-ocr page 1-
roi". /^ao
■ \'
/ak 132
i urn 11 im
§
EENE VOLLEDIGE OPLOSSING
DER KWESTIE
S!
OVER
BE KLOOSTERGOEDEREN,
DOOR
J. ¥. VAN BOLDRIK, Abbó
i
141
NlJMKGEX,
D. H. V I N K.
1S77.
>:>£it)
-ocr page 2-
-ocr page 3-
}*,
ST. AGATÏÏA M DE BEGEERIM.
-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
Vak
II\'
1 B M I
I
Tl
m
hui
EENE VOLLEDIGE OPLOSSING
DER KWESTIE
DE KLOOSTEEGOEDEEEN,
DOOR
J. W. VAN UOLDKIK, Abbé.
y BIBLIOTECA
ji uw:.\' \'■:■ . s.\' jii.... i :.•;\' ■••
k CRU. FR AT. « !fl 1
Nijmegen ,
D. ETUI
1877.
-ocr page 6-
Geen exemplaar zal worden voor echt erkend, zonder
schriftelijke onderteekening van den Schrijver
£**
//&
-ocr page 7-
ST. AGATHA M DE IIEGEERHG.
Om breedvoerig uit te wijden, of eene volledige ge-
schiedenis, van al de lotgevallen van dat meer dan vijf
eeuwen oude klooster en zijne voortdurende bewoners, met
al de gekleurde omstandigheden te schetsen, is voor mij
eene al te zware taak, en ligt ook geenszins in mijne
bedoeling.
Zonder twijfel zoude het evenwel de moeite waard zijn,
dat iemand voor zulk eene taak meer opgewassen, én
met de noodige bescheiden ten dienste aan dien arbeid
zich nederzette.
Om echter eene eeuwenoude kwestie als deze aangaande
den eigendom der uitgestrekte kloostergoederen van St.
Agatha, tusschen den Staat der Nederlanden en de Ew.
Kruisheeren tot duidelijkheid en ontknooping te brengen,
is niet zoo moeielijk als zich velen wel voorstellen.
"Wij stellen ons slechts vóór eenen nuttigen arbeid te
-ocr page 8-
2
verrichten , en zooveel mogelijk eenen dienst te bewijzen
aan oningewijden over de voornaamste bijzonderheden ten
aanzien van recht en onrecht, wederzijds te kunnen be-
oordeelen.
Al dadelijk staan wij voor de vraag: wie heeft gelijk?
—   De Staat der Nederlanden of de Ew. Kruisheeren,
betrekkelijk den eigendom der kloostergoederen van
St. Agatha?
Het antwoord zon zeer kort zijn, wanneer wij slechts
de christelijke rechtvaardigheid en het natuur-recht deden
spreken en in aanmerking komen. Zonder twijfel is dan
de uitspraak geheel en al ten gunste der Ew. Kruisheeren.
Brengen wij echter met deze kwestie in verband het
revolutionair geweld en het recht van den sterksten, zoo
van ouds onder onze landgenooten, als in den tegen-
woordigen tijd, dan krijgen dikwijls de rechtvaardigste
zaken een geheel ander aanzien, wat hier vooral dient in
\'t oog gehouden te worden.
In dier voege moeten wij de kwestie beschouwen, maar
ook dan nog valt de Staat in het ongelijk, hetgeen mijn
oogmerk is, om het op goede gronden aan te toonen.
De Staat zegt: het zijn Domein-goederen — voor ruim
200 jaren den Kruisheeren ontnomen — later gewettigd
—  en voor slechts f 1700 \'s jaarlijks aan hen verhuurd.
De Ew. Kruisheeren zeggen: het is ons altijd gebleven
eigendom — het is ons nooit ontnomen — en zoo al, dan
toch ook steeds weder teruggegeven — wij zijn al de
eeuwen door in het bezit en den eigendom gebleven. —
Wanneer? — Door wien? — en hoe heeft de Staat
recht en aanspraak daarop verkregen?
De Staat is de aanrander, en moet derhalve zijn recht
en aanspraak bewijzen.
-ocr page 9-
8
Ziet daar de gestelde kwestie, en dit een en ander
zullen wij ondernemen tot oplossing te brengen, opdat elk
Nederlander, ja ware het mogelijk, geheel Europa wete,
wat in deze kwestie recht en billijk is, en hoe men hier
met Kloosters en Priesters begint om te springen.
Dit een en\' ander zal ons duidelijk worden, wanneer
wij nagaan, wat zooal onze voorzaten, zoowePvan den
kant der Ew. Kruisheeren, als van den kant der vroeger
regeerende Prinsen van Oranje, Stadhouders of Souve-
reinen enz., hier betrekkelijk gedaan hebben; — en wat
thans de Regeering van hetzelfde Huis van Oranje durft
te ondernemen tegen vreedzame kloosterlingen.
Met hoeveel fierheid deden genoemde Prinsen in do
geschiedenis van het oude klooster St. Agatha, die geheel met
hunne daden zamen gaat, voor het eerst hunnen naam
en adel kennen! — Hoe hoog stonden hunne edele han-
delwijze en adelijke grootmoedigheid ten aanzien der Ew.
Kruisheeren verheven boven de tegenwoordige Regeering
van hetzelfde D. L. Huis van Oranje!
Het spreekt van zelf, dat steeds eene ondergeschikte
macht voor eene hoogere moet zwichten, maar geen Prins
noch Vorst, en veel minder een minister, kan van zich
zehaen tevreden zijn, noch de achting der landgenooten
inoogsten, wanneer hij op eene despotische wijze te werk
gaat en zijne onderdanen kwelt en onderdrukt.
Het eerbiedwaardig gesticht St. Agatha werd voor ruim
500 jaren geleden door de Ew. Kruisheeren aangelegd en
onafgebroken door hen tot op den huidigen dag bewoond.
Door woeste gronden te ontginnen, door schenkingen
der Edele Graven van Kuijk, den Hertog van Gelder,
-ocr page 10-
4
Elisabeth van Kleef en Ravenstein, den Vrijheer van
ïïaps, Maximiliaan Roomscli-Koning, den Hertog Philips,
Margareta van Egmond, enz. en door aankoop met eene
zuinige en bespiegelende levenswijze der bewoners is het
aan de goederen gekomen en eindelijk geworden, wat het
thans is.
Het doorworstelde al de onrustige tijden en afwisse-
lende oorlogskansen gedurende de reformatie, en werd
door eene bijzondere bescherming der eertijds elkander
opvolgende Prinsen van Oranje, voor de belagers en eene
anders wissen ondergang behoed.
Zij toch hebben niet alleen nooit een begeerig oog op
de goederen van St. Agatha geslagen, veel minder, dat
zij die voor hun zelven zouden.geannexeerd hebben, maar
ook hebben zij de Ew- Kruisheeren tegen alle andere
vijanden daarvan gevrijwaard, en hen in alle hunne
rechten en bezittingen steeds gehandhaafd. — Zelfs is het
klaarbljjkend in hunne veelvuldige afgelegde bewijzen, dat
het steeds hun zorg en toeleg was, om St. Agatha voor
altijd in de toekomst te bevestigen en te beveiligen;
hetgeen de geschiedenis en vele documenten bij de Ew.
Kruisheeren volkomen bewijzen.
Eenige der voornaamste zullen wij hier aangeven,»die
geheel voldoende zullen zijn, om hunne en de tegenwoor-
dige handelwijze te leeren kennen; en die tevens volko-
men bewijzen, dat de Ew. Kruisheeren in hun volle recht
stonden en steeds gebleven zijn.
1566. 8 Aug. — Dus niet van daag of gisteren waarmede
wij willen beginnen, „gaf Prins Willem Iden Kruisheeren
„van St. Agatha eene beschermende militaire ivacht,

„hij liet den titel van bescherming boven den ingang van
-ocr page 11-
5
„het klooster plaatsen, en zond bovendien later nog
„brieven van bescherming uit Amsterdam over."
1573. 22 April. — Gaf Willem, Hertog van Kleef
insgelijks brieven van bescherming.
1575. 10 Oct. — Zondt nogmaals "Willem I brieven
van bescherming uit Rotterdam over.
1602. — Prins Maurits bepaalde bij de overgave der
stad Grave in de uiterst strenge capitulatie-acte. Art. 4:
„Bat de Kruisheeren van St. Agatha zullen mogen blijven
„wonen zonder bekreun van iemand, genietende hunne
„inkomsten, zoo patrimoniële als herkomstig van hun kloos-
„ter, zonder dezelve te annoteren, of in arrest te nemen,
„onder wat voorwendsel ook; dat zij zullen behandeld wor-
„als andere ingezetenen,"
enzi — „waarbij hij nog ver-
klaarde:" „Zelf hun pandheer te zullen zijn."
1612. — Versierde hij de kerk van St. Agatha met
gebrande glazen, waarin zijne beeltenis onder eenen troon-
hemel nedergeknield nog te zien is.
Dus kunnen wij met volkomen zekerheid concluderen,
dat tijdens Prins Maurits het klooster en de goederen
van St. Agatha nooit zijn verbeurd verklaard, of tot Do-
mein zijn overgegaan. — Want zelfs beide oorlogspartijen
spaarden het klooster. — En Prins Maurits stierfin 1625.
1628. — Prins Fredrik Hendrik deed zich nog meer
gunstig jegens de Kruisheeren kennen. — „Hij bevestigde
die bescherming opnieuw door bijzondere brieven."
Dit deedt
hij nogmaals in 1641. Hij stierf in 1647, juist voorden
-ocr page 12-
6
Munsterschen Vrede. — Dus ook onder zijne heerschappij
is St. Agatha niet aangeslagen.
Men ziet dat wij slechts een kort overzicht nemen van
de voornaamste stukken om kort te kunnen zijn. Om de
omstandigheden, die hiermede vergezeld gaan, te ver-
handelen , is niet noodig om ons ontwerp te bewijzen. —
Ook zullen wij de grond-argumenten der tegenstanders
niet verzwijgen. Ze zullen hier volgen.
Kort vóór den Munsterschen Vrede werd St. Agatha
„bij arrest geannoteerd" en verbeurd verklaard. — Bjj welke
gelegenheid dit geschiedde, is ons niet bekend, dan wel
„dat de Kruisheeren er tegen geprotesteerd hebben.\'11
Zij werden toen verschrikkelijk geplaagd, en moesten
zelfs gaan vluchten, om hun leven in veiligheid te stellen
en de gevangenis te ontkomen, hetgeen ook een paar
leden niet gelukte. — De lekebroeders echter bleven in
het klooster.
Weldra keerden de vluchtelingen weder terug naar hun
klooster en hunne goederen.
Deze geschiedenis is aangaande St. Agatha, zoo wel als
met alle anderen een geheel treurspel. Hoe het ook*zij,
er is ten aanzien der kwestie ook niets aan gelegen, omdat
het vóór den Munsterschen Vrede was, en er geen executie
op gevolgd, maar het tegendeel later door al de handel-
wijzen dier Prinsen volkomen gebleken is.
1648. — Onder Willem II werd „met den Mun-
„sterschen Vrede de Souvereiniteit over de Stad Grave
„en het Land van Kuijk aan de Prinsen van Oranje
„toegekend."
-ocr page 13-
7
De kloostervijanden willen, dat hierbij ook alle geeste-
lijke goederen, en derhalve die van St. Agatha, verbeurd
verklaard, en aan de Prinsen van Oranje toegekend zijn.
Maar bij dit Tractaat werden hen toch gewis geene
private eigendommen, en veel minder eene despotische
macht gegeven, om naar willekeur zich andermans goed
toe te eigenen ? — En zoo al, dan bewijs ik, dat zjj het
nooit in bezit hebben aangenomen.
Neen juist het tegerfdeel. Zij waren en bleven de edele
beschermers van St. Agatha. Zij wilden zich niet verrijken
met die kloostergoederen, ofschoon zij gelegenheid genoeg
hadden om het te kunnen. — Het staat den tegenwoor-
dige tegenstanders en de Regeering te bewijzen, dat die
goederen hen zijn toegewezen — en dit zij zoo, maar
vooral, dat zij die ooit aanvaard hebben.
Vooronderstellen wij zelfs: dit zij bewezen, dan toch
vervalt het weder door latere bepaalde toekenningen der
D. L. Prinsen, Stadhouders of Souvereinen, die op nieuw
ontegensprekelijke bewijzen van het tegendeel aan de Kruis-
heeren hebben afgelegd. — Dit zullen wij zien, maar
wij concluderen tevens: dus zijn de Ew. Kruisheeren ook
met den Munsterschen Yrede in hun wettig bezit en
eigendom gebleven.
1650. — Stierf Prins Willem II, die op geene wijze
kan aangeduid worden, dat hij de Kruisheeren ongenegen
was, ofschoon hij daarvan geene bewijzen heeft nago-
laten.
Intusschen lag de kleine Prins Willem III nog in zijne
wieg, en er bestond geruimen tijd eene Stadhouderlooze
regeering.
-ocr page 14-
8
1653. 29 Novemb. — Dus 5 jaren na den Munsterschen
Vrede, werd er (waarschijnlijk door de Voogden vanden
minderjarigen Prins,) een verdrag gemaakt met de Kruis-
heeren van St. Agatha,
waarbij zij in het bezit en
den eigendom werden bevestigd, bij wijze van „admo-
diatie, op voorwaarde, dat zij jaarlijks f
1200" zouden
betalen.
— Later is het gekomen op ƒ 1700.
Deze admodiatie werd aangegaan door bemiddeling van
den Spaanschen gezant Anton Brun, waaruit men kan
afleiden, dat zij ten gunste der Kruisheeren was.
Nu is hier de vraag: moet men hier dat woord „ad-
modiatie"
als eene bij ons gewone pacht of huur verstaan?
O! neen! Het was veeleer eene welwillende tegemoet-
koming in het belang der Kruisheeren met — „één recog-
nitiepennhig1\'1
— zoo als er vermeld staat. — Ook die
volmachten bevrijdden hierdoor de Kruisheeren van hunnen
ondergang, met het oog op de toekomst, om hen voor
altijd in zekerheid van hun bezit te stellen, dewijl die
tijden zoo wankelbaar waren.
De tegenwoordige Regeering en tegenstanders der Ew.
Kruisheeren willen het echter anders verstaan hebben,
en zeggen dat die admodiatie niets anders is, dan eene
gewone pacht of huur.
Maar is het niet al te belachelijk om te gelooven, dat
zij voor een goed van ongeveer een half millioen slechts
f 1200 huur zouden bedongen hebben? — En is het nog
niet bespottelijker, om zoo maar voetstoots aan te nemen,
dat zonder gewigtige en bijzondere reden, onze vorige
Protestantsche Regeeringen, zoowel als de tegenwoordige,
dat goed voor dien spotprijs aan R. C. Priesters gedu-
rende honderde jaren zouden verhuurd hebben ? — Hunne
-ocr page 15-
9
handelwijze zoude alsdan toch eene al te verregaande
slechte administratie bewijzen.
Nog een ander bewijs dient hier te worden aangemerkt.
"Wij vinden, dat ook de voogden over den minderjarigen
Prins die admodiatie niet als eene gewone huur beschouw-
den, maar die bevestigden met toekenning der eigendom-
men aan de Kruisheeren, op voorwaarde van goedkeuring
bij meerderjarigheid.
Dit deed in 1661 den 29 Julij Prinses Amelia namens
den koning van Engeland en den Keurvorst van Bran-
denburg.
Niet alleen is daarop later de goedkeuring gevolgd,
maar de Kruisheeren en goederen werden door den Edelen
Prins in bescherming genomen en nog sterker in hun
eigendomsrecht bevestigd, zoo als wij zien zullen.
De aanranders beroepen zich vooral op de twee voor-
gaande punten; te weten: op de bepaling van den Muns-
terschen Vrede, waarbij de stad Grave en het Land van
Kuijk aan de Prinsen van Oranje werden toegekend, —
en op de gemelde admodiatie, om te beweren, dat het
thans Domein-goederen zijn. — Kortom, hunne rede-
neering is deze; — Toen zijn die goederen ontno-
men, — geroofd, — geannexeerd; — ergo is het nu
ons eigendom, de eigendom van den Staat. — Hoe be-
lachelijk!
Maar daargelaten de bijzondere bescherming der Prinsen
van Oranje, en constateren wij de verkrachting der Chris-
telijke rechtvaardigheid, dan vragen wij evenwel: welk
recht hadden die Munstersche Vredemakers om ander-
mans goed en privaat, eigendom aan eenen boer of Prins
ten geschenke te geven ? — En welk recht had Prins
Willem II, om zich andermans goed toe te eigenen? —
-ocr page 16-
10
Heeft hij het ooit aangenomen of aanvaard ? — Zoo ja;
— dan staat het u te bewijzen.
Doch ook al maar weer voorondersteld, dat de goede-
ren der Kruisheeren van St. Agatha met den Munster-
schen Vrede, of door Prins Willem II zijn aangeslagen,
en hem zijn toegewezen, door wie ook.
Dan zal toch een later Prins van Oranje, met zelfs
grootere macht, meer recht hebben om die goederen den
Kruisheeren te laten behouden of terug te geven, dan zij
hadden om ze hen te ontrooven ? — En hierop heeft
men wel te letten, — want 24 jaren na den Hunster-
schen Vrede — en 19 jaren later dan de „admodiatie"
werden de volkomen eigendom en het wettige bezit dier
goederen nog ongeschonden den Ew. Kruisheeren van
St. Agatha toegekend.
De volgende bewijzen der Ew. Kruisheeren en de ge-
schiedenis zullen het volkomen aantoonen.
1672. — Prins "Willem Hendrik; juist 300 jaren na
de stichting van het klooster St. Agatha, misschien bij
het eeuw-feest; — „gaf den Kruisheeren eene krijgsivacht,
„en beivijs-brieven, dat hij in bijzondere bescherming en
protectie neemt het klooster en godshuis van St. Agatha,
„met den Prior en alle andere conventualen
t, nu zijnde en
„hiernamaals zidlende wezen, hunne goederen, zoo roerende
„als onroerende, hunne kerk",
enz. enz.
Beide de oorlogspartijen erkenden den eigendom aan
de Kruisheeren, en de Prins wilde, dat zij zijn tva-
penen ofte blazoen
voor het klooster, en andere huizen op-
sloegen.
Men zal toch niet willen beweren, dat hij hiermede
-ocr page 17-
11
zijn eigen goed in bescherming nam; want dan bezaten
het de Kruisheeren niet meer?
Ergo staan hier de Kruisheeren nog in hun volkomen
recht en wettig eigendom dier goederen — hen door den
Prins, Stadhouder of Souverein met bewijzen gewaar-
borgd; en sedert dien tijd, tot aan Napoleon I, zijn zij
niet meer met suppressie, arrest of annexatie bedreigd
geworden!
1702. — Den 4en Mei in den Successie-oorlog namen
de Staten het klooster en de goederen ook nog in be-
scherming. — Ook deden dit later nog de Graaf van
Athlone en de Hertog van Marlborough uit het hoofd-
kwartier te Overasselt bij Grrave.
Dus tot aan Napoleon I. zijn de Kruisheeren in hun
volkomen recht en wettig eigendom der goederen gebleven.
Zoo zijn wij dan gekomen tot op onzen tijd, waarop
ter bewering, of de kloostergoederen van St. Agatha al
of niet Domein zijn, minder acht gegeven wordt. De
Regeering gaat er op voort als ware het een fait accom-
pli van vroegere tijden, en heeft zich zeer zeker nooit
de moeite gegeven om het nauwkeurig te onderzoeken
of te weten. — Het ware te wenschen dat eene onpar-
tijdige commissie daarvoor benoemd werd.
1812. — Napoleon I was den Kruisheeren weder lastig.
Bij decreet van den 3en Januarij werden alle kloosters op-
geheven
en de goederen van St. Agatha met verkoop
bedreigd.
-ocr page 18-
12
Dit was gewis een harde slag voor allen, doch de
schrandere Prior van St. Agatha, S. "W. Gielen, ver-
stoutte zich den geheelen toestand van zijn klooster aan
den machtigen keizer bloot te leggen, en Napoleon, die
niets spaarde, maakte eene eervolle uitzondering op St.
Agatha. Hij liet het in Statu quo, op grond van het
admodiatie-verdrag. — Dus St. Agatha bleef ook hier
gespaard en in het bezit der goederen.
Dezo daad scheen bijna ieder een wonder, hoe de groote
despoot zooveel eerbied voor het grijze St. Agatha aan
den dag legde.
1814. — Koning "Willem I, meer de R. C. Geestelijken
en Religieuzen ongunstig in het algemeen, dan den Kruis-
heeren in het bijzonder, maar hen ook meer dan zijne D. L.
Voorzaten, bepaalde bij besluit ~No. 50, „dat alle kloosters
zijn en blijven gesupprimeerd."
De Ew. Kruisheeren proteste\'erden daartegen en meenden
zelfs bij de rechterlijke macht bescherming te moeten
zoeken. Het kwam echter tot geene uitvoering, en het
Statu quo
bleef in deze gehandhaafd.
Overigens bleef bepaald: „dat de kloosters geen nieuwe
„leden meer mogten aannemen, en dat de Conventualen van
„St. Agatha niet als corporatie, maar als individu\'s tot de
\'„admodiatie waren toegelaten, en dat zij mogten blijven wo-
„nen als te voren."
Hierbij werd nog bepaald een pensioen voor hen, die
het klooster gingen verlaten.
Er waren maar weinig leden meer, en zoo meenden zij
door dit listig aanbod van zelf de boel in handen te knj-
gen, ofschoon ook later een pensioen onvoorwaardelijk werd
-ocr page 19-
13
toegezegd, ingeval van eene geheele of gedeeltelijke be-
rooving hunner goederen.
Intusschen gingen de Kruisheeren onder gemeld besluit
zeer zwaar gebukt, terwijl zij zich aan het geweld moesten
onderwerpen; want tegen een oven is slecht gapen.
1840. — Koning Willem II meer gunstig gestemd voor
zijne Katholieke onderdanen, en bijzonder voor de Kruis-
heeren, wiens Overste S. W. Gielen hij onder zijne vrien-
den telde, „vernietigde zijns vaders besluit, herstelde hunne
„rechten weder in den vroeger en toestand
, en liet hun weder
„nieuwe leden aannemen."
Deze edele Vorst dacht er geheel anders over, dan
onze tegenwoordige hoofdmannen. Hij maakze zich geheel
met den toestand van St. Agatha bekend, door het per-
soonlijk te gaan opnemen. — Hij had niet de minste
bedenking tegen het eigendomsrecht der Ew. Kruisheeren,
en ter erkentenis hiervan, tijdens zijne Residentie te
Tilburg boodt hij den Kruisheeren aan, door bemiddeling
van den Bisschop, nu wijlen Mrs. J. Zwijsen, „dat de
„Kruisheeren de admodiatiesom van f
1700, evenals eene
„grondrente
, tegen penning 30 zouden uitbetalen."
Zou nu Koning "Willem II zoo iets gedaan hebben, ja zelfs
durven doen, indien hij niet ware overtuigd geweest, dat
de Kruisheeren in hun volkomen eigendomsrecht, steeds
gebleven waren en stonden? — Te meer nog, omdat de
Overste S. "W. Gielen meende dit niet te moeten doen,
omdat hij het te hoog, en zich evenzeer te sterk overtuigd
van zijn eigendom en bezit achtte. — "Welk verschil nog
zoo kort geleden tegen nu!
                              .... ^.,
/■\' ■ ■
-ocr page 20-
14
Reeds van te voren had hij den ZEw. Prior toegestaan
8 nieuwe leden te mogen aannemen, om daardoor het
uitsterven der Kruisheereu te voorkomen.
Deze leden boden zich allengskens aan, traden in het
medebezit der goederen, en het oude Gesticht was weder
voor eenen wissen ondergang beveiligd.
Later maakten de Ew. Kruisheeren alle goederen on-
derling voor allen in gemeenschap, groeiden steeds meer
en meer aan in getal, en werden tamelijk met rust gelaten
tot de Regeering van thans onzen geëerbiedigden Koning
Willem III en den tegenwoordigen tijd van het recht-
vaardig liberalisme bij uitnemendheid.
Nu in 1877, onder het ministerie Heemskerk, —hoe
affreus! — nu komt de Staat in eens voor den dag, en
is, op grond, dat het vroeger geroofde goederen zijn,
en zelfs in tijd van rust en vrede, de onbeschaamde
aanrander van het Kruisheeren goed, dat in alle vorige
eeuwen van aanrandingen gespaard en geëerbiedigd bleef.
Met een despotisch gezag maakt deze Regeering een
begin van toeëigening door verkoop der goederen, zonder
te waarschuwen of zich het minst te storen aan de bil-
lijkheid, het recht en de rechtmatige protesten der Ew.
Kruisheeren.
Grievend moet het genoemd worden door alle Katho-
lieke en rechtschapen harten van ons dierbaar en vreed-
zaam vaderland, dat blijkbaar ter navolging van buiten-
landsche vervolgers van Religieuzen en Priesters zich zoo
zeer gekrenkt en zoo diep moet verlaagd zien!
Of kan het erger ? — Eeuwenoude eiken werden geblest,
openbaar verkocht, ontworteld en aan joden overgeleverd.
De eeuwenoude bewoners werden per deurwaarder
-ocr page 21-
15
aangekondigd, dat zij na een half jaar met 1° Januari
1878, hun dierbaar klooster, waaraan zij zich met hart
en ziel, voor leven en dood verbonden hebben, moeten
verlaten.
Hunne pachtboeren werd aanschrijving gedaan om binnen
6 dagen bij den ontvanger der Reg. en Dom. een nieuw
huur-contract te komen sluiten en teekenen. — Gewis
een listigen toeleg. om door de zwakheid der pachters
de goederen van zelf in handen te krijgen. — Niemand
hunner verscheen, immers zij hadden van hunne zoo zeer
beminde Kruisheeren gehuurd.
Na deze mislukte poging, werd hen onverwijld ook aan-
gekondigd, dat zij evenzeer als hunne landheeren met
1° Januari 1878 hunne woningen en landerijen moeten
verlaten.
Ongeveer 72 Bunders Maaswaarden en bosschen onder
Kuijk, Oeffelt, Linden en Mook werden ten verkoop ge<-
publiceerd.
Dezelfde ambtenaar adverteerde in de couranten, dat
de tiend-plichtigen hunne tiend- en grondrenten in \'t ver-
volg na 1° Januari aan den Staat, als eigenaar enrecht-
hebbende,
bij hem te Boxmeer moeten komen voldoen,
enz. enz.
Ziet daar den volkomen aanslag! — La mort sans
compliments
, sans phrase!
Meermalen zijn de Ew. Kruisheeren door verschillende
ministeriën onder Willem III lastig gevallen, maar toch
steeds erkenden zij , zoo niet alle , ten minsten vele rech-
ten der Kruisheeren, zooals uit eenige transactiën als
anderszins blijkbaar is; — doch langzamerhand hebben zij
zich meer en meer door afpersingen en eene uit vrees
-ocr page 22-
16
verschoonbare toegeeflijkheid der Ew. Kruisheeren de ein-
den in de hand gewrongen, totdat ze thans zich sterk
genoeg wanen, en onbeschaamd genoeg zijn om het geheel
aan te randen.
Tot zelfs na den verkoop der boomen geloofden de
argelooze Kruisheeren in al hunne goede trouw, dat ze
in weerwil der bedreigingen nog gracieus door de Re-
geering zouden behandeld worden. — Zekerlijk zijn ze
schuchter genoeg gemaakt door de overmacht om voor-
zichtig te zijn, en daarvandaan kan men ook hun anders
onbegrijpelijk stilzwijgen, en de flauwheid der pers ver-
klaren.
Thans is hunne illusie volkomen, zoodat ze niets gun-
stigs meer van daar kunnen te gemoet zien.
Onder meer andere toegeeflijkheden uit nood en om
beters wil gedaan, komt ons voor eene transactie tusschen
hen en den Staat in 1855:
Toen werden de goederen geschat op . . f 200,000.—
En aan hen overgelaten voor.....- 163,000.—
In 1861 werden ze geschat op .... - 225,710.—
En aan hen overgelaten voor.....- 186,000.—
waaruit wij zien, dat de Regeering niet eene onaanzien-
hjke som ter korting als recht en billijk erkende.
Deze transactie werd echter om verschillende reden en
rechten der Kruisheeren door de tweede kamer der Staten-
Generaal afgekeurd, — en de Kruisheeren bleven weder
in Statu quo der admodiatie.
Zekerlijk is het te betreuren, dat de Kruisheeren steeds
zooveel geduld en toegeeflijkheid, om niet te zeggen,
zwakheden hebben aan den dag gelegd; want ongetwijfeld
zullen hunne belagers die afgeperste toegeeflijkheden als
zoovele argumenten van schuldbekentenis tegen hen aan-
-ocr page 23-
17
voeren, maar evenzeer, als bij den geweldigen smid met
zijn gloeiend ijzer in Vader Cats, zal hier het vi coactus
van toepassing zijn en kunnen aangevoerd worden.
Met het grootste genoegen zien wij dus het rechtmatig
gerechtelijk verzet tegen eene Regeering, die alle billijk-
heid terzijde zet, door hen tot het uiterste te dwingen,
en met de beste verwachting zien wij den gunstigen uit-
slag te gemoet.
In allé geval, de Staat is de aanrander en zal der-
halve zijn recht en aanspraak moeten bewijzen.
Het geldt hier slechts een proces over den willekeurigen
verkoop van een massa eikenboomen, wat eene volkomen
aanranding is van eigendom; ook in betrekking van het
geheele goed, dat hierdoor tot geheele helderheid en
oplossing moet komen, en -welk proces ten aanzien der
admodiatie, vooral beschouwd als huur, den aanrander
volkomen in het ongelijk moet stellen, evenals een eigen-
aar , die een fraaien verhuurden tuin in weerwil van den
huurder van een sierlijk plantsoen zou gaan berooven.
Het is om zoo te zeggen eene gelukkige gelegenheid,
die zich hier aanbiedt, om over dat gedeelte, afzonderlijk
van het geheele kloostergoed, het proces te kunnen
aanleggen en voeren. — "Want van af de aanranding van
Koning Willem I zouden de Kruishoeren zeer zeker de
zaak voor den rechter gebracht hebben, zoo niet eene
alles afdoende reden hen daarvan had weerhouden.
Deze reden was steeds het zoogenaamd Sequester, of
het in beslag leggen van het betwiste goed gedurende het
proces, waarmede verbonden gaat, dat het aan een derden
in beheer wordt gegeven.
Nu zoude het allicht gebeuren , dat zulk een proces een
-ocr page 24-
18
aantal jaren getrokken werd, en de Kruisheeren zouden
in al dien tijd van kerk en klooster en tevens van al
hunne goederen verstoken en beroofd zijn.
Thans staat het evenwel buitendien ter beslissing van
den rechter, of die goederen werkelijk verbeurd verklaard
zijn, zonder dat ze ooit weder aan de eigenaars zijn
teruggegeven. ■— En zoo genomen, of een aanslag van
vroeger, die nooit ter executie kwam, wettige gevolgen
zal kunnen hebben, om een vroeger begonnen roof nu
ruim 200 jaren verder te gaan volvoeren.
Heeft veeleer do Regeering geen overvloed van reden
om volkomen afstand te doen, en de Ew. Kruisheeren
in den volkomen eigendom te bevestigen ? Wij kunnen op
het voorbeeld wijzen van België tijden ■ de revolutie, toen
de geestelijke goederen in de Provincie Limburg aan
hunne oorspronkelijke eigenaars worden teruggegeven. Ook
St. Agatha was daarvan deelgenoot.
Met gespannen verwachting zullen wij uitzien, wat er
verder met St. Agatha zal gebeuren, terwijl ons een goed
vertrouwen nog een paar vragen uitlokt.
Zal niet onze volksvertegenwoordiging tusschen beiden
treden om den Staat te nopen van de onrechtvaardige
aanspraken volkomen afstand te doen ?
Of zal niet onzen geëerbiedigden Koning, evenzeer als
zijne D. L. Voorzaten, zijn beschermend woord doen
hooren ?
En zal, in geval van berooving, den leden geen pen-
sioen worden toegekend, zooals meermaals gedaan is?
Wij zijn immers nog niet zoover gekomen in ons Ne-
derland, dat alle recht en billijkheid hebben opgehouden,
en dat men thans door sektenhaat gedreven nog stouter
-ocr page 25-
19
zal zijn, dan tijdens de reformatie, toen alles ten ondersten
boven ging, en het D. L. Huis van Oranje evenwel het
grijze St. Agatha van zijnen ondergang bevrijdde?
Hiermede hebben wij dan zoo beknopt mogelijk den
vroegeren toestand van het oude roemrijke klooster St.
Agatha geschetst — en gezien, welk eencn geweldigen
aanval het thans te verduren heeft, — dat al de aan-
spraken der llegeering alleen en uitsluitend worden ge-
handhaafd door het recht van den sterksten, en dat het
in alle geval, hoe men de kwestie ook keere of wende,
roof, dwang en afpersing is, waarop alles berust en te-
rugslaat.
Intusschen zullen wij toezien, en ons aan de bescher-
ming des Heeren, en de rechtvaardigheid onzer rechters
toevertrouwen.