij de hand, dio gij te
voren moet gelezen on overwogen hebben,
en die het slot zal zijn uwe biecht. Lees
haar met aandacht en tracht in uwe ziel
zooveel droefheid op te wekken als u
mogelijk is.
-ocr page 87-
GODVKUCIITJG LEVEN.               85
XX.
Plechtige verklaring om het beslnlt om Ooit te «Henen
la de ziel te prenten en om de neten vnn
boetvaardigheid te besluiten.
Ik ondergctcckende, alloronwaardigst
en verachtelijk schepsel, doe de volgende
verklaring, in tegenwoordigheid van God
en geheel het hemelsch hof:
Overwegende de oneindige barmhartig-
heid van mijnen God, die mij wol uit
niets heeft willen scheppen, mij bewaren,
ondersteunen, van zoovele govaren ver-
lossen , on mij met zoovele weldaden over-
laden; overwegende vooral die onbegrij-
Eelijko zachtmoedigheid en goodcrtieren-
oid, waarmede die allerbeste Vader mij
zoolang heeft verdragen to midden mijner
misdaden, mij zoo dikwijls hot verlangen
heeft ingeboezemd tot Hem terug to kee-
ren, en mij zoo geduldig tot dit jaar van
mijn leven toe heeft afgewacht, zonder
zich te laten afschrikken, noch door mijne
ondankbaarheden en mijne tallooze onge-
trouwheden, aoch door mijn uitstellen
zonder einde, noch door het misbruik
zijner genade, noch door al mijne andere
beleedigingen;
-ocr page 88-
80                 INLEIDING TOT IIET
Overwegende nog dat ik, op den dag
van miju heilig doopsel zoo gelukkig en
heilig aan God werd toegewijd, om zijn
kind te wezen, en dat ik ondanks die
toewijding, toen in mijn naam gedaan,
duizend en duizendmaal mijn geest on-
waardig heb ontheiligd, door hem te ge-
bruiken togen de goddoli\'ke majesteit;
Nu, tot mijzolven gekomen en naar hart
en geest neergeworpen voor den troon
der goddelijke rechtvaardigheid, erken
en houd ik mij voor wettig beschuldigd
en overtuigd van do misdaad van godde-
lijke majosteits schennis, en waarachtig
schuldig aan den dood en het lijden van
Jesus Christus, door de zonden die ik
heb bedreven, waarvoor hij is gestorven
en do foltering des kruises heeft geleden.
Derhalve beu ik waardig eeuwig verloren
en verdoemd te worden.
Evenwel mij keorende tot den troon
der oneindige barmhartigheid van dien-
zelfden levenden en eeuwigen God on uit
geheel mijn hart en uit al mijne krachten
de ongerechtigheden van mijn voorgaand
leven verfoeiondo, vraag ik allernederigst
vergiffenis, genade en barmhartigheid,
met algeheele vrijspraak van mijn misdaad;
ik offer tot dat einde den dood en hot
-ocr page 89-
GODVRUCHTIG LEVEN.               87
lijden van dienzelfden Hoer en Verlos-
ser mijner ziel op, en terwijl ik daarop
den eenigen grondslag van mijne hoop
stel, vernieuw en bevestig ik de heilige
belijdenis van trouw, die men voor mij
op den dag mijns doopsels, aan God heeft
gedaan: ik verzaak den duivel, de wereld
en hot vleesch; ik verfooi hunne ramp-
zalige inblazingen, hunne pralerijcn en
hunne werken, voor al den tijd van mijn
tegenwoordig leven en voor de geheele
eeuwigheid. Ik keer mij terzelfder tijd
naar miju God, zoo goed on zachtmoe-
dig, en ik verbind mij jegens Hem door
een onherroepelijk besluit, om Hom te
dienen eu te beminnen, nu cu altijd. Hier-
toe geef ik en heilig ik Hem too mijn
geest met al zijne vermogens; mijne ziel
met al hare krachten; miju hart mot al
zijne genegenheden; mijn lichaam met al
zijne zintuigen; ik verklaar nooit misbruik
te willen maken, van al wat mij behoort,
tegen zijn goddelijken wil en oppcrmajes-
teit, en ik breng Hem van ditoogcnblik
af het vol on algeheel offer van geheel
mij zelven, om voor altijd zijn zeer edel-
moedig , gehoorzaam en getrouw schepsel
te zijn, zonder dat ik ooit dit offer wil
herroepen of er berouw over gevoelen.
-ocr page 90-
SS                 INLEIDING TOT IIET
Eu bijaldien ik, door do listighoid van
mijn vijand, of door mcuscholijko zwak-
heid , deze goede voornemens iu iets mocht
overtreden, verklaar ik van dit oogen-
blik af, en neem ik mij voor, door do
genade van den H. Geest, zoodra ik het
bemerken zal, er van op te staan, on mij
geheel op nieuw tusschen de armen der
goddelijke barmhartigheid te worpen, zon-
der de minste aarzeling of het minste
uitstel.
Ziedaar mijne meening, mijn wil en
onherroepelijk besluit, dat ik erken on
bevestig zoudor cenig voorbehoud of uit-
zondering, in tegenwoordigheid van God,
voor het oog der zegevierende Kerk en
voor do strijdende Kork, mijne Moeder,
die deze huidige verklaring hoort on aan-
neemt in den persoon van haren bedienaar,
tot dit einde door haar afgevaardigd.
U eeuwige God! almachtige en algoode,
Vader, Zoon en H. Geest, gowaardig U
dit heilzaam besluit in mij te bevestigen:
gowaardig U in den geur van zoelheid
dit offer aan te nomen, dat mijn hart U
opdraagt; en daar gij mij den wil om
dit te doen hebt ingeboezemd, zoo geef
mij ook do noodigc kracht on genade om
hot te doen en tot oen volmaakt einde
-ocr page 91-
GODVRUCHTIG LÏÏVBN.               89
te brengen. O mijn God ! Gij zijt de
God van mijn hart, de God van mijne
ziel, de God van miju verstand, daarvoor
erken en aan bid ik U, nu en voor de
eeuwigheid. Leve Josus!
XXI.
Slot Tan lietgreen gezegd i» OTpr den eersten trap Tan
mlTerhetd der ilel.
Als gij deze verklaring hebt afgelegd,
weos dan oplettend, en open do ooren
van uw hart, om do vrijspraak te hooren,
die Jesus Christus over U zal uitspreken
in den hemel, in de tegenwoordigheid
der Engelen en Uciligon, op hetzelfde
oogenblik dat de priester u hier op aarde
zal vrijspreken in zijnen naam. Op dat
oogenblik zal hot golioolo hoir der zaligen
zich verblijden over uw geluk ; dan zullen
allen te midden der heiligo lofzangen van
eene ouvergelijkolijko blijdschap, aan uw
genezen en mot God verzoend hart den
zoeten kus van vriendschap on vrede
geven.
ü God! Philothea, hoe wonderlijk is
doze overeenkomst, waarbij gij u aan do
-ocr page 92-
90                 INLEIDING TOT HET
goddelijke Majesteit geeft en zij zicli aan u
geeft en u liet eeuwige loven daarentegen
schenkt! Er blijft nu niets meer over
dan de pen in de hand te nemen en van
ganscher harto uwe aete van verklaring te
teekenon: ga daarna naar het altaar, waar
God op zijn beurt uwo genade en do belofte
die Hij u van zijn paradijs gedaan heeft
zal tcekenen en bezegelen, door ziehzolve
door de H. Communie op uw hart te
plaatsen als een stempel en goddelijk zegel,
üp deze wijze dunkt mij, Philothea,
zal uwe ziel bevrijd worden van do zonde
on van alle genegenheden tot zonde. Doch
daar deze genegenheden weder lichtelijk
in de ziel terugkeeren, tengevolge van
onze natuurlijke zwakheid en onze harts-
tochten, die hier op aarde wel geketend
kunnen aijn, doch die nooit geheel zijn
uitgeroeid, zal ik u cenige wenken geven,
waarmede gij u voortaan van do dood-
zonde kunt bewaren en van allo gcncgon-
heid daartoe, zoodat zij nooit in uw hart
kan binnentreden. Dan die wenken zul-
len ook dienen om u nog meer te zuiveren;
en daarom wil ik, alvorens ze u te geven,
u eorst iets zeggen over die moer vol-
maakte zuiverheid, waartoe ik u verlang
te geleidon.
-ocr page 93-
GODVRUCHTIG LEVEN.                  !)l
XXII.
Dat men sleh moet he»r»den van alle genegenheid tot
de dngulJjkHClie zonden.
Naarmate do dag klimt, zien wij in
den spiegel duidelijker de vlokken en on-
reinhodon van ons gelaat; zoo ook, naar
mate het inwendig licht van don H. Geest
onze gewetens meer verlicht, zien wij
duidelijker do zoudon, de neigingen en
onvolmaaktheden, die ons kunnen belet-
ten om de ware godvrucht te bereiken ;
on terwijl dit licht ons onze gebreken
doet zien , bezielt het ous tevens ook met
het heilig verlangen ons er van te beteren.
Gij zult dan ontdekken, geliefde Phi-
lothca, dat gij behalve de doodzonden en
de genegenheden tot do doodzonden, waar-
van gij door do boven aangewezen oefe-
ningen bevrijd zijt, in uwe ziel nog v-.vl
neiging on genegenheid hebt tot de dago-
lijksehe zonden; ik zeg niet dat gij dage-
lijksche zonden zult ontdekken, maar ik
zog dat gij neiging en genegenheid voor
dat soort van zouden zult outdekken.
Nu het oen verschilt zeer van het andere;
want wij kunnen nooit geheel zuiver zijn
van dagelijkscho zonden, of ton minste,
wij kunnen nooit lang in dion staat vol-
-ocr page 94-
lJ2                INLEIDING TOT HET
harden; terwijl wij wol zonder genegen-
heid tot dagelijksche zonden kunnen zijn.
Zoo is het geheel iets anders eens of
tweemaal uit kortswijl te liegen in een
weinig belangrijke zaak, dan wol behagen
te scheppen in het liegen en verzot zijn
op dit soort van zonde.
Eu nu zog ik, dat men zijne ziel moet
zuiveren van alle goneigdhedon, die zij
tot de dagelijksche zonde kan hebben;
dat wil zeggen, dat men niet vrijwillig
het plan moot voeden oin in deze of die
dagelijksche zonde te volharden, want
het zou een al te grootc lafheid zijn,
wetens in zijn geweten iets te behouden, dat
zoozeer aau God mishaagt, als do wil om
Hom te mishagen. Do dagelijksche zonde,
hoe kloin zij ook moge wezen, mishaagt
aan God, ofschoon zij Hem nu wel niet
tot dien trap mishaagt, om zijne eeuwige
vervloeking op ons neer to trokken. Maar
als de dagelijksche zonde Hom mishaagt,
aan volgt hieruit, dat do genegenheid tot
do dagelijksche zonde con besluit is, om
Hem altijd te willen mishagen; en zou
hot mogelijk zijn, dat oono rechtschapene
ziel zou mishagen aan God niet alloen,
maar or zelfs behagen in zou scheppen
Hem altijd te mishagen?
-ocr page 95-
GODViUTCHTIG LEVEN.               93
Zulke genegen linden, Philothea, zijn
in lijnrechten strijd met de godvrucht,
evenals de genegenheden toi. de doodzonde
het zijn met do liefde Zij ontzenuwen
de krachten des geest es; stellen een be-
letsel voor de «oddeliike vertroostingen,
en openen de deur voor de bekoringen;
en al doodeu zij ook de ziel niet, zij
maken haar toch uiterst ziekelijk. De
stervende vliegen, zegt de Wijze Man,
doen den balsem zijn geur en k acht ver-
liezen. Mij wil zeggen, dat. als de vliegen
zich slechts kort op den balsem ophouden,
on er slechts als in hek voorbijvliegen
van proeven, zij slechts bederven wat zij
nemen, terwijl het overige blijlt zooals
het is; doch, als zij in den balsem sterven,
dat zij hem dan geheel bederven en veel
van ziju waarde doen verliezen. Eveneens
zullen de dagelijkseho zonden, als zij in
eene godvruchtige ziel komen en er zich
niet lang ophouden, daar weinig schade
aanrichten; doch als diezelfde zondon in
de ziel blijven door de genegenheid, die
zij er voor behoudt, zullen zij haar, evenals
bij den balsem, hare zoelhcid, dat is de
heilige godvrucht doen verliezen.
De spinnen doodon de bijen niet; maar
zij vernielen en bederven haren honig,
-ocr page 96-
94                 INLEIDING TOT HET
en als zij zich aan den bijenkorf hechten,
vervullen zij de honigraten zoo zeer met
hunne webben, dat de bijen er haren
arbeid niet meer in kunnen verrichten.
Zoo ook doodt de dagelijkscho zonde onze
ziel niet, maar zij bederft de godvrucht,
en als zij er zich in nestelt door de ge-
woonte en de genegenheid die wij er in
hebben, belemmert zij zoozeer de vermo-
gens der ziel, dat deze niet meer in staat
is te handelen met dien ijver en dien vlijt
der liefde, die het kenmerk is der ware
godvrucht. Het zal de ziel geen groot
kwaad doen, Philothea, een kleine leugen
te zeggen, zieh een weinig te buiten te
gaan in woorden of dadon, een weinig
nieuwsgierig to zijn in zijno blikken, een
weinig ijdel in zijne kleeding, vermaak te
scheppen in dit spel, in die beuzeling,
mits wij, zoodra deze geestelijke spinnen
in onze ziel komon, zo er terstond weder
uitjagen, even als de bijen de lichamelijke
spinnen trachten te verjagen; docli laten
wij ze in ons hart verblijven, en dat niet
alleen, maar scheppen wij er vermaak
in ze er in to houden on te vermenig-
vuldigen, dan zullen wij weldra onzen
honig verloren en de bijenkorf van ons
geweten besmet en verward zien. Dan,
-ocr page 97-
GODVRUCHTIG LEVEN.               95
ik herhaal het nog eons, nooit zal oen
edelmoedige ziel er behagen in hebben
op deze wijze aan haren God te mishagen,
noch hare genegenheid stellen op ic\'.s
dat zij weet dat Hem ongevallig is.
-#r-
XXIII.
Dat men zich moet ontdoen van de genegenheid tot
nnttelooze en gevaarlijke vermaken.
Het spelen, maaltijden, opschik, zekere
schouwspelen, zijn op zich zelf genomen
geen slechte zaken, maar wel onverschil-
lige dingen, waarvan men een goed of
slecht gebruik kan maken. Evenwel is
er altijd min of meer gevaar in gelegen,
en dit gevaar wordt nog veel grooter,
als men er op verzot raakt. Derhalve,
Philothea, ofschoon het toegelaten is te
spelen, zich op te tooien, ci-rlijke schouw-
spelen te aanhooren, een feestmaal bij te
wonen, zeg ik toch dat als men daar
zijne gonegeuheid op stelt, men in strijd
handelt met de godvrucht, en iets doet
wat zeer schadelijk en gevaarlijk is. Het
is geen kwaad het te doen, maar het is
-ocr page 98-
96                 INUEIDTVG TOT HET
kwaad er op te verzot te worden. En
in dor daad hot is zoor nadeelig zulke
beuzeluchl.ige genegenheden iu de aarde
van ons hart te zaaien; want zij nemen
j de plaats in vau hot goede kooin en
beletten dat onze ziol goede neigingen
voortbrengt.
Zoo onthielden zieh do oude Na?areërs
nift al\'een vau alles wat bedwelmen kan,
maar ook van druiven en onrijp druiven-
sap. Tv iet dat druiven of onrijp druiven-
sap dronken miken, maar omdat zij
vreesden dat onrijp druivensap hun den
Smaak naar druiven en do druiven den
smaak naar wijn zoudon goven. Dan,
ik zeg niet, dat wij nooit gevaarlijke
zaken kunnen gebruiken, maar ik zeg,
dat wij nooit onze genegenheid er op
kunnen stellen, zonder do godvrucht te
kreuken. Wanneer de herten te vet zijn,
trekken zij zich terug en verborgen zich
in hunne bosclijos, wel gevoelende dat
hunne vetheid hen bezwaart, en dat zij
niet zoudon kunnen loopeu, zoo zij moch-
ten aangevallen worden; zoo ook kan het
hart. van den mensch, bezwaard door
nutteloozo en gevaarlijke genegenheden ,
niet tot God gaan mot dio snelheid, dat
gemak en die vurigheid, die het ware
-ocr page 99-
&0DVIUIC1IÏIG LEVEN.                 97
kenmerk zijn dor standvastige godvrucht.
Dat kleine kinderen hunne aandacht vesti-
gen op en zich vermoeien met het ver-
volgen van vlinders, niemand zal dit
kwaad vindon, omdat het kinderen zijn;
maar is het niet belachelijk of liever te De-
treuren, volwassen mensehen te zien die
zich inspannen en in vuur geraken voor
beuzelingen, even klein als ik daar even
noemde, en die behalve hunne nutteloos-
heid , nog het gevaar hebben om hen,
die ze vervolgen, van den weg te helpen
en in het verderf te storten P Ik zeg dus
niet zonder reden, geliefde Philothaa, dat
men zich van zulke genegenheden moet
ontdoen; want al zijn de zaken niet altijd
in strijd met de godvrueht, niet te min
veroorzaakt de genegenheid, die men er
op stelt, altijd een groot nadeel.
XXIV.
Dat men zich moet ontdoen vim ae ileehte neigingen.
Wij hebben bovendien, Philothea, ze-
kere natuurlijke neigingen, die, daar zij
hun oorsprong niet hebben in onze per-
soonlijke zonden, eigenlijk geen zonde
81
                                          7
-ocr page 100-
98                 INLEIDING TOT HM
zijn, nocli doodclijkc, noch dagelijk-
sche, maar slechts onvolmaaktheden
worden genoemd; en de uitwerkselen er
van, feilen of gebreken. De H. Paula
bijvoorbeeld, had zooals de H. Hieronymus
verhaalt, een groote neiging tot droefheid
en tranen, zóó zelfs, dat zij bij don dood
van haren echtgenoot en hare kindoren
bijna van droef heid stierf. Dat was eeno
onvolmaaktheid, en geen zonde, daar het
tegen haren dank en wil geschiedde. Er
zijn karakters die van nature lichtzinnig
zijn, anderen terugstootend, anderen die
zich niet kunnen voegen naar het gevoe-
len van anderen; deze is geneigd tot
toorn, die tot liefde voor do schepselen;
in het kort, er is niemand in wien men
niet eeno of andere onvolmaaktheid kan
opmerken; dan, ofschoon deze onvolmaakt-
heden als cigcndonunclijk on natuurlijk
zijn bij elk van ons, is het evenwel niet
onmogelijk, deze door zorg en op\'ettcnd-
heid te verzwakken en te verbeteren, ja
zelfs er zich geheel van to bevrijden; en
dit is het juist, Philothca, wat er gedaan
moet worden. Men heelt wol middel
gevonden om do bittere amandelen in
zoete to veranderen, door eenvoudig een
opening in den wortel te maken, om
-ocr page 101-
GODVRUCHTIG LEVEN.               99
er het sap te doen uitloopen; waarom
zouden w\'j dan ook onze slechte neigingen
niet uit ons hart kunnen doen om boter
te worden. Er is geen inborst zoo goed,
die niet slecht kan worden door ondeu-
gende gewoonten, insgelijks is er ook
geen zoo slecht, die eersteus door de ge-
nade Gods eu ton tweede door ijver en
vlijt niet kan ingetoomd en overwonnen
worden. Ik ga u dan nu de waarschu-
wingen geven cu u de middelen voorstel-
len, waardoor gij uwo ziel zult zuiveren
van do gehechtheid aan de dagelijkscho
zonde, van de gevaarlijke genegenheden
en onvolmaaktheden, on daardoor uw
geweten dos to moor zult verzekeren togen
allo doodzonde, üod geve u de genade
ze wol in booefoning te brengen!
m
-ocr page 102-
100              INLEIDING TOT HET
Tweede Deel.
Verschillende onderrichtingen om de ziel tot
God te verheffen door het gebed en de
HH. Sacramenten.
I.
Over de noodiaktltykheld des gebedi.
Daar het gebed onzon geest bij het
goddelijk licht plaatst, on onzen wil aan
de hitte van de hemelsche liefde bloot
stelt, zoo is er niets zoo geschikt om ons
verstand te zuiveren van zijne onwetend-
lieden en onzen wil van zrne neigin-
gen, als het gebed. Het gebed is het
gezegend water, dat door zijne aange-
name frisehheid de planten van onze goede
voornemens doet groenen en bloeien, onze
zielen wascht van hare volmaaktheden,
eu onze door de hartstochten verschroeide
harten geneest.
2. Maar bovenal raad ik u het inwen-
dige, en het gebed des harten aan, inzon-
-ocr page 103-
GODVRUCHTIG LEVEN.             10]
derheid dat liet leven eu lijden onzes
Hoeren voor onderworp hooft. Wanneer
gij Hom dikwijls door do overweging be-
schouwt, zal geheel uwo ziel van Hem
vervuld worden, gij zult Hem leoren
kennen on uwe handelingen zullen naar
het voorbeeld van do zijnen gevormd wor-
den. Hij is hot licht der wcrold; derhalve
moeten wij in Hem, door Hem en voor
Hem verlicht worden. Hij is de boom
van ons verlangen : onder zijne schaduw
derhalve moeten wij ons verkwikken; Hij
is de ware fontein van Jacob: in zijne
wateren derhalvo moeten wij ons van al
onze smetten wasschen; eindelijk, de kin-
deren leoron door hot hooren van hunne
moeders en al stamelende met haar, hare
taal spreken; zoo ook zullen wij, als wij
bij den Zaligmaker blijven door de over-
woging, en met zorg zijne woorden, zijno
daden on zijno gevoelens gadeslaan , door
zijno heilige genade, leercn spreken, han-
delen en willen zooals Hij. Gij moot u
hierbij bepalen, Pltilothoa; en geloof mij,
dit is de eenige deur, waardoor wij tot
God don Vador kunnen gaan, want even
als hot glas van een spiegel niet zou
weerkaatsen, zoo hot van achtoren niet
met lood of tin bedekt was; zoo ook zou
-ocr page 104-
102              INLEIDING TOT HET
de godheid door ons nooit hebben kun-
nen beschouwd worden in deze wereld,
zoo zij niet was verbonden aan do ge-
heiligde monsehhoid des Zaligmakers:
nu, als dit zoo is, dan is het, duidelijk
dat hot loven en do dood van Jesus liet
geschiktste onderwerp voor onze zwakheid
zijn, het zoetste, hot aangenaamste, het
voordeoligsto onderworp, dat wij voor
onze gewone overwegingen kunnen uit-
kiezen. Niet voor niets noemt de Zalig-
maker zieh het brood dat van den hemel
is gedaald: want oven als hot brood moet
gegoten worden bij alle soorten van vleesch,
zoo ook moet do Zaligmaker overwogen,
beschouwd on gezocht worden in al onze
gebeden en in al onzo daden. Om deze
oefening gemakkelijker te maken, hebben
eenige schrijvers hot gedacht gehad, zijn
leven en dood in verso billende punten van
overwoging te verdoelen. Het meost raad
ik u aan, do H. Bonavontura, Bellenta-
mi, Capilia, Grenada on Du Pont l.)
4) Zeer geschikt kunnen wij hier ook aanbe-
velen: Volledig meilitatieboek van tien II. Alphomus
de Liguorio.
7)e liefdevlammen van Jesus. De
Mensch en zijn Engel,
door Alban Stolz, en an-
dere voor dit punt zeer dienstige werken, die
bij de uitgevers dezes verkrijgbaar zijn.
-ocr page 105-
GODVRUCHTIG LEVEN.             103
3. Gebruik hiervoor dagelijks oen uur
vóór den middag, en als het kan, dos
morgens vroeg, omdat uw geest dau, na
de rust van den nacht, minder belem-
merd en frisscher is. Besteed er ook niet
mee; dan oen uur aan, tenzij uw geestelijke
vader hot u uitdrukkelijk hadde gezegd.
i. Als gij deze oefening rustig in ccno
kerk kunt doen, geloof ik, dat dit het
besto is; omdat dan noch vader, noch
moeder, noch vronw , noch man, noeli
iemand anders u in dit uur van godvrucht
redelijk kunnen storen; terwijl gij u dit
in uw huis misschien niet geheel kunt be-
loven, noch zoo vrij, wegens de ondor-
schiktheid waarin gij staat.
5. Begin altijd uwe geboden, hetzij
inwendige of mondelinge, met u in Gods
tegenwoordigheid to stollen; wijk nooit
van dezen regel af, on gij zult af spoedig
ontwaren, hoo voordeelig zij u is.
0. Zoo gij mij een raad wilt schuldig
zijn, bid dan hot Onze F\'ader, Wees ge-
groet
on Credo in het latijn, maar leor
ook goed do betcokcnis er van in uwe moe-
dortaal verstaan, opdat gij, terwijl gij zo
in de taal dor Kerk bidt, niettemin do
heerlijke en wonderlijke botcckonis van
deze gebeden kunt smaken. Gij moet ze
-ocr page 106-
104              INLEIDING TOT HET
bidden met eeno grooto oplettendheid
van uwen geest, uw hart tot do gevoelens
opwekken die zij uitdrukken, u volstrekt
met haasten om er veel van te bidden,
maar u veeleer toeleggen om hetgeen gij
zegt met geheel uw hart 1 e zeggen; want
één Onze fa/ier, met gevoel gebeden, heeft
meer waarde dan verscheidene, die slechts
achteloos zijn opgezegd.
7. Het rozenhoedje is eene zeer goede
wijs van bidden, mits gij het weet te
bidden zooals het behoort. En daarom
moet gij u een van die kleine boekjes
aanschaffen, die de manier bevatten hoe
dit gebeden moet worden. Het is ook
goed do litaniën te bidden van Onzen Heer,
O. L. Vrouw, on van do Heiligen, en
alle andere gebeden, die men in gebedon-
boekon en goedgekeurde werken kan aan-
treffen, op voorwaarde nogthans, dat, zoo
gij de gaaf van het inwendig gebed bezit,
gij daarvoor altijd de voornaamsto plaats
inruimt. Als gij dit verricht hebt, en do
menigte uwer bezigheden of eenigo andere
reden zou u belettea uw mondeling gebed
te doen, verontrust xi dan daarover niet,
maar bid eenvoudig voor of na do meditatie
het Gebed des Hoeren, de Groetenis des
Engels en het Symbolum der Apostelen.
-ocr page 107-
GODVRUCHTIG LEVEN.              105
8.    Zoo gij gedurende uw mondeling
gebed, uw hart vonlt getrokken naar het
inwendig en geestelijk gebed, weersta
dan dien aandrang niet, maar laat uwen
geest zachtjes naar dien kant gaan, en
bedroef u niet, dat gij do u voorgenomen
mondelinge gebeden niet volbracht hebt;
want do overweging, die gij in do plaats
daarvan gedaan hebt, is aangenamer aan
God en voordoeligor voor uwe ziel. Ik
zonder do kerkelijke getijden uit, zoo gij
verplicht zijt die te bidden; want in dat
geval gaat plicht vóór alles.
9.     Als het mocht gebeuren dat geheel
uw voormiddag verliep zonder die heilige
oefening van het inwendig gebed, hetzij
wegons het aantal bezigheden, hetzij om
ecnigo andere reden , iets wat gij zoo veel
mogelijk moet vermijden; tracht dan dit
verlies in den namiddag te herstellen,
zoo lang mogelijk na hot middagmaal;
daar gij terstond op het eten tot slape-
righeid vervallen on uwo gezondheid scha-
den zoudt.
En bijaldien gij het den geheelon dag
niet kunt doen, moet gij dit aanvullen
door vele schietgebeden, en door het
lezen van ecnig godvruchtig boek; log u
ook eenige bootpleging op om de gevol-
-ocr page 108-
106              INLEIDING TOT HET
gen van dit verlies te beletten; en neem
verdor een vast besluit om den volgenden
dag uwe gewoonte te hervatten.
-*-
II.
Korte ouderrlehtlng om wel te medlteeren. En nllereerit
over de tegenwoordigheid Godft; eerste punt v:ni
voorbereiding.
Maar wellicht weet gij niet, Philothea,
hoc het inwendig gebod behoort gedaan
te worden; want ongelukkig is dit een
zaak die maar al te weinig gekend is
door de lieden onzer eeuw. Ziehier dan
eenc eenvoudige on korte onderrichting,
die ik u daarvan voorstel, in do verwach-
ting dat gij door het lozen van zoo vele
uitstekcndo boeken, die over dit onder-
werp zijn samengesteld, en bovenal door
uwo eigene ondervinding or breedvoeriger
in zult onderricht worden.
Ik spreek u eerstens over do voorbe-
reiding, en deze bestaat uit twee punten ,
te weien: zich in Gods tegenwoordigheid
to stellen en vervolgens zijn bijstand in
to roepen.
Nu, om u in Gods tegenwoordigheid
-ocr page 109-
GODVRUCHTIG LEVEN.             107
te stollen, stel ik u vier voorname mid-
delen voor, waarvan gij u iu hot begin
met vrucht kunt bedienen.
Het oersto bestaat in zich wel te door-
dringen van de onmetelijkheid van God,
dat wil zeggen, zich vervullen mot deze
gedachte, dat God in alles en overal is,
en dat er geen plaats of zaak tor wereld
is, waar hij niet is met oono zoor waar-
achtige tegenwoordigheid; zoo dat, gelijk
de vogelen, waar zij zich ook keorcn, overal
de lucht vinden, zoo ook wij overal God
vindon, worwaarts wij ook gaan of waar
wij ons ook bevinden. Dit is eenc waar-
heid, die iedereen weet, doch waarop men
niet gonoeg lot. Hoewol de blinden een
vorst niet zien die in hunne tegenwoor-
digheid is, zullen zij evenwel niet nalaten
zich eerbiedig te houden, zoo zij van zijne
tegenwoordigheid zijn verwittigd, maar
waar is het, dat, zij hem niet ziende, lich-
telijk vergeten dat hij daar is, en als zij dit
vergoten hebben, vergelen zij nog lich-
ter don eerbied, die hom verschuldigd is.
Helaas! Philothoa, wij zien God niet, die
nogthans bij ons tegenwoordig is; en hoewel
het goloof ons van zijne tegenwoordig-
heid verwittigt, vergeten wij ons maar al te
dikwijls, omdat oczo oogen Hem niet zien,
-ocr page 110-
108               INLEIDING TOT HUT
en gedragen wij ous alsof Hij verro van
ons was. Want al is het dat wij weten
dat hij alomtegenwoordig is, zoo wij met
de daad daaraan niet donken, is dit alsof
wij hot niet wisten. Daarom moeten wij
altijd vóór het gebod onze ziel opwekken
tot het krachtig en levend besef van
deze tegenwoordigheid Gods. Dit hield
ook David bozig, als hij uitriep: Zoo ik
ten hemel klim, o mijn God! gij zijt er,
en zoo ik ter helle il aal, gij zijt er ook.
Wij kunnen ook gebruik maken van de
woorden van Jacob, dio, na het gezicht
van de heilige ladder zeido: Hoe verschrik-
kelijk is deze plaats; waarlijk God is hier,
en ik wist het niet.
Hij wil zoggen , dat hij
er niet aan dacht, want het kon hom niet
onbekend zijn, dat God in alles on overal
was. Als gij dan komt om uw gebod te
doen, moot gij uit geheel uw hart en tot
uw hart zeggen: o mijn hart! mijn hart!
God is waarlijk hier tegenwoordig.
Hot tweede middel om zich in deze
heilige tegenwoordigheid te stellen, is
te denken, dat God niet alleen op de
plaats is waar gij zijt, maar dat hij daar-
enboven op eene bijzondere wijze in uw
hart is on op don bodem van uwen geest,
dien hij bezielt on verlevendigt door zijne
-ocr page 111-
RODVBUCHTIG LEVEN.             ]09
goddelijke tegenwoordigheid, terwijl hij
daar is als het hart vau uw hart, en de
geest van uwen geest. Want oven als de
ziel door het gehoelo lichaam verspreid, in
alle dcolcn tegenwoordig is, en evenwol
op ceuo bijzondere wijze haar verblijf
houdt in het hart, zoo ook is God zeker
in alles tegenwoordig, doch vervult niet-
temin onzen geest met eene meer vol-
maakte tegenwoordigheid. Daarom noemde
David üod, de God van zijn. had en zeide
de H. Paulus ook van God sprekende,
dat wij in Mem leven, ons bewegen en zijn.
Nadat gij dan deze waarheid wel hebt
overwogen, zult gij in uw hart een groo-
ten eerbied opwekken voor God die daarin
zoo innig tegenwoordig is.
Het derde middel is onzen Zaligmaker
in zijne heilige monschheid te beschouwen,
hoe hij van het hoogste des hemels alle
menschen ter wereld gadeslaat, maar
meer bijzonder de Christenen, die zijne
kinderen zijn, en nog meer bijzonder
hen, dio bidden, waarvan hij allo
daden en gebreken opmerkt. En, dit is
geen eenvoudige verbeelding van mijn
kant, maar eene stellige waarheid, want
al zien wij Hem ook niet, gelijk de H.
Stephanus bij zijne marteling Hem aan-
-ocr page 112-
110              INLEIDING TOT HET
schouwde , het is niettemin zeker, dat
Hij van do hoogte zijnor glorie zijne blik-
ken gestadig op ons gevestigd houdt.
Wij kunnen derhalve niet do Bruid van
het Hooglied zeggen: l/ij zelf staaf, achter
den muur
, Hij ziet door hel venster en
door de traliën.
De vierde wijze bestaat eenvoudig in
zich voor te stellen dat de Zoligmaker
in zijne heilige mensehheid aan onze zijde
staat, zooals wij wel gewoon zijn ons
onzo vrienden voor te stellen, zeggende:
Ik verbeeld mij dezen dit of dat te zien
doen; het is alsof ik hem zio, enz. Doch,
als gij in do tegenwoordigheid van het
H. Sacrament waart, zou dezo tegenwoor-
digheid werkelijk en niet bloot ingebeeld
zijn; want de gedaante en schijn van
het brood zijn als ecu gordijn, waarachter
de Heer zich verbergt, en vanwaar Hij
ons ziet en gadeslaat, ofschoon wij Hem
niet in zijn eigenlijke gedaante zien. Gij
zult dan van een dezer vier middelen ge-
bruik maken, om vóór liet gebod uwe
ziel in de tegenwoordigheid Gods te stellen;
on donk er niet aan om ze alicn tegelijk
te willen gebruiken, maar één tegelijk
en dat nog wel kort en eenvoudig.
-ocr page 113-
UODVKUCHTJG LEVEN.               111
111.
Over de aiaroeping; Iwecd» paat van voorbereiding.
Dez.0 aanroeping geschiedt op do vol-
gende wijzo: als uwe ziel zieli in de te-
genwoordigheid Gods gevoelt, doordringt
zij zich van oen grooten eerbied op
hot zien van zulk ecno Oppermajesteit,
en erkent zich onwaardig voor haar te
blijven vertoeven. Vervolgeus overwegende
dat do goddelijke goedheid haar dit toe-
staat , vraagt zij Hem do genade om Hem
in dozo overweging wel te dienen en te
aanbidden. Zoo gij wilt, kunt gij hiertoe
gebruik maken van ceuigc korte en vurige
woorden, zooals do volgende vanDavid:
Verwerp mij niet van uw aanschijn, o mijn
God! en neem uwen II. Geest niet van
mij weg. Laat uw aanschijn stralen op
uwe dienstmaagd en ik zal uwe wonderen
overwegen. Geef mij verstand, en ik zal
uwe wet onderzoeken, ik zal haar naleven
uit geheel mijn hart. Ik ben uwe dienst-
maagd, stort uwen geest over mij uit.
Het
zal ook goed voor u ziju, uwen Engelbe-
waarder aan to roepon, en do heilige
personen, die eonig deel hebben gehad
aan het geheim dat gij overweegt. Zoo
-ocr page 114-
112               INLEIDING TOT UUT
gij, b.v., uw gobed houdt over den dood
des llecron, dan kunt gij do H. Maagd
aanroepen, den II. Joannes, de £1. Mag-
dalena, den goeden Moordenaar, opdat
gij deel inoogt hebben ;:an de gevoelens
en inwendige bewegingen, die zij toen
ontvingen; overweegt gij over uwen dood,
dan kunt gij uwen goeden Engel aan-
roepen, die er bij tegenwoordig zal zijn,
opdat hij u de passende voornemens en
besluiten ingevo, en zoo vervolgeus bij
andere onderwerpen van overweging.
IV.
Over de vooritelHnE van het geheim; derde imnl vau
Toorbareldleg.
Na dezo twee gewone punten van voor-
bereiding is er een derde, die niet bij
alle soort van overwegingen behoort, en
welke men voorstelling van plaats of
inwendige voorstelling noemt. I )it is niets
anders dan zekere oefening van do ver-
beelding, waardoor men zich een voor-
stelling maakt van het geheim ot de ge-
beurtenis, die men overweegt, evenals of
ze inderdaad plaats greep. Bij voorbeeld,
-ocr page 115-
GODVRUCHTIG LEVEN.             113
als gij ovor onzon Heer aan hot kruis
wilt ovorwegon, dan zult gij u verbeoldon
dat gij op don Calvarieberg zijt en dat
gij tegenwoordig zijt bij allos wat op den
dag des lijdons is gezegd on geschied;
of ook, wat hetzelfde is, gij zult u voor-
stellen, dat op de plaats zelf waar gij
zijt do kruisiging dos Hoeren plaats hoeft,
met al do omstandigheden die door do
Evangelisten zijn opgotookond. Ik zeg
hetzoifdo, zoo gij overweegt ovor den
dood, zoo als ik heb aangegeven bij do
overweging dio daarover handelt, even-
eens als gij zult overwegen over do hel
of ovor elk ander onderworp van dien
aard, waarin gehandeld wordt over zicht-
bare, tastbare dingen, want bij andere
overwegingen dio over onzichtbare din-
gen handelen, zooals over do grootheid
van God, over de uitstekendheid der
deugden, ovor hot doeleinde onzer schep-
ping, kan er geen spraak zijn om deze
methode te willen gebruiken. Het is waar,
men kan zich ook bedienen van eenige
vergelijkingen om de beschouwingen ge-
makkelijker te maken, maar ook dit heeft
zijne bezwaren, en ik wil mot u slechts
zeer eenvoudig handelen, opdat uw geest
zich niet to veel vcrmoeio in gezochte
81
                                          8
-ocr page 116-
111              INLEIDING TOT HET
voorstellingen. Nu, door middel van deze
verbeelding sluiten wij onzen geest op in
het geheim dat wij willen overwegen en
wij beletten hem her- en derwaarts te
gaan; bijna zooals men met een vogel
doet die men in een kooi sluit, of met
een valk, die men de riemen aandoet om
hem op de vuist te houden. Eenigen
zullen u niettemin zeggen, dat men bij de
voorstelling der geheimen zich liever van
de eenvoudige gedachte van het geloof
en met een eenvoudigen blik des geestes
moet bedienen, ofwel ook te overwegen
naarmate de dingen zich in uwen geest
voordoen. Maar dit is al te ver gezocht
voor het begin, en zoolang tot God u
hooger verheft, raad ik u, Philothea,
u eenvoudig bij het lage dal te houden,
dat ik u aanwijs.
V.
Over de beiehenwtagen j tweede deel der overweging*
Na het werk der verbeelding, komt
het werk des verstands, dat wij overden-
king noemen en dat bestaat in het houden
van een of meer beschouwingen, die ge-
-ocr page 117-
GODVRUCHTIG LEVEN.               115
schikt zijn om ons hart tot God te verhef-
fen, en ons smaak te doen vinden in heilige
en goddelijke zaken. Hierin verschilt de
meditatie zeer van de studie, want het
doen van de studie is, geleerd te worden,
bekwaamheid in het schrijven of redetwis-
ten te verkrijgen, terwijl het doel van de
meditatie is, de deugd en de heilige liefde
Gods te verwerven. Nadat gij dan uwen
geest als het ware hebt opgesloten in het
onderwerp uwer overweging, hetzij door
de verbeelding, zoo het voor de zintui-
gen vatbaar is, hetzij door do eenvoudige
voorstelling zoo het dit niet is, gelijk ik
boven gezegd heb, dan zult gij over dit
onderwerp eenige beschouwingen begin-
nen te doen, zoo als gij hiervan voorbeel-
den kunt vinden in de meditatien, die ik
u gegeven heb. Als uw geest genoeg
smaak, licht en vrucht vindt in een dezer
beschouwingen, moet gij daarbij blijven
zonder verder te gaan, en hierin hande-
len als de bijen, die eene bloem niet
verlaten, zoolang zij er honig in vin-
den. Doch zoo gij uw voedsel niet
vindt in eene dezer beschouwingen, na
er eenigen tijd bij stil gestaan te hebben,
ga dan tot eene andere over en dit zon-
der haast of ongerustheid.
-ocr page 118-
116              INLEIDING TOT HET
VI.
Oter de Teriuebtliism ea rotirnemens, derde deel
der meditatie.
De meditatie wekt goede bewegingen
in den wil of aandoeningen in onze ziol;
zooals de lief do tot God en den naaste,
het verlangen naar het Paradijs en de
glorie, den ijver voor het heil der zielen,
de navolging van het leven des Hoeren, het
medelijden, de bewondering, de vreugde,
de vrees voor do ongenade Gods, voor
het oordeel en do hel, den haat togen
de zonde, het vertrouwen in de goddelij e
goedheid en barmhartigheid, de schaamte
en het berouw over ons voorgaand zondig
leven. In deze of dergolijko aandoenin-
gen moet uw geest zich ophouden en
verwijlen zoo lang als het slechts moge-
lijk is. Wilt gij hierin geholpen worden,
neem dan oen of ander godvruchtig werk
dat over het mediteeren handelt, on gij
zult daarin ongetwijfeld eene handleiding
vinden om uwen geest in deze zaken
te oefenen.
Gij moet u evenwel, Philothea, niet
zoodanig bij dezo algemeeno aandoenin-
gen ophouden, dat gij zoudt nalaten ze
-ocr page 119-
GODVRUCHTIG LEVEN.             117
in bijzondere voornemens voor de verbe-
tering uws levens te veranderen. Bij
voorbeeld, hot eerste woord dat onze Za-
ligmaker aan het kruis sprak, zal, ver-
onderstel ik, in uwe ziel het verlan-
gen storten, om Hem na te volgen in
het vergeven van de beloodigingen e.n
het beminnen van zijne vijanden. Dan,
ik verklaar dat dit weinig beteekent,
zoo gij er geen bijzonder voornemen bij-
voegt , ongeveer in deze voege: Welnu
dan. ik zal mij niet moer geraakt toonen,
over deze of die spijtige woorden, die
deze of die persoon, mijn nabuur, mijn
knecht of dienstmaagd over mij spreken;
noch over deze of die verachting die ik
van deze of die ontvang: daarentegen zal
ik dit of dat zoggen of doen, om don
geest van don een te bodaren on het hart
van don anderen te winnen. Op deze
wijze, Philothea, zult gij u in korten
tijd van uwe fouten beteren, terwijl gij
door algeineeno verlangens, dit slechts
langzaam en met moeite zult doen.
-ocr page 120-
118               INLEIDING TOT HET
VII.
Over het «lot en den geestelijken ruiker.
Men moet eindelijk de meditatie eindigen
met drie oefeningen, die men met alle
mogelijke nederigheid moet verrichten.
De eerste dezer drio oefeningen is eone
oefening van dank, waardoor wij dank
zeggen aan God voor do voornemens en
besluiten, die Hij ons hoeft ingegeven,
en voor dcgrootc barmhartigheid die Hij
getoond heeft iu het geheim dat wij .over-
wogen hebbon. De tweede oefening is
eene acte van opoffering, waardoor wij
aan God zijne eigene goedheid on barm-
hartigheid opdragen, de verdiensten van
den dood en het bloed van Jesus Christus
en ook onze voornemens on besluiten in
vereeniging met de deugden van zijn god-
delijken Zoon. Do derde oefening is eene
oefening van smeeking waardoor wij vra-
gen en Hem bezweren ons de genaden
en deugden zijns Zoons mede te deolen, en
onze voornemens en besluiten te zegenen,
opdat wij ze getrouw mogen ten uitvoer
brengen. Vervolgens bidden wij voor de
Kerk, voor onze herders, ouders, vrien-
den en andere personen, terwijl wij hiertoe
-ocr page 121-
GODVRUCHTIG LEVEN.             119
de voorspraak der H. Maagd, der Engelen
en Heiligen inroepen. Eindelijk heb ik
gezegd dat men het Onze Vader en Wees
gegroet
moet bidden, welke gebeden voor
alle geloovigen gemeenschappelijk en nood-
zakelijk zijn.
Bij dit alles heb ik nog gevoegd, dat
men een kleinen ruiker van godvrucht
moest plukken. Zij die in een schoonen
tuin hebben gewandeld, verlaten die niet
gaarne, zonder vier of vijf bloemen te
nemen, om die den ganschen dag te be-
waren en er de geur van te genieten.
Zoo ook moeten wij, wanneer onze geest
door de overweging cenig geheim heeft
doorloopen, een, twee of drie gedachten
uitkiezen welke wij het meest naar onzen
smaak en het nuttigst voor onzen voor-
uitgang hebbon gevonden, om die het
overige van den dag te gedenken en geeste-
lijker wijze haren goeden geur te genieten.
Dit moet geschieden op de plaats zelve
waar wij onze overweging hebben ge-
daan, terwijl men daar op- en neder-
wandelt of er zich cenigen tijd daarna in
stilte en ingekeerdheid ophoudt.
-ocr page 122-
120               INLEIDING TOT HET
VIII.
Benige zeer nuttige Tranrsehuwlngeii betreffende de
meditatie*
Bovenal Fhilothea, moet gij bij het
eindigen van uw gebed, do besluiten die
gij genomen hebt onthouden, om dio
zorgvuldig in beoefening te brengen wan-
neer in den loop van den dag do gelegen-
heid zich opdoet. Bedenk dat do groote
vrucht dor meditatie is, dat zij ons oefe-
ningen van deugd doet voortbrengen; zon-
der dit wordt deze oefening nutteloos en
dikwijls zelfs gevaarlijk. Do beschouwende
overdenking der deugden, gcschoidon van
de beoefening er van, kan onzen geest
en ons hart opblazen, door ons te doen
gelooven, dat wij zoodanig zijn, als wij
besloten hebben te wezen; doch inder-
daad zijn wij slechts zoodanig, als onzo
besluiten vast en daadwerkelijk zijn. Tel-
kens als zij zwak zijn, zijn zij ijdel, en
daar zij zonder uitwerksel blijven, zijn zij
gevaarlijk. Men moet zich dan, door alle
mogelijke middelen geweld aandoen om ze
in beoefening te brengen en de gelegenhe-
den er toe, groot of klein, opzoeken. Als
ik bij voorbeeld besloten heb, door zacht-
-ocr page 123-
QODVKTCHTIG L2VEJ».             121
lieid den geest te winnen van hen die
mij beleedigen, dan zal ik hen dien dag
zoeken te ontmoeten, om hou vriendelijk
te groeten; en zou ik hen niet kunnen
ontmoeten, dan zal ik ten minste zoo
veel goed van hen trachten te spreken,
als maar mogelijk is, en God ten hunnen
gunste bidden.
Bij het eindigen van uw gebed moet
gij u wachten geen stoot aan uw hart
te geven, want hierdoor zoudt gij den
balsem storten en doen verloren gaan,
dien gij in het gebed hebt ontvangen; ik
wil zoggen, dat gij zoo mogelijk nog
eenigen tijd het stilzwijgen moot bewaren,
en uw hart zachtjes doen overgaan vaa
hot gebed tot do bezigheden, om zoo lang
gij maar kunt de gevoelens en voorne-
mens te bewaran, die gij in uw gebed
hebt opgevat. Iemand die in eeno schoone
porcolcinen vaas een kostbaren balsom
heeft ontvangen, om dio naar huis mede
te nemen, zal zeer langzaam loopen, noch
ter rechter noch ter linkorzijde rondziend,
maar nu eens, recht voor zich uitschou-
wend, uit vrees togen een steen te stooten
en te struikelen, dan eens op de vaas
lettend om te zien of hij ze niet te scheef
houdt; en zoo ook moet gij handelen bij
-ocr page 124-
J22              INLEIDING TOT HET
het eindigen uwer meditatie: u niet eens-
klaps verstrooien, maar eenvoudig voor
u uitzien. Mocht gij iemand ontmoeten,
die gij verplicht zijt te spreken of aan
te hooren, daartegen is niets te doen en
gij moet er u in schikken; doch doe het
dan zoo, dat gij ook op uw hart let,
opdat de heilige balsem des gebeds zoo
min mogelijk verloren ga.
Gij moet u de gewoonte zelfs eigen
maken, om van het gebed over te gaan
tot al do plichten welke uwe roeping en
uw staat vereischen, al schijnen zij ook
nog zoo vreemd aan do indrukken die gij
in het gebed hebt ontvangen. Zoo moet
een advokaat van het gebed weten over
te gaan tot de pleitzaal, een koopman
tot zijn handel, een gehuwde vrouw tot
de bezigheden van het huishouden; en dat
alles zoo zacht en bedaard, dat dogeest
er volstrekt niet door verward wordt;
want daar beiden evenzeer naar de wil
van God zijn, moet men van het een tot
het andere overgaan met oen geest van
groote nederigheid en godvrucht.
Weet ook dat het u soms zal gebeuren,
dat uw gcneggnheid terstond na de voor-
bereiding, geheel tot God gedreven wordt:
gij moet alsdan, Philothea, haar den vrijen
-ocr page 125-
QODVKUCHTIG LEVEN.             123
loop laten, zonder de handleiding te wil-
len volgen ivelken ik u gegeven heb;
want olschoon gewoonlijk do beschouwing
de verlangens en besluiten moet vooraf-
gaan, moet gij, als de H. Geest u de be-
geerten vóór de beschouwingen instort,
de beschouwingen niet zoeken, daar
deze slechts gemaakt worden om do ver-
langens op to wekken. Derhalve, altijd
als de verlangens zich bij u voordoen,
moet gij ze aannemen en plaats er voor
maken, hetzij zij de beschouwingen voor-
afgaan of die volgen, en ofschoon ik
overal de verlangens na do beschouwingen
heb geschreven, heb ik dit slechts gedaan
om de deelen des gebeds beter te onder-
scheiden; want overigens is het een al-
gemecne regel dat men do verlangens
nooit moot tegenhouden, maar hun steeds
den vrijen loop laten zoodra zij z;.h
voordoen. Wat ik daar zeide voor du
vorlangens, zeg ik ook voor de dankzeg-
ging, de opoffering en het gebed, die
ook kunnen geschieden te midden der
beschouwingen, als men er zich toe ge-
trokken gevoelt; want men moet die
evenmin tegenhouden als de goede be-
wegingen, mits ze nog eens te hervatten
on to herhalen bij het einde der meditatie.
-ocr page 126-
124               INLEIDING TOT IIÏT
Wat de besluiten betreft, men moet die
maken na de goede bewegingen en voor
het slot, want daar wij hiertoe ons bij-
zondere en persoonlijke zakeu moeten
voor deu geest halen, zoudon wij daardoor
den weg openen voor de verstrooiingen,
als wij besluiten maakten in den tijd die
aan de goede bewegingen is gewijd.
Voor de goode bewegiugou en besluiten
waarvan ik zoo even sprak is hot goed,
die in don vorm van samenspraak te
doen, en het woord te richten nu eens
tot den Heer, dan eens tot do Engelen,
of tot do personen die deel hebben gehad
aan het overwogen geheim, tot de heiligen,
tot zich zelvon, tot zijn eigen hart, tot
do zondaren, en zelfs tot do onbezielde
schepselen, zoo als wij David zien doen
in zijne Psalmen en andere heiligen in
hunne overwegingen en gebedeu.
IX.
0«r rte dorheden dei trees)es, die lu de overweging
voerkomen.
Zoo het u soms gebeurt, Philotkea, dat
gij geeu smaak of troost vindt, in het
-ocr page 127-
GODVRUCHTIG LEVEN.             125
overwegen, dan smeok ik u, verontrust
u daarover niet, maar neem eenvoudig
uwe toevlucht tot de middelen die ik u
ga aanwijzen. Open somtijds de deur
voor mondelinge gebeden, klaag met liefde
tot uwen Heer, belijd Hem uwe onwaar-
digheid, bid Hom om zijne hulp, kus
zijn beeld, zoo gij dit hebt, en spreek
Hem aan met deze woorden van Jacob:
Ik zal u niet laten ff aan, o Heer, voor
dat gij mij gezegend hebt;
ofwel met die
van de Cananeesohe vrouw: Ja Heer, ik
hen een hond, maar ook de honden eten
de kruimelen die van de tafel hunner
meesters vallen.
Anders neem oen boek,
en lees dit aandachtig, tot dat uw geest
opgewekt en goed gestemd wordt; ofwel
wek uw hart op door eenigo oefening van
uitwendige godvrucht, mot u tor aarde
te buigen, uwo armen op de borst te
kruisen, een crucifix te omhelzen: het
laat zich verstaan dat gij bij dit alles
alleen moet zijn en door niemand gezien
moet kunnen worden. Zoo gij hierna
niet getroost zijt, verontrust u evenwel
niet, hoe groot uwe dorheid ook wezen
moog, maar blijf u godvruchtig voor God
gedragen. Hoevele hovelingen zijn er,
die honderdmaal in oen jaar het opstaan
-ocr page 128-
12fi               INLEIDING TOT HET
van den vorst bijwonen, zonder hoop
hem te spreken, maar alleen om door
hem gezien te worden en hem hunne
plichtplegingen te betuigen. Zoo ook
Philothea, moeten wij tot het heilig ge-
bed komen, louter en alleen om aan onze
plicht te voldoen en onze getrouwheid
te betuigen. Zoo het de goddelijke Ma-
jesteit behaagt door zijne heilige insprakon
en inwendige vertroostingen tot ons te
naderen en zich mot ons te onderhouden,
zal dit ongetwijfeld voor ons cono groote
eer en een aangenaam genot zijn; doch
zoo het Hem niet behaagt ons die genado
te bewijzen, en ons te laten staan zonder
ons aan te spreken, even alsof Hij ons
niet zag en alsof wij niet in zijno tegen-
woordigheid waren, moeten wij daarom
niet weggaan; maar daarentegen moeten
wij daar voor zijne opperste goedheid
blijven, in eene eerbiedige en kalme hou-
ding, die Hem ten minste behagen zal
doen nemen in ons geduld, en ons de
verdienste van den ijver en volharding
zal geven. Daardoor mogen wij hopen,
dat, als wij een andermaal in Gods tegen-
woordigheid zullen wcderkeeron, Hij ons
wel zal willen begunstigen met zijne god-
delijke samenspraken en ons de zoetheden
-ocr page 129-
GODVRUCHTIG LEVEN.             127
zal doen smaken van het heilig gebed.
En al deed Hij dit overigens ook niet,
dan nog zouden wij ons al te vereerd
en gelukkig mreten rekenen, ons bij Hem
in zijne tegenwoordigheid te bevinden.
X.
Over eenlge Andere oefeningen , en allereerit over de
oefening Tan den morgen*
Buiten dit inwendig gebed, en de mon-
delinge gebeden, die gij eens per dag
verrichten moet, zijn er vijf andere soorten
van kortere gebeden, die als de aanhang-
sels en spruiten zijn van het andere groote
gebed. Onder dit getal bevindt zich op
de eerste plaats het morgengebed, dat
tot algemeene voorbereiding dient tot al
de werken van den dag. Zie hier hoe
gij dit zult verrichten.
1. Bedank God en aanbid Hem ne-
derig om de genade die Hij u bewezen
heeft, met u gedurende den nacht te be-
waren; en mocht gij u iets te verwijten
hebben sedert uw gewetens-onderzoek van
den vorigen avond, vraag Hem er dan
vergiffenis van.
-ocr page 130-
12S           iNLwrnnre tot hut
2. Bedenk dat do huidige dag n ge-
geven is om u den toekomenden dag der
eeuwigheid te doen verdienen; neem der-
halve hot vast besluit don dag tot dat
einde wel te gebruiken.
?. Voorzie welke zaken gij dien "dag
te behandelen zult hebben, welke gele-
genheden gij zult kunnen vinden om God
te dienon, welke bekoringen u kunnen
overkomen om Hem to boleedigen, hetzij
door toorn, hetzij door ijdelheid of op
eenige andore wijze, on bereid u door een
heilig besluit om alle middelen aan
te wouden, die God u zal geven om Hem
te diouen en u zelven meer to volmaken.
Neem u insgelijks voor, zorgvuldig te ver-
mijden of wel to bevochten on te over-
winnen, al wat met uwe zaligheid en
Gods glorie zou kunnen strijden. Dan,
het is nog niet genoog dit besluit geno-
men te hebbon, men moet ook op de
middelen denkeu om het wel uit to voeren.
Bij voorbeeld, als ik voorzie dat ik oone
zaak zal to behandelen hebben met oen
driftig en opvliegend persoon, dan zal ik
niet alleen het besluit nemen hem niet
toornig to maken, maar ook zal ik bij
voorbaat do woorden van zachtheid ge-
reed maken, die hem kunnen voorkomen
-ocr page 131-
GODVRUCHTIG LEVEN.             129
en winnen; of wel ik zal eonig ernstig
persoon kiezen, wiens tegenwoordigheid
hem kan budwingen. Als ik voorzie dat
ik een zieke zal moeten bezoeken, zal ik
denken welk uur ik dat doen zal, welke
hulp en wolko vertroostingen ik hom moet
geven en zoo vervolgens.
4. Verneder u hierna voor God, er-
kennende dat gij uit u zelven niets kunt
doen van hetgeen gij hebt besloten, hetzij
om het kwaad te vluchten of\' het goede
te beoefenen. En alsof gij uw hart tus-
schen uwe handen hield, offer liet zoo
met al uwe goode plannen aan de god-
delijke Majesteit op, haar smeokende, het
onder haro bescherming te nemen en het
tot haren dienst te versterken. Gij kunt
u daartoe bedienen van deze of dergelijke
inwendige woorden: O Heer ! ziedaar dit
arm en ellendig hart, dat door uwe goed-
heid verscheidene goede voornemens heeft
gemaakt; dan, helaas ! het is te zwak en
te nietig om het goed, waarnaar het ver-
langt, ten uitvoer te leggen, zoo Gij het
uw hemelschen zegen niet geeft. Ik vraag
er U om, o Vader der barmhartigheden!
door de verdiensten van het lijden uws
Zoons, aan wiens verheerlijking ik dezen
dag en het overige van mijn leven toewijd.
81
                                          9
-ocr page 132-
130              INL11DING TOT HEI
Koop vervolgens do H. Maagd aan, uw
Engel-bewaarder on do Heiligen opdat
zij uw gebed ondersteunen.
Doch deuk er aan, Philothoa, dat dit
alles in hot kort moet geschieden, zonder
talmen, en als hot kan nog voor men de
kamer verlaat, opdat deze oefening zijn
invloed uitoefone op hot overige van don
dag en Gods zegeningen er op nedertrekke.
Dus ik bid u, schiet hieraan nooit te kort.
~nt~
XI.
Orer de avond-oefening en liet scweteng onderzoek;
tweede oefenlug.
Even als gij vóór het middagmaal uwe
ziel hebt gevoed met het hemeïsch brood
der overweging, zoo moet gij insgelijks
vóór uw avondmaal een klein geestelijk
avondmaal of vervcrsehing van ingeto-
genheid en gebed nemen. Neem dan
een weinig voor het uur van het avond-
maal eenigo oogcnblikken, werp u neder
voor God, verecnig geheel uwen geest bij
den gekruisigden Josus, dien gij u door
een oeuvoudigou inwendigen blik zult
-ocr page 133-
GODVKUCHTIG LEVEN.             131
voorstellen en tracht in uw hart het vuur
van de morgen-meditatie weder te ont-
steken. Hiertoe moot gij eenige vurige
verlangens en verzuchtingen van uwe
ziel tot dien goddelijken Zaligmaker rich-
ten , hetzij door nog eens datgene te her-
denken, waarin gij des morgens het meest
smaak hebt gevonden, hetzij door u met
eenig ander onderwerp van overweging
bezig te houden, al naardat gij liever doet.
Wa\'. liet gewetensonderzoek betreft, dat
men altijd moot verrichten alvorens te
gaan slapen, iodor weet hoe dit geschie-
den moet:
1.    Men bedankt God voor de bescher-
ming, die Hij ons gedurende den dag
heeft verleend.
2.    Men onderzoekt hoe men zich ge-
dragen hoeft op alle uren van den dag;
en om dit gemakkelijker te doen, herin-
nert men zich, waar, met wie, en in
welke omstandigheden men zich bevonden
heeft.
3.    Zoo men bevindt dat men eenig
goed godaan heeft, dan zogt men God
daar dank voor; zoo men daarente-
gen eenig kwaad heeft bedreven, in ge-
dachten, woorden of werken, vraagt
men er vergiffenis voor aan zijne godde-
-ocr page 134-
132               INLEIDING TOT HKT
lijke Majesteit, met het besluit dit bij de
eorste gelegenheid te biechten en er zich
zoo spoedig mogelijk van te beteren.
4. Daarna beveelt men aan de god-
delijke voorzienigheid zijn lichaam, zijne
ziel, zijne vrienden, zijne ouders en de
geheelo Kerk: men bidt de H. Maagd,
den Engel-bewaarder on de Heiligen om
over ons te wakon, on met Gods zegen
gaat men do rust nemen, die hij ons
noodzakelijk heeft willen maken.
Deze oefening mag evenmin achter ge-
laten worden als de morgen-oefening;
want, als gij door de morgen-oefening
uwe ziel opeut voor de zon van recht-
vaardigheid ; door de avond-oefening sluit
gij haar voor de duisternissen der hel.
XII.
Ottr de («ettelijke affonderlog; derde oefening.
Hier vooral, waarde Philothea, verlang
ik van u eon grooten ijver om mijn raad
te volgen; want het geldt hier een der
grootste middelen die er bestaan, om
voortgang te maken in het geestelijk leven.
-ocr page 135-
GODVRUCHTIG LEVEN.             133
Dit middel bestaat in zicli zoo dikwijls
mogelijk in do tegenwoordigheid Gods te
stollen, op een dor vier wijzen die ik u heb
aangegeven. Beschouw wat God doet en
wat gij doet, gij zult zijne oogen door eene
onvergelijkelijke liefde naar u gericht en
voortdurend op ugevestigd zien: o God,
zult gij dan zeggen, waarom houd ik
mijne oogen niet op U gericht, gelijk Gij
de uwe altijd op mij gevestigd houdt.
Waarom denkt Gij zoo veel aan mij, o
Heer! en waarom denk ik zoo weinig op
U? O mijne ziel! waar zijn wij? Onze
ware plaats is in God , en waar bevinden
wij ons?
Gelijk de vogelen nesten hebben in de
boomen, om er zich in tsrug te trekken,
als zii daaraan behoefte hebben; on gelijk
de herten hunne boschjes cu legers heb-
ben om zich tegen do hitte van den zomer
te beschutten, zoo ook, Philothea, moeten
onze harten dagelijks Benige plaats uit-
kiezen, hetzij op den Calvarieberg, hetzij
in do wonden Onzes Heeren, hetzij op
eene andere plaats t ij Hem, om zich
daar bij elko ontmoeting terug to trek-
ken, en er zich als het ware een leger
en schuilplaats te maken, waar zij kunnen
uitrusten van de uitwendige bezigheden
-ocr page 136-
134              INLEIDING TOT HET
en zich verschuilen tegen de bokoring.
Zalig de ziel die aldus iu waarheid tot
den Heer kan zeggen: Gij zijt mijn toe-
vluchtsoord , mijn bolwerk tegen mijne
viiandon, mijn dak tegen den regen en
mijne schaduw tegen de hitte.
Denk er dan aan, Philothoa, om dage-
lijks eenige malen u in do eenzaamheid
dfs harten terug te trekken terwijl gij
uitwendig te midden der gesprekken en
bezigheden zijt. Die geestelijke afzonde-
ring kan volstrekt niet belet worden door
hen die u omringen: want zij zijn slechts
rondom uw lichaam en niet rondom uw
hart; en derhalve, hoc groot hun getal ook
zij, uw hart bevindt zich desniettemin alleen
in do tegenwoordigheid van God alloen.
Hierin ocfondo zich do koning David, te
midden van al zijne bezigheden, en wij
zien er duizeudo trekken van in zijno
psalmen, zooals wannoor hij zegt: O Heer,
ik ben altijd bij V; ik zie U altijd voor
mijne oogen. Ik heb mijne oogen tot U
opgeheven
, o mijn God ! die in den hemel
woont. Mijne oogen zijn altijd naar God
gericht.
En inderdaad, onze gesprekken zijn
gewoonlijk ook niet zoo ernstig, of men
kan er van tijd tot tijd zijn hart wel
-ocr page 137-
GODVRUCHTIG LEVEN.             135
aftrekken om hot in dio goddelijke een-
zaamheid te stollen.
Als do ouders van de H. Catharina van
Sienna haar alle gemakkelijkheid tot bid-
den of overwogon, zoo wat tijd als plaats
betreft, hadden ontnomen, gaf de Heer
haar in, zich inwendig eene kleine gees-
telijke bidplaats te maken, waar zij zich
als zij lust had kon terugtrekken en zich
aan de heilige eenzaamheid des harten
kon overgeven, zelfs te midden van de
tallooze zaken, die haar uitwendig bozig
hielden; en als sedert dien tijd do wereld
haar aanviel, word zij daardoor volstrekt
niet verontrust, omdat zij zich opsloot,
zooals zij zcido in haar inwendig vertrek
en or zich troostte in hot gezelschap van
haren goddelijkcn Meestor. Ook raaddo
zij sodort niets zoo zeer aan liaro gezel-
linnen , als zich eene kleine col in het
hart te stichten en zieh daar op te slui-
ten mot Jesus.
Keer dus nu en dan in u zelven, Phi-
lothoa; on handel daar, afgoschoidon van
de wereld hart aan hart mot God over
de belangen uwer ziol, zeggende met
David: Ik heb geioaakt en ben gelijk ge-
worden aan den pelikaan der woestijn. Ik
ben geworden als de uil in de bouwvallen
-ocr page 138-
13G               INLEIDING TOT HET
en als de eenzame musch op het dak van
de huizen.
In hnn letterlijken zin, toonen
ons deze woorden, dat die groote koning
dagelijks eenigo uren nam om in stilte
de geestelijke dingen te overdenken. Maar
in hun geestelijken zin ontdekken ons
diezelfde woorden drie uitstekende afzon-
deringen en als het ware drie kluizen
aan, waar wij onzen Heer kunnen navol-
gen en volgen in zijne verschillende een-
zaam heden. Op den Calvarieberg was
Hij als de pelikaan der woestiju, die
met zijn eigen bloed hare jongen laaft;
in den stal van Bethlehem, waar hij ge-
boren werd, was hij als de uil in een huis,
schreiende en zuchtende over onze zonden;
eindelijk op den dag van zijne hemelvaart,
was hij als do eenzame musch, die zich
terugtrekt en opvliegt naar den hemel,
die als het dak van de wereld is. Deze
drie plaatsen kunnen ons zeer goed tot
afzonderingsplaatseu dienen, hoe groot
ook overigens de beslommering der be-
zigheden zij. Toen do gelukzalige Elzéar,
Graaf van Arian in Provenco, een gerui-
men tijd afwezig was geweest, zond zijne
:chtgenoote, de godvruchtige en kuische
Delphina hem een bijzondoren bode om
hem naar zijne gezondheid te vragen:
-ocr page 139-
GODVRUCHTIG LEVEN.             137
„Ik vaar wol", antwoordde die heilige
man, „en als gij mij zien wilt, zoek mij
dan in de wonde van de zijde van onzen
zoeten Jesus; want daar woon en bevind
ik mij: overal elders zult gij mij te ver-
geefs zoeken." Maar dat was een christen
ridder, die man!
-*-
XIII.
Over de verzachtingen ef schietgebeden eti goede
gedaehten; vierde oefening.
Men trekt zich terug in God, omdat
men naar Hem verzucht, en men verzucht
naar Hem om zicli in Hom terug te trek-
ken , zoo brengt de inwendige afzondering
de verzuchting tot God mede en onder-
houden zij elkander, en beidon nemen
hun oorsprong iu do goede gedachten.
Verzucht dan dikwijls tot God, Piiilo-
thea, door koite maar levendige uitstor-
tingen van uw hart: bewonder zijne
schoonheid; roep zijne hulp in; werp u
in den geest aan deu voet van hot heilig
kruis; aanbid zijne barmhartigheid; on-
dervraag Hem dikwijls betreffende uwe
-ocr page 140-
13S               INLEIDING TOT HET
zaligheid; goei Hom duizendmaal op con
dag uwe ziel; vestig op Hem uwo oogen
om zo te doordringen van zijne zoetheid;
strok do liaud naar Hem uit, als een
kind naar zijn vader, opdat Hij u ge-
leide; plaats Hom op uwe borst als een
heerlijken ruiker; plant Hem in uwe
ziel als eon geheiligden standaard; ein-
delijk geef duizend bewegingen aan uw
hart om het op te wekken tot do liefde
voor God en tot de zoete samenspraken
met dien hemelschen Bruidegom.
Zoo worden deze schietgebeden gedaan,
welke de H. Augustinus zoo zorgvuldig
aanraadde aan do godvruchtige vrouw
Pro ba. Wees zeker, Philothea, dat als
uw geest zich gewent om op dczo wijzo
mot haren God dikwijls in gemeenzaam
onderhoud te komen, hij zich woldra als
doorgcurd zal vinden van zijno vol-
maaktheden; en ook is dit geen zeer
mooielijke zaak: want men kan dozo
oefening zeer goed tusschon do woreldscho
zaken en bezigheden meugon, zonder dat
doze er iets onder lijden. Er zijn toch
hetzij in do geestelijke afzondering, hetzij
in do schietgebeden, slechts eouige kleine
en korte verzuchtingen des harten aoodig ,
en zeker verre dat zulk een oefening onze
-ocr page 141-
GODVEUCIITIG LEVEN.             139
Handelingen bemoeielijkt on belemmert,
is zij daarentegen slechts geschikt om
ze voel te bevorderen en te helpen. De
pelgrim, die een weinig Mijn neemt om
zijn hart te verkwikken en zijn mond te
verfrisschcn, houdt wel is waar eenige
oogenblikken stil, maar verliest daarom
toch geen tijd; want hij verkrijgt nieuwe
krachten om zijn weg te vervolgen en
houdt slechts stil om weer beter te gaan.
Er bestaan verschillende verzamelingen
van mondelijke verzuchtingen, die inder-
daad zeer nuttig zijn; doch zoo gij mijn
raad wilt volgen, zult gij u niet aan die
bepaalde woorden bindou en gij zult een-
voudig met het hart of met den mond
dio woorden spreken, die de goddelijke
liefdo u terstond zal ingovon, want zij
zal er u zooveel verschaften als gij slechts
wilt. Ik erken ovenwol dat er zekere
woorden zijn, die eonegeheel eigenaardige
kracht hobbon om hot hart te troffon, en
derhalve zult gij zeer wel doen er u van
to bedienen; zoodanig zijn degewijdo ver-
zuchtingen waarvan do psalmen vol ziiu,
de verschillendo aanroepingen van den
heiligen naam Jesus, of wel de vlammende
woorden van het Hooglied. Men kan
zich ook met nut bedienen van eenige
-ocr page 142-
140               INLEIDING TOT HET
geestelijke gezangen, maar dan moeten
zij met aandacht gezongen worden.
Wanneer oen mensch hartstocht voor
iets opvat, is hij er bijna onophoudelijk
mede bezig, zoo ook kunnen zij die God
beminnen, niet ophouden aan Hem te
denken, voor Hem te ademen, en als het
mogelijk was, zouden zij iu do harten van
alle monschcn den heiligen en gezeger.den
naam van Jcsus willen prenten. Alle
schepselen schijnen hen er too uit te noo
digcn en er is er geen, of het verkondigt
hun den lof van hun Welbeminde. Ja,
zegt na den H. Antouius do H. Augus
tiuus, al wat op do wereld is spreekt
hun or van: do taal der natuur is in wer-
kelijkheid een stomme taal, doch niettemin
is zij zeer verstaanbaar voor hunne liefde:
alles wekt hen op tot goede gedachten,
en die gedachten verschaffen op hunne
beurt hun duizend goode bewegingen en
heilige verzuchtingen, die ho:i tot God
verheffen. En ziehier eenige voorbeelden.
Als de H. Gregorius, bisschop van
Nazianze, eens langs het strand der zee
wandelde, zoo als hij zelf aau zijn volk
verhaalde, merkte hij op, dat do golven
als zij op het strand rolden, scholpen en
hoorntjes, spruiten van planten, kloine
-ocr page 143-
GODVRUCHTIG LBVBN.             141
oesters en andore dergelijke beuzelingen,
welke de zee uit haren schoot wierp,
achter lieten, on dat andere golven ze
vervolgens weer terug namou en in de
diepte dompelden, terwijl do omliggende
rotsen vast en onbeweeglijk bleven, niet-
tegenstaande de golven woest er op ne-
derstortten. Daarop maakte hij deze
schoono bemerking; dat de zwakko zielen
even als de schelpen en plantenstongels,
zich laten medeslepen, nu eens tot de
droefheid, dan weder tot de vertroosting, al
naar gelang van do eb of vlood der fortuin ;
maar dat de klookmoedigen vast en on-
beweeglijk blijven staan bij alle weder en
tegen alle stormen; en vol van deze ge-
dachte riep hij met David uit: ü Heer!
red mij, want de wateren zijn tot mijne
ziel doorgedrongen, ü Heer! verlos mij
van dezen afgrond: ik word mode ge-
sleept naar de bodem dor zee en de storm
doet mij verdrinken In werkelijkheid was
hij toen zeer bedroefd omdat do ellendige
Maximus zijn bisschoppelijken zetel wilde
overweldigen.
Toen de H. ïulgeutius, bisschop van
ttussia eene vergadering bijwoonde van
den romeinschen adel, voorgezeten door
Theodoric, koning der Gothen, en den
-ocr page 144-
H2              INLEIDING TOT HET
glans aanschouwde van zoovele doorluch-
tige heeren, elk naar hunne waardig-
heid geplaatst, zoidc hij: O God, hoe schoon
moet het homelsch Jeruzalem zijn, daar
hier bonedon het aaHsche Rome reeds
zoo prachtig is! on als men in deze we-
reld zooveel eer bewijst aan de vriendon
der ijdelheid, wclko glorie zal er dan
weggelegd zijn in de andere wereld voor do
vrienden der waarheid !
Men zegt dat do H. Ausolinus, aarts-
bisschop van Canterbury in dozo oefening
van goode gedachten aller bewondoriug
vordiont. Eens dat hij op reis was, sprong
oen haas door de houden vervolgd onder
zijn paard, om daar oon toevluchtsoord te
vinden tegen den dood die hem bedreigde.
De honden dit ziende liepen al blaffende
rond, zonder nogthans naderbij te durven
komen, als vreesden zij de schuilplaats te
ontheiligen, waartoe hun prooi zijne toe-
vlucht genomen had. Dit zoo zonderling
schouwspel bracht al de jagers in een
luid gelach, doch Anselmus daarentegen
weende en zuchtte: „Gij lacht, riep hij
uit, maar dit arme dier lacht niet. Helaas!
wanneer eono ziel vervolgd is geweest en
door duizend omwegen tot allorlei zonden
is gebracht, wachten dan zoo ook hare
-ocr page 145-
GODVRUCHTIG LBVEN.             143
vijanden haar niet af, bij den overgang
van den dood, om zich van haar moester
te maken en haar te vorslinden? En als
die arnio ziel, geheel verdoold, ergens
eene schuilplaats zoekt en er geen vindt,
dan bespotten haar hare vijanden en lachen
haar uit en zij wordt hun eeuwige prooi."
Als hij dit gezegd had vorwij derde hij
zich al zuchtende.
Als Constantijn do Groote een zeer
vereerond schrijven had gericht tot den
H. Antonius, waren de kloosterlingen
die zich bij hom bevonden, geheel ver-
baasd : waarop hij hun deze woorden
zeide: „Hoe staat gij verwonderd dat
een koning aan een mensch schrijft? Ver-
wonder er u veeleer over, dat God voor
de menschen zijne wet heeft geschreven,
en dat Hij tot hen zelfs gesproken heeft
door den mond van zijn eigen Zoon."
De H. Eranciscus zag eens oen schaap
alleen te midden van oen kudde hoorn-
vee: „Ziet, zeide hij tot zijn reisgezel,
hoe zachtmoedig dit arme schaapje is te
midden van deze bokken. Zoo ook was
onze Heer zachtmoedig en nederig te
midden der Phariseérs." En een ander
maal een klein lam ziende dat half ver-
scheurd was door een zwijn, zeide hij
-ocr page 146-
144              INLEIDING TOT HET
weenende: „Ach lammetje, hoe good stelt
gij mij den dood van mijn Zaligmaker
voor den geest."
Toen de H, Franciscus van Borgia,
dat voornaam en heilig personage van
onze eeuw, nog hertog van Candia was,
kon hij nooit op jacht gaan, zonder er
duizonde godvruchtige opmerkingen te
maken. Ik bewonderde, zeide hij later,
hoe gewillig de valken op de vuist terug-
keeren, zich de oogen laten bedekken en
zich aan den stang laten vastmaken, ter-
wijl de menschen zich zoo doof en on-
willig toonen voor de stem van God.
De groote H. Basilius zegt dat de roos
door doornen omgeven deze schoone
leering aan de menschen geeft: „Al wat
in do wereld is, ook het aangenaamste,
o stervelingen, is met bitterheid en droef-
heid vermengd; niets is er zuiver van;
het berouw is steeds met de vreugde
verbonden, de arbeid en de moeielijkheid
met het geluk, de smaad met de glorie,
de uitgaven met de eerambten, de wal-
ging met het genot en de ziekte met de
gezondheid. De roos is een schoone bloem,
zeide nog deze Heilige, maar wekt in
mij een groote droefheid, daar zij mij
spreekt van de zonde, om welke de aarde
-ocr page 147-
GODVRUCHTIG LEVEN.             145
veroordeeld is om \'distels en doornen
voort te brengen."
Eone godvruchtige ziel eens eene schoone
beek beschouwende, waarin de hemel met
zijno sterren zich weerkaatsto als in een
spiegel, zeide: Mijn God! dezo zelfde
sterren zullen oons onder mijne voo-
ten staan, wanneer gij mij ontvangen
hebt in uwc heilige woontenton; en even
als do sterren des hemels op aarde worden
gezien, zoo worden ook de menschen der
aarde in den hemel gezien in de schoone
en heldere bron der goddelijke lietde.
Een ander zeide bij het beschouwen
van den loop eener rivier: Nooit zal mijne
ziel rusten, totdat zij is verslonden in
God, haar begin en haar einde, even
als deze rivier zich gaat verliezen in den
Oceaan.
De H. Francisea, een heerlijko beek
beschouwende op welker oever zij geknield
lag om te bidden, geraakte in vervoering
en herhaalde verscheiden malen deze woor-
den: Ziedaar het beeld van de genade
Gods! zoo ook stroomt zij zacht in de
harten.
Eene andere zeide op het zien van
bloeiende boomen: Helaas! moet ik dan
de eenige zijn, die geene bloesems draag
81
                                          10
-ocr page 148-
146              INLEIDING TOT HEI
in den tuin der Kerk? Eene andere zag
jonge kuikens onder hunne moeder ver-
gaderd, en riep uit: O Heer, bescherm
mij zoo onder de schaduw uwer vleugelen;
en eene andere deed op het zien der
zonnewondbloem deze bemerking: Wan-
neer, o mijn God! zal mijne ziel ook zoo
de aanlokkingen uwer genade volgen?
Vervolgens die kleine bloempjes beschou-
wende , die menpensées (gedachten) noemt,
wel schoon om te zien, maar zonder
geur, zeide zij: Ach, ziedaar inderdaad
mijne gedachten! schoon op het oog, maar
tot niets goed.
Ziedaar, Philothea, hoe men goede
gedachten en heilige verzuchtingen kan
trekken uit al wat zich aan ons voordoet
in den gewonen loop van dit sterfelijk
leven. Wee hen, die de schepselen van
den Schepper scheiden, om ze te doen
dienen tot de zonde; maar zalig zij, die
de schepselen tot de glorie van den
Schepper doen dienen en die de ijdel-
heid tot verheerlijking van de waarheid
aanwenden. Zeker, zegt de H. Gregorius
van Nazianze, ik beschouw het als een
goed gebruik, om alles tot heil van zijne
ziel te doen dienen. Gij kunt hierover
ook het lofdicht lezen dat de H. Hiero-
-ocr page 149-
GODVRUCHTIG LEVEN.             147
nyraus op de H. Paula maakte, en gij
zult met genoegen zien, hoevele verzuch-
tingen en verlangens deze schoone ziel
uitte bij allerlei ontmoetingen.
Vooral in deze oetening van de gees-
telijke afzondering en de schietgebeden,
bestaat hot grooie werk der god vrucht.
Zij is zóó nuttig, dat zij strikt genomen
de andere soorten van gebeden kan ver-
vangen , terwijl, als men haar verwaar-
loost, er bijna geen middel is om dit
aan te vullen. Zonder haar begrijpt men
niets van het beschouwende leven on
vervult men slechts zeer moeielijk de
plichten van het werkend leven: want
dan is de rust niets dan ledigheid en de
arbeid niets dan ongeduld. Daarom smeek
ik u, haar uit geheel uw hart te omhel-
zen en haar nooit te verlaten.
XIV.
Over d« allerhelllgete Hl» en de manier om die te hoorea ;
fjjrdo oefening.
1. Ik heb u nog niet gesproken over
de zon der geestelijke oefeningen, namelijk
het allerheiligst, allergezegendst en aller-
-ocr page 150-
H8              INLEIDIKG TOT HET
aaubiddelijkst Offer en Sacrament des
Altaars, het middenpunt der Christelijke
godsdienst, het hart der godvrucht, de
ziel der vroomheid, liet onuitsprekelijk
geheim en den diepen afgrond der god-
delijke liefde, waardoor God zich waarlijk
aan ons geeft en ons mildelijk zijne ge-
naden en gunsten mededeelt.
2.    Het gebed, in vcreeniging met dit
goddelijk Offer verricht, heeft eone wonder-
bare kracht; want de ziel dan als het ware
rustende op haren Welbeminde, vloeit over
in hemelschc gunsten en ontvangt zóó
vele vertroostingen en geestelijke zoethe-
den, dat zij, om mij te bedienen van de
uitdrukking van het Hooglied, gelijkt op
die kolommen van rook die uit do myrrhe
en den wierook en uit de uitgezochtste
balsembosschen opstijgen.
3.    Wend dan al uwe pogingen aan
dagelijks de H. Mis bij te wonen, om
met den priester het Offer op te dragen
dat uw Zaligmaker onophoudelijk aan God
zijnen Vader voor U en voor de gehcele
H. Kerk opoffert. Altijd bevinden er zich
de Engelen in grooten getale, zegt de
H. Joannes Chrysostomus, om door hunne
tegenwoordigheid dit heilig en ontzaglijk
geheim te vereeren; en door ons daar met
-ocr page 151-
GODVRUCHTIG LEVEN.             149
hen te bevinden kan het niet anders of wij
moeten in zulk een gezelschap een aller-
gelukkigsten invloed ondergaan. De koo-
ren der triumfeereude Kerk en die der strij-
dende Kerk vereenigen zich voor onzen
Heer gedurende deze goddelijke hande-
ling , om ons door Jesus Christus en in
Hem het hart van Uod zijnen Vader te win-
nen on al zijne barmhartigheid op onsneder
te trekken. Welk geluk dan voor eene god-
vreezende ziel door hare eigene verzuch-
tingen te kunnen bijdragen aan zulk een
kostbaar en verlangenswaardig goed!
4.    Zoo gij door eenig onvermijdelijk
beletsel dit Offer niet in werkelijke tegen-
woordigheid kunt bijwonen, breng dan ten
minste uw hart daarheen, om het geeste-
lijker wijze bij te wonen. Neem dan des
morgens een oogenblik om u in den geest
naar de kerk te begeven, zoo gij er an-
ders niet kunt heengann; vereenig uwe
meening met die van alle christenen, en
verricht op de plaats waar gij u bevindt
dezelfde inwendige oefeningen, welke gij
zoudt doen, zoo gij in wezenlijkheid de
heilige Mis in eene kerk bijwoondot.
5.    Om de heilige Mis hetzij werkelijk
hetzij geestelijk te hooron, stel ik u de
volgende methode voor:
-ocr page 152-
150              INLEIDING TOT HET
lü. Van at het begin totdat de pries-
ter het altaar heeft beklommen, zult gij
met hem de voorbereiding doen, die be-
staat in u in Gods te enwoordigheid to
stellen, uwe onwaardigheid te erkennen
en vergiffenis van uwe fouten te vragen.
2°. Van dat de priester het altaar heeft
beklommen tot aan hot Evangelie, kunt
gij eenvoudig en in het kort de komst
en het leven van onzen Heer overdenken.
3°. Van het Evangelie tot het Credo,
overdenk de prediking van onzen Heer;
verklaar Hem dat gij wilt leven en ster-
ven in het geloof aan zijn heilig woord
en in de voreeniging met de heilige ka-
tholieke Kerk.
4°. Van het Credo tot aan het Pater
noster,
overweeg de geheimen van het
lijden en den dood van onzen Verlosser,
die u dan in werkelijkheid en wezenlijkheid
woidt voor oogen gesteld; vereenig u met
de meening van den priester en het ove-
rige volk, en draag aan God den Vader
het heilig offer op tot zijne verheerlijking
en uwe zaligheid.
5°. Van het Pater noster tot aan de
Communie, tracht in uw hart duizend
vurige begeerten op te wekken, om met
onzen Zaligmaker voor altijd vereenigd te
-ocr page 153-
GODVRUCHTIG LEVEN.               151
zijn door de banden van eene eeuwige
liefde.
C° Van de Communie tot aan het
einde, bedank de goddelijke Majesteit voor
zijne menschwording, voor zijn leven, zijn
lijden, zijnen dood en voor de onmete-
lijke liefde welke hij ons betuigt in het
heilig Sacrificie, Hem smeekende bij al
zijne verdiensten, u, uwe ouders, uwe
vrienden en de geheele Kerk altijd genadig
te zijn. Verootmoedig u vervolgens uit
geheel uw hart en ontvang den goddelijken
zegen, dien onze Heer u geeft door de
hand van zijnen dienaar.
Zoo gij gedurende de H. Mis uwe over-
weging wilt doen, over de geheimen, die
gij van dag tot dag neemt, zoo behoeft
gij van deze bijzondere oefeningen geen
gebruik temaken, maar het zal voldoende
zijn als gij bij het begin de meening hebt,
door de oefening uwer meditatie de heilige
Offerande te aanbidden en op te dragen,
daar deze acton in elke overweging hetzij
bepaald uitgedrukt, hetzij stilzwijgend en
inwendig, begrepen zijn.
-ocr page 154-
152              INLEIDING TOT HET
XV.
UvtT de andere openbare en gewone oefeningen tan
godvrueht.
Behalve hetgeen wij zoo even gezegd
hebbeu, Pliilothea, moet men ook op
zon- on feestdagen de vespers bijwonen,
zoo uw toestand u dit toelaat: want deze
dagen zijn aan God toegewijd, en men
moet op deze meer voor zijne eer en
glorie doen dan wel op andere dagen.
Daardoor zult gij duizend zoetheden van
godvrucht ondervinden, zoo als do H.
Augustinus smaakte, die ons verzekert
in zijne Belijdenissen, dat als hij in het
begin van zijno bekeering het goddelijk
Officie hoorde, zijn hart overstroomde
van zoetheid en zijne oogen van tranen
van godvrucht. Denk nog daarbij eens
vooral, dat er altijd meer voordeel en
vei troosting gelegen is in de openbare
diensten der Kerk, dan in bijzondere
oefeningen; daar God gewild heeft dat de
gemeenschap der geloovigen voor hetgeen
zijn vereering aangaat verkieslijk is boven
alle soort van bijzondere oefeningen.
Ga dan gaarne in de broederschappen
van de plaats waar gij zijt, vooral in
-ocr page 155-
GODVRUCHTIG LEVEN.             153
die, waarin gij liet meeste stichting kunt
vinden. Gij zult daardoor een Gode zeer
behaaglijk werk verrichten; want ofschoon
de Kerk de broederschappen wel niet
voorschrijlt, zoo beveelt zij zo desniettemin
aan, en om to tooncn, hoezeer zij ver-
langt dat men er zich late inschrijven,
verleent zij aflaten en andere voorrechten
aan de loden er van. Overigens is het
eene oefening zeer gunstig voor de chris-
telijke liefde, als men zich zoo met ver-
scheidene personen vereenigt, om tot
hunne goede bedoelingen bij te dragen :
en ofschoon het kan gebeuren, dat men
evenveel goede werken afzonderlijk ver-
richt, als men gewoonlijk doet in de
broederschappen, toch altijd blijft het
waar, dat God meer verheerlijkt wordt
door dergelijke vereenigingen, waar de
verdiensten van elk verbonden en verce-
nigd zijn met die van de andere mede-
broeders.
Het zelfde geldt ook van\' de andere
openbare gebeden en godvrucht-oefenin-
gen, bij welke wij zoo veel wij kunnen
door ons goed voorbeeld moeten oijdragen
tot de eer van God, tot stichting van
onzen naaste en tot bet algemeene doel
dat er mede beoogd wordt.
-ocr page 156-
154              INLEIDING TOT HET
XVI.
Dat men de Heiligen moet eeren en aanroepen.
Daar wij dikwijls door den dienst der
Engelen de goede ingevingen van God
ontvangon, zoo moeten wij Hem ook door
hunne tusschenkomst onze verzuchtingen
toestieren, even als door die der Heiligen,
die, daar zij gelijkvormig zijn aan de
Engelen in do glorie van God, zoo als
onze Heer zegt, Hom onophoudelijk hunne
verlangens en gebeden ten onzen gunste
aanbieden.
Vereenigqn wij ons dan, o Philothea,
met die hemelsche geesten en gelukzalige
zielen, doen wij als de jonge nachtegalen,
die met de ouden leeron zingen: onder-
houden wij met hen een godvruchtigen
omgang, en wij zullen veel beter de
goddelijke lofzangen kunnen bidden en
zingen. In het gezicht der Engelen, zeide
üavid, zal ik de lofzangen van Ooi
aanheffen.
Verheerlijk, vereer en eerbiedig met
eene geheel bijzondere liefde de heilige
en roemvolle Maagd Maria; zij is de
Moeder van onzen oppersten Vader, en
bijgevolg, onze grootmoeder. Nemen wij
-ocr page 157-
GODVRUCHTIG LEVEN.            155
dan onze toevlucht tot haar, werpen wij
ons even als kleine kinderen, met een
volmaakt vertrouwen in haren schoot op
elk oogenblik on bij alle voorvallen.
Koepon wij deze zoete Moedor tot ons,
roepen wij hare moederlijke liefde in,
trachten wij hare deugden na te volgen
en dragen wij haar ecu echt kinderlijk
hart toe.
Maak u zeer gemeenzaam met de En-
gelen; denk dat zij hoewol onzichtbaar
nogtans wezenlijk tegenwoordig zijn bij
al uwe daden. Bemin en vereer bovenal
den Engel van het Diocees, waar gij zijt,
do Engelen van do personen, mot wio gij
leeft, en bovenal den uwo: bid hem dik-
wijls , bied hem menigvuldigo eerbewij-
zingen, en gebruik hunne goode hulp in
al uwo ondernemingen, hetzij geestelijke
of tijdelijke, opdat zij tot uwe doeloindi\'ii
medewerken.
Toen de beroemdo Petrus Lefèvre, eerste
priester, eerste prediker, eerste hoogleer-
aar in de godgeleerdheid van het heilig
gezelschap van Jesus, en eerste gezel van
don gelukzaligen lgnatius, den stichter
dezer Sociëteit, eens uit Duitschland terug
keerde waar hij veel had gewerkt voor de
eer van God, on door het diocees kwam,
-ocr page 158-
156              INLEIDING TOT HET-
waar hij was geboren, verhaalde hij dat
hij bij hot doortrekken van verscheidene
kettersehe landen, er zich altijd zeer wel
bij had bevonden, om als hij in eene pa-
rochie aankwam, den Engel dio haar be-
schermde te groeten, en dat hij zichtbaar
aan dezo oefening verschuldigd was, dat
hij ontsnapt was aan de hinderlagen der
ketters, en dat hij de zielen altijd zoo
zacht en zoo gewillig vond om de zaligma-
kendo leer te ontvangen: en hij zeide dit
met zulk een overtuiging, dat een juf-
vrouw, toen nog zeer jong, nu vier
jaren geleden, dat is na meer dan zestig
jaren, dit met een uiterst gevoel van god-
vrucht herhaalde. Wat mij betreft, ik
smaakte grooten troost, toon ik het vorig
jaar, een altaar wijdde, op de plaats zelve,
waar God dien heiligen man heeft doen
geboren worden, in het dorpje Villarot,
te midden van onze meest ontoegankelijke
bergen.
Kies een heilige, wiens leven u het
meest behaagt om te overdenken en na
te volgen, en in wien gij meer bijzonder
uw vertrouwen stelt. Die wiens naam
gij draagt, is u reeds door uw Doopsel
aangewezen.
-ocr page 159-
GODVRUCHTIG LEVEN.             157
XVII.
Iln* men het woord God* moet hoeren en lezen.
Hoor gaarne hot woord Gods, hetzij
gij het aanhoort in do gemeenzame ge-
sprokken van uwe geestelijke vrienden,
hetzij gij hot hoort van denkEusel: ont-
vang hot altijd met aandacht en eerbied:
doe er goed uw voordeel mode, en laat niet
toe dat het Ier aarde vallo, maar bewaar
het in uw hart, als een kostbaren balsem,
in navolging van de H. Maagd, die al de
woorden in haar hart bewaarde die men
tot lof van haren Zoon zoide. Denk ook
dat Onze Heer de woorden die wij tot Hom
spreken in het gebed , slechts ontvangt
naarmate wij de woordon ontvangen, die
Hij ons toespreekt in de prediking.
Heb altijd een goed godvruchtig boek
bij u, zooals dat van den H. Bonaventura,
van Gerson, van Dionysius de Karthuizer,
van Lodewijk Blosius. van Grenada, van
Du Pont, van Avila, do geestelijke strijd,
de brieven van den H. Hieronymus en
andere dergelijken !); lees er alle dagen
1) Een der eerste plaatsen verdient ook in dit
opzicht, het onwaardeerbare werk van onzen
Thomas van Kempen: Over de navolging van Christus.
-ocr page 160-
158              INLEIDING TOT HET
een weinig in met groote godvrucht, alsof
die heilige schrijvers ze van den hemel
hadden gezonden om u den weg daarheen
te toonen en den moed te geven om dien
te bewandelen. Lees ook de geschiede-
nissen der Heiligen waarin gij als in een
spiegel, de afbeelding van het christelijk
leven kunt beschouwen. Pas hunne daden
toe ten voordecle van uwe ziel; door
daarbij op de plichten van uwe roeping
te letten; want hoewel vele daden van
de Heiligen niet na te volgen zijn voor
hen die in de wereld leven, altijd toch
kunnen zij of van nabij of van verre ge-
volgd worden. Zoo kunt gij de afzonde-
ring van den H. Paulus, eerste kluizenaar
navolgen, in de geestelijke en werkelijke
afzonderingen, waarvan ik u gesproken
heb, en waarop ik later zal terug komen.
Gij kunt do armoede van den H. Fran-
ciscus navolgen door de oefeningen van
armoede, waarover ik voornemens ben u
te onderhouden, en zoo vervolgens. Doch
ik stem toe dat er zekere geschiedenissen
zijn die meer licht verspreiden voor
het levensgedrag, zoo als het leven van
de gelukzalige moeder Teresia, dat hier-
voor waarlijk bewonderenswaardig is; de
levens van de eerste Jesuiten; die van
-ocr page 161-
GODVRUCHTIG LEVEN.             159
de H. Carolus Borromous, aartsbisschop
van Milaan, van den H. Lodewijk, van
den H. Bernardus, de kronijken van den
den H. Franciscus en andere dergclijkcn.
Anderen bieden meer te bewonderen dan
na te volgen, zooals die van de H. Maria
van Egypte, van den H. Simeon Stylites,
van de H. Catharina van Sienna, van de
H. Catharina van Genua, van de H.
Angela en verscheidene anderen, die even-
wel niet nalaten een algemeenon smaak te
schenken voor de heilige liefde van God.
XVIII.
Il\'it» men de ingevingen moet ontvangen.
Wij noemen ingevingen alle aanlok-
kingen der genade: de goede bewegingen,
de verwijten en wroegingen des gewetens,
de inwendige verlichtingen, en in het
algemeen alle zegeningen, waarmede God,
door een louter uitwerksel zijner vader-
lijke goedheid, ons hart waarschuwt, hetzij
om ons tot de beoefening der deugden
aan te sporen, in ons zijne heilige liefde
op te wekken, en, in een woord, ons
-ocr page 162-
ICO              INLEIDING TOT HET
alles te doen zoeken wat ons tot de
eeuwige goederen kan leiden. Dit noemt
de Bruidegom der Gezangen kloppen aan
de deur van zijne Rruid, tot haar hart
sproken, haar wekken als zij slaapt,
haar roepen als zij afwezig is, haar uit-
noodigeu om van zijn honig te proeven,
vruchten en bloemen in zijn tuin te plukken
en Hem haar zoete stem te doen hooron.
Als God in ons, door ons en voor ons
eenige daad van gewicht wil verrichten,
dan ten eerste, stelt hij ons die voor door
zijne ingeving; ten tweede, dezo voor-
stelling behaagt ons; ton derde, wij stem-
men er in toe. Want, evenals er drie
trappen zijn om tot de zonde af te dalen,
de bekoring, het behagen en do toestem-
ming, zoo zijn er ook drie om tot de deugd
op te klimmen: de ingeving, die overeen-
komst heeft met de bekoring; het beha-
gen in de ingeving, die overeenkomt
met het behagen in de bekoring; en de
toestemming in de ingeving, die overeen-
komt met de toestemming die men aan
de bekoring geeft.
Al zou de inspraak al den tijd van ons
leven dm en, zoo zouden wij daardoor
volstrekt niet aan God behagen, als wij
er geen behagen in schepten; ja God zou
-ocr page 163-
GODVRUCHTIG LEVEN.              1G1
daarentegen er door beleedigd worden,
even als hij het werd door het gedrag
der Israëlieten, bij wie hij gedurende
veertig jaren, zooals hij zeil zegt, aandrong
dat zij zich zouden bekeeren, zonder dat
zij er ooit naar wilden luisteren; en dit
deed Hem met eede tegen hen zweeren,
dat zij nooit zijne rust zouden binnengaan.
Het behagen dat men in de ingevingen
neemt is een groot middel tot de eer
van God, en reeds een begin van aan
zijne goddelijko Majesteit te behagen;
want, al is dit bohagen ook nog geen
volkomen toestemming zoo is het ten
minste toch een zekere geneigdheid om
toe te stemmen; en oven als het een zeer
goed toeken en een hoogst nuttige zaak
is, behagen te scheppen in het aanhooren
van Gods woord, dat als het ware een
uitwendige ingeving is, zoo is hot ook
een zeer goede en Gode zeer aangename
zaak, behagen te scheppen in de inwen-
dige inspraken.
Eindelijk is, om de oefening volkomen
te doen zijn, do toestemming noodig; want
als wij do ingeving hebben ontvangen,
en er zelfs behagen in hebben genomen,
en wij weigeren er mede in to stemmen,
dan is het duidelijk dat wij God zeer
8t                                              11
-ocr page 164-
1G2               INLEIBISG TOT HEI
miskennen en zijne goddelijke Majesteit
zeer beleedigen; want het blijkt duidelijk,
dat in zulk oen handelwijze meer verachting
gelegen is, dan wanneer wij zijne inspra-
ken terstond haddon verworpen. Zoo was
het ook met de Bruid der Gezangen: de
stem van haren Welbeminde had haar
hart met eene heilige vreugde vervuld;
niettemin wilde zij hem de deur niet
openen en verontschuldigde zich door
ijdele voorwendsels; en toen de hemelsche
Bruidegom dit zag, ontstak Hij in recht-
matige verontwaardiging, ging verder en
verliet haar. Neem dan hot besluit, Phi-
lothea, om van goeder harte alle inspraken
aan te nemen, die het God behagen zal
u over te zenden; en als zij komen,
ontvang ze dan als gezanton van den
Koning des hemels, die met u een verbond
wil sluiten. Hoor vreedzaam naar hunne
voorstellen, beschouw do liefde van Hem
die ze u zendt, en ontvang ze met inge-
nomenheid. Stem daarna toe, maar met
een volkomone, spoedige en tevredene
toestomming; op deze wijze zal God,
die aan u volstrekt niets verplicht kan
zijn, evenwel niet nalaten, uwe beant-
woording aan zijne liefde aan te nemen.
Doch zoo de inspraak eenige gewichtige
-ocr page 165-
GODVIIUCKÏIG LEVEN.             163
oi\' buitengewone zaak betreft, schors dan
uwe toestemming op, tot gij uwen biecht-
vader hebt geraadpleegd, en hij geoor-
deeld heeft of do ingeving waarachtig
of valsch is. Want dikwijls gebeurt het
dat de vijand, als hij ziet dat eone ziel
gewillig is om toe te stemmen in do in-
spraken, haar valscho ingevingen voorstelt
om haar te bedriegen: iets wat hij nooit
kan doen, zoo lang deze met nederigheid
aan haren bestierder gehoorzaamt.
Is de toestemming ons gegeven, dan
moet men al zijne zorg aanwenden om
er do uitwerkselen van te toonen, en do
ingeving in handeling veranderen, want
hierin is do volmaaktheid der ware deugd
gelegen. Immers met het hart in iets
toe te stemmen, zouder ooit tot de uit-
voering er van te komen, zou gelijk staan
met een wijngaard to planten, zouder to
willen dat zij vruchten voortbrengt.
Nu, voor dit alles is het hoogst voor-
doelig do morgen-oefening in beoefeniug
te brengen, even als de geestelijke af-
zonderingen, waarvan ik boven heb ge-
sproken; waut hierdoor bereiden wij ons
tot de beoefening van hot goede niet al-
leen door eeno algeineene maar ook door
oene bijzondere voorbereiding.
-ocr page 166-
164              INLE1DISG TOT HET
XIX.
Over dn II. iii .c :ht.
Onze Zaligmaker liecft aan zijne Kerk
liet Sacrament van boetvaardigheid of der
biecht nagelaten, om ons van al onze
smetten te wasscheu, zoo dikwijls wij er
ons mede bezoedeld hebbon. Duld dan
nooit, Philothea, dat uw hart langen tijd
met zonde besmet blijft, daar gij zulk
een zeker en gema.kkelijk geneesmiddel
hebt. Eeno ziel, die in do zonde heeft
toegestemd , moet afschuw van zichzclve
hebben en zich zoo spoedig mogelijk zui-
veren, uit eerbied voor de goddelijke Ma-
jesteit die haar gadeslaat. Helaas! zou
hot niet het toppunt van dwaasheid zijn
ons zelven don geestelijken dood te laten
sterven, terwijl wij zulk een voortreffelijk
middol bij do hand hebben om ons te
genezen ?
Biecht nederig en godvruchtig alle acht
dngen, en als hot kan telkens wanneer gij
«uit commuuicecren, ook al hebt gij geen
enkele doodzonde op het geweten, want
door de biecht zult gij niet alleen de
vrijspraak ontvangen van do dagolijksehe
-ocr page 167-
GODVRUCHTIi LEVEN.             165
zonden dio gij zult, bolijdon , maar gij zult
eene groote kracht ontvangen om ze in
do toekomst te vermijden, een groot licht
om zo wel te onderscheiden en eene over-
vloedige genade om al liet nadeel te her-
stellen dat zij u veroorzaakt hebben. Gij
zult daardoor verder do deugd van nede-
righeid, van gehoorzaamheid, van een-
voudigheid en van liefde beoefenen, zoodat
gij door deze enkele daad meer deugden
zult beoefenen dan door cenigc andore.
Heb altijd eene ware droefheid over de
zonden, die gij biecht, hoe klein zij ook
mogen wezen, met het vaste voornemen
om er u in do toekomst van te beteren.
Vele personen, die uit gewoonte dage-
lijkseho zonden biechten, en hiervan als
het wai\'o een plicht maken bij al hunne
biechten, zonder hoegenaamd er aan 1c
denken, om er zich van te boteren, blij-
ven geheel hun leven er mode belast en
verliezen hierdoor velo goederen en geeste-
lijke voordeolon. Als gij u dan van oen
leugen beschuldigt, zelfs zouder nadeel
voor den naaste, of wel dat gij eenig licht-
zinnig woord gezogd hebt, of te veel hebt
gespeeld, heb er dan berouw over en
maak het \\ ast voornemen er u van te
boteren. Want het is een misbruik, zich
-ocr page 168-
166              INLEIDING TOT HET
te beschuldigon van eenige zondo, hetzij
dood- of dagcliiksche zoude, zonder zich
er van 1c willen losmaken , daar do biecht
slechts hiertoe is ingesteld.
Laat bij uwe biecht die overtollige be-
schuldigingen achterwege, welke velen
gewoon zijn te doen, als: Ik heb God
niet zoo bemind, als ik wel moest; ik
heb niet met zooveel god vrucht gebeden,
als dit wel behoorde; ik heb mijnen naaste
niet naar behooren bemind; ik heb d<ï
Sacramenten niet met dien eerbied ont-
vangen, die ik verschuldigd was, en an-
dere dergelijken. De reden is dat gij
hierdoor, niets persoonlijks zegt, dat aan
den biechtvader den staat van uw jrewe-
ten kan doen kennen; daar al de Heiligen
van het Paradijs en alle menschen der
aarde hetzelfde zouden kunnen zeggen,
als zij te biechten gingen. Onderzoek
dan welke bijzondere beweegreden gij hebt
om dergelijke beschuldigingen te doen;
en als gij het ontdekt hebt, beschuldig
u dan eenvoudig en zonder omwegen van
uwc fout. Bij voorbeeld, gij beschuldigt
u den naaste niet bemind to hebben,
zooals dit behoorde; misschien omdat gij
een arme hebt gezien die in hooien nood
verkeerde, dien gij hadt kunnen helpen
-ocr page 169-
GODVRUCHTIG LEVEN.            167
en verlichten, en er u volstrekt niet om
bekommerd hebt. Welnu! beschuldig u
van dezo bijzonderheid en zeg: ik heb
een arme gezien dio in nood verkeerde,
en ik heb hem niet geholpen, zooals ik
kon, door onachtzaamheid, hardvochtig-
heid, of verachting, al naar gij de-be-
weegreden zult kennen, die aanleiding
tot uw fout heeft gegeven. Beschuldig
u insgelijks niet, dat gij God niet met
die god vrucht hebt gebeden, die gij wel
verschuldigd waart; maar als gij vrijwil-
lige verstrooiingen hebt gehad, of dat gij
verzuimd hebt de passende plaats, tijd
en houding te nemen, om uw gebed met
aandacht te verrich*en, beschuldig u dan
daarvan eenvoudig, volgens gij bevindt
dat gij zijt te kort geschoten, zonder te
spreken van die algemeenheden, die noch
koud noch warm zijn in de biecht.
Stel u niet tevreden me; uwe dage-
lijksche zonden te zeggen wat de daad be-
treft maar beschuldig u ook van de be-
weegreden, die u heeft aangespoord om
ze te bedrijven. Bij voorbeeld, stel u
niet te vreden met te zeggen dat gij ge-
logen hebt zonder iemand te benadeelen,
maar zeg ook of dit uit ijdele glorie is
geschied om u zelven te prijzen en te
-ocr page 170-
168               INLEIDIXG TOT 1IKT
verontschuldigen, of wel uit ijdel vermaak,
of uit stijfhoofdigheid; als gij bij gele-
genheid van het spel gezoudigd hebt,
zeg dan of dit geschied is uit zucht naar
gewin, of uit vermaak in don omgang,
en eveneens bij de anderen. Zeg verder
hoelang uwe zonde geduurd heeft; want
de langdurigheid vergroot gewoonlijk de
fout zeer, daar er groot onderscheid is
tusschen eeno voorbijgaande ijdelheid, die
gedurende een kwartier uurs onzen geest
heeft bezig gehouden on die waarin ons
hart gedurende oen, twee of drie dagen
behagen heeft geschept. Men moet der-
halve zeggen, de daad, do beweegredenen
en den duur van onze zondon. Niet dat
men altijd verplicht is, zoo nauwkeurig
in de verklaring van de dagelijksche zonden
te zijn, men is zelfs niet bepaald gehou-
den ze te biechten; maar zij die hunne
zielen goed willen zuiveren om beter tot
do heilige god vrucht te geraken, moeten
zeer zorgvuldig zijn om aan hun geeste-
lijken geneesheer, al hunne wonden te
doen kennen, tot de kleinste toe, om
van die allen genezen te worden.
Verzuim niet te zoggen wat noodig is, om
den aard van uwe beleediging wel te doen
begrijpen, even als de reden, dat gij u
-ocr page 171-
GODVRUCHTIG LEVEN.             ÏG\'J
boos hebt gemaakt of toegevend hebt ge-
toond voor een of ander gebrek. Bij
voorbeeld, iemand die mij nnsliaagt zal
mij eenig lichtzinnig woord toevoegen
om ta lachen; ik zal dit kwalijk nemen
en mij er boos om maken. Zoo een
ander, die mij aangenaam is evenveel of
zelfs meer had gezegd, zou ik het ten
goede hebben geduid on mij er volstrekt
niet om vertoornd hebben. Ik zal mij dan
beschuldigen, dat ik mij iu bittere woor-
den heb uitgelaten, omdat ik iets dat
men mij zeide heb kwalijk genomen, niet
om de woorden zelven, maar omdat de
persoon die ze mij zeide mij mishaagde ;
en zoo het noodig is deze woorden mede
to doelen om u wel te doen kennen,
meen ik, dat gij zo zoudt moeten herha-
len. Want, als men zich op de\'.c wijze
zouder omwegen beschuldigt, dan ontdekt
men niet" alleen de zonden, die men be-
dreven heeft, maar ook do slechte nei-
gingen, de gewoonten, de gelegenheden
en andere wortelen der zond o; en hierdoor
zal de geestelijke vader beter kunnen
oordeelen over den staat van het hart dat
hij behandelt en over de geneesmiddelen
die hij het moet toedienen, (iij moet echter
altijd de personen, die doel hebben ge-
-ocr page 172-
170              INLEIDING TOI IIET
nomen aan uwc zonde, bedekt houden,
ten minste zooveel als dit u mogelijk
zal zijn.
Let ook op eene menigte zonden, die
in het geweten leven en hcoischcn, zonder
dat men het bemerkt. Men moet die
belijden en zorg dragen zich er van te
ontlasten. Lees daartoe aandachtig de
hoofdstukken VI, XXV, XXVI, XXXII,
XXXUI en XXXIV van het derde deel
en hoofdstuk VIII van het vierde.
Verander niet licht van biechtvader; maar
bl\'jf nadat gij er een gekozen hebt, dezen
op daartoe bepaalde dagen rekenschap ge-
ven van uw geweten, zeg hem zonder om-
wegen en vrijmoedig de zonden die gij
bedreven hebt, en doe hom van tijd tot
tijd, bijvoorbeeld elke maand of elke twee
maanden, den staat van uwe neigingen
kennen, ook al zou daarin voor u geen
zonde gelegen zijn, zooals wanneer gij
door droefheid of verdriet zoudt gekweld
zijn of dat gij tot vreugde en begeerten
om rijkdom te verzamelen zoudt getrok-
kon worden, en zoo vervolgens.
-ocr page 173-
GODVRUCHTIG LEVEN.             171
XX.
Orer de TêelTDldlge Communis,
Men verhaalt van Mithridates, koning
van Poutus, dat liij een drank liad uit-
gevonden, naar zijn naam Mithridaat
gehoeton en door het gohruik daarvan
zoo sterk werd, dat toen hij zich later
wilde vergiftigen om de slavernij der
Romeinen te ontgaan, hij daarin niet
slagen kon. Zoo ook heeft de Zaligmaker
het II. Sacrament des Altaars ingesteld,
dat wezenlijk zijn vleeseh on bloed bevat,
opdat hij die dit oct eeuwig zau leven.
Daarom zal al wie hiervan dikwijls met
godvrucht gebruik maakt, de gezondheid
en het leven zijner ziel dermate verster-
ken, dat hij bijna onmogelijk vergiftigd
zou kunnen worden door eenigerlei slechte
neiging. Men kan niet door dit goddelijk
vleeseh gevoed worden en leven in doo-
delijko neigingen; want even als de men-
schen in het aardsch paradijs zich voor
den lichamelijken dood konden vrijwaren,
door van do vrucht van den boom dos
levens te eten, welke üod daar geplant
had, zoo kunnen zij zich voor den gees-
-ocr page 174-
17iJ              INLEIDING TOT HET
tcliiken dood behoeden, door gebruik te
maken van dit Sacrament des levens. Als
de teoderste en voor bederf moest vatbare
vruchten zooals kersen, abrikozen en aard-
beien gemakkelijk bot geheclc jaar door
bewaard worden, als zij in suiker of honig
zijn ingelogd, welk wonder is er dan in
gelegen, dat on».e harten, hoe zwak en
bederfelijk zij ook zijn, aan het bederf
der zonden ontsnappen, als zij doortrok
ken zijn door de kracht en onbederfelijk
hoid van het vloesch en bloed van den
Zoon Gods? ü Philothea! do christenen,
die verloren zullen gaan, zullon niets te
antwoorden hebben, als de rechtvaardige
Rechter hun zal doen zien, wat groot
ongelijk zij gehad hebben, om zich gees-
telijk te laten sterven, terwijl het hun
zoo gemakkelijk was hunne gezondheid
en hun leven te bewaren, als zij zich
maar hadden gespoed tot zijn lichaam,
dat hij hun tot dat einde had nagelaten.
Rampzaligen! zal Hij hun zeggen, waarom
z\'j* o\'j gestorven, gij die de vrucht en
oorsprong dos levens tot uwe beschikking
hadtP
Dagelijks te coinniuniceeron, wil ik
noch prijzen noch laken. Maar alle zon-
dagen de communie te ontvangon, dit
-ocr page 175-
GODVRUCHTIG LEVEN.             IVÓ
keur ik goed en raad ik iedereen aan,
mits do geest vrij zij van genegenheid
tot zonde. Dit zijn de eigen woorden
van den H. Augustinus en niet hom laak
noch keur ik volstrekt goed dat men
alle dagen communiceert, maar op dit
punt verwijs ik olkon geloovige tot zijn
geestelijken leidsman: want de vooreene
zoo veelvuldige communie vcreischte ge-
steldheden moeten zoo volmaakt zijn,
dat het niet goed is hiervoor een alge-
meonon raad te geven; en daar deze go-
steldheden, hoe uitmuntend die ook moeten
zijn, zich in verscheidene goode zielen
kunnen bevinden, is het evenmin goed
er in het algemeen iedereen van af te
houden. Dit is eeno zaak die volgens
den inwendigon staat van elk in het bij-
zonder moet behandeld worden. Hot zon
onvoorzichtig zijn, aan allen zonder on-
derscheid een zoo veelvuldig gebruik van
de Eucharistio aan te raden; maar het
zou even onvoorzichtig zijn, dit te laken
in hen dio dit beoefenen, vooral als zij
hierin don raad van een waardig ziels-
bestierder volgen. Do H. Cathariua van
Sionna gaf op dit punt een zeer passend
antwoord: als men haar tegenwierp, oin
haar van hare veelvuldige coininumën af
-ocr page 176-
174               INLEIDING TOT HET
to brengen, dat do II. Augustinus het
gebruik om dagelijks to communiceeren
noch prees noch laakte: Welnu, zeide
zij, daar de H. Augustinus het niet laakt,
bid ik u het evenmin te laken, en hier-
mede zal ik tevreden zijn.
Maar Philothea, gij ziet dat de H.
Augustinus vermaant en zeer strek aan-
raadt om allo zondagen te communiceeren :
doe dit dan zooveel u maar mogelijk is.
Als gij, zooals ik vooronderstel, geenerlei
genegenheid tot do doodzonde, noch
ecnigo genegenheid tot de dagelijkscho
zonden hebt, dan zijt gij in de ware
gesteltenis, die de H. Augustinus vraagt
en zelfs in oen nog betere gesteldheid,
daar gij niet alleen den wil niet bobt om
te zondigen, maar ook zelfs geene gene-
genheid tot zonde hebt: zoodat gij, als
uw geestelijke vader hot goedvond, zelfs
nog meermalen dan alle zondagen met
vrucht zoudt kunnen communiceeren.
Er zoudon nogthans verscheidene wet-
tigo hinderpalen kunnen zijn, zooal niet
van uwen kant, dan ton minste vanden
kant van de personen, met wie gij leeft,
die aan uwen zielsbestiorder gelegenheid
zoudon geven het getal uwer communie te
beperken. Bij voorbeeld, als gij in dienst
-ocr page 177-
GODVRUCHTIG LEVEN.             175
van andoren zijt, en als zij aan wie gij
gehoorzaamheid verschuldigd zijt slecht
onderwezen zijn in hunne godsdienst ofwel
een zoo zonderling humeur hebben dat
zij zich verontrusten en kwellen zouden,
u zoo dikwijls te zien communieeeren,
dan zou het misschien goed zijn zich naar
hunne zwakheid te schikken, on slechts
om de veertien dagen te communicceren,
doch wol te verstaan alleen in liet geval
dat men hun tegenstand volstrekt niet
overwinnen kan. Overigens, zou het
moeielijk zijn hieromtrent een algemeenen
regel te geven. Men moet doen wat de
geestelijke vader zal zeggen, ofschoon ik
kan verzekeren, dat liet uitstel van de
communien voor hen die God godvruch-
tig willen dienen niet grooter mag zijn
dan van de eene maand tot do andere.
Zoo gij voorzichtig zijt, zal er noch
vader, noch moeder, noch man, noch
vrouw zijn, dio u belet dikwijls to com-
municeeren. Want daar gii op den dag
van uwe Communio niet zult nalaten de
voor uw staat passende zorg te hebben,
daar gij zachtmoediger en voorkomender
zult zijn jegens hen dio bij u komen, en
gij hun geenerlei plichtplegingen zult wei-
geren, is het met waarschijnlijk dat zij
-ocr page 178-
17G               INLEIDING TOT HET
u van crue oefening zullen afhouden, die
hun hoegenaamd geen ongemak veroor-
zaakt, ten minste, of zij zouden al een
geheel boosaardigen en onrcdelijken in-
borst moeten hebbeu, in welk geval, uw
leidsman, zoo als ik gezegd heb wel zal
willen dat gij cenige inschikkelijkheid ge-
bruikt.
Wat de lichamelijke ongestcldhcrlcu be-
treft, er is er geen die een wettige hin-
derpaal is voor deze heilige deelneming,
tenzij cene ongesteldheid die herhaaldelijk
zou doen braken.
Derhalve om allo acht dagen to com-
municeereu is hot noodzakelijk goene dood-
zonde te hebben, nog eonige genegenheid
tot dagolijkscho zonde, en daarenboven
moet men cm groot verlangen hebben
naar de communie. Maar om alle dagen
te communicceren, moet men behalve dit,
de meeste slechte noigingen overwonnen
hebben on dan nog slechts met den raad
van zijn geestelijken vader.
-ocr page 179-
GODVRUCHTIG LEVEN.               177
XXI.
IIüo mm moet commDnlceerfn.
Begin den avond te voren u tot de
heilige communie voor te bereiden door
vele verzuchtingen en uitstortingen des
harten, begeef u wat vroeger ter rust
om des te vroeger te kunnen opstaan;
zoo gij dis nachts ontwaakt, heilig dan
deze oogenblikken door eenige godvruch-
tige woorden of eenige zoete gedach-
ten , zoodat uwc ziel er als het ware van
doorgeurd wordt om den Bruidegom te
ontvangen, dio waakt terwijl gij slaapt
en zich bereid maakt om u duizend ge-
naden en gunsten aan te brengen, als
gij van uwen kant bereid zijtom Hem te
ontvangen. Sta des morgens op metgroote
vreugdo om het geluk waarnaar gij haakt,
en ga na goed gebiecht te hebben, met
groot vertrouwen, maar ook met groote
nederigheid dat homelsche Vleesch nemen,
dat voedt tot de onsterfelijkheid. Van
het oogenblik dat gij de geheiligde woor-
den-hebt gezegd: Weer, ik ben niet waar-
dig, enz.
zult gij uw hoofd en lippen niet
meer bewegen noch oin te bidden, noch
81
                                          12
-ocr page 180-
178               INLEIDING TOT IIET
om te zuchten; maar open zacht en be-
tamelijk don mond en licht uw hoofd op
zoo veel als noodig is, opdat de priester
kunne zien wat hij doet, en ontvang,
vol geloof, hoop on liefde, Ilcm die het
begin, voorwerp, oorzaak en einde van
alle dingen is. O Philothea! verbeeld
u, dat, gelijk de bij na op de bloemen
den dauw des hemels en het beste sap
der aarde verzameld te hebben, dit in
honig verandert en het in haren korf
brengt, zoo ook de Priester op het altaar
den Zaligmaker der wereld neemt, die
als een dauw van den hemel gedaald, eu
waarachtige Zoon der Maagd, als een
bloem uit de aarde is voortgekomen, en
hem in uwen mond en in uw hart legt,
om u een zoete spijze to worden. Zoodra
gij Hem ontvangen hebt, wek dan uw
hart op om eer te komen bewijzen aan
dien Koning des heils; handel met Hem
over uwe inwendige aangelegenheden; be-
schouw Hem te midden van uw hart,
waar Hij zich heeft gevestigd voor uw
geluk; in een woord, ontvang Hem met
al den eerbied die u mogelijk is en ge-
draag u zoo, dat men door al uwe daden
kan bemerken dat God met u is. Maar,
als gij dien troost niet kunt hebben om
-ocr page 181-
GODVBUCIITIG LEVEN.              179
in de H. Mis werkelijk to communicoereii,
communiceer dan ten minste met het
hart en met den geest, door u door een
vurig verlangen met dit levendmakend
vleesch des Zaligmakers to vereenigen.
Uw groote moening bij uwe communie
moet zijn, voortgang te maken, u te
versterken en te troosten in de liefde
Gods; want in de liefde moet gij ont-
vangen wat de liefde zich verwaardigt
u te geven. Neen, nergens geeft de Za-
ligmaker een grooter bewijs van zijne
goedheid en teederheid dan in dit Sacra-
ment, waar hij zich, om zoo te zeggen,
verrdotigt en zich in voedsel verandert,
om onze zielen to doordringen en zich
innig met het hart en het lichaam zijner
goloovigen te vevoenigen.
Als de wereldlingou u vragen, waarom
gij zoo dikwijls communiceert, zeg hun
dan dat dit is om God to loeren bemin-
nen, om u te zuiveren van uwe onvol-
maaktheden, om u te verlossen van uwe
ellenden, om u te troosten in uwe droef-
heden, om u te ondersteunen in uwe
zwakheden. Zeg hun dat twee soorten
van lieden dikwijls moeten communicee-
ren; do volmaakten, omdat zij in goede
gesteltenis zijn en dus groot ongelijk
-ocr page 182-
180               INLEIDING TOT HET
zouden hebben om niet tot de bron der
volmaaktheid te naderen; en de onvol-
maakt en, om met recht naar de volmaakt-
heid te kunnen streven; de stevken uit
vrees van te verzwakken; on de zwakken
om zich te versterken ; do zieken om te
genezen ; en de gezonden om niet in ziekte
te vallen; en dat gij onvolmaakt, zwak
en ziek zijnde, dikwijls gemeenschap
moet hebben met de volmaaktheid, de
sterkte en den geneesheer. Zeg hun dat
zij die niet veel bezigheden hebben, dik-
wijls moeten communiceeren, omdat zij
er don tijd toe hebben; en dat zij die
met bezigheden zijn overladen, ook dik-
wijls moeten communicecrcn, omdat zij
er bijzonder behoefto aan hebben. En
inderdaad, zij die zwaar werken on met
moeielijkheden \'zijn overladen belmoren
een stei ig en overvloedig voedsel te nemen.
Zeg hun dat gij het H. Sacrament ont-
vangt om het goed te loeren ontvangen,
daar men nooit ccne zaak goed doet, waarin
men zich niet dikwijls oefent.
Communiceer oan dikwijls, Pbilothea,
en zoo dikwijls gij maar kunt volgens den
raad van uwen geestelijken vader; want
als hot waar is dat de hazen in onze
gebergten in don winter wit worden om-
-ocr page 183-
G0DVRVCIIT1G LEVEN.             Ü81
dat zij dan niets dan sneeuw zien en eten,
geloof dan dat ook gij door de schoon-
heid, goedheid en zuiverheid zelve in dit
goddelijk Sacrament te beschouwen en te
nuttigen, geheel schoon, geheel goed en
geheel zuiver zult worden.
m
-ocr page 184-
1S2              INLEIDING TOT HET
pEBDE pEEL..
Bevattende verscheidene raadgevingen betref-
fende de beoefening der deugden.
I.
Over do keuze die luen moei doen Mj het beoefenen der
deugden.
De koningin der bijen gaat nooit de
velden in, dan door geheel haar klein
volkje omringd, on de liefde komt nooit
in een hart of zij brengt daarin geheel
den stoet van andere deugden mode, die
zij oefent en regelt, als oen kapitein zijne
soldaten; doch zij stelt ze niet terstond
aan hot werk, uoeh altijd evenzeer, noch
terzelfder tijd, uoeh op dezelfde plaats.
De rechtvaardige is als oon boom die aan
den watorkant geplant is en zijne vruchten
voortbrengt op zijn tijd: als de liofde de
ziel bevochtigt, brengt zij daarin deugd-
-ocr page 185-
GODVRUCHTIG LEVEN.             183
zame werken voort, elk op zijn tijd. De
muziek hoo aangenaam op zich zelve,
komt ten onpas in den rouw, zegt een
spreekwoord. Ook is dit een groot gebrek
in hen die de beoefening van een of andere
bijzondere deugd ondernemen, om bij elke
gelegenheid daarvan blijk te willen geven;
even als die oudo wijsgoeren, waarvan
de een altijd wilde lachen, en do andere
altijd weonen; ja nog onredelijker, daar
zij hen laken en berispen, die niet even
als zij altijd dezelfde deugden beoefenen.
Men moet zich verheugen met de blijden,
zegt de Apostel, en weenen met de wee-
nenden;
en hij voegt er bij: De liofde is
geduldig, goedaardig, vrijgevig, voor-
zichtig en inschikkelijk.
Er zijn evenwel deugden, die bijna
algemeen gebruikelijk zijn en die zich
niet moeten beperken, tot hare eigenlijke
daad, maar ook haar geest moeten ver-
spreiden over de daden van alle andere
deugden. Er bieden zich niet dikwijls
gelegenheden aan om de si erkte, do groot-
moedigheid, do mildheid te beoefenen;
maar de zachtmoedigheid, de matigheid,
do boleefdhoid en de nederigheid zijn
deugden, waarmede al de daden van ons
leven moeten versierd zijn. Al zijn er
-ocr page 186-
184              INLEIDING TOT HET
ook deugden die uitstekender zijn dan
deze, zoo zijn er nogthans geene, waarvan
de beoefening noodzakelijker is. Suiker
is beter dan zout, maar het zout wordt
veelmeer gebruikt en is onontbeerlijker.
Daarom moet men altijd een goeden en
rijken voorraad van deze algemeene deug-
den hebbeu, opdat men er zich bijna
aanhoudend van kunne bedienen.
Bij de beoefening der deugden moeten
wij die boven do andere verkiezen, welke
het moest mot onzen plicht overeenkomen,
en niot die welke het meest naar onzen
smaak zijn. De H. Paula had er een
bijzonderen smaak in, strenge lichamolijke
verstorvingen te plegen, om daardoor
gemakkelijker de geestelijke zocthedon te
smaken; maar het was meer haar plicht
om de gehoorzaamheid aan hare oversten
te beoefenen: daarom bekent de H. Hie-
ïonymus dat zij te berispen was, omdat
zij, tegen den raad van haren bisschop,
ongematigde onthoudingen pleegde. De
Apostelen, daarentegen, belast met het
Evangelie ce verkonuigen en hst hemclsch
brood aan de zielen uit te reiken, oor-
deelden met veel wijsheid, dat zij deze
heiligo oefening niet moesten verwaar-
loozen, om de deugd dor armenverzorging
-ocr page 187-
I
GODVKL\'CHTIG LEVEN.            185
te beoefenen, hoe uitstekend die dan ook
zij. Elke staat heeft behoefte om een
of andere bijzondere deugd te beoefenen:
anders zijn de deugden van een prelaat,
anders die van een vorst, anders die van
een krijgsman, anders die van een ge-
huwde vrouw, auders die van eeno weduwe;
en hoewel allen alle deugden moeten
hebben, zoo moeten allen ze ovenwol niet
op dezelfde wijze beoefenen; ieder moet
in het bijzonder zich op die deugden
toeleggen, w7elke meer eigen zijn aan de
levenswijze waartoe hij geroepen is.
Onder de deugden, dio onzen bijzon-
deren plicht niet raken, moet men de
uitstekendste en niet de meest opvallende
kiezen. Do staartsterren schijnen gewoon-
lijk grootor dan de sterren, en beslaan
in ons oog veel meer plaats: evenwel zijn
zij noch in grootte nocli in schoonheid met
deze te vergelijken en schijnen slechts
grooter omdat zij dichter bij ous en van
eeno grovere stof zijn. Men heeft ins-
gelijks zekere deugden, die omdat zij
ons nabij, tastbaar en om zoo te spreken
stoffelijk zijn, over het algemeen zeer
geacht en boven alle anderen gesteld
worden. Zoo vorkiest men gewoonlijk de
tijdelijke boven de geestelijke aalmoes,
-ocr page 188-
180              INLEIDING TOT HET
de haren kleederen, het vasten, de lijfs-
kastijding en de lichamelijke verstervingen
boven de zachtmoedigheid, de goedheid,
de zedigheid en andere verstervingen des
harten, die niet te min veel verhevener
zijn. Kies dan , Philothea, de beste deug-
den en niet do meest geachte; de uitmun-
tendstc on niet de meest opvallende; de
meest waarachtige en niet do moest schoone.
Hot is nuttig dat elk zich bijzonder
toelegge op de beoefening van eonige
deugd, niet om de anderen achter te
laten, maar om op ecno moer geregelde
wijzo zijn geest bozig to houden. Een
jong meisje, schitterender dan de zon,
versierd on opgetooid als ocne koningin,
verscheen op zekeren dag aan don H.
Joannes, Bisschop van Alexandrië, en
zoido hem: Ik ben de oudste dochter des
konings; als gij mijne vriendschap wilt
winnen, zal ik u voorzjjn aanschijn leiden.
De Heilige begreep door deze verschij-
ning, dat God hem de barmhartigheid
jegens de armen aanbeval; en van dien
tijd af, gaf hij zich zoozeer aan de oefening
van deze deugd over, dat hij overal den
naam van Joannes de aalmoezenier ver-
diende. Kulogius van Alexandrië wenschte
oouigè bijzondere zaak te doen om God
-ocr page 189-
SODVHUCUTIG LEVEN.             187
te dienen, en daar liij geen kracht genoeg
bezat, hetzij om liet kluizenaarsleven te
omhelzon, hetzij om zich onder de ge-
hoorzaamheid van een ander te stellen,
bedacht hij om in zijn huis een onge-
lukkige op to nemen, die geheel met
melaatschneid was bedekt, om bij dezen
de liefde en de vorstci ving te beoefenen;
en om deze zaak nog verdienstelijker te
maken, deed hij belofte om zijn zieke te
eeron, to behandelen en te dienen gelijk
een knecht zijn heer en meester dient.
Toen echter later den mclaatsche en
Eulogius de bekoring overviel om elkander
te verlaten, wendden zij zich tot den
grooton heilige, Antonius, die hun dit
antwoord gaf: Wacht u wel, mijne kin-
doren, om van elkander to willen scheiden,
want daar gij beidon uw einde nabij aiit,
zoo zoudt gij, als do Engel u niet bijeen
vond, groot gevaar loopen uwe kroonen
te verliezen.
De heilige Koning Lodewijk maakte
er zich als het ware een plicht uit, om
de gasthuizen te bezoeken en met eigen
hand de zieken te dienen. De H. Fran-
ciscus beminde boven alles de armoede,
die hij zijue vrouw noemde; en de H.
Dominions de prediking, van waar zijne
-ocr page 190-
jSS               INLEIDING TOT HET
orde de naam heeft gekregen die zij draagt.
Do H. Gregorius de Groote had er be-
hagen in de pelgrims te ontvangen, naar
het voorbeeld van den grootcn Abraham,
en oven als deze, ontving hij den Koning
van glorie onder de gedaante van een
reiziger. Tobias oefende zijne liefde
uit in hot begraven der doodon. De
H. Elisabcth, die groote vorstin, be-
minde bovenal de zelfverloochening. De
H. Catharina van Genua, wijddo zich na
don dood van haren echtgenoot, aan de
dienst van een gasthuis; on Cassianus
verhaalt, dat een godvruchtige dame,
zich in do deugd van geduld willende
oefenen, haro toevlucht nam tot don H.
Athanasius, die om aan haar verlangen
te beantwoorden, bij haar eene arme we-
duwe, van ecu knorrig, spijtig ou waarlijk
ondraaglijk karakter plaatste, die zon-
der ophouden deze godvruchtige dochter
plaagde en haar eene goede gclogenheid
schonk om overvloedig de zachtmoedig-
heid en inschikkelijkheid te beoefenen.
Zoo hebbeu ondor do dienaren Gods, de
een zich toegewijd om de zieken to die-
nen, andoren om de armen bij te staan,
andereu, om de kinderen de christelijke
leer te onderwijzen, andoren om do ver-
-ocr page 191-
GODVRUCHTIG LEVEN.             189
loren en afgedwaalde zielen terug te bren-
gen, anderen om de kerken en altaren
te versieren, anderen eindelijk om den
vrede en oeulieid ouder de menscheti te
herstellen. Hierin volgen zij de borduur-
ders na die een zekeren grond met een
verscheidenheid van zijde, goud en zilver
zóó weten te bedekken, dat zij daarvan
allerlei bloemen vormen. Want zoo ook
bedienen zich de zielen, die do beoefe-
ning van ceue bijzondere deugd onder-
nemen, zich van deze deugd als van een
grond voor hun geestelijk borduurwerk,
en zij brongen op dezen grond de ver-
scheidenheid van allo andere deugden;
zoodat hunne daden en neigingen allen
op hetzoltde punt uilloopen, zich daardoor
beter vcrcenigd . beter geregeld vinden en
de godvrucht doen verschijnen
In \'t schoon met goud doorwerkt gewaad, waarop
de naald
Een uitgezochte keur van bloemen heeft gemaald.
Als wij door eon of andere ondeugd
worden bevochten, moeten wii zoovool
mogelijk de tegenovergestelde deugd om-
helzen, en daarnaar de beoefening van
de andere deugden inrichten; want door
dit middel zullen wij onzen vijand over-
-ocr page 192-
190              INLEIDING TOT HET
winueu eu ongetwijfeld voortgang maken
in allo deugden. Als ik wordt bevochten
door don hoogmoed ot toorn, moet ik mij
in alles neigen en buigen naar don kant
der nederigheid en zachtmoedigheid en
daaraan de andere oefeningen dos gebeds,
der voorzichtigheid, der matigheid dienst-
baar maken; want evenals de wilde zwij-
nen, om hunne slachttauden te scherpen,
ze tegen hunne andere tanden wrijven en
afslijpen, die daardoor wederkeerig zeer
puntig en scherp worden, zoo ook moet
de deugdzame mensen, die zich voorge-
nomen heeft om zich te volmaken in de
deugd waaraan hij het meest behoefte
gevoelt, haar vijlen en schorpen door de
beoefening der andere deugden, die terwijl
zij deze volmaken ook op hunne beurt er
slechts uitstekender eu schitterender door
worden. Uit was ook het geval met Job,
die terwijl hij zich bijzonder oefende in
het geduld, tegen al de beproevingen,
die hem overvielen, ook volmaakt heilig
en deugdzaam in allerlei deugden werd.
Ja zelfs is hot gebeurd, zegt de H. Grc-
goiius van Nazianze, dat iemand om een
enkele acte van deugd mot groote vol-
maaktheid beoefend, ierstond het toppunt
van deugden heeft bereikt; en hij bewijst
-ocr page 193-
GODVRUCHTIG LEVEN.             ]91
dit door hot voorbeeld van Rahab, die
door dat hij op uitstekende wijze de plich-
ten der gastvrij licid had beoefend, een
ontzaglijken trap van glorie bereikte: maar
hiertoe is noodig dat de daad met een
zeer groote vurigheid en een zeer groote
liefde verricht wordt.
II.
YerTolg orer hetzelfde onderwerp.
Zeer juist zegt do H. Augusr.inus, dat
zij dio in de godvrucht beginnen, zekere
fouten bedrijven, dio wel borispelijk
zijn volgens de stiptsie wetten der vol-
maaktheid, maar die prijzenswaardig zijn,
om het goede voorteekon dat zij geven
van do toekomstige godvrucht, waarvoor
zij zelfs tot goede gestoldheid dienen.
Die weinig kinderlijke vrees, die haar
oorsprong neemt uit do overmatige ge-
wetensangston bij hen die pas de wogen
der zonde verlaten hebben, is eene prij-
zenswaardige deugd in het begin en oen
zeker voorteeken van eene groote zuiver-
heid van geweten; maar diezelfde vrees
-ocr page 194-
102             INLEIDING TOT HET
zou af te keuren zijn in hen die ver ge-
vorderd zijn, daar do goddelijke liefde
deze slaafsche vrees allengs moet verjagen
en als oppcrhecrscheres in Let hart moet
heorsclieu.
De H. Bernardns was in het begin van
zijne bediening, vol strengheid en hard-
heid jegens hou die zich onder zijne lei-
ding stelden. Hij verkondigde eerst dat
men het lichaam moest verlaten en alleen
met den geest tot hem moest komen;
als hij hunne biecht hoorde, legde hij
eene buitengewone strengheid aan den
dag voor allerlei fouten en hij bracht deze
arme nieuwelingen in do volmaaktheid
zoodanig in verwarring, dat hij door hen te
sterk er too aan te sporen, hen er van
verwijderde, daar hij hun den moed en
den adem deed verliezen, door ze in deze
steile en moeilijke beklimming te over-
haasten. Gij ziet, Philothea, de vurige
ijver van eene volmaakte zuiverheid be-
woog d zen grooten herige tot zulk een
handelwijze, en hoowel deze ijver een
groote deugd was, was zij niettemin be-
rispelijk. Ook genas Hod zelf hom er
van door eene heilige verschijning die in
hem een zaehten, zoeten, beminuelijken
en teederen geest achterliet, waardoor
-ocr page 195-
GODVRUCHTIG LEVEN.             193
hij, geheel anders geworden, zich zeer
beschuldigde zoo gestreng geweest te zijn,
en zoo zacht en toegevend werd voor
iedereen, dat hij zich waarlijk alles voor
allen maakte, om hen te winnen voor
Jesus Christus. De H. Hieronymus ver-
haalt dat de H. Paula, zijne welbeminde
dochter, niet alleen buitensporig, maar
daarbij hardnekkig vasthoudende was aan
de oefening der lichamelijke verstervingen,
zoo zelfs, dat zij niet wilde wijken voor
den tegenovergestelden raad, welken de
H. Epiphanes, haar Bisschop haar in dit
punt had gegeven; vervolgens er bijvoe-
gende dat zij zich zoodanig tot de droef-
heid liet medeslepen bij het verlies der
haren, dat- zij altijd in gevaar van ster-
ven was, eindigt hij op deze wijze: „Men
zal zeggen, dat ik, in plaats van den
lof te verkondigen van deze heilige, hare
gebreken ontdek en bevit; maar ik neem
Jesus tot getuige, wien zij godiend heeft
en dien ik verlang te dienen, dat ik
noch van de eene, noch van de andere
zijde van de waarheid afwijk, en dat ik
eenvoudig de geschiedenis van haar leven
verhaal, zooals een christen dit van eene
christin moet doen, terwijl ik overigens
in alle waarheid kan zeggen, dat hare
81                                                    13
-ocr page 196-
194              INLEIDING TOT HET
gebreken bij vele anderen deugden zou-
den zijn gewocst." Dus, gij verstaat zeer
goed, Philothea, dat hij daardoor wil
zeggen, dat hetgeen voor gebroken bij
de H. Paula werd beschouwd, voor deug-
den zou doorgegaan hebben in minder vol-
maakte zielen; want er zijn zulke daden, die
als onvolmaaktheden worden beschouwd
in hen die volmaakt zijn, en die voor
groote volmaaktheden zoudon doorgaan
in hen die onvolmaakt zijn. Hot is een
goed teekcn bij een zieke, als bij het
afnemen der ziekte, zijne boenen opzwellen;
want dat bewijst dat de natuur, reeds
versterkt, de overtollige vochten afzet;
maar ditzelfde teekcn zou slecht zijn bij
iemand die niet ziek is, want dat zou be-
wijzen dat de natuur niet sterk genoeg
is om do vochten to doen verdwijnen en
op to lossen.
Hebben wij altijd een goeden dunk, o
Philothea, van hen, in wie wij de be-
oefening der deugden zien, al verbinden
zich daarmede oenige onvolmaaktheden;
want do Heiligen zelf hebben dikwijls aldus
de deugd beoefend. Doch, wat ons be-
treft, wij moeten bezorgd zijn, om onsei-
in te oefenen, niet alleen met getrouwheid,
maar ookmcf voorzichtigheid, en daarom
-ocr page 197-
GODVKUCHTIG LEVEN.             195
nauwgezet den raad van den Wijzen Man
in acht nemen, namelijk niet te steunen
op onze eigene voorzichtigheid maar op
hen, dio God ons tot geleiders gegeven
heeft.
Er zijn zekere zaken, die velen voor
deugden houden en dio het volstrekt niet
zijn; het is noodig dat ik u hierover een
woord zeg. Ik bedoel die verrukkingen.
en opgetogenhedeu, die ongevooligheden,
onlijdclijkheden, goddelijke vereonigingou,
verheffingen, gedaanteveranderingen, en
andere dergelijke volmaaktheden, waar-
over oenige boeken handelen, die boloven
do ziel tot de zuiver geestelijke beschou-
wing, tot do wezenlijke bestemming des
geestes on tot het uitstekende leven op
te vooron. Let er wel op, Philothea,
deze volmaaktheden zijn geen deugden
maar veeleer belooningen, die God aan
de deugd schenkt, of ook wel vervroegde
mededeclmgen van het eeuwig geluk,
waarvan God somtijds den mcusch een
voorsmaak geeft om hem naar het volle
en algeheele genot daarvan te doen haken.
Men moet volstrekt niet streven naar
dergelijko genaden, daar zij niet noodza-
kelijk zijn om naar bohooren God te
dienen, die toch ons eeuig streven moet
-ocr page 198-
196              INLEIDING TOT HET
zijn. Ook zijn dit veelal geene genaden,
die door arbeid en vlijt kunnen verkregen
worden, maar wel door bloot lijdelijke
toestanden, waarin wij slechts te ont-
vangen hebben, zonder iets door ons
zelvcn te kunnen doen. Ik voeg hier nog
bij, dat daar ons ceuig doel is, om bravo
lieden, godvruchtige personen te worden,
wij ous daarbij alleen moeten boprleu.
En als het vervolgens God behaagt, om
ons tot deze engelachtige volmaaktheden
te verheffen, dau zullen wij goede engelen
zijn; doch loggen wij ous intusscheu met
eenvoud, nederigheid en godvrucht op
de kleine deugden toe, die onze Hoor
aan ouzo zorg eu arbeid voorstelt, zooals
het geduld, do goedhartigheid, de ver-
sterving des harten, do nederigheid, de
gehoorzaamheid, de armoede, de zedig-
heid, de inschikkelijkheid voor den naaste,
het verd\'-ageu van diens onvolmaakthe-
den, do ijver on heilige vurigheid. Laten
wij gaarne het oververhevene aan de
oververheveno zielen over; wij verdicuon
zulk een hoogeu rang niet in de dienst
van God: al te gelukkig zullen wij zijn
Hem in de laagste bedieningen te dienen,
en onder het getal van zijne nederigste
dienaars gerekend te worden; wat de
-ocr page 199-
GODVRUCHTIG LEVEN.             197
oereposten on do gemeenzaamheid van
zijn raad betreft, het staat aan Hem er
ons toe te roepen, als Hem dit goeddunkt.
Herinneren wij ons, Philothea, dat deze
Koning van glorie zijne dienaars beloont,
niet volgens de waardigheid van de be-
dieningen die zij uitoefenen, maar volgens
de liefde en de nederigheid waarmede
zij die uitoefenen. Toen Saül de ezels
zijns vaders zocht, vond hij het koningrijk
van Israël; toen Rebecca do kameelen
van Abraham te drinken gaf, werd zij
do echtgonootc van Isaiie; toen ltuih
koornaren leesde achter de maaiers van
Booz en zicli aan diens voeten wierp,
werd zij uitgekozen om zijne cchtgenoote
te worden. Voorwaar, liet streven naar
buitengewone zaken is grootolijks onder-
hevig aan zinsbcdrog on vergissingen;
en somtijds gebeurt het dat zij die denken
engelen to zijn, nog niet eens goede
menschcn zijn, en dat or inderdaad meer
grootheid ligt in hunne woorden dan in
hnune gevoelens en werken. Men moet
echter niets lichtzinnig misprijzen of be-
rispen; maar laat ons, terwijl wij God
zegenen over de verheffing van anderen,
nederig blijven in onzen minder verheven
maar meer zekeren, minder schitterenden
-ocr page 200-
198               INLEIDING IOT HET
maar meer met onze zwakheid overeenko-
menden staat, en zijn wij overtuigd, dat
als wij met getrouwheid volharden, God
ons tot grootheden zal verheffen die al
onze wenschen verre te boven gaan.
III.
Over het geduld.
liet geduld, zegt de Apostel, is u nood-
zakelijk opdat gij, den wil Gods veroullende,
daarvoor de belooning verwerft, die hij
ons beloofd heeft. Ja,
zegt ons Jesus
Christus, door het geduld zult gij uwe
zielen bezitten.
Het grootste geluk van
den niensch, Philothea, is zijne ziel te
bezitten, en naarmate ons geduld vol-
maakter is zullen wij ook volmaakter onze
zielen bezitten. Herinner u dikwijls, dat
daar onze Heer ons heeft verlost door
lijden en geduid, wij ook onze zalig-
heid moeten bewerken, door lijden en
droefheden, door het verdragen van bolee-
digingen, tegenspraak en moeiolijkheden,
met de meest mogelijke zachtmoedigheid.
Beperk uw geduld niet tot dit of dat
-ocr page 201-
GODVRUCHTIG LEVEN.             199
soort van beleedigingen on droefheden,
maar strek het algemeen uit tot alles,
wat God u zal overzenden of toe zal
laten dat u overkomt. Er zijn er die
niets dan eervolle mooielijkhedou willen
verduren, bijvoorbeeld, gewond te worden
in den oorlog, krijgsgevangen gemaakt
te worden, mishandeld te worden om den
godsdienst, arm te worden door een proces
waarin zij overwinnaar zijn gebleven;
zoodanigen beminnen do moeielijkheden
niet, maar wel de oer die zij aanbrengen.
De waarlijk geduldige en goede dienaar
Gods, verdraagt zoowel de kwellingen
waaraan schande verbonden is, als die
eervol zijn. Veracht, berispten beschul-
digd te worden door slechte menschen,
is slechts licht voor een moedig man;
maar berispt, beschuldigd en mishandeld
te worden door brave lieden, door vrien-
den, door bloedverwanten, dat is het
werk van een heldhaftig geduld. Ik acht
de zachtmoedigheid, waarmede de H.
Carolus Borroinaeus gedurende langen
tijd de openbare veroordecling vordroeg,
welke een groot prediker van een uiterst
streng orde vau don kansel over hem uit-
sprak , hooger, dan alle aanvallen die hij
vau anderen onderging; want even als de
-ocr page 202-
200              INLEIDING TOT HET
steken der bijen meer pijn veroorzaken dan
die van andoro vliegen, eveneens is het
kwaad dat ons door bravo lieden wordt
aangedaan en de tegenspraak die zij tegen
ons opwekken veel ondraaglijker dan van
anderen. En dit toch gebeurt dikwijls
dat twee deugdzame lieden, die beiden,
elk in zijn oog, eene gocdo mocniug
hebbon, elkander groote moeielijkheden
aandoen.
Wees geduldig niet alleen voor het
kwaad zelf dat gij lijdt, maar ook voor
al do omstandigheden en gevolgen daar-
van. Velen zouden wel tegenspoed willen
hebben, mits zij er geen hinder van
hadden. Ik zou er niet tegen hebben,
zal de een zeggen, om arm te zijn, als
dat mij maar niet verhinderde om mijne
vrienden nuttig te zijn, mijne kinderen
op te voeden, en eervol te leven zoo als
ik toch gaarne zou doen; en do andere
zal zeggen: ik zou er mij niet om be-
kommeren, als de wereld maar niet zou
zeggen, dat het door mijne eigene schuld
is. Een ander zou wel blijde zijn, dat
men kwaad van hem sprak en zou dit
ook zeer geduldig verdragen, als maar
niemand don kwaadspreker geloofde. Er
zijn anderen, die wel eenigen last van
-ocr page 203-
GODVRUCHTIG LEVEN.             201
den tegenspoed zouden willen hebbon,
doch niet geheel en al; slechts zoo vcol
als hnn goeddunkt; zij zouden zich niet
verontrusten, zeggen zij, om ziek te zijn,
maar wel omdat zij gcon geld hebben,
om zich to doen verzorgen, of omdat zij,
die in hunne omgeving zijn, er last van
hebben. Dan, ik zeg, Philothea, dat
men geduldig moet dragen niet alleen
dat men ziek is, maar ook dat men ziek
is van de ziekte die God wil, op de plaats
waar Hij wil, on tusschen de personen
dio Hij wil, en met do ongemakken die
Hij wil; en eveneens bij andere tegenho-
den. Als u kwaad overkomt, gebruik
dan daarvoor do middelen die in uwe
macht zijn, en volgons God, want door
anders to handelen zoudt gij de goddelijke
Voorzienigheid tergen; maar, hebt gij
dit ook eenmaal godaan, wacht dan niet
eone algeheelc ovcrgeving de uitwerking
van den wil Gods af, en als de genees-
middelen het kwaad verdrijven, bedank
Hem dan met nederigheid; is echter het
kwaad sterker dan do middelen, zegen
Hem dan met geduld.
Ik ben van hot gevoelen van den H.
Gregorius: Als gij rechtvaardig beschul-
digd wordt, een fout bedreven te hebben,
-ocr page 204-
202               INLEIDING TOT IIKT
verootmoedig u dan diep, en belijd dat
gij behalve deze schande nog meer ver-
dient. Eu als do beschuldiging valsch
is, verontschuldig u dan bedaard, ont-
kennende dat gij schuldig zijt; want gij
zijt dit aau do waarheid en aan de stichting
van den naaste verschuldigd. Doch als
men ook na uwo oprechte en wettige
verontschuldiging voortgaat u te beschul-
digen, verontrust u daarover volstrekt
niet, en doe geen moeite om uwe veront-
schuldiging te doen aaunoinon; want na
uw plicht gedaan te hebben betrekkelijk
de waarheid, moet gij hem ook doen
betrekkelijk de nederigheid. Eu op deze
wijze zult gij noch aan do zorg te kort
schieter., die gij voor uw goeden naam
moet dragen, noch aau de genegenheid
die gij moet hebben voor den vrede, de
zachtmoedigheid des harten en de nede-
righeid.
Beklaag u zoo min mogelijk over de
verongel ij kingen die u worden aangedaan;
want het, is een zekere zaak, dat hij die
zich beklaagt, gewoonlijk zonaigt, dr.ar
de eigenliefde ons de beleodigingcn altijd
grooter doet vinden dan zij zijn. Maar
vooral doe uw beklag niet aan personen
die geneigd zijn om zich te vertoornen
-ocr page 205-
GODVRUCHTIG LEVEN.             203
of kwaad te denken. Eu zoo het ncodig
is u aan iemand te beklagen om perk
te stellen aan de beleediging of om uw
geest gerust te stellen, doe dit dan aan
kalme zielen die God wezenlijk beminnen;
want anders zullen zij, in plaats van uw
hart to verlichten, het in nog grooter
ongerustheden werpen, en in plaats van
den doorn die u steekt weg te nemen,
zullen zij hem nog dieper indrijven.
Er zijn lieden die, hoe ziek en bedroefd
zij ook zijn, zich wel wachten om zich te
beklagen of netelig te zijn omdat zij
denken en terecht, dat dit eene zwakheid
en eene lafheid zou zijn ; maar terzelfder
tijd verlangen zij vurig en handelen zóó
dat iedereen hou beklaagt, en dat men
groot medelijden heeft met hun lot, en
hun niet alleen voor bedroefd maar ook
voor geduldig en moedig aanziet. Nu, ik
beken, dit is geduld, maar oen valsch
geduld, dat eigenlijk niets anders is dan
een zeer fijne en doorslepen eerzucht eu
een zeer fijne ijdelheid: Deze hebben glorie,
zegt de Apostel, maar niet in de oogen
van God.
De waarachtig geduldige be-
klaagt zich niet over zijn lijden, en ver-
langt ook niet dat men hem beklaagt:
hij spreekt er mot eenvoud, waarheid en
-ocr page 206-
204              INLEIDING TOT HET
zonder omwegen over, zonder zich te
beklagen, zonder toornig te worden,
zonder zich zieker te maken dan hij is.
En als men hem beklaagt, verdraagt hij
geduldig, dat men hein beklaagt, als
men hem maar niet over cenig lijden
beklaagt, dat hij niet heeft, want dan
verklaart hij zedig, dat hij dat lijdon
niet hoeft, en blijft aldus vreedzaam
tusschen waarheid en geduld, over zijn
lijden sprekende zonder zich er over te
beklagen.
Wanneer gij ziek zijt, offer dan al
uwe smartoa, uwe droefheden, en uwe
mooielijkheden aan den lieer op, en smeek
Hem zo te vereonigon met do folteringen,
die Hij voor u verduurd heeft. Gehoor-
zaam den geneesheer, gebruik do mede-
cijnen, het voodscl en andere geneesmid-
delen om do liefde tot God, en herinner
u daarbij de gal, die Hij heeft genomen
uit liefde tot ons: verlang naar uwe
genezing om Hem te dienen: weiger
niet ziek te zijn om Hem te gehoorzamen,
en bereid u tot sterven, als Hij dit
wil, om Hem te loven on te genieten.
Gedenk dat de bijen, in den tijd dat zij
honig maken, van oen zeer bitter voedsel
leven, en dat wij eveneens nooit grooter
-ocr page 207-
GODVKUCHTIG LEVEN.             205
oefeningen van zachtmoedigheid en geduld
kunnen verrichten, noch beter den honig
van uitstekende deugden kunnen bereiden,
dan wanneer wij hot bitter brood der
smarten eten en te midden der benauwd-
heden leven. En evenals de honig die
van do bloemen van do thym, oen klein
on bittor kruid, is gemaakt, do beste van
allen is; zoo is ook do deugd, die in de
bitterheid der vernederingen en moeie-
lijkhoden wordt voortgebracht, do uitste-
kondste van allen.
Beschouw dikwijls met de inwendige
oogen uwer ziel Josus Christus, gekruist,
gelasterd, versmaad, verlaten, overladen
in één woord met allerlei smarten, droef-
heid en bonauwdhoden, on bodenk dat
al uwe smarten volstrekt niet te verge-
lijken zijn met de zijnen, noch in grootte,
noch in hoevcelhoid, en dat gij nooit
iets voor Hem zult lijden, dat hetgeen
Hij voor u geloden hoeft, nabij komt.
Overdenk do pijnen, dio de martelaren
eertijds loden, en die, wolke zoo vole
personen nog heden lijden, ontzaglijk
veel grootor dan die u treffen , en zeg:
Helaas, mijne benauwdheden zijn ver-
troostingen, en mijne pijnen zijn rozen,
als ik mij vergelijk met hen, die zonder
-ocr page 208-
iOÜ              INLEIDING TOT HET
hulp, zonder bijstand, zonder oenige ver-
lichting, in een onophoudelijk sterven
leven, overstelpt van smarten, duizend-
maal grooter dan de mijne.
IV.
Ofer de uitwendige nederigheid.
De H. Schriftunr verhaalt dat toen
een arme weduwe hare ellende had bloot-
gelegd aan den profeet Elizous, deze man
Gods haar beval, zoovele ledige vazen
te leenen als zij maar kon en daarin het
weinigjo olie te gieren dat haar nog overig
was, haar verzekerende, dat de olie niet
zou ophouden te vloeien, dan wanneer
al de vazen vol zouden zijn. Lecren wij
hieruit, dat God ledige harten vraagt
om naarin zijne genade to doen vlooien,
en denken wij er aan om do onzen te
ledigen van elk gevoel van onzen eigen
roem, zoo wij willen dat zij vervuld
worden van de goddelijke zalving. Men
zegt dat do Cenchris (zekere vogel)
door zijn geschreeuw en zijn gezicht, ds
geheime, kracht bezit 0111 de roofvogels
-ocr page 209-
GODVRUCHTIG LEVEN.             207
af te schrikken en te doen vluchten.
Daarom beminnen de duiven hem meer
dan alle andere vogels en leven bij hem
in veiligheid: zoo ook verdrijft de nede-
righeid satan en behoedt in ons de genaden
en gaven des H. Geest.es, en daarom
hebbon alle zaligen, maar inzonderheid,
de Koning der Heiligen en zijne Moeder,
dezo waardigo deugd altijd geëerd en
bemind boven elke andere deugd.
Wij noemen ijdel de glorie, die men
zich geeft, hetzij voor zaken dio niet in
ons zijn, hetzij voor die wel in ons zijn,
maar ons daarom nog niet toebehooren,
hetzij voor dio in ons zijn en ons toebe-
hooren maar die niet verdienen, dat men
er zich op beroemt. De adel van ge-
boorte, de vriendschap der grooten, de
volksgunst zijn zaken die niet in ons
zijn, maar in onzo voorgangers of in de
achting van anderen. Er zijn er die
trotsch en ijdel zijn, omdat zij een schoon
paard hobben, omdat zij een schoonen
pluim op hun hoed of eonig kleedingstuk
hebben: maar wie bemerkt hunne dwaas-
heid niet? als daarin glorie gelegen is,
komt die dan niet veeleer toe aan het
paard dat men bewondert, aan don vogel
die de vederen heeft verschaft, aan den
-ocr page 210-
208              INLEIDING TOT HET
kleedei maker die het kleed heeft gemaakt.
Eu welke lafheid is het niet, zóó zijne
verdienste to ontleonen aan een dier,
aan oen ijdel versiersel ? Andoren beschou-
wen en bewonderen zieh om opgestreken
knevels, om een goed gekamden baard,
om krullende haren, om zachte handen,
om hot dansen, spelen, zingen dat zij
kunnen; maar ïiog oons, wat kleingees-
tigheid om in waarde te willen rijzen ou in
bekendheid te willen groeien door zulke
bouzolingen! Anderen willen om eon wei-
nig wetenschap geëerd en geacht zijn in de
wereld, alsof ieder bij hen ter school zou
moeten komen on hen als geleerden be-
schouwen: maar wat gebeurt? men geeft
hun den naam van neuswijzen, en men heeft
gelijk. Anderen zijn trotsch op hunne
schoonheid en geloovcn dat iedereen hun
het hof maakt. Al deze dingen zijn uiterst
ijdel, dwaas en onbeschaamd, en do glorie
die mon uit zulke zwakke voorwerpen haalt
noemt men ijdel, dwaas en bouzelachtig.
Men kent hot ware goed even als den
waren balsem; men beproeft den balsem
door hem in het water te doen druppelen;
zinkt hij naar den bodem, dan oordeelt
men dat hij fijn en kostbaar is, doch als
hij drijft, oordeelt men dat hij niets
-ocr page 211-
GODVRUCHTIG LEVEN.             209
waard is. Insgelijks moet men om te
weten of een mensch waarlijk wijs, ge-
leerd, edelmoedig, edel is, zien of zijne
goedo hoedanigheden de nederigheid, ze-
digheid en onderwerping ten doel hebben:
want dan zijn het waarlijk goede hoeda-
nigheden ; maar als zij daarentegen willen
boven drijven en gezien worden, dan zijn
deze goederen des te minder waarachtig,
naarmate zij meer zichtbaar zijn. De
paarlen die gevormd zijn ten tijde van
wind en donder, hebben slechts den
schijn van paarlen en zijn inwendig ledig ;
eveneens hebben de deugden die ver-
kregen en gekweekt zijn in hoogmoed,
grootspraak en ijdelheid, slechts den ecn-
voudigon schijn van goed, zonder sap,
zonder pit en zonder vastheid.
De eer, do hooge staat, de waardig-
heden, zijn als de safraan, die des te
beter groeit on overvloediger vruchten
draagt als zij met voeten getreden wordt.
Het is geen eer meer, schoon te zijn,
als men daar ijdel om is; de schoonheid
moet veracht worden, wil zij bevallig
zijn; en de wetenschap onteert ons, als
zij ons opblaast van betweterij.
Als wij haken naar hoogen staat, voor-
rangen en titels, zullen wij, behalve dat
81
                                          14
-ocr page 212-
?10              1NLÏIMKG TOT HET
wij onze hoedanigheden aan bcknibbclmg
en tegenspraak bloolstellen, ze daaren-
boven ook verachtelijk en nietswaardig
maken; want de eer, die schoon is als
zij ongevraagd geschonken wordt, wordt
verachtelijk, als zij eerst gezocht en ge-
vraagd is. Als de pauw zijn staart uitzet
om zich te bewonderen, rijst terwijl zij
hare schoone vederen opzet, al haar gevo-
derto te bergen, zoodat zij dan juist toont
wat zij het leelijkst hoeft. Als een bloem
wordt geplukt en door de handen gaat, ver-
liest zij spoedig al haren glans; en even als
zij die de alruin (zekere plant) uit de
verte en in het voorbijgaan ruiken, een
zeer zoeten geur daarvan opvangen, terwijl
zij die haar van nabij en langdurig ruiken
slaperig en onpasselijk worden , eveneens
is de eer eene aangename vertroosting
voor hen, die haar ontvangen zooals zij
zieh voordoet, zonder er zich aan te
hechten, maar zij is zeer noodlottig voor
hen, die ze met hartstocht zoeken.
De liefde tot en het streven naar de
deugd is het begin om deugdzaam te
worden; maar de liefde tot en het stre-
ven naar ecrOewijzen is het begin van
schande en verachting. De groote zielen
scheppon geen vermaak in al die nutte-
-ocr page 213-
GODVRUCHTIG LEVEN.             21]
looze bcuzeliugen als rang, oer en groe-
tenisscu; zij hebben andere oogmerken;
slechts zwakke geesten laten zich hiermede
in. Die paarlen kan hebben, belast zich
niet met schelpen, en zij die naar do deugd
haken, bekommeren zich weinig om eer-
bewijzen. Men moet echter toegeven, dat
ieder zich in zijn rang kan plaatsen en
houden zonder aan de nederigheid te kort
te doen, mits dit geschiede zonder harts-
tocht on zonder aanmatiging; want oven
als zij die van Peru komen, behalve het
goud dat zij medebrengen , ook apen en
Sapagaaicn met zich nomen, omdat hun
it niets kost en het schip er niet veel
door bezwaard wordt; eveneens laten zij
die naar de deugd haken, niet na do rangen
en eerbewijzen aaii te nomen die bun toe-
komen, mits hun dit niet veel zorg on
aandacht kost en dit geschiedt zonder
belast te worden met, ïnoeielijkheid, on-
rust en twist. Ik spreek hier niet van
hen wier waardigheid den staat raakt,
nocli van zekere bijzondere ge\'.allen die
naar allen schijn kwade gevolgen zoudon
na zich slepen , want dan moet elk zorg-
vuldig behouden wat hem toekomt, met
voorzichtigheid en bescheidenheid aan veel
beleefdheid en liefde gepaard.
-ocr page 214-
212              INLEIDING TOT HET
V.
Over ile meer Inwendige nederigheid.
Maar gij verlangt, Philothea, dat ik u
verder in de nederigheid geleide; want, te
handelen, zooals ik gezegd heb, is eer
wijsheid dan nederigheid. Ik zal u vol-
doening geven. Velen durven niet aan
de bijzondere gunsten denken, dio God
hun bewezen hooft, uit vroos daarin ijdelen
roem te scheppen; iets waarin zij zich
bepaald grootolijks bedriegen; want daar,
zooals de engelachtige Leeraar zegt, het
waro middel om tot de liefde Gods te
komen, is, de weldaden te overwegen,
die men van Hein ontvangen heeft, zullen
wij, hoe moer wij deze weldaden zullen
kennen, des te meer dongene beminnen
van wien wij ze ontvangen hebben; en
daar de bijzondere genaden krachtiger
treffen dan de gewone genaden, zoo moeten
zij des te aandachtiger overwogen worden.
Voorwaar, niets kan ons zoozeer veroot-
moedigen voor de barmhartigheid Gods,
als de menigte zijner weldaden, on niets
kan ons zoo zeer verootmoedigen voor
zijne gerechtigheid, dan de menigte onzer
-ocr page 215-
GODVRUCHTIG LEVEN.             213
zonden. Beschouwen wij wat Hij voor
ons gedaan hoeft en wat wij togen Hem
misdaan hebben, en evenals wij onze
zonden in hare bijzonderheden beschou-
wen, overwegen wij eveneens zijne gun-
sten in al hare bijzonderheden. Men moet
niet vreezen, dat hetgeen hij in ons ge-
plaatst heeft ons zal opblazen, mits wij
maar op deze waarheid letten, dat het
goede dat in ons is , niet van ons komt.
Helaas! zijn de muilezels niet altijd lompe
en walgelijke dieren; al zijn zij ook met
kostbaar en welriekend huisraad beladen?
Wat (joed hebben wij, dat wij niet hebbeu
ontvangen?
zegt de Apostel, en als wij
het ontvangen hebben, waartoe er ons dan
op beroemd, alsof wij het niet ontvangen
hadden?
Integendeel, het levend besef
van de ontvaugono genaden, moet ons
dienon om nederig te worden, want de
kennis brengt de erkentelijkheid te weeg.
Maar als op het zien van de genaden ,
die God ons heeft geschonken, oenige
dwaze ijdelheid ons hart kwam bekoren,
dan konden wij, als tot een onfeilbaar
middel, onze toevlucht nemen tot de
beschouwing van onze ondankbaarheden,
onvolmaaktheden en ellenden: en door
te overwegen wat wij godaan hebben, als
-ocr page 216-
214               INLEIDING TOT HET
Ciod niot mot ons was, zullen wij inzien
dat hetgeen wij doen als Hij met ons is,
niet uit ons voortkomt. Wij zullen het
niettemin genieten en ons er in verheugen,
maar wij zullen er God alleen de eer van ge-
ven, omdat Hij de voortbrenger er van is.
Zoo belijdt do II. Maagd dat God aan
haar grootc dingen godaan heeft, maar
slechts om zich te vernederen en God te
vorheerlijkcn- Mijne ziel, zegt zij, verheft
den Heer, omdat Hij groote dingen aan mij
heeft gedaan.
Wij zosjgen dikwijls dat wij oen niet
zijn, dat wij de ellende zelve on het uit-
vaagsel der wereld zijn; maar wij zoudon
hot al zeer euvol opnemen, als men ons
aan ons woord hield en als zoodanig van
ons sprak. Integendeel, wij nemen den
schijn aan alsof wij vluchten en ons ver-
bergen, opdat men ons achterna zou loo-
pen en zoekon: wij voinzeu de laatste
plaats te nomen om mot te moor oer tot
do eerste te komen. Do waro nederig-
heid neemt den schijn niet aan nederig
to zijn en spreekt geene woorden van
nederigheid; want zij verlangt niet alloen
de andere deugden te verborgen, maar
ook en vooral wenscht zij zich zelve te
verbergon; en als het haar mogelijk was
-ocr page 217-
GOnVRUCUTIB LEVEN.             215
to liegou, to veinzen of Jen naaste te
ergeren, zou zij daden van aanmatiging
en trotschheid doen om zich daaronder
to verborgen en geheel onbekend on ge-
heim te leven. Ziehier dan mijn raad,
Philothea, of spreken wij geone woorden
van nederigheid, of spreken wij zo met
een waarachtig innig gevoel, dat overeen-
stemt mei hetgeen wij uitwendig zeg-
gen ; slaan wij nooit onze oogen neer,
zonder tevens onze harten te verootmoe-
digen, nemen wij niet den schijn aan de
laatsten to willen zijn , als wij het niet
van ganschcr harte wenschen te zijn.
En ik houd dezen regel voor zoo alge-
moen, dat ik daarop geen enkele uitzon-
dering toevoeg; alleen voeg ik er bij dat
do wellevendheid soms vraagt dat wij
den voorrang aanbieden aan hen, die
klaarblijkelijk hem niet zullen aannemen;
iets wat geen dubbelhartigheid of valsche
nederigheid is; want, dan is het aanbie-
den alleen van don voorrang reeds een
begin van eer; en daar men hun de eer
niet geheel kan geven, doet men niets
kwaads hun er een begin van te geven.
Ik zeg hetzelfde van eenige uitdrukkin-
gen van oer of eerbied, die striktgeno-
men, niet waarachtig schijnen, en die
-ocr page 218-
216              INLEIDING TOT HET
het niettemin zijn, mits het hart van
hem, die ze uitspreekt, waarlijk de meening
heeft om den persoon tot wien hij ze
richt, te eeren eu te eerbiedigen. Want,
hoewel de woorden een weinig de ge-
dachten overdrijven, handelen wij niet
kwaad die te gebruiken, als het gewoon
gebruik dit eischt; en toch wenschte ik
dat de woorden met onze gevoelens zoo
veel mogelijk overeenkwamen, opdat wij
in alles en overal den eenvoud en open-
hartigheid konden volgen. Do waarach-
tig nederige menseh zou liever willen, dat
oen ander van hem zeide dat hij ellendig
is, dat hij een niet is, dat hij niets waard
is, dan dat hij het zelf zegt: of ten minste
als hij weet dat men dit zegt, spreekt
hij het niet tegen, maar berust uit goeder
harte bij hot gevoelen van anderen; want
daar hij vastel ijk gelooft, dat dit waar
is, is hij blijdo dat men zijno mecning
deelt.
Velen zeggen dat zij het inwendig ge-
bed voor de volmaakten overlaten, en
dat zij wat hun betreft, niet waardig
zijn dit te verrichten! anderen verklaren,
dat zij niet dikwijls durven communiceeren,
omdat zij zich niet zuiver genoeg gevoelen;
dezen beweren dat zij vreezen dor god-
-ocr page 219-
GODVRUCHTIG LEVEN.             2] 7
vrucht schaudo aan to doen, als zij er
zich mede bemoeien, om reden van hunne
groote ellende en zwakheid; genen wei-
geren hun talent aan de dienst Gods te
besteden, omdat, zeggen zij, zij hunne
ellendo maar al te goed kennen, en
vreezen trotsch te worden, als zij het
werktuig zijn van eenig goed, en dat zij
bevreesd zijn zich zelven te verbranden,
als zij anderen willen verlichten. Dit
alles is slechts een uitvlucht en een
soort van niet alleen valscho, maar boos-
aardige nederigheid, waardoor men stil-
zwijgend en doortrapt do zaken Gods
wil afkeuren of ten minste de liefde tot
zijn oigen meening, inborst en luiheid met
den mantel van nederigheid wil bedekken.
Vraag aan God een mirakel, hetzij
hoven in den hemel
, hetzij heneden op den
bodem van den afgrond,
zegt de profeet
tot den rampzaligen Achab; en deze ant-
woordt: Neen, ik zal het niet vragen, en
ik zal den Heer niet tergen.
O de boos-
wicht! hij neemt den schijn aan, een
grooten eerbied voor God te hebben,
en onder het masker van nederigheid,
weigert hij naar een gunst te strovon, die
de goddelijke goedheid hem aanbiedt.
Maar ziet hij niet dat, als God ons
-ocr page 220-
218               I.VLMDING TOT HET
wil begunstigen, hot hoogmoed is, to
weiueron ? dat do aard van Gods gaven
ons verplicht om ze aan te uemon? en
dat het nederigheid is aan Gods verlan-
gens zoo nauwgezet mogelijk to gehoor-
zamen on die to volgen? Nu, \'-Jods ver-
langen is, dat wij volmaakt zijn, ons
met Hem vereenigen en Hem zoo goed
wij kunnen navolgen. De trotschaard,
die op ziohzelven vertrouwt heeft wel
gelijk, dat hij dit niet durft ondernemen;
maar de nederige is dos to moediger, naar-
mate hij zich zwakker kent; en naarmate
hij meer zijn niet ontdekt, wordt hij stout-
moediger, omdat hij al zijn vertrouwen
stolt in God, dio er zijn behagen in sclupt
om "ijue kracht in onzo zwakheid to doen
uitblinken, en de werken zijner barmhar-
tigheid op den grondslag van onze ellende
op te trekken. Wij moeten dus nederig
en heilig alles ondernemen, wat de leids-
lioden onzer zielen passend oordeelen voor
onzen geestelijken vooruitgang.
Denken te weten wat men niet weet,
is eeno uiterste dwaasheid; den geloerde
te willen spelen in hotgoen men niet kent,
is een ondraaglijke ijdelheid: voor mij,
ik zou zelfs den geloerde niet willen spe-
lon in hetgeen ik weet, evenmin als ik
-ocr page 221-
(iODVRUCIITlG LEVEN\'.                ÜJ9
daarin don onwetende zou willen spelen.
Als de liefde het eischt moet men open-
hartig on goed aan den naaste meêdeelen,
niet alioen wat hom noodig is voor zijne
onderrichting, maar ook wat hem nuttig
is voor zijne vortroosting; want de nede-
righeid, die do deugden verbergt, om ze
te bewaren, brengt ze liottemin te voor-
schijn a\'s de liefdo hot beveelt, om ze
te doen aangroeien, to veredelen en te
volmaken. Hierin gelijkt de nederigheid
aan dien boom van de eilanden van Tylos,
die des nachts zijne schoone rooclo bloe-
men samentrekt eu gesloten houdt en ze
niet voor des morgens bij het opgaan der
zon opent, zoodat de bewoners van het
land zoggen, dat die bloomen des nachts
slapen. Insgelijks bedekt en verbergt de
nederigheid , al wat deugd en mcnsohe-
lijko volmaaktheid is, on doet zo u «>it
verschijnen dan door do liefdo, die geen
monsehelijke maar hemelscho, geen ze-
delijke maar goddelijke deugd, waar-
achtig de zon der deugden is, waarover
zij altijd moet heorschen: en zoo de no-
deriglieid nadeel toebrengt aan do liefde,
is dit een ontwijfelbaar bewijs, dat die
nederigheid valsch en slecht is.
Ik zou evenmin den dwaas als den
-ocr page 222-
220               INLEIDING TOT HET
wijze willen spelen; want als de nederig-
heid mij belet, om den wijze te spelen ,
dan zullen de eenvoud en openhartigheid
mij ook beletten den dwaas te spelen; en
oven als de ijdelheid in strijd is met de
nederigheid, zoo is do arglistigheid, de
gemaaktheid en gcvemsdheid in strijd met
de openhartighoid en eenvoud. En heb-
ben ook al eenige groote dienaren Gods
den schijn aangenomen dwaas te zijn,
zoo moet men hen bewonderen, maar nitt
navolgen, want zij hebben daarvoor zulke
bijzondere en buitengewone beweegrede-
nen gehad, dat niemand daaruit eonig
gevolg voor zich moot trokken: on wat
l)avid botrelt, die voor de ark oen wei-
nig meer danste on sprong , als wol het
gebruik en de welvoegolijkhoid oischte,
hij deed dit niet om don dwaas te willen
spelen, maar eenvoudig om door deze uit-
wendige bewegingen te voldoen aan de
uiterste en onbegrijpelijke blijdschap die
hij in zijn hart ondervond. Het is waar
dat Miehol, zijne vrouw, hom er een
verwijt van maakte als van eeno dwaas-
heid ; maar hij werd niet toornig zich ver-
acht te zien, on volhardde daarentegen in
de eenvoudige betuigingen zijnor vreugde,
met do verzekering dat hij zeer verheugd.
-ocr page 223-
GODVRUCHTIG LEVEN.             221
was ecnige schande voor zijn God te ou-
dorgaau. Waarop ik u zal zeggen, dat,
als men u om do handel ingou van eene
ware en oprechte godvracht, van onbe-
leefdheid, zotheid en dwaasheid beschul-
digt, de nederigheid u deze gelukkige
vernedering zoet moot doen vinden , want
do reden van die vernedering ligt niet
in u, maar in hen die zo u aandoen.
VI.
Dat. de nederigheid ons nnze eigene Terwurpeuheld
duet beminnen*
Ik ga nog vorder, Philothea, en zeg dat
gij in alles on overal uwe eigene verwor-
peuheid moet beminnen. Maar wat wil
dat zeggen, vraagt gij mij: zijae eigene
verworpenheid beminnen. In het latijn,
beteekent verworpenheid nederigheid en
nederigheid beteekent, verworpenheid:
zoodat toen do H. Maagd ons in haren
goddelijkon lofzang zeide, dat omdat de
Heer de nederigheid zijner dienstmaagd
heeft aangezien
, alle geslachten haar zalig
zullen noemen;
zij wil zoggen dat de Heer
-ocr page 224-
222              IK LEIDING TOT HET
zich gcwaardigd hoeft gunstig neder te
zien op hare verworpenheid, haren niet,
hare gestrengheid, om haar met genaden
en gunsten te overladeu. Er is niettemin
onderscheid tusschen de deugd van ne-
derigheid on de verworpcnhcid. Want
do verworpenheid is de kleinheid, de ge-
ringheid en do zwakheid die iu ons is,
zonder dat wij er aan deuken: maar de
deugd van nederigheid is de waarachtige
en vrijwillige erkenning van onze verwor-
penheid, liet toppunt vau deze nederig-
heid bestaat daarin, dat men niet alleen
wil erkennen dat men verworpen is, maar
ook dat men deze verworpeuhcid bemint
en er behagen in schept, niet door gebrek
aan moed of edelmoedigheid maar mot
het doel om de goddelijke Majesteit moer
te verheffen en den naaste voel meer dan
zich zeken te achten. Eu daartoo ver-
maan ik u hier, Philothea, en opdat gij
hot beter verstaat, zoo weet, dat onder
do rampen die wij lijden, eenige verach-
telijk, anderen eervol zijn: vele personen
schikken zich naar de eervolle, maar bijna
niemand wil zich schikken naar de ver-
achtelijke. Zie dien goeden kluizeuaar
geheel verscheurd en versti fd van koude,
elkeen ecit zijn versleten kleed en heeft
-ocr page 225-
GODVRUCHTIG LEVEN.             223
medelijden niet zijne smarten; maar laat
een arme werkman, een arme edelman,
een arm meisje in denzelfden staat vor-
keeren, dan spot en lacht men er mede;
zie daar hoe de armoede verachtelijk is.
Eene kloosterlinge ontvangt godvruchtig
eene bittere berisping van haren overste,
en een kind van zijn vader, iedereen zal
dat versterving, gehoorzaamheid, wijsheid
noemen; maar een heer of dame zal het-
zelfde van iemand verdragen, en hoewel
dit uit liefde tot God geschiedt, zal men
toch zeggen dat dit laagheid en lafheid
is: dus al weder een verachtelijk lijden.
Een persoon heeft een zwoer op don arm
en een ander heeft er een op het gelaat;
do eerste heeft slechts de pijn, maar de
andere heeft behalve de pin nog de ver-
achting, verwerping en versmading. Dan,
nu zeg ik, dat men niet alleeu de pijn
moet beminnen, dat geschiedt door do
deugd van geduld, maar dat men ook
de verachting moet liefhebben, dat door
de deugd van nederigheid geschiedt. Ja
wat meer is, er zijn verachtelijke on eer-
volle deugden. Het geduld, de zacht-
moedigheid , de eenvoud en de nederig-
heid zijn deugden , die de wereldlingen
voor nietswaardig en verachtelijk houden.
-ocr page 226-
224               INLEIDING TOT HET
Daarentegen achten zij de voorzichtigheid,
do waakzaamheid en de edelmoedigheid. Er
zijn oefeningen van een en dezelfde deugd,
die deels veracht, deels geëerd worden;
een aalmoes schonken en een beleediging
vergeven zijn twee oefeningen van liefde:
de eerste wordt door iedereen geëerd , de
andere daarentegen met verachting aan-
gezien. Een jongman of jongo dochter,
die, het gezelschap zal vluchten van die
ijdele personen, dio niets kunnen dan
praten, spelen, dansen, drinken en zich
opschikken, zal het voorworp zijn van de
bespotting, en hunne tcrugliouding zal
doorgaan voor gemaaktheid en geveinsd-
heid : dit te beminnen, is zijne vorwor-
penheid beminnen. Ziehier nog oono andere
wrijzc: wij gaan zieken bezoeken; als men
mij naar den armste zendt, dan zal dit voor
mij eene verworpenheid wezen volgens do
wereld; en daarom zal ik het gaarne heb-
ben. Als men mij naar den deftigste zendt,
zal dit voor mij oeno vorvvorpouheid zijn
naar don geest, want daar is zoo veel deugd
en verdienste niet; ik zal ook deze ver-
worpenheid beminnen. Ik val op straat,
on behalve do pijn die ik mij doe, is het
ook schaudo voor mij: men moet deze
verworpenhoid beminnon. Er zijn zelfs
-ocr page 227-
GODVRUCHTIG LEVEN.             225
fouten waarin volstrekt geen kwaad ge-
legen is, behalve de verworpeuheid dio
er uit voortkomt, en de nederigheid eischt
niet dat men die wetens en willens doe,
hoewel men er zich niet om verontrusten
moet als zij bedreven zijn. Zoodanig zijn
zekere aardigheden, ongemanierdheden,
of onhandigheden die men met zorg moet
vermijden o;n aan de wellevendheid en
voorzichtigheid te gehoorzamen; maar ook
als zij geschied ziju, moet men berusten
bij de verworpenheid, die zij ons aan-
brengen on die van gauschcr harte aanne-
men om de heilige nederigheid te oefenen.
Ja wat meer is, als ik mij door toorn
of anderszins heb laten vervoeren tot
onbetamelijke woorden te spreken, waar-
door God en de naaste zijn beleedigd,
zal ik ten levend berouw verwekken over
deze beleediging en haar zoo veel ik k m
trachten te herstellen; maar ik zal niet
nalaten de verworpeuheid te omhelzon,
die mij daardoor overkomt; en als de
eeno van de andere kon gescheiden wor-
den, zou ik met ijver de zonde verwerpen
en nederig de verworponheid behouden
die haar vergezelt.
Doch, ofschoon wij de verworpenheid
beminnen die uit het kwaad voortkomt,
81
                                          15
-ocr page 228-
226              IKLEIDING TOT HET
toch moet men niet nalaten het kwaad,
die haar heeft voortgebracht, door pas-
sende en wettige- middelen te herstellen,
vooral als hot kwaad slechte gevolgen kan
na zich slepen. Als ik een verachtelijke
kwaal in liet gelaat heb, zal ,ik er de ge-
nezing van zoeken, doch zouder aan de
verworponheid te verzaken, die ik daaruit
heb ontvangen. Als ik een fout begaan
heb, die nicinaud bcleedigt, zal ik er mij
niet over verontschuldigen, omdat die
fout geen ander gevolg heeft dan de
schande die or aan verbonden is, eu mijne
verontschuldiging dus nergens toe zou
dienen, dan om de verworpeuheid te ont-
vluchten dio zij mij aanbrengt,\'en dit laat
de nederigheid niet toe. Doch als ik door
onbedachtzaamhoid of spot iemand heb
beleodigd of geërgerd, zal ik mijne fout
door eeno oprechte verontschuldiging her-
stellen, omdat anders het kwaad blijft voort-
duren, terwijl do lietde mij verplicht het
weg te nemen. Eindelijk gebeurt het som-
tijds dat de liefde vraagt dat wij de verwor-
ponheid herstellen, in het belang van don
naaste, voor wien onze goede naam noo-
dig is: doch in dat geval moet men onze
verworpeuheid uit het oog van den naaste
wegnemen om te beletten dat hij zich er
-ocr page 229-
GODVRUCHTIG LEVEN.             227
aan ergere, en haar opsluiten en verbergen
in ons hart, opdat hij er zich aan stichtc.
Als gij na dit alles wilt weten, Phi-
lothea, welke de beste verworpen heden
zijn, zal ik openhartig zeggen, dat de
voordeeligste voor de ziel en de behage-
lijkste aan God die zijn, welko wij bij
toeval hebben, of dio aan onzon staat
verbonden zijn, omdat wij die niet uit
ons zelvon maar van do hand van God
ontvangen, wiens keus altijd beter is dan
de onze. En als men er in moest kiezen,
dan zijn de grootsten do besten: en die
zijn voor het grootste to houdou, welke
het meest strijdig zijn aan onze neigingen,
mits zij in overeenstemming zijn met onze
roeping. Want om het eens voor al te
zeggen, onze verkiezing en eigen wil be-
derven en verminderen bijna al onze deug-
den. Aeli! wie zal ons de genade geven
om met den Profeet Koning te kunnen
uitroepen: Ik heb verkozen verworpen te
zijn in het huis van mijnen God, liever
dan te wonen in de tenten der zondaren!
Niemand kan dit, lieve Philothea, tenzij
hij, die om onze natuur te verheffen, in
zijn leven en sterven, de smaad der men-
sehon on het uitwerpsel des volks is ge-
weest. In dit alles heb ik u vele zakon
-ocr page 230-
228              INLEIDING TOT HET
gezegd die u hard zullen schijnen bij den
eerstel oogopslag; maar geloof mij , zij
zullen zoeter worden dan suiker en honig,
als gij ze zult beoefenen.
-<-
Vil.
Hoe men efln goeden mam moet bewaren , bg hot
beoefenen der nederigheid.
Lof, eer en roem geeft men aan de
menschen niet om eene gewone deugd,
maar om eene zeldzame en uitstekeude
deugd. Want door loftuiting willen wij
anderen overhalen om de uitstekendheid
te aeliten; door do eer betuigen wij dat
wij zelf hem achten, en de roem is naar
mijn inzien niets anders , dan een glans
van goeden naam die in de vereeniging
Van veel lof eu eor bestaat; als derhalve
de rcem een kroim is, dan zijn de eer-
bewijzen en loftuitingen daarvan de kost-
bare gesteenten en paarlen. Dan, ds ar
de nederigheid niet kan lijden dat wij
eenigen goeden dunk van ons zelven heb-
ben, noch eenige aanspraak maken om
boven anderen gesteld te worden, kan zij
-ocr page 231-
GODVRUCHTIG LEVEN.             229
ook niet toelaten dat wij de lof, eer ot
roem zoeken, die slechts aan de eenige
uitstekendheid toekomen. Evenwel siaat
zij toe dat wij , volgens het woord van
den Wijzen Man, zorg dragen voor onzen
goeden naam, omdat de (roede naam niet
eene achting is die berust op eenige uit-
stekendheid , maar wel op die eonvoudige
braafheid en die reinheid van leven, die
de nederigheid ons niet belet in ons zelven
te erkennen, en waarvan zij bijgevolg ook
toelaat den naam te verlangen. Het is
waar, de nederigheid zou dezen goeden
naam verachten, als de liefde er geen
behoefte aan had; maar wijl hij een der
grondslagen is van de menschelijke maat-
schappij, en wij zonder hem niet alleen
nutteloos maar zelfs schadelijk zijn aan
de maatschappij, wegens de ergernis die
zij er door ontvangt, eischt de liefde on
laat de nederigheid toe dat wij hem ver-
langen en zorgvuldig bewaren.
Buitendien, gelijk de bladeren dor hoo-
rnen, die op zich zelven niet zeer kostbaar
zijn, niettemin veel helpen om de vruch-
ten hetzij te verfraaien, hetzij te bewaren
zoolang zij nog zwak en teer zijn, ins-
gelijks is de goede naam, die op zich-
zelve wel niet zoo veel waarde heeft,
-ocr page 232-
230              INLEIDING TOT HET
niettemin zeer nuttig, niet alleen voor
de versiering van ons leven, maar ook
voor hot bewaren van onze deugden, en
vooral van de deugden die nog teeder en
zwak zijn. De verplichting om onzen
gooden naam te bewaren, en dat to zijn
waarvoor men ons houdt doet onze na-
tuurlijke lafheid een krachtig en zacht
geweld aan. Bewaren wij onze deugden,
Philothoa, omdat zij aangenaam zijn aan
God, het groot e en opperste voorwerp
van al onze handelingen. Maar, even als
zij die vruchten willen bewaren, zich niet
te vredon stellen met ze to confijten,
maar ze ook in vazon doen die geschikt
zijn om zo te bewaren, insgelijks kunnen
wij, hoewel de goddelijke liefde de voor-
naamste bewaarster onzer deugden is,
evenwel ook gebruik maken van den
goeden naam, als zeer geschikt daartoe.
Wij moeten evenwel niet al to vurig
en aantrekkelijk zijn op het punt van
eer, want zij die zoo teer en gevoelig zijn
voor hun gooden naam, gelijken op hem
die voor allo kleine onpasselijkhoden ge-
neesmiddelen nemen: terwijl deze laatste
hunne gezondheid donken te bewaren,
bederven zij haar geheel en al; en terwijl
de eersten zoo nauwgezet hun goeden
-ocr page 233-
GODVRUCHTIG LEVEN.               231
naam willen handhaven, verliezen zij hem
geheel en al. Want door deze zoo groote
gevoeligheid maken zij zich zonderling,
wantrouwig en onverdraaglijk en lokken
de booshoid dor kwaadsprekers uit.
Hot verachten der belecdigingen en
lasteringen is gewoonlijk een veel heilza-
mer middel, dan wrok, twist en wraak.
De verachting doet ze verdwijnen, terwijl
als men er zich boos om maakt, men ze
schijnt te bekennen. De krokodil zegt
men doet slechts kwaad aan hen die hem
vreezen, en ik zeg dat het kwaadspreken,
slechts hen benadeelt, die er zich moeie-
lijk om maken.
Do overmatige vrees voor het verliezen
van zijn goeden naam bewijst dat men
haar niet goed gevestigd gelooft op de
werkelijkheid van oen goed leven. De
steden die houten bruggen hebben over
groote rivieren, vreezen dat zij bij het
minste wassen van hot wator worden weg-
gespoeld, maar zij die stoonon bruggen
hebben zijn slechts beducht bij groote
overstroomingen. Zoo ook verachten zij,
die eene echt christelijke ziel hebben ge-
woonlijk het uitwerpsel van kwade ton-
gen, maar zij die zich zwak gevoelen,
verontrusten zich er bij elke gelegenheid
-ocr page 234-
232               INLEIDING TOT HJ5T
over. Ja Philothea, hij die bij allen goed
befaamd wil zijn, brengt zich. dikwijls bij
allen in wantrouwen, en men verdient
de eer te verliezen, als men haar aan
hen zelfs vraagt, die door hunne ondeug-
dtn waarlijk verachtelijk en geschand-
vlekt zijn.
De goede naam is slechts als een uit-
hangbord dat te kennen geeft, waar de
deugd woont: de deugd moet dus in alles
en overal den voorrang hebben. Daarom,
als men u zegt dat gij een huichelaar
zijt, omdat gij godvruchtig leeft; of dat
gij een lafaard zijt, omdat gij eene belee-
diging hebt vergeven, zoo lach daarmede;
want, behalve dat zulke oordeelvellingen
slechts van dwaze en verachtelijke men-
schen kunnen komen, is het zeker dat, als
uw goede naam er mede gemoeid was,
gij niet de deugd, en den rechten weg
zoudt mogen verlaten, om hen gunstig
voor u te stemmen; stellen wij altijd de
vrucht boven de bladeren, dat is, de
inwendige en geestelijke goederen boven
alle uitwendige en zinnelijke goederen.
Wij moeten ijverzuchtig , maar niet af-
godisch zijn voor onzen goeden naam; en
even als men het oog der goeden niet
moet beleedigen, zoo moet men ook niet
-ocr page 235-
GODVRUCHTIG LEVEN.             233
zoeken te behagen aan de slechten. De
baard draagt bij tot de versiering des
mans, en liet hoofdhaar tot de versiering
der vrouiv; als men den baard aan de
kin of de haren van het hoofd uittrekt,
zullen zij moeielijk weder uitwassen ; maar
als men ze slechts afsnijdt of afscheert
zullen zij weldra weder aangroeien, en
zullen er slechts des te sterker en dichter
door zijn; zoo ook , ofschoon de goede
naam is afgesneden, of zelfs geheel is
weggeschoren door de tong der kwaad-
sprekers, die, volgens David, een snijdend
scheermes is,
moet men zich daarom niet
verontrusten, want weldra zal zij weder te
voorschijn komen, niet alleen even schoon
als zij geweest is, maar nog veel vaster.
Maar als onze ondeugden, onze lafheden,
ons slecht leven onzen goeden naam weg-
nemen, dan zal zij moeielijk nog ooit
terugkomen, omdat dan de wortel zelve
is uitgerukt. Immers, de wortel van den
goeden naam is de goedheid en braafheid,
die zoolang als zij in rns zijn, ons altijd
de eer kunnen teruggeven, welke de
kwaadsprekerij ons zou hebben ontnomen.
Men moet dien ijdelen omgang, dat
nuttelooze gezelschap, die ijdele vriend-
schap, dat dwaze vermaak verlaten, als
-ocr page 236-
234             INLEIDING TOT HET
de goode naam er door lijdt. Doch als
men ter oorzake onzer oefeningen van
god vrucht, om onzen voortgang in de
deugd, on ons streven naar do eeuwige
goederen, mort, berispt, lastert, laten
wij dan zooals men zegt, de honden tegen
de maan laton blaffen; want als zij er
toe komen om oen slechten dunk van
ons te geven en om zoo te sproken de
haren en don baard van onzen goeden
naam af te snijden; woldra zullen er weder
andcro haren en baard te voorschijn komen
en het scheermes dor kwaadsprekerij zal
tot onzo eer dienen , even als hot snoei-
mes aan don wijngaard, dat hom doot
groeien on overvloedige vruchten dragon.
Hebben wij altijd de oogen gevestigd
op den gekruisten Jesus Christus; gaan
wij voort in zijnen dienst mot vertrouwen
en eenvoud, maar ook met wijsheid en
bescheidenheid; Hij zal de beschermer
zijn van onzon gooden naam; en als Hij
toelaat dat hii ons worde ontnomen, dan
zal dit slechts, geschieden om ons een
betoren te geven, of om ons voortgang
te doen maken in de heilige nederigheid;
waarvan een enkel ons meer waardo heeft
dan duizend ponden eer. Als men ons
onrechtvaardig berispt, stellen wij dan
-ocr page 237-
GODVRUCHTIG LEVEN.             235
bedaard de waarheid tegenover den laster.
Zoo hij volhoudt, houden wij dan ook
vol om ons te vernederen; als wij zoo
onzen goeden naam met onze ziel in do
handen van God stellen, kunnen wij hem
niet beter verzekeren. Dienen wij God
in goeden on slechten naam, naar het
voorbeeld van don H. Paulus, opdat wij
mot David kunnen zoggen: O mijn God!
voor V heb ik deze schande vet dragen en
heeft de schaamte mijn aangezicht bedekt.
Ik zonder niettemin zekere misdaden
uit, die zoo gruwelijk on schandelijk zijn,
dat niemand daarvan de lasterlijke aan-
tijging moet verdragen, als hij er zich
rechtmatig van kan ontdoen. Ik zonder
ook zekere personen uit, van wier goeden
naam de stichting van velen afhangt;
want in dit geval moet men, volgens
het gevoelen der godgeleerden, rustig
voortgaan om het ontvangen onrecht te
herstellen.
-ocr page 238-
236               INLEIDING TOT HET
VIII.
Over de iaehtmoedlt;l>etd Jegens den naxite en eter het
hulpmiddel tegen den toorn.
Het heilig Chrisma, waarvan men zich,
naar de overlevering der Apostelen, in
de Kerk Gods bedient voor het Vormsel
en de heilige Wijdingen is een mengsel van
olijfolie en balsem, die onder anderen de
twee kostbare en geliefde deugden voor-
stellen, die in den geheiligden persoon
van onzen Heer uitblonken en die Hij
ons op eene geheel bijzondere wijze heeft
aanbevolen, zeggende: \'Leer van mij dat
ik zachtmoedig en nederig van harte hen,
waardoor Hij wil zeggen, dat daarin het
zekerste middel ligt om Hem na te volgen
en Hem ons hart toe te wijden. De ne-
derigheid maakt den mensch volmaakt
in zijno plichten jegens den naaste. De
balsem, die zooals ik reeds gezegd heb
in andere vloeistoffen zinkt, verbeeldt de
nederigheid ; en de olijfolie die altijd
boven drijft verbeeldt de zachtmoedigheid
en goedheid, die alles te boven koint en
onder alle deugden uitblinkt, daar zij
waarlijk de bloesem is der liefde, die
zooals de H. Bernardus zegt, tot hare
-ocr page 239-
60DVKUCHTIG LEVEN.            237
volmaaktheid is gekomen, als zij niet
alleen geduldig is, maar daarenboven
zachtmoedig en goed; doch let er wel
op , Philothea, dat dii geestelijk Chrisma,
samengesteld uit zachtmoedigheid en ne-
derigheid, waarlijk in uw hart is; want
hierin ligt een vau de groote kunstgrepen
des vijauds, dat hij maakt dat velen zich
met de woorden en uitwendige manieren
de/er twee deugden verheugen, zoodat, als
zij hunue inweudige geneigdhedeu niet wel
onderzoeken, zij deuken zachtmoedig en
nederig te zijn, en hot toch inderdaad
volstrekt niet zijn. Immers, dit blijkt,
daar men hen, niettegenstaande hunne
gemaakte zachtmoedigheid en hunne ge-
veinsde nederigheid met oen ongelooflijke
vurigheid en hoogmood ziet opstuiven,
zoodra men hun maar de kleinste belee-
diging aandoet of hun maar hot minste
verkeerd woord zegt. Men zegt dat zij
die gestoken of gebeten zijn dor.r adders
nooit opzwellen, als zij het geneesmiddel
genomen hebben, dat men gewoonlijk
Oenade van St. Paulus noemt, mits dit
middel van goede hoedanigheid zij: ins-
gelijks behoeden ons de zachtmoedigheid
en nederigheid, zoo zij waarachtig zijn,
voor de opzwelling en vurigheid, welke
-ocr page 240-
238               INLEIDING TOT HET
de beleedigingou gewoonlijk in ons hart
veroorzaken. Zoo wij, wanneer wij ge-
stoken en gebeten worden door de kwaad-
sprekers, trotsch, opgeblazen en vertoornd
worden, twijfelen wij er nipt aan, dit is
een teekeu dat onze nederigheid en zacht-
moedigheid niet waarachtig en oprecht,
maar valsch en slechts in schijn bestaan.
Toen de hpüigo en grooto patriarch
Josef, zijne broeders uit Egyple naar
zijns vaders huis terug zond, gaf hij hun
slechts dozen raad: Wordt niet toornig
onder wet/.
Ik zeg hot u ook , Philothea,
dit ellendig leven is slechts een reis die
wij te maken hebben om naar den hemel
te gaan; worden wij dan onder weg niet
toornig op elkander; gaan wij met onze
broeders en gezellen zachtmoedig, vreed-
zaam en als goede vrienden om. Ik zeg het
u kortom en zonder ooiiigc uitzondering:
wordt zoo mogelijk nooh toornig; en open
onder welke schijnreden ook uw hart
niet voor den toorn; want do H. Jacobus
zegt dat do grammoedigheid van den
mensch do gerechtigheid Gods niet uit-
werkt. Het is waar, men moet het kwaad
weerstaan, en de ondeugden berispen van
hen, mot wier zorg wij zijn belast, met
standvastigheid en kracht, maar ook met
-ocr page 241-
GODVRUCHTIG LEVEN.             239
zachtmoedigheid eu kalmte. Niets be-
vredigt zoo zeer ecu olifant als hij toornig
is, als het gezicht van een klein lam:
en niets vermindert meer de werking der
kanonschoten dan wol. De berisping die
de rede alleen doet is altijd beter dan
die, waarin de hartstocht naast de rede
plaats neemt, omdat de mensch zich ge-
makkelijk laat leiden door de reden waar-
aan hij onderworpen is, terwijl hij niet
kan dulden dat men hem beheerscht door
hartstocht; van daar immers dat als de
rede zich wil versterken door de harts-
tocht, zij zich hatelijk maakt, on door
de dwingelandij der hartstocht ter hulp
te roepen haar eigen gezag verliest, of
ten minste verzwakt.
Wanneer do vorsten in tijd van vrede
met hun gevolg hunne staten bezoeken,
zijn de volken daardoor vereerd en ver-
troost; doch als zij, hoewel voor het al-
gemeen welzijn, aan het hoofd hunner
legers zijn, is hun doortocht altijd droe-
vig en schadelijk, omdat, hoe goed zij
ook hunne soldaten de krijgstucht doen
eerbiedigen, er toch altijd oenigo wan-
orde plaats grijpt, waarvan de vreedzame
inwoner het slachtoffer is. Eveneens,
zoolang de rede regeert on mot kalmte
-ocr page 242-
240              INLEIDING TOT HET
straf en berisping uitdeelt, hoe streng en
stipt ook, zal elk het beminnen en goed-
keuren. Maar als zij de toorn, opvlie-
gendheid en het geweld medevoer1;, die
hare soldaten zijn, zegt de H. Angustinus,
doet zij zich meer vreezen dan beminnen,
en wordt haar eigen hart er zeer door
benadeeld en mishandeld. Het is beter
zegt dezelfde H. Augustinus in zijn brief
aan" Profuturus, den toegang te weigeren
aan den toorn, zelfs al is zij rechtmatig
en billijk, dan haar binnen te laten, hoe
klein zij ook weze: want eenmaal ontvangen,
gaat zij niet gemakkelijk hoon, en na als
een kleine spruit wortel te hebben ge-
schoten, groeit zij aan en wordt in zeer
korten t\'id een groote boom. En als zij
eens den nacht kan bereiken, en dat de
zon over onzen toorn ondergaat, hetgeen
de Apostel vorbioit, dan verandert zij in
haat, en is er bijna geen middel meer om
zich er van te ontdoen , omdat zij zich
voedt met duizend valscho voorwendsels,
waarvan een toornig mensch maar zelden
de onrechtvaardigheid zal inzien.
Men moot dan nog liever loeren leven
zonder toorn dan ze matig en met wijs-
heid te gebruiken, en als wij, door on-
volmaaktheid en zwakheid, door haar
-ocr page 243-
GODVRUCHTIG LEVEN.             241
verrast worden, moet men ze liever ter-
stond terugstooten dan met haar te willen
onderhandelen; want als men haar maar
een weinig vrijheid geeft, maakt zij zich
mees:er van de vesting en doet even als de
slang .diegemakkelijk haargehoelelichaam
dooitrekt, waar zij maar eens den kop
heeft door kunnen krijgen. Maar hoe zal
ik haar terug stootcn? zult gij mij vragen.
Gij moet, Philothoa, bij den eersten aan-
val die zij doet, terstond uwe krachten
verzamelen, niet haastig en met geweld,
maar bedaard on ernstig; want even als
men dikwijls ziet in de zittingen van
parlementen on senaten, dat de deur-
waarders door stilte! te roepen, meer be-
weging maken dau zij die zij willen doen
zwijgen; zoo gebeurt het ook dikwijls,
dat, ah wij met geweld onzon toorn willen
onderdrukken, wij meer verwarring in
ons hart opwokken, dan do toorn zelve
zou gedaan hebbeu; en is het hart op
deze wijze verontrust, dan kan het geen
meester van zich zelven meer zijn.
Breng na deze bedaarde poging, den
raad in beoefening dien de H. Augusti-
nus reeds oud, aan den jougen Bisschop
Auxilius gaf: Handel, zeide hij, zooals
een mensch moet handelen;
en als gij soms
81
                                              16
-ocr page 244-
242               INLEIDING TOT HET
reden hebt met David uit te roepen: Mijn
oog
«\'.» verward door hevigen toorn, neem
dan aanstonds uwe toevlucht tot God:
Heer, ontferm U mijner, opdat Hij over
u zijne rechterhand uitstrckkc en uwen
toorn beduingc. Ik wil zeggen dat men
de hulp van Óod moet inroepen, als wij
ons door toorn zien bewogen, naar het
voorbeeld der Apostelen , door wind en
storm bestookt te midden van de zee;
want hij zal aan onze hartstochten be-
velen stil te zijn en terstond zal er een
groote kalmte zijn. Maar altijd zeg ik
u, dat het gebod, dat men tegenover den
opvliegonden toorn stolt, bedaard en rustig
en niet met geweld moet geschieden; on
dit moet men in aanmerking nemen bij
al de middolon die men tegen dit kwaad
aanwendt.
Daarenboven, als gij rustig zijt en zon-
der eenigen grond van toorn, doe dan
grooten voorraad van zachtmoedigheid en
goedheid op: door al uwe woorden te
spreken en al uwe werken to verlichten
op do zachtst mogelijke wijze; door te
denken, dat de bruid van het Hooglied
niet alleen honig heeft op de lippen en
op de punt van de tong, maar ook ouder
hare tong dat is in haar hart; en niet
-ocr page 245-
GODVRUCHTIG LEVEN.             24S
alleen honig, maar ook melk; want ook
moet men niet alloen met den mond
zachtmoedig zijn jegens den naaste, maar
ook met geheel hot hart, dat is met ge-
heel het inwendige van onze ziel; en niet
alleen moet men de zoetheid van den
honig, die een aangenomen geur verspreidt,
dat is een zoetaardige en beminnelijke
omgang mot vrienden, maar ook moet
men de zoetheid der melk hebben ton
opzichte van de huisgenoten on buren,
waarin diegene grootelijks te kort schieten,
die op straat engelen schijnen en to huis
duivelen zijn.
IX.
Over tle zachtmoedigheid jegens ons zelien.
Het beste gebruik dat wij van de zacht-
moedigheid kunnen maken is, haar toe
te passen op ons zelvon. Makon wij ons
dan nooit toornig tegon ons zelvon, noch
tegen onzeonvolmaaktheden; wantal vraagt
de reden ook, als wij fouten begaan, dat
wij er over bedroefd en rouwmoedig zijn,
toch moeten wij vermijden er eene bittere,
-ocr page 246-
244              INLEIDING TOT HET
toornige, spijtige en gewelddadige droef-
heid over te hebben. Hierin zondigen
vele lieden, die als zij toornig geweest
zijn, zich boos maken omdat zij boos
rijn geweest, knorrig worden omdat zij
knorrig zijn geweest, en spijtig worden
omdat zij spijtig zijn geweest. Daardoor
houden zij hun hart altijd opgeblazen en
doortrokken van toorn, en zal de tweede
driftigheid, de eerste in schijn vernieti-
gende, niettemin tot deur en toegang
dienen voor al de anderen die zich zullen
voordoen. Voeg hierbij, dat deze drift
en bitterheden teg.n zichzelven een soort
van hoogmoed zijn, en geen anderen oor-
sprong hebben dan in de eigenliefde, waar-
door men zich bedroeft en veroutrust,
omdat men zich niet volmaakt ziet. Wij
moeten dus mishagen hebben in onze
gebreken maar een kalm, bedaard en
grondig mishagen: want even als een
rechter die vonnis velt, met rede en be-
daardheid, de boozen boter straft, dan hij
zou doen in drift en hartstocht, daar hij
als hij door hartstocht oordeelt, de fouten
niet straft naar hetgeen zij ziin, maar
naar hetgeen hij zelf is; eveneens bestraf-
fen wij ons zei ven veel beter door een
bedaard en standvastig berouw , dan door
-ocr page 247-
GODVRUCHTIG LEVEN.             245
verwijten vol bitterheid en toorn, omdat
zulke hevige verwijten niet geschieden
naar de zwaarte onzer misslagen , maar
volgend onzo eigene geneigdheden. Bij
voorbeeld, hij die de zuiverheid bemint,
zal een onvergelijkelijke spijt gevoelen
o/er de minste fout die hij tegen deze
deugd begaat, terwijl hij zal laehen om
eene groote kwaadsprekerij die hij bedre-
ven heeft; daarentegen zal hij die het
kwaadspreken haat, zich ontstegen over
een lichtzinnig woord dat hem ontvallen
is en volstrekt geen rekening houden van
een fout tegen de zuiverheid, en zoo ver-
volgens. Dan, van waar komt dit? Om-
dat men zijn geweten beoordeelt niet met
rede, maar met hartstocht.
(ieloof mij, Philotliea, evenals de be-
rispingen van een vader, die met zacht-
moedigheid en hartelijkheid gedaan wor-
den, meer vermogen op een kind , om
het te verbeteren, dan drift en toorn;
eveneens zal ons hart, als het eenige
fout bedreven heeft, en wij het met zacht-
moedige en bedaarde berispingen bestraf-
fen, tegen het-.elve meer medelijden too-
nende dan hartstocht, en het opwekkende
om voortaan beter te handelen, dieper
en beter doordrongen worden van berouw,
-ocr page 248-
Ü4Ü              INLEIDING TOÏ HET
dau door eene bittere, beleedigende, en
toornige bestraffing.
Wat mij betreft, als ik bijvoorbeeld
besloten had, niet in ijdelheid te val-
len, en niettemin een groote val gedaan
had, zou ik mijn hart niet willen berispen
op deze wijze: Zijt gij nu niet zeer ellen-
dig en verach\'elijk , om na zoovele be-
sluiten, u nog tot de ijdelheid te laten
voeren? Sterf van schaamte, verhef uwe
blikken niet meer ten hemel, blinde die
gij zijt, onbeschaamde, verrader, onedel-
moedige jegens uwen God! en andere
dergelijke zaken. Maar ik zou hot met
rede en medelijden willen bestraffen:
Helaas! mijn arm hart, ziedaar ons dan
gevallen in den kuil, welke wij zoo vast
besloten hadden te vermijden. Ach! staan
wij op en verlaten wij haar voor altijd:
roepen wij de barmhartigheid Gods in,
en hopen wij dat zij ons zal bijstaan,
om voortaan standvastiger te zijn : laat
ons weder den weg der nederigheid op-
gaan. Moed ! zijn wij nu op onze hoede :
met Gods hulp, zullen wij eenig goed
werk verrichten. Daarop zou ik een vast
en onwrikbaar besluit willen bouwen om
niet meer in mijne fout te hervallen, en
daartoe passende middelen en vooral den
-ocr page 249-
GODVRUCHTIG LEVEN.             247
raad van mijnen geestelijken leidsman ge-
bruiken.
Mocht iemand echter bevinden dat ziin
hart door deze zachtmoedige berisping
niet genoeg geraakt kan worden, dan kan
hij het verwijt en de harde en krachtige
berisping gebruiken, om het tot eene
diepe schaamte op te wekken, mits hij,
na zijn hart met strengheid te hebben
bestraft en berispt, liet weder ecnigzins
opbeurt door zijn berouw te eindigen
1 met een zoet en heilig vertrouwen op
God, in navolging van dien grooten boet-
vaardige , die als hij zijuo ziel bedroefd
zag, haar op deze wijze opwekte: Waarom
zlft ffii droevig
, o mijne ziel! en waarom
ontstelt gij mij? hoop op God, want ik
zal Ment nog loven als de zaligheid en het
licht van mijn gelaat en mijn waarachtig
God.
Hef dan uw hart op, als het zal vallen,
met zoetheid, u diep vernederende voor
God om hei ondervinden uwer ellonde,
zonder u te verwonderen over uwen val,
daar het niets verrassends is, dat de zie-
kelijkheid ziek, de zwakheid zwak en de
ellende ellendig is. Verfoei niettemin uit
al uwe krachten de beleediging die gij
God hebt aangedaan, en sla met grooten
-ocr page 250-
L\'18              INLEIDING TOT HET
moed en vast vertrouwen op zijne barm-
hartigheid liet pad der deugd weder in,
dat gij verlaten hebt.
X.
Dat Hen ileli met lorg, maar londer ongeduld uronrm»t
op zfjoe taken moet toeleggen.
De zorg en ijver die wij voor onze
zakon moeten hebben , zijn zeer verschil-
lend van onrust, verwarring en overhaas-
ting. De Engelen dragon zorg voor onze
zaligheid on leggen zich daarop toe met
ijver, doch zij hebben daarvoor noch
onrust, noch verwarring noch overhaas-
ting; want de zorg en ijver bchoorcn tot
hunne liefde, maar onrust, verwarring
en overhaasting zouden ten eenemale in
strijd zijn met hunne gelukzaligheid, daar
zorg en ijver vergezeld kunnen gaan
mot kalmte en zielenrust, maar niet de
onrust, do bekommering en nog minder
de overhaasting.
Wees dan zorgzaam en ijverig in alle
zakon waarmede gij bolast zijt, o Philothea;
want God, die ze u heeft toevertrouwd,
-ocr page 251-
GODVRUCHTIG LEVEN*.              249
wil dat gij daarvoor groote zorg draagt,
maar zoo het mogelijk is, heb er noch
onrust, noch bekommernis voor, dat wil
zeggen, onderneem ze niet met onrust,
angst en gejaagdheid, overhaast u niet
bij uw werk, want alle overhaasting ver-
wart de rede en het oordeel en belet ons
de zaak, waarbij wij ons overhaasten, goed
te doen.
Toen onze Heer de H. Martini berispte,
zeido Hij haar: Martha, Ma>tha, gij ver-
ontrust en bekommert u over vele zakon.
Zoo zij onkel zorgzaam was geweest, zou
zij niet ontsteld zijn geworden; maar
omdat zij onrust en bekommernis heeft,
omdat zij zich overhaast en ontstelt,
daarom berispt haar de Heer. De riviaren
die langzaam door de vlakto stroomen,
dragen de groote schepen en de kostbare
koopwaren, en de regens die zacht op
de velden vallen, doen kruiden on vruch-
ten groeien. Doch de stroomen en rivieren,
die met groot geweld op het land neder-
stroomen, ondermijnen alles op hun door-
tocht en zijn van geen nut voor den
koophandel, evenals do geweldige slag-
regens de velden en weiden verwoesten.
Nooit wordt een werk met drift en over-
haasting verricht, goed verricht Men
-ocr page 252-
250              l.VLEIDING ÏOT HET
moet zicli langzaam haasten, zooals het
oudo spreekwoord zegt. Wie niet over-
haastiug gaat, zegt Salomo, loopt bij
clkeu stap gevaar om te struikelen. Wij
werken altijd vlug genoeg, als wij hot
goed doen; do hommels maken meer be-
weging on zijn onrustiger dan do bijen;
doch zij makou slechts was en geen honig ;
en zoo ook doen zij, die zich met zooveel
beweging en drukte overhaasten, noch
veel noch goed.
Do vliegen hinderen ons niet door hare
kracht, maar door hare menigte. Zoo
ook verwarren ous do grooto zaken nog
niet zooveel door hun gewicht, als de
kleine door hun aantal. Ontvang dan
de zaken die u te voren komen met be-
daardheid eii tracht ze met order te ver-
richten, de ceae na de andere; want als
gij ze allen te gelijk wilt doen, oi zonder
order, zult gij daardoor uw geest over-
spannen en gewoonlijk blijft gij onder
den last gebukt, zonder iets uit. te werken.
Steun bij al uwe zaken geheel op Gods
Voorzienigheid, door welke alleen uwe
plannen kunnen slagen: arbeid niettemin
van uwen kant bedaard, om met hare
werking mede te werken; on geloof dan, als
gij goed op God vertrouwd hebt, dat de
-ocr page 253-
GODVRUCHTIG LEVEN.             i51
uitslag die gij zult verkrijgeu, altijd de
voor u voordeeligsto zal zijn, hetzij hij
goed, hetzij hij kwaad toeschijnt aan
uw persoonlijk oordeel.
Doe bij do behandeling en het ver-
werven van tijdelijke goederen, evenals
een klein kind, dat met de eene hand
zijnen vader vasthoudt, en niet de audere
hand de bezien plukt langs de hagen;
bedien u van uwe eene hand om de goe-
deren dezer aarde te verzamelen, maar
houd mot de andere altijd do hand van
uwen hemelschen Vader vast, en wend
u van tijd tot tijd naar Hem om te zien
of uw werk en uwe bezigheden Hem aan-
genaam zijn, en wacht u bovenal om zijne
hand en leiding te verlaten, met het doel
om meer te verzamelen; want als Hij u
loslaat, zult gij geen schrede doen, zonder
op den grond te vallen. Ik wil zeguen,
mijne Pliilothea, dat als gij in gewone
zaken en bezigheden zijt, die zulk een
groote en aanhoudende aandacht niet
eischun, gij meer op (iod dan op de zaken
moet letten; en als de zaken van zulk
een groot gewicht zijn, dat zij al uwe
aandacht vorderen om goed gedaan te
worden, sla dau toch van tijd tot tijd
uw oog naar God, even als zij doen die
-ocr page 254-
252               ISLKIDING TOT HET
op zee zijn en die om het land te be-
reiken dat zij wenschen, meer den hemel
dan de zee beschouwen. Aldus zal God
met u , in u en door u werken, en zal
uw arbeid met duizend vertroostingen
gezegend worden.
XI.
Ov«r de gehnonaamheld.
De liefde alleen stelt de volmaaktheid
daar, maar de gehoorzaamheid, de zui-
verheid en do armoede zijn de drie groote
middelen die wij hebben om haar te be-
reiken. De gehoorzaamheid wijdt ons
hart, de zuiverheid ons lichaam en de
armoede onze goederen toe aan de liefde
en don dienst van God. Het zijn de
drie takken van het geestelijke kruis,
alle drie evenwol gegrondvest op de vierde,
namelijk de nederigheid. Het ligt niet
in mijne bedooliug u te spreken over deze
drie deugden in betrekking tot de plech-
tige geloften, die zi die het kloosterleven
omhelzen er van afleggen, noch in betrek-
king tot de eenvoudige geloften, die men
-ocr page 255-
GODVRUCHTIG LEVEN.             253
er in do wereld van kan doen, ik zal ze
slechts op zich zelven beschouwon, daar
zij, ofschoon de gelofte er eene meerdere
genade en verdienste aan hecht, niette-
min zonder de gelofte voldoende zi;n om
tot de volmaaktheid te voeren mits zij
wel beoefend worden.
Het is waar dat de geloften die men
er van doet, een persoon in den staat
van volmaaktheid plaatsen, doch er is een
groot onderscheid tusschen den staat van
volmaaktheid en de volmaaktheid zelve,
daar alle bisschoppen en kloosterlingen
in den staat van volmaaktheid en even-
wel niet allen in de volmaaktheid zijn.
Trachten wij dan, Philothea, deze drie
deugden, elk naar zijne roeping, te be-
oefenen ; want, hoewel zij ons niet in
den staat van volmaaktheid plaatsen,
zullon zij ons niettemin de volmaakt-
heid zelve geven, en daarom zijn wij
allen verplicht tot de beoefening de-
zer drie deugden, hoewel wij niet ver-
plicht zijn ze allen op dezelfde wijze te
beoefenen.
Er zijn twee soorten van gehoorzaam-
heid: de eene noodzakelijk, en de andere
vrijwillig. Door de noodzakelijke moet gij
nederig gehoorzamen aan uwe werkelijke
-ocr page 256-
254              INLEIDING TOT HET
overheden, zooals aan den Paus en aan
den Bisschop, aan den pastoor en aan
hen die dozen vertegenwoordigen. Gij
moet gehoorzamen aan uwe wereldlijke
overheden, dat is aan uw land: gij moet
eindelijk gehoorzamen aan uwe huiselijke
overheden, dat is aan uwen vader, uwe
moeder, uwen man, uwen moester en uwc
meesteres. Deze gehoorzaamheid nu wordt
noodzakelijk genoemd, omdat niemand
zich van do gehoorzaamheid aan deze
overheden mag ontslaan, daar God hen
belast heeft om ons to gebieden en ons
te besturen, elk naar het gezag dat hij
over ons heeft. Gehoorzaam dan aan
hunne bevolen, dat is noodzakelijk; maar
wilt gij volmaakt zijn, volg dan daaren-
boven nog hunne raadgevingen, en zelfs
hunne verlangens en neigingen, in zooverre
de liefde en de voorzichtigheid u dit toe-
laten; gehoorzaam als zij u een aange-
name zaak gebieden, zooals to eten of
uitspanning te nemen, want hoewel er
geen grooto verdienste in schijnt, gelegen
te zijn om in zulk geval te gehoorzamen,
het, zou niettemin een groot gebrek zijn,
ongehoorzaam te zijn. Gehoorzaam in de
onverschillige zaken, zooals dit of dat
kleed te dragen, dezen of dien weg te
-ocr page 257-
GODVRUCHTIG LEVEN.             255
gaan, te zingen of te zwijgen, en dit zal
reeds eene zeer aanbevelenswaardige ge-
hoorzaamheid zijn. Gehoorzaam in de
moeielijko, bittere en harde zaken, en dat
zal eouo volmaakte gehoorzaamheid zijn.
Gehoorzaam eindelijk bedaard zouder te-
genstribbelen, onverwijld zonder vertra-
ging , met vreugde zonder spijt, en bovenal
gehoorzaam liefdevol om de liefde tot
Hem, die uit Iiefdo tot ons is gehoor-
zaam geworden tot don dood, ja tot den
dood des kruiscs en die, zooals de H.
Bernardus zegt, liever het leven dan de
gehoorzaamheid wilde verliezen.
Om gemakkelijk uwe overheden te lee-
ren gehoorzamen, zoo schik u gemakke-
lijk naar den wil van uws gelijken, on
geef toe voor hunne meeningen, m zaken
die geen zonde zijn, zoudor lastig noch
spijtig te wezen. Wees ook gaarne inschik-
kelijk voor de verlangens van uwe min-
deren, voor zoover de rede dit toelaat,
zonder op hen oen hccrschzuchtig gezag
uit te oefenen, zoolang zij hun plicht
niet te buiten gaan.
Het is oeno vergissing te gelooven, dat
als men in een klooster leefde, men dan
gemakkelijk zou gehoorzamen, zoo men nu
moeielijkheid en tegenstrijd gevoelt om
-ocr page 258-
S\'jC               INLEIDING TOT HET
te gehoorzamen aan de personen, die God
over ons gesteld heeft.
Wij noemen vrijwillige gehoorzaamheid,
die waartoe wij ons verplichten door onze
eigene keuze en die ons door niemand is
opgelegl. Mon kiest gewoonlijk niet zijn
vorst, zijn bisschop, zijn vader en zijne
moeder, maar men kiest wel zijn biecht-
vader, zijn geestelijke bestuurder. Nu,
hetzij men deien kiezende gelofte doet
hem te gehoorzamen, zoo als de moeder
Teresia deed, die behalve de plechtig
beloofde gehoorzaamheid aan den overste
van hare order, zich nog door eone een-
voudige belofte verbond om te gehoor-
zamen aan pater Gratianus; hetzij men
zonder gelofte zich aan de gehoorzaam-
heid van iemand onderwerpt, altijd wordt
deze gehoorzaamheid vrijwillig genoemd,
omdat naar grondslag van onzen wil en
onze keuze afhangt.
Men moet aan al zijne overheden ge-
hoorzamen en aan ieder in het bijzonder
naar mate hetgozag, dat hij over ons
heeft: aan de vorsten wat betreft de bur-
gerlijke regeering en openbare zaken; aan
de prelaten in hetgeen de kerktucht aan-
gaat ; in de huishoudelijke zaken aan
vader, meester, man, en wat de bijzon-
-ocr page 259-
GODVRUCHTIG LEVEN.             257
dere leiding dor ziel aangaat, aan den
biechtvader on bijzonderen geestelijken
leidsman. l)oo u door uwen geestelijken
vader do oefeningen van godvrucht voor-
schrijven dio gij moet inachtuemon, omdat
zij daardoor beter zu\'.lcu zijn en dubbele
genade en verdiensten zullen hebben: do
eeno getrokken uit do oefeningen zelve,
omdat zij godvruchtig zijn, de andero uit
de gehoorzaamheid, krachtens welke zij
zijn voorgeschreven en verricht. Zalig
zijn de gehoorzamen, want God zal nooit
toelaten, dat zij afdwalen.
XII.
Over de kulselibeld.
Do kuischheid is de lelie der deugden,
zij maakt ons reeds in dit leven bijna
gelijk aan de Engelen. Niets is schoon
dan door do reinheid en onze reinheid is
de kuisclfheid. Men noemt deze deugd
welvoeglijkheid en de beoefening er van
eer; men noemt haar ook ongeschonden-
heid on haar tegenhanger bedorvenheid.
Kortom, zij heeft deze bijzondere roem ,
81                                                     17
-ocr page 260-
258               1KLKIDI.NG TOT HET
dat zij tegelijk de sclioono eu blanke deugd
is van ziel en lichaam.
Wees altijd uiterst vlug, Philothea,
om u ai te koeren van alles wat oen zoo
teedere deugd zou kunnen bevlekken.
Want in dozo stof geschiedt hot kwaad
bijna zouder dat men er aan denkt, en
door kleine beginselen leidt het tot vrccse-
lijke vallen. Het zijd vooral deze zonden,
die men gemakkelijker kan vluchten dan
genezen.
Zoolang de vruchten nog ongeschonden
zijn kunnen zij bewaard worden, hetzij
in stroo of elders, maar zijn zij eons be-
schadigd, dan is hot bijna onmogelijk ze
te bewaren, tenzij in honig en suiker:
eveneens kan de kuischheid, die nog
niet gewond of bezoedeld is, door ver-
schillende middelen bewaard worden; doch
eens geschonden, kan niets haar bewaren
tenzij cone grootc god vrucht, die, zooals
ik meermalen heb gezegd do waarach-
tige honig en suikor der ziolen is.
])e kuischheid is evenals dio brooze
glazen, die bij don minsten stoot govaar
loopen te breken en even als die rijpe en
teere vruchten, dio met zonder schade
kunnen behandeld worden. Men zegt
dat het water, hoe versch ook, gegoten
-ocr page 261-
B0DVKUCHT1G LEVEN.             259
in een vat, die met eenig landdier in
aanraking is geweest, niet lang zijne frisch-
heid kan bewaren. Dat dit u leere, Phi-
lothea om nooit die gemeciizaamheden
(in aanrakingen toe te laten die men zich
somtijds veroorlooft uit kortswijl, en die
verre van onberispelijk zijn. VV^ant hoe-
wel het mogelijk is om zijn hart zuiver
te bewaren te midden dezer eer lichtzin-
nigo dan slechte handelingen, altijd toch
zal er do christelijke zedelijkheid onder
lijdon en in frischhcid en glans verliezen.
Do kuiscbheid hangt van het hart af,
als van hare brou, maar haar voorwerp
is de regeling van de uitwendigo houding
des liehaams. Men kan haar schenden
door allo zintuigen evenals door de ge-
dachten van den geest en de begeerten
van liet hart. De II. Schrift geeft ons
een beeld van de Uruid der gezangen,
dat zeer wol de gesteltenissen van een
kuisch persoon wedergeeft. Hare handen,
staat er, verspreiden myrrho, een vocht
dat voor bederf bewaart; hare lippen zijn
omgeven door een purper lint, hetgeen
do terughoudendheid in hot sprokon be-
teekent; hare oogen zijn als die van de
duif, door de zachtmoedigheid en rein-
heid; liaro ooren dragen gouden sieraden,
-ocr page 262-
200              INLEIDING TOT HET
tot teeken van zuiverheid. Zoo moot ook
do godvruchtige ziel zijn: kuisch, zuiver,
reiu en behoedzaam in hare handen, liaro
lippen, hare ooren, hare oogen en geheel
haar persoon. De bijen willen niet alleen
niet raken aan lijkeu maai zij vlochten
eu verafschuwen zooveel mogelijk ook de
uitwaseming, die er uit voortkomt. Heb
ook geen omgang, Pliilothea, met be-
dorven personen, vooral als zy bij hunne
bedorvenheid nog de onbeschaamdheid
voegen, hetgeen bijna altijd gebeurt. Want
eveu als do bokken, als zij de zoete aman-
delen met de tong aanraken, ze biiter
doen worden, eveneens spreken die on-
deugende zielen eu die bedorven harten
tot niemand, zonder dat de deugd er onder
lijdt. Zij zijn als zoovele basilisken, die
in hunne oogen en in hun adem het ver-
gift ronddragen.
Ga daarentegen, zooveel gij maar kunt,
met kuisehe en deugdzame personen om;
overweeg en lees dikwijls over heilige
zaken, want het woord Gods is kuiseh en
maakt kuisch die er behagen in scheppen.
Houd u altijd bij Jesus Christus ge-
kruist, hetzij in don geest door de ge-
dachte, hetzij werkelijk en lichamelijk
door de H. Communie. Want als gij
-ocr page 263-
GonvKUcimr. lkvun.           261
uw hart op onzen Heer stelt, die het
waarachtig kuisch en onbevlekt Lam is,
zu\'.t gij zien, (hit weldra uwe ziel en uw
hart zich voor alle besmetting gevrijwaard
zullen bevinden.
-it-
XIII.
Orïr i!c armoede! van geest te midden der rijkiloT.iiueu.
Zalig zijn de armen van geest! want
het rijk der hemelen hoort hun toe.
Wee
dan de rijken van geest want hun behoort
de ellende der hel. Hij is rijk van geest,
die de rijkdommen in zijn geest heeft of
zijn geest in de rijkdommen. Hij, daar-
entegen is arm van geest, die noch de
rijkdommen in zijn geest, noch zijn geeït
in de rijkdommen heeft. De ijsvogels
maken hunne nesten rond als een appel
en laten er slechts van boven oene zeer
kleine opening in: zij plaatsen ze op do
kusten der zee, en maken ze zoo hecht
en ondoordringbaar, dat als het water ze
meespoelt dit er niet in kan doordringen;
maar drijvende blijven zij te midden van
de zee. Uw har^ waarde Philothea, moet
-ocr page 264-
262              IKiEIDIKG TOT HET
eveneens slechts geopend zijn voor den
homel en ondoordringbaar voor de rijk-
dommen en vergankelijke goederen dezer
wereld. Zoo gij dio bezit, wacht n dan
uw hart er aan te hechten, laat hot altijd
boven blijven, en dat het to midden der
rijkdommen zonder rijkdommen en meester
van de rijkdommen zij. Koen, stol dien
hemelschon geest niet op do goederen
dezer aarde; maak dat hij zo altijd be-
heersche, dat hij boven haar en niet in
haar is.
Er is zeer veol onderscheid tusschen
vergift te hebben en vergiftigd te zijn. De
apothekers hebben biina allen vergiften,
om zich bij verschillende voorkomende
omstandigheden daarvan te bedienen; maar
zij zijn daarom niet vergiftigd, daar zij
deze vergiften niet in hun lichaam maar
in hun winkel hebben. Eveneens kunt
gij rijkdommen bezitten, zouder er door
vergiftigd te zijn: namelijk als gij ze in uw
huis of in uwc beurs en niet in uw hart
hebt. Rijk zijn inderdaad, en arm naar
den geest, dit is hot grooto geluk van
den christen; want daardoor heelt hij do
voordoolen van den rijkdom voor deze
wereld en do verdiensten der armoede voor
de andere.
-ocr page 265-
GODVJUJCIITIG LEVEN.             203
Helaas! Philothea, nooit zal iemand
bekennen dat hij gierig is; iedereen ont-
kent die laagheid van ziel; men veront-
schuldigt zich door hot groot aantal kin-
deren , door de voorzichtigheid dio oischt,
dat mon zijne mirtdelen gebruike om zich
staande te houden. Nooit heeft men te
veel; altijd is er eenige goede beweegreden
om meer te hebben; en do gierigsten
zelfs ontkennen niet alleen dat zij het zijn,
maar in geweten denken zij niet gierig te
wezen; neon, zij denken er niet aan;
want de gierigheid is een koorts die aan
het wonderlijke grenst; men gevoelt haar
dos te minder, naarmate zij heviger on
brandcndor is. Moses zag het heilige
vuur een bosch branden zonder het te
vortcercn; maar het onheilige vuur der
gierigheid daarentegen verteert en ver-
slindt den gierigaard zonder hom in het
minst te branden. Tenminste hij vleit
zich te midden van de grootste hitte,
dat hij de zoetste frischhcid inademt eii
goloolt dat zijne onverzadelijke begeerte
een geheel natuurlijke en goede dorst is.
Zoo gij onophoudelijk, hevig on met
onrust naar de goedoren verlangt die gij
niet bezit, dan moogt gij al zeggen, dat
gij ze niet onrechtvaardig wilt hebben,
-ocr page 266-
264               INLEIDING TOT HET
gij zult daarom niettemin waarlijk gierig
zijn. Hij dio onophoudelijk, hevig en
met onrust verlangt te drinken, ook al
wil hij niet drinken dan water, toont
genoegzaam dat hij do koorts heeft.
ü Philothca, ik weet ni\'jt o( het een
rechtvaardige begeert e is, als men begeert
rechtmatig te hebben, wat een ander
rechtmatig bezit; want het schijnt dat
wij door dit verlangen anderen wenschen
te outrieven om ons Ie gerievtn. Heeft
hij, die een zaak rechtvaardig bezit, niei
meer aanspraak om het rechtmatig te be-
houden, dan wij om het rechtmatig te
hebben? En waarom dan strekken wij
onzo begeerte naar zijn goed uit, om
hem er van te berooven? Voorwaar, al
was deze begeerte rechtvaardig, zij zou
evenwel niet liefdevol zijn; want wij zou-
den niet wenschen dat een ander, zelfs
rechtvaardig, verlangde, wat wij recht-
matig willen behouden. Uit was de zonde
van Achab, die rechtmatig den wijngaard
van Naboth wilde hebben, welken deze
nog rechtmatiger wilde behouden; hij be-
geerde vurig, lang, met onrust; en ein-
digde met God te beleedigen.
Wacht, waarde Philothea, met het
goed des naasten te bege; ren, tot hij zelf
-ocr page 267-
GODVRUCHTIG LliVEN.             2f)5
begint to verlangen om zich er van ie
ontdoen; want dan zal zijn verlangen het
uwe niet alleen rcchtvaard\'g maar zelfs
lieiderijk maken: ja, want ik wil wel dat
gij zorg draagt om uwe middelen en uw
vermogen te vergroot on,\' mits dit niet
alleen met rechtvaardigheid, maar ook
met zachtmoedigheid en liefde geschiedt.
Zoo gij zeer uwe genegenheid stelt op
de goederen die gij hebt, zoo gij u er
sterk om bekommert, uw hart en uwe
gedachten er aan hecht, en een levendige
en onrustige vries hebt ze to verliezen;
geloof mij, dan zijt gij niet vrij van
koorts; want do koortsachtigen drinken
het water, dat men hun geeft, met een
zekere gulzigheid en een aandacht en
vreugde, die de gezonden gewoonlijk niet
hebben. Het is niet mogelijk veel be-
hagen to hebben in een zaak, zonder er
veel genegenheid voor op te vatten. Zoo
n een verlies van goederen overkomt en
gij gevoelt dat uw hart er ontroostbaar
over is; geloof mij, Pliilothea, dan hebt
gij t ook veel genegenheid voor; want
niets toont zoo zeer do genegenheid die
men voor een verloren zaak heeft, dan
de droefheid die het verlies daarvan ver-
oorzaakt.
-ocr page 268-
260               IKLMDJNG TOT HET
Verlang dan niet met een onbeperkt
verlangen naar de goedoren, die gij niet
hebt; stol uw hart niet te zeer op die,
welke gij bezit; wees niet ontroostbaar
over de verliezen die u zullen overkomen,
en dan hebt gij eenigc reden om te ge-
looven, dat gij rijk zijnde inderdaad, liet
niet zijt naar de genegenheid; maar dat
gij arm van geest zijt, en bijgevolg ge-
lukzalig, daar het rijk der hemelen u
toebehoort.
XIV.
Hoe men \'lo wezenlijke Armoede moet oefenen te
minden der rijkdommen.
De schilder Parrhasius sohildordo het
Athoonsehe volk op eeno zeer schrandere
wijze, en stelde liet met zijn veranderlijk
karakter voor als wuft, opvliegend, on-
standvastig, hoffelijk, goedertieren, edel-
moedig, trotsch, fier on nederig, dapper
en laf, alles tegelijk. Ook ik, waarde
Pliilothoa, zou tegelijk don rijkdom en
de armoede, een irootc zorg en oengroote
verachting voor de tijdelijke zaken in
uw hart willen storten.
-ocr page 269-
GODVRUCHTIG LEVEN.              267
Draag nog veel meer zorg om uwe
gooderen nuttig on vruchtbaar te maken
dan de wereldlingen zolven. Of zog mij,
hebben de tuinlieden van grooto vorsten
niet nog meer zorg en ijver om do tuinen
waarmedo zij bolast zijn te bebouwen on
te verfraaien, dan wanneer zij ze in ei-
gendom hadden? Zonder twijfel, omdat
zij deze tuinen als tuinen van vorsten en
koningen aanzien, aan wie zij door hunne
goede diensten willen behagen. Philothca,
de goederen, die wij bezitten behooren
ons niet toe, God heeft ze ons gegeven
om te bearbeiden; Hij wil dat wij ze doen
gelden; daarvoor dus altijd zorg te dra-
gon, is Hem een aangename dienst be-
wijzen. Maar deze zorg moet grooter en
standvastiger zijn dan die wolko do we-
reldlingen voor hunne fortuin hebben;
want zij werken slechts uit liefde tot zich
zclvon, en wij moeten werken uit liefde
tot God. Ku, daar de liefde tot zich
zelven een hovige, kommervolle, onrus-
tige liefde is, zoo is ook de zorg die
daaruit ontstaat ccne zorg vol kommer,
ongerustheid en smart; en daar de liefde
tot God, zoet, vreedzaam en kalm is,
zoo is ook de zorg die zij geeft, zelfs
voor de goederen der wereld, eene be-
-ocr page 270-
268               INLEIDING TOT HKT
minnelijke, zoete en aangename zorg.
Hebben wij dan deze aangename zorg,
om onze goederen te bewaren, ja zelfs
te vermeerderen, als zich daartoe eene
rechtvaardige gelegenheid voordoet, en
onze stand dit eischt Want God wil
dat wij er om zijne liefde gebruik van
maken.
Maiir neem u in acht, dat de eigen-
liefde u niet misleidt; want dikwijls bootst
de/e de liefde üods zoo goed na, dat
men zou zeggen dat zij het was. Dan
om to beletten dat zij u bedriegt on te
verhinderen dat doze zorg voor de tijde-
lijke goedereu in gierigheid ontaardt, is
noodig, behalve hetgeen ik reeds in het
vorige hoofdstuk heb gezegd, dat wij ook
dikwijls dewczenlijke en daadwerkelijke ar-
moede beoefenen te midden van al de goe-
deren en al de rijkdommen die God ons
heelt geschonken. Ontbloot u dan altijd
van een deel uwer goederen door ze uit
goeder harte aan do armen te geven;
want geven wat men hoeft, is zich in
zekeren zin verarmen, en hoe meer gij
zult, geven, des te meer gij u zult ver-
armen. Hot is waar, God zal hot u
wedergeven, niet alleen in de andere
wereld, maar reeds in dit leven; daar
-ocr page 271-
GODVRUCHTIG LEVEN.             2f)0
niets in het tijdelijke zooveel voorspoed
geeft als do aalmoes; maar in afwachting,
dat God het u teruggeve, zijt gij er toch
altijd door verarmd. O heilige en ïijke
verarmiug die door de aalmoes ontstaat!
Bemin do armen en de armoede; en
door do liefde zult gij waarlijk arm wor-
den , w&nt in de heilige Schrift wordt
gezegd, dat wij gelijk worden aan de zaken
die wij beminnen.
De vriendschap maakt
onder vrienden alles gelijk. Wie is er
ziek,
zeide de H. Paulus, met wie ik
niet ziek ben?
Hij kon eveneens zeggen:
wie is er arm, mot wie ik niet arm ben;
omdat do liefde die hij don naaste toe-
droeg, hem gelijk maakte aan hen die
hij beminde. Zoo gij dus de armen be-
mint, zult gij waarlijk deel hebben aan
hunne armoede en zult gij arin zijn ge-
lijk zij.
Dan, als gij do armen bemint, begeef
u dan dikwijls onder hen, schep vermaak
in ze bij u te zien en ze in hunne huizen
te bezoeken. Ga gaarne mot hsn om,
wees blijde als zij u naderen in do kerken,
in de straten en elders. Wees arm met
hen door den mond, door tot hen te spre-
ken als hun gelijke. Maar wees rijk met
de handen, door hun te geven van uwe
-ocr page 272-
270              INLEIDING TOT HKÏ
fortuin, die overvloediger is dau de hunne.
Wilt gij nog moer doen, waarde Phi-
lothea? Stel u dan niet to vreden met
arm te zijn als do armen, maar wees nog
armer dan de armsteu? En hoe dat?
De dienaar is minder dan ziju meester:
stel u dan tot dienaar der armen, ga
hun dienon op hun bed, als zij ziek zijn,
en wel met uw eigen handen ; wees hun
kok en wol op uw eigen kosten; verschaf
hun lijnwaad on wasch hot voor hen. O
Philothea! zulk ceuo dienstbaarheid heeft
moer waarde dan eene kroon. Ik kan niet
genoeg don ijver bewonderen, waarmede
deze raad beoefend werd door den H.
Lodowijk oen der grootste koningen, die
onder de zon zijn geweest, en groot in
allerlei grootheid; hij had ecnc tafel, waar
hij eigenhandig de armen spijsde en diende;
hij liot er bijna dagelijks drie aan zijne
eigono tafel komen, en dikwijls at hij
met een uiterst vermaak, uit liefdo tot
hen, hun overschot op. Als hij do gast-
huizen der zieken bezocht — en dit deed
hij zeer dikwijls — dan wilde hij gewoon-
lijk de zieken dienen die de afzichtelijkste
kwalen hadden, de melaatschen, zij die
met zwoerou overdekt waren en andore
dergelijken, en hij bewees hun al deze
-ocr page 273-
G0ÜVKUCUT1G LEVEN.             ^71
diensten bloothoofds en ter aarde geknield,
daar hij in hun persoon , don naam van
den \'Zaligmaker der wereld vereerde, en
zo beminde met oone evon teedere liefde,
als eene moeder jegens haar kind zou
kunnen gehad hebben. De H. Elisabeth,
dochter van den koning van Hongarije,
mengde zich gewoonlijk onder de armen,
en verkleedde zich soms in hare uitspan-
ningen in eene arme vrouw tusschen hare
hofdames, hun zeggende: zoo zou ik mij
kleeden, als ik arm was. O mijn God!
Philothea, hoe arm waren deze vorst en
de.e vorstin in hunue rijkdommen, en
hoe rijk waren zij in hunne armoede!
Gelukzalig zijn zij, dio zoo arm zijn,
want hot rijk des hemels hoort hun toe.
Ik heb honger gehad, en gij hebt Mij ge-
spijsd; Ik ben koud geweest en gij hebt
Mij gekleed; bezit het rijk dat u bereid is
van het begin der wereld af:
zoo zal de
taal zijn, die de Koning der armen en
der koningen hun op don dag van zijn
groot oordeel zal toespreken.
!Er is niemand die niet van tijd tot tijd
eenige ontbeering on onaangenaamheid
ondervindt. Bij voorbeeld, oen gast die
aankomt en die men goed zou willen be-
handelen, terwijl daartoe voor het oogen-
-ocr page 274-
272             INLEIDING TOT HET
blik geen gelegenheid bestaat; sclioone
klecderen, die men op ccne plaats zou
willen hobbon om er gevoeglijk te ver-
schijnen , terwijl zij op een andere plaats
zijn. üf wel het gebeurt dat alle wijnen
in den kolder omslaan en bederven, en
er slechts slechte en groene wijn over-
blijft. Men bevindt zich buiten in een
herberg, waar alles ontbreekt; men heeft
geen bed, geen kamer, geen tafel, geen
bediening. In één woord, hoc rijk men
ook zij, toch kan men licht dikwijls aan
iets behoefte hebben. Nu dit is wezen-
lijk arm zijn in hetgeen ons ontbreekt.
Philothea, wees verheugd om zulke voor- £
vallou, neem ze van gansehor luirto aan
en lijd ze met vreugde.
Als u eenig ongeval overkomt, dat u
verarmt, hetzij véél of weinig, bij voor-
beeldstorm, brand, overstroom ing, droogte,
diefstal, rechtsgedingen; o dan is het
waarachtig tijd om de armoedo te be-
oefenen, door met zachtmoedigheid deze
verminderingen van inkomsten te ontvan-
gen en u met geduld en moed in deze
verarming te schikken. Esau bood zich
bij zijn vader aan, de handen met haar
overdekt, en Jacob deed insgelijks; doch
daar het haar dat de handen van Jacob
-ocr page 275-
GODVKUCHTIG LEVEN.               273
bedekte niot aan zijn vel vast zat, maar
aan zijne handschoenen, kon men het hem
afnemen, zonder hom in het minst te
kwetsen of pijn te doen, doch daar in
tegendeel het haar van Esau\'s handen
aan zijn van nature geheel harig vel vast
zat, zou men, als men er hem van had
willen bcrooven, hem veel smart veroor-
zaakt on van zijn kant veel tegenstand
ondervonden hebben. Als onze fortuin
aan ons hart vast is, hoe ongeduldig zul-
len wij dan zijn, als do storm, als de
dieven, als de pleitvoordcrs ons een doel
er van ontrukken. Maar als onze goe-
deren slechts aan de zorgen vast zijn,
dio God wil dat wij er voor hebben, en
niot aan ons hart, dan zullen wij, als
men ze ons ontneemt, daardoor do kalmte
en do rede niot verliezen. Hetzelfde ver-
schil bestaat tusschon do dieren en de
menscheu wat hun klcedsel betreft; want
hot klcedsel dor dieren zit vast aan hun
vleesch, maar dat dor mcnschen is or
slechts aan gehecht, zoodat zij ze kunnen
uit- en aandoen, als hot hun behaagt.
81                                         18
-ocr page 276-
274               IMLEIDIÜG TOT HM
XV.
Hoe men He armoede rnn geest moet beoefenen te
midden der wezenlijke armooile.
Doch als gij inderdaad arm zijt, liefste
Philothea, o God! tracht het dan nog
meer met den geest te zijn: maak van den
nood eene deugd on gebruik dezen kost-
baren steen der armoede volgens de waarde
die zij heelt. Zij schijnt zonder glans
voor de oogen der wereld, die er de
waarde niet van kent, evenwol heeft zij
een wonderlijken glans en groote waarde.
Heb moed, gij zijt in goed gezelschap:
Onze Heer, de H. Maagd, do Apostelen,
zoovele Heiligen zijn arm geweest; en
hoewel zij rijk konden zijn, hebben zij
versmaad het te wezen. Uoevele grooten
der wereld zijn er, die door duizende
moeielijkheden de heilige armoede met
ijver zijn gaan zoeken in kloosters en
hospitalen! Vele moeiten hebben zij zich
getroost om haar te vinden: getuigen de
H. Alexis, de H. Paula, de H. Paulinus,
de H. Angela, en zoo vele anderen.
En bij u komt zij, bevalliger en voorko-
mender\' zich van zelf aanbieden; gij ont-
moet ze zonder haar te zoeken, gij ver-
-ocr page 277-
GODVRUCHTIG LEVEN.             275
krijgt ze zonder eenige moeite; o omhels
haar dan als de beminde vriendin van
Jesus Christus, die geboren werd.leefdo
en stierf met de armoede die geheel zijn
leven door, zijue voedster was.
Uwe armoede, Philothea, heeft twee
groote voordeden, waardoor zij u vele
verdiensten kan doen vergaderen. Het
eerste is dat zij niet gekomen is door
uwe keuze, maar alleen door den wil van
God, die u arm heeft gemaakt, zonder
dat uw eigen wil daartoe iels heeft bij-
gedragen. Nu hetgeen wij alleen van
den wil Gods ontvangen is Hem altijd
zeer aangenaam, mits wij het uit goeder
harte en uit liefde tot zijn heiligen wil
ontvangen; waar minder van ons is, is
meer van God. De eenvoudige en zui-
vere aanneming van Gods wil maakt een
staat zeer verdienstelijk.
Het tweede voordeel dezer armoede is,
dat zij een waarlijk arine armoede is.
Een geprezen, geliefkoosde, geachte, on-
dersteunde en bijgestane armoede beeft
wel iets van rijkdom , of ten minste houdt
op arm te zijn; maar eene verachte, ver-
worpene, versmade en verlatene armoede
is waarlijk eeae arme armoede. Nu zoo-
danig is gewoonlijk de armoede der we-
-ocr page 278-
276               INLEIDING TOT HET
reldsgeestelijken; want daar zij niet arm
zijn door eigen keuze, maar door nood-
zakelijkheid, telt men dit niet veel. En
juist omdat men het niet telt, is hunne
armoede armer dan die der kloostergecs-
telijken, ofschoon do\'.o laatste oeue groote
uitstokendhoid hoeft, en zeer aan te raden
is, uithoofde van do gelofte en de mee-
ning waarin zij verkozen wordt.
Beklaag u dan niet, mijn waarde Phi-
lothea, om uwe armoede; want men be-
klaagt zich slechts over hetgeen mishaagt,
en als de armoede u mishaagt, dan zijt
gij niet arm van geest, maar rijk door
genegonhoid.
Wees niet mistroostig als gij niet zoo
goed ondersteund wordt als wol noodza-
kelijk zou wezen, want daarin bestaat de
uitstekendheid der armoede. Arm te willen
zijn en er het ongemak niet van te willen
dragen, is al ecu zeer groote eerzucht,
want dit is de eer dor armoede en het
gemak der rijkdommen willen.
Heb dan geen schaamte om arm te zijn,
noch om een aalmoes te vragen om lief-
deswiüe. Ontvang mot nederigheid wat
men u geeft; verdraag oen weigering mot
zachtmoedigheid. Breng u dikwijls de
reis voor den geest, die de H. Maagd
-ocr page 279-
GODVRUCHTIG LEVEN.             277
naar Egypte deod, om daarheen haar
dierbaar Kind, te brengen, en hoeveel
verachting, vermoeienissen en ellende zij
moest verduren. Als gij zoo leeft, dan
zult gij zeer rijk in uwe armoede wezen.
XVI.
Over de vriendiehap , en allereerit over de ileoute.
Er bestaat goede en slechte vriendschap,
en pas op, Philothea, dat gij do slechte
niet hebt, want dan zult gij ook zelf
geheol slecht worden.
De vriendschap is goed of slecht, naar
mate de goederen waarop zij steunt. Zijn
dit valsche en ijdele goederen, dan is de
vriendschap valsch en ijdel; zijn liet waar-
achtige goederen, dan is ook de vriend-
schap waarachtig; en hoe uitstekender
de goederen zijn, des te uitstekcuder is
ook de vriendschap. Want evenals de
honig de beste is, die op de uitgezochtste
bloemen is vergaderd, zoo is ook die
vriendschap de beste, die in de Volmaaktste
gemeenschappen haren oorsprong neemt.
En evenals er een soort van honig te
-ocr page 280-
278              INLEIDING TOT 1IF.T
Heraclea in Poutus is, die een wezenlijk
vergift is, omdat zij vergaderd is op de
wolfswortel, oone vergiftige plant, die
zeer overvloedig is in die streken; zoo
is ook de vriendschap die op de gemeen-
schap van valschc en slechte goederen
steunt, geheel valsch en slecht.
l)e vriendschap die steunt op de ge-
meenschap van uitwendige en zinnelijke
goederen, is de n naam van vriendschap niet
waardig; evenmin als die welke gegrond
is op zekere ijdele on beuze!achtige deug-
den, die in het algemeen slechts de vol-
doening van hen die ze beoefenen .voor
doel hebben. Ik noem uitwendig en zin-
nelijk die goederen die zich onmiddelijk
en hoofdzakelijk tot de uitwendige zinnen
bepalen, zooals. het vermaak om te zien wat
schoon is, een zoete stem tehooren, een
aangenaam gesprek e voeren. Ik noem
beuzelaclitige deugden, zekere handighe-
den en ijdele hoedanigheden, die door
zwakke geesten met den naam van deug-
den en volmaaktheden worden bestempeld.
Hoor het meerendeel der monschen
spreken, zij zullen zich niet schamen u
te zeggen: die heer heeft vele verdiensten,
het is een volmaakt, man, want hij kent
wondergoed allerlei spelen, hij is altijd
-ocr page 281-
GODVRUCHTIG LEVEN.             279
naa: den besten smaak gekleed, hij zingt
woi-dersclioon, hij heeft den uitstekend-
stci loon, de bevalligste manieren. Ach!
Pbilothea, welk een oordeel! Bcoordeelen
oot de kwakzalvers niet zoo elkander,
dair zij onder elkander hem voor den vol-
maaktste houden, die het meest uitblinkt
in zwetserijen ? Nu, daar dit alles de
zinien betreft, hecten ook de vriendschap-
pei die daaruit voortkomen ijdel en beu-
zehchtig en verdienen eer den naam van
dwiasheid dan van vriendschap. Zoo zijn
gewoonlijk de vriendschappen der jonge
lie&n, die zieh laten betooveren door een
knevel, haren, een blik, een kleed, een
buijing en beuzelachtige praat; vriond-
schippeu don leeftijd waardig, waarin de
deujd nog niet ontkiemd en het oordeel
nog in den knop is; ook zijn zulke vriend-
schappen slechts kort van duur en smelten
weg als sneeuw voor de zon.
As dozo ijdele en dartele vriendschap-
pen iich voordoen bij personen van ver-
schi\'end geslacht, verdienen zij zelfs den
naair. van vriendschap niet, om hare on-
gelodijke ijdelheid en groote onvolmaakt-
heden en men kan ze niet anders dan
zinneijkhoid noemen. Het kan misschien
een tjd lang voortgaan zonder dat de
-ocr page 282-
280              INLEIDIKG TOT HET
personen, die met deze dwaasheid behebt
zijn iets doen , dat bepaald en lijnrecht
in strijd is met do deugd ; ik zeg evsn-
wel, Philothea, dat deze vriendschappen
slecht, dwaas en \'jdel zijn: zij zijnsleeit,
omdat zij gewoonlijk op de grootste zen-
den uitloopcn; zij zijn dwaas omdat zij
noch grondslag, noch reden van bestaan
hebben; zij zijn ijdel omdat zij noch nit,
noch eer, noch vreugde aanbrengen, inte-
gendeel, men verliest er zijn tijd medoen
stelt zijne eer zeer in gevaar, daar do gotde
naam er onder lijdt. Hebben wij lier
geen reden om mot den Wijzon Man uit
te roepen: o dwazen! denkt gij dan iwe
hartstochten te kunnen ketenen? gij vilt
er mede spelen, als met oene slaag;
zij zullen het vergift in uw hart dien
vlooien, door de vrccselijkstesteken; lan
zal elk u misprijzen omdat gij met een
vermetel vertrouwen dat venijnig monster
in uw hart hebt willen ontvangen en roe-
den, dat u uwe goederen, uwe ee: en
uwe ziel heeft doen verliezen.
O God! welk eene verblindheid, cm al
wat uwe ziel het dierbaarst hoeft 01 een
spel te zetten dat zulke ijdele kansen !eeft.
Ja, Philothea, want God wil den mmsch
slechts om zijne ziel en Hij wil de ziel sechts
-ocr page 283-
GODVRUCHTIG LKVEN.             281
om hare liefde. Helaas! wij zijn er verre
af, zeoveol liefde te hebben, als ons wel
noodig is: ik wil zoggen dat men oene
oneindige liefde moet hebbon, voordat
men genoeg hoeft om God te beminnen.
En evenwel, ellendigen die wij zijn, wij
verkwisten haar, door ons hart geheel
uit te storten op duizend dwazo, ijdele
en beuzelaohtige zaken, oven alsof wij
liefde te veel hadden. Ach! die grooto God,
die zich alleen do liefde onzer ziolon hoeft
voorbehouden, uit dankbaarheid, dat Hij
ze geschapen, bewaaru 011 verlost heelt,
zal een zeer strenge rokenschiip eischen
over den tijd welken wij gehad hebbon
om Hem te beminnen. En als Hij roods
zulk een strenge rekenschap zal vragen
over de ijdele woorden wat zal het dan
zijn met do ijdele, onvoorzichtige, dwaze
en verderflijke vriendschappen.
De notenboom is zeer schadelijk voor
de velden en wijngaarden, omdat zij ,
dik en groot, al het sap uit den grond
naar zich toetrekt, door zijn wijd uitge-
strekt en dicht gebladerte aan deze het
licht en do warmte der zon ontneemt,
en omdat hij de voorbijgangers tot zich
lokt, die om van zijne vruchten to heb-
ben, een groote verwoesting aanrichten.
-ocr page 284-
282              INLEIDING TOT HET
Ziedaar het beeld der zinnelijke vriend-
schappen; zij nemen eene ziel zoo zeer
in en putten zoodanig hare krachten uit,
dat er haar geeuo meer overblijven voor
de beoefening van den godsdienst; zij ver-
duisteren zoo zeer geheel de rede door al die
overwegingen, verbeeldingen, gesprekken
en vermaken, dat zij bijna geen aan-
dacht meer heeft noch voor hare eigene
verlichtingen, noch voor die des hemels;
zij lokken zoovele bekoringen, ongerust-
heden, vermoedens on gevoelens die in
strijd zijn met ons waarachtig goed, dat
het hart er een ongelooflijk nüdcol door
lijdt. In een woord, zij verbannen niet
alleen de hemelsche liefde, maar.ook do
vreezo Gods; zij ontzenuwen den geest
en doen den goeden naam verwelken; zij
maken de genoegens der harten uit maar
zij zijn de pest der harten.
-ocr page 285-
GODVRUCHTIG LEVEN.             283
XVII.
Over de ware vriendschappen.
O Philotliea! boniin iedereen met eeue
groote naastenliefde, maar houd geen bij-
zondere vriendschap dan met hen, die
zich mot u slecht om deugdzame zaken kun-
nen vereenigen; en hoe uitgezochter de
deugden zijn die gij gemeenschappelijk
beoefent, des te volmaakter zal uwe vriend-
schap zijn. Als uwe vriendschap weten-
schappen betreft, dan is zij voorzeker
zeer te prijzen, maar nog prijzenswaar-
diger zal zij zijn, zoo zij deugden ten voor-
werp hoeft, zooals voorzichtigheid, be-
scheidenheit, sterkte of rechtvaardigheid;
en zou de liefde, de godvrucht, het ver-
langen naar de christelijke volmaaktheid
den grondslag van uwe vereeniging uit-
maken, o God, hoe kostbaar zal dan uwe
vriendschap zijn! hoe uitstekend zal zij
wezen! uitstekend omdat zij in God haren
oorsprong neemt; uitstekend, omdat zij
God ten voorworp heeft; uitstekend, om-
dat haar band God is; uitstekend omdat
zij in God eeuwig zal duron. O hoe
zoet is het, op aarde te beminnen, zooals
-ocr page 286-
284              INLEIDING TOT HET
men bemint in den hemel, en hier in deze
wereld elkander te loeren liefhebben zoo-
als wij eeuwig in de andere zullen doen!
Ik spreek hier niet over de eenvoudige
naastenliefde, die zich tot allo menschon
moet uitstrekken; maar ik spreek over
de geestelijke vriendschap, waardoor twee
of drie zielen of een grootcr getal el-
kander deelgenoot maken van hunne god-
vrucht, hunne geestelijke genegenheden,
en allen te zamen slechts een en denzelf-
den geest hebben. Hoe terecht kunnen
zii zingen, die gezegende zielen: O hoe
zoet en aangenaam is het voor broeders
, te
zamen te leven en te wonen!
Ja, want
de heerlijke balsem der godvrueht ver-
spreidt zich onophoudelijk van het hart
des eeneu in hot hart des anderen, zoo-
dat men kan zoggen, dat God zijnon zegen
over deze vriendschap heeft uitgestort,
en dat het leven haar is verzekerd tot
het einde der eeuwen.
Alle andere vriendschappen zijn slechts
schaduwen bij deze en hare banden zijn
slechts glazen kotonon, in vergelijking
met dien edelen band der god vrucht,
die van het zuiverste goud is.
Knoop nooit geen vriendschap aan dan
deze; ik wil hier spreken van vriendschap,
-ocr page 287-
GODVRUCHTIG LEVEN.             285
welke gij kunt aanknoopon; want gij
moot daarom de vriendschappen niet ver-
laten of laken, die do natuur of plicht
u voorschrijven to onderhouden; zooals
de vrion :lschap tot ouders, bondgenooten,
weldoeners, naburen en anderen. Ik spreek
hier slechts over die vriendschappen die
gij zelf kiest.
Velen zullen u misschien zeggen, dat
men geen bijzondere vriendschap moet
houden , omdat zij het hart bozig houdt,
den geest verstrooit en naijver opwekt;
doch zij bedriegen zich in hunnen raad:
zij hebbon in de schriften van velo heilige
schrijvers gezien, dat do bijzondere vriend-
schappen uiterst schadelijk zijn voor de
kloosterlingen, en zij hebben gemeend
dat ditzelfde ook voor do overige menschon
geldt, doch hiertegen is veei in te bron-
gen; want daar in oen goed geregeld
klooster allen naar hetzelfde doel streven,
namelijk de waro godvrucht, zoo bestaat
daar geen bchoefto om bijzondere vriend-
schap aan te knoopen, en daarentegen
zou het te vreezen zijn, dat men, door
in het bijzonder to zoeken wat gemeen-
schappelijk is, van bijzonderheden tot
partijdighoden geraakte; doch voor hen,
die te midden der wereldlingen leven en
-ocr page 288-
286               INLEIDING TOT HET
dio niettemin de ware en grondige deugd
willen omhelzen, is het noodzakeliik dat
zij zich met elkander vereenigen door een
heilige en geheiligde vriendschap, opdat
zij elkander kunnen annmoedigen, bemin-
nen en ten goede aansporen. En even
als zij die in de vlakte gaau elkander
slechts de hand behoeven te reiken, ter-
wijl zij dio door hobbelige en glibberige
wegen gaan, elkander moeten ondersteu-
nen, om veilig voort te gaan; zoo ook
hebbon zij, die in een klooster leven, geen
behoefte aan bijzondere vriendschappen,
maar zij, die in de wereld loven, hebben
er behoefte aan om elkander aan te moe-
digen en te steunen te midden van zoo-
vele slechte wegen, die zij hebben af te
leggen. In de wereld streven niet allen
naar hetzelfde doel, hebben niet allen
denzelldeu geest: men moet dus noodzake-
lijk zich afzonderen en vriendschapsbanden
aanknoopeu die in onzen smaak vallen;
en het is waar dat deze bijzondeiheid
eene partijdigheid zal to weog brengen ,
maar dat zal eene heilige partijdigheid
zijn, eene partijdigheid die geen verdeeld-
heid zal veroorzaken, tenzij de verdeeld-
heid tusschen goeden en kwaden, tusschen
de schapen en de bokken, de bijen en
-ocr page 289-
GODVRUCHTIG LEVEN.             287
hommels; eene volstrekt noodzakelijke
afscheiding derhalve.
Voorwaar men zou niet kunnen loo-
chenen dat onze Zaligmaker eene teedero
en bijzondere vriendschap heeft gehad
voor den H. Joannes, Lazarus, Martha
en Magdalena, daar de il. Schrift het
getuigt. Men weet dat de H. Petrus
eene teedcre genegenheid had voor den
H. Marcus en de heilige Pctronella, even
als do H. Paulus voor zijnen Timotheus
en do H. Thecla. De H. Gregorius van
Naziauze beroemt zich bij duuend gele-
genheden op de onvergelijkelijke vriend-
schap die hem met den grooten il. Ba-
sil us vereenigde en hij beschrijft haar
nageuoeg iu deze woorden: „Het scheen
of er in ons slechts eoue ziel was, om
twee lichamen te bezieleu. Meu moet
derhalve hen niet gelooven die zeggen
dat elke zaak op zich zelve is wat zij is
en niet in eene andere; want wij waren
beiden in een van ons, en de een was
in den ar.derc. Wij hadden beiden een
en hetzelfde streven , namelijk de deugd
aan te kweeken en ons leven te regelen
overeenkomstig de toekomende hoop, zoo-
dat wij reeds alvorens te sterven, deze
sterflijke aarde hadden verlaten." Wij
-ocr page 290-
2SS               INLEIDING TOT HET
zien ook door de getuigenis van den H.
Augustinus, dat de H. Ambrosius eene
bijzondere liefde had voor do II. Monica,
om do zeldzame deugden die liij in haar
zag, on dat zij hein wederkecrig beminde
als ecu engel Gods.
Doch ik doe verkoold zoo lang te blijven
stilstaan bij /.ulke duidelijke zaken. De
H. Hieronymus, de II. Augustinus, de
H. Grcgorius, do H. Bernardus en allo
de grootste dienaren Gods hebben zeer
bijzondere vriendschappen gehad, zonder
dat hunne volmaaktheid er in het minst
onder geleden heeft. Als de H. Paulus
den heidenen hunne gebroken verwijt,
beschuldigt hij hen dat zij lieden zonder
liefde zijn geweest, die geen enkele vriend-
schap hadden; en de II. Thomas, oven als
alle goede wijsgeercn, erkent dat de vriend-
schap eene deugd is. Dan , hij spreekt
van do bijzondere vriendschap, daar hij
zegt, dat de vriendschap zich niet over
vele personen kan uitstrekken. De vol-
maaktheid bestaat derhalve niet in geene
vriendschap te hebben, maar in slechts
goede, heilige en geheiligde vriendschap-
pen te hebben.
-ocr page 291-
ÜODVllUOHIIS LEVEN.             289
XVIII.
Over bet oudeneheld dat er beataat tolteken de ware
en ydele vrlendaehappen.
Ziehier Philotliea, de groote waarschu-
wing: de vergiftige houig van Heraclea,
gelijkt op de andere die heilzaam is: men
■< % loopt groot gevaar den een voor den ander
of ze ondereen gemengd te gebruiken; want
* de heilzaamheid van den een zou de
kwaadaardigheid van den ander niet
verbeteren. Men moet derhalve op zijne
hoede zijn om in vriendschap niet be-
drogen te worden, want dikwijls doet
satan de een voor de ander aanzien.
Men begint met de deugdzame vriendschap,
doch weldra, als men niet voorzichtig is,
mengt zich de ijdele vriendschap er on-
dor, dan de valsche vriendschap, vervol-
gens de schuldige vriendschap. Ja zelfs
in de geestelijke vriendschap is er gevaar,
als men niet zeer op zijne hoede is, of-
schoon het" moeielijker is hierin bedrog
te brengen, wegens hare zuiverheid en
reinheid die do smetten eer doen zien
wclko satan or wil ondennengen. Daarom
is do duivel, als hij daartoe wil komen,
81                   . \'                             19
-ocr page 292-
290              INLK1DIKG TOT HET
veel listiger en tracht hij er het vergilt
bijna onmerkbaar in te storten.
Gij zult de wercldscho vriendschap van
de heilige on deugdzame onderscheiden,
zooals men den honig vau Horaclea van den
andere onderscheidt: de honig van He-
raclea is zoeter van smaak dan do gewono
honig, door dat do Wolfswortel, waarop zij
verzameld wordt, hare zoetheid vergroot.
Eveneens is de woreldscho vriendschap
gewoonlijk vruchtbaar in ceno menigte
zoetsappigo woorden, vleierijen en kleine
aanmerkingen over schoonheid, beval-
ligheid en andere uitwendige voordeden;
terwijl de heilige vriendschap eene een-
voudige on vrijmoedige taal heeft en niet
kan prijzen dan do deugd en de genade
Gods, die de eenigo grondslag zijn, waarop
zij berust. Do honig van ïleraclea ver-
wekt bij hen, die er van eten, groote dui-
zelingen in het hoofd; en zoo brengt
de valsche vriendschap ook zekere dui-
zelingen to weeg, die don persoon die er
aan lijdt, doen wankelen op den weg der
deugd en der godvrucht, daar zij hem
brengt tot gemaakte manieren, dwaze be-
tuigingen, kleine klachten, kleine kwade
vermoedens, overdreven ijver, belache-
lijke aanspraken en tot duizend andere
-ocr page 293-
GODVRUCHTIG LEVEN.            291
zaken, die met zekerheid den aanstaan-
den val der deugd aankondigen. Geheel
anders handelt de heilige vriendschap:
zij heeft slechts eenvoudige en zedige
oogslagen, slechts zuivere en vrijmoedige
betuigingen; al hare eerzucht is voor den
hemel; al haar spijt, al hare droefheid is
dat God niet genoeg bemind wordt: allen
onfeilbare teekencn van een volmaakte
deugdzaamheid. De honig van Heraclea,
verwart het gezicht en de wereldsche
vriendschap verwart zoo zeer het oordeel,
dat men het goede niet meer van het
kwado onderscheidt, dat men de zwakste
voorwendsels voor bondige redenen aan-
neemt, dat men hot licht vreest en de
duisternis bemint. De hoilige vriendschap
heeft helderziende oogen, en verre van
zich te verbergen, neemt zij er behagen
in te schijnen voor de deugdzame men-
schen. Eindelijk laat de honig van He-
raclea een zeer bitteren nasmaak in den
mond achter ; zoo ook loopen de valsche
vriendschappon gewoonlijk uit op twisten,
beleedigingeu, onboscliaamdheden, droe-
fenissen, schanden en naijver, die dik-
wijls tot wraak on wanhoop gaan. Maar
de goede vriendschap is altijd even zacht-
moedig, beleefd en beminnelijk; zij kent
-ocr page 294-
292               INLEIDING TOT HET
geen verandering, tenzij om eene nog
zuiverder en volmaakter vereeniging van
geesten en harten te worden; levend beeld
van de gelukzalige vriendschap, die men
in den hemel smaakt.
XIX.
Raadgevingen en middelen tegen de ileehte
viiendsehep.
Doch welk middel tegen al dat gebroed
van dwaze en slechte vriendschappen ?
Zoodra gij er de eerste aanvallen van
gevoelt, keer u dan spoedig naar den
anderen kant, en vlucht met eene vol-
komen verachting van deze ijdelheid naar
het kruis des Zaligmakers, en neem zijn
doornen kroon om er uw hart mede te
omringen, opdat deze kleine vossen het
niet naderen. Wacht u wel om met dien
vijand in eeuige onderhandeling te treden,
zeg niet: Ik zal hem aauhooren, maar
niets doen van alles wat hij mij zal zeg-
gen ; ik zal hem het oor leonen, maar
het hart weigeren. O mijne Philothea,
in den naam van God, wees onverbidde-
-ocr page 295-
GODVRUCHTIG LEVEN.             293
lijk in zulke govallon: oor on hart zijn
aan elkander vast; en oven als het on-
mogelijk is oen stroom tegen te houden
die van de helling van een berg neder-
stort, eveneens is het zeer moeielijk te
beletten dat het gilt dat in het oor is
gevallen, niet aanstonds doordringt tot
in do diepte van het hart. Volgens
Alcmeon ademen de geiten door de ooren
en niet door do neusgaten; het is waar
dat Aristotiles dit loochent; maar hoe dit
ook zij, ik weet wel dat ons hait deze
eigenschap heeft, en dat even als het
zijne gedachten uitademt door de tong,
het eveneens inademt door het oor waar-
door het gedachten van anderen ontvangt.
Hoeden wij dan zorgvuldig onze ooren
voor do lucht der dwaze woorden ; want
anders zal ons hart er terstond door be-
smet worden. Als men behagen noemt
in ze aan te hooren, o God! Philothea,
hoezeer is dan het aanstaand verderf van
het hart te vreezen! Maria wordt onge-
rust op het gezicht van den Engel die
haar komt groeten, omdat zij alleen is
en haren lof hoort uit den mond van den
hemelsohen gezant. O Zaligmaker der
wereld! de zuiverheid vreest een Engel
onder menschelijke gedaante, on wij de
-ocr page 296-
294              INLEIDING TOT HET
zwakheid zelve, wij zonden niet verschrikt
zijn op de stem van een mensch, ook al
had hij do gedaante van een Engel, als
hij ons uitbundige en grove loftuitingen
toezwaait. Aarzel niet, Philothea, ver-
werp torstond al zulke gesprekken. In
dergelijk geval moet men niet vreezen
onbeleefd en terugstootend te wezen.
Bedenk ook dat gij uw hart aan God
hebt geschonken, en dat daar uwe liefde
Hem is toegewijd, het een heiligschennis
zou zijn, Hem er het geringste deel van
te ontrooven. Draag het Hem liever op
nieuw op, door duizend besluiten en ver-
klaringen, en houd u bij Hem op gelijk
een hert in zijn leger; roep den bijstand
Gods in, Hij zal u holpen, en zijne liefde
zal de uwe onder hare besehermiug nemen
en haar alleen voor Hem doen leven.
Zijt gij reeds in de banden dezer dwaze
vriendschappon gewikkeld, holaas! Phi-
lothea, dan beken ik dat de moeiel ij klieid
groot is. Evenwel, schep moed. Werp
u neder voor de goddelijke Majesteit:
erken in hare tegenwoordigheid den over-
maat uwer oliënde, zwakheid en ijdelheid:
verfooi vervolgens met de krachtigste po-
ging uws harten die aangeknoopte vriend-
schappen; zweer alle blijken af die gij
-ocr page 297-
GUDVKUCHTIG LEVEN.             295
er van hebt gegeven, verzaak aan alle belof-
ten die gij zoudt kunnen ontvangen hebben,
en besluit mot een sterken en moedigen wil,
in uw hart, dat gij nooit meer tot der-
gelijke vereenigingcn zult wederkeoron.
Zoo gij u kondt verwijderen, zou ik
dit ten zeerste aanbevolen; want de ver-
andering van plaats is zeer dienstig om
allerlei ongerustheden te bedaren; ovonals
het dienstig is om de droefheid te stillen.
Om deze reden ook, verliet de H. Au-
gustinus Tagasto, waar zijn vriend ge-
storven was on begaf hij zich naar Car-
thago, in de hoop dat do afwezigheid
zijne smart oen weinig zou verzachten.
Maar wat moet hij doen, die zich niet
kan verwijderen? Hij moet volstrekt allen
bijzonderen omgang staken, alle gemeen-
schap, alle ijdele betuiging, en in het
algemeen alles wat deze slechte vriend-
schap zou\'kunnen onderhouden. Ik roep
luide uit tot ieder die in dezen strik ge-
vallen is; kap, snijd, breek, men moet
zijn tijd niet verbeuzelen om deze vriend-
schappen te ontwarren, men moet ze
verscheuren ; men moet do banden niet
losknoopen, men moot zo breken of door-
hakken, want zelfs do koorden en banden
er van zijn niots waard.
-ocr page 298-
290               INLEIDING TOT HET
Maar zult gij zeggen, zal er, nadat ik
het juk dezer vriendschap aldus afgeschud
heb, niet nog oenig gevoel van overblij-
ven en zal het litteoken van mijno boeien
niet altijd in mijne voeten, dat is in mijne
neigingen, geprent blijven? Neen, Phi-
lothea, als gij over uwe fout zooveel be-
rouw hebt opgevat, als zij verdient. Want
is dit het geval, dan zult gij niets dan
schrik hebben voor zulke gehechtheden,
en zult gij vrij zijn van alle neiging, be-
halve die van ceno zuivere liefde tot God.
Doch mocht u, door de onvolmaaktheid
van uw berouw, nog eonige slechte nei-
ging overblijven, gebruik dan de vol-
gende middelen. Bezorg aan uwe ziel
eene geestelijke eenzaamheid, overeenkom-
stig hetgeen ik u over dit onderwerp
heb geleerd; trok er n, zoo dikwijls gij
kunt, terug, en verzaak, door duizend
verzuchtingen uws harten, aan al uwe
neigingen on verfoei ze uit al uwe krach-
ten; lees meer dan naar gewoonte goede
boeken, biecht meermalen dan gewoon-
lijk; en nader ook meermalen tot de H.
Communie. Eindelijk, ontdek nederig en
eenvoudig al uwe bekoringen aan uwen
goestelijken bestuurder, als gij kunt, of
ten minste aan een voorzichtig en be-
-ocr page 299-
GODVKUCHTIG LEVEN.             297
scheiden persoon, en twijfel niet, of God
zal, wanneer gij getrouw in dezo oefenin-
gen volhardt, u bevrijden van al uwe
ellenden.
- -
XX.
Kenlge raadgevingen over tic goede vriendschappen.
Ik heb u over dit onderwerp nog een
gewichtigen raad te geven. Het gebeurt
dikwijls dat do vriendschap in het hart
der vrienden dezelfde genegenheden, de-
zelfde neigingen, denzelfdcn smaak doet
ontstaan. Maar vooral heeft dit plaats
als wij een grooto achting hebben voor
hem dien wij beminnen: want dan openen
wij ons hart zoo zeer voor zijne vriend-
schap, dat wij met haar ook zijne neigingen
en hoedanigheden lichtelijk geheel op-
nemen, hetzij die goed of kwaad zijn.
Inderdaad de bijen die den honig van
Heraclea maken, zoeken slechts den honig,
maar met den honig zuigen zij ongemerkt
de vergiftigdo bestanddeelen van de wolfs-
wortel in waarop zij honig verzamelen.
O God! Philothea, hier vooral moet men
-ocr page 300-
298               INLEIDING TOI HET
het woord in beoefening brongen dat de
Zaligmaker onzer zielen gewoonlijk zeide,
zooals de ouden ons dit hebben overge-
leverd: Weest goede wisselaars; dat is,
ontvang de valsche munt niet met de
goede, noch het valsch goud mot hot fijn
goud, scheid het kostbare van het geringe
af. Ja, want er is bijna niemand, die
niet eenige onvolmaaktheid heeft; en waar-
toe zal men van eon vriend bij zijne vriend-
schap ook zijne gebreken on onvolmaakt-
heden opnemen? Voorzeker men moet
hom beminnen, niettegenstaande zijne on-
volmaaktheid, maar zijne onvolmaaktheid
moot men noch beminnen, noch overne-
men ; want de vriendschap vraagt wel de
gemeenschap van het goede maar niet van
het kwade. Eveneens als zij die het goud-
zand uit de ïaag visschou er het goud
afscheiden om het mede te nemen, en
het zand op don oever laten, eveneens
moeten zij die de gemeenschap genieten
van oono goode en heilige vriendschap,
het zand der onvolmaaktheden er van af-
scheiden, en dit niet in hunne ziel laten
komen. De H. Grcgorius van Nazianze
verzekert, dat velen van de vrienden en
bewonderaars van den H. J3asilius, zich
hadden laten medeslepen, om hem na te
-ocr page 301-
GODVBUCnTIG LEVEN.             299
volgen tot zelfs in zijno uitwendige on-
volmaaktheden , zijn langzaam sproken,
zijn afgetrokken en denkend wezen, en
zelfs in den vorm van zijn baard en in
zijnen gang; on wij zien personen, die om
de groote achting die zij hebben voor hunne
vrienden, ouders, bloedverwanten, uit wel-
willendheid of door navolging, zich duizend
kloino slechte gewoonten eigen maken in
den vriondsehappelijkon omgang die zij met
elkander hebben. l)an, dit moet volstrekt
niet geschieden; elk heeft ruimschoots
genoog aan zijne eigene slechte gcnoigd-
hedon, zoodat hij zich nier, behoeft to
overladen met die van anderen; on niet
alleen vraagt de vriendschap dit niet,
maar integendeel, zij verplicht ons tot
wederzijdsche hulp, om elkander te vrij-
waren voor allerlei onvolmaaktheden. Men
moet wel met zachtmoedigheid de onvol-
maaktheden van zijnon vriend verdragon,
maar men moot hom niet in do onvol-
maaktheden houden, en nog minder ze
in ons overplanten.
Ik sproek hier slehts van onvolmaakt-
heden ; want wat de zonden betreft, men
moet die zelfs niet verdragen in een vriend.
Zwak of misdadig is de vriendschap die
een vriend ziet omkomen, zonder hem
-ocr page 302-
300              INLEIDING TOT HET
ter hulp to snollen; hem ziet sterven aan
een gezwel, zonder hem het lancetstcekje
to durven geven dat hem zou kunnen
redden. Do ware en levende vriendschap
kan niet bestaan te midden der zonden.
Men zegt dat do Salamander als zij zich
in een vuur plaatst, het vuur uitdooft:
Welnu! eveneens vernietigt de zonde de
vriendschap waarin zij ecne plaats vindt.
Is het eene voorbijgaande zonde, dan
zal de vriendschap haar terstond verdrij-
ven door eene wijze berisping; maar is
het eene zonde die vertoeft en blijft, dan
sterft terstond de vriendschap; want zij
kan slechts bestaan door do deugd. Met
hoeveel te meer reden moet men vreezen
uit vriendschap te zondigen? een vriend
wordt onze vijand, als hij ons tot zondo
wil brengen; en hij verdient onzo vriend-
schap te vorliezon, zoodra hij ons wil
verderven en doen verloren gaan; immers,
do gehechtheid aan een slecht persoon
is het zekerste teeken van eene valsche
vriendschap. Zoo hij, dien wij beminnen
slecht is, dan is voorzeker ook onze
vriendschap slecht, want daar zij slechts
op ware deugd kan steunen, zoo moet
zij dau wel gevestigd zijn op eenige ijdele
deugd of eenige zinnelijke hoedanigheid.
-ocr page 303-
GODVRUCHTIG LEVEN. \'         301
Wat maatschappijen van kooplieden be-
treft voor het belang van hun handel, zij
zijn slechts de schaduw der waarachtige
vriendschap, want dezen ontstaan niet
uit liefde tot de personen, maar uit liefde
tot gowiu.
Eindelijk, roep u deze twee goddelijke
woorden voor den geest, die als de twee
steunpilaren van het christelijk leven zijn;
het eorte is vau den Wijzen Man: Die
de vreeze Gods heeft, zal ook een goede
vriendschap hebben;
het andere is van
den II. Jacobus: De vriendschap dezes
wereld is de vijandin van God.
XXI.
Over de oefeolugec vau uil wvndig* veriterfing.
De natuurkundigen verzekeren ons, dat
als men een woord op een goed geheele
amandel schrijft en haar weder in haro
schel doet en deze zorgvuldig sluit en
haar aldus plant, men alle vruchten van
don boom die er uit opwast met hetzelfde
woord beschreven zal vinden. Wat mij
betreft, ik heb nooit do zienswijze kunnen
-ocr page 304-
302               INLEIDING TOT HET
goedkeuren van hen die, om den mensch
te hervormen, beginnen met het uitwen-
dige, met de houding, de kleederen, de
haren.
Mij duukt daarentegen dat men mot
het inwendige moet aanvangen: Bekeer
u tol Mij,
Zegt God, uit geheel uw hart.
Mijn. zoon, geef mij uw hart.
Want inder-
daad, daar hot hart de oorsprong is der
daden, zoo zullen ook de daden wezen,
gelijk het hart zelf is. Als de goddelijke
Bruidegom de ziel uitnoodigt, richt hij
tot haar deze woorden: Stel Mij als een
zegel op uw hart, als een zegel op uwen
arm.
Ja, waarlijk; want al wie Jesus
Christus in zijn hart hoeft, zal Hom ook
weldra in al zijne uitwendige handelingen
hebben. Daarom, waarde Philothoa, heb
ik vóór alles dit heilige en geheiligde
woord op uw hart willen prenten: leve
Jesus! verzekerd als ik ben, dat daarna
uw leven, dat uit het hart voortkomt
even als de amandel uit hare schel, al
zijne vruchten, dat is al zijne daden zal
voortbrengen, bedrukt en ingeprent met
dat zelfde woord van zaligheid, en dat
even als die zoete Jesus zal leven in uw
hart, Hij ook zal leven in geheel uw ge-
drag, on zal uitschijnen in uwe oogon,
-ocr page 305-
GODVRUCHTIG LEVEN.             303
in uwen mond, in uwe handen, ja zelfs
in uwe haren , zoodat gij naar het voor-
beeld van den H. Paulus zult kunnen
zeggen: Ik leef, of liever ik leef niet
meer, maar Jesus Christus leeft in, mij.
In hot kort, die hot hart van den mensch
heelt gewonnen, heeft den geheelen mensch
gewonnen. Maar ook dit hart, waarmede
wij willen beginnen, heeft noodig dat
men het al het uitwendige leere regelen,
opdat het niet alleen de heilige god vrucht,
maar ook eene groote bescheidenheid en
wijsheid toone. Daarom ga ik u in wei-
nige woorden vele raadgevingen schenken.
Als gij het vasten kunt verdragen,
zult gij wel doen cenige dagen te vasten
buiten de vastendagen dio de Kerk voor-
schrijft; want buiten het gewone uitwerk-
sel van het vasten, namelijk den geest
te verheffen, het vleesch te bedwingen,
de deugd te vergemakkelijken en een
grootere belooning in den hemel te ver-
dienen , is het nog een zeer groot voordeel
om zich in het be^it der kracht te hand-
haven, om de gulzigheid zelve in te too-
rnen en het lichaam en de zinnen aan
de wet des geestes onderworpen te hou-
den : en al vast men ook niet veel, toch
zal de vijand ons moer vreezen als hij
-ocr page 306-
304              INLEIDING TOT HET
ziet dat wij kunnen vasten. De woens-
dag, vrijdag en zaterdag zijn de dagen
waarop de Christenen der oudheid het
meest de onthouding beoefenden. Neem
van die dagen zooveel om te vasten, als
met uwe godvrucht en de wijze raadge-
vingen van uwen zielsbestierder overeen-
komt.
Ik zou ook u gaarne zeggen, wat de
H. Hieronymus aan de godvruchtige Leta
schreef: Het lange en onmatige vasten
mishaagt, boten al in hen, die nog in een
teederen leeftijd zijn.
Ik heb bij onder-
vinding geleerd, dat als de jonge ezels
moedo zijn, zij van den weg zoeken af te
wijken, dat is dat de jonge lieden, die
ziek worden door overmatig vasten, lich-
telijk tot weekelijkheid vervallen. De
herten loopen in twee gevallen slecht:
als zij te vet en als zij te mager zijn.
Eveneens zijn ook wij aan groote beko-
ringen bekoringen blootgesteld, als ons
lichaam te voel gevoed en als het te veel
afgjinat is; want in het eerste geval
wordt het dartel en weerspannig, en in
het tweede laf en wauhoopig, en even
als wij het niet kunnen dragon als het
te vot is, zoo kan het ons niet dragen
als het te mager is. Dit gebrek aan
-ocr page 307-
GODVRUCHTIG LEVEN.             305
matigheid in het vasten, do hjfkastijding
en andere oefeningen van boetvaardigheid,
maken de beste jaren van velen nutteloos
voor de werken der liefde; zoo als het
zelfs gebeurde niet den H. Bernardus,
dio berouw gevoelde dat hij te veel streng-
heid had gebruikt. Want op deze wijze
zijn zij, na hun lichaam in het begin
streng behandeld te hebben, in het eind
gedwongen het te koesteren. Zouden
zij niet voel beter gedaan hebben, als
zij zich van het begin af matige en re-
delijke verstervingen hadden opgelegd,
die met den arbeid en de plichten van
hun staat overeenkwamen.
Het vasten en de arbeid matten het
vlecsch af. Zoo de arbeid, dien gij ver-
richt u noodzakelijk is of zeer nuttig is
voor Gods glorie, vind ik beter dat gij
den last van den arbeid dan dien van
het vasten lijdt. Dit is ook het gevoelen
der Kerk, die hen, die zwaren arbeid
verrichten voor den dienst van God of
voor den naaste, zelfs van het voorge-
schreven vasten ontslaat. Do een doet
boete niet vasten, do ander met zieken
te dienen, gevangenen te bezoeken, biecht
te hooren, te prediken, de armen te
troosten, te bidden en andere dergelijke
81                                                      20
-ocr page 308-
306              INLEIDING TOT HET
werken; deze laatsto boete is beter dan
de eerste, want behalve dat zij eveneens
het vleesch afmat, heeft zij nog daaren-
boven veel kostbaarder vruchten: en der-
halvo is het over het algemeen gesproken
beter, meer lichamelijke krachten te be-
waren dan men noodig heeft, dan wel
ze al te zeer te verminderen; want afmatten
kan men ze altijd, als men wil, maar
men kan ze niet altijd herstellen als men
ze noodig heeft.
Mij dunkt wij moeten het woord dat
onze Verlosser en Zaligmaker Jesus Chris-
tus tot zijne Apostelen zeide, zeer ter
harte nemen: Eet wat men u zal voorzetten.
Ik houd het voor een grooter deugd zon-
dor keus te eten, hetzij gij er van houdt
of niet, dan altijd het slechtste te kiezen;
want hoewel deze laatste levenswijze stren-
ger schijnt, de andere sluit niettemin meer
zelfverloochening in zich; want door haar
verzaakt men niet alleen aan zijn smaak,
maar ook aan zijne keuze; en voorwaar
het is geen geringe strengheid om zijn
smaak naar ieders hand te wenden en
haar naar alle voorvallen te schikken.
Voeg daarbij dat dergelijke versterving
niet zichtbaar is, niemand last aandoet
en volkomen past bij de gebruiken van
-ocr page 309-
GODVRUCHTIG LEVEN.             307
het beschaafde leven. Een gerecht afwijzen
om een ander te nemon, allo vleeschspijzen
van nabij te beschouwen en to proeven,
niets goed bereid of zindelijk genoeg vin-
den, op elk stuk aanmerkingen maken,
dit alles verraadt een week hart dat slaaf
is van zijnen mond. Ik acht het hooger
dat de H. Bernardus olie dronk in plaats
van water en wijn, dan wanneer hij met
voordacht alsemwatcr zou gedronken heb-
ben, want het was een teeken, dat hij
niet dacht aan hetgeen hij dronk. En
in deze onverschilligheid voor eten en
drinken bestaat ook waarlijk do volmaakt-
heid van dit woord : Eet mat men u zal voor-
zetten.
Ik zonder evenwel de vleeschspijzen
uit, die schadelijk zijn voor do gezondheid,
of zelfs voor do werkingen van den geest,
zooals bij voorbeeld voor vele personen,
de warme en gekruide vleezen, en nog
minder wil ik spreken van zekere gelegen-
heden, waarin de natuur geholpen en
versterkt moet worden om eonig werk ter
eere van God te kunnen uithouden. In
één woord, een gematigde en aanhoudende
soberheid heeft meer waarde dan strenge
cnihoudingen die telkens worden afgebro-
ken door groote afmattingen.
De lijfkastijding, matig toegediend heeft
-ocr page 310-
308              INLEIDING TOT HET
wondorvolle kracht om de godvrucht op
te wekken. Het haren kleed mat het
lichaam zeer af, maar gewoonlijk is het
gebruik daarvan weinig geschikt voor teere
gestellen of voor hen die andere groote
moeiclijkheden te verduren hebben. Nog-
thans kan men met de hulp van een
wijzen biechtvader, zich er van bedienen,
op die dagen, die meer bijzonder aan de
boetvaardigheid zijn gewijd.
\'s Nachts moet men zooveel slaap nemen
als elk naar zijn gestel noodig heeft, om
bij dag goed on nuttig te kunnen waken,
en daar do heilige Schrift op hondorderlei
wijze, het voorbeeld der Heiligen, en de
reden en de ondervinding ons vooral don
morgenstond aanbevelen, als de kostelijkste
en vruchtbaarste tijd van den geheelon
dag, daar onze Heer zelf is do opkomendo
zon, en zijne heilige Moeder do dageraad
genoemd wordt, dunkt mij dat het een prij-
zenswaardig gebruik is, des avonds zich
bij tijds ter ruste te begeven om \'s morgens
vroeg te ontwaken en op te staan. En
inderdaad is die tijd wel het aangenaamst,
het zoetst en waarop het minst verstrooiing
is; de vogelen zelve schijnen ons dan uit
te noodigen om God te zegenen en te
loven. Het vroegtijdig opstaan is der-
-ocr page 311-
GODVRUCHTIG LEVEN.             309
halve volkomen gunstig zoowel voor de
gezondheid als voor de heiligheid.
Balaam gezeten op zijno ezelin, begaf
zich naar Balac; doch daar zijn doel niet
rechtvaardig was, wachtte een Engel met
het zwaard in de hand hem op den weg
af, oin hem te dooden. De ezelin den
Engel ziende, bleef driemalen staan en
steigerde; en telkenmale sloeg Balaiim haar
wreed met zijnen stok, om haar te doen
voortgaan, tot dat zij eindelijk geheel
neerviel onder den profeet en hem door
een groot mirakel toesprak: Wat heb ik
u gedaan f waarom hebt gij mij reeds drie-
malen gedagen?
En op hetzelfde oogen-
blik gingen de oogen van Balaiim open
en hij zag don engel, die hem zeide:
Waarom hebt gij mee ezelin geslagen ? Zoo
zij niet voor mij tan den weg geweieen was,
zou ik u gedood en haar gespaard hebben.
Toen zeide Balaiim tot den Engel: Heer,
ik heb gezondigd; ik wist niel dat gij tegen
mijne reis waart.
Ziet gij, Philothea, Balaiim
is de oorzaak van het kwaad en hij slaat
niettemin zijne arme ezelin, die er volstrekt
geen deel aan heeft. Hetzelfde gebeurt
ook dikwijls in onze omstandigheden: die
vrouw ziet haar kind ziek, en terstond
neemt zij hare toevlucht tot vasten, hare
-ocr page 312-
310              INLEIDING TOT HET
kleederen, lijf kastijding, gelijk ookDavid
in dergelijke gelegenheid deed. Helaas!
waarde vriendin, gij slaat den armen
ezel, gij tuchtigt uw lichaam en evenwol
is het do oorzaak niet van uw kwaad,
en dat God het zwaard togen u heeft ge-
trokken. Vorbotor uw hart, dat dit kind
als een afgod bemint, dat het alles toe-
laat, en het tot duizend hoogmoedigo en
eerzuchtige plannen bestemt: dat is de
ware oorzaak van het kwaad. Die man
ziet dat hij dikwijls in zware zonden her-
valt : terstond verscheurt zijn geweten zijn
hart door inwendige wroegingen die hij
vreest, en tot zich zei ven komende roept
hij uit: Ach! vervloekt vloesch, ach! on-
edelmoedig lichaam, gij hebt mij verraden!
En ziedaar terstond begeeft hij zich tot
groote slagen op zijn vloesch, tot onmatig
vasten, tot lijf kastijdingen zonder eind,
tot ondraaglijke haren kleederen. O arme
ziel! als uw vleosch kon spreken gelijk
de ezelin van Balaam, zou het u zeggen:
waarom slaat gij mij, rampzalige! tegen
u, o mijne ziel, wapent God zijne wraak,
gij zijt de schuldige. Waarom brengt gij
mij in slechte gezelschappen ? Waarom
stelt gij mij bloot aan harde bekoringen?
Wees matig in uwe gedachten en ik zal
-ocr page 313-
GODVRUCHTIG LEVEN.             311
matig zijn in mijne zintuigen. Houd u
slechts met brave lieden op en ik zal
zulke buitensporigheden niet kennen.
Helaas! gij werpt mij in het vuur en gij
wilt niet dat ik brand! Gij vervult mijne
oogen met rook en gij wilt niet dat zij
ontstoken worden! Ën God zal u dan
ongetwijfeld zeggen: sla, breek, scheur,
verbrijzel uwe harten vooral, want tegen
dezen is mijn toorn ontvlamd. En in-
derdaad, om gebrek aan eetlust te genezen
moet men zich niet zoo zeer baden en
wasschen, als wel het bloed zuiveren en
de gal verfrisschen; zooook als het goed
is om ons van onze ondeugden te gene-
zen, ons vleeseh te versterven; bovenal
is het goed onze geneigdheden te zuive-
ren en onze harten te verlrissehen. Denk
er ten laatste ook aan dat gij nooit en
nergens lichamelijke strengheid moet on-
dernemen dan met den raad van uwen
zielsbestierder.
-ocr page 314-
31-2               INLEIDING TOT HET
XXII.
Over de feiellthappeii en de eemaftmheld.
De gezelschappen te zoeken en ze te
vluchten, zijn twee buitensporigheden,
die in de god vrucht van wereldscho lieden,
waarover ik tot nog toe gesproken heb,
af te keuren zijn. Want die gezelschap-
pen te vlieden is versmading en verach-
ting toonen jegens den naaste, en ze te
zoeken, is de nutteloosheid en ledigheid
beminnen. Men moet den naaste als zich-
zelven beminnen; om te toonen dat men
hun bemint, moet men zijn bijzijn niet
vermijden; en om te betuigen dat men
zichzelven bemint, moet men gaarne bij
zichzelven zijn: welnu daar is men als
men alleen is. Denk op u zelven, zegt
de H. Bernardus, en daarna op anderen.
Zoo niets u dan aandrijft om bezoeken
af te leggen of te ontvangen, blijf dan
in u zelven en onderhoud u mot uw hart.
Doch zoo gij eenige bezoeken krijgt of
grondige redenen hebt om er af te leggen,
ga dan in Gods naam, Philothea, en zie
uwen naaste met een goed hart en een
goed oog.
-ocr page 315-
GODVRUCHTIG LEVEN.            313
Men noemt slechte gezelschappen, die
welke tot een slecht doel gehouden wor-
den of wel als zij die er zich in bevin-
den, bedorven, lichtzinnig en losbandig
zijn. Deze moet men geheel vluchten,
evenals de bijen zieh afkeeren van een
hoop paardenvliegon en wespen. Want
evenals van hen die door dolle honden
gebeten zijn, het zweet, de adem on
het speeksel gevaarlijk zijn, vooral voor
kinderen en zwakke personen; eveneens
kan de omgang met bedorven en licht-
zinnige personen niets dan grooto gevaren
opleveren, vooral voor hen, wier god-
vrucht nog zwak en tecder is.
Er zijn gezelschappen die volstrekt ron-
der nut zijn, enkel om zich te ontspan-
nen en een weinig uit te rusten van de
ernstige bezigheden. Wat dezen betreft,
schoon mon er niet al te veel tijd aan
moet besteden, kan men er toch den tijd
voor gsbruikon, die voor de uitspanning
bestemd is.
Er zijn anderen die slechts uit beleefd-
heid ontstaan, zooals de wederkeerige
bezoeken; en zekere vergaderingen die
gehouden wordon om den naasto te oeren;
en hoewel men aan deze niet te veel ge-
wicht moet hechten, moet men ze ook
-ocr page 316-
314              INLEIDING TOT HET
niet op eene onbeleefde wijze afslaan; maar
met matigheid eu voorzichtigheid er aan
voldoen, om tegelijk de onbeleefdheid en
do lichtzinnigheid te vermijden.
Nu blijven nog de nuttige gezelschap-
pen over, namelijk die van deugdzame
en godvruchtige personen. OPhilotheal
altijd zal het u veel goed aanbrengen,
dikwijls dergelijke gezelschappon te ont-
moeten. Als een wijngaard tusschen olijf-
boomen is geplant, draagt hij olieachtige
druiven, dio ook don smaak van olijven
hebben; insgelijks zal eene ziel, die zich
dikwijls onder deugdzame lieden bevindt,
van zelf deel krijgen aan hunne deugden.
De hommols alleen kunnen geen honig
maken, maar met de bijen helpen zij
hem maken: de menigvuldige omgang
dus met godvruchtige zielen is een groot
middel om ons in de godvrucht goed te
oefenen.
In alle gezelschap en omgang moeten
de oprechtheid, de eenvoudigheid, de
zachtmoedigheid, de zedigheid do eerste
plaats bekleeden. Er zijn lieden die zoo-
veel gekunsteidhoid in het minste woord
en de minste beweging leggen, dat ieder-
een er door gehinderd wordt; en gelijk
hij die nooit zou willen wandelen, zonder
-ocr page 317-
GODVRUCHTIG LEVEN.             315
zijne voetstappen te tellen, noch spreken
zonder te zingen, onverdraaglijk zou zijn
voor elkeen, zoo ook zijn zij , die eene
gemaakte houding aannemen, en alles als
het ware op de maat verrichten, uiterst
lastig in de wereld, en men kan verze-
kerd zijn, dat soortgelijke lieden nooit
geheel vrij zijn van verwaandheid. Over
het algemeen moet eeno zachte blijdschap
in onze betrekkingen niet den naasto den
boventoon voeren. Ook prees men zeer
don H. Komualdus en den H. Antonius,
dat zij, niettegenstaande al hunne go-
strengheden, altijd de uitdrukking van
vreugde, blijdschap en beleefdheid op het
gelaat hadden. Lach met hen die lachen,
wees blijde met hen die blijde zijn;
ik
herhaal het nog eens met den Apostel:
Wees altijd blijde, maar in onzen Heer ,
en dat uwe zedigheid schijne voor aller
oogen.
Om u in onzen Heer te verheu-
gen, moet het voorwerp van uwe vreugde
niet alleen geoorloofd, maar ook gepast
zijn: ik zeg dit, omdat er geoorloofde
zaken zijn, die evenwel niet passend zijn;
en opdat uwe zedigheid zichtbaar zij, zoo
wacht u voor dartelheden, die wel degelijk
altijd te berispen zijn. Den een te doen
vallen, den anderen zwart te maken, dezen
-ocr page 318-
310               INLEIDING TOT HET
teprikken, een dwaas kwaad te doen, zijn
dwaze en slechte belachelijkheden en
vreugden.
Maar behalve de inwendige eenzaam-
heid, waarin gij u zelfs te midden der
grootste gezelschappen kunt begeven,
zoo als ik in het twaalfde hoofdstuk van
het tweede deel heb gezegd, moet gij
toch altijd ook veel van de uitwendige
en werkelijke eenzaamheid houden; niet
om u naar woestijnen to begeven, gelijk
de H. Maria van Egypte, do H. Paulus,
de H. Antonius, de H. Arsenius en zoo
vele andere kluizenaars; maar om oen
weinig alleen te blijven in uwe kamer,
in uwen tuin of elders, om u met meer
vrijheid in u zei ven te kunnen keeren
en uwe ziel te verkwikken door goede
overwegingen en heilige gedachten, of
wel door eene goede lozing; dit deed
ook do groot e H. Gregorius, bisschop
van Nazianzo, zoo als ons uit zijne ge-
schriften blijkt. Ik wandelde, zegt hij,
alleen met mij zelven tegen den ondergang
der zon, en bracht mijnen tijd rustig door
op het strand dor zee; want ik ben ge-
woon deze kleine uitspanning to nemen,
om mij in de gewone onaangenaamheden
des levens te verstrooien." En daarna
-ocr page 319-
GODVBUCTITIG LEVEN.             317
verhaalt hij de goede gedachten die hij had,
en welke ik u reeds vroeger heb aange-
haald. Uit was ook de oefening van den
H. Ambrosius: „Dikwijls, zegt do H.
Augustinus, kwam ik zijne kamer binnen,
waarvan de toegang aan niemand ontzegd
werd, on schopte vermaak in hem te zien
lezen; en na eenigcn tijd gewacht te heb-
ben, keerde ik terug zonder een woord
te sprekon, om hom niet te storen, den-
kende, dat het weinigie tijds, dat dozen
grooten herder over bleef, om zijn geest
te ontspannen en te verkwikken, hem
niet ontnomen moest worden." Zoo ook,
nadat do Apostelen op zekeren dag aan
den Heei den goeden uitslag hadden ver-
haald, dien zij bij oeno zending hadden
gehad, zeide de Zaligmaker tot hen : Komt,
begeven wij ons in de eenzaamheid en rust
daar wat uit.
—co-
XXIII.
Over da welToegkQkheld In de kUedlag*
De H. Paulus wil dat de christelijke
vrouwen (hetzelfde geldt ook van de man-
-ocr page 320-
318               INLEIDING TOT HET
nen) passende kleederen dragen, zich zedig
en stemmig kleeden. De welvoeglijkheid
in de kleederen en andoren opschik hangt
af van de stot, den vorm en do reinheid.
Wat do reinheid betreft, zij moet bijna
altijd hetzelfde zijn in onzo klooding;
zoodat men, zoo mogelijk, op dezen ooit
vlekken of onreinhcden moet laten. De
uitwendige reinheid geeft in zekere mate
de inwendige zuiverheid te kennen, en
daarom ook eischt God cene groote licha-
melijke reinheid in hen die zijne altaren
naderen en in hen die meer bijzonder
aan zijn dienst zijn toegewijd.
De welvoeglijkheid in stoi en vorm der
klcederenhangt af van vele omstandigheden:
van den tijd, leeftijd, hoedanigheden, gezel-
schappen en gelegenheden. Men kleedt zich
gewoonlijk beter op do feestdagen, volgens
de verhevenheid van don dag, dion men
viert; in de tijden, aan do boetvaardigheid
gowijd, zooals in de vaste, kleedt men zich
veel stemmiger; bii bruiloften draagt men
bruilofskleederen; oij uitvaarten rouwklee-
deren ; bij vorsten verhoogt men zijn staat;
in den schoot der familie moet men hem
vergeten; de getrouwde vrouw kan en
moet zich opschikken, als zij bij haren
man is en weet dat deze dit verlangt;
-ocr page 321-
GODVRUCHTIG LEVEN.             319
doch als zij dit in zijno afwezigheid doet,
zal men haar vragen, waartoe zoo veel
zorg en opschik dient; aan jonge meisjes
wordt ook wat meer opschik toegelaten,
uit inzicht op een goed huwelijk.
Wees zindelijk, Philothea, dat uwe klee-
deren nooit gescheurd of slecht aange-
trokken zijn. Men beleedigt hen, met
wie men leeft, als men bij hen komt in
slorsige kleeding; doch wacht u vooral
van gemaaktheid, ijdelheid, zonderliug-
heid en dwazen opschik; houd u altijd
zooveel mogelijk aan den kant der een-
voudigheid en zedigheid: het is het grootste
sieraad der schoonheid en de beste ver-
ontschuldiging voor de leelijkheid. De
H. Petrus vermaant vooral de jonge vrou-
wen, om hunne haren niet zoo gevloch-
ten, gekruld, versierd en opgemaakt te
dragen. De mannon die laf gonoeg zijn
om in zulke dwaasheden vermaak te schep-
pen, zijn overal gelaakt, als zijnde meer
vrouw dan man; en de vrouwen zelve,
die door ijdelheid zijn opgeblazen, worden
voor zwak in do deugd gehouden; ten
minste, als zij al deugden hebben, blijkt
dit niet te midden van zoo vele nietig-
heden en beuzelarijen. Men zegt dat men
er geen kwaad mede beoogt; maar ik
-ocr page 322-
320               INLEIDING TOT HET
antwoord, zooals ik elders heb gedaan :
de duivel beoogt er altijd kwaad mede. Wat
mij betreft, ik wenschto dat do godvruch-
tige mannen en vrouwen altijd het bost
gekleed waren van hunne omgeving, maar
met do minste pracht en gezoehtheden;
en dat zij zooals het Boek der Spreuken
zegt, versierd waren met bevalligheden,
welvoeglijkheid en waardigheid. De H.
Lodewijk zegt in een woord, dat men
zich moet klocden volgens zijn staat, zoo-
dat de wijzen en verstandigen niet kun-
nen zeggen: gij doet teveel, en de jonge
lieden niet: gij doet te weinig. En als
de jonge lieden geen geuoegen willen ne-
men met uwe welvoeglijkheid, dan moet
gij u aan den raad der wijzen houden.
-5*-
XXIV.
Over bet spreken, en allereerst, nee men van God
moet spreken.
De goneesheeren leeren vooral iemands
gezondheid of ziekte kennen door het
beschouwen van zijne tong; en zoo ook
zijn onze woorden ware konteekenen van
-ocr page 323-
GODVRUCHTIG LEVEN.             \'il]
de gesteltenissen onzer ziel. Door uwe
woorden
, zegt de Zaligmaker, zult gij ge-
rechtvaardigd worden
, en door uwe woorden
zult gij verdoemd worden.
Wij brengen terstond de hand op de
plaats waar wij pijn gevoelen en het gesprek
op hetgeen wij beminnen. Zoo gij dus,
Philothea, veel liefde voor God hebt,
zult gij dikwijls in uwe gemeenzame ge-
sprekken met uwe bloedverwanten, vrien-
den en geburen van God spreken. Ja,
want de mond van den rechtvaardige zal
de wijsheid overwegen
, en zijne tong
zal gerechtigheid spreken.
En evenals de
bijen in hun angeltje altijd nog een
weinig van den honig honden die zij
maken, zoo ook zal uw mond den smaak
der goede gedachten bewaren die zij heeft
uitgesproken; uw zoetste genot zal zijn,
den lof van God over uwe lippen te laten
vloeien, en gij zult iets van die heerlijke
zoetheid ondervinden, die de H. Fran-
ciscus, zoo als men zegt, in den mond
smaakte, telkens als hij den naam des
Meeren uitsprak.
Maar spreek altijd van God gelijk het
van God betaamt, dat is, met eerbied
en godvrucht; niet alsof gij don geleerde
en prediker wilt spelen, maar met een
81                                                    21
-ocr page 324-
32SJ                 INLEIDING TOT HET
geest van groote zachtmoedigheid, liefde
en nederigheid, door, even als de Bruid
der Gezangen, den heerlijken honig der
godvrucht uit te storten en drop voor
drop te gieten nu in het oor van den
een, dan in het oor van den ander, en
God daarbij te bidden uit den grond uwer
ziel, dat het Hom behage dezen heilige
dauw in het hart van hen die u aanhooren
te laten doordringen.
Bovenal moet gij deze engelachtige oefe-
ning met zachtmoedigheid en aangenaam
verrichten, niet bij wijze van berisping,
maar bij wijze van opwekking; want on-
gelooflijk is hot, welk een goode manier
van de zaken voor te stellen, en welk
een krachtig drijfveer om de harten te
winnen, de zachtmoedigheid is.
Spreek dus nooit van God, noch van
de godvrucht bij wijze van tijdverdrijf en
gewoonte, maar altijd met aandacht en
godvrucht. Ik zeg u dit om u te vrij-
waren van eene gevaarlijke ijdelheid,
waarmede vele personen behebt zijn, die
openlijk hunne godvrucht uitkramen en bij
elke gelegenheid heilige en vurige woorden
spreken, bij wijze van gewoon gesprek,
geheel gedachteloos; en die na daarna
beginnen te gelooven dat zij inderdaad
-ocr page 325-
G0DV1UICIITIQ LEVEN.              323
zijn, zooals hunne woorden schijnen aan
te toonen, hetgeen, helaas, niet zoo is.
XXV.
Over de eerbaarheid In woorden en iivim\' deu eerbied
dien men nan personen vereebnldlgd Is,
Zoo iemand niet in woorden zondigt,
zegt do H. Apostel Jacobus, is hij een
rechtvaardig man.
Wacht u zorgvuldig
van allo onvoegzame woorden ; want, al
zegt gij ze niet mei een slechte bedoeling,
toch kunnen zij die ze hooren, ze op
eene andore wijze opnemen. Als een on-
betamelijk woord in een zwak hart valt,
strekt het zieh uit en verspreidt zich als
een druppel olio op laken, en somtijds
grijpt het zoodanig het hart aan, dat hot
dit met duizend schuldige gedachten ver-
vult. Want even als liet vergift voor het
lichaam door den mond binnen komt, zoo
komt het vergift des harten door het oor
binnen en daarom is de tong die het voort-
brengt waarlijk moorddadig. Want al
zou ook bij geval het vergift dat zij in
de harten heeft geworpen, zijn uitwerking
-ocr page 326-
\'Ui               INLEIDING TOT IIBT
niet hebben, door het tegengift dat zich
in de harten bevindt, toch heeft hot aan
zijne kwaadaardigheid niet gelegen, dat
zij er niet door gestorven zijn. En men
zegge niet, dat men er niet aan heeft
gedacht, want onze Heer, die de gedach-
ten kont, heeft gezegd, dat waar het hart
van vol is, loopt de mond van over.
En al
hebben wij er ook geen kwaad inzicht bij,
de duivel heeft dit evenwel maar al te veel,
en hij bedient zich altijd heimelijk hiervan
om het hart van den een of anderen te
doorboren. Men zegt dat zij die van het
zoogenaamde Engelen-kruid eten , altijd
een zoeten en aangenamen adem hebben;
zoo ook hebben zij, wier hart vervuld is
met eerbaarheid én kuischheid, die bij
uitstek engelachtige deugd, altijd reine,
kuisehe er eerbare woorden in den mond.
Wat do grove en dwaze zaken betreft, de
Apostel wil zelfs nist dat men ze noeme,
ons verzekerende, dat niets zoozeer de
goede zeden bederft, als de slechte ge-
sprekken.
Zoo deze onbetamelijke woorden be-
dektolijk, met fijnheid en scherpzinnigheid
gesproken worden, zijn zij nog oneindig
veel gevaarlijker; want hoe scherper een
schicht is, dos te gemakkelijker dringt
-ocr page 327-
325
GODVRUCHTIG LEVEN\'.
hij in het lichaam, on zoo ook, hoe scher-
per oen slecht woord is, des Ie dieper
dringt liet in onze harten; en zij die den-
ken dat zij door zulke woorden te spreken
zeer beminnelijk zijn in geselschap, weten
niet waartoe do gezelschappen moeten die-
nen; want zij moeten zijn als bijenzwer-
men, vereenigd om honig to maken uit
eenig goed en deugdzaam onderhoud,
maar niet als oen hoop wespen, die zich
aan oenige bedorvenheid hechten. Zoo
dus de een of andere modezot u onvoeg-
zame woorden toevoegt, toon dan dat
uwe ooren daardoor beleodigd zijn, hotój
door u van hem al\'te keeren, hetzij door
oenig ander middel, naarmate de voor-
zichtigheid het u zal aanbieden.
Eene der slechtste hoedanigheden die
ecu geest km hebben is spotaohtig to zijn.
God haat deze ondeugd "oor en heeft ze
eertijds met voorbeeldige straffen getroffen.
Niots strijdt zoo zeer tegen de liefde en
nog meer tegen do godvruoht dan het
verachten van den naaste; welnu, de be-
schimping en bespotting grijpen nooit
plaats zonder die verachting. Ook is het
een groote zonde, en do leeraars zeggen
terecht, dat de bespotting de grootsto be-
leediging is, die men den naaste in woor-
-ocr page 328-
326               WLKIDING TOT II KT
den kan aandoen, daar de andere belee-
digingen niet altijd beletten, dat men hem
die belecdigd wordt blijft achten, terwijl
de spot altijd gepaard gaat mot smaad en
verachting.
Wat de geestigheid in woorden betreft,
waarmede fatsoenlijke lieden zich bedaard
en zedig vermaken, deze behoort tot de
deugd, die de Grieken Eutrapelia noemen,
en dat wij kunnen vertalen door aange-
naam verkeer: het is eene goede manier
om zich te vermaken ten koste van de
verkecrdhcden en kleine menscholijke on-
volmaaktheden waarvan niemand vrij is.
Alleen moet men zich wachten om van
do scherts tot de spotternij over te gaan.
Want de spotternij wekt tot lachen uit
verachting van don naaste, terwijl de
scherts tot lachen wekt om de vrijmoe-
digheid , aardigheid on openhartigheid ge-
voegd bij de geestigheid van cenige woor-
den. Men verhaalt van don H. Lodewijk,
dat als de kloosterlingen, die hij aan zijn
hof had, na het middagmaal over ernstige
zaken wildon spreken, hij hun zeide:
het is nu het oogenblik niet om aldus te
spreken, maar wel om zich met eenige
geestige woorden te vermaken: ieder zegge
dus vrij en eerbaar wal hij wil.
En hierin
-ocr page 329-
GODVRUCHTIG LEVKN.             327
wilde hij aan de edellieden die hem om-
ringden golegenheid geven, om een bewijs
van zijne goedheid te ontvangen. Ten
laatste Philothea, brengen wij zóó den
tijd van vermaak door, dat wij ons altijd
door onze godvrucht de gelukzalige eeu-
wigheid verzekeren.
XXVI.
Over de lichtvaardige oordeelen.
Oordeel niet, en gij zult niet geoordeeld
worden
, zegt de Zaligmaker onzer zielen;
veroordeel niet en gij zult niet veroordeeld
worden. Aeen,
zegt do H. Apostel, oor-
deel niet vóór den tijd, totdat de Heer
het geheim der duisternissen komt aan den
dag brengen en de gedachten der harten
openbaar maken.
O! hoezeer mishagen
de lichtvaardige oordeelen aan God! De
oordcelen van de kinderen der menschen
zijn vermetel, omdat zij niet geroepen
zijn tot rechters van elkander, en door te
oordeelen zich het ambt van onzen Heer
aanmatigen. Zij zijn vermetel, omdat de
voornaamste boosheid der zonde afhangt
-ocr page 330-
328               IKIiKIDIKG TOT HliT
van de meening en do gesteldheid des
harten, dio voor ons het geheim dor duis-
ternissen zijn. Zij zijn vermetel, omdat
elk genoeg te doen heeft met zichzelven
te oordeelen, zonder het oordeel van zijn
naasto to ondernemen. Even noodzakelijk
als het is om niet geoordeeld te worden,
dat wij anderen niet oordeelen, even nood-
zakelijk is het dat wij ons zelven wel
oordeelen; want gelijk onzo Heer ons
het een verbiedt, beveelt ons do Apostel
het andere: Zoo wij om zelven oordeelden,
ouden wij niet geoordeeld worden.
Maar,
o God! wij doen juist het tegenoverge-
stelde; want wat ons verboden is doen
wij zonder ophouden en oordeelen bij elke
gelegenheid onzen naaste; en wat ons be-
volen is, namelijk ons zelven to oordeelen ,
dit doen wij nooit.
Volgens do verschillende oorzaken der
vermetele oordeelen, moet men er ver-
schillende geneesmiddelen voor aanwenden.
Br zijn harten, stuursch, bitter en norsch
van natuur, die al wat zij ontvangen
insgelijks zuur en bitter maken en die
volgens de uitdrukking van den Profeet,
het oordeel in alsem veranderen, daar
zij nooit over den naaste oordeelen dan
in alle strengheid en bitterheid. Deze
-ocr page 331-
G0DVRÜCHTI3 LRVBN.             320
hebben groote bohocfte om in do handou
to vallen van een goeden geestelijken ge-
neesheer; want daar deze bitterheid des
harten hun aangeboren is, is zij nioeie-
lijk te overwinnen; on hoewel zij op zich-
zelve geene zonde is, maar sleclits eeno
onvolmaaktheid, is zij niettemin gevaarlijk,
omdat zij het lichtvaardig oordeel en de
kwaadsprekerij in het hart brengt en daarin
doet heorsclien. Eenigen oordeelen ver-
metel niet uit bitterheid maar uit hoog-
moed , daar zij zich verbeelden, dat hoe
meer zij de eer van anderen verlagen, zij
des te meer de hunne vcrheffon; trotsehe
en aanmatigendo geesten, die zichzelven
bewonderen en zich zoo hoog in hun eigen
achting plaatsen, dat zij al het overige
als een geringe en nietswaardige zaak
aanzien. Ik ben niet gelijk de overige men-
schen
, zoide de dwaze Pharisoër. Anderen
hebben\'welniot dezen openlijken hoogmoed,
maar slechts een zeker behagen in het
kwaad van anderen te zien, om het tegen-
overgestelde goed, waarmedo zij zich be-
gaafd wanen, des te beter te smaken en te
doen smaken-; en dit welbehagen is zoo
geheim en onmerkbaar, dat als men niet
goed oplet, men het niet kan onderscheiden,
en zelfs zij die er mede bohebt zijn, kun-
-ocr page 332-
330              IiNLEIDING TOT HET
nen het niet zien, tenzij men het hun
aantoone. Anderen, om zich te vleien en
te verontschuldigen en om de wroegingen
van hun geweten to stillen, oordeelen
zeer gaarne, dat anderen met dezelfde
ondeugd behebt zijn, die zij hebben be-
dreven of met een ander even groot kwaad,
en trachten zich te overtuigen, dat het groot
aantal schuldigen hunne zonde minder be-
rispolijk maakt. Velen geven zich aan het
lichtvaardig oordeel over alleen om het
vermaak om bespiegelingen te maken en
te redeneeren over den inborst, het ge-
drag en de zeden der personen , en maken
zich hiervan als het ware een soort van
oefening of spel dos geestes. En als zij
bij ongeluk soms den nagel op den kop
slaan, dan groeit hunne vermetelheid en
zucht tot oordeelen dermate aan, dat men
moeite heeft om ze in te houden. Velen
oordeelen uit hartstocht, en denken altijd
goed van hetgeen zij beminnen, en altijd
kwaad van hetgeen zij haten. Eindelijk
de vrees, de eerzucht en duizend andere
zwakheden des geestes dragen dikwijls
bij tot deze ijdele vermoedens on vermetele
oordeel vollingen.
Maar welke middelen voor zoovele ram-
pen? Mon zegt dat zij, die van het sap
-ocr page 333-
GODVKUCHTIG LEVEN.             331
drinken van zekere Ethiopische plant,
ophiusa genoemd, overal slangen en andere
verschrikkelijke dingen raeenen te zien,
en dat men hen om ze te genezen palm-
wijn moet laten drinken; eveneens zien
ook zij die den hoogmoed, de nijd, de
eerzucht, de haat in zich hebben opge-
nomen, niets dat zij niet slecht en beris-
pelijk vinden, en om ze te genezen, zeg
ik hun: drink zoo veel gij kunt van den
heiligen wijn der liefde; zij zal u bevrij-
den van die slechte inborst, die u zoovele
zonderlinge oordeelen doet vellen. De
liefde vreest het kwaad te ontmoeten;
verre dus dat zij het zelf zal opzoeken.
En als zij het ontmoet, keert zij het hoofd
om eu houdt zich alsof zij het niet ziet;
ook, op het eerste gerucht, dat zij er
van verneemt, sluit zij de oogen om het
niet te zien; en vervolgens gelooft zij door
eene heilige eenvoudigheid, dat het kwaad
er niet was, maar slechts den schijn en
als het spookbeeld van het kwaad. En
als zij niettemin gedwongen is te erken-
nen, dat het kwaad zolve er is, dan ver-
strooit zij zich terstond, en tracht het
beeld er van te vergeten.
De liefde is het groote geneesmiddel
voor alle kwalen, maar bijzonder voor deze.
-ocr page 334-
i3^               INLEIDING TOT HET
Alles schijnt geel voor hen die do geol-
zucht hebben, en men zegt dat mon om
deze te genezen, hen slaapbol-bladeren
onder de ballen van de voeten moet doen
dragen. Inderdaad, do zonde van licht-
vaardig oordeel is een gecstelijko geelzucht,
die alles slecht doet schijnen in de oogen
van hen, dio er mede behobt zijn; maar
die er van genezen wil worden moet het
geneesmiddel niet aan de oogen, maar aan
de voeten der ziel gebruiken, dat is niet
aan het gehoor maar aan de neigingen.
Zoo gij dus zachtmoedigheid en liefde in
het hart hebt, zullen ook al uwo oordeelen
zachtmoedig en liefdevol zijn.
Als een rechtvaardig man noch de daad,
noch de meening van iemand, wiens braaf-
heid hij kont, kan verontschuldigen, dan
wil hij er toch niet over oordeelen, en
tracht het zelfs te vergeten en laat het
oordeel er van aan God over. De ge-
kruisigde Zaligmaker kan de zonde niet
geheel verontschuldigen van hen, die hem
aan het kruis genageld hadden, maar
wilde er ten minste do boosheid van
verminderen uithoofde hunner onwetend-
heid: laat ook ons, als wij de zonde niet
kunnen verontschuldigen, aldus haar ten
minste medelijdenswaardig maken, door
-ocr page 335-
UOÜVRUCHÏIG LKVKN\'.               SS.\'i
ze aan de meest verschoououdo oorzaak
toe te schrijven, zooals aan onwetendheid
of zwakheid.
Maar mag men dan nooit den naaste
oordeelen? Keen, bepaald neen. In de
oordeelen der menschelijke gerechtigheid,
Philothea, is het God die de schuldigen
oordeelt. Evenwel bedient hij zich van
de stem dor magistraats-persqncn, om zich
aan ons verstaanbaar te maken; zij zijn
als zijne tolken en orakels, en niets mogen
zij uitspreken, dan hetgeen zij van Hem
hebben geloerd. Als zij anders handelen,
en hun eigen hartstochten volgen, dan
zijn zij het inderdaad die oordeelen, en
die bij gevolg ook geoordeeld zullen wor-
den; want het is aan de menschen ver-
boden, in zooverre zij menschen zijn, an-
deren te oordeelen.
Eene zaak ie zien en te kennen, is niet
het zelfde als er over te oordeelen; want
alle oordeel, ten minste volgens den zin
der Schriftuur, vooronderstelt eenige
moeielijkheid, groot of klein, waarachtig
of schijnbaar, die men moet beslissen.
Daarom zegt zij, dat die het geloof niet
hebben, reeds geoordeeld zijn, omdat er
geen twijfel is omtrent hunne verwerping.
Men handelt dus niet slocht door aan
-ocr page 336-
33 J               1NLBIDIHG TOT HET
den naasten te twijfelen? Noen, want
liet is niet verboden to twijfelen, maar
wel te oordeelen. Evenwel is het niet
geoorloofd te twijfelen noch vermoeden
to hebben, tenzij gegronde redenen ons
daartoe dwingen; anders zijn de twijfel en
de vermoedens vermotel. Zoo een kwaad-
denkend oog llebecca armbanden en oor-
hangers had\' zien aannemen van Eleëzar,
een vreemdeling, hij zou ongetwijfeld
kwade gedachten hebben opgevat, maar
ten onrechte; want als een daad op zich
zelve onverschillig is, dan is het een
vermetel vermoeden, als men er een
slechte gevolgtrekking uit afleidt, ten
minste als verschillende omstandigheden
aan dit vermoeden geen grond geven.
Ook is het een lichtvaardig oordeel als
men uit eene daad gelegenheid neemt,
om den persoon die baar verricht heeft,
te laken; doch hierop zal ik weldra dui-
delijker terugkomen.
In een woord zij, die goede zorg voor
hun geweten dragen, zijn niet onderhevig
aan vermetele oordeelen; want, evenals
de bijen bij mistig en nevelachtig weder,
zich in haro korven terugtrokken en dóór
hunne honig bereiden, zoo ook laten de
goede zielen hunne gedachten niet gaan
-ocr page 337-
.GODVRUCHTIG LEVEN.             335
op verwarde onderwerpen on tusschen
de dubbelzinnige handelingen van den
naaste; maar om ze niet te ontmoeten,
sluiten zij zich in zicli zei ven op, en
maken in het diepst van haar hart goede
voornemens tot haar eigen verbetering.
Zich bezig te houden met liet leven
van anderen te onderzoeken, is het werk
van een onnutte ziel: ik zonder hen uit,
die met de leiding van anderen zijn be-
last, hetzij in hot huisgezin, hetzij in
den staat; want een groot gedeelte van
hun geweten, bestaat in dat van anderen
te bewaken. Dat deze dan hun plicht
met liefde volbrengen; doch is dit geschied,
dat zij dan verder in vrede blijven en
zich slechts met zich zclvcn bezig houden.
XXVII.
Ovpr het kwaftdipreken.
Het lichtvaardig oordeel brengt onrust,
verachting van den naaste, hoogmoed en
zelfbehagen voort en heeft nog honderd
andere zeer verderfelijke uitwerkselen,
waaronder het kwaadspreken de eerste
-ocr page 338-
330               INLEIDING TOT HET
ï
laats inneemt daar zij de ware pest is
er samenleving. Och of ik een vurige
kool hadde van liet heilig altaar, om de
lippen der meuschen aan te raken en ze
te zuiveren van hunne zonden, gelijk een
Seraf weleer de lippen van den profeet
Isaïas zuiverde! Die het kwaadspreken
van de wereld wegnam, zou een dei-
grootste bronnen van zonden wegnemen
die er bestaan.
Zoo iemand zijnen naaste onrechtvaar-
dig berooft van zijn goeden naam, is hij,
behalve de zonde die hij bedrijft, ver-
schuldigd hprstel te doen, volgens den
aard van zijn kwaadspreken; want niemand
kan met liet goed van anderen den hemel
binnengaan; en van alle uitwendige goe-
deren is de goode naam het kostbaarst.
Het kwaadspreken is een soort van moord;
want wij hebben drie levens: het geeste-
lijke, dat zich in de genade Gods bevindt;
het lichamelijke, waarvan de ziel de bron
is; en het maatschappelijke, dat in don
goeden naam bestaat. De zondo ontneemt
ons het eerste, de dood berooft ons van
het tweede, en het kwaadspreken beneemt
ons hot derde. Doch do kwaadspreker
heeft nog dit bijzonders, dat hij door
een enkelen slag der tong gewoonlijk drie
-ocr page 339-
GODVRUCHTIG LEVEN.             337
moorden bedrijft: hij doodt zijne ziel en
de ziel van dengene die hem aanhoort
en hij ontneemt het maatschappelijk leven
aan nom , van wien hij kwaad spreekt;
want, gelijk de H. Bernardus zeide, èn
hij die kwaad spreekt, èn hij die hem
aanhoort, hebben beiden den duivel in:
maar de een heelt hem op de tong, en
de andere in het oor. David zegt van
de kwaadsprekors, dat zij hunne long
hebben gescherpt
, als de tong eener slang.
Immers, de slang heeft en gespleten twee-
puntige tong, volgens de bemerking van
Aristoteles; en zoo is ook inderdaad de
tong van den kwaadspreker, die tegelijk
het oor van den aanhoorder en den goeden
naam van hem dien hij bepraat, kwetst
en vergiftigt.
Ik bezweer u dan, waarde Philothoa,
spreek nooit van iemand kwaad, noch
rechtstreeks, noch zijdelings: wacht u
uwen naaste valsche misdaden aan te wrij-
ven of zijne verkeerdhtden te ontdekken
die verborgen zijn, of te vergrooten die
bekend zijn, of zijne goede werken ver-
koerd uit te leggen, of het goed te loo-
chenen , dat gij weet dat in iemand is,
of dit boosaardig te verbergen of door
uwe woorden te verkleinen; want door
81                                            22
-ocr page 340-
Ö3S                 JNLKIDJXG TOT IIKT
dit alles zoudt gij God grootelijks belee-
digen, vooral, wanneer gij den naaste
valsch zoudt beschuldigen of de waarheid
zoudt loochenen tot zijn nadeel, want dan
zoudt gij de dubbele zonde bedrijven van
te liegen en van deu naaste te bonadeelen.
Zij die de kwaadsprekerij met loftui-
tingen inleiden, of ze met geestigheden
en kwinkslagen vermengen, zijn de listigste
en gevaarlijkste kwaadspekers van allen.
Ik verklaar, zeggen zij, dat ik veel van
hem houd, en dat hij overigens een zeer
beleefd man is, evenwel om de waar-
heid te zeggen: hij had ongelijk, deze
trouweloosheid te begaan. Het is een
deugdzaam meisje, doch zij is betrapt;
en andere dergelijke draaierijen. Ziet gij
de valschheid niet! Hij die met den boog
wil schieten, trekt zoo veel als hij kan
de schicht naar zich toe, doch alleen om
haar met meer kracht te werpen; zoo
ook schijnen dezen hunne kwaadsprekerij
naar zich toe te trekken, doch slechts om
meer kracht bij te zetten en ze dieper
in het hart van de omstaanders te doen
dringen.
De kwaadsprekerij in den vorm van
scherts is wreeder dan al de andere.
Want, even als de dolle kervel op zich
-ocr page 341-
GODVKUCHTIG LEVEN.               339
zelf geen zeer zwaar vergift is, maar
daarentegen zeer langzaam in zijne uit-
werking, en zeer gemakkelijk tegen te
gaan , terwijl het, met wijn vermengd ,
ongeneeslijk is; zoo ook zal de kwaadspre-
kerij , die op ziehzelvo lichtelijk het een
oor in- het andere uit zou gaan, vast in
den geest der toehoorders blijven, als zij
vergezeld gaat van eenig fijn en schert-
send woord. Op zulke kwaadsprekers
kan men de woorden van David toepassen:
Zij hebben onder hunne lippen het venijn van
de adder.
Inderdaad, de adder steekt dat
men hot bijna niet gewaar wordt, en haar
venijn veroorzaakt eerst eene aangename
jeuking, waardoor het, hart en de inge-
wanden zich uitzetten en het vergift op-
nemen , zoodat er daarna geen hulpmiddel
meer is.
Zeg niet: deze is oen dronkaard, omdat
gij hem dronken hebt gezien, noch die .
is een dief, omdat gij hem eens op dief-
stal hebt betrapt; want eene enkele daad
stelt nog geene gewoonte daar. Do ?on
bleef eens stil staan voor de overwinning
van Josjuë, en een andermaal vorduisterde
zij voor die van don Zaligmaker: niemand
zal evenwel zeggen dat zij onbeweeglijk
ot duister is. Noë was eens in dronken-
-ocr page 342-
310               INLEIDING TOT HET
schap on Loth een andermaal; evenwel
was noch do een, noch de ander een
dronkaard, evenmin als de H. Potrus
bloeddorstig was, omdat hij eens blood
had vergoten, noch godslasteraar, omdat
hij eens God gelasterd had. De naam
van slecht of deugdzaam veronderstelt de
gewoonte van ondeugd of deugd; liet is
derhalve een onbeschaamdheid om te zeg-
gen, dat iemand driftig of diefachtig is,
omdat men hem eens ziet toornig worden
of stelen. En zelfs als iemand lang slecht
is gewoest, dan nog zou men govaar loopen
te liegen als men hem slecht noemde.
Simon de Melaatseho noemde\'Magdalena
eene zondares, omdat zij dit eertijds ge-
wekt was: hij loog niettemin; want zij
was het niet meer, maar eene zeer heilige
boetvaardige: ook nam onze Zaligmaker
haar onder zijne bescherming. ]Je pha-
riseër beschouwde den publikaan als een
groot zondaar, besmet misschien met on-
rechtvaardigheid en diefstal; maar hij be-
droog zich grootolijks: want op hetzelfde
oogenblik was hij gerechtvaardigd He-
laas ! als de goedheid van God zoo groot
is, dat één enkel oogenblik voldoende is,
om genade te verwerven en te ontvangen,
welke zekerheid kunnen wij hebben, dat
-ocr page 343-
GODVRUCHTIG LEVKN.             341
iemand, die gisteren een zondaar was, het
beden nog is? Do vorige dag moet niet
over den dag van lieden, noch de dag
van lieden over den vorigen dag oordee-
len: slechts de laatste dag moet over al
de anderen oordeelen.
Wij kunnen derhalve nooit zeggen dat
iemand slecht is, zonder dat wij gevaar
loopen te liegen. Het eonige wat wij
kunnen zeggen, als men er over spreken
moet, is, dat hij deze of die slechte daad
heeft bedreven, dat hij op d02.cn of dien
tijd slecht geleefd heeft, dat bij op dit
oogenblik kwaad doet. Doch men kan
volstrekt geen gevolgtrekking maken van
gisteren op heden, noch van heden op
gisteren, en nog veel minder van heden
op morgen.
Hoewel men uiterst nauwgezet moet
zijn om geen kwaad van den naaste te
spreken, zoo moet men zich ook van een
ander uiterste wachten, waarin velen ver-
vallen , namelijk om, ter vermijding van
het kwaadspreken, lof toe te zwaaien aan
de ondeugd. Zoo gij een echte kwaad-
spreker ontmoet, zeg dan niet om hem
te verontschuldigen, dat hij ongeveinsd
en oprecht is; of zoo gij iemand ziet die
openlijk ijdel is, zeg dan niet dat hij edel
-ocr page 344-
342              INLEIDING TOT HET
en edelmoedig is. Noem de gevaarlijke
gemcenzaamhedcn geen eenvoud of on-
gedwongenheid; bestempel de ongehoor-
zaamheid niet mot don naam van ijver,
noch de aanmatiging met den naam van
oprechtheid. Neon, waarde Philothea,
om de ondeugd van kwaadspreken te
vluchten, moet men de andere ondeugden
niet begunstigen, vleien of voeden, maar
men moet vrij en zonder omwegen kwaad
kwaad noemen, en wat borispelijk is, be-
rispen ; dit zal slechts tot eer van God die-
nen , behoudens de volgende voorwaarden.
Ten eerste, om de gebreken van anderen
te mogen berispen, moet het nut of van
hem van wien men spreekt of van den-
gene tot wien men spreekt, dit verejschen.
Bij voorbeeld, mon verhaalt voor jonge
lieden de ongerijmdheden van dezen of
genen, die klaarblijkelijk gevaarlijk zijn;
als ik niet openlijk dit kwaad laak, en
het zou willen verontschuldigen, dan
zullen die teedere zielen, die het hooren,
hieruit gelegenheid nemen om zich tot
iets dergelijks te begeven; hun wolzijn
cischt derhalve dat ik zonder omwegen
en zonder dralen die dingen laak, tenzij
ik dit zou kunnen doen op een meer ge-
schikt oogenblik, waarin de goode naam
-ocr page 345-
(VOUVBUCHTIG LEVEN.              \'Ai\'i
van hen, van wie men spreekt minder te
lijden zou hebben.
Ten tweede moet ik in zekeren zin ver-
plicht zijn om over dit onderwerp te spre-
ken; bij voorbeeld als ik tot de voor-
naamsten van het gezelschap behoor, en
mijn stilzwijgen voor eene goedkeuring
zou moeten doorgaan: en als ik tot de
minsten behoor, moet ik niet ondernemen
om iets te berispen, maar ik moet vol-
komen afgemeten zijn in mijne uitdruk-
kingen, om geen woord te veel te zeggen.
Als ik, bij voorbeeld het gedrag van
dezen jongeling of dat jonge meisje berisp,
o God! Philothea, dan moet ik de schaal
wel recht houden om de zaak, zelfs met
geen korrel te vermeerderen; zoo er niets
dan een zwakke schijn bestaat, zal ik niets
dan dat zeggen. Zoo er slechts eene een-
voudige onvoorzichtigheid is, zal ik er
ook niet meer van zeggen; zoo er noch
onvoorzichtigheid, noch eigenlijke schijn
van kwaad bestaat, maar alleen iets,
waaruit kwaadwillige geesten gelegenheid
kunnen nemen, om kwaad te spreken,
zal ik volstrekt niets zeggen, of juist zoo
als de zaak is. Terwijl ik van den naaste
spreek, is mijne tong als een mes in de
hand van een geneesheer, die tusschen
-ocr page 346-
344               INLEIDING TOT HET
de zenuwen en spieren wil snijden. De
snede, die ik doe, moet zoo juist zijn,
dat ik noch meer noch minder zeg dan
hetgeen wezenlijk is.
Eindelijk moet men zorg dragen om bij
het berispen van de ondeugd, zoo veel
mogelijk den persoon te sparen, die er
mede behebt is. Men kan evenwel vrij
spreken van de schandelijke, openbare en
bekende zondaren mits dit geschiede met
een geest van liefde on medelijden, en
niet met verwaandheid en trots, en met
behagen in het kwaad van anderen; want
dit laatste is het werk van een laag en
verachtelijk hart. Ik zonder van dezen
regel uit de verklaarde vijanden van
God en zijne Kerk; want wat deze betreft,
men moet ze laken zooveel men kan,
als zijnde de hoofden van ketterij en
scheuringen: het is een liefdewerk, den
wolf door geschreeuw aan te duiden, als
hij onder de schapen is.
Iedereen veroorlooft zich de vorsten te
oordeelen en door te halen, en kwaad te
spreken van geheele volken, al naar de
verschillendo gevoelens, die men ten hun-
nen opzichte koestert. Philothea, bega
deze fout niet; want behalve de belee-
diging, die gij God aandoet, zoudt gij
-ocr page 347-
GODVRUCHTIG LEVEN.             345
u duizend onaangenaam lieden op don hals
kunnen halen.
Als gij kwaad hoort spreken van den
naaste, maak dan de beschuldiging twij-
felachtig , als gij met rechtvaardigheid
kunt, kunt gij dit niet, verontschuldig
dan de meening van den beschuldigde;
en kan dit ook niet, betuig dan mede-
lijden met zijn toestand; weer don slag
af door u te herinneren en het gezelschap
te doen gedenken, dat zij die niet in
zonde vallen, dit alleen aan de genade
Gods verschuldigd zijn; roep den kwaad-
spreker tot zich zelven door eeaige zacht-
moedige manieren en zeg van den bena-
deelden persoon al hei. goed dat gij van
hem weet.
XXVII.
Kenlge indere retdgevlngeii betreffend» het epreken.
Uwe taal zij zachtmoedig, openhartig,
oprecht, zonder omwegen, eenvoudig en
getrouw. Wacht u van dubbelzinnigheden
en listen; want al is hot niet goed elke
waarheid altijd te zeggen, toch moet
-ocr page 348-
346               INLEIDING TOT HET
men nooit togen de waarheid spreken:
gewen u om nooit wetens te liegen, hetzij
om u te verontschuldigen of andersins,
gedenkende dat God de God van waar-
heid is. Zoo gij door onoplettendheid
liegt, en terstond uwe fout kunt herstel-
len, door eenige uitlegging te geven,
schiet dan daarin niet te kort; een waar-
achtige verontschuldiging is veel beval-
liger en krachtiger om te verontschuldi-
gen dan een leugen.
Hoewel men somtijds met voorzichtig-
heid en bescheidenheid de waarheid kan
bewimpelen en bedekken door schrander-
heid van woorden, toch moet men dit
niet dan in gewichtige gevallen doen,
en wanneer de eer en de dienst van
God dit duidelijk eischen; buitendien
zijn de kunstgrepen gevaarlijk; want,
zoo als de H. Schrift zegt, de H. Geest
woont niet in een geveinsd en dubbel hart.
Er is geen beter en aangenamer gees-
tigheid dan de eenvoudigheid. De we-
reldscho voorzichtigheid en arglistigheid
des vlacsches behooren aan do kinderen
dor eeuw; maar de kindereu Gods wan-
delen zondor omwegen en hobben geen
schuilhoL\'ken in hun hart: Wie eenvoudig
wandelt,
zegt de Wijze Man, wandelt zeker.
-ocr page 349-
GODVRUCHTIG LEVEN.             347
De dubbelhartigheid en geveinsdheid zijn
altijd teekenen van een zwakken en lagen
geest.
De H. Augustinus had in het vierde
boek zijner Belijdenissen gezegd, dat zijne
ziel en die van zijn vriend slechts ééne
ziel waren, en dat het leven hem walgde
sedert den dood van zrn vriend, omdat
bij niet ten halve wilde leven, en dat
hij evenwel juist daarom vreesde te ster-
ven, uit vrees dat zijn vriend nog niet
geheel en al gestorven zoude zijn. Deze
woorden schenen hem later te gezocht
en te gemaakt, zoodat hij ze herriep in
het boek van zijne Herroepingen, en ze
eene zotteklap noemde. Ziet gij, Philo-
thea, hoe gevoelig deze heilige en schoone
ziel is tegen woordenpraal! Voorwaar, de
getrouwheid, ongekunsteldheid en op-
rechtheid van taal is een groot sieraad
van het Christelijk leven. Ik heb het
besloten,
zegt David, ik zal acht slaan
op mijne we ff en, om niet te zondigen door
mijne tong. O lieer, stel eene wacht aan
mijnen mond, en eene deur van toezicht
aan mijne lippen.
De H. Koning Lodewijk had voor
stelregel, dat men niemand moet tegen
spreken, tenzij men zou zondigen of groot
-ocr page 350-
848               JKLEIDIKG TOT HET
nadeel zou toebrengen door van het zelfde
gevoelen te zijn. Dit is het middel om
een menigte twisten en tweedracht te
vermijden. En, als het van belang is,
anderen tegon te spreken en zijn gevoelen
togen over het hunne te stellen, dan
moet men een grooto zachtmoedigheid
en voorzorg aanwenden, zonder in het
minst hun geest geweld te willen aan-
doen ; want door bitterheid wint men niets.
De regel van weinig te spreken, zoo
zeer aanbevolen door de oude wijsgeeren,
moet niet in dien zin verstaan worden,
dat men niet veel woorden moet zeggen,
maar dat men niet veel nuttelooze woor-
den moet spreken ; want wat do woorden
betreft, let men niet op de hoeveelheid
maar op de hoedanigheid; en mij dunkt
dat men hier twee uitersten vermijden
moot, vooreerst om al te veel den ver-
standige en strenge te spelen, als men
weigert deel te neman aan de gemeen-
zame gesprekken die in de samenleving
gevoerd worden, wijl het dan don schijn
heeft van gebrek aan vertrouwen of zekere
verachting; ten tweede om altijd te schert-
sen en te babbelen, zonder aan de anderen
den tijd of het middel te laten om te
zeggen wat zij willen, wijl dit een opge-
-ocr page 351-
GODVRUCHTIG LEVEN.             349
blazen en lichtzinnigen geest te kennen
geeft.
De H. Lodowijk hield er niet van, dat
men in gezelschap in het geheim en fluis-
terend sprak, omdat dit deed veronder-
stellen dat men kwaad sprak van de
anderen: Hij die in goed gezelschap aan
tafel is,
zeide hij, on eenige scherts te
zeggen heeft, moet die voor iedereen
zeggen; en zoo het een zaak is, waarbij
men weinig belang heeft, moet hij haar
zwijgen en er tegen niemand over sproken.
XXIX.
Over de vermaken en npelen en allereerst over degenen
die geeorloeM en prUienavraardlg zijn.
Het is noodig dat wij aan onzen geest
en zelfs aan ons lichaam nu en dan eenige
verademing geven. Cassianus verhaalt dat
een jager eens bij den H. Evangelist Jo-
annei kwam, terwijl hij een patrijs op de
hand hield, on zich vermaakte met dezen
te streelen. ])e jager vroeg hem, hoe
een man van zijn karakter den tijd kon
doorbrengen met zulk een beuzelachtige
-ocr page 352-
350              INLEIDING TOT HET
en geringe bezigheid, on de H. Joannes
zeido hem: Waarom houdt gij uwen boog
niet altijd gespannen? Uit vroes, ant-
woordde de jager, dat, als zij altijd
gebogen is, zij de kracht niet meer zal
nebben, om zich te spannen, als het
noodig is. Verwonder u dan niet, her-
nam de Apostel, als ik aan mijn geest
eenige verademing schenk en een weinig
uitspanning neem; want daardoor kan ik
mij vervolgens weder vuriger op de be-
schouwing toeleggen. Voorwaar , het is
een gebrek zoo streng onverhard te zijn,
dat men noch zelf eenige uitspanning wil
nemen, noch dit aan anderen wil toelaten.
Een luchtje scheppen, wandelen, el-
kander onderhouden over vrolijke en be-
minnelijke zaken, op de fluit of eenig
ander instrument spelen, muziek zingen,
op jacht gaan, al deze uitspanningen zijn
zoo eerlijk dat er, om hiervan een goed
gebruik te maken, niets noodig is dan
de gewone voorzichtigheid die aan alles
zijn gepaste orde, tijd, plaats en maat
geeft.
De spelen waarin winst tot prijs en
belooning dient voor behendigheid van
lichaam of geest, zooals het kaatsen, kol-
ven, maliën, ringrijden, schaken en dam-
-ocr page 353-
GODVRUCHTIG LEVEN.             351
men, zijn op zich zelf goede en geoorloofde
uitspanningen. Alleen moet men zich
wachten voor buitensporigLcid, hetzij in
den tijd, dien men er aan besteedt, hetzij
in den prijs, waarom men spoelt. Want,
als men er te veel tijd aan besteedt, is
het geen uitspanning meer, maar een
inspanning, die noch den geest noch het
lichaam verlicht, maar daarentegen beiden
bezwaart en verstomt; zooals gebeurt met
hen, die na vijf of zes uren geschaakt te
hebben, met een afgemat hoofd het spel
verlaten, of die na lang gekaatst te heb-
ben doodelijk vermoeid zijn. Als de prijs,
dat
is hetgeen waarom men spee lt, te
aanzienlijk is, worden de neigingen dei-
spelers ongeregeld; wat meer is, er is
zelfs een zekere onrechtvaardigheid in
gelegen, om groote prijzen te stellen op
zulke onbelangrijke en onnutte zaken,
als de vlugheid en behendigheid in het
spel is. Maar vooral, Philothea, wacht
u om voor dit alles hartstocht op te
vatten; want hoe eerlijk ook eeuo uit-
spanning is, blijft het toch een gebrek,
daaraan zijn hart en genegenheid te hech-
ten. Ik zeg niet dat men geen vermaak
moet scheppen in het spel terwijl men
speelt: want dan zou het geen uitspanning
-ocr page 354-
352              INLEIDING TOT HET
zijn, maar ik zog dat men er niet te veel
begeerlijkheid, drift en vurigheid voor
mag hebben.
XXX.
Over de verbodcue spelen.
Do spelen, waarin de winst voorname-
lijk van het toeval afhangt, zijn niet
alleen gevaarlijke uitspanningen, maar zijn
uit hun aard slecht en afkeurenswaardig.
Daarom zijn zij zoowel door de burgerlijke
als kerkelijke wetten verboden. Maar
welk groot kwaad is er in gelegen? zult
gij mij vragen. Ik antwoord u, dat men
in deze spelen niet volgens recht en rede
wint, maar volgens het lot, dat zeer dikwijls
juist hem begunstigt wiens geringe vlug-
heid en behendigheid niets verdiende.
Jtecht on rede worden dus hierin geschokt.
Maar wij zijn dit overeengekomen, zult
gij mij zeggen ? dat is goed om te toonen,
dat hij die wint geen onrecht aan de
anderen doet, maar dat neemt niet weg
dat de overeenkomst onredelijk is, en
het spel eveneens; want de winst, die
-ocr page 355-
GODVKUCüTlr, LEV1CN.             353
ile prijs moet zijn van het vernuft, wordt
do prijs van het lot, dat geen enkele
prijs verdient, daar het volstrekt niet van
ons afhangt.
Buitend.cn, deze spelen dragen den
naam van uitspanningen en zijn daarvoor
gemaakt: en niettemin zijn zij het in het
geheel niet, maar hevige inspanningen;
want is hot geen inspanning, als de
geest door eene aanhoudende oplettend-
heid gespannen is, en voortdurend ge-
slingerd wordt door ongerustheid, vrees
en gejaagdheid. Bestaat er op de wereld
een droeviger, akeliger en treuriger op-
lettendheid dan die van de spelers. Men
mag nocli over het spel spreken, noch
lachen, noch hoesten, of zij geraken bui-
ten zichzolvcn van gramschap.
Eindelijk is in deze spelen geen vreugd,
dan wanneer men wint; en is dat geen
schuldige vreugde, daar zij het verlies
en misnoegen van anderen vooronderstelt?
Zulk ecu vermaak is voorzeker onwaardig.
Ziedaar dus de drie redenen, waarom de
slechte spelen zijn verboden. Do groote
H. Lodewijk, wetende dat. zijn broeder
de graaf van Anjou, met ridder Wouter
van Ni:mours samen speelden, stond hoe-
wel ziek op, ging met moeite en wagge-
81                                                23
-ocr page 356-
354              ISLEIUING TOT UUT
lend naar hunne kamer, eu daar greep
hij het speelbord, de teerlingen en een
gedeelte van geld, on wierp het met ver-
bolgenheid in de zee. Toen de deugd-
zame on kuische Sara over hare onschuld
tot God sprak, zeide zij: Gij weet het, o
Heer! nooit heb ik mij in het gezelschap
der spelers bevonden.
XXXI.
Oter de bBlt en endere gevaarlijke Termaken.
De omstandigheden die gewoonlijk met
de dansen en bals gepaard gaan, doen
deze oefening zeer naar het kwaad over-
hellen , en maken haar bijgevolg zeer
schadelijk en gevaarlijk. Vooreerst neemt
men gewoonlijk den nacht hiervoor; en
te midden der duisternissen en donkerheid
sluipen er allicht slechte zaken in een
uitspanning, die reeds op zich zelve zeer
vatbaar voor kwaad is; men blijft er ver-
volgens tot laat in den nacht, waardoor
men den ochtend van den volgenden dag
verliest on daardoor ook het middel om
-ocr page 357-
GODVRUCHTIG LEVEN.             355
God op dien dag te dienon. üf, is het
geen groote dwaasheid, om dus den dag
iu den np.cht, het licht in de duisternis
en de goede werken in dartele vermaken
te veranderen? Daarenboven brengt ieder
als om strijd ijdelheid op het bal, en de
ijdelheid stemt zoo zeer tot slechte nei-
gingen en gevaarlijke vriendschappen, dat
deze het bijna noodwendig gevolg zijn
van zulke vereenigingen.
Ik zeg van het dansen en de bals,
Philothea, wat de geneesheeren zeggen
van de paddestoelen: de besten zijn
niets waard. Zoo gij echter in de nood-
zakelijkheid zijt om paddestoelen te eten;
draag dan zorg dat zij goed toebereid zijn;
en zoo g\'j, bij eenige gelegenheid, waar-
van gij u niet ontslaan kunt, naar het
bal moet gaan, draag dan zorg er slechts
zedigheid en ernst ten toon te spreidon.
Als de paddestoelen sponsachtig zijn
trekken zij, volgeus Plinius, gemakkelijk
alle besmetting uit den omtrek tot zich,
zoodat als in de nabijheid slangen zijn, zij
daarvan hot vergift opnemen. De bals,
danspartijen en ander dergelijke bijeen-
komsten trekken ook de ondeugden en zon-
den, die op een plaats zijn, tot zich: als twist,
ijverzucht, spot, onzedigheden. Engelijk
-ocr page 358-
3ÜG\'                 INLEIDING TOT UJST
deze oefeningen de poriën van het lichaam
openen, bij lien die er zich aan overge-
ven, zoo ook openen zij de poriën van
hun hart. Daarom, zoo een slang een
vleiend woord in hot oor komt fluiste-
ren, zoo men verrast wordt door een
koningslang, laat het hart zich zeer ge-
makkelijk medeslepen en vergiftigen.
O Philothea! hoe gevaarlijk zijn deze
uitspanningen! zij verdrijven den geest
van godvrucht, ontzenuwen de ziel, ver-
koelen de liefde, en wekken in het hart
duizenderlei slechte neigingen op.
Men zegt dat het vooral voorzichtig
is, nadat men paddestoelen gegeten heeft,
om goeden wijn te drinken. Zoo ook,
als gij volstrekt verplicht zijt geweest u
op een danspartij te bevinden, moet gij
daarna gebruik maken van eeuige heilige
en goede overwegingen, die do gevaar-
lijke indrukken wegnemen, welke dit
ijdel vermaak op onzen geest zou kunnen
maken. Maar welke overwegingen? Zie
hier welke ik u aanraad:
1.     Terwijl gij op hot bal waart, brand-
den vele zielen in de hol, om zonden
bij het dansen begaan, of om het dansen
zelf.
2.     Vele kloosterlingen en andere god-
-ocr page 359-
GODVRUCHTIG LEVEN.             357
vruchtige personen, waren op hetzelfde
uur voor God neergeknield, zijn lof zin-
gend en zijne schoonheid overwegend.
O! hoe voel gelukkiger is hun tijd besteed
dan de uwe!
3. Terwijl gij gedanst hebt, zijn vele
menschen onder wrepde doodsangsten
gestorven; duizend en duizenden mannen
en vrouwen ten prooi aan hevige ziekten,
hebben afgrijselijke pijnen geleden op
hunne legersteden, in de hospitalen en
in de straten. Helaas! zij hebben niet
de minste verlichting gehad: zult gij geen
medelijden mot hen hebben? en denkt
gij niet dat ook gij eens zult zuchten
g<lijk zij, terwijl anderen zullen dansen
gelijk gij gedaan hebt?
4 Onze Heer, de H. Maagd, de En-
gelen en Heiligen hebben u op het bal
gezien. Ach! welk medelijden hebben
zij met u gehad, met uw hart, bezig
met dergelijke n\'etigheden en bekommerd
om zulke lafheden.
5. Helaas! terwijl gij daar waart, is
de tijd voorbij gegaan, is de dood gena-
derd; leeds roept hij u, weldra gaat de
eeuwigheid voor u beginnen: zal dit een
eeuwigheid van geluk, zal dit een eeu-
wigheid van pijnen wezen? Uw leven,
-ocr page 360-
858               INLEIDING TOT HET
goed of slecht, zal er voor alüjd over
beslissen.
Dit zijn de overwegingen die gij kunt
doen, doch God zal u nog vele anderen
ingeven, zoo gij in zijne vreeze zijt.
-se-
XXXII.
Dat men loowel In het kleine ui» in het groote getrouw
mort zQn.
De heilige Bruidegom der Gezangen
zegt dat de getrouwe ziel, zijne bruid,
zijn hart geroofd heeft door een harer
oogen en door een haar van haar hoofd.
Immers, van alle uitwendige deelen des
lichaams is niets zoo wonderbaar als het
oog, èn om zijn maaksel, èn om zijne
levendigheid, en niets zoo gering als een
haar! Hierdoor wil de goddelijke Brui-
degom te kennen geven, dat hem niet
alleen de groote werken der godvruchtige
personen aangenaam zijn, maar ook de
kleinste en geringste; en dat men, om
Hem naar zijn welbehagen te dienen,
bezorgd moet zijn, om Hem zoowel in
gewichtige en verheven zaken als in
-ocr page 361-
GOOVHUCHTIG LEVEN.              359
kleine en geringe, wel te dienen, daar
wij zoowel door liet een als door het
ander zijn liefdevol hart kunnen rooven.
Bereid u dan, Philothoa, om voor onzen
Heer, veel grooto droefheden, en zelfs
den marteldood te lijden; wees vast be-
sloten, om Hem al wat gij bezit, ook
het dierbaarsto te geven, als het Hem
behaagde u dit te ontnemen: vader,
moeder, broeder, man, vrouw, kinderen,
uwe oogen zelfs, en uw leven; want uw
hart moet tot alle offers bereid zijn;
doch zoo lang de goddelijke Voorzienig-
heid u niet zulke groote en gevoelige
droefheden overzendt, en uwe oogen nog
niet vraagt, geef Hem dan voor het minst
uwe haren. Ik wil zeggen, verdraag in
alle zachtmoedigheid, die beleedigingen,
die kleine tegenspoeden, die verliezen
van weinig aanbelang, die u dagelijks
overkomen: want door deze gelegenheden
met veel liefde en godvrucht te gebrui-
ken, zult gij zijn hart geheel winnen,
en Hem het uwe geheel geven. Die
kleine dagelijksehe plichten, die hoofd-
pijn, die tandpijn, die verkoudheid, die
wonderlijkheid van man of vrouw, dat
gebroken glas, die verachting of bespot-
ting, dat verlies van handschoenen, van
-ocr page 362-
300              1NLKIDJKG ÏOT HET
een ring, een zakdoek, dat kleine onge-
mak van bij tijds te gaan slapen en
\'s morgens vroeg op te staan om te bid-
den, te eommunieeeren, die schaamte
die men hcett om in het openbaar zekere
godvruchtige oefoningen to verrichten;
kortom, al die kleine ellenden, met liefde
aangenomen en omhelsd, zullen zeer aan-
genaam zijn aan de goddelijke goedheid ,
die aan hare getrouwen, voor een enkel
glas water in haren naam gegeven,
stroomen van geluk heeft beloofd; en
daar deze gelegenheden zich elk oogenblik
voordoen, kunnen wij, door ze wel te
gebruiken, ons zeer grootu geestelijke
rijkdommen verzamelen.
Als ik in het loven der H. Cathariua
van Sienna, zoo vele vervoeringen en ver-
rukkingen zag, zoo vele woorden van een
verheven wijslieid, on zelfs voorzeggingen
door haar gedaan, twijfelde ik niet of
door het oog van beschouwing had zij
het hart van haren Goddelijken Bruide-
gom geroofd; maar ik word ook zeer
getroost als ik haar in do keuken van
haren vader nederig het spit zag draaien,
het vuur opstoken, het vleesch braden,
het brood kneden en allo de geringste
bezigheden van het huishoudon verrich-
-ocr page 363-
GODVRUCHTIG LbVKK.             3(51
ten met een moed vol liefde voor haren
God; en ik acht de korte en eenvoudige
overwegingen, die zij te midden van
zulke geringe bezigheden verrichtte, niet
minder dan do vervoeringen en verruk-
kingen, die zij zoo veelvuldig had, en
die misschien slechts de belooning waren
voor hare nederigheid en verworpenheid.
Zie hier welke overwegingen zij hield:
Zij verbeeldde zich, als zij het eten voor
haren vader gereed maakte, dat zij dit
voor onzen Heer deed, even als een andere
Martha; dat hare moeder de plaats innam
van de II. Maagd, en hare broeders die
van de Apostelen; daardoor wekte zij
zich op, om in den geest geheel het
hemelsch hol te dienen, en verrichtte deze
nederige bedieningen met cene groote
vertroosting, omdat, zij wist dat dit de
wil van God was. Ik heb dit voorbeeld
aangehaald, Philothea, opdat gij zoi.dt
weten, van hoe veel belang het is om al
onze werken, hoe klein en g\'ring die
ook mogen wezen, te verrichten met het
inzicht om de goddelijke Majesteit te
dienen en te ceren.
Daarom raad ik u zoo veel mogelijk
aan, die sterke vrouw na te volgen, die
Salomo zoo heeft geprezen, en die, terwijl
-ocr page 364-
362               INLEIDING TOT HET
zij zich met groote, krachtige en edel-
moedige zaken bezig hield, evenwel
niet versmaadde te naaien en te spinnen:
Zij heeft hare hand aan krachtige zaken
gelegd, en hare vingeren hebben de klos
(van het spinnewiel) genomen. Leg ook
de hand aan krachtige zaken, door u te
oefenen in het gebed en de overwegin-
gen, in hot gebruik der Sacramenten,
in de liefde Gods in den naaste te ont-
steken, goede ingevingen in de harten
te storten, en eindelijk groote en ge-
wichtige werken te doen volgens uwe
roeping. Maar te gelijker tijd vergeet
ook uw klos en spinrok niet, dat is,
beoefen de kleiue en nederige deugden,
die, als eenvoudige bloemen, aan den
voet des kruises groeien: het dienen der
armen, het bezoekeu der zieken, do zorg
voor het huishouden met de werken
daaraan verbonden, en die kostelijke werk-
zaamheid, die u geen enkel ledig oogen-
blik laat; en houd u te midden van dat
alles, van tijd tot tijd bezig met bemer-
kingen, gelijk die van de H. Catharina
van Sienna, waarover ik u zoo even
gesproken heb.
l3e groote gelegenheden om God te
dienen, doen zich zelden voor; maar de
-ocr page 365-
GODVRUCHTIG LEVEN.              363
kleine zijn zeer algemeen. Dan, die in
het kleine getrouw is,
zegt de Zaligmaker
zelf, die zal over het groote gesteld worden.
Doe dan alles in den naam van God,
en alles zal wel gedaan zijn, hetzij gij
eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij slaapt,
hetzij gij speelt, hetzij gij het spit draait:
wanneer gij uwe zaken wel weet te
schikken, zult gij voor God veel voort-
gang maken, namelijk als gij alles doet,
omdat God wil, dat gij het doet.
-se-
XXXIII.
Dal mrn een reehtsehapen en redelQben geënt moet hebben.
Wij zijn geen menschen dan door de
rede, en evenwel is het een zeldzaamheid,
waarlijk redelijke menschen aan Ie treffen,
daar de eigenliefde bijna altijd onzen geest
verontrust en ons tot duizenderlei kleine,
maar zeer gevaarlijke onbillijkheden voort,
die veel gelijkenis hebben op die jonge
vossen, waarover in het Hooglied ge-
sproken wordt: want omdat zij klein zijn,
let men er niet op; doch daar zij in groo-
ten getale zijn, richten zij niettemin veel
-ocr page 366-
361               [NLKIÜING TOT HET
schado aan, en brengen een groote ver-
woesting in de wijngaarden.
Gij zult oordeelen, Philothea, of de
trekken die ik u zal aanhalen, niet zoo
vele onbillijkheden en onredelijkheden ziin?
Wij beschuldigen den naaste om kleine
zaken, en wij verontschuldigen onze grofste
gebreken; wij willen te duur verkoopen,
en te goedkoop koopen; wij willen dat
men anderen met strengheid behandcle
en voor ons slechts barmhartigheid en
mededoogen gebruike; wij willen dat men
onze woorden ten goede uitlegge, en wij
zijn uiterst licht geraakt voor die van
anderen; wij zouden willen, dat onze buren
ons hun goed verkochten, en is het niet
rechtvaardiger dat hij het behoudt als hem
dit goed dunkt, en ons ons geld laat?
Wij duiden het ten kwade, als hij ons
niet wil gerieven, en heeft hij niet meer
reden om zich te beklagen, dat wij hem
willen ontrievcn?
Als wi; neiging hebben voor een oefe-
ning, versmaden wij al het overige, en
beknibbelen alles wat niet naar onzen zin
is. Zoo een onzer onderhoorigen ons niet
bevalt, of als wij eens een ai keer voor
hem opvatten, vinden wij hem slecht,
wat hij ook moge doen; en wij houden
-ocr page 367-
Ü0UVKUCIIT1G LEVEN.             305
niet op, hem lastig te zijn en zijn altijd
geneigd hem verwijten to doen. Zoo
daarentegen iemand ons bevalt door zijne
uitwendige manieren, verschoonen wij alles
in hem. Jir zijn deugdzame kinderen, die
door hunne ouders bijna niet gezien kun-
nen worden om eonig lichamelijk gebrek,
en er zijn ondeugende kindereu, die hunne
gunstelingen zijn, omdat zij een goed voor-
komen hebben. In alles stellen wij de
rijken boven de armen, al zijn zij ook
noch van betere hoedanigheid, noch zoo
deugdzaam; wij achten zelfs hooger, die
het best gekleed gaan. Wij eisehen onze
rechten in alle gestrengheid, en willen
dat anderen over het hoofd worden ge-
zien als het de hunne betreft; wij zijn
ijverzuchtig om onzen rang to bewaren,
en willen dat andereu nederig en toege-
vend zijn; wij beklagen ons gaarne over
den naaste, en willen niet dat iemand
zich beklaagt over ons; wij achten hoog
wat wij voor anderen doen, en wij
tellen voor niets wat men voor ons doet.
Kortom, wij zijn als de patrijzen van
-Paphlagonie, die twee harten hebben;
want ook wij hebben een zachtmoedig,
beminnelijk en toegevend hart voor ons
zelveu, en een ander hardvochtig, stuursch
-ocr page 368-
■ WC>                  INLEIDING TOT II KT
on streng voor don naaste. Wij hebbeu
tweeërlei gewichten, hot een om ouzo bo-
langen zoo voordeelig mogelijk, hot ander
om do belangen van andoren zoo nado\'elig
mogelijk to wegen. Dan, aldus te spre-
ken met een hart en nog een hart,
zooals
de 11. Schrift zegt, dat is twoo harten
to liobbou, tweeërlei gewicht, het oen
zwaar om to ontvangen, het ander licht
om af to leveren, is oon afschuwelijke
zaak voor God.
Wees in alles, Philothea, billijk en
rechtvaardig. Stol u altijd in de plaats
van don naaste en stol hom in uwe plaats,
en dan zult gij goed oordeclen. Stol dat
gij verkoopt als gij koopt on koopt als
gij verkoopt, on gij zult roehtschapon
verkoopon on koopou.
Al dozo onbillijkliedon zijn klein en
verplichten niet tot herstelling, omdat ik
vooronderstel, dat wij altijd biuuon de
grenzen der rechtvaardigheid blijven, in
hetgeen ten onzen gunste is; maar zij
verplichten ons ton minsto tot boetvaar-
digheid, daar hot groote onredelijk heden en
liefdolooshedon zijn, en bijna altijd op
eigenlijk bedrog uitloopou. Overigens
verliest uien er nooit iets bij, dat men
edelmoedig, edel, hoffelijk on met een
-ocr page 369-
(iODVKUCllTIfi LEVEN.               :>(J7
rechtschapen, billijk en redelijk hart leeft.
Donk er dan aan, Philothea, dikwijls uw
hart to onderzoeken, om te zien of hot
voor den naaste is, zooals gij zoudt won-
schon dat het zijne voor u was, stellende
dat gij in zijne plaats waart; want dat
is het punt van de ware on rechte rede.
Toon Trajanus door zij 110 vertrouwelingen
berispt word, omdat hij naar hun inzien
de keizerlijke majesteit al to toegankelijk
maakte, gaf hij ten antwoord: Wclhoo,
moet ik geen koizcr zijn voor mijuo onder-
danen, zooals ik zou wcnscheu dat do koizor
was, wanneer ik zelf onderdaan was?
XXXIV.
Over de begeerten.
Iedereen weet, dat men zich moot wach-
ten voor do begeerte naar zondige zaken;
want de begeerte naar het kwaad maakt
slecht. Maar ik zeg daarenboven, Phi-
lothea, begeer niet naar hetgeen gevaar-
lijk is voor uwe ziel, zooals do bals, de
spelen on andere vermaken, do eerbewij-
zen of ambten, verschijningen of verruk-
-ocr page 370-
8ÖS               INLEIDING TOT HET
kingen; want er is in dit alles veel gevaar,
ijdelheid en bedrog. Verlang ook niet
naar ver verwijderde dingen, dat is die
in langen tijd niet kunnen geschieden,
gelijk zoovelon doen, die hierdoor hun
hart noodeloos vermoeien en verstrooien,
en zich aan grooto ongerustheden bloot-
stellen. Als een jongeling vurig verlangt
een ambt te bekleeden, voor dat de tijd
daartoe is gekomen, waartoe, ik vraag
het u, dient hem dit verlangen? Als eeno
gehuwde vrouw in oen klooster wenscht
te gaan, waartoe zal dat dienen? Als ik
het goed van mijn nabuur wensen te koo-
pen, voordat hij bereid is om het te
verkoopen, is dit verlangen dan geen tijd
verloren? Als ik, terwijl ik ziek ben,
verlang te prediken, de H. Miste lezen,
de andere zieken te bezoeken, in een woord
alles te doon wat gozonde lieden doen,
zijn dan deze verlangens niet ijdel, daar
het niet in mijne macht is ze ten uitvoer
is leggen? En evenwel nemen deze ver-
langens de plaats in van anderen, die ik
zou moeten hebben, zooals het verlangen
om geduldig, overgegeven, verstorven,
gehoorzaam en zachtmoedig in mijn lijden
te zijn : al te maal dingen die God vraagt
in don staat waarin ik verkeer; dikwijls
-ocr page 371-
GODVKUCHTIG LEVEN.             369
gelijken onze verlangen op die van grillige
vrouwen, die versche kersen willen hebben
in den herfst en druiven in de lente.
Ik keur volstrekt niet goed dat iemand,
die aan eene roeping verbonden is,
zich bezig houdt met naar een anderen
staat te verlangen, dan waarin hij is en
naar oefeningen te haken, die onbestaan-
baar zijn met zijn tegenwoordigen staat;
want dit verstrooit het hart en verkoelt
het voor de noodzakelijke dingen. Als
ik naar de eenzaamheid der karthuizers
verlang, verlies ik mijn tijd, en dit ver-
langen neemt de plaats in van het ver-
langen dat ik moet hebben, om mij wel
te kwijten van mijn plicht. .Neen, ik zou
zelfs niet willen dat men een beter ver-
stand of een beter oordeel verlangde te
hebben; want deze verlangens zijn nietig
en nemen de plaats in van het verlangen
dat elk moet hobbon om zijn geest te
ontwikkelen, zooals hij is; noch eindelijk
dat men verlangde naar middelen om God
te dienen die men niet heeft, in plaats
van die middelen getrouw te gebruiken,
welke men onder zijn bereik heeft. Dan
dit moet alleen verstaan worden van de
verlangens die het hart bezig houden;
want, wat de eenvoudige wenschen aan-
81
                                          24
-ocr page 372-
370               INLEIDING TOT IIKT
gaat, deze veroorzaken volstrekt geen
nadeel, mits zij niot te menigvuldig zijn.
Verlang niet naar de kruisen, dan naar-
mate, gij die welke zich hebben voorge-
daan, wel zult gedragen hebbon; want het
is een misvers*and, naar den marteldood
te verlangen, als men do kracht niet hoeft
een beleedi\'jing te verdragen. De vijand
geeft ons dikwijls groote verlangens naar
dingen, die niet onder ons bereik liggen
en die zich nooit zullen voordoen, om
aldus onzen geest af te keeren van de
voorwerpen die ons omringen, en die,
hoe klein zij ook zijn, ons van groot nut
zouden kunnen zijn. In onze verbeelding
bestrijden wij de monsters van Afrika, en
bij gebrek aan oplettendheid, laten wij
ons dooden door de kleine slangen, die
op onzen weg zijn.
Verlang niet naar de bekoringen, want
dit zou vermetelheid zijn ; maar oefen uw
hart om ze moedig af te wachten en u
er tegen te verdedigen als zij komen.
De verscheidenheid van vlceschspijzen,
vooral als hiermodcecn overvloedig gebruik
gepaard gaat, bezwaart altijd de maag,
en zoo deze zwak is, wordt zij geheel en
al bedorven. Vul uwe ziel niet op met
veel verlangens, de wereldsche verlangens
-ocr page 373-
GODVRUCHTIG LEVEN.             371
zouden u geheel bederven, en de menigte
van geestelijke verlangens zou u hinde-
ren. Als onze ziel gezuiverd is, en zich
ontlast gevoelt van hare kwade vochten,
heeft zij grooten lust tot geestelijke zaken;
zij is er als het ware uitgehongerd naar;
en begint te verlangen naar duizenderlei
oefeningen van godvrucht, versterving,
boetvaardigheid, nederigheid, liefde en
gebed. Het is een goed teokon, Pliilo-
thea, als men zulk een eetlust heeft;
maar let op, of gij wel alles kunt ver-
teeren, wat gij wilt eten. Kies dan vol-
gens den raad van uw geestelijken vader,
tusschen zoovele verlangens, die welke
gij terstond kunt beoefenen en ten uit-
voer leggen, bepaal u bij deze: als gij ze
verwezenlijkt hebt, zal God u anderen
overzenden, die gij ook op hun tijd zult
beoefenen: en op deze wijze zult gij
uwen tijd niet in nuttelooze verlangens
verliezen. Ik zeg niet dat men eeniger-
lei goede verlangens moet versmoren of
doen verloren gaan, maar ik zog dat men
ze moet te voorschijn brengen met orde:
die welke men niet. terstond ten uitvoer
kan loggen, moet men in een hoekje van
het hart opsluiten, tot hun tijd gekomen
is, en in afwachting daarvan, moet men
-ocr page 374-
372               IXLEI ING TOT HET
gevolg geven aan die welke rijp en tijdig
zijn: dit zeg ik niet alleen voor de gees-
telijke verlangens, maar ook voor de
wercldsche. Anders zouden wij niet kun-
nen leven dan met bekommering, onge-
rustheid en gejaagdheid.
-ocr page 375-
GODVRUCHTIG LEVE».             373
yiERDE pEEL.
Bevattende noodzakelijke waarschuwingen tegen
de meest gewone bekoringen.
i.
Dat «en geen rermaak moet scheppen In de geiprek-
ken van de kinderen der eeuw*
Zoodra de weroldlingen mei ken, dat
gij u tot het godvruchtig leven wilt be-
geven, zullen zij terstond op u duizend
schimpscheuten en kwaadsprekerijen rich-
ten. De meest boosaardigen zullen uwe
verandering voor huichelarij, dweoperij
en schijnheiligheid uitmaken: zij zullen
zeggen dat de wereld u den rug heeft
toegekeerd, en dat gij daarom uw toe-
vlucht neemt tot God; uwe vrienden zullen
u duizend in hun oog zeer voorzichtige
en liefdevolle verwijten doen. Door dezen
-ocr page 376-
Ö74              INLEIDING TOT HET
weg in te slaan, zullen zij zeggen, zult
gij droefgeestig worden, al uw vertrou-
wen verliezen in do wereld, gij zult on-
draaglijk en vóór den tijd oud worden;
do /aken van uw huisgezin zullen er onder
lijden; men moet in de wereld leven zooals
het in de wereld te pas komt; men kan
zijne zaligheid wel bewerken zonder zoo-
veel geheimzinnigheden, en duizend an-
dere nietswaardige redeneeringen.
Dit alles, Philothea, is niets dan ijdel
en dwaas gebabbel; in wezenlijkheid zijn
deze heden volstrekt niet bezorgd om uwe
gezondheid, noch om uwe zaken. Als gij
van de wereld waart
, zegt de Zaligmaker,
zou de wereld u beminnen, ah haar ei-
gendom ; maar omdat gij niet van de we-
reld zijt, daarom haat zij u.
Wij hebben
edellieden en dames den goheelen nacht
en zelfs verscheidene achtereenvolgende
nachten zien doorbrengen met schaken
of kaartspelen: is er een vermoeiender,
droefgcestiger en akeliger inspanning dan
deze? Eu ^venwel zeiden do wtreldlingen
niets; en de vrienden bekommerden er
zich niet over: en om een uur overwe-
ging, of om ons een uur vroeger dan
gewoonlijk te zien opstaan om ons tot
de H. Communie to bereiden, loopt elk
-ocr page 377-
GODVRUCHTIG LEVEN.             375
naar den geneesheer om ons te doen ge-
nezen van zwartgalligheid en geelzucht.
Men zal dertig nachten met dansen door-
brengen, zonder dat iemand er zich over
beklaagt, en om den eenen nacht van
kerstmis hoest elk en roept den volgen-
den dag over hoofdpijn. Wie ziet hier
niet, dat de wereld een onbillijke rechter
is: toegevend en inschikkelijk voor hare
kinderen, maar hardvochtig en gestreng
voor de kinderen Gods?
Oin goed met de wereld te zijn, zou
men met haar in het verderf moeten loo-
pen. Het is niet mogelijk haar tevreden
te stellen, zoo grillig is zij: Joannes is
gekomen,
zogt de Zaligmaker, noch etende
noch drinkende
, en gij zegt, dat hij be-
zeten is; de Zoon des menschen is gekomen,
etende en drinkende
, en gij zegt dat Hij
een Samaritaan is.
En dit is de waarheid ,
Philothea; zoo wij uit inschikkelijkheid
toegeven om met do wereld te lachen , te
spelen, zal zij zich er aan ergeren; doen
wij het niet, dan zal zij ons van huiche-
larij on zwaarmoedigheid beschuldigen;
schikken wij ons op, dan duidt zij het
ten kwade; veronachtzamen wij ons, dan
is dit, volgens haar, laagheid van ziel;
onze blijdschap wordt uitgelatenheid,
-ocr page 378-
S7G               INUSLDIKG TOT IIKT
en onze verstervingen droefgeestigheid
genoemd; en daar zij ons altijd niet een
kwaad oog aanziet, zoo kunnen wij haar
nooit behagen. Zij vergroot onze onvol-
maaktheden , en strooit uit dat het zonden
zijn; van onze dagelijksche zonden maakt
zij doodzonden; van onze zonden van
zwakheid maakt zij zonden van boosheid;
terwijl, zooals de H. Paulus zegt, de liefde
goedaardig is, is de wereld daarentegen
kwaadwillig; terwijl de liefde geen kwaad
denkt, denkt do wereld daarentegen altijd
kwaad, on als zij onze daden niet kan
beschuldigen, beschuldigt zij onze inzich-
ten. Eindelijk, betzij de schapen hoornen
hebben of niet, of zij wit of zwart zijn,
de wolf zal daarom niet nalaten ze te
verslinden, als hij kan; eveneens zal de
wereld, wat wij ook doen, ons altijd be-
oorlogen: zoo wij lang in den biechtstoel
blijven, zal zij vragen, wat wij toch wel
te zeggen kunnen hebben; zoo wij er kort
in blijven zal zij zeggen, dat wij niet alles
zeggen: zij zal al onze bewegingen bespie-
den: om een klein bitter woord, zal zij
verklaren, dat wij onverdraaglijk zijn; de
zorg voor onze zaken zal in hare oogen
gierigheid zijn, en onze zachtmoedigheid
zal zij dwaasheid noemen; terwijl wat be-
-ocr page 379-
GODVRUCHTIG LEVEN.             3/7
treft de kinderen dor eeuw, hun toorn
edelmoedigheid, hunne gierigheid spaar-
zaamheid; hunue losbandigheid edele vrij-
heid zal zijn. Niets bederft zoozeer het
werk der bijen als de spinnen.
Verachten wij die blinde wereld, Phi-
lotliea; dat zij sehroeuwe zoo veel zij wil
als een nachtuil die de vogelen des lichts
tracht te verontrusten: staan wij vast in
onze besluiten, onveranderlijk in onze
plannen: de volharding zal wel doen zien
hoe goed het is, dat wij aan God zijn
toegewijd en onzen voet in het godvruch-
tig leven hebben gezet. Kometen en
planeten zijn schijnbaar evon lichtgevend;
maar de kometen verdwijnen spoedig,
daar zij slechts zekere voorbijgaande vuren
zijn, terwijl de planeten eene voortdu-
rende helderheid behouden. Zoo ook
hebben do huichelarij en de ware deugd
uitwendig veel overeenkomst; maar men
onderscheidt ze gemakkelijk van elkan-
der, daar de huichelarij niet van langen
duur is en gelijk de rook verstrooid
wordt, terwijl de ware deugd altijd be-
stendig en standvastig blijft. Het is
voor ons geen gering voordeel om het
begin onzer godvrucht wel te verzokeren,
dat wii er beschimping en smaad om
-ocr page 380-
:JTS               INLEIDING TOT HET
ondergaan; want wij vermijden daardoor
liet gevaar van ijdelheid en hoogmoed.
Wij zijn voor de wereld gekruisigd, de
wereld moet voor ons gekruisigd zijn:
zoo zij ons voor dwszen houdt, houden
wij haar dan voor waanzinnig.
II.
Dat men goeden moed moet hebben.
Hoe schoon en aangenaam het licht
ook is voor onze oogen, zoo worden zij
er nogthans door verblind, als zij lang
in duisternis zijn geweest; en voor dat
men gewend is aan de inwoners van een
land, hoe beminnelijk en beleefd zij ove-
rigens ook zijn, zal men toch wel wat
verlegen zijn. Het zal dan kunnen ge-
beuren, mijne waarde Philothea, bij deze
verandering van loven dat gij in uw
binneusto veel tegenstand ontmoet en
het groote en algeheele vaarwol dat gij
aan de dwaasheden en beuzelingen der
wereld hebt gezegd, u eonige droefheid
en ontmoediging veroorzaakt. Zoo u dit
overkomt, heb dan, bid ik u , een weinig
-ocr page 381-
GODVRUCHTIG LEVEN.             .\'579
geduld waut dat zal niets wezen: liet is
slechts verwondering die de nieuwheid
u aandoet: wacht een weinig, de ver-
troostingen zullen weldra komen, gij zult
misschien eerst betreuren den roem te
verlaten, dien de dwazen en spotters u
gaven in uwe ijdelheden; maar, o God!
zoudt gij dan de eeuwige glorie willen
verliezen, die God u in waarheid zal
geven? De ijdele vermaken en uitspan-
ningen waarin gij de vervlogen jaren
hebt doorgebracht, zullen zich aan uw
hart vertoonen, om het te vermurwen
en tot hen te doen temgkeeren; maar
zou at gij wel den moed hebben om
voor zulke bedriegelijke lichtzinnighe-
den de genoegens des hemels te ver-
zaken? Gelocf mij, als gij volhardt,
zult gij al spoedig zoo vele en zulke
zoete vertroostingen ontvangen, dat gij
zult erkennen, dat do wereld slechts gal
heeft in verge\'ijking van dien honig, en
dat een dag van godvrucht meer waard
is dan duizend jaren van wereldsch leven.
Maar gij ziet dat de berg der Chris-
telijke volmaaktheid uiterst hoog is, en
gij zegt: Helaas, mijn God, hoe zal ik
dien beklimmen? Moed, Philothea; als
de jonge biJ6n zich beginnen te ont-
-ocr page 382-
INLEIDING TOT 11 ET
wikkelen, noemt men ze nymfen, en dan
zouden zij nog niet op de bloemen, noch
op de borgen, noch op de nabijzijnde
heuvelen kunnen vliegen, om honig te
verzamelen; maar terwijl zij zich met de
honig voeden die hunne moeders bereid
hebbon, krijgen dezo nymfen langzamer-
hand vleugelen en wordea zij sterker;
tot dat zij ten laatste zelfs de hoogste
plaatsen kunnen bereiken. Het is waar,
wij zijn nog maar kleine vliegjes in de
godvrucht, wij zouden nog niet kunnen
opklimmen volgens ons plan, dat niets
minder is dan om den top der christe-
lijke volmaaktheid te bereiken; maar als
wij ons beginnen te ontwikkelen door
onze verlangens en besluiten, zullen wij
weldra vleugelen beginnen te krijgen,
zoodat wij eens geestelijke bijen zullen
zijn on naar believen zullen vliegen. Leven
wij, in afwachting daarvan van den honig
van zoo vele onderrichtingen, die de Hei-
ligen ons hebben nagelaten, en bidden
wij God ons vleugelen te geven als de
duif, opdat wij niet alleen ten tijde van
dit loven kunnen vliegen, maar ook mogen
rusten in de eeuwigheid van het toeko-
mende leven.
-ocr page 383-
GODVRUCHTIG LEVEN.             381
III.
Over des aard der bekoringen, en OTer het Tereehll il:\'!
er beetaat tnsschen de bekoring te goroelen en
er In toe te itemmen.
Als satan, de wereld en het vleesch
eene ziel met den Zoon van God veree-
nigd zien, zenden zij liaar bekoringen
en inblazingen, waardoor 1e de zonde
haar voorgesteld wordt; 2e neemt de ziol
behagen of mishagen in die voorstelling;
3e eindelijk, stemt zij toe of weigert zij;
zoodat er in het geheel drie trappen zijn
om tot de ongerechtigheid af to dalen:
de bekoring, het behagen en do toe-
stemming; on hoewel deze drie trappen
niet altijd even duidelijk zichtbaar zijn,
bij alle soort van fouten, kan men ze
toch altijd zeer duidelijk onderscheiden
in de groote en vreoslijke zonden.
Al zou de bekoring tot welke zonde ook
het gcheele lcvon door duren, zoo zouden
wij daardoor toch niet kunnen mishagen
aan de goddelijke Majesteit, mits wij er
geen behagen in nomen, noch in toestem-
men. De reden is dat wij in de bekoring
niet handelend maar lijdend zijn; en daar
wij er geen vermaak in scheppen, kunnen
-ocr page 384-
382               INLEIDING TOT HET
wij er ook geen schuld uit hebben. De
H. Panlus leed langen tijd hevige beko-
ringen, en wel verre vau daardoor aan
God te mishagen, werd God daarentegen
er door verheerlijkt. De gelukzalige Angela
van Foligno ondervond z\'ilke wreede be-
koringen, dat men medelijden met haar
had, als zij ze verhaalde; groot waren
ook de bekoringen van den H. Franciscus
en van den H. Benedictus, en evenwel
verloren zij daardoor niets van Gods ge-
nade, maar vermeerderden die zeer.
Gij moet dus moedig zijn in de beko-
ringen, waarde Philothea, en u nooit
voor overwonnen houden, zoo lang zij u
mishagen; want let wel op het onde* scheid
dat er bestaat tusschen gevoelen en toe
te stemmen, dat is, dat men ze kan ge-
voelen ofschoon zij ons mishagen; maar
dat men er nooit in kan toestemmen
zonder dat zij ons behagen, daar het
behagen gewoonlijk de tweede trap is om
tot de toestemming te komen. Dat dan
de vijanden onzer zaligheid zoo veel aan-
lokselen en strikken leggen, als zij willen,
dat zij voortdurend aan de deur van ons
hart bl\'jven om er in te komen, dat zij
ons alle mogelijke voorstellen doen; zoo
lang wij besloten zijn om in dit alles
-ocr page 385-
GODVRUCHTIG LEVEN.             383
geen behagen to nomen, is het onmogelijk
dat God daardoor beleedigd wordt. De
ziel heeft het niet altijd in hare macht
om de bekoring niet te gevoelen, ofschoon
zij het altijd in hare macht heeft om er
niet in toe te stemmen. Daarom, al duurt
de bekoring lang, zij kan ons niet scha-
den, zoo lang zij ons mishaagt.
Betreffende het behagen, moeten wij
opmerken dat wij in onze ziel twee deelen
hebben, een slecht en een goed, en dat
het slechte niet altijd het goede volgt,
maar geheel op zich zelf werkt; vanwaar
het menigmaal gebeurt, dat het slechte
deel behagen neemt in de bekoring zonder
de toestemming en zelfs tegen wil en
dank van het goede: dit is de strijd en
de oorlog dien de H. Paulus beschrijft,
als hij zegt dat zijn vloesch opstaat tegen
zijnen geest, dat er een wet der ledema-
ten en een wet des geestes zijn on andere
dergelijko dingen.
Hebt gij ooit een groote vuuroven ge-
zien die met asch bedekt was? Als men
na tien of twaalf uren er nog vuur komt
zoeken, vindt men slechts een weinig in
het midden van den haard, en ofschoon
men moeite heeft om het te vinden, was
het er nogthans in, daar men het ten
-ocr page 386-
384              INLEIDING TOT HET
laatste vindt, en daarmede kan men de
andere reeds uitgedoofde kolen weder
ontsteken. Het is eveneens gesteld met
de lietde, die ons gucstelijk leven is, te
midden van 7,ware on hevige bekoringen;
want de bekoring brengt het welbehagen
in het slechte deel dar ziel, en bedekt
schijnbaar geheel de ziel met aseh en
verminderd de liefde tot God bijna tot
niets; ook schijnt de liefde er in het
geheel niet meer te zijn, zoo veel moeite
heeft men om haar te vinden. Zij is er
evenwel in werkelijkheid, daar wij, of-
schoon alles in onze ziel en lichaam in
verwarring is, toch het vaste besluit
hebben om niet toe te stemmen in de
zonde, noch in de bekoring, en omdat
het behagen dat onze uitwendige mensch
er in schept, mishaagt aan onzen inwen-
digen mensch; zoodat de bekoring die om
onzen wil is, echter niet in onzen wil is;
waaruit men ziet dat zulk behagen onvrij-
willig is en bijgevolg geen zonde kan zijn.
»■♦
-ocr page 387-
GODVRUCHTIG LEVEN.               385
IV.
■trkwaardlg TOOrb*«ld betrekkelijk dit onderwerp.
Bewonderenswaardig is de geschiedenis
van den strijd van do H. Catharina van
Sienna, ziehier daarvan het kort verhaal.
Do booze geest verkreeg eens van God
de toestemming om de deugd van deze
heilige maagd te beproeven, en hiertoe
alle mogelijke woede te gebruiken; mits
hij haren persoon spaarde. Hij gat haar
dan allerlei slechte gedachten in, die diep
in het hart der maagd drongen. Zooals
zij zelf bckendowas zij er geheel vol van,
zoodat haar nog slechts de eigenlijke rede-
lijke wil over bleef, die niet geschokt was
door dien storm. Bit alles duurde zeer
lang, totdat op zekeren dag de Zalig-
maker haar verscheen: Waar waart Gij,
zeide zij, o mijn zoete Heer! terwijl mijn
hart zoo vol duisternissen en onreinheden
was? Waarop Hij antwoordde: Mijne
dochter, Ik was midden in uw hart.
Wel hoe, hernam zij, kondt Gij mijn hart
bewonen, terwijl er zooveel boosheid in
was ? Eu onze Heer zeido haar: Zeg mij,
mijne beminde dochter, veroorzaakten al
81
                                         25
-ocr page 388-
380               INLEIDING TOT HET
die gedachten, die in uw hart waren, u ver-
maak of droefheid, bitterheid of vreugde?
En zij antwoordde: Eene uiterste bitter-
heid en droefheid. En wie dan, hernam
de Zaligmaker, logdo die groote bitter-
heid en droefheid in uw hart tenzij Ik,
die verborgen bleef in hot midden uwer
ziel? Wees zeker, mijno dochter, als Ik
niet tegenwoordig geweest was, zouden
die gedachten, die uwen wil belegerden,
zonder er zich meester van te kunnen
maken , hem al spoedig overwonnen heb-
ben, zij zouden er binnen getreden en
door uwen vrijen wil goed ontvangen zijn
en zoudon aldus uwer ziel den dood toe-
gebracht hebbon. Maar daar Ik in het
midden van u was, heb Ik in uw hart
eene droefheid on een wederstand gelogd,
waardoor gij de bekoring zoo veel gij
kondt hebt afgeweerd; on daar gij het
niet zooveol hebt kunnen doon als gij
wel zoudt gewild hebben, hobt gij oen
groot mishagen en een grooton haat ge-
voeld, èn tegen de bekoring en tegen u
zelve Aldus zijn dezo bekoringen voor
u een grooto verdienste en een groot ge-
win geweest en heeft uwe deugd er slechts
meer kracht on uitbreiding door vorkregen.
Ziet gij, Philothea, hoezeer dit vuur
-ocr page 389-
GODVRUCHTIG LEVEN.             387
niet asch bedekt was? en hoe de beko-
ring en zelfs liet behagou in het hart
waren gekomen en don wil omringden,
die evenwol, alleen bijgestaan door haren
Zaligmaker, weerstand bood door bitter-
heden, mishagen en afschuw van hot
kwaad, dat hein werd ingeblazen, en door
voortdurend zijne toestemming to weigeren
aan de zonde, die hom van alle kanten
insloot? O God! welke droefheid voor
eeno ziel dio God bemint, zelfs niet te
weten of Hij in haar is of niet, en of de
goddelijke liefde, waarvoor zij strijdt in
haar geheel is uitgedoofd of niot! Maar
dit is de bloesem van de volmaaktheid
der henielscho liofdo, om den minnende
te doon lijdon on strijden voor do liefde,
zonder dat hij zelfs weet of hij de
liefde heeft waarvoor en waardoor hij
strijdt.
V.
Aanmoediging voor de zie! die In bekoring U.
Die groote aanvallen en die zoo mach-
tige bekoringen, Philothea, worden door
-ocr page 390-
388               INLEIDING TOT HUT
God nooit toogelaten dan tegen zielen,
dio Hij tot zijne zuivere cu uitstekende
liefde wil verheffen; maar daar volgt niet
uit, dat zij daarna verzekerd zijn die te
bereiken; want hot is menigmaal gebeurd
dat zij, die standvastig waren geweest in
zulke hevige bekoringen, daarna niet ge-
trouw beantwoordden aan de goddelijke
genade, en overwonnen werden in zeer
kleine bekoringen. Ik zeg u dit, opdat,
als hot u ooit overkomt dat gij door zulke
grooto bekoringen geteisterd wordt, gij
zoudt weten dat God u eone buitengewone
gunst verleent, waardoor Hij verklaart,
dat Hij u grooter wil maken in zijne
oogen, en opdat gij niettemin altijd ne-
derig en bevreesd zoudt zijn, en u niet
belooft do kleine bekoringen te kunnen
overwinnen, na de grooto overwonnen te
hobben, dan door oene aanhoudende ge-
trouwheid aan do bewegingen der genade.
Welke bekoringen u dan ook overko-
men, en welk behagen er ook op volge,
zoolang uw wil zijne toestemming weigert,
niet alleen aan do bekoring, maar ook
aan het behagen, verontrust u dan vol-
strekt niot; want daardoor wordt God
niet beleedigd. Als iemand in onmacht
valt, en geen teeken van leven meer geeft,
-ocr page 391-
G0DV11TJCHTIG LEVEN.             389
dan logt men gewoonlijk do hand op zijn
hart, en bij de minsto beweging die men
dan gevoelt, oordeelt men dat hij nog
leeft, on dat men door middel van een
sterk en geestrijk vocht het gevoel kan
doen terug krijgen. Zoo gebeurt het ook
soms, dat onze ziol door do hevigheid der
bekoringen in ecne volkomen machteloos-
heid is gevallen, en dat zij even als eon
bezwijmde geen bewoging of geestelijk
leven meer heeft; maar willen wij weten
wat er van is, leggen wij dan de hand
op het hart. Onderzoeken wij of het
hart on de wil nog hun geestelijke be-
weging hebbon, dat is of zij hun plicht
wel doen, door hunne toestemming te
weigeren aan de bekoring en het behagen;
want zoolang de beweging van het wei-
geren nog in het hart is, zijn wij verze-
kerd, dat do liefde, dat waarachtig leven
onzer ziel, in ons is, en dat Jesus Chris-
tus, onzo Zaligmaker, zich in ous hart
bevindt, hoewel hij er bedekt en verbor-
gen is; zoodat door het aanhoudend ge-
bruik van liet gobod, de Sacramenten on
het vertrouwen op God, onze krachten
zullen terugkeeren, en wij een zeer zoet
en volmaakt leven zullen leiden.
-ocr page 392-
. 390               INLEIDING TOT HET
VI.
Hoe de bekoring en het behagen xonden kunnen /(ju.
Het gebeurt somtijds dat do enkele be-
koring ons aan zonde schuldig maakt, als
wij oorzaak zijn, dat zij ons overkomt.
Eij voorbeeld, ik weet dat ik door te
spelen mij blootstel aan toorn en aan
vloeken, en dat het spel voor mij eene
bekoring daartoe is; dus zondig ik tel-
kens als ik speel, en ben ik schuldig aan
al de bekoringen, die mij in het spel over-
komen. Eveneens weet ik, dat zoker ge-
zelschap voor mij eene gelegenheid is tot
bekoring en val, en niettemin ga ik er
vrijwillig heen; zonder twijfel ben ik dus
plichtig aan al de bekoringen, die ik er
zal hebben.
Als het behagen dat uit de bekoring
voortkomt kan vermedon worden, is het
altijd zonde dit behagen te nemen; en
de zonde is grootor oi\' kleiner, naarmate
het vermaak, dat men er in schept of de
toestemming die men er aan geeft grooter
of kleiner, van langer of korter • duur is.
Zijn hart gaarne bezig houden met een
oneerbare zaak, is altijd berispelijk; en
-ocr page 393-
GODVEUCHTIG LEVEN.             391
van het gebruik van het hart hangt zoo
zeer do fout af, dat zonder dit, hot ge-
bruik dor zintuigen geon zonde kan zijn.
Als gij dan tot eenigo zonde bekoord
wordt, onderzoek dan of gij vrijwillig
oorzaak tot de bekoring hebt gegeven;
want in dat geval stolt do bekoring zelve
u steeds in staat van zondo, om het ge-
vaar, waarin gij u hebt gestold; wel to
verstaan: als gij de genegenheid gemak-
kelijk hebt kunnen vermijden on do komst
van do bekoring hebt voorzien of hobt
kunnon voorzien. Maar als gij hoege-
naamd geen oorzaak aan de bekoring
hebt gegeven, kan zij u volstrekt niet
tot zondo worden aangerekend.
Als men hot vermaak, dat de bekoring
volgt, had kunnen vermijden, en het even-
wel niet gedaan heeft, is er altijd zonde
in gelogen, naarmate men er meer of
minder in verwijld heeft, en naarmate de
oorzaak van het genomen vermaak. Eeno
vrouw die wel geono gelegenheid heeft
gegeven tot vleierij, maar er evenwel be-
hagen in schept, is berispelijk, als name-
lijk het behagen dat zij genomen heeft
geen andere oorzaak heeft, dan de vleierij
zelf; maar als iemand mij een middel
voorstelt vol vinding en list, om mij op
-ocr page 394-
392               [ffLRIDIHG TOT UBT
mijn vijand te wreken on ik volstrekt geen
vermaak schep, noch oeuige toestemming
geef aan de voorgestelde wraak, maar
alleen in do fijnheid van do list, is het
zeker dat ik met zondig; evenwel is het
niet raadzaam, dat ik mij veel mot dit
behagen inlaat, uit vrees dat het mij
langzamerhand tot vermaak in de wraak
zelvo mocht brengen.
Men verrast zich somtijds, terwijl mon
behagen schept in do bekoring, en dit
kan op zijn hoogst een lichte dagelijk-
sche zonde zijn, dio grooter wordt, als
men, na het kwaad bemerkt te hebben,
waarin men verkeert, door onachtzaam-
heid eenigen tijd blijft onderhandelen met
het vermaak, niet wetonde of men het
moet aannemen of weigeren; en de zonde
wordt nog grooter, als men haar bemer-
kende, door waro zorgloosheid en zonder
plan om het te verworpen, er in verwijlt ■
maar wanneer wij vrijwillig en met voor-
dacht besloten hebbon om behagen te
scheppen in dit oi dat vermaak, is deze
voordacht uit zichzelve een groote zonde,
als het voorwerp waarin wij behagen
scheppen, kennelijk slecht is.
-ocr page 395-
GODVRUCHTIG LEVEN.             393
VII.
Hulpmiddel tegeu iware bekoringen.
Zoodra gij eenige bekoring in u ge-
voelt, doo dan als de kleino kinderen,
als zij in het veld een wolf of beer zien:
zij vluchten terstond tusschen de armen
van hun vader of moeder, of roepen zo
ten minste ter hulp. Neem ook zoo uwe
toevlucht tot God en roep zijne barmhar-
tigheid ter hulp; dit is het middel, dat
onze Zaligmaker loert: Bidt, zegt hij ,
opdat gij niet in bekoring valt.
Zoo niettemin do bekoring aanhoudt
of vermeerdert, loop dan in den geest naar
het heilig kruis, omhels het, alsof gij u
voor den gekruisten Jesus Christus be-
vondt. Verklaar Hem dat gij niet zult
toestommen in de bekoring en vraag Hem
om zijne heilige bescherming; en volhard
aldus met to verwerpen wat in u omgaat,
zoolang do bekoring duurt.
En torwijl gij dozo verklaringen doet
en uwe toestemming weigort, zie dan de
bekoring niet in het gelaat, maar houd
uw blik alleen op onzen Heer gericht;
want als gij de bekoring aanziet, zou zij,
-ocr page 396-
394              INLEIDING TOT HET
vooral als zij sterk is, uwen moed aan
het wankelen kunnen brengen.
Gij zult ook wel doen met uw geest
te verstrooien door eonigo goede en loffe-
lijke bezigheid; want deze bozigheid zal
in uw hart komen on daar de plaats in-
nemen en hot gevoel uitdooven van de
bekoring.
Maar het grooto middel tegen alle be-
koringen, groot of klein, is uw hart te
openen aan uwen leidsman, door hom
de inblazingen van den vijand to doen
kennen en de indrukken, die zij op u ma-
ken. Want, merk op dat het stilzwijgen
altijd de eerste voorwaarde is, die de
duivel oplegt aan hem, dien hij verleiden
wil: een gedrag lijnrecht tegenovergesteld
aan dat van God, daar God bij zijne in-
gevingen boven alles vraagt, dat wij ze
openbaren aan onze oversten en goleiders.
Zoo na dit alles, de bekoring hard-
nekkig blijft om ons te bemooielijken en
te kwellen, hebben wij niets te doen dan
ook op onze beurt hardnekkig te blijven
in de verklaring, dat wij niet willen toe-
stemmen ; want hoe do ziel ook bestreden
wordt, kan zij toch nooit beschadigd
worden, zoolang zij neon zegt.
Onderhandel niet met uwon vijand, en
-ocr page 397-
GODVRUCHTIG LEVEN.             395
antwoord hem nooit oen enkel woord,
tenzij het woord, dat onze Heer hem ten
antwoord gaf on waarmede hij hem ver-
sloeg : Ga weg, Satan ! er slaat ge/schre-
ven : Gij zult den Heer ween God aan-
bidden
, en hem alleen dienen. Want als
de godvruchtige ziel zich door cenige be-
koring ziet aangevallen, moet Hij zich
niet bezig houden mot to redetwisten of
te antwoorden; maar zich eenvoudig tot
Jcsus Christus, haren Bruidegom, keeren
en nogmaals verklaren, dat zij Hem ge-
trouw wil zijn en alleen aan Hem wil toe-
behooren.
-»-
VIII.
Dat nit\'n aan de kleine bekoringen moet wedoritHan.
Ofschoon men de groote bekoringen moet
bestrijden met een onverwinnolijken moed
en hoewel de overwinning dio wij er over
behalen ons uiterst nuttig is, is er misschien
nog meer voordcol in het bestrijden der
kleine gelegen; want winnen de groote
het in hoedanigheid, de kleine winnen
het zoo oneindig ver in aantal, dat dit
-ocr page 398-
390              INLEIDING TOT HET
overwinnen van de kleine met dat van
do groote vergeleken kan worden. Wolven
en boeren zijn ongetwijfeld gevaarlijker
dan vliegen, maar zij voroorzakon ons
niet zooveel last en verveling, en stellen
ons geduld ook lang niet zoo veel op
de proef. Het is gemakkelijk zich van
doodslag te onthouden, maar hot is moei-
lijk de kleine opvliegendheden to vermij-
den waartoe zich do gelegenheid ieder
oogonblik aanbiedt. Het is zeer gemak-
kelijk om het goed van anderen niet te
ontvreemden, maar ongemakkelijk om hot
niet te begeoren; zeer gemakkelijk om
geen valsche getuigenis af to leggen voor
het gorecht, maar ongemakkelijk om niet
te liegen in de samenleving; gemakkelijk
om zich niet beschonken te drinken,
maar ongemakkelijk om altijd matig te
zijn; gemakkelijk om don dood niet te
wonsclien van den naaste, maar onge-
makkclij k om hom geen ongemak toe te wen-
schen; gemakkelijk om niet to lasteren,
maar ongemakkelijk om geen kwaad te
spreken. In het kort, dio kleine beko-
ringen tot toorn, kwaad verinocdon, ijver-
zucht, afgunst, dartelheid, ijdelheid,
dubbelhartigheid, gemaaktheid, hstigheid,
slechte gedachten, zijn de aanhoudende
-ocr page 399-
GODVRUCHTIG LEVEN.              397
oefeningen zelfs van de godvruchtigsten
en standvastigsten; daarom, mijne waarde
Philothea, moeten wij bezorgd zijn om
ons tot dien strijd te bereiden, en wees
verzekerd, zoo vele overwinningen als wij
zullen behalen op die kleine vijanden,
zoo vele kostbare gesteenten zullen wij
hechten aan de kroon van glorie, die
God ons bereidt in zijn paradijs. Daarom
zeg ik, terwijl wij ons toerusten om
goed on moedig te strijden tegen de zware
bekoringen, die ons overkomen, moeten
wij ons ook goed en ijverig verdedigen
tegen de geringe en zwakke aanvallen
der kleine.
-»-
IX.
Hoe men lilj de kleine bekoringen moet te werk gmui.
Daar het onmogelijk is geheel en al
bevrijd te zijn van die kleine bekoringen
van ijdelheid, kwaad vermoeden, verdrie-
tigheid, ijverzucht, afgunst, dartelheid
en dergolijken, die als kleine vliegen
voor onze oogen vliegen en ons nu eens
op de wang, dan op den neusstekon,is
-ocr page 400-
398               INLEIDING TOT HET
liet beste middel dat men tegen deze kan
aanwenden, dat men er zich niet lastig
om maakt; want hoe vervolend dit alles
ook is, kan hot ons evenwel niet schaden,
mits wij vast besloten zijn altijd God te
dienen.
Veracht dan die kleine aanvallen en
verwaardig u zelfs niet te denken aan
hetgeen zij u willen zeggen; laat ze aan
uwe ooren gonzen zooveel zij willen, en
om u henen vliegen; en als zij u willen
steken en gij ze hoo weinig ook zich in
uw hart ziet ophouden, doe dan niets an-
ders dan ze eenvoudig wegjagen; strijd
er niot tegen en antwoord zo niet, maar
houd uw hart mot iets goeds bezig, en
voornamelijk met do liefde Gods, want
geloof mij, gij moet niet met geweld de
tegenovergestelde deugd tegen over de
bekoring willen stellen, daar dit bijna
gelijk zou staan mot to willen redetwisten
met haar, maar na ocne oefening verwekt
te hebben van de deugd dio lijnrecht aan
haar tegenovergesteld is, in de veronder-
stelling dat gij den aard der bekoring
kent, moet gij vervolgens eenvoudig uw
hart naar den gekruisten Jesus Christus
wenden,u in den geest aan zijne voeten
houden. en die met de grootst mogelijke
-ocr page 401-
GODVRUCHTIG LEVEN.             399
liefde kussen. Dit is het bosto middel
om dcu vijand te overwinnen, zoowol in
de kleine als in de grooto bekoringen;
want daar de liefde Gods de volmaakt-
heid aller deugden, en meer zelfs dan de
deugden zelve in zich sluit, zoo is zij
ook een opperst geneesmiddel tegen alle
ondeugden; en als uw geest zich gewent,
om in de bekoringen zijn toevlucht te
nemen tot dit algemeen toevluchtsoord,
zal hij niet verplicht zijn om te lotton en te
onderzookon welke bekoringen hij heeft;
maar als hij bevochten wordt zal hij een-
voudig don vrede gaan zoeken in dit
groote hoilmiddel, waarvoor de duivel
zulk oono vrees heeft, dat als hij ziet
dat zijno bekoringen ons tot die godde-
lijko liefdo brengen, hij zal ophouden
ons verder to bekoren.
Dit zij genoeg betreffende de kleine
bekoringen; zoo men deze afzonderlijk
zou willen bestrijden, zou. men in den
wind schermen en niets doen.
-ocr page 402-
400              INLEIDIN& TOT HET
\\.
Hoe men ïjjn hart moet versterken legen de
bekoringen.
Zie van tijd tot tijd, welke hartstochten
hot meest in u heerschen, en als gij ze
ontdekt hebt, neem dan oene levenswijze
aan, die mot deze lijnrecht in strijd is,
in gedachten, woorden on werken. Bij
voorbeeld, als gij geneigd zijt tot de
hartstocht van ijdelheid, overweeg dan
van tijd tot tijd do ellenden van het
menscholijk leven, hoe noodlottig die
ijdelheden zullen zijn op den dag van
sterven, hoezeer zij een edelmoedig hart
onwaardig zijn, dat zij slechts beuzelin-
gen, kinderaehtighoden zijn, en andere
dergelijke dingen. Spreek dikwijls togen
de ijdelheid, en al schijnt gij dit ook
met tegenzin te doen, moet gij evenwel
niet nalaten haar te verachten, want
door dit middel zult gij zells bij uwe
tegenpartij achting verwerven; en door
van een zaak kwaad te spreken, wekken
wij ons op om haar te haten, hoe zeer
wij er eerst ook aan gehecht waren. i)oo
zoo veel mogelijk werken van verworpen-
-ocr page 403-
GODVRUCHTIG LEVEN.             401
hcid cn ootmoed, al is het ook schijnbaar
tegon uwen dank; want daardoor zult
gij u gewennen aan de nederigheid en
do ijdellioid verzwakken; zoodat als do
bekoring zal komen, uwe neiging haar
niet moer zoo zal begunstigen, en gij
moer kracht zult hebben om haar te
bestrijden.
Zijt gij tot gierigheid geneigd, zoo
denk dikwijls aan de dwaasheid dezer
zonde, dio ons slaaf maakt van datgene
wat slechts geschapen is om ons te die-
nen; denk ook vooral, dat men bij den
dood alles verlaten moet, cn dat onze
goederen dan in de handen zullen over-
gaan van don een of ander die ze zal
verkwisten of wion zo zullen dienen tot
verderf en verwerping, en dorgelijko
gedachten moer. Spreek sterk tegen de
gierigheid, prijs zeer do verachting dor
wereld, tracht dikwijls aalmoezen te goven
en ecnige gelegenheden om schatten te
verzamelen te doen voorbijgaan.
Zoo gij neiging hebt voor do dwaze
vriendschappen, bedenk dan dikwijls hoo
gevaarlijk dit is, zoo wel voor u zolven als
voor anderen, en welk een rampzalige zaak
het is, om aldus hot edelst vermogen
onzer ziel te verkwisten; hoc zeer men
81
                                         26
-ocr page 404-
402               INLEIDING TOT HET
daardoor gevaar loopt den naam van ijdel
en lichtzinnig te krijgen. Spreek dikwijls
met lof over den eenvoud en de zuiver-
heid des harten, en verricht ook, zoo
veel als gij kunt, oefeningen van deze
deugden, en vermijd alle gemaaktheid
en opschik.
In één woord, ten tijde van vrede,
dat is, als de bekoringen van de zonde,
waaraan gij onderworpen zijt, u niet
zullen kwellen, verzamel dan krachten
door het beoefenen der tegenovergestelde
deugd; en als de gelegenheden niet tot
u komen, ga ze dan te gemoet om ze
aan te tasten; want daardoor zult gij
uw hart versterken tegen de toekomstige
bekoringen.
-&-
XI.
Over de ongerustheid.
De ongerustheid is geen eenvoudige
bekoring, maar eeno bron, waaruit vele
bekoringen voortkomen. Daarom wil ik
er een en ander van zeggen. De droef-
heid is niet anders dan eene smart des
-ocr page 405-
G0DVRUCHTI3 LKVEN.             403
gcostes, over cenig kwaad dat tegen
onzen zin in ons bestaat, hetzij dat dit
kwaad uitwendig is, als do armoede,
ziekte, verachting; hetzij inwendig, als
onwetendheid, dorheid des harten, tegen-
zin in het goode en bekoringen. Als
dan de ziel gevoelt dat zij eenig gebrek
heeft, mishaagt haar dit en van daar
do droef lieid; hot verlangen om van het
gebrek bevrijd te zijn, en het middel te
hebben oin zich er van te verlossen, vol^t
do droefheid onmiddolijk, en tot zoo ver
hebben wij gelijk; want van nature ver-
langt elk het goedo, en vlucht wat in
zijn oog kwaad is.
Als de ziol deze middelen om van haar
gebrek bevrijd te zijn zoekt uit liefde
tot God, zal zij zo zooken mot geduld,
zachtmoedigheid, nederigheid on kalmte
en hare bevrijding meer van do goedheid
en voorzienigheid Gods verwachten dan
van haar eigen arbeid, verstand en zorg.
Zoo zij hare bevrijding zoekt uit liefde
tot zich zelve, is zij gejaagd en ongedul-
dig in het zoeken naarde middolen, alsof\'
dit goed meer van haar dan van God
afhing. Ik zeg niet dat zij dit denkt,
maar ik zeg dat sij gejaagd is, alsof zij
dit dacht.
-ocr page 406-
iOi               INLEIDING TOT HUT
Zoo zij niet terstond ontmoet wat zij
verlangt, vorvalt zij in groote ongerust-
heden en ongcduldighoden, die, wel verre
van het gebrek weg te nemen; het daar-
entegen slechts verergeren; vervolgens
vervalt de ziel in onmatige benauwdheden
en droefheden, en ondervindt zij zulk een
gebrek aan kracht en moed, dat haar
gebrek haar ongeneeslijk toeschijnt. Gij
ziet dus dat de droefheid, die in het
begin billijk is, do ongerustheid voort-
brengt, on dat de ongerustheid vervolgens
eene overmaat van droefheid baart, die
uiterst gevaarlijk is.
De ongerustheid is, na de zonde, het
grootste kwaad, dat eeno ziol kan over-
komen; want even als opstanden en
inwendige beroerten een staat geheel
ten onder brengen, en haar tot de onmo-
gelijkheid voeren om haro vijanden te
wederstaan; zoo ook heeft ons hart, als
het inwendig ontroert en verontrust
wordt, geen kracht om do deugden, die
zij had verworven, te bewaren, noch
zelfs om te wederstaan aan de bekoringen
van den vijand, die dan al zijne pogingen
aanwendt, om, zoo als men zegt, in
troebel water te visschen.
De ongerustheid komt voort uit een
-ocr page 407-
GODVRUCHTIG LEVEN.              405
ongeregeld verlangen om verlost te zijn
van het gebrek dat men gevoelt of om
het goed to verkrijgen, dat men hoopt;
en evenwol is er niets dat het kwaad
meer verergert en het goed meer verwij-
derd dan de ongerustheid en gejaagdheid.
De vogelen blijven gevangen in de netten
en strikken, omdat zij, als zij er in ge-
vangen zijn, zich wenden on keeren om
er uit te komen, waardoor zij er zich
hoe langer hoe meer inwikkelen. Wan-
neer gij dan gejaagd zijt in het verlangen
om van eenig kwaad verlost te zijn, of
tot eenig goed to komen, breng dan
vóór alles uw goost tot rust; doe uw
oordeel en uwen wil tot bedaren komen;
en volg daarna stil en bedaard do bewe-
ging van uw verlangen, en gebruik met
overleg de middelen die passend zijn;
en als ik zeg stil en bedaard, dan wil
ik daardoor niet zeggen met slordigheid,
maar zonder overhaasting, zonder kommer
of ongerustheid: anders zult gij, in plaats
van het voorwerp van uw verlangen te
verkrijgen, alles hederven, en u slechts
te meer in verlegenheid brengen.
O Heer! zeide David, mijne ziel is
altijd, tusschen mijne handen, en ik heb
mee wet niet vergeten.
Onderzoek meer-
-ocr page 408-
400              IKLEIDING TOT HET
malen per dag, Philothea, maar ten minste
des morgens en des avonds, of gij uwe
ziel tusschen uwe handen hebt, ofwel of
eenige hartstocht of ongerustheid u niet
van haar beroofd heeft. Zie ot gij uw
hart onder uwe bevelen hebt, ofwel of
het u niet ontsnapt is om zich te wik-
kelen in een of audcro ongeregelde neiging
van liefde, haat, nijd, bedrog, vrees,
droefheid of vreugde. En als hot afge-
dwaald is, zoek het dan vóór alles op
en breng het met zachtheid terug in Gods
tegenwoordigheid, en stel uwe neigingen
en verlangens weder onder de gehoor-
zaamheid en de leiding van zijn godde-
liiken wil; want oven als zij, die bevreesd
zijn een kostbare zaak te verliezen, deze
vast in de hand houden, zoo en naar
liet voorbeeld van David, moeten wij
altijd zeggen: O mijn God! mijne ziel
is in gevaar verloren te gaan, daarom
draag ik haar altijd tusschen mijne han-
den, en van daar dat ik uwe wet niet
heb vergeten.
Laat uwc verlangens u nooit veront-
rusten , hoe klein en gering zij ook mogen
wezen; want na de kleinen zouden de
grooten uw hart meer gesteld vinden tot
verwarring en ongcregeldhoid. Als gij
-ocr page 409-
GODVRUCHTIG LEVKS.             407
de ongerustheid voelt komeu, beveel u
dau aan God, en besluit niets te doen
van al wat uw verlangen u vraagt, tot
dat de ongerustheid geheel voorbij is,
tcuzij do zaak geen uitstel zou kuunen
lijden; on vervolgens moet gij, door een
zacht en rustig gewold de hevigheid van
uw verlangen inhouden, het matigen en
zoo goed mogelijk tot rust brengen; en
hierop kunt gij de zaak ten uitvoer
brengen, niet naar uw verlangen, maar
naar de rechte rede.
Zoo gij uwe ongerustheid kunt ont-
dekken aan hem die uwe zie! bestiert, of
ten minste aan oenig voorzichtig en ver-
standig persoon, zult gij ongetwijfeld
terstond verlichting gevoelen; want de
meaedeeling van zielesmarten heeft de-
zelfde uitwerking op de ziel als een
aderlating op het lichaam bij iemand die
een aanhoudende koorts heeft; het is het
geneesmiddel der geneesmiddelen. Ook
de H. Koning Lodowijk gaf dezen raad
aan zijnen zoon: Als gij iels op het hart
hebt, zeg het dan aanstonds aan uwen
biechtvader, of aau een ander vertrouwd
persoon, en de vertroosting die gij daar-
door ontvangen zult, zal u helpen om
uwe moeilijkheid gemakkelijk te dragen.
-ocr page 410-
408               INLEIDING TOT HET
XII.
Over de droefheid*
De droefheid die volgens God is, zegt
de H. Paulus, werkt de boetvaardigheid
uit tot zaligheid; en de droefheid der
wereld werkt den dood uit.
De droefheid
kan dan goed en kwaad zijn, al naarde
verschillende uitwerkselen die ze in ons
voortbrengt. Het is waar dat zij meer
kwaads dan goeds heeft; want zij heeft
slechts twee goede dingen, te weten:
de barmhartigheid en boetvaardigheid;
terwijl zij zes slechte heeft, namelijk:
de benauwdheid, de luiheid, de veront-
waardiging, den naijver, den nijd en
het ongeduld: daarom zegt de Wijze
Man, dat de droefheid veel menschen
doodt, en dat er met haar niets te winnen
is;
omdat tegenover twee goede stroomen,
die uit de bron der droefheid ontspringon,
er zes zeer slechte zijn.
De vijand bedient zich van de droef-
heid om de volharding der goeden te
beproeven; want even als hij do slechten
tracht te verheugen in hunne zonde,
zoo ook hoopt hij de gooden te bedroeven
-ocr page 411-
GOnVKUCMTIfi LEVEN.             4ÜÜ
in hunne goode werken; en even als hij
niet tot hot kwaad kan verlokken dan
door dit aangenaam te doen vinden, zoo
kan hij ook niet van het goed nfkoeren,
dan door het vervelend te doen vinden.
De duivel vraagt slechts droclheid en
treurigheid, on daar hij zelf droef en treurig
is, en dit eeuwig zal zijn, zou hij willen
dat iedereen was zooals hij.
De slechte droefheid verwart de ziel,
brengt haar in ongerustheid, geeft haar
ongeregelde vrees, maakt haar afkeerig
van het gebed; zij bezwaart en vermoeit
het hoofd; zij berooft de ziel van raad,
besluit, oordeel en moed, en slaat hare
krachten geheel tor neder. In het kort
zij is als een harde winter, die alle schoon-
heid van de aarde wegvaagt en alle le-
vende wezens verstijft; want zij berooft
do ziel van allen troost en slaat haar met
onmacht in al hare vermogens.
Zoo het u ooit gebeurt, Philothea, dat
gij door dezo slechte droefheid gekweld
wordt, beoefen dan do volgende middelen:
is iemand bedroefd, zegt do H. Jacobus,
dut hij bidde. Hot gebed is een alge-
meen geneesmiddel, want het verheft den
geest tot God, dio onze eenige vreugde
en eenige troost is; maar gebruik terwijl
-ocr page 412-
410               INLEIDING TOT II KT
gij bidt, verzuchtingen en woorden, hetzij
in- hetzij uitwendig, die tot vertrouwen
en liefde tot God opwekken, zooais: o
God van barmhartigheid! o mijn goe-
de Meester! mijn zoete Zaligmaker,
mijn leven, mijne vreugde, mijne hoop!
o waarachtige Bruidegom en Welbeminde
mijner ziel! en andere dergelijken.
Bestrijd levendig de neigingen tot droef-
heid, en hoewol het u schijnt, dat al wat
gij gedurende dien tijd doet, met lauw-
heid, droefheid en lafhartigheid geschiedt,
moet gij evenwel niet nalaten het te doen;
want als de vijand, die ons door de droef-
heid afkeerig wil maken van de goede
werken, ziet, dat wij zo toch doen, en
dat zij nog meer waarde krijgen, door
dat wij zo niettegenstaande onzen tegen-
zin doen, zal hij ophouden ons te kwellen.
Zing geestelijke lofzangen; want de dui-
vel heeft dikwijls zijne pogingen bij dit
middel gestaakt: getuige de boozegeest,
die Saül kwelde en wiens geweld bedwon-
gen werd door de zoete toonen van Davids
harp.
Het is goed om zich tot uitwendige
bezigheden te begeven en deze zooveel
mogelijk af te wisselen, om daardoor de
ziel te verstrooien van het onderwerp,
-ocr page 413-
GODVRUCHTIG LEVEN.             411
dat haar bedroeft en om do levensgeesten
te zuiveren en op te wekken: want de
droefheid is een hartstocht van de koude
en drooge lichaamsgesteldheid.
Verricht uitwendige oefeningen van vu-
righeid, al doet gij ze ook zonder smaak:
omhels een kruisbeeld, druk het aan uw
hart, kus zijne handen en voeten, verhef
uwe handen en uwe oogen ten hemel, en
richt uwe stem tot God door woorden
van liefde en vertrouwen, gelijk de vol-
gende : Mijn Welbeminde is aan mij en ik
ben aan Hem ; mijn Welbeminde is als een
ruiker van myrrhe op mijn hart; mijne
oogen kunnen zich niet verzadigen in IJ te
beschouwen, o mijn Godl ik houd niet op
U toe te roepen: Wanneer zult Gij mij
vertroosten?
OJesus! wees mij een Jesus!
leve Jesus! en mijne ziel zal leven. Wie
zal mij scheiden van de liefde van mijn
God?
en andere dergelijke verzachtingen.
Het matig gebruik der lijfkastijding
is een goed middel tegen de droefheid,
omdat deze uitwendige pijn, uit vrijen
wil genomen, do inwendige vertroosting
verwerft; en omdat do ziel bij het gevoe-
len dor uitwendige smarten, niet meer
aan de inwendige denkt. Do veelvuldige
Communie is ook een uitstekend middel;
-ocr page 414-
41 jl               INLEIDING TOT HET
want dit hcmelsch brood versterkt het
hart on verheugt den geest.
Ontdek nederig en getrouw aan uwen
zielbostierder alle gevoelens on alle inbla-
zingen , die uit uwe droefheid voortkomen;
zoek het gezelschap van blijmoedige en
geestige personen, en ga gedurende dien
tijd zooveel mogelijk met hen om. Stel
u eindelijk in de handen van God, en
bereid u, om met geduld die vervelende
droefheid te lijden als een rechtmatige
straf voor uwe ijdele vreugden, en twijfel
niet of God zal, na u beproefd ie hebbon,
u van uwe kwaal verlossen.
XIII.
Over de geestelijke en gevoelige vertroostingen, en
hoe men er ilch vun moet bedienen.
God doet deze wereld een opeenvol-
ging van onophoudelijke wisselingon on-
dergaan en beurtelings ziet men den dag
veranderen in nacht, de lente in zomer,
den zomer in herfst, den herfst in winter
en den winter in lente, de eene dag is
nooit volkomon gelijk aan den anderen,
-ocr page 415-
GODVRUCHTIG LEVEN.             413
er zijn nevelachtige", regenachtige, drooge
en stormachtige dagen: oene verscheiden-
heid, die aan dit heelal eene groote schoon-
heid geeft. Zoo is het ook met den
menseh, die volgens het woord der ouden,
een wereld in hot klein is, want nooit is
hij in denzelfden staat, en zijn leven ver-
loopt op aardo als de wateren van een
stroom, zondor ophouden wordt zij mede-
gesleept tot een menigte verschillende be-
wegingen, die hem nu eens opheffen door
do vrees, nu ter rechterzijde buigen door
do vertroosting, dan weder ter linker door
do droefheid; en nooit is een enkele zijner
uren geheel gelijk aan het andere.
Dan, te midden van zulk een groote
ongelijkheid van gebeurtenissen en voor-
vallen, is het uiterst gewichtig, dat wij
altijd eeno onveranderlijke gelijkheid des
harten bewaren; en ofschoon alles om ons
heen zich verschillend keert en wendt,
moeten wij altijd onze blikken naar den
hemel gericht houdon, en onwrikbaar zijn
in ons besluit, om zonder ophouden naar
God te strevon om eens bij Hem te ko-
men. Wolken koers het schip ook neme,
dat het zich naar het oosten of naar het
weston, naar het noorden of naar het
zuiden richte, en hoe de wind ook is,
-ocr page 416-
él4               INLEIDING TOT HET
nooit zal de kompasnaald naar iets an-
ders dan de poolster gericht zijn. Dat
even zoo alles het onderste boven gekoerd
wordt, niet alleen om ons heen, maar
ook in ons; dat is, laat onze ziel droo-
vig, blijde, in zoetheid, in bitterheid,
in vrede, in verwarring, in licht, in
duisternissen, in bekoringen, in rust, in
walging, in dorheid of in blijgeestigheid
zijn: laat do zon haar branden of de
dauw haar verfrisschcn, ach mocht dan
altijd de naald van ons hart, van onzen
geest, van onzon bovenaardschon wil, die
ons kompas is, onveranderlijk gericht
zijn, en voortdurend streven naar de
liofde van God, zijn Schepper, zijn Zalig-
maker, zijn eenig en opperst goed.
Hetzij wij leven, hetzij wij sterven, zegt
de Apostel, wij hehooren aan God; en wie
zal ons scheiden van de liefde van Jesus
Christus ?
Neen, nooit zal iets ons van
die liefde scheiden, noch tegenspoed,
noch benauwdheid, noch de dood, noch
het leven, noch het tegenwoordig kwaad,
noch de vrees voor toekomende rampen,
noch de lisbon van de booze geesten, noch
do hoogte dor vertroostingen, noch do
diepte der droefheden, noch de zoetheid,
noch de dorheid, noch eenig schepsel
-ocr page 417-
GODVRUCHTIG LEVEN.             415
ter wereld moet ons ooit scheiden van
die heilige liefde, die gegrondvest is in
Jesus Christus.
Dit zoo vaste besluit om nimmer God
noch zijne heilige liefde te verlaten, diont
als tegenwicht voor onze zielen om ze in
eene heilige en volmaakte gelijkheid te
houden bij al de oneffenheden en bewe-
gingen, die de staat van dit leven haar
aanbrengt. Want even als de bijen wanneer
zij in liet open veld door den wind over-
vallen worden, kleine steentjes nemen,
om zich in de lucht te kunnen houden
en niet zoo licht woggeslingerd te worden
door den storm; zoo ook moet onze ziel
met vurigheid het besluit omhelzen, om
altijd haren God te beminnen en dan zal
zij staande blijven te midden der on-
standvastigheid en veranderlijkheid der
vertroostingen en droefheden, hetzij gees-
telijke, hetzij tijdelijke, uit- of inwendige.
Doch behalve deze algemeene regels,
hebben wij eenigo bijzonderheden uoodig.
1. Ik zeg dan dat de godvrucht niet
bestaat in al die zoetheden, aangenaam-
heden on gevoelige vertroostingen, die
ons tot tranen en zuchten bewegen, en
ons een zekere aangename voldoening ge-
ven in eenige godvruchtige oefeningen.
-ocr page 418-
410              IK LEI DIKG TOT HET
Neen, Philothea, do godvrucht on dit zijn
niet hetzelfde; want er zijn vele zielen,
die deze vertroostingen hebben, en die
niettemin vol gebreken zijn, waaruit volgt
dat zij gocn ware liefde tot God, on nog
veel minder eonigo ware godvrucht heb-
ben. Toon Saül den armen David tot
den dood vervolgde in do woestijn van
Engaddi, kwam hij geheel alleen in een
grot, waarin David met zijne lieden ver-
borgen was. David die hem hij deze
gelegenheid gemakkelijk had kunnen doo-
den, schonk hem het loven on wilde hem
zelfs goon vrees aanjagen; maar toen hij
hom ongehinderd had laten uitgaan, riop
hij hem na om hem zijne onschuld te
betuigen, en hem te doen zien, dat hij
hem in zijne macht had gehad. Wat
deed toen Saül wel niet om aan David
te tooncn, dat zijn hart vertoederd was?
hij noemde hem zijn kind, begon luide
te weencn, hem to prijzen, zijne edel-
moedigheid te zegenen, God voor hom
te bidden, hem zijno toekomstigo groot-
heid to voorspellon en hem de zorg van
zijn eigen huis op to dragen. Had hij
grooter smart en gevoeligheid kunnen doen
blijken? Niettemin bij dat alles was zijn
hart niet veranderd, en hij bleef David
-ocr page 419-
RODVKVCHTIG LEVEN.                117
vervolgen even wreed als vroeger. Zoo
is het ook met personen, die bij het zien
van de goedheid Gods en het lijden des
Zaligmakers, grooto verteederiugen des
harten gevoelen , die hen zuchten doen
slaken, tranen vergieten, gepaard met
zulke gevoelige gebeden en dankzeggin-
gen, dat men hen doordrongen zou ge-
looven van een zeer groote god vrucht;
maar als men hen nauwkeurig beziet,
bevindt men dat even als de voorbijgaande
regens van een heeten zomer met groote
druppelen op de aarde vallen zonder haar
te doordringen en tot niets dienen dan
om paddestoelen voort te brengen, zoo
ook die tranen van teederheid die op een
ondeugend hart vallen, dit niet doordrin-
gen en het volstrekt tot niets dienstig
zijn : want bij dat alles zouden die arme
lieden zelfs geen greintje willen missen
van het onrechtvaardig verworven goed
dat zij bezitten, zij zouden geen enkele
hunner slechte neigingen willen verzaken,
en zich niet de kleinste moeite der wereld
willen geven voor den dienst van dien
Zaligmaker, dien zij zoo beweend heb-
ben; zoodat de goede bewegingen, die
zij gehad hebben slechts geestelijke padde-
stoelen zijn, die niet alleen de ware god-
81
                                          27
-ocr page 420-
41b              INLEIDING TOT HET
vrucht niet zijn, maar zoor dikwijls zelfs
grooto listen zijn van don vijand, waar-
door hij doze zielen met die kleino ver-
troostingen bezig houdt, haar daardoor
tevreden en voldaan over zicluelven maakt,
en haar vervolgens de ware en echte god-
vrucht doet verwaarlozen, die bestaat in
een standvastigen, bepaalden, ijverigen en
werkzamen wil om ton uitvoor te brengen,
wat men weet dat aan God aangenaam is.
Een kind zal tceder weenen, als hij
den geneesheer bij zijne moeder oene ader-
lating ziet verrichten, doch als zijne moe-
der, waarvoor hij weende, hem terzelfder
tijd een appel of suikergoed vraagt, dat
hij in zijne hand heeft, zal hij hot
volstrekt niet afgeven. Zoo rijn de meeste
onzer teedere godvr.ichtigheden: als wij
aan Jcsus Christus een lanssteek zien toe-
brengen, die Hom het hart doorboort,
dan weenen wij mot teederheid. Helaas!
Philothea, het is goed to weenen over
den dood en het smartelijk lijden van
onzen Vader en Verlosser, maar waarom
geven wij hem dan den appel niet, dien
wij in onze handen hebben, en dien hij
met zooveel aandrang vraagt ? te weten,
ons hart, dien eenigen appel van liefde,
welke die dierbaro Zaligmaker van ons
-ocr page 421-
GOUVKUCUTIG LEVEN.             419
vraagt ? Waarom offeren wij hem niet
zoovele kleine neigingen, voldoeningen,
vermaken, die hij uit ons hart wil rukken,
zonder er ooil; toe t3 kunuen geraken,
omdat dit ons go\'iefd suiksrgoed is, waar-
naar wij gretiger zijn dan naar de goe-
deren zijnor goddelijke genade? Ach dat
alles zijn vriendschappen van kleine kin-
deren; teeder maar zwak, maar grillig,
maar zouder uitwerking. De godvrucht
bestaat dus niet in dergelijke gevoelige aan-
doeningen, die somtijds voortkomen uit een
weekolijken aard, die gemakkelijk alle in-
drukken ontvangt die men hom wil geven,
en die somtijds ook een kunstgreep zijn van
den vijand, waardoor hij, om ons buter te
bedriegen, zoo onze verbeeldiug opwint.
2. Evenwel zijn de\'.e teedere en ge-
voelige zoethedou somtijds zeer nuttig;
want zij wokken de lust der ziel op,
versterken don geest en voegen bij de
strengheid der godvrucht eeue heilige
en levendige blijdschap, die ouze daden,
zelfs uitwendig zeer schoon en aangenaam
maakt. Daaruit ontstaat die smaak voor
het goddelijke, die David deed uitroepen:
O Heer! hoe zoet zijn uwe woorden voor
mijn gehemelte! zij zijn zoeter voor mijn
hart dan honig voor mijnen mond.
Én
-ocr page 422-
J-20              INLEIDING TOT HET
inderdaad het is zeer waar, dat de minste
kleine vertroosting, die do god vrucht
ons schenkt, bij alle geval meer waard
is dan de uitgezochtste vermaken der
wereld. Het is do molk, waarvan ons
de H. Schrift spreekt, welke verkieslijker
is dan de uitgezochtste wijn; hij die er
van geproefd heeft, beschouwt alle andere
mcnschelijke vertroostingen als gal en
alsem ; en even als zij die scythisch kruid
in den mond nemen, daarvan zulk een
groote zoetheid ontvangen, dat zij noch
hongor noch dorst meer gevoelen, zoo
ook kunnen zij, aan wie God het hemolsch
manna der inwendige vertroostingen heeft
geschoukeu, de vertroostingen der wereld
niet meer verlangen of aannemen, ten
minste om er smaak in te vinden en hun
hart mede bezig te houden. Zij zijn kleine
voorsmaken van de onsterfelijke zoet he-
den, die God geeft aan de zielen die
Hem zoeken; zij zijn suikerboonen die
Hij aan zijne kleine kinderen geeft om
ze tot zich te lokken; zij zijn hartver-
sterkende wateren dio Hij hun aanbiedt
om ze te versterken; soiatijds zijn zij ook
onderpanden van de eeuwige beloouing
die hen wacht. Men zegt dat Alexander
de Groote toen hij op zee was, oordeelde,
-ocr page 423-
GODVRUCHTIG LEVEN.             421
mt den zoeten geur , waarvan de lucht
doordrongen was, dat hij niet ver verwij-
derd kon zijn vanGelukkig Arabië, hetgeen
hem veel diende om de bemanning zij-
ner vloot aan te moedigen: en zoo ook
geven ons de zoetheden der geuade te
midden der stormen van dit sterfelijk
leven, een voorsmaak van de onuitspre-
kelijke genoegens van het hemelsch va-
derland, waarnaar wij verzuchten.
3. Maar, zult gij mij zeggen; als er
gevoelige vertroosliugen zijn, die goed
zijn, en van üod komen, en er ook on-
nuttige, gevaarlijke en zelfs verderfelijke
zijn, die van de natuur of don duivel
komen, hoe kan ik die dan kennen en
de kwade en onnutte van de goede on-
derscheiden? Het is een algemecne regel,
Philothea, voor de neigingen en harts-
tochten onzer ziel, dat wij ze moeten
kennen uit hunne vruchten: onze harten
zijn de boonen, onze neigingen en harts-
tochten de takken en onze werken de
vruchten. Het hart is goed, als het
goede neigingen heeft, en de neigingen
zijn goed, als zij in ons goede uitwerk-
selen en heilige daden voortbrengen.
Maken dus de zoetheden en vertroostin-
gen ons nederiger, geduldiger, handel-
-ocr page 424-
422              INLEIDIKG TOT HET
baarder, liefdevoller en toegevender voor
den naaste, vuriger om onze hartstochten
te versterven, ijveriger in onze plichten,
rneer onderworpen en buigzamer voor
onze overheden, eenvoudiger in ons Jeven,
zonder twijfel, Philotliea, dan zijn zij
uit God; maar als die zoetheden slechts
zoet zijn voor ons zelveu, als zij ons
nieuwsgierig, bittor, licht geraakt, on-
geduldig, stijfhoofdig, trotsch, aanmati-
gend, hardvochtig tegen den naaste
maken, en als wij, ons verbeeldende reeds
kleine heiligen te zijn, noch berisping
noch raad zouden willen verdragen; zijn
dit ontwijfelbaar valsche en verderfelijke
vertroostingen. Een goede boom brengt
slechts goede vruchten voort.
4. Ais wij zoetheden en vertroostingen
hebben, le Vernederen wij ons diep voor
God; wachten wij ous, om in deze zoethe-
den te zeggen: O! wat ben ik goed!
Neen, Philothea, niet de goedoren makeu
ons beter, want zooals ik gezegd hob,
daarin bestaat de godvrucht niet; maar
zeggen wij: O! wat is God goed voor
hen, die op Hem hopen en voor de ziel
die Hem zoekt! Wie suiker in den mond
beeft, kan daarom niet zeggen, dat zijn
mond zoet is, maar wel dat de suiker
-ocr page 425-
GODVRUCHTIG LEVEJS.             123
zoet is; zoo ook ofschoon dezo geestelijke
zoetheid zeer goed is, en omdat God
die haar geeft zeer goed is, volgt daar
niet uit, dat hij, die haar ontvangt,
goed is. 2e Erkennen wij dat wij nog
kleine kinderen zijn, die behoefte hebben
aan melk, en dat deze lekkernijen ons
slechts gegeven worden, omdat onze
geest nog teedor en zwak is, en dat er
zulke aanlokkingen noodig zijn, om ons
tot de liefde Gods te brengen. 3e Maar
vervolgens in het algemeen gesproken,
laat ons die genaden en gunsten aller-
nederigst ontvangen, en beschouwen wij
ze als zeer kostbaar, niet zoo zeer op
zichzelven, maar omdat de hand Gods
ze in ons hart uitwerkt, even als eene
moeder zou doeu, die om vermaak te
doen aan haar klein kind, het kleine
lekkernijen, de eene na den andere, in
den mond legt; want, als hot kind onder-
scheiding had, zou het de zoetheid der
moederlijke liefkozingen voel hooger ach-
teD , dan de zoetheid der lekkernij zelve;
zoo ook, Philothea, is het zoet, zoctheden
te smaken; maar het is de zoetheid der
zoetheden als men bedenkt, dat God ze
met zijne liefderijke en moederlijke hand
in ons hart, in onzen geest en in onze
-ocr page 426-
424              INLEIDING TOT HET
ziel logt. 4e Als wij ze aldus nederig ont-
vangen hebben, gebruiken wij ze dan
zorgvuldig volgens de meening van Hem ,
die zo ons geeft. Waartoe geeft God
ons deze zoetlieden ? is het niet om onze
liefde jegens Hem op te wekken en ons
zachtmoedig jegens don naaste te maken?
Eene moeder geeft lekkernijen aan haar
kind, om eenige liefkozingen van hetzelve
te ontvangen; eveneons verwacht God,
als wedergift voor zijne vertroostingen,
van ons betuigingen van liefde en dank-
baarheid. Nu, wij hebben geen zekerder
middel om Hem beiden te betuigen, dan
Uns voor Hem te vernederen , zijne ge-
boden te onderhouden en zijne verlangens
te volgen. 5" Wij moeten vorder van tijd
tot tijd aan dergelijke vertroostingen en
zoetheden verzaken door ons hart er van
los te maken, en to verklaren, dat of-
schoon wij ze nederig aannemen en ze
beminnen als gaven die uit Gods hand
komen en die ons opwekken om Hem te
beminnen, wij ze evenwel niet zoeken,
maar God en zijne heilige lieide; niet de
vertroosting, maar den Vertrooster; niet
de zoetheid, maar den zoeten Zaligmaker;
niet den gevoeligen smank, maar Hem
die de zoetheid is van hemel en aarde.
-ocr page 427-
GODVRUCHTIG LEVBK.             425
Deze gesteltenis moet zóó zijn, dat wij
vast besloten zijn om standvastig in de
heilige liefde Gods te blijven, zelfs als
moesten wij geheel ons leven geen enkele
vertroosting hebben, ons even bereid
houdende om zoowel op den Calvarieberg
als op den Thabor te zeggen: Hoer! hot
is mij goed bij U te zijn, hetzii Gij op
het kruis, hetzij Gij in heerlijkheid zijt.
6e Eindelijk raad ik u, wanneer gij met
zekeren overvloed dergelijke gevoelige
vertroostingen zoudt outvangon, of wel
als gij hierin iets buitengewoons zoudt
ondervinden, dat gij oprecht met uwen
zielsbostierder er over spreekt, om te
leeren met welke gematigdheid en voor-
zichtigheid gij er gebruik van moet ma-
ken , want er staat geschreven: Hebt gij
honig gevonden? eet er van wat voldoende is.
-&-
XIV.
Over de dorheden en geeetelQke onvrnehtbiiarheden.
Als gij vertroostingen hebt, geliefde
Philothea, gedraag u dan zooals ik hier-
vóór gezegd heb. Maar deze zoo aange-
-ocr page 428-
42G              INLEIDING TOT HET
name tijd zal niet altijd duren. Somtijds
zult gij zoodanig beroofd zijn van alle
gevoel van god vrucht, dat uwe ziel u
een woest, onvruchtbaar, dor land zal
toeschijnen waar noch voetpad, noch weg
is om tot God io gaan, noch een druppel
water van genade om haar te bevochtigen
bij de droogten die haar verteoren, en
die haar schijnbaar geheel en al ten onder
brengen. Helaas! hoe medelijdenswaardig
is eene ziel in dien staat, vooral als dit
kwaad hevig is! want dan voedt zij zich,
naar het voorbeeld van David, dag en
nacht met tranen, terwijl de vijand door
duizend inblazingen, om haar moedeloos
te maken, haar bespot en zegt: Ach!
rampzalige , waar is uw God? langs welken
weg zult gij Hem kunnen vinden ? wie
zal u ooit de vreugde zijner heilige ge-
nade wedergeven?
Wat zult gij in dien tijd doen, Philo-
thea? Onderzoek, van waar het kwaad
komt: dikwijls zijn wij zelf de oorzaak
van onze onvruchtbaarheden en dorheden.
1. Even als eene moeder suiker wei-
gert aan haar kind dat door wormen is
geplaagd, eveneens ontneemt God ons
zijne vertroostingen, als wij er eenig ijdel
zelfbehagen in scheppen , en wij aan den
-ocr page 429-
GODVRUCHTIG LEVEN.             427
worm der hoogmoed lijden. Het is mij
goed, o mijn God/ dat gij mij vernederd
hebt,
zeide üavid; want, vóór ik vernederd
was, had ik u beleedigd.
2.    Als wij de zoetheden en heerlijk-
heden van de liefde Gods verzuimen aan
te nemen, op den door hem gestelden
tijd, dan onttrekt hij ze ons, tot straf
voor onzo traagheid. De Israëliet die
des morgens vroeg geen Manna raapte,
kon dit niet meer doen, nadat do zon
was opgekomen, want dan was alles
gesmolten.
3.     Wij rusten somtijds traag te midden
der vergankelijke voldoeningen en ver-
troostingen dezer wereld, zooals de Bruid
der Gezangen deed. De Bruidegom onzer
zielen komt kloppen aan de deur van
ons hart; Hij vermaant ons om tot onze
geestelijke oefeningen terug te keeren;
maar wij onderhandelen met Hem, omdat
wij niet geneigd zijn die ijdele vermaken
te verlaten en aan die valsehe goederen
te verzaken; daarom gaai; hij voorbij en
laat ons zitten; en als wij Hem daarna
willen zoeken, hebben wij veel moeite
Hem te vindon, hetgeen een zeer recht-
matige straf is, daar wij zoo weerspannig
zijn geweest aan zijne liefde, om er de
-ocr page 430-
42S              INLEIDING TOT HET
aanlokking van te verwerpen om die
van de wereldsche zaken te volgen. Ach 1
arme ziel gij hebt u voorzien van het
meel van ïypte, gij zult het Manna des
Hemels niet hebhen. De bijen haten alle
kunstmatige geuren; en de zocthcden des
H. Geostes zijn onverecnigbaar met de
kunstmatige zoetheden der wereld.
4.     De dubbelhartigheid en geveinsd-
heid, die men in de biecht en andore
geestelijke gesprekken die men met zijn
geestelijken leidsman heeft, gebruikt, zijn
oorzaak van dorhodeu en onvruchtbaar-
heden; want daar gij den H. Geest be-
liegt, is het geen wonder, als Hij u zijne
vertroostingen weigert. Gij wilt niet een-
voudig en oprecht zijn als een klein kind,
gij zult dus ook de lekkernij der kleine
kinderen niet hebben.
5.    Ons hart heeft zich verzadigd aan
de vermaken der wereld; moet men zich
daarna verwonderen, als gij tegenzin hebt
in de hemelsche zoetheden ? De verzadigde
duiven vinden de kersen bitter, zegt een
oud spreekwoord. God heeft hen die hon-
gerig waren, met goederen vervuld,
zegt
de II. Maagd, en die rijk waren, ontbloot
van alles heen gezonden.
Zij derhalve die
rijk zijn in vermaken der wereld, zijn niet in
-ocr page 431-
GODVRUCHTIG LEVEN.               (J
staat om do vreugden dos H. Geostes te
genieten.
6. Hebt gij de vrucht der ontvangen
vertroostingen goed bewaard, zoo zult
gij weder nieuwe ontvangen; want aan
hem die heeft, zal men nog meer geven;
maar aan hem die niet heeft wat men
hem gegeven heeft, en dit door zijn schuld
heeft verloren, zal men zelfs datgene ont-
nomen, wat hij niet heeft, dat is, men
zal hem van degenaden berooven, die voor
hem bereid waren. De regen geeft leven
aan de planten, die groeikraeht hebben;
maar aan planten die dit niet hebben,
ontneemt zij ook nog het weinige leven,
dat zij schijnen te hebbon on. vernielt ze
geheel en al. üin deze en andore der-
gelijke redenen verliezen wij do vertroos-
tingen van God, en vallen wij in duizend
dorheden en onvruohtbaarheden des gees-
tes. Onderzoeken wij dan ons geweten,
om te zien of er niet een dezer gebreken
in ons is. Maar zijn wij bedacht, Phi-
lothea, dit onderzoek zonder ongerust-
heid of nieuwsgierigheid te doen. En als
wij, na onze gesteltonissen getrouw te
heoben nagegaan, bevinden, dat de oor-
zaak van de kwaal in ons zclven ligt,
moeten wij er God voor bedanken: want
-ocr page 432-
430              INLEIDING TOT HKT
de kwaal is half genezen als men er de
oorzaak van ontdekt heeft. Zoo gij daar-
entegen niets bijzonders ziet, dat u deze
dorheid schijnt veroorzaakt te hebben,
houd u dan niet bezig met een strenger
onderzoek, maar doo met alle eenvoudig-
heid, hetgeen ik u ga zeggen.
1.    Verneder u diep voor God in de
erkentenis van uwen niet en uwe ellende.
Zeg uit den grond van uw hart: Helaas!
wat bon ik, als ik aan mij zelven ben
overgelaten ? niets, Hoer, dan eon dorre en
van droogte overal opengespletone aarde,
die gi oote behoefte heeft aan regen, en
die de wind verstuift.
2.    Aanroep God, en vraag Hem de
zoetheid zijner genade: Geef\'mij, o Heer!
de heilzame vreugde van uwen geest terug.
Mijn Vader, zoo het mogelijk is, verwij-
der van mij dezen kelk.
0 Zaligmaker
Jesus! weerhoud dien brandendcn wind,
die mijn hart verdroogt; en gij o kost-
bare wind der vertroostingen! kom, waai
over mij, en de planten van mijnen tuin
zullen een zoeten en aangenamen geur
verspreiden.
3.    Ga naar uwen biechtvader, open
hem uw hart, doe hem al de plooien van
uwe ziel zien, en neem alle raadgevingen
-ocr page 433-
GODVRUCHTIG LEVEN.             431
die hij u zal voorstellen , met groote een-
voudigheid en ootmoed aan; want God
die oneindig do gehoorzaamheid bemint,
maakt dikwijls de raadgevingen nuttig,
dio men van anderen ontvangt, en vooral
van hen, die hij heeft gesteld om de zielen
te leiden, dan zolfs wanneer er weinig
schijn van een gelukkigen uitval is; zoo
maakte hij voor Naaman de wateren van
den Jordaan heilzaam, wier gebruik Eli-
seus, zonder eenige schijn van mensche-
lijke roden hem had voorgeschreven.
4. Maar na dit files is niets zoo nuttig
in dorgeli_ke dorheden, dan dat men niet
al te vurig verlangt om er van verlost
te zijn. Ik zeg niet dat men geen een-
voudige wenschen mag door. om verlost
te zijn, maar ik zeg dat men er zich niet
al te veel aanmoet hechten, en dat mon
zich moet overgeven aan de goddelijke
Voorzienigheid, opdat zij aan onzen pijn-
lijken toestand een einde stelle, als het
haar zal behagen. Zeggen wij dan tot
God in dien tijd, mot zooveel verlangen
als wij kunnen en te midden van die
doornen die wij moeten verduren: O mijn
Vader
, zoo het mogelijk is, verwijder dan
van mij dien kelk; maar
voegen wij er
ook met grooten moed bij: Evenwel niet
-ocr page 434-
1-32              INLEIDING TOT HEI
gelijk ik tril, maar gelijk Gij wilt; en be-
rusten wij daarbij met alle mogelijke kalmte;
want als God ons in deze heilige onver-
schilligheid ziet, zal Hij ons met vele
genaden en vertroostingen begunstigen:
even als, toen hij zag dat Abraham be-
reid was Hem zijn zoon te offeren, Hij zich
met deze oefening van overgeving tevreden
stelde on hem beloonde met eeue heilige
verschijning en den zegen dien hij zoowel
aan hem als aan zijne nakomelingschap
schonk. Wij moeten ook in dergelijke
droefheden, zoo lichamelijke als geeste-
lijke en bij do verstrooiingen ot beroovin-
gen van gevoelige godvrucht die ons
overkomen, uit geheel ons hart met eene
diepe onderwerping zeggen: De Heer heeft
mij vertroostingen gegeven
, de Heer heeft
ze mij ontnomen; dat zijn heilige naam
gezegend zij;
want, als wij volharden in
deze oefening van nederigheid, zal hij
ons zijne zoete gunsten wedergoven, zooals
Hij aan Job deed, die voortdurend deze
woorden gebruikte bij zijne rampspoeden.
5. Eindelijk Philothoa, laat ons, bij
al onze dorheden en onvruchtbaarheden,
den moed niet verliezen. Maar verwach-
ten wij met geduld de wederkomst der
vertroostingen en gaan wij onzen gewonen
-ocr page 435-
GODVKUCIITIG LEVEN.             433
gang. Verzuimen wij daarom geen enkele
oefening van godvrucht; integendeel ver-
menigvuldigen wij nog, zoo het mogelijk
is onze goede werken, en daar wij aan
onzen Bruidegom niets beters kunnen
aaubieden, zoo offeren wij Hem ons hart
zoo dor als hot is ; dit eerbewijs zal Hem
niet minder aangenaam zijn, mits wij vast
besloten zijn Hem altijd te beminnen. Als
de lente schoon is, brengen de bijen veel
honig en weinig jongen voort; omdat zij
begunstigd door het schoone weder zich
zoo zeer bozig houden, met honig op de
bloemen te vergaderen, dat zij hunne
nymfen vergeten voort te brengen; maar
als de lente guur en nevelachtig is, bren-
gen zij meer nymfen en minder honig
voort; want als zij niet kunnen uitvliegen
om honig to vergaderen, houden zij zich
meer bezig met de vermenigvuldiging van
hun geslacht. Het gebeurt ook menig-
maal Philothea, dat de ziel, als zij zich
in de schoone lente der geestelijke ver-
troostingen bevindt, zich zoo zeer bezig
houd met die te smaken en in te zuigen ,
dat zij door den overvloed van deze heer-
lijke zoethedon, veol minder goede wer-
ken doet; terwijl zij te midden der geeste-
lijke bitterheden en dorheden, naarmate
81
                                          28
-ocr page 436-
134               INLSIDING TOT HET
zij zich meer beroofd ziot van de aange-
name gevoelens der godvrucht, ook des
te meer hare goede werken vermenigvul-
digt, en overvloediger is in de inwendige
voortbrenging van waarachtige deugden
van geduld, nederigheid, verachting van
zichzelve, overleving en onthechting.
Het is dus een groot misverstand bij
vele personen en bijzonder onder de vrou-
wen, te gelooven dat de dienst van God,
zonder smaak, zonder zoetheid, zonder
gevoelige bevalligheid, daarom minder aan-
genaam is aan zijne goddelijke Majesteit;
daar integendeel onze daden zijn even als
de rozen, die als zij frisch zijn, meer
bevalligheid, maar als zij droog zijn,
meer kracht en geur hebben; want of-
schoon onze werken met smaak verricht
aangenamer zijn aan ons, die slechts
onze eigene vertroosting aanzien, toch
hebben zij altijd, wanneer zij met dor-
heid en walging verricht zijn, meer
geur en waarde voor God. Ja waarde
Philothea, ten tijde van dorheid brengt
onze wil ons als met geweld tot de dienst
van God; en bijgevolg moet zij dan krach-
tiger en standvastiger zijn dan ten tijde
der vertroostingen: het is niets groots
een vorst te dienen te midden der zoet-
-ocr page 437-
GODVRUCHTIG LEVEN.            435
heden van den vrede en de geniotingen
van het hof; maar hem te dienen te mid-
den der vermoeienissen van den oorlog,
bij onlusten en vervolgingen, dit is een
waar \'teeken van getrouwheid en stand-
vastigheid. De gelukzalige Angela van
Foligny zegt, dat het aangenaamste gebed
voor God is, dat met geweld en dwang
gedaan wordt, dat is, een gebed dat wij
verrichten niet uit smaak en neiging, maar
alleen om aan God te behagen, als onze
wil er slechts met tegenzin heengaat, en
eerst de tegenzin en walging die hij er in
vindt moet bestrijden en bedwingen. Ik
zeg hetzelfde omtrent alle goede werken;
want, hoemeer tegenspraak wij, hetzij uit-
of inwendig, er bij ontmoeten, dos te aan-
genamer en dierbaarder zijn zij aan God.
Hoe minder ons eigen belang gelegen is
in de beoefening der deugden, des te
meer blinkt er de zuiverheid der godde-
lijke liefde in uit; een kind kust gemak-
kelijk zijne moedor, als zij het suiker
geeft, maar het is een bewijs dat het haar
zeor bemint, als het haar kust, nadat zij
het alsem of een bitteren drank heeft
ingegeven.
-ocr page 438-
436               INLEIDING TOT HET
XV.
Bevestiging en opheldering van het voorgaande, door
een merkwaardig voorbeeld*
Doch om al deze lessen duidelijker te
maken, wil ik hier eene zeer schoone plaats
aanhalen uit het ljven van den H. Ber-
nardus, zooals ik dit gevonden heb bij
een geleerd en oordeelkundig schrijver.
Het is, zegt hij , een zeer gewone zaak
bij hen die God beginnen te dienen en
nog geen ondervinding hebben van de
onttrekkingen dor genade en geestelijke
afwisselingen, dat zoodra zij die gevoe-
lige godvrucht en dat minnelijk licht dat
hen uitnoodigde om in de wegen Gods
te wandelen, niet meer gevoelen, zij ter-
stond den moed verliezen en in een groote
droefheid en kleinmoedigheid vallen. ])e
welonderwezen lieden geven hiervan als
reden op, dat de redelijke natuur niet
lang hongerig en zonder eenig genot hetzij
hemelsch, hetzij aardsch, kan blijven :
immers, daar do zielen, boven zich zei ven
verheven door den smaak dor bovenaard-
sche genoegens, gemakkelijk aan de zicht-
bare voorwerpen verzaken: zoo bevinden
-ocr page 439-
GODVRUCHTIG LEVEN.            437
zij zich, als door eene goddelijke be-
schikking hun deze goddelijke vreugde
ontnomen wordt, daarenboven beroofd van
lichamelijke vertroostingen, on daar zij
nog niet gewoon zijn om de terugkomst
der ware zon af te wachten , schijnt liet
hun dat zij noch in den hemel, noch op
aarde zijn, en dat zij begraven zullen
blijven in een eeuwigen nacht, zoodat zij
slechts weten te kwijnen en te zuchien,
zich lastig maken voor iedereen en vooral
voor zichzelven. Dit ook overkwam op
eene reis van den H. Bernardus, aan een
zijner kloosterlingen, genaamd Godfried
van Pétronne, die nog kortelings aan den
dienst van God verbonden was. Toen
deze goede broeder zich plotseling, dor,
van allen troost beroofd en met inwendige
duisternissen vervuld zag, begon hij te
denken aan zijne wereldsche vrienden,
aan zijne bloedverwanten, aan het fortuin,
dat hij had verlaten, en deze herinnering
bracht hem in zulk een hevige bekoring,
dat een der kloosterlingen van het huis,
dit aan zijn uiterlijk bemerkte, en zich
niet kon inhouden hem te zeggen: „Wat
scheelt er toch aan, Godfried?" hoe komt
het dat gij tegen uwe gewoonte, er zoo
droevig en mistroostig uitziet ? Ach! mijn
-ocr page 440-
138               INLEIDING TOT HET
broeder, antwoordde Godfried, uooit van
mijn leven zal ik meer blijde zijn. Door
medelijden bewogen door deze woorden,
haastte zicli de goede kloosterling om ze
aan den H. Bernardus te verhalen, die
het gevaar ziendo, zich aanstonds naar
de kerk begaf, en daar, terwijl Godfried,
door droefheid overmand op een steen
was ingeslapen, voor hem begon te bid-
don. Weldra was het gel cd van den
Heilige verhoord, en Godfried ontwaakte
met een zoo blij en opgeruimd gelaat,
dat zijn vriend, zulk een groote en spoe-
dige verandering niet kunnende begrijpen,
hom ocnige verwijten toevoegde over het
antwoord dat hij hem een weinig te voren
gegeven had. Toen gai Godfried hem ten
antwoord: Zoo ik daar even gezegd heb,
dat ik nooit van mijn leven weer blijde
zou zijn, thans verzeker ik u, dat ik
nooit meer droevig zal wezen.
Aldus eindigde de bekoring van dezen
godvruehtigen mensch. Doch leer uit
dit verhaal, Philothea:
1. Dat God gewoonlijk eenigen voor-
smaak der hemelsche wellusten geeft aan
hen, die in zijnen dienst komen, om ze
van de vermaken der wereld af te trekken
en hen aan te moedigen in het streven
-ocr page 441-
GODVRUCHTIG LEVEN.             43!)
naar de goddelijke liefde, even als eene
moeder, die om haar kind aan de borst
to gewonnon, er eerst een weinig honig
aau doet.
2.    Dat die goede God niettemin door
eene beschikking zijner wijsheid, ons
somtijds do melk en honig zijnor ver-
troostiugzn onttrekt, opdat wij daardoor
het droog en krachtig brood van eene
moedige godvrucht, die door de boproc-
ving der bekoringen en dorhoden is ge-
oefend, zouden leeren eten.
3.    Dat zich dikwijls groote bekoringen
verheffen to midden der droogheden en
dorhedon, en dan moet men de beko-
ringen moedig bestrijden, want zij zijn
niet uit God; maar de dorheden moet
men geduldig verdragen, omdat God ze
tot onze oefening heeft bevolen.
4.    Dat wij nooit den moed moeten
verliezen te midden der inwendige moeie-
lijkheden en niet zeggen met den goeden
Godfried: nooit zal ik blijde zijn; want
gedurende den nacht moet men het licht
afwachten en wedorkeorig bij hot schoonste
geestelijk weder, dat wij kunnen hebben,
moeten wij niet zeggen, nooit zal ik
droevig zijn: neen, want op de gelukkige
dagen, zogt de Wijze Man, moet men
-ocr page 442-
440              INLEIDING TOT HET
aan liet ongeluk denken, bij de smarten
moet men hopen en bij den voorspoed
vreezen; en zoo wol in den een als in
den anderen staat moet men zich altijd
verootmoedigen.
5. ])at het een opperst geneesmiddel
is zijne kwaal te ontdekken aan een wijs
persoon, die ons verlichten kan.
Eindelijk om deze zoo noodzakelijke
onderrichting to besluiten, zal ik aan-
merken dat in zaken van inwendige
smarten, zooals in alle andere dingen,
onze goede God en onze vijand lijnrecht
tegenovergestelde oogmerken hebben; want
God bedient zich van deze beproevingen
om ons tot eene groote zuiverheid des
harten te brengen, tot een algeheele ver-
zaking van ons eigen belang in hetgeen
zijn dienst betreft, en tot eene volmaakte
berooving van ons zelven. Terwijl de
duivel door al deze moeielijkheden ons
den moed tracht te doen verliezen, ons
naar den kant der zinnelijke vermaken
te doen terugkceren, en eindelijk ons
vervelend te maken voor ons zelven en
voor anderen, opdat men de heilige god-
vrucht zou verachten en belasteren. Maar
als gij de lessen in acht neemt die ik u
gegeven heb, zult gij zeer in volmaakt-
-ocr page 443-
GODVRUCHTIG LEVEN.             441
hoid toenemen door de oefening der gocs-
tolijke droefIteden , waarover ik, alvorens
te eindigen n nog oen klein woord moet
zeggen. Somtijds ontstaan de tegenzin,
de dorhedon en onvruchlbaarheden uit
de slechte gesteldheid des lichaams, bijv.
als men, door overmatig waken, werken
en vasten, afgemat is van vermoeienis,
en gekweld wordt door slaperigheid,
zwaarmoedigheid en andere dergelijke
zwakheden, die wel is waar van het
lichaam afhangen, maar niettemin den
geest hinderen, uit oorzaak van de nauwe
vereeniging die er tusschen lichaam en
geest bestaat. Nu, in dit geval, moet
men altijd bezorgd zijn, vele oefeningen
van deugd te verrichten met onzen geest
en goeden wil. Want al is onze ziel
schijnbaar ingesluimerd en geheel neer-
gedrukt door slaap en vermoeienis, zoo
belet dit niet dat de handelingen van
onzeu geest zeer aangenaam zijn aan God
en wij mot de gewijde F.ruid kunnen
zeggen: Ik slaap, maar mijn hart waakt.
Eindelijk zooals ik gezegd heb, hoe minder
lust men heeft op deze wijzo te werken,
zooveel te meer verdienste en deugd is
er in gelegen. Wat het middel betreft
dat men moet gebruiken, dit bestaat in
-ocr page 444-
4 2               INLMOING TOT HET
liet lichaam te versterken, door het wat
verademing cii een geoorloofde uil span-
ning too te staan. Zoo beval de H.
ïranciscus aan zijne kloosterlingen hunne
werken zoo te matigen, dat de vurigheid
des geestes niet onderdrukt werd.
Deze glorievolle Vader werd eens door
zulk een diepe treurigheid aangetast en
geslingerd, dat hij niet kon verhinderen
dat zij ook uitwendig zichtbaar werd;
want als hij met zijne kloosterlingen wilde
omgaan, kou hij niet, en als hij zich
van hen afscheidde, was het nog erger;
de onthouding en kastijdingen vermoeiden
hem en het gebed gaf hem geheel geene
verlichting. Twee jaren bleef hij in dien
staat, en wel zóó, dat hij geheel en al
van God verlaten scheen. Maar eindelijk,
nadat hij nederig dien woesten storm had
doorgestaan, gaf hem de Zaligmaker op
een oogenblik eene volledige en gelukkige
kalmte terug. Ik haal dit aan om te
toonon, dat de grootste dienaren Gods
aan deze schokken onderhevig waren,
en dat de anderen zich dus niet moeten
verwonderen, als hun ook eenige van die
beproevingen overkomen.
-ocr page 445-
GODVRUCHTIG LEVEN.             443
Vijfde Peel.
Bevattende oefeningen en onderrichtingen om
de ziel te vernieuwen en haar in de god-
vrucht te bevestigen.
I.
Dat men leder jaar tQne goede voornemens meet ver-
nieuwen door de volgende oefeningen.
Het eerste punt dezer oefeningen be-
staat in het diep besef van derzelver ge-
wicht. Onze menschelijke natuur wijkt
gemakkelijk van hare goede gesteltenissen
af, door de zwakheid en slechte neiging
van ons vleesch, dat de ziel bewaart en
haar altijd naar het aardsche trekt, tenzij
zij door aanhoudende pogingen streeft en
opvliegt naar het hcmelsche: zoo ziet men
ook de vogelen terstond ter aarde stor-
ten, zoodra zij ophouden te vliegen en
-ocr page 446-
Ui              INLEIDING TOT HET
met hunne vleugelen te slaan, om hun
vlucht gaande te houden. Daarom Phi-
lothca, hebt gij behoefte om dikwijls, de
goede voornemens te vernieuwen, die gij
gemaakt hebt om God te dienen, uit
vrees dat gij, dit nalatende, zoudt terug
vallen in uwen eersten staat of liever in
een nog veel droeviger, want een geeste-
lijke val heeft dat eigenaardigs, dat hij
ons altijd dieper ncderstort, dan wij ston-
den , vóór dat wij naar de godvrucht streef-
den. Er is geen uurwerk, hoe goed het
ook zij, of men moet het tweemaal per
dag, \'smorgens en \'s avonds opwinden en
gelijk zetten; en daarenboven moet men
het ten minste eens \'sjaars uit elkander
nemen, om het te reinigen van de roest,
de verbogen stukken herstellen en de
versleten raderen door nieuwe vervangen.
Zoo ook moet hij die een ware zorg heeft
voor zijn hart, dit des morgens en des
avonds opwindon door de hiervóór be-
handelde oefeningen: en daarenboven moet
men dikwijls den toestand van zijn hart
onderzoeken, het herstellen en vernieuwen,
en eindelijk ten minsto eens \'sjaars het
uit elkander nomen en elk stuk afzonder-
lijk onderzoeken, dat is alle hartstochten
en neigingen, en de gebreken te herstellen
-ocr page 447-
GODVRUCHTIG LEVEN.            445
die er zich aan bevinden; en even als de
horologemaker de raderen, veeren en alle
stukken van zijn uurwerk met fijne olie
bestrijkt, opdat het zachter loopt en er
geen roest aan komt; zoo moet ook de
godvruchtige persoon, na zijn hart uiteen
genomeu te hebben om het te hernieuwen,
het versterken door do Sacramenten der
Biecht en des Altaars. Ueze oefening,
Philothea, zal uwe door den tijd vermin-
derde krachten herstellen, uw hart ver-
warmen , uwe goede voornemens doen
herleven, en de deugden weder doen
bloeien in uwe ziel.
De eerste christenen hielden getrouw deze
oefening op den verjaardag van het doopsel
onzes fieeren; dan zegt de H. Gregorius
van Naziauze, vernieuwden zij plechtig
de geloofsbelijdenis en de beloften, die
in dit Sacrament gedaan worden. l)oen
wij insgelijks, Philothea, maar doen wij
het uit geheel ons hart, en met al onze
aandacht.
Als gij dan volgens den raad van uwen
geestelijken vader, hiervoor een geschik-
ten tijd hebt uitgekozen, en u een weinig
meer dan gewoonlijk hebt teruggetrokken
in de geestelijke en wereldlijke eenzaam-
heid, zult gij een, twee of drie overwe-
-ocr page 448-
416               1KLE1DING TOT HET
gingen houden over de volgende punten,
op de wijze, die ik u in het tweede deel
heb geleerd.
II.
Overweging over de genade, die God on» bewijst, door
ons te roepen tot zijne dienst, overeenkomstig de ver.
klaring In het eertte deel aangcwesen.
1.  Overweeg de punten uwer verklaring.
In het eerste punt, hebt gij alle dood-
zonde voor altijd verlaten, verworpen,
verfoeid en verzaakt. In het tweede hebt
gij uwe ziel, uw hart, uw lichaam , met
alles wat daarbij behoort, toegewijd en
toegeheiligd aan de liefde en den dienst
van God. Het derde punt is dat gij, als
u het ongeluk nog zou overkomen van te
vallen, dan door de genade Gods terstond
weder zoudt opstaan; maar zijn dat dan,
ik vraag het u, geen sohoono, rechtmatige,
waardige en edele besluiten? Overdenk
dan in uwe ziel, hoe redelijk, heilig en
beminnelijk deze verklaring is!
2.  Overwoeg aan wien gij deze verkla-
ring gedaan hebt; aan God: welnu, als
-ocr page 449-
GODVRUCHTIG I.EVKN.             447
het woord aan con monsch gegeven, ons
zulko nauwgezette verplichtingen oplegt,
hoeveel te meer dan het woord dat wij aan
God hebben gegeven ! Ach ! Heer, zeide
David , tot U hie/t mijn hart het gezegd:
mijn hart heeft dat goede voornemen ge-
vormd
, nooit zal ik het vergeten.
3.  Overweeg in tegenwoordigheid van
wie gij u verbonden hebt; het was onder
de oogen van geheel het hemelsch hof.
Helaas ! de H. Maagd, de H. Josef, uw
goede Engel, de H. Lodewijk, geheel dat
gezegend heirleger van Heiligen lette op
uwe woorden en zag met onuitsprekelijke
vreugde u neergeworpen aan de voeten
uws Zaligmakers, aan wien gij uw hart
toewijdde. Men vierde toen voor u een
vreugdefeest in het hemelsch Jerusalem ,
en heden zal men er de gedachtenis van
houden, als gij uit goeder harte uwe voor-
nemens vernieuwt.
4.   Overweeg door welke middelen gij
die verklaring deed: helaas! hoe zoet en
barmhartig handelde God toen met u!
spreek openhartig, heeft de H. Geest u
niet al zijne zoetheden doen gevoelen P
Trok God u niet tot zich met de banden
zijner liefde, om u te midden der stormen
dezer eeuw naar de haven van zaligheid
-ocr page 450-
14S              INLEIDING TOT HET
te geleiden ? O wat al hemelsche zoethe-
don van zijne genade deed Hij u smaken
in do Sacramenten, in hot gebed, in de
lezing! Helaas! geliefde Phiiothea, gij
sliep en God waakte over u, en Lij voedde
gedachten van vrede over uw hart, en
hield over u overwegingen van liefde.
5. Overweeg in welken tijd God u
deze groote voornemens inboezemde; het
was in den bloei van uwen leeftijd. Ach !
welk geluk vroeg te leeren, wat wij nooit
te vroeg kunnen kennen. Toon de H.
Augustiiius op den leeftijd van dertig
jaren uit do duisternissen word getrokken
riep hij uit: O oude schoonheid! Hoe heb
ik v, zoo laat gekend ? Helaas ! gij waart
voor mijne oogen tegenwoordig, en ik zag
u niet,
Dn ook gij kunt zeggen: o oude
zoetheid ! waarom heb ik u niet vroeger
gesmaakt? Helaas! Phiiothea, omdat gij
het nog niet verdiendet. Erken dan welke
genade. God u bewezen heeft, door u
reeds in uwe jeugd tot zich te roepen,
en zeg met David: Mijn God! Gij hebt mij
verlicht en geraakt van mijne jeugd af;
ook zal ik nooit ophouden daarvoor uwe
barmhartigheid te zegenen.
En als het
eerst in uwen ouderdom is geschied, ach!
welke genade dan, Phiiothea, dat God
-ocr page 451-
GODVKUCHTIG LEVEN.               449
u, na zooveel slecht gebruikte jaren, nog
voor uwen dood heelt goroepen en perk
heeft gestold aan uwc ellende in eon tijd ,
waarop, als zij had aangehouden, gij voor
eeuwig ellendig zoudt goblovon zijn!
6. Overweeg do uitwerkselen van deze
roeping; gij zult, donk ik, in u goluk-
kige veranderingen bespeuren als gij het-
geen gij zijt vergelijkt met hetgeen gij
waart. .Beschouwt gij het niet als eon
groot geluk, dat gij met God kunt spreken
door het gebed, dat gij Hom oprecht
wilt beminnen, dat gij zoovele hartstoch-
ten, die u verontrusten hebt gestild en
bedaard, dat gij zoovele zonden en gewe-
tenswroegingen hebt vermeden, en einde-
lijk dat gij zoo vele malen meer hebt
gecommuniceerd, dan gij anders wel deed,
en aldus uw hart hebt vereonigd met die
opperste bron van eeuwige genaden! Ach,
hoe groot zijn dezo genaden! Gij moet
ze wegen, Philothca, met do schaal des
heiligdoms, het is de rechterhand Gods,
die dit alles gedaan heeft. De hand des
Heeren,
zegt David, heeft dit wonder
gewrocht, zijne rechterhand heeft mij op-
geheven. O, ik zal niet stenen, maar
leven, en met hart en mond en werken
de wonderen zijner goedheid verhalen.
81                                             \'29
-ocr page 452-
450                 INLEIDING TOT llK\'i
Eindig, na al dezs overwegingen, die
zoo als gij ziet veel goede bewegingen aan-
bieden, eenvoudig met God to bedanken
voor do genaden, die gij van Hem hebt
ontvangen en Hem te bidden, dat Hij u
er een goed gebruik van doe maken.
Trek u vervolgens met nederigheid en
groot vertrouwen terug, en verschuif het
nemen van krachtige besluiten tot na het
tweede punt van deze oefening.
III.
Ovar het onderzotk van ooze ilt\'l naar haren vooruitgang .
Dit tweede punt van de oefening is
wat lang, en om het to beoefenen, zal
ik u zoggen, dat hot niet noodzakelijk
is, dit in eens to doen, maar dat gij het
met gedeelten kunt nemen; gij onderzoekt
eerst, veronderstel ik, uw gedrag jegens
God, vervolgens uw gedrag jegens den
naaste, en op een anderen keer uw gedrag
jegens u zelven: on eindelijk uwe harts-
tochten en neigingen. Het is evenmin
noodzakelijk, dat gij, om u aan God te
vertoonen, geknield zijt, tenzij in het
-ocr page 453-
GODVRUCHTIG LEVRN.             tól
begin en in het oiiide bij de verzuchtingen.
Wat de andere punten van het onderzoek
betreft, gij kunt ze zeer goed verrichten
op do wandeling, of nog beter wanneer
gij te bed zijt, zoo gij ten minste daar
eenigen tijd goed wakker kunt blijven;
maar daarbij is het noodig dat men ze
te voren goed overlezen hobbc. Het is
niettemin raadzaam goheel dit tweede
punt te doen in drie dagen en ten hoogste
twoe nachten, en eiken dag on elkon nacht
eenigo uren, ik wil zeggen eenigen tijd
te nemen, om er volgens zijne kracht
mode bozig te zijn. Want als deze oefe-
ning slechts met groote tusscheupoozen
geschiedde, zou zij hare kracht verliezen
en slechts een lichten indruk maken. Na
elk punt van hot onderzoek, zult gij na-
gaan, waarin gij te kort zijt geschoten,
en wat de oorzaak is geweest van uwe
afwijkingen, opdat gij die kunt biechten,
raad vragen en uw geest niet goede be-
sluiten wapenen. Ofschoon het gedurende
de dagen aan deze oefening toegewijd,
niet noodzakelijk is, u geheel aan de
wereld te onttrekken, toch moet gij er a
eon weinig van berooven, vooral tegen
den avond, opdat gij u vroeger te bed
kunt begeven en naar lichaam en geest
-ocr page 454-
452               INLEIDING TOT HET
de rust kunt nemen, die noodig is voor
do overwoging van den volgenden dag.
Op don dag moet men menigvuldige ver-
zuchtingen doen tot God, tot de H.
Maagd, do HH. Engelen en geheel hot
hemelsei) hof; maar dit alles moot ge-
schieden met een hart, dat vol is van God
on van verlangen naar de volmaaktheid.
Om dan dit onderzoek wel te beginnen,
1°. stel u in do tegenwoordigheid van
God, 2°. aanroep den H. Geest en vraag
Hem zijne verlichtingen, opdat gij u zel-
ven wol moogt kennen: zeggende met den
H. Augustinus, in een geest van grootc ne-
derigheid: O Heer! maai, dal ik ukenne,
maak, dat ik mij zehen kenne
, en met
don H. Franciscus: Wie zijl Gij, o mijn
God! en wie ben ik ?
Verklaar dat gij
uwen voortgang in do deugd niot wilt
gade slaan, om u in u zelven te verheu-
gen, maar om u to verblijden in God;
noch om u zelven er om to verheerlijken,
maar om or God over te verheerlijken en
Hem er voor to bedanken. Verklaar ook,
zoo gij ontdekt, gelijk wel waarschijnlijk is,
dat gij weinig gevorderd zijt of zelfs zijt
achteruitgegaan, dat gij u daarom vol-
strekt niot moedeloos wilt maken, noch
wilt verflauwen door eenigerlei ontmoe-
-ocr page 455-
GODVRUCHTIG LEVEN.             453
diging of tegenzin; maar dat gij daaren-
tegen des te grooter moed en ijver wilt
opvatten, u meer dan ooit vernederen en
door de genade van God het kwaad her-
stellen zult.
Overweeg daarna stil en bodaard hoe
gij u tot heden toe hebt gedragen jegens
God, jegens den naaste en jegens u zelven.
IV.
Onderzoek naar den staat vau ome ilel jegens God.
1.    Hoe is het met uw hart botreffende
de doodzonde? zijt gij vast besloten om
ze nooit, voor niets ter wereld te bedrij-
ven, en hebt gij in dit besluit volhard
sedert uwe verklaring tot op dit uur?
Op dit besluit berust de heole grondslag
van het geestolijk leven.
2.    Hoe is het mot uw hart in betrek-
king tot de geboden Gods ? Vindt gij ze
goed, licht en aangenaam? Ach! mijne
dochter, al wio een goeden smaak en een
gezonden maag heeft, die houdt van goed
vlocsch en verwerpt het slechte.
8. Hoe is het met uw hart betreffende
-ocr page 456-
454              INLEIDING TOT HUT
de dagclijksche zondo? Men kan ze wel
niet geheel do een hier- do andere daar-
door vermijden; maar is er geen, die in
n ecne zonde van gewoonte is? En wat
nog erger zou zijn, zou er geen zijn, waar-
voor gij genegenheid en smaak koestert ?
4.    Hoe is het met uw hart betreffende
de geestelijke oefeningen? Bemint onacht
gij ze, verdrieten en vervelen zij u niet?
Tot welke voelt gij u meer of min ge-
neigd ? Het woord Gods te hooreu, liet
te lezen, er over te spreken, te overwe-
gen, verzuchtingen te doen, te biechten,
zijn ziclsbesticrder te raadplegen, zich tot
de H. Communie voor te bereiden, te
communiceeren, zijne neigingen te be-
dwingen : wat onder dit alles strijdt tegen
uw hart ? En als gij iets vindt, waarin
dat hart minder smaak heeft, onderzoek
dan van waar die tegenzin komt, wat er
de oorzaak van kan zijn.
5.    Hoe is het met uw hart in betrek-
king tot God zelf? Denkt gij gaarne
aan God? Blijft o daarvan niet een aan-
gename zoetheid over? Ach, zegt David,
ik heb op God gedacht, en ik hen er door
verblijd geworden.
Gevoelt gij in uw hart
eene zekere gcmakkelijkhoid om Hem te
beminnen, en een bijzonderen smaak om
-ocr page 457-
GOI>VIU!CHT](i LEVEN.             455
die liefde to genieten? Wordt uw liart
niet getroost door do gedachte aan de
oneindigheid van God, aan zijne goed-
heid, aan zijno teoderheid ? Als de ge-
dachte aan God u invalt te midden der
wereldscbc bezigheden en beuzelingen,
vindt zij dan terstond eene plaats, grijpt
zij uw hart niet aan ? schijnt het u niet
dat uw hart zich naar Hem keert en in
zekeren zin Hem te gemoet gaat ? Hoe
beladen met bezigheden de zielen die God
beminnen , ook zijn, als de gedachte aan
God bij haar opkomt, verliezen zij bijna
do gedachte aan al het ovorigo, door de
vreugd die zij ondervinden, dat zij deze
dierbare herinnering weder ondervinden:
en dit is een goed teeken.
6.    Hoe is het met uw hart in betrek-
king tot Jesus Christus, God en menschr
Zijt gij gaarne in zijne tegenwoordigheid?
De bijen vermaken zich bij haren honig
en de wespen bij het slijk; zoo ook vin-
den de goedo zielen hun vermaak bij
Jesus Christus en hebbon voor Hem eene
uiterst teedere liefde; maar de slochte
zielen vermaken zich in de ijdelheden.
7.    Hoe is het mot uw hart in be-
trekking tot do H. Maagd, de Heiligen,
en uwen Engelbewaarder? Demint gij ze
-ocr page 458-
456              INLEIDING TOT HET
zeer? Hebt gij een bijzonder vertrouwen
in hunne bescherming ? Behagen u hunne
beelden, hunne levens, hun lof?
8.    Betreffende uwe tong, hoe spreekt
gij over God ? Schopt gij vermaak in goed
van Hem te spreken volgens uw on stand on
uwe krachten? zingt gij gaarne zijnen lof?
9.    Wat uwe werken aangaat, denkt
gij dat gij de glorie Gods behartigt ? en
verlangt gij iets ter zijner eer te verrich-
ten? Want zij die God beminnen, bemin-
nen niet God ook den luister van zijn huis.
10.    Eindelijk, bemerkt gij ook eenige
neiging te hebbon tcgongpgaan of aan iets
te hebben verzaakt om God ? Want het is
een good teeken van do liefde, als men zich
van iets berooft, uit liefde tot Hem, dien
men bemint. Wat hebt gij dan tot heden
toe verlaten uit liefde tot God?
V.
Onderzoek naar den itnat der ziel jegens ons zelven.
1. Hoe bemint gij u zelven ? Bemint
gij u zelven niet te voel voor deze wereld ?
Als dit waar is, dan zoudt gij wel altijd
-ocr page 459-
GODVRUCHTIG LEVEN.             457
hier willen blijven, en zult gij ook uiterst
bezorgd zijn om u op deze aarde goed
te vestigen; maar als gij u zelven voor
den Hemel bemint, dan zult gij verlan-
gen, of ten minste gaarno toestemmen
om dezo aardo te verlaten op liet uur
dat aan onzen Heer zal behagen.
2.    Regelt gij ook goed de liefde die
gij voor u zelven hebt ? want, alleen de
ongeregelde liefde tot ons zelven brengt
ons ten onder. Nu, de goodgorogelde
liefde wil dat wij onze ziel meer bemin-
nen dan ons lichaam , on dat wij meer
bezorgd zijn om deugden dan iets anders
te verwerven; dat wij meer werk maken
van de hemelscho dan van de aardschc
eer. Een goed geregeld hart zegt dik-
wijler bij zichzelven: wat zullen de Engelen
er van zeggen, als ik op dit of dat denk?
dan wel, wat zullen do menschen er van
zeggen ?
3.    Welke liefde hebt gij voor uw eigen
hart ? Verdriet het u niet het te dienen
in zijne ziekten? Helaas! gij zijt ver-
schuldigd het te helpen of to doen hel-
pen, als de hartstogton het kwellen, en
alles daarvoor achter te laten.
4.    Waarvoor acht gij u zelven voor
God? ongetwijfeld voor niots: immers er
-ocr page 460-
458               INLEIDING TOT HET
is goen groote nederigheid in gelegen,
als een mug zich voor niets acht in ver-
gelijking bij oen berg; noch als een druppel
water zich voor niets houdt bij de zee;
noch als een vonk zich voor niets houdt
in tegenwoordigheid van de zon. Maar
de nederigheid bestaat in ons niet boven
anderen te stellen, en door hen niet voor-
aan gesteld te willen worden. Hoe is het
met u in dit punt ?
5.    Betreffende uwe tong, beroemt gij
u niet op een of ander ? vleit gij u niet
als gij van u zclven spreekt.
6.    Wat uwe werken aangaat; neemt
gij geene uitspanningen, die strijden tegen
uwe gezondheid, ik bedoel uitspanningen
die ijdel, nutteloos zijn, die \'s avonds te
laat duren en andere dergelijken?
-»-
VI.
Onderzoek naar den etaat onzer ziel jegeua den naaste.
Hoe is het met uw hart in betrekking
tot den naaste? Bemint gij hem hartelijk
en uit lielde tot God? Om dit wol te
onderscheiden moet gij u zekere onbe-
-ocr page 461-
G0DVRUCHTI3 LEVEN.             459
schofte en vervelende lieden voorstellen;
want daarin vooral kan men de liefde
Gods jegens den naaste o-fenen, en in
het b\'jzondor jegens hen die ons door
woorden of werken kwaad doen. Onder-
zoek dan wol, of uw hart niets tegen
hen heeft, en of gij groote moeite hebt
om hen te beminnen.
Zijt gij niet geneigd om ten nadeele
van den naaste te spreken, vooral van
hen, die u niet beminnen? Doet gij nie-
mand rechtstreeks of zijdelings kwaad?
Zoo gij slechts een weinig redelijk zijt,
zult gij dit gemakkelijk ontdekken.
VII.
Onderzoek naar de neigingen onier ilel.
Ik heb gemeend een weinig wij dloopig
te moeten zijn over do punten van het
onderzoek, dat voor doel heeft de vorde-
deringen te ontdekken, die men in het
geestelijk leven gemaakt hoeft; want wat
het onderzoek naar de zonden betreft,
dit is goed voor de biecht van hen, die
geen vooruitgang zoeken.
-ocr page 462-
4G0               INLEIDING TOT HET
Evenwel is liet goed zich niet al te
veel in te spannen, op elk dezer punten,
maar er bodaard too over te gaan, over-
wegende welk gebruik ons hart hoeft ge-
maakt van zijne neigingen sedert de voor-
nemens die wij gomaakt hebben, en in
welke aanmerkelijke fouten wij gevallen
zijn.
Om dit te bekorten, moeten wij dit
onderzoek bepalen bij het onderzoek naar
onze hartstochten; en als wij niet gaarne
zoo in bijzonderheden tredea, overwegen
wij dan eenvoudig, wat wij geweest zijn,
en hoe wij ons nu gedragen :
In onze liefde tot God, tot den naaste,
en tot ons zelvon;
In onzen haat tegen de zonde die in
ons is, en ook tegen de zonde die in
anderen is; want wij moeten de uil roci-
ing zoo wel van de een als van de ander
verlangen;
In onze begeerten betreffende de rijk-
dommen, betreffende do vermajcen, be-
treffende de eorbowijzen;
In de vrees voor do gelegenheden tot
soüde en voor verlies van aardscho goe-
doren; men vreest het laatste te veel en
het eort.to te weinig;
In onze hoop, misschien al te veel
-ocr page 463-
GODVRUCHTIG LEVEN.             401
bezig met de wereld en de schepselen,
en niet genoeg met God en de eeuwige
zaken;
In de droefheid; oi zij niet buitensporig
en om ijdele dingen is geweest;
In do vreugde; of zij niet onmatig, en
om onwaardige dingen is geweest;
Welke neigingen eindelijk ons hart be-
moeiclijken; welko het bezitten en waarin
hot voornamelijk is afgeweken.
Op deze wijze kan men uit de harts-
tochten dor ziel zijn waren toestand ken-
non ; maar daartoo moet men ze een voor
een beproeven, want even als een lier-
speler alle snaren beproeft en die, welke
hij wanluidond bevindt, stemt, hetzij door
ze aan te halen, het zij door ze losser
te maken; insgelijks moeten wij do liefde,
don haat, het verlangen, do vrees, de
hoop, de droef heid en de vreugde onzer
ziel beproeven, en als wij zien dat zij
niet hot doel hebben, wat zij moeten
hebben om God te verheerlijken, kunnen
wij ze met zijne genado on do hulp van
onzen geestelijken vader stemmen.
-ocr page 464-
Wi               INLEIDING TOT HET
VIII.
Oefeningen die dit ondflrioek moeten volgen.
Nadat gij bedaard elk punt van het
onderzoek hebt nagegaan en gezien hebt, in
welken staat gij zijt, zult gij tot de vol-
gende oefeningen overgaan:
- Bedank God voor de kleine verbetering
die gij in uw leven hebt gevonden sinds uw
besluit, en erken dat alleen zijne barmhar-
tigheid dit in u en voor u heeft uitgewerkt. "
Vornoder u zeer diep voor üod, en
erken, zoo gij niet veel zijt vooruitge-
gaan, dit uwe schuld is; omdat gij niet
getrouw, moedig en met volharding hebt
beantwoord aan de ingevingen, bewegin-
gen en verlichtingen, waarmede Hij u in
het gebed en elders heeft begunstigd.
Beloof Hem voor altijd te loven voor
de genaden, die Hij u bewezen heeft,
en die in u deze kleine verbetering heb-
ben uitgewerkt.
Vraag Hem vergiffenis voor do onge-
trouwhoid en onedelmoedigheid, waarmede
gij aan zijne goedheden hebt beantwoord.
Offer Hem uw hart op, opdat Hij er
zicli geheel moester van mako.
-ocr page 465-
GODVRUCHTIG LEVEN.             4Ü3
Smeek Hem dat Hij u volmaakt ge-
trouw make.
Aanroep de Heiligon, do H. Maagd,
uweu Eugelbewaarder, uwen Patroon,
den H. Josef en zoo vervolgens.
IX.
Oitr de overwegingen die geeehikt zQn om ome goede
voornemeno te vernieuwen.
Nadat gii het onderzoek gedaan hebt,
en geraadpleegd hebt met een verstaudig
ziels bestierder over uwe gebreken, en
over de middelen, die gij er tegen moet
aanwenden, zult gij olken dag een der
volgende beschouwingen tot ondorwerp
van uwe overweging nemen, en daartoe
den tijd van uw gebed besteden, altijd
volgons de wijze van voorbereidingen en
bewegingen, welko ik u in het eerste
deel heb gegeven, u vóór alles stellende
in de tegenwoordigheid Gods en zijne
genade inroepende, om u wel te vestigen
in zijne liefde en heiligen dienst.
-ocr page 466-
4G4              INLEIDING TGI HET
X.
Eerste Overweging.
Over de Toortreffeiykheid omer zielen.
Overweeg don adel on voortreffelijkheid
uwer ziol; zij heeft een verstand waarmede
zij niet alleen de zichtbare wereld kent,
maar ook weet dat er Engelen en een
paradijs zijn, dat er oon albestierende,\'
algoede en onuitsprekelijke God is; zij
weet dat er eone eeuwigheid is, en daar-
enboven weet zij ook, wat er noodig is
om in deze zichtbare wereld wel te leven,
om zich niet de Engelen in het paradijs te
vereenigen en om eeuwig God te genieten.
Uwe ziel hoeft daarenboven een geheel
edelen wil, die God kan beminnen en
Hem in Hem zelven niet kan haten.
Zie hoe edel uw hart is: oven als aan
de bijen niets, wat bedorven is, vol-
doening kan geven, en zij zich slechts
op de bloemen ophouden, zoo kan uw
hart niet in rust zijn dan in God alleen,
on geen schepsel kan het voldoening ge-
ven. Breng u moodig de vermaken in
herinnering, die eertijds uw hart hebben
-ocr page 467-
GODVRUCHTIG LEVEN.             465
bezig gehouden, en oordeel of zij niet
vol waren van vermoeiende ongerusthe-
den, bijtende gedachten, lastige zorgen,
dio u een ware foltering- waren.
Helaas! als ons hart de schepselen na-
jaagt, haakt het er naar met een uiterste
vurigheid, in de gedachte dat het daarin
zijne verlangens kan bevredigen; maar
zoodra het hart ze gevonden heeft, ziet
het dat zij ijdel zijn on dat niets het
kan bevredigen; God wil niet dat het
ergens rust vindt, opdat het, even als
de duif aan Noes ark ontvlogen, terug
kecre tot zijn eersten oorsprong, dat is
God, waaruit het is voortgekomen. Ach!
hoe verheven is dan ons hart! on waarom
zouden wij het tegen wil en dank aan den
dienst dor schepselen geketend houden?
O mijne ziel! moet gij zoggen, gij
kunt God kennen en beminnen; waartoe
u dan bezig gehouden mot iets, dat daar
oneindig ver benedon is? Gij kunt naar
de eeuwigheid streven; waartoe u dan
bezig gehouden met zulke korte oogen-
blikken? Het was een der klachten van
den verloren zoon, dat, terwijl hij in
overvloed had kunnen levon aan de tafel
zijns vaders, hij genoodzaakt was, met
de dieren hun voeder te deelon. O ziel!
81
                                         30
-ocr page 468-
46()               INLEIDIKG TOT HET
gij zijt in staat om God te genieten:
wee u! zoo gij u met minder dan God
tevreden stelt! Verhef uwe ziel door
deze overwoging: toon haar aan dat zij
eeuwig en de eeuwigheid waardig is; dit
zal haren moed veigrooten.
XL.
Tweede Overweging.
Over de voortreffelijkheid der deugden*
Overweeg dat alleen de deugden en de
godvrucht onze ziel gelukkig kunnen
maken in deze wereld. Zie hoe schoon
zij zijn: vergolijk de deugden en de tegen-
overgestelde ondeugden met elkander;
welk onderscheid tusschen het geduld en
de wraak, tusschen de zachtmoedigheid
on den toorn, tusschen de nederigheid
en trotschheid, tusschen do edelmoedig-
heid en gierigheid, tusschen de liefde en
den afgunst, tusschen do matigheid en
dronkenschap! Is het niet wonderbaar,
hoe de deugden, nadat men ze beoefend
heeft, de ziel met genot en zoetheden
-ocr page 469-
GODVRUCHTIG LEVEN.               4:67
vcrvullon, terwijl de ondeugden slechts
bitterheid en walging nalaten! Welnu
dan, waarom zouden wij dezo zoethcden
niet zoeken en verwerven ?
Die van de ondeugden slechts weinig
heeft, is niet tevreden, en dio er veel
van heeft is ontevreden; maar die een
weinig van de deugden heeft, is reeds
voldaan, en vervolgens hoe meer hij er
van heeft, des te meer vermeerdert nog
zijn geluk. O godvruchtig leven! hoc
schoon, zoet, aangenaam en gelukkig zijt
gij! gij verzacht de kwellingen, en geeft
zoetheid aan de vertroostingen: zonder
u is het goed kwaad, het vermaak
bittor, de rust onrust: ach! die u kende,
zou met de Samaritaansche vrouw wel
kunnen zeggen: Domine, da mild hanc
aquam,
Heer geef mij dit water. Dit was
de gewone verzuchting van de H. Moeder
ïerejia, en van de H. Cathariua van
Genua, ofschoon om verschillende redenen.
-ocr page 470-
468               INLEIDING TOT HET
XII.
Derde Overweging.
Over het voorbeeld der Heiligen*
Overweeg hot voorbeeld der Heiligen
van alle standen: wat hebben zij niet
gedaan, om God te beminnen, en Hem
getrouw to blijven? Beschouw die mar-
telaren, onverwinnelijk in hun bosluit:
welke folteriugen hebben zij niet geleden,
om er in te volharden ? Beschouw die
maagden, zoo schoon, zoo bloeiend, het
sieraad van haar geslacht, witter dan de
lelie in zuiverheid, rooder dan de roos
in liefde, eenigen van twaalf, andoren
van dertien, vijftien, twintig on vijf en
twintig jaren; duizouderloi martelingen
ondergaan zij, liever dan hunne besluiten
te verzaken, niet alleen betreffende hot
geloof, maar ook aangaande do godvrucht:
eenignn stierven liever dan hare maagde-
lijkheid te verlaten, anderen liever dan
op te houden met de armen te dienen,
de bedroefden to troosten, de dooden te
begraven. O God! welke standvastigheid
-ocr page 471-
GODVRUCHTIG LEVEN.               •tÜ\'J
toonde dit zwakke geslacht in zulke ge-
legenheden !
Beschouw zoovele heilige Belijders: met
welk eeno kracht hebbeu zij de wereld
met voeten getreden! hoe standvastig
stonden zij in hunne besluiten! Niets
kon dio besluiten schokken; zij omhelsden
ze zonder terughouding en handhaafden
ze zonder uitzondering. Mijn God! wat
zegt Augustinus niet van zijne heilige
moeder ? Met welke volharding heelt zij
haar plan niet doorgezet om God te dienen?
En hoe spreekt do H. Hicronymus van
zijne bemindo dochter Paula, te midden
van zoovele moeielijkhedou on verschillende
tegenspoeden dio zij had uit te staan ?
Maar wat zullen wij zelf niet doen op zulke
uitstekende voorbeelden? Zij waren wat
wij zijn; zij werkten voor denzelfden
God, voor dezelfde deugden: waarom
zouden wij in onzen staat en volgens
onze roeping niet evenveel doen om trium-
fantelijk de heilige verklaring staande te
houden, die wij hebben afgelegd, om
aan God toe te behooren \'t
-ocr page 472-
470              INLEIDING TOT HET
XIII.
Vierde Overweging.
Over de liefde die Jetng Christus ons loedrangt.
Overwoog de liefde waarmede Jcsus
Christus, onze Heer, zooveel geleden heeft
in deze wereld en vooral in ücthsomane
en op den Calvarieberg. Deze liefde
betrof u, en door al die pijnen en ver-
moeienissen verwierf hij van God den
Vader, goede voornemens en heilige be-
sluiten voor uw hart, en verwierf hij ook
al wat u noodig is om deze voornemens
te handhaven, te voeden, te versterken
en te volbrongen. O voornemens! hoe
kostbaar zijt gij, daar gij de vrucht
zijt van het lijden mijns Zaligmakers! O!
hoe dierbaar moet gij zijn voor mijne
ziel! daar gij zoo duur zijt voor mijn
Jesns! Helaas! o Zaligmaker mijner ziel!
gij stierft om mij deze voornemens te ver-
werven: doe mij de genade, dat ik liever
sterve dan zo te verlaten.
Denk er wel aan, mijne Philothea:
het is zeker dat hot hart van onzon Heer
Jesus van af den boom des kruises uw
-ocr page 473-
Q0DVKUCIIT1G LEVEN.             -17 J
hart zag, eii liet bcmiudc; cu dat Hij door
deze licido voor uw hart al dio goederen
verkreeg, welko gij goliad hobt on die
gij nog ontvangen zult, onder anderen
uwe voornemens. Ja, waarde Philothea,
wij allen kunnen zeggen even als Jeremfas:
O Heer! vóór dat ik bestond sloegt gij
ach\' op mij, e/t noemdet mij bij mijn naam ;
derhalve heeft dan ook Hij alleen, door
zijne liefde en barmhartigheid, ons al die
algcmeene cu bijzondere hulpmiddelen be-
reid, die wij bezitten om ons zalig te
maken, en bijgevolg ook onze dierbare
voornemens.
Aeh! mijn God, hoe diep moesten wij
dit in ons hart prenten: is hot mogelijk
dat ik bemind beu, en zoo teedcr be-
mind ben door mijn Zaligmaker, dat Hij
wel aan mij in het bijzonder hoeft willen
denken, en in al dio kleine omstandig-
heden, waardoor Hij mij tot zich heeft
getrokken? Hoe zeer moeten wij dan dit
alles beminnen, hoogschatten en tot ons
voordeel aanwenden ? Wat is zoeter dan
deze gedachte: het beminnelijk hart van
mijn God dacht aan Philothea, beminde
haar en bezorgde haar duizend hoilmid-
deleu, alsof er geen andere ziel op de /
wereld was zalig te maken- even als de
-ocr page 474-
472               INLEIDING TOT HET
zon een plek van de aarde verlichtend, deze
niet minder verlicht, dan wanneer zij niets
zou verlichten dan deze plek alleen; even-
eens dacht en werkte onzo Heer voor al
zijne dierbare kinderen, zoo dat Hij op
elk van hen dacht, alsof hij niet aan de
anderen dacht. Hij heeft mij bemind, zegt
de H. Paulus, en heeft zich voor mij over-
gegeven,
alsof hij zeide, voor mij alleen,
en geheel alsof Hij niets gedaan had voor
de overige menschen. Hit, Philothea,
moet in uwe ziel gegrift zijn, om uw be-
sluit te beminnen en te voeden, daar het
zoo duur is geweest voor het hart des
Zaligmakers.
XIV.
Vijfde Overweging.
Over de eeuwige liefde van God tot om.
Overweeg de eeuwige liefde, die God
u heeft toegedragen; want reeds lang
vóór dat Jesus Christus naar de mensche-
lijke natuur op hot kruis leed, bestemde
zijne goddelijke Majesteit voor u hot leven
-ocr page 475-
473
GODVRUCHTIG LEVEN\'.
en beminde u tot het uiterste. Maar
wanneer begon Hij u te beminnen ? Toen
Hij begon God te zijn ; en wanneer be-
gon Hij God te zijn? Nooit: Hij is
altijd zonder begin en zonder einde;
en derhalve heeft Hij u altijd bemind :
en derhalve heeft zijne liefde, u van alle
eeuwigheid de genaden en gunsten be-
reid, die Hij u bewijst. Hij zegt door
den Profeet: Ik heb u bemind (Hij spreekt
tot u als tot ieder ander) met eene eeu-
wige liefde
, en in mijne barmhartigheid
heb ik u tot mij getrokken.
Hij heeft er
dan onder anderen ook aan gedacht, u
de goede voornemens te doen waken om
Hem te beminnen en te dienen.
O God! welke voornemens, die God
van alle eeuwigheid heeft gedacht, over-
wogen en ontworpen! Hoe dierbaar en
kostbaar moeten zij ons zijn? Wat zou
men niet liever moeten lijden, dan er iets
van te verliezen!\' Noen, voorwaar, gij
moet er niets van verliezen, al moest ook
de geheele wereld vergaan; want de ge-
heele wereld is niet zoo veel waard als
eene ziel, en eene ziel is niets waard zon-
der onze voornomens.
-ocr page 476-
474              INLEIDING TOT HET
XV.
Mgemeene verzachtingen o|i »le voorgaande overwegingen,
en klol
vau ilu oefeningen.
O \'geliefde voornemens! gij zijt de
schoone boom des levens, welke God
met cigon hand te midden van mijn hart
heelt geplant, en welke mijn Zaligmakor
met zijn bloed wil besproeien, om hem
vruchtbaar te maken: liever duizendmaal
sterven, dan too to laten dat cenige wind
hem ontwortelt. Neen, noch de ijdel-
heid, noch de vermaken, noch de rijk-
dommen, noch do kwellingen zullen mij
ooit van besluit doen veranderen.
Helaas! Heer, Gij zelf hebt dien schoo-
nen boom geplant en van eeuwigheid in
uw vaderlijken schort bewaard om hem
vervolgens in miju tuin to plaatsen: ach!
hoe vele zielen zijn er, die niet zoo be-
gunstigd zijn geweest; en hoo zou ik mij
dan ooit genoog kunnen vernederen onder
uwe barmhartigheid?
O schoone en hoiligo voornemens! zoo
ik u bewaar, zult gij mij bewaren: zoo
gij in mijne ziel leeft, zal mijne ziel in
u leven. Loeft dan voor altijd, o voor-
nemens, die vau eeuwigheid zijt in Gods
-ocr page 477-
GODVRUCHTIG LEVEN.             475
barmhartigheid 1 vreest on looft eeuwig
iu mij on laat mij U altijd getrouw zijn.
Na deze verzuchtingen moet gij in het
bijzonder do middelen beramen dio ge-
schikt zijn om u in uwe geliefde voor-
nemens staande te houden, en verklaren
dat gij u er met standvastigheid van wilt
bedienen. Deze middelen zijn do gewoonte
van het gebed, het veolvuldig gebruik van
de Sacramenten, de goode werken, de vcr-
bo nering van uwe iouten die gij bij het
tweede punt hobt ontdekt, hot vluchten
van de gelegenheden tot kwaad eirde ge-
trouwheid in het opvolgen van de raad-
gevingen, dio men u zal geven.
Schep hierna nieuwen moed on nieuwe
krachten, betuig duizendmaal dat gij in
uwe voornemens zult volharden; en als
hieldt gij uw hart, uwe ziel, uwen wil
in uwe handen, zoo wijd zo edelmoedig
aan God toe, heilig zo Hem toe, offer ze
aan Hom op als een slachtoffer, en ver-
klaar dat gij zo niet meer zult terugne-
men, maar ze .".uit laten in de hand van
zijne goddelijke Majesteit, om in alles en
overal zijne beschikkingen te volgen. Bid
God dat Hij u geheel vernieuwo en dat
Hij door de kracht van zijnon geest doze
vernieuwing zogene en ondersteune. Aan-
-ocr page 478-
47Ü               INLEIDING TOT HET
roep de H. Maagd, uwen Engelbewaar-
der, don H. Lodewijk en and ore Heiligen.
Ga vervolgens in deze gesteldheid van
een hart dat door do genade geraakt is,
u aan de vooten van uwen geestelijken
vader werpen: beschuldig u van de voor-
naamste fouten, dio gij bedreven hebt
sints uw algomeeno biecht, on ontvang
de absolutio zooals gij de eerste maal deed.
Spreek daarna voor hem uwe verklaring
uit en onderteeken die; on ga eindelijk
uw aldus vernieuwd hart vereenigen met
zijn oorsprong en Zaligmaker, door het
ontvangen van het H. Sacrament des
Altaars.
XVI.
Over de gevoelene die men na deie oefening moet
bewaren.
Op den dag waarop gij deze vernieu-
wing hebt gedaan en gedurende de vol-
gende dagen, moet gij zeer dikwijls met
hart en mond deze vurige woorden her-
halen van den H. Paulus, den H. Au-
gustinus, de H. Catharina van Genua en
-ocr page 479-
GODVRUCHTIG LEVEN.              477
anderen: Neen, ik behoor mij zelven
niet meer toe; hetzij ik leve, hetzij ik
sterve, ik behoor aan mijn Zaligmaker.
Ik heb niets meer van mij of het mijne,
mijn ik dat is Jesus, het mijne is de
zijne te wezen. O wereld! gij zijt altijd
dezelfde en ik ben ook altijd dezelfde
geweest, maar voortaan zal ik dozelfde
niet meer zijn. Neen, wij zullen dezelfde
niet meer zijn, want ons hart is voran-
derd; en do wereld die ons zoo zeer be-
drogen heeft, zal in ons bedrogen worden,
want daar zij onze verandering slechts
langzamerhand zal bemerken, zal zij ons
altijd nog voor Esaü\'s houden, terwijl
wij Jacob\'s zullen wezen.
Deze oefeningen moeten wel in ons hart
blijven, on bij het verlaten van onze
overdenkingen en gebeden moeten wij
zeer bedaard aan onze bezigheden gaan,
uit vrees, dat do balsem onzer voorne-
mens mocht gestort worden en verloren
gaan; want zij moet alle deelen onzer
ziel doordringen en bevochtigen: alles
evenwel zonder inspanning noch van geest
noch van lichaam.
-ocr page 480-
478              INLEIDING TOT HET
XVII.
Antwoord op twee tegenwerpingen die men op deze
nleiding zou knunen maken.
De wereld zal u zeggen, mijne Philothea,
dat deze oefeningen en raadgevingen 7.00
talrijk zijn, dat hij die ze zou willen be-
oefenen , wel aan niets anders zou kunnen
denken. Helaas! waarde Philothea, als
wij niets ander deden, zouden wij nog
genoeg doen, daar wii dan zouden doen,
wat wij in deze wereld moeten doen;
maar ziet gij don strik niet? Zoo wij
eiken dag al deze oefeningen moesten ver-
richten, zouden zij voorzeker al onzon tijd
innemen; maar men j behoeft ze slechts elk
op zijn tijd en plaats on ieder naar het
voorkomt te beoefenen. Wat al wetten zijn
er in do wetboeken, die getrouw moeten
nageleefd worden! doch wel te verstaan
in de voorkomende omstandighcdon, on
niet in den zin dat men ze allen eiken
dag beoefenen moet. Zie eens, David
niettegenstaande al de bezigheden van
zijn koningschap, verrichte veel meer
oefeningen, dan ik u hier heb aangegeven.
Do H. Lodowijk, die koning zoo bewon-
derenswaardig , zoowel in vrede als oorlog,
-ocr page 481-
GODVRUCHTIG LEVEN.              479
die vorst zoo ijverig en om recht te doen
èn om zijn koninkrijk te besturen, de
H. Lodewijk lioordo dagelijks twee H.
Missen, las de Vespers en Completen met
zijn hofkapelaan, hield zijne overweging ,
bezocht allo vrijdagen de hospitalen,
biechtte, kastijdde zijn lichaam, woonde
zeer dikwijls de predikatie bij, hield zeer
dikwijls geestelijke samenkomsten, en met
dat alles, zoodra do gelegenheid zich
aanbood om voor het weizijn van den
staat te zorgen, greep hij die aanstonds
aan en deed er zijn voordcel mede; on
zijn hof was schooner en bloeiender dan
men ooit onder zijne voorgangers gezien
had. Verricht dan moedig deze oefenin-
gen, Philothea, zooals ik ze u heb aan-
gowozon, en God zal u daarenboven nog
genoeg tijd on kracht geven om uwe
overige bezigheden te verrichten: ja, al
moest Hij zelfs daarvoor de zon doen
stilstaan, zooals Hij deed ten tijde van
Josuë. Wij doen altijd genoeg, als God
met ons werkt.
De wereld zal ook zoggen, dat ik
bijna overal vooronderstel, dat mijne Phi-
lothea de gaaf bezit van het inwendig
gebed; en dat evenwel iedereen die niet
bezit; zoodat deze Inleiding niet voor
-ocr page 482-
éSO             1KLEIDIKG 10T HET
allen kan dienen. Het is ongetwijfeld
waar, ik heb dit voorondersteld, en waar
is het ook, dat niet iedereen de gaaf van
het inwendig gebed heeft; maar het is
ook waar, dat bijna iedereon die kan
hebbon , zelfs de onbesehaafdsten, mits
zij goede geli\'iders hebben en zij daarvoor
de moeite willen doen die deze zaak ver-
dient. En zoo er al zouden zijn, die
deze gaaf in het geheel niet hebben,
hetgeen naar mijn gevoelen slechts zeer
zelden kan gebeuren, zal hun leidsman
dit gebrek gemakkelijk aanvullen, door
hen met groote aandacht dezelfde bemer-
kingen to doen lezen of hooren lezen,
die in de overwegingen voorkomen.
-*-
XVIII.
Drie laatste en voorname raadgevingen voor deze
Inleiding.
Herhaal alle eerste dagen van do maand,
na uwe overweging, de verklaring, die
in het eerste deel staat, en vernieuw
ze dikwijls gedurende dien dag, zeggende
met David: Neen, nooit zal ik uwe wet
-ocr page 483-
GODVRUCHTIG LEVEN.             481
vergeten, o mijn God! want door haar
hebt Gij mij het leven wedergegeven.
En
als gij in uwe ziel eenige verslapping
ontwaart, neem dan uwe verklaring in
de hand, buig u neder in den geest van
nederigheid, en spreek ze met geheel
uw hart uit: gij zult daarin eene groote
verlichting vinden.
Doe openlijk belijdenis dat gij god-
vruchtig wilt zijn, ik zeg niet, dat gij
godvruchtig zijt, maar dat gij het wilt
zijn; en schaam u niet de eenvoudige
en gewone oefeningen te verrichten, die
u tot de liefde Gods moeten geleiden:
belijd moedig, dat gij tracht te overwe-
gen, dat gij liever zoudt sterven dan
doodelijk zondigen, dat gij dikwijls de
H. Sacramenten wilt ontvangen, en de
raadgevingen wilt opvolgen van uwen
leidsman (hoewel het om verschillende
redenen meestal niet noodzakelijk is dezen
te noemen). Deze openhartige belijdenis,
dat men God wil dienen, en op eene
bijzondere wijze toegeheiligd is aan zijne
liefde, is zeer aangenaam aan zijne god-
delijke Majesteit, die niet wil dat men
zich over Hem of zijn kruis schame;
het is het beste middel om een einde te
maken aan vele gesprekken van de wereld
81
                                         31
-ocr page 484-
•182
INLEIDING TOT HET
en om ons met naam en faam te verbinden
aan onze ondernoming. De wijsgeeren
noemden zich luide wijsgeeren, opdat
men ze als wijsgeeren zou laten loven; en
wij, toonen wij openhartig dat wij ver-
langen naar de godvrucht, opdat men
ons godvruchtig late loven. Zoo iemand
u zegt, dat men godvruchtig kan leven
zonder de beoefening van deze raadge-
vingen en oefeningen, loochen het niet;
maar antwoord zachtmoedig, dat uwo
zwakheid zoo groot is, dat zij meer hulp
en bijstand behoeft dan anderen noodig
hebben.
Eindelijk, geliefde Philothea, bezweer
ik u, bij al wat heilig is in hemel en op
aarde, bij het Doopsel dat gij hebt ont-
vangen, bij de Moeder van Jesus Christus,
bij het liefdevolle hart waarmede Hij u
beminde, en bij de diepte der barmhar-
tigheid, waarin gij uwe hoop stelt, houd
vol en volhard in deze gelukzalige on-
derneming van het godvruchtig leven;
onze dagen gaan voorbij, de dood staat
voor de deur: De trompet zegt de H.
Gregorius van Nazianze, blaast den af-
tocht : dat elk zich gereed make; want het
oordeel nadert.
Toen de moeder van den
H. Symphorianus hem tot den marteldood
-ocr page 485-
GODVRUCHTIG LEVEN.             483
zag leiden, riep zij hem toe: „Mijn zoon ,
mijn zoon, denk aan het eeuwig leven ,
aanzie den hemel, en beschouw Hem die
daar regeert: de dood zal weldra do korte
oogenblikken van dit leven eindigen."
Mijne Philothea, zal ik ook tot u zeg-
gen : aanzie den hemel, en geef hem niet
prijs voor de aarde; aanzie de hel, en
werp er u niet in voor vermaken van
een oogenbhk; aanzie Jesus Christus, en
verloochen Hem niet voor de wereld; en
als de beoefening van het godvruch-
tig leven u moeielijk zal schijnen, zing
dan met den H. Franciscus:
Het hemelsch goed dat ik verwacht
Maakt allen arbeid zoet en zacht.
Leve Jesus! aan wien, met den Vader
en den H. Geest, zij eer en glorie, nu
en altijd en in de eeuwen der eeuwen.
Amen.
m
-ocr page 486-
GEBEDEN ONDER DE H. MIS,
Begin van de heilige Mis.
In den naam des Vaders, en des Zoons,
en des heiligen Geestes. Amen.
In uwen naam, aanbiddelijke Drieëen-
heid, en om U de eer en de eerbewijzin-
gen te geven die wij U verschuldigd zijn,
woon ik het allerheiligste en allerverhe-
venste Misoffer bij.
Veroorloof mij, goddelijke Verlosser,
dat ik mijne meening vereenige met den
bedienaar uwer altaren, om het kostbaar
offer van mijne zaligheid op te offeren,
en geef mij de gevoelens die ik zou
moeten gehad hebben, indien ik ware te-
genwoordig geweest bij het bloedig offer
van uw Lijden.
-ocr page 487-
ONDER DE H. MIS. 485
CONFITEOR.
1 gezegende Drieëenheid, een God,
Vader, Zoon en heilige Geest, voor U
nedergeknield in den geest, belijd ik hier
in het aanschijn van het gansehe hemelsch
hof en van al uwe geloovigen, mijne tal-
looze trouwloosheden tegen uwe godde-
lijke Majesteit. Ik heb gezondigd, o
Heer, ik heb gezondigd: Ik heb U zwaar
beleedigd, gedurende mijn gansehe leven,
met gedachten, woorden en werken; en
daarom ben ik niet waardig mijne oogen
ten hemel te verheffen, of uwen heiligen
naam te noemen. Hoeveel meer ben ik on-
waardig om hier in uw heiligdom te ver-
schijnen, en te midden uwer Engelen deze
hemelsche geheimen bij te wonen, die
zoo groote zuiverheid vereischen, dewijl
Jesus Christus zelf hier in persoon aan-
wezig is, ofloraar en offer tevens 1 Maar,
o mijn God, uwe barmhartigheden ver-
heffen zich boven al uwe werken, en Gij
zult een rouwvol en nederig hart niet
versmaden. Daarom waag ik het om hier
in uwen tempel te komen, en met den
armen tollenaar sla ik op mijne borst,
en zeg: O God, wees mij zondaar ge-
nadig. Amen.
-ocr page 488-
486
OEBEDEN
INTROÏTUS.
Do Heer heeft de poorten des hemels
ontsloten; Hij heeft manna doen neder-
vallen om ons te voeden; Hij heeft ons
het brood der Eugelen gegeven. Uwe
goedheid, o mijn God, heeft het voor
het arme en nederige hart voorbereid;
zijt gozegend, o God van Israël, Gij alleen
kunt zulke wonderen voor mij verrichten.
Ik zal U, in tegenwoordigheid van uw
geheele volk, het eerbewijs van mijne
liefde en mijne dankbaarheid aanbieden.
KYRIE.
O Vader van oneindige barmhartigheid,
ontferm U over uwe kinderen. O Jesus,
voor ons geslachtofferd, voeg ons de
verdiensten van uw kostbaar bloed toe.
O heilige Geest, Heiligmaker, daal neder
in onze harten, en vervul ze met uwe
liefde.
GLORIA.
Hoe gelukkig zijn wij, dat de Zoon
des Allerhoogste zich gewaardigd heeft
-ocr page 489-
ONDER DE H. MIS.                487
om onder ons te wonen, en ons eene
woonplaats in zijn goddelijk hart heeft
gelieven aau te bieden. Gedoog, o Heer,
dat wij onze stemmen voreenigen met die
van het koor der engelen, om U voor
zulk eene groote gunst te bedanken; en
laat ons met hen zeggen: „Eere zij God
in den allerhoogste." O almachtige Vader,
wij loven U, wij zogenen U, wij aanbid-
den U; wij bedanken U voor al de wel-
daden die Gij ons onophoudelijk verleend
hebt. O Jesus.Lam zonder vlekken, die
de zonden der wereld wegneemt, wees
ons genadig. Gij alleen zijt heilig, Gij
alleen zijt do Heer, die met den Vader en
den H. Geest in de heerlijkheid heerscht,
en al onze hulde op aarde waardig zijt.
COLLECTEN.
O Heer, gewaardig U goedgunstig
de gebeden aan te hooren, die de priester
U voor de Kerk en voor ons aanbiedt.
Ik smeek U dringend om mij die gena-
den en die deugden te schenken, welke ik
noodig heb, om uwe liefde te verdienen.
Vervul mijn hart met eeuwige dankbaar-
heid voor al de zegeningen die gij mij
verleend hebt, met een levendigen afschrik
-ocr page 490-
488                         GEBEDEN
voor de zonde, en mot eene volmaakte
liefde tot mijnen evennaaste. Maak dat
mijn gehcele leven het leven zij van een
kind Gods. Ik verdien niet om mijnent-
wille verhoord te worden, o mijn God,
maar ik smeek om uwe genade, door
de oneindige verdiensten van uwen god-
delijken Zoon.
EPISTEL EN EVANGELIE.
Gij hebt U gewaardigd, o Heer, ons
uwe heilige waarheden te leeren door de
Profeten en de Apostelen. O geef dat
wij door hunne leer en hun voorbeeld
zóó mogen vooruitgaan in de liefde
van uwen heiligen naam en van uwe
heilige wet, dat wij door ons leven mogen
doen zien wiens discipelen wij zijn; dat
wij niet langer de bedorven neigingen van
vleesch en bloed mogen volgen, maar al
onze hartstochten mogen meester zijn;
dat wij altijd mogen geleid worden door
uw licht, om gesterkt door uwe genade,
den weg uwer geboden te bewandelen
en U met reine harten te dienen. Door
onzen Heer Jesus Christus.
-ocr page 491-
ON DEK DE H. MIS.                489
CBEDO.
Ik geloof vastelijk — dewijl God die
de onfeilbare waarhoid is het aldus ge-
openbaard heeft aan de Heilige Katholieke
Kerk, en door de Kerk aan ons — ik
geloof vastelijk, dat er is één God, in
drie goddelijke personen, gelijk en onder-
scheiden, wier namen zijn Vader, Zoon,
en Heilige Geest: dat de Zoon is mensch-
geworden, en door het werken van den
heiligen Geest is vleesch geworden en eene
mensehelijke ziel heelt aangenomen, in den
schoot der al lerzui verste Maagd Maria, voor
ons aan het kruis is gestorven,is verrezen,
is opgeklommen ten hemel, en van daar
zal komen ten laatsten dage, om te oor-
deelen al de levenden en dooden, om,
voor alle eeuwigheid het paradijs te schen-
ken aan de goeden, en de hel aan de
kwaden; verder geloof ik, om dezelfde
beweegreden, al wat de heilige Kerk ge-
looft en onderwijst. In dit geloof en voor
dit geloof wil ik leven en sterven. Geef
mij, o Heer, dat mijn leven moge gelijk-
vormig zijn aan mijn geloof, dat mijn
geloof moge bezield worden door goede
werken, dat ik nimmer beschaamd moge
zijn om mij katholiek te noemen, en dat ik
-ocr page 492-
490                         GEBEDEN
standvastig de belangen uwer heilige gods-
dienst moge verdedigen. Haal, o Heer,
de banden nauwer toe die mij aan uwe
heilige Kerk verbinden; plaats in mijn
hart een geest van volmaakte gehoorzaam-
heid aan haren wettigen Herder. In haren
schoot werd ik uw kind, in haren schoot
verlang ik te leven en te sterven. Amen.
OFFERANDE.
Ik aanbid U, o mijn God; en in ver-
eenigïng met den priester, draag ik U
deze offerande op, ter uwer eer en glorie,
als dankbetuiging voor al do weldaden
die Gij mij en de geheelo wereld verleend
hebt, en ter voldoening voor mijne menig-
vuldige zonden, en de zonden van mijne
medemenschen. Neem, o Heer, dit offer
aan, dat geen ander is dan uw goddelijke
Zoon, tevens offeraar en offerande, en
pas de heilige verdiensten daarvan toe
op mijno behoeftige ziel. Zijt getroost, o
mijn hart, Jesus offert zich zelven voor Uop.
O mijn Heer Jesus Christus, ter ge-
dachtenis en tot verheerlijking uwer gren-
zenlooze liefde, waarmede gij U zelven
geheel hebt opgeofferd op het altaar des
kruises, draag ik U heden dit heilig
-ocr page 493-
ONDER DE H. MIS.                491
Misoffer op, en al do heilige Missen die
over de geheele werold door de handen
uwer priesters worden opgeofferd, om aan
uwen eeuwigen Vader te worden aangebo-
den, in verecnigiug met, en in de kracht
van dat offer in hetwelk Gij zelve, stervende
aan liet kruis, uw heilig lichaam en bloed
ter zaligmaking der wereld hebt opgeoffeid.
Geef dat de offerande van datzelfde li-
chaam en bloed, die in dit geheim ver-
nieuwd wordt, onder de gedaante van
brood en wijn , daadwerkelijk hare eigene
vrucht moge verkrijgen: dat daardoor de
levenden mogen ontvangen uwe genade, on
de geloovige afgestorvenen de eeuwige
rust.
Neem derhalve, o Heer, datzelfde offer
aan, dat in zichzelf de vrucht van uw
lijden en dood bevat, als eeno akte van
dank voor de tallooze weldaden die Gij
ons hebt verleend , en als een zoenoffer en
eene voldoening voor de ontelbare zonden
die wij bedreven hebben, voor het goede
dat wij verzuimd hebben te doen, en
voor de straffen die wij verdiend hebben.
Die leeft en heerscht mot God den Vader
in de eenheid van God den heiligen Geest,
in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 494-
492                         GEBEDEN
PREFATIE.
O Heer, verhef Gij zelf mijn hart
tot U. Neem daaruit weg alle onheilige
gedachten, allo aardsche genegenheden.
Verhef het geheel tot den hemel, waar
Gij waardiglijk wordt aangebeden, en tot
het altaar, waar gij U weldra aan mij
zult vertoonen. Mijn leven is niets dan
eene aanhoudende reeks van uwe genaden:
laat het eene aanhoudende reeks van dank-
betuigingen zijn: en dewijl Gij nu weldra
het grootste van alle offers zult vernieu-
wen, is het immer gepast dat ik mijne
hartelijke dankbaarheid betuige. Gedoog,
dat ik mijne zwakke stem voeg bij de
stemmen van al de hemelsche geesten, en
dat ik in vereeniging met hen, in vervoe-
ring van vreugde en bewondering zeg:
Heilig, heilig, heilig, Heer God
Sabaoth. Hemel en aarde zijn vol
van uwe glorie. Hosanna in het
al lerhoogste.
Gezegend is Hij die komt in den
naam des Heeren. Hosanna in
het allerhoogste.
-ocr page 495-
OXDKB DK H. MIS.                493
CANON.
O eeuwige en zeer barmhartige Vader»
zie, wij komen U heden onze hulde be"
wijzen. Wij verlangen IJ te aanbidden,
te prijzen, te verheerlijken, en U te dan-
ken voor uwe grootc glorie, en vereenigen
daartoe onze harten en stemmen met uwe
Heiligen in den hemel, en met uwe geheele
Kerk op aarde. Maar wij erkennen onze
groote onwaardigheid en ontelbare zonden,
waarover wij van harte bedroefd zijn en
U nederig vergiffenis vragen, en daarom
durven wij U niet anders te nt.deren dan
in gezelschap van uwen Zoon, onzen
Voorsprekeren Middelaar, Jesus Christus,
dien Gij ons gegeven hebt om tevens
onze Hoogepriester en ons offer te zijn.
Met Hem daarom, en door Hem, wagen
wij het U dit offer aan te bieden; wij
verlangen onze meening te vereenigen
met zijne meest heilige meeningen; en
met dit offer dat Hij van zich zelven
doet, verlangen wij U ons geheele wezen
■op te dragen. Met Hem, en door Hem,
smeeken wij U, uwe heilige Katholieke
Kerk door de geheele wereld te verhef-
fen; haar in vrede, eenheid, heiligheid
en waarheid te bewaren; U te ontiermen
. *
-ocr page 496-
194
GEBEDEN
over uwen dienaar N., onzen Paus,
Bisschop, en over allen die U waar-
lijk vreezen; over onzen Pastoor, (ou-
ders, kinderen),
vrieuden en weldoe-
ners enz.; over al degenen die wij in
eenig opzicht geërgerd, beleedigd of ge-
hoond hebben, of voor wie wij in
eenig opzicht verplicht zijn te bidden;
over de stervenden, degenen die zuchten
onder hevige bekoringen, of andere, zoo
geestelijke als tijdelijke rampen; over
al onze vijanden; en, in een woord, over
al de arme zondaars; dat wij allen tot
U bekeerd mogen worden, en genade
vinden, door Jesus Christus uwen Zoon;
door wien wij hopen eenmaal te worden
toegelaten in het gezelschap van al uwe
heiligen en uitverkorenen, wiens gedach-
tenis wij hier vieren, wier voorbeden wij
verlangen, en met wie wij in gemeen-
schap zijn in deze heilige geheimen.
CONSECRATIE.
Buig uw lichaam en uwe ziel neder in
plechtige aanbidding; verwek eene oefening
van geloof in de wezenlijke tegenwoordig-
heid van het lichaam en bloed, van de
ziel en de godheid uws Verlossers onder de
-ocr page 497-
ONDER DB H. MIS.                495
Sacramentele gedaanten. Offer u zelven
geheel aan Hem, en door Hem aan zijn
fader: vraag dat uw hart en uwe ziel in
Hem mogen veranderd worden.
BIJ DE OPHEFFING VAN DE H. HOSTIE.
Wees gegroet, waarachtig lichaam, ge-
boren uit de Maagd Maria, dat waarlijk
geleden heeft, en voor de menseden aan
het kruis zijt geslachtofferd, welks zijde
doorboord is, en waaruit water en bloed
gevloeid is; mogen wij een voorsmaak van
U hebben in onzen doodstrijd. O dierbare,
o welbeminde Jesus, Zoon van Maria,
ontferm U mijner ! Amen.
BIJ DE OPHEFFING VAN DEN KELK.
Verlosser der wereld, red ons; want
Gij hebt ons verlost door uw kruis en
door uw bloed; help ons, wij smeeken
het U, o onze God. Amen.
Ontferm U mijner, dierbare Jesus, en
geef dat uw bloed niet te vergeefs voor
mij gestort zij, ik smeek het U zeer ne-
derig. Amen.
-ocr page 498-
1,96
GEBKDEX
MEMENTO VOOR CE OVERLEDENEN.
Ik offer U andermaal, o Heer, dit
heilig offer van het lichaam eu bloed van
uwen eouigen Zoon, ten behoeve der over-
ledene geloovigen, en in het bijzonder
voor de zielen van (noem hier degenen
voor welke gij voornamelijk wilt bidden)
mijne ouders, betrekkingen, weldoeners,
naasten, enz. Eveneens ten behoeve van
degenen die ik in eenig opzicht belee-
digd heb, en die mijne vijanden zijn;
voor degenen die geeno voorbidders heb-
ben. Verleen aan dozen, o Heor, en aan
al degenen die in Christus rusten, de
plaats van verfrissching, van licht, en
van vrede. Door denzelfden Christus
onzen Heer. Amen.
NOBIS QUOQUE PECCATORIBUS.
Gewaardig U hetzelfde aan ons te ver-
kenen , arme en ellendige zondaars : oor-
deel ons niet naar onze ongerechtigheden;
maar strek vrijgevig uwe genade en ver-
giffenis tot ons uit, door de oneindige
menigvuldigheid uwer genaden, waarop
wij hopen.
-ocr page 499-
OKDER DE H. MIS.                497
Wij vragen, het U in den jiaam van
uwen dierbaren Zoon, die met U leef%
en heersciit in alle eeuwigheid, en met
dezelfde bede die Hij ons geleerd hebt.
PATEft NOSTEK.
O onze Vader, die regeert in den hemel,
kom en heersch in mijne ziel, kom en
heilig haar door uwe tegenwoordigheid;
kom en onderwerp haar aan uwen hei-
ligen wil, en maak haar gehoorzaam aan
de ingevingen uwer genade. Doof in mijn
hart alle gevoel van haat en wraak uit;
vergeef mij gelijk ik vergeef. Verleen
mij zulke wijsheid en sterkte, dat ik moge
zegevieren over alle bekoringen. Verlos
mij van alle kwaad dat mij drukt, en
onder welks last ik zucht. Ik kom tot
U, als een kind tot zijn vader, om ge-
voed te worden; als een onderdaan tot
zijn vorst, om te worden beschermd, als
een bedroefde, tot zijn eenigen toeverlaat,
om getroost en versterkt te worden.
AGNUS DEI.
O Lam Gods, zuiver en vlekkeloos
offer, die alleen de rechtvaardigheid van
81
                                          32
-ocr page 500-
\'\' 49j8! \' ,.\' "\'•• .\'«EBEnnN
ecne beléedigdc godheid kunt voldoen,
gewaarrtig IJ mij deelachtig te maken aan
uw offer. Welke lossen van nederigheid,
zachtmoedigheid, liefdo en geduld geeft
Gij mij niet! Druk deze deugden in mijn
hart, opdat het eene uwer waardige woon-
plaats moge worden, waarin gij zult kun-
nen rusten als in een verblijf van vrede.
NA HEI AGNUS DEI.
Toen Gij aan uwc apostelen hebt ge-
zegd : Ik laat u den vrede, Ik geef u
mijnen vrede, hebt Gij, o Heer, aan uwe
geheele Kerk beloofd, dien vrede welke
de wereld niet kan geven — vrede met
U, vrede met ons zei ven.
Gedoog niet, o Heer, dat die heilige
vrede ooit verstoord worde; laat niet toe
dat wij van U gescheiden worden, met
wien wij van harte wonschen vereenigd
te zijn, door het gezegend Sakrament van
vrede en verzoening. Geef dat dit voedsel
der engelen ons in eiken christenplicht
moge sterken, zoodat wij nooit bezwij-
ken onder de bekoringen, of in onze ge-
wone zwakheden vervallen.
-ocr page 501-
ONDER DE II. MIS.                490
DOMINE NON SÜM DIGNUS.
God alleen kan waardig zijn, om God
te ontvangen; hoe kan derhalve eene
ziel zóó zondig als de mijne, zulk een
groot geluk verdienen! Maar Gij, o Heer,
slaat geen acht op\'uwe grootheid, maar
op uwe genade. Gij wilt dat ik tot U
zal naderen, gelijk de zieke zijne toevlucht
neemt tot den geneesheer die hem de
gezondheid kan teruggeven, gelijk de arme
zich begeeft tot den rijke die hem kan
helpen. O God van liefde, zie aan uwe
voeten het armste , het gebrekkig&te uwer
schepselen. Vereenig mij met U, en ik
zal rijk en gezond worden voor uw aan-
schijn. Wrocht, ik smeek het U, dit
wonder, uwer almacht en liefde waardig.
ONDES DE NUTTIGING.
O heilig feestmaal, waarop Christus
ontvangen wordt, de gedachtenis aan zijn
lijden wordt vernieuwd, de ziel vervuld
wordt met genade, en ons een onderpand
der toekomstige glorie wordt gegeven.
Geef ons, o Heer Jesus, dat wij de
heilige geheimen van uw lichaam en bloed
zóó mogen vereeren, dat wij in ons zelven
-ocr page 502-
500                        GEBEDEN.
iltijd de vruchten uwer verlossing mogen
ondervinden. Amen.
GEESTELIJKE COMMUNIE.
O mijn teedorminnende Verlosser, ter-
wijl ik thans liet geluk niet kan hebben
U op lichamelijke wijze te ontvangen, ge-
doog dat ik de kostbare kruimels oprape
die van uwe tafel vallen, en mij met
uw goddelijk hart vereenige, door geloof,
door hoop en door liofdo. Ik beken dat
ik het brood der kinderen niet verdien;
maar ik vraag het zeer nederig te ver-
klaren, dat, verwijderd van U, mijne ziel
van dorst versmacht, en mijn hart ver-
kwijnt en ter nedergeslagen is. Kom dan
in mij, o mijn goddelijke Jesus! Kom in
mijn verstand, om het met uw licht te
verlichten; kom in mijn hart, om daarin
het vuur uwer liefde te doeu ontbranden,
en het zoo innig met het uwe te verbin-
den, dat niet ik meer leef, maar dat gij
in mij leeft, en heerscht voor altijd.
LAATSTE GEBEDEN.
Verleen ons, o Heer, een gedeelte van
de vruchten van uwen dood en van uw
-ocr page 503-
ONDER DE H. MIS.                501
lijden waarvan wij de heilige gedachtenis
gevierd hebben. Ik aanbid uwe goedheid,
o Heer, welke Gij mij wederom betoond
hebt door de onschatbare gunst van mij
te veroorloven tegenwoordig te zijn bij
het heilige misoffer, waarin Gij te gelijk
offeraar en offer zijt. O geef dat ik altijd
gevoelig zij voor zulk een grooten zegon,
en laat. mijne onwaardigheid geen be-
letsel zijn voor uwe barmhartigheid en
uwe goedheid.
Geef o Heer, door een uitwerksel van
uwe goedheid, dat wij, die dit heilig
geheim hebben bijgewoond, het voordeel
daarvan mogen ondervinden in onze zielen.
O, hoe zoet, o Heer, is uw geest;
Gij, die om uwe zoetheid jegens uwe
kinderen te toonen, hun het allerheiligst
brood van den hemel geeft, en de hoo-
vaardigen ledig wegzendt.
Stort, o Heer, den geest uwer liefde
over ons uit, opdat Gij, door uwe genade,
hen die Gij met hetzelfde hemelsche
voedsel gespijzigd hebt, in éénen geest
moogt vereenigen. Door onzen Heer Jesus
Christus, die leeft en heerscht met God
den Vader, in de eenheid van God den
Heiligen Geest, door alle eeuwen der
eeuwen. Amen.
-ocr page 504-
502 GEBEDEN ONDER DE H. MIS.
Wij danken U, o God, voor uwe
barmhartigheid, dewijl gij ons hebt ge-
lieven deel geven aan de opdracht van
dit offer aan uwen heiligen naam: Neem
hot nu tot uwe glorie aan, en gedenk
altijd onze zwakheid.
ZEGEN.
De zegen van den almachtigen en barm-
hartigen God, den Vader, en den Zoon, en
den Heiligen Geest, kome over ons en
blijve steeds met ons. Amen.
LAATSTE EVANGELIE.
O eeuwig Woord, spreek tot mijne
ziel, die Ü in stilte aanbidt; Gij die
de groote Schepper van alle dingen zijt,
verlaat, ik smeek het U, uw eigen schepsel
niet. Wees mijn leven, mijn licht, en
mijn al.
O eeuwig licht, verlicht mij in dit,
zoowel als in het toekomstig leven.
Heersch in mij als in uw eigen erfgoed;
want Gij, o God, hebt mij gemaakt;
Gij hebt mij verlost. Moge ik altijd de
uwe zijn. Amen.
-ocr page 505-
503
U0DV11UCHTIG LKVÜJJ.
INHOUD.
-»-
BlADZ
Voorrede........... 5
INLEIDING Tor het GODVRUCHTIG LEVEN.
le Deel. — Vermaningen en oefeningen , ge-
schikt om de ziel te geleiden, van af haar
eerste verlangen naar het g\'dvruchtig leven,
tot aan een vast besluit om het te omhelzen
I     Beschrijving van de ware godvrucht. 15
II     Over de eigenschappen en deuiiste-
kendheid d. r godvrucht.....20
III.    Dat de godvrucht past voor alle
roepen en standen.......24
IV.     Over de noodzakelijkheid van een
bestierder, om tot de godvrucht te ko-
men en er voortgang in te doen . , 28
V.     Dat men moet beginnen met zijne ziel
te zuiveren.........33
VI.    Over de eerste zuivering, namelijk
die van de doodzonde......36
-ocr page 506-
504
INHOUD
VII. Over de tweede zuivering namelijk
die van de genegenheid tot de zonde , 89
VIII Over het middel tot deze tweede
zuivering..........42
IX.    Eerste overweging. Over de schep-
ping ............44
X.    Tweede overweging. Over het doel-
einde, waartoe wij zijn geschapen . 48
XI.    Derde overweging. Over de welda-
den Gods..........52
XII.    Vierde overweging. Over de zonden. 56
XIII.    Vijfde overweging Over den dood. 60
XIV.  Zesde overweging. Over het oordeel. 64
XV.    Zevende overweging. Over de hel. 68
XVI.  Achtste overweging. Over het Pa-
radijs ...........71
XVII.    Negende overweging. Over de
keuze van het Paradijs\'......74
XVIII.     Tiende overweging. Over de
keus van het godvruchtig leven. . . 78
XIX Hoe men de algemeene biecht
moet doen.........82
XX. Plechtige verklaring om het besluit
om God te dienen in de ziel te prenten
en om de acten van boetvaardigheid te
besluiten..........85
XXI Slot van hetgeen gezegd is over
den eersten trap van zuiverheid der ziel. 89
XXII. Dat men zich moet bevrijden van
alle genegenheid tot do dagelijksche
zonden...........91
-ocr page 507-
I.MIOl.\'D.                                      505
XXIII.    Dat men zich moet ontdoen van
de genegenheid tot nuttelooze en ge-
vaarlijke vermaken.......95
XXIV.    Dat men zich moet ontdoen van
de slechte neigingen......97
2« Deel, Verschillende onderrichtingen om de
ziel tot God te verheffen door het gebed en
de HH. Sacramenten.
I.    Over de noodzakelijkheid des gebeds. 100
II.    Korte onderrichting om wel te medi-
teeren. En allereerst over de tegen-
woordigheid Gods;; [eerste punt van
voorbereiding.........106
III.    Over de aanroeping; tweede punt
van voorbereiding.......111
IV.    Over de voorstelling van het geheim;
derde punt van voorbereiding . . .118
V.  Over de beschouwingen; tweede deel
der overweging........114
VI.    Over de verzuchtingen en voorne-
mens, derde deel der meditatie. . .116
VII.    Over het slot en den geestelijken
ruiker...........118
VIII.    Eenige zeer nuttige waarschuwin-
gen betreffende de meditatie. , . . 120
IX.    Over de dorheden des geestes, die
in de overweging voorkomen. . . . 124
X.    Over eenige andere oefeningen, en al-
lereerst over de oefening van den morgen. 127
-ocr page 508-
5U6                                 INHolD.
XI Ovor de avond-oefening en het ge-
wetens onderzoek; tweede oefening . 130
XII.    Over de geestelijke afzondering;
derde oefening........132
XIII.    Over de verzuchtingen of schiet-
gebeden en goede gedachten; vierde
oefening..........137
XIV.    Over de allerheiligste Mis en de
manier om die te hooren; vijfde oefening. 147
XV.    Over de andere openbare en gewone
oefeningen van godvrucht.....152
XVI.    Dat men de Heiligen moet eeren
en aanroepen.........154
XVII.    Hoe men het woord Gods moet
hooren en lezen........157
XVIII.    Hoe men de ingevingen moet
ontvangen...... ... 159
XIX.    Over de H Biecht.....164
XX.    Over de veelvuldige Communie. . 171
XXI.    Hoe men moet communiceeren . 177
3e Deel. Bevattende verscheidene raadgevin-
gen betreffende de beoefening der deugden.
I.    Over de keuze die men moet doen bij
het beoefenen der deugden . . . .182
II.    Vervolg over hetzelfde onderwerp . 191
III.    Over het geduld.......198
IV.    Over de uitwendige nederigheid. . 206
V.    Over de meer inwendige nederigheid. 212
VI Dat de nederigheid ons onze eigene
verworpenheid doet beminnen . . . 221
-ocr page 509-
!>\'HOl"D                                507
VIL Hoe men zijn goeden naam moet
bewaren, bij het beoefenen der nede-
righeid ..........228
VIII.    Over de zachtmoedigheid jegens
den naaste en over het hulpmiddel tegen
den toorn..........236
IX.    Over de zachtmoedigheid jegens ons
zelven...........243
X     Dat men zich met zorg, maar zonder
ongeduld of onrust op zijne zaken moet
toeleggen..........248
XI     Over de gehoorzaamheid .... 252
XII.    Over de kuischheid.....257
XIII.    Over de armoede van geest te
midden der rijkdommen.....261
XIV.    Hoe men de wezenlijke armoede
moet oefenen te midden der rijkdommen. 266
XV.    Hoe men de armoede van geest moet
beoefenen te midden der wezenlijke ar-
moede ...........274
XVI.    Over de vriendschap, en allereerst
over de slechte........277
XVH. Over de ware vriendschappen . 283
XVIII Over het onderscheid dat er be-
slaat tusschen de ware en ijdele vriend-
schappen ..........289
XIX.    Raadgevingen en middelen tegen
de slechte vriendschap. .... 292
XX.    Eenige raadgevingen over de goede
vriendschappen........297
XXI.    Over de oefeningen van uitwendige
-ocr page 510-
508
rauoi\'D.
versterving..........301
XXII.     Over de gezelschappen en de een-
zaamheid ..........312
XXIII.    Over de welvoeglijkheid in de
kleeding...........317
XXIV.     Over het spreken, en allereerst,
hoe men van God moet spreken . . 320
XXV.    Over de eerbaarheid in woorden
en over den eerbied dien men aan per-
personen verschuldigd is.....383
XXVI.    Over de lichtvaardige oordeelen. 327
XXVII.    Over het kwaadspreken . . . 335
XXVIII.    Eenige andere raadgevingen be-
treffende het spreken......345
XXIX.    Over de vermaken en spelen en
allereerst over degenen die geoorloofd
en prijzenswaardig zijn.....349
XXX.    Over de verbodene spelen. . . 352
XXXI.    Over de bals en andere gevaarlijke
vermaken .........354
XXXII.    Dat men zoowel in het kleine
als in het groote getrouw moet zijn . 358
XXXIII.     Dat men een rechtschapen en
redelijken geest moet hebben . . . 363
XXXIV Over de begeerten .... 367
4C Deel Bevattende noodzakelijke waarschu-
wingen tegen de meest gewone bekoringen.
I. Dat men geen vermaak moet schep-
pen in de gesprekken van de kinderen
der eeuw..........378
-ocr page 511-
INHOUD.                                509
II.    Dat men goeden moed moet hebben. 378
III.    Over den aard der bekoringen, en
over het verschil dat er bestaat tusschen
de bekoring te gevoelen en er in toe
te stemmen.........381
IV.    Merkwaardig voorbeeld betrekkelijk
dit onderwerp ....             . . 385
V.    Aanmoediging voor de ziel die in be-
koring is . . . •......387
VI.     Hoe de bekoring en het behagen
zonden kunnen zijn ....
         . . 390
VII.     Hulpmiddel tegen zware bekoringen 393
VIII.    Dat men aan de kleine bekoringen
moet wederstaan........395
IX.    Hoe men bij de kleine bekoringen
moet te werk gaan.......397
X.     Hoe men zijn hart moet versterken
tegen de bekoringen......400
XI.    Over de ongerustheid.....402
XII.    Over de droefheid......408
XIII.    Over de geestelijke en gevoelige
vertroostingen, en hoe men er zich van
moet bedienen........412
XIV.    Over de doiheden en geestelijke
onvruohtbaarheden ....... 425
XV.     Bevestiging en opheldering van het
voorgaande, door een merkwaardig voor-
beeld ...........436
-ocr page 512-
510                                INHOUD
5\' Deel. Bevattende oefeningen en onderrich-
tingen om de ziel te vernieuwen en haar
in de godvrucht te bevestigen.
I.    Dat men ieder jaar zijne goede voor-
nemens moet vernieuwen door de vol-
gende oefeningen........443
II.    Overweging over de genade, die God
ons bewijst, door ons te roepen tot
zijne dienst, overeenkomstig de verkla-
ring in het eerste deel aangewezen . 446
III.    Over het onderzoek van onze ziel
naar haren vooruitgang......450
IV.    Onderzoek naar den staat van onze
ziel jegens God........453
V.    Onderzoek naar den staat der ziel
jegens ons zelven.......456
VI.     Onderzoek naar den staat onzer ziel
jegens den naaste.......458
VII.    Onderzoek naar de neigingen onzer
ziel............459
VIII.    Oefeningen die dit onderzoek moe-
ten volgen..........462
IX.     Over de overwegingen die geschikt
zijn om onze goede voornemens te ver-
nieuwen ..........463
X.     Eerste overweging. Over de voor-
treffelijkheid onzer zielen.....464
XI.    Tweede overweging. Over de voor-
treffelijkheid der deugden.....466
-ocr page 513-
511
INHOUD.
XII. Derde overweging. Over het voor-
beeld der Heiligen.......468
XIII Vierde overweging Over de liefde
die Jesus Christus ons toedraagt . .470
XIV.    Vijfde overweging. Over de eeu-
wige liefde van God tot ons.... 472
XV.   Algemeene verzuchtingen op de voor-
gaarde overwegingen, en slot van de
oefeningen.........474
XVI.    Over de gevoelens die men na
deze oefening moet bewaren .... 476
XVII.    Antwoord op twee tegenwerpin-
gen die men op deze inleiding zou kun-
nen maken.........47S
XVIII.    Drie laatste en voorname raad-
gevingen voor deze inleiding. . . .480
Gebeden onder de H. Mis.....484
EINDE VAN DEN INHOUD.
-ocr page 514-
IMPBIMA-TTJR.
—o—
Haaren, 13 Martii 1872.
J. CÜYTEN, Libr. Ce»s