-ocr page 1-
Vak 87
-ocr page 2-
fT\\YY\\ \\3>2.<P£
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Vak 87
HANDBOEKJE^
VOOR DE LEDEN
AARTSBROEDERSCHAP
HEILIGE FAMILIE
JESUS, MARIA, JOSEF.
Zesde Druk.
&*-
TE LEIDEN,
bij J. N. GEIJER.
1880.
-ocr page 6-
KERKELIJKE GOEDKEURING.
GOEDGEKEURD.
f G. P. WILMER,
Bisschop van Haarlem.
II A A Kf, KM.
den 1 Junij 1864.
-ocr page 7-
VOORUEDK.
Onze beminde Moeder de II. Kerk toont voort-
durend ook daarin hare bovennatuurlijke on vrucht-
bare kracht, dat zij naar de eischen van verschil-
lende tijden en standen altoos nieuwe middelen weet
te vinden, om in dier behoeften wijselijk, gepast en
met gezegend gevolg te voorzien. Hoeveel het eigen-
lijke familie-leven, de huiselijke maatschappij in de
laatste jaren door velerlei tezamenkomende omstan-
digheden geleden heeft, kan een ieder met eigen
oogen tot zelfs in ons eigen vaderland zien, waar an-
ders met menig ander land vergeleken, huiselijke zin
en zeden wel het trouwste schenen bewaard te zijn
gebleven. Niet in het huis, maar daarbuiten is veler
meeste verkeer; nietten zijnent, maar elders zoekt
men uitspanning, genoegen, geluk; en helaas! op
wat wijze wordt dan nagejaagd, wat alleen in eigen
woning moest gezocht worden, en ook daar alleen
te vinden is. Vader, moeder, kind leven en bidden
niet genoeg met elkaar. Vele ouders zijn, ook zon-
-ocr page 8-
IV
der dat eenige noodzakelijkheid, pligt, nut of reden
het vorderen, uithuizig als om strijd, en hunne
kinderen ontvangen een geruimen tijd niet van hen
of onder hunne oogen, maar veel en verre van hen
verwijderd, eene opvoeding en vorming, waarmede
het zooveel inniger en noodiger zielsverkeer van
ouder en kind op verre na niet wordt aangevuld.
Dat er aldus geen huiselijke hand noch zin, geen
huiselijk genoegen en leven worden gekweekt, be-
wijzen de treurige gevolgen om ons heen. De liefde
der ouders jegens elkaar en hunne kinderen, en
der kinderen onderling en jegens hunne ouders
moet. er noodwendig onder lijden, en de stille deug-
den van het Christen gezin verminderen en ver-
dwijnen van lieverlede.
Maar wanorde in het gezin baart onvermijde-
lijk wanorde in de maatschappij.
Is er in \'t gezin geen ouderlijk gezag en kinder-
lijke gehoorzaamheid, geene gepaste gehechtheid
aan huis en haard, geene onderlinge godsvereering
en gebed, geen stichten en gesticht worden, geen
natuurlijke en bovennatuurlijke band van vereeni-
ging der zielen tot het ééne hooger levensdoel: hun
aller blijvende vereeniging in het hemelsch huisge-
zin, in de openbare maatschappij zal men die ge-
breken welhaast terugvinden in stuursch beheer en
wrevelige ongezeggelijkheid, of zelfs weerbarstig
verzet; in menschen zonder hart, wuft van zin, aan
geen levenskring, geen heer of meesteres ver-
knocht, tot geen enkel offer in staat. Aan gemeen-
-ocr page 9-
V
schappelijk gebed of verkeer met God, aanweder-
zijdsche stichting wordt niet eens meer gedacht, en
hiermede aller cene bestemming: hunne eeuwige
hereeniging in het gemeenschappelijk vaderhuis hier-
boven, uit het oog verloren en vergeten. De hoo-
gere, door de godsdienst gevoede liefde, welke, al-
tijd offervaardig, zich zelve niet zoekt, maar geeft,
zal wijken voor koude baat- en hebzucht, die, zelve
reeds onzedelijk, tot allo zedeloosheid voert; terwijl
de onkunde in het godsdienstige, reeds groot in ge-
volge het gemis van huiselijke overlevering, met den
dag zal toenemen en eindelijk overslaan tot ongeloof.
Zulk eene wanorde is, dit begrypt een ieder, niet
te keeren zonder het herstel van het waarachtig
Christelijk gezin.
Daarom dan is het, dat de zorgzame Moederkerk
in deze onhuiselijke tijden bijzondere middelen aan-
biedt en bevoorregt, omdat voortwoekerend verderf
tegen te gaan. Zij wil het gezin, het familieleven,
vooral onder de arbeidende klasse, behouden en
aankweeken; of waar het kwijnt, herscheppen,
verheffen, heiligen; en zij stelt ten dien einde aan
allen een even aantrekkelijk als magtig, een e ven een-
voudig als verheven toonbeeld voor oogen: het vol-
maakte huisgezin, namelijk, van \'t vergeten Nazareth
— het leven der II. Familie: Jesus, Maria, Josef.
Met op dit leven nu bijzonder te wijzen, en met
de geloovigen aan te manen, dit verborgen leven
gedurig te gedenken, en er zich in te verdiepen, van
te doordringen, het zich eigen te maken, wekt de
-ocr page 10-
VI
Kerk hen reeds op tot het vervullen eener groote
verpligting van dankbaarheid jegens den menschge-
worden God, die om onzentwille met Maria en Josef
een zoo lang en zoo diep verborgen leven heeft wil-
len leiden. Zij maant te gelijk allen aan, - kinderen,
jongelingen, maagden, echtgenooten, moeders, va-
ders, - dat hoogste toonbeeld van orde, van stil ge-
luk, van alle huiselijke deugd juist niet dat doel te
beschouwen, om het dankbaar te vereeren, innig
lief te krijgen niet alleen, maar vooral ook, om zel-
ven het in hun leven na te volgen en uit te drukken,
opdat hunne personen en gezinnen gelukkige en hei-
lige wederbeelden van de II. Familie mogen worden.
En ten einde orde, vruchtbare kracht, uitbreiding
en bestendigheid aan hare pogingen te geven, sticht
de Kerk daartoe eene eigenaardige vereeniging of
broederschap, en verleent bij de aangeboden mid-
delen ook bijzondere geestelijke gunsten, om don
uitslag van haar werk te verzekeren. Aldus ontstond
die vrome vereeniging, welke thans den schoonen
naam draagt van Aartsbroederschap der II. Fa-
milie.:
Jkscs, Mama, Joskf.
\'t Is hiermede gegaan als met de Kerk zelve en hare
bloeijendste instellingen: het mostaardzaadje is tot
een wijduitgebreiden, vruchtbaren boom geworden.
De hoogst eenvoudige, hiiiselt/Jcc oorsprong is deze.
Een braaf officier te Luik had op Pinkstermaan-
dag van het jaar 1844 de huisgenooten bij wie hij
inwoonde, en eenige werklieden uit de nabijheid
véreenigd, om zameii zich inèt goede oefeningen
-ocr page 11-
VIE
bezig te houden. De godsdienstige voorlezing, liet
stichtend gezang en gebed, kortom heel die zamen-
komst beviel dermate, dat men dadelijk besloot,
voortaan elke week op die wijze te vergaderen. Een
Pater Redemptorist nam de leiding op zich. Spoe-
dig echter was do huiselijke woning te klein, en
werd de vereeniging dat zelfde jaar op het feest van
Maria-Onbevlekte Ontvangenis in de kerk van het
klooster der Paters Redemptoristen overgebragt. De
Bisschop van Luik, Mgr. van Bommel, dadelijk van
de heilrijke strekking dier vereeniging diep over-
tuigd, bekrachtigde den 7 April 1845 dit werk met
zijn herderlijk gezag, en vestigde de Broederschap
in gezegde kerk van Maria-Onbevlekte Ontvangenis.
Op zijn verzoek en verslag der gezegende vruchten,
verleende onze II. Vader Fius IX den 20 April van
het jaar 1847 talrijke aflaten aan die vereeniging,
welke drie dagen later door Zijne Heiligheid tot
Aartshroederschap werd verheven. De drie oorkon-
den dienaangaande zijn in dit Handboekje opgeno-
men. Daar vindt men, behalve de verleende aflaten,
ook de regels, voorwaarden, oefeningen, en wat ver-
der tot deze Broederschap behoort, zoodat we dit al-
les hier niet nader te herdenken hebben. Wo merken
echter dit nog aan, dat heel de orde en inrigting
zelve der vereeniging, waar meer- en minvermo-
genden worden zamengevoerd; waar verschillende
geledingen en betrekkingen zijn van gezag en on-
dergeschiktheid; waar voor de belangen van allen,
Tooi\' de geestelijke en tijdelijke overheden, toor
-ocr page 12-
YIII
huis en haard, voor land en Kerk, voor levenden
en overledenen eenstemmig wordt gebeden, . wel-
dadig op de leden moet terugwerken, en orde,
liefde, deelneming in de gezinnen en de maatschap-
pij zal bevestigen, of allengs doen woderkeeren.
"Vermelden we nog, dat er in drie jaren tijds, in
1850, reeds meer dan 30 vereenigingen uit verschil-
lende plaatsen in de II. Familie wraren opgenomen,
en thans die broederschap, behalve door België en
ons vaderland, ook door Frankrijk, Engeland, Ame-
rika en elders verbreid is. — Daarenboven is eene
dergelijke vereeniging, afzonderlijk voor vrouwen
opgerigt, almede in vollen bloei.
De bepaalde middelen, door de Aartsbroederschap
gebruikt, om tot eene waardige; vereering en na-
volging der H. Familie te geraken, zijn het gebed,
het aanhoor en van Gods woorden liet dikteerfna-
deren tot de IIII. Salcramentcn;
middelen, die hier
zooveel te krachtiger werken, als zij meer in broe-
derlijke vereeniging, met eenparig streven, voor
het gansche gezin geschieden, en hierdoor weder
van heilzamen invloed zijn op de maatschappij,
vooral op den werkenden stand, welke, om diens
grootere overeenkomst met het Huisgezin van Xa-
zareth, door dit liefdewerk vooral gezocht en op
dat toonbeeld gewezen wordt.
Door het gebed, in onderlinge liefde gestort,
vraagt en verwerft men kracht ter trouwe pligt-
vervulling; bestrijdt men de koude zelfzucht en
eigenbaat\'; leert men naar het voorbeeld van het
-ocr page 13-
I\\
[Heilig Huisgezin, ter eere Gods en tot heil des
naasten, ook een offer, een werk, eene dienst van
liefde aan anderen wijden. De deelneming alleen
in deze Broederschap is, als gansch onverpligt en
uit eigen keuze geschiedende, reeds een werk der
vrije liefde, een verdienstelijk offer om den hemel
gebragt.
Ter bestrijding van\' onkunde, ongeloof en zede-
bederf is de verkondiging van Gods woord op die
wijze als het in de bijeenkomsten der II. Familie
plaats heeft, een bijzonder geschikt en magtig wa-
pen; terwijl daarbij ,het meermalen ontvangen der
HU. Salcramcnicn
de zielen heiligt en sterkt ter be-
oefening der pligten en deugden, welke ieder voor
zich van het Heilig Huisgezin heeft na te volgen.
Moge dit Handboekje, ten dienste der leden ver-
vaardigd, er toe bijdragen, om het verheven doel
te beter te bereiken: moge het de godsvrucht jegens
de II. Familie meer en meer ontvonken, vele en
waardige Ie Jen voor hare Broederschap helpen vor-
men, tot verzekering van hun eigen heil, tot stich-
ting van den naaste, en alles tot altijd meerdere
\'glorie van God, „ in wien wij leven, ons bewegen
,,en zijn".
-°&*ifr~
-ocr page 14-
VOOSBBHIGT BIJ BEN ZESBEN BEUK,
Ter bewaring der gelijkvormigheid, en ten be-
hoeve van de talrijke bezitters der vorige uitgaven,
is in den vierden, vijfden en zesden druk niets
veranderd.
Bij het opgeven per Sangwi/een, duiden de
letters N. M. de Nicmoe Melodiën, M. de Melo-
diën
aan, in het R. K. Jongensweeshuis te Tilburg
gedrukt, en alom voor geringen prijs verkrijgbaar.
B. wijst op de Gezangen, door J. Beebendonk te
Amsterdam uitgegeven. — Overigens heeft men
in de Broederschapskerken te \'s Hage, Schiedam,
Delfshaven, Leiden, Gouda, enz., waar dit Hand-
boekje
gebruikt wordt, op een aantal Liederen
eigene zeer gepasto melodiën. Men zie ook het
Zondagsblad voor de 11. Familie, en de Melo-
diën van Jos. Beltjens.
We maken nog opmerkzaam, dat de hoofdfeest-
dag, of het Titelfeest der Aartsbroederschap niet
de tweede, maar de eerste Zondag van Julij is, ge-
lijk het gemeld staat.
Gebruikt, godvreezende leden van het II. Huis-
gezin! dit Handboekje met veel vrucht voor uw
geestelijk leven.
-ocr page 15-
NADERE OPMERKINGEN
aangaande de op bladz. 9—18 vermelde aflaten.
Bij de opmerking van bladz. 12, en de aantee-
kening onder bladz. 10 is nog te voegen r
1.   De Leden die wettig verhinderd zijn, het
voorgeschreven bezoek van eene kerk of bidplaats
der Broederschap te doen, kunnen- hunne eigen
parochiekerk bezoeken. (Rescript van 13 Septem-
ber 1850.)
2.    Volgens algemeen Dekreet van de H. Verga-
dering der Aflaten van den 18 September 1862,
kunnen alle geloovigen, die op den duur, langdurig
ziek, of om eenig blijvend ligeliamehjk beletsel niet
in staat zijn uit te gaan,
diegenen echter uit-
genomen, welke in eene communiteit verblijven,

al de reeds verleende, of nog te verleenen volle
aflaten waartoe de II. Communie en bet bezoeken
van eenige kerk of openbare bidplaats gevorderd
worden, en welke zij anders, zoo zij in dien lig-
ehaamstoestand niet waren, ter plaatse waar zij
leven, verdienen konden, deelachtig worden: mits
zij met een waar berouw, na gebiecht, en al de
andere voorwaarden, zoo er opgelegd zijn, vol-
-ocr page 16-
XD
bragt te hebben, in plaats van de II. Communie
en liet JcerJcbczoelc,
andere goede werken, aan ieder
door zijnen biechtvader op te leggen, getrouw
vervullen.
3.    Het voorgeschreven kerkbezoek kan, gelijk op
bladz. 12 gezegd is, geschieden van de eerste ves-
per
tot sonne-ondergang van den feestdag. Doch
het gevorderd bezoek voor de aflaten der Statiën,
zoo volle als gedeeltelijke, kan enkel op de dagen
zelven der Statiën
geschieden.
4.    De volle aflaten kunnen door de Leden ver-
diend worden óf op de vastgestelde dagen, óf op
één der zeven onmiddellijk daaropvolgende dagen,
door elk Lid voor zich naar welgevallen te kiezen;
mits alle opgelegde werken van godsvrucht naar
behooren worden volbragt. (Breve van 23 Junij
1863.)
5.    De gedeeltelijke aflaten, voor de Leden alleen
gegeven, vereischen, dat de voorgeschreven wer-
ken ten minste met een rouwmoedig hart getrouw
vervuld worden.
-ocr page 17-
INHOUD.
Bladz.
Voorrede..............     in
Voorberigt bij den zesden druk......      x
Nadere opmerkingen aangaande de op bladz.
9—18 vermelde aflaten........     xi
I.
OOKKONDEN DER AARTSBROEDERSCHAP.
Herderlijke brief van Zijne D. H. den Bisschop
van Luik..............1
Apostolische Breve, bij welke talrijke aflaten
aan de Broederschap worden verleend. . . 3
Apostolische Breve, waarbij de vereeniging der
H. Familie tot Aartsbroederschap wordt ver-
heven...............6
-ocr page 18-
XIV
II.
AFLATEN.
VOLLE AFLATEN OP KENIGE FEESTDAGEN:
1.  onzes Heeren............     9
2.  der H. Maagd en Moeder Gods Maria. . .     9
3.  van den II. Josef...........    10
4.  der Broederschap...........    10
5.  van verscheidene Heiligen.......    11
Voorwaarden om deze volle aflaten te verdienen.    12
GEDEELTELIJKE AFLATEN, TE VERDIENEN:
1.  door alle leden der Broederschap. ...    13
2.  door de prefekten, onderprefekten, enz.. .    15
Gedeeltelijke aflaten der Statiën van Rome. .
    16
Echtverklaring van al deze aflaten.....
    18
III.
Voorwaarden tot de opneming in de Aartshroe-
derschap..............19
IV.
Regels en verordeningen der Broederschap. . 20
Regels voor den Prefekt.........29
-ocr page 19-
XV
Goedkeuring- dezer Regels door Z. D. H. den
Bisschop van Haarlem.........    31
V.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN.
OEFENINGEN VOOR DE WBKEL1JKSCHK BIJEENKOMST
DEK BROEDERSCHAP.
Aanroeping van den H. Geest.......    32
Veni Creator. Latijn en vertaling. ...    33
Gebed tot den H. Geest.........    35
Gebed tot de Beschermheiligen der leden en
der afdeelingen............    36
Litanie der H. Familie, met de gebeden.    38
Memorare van de II. Maagd........    42
Memorare van den H. Josef........    42
Aanroeping van Jesus, Maria, Josef. ....    43
Wijzen om geestelijk te communiceren. ...    44
Lofzang Tantum ergo, met de vertaling. . .    44
Gebed tot Jesus in het H. Sakrament. ...    45
OEFENINGEN VOOR DE MAANDELIJKSCIIE VERGADE-
RING DER PREFÈKTEN EN ONDERPREFEKTEN.
Opening der vergadering, enz.......    46
Gebed tot de H. Moeder Gods.......   47
-ocr page 20-
XVI
OEFENINGEN VOOR DE ALGEMBENE VERGADERING DER
1\'REEEKTEN EN ONDERPREFEKTEN.
Opening dezer vergadering, enz......48
Gebed tot O. L. V. der Zeven Smarten. . . 48
OEFENINGEN VOOR DE PLEGTIGE 0PDRAGT DER
LEDEN (l!L. 49).
Akte van opoffering aan de H. Familie Jesus,
Maria, Josef.............50
Formule van aanneming.........50
Gebed voor de wijding van de Medailles en
Diplomen..............52
OEFENINGEN VOOR DE GENERALE COMMUNIE.
Wanneer die gewoonlijk plaats beeft. . . . 55
Wat er onder de EL Mis gezongen wordt. . 55
OEFENINGEN VOOK DE RETRAITE.
\'s Morgens..............56
"s Avonds...............56
OEFENINGEN EN GEBEDEN GEDURENDE DE ZIELEMIS.
(HL. 56.)
Gebed voor onze overledene broeders. ... 57
Litanie van den Allerbeiligsten Naam Jesus. 60
-ocr page 21-
XVII
Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria. . 63
Litanie van den H. Josef.........G8
VI.
GODVRUCHTIGE GEZANGEN.
Groete aan het II. Sakrament. Ave vcrum, met
de vertaling op dezelfde wijs......73
Aanbidding van het II. Sakrament. Adoro Te,
met de vertaling, op dezelfde wijs. ...    74
In den Advent. Roratc coeli.......    76
In den Kerstyd. Pner nobis nascitur, met
de vertaling op dezelfde wijs......    78
In de Vasten. Farce Dominc.......    80
Osanctissima............   80
VOOB DE OVERLEDENEN.
Jesu S al vator............82
TOT DANKZEGGING.
L a u d a t e p n e r i...........82
Laudate Domi nnm..........84
Magnificat. (Lofzang van Maria.). ... 86
SMEEK- EN LOFZANGEN.
Miserere mei, Deus.........88
-ocr page 22-
XVIII
De profundis............92
KLAAGZANG.
S tab at Mater. \'(Wijzen als het Latijn.). . 94
VIL
GODVRUCHTIGE LIEDEREN.
I. Aan den H. Geest.........100
II. Aan Jesus eer!..........101
III.  De II. Familie Jesus, Maria, Josef. . . 103
IV.  Lied onzer Broederschap: 0 Godsgczin. 105
V. De II. Familie, onze troost......106
II... 108
VI. Geloofd zij Jesus Christus! \\ II. . . 109
I III. . . 110
VIL Schoon lied van het Allerh. Sakrament. 112
VIII. Vóór de II. Communie.......114
IX. Na de II. Communie........116
X. Do Heer en de ziel. Vóór de H. Com-
munie.............117
XI. Welkom. Na de \\ II. Communie. . . . 119
XII. Kerslied aan het Kindje Jesus. . . . 120
XIII.  Lofzang aan het H. Kruis......122
XIV.  Liefdezucht tot. het Kindje Jesus en zijne
H. Moeder. (Meilied.), i ; . i l I 123
-ocr page 23-
XIX
XV.DeXVGehei-| I Blijde Geheimen.. 125
men van den! IL Droevige Geheimen.127
Rozenkrans, llll. Glorierijke Geh. . 128
XVI. Jubellied aan Maria, Onbevlekt Ont-
vangen...........130
XVII. Maria-Bezoek........132
XVIII. Lofzang aan het H. Hart vanl L 1B3
Maria..........IL 135
Uil. 136
XIX. Gegroet zijt gij, Maria! . . . . 138
XX. Avondbede aan Maria.....140
XXI. Meilied...........141
XXII. Aan den H. Josef.......142
XXIII. Bede aan den II. Josef.....144
XXIV. Aan den II. Joannes......145
XXV. De H. Joannes de Dooper, Boetgezant. 140
XXVI. Lofzang aan de MI. Apostelen Petrus
en Paulus..........148
XXVII. Smeeklied aan den II. Willibrordus,
Apostel en Patroon van Neder-
land............149
XXVIII. Loflied aan de II. Moeder Anna. . 151
XXIX. Loflied aan den H. Alphonsus. . . 152
XXX. Smeekzang aan de H. Barbara, bij-
zondere Patrones voor een zalig
sterfuur..........153
XXXI. Smeekgebed tot Patroonheiligen. . 154
XXXII. Loflied aan onzen II. Engelbewaarder. 150
XXXIll. Het gebed .te Nazareth.....158
-ocr page 24-
w.
XXXIV. Maria-Tenhemelopneming. ...    159
XXXV. Ave maris Stella.— Op alle
Maria-dagen.........    161
XXXVI. Vaandellied van het H. Huisgezin.    102
XXXVII. Avondzang.........    164
XXXVIII. Dag van Gramschap......    165
-*3M$««-
-ocr page 25-
I.
OORKONDEN DER AARTS8R0EDERSCHAP.
Herderlijke brief van Zijne Hoogwaardig-
heid den Bisschop van Luik, krachtens
welken de Broederschap werd opge-
rigt voor de stad Luik.
Cornelius, door de barmhartigheid Gods
en de gunst van den H. Stoel, Bis-
schop van Luik, aan allen en aan
een ieder die deze zullen zien, Zalig-
heid in den Heer.
Wijl de vijand van het menschelijk ge-
slacht ons overal strikken heeft gespan-
nen, zouden wij ligt in ons streven naar
de eeuwige zaligheid verflaauwen, zoo wij
niet onophoudelijk door geestelijk voed-
sel werden gesterkt. Daarom is niet zon-
der reden in de Kerk het gebruik inge-
voerd, de verflaauwende liefde der geloo-
vigen door geestelijke broederschappen,
als door zoovele gezamentlijke prik-
kels en vereenigde vlammen, op te wek-
ken.
Een verzoekschrift, ons aangeboden
door den Eerw. Pater de Held, Provinciaal
van de Congregatie des Allerheiligsten
Verlossers in België, behelsde zijn verlan-
gen om in de kerk van genoemde Congre-
-ocr page 26-
2
gatie, gelegen in onze stad, en aan God
toegewijd onder de aanroeping van de Al-
lerheiligste Maagd Maria, Onbevlekt Ont-
vangen, tot meerdere eer van God en tot
opwekking der godsvrucht van de geloo-
vigen, eene vereeniging in te stellen en op
te rifften onder bescherming en aanroe-
ping der H. Familie, benevens zijne bede,
dat wij ons zouden gewaardigen, hem de
daartoe noodige volmagt te verstrekken,
te gelijk met de bekrachtiging van dit
werk door ons herderlijk gezag. Teneinde
dus aan de godvruchtige bedoelingen en
verlangens van bovengenoemden Pater
te voldoen, vergunnen en geven wij hem
de volmagt en het verlof, om in zijne kerk
vermelde vereeniging in te stellen en op
te rigten, gelijk wij die krachtens onze
magt volgens de voorgeschreven en door
ons goedgekeurde regels en statuten in-
stellen en oprigten bij deze.
Gegeven te Luik, onder onze handtee-
kening, ons zegel en de handteekening
van onzen Vikaris-Generaal en onzen Se-
kretaris, den 7 April 1845.
f COKNEIIUS,
Bisschop van Luik.
Op last van Zijne Hoogwaardig heid,
J. P. A. J. Bekkers,
Sekretaris.
-ocr page 27-
3
APOSTOLISCHE BREVE,
BIJ WELKE TALRIJKE AFLATEN AAN DE BROEDERSCHAP
WORDEN VERLEEND.
PIUS IX, Paus,
ter altijddurende gedachtenis.
Daar er, gelijk Wij vernomen hebben,
in de kerk van O. L. V. Onbevlekte Ont-
vangenis te Luik, eene godvruchtige
broederschap of vereeniging van geloovi-
gen van beider geslacht bestaat, wettig
opgerigt onder den titel van de Heiliok
Familie, welker leden zich op zeer vele
werken van godsvrucht en liefde toeleg-
gen ; en daar diezelfde geloovigen Ons
hebben doen verzoeken, hunne vereeni-
ging met de heilige schatten der aflaten
te willen verrijken : zoo hebben Wij goed-
gevonden, die godvruchtige verlangens
in den Heer te bewilligen. Weshalve Wij,
vertrouwende op de goedertierenheid van
den Almagtigen God, en steunende op het
gezag zijner gelukzalige apostelen Petrus
en Paulus,barmhartiglijk in den Heer aan
alle geloovigen van beider geslacht, die
in voornoemde vereeniging in het ver-
volg zullen worden opgenomen, verleenen
een vollen aflaat op den dag hunner intre-
de, mits zjj met een waar berouw biech-
-ocr page 28-
■I
ten en communiceren; evenzoo aan alle
reeds ingeschreven, of later in de broe-
derschap in te schrijven broeders en zus-
ters vollen aflaat in het sterfuur, mits zij,
na met een waar berouw gebiecht en ge-
communiceerd te hebben, of zoo hun dit
niet mogelijk is, ten minste met berouw
den naam van Jesus godvruchtig met den
mond, zoo \'t hun mogelijk is, of althans
met het hart aanroepen; eveneens een
vollen aflaat aan al de broeders en zusters
van gemelde vereeniging, tegenwoordige
en toekomende, op elk der feestdagen
vermeld in de artikelen 19, 20 en 21 der
statuten van de vereeniging, mits zij, na
met een waar berouw gebiecht en gecom-
municeerd te hebben, op die dagen god-
vruchtig de kerk, de kapel of de bid-
plaats dierzelfde vereeniging bezoeken
in den tijd tusschen de eerste vespers
tot aan zonne-ondergang, en daar god-
vruchtig bidden voor de eendragt
onder de Christen vorsten, de uitroei-
jing der ketterijen en de verheffing
van onze Moeder de H. Kerk. Daar-
enboven verleenen Wij in den vorm bij
de Kerk in gebruik, aan de broeders en
zusters van voormelde vereeniging, tegen-
woordige en toekomende, kwijtschelding
-ocr page 29-
5
van honderd dagen der straffen, die
hun zijn opgelegd, of die zij hoe dan
ook schuldig zijn, eiken keer dat zij ten
minste rouwmoedig tegenwoordig zijn
bij de godvruchtige bijeenkomsten der
vereeniging, of eenig ander goed werk,
bij haar in gebruik, verrigten.
Wij vergunnen ook in den Heer, dat
alle en iedere dezer aflaten, kwijtschel-
dingen van zonden en straften, kunnen
worden toegevoegd, bij wijze van voor-
spraak, aan de zielen der geloovigen, die
in de liefde Gods uit deze wereld zijn ge-
scheiden. Niettegenstaande alles wat
hiermede in strijd zoude zijn. Echter is
het Onze wil, dat, indien vroeger eenige
andere dergelijke aflaat aan de voor-
noemde broeders en zusters voor het ver-
rigten der bovenstaande werken voor al-
toos of voor een nog niet verstreken tijd
is verleend, deze herroepen zij, gelijk Wij
ze door Onze Apostolische magt herroe-
pen bij deze; eveneens dat, indien voor-
melde broederschap reeds bij eenige aarts-
broeclerschap is ingelijfd, of naderhand
wordt ingelijfd, of op welke wijze ook met
de eene of andere vereenigd, of onder
welken vorm ook wordt opgerigt,
de eerste en alle andere Apostolische
1
-ocr page 30-
(i
Breven hun volstrekt tot niets dienen,
maar van dan af en door dat alleen alle
kracht verliezen.
Gegeven te Rome, bij de H. Maria de
Meerdere, onder den Visschersring, den
20 April, 1847, het eerste jaar van Onze
Pauselijke Regering.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambeuschini,
L f S.
                        A. Pecchioni, Substituut.
APOSTOLISCHE BREVE,
WAARHI.J DB VEBEENIGING DER H. FAMILIE TOT AAJiTS-
BROÉDEBSCHAP WORDT VERHEVEN.
PIUS IX, Paus,
ter altijddurende gedachtenis.
Aan de godvruchtige vereenigingen der
geloovigen, wier zorg en toeleg de beoe-
lening van werken van godsvrucht, en
de behartiging der zaligheid van den
naaste ten doel hebben,verleenen Wij vol-
gaarne bijzondere blijken Onzer opper-
herderlijke welwillendheid. Wijl nu de
broeders van de vereeniging, opgerigt
onder den titel van de heilige familie
in de kerk van O. L. V. Onbevlekte Ont-
vangenis te Luik in België, welke ver-
eeniging voornamelijk het zieleheil der
behoeftige werklieden behartigt, Ons ne-
-ocr page 31-
7
derig gesmeekt hebben, aan gemelde ver-
eeniging den titel en de voorregten van
aartsbroederschav te verleenen: zoo heb-
ben Wij, in aanmerking nemende de gees-
telijke vruchten door haar voortgebragt,
vruchten, welke eene getuigenis van
groot gewigt*) Ons verzekert zeer over-
vloedig te zijn, goedgevonden, de wen-
schen en het verzoek dier broeders in te
willigen.
Dientengevolge een bijzonder blijk van
Onze welwillendheid wenschende te
schenken aan allen ten wier gunste Wij
deze brieven afgeven, en hen, alleen ten
dien einde, ontslaande en voor ontslagen
houdende van alle vonnis van excommu-
nicatie en interdict en van alle andere
kerkelijke censuren, sententiën en straf-
fen, op welke wijze en uit welken hoofde
dan ook gewezen, in zoover ze hen mog-
ten hebben getroffen, verheffen Wij ge-
noemde vereeniging, opgerigt te Luik
onder den titel van de heilige familie,
door Ons Apostoliesch Gezag bij luid van
deze tot den titel van aartsbroederschap,
en verleenen haar en deel en haar mede
alle en iedere regten en voorregten,
3) Van Mgr. van Bommel, Bisschop van Luik
-ocr page 32-
8
welke de overige aartsbroederschappen
uitoefenen en genieten, of kunnen, of zul-
len kunnen uitoefenen, en genieten. Wij
verleenen haar bij gevolg het regt, om
andere vereenigingen van denzelfden
naam en van dezelfde instelling, echter
buiten de voormelde stad, en overeen-
komstig hetgeen is voorgeschreven in de
Constitutie, ten dien aanzien door Onzen
Voorganger Clemens VIII zaliger ge-
dachtenis gegeven, in zich op te nemen,
benevens het regt om aan voormelde ver-
eenigingen al de voorregten en aflaten
mede te doelen, welke de Aartsbroeder-
schap door ons opgerigt bezit.
Dit verleenen en staan Wij goedgun-
stig toe, niettegenstaande alle Apostoli-
sche, en in generale en provinciale en
synodale conciliën uitgevaardigde alge-
meene of bijzondere constitutiën en or-
donnantiën, en al hetgeen er mede zoude
strijden.
Gegeven te Rome bij de H. Maria de
Meerdere, onder den Visschcrsring, den
23 April 1847, het eerste jaar Onzer Paii-
selijke Regering.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambruschini,
L f S.
                        A. Picchioni, Substituut.
-ocr page 33-
II.
vergund door Zijne Heiligheid Pius IX,
aan de .Aartsbroederschap der H. Fa-
milie, alsook aan al de vereenigingen,
zamengesteld uit geloovigen van beider
geslacht, die in de voornoemde Aarts-
broederschap zijn opgenomen.
VOLLE AFLATEN OP DE VOLGENDE FEESTDAGEN.
1. Onzes Meeren.
Kersmis; Driekoningen; de Opdragt in
den tempel, 2 Februari); de Vingt naar
Egypte, 4 zondag van April; Pasehen;
Hemelvaart; H, Sakranientsdag,donder-
dags na het feest der H. Drievuldigheid;
het H. Hart van Jesus, vrijdags na het
octaaf van het H. Sakrament; den Aller-
heiligsten Verlosser, 3 zondag van Julij;
Kruisverheffing, 14 September.
2. Der Heilige Maagd en Moeder Gods
Maria.
De Geboorte van MnrtH:f< September:
üdzu i-duyg J£fyuw Y»n Smarten, \'ó zondag
-ocr page 34-
10
van September en vrijdags na Passiezon-
dag; de Tenhemelopneming, 15 Augus-
tus ; * het Allerheiligste en Onbevlekte
Hart, zondags na het octaaf van Maria-
Tenhemelopneming J); en voor het god-
vruchtig vieren der Meimaand.
4. Van den E. Josef.
Den 19 Maart, en op hetBescherm-
feest, den 3 zondag na Paschen.
4. Der Broederschap.
De oprigting onzer vereeniging op
Pinkstermaandag.
Des zondags na den 7 April, feest
van de kerkelijke oprigting dor Broe-
derschap.
Den eersten zondag van Julij, den
voornaamsten feestdag der broeder-
schap. (Art. 19.)
Den 8 December, feestdag der Onbe-
vlekte Ontvangenis van Maria, waarop
de broederschap is overgebragt naai-
de kerk van O. L. V. van de Onbe-
vlekte Ontvangenis te Luik.
1) Do allaten met dit teeken (*) aangeduid, ziju bijeene
latere vergunning, namelijk van den 13 Julij 1850, toege-
staan, en kunnen door alle geloovigen verdiend worden, mits
zij de kerk of openbare bidplaats bezoeken, waar de broe-
derschap is opgerigt, en de gewone aflaatgebeden volbrengen.
(Zie verder de opmerkingen achter de voorrede.)
-ocr page 35-
II
* Den 23 April, den dag, waarop deze
vereeniging tot Aartsbroederschap is
verheven.
Op den dag, dat de leden de plegtige
akte van opoffering doen en in de broe-
derschap ingelijfd worden.
5. Van verscheidene Heiligen.
Den 18 Maart, den H. Aartsengel Ga-
briël.
Den 5 Aprihde Z. Juliana van Cornillon.
Den 29 Junij, de HH. Apostelen Pe-
trus en Paulus.
*  Den 26 Julij, de H. Anna.
*  Den 2 Augustus, den H. Alphonsus.
*  Den zondag onder het octaaf van 0. L.
V. Tenhemelopneming, den H. Joachim.
Den 1 zondag van September, de HH.
Engelen-Bewaarders.
Den 29 September, den H. Aartsengel
Michaël.
Den 1 November, Allerheiligen.
Den 2 November, Allerzielen.
Het feest van den Patroonheilige voor
elk lid en van den Beschermheilige voor
de geheele afdeeling.
*  Het feest van den Patroonheilige der
plaats waar de broederschap is opgerigt.
*  Verder volle aflaat voor hen, die het
-ocr page 36-
12
H. Sakrament bij de Processie vergezel-
len; — en voor die in het uur van ster-
ven den H. Naam van Jesus met den
mond, of dit niet kunnende, althans met
het hart aanroepen.
Eindelijk de volle aflaten der Statiën
van Rome, op Witten Donderdag. Pa-
schen, \'s Heeren Hemelvaart, en Kers-
mis; alsmede de hierna volgende ge-
deeltelijke aflaten.
OPMERKOO.
051 defle volle aflaten te kuhnkm vebdienen ,
woedt vereischt: bat men
l°.Met ware gevoelens vanboetvaardig-
heidzijne zonden biechte en communicere.
2°. De kerk, of openbare bidplaats be-
zoeke, waar de broederschap is opgerigt,
tusschen de eerste vespers der feestdagen
en zonne-ondergang van den dag. Zou •
den de vernielde feesten op een werkdag
invallen, dan kunnen de aflaten den daar-
opvolgenden zondag verdiend worden.
Al deze volle, alsmede de hierna vol-
gende gedeeltelijke aflaten zijn toepasse-
lijk op de afgestorvene zielen m hei.
vagevuur. {Zie venter achter de voorrede.)
-ocr page 37-
13
fi EDEELTELIJKE AFLATEN.
Honderd dagen aflaat voor de leden
der broederschap:
1.   Die de wekelyksche vergadering
bijwonen.
2.  Die het een of ander goed werk,
daarbij in gebruik, verrigten.
Deze aflaat kan derhalve verdiend
worden:
I. DOOR ALLE LEDEN DER BROEDERSCHAP.
1.   Met eiken morgen de werken van
den dag aan Jesus, Maria, Josef op te
dragen.
2.   Met \'s morgens en \'s avonds drie-
maal het Wees fjefjroet te .bidden, wat
de H. Alphonsus zoozeer aanbeveelt.
3.    Met \'s morgens en \'s avonds het
Onze Vader en Wees (jefjroct te bidden, ter
eere van den Patroonheilige des jaars.
4.   Met geestelijk te communiceren.
5.  Met \'s avonds, alvorens men zich
ter ruste begeeft, zijn geweten te on-
derzoeken.
6.    Met op de werkdagen in de H.
Mis tegenwoordig te zijn.
7.   Met zieken, armen, kranken, ge-
vangenen, hospitalen te bezoeken.
8.  Met de lijkdienst, welke de broe-
-ocr page 38-
14
derschap voor de overledenen laat ver-
rigten, bij te wonen.
9.  Met zich bereid te toonen, om die
zich aanbieden voor de broederschap,
te vergezellen \').
10.  Met de gevaarlijke gezelschappen
en vermaken te vlugten, of ook ande-
ren er een afschuw voor in te prenten,
alsook met het lezen van kwade boe-
ken en dagbladen, enz. te vermijden.
11.  Met vijanden te verzoenen.
12.  Met geduldig de vernederingen,
de verachting en de beleedigingen te
verdragen, enz.
13.  Met de ligchamen der overlede-
nen ter begraafplaats te vergezellen.
14.    Met eenig liefdewerk, hoedanig
ook, jegens de broederschap uit te oefe-
nen.
15.    Met godvruchtig de bijeenkom-
sten ter aanleering der lofzangen en
geestelijke liederen bij te wonen.
16.   Met het Heilig Sakrament te ver-
gezellen, wanneer het aan zieken gebragt
of in processie rondgedragen wordt.
17.    Met het Allerheiligste Sakra-
1) Men zie de aanmerking onder Art. 14 der regels.
-ocr page 39-
ir,
ment te bezoeken, bijzonder gedurende
het 40-uren-gebed.
18.  Met preken, octaven, of novenen
bij te wonen.
19.  Met de godslasteringen te hel-
pen uitroeijen.
20.  Met een armen zondaar van zij-
nen dwaalweg terug te brengen.
II. DOOR DE 1\'REFEKTEN, ONBERPREFÉKTKN, SEKRE-
TABIS8KN EN ANDEREN, DIE EENE BEDIENING IN
DE BROEDERSCHAP WAARNEMEN.
1.   Met de bijzondere vergaderingen,
waarvan de regels Art. 12 spreken, bij
te wonen.
2.  Met de liefdepligten, aan hunne
bediening verbonden, te "vervullen.
3.  Met de zieken hunner afdeeling
te bezoeken.
4.  Met de leden hunner afdeeling
aan te moedigen tot het ontvangen
der Heilige Sakramenten op de feest-
dagen van de Broederschap.
Gegeven te Rome, bij de H. Maria
de Meerdere, onder den Visschersring,
den 20 April 1847.
Voor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambrusciiini,
A. Picchioni, Substituut.
-ocr page 40-
16
GEDEELTELIJKE AFLATEN DiïR STATIËN\' VAN ROME.
1.   Op Asch-woensdag en den 4 zondag-
van de vasten, 15 jaren en 1öquadragenen.
2.   Op Palmzondag, 25 jaren en 25
quadragenen.
3.  Op Goeden Vrijdag, en Paasch-za-
turdag, 30 jaren en 30 quadragenen.
4.  Op de andere nog niet vermelde
zon- en werkdagen van de vasten, 10
jaren en 10 quadragenen.
5.  Alle dagen, van Paasch-maandag
tot on met zondag Beloken-Paschen,
30 jaren en 30 quadragenen.
6.   Op de vigilie van Pinksteren, 10
jaren en 10 quadragenen.
7.   Op Pinkster-zondag en iederen dag
van liet octaaf tot en met zaturdag,
30 jaren en 30 quadragenen.
8.  Op den 1, 2 en 4 zondag van den
Advent, 10 jaren en 10 quadragenen.
9.   Op den derden zondag van den
Advent, 15 jaren en 15 quadragenen.
10.   Op de vigilie van Kersmis, Kers-
mis-nacht en in de eerste Kersmis, 15
jaren en 15 quadragenen.
11.   Op de drie dagen die Kersmis vol-
gen, op do Besnijdenis, Drie-Koningen,de
zondagen van Septuagesima, Sexagesima
-ocr page 41-
17
en Quinquagesima, 30 jaren en 30 qua-
dragenen.
12.  Op de drie dagen van eiken qua-
tertemper, 10 jaren en 10 quadragenen.
13.  Op den feestdag van den H. Marcus
en op de drie Kruisdagen, 30 jaren en
30 quadragenen.
Volgens een besluit van de H. Ver-
gadering der aflaten, 9 Julij 1777.
GEPRIVILEGIEERD ALTAAR VAN* DE II. FAMILIE.
Breve: „Volgens verzoek J) in bijzon-
„ der gehoor heeft Zijne Heiligheid Pius
„ IX uitdrukkelijk verklaard: dat Hij
„ gaarne de gunst toestond van het al-
tare privüegiatum quotidianum et perpe-
tuum onder den titel van de Heilige
„ Familie, zoodat ieder priester, die aan
„ hetzelve de H. Mis opdraagt voor de
„ zielen der overledenen van de vereeni-
ging, eenen vollen aflaat kan ver-
„ krijgen."
Gegeven te Rome, in het Sekreta-
riaat van de H. Vergadering der Af-
laten, den 9 Julij 1850.
F. Cavd. AsQiiNirs, Prcf.
Jac. Gallo,
Sekr.
\\) Van d« oversten der Vergadering van den Allerheilig-
sten Verlosser in België,
3
-ocr page 42-
18
KCHTVBBKLABÏNG VAN AL DEZE AFLATEN.
Indulgentias hoc libello contentas ut
authenticas rccognovimus, easque in lo-
cis nostrae jurisdictionispromulgari per-
mittimus.
Datum Hagae Comitum,
die 16 mensis Februarii 1853.
C. BELGRADO.
SSmi Dni nostri Pii divina pro-
videntia PP. IX, Antistes clo-
wwsticus, protonotarius aposto-
licus, Vice-Superior Missionis
Hollandiae, etc.
-ocr page 43-
1!)
III.
VOORWAARDEN,
TOT DE OFNEWKO IN DE BROEDERSCHAP VAN DE
HEILIGE FAMILIE.
Opdat eene bijzondere congregatie of
vereeniging in de moeder-congregatie
van de H. Familie kunne opgenomen
worden, en deel hebben aan de aflaten en
voorregten, welke Z. Heiligheid Pms IX
aan de Aartsbroederschap verleend
heeft, moet zij liet volgende nakomen.
1.  De vereeniging moet door den Bis-
schop van het Diocees opgerigt worden.
2.  Moet men bij den algemeenen Be-
stuurder der Aartsbroederschap, te Luik
bij de Eerw. PP. Redemptoristen, of daar
waar de zetel der Aartsbroederschap bij
vergunning van Zijne Heiligheid zou
verplaatst worden, de uitdrukkelijke
aanvraag doen om in gemelde Aarts-
broederschap van de Heilige Familie
opgenomen te jWorden. Op deze twee
voorwaarden zendt de algemeene Be-
stuurder een brief van aan- of opne-
ming, die aan de bijzondere congre-
gatie het regt toekent om de aflaten
en de andere voorregten te genieten.
-ocr page 44-
20
IV.
REGELS EN VERORDENINGEN
VAN\' PE BROEDERSCHAP DER H. FAMILIE
JESUS, MARIA, JOSEF.
Art. 1. Het doel der vereeniging is:
de H.FAMiLiE,bestaande uit JesusChristus,
den menschgeworden Zoon Gods, zijne Al-
lerheiligste Moeder Maria en den H. Josef,
zijnen Voedstervader, te vereeren, en aan
de Katholieken van beider geslacht, van
allen leeftijd en stand, eene heilzame ge-
legenheid te verschaffen, om met zeker-
heid den weg van het goed en der
deugd te bewandelen.
Art. 2. De middelen bij do vereeniging
in gebruik, om haar edel en nuttig doel
te bereiken, zijn: het gebed, het hooren
der prediking van Gods woord en het
dikwerf naderen tot deHH.Sakramenten.
Art. 3. De vereeniging is gesteld onder
het gezag en de bescherming van den Bis-
schop van hetdiocees, waar zij opgerigt is.
Art. 4. De vereeniffmff wordt in het
o o
algemeen bestuurd door den tijdelijken
Pastoor der parochie, in welke zij is
opgerigt, of door eenen /an hem daartoe
benoemden Priester.
-ocr page 45-
21
Art. 5. Zij wordt verdeeld in afdeelin-
gen van een bepaald getal leden. Iedere
afdeeling wordt onder de bescherming
gesteld van een Heilige. Aan het hoofd
van iedere afdeeling staat een Prefekt,
door den Bestuurder gekozen. Den Pre-
fekt wordt de vervulling eeniger pligten
van liefde en zorg opgelegd. Hem wordt
toegevoegd een Onderprefekt, gekozen
uit zijne afdeeling. Dezes pligt is, den
Prefekt bij te staan, en hem in geval
van afwezigheid te vervangen.
Art. G. De Bestuurder van de veree-
niging kiest daarenboven uit hare leden
één of meer Sekretarissen, alsook de an-
dere beambten, aan welke de congregatie
behoefte mogt hebben. Hij kan hen naar
goedvinden door anderen doen ver-
vangen.
Akt. 7. De leden der H. Familie verga
ren ééns in de week, op den dag door den
Bestuurder bepaald. Deze vergaderingen
worden toegewijd aan het gebed en het
aanhooren van Gods woord: zij zijn eene
aangename afwisseling van het eene en
liet andere.
Art. 8. Iedere afdeeling neemt in do
kerk der veree iging de haar aangewezen
plaats in, en ieder lid van de Congregatie
-ocr page 46-
22
beware liet nummer der afdeeling waarin
hij geplaatst is, althans zoolang de Be-
stuurder hem geene andere plaats aan-
wijst.
Art. 9. De leden der vereeniging over-
tuigen zich wel, dat zij allen kinderen
zijn der congregatie van de Heilige Fa-
milie, en bijgevolgBroeders, in wier mid-
den de hartelijkste liefde moet heerschen.
Zij moeten dus wel weten, dat ergeen on-
derscheid bestaat tusschen de verschil-
lende afdeelingen waarin zij geplaatst
zijn; de laatsten toch zijn zooveel als de
eersten, en de eersten zooveel als de
laatsten.
Men hechte aan deze rangschikking
veel gewigt, dewijl zij eene noodzakelijke
voorwaarde is voor de instandhouding
der goede orde in eene talrijke congre-
gatie, die zonder dit middel aanleiding
zou geven tot verwarring.
Art. 10. De oefeningen vangodsvrucht,
die in de bijeenkomsten gewoonlijk zullen
gehouden worden, zijn: de Litanie van de
Heilige Familie,het gebed: Gedenk, o yoe-
dertierenste Maagd,
een gedeelte van den
Bozenkrans, het onderzoek van geweten,
de geestelijke Communie, de aanroeping
van de Heilige Patronen des jaars, en van
-ocr page 47-
23
die der afdeelingen. Eindelijk worden
de bijeenkomsten gesloten met den ze-
gen van het Allerheiligste Sakrament.
Art. 11. Zonder voorloopige verwitti-
ging van den Prefekt of Önderprefekt,
zal zich niemand aan de bijeenkomsten
mogen onttrekken.
Art. 12. Iedere Prefekt, vergezeld van
zijnen Önderprefekt, zal ééns in de maand,
op den hem bepaalden dag, aan den Be-
stuurder rekening afleggen van de afdee-
ling aan zijne liefderijke zorgen toever-
trouwd. Hij moet hem bekend maken, of
en hoe dikwijls iemand, zonder reden en
zonder voorkennis, van de bijeenkomsten
afwezig zij geweest. Het wordt vervol-
gens aan het oordeel van den Bestuurder
overgelaten, of men de in gebreke zijnde
leden buiten de vereeniging moet sluiten.
De Sekretarissen vervoegen zich insge-
lijks, op eenen bepaalden dag van iedere
week, bij den Bestuurder. — Daarenbo-
ven vereenigen zich alle beambten der
congregatie viermaal in hetjaaropeen
bepaald uur van den zondag, onmid-
dellijk volgende op den quatertemper,
om gezamentlijk te bidden, en om van
den Bestuurder onderrigtingen te ont-
vangen, geschikt om den ijver van de
-ocr page 48-
21
gelieele congregatie te onderhouden.
Art. 13. Die in de vereeniging met
eene bediening is belast, zal, indien hij
de uitgestrektheid zijner pligten be-
grijpt, wel verre van hieruit eene reden
te nemen, om zich boven zijne medebroe-
ders te verheffen, zich integendeel meer
gedrongen voelen, om hen door een voor-
beeldig leven, maar bijzonder door eene
stiptere naleving der regels en verorde-
ningen van de congregatie te stichten.
Art. 14. Die in de congregatie der
Heilige Familie verlangt opgenomen te
worden, moet zich door een lid van ge-
zegde vereeniging, of door een ander
aanbevelenswaardig persoon, doen voor-
stellen a;m den Bestuurder, die, na zich
vau zijne zeden, woonplaats en betrek-
king te hebben verzekerd, hem tot de
beproeving zal kunnen toelaten).
Art. 15. Na den proeftijd, die onbe-
paaldzal duren, enai hangen vanhetgoed
gedrag, alsook van den ijver, waarmede
1) Nieuwe leden in de Broederschap brengen, lïïekereen
bewijs van liefde en toegenegenheid voor hoar: nogtan» i-i
het ten sterkste af te raden, iemand voor te drogen, ilie niet
genoegzaam bekend is, of den ouderdom Van 18 jnreu nog
niet bereikt heaft; het is xr\'U lakrtuswaardig en der ver-
eeniging zeer schadelijk, ie\'mend tot haat te brengen, van
wieu ze niets dan oneer en verdriet, te wachten heeft.
-ocr page 49-
25
hij die wenscht opgenomen te worden, de
bijeenkomsten bijwoont, zal hij zijne pleg-
tige intrede doen in de Broederschap door
het ontvangen der HH. Sakramenten, en
door de akte van opoffering aan Jesus,
Maria, Josef. Daarna wordt hem een open
brief van aanstelling als lid der Broeder-
schap overhandigd. Mede verkrijgt hij
het res,\'t tot het draden van het onder-
scheiclingsteeken d er Broederschap.
Art. 16. Do verpligtingen, welke de le-
den der vereeniging op zich nemen zijn
verpligtingen geheel van liefde. In het al-
gemeen zijnzij gehouden te leven als goede
Christenen, als voortreffelijke jongelie-
den, als uitmuntende huisvaders. Immer
zullen zij vermijden de gevaarlijke gezel-
schappen, het lezen van slechte boeken of
dagbladen, de gevaarlijke speelplaatsen,
in één woord alles wat hen tot zonde
zou brengen.
In het bijzonder zullen zij iederen dag,
behalve het vervullen der pligten vaneen
goed Christen, nog lu \'s morgens de wer-
ken van den dag aan Jesus, Maria, Josef
opdragen, en deze opdragt door den dag
nu en dan vernieuwen; 2\'J \'s avonds hun
geweten onderzoeken en geestelijk com-
municeren.
-ocr page 50-
26
Art. 17. Als een der leden ziek wordt,
zal hij den Bestuurder hiervan verwitti-
gen \'), opdat deze ditterkennissebrenge
van de medebroeders, die allen altijd in
elkanders lijden moeten deel nemen, en
slechts één hart en ééne ziel uitmaken, ge-
lijk de eerste geloovigen der Kerk. Men
moet hen door deze opregt broederlijke
liefde van anderen kunnen onderscheiden.
En na elkander in het leven bemind te
hebben, zullen zij nog na den dood elkan-
der liefde toedragen. Daarom zal de ver-
eeniging eene lijkdienst doen verrigten
voor ieder lid, dat tot aan den dood in de
congregatie zal hebben volhard.
Art. 18. De Heilige Patrouen van het
jaar worden aan elk lid, in de bijeenkomst
onmiddellijk den eersten Januarij vooraf-
gaande, door het lot aangewezen 3).
Art. 19. Het titelfeest der Heilige Fa-
milie, dat ook het Patroonfeest is van de
Aartsbroederschap, wordt gevierd op den
eersten zondag van Julij. Op dien feest-
dag heeft gewoonlijk dealgemeene Com-
munie plaats en de plegtige aanneming
J) Door den Prefekt of Onderprefelrt.
2) Ieder trachte zich de bescherming van zijn Patroon-
heilige waardig te maken, door dagelijks een Onze Vuiler
en Wees gegroet ter zijner eert; te bidden, maar vooral door
zijne deugden na te volgen.
-ocr page 51-
27
tot loden van de Broederschap, door akte
van opoffering aan Jesus, Maria, Josef.
Art. 20. De overige feesten van de
Aartsbroederschap zijn: maandag van
Pinksteren, liet feest van de oprigting
der congregatie (dezen dag vernieuwen de
leden plegtig hunne doopbeloften); het
feest van de Onbevlekte Ontvangenis, de
dag waarop de vereenigingvan de plaats
harer opkomst werd overgebragt naar
de kerk van O. L. Vrouw Onbevlekt Ont-
vangen; zondag na den 7 April, het feest
van de kerkelijke oprigting der vereeni-
ging door Mgr. Antonius Richardus van
Bommel, Bisschop van Luik, in het jaar
1845. — De feesten van Kersmis,—Drie-
Koningen, — der Opdragt van Christus in
den tempel, — der vlugt naar Egypte, 4
zondag van April, —vanTaschen,—van
O. H. Hemelvaart; van het Allerheiligste
Sakrament; van het Heilig Hart, vrijdags
na het Octaaf van H.Sakramentsdag, van
den Allerheiligsten Verlosser, 3 zondag
van Julij; van Kruisverheffing, 14 Sept.;
van Maria\'s Geboorte, en Tenhemelopne-
ming, en Onze Lieve Vrouw der Zeven
Smarten, vrijdag na Passie-zondag en den
3 zondag van Sept.; van den H. Josef, 19
Maart, en der Bescherming van den H.
-ocr page 52-
28
Josef, 3 zondag na Paschen; van den H.
Michaël, 2!) Sent.; van H. Gabriël, 18
Maart; van de HH.Engelen-Bewaarders,
2 October; van de HH. Petrus en Paulus,
29 Junij; van den H. Alphonsus Maria de
Lio-uori, 2 Augustus: van den H. Carolus
Borromaeus, 4 November; van de H. Te-
resia, 15 October; van de H. Juliana van
Cornillon, 5 April; van Allerheiligen en
Allerzielendag.
Ieder lid behoort ook de maand van
Maria ijverig te vieren.
Eindelijk is de dag, aan ieders Pa-
troonheilige toegewijd, voor elk lid in ■
het bijzonder, en die van den Bescherm-
heilige der afdeeling, voor elk dezer le-
den in het algemeen, een feestdag.
Art. 21. De leden zullen op do ver-
schillende feestdagen de oefeningen ver-
rigten, bij de vereeniging in gebruik.
Evenwel rust op hen de verpligting niet,
hunnen arbeid daarom te verzuimen.
Indien deze feesten op een werkdag
invallen, worden zij tot den naast vol-
genden zondag uitgesteld.
Art. 22. Ieder lid, welks gedrag
berispelijk is en dat, niettegenstaande de
herhaalde vermaningen van den geeste-
lijken Bestuurder, zich niet wil verbete-
-ocr page 53-
29
ren,wordt buiten de vereeniging gesloten.
Art. 23. Indien in vervolg van tijd de
ondervinding zou leeron, dat nog an-
dere regels of verordeningen nuttig of
noodzakelijk zijn, zullen deze bij wijze
van bijvoegsel in het Handboekje wor-
den opgenomen, evenwel onder voor-
waarde, dat zij de goedkeuring van Z.
D. Hoogwaardigheid wegdragen.
REGELS VOOR DEN PREÏKKT.
De verpligtingen, welke eenPrefekt
bij de aanvaarding zijner bediening op
zich neemt, kunnen naar den geest dei-
statuten tot de volgende <rebra<>:t worden.
1° De Prefekt wake zorgvuldig op de ge-
trouwe nakoming der regels in zijne
afdeeling; hij trachte steeds hare leden
daartoo op te wekken door een voor-
zigtigen en liefdevollen ijver.
2° Hij zorge ook voor de handhaving
der eenmaal bepaalde rangschikking
en plaatsing van de leden zijner af-
deeling. Hij kan zonder uitdrukkelijk
verlof van den Bestuurder hierin nim-
mer eene verandering maken.
3° Den Prefekt is tevens opgedragen
eene naauwkeuriire aanteokenin<? te
houden van namen, voornamen, be-
-ocr page 54-
30
roep en woonplaatsen der leden zij-
ner afdeeling, en den Bestuurder
kennis te geven van de verhuizingen,
beroepsveranderingen, enz.
4° Mede wordt den Prefekt dringend
aanbevolen, met de meeste naauwge-
zetheid op eene daartoe ingerigte lijst
aan te teekenen, wie der leden met of
zonder de voorkennis, waarvan in Art.
11, de wekelijksclie bijeenkomsten
niet heeft bijgewoond, alsook wie zon-
der eenige gegronde reden bijna al-
tijd de lijkdienst verzuimt.
5° Is de onderlinge liefde der Broeders
algemeen voorgeschreven (Art. 9), veel
meer is zij het den Prefekt jegens de
leden zijner afdeeling; daarom ver-
zuime hij niet, hen gedurende het jaar
nu en dan te bezoeken, vooral in
ziekte of andere rampen.
6° "Wil de Prefekt ofOnderprefekt op eene
waardige en voor den hemel verdien-
stelijke wijze zijn ambt waarnemen,
dan geve hij aan de leden zijner af-
deeling het voorbeeld van een opregt
Christelijk en deugdzaam leven, in het
bijzonder dat eener stipte nakoming
van de statuten der Broederschap.
7° Volgens Art. 5 isaandenOnderprefekt
-ocr page 55-
:;i
opgedragen, zijnen Prefekt bij te staan
en in geval van afwezigheid te ver-
vangen. De Onderprefekt kan dus
zonder voorkennis van den Prefekt
nooit ambtshalve met de leden zijner
afdeeling spreken of ze bezoeken.
Evenwel is het den Prefekt hoogst aan
te raden, zijnen medehelper in de ver-
vulling zijner pligten te doen deelen.
GOEDKEURING.
Bovenstaande regels worden door Ons
bij deze goedgekeurd en bekrachtigd,
voor alle parochiën waar de Broeder-
schap der II Familieisopgerigt, of\'in het
vervolg opgerigt zal worden; zóó nog-
tans, dat Wij Ons en Onzen opvolgers
voorbehouden, daarin die wijzigingen
of bijvoegingen te verordenen, als Ons
naar bevind van omstandigheden dien-
stig zal schijnen, om het doel der Broe-
derschap te beter te bereiken.
De getrouwe naleving dezer regels
wordt aan de leden door Ons ten zeer-
ste aanbevolen.
Gegeven te Haarlem, den 1 Junij 18G4.
f Gerardus Petrus Wilmer,
Bisschop van Haarlem.
-ocr page 56-
:;-2
v.
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
m.r ds «RoKDEitseriAP nr oebiuik.
Oafaainjaa voor de \'wekelijksche taijoen-
komst dor Broederschap.
(Art. 7 en 10.)
1". Het gebed van den H. Rozenkrans,
geheel of gedeeltelijk.
2°. Aanroeping van den H. Geest.
j77 Kom, Heil\'go Geest! daal in dit uur (bis.)
\' In onzo harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
a i Komt niet uw licht ons hart bestralen,
&J Wij zagen \'t hemelpad niet meer;
\'s | Wij bleven in de ;;onde dwalen, (bis.)
p^ l En zonken zonder U, in d\'eeuw\'gen afgrond neer.
Allen Kom, Heil\'ge Geest! daal in dit uur (bis.)
\' In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
g /Want onverpoosd blijft Satan ons belagen;
pa> I De wereld lokt alom en altoos aan;
5 j En zwaar is ook de last van \'t vleesch. te dragen:
f^ \\ Behoud ons toch, of wij, o Heer! vergaan, (bis.)
,,, Kom, Heil\'ge Geest! daal in dit uur (bis.)
y uen.
jn onze nart;en neer, ontsteek ze in liefdevuur.
-ocr page 57-
33
~ f Komt (jij ons niet, uw heilig licht bestralen,
,cJ Dan duchten wij den helschen vijand niet;
S i Dan doet geen vleesch, geen wereld ons verdwalen:
f^ (Wij zien den hemel in \'t verschiet.
Allen Kom, Heil\'gc Geest, daal in dit uur (bis.)
\' In onze harten neer, ontsteek ze in liei\'devuur.
Op de bijzondere feestdagen der Broe-
derschap wordt de Lofzang Veni Creator
gezongen.
Veni, Creator, Kom, Schepper! kom,
Spiritus,           o Heil\'ge Geest!
Merites tuorumvi- Bezoek de harten, die
sita,                  Ge U riept,
Imple superna En met uwhemelsche
gratia,                             ö\'ena,
Quae tu creasti Vervul do zielen die
pectora.                   Gij schiept.
Qui diceris Pa-      Dien men als Troos-
raclitus,             ter, als de Gaaf
Altissimi donnm  Van God den Allér-
Dei,           hoogste roemt;
Fons vivus, ignis,  En levensbron, en
charitas,               Liefde, Vuur,
Et spiritalis unc-  EngeestelijkeZalving
tio.                           noemt.
Tu septiformis Gij, die met zeven-
munere,
                   voude gaaf
-ocr page 58-
:>4
Digilus Pater-
nae dexterae,
Tu rite promissum
Patris,
Sermone ditans
guttura.
Accende luinen
sensibus,
Infunde amorem
cordibus;
Infirma nostri cor-
poris
Virtute firmans
perpeti.
Hostemrepellas
longius,
Pacemque dones
protinus;
Ductore sic te
praevio,
Vitemus omne
noxium.
Per te sciamus
da Patrem,
Noscamus atque
Filiuni,
Des Vaders regter vin-
ger blijkt,
En als zijn trouw be-
loftewoord
Den mond met milde
spraak verrijkt;
Ontsteek de zinnen
door uw licht,
Stort in de harten
liefde neer;
En naar de krankten
van ons vleesch,
Versterk ons altoos
meer en meer.
Verdrijf den vijand
ver van ons,
Voer ons den vrede
spoedig aan,
Dat wij aldus door u
geleid,
Al wat ons schaden
kan ontgaan.
Geef,dat een elk den
Vader kenn\',
En God den Zoon met
ons belijd\',
-ocr page 59-
35
Dat wij in U, als bei-
der Geest,
Gelooven nu en t\' al-
len tijd.
Aan God den Vader
lof en eer,
Aan zijn uit \'t graf ver-
rezen Zoon!
Zij lof en eer den
Trooster ook
Door aller eeuwen
eeuw geboón! Amen.
DEN H. GEEST.
Ant. Kom, Heilige
Geest, vervul de har-
ten uwer geloovigen
en ontsteek in hen het
vuur uwer liefde.
v. Zend uwen geest
uit en zij zullen ge-
schapen worden.
a. En Gij zult het
aanschijn der aarde
vernieuwen.
de woorden duiden het rustpunt
Teque utriusque
Spiritum
Credamus omni
tempore.
Deo Patri sit
gloria,
Et Filio, qui a
mortuis
Surrexit, ac Para-
clito
In saeculorum
saecula. Amen.
GEBED TOT
Ant. Veni,sanc-
te Spiritus, reple
tuorum corcla fi-
delium, et tui a-
morisineis ignem
accende.
v. Emitte spiri-
tum tuum et crea-
buntur.
a. Et renovabis
—faciem terrae*).
1) De streepjes tusselieu
iu het zinden of lezen aan.
-ocr page 60-
36
UKEMUS.                             LAAT ONS BIDDEN.
Deus, qui corda God, die de harten
fidelium Sancti der geloovigen door
Spiritus illustrati- de verlichting van den
one docuisti, da H. Geest hebt onder-
nobis in eodein wezen, geef ons, dat
Spiritu recta sape- wij in denzelfden
re, et de ejus sein- Geest de ware wijs-
per consolatione heid bezitten, en ons
gaudere.
         Per altijd over zijne ver-
Christum Domi- troosting verblijden,
num nostrum. Door Christus, onzen
Amen.
                     lieer. Amen.
GEBED
TUT DS BEHCHKBM11KILIGEN VAN\' DE LEKEN EN HEK
AFDEELINGEN.
v. Orate pro no- v. Bidt voor ons,
bis, sancti Patro- heilige Patronen van
ni nostrae con- onze congregatie,
gregationis.
a. Ut digni effi- \\. Opdat wij waar-
ciamur — promis- dig worden de belof-
sionibus Christi. ten van Christus.
OREMUS.                              LAAT ONS I1IDDEN.
Deus, cpii nobis God, die ons ieder
persingulos annos jaar eenigen uwer be-
aliquosecoelitibus mellingen, tot Patro-
Patronos assignas, nen schenkt, g\'eef ge-
concede propitius. nadiglijk, dat wij en al
-ocr page 61-
?,7
ut intercessione onze naastbestaan-
beatorum, quos den,vrienden en vijan-
patronos hoc anno den, dooi\' tusschen-
de tua benignitate komst der Heiligen,
accepimus, nos et welke wij dit jaar van
omnes parentes, uwe goedertierenheid
amici et inimici, tot Patronen ontvan-
praosentis gratiae gen hebben, voor het
auxüium sontia- tegenwoordige den
mus, et cjusdem bijstand uwer genade
gratiae muniti au- mogen gevoelen, op-
xilio, virtutem dat wij, door de hulp
quam suis nos do- van diezelfde genade
cuerunt exemplis, versterkt, de deugden
valeamus exer- mogen beoefenen,
cere.
                        welke zij ons door
hunne voorbeelden
geleerd hebben.
Omnes Sancti Wij smeeken TJ,
tui, quaesumus, Heer,dataluwe Heili-
Domine, nos ubi- gen ons overal bij-
quo adjuvent, ut staan, opdat wij, bij
dumeorummerita het herdenken hun-
recolirnus, patro- ner verdiensten, Jiun-
cinia sentiamus. ne bescherming mo-
Per Christum Do- gen gevoelen. Door
minum nostrum. Christus, onzen Heer.
Amen.
                     Amen.
v. Sancti Patro- v. Heilige Patronen
-ocr page 62-
38
ni congregationis van onze congregatie,
nostrae.
A.Intercedite— a. Bidt voor ons.
pro nobis.
3°. Aankondiging der Patroonheiligen,
die in den loop der week gevierd "worden,
en aan de leden of afdeelingen der Broe-
derschap ter bijzondere vereering door
het lot zijn aangewezen. (Art. 18.) Ook
kunnen hier gevoegelijk die aanmerkin-
gen of verordeningen gemaakt Avorden,
welke de Eerw. Bestuurder voor de
Broederschap noodzakelijk of nuttig
oordeelt.
4°. Gezang door den Eerw. Bestuur-
der aan te wijzen.
5° Litanie der H. Familie en de daar-
opvolgende gebeden.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm U onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ont-
ferm U onzer.
God, Heilige Geest, ontferm U onzer.
Jesus, Maria, Josef, wij nemen allen
onze toevlugt tot u.
-ocr page 63-
P,9
Jesus, Maria, Josef, onze eeredienst
en liefde zoo waardig,
Jesus, Maria, Josef, die door de taal
aller eeuwen de Heilige Familie
genoemd wordt,
Jesus, Maria, Josef, voor altijd geze-
gende namen van den Vader, van sj
de Moeder en van het Kind, welke G:
de Heilige Familie uitmaken,
         jg
Jesus, Maria, Josef, nieuwe Bruide- 5
gom, nieuwe Bruid, nieuw Kind, P
die de familie, welke vervallen was P,
vóór het Christendom, hersteld o
hebt,
Jesus, Maria, Josef, afbeeldsel van de p
aanbiddelijke Drievuldigheid op a>
aarde,
                                                 g"
Heilige Familie, wier zuivere verbind- Ü2
tenis voorbereid werd door eene cT
onschuldige en deugdzame jeugd, CS-
Heilige Familie, beproefd door de g-
grootste wederwaardigheden,
          <*■
Heilige Familie, beproefd op uwe F
reis naar Bethlehem,
Heilige Familie, van iedereen ver-
stooten, genoodzaakt in een stal
te gaan herbergen,
Heilige Familie, begroet door het
gezang der Engelen,
-ocr page 64-
10
Heilige Familie, bezocht door arme
herders,
Heilige Familie, vereerd door de drie
Koningen,
Heilige Familie, hooggeprezen door
den heiligen grijsaard Simeon,
Heilige Familie, vervolgd en naar een «a
vreemd land verbannen,                 *-*\'•
Heilige Familie, verborgen en onbe- §
kend te Nazareth,                            B
Heilige Familie, zeer getrouw aan de 0
wet des Heeren,                                »
Heilige Familie, voorbeeld van de ro
Christelijke familie,
Heilige Familie, waarin vrede en een- §
dragt heersenen,                               ©
Heilige Familie, waarvan het Hoofd g"
een toonbeeld is van vaderlijke %
waakzaamheid,                                  5"
Heilige Familie, waarvan de Bruid °5-
cen toonbeeld is van moederlijke g-
zorgvuldigheid,                                  ■*"
Hedige Familie, waarvan het Kind •
een toonbeeld is van gehoorzaam-
heid en kinderlijke liefde,
Heilige Famiiie,die een arm,werkzaam
en boetvaardig leven hebt geleid,
Heilige Familie, die in het zweet uws
aanschijns uw brood hebtgewonnen,
-ocr page 65-
11
Heilige Familie, arm in aardsche, maar
rijk in hemelsche goederen, wij ne-
men allen onze toevlugt tot u.
Heilige Familie, versmaad bij de men-
sclien, maar groot in de oogen van God,
wij nemen allen onze toevlugt tot u.
Heilige Familie, onze steun gedurende
liet leven en onze hoop in het uur des
doods, wij nemen allen onze toevlugt
tot u.
Heilige Familie, die onze vergadering be-
schermt, wij nemen allen onze toe-
vlugt tot u.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, spaar ons, Hoer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U onzer.
LAAT iin.S BIDDEN.
God van goedheid en barmhartigheid,
die U gewaardigd hebt, ons te roepen tot
deze godvruchtige vergadering van de
Heilige Familie, verleen ons de genade,
van Jesus, Maria en Josef altijd te ver-
eeren en na te volgen, opdat wij, na hun
aangenaam geweest te zijn op aarde,
Imnne tegenwoordigheid mogen genie-
4
-ocr page 66-
42
ten in den hemel. Door denzelfden Jesus
Christus, onzen Heer. Amen.
HEMOBARE VAN DE H. MAAGD.
Gedenk, o goedertierenste Maagd, hoe
het nooit gehoord is, dat iemand, die tot
u zijne toevlugt nam, uwen bijstand ver-
zocht, of uwe voorspraak inriep, door u
verlaten is. Bemoedigd door dit vertrou-
wen, snel ik tot u, o Maagd der maagden,
en zuchtend onder het gewigt mijner zon-
den, werp ik mij rouwmoedig voor uwe
voeten neder. 0 Moeder des eeuwigen
Woords, versmaad mijne gebeden niet,
maar neem die gunstig aan en gewaardig
u die te verhooren.
MEMORABE VAN l>i:V H. JOSEF.
Herinner u, o beste, beminnelijkste,
zoetste en barmhartigste vader, Heilige
Josef, dat de groote Heilige Teresia ver-
zekert, dat zij nooit hare toevlugt tot uwe
bescherming genomen heeft, zonder ver-
hoord te zijn geworden. Aangemoedigd
door datzelfde betrouwen, o mijn zeer
beminde Heilige Josef, kom ik en neem ik
tot u mijne toevlugt, en zuchtende onder
het zwaar gewigt van mijne menigvuldige
zonden, werp ik mij voor uwe voeten ne-
der; o allermededoogendste vader, ver-
-ocr page 67-
43
werp mijne arme en zwakke gebeden
niet, maar hoor ze gunstig aan en ge-
waardig u die te verhooren. Amen.
6". Een Wees qegroet, om de genade
te verkrijgen van veel vrucht te trek-
ken uit de conferentie.
7". Gezang.
8". De conferentie.
Het onderwerp der conferentiën is: de
godsdienst beschouwd in hare leerstellin-
gen, zedeleer en eeredienst; heel het
leven, het lijden en al de deugden van
den Heer; het leven en de voorbeelden
van de Allerheiligste Maagd Maria, den
H. Josef, en de Heiligen, enz.
9°. Onderzoek van geweten.
10". Aanroeping van
JESUS, MARIA, JOSEF.
Jesus, Maria, Josef! ik geef U mijn
hart, mijn geest en mijn leven.
Jesus, Maria, Josef! staat mij bij in
mijnen doodstrijd.
Jesus, Maria, Josef! laat mij in uw
heilig gezelschap in vrede sterven. Amen.
(300 (lasten aflaat voor icileren keer. liezen aflaat kan
uien aan de geloovige zieleu toevoegen. Pius VII, 1807)
-ocr page 68-
44
11°. Geestelijke Communie.
Kom, Heer Jesus, ik bemin U, ik
verlang naar U, kom in mijn hart: ik
verbind mij, ik vereenig mij met U, wil
nooit van mij scheiden. Amen.
of:
Mijn lieve Jesus, ik geloof, dat Gij in
dit Allerheiligste Sakrament tegenwoor-
dig zijt. Ik bemin U bovenal, ik wensch
U in mijn hart te ontvangen; maar ter-
wijl dit thans niet werkelijk geschieden
kan, kom er dan ten minste geestelijker
wijze; ik vereenig mij met U, alsof Gij
werkelijk in mijne ziel waart nederge-
daald ; laat toch niet toe, mijn Jesus, dat
ik mij ooit van U scheido. Amen.
Volgt de aanbeveling der zielcen in de
gebeden der broederschap.
12°. De zegen met het Allerheiligste
Sakrament.
Tantum ergo Sacra- Eeren wij dan diep gebo-
mentum                                        gen
Vejieremur oernui, Een zoo Heilig Sakrament;
Et antiquum docu- De oude schaduw is ver-
mentum                                    vlogen
Novo cedat ritui; En in \'t nieuw Geheim
volend;
-ocr page 69-
45
Praestet fides supple-
mentum
Sensnum defectui.
Steun\' \'t geloof het zinver-
mogen ,
Dat niet zelf dit wonder
kent.
Genitori Genitoque
Lans et jubilatio,
Salua, honor, virtus
quoque
Sit et benedictio,
I\'rocedenti ab utroque
Compar sit laudatio.
v. Panem de coelo
praestitisti eis1).
a. Omne delecta-
mentum in se
habentem.
OREMUS.
Deus, qui nobis
sub Sacramento
mirabili, passionis
Aan den Vader lof en jubel,
Lof en jubel aan den Zoon;
Heil en eer, en kracht en
glorie,
Dankgebed en zegetoon!
En Die voortkomt uit Hen
Beiden,
D\'eigen lofzang aangeboón.
v. Gij hebt hun brood
van den hemel ge-
geven.
a. Dat alle genoegens
in zich bevat.
LAAT ONS BIDDEN.
God, die ons onder
dit wonderbareSakra-
ment de gedachtenis
1) In den Paaschtijd (dat is: van Paasch-zaterdag tot aan
ie eerste vespers van liet leest der H. Drievuldigheid) voege
\'»en er bij: Alleluja.
-ocr page 70-
46
tuae memoriam van uw lijden hebt na-
reliquisti; tribue, gelaten: wij bidden U,
quaesumus,itanos geef ons, dat wij de
corpoi\'isetsangui- heilige geheimen van
nis tui sacra mys- uw ligchaam en bloed
teria venerari, ut zóó vereeren, dat wij
redemptionis tuae de vrucht uwer ver-
fructum in nobis lossing gedurig in ons
jugiter sentiamus. mogen gevoelen. Die
Quivivis etregnas leeft en regeert in de
in saecula saecu- eeuwen der eeuwen,
lorum Amen.
         Amen.
Oefeningen voor de maandelijksche vergaderin
gen der Prefekton en Onderprefekten\').
(Art. 12.)
1°. Opening der vergadering met het
gebed:
Kom, Heilige Geest, vervul, enz. (bl. 35),
en driemaal het Wees gegroet.
2°. Overzigt der lijsten, waarop de met
of zonder voorkennis afwezig gebleven
leden zijn aangeteekend.
1) Bij afwezigheid van den Bestuurder wordt deze ver-
gadering uitgesteld.
-ocr page 71-
47
De Bestuurder kan hier gevoegelijk
die heilzame aanmerkingen en bepaalde
verordeningen aan de vergadering me-
dedeelen, welke hij voor haar belang en
werkkring noodzakelijk of nuttig oor-
deelt.
3". Sluiting dezer vergadering met
het volgend gebed:
Onder uwe bescherming nemen wij
onze toevlugt, Heilige Moeder Gods, —
verstoot onze bede niet in onze nood-
wendigheden, — maar bevrijd ons altijd
van alle gevaren, o roemwaardige en
gezegende Maagd.
v. Bid voor ons, Heilige Moeder Gods.
a. Opdat wij waardig worden de be-
loften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, Heer, stort uwe genade
in onze harten; opdat wij, die door de
boodschap des Engels demenschwording
van Christus, uwen Zoon, gekend heb •
ben, door zijn lijden en kruis tot de
heerlijkheid der verrijzenis gebragt
worden. Door denzelfden Christus, on-
zen Heer. Amen.
-ocr page 72-
48
Oefeningen voor de algemeone vergaderingen
der Prefekten en Onderprefekten \')•
(Art. 12.)
1°. Opening dezer vergaderingen met
het gebed: Kom, II. Geest, vervul, enz.
(BI. 35.) Daarna
2°. De Litanie der H. Maagd. (BI. G3.)
3°. De conferentie.
4°. Zevenmaal liet Wees gegroet ter
eere van de Zeven Smarten der Moeder
Gods, waarna onmiddellijk volgt:
a. Bidt voor ons, o Maagd, vol van
smarten.
v. Opdat wij waardig worden de be-
loften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN\'.
God, om wiens lijden volgens de voor-
zeggingvan Simeon de allerteederste ziel
van de verheerlijkte Maagd en Moeder
Gods Mai\'ia met een zwaard van droefheid
doorboord werd: verleen goedgunstig-
lijk, da,t wij, die eerbiedig ] Lare smarten
herdenken, de gelukkige uitwerkselen
van uw lijden mogen ondervinden. Die
leeft en regeert door alle eeuwen der
eeuwen. Amen.
1) Deze vergadering wordt gewoonlijk \'s zondags en zoo-
veel mogelijk in de kerk gehouden.
-ocr page 73-
49
5°. Sluiting der vergadering met de
psalmen Miserere (bl. 88), Deprofundü
(bl. 92), en de gebeden voor onze over-
leden bloedverwanten en leden der broe-
derschap. (Bl. 57.)
Oefeningen voor de plegtige opdragt der
leden.
(Art. 15.)
1°. Het gebed van den H. Rozenkrans,
als naar gewoonte.
2°. De afkondiging der Patroonfees-
ten, enz.
3°. Het Veni Creator, (geheel of ge-
deeltelijk) met de gebeden. (Bl. 33.)
4°. De Litanie der H. Familie met de
gewone gebeden 1). (Bl. 38.)
5°. Het gezang der Broederschap: O
Godsgezin, o drietal leden.
(Bl. 105.)
6°. De toespraak, waarna de plegtige
opdragt en aanneming der leden 2).
1)   AU de jnVgtighcid te lang zou ilurcn, kan men deze
gebeden achterlaten.
2)   Deze akte van opoffering wordt van den predikstoel
wngzaam voorgelezen en na ieder rustpunt door de leden
herhaald.
-ocr page 74-
50
AKTE VAN OPOFFERING.
O .TÏSUS! MAKIA! .TOiSKF!
Ik......
in de tegenwoordigheid ■— van geheel
het hemelsch Hof, — kies u op dezen
dag — vol vertrouwen tot mijne Bescher-
mers ; — ik offer u op, en heilig u pleg-
tig in deze congregatie toe, —■ mijn lig-
cliaam en mijne ziel,
alles wat ik heb,
— en alles wat ik ben; ik maak het vaste
besluit, — als een goed Christen te
zullen leven, — om als een uitverkorene
te kunnen sterven. — "Welk een geluk
voor mij, — eens, na een trouw ver-
eerder — en navolger —■ van Jesus,
Maria, Josef — geweest te zijn op aarde,
—   in hun heilig gezelschap — opge-
nomen te worden in den hemel! — en
dat voor eene eeuwigheid! — dit hoop
ik. — Amen.
7". Onmiddellijk na deze akte, leest of
zingt de Eerw. Bestuurder de volgende
formule van aanneming:
Etego,inNomine En ik in Naam der
Sanctissimae Tri- Allerheiligste Drie-
nitatis,et exfacul- eenheid,endoordemij
tats mihi conces- verleende magt, neem
sa, vos omnes ad- u allen aan inde Aarts-
scriboArchisodali- broederschap
         (of
-ocr page 75-
5]
tnti(vel Sodalitati)
Sanctae Familiae
Jesu, Mariae, Jo-
seph,inhacnostra
Ecclesia canonice
erectac, vosque
participes declaro
omnium gratia-
rum et Indulgenti-
arum tmae Archi-
sodalitati ejusdem
Sanctae Familiae,
Leodii, in Ecclesia
B. M. V. Immacu-
latae a Sancta Sede
Apostolica si mui-
ter erecta, a Sum-
mo Pontifice Pio
Papa IX concessae
sunt: DeumacDo-
minum nostrum
Jesum Christum
enixe deprecans,
ut vos in Sancto
Dei servitio con-
fortare, in pace
Mutuacme chari-
tate conservare. et
perseverantiam in
Broederschap) der
Heilige Familie Jesus,
Maria, Josef, in deze
onze kerk wettig op-
gerigt, en verklaar u
deelachtig aan alle
gunsten en aflaten,
welke door Z. H. Paus
Pius IX verleend zijn
aan dezelfde Aarts-
broederschap der H.
Familie te Luik, door
den H. Apostolischen
Stoel in do kerk van de
Zalige en Onbevlekte
Maagd Maria insge-
lijks opgerigt: onzen
Heer en God Jesus
Christus vurig smee-
kende, dat Hij u in de
heilige dienst van God
gelieve te versterken,
in onderlinge vrede
en liefde te bewaren,
en de volharding in
het geloof en in goede
werken te verleenen.
-ocr page 76-
52
fide, operibusque
bonis concedere
dignetur.
Daarna besproei/e men de leden met
wijwater, zeggen de :
In Nomine Pa- In den Naam des
tris et Filii f et Vaders en des Zoons
Spiritus Sancti. f en des Heiligen
Amen.
                     Geestes. Amen.
Middelerwijl men zich tot do zege-
ning der Diplomen en Medailjes gereed
maakt, worden eenige strofen van een
lied gezongen.
8". De zegening en uitdeeling der
Medailjes en Diplomen.
GEBED TER ZEGENING.
v. Adjutorium v. Onze hulp is in
nostrum in no- den naam des llee-
niine Domini.         ren.
ii. Qui focit coelum a. Die hemel en aarde
et terram.               gemaakt heeft.
v. Dominus vo- v. De Heer zij met u.
biscum.
r. Et cum spiritu E. En met uwen geest.
tuo.
OBSMTJ8.                                         LAAT ONS XJIDUKN.
Omnipotenssem- Almagtige en eeu-
piterne Deus, qui wige God,diehetma-
-ocr page 77-
53
ken of schilderen van
afbeeldingen der Hei-
ligen niet verbiedt,
opdat wij, zoo dikwerf
wij die met de oogen
des ligchaams be-
schouwen, ook met de
oogen des geestes
hunne daden en heilig-
heid ter navolging
zouden overwegen;
wij bidden U, ge waar-
dig deze af beeldingen,
ter eere en ter gedach-
tenis van uwen Eénge-
boren Zoon, onzen
Heer Jesus Christus,
van de Allerzaligste
Maagd Maria, en van
den H. Josef vervaar-
digd, te zefgenen en
te heifligen, en ver-
leen : dat alwie vóór
die afbeeldingen uwen
Eéngeboren Zoon, de
Allerzaligste Maagd
en den glorierijken H.
Josef ootmoedig en
ijverig vereert, door
Sanctorum imagi-
nes sculpiautpin-
gi non reprobas,ut
(pioties illas oculis
corporis intue-
mur, toties eorum
actus et sanctita-
tem ad imitan-
dum, memoriac
oculis meditemur;
lias quaesumus
imagines in liono-
rem ot memoriam
Unigeniti ïïlii tui
Domini nostri Jesu
Christi, Beatissi-
mae Virginis Ma-
riae et Beati Jo-
sephi adaptatas,
bene f dicere et
sancti f ficare dig-
neris,etpraesta: ut
quicumque coram
illis Unigenitum
Pilium tuum, Be-
atissimam Virgi-
nem, et gloriosum
Josephum suppli-
titer colere, et ho-
-ocr page 78-
r.i
norare studuerit, liunne verdiensten
illorum meritis et voor het tegenwoor-
obtentu, a Te gi^a- dige uwe genade, en
tiam in praesenti, voor de toekomst de
et aeternam glo- eeuwige glorie moge
riam obtineat in genieten. Door den-
f\'uturo. Per eum- zelfden Christus, on-
demChristumDo- zen Heer. Amen.
minum nostrum.
Amen.
De Medailjes, na met wijwater be-
sproeid te zijn, worden te gelijk met
de Diplomen uitgedeeld.
Bi) liet omhangen der Medailjes zegt
de Èerw. Bestuurder\'.
Accipe, Frater, Ontvang, mijn broe-
hoc numisma be- der, deze gezegende
nedictum, singu- medailje, het onder-
lare signum Archi- seheidingsteeken der
sodalitatis sacrae Aartsbroederschap
Familiae Jesu, Ma- van de Heilige Familie
riae, Joseph, ut Jesus, Maria, Josef,op-
ita indutus, sub dat gij, het dragende,
eorum patrocinio voortdurend onder
perpetuo vivas. hunne bescherming
moogt leven.
Benedictio Dei De zegen van den
omnipotentis, Pa- almagtigen God, den
tris et Fjlü f et Vader en den £oon f
-ocr page 79-
55
Spiritus Sancti en den Heiligen
descendat super Geest, dale over u
vos et raaneat neder en blijve al-
semper. Amen. tijd. Amen.
9°. Een kort woord van gelukwen-
sching, indien de tijd het toelaat.
10°. De sluiting dezer plegtigheid
met den zegen van het Allerheiligste
Sakrament.
Oefeningen voor de generale Communie 1).
(Art. 16.)
1". De lofzang Veni Creator (bl. 33)
wordt gezongen tot aan het Evangelie,
waarna:
2". De preek en voorbereiding tot de
II. Communie.
3". Onder de H. Communie het ge-
zang Magnificat. (Bl. 86.)
4°. Na de H. Communie, dankzeg-
ging en eene korte opwekking tot vol-
harding.
5°. De zegen met het H. Sakrament.
6°. Ten slotte het lied : Aan Jesus eer!
(Bl. 101.)
1) Deze heeft (te Amsterdam, en elders) gewoonlijk plaats
\'ü de Meimaand en bij het eindigen der Ketraite.
-ocr page 80-
56
Oefeningen voor de Retraite.
\'s Morgens.
1°. Eene stille H. Mis, waarna
2°. Eene korte onderrigting van een
half uur.
3U. Eene stille H. Mis, of de zegen
met het Allerheiligste.
\'s Avonds.
1°. De Rozenkrans volgens gewoonte.
2°. Twee strofen van het Veni Creator
(bl. 33); of: Kom HeiVge Geest! (Bl. 32.)
3°. De predicatie.
4°. De zegen met het Allerheiligste.
Oefeningen en gebeden gedurende de ziele-
mis voor onze overledene broeders.
(Art. 17.)
1°. Bij het begin der H. Mis, heft de
zangers-afdeeling den psalm Miserere
(bl. 88) aan en vervolgt dien; de ove-
rige afdeelingen herhalen na elk vers
alleen het eerste van dezen psalm.
2°. Aan het Sanctas wordt voor de
overledene broeders, ter eere van de H.
Vijf Wonden, gebeden vijfmaal het Onze
Vader, Wees gegroet,
en: Heer, geef aan
de geloovige zielen de eeuwige rust. —
-ocr page 81-
57
En het eeuwige licht verlichte haar.
3°. Na de Consecratie: Jesu Salvator
(bl. 82). Vervolg van den psalm Miserere,
met deze gebeden.
Pater noster, etc. Onze Vader, enz.
v. Et ne nos indu- v. En leid ons niet in
cas in tentatio- bekoring.
nem.
r. Sed libera nos a r. Maar verlos ons van
malo.                     den kwade,
v. A porta inferi. v. Van de poorte der
hel.
k. Erue, Domine, r. Verlos,Heer,hunne
animas eorum. zielen,
v. Requiescant in v. Dat zij rusten in
pace.                     vrede.
R. Amen.                u. Amen.
v. Domine, exaudi v. Heer, verhoor mijn
orationemmeam. gebed.
k. Et clamor meus r. En mijn geroep
ad Te veniat. kome tot U.
v. Dominus vobis- v. De Heer zij met u.
cum.
R. Et cum spiritu r. En met uwen geest.
tuo.
OBEMVS.                                   LAAT ONS BIDDEN.
Absolve, quae- Verlos, bidden wij U,
sumus, Domine, Heer, de ziel van uw en
animamfamulitui dienaar N. van alle
-ocr page 82-
58
banden der zonden,
opdat hij, uit deze we-
reld gescheiden, voor
U leve, en wisch Gij
wat hij door de zwak-
heid des vleeschcs in
het menschelijk ver-
keer misdreef, doorde
vergeving uwer aller-
barmhartigste goe-
dertierenheid uit.
God, die vergiffenis
verleent, en de zalig-
heiddermenschcn be-
mint, wij smeekenuwe
genadige goedertie-
renheid, dat Gij de
broeders, naastbe-
staanden en weldoe-
ners van onze congre-
gatie, die uit deze we-
reld overgegaan zijn,
door de voorspraak
van de ZaligeMaria al-
tijd Maagd, en van al
uwe Heiligen, tot het
deelgenootschap der
eeuwige zaligheid
wilt laten geraken.
N. ab omni vinculo
delictorum, utde-
functus saeculoTi-
bivivat,etcpiae per
frasrilitatem car-
nis humana con-
versatione commi-
sit, Tu veniamise-
ricordissimae pie-
tatis absterge.
Deus,veniae largi -
tor, et humanae sa-
lutis amator,quae-
sumus clcmenti-
am tuam, ut nos-
trae congregatio-
nis fratres,propin-
<pios etbenefacto-
res, quiexhocsae-
culo transierunt,
Beata Maria sem-
per Virgine inter-
cedente cum om-
nibus Sanctis tuis,
ad perpetuae bea-
titudinis consorti-
um pervenire con-
cedas.
-ocr page 83-
59
Fidelium Deus God, Schepper en
omnium Conditor Verlosser aller geloo-
etRedemptor,am- vigen, verleen aan de
mabus famulorum zielen uwer dienaren
famularumquetu- en dienaressen vergif-
arumremissionem fenis van al hunne
cunctorum tribue zonden, opdat zij de
peccatorum;utin- kwijtschelding, waar-
dulgentiam quam naar zij altoos ver-
semper optave- langden, door oot-
runt, piis suppli- moedige smeekingen
cationibus conse- mogen verwerven. Die
quantur. Qui vivis leeft en regeert in de
et regnas in sae- eeuwen der eeuwen,
cula saeculorum.
R. Amen.
                «. Amen.
v. Kequiem aeter- v. Heer, geef hun de
nam dona eis, eeuwige rust.
Domme.
R, Et lux perpe- R. En het eeuwige
tua luceat eis. licht verlichte hen.
v. Requiescant in v. Dat zij rusten in
pace.                       vrede.
it. Amen.                r. Amen.
4°. Na deze gebeden wordt de psalm
De Frofundis (bl. 92) gezongen \').
1) Onder hot zingen van dezen psalm, kunnen de leden,
die anders hun werk te laat zonden moeten beginnen, do
kerk uitgaan,
-ocr page 84-
60
LITANIE
VAN DEN AT.I.ERIIEIUGSTEN NAAM JESUS.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
God, Vader in den hemel, ontferm Uonzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld,
God, H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, Zoon van de Maagd Maria,
Heiligste Jesus,
Almagtigste Jesus,
Volmaaktste Jesus,
Regtvaardigste Jesus,
Ootmoedigste Jesus,
Zachtmoedigste Jesus,
Geduldigste Jesus,
Jesus, Zaligmaker der wereld,
Jesus, Middelaar tusschen God en
ons menschen,
Jesus, Goede Herder,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, vriend van reine zielen,
Jesus, waar licht der wereld,
Jesus, eeuwige Wijsheid,
-ocr page 85-
(il
Jesus, oneindige goedheid,
Jesus, voorbeeld aller deugden,
Jesus, vader der annen,
Jesus, trooster der bedroefden,           
Jesus, vreugde der Engelen,
o
Jesus, koning der Aartsvaderen, g
Jesus, verlichter der Profeten,
Jesus, meester der Apostelen,
Jesus, leeraar der Evangelisten
Jesus, sterkte der Martelaren,            g
|-i
Jesus, licht der Belijders,
Jesus, bruidegom der Maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Wees genadig, verlos ons, Jesus.
Tan alle zonden,
Van alle helsche aanvechtingen,
Van de overtreding uwer geboden, ^
Van alle ongeluk,
                                 ^
Door uwe menschwording,                 
Door uwe geboorte,                             
g
ï
Door uwe besnijdenis,
Door al uw lijden,
Door uwe geeseling,
Door uwen dood,
Door uwe opstanding,
Door uwe hemelvaart,
Door uwe heerlijkheid in den hemel,
-ocr page 86-
f,2
Om de voorspraak van uwe heilige maag-
delijke Moeder, verlos ons Jesus.
Om de voorspraak van al uwe Heili-
gen, verlos ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, spaar ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, verhoor ons, Jesus.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, ontferm U onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Heer, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Gezegend zij de naam des Heeren.
Van nu af tot in eeuwigheid.
LAAT ONS BIDDEN.
God, die uwen Eéngeboren Zoon tot
Verlosser van het mensehelijk geslacht
hebt gesteld, en Jesus doen noemen: ver-
gun genadiglijk, dat wij, die zijnen H.
Naam op aarde vereeren, hiernamaals
ook zijn aanschijn in den hemel mogen
genieten. Door denzelfden Jesus Chris-
tus, onzen Heer, die met U leeft en re-
geert in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 87-
<;:;
LITANIE
VAK DE ALLERHEILIGSTE -MAAG» SIA1UA.
Heer, ontferm U on-  Kyrie eleison.
zer.
Christus, ontferm U  Christe eleison.
onzer.
Heer, ontferm U on-  Kyrie eleison.
zer.
Christus, hoor ons,     Christe, audi nos.
Christus, verhoor  Christe, exaudi nos.
ons.
God, Vader in den  Pater, de coelis
hemel, ontferm U      Deus, miserere
onzer.                         nohis.
God, Zoon, Verlosser  Fili, Redemptor
der wereld, ont-      mundi Deus, mi-
ferm U onzer.
             serero nobis.
God, Heilige Geest,
  Spiritus Sancte
ontferm U onzer.      Deus, miserere
nobis.
Heilige Drievuldig-  Sancta Trinitas,
heid, één God,      unus Deus, mise-
ontferm U onzer.      rere nobis.
Heilige Maria, bid  Sancta Maria, Ora
voor ons.                   pro nobis.
H. Moeder Gods, bid  Sancta Dei Genitrix,
voor ons.                   Ora pro nobis.
-ocr page 88-
64
Sancta Virgo vir-
ginum,
Mater Christi,
Mater divinae
gratiae,
Mater purissima,
Mater castissima,
Mater inviolata, %
Mater interne-^
rata,
Mater amabilis, §
Mater admirabi-\'
lis,
Mater Creatoris,
Mater Salvatoris,
Virgo prudentis-
sima,
Virgo veneranda,
Virgo praedi-
canda,
Virgo potens,
H. Maagd der
Maagden,
Moeder van Chris-
tus,
Moeder der god-
delijke genade,
Allerreinste Moe-
der,
Allerzuiverste
Moeder,
Ongeschondene
Moeder,
            ^
Onbevlekte Moe- Ei
der,                      <j
Beminnelijke o
Moeder,
Wonderbare Moe- e
der,
Moederdes Schep-
pers,
Moeder des Zalig-
makers,
Allervoorzigtigste
Maagd,
Eerwaardige
Maagd,
Lofwaardige
Maagd,
Magtige Maagd,
-ocr page 89-
65
Virgo clemens,
Virgo fidelis,
Speculum justi-
tiae,
Sedes sapientiae,
Causa nostrae lae-
titiae,
Vas spirituale,
Vas honorabile,
Vas insigne devo-
tionis,
Rosa mystica,
Turris Davidica, $2
Turris eburnea, p
Domus aurea, %
Foederis arca, ^
Janua coeli, g.
Stella matutina, So"
Salus infirmorum,
Refugium pecca-
torum,
Consolatrix afflic-
torum,
Auxilium Christia-
norum,
Regina Angelo-
rum,
Goedertierene
Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regt-
vaardigheid,
Zetel der wijsheid,
Oorzaak onzer
blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat
van godsvrucht,
Geheimzinnige roos,
Toren van David, Jï!
Ivoren Toren,
Gulden Huis, £
ArkdesVerbonds, i2
Deur des hemels, o
Morgenster,
Behoud der kran-
ken,
Toevlugt der zon-
daren.
Troosteres der be-
drukten,
Hulp der Christe-
nen,
Koningin der En-
gelen,
-ocr page 90-
66
Regina Patriar-
charum,
Regina Prophe-
tarum,
Regina Aposto-
lorum,
Regina Marty- 2
rum,
Regina Confesso-^
rum,                 p
Regina Virgi- g,
num,                S\'
Regina Sancto-
rum omnium,
Regina, sine labe
concepta,
Agnus Dei, qui tol-
lis peccata mun-
di, Parce nobis,
Domine.
Agnus Dei, qui tol-
lis peccata mun-
di, Exaudi nos,
Domine.
Agnus Dei, qui tol-
lis peccata mun-
di, Miserere no-
bis.
Christe, audi nos.
Koningin der
Aartsvaderen,
Koningin der Pro-
feten,
Koningin der
Apostelen,
Koningin derMar- J?.
telaren,
Koningin der Be- o
lijderen,
             °
Koningin der o
Maagden,
Koningin van alle
Heiligen,
Koningin, zonder
vlek ontvangen,
Lam Gods, dat weg-
neemt de zonden
der wereld, spaar
ons, Heer.
Lam Gods, dat weg-
neemt de zonden
der wereld, ver-
hoor ons, Heer.
Lam Gods, dat weg-
neemt de zonden
der wereld, ont-
ferm U onzer.
Christus, hoor ons.
-ocr page 91-
07
Christus, verhoor
ons.
Wees per/roet, enz.
Bid voor ons, H.
Moedor Gods.
Opdat wij waardig
worden de beloften
van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
God, die door de
Onbevlekte Ontvan-
genis der H. Maagd,
uwen Zoon eene
waardige woonplaats
hebt bereid: wij bid-
den U, dat Gij die
haar door den voor-
uitgezienen dood
van denzelfden uwen
Zoon voor alle smet
hebtvoorbehoed, op
hare voorspraak ons
ook rein tot U laat
geraken. Door den-
zelfden Christus, on-
zen Heer. Amen.
Christe, exaudi
nos.
Ave Maria.
V. Orapronobis,
Sancta Dei Genitrix,
Ut digni efficia-
mur promissionibus
Christi.
OREMUS.
Deus, qui per Im-
maculatain Virgi-
nis Conceptionem
dignum Filio tuo
habitaeulum prae-
parasti: quaesumus,
ut qui ex morte
ejusdem Filii tui
praevisa, eam ab
omni labe praeser-
vasti, nos quoque
mundos ejus inter-
ccssione ad Te per-
venireconcedas.Per
eumdem Christum,
Dominum nostrum.
Amen.
->m
-ocr page 92-
68
LITANIE
VAN DEN H. JOSEK, PATKOON PEK II. KERK.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm TJ onzer.
Heer, ontferm TJ onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm TJ onzer.
God, Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
TJ onzer.
God, Heilige Geest, ontferm TJ onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm
TJ onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
H. Josef,
Bruidegom van Maria,
Voedstervader van Jesus,
              &
Man naar Gods hart,                     ^
* h" Getrouwe en wijze dienaar,           o
g Bewaarder der zuiverheid van 3
1-3 Maria,                                           o
H Medehulp van Maria,                     »
Die om Maria met bijzondere ge-
nade begunstigd zijt,
Zoo zuiver in maagdelijkheid,
Zoo diep in ootmoedigheid,
-ocr page 93-
69
Zoo vurig in liefde,
Zoo hoog in beschouwing,
Die door den H. Geest regtvaar-
dig zijt verklaard,
Die in de goddelijke verborgen-
heden boven anderen zijt ver-
licht geweest,
Die door den Engel in het geheim
der Menschwording onderwe-
wezen zijt,
Die met Maria, uwe Bruid, welke
bevrucht was, naar Bethlehem
gereisd zijt,                                   JT.
«*j Die, in de herberg geene plaats ^
§ vindende, in een stal zijt gaan o
1-3 vernachten,
                                  °
fij Die waardig geacht zijt, bij Chris- o
tus te wezen, toen Hij bij zijne E
geboorte in eene krib gelegd
werd,
Die, toen Christus besneden werd,
zijnen naam Jesus genoemd hebt,
Die met Maria het Kind Jesus in
den tempel hebt opgeofferd,
Die, op het woord van den Engel,
met Jesus en Maria naar
Egypte gevlugt zijt,.
Die, na Herodes\' dood, met het
Kind en zijne Moeder naar
-ocr page 94-
70
het land van Israël zijt we-
dergekeerd,
Die, toen het Kind Jesus te Je-
rusalem gebleven was, Het
vol droefheid, met Maria, zijne Hl
Moeder, gezocht hebt,
«♦g* Die Hem, zittende in het midden o
o der leeraren, na drie dagen met °
1-5 blijdschap gevonden hebt,
         o
W Aan vvien de Heer der heeren op S
aarde is onderdanig geweest,
"Wiens lof in het Evangelie ver-
meld wordt,
Man van Maria, uit v/ie Jesus
geboren is,
Patroon der H. Kerk,
Onze voorspreker, hoor ons, H. Josef.
Onze beschermer, verhoor ons, II. Josef.
In onzen nood, help ons, H. Josef.
In al onze benaauwdheden,
                jf
In het uur van onzen dood,              ►S\'
Door uwe allerheiligste trouw,          g
Door uwe vaderlijke zorg en teeder- J"
heid,
                                                   pd
Door al uw arbeid en zwoegen, L<
Door al uwe deugden,
                        8
Door al uwe verdiensten,                    r"
Wij, die u als beschermer aanroepen,
wij bidden n, verhoor ons.
-ocr page 95-
71
Dat gij van Jesus vergiffenis onzer zonden
wilt verwerven, wij bidden u, verhoor
ons.
Dat gij ons steeds aan Jesus en Ma-
ria gelieft aan te bevelen,
Dat gij voor alle maagden en on-
gehuwden de gaai\' van zuiverheid
gelieft te verwerven,
Dat gij voor de gehuwden eene on-
bevlekte cretrouwheid en heilige ^
eendragt wilt verkrijgen,
                   "
Dat gij voor alle vergaderingen eene gj
volmaakte liefde en overeenstem- ^
ming wilt verwerven,
                       0
Dat gij de vaders der huisgezinnen 3
in het Christelijk opvoeden hun- <;
ner kinderen wilt behulpzaam g,
zijn,
                                                     o
Dat gij alle vergaderingen, die u *t
bijzonder zijn toegedaan, wilt be g
gunstigen,
                                          P"
Dat gij allen, die op uwe hulp be-
trouwen, altijd en overal, wilt be-
schermen,
Dat gij alle geloovigen en de gan-
sene H. Kerk door uwe voorbede
wilt helpen,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, spaar ons, Heer.
-ocr page 96-
72
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
der wereld, ontferm U onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm U onzer.
Christus, ontferm U onzer.
Onze Vader, enz.
Bid voor ons, H. Josef.
Opdat wij waardig worden de belof-
ten van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
Wij bidden U, Heer, dat wij door de
verdiensten van den Bruidegom uwer
Allerheiligste Moeder geholpen worden,
opdat ons door zijne voorspraak worde
gegeven, wat wij door ons zelven niet
kunnen verkrijgen. Die leeft en regeert
in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Be oefening van den H. Kruisweg wordt
tweemaal in hét jaar plegtig geliouden,
namelijk: op den zondag na den
3 Mei
en na den
14 September.
-ocr page 97-
73
VI.
GODVBUCHTIGE GEZANGEN.
GROETE AAN HET H. SAKRAMENT.
Ave verum. — Wijze, als het Latijn.
Ave, verum corpus  "Wees gegroet, waar-
natum     achtig Ligchaam
De MariaVirgine,      Uit Maria\'s raaag-
denschoot!
Vere passum, im-  Dat aan \'t kruishout
molatum              opgedragen,
In cruce pro ho-      Zich voor ons ten
mine,               offer bood;
Cujus latus perfo-  Aan wiens diep door-
ratum              boorde zijde
Vero fluxit san-      Uw waarachtig
guine.        Bloed ontvloot;
Estonobispraegus-  Geef ons, U vooraf
tatum                te smaken
Mortis in exa-      In den kampstrijd
mine.          van den dood.
O dulcis, o pie,      O Zoete, o Goede!
O Fili Mariae.        0 Zoon van Maria!
-ocr page 98-
71
AANBIDDING VAN HET H. SAKRAMENT.
Adoro Te.
Adoro ïe devote, latens Deitas,
Quae sub his figuris vere latitas;
Tibi se cor meum totum subjicit,
Quia Te contemplans totum deficit.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te creden-
tium.
Visus, gustus, tactus in Te fallitur,
Sed auditu solo tuto creditur;
Credo quidquid dixit Dei Filius,
Nil hoc verbo veritatis verius.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te creden-
tium.
In cruce latebat sola Deitas,
Sed liic latet simul et liumanitas;
Ambo tarnen credens atque confitens,
Peto quod petivit latro poenitens.
{Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,
Adauge fidem omnium in Te creden-
tium.
-ocr page 99-
75
AANBIDDING VAN HET H. SAKRAMENT.
Adoro Te. — Wijzk, als het Latijn.
\'k Aanbid U diep, mijn God! die hier verborgen
troont,
Die waarlijk onder deez\'gedaante schuilt en woont;
Mijn hart geeft algeheel zich over in uw magt,
Omdat het algeheel, als \'t U beschouwt, versmacht.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hoo-
ger gloed.
\'t Gezigt, de smaak, \'t gevoel, het wordt in U misleid:
\'t Gehoor alleen brengt aan \'t geloof hier zekerheid;
\'k Geloof al wat de Zoon van God gesproken heeft:
Niets is méér waar dan \'tgeen dit woord der Waar-
heid geeft.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hop-
ger gloed.
Aan \'t kruis weleer verschool de Godheid zich alleen:
Doch hier verschuilt de menschheid zich meteen;
Maar beide toch geloof, belijd ik hier bevat,
V biddend wat vol rouw de goede moord\'naar bad.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hoo-
ger gloed.
-ocr page 100-
7(i
Plagas sicut Thomas non intueor,
Deum tarnen meum Te confiteor;
Fac me Tibi semper magis credere,
In Te spem habere, Te diligere.
(Koor.) Ave Jesu, Pastor fidelium,,
Adauge fidem omnium in Te
credentium.
O memoriale mortis Domini!
Panis vivus vitam praestans homini!
Praesta meae menti de Te vivere,
Teque illi semper dulce sapere.
Pie Pelicane, Jesu Domine,
Me immundum nmnda tuo sanguine,
Cujus una stilla salvum facere
Totum mundum quit ab omni scelere.
Jesu, quem velatum nunc aspicio,
Oro fiat illud, quod tam sitio,
Ut te revelata cernens facie,
Visu sim beatus tuae gloriae.
IN DEN ADVENT.
Rorate, coeli, desuper, et nubes pluant
justum.
-ocr page 101-
77
Ik zie de wonden niet, als Thomas zag weleer,
Maar ik belijd U toch als mijnen God en Heer ;
Ik bid U: stort steeds méér geloof in U mij in,
Dat \'k méér op U steeds hope, U méér en méér
beuiinn\'.
Wees, o Jesus! onze Herder! wees gegroet;
Ontsteek \'t geloof in ons gemoed, in altijd hoo-
ger gloed.
0 heilgedachtenis van onzes Heeren dood!
0 levend, en den mensch het leven gevend Brood!
Verleen aan mijne ziel, dat Gij haar leven zijt,
En zij zich immer in uw zoet genot verblijd\'.
0 teed\'re Pelikaan! Heer Jesus, Opperst Goed!
Ach, reinig mij, onreine, in uw zoo kostbaar bloed;
Waarvan één druppel zelfs ons aller schulden slaakt,
Geheel de wereld van haar zonden zalig maakt.
O Jesus! wien ik nu omsluijerd aan mag zien,
Ik bid U, laat het, wat ik zoozeer dorst,*geschièn:
Dat ik U eenmaal met ontsluijerd aangezigt
Aanschouwe en zalig zij in \'t eeuwig glorielicht.
IN DEN ADVENT.
Dauwt, hemelen! van boven, en laat
de wolken den Regtvaardige regenen.
G
-ocr page 102-
78
IN DEN KERSTIJD.
Puer nobis nascitur.
Puer nobis nascitur,
Rector Angelorum,
In hoc mundo pascitur
Dominus Dominorum.
In praesepe ponitur
Sub foeno asinorum,
Cognoverunt Dominum
Christum Eegem coelorum.
Nuntiat pastoribus
Angelus de coelis
Ipsum, quem in Bethlehem
Natum ostendit eis.
Tune Herodes timuit
Magno cum dolore,
Infantes et pueros
Occidit cum livore.
Christus nasci voluit
Nostra pro salute,
Sed nobiscum doluit,
Hostem sternens virtute.
-ocr page 103-
7!)
IN DEN KERSTIJD.
Puer nobis nascitur. — Wijze, als het Latijn, en:
Vreedzaam wandelt s/er bij sier.
Ons geboren is een Kind,
Vorst der Engelsferen;
In de wereld wordt gevoed
Die is Heer der Heeren.
In een krib wordt Hij gelegd,
In der dieren woning;
Zij erkenden Hem, hun Heer,
Christus, Hemelkoning.
Aan de herders brengt die maar\'
Een der Engelkoren;
Toont hun, hoe te Bethlehem
\'t Kind hun is geboren.
Toen was daar Herodes\' hart
Vol van vrees en beven;
Bragt hij kind en zuigeling
In zijn nijd om \'t leven.
Christus heeft voor aller heil
Aller leed gedragen,
Onzen vijand aan het kruis
Door zijn kracht verslagen.
-ocr page 104-
80
Qui natus est ex Maria,
Die \'hodierna,
Perducat nos cum gratia
Ad gaudia superna.
Nos de tali gaudio
Cantemus in choro,
In chordis et organo
Benedicamus Domino.
Laus et jubilatio
Nostro sit in ore,
Et semper angelicas
Deo dicamus gratias.
IN DE VASTEN.
Parce, Domine, parce populo tuo, ne
in aeternum irascaris nobis.
0 SANCTISSIMA.
O sanctissima, o piissima, dulcis Virgo
Maria, (bis.)
Mater amata, intemerata; ora, ora
pro nobis. (bis.)
-9*2*fr-
-ocr page 105-
81
Hij die ons geboren is,
Op den dag van heden,
Voere ons ook door zijn gena
In het hemelsch Eden.
Laat dan, laat voor zulk een vreugd
\'t Dankbaar loflied rijzen,
Laat ons vrolijk feestgeschal
God eenstemmig prijzen!
Nooit moge onze jubeltoon
Op de lippen zwijgen;
Maar gepaard aan \'t Engelkoor,
Immer opwaarts stijgen!
IN DE VASTEN.
Spaar, Heer! spaar uw volk, en wees
niet in eeuwigheid op ons verbolgen.
0 SANCTISSIMA.
O allerheiligste, o goedertierenste, o
zoete Maagd Maria!
Beminde, ongeschondene Moeder!
bid, o bid voor ons.
-ocr page 106-
82
VOOR OE OVERLEDENEN.
Jesu Salvator.
Eenigcn. Jesu Salvator mundi, exaudi
preces supplicum.
Allen. Miseremini mei, miseremini
mei saltem vos amici mei, quia manus
Domini tetigit me.
JEenigen. Pelli meae, comsumptis carni-
bus, adhaesit os meum.
Allen. Miseremini, etc.
JEenigen. Quare persequimini me sicut
Deus, et carnibus meis saturamini.
Allen. Miseremini, etc.
TOT DANKZEGGING.
Laudate pueri.
Laudate — pueri Dominum; * lau-
da,te — nomen — Domini.2)
Sit nomen Domini benedictum, * ex
hoc nunc — et usque in saeculum.
1) Dit eerste vors wordt duur de zangers-afdeelirtg aangehe-
ven en na elk vers des psalms door de geheele broederschap
herhaald.
De streepjes titsschen de woorden duiden het rustpunt, eu
onder de lettergrepen den klein- of valtoou aan.
-ocr page 107-
83
VOOR DE OVERLEDENEN.
Jesu Salvator.
Jesus, Verlosser der wereld, verhoor
de beden van die U nederig smeeken.
Ontfermt u mijner, ontfermt n mijner,
ten minste gij, mijne vrienden, want de
hand des Hoeren heeft mij getroffen.
Mijn vleesch is verteerd, mijn vel kleeft
aan mijn gebeente.
Ontfermt u mijner, enz.
"Waarom vervolgt gij mij, gelijk God,
en verzadigt gij u met mijn vleesch?
Ontfermt u mijner, enz.
TOT DANKZEGGING.
Laudate pueri.
Looft, kinderen den Heer; looft den
naam des Heeren.
De naam des Heeren zij gezegend, van
nu af en in eeuwigheid.
-ocr page 108-
84
A solis ortu — usque ad occasum, *
laudabile nomen Domini.
Excelsus — super oinnes gentes Do-
minus, * et super coelos gloria ejus.
Quis sicut Dominus Deus noster, —
qui in altis habitat, * et humilia re-
spicit — in coelo et in terra?
Suscitans a terra inopem, * et de ster-
core erigens pauperem.
Ut collocet eum — cum principibus,
cum principibus populi sui.
Qui habitare facit — sterilem in
domo, * matrem filiorum laetantem.
Gloria Patri, et Filio, et Spiritui Sancto.
Sicut erat inprincipio, — et nunc et sem-
p er, * et in saecula saeculorum. Amen.
Laudate Dominum.
Laudate Dominum — omnes gentes: *
laudate eum — omnes populi.
Quoniam confirmata est super nos —
misericordia ejus, * et veritas Domini -—•
manet in aeternum.
Gloria Patri, etc.
-ocr page 109-
85
Van zonne-opgang tot zonne-onder-
gang, moet de naam des Heeren geloofd.
Hoog boven alle volken is de Heer;
en boven de hemelen zijne glorie.
"Wie is gelijk de Heer onze God\'? die
in den hooge woont en het nederige
aanziet, in den hemel en op aarde.
Die den behoeftige oprigt uit het stof,
en uit het slijk den arme verheft.
Dat Hij hem plaatse met de vorsten,
met de vorsten zijns volks.
Die de onvruchtbare doet wonen in
het huis, als de blijde moeder van kin-
deren.
Glorie zij den Vader, en den Zoon,
en den Heiligen Geest.
Gelijk het was in den beginne, en
nu en altijd, en in de eeuwen der eeu-
wen. Amen.
Laudate Domtnum.
Looft den Heer, alle natiën, looft
Hem alle volken.
Want zijne barmhartigheid is over
ons bevestigd, en de waarheid des Hee-
ren blijft in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader, enz.
-ocr page 110-
86
MAGNIFICAT.
Lofzang van Maria.
Magnificat anima mea Dominum.
Et exultavit spiritus meus * in Deo
salutari meo.
Quia respexit humilitatem ancillae
suae: * ecce enini ex hoc beatam me
dicent omnes generationes.
Quia fecit mihi magna qui potens
est, * et sanctum nomen ejus.
Et misericordia ejus a progenie in
progenies, * timentibus eum.
Fecit potentiam in brachio suo; *
dispersit superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede, * et exal-
tavit humiles.
Esurientes implevit bonis, et divites
dimisit inanes.
Suscepit Israël puerum suum, * recor-
datus misericordiae suae.
Sicut locutus est ad patres nostros, *
Abraham et semini ejus in saecula.
Gloria Patri, etc.
-ocr page 111-
87
MAGNIFICAT.
Lofzang van Maria.
Mijne ziel verheft den Heer.
En gejuicht heeft mijn geest in God,
mijnen Zaligmaker.
Omdat Hij nederzag op de geringheid
zijner dienstmaagd; want zie, van nu af
zullen alle geslachten mij zalig prijzen.
Omdat Hij groote dingen aan mij
lieeft gedaan, Hij die magtig is, en hei-
lig is zijn naam.
En zijne barmhartigheid is van ge-
slachte tot geslacht over degenen, die
Hem vreezen.
Hij heeft kracht gedaan door zijnen
arm; verstrooid heeft Hij dehoogmoe-
digen in de gedachten huns harten.
Magtigen heeft Hij van den troon
gezet, en geringen verheven.
Hongerigen heeft Hij met goederen
vervuld, en rijken ledig weggezonden.
Hij heeft Israël, zijnen dienstknecht,
aangenomen, indachtig zijner barmhar-
tigheid.
Gelijk Hij heeft gesproken tot onze
vaderen, aan Abraham en zijn nage-
slacht in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader? enz.
-ocr page 112-
NS
SMEEK- EN BOETEZANGEN.
Miserere mei Deus.
Miserere — mei Deus, — secundum
rnagnam — misericordiam tuam.
Et secundum multitudinem — mise-
rationum tuarum, * dele — iniquitatem
meam.
Amplius lava me — ab iniquitate
mea*, et a peccato — meo munda me.
Quoniam — iniquitatem meam —■ ego
cognosco, * et peccatum meuin ■— con-
tra me est semper.
Tibi soli peccavi — etmalum — coram
te feci; * ut justificeris — in sermo-
nibus tuis, et vincas cum judicaris.
Ecce enim — in iniquitatibus — con-
ceptus sum, — et in peccatis — con-
cepit me mater mea.
Ecce enim veritatem dilexisti; * incerta
et occulta — sapientiae tuae — ma-
nifestasti mihi.
Asperges me hyssópo — et mun-
dabor; * lavabis me, — et super nivem
dealbabor.
-ocr page 113-
80
SMEEK. EN BOETEZANGEN.
Miserere mei Deus.
Ontferm Ü mijne!", God, volgens uwe
groote barmhartigheid.
En volgens de menigte uwer erbar-
mingen, wisch mijne boosheid uit.
Wasem mij meer en meer van mijne
ongeregtigheid, en reinig mij van mijne
zonden.
"Want ik ken mijne boosheid, en mijne
zonde is altijd voor mijne oogen.
Voor U alleen heb ik gezondigd, en
kwaad voor uw aanschijn gedaan, opdat
Gij geregtvaardigd wordt in uwe woor-
den, en verwint, als Gij geoordeeld wordt.
Want zie, in ongeregtigheden ben ik
ontvangen, en in zonden heeft mij mijne
moeder ontvangen.
Want zie. Gij hebt de waarheid be-
mind ; de onbekende en verborgene ge-
heimen uwer wijsheid hebt Gij mij ge-
openbaard.
Gij zult mij besproeijen met hysoop
en ik|zal?gezuiverd worden; Gij zult
mij wasschen en ik zal witter worden
dan sneeuw.
7
-ocr page 114-
90
Auditui meo — dabis gaudium — et
laetitiam; * et exultabunt — ossa humi-
liata.
A verte faciem tuam—apeccatismeis;*
et omnes — iniquitates meas dele.
Cor mundum crea — in me, Deus; *
et spiritum rectum —innova — in visce-
ribus meis.
Ne projicias me —a facie tua; * et
spiritum sanctum tuum — ne auferas
a me.
Redde mihi laetitiam — salutaris tui;*
et spiritu — principali confirma me.
Docebo iniquos vias tuas, * et impii
ad te convertentur.
Libera me — de sanguinibus Deus, —
Deus salutis meae, * et exultabit lingua
mea justitiam tuam.
Domine, — labia mea aperies, * et os
meum annuntiabit laudem tuam.
Quoniam si voluisses sacrificium — de-
dissem utique; * holocaustis non delec-
taberis.
Sacrificium Deo — spiritus contri-
-ocr page 115-
91
Gij zult aan mijn gehoor vreugde en
blijdschap geven, en mijne vernederde
gebeenten zullen juichen.
Keer uw aangezigt af van mijne zon-
den, en wisch al mijne ongeregtighe-
den uit.
Schep in mij, o God, een zuiver hart,
en vernieuw den regten geest in mijn
binnenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn,
en neem uwen heiligen geest van mij
niet weg.
Geef mij weder de blijdschap uws
heils, en versterk mij met den verwin-
nenden geest.
Ik zal de boozen uwe wegen leeren,
en de goddeloozen zullen zich tot U
keeren.
Verlos mij van de bloedschuld, o God,
God mijns heils, en mijne tong zal uwe
regtvaardigheid loven.
Heer, Gij zult mijne lippen openen,
en mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt Gij offerande gewild, ik
zou ze zeker gegeven hebben; in brand-
offers zult Gij geen behagen vinden.
Een bedrukte geest is eene offerande
-ocr page 116-
02
bulatus, * cor contritum — et humilia-
tum. — Deus, non despicies.
Benigne fac, Domine, — in bona vo-
luntate — tua Sion; * ut aedificentur
muri Jerusalem.
Tune acceptabis —• sacrificium justi-
tiae — oblationes et holocausta; * tune
imponent — super altare tuum vitulos.
Requiem aeternam * dona eis, Domine.
Et lux perpetua * luceat eis.
De Profundis.
De profundis —■ clamavi ad te, Do-
mine: Domine, exaudi vocem meam.
Fiant aures tuae — intendentes, *
in vocem — deprecationis meae.
Si iniquitates — observaveris, Do-
mine, * Domine, — quis sustinebit?
Quia apud te — propitiatio est, * et
propter legem tuam — sustinui te,
Domine.
Sustinuit anima mea —in verbo ejus, *
speravit anima mea in Domino.
A custodia matutina — usque ad noc-
tem, * speret Israël in Domino.
-ocr page 117-
93
voor God; een vermorzeld en veroot-
moedigd hart zult Gij, o God, niet
versmaden.
Doe wel, Heer, volgens uwe goed-
gunstigheid aan Sion, opdat de muren
van Jerusalem opgebouwd worden.
Dan zult Gij de offerande van regt-
vaardigheid, de dank- en brandoffers
aannemen; dan zullen zij varren op uw
altaar leggen.
Heer, geef hun de eeuwige rust.
En het eeuwige licht verlichte hen.
De Profundis.
Uit de diepten heb ik tot U geroepen,
Heer: Heer! verhoor mijne stem.
Laat toch uwe ooren luisteren naar
de stem mijner srneeking.
Indien Gij de ongeregtigheden gade-
slaat, Heer, — Heer, wie zal dan bestaan?
Maar bij U is verzoening, en om uwe
wet heb ik U, o Heer, verbeid.
Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht;
mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Van den morgenstond tot den nacht
hope Israël op den Heer.
-ocr page 118-
94
Quia apud Dominum — misericordia,*
et copiosa — apud eum redemptio.
Et ipse redimet Israël, * ex omnibus —
iniquitatibus ejus.
Requiem aeternam dona eis, Domine.
Et lux perpetua luceat eis.
KLAAGZANG.
Stabat Mater.
Stabat Mater dolorosa
Juxta crucem lacrymosa,
Dum pendebat Eilius;
Cujus animam gementem
Contristatam et dolentem
Pertransivit gladius.
O quam tristis et afflicta
Fuit illa benedicta
Mater Unigeniti;
Quae moerebat, et dolebat,
Et tremebat, cum videbat
Nati poenas inclyti.
-ocr page 119-
95
Want bij den Heer is barmhartigheid,
en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen, uit al
zijne ongeregtigheden.
Heer, geef hun de eeuwige rust.
En het eeuwige licht verlichte hen.
«*$e-*Se-
KLAAGZANG.
Stabat Mater. Wijzen, als liet Latijn.
Naast het kruis, met schreijende oogen,
Stond de Moeder diep bewogen,
Daar de Zoon te sterven hing,
En haar door het zuchtend harte,
Overstelpt van wee en smarte,
\'t Zevenvoudig slagzwaard ging.
0 hoe droef, hoe vol van rouwe
Was die zegenrijkste vrouwe
Om Gods Ééngeboren Zoon.
Ach, hoe streed zij! ach, hoe kreet zij,
En wat folteringen leed zij
Bij \'t aanschouwen van dien hoon!
-ocr page 120-
96
Quis est homo, qui non fleret,
Christi Matrem si videret
In tanto supplicio?
Quis posset non contristari,
Piam Matrem contemplari
Dolentem cum Filio?
Pro peccatis suae gentis
Vidit Jesum in tormentis
Et nagellis subditum;
Vidit suum dulceni Natum
Morientem desolatum,
Duin emisit spiritum.
Eja Mater, fons amoris,
Me sentire vim doloris
Fac, ut tecum lugeam;
Fac ut ardeat cor meum
In amando Christum Deum,
Ut sibi complaceam.
Sancta Mater, istud agas,
Crucifixi fige plagas
Cordi meo valide;
Tui Nati vulnerati,
Tam dignati pro me pati,
Poenas mecum divide.
-ocr page 121-
1)7
Wie, die hier niet schreijen zoude,
Die het grievend leed aanschouwde,
Dat Maria\'s ziel verscheurt?
Wie kan zonder mee te weenen,
Christus\' Moeder hooren stenen,
Daar zij met haar Zoon hier treurt?
Voor de zonden van de zijnen
Zag zij Jesus zoo in pijnen
En in wreede geeselstraf;
Zag haar lieven Zoon zoo lijden,
Heel alleen den doodkamp strijden,
Tot Hij zijnen geest hergaf.
Geef, o Moeder! bron van liefde,
Dat ik voele wat u griefde,
Dat ik met u medeklaag;
Dat mij \'t hai\'t ontgloei\' van binnen
In mijn God en Heer te minnen,
Dat ik Hem alleen behaag.
HeiPge Moeder! wil mij hooren,
Met de wonden mij doorboren,
Die Hij aan het kruishout leed;
Ach, dat ik de pijn gevoelde,
Die uw lieven Zoon doorwoelde,
Toen Hij stervend voor mij streed.
-ocr page 122-
98
Fac me vere tecum fiere,
Crucifixo condolere,
Donec ego vixero;
Juxta crucem tecum stare,
Te libenter sociare
In planctu desidero.
Virgo Virginum praeclara,
Mihi jam non sis amara,
Fac me tecum plangere;
Fac ut portem Christi mortem,
Passionis fac consortem,
Et plagas recolere.
Fac me plagis vulnerari,
Cruce fac inebriari,
Ob amorem Filii.
Inflammatus et accensus,
Per te, Virgo, sim defensus
In die judicii.
Fac me cruce custodiri,
Morte Christi praemuniri,
Confoveri gratia;
Quando corpus morietur,
Fac ut animae donetur,
Paradisi gloria. Amen.
-ocr page 123-
1
99
Mogt ik klagen al mijn dagen,
En zijn plagen waarlijk dragen
Tot mijn jongste stervenssmart.
Met u onder \'t kruis te weenen,
Met uw rouwe mij vereenen,
Dat verlangt mijn weenend hart.
Maagd der maagden! nooit volprezen,
Wil nu niet mij tegen wezen,
Laat mij treuren aan uw zij\';
Laat mij al de wreede plagen
En den dood van Christus dragen,
Laat mij sterven zoo als Hij.
Laat mij, in zijn kruis verslonden,
Laat zijn wonden mij doorwonden,
Om de liefde van uw Zoon.
Dan, in wederliefde ontstoken,
Worde ik door u voorgesproken,
Moeder! voor zijn regtertroon.
Maak, dat mij het kruis beware,
Dat dan Christus\' dood mij spare,
Dat Hij mij gena bewijz\';
En als \'t ligchaam eens zal sterven,
Doe mij dan de glorie erven
Van het hemelsch Paradijs. Amen.
-ocr page 124-
100
VII.
GODVRUCHTIGE LIEDEREN.
I.
AAN DEN H. GEEST.
Wijze, als elke Benedictie, doch met herhaling van den
sang der twee laatste verzen, en N. M. 7.
1.
Glorie zij U, God de Vader!
TJ, die onze Schepper zijt;
Glorie zij U, God de Zone!
Die ons van den dood bevrijdt;
Glorie zij aan U gegeven,
Heilige, ongeschapen Geest!
Die met Hen als Beider Liefde
Eeuwig ook zijt één geweest.
2.
\'t Is die Geest, die zacht en vlijtig,
Trouw, gehoorzaam, heilig maakt;
In ons binnenst met ons biddend,
Onuitspreekb\'re zuchten slaakt;
Die de zaal\'ge vrees des Heeren
En de liefde stort in \'t hart,
En wierd God door ons beleedigd,
Tranen geeft van boetesmart.
-ocr page 125-
101
Hoor, o Geest van licht en liefde!
Hoor ons broederlijk gebed,
Dat wij naar uwe inspraak leven
En gehoorzaam aan Gods wet;
Wil, wil onze zwakheid sterken,
Ons geleiden waar wij gaan,
Dan zal onze voet niet wank\'len,
Geest van liefde! hoor ons aan.
II.
AAN JESUS EER!
HA DE AKTE VAN OPOFFERING, OF OOK NA DE II. COMMUNIE.
Wijze: Dat Jesus lev\'! B., en M. IC.
1.
Aan Jesus eer!
Zoo stijge ons dankbaar smeeken,
Aan Jesus eer! door aarde en hemelheer!
O zoete naam, dien ik nimmer kan
spreken,
Of \'k voel te feller in liefde me ontsteken,
Aan Jesus eer! (bis.)
2.
Aan Jesus eer!
Is \'t lied der Christen scharen,
Aan Jesus eer! Hem, onzenGod en Heer,
Die al wietrouwom Hem henen vergaren,
-ocr page 126-
102
Trouw in den strijd voor zijn naam
zal bewaren,
Aan Jesus eer!
3.
Aan Jesus eer!
Mag ook de zondaar zuchten,
En tot zijn Heer ga Hij rouwmoedig
weer;
Geen boet\'ling, neen! heeft zijn wrake
te duchten,
Hij heeft alleen in zijne armen te vlugten,
Aan Jesus eer! (bis.)
Aan Jesus eer!
Is \'t lied van \'t zielsvertrouwen,
Aan Jesus eer! zoo roepen we immer
weer;
Hoe langer toch wij zijn wonden be-
schouwen,
Hoe méér ons ook onze zonden berouwen,
Aan Jesus eer! (bis.)
Aan Jesus eer!
Is \'t lied der hemelzalen,
En \'t Eng\'lenkoor valt diep aanbid-
dend neer:
-ocr page 127-
10?,
Da-t moet heel de aard\' met haar tongen
en talen,
Dat al wat is door alle eeuwen herhalen,
Aan Jesus eer! (bis.)
6.
Aan Jesus eer!
Nog eens het aangeheven!
Aan Jesus eer! en immer, immer meer!
Aan Hem alléén zij van nu af ons leven!
Aan Hem gehéél ons ten offer gegeven!
Aan Jesus eer! (bisj
7.
Aan Jesus eer!
Zoo blijve ons danklied stroomen,
Aan Jesus eer! voor eeuwig onzen Heer!
Hij zélf, Hij zélf is nu in ons gekomen,
Hij zélf heeft ons tot de zijnen genomen;
Aan Jesus eer! (bis.)
III.
DE H. FAMILIE JESUS, MARIA, JOSEF.
Wijze, ala B., en M. 34.
1.
U, Josef! wijd ik mijnen zang,
Maria zing ik levens-lang;
U, Jesus! mijnen God en Heer,
Geve aarde en hemel eind\'loos eer,
-ocr page 128-
104
O Heilig Huisgezin!
Ik eer er Josef in,
Ik eer Maria, Moedermaagd;
Ik aanbid uw Kind,
Dat ons teer bemint,
p]n enkel wederliefde vraagt.
2.
Was ooit gezin zoo goed en groot,
En tevens in zoo diep een nood,
Als \'t allerheiligst Huisgezin?
Dat storte ons troost bij \'t lijden in.
O Heilig Huisgezin! enz.
3.
Was ooit gezin op heel deze aard\',
Zoo heilig, zoo vereerenswaard ?
Het hoofd gebogen in het stof,
Zing ik dit heilig Drietal lof.
O Heilig Huisgezin] enz.
Was ooit cp aarde een huisgezin
Zoo mild, en vol van menschenmin?
Ik werp mij dan, mijn God en Heer!
Voor U ten dankbaar offer neer.
O Heilig Huisgezin! enz.
-ocr page 129-
105
IV.
LIED DER BROEDERSCHAP.
Wijze, als IJ: Gezin, liet lieilir/st wat tot heden, en vooral
M. 33.
1.
O Godsgezin! o drietal leden,
Die aller heilig toonbeeld zijt,
Wij komen weer tot u getreden,
Die allen u zijn toegewijd.
Vergun, dat we op uw schuldloos leven
Eerbiedig onze blikken slaan,
Om stil de deugden na te streven,
(bis.)
Waarin gij ons zijt voorgegaan.
2.
Wat reinheid, wat een hemelvrede!
Wat zachte rust en zaligheid!
Gedurig gaan en oog en bede
Omhoog naar de Oppermajesteit.
Wat ijver in uw pligtbetrachten,
Van d\' eersten tot den laatsten stond!
Op God alleen zijn uw gedachten,
Co
Nooit wijkt zijn lof uit hart of mond
3.
O, dat wij dan, tot lid verheven
Van \'t allerheiligst Huisgezin,
Naar hun drievuldig toonbeeld streven
Van vader-, moeder-, kindermin!
-ocr page 130-
106
Onze arbeid ook zij God geheiligd,
Op God zij altoos hart en oog,
Üebeê,dieonsvoor\'tkwaadbeveiligt, j ^
Ga met hun lofgebed omhoog. j<Ü,
4.
O Jesus, God en mensch te gader!
Maria, reine Moedermaagd!
O Josef, \'s Heeren Voedstervader!
Hoort wat dit broedertal u vraagt:
Laat ons u stil en trouw beminnen,
Geliefde Vader, Moeder, Zoon!
Dat we eens met onze huisgezinnen | ^
U eeuwig zien in \'s hemels woon. j JZ-
V.
DE H. FAMILIE, ONZE TROOST.
Wijze, als B.
1.
Is arbeid \'t lot, door God ons hier beschoren,
\'t Is zoet, voor wie zijn\' Zoon zelv\' werken ziet;
\'t Is \'t beste deel, door Jesus zich verkoren;
Is \'t ons geen troost in \'s werelds ziels verdriet ï
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan!
-ocr page 131-
107
2.
Ach, denken wij, als we onder kommer bukken:
Mijn Jesus zelf was arm zoowel als wij;
O Godsgezin! wat jamm\'ren ons dan drukken,
Ze worden zoet, voor wie ze draagt als gij.
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan!
3.
Wij willen naar geen aardsche schatten streven:
Was Jesus arm: — is de armoe dan niet schoon ?
Is \'t zwoegen zwaar, — ten offer is \'t verheven,
En Jesus geeft zijn hemel ons tot loon!
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan:
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht bij \'t lijden op doen gaan!
4.
De smart duurt kort, en eind\'loos is \'t verblijden:
O troosten we ons in \'t hemelsch Huisgezin;
De Heer geeft kracht, om mét Hem hier te lijden,
En voert ons eens zijne eeuw\'ge blijdschap in.
O Huisgezin, ten toonbeeld ons geschonken!
Wij willen trouw uw leven gadeslaan,
Moog\' dit gezigt uw liefde in ons ontvonken,
En troostend licht by \'t lijden op doen\'\'gaan!
-ocr page 132-
108
VI.
GELOOFD ZIJ JESUS CHRISTUS!
Eigen melodie, en N. M. 44, M. 17.
I.
1.
Als \'t eerste duister breekt.
Ontwaakt mijn hart en spreekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
2.
De heil\'ge feestklok luidt
En roept het plegtig uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Wat is de schoonste klank?
De zoetste toon van dank?
Geloofd zij Jesus Christus!
4.
In \'s Heeren heilig huis
Is \'t eerste beêgesuis:
Geloofd zij Jesus Christus!
5.
In mijn gelukkigst uur,
Zing ik met liefde vuur:
Geloofd zij Jesus Christus !
-ocr page 133-
109
6.
Bij al wat ik begin,
Roep ik met hart en zin:
Geloofd zij Jesus Christus!
7.
En wat mijn werk ook zij,
Ik zeg er vrolijk bij:
Geloofd zij Jesus Christus!
II.
1.
De schoonste vruchten kweekt
Het hart dat altijd spreekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
2.
Bij spijzen en bij drank,
Is dit mijn vrome dank:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Zoo zing ik vroeg en spa,
Als \'k bid of werken ga:
Geloofd zij Jesus Christus!
4.
En nooit verveelt de groet
Zoo schoon, zoo wonder zoet:
Geloofd zy Jesus Christus!
-ocr page 134-
110
5.
Als treurigheid mij plaagt,
Dan roep ik onversaagd:
Geloofd zij Jesus Christus!
6.
Bij \'s levens zielsverdriet,
Vind ik mijn troost in \'t lied:
Geloofd zij Jesus Christus!
7.
In nood en bitt\'re smart,
Roep ik met mond en hart:
Geloofd zij Jesus Christus!
8.
Droef om mijn schuld te moê,
Zucht ik mijn Jesus toe:
Geloofd zij Jesus Christus!
De magt der helle vliedt
Voor dit mijn zoete lied:
Geloofd zij Jesus Christus!
III.
1.
De liefelijkste lof
Is ook in \'s hemels hof:
Geloofd zij Jesus Christus!
-ocr page 135-
111
Des Vaders eeuwig woord,
Klinkt daar en eeuwig voort:
Geloofd zij Jesus Christus!
3.
Zingt, menschenkind\'ren! luid,
Zingt jubelend het uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
4.
Heel \'t aardrijk in het rond
Weêrklinke telken stond:
Geloofd zij Jesus Christus!
5.
Als \'t licht ten einde spoedt,
Zij dit de laatste groet:
Geloofd zij Jesus Christus!
De duisternis wordt dag
Voor wie slechts zingen mag:
Geloofd zij Jesus. Christus!
Mijn hart houdt sluim\'rend wacht,
\'t Zingt in den stillen nacht :
Geloofd zij Jesus Christus\'
-ocr page 136-
112
Ja, nog mijn ziele spreekt,
Als reeds mij \'t harte breekt:
Geloofd zij Jesus Christus!
Zingt, hemel, aarde, zee!
Zing al wat ademt meê:
Geloofd zij Jesus Christus!
10.
\'t Weêrklinke wijd en luid,
Voor Hem eeuw in, eeuw uit:
Geloofd zij Jesus Christus!
VII.
SCHOON LIED.
ALLERHEILIGSTE SAKRAMKNT.
Eigen melodie, en M. 11.
1.
Eene stem.                                 Allen.
O Christen! sterk Wees, o Jesu!
\'t Geloof, en merk Die ons steeds nu
Dit liefdewerk,
         Hier in \'t vleesch U
Waar God algoed Bezitten doet,
Met vleesch en bloed, O Jesu zoet!
H|j zelf u voedt. Wees, wees gegroet.
-ocr page 137-
113
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
1,
Eeue stem.
Kniel, kniel dan neer
Voor d\'Opperheer,
En vraag niet meer,
Hoe dat geschiedt:
Zie \'t oog het niet,
\'t Geloof \'t wel ziet.
Alleu.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
O Jesu zoet!
Wees, weesgegroet.
5.
Eenc stem.
Met Cherubien
En Seratien
Wil hulde biên;
Val voor Hem neer,
Geef, geef Hem eer,
Uw\' God en Heer.
8
Ecnc stem.
Daar in dien krans
Der Remonstrans,
Is Christus gansch;
Van brood en wijn
Daar enkel zijn
Gedaante en schijn.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
Bezitten doet,
0 Jesu zoet!
Wees, wees gegroet.
3.
Eeue stem.
De Hostie daar,
De schijn voorwaar
Van brood is \'t maar:
\'t Blijkt wel gewis
\'t Geheimenis:
Dat Jesus \'t is.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch U
-ocr page 138-
114
Allen.                    Brood!
Wees, o Jesu !             Mijn zielespijs
Die ons steeds nu       Op mijne reis
Hier in \'t vleesch U   Naar \'t Paradijs.
Bezitten doet,
O Jesu zoet!                         Allcn-
Wees, weesgegroet.
_                Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Eeiestem.           Hier in\'t vleesch U
Ach bij mijn dood     Bezitten doet,
En jongsten nood,    O Jesu zoet!
Wees, Hemelsch       Wees, weesgegroet.
vin.
VOOR DE H. COMMUNIE.
Wuzk : Lieve Moeder run den Heer! — eii N. M. 78, 86;
doch vooral il. 12.
Eenigen. Jesus! Menschgeworden God,
Die niet in uw woord kunt falen,
Gij rust hier in \'t Sakrament;
Kan \'t mijn geest niet achterhalen,
...
         j God der waarheid! \'k tuig het nu,
Amn\' \\ Jesus! ik geloof in U.
Eeniyen. God van almagt, liefde en trouw!
\'k Ben beschaamd om al mijn zonden,
-ocr page 139-
115
Maar Gij, Heer! hebt ze uitgewischt
In het bloed van zooveel wonden;
Vol betrouwen kom ik nu,
Goede Jesus! \'k hoop in U.
. God van liefde en opperst Goed!
Gij wilt spijzen ons en drenken,
In \'t geheim der hoogste min
Heel U-zelven aan ons schenken;
Liefste Jesus! kom, kom nu,
Ach mijn ziel verzucht naar U.
4.
\'kBen niet waardig, groote God!
Dat Gij ingaat in mijn harte;
Spreek, Heer! spreek een enkel woord,
En, doorwond van liefdesmarte,
Schrei ik: Jesus! kom toch nu.
Kom, o kom! ik smacht naar U.
\'kZal dan aan den heü\'gen Disch
U, mijn Jesus! gaan ontvangen,
U, mijn\' God, mijn\' grooten God,
Aan mijn; zalig harte prangen;
Goede Jesus! kom toch nu.
Kom, o kom! ik snel tot U.
-ocr page 140-
116
IX.
NA DE H. COMMUNIE,
Eigen melodie, en B.: O Moeder Gods, o minste MaagdI
liet Koor {Allen) herhaalt de tweede helft der melodie,
met kleine wijziging aan liet einde.
1.\'
Eene stem. Nu heeft mijn lieve Jesus dan
Zich mij tot spijs gegeven,
Die mijn verkwikte ziel bewaar\'
In \'t eindelooze leven; (bis.)
Allen
I Ach, goede God! U smeeken wij:
f Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
Eene stem. Zoo is dan waarlijk \'s Vaders Zoon
Tot mijne ziel gekomen,
En heeft zijn zetel in mijn hart,
Mijn zondig hart genomen; (bis.)
Allen.
Ach God! ach God! U smeeken wij:
Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
3.
Eene stem. O dat ik al de stemmen had,
Die opgaan van deze aarde,
En \'t nimmer-zwijgend hemelkoor
Zich aan mijn loflied paarde; (bis.]
Allen
! ^\' G°d\' U, God! aanbidden wij,
/ Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
4.
Eene stem. \'k Aanbid, ik loof, ik dank ü, God!
Ach, zie mijn tranen beven!
-ocr page 141-
117
Wat zal ik, goede Jesus! U
Voor zooveel liefde geven? (bis.)
Allen,
U, God! U, God! beminnen wij,
Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
5.
Ecne stem. Ik wil, mijn Jesus! wat ik ben,
Mijn hart, mijn vreugd en lijden,
Mijn leven en mijn stervensuur
Ten offerand U wijden; (bis.)
t U, God! U, God! beminnen wij,
en\' I         Blijf ons nu eeuwig bij. (bis.)
6.
Ecne stem. Maar zwak is onze ziel, o H«er!
Als \'t ligt-bewogen riet;
Almagtig God! wij smeeken U:
Verlaat, verlaat ons niet; (bis.)
Allen I ^°& eelis> noS eens dan smeeken wij:
/
         Blijf\' ons toch eeuwig bij! (bis.)
X.
DE HEER EN DE ZIEL.
VOOH DE H. COMMUNIE.
Wijze, nis B.: Mijn yastmual is bereid.
l>e Meer «preekt.
Mijn feestdisch is bereid,
Ik wil uw Gastvriend wezen,
-ocr page 142-
118
Vergeet mijn majesteit,
En nader zonder vreezen.
Ik wacht met ongeduld: kom, mijn geliefde! kom,
Beminnen wij elkaar als bruid en bruidegom.
De Ziel.
AKTE VAN GELOOF.
\'kGeloof, Heer! maar ach, sterk
Mijn al te zwak gelooven
In liefde\'s wonderwerk:
Mijn God kwam neer van boven,
Mijn God is waarlijk spijs in \'t Heilig Sakrament!
O liefde niet bemind, o liefde niet gekend!
AKTE VAN VERLANGEN.
O goddelijke Disch!
Waar \'t Vleesch en Bloed mijns Heeren
Der zielen feestmaal is,
Wie zou u niet begeeren?
Mijn kranke ziel verzucht, verkwijnt van liefdesmart;
O kom, mijn bruidegom! kom in mijn smachtend hart.
AKTE VAN HOOP EN LIEFDE.
Heil mij, het uur is daar,
Mijn Bruidegom gaat komen,
Hij wacht mij op \'t altaar,
Ik ga dan zonder schromen....
Hier ben ik, kom, mijn God!... Maria, bid voor mij!
O Jesus, Jesus, kom! treedt, Eng\'len! aan mijn zij\'.
-ocr page 143-
119
XI.
WELKOM.
NA DE H. COMMUNIE.
Wijze, als B, en M. 14.
1.
Welkom geheeten,
Mijn Jesus in ons hart.
O blij geweten!
O zoete liefdesmart!
Die met uw vleesch mij voedt,
Door U mij leven doet,
Ik zal U nooit vergeten,
Nog eens U, Jesus zoet:
Welkom geheeten!
2.
Dank zal ik zingen,
Zijn bloed was mij ten drank;
Gij, Hemellingen!
Zegt gij met mij Hem dank,
Die om zijn zetel zweeft,
Hem eeuwig glorie geeft,
Nu hier ons komt omringen,
Daar Jesus in ons leeft,
Dank zal ik zingen.
-ocr page 144-
120
3.
Aan Jesus geven,
Zal ik mijn hart en ziel,
Voor heel mijn leven!
Wat mij ten deele viel,
Het peilt geen aardsch verstand,
\'t Is door geen menschenhand
Nog immer neergeschreven,
\'k Wil hart en ziel ten pand
Aan Jesus geven.
—«^H~^w—
XII.
KERSLIED.
AAN \'l\' KINDJE JESUS.
Wijze, als: Oreator alme siderum, vele kerkzangen en
andere melodién.
1.
O Kindje Jesus! arm als wij,
Als we aan U denken, zijn we blij;
Want werdt Gij, lieve Heer! een kind,
\'t Was zeker, wijl Gij ons bemint.
De groote Schepper van \'t heelal
Geboren in een armen stal!...
Wat geven wij, o lieve Heer!
Aan U voor zooveel liefde weer.
-ocr page 145-
121
3.
Ach zie! hoe, op het stroo geleid,
Het Kindjen in de kribbe schreit,
En hoe \'t met doeken half-gedekt,
Naar ons zijn lieve handjes strekt.
4.
Ach, hadden wij maar goud of goed,
Dan, zóó als \'t drietal Wijzen doet,
Dan voor uw kribje knielden wij,
En gaven \'t even blij als zij.
Maar danken, prijzen \'t lieve Kind,
En zingen, dat ons hart het mint,
En zeggen: \'t is geheel voor U:
Dat kunnen en dat doen wij nu.
6.
Dat, Kindje Jesus! doen wij nu,
Wij geven heel ons hart aan U,
Als we aan U denken zijn we blij,
U danken, U beminnen wij.
•mm-
-ocr page 146-
122
XIII.
LOFZANG.
AAN HET n. KRUIS.
(Vexilla Regis.)
Wijze, als het Tjtitijn, of ook als Lied XII, en M. 27.
1.
Des Konings rijksbanier treedt voort,
Het heilgeheim van \'t Kruis ontgloort,
Waaraan het leven ging ter dood,
En door den dood ons \'t leven bood.
2.
Het heeft, door \'t staal der lans gewond,
Om ons van alle smet der zond\'
Te wasschen in dien milden vloed,
Gestroomd van water en van bloed.
:;.
Vervuld is \'t, wat in \'t trouwe lied
Ons David toezong in \'t verschiet,
Waar hij aan alle volken leert:
„Van \'t Hout is \'t, dat de Heer regeert!"
4.
O schoone boom, die glansrijk straalt,
En met des Konings purper praalt;
Verkoren Stam! die \'t voorregt smaakt,
Dat gij zoo heiPge leden raakt.
-ocr page 147-
123
5.
Welzalige! aan uwe armen hing
De losprijs van deez\' wereldkring;
Gij weegschaal,waaraan \'t ligchaam woog,
Dat aan de hel haar buit onttoog.
6.
0 Kruis! dat de een\'ge hope zijt,
Gegroet in dezen lijdenstijd;
Stort heilkracht op de vromen af,
En delg der boozen schuld en straf.
7.
U, bron des heils, Drievuldigheid:
Zij lof door allen geest bereid:
Schenk wie de kruistriomf verblij\',
Schenk hun den glorieprijs er bij.
XIV.
LIEFDEZUCHT
TOT HIT KINDJE JESU3 EN ZIJNE H. MOEDER.
(Meilied.)
Eigeu melodie, Pias Nunus, eu N. M. C\'J, M. 52.
1.
Hoor, o Zoete!
Onze groete,
Die we u, lieve Moeder! biên,
-ocr page 148-
124
Toon ons, armen,
Toch erbarmen,
Laat, laat ons uw Kindje zien.
Wil gehengen,
Dat we brengen
Lentebloesems, lentedicht;
Dat we waken,
\'t Harte maken
Tot een rustplaats voor uw Wicht.
ó.
O die Zonne,
Liefdebronne,
Die gij als uw\' God bemint,
Geef, o Reine,
Ons dat kleine,
Geef ook ons uw god\'lijk Kind.
4.
Laat ons zamen,
Naar betamen,
Lelies vlechten tot een kroon,
\'t Hart, zoo louter
Als het outer-
Waslicht, wijden aan uw Zoon.
-ocr page 149-
125
5.
En Hem drukken,
Met verrukken,
En Hem wiegen aan de borst,
Die alleene
Naar dat eene
Lieve kleene Kindje dorst.
6.
En dan sluiten
Alles buiten,
Om met Hem alléén te zijn,
En te geven
Heel ons leven,
Alles aan het Kindekijn.
XV.
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZENKRANS.
I.
De vüf 1 tlijrle G-ebeimen.
Wijze: M. 56; en: Wij groeten u, o zuiv\'re MaagdI
Eenigen. Gods vaderoog sloeg de aarde ga,
Een Engel daalt met spoed:
„Wees," sprak hij, „o gij vol gena,
„Maria! wees gegroet."
Allen. ( Maria, Koningiime!
I O gij vol moederminne!
En zuo \\ Sta ons bij in allen nood,
vervolgens, f jn den doodj Maria, (Wtf )
-ocr page 150-
126
1.
Naauw heeft ze uit Gods gezant gehoord,
Wat \'s Heeren wil behaagt:
Of zij stemt in, — en \'t eeuwig Woord
Nam \'t Vleesch aan uit de Maagd.
Allen. Maria, Koninginnel enz.
2.
En zij, die \'s werelds Schepper droeg,
Is tot haar nicht gegaan,
Om dienend waar de nood het vroeg,
Aan hare zij\' te staan.
Allen. Maria Koninginne! enz.
3.
Zij trekt naar Davids kleine stad,
Daar baart zij \'t god\'lijk Kind!
Dat mét haar \'t hemelsch heir aanbad,
En zij in doeken windt.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
4.
Zij bood Het God ten offer weer
In Salems tempelstee:
„Laat nu," sprak Simeon, „o Heer!
„Uw dienaar gaan in vree."
Allen. Maria, Koninginne! enz.
-ocr page 151-
127
5.
Wat blijdschap voelde uw moederhart,
Maria! nu ge uw Kind,
Zoo lang gezocht met zooveel smart,
In \'s Heeren tempel vindt.
Uien.. Maria, Koninginnel enz.
II.
De v\\jt Droevige GeUeixaexx,
Wijze : M. 57.
Wie is er, Moeder! die het meldt,
Hoe u het harte brak,
Toen \'t zwaard, van Simeon voorspeld,
U zevenwerf doorstak.
Maria, Koning inne! enz.
1.
Gij zaagt den Heer, Gethsemané!
Bedroefd tot in den dood;
Hoe \'t bloed, dat de angst Hem storten deê,
Op de aarde nedervloot.
Maria, Koninginne! enz.
2.
Mijn Jesus! ach, wat foltering !
\'kZie diepe wond bij wond,
De striemen van de geeseling,
Die Gij voor ons doorstondt.
Ülen. Maria, Koninginne! enz.
-ocr page 152-
128
3.
Nu mengt de moedwil pijn en hoon
Wreedaardig ondereen:
Ruw vlecht de heul een doornen kroon
Om \'s Heeren hoofd nog heen!
Allen. Maria, Koninginne! enz.
•1.
Myn Jesus sleept, hedekt met hloed,
Zijn kruis naar Golgotha;
Wie onzer draagt niet welgemoed
Voortaan zijn kruis Hem na.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
5.
Hij sterft, aan \'t smart\'lijk kruis gehecht,
Zijn Moeder ziet het aan,
Ach, toen is \'t zwaard, zoo lang voorzegd,
Diep door haar ziel gegaan!
Allen. Maria, Koninginne! enz.
III.
l_>e vüi Glorierijke Geheimen.
Wijze: M. 58 en 56.
Juich, Moeder! juich, uw Zoon regeert
In opperheerschappij:
Uw droefheid is in vreugd verkeerd,
Gij heerscbt nu aan zijn zij\'.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
-ocr page 153-
129
1.
De Heer, de Heer is opgestaan,
En leeft nu voor altijd!
O dood! gij jaagt geen vrees meer aan:
Uw prikkel gingt ge kwijt.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
2.
Daar klimt Hij door de sterrenbaan,
Een Eng\'lenpaar daalt neer,
En kondigt d\' elf Apost\'len aan:
„Zóó keert Hij eenmaal weer."
Allen. Maria, Koninginne! enz.
3.
Hij zendt hun d\' afgebeden Geest,
Die licht en krachten geeft;
De Apost\'len tuigen \'t onbevreesd,
Dat Jesus weder leeft.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
4.
Toen gij, o Maagd! van liefde stierft,
Schonk Hij u \'t rijksgebied,
Dat ge in uw mart\'laarschap verwierft,
En thans met Hem geniet.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
-ocr page 154-
130
5.
Daar werdt gij door uw eigen Zoon
Gekroond tot Koningin,
En schittert naast zijn glorietroon
Voor uwe moedermin.
Allen. Maria, Koninginne! enz.
XVI.
JUBELLIED
AAN
MAEIA, ONBEVLEKT ONTVANGEN.
Wijze : M. 50, en vele bekende melodiën; zie ook Lied VIII.
1.
Lieve Moeder van den Heer!
Laat ons om uw zetel dringen,
Laat uw kind\'ren u ter eer
\'t Zielverrukkend feestlied zingen;
\'t Moet weerklinken luid en blij:
Moeder, Onbevlekt zijt oij!
2.
\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond,
En herscheppend, overklonken,
\'t "Woord, door Pius\' mond verkond;
En uw kind\'ren, vreugdedronken,
Jublen op uw f eestgetij:
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
-ocr page 155-
131
3.
Neen dat loflied zwijgt niet meer:
Tot aan \'s werelds verste palen,
Zullen met liet hemelsch heer
Al uw kind\'ren \'t luid herhalen,
\'t Woord van \'t zalig jubeltij :
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
4.
En wij voegen dank en beê
Aan de blijde feestgezangen j
Wie, wie dankt niet met ons meê
Voor al \'t heil, door u ontvangen
In het zalig jubeltij:
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
5.
Zonnezuiv\'re Moedermaagd!
Om de glorie u gegeven,
Hoor ook wat ons hart u vraagt:
Dat wij na een schuldloos leven
Eeuwig jub\'len aan uw zij\':
Moeder, Onbevlekt zijt gij!
•S^-exs-^s-
-ocr page 156-
132
XVII.
MARIA-BEZOEK.
Wijze: N". M. 53 en 49; en: O Maagd, o schoon-
heid, nooit volprezen!
1.
Gods Moeder, \'s hemels Koninginne,
IJlt in haar teed\'re naastenminne
Naar Juda\'s stad met snellen tred,
En over \'t hoog gebergte henen,
Om ned\'rig dienstb\'re hulp te leenen
Aan hare nicht Elisabeth.
2.
Naauw komt ze er groetend ingetreden,
Of hare nicht voelt op haar schreden
Het nad\'ren van haar God en Heer!
Voelt zich van heilgena doordrongen:
Haar kind, van blijdschap opgesprongen,
Geeft in haar schoot zijn\' Jesus eer.
3.
Drie maanden wijdt er in \'t verborgen
Maria hare teerste zorgen
Aan \'t allerned\'rigst dienstbetoon:
O liefde! o toonbeeld, ons gegeven,
Maria dient!... en Eng\'len zweven
Rondom de Moeder van Gods Zoon!
-ocr page 157-
133
i.
O gunstbezoek! op hare schrede
Droeg ze ook haar Jesus met zich mede,
En \'s werelds heil die woning in:
Beschermster! Moeder! ons gegeven,
Ach, in dit kommervolle leven,
Bezoek ook ons en ons gezin!
Ach dat uw Zoon van zonde ons heilig\',
Ons huis voor alle kwaad beveilig\',
Ons zegene en ons huisgezin:
O dan, - dat is ons zoet vertrouwen, -
Gaan we eens, gezegendste aller vrouwen!
Met Hem en u ten hemel in.
XVIII.
LOFZANG
TÉR EERE VAN HET H. EN ONBEVLEKTE HART VAN MARIA.
Wijze, als Lied XVI en VIII.
I.
VÓÓR JESUS\' LIJDEN.
1.
Laat nu de aarde op blijden toon
\'t Duizendstemmig feestlied zingen,
Reeds weerklinkt om \'s Heeren troon
\'t Lofgezang der hemellingen,
\'t Ruisch\' der Moeder van den Heer
En haar heilig Hart ter eer!
-ocr page 158-
134
2.
Spiegel, gij! van Godes magt,
Die voor de erfsmet u beveiligd,
En u onder \'t aardsch geslacht
Zicli ten woontent heeft geheiligd,
Heiligdom van Gods gena,
Tempel zonder wederga!
3.
Vlekloos Hart! wie zal uw lof,
Wie uw zaligheid bezingen!
De Eng\'len van het hemelsch hof
Spreken in hun hooge kringen,
Neen zij spreken nimmer uit,
Wat dit heilig Hart omsluit.
4.
Voor het magtig zonnelicht
Wijkt de stille starrenluister,
Maar de zon haalt \'t aangezigt
En haar stralen weg in \'t duister
Voor de glorie van de Maagd,
Die aan \'t hart van God behaagt.
r>.
Reiner dan ooit sneeuwvlok viel,
Waardig hier haar God te aanschouwen,
Was de nederige ziel
Der gezegendste aller vrouwen;
Op die schoonheid zag de Heer
Van zijn hoogen zetel neer.
-ocr page 159-
135
II.
BIJ JESUS\' LIJDEN.
1.
Toen nu \'t Woord in uwen schoot,
Moedermaagd! was neergekomen,
En, bereid ten offerdood,
Knecntsgestalt had aangenomen,
O wat hebt ge een liefdegloed
In uw Moederhart gevoed.
2.
Hoe was toen uw Hart verheugd,
En in liefdevuur verslonden,
Want gij droegt der heem\'len vreugd ;
Maar, o Moeder! eens ook wonden
Al de schichten van de smart
Uw beminnend Moederhart.
3.
U doorgriefde wond bij wond
Door geheel uw lijdend leven;
Maar toen ge onder \'t kruishout stondt,
En uw\' Zoon den geest zaagt geven,
En een speer zijn zij\' doorstak,
Ach! wie meldt, hoe \'t Hart u brak.
4.
Uit dat ligchaam, zoo verscheurd,
Vloeit een bloedstroom voor haar neder;
-ocr page 160-
136
Wie, wie is er die niet treurt
Met een Moederhart zoo teeder:
Maatloos als de onmeetb\'re zee
Is Maria\'s boezemwee.
5.
Ach! droog hare tranen af,
Rijs, o Koning van het leven!
Rijs weer uit het duister graf;
En van glorielicht omgeven,
Trooste uw aangezigt de smart
Van \'t gebroken Moederhart.
III.
NA JESUS\' LIJDEN.
1.
"Wees, Maria! wees getroost:
Lang zal \'t lijdensuur niet wezen,
Eer de derde morgen bloost,
Ziet ge uw\' Zoon, uit \'t graf gerezen,
Vrij van smart en vrij van smaad,
In \'t onsterflijk lichtgewaad.
2.
Daar, daar ziet zij reeds haar God,
Haar beminden Zoon genaken,
En een nameloos genot
Voelt zij nu haar Hart doorblaken,
Tot Hij, in triumf gekeerd,
Aan des Vaders zij\' regeert.
-ocr page 161-
137
3.
Eustloos zucht haar minnend Hart,
Nu ze op aard\' nog moet verwijlen;
O zij wil van liefdesmart
Opwaarts naar haar Jesus ijlen,
Die in \'s Vaders heerlijkheid
Reeds haar zetel toebereidt.
4.
Als het maagd\'lijk "Was voor \'t vuur,
Voelde zij haar Hart verteren,
En versmacht naar \'t zalig uur,
Dat de stem haar roep\' des Heeren;
Toen kwam Jesus haar te moet,
En zij stierf van liefdegloed.
5.
Heilig Harte! vrij van smet,
Troost voor wie op u vertrouwen,
Hoor ons kinderlijk gebed,
0 gezegendste aller vrouwen!
Vraag nu, vraag van \'t god\'lijk Lam,
Dat zijn liefde ons hart ontvlamm\'.
-ocr page 162-
138
XIX.
GEGROET ZIJT GIJ, MARIA!
Wijze, als Lied VI; M. 51;B.: Lofzang aan de Allcrli
Maagd Maria.
1.
O Hemelkoningin!
Ik zing uit kindermin:
Gegroet zijt gij, Maria!
2.
Wat heil heeft niet voor de aard\'
Dat hemelsch woord gebaard:
Gegroet zijt gij, Maria!
3.
De helmagt stond ontsteld,
Toen u Gods Engel meldt:
Gegroet zijt gij, Maria!
4.
Die groet had het begin
Van \'s werelds redding in:
Gegroet zijt gij, Maria!
5.
Daarom zong wijd en zijd
De Kerk ten allen tijd:
Gegroet zijt gij, Maria!
-ocr page 163-
139
6.
Nóg zingt in vreugd en smart,
Elk dankbaar kinderhart:
Gegroet zijt gij, Maria!
7.
Ja, Moeder van Gods Zoon!
Wie juicht niet op dien toon:
Gegroet zijt gij, Maria!
8.
De hemel gaat ons voor,
Daar zingt heel \'t Engelkoor:
Gegroet zijt gij, Maria!
9.
En wij in \'t aardsche stof,
Wij zingen tot uw lof:
Gegroet zijt gij, Maria!
10.
Als Satan ons bekoort,
Wij spreken \'t magtig woord:
Gegroet zijt gij, Maria!
n.
Wij roepen in den nood,
En nu en in den dood:
Gegroet zijt gij, Maria!
-ocr page 164-
140
12.
En eens in \'s hemels stee,
Dan juichen we eeuwig meê:
Gegroet zijt gij, Maria!
XX.
AVONDBEDE TOT MARIA.
WlJZE: Maria\'s beeld te midden, of B.: Avoudgroet tot
Maria; en M. 61.
1.
Komt, nog een kinderbede
Maria toegebragt!
En dan in \'s Heeren vrede
Den slaap weer ingewacht,
Gerust en wel te moede,
Vertrouwend op haar hoede,
Maria, Maria, Moeder! zegen ons.
2.
"Wij bidden u"te gader
Bij \'t einde van deez\' dag:
Vraag, Moeder! onzen Vader,
Wiens wakend oog ons zag,
Dat Hij ons kwaad verschoone,
Het goede ons eenmaal loone,
Maria, Maria, Moeder! bid voor ons.
-ocr page 165-
141
3.
Beveilig uwe kind\'ren,
O Moeder! dezen nacht;
Dan zal geen kwaad ons hind\'ren,
Dan is ons slapen zacht;
Dan ziet ge ons morgen weder,
O Moeder goed en teeder!
Maria, Maria, Moeder! wees gegroet.
XXI.
MEILIED.
Wijze, als B.: De Meimaand: Juicht nu, blijde SioTU
cliooren.
1.
De eerste lentegeuren zweven,
Op dan, kind\'ren! eer gegeven
Aan de Moeder van Gods Zoon;
Meimaand biedt ons kroon bij kroon;
Op dan, om haar beeld te sieren,
Om het lentefeest te vieren
Van de reine Moedermaagd,
Die eene eeuw\'ge bruidskroon draagt.
2.
Lentezonnei met uw stralen
Kunt gij bij haar glans niet halen;
Met den zang van Edens hof
Huwt de jeugdige aard\' haar lof:
-ocr page 166-
142
\'t Heilig Kind, haar God en Heere,
Wien al \'t schepsel eeuwig eere!
Droeg zij aan \'t ontvlamd gemoed:
Moeder Gods! wees, wees gegroet.
Maar geen maagdelijke glansen
Al dier licht- en bloemenkransen,
Maar geen lofgezang alleen
Off ren we om uw zetel heen:
Dat we naar een lichtend leven,
Vol van deugdengeuren, streven, -
Dat is wat u \'t meest behaagt,
Dat is wat ons lied u vraagt.
XXII.
AAK DEN H. JOSEF.
Wijze : M. 64, als het Oostenrijksehe volkslied, en
iuulcre melodicn.
Eenigen. Heil\'ge Josef! trouwe hoeder
Van uw god\'lijk Voedsterkind,
Die uw Jesus heel uw leven
Onuitspreeklijk hebt bemind:
Allen         Heil\'ge Josef! vraag dat wij
Hem beminnen zoo als gij.
-ocr page 167-
143
Eenigen. Heil\'ge Josef! die uw\' Jesus
In uw stulpje met u hadt,
Vaak van d\' arbeid tot Hem
opziend,
Stil en innig Hem aanbadt:
jj,
         I Heil\'ge Josef! vraag dat wij
j Jesus dienen zoo als gij.
Eenigen. Heil\'ge Josef! door Gods Zone
In uw ned\'rig werk verligt,
Daar Maria \'t oog vol liefde
Op haar Kind en Bruigom
rigt:
jjj
         | M raag, dat in hun aanschijn wij
en\' j Ons verblijden zoo als gij.
Heil\'ge Josef! die in de armen
Van uw Bruid en Pleegkind
stierft,
En voor uw getrouwe liefde
\'t Loon der eeuwigheid ver-
wierft:
Heil\'ge Josef! vraag dat wij
Zalig sterven zoo als gij.
-o»*—
-ocr page 168-
141
XXIII.
BEDE
AAN DEN H. JOSÉ F.
Wijze : M. «2. en B.
1.
O Josef! Voedstervader
Van Jesus, onzen Heer,
Wij treden biddend nader,
En knielen voor u neer;
Want in uw vaderarmen
Draagt gij het god\'lijk Kind;
\'t Zal onzer zich erbarmen,
Wijl \'t uw gebed bemint.
2.
Wil, Josef! voor ons vragen,
Dat wij in \'s levens lot
Ons naar zijn wil gedragen,
Getrouw aan zijn gebod.
Wil door uw beê verwerven,
O trouwe toeverlaat!
Dat wij den hemel erven,
Als eens ons sterfuur slaat.
3.
Wij smeeken u te gader,
Patroon van Jesus\' Kerk!
Blijf, Josef! ons ten vader,
Ten steun bij al ons werk;
-ocr page 169-
145
Vraag ons met Jesus\' Moeder
Zijn hulp in allen nood,
En blijf ons trouw ten hoeder
Van nu tot in den dood.
XXIV.
AAN DEN H. JOANNES.
Wijze : M. 66; B.: Vreedzaam wandelt ster bij ster, en
Puer
nobis naseitur.
1.
Uitverkoren bloedverwant
Van \'t Gezin des Heeren,
U, verheven Boetgezant!
Moet ons loflied eeren.
2.
Grooter bragt geen vrouw ooit voort,
Naar het woord des Heeren:
U, die onze bede hoort,
Moet ons danklied eeren.
3.
Gij, die \'t Godslam van nabij
Ons hebt aangewezen,
Wees door onze broederrij,
Heilheraut! geprezen.
-ocr page 170-
146
4.
Leden wij van \'t Godsgezin,
Dat we eenparig eeren,
Eoepen we ook uw voorspraak in,
Bloedverwant des Heeren!
5.
Hoor de bede gunstig aan,
Die wij op doen rijzen:
Wil ook ons op \'s levens baan
\'t Godslam altoos wijzen.
XXV.
OE H. JOANNES DE DOOPER, BOETGEZANT.
Wijze : M. 67.
1.
Van de rotse der woestijne,
Waar de voetzool gloeit in \'t zand,
Waar geen dauw des hemels druppelt,
Waar de lieete trekwind brandt,
Deed Joannes \'t roepwoord schallen:
Doet boetvaardigheid, gij allen!
2.
Naar de wat\'ren des Jordaanstrooms
Trok des Heeren Boetgezant,
-ocr page 171-
147
Dat hij Hem den weg bereide,
Hem verkonde aan heel het land;
Dat de zondaar schuld betuige,
En de trotsche knieën buige.
Doet boetvaardigheid, gij allen!
Boete, riep hij, is de baan,
De een\'ge baan, waarop de zondaar
Naar den hemel heen kan gaan,
Voor geen goud noch goed te koopen,
Voor den boeteling slechts open.
4.
Op die woorden, scherpe schichten,
Scheurde er menig zondig hart,
Springen in die zandwoestijne
Bronnen op van boetesmart;
\'t Stroomend doopsel ruischt van \'t leven,
Dat zijns Meesters doop zal geven.
5.
Als een rotsmuur stond Joannes,
En roept allen tot berouw,
Predikt vorsten, predikt knechten,
Immer aan zijn God getrouw:
Doet, doet boete! riep hij allen,
Tot het zwaard zijn hoofd deed vallen.
-ocr page 172-
148
XXVI.
LOFZANG.
AAN DE HH. APOSTELEN PETRUS EN PAULUS.
Wijze : Madz. 272 in dcu Zangbundel van Gcbr. Alb. Thijm.
1.
Een heerlijk eeuwig licht
Heeft hier het vuur gesticht,
"Waarmee deez\' gulden dag komt kroonen
Des Heeren grootste en trouwste Zonen,
De Apostelvorsten, op wier tred
De hemel ons zich openzet.
2.
Gij, Leeraar onzer aard\',
Die \'s hemels poort bewaart,
Gij, vaders van het nieuwe Romen!
Voor wier gerigt de volken komen,
Verwinnend door het Zwaard en
\'t Kruis,
Staat gij gekroond in \'s Konings huis.
3.
O Rome, zaal\'ge Stad!
Dat meerder schoons bevat,
Dan \'t ov\'rig gansch heelal te zamen,
Sinds u twee Vorsten heil\'gen kwamen
En verwen met den purp\'ren vloed
Van hun zoo kostbaar, roemrijk bloed.
-ocr page 173-
149
4.
Zij Gods Drievuldigheid
Eer, glorie, lof bereid,
Aan Haar door alle volk verschuldigd;
En zij de magt alom gehuldigd,
Die in haar Één het al beheerscht
In eeuwigheid, als \'t was van eerst.
XXVII.
SMEEKLIED
AAN DEN
II. WILLIBROEDUS,
Aposl el en Patroon van Nederland.
Wijze: M. 69; — zie ook Lied XII en XIII.
1.
0 Willibrord! die van omhoog
Ons gaslaat met beschermend oog,
Hoor \'t nageslacht der vad\'ren aan,
Met wie gij zelf hebt omgegaan.
2.
Zie Neêrland aan, uw roem en kroon,
Gij onze Apostel en Patroon!
Hier hebt gij, moedig Godsgezant!
Hier Jesus\' heilbanier geplant;
10
-ocr page 174-
150
8.
Hier half een eeuw zijn naam verbreid,
Zijn Bruid een\' zetel toebereid,
Hier door uw ijver en gebed
Mijn vad\'ren uit den dood gered.
4.
Ach! elfmaal ging een eeuwkring rond,
Sinds gij hier Satans rijk verwont;
En nu, ach meer dan \'t half geslacht -
Het zonk terug in \'s vijands magt.
5.
Geliefde Vader en Patroon!
Zie Neêrland aan, uw roem en kroon:
Bid, Willibrord! bid bij den Heer,
Dat al wie doolt eens wederkeer\'.
6.
Ach voer hen met uw trouw gezin,
Ach voer ook hén uw glorie in:
O gij, die \'t kruis hier hebt geplant,
Bid voor uw dierbaar Nederland!
-ocr page 175-
151
XXVIII.
LOFLIED AAN DE H. MOEDER ANNA.
Wijze: JU. 68;— zie ook Lied XVI ea VIII.
1.
Moeder Anna! luid en blij
Moet ook u mijn loflied rijzen;
Moeder van Gods Moeder, gij,
\'k Moet uw nieuwe glorie prijzen:
Straalt er op de dochter eer,
\'t Schittert op de moeder weer.
2.
Ver reeds als de lichtstraal schiet,\'
Vloeit van duizend dankb\'re tongen
\'t Naauw-verkondigd zegelied:
\'t Wordt door de Eng\'len meegezongen,
\'t Godlijk-stil geheimenis,
Dat in u voltrokken is.
;;.
Wonder zonder wederga!
Vlekloos hebt gij haar ontvangen,
Door uws Heeren heilgena,
\'t Kind dat ge aan uw hart mogt prangen:
Anna! ja alleen uw kind
Is aldus door God bemind!
4.
En ik! zou [niet luid en blij
U in uwe dochter prijzen? •..]
Moet niet aller eeuwen rij
\'t Loflied voor u op doen rijzen!
Wie is als uw vlekloos Kind,
Wie ooit heeft als zij bemind!
-ocr page 176-
152
Van nw dochter zonder smet
Straalt de weerglans op u neder:
Keert, o Anna! uw gebed
Tot haar Zoon ooit vruchtloos weder?
Moeder van Gods Moeder, gij,
Bid dan, Anna! bid voor mg.
XXIX.
LOFLIED AAN DEN H. ALPHONSUS.
Wijze, als bij B.
1.
Alphonsus\' naam, met eerbied uitgesproken,
Heeft reeds ons hart in hooger liefde ontstoken:
Een dankbaar loflied dan gezongen hem ter eer!
Maar bidden we ook, dat hij ons voorspreek\' bij den
Heer.
2.
O waren wij op \'t zien van Jesus\' wonden,
Gelijk Alphons, van liefdevuur verslonden,
Dan, met het smeekend oog op \'s Heeren kruis gerigt,
Was alle smart ons zoet en alle lijden ligt.
Wat bragt hij trouw tot in zijn hoogste jaren,
Zijn lang bezoek aan Jesus op de altaren;
Daar was zijn zoetste rust, zijn troost, zijn hoogste
goed:
O Serafijn! uw liefde ontvlamme ons koud gemoed.
Hoe leerde hij Maria ons beminnen!
Hoe wist hij tal van kind\'ren haar te winnen!
Verwerf ons in haar dienst een kinderlijk gemoed,
Dat haar zoo teeder, zoo vertrouw\'lijk eeren doet.
-ocr page 177-
153
XXX.
SMEEKZANG
AAN
DB II. B ABB A K A,
bijzondere Patrones voor een zalig; sterfuur.
Wijze : Creator alme siderum; — 0 Moeder Gods, o
reinste Maagd!
en zie Lied XII ea XIII.
1.
O teed\'re Maagd en Mart\'lares!
Aloude, trouwe Patrones
Der zielen in haar jongsten strijd:
Dat dan uw blik ook mij verblijd\'!
2.
Niet door slechts ééne stervenssmart:
Door dood- aan doodkamp ging uw hart,
Eer gij, o Barbara! door \'t zwaard
Van \'s vaders hand ten hemel vaart.
3.
Naar \'t offer, voor \'t geloof gebragt,
Is ook uw glorie en uw magt;
Ons Neêrland tuigt het luide mee:
Niet onverhoord laat God uw beê.
4.
Hier roept sinds eeuwen \'t vroom gezin
Voor \'t stervensuur uw voorspraak in:
En, \'t zij dan traag of ras genaakt,
Wie heeft uw troostblik niet gesmaakt.
-ocr page 178-
154
5.
Gedenk mij, goede Barbara!
Dat ik toch sterve in Gods gena!
En Jesus, eer ik de aarde ontzweef,
Zicli mij ten zaal\'ge Teerspijs geef.
XXXI.
SMEEKLIED
TOT PATROONHEILIGEN.
Wijze
: Maria\'s beeld te midden; zie Lied XX.
1.
Na \'s werelds strijd en lijden,
In Jesus\' kracht volbragt,
Geniet gij zijn verblijden,
En deelt zijn gloriemagt:
O dat, mijn goede Heil\'ge!
Uw voorspraak mij beveil\'ge,
Bid, Heil\'ge Beschermer! l) bid, o bid voor ons.
2.
Wij nog bij \'s levens plagen,
Wij zijn in zielsgevaar,
Ach, hoor ons klagen, vragen,
Dat ons uw hulp bewaar\'.
O dat dan, goede Heil\'ge!
Uw voorspraak ons beveil\'ge,
Bid, trouwe Beschermer! bid, o bid voor ons.
1) Of: Beschermster! —of ook: men kan daarvoor den naam,
zoo die in de versmaat te brengen is, hier invoegen.
-ocr page 179-
155
3.
Komt Satan ons bekoren,
Lokt vleesch, of wereld aan:
Wil onze smeekstem hooren,
Ach help! of wij vergaan.
0 dat dan, goede Heil\'ge!
Uw voorspraak ons beveil\'ge,
Bid, trouwe Beschermer! bid, o bid voor ons.
4.
God kroonde uw heilig leven
Met glorierijken dood;
Mogt op uw beè Hij geven,
Dat \'k zalig de oogen sloot.
Dat dan, mijn goede Heil\'ge!
Uw voorspraak mij beveil\'ge,
Bid, trouwe Beschermer! bid, o bid voor mij.
5.
O waar ge in d\' eeuw\'gen vrede
Nu Jesus\' aanschijn ziet:
Verwerf mij door uw bede,
Dat ik uw heil geniet\'.
O dat dan, goede Heil\'ge!
Uw voorspraak mij beveil\'ge,
Bid, trouwe Beschermer! bid, o bid voor mij.
-ocr page 180-
156
XXXII.
LOFLIED
AAN
ONZEN H. ENGELBEWAARDER.
•Wijze, als Lied XXIV.
1.
U, die om den zetel dient
Van den Heer der heeren,
Zijn Gezant, mijn Zielevriend,
\'k Wil u dankbaar eeren.
2.
Gij, die eeuwig u verblijdt
In het god\'Hjk wezen,
Maar ook mijne vreugd hier zijt,
Engel! wees geprezen.
3.
Gij omzweeft mij nacht en dag,
Schutsgeest, mij gegeven!
Moge ik rein in vroom ontzag
Voor uw bijzijn leven!
4.
Gij, ja! blijft mij onverdiend
Al uw liefde toonen:
Laat mij, teed\'re Hemel vriend!
U met liefde loonen.
-ocr page 181-
157
5.
Gij geleidt, verlicht, behoedt,
Trouwe Gids! mijn schreden;
Gij ook sterkt mijn zwak gemoed
Door uw smeekgebeden.
(i.
Veilig is mijn levensbaan,
Wie mij ook bestrijden;
U, mijn Engel! roep ik aan,
Gij zult mij bevrijden.
7.
Blijf, o blijf in allen nood
Mijner u ontfermen,
Maar vooral, wil bij mijn dood,
Wil mij dan beschermen!
8.
Als mijn ziel aan de aarde ontgaat,
Wil mij niet begeven:
Voer haar, trouwe Toeverlaat!
In het eeuwig leven.
-ocr page 182-
158
XXXIII.
HET GEBED TE NAZARETH.
LIED VOOR 1IETH. HUISGEZIN.
Wijze , als de Elevatie: Panis mujeüaus, met kleine ver
andering aan het einde van den 4en regel.
1.
Gods ongeschapen Zoon,
Gedaald van d\' eeuw\'gen troon,
Ligt hier te Nazareth
Geknield in zielsgebed.
2.
Met haren Zoon en Heer,
Knielt ook Maria neer\',
En Josef aan hun zij,
Voegt er zijn smeeking bij.
3.
© God! welk een gezigt!...
Het heiligst Drietal ligt,
Die Moeder, Vader, Zoon!
Aanbiddend voor uw troon!
4.
Wat dan, wat gaat hier om,
In \'t arme heiligdom?...
Hier biedt het nieuw Gezin
U \'t offer zijner min.
-ocr page 183-
159
Een Moeder, Vader, Kind,
Beminnend en bemind!
Brengt U voor \'t eerst op aard\'
Een glorie Uwer waard.
6.
Ik werp mij aan hun zij\':
Om hen, neem ook van mij
En heel mijn huisgezin,
Het offer onzer min.
Om \'t wonderzoet gebed
In \'t arme Nazareth,
Zie welgevallig, Heer!
Op al de mijnen neer.
XXX1Y.
MARIA-TENHEMELOPNEMING.
Wijze, zie Lied XXX, XXVII, XIII en XII.
Maria, Moeder van Gods Zoon,
Ging heden op naar \'s hemels troon;
God zond zijne Eng\'len tot haar af,
Om haar te wekken uit het graf.
-ocr page 184-
160
2.
Zij voeren met hun Koningin,
Verrukt den open hemel in;
Daar komt met heel een Eng\'lenstoet,
De Zoon zijn Moeder in \'t gemoet.
3.
Wat onuitspreeklijk heilgenot!
Zij ziet Hem, haren Zoon en God!
Elkaar zien Zoon en Moeder aan:
En zwijgend bleven de Eng\'len staan!...
4.
Nu treedt zij in een zonnegloor,
Aan Jesus\' hand de heem\'len door;
Een maagdelijke sterrenkrans
Staat om haar hoofd in stillen glans.
5.
Zij, vol genade als vol van deugd,
Geniet de volheid aller vreugd!
Zij zetelt op den eeretroon,
Naast Jësus, haren God en Zoon.
6.
Zoo is zij \'s hemels Koningin,
Maar Moeder ook van \'t aardsch gezin;
Zoo klimm\' tot haar ons smeekend lied:
Vergeet ons, uwe kind\'ren, niet.
3S&-8X8- m-
-ocr page 185-
161
XXXV.
AVE MAR IS STELLA.
OP ALLE MARIA-DAGEN\'.
Wijze, als het vorige Lied XXXIV, XXX, enz.
1.
Gegroet gij, Sterre van het meer!
Verheven Moeder van den Heer,
En altoos Maagd; gij, Hemelpoort!
Die ons \'t verbeide heil beschoort.
2.
Wat Gabriël u heeft verkond,
Neem \'t Ave van zijn Eng\'lenmond;
Keer Eva\'s naam ten zegengroet,
Dat ge ons in vrede vest en hoedt.
3.
Wil zondaars van hun boei ontslaan,
Breng voor de blinden \'t heillicht aan,
Verdrijf ons kwaad met alle straf,
Smeek al het goede voor ons af.
4.
0 toon ons, dat gij Moeder zijt,
Dat Hij, die zich uw Zoon belijdt,
Door u eens tot ons heil gebaard,
Door u ook ons gebed aanvaard\'.
11
-ocr page 186-
162
5.
Der Maagden zonderlinge bloem:
Zachtmoedige! der zachten roem,
Ik bid, dat ge onze schnldboei slaakt,
Zachtmoedig ons en zuiver maakt.
6.
Verleen een reine levensbaan,
Beveilig \'t pad waarop we gaan,
Opdat wij, Jesus ziend\', verheugd
Te zaam steeds juichen in zijn vreugd.
7.
Zij God den Vader lof en eer,
Met Christus, d\'allerhoogsten Heer!
Zij de eigen roem den Geest bereid,
Den Drie ééne eer in eeuwigheid!
XXXVI.
VAANDELLIED
VAN
HET HEILIG HUISGEZIN.
Wijze, als liet Ooitenrijksche volkslied, en elke Benedictie.
1.
Ziet de feestvaan weer op heden,
Broeders! prijken voor ons oog;
\'t Zegt ons, noe dit Drietal Leden
-ocr page 187-
163
Door den strijd ter glorie toog;
Stijg\' met onze dankgebeden
\'t Plegtig vaandellied omhoog!
2.
Ziet het Toonbeeld ons gegeven
In dat Heilig Godsgezin:
Schuldloos, werkzaam, huislijk leven,
Vader-, moeder-, kindermin;
Al hun deugden na te streven:
Dat heeft onze strijdvaan in!
3.
Trouw met Josef dan gestreden,
Met Maria, met haar Kind!
\'t Hoogst heeft dat Gezin geleden,
Schoon het hoogst door God bemind;
Wie ter glorie op wil treden,
\'t Is de Kruisvaan die haar wint.
4.
Op die vaan dan \'t oog geslagen,
Waar ons Toonbeeld op ons ziet,
En ons wenkt vol welbehagen;
Zoo dan roep ik: „Wat geschied\',
„Neen ! in at, mijn levensdagen,
„Neen : \'k verlaat mijn vaandel niet !"
-ocr page 188-
164
XXXVII.
AVONDZANG.
WlJZE; Ave rosa. sine sptna, in het Graduale.
i.
Minlijk-lichtend van den lioogen,
Diep in \'t blaauw van \'s hemels bogen,
Ziet gij als met mededoogen,
Goedige Avondster! ons aan:
Vriendlijk straalt gij altijd neder,
Of \'t een blik is zoet en teeder,
Dien een Moeder altijd weder
Op ons broedertal laat gaan.
2.
Dooft de vreugdezon haar stralen,
Zien wij d\' avond om ons dalen,
Gij gedoogt niet dat wij dwalen,
Trouwe Ster! gij toont uw licht;
\'t Is ons in ons pelgrimsleven,
Van den lijdensnacht omgeven,
Als een straal, die uit komt zweven
Van Maria\'s aangezigt.
3.
Zal het laatste licht ons stralen,
\'s Levens avond voor ons dalen,
\'t Brekend oog in nacht gaan dwalen:
Hemelster ! blijf voor ons staan ;
-ocr page 189-
165
In den doodsnacht, vol verschrikken,
Wil ons, Moeder! met uw blikken,
Vol van liefde en licht, verkwikken:
Wenk ons, tot u op te gaan!
XXXVIII.
DAG VAN GRAMSCHAP.
Zang, als het Latijn.
Dag van gramschap, dag des Heeren,
Die heel de aarde in asch zal keeren,
Naar Sibyl en David leeren.
Wat een schrik zal elk ontwaren,
Als de regter neer zal varen,
\'t Al ten streng verhoor vergaren.
Een bazuinschal, vreemd van toone,
Dreunt er door der dooden wone,
Daagt hen allen voor zijn troone.
Dood, natuur verslaan en beven,
Als het schepsel zal herleven,
Om Hem rekenschap te geven.
\'tSchuldboek wordt er aangedragen,
Dat van alles zal gewagen,
Waarom \'t vonnis wordt geslagen.
-ocr page 190-
166
Is de Regter dan gezeten.
Wat er schuilt wordt klaar geweten,
Niets blijft strafloos of vergeten.
"Wat zal ik, rampzaal\'ge, spreken?
"Wien mij dan ten voorspraak smeeken,
Als regtvaardigen verbïeeken?
Gij die, schrikb\'re Gloriekoning!
Zaligt uit genabetooning,
Heilbron! geef me uw zaal\'ge woning.
Goede Jesus! wil gedenken,
Dat Ge om mij Uzelv\' kwaamt schenken,
"Wil mij dan ter hel niet wenken.
Moê zat Gij van me op te sporen,
\'t Kruis ook hebt Ge om mij verkoren:
Zooveel werk zij niet verloren.
Regter der geregte wrake!
Ach dat ik uw gunstwoord smake,
Eer de dag der reek\'ning nake.
\'k Zucht als een der schuldenaren,
\'t Schaamrood op \'t gelaat gevaren,
"Wil toch, God! een smeek\'ling sparen.
Die Maria hebt ontheven,
En een\' moordenaar deedt leven,
Mij ook hebt Gij hoop gegeven.
-ocr page 191-
167
Ze is onwaard wat bede ik slake,
Maar Gij Goede! uw liefde make,
Dat ik niet in \'t helvuur blake.
Wil mij bij de schapen leiden,
En mij van de bokken scheiden,
Aan uw regter plaats bereiden.
Bij \'t verdoemen der verloornen,
\'t Vuur ten prooi van \'t eeuwig toornen,
Koep mij met uwe uitverkoornen.
\'k Smeek U, diep ter aard\' gebogen,
\'t Hart verbrijzeld voor uwe oogen,
Heb toch met mijn eind\' meêdoogen.
O die dag van jammerklagen,
Die den mensch voor \'t oordeel dagen,
Uit het stof zal op doen rijzen,
God! wil hem gena bewijzen;
Goede Jesus! hoor mijn beê:
Geef hun, Heer! uw eeuw\'gen vree.
A m e n.
•m-s^m-
-ocr page 192-
-ocr page 193-
I
XXXIX.
MORGENLIED.
JAM LÜCIS Cl UT O SIDEBK.
Wijzen, als het Latijn, Creator alme lidirum, en andere
kerkzangen; — O Moeder Gods, o reinste Maagd/
XI. 27. f>9, en vele Melodiën.
1.
Het daggesternte licht weer aan,
Laat ons tot God nu smeekend gaan:
Dat Hij bij \'tgeen wij daaglijks doen,
Voor alle kwaad ons wil bekoên.
2.
De tong betoome en temper\' Hij,
Dat er geen scliuwb\'re twistklank zij;
Beschermend dekk\' Hij onzen blik,
Dat ons geen ijdelheid verstrikk\'.
3.
Dat heel ons harte zuiver zij,
De geest van allen waanzin vrij,
Het vleesch verleer\' zijn trotsche wijs,
Door soberheid in drank en spijs.
-ocr page 194-
170
i.
Opdat, is straks de dag gegaan,
En voert de beurt den nacht weer aan.
Wij, door onthouding rein, te meer
De glorie zingen van den Heer.
5.
Geef \'t, Vader! Gij zoo liefderijk,
En, Éénge Zoon! aan Hem gelijk,
Die met den Geest, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
—o ^53 3fr o—■
XL.
A V 0 N D L IE D.
TE Ll\'C\'IS AXTE TERMINOI.
Wijzen, als liet vorige Lied XXXIX.
1.
U, Schepper! eer ons \'t licht vergaat,
U, bidden we, onzen Toeverlaat:
Dat Ge in uw goedertierenheid
Ons uwe hoede en hulp bereidt.
2,
Ver wijke \'t nachtlijk droomgekwel,
En aller beelden wufte spel;
Buig onzen vijand neer, en zij
Ons ligchaam gansch van smetten vrij.
-ocr page 195-
171
3.
Geef \'t, Vader! Gij zoo liefderijk,
En, Eén\'ge Zoon! aan Hem gelijk,
Die met den Geest, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
XLI.
AKTEN VAN GELOOF, HOOP, LIEFDE EN BEROUW.
Wijzen: Lauda! Simt! Sahatorem. Staiat Mater.
Bijstand van wie voor u strijden.
De Melodie op bl. 77 der Gezangen, door J. Beekkndonk
te Amsterdam uitgegeven. Laatste druk. — Nieuwe
Melodie», N°. 22 en 65. Tweede druk. In liet
R. K. Jongens-Weeshuis te Tilburg.
Zie ook Lied LXXVI.
Akte van Oeloof.
Ik geloof en zal gelooven
Wat Gods Kerk, verlicht van boven,
Voorstelt als geopenbaard;
Gij, mijn God! Gij kunt niet falen,
En uw Kerk kan nimmer dwalen,
Naar Gij zélf ons hebt verklaard.
U belijd ik. nooit volprezen
Ürie Personen, één in "Wezen,
God de Vader, Geest, en Zoon!
God de Zoon kwam tot ons neder,
-ocr page 196-
172
Stierf, verrees, en keert eens weder,
\'t Kwaad ten straf, en \'t goed ten loon.
Akte van Hoop.
Vader! \'k hoop, dat Ge ons zult geven
Om uw Zoon het eeuwig leven,
Met al \'tgeen ons heil vervult;
\'k Hoop het vast, daar Gij almogend,
Goed, getrouw en mededoogend,
\'t Geven kunt, en wilt, en zult.
.Abte van Liefde.
Heer! ik wil uit hart en zinnen
U steeds bovenal beminnen,
Want Gij zijt het Opperst Goed;
En om U bemin ik allen,
Die ik naar uw welgevallen
Als mij zelv\' beminnen moet.
.A.lïte van Berouw.
God van goedheid! heel mijn harte
Is vol rouw en boetesmarte.,
Om al \'t kwaad door mij begaan;
\'k Wil het U ter liefde haten,
Nooit, o nooit U meer verlaten:
Neem mij in ontferming aan!
<-«•>■ #* •!*;-"
-ocr page 197-
173
XLH.
DE ENGEL DES HEEREN.
Wijze: Koutt, heffen wij ecii lofiiedaan\\ of voor huiselijk
gebruik: W\'ieti NeérlaruhcA bloed.
1.
Wanneer het blijde morgenlicht
Na \'t nachtlijk duister daagt,
Vervul dan trouw uw kinderpligt,
En groet de Moedermaagd:
»O Moeder Gods! wij bieden u
„Den groet, dien de Engel bood;
„Maria! help ons, zondaars nu,
„En ook in onzen dood."
2.
En als de klok op \'t middaguur
Op nieuw zich hooren doet,
Herhaal dan weer vol liefdevuur:
Maria! wees gegroet;
„O Moeder Gods! wij bieden u
„Den groet, dien de Engel bood;
„Maria! help ons, zondaars, nu,
„En ook in onzen dood."
8.
En als de dag ten einde spoedt,
Nog eens dien groet gebragt,
Nog eens: Maria! wees gegroet,
12
-ocr page 198-
174
Bewaar ons in den nacht;
„O Moeder Gods! wij bieden u
„Den groet, dien de Engel bood;
„Maria! help ons, zondaars, nu,
En ook in onzen dood."
4.
LAAT ONS BIDDEN.
0 God! stort uw genade neer
Op \'t menschelijk geslacht,
Dat juicht, wijl Gabriël weleer
Die blijde boodschap bragt;
Geef ons door \'t lijden en den dood
Van Christus uwen Zoon.
Uw bijstand hier in allen nood,
En eenmaal \'t eeuwig loon.
-<•>■«~
XLIII.
DE TIEN GEBODEN GODS.
Eigen melodie, of ook als Lied XXXIX.
De Tien geboden van den Heer
Zijn u, o mensch! tot heil\'ge leer
Wat Hij gebiedt en ook verbiedt
Opdat gij \'t eeuwig leven ziet.
I.
Geloof in één oneindig God,
Beschikker van uw levenslot;
-ocr page 199-
175
Bemin en dien Hem als uw Heer,
En geef aan He\'m slechts godlijke eer.
II.
Misbruik den naam niet van uw God,
Noch spreek van \'t heilige met spot;
Wat valsch of kwaad is, naar gij weet,
Bezweer het met geen duren eed.
UI.
Dat gij den Sabbat heilig maakt,
Dan allen slaafschen arbeid staakt,
Zegt u \'t gebod van d\' Opperheer:
Houd Zon- en Feestdag dus in eer.
IV.
\'t Is God, die u uwe ouders gaf:
Versmaad gij hen, u wacht zijn straf;
Maar eert gij hen gelijk behoort,
Hij loont u hier reeds naar zijn woord.
V.
Met wil of werk doe niemand kwaad;
Draag niemand afgunst toe noch haat;
Vloek niemand, zelfs uw vijand niet,
Doe goed voor \'t kwaad dat u geschiedt.
-ocr page 200-
176
VI.
Schend nooit de heiligheid van d\' Echt,
En ducht voor de echtbreuk Gods geregt;
Wees rein van ziel, in woord en daad,
Vlugt alles wat der reinheid schaadt.
VIL
Gij zult niet stelen! spreekt uw God;
Vervat is ook in dit gebod:
Dat ge in zijn goed\'ren niemand schaadt,
Noch, hoe ook, bijdraagt tot dit kwaad.
VIII.
Geef nooit een valsch getuigenis,
Maar zeg, waar \'t moet, gelijk het is;
Zorg, dat ge uws naasten eer niet krenkt,
Nog ligt\'lijk kwaad van iemand denkt.
IX.
Begeer uws naasten huisvrouw niet,
Noch iets van \'tgeen dit woord verbiedt;
Want ontucht willen, is reeds kwaad,
Al komt de wil niet tot de daad.
Begeer ook niets, is \'t laatste woord,
Van \'tgeen uw naaste toebehoort;
\'t Zij huis of hof, of have en goed,
Begeer het niet met boos gemoed.
-ocr page 201-
177
Ach, help ons, goede Heer en God!
Dat wij toch houden uw gebod;
Wil ons van alle schuld ontslaan,
En eens uw hemel in doen gaan.
XLIV.
GULDEN LEVENSREGELEN.
Wijze, als het vorige Lied XLIII.
1.
Welzalig die op God vertrouwt,
En op geen hulp van menschen bouwt;
Onmooglijk toch breekt God zijn woord,
Van menschen is dit wel gehoord.
2.
Bewaar uwe eer, hoed u voor schand\';
Eer is voorwaar een kostpaar pand;
Zoudt ge op verkeerde wegen gaan,
Dan is het met uwe eer gedaan.
3.
Verleent u God soms overvloed,
Verhef u niet op \'t aardsche goed;
Niet daarom is \'t u toevertrouwd,
Maar dat ge er Hém meê dienen zoudt.
-ocr page 202-
178
i.
Laat vroomheid, meer dan goud of goed,
Gevallig zijn aan uw gemoed;
"Want als u \'t aardsche goed ontschiet,
Verlaat u nog de vroomheid niet.
5.
Gedenk den arme t\'allen tijd,
Als gij van God gezegend zijt;
Opdat niet u zij weggelegd,
Wat Christus van den Rijkaard zegt.
6.
Heeft iemand u iets goeds gedaan,
Zoo denk er altijd dankbaar aan,
En ziet ge uw broeder in \'t verdriet,
Onthoud hem uw vertroosting niet.
7.
Werk in de dagen uwer jeugd
Met onvermoeide vlijt en vreugd;
Want is de stroeve grijsheid daar,
Dan valt u de arbeid al te zwaar.
8.
Verlaat u soms het wuft geluk,
O dat het niet te zeer u drukk\':
Begin en eind\' zijn niet gelijk,
Doch allereerst: Zoek \'t hemelrijk!
-ocr page 203-
179
Zie toe, dat u geen drift ontvlamm\',
Noch alle beuzeling vergramm\';
De drift verblindt, en onderscheidt
Geen regt van ongeregtigheid.
10.
Vlugt alle praal en hoovaardij,
Opdat het niet uw onheil zij;
Zoo menig had niet diep gezucht,
Was praal en hoovaardij gevlugt.
il.
Beraad u wél: de tijd is boos,
De wereld valsch en goddeloos;
Hangt ge onbedacht der. wereld aan,
Het wordt niet ongestraft gedaan.
12.
Doe steeds wat regt is voor Gods oog,
Dat op u neerziet van omhoog;
Trek u geen blaam van menschen aan:
Want wie heeft allen ooit voldaan.
13.
Zorg altijd, dat ge u wél bezint,
En \'t einde ziet eer gij begint;
Want eerst gedaan en dan bedacht,
Heeft velen in veel leed gebragt.
-ocr page 204-
180
14.
De dwaze steunt op tijd\'lijk goed,
Dat als een schaduw henenspoedt;
De wijze zoekt wat niet vergaat,
En kiest zijn God ten toeverlaat.
15.
Roep God in al uw nooden aan,
Die, naar zijn woord, u bij zal staan;
Gewis! Hij redt uit nood en dood
Wie trouw volbrengt wat Hij gebood.
XLV.
DANKLIED NA DE H. MIS.
Wijze, nis Lied XXXIX.
1.
Zoo is dan \'t offer van het Kruis
Hier weer gebragt in \'s Heeren huis;
Het Lam dat op Calvarie stierf,
Ons \'t leven door zijn dood verwierf.
2.
\'t Was Jesus, onze Middelaar,
Die, Offer zelf en Offeraar,
Zich onder schijn van wijn en brood,
Voor ons den eeuw\'gen Vader bood.
-ocr page 205-
181
3.
Hij bragt aan \'s levens Opperheer
In onzen naam oneindige eer,
Den dank aan aller gaven Bron,
Zooals geen scliepsel brengen kon.
4.
Hij vroeg aan God, door ons vergramd,
Op ons te regt in toorn ontvlamd,
Vergeving door zijn offerbloed,
En heeft ons, zondaars, weer behoed.
5.
Hij bad met heel de Christenschaar,
Daar neergeknield voor \'t smeekaltaar,
Bij zijn verzoenden Vader mee,
En vroeg verhooring onzer beê.
6.
0 god\'lijk Lam, voor ons geslagt!
U dan zij onze dank gebragt;
Wij smeeken door uw dierbaar Bloed,
Dat Ge ons voor alle kwaad behoedt.
-ocr page 206-
182
XL VI.
LIEFDEKLAGT TOT DEN ZONDAAR.
Wijze : O za/iff, heilijf Betlileliem! en andere melodién, nis
M. 32 met, kleine wijziging.
CHRISTUS.
(Weiniye stemmen.)
Mijn kind! wat heb Ik u misdaan,
Dat gij mijn roepstem niet wilt hooren;
Ik nam voor u de menschheid aan,
\'k Ben in een stal voor u geboren.
\'kHeb toen mijn kinderlijk gezucht,
Mijn bloed reeds voor u opgedragen;
Ik ben voor u vervolgd, gevlugt:
Mijn kind! wat hebt ge om Mij te klagen ?
PE ZONDAAR.
(Allen.)
Barmhartig God! ik heb misdaan,
Rouwmoedig val ik aan uw voeten;
Ach! zie het kind ontfermend aan,
Dat zijne ondankbaarheid wil boeten.
CHRISTUS.
(Weinige stemmen.)
\'k Heb dertig jaren u gezocht,
Voor u gearbeid en gebeden:
\'k Heb wat geen sterv\'ling ooit vermogt
Voor u verdragen en doorstreden:
-ocr page 207-
183
Ik ben bespot, bespuwd, gehoond,
Voor u verscheurd door geeselslagen,
Met doornen is mijn hoofd gekroond,
Mijn kind! wat hebt ge om Mij te klagen ?
DE ZOXDAAIi.
{Allen.)
Ach, goede Jesus! \'k heb misdaan,
Ik werp mij schreijend aan uw voeten;
Ach, zie het kind ontfermend aan,
Dat zijne ondankbaarheid wil boeten.
CHBISTUS.
(Weinige stemmen.)
Mijn kind! wat heb Ik u misdaan ?
Ik ben, beladen met uw zonden,
Het bloedig kruispad opgegaan,
Van hoofd tot voet bedekt met wonden.
Voor u, voor u ben Ik gekruist;
Voor u heb \'k al mijn bloed vergoten:
En gij, ach gij hebt Mij verguisd,
Mijn zijde met een speer doorstooten.
DE ZONDAAK.
(Allen.)
Ach, goede Jesus! \'k heb misdaan,
Ik stort mij snikkend aan uw voeten;
Ach, zie het kind ontfermend aan,
Dat heel zijn zondeschuld wil boeten.
-ocr page 208-
184
CHBISTUS.
(Weinige stemmen!)
\'k Vergaf u reeds zoo menig keer,
\'k Vergaf u reeds zoo vele zonden,
En telkens kruisigt gij Mij weer,
En telkens spot gij met mijn wonden.
Heb \'k daarom u met smart gezocht?
Heb \'k daarom met mijn eigen leven
Van dood en hel u vrijgekocht,
Om smaad voor dank Mij weer te geven ?
I>E ZONDAAK.
(Allen.)
Ach Jesus! Jesus! \'k heb misdaan,
Ik stort mij snikkend aan uw voeten,
Ik wil den smaad, U aangedaan,
O Jesus! heel mijn leven boeten.
UiraisTus.
(Weinige stemmen.)
Heb \'k daarom, wat geen moeder doet,
U, aan mijn feestdisch aangezeten,
U met mijn eigen Vleesch gevoed,
Kunt ge alles, alles dan vergeten!...
0 kind, mijn kind van zooveel smart!
Wat wilt ge langer Mij weerstreven?
Kom, stort u aan mijn open hart,
Bemin!... \'k wil alles u vergeven!
-ocr page 209-
185
DE ZONDAAK.
{Allen.)
Mijn God! \'k verdien uw liefde niet,
Ik val aan uw doorboorde voeten,
Die \'k met mijn tranen overgiet,
Ik zal voor al mijn zonden boeten;
Beminnen, Jesus! wil ik U:
Zult Gij dan alles mij vergeven?...
Beminnen, Heer! en dankbaar nu
Als boet\'ling voor uw aanschijn leven.
XL VII.
TOEWIJDING AAN DEN HEER.
NA DE H. COMMUNIE.
Wijze : O yroote God! wat zijn uw tabernakels. M. 35.
1.
Verborgen God! onzigtb\'re Gloriekoning !
Hoe lieflijk is uw tabernakeltroon;
Hier koost Ge om ons uw zegenrijke woning,
Hier zijt Gij ons ten pand van \'t eeuwig loon.
2.
Welzalig, die met U hier mag verblijven,
Aan \'t altaar op uw liefdeblikken wacht;
™at is een eeuw in \'s werelds lustbedrijven
Bij \'t oogenblik, met U hier doorgebragt?
1
-ocr page 210-
186
3.
Hier is de bron van hemelzaligheden,
\'t Is voorsmaak hier van \'t alvervullend Goed;
Barmhartig God! hier stort ik mijne beden,
En uw gena stroomt uit in overvloed!
4.
Ja, méér nog, Heer! met duizend zegeningen
Voorkomt Gij al de wenschen mijner ziel!
Wat wedermin, wat dank moet mij doordringen,
Waar ik zoo digt voor Jesus\' aanschijn kniel.
5.
Hier wil Hij mij ten zielespijs zich geven,
Ontvang ik Hem, mijn god\'lijk Offerlam;...
Hier staart een vlugt van Eng\'len die me omzwevei
Verrukt het aan, dat Jesus tot mij kwam!
6.
Wat wuft genot zou langer mij bekoren,
Nu \'k Jesus zelv\', en hart aan hart, begroet?
\'k Wil, Jesus! U, en U alléén behooren,
Zoo slechts uw kracht voor ontrouw mij behoedt.
7.
Heersch over mij,"die Vorst van dood en leven,
Heersch over mij, die Liefdekoning zijt!
Wijk, wereld! wijk: wat heil hebt gij te geven
Aan \'t zalig hart, dat zich in God verblijdt.
-ocr page 211-
187
XL VIII.
SMEEKLIED VOOR ONZEN H. VADER.
NA. DE H. COMMUNIE.
\\ruzE: Maria s beeld te midden, of: Komt, nog een kinderbede.
1.
O God van onze altaren!
Gedaald weer in ons hart:
Gij weet, hoe wij ons scharen
Om Leo in zijn smart;
Zie op ons smeeken neder,
Voor hem, uw plaatsbekleeder :
) Jesus! o Jesus! hóór toch, hoor ons aan.
2.
Gedoog, dat voor hun Vader
Het U verwant gezin
Eenparig tot U nader\',
Ontgloeid in kindermin;
0 moge in al zijn lijden
Hem onze beê verblijden:
• Jesus! o Jesus! hóór toch, hoor ons aan.
3.
Blijf, Jesus! hem bestralen,
Hem sterken met uw kracht;
Laat Leo zegepralen
Op alle helsche magt;
-ocr page 212-
188
En laat op al wie dwalen
Uw licht en liefde dalen:
0 Jesus! o Jesus! hóór toch, hoor ons aan.
4.
Zoo smeeken U de Leden
Van \'t U gewijd Gezin,
En met hun broederbeden
Stemt uwe Moeder in;
Met haar en ons te gader,
Bidt ook uw Voedstervader:
0 Jesus! o Jesus! hóór dan, hoor ons aan.
IL.
HERNIEUWING DER DOOPBELOFTEN.
Wijzk: U, Josef! wijd ik mijnen zang,
1.
Wat eens, toen ik als doopeling
Het leven der gena ontving,
Mijn doopgetuige heeft verklaard,
Dat nu, voor hemel en voor aard\',
Dat, Heilig Huisgezin!
Spreek ik, vol dankb\'re min,
Als Kind nog van Gods Heiï\'ge Kerk:
Ik verzaak, o Heer!
Ik verzaak, o Heer!
Den Satan met bedrijf en werk.
-ocr page 213-
189
2.
Wat eens, toen ik als doopeling
Geloof en hoop en liefde ontving,
Mijn doopgetuige heeft verklaard,
Dat nu, voor hemel en voor aard\',
Dat, Heilig Huisgezin!
Spreek ik vol dankb\'re min,
Als kind nog van Gods Heil\'ge Kerk:
Ik geloof, o Heer:
Ik geloof, o Heer!
Vermeer \'t geloof in woord en werk!
3.
En daar ik eens als doopeling
Een Engel aan mijn zijde ontving
En Hemelheil\'gen tot een wacht,
Die mij gedenken dag en nacht,
Zoo roep ik op dit Feest:
0 goede Hemelgeest!
En gij, getrouwe Schutspatroon!
\'k Ben van \'t Godsgezin,
\'k Roep uw voorspraak in,
Beveelt mij aan Maria\'s Zoon.
-i.
Ook u, dien onze Broederkring
Tot eigen Schutspatroon ontving,
U, dierb\'re Heil\'ge! roep ik aan,
-ocr page 214-
190
Laat nu uw beê tot Jesus gaan;
Nog eens het luid verklaard!
Voor hemel en voor aard\',
In dit hoogheilig oogenblik:
\'k Ben van \'t Godsgezin!
\'k Leef en sterf er in!
Dat roep ik tot mijn jongsten snik.
L.
DANKLIED NA DE OPDRAGT.
Wijze : Juicht, juicht met ons, o Hemellini/euJ
N. M. 03 cu M. 83.
1.
Komt, stellen wij, verkoren Leden
Van \'t Allerheiligst Huisgezin!
Op \'t plegtig hooggetij van heden
Uit volle ziel ons danklied in.
U, Jesus! u, Maria, Moeder!
U dan behoor ik voor altijd,
U, Jesus\' en Maria\'s Hoeder!
\'k Ben u dan eeuwig toegewijd.
2.
Ja, \'k deed voor al de Hemelkoren,
En voor deez\' gansche Broederschaar,
Met luide stem mijne opdragt hooren,
Hier voor uw heilig Feestaltaar.
U, Jesus! en#.
-ocr page 215-
191
3.
Ja! \'k mogt mij zelf voor heel mijn leven
Met alles ivat Ui héb en ben,
Aan U, o minlijk Drietal! geven:
O dat ik mijn geluk toch kenn\'!
U, Jesus! enz.
4.
Nu mag ik al mijn levensdagen,
Als Medelid van \'t Godsgezin,
Dat dierbaar Eereteeken dragen
Van vader-, moeder-, kindermin.
U, Jesus! enz.
5.
Nu mag ik al de gunsten smaken,
Die \'t Godsgezin zijn Leden schenkt:
0 zoete rust! o blij ontwaken!
Wanneer mijn hart uw hart gedenkt.
U, Jesus! enz.
2.
0 God! voor zooveel zegeningen,
Voor zooveel onverdiende min,
Laat eens ons \'t eeuwig danklied zingen,
Met heel het hemelsch Huisgezin.
U, Jesus! enz.
-ocr page 216-
II.
LI.
ADVENT-ZANG.
CREATOK ALME SIDEKUM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Die \'t starrenwelfsel hebt gesticht,
Van wie gelooven \'t eeuwig licht,
O Jesus, aller Kedder! let
Op ons ootmoedig smeekgebed.
2.
Dat niet, door Satans sluw bedrijf,
De wereld gansch verloren blijv\',
Brengt Ge, in uw liefde diep begaan,
Herstel van haar verkwijning aan.
Opdat Gij \'s werelds zonde boet,
Voor allen aan het kruis voldoet,
Treedt Ge uit het heiligdom der Maagd
Ten offer voort dat God behaagt.
4.
Als even slechts uw glorie blinkt,
En uw verheven Naam weerklinkt:
-ocr page 217-
193
Voor U dan ligt, van vrees bezield,
En hemelling en hel geknield.
5.
Ontzaggelijke Regter, Gij
Des jongsten dags! U smeeken wij:
Behoed, door uw genadekracht,
Behoed ons voor des vijands magt.
fi.
Magt, glorie, lof en eerbetoon
Zij God den Vader en den Zoon,
Den Heü\'gen Trooster, met Hen één,
Door al der eeuwen eeuwen heen.
LH.
ALMA REDEMPTORIS MATER.
Wijze : Maria, Moeder Jesu Christl — ook als Lied XXXIX,
en M. 40, doch met weglating vau Ora pro nobis.
1.
Verheven Moeder! uit wier schoot
Ora pro nobis.
Ons aller Zaligmaker sproot;
Ora pro nobis.
Gij, Hemelpoort! die open staat,
Ora pro nobis.
Gij, Zeester! die ons niet verlaat;
Ora pro nobis.
-ocr page 218-
194
2.
Breng \'t vallend volk, dat op wil staan,
Ora pro nobis.
Breng gij het uwen bijstand aan,
Ora pro nobis.
Die, waar natuur verbaasd op staart,
Ora pro nobis.
Uw heil\'gen Schepper hebt gebaard;
Ora pro nobis.
Gij, Maagd, zoo vóór als na dien stond;
Ora pro nobis.
Neemt \'t AVE van des Engels mond,
Ora pro nobis.
En zie, o Moeder van den Heer!
Ora pro nobis.
Ontfermend op ons, zondaars, neer.
Ora pro nobis.
LUI.
DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN MARIA.
Wijze : Staak, o wereld! \'t angstig klagen, en andere meludièu,
als N. M. 30, 7, enz.; en M. 20, 48, 59, 00.
1.
Laat mij nog een lofzang wekken,
Schoonste! wie de hemel mint;
-ocr page 219-
195
Blanke Lelie zonder vlekken,
Roze, die geen weerga vindt!
Held\'re ster aan \'s hemels kimmen,
Smettelooze morgengloor!
Laat mijn zangtoon tot u klimmen,
Bloem van Juda\'s maagdenkoor!
2.
U mogt nooit liet vonnis treffen,
Dat er kleeft aan \'t aardsch geslacht:
God wilde u den vloek ontheffen,
Die ons doemt in Satans magt.
Hij, die vóór alle eeuw regeerde,
Heer van leven is en dood,
Hij was \'t, die zijn Moeder eerde,
Toen zij werd in Anna\'s schoot.
3.
Haar zou de eeuw\'ge Geest omzweven,
En zijn Bruid mogt niet bevlekt,
In wie Hij den God van \'t leven
Eens het aardsche leven wekt.
Goddelijk, Drieëenig wezen!
Tader, Zoon, en Heil\'ge Geest!
Eeuwig zij de gunst geprezen,
Die Gij aan dit kind beweest.
4.
Satan sloeg in nieuwe woede
-ocr page 220-
196
Toen hij \'t vreemd geheimnis zag,
En zijn nederlaag vermoedde
Uit Maria\'s wordingsdag.
Was hij nimmer nog geweken,
Greep hij \'t kiemend leven aan:
Hier, hier is zijn magt bezweken,
Hier hem de eerste buit ontgaan.
5.
God van eindeloos ontfermen!
Zie ons aan met vaderoog;
"Wil voor Satan ons beschermen,
Die ons vaak aan U onttoog;
En gij, Moeder vol genade!
Die de helslang hebt verplet,
Vraag, dat ons geen zonde schade,
Maagd! Ontvangen vrij van smet.
LIV.
KERSZANG.
JESU, EEDEMPTOR OMNIUM.
Wijze, als het Latijn, cu Lied XXXIX.
1.
0 Jesus! heil van \'t wereldrond,
Gij, vóór den eersten morgenstond
Door d\' eeuw\'gen Vader voortgebragt,
Aan Hem gelijk in gloriemagt.
-ocr page 221-
197
2.
Die \'s Vaders licht en luister zijt,
Gij aller hoop ten allen tijd,
Hoor \'t smeeken van uw dienaars aan,
Die op heel de aarde tot U gaan.
Gedenk, alscheppend Opperheer!
Hoe Gij ons sterflijk kleed weleer
Uit heil\'gen maagdenschoot U naamt,
En ons gelijkend tot ons kwaamt. ■
4.
Dat is \'t, wat deze dag ons leert,
Die eiken Jaarkring wederkeert,
Dat Gij alleen uit \'s Vaders schoot
Ons redden kwaamt uit d\' eeuw\'gen dood.
5.
Dien dag begroet en oceaan,
En aarde, en sterren op haar baan,
En al wat is, in \'t nieuwe lied
Voor \'t nieuwe heil aan ons geschied.
(i.
En wij ook, door den zaal\'gen vloed
Gewasschen van uw heilig bloed,
Voldoen, om \'t feest van uw Geboort\',
Het danklied dat U toebehoort.
-ocr page 222-
198
7.
Zij, Jesus! glorie U gewijd,
Die uit een Maagd geboren zijt,
Den Vader en den Geest meteen,
Door de altijddurende eeuwen heen.
-*-
LV.
KERSNACHT.
Wijze : O Kersnacht, schoont? dan de dagen! O Maagd,
o schoonheid nooit volprezen !
— N. M. 53 en M. 49.
1
O Kersnacht, een der langste nachten!
"Waar eeuw aan eeuwen naar ver-
smachtten :
Het licht breekt door, zoo lang voor-
speld !
De sterren schitt\'ren in het duister,
De herders schrikken voor haar luister,
Nu \'s werelds vree hun wordt gemeld.
2.
Een Eng\'lenschaar meldt hun den vrede,
Des hemels licht wijst hun de stede
"Waar \'s Vaders menschgeworden Zoon,
"Waar Jesus ligt, voor ons geboren,
Die zich een stal heeft uitverkoren,
Een beestenstal tot eerste woon!
-ocr page 223-
199
3.
Daar ligt het Kind opstroo, gewonden
In arme doeken, om de zonden
Te boeten van het aardsch geslacht;
Hij komt ons door zijn smaad en lijden
Van alle schuld en straf bevrijden,
En spreekt eens stervend: \'t Is vol-
bragt!
•i.
Opdat ook wij met Hem verrijzen,
En God in \'t eeuwig leven prijzen,
Daalt Hij tot in den schoot der aard\';
Ligt weer in nacht, in doeken neder,
Maar neemt in \'t graf dra \'t leven weder,
En klimt verwinnend hemelwaart.
5.
0 minlijk Kind, en God te gader!
Één met den Heil\'gen Geest en Vader,
Die is, die was, die wezen zal;
Van wien, in wien, door wien wij leven :
0 dat we eens daar U glorie geven,
Als hier in uw geboortestal.
-ocr page 224-
200
LVI.
0 ZALIG, HEILIG BETHLEHEM.
Wijzen, als Lied XLVI.
1.
O zalig, heilig Bethlehem!
Gij onder duizend uitverkoren,
En blijder dan Jerusalem,
"Want Jesus is in U geboren.
2.
O Bethlehem, klein-groote stad!
Van omvang klein, maar groot in waarde,
Gij zijt dat allereêlste vat,
En de allerrijkste stad der aarde!
3.
Verheug u dan, o Israël!
Wat boodschap kon u blijder maken?
Tot u toch komt Emmanuël:
Wil uit den zondeslaap ontwaken.
4.
O Koning Christus! Vorst en Heer
Hoe wordt Gij hier aldus gevonden!...
Op stroo ligt Ge in een kribbe neer,
Van arme doekjes schaars omwonden.
-ocr page 225-
201
Gij schiept het rijke firmament,
Alwaar U \'s hemels Geesten loven:
Hoe ligt Gij nu in zulke ellend\',
Daar in een beestenkrib verschoven?
6.
Gij -wordt geboren in een stal,
Aan geen bekend, bij nacht, in \'t stille,
Maar de Eng\'len zingen overal:
Vrede aan den wiensch van goeden iville\\"
7.
O God, zoo magtig en zoo goed!
Wat liefde heeft U dus getrokken,
Dat Gij U naamt ons vleesch en bloed,
Om ons alzoo tot U te lokken.
8.
Kom tot dit Kind, gij Adams kind!
Hoe kunt gij nog de wereld minnen?
Zie, hoe zich God met u verbindt,
En offer Hem uw hart en zinnen.
-*-
-ocr page 226-
\'202
LV1L
HEILIGE NACHT.
Eigen melodie.
1
Heilige Nacht!
Duisternis vlugt, en er daalt voor mijn schrede,
Hoog van den hemel een vriendelijk licht;
Eng\'len verschijnen, verkonden den vrede,
Vrede den menschen, ten goede gerigt.
Kom dan, o kom nu, o gij die hemint!
Hoor daar de herders, zoo blijde gezind:
Ga meê naar Davids Stee:
De Vorst en God van vree
Ligt daar als Kind!
2.
Goddelijk Kind!
Ons als der Heiligen vurigst verlangen,
Edele Bloemc, van Jesse de kroon!
Duld, dat wij allen U groeten, ontvangen,
Zamen U zingen op jub\'lcnden toon.
Goddelijk Kind! ons aanbiddelijk Hoofd!
Geef ons de liefde, door Adam ontroofd
Geef haar genadig weer:
Wij zeggen duizend keer:
"Wees, wees geloofd!
3.
Zondaar! bedenk:
Bevend van koude en in doeken gewonden,
Ligt hier als Kind uw almagtige God!
Moet dat gezigt u het hart niet doonvonden?
-ocr page 227-
203
Durft gij die liefde vergelden met spot ?
Hoor dan, hoe minlijk en zoet Hij gebiedt:
„Zondaar! versmaad mijne liefde toch niet;
„Ik geef u heel mijn hart,
„Gij geeft Mij enkel smart,
„Bemint Mij niet!..."
4.
Minnelijk Kind!
Wie kan dat woord uwer liefde verachten?
U wil ik schenken mijn hart en mijn geest,
Leven en liefde, met al mijne krachten,
Ach, was ik immer U trouwer geweest!
Thans, o mijn Jesus! wat zonde mij streel\',
God van mijn hart! U behoor ik geheel:
Gij zijt nu, Gij mijn God,
Mijn vreugd en zielsgenot,
Mijn eeuwig deel!
LVIII.
HET GODDELIJK KIND.
Eigen melodie.
1.
Het god\'lijk Kind te Bethlehem, te Bethlehem,
Schenkt blijdschap aan Jerusalem.
Alleluja, Alleluja.
\'2
Als Kind ligt Hij hier in een stal, hier in een stal,
Die eeuwig Koning wezen zal.
Alleluja, Alleluja.
-ocr page 228-
204
3.
Der Eng\'len zang klonk Hem ter eer, klonk Hem
ter eer,
Aanbiddend knielen herders neer.
Alleluja, Alleluja.
-I.
Drie Wijzen gaan uit Oosterland, uit üosterland:
Goud, wierook, mirre biedt hun hand.
Alleluja, Alleluja.
Maria heeft door hooger kracht, door hooger kracht,
Dit god\'lijk Kindje ons voortgebragt.
Alleluja, Alleluja.
6.
Eens nam de slang de magt en eer, de magt en eer:
Ze ligt voor \'t Kind nu magtloos neer.
Alleluja, Alleluja.
Dat dus het Kind gezegend zij, gezegend zij,
In \'t heilig Kersmisfeestgetij.
Alleluja, Alleluja.
Der Heilige Drievuldigheid, Drievuldigheid,
Zü eeuw\'ge lof en dank bereid.
Alleluja, Alleluja.
-ocr page 229-
205
LIX.
HH. 0NN00ZELE KINDEREN.
SALVETE FLOBE8 MABTYETJM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Gegroet, o Mart\'laarsbloemen! gij,
Wie Christus\' beul in \'t uchtendtij
Uws levens wegrukte, als de orkaan
De rozen in het opengaan.
2.
Gij Eerst\'ling-offer voor Gods Zoon,
Geslagte kudde, teer en schoon!
Gij speelt, onnooz\'le kinderschaar,
Met palm en kroon om \'t hoogaltaar.
3.
Zij, Jesus! glorie U gewijd,
Die uit een Maagd geboren zijt,
Den Vader en den Geest meteen,
Door de altijddurende eeuwen heen.
LX.
DE BESNIJDENIS ONZES HEEREN.
Wijze, als O. ca N. K. 75.
1.
Wat heeft Emmanuël misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten ?
Wat heeft het lieve Kind begaan,
-ocr page 230-
206
Dat Hij de wet moet onderstaan?
Van Adams smetten heeft Hij niet,
Zijn Moeder leefde zonder zonden:
En toch aan \'t schuldloos Kind ge-
schiedt,
Als was Het tot de Wet verbonden.
2.
Wat heeft Emmanuël misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten ?
Wat heeft, het lieve Kind begaan,
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
Hij leed deez\' dagen koude en smart,
Hij beefde aan al zijne teêre leden;
De krib en stroo, \'t was al te hard:
En nu zoo smartelijk besneden!
3.
Wat heeft Emmanuël misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten ?
Wat heeft dit lieve Kind begaan,
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
Hij wil ons bij het Nieuwe Jaar
Met zijne liefdegunst voorkomen,
Laat daarom voor ons altegaar
Reeds nu zijn heilig bloed ontstroomen.
4.
Wat heeft Emmanuël misdaan,
Dat Hij reeds nu zijn bloed moet storten ?
Wat heeft dit lieve Kind begaan,
-ocr page 231-
207
Dat Hij de Wet moet onderstaan?
O spaar Hem, spaar die siiïart zoo groot,
En laat het Kind zijn bloed genieten:
Hij zal \'t voor ons in zijnen dood
ian \'t kruishout nog genoeg vergieten.
-*-
LXI.
DE OPENBARING DES HEEREN,
OP
DRIEKONINGEN.
CRUDELIS HERODES.
Wijze, als liet Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Herodes! hoe? vreest, wreede! gij,
Dat hier een God ten Koning zij?
NTeen: aardsche rijken neemt Hij niet,
Die eeuw\'ge hemelrijken biedt.
2.
De "Wijzen zien aan \'s hemels trans
De Ster, en volgen op haar glans;
Zij zoeken bij haar licht het Licht,
Hun offer huldigt God in \'t Wicht.
3.
Het hemelsch Lam kwam ten Jordaan,
En raakte \'t zuiver waschbad aan;
En zelf Hij door geen smet geraakt,
Heeft ons van zonden rein gemaakt.
-ocr page 232-
208
4.
Wat nieuwe magt die zich ontsloot!
De waterkruik wordt purperrood;
Ze schenke wijn, gebiedt de Heer,
Wijn was het, en geen water meer.
5.
Zij, Jesus! glorie U gewijd,
Die \'t Heidendom verschenen zijt;
Den Vader en den Geest meteen,
Door de altijddurende eeuwen heen.
LXII.
FEESTDAG VAN OEN ZOETEN NAAM.
JESU DULCIS MEMOKIA.
Wijze, als liet Latijn; — O. en N. K. 88; — M. 15.
1.
Aan Jesus denken is reeds zoet,
\'t Geeft ware blijdschap aan \'t gemoed;
Maar Jesus\' zoete bijzijn gaat
Voor honig en al wat bestaat.
o
Niets zoeters brengt een zangtoon voort,
Niets streelenders wordt ooit gehoord,
Aanminnigers wordt niets gedacht
Dan Jesus, door God voortgebragt.
-ocr page 233-
209
3.
O Jesus! hoop voor al wie boet,
Wat zijt Gij voor den smeekling goed,
Voor wie Ü zoekt, hoe teêrgezind,
Maar wat voor hém wel, die U vindt!
4.
Geen tong, neen, spreekt het immer uit,
Geen letter, die het ooit beduidt:
Wie \'t smaakte, dit geheimenis,
Hij weet, wat Jesus minnen is.
5.
Wees, Jesus! onze zielevreugd,
Die \'t loon eens wezen zult der deugd;
Zij onze roem in U alleen,
Door al der eeuwen eeuwen heen.
LXIII.
FEESTDAG VAN ST. PiETERSSTOEL TE ROME.
(18 Januarij), en op andere feesten van den H. Petrus.
QUODCUMQÜE IK ORBE.
Eigen melodie.
1.
Alwat ge, o Petrus! hier op aard\' gebonden houdt,
t Wordt als gebonden ook in \'t hemelrijk beschouwd;
En wat gij hier ontbindt, door de u verleende magt,
14
-ocr page 234-
210
\'t Wordt als ontbonden ook in\'t hemelrijk geacht;
En regter in het eind\' zijt gij van \'t aardsch geslacht.
2.
Zij aan den Vader nu en alle tijden eer,
Ook U verheffen wij, o eeuw\'ge Zoon, en Heer!
Zij hun verheven Geest dezelfde heerlijkheid,
Zij der Drieëenheid zaam gelijke Majesteit,
En lof en glorie door alle eeuwen toebereid.
LXIV.
MARIA-LICHTMIS OF MARIA- ZUIVERING.
AVE REGINA COELOKtDI.
Wijzen, als Lied Lil.
1.
Gegroet, o Hemelkoningin!
Ave Maria.
Gegroet, der Engelen Vorstin!
Ave Maria.
Heil u, o Spruit, heil u, o Poort!
Ave Maria.
Waaruit der wereld \'t licht ontgloort.
Ave Maria.
2.
Wees, glorierijke Maagd! verblijd,
Ave Maria.
-ocr page 235-
211
Die onder allen \'t schoonste zijt;
Ave Maria.
Gegroet, o gij, zoo vol van eer!
Ave Maria.
En bid voor ons bij God den Heer.
Ave Maria.
-*-
LXV.
BOETEZANG IN DEN VASTENTIJD.
AUDI, BENIONE CONDITOB.
Wijze, als liet Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Hoor, goede Schepper! onze been,
Voor TJ gestort met rouwgeween,
In dezen Veertigdaagschen tijd,
Aan heilig vasten toegewijd.
2.
Gij, Heer! die alle harten kent,
Weet onze broosheid en ellend\' :
Vergeef hun, die, van rouw vervuld,
Weer tot U gaan, hun zondeschuld.
3.
Wij hebben veel, ja véél misdaan,
Maar neem wie schuld belijden aan,
En geef, uw heil\'gen naam ter eer,
Den kranken hunne krachten weer.
-ocr page 236-
I
212
4.
Geef, dat ons ligchaam, schaars gevoed,
Zich door onthouding breke en boet\',
Opdat het hart, van zonden vrij,
Aan \'tgeen ze voedt ontheven zij.
5.
Geef, God! Drievuldig en toch Één,
Dat de uwen op hun smeekgebeên,
De vrucht der Vasten-offerand
Eens zien in \'t hemelsch vaderland.
LXVI.
HULDE EN BEDE AAN DEN H. JOSEF.
Wijzen, als: II. Jotefl trouwe Houder, en het Oostcnrijk-
sche volkslied, en elke Benedictie.
1.
Wees gegroet, o Voedstervader
Van Gods menschgeworden Zoon!
Duld, dat ons Gezin u nader\',
U vol eerbied hulde toon\',
U, aan wien de Heer van \'t Al
Zijn geliefden Zoon beval.
2.
Wees gegroet, o trouwe Hoeder
Van Gods uitverkoren Maagd!
-ocr page 237-
213
Die haar Jesus, onzen Broeder,
In haar moederarmen draagt;
Koninklijke Bruidegom!
Hoofd van \'s werelds heiligdom.
3.
Wees gegroet, o hoogverheven
Gunst\'ling van Gods Heü\'gen Geest!
Hoe onschuldig is uw leven,
Hoe behaaglijk Hem geweest,
Dat Hij, Josef! u aanschouwd,
U zijn Bruid heeft toevertrouwd.
4.
U vereerd dan, u gebeden,
Hoofd van \'t Heilig Huisgezin!
Waar het leven al der Leden
Offer was der hoogste min;
Waar, door Vader, Moeder, Zoon,
\'t Huis werd tot Gods tempelwoon.
5.
Daar is \'t beeld der Godsgezinnen,
\'t Stil begin der aardsche Kerk,
Daar de voorsmaak van \'t beminnen,
Dat eens \'t loon is naar ons werk,
Als wij, zaamhereend, in \'t licht
Wonen van Gods aangezigt!
-ocr page 238-
214
ü.
\'t Is uw lust, o goede Vader
Van \'t Gezin aan God gewijd!
Dat het u vrijmoedig nader\',
Daar ge ons aller voorspraak zijt;
Bid voor ons dan en ons werk,
Ons gezin en Jesus\' Kerk.
7.
Vader Josef! teed\'re Moeder!
Heft uwe smeekende ouderhand
Tot uw Jesus, onzen Broeder,
Voor ons dierbaar Vaderland:
Één geloof, één zelfde min
Voere ons zaam tot één Gezin!
LXVII.
MARIA-BOODSCHAP.
Wijzen, als Lied UIL
1.
Jub\'lend wil ik u bezingen,
Moedermaagd! die op uw troon,
In het hoogst der hemelkringen,
Zijt gezeten naast uw Zoon;
-ocr page 239-
215
De Eng\'len om u opgevaren,
Blijven niet verrukt gemoed
In het diep geheimnis staren
Van U beider liefdegloed.
\'t Vloekwoord, op ons uitgesproken,
Klevend aan den schoot der vrouw,
AVerd voor u alleen verbroken,
In wie God eens wonen zou;
Vóór die heilzon op ging varen,
Schoot voor \'s werelds wachtend oog,
Vlekloos uit den nacht der jaren
Uwe morgenster omhoog.
3.
\'s Heeren Engel werd gezonden,
Die van vruchtbaar licht omhuld,
U de boodschap kwam verkonden,
Die \'t erbarmingsplan vervult;
Ja de hemel huwde aan de aarde:
Hij, dien gij in Bethl\'ems stal
Zonder pijn of smarte baarde,
Was de Schepper van \'t heelal!
4.
Dan wat zang komt hier te stade,
Meldt Maria\'s liefdevuur:
-ocr page 240-
216
Hoogste liefde der genade,
Hoogste liefde der natuur!
Neen, geen tong heeft dit vermogen:
Christ\'nen! zoo gij \'t wilt verstaan,
Wendt dan naar het kruis uwe oogen,
En ziet daar die Moeder aan!...
5.
Daar is \'t, dat ze in liefdesmarte
\'t Offer van haar Jesus deelt,
En Hij aan haar moederharte
Ons als kind\'ren aanbeveelt;
Moeder dan, door God gegeven!
Bid voor ons, bid uwen Zoon,
Dat Hij eens in \'t eeuwig leven
Ons zijn heerlijkheid vertoon\'.
LXVIII.
LIJDENSZANG.
Wijze, als het Stabat Maler; — en M. 46.
Zie verder Lied XLI en LXXVI.
VÓÓR ELKE OVERWEGING, OF ELKE AFDEELING VAN
DIT I\'ASSIEDICIIT.
1.
Laat mij, met uw smart voor oogen,
Goede Jesus! vol meêdoogen
Overwegen wat Gij leedt;
-ocr page 241-
217
Hoe Gij, de Onschuld, voor mijn zonden
Overdekt van smaad en wonden,
Tot den dood toe voor mij streedt.
2.
Dank en wederliefde vragen,
Dat ik vaak uw lijdensdagen
Met rouwmoedig hart beschouw;
Moge ik dan voor U ontgloeijen,
Méér nog mijne schuld verfoeijen,
En haar boeten door berouw.
NA ELKE OVERWEGING, OF ELKE AFDEELING VAN DIT
PAS.SIEDICHT.
1.
\'k Dank U, Jesus! voor uw smarte,
\'kZal haar drukken in mijn harte,
Dat ik U te meer beminn\';
Dat ik nimmer U verlate,
Altijd méér de zonde hate,
Met U strijde en overwinn\'.
2.
Moeder! om uw moederharte,
Om uw zevendubb\'le smarte,
Josef! om uw vadermin:
Voegt nu, voegt uw trouwe beden
Bij \'t gesmeek der Broederleden
Van het u gewijd Gezin.
-ocr page 242-
218
I.
JESUS VERLATEN EN VERLOOCHEND.
VOORZANG.
Laat mij, met uw smart voor oogen, enz.
1.
\'k Zie U, Jesus! voor mijne oogen
Gansch van bloedzweet overtogen,
Met uw aanschijn in het stof;
Ach alléén, om aller schulden,
Die met doodsangst U vervulden,
Zieltoogt Ge in d\' Olijvenhof.
2.
\'k Hoor den stap van uw verrader:
Schaamt\'loos treedt U Judas nader,
Kust U in het aangezigt!...
En zijn bende boeit uw handen,
Trekt en sleurt U bij uw banden
Voor een goddeloos gerigt.
3.
Daar, alléén bij die U haten,
Door de Apostelen verlaten,
Is er één slechts dien Gij ziet;
Maar wie zegt. hoe Petrus\' woorden
U tot driewerf \'t hart doorboorden:
U, den mensch! U kent hij niet!...
-ocr page 243-
219
4.
Toen ook. Jesus! bij dat lijden,
Zaagt Gij wie door alle tijden
U verlaten, looch\'nen zou;
Was ik van die vlugtelingen:
Laat uw oogstraal in mij dringen,
Dat ik tranen schrei van rouw!
NAZANO.
\'k Dank U, Jesus! voor uw smarte, enz.
II.
JESUS VOOR DE REGTBANKEN.
(vooezang, ah boven bl. 216.)
1.
Ach, wat smaad hebt Gij gedragen
\'k Zie in \'t aanschijn U geslagen,
U bespuwd, gehoond, bespot!...
\'k Zie van Caïphas U leiden
Naar de regtbank van een Heiden,
U, hun Regter, Zoon van God!...
2.
Voortgerukt langs volle straten,
Zie ik U ten schimp gelaten
Aan Herodes en zijn heir;
Hij, geen woord uit U erlangend,
Met een spotkleed U omhangend,
Zendt U naar Pilatus weer.
-ocr page 244-
220
3.
Hoor nu die ondankb\'re scharen,
Hoe ze een moord\'naar \'t leven sparen,
Hoe zij met verwoede stem
Vrijspraak voor Barabbas vergen,
Jesus met den bloedkreet tergen:
„Weg met dezen! kruisig Hem!"
•i.
Onschuld! dat men U verklaagde,
U van regt- tot regtbank daagde,
U dus doemde tot den dood:
\'t Is dat Gij, om ons gekomen,
Onze schuld hebt opgenomen,
U voor ons ten offer boodt!
(nazang, als boven, bl. 217.)
III.
JESUS\' GEESELING EN SPOTKROONING.
(voorzang, als boven.)
1.
\'k Zie U, Jesus! vol van wonden,
Aan den geeselpaal gebonden,
Vol van striemen, rood van bloed;
\'t Vliet uit al die diepe scheuren,
Om wat smetten mij besmeuren,
Rein te wasschen in dien vloed.
-ocr page 245-
221
2.
Doornen tot een kroon gewrongen,
Zijn U diep in \'t hoofd gedrongen,
Dat van pijnen klopt en gloeit:
\'k Zie bij dropp\'len \'t bloed ontschieten,
En in stralen nedervlieten,
En uw aanschijn gansch besproeid.
3.
Aan den Heer van dood en leven
Is uit schimp een riet gegeven
Tot een vorstelijken staf;
Is een purperlomp gegleden
Om de koninklijke leden,
\'s Menschen trots ten boetestraf.
4.
En zij vallen aan zijn voeten,
Om als rijksvorst Hem te groeten,
Slaan de doornen Hem in \'t hoofd;
Spuwen, slaan in \'t aanschijn weder,
Knielen spottend voor Hem neder
Als den Koning hun beloofd.
5.
Jesus! neen, \'t is niet te malen,
boor geen sterv\'ling te achterhalen,
Wat Gy van den moedwil leedt;
15
-ocr page 246-
222
Hoe Ge U zei ven gansch ontledigd,
\'s Heeren gramschap hebt bevredigd,
Voor ons boos verzet voldeedt.
(NAZANG. nis lioven.)
IV.
JESUS\' KRUISDRAGING.
(voorzang, nis hoven.)
1.
„KruisIIem ,kruisHem!\'\' klinkt het weder,
„Kome op ons zijn bloed vrij neder!"
Aan dien kreet wordt nu voldaan;
Zie, den beulen prijs gegeven,
Om aan \'t folterhout te sneven,
Zie het Lam ter slagtbank gaan.
Onder \'t kruishout neergebogen,
Waarop aller schulden wogen,
Sleept zich Jesus moeizaam voort;
Hoor dat roepen en dat woelen,
Hoor dat schimpen en dat joelen,
Langs de straten tot de poort!
3.
Uitgeput, naar d\' adem hijgend,
Onder \'t kruiswigt nederzijgend,
Zie ik daar mijn\' God en Heer!
-ocr page 247-
223
Door hun slagen voortgedreven,
Heeft Hij naauw zich opgeheven,
Of Hij stort ter aarde weer.
i.
Daar treedt Simon van Cyrenen
Van het veld naar \'t kruispad henen,
Hém nu dringt men \'t schandhout op:
Zoo dan komt met wank\'le schreden,
En weer magtloos neêrgegleden,
Jesus aan Calvarie\'s top.
5.
Zóó door al de ontrouwe zielen,
Die in \'t eigen kwaad hervielen,
Is Hem \'t offerkruis verzwaard,
En slechts enk\'le schreijende oogen
Toonen zich met Hem bewogen,
Den Verlosser van heel de aard\'!
(nazano, als boven.)
V.
JESUS GEKRUIST.
(voorzang, als boven.)
1.
\'k Zie den Heer zich nederstrekken,
Beulen ruw zijn leden rekken,
Nagels, hamers opgevat;
-ocr page 248-
224
Ach, ik zie met woeste slagen
\'t IJzer door zijn handpalm jagen,
Gansch doorscheurd, van bloed om-
spat.
2.
\'k Zie die vastgeklonken voeten
Voor mijn zondeschreden boeten
En mijn trouweloozen zin;
Nu met folterende schokken,
"Wordt de kruisbalk opgetrokken,
Schiet er d\' open rotskuil in!...
3.
Ach, hoe sprongen al uw wonden
Verder open, hoe verslonden
Van de pijnen, hangt Gij daar!...
Tusschen moord\'naars opgeheven,
Offert Ge uw onschuldig leven
Op het bloedig zoenaltaar.
4.
Voor uw beulen biedt Ge uw beden;
Als niet wetend wat zij deden,
Pleit Gij om vergiffenis;
Zegt een\' moord\'naar, dat hij heden
\'t Paradijs nog in zal treden,
"Waar hij eeuwig mét U is.
-ocr page 249-
225
5.
\'k Mag dan, Jesus! vol vertrouwen
Tot U op het kruishout schouwen,
Want Gij badt toen ook voor mij;
Heb ik véél helaas! misdreven,
Gij toch wilt ook mij vergeven,
Hebt met mij ook medelij\'.
(nazano. als boven.)
VI.
JESUS STERFT.
(voorzang, als boven.)
1.
In die drie ontzettende uren,
Blijft Gij alle smart verduren,
Alle smaadheid, schimp en spot;
Zij daar, en wie niet gelooven,
Willen alle kroon U rooven
Als Verlosser, Koning, God!...
2.
0 die liefde, nooit volprezen,
Jesus! ons door U bewezen:
Gij ziet daar uw Moeder staan,
Spreekt dan, Gij, mijn God en Broeder:
„Zie uw zoon!" «Zie uwe Moeder!"
En Maria nam ons aan.
-ocr page 250-
226
Boetend voor wie God vergaten,
Klaagt Ge U als van God verlaten,
Nog geen einde is aan den hoon;
In den dorst die U verschroeide
Van al \'t bloed dat U ontvloeide,
Heeft men edik U geboón!
4.
\'t Alvervullend uur komt nader;
Toen bevaalt Ge uw geest den Vader,
En Hij zag op \'t Offer neer.
En nu alles was voltogen.
Hebt Gij stervend \'t hoofd gebogen,
Gaaft Ge uw geest den Vader weer.
5.
Door uw dood hebt Ge ons het leven,
Vrede, vreugde weergegeven:
Zóó, ja zóó hebt Ge ons bemind;
Op uw Hart voor ons geopend,
Staar ik blijde, van U nopend,
Dat ook ik erbarming vind.
(nazano, als boven.)
•mm-
-ocr page 251-
227
LXIX.
SfiflEEKZANG TOT GE MOEDER DER ZEVEN
SMARTEN.
WlJZE: Stabat Mater; en M. 40. Zie verder Lied
XL1 en LXXVI.
1.
O gij droevigste aller vrouwen!
Laat ons, Moeder! vol vertrouwen
En vol deernis tot u gaan;
Ziet ge ons met uw smart bewogen,
Heb met ons ook mededoogen:
Hoor, ach hoor uw kind\'ren aan!
2.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte
Bij het woord van Simeon;
Hoe doorgriefde u \'t vrees\'lijk lijden,
Dat uw Jesus door moest strijden,
Eer Hij dood en hel verwon.
3.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen gij Bethl\'em om den dood
Van zijn wichtjes hoorde kermen,
En gij met uw Kindje in de armen
Bevend naar Egypte vloodt.
-ocr page 252-
228
4.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte
Bij \'t verliezen van uw Kind,
Dat ge eerst na drie lange dagen,
Na veel vragen en veel klagen,
In den tempel wedervindt.
5.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging\' door \'t moederharte,
Toen ge uw Zoon ter dood zaagt gaan,
En Hem onder \'t kruishout hijgend,
Afgemarteld, nederzijgend,
\'t Smartlijk oog op u zaagt slaan.
(i.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen gij, met uw Zoon gewond,
Mét Hem al zijn pijnen lijdend,
En den wreeden doodkamp strijdend,
Onder \'t bloedig kruishout stondt.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen als alles was volbragt,
-ocr page 253-
229
Gij uw\' Zoon, van \'t kruis genomen,
In uwe armen neer zaagt komen,
Toen aan al uw kind\'ren dacht!
8.
Hoor, ach hoor ons om de smarte,
Die u ging door \'t moederharte,
Toen ge uw\' Zoon, in \'t graf geleid,
Aan uwe oogen heel onttogen,
Diep-bewogen neergebogen,
Eenzaam, Moeder! hebt beschreid.
Moeder dan der Zeven Smarten!
Trouwe troost der droeve harten!
Sta, o sta uw kind\'ren bij,
Dat we dragen al de dagen
\'s Levens plagen zonder klagen,
Leer ons lijden zooals gij.
10.
Ach, dat ik genezing vonde
Van de wonde mijner zonde,
Die ik pleegde keer op keer;
Voer, o Moeder van erbarmen!
Voer mij in de broederarmen
Van uw lieven Jesus weer.
-ocr page 254-
230
11.
Ach! dat mij uw beê verwerve,
Dat ik leve, dat ik sterve
In de liefde van uw Zoon;
Dat ik, zegenrijkste Vrouwe !
Eens uw heerlijkheid aanschouwe
Waar gij zetelt naast zijn troon.
LXX.
MARIA ONDER \'T KRUIS.
WlJZE : De zinnebeeldige doornen, of N. M., liet koor van 5-1.
Maria! \'k zie uw Zoon aan \'t bloedig kruishout hangen,
U zevenmaal gewond, aan zijne voeten staan;
Gij zijt daar, om zijn blik. zijn zuchten op te vangen:
Zie, Moeder! naar uw Kind, Hij ziet u stervend aan.
„O Vrouwe, zie uw zoon! o zoon, zie uwe Moeder!"
Zoo sprak Hij, en zijn oog daalt zeegnend op ons
neer:
U, Moeder! gaf Hij ons, zich zelvon ons tot Broeder,
Helaas! wat geven wij voor zooveel liefde weer ?
Toen, Moeder! hebt gij ons totkind\'ren aangenomen,
O draag met ons Hem op, wat Hem ons harte biedt;
Zie duizenden tot u. bij duizendtallen stroomen,
Versmaad, o teed\'re Maagd! ons aller bede niet.
Wil. Moeder! bij uw Zoon voor ons genil verwerven,
Ons troosten in den nood, ons sterken in den strijd;
En in ons stervensuur, denk, hoe ge uw Kind zaagt
sterven,
Maria! toon ons dan, dat ge onze Moeder zijt.
-ocr page 255-
231
LXXI.
PAASCHLIED.
Op de oude Wijze.
1.
O langverwachte, blijde dag!
Zij God gedankt, geloofd, geprezen!
Jesus de Heer, Jesus de Heer, Alleluja,
Is van de dooden opgerezen.
2.
Zie op, verslagen Israël!
Wat baten u die wachterscharen ?
Jesus de Heer, Jesus de Heer, Alleluja,
Is uit het graf toch opgevaren.
3.
Drie vrouwen kwamen aan het graf,
Met specerijen uitgelezen,
Maar onze Heer, maar onze Heer, Alleluja,
Hij was reeds uit het graf verrezen.
4.
Een Engel sprak: „Wien zoekt gij hier?
„Jesus verrezen, vol van zegen\'?
„Ziet hier de plaats, ziet hier de plaats, Alleluja,
„Waar uw Verlosser heeft gelegen."
5.
\'t Getrouw geslacht der Oude Wet,
Door stalen deuren afgesloten,
Heeft van den Heer, heeft van den Heer, Alleluja,
Een zaligend bezoek genoten.
-ocr page 256-
232
6.
Maria, waarde Moeder Gods -
Haar droefheid is alreeds verdwenen:
Jesus, haar Zoon, Jesus, haar Zoon, Alleluja,
Is glorierijk aan haar verschenen.
7.
De diepbedroefde Magdaleen -
Zij werd getroost in \'t bitter weenen:
Als hovenier, als hovenier, Alleluja,
Is Jesus Christus haar verschenen.
8.
Als Cleophas en zijn gezel,
Naar Emmaus wand\'lend, Hem gedenken,
Komt Jesus zelf, komt Jesus zelf, Alleluja,
Zijn bijzijn en zijn liefde schenken.
9.
Verblijd, verblijd u, Christenschaar!
Mijn ziel! wil uw Verlosser prijzen:
Door boetesmart, door boetesmart, Alleluja,
Kunt gij ook eens met Hem verrijzen.
10.
Aan ons ook heeft Hij zich vertoond,
Zijn godlijk Vlecsch en Bloed gegeven:
Verrijs, o ziel! verrijs, o ziel! Alleluja,
Ter Paaschvreugd van het eeuwig leven.
-^**>—
-ocr page 257-
233
LXXII.
PAASCHLIED AAN MARIA.
KEGINA COEIJ.
Wijzen, als Lied Lil.
Verblijd u, \'s hemels Koningin!
Alleluja.
Want dien gij droegt vol moedermin,
Alleluja.
Stond, naar zijn woord, weer op uit \'t graf,
Alleluja.
Bid God genade voor ons af.
Alleluja.
De Heer verrees: o wees verblijd,
Alleluja.
Maria! die zijn Moeder zijt.
Alleluja.
LXXIII.
DANKLIED VOOR DE OPRIGTING DER
BROEDERSCHAP.
(Zondag na den 7 April.)
Wijze: \'Kom/, heffen wij een loflied aan!
1.
Komt, Broeders! heft een danklied aan,
Een danklied voor den Heer:
Knielt in dit uur rondom uw vaan
In heil\'ge geestdrift neer!
-ocr page 258-
234
Ja dankt en looft met liart en mond
Gods teed\'re vadermin,
Die hier voor immer u verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
Hoe dankbaar viel de herderschaar
Het godlijk Kind te voet,
En bragt zij Hem en \'t Ouderpaar
Den eersten welkomstgroet;
Wij knielen mede, en onze mond
Dankt zóó Gods vadermin;,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
3.
Wat hemelsch danklied zonof de wacht
Der Eng\'len in den stal,
Waar Jesus neerlag in dien nacht,
Hij, Kind... de God van \'t Al!
Wij juichen mede, en onze mond
Verheft Gods vadermin,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
4.
O God! Gij op uw glorietroon
Van \'t hemelsch Koor omringd.
-ocr page 259-
235
O hoor toch ook den dankb\'ren toon,
Dien U deze aarde zingt;
Zoo danken wij met hart en mond
Uw teed\'re vadermin,
Die hier voor immer ons verbond
Aan \'t Heilig Huisgezin.
LXXIV.
DE VLUGT NAAR EGYPTE.
(op den ivu zondag van april.)
Wijze: O groote (leid! wat zijn uw taberuahelê. M. 35.
1.
0 zie Gods Zoon, zijn Moeder, Voedstervader
Te middernacht als vlugtelingen gaan!
Hoe blikt zij om, ot\' daar geen vijand nader\',
Die Moeder, die haar jagend hart hoort slaan.
2.
Zij spoeden voort langs duist\'re, vreemde wegen,
Om \'t godlij k Kind te ontvoeren aan den moord;...
Wat angstkreet is daar sidd\'rend opgestegen!
O Moeder! hebt gij \'t klaaggeschrei gehoord?
3.
Zij spoeden heen naar \'t land hun aangewezen,
Dat Isrels God en Isrels kind\'ren haat;...
Ach wat gekerm is ginds weer opgerezen!
Vlugt, Moeder! vlugt: het bloedig moordstaal
gaat!...
-ocr page 260-
236
4.
Maar is uw Kind dan daar \'t gevaar ontweken,
Waar eens zijn volk de slavenboeijon droeg ?
Waar men nog éér dan nu in Bethl\'ems streken,
Den zuig\'ling bij het eerste licht versloeg V
5.
Moet \'s Vaders Zoon met d\' afgodsdienaar leven,
Die voor zijn oog een schandgedrogt aanbidt ?
Of wil Hij daar zijn\' Vader glorie geven,
Waar \'t schuldig volk in diepen doodsnacht zit?...
6.
Geheimvol ja! is Jesus\' vlugt en zwerven,
Geheimvol is zijn ballingschap op aard\'!
O vlugt\'ling Gods! o Adam! gij moest sterven,
O balling! voor uw Eden vlamt het zwaard!
7.
Slijt de Onschuld zelf als balling \'t eerste leven,
Als vreemdeling bij \'t zondig heidendom:
O juich! nu wordt de vrijheid ons hergeven:
Als Isrel eens, roept God aijn\' Zoon weerom!...
8.
Hij ook, Hij kwam door eigen voorbeeld leeren:
Geen vaste woon is u op aard\' verleend;
-ocr page 261-
237
Wie God behoort zal tot Hem wederkeeren:
Maar \'t Godsgezin wordt in Gods huis vereend,
9.
O dan, Gods Zoon, Gods Moeder, Voedstervader!
Voer om uw vlagt, onschuldig Huisgezin!
En ballingschap, ons ballingen, U nader.
En eens bij U de vaderwoning in!
«?*»**-€■«*>
LXXV.
DE HEMELVAART ONZES HEEREN.
SALUTIS IIUMANAE SATOB.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Jesus! die deze aard\' bevrijdt,
De wellust van de harten zijt;
Die een verloste wereld sticht,
Van wie beminnen \'t reine licht.
2.
Hoe drong TJ liefdes overmaat,
Dat Ge onze zonden op U laadt,
Onschuldig in den dood U boodt,
Om ons te ontrukken aan den dood.
3.
Gij breekt ter hellevoorborgt heen,
lhikt der gebond\'nen boei uiteen,
-ocr page 262-
238
En edel Winnaar, zetelt Gij
In zegepraal aan \'s Vaders zij\'.
4.
Nu, in uw godlijk medelij\',
Maak ons van alle schulden vrij;
Geef deel ons in uw aangezigt,
En schenk ons \'t zalig heroellicht.
5.
Gij, Gids en Weg ten hemel heen,
Wees ons ten einddoel, Gij alleen!
Wees Gij de vreugd van al Avie schreit,
\'t Zoet levensloon in eeuwigheid.
LXXVI.
op het Pinksterfeest.
AAN ROEPING VAN DEN II. GEEST.
VENI SANCTE SPIRITUS.
Wijze, o. a. als Stabal Maler; — N. M. 22, 65;
M. 46, 65. — Zie ook Lied XLI.
1.
Heil\'ge Geest! kom laat uw stralen
Uit den hemel op ons dalen,
Die der armen Vader zijt:
Kom, o Gever aller gaven!
Kom de droeve harten laven,
Dat uw heillicht hen verblijd\'.
-ocr page 263-
239
2.
Zoete Gastvriend onzer zielen!
Levensbalsem voor wie vielen.
Kust bij \'t zwoegen van den dag;
Kom, o Laaf bron! \'t heete woelen
Der ontgloeide drift verkoelen,
Troost in alle weegeklag!
3.
Zalig Licht! o doe uw stralen
In het diepst des harten dalen,
Van \'t geloof in U vervuld;
Komt uw kracht ons niet doordringen,
Niets dan in ons, stervelingen,
Niets is zonder schade of schuld.
■i.
Wil in ons \'t onreine wisschen,
Wil \'t verdorde in ons verfrisschen,
Heelen wat er wond ontving;
Wil wat stug is in ons breken,
\'t Koude weer in gloed ontsteken,
Rigten wat het spoor ontging.
5.
Geef wie trouw in U gelooven
\'t Zevengavental van boven,
Dat hen sterke in alle deugd;
-ocr page 264-
240
Geef hun, haar vergelding te erven,
Geef, o geef een zalig sterven,
Geef hun de eeuw\'ge hemelvreugd.
LXXVII.
H. SAKRAMENTSDAG.
LOFZANG .VAN HET H. 8AKBAMKNT.
Wijzen, als Lied LIII.
1.
Laten wij ons nederbuigen
Voor dit Hoog Geheimenis,
Laat en mond en hart getuigen:
Dat Gods eigen Zoon hier is.
Wat Hij sprak, het kan niet falen,
„\'t Is mijn Ligchaam, \'t is mijn Bloed";
En zijn Kerk, hoe kan zij dwalen,
Daar Gods eigen Geest haar hoedt?
2.
Hij dan rust hier voor onze oogen
In dit Heilig Sakrament,
Die in liefde en alvermogen
Mate noch beperking kent;
Hij, wien de Engelen aanbidden
Op zijn hoogen hemeltroon,
Hij kwam neder in ons midden,
\'s Vaders ongeschapen Zoon!
-ocr page 265-
241
3.
Die een Maagd heeft uitverkoren
En voor alle smet bewaard;
Die als Kind uit haar geboren,
Met ons wonen kwam op aard\';
Met ons werken, met ons weenen,
\'t Leven geven door zijn dood,
Die door graf en voorborgt henen,
\'s Hemels glorie ons ontsloot.
i.
Hij, wiens offer wij belijden
In \'t omsluijerd Sakrament,
Hij is hier, als in \'t verblijden
Van des hemels glorietent;
Hij moet hier als daar geprezen,
Hij, door wien wat ademt leeft!
Die verwinnend eens verrezen,
Hier de onsterflijkheid ons geeft.
5.
Hij is hier, die opgevaren,
Aan des Vaders zij\' regeert;
Die zich ons zal openbaren,
Als Hij op de wolken keert;
Die ten troost in \'t sterflijk leven,
Zelf zich hier ten onderpand
Van de glorie wilde geven,
Die ons wacht in \'t vaderland.
-ocr page 266-
242
6.
Hij, ja! is de Heer der lieeren,
Die hier alles tot zich trekt;
Die door liefde wil regeren
En door liefde liefde wekt.
Dat dan \'t Ongeloof eens zwijge,
Bij dit godlijk liefdeblijk;
Dat de liefdebede stijge:
„Laat toekomen, Heer! uw rijk!"
7.
Glorie dan zij Hém gegeven,
Eindelooze lof en dank,
Die op d\' avond van zijn leven
Ons zich gaf tot spijs en drank;
Goede Jesus! zie, wij knielen
Diep-bewogen voor U neer;
Wees de Koning onzer zielen:
Liefde toch vraagt liefde weer!
8.
Al ons leven, lijden, strijden
Zij ten dank U toegebragt,
Alle zegen en verblijden,
Wat door U op aarde ons wacht.
Wil dan, Jesus! wil ons geven,
Dat geen zonde ons van U scheid\',
En wij U na \'t sterflijk leven
Zien in uwe heerlijkheid.
-ocr page 267-
243
LXXVIII.
SALVE REGINA.
Wijze: O rijf werelds klare lichten! of: Zin ff, mijn ziel!
het vijftal Wouden.
i.
Wees gegroet, o Koninginne!
Moeder, gij vol teed\'re minne,
Gij ons leven, hoop, zoo zoet,
Wees, Maria! wees gegroet;
Bid voor ons, Maria!
2.
\'t Is tot ii dan, dat wij vlugten,
Onder tranen en veel zuchten,
Tot u rijst ons klaaggeschal
In dit aardsche tranendal;
Bid voor ons, Maria!
3.
0 dan nu, wil voor ons spreken,
\'t Goedig oog slaan op ons smeeken,
Gij, die altijd voor ons pleit,
Moeder van barmhartigheid!
Bid voor ons, Maria!
-ocr page 268-
:
244
4.
En na dit ons ballingsleven,
Toon ons Jesus, hoogverheven,
Heil\'ge Vrucht van uwen schoot,
Toon Hem ons bij onzen dood;
Bid voor ons, Maria!
5.
O dan Moeder vol ontferming!
Toon ons, kind\'ren, uw bescherming,
0 gij Maagd! zoo vroom, zoo zoet,
"Wees, Maria! wees gegroet;
Bid voor ons, Maria!
—*—
LXXIX.
TITELFEEST DER H. FAMILIE.
(Eerste Zondag van Julij.)
Wijzen: Juicht nu, blijde Sions koren! — en N. M. 03,
met herhaling der noten van den 3" regel voor het
4» vers; alsook M. hl. 17, en N°. 23.
1.
Broeders! stort nu blijde beden
Op het hooggetij van heden,
Titelfeest der Broederschaar,
Hier om \'t heilig Feestaltaar;
-ocr page 269-
245
Laat ons met vereende klanken
\'t Heilig Huisgezin weer danken,
Maar geen duizendstemmig lied
Meldt het heil aan ons geschied.
2.
Talloos zijn de zegeningen,
Die we in \'t Feestjaar weer ontvingen,
Wij, van \'t Heilig Huisgezin;
Eén van hart, en één van min,
Als zoovele Broederleden,
Zonden we onze smeekgebeden
Naar het Godsgezin omhoog:
En op ons was steeds hun oog.
3.
Jesus\' Moeder, groot en teeder,
Zag met Vader Josef "neder,
Uit hun hooge hemelwoon;
En zij spraken tot hun Zoon,
In de liefelijkste beden,
Voor de trouwe Broederleden
Van \'t hun toegewijd Gezin:
O wat heeft die voorspraak in!...
4.
Heilig Drietal, ons gegeven!
Ü zij weer ons gansche leven
En ons sterven toegewijd,
U, die onze toevlugt zijt;
16
-ocr page 270-
246
Vader Josef! lieve Moeder!
Voere uw Jesus, onze Broeder,
\'t Hém en u gewijd Gezin
\'t Eindelooze Feesttij in!
LXXX.
MARIA-TENHEMELOPNEMING.
■\\Vijzkn, als Lied LUI.
1.
Wie, wie zie ik opwaarts zweven,
Van het zonnelicht omvloeid,
Van een kroongestemto omgeven,
Dat haar om het voorhoofd gloeit?
Eng\'len dartelen en spreijen
Edens bloemen voor haar voet,
Waar zij onder \'t blij geleijen
Naar haar Welbeminde spoedt.
2.
\'t Is de Maagd, van God verkoren,
Door der vad\'ren stem voorzeid,
Die uit Davids stam geboren,
Eeuwen zuchtend was verbeid:
-ocr page 271-
247
Zij, na zooveel bange jaren,
Zij moest in een herderstal,
\'t Wichtje door een wonder baren,
Dat de God was van \'t heelal.
3.
Blij dan zij haar lof gezongen!
Van geslachte tot geslacht,
Worde door ontelb\'re tongen
\'s Werelds dank haar toegebragt:
Zij, zij is het, die aan de aarde
Heil en vrede wedergaf;
Want het Wichtje, dat zij baarde,
Sloeg ons Satans kluisters af.
4.
0 dat we immer met vertrouwen,
In het leven, in den dood,
Opwaarts naar Maria schouwen,
Die haar kind\'ren nooit verstoot;
Waar Gods Eng\'len neergebogen
Staan om d\' eeuw\'gen glorietroon,
Deelt zij Jesus\' rijksvermogen,
En beveelt ze ons aan haar Zoon.
5.
Luide moet ons lied dan rijzen
Om de glorie die haar kroont,
-ocr page 272-
248
Luide Jesus\' liefde prijzen,
Die oneindig haar beloont.
Heden dan met de Eng\'lenkringen
Juichen wij, vervoerd van min,
Maar, nog aardsche bannelingen,
Roepen we ook haar voorspraak in.
LXXXI.
FEESTLIED OP MARIA-TENHEMEL0PNEM1NG.
Wijzen van liet ltozenkransje, en N. M. 29.
1.
Zie, daar klimt naar d\' eeretroon
Naast haar Zoon,
In de hoogste hemelzalen,
\'s Heeren Moeder: Eng\'len! spoedt
In \'t gemoet,
Om haar jub\'lend in te halen.
2.
Steekt bazuin en loftrompet!
Vrij van smet
Is haar glans, als van uw zonnen;
Hém droeg ze in haar maagdenschoot,
Die den dood
En de helslang heeft verwonnen.
-ocr page 273-
249
3.
Strooit hier Edens bloemen uit
Voor de Bruid
Van den Heer der legerscharen:
Die omlominerd is geweest
Van den Geest,
En des Vaders Zoon mogt baren.
4.
Stemt voor \'s Hemels Koningin
\'t Feestlied in,
Nimmer-zwijgende Eng\'lenkoren!
Laat ook in uw lofgeschal,
Vad\'rental!
Laat de stem der eeuwen hooren.
5.
Breidt uw gulden vleugelslag
Op deez\' dag
Schitt\'rend uit, o Cherubijnen!
En waar gij om \'t godlijk Lam
Staat in vlam,
Jubelt meê, gij Serafijnen!
6.
Maar daar treedt Gods eeuw\'ge Zoon
Van zijn troon,
Om zijn Moeder in te halen:
-ocr page 274-
250
Zie, met welk een minlijkheid
Hij haar leidt
Dooi\' de hoogste hemelzalen.
7.
Stemmen, harpen, alles zwijgt,
"Waar zij stijgt,
Om haar glorie aan te staren;
En verrukt nog zoekt haar \'t oog,
Waar ze omhoog
Tot haar troon is opgevaren.
8.
Zacht kwam om haar aangezigt
\'t Zonnelicht,
Als een glorie, toegegleden;
En de maagdelijke maan
Ging er staan,
Ten schabel voor hare schreden.
9.
En zij draagt de sterre nkroon,
Die de Zoon
Haar vereerde als Rijksvorstinne;
Haar aanschouwde van omhoog
\'s Vaders oog
Met een onbeschrijfb\'re minne.
-ocr page 275-
251
10.
En de Geest omstraalt zijn Bruid:
Toen is luid
Weer der Eng\'len zang gestegen,
Die zij dankt met zoeten lach;
Sinds deez\' dag,
Lacht ze in glorie ons ook tegen.
11.
Laat ook onze zegetoon
Tot uw troon,
Glorierijke Moeder! rijzen;
Laat ook ons, ontgloeid van min!
Koningin!
Met het hemelkoor u prijzen.
12.
Zie! o Moeder van den Heer!
Op ons neer;
Toon uw kind\'ren mededoogen,
Dat we aan \'t eind der pelgrimsbaan
Tot u gaan
En uw glorie schouwen mogen.
-ocr page 276-
252
LXXXII.
DE GEBOORTE VAN MARIA.
WlJZE: Wat wonder zien, uwe starende oogen? of: Juieht,
juic/tt met ons, o hemellinijen!
en M. 33.
1.
"Wat ster verschijnt aan \'s hemels bogen!
"Wat stralen scheemrenin \'t verschiet!
Zoo zacht een licht rees voor onze oogen
In heel den loop der eeuwen niet.
Is \'t licht, zoo blijde ons toegeblonken,
De sterre niet van Jesse\'s Spruit ?
Is daar geen zang ons toegeklonken
Aan de uitverkoren hemelbruid ?
2.
Keeds lacht het morgenrood ons tegen,
En kondigt met zijn vriendlijk licht
De heilzon aan, die, opgestegen,
Den nacht vaagt voor haar aangezigt.
Ja, zalige aarde! stem uw zangen,
Zij kwam, zij kwam de Hemelmaagd,
Door wie wij \'s Vaders Zoon ontvangen,
Het Lam, dat onze schulden draagt.
3.
Een jubeltoon dringt door de graven,
Een lichtstraal door der dooden nacht:
-ocr page 277-
253
Straks valt de boei der kerkerslaven,
En uit is \'t met de hellemagt!
Blij juicht het koor der hemellingen,
En de Engelenschaar ziet vol van min
Op \'t kindje neer, dat zij reeds zingen
Als hunne en onze Koningin.
4.
Ook wij, wij knielen dankend neder
Om uwe wieg, o heilig kind !
Uw leven brengt ons \'t leven weder:
Hém baart ge ons, die den dood ver-
wint.
Laat, laat ons God eenstemmig prijzen,
Het heiluur onzer redding slaat:
Maria leeft! de Zon gaat rijzen,
Wees welkom, schoone Dageraad!
-*-
LXXXIII.
LIED OP OEN NAAM VAN MARIA.
Wijze : Maria, wees gebenedijd; O Moeder Gods, o reinste
Maagd!
enz. Zie Lied XXXIX.
1.
Maria\'s naam, die \'t hart verblijdt,
Zij dit ons dankbaar lied gewijd;
Haar moedernaam zoo zoet, zoo groot,
Is ons een troost in allen nood,
Is ons een kracht tot in den dood.
-ocr page 278-
254
2.
A.ch! bij uw moedemaam zoo zoet,
Wij bidden u, dat ge ons behoedt;
Gij, die de helslang hebt verplet,
Gij zijt het, die door uw gebed,
Maria! uwe kind\'ren redt.
::.
Roep ik tot u in zielsverdriet,
Neen; Moeder! gij verstoot mij niet;
Hebt gij van ons uw naam verstaan,
Gij ziet ons uit den hemel aan,
En ongetroost laat ge ons niet gaan.
4.
In allen nood, tot in den dood,
Weerklinkt uw naam, zoo zoet, zoo groot;
Wie weet niet, dat gij \'t kind aanschouwt,
Dat op uw moedernaam vertrouwt,
Naast God op u zijn hope bouwt.
5.
JLch zegen dan deez\' kinderschaar,
Hier biddend bij uw feestaltaar:
Aan u, die aller Moeder zijt,
Wier zoete naam ons hart verblijdt,
Zij dit ons dankbaar lied gewijd.
■3^-e>-e*«s>
-ocr page 279-
255
LXXXIV.
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN OEN ROZENKRANS.
Wijze : O gloriosa Dominat en M. 53.
I.
DE VIJF BLIJDE GEHEIMEN.
Wij groeten u, o reine Maagd!
O Koningin, o Koningin!
Gij, die uw\' Schepper hebt behaagd,
O Koningin Maria!
1.  Ge ontvingt in u des Vaders Zoon,
O Koningin, o Koningin!
Hij daalde in u van \'s hemels troon,
O Koningin Maria!
2.  Gij gingt een langen weg te voet,
O Koningin, o Koningin!
En hebt uw blijde Nicht begroet,
O Koningin Maria!
3.  Gij hebt den Redder dezer aard\',
O Koningin, o Koningin!
Te Bethl\'em in een stal gebaard,
O Koningin Maria!
4.  Ootmoedig naar Gods huis gegaan,
O Koningin, o Koningin!
Boodt gij uw\' Zoon ten offer aan,
O Koningin Maria!
-ocr page 280-
256
5. Drie dagen trokt gij zoekend rond,
O Koningin, o Koningin!
Eer gij uw Jesus wedervondt,
O Koningin Maria!
II.
DE VIJF DROEVIGE GEHEIMEN.
O droeve Moeder, vol van smart!
O Koningin, o Koningin!
"Wat diepe wonde droeg uw hart,
O Koningin Maria!
1.  O Moeder! welk een zielewee:
O Koningin, o Koningin!
Bij \'t bloedzweet in Gethsemané,
O Koningin Maria!
2.  0 Moeder! welk een foltering:
O Koningin, o Koningin!
Bij Jesus\' wreede geeseling,
O Koningin Maria!
3.  O Moeder! welk een pijn en hoon:
O Koningin, o Koningin!
Uw Jesus draagt een doornen kroon,
O Koningin Maria!
4.  O Moeder hart, op nieuw doorboord:
O Koningin, o Koningin!
-ocr page 281-
257
Uw Jesus sleept zijn kruishout voort,
O Koningin Maria!
5. 0 Moeder! welk een marteling:
O Koningin, o Koningin!
Toen Hij aan \'t kruis te sterven hing,
O Koningin Maria!
III.
DE VIJF GLORIERIJKE GEHEIMEN.
Verheug u! na die lange smart,
O Koningin, o Koningin!
Verrukt de vreugd uw Moederhart,
O Koningin Maria!
1.  Verrezen is des levens Heer,
O Koningin, o Koningin!
Maria ziet haar Jesus weer,
O Koningin Maria!
2.  Uw Zoon ging in zijn heerlijkheid,
O Koningin, o Koningin!
"Waar Hij een plaats ons toebereidt,
O Koningin Maria!
3.  Toen is zijn Geest op aard\' gedaald,
O Koningin, o Koningin!
Die met zijn licht Gods Kerk bestraalt,
O Koningin Maria!
17
-ocr page 282-
258
4.  Uw Zoon zendt u een Engelrij,
O Koningin, o Koningin!
En juichend voert ze u aan zijn zij\'
O Koningin Maria!
5.  Uw Zoon geeft u de gloriekroon,
O Koningin, o Koningin!
Nu heerscht gij op uw hemeltroon
O Koningin Maria!
O E BE D.
0 gij! uw glorie ingegaan,
O Koningin, o Koningin!
Hoor \'t smeeken uwer kind\'ren aan
O Koningin Maria!
Bid voor de Kerk, voor Jesus\' Bruid
O Koningin, o Koningin!
Straal\' zijne glorie in haar uit,
O Koningin Maria!
Bid voor \'t beminde Hoofd der Kerk,
O Koningin, o Koningin!
Dat Jesus hem verlichte en sterk\',
O Koningin Maria!
Bid, dat uw Zoon de Herderschaar,
O Koningin, o Koningin!
In zijn getrouwe dienst bewaar\',
O Koningin Maria!
-ocr page 283-
259
Bid, dat hun kudde tot hun vreugd,
0 Koningin, o Koningin!
Moog bloeijen, groeijen in de deugd,
O Koningin Maria!
Bid, dat geen Christen Vorst of Staat,
O Koningin! o Koningin!
Aan \'t heil van Kerk of zielen schaad\',
0 Koningin Maria !
Weer, Moeder! alle zonde en straf,
O Koningin! o Koningin !
Weer alle geesels van ons af,
O Koningin Maria!
Bid, bid voor ons in allen nood,
0 Koningin, o Koningin!
En blijf ons bij tot in den dood,
O Koningin Maria!
LXXXV.
KERKHYMNE VAN ALLE HEILIGEN.
PLACAKË, CHRISTE, SERVULIS.
Wijze, nis het Latijn, of ook: O Jesu! vleeschgeioorden
Woord,
en Lied XXXIX.
1.
Sla, Christus! weer verzoend ons ga,
Nu, bij uw zetel van genft,
-ocr page 284-
260
Zij voor ons spreekt, de teed\'re Maagd,
En vrijspraak van den Vader vraagt.
2.
Gij, in uw negenvoude sfeer,
Bescherm ons, zalig Eng\'lenheer!
Weer wat ons schaadde, nóg ons schaadt,
"Weer al het ons nog dreigend kwaad.
8.
Apostel- en Profeten-tal!
Verbidt den Regter van \'t heelal,
Dat Hij, wie waarlijk schuld beween\',
Erbarming en gena verleen\'.
4.
Gij, Mart\'laars in uw purpergloor!
Gij, meêbekroond Belijd\'renkoor!
Reikt aan ons, ballingen, de hand,
Roept ons tot u in \'t Vaderland.
5.
Gij, Maagdenkoor! zoo rein en blij!
En wie de diepe woestenij
Ten hemel zond: vraagt bij Gods troon,
Een plaats voor ons in \'s hemels woon.
-ocr page 285-
261
o.
Het trouweloos geslacht ontwijk\'
Uit alle grens van Christus\' rijk,
Dat ons één Schaapstal als weleer,
Eén Herder weer vereend regeer\'.
7.
Zij God den Vader lof geboón,
En \'s Vaders Ééngeboren Zoon;
Zij lof den Trooster ook bereid,
Van nu af tot in eeuwigheid.
LXXXVI.
SMEEKLIED TOT MARIA VOOR DE OVERLEDENEN.
(Allerzielendag.)
Wijze: O vijf werelds klare lichten! Zie lied LXXVIII.
1.
Uit de diepe boetekolken
Dringt de weeklagt naar de wolken
Al der dooden, die dit uur
Lijden in het lout\'rend vuur,
f Heer! ontferm U hunner.
En gij, Moeder der genade!
Sla hun smart\'lijk zuchten gade,
-ocr page 286-
262
Ach, wil hun ten toevlugt zijn,
In hun onuitspreekb\'re pijn:
Bid voor hen, Maria!
2.
Aan des levens leed ontheven,
Is aan \'t ligchaam rust gegeven;
Maar de ziel! zij rust niet eer,
Voor zij opgaat tot den Heer:
f Heer, ontferm U hunner.
3.
Uit Gods ademing ontsproten,
Uit zijn leven voortgevloten,
Is voor haar geen heilgenot
Dan in \'t blij gezigt van God:
f Heer! ontferm U hunner.
4.
Wat al smart de ziel ook drage,
Hoe de wroeging rustloos knage:
Verre van haar God te zijn,
Is haar de allerfelste pijn!
f Heer! ontferm U hunner.
5.
Hoe doorfolterd ook van binnen,
God toch, God alléén beminnen
-ocr page 287-
263
En hem derven!... wat gemis!...
Groot, ach! als Gods glorie is:
f Heer! ontferm U hunner.
6.
Of zij zuchten, smeeken, kermen,
Rustloos roepen om ontfermen,
Neen! het baat bij Gods gemis,
\'t Baat hun tot geen lafenis:
f Heer! ontferm U hunner.
7.
Zij dan, in hun onvermogen,
Klagen ons met smeekende oogen:
wWist gij, die op aarde zijt,
irWist gij, wat een ziel hier lijdt!"
f Heer! ontferm U hunner.
8.
Zij, ach! die zoo droevig klagen,
\'t Zijn onze ouders, kind\'ren, magen,
\'t Is een ziel, - ach wat verwijt! -
Die door ons die smarten lijdt!...
f Heer! ontferm U hunner.
9.
Wil, genadig God! vergeven
Wat zij tegen U misdreven,
-ocr page 288-
264
Eindig, eindig hunne straf,
Wisch hun laatste smetten af:
f Heer! ontferm U hunner.
10.
Laat hen, die toch U beminden,
Laat hen nu ontferming vinden:
Om het lijden van uw Zoon,
Geef hun \'t langverbeide loon:
f Heer! ontferm U hunner.
il.
Geef hun, die in kerkernachten
Naar uw vaderblik versmachten,
Geef hun in uw aangezigt
De eeuw\'ge rust en \'t eeuwig licht:
f Heer! ontferm U hunner.
12.
Nog eens, voor U neergebogen,
Smeeken we U: Heb mededoogen!
Voer hen uit den langen nacht
In de glorie die hen wacht:
Heer! ontferm U hunner.
En gij, Moeder der genade!
Sla hun smart\'lijk zuchten gade,
Ach, wil hun ten toevlugt zijn,
In hun onuitspreekb\'re pijn:
Bid voor hen, Maria!
<*ifc-8x8 •«*•
-ocr page 289-
265
LXXXVII.
MARIA\'S OPDRAGT IN DEN TEMPEL.
Bij andere Wijzen, N. M. 63.
1.
Wie is het die den heil\'gen drempel
Zoo blij te moede binnenstreeft ?
Wie \'t minlijk kind, dat in den tempel
Den Heer haar jeugdig leven geeft?
Het is de Maagd, door God verkoren,
Van alle zondesmet bevrijd,
Die Hem alleen wil toebehooren,
En algeheel en voor altijd!
O kindje vol aanminnigheden!
Waar \'s Heeren oog verrukt op ziet:
Gij roept mij toe, dat ik mij heden
Geheel aan Hem ten offer bied\'.
2.
Hoe lieflijk, Heer! is uwe woning,
Zoo roept ze in zielsverrukking uit;
Gij zijt mijn Schepper, Gij mijn Koning:
Neem mij voor eeuwig tot uw Bruid!
En Hem gewijd is \'t eenzaam leven
Der vlekkelooze tempelmaagd;
Zij kent geen zoeter zielestreven,
Dan al te doen wat Hém behaagt.
O kindje vol aanminnigheden! enz.
-ocr page 290-
266
3.
Daar schenkt zij Hem haar lentedagen,
Door \'s werelds blikken niet bespied,
Maar God heeft in zijn Bruid behagen,
Die Hem de reinste liefde biedt;
Zoo staat in de eenzaamheid der dalen,
Verborgen voor des wand\'laars oog,
De reine lelie stil te pralen,
En beurt haar blanken kelk omhoog.
O kindje enz.
4.
O dat ook wij ons hart en leven,
Met de uitverkoren Moedermaagd,
Geheel aan God ten offer geven,
En immer doen wat Hém behaagt.
Maria! die in \'t hoogste lijden
U trouw betoondet aan uw woord,
O vraag, dat wie den Heer zich wijden,
Hem geven wat Hem toebehoort.
O kindje vol aanminnigheden!
Waar \'s Heeren oog verrukt op ziet:
Gij roept mij toe, dat ik mij heden
Geheel aan Hem ten offer bied\'.
-ocr page 291-
267
LXXXVIII.
LOFZANG OP GEWONE ZONDAGEN.
Lt\'CIS CREATOR OPTIME.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Algoede Schepper van het licht!
Die \'t beurtlicht van de dagen rigt;
Door \'t nieuwe licht, pas uitgespreid,
Eens \'s werelds oorsprong hebt bereid.
Op uw bevel is Dag de naam
Van ochtend en van avond zaam;
De somb\'re bajert wentelt heen:
Verhoor ons smeeken en geween.
3.
Ach, dat geen schuld de ziel ooit drukk\',
Die haar den levensschat ontrukk\',
Als zij, op niets wat blijft bedacht,
Zich wikk\'len zou in zondenacht.
4.
Maar kloppend aan de hemelwoon,
Erlange zij haar levensloon;
O vlugten we alles wat ons schaadt,
En zuiv\'ren we ons van alle kwaad.
-ocr page 292-
268
5.
Geef \'t, Vader! Gij zoo liefderijk,
En, Eén\'ge Zoon, aan Hem gelijk,
Die met den Geest, den Trooster, één,
Regeert door de eeuw der eeuwen heen.
III.
LXXXIX.
MEIMAANDZANG.
Wijze, als het Oostenrijksche volkslied, en elke Benedictie.
1.
Weer in jeugdig, maagd\'lijk leven
Prijkt de ontloken moederaard\';
Met de geuren, die er zweven,
Met de schatten, die zij baart,
Met haar zang en zonnedreven,
Schijnt zij Edens lentegaard.
2.
In de heil\'ge tempelkoren
Biedt zij d\' eersten bruidstooi aan:
Met die Moeder, rein geboren,
-ocr page 293-
269
Die ge in \'t loovergroen ziet staan
En in maagdenlichten gloren,
Is het heil ons opgegaan.
3.
Maar die bloemen, hoe zij pralen
In de frissche feestgierland,
Maar die lichten, hoe zij stralen
In de geur\'ge lustwarand:
\'t Kan bij \'t maagd\'lijk hart niet halen,
Dat van heil\'ge liefde brandt.
4.
O dat bij dit nieuwe leven,
Vlekkelooze Hemelbruid!
Mij een liefde werd gegeven,
Als uw maagd\'lijk hart omsluit:
Rein zou \'t Meileid tot u zweven
Met der Eng\'len harpgeluid.
-X-
XC.
LIEFDE TOT MARIA.
Wijze: O ja! ik min Maria veel en teeder, en N. M. 19.
1.
Ja! \'k voel in mij Maria\'s liefde leven,
\'t Is mij zoo zoet, te zingen van haar lof;
-ocr page 294-
270
[O kon ik haar zoo groot een glorie geven,
Als de Eng\'lenschaar in \'t reine hemelhof.
O Moeder onzes Heeren!
Welzalig die u eeren,
Welzalig hij, die u zijn liefde, wijdt,
Wien gij ook niet uw wedermin verblijdt,
o.
Neen, \'k zoek geen heil in ijd\'le schijnvermaken,
In wuft genot, gelijk de wereld biedt;
Mag ik hier slechts Maria\'s liefde smaken,
\'k Ben rijk genoeg, o meer verlang ik niet!
O Moeder onzes Heeren! enz.;
3.
Komt \'s werelds glans, of vleitaal mij bekoren,
Lokt zij mij aan met haar betoov\'rend goed:
Dan ruische mij Maria\'s naam in de ooren,
Die liefdeklank is boven alles zoet!
O Moeder onzes Heeren! enz.
4.
Of als ik zucht bij droeve jammerslagen,
En stil mijn leed in \'t weenend hart omsluit,
Een Moeder heb ik, die haar kind hoort klagen,
Ik spreek haar naam, en al mijn smart heeft uit.
O Moeder onzes Heeren! enz.
5.
Wat dan verkeere in \'s levens wisselkringen,
\'t Zij \'t vlugtend uur mij vreugd of lijden bied\':
Het blijft mij zoet, Maria\'s lof te zingen,
Welzalig hij, die bare gunst geniet!
O Moeder onzes Heeren! enz.
-ocr page 295-
271
XCI.
LIEFDEGROET AAN DE H. MAAGD EN MOEDER GODS.
Wijzen, als Lied XXXIX.
1.
Wij groeten u, o zuiv\'re Maagd!
Door wie ons \'t heillicht is gedaagd;
Wij groeten u op uwen troon,
O Moeder van Gods één\'gen Zoon!
2.
O reine Maagd! o ed\'le bloem!
Vol hemelgeur, der maagden roem!
Als kristallijn, zoo schitt\'rend rein,
O smettelooze heilfontein!
3.
O Zetel, waar de Wijsheid straalt!
Waar \'t eeuwig Woord is neergedaald,
Die door zijn Geest de waarheid leert,
En in zijn Kerk steeds triomfeert.
4.
Geen wereld- of geen hellemagt,
Of wat er opstond uit den nacht,
Heeft ooit de waarheid haar ontroofd,
Want Jesus blijft haar godlijk Hoofd!
-ocr page 296-
272
5.
Gij zijt die Onbevlekte Maagd,
Wier moederbeê aan God behaagt;
Die, alverwinnend in den strijd,
Der Kerk een trouwe toevlugt zijt.
6.
Gij, oorzaak onzer zielevreugd,
Wier komst heel de aarde heeft verheugd,
Ontvang uit kinderlijk gemoed,
O Moeder! onzen liefdegroet.
7.
Beveel ons aan uw godlijk Kind,
Dat ons ten eind\' toe heeft bemind,
Dat in den smartelijksten dood
Voor ons zijn laatste bloed vergoot.
8.
O Davids Toren van ivoor!
Wijd-schitt\'rend in den zonnegloor,
Door goddelijke hand gesticht,
Waar alle wapenmagt voor zwicht.
9.
Gij, Arke van het Nieuw Verbond!
Op u is mijne hoop gegrond;
-ocr page 297-
273
De Serafijnen daalden neer
Om \'t gulden Huis van d\' Opperheer.
10.
O Hemelpoorte! rijk en schoon,
Door u kwam de ongeschapen Zoon,
Hij, \'t eeuwig Woord, Hij werd uw Kind,
Zoo teeder heeft Hij ons bemind!
11.
O Morgensterre! lieflijk zacht,
Na zulk een eeuwenlangen nacht:
Gij kondigt \'t blijde heillicht aan,
Dat voor het aardrijk op zal gaan.
12.
Gij, Toevlugt der verloren ziel!
Die jammerlijk van God verviel,
O Troosteres in allen nood!
Gij redt ons uit den eeuw\'gen dood.
13.
0 Hulp van \'t Christelijk gezin,
Gij aller Heü\'gen Koningin!
Ach toon in onzen jongsten strijd,
Dat gij ons aller Moeder zijt!
-ocr page 298-
274
14.
Hoor, Moeder! met ons lot begaan,
Hoor de u gegeven kind\'ren aan;
Uw Zoon heeft onze schuld geboet,
"Wees, goede Moeder! wees gegroet.
15.
Gegroet, Gods Dochter, op uw troon!
Gij, Moeder, van Gods eeuw\'gen Zoon!
Gij, Bruid van God den Heil\'gen Geest!
Die vóór en na zijt Maagd geweest!
-*-
XCII.
UITNOODIGING TOT DEN LOF VAN MARIA.
Wijze : Mijn stem! nn laai u zoetjes /ivoren.
1.
Kom, spoedt u! komt Maria prijzen:
Z\\j is zoo groot!
Met snaar en stem haar eer bewijzen,
Tot aan den dood.
f Broeders, Zusters! zwijgt nu niet,
Zwijgt Maria\'s grootheid niet,
Maar verheft haar in uw lied,
Wees gegroet, wees gegroet, wees gegroet, Maria!
-ocr page 299-
275
2.
Ontlokt uw speeltuig zoete klanken:
Zjj is zoo goed!
En laat uw stem haar zingend danken,
Met blvj gemoed,
f Broeders, Zusters! zwijgt nu niet, enz.
3.
Vlecht, maagden! om Maria te eeren
Een leliekrans;
Eens moge uw leliewit verkeeren
In hemelglans. f
4.
O moeders! reeds uw zuigelingen
Zijn haar gewijd;
Vrij moogt gij hare zorg bezingen:
Zij waakt altijd, f
5.
Gij, vaders! hoe vermoeid van \'t zwoegen,
Zingt haar ter eer:
\'t Wordt offerand en zielsgenoegen:
Wat wilt gjj meer? f
6.
O jong\'ling! wijd uw schoonste jaren
Aan deze Maagd:
Zij redt uwe onschuld uit gevaren,
Zoo gij het vraagt, f
-ocr page 300-
276
7.
Wanneer de schapen veilig grazen
In klaverwei\',
Dan moet de herder \'t loflied blazen
Op zijn schalmei, f
8.
En, scheepling! komt na Vstormgeklater
De kalmte weer,
Bezingt dan vrij, voor lucht en water,
Maria\'s eer. f
9.
Wanneer de dagtoorts met haar stralen
In \'t Oosten glimt,
Zij hoore, hoe tot haar drie malen
Het Ave klimt, f
10.
En spreidt de zon in \'t heete Zuiden
Haar glans en gloed,
Dan moet de bedeklok weer luiden
Ten engelgroet. f
11.
Maar zinkt het licht naar de Avondlanden,
En daalt de nacht,
Heft dan tot haar uw hart ëh handen:
Groot is haar magt. f
-ocr page 301-
277
12.
Wij op deze aarde vreemdelingen,
Gaan zuchtend voort;
Zij leidt ons, die haar liefde zingen,
Naar \'t vaderoord,
•«&*«-«&»
XGIII.
TER EERE VAN MARIA.
Wijze, o. a., als N. M, 31, 80; M. 37, 62, 71.
1.
EENIGEN.
O beeld van \'t reinste leven,
Maria, Josefs Bruid!
Zoo wij ons hart u geven,
Gij deelt uw gunsten uit.
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne,
In blijdschap en in smart;
Druk diep, mijn Koninginne!
Uw beeldt\'nis in mijn hart.
2.
EENIGEN.
O Josefs Bruid, mijn Moeder!
Mijn trouwe toeverlaat!
Werd niet uw Zoon mijn Broeder,
Die nooit uw beê versmaadt?
-ocr page 302-
278
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne, enz.
3.
EENIGEN.
Ach, was ik rein van zonden,
O vlekkelooze Maagd!
Ik zou uw lof verkonden,
Gelijk het u behaagt.
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne, enz.
4.
EENIGEN.
\'k Zou met uw trouwe scharen,
En \'t juichend hemelheer,
Mijn dankbaar loflied paren,
En jub\'len u ter eer.
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne, enz.
5.
EENIGEN.
Helaas! hoe moet ik klagen,
Dat ik, onwaardig mensen,
U zóó niet kan behagen,
Als ik het vurig wensch.
-ocr page 303-
279
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne, enz.
(j.
EENIGEN.
Maar \'k wil mij alle dagen,
Mijn Moeder! u ter eer,
Godvruchtiger gedragen,
En dienen mijnen Heer.
ALLEN.
Ach, dat ik u beminne, enz.
XCIV.
MARIA, TOEVLUGT DER ZONDAREN.
Wijze: Wil, Maria! toch aanschouwen, of: Laten vrij owj
nederbuigen.
Zie Lied LUI.
1.
Groote Koningin der heem\'len!
Hoog gezeten op uw troon,
Waar ontelbare Eng\'len weem\'len
Voor het aanschijn van uw Zoon;
Laat ons \'t eergestoelte naken,
"Waar u \'t eeuwig loflied rijst;
Laat ons hart de zoetheid smaken,
Dat het ook uw liefde prijst.
-ocr page 304-
280
o.
Wie heeft immer u gebeden,
En is troostloos heengegaan?
Wie vereerde u hierbeneden,
En gij hoordet hem niet aan?
Vromen! wilt het luide tuigen,
Van uw wieg door haar bewaakt;
Wilt uw dankb\'re knieën buigen,
Zondaars! door haar vrijgemaakt.
3.
Zij, ja! heeft voor u gesproken,
Zij, zij heeft uw ziel gered;
Ligt uw slavenjuk verbroken,
Zondaar! \'t is door haar gebed.
Nimmer, neen! heeft ze afgewezen
Wie bij haar zijn toevlugt zocht;
Hoeveel beden tot haar rezen,
\'t Blonk te meer wat zij vermogt.
■t.
Gij, die uwe ontelb\'re zonden
Klimmen deedt met dag en uur,
Eeuwig waart gij reeds verslonden
Door het wrekend hellevuur:
Maar uw Moeder bleef nog spreken,
Keerde uw naderende straf:
Wil dan om haar voorspraak smeeken
En genti daalt op u af.
-ocr page 305-
281
5.
Werp u, zondaar! in hare armen:
Zij, uw toevlugt bij den Heer,
Zij, een Moeder vol erbarmen,
Ziet goedgunstig op u neer.
Kunt gij nóg haar hulp versmaden,
Die zij telkens u weer biedt?
Zondaar, zondaar! laat u raden,
En verstoot haar liefde niet.
6.
Wil haar droeve klagten hooren,
Hoe zij minlijk tot u spreekt:
„Kind! zult gij mij \'t hart doorboren,
„Dat voorlang van weedom breekt?
„\'t Zwaard ging door de ziel mij henen!
„Toen ik onder \'t kruishout stond,
„En mijn stervend Kind zag weenen,
„Gansch van hoofd tot voet doorwond.
7.
„Was die troost mij bijgebleven:
„Dat zijn dood het heil verwierf,
„Gij wilt mij dien troost niet geven,
„Zoo Hij vruchtloos voor u stierf;
„Hoor dan, zondaar! hoor mijn smeeken:
„O keer weder tot uw Heer:
;/k Zal als Moeder voor u spreken,
„Hij dan wordt uw Vader weer." —
18
-ocr page 306-
282
8.
Zóó, vol teeder mededoogen,
Zóó, met uwe ziel begaan,
Zóó, met liefdestralende oogen,
Spreekt u uwe Moeder aan.
Zal die taal uw hart niet winnen,
Dat ge uw zondig leven haat?
Dat ge uw\' Jesus gaat beminnen,
En Hem nimmermeer verlaat?...
Moeder! ja, \'k wil de uwe wezen,
\'k Heb gezegd en keer nu weer;
Doet mijn zondental mij vreezen,
Gij beveelt mij aan den Heer.
Zie, hier ben ik, diep misdadig,
Maar vermorzeld van berouw:
Ach! maak mij uw\' Zoon genadig,
Hem nu zweer ik eeuwig trouw.
XCV.
MARIA TROOSTERESSE.
Eigen bekende melodie.
ALLEN.
Moeder des Heeren!
\'k Wil u vereeren,
0 troost voor \'t hart in smart;
-ocr page 307-
283
Groot als uw lijden,
Is uw verblijden,
0 gij zoo goed, zoo zoet! (bis.)
EENIUEN.
1.
Gij schenkt verkwikking aan de zielen,
Die tot u roepen in den nood;
Gij pleit voor wie in zonden vielen
En redt hen van den eeuw\'gen dood.
ALLEN.
Moeder des Heeren! enz.
EENIGEN.
■ >_
Uw teed\'re hand droogt onze tranen,
Uw zoete stem verzacht ons wee;
Wie zich het diepst verlaten wanen,
Gij zijt hun bij met uwe beê.
ALLKN.
Moeder des Heeren! enz.
EENIGEN.
3.
Uw moederhart, zoo vol meêdoogen,
Is met ons aller leed begaan;
Gij ziet ons met verblijdende oogen
In leven en in sterven aan.
-ocr page 308-
284
ALLEN.
Moeder des Heeren! enz.
EENIGEN.
4.
Wat ramp of kruisen mij dan treffen.
Ik wijd ze aan u, mijn Moeder! toe
Ik zal tot u mijn blik verheffen,
En blijf in smart nog blij te moê.
Moeder des Heeren! enz.
XCVI.
SMEEKLIED TOT MARIA, OM EEN ZALIG
LEVEN EN STERVEN.
Wijze: Maria! wij vallen u te voeten.
1.
Ootmoedig vallen we u te voeten,
O goede Hemelkoningin!
Gedoog, dat we u eerbiedig groeten,
Als kind\'ren van uw huisgezin.
f Zoo wij u smeeken
Wat God behaagt:
O wil dan voor ons spreken,
Gij, teed\'re Maagd!
Uw Zoon zal \'t schenken
Wat gij Hem vraagt,
En \'t kind gedenken,
Dat tot u klaagt.
-ocr page 309-
285
2.
"Wij bidden met bewogen harten,
O goede Hemelkoningin!
Gedenk ons om uw Zeven Smarten,
Als kind\'ren van uw huisgezin,
f Zoo wij u smeeken enz.
3.
Wil ons uw trouwen bijstand geven,
O goede Hemelkoningin!
Zoolang we in ballingschap hier leven,
Wij kind\'ren van uw huisgezin, f
4.
Wij bidden u, wil u ontfermen,
O goede Hemelkoningin!
Wil ons, \'tzij rijk of arm, beschermen,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
5.
Ach bid, dat Jesus onze zonden,
0 goede Hemelkoningin!
Ons kwijtschelde om zijn dierb\'r e wonden,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
6.
Dat we altijd om vergeving zuchten,
O goede Hemelkoningin!
En zorgzaam alle zonden vlugten,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
-ocr page 310-
286
7.
En zijn we in zielesmart of lijden, s
0 goede Hemelkoningin!
"Wil gij ons met uw troost verblijden,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
8.
Naakt eens voor ons het uur van scheiden,
O goede Hemelkoningin !
Ach, help ons tot den dood bereiden,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin, f
9.
Dekt reeds de doodskleur onze wangen,
0 goede Hemelkoningin!
Laat ons uw moederhulp erlangen,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
10.
Als Satans listen ons bekoren,
O goede Hemelkoningin!
Laat ons uw zoete stemme hooren,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin, f
il.
Kom dan, kom ons de hope geven,
O goede Hemelkoningin!
Van \'t eeuwig zalig glorieleven,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin, f
-ocr page 311-
287
12.
En in het uur van ons verscheiden,
O goede Hemelkoningin!
Ach! wil ons tot uw Jesus leiden,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
13.
Dan zal Hij rekenschap ons vragen,
0 goede Hemelkoningin!
Als Heer en Regter onzer dagen,
Ons, kind\'ren van uw huisgezin, f
u.
Spreek dan,spreek dan voor ons, o Moeder!
O goede Hemelkoningin!
Bij uwen Zoon en onzen Broeder,
Als kind\'ren van uw huisgezin, f
15.
Verwerf, dat wij in \'s hemels hoven,
O goede Hemelkoningin!
Met alle Heiligen u loven,
"Wij kind\'ren van uw huisgezin, f
-ocr page 312-
IV.
XGV1I.
AAN DEN H. AARTSENGEL MICHAËL.
Wijze , als het Latijn: O Heros invincibilis (in het Graduale).
1.
(V\'oorzanger.) Kom, onverwinb\'re hemelheld!
{Allen.) Vorst Michaël!
            Kom bij ons strijden toegesneld!
J f Voor ons gebeden,
Allen. \'. Voor ons gestreden,
I
           Vorst Michaël!
2.
(Voorz.) Gij voert ons aan in \'t worstelperk,
(Allen.) Vorst Michaël!
„ Gij groote Strijder voor Gods Kerk! f(Jllen.)
3.
(Voorz.) Al \'t Geestental der hemelsfeer,
(Allen.) Vorst Michaël!
„ Een deel is \'t van uw magtig heer. f (Allen.)
4.
(Foorz.) Door alle land, door alle zee,
(Allen.) Vorst Michaël!
x Strijdt ge onze strijden met ons meê. if (Allen.)
-ocr page 313-
289
5.
(Voorn.) Door u, geduchte zegeheld!
(Allen.) Vorst Michaël!
„ Ligt Lucifer terneêrgeveld. f (Allen.)
6.
(Voorg.) O Held, die voor Gods glorie brandt!
(Allen.) Vorst Michaël!
„ Bescherm ons en ons Vaderland, f (Allen.)
(Voorg.) Koep de Eng\'len, roep elk onderdaan,
(Allen.) Vorst Michaël!
„ Ten strijd op om uw legervaan. f (Allen.)
(Foor e.) Verplet alom \'t vijandig heer,
(Allen.) Vorst Michaël!
., En geef ons vrede en vreugde weer. f
(Allen.)
XCVIII.
KLAAGZANG TOT DE ENGELEN EN HEILIGEN
IN DEN HEMEL.
Wijze van vele kerkzangeu, en als Lied XXXIX.
1.
Hoort, \'s hemels Burgers! hoort mij aan!
Wilt, Eng\'len Gods! mijn stem verstaan;
Hebt met een balling medeUj\':
Staat in dit tranendal hem bij.
-ocr page 314-
290
2.
Gij reeds in eeuw\'ge vreugd vergaard,
Ik nog in ballingschap op aard\':
Bedenkt bij \'t lijden wat ik draag,
Of \'t wonder is, dat ik hier klaag.
3.
Zoo lang te leven nog misschien,
En Christus\' aangezigt niet zien,
O dat is voor de ziel te hard,
Die wegkwijnt in haar liefdesmart.
4.
Te middag zoekt de Bruid vol angst
Haar Bruidegom van zielsverlangst,
En zij, moog\' Hij omsluijerd staan,
Bidt in \'t Geloofsgeheim Hem aan.
5.
Geloof en Hoop en Liefde zaam,
Zij roepen Jesus\' zoeten naam:
Waar woont Gij, Meester ? waar-, waarheen V...
Wat doet Ge, als wilt Ge verder treên ?...
G.
— „O ziel! om mijne, afwezigheid,
„ Hier neen! zoo bitter niet geschreid!
„ \'t Is, dat te meer uw liefde ontbrand\'
„ Naar Mij in \'t eeuwig vaderland.
-ocr page 315-
291
7.
Hier troost\' den balling in zijn rouw
Mijn drupp\'lende genadedauw,
, Alsmeê der broed\'ren hulpbetoon,
i En \'t voor de smart bereide loon.
8.
, Ik keer tot. mijnen Vader weer,
, En zend met Hem den Trooster neer,
, Dat ge ook u in den Zoon verblijdt,
, Zoolang gij in de wereld zijt."
XCIX.
DE H. MARTINA, MAAGD EN MARTELARES.
30 Januari).
MARTINAE CELtlBRI.
Wijze, als Let Latijn, en eigen melodie.
1.
Zingt, Rome\'s Burgers! zingt Martina\'s grooten
naam,
Verheft met luider stem haar glorierijke faam;
Geeft dier verheven Maagd, geeft haar de schuldige
eer,
Der Mart\'laresse van den Heer.
2.
Zij sproot uit oud\'ren voort van alleredelst bloed,
En zag, te midden van genot en overvloed,
De zoetste aanloklykheên van aardsche weelde en
pracht,
Haar erfdeel van een rijk geslacht.
-ocr page 316-
292
3.
Maar zij versmaadt al \'t zoet wat haar het leven bood,
Wijdt zich den Heer, en stort haar schatten in den
schoot
Van Christus\' armen uit, en zoekt met milde hand
Het loon van \'t hemelsch vaderland.
4.
Geen folterklaauw, geen woest gediert\', geen geesel-
slag
Met schrikb\'re wond bij wond, wat iets op haar ver-
mag;
Maar Eng\'len var. omhoog verkwikken hare kracht
Met hemelspijs haar toegebragt.
5.
Ja, de anders grimm\'ge leeuw vergeet zijn dorst
naar bloed,
En werpt met vriend\'lijk oog zich neder aan haar
voet;
Toen eindelijk dan heeft, Martina! \'t scherpe zwaard
U bij het hemelkoor vergaard.
6.
U, waar om \'t reukaltaar de wierookwolken staan,
U roept men onvermoeid met smeekgebeden aan;
Zoo \'t valsche teeken spelt van onheil in \'t verschiet:
\'t Gaat op uw glorienaam te niet.
7.
Gij die de Mart\'laars sterkt, Eén en DrieëenigGod!
O weer toch, weer van ons \'t verlokkend zingenot,
En geef uw dienaars, in uw goedheid, Heer! het licht
Van uw alzaal\'gend aangezigt.
-ocr page 317-
293
C.
LOFZANG TER EERE VAN DEN H. ALOYSIUS.
21 Junij.
Eigeu melodie, en: O zalitj, heilig Bethlehem!
1.
Daalt, Eng\'len, daalt van \'t hemelsch hof,
Met zoet gezang en zegevanen:
Een andere Engel vraagt uw lof,
Een Engel uit ons dal van tranen;
Wijd klinkt zijn schuldelooze naam
Uit liefde en dank de wereld over;
Komt, zingt zijn lof met ons te zaam,
En kroont zijn hoofd met gouden loover.
2.
Zijn strijd was kort, maar groot zijn moed,
Die roemrijk hem deed zegepralen;
Hij trad de kroon hier met den voet,
Om met de liemelkroon te stralen.
Vergeefs zocht met haar weidsche pracht
De wereld hem tot zich te trekken:
Als slijk heeft hij haar goed geacht,
Het kon geen wijl zijne aandacht wekken.
3.
0 Aloysius! gij waart
Maria\'s kind van zegeningen,
Een zuivere Engel reeds op aard\',
Het toonbeeld aller jongelingen.
Aan God gaalt ge u ten offerand\',
En leefdet ver van alle zonden;
De lelietak bleef in uw hand
Gansch ongerept en ongeschonden.
19
-ocr page 318-
294
4.
. Beminde Schutspatroon der jeugd!
O toonbeeld van een hemelsch leven !
Beveilig onze broze deugd,
En leer ons naar den hemel streven;
Vraag, engelreine jongeling!
Zoo wij, helaas! uwe onschuld derven,
Dat wij de vreugd van d\' Eng\'lenkring
Door trouwe boete nog verwerven.
CL
LIED TER EERE VAN DEN H. ALOYSIUS.
Eigen melodie.
1.
Aan God zij onze dank,
Dat we u met jubelklank, o Aloysius!
Begroeten bij zijn troon,
Geliefde Schutspatroon! o Aloysius!
2.
Gij, Engel op deze aard\'!
Door Gods gena bewaard, o Aloysius!
Gij, ster aan \'s hemels trans!
Geleid ons door uw glans, o Aloysius!
3.
Gij jong\'ling, sterk in deugd!
Het sieraad van de jeugd, o Aloysius!
-ocr page 319-
295
Vraag ons het witte kleed,
In \'s werelds vreugd en leed, o Aloysius!
i.
Voor God leeft gij geheel:
Hij is uw eenig deeL o Aloysius!
Vraag kracht ons tegen \'t kwaad,
En deugd naar onzen staat, o Aloysius!
5.
Gij hebt hier \'s werelds pracht
Voor Christus\' kruis veracht, o Aloysius!
0 vraag voor ons dien moed,
Volharding in het goed, o Aloysius!
*»**■ S*
Gil.
JUBELLIED
AAK BE
HH. XIX MARTELAREN VAN GORKUM.
9 Julij.
Wijzen, als Lied XXXIX.
1.
Tot u, o Gorkums Heldental!
Weerklinke luid mijn lofgeschal;
Tot u, door wie mijn ziel ontgloeit,
Van dankb\'ren jubel overvloeit.
-ocr page 320-
296
2.
Gedenk ik, lioe ge op onzen grond
Uwe onverwelkb\'re kroonen wont,
Dan juich ik bij uw heldenmoed:
Ook ik ben van uw Neêrlandsch bloed!
:;.
Ik juich, als ge in den dood niet buigt,
Maar trouw voor \'t Hoofd der Kerk
getuigt,
En nu, door Pius\' hand gekroond,
Als Heü\'gen in Gods glorie troont.
4.
Ik juich, als gij zoo onversaagd
Maria Moeder prijst en Maagd,
En onze en \'s hemels Koningin:
Verrukt stemt heel mijn ziel het in!
5.
Maar sterft gij voor \'t Geheimenis,
Waar Jesus zelf ons voedsel is:
Dan, naamloos is mijn ziel verblijd,
Dat ik het ook met u belijd.
6.
Dat ik met u één God, één Heer,
Eén Geest, één ligchaam, doop en leer
In de óéne Moederkerk beken,
En onverdiend haar kind ook ben.
-ocr page 321-
297
7.
Drie eeuwen vloden sedert heen,
En ons en uw geloof is één:
0 voer\' het, bij één hoop, één min,
Ook ons uw Kerk der glorie in!
CIII.
H. MARIA MA&DALENA.
22 Julij.
PATER SUPEKNI LVMINIS.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
0 Vader van het licht omhoog!
Rigt Gij op Magdalena \'t oog:
Gij wekt in haar een liefdegloed,
Die \'t ijs ontbindt van haar gemoed.
2.
Gewond door liefde, snelt zij heen,
Zalft Jesus\' voeten in geween,
Wascht ze in de tranen uit haar oog,
Kust, wischt ze met haar lokken droog.
3.
Zij vreest niet bij het kruis te staan,
Kan, in haar angst, van \'t graf niet gaan;
-ocr page 322-
298
Zij ducht geen woeste wachterschaar:
De liefde weet van geen gevaar.
4.
Gij, die de ware liefde zijt,
Scheld, Christus! onze schulden kwijt;
Maak onze harten tot uw woon,
Vergeld ons met het hemelsch loon.
5.
U, Vader, Zoon en Heil\'ge Geest!
Zij, zooals \'t immer is geweest,
Ook nu gelijke lof bereid,
En in der eeuwen eeuwigheid.
~*-
CIV.
H. TER ESI A.
15 October.
REGIS SUPEBNI NUNTIA.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
Gods heilgezante, gaat ge alleen
Uit de ouderwoon naar heid\'nen heen,
En wilt, Teresia! vol moed
Hun Christus geven, of uw bloed.
-ocr page 323-
299
2.
Maar u verbeidt geen dood zoo hard,
IJ wacht een zoeter stervenssmart!
Een goddelijke liefdeschicht
Doorwondt u zóó, dat ge eind\'lijk zwicht.
3.
O liefdes zuivere offerand!
Dat ook óns hart aldus ontbrand\',
En red de volken, die gij hoedt,
Van \'s afgronds eeuw\'gen vlammengloed.
4.
Den Vader, met den Zoon en Heer,
Den Geest en Trooster ook, zij eer;
U, Heilige Drievuldigheid!
Zij nu en eeuwig lof bereid.
CV.
OP DE GEWONE FEESTEN VAN MARTELAREN.
DEÜS TUORUM MILlTUM.
Wijze, als het Latijn, en Lied XXXIX.
1.
God! uwer strijd\'ren zegekroon,
Hun alvergeldend deel en loon:
Maak ons, bij \'s Mart\'laars lofgetij,
Van alle zondeboeijen vrij.
-ocr page 324-
300
2.
Hij tocli zag \'s werelds schijngeneugt,
En \'t valsche lokaas van haar vreugd,
Als vol van gal, veracht\'lijk aan,
En is ten hemel opgegaan.
o
.».
Gerust ter foltering heengespoed,
Stond hij die uit met heldenmoed;
Om \'t bloed, dat hij voor U vergoot,
Is hij nu \'s hemels deelgenoot.
i.
Daarom, zie, goedertieren Heer!
Op ons ootmoedig smeeken neer:
Dat Gij, om \'s Mart\'laars zegestrijd,
Uw dienaars van hun schuld bevrijdt.
Zij lof en eeuwig eerbetoon
Aan God den Vader, en den Zoon,
En Heil\'gen Trooster, met Hen één,
Door de altijddurende eeuwen heen.
■ &*&>■
-ocr page 325-
301
CVI.
KERKHYMNE
op het Feest eener M. Maagd.
JESU CORONA VIBGINUM.
Wijze, als liet Latijn, en Lied XXXIX.
1.
O Jesus! Gij, der Maagden kroon!
Dier ééne Moeder, haar ten Zoon,
Die, reine Maagd, ontvangt en baart:
Zij onze beê door U aanvaard.
2.
Gij wandelt tusschen lelies heen,
Met maagdenreijen om uw schreên,
O Bruidegom, in glorie schoon!
En geeft uw Bruiden \'t eeuwig loon.
3.
Waar Gij U wendt, een Maagdenstoet
Volgt allerweeg U op den voet,
En zingt alom door \'t hemelsch hof,
In zoete lied\'ren U ten lof.
4.
U smeeken wij, geknield ter aard\',
Dat Ge onze zinnen rein bewaart,
En ons goedgunstig t\' allen tijd
Voor alle zielsverderf bevrijdt.
-ocr page 326-
302
5.
Magt, glorie, lof en eerbetoon
Zij God den Vader en den Zoon,
Den Heil\'gen Trooster, met Hen één,
Door al der eeuwen eeuwen heen.
CVII.
KERKWIJDINGSFEEST.
COKLESTIS URBS JEBUSALEM.
Wijze, als het Latijn, en eigen melodie.
1.
Jerusalem, o hemelsteê!
Alzaligend gezigt van vree,
Gij gaat tot \'s hemels starrenboog
Van levend bouwgesteent omhoog,
Waar \'t Eng\'lenkoor u, als een Bruid,
Bij duizend duizenden omsluit.
2.
Gelukkige Echtgeheimenis!
Waar \'s Vaders glorie bruidschat is,
O Koningin, vol lieflijkheid!
Van \'s Bruigoms gunsten overspreid,
Vereend met Christus op zijn troon,
O Hemelstad, zoo schitt\'rend schoon!
-ocr page 327-
303
3.
De poorten, rijk aan edelsteen,
Staan open hier voor iedereen;
Want wien de deugd den weg bereidt,
Die sterv\'ling wordt er heengeleid,
Hij die, met Christus\' liefde in \'t hart,
De folt\'ring ook verduurt der smart.
4.
En steenen zijn \'t, door \'t heilzaam staal
Bereid, bebeiteld maal op maal,
Door \'s bouwheers hamer gepolijst,
Waaruit dit bouwgevaarte rijst;
En zaamgeplaatst, gaan zij ten top,
En hecht-aaneenverbonden op.
5.
Zij God den Vader t\' allen tijd
De Hem verschuldigde eer gewijd;
Aan \'s Vaders één\'gen Zoon en Heer,
Den hoogen Trooster ook, zij eer,
En alle glorie lof en magt
Door de eeuw der eeuwen toegebragt.
-ocr page 328-
304
GVIII.
LIED VAN HET H. HUISGEZIN VOOR ONZEN H. VADER.
Wijze : V, Josef! wijd ik mijnen zang.
1.
"Wij, Leden van het Godsgezin,
"Wij kennen \'t zoet der kindermin;
"Wie onzer vond in druk of smart,
Geen troost in \'t minnend kinderhart?
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
O LEO! u hun hart gewijd;
"Wij, met ons gezin,
Blaken van uw min,
O gij, die aller Vader zijt!
2.
Wat is den vader méér tot vreugd
Dan zijner kind\'ren dank en deugd?
Is \'t zorgen, zwoegen hem soms zwaar:
Hem troost hun vrome, dankb\'re schaar.
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
O LEO! u hun dank gewijd:
Zij ook aller deugd
U tot zielevreugd,
O gij, die aller Vader zijt!
-ocr page 329-
305
:;.
Wat zoetheid, als het vroom gebed
Der kind\'ren hunnen vader redt,
Of als hun hand in zijnen nood
Zoo mild en blij hem bijstand bood?
Uw dierbaar kindertal
Heeft over \'t gansch heelal,
U, LEO, hun gebed gewijd;
Sterke u aller beê,
De oiferpenning meê,
O gij, die aller Vader zijt!
4.
"Wij, Leden dan van \'t Godsgezin!
Wij bieden dank en kindermin;
Wij bieden al wat u verheugt,
Ons daaglijksch streven naar de deugd,
Ons smeeken dag aan dag,
Wat onze hand vermag;
Wij hebben u ons zelv\' gewijd,
Met uw kindertal
Over \'t gansch heelal,
O gij, die aller Vader zijt!
-MS»»-
-ocr page 330-
306
CIX.
KERKHYMNE
ter eere vtirx. het Allerheiligste Sakrament,
PANGE LINGüA.
1.
Pange, lingua, gloriosi
Corporis mysterium,
Sanguinisque pretiosi,
Quem in mundi pretium
Fructus ventris generosi
Rex effudit gentium.
2.
Nobis datus, nobis natus
Ex intacta Virgine,
Et in mundo conversatus,
Sparso verbi semine,
Sui moras incolatüs
Miro clausit ordine.
3.
In supremae nocte coenae
Recumbens cum fratribus,
Observata lege plene
Cibis in legalibus,
Cibum turbae duodenae
Se dat suis manibus.
-ocr page 331-
307
CIX.
KERKHYMNE
ter eere van liet Allerheiligste tüakrament.
PANGE LINGUA.
Wijzen, als het Vaandettied: XXXVI, en elke Benedictie.
1.
Wil, mijn tong! \'t Geheim des Heeren,
\'t Ligchaam, allen roem te groot,
\'t Kostbaar Bloed met lofzang eeren,
Dat de Vrucht uit ed\'len schoot,
Dat de Heer van wie regeren
Ten rantsoen der aard\' vergoot.
2.
Ons gegeven, ons geboren,
Uit een maagdelijke Bruid,
Heeft Hij de aard\' ten woon verkoren,
Strooit het zaad des woords er uit,
Tot Hij \'t leven, Hem beschoren,
Met een wondere orde sluit.
3.
\'t Laatst, dien avond van zijn leven,
Met zijn broed\'ren aan den Disch,
Heeft Hij, als het voorgeschreven
Paaschmaal trouw gehouden is,
Zelf zich hun ten spijs gegeven,
In dit nieuw Geheimenis.
-ocr page 332-
308
4.
Verbum caro, panem verum
Verbo carnem efficit,
Fitque sanguis Christi merum,
Et si sensus deficit,
Ad firmandum cor sincerum
Sola fides sufficit.
5.
Tantum ergo Sacramentum
Veneremur cernui,
Et antiquum documentum
Novo cedat ritui:
Praestet fides supplementum
Sensuum defectui.
(i.
Genitori, Genitoque
Laus et jubilatio,
Salus, honor, virtus quoque
Sit et benedictio;
Procedenti ab utroque
Compar sit laudatio.
-ocr page 333-
309
4.
\'t Woord in \'t vleesch tot ons gekomen,
Maakte brood zijn vleesch door \'t
woord,
Wijn zijn bloed, dat uit ging stroomen;
Zoo geen zin \'t Geheim doorboort:
\'t Is genoeg voor \'t hart des vromen,
Dat hij hier \'t geloof slechts hoort.
5.
Eeren wij dan diep-gebogen
Een zoo Heilig Sakrament;
De oude schaduw is vervlogen,
In dit nieuw Geheim volend;
Wat de zinnen niet vermogen:
\'t Worde door \'t geloof gekend.
6.
Lof den Vader, Ongeboren,
En zijn Ééngeboren Zoon;
Lof van alle jubelkoren
Zij met dank en zegentoon,
Beider Geest, als Hun, beschoren
Op hun éénen glorietroon. a)
1) Met deze latere vertaling van het Tantum ergo kan
men, des verkiezende, die van blaclz. 44 en 45 vervangen.
-ocr page 334-
310
CX.
LOFZANG TE DEUM.
NA DE H. COMMUNIE,
en l>ü alle Feestgelegenlieden,
Te Deum laudamus: Te Dominum
confitémur.
Te aetérnum Patrem: omnis terra
veneratur.
Tibi omnes Angeli: Tibi coeli, et
universae potestates.
Tibi Cherubim et Seraphim: incessa-
bili voce proclamant:
Sanctus, Sanctus, Sanctus, Dominus
Deus Sabaoth.
Pleni sunt coeli et terra: majestatis
gloriae tuae.
Te gloriosus Apostolorum chorus,
Te Prophetarum laudabilis numerus,
Te Martyrum candidatus laudat exér-
citus.
Te per orbem terrarum, sancta con-
fitétur Ecclesia,
Patrem immensae majestatis,
Venerandum tuum verum et unicum
Filium,
Sanctum quoque Paraclitum Spiritum.
Tu rex gloriae, Christe.
-ocr page 335-
311
CX.
LOFZANG TE DEUM.
NA DE II. COMMUNIE,
en bü alle ITeestgelegenliedeii.
U, God, loven wij: U, Heer, belij-
den wij.
TJ, eeuwige Vader: vereert de gan-
sene aarde.
TJ roepen alle Engelen: TJ de heme-
len en alle magten,
TJ de Cherubijnen en Serafijnen: met
eenparige stemmen onophoudelijk toe:
Heilig, Heilig, Heilig is de Heer God
der legerscharen.
Vol zijn de hemelen en de aarde:
van de majesteit uwer glorie.
TJ looft het glorierijke koor der Apos-
telen,
U de lofwaardige schaar der Profeten,
TJ het schitterend heir der Martelaren.
U belijdt over de gansche aarde de
Heilige Kerk,
Den Vader van onmetelijke majesteit,
Uwen aanbiddelijken, waarachtigen
en eenigen Zoon,
Ook den Heiligen Geest, den Trooster.
Gij zijt de Koning der glorie, Christus!
-ocr page 336-
312
Tu Patris sempiternus es Filius.
Tu ad liberandum suscepturus homi-
nem: non horruisti Virginis üterum.
Tu devicto mortis aciileo: aperuisti
credentibus regna coelorum.
Tu ad dexteram Dei sedes: in glo-
ria Patris.
Judex cróderis esse venturus.
— Te ergo quaesumus, tuis famulis
sübveni: quos pretioso sanguine rede-
misti.
Aeterna fac cum sanctis tuis: in glo-
ria numerari.
Salvum fac populum tuum, Domine:
et benedic hereditati tuae.
Et rege eos: et extólle illos usque
in aetérnum.
Per singulos dies, benedicimus Te.
Et laudamus nomen tuum in saecu-
lum: et in saeculum saeculi.
Dignare, Domine, die isto: sine pec-
cato nos custodire.
Miserere nostri, Domine: miserere nostri.
Fiat misericordia tua, Domine, super
-ocr page 337-
313
Gij zijt des Vaders eeuwige Zoon.
Gij hebt, toen Gij, om den mensch te
verlossen, de menschheid zoudt aanne-
men : den schoot eener Maagd niet ge-
schroomd.
Gij hebt, na het overwinnen van den
prikkel des doods: den geloovigen het
rijk der hemelen geopend.
Gij zit aan de regterhand Gods, in
de glorie des Vaders.
Wij gelooven, dat Gij als regter zult
komen.
— U dan bidden wij, kom uwe die-
naren te hulp: die Gij door uw dier-
baar bloed hebt vrijgekocht.
Geef, dat wij in de eeuwige glorie:
met uwe Heiligen geteld worden.
Heer, maak uw volk zalig: en zegen
uw erfdeel.
En heersch over hen: en verhef hen
tot in eeuwigheid.
Dag aan dag zegenen wij U.
En wij loven uwen naam in eeuwig-
heid: en in eeuwigheid der eeuwigheden.
Gelief ons, Heer, dezen dag: zonder
zonde te bewaren.
Ontferm U onzer, Heer : ontferm U
onzer.
Laat, Heer, uwe barmhartigheid over
-ocr page 338-
314
nos: quemadmodum speravimus in Te.
In Te, Domine, speravi: non con-
fundar in aetérnum.
v. Benedictus es Domine Deus Pa-
trum nostrorum.
E. Et laudabilis, et gloriosus in sae-
cula.
v. Benedicamus Patrem et Filium cum
Sancto Spiritu.
r. Laudémus, et superexaltémus eum
in saecula.
v. Benedictus es Domine, in firma-
mento coeli.
r. Et laudabilis, et gloriosus, et su-
perexaltatus in saecula.
v. Benedic, anima mea, Dominum.
r. Et noli oblivisci omnes retribu-
tiones ejus.
v. Domine, exaudi orationem meam.
r. Et clamor meus ad te veniat.
OEBMUS.
Deus cujus misericordiae non est nu-
merus, et bonitatis infinitus est the-
saurus, piissimae majestati tuae pro
collatis donis gratias agimus, tuam
semper clementiam exorantes: ut qui
-ocr page 339-
315
ons komen: gelijk wij op U gehoopt
hebben.
Op U, Heer, heb ik gehoopt, in eeu-
wigheid zal ik niet beschaamd worden.
v. Gezegend zijt Gij, Heer, God on-
zer vaderen.
r. En lofwaardig, en glorierijk in
eeuwigheid.
v. Zegenen wij den Vader, en den
Zoon, met den Heiligen Geest.
ït. Laat ons Hem loven, en hoog ver-
heffen in eeuwigheid.
v. Gezegend zijt Gij, Heer, in het
uitspansel des hemels.
E. En lofwaardig, en glorierijk, en
hoogverheven in eeuwigheid.
v. Zegen, mijne ziel, den Heer.
r. En wil al zijne vergeldingen niet
vergeten.
v. Heer, verhoor mijn gebed.
r. En mijn geroep kome tot U.
LAAT ONS BIDDEN.
God, wiens barmhartigheid zonder
tal, en wiens schat van goedheid on-
eindig is: wij danken uwe zoo goeder-
tierene majesteit voor de verleende
gaven, en blijven te gelijk uwe barm-
-ocr page 340-
316
petentibus postulata concedis, eosdem
non deserens, ad praemia futura dis-
ponas.
Deus, qui corda fidelium Sancti Spi-
ritus illustratione docuisti: da nobis
in eodem Spiritu recta sapere, et de
ejus semper consolatione gaudere.
Deus, qui neminem in te sperantem
nimium affiigi permittis; sed pium pre-
cibus praestas auditum: pro postula-
tionibus nostris votisque susceptis gra-
tias aghnus, Te piissime deprecantes;
ut a cunctis semper muniamur adver-
sis. Per Dominum nostruni J. C, Filium
tuum, qui tecum vivit et regnat in
unitate Spiritus S., Deus, per omnia
saecula saeculorum. Amen.
-<«*>-
-ocr page 341-
317
hartigheid smeeken, dat (jij, die aan
de biddenden het gevraagde verleent,
hen ook niet verlaat en tot het eeu-
wige leven voorbereidt.
God, die de harten der geloovigen
door de verlichting des Heiligen Gees-
tes hebt geleerd: geef ons, in denzelf-
den Geest opregt wijs te zijn, en ons
alt^d in zijne vertroosting te verheugen.
God, die niemand, wie op U hoopt,
te zeer laat verslagen worden, maar
aan het gebed goedertierene verhoo-
ring schenkt: wij danken U voor het
aannemen onzer vragen en verlan pens
en smeeken U met alle godvruchtig-
heid, dat Gij ons altijd voor alle tegen-
spoeden wilt behoeden. Door onzen
Heer Jesus Christus, uwen Zoon, die
met U leeft en regeert in de eenheid
des H. Geestes, God, door alle eeuwen
der eeuwen. Amen.
m>~
20
-ocr page 342-
-ocr page 343-
OPGAVE
van al de Gezangen naar de versohillende
Peestgelegenheden
I.
GEZANGEN VAN HET H. HUISGEZIN NAAR
DE ORDE DER KERKFEESTEN.
IN DES ADVENT.
Bladz.
Borate coeli.............76
Advent-zang. — Creator alme siderum. LI. . 192
Alma Redemptoris Mater. Lil......193
ONBEVLEKTE ONTVANGENIS VAN MARIA. 8 DECEMBER.
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria. LUI. 194
Jubellied aan Maria Onbevlekt Ontvan-
gen. XVI..............130
KERSFEEST.
Kerszang. — Jesu, Redemptor omnium. LIV. 196
Kersnacht. LV.............198
„O zalig, heilig Bethlehem!" LVI. . .200
„Heilige Nacht!" LVII........202
Het goddelijk Kind. LVIII........203
In den Kerstijd. — Pner nóbis nascitur.
Latijn en vertaling........78 en 79
-ocr page 344-
320
Kerslied aan het Kindje Jesus. XII.....120
HH. Onnoozele Kinderen. — Salvete, Flores
martyntm.
LIX...........205
De Besnijdenis onzes Heeren. — Nieuw-
jaar.—LX.............205
De Openbaring onzes Heeren, of Driekonin-
gen. — Crudelis Her odes. LXI......207
FEESTDAG VAN DEN ZOETEN NAAM. TWEEDE ZONDAG
NA DHIKKON1NGEN.
Jcsu dulcis memoria. LXII........208
Geloofd zij Jesus Christus. VI.
1...........108
II...........109
III...........110
„Aan Jesus eer!" II..........101
Feestdag van St. Pietersstoel te Rome (18 Ja-
nuarij), en op andere Feesten van den H. Pe-
trus. — Quodcuntquc in orle. LXIII. . . . 209
Maria-Lichtmis of Maria-Zuivering. 2 Febru-
arij. — Ave liegirta coelorum. LXIV. . . . 210
IN DEN VASTENTIJD.
Boetezang. — Audi benignc Condiior. LXV. 211
Parce Domine. Latijn en vertaling.....80
Miserere mei, Deus. Latijn en vertaling. . . 88
^ (Hulde en Bede aan den II. Josef. LXYI. 212
gJAan den H. Josef. XXII.......142
2 \'Bede aan den H. Josef. XXIII.....144
-ocr page 345-
321
-£ | Maria-Boodschap. LXVII......214
S < Ave maris stella. (Ook op andere Maria-
8 I dagen.) XXXV.........161 .
Lijdenszang. LXVIII.........216
Voorzang..............216
Nazang...............217
I. Jesus verlaten en verloochend.....218
II. Jesus voor de regtbanken......219
III.  Jesus\' geesehng en spotkrooning. . . 220
IV.  Jesus\' kruisdraging........222
V. Jesus gekruist..........223
VI. Jesus sterft...........225
Stabat Mater, Klaagzang. Latijn en verta-
ling..............94 en 95
Lofzang aan het H. Kruis. — T\'exiïïa Ecgis.
XIII................122
Smeekzang tot de Moeder der Zeven Smar-
ten. LXIX.............227
Maria onder \'t Kruis. LXX........230
Paaschlied. LXXI............231
Paaschlied aan Maria. — Begina coeli. LXXII. 233
Danklied voor de Oprigting der Broeder-
schap. Zondag na den 7" April. LXXIII. 233
De vlugt naar Egypte. Op den IV" Zon-
dag van April. LXXIV.......235
De Hemelvaart onzes Heeren. — Salutis hu-
manae Sator.
LXXV..........237
PINKSTERFEEST.
Aanroepiug van den H. Geest.......32
-ocr page 346-
322
Veni, Creaior. Latijn en vertaling......33
Vent, Sancte Spiritus. LXXVI.......238
Aan den H. Geest. 1..........100
II. SAKRAMENTSDAG.
Lofzang aan het H. Sakrament. LXXVII.. . 240
Groete aan het H. Sakrament. — Ave verum.
— Latijn en vertaling.........73
Aanbidding van het II. Sakrament. — Adoro
Te.
— Latijn en vertaling.....74 en 75
Schoon Lied van het Allerheiligste Sakra-
ment. VII..............112
Kerkhymne ter eere van het Allerheiligste
Sakrament. — Partge, lingua. — CIX. —
Latijn en vertaling........306 en 307
Salve Begina. LXXVIII.........243
Titelfeest der II. Familie. Eerste Zondag van
Julij. LXXIX.............244
Maria-Bezoek. 2 Julij. XVII........132
*= / Maria-ïenhemelopneming. XXXIV. . . 159
t01 Maria-Tenhemelopneming. LXXX. . . 246
«tj I Feestlied op Maria-Tenhemelopneming.
£ * LXXXI............248
Loflied aan onzen H. Engelbewaarder. XXXII. 156
De Geboorte van Maria. 8 September. LXXXII. 252
Lied op den Naam van Maria. LXXXIII. . . 253
ROZENKRANSFEEST. le ZONDAG VAN OCTOUER.
De Vijftien Geheimen van den Roze-
krans. LXXXIV...........255
-ocr page 347-
323
I. De Vijf blijde Geheimen.......255
II. De Vijf droevige G-eheimen......256
III. De Vijf glorierijke Geheimen.....257
Algemeen Gebed.........258
De XVGeheimen van den Rozenkrans.
XV................125
I. De Vijf blijde Geheimen......127
II. De Vijf droevige Geheimen.....127
III. De vijf glorierijke Geheimen.....128
Kerkhymne van Alle Heiligen. — Placare,
Christe, servulis. LXXXV.......259
Klaagzang tot de Engelen en Heiligen in den
hemel. XCVIII............289
ALLERZIKLENDAG.
Jesii Salvator. Latijn en vertaling. . . 82 en 83
De Profundis. Latijn en vertaling. . . 92 en 93
„Dag van gramschap." XXXVIII. . . .165
Smeeklied tot Maria voor de Overlede-
nen. LXXXVI............261
Maria\'s Opdragt in den tempel. LXXXVII. . 265
Kerkwijdingsfeest. — Coelestis urbs Jerusa-
lem. CVII.............302
Lofzang op gewone Zondagen. —Lucis
Creator optime. LXXXVIII.......267
-ocr page 348-
324
II.
BROEDERSCHAPSGEZANGEN,
vooral bij de aangegeven gelegenheden te gebruiken.
I.
BIJ DE GEESTELIJKE OEFENINGEN.
Des morgens.
Morgenlied. — Jam lucis orto sidcre. XXXIX. 169
Aanroeping van den II. Geest.......32
Veni, Creator. Latijn en vertaling.....33
Feni, Sancte Spiritus. LXXVI.......238
Akten van Geloof, Hoop, Liefde en Be-
rouw. XLI.............171
De Engel des Heeren. Angelus Domini. XLII. 173
Gulden levensregelen. XLIV.......177
Danklied na de H. Mis. XLV.......180
Des avonds.
Avondlied. — Te lucis ante terminum. XL. 170
De Tien Geboden Gods. XLIII......171
Jesus\' Liefdeklagt tot den zondaar. XLVI. . 182
„Dag van gramschap." XXXVIII. . . . 165
De II. Familie, onze troost. V.......100
in
BIJ DE ALGEMEENE OEFENINGEN.
Vóór de II. Communie.
Akten van Gelooi\', Hoop, Liefde en Be-
rouw. XLI.............171
-ocr page 349-
325
De akten vóór de II. Communie. VIII. . . 114
Do Heer en de ziel. X.........117
Onder de II. Communie.
Magnificat.............86
Ave verum.............73
Adoro Te.............74
Pange, lingua. CIX..........306
Na de H. Communie.
Akten na de H. Communie. IX......116
Welkom aan Jesus. XI.........119
Toewijding aan den Heer. XLVII.....185
Smeeklied voor onzen H. Vader. XLVIII. . 187
„Aan Jesus eer!" II.........101
III.
BIJ DE PLEGTIGE OPDRAGT DEIt LEDEN.
„O Godsgezin, o drietal Leden." IV. . 105
De II. Familie Jesus, Maria, Josef. III. . . 103
Het gebed te Nazareth. XXXIII.....158
Vaandellied van het II. Huisgezin. XXXVI. 162
Danklied na de Opdragt. L.......190
Danklied voor de Oprigting der Broeder-
schap. LXXIII...........233
Hernieuwing der-Doopbeloften. IL.....188
Lied van het H. Huisgezin voor onzen H.
Vader. CVIII............304
Laudate pueri. Latijn en vertaling. . . 82 en 83
Laudate Dommum. Latijn en vertaling. 84 en 85
Lofzang Te Dcum. Latijn en vertaling.
CX............310 en 311
-ocr page 350-
326
in.
MEIMAANDGEZANGEN.
Meimaandzang. LXXXIX........268
Liefde tot Maria. XC..........269
Liefdegroet aan de H. Maagd en Moeder
Gods. XCI.............271
Uitnoodiging tot den lof van Maria. XCII. . 274
Ter eere van Maria. XCIII........277
Maria, toevlugt der zondaren. XCIV. . . . 279
Maria, Troosteresse. XCV........282
Smeeklied tot Maria, om een zalig leven
en sterven. XGVI..........284
Algemeen gebed tot Maria........258
Liefdezucht tot het Kindje Jesus en zijne
H. Moeder. XIV...........123
Lofzange\'n ter eere van het H. en
0. Hart van Maria. XVIII.
I. Vóór Jesus\' lijden.........133
II.  Bij zijn lijden...........135
III.  Xa zijn lijden..........136
Gegroet zijt gij, Maria! XIX.......138
Avondbede aan Maria. XX........140
Meilied. XXI.............141
Ave maris Stellet. XXXV........161
Avondzang. XXXVII..........164
De Onbevlekte Ontvangenis van Maria. LUI. 194
Jubellied aan Maria Onbevlekt Ontvan-
gen. XVI.............130
De Geboorte van Maria. LXXXII.....252
-ocr page 351-
327
Lied op den Naam van Maria. LXXXIII. . . 253
Maria\'s Opdragt in den tempel. LXXXVII. . 265
Maria-Boodschap. LXVII.........214
De Vijf blijde Geheimen. XV. I......125
De Vijf blijde Geheimen. LXXXIV. I. . . . 255
De vlugt naar Egypte. LXX1V......235
Het gebed te Nazareth. XXXIII......158
Maria-Bezoek. XVII...........132
Smeekzang tot de Moeder der Zeven Smar-
ten. LXIX.............227
Maria onder \'t Kruis. LXX........230
De Vijf droevige Geheimen. XV. IT.....127
De Vijf droevige Geheimen. LXXXIV. IX. . 256
Paaschlied aan Maria. — Regina coeli. LXXII. 233
De Vijf glorierijke Geheimen. XV. III. . . 128
De Vijf glorierijke Geheimen, en Algemeen
Gebed. LXXXIV. III......257 en 258
Salve Regina. LXXVIII.........243
Maria-Tenhemelopneming. XXXIX.....159
Maria-Tenhemelopneming. LXXX......246
Feestlied op Maria-Tenhemelopneming. LXXXI. 248
O sanctissima. Latijn en vertaling. . . 80 en 81
IV.
GEZANGEN OP FEESTEN TAN PATROON-
HEILIGEN.
Aan den H. Aartsengel Michaël. — O Heros
invwcibilis. XCVII..........288
Klaagzang tot de Engelen en Heiligen in den
hemel. XCVIII............289
-ocr page 352-
323
Aan den H. Joannes. XXIV.......145
De II. Joannes de Doopei\', Boetgezant. XXV. 113
Smeekzang aan de H. Barbara. 4 Decem-
ber. XXX.............153
De H. Martina, Maagd en Martelares.
30 Januarij. — Martinac célehri. XCIX. . 294
Lofzang ter eere van den H. Aloysius. 21
of 22 Junij. C...........203
Lied ter eere van den II. Aloysius. CL . . 294
Lofzang aan de UIL Apostelen Petrus en
Paulus. 29 Junij. XXVI.........148
Jubellied aan de HII. XIX Martelaren van
G-orkum. 9 Julij. CII.........295
II. Maria Magdelena. 22 Julij. Pater superni
luminis.
CIII............297
Loflied aan de H. Moeder Anna. 20 Julij.
XXVIII..............151
Loflied aan den H. Alpbonsus. 2 Augus-
tus. XXIX.............152
H. Teresia. 15 October. — Itcgis superni
nuntia.
CIV............298
Smeeklied aan den H. Willibrordus. 7 Novem-
ber. XXVII............149
Op de Feesten van UIL Martelaren. — Deus
tuorum militum.
CV.........290
Op het feest eener H. Maagd. —Jesu, corona
Virginum.
CVI...........301
Smeeklied tot Patroonheiligen. XXXI. . . . 154
-ocr page 353-
TER EEEE AA1VJ
JESUS\' H. HART.
ag aan dagen, gaan de Leden
Van het Heilig Huisgezin
ei hun harten, met hun beden,
Tot het god\'lijk Hart, vol min,
igten al hun levenszeden
Naar dat heiligst toonbeeld in.
bis.
iien dat Hart van God, hun Broeder,
Aan het krui.1, aan Lieide\'s Disch;
iien \'t in \'t hart van Jesus\' Moeder,
Dat zijn schoonste weerbeeld is;
iien \'t in \'t hart van Jesus\' Hoeder, i .
Vol van zoet geheimenis.
              I
) met welks zielsverblijden
Gaat dan heden alle kind
fan het Godsgezin zich wijden
Aan «het Hart, dat zóó bemint
En voor al zijn liefde en lijden,
«Nog zoo weinig liefde vindt."
bis.
l\\e dan onze duizendtallen,
Hart van Jesus I tot U gaan:
Neem ons havt in welgevallen
Als een wederoffer aan,
Dat het altijd bij ons allen,             l
Stervend nog voor U moog staan ! I
-ocr page 354-
HULP DER CHRISTENEN.
- Smeeklied voor de II. Kerl\' e/t
Z. II. den Fans.
1.
De volk\'reu zijn gekomen
Lu \'t erfdeel van den Heer ;■
Het zegevierend onreclit
Pleegt schennis meer en meer
i) (iod der legerscharen         i ...
Zie tocli op Sion neer! \\
Refrein.
Maria, hulp der Chrkt\'iwn,
Ach, langer niet gewacht.\'
Toon toch, o Maagd vu Moedn
Uw liefde en wonder macht.\'
De .scepter is verbroken.
Rn weggeroofd de kroon.
De vijand opgeklommen
Tot Petrus\' koningstroon.
Herstel, o Vorst der eeuwen, /
Den zetel van uw Zoon ! |
3.
De wegen Sion\'s weeiien,
Omdat geen plechtigheid
-ocr page 355-
Haar eeuwenouden luister
In vollen glans verspreidt.
Bestraal de Zeven Heuv\'len,
O God van Majesteit!
4.
De Koning-Hoogepriester
Van \'t nieuw Jeruzalem,
Hij weeklaagt als gevangen
Met droeve en luide stem.
Hij is uw Stedehouder,
         /
o Christus, zegen hem! \\
Blijf, lieer, niet langer toeven,
Blijf voor onz\' beê niet doof,
Laat niet l.iv ileiPge Stede
Ter prooi aan schande en roof.
kom, Heer der overwinning, / ,.
Beschaam het ongeloof. \\
ö.
Xend weer den zoeten vrede
Van Bethleiu\'s heil\'geu nacht,
l.w Bruid zij Koninginue
In vrijheid en iu macht!
loon lieer, toon Uw erbarmen f ,.
Kom Heer, in wonderkracht! \\
-ocr page 356-
TUE WIJDING AAN MARIA.
O maagd, zoo verheven,
Gij vreugd van mijn streven.
En ziel van mijn leven,
Mijn liefde, mijn hoop.
Wil \'t offer gedoogen
Van mond. oor en oogen.
En alle vermogen
Van lichaam en ziel.
Mjjn moed en mijn strijden.
Mijn arbeid en lijden,
\'k Wil alles U wijden
Wat goeds ik bezit.
Mjjn hoopvol verwachten,
Mijn sombro gedachten,
En juich toon en klachten,
U offer ik \'t al.
En hebt Gij hiermede
■O Moeder, geen vrede,
Verhoor dan mijn bede,
En zeg het mij toch.
-ocr page 357-
O wil dan belijden,
Wal kan \'k U nog wijden,
Waarmee U verblijden?
(üj vindt mij gereed.
la \'k kan er naar streven
U nog iets te geven,
En \'k voel mij gedreven
U alles te biên.
Ik kan door de banden
Der minne in Uw handen
Mijne harte verpanden,
Maar meer dan toch niet?
Neen, niets wilt Gij winnen
Dan harten, die minnen.
O \'k wil dan beginnen
Kn minnen U teer.
Uw lietde, nooit moede
/ij neme ten goede,
<) Moeder, en hoede
Het hart van Uw kind.
-ocr page 358-
TOT HET GODDELIJK KIND.
Godlijk Kind, o heil dor wereld,
Zoon dor Moeder-Maagd, zoo teer,
In mijn harte diep bewogen,
Kniel ik aan Uw kribje neer.
O mijn God, o mijn Verlosser,
O mijn Jesus, groot en goed,
(Jij mijn hoop, mijn liefde en leven,
Wees. wees teederlyk gegroet.
Alle lioop was ons ontnomen,
Zeker was ons do eenwge dood,
Als uw medelijdend harte
Ons geen hoop op uitkomst bood.
Maar voor d\' afgrond, die ons wachtte,
Opent Gij der heemlen woon:
O mijn ziel, wil nooit meer vluchten,
Van dit Kind, zoo goed, zoo schoon.
Godljjk Kind, bij Uw geboorte,
Werd de vreugde op aard hersteld,
En Gods vrede mot de menschen,
Ons door engelen gemeld.
-ocr page 359-
(rij dan. zondaar, als uw harte
\'t Godlijk Kind niet minnen kan.
Zeg mij, wien of wat ter wereld,
Eert gij en bemint gij dan?
Zie. ik min die stralende oogen,
En dien glimlach zoet en bljj;
O, gij harten aller menschen,
Kadert en bemint met mij!
O Maria, ik onwaardig,
En van zonden mij bewust,
\'k Bid U. wees de tolk mijns harten,
Als Gij straks Uw Kindje kust.
Wil, o Jozef, voor ons zondaars
Spreken, met Maria saam,
En omhels den zoeten Jesus,
\'t Minlijk kind uit mijnen naam.
Godlijk Kind, U zij op aarde
Heel ons harte toegewijd:
Geef dat we in denschoonen hemel
U behooren voor altijd.
-ocr page 360-
TOT HET GODDELIJK\' HAKT VAN JESUS.
Hart van Jesus, trouw voor ieder
Die met U in vriendschap leeft,
Neem mijn hart en hoor mijn bede:
Dat Ge ook mij getrouwheid geeft.
Allermedeltjdendst harte,
\'k Hoop op U in allen nood.
Wat gevaren me ooit omringen,
\'k Hoop op U tot in den dood.
Hart zoo goed dat om de boosheid
Onzer zonden bloedde en leed.
Duizend malen wil ik sterven
Eer \'k Uw liefde weer vergeet.
Allerminlijkst hart van Jesus
U bemin ik, en ik zal
Tot in eeuwigheid herhalen;
U. U min ik bovenal.
God\'lijk hart van mijn Verlosser,
Neem mijn hart, dat voor den tijd
En voor eeuwig na dit leven
U geheel zij toegewijd.
-ocr page 361-
pVERGEDRUKTE J-IEDEREN
UIT
,,De Allerheiligste Rozenkrans",
DOOR
P. Hyacixthus Negbi.
Uitgave van :
J. W. v. LEEUWEN,
Maarsinanssteeg.
Leiden,
-ocr page 362-
Mille aan Maria Onbevlekt Ontvangen.
-----Ij. o -II —
1.
Juicht viij in volle feestakkoordon .
Zingt luid uw hoogbegeesterd lied .
Ter oer der Hcmelkoninginne
Die liefdrijk op ons nederziet.
Gegroet Maria! Iieil, victorie
Zingt U de juichende Englonwacht,
Wij jublen om de reine glorie
Van U, die d\'aarde redding bracht.
2.
Ken* ruischte door de Hemelzalen
Jehovah\'s eeuwig raadsbesluit :
Gods Zone «rin^r op aarde dalen ,
En koos een Maagd tot Moeder uit.
Want blanker dan de reinste lelie
Blonk Jezus in Zijn zuiverheid .
Hoe schoon moest ook Maria wezen .
Van zonde en zondesmet bevrijd !
3.
Maria, onbevlekt ontvangen .
Nooit was uw ziel in Satan\'s macht.
Zij straalde in ongeziene luister,
Meer dun de roze in zonnepracht.
De Geest des Heeren daalde neder,
En Jezus nam in U Zijn woon .
Hij rustte in uw armen teeder.
Schonk U de Maagd- en Moederkroon.
-ocr page 363-
4.
Gegroet Maria, lieve Moeder,
Nu Ge in den schoonen Hemel troont
En zetelt naast Uw lieven Jezus,
Met eer en heerlijkheid gekroond.
U prijzen juichende Englenscharen
Der eeuwen eeuwigheden door.
En al de hemellingen ])aren
Hun zang in \'t duizendstemmig koor.
5.
Gegroet Maria, lieve Moeder,
Geprezen hoog in eeuwigheid
Ontvang de hulde van uw kindren ,
U, Onbevlekte toegewijd.
Maria, hoor de vuurge bede :
Bescherm uw dierbren in den strijd .
Dat we eenmaal in het zalig Eden
U danken heel een eeuwigheid.
IMPRIMATUR.
Luiden, 24 Juni 1903.                        P. L. DESSENS. Dec.
-ocr page 364-
BE KINDEREN VAN MARIA.
Wij allen zijn Maria\'s kindren,
Onder \'t kruis nam Zij ons aan,
Zijn wij bij Haar, niets kan ons hind\'ren,
En onze harten zijn voldaan !
Maria,
* Allen zijn we uwe kind\'ren,
Maria,
Lacht ons als Moeder aan.
We aanschouwen U, niet de armen open,
\'e hand omstraald met \'t noodig gratie-licht;
Wat mag uw\' kind van U niet hopen?
rod heeft uw troon naast zijnen troon gesticht.
Wij allen zijn Maria\'s kinderen, enz.
Een sterrenkrans blinkt om uw\' schedel,,
\'w glans verdooft den felsten zonnegloed,
fïij trapt, de maan, zoo lief, zoo edel,
*e helsche draak ligt plassend in zijn bloed.
Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, enz.
-ocr page 365-
Komt schrik ons teeder hart bespringen,
Op \'t zien van satans list en boos geweld . .
Wie kan ons uit uwe armen wringen?
Uw\' liefde, uw macht is tusschen ons gesteld
Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, en/.
De wereld toont haai\' bruoze goedren,
Roemt \'t schijn-gelnk, dat hare minnaars strce
Terwijl Gij, Moeder aller moed\'ren,
Het ware goed aan uwe kind\'ren deelt.
Wij allen zijn Maria\'s kind\'ren, enz.
Weg, ver van hier, gij schandvermaken,
Die lach en dans met zucht en tranen paart,
Men kan uw doodend gift niet naken,
Waar Jesus liefde ons ware vreugde gaart.
Wij allen zijn Maria\'s kindren, enz.
Trek steeds tot U ons hart en zinne.;,
O Koningin van \'t zalig hemelhof,
Dat wij, naast Jesus, U beminnen
En eeuwig meer verheffen uwen lof.
Wij allen zijn Maria\'s kinderen, enz.
-ocr page 366-
AAN MARIA EER!
(\'Maria B-r! na) liefde en luister meng\'leii.)
-.....— »- - —
Wijze : Maria leur\'.
Maria eer! wat liefde en luister meng\'len
Zich in dit hart, van alle smetten vrij!
Maria eer! u, Koningin der Eng\'Ien,
U, Moeder vol gena! u zingen wij.
Maria, Moeder!
Ach, hoor uw kind;
Eer aan Maria!
Die ons zoo teer bemint.
laria eer! komt, laat ons nederknielen,
Ze is Dochter Gods, Gods Moeder, Godes
[Bruid;
Vlaria eer! de toevlucht onzer zielen;
Door hare hand stort God zijn gunsten uit.
Maria, Moeder! enz.
-ocr page 367-
3.  Maria eer! zou ik haar ooit vergeten?
\'k Zonk liever neer in \'t immer-zwijgend gr;
En zou ik eens geen dankbaar kind meer heete
Breek liever dan, o God! mijn dagen af\'.
Maria, Moeder! enz.
4.  Maria eer! zoo \'k in haar liefde leve,
\'k Ben, als haar kind, voor kwaad noch
[dood heducht;
De laatste klank, die van mijn lippen zwev <
Zii Moeder! nog een teed\'re liefdezucht
Maria, Moeder! enz.
-ocr page 368-
VERVOLG
HANDBOEKJE
VOOR DE LEDEN
AARTSBROEDERSCHAP
DEB
HEILIGE FAMILIE
JESUS, MARIA, JOSEF.
Vijfde Druk.
TE LEIDEN,
bij J. N. GE IJ ER.
1880.
-ocr page 369-
KERKELIJKE GOEDKEURING.
GOEDGEKEURD.
f G. P. WILMER,
Bisschop van Haarlem.
HAARLEM,
den 2G Maart 18G9.
-ocr page 370-
VOORBERIGT.
Als Vervolg op de laatste drukken van het
Handboekje voor de Leden der H. Familie, bie-
den wij den godvruchtigen Broeders en Zusters
van het H. Huisgezin dezen bundel van 72 Liede-
ren aan. Eenige er van zijn hun o. a. uit het
Zondagsblad voor de 11. Familie bekend; andere
werden uit Be Moeder godsmaand van Prof. van
der Ploeg overgenomen; ook enkele geliefkoosde
oude Liederen vindt men hier, doch met eenige
wijziging, terug. Verder ontvangt men vele op nieuw
vertaalde Kerkhymnen, en nieuwe Broederschaps-
gezangen voor verschillende Feestgelegenheden.
De zangwijzen staan ook in dezen bundel aan-
gegeven. De letters N. M. verwijzen op de Nieuwe
Melodi\'èn,
en M. op de Melodiën, in het R. K.
Jongensweeshuis te Tilburg gedrukt, en alom tegen
geringen prijs verkrijgbaar.— O. en N. K. duiden
de Oude en Nieuwere Kerstliederen aan, in 1852
door Gebr. Alberdingk Thijm uitgegeven. — „Eigen
Melodie"
beteekent: dat men in sommige Broeder-
schapskerken eene bijzondere zangwijze op zulk
een Lied heeft; of dat men het Zondagsblad voor
de II. Familie
moet raadplegen, waar de muziek
voor zoodanig Lied te vinden is. Verder zie men
-ocr page 371-
IV
het Voorbcrigt en den Inhoud bij de laatste druk-
ken van het eerste gedeelte van dit Bandboekje.
Gaarne hadden wij de Gezangen in eene andere
orde gegeven. Doch wijl vele duizenden Leden de
vorige drukken van dit Handboekje gebruiken, kon
het om de noodige gelijkvormigheid niet wel an-
ders geschieden. Ten gerieve echter van Leden en
Lezers, is er, behalve den afzonderlijken Inhoud
van het eerste en het tweede gedeelte, nog eene
gerangschikte Opgave van alle in het Handboekje
voorkomende Gezangen bijgevoegd. Het zal niet
noodig wezen, op te merken, dat men niet al de
Liederen, welke bij eenige gelegenheid aangegeven
zijn, op eenmaal te zingen heeft: men kieze daar-
uit naar welbehagen; ook behoeft men sommige
langere Gezangen niet op eens geheel uit te zin-
gen : men splitse die naar omstandigheden. Verder
ziet iedereen van zelf, dat vele Liederen gevoege-
lijk bij verschillende gelegenheden kunnen dienen,
en er overigens genoegzame verscheidenheid is,
om den zang naar welgevallen af te wisselen.
Gebruikt dan, godvreezende Leden van het
H. Huisgezin! ook deze nieuwe Liederen met veel
vrucht voor uw geestelijk leven, en schenkt soms
bij uw gebed eene enkele verzuchting aan den
priester, die ook dezen bundel met zooveel liefde
voor u bijeengebragt heeft.
W.-                                                               P.
-ocr page 372-
INHOUD
van het Vervolg op het Handboekje
DER H. FAMILIE.
Bladx.
Bisschoppelijke Goedkeuring........n
Yoorberigt...............in
I.
XXXIX. Morgenlied. —- Jam lucis orto
sidere...........169
XL. Avondlied. — Te lucis ante ter-
minum..........170
XLI. Akten van Geloof, Hoop, Liefde
en Berouw.........171
XLII. De Engel des Heeren. — Angelus
Domini..........173
XLIII. De Tien Geboden Gods. . . .174
XLIV. Gulden levensregelen.....177
XLV. Danklied na de H. Mis.....180
XLVI. Jesus\' liefdeklagt tot den zondaar. 182
XLYII. Toewijding aan den Heer. — Na
de H. Communie......185
XLVIII. Smeeklied voor onzen H. Vader.
— Xa de II. Communie. . . . 187
-ocr page 373-
VI
IL. Hernieuwing der Doopbeloften. . ]
L. Danklied na de Opdragt. ... 190
II.
LI. Advent-zang. — Creator alme
siderum..........192
Lil. Alma Redemptoris Mater.. . . 193
LUL De Onbevlekte Ontvangenis van
Maria...........194
LIV. Kerszang. — Jesn, Redemptor
omnium..........196
LV. Kersnacht..........198
LVL „O zalig, heilig Bethle-
hem!"..........200
LVII. „Heilige Nacht!".....202
LVIII. Het goddelijk Kind......203
LIX. MI. Onnoozele Kinderen. —Sdl-
vete, Flores niartyrum. . . .205
LX. De Besnijdenis onzes Heeren. . 203
LXI. De Openbaring onzes Heeren, of
Driekoningen. — Crudelis Hc-
rodcs...........20"
LXII. Feestdag van den Zoeten Naam. —
Jesu dulcis mcmoria.....208
LXIII. Feestdag van St. Pietersstoel te
Rome (18 Januarij), en op an-
dere Feesten van den II. Petrus.
Quodcumque in orbe. . . .209
LXIV. Maria-Lichtmis. — Ave Regina
coelorum.........210
-ocr page 374-
Vil
LXV. Boetezang in den Vastentijd. —
Audi, benigne üonditor. . .211
LXVI. Hulde en Bede aan den H. Josef. 212
LXVII. Maria-Boodschap.......214
LXVIII. Lijdenszang.......216
Vóórzang.........216
Nazang..........217
I. Jesus verlaten en verloochend. 218
II. Jesus voor de regtbanken. . 219
III.  Jesus\' geeseling en spot-
krooning........220
IV.  Jesus\' kruisdraging.....222
V. Jesus gekruist.......223
VI. Jesus sterft........225
LXIX. Smeekzang tot de Moeder der
Zeven Smarten.......227
LXX. Maria onder \'t Kruis.....230
LXXI. Paaschlied..........231
LXXII. Paaschlied aan Maria — Rcgina
coeli...........233
LXXIII. Danklied voor de Oprigting der
Broederschap. (Zondag na den
7en April.)........233
LXXIV. De vlugt naar Egypte. (Op den
IVn Zondag van April.) . . .235
LXXV. De Hemelvaart onzes Heeren. —
Salidis humanac Sator. . . . 237
LXXVI. Op het Pinksterfeest. Aanroeping
van den H. Geest. — Feni,
Sancte Spiritus
...... 238
-ocr page 375-
VIII.
LXXYII. H. Sakramentsdag. Lofzang aan
liet H. Sakrament......240
LXXVIII. Salve Eegina........243
LXXIX. Titelfeest der H. Familie. (Eerste
Zondag van Jnlij.).....244
LXXX. Maria-ïenhemelopneming. . . . 246
LXXXI. Feestlied op Maria-Tenhemelop-
neming..........248
LXXXII. De Geboorte van Maria. . . .252
LXXXIII. Lied op den Xaam van Maria. . 253
LXXXIV. De Vijftien Geheimen van
den Rozenkrans.....255
I. De Vijf blijde Geheimen. . 255
II. De Vijf droevige Geheimen. 25(i
III. De Vijf glorierijke Gehei-
men........257
Algemeen Gebed......258
LXXXV. Kcrkhymne van Alle Heiligen.—
Placarc, Christe, servulis. . . 259
LXXXVI. Allerzielendag. Smeeklied tot Ma-
ria voor de Overledenen. . . 201
LX XXVII. Maria\'s Opdragt in den tempel. . 265
LXXXVIII. Lofzang op gewone Zondagen. —
Lucis Creator optiwe. . . .267
III.
LXXXIX. Meimaandzang.......21)8
XC. Liefde tot Maria......269
XCI. Liefdegroet aan do II. Maagd en
Moeder Gods.......271
-ocr page 376-
IX
XCII. Uitnoodiging tot den lof van Maria. 274
XCIII. Ter eere van Maria......277
XCIV. Maria, toevlugt der zondaren. . 279
XCV. Maria, Troosteresse......2S2
XCVI. Smeeklied tot Maria, om een zalig
leven en sterven......284
IV.
XCVII. Aan den H. Aartsengel Michaël. —
0 Her os mvincibilis.....288
XCVIII. Klaagzang tot de Engelen en Hei-
ligen in den hemel.....289
XCIX. De H. Martina, Maagd en Martela-
res. (30 Januarij.) — Martinae
celebri..........291
C. Lofzang ter eere van den H. Aloysius.
(21 of 22 Junij.)......293
Cl. Lied ter eere van den II. Aloysius. 294
CII. Jubellied aan deHH. XIX Marte-
laren van Goikum. (9 Julij.). . 295
CIII. H. Maria Magdalena. (22 Julij.) —
Tater superni luminis. . . . 297
C1V. H. Teresia. (15 October.)—Iicgis
superni nuntia.......298
CV. Op de gewone Feesten van Marte-
laren. — Deus tuorum mïlitum. 299
CVI. Kerkhymne op het feest eener H.
Maagd.—Jcsu,coronaT\'irginum. 301
CVII. Kerkwijdingsfeest.— Coelesüstirbs
Jerusalem.........302
-ocr page 377-
X
CVIII. Lied van het H. Huisgezin voor
onzen II. Vader......304
CIX. Kerkhymne ter eere van het Aller-
heiligste Sakrament. —■ Pange,
lingua.
Latijn en vertaling. 306 en 307
CX. Lofzang Te Deiim. Latijn en ver-
taling........ 310 en 311
Opgave van al de Gezangen naar
de verschillende Feestgelegen-
heden.............317
^S**$g.