-ocr page 1-
Vak 87
77
-ocr page 2-
/3Zjo
/y>m
V
\'-\'■
/. ..
/fów*^\'Sf&i~-<J*SÏ /^Ac^r\'y^/
-ocr page 3-
\\
;
-ocr page 4-
I
-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
\'*\'
-ocr page 7-
Vak 90
HANDBOEKJE^
-2-
VOOR DE LEDEN
VAN DE
AARTSBROEDERSCHAP
DER
HEILIGE FAMILIE
taSUS, MARIA, JOSEF,
Vierde Druk
BIBLIOTECA
^fCONV.WUCHENS
0«D. rnr-T. MIN
ï E LEIDEN,
b« J. N. GE IJ EK.
1872.
-ocr page 8-
REKKELIJKE GOEDKEURING.
—w«—
GOEDGEKEURD.
f G. P. WILMEE,
Bisschop van Haarlem.
HAARLEM,
den 1 Junij 1864.
-ocr page 9-
VOORBEDE.
Onzo beminde Moeder do H. Kerk toont voort-
durend ook daarin hare bovennatuurlijke en vrucht-
bare kracht, dat zij naar de eischen van verschil-
lende tijden en standen altoos nieuwe middelen weet
to vinden, om in dier behoeften wijselijk, gepast en
met gezegend gevolg te voorzien. Hoeveel het eigen-
lijke familie-leven, de huiselijke maatschappij in de
laatste jaren door velerlei tezamenkomende omstandig-
heden geleden heeft, kan een ieder met eigen oogen
tot zelfs in ons eigen vaderland zien, waar ander»,
met menig ander land vergeleken, huiselijke zin en
zeden wel het trouwste schenen bewaard te zijn ge-
bleven. Niet in het huis, maar daarbuiten is veler
meeste verkeer; niet ten zijnent, maar elders zoekt
men uitspanning, genoegen, geluk; en helaas! op
-ocr page 10-
IV
wat wijze wordt dan nagejaagd, wat alleen in eigen
woning moest gezocht worden, en ook dfiar alleen
te vinden is. Vader, moeder, kind leven en bid-
den niet genoeg met elkaar. Vele ouders zijn, ook
zonder dat eenige noodzakelijkheid, pligt, nut of
reden het vorderen, uithuizig als om strijd, en hun-
ne kinderen ontvangen een goruimen tijd niet van
hen of onder hunne oogen, maar veel en verre van
hen verwijderd, eene opvoeding on vorming, waar-
mede het zooveel inniger en noodiger zielsverkeer
van ouder en kind op verre na niet wordt aangevuld.
Dat er aldus geen huiselijke band noch zin, geen
huiselijk genoegen en loven worden gekweekt, be-
wijzen de treurige gevolgen om ons heen. De liefde
der ouders jegens elkaar en hunne kinderen, en
der kinderen onderling en jegens hunne ouders moet
er noodwendig onder lijden, en de stille deugden
van het Christen gezin verminderen en verdwijnen
van lieverlede.
Maar wanorde in het gezin baart onvermijdelijk
wanorde in de maatschappij.
Is er in \'t gezin geen ouderlijk gezag en kinder-
lijke gehoorzaamheid, geene gepaste gehechtheid
aan huis en haard, geene onderlinge godsvereering
en gebed, geen stichten en gesticht worden, geen
natuurlijke en bovennatuurlijke band van vereeni-
ging der zielen tot het ééne hooger levensdoel: hun
aller blijvende vereeniging in het hemelsch huisge-
zin , - in de openbare maatschappij zal men die ge-
breken welhaast terugvinden in stuursch beheer en
-ocr page 11-
V
wrevelige ongezeggelijkheid, of zelfs weerbarstig
vorzot; in menschen zonder hart, wuft van zin, aan
geen levenskring, geen heer of meesteresse ver-
knocht , tot geen enkel offer in staat. Aan gemeen-
schappelijk gebed of verkeer met God, aan weder-
zijdsche stichting wordt niet eens meer gedacht, en
hiermede aller eene bestemming: hunne eeuwige
hereeniging in het gemeenschappelijk vaderhuis hier-
boven , uit het oog verloren en vergeten. De hoo-
gere, door de godsdienst gevoede liefde, welke, al-
tijd offervaardig, zich zelve niet zoekt, maar geeft,
zal wijkon voor koude baat- en hebzucht, die, zelve
reeds onzedelijk, tot alle zedeloosheid voert; terwijl
de onkunde in het godsdienstige, reeds groot in ge-
volge het gemis van huiselijke overlevering, met den
dag zal toenemen en eindelijk overslaan tot ongeloof.
Zulk eene wanorde is, dit begrijpt een ieder, niet
te keeren zonder het herstel van het waarachtig
Christelijk gezin.
Daarom dan is het, dat de zorgzame Moederkerk
in dezo onhuiselijke tijden bijzondere middelen aan-
biedt en bevoorregt, om dat voortwoekerend verderf
tegen te gaan. Zij wil het gezin, het familieleven,
vooral onder de arbeidende klasse, behouden en
aankweeken; of waar het kwijnt, herscheppen,
verheffen, heiligen; en zij stelt ten dien rinde aan
allen een even aantrekkelijk als magtig, een even een-
voudig als verheven toonbeeld voor oogon: het vol-
maakte huisgezin, namelijk, van \'t vergeten Nazareth
— het leven der H. Familie: Jesus, Maria, Josf.f.
-ocr page 12-
VI
Met op dit leven nu bijzonder te wijzen, en met
de geloovigen aan te manen, dit verborgen leven
gedurig te gedenken, er zich in te verdiepen, van
te doordringen, het zich eigen to maken, wekt de
Kerk hen reeds op tot het vervullen eoner groote
verpligting van dankbaarheid jegens den menschge-
worden God, die om onzentwille met Maria en Josof
een zoo lang en zoo diep verborgen leven heeft wil-
len leiden. Zij maant te gelijk allen aan, - kinderen,
jongelingen, maagden, echtgenooten, moeders, va-
ders , - dat hoogste toonbeeld van orde, van stil ge-
luk , van alle huiselijke deugd juist met dat doel te
beschouwen, om het dankbaar te vereeron, innig
lief te krijgen niet alleen, maar vooral ook, om zel-
ven het in hun leven na te volgen en uit te drukken,
opdat hunne personen en gezinnen gelukkige en hei-
lige wederbeelden van de H. Familie mogen worden.
En ten einde orde, vruchtbare kracht, uitbreiding
en bestendigheid aan hare pogingen te geven, sticht
de Kerk daartoe eene eigenaardige vereeniging of
broederschap, en verleent bij de aangeboden mid-
delen ook bijzondere geestelijke gunsten, om den
uitslag van haar werk te verzekeren. Aldus ontstond
die vrome vereeniging, welke thans den schoonen
naam draagt van Aartsbroederschap der H. Fa-
milie:
Jesus, Maria, Josef.
\'t Is hiermede gegaan als met de Kerk zelve en hare
bloeijendste instellingen: het mostaardzaadje is tot
een wijduitgebreiden, vruchtbaren boom geworden.
De hoogst eenvoudige, huiselijke oorsprong is deze.
-ocr page 13-
VII
Een braaf officier te Luik had op Pinkstermaan-
dag van het jaar 1844 de huisgenooten bjj wie hij
inwoonde, en eenige werklieden uit de nabijheid
voreenigd, om zamen zich met goede oefeningen
bezig te houden. De godsdienstige voorlezing, het
stichtend gezang en gebed, kortom heel die zamen-
komst beviel dermate, dat men dadelijk besloot,
voortaan elke week op die wijze to vergaderen. Een
Pater Eedemptorist nam de leiding op zich. Spoe-
dig echter was de huiselijke woning te klein, en
werd de vereeniging dat zelfde jaar op het feest van
Maria-Onbevlekte Ontvangenis in de kerk van het
klooster der Paters Redemptoristen overgebragt. De
Bisschop van Luik, Mgr. van Bommel, dadelijk van
de heilrijko strekking dier vereeniging diep over-
tuigd , bekrachtigde den 7 April 1845 dit werk met
zijn herderlijk gezag, en vestigde de Broedorschap
in gezegde kerk van Maria-Onbevlekte Ontvangenis.
Op zijn verzoek en verslag der gezegende vruchten,
verleende onze H. Vader Pius IX den 20 April van
het jaar 1847 talrijke aflaten aan die vereeniging,
welke drie dagen later door Zijne Heiligheid tot
Aartsbroederschap werd verheven. De drie oorkon-
den dienaangaande zijn in dit Handboekje opgeno-
men. Daar vindt men, behalve de verleende aflaten,
ook de regels, voorwaarden, oefeningen, en wat ver-
der tot deze Broederschap behoort, zoodat we dit alles
hier niet nader te herdenken hebben. We merken
echter dit nog aan, dat heel do orde en inrigting
zelve der vereeniging, waar meer- en minvermo-
1
-ocr page 14-
VIII
genden worden zamengevoerd; waar verschillende
geledingen en betrekkingen zijn van gezag en on-
dergeschiktheid; waar voor de belangen van allen,
voor de geestelijke en de tijdelijke overheden, voor
huis en haard, voor land en Kerk, voor levenden
en overledenen eenstemmig wordt gebeden, - wel-
dadig op de leden moet terugwerken, en orde,
liefde, deelneming in de gezinnen en do maatschap-
pij zal bevestigen, of allengs doen wederkeeren.
Vermelden we nog, dat er in drie jaren tijds, in
1850, reeds meer dan 30 veroemgingen uit verschil-
lende plaatsen in de H. Familie waren opgenomen,
en thans die broederschap, behalve door België en
ons vaderland, ook door Frankrijk, Engeland, Ame-
rika 8ii elders verbreid is. — Daarenboven is eene
dergelijke vereoniging, afzonderlijk voor vrouwen
opgerigt, almede in vollen bloei.
De bepaalde middelen, door de Aartsbroederschap
gebruikt, om tot eene waardige vereering en na-
volging der H. Familie te geraken, zijn het gebed,
het aanhooren van Gods woord en het dikwerf\' na-
deren tot de HU. Sakramenten
; middelen die hier
zooveel te krachtiger werken, als zij meer in broe-
derlijke vereeniging, met eenparig streven, voor
het gansche gezin geschieden, en hierdoor weder
van heilzamen invloed zijn op de maatschappij, voor-
al op den werkenden stand, welke, om dieHs grootere
overeenkomst met het huisgezin van Nazareth, door
dit liefdewerk vooral gezocht on op dat toonbeeld
gewezen wordt.
-ocr page 15-
IX
Door liet gebed, in onderlinge liefde gestort,
vraagt en verwerft men kracht ter trouwe pligtver-
vulling; bestrijdt men de koude zelfzucht en oigen-
baat; leert men naar het voorbeeld van het Heilig
Huisgezin, ter eere Gods en tot heil des naasten,
ook een offer, een werk, eene dienst van liefde aan
anderen wijden. De deelneming alleen in deze Broe-
derschap is, als gansch onverpligt en uit eigen keuze
geschiedende, reeds een werk der vrije liefde, een
verdienptnlijk offer om den hemel gebragt.
Ter bestrijding van onkunde, ongeloof en zede-
bederf is de verkondiging van Gods woord op die
wijze als het in de bijeenkomsten der H. Familie
plaats heeft, een bijzonder geschikt en magtig wa-
pen ; terwijl daarbij het meermalen ontvangen der
HH. Sakramenten
de zielen heiligt en sterkt ter be-
oefening der pligten en deugden, welke ieder voor
zich van het Heilig Huisgezin heeft na te volgen.
Moge dit Handboekje, ten dienste der leden ver-
vaardigd, er toe bijdragen, om het verheven doel
te beter te bereiken; moge het de godsvrucht jegens
de H. Familie meer en meer ontvonken, vele en
waardige leden voor hare Broederschap helpen vor-
men, tot verzekering van hun eigen heil, tot stich-
ting van den naaste, en alles tot altijd meerdere
glorie van God, » in wien wg leven, ons bewegen
»en zijn".
\'"tv
-ocr page 16-
VOORBERIGT BIJ DEN VIERDEN DRUK.
Tor bewaring der gelijkvormigheid, en ten bo-
hoeve van de talrijke bezitters der vorige uitgaven,
is in dezen vierden druk niets veranderd.
Bij het opgeven der zangwijzen, duiden de
letters N. M. de Nieuwe Melodièn, M. de Melo-
diën
aan, in het E. K. Jongensweeshuis te Tilburg
gedrukt, en alom voor geringen prijs verkrijgbaar.
B. wijst op de Gezangen, door J. Beerendonk to
Amsterdam uitgegeven. — Overigens heeft men
in de Broederschapskerken te \'s Hage, Schiedam.
Delfshaven, Leiden, Gouda, enz., waar dit Hand-
boekje
gebruikt wordt, op een aantal Liederen
eigene zeer gepaste molodiën. Men zie ook het
Zondagsblad voor de H. Familie.
We maken nog opmerkzaam, dat de hoofdfeest-
dag, of het Titelfeest der Aartsbroederschap niet
de tweede, maar de eerste Zondag van Julij is, ge-
lijk het gemeld staat.
Gebruikt, godvreezonde leden van het H. Huis-
gezin ! dit Handboekje met veel vrucht voor uw
geestelijk lven.
-ocr page 17-
NADERE OPMERKINGEN
aangaande de op bladz. 9i—!8 vermelde aflaten.
Bij de opmerking van bladz. 12, er. do aan-
teekening onder bladz. 10 is nog te voegen:
1.    De Leden die wettig verhinderd zijn, het
voorgeschreven hezoek van eene kerk of bidplaats
der Broederschap te doen, kunnen hunne eigen
parochiekerk bezoeken. (Rescript van 13 Septem-
ber 1850.)
2.    Volgens algemeen Dekreet van de H. Verga-
dering der Aflaten van den \'18 September 1862,
kunnen alle geloovigen die op den duur, langdurig
ziek, of om eenig blijvend ligchamelijk beletsel niet
in staat zijn uit te gaan,
diegenen echter uit-
genomen, welke in eene communiteit verblijven,

al de reeds verleende, of nog te verleenen volle
aflaten waartoe de H. Communie en het bezoeken
van eenige kerk of openbare bidplaats gevorderd
worden, en welke zij anders, zoo zij in dien lig-
chaamstoestand niet waren, ter plaatse waar zij
leven, verdienen konden, deelachtig worden: mits
zij met een waar berouw, na gebiecht, en al de
andere voorwaarden, zoo er opgelegd zyn, vol-
-ocr page 18-
XII
bragt te hebben, in plaats van de 11. Communie
en het kerkbezoek
andere goede werken, aan ieder
door zijnen biechtvader op te leggen, getrouw
vervullen.
3.    Het voorgeschreven kerkbezoek kan, gelijk
bladz. 12 gezegd is, geschieden van de eerste
vesper
tot zonne-ondergang van den feestdag-. Doch
het gevorderd bezoek voor de aflaten der Statiën,
zoo volle als gedeeltelijke, kan enkel op de dagen
zelven der Statiën
geschieden.
4.     De volle aflaten kunnen door de Leden ver-
diend worden óf op de vastgestelde dagen, óf op
één der zeven onmiddellijk daaropvolgende dagen,
door elk Lid voor zich naar welgevallen te kiezen;
mits alle opgelegde werken van godsvrucht naar
behooren worden volbragt. (Breve van 23 Junij 1863.)
5.    De gedeeltelijke aflaten, voor de Leden al-
leen gegeven, vereischen, dat de voorgeschreven
werken ten minste met een rouwmoedig hart getrouw
vervuld worden.
-v»%ï^-
-ocr page 19-
INHOUD.
Blad!\'
Voorrede.............     m
Voorberigt bij den vierden druk.....      x
Nadere opmerkingen aangaande de op bladz.
9—18 vermelde aflaten.......     xi
I.
OOEKONDEN DEE AAETSBEOEDEESCHAP.
Herderlijke brief van Zijne D. H. den Bisschop
van Luik............i
Apostolische Breve, bij welke talrijke aflaten
aan de Broederschap worden verleend. . . 3
Apostolische Breve, waarbij de vereeniging der
H. Familie tot Aartsbroederschap wordt ver-
heven.............6
-ocr page 20-
XIV
ir.
AFLATEN.
VOLLE AFLATEN OP EENIGE FEESTDAGEN:
1.   onzes Heeren..........9
2.  der H. Maagd en Moeder Gods Maria. . .      9
3.  van den H. Josef.........    10
4.  der Broederschap.........    10
5.  van verscheidene Heiligen......    11
Voorwaarden om deze volle aflaten te verdienen.    12
GEDEELTELIJKE AFLATEN , TE VERDIENEN:
1.  door allo leden der Broederschap. ...    13
2.  door de prefekten, onderprefekten, enz. .    15
Gedeeltelijke aflaten der Statiën van Rome. .
    16
Echtverklaring van al deze aflaten.....
    18
III.
Voorwaarden tot de opneming in de Aartsbroe-
derschap............19
IV.
Regels en verordeningen der Broederschap. . 20
Regels voor den Prefekt........29
-ocr page 21-
XV
Goedkeuring dezer Regels door Z. D. H. den
Bisschop van Haarlem........31
V.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN.
OEFENINGEN VOOR DE WEKELIJKSCHE BIJEENKOMST
DER BROEDERSCHAP.
Aanroeping van den H. Geest......    32
Veni Creator. Latijn en vertaling. ...    33
Gebed tot den H. Geest........    35
Gebed tot do Beschermheiligen der leden en
der afdeeling...........    36
Litanie der H. Familie, met de gebeden.    38
Memorare van de H. Maagd......    42
Memorare van den H. Josef......    42
Aanroeping van Jesus, Maria, Josef. ...    43
Wijzen om geestelijk te communiceren. . .    44
Lofzang Tantum, ergo, met de vertaling. .    44
Gebed tot Jesus in het H. Sakrament. . .    45
OEFENINGEN VOOR DE MAANDF.LI.JKSCHE VERGADE-
RING DER PREFEKTEN EN ONDERPREFEKTEN.
Opening der vergadering, enz......46
Gebed tot de H. Moeder Gods.....47
-ocr page 22-
KVI
OEFENINGEN VOOR DE ALGEMEENE VERGADERING DER
PREFEKTEN EN ONDERPREFEKTEN.
Opening dezer vergadering, enz.....48
Gebed tot O. L. V. der Zeven Smarten. . . 48
OEFENINGEN VOOR DE PLEGTIGE OPDRAGT DER
LEDEN.
Akte van opoffering aan de H. Familie Jesns,
Maria, Josef...........50
Formule van aanneming........50
Gebed voor de wijding van de Medailles en
Diplomen............52
OEFENINGEN VOOR DE GENERALE COMMUNIE.
Wanneer die gewoonlijk plaats heeft. ... 55
Wat er onder de H. Mis gezongen wordt. . 55
OEFENINGEN VOOR DE RETRAITE.
\'s Morgens............56
\'s Avonds............56
OEFENINGEN EN GEBEDEN GEDURENDE DE ZIELEM1S.
Gebed voor onze overledene broeders. ... 57
Litanie van den Allerheiligsten Naam Jesus. 60
-ocr page 23-
XVII
Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria. . 63
Litanie van den H. Josef.......68
VI.
GODVRUCHTIGE GEZANGEN.
Groete aan het H. Sakrament. Ave verum, met
de vertaling, op dezelfde wijs.....    73
Aanbidding van het H. Sakrament. Adoro Te,
met de vertaling, op dezelfde wijs. ...    74
In den Advent. Rorale coeli......    76
In den Kerstijd. Puer nobis nascitur, met de
vertaling, op dezelfde wijs......    78
In de Vasten. Parce Domine......    80
Osanctissima..........    80
VOOR DE OVERLEDENEN.
Jesu Salvator..........82
TOT DANKZEGGING.
Laudate pueri..........82
Laudate Dominum........84
Magnificat. (Lofzang van Maria.) ... 86
SMEEK- EN BOETEZANGEN.
Miserere mei, Deus........88
-ocr page 24-
XVIII
De profundis..........    92
KLAAGZANG.
Stabat Mater. (Wijzen als het Latijn.). .    94
VII.
GODVEUCHTIGE LIEDEREN.
I. Aan den H. Geest........  100
II. Aan Jesus eer!.........  104
III.  De H. Familie Jesus, Maria, Josef. . .  103
IV.  Lied onzer Broederschap: O Godsgezin.  105
V.  De H. Familie, onze troost.....  106
) I. . .  108
VI.   Geloofd zij Jesus Christus! > II. . .  109
\'m... no
VII.  Schoon lied van het Allerh. Sakrament.  112
VIII. Vóór de H. Communie......
  114
IX. Na de H. Communie.......  116
X. De Heer en de ziel. Vóór de H. Com-
munie...........
  117
XI. Welkom. Na de H. Communie. . . .  119
XII. Kerslied aan het Kindje Jesus. . . .  120
XIII.  Lofzang aan het H. Kruis.....  122
XIV.  Liefdezucht tot het Kindje Jesus en zijne
H. Moeder. (Meilied.) . . . ..123
-ocr page 25-
XIX
XV.  DeXVGehei-| I. Bigde Geheimen. . . 125
men van den / II. Droevige Geheimen. . 127
Bozekrans. ) III. Glorierijke Geheimen. 128
XVI.  Jubellied aan Maria, Onbevlekt Ont-
vangen..........130
XVII. Maria-Bezoek........132
XVIII. Lofzang aan het H. Hart van ƒ I. 133
Maria........> II. 135
\\ III. 136
XIX. Gegroet zijt gij, Maria!.....138
XX. Avondbede aan Maria......140
XXI. Meilied...........141
XXII. Aan den H. Josef.......142
XXIII.  Bede aan den H. Josef.....144
XXIV.  Aan den H. Joannes......145
XXV. De H. Joannes de Dooper, Boetgezant. 146
XXVI.  Lofzang aan de HH. Apostelen Petrus
en Paulus.........148
XXVII.  Smeeklied aan den H. Willibrordus,
Apostel en Patroon van Neder-
land..........149
XXVIII.  Loflied aan de H. Moeder Anna. . 151
XXIX. Loflied aan den H. Alphonsus. . . 152
XXX. Smeekzang aan de H. Barbara, bij-
zondere Patrones voor een zalig
sterfuur.........153
XXXI. Smeeklied tot Patroonheiligen. . . 154
XXXII.  Loflied aan onzen H. Engelbewaarder. 156
XXXIII.  Het gebed te Nazareth.....158
XXXIV.  Maria-Tenhemelopnenüng.....159
-ocr page 26-
\\\\
XXXV. Ave Maris Stella. —Op alle
Maria-dagen........161
XXXVI. Vaandellied van het H. Huisgezin. 162
XXXVII. Avondzang.........164
XXXVIII Dag van Gramschap......165
—«ut&tia»—
-ocr page 27-
I
OORKONDEN DER AARTSBROEDERSCHAP.
Herderlijke brief van Zijne Hoogwaardig-
heid den Bisschop van Luik, krachtens
welken de Broederschap werd op-
gerigt voor de, stad Luik.
Cornelius , door de barmhartigheid Gods
en de gunst van de?i H. Stoel, Bis-
schop van Luik, aan allen en aan
een ieder die deze zullen zien, Zalig-
heid in den Heer.
Wijl de vijand van het menschelijk ge-
slacht ons overal strikken heeft gespannen,
zouden wij ligt in ons streven naar de
eeuwige zaligheid verflaauwen, zoo wij niet
onophoudelijk door geestelijk voedsel wer-
den gesterkt. Daarom is niet zonder reden
in de Kerk het gebruik ingevoerd, de
verflaauwende liefde der geloovigen door
geestelijke broederschappen, als door zoo-
vele gezamentlijke prikkels en vereenigde
vlammen, op te Avekken.
Een verzoekschrift, ons aangeboden dooi-
den Eerw. Pater de Held, Provinciaal van
de Congregatie des Allerheiligsten Verlos-
sers in België, behelsde zijn verlangen om
-ocr page 28-
2
iu de kerk van genoemde Congregatie,
gelegen in onze stad, en aan God toegewijd
onder de aanroeping van de Allerheiligste
Maagd Maria, Onbevlekt Ontvangen, tot
meerdere eer van God en tot opwekking
der godsvrucht van de geloovigen, eene
vereeniging in te stellen en op te rigten
onder de bescherming en aanroeping der
H. Familie, benevens zijne bede, dat wij
ons zouden gewaardigen, hem de daartoe
noodige volmagt te verstrekken, tegelijk
met de bekrachtiging van dit werk door
ons herderlijk gezag. Ten einde dus aan de
godvruchtige bedoelingen en verlangens van
bovengenoemden Pater te voldoen, vergun-
nen en geven wij hein de volmagt en het
verlof, om in zijne kerk vermelde veree-
niging in te stellen en op te rigten, gelijk
wij die krachtens onze magt volgens de voor-
geschreven en door ons goedgekeurde regels
en statuten instellen en oprigten bij deze.
Gegeven te Luik, onder onze handtee-
kening, ons zegel en de handteekening
van onzen Vikaris-Generaal en onzen Se-
kretaris, den 7 April 1845.
f COKNELIUS,
Bisscliop van Luik.
Op last van Zijne Hoogwaardigheid,
J. P. A. J. Bekkeks,
Sekretari».
-ocr page 29-
APOSTOLISCHE BREVE,
BIJ WELKE TALRIJKE AÏLATEN AAN DE BROEDERSCHAP
WORDEN VERLEEND.
PIUS IX, Paus,
ter altijddurende gedachtenis.
Daar er, gelijk Wij vernomen hebben,
in de kerk van O. L. V. Onbevlekte Ont-
vangenis te Luik, eene godv luchtige broe-
derschap of vereeniging van geloovigen van
beider geslacht bestaat, wettig opgerigt
onder den titel van de Heilige Familie, wel-
ker leden zich op zeer vele werken van gods-
vrucht en liefde toeleggen; en daar diezelfde
geloovigen Ons hebben doen verzoeken,
hunne vereeniging met de heilige schatten
der aflaten te willen verrijken: zoo hebben
Wij goedgevonden, die godvruchtige ver-
langens goedgunstig in den Heer te be-
willigen. Weshalve Wij, vertrouwende op
de goedertierenheid van den Ahnagtigen
God, en steunende op het gezag zijner
gelukzalige apostelen Petrus en Paulus,
barmhartiglijk in den Heer aan alle ge-
loovigen van beider geslacht, die in
voornoemde vereeniging in het vervolg
zullen worden opgenomen, verleenen een
vollen aflaat op den dag hunner intrede,
-ocr page 30-
4
mits zij niet een waar berouw biechten
en communiceren; evenzoo aan alle reeds
ingeschreven, of later in de broederschap
in te schrijven broeders en zusters vollen
ajfaat
in het sterfuur, mits zij, na met
een waar berouw gebiecht en gecommu-
niceerd te hebben, of zoo hun dit niet
mogelijk is, ten minste met berouw den
naam van Jesus godvruchtig met den
mond, zoo \'t hun mogelijk is, of althans
met het hart aanroepen; eveneens een
vollen aflaat aan al de broeders en zusters
van gemelde vereeniging, tegenwoordige
en toekomende, op elk der feestdagen
vermeld in de artikelen 19, 20 en 21
der statuten van de vereeniging, mits zij,
na met een waar berouw gebiecht en ge-
communiceerd te hebben, op die dagen god-
vruchtig de kerk, de kapel of de bidplaats
dierzelfde vereeniging bezoeken in den tijd
tusschen de eerste vespers tot aan zonne-
ondergang, en daar godvruchtig bidden
voor de eendragt onder de Christen vorsten,
de uitroeijing der ketterijen en de ver-
heffing van onze Moeder de H. Kerk.
Daarenboven verleenen Wij in den vorm bij
de Kerk in gebruik, aan de broeders en
zusters van voormelde vereeniging, tegen-
woordige en toekomende, kwijtschelding
-ocr page 31-
5
van honderd dagen der straffen, die hun
zijn opgelegd, of die zij hoe dan ook
schuldig zijn, eiken keer dat zij ten minste
rouwmoedig tegenwoordig zijn bij de god-
vruchtige bijeenkomsten der vereeniging,
of eenig ander goed werk, bij haar in
gebruik, verrigten.
Wij vergunnen ook in den Heer, dat
alle en iedere dezer aflaten, kwijtscheldingen
van zonden en straffen, kunnen worden
toegevoegd, bij wijze van voorspraak, aan
de zielen der geloovigen, die in de liefde
Gods uit deze wereld zijn gescheiden.
Niettegenstaande alles wat hiermede in
strijd zoude zijn. Echter is het Onze wil,
dat, indien vroeger eenige andere dergelijke
aflaat aan de voornoemde broeders en
zusters voor het verrigten der bovenstaande
werken voor altoos of voor een nog niet
verstreken tijd is verleend, deze herroepen
zij, gelijk Wij ze door Onze Apostolische
magt herroepen bij deze; eveneens dat,
indien voormelde broederschap reeds bij
eenige aartsbroederschap is ingelijfd, of
naderhand wordt ingelijfd, of op welke
wijze ook met de eene of andere vereenigd,
of onder welken vorm ook wordt opge-
rigt, de eerste en alle andere Apostolische
Breven hun volstrekt tot niets dienen,
-ocr page 32-
maar van dan af en door dat alleen alle
kracht verliezen.
Gegeven te Rome, bij de H. Maria de
Meerdere, onder den Visschersring, den 20
April, 1847, het eerste jaar van Onze
Pauselijke Regering.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambkuschini ,
Ij f S.
                                 A. Picchioni, Substituut.
APOSTOLISCHE BREVE,
WAARBIJ DE VEREKNIGING DER H. FAMILIE TOT AABTS-
BROEDERSCHAP WORDT VERHEVEN.
PIUS IX, Paus,
ter altijddurende gedachtenis.
Aan de godvruchtige vereenigingen der
geloovigen, wier zorg en toeleg de beoe-
fening van werken van godsvrucht, en
de behartiging der zaligheid van den
naaste ten doel hebben, verleenen Wij
volgaarne bijzondere blijken Onzer opper-
herderlijke welwillendheid. Wijl nu de
broeders van de vereeniging, opgerigt
onder den titel van de heilige familie in
de kerk van O. L. V. Onbevlekte Out-
-ocr page 33-
7
vangenis te Luik in België, welke ver-
eeniging voornamelijk het zieleheil der
behoeftige werklieden behartigt, Ons ne-
derig gesmeekt hebben, aan gemelde ver-
eeniging den titel en de voorregten van
aartsbroederschap te verleenen: zoo hebben
Wij, in aanmerking nemende de geeste-
lijke vruchten door haar voortgcbragt,
vruchten, welke eene getuigenis van groot
gewigt \') Ons verzekert zeer overvloedig
te zijn, goedgevonden, de wenschen en
het verzoek dier broeders in te willigen.
Dientengevolge een bijzonder blijk van
Onze welwillendheid wenschende te schen-
ken aan allen ten wier gunste Wij deze
brieven afgeven, en hen, alleen ten dien
einde, ontslaande en voor ontslagen hou-
dende van alle vonnis van excommunicatie
en interdict en van alle andere kerkelijke
censuren, sententiën en straffen, op welke
wijze en uit welken hoofde dan ook ge-
wezen, in zoover ze hen mogten hebben
getroffen, verheffen Wij genoemde ver-
eeniging, opgerigt te Luik onder den titel
van de heilige familie , door Ons Apos-
toliesch Gezag bij luid van deze tot den
titel van aartsbroederschap, en verleenen
1) Van Mgr. van Bommel, Bisschop van Luik.
2.
-ocr page 34-
8
haar en deelen haar mede alle en iedere
regten en voorregten, welke de overige
aartsbroederschappen uitoefenen en ge-
nieten, of kunnen, of zullen kunnen uit-
oefenen en genieten. Wij verleenen haar
bij gevolg het regt, om andere vereenigingen
van denzelfden naam en van dezelfde in-
stelling, echter buiten de voormelde stad,
en overeenkomstig hetgeen is voorgeschre-
ven in de Constitutie ten dien aanzien door
Onzen Voorganger Clemens V11I zaliger
gedachtenis gegeven, in zich op te nemen,
benevens het regt om aan voormelde ver-
eenigingen al de voorregten en aflaten
mede te deelen, welke de Aartsbroederschap
door ons opgerigt bezit.
Dit verleenen en staan Wij goedgunstig
toe, niettegenstaande alle Apostolische, en
in generale en provinciale en synodale
conciliën uitgevaardigde algemeene of bij-
zondere constitutiën en ordonnantiën, en
al hetgeen er mede zoude strijden.
Gegeven te Rome bij de H. Maria de
Meerdere, onder den Visschersring, den 23
April 1847, het eerste jaar Onzer Pauselijke
Regering.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambküschini ,
L f S.
                                  A. Picchioni, Substituut.
-ocr page 35-
9
II.
AFLATEN,
vergund door Zijne Heiligheid Pius IX, aan
de Aartsbroederschap der H. Familie, als-
ook aan al de vereenigingen, zamengesteld
uit geloovigen van beider geslacht, die in
de voornoemde Aartsbroederschap zijn op-
genomen.
VOLLE AFLATEN OP DE VOLGENDE FEESTDAGEN :
1. Onzes Heer en.
Kersmis; Driekoningen; de Opdragt in
den tempel, 2 Februarij; de Vlugt naar
Egypte, 4 zondag van April; Paschen;
Hemelvaart; H. Sakramentsdag, donder-
dags na het feest der IL Drievuldigheid;
het H. Hart van Jesus, vrijdags na het
octaaf van het H. Sakrament; den Aller-
heiligsten Verlosser, 3 zondag van Julij;
Kruisverheffing, 14 September.
2. Der Heilige Maagd en Moeder Gods
Maria.
De Geboorte van Maria, 8 September;
onze Lieve Vrouw van Smarten, 3 zondag
-ocr page 36-
10
van September en vrijdags na Passiezondag;
de Tenhemelopneming, 15 Augustus; * het
Allerheiligste en Onbevlekte Hart, zondags
na het octaaf van Maria-Tenhemelopne-
ming \'); en voor het godvruchtig vieren der
Meimaand.
3.   Van den H. José f.
Den 19 Maart, en op het Beschermfeest,
den 3 zondag na Paschen.
4.    Der Broederschap.
De oprigting onzer vereeniging op Pink-
stermaandag.
Des zondags na den 7 April, feest van
de kerkelijke oprigting der broederschap.
Den eersten zondag van Julij, den
voornaamsten feestdag der broederschap.
(Art. 19.)
Den 8 December, feestdag der Onbe-
vlekte Ontvangenis van Maria, waarop de
broederschap is overgebragt naar de kerk
van O. L. V. van de Onbevlekte Ontvan-
genis te Luik.
1) De aflaten met dit teeken (*) aangeduid, zijn bij eene
latere vergunning, namelijk van den 13 Julij 1850, toege-
staan , en kunnen door alle geloovigen verdiend worden,
mits zij de kerk of openbare bidplaats bezoeken, waar de broe-
derschap is opgerigt, en de gewone aflaatgebeden volbrengen.
(Zie verder de opmerkingen achter de voorrede.)
-ocr page 37-
II
* Den 23 April, den dag, waarop deze ver-
eeniging tot. Aartsbroederschap is verheven.
Op den dag, dat de leden de plegtige
akte van opoffering doen en in de broe-
derschap ingelijfd worden.
5. Van verscheidene Heiligen.
Den 18 Maart, den H. Aartsengel Gabriël.
Den 5 April, de Z. Juliana van Cornillon.
Den 29 Junij, de HH. Apostelen Pe-
trus en Paulus.
*  Den 26 Julij, de H. Anna.
*  Den 2 Augustus, den H. Alphonsus.
*  Den zondag onder het octaaf van O. L. V.
Tenhemelopneming, den H. Joachim.
Den 1 zondag van September, de HH.
Engelen-bewaarders.
Den 29 September, den H. Aartsengel
Michaël.
Den 1 November, Allerheiligen.
Den 2 November, Allerzielen.
Het feest van den Patroonheilige voor
elk lid en van den Beschermheilige voor
de geheele afdeeling.
*  Het feest van den Patroonheilige der
plaats waar de broederschap is opgerigt.
*  Verder volle aflaat voor hen, die het H.
Sakrament bij de Processie vergezellen; —
-ocr page 38-
12
en voor die in het uur van sterven den
H. Naam van Jesus met den mond, of
dit niet kunnende, althans met het hart
aanroepen.
Eindelijk de volle aflaten der Statiën van
Rome, op Witten Donderdag, Paschen,
\'s Heeren Hemelvaart, en Kersmis; alsmede
de hierna volgende gedeeltelijke aflaten.
**»,%?-
OPMERKING.
OM DEZE VOLLE AFLATEN TE KUNNEN VERDIENEN,
WORDT VEREISCHT: DAT MEN
1°. Met ware gevoelens van boetvaardig-
heid zijne zonden biechte en communicere.
2°. De kerk, of openbare bidplaats
bezoeke, waar de broederschap is opge-
rigt, tusschen de eerste vespers der feest-
dagen en zonne-ondergang van den dag.
Zouden de vermelde feesten op een werk-
dag invallen, dan kunnen de aflaten den
daaropvolgenden zondag verdiend worden.
Al deze volle, alsmede de hierna vol-
gende gedeeltelijke aflaten zijn toepasse-
lijk op de afgestorvene zielen in het
vagevuur. (Zie verder achter de voorrede.)
-ocr page 39-
13
GEDEELTELIJKE AFLATEN.
Honderd dagen aflaat voor de leden der
broederschap:
1.   Die de wekelijksche vergadering bij-
wonen.
2.  Die het een of ander goed werk, daarbij
in gebruik, verrigten.
Deze aflaat kan derhalve verdiend worden:
I. DOOR ALLE LEDEN DER BROEDERSCHAP.
1.   Met eiken morgen de werken van den
dag aan Jesus, Maria, Josef op te dragen.
2.  Met \'s morgens en \'s avonds driemaal
het Wees gegroet te bidden, wat de H.
Alphonsus zoozeer aanbeveelt.
3.  Met \'s morgens en \'s avonds het Onze
Vader
en Wees gegroet te bidden, ter
eere van den Patroonheilige des jaars.
4.   Met geestelijk te communiceren.
5.   Met s avonds, alvorens men zich
ter ruste begeeft, zijn geweten te onder-
zoeken.
6.   Met op de werkdagen in de H. Mis
tegenwoordig te zijn.
7.  Met zieken, armen, kranken, gevan-
genen, hospitalen te bezoeken.
8.   Met de lijkdienst, welke de broe-
-ocr page 40-
I.\'l
derschap voor de overledenen laat. verrigten,
bij te wonen.
9.   Met zich bereid te toonen, om die
zich aanbieden voor de broederschap, te
vergezellen \').
10.   Met de gevaarlijke gezelschappen en
vermaken te vlugten, of ook anderen er
een afschuw voor in te prenten, alsook
met het lezen van kwade boeken en dag-
bladen, enz. te vermijden.
11.   Met vijanden te verzoenen.
12.   Met geduldig de vernederingen, de
verachting en de beleedigingen te verdra-
gen, enz.
13.   A\'let de ligchainen der overledenen
ter begraafplaats te vergezellen.
14.  Met eenig liefdewerk, hoedanig ook,
jegens de broederschap uit te oefenen.
15.  Met godvruchtig de bijeenkomsten,
ter aanleering der lofgezangen en geeste-
lijke liederen, bij te wonen.
16.   Met het Heilig Sakrament te verge-
zellen, wanneer het aan zieken gebragt
of in processie rondgedragen wordt.
17.  Met het Allerheiligste Sakrament te
bezoeken, bijzonder gedurende het 40-uren-
gebed.
1) Men zie de aanmerking onder Art 14 der regels.
-ocr page 41-
15
"H8. Met. preken, octaven, of novenen
bij te wonen.
19.    Met de godslasteringen te helpen
uitroeijen.
20.    Met een armen zondaar van zijnen
dwaalweg terug te brengen.
II. DOOR DE PREFEKTEN, ONDERPREFEKTEN, SEKRE-
TARISSEN EN ANDEREN, DIE EENE BEDIENING
IN DE BROEDERSCHAP WAARNEMEN.
1.   Met de bijzondere vergaderingen,
waarvan de regels Art. 12 spreken, bij
te wonen.
2.  Met de liefdepligten, aan hunne be-
diening verbonden, te vervullen.
3.   Met de zieken hunner afdeeling te
bezoeken.
4.   Met de leden hunner afdeeling aan
te moedigen tot het ontvangen der Heilige
Sakramenten op de feestdagen van de
Broederschap.
Gegeven te Rome, bij de H. Maria de
Meerdere, onder den Visschersring, den
20 April 1847.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambeuschini ,
A. Picchioni, Substituut.
3
-ocr page 42-
1(1
GEDEELTELIJKE AFLATEN DER STATlëN VAN ROME.
1.   Op Asch- woensdag en den 4 zondag
van de vasten, 15 jaren en 15 quadragenen.
2.   Op Palm-zondag, 25 jaren en 25
quadragenen.
3.   Op Goeden vrijdag, en Paasch-zatur-
dag, 30 jaren en 30 quadragenen.
4.   Op de andere nog niet veTmelde zon-
en werkdagen van de vasten, 10 jaren en
10 quadragenen.
5.   Alle dagen, van Paasch-niaandag tot
en met zondag Beloken-Paschen, 30 jaren
en 30 quadragenen.
0. Op de vigilie van Pinksteren, 10
jaren en 10 quadragenen.
7.   Op Pinkster-zondag en iederen dag
van het octaaf tot en met zaturdag, 30
jaren en 30 quadragenen.
8.   Op den 1, 2 en 4 zondag van den
Advent, 10 jaren en 10 quadragenen.
9.   Op den derden zondag van den Ad-
vent, 15 jaren en 15 quadragenen.
10.   Op de vigilie van Kersmis, Kers-
mis-nacht en in de eerste Kersmis, 15
jaren en 15 quadragenen.
11.   Op de drie dagen die Kersmis vol-
gen , op de Besnijdenis, Drie-Koningen, de
zondagen van Septuagesima, Sexagesima
-ocr page 43-
17
eu Quinquagesima , 30 jaren en 80 qua-
dragenen.
12.   Op de drie dagen van eiken qua-
tertemper, 10 jaren en 10 quadragenen.
13.   Op den feestdag van den H. Marcus
en op de drie Kruisdagen, 30 jaren en
30 quadragenen.
Volgens een besluit van de H. Verga-
dering der\'aflaten, 9 Julij 1777.
GEPRIVILEGIEERD ALTAAR VAN\' DE H. FAMILIE.
Breve: „Volgens verzoek \') in bijzonder
„gehoor, heeft Zijne Heiligheid Pius IX
„ uitdrukkelijk verklaard : dat Hij gaarne
„ de gunst toestond van het altare privi-
„legwtv/ni cjuotidianum et perpet hum
onder
„ den titel van de Heilige Familie, zoodat
„ieder priester, die aan hetzelve de H.
„ Mis opdraagt voor de zielen der overle-
denen van de vereeniging, een vollen
„aflaat kan verkrijgen."
Gegeven te Rome, in het Sekretariaat
van de H. Vergadering der Aflaten, den 9
Julij 1850.
F. Card. Asqtjikitjs, Pre/.
Jac. Gallo, Seh:
\\) Van de oversten der Vergadering van don AUerheilig-
sten Verlosser in België.
-ocr page 44-
IN
ECHTVERKLARING VAN AI. DEZE AFLATEN.
Indulgentias hoc libello conteiitas ut au-
thenticas recognovimus, easqite in locis no-
strae jurisdictionis promulgari permittimus.
Datum Hagae Coraitum,
die 16 mensis Februarii 1853.
C. BELGRADO.
SSmt Dm nostri Pii divina pro-
videntia PP. IX, Antistes do-
mesiicus, protonotarius apostoli-
cus, Vice-Superior Missionis Hol-
landiae, etc.
er
-ocr page 45-
19
III.
VOORWAARDEN,
TOT DE OPNEMINS IN DE BROEDERSCHAP VAN DE
HEILIGE FAMILIE.
Opdat eene bijzondere congregatie of
vereeniging in de moeder-congregatie van
de H. Familie kunne opgenomen worden,
en deel hebben aan de aflaten en voor-
regten, welke Zijne Heiligheid Pius IX aan
de Aartsbroederschap verleend heeft, moet
zij het volgende nakomen.
1.   De vereeniging moet door den Bis-
schop van het Diocees opgerigt worden.
2.    Moet men bij den algemeenen Be-
stuurder der Aartsbroederschap, te Luik
bij de Eerw. PP. Redemptoristen, of daar
waar de zetel der Aartsbroederschap bij
vergunning van Zijne Heiligheid zou ver-
plaatst worden, de uitdrukkelijke aanvraag
doen om in gemelde Aartsbroederschap van
de Heilige Familie opgenomen te worden.
Op deze twee voorwaarden zendt de al-
gemeene Bestuurder een brief van aan- of
opneming, die aan de bijzondere congre-
gatie het regt toekent om de aflaten en de
andere voorregten te genieten.
-ocr page 46-
n.
IV.
REGELS EN VERORDENINGEN
VAN DE BROEDERSCHAP DER H. FAMILIE
JE SUS, AI ARIA, JOSÉ F.
Art. 1. Het doel der vereeniging is:
de H. Familie, bestaande uit Jesus Christus,
den menschgeworden Zoon Gods, zijne Al-
lerheiligste Moeder Maria en den H. Josef,
zijnen Voedstervader, te vereeren, en aan
de Katholieken van beider geslacht, van
allen leeftijd en stand, eene heilzame ge-
legenheid te verschaffen, om met zekerheid
den weg van het goed en der deugd te
bewandelen.
Art. 2. De middelen bij de vereeniging
in gebruik, om haar edel en nuttig doel
te bereiken, zijn: het gebed, het hooren
der prediking van Gods woord en het
dikwerf naderen tot de HH. Sakramenten.
Art. 3. De vereeniging is gesteld onder
het gezag en de bescherming van den Bis-
schop van het diocees, waar zij opgerigt is.
Art. 4. De vereeniging wordt in het
algemeen bestuurd door den tijdelijken
Pastoor dei\' parochie , in welke zij is
-ocr page 47-
•21
opgerigt, of door eenen van hem daartoe
benoemden Priester.
Art. 5. Zij wordt verdeeld in afdeelin-
gen van een bepaald getal leden. Iedere
afdeeling wordt onder de bescherming
gesteld van een Heilige. Aan het hoofd
van iedere afdeeling staat een Prefekt,
door den Bestuurder gekozen. Den Prefekt
wordt de vervulling eeniger pligten van
liefde en zorg opgelegd. Hem wordt toe-
gevoegd een Onderprefekt, gekozen uit
zijne afdeeling. Dezes pligt is, den Prefekt
bij te staan, en hem in geval van afwe-
zigheid te vervangen.
Art. 6. De. Bestuurder van de veree-
mging kiest daarenboven uit hare leden
één of meer Sekretarissen, alsook de
andere beambten, aan welke de congregatie
behoefte mogt hebben. Hij kan hen naar
goedvinden door anderen doen vervangen.
Art. 7. De leden der H. Familie ver-
gaderen ééns in de week, op den dag
door den Bestuurder bepaald. Deze ver-
gaderingen worden toegewijd aan het gebed
en het aanhooren van Gods woord: zij
zijn eene aangename afwisseling van het
pene en het andere.
Art. 8. Tedere afdeeling neemt in de
kerk der vereeniffing de haar aangewezen
-ocr page 48-
\'2-.\'
plaats in, en ieder lid van de Congregatie
beware het nummer der afdeeling waarin
hij geplaatst is, althans zoolang de Be-
stuurder hem geene andere plaats aan-
wijst.
Art. 9. De leden der vereeniging over-
tuigen zich wel, dat zij allen kinderen
zijn der congregatie van de Heilige Familie,
en bijgevolg Broeders, in wier midden
de hartelijkste liefde moet. heerschen. Zij
moeten dus wel weten, dat er geen on-
derscheid bestaat tusschen de verschillende
afdeelingen waarin zij geplaatst zijn; de
laatsten toch zijn zooveel als de eersten,
en de eersten zooveel als de laatsten.
Men hechte aan deze rangschikking veel
gewigt, dewijl zij eene noodzakelijke voor-
waarde is voor de instandhouding dei-
goede orde in eene talrijke congregatie,
die zonder dit middel aanleiding zou geven
tot verwarring.
Art. 10. De oefeningen van godsvrucht,
die in de bijeenkomsten gewoonlijk zullen
gehouden worden, zijn: de Litanie van
de Heilige Familie, het gebed: Gedenk,
o goedertierenste Maagd,
een gedeelte van
den Rozekrans, het onderzoek van geweten,
de geestelijke Communie, de aanroeping
van de Heilige Patronen Hes jaars, en van
-ocr page 49-
23
die der afdeelingen. Eindelijk worden de
bijeenkomsten gesloten met den zegen van
het Allerheiligste Sakrament.
Art. 11. Zonder voorloopige verwitti-
ging van den Prefekt of Onderprefekt, zal
zich niemand aan de bijeenkomsten mogen
onttrekken.
Art. 12. ledere Prefekt, vergezeld van
zijnen Onderprefekt, zal ééns in de maand,
op den hem bepaalden dag, aan den Be-
stuurder rekening afleggen van de afdeeling
aan zijne liefderijke zorgen toevertrouwd.
Hij moet hem bekend maken, of, en hoe
dikwijls iemand, zonder reden en zonder
voorkennis, van de bijeenkomsten afwezig
zij geweest. Het wordt vervolgens aan het
oordeel van den Bestuurder overgelaten,
of men de in gebreke zijnde leden buiten
de vereeniging moet sluiten. De Sekreta-
rissen vervoegen zich insgelijks, op eenen
bepaalden dag van iedere week, bij den Be-
stuurder. — Daarenboven vereenigen zich
alle beambten der congregatie viermaal
in het jaar op een bepaald uur van den
zondag, onmiddellijk volgende op den
quatertemper, om gezamentlijk te bidden,
en om van den Bestuurder onderrigtingen
te ontvangen, geschikt om den ijver van
de geheele congregatie te onderhouden.
3.
-ocr page 50-
24
Art. 13. Die in de vereeniging met
eene bediening is belast, zal, indien hij
de uitgestrektheid zijner pligten begrijpt,
wel verre van hieruit eene reden te nemen,
om zich boven zijne medebroeders te ver-
heffen, zich integendeel meer gedrongen
voelen, om hen door een voorbeeldig leven,
maar bijzonder door eene stip tere naleving
der regels en verordeningen van de con-
gregatie te stichten.
Art. 14. Die in de congregatie der
Heilige Familie verlangt opgenomen te
worden, moet zich door een lid van ge-
zegde vereeniging, of door een ander aan-
bevelenswaardig persoon doen voorstellen
aan den Bestuurder, die, na zich van
zijne zeden, woonplaats en betrekking te
hebben verzekerd , hem tot de beproeving
zal kunnen toelaten \').
Art. 15. Na den proeftijd, die onbe-
paald zal duren , en afhangen van het goed
gedrag, alsook van den ijver, waarmede
hij die wenscht opgenomen te worden, de
1) Nieuwe leden in de Broederschap brengen, is zeker een
bewijs van liefde en toegenegenheid voor haar: nogtans is
het ten sterkste af te raden, iemand voor te dragen, die niet
genoegzaam bekend is, of den ouderdom van 18 jaren nog
niet bereikt heeft; het is zelfs lakenswaardig en der ver-
eeniging zeer schadelijk, iemand tot haar te brengen, van
wien ze niets dan oneer en verdriet te wachten heeft.
-ocr page 51-
25
bijeenkomsten bijwoont, zal hij zijne pleg-
tige intrede doen in de Broederschap, door
het ontvangen der HH. Sakramenten, en
door de akte van opoffering aan Jesus,
Maria, Josef. Daarna wordt liem een open
brief van aanstelling als lid der Broeder-
schap overhandigd. Mede verkrijgt hij het
regt tot het dragen van het onderschei-
dingsteeken der Broederschap.
Art. 16. De verpligtingen, welke de
leden der vereeniging op zich nemen, zijn
verpligtingen geheel van liefde. In het al-
gemeen zijn zij gehouden te leven als goede
Christenen, als voortreffelijke jongelieden,
als uitmuntende huisvaders. Immer zullen
zij vermijden de gevaarlijke gezelschappen,
het lezen van slechte boeken of dagbladen,
de gevaarlijke speelplaatsen, in één woord
alles wat hen tot zonde zou brengen.
In het bijzonder zullen zij iederen dag,
behalve het vervullen der pligten van een
goed Christen, nog 1° \'s morgens de wer-
ken van den dag aan Jesus, Maria, Josef
opdragen, en deze opdragt door den dag
nu en dan vernieuwen; 2° \'s avonds hun
geweten onderzoeken en geestelijk commu-
niceren.
Art. 17. Als een der leden ziek wordt,
zal hij den Bestuurder hiervan verwitti-
-ocr page 52-
26
gen \'), opdat deze dit ter kennisse brenge
van de medebroeders, die allen altijd in
elkanders lijden moeten deel nemen , en
slechts één hart en ééne ziel uitmaken, ge-
lijk de eerste geloovigen der Kerk. Men
moet hen door deze opregt broederlijke
liefde van anderen kunnen onderscheiden.
En na elkander in het leven bemind te
hebben, zidlen zij nog na den dood el-
kander liefde toedragen. Daarom zal de
vereeniging eene lijkdienst doen verrigten
voor ieder lid , dat tot aan den dood in
de congregatie zal hebben volhard.
Art. 18. De Heilige Patronen van het
jaar worden aan elk lid, in de bijeenkomst
onmiddellijk den eersten Jannarij vooraf-
gaande, door het lot toegewezen 2).
Art. 19. Het titelfeest der Heilige Fa-
milie , dat ook het Patroonfeest is van de
Aartsbroederschap, wordt gevierd op den
eersten zondag van Julrj. Op dien feest-
dag heeft gewoonlijk de algemeene Com-
munie plaats en de plegtige aanneming tot
leden van de Broederschap , door akte van
opoffering aan Jesus, Maria, Josef.
1)    Door den Prefekt of Onderprefekt.
2)   Ieder trachte zich de bescherming van zijn Patroon-
heilige waardig te maken, door dagelijks een Onze Vader
en Wees gegroet ter zijner eere te bidden, maar vooral door
zijne deugden na te volgen.
-ocr page 53-
•27
Art. 20. De overige feesten van de Aarts-
broederschap zijn : maandag van Pinkste-
ren, het feest van de oprigting der congrega-
tie (dezen dag vernieuwen de leden plegtig
hunne Doopbeloften); het feest van de
Onbevlekte Ontvangenis , de dag waarop
de vereeniging van de plaats harer opkomst,
werd overgebragt naar de kerk van Onze
Lieve Vrouw Onbevlekt Ontvangen; zondag
na den 7 April, het feest van de kerke-
lijke oprigting dei- vereeniging door Mon-
seigneur Antonius Richardus van Bommel,
Bisschop van Luik, in het jaar 1845. — De
feesten van Kersmis, — Drie-Koningen ,
— der Opdragt van Christus in den tem-
pel , — der vlugt naar Egypte, 4\' zondag
van April, — van Paschen , — van O.H.
Hemelvaart; van het Allerheiligste Sakra-
ment; van het Heilig Hart, vrijdags na
het Octaaf van H. Sakramentsdag; van den
Allerheiligsten Verlosser, 3 zondag van Julij;
van Kruisverheffing , 14 September ; van
Maria\'s Geboorte, en Tenhemelopneming,
en Onze Lieve Vrouw der Zeven Smarten,
vrijdag na Passie-zondag en den 3 zondag
van September; van den H. Josef, 19
Maart; en der Bescherming van den H. Josef,
3 zondag na Paschen; van den H. Michaël,
29 September; van den H. Gabiïël, 18
-ocr page 54-
28
Maart; van de HH. Engelen-Bewaarders,
2 October; van de HH. Petrus en Paulus,
29 Junij; van den H. Alphonsus Maria de
Liguori, 2 Augustus; van den H. Carolus
Borromaeus, 4 November; van de H. Tere-
sia, 15 October; van de H. Juliana van
Cornillon, 5 April; van Allerheiligen en
Allerzielendag.
leder lid behoort ook de Maand van
Maria ijverig te vieren.
Eindelijk is de dag, aan ieders Patroon-
heilige toegewijd, voor elk lid in het bij-
zonder, en die van den Beschermheilige
der afdeeling, voor dezer leden in het
algemeen, een feestdag.
Art. 21. De leden zullen op de ver-
schillende feestdagen de oefeningen ver-
rigten, bij de vereeniging in gebruik.
Evenwel rust op hen de verpligting niet,
hunnen arbeid daarom te verzuimen.
Indien deze feesten op een werkdag
invallen, worden zij tot den naastvolgen-
den zondag uitgesteld.
Art. 22. Ieder lid, welks gedrag be-
rispelijk is en dat, niettegenstaande de
herhaalde vermaningen van den geestelijken
Bestuurder, zich niet wil verbeteren, wordt
buiten de vereeniging gesloten.
Art. 23. Indien in vervolg van tijd de
-ocr page 55-
29
ondervinding zou leeren, dat nog andere
regels of verordeningen nuttig of nood-
zakelijk zijn, zullen deze bij wijze van
bijvoegsel in het Handboekje worden op-
genomen, evenwel onder voorwaarde, dat.
zij de goedkeuring van Z. D. Hoogwaar-
digheid wegdragen.
REGELS VOOR DEN PREFEKT.
De verpligtingen, welke een Prefekt
bij de aanvaarding zijner bediening op
zich neemt, kunnen naar den geest dei\'
statuten tot de volgende gebragt worden:
1° De Prefekt wake zorgvuldig op de ge-
trouwe nakoming der regels in zijne
afdeeling; hij trachte steeds hare leden
daartoe op te wekken door een voor-
zigtigen en liefdevollen ijver.
2° Hij zorge ook voor de handhaving der
eenmaal bepaalde rangschikking en plaat-
sing van de leden zijner afdeeling. Hij
kan zonder uitdrukkelijk verlof van den
Bestuurder hierin nimmer eene veran-
dering maken.
3° Den Prefekt is tevens opgedragen eene
naauwkeurige aanteekening te houden
van namen, voornamen, beroep en
woonplaatsen der leden zijner afdeeling,
-ocr page 56-
30
en den Bestuurder kennis te geven van
de verhuizingen, beroepsveranderingen,
enz.
4° Mede wordt den Prefekt dringend aan-
bevolen , met de meeste naauwgezetheid
op eene daartoe ingerigte lijst aan te
teekenen, wie der leden met of zonder
de voorkennis, waarvan in Art. 11,
de wekelijksche bijeenkomsten niet heeft
bijgewoond, alsook wie zonder eenige
gegronde reden bijna altijd de lijk-
dienst verzuimt.
5° Is de onderlinge liefde der Broeders
algemeen voorgeschreven (Art. 9), veel
meer is zij het den Prefekt jegens de
leden zijner afdeeling; daarom verzuime
hij niet, hen gedurende het jaar nu en
dan te bezoeken, vooral in ziekte of
andere rampen.
0° Wil de Prefekt of Onderprefekt op eene
waardige en voor den hemel verdien-
stelijke Avijze zijn ambt waarnemen,
dan geve hij aan de leden zijner af-
deeling het voorbeeld van een opregt
Christelijk en deugdzaam leven, in het
bijzonder dat eener stipte nakoming
van de statuten der Broederschap.
7* Volgens Art. 5 is aan den Onderprefekt
opgedragen, zijnen Prefekt bij te staan
-ocr page 57-
:{|
en in geval van afwezigheid te vervan-
gen. De Onderprefekt kan dns zonder
voorkennis van den Prefekt nooit ambts-
halve met. de leden zijner afdeeling
spreken of ze bezoeken. Evenwel is het
den Prefekt hoogst aan te raden, zijnen
medehelper in de vervulling zijner plig-
ten te doen deelen.
GOEDKEURING-
Bovenstaande regels worden door Ons
bij deze goedgekeurd en bekrachtigd, voor
alle parochiën waar de Broederschap der
H. Familie is opgerigt, of in het vervolg
opgerigt zal worden; zóó nogtans, dat.
Wij Ons en Onzen opvolgers voorbehouden,
daarin die wijzigingen of bijvoegingen te
verordenen, als ons naar bevind van om-
standigheden dienstig zal schijnen, om het
doel der Broederschap te beter te bereiken.
De getrouwe naleving dezer regels wordt
aan de leden door Ons ten zeerste aan-
bevolen.
Gegeven te Haarlem, den 1 Juni] 1864.
| Gerardus Petrus Wilmer ,
Bisschop van Haarlem.
-ocr page 58-
32
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
BIJ DE BROEDERSCHAP IN GEBRUIK.
Oeteningen voor de wekelijksche bijeen
komst der Broederschap.
(Art. 7 en 10.)
I8. Het gebed van den H. Rozekrans,
geheel of gedeeltelijk.
2°. Aanroeping van den H. Geest.
... Kom, Heil\'ge Geest! daal in dit uur (bis.).
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
iKomt niet uw licht ons hart bestralen,
Wij zagen \'t hemelpad niet meer;
Wij bleven in de zonde dwalen, (bis.)
En zonken zonder U, in d\'eeuw\'gen afgrond neer.
... Kom, Heil\'ge Geest! daal in dit uur (bis.)
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
. /  Want onverpoosd blijft Satan ons belagen:
§J   De wereld lokt alom en altoos aan;
\'s i   En zwaar is ook de last van \'t vleesch te dragen;
Si r   Behoud ons toch, of wij, o Heer! vergaan, (bis.)
,,, t Kom, Heil\'ge Geest! daal in dit uur (bis.)
In onze harten nefir, ontsteek ze in liefdevuur.
-ocr page 59-
33
il Komt Gij ons met uw heilig licht bestralen,
Dan duchten wij den helschen vijand niet;
Dan doet geen vleesch, geen wereld ons verdwalen:
Wij zien den hemel in \'t verschiet.
iv. Kom, Heil\'go Geest, daal in dit uur (bis.)
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
Op de bijzondere feestdagen der Broe-
derschap wordt, de Lofzang Vent Creator
gezongen.
Veni, Creator    Kom, Schepper! kom,
Spiritus ,             o Heil\'ge Geest!
Mentes tuorum vi-  Bezoek de harten, die Ge
sita,                          U riept,
Imple superna gra-  En met uw hemelsche
tia,                              gena,
Quae tu creasti  Vervid de zielen die Gij
pectora.                           schiept.
Qui diceris Para- Dien men als Trooster,
clitus,                      als de Gaaf
Altissimi donum Van God den Allerhoog-
Dei,                       ste roemt;
Fons vivus, ignis, En levensbron, en Liet-
charitas,                        de Vuur ,
Et spiritalisunctio. En geestelijke Zalving
noemt.
Tu septiformis Gij, die met zeven-
munere,
                     voude gaaf
-ocr page 60-
34
Des Vaders regtervinger
blijkt,
En als zijn trouw belof-
tewoord
Den mond met milde
spraak verrijkt;
Ontsteek de zinnen
door uw licht,
Stort in de harten liefde
neer;
En naar de krankten van
ons vleesch,
Versterk ons altoos meer
en meer.
Verdrijf den vijand
ver van ons,
Voer ons den vrede
spoedig aan;
Dat wij aldus door U
geleid,
Al wat ons schaden kan
ontgaan.
Geef, dat een elk den
Vader kenn\',
En God den Zoon met
ons belijd\',
Digitus Paternae
dexterae,
Tu rite promissum
Patris,
Serrnone ditana
guttnra.
Accende lumen
sensibus,
ïnfunde amorem
cordibus;
Infirma nostri cor-
poris
Virtute firmans
perpeti.
Hostem repellas
longius,
Pacemqne dones
protinus;
Duet ore sic teprae-
vio,
Vitemus omne
noxiura.
Per te sciamus
da Patrem,
Noscamus atque
Filium.
-ocr page 61-
35
Teque utriusquë Dat wij in U, als Beider
Spiritum
                             Geest.,
Credamus omni Gelooveu nu en t\' allen
tempore.
                                tijd.
Deo Patri sit Aan God den Vader
gloria,
                      lof en eer,
Et Filio, quiamor- Aan zijn uit\'t graf ver-
tuis
                    rezen Zoon!
Surrexit, ac Para- Zij lof en eer den Troos-
clito
                            ter ook
In saeculorum sae- Door aller eeuwen eeuw
cula. Amen. geboön! Amen.
GEBED TOT DEN H. GEEST.
Ant. Veni, sancte Ant. Kom , Heilige
Spiritus, reple tuo- Geest, vervul de harten
rum corda fideli- uwer geloovigen en ont-
um, et tui amoris in steek in hen het vuur
eis ignem accende. uwer liefde.
v. Emitte spiri- v. Zend uwen geest
turn tuum et crea- uit en zij zullen gescha-
buntiu\'.
                   pen worden.
a. Et renovabis a. En Gij zult het aan -
— faciem terrae \'). schijn der aarde ver-
nieuwen.
1) De streepjes tusscben de woorden duiden het rustpunt
in het zingen of lezen aan.
-ocr page 62-
36
OREMUS.                        LAAT ONS BIDDEN\'.
Deus, qui corda God, die de harten
fidelium SanctiSpi- der geloovigen door de
ritus illustratione verlichting van den H.
docuisti, da nobis Geest hebt onderwezen,
in eodern Spiritu geef ons, dat wij in den-
recta sapere, et de zelfden Geest de ware
ejus semper conso- wijsheid bezitten, en ons
latione gaudere. altijd over zijne ver-
Per Christum Do- troosting verblijden,
minum nostruni. Door Christus, onzen
Amen.
                     Heer. Amen.
GEBED
TOT UK BESCHERMHEILIGEN VAN DE LEDEN EN DEU
AFDEELINGEN.
v. Orate pro no-      v. Bidt voor ons, hei-
bis, sancti Patrom
  lige Patronen van onze
nostrae congrega-
  congregatie,
tionis.
a. Ut digni effici-      a. Opdat wij waardig
amur—promissio-  worden de beloften van
nibus Christi.           Christus.
OREMUS.                          LAAT ONS BIDDEN.
Deus, qui nobis God, die ons ieder
per singulos annos jaar eenigen uwer he-
aliquos e coelitibus mellingen tot Patronen
Patronos assignas, schenkt: geef genadig-
-ocr page 63-
37
concede propitius,
ut intercessione be-
atorum, quos pa-
tronos hoc anno de
tua benignitate ac-
cepinms, nos et
omnes parentes,
amici et inirnici,
praesentis gratiae
auxiliuni sentia-
mus, et ejusdem
gratiae muniti au-
xilio , virtutem
quam suis nos do-
cuerunt exemplis,
valeanius exercere.
Omnes Sancti
tui,quaesumus,Do-
mine, nos ubique
adjuvent, ut dum
eorum merita re-
colimus, patrocinia
sentiamus. Per
Christum Domi-
num nostrum. Ara.
v. Sancti Patro-
ni congregationis
nostrae.
lijk, dat wij en al onze
naastbestaanden, vrien-
den en vijanden, door
tusschenkorast der Hei-
ligen, welke wij dit jaar
van uwe goedertieren-
heid tot Patronen ont-
vangen hebben, voor het
tegenwoordige den bij-
stand uwer genade mo-
gen gevoelen, opdat wij
door de hulp van die-
zelfde genade versterkt,
de deugden mogen be-
rt
                       ••
oefenen , welke zij ons
door hunne voorbeel-
den geleerd hebben.
Wij snieeken U, Heer,
dat al uwe Heiligen ons
overal bijstaan, opdat
wij, bij het herdenken
hunner verdiensten,
hunne bescherming mo-
gen gevoelen. Door
Christus, onzen Heer.
Amen.
v. Heilige Patronen
van onze congregatie.
-ocr page 64-
:in
a. Intercedite— a. Bidt. voor ons.
pro nobis.
8°. Aankondiging der Patroonheiligen,
die in den loop der week gevierd worden ,
en aan de leden of afdeelingen der Broe-
derschap ter bijzondere vereering door het
lot zijn aangewezen. (Art. 18.) Ook kunnen
hier gevoegelijk die aanmerkingen of\' ver-
ordeningen gemaakt worden, welke de
Eerwaarde Bestuurder voor de Broeder-
schap noodzakelijk of nuttig oordeelt.
4°. Gezang door den Eerw. Bestuurder
aan te wijzen.
5°. Litanie der H. Familie en de daarop-
volgende gebeden.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Jesus, Maria, José f, wij nemen allen onze
toevlugt tot ii.
-ocr page 65-
:ü»
Jesus, Maria, Josef, onze eeredienst
en liefde zoo waardig,
Jesus , Maria , Josef, die door de taal
aller eeuwen de Heilige Familie ge-
noemd wordt,
Jesus, Maria, Josef, voor altijd geze-
gende namen van den Vader, van 3
de Moeder en van het Kind , welke —:
de Heilige Familie uitmaken ,
             g
Jesus , Maria , Josef, nieuwe Bruide- 5
gom , nieuwe Bruid , nieuw Kind , -
die de familie, welke vervallen was £L
vóór het Christendom, hersteld hebt, §
Jesus , Maria , Josef, afbeeldsel van de 0
aanbiddelijke Drievuldigheid op aarde, S
Heilige Familie , wier zuivere verbind-
tenis voorbereid werd door eene on- §
schuldige en deugdzame jeugd ,
         g*
Heilige Familie, beproefd door de groot- CS-
ste wederwaardigheden,
                      <-
Heilige Familie, beproefd op uwe reis **■
naar Bethlehem,
                                  F
Heilige Familie, van iedereen verstooten,
genoodzaakt in een stal te gaan her-
bergen ,
Heilige Familie, begroet door het ge-
zang der Engelen,
Heilige Familie, bezocht door arme
herders,
                                    ,
4
-ocr page 66-
40
Heilige Familie, vereerd door de drie
Koningen,
Heilige Familie, hooggeprezen door
den heiligen grijsaard Simeon,
Heilige Familie, vervolgd en naar een
vreemd land verbannen ,
Heilige Familie, verborgen en onbekend
te Nazareth,                                        ^
Heilige Familie, zeer getrouw aan de \'—\'•
wet des Heeren ,                                 m
Heilige Familie, voorbeeld van de %
Christelijke familie,
Heilige Familie, waarin vrede en een- £=
dragt heerschen ,                                 B
Heilige Familie, waarvan het Hoofd |
een toonbeeld is van vaderlijke waak- *
zaamheid,                                            o"
Heilige Familie, waarvan de Bruid £.
een toonbeeld is van moederlijke cw
zorgvuldigheid,                                   g.
Heilige Familie, waarvan het Kind «*
een toonbeeld is van gehoorzaamheid F
en kinderlijke liefde,
Heilige Familie, die een arm, werk-
zaam en boetvaardig leven hebt geleid,
Heilige • Familie, die in het zweet uws
aanschijn» uw brood hebt gewonnen,
Heilige Familie, arm in aardsche maai\'
rijk in hemelsche goederen ,
-ocr page 67-
;i
Heilige Familie, versmaad bij de menschen,
maar groot, in de oogen van God, wij
nemen allen onze toevlugt tot u.
Heilige Familie, onze steun gedurende het
leven en onze hoop in het uur des doods,
wij nemen allen onze toevlugt tot u.
Heilige Familie, die onze vergadering be-
schermt , wij nemen allen onze toevlugt
tot u.
Lam Gods , dat wegneemt de zonden dei-
wereld , spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld , ontferm U onzer.
LAAT ONS BIDDEN.
God van goedheid en barmhartigheid ,
die U gewaardigd hebt, ons te roepen tot
deze godvruchtige vergadering van de Hei-
lige Familie: verleen ons de genade , van
Jesus, Maria en Josef altijd te vereeren
en na te volgen , opdat wij, na hun aan-
genaam geweest te zijn op aarde, hunne
tegenwoordigheid mogen genieten in den
hemel. Door denzelfden Jesus Christus,
onzen Heer. Amen.
-ocr page 68-
VI
MEMORARE VAX DE II. MAAGD.
Gedenk , o goedertierenste Maagd, hoe
het nooit gehoord is, dat iemand, die tot
u zijne toevhigt nam , uwen bijstand ver-
zocht , of uwe voorspraak inriep, door n
verlaten is. Bemoedigd door dit vertrou-
wen, snel ik tot u, o Maagd der maagden,
en zuchtend onder het gewigt mijner zon-
den, werp ik mij rouwmoedig voor uwe
voeten neder. O Moeder des eeuwigen
Woords, versmaad mijne gebeden niet,
maar neem die gunstig aan en gewaardig
u die te verhooren. Amen.
MEMORARE VAN DEN II. IOSEF.
Herinner u , o beste , beminnelijkste ,
zoetste en barmhartigste vader, Heilige
Josef, dat de groote Heilige Teresia ver-
zekert , dat zij nooit hare toevlugt tot uwe
bescherming genomen heeft, zonder ver-
hoord te zijn geworden. Aangemoedigd
door datzelfde betrouwen, o mijn zeer
beminde Heilige Josef, kom ik en neem ik
tot u mijne toevlugt, en zuchtende onder
het zwaar gewigt van mijne menigvuldige
zonden , werp ik mij voor uwe voeten ne-
der; o allermededoogendste vader, verwerp
-ocr page 69-
43
mijne arme en zwakke gebeden niet, maar
hoor ze gunstig aan en gewaardig u die te
verhooren. Amen.
6°. Een Wees gegroet, om de genade te
verkrijgen van veel vrucht te trekken uit
de conferentie.
7°. Gezang.
8°. De conferentie.
Het onderwerp der conferentiën is: de
godsdienst beschouwd in hare leerstellin-
gen , zedeleer en eeredienst; heel het leven,
het lijden en al de deugden van den Heer;
het leven en de voorbeelden van de Aller-
heiligste Maagd Maria, den H. Josef, en
de Heiligen, enz.
9*. Onderzoek van geweten.
10°. Aanroeping van
JESUS, MARIA, JOSEF.
Jesus, Maria, Josef! ik geef U mijn
hart, mijn geest en mijn leven.
Jesus, Maria, Josef! staat mij bij in
mijnen doodstrijd.
Jesus, Maria, Josef! laat mij in uw
heilig gezelschap in vrede sterven. Amen.
(300 dagen aflaat voor iederen keer. Dezen aflaat kan men
aan de geloovige zielen toevoegen. Pius VII, 1807.)
4.
-ocr page 70-
u
1 1°. Geestelijke Communie.
Kom, Heer .lesus, ik bemin U, ik ver-
lang naar L*, kom in mijn hart: ik verbind
mij, ik vereenig mij met. U, wil nooit
van mij scheiden. Amen.
of:
Mijn lieve Jesus, ik geloof, dat Gij in dit
Allerheiligste Sakrament tegenwoordig zijt.
Ik bemin U bovenal, ik wensch U in mijn
hart te ontvangen; maar terwijl dit thans
niet werkelijk geschieden kan, kom er dan
ten minste geestelijker wijze; ik vereenig
mij met U, alsof Gij werkelijk in mijne
ziel waart nedergedaald; laat toch niet
toe, mijn Jesus, dat ik mij ooit van U
scheide. Amen.
Volgt de aanbeveling der ziehen in de
gebeden der broederschap.
12°. De zegen met het Allerheiligste
Sakrament.
Tantum ergo Sacra- Eeron wij dan diep gebo-
mentum                                  gen
Veneremur cernui, Een zoo Heilig Sakrament;
Et antiquum docu- De oude schaduwo is vor-
mentum                               vlogen
Novo cedat ritui; En in \'t nieuw Geheim
volend:
-ocr page 71-
4o
Praestet fides supple- Steun\' \'t geloof het zinver-
mentnm                                    mogen,
Sensnum defectui.         Dat niet zelf dit wonder
kent.
Genitori Genitoque Aan den Vader lof en jubel,
Laus et jubilatio,           Lof en jubel aan den Zoon;
Salus, honor, virtus Heil en eer, en kracht en
quoque                                     glorie,
Sit et benedictio,          Dankgebed en zegetoon!
Procedenti ab utroque En Die voortkomt uit hen
Beiden,
Compar sit laudatio. D\'eigen lofzang aangeboön.
v. Panem de coelo v. Gij hebt hun brood
praestitisti eis \'). van den hemel ge-
gegeven.
a. Onnie delecta- a. Dat alle genoegens
mentum in se ha- in zich bevat,
bentem.
OREMUS.                           LAAT ONS BIDDEN.
Deus, qui nobis God, die ons onder
sub Sacraniento dit Avonderbare Sakra-
mirabili, passionis ment de gedachtenis van
1) In den Paasohtijd (dat is: van Paasch-zaturdag tot aan
de eerste vespers van het feest der H. Drievuldigheid) voege
men er bij: Ali.ei.ija.
-ocr page 72-
i6
tuae memoriam re- uw lijden hebt nagela-
liquisti; tribue, ten: wij bidden U, geef
quaesumus, ita nos ons, dat wij de heilige
corporis et sangui- geheimen van uw lig-
nis tui sacra mys- chaam en bloed zoó
teria venerari, ut vereeren, dat wij de
redemptionis tuae vrucht uwer verlossing
fructum in nobis gedurig in ons mogen
jugiter sentiamus. gevoelen. Die leeft en
Qui vivis et regnas regeert in de eeuwen
in saecula saecu- der eeuwen. Amen.
lorum. Amen.
Oefening voor de maandelijksche vergade-
ringen der Prefekten en Onderprefekten.
(Art. 12.)
1°. Opening der vergadering met het
gebed:
Kom, Heilige Geest, vervul, enz. (bl. 35),
en driemaal het Wees gegroet.
2°. Overzigt der lijsten, waarop de met
of zonder voorkennis afwezig gebleven
leden zijn aangeteekend.
1) Bij afwezigheid van den Bestuurder wordt deze ver-
gadering uitgesteld.
-ocr page 73-
W
De Bestuurder kan hier gevoegelijk die
heilzame aanmerkingen en bepaalde ver-
ordeningen aan de vergadering mededeelen,
welke hij voor haar belang en werkkring
noodzakelijk of nuttig oordeelt.
3\\ Sluiting dezer vergadering met het
volgende gebed:
Onder uwe bescherming nemen wij
onze toevlugt, Heilige Moeder Gods, —
verstoot onze bede niet in onze noodwen-
digheden, — maar bevrijd ons altijd van
alle gevaren, o roemwaardige en gezegende
Maagd.
v. Bid voor ons, Heilige Moeder Gods.
a. Opdat wij waardig worden de beloften
van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, Heer, stort uwe genade
in onze harten; opdat wij, die door de
boodschap des Engels de menschwording
van Christus, uwen Zoon , gekend hebben,
door zijn lijden en kruis tot de heerlijk-
heid der verrijzenis gebragt worden. Door
denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
-o$4c-
-ocr page 74-
18
Oefeningen voor de algemeene vergaderingen
der Prefekten en Onderprefekten \')■
(Art. 12.)
1°. Opening dezer vergaderingen met het
gebed: Kom, H. Geest, vervul, enz.
(bl. 35.) Daarna
2°. De Litanie der H. Maagd. (Bl. 63.)
3°. De conferentie.
4". Zevenmaal het Wees gegroet ter eere
van de Zeven Smarten der Moeder Gods,
waarna onmiddellijk volgt:
a. Bid voor ons, o Maagd, vol van smarten,
v. Opdat wij waardig worden de belof-
ten van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
God, om wiens lijden volgens de voor-
zegging van Simeon de allerteederste ziel
van de verheerlijkte Maagd en Moeder
Gods Maria met een zwaard van droefheid
doorboord werd: verleen goedgunstiglijk,
dat wij, die eerbiedig hare smarten her-
denken , de gelukkige uitwerkselen van uw
lijden mogen ondervinden. Die leeft en
regeert door alle eeuwen der eeuwen. Amen.
1) Deze vergadering wordt gewoonlijk \'s zondags en zoo
veel mogelijk in de kerk gehouden.
-ocr page 75-
5°. Sluiting der vergadering niet de
psalmen Miserere (hl. 88), De profwdiê
(bl. 92), en de gebeden voor onze over-
ledene bloedverwanten en leden der broe-
derschap. (BI. 57.)
Oefeningen voor de plegtige opdragt der
leden.
(Art. 15.)
1°. Het gebed van den H. Rozekrans,
als naar gewoonte.
2°. De afkondigingder Patroonfeesten, enz.
3°. Het Veni Creator, (geheel of ge-
deeltelijk) met de gebeden. (Bl. 33.)
4°. De Litanie der H. Familie met de
gewone gebeden l). (Bl. 38.)
5°. Het gezang der Broederschap: O Gods-
gezin, o drietal leden.
(Bl. 105.)
(5°. De toespraak, waarna de plegtige
opdragt en aanneming der leden *).
1)    Als de plegtigbeid te lang zou duren, kan men deze
gebeden achterlaten.
2)    Deze akte van opoffering wordt van den predikstoel
langzaam voorgelezen en na ieder rustpunt door de leden
herhaald.
-ocr page 76-
.")(!
AKTE VAN OPOFFERING.
O jrcSTJS! MABIA! JOSKF!
Ik......
in de tegenwoordigheid — van geheel
het hemelsch Hof, — kies u op dezen
dag — vol vertrouwen tot mijne Bescher-
mers; — ik offer u op, en heilig u
plegtig in deze congregatie toe, mijn liff-
cliaam en mijne ziel,
alles wat ik
heb
, — en alles wat ik ben; ik maak het
vaste besluit, — als een goed Christen te
zullen leven, — om als een uitverkorene
te kunnen sterven. — Welk een geluk voor
mij, — eens, na een trouw vereerder —
en navolger — van Jesus, Mak ia, Josep —
geweest te zijn op aarde, — in hun heilig
gezelschap — opgenomen te worden in
den hemel! — en dat voor eene eeuwig-
heid! — dit hoop ik. — Amen.
7°. Onmiddellijk na deze akte, leest of
zingt de Eerw. Bestuurder de volgende
formule van aanneming:
Et ego, iuNominc En ik, in Naam der
Sanctissimae Tri- Allerheiligste Drieéen-
nitatis, et ex facul- heid, en door de mij ver-
tate uiiln concessa, leende magt, neem
vosomnesadscribo u allen aan in de
Archisodalitati (vel Aartsbroederschap (of
-ocr page 77-
51
Sodalitati) Sauctae
Familiae Jesu, Ma-
riae, Joseph, in hac
nostra Ecclesia ca-
nonice erectae, vos-
que participes de-
claro omnium gra-
tiarum et Indulgen-
tiarum quae Archi-
sodalitati ejusdem
Sanctae Familiae,
Leodii, inEcclesiaB.
M. V. Immaculatae
a Sancta Sede Apo-
stolica similiter
erectae, a Summo
Pontifice Pio Papa
IX concessae sunt:
Deum ac Dominum
nostrum Jesum
Christum enixe de-
precans, ut vos in
Sancto Dei servitio
confortare, in pace
mutuaque charitate
conservare et per-
severantiam in flde,
operibusque bonis
concedere dignetur.
Broederschap) der Hei-
lige Familie Jesus,
Maria, Josef, in deze
onze kerk wettig op-
gerigt, en verklaar u
deelachtig aan alle gun-
sten en aflaten, welke
door Z. H. Paus Pius
IX verleend zijn aan
dezelfde Aartsbroeder-
schap der H. Familie
te Luik, door den H.
Apostolischen Stoel in
de kerk van de Zalige
en Onbevlekte Maagd
Maria insgelijks opge-
rigt: onzen Heer en
God, Jesus Christus
vurig smeekende, dat
Hij u in de heilige dienst
van God gelieve te ver-
sterken, in onderlinge
vrede en liefde te be-
waren, en de volhar-
ding in het geloof en
in goede werken te
verleenen.
5
-ocr page 78-
52
Daarna besproeije men de leden met
wijwater, zeggende:
In Nomine Pa- In den Naam des
tris et Filii f et  Vaders en des Zoons
Spiritus Sancti.        f en des Heiligen
Amen.                      Geestes. Amen.
Middelerwijl men zich tot de zegening
der Diplomen en Medailles gereed maakt,
worden eenige strofen van een lied ge-
zongen.
8°. De zegening en uitdeeling der Me-
dailles en Diplomen.
GEBED TER ZEGENING.
v. Adjutorium nos- v. Onze hulp is in
trum in nomine den naam des Hee-
Domini.
                    ren.
r. Qui fecit coelum r. Die hemel en aarde
et terram.                gemaakt heeft,
v. Dominus vobis- v. De Heer zij met u.
cum.
r. Et eum spiritu r. En met uwen geest,
tuo.
OREMUS.                            LAAT ONS BIDDEN.
Omnipotens sem- Almagtige en eeu-
piterne Deus, qui wige God, die het ma-
Sanctorum imagi- ken of schilderen van
nes sculpi aut pingi afbeeldingen der Heili-
-ocr page 79-
sa
gen niet verbiedt, op-
dat wij, zoo dikwerf
wij die met de oogen
des ligchaams beschou-
wen , ook met de oogen
des geestes hunne da-
den en heiligheid ter
navolging zouden over-
wegen; wij bidden U,
ge waardig deze afbeel-
dingen , ter eere en ter
gedachtenis van uwen
Eéngeboren Zoon, on-
zen Heer Jesus Chris-
tus, van de Allerzaligste
Maagd Maria, en van
den H. Josef vervaar-
digd, te zefgenen en
te heifligen, en ver-
leen: dat al wie vóór
die afbeeldingen uwen
Eéngeboren Zoon, de
Allerzaligste Maagd en
den glorierijken H. Jo-
sef ootmoedig en ijverig
vereert, door hunne
verdiensten voor het
tegenwoordige uwe ge-
nade , en voor de toe-
• 11011 repro bas, ut
quoties illas oculis
corporis intuemur,
toties eorum actus
et sanctitatem ad
imitandum, me-
moriae oculis me-
ditemur; has quae-
sumus imagines in
honorem et meino-
riam Unigeniti Filii
tui Domini nostri
Jesu Christi, Be-
atissimae Virgin is
Mariae et Beati
Josephi adaptatas,
bene f dicere et san-
cti f ficare digneris,
et praesta: ut
quicumque coram
illis Ünigenitum
Filium tuum, Be-
atissimam Virgi-
nem, et gloriosum
Josephum suppli-
citer colere, et ho-
norare studuerit,
illorum meritis et
obtentu, a Te gra-
-ocr page 80-
54
tiam iu praesenti, komst de eeuwige glo-
et, aeternam glori- rie moge genieten. Door
am obtineat in denzelfden Christus,
futuro. Per eum- onzen Heer. Amen.
dem Christum Do-
minum nostrum.
Amen.
De Medailjes, na met wijwater besproeid
te zijn, worden te gelijk met de Diplo-
men uitgedeeld.
Bij het omhangen der Medailjes zegt
de Eerw. Bestuurder:
Accipe, Frater, Ontvang, mijn broe-
hoc numisma be-  der, deze gezegende
nedictum, singu-  medailje, het onder-
lare signum Archi-  scheidingsteeken der
sodalitatis sacrae  Aartsbroederschap van
Familiae Jesu, Ma-  de Heilige Familie Je-
riae, Joseph, ut  sus, Maria, Josef, opdat
ita indutus, sub  gij, het dragende, voort-
eorum patrocinio  durend onder hunne
perpetuo vivas.        bescherming moogt le-
ven.
Benedictio Dei De zegen van den
omnipotentis, Pa-  almagtigen God, den
tris et Filii f et  Vader en den Zoon -j-
Spiritus Sancti,  en den Heiligen Geest,
-ocr page 81-
55
descendat super vos dale over u neder en
et maneat semper. blijve altijd. Amen.
Amen.
9°. Een kort woord van gelukwensching,
indien de tijd het toelaat.
10°. De sluiting dezer plegtigheid met
den zegen van het Allerheiligste Sakrament.
Oefeningen voor de generale Communie \').
(Art. 19.)
1°. De lofzang Veni, Creator (bl. 33) wordt
gezongen tot aan het Evangelie, waarna:
2°. De preek en voorbereiding tot de
H. Communie.
3°. Onder de H. Communie het gezang
Magnificat. (Bl. 86.)
4°. Na de H. Communie, dankzegging
en eene korte opwekking tot volharding.
5°. De zegen met het H. Sakrament.
6°. Ten slotte het lied: Aan Jesus eer!
(Bl. 101.)
Ij Deze heeft (te Amsterdam, en elders) gewoonlijk plaats
in de Meimaand en bij het eindigen der Retraite.
-ocr page 82-
56
Oefeningen voor de Retraite.
\'s Morgens.
1°. Eene stille H. Mis, waarna
2°. Eene korte onderrigting van een half
uur.
3°. Eene stille H. Mis, of de zegen niet
het Allerheiligste.
\'s Avonds.
1°. De Rozekrans volgens gewoonte.
2°. Twee strofen van het Vent, Creator
(bl. 33); of: Kom, Heil\'ge Geest! (BI. 32.)
3°. De predicatie.
4°. De zegen met het Allerheiligste.
Oefeningen en gebeden gedurende de ziele-
mis voor onze overledene broeders.
(Art. 17.)
1°. Bij het begin der H. Mis, heft de
zangers-afdeeling den psalm Miserere (bl.
88) aan en vervolgt dien; de overige af-
deelingen herhalen na elk vers alleen het
eerste van dezen psalm.
2°. Aan het Sanctus wordt voor de
overledene broeders, ter eere van de H.
Vijf Wonden, gebeden vijfmaal het Onze
Vader, Wee* gegroet
, en : Heer, geef aan
-ocr page 83-
57
fle geloovige zielen de eeuwige rust. —
En het eeuwige licht verlichte haar.
8°. Na de Consecratie: Jesu Salvator
(bl. 82). Vervolg van den psalm Miserere,
met deze gebeden.
Pater noster, etc. Onze Vader, enz.
v. Etnenosinducas v. En leid ons niet in
in tentationem.         bekoring.
R. Sed libera nos a r. Maar verlos ons van
malo.                        den kwade,
v. A porta inferi. v. Van de poorte der
hel.
r. Erue, Domine, r. Verlos, Heer, hunne
animas eorum. zielen,
v. Requiescant in v. Dat zij rusten in
pace.                        vrede.
r. Amen.                 R. Amen.
v. Domine, exaudi v. Heer, verhoor mijn
orationemmeam. gebed.
r. Et clamor meus R. En mijn geroep kome
ad Te veniat.            tot U.
v. Dominus vobis- v. De Heer zij met u.
cum
r. Et cum spiritu R. En met uwen geest.
tuo.
OREMUS.                            LAAT ONS BIDDEN.
Absolve, quae- Verlos, bidden wij U,
-ocr page 84-
58
sumus, Domine,
aniraam famuli tui
N. ab omni vinculo
delictorum, ut de-
functus saeculo Tibi
vivat, et quae per
fragilitatem carnis
humana conversa-
tione cominisit, Tu
venia misericordis-
simae pietatis ab-
sterge.
Deus, veniae lar-
gitor, et humanae
salutis amator quae-
sumus clementiam
ti iam,ut nostrae con-
gregationis fratres,
propinquos et bene-
factores, qui ex hoc
saeculo transierunt,
Eeata Maria sem-
per Virgine inter-
cedente cum om-
nibus Sanctis tuis,
ad perpetuae beati-
tudinis consortium
pervenire concedas.
Heer, de ziel van uwen
dienaar N. van alle ban-
den der zonden, opdat
hij, uit deze wereld ge-
scheiden , voor U leve,
en wischGijwathijdoor
de zwakheid des vlee-
sches in het menschelijk
verkeer misdreef, door
de vergeving uwer aller-
barmhartigste goeder
tierenheid uit.
God, die vergiffenis
verleent, en de zaligheid
der menschen bemint:
wij smeeken uwe gena-
dige goedertierenheid,
dat Gij de broeders,
naastbestaanden en wel-
doeners van onze con-
gregatie, die uit deze
DO\'
wereld overgegaan zijn,
door de voorspraak van
de Zalige Maria altijd
Maagd , en van al uwe
Heiligen, tot het deel-
genootschap der eeu-
wige zaligheid wilt la-
ten geraken.
-ocr page 85-
59
Fidelimn Deus God, Schepper en
omnium Conditor Verlosser aller geloovi-
et Redemptor, ani- gen, verleen aan de
mabus famulorum zielen uwer dienaren en
famularumque t,u- dienaressen vergiffenis
arum remissionem van al hunne zonden;
cunctorum tribue opdat zij de kwijtschel-
peccatorum; ut in- ding, waarnaar zij al-
dulgentiam quani toos verlangden, door
semper optaverunt, ootmoedige smeekin-
piis supplicationi- gen mogen verwerven,
bus consequantur. Die leeft en regeert in
Quivivisetregnasin de eeuwen der eeuwen,
saecula saeculorum.
r. Amen.
                 r. Amen.
v. Requiem aeter- v. Heer, geef hun de
nam dona eis, eeuwige rust.
Domine.
r. Et lux perpetua r. En het eeuwige licht
luceat eis.                verlichte hen.
v. Requiescant in v. Dat zij rusten in
pace.                        vrede.
r, Amen.                 r. Amen.
4*. Na deze gebeden wordt de psalm
De profundis (bl. 92) gezongen \').
1) Onder het zingen van dezen psalm, kunnen de leden,
die anders hun werk te laat zouden moeten beginnen, de
kerk uitgaan.
-ocr page 86-
60
LITANIE
VAN DEN ALLERHEILIGSTEN NAAM JESUS.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
God, Vader in den hemel, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld ,
God, H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, Zoon van de Maagd Maria,
Heiligste Jesus,                                       0
Almagtigste Jesus,                                  &
Volmaaktste Jesus ,                                 §
Regtvaardigste Jesus,                              p
Ootmoedigste Jesus,                               c^
Zachtmoedigste Jesus,                            o
Geduldigste Jesus,                                  |
Jesus, Zaligmaker der wereld,
Jesus, Middelaar tusschen God en ons
menschen,
Jesus, Goede Herder,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, vriend van reine zielen,
Jesus, waar Licht der wereld,
Jesus, eeuwige Wijsheid ,
-ocr page 87-
01
Jesus, oneindige goedheid,
Jesus, voorbeeld aller deugden,
Jesus, vader der armen,
Jesus, trooster der bedroefden,
Jesus, vreugde der Engelen,
Jesus, koning der Aartsvaderen,
Jesus, verlichter der Profeten,
Jesus, meester der Apostelen,
Jesus, leeraar der Evangelisten,
Jesus, sterkte der Martelaren,
Jesus, licht der belijders,
Jesus, bruidegom der Maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Wees genadig, verlos ons, Jesus.
Van alle zonden,
Van alle helsche aanvechtingen,
Van de overtreding uwer geboden,
Van alle ongeluk,
Door uwe menschwording,
Door uwe geboorte,
Door uwe besnijdenis,
Door al uw lijden ,
Door uwe geeseling,
Door uwen dood,
Door uwe opstanding,
Door viwe hemelvaart,
Door uwe heerlijkheid in den hemel
-ocr page 88-
(»-_\'
Om de voorspraak van uwe heilige maag-
delijke Moeder, verlos ons, Jesus.
Om de voorspraak van al uwe Heiligen,
verlos ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld , spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld , ontferm U onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Gezegend zij de naam des Heeren.
Van nu af tot in eeuwigheid.
LAAT ONS BIDDEN.
God, die uwen Eéngeboren Zoon tot
Verlosser van het menschelijk geslacht hebt
gesteld, en Jesus doen noemen: vergun ge-
nadiglijk , dat wij, die zijnen H. Naam op
aarde vereeren, hiernamaals ook zijn aan-
schijn in den hemel mogen genieten. Door
denzelfden Jesus Christus, onzen Heer, die
met U leeft en regeert in alle eeuwen der
eeuwen. Amen.
-ocr page 89-
63
LITANIE
VAN DE ALLERHEILIGSTE MAAGD MARIA.
Heer, ontferm U on- Kyrie eleison.
zer.
Christus, ontferm U Christe eleison.
onzer.
Heer, ontferm U on- Kyrie eleison.
zer.
Christus, hoor ons. Christe, audi nos.
Christus, verhoor ons. Christe, exaudi nos.
God, Vader in den Pater, de coelis Deus,
hemel, ontferm U miserere nobis.
onzer.
God, Zoon, Verlosser Fili,Redemptormun-
der wereld, ont- di Deus, miserere
ferm U onzer.            nobis.
God, Heilige Geest, Spiritus SancteDeus,
ontferm U onzer. miserere nobis.
Heilige Drievuldig- Sancta Trinitas, unus
heid één God, ont- Deus, miserere no-
ferm U onzer.            bis.
Heilige Maria, bid Sancta Maria, Ora
voor ons.                    pro nobis.
H. Moeder Gods, bid Sancta Dei Genitrix,
voor ons.                    Ora pro nobis.
H. Maagd der Maag- Sancta Virgo virgi-
den,                           num,
-ocr page 90-
Moeder van Chris-
tus ,
Moeder der godde-
lijke genade,
Allerreinste Moe-
der,
AllerzuiversteMoe-
der,
Ongeschondene
Moeder,
Onbevlekte Moe-
der
                     o-;
Beminnelijke Moe- 0-
der,
                    <
Wonderbare Moe- g
der,
                   o
Moeder des Schep- 5?
pers,
Moeder des Zalig-
makers ,
Allervoorzigtigste
Maagd,
Eerwaardige
Maagd,
Lofwaardige
Maagd,
Magtige Maagd,
Goedertierene
Maagd,
Mater Christi,
Mater divinae gra-
tiae,
Mater purissima,
Mater castissima,
Mater inviolata,
Mater intemerata,
c
Mater amabilis,
Mater admirabilis,
Mater Creatoris, S\'
Mater Salvatoris,
Virgo prudentissi-
ma,
Virgo veneranda,
Virgo praedicanda,
Virgo potens,
Virgo clemens,
-ocr page 91-
65
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regt-
vaardigheid,
Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer
blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat
van godsvrucht,
Geheimzinnige roos,
Toren van David, ST!
Ivoren Toren,
Gulden Huis, o
Ark des Verbonds, *
Deur des hemels, 2
Morgenster,
Behoud der klan-
ken,
Toevlugt der zon-
daren ,
Troosteres der be-
drukten ,
Hulp der Christe-
nen,
Koningin der En-
gelen ,
Koningin der
Aartsvaderen ,
Virgo fidelis,
Speculum justi-
tiae,
Sedes sapientiae,
Causa nostrae lae-
titiae,
Vas spirituale,
Vas honorabile,
Vas insigne devo-
tionis,
Rosa mystica,
Turris Davidica, 2.
Turris eburnea,
Domus aurea, g
Foederis arca, s
Janua coeli,
          g,
Stella matutina, E\'
Salus infirmorum,
Refugium pecca-
torum.
Consolatrix afflic-
torum,
Auxilium Christia-
norum,
Regina Angelo-
rum,
Regina Patriar-
charum,
-ocr page 92-
66
Koningin der Pro-
Regina Propheta-
feten ,
rum,
KoninginderApos-
Regina Apostolo-
telen,
rum,
Koningin der Mar- 2^
Regina Martyrum, §
telaren,
° p
Koningin der Be- o
Regina Confesso- g
lijderen, # <*
rum,
Koningin der g
Regina Virginum, o
Maagden, ?
Koningin van alle
Regina Sanctorum
Heiligen,
omnium,
Koningin, zonder
Regina, sine labe
vlek ontvangen,
concepta,
Lam Gods, dat weg-
Agnus Dei, qui tollis
neemt de zonden
peccata mundi,
der wereld, spaar
Parce nobis, Do-
ons, Heer.
mine.
Lam Gods, dat weg-
Agnus Dei, qui tollis
neemt de zonden
peccata mundi, Ex-
der wereld, ver-
audi nos, Domine.
hoor ons, Heer.
Lam Gods, dat weg-
Agnus Dei, qui tollis
neemt de zonden
peccata mundi,Mi-.
der wereld, ont-
serere nobis.
ferm U onzer.
Christus, hoor ons. Christe, audi nos.
Christus,verhoorons. Christe, exaudi nos.
Wees gegroet, enz. Ave Maria.
-ocr page 93-
(17
V. Ora pro nobis,
Sancta Dei Genitrix.
Ut digni efficia-
mur promissionibus
Christi.
OREMUS.
Deus, qui per lm-
maculatam Virginis
Conceptionem dig-
num Filio tuo habita-
culum praeparasti:
quaesumus, ut qui ex
morte ejusdem Filii
tui praevisa, eam
ab omni labe prae-
servasti, nos quoque
mundos ejus inter-
cessione ad Te per-
venire concedas. Per
eumdem Christum,
Dominum nostrum.
Amen.
Bid voor ons,H.
Moeder Gods,
Opdat wij waardig
worden de beloften
van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
God, die door de
Onbevlekte Ontvan-
genis der H. Maagd,
uwen Zoon eene waar-
dige woonplaats hebt
bereid: wij bidden U,
dat Gij die haar door
den vooruitgezienen
dood van denzelfden
uwen Zoon voor alle
smet hebt voorbe-
hoed., op hare voor-
spraak ons ook rein tot
Ü laat geraken. Door
denzelfden Christus,
onzen Heer. Amen.
-ocr page 94-
Ö*
LITANIE
VAN DEN H. JOSEP, PATKOON DEK H. KERK.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Chrjstus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm
U onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
H. Josef,
Bruidegom van Maria,
Voedstervader van Jesus,                 gf.
=*-T Man naar Gods hart,
3 Getrouwe en wijze dienaar,
             o
1-9 Bewaarder der zuiverheid van Maria, **
JE Medehulp van Maria,
                       2
Die om Maria met bijzondere genade r
begunstigd zijt,
Zoo zuiver in maagdelijkheid,
Zoo diep in ootmoedigheid .
-ocr page 95-
69
Zoo vurig in liefde,
Zoo hoog in beschouwing,
Die door den H. Geest regtvaardig
zijt verklaard,
Die in de goddelijke verborgenhe-
den boven anderen zijt verlicht
geweest,
Die door den Engel in het geheim
der Menschwording onderwezen
zijt,
Die met Maria, uwe Bruid, welke
bevrucht was, naar Bethlehem
gereisd zijt,
                                   g;
£ Die, in de herberg geene plaats <
■? vindende, in een stal zijt gaan §
_j vernachten,
Die waardig geacht zijt, bij Christus s
te wezen, toen Hij bij zijne ge-
boorte in eene krib gelegd werd,
Die, toen Christus besneden werd,
zijnen naam Jesus genoemd hebt,
Die met Maria het Kind Jesus in
den tempel hebt opgeofferd,
Die, op het woord van den Engel,
met Jesus en Maria naar Egypte
gevlugt zijt,
Die, na Herodes dood, met het Kind
en zijne Moeder naar het land
van Israël zijt wedergekeerd,
-ocr page 96-
70
Die, toen het. Kind Jesus te Jeru-
salem gebleven was, Het vol
droefheid, met Maria, zijne Moe-
der, gezocht hebt,
Die Hem, zittende in het midden cr
<~ der leeraren, na drie dagen met °-1
o blijdschap gevonden hebt,
            g
Aan wien de Heer der heeren op °
M aarde is onderdanig geweest, o
Wiens lof in het Evangelie vermeld P
wordt,
Man van Maria, uit wie Jesus ge-
boren is,
Patroon der H. Kerk,
Onze voorspreker, hoor ons, H. Josef.
Onze beschermer, verhoor ons, H. Josef.
In onzen nood, help ons, H. Josef. er1
In al onze benaauwd heden,
                  ^
In het uur van onzen dood,                 o
Door uwe allerheiligste trouw,             
Door uwe vaderlijke zorg en teederheid, g
Door al uw arbeid en zwoegen,
            ^
Door al uwe deugden,                           8
Door al uwe verdiensten,                        f*>
Wij, die u als beschermer aanroepen, wij
bidden u, verhoor ons.
Dat gij van Jesus vergiffenis onzer zonden
wilt verwerven, wij bidden u, verhoor
ons.
-ocr page 97-
71
Dat gij ons steeds aan Jesus en Maria gelieft
aan te bevelen, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij voor alle maagden en ongehuw-
den de gaaf van zuiverheid gelieft
te verwerven,
Dat gij voor de gehuwden eene onbe-
vlekte getrouwheid en heilige een-
dragt wilt verkrijgen,
                           £:
Dat gij voor alle vergaderingen eene ^
volmaakte liefde en overeenstemming ai
wilt verwerven,
                                       2
Dat gij de vaders der huisgezinnen
in het Christelijk opvoeden hunner -
kinderen wilt behulpzaam zijn,
           jg
Dat gij alle vergaderingen, die u bij- 3-
zonder zijn toegedaan, wilt begun- o
stigen, \'
                                                 0
Dat gij allen, die op uwe hulp betrou- g
wen, altijd en overal, wilt bescher-
men ,
Dat gij alle geloovigen en de gansche
H. Kerk door uwe voorbede wilt
helpen,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
-ocr page 98-
n
Jesus Cliristus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Bid voor ons, H. Josef.
Opdat wij waardig worden de beloften
van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, Heer, dat wij door de
verdiensten van den Bruidegom uwer Al-
lerheiligste Moeder geholpen worden, opdat
ons door zijne voorspraak worde gegeven,
wat wij door ons zelven niet kunnen ver-
krijgen. Die leeft en regeert in de eeuwen
der eeuwen. Amen.
De oefening van den H. Kruisweg wordt
tweemaal in het jaar plegtig gehouden,
namelijk: op den zondag na den
3 Mei en
na den
14 September.
~*S3v-
-ocr page 99-
73
VI.
GODVRUCHTIGE GEZANGEN.
GROETE AAN HET H. SAKRAMENT.
Ave verum. — Wijze, als het Latijn.
Ave, verum corpus Wees gegroet, waar-
natum achtig Ligchaam
De Maria Virgine, Uit Maria\'s maag-
denschoot!
Vere passtun, immo- Dat aan \'t kruishout
latum
               opgedragen,
In eruce pro ho- Zich voor ons ten
mine,
                 offer bood ;
Cujus latus perfora- Aan wiens diep door-
turn
                boorde zijde
Vero fluxit san- Uw waarachtig
guine. Bloed ontvloot;
Ësto nobis praegusta- Geef ons, U vooraf
turn
                  te smaken
Mortis in examine. In den kampstrijd
van den dood.
O dulcis, o pie, O Zoete, o Goede!
O Fili Mariae.
           O Zoon van Maria!
ooo
-ocr page 100-
74
AANBIDDING VAN HET H. SAKRAMENT,
Adoro Tp.
Adoro Te devote, latens Deitas,
Quae sub liis figuris vere latitas;
Tibi se cor meum totuni subjicit,
Quia Te contemplans totum deficit.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te credentium.
Visus, gustus, tactus in Te fallitur,
Sed auditu solo tuto creditur;
Credo quidquid dixit Dei Filius,
Nil hoc verbo veritatis verius.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te credentium.
In cruce latebat sola Deitas,
Sed hic latet simul et humanitas;
Ambo tarnen credens atque confitens,
Peto quod petivit latro poenitens.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te credentium.
-ocr page 101-
75
AANBIDDING VAN HET H, SAKRAMENT.
Adoro Te. — Wijze, als het Latgn.
\'k Aanbid U diep, mijn God! die hier verborgen
troont,
Die waarlijk onder deez\' gedaanten schuilt en woont;
Mjjn hart geeft algeheel zich over in uw magt,
Omdat het algeheel, als \'t U beschouwt, versmacht.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hoo-
ger gloed.
\'t Gezigt, de smaak, \'t gevoel, het wordt in U misleid:
\'t Gehoor alleen brengt aan \'t geloof hier zekerheid;
\'k Geloof al wat de Zoon van God gesproken heeft :
Niets is méér waar dan \'tgeen dit woord der Waar-
heid geeft.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altjjd hoo-
ger gloed.
Aan \'t kruis weleer verschool de Godheid zich alleen:
Doch hier verschuilt de menschheid zich meteen;
Maar beide toch geloof, beUjd ik hier bevat,
U biddend wat vol rouw de goede moord\'naar bad.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t uvluuf |\'| "l1^ "\'"l.l)n"ill.ii\'lL;l1ti\'11 noo~
jer gloed.
COHV
«3»
-ocr page 102-
76
Plagas sicut Thomas non intueor,
Deum tarnen nieum Te confiteor;
Fac me Tibi semper magis credere,
In Te spem habere, Te diligere.
(Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te credentium.
O memoriale mortis Domini!
Panis vivus vitam praestans homini!
Praesta meae menti de Te vivere,
Teque illi semper dulce sapere.
Pie Pelicane, Jesu Domine,
Me immundum niunda tuo sanguine,
Cujus una stilla salvum facere
Totum mundum quit ab omni scelere.
Jesu, quein velatum nunc aspicio,
Oro fiat illud, quod tam sitio,
Ut Te revelata cernens facie,
Visu sim beatus tuae gloriae.
IN DEN ADVENT,
Rorate, coeli, desuper, et ïmbes pluant
justum.
-ocr page 103-
77
Ik zie do wonden niet, als Thomas zag weleer,
Maar ik belijd U toch als mijnen God en Heer;
Ik bid U: stort steeds méér geloof in U mij in,
Dat \'k méér op U steeds hope, U méér en méér beminn\'.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hoo-
ger gloed.
O heilgedachtenis van onzes Heeren dood!
O levend, en den mensch het leven gevend Brood!
Verleen aan mijne ziel, dat Gij haar leven zijt,
En zij zich immer in uw zoet genot verblijd\'.
O teed\'re Pelikaan! Heer Jesus, Opperst Goed!
Ach, reinig mij, onreine, in uw zoo kostbaar bloed;
Waarvan een druppel zelfs ons aller schulden slaakt\',
Geheel de wereld van haar zonden zalig maakt.
O Jesus! wien ik nu omsluijerd aan mag zien,
Ik bid U, laat het, wat ik zoozeer dorst, geschiên:
Dat ik U eenmaal met ontsluijerd aangezigt
Aanschouwe en zalig zij in \'t eeuwig glorielicht.
IN DEN ADVENT.
Dauwt, hemelen! van hoven, en laat de
wolken den Regtvaardige regenen.
-v»%4<~
-ocr page 104-
78
IN DEN KERSTIJ D,
Puer noliis nascitur.
Puer nobis nascitur,
Rector Angelorum,
In hoc mundo pascitur
Dominus Dominorum.
In praesepe ponitur
Sub foeno asinorum,
Cognoverunt Dominum
Christum Regem coelorum.
Nuntiat pastoribus
Angelus de coelis
Ipsum, quem in Bethleheni
Natum ostendit eis.
Tune Herodes timuit
Magno cum dolore,
Infantes et pueros
Occidit cum livore.
Christus nasci voluit
Nostra pro salute,
Sed nobiscum doluit,
Hostem sternen» virtute.
-ocr page 105-
7H
IN DEN KERSTIJ D,
Puer nobis nascitur. — Wijze, als het Latijn, en:
Vreedzaam wandelt ster bij ster.
Ons geboren is een Kind,
Vorst, der Engelsferen;
Tn de wereld wordt gevoed
Die is Heer der Heeren.
Tn een krib wordt Hij gelegd,
In der dieren woning;
Zij erkenden Hem, hun Heer,
Christus, Hemelkoning.
Aan de herders brengt die maar\'
Een der Engelkoren;
Toont hun, hoe te Bethlehem
\'t Kind hun is geboren.
Toen was daar Herodes\' hart
Vol van vrees en beven;
Bragt hij kind en zuigeling
In zijn nijd om \'t leven.
Christus heeft voor aller heil
Aller leed gedragen,
Onzen vijand aan het kruis
Door zijn kracht verslagen.
-ocr page 106-
80
Qui natus est ex Maria,
Die hodiema,
Perducat nos cum gratia
Ad gaudia superna.
Nos de tali gaudio
Cantemus in choro,
In chordis et organo
Benedicamus Domino.
Laus et jubilatio
Nostro sit in ore,
Et semper angelicas
Deo dicamus gratias.
-*%*«>-
IN DE VASTEN,
Parce, Domine, parce populo tuo, ne in
aeternum irascaris nobis.
0 SANCTISSIMA,
O sanctissima, o piissima, dulcis Virgo
Maria, (öis.)
Mater amata, intemerata, ora, ora pro
nobis. {bis.)
-ocr page 107-
8-1
Hij die ons geboren is,
Op den dag van heden,
Voere ons ook door zijn gena
In het hemelsch Eden.
Laat dan, laat voor zulk een vreugd
\'t Dankbaar loflied rijzen,
Laat ons vrolijk feestgeschal
God eenstemmig prijzen!
Nooit moge onze jubeltoon
Op de lippen zwijgen;
Maar gepaard aan \'t Engelkoor,
Immer opwaarts stijgen!
IN DE VASTEN,
Spaar, Heer! spaar uw volk, en wees
niet in eeuwigheid op ons verbolgen.
0 SANCTISSIMA,
O allerheiligste, o goedertierenste, o
zoete Maagd Maria!
Beminde, ongeschondene Moeder! bid,
o bid voor ons.
-ocr page 108-
82
VOOR DE OVERLEDENEN.
Jesu Salriiloi\'.
Eenigen. .Jesu Salvator mundi, exaudi
preces supplicum.
Allen. Miseremini mei, miseremini mei
saltem vos amici mei, quia manus Domini
tetigit me.
Eenigen. Pelli meae, consumptis carni-
bus, adhaesit os meum.
Allen. Miseremini, etc.
Eenigen. Quare persequimini me sicut
Deus, et carnibus meis saturamini.
Allen. Miseremini, etc.
TOT DANKZEGGING.
Laudate pueri.
Laudate — pueri Dominum; * laudate —
nomen — Domini. \')
Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc.
nunc — et usque in saeculum.
1) Dit eerste vers wordt door de zangers-afdeeling aanga
heveu en na elk vers des psalms door de geheele broeder
schap herhaald.
De streepjes lusschen de woorden duiden het rustpunt,
en onder de lettergrepen den klem- of valtoon aan.
-ocr page 109-
83
VOOR DE OVERLEDENEN,
Jesu Salvalor.
Jesus, Verlosser der wereld, verhoor
de beden van die U nederig smeeken.
Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner,
ten minste gij, mijne vrienden, want de
hand des Heeren heeft mij getroffen.
Mijn vleesch is verteerd, mijn vel kleeft
aan mijn gebeente.
Ontfermt u mijner, enz.
Waarom vervolgt gij mij, gelijk God,
en verzadigt gij u met mijn vleesch?
Ontfermt u mijner, enz.
TOT DANKZEGGING-
Laudate pueri.
Looft, kinderen den Heer; looft den
naam des Heeren.
De naam des Heeren zij gezegend, van
nu af en in eeuwigheid.
-ocr page 110-
84
A solis ortu — usque ad occasnm, * lau-
dabile nomen Domini.
Excelsus — super omnes gentes Domi-
nus, * et super coelos gloria ejus.
Quis sicut Dominus Deus noster, — qui
in altis habitat, * et humilia respicit —
in coelo et in terra?
Suscitans a terra inopem, * et de stercore
erigens pauperem.
Ut collocet eum — cum principibus,
cuni principibus populi sui.
Qui habitare facit — sterilem in domo, *
matrein filioruni laetantem.
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio, — et nunc et
semper, * et in saecula saeculorum.
Amen..
Laudate Dominuni
Laudate Dominum — omnes gentes: *
laudate eum — omnes populi.
Quoniam confirmata est super nos —
misericordia ejus, * et veritas Domini —
manet in aeternuin.
Gloria Patri, etc.
-ocr page 111-
x:,
Van zonne-opgang tot zonne-ondergang,
moet de naam des Heeren geloofd.
Hoog boven alle volken is de Heer;
en boven de hemelen zijne glorie.
Wie is gelijk de Heer onze God? die
in den hooge woont en het nederige aan-
ziet, in den hemel en op aarde.
« Die den behoeftige oprigt uit \'het stof,
en uit het slijk den arme verheft.
Dat Hij hem plaatse met de vorsten,
met de vorsten zijns volks.
Die de onvruchtbare wonen doet in het
huis, als blijde moeder van kinderen.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en
den Heiligen Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu
en altijd, en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Laudate Domintim.
Looft den Heer, alle natiën, looft Hem
alle volken.
Want zijne barmhartigheid is over ons
bevestigd, en de waarheid des Heeren blijft
in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader, enz.
-ocr page 112-
8ti
MAGNIFICAT.
Lofzang van Maria.
Magnificat anima mea Dominum.
Et exultavit spiritus meus * in Deo sa-
lutari meo.
Quia respexit humilitatem ancillaesuae: *
ecce enim ex hoc beatam me dicent omnes
generationes.
Quia fecit mihi magna qui potens est, *
et sanctum nomen ejus.
Et misericordia ejus a progenie in pro-
genies, * timentibus eum.
Fecit potentiam in brachio suo; * dis-
persit superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede, * et. exaltavit
humiles.
Esurientes implevit bonis, * et divites
dimisit inanes.
Suscepit Israël puerum suum, * recor-
datus misericordiae suae.
Sicut locutus est ad patres nostros, *
Abraham et semini ejus in saecula.
Gloria Patri, etc.
-ocr page 113-
87
MAGNIFICAT.
Lofzang van Maria
Mijne ziel verheft den Heer.
En gejuicht heeft mijn geest in God,
mijnen Zaligmaker.
Omdat Hij nederzag op de geringheid
zijner dienstmaagd; want zie, van nu af
zullen alle geslachten mij zalig prijzen.
Omdat Hij groote dingen aan mij heeft
gedaan, Hij die magtig is, en heilig is
zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van geslachte
tot geslacht over degenen, die Hem vreezen.
Hij heeft kracht gedaan door zijnen arm ;
verstrooid heeft Hij de hoogmoedigen in
de gedachten huns harten.
Magtigen heelt Hij van den troon gezet,
en geringen verheven.
Hongerigen heeft Hij met goederen ver-
vuld, en rijken ledig weggezonden.
Hij heeft Israël, zijnen dienstknecht,
aangenomen, indachtig zijner barmhartig-
heid.
Gelijk Hij heeft gesproken tot onze va-
deren, aan Abraham en zijn nageslacht
in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader, enz.
7
-ocr page 114-
88
SMEEK- EN BOETEZANGEN,
Miserere mei Deus.
Miserere — mei Deus, — secundum mag-
nam — misericordiam tuam.
Et secundum multitudinem — misera-
tionum tuarum, * dele — iniquitatem
meam.
Amplius lava me — ab iniquitate mea *,
et a peccato — meo munda me.
Quoniam — iniquitatem meam — ego
cognosco, * et peccatum meum — contra
me est semper.
Tibi soli peccavi — et malum — coram
te feci; * ut justificeris — in sermonibus
tuis, et vincas cum judicaris.
Ecce enim — in iniquitatibus — concep-
tus sum, — et in peccatis — concepit me
ma\'er mea.
Ecce enim veritatem dilexisti; * incerta
et occulta — sapientiae tuae — manifes-
fasti mihi.
Asperges me hyssópo — et mundabor;
* lavabis me, — et super nivem dealbabor
-ocr page 115-
89
SMEEK.- EN BOETEZANGEN.
Miserere mei Deus.
Ontferm U mijner, God, volgens uwe
groote barmhartigheid.
En volgens de menigte uwer erbarmin-
gen, wisch mijne boosheid uit.
Wasch mij meer en meer van mijne onge-
regtigheid, en reinig mij van mijne zonden.
Want ik ken mijne boosheid, en mijne
zonde is altijd voor mijne oogen.
Voor U alleen heb ik gezondigd, en
kwaad voor uw aanschijn gedaan, opdat
Gij geregtvaardigd wordt in uwe woorden,
en verwint, als Gij geoordeeld wordt.
Want zie, in ongeregtigheden ben ik
ontvangen, en in zonde heeft mij mijne
moeder ontvangen.
Want zie, Gij hebt de waarheid bemind;
de onbekende en verborgene geheimen
uwer wijsheid hebt Gij mij geopenbaard.
Gij zult mij besproeijen met hysoop en
ik zal gezuiverd worden; Gij zult mij was-
schen en ik zal witter worden dan sneeuw.
-ocr page 116-
90
Auditui meo -- dabis gaudium — et
laetitiam; * et exultabunt — ossa humP
liata.
Averte faciem tuam — a peccatis meis; *
et omnes — iniquitates meas dele.
Cor miindum crea — in me, Deus; *
et spiritum rectum — innova — in visce-
ribus meis.
Ne projicias me — a facie tua; * et
spHtum sanctum tuum — ne auferas
a me.
Redde mihi laetitiam — salutaris tui; *
et spiritu — principali confirma me.
Docebo iniquos vias tuas, * et impii
ad te convertentur.
Libera me — de sanguinibus Deus, —
Deus salutis meae, * et exultabit lingua
mea — justitiam tuam.
Domine, — labia mea aperies, * et os
meum armuntiabit laudem tuam.
Quoniam si voluissessacrificium — dedis-
sem utique; * holocaustis non delectaberis.
Sacrificium Deo — spiritus contribulatus, *
-ocr page 117-
01
Gij zult aan mijn gehoor vreugde en
blijdschap geven, en mijne vernederde
gebeenten zullen juichen.
Keer uw aangezigt af van mijne zon-
den, en wisch al mijne ongeregtigheden
uit.
Schep in mij, o God, een zuiver hart,
en vernieuw den regten geest in mijn
binnenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn, en
neem uwen heiligen geest van mij niet
weg.
Geef mij weder de blijdschap uws heus,
en versterk mij met den verwinnend en
geest.
Ik zal de boozen uwe wegen leeren.
en de goddeloozen zullen zich tot U keeren.
Verlos mij van de bloedschuld, o God,
God mijns heils, en mijne tong zal uwe
regtvaardigheid loven.
Heer, Gij zult mijne lippen openen, en
mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt Gij offerande gewild, ik zou
ze zeker gegeven hebben; in brandoffers
zult Gij geen behagen vinden.
Een bedrukte geest is eene offerande
-ocr page 118-
92
cor contritum — et humiliatum, — Deus,
non despicies.
Benigne fac, Domine, — in bona vo-
luntate — tua Sion; * ut aedificentur
muri Jerusalera.
Tune acceptabis — sacrificium justi-
tiae — oblationes et holocausta; * tune
imponent — super altare tuum vitulos.
Requiem aeternam * dona eis, Domine.
Et lux perpetua * luceat eis.
De Profundis.
De profundis — clamavi ad te, Domine:
Domine, exaudi vocem meam.
Fiant aures tuae — intendentes, * in
vocem — deprecationis meae.
Si iniquitates — observaveris, Domine, *
Domine, — quis sustinêbit.
Quia apud te — propitiatio est, * et
propter legem tuam — sustinui te, Do-
mine.
Sustinuit anima mea — in verbo ejus, *
speravit — anima mea in Domino.
A custodia matutina — usque ad noc-
tem , * speret fsraël in Domino.
-ocr page 119-
93
voor God; een vermorzeld en verootmoedigd
hart zult Gij, o God , niet versmaden.
Doe wel, Heer, volgens uwe goedgun-
stigheid aan Sion, opdat de muren van
Jerusalem opgebouwd worden.
Dan zult Gij de offerande van regtvaar-
digheid, de dank- en brandoffers aannemen;
dan zullen zij varren op uw allaar leggen.
Heer, geef hun de eeuwige rust.
En het eeuwige licht verlichte hen.
De Profundis.
Uit de diepten heb ik tot U geroepen,
Heer: Heer! verhoor mijne stem.
Laat toch uwe ooren luisteren naar de
stem mijner smeeking.
Indien Gij de ongeregtigheden gadeslaat,
Heer, — Heer, wie zal dan bestaan?
Maar bij U is verzoening, en om uwe
wet heb ik U, o Heer, verbeid.
Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht;
mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Van den morgenstond tot den nacht.
hope Tsraël op Hen Heer.
-ocr page 120-
94
Quia apud Dominum — misericordia, *
et copiosa — apud eum redemptio.
Et ipse redimet Israël, * ex omnibus —
iniquitatibus ejus.
Requiem aeternam dona eis, Domiiie.
Et lux perpetua luceat eis.
KLAAGZANG.
Sfabat Mater.
Stabat Mater dolorosa
Juxta crucem lacrymosa.
Dum pendebat Filius;
Cujus animam gementem
Contristatam et dolentem
Pertransivit gladius.
O quam tristis et afflicta
Fuit illa benedicta
Mater Unigeniti;
Quae moerebat, et dolebat,
Et tremebat, cum videbat
Nati poenas inclyti.
-ocr page 121-
95
Want bij den Heer is barmhartigheid,
en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen, uit al zijne
ongeregtigheden.
Heer, geef huu de eeuwige rust.
En het eeuwige licht verlichte hen.
KLAAGZANG.
Sta bat Jlafer. — Wijzen, als het Latjjn.
Naast het kruis, met schreijende oogen,
Stond de Moeder, diep bewogen,
Daar de Zoon te sterven hing,
En haar door het zuchtend harte,
Overstelpt van wee en smarte,
\'t Zevenvoudig slagzwaard ging.
O hoe droef, hoe vol van rouwe
Was die zegenrijkste vrouwe
Om Gods Eéngeboren Zoon.
Ach, hoe streed zij! ach, hoe kreet zij,
En wat folteringen leed zij
Bij \'t aanschouwen van dien hoon!
7.
-ocr page 122-
96
Quis est homo, qui non fleret,
Christi Matrem si vïderet
In tanto supplicio?
Quis posset rion contristari,
Piam Matrem contemplari
Doleutem cum Filio?
Pro peccatis suae gentis
Vidit Jesum in tormentis
Et flagellis subditum;
Vidit suum dülcem Natum
Morientem desolatum,
Dum emisit spiritum.
Eja Mater, fons amoris,
Me sentire vim doloris
Fac, ut tecum lugeam;
Fac ut ardeat cor meum
In amando Christum Deum,
Ut sibi complaceam.
Sancta Mater, istud agas,
Crucifixi fige plagas
Cordi meo valide;
Tui Nati vulnerati,
Tam dignati pro me pati
Poenas mecum divide.
-ocr page 123-
97
Wie, die hier niet schreijen zoude,
Die het grievend leed aanschouwde,
Dat Maria\'s ziel verscheurt?
Wie kan zonder meê te weenen,
Christus\' Moeder hooren stenen,
Daar zij met haar Zoon hier treurt?
Voor de zonden van de zijnen
Zag zij Jesus zoo in pijnen
Én in wreede geeselstraf;
Zag haar lieven Zoon zoo lijden,
Heel alleen den doodkamp strijden,
Tot Hij zijnen geest hergaf.
Geef, o Moeder! bron van liefde,
Dat ik voele wat u griefde,
Dat ik met u medeklaag;
Dat mij \'t hart ontgloei\' van binnen
In mijn God en Heer te minnen,
Dat ik Hem alleen behaag.
Heü\'ge Moeder! wil mij hooren,
Met de wonden mij doorboren,
Die Hij aan het kruishout leed;
Ach, dat ik de pijn gevoelde,
Die uw lieven Zoon doorwoelde,
Toen Hij stervend voor mij streed.
-ocr page 124-
98
Fac rne vere tecum flere.
Crucifixo condolere,
Donec ego vixero:
Juxta crucem tecum stare.
Te libenter sociare
In planctu desidero.
Virgo Virginum praeclara,
Mihi jam non sis amara,
Fac me tecum plangere;
Fac ut portem Christi mortem,
Passionis fac consortem,
Et plagas recolere.
Fac me plagis vulnerari.
Cruce hac inebriari,
Ob amorem Filii.
Inflammatus et accensüs.
Per te, Virgo, sim defensus
In die judicii.
Fac me cruce custodiri,
Morte Christi praemuniri,
Confoveri gratia;
Quando corpus morietur,
Fac ut animae donetur
ParaHisi gloria. Amen.
-ocr page 125-
99
Mogt ik klagen al mijn dagen.
En zijn plagen waarlijk dragen
Tot mijn jongste stervenssmart.
Met u onder \'t kruis te vveenen.
Met uw rouwe mij vereenen,
Dat verlangt mijn weenend hart.
Maagd der maagden! nooit volprezen,
Wil nu niet mij tegen wezen,
Laat mij treuren aan uw zij\';
Laat mij al de wreede plagen
En den dood van Christus dragen,
Laat mij sterven zoo als Hij.
Laat mij, in zijn kruis verslonden,
Laat zijn wonden mij door wonden,
Om de liefde van uw Zoon.
Dan, in wederliefde ontstoken,
Worde ik door u voorgesproken,
Moeder! voor zijn regtertroon.
Maak, dat mij het kruis beware,
Dat dan Christus\' dood mij spare,
Dat Hij mij gena bewijz\';
En als \'t ligchaam eens zal sterven,
Doe mij dan de glorie erven
Van het hemelsch Paradijs. Amen.
-ocr page 126-
100
VII.
GODVRUCHTIGE LIEDEREN.
I
AAN DEN H, GEEST.
Wijze, als elke Benedictie, doch met herhaling; van den zang
der twee laatste verzen, en N. M. 7
1
Glorie zij U, God de Vader!
U, die onze Schepper zijtj
Glorie zij U, God de Zone!
Die ons van den dood bevrijdt;
Glorie zij aan U gegeven,
Heilige, ongeschapen Geest!
Die met Hen als Beider Liefde
Eeuwig ook zijt één geweest.
2.
\'t Is die Geest, die zacht en vlijtig,
Trouw, gehoorzaam, heilig maakt;
In ons binnenst met ons biddend,
Onuitspreekb\'re zuchten slaakt;
Die de zaal\'ge vrees des Heeren
En-de liefde stort in \'t hart,
En wierd God door ons beleedigd,
Tranen geeft van boetesmart.
-ocr page 127-
101
3.
Hoor, o Geest van licht en liefde!
Hoor ons broederlijk gebed,
Dat wij naar uwe inspraak leven
En gehoorzaam aan Gods wet:
WÜ, wil onze zwakheid sterken,
Ons geleiden waar wij gaan,
Dan zal onze voet niet wank\'len,
Geest van liefde! hoor ons aan.
II.
AAN JESUS EER!
KA DEAKTE VAN OPOFFERING, OF OOK NA DF.H. COMMUNIE.
Wijze: Dat Jesus leo\'\\ B., en M. 16.
i.
Aan Jesus eer!
Zoo stijge ons dankbaar sraeeken,
Aan Jesus eer! door aarde en hemelheer!
O zoete naam, dien ik nimmer kan spreken ,
Of \'k voel te feller in liefde me ontsteken,
Aan Jesus eer! (6is.)
2.
Aan Jesus eer!
Is \'t lied der Christen scharen,
Aan Jesus eer! Hem, onzen God en Heer,
Die al wie trouw om Hem henen vergaren,
Trouw in den strijd voor zijn naamzalbewaren,
Aan .lesus eer! (bis.)
-ocr page 128-
10-2
3.
Aan Jesus eer!
Mag ook de zondaar zuchten,
En tot zijn Heer ga Hij rouwmoedig weer;
Geen boet\'ling, neen! heeft zijn wrake te
duchten,
Hij heeft alleen in zijne armen te vlugten,
Aan Jesus eer! (bis.)
4.
Aan Jesus eer!
Is \'t lied van \'t zielsvertrouwen,
Aan Jesus eer! zoo roepen we immer weer;
Hoe langer toch wij zijn wonden beschouwen,
Hoe meer ons ook onze zonden berouwen.
Aan Jesus eer! (bis.)
5.
Aan Jesus eer!
Is \'t lied der hemelzalen,
En \'t Eug\'lenkoor valt diep aanbiddend
neer;
Dat moet heel de aard\' met haar tongen en
talen,
Dat al wat is door alle eeuwen herhalen,
Aan Jesus eer! (bis.)
-ocr page 129-
103
6.
Aan Jesus eer!
Nog eens het aangeheven!
Aan Jesus eer! en immer, immer meer!
Aan Hem alléén zij van nu af ons leven,
Aan Hem gehéél ons ten offer gegeven!
Aan Jesus eer! (öts.)
7.
Aan Jesus eer!
Zoo blijve ons danklied stroomen,
Aan Jesus eer! voor eeuwig onzen Heer!
Hij zélf, Hij zélf is nu in ons gekomen,
Hij zélf heeft ons tot de zijnen genomen:
Aan Jesus eer! (bis.)
III.
DE H, FAMILIE JESUS, MARIA, JOSEF
Wijze, als B , en M 34
4.
U, Josef! wijd ik mijnen zang,
Maria zing ik levens-lang;
U, Jesus! mijnen God en Heer,
Geve aarde en hemel eind\'loos eer.
-ocr page 130-
104
O Heilig Huisgezin\'
Ik eer er Josef in,
Ik eer Maria, Moedermaagd;
Ik aanbid uw Kind,
Dat ons teer bemint,
En enkel wederliefde vraagt.
2.
Was ooit gezin zoo goed en groot,
En tevens in zoo diep een nood,
Als \'t allerheiligst Huisgezin?
Dat storte ons troost bij \'t lijden in.
O Heilig Huisgezin! enz.
3.
Was ooit gezin op heel deze aard\',
Zoo heilig, zoo vereerenswaard?
Het hoofd gebogen in het stof,
Zing ik dit heilig Drietal lof.
O Heilig Huisgezin! enz.
4.
Was ooit op aarde een huisgezin
Zoo mild, en vol van menschenmin?
Ik werp mij dan, mijn God en Heer!
Voor U ten dankbaar offer neer.
O Heilig Huisgezin! enz.
-ocr page 131-
105
IV.
LIED ONZER BROEDERSCHAP.
Wijze, als B: Gezin, het heiligst wat tot heden, en vooral
M. 33.
1.
O Godsgezin, o drietal leden,
Die aller heilig toonbeeld zijt,
Wij komen weer tot u getreden,
Die allen u zijn toegewijd.
Vergun, dat. we op uw schuldloos leven
Eerbiedig onze blikken slaan,
Om stil de deugden na te streven ) ,,. ,
Waarin gij ons zijt voorgegaan, j ^ *\'
2..
Wat reinheid, wat een hemelvrede!
Wat zachte rust en zaligheid!
Gedurig gaan en oog en bede
Omhoog naar de Oppermajesteit.
Wat ijver in uw pligtbetrachten ,
Van d\' eersten tot den laatsten stond!
Op God alleen zijn uw gedachten, ) ,,. .
Nooitwijktzijnlofuithartofmond. j "\'
3.
O, dat wij dan, tot lid verheven
Van \'t allerheiligst Huisgezin,
Maar hun drievuldig toonbeeld streven
Van vader-, moeder-, kindermin!
-ocr page 132-
106
Onze arbeid ook zij God geheiligd,
Op God zij altoos hart en oog,
Debeê.dieonsvoor\'tkwaadbeveiligt, | ,,. .
Ga met hun lofgebed omhoog, j *• \'\'
4.
O Jesus, God en mensch te gader!
Maria, reine Moedermaagd!
O Josef, \'sHeeren Voedstervader!
Hoort wat dit broedertal u vraagt:
Laat ons u stil en trouw beminnen,
Geliefde Vader, Moeder, Zoon!
Dat we eens met onze huisgezinnen ) ,, ■ .
U eeuwig zien in \'s hemels woon. ) ^ \'\'
V.
DE H. FAMILIE, ONZE TROOST-
Whzb, als B.
1.
Is arbeid \'t lot, door God ons hier beschoren,
\'t Is zoet, voor wie zjjn\' Zoon zelv\' werken ziet;
\'t Is \'t beste deel, door Jesus zich verkoren;
Is \'t ons geen troost in \'s werelds zielsverdriet?
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wjj willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht h\\j \'t Ipen op doen paan !
-ocr page 133-
107
A.ch, denkon wjj, als we onder kommer bukken:
Mjjn Jesus zelf was arm zoowel als wij;
O Godsgezin! wat jamm\'rea ons dan drukken,
Ze worden zoet, voor wie ze draagt als gij.
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan !
3.
Wij willen naar geen aardsche schatten streven:
Was Jesus arm : — is de armoe dan niet schoon?
Ts \'t zwoegen zwaar, — ten offer is \'t verheven,
En Jesus geeft zijn hemel ons tot loon!
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan!
4.
De smart duurt kort, en eind\'loos is \'t verblijden •
O troosten we ons in \'t hemelsch Huisgezin;
De Heer geeft kracht, om mét Hem hier te lijden,
En voert ons eens zijne eeuw\'ge blijdschap in.
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan,
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan!
-ocr page 134-
108
VI.
GELOOFD ZIJ JESUS CHRISTUS I
Eigen melodie, en N. M. 44, M 17.
I.
1.
Als \'t eerste duister breekt,
Ontwaakt mijn hart en spreekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
2.
De heil\'ge feestklok luidt
En roept het plegtig uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Wat is de schoonste klank?
De zoetste toon van dank?
Geloofd zij Jesus Christus!
4
In \'s Heeren heilig huis
Is \'t eerste beêgesuis:
Geloofd zij Jesus Christus!
5.
In mijn gelukkigst uur,
Zing ik met liefdevuur:
Geloofd zij Jesus Christus!
-ocr page 135-
109
6.
Bij al wat ik begin,
Roep ik met hart en zin:
Geloofd zij Jesus Christus!
7.
En wat mijn werk ook zij,
Ik zeg er vrolijk bij:
Geloofd zij Jesus Christus!
II.
1.
De schoonste vruchten kweekt
Het hart dat altijd spreekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
2.
Bij spijzen en bij drank,
Is dit mijn vrome dank:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Zoo zing ik vroeg en spa,
Als \'k bid of werken ga:
Geloofd zij Jesus Christus!
4.
£n nooit verveelt de groei;
Zoo schoon, zoo wonder zoet:
Geloofd zij Jesus Christus!
-ocr page 136-
110
■>
Als treurigheid mij plaagt.
Dan roep ik onversaagd:
Geloofd zij Jesus Christus!
6.
Bij \'s levens zielsverdriet,
Vind ik mijn troost in \'t lied:
Geloofd zij Jesus Christus!
7.
In nood en bitt\'re smart,
Roep ik met mond en hart:
Geloofd zij Jesus Christus!
8.
Droef om mijn schuld te moê,
Zucht ik mijn Jesus toe:
Geloofd zij Jesus Christus!
9.
De inagt der helle vliedt
Voor dit mijn zoete lied:
Geloofd zij Jesus Christus!
III.
4.
De liefelijkste lof
Is ook in \'s hemels hof:
Geloofd zij Jesus Christus!
-ocr page 137-
Hl
Des Vaders eeuwig woord
Klinkt daar en eeuwig voort:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Zingt, menschenkind\'ren! luid,
Zingt jubelend het uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
4.
Heel \'t aardrijk in het rond,
Weêrklinke telken stond:
Geloofd zij Jesus Christus!
5.
Als \'t licht ten einde spoedt,
Zij dit de laatste groet:
Geloofd zij Jesus Christus!
6.
De duisternis wordt dag
Voor wie slechts zingen mag:
Geloofd zij Jesus Christus!
7.
Mijn hart houdt sluim\'rend wacht,
\'t Zingt in den stillen nacht:
Geloofd zij Jesus Christus!
8
-ocr page 138-
■H2
Ja, nog mijne ziele spreekt,
Als reeds mij \'t harte breekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
9.
Zingt, hemel, aarde, zee!
Zing al wat ademt meê:
Geloofd zij Jesus Christus!
10.
\'t Weêrklinke wijd en luid,
Voor Hem eeuw in eeuw uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
VI.
SCHOON LIED
VAN HET
ALLERHEILIGSTE SAKKAMENT.
Eigen melodie, en M. 11,
1.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
Kenc stem.
O Christen! sterk
\'t Geloof, en merk
Dit liefdewerk,
Waar God algoed
Met vleesch en bloed,
Hij zelf u voedt.
-ocr page 139-
H3
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
4.
Kene stem.
Kniel, kniel dan neer
Voor d\' Opperheer,
En vraag niet meer,
Hoe dat geschiedt:
Zie \'t oog het niet,
\'t. Geloof \'t wel ziet.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
5.
Kene stem.
Met Cherubien
En Serafien
Wil hulde biên;
Val voor Hem neer,
Geef, geef Hem eer ,
llw\' God en Heer.
2.
Eene stem
Daar in dien krans
Der Reraonstrans,
Is Christus gansch:
Van brood en wijn
J )aar enkel zijn
Gedaante en schijn.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds uu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
3.
Kene stem.
De Hostie daar,
De schijn voorwaar
Van brood is \'t maar:
\'t Blijkt wel gewis,
\'t Geheimenis:
Dat Jesus \'t is.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch 1T
-ocr page 140-
144
A-llen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
6.
Eene stem.
Ach bij mijn dood
En jongsten nood,
Wees, Hemelsch
Brood!
Mijn zielespijs,
Op mijne reis
Naar \'t Paradijs.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
VIII.
VOOR DE H. COMMUNIE.
Wijze:
en N. M. 78, 86\'
Lieve Moeder van den Hrerl —
doch vooral M. 12.
1
Eenigen. Jesus! Menschgeworden God,
Die niet in uw woord kunt falen,
Gij rust hier in \'t Sakrament;
Kan \'t mijn geest niet achterhalen:
Allen.
God der waarheid, \'k tuig het nu,
Jesus! ik geloof in U.
2.
Eenigen. God van almagt, liefde en trouw!
\'k Ben beschaamd om al mijn zonden.
-ocr page 141-
115
Maar Gij, Heer! hebt ze uitgewischt
In het bloed van zooveel wonden:
j Vol betrouwen kom ik nu,
\' Goede Jesus! \'k hoop in U.
3.
Eenigen. God van liefde en opperat Goed!
Gij wilt spijzen ons en drenken,
In \'t geheim der hoogste min
Heel U-zelven aan ons schenken;
AUen.
Liefste Jesus! kom, kom nu,
Ach nujn ziel verzucht naar U.
Eenigen. \'k Ben niet waardig, groote God!
Dat Gij ingaat in mijn harte;
Spreek, Heer! spreek een enkel woord,
En, doorwond van liefdesmarte,
Allen.
Schrei ik: Jesus! kom toch nu,
Kom, o kom! ik smacht naar U.
Eenigen. \' 1 Zal dan aan den heil\'gen Disch
U, mijn Jesus! gaan ontvangen,
U, mijn\' God, mijn\' grooten God,
Aan mijn zalig harte prangen;
... . Goede Jesus! kom toch nu,
j Kom, o kom, ik snel tot U.
-ocr page 142-
116
IX.
NA DE H. COMMUNIE.
Eigen melodie, en B: O Moeder Gods, o reinste Maagd\'. Het
Koor (Allen) herhaalt de tueede helft der melodie met
kleine wijziging aan het einde.
1.
Eene stern.
Nu heeft mijn lieve Jesus dan
Zich mij tot spijs gegeven,
Die mijn verkwikte ziel bewaar\'
In \'t eindelooze leven; (bis.)
Allen, j
Ach, goede God, U smeeken wij:
Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
2.
Eene stem.
Zoo is dan waarlijk \'s Vaders Zoon
Tot mijne ziel gekomen,
En heeft zijn zetel in mijn hart,
Mijn zondig hart genomen; (bis.)
Allen. J
Ach God! ach God! U smeeken wij:
Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
3.
Eene stem. O dat ik al de stemmen had,
Die opgaan van deze aarde,
En \'t nimmer-zwijgend hemelkoor
Zich aan mijn loflied paarde: (bis.)
.., . U, God! U, God! aanbidden wij.
\'
          Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
-ocr page 143-
117
Eene stem. \'k Aanbid, ik loof, ik dank U, God!
Ach, zie mijn tranen beven;
Wat zal ik, goede Jesus! U-
Voor zooveel liefde geven? (6is.)
U, God! U, God! beminnen wij,
"" •
          Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
5.
Eene stern. Ik wil, mijn Jesus! wat ik ben,
Mijn hart, mijn vreugd en lijden,
Mijn leven en mijn stervensuur
Ten offerand U wijden; (bis.)
Allen.
U, God! U, God, beminnen wij,
Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
6.
Eene stem. Maar zwak is onze ziel, o Heer!
Als \'t ligt-bewogen riet ;
Almagtig God! wij srneeken U:
Verlaat, verlaat ons niet; (bis.)
...
              Nog eens, nog eens dan smeeken wij:
Allen, j          Blijf ons toch eeuwig bij! (bis.)
X.
DE HEER EN DE ZIEL
VÓÓR DE H. COMMUNIE.
Wuzk, als B.: Mijn gastmaal it bereid.
De Heer spreekt.
Mijn feestdisch is bereid.
Ik wil uw Gastvriend wezen.
-ocr page 144-
118
Vergeet mijn majesteit,
En nader zonder vreezen.
Ik wacht met ongeduld: kom, mijn geliefde! kom.
Beminnen wij elkaar als bruid en bruidegom.
De Ziel.
AKTE VAN GELOOF.
\'k Geloof, Heer! maar ach, sterk
Mijn al te zwak gelooven
In liefde\'s wonderwerk:
Mijn God kwam neer van boven,
Mijn God is waarlijk spijs in \'t Heilig Sakrament!
O liefde niet bemind, o liefde niet gekend!
AKTE VAN VERLANGEN.
O goddelijke Disch!
Waar \'t Vleesch en Bloed mijns Heeren
Der zielen feestmaal is,
Wie zou u niet begeeren?
Mijn kranke ziel verzucht, verkwijnt van liefdesmart:
O kom, mijn Bruidegom! kom in mijn smachtend hart.
AKTE VAN HOOF EN LIEFDE.
Heil mij, het uur is daar,
Mijn Bruidegom gaat komen,
Hij wacht mij op \'t altaar,
Ik ga dan zonder schromen....
Hier ben ik, kom, mijn God!... Maria, bid voor mij!
O Jesus, Jesus! kom! treedt, Eng\'len! aan mijn zij\'.
oO©
\\
-ocr page 145-
119
XI.
WELKOM-
NA DE H. COMMUNIE.
Wuie, als B , en M. 14.
1.
Welkom geheeten,
Mijn Jesus! in ons hart.
O blij geweten!
O zoete liefdesmart!
Die met uw vleesch mij voedt,
Door U mij leven doet,
Ik zal U nooit vergeten,
Nog eens U, Jesus zoet!
Welkom geheeten!
2.
Dank zal ik zingen,
Zijn bloed was mij ten drank,
Gij, Hemellingen!
Zegt gij met mij Hem dank,
Die om zijn zetel zweeft,
Hem eeuwig glorie geeft,
Nu hier ons komt omringen,
Daar Jesus in ons leeft,
Dank zal ik zingen.
-ocr page 146-
120
3.
Aan Jesus geven
Zal ik mijn hart, en ziel
Voor heel mijn leven!
Wat mij ten deele viel,
Het peilt geen aardsch verstand,
\'t Is door geen menschenhand
Nog immer neergeschreven,
\'k Wil hart en ziel ten pand
Aan Jesus geven.
XII.
KERSLIED.
AAS \'T KINJ1JR JKSÜS.
Wijze , als: Creator atme sidcrum, vele kerkzangen en andere
melodièn.
1.
O Kindje Jesus! arm als wij,
Als we aan U denken, zijn we blij;
Want werdt Gij, lieve Heer! een kind,
\'t Was zeker, wijl Gij ons bemint.
2.
De groote Schepper van \'t heelal
Geboren in een armen stal!...
Wat geven wij, o lieve Heer!
Aan TI voor zooveel liefde weer.
-ocr page 147-
121
3.
Ach zie! hoe, op het stroo geleid,
Het Kindjen in de kribbe schreit,
En hoe \'t met doeken half-gedekt,
Naar ons zijn lieve handjes strekt.
4.
Ach, hadden wij maar goud of goed,
Dan, zóó als \'t drietal Wijzen doet,
Dan voor uw kribje knielden wij,
En gaven \'t even blij als zij.
5.
Maar danken, prijzen \'t lieve Kind,
En zingen, dat ons hart het mint,
En zeggen: \'t is geheel voor U:
Dat kunnen en dat doen wij nu.
6.
Dat, Kindje Jesus! doen wij nu,
Wij geven heel ons hart aan U,
Als we aan U denken zijn we blij,
U danken, U beminnen wij.
ooo
-ocr page 148-
m
XIII.
LOFZANG
AA.N HET H. KRUIS.
(Vexilla Regis.)
Wijze, als hot Latijn, of ook als Lied XII, en M 27.
1.
Des Konings rijksbanier treedt voort,
Het heilgeheim van \'t Kruis ontgloort,
Waaraan het leven ging ter dood,
En door den dood ons \'t leven bood.
2.
Het heeft, door \'t staal der lans gewond,
Om ons van alle smet der zond\'
Te wasschen in dien milden vloed,
Gestroomd van water en van bloed.
3.
Vervuld is \'t, wat in \'t trouwe lied
Ons David toezong in \'t verschiet,
Waar hij aan alle volken leert:
„Van \'t Hout is \'t, dat de Heer regeert!"
4.
O schoone boom! die glansrijk straalt,
En met des Konings purper praalt;
Verkoren Stam! die \'t voorregt smaakt,
Dat gij zoo heil\'ge leden raakt.
-ocr page 149-
123
5.
Welzalige! aan uwe armen hing
De losprijs van deez\' wereld kring;
Gij weegschaal, waaraan \'t ligchaain woog,
Dat aan de hel haar buit onttoog.
6.
O Kruis! dat de een\'ge hope zijt,
Gegroet in dezen lijdenstijd;
Stort heilkracht op de vromen af,
En delg der boozen schuld en straf.
7.
U, bron des heils, Drievuldigheid!
Zij lof door allen geest bereid:
Schenk wiede kruistrioinf verblij\',
Schenk hun den gloriepnjs er bij.
XIV.
LIEFDEZUCHT
TOT HET KINDJE JtvSUS EN ZIJNE U. MOE DEK.
(.VI -il iol.\'
Eigen melodie, Piui .Win», on N. M. 69, M, Si,
1.
Hoor, o Zoete!
Onze groete,
Die we u, lieve Moeder! biên;
9
-ocr page 150-
124
Toon ons, armen,
Toch erbarmen,
Laat, laat ons uw Kindje zien.
2.
Wil gehengen,
Dat we brengen
Lentebloesems, lentedicht;
Dat we waken,
\'t Harte maken
Tot een rustplaats voor uw Wicht.
3.
O die Zonne,
Liefdebronne,
Die gij als uw\' God bemint,
Geef, o Reine,
Ons dat kleine,
Geef ook ons uw god\'lijk Kind.
4.
Laat ons zamen,
Naar betamen,
Lelies vlechten tot een kroon,
\'t Hart, zoo louter
Als het outer-
Waslicht, wijden aan uw Zoon.
-ocr page 151-
125
5.
En Hem drukken,
Met verrukken,
En Hem wiegen aan de borst,
Die alleene
Naar dat eene
Lieve kleene Kindje dorst.
6.
Eu dan sluiten
Alles buiten,
Om met Hem alléén te zijn,
En te geven
Heel ons leven
Alles aan het Kindekijn.
XV
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN OEN ROZEKRANS-
I.
Oe vijt Blöile Geheimen.
Wiize: M. 56; en: Wij groeten u, o zuiv\'re Maagd\'
Eenigen. Gods vaderoog sloeg de aarde ga,
Een Engel daalt met spoed:
«Wees,» sprak luj, o gij vol gena.
«Maria! wees gegroet.»
AU i Maria, Koninginne!
1 O gij vol moederminne!
I
Sta ons bij in allen nood,
En zoo
vervolgens. \\
In den ^00^f Maria! (btS.)
-ocr page 152-
126
1.
Naauw heeft ze uit Gods gezant gehoord,
Wat \'s Heeren wil behaagt:
Of zij stemt in, - en \'t eeuwig Woord
Nam \'t Vleesch aan uit de Maagd.
Aüen. Maria, Koninginnel enz.
2.
En zrj, die \'s werelds Schepper droeg,
Is tot haar nicht gegaan,
Om dienend waar de nood het vroeg,
Aan hare zij\' te staan.
Allen. Maria, Koninginnel enz.
3.
Zij trekt naar Davids kleine stad,
Daar baart zij \'t god\'lijk Kind!
Dat mét haar \'t hemelsch heir aanbad,
En zij in doeken windt.
Allen. Maria, Koninginnel enz.
4.
Zy bood Het God ten offer weer
In Salems tempelstee:
«Laat nu,» sprak Simeon, «o Heer!
«Uw dienaar gaan in vree. »
Aüen.
Maria, Koninginnel enz.
-ocr page 153-
127
5.
Wat blijdschap voelde uw moederhart,
Maria! nu ge uw Kind,
Zoo lang gezocht met zooveel smart,
In \'s Heeren tempel vindt.
Allen. Maria Koninginne! enz.
IL
Do vyf Droevige Goh Mimen.
Wijze: M. 57.
Wie is er, Moeder! die het meldt,
Hoe u het harte brak,
Toen \'t zwaard, van Siineon voorspeld,
U zevenwerf doorstak.
AUen. Maria, Koninginne! enz.
4.
Gij zaagt den Heer, Gethsemané!
Bedroefd tot in den dood;
Hoe \'t bloed, dat de angst Hem storten deê,
Op de aarde nedervloot.
AUen. Maria, Koninginne! enz.
2.
Mijn Jesus! ach, wat foltering!...
\'k Zie diepe wond bij wond,
De striemen van de geeseling,
Die Gij voor ons doorstondt.
AUen. Maria Koninginne! enz.
-ocr page 154-
128
3.
Nu mengt de moedwil pijn en hoon
Wreedaardig ondereen:
Euw vlecht de beul een doornen kroon
Om \'s Heeren hoofd nog heen!
Allen. Maria, Koninginnel enz.
4.
Mijn Jesus sleept, bedekt met bloed,
Zijn kruis naar Golgotha;
Wie onzer draagt niet welgemoed
Voortaan zijn kruis Hem na.
Allen. Maria Koninginne \\ enz.
5.
Hfl sterft, aan \'t smart\'lijk kruis gehecht.
Zijn Moeder ziet het aan!
Ach, toen is \'t zwaard, zoo lang voorzegd.
Diep door haar ziel gegaan!
Allen. Maria, Koninginne! enz.
III.
De vüf Glorierijke Geheimen.
Wijze: M. 58 en 56.
Juich, Moeder! juich, uw Zoon regeert
In opperheerschappij:
Uw droefheid is in vreugd verkeerd.
Gij heorscht nu aan zijn zij\'.
Allen. Maria. Koninginnel enz.
-ocr page 155-
129
1.
De Heer, de Heer is opgestaan,
En leeft nu voor altijd!
O dood! gij jaagt geen vrees meer aan:
Uw prikkel gingt ge kwijt.
Allen. Maria, Koninginnel enz.
2.
Daar klimt Hij door de sterrenbaan,
Een Eng\'lenpaar daalt neer,
En kondigt d\' elf Apost\'len aan:
«Zóó keert Hij eenmaal weer. »
Allen. Maria, Koninginne! enz.
3.
Hij zendt hun d\' afgebeden G-eest,
Die licht en krachten geeft;
De Apost\'len tuigen \'t onbevreesd,
Dat Jesus weder leeft.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
4.
Toen gij, o Maagd! van liefde stierft,
Schonk Hij u \'t rijksgebied,
Dat ge in uw mart\'laarschap verwierft,
En thans met Hem geniet.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
-ocr page 156-
130
5.
Daar werdt gij door uw eigen Zoon
Gekroond tot Koningin,
En schittert naast zijn glorietroon
Voor uwe moedermin.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
XVI.
JUBELLIED
AAN
MARIA, ONBEVLKKT ONTVANGEN.
Wijze : M. BU, en vele bekomie meludiên; zie ook Lied VIII.
1
Lieve Moeder van den Heer!
Laat ons om uw zetel dringen,
Laat uw kind\'ren u ter eer
\'t Ziel verrukkend feestlied zingen;
. \'t Moet weerklinken luid en blij:
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
2.
\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond
En herscheppend overklonken,
\'t Woord door Pius\' mond verkond:
En uw kind\'ren vreugdedronken,
Jub\'len op uw feestgetij:
MoEDEK, O.N\'BEVLEKT ZIJT Gij!
-ocr page 157-
131
3.
Neen dat loflied zwijgt niet meer:
Tot aan \'s werelds verste palen
Zullen met het hemelsch heer
Al uw kind\'ren \'t luid herhalen,
\'t Woord van \'t zalig jubeltij:
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
i.
En wij voegen dank en beê
Aan de blijde feestgezangen;
Wie, wie dankt niet met ons meê,
Voor al \'t heil door u ontvangen,
In het zalig jubeltij:
Moeder , Onbevlekt zijt gij !
5.
Zonnezuiv\'re Moedermaagd!
Om de glorie u gegeven,
Hoor ook wat ons hart u vraagt:
Dat wij na een schuldloos leven
Eeuwig jub\'len aan uw zij\':
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
—«»»—
9.
-ocr page 158-
132
XVII.
MARIA-BEZOEK
Wijze: N M. 53 en M. 49
1.
Gods Moeder, \'s hemels Koninginne,
IJlt in haar teed\'re naastenminne
Naar Juda\'s stad met snellen tred,
En over \'t hoog gebergte henen,
Om ned\'rig dienstb\'re hulp te leenen
Aan hare nicht Elisabeth.
2.
Naauw komt ze er groetend ingetreden,
Of hare nicht voelt op haar schreden
Het nad\'ren van haar God en Heer!
Voelt zich van heilgena doordrongen:
Haar kind, van blijdschap opgesprongen.
Geeft in haar schoot zijn\' Jesus eer.
3.
Drie maanden wijdt er in \'t verborgen
Maria hare teerste zorgen
Aan \'t allerned\'rigst dienstbetoon:
O liefde! o toonbeeld, ons gegeven,
Maria dient!... en Eng\'len zweven
Rondom de Moeder van Gods Zoon!
-ocr page 159-
133
4.
O gunstbezoek! op hare schrede
Droeg ze ook haar Jesus met zich mede,
En \'s werelds heil die woning in:
Beschermster! Moeder! ons gegeven,
Ach, in dit kommervolle leven,
Bezoek ook ons en ons gezin!
5.
Ach dat uw Zoon van zonde ons heilig\',
Ons huis voor alle kwaad beveilig\',
Ons zegene en ons huisgezin:
O dan, - dat is ons zoet vertrouwen, •
Gaan we eens, gezegendste aller vrouwen!
Met Hem en u ten hemel in.
XVIII.
LOFZANG
TER EERB VAN HKT II. EN O.NBKVLEKTE HART VAN MARIA
Wijze, als Lied XVI en VIII.
I.
1.
Laat nu de aarde op blijden toon
\'t Duizendstemmig feestlied zingen ,
Reeds weerklinkt om \'s Heeren troon
\'t Lofgezang der hemellingen ,
\'tRuisch\' der Moeder van den Heer
En haar heilig Hart ter eer!
-ocr page 160-
134
2.
Spiegel, gij! van Godes magt,
Die voor de erfsmet u beveiligd,
En u onder \'t aardsch geslacht
Zich ten woontent heeft geheiligd ,
Heiligdom van Gods gena,
Tempel zonder wederga!
3.
Vlekloos Hart! wie zal uw lóf,
Wie uw zaligheid bezingen !
De Eng\'len van het hemelsch hof
Spreken in hun hooge kringen,
Neen zij spreken nimmer uit,
Wat dit heilig Hart omsluit.
4.
Voor het magtig zonnelicht
Wijkt de stille sterrenluister,
Maar de zon haalt \'t aangezigt
En haar stralen weg in \'t duister
Voor de glorie van de Maagd ,
Die aan \'t hart van God behaagt.
5.
Reiner dan ooit sneeuwvlok viel,
Waardig hier haar God te aanschouwen,
Was de nederige ziel
Der gezegendste aller vrouwen ;
Op dié. schoonheid zag de Heer
Van zijn hoogen zetel neer.
-ocr page 161-
135
II.
1.
Toen nu \'t Woord in uwen schoot,
Moedermaagd! was neergekomen ,
En, bereid ten offerdood ,
Knechtsgestalt had aangenomen,
O wat hebt ge een liefdegloed
In uw Moederhart gevoed.
2.
Hoe was toen uw hart verheugd ,
En in liefdevuur verslonden,
Want gij droegt der heem\'len vreugd;
Maar, o Moeder! eens ook wonden
Al de schichten van de smart
Uw beminnend Moederhart.
3.
U doorgriefde wond bij wond
Door geheel uw lijdend leven ;
Maar toen ge onder \'t kruishout stondt,
En uw\' Zoon den geest zaagt geven ,
En een speer zijn zij\' doorstak,
Ach! wie meldt, hoe \'t Hart u brak.
4.
Uit dat ligchaam , zoo verscheurd ,
Vloeit een bloedstroom voor haar neder;
-ocr page 162-
136
Wie, wie is er die niet treurt
Met een moederhart zoo teeder:
Maatloos als de omneetb\'i\'e zee
Is Maria\'s boezemwee.
5.
Ach! droog hare tranen af,
Rijs, o Koning van het leven!
Rijs weer uit het duister graf;
En van glorielicht omgeven,
Trooste uw aaugezigt de smart
Van \'t gebroken Moederhart.
III.
1.
Wees, Maria ! wees getroost:
Lang zal \'t lijdensuur niet wezen,
Eer de derde morgen bloost,
Ziet ge uw\' Zoon, uit \'t graf gerezen ,
Vrij van smart en vrij van smaad ,
In \'t onsterflijk lichtgewaad.
2.
Daar, daar ziet zij reeds haar God ,
Haar beminden Zoon genaken,
En een nameloos genot
Voelt zij nu haar Hart doorblaken,
Tot Hij, in triumf gekeerd,
Aan des Vaders zij\' regeert.
-ocr page 163-
137-
3.\'
Rustloos zucht haar minnend Hart,
Nu ze op aard\' nog moet verwijlen ;
O zij wil van liefdesmart
Opwaarts naar heur Jesus ijlen .
Die in \'s Vaders heerlijkheid
Reeds haar zetel toebereidt.
4.
Als het maagd\'lijk Was voor \'t vuur,
Voelde zij haar Hart verteren ,
En versmacht naar \'t zalig uur,
Dat de stem haar roep\' des Heeren ;
Toen kwam Jesus haar te moet,
En zij stierf van liefdegloed.
5.
Heilig Harte! vrij van smet,
Troost voor wie op u vertrouwen,
Hoor ons kinderlijk gebed,
O gezegendste aller vrouwen!
Vraag nu, vraag van \'t god\'lijk Lam,
Dat zijn liefde ons hart ontvlamm\'.
-MÖS5^~
-ocr page 164-
13S
XIX
GEGROET ZIJT GIJ, MARIA!
Wijze, als Lied VI; M. 51; B.: Lofiangaan de Allerh
Maagd Maria.
1.
O Hemelkoningin!
Ik zing uit kindermin :
Gegroet zijt gij , Maria !
\'2.
Wat heil heeft niet voor de aard\'
Dat hemelsch woord gebaard :
Gegroet zijt gij , Maria !
3.
De helmagt stond ontsteld ,
Toen u Gods Engel meldt :
Gegroet zijt gij, Maiia !
4.
Die groet had het begin
Van \'s werelds redding in :
Gegroet zijt gij , Maria !
5.
Daarom zong wijd en zijd
De Kerk ten allen tijd:
Gegroet zijt gij , Maria !
-ocr page 165-
139
6.
Nóg zingt in vreugd en smart,
Elk dankbaar kinderhart:
Gegroet zijt gij , Maria !
7.
Ja, Moer!er van Goris Zoon !
Wie juicht niet op dien toon:
Gegroet zijt gij, Maria !
8.
De hemel gaat ons voor,
Daar zingt heel \'t Engelkoor:
Gegroet zijt gij, Maria 1
9.
En wij in \'t aardsche stof,
Wij zingen tot uw lof:
Gegroet zijt gij, Maria !
10.
Als Satan ons bekoort,
Wij spreken \'t magtig woord:
Gegroet zijt gij, Maria !
11
Wij roepen in den nood,
En nu en in den dood:
Gegroet zijt gij , Maria !
-ocr page 166-
140
12.
En eens in \'s hemels stee,
Dan juichen we eeuwig meê:
Gegroet zijt gij, Maria !
XX.
AVONDBEDE TOT MARIA,
Wijze: Maria\'» beeld te midden, of B.: Avondgroet tot
Maria; en M. 61.
1
Komt , nog een kinderbede
Maria toegebragt!
En dan in \'s Heeren vrede
Den slaap weer ingewacht,
Gerust en wel te moede,
Vertrouwend op haar hoede,
Maria, Maria, Moeder ! zegen ons.
2.
Wij bidden u te gader
Bij \'t einde van deez\' dag:
Vraag, Moeder ! onzen Vader ,
Wiens wakend oog ons zag,
Dat Hij ons kwaad verschoone ,
Het goede ons eenmaal loone ,
Marin . Maria , Moeder ! bid voor ons.
-ocr page 167-
141
3.
Beveilig uwe kind\'ren,
O Moeder ! dezen nacht;
Dan zal geen kwaad ons hind\'ren ,
Dan is ons slapen zacht;
Dan ziet ge ons morgen weder,
O Moeder goed en teeder !
Maria, Maria , Moeder ! wees gegroet.
XXI.
MEILIED.
Wijze, als B.: De Meimaand: Juicht nu, blijit Sion$
chooren,
i.
De eerste lentegeuren zweven ,
Op dan , kind\'ren ! eer gegeven
Aan de Moeder van Gods Zoon ;
Meimaand biedt ons kroon bij kroon;
Op dan, om haar beeld te sieren,
Om het lentefeest te vieren
Van de reine Moedermaagd,
Die eene eeuw\'ge bruidskroon draagt.
2.
Lentezonne! met uw stralen
Kunt gij bij haar glans niet halen;
Met den zang van Edens hof
Huwt de jeugdige aard\' haar lof:
-ocr page 168-
142
\'t Heilig Kind, haar God en Heere,
Wien al \'t schepsel eeuwig eere!
Droeg zij aan \'t ontvlamd gemoed :
Moeder Gods! wees, wees gegroet.
3.
Maar geen maagdelijke glansen
Al dier licht- en bloemenkransen,
Maar geen lofgezang alleen
Off\'ren we om uw zetel heen:
Dat we naar een lichtend leven,
Vol van deugdengeuren streven , -
Dat is wat u \'t meest behaagt,
Dat is wat ons lied u vraagt.
XXII.
AAN DEN H. JOSEF.
Wijze- M. Si, als het Costenrijksche volkslied, en
andere melodièn.
1.
Eenigen. Heil\'ge Josef! trouwe hoeder
Van uw god\'lijk Voedsterkind,
Die uw\' Jesus heel uw leven
Onuitspreeklijk hebt bemind:
,j] \\ Heil\'ge Josef! vraag dat wij
f Hem beminnen zoo als gij.
-ocr page 169-
143
2.
Eenigen. Heil\'ge Josef! die uw\' Jesus
In uw stulpje met u hadt,
Vaak van d\'ar beid totHem opziend,
Stil en innig Hem aanbadt:
.„ i Heil\'ge Josef! vraag dat wij
Allen. \\ T
° ,.               ?          J
| Jesus dienen zoo als gij.
3.
Eenigen. Heil\'ge Josef! door Gods Zone
In uw ned\'rig werk verligt,
Daar Maria \'t oog vol liefde
Op haar Kind en Bruigom rigt:
... ) Vraag, dat in hun aanschijn wij
} Ons verblijden zoo als gij.
Eenigen. Heil\'ge Josef! die in de armen
Van uwBruid enPleegkind stierft,
En voor uw getrouwe liefde
\'t Loon der eeuwigheid verwierft:
.jj ) Heil\'ge Josef! vraag dat wij
\' ) Zalig sterven zoo als gij.
ooe
-ocr page 170-
144
XXIII.
BEDE
AAN D JSN H. JOSIF.
Wi«e: M. 62, en B.
1.
O Josef! Voedstervader
Van Jesus , onzen Heer ,
Wij treden biddend nader,
En knielen voor u neer;
Want in uw vaderarmen
Draagt gij het godlijk Kind ;
\'t Zal onzer zich erbarmen,
Wijl \'t uw gebed bemint.
2.
Wil, Josef! voor ons vragen ,
Dat wij in \'s levens lot
Ons naar zijn wil gedragen,
Getrouw aan zijn gebod.
Wil door uw beê verwerven ,
O trouwe toeverlaat!
Dat wij den hemel erven,
Als eens ons sterfuur slaat.
3.
Wij smeeken u te gader,
Patroon van Nederland !
Blijf, Josef! ons ten vader ,
Bescherm \'t u dierbaar pand;
-ocr page 171-
146
Vraag ons met Jesus\' Moeder
Zijn hulp in allen nood,
En blijf ons trouw ten hoeder
Van nu tot in den dood.
XXIV.
AAN DEN H. JOANNES.
Wijze: M. 66: B.: Vreedzaam wandelt ster bij ster. en:
Puer nobis naicitur.
1.
Uitverkoren bloedverwant
Van \'t Gezin des Heeren ,
U , verheven Boetgezant!
Moet ons loflied eeren.
2.
Grooter bragt geen vrouw ooit voort,
Naar het woord des Heeren:
U , die onze bede hoort,
Moet ons danklied eeren.
3.
Gij, die \'t Godslam van nabij
Ons hebt aangewezen,
Wees door onze broederrij ,
Heilheraut! geprezen.
-ocr page 172-
146
4.
Leden wij van \'t Godsgezin ,
Dat we eenparig eeren,
Roepen we ook uw voorspraak in,
Bloedverwant des Heeren !
5.
Hoor de bede gunstig aan,
Die wij op doen rijzen :
Wil ook ons op \'s levensbaan
\'t Godslam altoos wijzen.
XXV.
DE H, JOANNES DE DOOPER, BOETGEZANT,
Wijze: M. 67.
4.
Van de rotse der woestijne,
Waar de voetzool gloeit in \'t zand,
Waar geen dauw des hemels druppelt,
Waar de heete trekwind brandt,
Deed Joannes \'t roepwoord schallen:
Doet boetvaardigheid , gij allen !
2.
Naar de wat\'ren des Jordaanstrooms
Trok des Heeren Boetgezant,
-ocr page 173-
147
Dat hij Hem den weg bereide,
Hem verkonde aan heel het land;
Dat de zondaar schuld betuige,
En de trotsche knieën buige.
3.
Doet boetvaardigheid, gij allen!
Boete, riep hij, is de baan,
De een\'ge baan, waarop de zondaar
Naar den hemel heen kan gaan,
Voor geen goud noch goed te koopen,
Voor den boeteling slechts open.
4.
Op die woorden, scherpe schichten,
Scheurde er menig zondig hart,
Springen in die zandwoestijne
Bronnen op van boetesmart;
\'t Stroomend doopsel ruischt van \'t leven,
Dat zijns Meesters doop zal geven.
5.
Als een rotsmuur stond Joannes,
En roept allen tot berouw,
Predikt vorsten, predikt knechten,
Immer aan zijn God getrouw:
Doet, doet boete! riep hij allen,
Tot het zwaard zijn hoofd deed vallen.
10
-ocr page 174-
148
XXVI.
LOFZANG
AAS DE HH. AFCHTELEN PETBUS EN PAÏTLTJS.
Wijze: blad/. 271 in den zangbundel van Gabr. Alb. Thijm.
1.
Een heerlijk eeuwig licht
Heeft hier het vuur gesticht,
Waarmee deez\' gulden dag komt kroonen
Des Heeren grootste en trouwste Zonen,
De Apostelvorsten, op wier tred
De hemel ons zich openzet.
2.
Gij, Leeraar onzer aard\',
Die \'s hemels poort bewaart,
Gij, vaders van het nieuwe Romen!
Voor wier gerigt de volken komen,
Verwinnend door het Zwaard en \'t Kruis,
Staat gij gekroond in \'s Konings huis.
3.
O Rome, zaal\'ge Stad!
Dat meerder schoons bevat,
Dan \'t ov\'rig gansch heelal te zamen,
Sinds u twee Vorsten heü\'gen kwamen
En verwen met den purp\'ren vloed
Van hun zoo kostbaar, roemrijk bloed.
-ocr page 175-
149
4.
Zij Gods Drievuldigheid
Eer, glorie, lof bereid,
Aan Haar door alle volk verschuldigd:
En zij de magt^alom gehuldigd,
Die in haar Eén het al beheerscht
In eeuwigheid, als \'t was van eerst.
XXVII.
SMEEKLIED
AAN DEN
H. WILLIBKORDUS,
Apostel en Patroon van. Nederland
Wijze: M. 69; — Zie ook Lied XII en XIII.
1.
O Willibrord! die van omhoog
Ons gaslaat met beschermend oog,
Hoor \'t nageslacht der vad\'ren aan,
Met wie gij zelf hebt omgegaan.
2.
Zie Neêrland aan, uw roem en kroon,
Gij onze Apostel en Patroon!
Hier hebt gij, moedig Godsgezant!
Hier Jesus\' heilbanier geplant:
-ocr page 176-
150
3.
Hier half een eeuw zijn naam verbreid,
Zijn Bruid een\' zetel toebereid,
Hier door uw ijver en gebed
Mijn vad\'ren uit den dood gered.
4.
Ach! elfmaal ging een eeuwkring rond,
Sinds gij hier Satans rijk verwont;
En nu! ach meer dan \'t half geslacht •
Het zonk terug in \'s vijands magt.
5.
Geliefde Vader en Patroon!
Zie Neêrland aan, uw roem en kroon:
Bid, Willibrord! bid bij den Heer,
Dat al wie doolt eens wederkeer\'.
6.
Ach voer hen met uw trouw gezin,
Ach voer ook hén uw glorie in:
O gij, die \'t kruis hier hebt geplant,
Bid voor uw dierbaar Nederland!
-^St*-
-ocr page 177-
151
XXVIII.
LOFLIED AAN DE H- MOEDER ANNA.
VVuze: M. 68; — zie ook Lied XVI en VIII
1.
Moeder Anna! luid en bljj
. Moet ook u m}jn loflied rijzen;
Moeder van Gods Moeder, gjji
\'k Moet uw nieuwe glorie prijzen:
Straalt er op de dochter eer,
\'t Schittert op de moeder weer.
2.
Ver reeds als de lichtstraal schiet,
Vloeit van duizend dankh\'re tongen
\'t Naauw-verkondigd zegelied:
\'t Wordt door de Eng\'len meegezongen,
\'t Godlijk-stil geheimenis,
Dat in u voltrokken is.
3.
Wonder zondpr wederga I
Vlekloos hebt g\\] haar ontvangen,
Door uws Hoeren heilgena,
\'t Kind dat ge aan uw hart mogt prangen:
Anna! ja alleen uw kind
Is aldus door God bemind!
4.
En ik zou niet luid en bljj
U in uwe dochter prijzen?
Moet niet aller eeuwen rjj
\'t Loflied voor u op doen rijzen!
Wie is als uw vlekloos kind,
Wie ooit heeft als zrj bemind I
10.
-ocr page 178-
152
Van uw dochter zonder smet
Straalt de weerglans op u neder:
Keert, o Anna! uw gebed
Tot haar Zoon ooit vruchtloos weder?
Moeder van Gods Moeder, gij,
Bid dan, Anna! bid voor mij.
XXIX
LOFLIED AAN DEN H, ALPHONSUS-
Wijze, als bij B.
1.
Alphonsus\' naam, met eerbied uitgesproken,
Heeft reeds ons hart in hoogor liefde ontstoken:
Een dankbaar loflied dan gezongen hem ter eer!
Maar bidden we ook, dat hij ons voorspreek\' bij den Heer.
2.
O waren wij op \'t zien van Jesus\' wonden,
Gelijk Alphons, van liefdevuur verslonden,
Dan, met het smeekend oog op \'s Heeren kruis gerigt,
Was alle smart ons zoet en alle lijden ligt.
3.
Wat bragt hij trouw tot in zjjn hoogste jaren,
Zijn lang bezoek aan Jesus op de altaren;
Daar was zijn zoetste rust. zijn troost, zijn hoogste goed:
O Serafijn! uw liefde ontvlamme ons koud gemoed.
4.
Hoe leerde hij Maria ons beminnen!
Hoe wist hij tal van kind\'ren haar te winnen!
Verwerf ons in haar dienst een kinderlijk gemoed,
Dat haar zoo teeder, zoo vertrouw\'ln\'k eeren doet.
-ocr page 179-
153
XXX
SM EEKZANG
AAN
DB H. BAlJilA,
bijzondere Patrones voor een. zalig steriüur.
Wijze: Crealor alme siderum; 0 Moeder God.v. o
reintte Maagd! en zie Ued. XII en XIII.
1.
O teed\'re Maagd en Mart\'lares!
Aloude, trouwe Patrones
Der zielen in haar jongsten strijd:
Dat dan uw blik ook mij verblijd\'!
2.
Niet door slechts ééne stervenssmart:
Door dood- aan doodkamp ging uw hart.
Eer gij, o Barbara! door \'t zwaard
Van \'s vaders hand ten hemel vaart.
3.
Naar \'t offer, voor \'t geloof gebragt.
Is ook uw glorie en uw magt;
Ons Neêrland tuigt het luide meê:
Niet onverhoord laat God uw beê.
4.
Hier roept sinds eeuwen \'t vroom gezin
Voor \'t stervensuur uw voorspraak in:
En, \'t zij dan traag of ras genaakt,
Wie heeft uw troostblik niet gesmaakt.
-ocr page 180-
154
5.
Gedenk mij, goede Barbara !
Dat ik toch sterve in Gods gena!
En Jesus, eer ik de aarde ontzweef,
Zich mij ten zaal\'ge Teerspijs geef.
XXXI.
SMEEKLIED
IOI PATROON HkILIGEN.
Wijze: Maria\'s beeld te midden; — zie Lied XX.
1
Na \'s werelds strijd en ljjden,
In Jesus\' kracht volbragt.
Geniet g\\j zjjn verblijden,
En deelt zijn gloriemagt:
O dat, mijn goede Heil\'ge !
Uw voorspraak mij beveil\'ge,
Bid, Heil\'ge Beschermer! \') bid, o bid voor ons.
2.
Wfl nog bjj \'s levens plagen,
TVjj zjjn in zielsgivaar,
Ach, hoor ons klagen, vragen,
Dat ons uw hulp bewaxr\'.
O dat dan, goede Heil\'ge!
Uw voorspraak ons beveil\'ge,
Bid, trouwe Beschermer! bid, o bid voor ons.
1) Of: Beic\\rrmiter! — of ook: men kan daarvoor den
«mm, zoo die in de versmaat te biengen is, hier invoegen.
-ocr page 181-
155
3.
Komt Satan ons bekoron,
Lokt vleesch , of wereld aan:
Wil onze smeekstem hooren,
Ach help! of wij vergaan.
O dat dan, goede Heil\'ge !
üw voorspraik ons beveil\'ge,
, trouwe Beschermer! bid, o bid voor ons.
4.
God kroonde uw heilig leven
Met glorierijken dood;
Mogfc op uw beê Hij geven,
Dat \'k zalig de oogen sloot.
Dat dan, mijn goede Heil\'ge!
Uw voorspraak mij beveil\'ge,
, trouwe Beschermer! bid, o bid voor mij.
5.
O waar ge in d\' eeuw\'gen vrede
Nu Jesus\' aanschijn ziet:
Verwerf mij door uw bede,
Dat ik uw heil geniet\'.
O dat dan, goede Heil\'ge!
Uw voorspraak mö beveil\'ge,
, trouwe Beschermer! bid, o bid voor mij.
-o$%*-
-ocr page 182-
156
XXXII.
LOFLIED
AAN
ONZEN H. ENGELBEWAARDER.
Wihe, als Lied XXIV.
1.
U, die om den zetel dient
Van den Heer der heeren,
Zijn Gezant, mijn Zielevriend,
\'k Wil u dankbaar eeren.
2.
Gij, die eeuwig u verblijdt
In het godlijk wezen,
Maar ook mijne vreugd hier zijt,
Engel! wees geprezen.
3.
Gij omzweeft mij nacht en dag,
Schutsgeest, mij gegeven!
Moge ik rein in vroom ontzag
Voor uw bijzijn leven!
4.
Gij, ja! blijft mij onverdiend
Al uw liefde toonen:
Laat mij, teed\'re Hemelvriend!
(J met liefde loonen.
-ocr page 183-
157
5.
Gij geleidt, verlicht, behoedt,
Trouwe Gids! mijn schreden;
Gij ook sterkt mijn zwak gemoed
Door uw smeekgebeden.
6.
Veilig is mijn levensbaan,
Wie mij ook bestrijden;
U, mijn Engel! roep ik aan,
Gij zult mij bevrijden.
7.
Blijf, o blijf in allen nood
Mijner u o tfermen,
Maar vooral, wil bij mijn dood,
Wil mij dan beschermen!
8.
Als mijn ziel aan de aarde ontgaat,
Wil mij niet begeven:
Voer haar, trouwe Toeverlaat!
In het eeuwig leven.
->»H«^
-ocr page 184-
158
XXXIII.
HET GEBED TE NAZARETH,
LIED VOOa HET II. HUISGEZIN.
Wijze, als de Elevatie: Panis angelicut, met kleine ver-
andering aan het einde van den 4° regel.
1.
Gods ongeschapen Zoon,
Gedaald van d\' eeuw\'gen troon,
Ligt hier te Nazareth
Geknield in zielsgebed.
2.
Met haren Zoon en Heer,
Knielt ook Maria neer,
En Josef aan hun zij\',
Voegt er zijn smeeking bij.
3.
O God! welk een gezigt!...
Het heiligst Drietal ligt,
Die Moeder, Vader, Zoon!
Aanbiddend voor uw troon!
4.
Wat dan, wat gaat hier om,
In \'t arme heiligdom?...
Hier biedt het nieuw Gezin
U \'t offer zijner min.
-ocr page 185-
159
Een Moeder, Vader, Kind,
Beminnend en bemind!
Brengt U voor \'t eerst op aard\'
Een glorie Uwer waard.
6.
Ik werp mij aan hun zij\':
Oin hen, neem ook van mij
En heel mijn huisgezin,
Het offer onzer min.
7.
Om \'t wonderzoet gebed
In \'t arme Nazareth,
Zie welgevallig, Heer!
Op al de mijnen neer.
XXXIV.
MARIA-TENHEMELOPNEMING.
Wijze: zie Lied XXX, XXVII, XIII eu XII.
1.
Maria, Moeder van Gods Zoon,
Ging heden op naar \'s hemels troon;
God zond zijne Eng\'len tot haar af,
Om haar te wekken uit het graf.
11
-ocr page 186-
16ü
ï.
Zij voeren met hun Koningin,
Verrukt den open hemel in;
Daar komt met heel een Eng\'lenstoet,
De Zoon zijn Moeder in \'t gemoet.
3.
Wat onuitspreeklijk heilgenot!
Zij ziet Hem, haren Zoon en God!
Elkaar zien Zoon en Moeder aan:
En zwijgend bleven de Eng\'len staan!...
4.
Nu treedt zij in een zonnegloor,
Aan Jesus\' hand de heem\'len door;
Een maagdelijke sterrenkrans
Staat om haar hoofd in stillen glans.
5.
Zij, vol genade als vol van deugd,
Geniet de volheid aller vreugd!
Zij zetelt op den eeretroon,
Naast Jesus, haren God en Zoon.
6.
Zoo is zij \'s hemels Koningin,
Maar Moeder ook van \'t aardsch gezin;
Zoo klimm\' tot haar ons smeekend lied :
Vergeet ons, uwe kind\'ren, niet.
•~»4*c-
-ocr page 187-
461
XXXV.
AVE MARIS STELLA,
OP ALLE MARIA-DAGEN.
Wi«t, als het vorige Lied XXXIV, XXX, enz.
1.
Gegroet gij, Sterre van het meer!
Verheven Moeder van den Heer,
En altoos Maagd; gij, Hemelpoort!
Die ons \'t verbeide heil beschoort.
2.
Wat Gabriël u heeft verkond,
Neem \'t Ave van zijn Eng\'lenmond;
Keer Eva\'s naam ten zegengroet,
Dat ge ons in vrede vest en hoedt.
3.
Wil zondaars van hun boei ontslaan,
Breng voor de blinden \'t heillicht aan,
Verdrijf ons kwaad met alle straf,
Smeek al het goede voor ons af.
4.
O toon ons, dat gij Moeder zijt,
Dat Hij, die zich uw Zoon belijdt,
Door u eens tot ons heil gebaard,
Door u ook ons gebed aanvaard\'.
-ocr page 188-
-162
5.
Der Maagden zonderlinge bloem:
Zachtmoedige! der zachten roem,
Ik bidt dat ge onze schuldboei slaakt,
Zachtmoedig ons en zuiver maakt.
6.
Verleen een reine levensbaan,
Beveilig \'t pad waarop we gaan,
Opdat wij, Jesus ziend\', verheugd
Te zaam steeds juichen in zijn vreugd.
7.
Zij God den Vader lof en eer,
Met Christus, d\' allerhoogsten Heer!
Zij de eigen roem den Geest bereid,
Den Drie ééne eer in eeuwigheid!
XXXVI.
VAANDELLIED
VAN
HET II F I LIG HUISGEZIN.
Wijze, als bet Oijstenrijkache volkslied, en elke Benedictie.
i.
Ziet de f eestvaan weer op heden,
Broeders! prijken voor ons oog;
\'t. Zegt ons, hoe dit Drietal Leden
-ocr page 189-
163
Door den strijd ter glorie toog;
Stijg\' met onze dankgebeden
\'t Plegtig vaandellied omhoog!
2.
Ziet het Toonbeeld ons gegeven
In dat Heilig Godsgezin:
Schuldloos, werkzaam, huislijk leven,
Vader-, moeder-, kindermin;
Al hun deugden na te streven:
Dat heeft onze strijdvaan in!
3.
Trouw met Josef dan gestreden,
Met Maria, met haar Kind!
\'t Hoogst heeft dat Gezin geleden,
Schoon het hoogst door God bemind;
Wie ter glorie op wil treden,
\'t Is de Kruisvaan die haar wint.
4.
Op die vaan dan \'t oog geslagen,
Waar ons Toonbeeld op ons ziet,
En ons wenkt vol welbehagen;
Zoo dan roep ik: „Wat geschied\',
„Neen! in al mijn levensdagen,
„Neen ! \'k verlaat mijn vaandel niet !"
11.
-ocr page 190-
164
XXXVII.
AVONDZANG,
Wijze: Ace rosa sine spinet, in het Graduale.
i.
Minlijk-lichtend van den hoogen,
Diep in \'t blaauw van \'s hemels bogen,
Ziet, gij als met mededoogen,
Goedige Avondster! ons aan:
Vriendlijk straalt gij altijd neder,
Of \'t een blik is, zoet en teeder,
Dien een Moeder altijd weder
Op ons broedertal laat gaan.
2.
Dooft, de vraigdezon haar stralen,
Zien wij d\' avond om ons dalen,
Gij gedoogt niet, dat wij dwalen,
Trouwe Ster! gij toont uw licht:
\'t, Is ons in ons pelgrimsleven,
Van den lijdensnacht, omgeven,
Als een straal, die uit komt zweven
Van Maria\'s aangezigt.
3.
Zal het laatste licht ons stralen,
\'s Levens avond voor ons dalen,
\'t Brekend oog in nacht gaan dwalen:
Hemelster! blijf voor ons staan;
-ocr page 191-
165
In den doodsnacht, vol verschrikken,
Wil ons, Moeder! met uw blikken,
Vol van liefde en licht, verkwikken:
Wenk ons, tot u op te gaan!
ooo
XXXVIII.
DAG VAN GRAMSCHAP,
Zang, als het Latijn.
Dag van gramschap, dag des Heeren,
Die heel de aarde in asch zal keeren,
Naar Sibyl en David leeren.
Wat een schrik zal elk ontwaren,
Als de Regter neer zal varen,
\'t Al ten streng verhoor vergaren.
Een bazuinschal, vreemd van toone,
Dreunt er door der dooden wone,
Daagt hen allen voor zijn troone.
Dood, natuur verslaan en beven,
Als het schepsel zal herleven,
Om Hem rekenschap te geven.
\'t Schuldboek wordt er aangedragen,
Dat van alles zal gewagen,
Waarom \'t vonnis wordt geslagen.
-ocr page 192-
166
Is de Regter dan gezeten,
Wat er schuilt wordt klaar geweten,
Niets blijft strafloos of vergeten.
Wat zal ik, rarapzaal\'ge, spreken?
Wien mij dan ten voorspraak smeeken,
Als regtvaardigen verbleeken?
Gij die, schrikb\'re Gloriekoning!
Zaligt uit genabetooning,
Heilbron! geef me uw zaal\'ge woning.
Goede Jesus! wil gedenken,
Dat ge om mij U zelv\' kwaamt schenken,
Wil mij dan ter hel niet wenken.
Moê zat Gij van me op te sporen,
\'t Kruis ook hebt Ge om mij verkoren;
Zooveel werk zij niet verloren.
Regter der geregte wrake!
Ach dat ik uw gunstwoord smake,
Eer de dag der reek\'ning nake.
\'k Zucht als een der schuldenaren,
\'fc Schaamrood op \'t gelaat gevaren,
Wil toch, God! een\' smeek\'ling sparen.
Die Maria hebt ontheven,
En een\' moordenaar deedt leven,
Mij ook hebt gij hoop gegeven.
-ocr page 193-
167
Ze is onwaard wat bede ik slake,
Maar Gij Goede! uw liefde make,
Dat ik niet in \'t helvuur blake.
Wil mij bij de schapen leiden,
En mij van de bokken scheiden,
Aan uw regter plaats bereiden.
Bij \'t verdoemen der verloornen,
\'t Vuur ten prooi van \'t eeuwig toornen,
Roep mij met uwe uitverkoornen.
\'k Smeek U, diep ter aard\' gebogen,
\'t Hart verbrijzeld voor uwe oogen,
Heb toch met mijn eind\' meêdoogen.
O die dag van jammerklagen,
Die den mensch voor \'t oordeel dagen,
Uit het stof zal op doen rijzen,
God! wil hem gena bewijzen;
Goede Jesus! hoor mijn beê:
Geef hun, Heer! uw eeuw\'gen vree.
Amen.
&m
-ocr page 194-
-ocr page 195-
I.
XXXIX.
MORGENLIED.
JAM LUCIS OHTO SIDEBE,
Wijzen, als het Latijn, Creator alme sidcrum, en andere
kerkzangen; — O Moeder Godi, o reinst» Maagd I
M, 37, 69, en vele melodien,
1.
Het daggesternte licht weer aan,
Laat ons tot God nu smeekend gaan:
Dat Hij bij \'tgeen wij daaglijks doen,
Voor alle kwaad ons wil behoên.
2.
De tong betootne en temper\' Hij,
Dat er geen schuwb\'re twistklank zij;
Beschermend dekk\' Hij onzen blik,
Dat ons geen ijdelheid verstrikk\'.
3.
Dat heel ons harte zuiver zij,
De geest van allen waanzin vrij:
Het vleesch verleer\' zijn trotsche wijs,
Door soberheid in drank en spijs.
-ocr page 196-
170
4.
Opdat, is straks de dag gegaan,
£n voert de beurt den nacht weer aan,
"Wij, door onthouding rein, te meer
De glorie zingen van den Heer.
5.
Geef\'t, Vader, Gij zoo liefderijk!
En, Één\'ge Zoon! aan Hem gelijk,
Die met den Geest, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
XL.
AVONDLIED.
TE LUCIS ANTE TERM1NUM.
Wijzen, als het vorige Lied XXXIX.
i.
U, Schepper! eer ons \'t licht vergaat,
U, bidden we, onzen Toeverlaat:
Dat Ge in uw goedertierenheid
Ons uwe hoede en hulp bereidt.
2.
Ver wijke \'t nachtlijk droomgekwel,
En aller beelden wufte spel;
Buig onzen vijand neer, en zij
Ons ligchaam gansch van smetten vrij.
-ocr page 197-
171
3.
Geef \'t, Vader, Gij zoo liefderijk!
En, Één\'ge Zoon! aan Hem gelijk,
Die met den Geest,, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
XLI.
AKTEN VAN GELOOF, HOOP, LIEFDE en BEROUW.
Wijzen: Lauda, Sionl Salvatorem, Stabat Mater.
Bijstand van wie voor u strijden.
De Melodie op bl. 77 der Gezangen, door J. Beerendonk
te Amsterdam uitgegeven. Laatste druk. — Nieuwe
Melodien, No. 44 en 65. Tweede druk. In het
R, K. Jongens-Weeshuis te" Tilburg.
Zie ook Lied LXXVI.
Akte van Geloof.
Ik geloof en zal gelooven
Wat Gods Kerk, verlicht van boven,
Voorstelt als geopenbaard •,
Gij, mijn God! Gij kunt niet falen,
En uw Kerk kan nimmer dwalen,
Naar Gij zélf ons hebt verklaard.
U belijd ik, nooit volprezen
Drie Personen, één in Wezen,
God de Vader, Geest, en Zoon!
God de Zoon kwam tot ons neder,
-ocr page 198-
172
Stierf, verrees, en keert eens weder,
\'t Kwaad ten straf, en \'t goed ten loon.
.A-kte van Hoop.
Vader! \'k hoop, dat Ge ons zult geven
Om uw Zoon het eeuwig leven,
Met al \'tgeen ons heil vervult;
k Hoop het vast, daar Gij almogend,
Goed, getrouw en mededoogend,
\'t Gev<n kunt, en wilt, en zult.
.A-kte van Xiiefde.
Heer, ik wil uit hart en zinnen
U steeds bovenal beminueu,
Want Gij zijt het Opperst Goed;
En om U bemin ik allen,
Die ik naar uw welgevallen
Als mij zelv\' beminnen moet,
-A.kte van Berouw
God van goedheid! heel mijn harte
Is vol rouw en boetesmarte,
Om al \'t kwaad door mij begaan;
\'k Wil het U ter liefde haten,
Nooit, o nooit U meer verlaten:
Neem mij in ontferming aan!
-NS****-
-ocr page 199-
173
XLII.
DE ENGEL DES HEEREN.
Wijze: Komt, heffen wij een loflied aan! of: Wien Neer-
landsch bloed.
i.
WaDneer het blijde morgenlicht
Na \'t nachllijk duister daagt,
Vervul dan trouw uw kinderpligt,
En groet de Moedermaagd:
»0 Moeder Gods! wij bieden u
«Den groet, dien de Engel bood;
«Maria! help ons, zondaars, nu,
»En ook in onzen dood."
2.
En als de klok op \'t middaguur
Op nieuw zich hooren doet,
Herhaal dan weer vol liefdevuur:
Maria! wees gegroet;
»0 Moeder Gods, wij bieden u
»Den groet, dien de Engel bood;
»Maria! help ons, zondaars, nu,
»En ook in onzen dood."
3.
En als de dag ten einde spoedt,
Nog eens dien groet gebragt,
Nog eens : Maria ! wees gegroet,
-ocr page 200-
174
Bewaar ons in deu nacht;
»0 Moeder Gods! wij bieden n
»Den groet, dien de Engel bood;
«•Maria! help ons, zondaars, nu,
»En ook in onzen dood."
4.
I.A4.T ONS BIDDEN.
O God! stort uw genade neer
Op \'t menschelijk geslacht,
Dat juicht, wijl Gabriël weleer
Die blijde boodschap bragt;
Geef ons door \'t lijden en den dood
Van Christus uwen Zoon,
Uw bijstand hier in allen nood,
En eenmaal \'t eeuwig loon.
XLI1I.
DE TIEN GEBODEN GODS.
Eigen melodie, of ook als Lied XXXIX.
De Tien Geboden van den Heer
Zijn u, o mensch! tot heil\'ge leer,
Wat Hij gebiedt en ook verbiedt,
Opdat gij \'t eeuwig leven ziet.
I.
Geloof in één oneindig God,
Beschikker van uw levenslot;
-ocr page 201-
175
Bemin en dien Hem als uw Heer,
En geef aan Hém slechts godlijke eer.
II.
Misbruik den naam niet van uw God,
Noch spreek van \'t heilige met spot-,
Wat valsch of kwaad is, naar gij weet,
Bezweer het met geen duren eed.
III.
Dat gij den Sabbat heilig maakt,
Dan allen slaafschen arbeid staakt,
Zegt u \'t gebod van d\' Opperheer:
Houd Zon- en Feestdag dus in eer,
IV.
\'t Is God, die u uwe ouders gaf:
Versmaadt gij hen, u wacht zijn straf;
Maar eert gij hen gelijk behoort s
Hij loont u hier reeds naar zijn woord.
V.
Met wil of werk doe niemand kwaad;
Draag niemand afgunst toe noch haat;
Vloek niemand, zelfs uw vijaod niet,
Doe goed voor \'t kwaad dat u geschiedt.
-ocr page 202-
176
VI.
Schend nooit de heiligheid van d\'Echt,
Eu ducht voor de echtbreuk Gods geregt;
Wees rein van ziel, in woord en daad,
Vlugt alles wat der reinheid schaadt.
VII.
Gij zult niet stelen! spreekt uw God;
Vervat is ook in dit gebod:
Dat ge in zijn goed\'ren niemand schaadt,
Noch, hoe ook, bijdraagt tot dit kwaad.
VIII.
Geef nooit eeu valsch getuigenis,
Maar zeg, waar \'t moet, gelijk het is;
Zorg, dat ge uws naasten eer niet krenkt,
Noch ligt\'lijk kwaad van iemand denkt.
IX.
Begeer uws naasten huisvrouw niet,
Noch iets van \'tgeen dit woord verbiedt;
Want ontucht willen, is reeds kwaad,
Al komt de wil niet tot de daad.
X.
Begeer ook niets, is \'t laatste woord,
Van \'tgeen uw naaste toebehoort;
\'tZij huis of hof, of have en goed,
Begeer het niet met boos gemoed.
-ocr page 203-
177
Ach, help ons, goede Heer en God!
Dat wij toch houden uw gebod;
Wil ons van alle schuld ontslaan,
En eens uw hemel in doen gaan.
XLIV.
GULDEN LEVENSREGELEN.
Wijzen, als het vorige Lied XLIII.
1.
Welzalig die op God vertrouwt,
En op geen hulp van rnenschen bouwt;
Onmooglijk toch breekt God zijn woord,
Van rnenschen is dit wel gehoord.
2.
Bewaar uwe eer, hoed u voor schaad\';
Eer is voorwaar een kostbaar pand;
Zoudt ge op verkeerde wegen gaan,
Dan is het met uwe eer gedaan.
3.
Verleent u God soms overvloed,
Verhef u niet op \'t aardsche goed;
Niet daarom is \'t u toevertrouwd,
Maar dat ge er Hém meè dienen zoudt.
-ocr page 204-
178
4.
Laat vroomheid, meer dan goud of goed ,
Gevallig zijn aan uw gemoed;
Want als u \'t aardsche goed ontschiet,
Veilaat u nog de vroomheid niet.
5.
Gedenk deu arme l\' allen tijd,
Als gij van God gezegend zijt;
Opdat niet u zij weggelegd,
Wat Christus van den Rijkaard zegt.
6.
Heeft iemand u iets goeds gedaan,
Zoo denk er altijd dankbaar aan;
En ziet ge uw broeder in \'t verdriet,
Onthoud hem uw vertroosting niet.
7.
Werk in de dagen uwer jeugd
Met onvermoeide vlijt en vreugd;
Want is de stroeve grijsheid daar,
Dan valt u de arbeid al te zwaar.
8.
Verlaat u soms het wuft geluk ,
O dat het niet te zeer u drukk\':
Begin en eind\' ziju niet gelijk,
Doch allereerst: Zoek \'t hemelrijk!
-ocr page 205-
179
9.
Zie toe, dat u geen drift ontvlamm\',
Noch alle beuzeliug vergrauun1;
De drift verblindt, en onderscheidt
Geen regt van ongeregtigheid.
10.
Vlugt alle praal en hoovaardij,
Opdat hel niet uw onheil zij;
Zoo menig had niet diep gezucht,
Was praal en hoovaardij gevlugt.
11.
Beraad u wél, de tijd is boos,
De wereld valsch en goddeloos;
Hangt ge onbedacht der wereld aan,
Het wordt niet ongestraft gedaan.
12.
Doe steeds wat regt is voor Gods oog,
Dat op u neerziet van omhoog;
Trek u geen blaam van meuschen aan:
Want wie heeft allen ooit voldaan.
13.
Zorg altijd, dat ge u wél bezint,
lïn \'t einde ziet eer gij begint;
Wrant eerst gedaan en dan bedacht,
Heeft velen in veel leed gebragt.
-ocr page 206-
180
14.
De dwaze steunt op tijd\'lijk goed,
Dat als een schaduw henenspoedt;
De wijze zoekt wat niet vergaat:
En kiest zijn God ten toeverlaat.
15.
Roep God in al uw nooden aan,
Die, naar zijn woord, u bij zal staan;
Gewis! Hij redt uit nood en dood
Wie trouw volbrengt wat Hij gebood.
XLV.
DANKLIED NA DE H. MIS.
Wuztt», als Lied XXXIX.
1.
Zoo is dan \'t offer van bet Kruis
Hier weer gebragt in \'s Heeren huis;
Het Lam, dat op Calvarie stierf,
Ons \'t leven door zijn dood verwierf.
2.
\'t Was Jesus, onze Middelaar,
Die, Offer zelf en Offeraar,
Zich onder schijn van wijn en brood,
Voor ons den eeuw\'gen Vader bood.
-ocr page 207-
181
3.
Hij bragt aan \'s levens Opperheer
In onzen naam oneindige eer,
Den dank aan aller gaven Bron,
Zooals geen schepsel brengen kon.
4.
Hij vroeg aan God, door ons vergramd,
Op ons te regt in toorn ontvlamd,
Vergeving door zijn offerbloed,
En heeft ons, zondaars, weer behoed.
5.
Hij bad rnet heel de Christenschaar,
Daar neergeknield voor \'t smeekaltaar,
Bij zijn verzoenden Vader meê,
En vroeg verhooring onzer beè,
6.
O god\'lijk Lam, voor ons geslagt!
U dan zij onze dank gebragt;
Wij smeeken door uw dierbaar Bloed,
Dat Ge ons voor alle kwaad behoedt.
-Wkr-
-ocr page 208-
182
XL VI.
LIE1-DEKLAGT TOT DEN ZONDAAR.
Wijze: O zalig, heilig Bethlehemt en andere melodien, als
M. 3i met kleine wijziging.
CHKISTUS. .
(Weinige stemmen)
Mijn kind! wat heb Ik u misdaan,
Dat gij mijn roepstem niet wilt hooren ;
Ik nam voor u de menschheid aan,
\'k Hen in een stal voor u geboren.
\'k   Heb toen mijn kinderlijk gezucht,
Mijn   bloed reeds voor u opgedragen;
Ik  ben voor u vervolgd, gevlugt:
Miju  kind! wat hebt ge om Mij te klagen?
DJS ZONDAAR.
(Allen.)
Barmhartig God ! ik heb misdaan,
Rouwmoedig val ik aan uw voeten;
Ach, zie het kind ontfermend aan,
Dat zijne ondankbaarheid wil boeten.
CHRISTUS.
(Weinige stemmen)
\'k Heb dertig jaren u gezocht,
Voor u gearbeid en gebeden 5
\'k Heb wat geen sterv\'liug ooit vertnogt
Voor u verdragen en doorstredea;
-ocr page 209-
183
Ik ben bespot, bespuwd, gehoond,
Voor u verscheurd door geeselslagen,
Met doornen is mijn hoofd gekroond.
Mijn kind! wat hebt ge om Mij te klagen?
DE ZONDAAK.
(Allen.)
Ach, goede Jesus! \'k heb misdaan,
Ik werp mij schreijend aan uw voeten;
Ach, zie het kind outfermend aan,
Dat zijne ondankbaarheid wil boelen.
CHHISTU
(Weinige stemmen)
Mijn kind! wat heb Ik u misdaan?
Ik ben, beladen met uw zonden,
Het bloedig kruispad opgegaan,
Van hoofd tol voet bedekt met wonden.
Voor u, voor u ben Ik gekruist;
Voor u heb \'k al mijn bloed vergoten:
En gij, ach gij hebt Mij verguisd,
Miju zijde met een speer doorstooten.
DE ZONDAAR.
(Allen.)
Ach, goede Jesus! \'k heb misdaan,
Ik stort mij snikkend aan uw voeten;
Ach, zie het kind ontfermend aan,
Dat heel zijn zondeschuld wil boeten.
-ocr page 210-
184
CHRISTUS
(Weinige itemmen.)
\'k Vergaf u reeds zoo menig keer,
\'k Vergaf u reeds zoo vele zo&den,
En telkens kruisigt gij Mij weer,
En telkens spot gij met mijn \\yonden.
Heb \'k daarom u met smart gezocht?
Heb \'k daarom met mijn eigen leven
Van dood en hel u vrijgekocht,
Om smaad voor dank mij weer te geven?
DE ZONDAAR.
(Allen.)
Ach Jesus! Jesus! \'k heb misdaan,
Ik stort mij snikkend aan uw voelen,
Ik wil den smaad, U aangedaan,
O Jesus! heel mijn leven boeten.
CHRISTUS.
(Weinige ttemmen.)
Heb \'k daarom, wat geen moeder doet,
U, aan mijn feestdisch aangezeten,
U met mijn eigen Vleesch gevoed,
Kunt ge alles, alles dan vergeten!...
O kind, mijn kind van zooveel smart!
Wat wilt ge langer Mij weerstreven?...
Kom, stort u aan mijn open hart,
Bemin!... \'k wil alles u vergeven!
-ocr page 211-
185
SE ZONDAAR.
(Allen.)
Mijn God! \'k verdien uw liefde niet,
Ik val aan uw doorboorde voeten,
Die \'k met mijn tranen overgiet,
Ik zal voor al mijn zonden boeten;
Beminnen , Jesus! wil ik U:
Zult Gij dan alles mij vergeven?...
Beminnen, Heer! en dankbaar nu
Als boetling voor uw aanschijn leven.
XLVII.
TOEWIJDING AAN DEN HEER.
NA DE H. COMMUNIE.
Wijze: O groote God! wat zijn uw tabernakels. M. 35.
I.
Verborgen God! onzigtb\'re Gloriekoning!
Hoe lieflijk is uw tabernakeltroon;
Hier koost Ge om ons uw zegenrijke woning,
Hier zijt Gij ons ten pand van \'t eeuwig loon.
2.
Welzalig, die met U hier mag verblijven,
Aan \'t altaar op uw liefdeblikken wacht;
Wat is een eeuw in \'s werelds lustbedrijven
Bij \'t oogenblik, met U hier doorgebragt?
-ocr page 212-
186
3.
Hier is de bron van hemelzaligheden ,
\'t Is voorsmaak hier van \'t alvervullend Goed;
Barmhartig God! hier stort ik\'mijne beden,
En uw gena stroomt uit in overvloed!
4.
Ja, méér nog, Heer! met duizend zegeningen
Voorkomt Gij al de wenschen mijner ziel!...
Wat wedermin, wat dank moet mij doordringen,
Waar ik zoo digt voor Jesus\' aanschijn kniel.
5.
Hier Wil Hij mij ten zielespijs zich geven,
Ontvang ik Hem, mijn godlijk Offerlam;...
Hier staart een vlugt van Eng\'len die me omzweven,
Verrukt het aan, dat Jesus tot mij kwam!
6.
Wat wuft genot zou langer mij bekoren,
Nu \'k Jesus zelv\', en hart aan hart", begroet?
\'k Wil, Jesus! U, en U alléén behooren,
Zoo slechts uw kracht voor ontrouw mij behoedt.
7.
Heersch over mij, die Vorst van dood en leven,
Heersch over mij, die Liefdekoning zijt!
Wijk, wereld! wijk: wat heil hebt gij te geven
Aan \'t zalig hart, dat zich in God verblijdt.
->»4ïr-
-ocr page 213-
187
XLVIII.
SMEEKLIED VOOR ONZEN H. VADER.
NA DE II. COMMUNIE.
Wijze: Maria\'s beeld Ie midden, of: Komt, nóg een kinderbede.
\\.
O God van onze altaren!
Gedaald weer in ons hart:
Gij weet, hoe wij ons scharen
Om Pies in zijn smart;
Zie op ons smeeken neder,
Voor hem, uw Plaatsbekleeder:
O Jesus! o Jesus! hóór toch , hoor ons aan.
2.
Gedoog, dat voor hun Vader
Het U verwant gezin
Eenparig tot U nader\',
Onlgloeid in kindermin;
O moge in al zijn lijden
Hem onze beê verblijden:
O Jesus! o Jesus! hóór toch, hoor ons aan.
3.
Blijf, Jesus! hem bestralen,
Hem sterkeu met uw kracht;
Laat Piüs zegepralen
Op alle helsche magt.j
-ocr page 214-
188
En Iaat op al wie dwalen
Uw licht en liefde dalen;
0 Jesus! o Jesiis! hóór toch, hoor ons aan.
4.
Zoo smeeken U de Leden
Van \'t U gewijd Gezin,
En met hua broederbeden
Stemt uwe Moeder in;
Met haar en ons te gader,
Bidt ook uw Voedstervader :
O Jesus! o Jesus! hóór dan, hoor ons aao.
1L.
HERNIEUWING DIR DOOPBELOFTEN.
Wijze: U, Joscf\'. wijd ik mijnen zang.
1.
Wat eens, toen ik als doopeling
Het leven der gena ontving,
Mijn doopgetuige heeft verklaard,
Dat nu, voor hemel en voor aard\',
Dat, Heilig Huisgezin!
Spreek ik, vol dankb\'re min,
Als kind nog van Gods Heil\'ge Kerk:
Ik verzaak, o Heer!
Ik verzaak, o Heer!
Den Satan met bedrijf eo werk.
-ocr page 215-
189
Wat eens, toen ik als doopeling
Geloof en hoop en liefde ontving,
Mijn doopgetuige heeft verklaard,
Dat nu, voor hemel en voor aard\',
Dat, Heilig Huisgezin!
Spreek ik vol dankh\'re min,
Als kind nog van Gods Heil\'ge Kerk:
Ik geloof, o Heer!
Ik geloof, o Heer!
Vermeer \'t geloof in woord eo werk!
3.
En daar ik eens als doopeling
Een Engel aan mijn zijde ontving,
En Hemelheil\'gen tot een wacht,
Die mij gedenken dag en nacht,
Zoo roep ik op dit Feest:
O goede Hemelgeest!
En gij, getrouwe Schutspatroon!
\'k Ben van \'t Godsgezin,
\'k Roep uw voorspraak in,
Beveelt mij aan Maria\'s Zoon.
4.
Ook u, dien onze Broederkring
Tot eigen Schutspatroon ontving,
U, dierb\'re Heil\'ge! roep ik aan,
-ocr page 216-
190
Laat nu uw beê tot Jesus gaan;
Nog eens het luid verklaard !
Voor hemel en voor aard\',
In dit hoogheilig oogenblik:
\'k Ben van \'t Godsgezin!
\'k Leef en sterf er in!
Dét roep ik tot mijn jongsten suik.
L.
DANKLIED NA DE OPDRAGT.
Wijze: Juicht, juicht met on», o HemtUingen
N. M. 63 en M. 33.
i.
Komt, stellen wij, verkoren Leden
Van \'t Allerheiligst Huisgezin!
Op \'t plegtig hooggelij van heden
Uit volle ziel ons danklied in.
U, Jesus! u, Maria, Moeder!
U dan behoor ik voor altijd,
U, Jesus\' en Maria\'s Hoeder!
\'k Ben u dan eeuwig toegewijd.
2.
Ja, \'k deed voor al de Hemelkoren,
En voor deez\' gansche Broederschaar,
Met luider stern mijne opdragt hooren,
Hier voor uw heilig Feestaltanr.
U, Jesus! enz.
-ocr page 217-
191
3.
Ja! \'k mogt mij zelf voor heel mijn leven,
Met alles wat ik heb en ben,
Aan U, o minlijk Drietal! geven:
O dat ik mijn geluk toch kenn\'!
U, Jesus! enz.
4.
Nu mag ik al mijn levensdagen,
Als Medelid van \'t Godsgezin,
Dat dierbaar Eereteeken dragen
Van vader-, moeder-, kindermin.
U, Jesus! enz.
5.
Nu mag ik al de gunsten smaken,
Die \'t Godsgezin zijn Leden schenkt:
O zoete rust! o blij ontwaken!
Wanneer mijn hart uw hart gedenkt.
U, Jesus! enz.
6.
O God! voor zooveel zegeningen,
Voor zooveel onverdiende min,
Laat eens ons \'t eeuwig danklied zingen,
Met heel het hemelsei* Huisgezin.
U, Jesus! enz.
-*»**««
-ocr page 218-
II.
LI.
ADVFNT-ZANG.
CREATOR AL.ME SIDERUM,
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Die \'t starrenv\\elfsel hebl gesticht,
Van wie gelooven \'t eeuwig licht,
O Jesus, aller Redder! let
Op ons ootmoedig smeekgebed.
2.
Dat niet, door Satans sluw bedrijf,
De wereld gansch verloren blijv\',
Brengt Ge, in uw liefde diep begaan,
Herstel van haar verkwijning aan.
3.
Opdat Gij \'s werelds zonde boet,
Voor allen aan het kruis voldoet,
Treedt Ge uit het heiligdom der Maagd
Teu offer voort dat God behaagt.
4.
Als even slechts uw glorie blinkt,
Eu uw verheven Naam weerklinkt:
-ocr page 219-
193
Voor U dan ligt, van vrees bezield,
En hemelling en hel geknield.
5.
Ontzaggelijke Regter, Gij
Des jongsten dags! U smeeken wij:
Behoed, door uw genadekracht,
Behoed ons voor des vijands roagt.
6.
Magt, glorie, lof en eerbetoon
Zij God den Vader en den Zoon,
Den Heil\'gen Trooster, tnet Hen één,
Door al der eeuwen eeuwen heen.
LIL
ALMA REDEMPTORIS MATER.
Wijie: Maria, Moeder Jesu Clirisl! — ook als Lied XXXIX,
en M. 40 , doch met weglating van Ora pro nobii.
4.
Verheven Moeder! uit wier schoot
Ora pro nobis.
Ons aller Zaligmaker sproot;
Ora pro nobis.
Gij, Hemelpoort! die open staat,
Ora pro nobis.
Gij, Zeester! die ons niet verlaat;
Ora pro nobiSi,
13
-ocr page 220-
194
2.
Breng \'t vallend volk, dat op wil staan,
Ora pro nobis.
Breng gij het uwen bijstand aan,
Ora pro nobis.
Die, waar natuur verbaasd op staart,
Ora pro nobis.
Uw Heil\'gen Schepper hebt gebaard;
Ora pro nobis.
3.
Gij, Maagd, zoo vóór als na dien stond,
Ora pro nobis.
Neem \'t AVE van des Eogels mond,
Ora pro nobis.
En zie, o Moeder van den Heer!
Ora pro nobis.
Ontfermend op ons, zondaars, neer.
Ora pro nobis.
LIII.
DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN MARIA.
Wijze: Slaak, o wereldI \'t angstig klagen, en andere melodiên,
als N. M. 36, 7, enz.; en M. 26, 48, $9, 60.
1.
Laat mij nog een lofzang wekken,
Schoonste! wie de hemel mint,
-ocr page 221-
195
Blanke Lelie zonder vlekken,
Roze, die geen weerga vindt!
Held\'re ster aan \'s hemels kimmen,
Smettelooze morgengloor!
Laat mijn zangtoon tot u klimmen,
Bloem van Juda\'s maagdenkoor!
2.
U mogt nooit het vonnis treffen,
Dat er kleeft aan \'t aardsch geslacht:
God wilde u den vloek ontheffen,
Die ons doemt in Satans magt.
Hij, die vóór alle eeuw regeerde,
Heer van leven is eu dood,
Hij was \'t, die zijn Moeder eerde,
Toen zij werd in Anna\'s schoot.
3.
Haar zou de eeuw\'ge Geest omzweven,
En zijn Bruid mogt niet bevlekt,
In wie Hij de God van \'t leven
Eens het aardsche leven wekt.
Goddelijk, Drieëenig Wezen!
Vader, Zoon, en Heil\'ge Geest!
Eeowig zij de gunst geprezen,
Die gij aan dit kind beweest.
4.
Satan sloeg in nieuwe woede,
-ocr page 222-
196
Toen hij \'t vreemd geheimnis zag,
En zijn nederlaag vermoedde
Uit Maria\'s wordingsdag.
Was hij nimmer nog geweken,
Greep hij \'t kiemend leven aan:
Hier, hier is zijn magt bezweken,
Hier hem de eerste buit ontgaan.
5.
God van eindeloos ontfermen!
Zie ons aan met vaderoog;
Wil voor Satan ons beschermen,
Die ons vaak aan U onttoog;
En Gij, Moeder vol genade!
Die de helslang hebt verplet,
Vraag, dat ons geen zonde schade,
Maagd ! Ontvangen vrij van smet.
LIV.
KERSZANG.
JESO HEDEMPTOR OMNIUM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Jesus! heil van \'t wereldrond,
Gij, vóór den eersten morgenstond
Door d\' eeuw\'gen Vader voortgebragt;
Aan Hem gelijk in gloriemagt.
-ocr page 223-
197
2.
Die \'s Vaders licht en luister rijt,
Gij aller hoop ten allen tijd,
Hoor \'t smeeken van uw dienaars aan,
Die op heel de aarde lot U gaan.
3.
Gedenk, alscheppend Opperheer!
Hoe gij ons sterflijk kleed weleer
Uit heil\'gen maagdenschoot U naamt,
En ons gelijkend tot ons kwaamt.
4.
Dat is \'t, wat deze dag ons leert,
Die eiken Jaarkring wederkeert,
Dat Gij alleen uit \'s Vaders schoot
Ons redden kwaamt uit d\' eeuw\'gen dood.
5.
Dien dag begroet en oceaan,
Eu aarde, en sterren op haar baan,
En al wat is, in \'t nieuwe lied
Voor \'t nieuwe heil aan ons geschied.
6.
En wij ook, door den zaal\'gen vloed
Gewasschen van uw heilig bloed,
Voldoen, om \'t feest van uw Geboort\',
Het danklied dat U toebehoort.
13.
-ocr page 224-
198
7.
Zij, Jesus! glorie 13 gewijd,
Die uit een Maagd geboren zijt,
Den Vader en den Geest meteen,
Door de altijddurende eeuwen heen.
LV.
KERSNACHT.
Wijzen : O Kersnacht, schooner dan de dagen .\' — O Maagd,
o schoonheid nooit volprezen! N. M. 53 en M. 49.
d.
O Kersnacht, een der langste nachten!
Waar eeuw aan eeuwen naar versmachtten :
Het licht breekt door, zoo lang voorspeld;
De sterren schitt\'ren in het duister,
De herders schrikken voor haar luister,
Nu \'s werelds vree hun wordt gemeld.
2.
Een Eng\'lenschaar meldt hun den vrede,
Des .hemels licht wijst hun de stede
Waar \'s Vaders menscbgewordeu Zoon .
Waar Jesus ligt, voor ons geboren,
Die zich een stal heeft uitverkoren,
Een beestenstal tot eerste woon!
-ocr page 225-
199
3.
Haar ligt het Kind op stroo, gewonden
In arme doeken, om de zonden
Te boeten van het aardsch geslacht-,
Hij komt ons door zijn smaad en lijden;
Van alle schuld en straf bevrijden,
Eu spreekt eens stervend : \'t Is volbragt!
4.
Opdat ook wij met Hem verrijzen,
En God in \'t eeuwig leven prijzen,
Daalt Hij tot in den schoot der aard\';
Ligt weer in nacht, in doeken neder,
Maar neemt in \'t graf dra \'t leven weder,
En klimt verwinnend hemelwaart.
5.
O minlijk Kind, en God te gader!
Eén met den lleil\'gen Geest en Vader,
Die is, die was, die wezen zal;
Van wien, in wien, door wien wij leven:
O dat we eens daar U glorie geveu,
Als hier in uw geboottestal.
->»%%*>-
-ocr page 226-
200
LVI.
O ZALIG, HEILIG BETHLEHEM.
Wijzen, als Lied XLVI.
1.
O zalig, heilig Bethlehem!
Gij onder duizend uitverkoren,
Kn blijder dan Jerusalem,
Want Jesus is in u geboren,
2.
O Bethlehem , klein-groote stad !
Van omvang klein , maar groot in waarde,
Gij zijt dat allereêlste vat,
En de allerrijkste stad der aarde!
3.
Verheug u dan, o Israël!
Wat boodschap kon u blijder maken?
Tot u toch komt Emmanuël:
Wil nit den zondeslaap ontwaken.
4.
O Koning Christus! Vorst en Heer!
Uoe wordt Gij hier aldus gevonden!...
Op stroo ligt Ge in een kribbe neer,
Van arme doekjes schaars omwonden.
-ocr page 227-
201
5.
Gij schiept het rijke firmament,
Alwaar U \'s hemels Geesten loven:
Hoe ligt Gij nu in zulke ellend\',
Daar in een beeslenkrib verschoven?
6.
Gij wordt geboren in een stal,
Aan geen bekend, bij nacht, in \'t stille,
Maar de Eng\'len zingen overal:
» Vrede aan den mensch van goeden wille f"
O Gcd, zoo magtig en zoo goed!
Wat liefde heeft ü dus getrokken,
Dat Gij U naamt ons vleesch en bloed,
Om ons alzoo tot U te lokken.
8.
Kom tot dit Kind, gij Adams kind!
Hoe kunt gij nog de wereld minnen?
Zie, hoe zich God met u verbindt,
En offer Hem uw hart en zinuen.
^»4frs^
-ocr page 228-
202
LVII.
HEILIGE NACHT.
Eigen melodie.
i.
Heilige Nacht!
Duisternis vlugt, en er daalt voor mijn schrede,
Hoog van den hemel een vriendelijk licht;
Eng\'Ien verschijnen, verkonden den vrede,
Vrede den menschen, ten goede gerigt.
Kom dan, o kom nu, o gij die bemint!
Hoor daar de herders, zoo blijde gezind:
Ga meê naar Davids Stee:
De Vorst en God van vree
Ligt daar als Kind!
2.
Goddelijk Kind!
Ons als der Heiligen vurigst verlangen,
Edele Bloeme, van Jesse de kroon!
Duld, dat wij allen U groeten, ontvangen,
Zamen U zingen op jub\'lenden toon.
Goddelijk Kind! ons aanbiddelijk Hoofd!
Geef ons de liefde, door Adam ontroofd,
Geef haar genadig weer:
Wij zeggen duizend keer:
Wees, wees geloofd!
3.
Zondaar! bedenk:
Bevend van koude en in doeken gewonden,
Ligt hier als Kind uw almagtige God!
Moet dat gezigt u het hart niet doorbonden?
-ocr page 229-
203
0
Durft gij die liefde vergelden met spot?
Hoor dan, hoe minlijk en zoet Hij gebiedt:
• Zondaar! versmaad mijne liefde toch niet;
»Ik geef u heel mijn hart,
»Gij geeft Mij enkel smart,
• Bemint Mij niet!..."
.4
Minnelijk Kind!
Wie kan dat woord uwer liefde verachten?
U wil ik schenken mijn hart en mijn geest,
Leven en liefde, met al mijne krachten,
Ach, was ik immer U trouwer geweest!
Thans, o mijn Jesus! wat zonde mij streel\',
God van mijn hart! U behoor ik geheel:
Gij zijt nu, Gij mijn God,
Mijn vreugd en zielsgenot,
Mijn eeuwig deel!
LVIII.\'
HET GODDELIJK KIND.
Eigen melodie.
1.
Het godlijk Kind te Bethlehem, te Bethlehem,
bchenkt blijdschap aan Jerusalem.
Alleluja, Alleluja.
2.
Als Kind ligt Hij hier in een stal, hier in een stal,
Die eeuwig Koning wezen zal.
Alleluja, Alleluja.
\'
-ocr page 230-
204
3.
Der Eng\'len zangkloak Hem ter eer, klonk Hem ter eer,
Aanbiddend knielen herders neer.
Alleluja, Alleluja.
4.
Drie Wijzen gaan uit Oosterland, uit Oosterland:
Goud, wierook, mirre biedt hun hand.
Alleluja, Alleluja.
K.
Maria heeft door hooger kracht, door hooger kracht,
Dit godlijk Kindje ons voortgebragt.
Alleluja, Alleluja.
6.
Eens nam de slang de magt en eer, de magt en eer:
Ze ligt voor \'t Kind nu magtloos neer.
AllehTja, Alleluja.
Dat dus het Kind gezegend zij, gezegend zij,
In \'t heilig Kersmisfeestgetij.
Alleluja, Alleluja.
8.
Der Heilige Drievuldigheid , Drievuldigheid,
Zij eeuw\'ge lof en dank bereid.
Alleluja, Alleluja.
-ocr page 231-
205
LIX.
HH. ONNOOZELE KINDEREN.
SALVETE FLORES MARTVRUM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
\\.
Gegroet, o Mart\'laarsbloemen! gij,
"Wie Christus\' beul in \'t uchtendtij
Uws levens wegrukte, als de orkaan
De rozen in het opengaan.
2.
Gij Eerst\'ling oiïer voor Gods Zoon,
Geslagte kudde, teer en schoon!
Gij speelt, onnooz\'le kinderschaar,
Met palm en kroon om \'t hoogaltaar.
Zij , Jesus! glorie U gewijd,
Die uit een Maagd geboren zijt,
Den Vader en den Geest meteen,
Door de altijddurende eeuwen heen.
LX.
DE BESNIJDENIS ONZES HEEREN.
Wijze, als O. en N. K. 75.
1.
Wat heeft F.mmanuël misdaan;
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten?
Wat heeft het lieve Kind begaan,
14.
-ocr page 232-
206
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
Van Adams smetten heeft Hij niet,
Zijn Moeder leefde zonder zouden:
En toch aan \'t schuld\'loos Kind geschiedt,
Als was Het tot de Wet verbonden.
2.
Wat heeft Emmanuël misdaan ,
Dat Hij reeds nu zijutiloed moet storten ?
Wat heeft dit lieve Kind begaan,
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
Hij leed deez\' dagen koude eu smart,
Hij beefde aan al zijne teère leden;
De krib en \'t stroo, \'t was al te hard :
En nu zoo smartelijk besneden!
3.
Wat heeft Emmauuèl misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed rnoet storten?
Wat heeft dit lieve Kind begaan,
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
Hij wil ons bij het Nieuwe Jaar
Met zijne liefdegunst voorkomen,
Laat dd&rom voor ons altegaar
Reeds nu zijn heilig bloed ontstroomen.
4.
Wat heeft Emmanuël misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten?
Wat heeft dit lieve Kind begaan,
-ocr page 233-
207
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
O spaar Hem, spaar die smart zoo groot,
En laat het Kind zijn bloed genieten:
Hij zal \'t voor ons in zijnen dood
Aan \'t kruishout nog genoeg vergieten.
LXI.
DE OPENBARING ONZES HEEREN,
OK
DRIEKONINGEN.
CRUOELIS nEItODES.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
HerodesJ, hoe? vreest, wreede! gij,
Dat hier eeu God teu Koning zij?
Neen: aardsche rijken neemt Hij niet,
Die eeuw\'ge hemelrijken biedt.
2.
De Wijzen zien aan \'s hemels trans
l)e Ster, en volgen op haar glans;
Zij zoeken bij haar licht het Licht,
Hun offer huldigt God in \'t Wicht.
3.
Het hemelsch Lam kwam ten Jordaan,
En raakte \'t zuiver waschbad aan;
En zelf Hij door geen smet geraakt,
Heeft ons van zonden rein gemaakt.
-ocr page 234-
4.
Wat nieuwe magt die zich ontsloot!
De waterkruik wordt purperrood;
Ze schenke wijn, gebiedt de Heer,
Wijn was het, en geen water meer.
5.
Zij, Jesus! glorie U gewijd,
Die \'t Heidendom verschenen zijt;
Den Vader en den Geest meteen ,
Door de altijddurende eeuwen heen.
LX1I.
FEESTDAG VAN DEN ZOETEN NAAM.
jesu nrr.cis HEMoniA.
Wijze, als het Latijn; — O. en N, K. 88, enz.
\\.
Aan Jesus denken is reeds zoet,
\'t Geeft ware blijdschap aan \'t gemoed;
Maar Jesus\' zoete bijzijn gaat
Voor honig en al wat bestaat.
2.
Niets zoeters brengt een zangtoon voort,
Niets streelenders wordt ooit gehoord,
Aanminnigers wordt niets gedacht
Dan Jesus, door God voortgebragt.
-ocr page 235-
209
3.
O Jesus! hoop voor al wie boet,
Wat zijt Gij voor den smeekling goed,
Voor wie U zoekt, hoe teèrgezind,
Maar wat voor hém wel, die U vindt!
4.
Geen tong, neen, spreekt het immer uit,
Geen letter, die het ooit beduidt:
Wie \'t smaakte, dit geheimenis,
Hii weet, wat Jesus minnen is.
5.
Wees, Jesus! onze zielevreugd,
Die \'t loon eens wezen zult der deugd;
Zij onze roem in U alleen t
Door al der eeuwen eeuwen heen.
LXIH.
FEESTDAG VAN St. PIETERSSTOEL TE ROME
(18 Januarij), en op andere Feesten van den H, Petrus.
QUODCUMQIE IN ORBE.
Eigen melodie.
i.
Alwat ge, o Petrus! hier op aard\' gebonden houdt,
\'t Wordt als gebonden ook in \'t hemelrijk beschouwd ;
En wat gij hier ontbindt, door de u verleende magt,
-ocr page 236-
210
\'t Wordt als ontbonden ook in \'t hemelrijk geacht;
En regter in het eind\' zijt gij van \'t aardscb geslacht.
2.
Zij aan den Vader nu en alle tijden eer,
Ook U verheffen wij, o eeuw\'ge Zoon, en Heer!
Zij hun verheven Geest dezelfde heerlijkheid,
Zij der Drieëenheid znam gelijke majesteit,
En lof en glorie door alle eeuwen toebereid.
LXIV.
MARIA-LICHTMIS, OF MARIA-ZUIVERING.
AVE RE e. ISA COELORUM.
Wijzen, als Lied LH.
i.
Gegroet, o Hemelkoningin!
Ave Maria.
Gegroet, der Engelen Vorstin!
Ave Maria.
Heil u, o Spruit, heil o, o Poort!
Ave Maria.
"Waaruit der wereld \'t licht ontgloort.
Ave Maria.
2.
Wees. glorierijke Maagd ! verblijd ,
Ave Maria.
-ocr page 237-
211
Die onder allen \'t schoonste zijt;
Ave Maria
Gegroet, o gij, zoo vol van eer!
Ave Maria.
En bid voor ons bij God den Heer.
Ave Maria.
LXV.
BOETEZANG IX DEN VASTENTIJD.
AUDI, BEN1GNE CONDITOR.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Hoor, goede Schepper! onze been,
Voor U gestort met rouwgeween,
In dezen Veertigdaagschen tijd,
Aan heilig vasten toegewijd.
Gij, Heer! die alle harten kent,
Weet onze broosheid en ellend\':
Vergeef hun, die, van rouw vervuld,
Weer tot U gaan, hun zondeschuld.
3.
Wij hebben veel, ja véél misdaan,
Maar neem wie schuld belijden aan,
En geef, uw heil\'gen naam ter eer,
Den kianken hunne krachten weer.
-ocr page 238-
212
4.
Geef, dat ons ligchaatn, schaars gevoed,
Zich door onthouding breke en boet\',
Opdat het hart, van zonden vrij,
Aan \'tgeen ze voedt ontheven zij.
S.
Geef, God! Drievuldig en toch Één,
Dat de uwen op hun smeekgebeên,
De vrucht der Vasten-offerand
Eens zien in \'t hemelsch vaderland.
LXVI.
HULDE EN BEDE AAN DEN H. JOSEK.
Wijzen, als: H. Josefl trouwe Hoeder, en het Oostenrijksche
volkslied, en elke Benedictie.
1.
Wees gegroet, o Voedstervader
Van Gods menschgeworden Zoon!
Duld, dat ons Gezin u nader\',
U vol eerbied hulde toon\',
U, aan wien de Heer van \'t Al
Zijn geliefden Zoon beval.
2.
Wers gegroet, o trouwe Hoeder
Van Gods uitverkoren Maagd!
-ocr page 239-
213
Die haar Jcsus, onzen Broeder,
In haar moederarmen draagt;
Koninklijke Bruidegom!
Hoofd van \'s werelds heiligdom.
3.
Wees gegroet, o hoogverheven
Gunst\'ling van Gods HeiPgen Geest!
Hoe onschuldig is uw leven,
Hoe behaaglijk Hem geweest,
Dat Hij, Josef! u aanschouwd,
U zijn Bruid heeft toevertrouwd.
4.
U vereerd dan, u gebeden,
Hoofd van \'t Heilig Huisgezin!
Waar het leven al der Leden
Offer was der hoogste min;
Waar, door Vader, Moeder, Zoon,
\'t Huis werd tot Gods tempelwoon.
5.
Daar is \'t beeld der Godsgezinnen,
\'t Stil begin der aardsche Kerk,
Daar de voorsmaak van \'t beminnen
Dat eens \'t loon is naar ons werk,
Als wij, zaamhereend, in \'t licht
Wonen van Gods aangezigt!
14
-ocr page 240-
214
6.
\'t Is uw lust o goede Vader
Van \'t Gezin aan God gewijd!
Dat het u vrijmoedig nader\',
Daar ge ons aller voorspraak zijt:
Bid voor óns dan en ons werk,
Ons gezin en Jesus\' Kerk.
7,
Vader Josef! teed\'re Moeder!
Heft uw smeekende ouderhand
Tot uw Jesus, onzen Broeder,
Voor ons dierbaar Vaderland :
Eén geloof, één zelfde min
Voere ons zaam tot één Gezin!
LXVII.
MARIA-BOODSCHAP.
Wijzen, als Lied LUI.
1.
Jub\'lend wil ik u bezingen,
Moedermaagd! die op uw troon,
In het hoogst der hemelkringen,
Zijt gezeten naast uw Zoon-,
-ocr page 241-
215
De Eog\'len om u opgevaren,
Blijven met verrukt gemoed
In het diep geheimnis staren
Van U beider liefdegloed.
\'t Vloekwoord, op ons uitgesproken,
Klevend aan den schoot der vrouw,
Werd voor u alleen verbroken,
In wie God eens wonen zou;
Vóór die heilzon op ging varen,
Schoot, voor \'s werelds wachtend oog,
Vlekloos uit den nacht der jaren
Uwe morgenster omhoog.
3.
\'s Heeren Engel werd gezonden ,
Die van vruchtbaar licht omhuld,
U de boodschap kwam verkonden,
Die -\'t erbarmingsplan vervult;
Ja de hemel huwde aan de aarde:
Hij , dien gij in BethPems stal
Zonder pijn of srnarte baarde,
Was de Schepper van \'t heelal!
4.
Dan wat zang komt hier te stade,
Meldt Maria\'s liefdevuar:
-ocr page 242-
216
Hoogste liefde der genade,
Hoogste liefde der natuur!...
Neen, geen loug heeft dit vermogcu:
Christ\'neu! zoo gij \'t wilt verstaan,
Wendt dan naar het kruis uwe oogen,
En ziet daar die Moeder aan!
o.
Daar is \'t, dal ze in liefdesmarte
\'t Offer van haar Jesus deelt,
En Hij aan haar moederbarte
Ons als kind\'ren aanbeveelt;
Moeder dan , door God gegeven !
Bid voor ons, biel uwen Zoon,
Dat Hij eens in \'t eeuwig leven
Ons zijn heerlijkheid vertoon\'.
LXVI1I.
LIJ D E N S Z A N G.
Wijze, als het Stabat Mater; — en M. 46.
Zie verder Lied XLI en LXXVI.
VÓÓR ELKE OVERWEGING, OF ELKE AFDEEL1NU VAN DU
PASSIEDIUHT.
I.
Laat mij, wet uw smart voor oogen,
Goede Jesus! vol mcèdoogen
Overwegen wat Gij leedt;
-ocr page 243-
217
Hoe Gij, de Onschuld , voor mijn zonden
Overdekt van smaad en wonden,
Tot den dood toe voor mij streedt.
2.
Dank en wederliefde vragen,
Dat ik vaak uw lijdensdagen
Met rouwmoedig hart beschouw;
Moge ik dan voor U ontgloeijen,
Méér nog mijne schuld verfoeijen,
En haar boelen door berouw.
NA ELKE OVERWEGING, OF ELKE AFDEELING VAN DiT
PASSIED1CIIT.
1.
\'k Dank U, Jesus! voor uw smarte,
\'k Zal haar drukken in mijn harte,
Dat ik U te meer beminn\';
Dat ik nimmer U verlate,
Altijd méér de zonde hate,
Met ü strijde en overwinn1.
2.
Moeder! om uw moederharte,
Om uw zevendubb\'le smarte,
Josef! om uw vadermin;
Voegt nu, voegt uw trouwe beden
Bij \'t gesmeek der Broederleden
Van het u gewijd Gezin.
-ocr page 244-
218
I.
JESÜS VERLATEN EN VERLOOCHEND.
VOOnZAKO.
Laat mij, met uw smart voor oogen, enz.
i.
\'k Zie U, Jesus! voor mijue oogen
Gansch van bloedzweet overtogen,
Met uw aanschijn in het stof;
Ach alléén , om aller schulden ,
Die met doodsangst U vervulden,
Zieltoogt Ge in d1 Olijven hof.
2.
\'k Hoor den stap van uw verrader:
Schaamt\'loos treedt U Judas Dader,
Kust U in het aangezigt!...
En zijn bende boeit uw handen,
Trekt en sleurt U bij uw banden
Voor een goddeloos gerigt.
3.
Dédr, alléén bij die U haten,
Door de Apostelen verlaten,
Is er één slechts dien Gij ziet;
Maar wie zegt, hoe Petrus\' woorden
U tot driewerf \'t hart doorboorden:
U, den mensch! U kent hij niet!...
-ocr page 245-
219
4.
Toen ook, Jesus! bij dat lijden,
Zaagt Gij wie door alle t den
ü verlaten, looch\'nen zou ;
Was ik van die vlugtelingen:
Laat uw oogstraal in mij dringen,
Dat ik tranen schrei van rouw!
NAZANQ.
\'k Dank U, Jesus! voor uw smarte, enz.
II.
JESUS VOOR DE REGTBA.NKEN.
(voorzang, als boven, bl. 216.)
1.
Ach, wat smaad hebt Gij gedragen:
\'k Zie in \'t aanschijn U geslagen,
U bespuwd, gehoond, bespot!-
\'k Zie van Caïphas U leiden
Naar de regtbank van een Heiden,
U, hun regter, Zoon van God!...
2.
Voortgerukt langs volle straten,
Zie ik U ten schimp gelaten
Aan Herodes en zijn heir«,
Hij, geen woord uit U erlangend,
Met een spotkleed U omhangend,
Zendt Ü naar Pilatus weer.
-ocr page 246-
220
3.
Hoor nu die ondankbr\'e scharen,
Hoe ze een\' moord\'naar "t leven sparen-,
Hoe zij met verwoede stem
Vrijspraak voor Barabbas vergen,
Jesus met den bloedkreet tergen:
«Weg met dezen! kruisig Hem! \'
4.
Onschuld! dat uien U verklaagde,
U van regt- tot regtbank daagde,
U dus doemde tot den dood:
\'t Is dat Gij, om ons gekomen,
Onze schuld hebt opgenomen!
U voor ons ten offer boodt!
(nazang, als boven, bl, 217.)
III.
JESUS\' GEESELING EN SPOTKROONING.
(voorzang , als boven.)
i.
\'k Zie U, Jesus! vol van wonden,
Aan den geeselpaal gebonden,
Vol van striemen, rood van bloed;
\'t Vliet uit al die diepe scheuren,
Om wat smetten mij besmenreu,
Rein te wasschen in dien vloed.
-ocr page 247-
221
2.
Doornen tot een kroon gewrongen,
Zijn U diep in \'t hoofd gedrongen,
Dat van pijnen klopt en gloeit;
\'k Zie bij dropp\'len \'t bloed ontschieten,
En in stralen nedervlieten,
En uw aanschijn gansch besproeid.
3.
Aan den Heer van dood en leven
Is uit schimp een riet gegeven
Tot een vorstelijken staf;
Is een purperlomp gegleden
Om de koninklijke leden,
\'s Menschen trots ten boetestraf.
4.
En zij vallen aan zijn voeten,
Om als rijksvorst Hem te groeten,
Slaan de doornen Hem in \'t hoofd;
Spuwen, slaan in t aanschijn weder,
Knielen spottend voor Hem neder
Als den Koning hun beloofd.
5.
Jesus! neen, \'t is niet te malen,
Door geen sterv\'ling te achterhalen,
Wat Gij van den moedwil leedt-,
-ocr page 248-
222
Hoe Ge U zelven gansch ontledigd,
\'g Heeren gramschap hebt bevredigd,
Voor ons boos verzet voldeedt.
(nazang, ah boven.)
IV.
JESÜS\' KRUISDRAGING.
(voorzang, ah boten.)
i.
> Kruis Hem , krnis Hem!" klinkt het weder ,
»Kome op ons zijn bloed vrij neder!
Aan dien kreet wordt nu voldaan;
Zie, den beulen prijs gegeven,
Om aan \'t folterhout te sneven,
Zie het Lam ter slagtbank gaan.
2.
Onder \'t kruishout neergebogen,
Waarop aller schulden wogen,
Sleept zich Jesus* moeizaam voort;
Hoor dat roepen en dat woelen,
Hoor dat schimpen en dat joelen
Langs de straten tot de poort!
3.
Uitgeput, naar d\' adem hijgend,
Onder \'t krniswigt nederzijgend,
Zie ik daar mijn\' God en Heer!
-ocr page 249-
223
Door hun slagen voortgedreven,
Heeft Hij naauw zich opgeheven ,
Of Hij stort ter aarde neer.
4.
Daar treedt Simon van Cyrenen
Van het veld naar \'t kruispad henen ,
Hém nu dringt men \'t schandhout op:
Zoo dan komt met wank\'le schreden,
En weer maglloos neèrgegleden,
Jesus aan Calvarie\'s top.
5.
Zóó door al de ontrouwe zielen,
Die in \'t eigen kwaad hervielen,
Is Hem \'t offerkruis verzwaard ,
En slechts enk\'le schreijende oogen
Toonen zich met Hem bewogen,
Den Verlosser van heel de aard\'!
(nazang, als boven.)
V.
JESÜS GEKRUIST.
(voorzang, als boven.)
i.
\'k Zie den Heer zich nederstrekken,
Beulen ruw zijn leden rekken,
Nagels, hamers opgevat;
-ocr page 250-
224
Ach, ik zie met woeste slagen
\'t IJzer door zijn handpalm jagen,
Gansch doorscheurd , van bloed omspal.
2.
\'k Zie die vastgeklonken voeten
Voor mijn zondeschreden boeten
Eu mijn trouweloozeu zin ;
Nu met folterende schokken,
Wordt ds kruisbalk opgetrokken,
Schiet er d\' open rotskuil in!...
3.
Ach, hoe sprongen al nw wonden
Verder open, hoe verslonden
Van de pijnen, hangt Gij daar!...
ïnsschen moord\'naars opgeheven,
Offert Ge uw onschuldig leven
Op het bloedig zoenaltaar.
4.
Voor uw beulen biedt Ge uw beden,
Als niet wetend wat zij deden,
Pleit Gij om vergiffenis;
Zegt een\' moord\'naar, dat hij heden
\'t Paradijs nog in zal treden,
Waar hij eeuwig mét U is.
-ocr page 251-
225
5.
\'k Mag dan, Jesus! vol vertrouwen
Tot U op het kruishout schouwen,
Want Gij badt toen ook voor mij ;
Heb ik véél helaas! misdreven,
(üij toch wilt ook mij vergeven,
Hebt met mij ook medelij\'.
(NAZANG, als boven.}
VI.
JESUS STERFT.
voorzang, ah bonen.)
In die drie ontzettende uren,
Blijft Gij alle smart verduren,
Alle smaadheid, schimp en spot;
Zij daar, ea wie niet j>elooven,
Willen alle kroon U rooven
Als Verlosser, Koning, God!...
2.
O die liefde, nooit volprezen,
Jesus! ons door U bewezen:
Gij ziet daar uw Moeder staan ,
Spreekt dan, Gij, mijn God en Broeder:
»Zie uw zoon!" »Zie uwe Moeder f
En Maria nam ons aan.
-ocr page 252-
226
3.
Boetend voor wie God vergaten ,
Klaagt Ge U als van God verlaten,
Nog geen einde is aan den hoou;
In den dorst die U verschroeide,
Van al \'t bloed dat U ontvloeide,
Heeft men edik U geboóu!
4.
\'t Alvervullend uur komt nader;
Toen bevaalt Ge uw geest den Vader,
En Hij zag op \'t Offer neer;
En nu alles was voltogen,
Hebt Gij stervend \'t hoofd gebogen,
Gaaft Ge uw geest den Vader weer.
5.
Door uw dood hebt Ge ons het leven,
Vrede, vreugde weèrgegeveu :
Zóó, ja zóó hebt Ge ons bemind;
Op uw Hart, voor ons geopend,
Staar ik blijde, van U hopend,
Dat ook ik erbanning vind.
(naz.vng , als boven.)
-^230w
-ocr page 253-
"227
LXIX.
SMEEKZANG TOT DE MOEDER DER ZEVEN
SMARTEN.
Wijze: Slabat Mater; en M. 46. Zie verder Lieil
XLI en LXXVI.
I.
O gij, droevigste aller vrouwen!
Laat ons, Moeder! vol vertrouwen
En vol deernis tot u gaan;
Ziet ge ous met uw smart bewogen ,
Heb met ons ook mededoogen:
Hoor, ach hoor uw kind\'ren aan!
2.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharle
Bij het woord van Simeon;
Hoe doorgriefde u \'t vreeslijk lijden,
Dat uw Jesus door moest strijden,
Eer Hij dood en hel verwon.
3.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen gij Bethl\'em om den dood
Van zijn wichtjes hoorde kermen,
En gij met uw Kindje in de armen
Bevend naar Egypte vloodt.
-ocr page 254-
228
4.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte
Bij \'t verliezen van uw Kind;
Dat ge eerst na drie lange dagen,
Na veel vragen en veel klagen,
In den tempel wedervindt.
5.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen ge uw Zoon ter dood zaagt gaan,
En Hem onder \'t kruishout hijgend,
Afgemarteld, nederzijgend,
t Smartlijk oog op u zaagt slaan.
6.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen gij, met uw Zoon gewond,
Mét Hem al zijn pijnen lijdend,
En den wreeden doodkamp strijdend ,
Onder \'t bloedig kruishout stondt.
7.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte
Toen, als alles was volbragt,
-ocr page 255-
229
Gij uw\' Zoon, van \'t kruis genomen,
In uwe armen neer zaagt komen,
Toen aan al uw kind\'reu (lacht!
8.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen ge uw\' Zoon, in \'t graf geleid,
Aan uwe oogen heel onttogen,
Diep bewogen neergebogen,
Eenzaam , Moeder ! hebt beschreid.
9.
Moeder dan der Zeven Smarten!
Trouwe troost der droeve harten,
Sta , o sta uw kind\'rcn bij,
Dat we dragen al de dagen
\'s Levens plagen zonder klagen,
Leer ons lijden zooals gij.
10.
Ach, dat ik\'genezing voude
Van de wonde mijner zonde,
Die ik pleegde keer op keer;
Voer, o Moeder van erbarmen!
Voer mij in de broederarmen,
Van uw lieven Jesus weer.
-ocr page 256-
230
Ach! dat mij uw beê verwerve,
Dat ik leve, dat ik sterve
In de liefde van uw Zoon;
Dat ik, zegenrijkste Vrouwe!
Eens uw heerlijkheid aanschouwe
Waar gij zetelt naast zijn troon.
LXX.
MARIA ONDER \'T KRUIS.
Wijze: De
zinnebeeldige boomen, of: N, M., het koor van 54.
Maria! \'k zie uw Zoon aan \'t bloedig kruishout hangen,
U zevenmaal gewond, aan zijne voeten staan ;
Gij zijt daar, om zijn blik, zijn zuchten op te vangen:
Zie, Moeder! naar uw Kind, Hij ziet u stervend aan.
»0 Vrouwe, zie uw Zoon ! o Zoon, zie uwe Moeder!"
Zoo sprak Hij, en zijn oog daaltzeeg\'nend op ons neer;
U, Moeder! gaf Hij ons, zich zelven ons tot Broeder,
Helaas! wat geven wij voor zooveel liefde weer.
Toen, Moeder! hebt gij ons tot kind\'ren aangenomen,
O draag met ons Hem op, wat Hem ons harte biedt,
Zie duizenden lot u, bij duizendtallen stroomen,
Versmaad, o teed\'re Maagd ! ons aller bede niet.
Wil, Moeder! bij uw Zoon voor ons gena verwerven,
Ons troosten in den nood , ons sterken in den strijd;
Eninonsstervensuur.denk.hoegeuwKindzaagtsterveD,
Maria! toon ons dan, dat ge onze Moeder zijt.
-ocr page 257-
231
LXX1.
PAASCHLIED.
Op de oude Wijze.
I.
O langverwachte , blijde dag !
Zij God gedankt, geloofd, geprezen!
Jesus de Heer! Jesus de Heer, Alleluja,
Is van de dooden opgerezen.
2.
Zie op, verslagen Israël!
Wat baten u die wachterscharen ?
Jesus de Heer, Jesus de Heer, Alleluja,
Is uit het graf toch opgevaren.
3.
Drie vrouwen kwamen aan het graf,
Met specerijen uitgelezen,
Maar onze Heer, maar onze Heer, Alleluja,
Hij was reeds uit het graf verrezen.
4.
Een Engel sprak: »Wien zoekt gij hier?
»Jesus verrezen, vol van zegen?
»Ziet hier de plaats, ziet hier de plaats, Alleluja,
>Waar uw Verlosser heeft gelegen."
S.
\'t Getrouw geslacht der Oude Wet,
Door stalen deuren afgesloten,
Heeft van den Heer, heeft van den Heer, Alleluja,
Een zaligend bezoek genoten.
-ocr page 258-
232
6.
Maria, waarde Moeder Gods —
Haar droefheid is alreeds verdwenen:
Jesus, baar Zoon, Jesus, haar Zoon, Alleluja ,
Is glorierijk aan haar verschenen.
7.
De diepbedroefde Magdaleen —
- Zij werd getroost in \'t bitter weenen:
Als hovenier, als hovenier, Alleluja,
Is Jesus Christus haar verschenen.
8.
Als Cleophas en zijn gezel,
Naar Emmaus wand\'lend, Hem gedenken,
Komt Jesus zelf, komt Jesus zelf, Alleluja,
Zijn bijzijn en zijn liefde schenken.
Verblijd, verblijd u , Christenschaar!
Mijn ziel! wil uw Verlosser prijzen:
Door boetesmart, door boetesmart, Alleluja,
Kunt gij ook eens met Hem verrijzen.
10.
Aan ons ook heeft Hij zich vertoond,
Zijn godlijk Vleesch en Bloed gegeven:
Verrijs, o ziel! verrijs, o ziel! Alleluja,
Ter Paaschvreugd van het eeuwig leven.
-^frv~
-ocr page 259-
233
LXX.II.
PAASCHLIED AAN MARIA.
HEGINA COEU.
WuztM, als Lied Lil.
Verblijd u , \'s hemels Kouingin !
Alleluja.
Want dien gij droegt vol moedennia,
Alleluja.
Stond, naar zijn woord, weer op uit \'t graf,
Alleluja.
Bid God genade voor ons af.
Alleluja.
De Heer verrees: o wees verblijd,
Alleluja.
Maria! die zijn Moeder zijt.
Alleluja.
LXXI1I.
DANKLIED VOOR DE OPRIGTING DER BROEDERSCHAP.
(Zondag na den 7" April.)
Wijze: Komt, heffen wij een loflied aan! of: Wien Neer-
landsch bloed.
^.
Komt, Broeders! heft een danklied aan,
Een danklied voor den Heer;
Knielt in dit uur rondom uw vaan
In heil\'ge geestdrift neer!
-ocr page 260-
234
Ja dankt en looft met hart en mond
Gods teed\'re vadermin,
Die hier voor immer u verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
2.
Hoe dankbaar viel de herderschaar
Het godlijk Kind te voet,
En bragt zij Hem en \'t Ouderpaar
Den eersten welkomstgroet;
Wij knielen mede, en onze mond
Dankt zóó Gods vadermin ,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
3.
Wat hemelsch danklied zong de wacht
Der Eng\'len in den stal,
W7aar Jesus neerlag in dien nacht,
Hij, Kind... de God van \'t Al!
Wij juichen mede, en onze mond
Verheft Gods vadermin,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
4.
O God! Gij op uw glorietroon
Van \'t hemelsch Koor omringd,
-ocr page 261-
235
O hoor toch ook den dankb\'ren toon,
Dien U deze aarde zingt;
Zoo danken wij met hart en mond
Uw teed\'re vadermin,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
LXXIV.
DE VLUGT NAAR EGYPTE.
(OP DEN IV" ZONDAG VAN APBIL.)
Wijze: O groote God! wat zijn uw tabernakels. M. 35.
i.
0 zie Gods Zoon, zijn Moeder, Voedstervader
Te middernacht als vlugtelingen gaan!
Hoe blikt zij om, of daar geen vijand nader\',
Die Moeder, die haar jagend hart hoort slaan.
2.
Zij spoeden voort langs duisl\'re, vreemde wegen,
Om \'t godlijk Kind te ontvoeren aan den moord; ..
Wat angstkreet is daar sidd\'rend opgestegen!
O Moeder! hebt gij \'t klaaggeschrei gehoord?...
3.
Zij spoeden heen naar \'t land hun aangewezen,
Dat Isrels God en Isrels kind\'ren haat;...
\\ch wat gekerm is ginds weer opgerezen!
Vlugt, Moeder! vlugt: het bloedig moordslaal gaat!...
-ocr page 262-
236
Maar is uw Kind dan daar \'t gevaar ontweken,
Waar eens zijn volk de slavenboeijen droeg?
Waar men nog éér dan nu in Belhl\'ems streken,
Den zuigïing bij het eerste licht versloeg ?
5.
Moet \'s Vaders Zoon met d\' afgodsdienaar leven ,
Die voor zijn oog een schandgedrogt aanbidt?
Of wil Hij daar zijn\' Vader glorie geven,
Waar \'t schuldig volk in diepen doodsnacht zit?...
6.
Geheimvol ja! is Jesus\' vlugt en zwerven,
Geheimvol is zijn ballingschap op aard\'!
O viugt\'ling Gods! o Adam! gij moest sterven,
O balling! voor uw Eden vlamt het zwaard!
7.
Slijt de Onschuld zelf als balling \'t eerste leven,
Als vreemdeling bij \'t zondig heidendom:
O juich! nu wordt de vrijheid ons hergeven:
Als lsrel eens, roept God zijn\' Zoon weerom!...
8.
Hij ook, Hij kwam door eigen voorbeeld loeren :
Geen vaste woon is u op aard\' verleend;
-ocr page 263-
237
Wie God behoort zal tot Hem wederkeeren:
Maar \'t Godsgezin wordt in Gods huis vereend.
9.
O dan, Gods Zoon, Gods Moeder, Voedstervader!
Voer om uw vlugt, onschuldig Huisgezin!
En ballingschap, ons ballingen, U nader,
En eens bij U de vaderwoning in!
LXXV.
DE HEMELVAART ONZES HEEREN.
SALUTIS niMANAE SATOR.
Wijze , als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Jesus! die deze aard\' bevrijdt,
De wellust van de harten zijt;
Die een verloste wereld slicht,
Van wie beminnen \'t reine licht.
2.
Hoe drong U liefdes overmaat,
Dat Ge onze zonden op U laadt?
Onschuldig in den dood U boodt,
Om ons te ontrukken aan den dood.
3.
Gij breekt ter hellevoorborgt heen,
Rukt der gebond\'nen boei uiteen,
-ocr page 264-
238
Eu edel Winnaar, zetelt Gij
In zegepraal aan \'s Vaders zij\'.
4.
Nu, in uw .godlijk medelij\',
Maak ons van alle schulden vrij ;
Geef deel ons in uw aangezigt,
En schenk ons \'t zalig hemellicht.
5.
Gij, Gids en Weg ten hemel heen,
Wees ons ten einddoel, Gij alleen!
Wees Gij de vreugd van al wie schreit,
\'t Zoet levensloon in eeuwigheid.
LXXVI.
OP HET PINKSTERFEEST.
AAK ROEPING VAN DEN II. GEEST.
VENI SANCTE SPIKITUS.
Wijze, o. a., als Stabat Maler; — N. M. 22, 6S:
M. 46, 65. — Zie ook Lied XLI.
i.
Heil\'ge Geest! kom laat uw stralen
Uit den hemel op ons dalen,
Die der armen Vader zijt:
Kom, o Gever aller gaven!
Kom de droeve harten laven,
Dat uw heillicht heu verblijd\'.
-ocr page 265-
239
2.
Zoete Gastvriend onzer zielen!
Levensbalsem voor wie vielen,
Rust bij \'t zwoegen van den dag;
Kom, o Laafbron! \'t heete woelen
Der ontgloeide drift verkoelen,
Troost in alle weegeklag!
3.
Zalig Licht! o doe uw stralen
In het diepst des harten dalen,
Van \'t geloof in U vervuld ;
Komt uw kracht ons niet doordringen,
Niets dan in ons, stervelingen,
Niets is zonder schade of schuld.
4.
Wil iu ons \'t onreine wisschen,
"Wil \'t verdorde in ons verfrisschen,
Heelen wat er wond ontving;
Wil wat stug is in ons breken,
\'t Koude weer in gloed ontsteken,
Rigten wat het spoor ontging.
S.
Geef wie trouw in U gelooven
t\' Zevengavental van boven,
Dat hen sterke in alle deugd-,
-ocr page 266-
240
Geef hun, baar vergelding te erven,
Geef, o geef een zalig sterven,
Geef hun de eeuw\'ge hemel vreugd.
LXXVII.
H. SAKRAMENTSDAG.
LOFZANG AAN HET H. SAKRAMENT.
Wijzen, als Lied LUL
1.
Laten wij ons nederbuigen
Voor dit Hoog Geheimenis,
Laat en mond en hart getuigen :
Dat Gods eigen Zoon hier is.
Wat Hij sprak, hel kan uiet falen,
»\'t Is mijn Ligchaam, \'t is mijn Bloed";
En zijn Kerk, hoe kan zij dwalen,
Daar Gods eigen Geest haar hoedt?
2.
Hij dau rust hier voor onze oogen
In dit Heilig Sakrament,
Die in liefde en alvermogen
Mate noch beperking kent;
Hij, wien de Engelen aanbidden
Op zijn hoogen hemeltroon,
Hij kwam neder in ons midden,
\'s Vaders ongeschapen Zoon!
-ocr page 267-
241
3.
Die een Maagd heeft uitverkoren
En voor alle srn^\'t bewaard;
Die als Kind uit haar geboren,
Met ons wonen kwam op aard\';
Met ons werken , met ons vveenen ,
\'t Leven geven door zijn dood •,
Die door graf en voorborgt henen,
\'s Hemels glorie ons ontsloot.
4.
Hij, wiens offer wij belijden
In \'t omsluijerd Sakrament,
Hij is hier, als in \'t verblijden
Van des hemels glorietent;
Hij moet hier als daar geprezen,
Hij door wien wat ademt leeft!
Die verwinnend eens verrezen,
Hier de onsterflijkheid ons geeft.
5.
Hij is hier, die opgevareu,
Aan des Vaders zij\' regeert;
Die zich ons zal openbaren,
Als Hij op de wolken keert;
Die ten troost in \'t sterflijk leven,
Zelf zich hier ten onderpand
Van de glorie wilde geven,
Die ons wacht in \'t vaderland.
-ocr page 268-
6.
Hij, ja! is de lieer der lieprpn,
Die hier alles lol zich trekt;
Die door liefde wil regeren
En door liefde liefde wekt.
Dut dan \'t Ongeloof eens zwijge
Hij dit god lijk liefdeblijk;
Dat de liefdebede stijge:
■>Laat toekomen, lieer! uw rijk!"
7.
Glorie dan zij Hém gegeven,
Eindelooze lof en dank ,
Die op d\' avond van zijn leven
Ons zicli gaf tol spijs en drank;
Goede Jesus! zie, wij knielen
Diep-bev\\ogen voor u neer;
Wees de Koning onzer zielen :
Liefde toch vraagt liefde weer!
8.
Al ons leven, lijden, (strijden
Zij ten dank L) loegebragt,
Alle zegen en verblijden,
Wat door U op aarde ons wacht.
Wil dan, Jesu»! wil ons geven,
Dat geen zonde ons van U scheid\',
En wij U na \'t sterflijk leven
Zieu ia uwe heerlijkheid.
-ocr page 269-
243
LXXVIII.
SALVE REGINA.
Wijze: O vijf werelds klare lichten; of: Zing, mijn tiet:
het vijftal Wonden.
1.
Wees gegroet, o Koninjp\'nne!
Moeder! gij vol leed\'re minne,
Gij ons leven, hoop, zoo zoet,
Wees, Maria! wees gegroet;
Bid voor ons , Maria !
8.
t Is tot ü dan, dat wij vlogten,
Onder tranen en veel zucliten,
Tot u rijst ons klan{j;;eschal
In dit iiartl.-clie tranendal;
Bid voor ons, Maria!
3.
O dan nu, wil voor ons spreken,
\'t Goedig 00}; slaan op ons smeeken,
Gij, die altijd voor ons pleit,
Moeder tan barmhartigheid!
Bid voor ons, Maria!
-ocr page 270-
244
4.
En na dit ons ballingsleven,
Toon ons Jesus. hoogverheven,
Heil\'ge Vrucht van uwen schoot,
Toon Hem ons bij onzen dood;
Bid voor ons, Maria!
5.
O dan Moeder vol ontferming!
Toon ous , kind\'ren, uw bescherming,
O gij Maagd! zoo vroom, zoo zoet,
Wees, Maria! wees gegroet;
Bid voor ons, Maria!
LXXIX.
TITELFEEST DER H. FAMILIE,
(Eerste Zondag van J ui ij)
Wijzen: Juicht nu, blijde Sions korenl — en N. M. 65,
met herhaling der noten van den 3» regel voor het
4« vers; alsook M. bl. 7, en N\\ 23.
1.
Broeders! stort nu blijde beden
Op het hooggetij van heden,
Titelfeest der Broederschaar,
dier om \'t heilig Feestaltaar;
-ocr page 271-
245
Laat ons met vereende klanken
\'t Heilig Huisgezin weer danken,
Maar geen duizendstemmig lied
Meldt het heil aan ons geschied.
2.
Talloos zijn de zegeningen,
Die we in \'t Feestjaar weer ontvingen,
Wij, van \'t Heilig Huisgezin*,
Eén van hart, en één van min,
Als zoovele Broedeiledeu,
Zonden we onze smeekgebeden
Naar het Godsgezin omhoog:
En op ons was steeds hun oog.
3.
Jesus\' Moeder, groot en teeder,
Zag met Vader Josef neder
Uit hun hooge hemelwoon;
En zij spraken tot hun Zoon,
In de liefelijkste beden,
Voor de trouwe Bioederleden
Van \'t hun toegewijd Gezin :
O wat heeft die voorspraak in !...
4.
Heilig Drietal, ons gegeven !
U zij weer ons gansche leven
En ons sterven toegewijd,
U, die onze toevlugt zijt-,
-ocr page 272-
246
Vafler Josef! lieve Moeder!
Voere uw Jesus, onze Broeder,
\'t Hém en u gewijd Gezin
\'t Kindeluoze Feesltij ia!
LXXX.
MARIA-TEN3EMEL0PNEMING.
Wijzen, als Lied LUI.
1.
Wie, wie zie ik opwaarts zweven,
Van het zonnelicht omvloeid,
Van een kroongesternte omgeven,
Dat haar om het voorhoofd gloeit?
Eng\'len dartelen en spreijen
Edi.-ns bloemen voor haar voet,
Waar zij onder \'t blij geleijen
Naar haar Welbeminde spoedt.
2.
\'t Is de Maagd, van God verkoren,
Door der vad\'ren stem voorzeid ,
Die uit Davids stam gehoren ,
Eeuwen zuchtend was verbeid;
-ocr page 273-
247
Zij, na zooveel bange jaren,
Zij moest in een hcrderstal,
\'t Wichlje door een wonder huren,
Dut de Gud was van \'t heelal.
3.
Blij dnn zij linar lof gezonden!
Van geslachte lot geslicht,
Worde door onlelb\'ie longen
\'s Werelds dank haar loegebragt:
Zij, zij is het, die aan de aarde
Heil en vrede wedergaf;
Want liet Wichtje, dat zij baarde
Sloeg ons Saluns kluisters af.
4.
O dat we immer met vertrouwen,
In het leven, in den dood,
Ojnvaarts naar Maria schouwen,
Die haar kindren nooit verstoot;
Waar Gods ling\'len neergebogen
Slaan om d\' eeuw\'gen glurielroon,
Deelt zij Jenis\' rijksvcnnogen,
En beveelt ze ons aan baar Zoon.
S.
Luide moet ons lied dan rijzen
Om de glorie die haar kroont,
-ocr page 274-
248
Luide Jesus liefde prijzen,
Die oneindig haar beloont.
Heden dan met de Eng\'lrnkringen
Juichen wij, vervoerd van min,
Maar , nog aardsohe bannelingen .
Roepen we ook haar voorspraak in.
LXXXI.
}EEsTLlED OP MAR1A-TENHEMELOPNEMING.
Wuzen van het Rozekransje, en N. M. \'<9.
1.
Zie, daar klimt naar d\'ceretroon
Naast haar Zoon,
In de hoogste hemelzalen,
\'s Heeren Moeder: Eng len ! spoedt
In \'t gemoet,
Om haar jub\'lend in te halen.
2.
Steekt bazuin en loftrompet!
Vrij van suet
Is haar glans, als van uw zonnen:
Hém droeg ze in haar maagdenschoot,
Die den dood
En de helslang heeft verwonnen.
-ocr page 275-
249
Strooit hier Edens bloemen uit,
Voor de Bruid
Van den Heer der legerscharen;
Die omlommerd is geweest
Van den Geest,
En des Vaders Zoon mo
u
t barea.
Stemt voor \'s hemels Koningin
\'t Feestlied in,
Nimmer-zwijgende Eng\'lenkoren!
Laat ook in uw lofgeschal,
Vad\'rental!
Laat de stem der eeuwen hooren.
Breidt uw gulden vleugelslag
Op deez\' dag
Schitt\'rend uit, o Cherubijnen!
Kn waar gij om \'t godlijk Lam
Staat in vlam,
Jubelt meê, gij Serafijnen!
6.
Maar daar treedt Gods eeuw\'ge Zoon
Van zijn troon,
Om zijn Moeder iu te halen :
J                                                        16.
-ocr page 276-
250
Zie, met welk een minlijkheid
Hij haar leidt
Door de hoogste hemelzalen.
7.
Stemmen, harpen, alles zwijgt,
Waar zij stijgt,
Om haar glorie aan te staren ;
En verrukt nog zoekt haar \'t oog,
Waar ze omhoog
Tot haar troon is opgevareD.
8
Zacht kwam om haar aangezigt
\'t Zonnelicht,
Als een glorie toegeglcden;
En de maagdelijke maan
(ïing er staan,
Ten schabel voor hare schreden.
9.
En zij draagt de sterrekroon,
Die de Zoon
Haar vereerde als Rijksvorstinne;
Haar aanschouwde van omhoog
\'s Vaders oog
Met een onbeschrijïb\'re minne.
-ocr page 277-
251
iO.
En de Geest omstraalt ziju Bruid .
Toen is luid
Weer der En<;"len zang gestegen,
Die zij dankt met zoeten lach ;
hinds deez1 dag
Lacht ze in glorie ons ook tegen.
11.
Laat ook onze zegeloon
Tot uw troon.
Glorierijke Moeder! rijzen;
Laat ook ons, onlgloeid van min!
Koningin!
Met het heujelkoor u prijzen.
12.
Zie, o Moeder van den Heer!
0|> ons nier;
Toon uw kiudVen mededongen,
Dat we aan \'t eind der pelgrimsbaan
Tot ii gaan
En uw glorie schouwen mogen.
-oi%w-
-ocr page 278-
252
LXXXII.
DE GEBOORTE VAN MARIA.
Wijze: Wat wonder zien mijn starende ongen? of: Juicht,
juicht met ons, o hemellingen I
en M, 33.
1.
Wat sier verschijnt aan \'s hemels bogen!
Wal stralen scheemren in \'t verschiet!
Zoo zacht reu licht rees voor onze oogen
In heel den loop der eeuwen niet.
Is \'t licht, zoo blijde ons toegeblonken,
De s\'.erre niet van Jesse\'s Spruit?
Is daar f, een zang ons toegeklonken
Aan de uitverkoren hemelbruid ?
2.
Reeds lacht het morgenrood ons tegen,
En kondigt met zija vriendlijk licht
De heilzon aan, die, opgestegen,
De nacht vaagt voor haar aangezigt.
Ja, zalige aarde! stem uw zangen,
Zij kwam, zij kwam, de Hemelmaagd,
Door wie wij \'s Vaders Zoon ontvangen,
Het Lam, dat onze schulden draagt.
3.
Een jubeltoon dringt door de graven,
Een lichtstraal door der dooden nachl:
-ocr page 279-
253
Straks valt de boei der kei kerslaven,
En uit is \'t met de helleroagt I
Blij juicht het koor der hemellingen,
L\\n de Bng\'lenschaar ziet vol van miD
Op \'t kindje ncèr, dat zij reeds zingen
Als hunne en onze Koningin.
- 4.
Ook wij, wij kuielen dankend neder
Om uwe wieg, o heilig kind!
Uw leven brengt ons \'t leven weder:
Hém baart ge ons, die den dood verwint.
Laat, laat ons God eenstemmig prijzen,
Het heiluur onzer redding slaat:
Maria leeft! de Zon gaat rijzen,
Wees welkom , schoone Dageraad !
LXXXUI
LIED OP DEN NAAM VAN MARIA
Wijze: Maria, wees gebenedijd, O Moeder Gods, o reinstt
Maagd!
enz. Zie Lied XXXIX.
i.
Maria\'s uaam, die \'t hart verblijdt,
Zij dit ons dankbaar lied gewijd;
Haar moedernaam zoo zoet, zoo groot,
Is ons een troost in allen nood ,
Is ons een kracht tot in den dood.
-ocr page 280-
254
2.
Ach! bij uw moedernaam zoo zoet,
Y\\ij bidden u. dat ge ons behoedt;
Gij, die de lielslan-; hebt verplet,
Gij zijt liet, die door uw gebed,
Maria! uwe kiud\'ren redt.
3.
ïSoep ik tot n in zielsverdriet,
Neen, Moeder! gij verstool mij niet-,
Hebt gij van ons uw naam verstaan,
Gij ziet ons uit den hemel aan,
Eu ongetroost laat ge ons uiet gaaa.
4.
In allen nood, tot in den dood,
Weerklinkt uw naam . zoo zoet, zoo groot:
Wie «eet niet, dat gij \'t kind aanschouwt ,
Dat 0|) nw moederuaura vertrouwt,
Naast God op u zijn hope bouwt.
5.
Ach zegen dan deez\' kinderschaar,
Hier biddend bij uw feislallaar:
Aan u, die aller Moeder zijt,
Wier zoele naam ons hart verblijdt,
Zij dit ons daukbaar lied gewijd.
-ocr page 281-
255
LXXXIV.
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZEKRANS.
Wijze: O glorioia Dominat en M. 53.
I.
Dl. VIJF BLIJDE GKHHMKN.
Wij groeten u, o reine Maagd!
O Koningin, o Koningin!
Gij, die uw\' Schepper hebt behaagd,
O Koningin Maria!
1.   Ge ontvingt in u des Vaders Zoon,*
O Koningin, o Koningin!
Hij daalde in n van \'s hemels Iroon ,
O Koningin Maria!
2.   Gij gingt een langen weg te voet,
O Koningin , o Koningin !
En hebt uw blijde Nicht begroet,
O Koningin Mn ia!
3.   Gij hebt den Redder dezer aard\',
O Koningin, o Koningin!
Te Bfthl\'em in een stal gebaard,
O Koningin Maria!
4.   Ootmoedig naar Gods huis gegaan,
O Koningin, o Koningin!
Boodt gij uw\' Zoon ten offer aan,
O Koningin Maria!
-ocr page 282-
256
S. Drie dagen trokt gij zoekend rond,
O Koningin , o Koningin !
Eer gij uw Jesus wedervondt,
O Koningin Maria!
II.
DE VIJF DROEVIGE OHIE1MKN.
O droeve Moeder, vol van smart!
O Koningin , o Koningin !
Wat diepe wonde droeg uw hart,
O Koningin Maria!
1.   O Moeder! welk een zielewee:
O Koningin, o Koningin!
Bij \'t bloedzweet in Gethsemané,
O Koningin Maria!
2.   ü Moeder! welk een foltering:
O Koningin, o Koningin!
Bij Jesus\' wreede geeseling,
O Koningin Maria!
8. O Moeder! welk een pijn en hoon:
O Koningin , o Koningin !
Uw Jesus draagt een doornen kroon,
O Koningin Maria!
4. O Moedeihart, op nieuw doorboord!
O Koningin, o Koningin !
-ocr page 283-
257
Uw Jesus sleept zijn kruishout voort,
O Koningin Maria!
S. O Moeder! welk een marteling:
O Koningin, o Koningin!
Toen Hij aan \'t kruis te sterven hing,
O Koningin Maria!
Til.
DE GLORIERIJKE GEHEIMEN.
Verheug u! na die lange smart,
O Koningin, o Koningin!
Verrukt de vreugd uw Moederhart,
O Koningin Maria!
1.   Verrezen is des levens Heer,
O Koningin, o Koningin!
Maria ziet haar Jesus weer,
O Koningin Maria!
2.   Uw Zoon ging in zijn heerlijkheid,
O Koningin, o Koningin!
Waar Hij een plaats ons toebereidt,
O Koningin Maria !
8. Toen is zijn Geest op aard\' gedaald ,
O Koningin, o Koningin!
Die met zijn licht Gods Kerk bestraalt,
O Koningin Maria!
-ocr page 284-
258
Uw Zoon zendt n een Engelrij,
O Koningin, o Koningin!
En juichend voert ze u aan zijn zij\',
O Koningin Mina !
Uw Zoon geeft n de gloriekroon,
O Koningin, o Koningin!
Nu heerncht gij op uw heuieltroon,
O Koningin Mui ia!
O E B E D.
O gij ! uw glorie ingegaan ,
O Koningin, o Koningin!
Hoor \'t smeeken uwer kindren aan,"
O Koningin Maria!
Bid voor de Kerk, voor Jesus1 Bruid,
O Koningin, o Koningin!
Straal\' zijne glorie in haar uit,
O Koningin Maria!
Bid voor \'t beminde Hoofd der Kerk ,
O Koningin, o Koningin!
Dat Jesus hem ver lichte en sterk\',
O Koningin Maria!
Bid, dat uw Zoon de Herdcrschaar,
O Konin<;in, o Koningin!
In zijn getrouwe dienst bewaar1,
O Koningin Maria!
-ocr page 285-
259
Bid, dat htm kudde tot hun vreugd,
0 Koningin , o Koningin !
Moog hloi\'ijen, p;roeij*ju in de deugd ,
U Koningin Maiiu !
Bid , dut geen Christen Vorst of Staat,
O Koningin, o Koningin!
Aan \'t heil van Kerk of zielen schaad\',
O Koningin Maria!
Wepr, Moeder! alle zonde en straf,
O Koningin, o Koningin!
Weer alle geesels van ons af,
O Kouingiu Maria !
Bid, bid voor ons in allen nood,
O Koningin, o Koningin!
En 1)1 ij f ons bij tot in den dood,
O Koningin Maria!
LXXXV.
KERKHYMNE VAN ALLE HEILIGEN.
PLACARE, CnniSTE, SERVULIS.
Wijze, als het Latijn, of ook: O Jesul tletsehgeworAtn
Woord,
en Lied XXXIX.
1.
Sla, Christus! weer verzoend ons ga,
Nu, bij uw zetel van geua,
-ocr page 286-
260
Zij voor ons spreekt, de teed\'re Maagd,
Eq vrijspraak van den Vader vraagt.
2.
Gij. in uw negenvoude sfeer,
Bescherm ons, zalig Kng\'leuheer!
Weer wat ons schaadde, nóg ons schaadt,
Weer al het ons nog dreigend kwaad.
3.
Apostel- en Profeten-tal!
Verbidt den Regter van \'t heelal,
Dat Hij, wie waarlijk schuld beween\',
Erbarming en gena verleen\'.
4.
Gij, Mart\'laars in uw purpergloor!
Gij , meèbekroond Belijd\'renkoor !
Reikt aan ons, ballingen, de hand,
Roept \'ons tot u in \'t Vaderland.
5.
Gij, Maagdenkoor! zoo rein en blij!
En wie de diepe woestenij
Ten hemel zond: vraagt bij Gods troon,
Een plaats voor ons in \'s hemels woon.
-ocr page 287-
26»
6.
Het trouweloos geslacht ontwijk\'
Uit alle grens van Christus1 rijk,
Dat ons één Schaapstal als weleer,
Eén Herder weer vereend regeer\'.
7.
Zij God den Vader lof geboón,
En \'s Vaders Eéngeboren Zoon;
Zij lof den Trooster ook bereid ,
Van nu af tot in eeuwigheid.
LXXXVI.
SMEEKLIED TOT MARIA VOOR DE OVERLEDENEN
(Allerzielendag)
Wijze: O vijf werelds klare lichten\'. Zie Lied LXXVIII.
t.
Uit de diepe boetekolken
Dringt de weeklagt naar de wolken
Al der dooden, die dit uur
Lijden in het lout\'rend vuur:
Heer! outferm U hunuer.
En gij, Moeder der genade!
Sla hun smart lijk zuchten gade,
-ocr page 288-
263
Ach, wil hun ten tnevlngt zijn,
In hun onuitspreekb\'re pij»:
Bid voor hen, Maria!
8.
Aan drs levens leed ontheven,
Is aan \'t li«,chaain rust gegeven;
Maar de zh\'l! zij rust niet eer,
Voor zij opgaat tot den Heer:
■{• Heer! ontferm U hunner.
3.
Uit. Gods ademing ontsproten,
Uit zijn leven voortgev loten ,
Is voor haar geeu hcilgenot
Dan in \'t blij gezigt van God:
-r lieer! ontferm U hunner.
4.
Wat al smart de ziel ook drage,
lioe de wroeging rust loos knage:
Veire van haar God te zijn,
Is haar de allcifelste pijn!
lieer! ontferm U hunner.
\' Hoe doorfolterd ook van binnen,
God toch, God alléén beminnen
-ocr page 289-
263
En hem derven!... wat gemis!...
Groot, ncli! als Gods glorie is:
•j- Iker! ontferm L hunner.
6.
Of zij zuchten, gmeeken, kermen,
llustlons roepen om onlfermen,
Neen ! lift buut bij Gods gemis,
\'i Baat hun lot geen lafenis:
■f- lieer! ontferm U huuuer.
Zij dnn, in hun onvermogen,
Klagen ons met smeekende oogen:
u \\\\ i.xt »ij, die op aaide zijt,,
«Wist gij, wat een ziel hier lijdtl"
■f- lleei I outferin U huuuer.
8.
Zij, ach, die zoo droevig klagen,
\'t Zijn onze ouders, kiud\'ien, magen,
\'l Js ten ziel, - ach wat veiwijt! -
Die door ons die smarten lijdt!...
lieer! oatfeim U huuuer.
0.
Wil, genadig God ! vergeven
Wat wij tegen IJ misdreven,
-ocr page 290-
2G4
Eindig, eindig hunne slraf,
Wisch hun laatste smelten af:
■j-Heer! ontferm U hunner.
10.
Laat hen, die toch U beminden,
Laat hen nu ontferming vinden:
Om liet lijden van uw Zoon,
Geef hun \'t langverbeide loon ;
■j-Heer! ontferm U hunner.
11.
Geef hun, die in kerkernachten
Naar uw vaderblik versmachten,
Geet hun in uw aangezigt
De eeuw\'ge rust en \'t eeuwig licht:
•j- Heer! ontferm U hunner.
12.
Nóg eens, voor U neergebogen,
Suieeken we U: Heb mededoogen!
Voer hen uit deu langen nacht
In de glorie die hen wacht:
Heer! ontferm U hunner.
En gij, Moeder der genade!
Sla hun smartlijk zuchten gade,
Ach, wil hun ten toevlugt zijn,
In hun on uitspreek b\'re pijn:
Bid voor hen, Mnria !
-HU*
-ocr page 291-
265
LXXXVÏ1.
MARIA\'S OPDRAGT IN DEN TEMPEL.
Bij andere Wijzen, N. M. 7J.
i.
Wie is het die den heil\'gen drempel
Zo» blij Ie moede biunenstreefi?
Wie \'t minlijk kind, cl.it in den tempel
Den Heer haar jeugdig leven p,eeft?
Het is de Maagd , door God verkoren,
Viin alle zoudesmet bevrij I,
Die Hem alleen wil toebehooren,
Kn algeheel en voor altijd !
O kindje vol aanmiouighedenl
Wüfir \'s Ueeren oog verrukt op ziet:
Gij roept mij loc, dat ik mij heden
Geheel aan Hem ten offer bied\'.
2.
Hoe lieflijk, lieer! is uwe woning,
Zno roept ze in sielsverrokking uit;
Gij zijt mijn Schepper, Gij mijn Koning:
Neem mij voor eeuwig lot uw Bruid!
Eu Hem |;ewijd is \'t eenzaam leven
Der vlekkelooze tempelmaagd ;
Zij kent geen zoeter ziele.-!reven,
Dan al te doen wat Hém behaagt.
0 kindje vol aaumiuuijjhedeu ! enz.
17
-ocr page 292-
266
3.
Daar schenkt zij Hem haar lentedagen,
Door \'s werelds blikken niet bespied,
Maar God heeft in zijn Bruid behagen,
Die Hem de reinste liefde biedt;
Zoo staat in de eenzaamheid der dalen,
Verborgen voor des wand\'laars oog,
De reine lelie stil te pralen,
En beurt haar blaoke kelk omhoog.
O kindje enz
4.
O dat ook wij ons hart en leven,
Met de uitverkoren Moedermaagd,
Geheel aan God ten offer geven,
Kn immer doen wat Hém behaagt.
Maria! die in \'t hoogste lijden
U trouw betoondet aan uw woord,
O «raag, dat wie den Heer zich wijden,
Hem geven wat Hem toebehoort.
O kindje vol aanminnigheden !
Waar \'s Heeren oog verrukt op ziet:
Gij roept mij toe, dat ik mij heden
Geheel aan Hem ten offer bied\'.
->*»*<•-
-ocr page 293-
267
LXXXVIII.
LOFZANG OP GEWONE ZONDAGEN.
UCIS CREATOH OPTIME.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Algoede Schepper van het licht!
Die \'t beurtlicht van de dagen rigt,
Door \'t nieuwe licht, pas uitgespreid,
lieus \'s werelds oorsprong hebt bereid.
2.
Op uw bevel is Dag de naam
Van ochtend en van avond zaaro ;
De somb\'re bajert wentelt heen:
Verhoor ons smeeken en geween.
3.
Ach, dal geen schuld de ziel ooit drukk\',
Die haar den levensschat ontnikk\',
Als zij, op niets wat blijft bedacht,
Zich wikk\'len zou in zondenacht.
4.
Maar kloppeud aan de hemelwoon,
Erlauge zij haar levensloon :
O ilugten we alles wat ons schaadt,
En zuiv\'ren we ons van alle kwaad.
-ocr page 294-
268
5.
Geef \'t. Vader! Gij zoo liefdelijk,
Eu, Eén\'jjc Zoon! aan H»\'in gelijk,
Die met den Geest, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
-*%<&-
III.
LXXXIX.
MEIMAANDZANG.
Wijze, als het Oostenrijksche volkslied, en elke Benedictie
1.
Weer in jeugdi», maapjdMijk leveu
Prijkt de ontloken moederaard\'•,
Met de geuren, die er zweven,
Met de schatten, die zij baart,
Met haar zang en zonnedreven,
Schijnt zij lidens leulegaaid.
2.
In de heil\'ge tempolkoren
Biedt zij d1 eersten bruidstooi aan:
Met die Moeder, rein geboren,
-ocr page 295-
269
Die ge in \'t loovergroen ziet staan
Eo in maagdenlichten gloren ,
Is het heil ons opgegaan.
3.
Maar die bloemen, hoe zij pi alen
In de frissche feestgieiland,
Maar die lichteu , hoe zij stralen
In de geur\'ge lustwarand :
\'t Kan bij \'t maagd\'lijk hart niet halen ,
Dat van heil\'ge liefde brandt.
4.
O dat bij dit nieuwe leven,
Vlekkelooze Hemelbruid!
Mij een liefde werd gegeven,
\\ls uw maagd\'lijk hart omsluit:
Rein zou \'t Meilied lot u zweven
Met der Eng\'len harpgeluid.
XC.
LIEFDE TOT MARIA.
Wijze: O ja! ik min Maria veel en teeder, en N. M. ti\'.
1.
Ja! \'k voel in mij Maria\'s liefde leven,
\'t Is mij zoo zoet, te zingen van haar lof;
-ocr page 296-
270
O kon ik haar zoo groot een glorie geven ,
Als de Eng\'le schaar in \'t reine hemelhof.
O Modder onzes Meeren!
Welzalig die u eeren,
Welzalig hij, die u zijn liefde wijdt,
Wien gij ook met uw wedermin verblijdt.
2.
Neen, \'k zoek geer* heil in ijd\'le schijnvermaken,
In wufi genot, gelijk de wereld bied\';
Mag ik hier slechts Maria\'s liefde smaken ,
\'k Ben rijk genoeg, o meer veilang ik niet.
O Moeder enz.
3.
Komt \'s werelds glans, of vleitaal mij bekoren,
Lokt zij mij aan met baar betoov\'rend goed:
Dan ruische mij Maria\'s naam in de ooren,.
Die litfdeklank is boven alles zoet!
O Moeder enz.
4.
Of als ik zucht bij droeve jammerslagen,
En stil mijn leed in \'t weenei d hart omsluit.
Een Moeder heb ik, die haar kind hooit klagen?
Ik spreek haar naam, en al mijn smart heeft uit.
t) Moeder enz.
8.
Wat dan verkeere in \'s levens wisselkringen,
\'tZij \'t vlugtend uur mij vreugd of lijden bied\':
Het blijft mij zoet, Maria\'s lof te zingen,
Welzalig bij, die hare gunst geniet!
O Moeder onzes Heeien! enz.
-ocr page 297-
271
XCI.
LIEFDEGROET AAN DE H. MAAGD EN MOEDER GODS
Wijze,
als Lied XXXIX.
1.
Wij groeien u. o zuiv\'re Maagd!
Door wie ons \'t heilliclit is gedaagd;
Wij groeten u op uwen troon,
O Moeder van Gods ééu\'gen Zoon!
2.
O reine Maagd ! o ed\'le blopm !
Vol hemeldeur, der maagden roem!
Als kristallijn, zoo schiti\'ieud rein,
O smettelooze bedfooteiu!
3.
O Zetel, wnar de Wijsheid straalt!
Waar \'t een wig Woord is neergedaald,
Die door zijn (leest de waarheid leert,
Eu iu zijn Kerk steeds triomfeert.
4.
Geen wereld- of geen hellemagl,
Of »al er opstond uit den nacht,
Heeft ooit de waarheid haar ontroofd,
Waut Jesus blijft haar god\'lijk Hoofd!
-ocr page 298-
272
5.
Gij zijt die Onbevlekle Maagd,
Wier moederbeè aan God behaagt;
Die, alverwinneud in den strijd,
Der Kerk een trouwe toevlugt zijt
6.
Gij , oorzaak onzer zielevreugd,
Wier kornet heel de aarde heeft verhe
Ontvang uit kinderlijk gemoed ,
O Moeder! onzen liefdegroet.
7.
Beveel ons aan uw god\'lijk Rind,
Dat ons ten eind\' toe heeft bemind,
Dal in den smartelijksten dood
Voor ons zija laatste bloed vergoot.
8.
O Davids Toren van ivoor!
Wijd schitt\'rend in den zonnegloor,
Door goddelijke hand geslicht,
Waar alle wapeumagt voor zwicht.
9.
Ti ij, Aike van het Nieuw Verbond!
Op u is mijne hoop gegrond;
-ocr page 299-
273
De Serafijnen daalden nrèr
Om \'t gulden Huis van d\' Opperhecr.
10.
O Hemel poorte! rijk en schoon,
Door n kwam de ongeschapen Zoon,
Hij, \'t een wij» Wooid, Hij weid uw Kind,
Zoo teeder heeft Hij ons bemind!
II.
O Morgensterre! lieflijk-zacht,
Na zulk een eenwenlangen nacht,
(lij koiidi;jt \'t blijde heillicht aan,
Dat \\oor het aardrijk op zal gaan.
12.
Gij, Toevln°;t der veiloren ziel!
Die jammerlijk van God verviel,
O Troosteres in allen nood !
Gij redt ons uil den eeuw\'gen dood.
13.
O Hulp van \'t Christelijk gezin!
Gij aller HeiPgen Koningin!
Ach toon in onzen jongsten strijd ,
bat gij ons aller Moeder zijt!
-ocr page 300-
274
\\4.
Hoor, Moeder! met ons lot begaau,
Hoor de u gegeven kind\'ren aan •,
Uw Zoon heeft onze schuld geboet,
Wees, goede Moeder! wees gegroet.
15.
Gegroet, Gods Dochter, op uw troon!
Gij, Moeder van Gods eeuw\'gen Zoon!
Gij, Bruid van God den Heil gen Geest!
Die vóór en na zijt Maagd geweest!
XC1I.
ÜITNOODIGING TOT DEN LOF VAN MARIA.
Wijze : Mijn stem! nu laat u toetjes hooren,
i.
Komt, spoedt u! komt Maria prijzen:
Zij is zoo groot!
Met snaar en stem haar eer bewijzen,
Tot aan den dood.
f Broeders, Zusters! zwijgt nu niet,
Zwijgt Maria\'s grootheid niet,
Maar verheft haar in uw lied,
Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet, Maria!
-ocr page 301-
275
2.
Outlokt uw speeltuig zoete klanken:
Zij is zoo goed I
En laat uw stem haar zingend danken,
Met blij gemoed,
f Broeders, Zusters! enz.
3.
Vlecht, maagden ! om Maria te eeren
Een leliekrans;
Eens moge uw leliewit verkeeren
In hemelglans. |
4.
O moeders! reeds uw zuigelingen
Zijn haar gewijd;
Vrij moogt gij hare zorg bezingen :
Zij waakt altijd. |
5.
Gij, vaders 1 hoe vermoeid van \'t zwoegen,
Zingt haar ter eer;
\'t Wordt offerand en zielsgenoegen:
Wat wilt gij meer? |
6.
O jong\'ling! wijd uw schoonste jaren
Aan deze Maagd;
Zij redt uwe onschuld uit gevaren,
Zoo gij het vraagt. |
-ocr page 302-
276
7.
Wanneer de schapen veilig grazen
In klaverwei\',
Dan moet de herder \'t loflied blazen
Op zijn schalmei. |
8.
En, schpepling! komt na \'t stormgeklater
De kalmte weer.
Bezing dan vrij, voor lucht en water,
Maria\'s eer. t
9.
Wanneer de dagtoorts met haar stralen
In \'t Oosten glimt.
Zij hoore, hoe tot haar drie malen
Het Ave klimt. |
10.
En spreidt de zon in \'t heete Zuiden
Haar glans en gloed ,
Dan moet de bedek lok weer luiden
Ten engelgroet. t
11.
Maar zinkt het licht naar de Avondlanden,
En daalt de nacht,
Heft dan tot haar uw hart en handen:
Groot is haar magt. |
-ocr page 303-
277
12.
Wij op deze aarde vreemdelingen ,
Gaan zuchtend voort;
Zij leidt ons, die haar liefde zingen ,
Naar \'t vaderoord.
XCIII.
TER EEKE VAN MARIA.
Wum, o. a., als N. M. 31, 80: M. 37, fi-2 , 71.
1.
EENIGEN.
O beeld van \'t reinste leven,
Maria, Josefs Bruid!
Zoo wij ons hart u geven ,
Gij deelt uw gunsten uit.
ALLEN.
Ach, dal ik u beminne,
In blijdschap en in smart;
Druk diep, mijn Koninginne!
Uw beeldtnis in mijn hart,
2.
EENIGEN.
O Josefs Bruid, mijn Moeder!
Mju trouwe toeverlaat!
Werd niet uw Zoon mijn Broeder,
Die nooit uw beê versmaadt?
18
-ocr page 304-
-27 8
ALLEN.
Ach, dat ik enz.
3.
EENIGEN.
Acli, was ik rein van zonden,
O vlekkelooze Maagd!
Ik zou uw lof verkonden,
Gelijk het n behaagt.
ALLEN.
Ach, dat ik enz.
4.
EEKIGEN.
k Zou niet nvv trouwe scharen,
l*2n \'t juichend hemelheer,
Mijn dankbaar loflied paren,
En jub\'len u ter eer.
ALLEN.
Ach, dat ik enz.
o.
EENIGEN.
Helaas! hoe moet ik klagen,
Dat ik onwaardig mertsch,
U zóó niet kan behagen ,
AU ik het vurig wenscb.
-ocr page 305-
279
ALLEN.
Ach , dat ik enz,
6.
EEKIGEN.
Maar \'k wil mij alle dagen,
Mijn Moeder! u ter eer,
Godvruchtiger gedragen,
]\\n dienen mijnen Heer.
ALLEN.
Ach, dal ik enz.
XCIV.
MARIA, TOEVLUGT DER ZONDAREN.
Wijzh: IKiV, Maria! toch aanschouwen. of: Laten tcij ons
nederbuiaen.
Zie Lied LUI.
1.
(irootc Koningin der heemlcn !
Hoog gezeten op uw troon,
Waar ontelbare ling\'len weerulen
Voor hel aanschijn van uw Zoon:
Laat ons \'t eergestoelte naken,
Waar u \'t eeuwig loflied rijst;
Laat ons hart de zoetheid smaken ,
Dal het ook uw liefde prijst.
-ocr page 306-
280
2.
Wie heeft iramer u gebeden,
En is troostloos heengegaan ?
Wie vereerde n hierbeneclen,
En gij hoordet hem niet aan?
Vromen! wilt het luide tuigen,
Van uw wieg door haar bewaakt;
Wilt uw dankb\'re knieën buigen,
Zondaars! door haar vrijgemaakt.
3.
Zij, ja ! heeft voor a gesproken ,
Zij, zij heeft uw ziel gered;
Ligt uw slavenjuk verbroken,
Zondaar! \'l is door haar gebed.
Nimmer, neen! heeft ze afgewezen
Wie bij haar zijn loevlngt zocht;
Hoeveel beden tot haar rezen,
\'t Blonk te meer wat zij vermogt.
4.
Gij, die uwe ontelb\'re zonden
Klimmen deedt met dag en uur,
Eeuwig waart gij reeds verslonden
Door het wrekend hellevuur:
Maar uw Moeder bleef nog spreken,
Keerde uw naderende straf;
Wil dan om haar voorspraak smeeken,
En gena daalt op u af.
-ocr page 307-
281
5.
Werp u, zondaar! in hare armen;
Zij, uw toevlugt bij den Heer,
Zij, een Moeder vol erbarmen,
Ziet goedgunstig op u neer.
Kunt gij nog haar hulp versmaden ,
Die zij telkens u vveêr biedt?
Zondaar, zondaar! laat u raden,
En verstoot haar liefde niet.
6.
"Wil haar droeve klagten hooren,
Hoe zij minlijk tot u spreekt:
»Kiod! zult gij mij \'t hart doorboren,
»Dat voorlang van weedom breekt?
<> \'t Zwaard ging door de ziel mij henen!
»Toen ik onder \'t kruishout stond,
»En mijn stervend Kind zag weenen,
«Gansch van hoofd tot voet doorwond.
7.
»Was die troost mij bijgebleven:
»Dat zijn dood het heil verwierf,
»Gij wilt mij dien troost niet geven,
»Zoo Hij vruchtloos voor u stierf;
»Hoor clan, zondaar! hoor mijn smeeken:
»0 keer weder tot uw Heer!
»\'k Zal als Moeder voor u spreken,
»Hij dau wordt uw Vader weer." —
-ocr page 308-
282
8.
Zóó , vol teeder mededoogen ,
Zóó, met uwe ziel begaan,
Zóó, met liefdeslrulcnde oogen,
Spreekt u uwe Moeder aan.
Ziil die taal uw hart niet winnen,
Dat ge uw zondig leven haat:
Dat ge uw\' Jesus gaat beminnen,
En Hem nimmermeer verlaat?..
9.
Moeder! ja, \'k wil de uwe wezen,
\'k Heb gezegd en keer nu weer;
Doet mijn zomlental mij vreezen ,
Gij beveelt mij aan den Heer.
Zie hier ben ik, diep misdadig,
Maar vermorzeld van berouw:
Ach! maak mij uw\' Zoon genadig,
Hem nu zweer ik eeuwig trouw.
xcv.
MARIA, TROOSTEU.ESSE
Eigen bekende melodie.
ALLEN.
Moeder des Ileeren !
\'k Wil u verteren,
O troost voor \'t hart in smart;
-ocr page 309-
283
Groot als uw lijden ,
Is uw verblijden,
O gij zoo goed, zoo zoet! (bis.)
E ENIG EN.
(iij schenkt verkwikking aan de zielen.
Die tot u roepen in den nood,
Gij pleit voor wie in zonden vielen
En redt hen van den eeuw\'gen dood.
ALLEN.
Moeder des Heereu! enz.
E ENIG EN.
Uw teed\'re hand droogt onze tranen,
Uw zoete stem verzacht ons wee-,
Wie zich het diepst verlaten wanen,
Gij zijt hun bij met uwe beê.
ALLE N.
Moeder des Heeren! enz.
E E N I G E N.
Uw moederhart, zoo vol meèdoogeu,
Is met ons aller leed begaan;
Gij ziet ons met verblijdende oogen
In leven en in sterven aan.
-ocr page 310-
284
ALLEN.
Moeder des Heeren! enz.
E E N I G E N.
Wat ramp of kruisen mij dan treffen,
Ik wijd ze aan u, mijn Moeder! loe;
Ik zal tot u mijn blik verheffen,
En blijf in smart nog blij te moê.
Moeder des Heeren ! enz.
XCVI.
SMEEKLIED TOT MARIA, OM EEN ZAUfi
LEVEN EN STERVEN.
Wijze : Maria\'. wij vallen u Ie voelen,
1.
Ootmoedig vallen we u te voeten,
O goede Hemelkoningin!
Gedoog, dat we u eerbiedig groeten,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
Zoo wij u smeeken
Wat God behaagt :
O wil dan voor ons spreken,
Gij, leed\'re Maagd !
Uw Zoon zal \'t schenken
Wat g; Hem vraagt,
Eu \'t kiud gedenken,
Dat tot u klaagt.
-ocr page 311-
285
2.
Wij bidden met bewogen harten,
O goede Hemelkoningin!
Gedenk ons om uw Zeven Smarten,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
-}• Zoo wij u smeeken enz.
3.
Wil ons uw trouwen bijstand geven,
O goede Hemelkoningin!
Zoolang we in ballingschap hier leven,
Wij kind\'ren van uw huisgezin. •{■
4.
Wij bidden u, wil u ontfermen,
O goede Hemelkoningin!
Wil ons, \'tzij rijk of arm, beschermen,
Als kind\'ren van uw huisgezin, -j-
b.
Ach bid, dat Jesus onze zonden,
O goede Hemelkoningin!
Ons kwijtschelde om zijn dierb\'re wonden ,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
6.
Dat we altijd om vergeving zuchten,
O goede Hemelkoningin!
En zorgzaam alle zonden vlugten,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
18.
-ocr page 312-
286
7.
Kn zijn we in zielesmart of lijden,
O goede Hemelkoningin!
Wil gij ons met uw troost verblijden,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
8.
Naakt eens voor ons het uur van scheiden ,
O goede Hemelkoningin !
Ach, help ons tol den dood bereiden,
Ons, kindVen van uw huisgezin, -f*
9.
Dekt reeds de doodskleur onze wangen,
O goede Hemelkoningin!
Laat ons uw moederhulp erlangen,
Als kind\'ren van uw huisgezin, -j-
10.
Als satans listen ons bekoren,
O goede Hemelkoningin!
Laat ons uw zoete stemme hooreu,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin, -j
11.
Kom dan, kom ons de hope geven,
O goede Hemelkoningin!
Van \'t eeuwig zalig glorieleven,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin.
-ocr page 313-
287
12.
En in het uur van ons verscheiden,
O goe<Je Hemelkoningin!
Ach! wil ons tot uw Jesus leiden,
AU kind\'reo van uw huisgezin.
13.
Dan zal Hij rekenschap ons vragen,
O goede Hemelkoningin!
Als Heer en Regier onzer dagen,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin •]•
14.
Spreek dan, spreek dan voor ons, o Moedei!
O goede Hemelkoningin!
Bij uwen Zoon en onzen Broeder,
Als kind\'ren vau uw huisgezin, r
15.
Verwerf, dat wij in \'s hemels hoven,
O goede Hemelkoningin!
Met alle Heiligen u loven,
Wij kind\'ren van uw huisgezin, ■{•
-vHfa-
-ocr page 314-
IV.
XCV1I.
AAN DEN H. AARTSENGEL MICHAËL.
Wiizk , als het Latijn: O Heros invincibilis (in het Graduale .
I.
(Voorzanger.) Kom, onverwinb\'re hemelbeld!
(Allen.) Vorst Micbaël!
»
           Kom bij ods strijden toegesneld!
■f Voor ons gebeden,
Allen. I Voor ons gestreden,
Vorst Michaël!
(Voorz.) Gij voert ons aan in \'t worstelperk ,
(Allen.) Vorst Micbaël!
» Gij groote Strijder voor Gods Kerk! ^(Allen.)
3.
IVoorz.) Al \'t Geestental der hemelsfeer,
(Allen.) Vorst Michaël!
» Een deel is \'t van uw magtigheer. \\ (Allen.)
4.
(Voorz.) Door alle land, door alle zee,
(Allen.) Vorst Michaël!
» Slrijdtgeonzestrijdenmetonsmeè.t(^^n-)
-ocr page 315-
289
5.
(Voorz.) Door u, geduchte zegeheld!
(Allen.) Vorst Michaël!
» Ligt Lucifer terneêrgeveld. f (Allen.)
6.
(Voorz.) O Held, die voor Gods glorie brandt!
(Allen.) Vorst Michaël!
» Bescherm ons en ons Vaderland. \\ (Allen.)
7.
(Voorz.) Roep de Eng\'len, roep elk onderdaan,
(Allen.) Vorst Michaël!
» Ten strijd op om uw legervaan. f (Alten.)
8.
(Voorz.) Verplet alom \'t vijandig heer,
(Allen.) Vorst Michaël!
» En geef ons vrede en vreugde weer.f (4 Hen.)
XCVI1I.
KLAAGZANG TOT DE ENGELEN EN HEILIGEN
IN DEN HEMEL.
Wijze van vele kerkzangen, en als Lied XXXIX.
\\.
Hoort \'s hemels Burgers! hoort mij aan,
Wilt, Eng\'len Gods! mijn stem verstaan;
Hebt met een balling medelij\':
Staat in dit tranendal hem bij.
-ocr page 316-
°290
2.
Gij reeds in eeuw\'gc vreugd vergaard,
Ik nog in ballingschap op aard\':
Bedenkt bij \'t lijden wat ik draag,
Of \'t wonder is, dat ik hier klaag
3.
Zoo lang te leven nog misschien,
En Christus\' aangezigt niet zien :
O dat is voor de ziel te hard.
Die wegkwijot in haar liefdesmart.
4.
Te middag zoekt de Bruid vol angst
Haar Bruidegom vol zielsverlangst,
En zij, moog Hij omsluijerd slaan,
Bidt in \'t Geloofsgeheim Hem aan.
5.
Geloof en Hoop en Liefde zaam,
Zij roepen Jesus\' zoeten naam:
Waar woont Gij, Meester? waar-, waarheen?...
Wat doet Ge, als wilt Ge verder treên?...
6.
— »0 ziel! om mijne afwezigheid
»Hier neen! zoo bitter niet geschreid !
»\'t Is, dat te meer uw liefde ontbrand\'
«Naar Mij in \'t eeuwig vaderland.
-ocr page 317-
291
«Hier troost\' den balling in zijn rouw
«Mijn drupp\'lende genadedauw,
«Alsmeê der broed\'ren hulpbetoon,
»En \'t voor de smart bereide loon
8.
»Ik keer tot mijnen Vader weer,
»En zend met Hem den Trooster neer,
»Dat ge ook u in den Zoon verblijdt,
«Zoolang gij in de wereld zijt "
XCIX.
DE H. MARTÏNA, MAAGD EN MARTELARES
30 Januarij.
MARTINAE CELEBR1.
Wijze, als het Latijn, en eigen melodie.
Zingt, Rome\'s Burgers! zingt Martina\'s grooten naam,
Verheft met luider stem haar glorierijke faam,
Geeft dier verheven Maagd! geeft haar de schuldige eer,
Der Mart\'laresse van den Heer.
2.
Zij sproot uit oud\'ren voort van alleredelst bloed,
Eo zag, te midden van genot en overvloed,
De zoetste aanloklijkheên van aardsche weelde en pracht,
Haar erfdeel van een rijk geslacht,
-ocr page 318-
292
3.
Maar zij versmaadt al \'t zoet wat haar het leven bood,
Wijdt zich den lieer, en stort haar schatten in den schoot
Van Christus\' armen uit. en zoekt met milde hand
Het loon van \'themelsch vaderland.
4.
Geen folterklaauw, geen woest gediert\', geen geeselslag
Met schrikb\'re wond bij wond, wat iels op haar vermag;
Maar Eng\'len ia» omhoog verkwikken hare kracht
Met hemelspijs haar toegebragt.
S.
Ja, de anders grimm\'ge leeuw vergeet zijn dorst naarbloed,
En werpt met vriend\'lijk oog zich neder aan haar voet.
Toen eindelijk dan heeft, Martina ! \'t scherpe zwaard
U bij het hemelkoor vergaard.
6.
U, «aar om \'t reukaltaar de wierookwolken staan,
U roept men onvermoeid met smeekgebeden aan;
Zoo \'t valsche leekea spelt van onheil in \'t verschiet:
\'t Gaat op uw glorienaam te niet.
7.
Gij die de Marl\'laars sterkt, Één en Drieèenig God!
O weer toch, weer van ons \'t verlokkend zingenot,
En geef uw dienaars, in uw goedheid, Heer! het licht
Van uw alzaalgend aangezigt.
-ocr page 319-
293
C.
LOFZANG TER EERE VAX DEN H. ALOYSICS.
21 Junij.
Eigen melodie, en: O zalig, heilig Belhlehem.
1
Daalt, Eng\'len, daalt van \'t hemelsch hof,
Met zoet gezang en zegevanen;
Een andere Engel vraagt uw lof,
Een Engel uit ons dal van tranen.
Als Noë\'s duif, vloog hij \'t gevaar
Der ongestuinie wereld over;
Komt, zingt zijn lof met ons te gaar,
En kroont zijn hoofd met gouden loover.
2.
Zijn strijd was kort, maar groot zijn moed,
Die roemrijk hem deed zegepralen;
Hij trad de kroon hier met den voet,
Om met de hemclkroon te stralen
Vergeefs zocht met haar weidsche pracht
De wereld hem tot zich te trekken:
Als slijk heeft hij haar goed geacht,
Het kon geen wijl zijne aandacht wekken.
3.
O Aloysius! gij waart
Een van Maria\'s lievelingen,
Een zuivere Engel reeds op aard\',
Het toonbeeld aller jongelingen.
Aan God gaaft ge u ten offerand\',
En leefdet ver van alle zonden;
De lelietak bleef in uw hand
Gansch ongerept en ongeschonden.
-ocr page 320-
4.
Beminde Schutspatroon der jeugd!
O toonbeeld van een hemelsei) leven!
Beveilig onze broze deugd,
En leer ons naar den hemel streven.
Vraag, engelreine jongeling!
Zoo wij, helaas! uwe onschuld derven,
Dat wij de vreugd van d\' Eng\'lenkring
Door trouwe boete nog verwerven.
-N*% fo-
CI.
LIED TER EEUE VAN DEN 11. ALOYSIUS.
Eigen melodie.
1.
Aan God zij onze dank,
Dat wo u met jubelklank, o Aloysius!
Begroeten bij zijn troon,
Geliefde Schutspatroon! o Aloysius!
2.
Gij, Engel op deze aard\'!
Door Gods gena bewaard, o Aloysius!
Gij, ster aan \'s hemels trans!
Geleid ons.door uw glans, o Aloysius!
3.
Gij jongeling, sterk in deugd!
Het sieraad van de jeugd, o Aloysius!
-ocr page 321-
295
Vraag ons het witte kleed,
Iu \'s werelds vreugd en leed, o Aloysius!
4.
Voor God leeft gij geheel:
Hij is uw eeoig deel, o Aloysius!
Vraag kracht ons tegen \'t kwaad,
En deugd uaar onzen staat, o Aloysius!
5.
Gij hebt hier \'s werelds pracht
Voor Christus\' kruis veracht, o Aloysius!
O vraag voor ons dien moed,
Volharding in het goed, o Aloysius!
4 en.
JUBELLIED
AAN DE
II». XIX MAHTELAKEN VAN GORK.UM.
9 Julij.
Wijze, als Lied XXXIX.
1.
lot u, o Gorkums Heldental!
WeerMinkfi luid mijn lofgeschal;
Tot u, door wie mijn ziel onlgloeit,
Van dankb\'ren jubel overvloeit.
-ocr page 322-
296
2.
Gedenk ik, hoe ge op onzen grond
Uwe ouverwelkb\'re kroonen wont,
Dan juich ik bij uw heldenmoed:
Ook ik ben van uw Neèrlandsch bloed!
3.
Ik juich, als ge in den dood niet buigt,
Maar trouw voor \'t Hoofd der Kerk getuigt,
Dat Pius, die u heilig roemt,
Ook ons zijn dierb\'re kindren noemt.
4.
Ik juich, als gij zoo onversaagd
Maria Moeder prijst en Maagd,
En onze en \'s hemels Koningin :
Verrukt stemt heel mijn ziel het in!
5.
Maar sterft gij voor \'t Geheimenis,
Waar Jesus zelf ons voedsel is:
Dan, naamloos is mijn ziel verblijd,
Dat ik het ook met u belijd.
6.
Dat ik met u één God, één Heer,
Één Geest, ééti ligchaam, doop en leer
In de ééne Moederkerk beken,
En onverdiend haar kind ook ben.
-ocr page 323-
297
7.
Drie eeuwen vloden sedert heen ,
En ons en uw geloof is één:
O voer\' het, bij één hoop, één min,
Ook ons uw Kerk der glorie ia !
CIII.
H. MARIA MAGDALENA.
ii Julij.
PATER SUPERNI MJMINIS,
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Vader van het licht omhoog!
Rigt Gij op Magdalena \'l oog:
Gij wekt in haar een liefdegloed .
Die \'t ijs ontbindt van haar gemoed.
2.
Gewond door liefde, snelt zij heen,
Zalft Jfsus1 voelen in geween,
W\'ascht ze in de tranen uit haar oog,
Kust, wischt ze met haar lokken droog.
3.
Zij vreest niet bij hel kruis te staan,
Kan , in haar angst, van \'t graf niet gaau;
-ocr page 324-
298
Zij ducht geen woeste wachterschaar:
De liefde weel van geen gevaar.
4.
Gij, die de ware liefde zijt,
Scheld, Christus! onze schulden* kwijt;
Maak onze harten tot uw woon ,
Vergeld ons met het hemelsch loon.
5.
U, Vader, Zoon, en Heil\'ge Geest!
Zij, zooals \'t immer is geweest,
Ook nu gelijke lof bereid,
En in der eeuwen eeuwigheid.
CIV.
H. TERE S IA.
IS October.
REGIS SUPERNI NUNTIA.
Wijze , als het Latijn, en Lied XXXIX,
1.
Gods heilgezante, gaat ge alleen
Uit de ouderwoon naar heid\'nen heen,
En wilt, Teresia! vol moed
Hun Christus geven, of uw bloed.
-ocr page 325-
299
2.
Maar u verbeidt geen dood zoo hard ,
U wacht een zoeter stervenssmart:
Ken goddelijke liefdeschicht
Doorwondt u zóó, dat ge eind\'lijk zwicht.
3.
O liefdes zuivere offerand!
Dat. ook óus hart aldus ontbrand1,
En red de volkeu, die gij hoedt.
Van \'s afgronds eeuw\'gen vlamineugloed.
4.
Den Vader, met den Zoon en Heer,
Den Geest en Trooster ook, zij eer;
U, Heilige Drievuldigheid!
Zij nu en eeuwig lof bereid.
CV.
OP DE GEWONE FEESTEN VAN MARTELAREN.
DEl"S TUORUM MIMTUM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX,
1.
God! uwer strijd\'ren zegekroon,
Hun alvergeldend deel en loon:
Maak ons, bij \'s Marl\'laars lofgetij,
Van alle zoodeboeijen vrij.
-ocr page 326-
300
2.
Hij loch zag \'s werelds scbijngeneugt,
Itn \'t valsche lokaas van haar vreugd ,
Als vol van gal, veracht\'Iijk aan,
En is ten hemel opgegaan.
3.
Gerust ter folt\'ring heengespoed,
Stond hij die uit met heldenmoed;
Om \'t bloed, dal hij voor U vcrgout,
Is hij nu \'s hemels deelgenoot.
4.
Daarom, zie, goederlieren Heer!
Op ons ootmoedig smeeken neer:
Dat Gij, om \'s Marl laars zegestrijd ,
Uw dienaars van hun schuld bevrijdt.
5.
Zij lof en eeuwig eerbetoon
Aan God den Vader, en den Zoon,
En Heil gen Trooster, met Hen één,
Door de altijddurende eeuwen heen.
-0&N-
-ocr page 327-
3(H
CVI.
KERKHÏMNE
op het .K"ee«t eener II. Mangel.
JESL\' CORONA ViHGINUM.
Wijze, als liet Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Jesus, Gij, der Maagden kroon!
Dier éétie Moeder, haar ten Zoon,
Die, reine Maagd, ontvangt en baart:
Zij onze beè door U aanvaard.
2.
Gij wandelt tusschen lelies heen,
Met maagdenreijen om uw schreên,
O Bruidegom, in glorie schoon!
En geeft uw Bruiden \'t eeuwig loon.
3.
Waar Gij U wendt, een Maagdenstoet
Volgt allerweeg U op den voet,
Ku zingt alom door \'t hemelsch hof,
In zoete lied\'ren U ten lof.
4.
U smeeken wij, geknield ter aard\',
Dat ge onze zinnen rein besvaart,
En ons goedgunstig t\' allen lijd
Voor alle zielsverderf bevrijdt.
19
-ocr page 328-
302
5.
Magt, glorie, lof en eerbetoon
Zij God den Vader en den Zoon,
Den Heil\'gen Trooster, met Hen één,
Door al der eeuwen eeuwen heen.
CVII.
KERKWIJDINGSFEEST.
COELESTIS URBS JERUSALEM.
Wijze, als het Latijn, en eigen melodie.
1.
Jerusalem, o hemelsteê!
Alzaligend gezift van vree,
Gij gaat tot \'s hemels starrenboog
Van levend bouwgesteent omhoog,
Waar \'t Eng\'lenkoor u, als een Bruid,
Bij duizend duizenden omsluit.
2.
Gelukkige Echtgeheirnenis!
Waar \'s Vaders glorie bruidschat is,
O Koningin, vol lieflijkheid!
Van \'s Bruigoms gunsten overgpreid,
Vereend met Christus op zijn troon,
O Hemelstad, zoo schitt\'rend schoon!
-ocr page 329-
303
3.
De poorten, rijk aan edelsteen,
Staan open hier voor iedereen;
Want wien de deugd den weg bereidt,
Die sterv\'ling wordt er heengeleid,
Hij die, met Christus\' liefde in \'t hart,
De folt\'ring ook verduurt der smart.
4.
En steenen zijn \'t, door \'t heilzaam staal
Bereid, bebeiteld maal op maal,
Door \'s bouw heers hamer gepolijst,
Waaruit dit bouwgevaarte rijst;
En zaamgeplaatst, gaan zij ten top,
En hecht-aaneenverbonden op.
5.
Zij God den Vader t\' allen tijd
De Hem verschuldigde eer gewijd-,
Aan \'s Vaders ééiTgen Zoon en Heer,
Oen hoogeu Trooster ook, zij eer,
En alle glorie, lof en magt
Door de eeuw der eeuwen toegebragt.
-^%*c-
-ocr page 330-
304
CVU1.
PIUS-L1ËD VAN HET H. HUISGEZIN.
WlBI : U, Josef! wijd ik mijnen znmj.
1.
Wij, Leden van het Godsgezin,
Wij kennen \'t zoet der kindermin:
Wie onzer vond in druk of smart,
Geen troost in \'t minnend kinderharl!
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
O P1US! u hun hart-gewijd;
Wij, met ons gezin,
Blaken van uw min,
O gij, die aller Vader zijt!
2.
Wat is den vader meer tot vreugd
Dan zijner kind\'ren dank en deugd?
Is \'t zorgen, zwoegen hejn soms zwaar:
Hem troost hun vrome, dankb\'re schaar.
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
O P1US! u hun dank gewijd;
Zij ook aller deugd
U tot zielevreugd,
O gij, die aller Vader zijt!
-ocr page 331-
305
3.
Wat zoetheid, als het vroom gebed
Der kind\'ren hunnen vader redt,
Of als hun hand in zijnen nood
Zoo mild en blij hem bijstand bood!
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
U, PIUS! hun gebed gewijd:
Sterke u aller beê,
De offerpeuning meê,
O gij, die aller Vader zijl!
4.
Wij, Leden dan vau \'t Godsgeziu,
Wij bieden dunk en kindermin;
Wij bieden al wat u verheugt,
Ons daaglijksch streven naar de deugd,
Ons smeeken dag aan dag,
Wat onze hand vermag;
Wij hebben u ons zelo gewijd,
Met uw^kindertal
Over \'t gansch heelal,
O gij, die aller Vader zijt!
-^35>v.
-ocr page 332-
306
CIX.
KERKHYMNE
ter eere van Het Allerheiligste Sakrament.
PAKGK LIMBO*.
Wijzen, als het Vaandellied: XXXVI, en elke Benedictie.
1.
Pangc, lingua, gloriosi
Corporis roysterium,
Sanguinisque preliosi,
Quem in rnuiidi prcliuin
Fiuclus venlris generosi,
-Rex effudit geulium.
2.
Nobis dalus, oobis\' nalus
Ex intacta Virgine,
Et in mundo con versalus,
Sparso verbi semine,
Sui moras incolalüs
Miro clausit ordine.
3. *
In supremae nocte coenae
Recumbens cum fratribus,
Observata lege pleno
Cibis in legalibus,
Cibum turbae duodenae
Se dat suis manibus.
-ocr page 333-
307
CIX.
KERKHYMNK
ter eere van het Allerheiligste Saliramerit.
PANGE LINGl\'A.
Wijzen, als hot Vaaiidelhed: XXXVI, en elke Benedictie
1.
Wil, mijn tong, \'t Geheim des Heeren,
\'t Ligchaam, allen roem te groot,
\'t Kostbaar Bloed met lofzang eeren,
Dat de Vrucht uit ed\'len schoot,
Dat de Heer van wie regeren
Ten rantsoen der aard\' vergoot.
2.
Ons gegeven , ons geboren,
Uit een maagdelijke Bruid,
Heeft Hij de aard\' teu woon verkoren.
Strooit het zaad des woords er uit,
Tot Hij \'t leven, Hem beschoren,
Met een wondere orde sluit.
3.
\'t Laatst, dien avond van zijn leven,
Met zijn broed\'ren aan den Disch,
Heeft Hij, als het voorgeschreven
Paaschmaal trouw gehouden is,
Zelf zich hun ten spijs gegeven,
In dit nieuw Geheimenis.
-ocr page 334-
308
4.
Verbum caro, panera verura
Verbo carnem efficit,
Filque sanguis Chrisli merum,
Et si sensus deficit,
Ad firmandum cor sincerum
Sola fides sufïicit.
5.
Tantum ergo Sacramentum
Veneremur cernui,
Et antiquum documenlum
Novo cedat ritui :
Praestet fides supplemeutum
Sensuum defectui.
6.
Genitori, Geniloque
Laus et jubilalio,
Salus, honor, virtus quoque
Sit et benedictio,
Procedenti ab utroque
Compar sit laudatio.
-*»%%<-
-ocr page 335-
309
4.
\'t Wooru in \'t vleesch tot ons gekomen,
Maakte brood zijn vleesch door \'t woord ,
"Wijn zijn bloed, dat uit ging stroomen;
Zoo geen zin \'t Geheim doorboort,
\'t Is genoeg voor \'t hart dos vromen,
Dat bij hier \'t geloof slechts boort.
5.
Keren wij dan diep-gebogen
Een zoo Heilig Sakramenl;
De oude schaduw is vervlogen ,
In dit nieuw Geheim volend;
Wat de zinnen niet vermogen:
\'t Worde door \'t geloof gekend.
6.
Lof den Vader. Ongeboren ,
En zijn Ééngeboren Zoon:,
Lof van alle jubelkoren
Zij met dank en zegentoon ,
Beider Geest, als Hun, beschoren
Op hun éénen glorielroon
>-*%%**>
-ocr page 336-
310
cx.
LOFZANG TE DEUM.
NA DE H. COMMUNIE ,
en bü alle "PeestgelegenhedeTi.
Te Deum laudamus: Te Dominum con-
fitémur.
Te aetémum Palrem: omnis terra ve-
neratur.
Tibi ornnes Angeli: Tibi coeli, et uni-
versae potestates,
Tibi Clierubim et Seraphira : incessabili
voce proclamanl:
Sanclus, Sanclus, Sanctus, Dominus
Dens Sabaoth.
Pleni simt coeli et terra: majestatis
gloriae tuae.
Te gloriosus Apostolorum chorus,
Te Prophetarum laudabilis numerus,
Te Martyrumcandidatuslaudatexércitus.
Te per orbem terraruua, sancta confi-
tétur Ecclesia,
Patrem immensae majestatis,
Venerandum tuum verum et unicum
Filium,
Sanclum quoque Paraclitum Spirilum.
Tu rex gloriae, Chrisle.
Tu Patris sempiternus es Filius.
-ocr page 337-
3H
cx.
LOFZANG TE DEUM,
NA DE II. COMMUNIE ,
en by alle Feestgelegenheclen.,
U, God, loven wij: U, Heer, belij-
den wij.
U, eeuwige Vader: vereert de gansche
aarde.
U roepen alle Eugelen: U de hemelen
en alle raaglen,
U de Cherubijnen en Serafijnen: met
eenparige stemmen onophoudelijk toe:
Heilig, Heilig, Heilig is de Heer God
der legerscharen.
Vol zijn de hemelen en de aarde: van
de majesteit uwer glorie.
U looft het glorierijke koor der Apostelen ,
U de lofwaardige schaar der Profeten,
ü het schitterend heir der Marteluren.
U belijdt over de gansche aarde de
Heilige Kerk,
Den Vader van onmetelijke majesteit,
Uwen aanbiddelijken, waarachtigen en
eenigen Zoon,
Ook den Heiligen Geest, den Trooster.
Gij zijt de Koning der glorie, Christus!
Gij zijt des Vaders eeuwige Zoon.
-ocr page 338-
312
Tu ad liberandum suscepturus hominem:
non liorruisti Virginis üteruui.
Tu devicto mortis aciïleo: aperuisti
credentibus regna coelórum.
Tu ad dexteram Dei scdes: in gloria
Palris.
Judex crédeiis esse ventnrus.
— Te ergo quaesumus, tuis fa mul is
sübveni : quos pretioso sanguine rede-
misti.
Aeterna fae ciim sanctis tuis: in gloria
numerari.
Salvum fac populum tuum Domine:
et benedic hereditali tuae.
Kt regü eos: et extólle illos usque in
aetéruum.
Per singulos dies, benedicimus Te.
Kt laudumus nomen tuum in saeculum :
et in saeculum saeculi.
Dignare Domine die isto: sine peccalo
nos custodire.
Miserere nostri Domine: miserere nostii.
Fiat misericordia tua Domine super nos:
quemaduiQdum speravimus in Te.
In Te Domine spetavi: non confundar
in aetérnum.
-ocr page 339-
313
Gij hebt, toen Gij, om den meosch te
verlossen, de menschheid zoudt aannemen :
den schoot eener Maagd niet geschroomd.
Gij hebt, na het overwinnen van den
prikkel des doods: den geloovigen het rijk
der hemelen geopend.
Gij zit aan de regterhand Gods: in de
glorie des Vaders.
Wij gelooven,datGijalsRegter zult komen.
— U dan bidden wij, kom uwe diena-
ren te hulp: die Gij door uw dierbaar
bloed hebt vrijgekocht.
Geef, dat wij in de eeuwige glorie:
met uwe Heiligen geleld worden.
Heer, maak uw volk zalig: en zegen
uw erfdeel.
En heersch over hen: en verhef hen
tot in eeuwigheid.
Dag aan dag zegenen wij U.
En wij loven uwen naam in eeuwigheid:
en in eeuwigheid der eeuwigheden.
Gelief ons, Heer, dezen dag: zonder
zonde te bewaren.
Ontferm U onzer, Heer: ontferm U onzer.
Laat, Heer, uwe barmhartigheid over
ons komen: gelijk wij op U gehoopt hebben.
Op U, Heer, heb ik gehoopt: in eeuwig-
heid zal ik niet beschaamd worden.
-ocr page 340-
314
v. Benedictus es Domino Deus patrum
Dostrorum.
h. Et laudabilis, et gloriosus in sae-
cula.
v. Benedicamus Patrem et Filiutu cuin
Sanclo Spiiitu.
b. Lauclémus, et supercxallémns euiu
in saecula.
v. benedictus es Domine, in firmamento
coeli.
r. Et laudabilis, et gloiiosus, et superex-
altatus in saecula.
v. Benedic anima mea Domicum.
r. Et noli oblivisci om nes retribuliones
ejus.
v. Domine exaudi orationem moam.
r. Et clamor meus ad te veniat.
-ocr page 341-
315
v. Gezegend zijt Gij, Heer, God onzer
vaderen.
b. I\'.n lofwaardig, en glorierijk in
eeuwigheid.
v. Zegenen wij den Vader, en den
Zoon, met den Heiligen Geest.
r. Laat ons Hem loven, en hoog ver-
heffen in eeuwigheid.
v. Gezegend zijt Gij, Heer, in het uit-
spansel des hemels.
r. Eu lofwaardig, en glorierijk, en hoog-
verheven in eeuwigheid.
v. Zegen, mijne ziel, den Heer.
u. Fn wil al zijne vergeldingen niet
vergeten.
v. Heer, verhoor mijn gebed.
h. En mijn geroep korne tot U.
LAAT ORS BIDDEN.
God, wiens barmhartigheid zonder tal, en
wiens schat van goedheid oneindig is: wij
danken uwe zoo goedertierene majesteit
voor de verleende gaven, en blijven te
gelijk uwe barmhartigheid smeeken, dat
Gij, die aan de biddenden het gevraagde
verleent, hen ook niet verlaat en tot het
eeuwige leven voorbereidt.
God, die de harten der geloovigen door
-ocr page 342-
316
de verlichting des Heiligen Geestes hebt
geleerd: geef ons, in denzelfden Geest
opregt wijs te zijn, en ons altijd in zijne
vertroosting te verheugen.
God, die niemand , wie op U hoopt, te
zeer laat verslagen worden, maar aan het
gebed goedertierene verhóoring schenkt:
wij danken U voor het aannemen onzer
vragen en verlangens, en smeeken U met
alle godvruchtigheid, dat Gij ons altijd
voor alle tegenspoeden wilt behoeden. Door
onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon,
die met U leeft en heerscht in de een-
heid des H. Geestes, God, door alle eeu-
wen der eeuwen. Amen.
-ocr page 343-
OPGAVE
van al de Gezangen naar de verschillende
Feestgelegenheden.
I.
GEZANGEN VAN HET H. HUISGEZIN NAAR
DE ORDE DER KERKFEESTEN.
IN DEN ADVENT.
Blidt.
Rorate coeli...........76
Advent-zaog. — Crealor alme siderum. LI. 192
Alma Redemptoris Mater. LH.....193
ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN MARIA. 8 DECEMBER.
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria. LUI. 194
Jubellied aan Maria Onbevlekt Ontvan-
gen. XVI...........130
                                KERSFEEST.
Kerszang. — Jesu, Redemptor omnium. LIV. 196
Kersnacht. LV..........198
»0 zalig, heilig Bethlehem!" LVI. . 200
»Heilige Nacht!" LVII.......202
Het goddelijk Kind. LVIH.......203
In den Kerstijd. — Puer nobis nascitur.
Latijn en vertaling......78 en 79
-ocr page 344-
318
Kerslied aan het Kindje Jesus. XII. . . .120
HH. Onnoozele Kinderen. — Salvete, Flores
martyrum.
L1X.........205
De Besnijdenis onzes Heeren. — Nieuw-
jaar. — LX..........205
De OpenbariDg onzes Heeren, of Driekonin-
gen. -- Crudelis Herodes. LXI. . . .207
FEESTDAG VAN DEN ZOETEN NAAM. . TWEEDE ZONDAG
NA DRIEKONI.XGEN.
Jesu dulcis memoria. LXU......  208
Geloofd zij Jesus Christus. VI.
I.........  108
II....... . .-.  109
III..........  110
• Aan Jesus eer!" II.......  101
Feestdag van St. Pietersstoel te Rome
(18 Januarij), en op andere Feesten van den
H. Petrus. — Quodcumque in orbe. LX1II. 209
Maria-Lichtmis of Maria-Zuivering. 2 Febru-
arij. — Ave Regina coelorum. LXIV. . .210
IN DEN VASTENTIJD.
Boetezang. — Audi, benigne Conditor. LXV. 211
Parce Domine. Latijn en vertaling. ... . 80
Miserere mei, Deus. Latijn en vertaling. . 88
X ) Hulde en Bede aan den H. Josef. LXVI. 212
* >Aan den H. Josef. XXII.....142
2) Bede aan den H. Josef. XXIII. . . 144
-ocr page 345-
319
■g j Maria-Boodschap. LXVI1.....214
* \\Ave maiis Stella. (Ook op andere
g 1 Maria-dagen.) XXXV......161
Lijdenszang. LXVIU........216
Voorzang...........216
Na/.ang............217
I. Jesus verlaten en verloochend. . .218
11. Jesus voor de regtbanken.....219
III.  Jesus\' geeseling en spotkrooning. .210
IV.  Jesus\' kruisdraging.......222
V. Jesus gekruist........223
VI. Jesus sterft.........225
Stabat Mater. Klaagzang. Latijn en verta-
ling........... 94 en 95
Lofzang aan het H. Kruis. — Vexilla
Regis.
XIII..........122
Smeekzang tot de Moeder der Zeven Smar-
ten. LXIX...........227
Maria onder \'t Kruis. LXX......230
Paaschlied. LXXI.........231
Paaschlied aan Maria. — Regina coeli. LXXII. 233
Danklied voor de Oprigting der Broeder-
schap. Zondag na den 7"April.LXXIU. 233
De vlugt naar Egypte. Op den IV" Zon-
dag van April. LXXIV.....235
De Hemelvaart onzes Heeren. — Salutis
humanae Sator.
LXXV.......237
P1NKSTERFEEST.
Aanroeping van den H. Geest.....32
-ocr page 346-
320
Veni, Creator. Latijn en vertaling. ... 33
Veni, Sancte Spiritus. LXXVI.....238
Aan den H. Geest. 1........100
B. SAKRAMENTSDAG.
Lofzang aan het H. Sakrament. LXXVII. . 240
Groete aan het H. Sakrament. — Ave verum.
— Latijn en vertaling.....72 en 73
Aanbidding van het H. Sakrament. — Adoro
Te.
— Latijn en vertaling. . . . 74 en 75
Schoon Lied van het Allerheiligste Sakra-
ment. VII...........112
Kerkhymne ter eere van het Allerheiligste
Sakrament. — Pdnge, lingua. — CIX. —
Latijn en vertaling......306 en 307
Salve Regina. LXXVIII.......243
Titelfeest der H. Familie. Eerste Zondag van
Julij. LXX1X..........244
Maria-Bezoek. 2 Julij. XVII......132
■g \\Maria-TenhemeIopneming. XXXIV. . 159
SjfMaria-Tenhemelopneming. LXXX. . . 246
O (Feestlied op Maria-Tenhemelopne-
w j ming. LXXXI........248
Loflied aan onzen H. Engelbewaarder. XXXII. 156
De Geboorte van Maria. 8 September. LXXXII. 252
Lied op den Naam van Maria. LXXXIII. . 253
ROZEKRANSFEEST. 1\' ZONDAG VANJJCTOBER.
De Vijftien Geheimen van denRoze-
krans. LXXX1V.........255
-ocr page 347-
321
1. De Vijf blijde Geheimen.....255
II.  De Vijf droevige Geheimen. . . . 256
III. De Vijf glorierijke Geheimen. . . . 257
Algemeen gebed.......258
De XV Geheimen van den Roze-
krans. XV..........125
1. De Vijf blijde Geheimen.....125
II. De Vijf droevige Geheimen. . . .127
III.  De Vijf glorierijke Geheimen. . . . 128
Kerkhymne van Alle Heiligen — Placare,
Christe, servulis.
LXXXV......259
Klaagzang tot de Engelen en Heiligen in
den hemel. XGVIU........289
ALLERZIELENDAG.
Jesu Salvator. Latijn en vertaling. . 82 en 83
De profundis. Latijn en vertaling. . 92 en 93
»Dag van gramschap." XXXVIII. . . 165
Smeeklied tot Maria voor de Overlede-
nen. LXXXVI..........261
Maria\'s Opdragt in den tempel. LXXXVII. 265
Kerkwijdingsfeest. — Coelestis urbs Jerusa-
lem. CVII...........302
Lofzang op gewone Zondagen. — Lucls
Creator optime. LXXXV1II......267
-ocr page 348-
322
II.
BROEDERSCHAPSGEZANGEN,
vooral bij de aangegeven gelegenheden te gebruiken.
I.
BIJ I)E GEESTELIJKE OEFENINGEN.
Des morgens.
Morgenlied. — Jam lucis orto sidere. XXXIX.  169
Aanroeping van den H. Geest.....    32
Veni, Creator. Latijn en vertaling. ...    33
Veni, Sancte Spiritus. LXXVI.....  238
Akten van Geloof, Hoop, Liefde en Be-
rouw. XLI.......... .
  171
De Engel des Heeren. Angelus Domini. XLI1   173
Gulden levensregelen. XL1V......  177
Danklied na de H. Mis. XLV. ....  180
Des avonds.
Avondlied. — Te lucis ante terminum. XL. 170
De Tien Geboden Gods. XL1II.....174
Jesus\' liefdeklagt tot den zondaar. XLVI. . 182
• Dag van gramschap." XXXVI11. . . 165
De H. Familie, onze troost. V.....106
II.
BIJ DE AI.GEMIE.NE COMMUNIE.
Vóór de H. Communie.
Akten van Geloof, Hoop, Liefde en Be-
rouw. XLI...........171
-ocr page 349-
323
De akten vóór de H. Communie. VIII. . . 114
De Heer en de ziel. X.......117
Onder de H. Communie.
Magnificat............    86
Ave verum...........     "73
Adoro Te............    74
Pange, lingua. CIX.........  306
Na de H. Communie.
Akten na de H. Communie. IX.....116
Welkom aan Jesus. XI.......119
Toewijding aan den Heer. XLVII. . . .183
Smeeklied voor onzen H. Vader. XLVIU. . 187
• Aan Jesus eert" II.......101
III.
HIJ DE PLEGTIGE OFDRAGT DER LEDEN.
»0 Godsgezin, o drietal Leden." IV. 105
De H. Familie Jesus, Maria. Josef. III. . 103
Het gebed te Nazareth. XXXIII.....158
Vaandellied van het II. Huisgezin XXXVI. 162
Danklied na de Opdragt. L.....190
Danklied voor de Oprigtiog der Broeder-
schap. LXXI1I.........233
Hernieuwing der Doopbeloften. IL. . . .188
Pius-Lied van het H. Huisgezin. CVIII. . 304
Laudate pueri. Latijn en vertaling. . 82 en 83
Laudate üomimm. Latijn en vertaling. 84 en 85
Lofzang Te Deum. Latijn en vertaling.
CX...........310 en 311
-ocr page 350-
324
III
MLIMAANDGEZANGEN.
Meimaandzang. LXXXIX.......268
Liefde tot Maria. XC........269
Liefdegroet aan de H. Maagd en Moeder
Gods. XCI...........271
Uitnoodiging tot den lof van Maria. XCII. 274
Ter eere vau Maria. XC1II......277
Maria, Toevlugt der zondaren. XC1V. . . 279
Maria, Troosteresse. XCV. .\'.....202
Smeeklied tot Maria, om een zalig leven en
sterven. XGV1.........284
Algemeen gebed tot Maria......258
Liefdezucht tot het Kindje Jesus en zijne
H. Moeder. XIV.........123
Lofzangen, ter eere van het H. en
O. Hart van Maria. XVIII.
I. Vóór Jesus\' lijden.....,133
II. Bij zijn lijden........135
III. Na zijn lijden........136
Gegroet zijt gij, Maria! XIX......138
Avondbede aan Maria, XX......130
Meilied. XXI...........141
Ave maris Stella. XXXV.......161
Avondzang. XXXVII...... . .164
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria. LUL 194
Jubellied aan Maria Onbevlekt Ontvan-
gen. XVL..........130
De Geboorte van Maria. LXXXII. . . . 252
-ocr page 351-
325
Lied op den Naam van Maria. LXXXIII. . 253
Maria V Opdragt in den tempel. LXXXVII. 265
Maria-Boodschap. LXVII.......214
De Vijf blijde Geheimen. XV. I. . . .125
De Vijf blijde Geheimen. LXXXIV. I. . . 255
De vlugt naar Egypte. LXXIV.....235
Het gebed te Nazareth. XXXIII.....158
Maria-Bezoek. XVII.........132
Smeekzang tot de Moeder der Zeven Smar-
ten. LXIX...........227
Maria onder \'t Kruis. LXX......240
De Vijf droevige Geheimen. XV. H. . .127
De Vijf droevige Geheimen. LXXXIV. H. 256
Paaschlied aan Maria. — Regina coeli. LXXII. 233
De Vijf glorierijke Geheimen. XV. III. . 128
De Vijf glorierijke Geheimen, en Algemeen
Gebed. LXXXIV. Hl. . . . 257 en 258
Salve Regina. LXXVIII.......243
Maria-Tenhemelopneming. XXXIV. . . .159
Maria Tenhemelopneming. LXXX.....246
feestlied op Maria-Tenhemelopneming. LXXXI. 248
O Sanctissima. Latijn en vertaling. . 80 en 81
IV.
GEZANGEN OP FEESTEN VAN PATROON-
HEILIGEN.
Aan den H. Aartsengel Michaël. — O Heros
invircibilis.
XCVII........288
Klaagzang tot de Engelen en Heiligen in den
hemel. XCVIII.........289
-ocr page 352-
326
Aan den H. Joannes. XXIV......145
Pe H. Joannes de Dooper, Boetgezant. XXV. 146
Smeekzang aan de H. Barbara. 4 Decem-
ber. XXX........... 153
De H. Martina, Maagd en Martelares.
30 Januarij. — Martinae celebri. XC1X. 291
Lofzang ter eere van den H. Aloysius. 21
of 22 Junij. C..........293
Lied ter eere van den H. Aloysius. CL . 294
Lofzang aan de 11H. Apostelen Petrus en
Paulus. 29 Junij XXVI......148
Jubellied aan de UIL XIX Martelaren van
Gorkum. 9 Julij. CII.......295
H. Maria Magdalena. 22 Julij. Pater superni
luminis.
ClII..........297
Loflied aan de H. Moeder Anna. 26
Julij. XXVIII..........151
Loflied aan den II. Alphonsus. 2 Augus-
tus. XXIX...........152
H. Teresia. 15 October. Regis superni
nüntia.
CIV..........298
Smeeklied aan den H. Willibrordus. 7 No-
vember. XXVII.........149
Op de Feesten van HH.\'Martelaren. — Deus
tuorum militum.
CV........299
Op het Feest eener H. Maagd. — Jesu,
corona Virginum.
CVI.......301
Smeeklied tot Patroonheiligen. XXXI. . . 154
-ocr page 353-
VERVOLG
OP HET
HANDBOEKJE
VOOB DE LEDEN
VAN DB
AARTSBROEDERSCHAP
DER
HEILIGE FAMILIE
JESUS, MARIA, JOSEF.
Tweede Druk.
TE LEIDEN,
bij P. M. & J. N. GEIJER.
1869.
-ocr page 354-
KERKELIJKE GOEDKEURING.
GOEDGEKEURD.
| G. P. WlLMBR,
Bisschop van Haarlem.
DAARLEM,
den 26° Maart, 1869
-«a/VA/MVA/v^
-ocr page 355-
VOORBERIGT.
Als Vervolg op den tweeden, vermeerderden druk
van het Handboekje voor de Leden der H. Familie,
zooals het in 1864 (en 1867) verschenen en bij den Uit-
gever dezes verkrijgbaar is, bieden wij nu den god-
vruchtigen Broeders en Zusters van het H. Huisgezin
dezen bundel van 72 Liederen aan Eenige er
van zijn hun o. a. uit het Zondagsblad voor de
H. Familie
bekend; andere werden , met vergun-
ning, uit De Moedergodsmaand van Prof. van der
Ploeg overgenomen ; ook enkele geliefkoosde oude
liederen vindt men hier, doch met eenige wijzi-
ging , terug. Verder ontvangt men vele op nieuw
vertaalde Kerkhymneu , en nieuwe Broederschaps-
gezangen voor verschillende Feestgelegenheden.
De zangwijzen staan ook in dezen bundel aan-
gegeven. De lettersN. M. verwijzen op de Nieuwe
Melodiën
, en M. op de Melodiën, in het R K.
Jongensweeshuis te Tilburg gedrukt, en alom
tegen geringen prijs verkrijgbaar. — O. en N. K.
duiden de Oude en Nieuwere Kerstliederen aan,
in 1852 door Gebr. Alberdingk Thijm uitge-
geven. — »Eigen Melodie" beteekent: dat men
in sommige Broederschapskerken eene bijzondere
zangwijze op zulk een Lied heeft; of dat men
-ocr page 356-
IV
het ZoyidagsWad voor de II. Familie moet raad-
plegen, hetwelk de muziek voor zoodanig Lied
reeds gegeven heeft, of naar gedane toezegging
geven zal. Verder zie men het Voorberigt en den
Inhoud bij den tweeden (of derden) druk van het
eerste gedeelte van dit Handboekje.
Gaarne haddeD wij de Gezangen in eene andere
orde gegeven. Doch wijl vele duizenden Leden
de vorige drukken van dit Handboekje gebrui-
ken, kon het om de noodige gelijkvormigheid
niet wel anders geschieden. Ten gerieve echter
van Leden en Lezers, is er, behalve den afzon-
derlijken Inhoud van het eerste en het tweede
gedeelte, nog eene gerangschikte Opgave van alle
in het Handboekje voorkomende Gezangen bijge-
voegd. Het zal niet noodig wezen, op te mer-
ken , dat men niet al de Liederen , welke bij eenige
gelegenheid aangegeven zijn, op eenmaal te zingen
heeft: men kieze daaruit naar welbehagen; ook
behoeft men sommige langere Gezangen niet op eens
geheel uit te zingen: men splitse die naar om-
standigheden. Verder ziet iedereen van zelf, dat
vele Liederen gevoegelijk bij verschillende gelegen-
heden kunnen dienen, en er overigens genoeg-
zame verscheidenheid is, om den zang naar wel-
gevallen af te wisselen.
Gebruikt dan, godvreezende Leden van het
H. Huisgezin! ook deze nieuwe Liederen met veel
vrucht voor uw geestelijk leven , en schenkt soms
bij uw gebed eene enkele verzuchting aau den
priester, die ook dezen bundel met zooveel liefde
voor u bijeengebragt heeft.
-ocr page 357-
INHOUD
van het Vervolg op het Handboekje
OER H. FAMILIE.
Blad*.
Bisschoppelijke Goedkeuring......u
Voorberigt............ui
I.
XXXIX. Morgenlied. — Jam lucis orto
sidere.........169
XL. Avondlied. — Te lucis ante ter-
minum.........170
XLI. Akten van Geloof, Hoop, Liefde
en Berouw.......171
XLII. De Engel des Heeren. — Angelus
Domini.........173
XL1II. De Tien Geboden God3. . . .174
XLIV. Gulden levensregelen.....177
XLV. Danklied na de H. Mis. . . .180
XLVI. Jesus\' liefdeklagt tot den zondaar. 182
XLVII. Toewijding aan den Heer. — Na
de H. Communie.....185
XLV11I. Smeeklied voor onzen H. Vader.
— Na de H. Communie. . . 187
-ocr page 358-
vr
IL. Hernieuwing der Doopbeloften. . 188
L. Danklied na de Opdragt. . . .190
II.
LI.- Advent-zang. — Creator alme
sidernm........192
LH. Alma Redemptoris Mater. . . . 193
LUI. De Onbevlekte Ontvangenis van
Maria.........194
LIV. Kerszang. — Jesu, Redemptor
omnium........196
LV. Kersnacht.........198
LVI. »0 zalig, heilig Bethle-
hem!" . . . . . . . .200
LV1I. «Heilige Nacht!" .... 202
LVIH. Het goddelijk Kind......203
L1X. HH. Onnoozele Kinderen. — Sal-
vete, Flores martyrum. . . . 205
LX. De Besnijdenis onzes Heeren. . . 205
LXI. De Openbaring onzes Heeren, of
Driekoningen. — Crudelis He-
rodes
.........207
LXII. Feestdag van den Zoeten Naam. —
Jesu dulcis memoria. . . . 208
LXI1I. Feestdag van St. Pietersstoel te
Rome (18 Januarij), en op an-
dere Feesten van den H. Petrus.
Quodcumque in orbe. . . 209
LXIV. Maria-Lichtmis. — Ave Regina
coelorum........210
-ocr page 359-
VII
LXV. Boetezang in den Vastentijd. —
Audi, benigne Conditor. . .211
LXVi. Hulde en Bede aan den H. Josef. 212
LXVII. Maria-Boodschap......214
LXVIII. Lijdenszang.......216
Vóórzang....... .216
Nazang.........217
I. Jesus verlaten en verloo-
chend........218
II. Jesus voor de regtbanken. 219
III.  Jesus\' geeseling en spot-
krooning.......220
IV.  Jesus\' kruisdraging. . . 222
V. Jesus gekruist.....223
VI. Jesus sterft......225
LXIX. Smeekzang tot de Moeder der
Zeven Smarten......227
LXX. Maria onder \'t Kruis .... 230
LXXI. Paaschlied........231
LXXII. Paaschlied aan Maria. — Regina
coeli.........233
LXXIII. Danklied voor de Oprigting der
Broederschap. (Zondag na den
7" April.).......233
LXXIV. De vlugt naar Egypte. (Op den
IV" Zondag van April.) . . . 235
LXXV. De Hemelvaart onzes Heeren. —
Salutis humanae Sator. . . . 237
LXXVI. Op het Pinksterfeest. Aanroeping
van den H. Geest. — Veni,
Sancte Spiritus
......238
-ocr page 360-
VIII
[.XXVII. H. Sakramentsdag. Lofzang aan
het H. Sakrament.....240
LXXVIII. Salve Regina.......243
LXXIX. Tilelfeest der H. Familie. (Eerste
Zondag van Julij.). \'. . . 244
LXXX. Maria-Tenhemelopneming. . . 246
LXXXI. Feestlied op Maria-Ten hemelop-
neming........248
LXXXU. De Geboorte van Maria. . . 252
LXXX1I1. Lied op den Naam van Maria. . 253
LXXXIV. De Vijftien Geheimen van
den 11 o zek runs. . . . 255
I. De Vijf blijde Geheimen. 255
II. DeVijfdroevigeGeheimen. 256
III. De Vijf glorierijke Gehei-
men........257
Algemeen Gebed.....258
LXXXV. Kerkhymne van Alle Heiligen. —
Placare, Christe, servulis. . 259
LXXXVI. Allerzielendag. Smeeklied tot
Maria voor de Overledenen. . 261
LXXXVII. Maria\'s Opdragt in den tempel. 265
LXXXVIII. Lofzang op gewone Zondagen. —
Lucis Creator optime. . . 267
III.
LXXXIX. Meimaandzang......268
XG. Liefde tot Maria......269
XCI. Liefdegroet aan de H. Maagd
en Moeder Gods.....271
-ocr page 361-
IX
XCU. Uitnoodiging tot don lof van Maria.  274
XCHF. Ter eere vau Maria......  277
XCIV. Maria, toevlugt der zondaren. . .  279
XGV. Maria, Troosteresse......  282
XGVI. Smeeklied tot Maria, om een zalig
leven en sterven......  284
IV.
XCVH. Aan den H. Aartsengel Michaël. —
O Her os invincibilis.....288
XGVI1I. Klaagzang tot de Engelen en Hei-
ligen in den hemel.....289
XGIX. De H. Martina, Maagd en Martela-
res. (30 Januarij.) — Marlinae
celebri.........29»
G. Lofzang ter eere van den H. Aloysius.
(21 of 22 Junij.).....293
Cl. Lied ter eeie van den H. Aloysius. 294
CU. Jubellied aan de HH. XIX Marte-
laren van Gorkum. (9 Julij.) . . 295
C1II. H..Maria Magdalena. (22 Julij.) -
Pater superni luminis. . . . 297
CIV. H. Teresia. (15 October) — Regis
superni nuutia.......298
CV. Op de gewone Feesten van Marte-
laren. — Deus tuortim militum. . 299
CVI.\' Kerkhymne op het feest eener H.
Maagd. — Jesu, corona Virginum. 301
CVII. Kerkwijdingsfeest. — Coelestis urbs
Jerusalem........302
-ocr page 362-
X
CVIII. Pius-Lied van het H. Huisgezin. . 304
CIX. Kerkhymne ter eere van het Aller-
heiligste Sakrament. — Pange,
lingua.
Latijn en vertaling. 306 en 307
CX Lofzang Te Deum. Latijn en ver-
taling........ 310 en 311
Opgave van al de Gezangen naar
de verschillende Feestgelegen-
heden............317
I