-ocr page 1-
-ocr page 2-
VY)\\M I3&1&
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
MAAND ?AN MARIA
VOOR
RELIGIEUZEN.
\'sHERTOGENBOSCH,
"W. -van Guliok,
Uitgever.
BEUSSEL,
H. Vos,
Boekhandelaar.
1878.
-ocr page 6-
IMPRIMATUB.
Haahen, 28 Martii 1878,
J. Cuyiek libr. eens.
-ocr page 7-
INLEIDING.
Het is troostvol voor den waren christen, te midden der onver-
schilligheid, die zich van zoovele harten heeft meester gemaakt, en
bij al de beroeringen, welke de geest des kwaads in de wereld
verwekt, den wonderbaren voortgang te aanschouwen, dien de
godsvrucht tot de Allerheiligste Maagd dagelijks maakt. Wanneer
toch, sedert het begin der Kerk, heeft Maria meer eerbewijzingen
ontvangen ? Wanneer werd zij gediend door kinderen, die ijverzuch-
tiger waren op hare eer?
En wat mag men niet verhopen van haar, die den overwinnaar
der hel ter wereld heeft gebracht, die den kop der helleslaug heeft
vertreden, en die door God zelf is aangesteld als de uitdeelster
zijner onuitputtelijke genadesehatten ?
Bij die algemeene beweging nu, waardoor de harten der geloovigen
tot Maria worden gevoerd, mogen de religieuzen voorzeker niet
achter blijven. Zij moeten uitmunten door vurige godsvrucht tot
Maria, zij, de meest beminde kinderen dier Moeder van liefde, en
uitgelezen bruiden van Jesus, haar goddelijken Zoon.
Zij moeten op bijzondere wijze Maria beminnen en vereeren. Zij,
het uitstekendste gedeelte van de Kerk Gods, moeten vooral voor
die Kerk , door de machtige voorspraak der allerheiligste Maagd,
genade en bescherming afsmeeken, in de groote noodwcndighedeu,
waarin zij verkeert.
Gaat dan tot de Dochter van den grooten Koning, gij, die haar
zoo dierbaar zijt. Gaat tot Maria, gij, die haar op bijzondere wijze
zijt toegewijd, die zoovele trekken van gelijkenis met haar hebt, en
zoo groote macht op haar hait uitoefent. Vereert haar alle dagen
-ocr page 8-
VI
uws levens, maar vooral gedurende die schoone maand, welke haar
toegewijd is.
Hoe groot moet gedurende de maand van Maria de ijver der
religieuzen niet zijn? Alle ware kinderen der Kerk zijn om den
troon van Maria geschaard om haar te vereeren, hunne liefde te
bctoonen, en hare voorspraak in te roepen. En Maria is meer dan
ooit geneigd zich n.oeder van liefde en barmhartigheid te toonen,
door vurige gebeden voor ons bij God tusschen beide te treden
Alles moet onzen ijver opwekken, ons vertrouwen verlevendigen.
Gij, bruiden des Heeren, nadert dan tot den troon van genade
bidt met uwe broeders, bidt niet slechts voor u zelven, maar ook
voor anderen, voor de geheelc heilige Kerk, opdat zij moge zege-
vieren over hare vijanden, opdat de wonden haar toegebracht door
zoovelcn , die zij in haren schoot heeft gevoed, worden genezen, en
de standaard van Hem, aan wien gij u op bijzondere wijze gewijd
hebt, met nieuwen luister moge schitteren.
Nadert tot Maria, gij, die zoo groote macht op haar moederhart
uitoefent; nadert met vurigheid en kinderlijk vertrouwen, en de
aarde zal door Maria wederom niet den hemel worden verzoend.
Behalve die algcmeene gunsten, welke gij zult doen nederdalen
over de heilige Kerk, wanneer gij met ijver de oefeningen der maand
van Maria verricht, zult gij ook kostbare genaden voor u zelven
verkrijgen. „Ik bemin hen, die mij beminnen" zegt de Heer. Zoo
is bet ook met de allerheiligste Maagd Maria. Ook zij bemint
diegenen, welke haar beminnen, en daar het aan de ware liefde
eigen is, zich door daden te toonen, zal ook Maria hare beminde
kinderen met gunsten overladen, zij zal u haar en haren Zoon
waardig maken, u geleiden op den weg der volmaaktheid, u onder
haren moederlijken mantel beschermen tegen al uwe vijanden, en
u onder hare hoede den eeuwigen hemel binnen voeren.
De viering van de maand van Maria heeft te Rome een aanvang
genomen. De heiligste vruchten, die zij voortbracht, bewogen Paus
Pius VII om dezelve met toevoeging van de schatten der Kerk te
begunstigen.
-ocr page 9-
VII
Bij twee verschillende breven vergunde hij de volgende aflaten,
toepasselijk op de zielen in het vagevuur:
1.    Een vollen aflaat, te verdienen op een dag, dat men te
communie gaat, voor al degenen, die eiken dag der maand Mei
de allerheiligste Maagd zullen vereeren, hetzij in het openbaar,
hetzij in het bijzonder, door eenige eerbewijzingen, godvruchtige
oefeningeu, gebeden of godsdienstige werken.
2.    Eeu aflaat van 300 dagen voor eiken dag der maand.
Overal waar de maand van Maria gevierd wordt (en waar wordt
zij thans niet gevierd ?) versiert men prachtig het altaar of ten minste
het beeld van de allerheiligste Maagd. Daar verzamelen zich de
geloovigen, om de Moeder Gods te vereeren, hare deugden te
overwegen, hare bescherming af te smeekeu, en haren lof te zingen.
Men begint de oefeningen der maand met het zingen van den
„Veni Creator," en van eenigen lofzang ter ecre van Maria,
en men eindigt met eene algemeenc communie en een plechtig lof.
Om meer voordeel uit deze godvruchtige oefening te trekken,
zal het goed zijn zich daartoe voor te bereiden, door den laatsteu
dag van de maand April in grootere ingetogenheid door te brengen,
en de bijzondere genaden en gunsten te overdenken, die men door
de voorspraak der Moeder Gods wil bekomen.
Men moet niet vreezen te veel te vragen ; want de goedheid eu
de macht van Maria zijn groot; zij is immers de Moeder van God
en onze Moeder.
Eiken morgen, bij het ontwaken, zal men zich aan de allerhei-
ligste Maagd opdragen, en van tijd tot tijd gedurende den dag het
besluit vernieuwen, van in vereeniging met haar te handelen. Per
Mariam, curn Maria, in Maria.
Door Maria, met Maria, in Maria.
Men zal dikwijls door schietgebeden zijn hart tot Maria verheffen,
en zich toeleggen, om met meer dan gewonen ijver de gebeden te
storten, die men ter harer eer pleegt te verrichten; zoo als: „de
engel des Heeren, den Rozenkrans enz.
Eiken dag zal men de kapel of het beeld van de allerheiligste
Maagd ten minste eenmaal met een bezoek vereeren, en dan vooral
-ocr page 10-
VIII
haar zeggen, wat men door hare tusschenkomst wensoht te verkrijgen,
haar zijne noodwendigheden blootleggen, die der heilige Kerk enz.
enz. Op het einde zijn eenige gebeden toegevoegd, met aflaten verrijkt,
en daarom bijzonder aanbevelenswaardig.
Er zijn nog andere zeer nuttige en gemakkelijke oefeningen; zooals
eiken dag, of ten minste \'s zaterdags eene lichte versterving doen,
van tijd tot tijd gedurende de uitspanning over de allerheiligste
Maagd spreken, haar beeld bij zich dragen, enz.
Voor deze oefeningen en vele andere dergelijke, die de liefde
tot Maria hare kinderen inboezemt, is het goed, dat iedereen zijne
godsvrucht volge, onder leiding altijd der gehoorzaamheid.
Bij het einde van de maand van Maria, zal men al zijne goede
voornemens vernieuwen, zich geheel en al aan Maria toewijden, en
vast besluiten, van altijd als een waardig kind van Jesus en Maria
te leven.
-ocr page 11-
OP DEN VOORAVOND
VAN DE
MEIMAAND.
Voorbereiding? tot de oefeningen der maand
-van Ma ria.
OVERWEGING.
j
Ego mater pulchrae dileclionis... Transite ad me omnes
\\ qui eoncupiscitis me, et a generationibus meis implemini.
Ik ben de moeder der schoone liefde. Komt allen tot mij,
| die mij met vurigheid begeert, en verzadigt u met de vruchten,
die ik voortbreng.
Eccli: XXIV.
Maria roept heden hare kinderen aan den voet liarer
altaren. Zij opent de schatten van genade en deugd, die
de Heer in haar hart heeft uitgestort, en noodigt ons
uit, dat wij tot haar zullen naderen, om ons door die
schatten te verrijken. „Komt, roept zij ons toe, komt gij
„die mij vuriglijk begeert, gij die mij van harte bemint,
„en verrijkt u met de goederen, die in mij overvloeien;
„verzadigt u met de kostbare vruchten, welke ik voort-
breng." Zoo spreekt Maria tot allen. Maar zijn deze
1.
-ocr page 12-
— 10 —
■woorden niet meer bijzonder tot de maagden gericht, die
zij zelve tot haar gevolg heeft uitgekozen, die zij in hare
liefde heeft opgewekt, om haar in hare maagdelijke rein-
heid en alle overige deugden na te volgen ?
Gaan wij derhalve tot onze Moeder, beschouwen wij
met een levendig geloof dit meesterstuk van den almach-
tigen God; roepen wij met een onbeperkt vertrouwende
voorspraak in dier barmhartige Moeder; dragen wij ons
met eene kinderlijke liefde aan Maria op; wijden wij ons
met vernieuwden ijver toe aan haren dienst, en vereenigen
wij ons in den geest met al de vurige zielen, die heden
de oefeningen der maand van Maria beginnen.
BEMERKINGEN.
1". Alle christenen moeten godsvrucht hebben tot Maria,
allen zouden zich gedurende deze schoone maand rondom
haar beeld moeten vereenigen, om haar hunne liefde en
eerbied te betoonen, hare grootheden te vieren, hare
deugden te eeren, door haar genaden af te smeeken.
Zijn inderdaad niet allen hare kinderen? Heeft zij
niet allen in smarten gebaard, toen haar goddelijke
Zoon haar aan den voet van het kruis, stervende toesprak :
„Vrouw, ziedaar uw Zoon." Welnu, het betaamt een wel-
geaard kind zijne moeder met de teederste liefde te beminnen,
in haar gezelschap behagen te vinden, haar zijne liefde
te betoonen, hare goedheid te loven, hare verdiensten te
verheffen. Maar vooral op den feestdag van haar, die hun
het leven geschonken heeft, verdubbelen de kinderen hun
-ocr page 13-
— Il —
ijver om haar te loven, en de gevoelens, waarmede hunne
harten vervuld zijn, te openbaren; dan geeft zich de
liefde hunner harten op eene bijzondere wijze lucht.
Is dat de handelwijze, zijn dat de gevoelens van wel-
geaarde kinderen jegens haar, die hunne moeder is volgens
de natuur; wat moeten wij dan niet doen, welke moeten
onze gevoelens niet zijn jegens Maria, die onze moeder
is volgens de genade?
Zoover de hemel boven de aarde is, zoover is Maria
boven de gewone moeders verheven. Zij, door God uit-
verkoren tot de verheven waardigheid, om de moeder van
zijn eenigen Zoon te worden, en ons beminnende meer
dan eene moeder haar kind beminnen kan.
Vieren wij derhalve het feestgetij onzer hemelsche Moeder,
en doen wij ons best om het op waardige wijze te vieren.
Wij danken U, o Jesus, dat gij uwe getrouwe dienaars
hebt opgewekt, om deze schoone maand aan de vereering
van Maria te wijden. Wij bidden u, dat wij dezelve met
zooveel ijver mogen doorbrengen, dat wij verdienen verza-
digd te worden door de heerlijke vruchten, welke de Moeder
der schoone liefde hare kinderen aanbiedt.
2. Als kinderen der heilige Kerk zijn wij kinderen van
Maria; maar wij zijn het nog meer bijzonder als religieuzen.
Aan Maria toch zijn wij naast God de genade onzer heilige
roeping verschuldigd. Is zij het niet, die het goede zaad,
bij den heiligen doop in ons hart gelegd, heeft bewaard
en doen opgroeien ? die , als de wereld en onze driften het
dreigden uit te rakken, het heeft beschermd en behouden ?
die, na lange jaren van aanhoudende zorgen, de banden
-ocr page 14-
— 12 —
verbroken heeft, die ons beletten het religieuze leven in
te treden? die ons in dit huis heeft geleid, waarvan zij
de Moeder is ? die ons door de heilige banden der religieuze
beloften innig met haren Zoon heeft vereenigd? Maria is
dus onder dubbelen titel onze Moeder.
O Moeder, vol van genade, maak dat wij door onzen
eerbied, door onze liefde, door onze getrouwheid in uwe
voetstappen te volgen, ons uwe ware kinderen betoonen.
Gij telt vele getrouwe dienaren onder de kinderen der
heilige Kerk, vele ijverige zielen, in wie gij uw welbehagen
schept; mogen wij u des te meer behagen, naarmate wij
meer uwe moederliefde hebben ondervonden.
VOORBEELD.
De heilige Benedictus en de heilige Scholastica.
Sinds de allerheiligste Maagd, in diepen ootmoed, zich de dienst-
maagd des Hoeren verklaard heeft, op het oogenblik zelf dat de
heilige Geest haar tot de waardigheid zijner Bruid verhief, hebben
alle geslachten als om strijd zich hare dienaren verklaard. De eerste
van al de dienaren van Maria was Jesus zelf, van wien geschreven
staat, dat Hij aan zijne Moeder onderdanig was. Et erat subditus
illis.
En alle heiligen van alle tijden en plaatsen hebben Jesus hierin
nagevolgd. Onder de heiligen zien wij vooral de Ordestichters uit-
munten. En moest dat zoo niet wezen ? De religieuzen, gelijk wij
gezien hebben, zijn meer dan de gewone christenen verplicht Maria
te beminnen en te ecren; de heilige Ordestichters zijn door God ,
uitverkopen, om aan hunne geestelijke kinderen , den geest mede te
deelen, die hen moet bezielen, daarom moeten zij zelven noodzakelijk
uitmunten in godsvrucht tot Maria.
Dit zien wij dan ook onder anderen in den heiligen Benedictus
-ocr page 15-
— 13 —
en de heilige Scholastica. Van hunne kindsche jaren af boezemde
God hun liefde in voor Maria, en een kinderlijk vertrouwen op hare
moederlijke bescherming. Al den tijd, dien de heilige Benedictus
te Home doorbracht, dat is, van zeven tot veertien jaren, ging hij
dagelijks een harer beelden, hetwelk men nog bewaart, bezoeken.
Geheele uren bracht hij daar in het gebed door, en Maria gewaar-
digde zich aan den gelukzaligen Alauus de la Roche te veropenbaren,
dat de Heilige zijne verheffing in de Kerk en den glorierijken titel
van Aartsvader der Kluizenaars vau het Westen aan zijne groote
godsvrucht tot haar, en aan de getrouwe vereering haar bewezen,
verschuldigd was.
In het leven van de heilige Scholastica lezen wij, dat in haar,
nadat zij zich onder de geestelijke leiding van haren broeder, den
heiligen Benedictus, gesteld had, de teedere godsvrucht, welke zij
van hare vroegste jaren af voor Maria had gekoesterd, merkelijk
aangroeide; dat zij uit het vertrouwen op die goddelijke Moeder
nieuwen moed schepte, en dat hare liefde tot God van toen af zoo
hevig werd, dat haar zwak lichaam er schier onder bezweek.
De godsvrucht van den heiligen Benedictus en van de heilige
Scholastica tot de Koningin en de Moeder der maagden is onder
hunne kinderen blijven voortleven. Geen heilige hunner orden, ja,
geen waar Benedictijn of Benedictines, die geene teedere liefde
voor Maria gehad heeft.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, cujus nomen divinis benedictionilus et
gratiis refertum est.
Wees gegroet, Maria, gij, wier naam vol van genaden
en hemelsche zegeningen is.
H. Meth.
VOORNEMEN.
Altijd getrouw zijn aan de godsvrucht tot Maria.
-ocr page 16-
— 14 —
EERSTE DAG.
Voorbereiding1 der allerheiligste Maagd tot
het goddelijk Moederschap.
ROEPING TOT HET CHRISTENDOM.
OVERWEGING.
Elegit eam Dominus in habitationcm sièi.
De Heer heeft haar tot zijne woonstede verkozen.
Ps. cxxxi. 18.
God, die van alle eeuwigheid den val van het menschelijk
geslacht had voorzien, had tevens besloten barmhartigheid
te oefenen, en den mensch een Verlosser te schenken; en
omdat de zonde door eene vrouw in de wereld zoude komen,
wilde hij ook in zijne wijsheid, dat eene vrouw het werk-
tuig zou zijn van het geheim der verlossing. Die vrouw
was Maria. Daar zij door den Heer voorbeschikt was, om
zijn Woord, het beeld zijner zelfstandigheid te baren, schonk
Hij haar ook die volheid van genade en die groote vol-
maaktheid, welke zoo verheven waardigheid betaamde.
Van toen af schitterde zij voor het aanschijn der allerhei-
ligste Drievuldigheid in al den glans der deugden, die
haar zouden versieren. Van toen af werd zij de spiegel van
rechtvaardigheid, waarin de eeuwige God zijn welbehagen
vond.
Werpen wij ons voor de voeten van Haar, in wie God,
om hare verheven schoonheid, zijn welbehagen vindt;
-ocr page 17-
— 15 —
vervullen wij jegens haar onze plichten van lof en eer-
betoon, en opdat onze eerbewijzingen waardig mogen zijn, om
haar aangeboden te worden, vereenigen wij ons met de drie
aanbiddelijke Personen der allerheiligste Drievuldigheid.
BEMERKINGEN.
1. Dezelfde God, die van alle eeuwigheid Maria had
uitverkoren, om de Moeder van zijn eenigen Zoon te
worden, heeft ook ons in zijn eeuwig raadsbesluit voor-
beschikt, om de tempels van zijn Geest, de ledematen
van Jesus Christus, zijne kinderen en erfgenamen zijns
koningrijks te worden.
Al die voorrechten werden ons in het heilig doopsel
geschonken. De priester stortte toen het gewijde water
op onze hoofden, en te zelfder tijde ging de hemel open,
de duivel werd uit onze harten, waar hij heerschte, ver-
dreven, en de Trooster, de heiligmakende Geest, nam
aanstonds zijne plaats in. De Kerk opende haren schoot
om ons te ontvangen, en wij werden één ligchaam met
Jesus Christus, haren goddelijken Bruidegom. Het leven
volgde in ons op den dood. Wij werden deelachtig aan
de goddelijke natuur.
Welk wonder! Welke verhevenheid! Welke onbegrijpe-
lijke waardigheid i Welke goedheid van den oneindigen God,
dat hij ons tot zoo uitstekende genade heeft voorbeschikt!
Betuigen wij Hem daarvoor onze erkentelijkheid; noo-
digen wij alle bewoners van het hemelsch Jerusalem uit,
om hunne dankzeggingen bij de onze te voegen.
-ocr page 18-
— 16 —
2. Te zelfder tijde dat de hemelsche Vader ons tot
zoo verheven waardigheid voorbeschikte, deelde Hij ons
van de schatten zijner genade mede in evenredigheid aan
de oogmerken, die wij moesten vervullen, en aan de
plichten, die er uit voortvloeien.
Die bijstand, door zijne oneindige milddadigheid aan
onze zwakheid verleend, is zeer groot, zeer krachtig. De
ondervinding heeft het ons geleerd. Hoe vele verlichtingen,
hoe vele goede bewegingen en opwekkingen hebben wij
niet ontvangen ? "Wie van ons zou al de genaden kunnen
opnoemen ons ten deele geworden, sinds wij door den
heiligen doop in de Kerk getreden zijn.
Maar stellen wij ons hier eene vraag.
"Van alle eeuwigheid heeft God behagen kunnen scheppen
in het gebruik, dat Maria zou maken van de uitstekende
gunsten, die Hij haar schenken zou; is het ook zoo met
ons geweest? Oordeelen wij daarover naar onze werken,
en onderzoeken wij daartoe ons voorgaande leven. Hebben
wij nooit de genade vergeefs ontvangen? Hebben wij er
het gebruik van gemaakt, dat de Heer het recht had er
van te verwachten? Of zijn wij die onvruchtbare aarde,
die, dikwijls door den regen des hemels bevochtigd, nog-
tans slechts distels en doornen voortbrengt ? Zijn wij waar-
lijk christenen, en verrichten wij de werken van onzen
hemehchen Vader?
O gij, die altijd getrouw geweest zijt in het opvolgen
van de bewegingen des heiligen Geestes, gij, die niet
opgehouden hebt van deugd tot deugd op te klimmen, tot
dat gij tot de male des ouderdom» van de volheid van Jesus
-ocr page 19-
— 17 —
Christus gekomen waart, gij, onze goede Moeder, heb
medelijden met uwe kinderen. Wij smeeken u, dat gij
voor ons wilt bidden, opdat wij door uwe voorspraak de
vergiffenis onzer onachtzaamheden mogen verwerven, en
tevens de genade, om in het vervolg aan de goddelijke
inspraken volmaakt te beantwoorden.
VOORBEELD.
De eerwaardige Moeder Mechtildis van het heilig Sacrament, instelster van de
gedurige Aanbidding 1698.
De eerwaardige Moeder Mechtildis van het heilig Sacrament, aan
wie wij de instelling van de Gedurige Aanbidding verschuldigd zijn,
moet onder de Heiligen gerekend worden, die de innigste godsvrucht
hebben gehad tot de allerheiligste Maagd Maria. Van hare teederste
kindsheid af schepte zij er behagen in Maria aan te roepen, zich
onder hare bescherming te stellen, haar te vereeren. Zij verliet de
wereld in den ouderdom van 17 jaren, om in ecne Orde te treden,
die zich vooral tot doel stelde, Maria te ceren. Toen zij de Instelling
van de dochters van het allerheiligste Sacrament had opgericht,
verkoos zij de Koningin des hemels, om er de Koningin, de abdis,
de altijddurende overste van te zijn; en zij wilde, dat die keus aan
het hoofd der registers van haar huis zou vermeld staan. Haar
geheel leven, hare schriften, de oefeningen, die zij in hare Orde
ingesteld heeft, alles getuigt van hare liefde en hare kinderlijke
vereering van Maria. Zij ontving van haar ecne menigte genaden
en de zeldzaamste gunsten. Gedurende haar eerste noviciaat te
Bruijères, werd de gemeente door eene zeer ernstige besmettelijke
ziekte aangetast; de religieuzen bezweken de eene na de andere,
en de jeugdige novice bleef weldra alleen over, om de zieken op
te passen, en in alles te voorzien. Zij deed het met dien ijver, die
liefde, die voorzichtigheid en geschiktheid, welke al hare werken
vergezelden. Maar ééne zaak bedroefde haar; namelijk, dat zij van
-ocr page 20-
— 18 —
allen geestelijken bijstand beroofd was, niemand had, aan wien zij
haar hart kon openbaren en eenigen raad vragen, en dat zij nauwe-
lijks den tijd vond, om des zondags de heilige Mis bij te wonen.
Daardoor verviel zij in een staat van groote onsteltenis, vrees en
inwendige droefheid. De duivel trachtte zelfs haar een afkeer in te
boezemen van den staat, dien zij omhelsd had, en spijt van dien
te zijn ingetreden. Op het punt van onder hare kwellingen te bezwijken,
ging zij zich nederwerpen voor een beeld der allerheiligste Maagd,
en zeide haar in de benauwdheid harer ziel: „O allerheiligste Maagd!
„zoudt gij mij dan hier hebben gebracht, om mij te laten verloren
„gaan? Ware het niet beter, dat ik in de wereld gebleven was,
„iudicn ik in het religieuze leven de middelen niet vind, om u met
„meer ijver en heiligheid te dienen?" Zij smeekte vervolgens, dat
zij zich zou gewaardigen hare Meesteres te willen zijn. Haar gebed
werd verhoord. Maria verdreef aanstonds de droefheid, waardoor
hare getrouwe dienares werd gekweld, vervulde haar hart met zoeten
troost, en oefende van dien dag af de bediening van meesteres der
novicen jegens haar uit. In gevorderden ouderdom bekende.Moeder
Mechtildis meer dan eens, dat zij al het licht, wat zij uit de over-
weging putte, aan Maria verschuldigd was. Die bekentenis baart
geene verwondering, wanneer men de geschriften der eerwaardige
Moeder leest. Men vindt daarin zulke verhevene gevoelens, zulke
uitgebreide kennis, en diepe gedachten, dat het duidelijk blijkt,
dat die uitverkoren ziel door een bovennatuurlijk licht werd bestraald.
Bovenal munt door schoonheid uit, wat zij zegt van de genade des
heiligen doopsels. In een geschrift, dat zij opgesteld heeft voor
Mevrouw de Chateauvieux, hare geestelijke dochter, verheft zij zich
tot de verheveuste beschouwingen, en doorgrondt de geheele diepte
der verplichtingen, die de roeping tot het christendom oplegt. Zij
raadt haar aan de beloften des heiligen doopsels jaarlijks te vernieu-
wen, en stelt te dien einde het volgende formulier op, waarvan
wij ons op dezen dag kunnen bedienen.
„O Jesus, mijn Heer en mijn God, ootmoedig voor uwe voeten
neergeknield , aanbid ik U als den aanvoerder, dien ik moet volgen
-ocr page 21-
— 19 —
en in alles nastreven, ingevolge de openbare en plechtige belofte,
die ik bij mijn heilig doopsel gedaan heb. Ik heb toen door den
mond van mijn peter en meter beloofd, den duivel, zijne ijdelheid
en zijne werken te verzaken, en mij aan U alleen te hechten. Ik
heb mij verbonden altijd in U te blijven, U altijd aan te hangen
als mijn Opperhoofd, slechts één met U uit te maken, gelijk de
ledematen van een zelfde lichaam één uitmaken met het hoofd, dat
hen bestiert. Ik heb openbare belijdenis gedaan van één leven,
één geest, één hart, éé;ie ziel, één wil, ééne gedachte, ééne nei-
ging, ééne zelfde toewijding aan God met U te hebbeu; en bijgevolg
heb ik openbare belijdenis gedaan van uw leven, van uw geest,
van uwe ootmoedigbcid, uwe liefde, uwe zuiverheid, uwe gehoor-
zaamheid en al uwe deugden. O hoe heilig en goddelijk is die
belijdenis! hoe heilig en goddelijk moet dus mijn leven zijn! Helaas,
mijn Jesus, waarom is mijn leven zoozeer in strijd geweest met de
verbintenis, die ik heb aangegaan ? Hoever ben ik van de gelijk-
vormigheid met U verwijderd ? Hoe heb ik uwe genade vruchteloos
doen zijn, uwe gaven ontheiligt door hoogmoed , door ijdelheid,
door het behagen, dat ik in de schepselen en in mij zelve heb
genomen! Hoe groot is mijne boosheid , van uwe uitstekende gun-
sten zoo dikwijls te hebben misbruikt, TJ uwe eer te hebben ont-
nomen , uw kostbaar bloed met de voeten te hebben vertreden.
Vergeef mij, o mijn aanbiddelijke Jesus ! mijn goddelijke Zalig-
maker geef voor mij herstelling aan den hemelschen Vader ! Bied
Hem ter voldoening voor zoovele beleedigingen al de eerc aan, die
Gij Hem gedurende uw heilig leven bewezen hebt, door zoo getrouw
te blijven aan de belofte van gehoorzaamheid, die Gij Hem op het
oogenblik uwer menschwording gedaan hadt. O Jesus sta mij toe,
in vereeniging met de liefde en de volmaakte gevoelens, die Gij
toen hadt, nu door mij zelve te doen, hetgeen ik door anderen
gedaan heb, toen ik in de heilige Kerk ben getreden. Ik kom voor
uwe voeten de beloften mijns doopsels vernieuwen. Om uwen geest
te erlangen, en om uwe oneindige liefde, verzaak ik voor altijd den
duivel, de zonde, de wereld en mij zelve. Ik geef mij aan U, o
-ocr page 22-
— 20 —
mijn Zaligmaker, om voor altijd slechts één met U te zijn, één
ju geest, één in hart, één in leven. Ik geef mij aan U, om nimmer
mijn wil te doen, en van uw wil mijne spijze te maken. Ik geef
mij aan U, ik verbind mij met U, ik wijd mij aan U toe iu den
staat van slavernij. Ik wil uwe slavin zijn, o mijn God, en de
slavin van allen uit liefde tot U.
O goddelijke Jesus , geef, smeek ik U door uwc groote barm-
hartigheid , dat ik getrouw moge blijven aan de verbintenis, die
ik hernieuwd heb ; dat ik het geluk moge hebben die al de dagen
mijns levens te volbrengen; of liever volbreng ze zelf in mij in
al de volmaaktheid , welke Gij verlangt, en tot glorie van uwen
hemelschen Vader. Amen."
VERZUCHTING.
Ave, Maria, filia praedilecta Palris aeterni.
Wees gegroet, Maria , welbeminde dochter van den eeu-
wigen Vader.
H. Laur. Just.
VOORNEMEN.
Met den heiligen Apostel Paulus het verledene ver-
geten , en het toekomende vurig verlangen.
Elk jaar de doopbeloften vernieuwen.
-ocr page 23-
— 21 —
TWEEDE DAG.
Voorzïonï{ylioi«l Gods o-ver de heilige Maagd
ROEPING TOT DEN RELIGIEUZEN STAAT.
OVERWEGING.
Opus grande est: neque enim homiui praeparatur habi-
tatio
, sed Deo.
Het geldt een groot werk: want niet voor een mensch, maar
voor God moet eene woonstede bereid worden.
Paral. XXIX. 1.
Men kan de grootte van een werk beoordeelen naar de
mate en den duur der toebereidselen, die het vereischt.
Bedienen wij ons van dien regel, om de verhevenheid van
de roeping der heilige Maagd naar waarde te schatten.
Beoordeelen wij de gedachte, die God zelf heeft over de
bestemming, waartoe Hij haar roept, naar de zorgen, die
de goddelijke Voorzienigheid aan hare voorbereiding besteed
heeft.
Van het begin der wereld af, en alle eeuwen door,
zien wij den Eeuwige, den Almachtige met Maria bezig.
Spreekt Hij tot den mensch na zijne zonde, het is om
hem de vrouw aan te kondigen, die eens den kop der
slang zal verpletten.
Redt Hij Noë van den algemeenen
zondvloed, maakt Hij later een verbond met Abraham,
waakt Hij als een Vader over de kinderen van Juda,
wordt David de gezalfde des Heeren; het is alles om Maria.
Zij is gelijk de Messias, de verwachting der volken. Geheel
de wereld heeft de oogen op den stam van Jesse gevestigd,
-ocr page 24-
— 22 —
en verwacht met ongeduld, dat die zoo lang beloofde bloem
zal uitbotten.
God gebruikt 4000 jaren, om de geboorte van Maria
voor te bereiden; en als de tijd daar is, verkiest Hij onder
Davids afstammelingen twee echtgenooten, die waardig zijn
de Moeder van Zijnen Zoon ter wereld te brengen. De
ontvangenis, de geboorte, de kindsheid dier gezegende
Maagd, alles is wonderbaar. En zoo bereidt God haar tot
het grootste aller wonderen.
Aanbidden wij de goddelijke Voorzienigheid over Maria,
en wenschen wij haar geluk met hare grootheid. Vereenigen
wij onze hulde met die, welke de oudvaders en de recht-
vaardigen van het oude verbond, aan die waardige erf-
gename der beloften hebben bewezen.
BEMERKINGEN.
1. Wie denkt gij dat dit kind zal wezen? riepen de
joden uit bij de geboorte van den heiligen Joannes-Bap-
tist. Had men die vraag ook niet kunnen stellen bij de
geboorte van ieder van ons? Wat waren Gods gedachten
groot over ons! Wat was zij verheven, de bestemming,
waartoe God ons riep! Is er na den priester iets verhe-
vener in Gods kerk dan de religieus?
Het is voorzeker groot een kind der kerk te zijn, en
door de wateren des doopsels herboren te wezen. Wij
hebben gezien, dat de roeping tot het christendom, dat
de voorrechten, die er uit voortvloeien, iets goddelijks
hebben. Maar welke moeten onze gevoelens niet zijn,
-ocr page 25-
— 2a —
wanneer wij bedenken, dat die heilige roeping slechts
een middel was in de raadsbesluiten van God, om ons
tot eene andere, nog veel uitmuntender roeping te
brengen? Wat zal men zeggen van den eindpaal zelf,
dien een reiziger vurig verlangt te bereiken, wanneer
de weg, dië hem er heenleidt, al zijne bewondering
wekt, al zijne gedachten te boven gaat?
2. De Heer heeft zich niet te vrede gesteld met ons
in het christendom te doen geboren worden. Uit zoovele
christelijke huisgezinnen, heeft Hij, om ons op te voe-
den, een dier bevoorrechte huisgezinnen uitgekozen,
waar zijn naam meest wordt verheerlijkt. Hij heeft ons
uitverkoren, boven onze broeders en zusters, boven allen,
die ons omringen.
"Van onze kindsheid af heeft Hij ons met zijne liefde
als met een schild bedekt,
om ons tegen de schichten
van onzen vijand te beschutten; Hij heeft voor ons als
voor zijn oogappel zorg gedragen,
Hij heeft niet opge-
houden door zijne bijzondere liefde voortdurend over ons
te waken.
Brengen wij ons te binnen die natuurlijke neiging
tot godsvrucht, die ongerustheid in het kwaad, die be-
geerte naar het goede, die teedere vermaningen der ge-
nade , die zoetigheden, welke de goede God ons in de
deugd deed smaken, gelijk eene teedere moeder, die den
rand van het glas, dat zij haar kind aanbiedt, met honig
bestrijkt.
Waarom zoovele zorgen? waarom eene zoo bijzondere
Voorzienigheid? Het was, omdat de Almachtige groote
-ocr page 26-
— 24 —
dingen in ons wilde verrichten, en omdat Hij ons, gelijk
Maria, tot eene verhevene bestemming riep. Hij wilde,
dat wij eens gezegend zouden zijn, onder alle dochters
van Sion. Hij wilde van ons vorstinnen maken van zijn
hof, en Bruiden van zijn eenigen Zoon. Het was een
groot werk, opus grande est.
Begrijpen wij al de groot-
heid en uitmuntendheid onzer heilige roeping?
De kerk is de dierbaarste en eenige bruid van Jesus
Christus, zijne welbeminde, zijne schoone, zijne duive,
voor wie Hij al zijn bloed heeft vergoten. De religieuze
orden zijn de edelste deelen van het groote lichaam der
Kerk. Zij zijn, zooals de heilige Hieronymus zich uit-
drukt, als kostbare edelgesteenten te midden van den
schat der heilige kerk, waarop zij den heerlijksten glans
afwerpen. Zij zijn, zegt de heilige Gregorius van Na-
zianze, de kostbare paarlen van dien tempel, waarvan
Christus de grondslag en de hoeksteen is. Na den priester
is er niets verhevener op aarde dan de religieus; niemand
die eene nauwere vereeniging heeft met Jesus Christus.
O God! o wonder! Gij, o Jesus, zijt de eeuwige Zoon
van den eeuwigen Vader, en ik ben uwe bruid. O god-
delijke goedheid, duizendmaal dank! O Maria, dank God
voor mij! Heiligen des hemels, vereenigt u allen met
mijne allerheiligste Moeder.
VOORBEELD.
Maria-Amata de Blonay van de orde der visitatie.
Deze heilige religieuze, eene der eerste van de orde der visitatie
van O. L. V. was achtereenvolgens overste van de kloosters van
-ocr page 27-
pellecour, van Antiquaille te Lyon, van Bourges, van Bresse en
Annecy. Zij was van hare kindsheid af aan Maria toegewijd, en
gedurende geheel haar leven ondervond zij de uitwerkselen harer
goedheid, en harer machtige bescherming.
Aan die goddelijke Moeder was zij hare roeping tot het reli-
gieuze leven verschuldigd. In den ouderdom van 17 jaren op Kers-
arond, bad zij voor een beeld der allerheiligste Maagd, en over-
woog de Aanbidding der herders te Bethlehem. Eensklaps werd zij
bovennatuurlijk licht bestraald, en meende de heilige
.ien, die haar deze woorden toevoegde: Mijne dochter,
m Zoon
, die geheel brandende van liefde, een getrouwe
/ zoeken. Bied u aan, en Hij zal u tot zijne Bruid nemen.
> \'••-A.mata gehoorzaamde, en, voor de kribbe nedergeknield,
\' I zij aan de ijdelheden der wereld, en gaf zich zonder
.. • ■\' orbehoud aan Jesus Christus. Van dat oogenblik waren
hart gedachten op het religieuze leven, en op de uitvoering van
b&ar micrnen gevestigd. Zij sprak er over met den heiligen
Frai sus van Sales, die, na haar nauwkeurig te hebben onder
vraaga, haar in haar gemaakt voornemen versterkte, en haar op-
nam in zijne congregatie, niet tegenstaande de moeielijkheden , die
de wereld verwekte, om haar af te brengen van hare heilige roeping.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, sanctificatum Bei templum.
Wees gegroet, Maria, geheiligde tempel van God.
E. \'Broei.
VOORNEMEN.
Van tijd tot tijd de voortreffelijkheid van de roeping
tot het religieuze leven overwegen.
-ocr page 28-
DERDE DAG.
De onbevlekte ontvangenis van de aller-
heiligste Maajytl.
RELIGIEUZE HEILIGHEID.
OVERWEGING.
Tota pulchra e8,amica mea, et macula non est in te.
Gij zijt geheel schoon,, mijne vriendin, en er ts geen viel
in u.
Cant. IV. 7.
Daar Maria den Oorsprong zelven der heiligheid in haren
schoot moest dragen, betaamde het, dat zij van de zonde
gevrijwaard zou wezen: de duivel mocht geen recht hebben
op haar, die ter wereld kwam om hem den kop te verpletten.
In zijn hoogmoed zou hij zich voor God hebben beroemd,
indien het hem toegelaten ware geweest, Maria met zijn
vergif te besmetten, het eerst op dien troon te zitten, die
voor de aanbiddelijke Drievuldigheid opgericht was, voor
eenigen tijd de Bruid des heiligen Geestes in bezit te hebben,
de woning te bezoedelen voor den Zoon Gods bestemd?
Neen, nooit telde de onzuivere geest Maria onder zijne
slaven.
Van hare ontvangenis afdeed hij vruchtelooze pogingen ,
om dit kind van zegening onder zijne macht te krijgen.
Al zijne pogingen waren vergeefsch, gelijk op den dag van
zijn opstand tegen den Koning des hemels; hij zag zich
overwonnen, en ging wrokken over zijne nederlaag in die
plaats van duisternis en ondragelijke pijnen, welke God in
-ocr page 29-
— 27 —
zijne rechtvaardigheid voor hein en zijne engelen geschapen
heeft.
Glorie zij aan U, mijn God, die nogmaals uw trotschen
vijand verwonnen hebt, en glorie zij ook aan Maria, voor
wie al de vruchten der overwinning zijn. Gij zijt geheel
schoon
, o dochter van Sion, o gij, de welbeminde des Heeren,
er is nooit eenige vlek in u geweest. Gedoog, dat wij, in
vereeniging met de Lemelsche Geesten, de eenige getuigen
der wonderen uwer ontvangenis, u onze hulde van bewon-
dering, van eerbied en van gelukwensching brengen.
BEMERKINGEN.
1. Maria moest de Moeder van God zijn, en daarom
betaamde het, dat zij nooit de slavin was des duivels.
En wij, die ook slechts op de wereld zijn, om de brui-
den van Jesus Christus te wezen, betaamde het ons ook
niet, dat wij onbevlekt en heilig waren, gesloten voor
den duivel, alleen open voorden heiligmakenden Geest?
Is het ook zoo met ons geweest? Hoevelen, helaas,
zijn er onder ons, die niettegenstaande de overvloedige
genaden, die zij ontvangen hebben, het huis des Heeren
zijn ingetreden met een geweten, dat duizendmaal door
de zonde bevlekt was, met een hart, waarin wij zoo dik-
wijls den duivel, dien geest van goddeloosheid, van hoo-
vaardigheid en ontucht plaats hadden gegeven ? Ach
betreuren wij, betreuren wij bitter de jaren, die wij in
de wereld hebben doorgebracht, voor dat wij het reli-
gieuze leven hebben omhelsd. Beweenen wij de zonden,
-ocr page 30-
— 28 —
die ons de heiligheid onzer roeping zoo onwaardig heb-
ben gemaakt.
2. Zijn wij het religieuze leven niet ingetreden met
een geweten, dat nooit door de zonde besmeurd was,
met een hart de verhevene roeping waardig, waartoe wij
bestemd waren; dat nu ten minste ons leven volmaakt
zij, dat nu ons gedrag beantwoorde aan de verhevenheid
van onzen staat.
Onze Heer Jesus Christus heeft voor ons in het bij-
zonder gedaan,,- hetgeen Hij gedaan heeft voor zijne
Kerk, alvorens haar tot Bruid te nemen. Hij heeft al
zijn bloed voor ons vergoten, opdat wij zonder rimpels
en zonder vlekken
, gezuiverd van alle smet, heilig voor
zijn aanschijn zouden wandelen. Volharden wij in die
heiligheid, welke de kuische Bruidegom der zuivere
harten zich gewaardigd heeft ons mede te deelen. Be-
ijveren wij ons, om er dagelijks in toe te nemen. Er kan
geen verbond bestaan tusschen licht en duisternis, lussc/ien
Jesus Christus en Belial.
Indien wij derhalve in de hei-
ligheid niet zouden volharden, indien wij het ongeluk
hadden van weer in zonde te vallen, dan zou het ver-
bond niet duurzaam wezen, dat wij met het Woord Gods
hebben gemaakt.
Indien wij daarentegen ons beijveren, om voortdurend
voortgang te doen in de volmaaktheid, indien wij in
onze gedachten, in onze neigingen, in geheel ons leven
de afbeeldselen worden van onzen Heer Jesus Christus,
dan zal ook onze vereeniging met onzen goddelijken
Bruidegom dagelijks inniger worden, (gelijk de band tus-
-ocr page 31-
— 29 —
schen twee harten dagelijks sterker wordt, wanneer er
overeenkomst van genegenheden eu karakter bestaat) tot
dat wij tot die eenheid van geest met Hem zullen ge-
komen zijn, waarvan de heilige Paulus spreekt, en die
als het zaad is der glorie, welke wij met Hem in God
in alle eeuwigheid zullen genieten.
O Jesus, Gij de eenige Beminde onzer zielen, wij sinee-
ken U door de onbevlekte ontvangenis van Maria, laat
niet toe, dat wij U nog ooit zouden vergrammen.
Bewaar ons in de gevoelens, die ons bezielden bij onze
religieuze Professie, en die ook nog op dit oogenblik
ons bezielen. Geef, dat wij, vol afschrik van alles, wat
U kan mishagen, volgens den raad des Apostels, ons
verwijderen van alles, wat slechts den schijn heeft van
zonde;
dat wij, vol ijver voor onzen geestelijken voort-
gang , altijd van deugd tot deugd voortstreven. Alsdan
zullen wij uwe liefde waardig zijn, zullen wij beant-
woorden aan de heiligheid onzer roeping, en uwe waar-
dige bruiden wezen, gelijk Maria uwe allerheiligste
Moeder.
VOORBEELD.
De miraculeuze Medaille.
Menigmaal heeft Maria door buitengewone blijken getoond, dat
bet haar verlangen is, dat wij haar eeren in het geheim van hare
Onbevlekte Ontvangenis. En vooral in onze eeuw heeft zij daarvan
blijken gegeven.
Op het einde van het jaar 1830, zag, te Parijs, eene novice in
eene Congregatie, welke zich bijzonder toewijdt aan den dienst
-ocr page 32-
— 80 —
der armen, onder het gebed, eene schilderij de allerheiligste Maagd
voorstellende, zooals zij gewoonlijk onder den titel van Onbevlekte
Ontvangenis wordt afgebeeld. Hare armen waren uitgestrekt, en
uit hare handen schoten schitterende stralen, welke, de eene krach-
tiger dan de andere, op één punt op de aarde nederschoten.
Op hetzelfde oogenblik hoorde zij eene stem, die zeide: Deze
stralen zijn het zinnebeeld der genaden, die Maria voor de men-
schen verkrijgt, en dit punt van de aarde, waarop zij overvloediger
nedervallen, is Frankrijk. Rondom de schilderij stond dit opschrift
in gulden letters te lezen: O Maria, zonder zonde ontvangen, bid
voor ons, die onze toevlucht tot u nemen.
Kort daarop keerde zich
de schilderij om, en op den achterkant onderscheidde de novice
de letter M, waarboven zich een klein kruis bevond, en daaronder
de heilige harten van Jesus en Maria. Dezelfde stem zeide haar:
Men moet eene medaille naar deze schilderij laten slaan, en zij, die
ze dragen, en dit korte gebed met godsvrucht verrichten, zullen
de bijzondere bescherming der Moeder Gods ondervinden. Dit visi-
oen herhaalde zich driemaal op dezelfde wijze. De derde maal voegde
de stem er bij, dat de allerheiligste Maagd niet tevreden was, om-
dat men zoo lang uitstelde met de Medaille te laten slaan.
Nu meende de biechtvader der godvruchtige novice, dat het zijn
plicht was, den aarstbisschop van Parijs van alles kennis te geven,
en volgens den raad van den kerkvoogd, haastte hij zich de me-
daille te laten vervaardigen, die sedert dien tijd zoovele mirakelen
uitgewerkt heeft, dat men ze niet anders meer noemt dan de mi-
raculeuze Medaille.
VERZUCHTING.
Ave Maria, vas sanctijïcalionis.
Wees gegroet Maria, vat van heiligheid. H. Ildef.
VOOENEMEN.
Bidden voor de religieuzen, die in den ongelukkigen
staat van zonde mochten zijn.
-ocr page 33-
— 31 —
VIERDE DAG.
Geboorte cler allerheiligste Maagd.
INTREDE IN HET RELIGIEUZE LEVEN.
OVERWEGING.
Quae est ista, quae progreditur quasi aurora consurgens,
pulchra ut luna , electa ut sol, tcrribilis ut castrorum acies
ordinata.
Cant. VI. 9.
Komen virginis Maria. Luc. I. 27.
Wie is zij, die te voorschijn treedt als de opkomende
dageraad, schoon als de maan, schitterend als de zon,
verschrikkelijk als een leger in slagorde geschaard.
Be naam der Maagd is Maria.
Wat was hij schoon de dag, waarop Maria hare zege-
pralende intrede in de wereld deed! Wat blijdschap ver-
wekte hij in den hemel en op aarde! Wat schrik in het
diepste der hel! De negen Koren der engelen begroetten
door vreugdezangen haar, die de ledige plaatsen in den
hemel zou aanvullen, welke de wederspannigheid van
Lucifer onder hen had gemaakt, en die, door hare onuit-
sprekelijke heiligheid hunne Koningin moest worden, en
eens naast God het schoonste sieraad van het liemelsch
Jerusalem moest uitmaken. De aarde, getuige van zoovele
zonden, en van al de rampen, die er uit voortvloeien,
sprong van blijdschap op, toen zij de aanstaande Moeder
des Zaligmakers aanschouwde. De duivel sidderde van
-ocr page 34-
— 32 —
schrik; hij vermoedde het, dat Maria ter wereld kwam,
om hem te overwinnen, en zijn rijk te vernietigen.
Vereenigen wij ons met de blijdschap van hemel en aarde,
en vieren wij met hen Maria\'s geboorte. Omringen wij
hare wieg, en beschouwen we met welgevallen de schoon-
heden, waarmede natuur en genade haar hebben versierd.
Zij is ons aller kind, om eens ons aller moeder te wezen.
BEMERKINGEN.
1. De dag van onze intrede in het klooster was voor
den hemel, voor de aarde en voor de hel, wat, voor
ach tien eeuwen, de dag der geboorte van Maria, onze
allerheiligste Moeder geweest was. De zalige Geesten hieven
een vreugdegezang aan. Zij kennen de grootheid, de heilig-
heid van God; zij weten hoezeer Hij verdient, dat allen
Hem eeren en loven. Als zij dan in hunne zalige woning,
ons onze schreden zagen richten naar de talernakelen van
den God der heirscharen
, herhaalden Engelen en Heiligen
het: Heilig, heilig, heilig is de Heer, de God der heir-
scharen. Hemel en aarde zijn vervuld van de Majesteit
zijner glorie. Hosanna in den allerhoogsten.
Maria wendde
zich tot den troon van Jesus, en toonde Hem de nieuwe
bruid, die zij voor Hem bereidde. En de allerheiligste
Drievuldigheid nam deel in de blijdschap onzer heilige
Moeder. De geheele hemel was in vreugde.
i. Op de aarde liet eene stem zich hooren, die sprak :
Sta oj), Jeruzalem, hg uwe rouwkleederen af. De glorie
des Heer en is over u opgegaan. Zie naar alle zijden heen;
uwe zonen zullen van de uiterste grenzen der aarde tot u
-ocr page 35-
— 33 —
komen, uwe dochters zullen van alle zijden opstaan. Gij
zult hen in menigte zien toevloeien, vol bewondering zijn,
en uw hart zal van vreugde vervuld worden. Stad Gods,
gij zult door een schitterend licht worden bestraald.
De Kerk over hare lange onvruchtbaarheid bedroefd,
en niet minder treurende over het verlies van zoovele
kinderen, die haar door de ketterij en de goddeloosheid
waren ontrukt, had nog te zuchten over de onverschillig-
heid en de lauwheid van hen, die haar getrouw waren
gebleven. Maar zij heeft het stof afgeschud, dat haar
voorhoofd bedekte, en haar hoofd, dat door de droefheid
gebogen was, weer opgericht. Zij heeft hare vreugde-
kleederen weer aangetrokken, zoovele zonen en dochteren
van alle zijden ziende toestroomen. Zij heeft een oog van
welgevallen op ons gevestigd; zij heeft in onze zielen,
die oprecht naar de volmaaktheid verlangen, waardige
bruiden des Heeren gezien. Zij dacht aan de gebeden, die
wij zouden storten voor de bekeering der zondaren, en
aan de zegeningen, die wij over haar zouden aftrekken.
Zij heeft zich verheugd, en met blijdschap zich de woorden
herinnerd van den profeet: uwe zonen zullen van de uiter-
ste grenzen der aarde lot u komen, en moe dochters zullen
van alle zijden opstaan. Stad Gods, gij zult door een
schitterend licht bestraald worden.
Maar terwijl de hoop geheel de aarde verheugde, was
de hel met woede en schrik vervuld. De wreede over-
winnaar des menschen zag in ons zijne gevaarlijkste vij-
anden. Hij kende de voorrechten, waarmede wij gingen
verrijkt worden, hij voorzag de genaden, die ons zouden
-ocr page 36-
— 84 —
ten deel worden, en den voortgang, dien wij in de deugd
zouden maken. Hij wist het, hoe tallooze zielen, door
onze gebeden en opofferingen, hem zouden worden ont-
rukt, hoe wij afbreuk zouden doen aan zijn rijk. Opdat
gezicht sidderde hij, en geheel zijn hof met hem.
O God van liefde en barmhartigheid, Gij, die ons aan
de wereld en aan de macht der duisternissen ontrukt
hebt, om ons tot den voet uwer altaren te geleiden, en
ons te voeren in het rijk van uw welbeminden Zoon,
wees gezegend voor die goedheid ons betoond. Geef, bidden
wij U, dat wij nooit ophouden te zijn, wat wij waren bij
de intrede in het religieuze leven : de schrik der hel,
en de vreugde des hemels en der aarde.
VOORBEELD.
De heilige Bernardus.
De naam alleen van den grooten heiligen Bernardus herinnert
ons aan de teederste godsvrucht tot Maria. Die welsprekende en
zoetvloeiende kerkleeraar overtrof zich zelven als hij sprak over de
heilige Moeder Gods. „Wie gij cok zijn moogt", zoo roept hijjuit,
„vestig uwe Mikken op Maria; zoo gij geen schipbreuk wilt lijden,
„vestig uwe blikken op die schitterende ster. Indien de stormen der
„bekoringen oprijzen, indien de klippen der kwellingen u bedreigen,
„blik op de Ster, roep Maria aan. In alle gevaren, benauwdheden
„en kwellingen, neem uwe toevlucht tot Maria; haar naam zij steeds
„in uwen mond, steeds in uw hart; wanneer gij haar volgt, zult gij
„niet dwalen; wanneer gij haar aanroept, zult gij nooit tot wanhoop
„vervallen; wanneer zij u beschermt, hebt gij niets te vreezen. De
„naam alleen van Maria, is zoo krachtig, zoo uitmuntend, dat de
„hemelen van vreugde juichen, dat de aarde zich verheugt, dat de
„engelen in verrukking geraken, wanneer hij wordt uitgesproken."
-ocr page 37-
— 35 —
Op eene andere plaats spreekt hij Maria toe: „O gij, die alle
„harten bekoort, gij hebt mij het mijne ontnomen, en indien ik het
„u vraag, schijnt het mij toe, dat gij mij glimlachende aanziet, op
„cene wijze, die mij zoozeer behaagt en verrukt, dat ik sprakeloos
„blijf, dat ik mijn hart niet meer onderscheid van het uwe, eu dat
„ik u niets meer kan vragen, dan uw beminnelijk en allerheiligst hart."
Maria liet zich nooit in liefde overwinnen. Droeg de heilige
Bernardus haar zoo vurige liefde toe, hij ontving ook de voortref-
felijkste gunsten. Hij dankte haar vooral die onschuld en die vol-
maakte zuiverheid, welke hij ook in het midden der wereld bewaarde.
Het scheen, zegt zijn levensbeschrijver, dat hij geen lichaam had;
zoo volmaakt had hij het aan den geest onderworpen.
Te vergeefs trachtte men zijne deugd te schenden. Ongedeerd
ontkwam hij de strikken, die men hem had gespannen; maar nu
te beter begrijpende, hoe gevaarlijk het was in de wereld te blijven,
besloot hij haar vaarwel te zeggen. Hij vond tegenstand van wege
zijne familie. Maar hij sprak met zooveel warmte over de voordcelen
van het religieuze leven, hij legde zooveel ijver en standvastigheid
aan den dag, dat hij vier zijner broeders, een oom en een zijner
innigste vrienden bewoog, zijn voorbeeld te volgen.
Alle zes gingen nederknielen voor de deur van het klooster van
Cisterciën, en werden er door den heiligen abt Stephanus met
blijdschap in opgenomen.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, virga de radiee Jesse, ex qua mundo
fios divinüus exisiens ascendit.
Wees gegroet, Maria, stam van Jesse, waaruit een god-
delijke bloem voor de wereld gesproten is.
H. Joan. Damasc.
VOORNEMEN.
Bidden, opdat God de religieuzen vermenigvuldigen.
-ocr page 38-
— 36 —
VIJFDE DAG.
I>o opdracht -van de allerheiligste Maagd.
VERZAKING VAN DE WERELD.
OVERWEGING.
Audi, Filia, et vide, et inclina aurem tuam, et oblivis-
cere populum tuum, et dom/urn paf ris tui, et concupiscet
Rex decorem tuum, quoniam ipse est Dominus Deus tuus.
Luister, mijne dochter, en zie, en leen een aandachtig oor,
en vergeet uw volk en het huis uws vaders; en de Koning
zal verrukt zijn door moe schoonheid, Hij, die de Heer uw
God is.
Ps. XLIY.
De overlevering leert ous, dat Maria in hare teedersle
jaren zich in den tempel van Jerusalem aanbood, om er
aan den dienst des Heeren te worden toegewijd. In die
onbevlekte Maagd had de rede de jaren voorkomen. Terwijl
gewone kinderen van hare jaren nauwelijks op de zoete
klanken der moederstem beginnen te stamelen, heeft Maria
reeds de stem van haar Welbeminde gehoord. „Zij hoort ha-
ren God", zegt de heilige Bernardus, „en zij verstaat Hem;
zij begrijpt, dat Hij alleen haar bezitten wil/\' Van dat
oogenblik is de wereld en al wat zij aanbiedt, niet meer voor
haar. Zij onttrekt zich aan de omhelzingen eener familie,
wier hoop en welbehagen zij is, en de vleugelen der duif
aannemende,
vliegt zij in verrukking naar de heilige een-
zaamheid, waar God haar roept. Zij haast zich, om zich
-ocr page 39-
— 37 —
aan Hem over te geven en toe te wijden, en hare toe-
wijding is zonder voorbehoud en voor altijd.
Bewonderen wij Maria, die zoo vaardig is, om aaD de
inspraken des heiligen Geestes te beantwoorden, en zoo
edelmoedig in het brengen der offers, die Hij van haar
begeert.
BEMERKINGEN.
1. Na vele jaren in de wereld, en misschien in de
vergetelheid onzer plichten . te hebben doorgebracht,
behaagde het ook aan den Heer, ons duidelijk zijne stem
te doen hooren: Luister mijne dochter, zeide Hij tot ieder
van ons, leen het oor aan de inspraken mijner liefde.
Vergeet vw volk en het huis mos Vaders, en Ik, die de
Koning der heerlijkheid ben,
Ik, de Heer uw God, zal u
met genaden verrijken, u met eene hemelsche schoonheid
versieren, door de bevalligheden uws harten bekoord
worden, en er mijn eeuwig welbehagen van maken.
Wij waren gevoelig voor de uitnoodiging van den Koning
des hemels, en gelijk de dochter van Bathuël zich voor
«altijd aan de omhelzingen van hare familie onttrok en
Mesopatamië verliet, om de echtgenoote van Izaiik te
worden, zoo ook begaven wij ons, al onze banden ver-
brekende, in de eenzaamheid, in dat oord van vrede en
geluk, waar de goddelijke liefde ons wachtte. De God
van Tsraël vergat zijne beloften niet. Bij onze aankomst
opende Hij ons zijne armen, Hij nam ons op in zijn hart,
deed ons uit den kelk der zuiverste geneugten drinken,
en verzadigde onze ziel door den stroom zijner wellusten.
-ocr page 40-
— 38 —
Hij daalde zelf in onze ziel, om haar te verrijken en te
versieren. Geene tong is in staat, om uit te drukken,
welke zoetigheid wij smaakten. Geen geest is in staat de
milddadigheid te begrijpen, waarvan de Koning van hemel
en aarde ten onzen opzichte blijk gaf.
2. Jesus was getrouw aan zijne beloften, maar zijn
wij het ook aan onze verbintenissen geweest? Somtijds
klagen wij over de dorheid onzes harten, zuchten wij over
onze armoede; maar van waar die dorheid, die armoede?
Ligt de oorzaak in God of in ons zelven?
De Heer had eene voorwaarde gesteld aan de uitstor-
ting zijner genaden, en zijner liefkoozingen: Vergeet uw
volk en hel huis uws vaders,
had Hij aan ieder onzer
gezegd, en Ik zal u versieren met eene schoonheid, die
het voorwerp van mijn welbehagen zal zijn.
Wij moesten
dus, om de gunsten des hemels te verdienen, de wereld
vergeten, en voor altijd een scheidsmuur tusschen haar
en ons oprichten. Hebben wij dat gedaan? Hebben wij
de wereld, en alles, wat in de wereld is, vergeten ? Hebben
wij voor goed en metterdaad de wereld verzaakt? Wij
deden het in den beginne, en Jesus schonk ons in onze
afzondering blijken van bijzondere liefde. Maar zijn sedert
dien tijd onze geest en ons hart nooit in de wereld
teruggekeerd? Hebben wij somtijds niet; weer naar de
vleeschpotten van Egypten verlangd? Zijn wij met de
onbuigzame joden niet meer dan eens tot morren over-
gegaan? Zijn de grondregelen der wereld niet de onze,
hare genoegens onze genoegens ? Beminnen wij alles, wat
zij haat, en haten wij, wat zij bemint?
-ocr page 41-
— 39 —
O God, wie zou gelooven, dat men zooveel moeite
kan hebben, om de wereld te verzaken, voor welke Jesus
geweigerd heeft te bidden , die wereld, welke die liefde-
volle Zaligmaker vervloekt heeft, die wereld, welke volgens
den heiligen Joannes, geheel in den booze ligt. Wij smeeken
IJ, o God! vergeef ons onze verblindheid; het is ons leed,
dat wij zoo dikwijls met geest en hart in de wereld zijn
wedergekeerd, waardoor wij beletsel hebben gesteld aan
de uitstorting uwer genade. Geef, dat wij in het vervolg
getrouwer mogen zijn, en met den Apostel kunnen zeggen:
Be tcereld is mij gekruisigd, en ik der wereld.
VOOEBEELD.
De heilige Stanislaus Koetka.
De heil igc Stanislaus verzaakte de wereld reeds voordat hij de
stem van God had vernomen, die hem tot het religieuze leven riep s
Ik ben niet geschapen voor de dingen der wereld, maar voor de dingen der
eeuwigheid; daarom wil ik voor deze en niet voor gene leven.
Dit was het
antwoord, dat hij gaf in den ouderdom van 14 jaren, als men hem zeide,
dat het leven, hetwelk hij leidde, aan een jongeling van zijnen stand
niet betaamde. Tc vergeefs bezigde men beurtelings spotternij, mishan-
deling en redeneering; Stanislaus bleef onwrikbaar, zijn geest bleef
gesloten voor de valsehe grondbeginselen der wereld; zijn hart was
te groot, om zich voor een ander voorwerp te openen dan voor God,
zijn Schepper en Heer. Door Maria, die hij met meer dan kinder-
lijke teederheid beminde, ging hij tot Jesus. Een eigenaardige trek
van zijne vurige liefde tot Maria vinden wij in het volgende. Welk
boek hij ook las, hij wilde er ten minste den beminnelijken naam
zijner Moeder in ontmoeten; daarom schreef hij op den kant of aan
den voet van elke bladzijde: Maria, wees mij genadig. Vond hij dien
heiligen naam in boeken, dan drukte hij er zijne lippen op, hief
-ocr page 42-
— 40 —
zijne oogen ten hemel, en groette zijne Moeder met zijne gewone
verzuchting: Maria, wees mij genadig. De Moeder Gods is mijne
Moeder,
herhaalde hij dikwijls met een teeder gevoel van liefde.
En ook Maria betoonde zich eene teerminnende moeder; schonk
hem buitengewone gunsten. Aan haar was hij zijne roeping tot het
religeuze leven verschuldigd. Sedert een jaar gevoelde zich Stanislaus
tot de Sociëteit van Jesus geroepen, toen hij door eene doodelijke
ziekte werd aangetast; de genecsheeren hadden hem reeds opgegeven,
en elk oogenblik meende men, dat de doodstrijd zoude beginnen.
Daar verschijnt hem de heilige Maagd, en niet tevreden met hem
van vreugde te o verstroomen, door zich aan hem te vertoonen, en
hem ongetwijfeld woorden van moederlijke teederheid toe te voegen,
legt zij het kind Jesus op zijne legerstede neder; zoodat Stanislaus
het goddelijk kind kan omhelzen en liefkoozen. Nadat Stanislaus
eenigen tijd deze onuitsprekelijke zaligheid had gesmaakt, nam
Maria het goddelijk kind weder in de armen, en Stanislaus aan-
schouwende met oogen, waarin de teederheid haars harten te lezen
was, beval zij hem met duidelijke woorden, in de Sociëteit van Jesus
te treden, en verdween, den Heilige van troost vervuld latende,
en zoo verlicht in zijne ziekte, dat hij na weinige dagen iu zooverre
genezen was, dat hij zich naar de Kerk der Paters kon begeven,
om God en zijne Moeder te bedanken, voor de buitengewone gun-
sten hem verleend.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, candelabrum auretm, lucernis seplem, nem-
pe septem divini spiritus charismatibus, vndique collustralum.
Wees gegroet, Maria, gouden kandelaar, met dezeven
gaven des heiligen Geestes, als met zoovele schitterende
lichten versierd.
VOORNEMEN.
De verachting en den haat van de wereld vernieuwen.
-ocr page 43-
— 41 —
ZESDE DAG.
Leren van de allerheiligste Mjuifjd in clen
tempel.
HET RELIGIEUZE LEVEN.
OVEKWEGING.
Iit habitalione sancla coram ipso ministravi et in civitate
sanctificala requievi.
Ik heb den Heer in zijn tempel gediend, en ik hel mijne
rust gevonden in de heilige stad.
Eccl. XXIV. 14.
„Maria eeumaal den tempel binnen getreden, verliet
„hem niet meer ," zegt de heilige Ambrosius. Noch de
schoonheden der stad, noch de wereldsche vermaken , noch
de feesten en verlustigingen van de dochters van Juda,
niets kan haar hart trekken, dat de genoegens smaakt,
in het huis Gods verborgen. Maria wil niet slechts de
wereld niet zien, maar zij wil ook door de wereld niet
gezien worden. In den tempel zelf ongekend, bedekte zij
nog, onder het uiterlijke van een gewoon leven, den wonder-
baren voortgang, dien zij in de godsvrucht en in de weten-
schap der heiligen maakte. Zij onderscheidde zich niet van
hare gezellinnen, dan alleen door volmaaktere ingetogen-
heid, grooteren ijver in het huis des Heeren, en meerdere
liefde jegens allen, die haar omringden. Zwijgen, bidden,
aan anderen diensten bewijzen , dat was geheel haar leven,
eene afspiegeling van de groote voorbeelden, die haar
goddelijke Zoon ons later zou geven. Zoo verheerlijkte
-ocr page 44-
— 42 —
Maria den Heer, in die mate, als Hij recht had dit te
verwachten; en ging steeds voort de blikken van Gods
welgevallen op zich te trekken, en zich de verhevene
gunsten waardig te maken, die God haar voorbestemde.
Treden wij in den geest den tempel van Jerusalern
binnen, en bedanken wij de allerheiligste Maagd voor de
schoone voorbeelden, die zij ons geeft.
BEMERKINGEN.
1. Het leven van Maria in den tempel van Jerusalem
is een volmaakt toonbeeld van het leven, dat allen, die
zich in het religieuze Jeven aan God hebben toegewijd,
in de eenzaamheid moeten leiden.
Maria leidde een leven van stilzwijgenheid en afzon-
dering. Dat moet ook het leven van eene religieuze zijn.
Wat toch leert ons onze heilige regel? Wat vraagt hij
van ons? wat anders, dan de liefde voor stilzwijgendheid
en afzondering? En zouden wij ware religieuzen kunnen
genoemd worden, indien wij die liefde voor stilzwijgend-
heid en afzondering niet hadden? Zijn dit niet de twee
steunpilaren, die het geheele gebouw onzer volmaaktheid
moeten schragen.
En wat zien wij in onzen goddelijken Zaligmaker, ons
goddelijk toonbeeld? Hoe bracht Hij dertig jaren zijns
levens door? Hoe verblijft hij nog steeds in het heilig
tabernakel? Wat leven van stilzwijgendheid en afzonde-
ring leidt Jesus daar? Sedert achttien eeuwen heeft Hij
zich daar tot zulke stilzwijgendheid veroordeeld, dat er
geen enkel woord uit zijn aanbiddelijken mond is gekomen ?
-ocr page 45-
— 43 —
Zijne afzondering is zoo volmaakt, dat Hij voortdurend
blijft opgesloten in het tabernakel, het alleen verlatende
op bevel des Priesters, en dan nog onder de Sacrainen-
teele gedaanten verborgen. O wat schoon voorbeeld voor
ons! Hoe gelukkig zullen we zijn, wanneer wij het vol-
maakt trachten na te volgen.
2. Maria verheerlijkte God in den tempel op eene
uitmuntende wijze. Het doel, dat God zich heeft voor-
gesteld bij liet instellen der religieuze orden, is voornamelijk,
dat Hem de verschuldigde eerbewijzing zou worden gebracht.
Om dien plicht te vervullen wordt voorzeker een ware
religeuze geest gevorderd. Jesus verlangt vuriglijk dien
religeuzen geest in ons te zien, dien geest van toewijding
aan God, waarvan Hij zelf geheel was doordrongen.
Het grootste gedeelte der menschcn sluit Hem den
toegang des harten; de religieuzen moeten hun hart open
stellen voor Jesus, opdat Hij den overvloed zijner genaden
daarin kunne uitstorten.
O Jesus, zie ons hier voor U nedergeknield; wij smceken
U vervul ons hart van uwe genade, ontvlam het van
uwe liefde, opdat wij met U den hemelschen Vader geheel
mogen toegewijd zijn, Hem loven en verheerlijken uit al
onze krachten in dit leven, en alzoo ons waardig maken,
om Hem met U in eeuwigheid te beminnen en te ver-
heerlijken in den hemel.
8. Maria eindelijk leidde te Jerusalem in den tempel
een leven van liefde. Eene religeuze gemeente is eene
vereeniging van kinderen van één huis, die met denzelfden
geest bezield, met één hart eu ééne ziel, naar een zelfde
-ocr page 46-
~ 44 —
doel streven. Eene volmaakte gemeente is een afbeeldsel
des hemels, waar al de gelukzaligen , in eene zelfde liefde
verecnigd, niets verlangen dan God te beminnen in alle
eeuwen der eeuwen. Alle leden moeten derhalve door den
nauwsteii band onder elkander vercenigd zijn, door den
band van innige liefde. O hoe zoet en aangenaam is het
als broeders
(zusters) vereen igd te samen te wonen I Daar ook
schenkt God zijn zegen, en deelt Hij het ware leven mede.
Opdat die liefde in eene gemeente heersche is er voor-
zeker geest van opoffering noodig, en van verloochening
van zich zelven; maar wie zou daartoe niet bereid zijn,
wanneer hij bedenkt, wat onschatbare goederen en hemel-
sche zoetigheden aan die vereeniging zijn verbonden ?
Bidden wij den Heer, dat Hij den band, die onze harten
vereenigt, steeds nauwer toehale, en dat Hij ons geve,
dat wij voor allen mogen zijn, wat Maria was voor hare
gezellinnen in Jerusalems tempel.
VOORBEELD.
De heilige Coleta.
Onder de verschillende kloosterorden, die de glorie en het sie-
raad der kerk uitmaken, is die der Clarissen een der heiligste en
strengste. Die heilige religieuzen, voor niemand zichtbaar dan voor
Jesus, haar goddelijkcn Bruidegom, vernieuwen, in het diepste harer
afzondering, die groote voorbeelden van onschuld, van ijver en
ootmoed, van boetvaardigheid, zelfverloochening en ontblooting van
alles, die wij bewonderen in de eerste lijden der kerk. Na verloop
van jaren was er verslapping ingeslopen in de orde der heilige
Clara; doch God wekte eene heilige op, die haar tot die volmaakt-
heid verhief, waarin we haar thans aanschouwen, die heilige, van
wie God zich als werktuig bediende, was de heilige Coleta.
-ocr page 47-
-- 45 —
Coleta, omtrent het jaar 1380 in Picardië geboren, onderscheidde
zich vroegtijdig door hare zeldzame godsvrucht. Hare groote liefde
voor de eenzaamheid maakte haar geschikt, om met haar godde-
lijken Buidegom te vcrkeeren, en uit dat verkeer putte zij zooveel
licht, zooveel genade, dat men haar, nog jong zijnde, „de zalige"
Coleta noemde. Coleta zocht zich te onttrekken aan den lof, dien
men haar gaf, en meende een veilige toevlucht te vinden in de
orde van de heilige Clara. Maar die orde was te veel verslapt
voor ceue ziel, die naar de hoogste volmaaktheid verlangde. Zij
nam derhalve het kleed aan van de derde orde van den heiligen
Franciscus, en sloot zich kort daarna op in eene cel, waar zij een
zeer streng leven leidde. Doch God trok haar daaruit, om ze op
den kandelaar te plaatsen, en haar licht te doen schitteren. Eens,
dat zij nadacht over de middelen, om de glorie van haren godde-
lijken Bruidegom te bevorderen, werd zij in verrukking opgetogen.
Zij aanschouwde den cllendigcn staat der religieuzen, die tot
verslapping waren vervallen, en de straffen, die haar in eeuwigheid
wachtten. Terwijl zij een vloed van tranen stortte, meende zij de
allerheiligste Maagd eu den heiligen Franciscus te zien, die haar
aan Jcsus Christus voorst eldeu, opdat Hij zich van haar zoude
bedienen, om de orde der heilige Clara te hervormen. Toen de
heilige Coleta uit hare-verrukking kwam, was zij geheel ontsteld.
Haar ootmoed kon daartoe de toestemming niet geven. Maar te
vergeefs zocht zij zich aan het bevel des hemels te onttrekken, zij
moest gehoorzamen; en God kroonde reeds in dit leven het werk
der Heilige. Zij had den troost van te zien, dat hare hervorming
in al de kloosters van Europa ingevoerd werd.
. VERZUCHTING.
Ave Maria, castellum. muro undique vallatum.
Wees gegroet Maria, gij, di# eene vesting zijl, van alle
kanten met een muur omgeven.
H. Anselmus.
VOOltNEMEN.
Het rozenhoedje met godsvrucht bidden.
-ocr page 48-
— 46 —
ZEVENDE DAG.
De heilige Maagd Maria doet belofte -van
seui-verheicl.
ZUIVERHEID.
OVERWEGING.
Qnomodo fiet islud, quoniam virum non cognosco?
Hoe zal dal gebeuren, daar ik geen wan beleen. Luc. I. 34.
Er bleef Maria nog een offer te brengen, namelijk het
offer der zuiverheid. Niemand had haar het voorbeeld
gegeven van eene deugd, naar wier glans zoovelen na
haar zouden verlangen. De dochters van Juda beschouwden
de onvruchtbaarheid veeleer als eene schande, en de wetten
schenen die overtuiging te bevestigen. Maria, door den
heiligen Geest onderwezen, wordt, nog jong zijnde, door
de bekoorlijkheden der zuiverheid aangetrokken, en acht
zich gelukkig, zich door hare beminnelijke wetten te laten
binden. Zij wijdt zich geheel aan God toe; zij wil geene
andere vreugde, dan de vreugde van Hem te beminnen.
De wierook, dien de hemelsche geesten branden voor
den troon van God, en waarvan de walmen tot Hem op-
klimmen, is God minder aangenaam, dan Hem het offer
van Maria was. Zij is die schuierende lelie, welke zich
verheft tusschen de doornen
, die verzegelde bron, die gesloten
tuin,
waarin de heilige Geest alleen kan binnendringen.
De offerande van Maria maakte haar het drievoudig
verbond ten vollen waardig, waarmede de driewerf heilige
-ocr page 49-
-\'47 -
God haar wilde vereeren, en van dat oogenblik af werd
zij overdekt met die verborgen schaduw, wier kracht haar
vruchtbaarheid zou geven. De heilige Geest daalde in
haar neder, en bereidde in haar hart, hetwelk de goddelijke
liefde reeds in bezit had genomen, den troon, waarop
Jesus Christus welhaast moest rusten.
Verecnigen wij ons met al die kuische maagden, welke
het voorbeeld van Maria voor het Lam heeft gewonnen,
en zegenen wij duizendmaal Haar, die den standaard van
dit maagdelijk leger heeft opgericht.
BEMERKINGEN.
1. Hoe schoon is de christen maagd in de oogen
van God. Ja, indien er een hart is op aarde, dat de
blikken van zijn welgevallen op zich trekt, dan is het
\'t hart, dat door de aantrekkelijkheden zijner liefde al-
leen wordt bekoord. De heilige Schrift leert ons, dat
de eerste duif, die bij den zondvloed uit de ark werd
gelaten, aanstonds terugkeerde, dewijl zij niets vond om
op te rusten. Die duif is een beeld van den heiligen
Geest, van dien Geest van liefde, die alleen een arm
schepsel kon vruchtbaar maken, en haar haren Schepper
doen voortbrengen. Die goddelijke duif konde nergens
rusten, voordat Maria was ter wereld gekomen. Zij kon
niet rusten in een hart, aan de schepselen, aan het
aardsche en zinnelijke gehecht. En waar een onthecht,
een zuiver hart te vinden? Al de dochters van Juda
voedden aardsche en nog erger geneigdheden. Uit den
-ocr page 50-
48 —
grond harer harten, gelijk van de oppervlakte der aarde
na den zondvloed, verhieven zich stinkende dampen, on-
reine genegenheden. Maar nauwelijks heeft Maria hare
maagdelijke zuiverheid aan den Heer toegewijd, of aan-
stonds daalt de heilige Geest, op aarde eene ziel ziende
Hem waardig, in haar neder, rust er met welgevallen,
en stort in haar een goddelijk zaad.
O Moedermaagd, o Bruid van den heiligen Geest,
wat zijt gij gelukkig! Gezegend onder alle vrouwenI
Heilige maagdelijke zuiverheid , hoe vermogend is uwe
bekoorlijkheid op het hart van God! o Maria, maak ons
meer en meer door volmaakte reinheid aan u gelijk-
vormig.
2. De macht, welke de maagdelijke zuiverheid op
het hart van God uitoefent, moet ons eene groote liefde
voor die heilige deugd inboezemen. Het geluk, dat
Maria te beurt viel, is ook in zekere mate het deel van
waarlijk kuische zielen.
Alle christenen zijn geroepen, volgens den heiligen
apostel Paulus, om het vleeschgeworden Woord in zich
voort te brengen; maar bovenal toch de religieuzen, die
op eene bijzondere wijze aan God zijn toegewijd. En
hoe kunnen wij die goddelijke vruchtbaarheid verkrijgen ?
Door den heiligen Geest. En voor wie zijn de uitstor-
tingen zijner onuitsprekelijke liefde? Ik zoek een zuiver
hart,
zegt Hij ons, en daar is de plaats mijner rust.
In een hart van aardsche genegenheden vervuld schept
de heilige Geest geen behagen, maar reine, zuivere har-
ten zijn het voorwerp zijner liefde, hij komt in hen, en
-ocr page 51-
— 49 —
maakt met hen een verbond van liefde, waarvan Jesus
Christus de zalige vrucht is.
O goedheid van onzen God wees duizendmaal geloofd,
omdat Gij ons tot den maagdelijken staat hebt geroepen!
Wil, smeeken wij U, ons hart geheel zuiver maken,
want wij kwijnen in afwachting van dien dag, waarop
wij met waarheid zullen kunnen zeggen: Ik leef, niet
ik, maar Christus leeft in mij.
VOORBEELD.
De zalige Anna van Jesus, Carmelites.
De moeder Anna van Jesus, die de heilige Tlieresia zoo krachtig
bijstond in de hervorming der Carraelitessen, en aan wie de kerk
eene openbare vereering heeft toegewezen, was altijd ccne getrouwe
dienares van Maria geweest. Bij het overlijden harcr moeder had
zij zich onder hare bijzondere bescherming gesteld; en om van
hare goedheid te verkrijgen , dat Zij baar in het vervolg tot Moe-
der zou zijn, las zij dagelijks de kleine getijden, daarbij had zij
zich tot wet gesteld een wees gegroet te bidden, telkens als zij
des nachts ontwaakte, en zij was hieraan getrouw tot hare intrede
in het religieuze leven.
De zalige Anna van Jesus was slechts negen jaren oud, toen zij
hare moeder verloor. Zooveel liefde tot Maria in een kind van
negen jaren was het uitwerksel van eene meer dan gewone genade,
en men kon van toen af vermoeden, dat een zoo bevoorrecht kind,
in het vervolg van haar leven, tot eene hooge volmaaktheid zou
opklimmen. Uit godsvrucht tot de allerheiligste Maagd, en om haar
zooveel mogelijk na te volgen, deed Anna in den ouderdom van
tien jaren belofte van eeuwige zuiverheid. Zij woonde bij hare
grootmoeder, die vele plannen aangaande hare toekomst vormde,
en haar willende uithuwelijken, een aanzienlijkeu bruidschat voor
-ocr page 52-
— 50 —
haar bestemde. Als zij kennis kreeg van hare belofte was zij daar-
over zeer bedroefd, en raadpleegde verscheidene leeraren, om te
hooren, wat zij te doen had. Deze antwoordden, dat, dewijl het
kind zoo jong was, de belofte niet verplichtte, en dat zij die kon
intrekken. Zij deelde dit antwoord aan hare kleindochter mede; doch
deze, vast besloten de belofte die zij aan God gedaan had, te
houden, verklaarde kloekmoedig aan hare grootmoeder, dat zij da-
gelijks hare belofte zoude vernieuwen , tot dat zij den ouderdom
zou hebben bereikt, om die wettig te doen. Zij hield woord: men
bad haar, drong bij haar aan, stelde haar aan gevaren bloot; doch
alles te vergeefs. Zij toonde zich sterker dan de wereld en de hel
te zamen, bleef aan God getrouw, en verdiende door hare stand-
vastigheid en getrouwheid een der steunpilaren van de orde der
Carmelitessen te worden.
VERZUCHTING.
Ave Maria, gaudia malris habens cum virgimtatis
honore.
Wees gegroet Maria, gij die de vreugde van het moe-
derschap met de eer der maagdelijkheid vereenigt.
H. Bern.
VOORNEMEN.
Dikwijls aan Maria eene volmaakte zuiverheid vragen.
-ocr page 53-
— 51 —
ACHTSTE DAG.
luw-elijW -van de allei\'heiHgjste >Iaafï»l met
dien heiligden Joseph,
MIDDELEN OM DE ZUIVERHEID TE BEWAREN.
OVERWEGING.
Virgo desjwnsata viro, cui nomen erat Joseph.
Eene Maagd, die ondertrouwd was aan eenen man, wiens
wam was Joscp/i.
Luc. I. 27.
Het lag in de plannen van God, Maria langs gewone
regen te geleiden, en onder den schijn van een gewoon
even, de verhevene geheimenissen te verbergen, die Hij in
laar wilde uitwerken. Hij koos een man uit, die waardig
ras, de bewaarder van een zoo rijken schat te wezen. Die
eugdzame man was Joseph, uit het huis van David. Aan
lem werd Maria uitgehuwelijkt, en het bewaren van hare
aaagdelijke zuiverheid toevertrouwd. Hij verdiende die eer
oor de getrouwe volbrenging van alle rechtvaardigheid,
n door de beoefening van alle deugden. Hij was het
ertrouwen van God waardig.
Wat Maria betreft, zij weet, welke belofte zij aan den
leer heeft gedaan, zijne plannen zijn haar onbekend, maar
ewijl zij gewoon is door Gods vaderlijke voorzienigheid
\'ch blindelings te laten geleiden, onderwerpt zij zich
onder tegenstreven aan het bevel van God. Zij* kent Ook
e zielsgesteltenis van den heiligen Joseph, en stemt zonder
-ocr page 54-
— 52 —
moeite toe in eene verbintenis, die geheel tegenstrijdig
schijnt aan hare belofte Gode gedaan. Weldra zal zij al
de wijsheid daarvan erkennen. "Wenschen wij den heiligen
Joseph geluk met de eervolle keus, die hem tot bruidegom
maakt van Maria. Wenschen wij Maria geluk met eene
vereeniging, die haver zoo waardig is.
BEMERKINGEN.
1. Is de zuiverheid zoo bekoorlijk, afschuwelijk voor
God en voor de menschen is de tegenovergestelde ondeugd.
Is deze verfoeilijk in eiken christen, nog veel afschuwe-
lijker is zij in personen, die aan God zijn toegewijd.
Doch spreken we niet van eene ondeugd, die de hei-
lige Paulus niet wil, dat ouder de christenen genoemd
worde, en welke ook in eene religieuze gemeente niet
kan binnendringen, die met den geest des geloofs bezield,
en door de liefde ontvlamd is.
Om in den geest te treden van het geheim, dat ons
heden bezig houdt, laai ons in tegenwoordigheid van
God de middelen nagaan, die wij kunnen gebruiken, om
ons te hoeden voor het gevaar, van eene deugd te ver-
liezen, die ons zoo dierbaar is.
Een eerste middel is: Maria ons hart toe te vertrou-
wen. Schijnt de Heer zelfs ons dat middel niet aan te
bevelen in zijn gedrag ten opzichte der allerheiligste
Maagd ? Joseph moest ongetwijfeld meer de bewonderaar
dan de bewaarder van hare maagdelijke zuiverheid zijn;
maar toch kunnen we zeggen, dat God, die Maria langs
de gewone wegen wilde leiden, haar in bewaring gaf
-ocr page 55-
— 53 —
an dien bruidegom, die onder alle bruidegoms de zui-
erste was. Laat ons derhalve Maria bidden, dat zij
[ons onder hare heilige bescherming neme. Is er iemand,
die meer ons vertrouwen verdient dan Maria ? Zij kent
de hooge waarde van den schat der maagdelijke zuiver-
heid, zij kent onze broosheid, zij kent de listen des vij-
ands en de middelen om ons te versterken. Laat ons
gaan tot die Koninginne der maagden, en onder de scha-
duw harer bescherming zulleu wij niets hebben te vree-
zen. Nemen wij vooral tot haar onze toevlncht in \'t
oogenblik van het gevaar. Wanneer de onzuivere geest
tot ons durft naderen, roepen wij dan de hulp in van
Maria. Zij zal zich haasten, om ons bijstand te verleenen,
en wij zullen zeker zijn, van de overwinning over onzen
vijand te behalen.
2. Een ander middel, waarvan wij ons moeten bedie-
nen, om de zuiverheid in al hare volmaaktheid te bewaren,
is, den duivel te bestrijden, zonder hem te vreezen.
De heilige schriftuur stelt ons den duivel voor zooda-
nig aan God onderworpen, dat hij, zonder zijne toelating,
niets tegen zijne Heiligen kan ondernemen.
Als hij Job wil beproeven, hem van zijne goederen
wil berooven, hem in zijn lichaam wil kwellen, hij moet
eerst zijne plannen aan God onderwerpen, en verlof be-
komen, om die ten uitvoer te brengen.
Wanneer wij dan bekoord worden, we kunnen verze-
kerd zijn, dat het is door toelating van God. God nu
bemint ons met eene oneindige liefde. Hij is onze Va-
der, onze Vriend, onze Bruidegom. Zal hij dan toela-
-ocr page 56-
— 54 —
ten, dat de duivel ons boven onze krachten bekor<
Zal Hij dulden, dat hij ons ontijdig kome overvallei
dan, wanneer onze zwakheid ons zou doen bezwijken
Zal Hij in den strijd niet steeds ons ter zijde staan
om ons de overwinning te helpen behalen ? Waarom zoi
den wij dan vreezen? Is de duivel sterker dan d« Go
van hemel en aarde? Wachten wij hem kloekmocdi
af, spotten wij met zijne aanvallen, bestrijden wij hei
met bedaardheid. Indien wij altijd zoo handelen, zal d
strijd, dien de duivel ons levert, wei verre van ons na
_deel toe te brengen, slechts strekken om onze zuivei
heid te volmaken, onze deugd te versterken, om nieuw
paarlen te voegen aan de schitterende kroon, die gcdu
rende alle eeuwigheid het hoofd der maagden versieren moei
VOOEBEELD.
De heilige Catharina van SeneD.
De heilige Cathariua van Senen betoonde van hare kindsheid a
eene bijzondere liefde voor de heilige maagdelijkheid. Men ha.
haar geleerd, dat Maria do Koningin der maagden is, en zij smeekti
Haar onophoudelijk, tot haar gevolg te mogen behooren.
In den ouderdom van 17 Jaren begaf zij zich op eene afgezon
derde plaats, en ncderkniclcude, stortte zij met luider stemme hei
volgende gebed: „O heilige Maagd, die het eerst uwe maagdelijke
„zuiverheid aan God hebt toegewijd, en verdiend hebt de Moeder
„van zijn ecnigen Zoon te worden, ik smeek uwe onuitsprekelijke
„goedheid, niet op mijne nietigheid en mijne onwaardigheid te letten,
„maar mij Jcsus tot Bruidegom te willen geven. Dit is mijn vurig
„verlangen, en ik beloof u en Hem, mijne maagdelijke zuiverheid!
„zonder eeuige vlek te bewaren."
-ocr page 57-
— 55 —
Catharina vergat deze belofte nooit, en zij bereikte eene zoo uit-
muntende zuiverheid, dat zij verdiende tot eene innige vereeniging
met den kuischen Bruidegom der maagden verheven te worden.
God echter, die deze ziel tot een zeer hoogen graad van volmaakt-
heid wilde opvoeren, oordeelde het noodzakelijk haar door kwel-
lingen en bekoringen te beproeven. Het werd den duivel toegelaten
die heilige Bruid van Jesus te naderen, en hare verbeelding met
gedachten te vervullen, die hare onschuldige ziel van schrik ontstelden.
Het ware onmogelijk hare benauwdheid en haren angst te beschrijven.
Na verscheidene dagen in dien toestand te hebben doorgebracht,
deed eene heldhaftige oefening van zelfverloochening dien gewel-
digen strijd ophouden, en verschafte haar het geluk onzen Heer
Jesus Christus bij haar te zien. Hij verscheen haar eerst aan het
kruis genageld en geheel met bloed bedekt, en voegde haar deze
woorden toe : „Mijne dochter, zie, wat Ik uit liefde tot u heb gele-
„den, en bewijs mij uwe wederliefde door te lijden voor Mij."
Vervolgens, haar onder eene andere gedaante verschijnende, wenschte
Hij haar geluk met de behaalde overwinning. „Helaas, waar waart
„Gij, mijn Zaligmaker," zeide Hem de Heilige, „terwijl ik aan
„zulke verschrikkelijke gedachten was overgegeven." „Ik was in
„uw binnenste," antwoordde Jesus. „Hoc in mijn binnenste\', te
„midden van zooveel gruwelen!" Jesus zeide haar op nieuw: „Ik
„was in uw binnenste"; en Hij voegde er bij, dat de afkeer en de
schrik, die zij voor al de ingevingen van den vijand gevoeld had,
er een duidelijk bewijs van waren, en dat, indien Hij niet met
haar ware geweest, zij niet had kunnen weerstaan; Hij deed haar
vervolgens de meest troostvolle beloften, en verzekerde haar, dat
zij voortaan grootere en meerdere gunsten dan ooit van Hem zou
ontvangen.
Het was omtrent dien tijd, dat Catharina het volgende visioen
had: Sedert eenigen tijd brandde zij van verlangen om tot een vol-
maakten graad van geloof te geraken, om daardoor inniger met
haar goddclijken Bruidegom te worden vereenigd; onophoudelijk
smeekte zij die genade van God af, en telkens meende zij in den
-ocr page 58-
— 56 —
grond haars harten deze woorden te hooren : Ik zal mij met u in
het geloof verloven. Jesus verscheen haar eindelijk en kondigde
haar aan, dat Hij de plechtigheden der verloving zijner ziel met
de hare kwam vieren. Op hetzelfde oogenblik zag zij de allerhei-
ligste Maagd, vergezeld van den heiligen Joannes Evangelist, den
heiligen Paulus, den heiligen Dominicus en den koninklijken Profeet.
Deze laatste had een speeltuig in de hand, waaruit hij de zoetlui-
dcndste toonen voortbracht. De heilige Moeder Gods nam de
hand der Heilige, en verzocht haar goddclijken Zoon, Catharina tot
bruid te nemen. Jesns deed dit, en ten teeken zijner verbintenis
stak Hij haar een ring aan den vinger, zeggende : „Ik verloof mij
„met u in het geloof. Ik, die uw Schepper en Heer ben! Ik zal in u
„dit zelfde geloof bewaren tot den dag, dat het in genot zal verr
„anderd worden, wanneer gij de eeuwige bruiloft met Mij in den
„hemel zult vieren."
VERZUCHTING.
Ave, Maria, sponsa insponsala.
Wees gegroet, Maria, ongeschonden Bruid.
H. Anselin.
VOORNEMEN.
Yan tot tijd de belofte van zuiverheid vernieuwen,
vooral in bekoringen tegen die heilige deugd.
-ocr page 59-
— 57 —
NEGENDE DAG.
Maria-Boodschap.
HET AANNEMEN VAN HET RELIGIEUZE KLEED.
OVERWEGING.
Ingressus angelus ad Eam dixit....: Ecce concipies in
utero et paries filium, et vocabis nomen ejus Jesum.
De engel tot Maria binnengekomen sprak : Zie, gij zult in
uwen schoot ontvangen, en eenen zoon baren, en gij zult zijn
naam Jesus noemen.
Luc. I. 28. 31.
Er wordt iets groots voorbereid. God zpndt een bode
op de aarde, en die bode is een aartsengel. Gabriël verlaat
de hemelen, en begeeft zich naar Nazareth, daar treedt
hij binnen in de bidplaats van Maria, die heilige Maagd,
welke rnet geduld en vurigheid den dag afwacht, door
den God van Abraham, Isaak en Jacob voor de verlossing
van Israël aangewezen. „Wees gegroet" zegt hij haar,
o Maagd, vol van genade, de Heer is met u. Hij, die in
de hemelen heerscht, en wiens rijk geen einde zal hebben,
heeft mij tot u gezonden, om u te boodschappen , dat gij
een Zoon in uwen schoot zult ontvangen, Wien gij den naam
van Jesus zult geven. Hij zal groot zijn en de Zoon des
Allerhoogslen genoemd worden, en de Heer God zal Hem
den troon van zijn vader David geven; en hij zal over het
huis van Jacob heerschen in eeuwigheid, en zijn rijk zal
geen einde hebben.
4
-ocr page 60-
— 58 —
Wat heerlijke lof aan Maria gebracht! wat verhev
waardigheid haar aangekondigd! Hoe moet die eenvoudig
en nederige Maagd daarover verwonderd geweest zijn.
Gaan wij naar Nazareth, werpen wij ons aan de voeten
van Maria, die heilige Maagd, door God zoozeer bemind,
zeggen wij haar met den heiligen aartsengel Gabriël: wees
gegroet, vol van genade
, de Heer is met u. Ave, gratia
plena, Dominus tecum.
BEMERKINGEN.
1. Ook ons werd eenmaal gezegd, gelijk aan de al-
lerheiligste Maagd, dat wij genade voor God hadden ge-
vonden,
en dat diezelfde God, welke Maria tot moeder
aan zijn eenigen Zoon had gegeven, zich gewaardigd had
ons uit te kiezen, om zijne bruiden te wezen. Onze on-
dertrouw had plaats in de vergadering der maagden,
voor het heilig altaar, in de handen van den dienaar
des Heeren, zijn vertegenwoordiger op aarde. Onze blijd-
schap was groot. Men ontnam ons den wereldschen tooi,
en trok ons het religieuze kleed aan. Hoe gaarne legden
wij de liverei der wereld af, om ons met de liverei van
Jesus Christus te bekleeden ! Hoe verzuchtten wij naar
het oogenblik, waarop het ons vergund zoude zijn, ons
met een eeuwigen keten aan Hem te verbinden, en de
zoetigheid te smaken der banden, die ons door de be-
lofte innig met den Zoon Gods zouden vereenigen!
Dat gelukkig tijdstip naderde: men waarschuwde ons,
dat, om ons den hemelschen Bruidegom waardig te ma- (
-ocr page 61-
— 59 —
ken, God in onze zielen dezelfde verandering moest
zien, die er in ons uitwendig had plaats gehad; dat wij
den aardschen mensch moesten afleggen, gelijk wij onze
wereldsche kleederen afgelegd hadden; dat wij ons met
alle zorg moesten beijveren aan ons zei ven te sterven;
dat de verplichting op ons rustte, om met Christus in
het graf te dalen, en er het leven te laten , dat wij,
met alle ongelukkige kinderen van Adam, van onzen
stamvader geërfd hadden. Wij luisterden naar die verma-
ningen. Wij geloofden in den ijver, die ons vervoerde,
dat niets boven onze krachten was. Wij verbonden ons
aan Jesus door de heilige beloften. Maar hebben wij die
beloften gehouden? Houden wij die nog heden getrouw?
2. Wij hebben de verbintenis aangegaan, van ons
zelven niet meer te zoeken, en aan de ten onderbren-
ging onzer begeerlijkheden te werken, tot dat zij geheel
onder bedwang zijn gebracht; en omdat de begeerlijk-
heid van het vleesch den dood in de lichamelijke ge-
strengheden vindt, de begeerlijkheid der oogen in het
beoefenen der armoede, en de hoovaardij des levens in
de getrouwheid in te gehoorzamen, hebben wij aan God
beloofd een arm en verstorven leven te leiden, en in
alles volmaakt te gehoorzamen.
Hebben wij dat alles ook steeds gedaan? Doen wij
het nog altijd? En zoo niet, waarom die verandering
van gedrag? Onze beloften zijn nog altijd verbindend,
en de beweegredenen tot het onderhouden dier beloften
blijven nog altijd dezelfde. Wij wisten, dat Jesus slechts
diegenen tot zijne bruiden aanneemt, die eene groote
-ocr page 62-
— 60 —
overeenkomst met Hem hebben in gedachten en genegen-
heden, diegenen, wier leven Hij is, en die bijgevolg aan
het leven der zonde gestorven zijn. Jesus Christus nu
is niet veranderd, waarom dan zouden wij veranderen ?
Waarom zouden wij gelooven, dat het ons genoeg is,
gedurende den proeftijd getrouw geweest te zijn, en dat
wij, eenmaal tot de professie toegelaten, niet meer noo-
dig hebben, ons zelven te bedwingen, ons zelven te
kruisigen? Ach! laat ons vreezen, .dat de Zoon Gods,
in de hoop, die Hij van ons had opgevat, teleurgesteld,
ten onzen opzichte handele, gelijk de joden in het oude
verbond ten opzichte hunner ontrouwe echtgenootcn, —
dat Hij ons verstoote. Hoe zouden wij dan te beklagen
zijn, en wat zou er van ons kunnen geworden? O gij,
die altijd aan den Heer getrouw zijt "geweest, die na de
baring van den Zoon Gods niet hebt opgehouden, Hem
zoo aangenaam te zijn, als gij het te voren waart, maar
altijd hebt toegenomen in volmaaktheid en heiligheid,
allerheiligste Moeder van Jesus, bid voor ons, uwe kin-
deren, vraag voor ons aan uwen goddelijken Zoon, dat
wij u getrouw mogen navolgen, en naar uw voorbeeld
nooit stil mogen staan op den weg der volmaaktheid.
VOORBEELD.
De heilige Clara,
De heilige Clara gaf van hare kindsche jaren af blijken van de
uitstekende deugd, tot welke zij later zou opklimmen. Vroegtijdig
reeds blonk zij uit door godsvrucht tot de allerheiligste Maagd,
en door groote liefde voor de eenzaamheid en voor het gebed. Dik-
-ocr page 63-
— 61 —
wijls rond men haar in hare kamer, geknield het gebed des Hee-
ren en de engelsche groetenis biddende. Zij had zich verbonden,
die gebeden eiken dag eenige malen te verrichten, en naar het
voorbeeld der oude kluizenaars, telde zij die met steentjes, welke
zij bij zich droeg.
Zij had ook eene bijzondere liefde voor de maagdelijke zuiver-
heid, en was vast besloten, nooit een anderen bruidegom te nemen
dan Jesus. Hare ouders nogtans hadden andere inzichten ; eu toen
zij den ouderdom van achttien jaren bereikt had, stelden zij haar
voor, zich in het huwelijk te begeven. Clara, daarover zeer be-
droefd , begeeft zich naar den heiligen Franciscus, die te Assisio
in groote faam van heiligheid leefde, ontdekt hem het geheim
harer ziel, en vraagt hem om raad. De uitslag dier onderhandeling
was , dat Clara de wereld zou verlaten, en ten spoedigste zich bij
den heiligen Franciscus zou vervoegen, om met de liverei van
Jesus bekleed te worden.
Zij ontvluchtte het vaderlijk huis, en vergezeld van eenige jonge
dochters van voorbeeldige deugd, aan wie zij haar geheim had
toevertrouwd, ging zij naar het klooster van Portiuncula, eene mijl
van Assisië gelegen. Daar woonde de heilige Franciscus met zijne
kloosterlingen; zij kwamen haar proccssiesgewijze aan de kerkdeur
te gemoet, den lofzang Veni Creator zingende, en geleidden haaï
naar het altaar van Maria. Daar liet zich de heilige Clara door
Franciscus het haar afsnijden , legde hare prachtige kleederen af,
trok met vreugde een boetekleed aan, in den vorm van een zak
gemaakt, hetwelk zij met een koord om haar lichaam bond.
Dewijl de heilige Franciscus nog geene religieuze dochters had ,
geleidde hij haar naar een klooster van Benedictinessen, waar zij
met groote liefde ontvangen werd. ■
Zoodra het gerucht der afzondering van de heilige Clara bekend
was, kwam men in menigte toegesneld , om haar uit de eenzaam-
heid te trekken. Men gebruikte zelfs geweld; maar Clara toonde
hare afgesneden haren, hield met beide handen het altaar vast, en
zeide tot hen, die haar lastig vielen, dat Jesus Christus haar tot
-ocr page 64-
62 —
zijnen dienst had geroepen, dat zij nooit een anderen bruidegom
zou nemen dan Hem, en dat, hoe meer men haar zou vervolgen,
hoe meer zij verhoopte, dat God haar sterkte zou geven om te
weerstaan.
Zij verflauwde nooit in haren eersten ijver, en haar geheele
leven was voor hare dochters eene welsprekende opwekking tot de
verhevenste deugd. Zij onderscheidde zich door hare liefde voor de
armoede, welke de kenmerkende geest harer orde is; zij dreef de
boetvaardigheid en de versterving zoover, dat de heilige Francis-
cus dikwijls verplicht was haren ijver te matigen; hare gehoor-
zaamheid was zoo volmaakt, dat zij nooit een anderen wil had ;
dan den wil van haren geestelijken vader: „beschik over mij,"
zeide zij hem, „gelijk het u zal believen, ik ben geheel de uwe;
sedert ik aan God het offer van mijn wil hebt gebracht, kan ik
aan mij zelve niet meer toebehooren,"
Van hare eerste jaren af had zij Maria bemind, onder hare be-
scherming had zij zich aan God toegewijd, zij ging voort haar zoo
getrouw te cercn, dat zij verdiende in het uur des doods door
haar te worden bezocht. Eene der religieuzen, die er tegenwoor-
dig waren, kende door eene hemelsche verlichting, wat er op dat
uur in de ziel der Heilige omging; zij zag de Moeder Gods zich
over hare legerstede heenbuigen, om haar te troosten en te
liefkoozen.
VERZUCHTING.
Ave Maria, abyssus miracttlorum.
Wees gegroet Maria, afgrond van wonderen. H. Dam.
VOORNEMEN.
Van tijd tot tijd de verplichtingen van den religieuzen
staat overwegen.
-ocr page 65-
— 63 —
TIENDE DAG.
De Mensohwording des Woords,
DE PROFESSIE.
OVERWEGING.
Ait Maria: Ecce ancilla domini, fiat mihi secvndnm
verbum tuum... et verbum caro factum est.
Maria zeide: Zie de dienstmaagd des lieeren, mij geschiede
naar uto woord.... en het Woord is vleesch geioorden.
Luc. I. 38.
Joan. I. 14.
Wie zal ons doen begrijpen, wat Maria gevoelde, toen
zij den heiligen Geest in haar voelde werken, en zich als
Moeder van God mocht erkennen? O gelukkige Aarts-
engel, gij, die getuige geweest zijt van alles, wat er in
die Moederniaagd omging, wil er ons iets van openbaren.
Welke bewondering! welke aanbidding! welke dankbaar-
heid! welke liefde! Wat zijn al de aardsche genoegens,
wat is de vreugde des hemels, bij de zoetigheid, de vreugde,
die Maria toen smaakte ? De engelen aanschouwen God, Maria
bezit Hem, zij gevoelt Hem in haar binnenste, geneugten uit-
stortende duizendmaal zoeter dan honig. Hij bezielt haar, Hij
ontvlamt haar, doet haar verteeren van liefde, Hij deelt haar
die onuitsprekelijke rust mede, die Hij in den schoot zijns
Vaders geniet, en die zijn geluk in eeuwigheid uitmaakt.
De heilige Joannes de dooper rust nog in den schoot
zijner moeder, en bij het naderen van Maria, dat taber-
nakel der Godheid, springt hij op van levendige blijd-
-ocr page 66-
— 64 —
schap. Indien de tegenwoordigheid van Jesus in Maria
zich zoo levendig aan zijn Voorlooper doet gevoelen, wat
moet zij dan voor Maria zelve niet zijn ?
O driemaal heilige God, wat zijt Gij goed jegens hen,
die U beminnen ! O onvergelijkelijke Maagd, teerminnende
en beminde Moeder, deel ons de gevoelens van uw hart
mede, en aanvaard die uwer toegenegen kinderen.
BEMERKINGEN.
1. Bit is de dag, dien de Heer gemaakt heeft, laat
ons juichen en ons verheugen.
Ilaec dies,quam fecii Dominus, exultemus et laetemur in ed.
Zoo jubelt de Kerk op den dag der glorierijke verrijzenis
van haren goddelijken Bruidegom. Op den dag onzer pro-
fessie jubelde ook ons hart, en zeiden wij : dit is de dag,
dien de lieer heeft gemaakt, laat ons juichen en ons ver-
heugen.
Wat was onze blijdschap groot op dien dag! Hoe
gevoelden wij ons geluk! Sedert long beijverden wij ons,
om door boetvaardigheid en versterving, aan ons zelven
te sterven; sedert lang besteedden wij al onze zorgen,
om deti ouden mensch af te leggen, wiens tegenwoor-
digheid in ons hart een heilige God niet kan dulden;
sedert lang met Christus begraven, verzuchtten wij vurig
naar den dag onzer verrijzenis. Eensklaps liet eene stem zich
hooren; zij kwam uit den hemel. „Verheugt u, werd ons
gezegd, de bruiloft van het Lam is eindelijk gekomen."
Venerunt uuj)tiae Jgni.
Nog een weinig tijds, en de Koning
der glorie zal nederdalen; Hij zal tot u komen en u den
-ocr page 67-
— 65 —
ring, ten teeken üijner verbintenis, aan den vinger steken;
Hij zal de Kroon op uw hoofd plaatsen, waarmede zijne
moeder Hem gekroond heeft op den dag zijner zegepraal.
Venerunt nuptiae Agni.
Hoe klopten onze harten Jbij die aankondiging! Wat
levendige blijdschap vervulde ons binnenste! Kom, riepen
wij uit, korn , o Bruidegom der maagden , uwe bruid is
bereid
en wacht u. TJxor praeparavit se. O mijne ziel,
verkondig aan de geheele wereld de groote dingen, die
de Zoon Gods alsdan in u uitwerkte; dat de geheele aarde
de gunsten erkenne, waarmede gij overladen werdt, het
geluk, dat gij genoot, de zoete verrukking, waardoor gij
opsprongt in God, uw Zaligmaker.
De banden, die ons aan de wereld hechtten, vielen
voor altoos af; andere banden werden ons aangelegd,
het waren de banden der liefde, de banden, die ons
hechtten aan Jesus, den goddelijken Bruidegom onzer zielen.
Hij kwam in ons, die God van goedheid en heerlijkheid,
en als een machtige Koning vestigde Hij den zetel zijns
rijks in onze harten. Aan de slavernij der wereld en dei-
zonde ontrukt, kwamen wij onder de zoete heerschappij
van den eenigen Welbeminde. Terwijl wij zijne bezitting
werden, werd Hij zelf ons deel. Met David hebben wij
uitgeroepen: De Heer is mijn erfdeel. O hoe schoon is
mijn erfdeel!
En met de Bruid van het Hooglied hebben
wij gezegd: mijn Beminde is de mijne en ilc berk de zijne.
Helectus mens mihi et ego UU.
Dochters van Sion, zingt
met mij een lofzang den Welbeminde ter eer. Ver-
kondigt zijne onmetelijke goedheid, zijne liefde, zijne
-ocr page 68-
— 66 —
milddadigheid jegens zijne beminde bruiden. O Jesus!
wat is hij groot, de overvloed uwer goederen! Hoe
zacht is uw geest! Hoe schoon zijn uwe tabernakelen! Mijne
ziel, zegen den Heer! Dat alles in mij zijn heiligen naam
verheerlijhe! Engelen des Hemels, zegent den Heer! Hat
alles in den hemel en op de aarde voortdurend den Heer
verheerlijhe !
2. De dag onzer professie was een dag van geluk en
zoeten troost. Was het ook zoo met alle de dagen, die
daarop gevolgd zijn? En indien ons geluk verminderde,
die zoete troost van ons week, wat was daarvan de oor-
zaak ? Zou de Zoon Gods, gelijk de zonen der menschen
een bruidegom zijn, onstandvastig in zijne liefde?... O
neen, Jesus Christus is altijd dezelfde, dezelfde goedheid
en liefde; maar Hij is een jaloersche bruidegom; en indien
Hij slechts een weinig verdeeldheid in onze harten bemerkt,
houdt Hij aanstonds op geheel de onze te zijn.
O Jesus, de beste der bruidegoms, vergeef ons onze
ongetrouwheid, de koelheid onzer liefde, heb medelijden
met onze zwakheid. Indien wij U somtijds verdriet hebben
aangedaan, indien Gij eenige bitterheid gevonden hebt, in
met ons te leven,
wil het niet toeschrijven aan onzen
boozen wil, maar wijt het aan onze zwakheid. Ouze harten
zijn voor U, o Welbeminde onzer zielen. Wil er U zoo-
danig meester van maken, dat Gij alleen er toegang toe
hebt. Geef, dat wij U alleen en uit geheel ons hart
beminnen.
Ü Maria, waak over uwe kinderen, wij willen uwen
Jesus toebehooren, bewaar ons voor altijd voor Hem.
-ocr page 69-
— 67 —
VOORBEELD.
De eerwaardige moeder Mechtildis van het heilig Sacrament, instelster van
de gedurige aanbidding.
De eerwaardige moeder Mechtildis van het heilig Sacrament wist,
hoe belangrijk de plechtigheid der professie is. Hoewel haar leven
eene gedurige voorbereiding daartoe geweest was, vroeg zij, toen
men haar aankondigde, dat het haar toegelaten werd hare beloften
te doen , nog veertig dagen, om zich nog volmaakter voor te bereiden.
Al dien tijd bracht zij in de eenzaamheid, en in de oefening der
strengste boetvaardigheid door. De Heer schepte er behagen in, en
deed haar zien, hoe gaarne Hij haar tot zijne bruid aannam. Daags
voor hare professie, terwijl zij een weinig rust ging nemen, werd
zij in den geest door twee engelen voor den troon der allerheiligste
Maagd geleid. Zij bood haar ootmoedig hare beloften aan. Die
liefdevolle Moeder ontving ze, en bood ze op hare beurt de heilige
Drievuldigheid aan, en aanstonds nam Jcsus haar tot bruid, eu
teekende het hu wel ijkscontract met zijn bloed. Toen het visioen was
verdwenen, begaf de gelukkige Novice zich naar de Kerk, en daar
was het, alsof haar hart door de liefde zou worden verteerd, terwijl
zij daar bad, in afwachting van het gelukkige oogenblik, waarop
zij hare professie zou doen. Gedurende den geheelen dag werd hare
ziel door de zoetste vertroostingen overstroomd, vertroostingen, wier
zoetigheid door hen alleen wordt gekend, die ze geproefd hebben;
en in haar verder leven herhaalde zij dikwijls met eene altijd nieuwe
blijdschap de woorden van den profeet: Domiiii ego sum. Ik behoor
den Heer toe.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, corona reyia, pretiosissimum habens lapidem
Christnm.
Wees gegroet, Maria, Koninklijke kroon, door Christus
als met een, allerkostbaarst gesteente versierd.
H. Epiph.
VOORNEMEN.
Dikwijls dit schietgebedje herhalen , dat zoovele heiligen
voortdurend in den mond hadden: God alleen.
-ocr page 70-
— 68 —
ELFDE DAG.
Bezoek van de allerheiligste Maagd aan
hare nicht XDlizabeth.
LIEFDE TOT DEN NAASTE.
OVERWEGING.
Exurgens Maria abiit in montana cum festinaüone, et
intravit in domum Zachariae, el salutavit Elisabeth.
Maria stond op en reisde met haast naar het gebergte,
en zij kwam in het huis van Zacharias en groette Elisabeth\'
Luc. I. 39.
Jesus Christus is nedergedaald in den schoot van Maria.
De eerste beweging welke God, die ons is h-omen bezoeken
in zijne innigste barmhartigheid,
zijne allerheiligste Moeder
inboezemt, is eene beweging van liefde. In die dagen,
zegt de heilige Evangelist, stond Maria op, en reisde met
haast naar het gebergte, en begaf zich in het huis van
Zacharias.
In die weinige woorden heeft de gewijde schrijver
al de kenteekenen der oprechte liefde in het kort saanigevat.
1.    Is Elisabeth de moeder van den heiligen Voorlooper,
Maria is de moeder van God. Wie moet den eersten stap
doen ? De wereld zou zeggen : Elisabeth. Maar zoo denkt
zij niet, die den God van alle liefde bezit.
2.     Maria gaat met haast: cum festinaüone. Waarom
die haast in de hoogwaardige Bruid van den heiligen Geest ?
Het is, omdat een hart dat waarlijk liefdadig is, verlangt
-ocr page 71-
— 69 —
om goed te doen, en een zeker verdriet gevoelt, tot dat
het er de gelegenheid toe vindt. De liefde kent geen
uitstel. Nescit tarda molimina.
8. Zij kent ook geene moeielijkheden. Zie, hoe Maria
de bergen beklimt, hoe weinig zij acht geeft op de moeie-
lijkheid van den weg. Abiit in montana.
De tegenwoordigheid van die nieuwe ark des verbonds
in het huis van Zacharias bracht heil en zegening aan.
Elisabeth werd met den heiligen Geest vervuld , het kind,
dat zij in haren schoot droeg, werd van de erfzonde gezuiverd,
Zacharias zelf kreeg de spraak terug, en ontving de gaaf
van voorzegging.
Vereenigen wij ons met de heilige Elisabeth, om Maria
geluk te wenscheu met het heil haar geschonken, en om
haar te bedanken voor de genaden, waarvan zij zich de
uitdeelster begint te toonen.
BEMERKINGEN.
1. De liefde, die het hart der allerheiligste Maagd
vervult, moet ook het hart van de religieuze vervullen.
Waar zal men die deugd vinden, wanneer men haar
niet vindt in den religieuzen staat, waar men belijdenis
doet, van de voorschriften van het Evangelie in al hunne
volmaaktheid op te volgen ?
Beminnen wij alle menschen; wij zijn het aan God
verschuldigd. De eeuwige Vader heeft de menschen zoo-
zeer bemind , dat Hij voor hen zijn eenigen Zoon heeft
gegeven. Onze Heer Jesus Christus heeft de menschen
-ocr page 72-
— 70 —
zoozeer bemind, dat Hij uit liefde tot hen in lijden
heeft willen geboren worden, in armoede en verachting
heeft willen leven, en voor hunne zaligheid aan het
kruis, onder de vreeselijkste smarten, gestorven is.
De heilige Geest bemint de menschen zoozeer, dat
Hij onophoudelijk aan de deur van hun hart staat en
klopt, niets zoozeer verlangende, dan te mogen binnen-
treden, om er alle deugden in uit te storten. Geheel de
heilige Drievuldigheid toont zooveel liefde voor de men-
schen, dat Zij zich zelve als schijnt te vergeten, slechts
bedacht om de menschen gelukkig te maken. En zou-
den wij dan niet beminnen? God is voorzeker de juiste
waardeerder der dingen, en doet niets, wat niet volmaakt
is; daar God dan de menschen zijne liefde waardig acht,
moeten zij het ook inderdaad zijn. Beminnen w:ij der-
halve, beminnen wij allen, die God bemint; beminnen
wij alle menschen, ook hen, die ons weinig beminnelijk
mochten toeschijnen, beminnen wij hen, want zij worden
door God bemind, beminnen wij hen, want God vraagt
het ons, en Jesus rekent het zich zei ven aangedaan,
wat wij doen aan den naaste: zoo dihoijls gij het aan
een van deze mijne geringste broeders gedaan hebt, hebt
gij het aan mij gedaan.
2. Beminnen wij alle menschen; wij zijn het aan
Maria verschuldigd. Maria offerde haren goddelijken
Zoon aan den hemelschen Vader, op den berg van Cal-
varië. En wat gaf haar de kracht om dien dierbaren
Zoon ten offer te brengen, in wien de eeuwige Vader
zijn welbehagen vond ? Het was hare liefde voor de
-ocr page 73-
— 71 —
jenschen. Indien dan iemand zijn hart voor de liefde
sloot, zou hij niet voor een ontaard schepsel moeten ge-
houden worden? Heilige Maagd, die ons zoozeer bemind
hebt, dat gij voor ons uwen eenigen Zoon hebt opge-
offerd , verkrijg voor ons door uwe voorspraak, dat ons hart
met diezelfde gevoelens moge worden vervuld, waarmede
het uwe vervuld was voor hen, die gij als uwe broeders
beschouwdet, en die uw edelmoedig offer tot uwe kin-
deren maakte. Uwe kinderen moeten u in alles gelijken;
en dat is ook ons verlangen, o liefdevolle Moeder. Maak,
wij smeeken er u om, dat wij met u alle menschen en
wel van ganscher harte beminnen.
3. Beminueu wij alle menscben; wij zijn het aan de
heilige Kerk verschuldigd. Die hoogwaardige Bruid des
Zaligmakers heeft voorzeker wel recht op onze weder-
liefde. Na de waardigheid, waartoe zij ons heeft verhe-
ven ; na de genaden en voorrechten, waarmede zij ons
heeft verrijkt, mag zij wel eenige erkentenis van ons
verwachten. Welnu, wat vraagt zij ? Dat wij alle men-
schen zullen beminnen; dat wij hun al de diensten zul-
len bewijzen, die in onze macht zijn; dat wij voor allen
zullen bidden met die vurigheid en dat vertrouwen ,
welke altijd verhooring vinden.
Wat vraagt zij nog? Dat wij vol medelijden met het
lot dier ondankbare en wederspannige kinderen, welke
niet ophouden haar te bedroeven, onze tranen voegen
bij die, welke zij over hun ongeluk stort, en dat wij
met haar genade voor hen afsmeeken. Dat is voorzeker niet
te veel van ons geëischt. Laat ons dan bidden, laat ons
-ocr page 74-
— 72 —
veel en zonder ophouden bidden. Onze gebeden vermo-
gen veel bij dien God, aan wien wij ons toegewijd heb-
ben; indien wij Hem bidden met een hart van ware
liefde bezield, twijfelen wij er niet aan, dan zal de Heer
ons verhooren, en onze moeder, de heilige Kerk, zal
vertroost worden.
VOORBEELD.
De heilige Vincentius a Paulo.
De heilige Vincentius a Paulo voedde eene bijzondere godsvrucht
tot de Koningin des hemels, hij vastte daags voor al hare feesten,
en droeg altijd den rozenkrans aan zijn gordel; hij bad getrouw
den Engel des Heeren, waar hij zich ook mocht bevinden, zelfs bij
de vorsten en grooten der aarde; niets ondernam hij, zonder zich
onder de bescherming van Maria te stellen, en dikwijls werd hij
door haar op wonderdadige wijze geholpen. Onder anderen weten
wij, hoe de heilige, onder de hoede zijner hemelsche Moeder, op
een zwak bootje van Tunis naar Marseille de zee overstak met
den geloofsverzaker, dien hij tot de moederkerk had teruggevoerd.
Met die uitnemende godsvrucht tot Maria vereenigde de heilige
Vincentius eene teedere en heldhaftige liefde voor den naaste.
Zijne woorden, zijne daden, al zijne instellingen, zijn zoovele blij-
ken van die deugd; geheel zijn leven was aan het tijdelijk en
geestelijk welzijn des naasten gewijd.
Om niet te spreken van eene menigte trekken, die wonderbaar
zijn, zoo wordt er verhaald, dat hij tot algemeen aalmoezenier der
galeien benoemd, eene reis deed naar Marseille, om met eigen
oogen te zien, hoe de gevangenen werden behandeld; om beter den
waren toestand, en de gewone wijze van behandeling te kennen,
droeg hij zorg van niet erkend te worden. Terwijl hij de galeien
doorliep, bemerkte hij een gevangene, die meer dan de anderen
door het ongeluk van zijn toestand nedergedrukt, zich aan hevig
-ocr page 75-
-- 73 —
ongeduld overgaf, en met ontroostbare droefheid klaagde over de
diepe ellende, waarin zijne vrouw en kinderen waren gedompeld.
Vincentius\' hart werd door het innigste medelijden bewogen. Hij
dacht, dat die man misschien meer ongelukkig dan misdadig was,
en zocht naar een middel, om hem Ier hulpe te komen. Zijne liefde
gaf hein een middel in, waarvan de heilige Pauliuus tot dan toe
alleen het voorbeeld had gegeven. Hij begaf zich tot den bevel-
hebber , en smeekte hem de plaats te mogen innemen van dien
armen galeiboef. De goddelijke Voorzienigheid liet toe, dat de be-
velhebber toestemde in het dringend verzoek van den Heilige.
De verwisseling werd aangenomen, en na weinige oogenblikken
7ag Vincentius zich met de boeien van een boosdoener beladen;
en hij droeg die gedurende verscheidene weken, met eene edelmoe-
digheid, die alleen de heldhaftigste liefde kan inboezemen.
VERZUCHTING.
Ave Maria , columba pacifera.
Wees gegroet Maria, duif die den vrede aanbrengt.
VOORNEMEN.
Van tijd tot tijd de heilige Communie voor de zon-
daars opdragen.
.j
-ocr page 76-
— 74 —
TWAALFDE DAG.
De Lo(/.:i ny; der allerheiligste Maagd,
HET ZOEKEN VAN GOD ALLEEN.
OVEfTWEGlNG.
Ait Maria: Magnificat anima mea Jüominum.
Maria zeide: Mijne ziel maakt ff root den Heer. Luc. I. 46.
Zoovele wondereu iii Maria en door Maria gewrocht
verhoovaardigen haar niet, maar strekken slechts, om de
gevoelens van nederigheid, van liefde en dankbaarheid in
haar hart te versterken en te verlevendigen.
Elisabeth. is verwonderd, dat de Moeder des lleeren zich
gewaardigt tot haar te komen; zij is verrukt door de
yroote dingen, die in haar gebeurd zijn, en noemt haar
gezegend hoven alle vrouwen. Maria, in God verslonden,
niets ziende, niets beminnende, niets zoekende dan God,
haast zich de oogen harer nicht van zich af te wenden,
en op God te doen richten. Mijne ziel maakt groot den
lieer,
roept zij uit, en mijn geest heeft zich verheugd in
God, mijn Zaligmaker! omdat Hij heeft neder gezien Of
de geringheid zijner dienstmaagd;... Hij, die machtig is,
heeft groole dingen aan mij gedaan. Hij heeft krac/d
geoefend door zijnen arm. Hij heeft Israël, zijnen dienst-
knecht aangenomen, zijne barmhartigheid indachtig.
Hij
heeft mij tot die bovenmate groote eer verheven.
Aldus spreekt, alsdus denkt de Moeder des Almachtigen,
de heiligste der maagden, de Koningin van hemel en
-ocr page 77-
— 75 —
aarde. Bewonderen wij die diepe nederigheid, die groote
zuiverheid van het hart van Maria, waardoor zij niets aan
zich zelve toeschrijft, alle glorie aan God geeft; en bidden
wij haar, in die zuiverheid des harten, in het zoeken
van God alleen, haar meer gelijkvormig te mogen worden.
BEMERKINGEN.
1. Aan God alleen \'komt eer en glorie toe, roept de
heilige Paulus uit.... En inderdaad, God alleen is groot,
onveranderlijk, eeuwig. Hij is de wijsheid, de goedheid,
de almacht, zijne volmaaktheden hebben geene grenzen.
Hij is het begin en het einde van alles, want Hij heeft
alles voor zich zelven gemaakt. In Hem zijn wij
, bewegen we
ons en leven wij
, en hoe verheven onze kennissen, hoe
schitterend onze deugd , hoe groot onze rijkdommen ook
mogen zijn, uit zijne volheid hellen we alles ontvangen : Hij
is de oorsprong van alle goederen ; de Iron van alle volmaakte
gave. Aan God derhalve komt de eer en glorie toe, de
grootheid
, de macht en de zegening in de eeuwen der eeuwen!
Aan den mensch integendeel komt niets anders toe
dan vergetelheid en verachting. Wat zijn wij inderdaad?
Een niet. Wat zijn wij nog? De onwetendheid en de
zwakheid zelve, en wat nog erger is, schepselen, die
zoo dikwijls weerspannig zijn geweest tegen hun Schepper,
met eene menigte van zonden en ongerechtigheden bela-
den, altijd genegen om op nieuw te zondigen, zoo vol
boosheid en bederf, dat, werden wij niet door Gods al-
macht ondersteund, wij elk oogenblik in de afschuwelijk-
ste misdaden zouden vervallen. fr~, ,~
|\' ti .,      \\.....
-ocr page 78-
— 76 —
Hoe is het dan mogelijk, dat men nog zich zelven
hoogschat, zich zelven bemint en zoekt? Indien Jesus
Christus, ofschoon God zijnde van oneindige heilig-
heid, zich de vervloeking zijns hemelschen Vaders waardig
achtte, om de zonden, die Hij op zich had genomen,
hoe moeten wij dan ons zelven beschouwen, die zoo
dikwijls den oneindigen God hebben vergramd ? Aan ons
derhalve vergetelheid en verachting, aan God alleen de
eer en glorie, de grootheid, de macht en de zegening,
in de eeuwen der eeuwen.
2. Wanneer ook alle menschen, met terzijdestelling
hunner heiligste plichten, hun eigen eeredienst boven
dien van den onsterfelijken Koning der eeuwen zouden
stellen, wanneer allen altaar tegen altaar zonden op-
richten, en zich zelven een afgodischen wierook zouden
offeren, dan nog zouden wij, en wel te meer, ons de
getrouwe dienstmaagden des Heeren moeten toonen, en
geen andere glorie zoeken dan de zijne.
Men begrijpt inderdaad, dat menschen, die weinig
onderricht zijn, die door hun beroep onophoudelijk met
de wercldsche zaken bezig zijn, hunne oogen weinig op
God of naar den hemel richten, en in alles zich zelven
zoeken. Maar wij, die dagelijks in de overweging aan de
nietigheid van het schepsel en aan de verhevenheid van
den Schepper worden herinnerd; — wij, die door de
weldaden Gods van alle kanten als omringd zijn; — wij,
die door het voorrecht onzer heilige roeping slechts met
heilige zaken bezig zijn, indien wij in die dwaling ver-
vielen, welke verschooning zouden wij kunnen inbrengen?
-ocr page 79-
— 77 —
Daarenboven wij zijn geroepen, om God herstel te geven
voor de goddeloosheid en de ondankbaarheid van zoovelen?
om onzen goddelijken Bruidegom al de eer en liefde, die zij
hem schuldig zijn, te bewijzen; om Hem door onze getrouwe
toewijding aan zijnen dienst, de onverschilligheid te doen
vergeten, waarvan Hij overal het voorwerp is. Wat zou het
dus zijn, indien ook wij ons zelven zochten ? Welke belee-
diging ware dat God aangedaan ? Welk ongeluk voor ons
zelven ? De Heer zou zich van ons afwenden, gelijk een
echtgenoot zich verwijdert van eene ontrouwe echtgcnoote,
en na dit leven zou ons deel met de ongeloovigen wezen.
God verhoede, dat ous dit overkome! Neen, werken
wij voor God alleen; dat alles in ons tot zijne glorie
strekke; en gelijk een vader, die door verscheidene zijner
kinderen op eene ontaarde wijze behandeld wordt, een eer-
biedigen eii gehoorzamen zoon des te meer blijken van
zijne liefde zal geven, zoo ook zal onze goede Meester
zijn welbehagen in ons stellen, Hij zal ons de zoetste
genoegens in zijnen dienst doen smaken, en wanneer de
dood ons in het bezit van zijn rijk zal hebben gesteld,
zal Hij ons voor altijd op zijnen troon doen zetelen.
VOORBEELD.
De zalige Margarctha-Maria Alacoque.
De zalige Margaretha-Maria, die iu deze laatste tijden de Kerk
zoozeer heeft gesticht en getroost door hare godsvrucht tot het
allerheiligste Hart van Jesus en tot het heiligste der Sacramenten,
was ook vervuld van de teederste liefde tot Maria. Verscheidene
malen ontving zij ook van haar de uitstekendste gunsten. Wij zullen
ons bepalen met er eene aan te halen, die betrekking heeft, op het
onderwerp, waarover wij handelen.
-ocr page 80-
— 78 —
Eens, liet was op den feestdag van Maria Hemelvaart, vertoonde
de. allerheiligste Maagd aan de zalige Margaretha-Maria eene geheim-
zinnige kroon, welke was saamgcsteld uit al de religieuzen, die zij
onder haar bestuur had, en zcide haar, dat zij zich daarmede als
met eene kroon van zoovele bloemen, voor de oogen van het hemelsei)
hof wilde versieren; maar zij voegde er bij, dat, toen zij het hoofd
met dien krans van bloemen versierd, zich ten hemel wilde ver-
heffen, het grootste gedeelte was nedergevallen, omdat zij zich niet
genoeg van de aarde hadden onthecht; dat zij er slechts vijftien had
behouden, en dat er van die vijftien maar vijf zuiver en volmaakt
genoeg waren bevonden, om aaugeuomen te worden onder de bruiden
van haar goddelijkeu Zoon. De allerheiligste Maagd, zeide de Zalige,
wilde mij daardoor te kennen geven, van hoeveel belang het voor
eene religieuze is, van alles en vooral van zich zelve onthecht te
zijn, om haar omgang en haar verkeer in den hemel te hebben.
Een andermaal vertoonde de Moeder Gods de heiligheid dier vijt
bruiden onder een ander zinnebeeld aan hare godvruchtige dienst-
maagd. Zij toonde haar het heilig hart van Jesus als eene bron van
levende wateren. Door vijf buizen vloeiden die wateren in het hart
der vijf religieuzen, welke getrouwelijk God alleen hadden bemind,
en het scheen haar, dat onze goddelijke Zaligmaker blikken van
welbehagen op die harten vestigde. Lager waren verscheidene andere
harten, welke ook van die goddelijke wateren ontvingen, maar door
hunne schuld er een groot gedeelte van verloren. Het waren de
harten der andere religieuzen, wier onthechting niet volkomen was,
en die nog cenige verdeeldheid hadden in hare liefde.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, thuribulum aureum.
Wees gegroet, Maria, gouden wierookvat. H. Epiph.
VOORNEMEN\'.
Zich dikwijls voorstellen, ssijne werken te verrichten door
God, in God, met God eu voor God alleen.
-ocr page 81-
— 79 —
DERTIENDE DAG.
S< Jlaswijgreii van Maria ten opzichte van
den heiligden .Tosseph,
OOTMOEDIGHEID.
OVERWEGING.
Joseph voluit occulte diwittere eam. Haec autem eo cogi-
lante, ccce Angelus Domini apparuit ei.
Josep/i wilde heimelijk van haar scheiden. Doch terwijl
hij aldus dacht, zie, daar verschijnt hem een Engel des
Heeren.
Math. I. 19, 20.
Maria, wonderbaar in geheel haar gedrag, drijft de
heldhaftigheid der deugd somwijlen zoo ver, dat men
niet anders kan, dan er zich over verwonderen en zwij-
gen. De Heer heeft haar verkoren, om haar te verheffen
boven alles, wat in den hemel en op de aarde verheven
is; Hij heeft in haar zulke wondere zaken gewrocht,
dat al de geslachten haar zalig zullen prijzen; en Maria
zegt geen woord van hare verheffing aan den heiligen
Joseph; zij houdt al de gunsten voor hem verborgen,
waarmede de Almachtige haar overladen heeft. Zij spreekt
er van, wel is waar, met Ehsabeth; maar waarom?
omdat Elisabeth haar voorkomen heeft; en nog, hoe
spreekt zij tot haar? Om God te verheffen en zich zelve
te vernederen. Drie maanden verloopen; Maria keert
weder uit Hebron; Joseph begint den staat van zijne
-ocr page 82-
— 80 —
Bruid te bemerken. Het was haar onmogelijk de verle-
genheid , en de bekommernis van den heiligen Joseph
niet te ontwaren. Spreek een enkel woord, o Maagd dei-
maagden , en het vermoeden van uw kuischen Bruide-
gom zal verdwijnen, hij zal voor uwe voeten nedervallen,
en in u de Bruid eeren van den heiligen Geest. Een
enkel woord is slechts noodig, maar Maria zal het niet
spreken. Noch de liefde, die zij haren Bruidegom toe-
draagt, noch de zoo natuurlijke begeerte om zich zelve
te verontschuldigen, noch de zoo ernstige gevolgen, die
haar stilzwijgen kan hebben, niets kan haar overhalen,
om van hare ootmoedigheid af te wijken, en van hare
verheffing te spreken. O ootmoedigheid van Maria, wat
zijt gij onze bewondering waardig!
BEMERKINGEN.
1. Indien de ziel waarlijk geestelijk is, dan is het
gemakkelijk aan de wereld, en aan de zinnelijke be-
geerten van het ellendige vleesch te sterven; maar veel
moeielijker is het te sterven aan zijne eigen voortreffe-
lijkheid, en niets te willen zijn in zijne eigen oogen,
en in de oogen van anderen. Hoe moeielijk is het op-
recht ootmoedig te wezen! „De eigenliefde," zegt de
heilige Gregorius, „is de eerste ondeugd, die in den
„mensch wordt geboren, en de laatste, die in hem sterft."
Primum nascens, extremum moriens. En dit is ook inder-
daad zoo; en daarom moeten wij alle pogingen aanwen-
den, om die ondeugd uit ons hart uit te roeien, daartoe
-ocr page 83-
— 81 —
zal ons veel helpen, dat wij ons ernstig toeleggen, om
God alleen te zoeken.
De eigenliefde openbaart zich hoofdzakelijk op twee wijzen :
Ten eerste. Men wil doen zien alles wat men is en
heeft, en meer zelfs dan men is en heeft.
Ten tweede. Men kau niet dulden, dat anderen eene
slechte gedachte van ons hebben.
Hoe vinden wij de veroordeeling van die ongeregeld-
heden der eigenliefde in het voorbeeld van Maria! Zij is
de Moeder van den Zoon Gods, en haar eigen Bruide-
gom is er niet van onderricht. Joseph wordt door ver-
moeden aangaande hare zuiverheid gekweld, en zij zegt
geen woord om zich te verontschuldigen.
Treffend voorbeeld, dat ons hierin wordt voorgesteld!
Moeten wij niet bekennen, dat wij verlangen en er naar
streven, dat anderen eene goede gedachte van ons heb-
ben , dat zij gelooven, dat wij godvruchtig, ijverig, gere-
geld, verstorven zijn; terwijl wij tocli wellicht zelven
overtuigd zijn, dat wij die deugden niet bezitten. Indien
wij ze dan niet hebben, waarom willen wij, dat onze
zusters in dwaling verkeeren ? En indien wij ze bezit-
ten, hebben wij ze dan niet van God ontvangen ? Waar-
om beroemen wij er ons dan op, alsof wij ze niet had-
den ontvangen ? Waarom eischen wij dan de eer voor
ons zelven? Ja, verondersteld ook, dat men ons al de
achting, die wij verlangen, verschuldigd was, wat voor-
deel zouden wij er bij hebben ? Wat goed zou ons dat
aanbrengen naar lichaam of ziel, in den tijd of in de
eeuwigheid.
-ocr page 84-
— 82 —
Moeteu wij niet bekennen, dat wij niet kunnen dulden^
dat anderen ons over het hoofd zien, ons minachten ?
Maar wanneer die minachting gegrond is, waarom zijn
wij er dan ontevreden over? waarom willen wij dan ge-
acht worden ? En als we ons zelven goed beschouwen,
moeten wij dan niet zeggen, dat we verdienen veracht
te worden ? Bedenken we, wat we zijn van ons zelven,
wat we zijn niettegenstaande al de genaden van God,
en beslissen wij dan. Overigens, wij mogen verachting
verdienen of niet, wat kwaad kan zij ons doen ? O God,
hoe verblind moet men zijn om hoovaardig te wezen!
2. Bedenken we dikwijls dat de nederigheid, die alle
Christenen zoozeer is aanbevolen, nog meer noodzakelijk
is voor de bruiden van Christus. Daar wij geroepen zijn,
om het verstorven leven, dat onze goddelijke Zaligmaker
op deze wereld geleid heeft, in ons te vertoonen, kun-
nen wij niet aan onze heilige roeping beantwoorden,
indien wij niet nietig zijn in onze eigen oogen, en het
ook willen zijn in de oogen der wereld.
Daarenboven, indien wij op den dag der aanneming
van het religieuze kleed, ons met Jesus Christus hebben
begraven in den dood,
op den dag onzer professie zijn
wij ook met Hem verrezen, om met Hem in de nieuw-
heid\' des levens te wandelen.
En welk was het leven van
Jesus na de verrijzenis? Een leven geheel in zijn "Vader
verslonden. Jesus was na de verrijzenis zoo in zijn "Vader
overgegaan, dat men van het menschelijke in Hem niets
meer bemerkte. Zoo ook moet het wezen met ons.
Met Christus in God verborgen, moeten wij aan onze
-ocr page 85-
— 83 —
eigenliefde, aan de hoogschatting onzer voortreffelijkheid,
aan geheel het menschelijk ik, zoodanig gestorven zijn,
dat wij alleen leven voor God.
Eindelijk we zijn religieuzen, van wie de heilige Hie-
ronymus zegt : „Het koor der religieuzen is als eene
„schoone bloem, als een kostbaar edelgesteente in den
„schat der heilige Kerk , waarop het den heerlijksten
„glans afwerpt." Ons leven moet alzoo gewijd zijn aan
de verheerlijking van God voor de gansche wereld. Hoe
ware dat mogelijk, indien wij ook onze eigen verheer-
lijking wilden zoeken, voor ons zelven leefden ? Heeft
de heilige Geest niet gezegd, dat de Allerhoogste een
afschuw heeft van ellen roof in het brandoffer ?
En ver-
nieuwt eene ziel, die zich zelve ongeregeld bemint, niet
de misdaad van de kinderen van Heli? Onttrekt zij aan
elk harer offers niet een gedeelte, dat zij zich zelve toe-
eigent? O heilige Maagd, verkrijg voor ons, dat wij u
•steeds meer mogen gelijken.
VOORBEELD.
De heilige Mechtüdis, maagd van de orde des heiligen Benedictus.
Niettegenstaande de uitstekende heiligheid, waartoe de heilige
Mechtüdis was geklommen, was zij zoo van hare onwaardigheid
doordrongen, dat zij zich verwonderde, hoe God haar koude ver-
dragen, en hoe Hij toeliet, dat de aarde haar droeg. Niettegen-
staande de buitengewone en bovennatuurlijke kennis, waarmede de
Heer haar had begunstigd, vreesde zij voortdurend zich te mis-
leiden. Die nederigheid maakte haar geschikt, om nieuwe gunsten
te ontvangen van Hem, die aan de hoovaardigen weerstaat en zijne
genade aan de nederigen schenkt.
Op zekeren dag zeide Jesus tot liaar, op het oogenblik der hei-
-ocr page 86-
— 84 —
lige Communie: „Mijne welbeminde, wilt gij zien hoe Ik in u ben,
en gij in mij zijt?" De heilige Mcebtildis, zich onwaardig oordec-
lende om tot haren God te spreken , antwoordde Hem niet, maar
vernederde zich diep. Op dezelfde stonde, zag zij het heilig lichaam
van Jesus als een allerzuiverst kristal, en hare ziel daarin als een
helder water, en zij hoorde deze woorden : „gij zijt niets in u zelve;
„maar uwe zelfstandigheid is in Mij, en komt van mijne genade."
Een andermaal zag de Heilige door een bovennatuurlijk licht,
dat zij de allerheiligste Maagd nooit met den verschuldigden eer-
bied gediend had. Op dit gezicht vernederde zij zich vol ootmoed,
en op hetzelfde oogenblik aanschouwde zij den Zoon Gods en zijne
heilige Moeder op een prachtigen troon gezeten. Zij hoorde Jesus
zeggen tot de heilige Maagd, dat zij er ook zijne bruid op zou
doen plaats nemen. Mechtildis met schaamte overdekt, met schrik
bevangen, vreesde in begoocheling te verkeeren. Zij dacht niet aan
die woorden van het boek der Openbaring. Al wie overwinnaar zal
wezen, zal ik met mij op mijnen troon doen zetelen.
Onze goddelijke
Zaligmaker haastte zich haar gerust te stellen , en sprak: „voor-
„waar, voorwaar, Ik zeg u, gij zijt niet bedrogen, er is geene be-
goocheling in alles, wat er in uwe ziel omgaat." En de allerhei-
ligste Maagd, de Heilige in hare armen nemende, gaf haar over
aan haren goddelijken Zoon, die haar onuitsprekelijke zoetigheid
deed smaken. Hij leerde haar Maria groeten in bewoordingen, die
zij nooit had gehoord, en die de voornaamste voorrechten behels-
den, welke die onvergelijkelijke Maagd, sedert hare eeuwige voor-
beschikking tot hare hemelvaart toe, van de aanbiddelijke Drievul-
digheid heeft ontvangen.
VERZUCHTING.
Ave Maria, cisterna Bethleëmitica.
Wees gegroet Maria, Bethlehem\'s put.
VOORNEMEN.
Zorg dragen van nooit over zich zelven te spreken.
-ocr page 87-
— 85 —
VEERTIENDE DAG.
Bels van de allerheiligste Rlaagfcl naar
Bethlehem,
ARMOEDE.
OVERWEGING.
Ascendit Joseph a Galilea in civilatem David, quae
vocatur Bethlehem, cum Maria desponsata sihi uxore
praegnante... non erat eis loens in diversorio.
Joseph gin ff op van Galilea naar de stad van David,
welke Bethlehem genoemd wordt
, met Maria zijn verloofde
vrouw
, die zwanger was... er was voor hen geene plaats
in de herlerg.
Luc. II. 4. 5. 7.
Maria en Joseph wachtten te Nazareth, in vrede en
met vurig verlangen, het uur af, waarop de Verlosser
der wereld zoude geboren worden; toen een bevel van
keizer Augustus de twee heilige echtgenooten verplichtte,
zich naar Bethlehem te begeven, van waar het geslacht
van David afkomstig was. Dit bevel werd uit menschelijke
inzichten door den keizer gegeven, uit hoovaardigheid ,
om het groote getal zijner onderdanen te kennen; maar
de goddelijke voorzienigheid beschikte het zoo, opdat de
Messias, erfgenaam van den troon van David, daar zou
geboren worden, zooals de profeet Micheas voorspeld had:
En gij Bethlehem, land van Juda, zijt geenszins de minste
-ocr page 88-
— 86 —
onder de hoofdsleden van Jvda, want uit u zal de Leids-
man voortkomen
, die mijn volk Israël regeereu zal.
Maria en Joseph te Bethlehem aangekomen zochten zich
te huisvesten. Maar overal werden zij verstooten : Er wai
voor hen geene plaats in eene herberg;
zij waren arm.
O verhevene Moeder van mijn Jesus, zoek niet langer
naar een verblijf in Bethlehein. Kom, ziehier mijn hart,
hetwelk voor u is geopend. Neem er uwen intrek met
uwen Bruidegom, en baar er Dengene, dien gij in uwen
schoot draagt.
BEMERKINGEN.
1. Niets misschien bewijst beter de ellende van den
mensch na de zonde, dan zijne gehechtheid aan de goederen
der aarde. Dat de verloren zoon, in een oogenblik van
verblindheid, zich uit het huis zijns vaders, zoo vol aan-
trekkelijkheden, verwijdere; dat hij later den draf der
varkens benijde; indien hij in dien toestand over zijne
uiterste ellende zucht, en besluit om naar het huis zijns
vaders terug te keeren, ons hart wordt tot medelijden
bewogen. Maar indien wij integendeel hein zijn vermaak
zien vinden onder de onreine dieren, en zijn behagen zien
scheppen in den draf met hen te deelen, dan vinden wij
in onze ziel geene verachting groot genoeg voor zoo diepe
verlaging. En toch, dit doet de mensch, wiens hart
aan de goederen dezer aarde gehecht is. Hij is voor den
hemel geschapen. God alleen kan zijne ziel verzadigen.
Zij is te groot om door iets buiten God te worden
vervuld.
-ocr page 89-
— 87 —
„Gij hebt ons voor U geschapen o Heer," roept de
heilige Augustinus uit „en ons hart kan niet rusten,
„tenzij het ruste in U." En men zal dien zoon des hemels,
dien koning der schepping, zich aan het aardsche zien
hechten, in het aardsche zijn behagen zien nemen, zijn
laatste einde zien stellen in de goederen en de genoegens
der aarde, er zijn hart mee vervullen ! welke onbegrijpelijke
laagheid! welke diepe vernedering !
Om den mensch uit die verworpenheid op te richten,
is de Zoon Gods op deze wereld gekomen, is arm geboren,
heeft arm geleefd en is arm gestorven.
Zijne Moeder was arm, zijne apostelen en zijne eerste
leerlingen waren arm. "Voor de armen heeft Hij eerst den
ingang tot zijne Kerk geopend, aan de armen gelastte
Hem zijn Vader het evangelie te verkondigen, aan de
armen belooft Hij zijn eeuwig rijk. Zalig zijn de armen
van geest
sprak Hij. want hun behoort liet rijk der hemelen.
I)e inenschen, getroffen door de onderwijzingen van een
God, die de zaken naar waarde schat, en die zich als een
vriend dor armoede en der armen deed kennen, hielden
op de armoede nog langer als eene schande en een ongeluk
te beschouwen, en van alle zijden kwamen vrijwillige
armen het getal der leerlingen van Jesus vergrooten. l)e
armoede werd het deel der verhevene en edelmoedige
zielen; zij heerschte overal waar de Kerk kinderen telde;
dat is, weldra over de geheele aarde. En als de verslap-
ping en aardschgezindheid toenam onder de christenen,
zocht de heilige armoede in de kloosters eene toevlucht;
duizenden verlieten have en goed, om in de eenzaamheid
-ocr page 90-
-- 88 —
in geheele onthechting van het aarsche te leven. Daar
heerschte zij wederom, en is daar blijven heersenen, daar
moet hare heerschappij voortduren tot aan het einde der
wereld. De religieus toch kiest den Heer alleen tot zijn
erfdeel; wil niets bezitten op deze wereld dan Jesus
Christus; is dood aan de wereld, aan de goederen en
rijkdommen der wereld.
Onze Bruidegom is arm, derhalve moeten ook wij arm
zijn. O heilige armoede! wier bekoorlijkheid zoo vermogend
is op het hart van onzen goddelijken Bruidegom, versier
onze harten met uwen schitterenden glans, opdat wij
welgevallig in zijne oogen mogen wezen.
2. Wij hebben belofte van armoede gedaan, toen wij
den religieuzen staat hebben aanvaard; maar zijn wij
wezenlijk en inderdaad arm, en niet slechts in schijn en
met name? Een ware arme bemint zijne armoede, ver-
langt met haar te zijn, en de gevolgen der armoede te
ondervinden. Hij leeft zonder bezorgdheid, overgegeven
in de armen van Gods vaderlijke Voorzienigheid. Alles,
wat men hem geeft, is hem goed, hij is te vreden met
het noodzakelijke, hij klaagt noch mort, wanneer hem
een of ander ontbreekt.
Beoordeelen wij ons zelven naar dit beeld van den waren
arme. Behooren wij niet tot die religieuzen, welke wel arm
willen zijn; maar op voorwaarde, dat niets hun ontbreke;
dat zij altijd al, wat zij verlangen, in overvloed hebben;
altijd naar hun smaak worden gevoed. Zijn wij tevreden met
hetgeen de gehoorzaamheid ons geeft? Ontvangen wij het
met dankbaarheid, als iets wat men ons niet verschuldigd
-ocr page 91-
— 89 —
is ? Leven wij zonder te verlangen en zonder te klagen ?
Achten wij ons gelukkig, wanneer ons somtijds het nood-
zakelijke ontbreekt? Onderzoeken wij ons zelven daarover.
Maar hiermede mogen we ons niet tevreden stellen.
Ware religieuzen moeten den geest van armoede verder
voeren. Zij moeten met geheel hun hart onthecht zijn
van alles, wat gewoonlijk groot wordt geacht, van de
gaven der natuur en van die der genade. Zij moeten zich
verheugen, dat zij van geringe afkomst zijn, dat zij
geen rijkbegaafden geest hebben, dat zij geene hoeda-
nigheden bezitten, die voor de oogen der menschen doen
schitteren.
Zij moeten zich vergenoegen met de maat van genade,
die hun is geschonken; hun behagen scheppen in de
minsten van allen te zijn, de laagste plaats in te nemen,
tevreden zijn met den laagsten trap van glorie in den
hemel, indien het Gods beschikking over hen is.
Ziedaar de ware armoede, die volmaakte armoede van
geest, waaraan Jesus Christus het rijk der hemelen beloofd
heeft. Is zij ons aller deel?
VOORBEELD.
De heilige Franciscus van Assisië.
De heilige Franciscus van Assisië, die de Serafijn der aarde
genoemd wordt, was een der grootste dienaren van de Koningin
des hemels. Nog sedert korten tijd had hij zich geheel aan God
gegeven, toen hij ondernam de kerk van Portiuncula te herstellen,
die de Benedictijner-monniken, onder den titel van Onze Lieve
Vrouw der Engelen hadden gebouwd. Deze onderneming was verre
6
-ocr page 92-
— 90 —
■boven zijne krachten; maar wat vermag de liefde niet? Franciscus
begon giften in te zamelen, en stelde zich met zooveel ijver aan \'t
werk, dat het hem gelukte, zijn plan ten uitvoer te brengen. Het
is in deze kerk, dat hij later de grootste gunsten van Maria ont-
ving. In deze kerk ook werd hij met een levendig licht bestraald
aangaande de waarde der armoede; wat hem aan zijne orde de
armoede tot grondslag deed geven.
De heilige Franciscus was gedurende zijn geheel leven, wat hij
van het begin zijuer bekcering geweest was, een ijverige dienaar
van de allerheiligste Maagd. Zijne liefde tot haar ging zoover, dat
hij verdiende een wonder van godsvrucht tot Maria genoemd te
worden. Behalve zijne gewone oefeningen, vastte hij ter harer eer
van den feestdag der heilige apostelen Petrus en Paulus tot den
dag harer Hemelvaart, en hij wilde, dat de Koningin der Engelen
ook do Koningin en Patrones zoude zijn van zijne orde, welke een
beeld van het leven der Engelen op aarde vertoouen moest.
Zijne liefde tot de armoede evenaarde de tecdere godsvrucht tot
de Moeder van een God, in de uiterste armoede in een stal geboren,
en van alles beroofd op den berg van Calvarië gestorven. „De ar-
„moede," zeide hij, „is de weg ter zaligheid, de voedster der
„nederigheid, do wortel der volmaaktheid." Een hart, dat de armoede
zoo hoog schatte, moest de armen grootclijks beminnen en achten.
Franciscus wijdde zich geheel aan den dienst der armen. Hij had
nog gccno belofte van armoede geuaan, toen hij op eene reis naar
Rome, die hij uit godsvrucht ondernam, aan de armen niet alleen
alles wat hij had uitdeelde, maar ook zijne eigen kleederen schonk.
Zijn grootste vermaak was de armen te dienen, en men zag hem
in de gasthuizen de lastigste en walgelijkste bezigheden op zich
nemen, om de arme melaatschcn te helpen en te verkwikken.
De heilige Franciscus stierf gelijk hij geleefd had. Op het oogen-
blik zelf, dat zijne ziel zich ging vereenigen met den God zijner
liefde, beval hij aan zijne kinderen de godsvrucht tot de allerhei-
ligste Maagd, en de standvastige beoefening der strengste armoede.
Dit was zijn testament. Na hun dit kostbaar erfdeel te hebben
-ocr page 93-
— 91 --
geschonken, wendde hij zich tot God, om den tijd, die hem restte,
met Hem alleen bezig te zijn; en hij hield niet op zich met God
te onderhouden, tot zijne ziel opvloog, om zich voor eeuwig met
haar God te vereenigen.
VERZUCHTING.
Ave Maria, nules levis, quae super cherubim sedentem
gestasti.
Wees gegroet Maria, lichte wolk, die dengene gedragen
heit, die boven de Cherubijnen gezeten is.
H. Hieron.
VOORNEMEN.
Zich een of\' ander onttrekken, met vergunning dei-
Overste.
-ocr page 94-
— 92 —
VIJFTIENDE DAG.
De Baring van «Ie allerheiligste Maagd.
HET HEILIG SACRAMENT DES ALTAARS.
OVERWEGING.
Peperit Filium suum primogenitum, et pannis eum
invohnt, et reclinavit eum in prasepi».
Zij baarde haren eerstgeboren Zoon, en wond Rem in
doeken, en legde Hem in eene kribbe.
Luc. II. 7.
Veertig eeuwen zijn er verloopen. De tijd, door de
profeten voorzegd, is gekomen. De Zoon Gods, de Eeuwige,
de Almachtige doet zijne intrede in de wereld. In de
kleine stad Bethlehem, in het midden van den nacht,
in een armen stal wordt Jesus, onze goddelijke Zalig-
maker, geboren. Zou men niet meenen een onttroonden
koning te zien, die onder begunstiging der duisternis,
verkleed, in zijne staten terugkeert, om op den verwel-
diger zijn troon te heroveren; en toch Hij is de al-
machtige Koning der eeuwen. Hoe was Maria opgetogen
van bewondering, als zij den God van het heelal op een
weinig stroo, in eene kribbe aanschouwde! Met wat eer-
bied wierp zij zich voor Hem neder, om Hem te aan-
bidden in den diepsten ootmoed des harten! Maar ook
hoe groot was hare vreugde, wat zoet gevoel doorstroomde
hare ziel, daar zij in dit Kind, in hetwelk het geloof
haar een God deed erkennen, haar Zoon mocht begroeten!
-ocr page 95-
— 93 —
Met welke uitstorting van liefde nam zij Hem in de armen,
klemde zij Hem aan haar hart, en drukte zij hare maagde-
lijke lippen op zijne wangen!
O Maria, o de gelukkigste onder de vrouwen, indien
ik het durfde wagen, hoe zou ik uw geluk benijden! o
Jesus, Gij, die zooveel behagen hebt genomen in de aan-
bidding en de liefkoozingeu uwer allerheiligste Moeder,
doe mij ook deelen in de gevoelens, die op den dag uwer
geboorte het hart uwer heilige Moeder vervulden.
BEMERKINGEN.
1. Indien het ons vergund ware geweest, met Maria
getuigen te zijn van de intrede van Jesus in de wereld,
wij zouden met haar, vol van den diepsten eerbied ons
terstond voor de voeten van dien Godmensch hebben
nedergeworpen, Hem daar met eene heilige huivering
hebben aanbeden, en onze hulde van dankbaarheid en
liefde hebben gebracht. Door het aanschouwen van dat
beminnelijk Kind met vertrouwen vervuld, en aangemoe-
digd door het voorbeeld en door de goedheid zijner heilige
Moeder, zouden wij ons aan de bewegingen van ons hart
hebben overgegeven, wij zouden Jesus in onze armen
hebben genomen en Hem teeder hebben omhelsd. O God....
O onuitsprekelijke wellust! welke zoetigheid zou onze ziel
dan hebben gesmaakt! Zouden wij wel perk hebben kunnen
stellen aan de uitstortingen onzer liefde.
Hetgeen wij dan zouden hebben gedaan, waarom zouden
wij het nu niet doen ? Hij, die te Bethlehem werd geboren,
daalt Hij niet dagelijks onder ons neder? Verblijft Hij
-ocr page 96-
— 94 —
niet voortdurend bij ons in het heilig tabernakel, waar
wij Hem altijd kunnen vinden, tot Hem kunnen naderen?
Te Bethlehem verborg Jesus zijne grootheid en heerlijkheid
onder den uiterlijken schijn van zwakheid en armoede.
Zoo doet Hij ook nu. En indien het geloof ons te Beth-
lehem in dat kleine kind een God zou hebben getoond,
waarom zou dat zelfde geloof ons geen God doen erkennen
in de heilige hostie? Dit is toch even waar.
Ja, wij weten, dat Jesus, de Godmensen, waarlijk en
wezenlijk in het heilig tabernakel rust; Hij, de God, die
hemel en aarde gemaakt heeft
die met drie vingeren het
heelal ondersteunt
die aan de zee gebiedt, en alles
bestuurt en regelt. Wij weten, dat Hij daar zetelt als
een koning op zijn troon, van macht en majesteit om-
geven, omringd door zijne engelen, die Hem voortdurend
aanbidden en zijn lof zingen.
Laat ons dan dikwijls naderen tot het heilig altaar;
vereenigen wij ons met die zalige geesten, die dien God,
welken wij slechts zien door het geloof, van aanschijn tot
aanschijn aanschouwen; brengen wij Hem, ter aarde neder-
geworpen, vol eerbied met hen de hulde onzer aanbidding.
Bij de geboorte van Jesus werden arme herders geroepen
tot zijne kribbe, om hunne eerbewijzingen bij die van
Maria en Joseph te voegen. Wij noemen de herders gelukkig
en bijzonder bevoorrecht door God. Maar is ons niet een
zelfde, ja een grooter geluk ten deele geworden, die door
God zijn geroepen, om onder één dak met Jesus te wonen.
Waardeeren wij ons geluk, beantwoorden wij aan die
goedheid van God. Laat ons de hovelingen navolgen, die
-ocr page 97-
— 95 —
men zich ziet beijveren , om hun hof te maken bij hunnen
vorst; naderen wij dikwijls tot Jesus in het heilig taber-
nakel verblijvend en beijveren wij ons, om Hem met den
diepsten eerbied, onze eerbewijzingen te brengen, zooals
het \'t nietige schepsel ten opzichte van den oneindigen
Schepper en den Koning der glorie betaamt.
2. Jesus op het altaar is niet alleen onze God en onze
Koning; Hij is ook onze Vader, onze Vriend, onze Bruide-
gom , ons voedsel, onze teerspijze. Hoe groot is de goedheid
en liefde, die Hij er aan de menschen, en vooral aan de
welbeminden zijns harten bewijst! Te Bethlehem boezemt
Hij ons liefde en vertrouwen in, door zijne heerlijkheid
onder den uiterlijken schijn van een beminnelijk kind te
verbergen; maar verbergt Hij ook niet in het heilig Sacra-
ment des altaars alles, wat zijne goddelijke eigenschappen
groots en eerbiedwekkends hebben ?
Is Jesus beminnelijk, als Hij voor ons mensch wordt,
Hij is het niet minder, als Hij de spijze onzer zielen wil
worden; wanneer Hij niet in onze armen, maar in onze
harten komt rusten; wanneer Hij zich op het innigst met
ons vereenigt; wanneer Hij onze ellenden op zich neemt,
ons het leven mededeelt, ons deelachtig maakt aan zijne
goddelijke natuur.
Laat ons dan Jesus beminnen, die ons in het aller-
heiligste Sacrament zoo groote liefde betoont. Laat ons
Jesus beminnen, gelijk men een vader, een vriend, een
bruidegom lief heeft; met eene oprecht kinderlijke, een-
voudige, vertrouwvolle, vurige, innige liefde. Laat ons
Hem uit al onze krachten beminnen.. Beminnen wij Hem ,
-ocr page 98-
96 —
omdat Hij zoo beminnelijk is, en ons zoozeer bemind
heeft, en nog altijd bemint; beminnen wij Hem, ten einde
Hem eerherstel te geven, voor de koelheid, oneerbiedigheid
en onteeringen, die Hij van de wereld heeft te verduren.
Heilige Maagd, verkrijg voor ons, dat ons hart, aan
uw van liefde brandend hart meer en meer gelijkvormig
moge worden, opdat wij Jesus in het heilig Sacrament
beminnen, zooveel als het op aarde mogelijk is.
VOORBEELD.
De gelukzalige Alphonsus Rodriguez, van de Sociëteit van Jesus.
De zalige Alphonsus muntte uit door eene buitengewone gods-
vrucht tot Maria. Maria was hem eene moeder; maar eene hemel-
sche moeder, die hij te vuriger beminde, naarmate hij meer was
verlicht aaugaande hare onuitsprekelijke volmaaktheden. Niets liet
hij onbeproefd om zijne kinderlijke \'iefdc jegens Maria aan den
dag te leggen. Zoo dikwijls hij hiertoe verlof kreeg, vastte hij za-
terdags ter eere zijner beminde Moeder, eu ter voorbereiding voor
hare feesten legde hij zich velerlei verstervingen op. Behalve vele
andere gebeden, die hij stortte, maakte hij zoo veelvuldig gebruik
van den rozenkrans, dat door het wrijven der kralen de duim en
de wijsvinger zijner rechterhand met eelt waren bedekt.
Al zijne werken offerde hij aan Maria op, om hare bescherming
te erlangen; maar vooral wanneer hij Jesus Christus in het heilig
Sacrament ging ontvangen, nam hij met vurigheid en vertrouwen
tot haar zijne toevlucht. Na alles in het werk te hebben gesteld,
om voor God eene waardige plaats in zijn hart te bereiden, gaf hij
zich, als het gewensohte oogenblik naderde, aan de gevoelens der
diepste nederigheid over, en overtuigd, dat hij, niettegenstaande al
zijne pogingen, de genade, die bij ging ontvangen, onwaardig was,
smeekte hij Maria en de Heiligen des hemels aan te willen vul-
-ocr page 99-
— 97 —
len, wat hem ontbrak, opdat hij met vrucht het lichaam van zijn
Verlosser ontvangen mocht.
Zoodra hij zijn God had ontvangen, gaf hij zich aan de uitstor-
tingen der liefde, en aan de gevoelens der innigste dankbaarheid
over. Gewoonlijk verbeeldde hij zich zijn hart als eene ruime zaal,
waarin twee tronen waren opgericht, één voor Jesus, en één voor
Maria; want hij kon die twee voorwerpen zijner liefde niet schei-
den. Hij plaatste zich in den geest aan hunne voeten, terwijl hij
in de eerbiedigste houding, driemaal het: Eere zij den Vader enz.
en vervolgens het: Groote God wij loven u, bad. Bij de woorden:
Hemel en aarde zijn vol van uwe glorie noodigde hij alle schepse-
len uit, zich met hem te vereenigen, om den lof des Heeren te
zingen, en Hem voor zijne vele weldaden te bedanken. Eene zee
van licht overstroomde in die oogenblikken zijne ziel, die van eene
onuitsprekelijke zoetigheid werd vervuld. Volgens zijne eigen schrif-
telijke getuigenis is geen mensch in staat het geluk te beschrijven,
dat zijne ziel in die zalige stonden genoot, terwijl hij tevens zag,
hoe eene schaar van hemelsche geesten vol eerbied hun God aan-
baden, die troonde in den tempel zijns harten.
Eens dat hij zich tot de heilige Communie voorbereidde, gaf
zijne liefde hem in, om door de tusschenkomst van alle Heiligen
des hemels voor al zijne medebroeders die genade te vragen, welke
hij voor zich zelven afsmeekte, van te mogen toenemen in alle
deugden, welke zijne ziel in de oogen van den goddelijken Brui-
degom welgevalliger konden maken. En zie, na de Communie ge-
waardigde zich Jesus hem mede te deelen, dat zijn gebed was
verhoord, en liet hem op eene geheimvolle wijze zijne heilige
tegenwoordigheid waarnemen in allen, die met hem de heilige
Communie ontvingen; ja hij zag, hoe de goddelijke Verlosser van
heerlijkheid omstraald, het hart van allen in dier voege vervulde,
dat zij maar één en hetzelve hart met Hem hadden.
Alphonsus begreep de verhevenheid van deze gunst, en smeekte
den Heer vol schaamte, hem niet langs dien weg te willen gelei-
den , maar langs den weg der beproevingen , des kruizes en des lijdens.
-ocr page 100-
— 98 —
VERZUCHTING.
Ave Maria, Bei para.
Wees gegroet Maria, Moeder Gods. Conc. Ephes.
VOORNEMEN.
Eene teedere godsvrucht trachten te verkrijgen tot
Jesus in het heilig Sacrament des Altaars.
-ocr page 101-
— 99 —
ZESTIENDE DAG.
Maria lȕj de kribbe -van het goddelijk: Kind.
GEBED.
OYEEWEGING.
Maria conservabat omnia verba haec, con/erens in
corde suo.
Maria bewaarde al deze woorden, en overlegde ze in
haar hart.
Luc. 1T. 10.
Jesus werd in vernedering, in armoede en in lijden
geboren. Maar nauwelijks is Hij in de wereld versche-
nen, of hemelsche boden verkondigen zijne komst en
zijne glorie. Ik kondig u eene groote blijdschap aan,
sprak de Engel tot de herders, dat heden in de stad
van David, u de Zaligmaker geboren is, welke Christus,
de Heer, is.
En eene schaar van hemelsche geesten zong :
Glorie zij God in den allerhoogsten, en op aarde vrede
aan de mensehen, die van goeden wille zijn.
Op die tijding verlieten de herders hunne kudden,
en spoedden zich naar Bethlehem tot den nieuwgeboren
Koning, om Hem te aanbidden en hunne harten op te
dragen aan den Messias, dien zij verwachtten. Groot was
hun geloof; bij de kribbe gekomen, erkennen en aan-
bidden zij in dat arme kindje Christus, den Messias,
hun Heer; en zij keeren weder, God verheerlijkende en
-ocr page 102-
— 100 —
lovende, en hel groote geheim alom verkondigende, dat
in Israël is volbracht.
Wat doet Maria te midden der zorgen, die de toe-
stand vereischt, bij de eerbewijzingen, waarvan haar
Kind liet voorwerp is? In de diepste ingetogenheid
overlegt zij in haren geest al den lof, dien men Hem
geeft, overdenkt de wonderen, die zijn gewrocht, en waar-
van zij het werktuig is geweest.
                                         e
O wonderbare Maagd, doe ons uw binnenste kennen, I
om er de wonderen van genade te aanschouwen, die o
uwe voortdurende gesprekken niet den heiligrnakenden g
Geest er voortgebracht hebben.
]i
BEMERKINGEN.                                                     »
Z
I. Onze roeping is heilig, de waardigheid, waartoe   v
wij verheven zijn is voortreffelijk, de voorrechten, waar-   1)
mede de Heer ons begunstigd heeft, gaan onze gedach-   h
ten te boven. Wij hebben het reeds gezegd, na den
priester, is er niets zoo groot in de Kerk als de reli-1 o
gieus. Ja Hij, die machtig is, heeft ook groote dingen   r
aan ons gedaan. Maar die verheffing en die waardigheid   a
kunnen niet gekend worden dan door het geloof. De   \'
zinnelijke mensch begrijpt niet, hetgeen van den Geest   i
Gods is. Hoe zal hij derhalve de verhevenheid van den
religieuzen staat begrijpen. Het geloof alleen toont ons   e
de verhevenheid onzer heilige roeping, en het leven des   c
geloofs alleen kan de hoogschatting er van in onze har-   \'
ten bewaren.                                                                       .   \'
-ocr page 103-
— 101 —
Hoe zullen wij dat geloof in ons opwekken? Hoe
sullen wij er toe komen, om uit dat geloof voortdurend
e leven ? Door het gebed; door den geest des gebeds in
)ns te voeden. Die geest des gebeds stelt ons in eene
voortdurende vereeniging met God, en daar God, vol-
gens den Apostel de Vader des lichts is, putten wij
uit het verkeer met Hem de kennis van hetgeen Hij is,
en van hetgeen de religieus is, die Hem is toegewijd.
Hij onderricht ons aangaande onze grootheid, aangaande
onze nauwe betrekking, die wij met Hem hebben, aan-
gaande de verhevenheid van den rang, dien wij in de
Kerk bekleeden, aangaande de uitmuntendheid der ge-
naden, die dagelijks over onze ziel worden uitgestort,
aangaande de hooge heiligheid, waartoe wij geroepen
zijn, en de verheven waardigheid, waartoe wij zijn opge-
voerd, en de toekomstige verheffing, die ons is voor-
bereid. En terwijl Hij onzen geest door zijn licht
bestraalt, wekt Hij in ons hart gevoelens op overeen-
komstig de kennissen, die Hij ons mededeelt. Dit leert
de ondervinding van alle eeuwen. Altijd hebben de
religieuzen, die den geest van gebed onderhielden en
aaukweekten, uit het geloof geleefd, en volgens de hei-
ligheid hunner roeping voor God gewandeld; terwijl de
religieuzen, die het gebed niet beminden, vergeten heb-
ben wie zij waren, en van dien geest van geloof ver-
stoken, aan hunne natuur en hare neigingen zich hebben
overgegeven, levende in voortdurende verstrooiing , en
°p eene wijze, dikwijls zelfs den naam van Christen
onwaardig, gelijk aan die koningszonen, van wie de ge-
-ocr page 104-
— 102 —
schiedcnis meldt, dat zij deu adel hunner afkomst ver-
getende, zich aan de schandelijkste buitensporigheden
overgaven.
2. Daar het gebed noodzakelijk is om doordrongen
te blijven van de verhevenheid onzer heilige roeping,
moeten wij het getrouw en met ijver beoefenen.
De religieus moet een volmaakt afbeeldsel zijn van
Jesus Christus. Dat is het kort begrip van al zijne
verplichtingen. Hij moet Hem uitdrukken in zijne ge-
voelens, in zijne genegenheden, in woorden en werken.
De religieus moet kunnen zeggen, wat de heilige Apos-
tel Paulus zeide tot zijne leerlingen : Weest mijne na-
volgers
, gelijk ik liet ben van Jesus Christus. Maar een
schilder kan geen portret maken zonder het origineel
te kennen. Zoo ook kan de religieus geen afbeedsel zijn
van Jesus Christus, als hij dat goddelijk origineel niet
kent, en hij kan het niet kennen, zonder het te bestu-
deeren. En wat is Jesus Christus bestudeeren anders,
dan Hem beschouwen in het gebed? Daar moeten wij
beschouwen zijne nederigheid, zijn geduld, zijne gehoor-
zaamheid, zijne liefde, zijne onderwerping aan den wil
zijns hemelschen Vaders, zijne verachting van eer en
rijkdom, van de genoegens der wereld, zijne onderrich-
tingen en zijne voorbeelden van allerlei deugden.
Wat stof voor onze overdenkingen! Hoezeer is ons
derhalve de geest des gebeds noodzakelijk, om tot die
innige kennis van Jesus, ons goddelijk toonbeeld, te komen,
en zoo ons in staat te stellen, Hem in ons uit te drukken.
O Geest van wijsheid en wetenschap, gewaardig U in ons
-ocr page 105-
— 103 —
neder te dalen, en onzen geest te verlichten. Door U
verlicht, zullen wij zien; maar wat kunnen wij zonder
U dan in duisternis leven en sterven?
De heilrijkste vruchten brengt de beoefening des gebeds
in ons voort. De heilige schriftuur verhaalt ons, dat de
roede van Aaron bloeide, zoodra zij door Mozes in de
Ark was geplaatst. Zoo ook wij, waren wij ook beroofd
van het leven der genade, vereenigden wij ons met God
door het gebed, wij zouden ongetwijfeld het leven terug
erlangen, en vruchten van heiligheid voortbrengen. De
ziel, die het inwendig gebed niet beoefent, verdort,
kwijnt en sterft als het gras des velds, dat niet wordt
bevochtigd door den regen des hemels. Maar hij, die zich
dag en nacht bezig houdt met de wet des Heer en te ooericegen
,
zal zijn als een boom , die geplant is aan de Katerbeken,
icellce op zijn tijd zijne vrucht oplevert, en zijn loof zal
niet afvallen.
Leert ons dit niet het leven der Heiligen? Hebben
niet allen uitgemunt door den geest des gebeds ? Is er
een, die zich zonder dien geest des gebeds heeft geheiligd?
Dank zij de oneindige goedheid des Heeren, die ons allen
het verlangen naar heiligheid in de ziel heeft gestort!
Maar laat ons den weg bewandelen, dien de Heiligen
ons hebben gebaand, en dien zij zelven hebben bewandeld.
VOORBEELD.
De heilige Theresia.
De heilige Theresia is voorzeker een der grootste heiligen, die de
Kerk heeft voortgebracht. Met bijzondere voorliefde werd zij door
-ocr page 106-
— 104 —
God bejegend, die haar vele buitengewoue genaden mededeelde.
En wat heeft Theresia tot zoo groote volmaaktheid gebracht, en
haar die voorliefde des Heeren verdiend? Ongetwijfeld hebben daar
veel toe bijgedragen hare godsvrucht tot de allerheiligste Maagd
en haar ijver voor het gebed. Nog kind zijnde, beminde zij Maria
reeds als eene teedere moeder, en die liefde nam steeds toe met
de jaren. Zij trad in eene orde, aan de glorierijke Koningin des
hemels gewijd; en toen zij later de hervorming begon, stichtte zij
geen enkel klooster, waarvan zij haar niet tot abdis of onmiddelijke
overste aanstelde. Maria toonde ook hoe welgevallig haar de gods-
vrucht der Heilige was. Deze verhaalt zelve, dat zij, op den dag
der Hemelvaart van Maria, biddende in de Kerk der Paters Domi-
nicanen , meende te zien, dat men haar met een schitterend witten
mantel bekleedde. Eerst wist zij niet, wat dit was, maar vervolgens
bemerkte zij aan hare rechterzijde de allerheiligste Maagd, en aan
hare linkerzijde haren Bruidegom, den heiligen Joseph, die haar
met dien schitterenden mantel bekleedden. Zij zeiden haar tevens,
dat hare ziel van alle vlekken gezuiverd was. Theresia werd van
eene onuitsprekelijke blijdschap vervuld, vooral toen zij gevoelde,
dat zij de handen harer goddelijke Moeder m de hare drukte. Nog
grooter werd hare blijdschap, toen zij Maria hoorde beloven, dat
zij alles zoude geven, wat zij voor haar klooster zou vragen, en\'
tot onderpand dezer belofte, een kostbaar gesteente van haar ontving.
Het scheen haar vervolgens, dat haar een prachtige gouden hals-
band werd omgedaan, waaraan een kruis van groote waarde hing.
Hare ziel werd hierdoor geheel van liefde vervoerd, en smaakte
de innigste en zuiverste genoegens,
Dergelijke gunsten ontving de heilige Theresia zeer dikwijls, en
bijna altijd werden ze haar tijdens liet gebed geschonken. Innig
was dan ook hare vereeniging met God. Reeds in hare kindsche
jaren had zij een groote neiging voor het gebed, en God deelde
haar daarin bijzondere gunsten mede. Doch tot welken verheven
graad van gebed zij naderhand geklommen is , getuigen hare ge-
schriften. De hemelsche Bruidegom wel is waar, liet haar dorheden
-ocr page 107-
— 105 —
ondervinden, om hare standvastigheid op de proef te stellen, en
hare liefde te zuiveren. Maar ook welk licht, wat zoete vertroos-
tingen , wat buitengewone genaden ontving zij niet! Wie werd meer
dan Theresia in de geheimen van het inwendig leven onderricht ?
Hoe verheven was hare kennis van God, hoe vurig hare liefde ?
Wat ondervond zij in ruime mate de uitwerkselen van zijne onuit-
sprekelijke goedheid!
In de overtuiging van de groote genaden, die zij aan het gebed
verschuldigd was , sprak zij er steeds van met de grootste hoog-
schatting, en hield niet op anderen aan te zetten, om er zich met
allen ijver op toe te leggen. Dringend vermaant zij allen, die op
den weg der volmaaktheid voortgang willen maken, zich niet te
berooven van de groote goederen, welke de vrucht zijn van het
gebed; schrijft hun regelen voor, om er zich goed van te kwijten,
en verzekert hun, dat, mits zij volharden, zij onvermijdelijk er toe
zullen komen, dat zij door het gebed innig met God worden vereenigd.
VEllZUCHTING.
Ave, Maria, sustentdculum totius contemplationis.
Wees gegroet, Maria, help in alle beschouwing.
H. Andr. Cret.
VOORNEMEN.
In voortdurende ingetogenheid leven, ten einde gemak
te verkrijgen, om innig met God in het gebed te ver-
keeren.
7
-ocr page 108-
— 106 —
ZEVENTIENDE DAG.
Zuivering? van de allerheiligste Mangel.
GEHOORZAAMHEID.
OVEKWEGTNG.
Vostquam impleti sunt dies purgationis ejus, secundum
legem Moysi, iulerunt Hum in Jerusalem, ut sisterent
Eum Domino.
Nadat de dagen harer zuivering, naar de wet van Mozes,
vervuld waren
, brachten zij Hem naar Jerusalem, om Hem
den Heere voor te stellen.
Luc. II. 22.
De wet van Mozes verbood de vrouwen van Juda in
het openbaar te verschijnen, gedurende de veertig dagen,
die hare baring volgden. Na dien tijd moesten zij zich
naar den tempel begeven, haar kind den Heer toewijden,
indien het een eerstgeboren zoon was, het door eene
offerande vrijkoopcn, en zich zelven van alle vlekken
zuiveren.
Is er van al die voorschrifteu een enkel, dat op Maria
betrekking heeft ? Neen. Vooreerst Mozes heeft dit voor-
schrift slechts voor gewone vrouwen gegeven, en Maria
is de Bruid van den heiligen Geest. Mozes Leeft de zui-
vering bevolen voor haar, die zich op eenigerlei wijze
bevlekt hadden, maar Maria, wel verre van eenige vlek
te bekomen bij hare baring, is daardoor in heiligheid toe-
genomen. Mozes heeft het offer van een lam of van twee
-ocr page 109-
— 107 —
duiven voorgeschreven aan de moeders, die haar kind
wilden vrijkoopen; Maria echter wil haren Zoon niet vrij-
koopen, maar wezenlijk en inderdaad wijdt zij Hem den
Heer toe. Deze voorschriften der wet betreffen dus Maria
niet, en nogtans onderwerpt zij er zich aan. Zij, die
den Wetgever zelven, de Zon der gerechtigheid heeft ter
wereld gebracht, verbergt zich, wil zich niet in hare groot-
heid vertoonen. De Koningin der maagden gaat zich zui-
veren in den tempel; de Moeder van Christus, den God-
mensen, koopt haren Zoon vrij door het offer der armen.
Maar ziet gij dan niet, o heilige Maagd, dat gij voor
eene gewone vrouw zult worden gehouden? dat men Jesus
voor den zoon van Joseph zal aanzien? dat uwe handel-
wijze zal beletten, dat men Hem voorden Messias, door
de profeten voorspeld, voor den Zoon van Jehovah zal
erkennen? Maria weet dit alles, maar zij bemint de
nederigheid en de gehoorzaamheid. God heeft haar niet
gezegd, dat zij de redenen moet doen gelden, waarom
zij van de wet is ontslagen; zij zwijgt en onderwerpt zich.
Welk schoon voorbeeld van gehoorzaamheid! Haar waardig,
wier Zoon zou gehoorzamen tot den dood des kruises.
BEMERKINGEN.
1. Kinderen van de allerheiligste Maagd, volgen wij
onze Moeder na, en leiden wij een leven van gehoorzaam-
heid. Voor wie is die deugd noodzakelijker, dan voor de
religieuzen ? Voor de bruiden van een God, die uit gehoor-
zaamheid aan het kruis is gestorven? Factus obediens
usque ad morlem, mor tem autem crucis.
-ocr page 110-
— 108 —
Toen wij het religieuze leven omhelsden, stelden wij
ons ten doel aan ons zelven te sterven, den ouden mensch
af te leggen; dat leven, wat zoo vruchtbaar is in zouden,
hetwelk wij van onze eerste ouders geërfd hebben, te
dooden; ons zooveel mogelijk te vernietigen. En niets is
er, wat ons daartoe krachtiger helpt dan de gehoorzaamheid.
Zij is de scherpste van alle schichten, het felst snijdende
zwaard. De slagen, die den bedorven mensch worden toe-
gebracht door de beoefening der andere deugden zijn niet
zoo ernstig; dikwijls treffen zij het lichaam, het uit-
wendige alleen; maar de slagen, die de deugd van gehoor-
zaamheid toebrengt, gaan tot het diepste der ziel, tot dat
eigen ik, waaraan de oude mensch zoo gehecht is, wat
hij zoo gaarne als beginsel van al zijne handelingen stelt.
Beroof den boom van zijne bladeren, kap de takken af,
maar raak de wortelen niet aan; en gij hebt niets gedaan:
na eenigen tijd zal hij nieuwe takken voortgebracht hebben,
en zijne bladeren zullen menigvuldiger zijn dan tevoren.
Integendeel kap zijne wortelen af, en hij zal sterven; al
laat gij hem ook al zijne takken en den rijksten bladeren-
dos. Zoo is het ook met de gehoorzaamheid.
O Jesus, slachtoffer van gehoorzaamheid, kom in onze
harten, en stort er de liefde voor de heilige gehoorzaam-
heid iu, opdat wij met U heilige en den hemelschen Vader
welgevallige slachtoffers wezen mogen.
2. Hoe volmaakt was de gehoorzaamheid van Maria
Dp den dag harer zuivering. Zij deed de natuurlijke rede
zwijgen, en bracht haren wil edelmoedig ten offer, alle
tegenstreving overwinnende. Zoo ook moet onze gehoor-
-ocr page 111-
— 109 —
zaamheid zijn: onze gehoorzaamheid moet een offer zijn
van eigen wil en verstand. Wij moeten blindelings gehoor-
zamen, en alle redeneringen van ons verstand tot zwijgen
brengen. Wij moeten niet redeneeren over hetgeen ons
geboden wordt, of hel redelijk of onredelijk is; noch over
de wijze waarop, of de reden waarom ons wordt bevolen ;
wij moeten, alle redeneeringen terzijde stellende, eenvoudig
gehoorzamen; dat is onze plicht. „God," zegt de heilige
Augustinus, „bemint geene verdrietige en onrustige gehoor-
„zaamheid, die naar de reden vraagt van alles, wat wordt
„bevolen." Laat ons het voorbeeld van Abraham volgen.
God beveelt hem, zijn zoon Izaiik te slachtofferen, dien
Izaiik, in wien Hij hem een talrijk nakroost had beloofd,
talrijk als de sterren des hemels, en de zandkorrels aan
het strand der zee. „Neem uw eeniggeboren zoon Izaak,"
sprak God tot Abraham, „dien gij bemint, en ga naar
„het landschap Moria, en daar zult gij hem Mij als brand-
„offer opdragen , op een der bergen, dien Ik u toouen
„zal." En wat doet Abraham ? Zonder te redeneeren over
het bevel des Heeren, en hoe het is overeen te brengen
met de belofte hem in Izaiik gedaan, staat hij in den
nacht op, zadelt den ezel, en neemt twee dienaren en
zijn zoon Izaiik met zich, en gaat terstond naar de plaats,
door God hem aangewezen. Hij draagt zelf het vuur en het
zwaard, en ter plaatse gekomen bouwt hij zelf het altaar,
legt het hout er op, bindt zijn zoon Izaiik, plaatst hem
op den brandstapel, en grijpt het zwaard om zijn zoon te
slachtofferen. Wat schitterend voorbeeld van volmaakte
gehoorzaamheid! Daardoor verdiende Abraham dan ook,
-ocr page 112-
— 110 —
dat de Engel des Heeren hem verscheen en zeide: Ik
heb bij mij zelven gezworen, zegt de Heer
, omdat gij dit
gedaan hebt en uw eeniggeboren zoon om mij niet gespaard
hebt, zal Ik u zegenen, en uw zaad vermenigvuldigen boven
de sterren des hemels.
.. en in uw zaad zullen alle volken
der aarde gezegend worden, omdat gij op mijne stem hebt
gehoorzaamd.
Zoo aangenaam is de blinde gehoorzaamheid
in de oogen van God.
Onze eerste ouders daarentegen, redeneerende over het
bevel van God, vervielen in ongehoorzaamheid, waardoor
zij de verschrikkelijkste straffen over zich zelven en al
hunne nakomelingen hebben afgetrokken.
Ten tweede moeten wij door de gehoorzaamheid onzen
eigen wil ten offer brengen, alles met vaardigheid en
blijmoedigheid volbrengende, wat ons wordt opgelegd,
het moge licht of zwaar, aangenaam of ongenaam zijn.
Wij hebben het religieuze leven niet omhelsd om ons
zelven te voldoen, maar om aan ons zelven te sterven.
Hoe hard een bevel ons moge vallen, welk gevolg het
ook kunne hebben, hoe tegenstrijdig het moge zijn aan
onze neigingen, laat ons gehoorzamen, en met vreugde
gehoorzamen.
Een misdadige, die tot een langzamen dood is veroor-
deeld, wacht met ongeduld den slag af, die voor hem
de laatste zal zijn. Daar nu, waar ouze wil de meeste
tegenstreving ondervindt, worden hem slagen toegebracht,
die het krachtigste werken, om hem te doen sterven.
Verlangen wij derhalve naar zulke gelegenheden. En
gehoorzamen wij altijd, zooals de heilige Bernardinus leert,
-ocr page 113-
111
dat Maria gehoorzaamde: gaarne, met vreugde en zonder
uitstel.
VOORBEELD.
De heilige Magdalena de Pazzi.
De heilige Magdalena de Pazzi, die vurige minnares van Jesus,
koesterde ook eenc groote liefde tot de allerheiligste Maagd.
Behalve de vele gebeden, die zij dagelijks ter harer eere verrichtte,
bereidde zij zich door vasten en versterving tot hare feestdagen,
en nam altijd hare toevlucht tot Maria in de hevige bekoringen,
waardoor de Heer toeliet, dat zij werd overvallen. Men zag haar
dan door het klooster loopen, naar het beeld der heilige Maagd
heensnellen, het omklemmen, gelijk een kind, dat door cenig
gevaar bedreigd wordt, zich sterk aan zijne moeder hecht en haren
bijstand dringend afsmeekt. Maria schepte behagen in het vertrouwen
van haar gezegend kind. Zij beschermde haar tegen hare vijanden,
en meer dan eens vertoonde zij zich aan haar, om hare ziel met
de zoetste vertroostingen te vervullen, ter leniging van het verdriet
en den schrik, welke de bekoringen, waaraan zij onderworpen was,
haar veroorzaakten.
Met die vurige godsvrucht tot Maria paarde Magdalena eene
volmaakte gehoorzaamheid. Op den dag, dat zij het kleed aannam,
wierp zij zich voor de voeten harer meesteres en verklaarde, dat
zij geheel en al van haren wil afhankelijk wilde leven; en nooit
zag men haar iets terugnemen van het offer, dat zij toen van zich
zelve deed; haar geheele leven was eene voortdurende oefening van
gehoorzaamheid. Niet tevreden met aan hare oversten te gehoor-
zamen , leefde zij ook afhankelijk van den wil van al hare zusters ;
en zij had er eene gekozen, aan wie zij voor de geringste zaken
verlof vroeg. Zij vond zooveel genoegen in te gehoorzamen, dat zij
vreesde hierdoor al de verdiensten der gehoorzaamheid te verliezen.
Eu als zij zich op haar doodsbed bevond, en een blik op haar leven
wierp, zeide zij, dat dit haar het meest gerust stelde, dat zij zich
-ocr page 114-
— 112 —
iii uiets door haar eigen wil had laten geleiden; maar in alles den
wil harer oversten en zielbestuurders gevolgd had.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, sacerdos pariter el altare.
IFees gegroet, Maria, die te gelijk priester en altaar
zijt.
H. Epiph.
VOORNEMEN.
Nog van daag eeiiig werk van gehoorzaamheid verrichten,
dat aan de natuur lastig valt.
-ocr page 115-
— 113 —
ACHTTIENDE DAG.
Ucis van de heilige ~M.aa.gA naar Jcrusaloni.
DAGELUKSCHE ZONDE.
OVERWEGING.
Fili, quid fecisli nobis sic ? Ecce pater iuus el ego
dolenles quaerelamus te.
Mijn zoon, waarom hebt gij zoo met ons gehandeld?
uw Vader en ik zochten u met droefheid.
Luc. II. 23.
Maria had slechts éénen Zoon, en die Zoon was de
vrucht harer maagdelijke zuiverheid, en die Zoon was
God. Een minnend en godvruchtig hart begrijpt, hoe
vurig de teederste der moeders, de heiligste der maag-
den zulk een Zoon moest beminnen. En hoe grooter de
liefde van Maria voor Jesus was, hoe grooter ook hare
ontsteltenis moest wezen, toen zij dien dierbaren Zoon
in Jerusalem had verloren. Hoevele tranen zal zij niet
hebben gestort ? Wat verdriet niet hebben geleden ?
Wat benauwdheid zal haro ziel niet hebben vervuld ?
In Barna is eene stem gehoord, roept de profeet uit,
veel geween en geschrei; Rachel beweende hare hinderen,
en wilde niet verstroost worden, omdat zij niet zijn. In-
dien de droefheid van Eachel zoo groot was, indien haar
geschrei zich in de verte deed hooren, indien haar hart
was gesloten voor alle vertroosting, wat moet men dan
denken van de allerheiligste Maagd? Wel had de grijs-
-ocr page 116-
— 114 —
aard Simeon gelijk, toen hij Maria aankondigde, dat een
zwaard hare ziel zou doorboren.
De uitkomst heeft zijne
droevige voorzegging bewaarheid. Door hoevele wonden
werd dat moederhart niet verscheurd ! Hebben wij me-
delijden met de tranen van die Moeder van smarten;
«n om haar eeniger wijze te troosten, beloven wij haar,
van haar nooit te zullen verlaten, en haar hart niet te
zullen bedroeven, door haar goddelijken Zoon te be-
leedigeni
BEMERKINGEN.
1. De droefheid van Maria was groot, toen Jesus
zich aan hare teedere waakzaamheid onttrok; maar niet
minder zou hare droefheid zijn, wanneer zij moest zien,
dat hare bevoorrechte kinderen zich verwijderden van
God, den vaderlijken staf van dien goeden Herder ont-
vluchtten, en van zijne kudde zich scheidden. Toen
Cesar, door moordenaars omringd, zijn zoon onder hen
erkende, bedekte hij zijn aangezicht, en liet zich van
droefheid overstelpt, zonder den minsten tegenstand
doorboren. En Maria, indien zij haren goddelijken Zoon,
door zijne bruiden zag beleedigen, zou zij niet in hare
droefheid zich als met een rouwfloers bedekken ? God
behoede ons voor zoo groot ongeluk! Neen, Maria zal
geen kruisen zien opgericht voor haar eenigen Zoon, in
het hart harer beminde kinderen! Nooit, nooit zullen
wij u door zware zonden vergrammen, o God, o liefde-
volle Jesus, beminde Bruidegom onzer zielen!
Maar durven wij ook dezelfde belofte doen aangaande
-ocr page 117-
— 115 —
de zonden, die men dagelijksche noemt? Is de afschuw
daarvoor levendig? Waken wij met alle zorg, om ons te
vrijwaren van alle vrijwillige fouten ? Wat zegt ons de
ondervinding ?
En toch die zonden, zij mogen klein genoemd worden
in vergelijking van de doodzonde, zij zijn toch geen ge-
ring kwaad te noemen, omdat zij den oncindigen en
liefdevollen God, onzen Schepper en Heer, onzen Wel-
doener en den besten der vaders beleedigen, en om de
nadeelige gevolgen, die zij na zich slepen. Zij dooden
wel is waar de ziel niet, maar brengen haar toch vaak
gevaarlijke wonden toe. Zij verjagen den heiligen Geest
niet uit onze harten, maar bedroeven Hem. Zij verscheu-
ren het verdrag niet, dat wij met Jesus hebben aange-
gaan, maar zij doen de liefde van onzen goddelijken
Bruidegom te onzen opzichte verflauwen. Zij verduisteren
onzen geest, maken ons minder gevoelig voor de indruk-
ken der genade, verzwakken onzen wil, verminderen in
ons de teederheid van geweten; zij vertragen onzen
voortgang in de deugd, benemen ons den ijver voor het
gebed, vcrstooren onze betrekkingen met God, aan wien
wij beloofd hebben in alles volmaakt te zuilen toebehooren.
Is er meer noodig om ons een levendigen afschuw te
doen opvatten voor de dagelijksche zonde? Om ons het
vaste besluit te doen nemen, van ze nooit meer te bedrijven ?
Om onzen ijver en onze waakzaamheid op te wekken?
2. Indien wij nogtans, niettegenstaande al onze voor-
nemens, in het toekomende uit zwakheid nog zondigen,
wachten wij ons wel van ons te ontrusten en ons aan
-ocr page 118-
116 —
mistroostigheid en bittere droefheid over te geven. Vol-
gen wij liever liet voorbeeld van Maria. Zoodra zij de
afwezigheid van Jesus bemerkte, zocht zij Hem. Dolen-
tes quaerebamus te,
wij zochten U met droefheid, verklaart
zij aan haar goddelijk Kind. Zoo ook wij. Zoodra wij
erkennen, dat wij ons van Jesus eeuiger mate hebben
verwijderd, zoeken wij Hem zonder uitstel. Zoeken wij
Hem met vurigheid, door tranen en droefheid vergezeld;
doch niet door eene bittere droefheid, door eene droef-
heid, die ons mismoedig en mistroostig maakt, maar door
eene droefheid, die uit een waar leedwezen voortkomt, door
de hoop aangemoedigd. Zoeken wij Jesus onverwijld, keeren
wij tot Hem weder door eene akte van liefde en leedwezen,
en wij zijn verzekerd van Hem te zullen vinden.
Maria zoekt Jesus in den tempel; daar had zij het
geluk Hem weder te vinden. Volgen wij ook daarin het
voorbeeld onzer goddelijke Moeder. Zoeken ook wij Jesus
in den tempel; Hij is er altijd tegenwoordig. Hij is er
met die eeuwige liefde, waarmede Hij de wereld bemind
heeft. Hij is er om ons daar te ontvangen, om ons met
genaden te verrijken, om ons blijken van zijne teedere
liefde te geven. Hij roept daar allen tot zijn troon, ook
hen, die zijne barmhartigheid meest noodig hebben : Komt
allen tot mij,
zegt Hij, die belast en beladen z\'ijt, en Ik zal u
verkwikken.
Gaan wij dan tot Jesus in het heilig Sacrameut,
wanneer wij het ongeluk gehad hebben van Hem te ver-
grammen. Gaan wij met vertrouwen tot Hem, en Hij zal
ons ontvangen, Hij zal onze zonde uitwisschen, en ons
den vrede des harten terugschenken. Geven wij ons, om
-ocr page 119-
— 117 —
de menigte onzer gebreken, niet aan rnismoedigheid over;
de langmoedigheid en barmhartigheid van onzen God zijn
oneindig. Hij heeft ons bevolen zeventiginaal zevenmaal
te vergeven, wanneer onze broeder iets tegen ons misdoet;
dat is te zeggen : altijd. Zal Hij dan ook zelf ons niet altijd
vergiffenis schenken ?
O God, Zaligmaker, gij die zoo goed onze zwakheid kent,
wij bidden U, verleen ons, dat wij immer met vertrouwen
tot U wederkeeren, gelijk Gij altijd bereid zijt om ons
te ontvangen.
VOORBEELD.
De heilige Augustinus.
Er daalt geene genade op de aarde neder, zegt de heilige Al-
phonsus, welke niet door de handen van Maria is gegaan. Het is
derhalve door Maria, dat op den heiligen Augustinus die kosthare
geuaden zijn nedergedaald, waarvan hij het voorwerp is geweest;
dat te midden zijner ongerechtigheden, zijn hart die onrust gevoelde,
welke hem ongelukkig maakte. Zij heeft hem die geheimzinnige stem
doen hooreu, waaraan hij zijne bekeering te danken had; die liem
van een grootcn zondaar een vat.van heiligheid maakte.
Is de heilige Augustinus de roem en het sieraad der Kerk geworden,
een vurig ijveraar, oin den Naam van God over de geheele aarde
te verbreiden, hij is het aan Maria verschuldigd.
Hoe groot ook was zijne liefde tot haar; hoe groot de dankbaar-
heid voor de van haar ontvangen gunsten. Van al de Leeraren der
Kerk is er niet een, die de Onbevlekte Ontvangenis, de volmaakte
reinheid en de glorierijke hemelvaart van Maria, ijveriger verdedigd,
en helderder in het licht gesteld heeft. Niemand, die beter over
hare heerlijke voorrechten heeft gesproken. Hij wist niet welke namen
haar te geven, en in de onmogelijkheid om haar te prijzen, gelijk
hij zoude gewenscht hebben, beklaagde hij zich daarover bij Maria
zelve: quibus te laudibus efferam, nescio. „Ik weet niet, hoe u op
-ocr page 120-
— 118 —
eene waardige wijze te loven," zeide hij tot haar. Hij noemde haar
zalig, de middelares tusschen God en het menschdom, de toevlucht
tegen de zonde, onze voorspreekster, onze hoop, onze kracht en
onze hulpe voor de eeuwigheid. Hij had ter harer eere het volgende
gebed samengesteld, hetwelk zijne gevoelens jegens de allerheiligste
Moeder Gods in het kort bevat.
„O allerzaligste Maagd, wie zal u ooit naar waarde kunnen loven
en danken, daar gij door uwe toestemming in den goddelijken wil
de wereld verlost hebt. Zullen de menschen, aan wie uwc machtige
bemiddeling den toegang tot den Allerhoogste heeft geopend, u
ooit genoeg kunnen verheerlijken? Vergun ons nogtans, o heilige
Maagd, u onze dankzeggingen aan te bieden, hoever ze ook zijn
beneden datgene wat gij verdient; aanvaard onzen lof, en verschoon
de onvolmaaktheid daarvan. Ontvang onze gebeden, en verzoen ons
met den Heer. Door u zullen onze eerbewijzingen Hem minder
onwaardig zijn, door u zullen de smeekingen, die een volkomen
vertrouwen ons inboezemt, worden verhoord. Neem onze offerande
aan, verhoor onze gebeden, verschoon onze vrees, o gij hope der
zondaren. Door u, o allerzaligste Maagd, verwachten wij de ver-
giffenis onzer zonden; door u ook hopen wij in den hemel te komen
Heilige Maria, sta de ongelukkigen bij, steun de zwakken, ver-
troost de bedrukten, bid voor het volk, bescherm de geestelijkheid ,
wees de voorspreekster van het Gode toegewijde vrouwengeslacht;
maak eindelijk, dat allen, die u aanroepen de zoete uitwerkselen
uwer bescherming mogen ondervinden."
VERZUCHTING.
Ave, Maria , gratia jplena.
Wees gegroet, Maria, vol van genade. Luc. I. 18.
VOORNEMEN.
Het teeken des heiligen kruises maken, en andere
oefeningen van Godsvrucht verrichten, waardoor we ver-
giffenis van de dagelijksche zonden verwerven.
-ocr page 121-
— 119 —
NEGENTIENDE DAG.
Vorl)lijt" <lor allerheiligfste 3Xaiig\'*l te
Mazareth,
GEESTELIJKE LEIDING.
OVERWEGING.
Descendit cum eis, et venit Nazareth, et er at subditus Mis.
Hij vertrok met hen, en kwam te Nazareth, en was hun
onderdanig.
Luc. II. 51.
Welk verrukkelijk schouwspel biedt het kleine huisje
van Nazareth aan het alziende oog van God eu aan de
engelen des hemels! Daar bevinden zich Jesus, Maria en
Joseph, de heiligste personen, die ooit op aarde leefden.
Welke vrede, wat wonderlijke overeenstemming van gedach-
ten en gevoelens tusschen die drie harten, zoo innig onder
elkander vereenigd! — Beschouwen wij in het bijzonder
Jesus, onzen goddelijken Zaligmaker. Hij is het eeuwig
Woord, de ongeschapen Wijsheid, en nogtans volgt Hij
in alles den raad, den wil, de leiding van Maria en Joseph.
Et erat subditus Mis: en Hij was hun onderdanig. Zijne
gehoorzaamheid en onderwerping is volmaakt. Zijne ooren
staan altijd open om de lessen en de bevelen zijner aller-
heiligste Moeder te ontvangen; zijne oogen zijn altijd op
haar gevestigd, om te zien wat zij verlangt; altijd is Hij
bereid, om haren wil te volbrengen. Hij laat zich in
geheel zijn gedrag door haar leiden, en maakt het zich
-ocr page 122-
— 120 —
ten plicht, in alles hare raadgevingen te volgen. Zoo wilde
het de hemelsche Vader, om wiens wil te volbrengen Hij
op deze aarde gekomen was. En tevens heeft Hij ons hier
een voorbeeld gegeven, opdat, gelijk Hij gedaan heeft, ook
wij zouden doen.
Werpen wij ons voor de voeten van Jesus, ons goddelijk
toonbeeld, neder, en bidden wij Hem, dat Hij ons met den
geest vervulle, waarmede Hij zelf bezield was.
BEMERKINGEN.
1. Niets is noodzakelijker voor al wie voortgang wil
maken op den weg der volmaaktheid en tot de ware wijsheid
geraken, dan zich altijd te gedragen volgens de raadgevingen
van een ervaren en godminnenden leidsman. Steun niet
op uwe wijsheid,
waarschuwt ons de heilige Schriftuur.
Vraag altijd raad aan een wijs man. Op zich zelven ver-
trouwen is dwaasheid. Doe niets zonder te voren raad te
hebben gevraagd, en het zal u nooit berouwen. Die een
trouwen vriend heeft gevonden, heeft een schat gevonden.
Wee dengene, die alleen is, toant, wanneer hij gevallen
is, heeft hij niemand om hem op te richten.
Op dergelijke
wijze spreekt de heilige Schriftuur op verscheidene andere
plaatsen. Zoo ook hebben de grootste Heiligen, de Leeraren
der Kerk, en de Meesters van het geestelijk leven gesproken.
„Kies iemand uit, dien gij altijd volgt," zegt de heilige
Basilius. „Hoe wijs gij ook zijn moogt, gij hebt raad noodig,"
zegt de heilige Joannes Chrysostomus. „Wacht u wel,"
zegt de heilige Hieronyinus, „een weg, die u onbekend is,
„alleen te bewandelen." De heilige Augustinus beschouwt
-ocr page 123-
— 121 —
Let als hoovaardigheid, en als eene gevaarlijke bekoring,
zich zei ven te willen bestieren; en hij noodigt allen uit, het
oog te vestigen op de handelwijze van God ten opzichte
van den heiligen Paulus. Wanneer hij, ter aarde geworpen
op den weg naar Damascus, den Heer vroeg: „Wat wilt
gij, dat ik doe" ? antwoordde hem de Heer: „Sta op en
ga in de stad, en daar zal u gezegd worden, wat gij te
doen hebt". De heilige Ignatius, in een brief, dien hij
over de gehoorzaamheid heeft geschreven, zegt: „Zelfs in
menschelijke zaken stemmen de wijzen overeen, dat het
een waarlijk voorzichtig mensch eigen is, zich geenszins
op zijn doorzicht te verlaten : vooral waar het zaken betreft,
die hem zelven aangaan, waarin menschen met een
bevangen gemoed bijna geen billijke rechters kunnen zijn.
Maar in geestelijke zaken wordt er ongetwijfeld te meer
behoedzaamheid vereischt, naar mate het gevaar in \'t
geestelijke leven grooter is, wanneer men daarin zonder
den teugel van raad of onderscheiding voortloopt. Hier-
omtrent zegt Cassianus in het onderhoud van den abt
Mozes zeer juist: „Er is geen gebrek , waardoor de duivel
een monnik gemakkelijker ten val brengt, en naar den
dood voert, dan wanneer hij hem overhaalt, om den raad
der ouderen in den wind te slaan, en op zijn eigen raad
en beslissing te betrouwen." Zoo hebben de heilige Ber-
nardus, de heilige Bonaventura, de heilige JoannesClimacus
pn alle Heiligen gedacht en gesproken.
2. Het is derhalve niet genoeg een biechtvader te
hebben, aan wien men zijne zonden belijdt, wij moeten
ook een leermeester hebben, die ons den weg der deugd
8
-ocr page 124-
— 122 ~
aantoont, een leidsman, die onze schreden richt, een
ervaren stuurman, die ons de klippen ontdekt der zee,
waar de schipbreuken zoo talrijk zijn. Wij hebben voort-
durend te strijden; onze geestelijke zwakheden zijn ons
dikwijls weinig bekend, terwijl zij vaak zeer gevaarlijk
voor ons zijn; aan alle zijden dreigen ons strikken en
lagen. Wij zijn zoo kortzichtig, om de leiding van God
over ons te erkennen, en den weg, dien Hij wil, dat
wij zullen bewandelen.
Deze zijn zoovele beweegredenen, die ons moeten aan-
zetten, om tot een ervaren leermeester, tot een kundigen
geneesheer, een verlichten en getrouwen leidsman onze
toevlucht te nemen. Die leermeester, die geneesheer, die
leidsman, wordt ons in het religieuze leven aangewezen. —
Gaan wij dus tot hem, opdat hij ons onderrichte, en ons
bestiere op den weg, dien wij hebben ingeslagen. Gaan
wij tot hem; maar gelijk Jesus, nog kind zijnde, tot Maria
giDg; met een kinderlijk vertrouwen, en met een eenvou-
dig hart, bereid om in alles volmaakt te gehoorzamen.
Ontsteltenis, angstvalligheden, twijfelingen, vele fouten,
ziedaar het gewone deel van hen, die zichzelven willen
besturen; terwijl de vrede des harten, de voortgang in de
deugd, verlichting des geestes, troost in alle kwellingen,
de verdienste en de genaden aan de gehoorzaamheid ver-
bonden, de vrucht der ootmoedige leerzaamheid zijn.
Mijne spijze is den wil te volbrengen van Hem., die mij
gezonden heeft,
zeide Jesus, en: Ik doe altijd wat mijn,
Vader wellehagelijh is.
Aldus moet ook de religieuze kunnen spreken; en zij
-ocr page 125-
— 123 —
kan het, wanneer zij die volmaakte gehoorzaamheid
beoefent. Van \'s morgens vroeg tot \'s avonds laat, van
het eerste oogenblik harer intrede in het religieuze leven
tot haren dood, volbrengt zij in alles den wil van den
hemelschen Vader.
O hoe stelt deze gedachte haar gerust, en vervult baar
hart van den zoetsten troost, hoe bemoedigt zij haar in
het voortwandelen op den weg der volmaaktheid! Zij
vreest noch de valsche inbeeldingen van Satan, noch de
begoochelingen van haren eigen geest. Zij weet, dat zij
niets heeft te duchten onder de leiding en de hoede van
God; dat zij veilig voortwandelt door de woestijn des
levens, gelijk eertijds de Israëlieten, onder de leiding
der geheimzinnige kolom, waarin God zich verborg; en
daarom gaat zij bedaard en in vrede des harten op den
weg der heiligheid voort, welke het doel is, waarnaar
haar hart met vurigheid streeft.
Gelukkig! duizendmaal gelukkig! zulke bevoorrechte
ziel! Vragen wij aan God door Jesus en Maria, dat dit
geluk ons aller deel moge zijn.
VOORBEELD.
De heilige Joanna Francisca Fremiot de Chantal.
De heilige Joanna Francisca was met den heiligen Franciscus de
Sales de stichteres van de orde der Visitatie van Maria, en zij
wilde, dat hare dochters zich vooral de navolging van Maria ten
doel zouden stellen; hieruit blijkt reeds genoeg, dat zij eene grootc
godsvrucht had tot de allerheiligste Maagd. Van hare eerste jaren
af, had zij dan ook de bijzondere bescherming dier goede Moeder
-ocr page 126-
— 124 —
ondervonden; door hare tusschenkomst was zij van eene helscke
verleiding bevrijd geworden; maar de grootste genade, die zij door
hare bemiddeling ontving, is voorzeker, dat zij het geluk had meer
dan achtien jaren den heiligen Franciscus tot leidsman te hebbeu.
Sedert lang vroeg zij aan God een man naar zijn hart, die haar
zijn wil zou leereu kennen, en onder wiens geleide zij met ijver
op den weg zijner geboden zou kunnen voortsnellen. Op zekeren
dag, dat zij eene wandeling deed, zag zij aan den voet van een
heuvel een man, die volkomen op den heiligen Franciscus van Sales
geleek, en tegelijkertijd hoorde zij eene stem, die haar zeide : Ziedaar
de man , door God en de menschen bemind, dien de Voorzienigheid
bestemd beeft om u te geleiden. Deze verschijning vervulde de Heilige
met blijdschap. Zij twijfelde niet of God had eindelijk bare gebeden
verhoord. Inderdaad, den volgenden vaste kwam de heilige bisschop
van Geneve te Dvon prediken. De heilige Joanna Francisca herkende
hem, en aanstonds stelde zij zich onder zijne leiding. En hoe vol-
maakt was hare gehoorzaamheid! De heilige Franciscus verklaarde
zelf, dat hij nooit eene zoo leerzame ziel had gevonden. Hij kende
al hare gedachten, al hare neigingen; en welken raad, of welk
voorschrift hij haar ook gaf, hij was vooraf verzekerd, dat hij vol-
maakt zou worden gehoorzaamd. De wil der Heilige was zoodanig
onderworpen aan dien van haren ervaren zielbestuurder, dat men
kan zeggen, dat zij slechts een en denzclfden wil met hem had,
en dat hij haar dus in waarheid zijne eenigc ziel mocht noemen.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, nutrix nutritoris omnium.
Wees gegroet, Maria, voedster van Hem, die alle
menschen voedt.
Philip. Ab.
VOORNEMEN.
Niets voor zijn zielbestierder verborgen houden.
-ocr page 127-
— 125 -
TWINTIGSTE DAG.
De allerheiligste 3I;ui«£-<l op «ie bruiloft
van
CJumi.
GEESTELIJKE D0KHEID.
OVERWEGING.
Dicil Maler Jesu ad eum : vinum non halbent, Dicil ei
Jesus: quid mihi el tibi est mulier ?
Be Moeder van Jesus zeide tot Hem: zij hehben geen
wijn. En Jesus sprak tot haar: Vrouwe! wat heb ik nut u?
Joan. II. 3. 4?.
Indien men niet wist, dat het in de plannen van God
ligt, de zielen door kruisen te heiligen, zou men zich
kunnen verwonderen, dat onze Heer Jesus aan zijne aller-
heiligste Moeder een antwoord gaf, dat ons hard voorkomt.
Maria, die met haar goddelijken Zoon op de bruiloft
van Caua genoodigd was, ziet de echtgenooten in verle-
genheid. Haar medelijdend hart is daarover bedroefd, en
zij wendt zich tot Jesus, en zegt: Zij hebben geen wijn.
En welk was het antwoord, dat zij ontving: Vrouwe! wat
heb ik met u?
Wat dan, o Jesus, hebt Gij vergeten, dat
die vrouw uwe Moeder is? Waar is die liefde, welke Gij
haar voortdurend betoond hebt ? Wat kwaad is er dan
gelegen in die zorgzame liefde van Maria ? Waarom een
hart zoo beproeveu, dat U zoo teeder bemint ? Mijne
gedachten zijn de uwen niet,
zegt de Heer, en mijne wegen
-ocr page 128-
126 —
zijn wiet uwe wegen. Indien Jesus zijne Moeder met eene
enkel natuurlijke liefde bemind had, hadde hij niet op
deze wijze gehandeld. Maar Jesus was God, en beminde
zijne Moeder met een geheel bovennatuurlijke liefde.
Maria moest de Koningin van alle Heiligen worden ;
daarom moest zij ook meer dan eenig andere worden
beproefd. Zij moet niet alleen lijden in lichaam en ziel;
haar Zoon zelf moet nog schijnen haar te miskeunen.
Daarbij toch moeten we bemerken, dat Jesus dit ant-
woord niet gaf, als wilde Hij Maria onder het oog brengen,
dat zij Hem ten onpas om een wonder verzocht, of als
nam Hij het euvel op, dat Maria hier tusschen beide
kwam. Neen, Maria was in de oogen van Jesus, noch
aan onbescheidenheid, noch aan eenige andere onvolmaakt-
heid schuldig; maar hen, die Hem omringden, wilde Hij
opmerkzaam maken op zijne goddelijke natuur. Hij wilde
toonen, dat, ofschoon Hij mensch was, Hij nogtans meer
was dan mensch, en dat er daarom eene onmetelijke
afstand tusschen Hem en Maria bestond. Aldus bereidde Hij
de harten voor tot het geloof, hetwelk na eenige oogen-
blikken, door het wonder, dat Hij ging verrichten, beves-
tigd zou worden.
Heilige Maagd, gij zijt waarlijk de Koningin der mar-
telaren , de Koningin van alle Heiligen. Leer ons, bidden
wij u, uit de schijnbare verstooting van Gods wege,
voordeel trekken voor onze ziel.
BEMERKINGEN.
1. Het kruis, ziedaar het erfdeel door onzen goddelijken
-ocr page 129-
— 127 —
Zaligmaker aan zijne leerlingen achtergelaten. Het kruis
is het deel van alle christenen, maar vooral der edelmoe-
dige bruiden van den God van Calvarië. En waaraan zullen
wij dien glorierijken naam van kruis geven? Elk licha-
melijk lijden , ontberingen , onaangenaamheden van den
kant der schepselen, zijn zoovele kruisen ; doch deze zijn
niet zwaar om te dragen, wanneer God ons inwendig
vertroost; dan worden zij door de ziel niet gevoeld. Ziekte
en dood, het zijn kruisen, maar ook deze wegen den waren
religieus niet zwaar, die met den heiligen Apostel Paulus
kan uitroepen: het sterven is mij gewin; en die bedenkt :
met de banden te breken, die mij in dit tranendal houden ,
doet zij mij overgaan tot het bezit van God, het waar-
achtig Goed. Wat dan verdient bovenal den naam van
kruis? De inwendige kwelling, dorheid, verlatenheid van
God. Wanneer de ziel met dat kruis is beladen, dan kan
men zeggen, dat zij met Christus zich op deu berg van
Calvarië bevindt. Niets wat zoo krachtig werkt om ons
aan ons zelven te doen sterven. Wij lezen in de heilige
Schriftuur, dat in de brandoffers het vuur des hemels
voltrok, wat de Hoogepriester begonnen had, en de over-
blijfsels der dieren, die aan God geofferd werden, ten eenen
male verslond. Wat het vuur des hemels deed ten opzichte
der offers, dat moeten de dorheden in onze harten uit-
werken. Wat het lijden en de versterving begonnen hebben,
moeten de dorheden voltrekken. Zij maken van ons ware
brandoffers. Wij moeten ze derhalve aanzien als iets goeds,
als noodzakelijk voor onze ziel.
2. De dorheden zijn voorzeker niet aangenaam in zich
-ocr page 130-
— 128 —
zelven; maar zij moeten ons aangenaam zijn, om de
groote voordeden, die zij ons aanbrengen.
Wie we zijn, allen hebben we God vergramd. Waar
willen wij nu liever onze zonden boeten in dit of in het
andere leven ? Welnu van al de kwellingen, waardoor wij
aan de goddelijke rechtvaardigheid kunnen voldoen, zijn
er geene krachtiger dan de dorheden. En waarom ? omdat er
geene pijnlijker zijn. Zoolang Jesus slechts van de menschen
te lijden had, zweeg Hij; maar toen de hemelsche Vader
zich aan Hem onttrok, verzuchtte Hij: Mijn God, mijn
God, waarom helt Gij mij verlaten?
Dat alle kwellingen op ons nederstorten; wanneer God
ons ondersteunt, ons inwendig vertroost, zullen zij ons
niet zwaar vallen; maar indien God ons verlaat, al hadden
wij dan overigens alles, wat wij verlangen, wij zullen ons
ongelukkig gevoelen. Daar derhalve niets meer in staat
is, om onze zonden uit te wisschen, laat ons wijs zijn,
en de dorheden met die ware stemming des harten van
de hand van God aannemen.
Eene ziel in vertroosting is dikwijls vol van een vermetel
zelfvertrouwen; en daarom in gevaar van mismoedig te
worden en te ontstellen, of wel door hare hoovaardighe d
in zonde te vallen.
In mijn overvloed heb il- gezegd, zegt de profeet David,
ik zal in der eeuwigheid niet bewogen worden. Maar de
bekoring kwam, en wat gebeurde er? Hij zegt het ons:
Gij hebt uw gelaat afgewend, en ik ben ontsteld geworden.
Zoo gebeurt het ook dikwijls met de zielen, die aan
vertroosting en zoetigheid gewoon zijn; en soms doen zij
-ocr page 131-
— 129 —
nog erger. Zij daarentegen, die langdurige dorheden hebben
ondervonden, hebben huune groote zwakheid en ellende
gevoeld, en geleerd zich zelven te mistrouwen. Dit mis-
trouwen verwijdert van hen de gevaren, maakt hen om-
zichtig in het uur der beproeving, drijft hen aan, om den
bijstand in te roepen van Hem, die sterker is dan de hel,
en wiens hulp men nooit te vergeefs afsmeekt.
Eindelijk de dorheden geven ons gelijkvormigheid met
Jesus, die door zijn hemelschen Vader verlaten werd, en
zijn ons een middel, om op den weg der deugd veel voort-
gang te maken. Wat toch is er noodig om heilig te worden ?
zich zelven afleggen, om Christus aan te trekken, aan zich
zelven sterven, opdat Christus in ons leve. Maar om zoo
zich zelven te verlaten, moet men zich haten, gelijk Christus
ons zegt, en daartoe moet men zich zelven kennen; men
moet zijn niet, zijne ellende en verworpenheid goed inzien;
goed overtuigd zijn van de verblindheid zijns geestes, van
de bedorvenheid zijns harten, van al de ellende zijner
natuur. Die kennis nu verkrijgt men niet in de vertroosting,
maar in de dorheid en verlatenheid. Wanneer God zijn
licht en zijne kracht terugtrekt, en de ziel aan zich zelve
overlaat, dan ziet zij duidelijk in, wat zij is, erkent hare
verblindheid, hare boosheid, hare zwakheid en armoede.
En zoo zich erkennende, haat zij zich zelve, vlucht zich
zelve, gelijk men vlucht op het gezicht van een lijk in
ontbinding. En zoo sterven wij aan dat leven, dat wij van
Adam geërfd hebben. Zijn wij dien zaligen dood gestorven,
dan doet Christus het overige; Hij maakt zich van ons mees-
ter, deelt ons ziju goddelijk leven mede, doet ons vol glorie
-ocr page 132-
— 130 —
uit het graf oprijzen, ons bekleedende met het kleed der
onsterfelijkheid, hetwelk niets anders is dan Christus zelf.
Doordringen wij ons wel van die waarheid; opdat wij,
wel verre van met Petrus onze tent op den berg Thabor
te willen vestigen, verkiezen met Maria aan den voet des
kruises te staan; en nooit den berg van Calvarië te willen
verlaten, dan op uitdrukkelijk bevel des Heeren.
VOORBEELD.
De heilige Joannes a Cruce.
De heilige Joannes a Cruce, die de heilige Theresia zoo krachtig
terzijde stond, in de hervorming der Carmelieten-Orde, en een harer
meest verlichte zielbestuurders was, ondervond van zijne kindsheid
af de wonderbare bescherming van Maria.
Terwijl hij, in den ouderdom van dertien jaren, bezig was met
de zieken in het gasthuis te Toledo te dienen, viel hij in een zeer
diepen put. Verscheidene personen kwamen toegesneld, en daar zij
aan den dood van het heilig kind niet twijfelden, treurden zij
bitter over een zoo droevig ongeval. Joannes hoorde hunne jammer-
klachten, en riep: „Vreest niet, ik ben hier in veiligheid; werpt
mij slechts een koord toe." Men deed het, en na eenige oogenblikken
kwam hij behouden te voorschijn. Als men hem vroeg, hoe hij toch
den dood was ontkomen, gaf hij ten antwoord, dat op het oogenblik
van zijn val cene vrouw van wonderbare schoonheid zich aan hem
vertoonde, haar kleed uitspreidde, opdat hij zich niet zoude kwetsen,
hem van den bodem des puts tot boven het water had opgetrokken,
totdat men hem ter hulp was gekomen. De indruk, welken dit
mirakel, waarvan eene groote menigte getuige was geweest, te weeg
bracht, was zeer groot, en Don Alphonsus Alvarez, die aan het
hoofd van het gasthuis stond, werd er door aangezet, om den heiligen
jongeling te laten studeeren.
Joannes nam steeds toe in godsvrucht tot haar, die hem zoo
-ocr page 133-
— 131 —
zichtbaar beschermde. Eiken dag las hij geknield hare getijden.
Met de gevoelens van de grootste godsvrucht vierde hij al hare
feestdagen, en vooral het feest van hare Onbevlekte Ontvangenis.
Later mengde hij in zijne predikatiën altijd iets tot haren lof, en
sprak dan over haar met de innigste liefde. Waren zijne krachten
uitgeput, of was hij door kwellingen bezocht, dan was het voldoende
de blikken op zijne teedere Moeder te werpen, om zich opgebeurd en
getroost te gevoelen. In al zijne noodwendigheden vluchtte hij tot
Maria, en stelde zich onder hare moederlijke bescherming ; en altijd
werd hij door haar geholpen. Hij vroeg haar niet, om van zijn
lijden verlost te worden, maar wel, om steeds met vreugde voor
haren Zoon te mogen lijden. Dit gebed werd verhoord ; Joannes
leed veel, maar met de heilige Theresia riep hij uit: of lijden of
sterven.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, Sacerdotale Ephod, Bei voluntatem indicans.
Wees gegroet, Maria, schouderkleed des Opperpriesters,
die ons den wil van God bekend maakt.
H. Procl.
VOORNEMEN.
De vertroostingen niet zoeken.
-ocr page 134-
— 132 —
EEN EN TWINTIGSTE DAG.
X>e allerheiligste Maagd tijdens liet open-
baar leven -van Jesns.
VERNEDERINGEN.
OVERWEGING.
Mater lua et fratres tui stanl foris, volentes te videre.. .
Mater mea et fratres mei hi sunt
, qui verbum Dei audiunt
et faciunt.
Uwe moeder en uwe broeders staan buiten, verlangende
u te zien... Mijne moeder en mijne broeders zijn zij, die,
het woord Gods hooren en doen.
Luc. VIII. 20. 21.
Toen de tijd was aangebroken door den hemelschen Vader
bepaald, verliet onze goddelijke Zaligmaker Nazareth,
afscheid nemende van zijne heilige Moeder, om zijn open-
baar leven te beginnen, de bekeering der wereld te onder-
nemen. Na eenmaal Maria verlaten te hebben, schijnt Hij
haar als te vergeten, houdt zich niet meer met haar bezig,
schijnt zelfs haar niet als zijne moeder te erkennen. Zoo
lezen wij in de heilige Schriftuur, dat op zekeren dag zijne
Moeder en broeders tot Hem kwamen, Hem niet konden
naderen, wegens de schare, en dat men Jesus boodschapte:
Uwe Moeder en uwe broeders staan buiten, en verlangen U
te zien.
En welk was het antwoord, dat hij hun gaf: Mijne
Moeder en mijne broeders zijn zij, die het woord Gods hooren
en doen.
En bij eeue andere gelegenheid gaf Jesus aan eene
-ocr page 135-
— 133 —
vrouw , die uitriep: „zalig is de schoot, die Vgedragen heeft,
en de borsten
, die gij helt gezogen," ten antwoord: „Ja, zalig
zijn degenen
, die het woord Gods hooren en hetzelve bewaren."
Jesus nam deze gelegenheden waar, om aan allen te
verklaren, dat de wil Zijns Vaders, die in den hemel is,
moet gelden boven elk ander belang, hoe gewichtig het ook
zij, boven elke andere betrekking, hoe eerbiedwaardig die
ook moge wezen, en dat het van het hoogste belang voor
ons is , het woord Gods te hooren en te bewaren.
Voor Maria was er in deze woorden eene schijnbare
hardheid gelegen. Doch met wat volmaakte stemming des
harten verdraagt zij die. Zij bemint God met al de vurig-
heid van hare ziel, en zij weet, dat Hij alleen verdient het
voorwerp onzer gedachten en genegenheden te zijn. Daarom
schept zij er behagen in, aldus als vergeten te worden door
haar goddelijken Zoon, die schijnbare onverschilligheid,
welke Hij aan den dag legt, te ondervinden. Zij is verheugd,
niemands geest noch hart te vervullen, en in hare nietig-
heid verzonken te blijven.
Maar naar de mate hare nederigheid is geweest, heeft
God haar verheven, en groot gemaakt op aarde en in
den hemel.
BEMERKINGEN.
1. „Schep behagen in onbekend te zijn, en voor niets
geacht te worden," zegt de schrijver der Navolging van
Christus. Waarlijk eene groote les, die wel waardig is,
dat wij er onze aandacht goed op vestigen. Scheppen wij
er behagen in onbekend te zijn, en voor niets geacht te
-ocr page 136-
— 134 —
worden; verblijden wij ons, wanneer men ons vergeet, ons
veracht, wanneer men wel verre van eenig werk van ons
te maken, ons in de diepste vergetelheid laat.
Scheppen wij er behagen in onbekend te zijn, en voor
niets geacht te worden. Eekommeren wij ons niet of onze
oversten eene goede gedachte van ons hebben of niet; of
zij ons voor menschen van deugd, van verdienste, van
bekwaamheid houden of niet; of zij ons gebruiken tot een
of andere bediening of niet gebruiken.
Schej>pen wij er behagen in onbekend te zijn, en voor
niets geacht te worden. Onderzoeken we niet of onze
medezusters ons achten of minachten, of zij ons beminnen
of niet beminnen; letten we er niet op, of zij ons met voor-
komendheid bejegenen, of niets dan koelheid en onver-
schilligheid voor ons over hebben.
Wat zeg ik ? Bedroeven wij ons, wanneer wij zien, dat men
eenig werk van ons maakt, dat men ons bijzonder genegen
schijnt, dat men ons voor iets bijzonder geschikt oordeelt.
Nemen wij, met Maria, ons vermaak in vergetelheid,
onverschilligheid, vernedering, verachting. Wat toch
moeten wij religieuzen op het oog hebben in alles? Wat
anders dan de glorie van onzen God ? Indien wij derhalve
den geest van onzen slaat hadden, hoe zouden wij ons
verblijden, wanneer wij zien, dat wij noch den geest, noch
het hart van wien ook vervullen, en dus geen beletsel
stellen, dat God gekend, bemind, verheerlijkt worde. Hoe
zouden wij ons verheugen, wanneer men ons over het hoofd
ziet, wanneer wij niet geteld worden; ja, wanneer men ons
versmaadt en veracht.
-ocr page 137-
— 135 —
2. Zijn dit inderdaad onze gedachten, onze gevoelens ?
Verlangen wij niet voor deugdzaam , verstandig, ingetogen
gehouden te worden , voor menschen, die goed onderwezen
zijn in de wetenschap der Heiligen, en die ver gevorderd
zijn op den weg der volmaaktheid?
Verlangen wij niet door te gaan voor personen van vele
begaafdheden, van groote verdiensten, voor personen geschikt
voor het bestuur, voor deze of gene bediening bijzonder
bekwaamP Scheppen wij er geen behagen in, dat oversten
en medezusters ons genegen zijn ? Zijn wij niet blijde eeuige
plaats in haar hart in te nemen? Doen wij niet alles, wat
in ons is, om in de harten van anderen in te dringen?
Is ons hart niet ontsteld, wanneer wc meenen, dat men
weinig achting voor ons heeft, dat men ons weinig liefde
toedraagt? Gevoelen wij ons niet gestoord , zijn wij niet
ontevreden, wanneer men ons schijnt te vergeten, en onze
zusters de voorkeur boven ons te geven. Zijn wij niet
gevoelig voor de minste berisping, voor de geringste belee-
diging? O wat is dit alles een christen, en vooral een
religieus onwaardig!
En toch moeten we wellicht bekennen, dat dit in meer-
dere of mindere mate met ons het geval is. Welnu, ver-
nederen we ons daarover voor God, en zijn we nog te zwak,
om daarin behagen te scheppen, wekken wij ons op, om
het geduldig te verdragen, en in dergelijke gelegenheden
ons niet aan droefheid en ontevredenheid over te geven.
Kunnen wij daartoe met de genade Gods komen, dat is
reeds veel, zegt de schrijver van de Navolging van Christus.
«Hetgeen anderen zeggen zal gehoord worden; maar het-
-ocr page 138-
— 136 —
„geen gij zegt zal voor niets geacht worden. Anderen zullen
„vragen en verkrijgen; gij zult vragen en niet bekomen.
„Anderen zullen groot zijn in den mond der menschen;
„maar van U zal men zwijgen. Aan anderen zal reen ambten
„toevertrouwen; maar gij zult tot niets bekwaam geoordeeld
„worden. Om dergelijke dingen,"... „zegt hij, „zal de natuur
„somtijds bedroefd zijn; doch gij zult veel doen, indien
„gij het stilzwijgend verdraagt."
Zijn wij er verre af naar de liefde en achting van anderen
te streven. Er wordt van den Antichrist gezegd, dat hij
zich in de heilige plaats zal doen aanbidden. Zou eene
religieuze niet iets dergelijks doen, indien zij zocht de
bijzondere liefde en achting van anderen te winnen ? Wij
zijn de tempels van den heiligen Geest, die in ons woont.
Wat zouden wij dus doen, indien wij voor het schepsel
eene plaats in ous hart of onzen geest inruimden, of in
het hart van anderen ons wilden vestigen ? Wat ware dat
anders, dan een afgodsbeeld in de heilige plaats oprichten?
O God, verwijder van ons een zoo groot kwaad.
VOORBEELD.
De heilige Angela de Merioi, stichteres der Ursulinen.
Onbekend te leven, en voor niets geacht te worden, was het
grootste verlangen van de heilige Angela. Sedert lang voor de oogen
der wereld verborgen, leidde zij een meer hemelsch dan aardseli
leven, een leven van voortdurende verstervingen vurige godsvrucht;
toen het God behaagde hare zuster, die de ccnige getuige was harer
gestrcngheden en zeldzame deugden, tot zich te roepen. Angela
was daarover zeer bedroefd; maar Maria, die de zuivere en oot-
-ocr page 139-
— 137 —
moedige maagden bemint, haastte zich om haar te vertroosten. Zij
verscheen aan Augela, en toonde haar de ziel van degene, die zij
beweende, van glorie omstraald; en te gelijkertijd werd er eene
stem gehoord, die de Heilige opwekte, om voort te gaan op den
weg, dien zij was ingeslagen.
Eenigen tijd daarna had Angela een nieuw visioen. Zij zag, even
als de oudvader Jacob, cene ladder, die tot aan den hemel reikte,
en op die ladder eene menigte maagden door den glans van deugden
versierd, die tot in den schoot van God opklommen. Er werd haar
gezegd, dat God van haar verlangde, dat zij in de stad Brescia
een klooster zou oprichten. Hierop ontstelde de Heilige. Zij kon er
niet toe overgaan een openbaar leven te leiden, en alzoo voor iets
geacht te worden. Zij bad, vastte en raadpleegde. Jesus eindelijk
vermoeid, haar het volbrengen van zijn wil altijd te zien uitstellen,
verscheen Angela in persoon, en deed haar hierover zijn beklag. Nu
bood zij geen wederstand meer; doch getrouw aan den grondregel,
die geheel haar leven bestuurd had, zocht zij zich nog verborgen te
houden. Zij stelde hare stichting onder de bescherming der heilige
Ursula, en gaf deze tot Moeder aan hare dochters. God was tevreden
over de getrouwheid zijner dienstmaagd, hij schepte behagen in dat
gestadig vluchten van eer en achting, verhief Angela tot een hoogen
trap van heiligheid, en maakte haar moeder van eene heilige en
talrijke nakomelingschap.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, modesiiae exemplum secundarium.
Wees gegroet, Maria, volmaaktst voorbeeld van zedigheid
na Jesus Christus.
Rich. a S. Laur.
VOORNEMEN.
Altijd de laatste plaats zoeken.
!)
-ocr page 140-
— 138 —
TWEE EN TWINTIGSTE DAG.
Se allerheilig;ste Maagd aan den voet van
het lii-uis.
OPOFFERING.
OVERWEGING.
Stalat juxta cruceni Jesu Mater ejus.
Be Moeder van Jesus stond naast het kruis. Joan. xix. 25.
Maria is genoegzaam voorbereid tot het grootste van
alle offers. De Heer heeft den grond van haac hart ont-
dekt, door de wonden, die Hij haar heeft toegebracht;
Hij weet, dat Hij alles van haar kan eischen.
Het bloed van Jesus wordt gevorderd om de belee-
diging te herstellen, zijne glorie aangedaan, en de we-
reld van hare smetten te zuiveren, de zonden uit te
delgen. Hij vraagt dit bloed aan Maria, en Maria wei-
gert het niet. Jesus wordt door Judas verraden, aan
zijne vijanden overgeleverd, door zijne leerlingen verla-
ten , verloochend, wreedaardig gegeeseid, ter dood ver-
oordeeld. Hij, nieuwe Izaiik, draagt zelf het altaar,
waarop Hij zal geslachtofferd worden. Als een zachtmoe-
dig lam opent Hij den mond niet tot klagen; strekt
zich uit op het kruishout, waaraan Hij door wreede
beulen met ruwe \'nagelen wordt vastgehecht. Het kruis
wordt opgericht en Hij, de Godmensch door de koperen
slang afgebeeld, hangt daar tusschen hemel en aarde.
-ocr page 141-
— 139 -•
De leerlingen van Jesus hebben de vlucht genomen;
de vijanden die Hem omringen, zijn dol van woede; Hij
zoekt een hart, dat medelijden hebbe met zijne droefheid,
een hart edelmoedig genoeg, om Hem te verkwikken,
door deel in zijn offer te nemen. Dat medelijdende, dat
edelmoedige hart, Jesus vond het in zijne Moeder Maria.
Aan den voet van het kruis staande biedt zij zich aan
aan de rechtvaardigheid van den eeuwigen Vader, en
smeekt Hem een en dezelfde offerande te maken van
den Zoon en de Moeder. „Wat Jesus Christus lijdt in
het lichaam," zegt de heilige Bonaventura, „lijdt Maria
„in de ziel, en zoo menigmaal doet men Maria sterven,
„als men Jesus wonden toebrengt."
O wie zal de smarten van dien wreeden en langduri-
gen doodstrijd beseffen! Heilige Vader, genade, wij sinee-
ken er U om, genade voor onze Moeder. Wil de vol-
trekking van een offer, dat haar reeds zooveel heeft ge-
kost, verhaasten. Heilige Maagd, doe ons deelen in de
groote droefheid, die uwe ziel overstroomt. Aangenaam
zou het ons zijn in uwe droefheid te deelen, indien gij
zelve daardoor eenige verzachting mocht gevoelen in
uwe smarten.
BEMERKINGEN.
1. Nergens kunnen wij God meer door verheerlijken,
dan door den geest van opoffering, door het brengen
van offers. Calvarië is dan ook de berg der minnaars,
der ware bruiden van Jesus Christus. „Ik zeg u dus,"
sprak de heilige Franciscus van Sales, „dat ons eenig
-ocr page 142-
-- 140 --
„doel moet zijn, ons met God te vereenigen, gelijk
„Jesus Christus zich met zijn Vader vereenigd heeft,
„namelijk door te sterven aan het kruis." „Dat anderen
„gelukkig genoeg zijn, om met mijn goddelijken Meester
„den Thabor te beklimmen, wat mij aangaat, ik zal mij
„tevreden stellen geen anderen weg te kennen, dan dien
„van Calvarië." Zoo schreef de zalige Maria Margaretha
a la Coque. Het kruis en de dood, ziedaar het deel
der edelmoedige zielen.
Beschouwen wij de allerheiligste Maagd. Wie heeft
meer dan zij den Heer verheerlijkt? Maar ook, wie heeft
meer geleden dan zij ? Haar geheel leven was een voort-
durend lijden, lijden in haren geest, in haar hart, in
geheel hare ziel; zij deelde in al het lijden van haar
goddelijken Zoon, en stond daar onder het kruis op den
berg van Calvarië, terwijl Jesus, dien zij zoo innig be-
minde, de hevigste smarten verduurde, en onder de
vreeselijkste folteringen zijn offer voltrok.
Toen Mathathias de heiligschennis van Antiochus te
Jerusalem aanschouwd had, werd hij van verontwaardi-
ging vervuld, en zijn zwaard ter hand nemende, zeide
hij tot de kiuderen van Juda: „Indien iemand ijver voor
de wet heeft, dat hij mij volge." Ook wij hebben eene
stem gehoord, die sprak: „Indien iemand ijver heeft
voor de glorie des Heeren„dat hij mij volge." Het was
de stem van Maria. Vol verlangen om de glorie van
haar Zoon te verbreiden, wilde zij ons deelgenooten ma-
ken van zijn lijden, en riep ons op, om Hem te volgen.
Door hare woorden opgewekt, door haar voorbeeld
-ocr page 143-
— 141 —
aangemoedigd, trokken wij op. En gelijk Mathathias de
kinderen Israëls tot den strijd en tot den dood aan-
voerde, zoo ook beklommen wij met Maria den berg van
Calvarië. De ijver voor Gods glorie verslond onze zielen,
wij liadden ons gelukkig geacht, ons bloed te vergieten,
om die te bevorderen. God wilde ons bloed niet; maar
Hij wees ons eene plaats aan, aan den voet van het
kruis, in gezelschap van de allerheiligste Maagd. Wie
onzer zou die plaats willen verlaten?
Niemand, o mijn God, niemand. Dat uw naam ver-
heerlijkt worde! dit is ons cenig verlangen. Het is ons
goed hier te zijn; laat er ons altijd blijven.
2. De ijver voor de glorie van God moet ons het
offer doen liefhebben; maar wij moeten het ook bemin-
nen uit liefde voor de zondaren. De mensch had door
zijn opstand de rechtvaardige gramschap des Heeren
over zich afgetrokken; doch Jesus vergoot zijn bloed, en
de gramschap Gods was gestild, en de geheele wereld
verlost. Wat zoete troost voor het hart van den God-
mensch, toen Hij bij zijne intrede in den hemel, zich
vergezeld en gevolgd zag door die ontelbare menigte
zielen, die Hij aan de hel had ontrukt. Wat een vreugde
over zijne overwinning! Hoeveel glorie verschafte Hem
zijn zegepraal!
Wij ook kunnen de gramschap Gods bedaren, die
rechtmatige gramschap door de ondankbaarheid der men-
schen ontstoken. En hoe kunnen wij dit? Wanneer wij
kloekmoedig ons kruis dragen, de ongemakken en kwel-
lingen des levens verduren; wanneer wij ons edelmoe-
-ocr page 144-
— 142 —
dig onderwerpen aan de opofferingen, welke onze heilige
roeping ons oplegt. En dan. Nog eenige jaren, eenige
maanden, eenige dagen misschien, en wij ook zullen
de zoetigheid der overwinning smaken; wij ook zullen
ons in den hemel omringd zien door eene menigte zie-
len, die wij aan de hel zullen hebben ontrukt, en die
haar geluk aan ons zullen te danken hebben. "Wat troost-
volle gedachte! Hoe moet zij ons opwekken, om met
edelmoedigheid onze kruisen te dragen, en God onze
offers met vreugde te brengen.
De profeet had voorspeld, dat de Messias uit zijn
lijden en uit zijne vernederingen zijne glorie zou trek-
ken, dat Hij het hoofd zou verheffen, omdat Hij uit
den stroom had gedronken.
De Apostel verzekert ons,
dat Jesus een naam heeft ontvangen, die boven alle
namen is, een naam, waarin alle knieën moeten gebogen
worden van hen, die in den hemel, op aarde en onder
de aarde zijn, omdat hij zich vernederd heeft, en den
dood, en wel den dood des kruises heeft onderstaan.
Bruiden van Jesus Christus, laat ons zijne voetstap-
pen volgen, en wij zullen deelen in zijne belooning, in
zijne glorie. Laat ons met Jesus den berg van Calvarië
beklimmen, en wij zullen met Jesus van den Calvarie-
berg onze vlucht naar den hemel nemen. Hechten wij
ons met Jesus aan het kruis, en het kruis zal voor ons
even als voor Jesus, een gedenkteeken worden van glo-
rie voor alle eeuwen der eeuwen.
-ocr page 145-
— 143 —
VOORBEELD.
Moeder Magdalena van den heiligen Joseph, Carmelites.
Moeder Magdalena van den heiligen Joseph had eene bijzondere
geneigdheid, om de droefdheden van Maria te vereeren. Van hare
geboorte af aan die goddelijke Moeder toegewijd , had zij altijd eene
groote godsvrucht tot Maria gehad. Nog maar zes jaren oud nam
zij de gewoonte aan, om dagelijks hare getijden te lezen, en haar
ijver verminderde niet met de jaren. Maar vooral vereerde zij Maria
als de Moeder van smarten. Niet tevreden met zelve haar geest en
hart te vervullen van de smarten, die Maria heeft geleden, wenschte
zij iedereen de levendige gevoelens van liefde en droefheid in te
boezemen, waarvan hare ziel was doordrongen; zij maande hare
dochters sterk aan, dikwijls de woorden te overwegen, door Simeon
tot Maria gesproken : en u zelve zal een zwaard door de ziel gaan.
Te Lyon gekomen, om er een huis van hare orde te stichten , wilde
zij dat dit huis aan de Moeder der smarten zou toegewijd zijn, en
dat de religieuzen, die dat huis zouden bewonen, bijzonder de
smarten vereerden, die deze goddelijke Moeder bij den dood van
haar Zoon heeft gevoeld. De allerheiligste Maagd toonde dat
dit haar aangenaam was. Terwijl Monseigneur de Marquemont,
Aartsbisschop van Lyon, in het nieuwe klooster de heilige Mis las,
geraakte moeder Magdalena in eene gcestverrukking, die verscheidene
uren duurde, en gedurende welke zij de Moeder des Zaligmakers
zag, die zich met het lijk van haren Zoon aan haar vertoonde.
VERZUCHTING.
Ave Maria, coadjutrix Christi in passzone.
Wees gegroet Maria, medehelpster van Christus in
zijn lijden.
Rich. ;\\ S. Laur.
VOORNEMEN*.
Zijne werken in den geest van opoffering verrichten.
-ocr page 146-
_ 144 —
DRIE EN TWINTIGSTE DAG.
De heilige Joauues tot zoon aan die aller-
heiligste Maagd gegeven.
ONTHECHTING VAN ZIJNE OUDERS.
OVERWEGING.
Die il Jestts Malri suae: Muiter, eccefdius ticus. Deinde
dicit discipulo: Ecce Maler tua.
Jems zeide tot zijne Moeder: Vrouw, ziedaar uw zoon.
Vervolgens zeide Hij tot den leerling : Ziedaar uwe Moeder.
Joan. XIX. 26.
Het was niet genoeg, dat Maria haai\' goddelijken Zoon
had zien geesselen, met doornen kroonen, aan liet kruis
hechten; zij moest Hem ook zien sterven, en door den
dood geheel van Hem gescheiden worden.
De stervende Jesus wil zelf haar die harde en wreede
scheiding aankondigen. Hij doet het met al de omzichtig-
heid der oplettendste liefde: Hij weet, wat gevoelige
wonde Hij gaat toebrengen aan het hart zijner Moeder,
die Hem zoo teeder bemint. Eenige dagen voor zijn lijden
had Hij tot zijne leerlingen gezegd, dat Hij hen niet als
weezen zou achterlaten. Hij wil ook uiet, dat Maria kinder-
loos zal zijn. „Vrouw," zegt Hij Laar, op den welbeminden
leerling wijzende, „ziedaar uw zoon" en tot den heiligen
Joannes: „zoon, ziedaar uwe Moeder." Het is genoeg,
Maria heeft het begrepen. Haar hart gevoelt de liefde
-ocr page 147-
— 145 —
van Jesus; maar het offer hetwelk de kinderlijke liefde
te vergeefs tracht te verbergen, vertoont zich ook aan
haar in al zijne zwaarte. Zij voelt liet zwaard, door Siineon
voorspeld, tot in het binnenste harer ziel doordringen.
Zij voelt met geweld de banden verbroken, die door de
innige liefde, welke zij haren goddelijken Zoon toedraagt,
zoo nauw waren toegehaald. Zij voelt hare ziel overstroomd
door eene droefheid zoo groot als de zee. De tegenwoor-
digheid van Jesus was voor Maria als een dijk , opgeworpen
tegen de woedende baren dier zee. Jesus sterft, de dijk
is gebroken, en de golven der droefheid storten zich uit
over hare ziel.
Hebben wij medelijden met de droefheid der allerheiligste
Maagd! Bewonderen wij de heldhaftige onderwerping,
waarmede zij dat grootste aller offers aanvaardt! "Vervullen
wij alle plichten, die ware kinderen aan hunne bedrukte
Moeder verschuldigd zijn.
BEMERKINGEN.
1. Als getrouwe volgelingen van de allerheiligste
Maagd, hebbeu wij ons gescheiden van hen, welke ons
het dierbaarste waren op aarde. Wij hebben lot onze
ouders gezegd: ik ken u niet meer; en tol onze broeders:
ik weet niet, wie gij zijt.
Wij hebben vleesch en bloed
doen zwijgen, en gehoorzamende aan de stem van den
heiligen Geest, die ons riep, hebbeu wij ons in de een-
zaamheid begeven, en belofte gedaan van God alleen
voor altijd te beminnen. Hebben wij die belofte getrouw
gehouden? Zijn wij waarlijk van onze ouders onthecht?
-ocr page 148-
— 146 —
Niet, dat wij hen niet mogen en moeten beminnen; maar
beminnen wij hen met die ware, geestelijke liefde, overeen-
komstig den wil des Heeren, aan wien wij alleen en
geheel en al toebehooren ? Jesus heeft gezegd: Die zijn,
vader of zijne moeder meer bemint dan mij, is mijner niet
waardig
, en wie zijn vader en moeder en zelfs i ijne eigene
ziel niet haat, kan mijn leerling niet zijn.
Eene religieuze
nu, aan wie de liefde voor hare ouders het verlangen
inboezemt, om hen dikwijls te zien, en alzoo hare een-
zaamheid te verlaten; eene religieuze, die zich met hare
ouders bezig houdt in het gebed, in het koor, in hare
overige oefeningen van godsvrucht; eene religieuze, wie
de liefde jegens hare ouders eenigen misslag, welkdanigen
ook, doet bedrijven, bemint zulke religieuze hare ouders
niet meer dan God? Kan zij gezegd worden hun een
heiligen haat toe te dragen? Is zij derhalve wel eene
ware leerlinge van Jesus? Is zij Jesus haar goddelijken
Bruidegom wel waardig? O beijveren we ons toch, dien
goddelijken Bruidegom waardig te zijn. Hij is zoo minzaam,
zoo beminnelijk, maar Hij is een jaloersche Bruidegom;
Hij wil alleen en geheel ons hart hebben. Hij heeft een
afschuw van verdeelde harten, en Hij schept slechts in
die harten zijn behagen, waar Hij als volstrekte Meester
kan heersenen. Hem eenigen mededinger willen geven,
is zijn beminnelijk juk afwerpen.
„De religieuze," zegt de heilige Theresia, „die hare
verwanten verlangt te zien tot haar eigen troost, moet
zich als onvolmaakt beschouwen; dat die religieuze geloove,
dat zij niet onthecht is; hare ziel is ziek; zij zal de
-ocr page 149-
— 147 —
vrijheid des geestes niet genieten; zij zal geen volmaakten
vrede hebben; zij heeft een geneesheer noodig. Indien zij
zich niet van die gehechtheid ontdoet, die onvolmaakt-
heid geneest, dan verklaar ik haar, dat zij voor dit
klooster niet geschikt is."
2.     Valt de verwijdering van onze ouders ons zwaar,
kost het ons moeite, om er ons geheel en al van te ont-
hechten , vestigen wij dan onze blikken op de allerheiligste
. Maagd. Zij beminde voorzeker haren goddelijken Zoon veel
meer, dan wij hen kunnen beminnen, die ons het leven
geschonken hebben. Indien zij dan den moed had er van
te scheiden, dewijl God haar dat offer vroeg, moeten ook
wij dan niet bereid zijn, edelmoedig aan God het offer
te brengen dier scheiding van hen, met wie de natuur
ons zoo nauw heeft verbonden ?
Bedenken wij ook, dat wij met den heiligen Apostel
Paulus geroepen zijn, om in ons aan ie vullen, wat aan
Uet lijden van Jesus Christus ontbreekt,
en bijgevolg niet
alleen in ons lichaam, maar ook in onze ziel en al hare
neigingen te lijden. Hoe meer wij gekruisigd zijn, hoe
meer God wordt verheerlijkt, en hoe overvloediger zijne
genaden over ons en over de geheele heilige Kerk zullen
afstroomen. Verheugen wij ons, dat wij eenige glorie
kunnen verschaffen aan den onsterfelijken Koning der
eeuwen, medewerken tot de zegepraal der heilige Bruid
|van Christus, onze moeder de heilige Kerk, en onver-
gankelijke schatten voor de eeuwigheid kunnen vergaderen.
3.     J5r is een ander soort van banden, die de harten
vaak niet minder nauw verecnigen, dan de banden, die
-ocr page 150-
— 148 —
de natuur heeft gevormd. Het zijn de banden, die de
genade gevormd heeft, en die ons in de wereld veree-
nigden met hen, met wien wij alleen geestelijke betrek-
kingen hadden.
Hoe nauw, hoe heilig, hoe volmaakt die banden ook
mogen geweest zijn; ook deze moet men in het religieuze
leven verbreken. Wij moeten ongetwijfeld hen niet ver-
geteu, die ons God hebben leeren beminnen, die ons tot
den voet des altaars hebben geleid; de dankbaarheid
maakt het ons tot eene verplichting, hen in onze gebeden
indachtig te wezen; maar ons beklagen van hunne leiding
beroofd te zijn, hen beminnen met eene liefde, die het
hart zou verdeden, en ons eenigen misslag zou doen
begaan, dat ware eene ongeregeldheid, die eene religieuze
onwaardig zou zijn.
Daarenboven, moeten wij in het religieuze leven elkander
met eene oprechte, hartelijke liefde beminnen, wij mogen
ons hechten aan niemand, opdat onze ziel vrij zij, om op
te vliegen tot God, en zich door de liefde innig met Hem
te vereenigen.
O allerheiligste Maagd, gij, die van uwe teederste
kindsheid af den moed hebt gehad, om van uwe ouders
te scheiden; gij, die u hebt gescheiden van uwen kui-
schen Bruidegom, en van uwen goddelijken Zoon, toen
de belangen van God het vereischten, geef ons, dat wij
uwe edelmoedigheid mogen navolgen, en in die ware
onthechting, ook van datgene, wat ons het dierbaarste
is, mogen leven. Geef ook, dat onze ouders na de kort-
stondige ballingschap van dit leven ons vol glorie worden
-ocr page 151-
— 149 —
wedcrgegeven, gelijk Jesus u werd wedergegeven op den
dag zijner glorievolle verrijzenis.
VOORBEELD.
De heilige Mcchtildis.
Eens dat de heilige Meehtildis het geluk overwoog, hetwelk den
heiligen Joanncs Evangelist te beurt viel, van de aangenomen Zoon
van Maria te worden, zeide zij tot Jesus: „Beveel mij, bid ik U,
„uwe goddelijke Moeder aan, gelijk Gij haar uw getrouwen leerling
„hebt aanbevolen," Dit gebed was zoo aangenaam aan Jesus, dat
Hij aanstonds de heilige aan Maria voorstelde, zeggende: „Mijne
„Moeder, Ik beveel u deze ziel aan gelijk mijne wonden, en Ik
„smeek u er zorg voor te dragen, gelijk gij zorg zoudt dragen voor
„Mij, indien Ik in uwe tegenwoordigheid ware, bedekt met bloed
„en met de wonden in mijn lijden ontvangen. Troost haar in hare
„droefheid, gelijk gij Mij zoudt vertroosten, indien Ik bedroefd ware.
„Beschouw haar als den prijs van mijn arbeid en van mijn leven.
„Gedenk, dat zij zeer dierbaar is aan mijn hart, en dat Ik in haar
„mijn welbehagen neem." De heilige Meehtildis, van vreugde vervuld,
bad haren goddelijken Bruidegom, de gunst, die Hij haar had
bewezen, aan allen te willen toestaan, die er om zouden verzoeken;
en Jesus gewaardigde zich haar te beloven, dat Hij die nimmer
zou weigeren aan degenen, die ze met vurigheid zouden afsmecken.
VERZUCHTING.
Ave Maria, Mater Ckristianorum.
Wees gegroet Maria, Moeder der christenen. H. Aug.
VOORNEMEN.
Aan zijne ouders niet denken, dan om voor hen te
bidden , en zooveel mogelijk vermijden van hen te zien
en te spreken.
-ocr page 152-
— 150 T-
VIER EN TWINTIGSTE DAG.
De allerheiligste Maagd in de eetzaal va
Jernsalemi
DE GEESTELIJKE AFZONDERING.
OVERWEGING.
Erant perseverantes unanimiter in oratione cum Maria
Matre Jesit.
Zij waren eendrachtig volhardende in het gebed mei
Maria, de Moeder van, Jesus.
Act. I. 14.
Terwijl de leerlingen onzen goddelijken Zaligmakei
nastaarden, die voor hunne oogen ten hemel voer, ver-
schenen hun twee mannen in witte kleederen, die zei-
den: „Mannen van Galilea, wat staat gij hier naar den
hemel te zien"? Deze Jesus, die van u opgenomen is iu
den hemel, zal alzoo komen, gelijk gij Hem hebt zien
opklimmen ten hemel. Toen keerden zij naar Jerusalem
terug, en begaven zich naar de zaal van het laatste
avondmaal, en daar volhardden zij allen eendrachtig in
het gebed met Maria, de Moeder van Jesus. Zij bleven
daar in het gebed vereenigd, tot dat de heilige Geest
over hen nederdaalde, en zij met de kracht van boven
werden bekleed.
In welke volheid moet de allerheiligste Maagd den
heiligen Geest niet ontvangen hebben, toen Hij ou
Pinksterdag nederdaalde? Wat schitterende heiligheid
-ocr page 153-
— 151 —
I ïnoet hare ziel niet hebben versierd ? In hare ontvange-
nis reeds had de heilige Geest bezit van haar hart ge-
nomen. Van hare eerste jaren af beantwoordde Maria
getrouw aan zijne inspraken, en nog jong zijnde was zij
tot zulken graad van volmaaktheid geklommen, dat zij
waardig werd bevonden de Moeder te worden van den
eeuwigen Zoon des Vaders. De tegenwoordigheid van
Jesus in Maria deed haar nog veel toenemen in heilig-
heid. En als men daarbij bedenkt, hoe hare deugd steeds
zal zijn aangegroeid, gedurende al die jaren, welke zij
in het innigste verkeer met Jesus doorbracht, met wat
schitterenden glans rijst dan liet beeld harer heiligheid
ons voor den geest? En de heilige Geest deelde zich op
het oogenblik zijner nederdaling aan haar mede, overeen-
komstig de gesteldheid van hare ziel. De verbeelding
verliest zich, wanneer men het beproeft de lengte, de
breedte, de diepte der volmaaktheid van Maria te meten.
Heilige Maagd, onze Moeder, wij bidden u, verkrijg
ons, dat de gesteltenis onzer harten meer en meer ge-
lijkvormig worde aan de uwe, opdat de heiligmakende
Geest met zijne rijke gaven daarin moge nederdalen.
Amen.
BEMERKINGEN.
De afzondering, voor alle christenen noodzakelijk,
verschaft aan de religieuzen de kostbaarste voordeelen;
zij wekt in haar den geest harer roeping op en kweekt
dien aan, en vermeerdert haren ijver in het streven
naar de volmaaktheid.
-ocr page 154-
— 152 —
1. Het is niet zeldzaam in den religieuzen staat per-
sonen aan te treffen, die, na zich edelmoedig aan den
Heer te hebben toegewijd, en geheel hun noviciaat in
vurigen ijver doorgebracht te hebben, na hunne professie
langzamerhand zijn verflauwd. Wanneer men den reli-
gieuzen staat aanvaardt, is men gewoonlijk onder den
indruk eener krachtige genade, in den beginne wekt
alles op; de oefeningen, die men verricht, de onder-
richtingen, die men hoort, de voorbeelden, die men onder
de oogen heeft, alles spoort krachtig tot vurigheid aan.
Alsdan maakt men de schoonste voornemens, en dient
men den goeden God met steeds toenemenden ijver.
Ongelukkig is men niet altijd in diezelfde gesteltenis;
allengs gewent men zich aan het hooren dier lessen, aan
het zien dier voorbeelden, aan het verrichten dier oefe-
ningen; de indruk, welke dat alles in den beginne
maakte, vermindert; ongevoelig komt er een geest van
gewoonte in de heiligste oefeningen. De natuur wordt
vermoeid, en de duivel maakt er gebruik van, om uit
die vermoeidheid voordeel te trekken. Men houdt op
ijverig te zijn, men wordt traag, lauw, somwijlen onver-
schillig, en vergeet de goede voornemens, die men in
zijn ijver gemaakt heeft.
Welk middel, om op te staan uit een zoo treurigen
toestand,waarvan de gevolgen zoo nadeelig kunnen worden ?
Het krachtigste, dikwijls het eenigste middel is de af-
zondering. Daar is de ingetogenheid grooter; daar zijn
de genaden overvloediger, de overdenkingen langduriger;
daar werpt men een helderder, een ernstiger blik op
-ocr page 155-
— 153 —
zich zelven; daar doet de heilige Geest duidelijker zijne stem
hooren; daar verlicht, beweegt, verschrikt en bekeert Hij.
Hebben wij die wonderbare uitwerkselen der afzondering
niet ondervonden ? Zijn wij na eene goede afzondering niet
met nieuwen ijver bezield geworden? Hebben wij de
eenzaamheid niet verlaten, gelijk de Apostelen de eetzaal,
in geheel andere mensclien herschapen?
2. "Werkt de afzondering zoo krachtig, om den geest
onzer heilige roeping in ons te doen herleven, zij is ook
een geschikt middel, om ons op te wekken tot vurigen
ijver voor de volmaaktheid.
In de eenzaamheid spreekt Jesus tot het hart van
hen, die Hem beminnen, en daar zijn woord de oogen
der ziel opent, toont Hij haar alle goed. Hij ontdekt
haar zijne volmaaktheden, zijne grootheid, zijne heiligheid,
zijne beminnelijkheid. Hij doet er de schoonheid der deugd
zien, de rijkdommen, welke het deel zijn zijner getrouwe
bruiden, de glorie, welke Hij haar in de eeuwigheid
voorbestemt; en terwijl Hij haar met het levendigste licht
bestraalt, drukt Hij haar tevens eene zachte en tegelijk
krachtige neiging in tot de goederen, welke Hij haar
toont; en volgens zijne belofte, irelt Hij de ziel tot zich
met de zoete landen der liefde. Hij daalt in haar neder,
vereenigt zich met haar zoo innig, dat Hij slechts een.
geest met haar toordt, volgens het woord des Apostels;
geeft haar de liefde te kennen, waarmede IIij voor hare
schoonheid is ingenomen ; overlaadt haar met liefdebewijzen ;
doet haar de zoetigheid zijner liefde smaken. Gij doet
nog meer, o mijn Jesus! in uwe innige vereeniging met
40
-ocr page 156-
— 154 —
de ziel, leent Gij haar uw hart, opdat zij U in U, en
dóór U beminne.
Zoo handelt Jesus met zijne bruiden, wanneer zij zich
met Hem in de eenzaamheid begeven, zich toeleggen,
om daar innig met Hem te verkeercn.
Wat is er meer geschikt, om haar tot de heiligheid
op te voeren, dan de genaden, welke Jesus daar mede-
deelt, de liefde die Hij betoont?
Geef ons, o liefdevolle "Verlosser, Bruidegom onzer
zielen, dat wij de groote voordeelen der afzondering naar
waarde mogen schatten; dat wij er ons geluk in mogen
vinden, er voortdurend met U verblijven; dat wij mei
Maria ons mogen verzadigen met de vruchten , die Gr
er in onze zielen voortbrengt.
VOORBEELD.
De heilig                     Loyola.
De heilige Ignatius, die on vermoeide kampvechter voor de glorit
van God, die zoo vele en zoo wakkere verdedigers van de Kerk
verwekte, wiens zonen den standaard des kruises tot in de versi
afgelegene oorden hebben geplant, had zelf zijne bckeeriug, zijne
verhevene heiligheid aan de afzondering te danken. Gesproten ui\'
een edel geslacht, omhelsde hij den krijgsdienst. In het beleg vai
PainpeJuna zwaar gekwetst, werd hij in zijne schitterende loopbaar
gestuit, en zag zich genoodzaakt, zich in afzondering te begeven
Het was daar, dat de genade hem wachtte. Om de verveling t(
verdrijven, die hij in zijne eenzaamheid ondervond, vroeg hij ridder
romans. Men vond er geene, en gaf in de plaats het leven van
Jesus Christus, en de levens der Heiligen. Hij las en werd getroffen;
hij overwoog, en voelde zich sterk opgewekt. „Waarom," sprak
-ocr page 157-
— 155 —
hij tot zich zelven met den heiligen Augustinus, „Waarom zou ik
„niet kunnen, wat anderen konden." Hij nam het besluit, zich
geheel aan God te wijden, en God zag met welgevallen op zijn
offer neer. Maria vertoonde zich aan hem met haar goddelijken Zoon
in de armen. Zij zuiverde zijn hart, en dreef uit zijn geest alle
gedachten, die hem konden bezoedelen.
De heilige Ignatius beijverde zich, oin, zoodra hij kon, de belofte
te vervuilen, die hij aan God had gedaan. Hij verliet het kasteel
van Loyola, om te Montserrat zich in dieper afzondering te begeven.
Op weg ontmoette hij een mahomedaan, die de heilige Maagd
lasterde, welke Ignatius vurig beminde. Hij werd daardoor zoo zeer
in ijver voor hare eer ontstoken, dat hij in beraad kwam hem te
vermoorden. Zoo weinig was de Heilige nog onderricht. Te Mont-
serrat in de afzondering, en nog meer te Manreza, zal God hem
met zijn licht bestralen, hem zijne geheimen openbaren. Van Mont-
serrat, waar hij eene generale biecht sprak, begaf zich de Heilige
in eene spelonk in de nabijheid van Manreza, om er zich aan de
strengste boetvaardigheid over te geven, en er in nauwere gemeen-
schap te treden met den God, die het eenigste voorwerp zijner
liefde geworden was. Daar vcrblcei\' hij meer dan zes maanden, en
ontving er van God de meest buitengewone gunsten. Ook Maria
vertoonde zich hier aan haar dienaar, verlichtte ziju geest, ontvlamde
zijn hart, en bereidde hem, om een der grootste heiligen, een der
wakkerste verdedigers der heilige Kerk te worden.
VERZUCHTING.
Ave Maria, Sacrarium Spiritus Sancti.
Wees gegroet Maria, heilig verblijf des heiligen Gecsles.
H. Bern.
VOORNEMEN.
Met ijver de jaarlijksche afzondering houden.
-ocr page 158-
— 156 —
VIJF EN TWINTIGSTE DAG.
Leven Tan cle ïillei-lieiligjste Maagd na
Plnkia teren.
GOED VOORBEELD.
OVERWEGING.
Majorem hornm non habeo gratiam, quam ut atidiam
filios meos in veritate amhulare.
Ik heb geen grooter vermaak, dan dat ik hoor, dat
mijne hinderen in de waarheid wandelen.
III. Joan. 4.
De heilige Geest had aan de allerheiligste Maagd die
volheid van genade niet medegedeeld, oin het evangelie
te verkondigen of de Kerk te besturen, maar ter harer
eigen heiliging, en tot stichting der geloovigen. Zoodra
dan ook de apostelen optraden, om de leer des heils te
prediken, zien we Maria in de eenzaamheid wederkeeren,
om er niet meer uit te voorschijn te komen. Zij leefde
afgezonderd met den heiligen Joaunes, wien Jesus haar
had aanbevolen, en voltrok het groote werk harer hei-
ligheid. Voortdurend zich beijverende , om het goede te
doen voor God en voor de mcnschen, verheerlijkte zij
den Heer meer dan alle meuschen te zamen, door de
volmaaktheid, waarmede zij al hare werken verrichtte;
en veel meer dan de heilige Joannes, de voorlooper des
Heeren was zij voor allen, die tot haar naderden, een bran-
dende en lichtende fakkel.
Haar leven was als een schit-
-ocr page 159-
— 157 —
terend licht voor allen; zij toonde hun den weg ter
heiligheid, en moedigde hen tevens aan, om haar op
dien weg te volgen. Zoo was Maria de luister der op-
komende Kerk, en hielp zij krachtig mede tot hare
stichting.
VereenigeD wij ons met de apostelen en de geloovi-
gen dier gelukkige tijden, en bewonderen wij de schit-
terende voorbeelden van deugd, welke de Moeder Gods
niet heeft opgehouden hun te geven.
BEMERKINGEN.
I. Wees hel voorbeeld der geloovigen, zeide de hei-
lige Apostel Paulus aan zijn beminden leerling, Timo-
theus. Zoo spreekt ook de allerheiligste Maagd, onze
Moeder, uit het hoogste der hemelen tot ons. Weest
elkander ten voorbeeld,
zegt zij ons, en zij voegt er bij :
Ik heb geene grootere vreugde, dan wanneer ik mijne kin-
deren den weg der waarheid zie bewandelen.
Verschaffen
wij aan onze beminde Moeder die vreugde; bewandelen
wij den weg der waarheid en stichten wij elkander
door de oefening van alle deugdeti. Geven wij in alles
en overal een goed voorbeeld aan onze medezusters, in
liet koor, in onze uitwendige bezigheden, in den tijd
van uitspanning. Dat onze nederigheid, onze inschikke-
lijkheid, onze liefde, onze gehoorzaamheid, onze zedig-
heid, onze ingetogenheid, onze godsvrucht, dat alles in
ons, even als in Maria, voor andereu eene opwekking
zij, om den Heer te loven, en alles wel te doen. Ver-
-ocr page 160-
— 158 —
richten wij al onze werken zoo volmaakt mogelijk, zeg-
gen wij geen woord, doen wij geen stap, waarvan de
heilige Geest het beginsel niet is. Zijn wij zoo in han-
del en wandel, dat men van ons kunne zeggen, wat
men zeide van het vleeschgeworden Woord: Hij heeft
alles wel gedaan;
dan zullen onze medezusters, gelijk de
getuigen van de heiligheid van Maria, het verlangen
naar de volmaaktheid in zich voelen aangroeien, en
met ijver worden bezield, om er uit alle kracht naar te
streven.
2. Wat al beweegredenen hebben we niet, om ons
toe te leggen, om elkander door een goed voorbeeld te
stichten. Wij beminnen God, en daarom gaat ons Gods
glorie ter harte. Hoeveel nu kunnen wij die glorie door
het goede voorbeeld bevorderen ? Wekt Jesus er ons niet
toe op, als Hij zegt: „Zoo schittere uw licht voor de
„menschen, dat zij uwe goede werken zien, en uwen
„Vader verheerlijken, die in den hemel is." Door God
te prijzen over het goede, wat ze in ons zien, en door
aangevuurd te worden, om zelven naar meerder volmaakt-
heid te streven. Wat een glorie kan eene religieuze God
niet geven! Indien wij medewerken door een goed voor-
beeld, om eenige onzer medezusters volmaakter te doen
worden, hoe krachtig arbeiden wij dan niet aan de uit-
breiding van Gods glorie!
O God, doe ons heilig voor uw aanschijn wandelen,
geef door uwe genade, dat wij volmaakt mogen zijn in
al onze werken; daardoor zullen wij onze zusters stich-
ten, haar tot de deugd aansporen, en haar U waardiger
-ocr page 161-
— 159 —
maken; daardoor zullen wij U eerbewijzingen bezorgen,
waarin Gij uw welbehagen kunt scheppen.
Wij beminnen God, en wij beminnen ook onze mede-
zusters. Hoe meer nu men iemand bemint, hoe meer goed
men hem ook wenscht en tracht te bezorgen. En wat
grooter goed kunnen wij bezorgen aan die beminde zus-
ters, welke God ons gegeven heeft, dan door bij te
dragen tot hare volmaaktheid, en haar tot waardiger
bruiden van Jesus te maken ? Het is in onze macht
daartoe bij te dragen, dat goed, het grootste van alle
goederen, aan onze medezusters te verschaffen, ieder
oogenblik van ons leven. Geven wij haar een goed voor-
beeld, handelen wij in alles volgens de voorschriften
van den regel en in den geest van onzen heiligen roep;
laten wij er naar streven andere Christussen te zijn, en
zij zullen opgewekt worden, ja getrokken worden, om
onze voetstappen te drukken; want woorden wekken,
maar voorbeelden trekken.
Eindelijk, we beminnen de gemeente, wij beminnen
het huis, waarin wij als in een e haven bij den storm
zijn opgenomen. Welnu het beste middel, om onze liefde
en erkentelijkheid te bewijzen, is, het voorbeeld onzer
zusters te zijn. Mijn zoon, zeide de moeder der Macha-
beën tot het laatste harer kinderen, heb medelijden met
mij, die u negen maanden in mijnen schoot heb gedragen,
die n met mijne borsten- gevoed heb, en n tot dien ouder-
dom, dien gij hebt, heb gebracht.
Zoo spreekt dit huis,
de orde, ook tot ons : „Mijne dochter heb medelijden
met mij, die u in mijnen schoot heb ontvangen, die u
-ocr page 162-
— 160 —
met de zuiverste melk heb gevoed, die u de kostelijkste
spijze gegeven heb, die u tot dien ouderdom heb ge-
bracht, welken gij nu hebt. Ik heb niets nagelaten, om
u gelukkig te maken, om u volmaakt te doen worden.
Wat vraag ik nu van u voor zooveel zorgen? Mijne
dochter, mijn leven en mijn dood zijn in uwe handen.
Sticht uwe zusters, en ik zal leven, en als een gezegende
plant zal ik meer en meer in den hof des Heeren
bloeien. Indien gij integendeel haar een slecht voorbeeld
zoudt geven, indien gij haar aanleiding waart tot het
overtreden van den regel, tot het verwaarloozen harer
volmaaktheid, ach mijne dochter, mijne beminde dochter,
ik zou sterven en sterven voor altijd."
"Wie onzer zou ongevoelig blijven voor die bede onzer
beminde moeder? Wie onzer zou zich niet van ijver ont-
stoken gevoelen voor de volmaaktheid van anderen ? Ja
mijn God, wij allen nemen het besluit, van voortaan on-
ophoudelijk te trachten, onze medezusters door onze
goede voorbeelden te stichten, al te gelukkig, van daar-
door te kunnen medewerken tot den bloei van een
huis, waar wij zoovele en zoo groote goederen hebben
ontvangen.
VOORBEELD.
Do heilige Felix van Cantelice, capucijn.
Pelix, uit ouders geboren, die reeds in hun leven heiligen werdeu
genoemd, was het ook van zijne tcederstc jaren af door de onschuld,
welke hij nooit verloor, door zijue brandende liefde tot God, en
door zijne godsvrucht tot Maria.
Terwijl hij in zijne kinderjaren de kudde weidde, bad hij ver-
-ocr page 163-
— 161 —
scheiden malen daags den rozenkrans, nedergeknield aan den voet
van een eikenboom, waarin hij een kruis had gesneden. Dikwijls
zelfs bracht hij daar een gedeelte van deu nacht door.
Als leekebroedcr in de orde der capucijnen aangenomen, werd
hij met het inzamelen der aalmoezen belast, en hij kweet zich
daarvan tot grootc stichting van allen. Wanneer hij door de stad
ging, had hij steeds de oogen neergeslagen en het rozenhoedje in
de hand.,, Heb moed, mijn broeder," zeide hij somtijds tot zijn mede-
gezel, „laat ons de oogen naar den grond, deu geest naar den
hemel gericht, en het rozenhoedje in de hand hebben."
Daags voor de feesten van Maria vastte hij altijd op water en
brood; alle zaterdagen bad hij den rozenkrans, en dagelijks het
rozenhoedje; en hij deed dit met zooveel godsvrucht, dat hij dikwijls
in verrukking geraakte.
Eens dat hij den nacht in de kerk in het gebed doorbracht, werd
hij door de liefde buiten zich zelven vervoerd. Hij liep naar het hoog
altaar, waar zich het beeld der allerheiligste Maagd bevond, en
smeekte die goddelijke Moeder, dat zij hem Jcsus zou laten omhelzen.
Maria verhoorde zijne bede; zij vertoonde zich aan hem, en gaf
hem haar goddelijk Kind in de armen. Wie zal beschrijven, hoe zijn
hart in die oogenblikkcn van liefde brandde ? Zoete tranen ont-
vloeiden zijne oogen; met de grootste teedcrheid omhelsde hij zijn
goddelijken Zaligmaker; en als hij zijn kostbaar pand aan de aller-
heiligste Maagd had wedergegeven, bleef toch de indruk, op het
hart van den Heilige gemaakt, voortduren, en werd door hem
gedurende geheel zijn leven gevoeld.
In zijne laatste ziekte, na het heilig Oliesel ontvangen te hebben,
geraakte hij in geestvcrrukking, gedurende welke zijne oogen op een
bijzijnd voorwerp schenen gevestigd te zijn; zijne bewegingen van
liefde en blijdschap, zijue uitgestrekte armen gaven te kennen, dat
er iets buitengewoons in hem omging. Toen een broeder naar de
oorzaak daarvan vroeg, zeide hij: „Wel! ziet gij mijne beminde
„Moeder, de heilige Maagd niet, van engelen omringd, die mij met
„vreugde vervult?" Weinig tijds daarna kwam hij tot zich zelven.
-ocr page 164-
— 162 —
en merkende, dat hij gesproken had, verzocht hij zijn Overste,
dat men hem alleen zoude laten.
VERZUCHTING.
Ave Maria, forma credentium et piorum exemplar.
Wees gegroet Maria, voorbeeld der geloovigen, en toon-
beeld der godvruchtige zielen.
VOORNEMEN.
Volmaakt de heilige regelen onderhouden.
-ocr page 165-
163
ZES EN TWINTIGSTE DAG.
De dood van de allerheiligste IMan-j^d.
DE DOOI) DER RELIGIEUZE.
OVERWEGING.
Adjuro vos, filiae Jerusalem, ut nuntietis dilecto meo,
quia amore langneo.
Ik bezweer ti, dochters van Jerusalem, dat gij mijn
beminde aankondigt, dat ik van liefde kwijn.
Cant. V. 8.
Maria van haren goddclijken Zoon, het eenig voorwerp
harer liefde gescheiden, kwijnde van liefde in afwachting
van den dag, die haar met Hem zou vereenigen. Indien
de heilige apostel Paulus zoo vurig verzuchtte : „Ik wensch
ontbonden te worden en met Christus te wezen" en zoo
zeer wensclite de banden des lichaams te verbreken, om
met Jesus, het voorwerp zijner liefde, vereenigd te worden,
hoezeer moet Maria, die haren goddelijken Zoon met
onvergelijkelijk grootere liefde beminde , dan naar die
zalige stonde hebben verzucht. De wil Gods hield haar
op aarde, en zij onderwierp er zich aan, maar alle ver-
langens harer ziel waren op den hemel gericht. Volkomen
van de aarde en alle schepselen onthecht, waren haar
geest en haar hart geheel van haar Welbeminde vervuld.
Zij beminde niets dan Jesus; zij wilde niets dan Jesus;
zij verzuchtte steeds naar Jesus; haar hart werd met eene
onweerstaanbare kracht tot Jesus gedreven. Dochters van
-ocr page 166-
— 164 —
Jerusalem riep zij uit met de bruid van liet Hooglied,
zegt aan mijn Welbeminde, dat ik van liefde kwijn....
Die liefde, welke in liet hart van Maria zonder eenigen
hinderpaal heerschte, hield al hare gedachten bezig, groeide
dagelijks aan, klom door hare verlangens tot steeds hoogere
volmaaktheid, zoodat zij immer in hevigheid toenemende ,
eindelijk de banden van het sterfelijk lichaam verbrak.
De dood van Maria had geene andere oorzaak, dan de vurig-
heid harer liefde. Zonder eenig gevoel van pijn of smart
ontvlood hare ziel dit sterfelijk omhulsel; om niet haar
goddelijken Zoon zich te vereenigen....
Beschouwen wij Maria op haar sterfbed als een kostbaar
slachtoffer, dat zijne opdracht in de vlammen der liefde
voltooit; volgen wij hare ziel met onze gedachten, en
hooren wij de hemelsche geesten vol bewondering uit-
roepen: „Wie is zij, die daar opstijgt als een welriekende
damp uit specerijen van mi/rr/ie en wierook.
Wie is zij,
die door de warmte der goddelijke liefde van het lichaam
ontbonden, op eene wolk van heilige begeerten wordt
opgevoerd tot haren Beminde.
BEMERKINGEN.
1. Wat voor een gevangene, die sedert lang in de
boeien zucht, de dag zijner bevrijding is; wat voor een
ongelukkige balling, na lang rondzwerven, de terugkeer
is in zijn dierbaar vaderland; wat voor een teerbeminden
Zoon, het weder aanschouwen is van eene geliefde moeder
na lange afwezendheid, dat is de dood voor de ware
religieuze. Gedurende lange jaren in den harden kerker
-ocr page 167-
— 165 —
van dit ellendige lichaam opgesloten; hier op deze aarde
als ballinge ver van den hemel, haar vaderland, verwij-
derd. Van het aanschouwen van Jesus, haar Welbeminde
verstoken, wordt de ziel met eene zoete en heilige vreugde
vervuld, wanneer zij deze plechtige, troostvolle woorden
in de ooren hoort klinken : Vertrek, christen ziel, uit deze
wereld. Projiciscere, anima christiana, ex hoc mundo.
Vertrek
uit dit dal van ellende, uit dit land van slavernij, waar
gij aan zoovele gevaren hebt blootgestaan, waar gij zooveel
te strijden hebt gehad, zoovele rampen en kwellingen
hebt verduurd. Vertrek, christen ziel, icit deze wereld.
De Koning der heerlijkheid is over u tevreden. Gij zijt
Hem welgevallig; zie daar is Hij, Hij komt tot u vol
zachtmoedigheid. Ecce Re.v ttius venit tibi mansuelus.
Op de droefheid zal de vreugde volgen, op den arbeid
de belooning. Een vloed van vrede zal u overstioomen.
Voor alle eeuwigheid zult gij deel hebben in zijne glorie.
Vertrek uit deze wereld, christen ziel, in den naam van
den almachtigen Vader, die u geschapen heeft, in den
naam van Jesus Christus, zijnen Zoon, die voor u geleden
heeft, in den naam van den heiligen Geest, die in u is
nedergedaald. In den naam der engelen en der aartsen-
gelen,.... in den naam, der heilige martelaren en belijders
,....
in, den naam der heilige maagden en van alle heiligen,
van nu af zij uwc woonplaats in den vrede en het heilig
Sion het verblijf tiwer rust.
Wie zal de vreugde beschrijven
der ware religieuze bij het hooren van die woorden?
Maar vooral, hoe zal hare ziel in verrukking geraken op
het oogenblik, dat de bewakers der heilige stad den
-ocr page 168-
— 166 —
sluier oplichten, die het Heilig der Heiligen voor onze
oogen verbergt. De heilige apostel Paulus had voor een
oogenblik de zoetigheden des hemels gesmaakt, en hij
kon er niets anders van zeggen, dan dat zij onuitsprekelijk
zijn. Hoe zouden wij ze ons dan kunnen voorstellen, hoe
er slechts een flauw denkbeeld van kunnen geven? Neen,
noch oog heeft gezien, noch oor heeft gehoord, en het
is nooit in het hart van den meusch opgekomen, wat
God bereid heeft voor diegenen, welke Hem beminnen.
O beijveren we ons dan uit al onze krachten, om ons
tot een heiligen en gelukkigen dood voor te bereiden!
2. Het geluk van, even als Maria, in vrede en in de%
omhelzing des Heeren te sterven, is voorzeker de kost-
baarste en meest gewenschte vrucht des inwendigen
levens. Welke zoete vertroosting voor eene getrouwe
ziel, voor eene ware religieuze, den tijd der beproevingen
geëindigd te zien! Welk geluk eindelijk eene aarde te
mogen verlaten, waar zij zoo lang als ballinge werd
teruggehouden, om opwaarts te vliegen naar het ver-
blijf van eeuwigen vrede, van vreugde en heerlijkheid,
waar de eenige bezigheid is God te genieten, zonder
vrees van Hem ooit te verliezen.
„Ik had nooit gedacht, dat het zoo zoet was te ster-
ven," zeide en herhaalde op zijn sterfbed de godvruchtige
pater Suarez. Dat geluk zullen ook wij smakeu, wan-
neer wij als ware religieuzen leven. En daartoe zal liet
nuttig zijn, dikwijls aan den dood te denken. Gedenk
uwe uitersten,
zegt de wijze man, en gij zult nooit zon-
digen.
Denken wij dikwijls aan den dood, en wij zullen
-ocr page 169-
— 167 —
alles vermijden, wat onze ziel zou kunnen bezoedelen.
De gedachte aan den dood zal ook een krachtig middel
zijn, om ons te onthechten van de wereld, wier gedaante
voorbij gaal,
om ons los te maken van alles, wat ons
omringt.
De gedachte aan den dood zal ons insgelijks aanmoe-
digen, om ons kruis met edelmoedigheid te dragen, en
met vreugde het leven van opoffering te leiden, waartoe
wij ons zelven vrijwillig uit liefde tot God hebben veroor-
deeld. Nog een weinig tijds, en de dood zal ons in het
bezit stellen van de kroon, welke bereid is voor hen, die
wettig zullen gestreden hebben.
Wekken wij in ons het
verlangen op naar den dood, om uit het droevige gevaar
te worden verlost, waarin wij altijd vcrkeeren, van God
te vergrammen, onze goede voornemens te vergeten, en
ongelukkig te worden.
Verlangen wij naar den dood, omdat hij de straf is
der zonde, en wij moeten wenschen aan de goddelijke
rechtvaardigheid voldoening te geven.
Verlangen wij naar den dood, omdat hij het grootste
offer is, dat wij aan God kunnen brengen, en wij niets
zoo zeer op prijs moeten stellen als den geest des offers.
In een woord, verlangen wij naar den dood, daar hij
alleen den sluier kan verscheuren, die ons belet den God
onzer liefde, den Bruidegom onzer zielen te aanschouwen,,
aan wien wij alleen toebehooren, en dien wij vurig wen-
schen gedurende alle eeuwigheid innig te beminnen.
Heilige Maagd, verkrijg voor ons uwe kinderen den
geest des offers; en dat de heilige liefde haar offer
-ocr page 170-
— 168 —
voltrekke, gelijk zij het uwe voltrok in het uur van
uw dood.
VOOKBEELD.
De heilige Joannes Franciscus Regis, S. J.
De heilige Joannes was een vurige minnaar van Maria, met
ontelbare genaden werd hij door haar begunstigd, en verdiende in
het uur van zijn dood een bezoek van haar te ontvangen.
In den avond van den 31en December zijn einde voelende naderen,
werd hij met een buitengewone blijdschap vervuld. Omtrent midder-
nacht opende zich^de hemel. Jesus en Maria verschenen hem, en
noodigden hem uit, om de eeuwige belooning van zijn onvermociden
arbeid te komen ontvangen. Deze verschijning trof hem zoodanig,
dat hij zijne verrukking niet kon bedwingen. Hij wendde zich tot
broeder Bidcau, zijn mcdgezel, en zeide: „Ach! mijn beminde broeder,
wat geluk, wat sterf ik tevreden! Ik zie Jesus en Maria, die zich
gewaardigen mij te gemoet te komen, om mij in het gelukzalig
verblijf der Heiligen binnen te leiden."
VERZUCHTING.
Ave Maria, holocaustum divini amoris.
Wees gegroet Maria, brandoffer der goddelijke liefde. Eust.
VOORNEMEN.
Van tijd tot tijd de oefeningen doen van de bereiding
tot den dood.
-ocr page 171-
169
ZEVEN EN TWINTIGSTE DAG.
Verrijzenis en Hemelvaart van de aller»
heiligste Maagd.
LICHAMELIJKE VERSTERVING.
OVERWEGING.
Quae est ista, quae ascendil de deserto, deliciis affluens,
\'nnixa super dileclum suum?
Wie is zij, die opklimt uit de woestijn, overvloeiende
\'jan geneugten, leunende op haren welbeminde.
Cant. vin. 5.
Het lichaam van Maria moest, evenals dat van haar
joddelijken Zoon, voor het bederf worden bewaard. Dat
[ichaam, van de besmetting der zonde bevrijd gebleven,
loor ongeschonden zuiverheid geheiligd, door de wezen-
lijke deelneming in de menschwording des Woords zoo
veredeld, mocht aan de verwoestingen des doods niet
anderworpen zijn. Daarbij betaamde het, dat hare zoo
zuivere, heilige, volmaakte en reeds zoo bevoorrechte
siel, de volkomene gelukzaligheid aanstonds zoude ge-
nieten. De Heer haastte zich dan ook, om haar uit het
graf te doen oprijzen; en Maria, leunende op haar wel-
beminden Zoon, van glorie en majesteit omstraald, ver-
liet de woestijn dezes levens, en klom ten hemel, waar
God haar wachtte. Volgen wij met onze gedachten Maria
in hare hemelvaart, vergezellen wij haar in hare zege-
praal, met de gevoelens der levendigste vreugde. Ver-
11
-ocr page 172-
— 170 —
teelden wij ons de hemelsche geesten te hooren, die
vol bewondering over de glorie, waarin zij schittert, uit-
roepen : Wie is zij, die opklimt uit de woestijn, over-
vloeiende van geneugten, en leunende op haren welbeminde?
Door de almacht van haar goddelijken Zoon, werd
het heilig lichaam van Maria, omringd van eene menigte
engelen, den hemel binnengevoerd, waar het in alle
eeuwigheid een eindeloos geluk en overgroote heerlijk-
heid geniet.
BEMERKINGEN.
1. Onze lichamen, uit de aarde getrokken, moeten
tot de aarde wederkeeren, zijn aan bederf en verrotting
onderworpen. Zoo heeft het een rechtvaardige God ge-
wild, om den hoogmoed van den mensch te vernederen,
en hem voor den opstand tegen zijn Schepper te straf-
fen. Maar de ontbinding in het graf moet het eeuwig
deel onzer lichamen niet zijn. Hoe verachtelijk ook in
zich zelven, de heiJige Geest wil er zijn tempel van
maken, en Jesus Christus maakt er in zekeren zin zijn
vleesch van, door de nauwe vereeniging, welke Hij met
ons aangaat in de heilige Communie. Ons lichaam door
zijne wezenlijke tegenwoordigheid heiligende, legt Hij er
de kiem van onsterfelijkheid in. Het betaamt dus niet,
dat onze lichamen, de tempels des heiligen Geestes, de
ledematen van Christus, voor altijd in het stof zullen
rusten; die kiem, in ons gelegd, zal niet worden ver-
stikt. Daarenboven, onze lichamen zijn een gedeelte van
ons zelven, zij nemen deel in ons strijden en overwin-
-ocr page 173-
— 171 —
nen, het betaamt dus ook, dat zij deel hebben in de
eer der zegepraal. Ik weet, dat mijn Verlosser leeft,
roept de heilige man Job uit, in het hevigste zijner
smarteu, en dat ik ten jongsten dage uit de aarde zal
opstaan, en dat ik in mijn vleesch mijn God en Zalig-
maker zien zal. Op den laatsten dag,
zegt de heilige
apostel Paulus, zal de bazuin klinken, en allen, die in
Jesus Christus gestorven zijn, zullen verrijzen, dit sterfe-
lijk lichaam moet de onsterfelijkheid aantrekken
, dit ver-
gankelijke de onvergankelijkheid... Gezaaid wordt in on-
eer, verrijzen zal het in heerlijkheid, gezaaid wordt ia
zwakheid, verrijzen zal het in kracht. Gezaaid wordt een
natuurlijk lichaam, verrijzen zal een geestelijk lichaam.
De heerlijkheid, welke onze lichamen zal omgeven, zal
overgroot zijn; de verandering, welke men in een graan-
korrel ziet, wanneer hij na gestorven te zijn tal van
korrelen voortbrengt, is maar een zwak beeld der ver-
andering, die in de lichamen der Heiligen zal plaats
hebben. Jesus zal hun al de hoedanigheden mededeelen,
waarmede zijn lichaam in de verrijzenis schitterde. Zij
zullen glinsteren als de sterren aan het jirmament door
alle eeuwen heen.
De heilige Theresia zag eens de hand
van den Zoon Gods; de glans, dien zij uitstraalde, was
zoo levendig, dat zij in bezwijming geraakte. Wat zou
het geweest zijn, indien zij zijn aanbiddelijk gelaat had
mogen aanschouwen ? Zoo zal het ook naar evenredig-
heid zijn met allen, die ten eeuwigen leven verrijzen.
De heilige Kerk betoont hare eerbewijziDg aan de reli-
quiën der Heiligen; goud, zilver, zijden stoffen, kostbare
-ocr page 174-
— 172 —
edelgesteenten wendt zij daartoe aan. Dat moet in ons
het geloof opwekken aan de heerlijkheid, waarmede die
heilige overblijfselen in de verrijzenis zullen schitteren.
O God van goedheid en liefde, die niet alleen onze
zielen de eeuwige zaligheid wilt schenken, maar ook
onze lichamen in de verheerlijking en de zaligheid wilt
doen deelen, wij bidden U, verleen ons, dat wij ons zoo
groot geluk waardig mogen maken.
2. Wij zijn erfgenamen van God, en medeërf genamen
van Christus, indien wij nogtans mede lijden, opdat wij
ook mede verheerlijkt worden. Wanneer Christus, uw le-
ven, openbaar worden zal, zult ook gij met Hem openbaar
worden in heerlijkheid.
Zoo verzekert ons de heilige
apostel Paulus. Doodt dan, zoo besluit hij, uive leden,
die op de aarde zijn.
En in een anderen brief schrijft
hij: Ten alle tijde het sterven van Jesus in ons lichaam
omdragende, opdat ook het leven van Jesus in onze licha-
men geopenbaard worde.
Hij zelf droeg het lijden en
sterven van Jesus in zijn lichaam om, verzekerd, dat hij
eenmaal deelgenoot zoude worden van de heerlijkheid
Gods. Dit is ook voor ons de weg ter verheerlijking.
Wij moeten hier op aarde ons vleesch kruisigen met
zijne begeerlijkheid. Welnu, wij hebben ons lichaam,
zoowel als onze ziel reeds den Heer toegewijd. Kastijden
wij dan ook ons lichaam naar het voorbeeld van den
Apostel. Versterven wij onze zinnen, luisteren wij niet
naar de eischen onzer begeerlijkheid. Beoefenen wij eene
gedurige versterving: te allen tijde het sterven van Jesus
in ons lichaam omdragende.
Het zal ons niet aan gele-
-ocr page 175-
— 173 —
genheden ontbreken; overal zullen wij er vinden, bij
dag en bij nacht, in het gebed, in eten en drinken, in
onze bezigheden, ja in den tijd van uitspanning, in
voor- en tegenspoed; mochten wij immer een goed ge-
bruik er van maken.
Dooden wij onze ledematen, die op de aarde zijn, en
wij zullen met Christus openbaar worden in heerlijkheid.
Door versterving moeten wij ons lichaam onder bedwang
houden. Die zijn slaaf Ie kenrig voedt, zal hem weder-
spanniy hevinden.
Ons lichaam moet de slaaf, de ge-
trouwe dienaar zijn van onze ziel; en dat zal het zijn,
wanneer wij het met gestrengheid behandelen; integen-
deel, hebben wij te veel zorg voor ons lichaam, het
wordt oproerig, en wij loopen gevaar, dat het ons den
dood zal berokkenen, en in het eeuwig verderf zal
storten.
De religieuzen, die de uitwendige versterving getrouw
beoefenen, houden het lichaam onder bedwang, leiden
een engelen leven op aarde, genieten groote vrijheid des
geestes, houden zich gemakkelijk bezig met de hemel-
sche zaken, en trekken over zich zelven en over de
heilige Kerk Gods rijke genaden af.
VOORBEELD.
De heilige Gertrudis.
De heilige Gertrudis werd in de dertiende eeuw te Eisleben, uit
adelijken stam geboren. Slechts vijf jaren oud, werd zij aan
de zorgen van Benedictijner nonnen toevertrouwd, onder wier lei-
ding zij steeds in innige godsvrucht toenam. Gebed en overweging
-ocr page 176-
— 174 —
waren hare geliefkoosde bezigheid; zij wijdde aan die oefeningen
al den tijd, waarover zij beschikken kon, of zeggen we liever: haar
geheel leven was gebed en overweging. Daardoor werd hare ziel
geheel en al door de goddelijke liefde ontvlamd; zij had een walg
van de wereld en hare ijdelheden; zij bedwong en tuchtigde haar
lichaam door de strengste boetvaardigheid, om zoo alles in zich te
vernietigen, wat hare volmaakte vereeniging met Jesus zou kunnen
beletten. Zij was eene vurige minnares van Jesus, die haar langs
wonderbare wegen tot de verhevenste heiligheid opvoerde; die liefde
tot Jesus ging gepaard met eene kinderlijke godsvrucht tot Maria,
van wie zij ook de teederste blijken van liefde ontving. Herhaaldelijk
vertoonde zij zich aan haar, en sprak haar op de minzaamste wijze
toe. Eens onder anderen, dat de Kerk het feest der Hemelvaart
van Maria vierde, zag zij, op hetoogenblik der heilige Communie,
de Moeder Gods te rechterzijde der religeuzen staan. Zij droeg een
koninklijken mantel, met sierlijke bloemen getooid, die de gebeden
verbeeldden, welke de heilige bruiden van Jesus aan zijne goddelijke
Moeder hadden opgedragen; naarmate iedere zuster tot de heilige
Tafel naderde, spreidde Maria haren mantel over haar uit, en
sprak tot Jesus: „Mijn beminde Zoon, zie met welgevallige oogen
„neder op deze, die mijne gedachtenis viert." En Jesus liefkoosde
allen, de eene na de andere, uit liefde tot zijne Moeder. Op haar
sterfbed had de heilige Gertrudis het geluk, te worden bijgestaan
door Maria en Jesus, die haar met een minzaam gelaat aanschouwde,
haar hart met vreugde vervulde, en bij haar verscheiden hare ziel
ontving, om ze de eeuwige vreugde binnen te voeren.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, super choros angelorum exaltata.
Wees gegroet, Maria, verheven boven de hoor en der
engelen.
H. Greg.
VOORNEMEN.
Eenige versterving plegen met vergunning der overste.
-ocr page 177-
— 175 —
ACHT EN TWINTIGSTE DAG.
De heerlijkheid der allerheiligste Maagd
in den hemel,
HEERLIJKHEID DEK RELIGIEUZE IN DEN\' HEMEL.
OVERWEGING.
Signum magnum apparuit in coelo: muiter amicta sole,
et luna sub pedibus ejus, et in capite ejus corona stel-
larum, duodecim.
Een groot toonder is in den hemel verschenen: eene vrouw
met de zon omkleed, en de maan onder hare voeten, en
op haar hoofd eene kroon van twaalf sterren.
Apoc. XII. 1.
Aldus stelt ons de heilige Joannes Maria in den hemel
voor; (immers, werd hem in deze veropenbaring de heerlijk-
heid der heilige Kerk vertoond, wij kunnen met den hei-
ligen Bernardus en andere heiligen dit gezicht met recht
op Maria toepassen, die het schitterendste sieraad dier
Kerk uitmaakt.) In de verrukking eener profetische op-
getogenheid , tracht hij de heerlijkheid, waarin zij schittert,
te beschrijven. Hij neemt zijne toevlucht tot de stoutste
beelden, hij gebruikt al wat de natuur verhevens en
prachtigs aanbiedt. Vele wonderen aanschouwde hij in
zijne vervoering, maar hier roept hij uit, dat een groot
wonder zich aan hem vertoond heeft. Eene vromo met de
zon als met een kleed omhuld, en de maan onder hare voeten,
en op haar hoofd eene kroon van twaalf sterren.
Is dat
-ocr page 178-
— 176 —
een waar beeld der heerlijkheid, welke Maria in den
hemel geniet ? O neen! te vergeefs zou de heilige Joannes
pogen, ons de glorie dier verheven Maagd in het rijk van
haren Zoon te schetsen. De verheven beelden, waartoe
hij zijne toevlucht neemt, toonen ons de onmogelijkheid,
waarin hij verkeert, om zijne gedachte uit te drukken.
De maat harer glorie is evenredig aan de maat van
genaden, welke zij van God ontving, en aan hare getrouwe
beantwoording aan die genaden — God nu schonk haar
genaden overeenkomstig de verheven waardigheid , waartoe
Hij haar voorbestemde; en welke verhevener waardigheid
kan men uitdenken, dan die van Moeder van God?
„Daardoor alleen," zegt de heilige Augustinus, „dat
„Maria Gods Moeder is, gaat zij alle verhevenheid te
„boven, welke na God is uit te denken, of uit te spreken."
Daarom dan ook werd zij onbevlekt ontvangen, was zij
de gezegende onder de vrouwen, vol van genade. En
hoe volmaakt was steeds hare beantwoording aan de genade,
die God haar schonk. Alle deugden heeft zij inden\'hoog-
sten en heldhaftigsten graad beoefend; en zij beoefende
ze zonder vernauwing, steeds op volmaakter wijze, onder
volkomen beantwoording aan de haar aanhoudend toe-
stroomende genaden, gedurende geheel haar leven. Wat
verdiensten moet zulk eene Moeder, bij zoodanige deugd,
en die volheid van genaden, zich niet hebben verworven,
door alle smarten, vernederingen en versmadingen, welke
zij in en met haren Zoon verduurde; door de onvergelij-
kelijke offers, welke zij heeft gebracht te Bethlehem in
een armen stal, in den tempel bij Simeon\'s voorspelling»
-ocr page 179-
— 177 —
gedurende hare vlucht en hare vreemdelingschap in Egypte,
bij Jesus verlies in den tempel; te Nazareth, bij de aan-
slagen tegen Jesus in zijn openbaar leven gesmeed, bij
zijn lijden en sterven aan \'t kruis; en al dat zielelijden,
die vele en langdurige offeranden, droeg zij op, de Moeder-
maagd, zoo rein, zoo vlekkeloos, met de vurigste, de innigste
liefde. En die verdiensten maken hare gloriekroon uit in
den hemel in eeuwigheid. De heilige Vaders schromen
van Maria\'s heerlijkheid te spreken, van de eer haar bij
hare tenhemelopneming geschonken; wijl zij zich onver-
mogend gevoelen, om Maria naar waarde te prijzen. En
hoe zouden wij dan, o verheven Moeder van God, ons
uwe hemelsche verheffing kunnen voorstellen? Doch wij
weten, dat ook onze zwakke, kinderlijke pogingen tot
uwen lof u niet mishagen.
BEMERKINGEN.
1. In wat heerlijkheid zullen in den hemel de bruiden
van Jesus schitteren! Welkdanig zal de belooning zijn
van de uitgelezene schare van Christus\' Kerk! Ik zal een
nieuwen hemel scheppen,
zegt de heilige Geest, sprekende
van de vertroostingen, die voor alle zaligen bestemd zijn;
de verledene benauwdheden zullen vergeten zijn, en zij zullen
niet wederheeren; gij zult u verheugen
, uwe ziel zal in
de vreugde baden gedurende de geheele eeuwigheid... Jeru-
zalem zal juichen, en zijn volk zal in verrukking zijn...
Ik zal een stroom van vrede over die stad doen vloeien...
en met dezelfde teederheid, waarmede eene moeder haar kind
liefkoost, zal ik u vertroosten, en gij zult in Jerusalem
-ocr page 180-
— 178 —
ivorden vertroost. Dit zal het loon zijn van allen, die
getrouw zullen geweest zijn aan de geboden der wet-
Indien hunne vertroosting, hun vrede, bunne blijdschap
zoo groot zulleD zijn; wat zal dan het deel zijn van die
maagden, van de beminde bruiden des Heeren?
Van ons moet gezegd worden, wat wij van de Koningin
der maagden hebben gezegd. De stroom van vrede, waarvan
de heilige Geest spreekt, zal zooveel te overvloediger over
ons worden uitgestort, de heerlijkheid, waarmede wij zullen
bekleed worden, zal zooveel te grooter zijn, als wij ge-
trouwer zullen geweest zijn aan de genaden, die ons
eiken dag worden medegedeeld; en die genaden zijn
zooveel te overvloediger als onze roep heiliger, en de rang,
dien wij in de Kerk bekleeden, verhevener is. O God, hoc
heerlijk zal onze belooning zijn! Wij hebben gezien, dat
de religieuzen het edelste gedeelte zijn van het geestelijk
lichaam van Jesus, de kostbaarste schat van Christus\'
Kerk. O Heere Jesus, hoe schitterend moeten dan de
tronen zijn, die gij voor de dochters uwer bijzondere liefde
bereid hebt!
O Maria, o onze Moeder, verhaast den dag, waarop
onze ziel, als de musch aan de strikken, des jagers ontsnapt,
deze aarde zal verlaten, en hare vlucht zal nemen naar
die eeuwige vreugde des hemels.
2. Maar dewijl het niet alleen de waardigheid van
religieuze is, noch de maat van genaden, aan die waar-
digheid verbonden, welke de maat onzer heerlijkheid in
den hemel zal uitmaken, maar bovenal onze beantwoor-
ding aan die genaden; moeten wij met alle naarstigheid
-ocr page 181-
— 179 —
aken, om nooit het minste gedeelte van die gave Gods
; verliezen. De Heiligen werkten steeds getrouw mede,
iet al de genaden, die zij van God ontvingen; moge dit
uk van ons kunnen worden gezegd. Hiertoe zijn voor-
eker krachtige pogingen, groote offers noodig; maar
ergelijken wij die pogingen, die offers, met de goederen,
•aarvan zij de bron zullen wezen, en zij zullen ons licht
oeschijnen. Wij zullen uitroepen met den heiligen apostel
\'aulus: Ik houcle het er voor, dat het lijden van den
e.genwoordigen tijd van geene waarde is
, bij de toekomende
•eerlijkheid , welke in ons zal geopenbaard worden.
Wachten
nj ons dan wel, van ons ooit door den arbeid te laten
mtmoedigen of afschrikken. Indien de natuur somtijds
foede wordt of wankelt, doen wij dan wat dezelfde Apostel
in de aartsvaders getuigt: zien wij op de belooning.
avid zegt van zich zelven, dat de gedachte aan den hemel
zijne zwakheid ondersteunde, in de pogingen, die hij
moest aanwenden, om getrouw de geboden van zijn God
te onderhouden. Volgen wij dien heiligen Koning na:
vestigen wij dikwijls onze blikken op den hemel, en geen
arbeid, of strijd zal ons te zwaar vallen.
VOORBEELD.
De heilige Gertrudis.
■ Terwijl de zondaars in het uur des doods met schrik zijn bevangen,
en een voorgevoel hebhen van de pijnen der hel, die hen wachten,
zijn de dienaren Gods daarentegen door een onuitsprekelijken vrede
overstroomd, en genieten een zoeten voorsmaak van de hemelsche
vreugde, die z» op het punt zijn van binnen te gaan. Zoo was het
vooral met\'<rc groote heilige Gertrudis. Jesus en Maria, die haar
gedurende haar leven zulke buitengewone blijken van liefde hadden
-ocr page 182-
— 180 —
gegeven, verdubbelden die nog in liet uur van den dood. Zij daalden
uit den hemel, om de ziel der Heilige te gemoet te treden. Eenc
grootc schaar gelukzalige geesten omringden hen, waaronder eenc
menigte maagden in het wit gekleed, die de levendigste blijdschap
toonden. De Zoon Gods opende zijn heilig hart, om de ziel zijner
beminde bruid te ontvangen, en verscheiden malen hoorde men do
engelen meteen heilig ongeduld uitroepen: Veni, veni, veni, Domina,
te expectant coeli. Kom, kom, kom
, Koningin, de hemelen verwachten u.
Te midden dezer teedere uitnoodigingen der heilige engelen cu
van haar goddelijken Bruidegom, scheidde de ziel der Heilige van
het lichaam, en vloog als een blanke en zachtmoedige duif in het
heilig hart van haren Bruidegom. De hemelen openden zich, het
hemelsch hof hief van vreugde een lofzang aan, en Gertrudis door
haren Welbeminde gedragen verhief zich als op een praalwagen tot
in den schoot der Godheid. Daar wachtten haar nieuwe vreugde en
zoetigheden, daar deed de Heer haar alle wellusten zijner liefde smaken,
wellusten, welke het alleen aan de engelen en heiligen des hemels
gegeven is uit te drukken. De opperste Minnaar der zielen noemde
haar niet anders meer dan zijne Maagd, zijne Welbeminde, zijne
Vrouwe, zijne Koningin. Hij noodigde haar uit om tot Hem te naderen,
drukte haar in zijne armen, klemde haar aan zijn hart, en gaf haar
blijken van de innigste liefde.
De heilige ziel, aan wie het vergund werd dit tooneel te aan-
schouwen, heeft het zelve op Gods bevel beschreven; en hare open-
baringen, opgeteekend in het boek der openbaringen van de heilige
Gertrudis, genieten in de Kerk een gezag, dat door niemand
betwist wordt.
VERZUCHTING.
Ave, Maria, JRegina Coeli.
Wees gegroet, Maria, Koningin des hemels. H. Petrus Dam.
VOORNEMEN. \'
Aan den hemel denkeu in strijd en moeielijklieden, en
vooral wanneer men zich tot neerslachtigheid geneigd voelt.
-ocr page 183-
181
NEGEN EN TWINTIGSTE DAG.
De lieoi-lijlflieid van de allerheiligste
>In:i <i-cl op aarde.
DE VERHEERLIJKING VAN DE RELIGIGIEUZE OP AARDE.
0VEKWEG1NG.
Beatam me dicent omnes generationes, quia feeit mihi
magna qui joolens est.
Alle geslachten zullen mij zalig prijzen, toant Hij, die
machtig is, heeft groote dingen aan mij gedaan.
Luc. I. 48. 49.
Maria sprak waarheid, toen zij in hare vervoering
uitriep: Alle geslachten zullen mij zalig prijzen. Is er
eene enkele plaats op de aarde, is er een volk, hoe ver-
laten ook, dat niet heeft hooren spreken van de won-
deren, die in de allerheiligste Maagd zijn uitgewerkt,
en dat haren lof niet verkondigt? Overal verspreidt die
ster, uit Jacob gesproten, hare schitterende stralen;
overal straalt de Moeder Gods in heerlijkheid; overal
«ekken hare deugd, en hare verhevenheid bewonderaars,
maken hare macht en hare goedheid haar getrouwe en
ijverige dienaars. Hoe verheerlijkt haar de heilige Kerk?
Hoe wekt zij hare kinderen op om Maria te vereeren?
Hoevele tempels ter harer eere gesticht? Hoevele feesten
ter harer eere ingesteld? Hoe verheerlijkt haar God zelf
door op zoovele plaatsen der aarde de meest buitengewone
-ocr page 184-
— 182 —
gunsten, door de handen van Maria, aan de mensche
mede te deelen ? Hoe verheerlijken haar alle ware geloo
vigen, door haren lof te zingen, en tot haar als hunn
Moeder en machtige Voorspreekster bij God, in alle be
hoeften, met volle vertrouwen, hunne toevlucht te nemen
Vereenigen wij ons met die eenparige huldebewijzen
die van het eene einde des aardrijks tot het andere aai
Maria worden gebracht, en zingen wij uit ganscher hart
met de heilige kerk : Wees gegroet, o Koningin, o Moe
der van barmhartigheid, ons leven, onze zoetigheid en on:
hope, wees gegrvet.
BEMERKINGEN.
1. God doet naar evenredigheid voor alle Heiligen
wat Hij voor de allerheiligste Maagd heeft gedaan
Nauw hebben zij deze aarde verlaten, waar zij zich be
ijverd hebben, om zijne glorie te bevorderen, of op zijiK
beurt begint Hij hen ook te verheerlijken. Hij geeft
eene bovennatuurlijke kracht aan hun gebeente, en ver-
heerlijkt hen meer, dan de wereld het hare grootste
helden zou kunnen doen. „Waar zijn," zegt de heilige
Joannes Chrysostomus, „waar zijn de overblijfselen van
Alexander? Dat men mij die toone, ja dat men mij den
dag slechts noeme van zijnen dood. Dat kan men niet.
Zoo is het niet met de dienaren van Jesus. Hun graf
straalt een zoo luisterrijken glans uit, dat het zelfs de
paleizen der koningen in heerlijkheid overtreft. Zij, die
in purper gekleed zijn, komen nederknielen voor de reli-
quiën der Heiligen en hunne bescherming afsmeeken;
-ocr page 185-
— 183 —
Hij wiens hoofd de kroon draagt, komt ootmoedig de
voorspraak inroepen van een armen zondaar. Zoo is het
met al de dienaren van den gekruisten Jesus. De Kerk
wijdt hun tempels toe, koninkrijken en keizerrijken ne-
men hen aan als voorsprekers bij God, de grooten be-
wonderen hunne deugden, de geleerden verkondigen hun
lof, al de eeuwen bewaren en vereeren hunne gedachte-
nis.\'" Dusdanig is de eerbied, welken de wereld zelve
bewijst aan hen, die haar verachtten, die zich zelven
hebben overwonnen, die de neigingen eener bedorven
natuur bedwongen, en gedurende de kortstondige beproe-
ving van dit leven, zich aan God alleen hebben weten
te hechten.
2. Die glorie is groot; is er wel eene, die meer ver-
dient ons verlangen op te wekken? Vooral wanneer wij
bedenken, dat wij ook daardoor God glorie geven, en
den staat verheerlijken, waartoe God ons geroepen heeft.
Welke is inderdaad de grootste roem van een getrouwen
onderdaan, van een goeden burger? Is het niet, dat hij
zijn koning, zijn land, zijne geboortestad beroemd maakt ?
Zoo is het ook met eene goede religieuze; dit is haar
grootste roem; dat zij Gods glorie vermeerdert, en de
orde, welke haar in haren schoot heeft opgenomen, tot
eere verstrekt, dit is haar ook genoeg; en hoe grooter
hare liefde tot God en tot haar heiligen staat is, hoe
vuriger ook haar verlangen zal zijn, God en haren staat
te verheerlijken. Welnu! zijn wij heilig, en zelfs dan
nog, wanneer de dood een einde zal hebben gemaakt
aan onzen arbeid, zullen wij voortgaan met den Bruide-
-ocr page 186-
— 184 —
gom onzer zielen, onzen goddelijken Koning, en onze
Moeder, de religieuze orde, die ons heilig gemaakt heeft,
op aarde te verheerlijken. Be rechtvaardige, zegt de
heilige Geest, spreekt nog na den dood. De voorbeelden,
die hij gegeven heeft, de deugden, die hij heeft beoefend,
zijn nog na den dood eene krachtige opwekking tot hei-
ligheid, en strekken daardoor ter verheerlijking Gods,
en tot luister der orde. Ziet de allerheiligste Maagd.
Wie spreekt niet van hare nederigheid, van hare liefde,
van hare zuiverheid, van al hare deugden en volmaakt-
heden? en hoevele heiligerj heeft de gedachtenis van
hare verhevene heiligheid niet voortgebracht? Zoo zal
het ook met ons zijn; zijn wij heilig en volmaakt; dat
onze armoede, onze gehoorzaamheid, onze zedigheid,
onze liefde voor de stilzwijgendheid en de versterving,
ons tot ware religieuzen maken, en zelfs dan, wanneer
wij in het bezit zullen zijn onzer kroon, zal men in de
religieuze gemeente, in de orde, in de Kerk misschien,
nog van onze deugden gewagen. De geslachten zullen
elkander opvolgen, en onze nagedachtenis, aan die ge-
denkzuilen gelijk, welke de tand des tijds niet heeft
kunnen beschadigen, zal altijd levendig blijven. Altijd
zullen onze goede voorbeelden vruchten voortbrengen,
altijd zal men bij het hooren onzer goede daden aange-
vuurd worden om het goede te doen, en het kwade te
vluchten, om in godsvrucht, zachtmoedigheid, versterving
toe te nemen, om zich zelven te verloochenen, en God
alleen te zoeken. Altijd bijgevolg zullen wij de glorie
van den Koning van hemel en aarde bevorderen. Altijd
-ocr page 187-
— 185 —
ook zullen wij de orde, onze moeder verheerlijken; daar
wij aan haar onze heiligheid naast God zijn verschul-
digd; daar ons voorbeeld haar vruchtbaar zal maken,
en met volmaakte religieuzen verrijken; en dewijl de
wereld zal moeten erkennen, dat men er zekere en
krachtige middelen vindt, om zijne zaligheid te bewer-
ken, en tot heiligheid op te klimmen. Men zal dus van
ons kunnen zeggen, wat van Joseph gezegd wordt: Zijne
beenderen hebben na zijn dood geprofeteerd;
en voor ons
zelven zullen wij de grootste en duurzaamste heerlijk-
heid bekomen, die toekomt aan den getrouwen onder-
daan, wien het vergund is geweest zijn koning en zijn
land tot roem te verstrekken.
VOORBEELD.
De heilige Aloysius van Gonzaga.
Maria, die den heiligen Aloysius in zijn leven met zoo bijzondere
bescherming begunstigd had, heeft ook na zijnen dood ter zijner
verheerlijking willen bijdragen.
In het jaar 1617 kreeg zekere jongeling, Wolfgang van Asch
genaamd, student in het collcgie der Jesuiëten te Munchcn, die eene
groote devotie had tot den heiligen Aloysius, eene ontsteking aan
de oogen, welke hem verplichtte zijne studiën te staken; hierbij
voegde zich eene hevige en aanhoudende hoofdpijn, welke hem het
geheugen in die mate benam, dat hij niet meer in staat was zijne
gewone gebeden te verrichten. Sedert zeven maanden verkeerde hij
in dien droevigen toestand. Toen nu alle mcnschclijke hulpmiddelen
faalden, verwachtte hij geene hulp meer dan van de bescherming
der heilige Maagd en Moeder Gods, Maria. Op den feestdag van
Maria-Bbodschap wierp hij zich voor haar beeld neder, en smeekte
12
-ocr page 188-
— 186 —
ouder het storten van tranen hare machtige hulp af. Weinige dagen
daarna gebeurde er iets heel ongewoons: hij meende vier Jesuiëten
te zien, die door het gezag der Kerk onder het getal der Heiligen
waren opgenomen: den heiligen Ignatius, den heiligen Franciscus
Xaverius, den heiligen Aloysius van Gonzaga en den heiligen
Stanislaüs.
Deze vier gelukzaligen wierpen op hem een blik vol zachtmoe-
digheid , en verdwenen. Wolfgang was innig verheugd over dit visioen,
en hoopte vastelijk door een hunner genezen te zullen worden, en
zijn gezicht terug te erlangen. Zijne hoop was niet ijdel. Omtrent
dienzelfden tijd vernam pater Spaiger, leermeester van Wolfgang,
dat er te Valtelino in Italië vele wonderen geschiedden, door middel
van olie, die brandde voor een mirakuleus beeld van deu heiligen
Aloysius. Hij verschafte zich een weinig van die wonderdadige olie,
spoedde zich onverwijld naar zijn dierbaren leerling, en verhaalde
hem, wat hij aangaande deu heiligen Aloysius en de olie vernomen
had. De jongeling werd aanstonds zijn visioen indachtig, en ont-
waardde op hetzelfde oogenblik een groot betrouwen op Aloysius.
Alvorens echter zijne bescherming in te roepen, wilde hij eerst
biechten en communiceeren: daarna liet hij, gedurende drie dagen
zijne oogen met die olie bestrijken, \'en smeekte vurig Aloysius\'
bescherming af. Reeds bij de tweede bestrijking begon hij licht te
bespeuren, bij de derde kreeg hij zijn gezicht volkomen terug.
Hij hoopte ook door Aloysius zijn geheugen terug te bekomen; en
inderdaad, na eenige gebeden tot zijn heiligen beschermer te hebben
gericht, werd het hem weder gegeven, en het was sinds beter dan
vroeger, zoodat hij slechts iets behoefde te lezen, om het van buiten
te kennen. Vol erkentenis wijdde Wolfgang zich geheel aan zijn
hemelschen weldoener toe, en zijn leven was sinds dien tijd eene
aaneenschakeling van gunsten, die hij door zijne bemiddeling ontving.
Hij stierf in zeer hoogen ouderdom, en weinig tijd voor zijnen
dood schreef hij eene eigenhandige verklaring van al de gunsten,
welke hij door tusschenkomst van den heiligen Aloysius verkregen
had.
-ocr page 189-
— 187 —
VERZUCHTING.
•-
Ave, Maria, decus eximium orbis terrae.
Wees gegroet, Maria, uitmuntend sieraad der aarde.
H. Cyr. Alex.
VOORNEMEN.
Het Magnificat of eenigen anderen lofzang ter eere
van Maria bidden.
-ocr page 190-
— 188 —
DERTIGSTE DAG.
De verheerlijking1 van de allerheiligste
Mangrcl in het vaji\'evuur
IJVER VOOR DE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.
OVEKWEGING.
Anima in augustus el spiritus an.rius clamat ad te.
Mijne benatnvde ziel en mijn, beklemde f/eest roepen tot u.
Baruch. III. 1.
Behalve de zegevierende Kerk in den hemel, en de
strijdende Kerk op aarde, is er nog eene lijdende Kerk
in het vagevuur, welker leden aan de gevaren dezer
wereld ontkomen, naar de zaligheid des hemels verzuchten.
Zij staan in nauwe betrekking met de leden der zege-
vierende en der strijdende Kerk, door den bijstand, dien
zij van hen ontvangen; maar vooral tot Maria heffen zij
hunne smeekeude handen op, tot haar richten zij vooral
hunne gebeden. Groot is de heerlijkheid van Maria in
het vagevuur. Hoevele zielen hebben haar vermogen op
Gods rechtvaardigheid ondervonden! Hoevele zaligen zijn
er in den hemel, die door Maria aan de vlammen des
vagevuurs zijn ontrukt, en die zonder hare voorspraak,
nog van het aanschouwen van God beroofd zouden zijn!
Met hoeveel reden noemt de heilige Kerk die goede Moeder,
de Moeder van barmhartigheid!
O gij, onze broeders en zusters, die in de vlammen
des vagevuurs zucht, en voor uwe bedreven zonden in die
-ocr page 191-
— 189 —
plaats van zuivering voldoening geeft aan de rechtvaar-
digheid Gods, gij wier ziel benauwd en wier geest, beklemd
is,
gaat voort met uwe gebeden te doen opstijgen tot
voor den troon van Maria; wendt u tot haar moederhart,
en het zal tot medelijden bewogen worden, zij zal zich
haasten u eene behulpzame hand toe te reiken.
Wij ook, bidden wij voor de leden der lijdende Kerk;
maar vereenigen wij ons tevens met de zielen, wier lijden
Maria verkort heeft, om hare goedheid te loven en te
verheffen.
BEMERKINGEN.
1. Wat is het hart van den christen, en vooral van
den volmaakten christen, groot! Wat moet bijgevolg het
hart van de religieuze groot zijn! De ware religieuze heeft
al de liefde van haar hart aan haar goddelijken Bruide-
gom geschonken, maar in Hem en door Hem bemint zij
alle menschen. Wat zeg ik? niet alleen de levenden, maar
ook de afgestorvenen, de zielen in het vagevuur, omvat
hare liefde, en zij doet haar de uitwerkselen harer liefde
ondervinden.
Wat vermag zij veel bij God, de religieuze! Haar
vermogen bij God is grooter dan dat der gewone chris-
tenen, daar zij een verhevener rang bekleedt, Jesus Christus
onder meer titelen toebehoort, en Hem meer eer en glorie
verschaft. De heilige Bemardus heeft van Maria gezegd,
dat zij God niet vraagt, maar gebiedt. Mijn God, zouden
wij hetzelfde niet kunnen zeggen van de heilige minna-
ressen des goddelijken Bruidegoms? Wat toch kunt Gij
-ocr page 192-
— 190 —
haar weigeren? Esther had maar een enkel woord te
spreken tot Assuërus, haar koninklijken gemaal, en het
bevelschrift werd verscheurd, waarbij alle Israëlieten ter
dood waren veroordeeld. Wij, bruiden van Jesus, zouden
wij minder vermogen op het hart van den Koning des
hemels ? Hebben wij minder rechten op het hart van onzen
goddelijken Bruidegom ? Bidden wij derhalve, en het vonnis,
waarbij onze broeders tot de zuiverende vlammen des
vagevuurs zijn veroordeeld, zal worden verscheurd.
2. De liefde en de rechtvaardigheid maken het ons ten
plicht, voor de zielen in het vagevuur tot God te bidden.
Wanneer wij getuigen waren van de laatste oogenblikken
eens boosdoeners, die om zijne misdaden ter dood was
veroordeeld, een pijnlijk gevoel zou zich van onze harten
meester maken; en indien wij bij de uitvoering der straf
tegenwoordig waren, zouden wij het gezicht daarvan
wellicht niet kunnen verdragen. In de zielen des vage-
vuurs erkennen wij geene booswichten, maar heiligen;
geene vreemdelingen, maar broeders en zusters; veroor-
deelden tot pijnen veel verschrikkelijker, dan die, welke
door de menschelijke gerechtigheid kunnen aangedaan
worden. Welken indruk moet derhalve het gezicht van
die zielen, zoo wreed gefolterd, op ons niet maken! De
menschen toch hebben meer recht op onze liefde, naar-
mate zij door hunne heiligheid meer gelijkenis hebben
met God, en wij in nauwere betrekking tot hen staan.
Zij verdienen meer ons medelijden, naarmate zij zwaardere
smarten te verduren hebben. Hoe groot moet dan onze
liefde niet zijn voor die zielen, welke door liefde met
-ocr page 193-
— 191 —
God verecnigd, daar lijden in die vlammen des vagevuurs?
wat innig medelijden moeten wij met haar niet hebben ?
Beschouwt van naderbij, welke die zielen zijn; daalt
met uwe gedachte af in die plaats, waar de goddelijke
rechtvaardigheid met zooveel gestrengheid wordt uitge-
oefend. Wie ziet gij daar? een vader wellicht of eene
moeder, voor wie gij oorzaak zijt geweest tot vele zonden
in de jaren uwer kindsheid en uwer jeugd; broeders of
zusters, die gij zelven dikwijls tot het kwaad hebt vervoerd;
vriendinnen en vele zwakke christenen, die uwe voor-
beelden van de deugd hebben afgetrokken, toen gij nog
in de wereld waart, en die gij door woorden of werken
ten val hebt gebracht. Ja, vele zielen bevinden zich
misschien in het vagevuur, die gij er hebt ingestort. Gij
moest de straffen verduren, waarmede God haar kastijdt.
Ach! wat zult gij dan doen ? wat vraagt de rechtvaardig-
heid van u? Beijvert u ten minste om de banden te
breken, welke die ongelukkige zielen gevangen houden.
Uit liefde tot God, die u met zooveel barmhartigheid
behandeld heeft, oefent medelijden jegens die zielen,
welke Hem dierbaar zijn. Gij kunt haar helpen door uwe
gebeden, goede werken, en door het toevoegen van aflaten.
Zoovele aflaten, en met zoo weinig moeite, kunt gij
verdienen. Maar zijt gij oplettend om het te doen ? Onder-
zoekt u zelven en mocht gij bevinden, dat gij hierin
nalatig geweest zijt, wekt u op, om in het vervolg
dien plicht van liefde en van rechtvaardigheid met meer
ijver te vervullen.
O bedenken we wel, dat God het lot van die zielen
-ocr page 194-
— 192 —
in onze handen gesteld heeft, en dat derhalve onver-
schilligheid jegens haar onverschilligheid jegens God zoude
zijn; bedenken we wat het zeggen wil, eene ziel aan die
pijnen onttrekken, en den eeuwigen hemel binnen voeren ;
bedenken we ook, dat die zielen, door onze bemiddeling
uit die vlammen verlost, niet ondankbaar zullen zijn,
maar machtige voorsprekers voor ons bij God zullen wezen.
VOORBEELD.
De heilige Odilo, abt.
De heilige Odilo, abt van Cluny, was een zeer ijverige dienaar
van de Moeder Gods. Hij had zich geheel aan haar toegewijd, en
toonde een brandend verlangen, om hare eer te bevorderen, en
getrouwe dienaren voor baar te winnen. Het was hem genoeg den
naam van Maria te hooren uitspreken, om in zoo hevig gevoel van
liefde te ontbranden, dat hij in de onmogelijkheid was, het voor
de oogen van hen, die hem vergezelden, verborgen te houden.
Wanneer in het koor het Te Deum gezongen werd, en men bij de
woorden gekomen was: Tu ad liberandum suscepturus hominem, non
horraisti virginis uterum,
(Om de menschclijke natuur aan te nemen,
ten einde den mensch te verlossen, hebt gij den schoot der Maagd
niet versmaad), dan wierp hij zieh uit eerbied voor de heilige Moeder
Gods ter aarde neder, en betoonde haar met den diepsten ootmoed
zijne hulde; en eens gebeurde het, dat hij onder het zingen dezer
woorden bewusteloos ter aarde nederzonk, en het vuur der liefde,
dat in zijn binnenste gloeide, zich uitwendig krachtig openbaarde.
De liefde tot Maria brengt gelijkvormigheid met haar voort. De
heilige Odilo is hiervan een luidsprekcnd bewijs. Maria is de moeder
der schoone liefde; zij strekt hare liefde uit tot den hemel en tot
de aarde, tot de levenden en de dooden. Het hart van den heiligen
Odilo was hierin een afbeeldsel van het hart van Maria. Gelijk zij,
beminde hij alle menschen; voornamelijk was zijne liefde groot voor
-ocr page 195-
— 193 —
de zielen in het vagevuur. Daar hem door God veropenbaard werd,
dat zijne gebeden voor die arme zielen haar zeer voordeelig waren,
beval de heilige abt aan al zijne broeders, dat zij zich met hem
zouden vereenigen, om hare verlossing te bewerken. Hij schreef hun
werken van godsvrucht en verstervingen voor, en hij is de eerste,
die tot lafenis dier zielen bepaald heeft den dag te vieren, welke
heden ten dage de geheele wereld door bekend is onder den naam
van de gedachtenis der geloovige zielen. De heilige Kerk, met dien
dag daarvoor vast te stellen, heeft algemeen gemaakt voor de geheele
wereld, hetgeen de heilige Odilo voor de religieuzen zijner orde
in het bijzonder bepaald had.
VERZUCHTING.
Ave Maria, forceps purgatorii.
Wees gegroet Maria, bevrijdster van de zielen in het
vagevuur.
H. Andr. Cret.
VOORNEMEN.
Zorgvuldig de gelegenheden waarnemen, om aflaten te
verdienen voor de geloovige zielen.
-ocr page 196-
— 194 —
EEN EN DERTIGSTE DAG.
Het allerheiligste hart van Maria.
GODSVRUCHT TOT HET HEILIG HART VAN MARIA.
OVEEWEGING.
Omnis gloria filiae regis ab intus.
Al de glorie van de dochter des Konings is van binnen.
Ps. xliv. 14.
De uitwendige glorie van Maria is ongetwijfeld groot;
zij is boven den lof en de bewondering van alle engelen
en menschen verheven. Doch die uitwendige glorie is
maar eene flauwe afstraling van hare inwendige schoon-
heid. Ziet dien verheven tempel, die zich met zooveel
majesteit aan uw oog vertoont. Wat bevalligheid en
pracht in zijn bouwvorm ? Wat stoutheid in zijne hoogte ?
Het vernuft van den kunstenaar schijnt zich uitgeput
te hebben om hem grootsch te maken. Treedt er binnen,
en gij zult zeggen, dat alles, wat het oog in het uit-
wendige bewonderde, als niets is; en gij zult daarin de
woonstede van den grooten Koning des hemels erken-
nen. Zoo is het ook met Maria. De hand des Scheppers
heeft geen hart gevormd, dat zoo volmaakt en onze
hulde en bewondering zoo overwaardig is, als het hart
van Maria. De heilige Drievuldigheid vormde dat hart
op eene geheel bijzondere wijze, en schepte er behagen
in, om het met de uitstekendste en overvloedigste ge-
-ocr page 197-
— 195 —
naden te verrijken. De eeuwige Vader gebruikte zijne
Almacht, om in Maria een hart te vormen, vol eerbied
en onderwerping aan zijn Schepper; God de Zoon schonk
haar een Moederhart, waarin Hij als in zijn heiligdom
wilde wonen; de heilige Geest deelde haar het hart eener
Bruid mede, dat blaakte van de reinste en vurigste
liefde. In dat hart neemt hare glorie haren oorsprong;
dat hart is de zetel harer genaden, harer verdiensten,
harer grootheid. Uit dat hart, als uit een brandpunt
van licht en vuur, schieten schitterende stralen uit, die
de geheele aarde verlichten en verwarmen.
Het verstand van den mensch kan onmogelijk al de
grootheid, al den rijkdom, de volmaaktheid begrijpen,
die in dit heilig Hart is besloten. Vereenigen wij onze
stem met de stemmen der Heiligen, die niet ophouden
den lof van dat heilig hart in den hemel te bezingen;
vereeren wij dat hart met eene teedere liefde, opdat ook
wij verdienen in den hemel er eenmaal den lof en de
grootheid van te verkondigen. Dringen wij door in het hart
van Maria bij het overwegen harer geheimen. Het is
een waar paradijs, waar wij met den Welbeminde, die
er zijn behagen in schept, rust, vreugde en ons geluk
zullen vinden. Treden wij dan in dit heiligdom, en ves-
tigen wij er voor altijd onze woning.
BEMERKINGEN.
1. O gelukkige wonde, welke, volgens de voorspel-
ling van den heiligen Simeon, door het zwaard in het
hart van Maria gemaakt werd! wat geluk voor ons, door
-ocr page 198-
— 196 —
die wonde dat verblijf van liefde te mogen binnen treden!
Wat sterkte vinden wij daar! Wat helder licht voor onzen
geest! Wat warmte voor ons hart! Door wat zoeten vrede
worden wij er overgoten ! Gelijk alle christenen, heeft Maria
ook ons in haar hart opgenomen op den dag, dat wij in
de heilige Kerk zijn getreden. Maar op eene geheel bij-
zondere wijze heeft ze er ons in ontvangen, op den dag,
dat wij het religieuze leven hebben omhelsd. Toen heeft
zij het ons geheel en al opengesteld, en heeft ons doen
doordringen tot het Heilige der Heiligen. Daar, in die
heilige rustplaats der Godheid, deelt zij ons overvloedig
hare zoetigheden mede, verwarmt zij ons door hare liefde,
is zij voor ons als eene minnende moeder, die haar eenigen
zoon, het dierbaar voorwerp harer liefde met teederheid
aan haar hart drukt. O! wat is hel ons goed hier te zijn!
O Jesus, gij, die in het heilig hart uwer Moeder Maria
uw welbehagen schept, richt er eene tent op voor ons,
waarin wij al de dagen van ons leven met U mogen wonen.
2. Het hart van Maria moet onze bestendige woon-
plaats zijn; daar zullen wij over al onze vijanden zege-
vieren, daar zullen wij kracht vinden, om alle moeielijk-
heden te overwinnen, die zich voordoen op den weg der
heiligheid, waartoe wij geroepen zijn.
Met den religieuzen staat te aanvaarden, hebben wij
ons aan de verleiding der wereld onttrokken, maar de
wereld was niet de eenige vijand, dien wij te bestrijden
hadden. Met de wereld en voor haar streden twee andere
vijanden, die we niet buiten de deur des kloosters kun-
nen sluiten, die ons gevolgd zijn, en die niet ophouden
-ocr page 199-
— 197 —
ons te belagen, en den oorlog aan te doen: de oude
mensch namelijk en de duivel. De eene is buiten ons,
maar loopt rond als een brieschende leeuw, zoekende wie
hij kan verslinden;
de andere is in ons, het is die vijand,
van welke de heilige apostel Paulus zegt: Ik ontwaar in
mijne leden eene toet strijdende tegen de wet van mijn geest.
Wat nu gedaan, om onder de aanvallen dier hevige
vijanden niet te bezwijken? Wat gedaan, om van hunne
woede niets te vreezen te hebben? Gaan wij tot Maria,
vestigen wij onze woon in haar hart, en wij zullen niet
alleen zegenvierend blijven, maar zelfs gemakkelijk de
overwinning behalen. In het hart van Maria zal de duivel
tegen ons niets vermogen. Een enkelen keer heeft hij
beproefd tot Maria te naderen, doch hij werd met zooveel
kracht verdreven, dat hij nooit meer beproefd heeft haar
aan te randen. Daar, in dat hart, zullen wij ook in
veiligheid zijn tegen den vijand, dien we in ons zeiven
ronddragen. Wij zijn zwak, het is waar, en zeer tot
het kwade geneigd. Maar in Maria en door Maria zijn
wij sterk. Zijt gij tot hoovaardigheid geneigd; Maria
was de ootmoedigste der schepselen; treedt haar heilig
hart binnen, bekleedt u met hare ootmoedigheid, en vreest
niet. Wordt gij bekoord tegen de heilige deugd; Maria
was de Maagd der Maagden; bedekt u met haar maag-
delijken mantel, en het vleebch zal tegen u niets ver-
mogen. Is het de nieuwsgierigheid, de onverstorvenheid
of welke neiging of hartstocht ook, die u strijd levert,
gaat tot Maria, treedt in haar heilig hart, en gij zult
er het geschiktste wapen voor den strijd vinden.
-ocr page 200-
1
— 198 —
Stellen wij ons niet tevreden, met in het bart van
Maria eene schuilplaats tegen de zonde Ie zoeken; wij
zijn niet alleen geroepen, om het kwade te mijden, maar
ook, en wel vooral, om het goede te doen. Onze heilige
roeping vordert van ons eene uitstekende heiligheid. Waar
zullen wij die kostbare parel vinden ? In ons ? Neen,
wij zijn slechts ellende. Maar gaan wij tot Maria.
De heilige Geest heeft van den beginne af haar hart
in bezit genomen, en Hij heeft niet opgehouden er
stroomen van genaden in uit te storten. Vestigen wij
ons derhalve in dat heiligdom. "Wij zullen er al de
deugden vinden, die de Heer van ons vraagt. Wij zullen
er inzonderheid die onuitsprekelijke liefde vinden, welke
het einde en het kort begrip der geheele wet is. Finis
praecepü est charitas.
Het leven van Maria was liefde.
Haar hart, als een gloeiende oven, zond steeds zuivere
en vurige vlammen ten hemel. Gaan wij in dien vuur-
oven , begeven wij ons te midden der vlammen, en ge-
lijk het ijzer, aan de werking van het vuur onderworpen,
eindigt, met zelf geheel vuur te zijn, zoo zullen ook onze
harten in vurige liefde ontvlammen.
VOOEBEELD.
De eerwaardige Pater Eudes.
Pater Eudes, een groot ijveraar voor de glorie van God, en stichter
der Missionarissen van Jesus en Maria, die aan de Kerk uitstekende
diensten hebben bewezen, was zijne geboorte verschuldigd aan de
allerheiligste Maagd Maria. Sedert verscheidene jaren vroegen zijne
ouders aan God, dat Hij hun huwelijk zou zegenen; doch te ver-
-ocr page 201-
— 199 —
geefs. Eindelijk deden zij eene belofte aan Maria, en hun werd
een zoon geboren.
Pater Eudes was van zijne kindsche jaren af zeer godvruchtig,
en in zijne godsvrucht scheidde hij nooit den eeredienst van Maria
van dien haars goddelijken Zoons. Tot de priesterlijke waardigheid
verheven, gaf hij zich met allen ijver over aan de verkondiging
van het woord Gods. De goede uitslag, waarmede zijn arbeid be-
kroond werd, bracht hem op de gedachte, om eene vereeniging
van Missionarissen op te richten, wier eenig doel zoude zijn, alom
het evangelie te verkondigen. Hij stelde zijne vereeniging onder
bescherming van Jesus en Maria.
Pater Eudes had veel devotie tot het heilig hart van Maria, was
de eerste die een officie van het heilig hart opstelde, en had den
troost te zien, dat dit feest in verscheidene bisdommen gevierd
werd. Hij stichtte ook de congregatie der Zusters van Onze Lieve
Vrouw van liefde, welke een zilver hart op de borst dragen, waarop
de afbeelding geplaatst is van de Moeder Gods, die haar goddelijk
Kind op den arm draagt. Aan beide zijden van het hart verheffen
zich twee takken, de eene een leliën — de anderen een rozentak.
De religieuzen van Onze Lieve Vrouw dragen dit hart zoo bij nacht
als bij dag. Het is haar eene voortdurende herinnering aan hare
toewijding aan Jesus en Maria.
Zoo beijverde zich Pater Eudes aan de Moeder Gods, de liefde
en den eerbied te bewijzen, die de vurige liefde en de onuitspre-
kelijke zuiverheid van haar allerheiligst hart hem inboezemden.
VERZUCHTING.
Ave, cor Mariae, cordi Jesu simillimum.
Wees gegroet, hart van Maria, zoozeer gelijkend op
het hart van Jesus.
Ora. Eccl.
VOOENEMEN.
Eene groote devotie voeden tot het heilig Hart van
Maria.
-ocr page 202-
— 200 —
AKTE VAN TOEWIJDING.
Allerheiligste Maagd Maria, Moeder van mijnen God
en mijne Moeder, Koningin van hemel en van aarde,
Meesterstuk van de hand des Almachtigen, waardig voor-
werp van het welbehagen der allerheiligste Drievuldigheid,
schitterende spiegel van alle deugden, gedoog, dat ik
mij, op het einde dezer maand van genade en zaligheid,
voor uwe voeten nederwerpe, om U de schatting mijner
erkentelijkheid, en mijner volkomene toewijding aan te
bieden.
Heilige Maagd, en minnelijke Moeder, wat al gunsten
en weldaden heb ik aan uwe goedheid te danken!
Aan uw minnend hart ben ik de onwaardeerbare wel-
daad verschuldigd, van uit het bederf der wereld te zijn
getrokken, en tot het religieuze leven geroepen; aan U,
naast God, ben ik al die bijzondere genaden verschuldigd,
welke in deze heilige stede zoo overvloedig op mij neder-
vloeien; die gunsten bijzonderlijk gedurende deze maand
zoo mildelijk genoten.
Welke dankbaarheid ben ik U niet verschuldigd voor
zoovele weldaden! Onbekwaam, o allerheiligste Maagd!
om U daarvoor naar waarde mijn dank te betuigen, bied
ik U aan al de eerbewijzingen, die zoovele ijverige zielen
U gedurende deze maand hebben gebracht, de liefde,
die zij U hebben betoond.
-ocr page 203-
— 201 —
O mijne Moeder! Moeder van liefde en barmhartigheid!
mocht ik de harten van alle inenschen hebben, om U
die op te dragen; mocht ik U die eer kunnen bewijzen,
welke de Engelen en de Heiligen U bewijzen in den hemel!
Maar dewijl ik die wenschen niet vervullen kan, wil ik
ten minste alles doen, wat in mijn vermogen is. Met de
gevoelens van den diepsten eerbied en de vurigste liefde
aan den voet van uwen troon neergebogen, verkies ik U
in tegenwoordigheid van mijn\' Engelbewaarder, en van
geheel het hemelsch hof tot mijne Koningin, mijne
Meesteres, mijne Beschermster en Moeder, en wijd mij
geheel aan U toe, mijn lichaam en zijne zintuigen, mijne
ziel en al hare vermogeus, mijn persoon en mijn leven.
Ik neem vastelijk voor uwe eer te bevorderen, zooveel
in mijn vermogen is, en er roem in te stellen uwe die-
nares en toegenegen kind te zijn; nooit zal ik een dag
laten voorbij gaan zonder U mijne hulde te bewijzen, en
eenig gebed tot U te richten. O minnelijke Moeder!
hoe zoude ik U een enkelen dag kunnen vergeten, daar
Gij altijd aan mij denkt, en niet ophoudt zorg voor
mijn geluk te dragen.
Wat kan, wat moet ik onder uwe zoete leiding niet
verhopen? Gij toch, Gij kunt, Gij wilt mij helpen. Ja,
ik koester het vaste vertrouwen, dat ik, door uwe mach-
tige hulp ondersteund, over al mijne vijanden zal zege-
pralen; kracht zal vinden, om de verplichtingen na te
komen, die ik aan den voet van het heilig altaar heb
aangegaan, en tot de volmaaktheid te geraken, waartoe
ik door Gods goedheid ben geroepen.
i3
-ocr page 204-
— 202 —
O allerheiligste der maagdeTi, maak mij heilig! Geef,
dat ik waarlijk arm van geest, van mijn lichaam en
van mijne ziel eene offerande make, die aan God vol-
maakt welgevallig zij. Geef, dat ik, zachtmoedig en
ootmoedig van harte, in alles aan mijn Goddelijken
Bruidegom gelijkvormig moge zijn. Geef, dat ik, dood
aan mij zelve, voor God alleen moge leven.
O Maria, mijne Moeder, aanvaard mijne toewijding,
bewaar mij, bescherm mij, ontvlam mijn hart door eene
vurige liefde, maak mij uw goddelijken Zoon waardig,
opdat ik als ware bruid van Jesus levende, bij mijn
verscheiden verdiene tot de eeuwige bruiloftszaal te wor-
den toegelaten. Amen.
-ocr page 205-
— 203 —
EENIGE GEBEDEN, WAARAAN AFLATEN VERBONDEN ZIJN.
LITANIE
VAN DK
HEILIGE MAAGD MAKIA.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm U onzer.
Heilige Maria, bid voor ons.
Heilige Moeder Gods,
Heilige Maagd der maagden,
Moeder van Christus,                                                      t-
Moeder der goddelijke genade,                                        p-
Allerreinste Moeder,                                                        g
i-t
.Allerzuiverste Moeder,                                                    o
o
Ongeschondene Moeder,                                                   
Onbevlekte Moeder,
Beminnelijke Moeder,
"Wonderbare Moeder,
-ocr page 206-
204 —
Moeder des Scheppers, bid voor ons.
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzichtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Machtige Maagd,
Goedertieren e Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der rechtvaardigheid,
Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat van godsvrucht,
Geheimzinnige roos,
Toren van David,
IJvoren toren,
Gulden huis,
Ark des verbonds,
Deur des hemels,
Morgenster,
Behoud der kranken
Toevlucht der zondaren,
Troosteres der bedrukten,
Hulp der Christenen,
Koningin der engelen,
Koningin der aartsvaderen,
Koningin der profeten,
Koningin der apostelen,
-ocr page 207-
— 205 —
Koningin der martelaren, bid voor ons.
Koningin der belijders, bid voor ons.
Koningin der maagden, bid voor ons.
Koningin van alle heiligen , bid voor ons.
Koningin, zonder vlek ontvangen, bid voor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, Spaar
ons, Heer.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, Verhoor
ons, Heer.
Lam Gods, dat de zouden der wereld wegneemt, Ontferm
U onzer, Heer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader.
En leid ons niet in bekoring.
Maar verlos ons van den kwade.
LAAT ONS BIDDEN.
Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlucht,
Heilige Moeder Gods, verstoot onze gebeden niet in onzen
nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke
en gezegende Maagd, onze Vrouwe, onze Middelaresse,
onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, beveel
ons aan uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon.
Bid voor ons, H. Moeder Gods.
Opdat wij de beloften van Christus waardig worden.
13.
-ocr page 208-
— 206 —
LAAT ONS BIDDEN.
Stort, bidden wij U, lieer, uwe genade in onze harten,
opdat wij, die door de boodschap des engels de inensch-
wording van Christus uwen Zoon leerden kennen, door
zijn lijden en kruis tot de glorie der verrijzenis gebracht
worden. Door denzelfden Christus, onzen Heer. Amen.
Aflaat van 300 dagen telkens.
GEBED.
O mijne Meesteres, o mijne Moeder! c.an U draag ik
mij geheel op, en tot bewijs dat ik u ben toegewijd, ofl\'er
ik U heden mijne oogen, mijne ooreu, mijn mond, mijn
hart, mij zelven geheel en al. Daar ik dan de uwe ben ,
o goede Moeder, bewaar mij, verdedig mij als uwe bezitting
en uw eigendom.
VERZUCHTING.
O mijne Meesteres, o mijne Moeder! gedenk, dat ik
de uwe ben, bewaar mij, verdedig mij als uwe bezitting
en uw eigendom.
Allen, die \'s morgens en \'s avonds een Wees gegroet met het
bovenstaande gebed en de verzuchting bidden, om in de bekoringen,
vooral tegen de zuiverheid, Maria\'s hulp te verwerven, verdienen
iederen dag 100 dagen aflaat. En zoo zij die devotie gedurende
eenc maand hebben beoefend kunnen zij eenmaal, onder de gewone
voorwaarden, een vollen aflaat verdienen.
-ocr page 209-
— 207 —
GEBED.
Gedenk, o goedertierenste Maagd Maria, dat het nooit
gehoord is, dat iemand, die tot U zijne toevlucht nam ,
uwen bijstand verzocht, of uwe voorspraak inriep, door
U verlaten is geworden. "Vol van dit vertrouwen kom ik
tot U , o Maagd der maagden, en zuchtende onder het
gewicht mijner zonden, werp ik mij rouwmoedig voor uwe
voeten neder. O Moeder van het eeuwig Woord , versmaad
mijue gebedeu niet, maar neem die gunstig aan, en
gewaardig U die te verhooren. Amen.
Aflaat van 300 dagen telkens.
GEBED TOT HET HEILIG HA11T VAN MA1SIA.
O hart van Maria, Moeder van God en onze Moeder,
o Hart, het beminnelijkste voorwerp van liet welbehagen
der aanbiddelijke Drievuldigheid, en al de vereering en
teedere liefde van Engelen en menschen waardig;,Hart,
dat het meest gelijkvormig aan het Hart van Jesus, er
het ge trouwste afbeeldsel van zijt. ü Hart vol goedheid,
vol vau medelijden met onze ellenden, gewaardig U het
ijs onzer harten te doen smelten, en maak, dat onze
harten in alles gelijkvormig worden aan het Hart van
den goddelijken Zaligmaker. Stort er de liefde van uwe
deugden in uit, en ontvlam ze met dat heilig liefdevuur,
waardoor Gij zonder ophouden brandt. Neem de heilige
Kerk onder uwe bescherming, wees altijd baar liefdevol
toevluchtsoord en hare onoverwiubare sterkte tegen al de
aanvallen van hare vijanden. Wees onze weg, om tot
-ocr page 210-
— 208 —
Jesus te gaan, en het kanaal, waardoor wij alle genaden
ontvangen, die wij noodig hebben om zalig te worden.
Wees onze hulp in al onze noodwendigbeden, onze troost
in de kwellingen, onze kracht in de bekoringen, onze
toevlucht in de vervolging, onze bijstand in al de gevaren,
maar vooral bij den laatsten strijd van het leven, in het
uur des doods, in dat ontzaglijk oogenblik, in die vreese-
lijke stonde, waarvan onze eeuwigheid afhangt, en waarin
de geheele hel tegen ons zal ontketend zijn, om onze
zielen te rooven. O doe ons, medelijdende Maagd, doe
ons dan vooral de zoetigheid van uw moederlijk Hart,
en al de macht die Gij bezit op het Hart van Jesus,
ontwaren. Ontsluit ons dan in de Bron zelve der barm-
hartigheid, een zeker toevluchtsoord, van waar wij in
het paradijs kunnen overgaan, om Jesus en U door de
eeuwen der eeuwen te mogen verheerlijken. Amen.
SCHIKTGEBED TOT DE HEILIGE HAKTEN VAN JESUS EN MARIA.
Dat het allergoddelijkst Hart van Jesus en het aller-
vlekkeloost Hart van Maria altijd en overal gekend,
geloofd, gezegend, bemind, gediend eu verheerlijkt mogen
worden. Amen.
Zestig dagen aflaat eens daags te verdienen, door hen, die dit
gebed tot het heilig Hart van Maria en het schietgebed godvruchtig
zullen bidden.
SCHIETGEBEDEN.
Zoet Hart van Maria, wees mijn heil!
Aflaat van 300 dagen telkens, en eens in de maand volle aflaat
onder de gewone voorwaarden.
-ocr page 211-
— 209 —
Gezegend zij de heilige en onbevlekte Ontvangenis van
de zalige Maagd Maria.
Aflaat van 300 dagen telkens.
O Maagd Maria, Gij waart in uwe Ontvangenis onbe-
vlekt, bid voor mij den Vader, wiens Zoon Gij van den
heiligen Geest ontvangen en gebaard hebt!
Aflaat van 100 dagen telkens.
-ocr page 212-
— 210 —
INHOUD
bladz.
Inleiding.................. 5
Op den vooravond van de Meimaand.
Voorbereiding tot de oefeningen der Maand van Maria . . 9
1ste DAG. Voorbereiding der allerheiligste Maagd tot het
goddelijk Moederschap.
Roeping tot het Christendom...........14
2de DAG. Voorzienigheid Gods over de heilige Maagd.
Roeping tot den religieuzen staat.........21
15de DAG. De onbevlekte Ontvangenis der allerheiligste Maagd.
Religieuze heiligheid..............2G
4de DAG. De Geboorte der allerheiligste Maagd.
Intrede in het religieuze leven..........31
5de DAG. De Opdracht van de allerheiligste Maagd.
Verzaking van de wereld............36
Ode DAG. Het leven van de allerheiligste Maagd in den tempel.
Het religieuze leven..............41
7de DAG. De heilige Maagd Maria doet belofte van zuiverheid.
Zuiverheid.................46
8ste DAG. Huwelijk van de allerheiligste Maagd met den
heiligen Joseph.
Middelen om de zuiverheid te bewaren.......51
9de DAG. Maria-Boodschap.
Het aannemen van het religieuze kleed....... 57
10de DAG. De Menschwording des Woords.
De Professie................ 63
11de DAG. Bezoek van de allerheiligste Maagd aau hare
nicht Elisabeth.
Liefde tot den naaste.............68
-ocr page 213-
— 2.11 —
bladz.
12de DAG. De Lofzang der allerheiligste Maagd.
Het zoeken van God alleen........... 74
13dc DAG. Stilzwijgen van Maria ten opzichte van den hei-
ligen Joseph.
Ootmocdigheid................ 7\'J
14de DAG. Reis van de allerheiligste Maagd naar Bethlehem.
Armoede.................. 85
15de DAG. De Baring van de Allerheiligste Maagd.
Het heilig Sacrament des Altaars.........92
16dc DAG. Maria bij de kribbe van het goddelijk Kind.
Gebed.................. 99
17de DAG. De Zuivering van de allerheiligste Maagd.
Gehoorzaamheid................106
18de DAG. De reis van de allerheiligste Maagd naar Jcrusalem.
Dagelijksche zonde...............113
19de DAG. Het verblijf der allerheiligste Maagd te Nazareth.
Geestelijke leiding...............119
20ste DAG. De allerheiligste Maagd op de bruiloft van Cana.
Geestelijke dorheid..............125
21ste DAG. De allerheiligste Maagd tijdens het openbaar
leven van Jesus.
Vernederingen................132
22ste DAG. De allerheiligste Maagd aan den voet van het
kruis.
Opoffering.................138
23ste DAG. De heilige Joannes tot zoon aan de allerheiligste
Maagd gegeven.
Onthechting van zijne ouders...........144
24ste DAG. De allerheiligste Maagd in de eetzaal van Jerusalem.
De geestelijke afzondering . . ..........150
25ste DAG. Het leven van de allerheiligste Maagd na Pinksteren.
Goed voorbeeld...............15(i
20ste DAG. De Dood van de allerheiligste Maagd.
De dood der religieuze.............103
-ocr page 214-
— 212 —
27ste DAG. De Verrijzenis en de Hemelvaart van de aller-
heiligste Maagd.
Lichamelijke versterving.............Iü9
28ste DAG. De heerlijkheid der allerheiligste Maagd in den
hemel.
De heerlijkheid der religieuze in den hemel......175
29ste DAG. De heerlijkheid van de allerheiligste Maagd op
de aarde.
De verheerlijking van de religieuze op aarde.....181
30ste DAG. De verheerlijking van de allerheiligste Maagd in
het vagevuur.
IJver voor de zielen in het vagevuur........188
31ste DAG. Het allerheiligste Hart van Maria.
Godsvrucht tot het heilig Hart van Maria......19é
Akte van toewijding aan Maria. . . . ,......200
Eenige gebeden, waaraan aflaten verbonden zijn.....203
A. M. D. Q.