-ocr page 1-
" . — •"•
HET HEILIGDOM
\'ak 132
VAN
>T. SERVAAS-KERK
TE
MAASTRICHT,
i\'
Opgeluisterd door 54 gravures, en beschreven
DOOR
M. A. H. WILLEMSEX,
Vicaris en Bewaarder der HH. Relieken.
0 niminm felix Trajectum ! ecclesia feiix
0 tua, Servati! thesauro pracdita unto.
MAAST F^I C H T ,
I/I1KSRI BOGAERTS, opvolger van P. N. VERHOEVEN,
Drukker ca Boekhandelaar van Z. H. Paus Piu) IX.
-ocr page 2-
r
^y-
v f ^
\\
>
-ocr page 3-
HET HEILIGDOM
VAN
ST. SERVAAS-KERK
TE
MAASTRICHT,
Opgeluisterd door 84 gravures, en beschreven
DOOR
M. A. H. WILLEMSEN,
Vicaris en Bewaarder der HH. Relieken.
0 niminm fclix Trajectum ! ecclesia felix
0 tui, Servati ! thesauro praedita ianto.
TlflLIOTHECA
CONVENTIE
VISG E.\\b 15.
MAASTRICHT,
HENRI BOGAERTS, opvolger van P. N. VERHOEVEN,
Drukker en Boekhandelaar van Z. H. Paus Piui IX.
-ocr page 4-
Imprimatur.
F. X. RUTTEN, Par.-Dec.
AD HOC DELEGATUS.
Trajecti, 30 Junü 1874.
i
-ocr page 5-
VOORREDE.
De vereering van de Overblijfselen der Heiligen is zoo oud als de Kerk zelve: »De geloovigen," zoo leert
het Concilie van Trente, »moeten de lichamen der Martelaren en der andere Heiligen, die met J. C. leven,
vereeren, daar deze lichamen de levende ledematen van J. C. en de tempel des H. Geestes geweest zijn, daar
zij eensdaags door Hem tot het eeawig leven opgewekt en met glorie bekleed zullen worden, en Gjd door
dezelve aan de menschen vele weldaden bewast. Zij derhalve, die beweren dat men aan de Relieken der
Heiligen geene vereering en hulde verschuldigd is, of dat dezelve en andere gewijde gedenkstukken door de
geloovigen nutteloos geëerd worden, en dat men te vergeefs de aan de Heiligen gewijde plaatsen bezoekt om
hun bijstand te verwerven, moeten volstrekt veroordeeld worden, gelijk de Kerk hen reeds vroeger heeft
veroordeeld en ook nu veroordeelt."
Deze leering omvat dus niet alleen de Overblijfselen der Heiligen, maar ook de bedevaarten naar dezelve, en is
duidelijk op de H. Schrift gegrond. Om niet te gewagen van het Ou Je Testament, lezen wij in het Nieuwe
bij den H. Matthaeus IX, 20, dat eene vrouw, die twaalf jaren lang aan eene bloedvloeiing geleden had, den
Zaligmaker volgde en den zoom Zijns kleeds aanraakte, want, zeide zij bij zich zelve: »Indien ik slechts
zyn kleed mag aanraken, zal ik gezond worden." En wat deed Jesus? Berispte Hij die vrouw, alsof zij zich
aan bijgeloof had plichtig gemaakt? Integendeel, Hij prijst haar geloof en schrijft hare plotselijke genezing
toe aan het geloof, waarmede zij zijn kleed had aangeraakt, «lietrouw dochter," zoo sprak Hij, »uw geloof
heeft u gezond gemaakt." In de Handelingen der Apostelen, XIX, 12, wordt verhaald dat de Zweetdoe-
ken en gordels van den H. Paulus op de kranken gelegd werden. En met welk gevolg? De H. Schiift
zelve meldt het ons: «De ziekten weken en de booze geesten gingen van hen uit," Wat was het kleed des
Heeren, wat waren de doeken van Paulus anders dan Relieken in den katholieken zin van dit woord?
Deze feiten bewijzen ten overvloede, voor al wie niet vrijwillig blind is, dat het niet alleen eene vrome
maar ook eene heilzame oefening is, de Overblijfsels der Heiligen te vereeren. En wat ook is meer gegrond
op de heiligste gevoelens en behoeften van het menschenhart? Waarom toch dragen wij zorg dat het
ontzielde lichaam van vader of moeder met eere ten grave gedragen wordt? Waarom hechten wij ons nog
na vele jaren aan den kouden graf hes vel, waaronder hun gebeente rust? O! het is omdat die lichamen
overblijfsels zijn van hen, met wie wij door zoovele en zoo dierbare banden vereenigd waren I Waarom hechten
wij waarde aan het aandenken, zelfs aan de handteekeningen van beroemde mannen? Het is omdat wij eene
natuurlijke bewondering gevoelen voor hen die hetzij door hun vernuft het veld der wetenschap uitgebreid,
hetzij door hunne heldendaden het vaderland gered hebben. Welnu, indien wij op die wijze en terecht da
gaven der natuur huldigen, zouden wij dan onverschillig mogen blijven jegens de Overblijfselen van die
Martelaren, Belijders en Maagden, die »God in hun lichaam verheerlijkt (1 Cor. VI, 20) en ten allen tijde
het sterven van Jesus in hun vleesch gedragen hebben i2 Cor. IV, 10/\'? Zouden wij geene eer en hulde
verschuldigd zijn aan de zalige asch van onze vaderen in het geloof, van hen die de volkeren onderwezen
hebben in de ware wijsheid (Eccxi. XLIV, 4) en die, ofschoon overleden, ook nog tot ons spreken (Hebr.
-ocr page 6-
XI,\' 4) door de voorbeelden hunner heiligheid? En zien wij bij onze tegenstanders niet dezelfde handelwijze
ten opzichte van diegenen, die zij als groote mannen beschouwen? Bewaren de godloochenaars niet de
overblijfselen van Voltaire, de protestanten niet die van Luther? En zouden wij dan die overblijfselen niet
mogen of liever niet moeten vereeren, waardoor God zoo menigmaal wonderen gewrocht heeft? Geen wonder
dan ook, dat renls de Christenen der 1ste en der 2de eeuw de Relieken als een onwaardeerbaren schat
l«schouwden. Van den H. Martelaar Polycarpus (f 166) lezen wij in den brief der kerk van Smyrna
over zijn marteldood: Wij hebben zijne gebeenten, welke ons kostbaarder dan edelgesteenten en annge-
namer dan goud waren, verzameld, en op eene geëigende plaats neergelegd. Daar zullen wij, zoo God het
toelaat, vergaderen en in jubel en vreugde den verjaardag van zijn sterven vieren, zoowel ter herinnering
aan hen, die reeds den strijd volbracht hebben, als ter opbeuring en versterking van hen, die nog strijden
moeten."
Tegen deze vereering maken onze afgescheidene broeders eenige opwerpingen. Wij willen deze hier niet
herhalen of wederleggen, want zulks is de plaats noch de moeite waard. Slechts ééne zullen wij
aanstippen, wijl zij in staat is de eenvoudigen te bedriegen of hun zand in de oogen te strooien. Men zegt
dan: De Kerk eert ook valsche Relieken, want op verschillende plaatsen vertoont men dezelfde ledematen
of gebeenten, het hoofd bij voorbeeld, van een en denzelfden Heilige; terwijl de mensch toch slechts één
hoofd bezit.
Ja, het is waar, ieler mensch heeft niet meer dan één hoofd, doch het is niet minder waar dat de maker
van deze opwerping volstrekt geen hoofd gehad heeft, want hij weet niet, of veinst niet te weten, dat van
één hoofd b. v. verschillende stukken zijn, en dat ieder dezer stukken, in een borstbeeld ingezet, volgens
een heel natuurlijk gebruik, het hoofd van den Heilige genoemd wordt. Om niet tegiaa buiten onze Schat-
kamer: daar toont men het hoofd van den H. Servatius, is dit hoofd gansch? Neen! daaraan ontbreekt de
kin, welke aan Rome, en de linker bovenkaak, welke, in twee deelen, aan de keizers Hendrik III en Karel IV
geschonken werden. Ieder van die deelen werd oudtijds in een zilveren of gouden borstbeeld bewaard. Te
Rome, te Quedlinburg en te Praag, waar deze Relieken bewaard werden, zeide men, evenals te Maastricht:
Dit is het hoofd van S. Servaas. Heeft S. Servaas nu vier hoofden gehad, of zijn van de vier Relieken er
ten minste drie onecht? Neen, de eenvoudige waarheid is, dat in vier plaatsen aanmerkelijke stukken van
het hoofd van S. Servaas bewaard en vereerd werden. Hetzelfde geldt van armen, handen of andere
gebeenten der Heiligen.
Ten slotte zij hier nog vermeld dat Z. H. Paus Pius IX, bij Rescript van 8 Juni dezes jaars, ten
eeuwigen dage aan alle geloovigen die, gebiecht en gecommuniceerd hebbende, gedurende de zevenjarige
tooning der Relieken van af 9 tot 23 Juli de S. Servaaskerk bezoeken en hier volgens intentie van Z. H.
bidden, een vollen aflaat, aan de zielen in het vagevuur toepasselijk, verleend heeft.
-ocr page 7-
(5
Fig. I. BORSTBEELD VAN DEN H. SERVATIUS, van verguld koper.
Hoogte 0,655 m.; breedte 0,51 m. — XVde en XVIdc eeuw.
Fig. I. Dit beeld bevat bet boofd van den H. Servatius, Bisscliop en Patroon van
Maastricht, en is een geschenk van Hendrik, hertog van Beieren, die hier op won-
derdadige wijze genezen werd; de mijter en het onderste gedeelte, welke in het beleg
van 1579 waren verloren gegaan, werden op kosten van den prins van Parma ver-
nieuwd. Onder den mijter, die met schroeven op het boofd bevestigd is, bevindt
zich een insgelijks bevestigd zilveren verguld kapje, in welks midden cene opening
is, in den vorm eencr kruin, waardoor men de Relieken zien kan. De kin van den
H. Servatius en een gedeelte van het bovenste kakebeen werden, voor eeuwen,
aan de Sl. Pieterskerk te Rome en aan de Roomsche keizers Hendrik III en Karel IV
geschonken.
-ocr page 8-
Fig. H. DE NOODKIST: VOORGEVEL.
Hoogte 0,7i m.; breedte 0,49 m. Xllde eeuw.
-ocr page 9-
Pig. II en III. De
Noodkist, van verguld
koper, aldus geheeten
wijl zij in tijden van al-
gemeenen nood terver-
eering werd uitgesteld,
bevat, behalve een ge-
deelte der gebeenten en
der asch van den H. Ser-
vatius 1), overblijfselen
van zijne kleederen en
bijna al de gebeenten van
den H. Martinus, bisschop
van Tongeren. De laatste
plechtige opening dei-
Noodkist had op den 9
Nov. 1863 plaats, onder
voorzitterschap van Z. D.
H. den Bisschop van Roer-
mond. Op den voorgevel
(Fig. II) is de H. Servatius
in zijne verheerlijking
voorgesteld, de handen
opheffend, hetzij om de
stad, welker Patroon hij
is, te zegenen, hetzij om
voor haar te bidden. Een
engel, rechts, houdt den
bisschopsstaf vast; een
andere, links, biedt den
Heilige het Boek des
levens aan, met de \\voor-
dcn: Bekleed u met on-
sterfelijkheid. Op den
achtergevel zetelt de Hei-
land, komende om de we-
reld te oordeelen, en ieder
naar verdienste te vergel-
den. Langs de beide zijgc-
vels (Fig. III.) zitten de 12
Apostelen, die met Chris-
tus ten oordeel komen,
terwijl op de dakgevels
de rechtvaardigen en de
zondaars, de verdiende
vergelding ontvangend,
zijn voorgesteld.
1) lene landen kilt, uit het vroegen\'
hoegaltaar il het huidige overgeplaatst,
bevat da overige gebeenten van den E.
Servatm», «elke nog is daiekerk berusten.
BjliSfi
J^\'jIJMWJ
Vv\'V^.v; : .
flaffifflWflg^
-ocr page 10-
Fig. IV.
BISSCHOPSSTAF VAN DEN H. SERVATIUS.
Lengte 1,745 m.
IVdc eeuw.
Fig. IV en V. De stal is liet zinnebeeld
van het gezag, en was, van af de eerste
eeuwen der Kerk, bij de Bisschoppen
in gebruik. Zelfs vinden wij in het leven
van den H. Cesarius, bisschop van Arles
(f 542), dat, onder de geestelijken die den
bisschop vergezelden, er een was, notaris
genoemd, wiens oflicie bet was den stat
des bisschops te dragen. In de 8ste eeuw
werden de bisschopsstaven reeds zoo al-
gemeen van kostbare metalen vervaardigd,
dat de H. Burchardus, bisschop van Wurtz-
burg, bijzonder geprezen wordt, wijl hij
nog een bouten staf bezigde. Volgens de
overlevering werd deze staf, welke van
riet is met ivoren krul en knop, door een
engel van het altaar der H. Maagd geno-
men en den H. Servatius in handen ge-
steld, toen hij, na den dood van den H.
Valentinus, tot bisschop der Tongeren
werd aangesteld. Bij de verhefïing van den
H. Servatius in het jaar 726 door den
H. Hubertus, laatsten Bisschop van Maas-
triebt, werd de staf ter rechterzijde van
den Heilige liggend gevonden. De versie-
ringen van verguld zilver dagteekenen uit
het begin der 13de eeuw.
Wij laten hier het opschrift (Fig. V) vol-
gen, dat op den vergulden rand onder
den knop te lezen staat:
\'mwmmimmmmim
Fit?. V.
Fig. VI. Sinds de eerste eeuw reeds waren er altaren van steen, en deze moesten,
volgens Apostolisch voorschrift, met het heilige chrisma gezalfd worden; van af de 3de
eeuw bestaat het gebod Relieken der Martelaren erin neer te leggen, en reeds in de
4de eeuw worden altaren aangetroffen van goud met edelsteenen versierd, want niets
was te kostbaar om den Heilige der Heiligen te dragen. Draagbare of reis-altaren
waren, in de eerste dagen der Kerk, noodzakelijk voor de priesters, die aan de onge-
loovigen het Evangelie gingen verkondigen. Ten einde gemakkelijk vervoerd te
kunnen worden, waren zij licht en klein in omvang. De altaarsteen (een groene slan-
gesteen) van den H. Servatius rust in hout, omgeven van gegraveerd zilver, welks
randen, met vergulde wijngaardbladeren, uit de 12de eeuw schijnen te dagteekenen.
-ocr page 11-
9
Fig. VI. DRAAGALTAAR VAN DEN H. SERVATIUS.
Lengte 0,19 m.; breedte 0,15 ra.; hoogte 0,06 m.
IVdc eeuw.
De zilveren omvatting is in het jaar 1873 hersteld, en de onderste plaat, van verguld
koper, door eene zilveren vervangen.
Fig. VII. ZEGEL VAN DEN H. SERVATIUS,
in natuurlijke grootte.
lilde of IVde eeuw.
Fig. VII. Het zoogenaamde Zegel van den H. Servatius, van oudtijds aan het altaar
bevestigd, is eigenlijk een lensvormige bloedsteen, van een zilveren ring omgeven,
en voorstellende, van den eenen kant een zevenhoofdigen draak, van den anderen
kant een borstbeeld, wellicht van den H. Apostel Joannes, die de rechterhand opheft en
in de linker een kruis draagt; beide figuren zijn omgeven van een, tot dusverre
onopgehelderd, Grieksch opschrift, welks letters de 3de of 4de eeuw kenmerken.
Volgens sommige geleerden heelt deze steen een gnostischen oorsprong, en zou dus
-ocr page 12-
10
aan liet altaar prijken als zegeteeken over eene ketterij, welke de menschheid van
Jesus Christus en zijn kruisoffer loochende en door den H. Servatius krachtig be-
streden werd. Anderen, vooral op het Gricksch opschrift en op de figuur van den
Heilige steunend, zien in deze voorstelling de zegepraal verbeeld, welke Jesus Chris-
tus, ol de gelrouwe Christen, op den jongsten dag over den helschen draak, die in
de Openbaring van den H. Joanncs meermalen genoemd wordt, zal behalen. Voor
deze christelijke beteekenis schijnt ook de visch te pleiten, welke achter een der kop-
pen van den draak zichtbaar is en bij de eerste Christenen als het zinnebeeld van
Jesus Christus gold.
Fig. VIII. ZIJDEN STOF,
gevonden in het reisaltaar van den H. Servatius,
XHIde eeuw.
Fig. VIII. Deze zijden stof bevond zich tot dusverre onder het hout van St. Ser-
vaas reisaltaai, waarschijnlijk ter beschutting der Relieken, welke er oudtijds, volgens
het bekende voorschrift, aanwezig waren. Deze stof dagteekent ten minste uit de
13de eeuw en schijnt uit Sicilië herkomstig. Behalve de versieringen, aan het plan
tenrijk ontleend, stelt zij het bovenste gedeelte van een hoofd, waarschijnlijk van een
leeuw, voor. Sinds de boven (bl. 9 onder Fig. VI.) vermelde herstelling, is deze
merkwaardige stof gevoegd bij de vele oude in deze kerk bewaarde stoffen, waar-
onder zich nog een stuk bevindt, dat bij het hier verbeelde schijnt te behooren.
-ocr page 13-
.!
Fig. IX.
KEISKELK VAX DEN II. SERVATIUS,
van. verguld zilver.
Hoogte 0,125 m.; doorsnede van den voet 0,09 m., van de cuppa 0,09 m.; diepte van
de cuppa 0,042 m.; doorsnede van de pateen 0,123 m.
Fig. IX. Deze kelk heelt niet meer den vorm, dien hij had ten tijde van den
H. Servatius. Even als de drinkbeker, welke hierachter volgt (hl. 15), werd hij,
naar alle waarschijnlijkheid, in de verwoesting der tijden of oorlogen, beschadigd of
gebioken, en uit de oorspronkelijke stol\' vernieuwd, zoodat hij sinds nog altijd als
de kelk, door den H. Servatius bij het Misoffer gebruikt, is vereerd geworden. Der-
gelijke verwisselingen van vorm hadden oudtijds meer plaats, zonder iets aan de
waarde der Reliek te verminderen, zooals onder anderen het geval is met een van
de kruisnagels des Heeren, dien de moeder van keizer Constantinus den Groote,
de H. Helcna, voor het keizerlijk paard in een gebit deed veranderen, dat nog im-
mer onder den naam van den heiligen Nagel, te Carpenlras in Frankrijk de
hoogste vereering geniet. Behalve dezen kelk bezat de Schatkamer voorheen nog een
kelk van den H. Servatius. Deze was van kristal, met gouden voet, rand en hand-
vatsels, en verdween tijdens den inval der Franschcn in 1797.
-ocr page 14-
12
Fig. X. BISSCHOPPELIJK GEWAAD VAN DEN H. SERVATIUS.
Doorsnede der kringen 0,28 in.
ÏVde eeuw.
Fig. X. Reeds in de eerste eeuwen droegen de Priesters bij het H. Misoffer uit
eerbied bijzondere gewaden, welke zich van de gewone kleederen door kostbaarheid
onderscheidden. Bij de verheffing van den H. Servatius, in 726, vond men zijn li-
chaam, volgens oud gebruik, nog bekleed met het bisschoppelijk gewaad, dat sinds,
met zijne gebeenten, in de Noodkist bewaard bleef. Toen deze in 1863 was geopend,
werd een gedeelte van bctzelve afgenomen en in cene bijzondere Relieken-kast be-
waard. De liguren (een hcidensch olïcr), die hetzelve versieren, geven duidelijk
den tijd van zijn ontstaan te kennen: in de vierde eeuw toch had het Christendom
nog geen algemcenen invloed op de kunst, en toen deze, na de invallen der barbaren,
herleefde, was zij bepaald christelijk. Ofschoon onze Figuur de zijden stof als onge-
schonden voorstelt, is zij, door het lange tijdsverloop, op vele plaatsen beschadigd.
-ocr page 15-
13
Fig. XI. SLEUTEL VAN DEN H.\'SERVATIl:s-
Lengte 0,29 in.
IVde eeuw.
Fig. XI. De diepe eerbied, dien men van den
beginne af de overblijfselen van den Prins der
Apostelen toedroeg, was oorzaak dat van zijn heilig
lichaam, in de eerste eeuwen, niets werd afge-
nonien; om echter aan den aandrang der geloo-
vigen te voldoen, schonken de Pausen soms aan
Bisschoppen of andere hoog geplaatste personen,
zijden doeken welke op het graf des H. Petrus ge-
rust hadden, of wel vijlsel of stukjes van de ke-
tencn, waarmede hij was geboeid geweest. Dat
vijlsel of die stukjes werden besloten in een ring,
welke de schakels van de ketenen nabootste, ol
ook in een kruis of sleutel, beide zinnebeelden van
den marteldood en van het oppergezag des H.
Petrus; kruis en sleutel werden aan den hals
gedragen. Ofschoon de geschiedenis meerdere
sleutels, gewoonlijk Sleutels van S.-Pieter
gehceten, vermeldt, zijn er thans nog slechts twee
bekend, die namelijk, welke de H. Petrus aan den
H. Servatius en aan den H. Hubertus schonk. Onze
eerste Bisschop ontving dezen Sleutel, die thans
zijn naam draagt, toen hij, omtrent het jaar 376,
naar de graven der Apostelen was getogen, om
den ondergang van zijn volk af te weren. Bij de
verhefling, in 726, werd de Sleutel aan de linker-
zijdc van zijn heilig lichaam gevonden, en was,
zooals onze oude dichter, Heynrijck van Veldeken,
zingt, van oudsher het voorwerp eener bijzondere
\'Hij lach viiclo scone
Die (lods ghebencdiede:
Tc zijnre rcclilcr sijden
Lach der liusscop slalT;
En anc dandcr sijilc, dat hocm ga IV
Sinte Peter, ducn hij te Romen was.
Den sloetcl, dien hij gall\' Sinte Scrvaes,
Van hiemclschen ghewerke,
Die noch is in sijnre kerken.
Des is gheeert alle dit lanl."
«Dien bevel noch sijnc kereke
Tc lijlcikcn ende te troostc."
Bij het einde der boetprocessiën gaf de Deken van het Kapittel aan het volk daar-
mede den eegen.
-ocr page 16-
!\'.
Fig. XII. PELGRIMSSTOK VAN DEN H. SERVATIUS.
Lengte 1,14 m.: breedte van het handvalsel 0,11 na.
IVdo eeuw.
Fig. XII. Toen de H. Ser-
vatius van zijne bedevaart
naar Rome terugkeerend,
reeds in liet bisdom van
Spiers was aangekomen, zat
hij op zekeren dag neder om
uit te rusten en voor zijn
brandenden dorst lafenis te
zoeken; doch nergens was
eene waterbron te bespeu-
ren. In dien hoogen nood
wendde hij zich, vol betrou-
wen, tot Dengene, wiens bij-
stand hij reeds zoo menig-
maal had ondervonden.
«Heere Jesus," zoo bad hij,
«Gij die de bron van alle
goed en immer barmhartig
zijt, wees mij genadig! Uit
uwe heilige zijde vloeide voor
ons wateren bloed, dat heil-
zaam is tegen den eeuwigen
dorst en tegen het eeuwig
verderf...," en ziet, terwijl
hij met zijn pelgrimsstok in
de aarde het kruistceken
maakte, ontsprong cens-
klaps, als eertijds onder de
roede van Mozes, eene hel-
dere en verkwikkende bron,
bij welke in de volgende tij-
den vele zieken genezing
vonden. Deze pelgrimsstok,
die den vorm heett van een
griekschen bisschopsstat,
wordt nog altijd in de kerk
van S.-Servaas bewaard. Het
ivoren handvatsel, waarvan
een stukje verloren was, is
in 1870 hersteld en verraadt,
door zijne versiering, een
grieksch-italiaanschen oor-
sprong; de rieten stok, die,
wegens zijn hoogen ouder-
dom, herhaaldelijk gebroken
was, is in 1873 in eene zil-
veren doorgebroken bus op-
gesloten, waardoor hij steeds
zichtbaar blijft.
-ocr page 17-
i:>
Fig. XIII. DRINKBEKER VAN DEN H. SERVATIUS.
Doorsnede 0,1 m.; diepte 0,06 m.
IVde eeuw.
Fig. XIII en XIV. Van ai de 12de
eeuw zijn er bewijzen voorhanden,
dat de gcloovigen, om van do koorts
genezen te worden, uit den beker
van den H. Servatius kwamen drin-
ken, en dat hun vertrouwen niet
beschaamd werd.
Volgeus de overlevering werd deze
beker (Fig. XIII) door een engel
aan den H. Servatius gebracht, even-
als zulks ten gunste van den pro-
feet Elias had plaats gehad, toen
God de reeds vermelde fontein had
doen ontspringen:
«Eynen nap hem dinghel broehtc,
Daer hij des borns mede drincken mochtc
Die noch in sijn monster es;
Ende die vanden febres
Sicck sijn ende onghesont,
Comen daer te mengher stont,
Ende beghecren mit grolcn vlijt,
Om der sieeheit te werden quijt,
Ende dat sij moghen daer uut drencken;
Want sij dan te ghenesen dencken,
Alst ouch deckwijle gheschict, dals wacr.
Daer omme soe comen deckwijle daer
Voele volcks van vrouwen en van mannen."
Stol en vorm van den beker, die
van glas is, brengen zijn ontstaan
onbetwistbaar terug tot de dagen van
den H. Servatius. Waarschijnlijk
door het veelvuldig gebruik werd de
beker gebroken, en in de 16de eeuw
in een zilveren vergulden bokaal (Fig.
XIV) ingezet, waarin hij nog voort-
durend tot boven gemeld doel ge-
bruikt wordt.
Fig. XIV. BOKAAL DEN DRINKBEKER
BEVATTEND.
Hoogte 0,18 m.; doorsnede 0,13 in.
XVIde eeuw. •
-ocr page 18-
16
Fig. XV.
GOUDEN KRUIS MET IVOREN CHRISTUSBEELD
Lengte 0,165 m.
Xde eeuw.
Fig. XV. Het was ter-
wijl hij bij dit kruis bad,
dat de hertog van Beie-
ren, die in 1403 het
borstbeeld van S. Servaas
ten gesehenke gal\' (bl. 5),
genezen werd. Oudtijds
bevatte het Relieken van
verschillende Heiligen.
Het grieksch kruis, dal
boven het hoofd van het
Christusbeeld is ingezet,
is wellicht het gouden
kruis, dat bij de vcrhcf-
liug van S. Servaas in
726 op diens borst ge-
vonden werd: dit zoude
dan ook de reden zijn,
waarom dit merkwaardige
Fig. XVI.
PROCESSIEKRUIS,
van bergglas.
Breedte 0,24 m.
XHde eeuw.
kruis soms als het kruis van den H. Servatius wordt
aangeduid. Kruisen als het onderhavige werden voor-
heen onder cene kroon boven het altaar gehangen, om
den volke te verkondigen dat Christus heerscht en dat
in het kruis alleen heil en roem te vinden zijn.
Fig. XVI. De steel van dit prachtige kruis, met ko-
peren verguld invatsel, is in 1873 hernieuwd.
-ocr page 19-
\'Fig. XVII. STEENEN GRAFTOMBE, a. VOORZIJDE.
Lengte 1,56 m.; hoogte 1,32 m.; breedte 1,09 m.
IVde eeuw.
Fig. XVII en XVIII.
Deze zware graftombe,
thans in de Relieken-
kapel geplaatst, stond
vroeger achter het al-
taar der krocht van
S.-Servaas, en diende,
naar allen schijn, oor-
spronkelijk als familie-
graf, waarin de hei-
densche Romeinen de
asch hunner doodeu
bewaarden. Volgens de
overlevering legde de
H. Servatius, bij zijne
komst van Tongeren
naar Maastricht, daarin
het lichaam van zijn
voorganger, den H.
Martinus, Bisschop van
Tongererr, dat later bij
het gebeente van on-
Fig. XVIII. b. DOORSNEDE in de breedte.
zen Beschermheilige
zelven in de Noodkist
werd bijgezet. Toen bij de kerk-
wijding van S.-Servaas in 1039
de lichamen der HH. Monulphus
en Gondulphus, Bisschoppen van
Maastricht, verheven waren, wcr-
den zij den 10 Augustus in deze
kist neergelegd bij de lichamen
der HH. Valentinus en Candidus.
Deze vier heilige lichamen bleven
er in rusten tot 1797, in welk jaar
de kerk door de Franschen werd
ontheiligd, en bevinden zich
thans in eene prachtige vergulde
houten kist, terwijl in de oude
steenen kist, van ieder der vier
heilige Bisschoppen, kleinere Be-
liekcn zijn neergelegd. De Figu-
ren der Bisschoppen, die de voor-
zijde sieren, dagteekenen van het
jaar 1623, toen de tombe plechtig
onderzocht werd.
-ocr page 20-
Is
KiS. XIX. RELIEKEN-TAFEL DER H. CATHARINA*
van verguld koper. .;
Hoogte en breedte 0,33 m.
XIII — XlVde eeuw.
Fig. XIX. Onder de vier traliën, bezijden bet middelkruis, bevinden zich even
zoovele glazen fleschjes, gevuld met wonderlijke olie uit de overblijfselen der H.
Maagd en Martelares Catharina gevloeid. In bet midden is een stuk van het H. Kruis;
daarboven een stuk van de kolom, waaraan de Zaligmaker, bij de geeseling, gebon-
den was; beneden het kruis berusten Relieken van den\' heiligen Apostel Mathias.
Deze tafel, welke in den loop der tijden veel had geleden, is in 1873 hersteld. Ten
opzichte van het lasterlijke beweren van Calvijn, als zoude bet getal der bestaande
Relieken van het H. Kruis zoo groot zijn, dat zij, bij elkander gevoegd, een kruis
zouden uitmaken, wel honderd maal grooter dan dat, waaraan de Zaligmaker gestor-
ven is, zij hier uit het werk van M. Rohault de Fleury, (Mémoire sur les
instruments de la Passion), opgemerkt, dat al de thans bekende Relieken
nog niet het 40ste gedeelte vormen van de grootte, welke men aan het Kruis des
j
                      Heeren moet toeschrijven.
-ocr page 21-
I!l
Pig. XX. PATRIARCHAAL KRUIS van verguld zilver.
Hootfle 0,73 m.; doorsnede van don voet 0,41 m.
XVdc eeuw.
16
-ocr page 22-
20
Fig. XXI. Dit kostbare kruis (zie hl. 15), in 1490 door den Manstrichtschen goud-
smul, meester Ulric, vervaardigd, l)evat 35 Lij elkander gevoegde stukken van het
heilig kruishout des Hecrcn. Het werd van oudsher op den Goedenvrijdag en op
de lepslda^en van Kruisvinding (3 Mei) en Kruisverhefling (14 Sept.) ter vereering
uitgezet, en is in liet algeloopen jaar hersteld geworden.
Fig. XXI. RELIEKENTAFEL VAN HET H. KRUIS, in steen.
Hoogte 0,34 m.; breedte 0,16 m.; dikte 0,03 m.
XlIIde eeuw.
Fig. XXII. Deze Reliekentafel, van achteren met kostbare oude zijde bekleed, be
vat, evenals no^ twee andere van dcnzclfden vorm, gedeelten van het H. Kruis.
-ocr page 23-
21
Fig. XXII. RELIEKENTAFËL VAN HET R. KRUIS, in horensteen.
Hoogte 0,29 m.; breedte 0,245 m.; dikte 0,028 m.
XIII—XlVde eeuw.
Fig. XXII. Ook deze tafel
bevat, evenals de drie
vorige, onder bergkristal,
kleine stukken van bet H.
Kruis. Oorspronkelijk scbij-
nen deze vier tafels, wellicht
ten tijde der kruistochten,
voor draagaltaren gediend te
hebben, en later tot het
bewaren van Relieken te zijn
gebezigd.
Al de vermelde Relieken-
tafels zijn nog voorzien van
stevige zijden koorden, waar-
mede zij bij de Proeessiën om
den hals gedragen werden.
Fig. XXIII. In dit keurige
kistje rusten drie stukken
van den linnen doek, waarin
het Lichaam onzes Heeren
Jesus Christus in het graf
is neergelegd. Deze stukken
zijn 0,02 m. breed en heb-
ben gezamenlijk eene lengte
van 0,12 m. Op hel
linnen zijn nog duide-
lijk rood- en purper-
achtige vlekken zicht-
baar, wellicht merktee-
kenen van het aller-
heiligste Bloed of
van de kostbare
reukwerken, waar-
mede Joseph van
Arimathea en Nico-
demus het Lichaam
des Heeren in den
grafdoek gewikkeld
hebben. De stof,
waarop de Reliek
bevestigd is, is met
stikwerk versierd en
geeft, het volgend
Fig. XXIII. KISTJE VAN VERZILVERD HOUT
met vergulde versieringen.
Lengte 0,235 m.; breedte 0,13 m.; hoogte 0,09 m.
XÏVde eeuw.
-ocr page 24-
M
Fig. XXIV.
vers uit het Ofïicie van don allerheiligsten
Grafdoek te lezen:
«Hel merk Hor wreede doodstraf Blaat
(ii\'dnikl in \'I heilig doorgewaad."
I)e eerbiedwaardige Beda bemerkt, dat, ter
herinnering aan \'• Hoeren Grafdoek, het H.
Misoffer niet op zijden ol\' gekleurde stoffen
maar op wit linnen wordt opgedragen. Het
kisije zelf, dat in 1HT.\'! is hersteld geworden,
is vervaardigd uit eiken hout, van binnen en
van buiten verzilverd, en bedekt niet ópen-
gewerkte versieringen van verguld tin. Hel
viertal dieren dat zieli regelmatig herhaalt,
bestaat uit een dubbelen adelaar, een hert,
een leeuw en een griffoen.
Fig. XXIV geelt, in natuurlijke grootte,
eene der llguren weder, welke het kistje
van den Graldoek des Hoeren versieren.
Fig. XXVI. b. ZIJKANT vail
Fig. XXV.
Fig. XXV. HLS VAN\' VERGULD KOl\'ER, met
geëmailleerde versieringen. — a. Voorkant.
Hoogte 0,15 m.; breedte 0,14 m.; diepte 0,03 m.
Xllde eeuw.
Fig. XXV—XXVI. Relieken van
het Graf des Hoeren weiden door
onze vrome voorouders in de hoog-
stc eere gehouden: dat Graf toch
was de wieg, waaruit voor ons
liet loven ontsproten is. Bovenstaande bus bevat meerdere stukjes steen van het
iicili\'r Graf.
-ocr page 25-
23
Fig. XXVII. Deze Engel, met nog een
dergelijken, behoorde, voor de Fransche
revolutie, aan de Schatkamer van de Onze
Lieve Vrouwe-kerk te dezer stede. Bei-
den bevatten voorheen Relieken. Het
wierookvat, dat zij dragen, herinnert aan
het woord van het Bock der Openbaring
(Kap. 8, v. 3): ,/Een engel kwam en
plaatste zicli voor het altaar, en hij had
eene gouden rookschaal; en hem werd
veel reukwerk gegeven, opdat hij van
de gebeden aller Heiligen zoude leggen
op het gouden altaar dat voor den troon
Gods is. En de rook des reukwerks
van de gebeden der Heiligen steeg van
de hand des engels voor Gods aange-
zicht op."
Fig. XXVIII. STRUISVOGELSEI.
Doorsnede in de lengte 0,17 m.
XlVde eeuw.
Fig. XXVII. ENGEL VAN VERGULD KOPER.
Hoogte 0,59 m.; breedte 0,21 m.
Xllde eeuw.
Fig. XXVIII. Het ei is een zinnebeeld
onzer toekomstige verrijzenis: vandaar
liet gebruik der Paascheieren.
Dit struisvogelsei bevat Relieken van de
H. Prisca, Maagd en Martelares (f omtrent
liet jaar 54, den 18. Januari) en van de H.
Walburgis, Maagd (f 25 Februari 778).
Uit het graf dezer laatste, te Eichstatt,
vloeit nog steeds eene wonderbare olie.
-ocr page 26-
3-i
Fig. XXIX
MONSTRANS VAN VERGULD ZILVER.
Hoogte 0,50 m.; breedte des vocts 0,21 m.
XlVde eeuw.
Fig. XXIX. Relieken van het hoofdi
haar der Heiligen werden reeds in
de eerste eeuwen der Kerk met eer
bied bewaard, evenals zulks heden
nog het geval is met haren van per-
sonen, welke ons dierbaar geweest
zijn. Geen wonder derhalve, dat de
haren der H. Maagd Maria, welke,
volgens Joodsch gebruik, na haren
dood waren afgesneden geworden,
met de grootste zorg bewaard blc-
ven. De H. Gregorius, bisschop van
Tours (•;• 17 Nov. 595) verhaalt van
zich zclvcn dat hij baren der H.
Maagd, in een gouden kruis beslo-
ten, op de borst droeg. Deze mon-
strans bevat, in bet onderste kristal,
van liet baar der allerzaligste Maagd,
en in het bovenste, van bet baar van
den H. Joannes Evangelist, den lcer-
liiiK dien Jesus liefhad.
Fig. XXX. IVOREN DOOS.
Hoogte 0,05 m.; doorsnede 0,096 m.
XlVde eeuw.
Fig. XXX. In deze ivoren doos, met zilveren beslag, bevinden zich Relieken
van de HH. Japanschc Martelaren (f 5 Februari 1597).
-ocr page 27-
28
Fig. XXXI. ZILVEREN BORSTBEELD VAN DEN H. JOANNES DEN DOOPER.
Hoogte 0,115 in.; breedte van den voet 0,115 m. — XlVde eeuw.
Fig. XXXI. In dit
hoofd worden Re-
lieken bewaard van
den heiligen Voor-
looner des Hoeren,
van wien de Zalig-
makor zeil" getuigde,
dat er onder de
zonen der vrouwen
niemand was opge-
staan, meerder dan
Joannes de Dooper.
(Malth. XI, 11.)
Het beeldje zeil
is als kunstwerk
hoogst merkwaar-
dis:.
Fig. XXXIII.
IVOREN DOOSJE
Hoogle 0,00 m.
XlVde eeuw.
Fig
PAX-TAFELTJE VAN VERGULD ZILVER.
Hoogte 0,078 m.; breedte 0,056 m. — XVIde eeuw.
Fig. XXXII. Dit lijn bewerkte tafeltje, de
kruisiging des Heeren voorstellend, werd
vroeger in het koor aan de geestelijkheid te
kussen tocgcreikt voor de H. Communie.
Fig. XXXIII. Dit merkwaardige doosje
bevat Relieken van den Nicomedischen ge-
neesheer, den H. Pantalcon (f 27 Juli 303),
^^ffffi?\'^xtiÈi:/it eei1 der \'roemrijkste Martelaren ten tijde der
ïrmiK:.rr™ttï sa
vervolging van de keizers Diocletianus en
JOBm«-M» te2ki£ Maximianus
-ocr page 28-
Fig. XXXIV. ARM VAN GEDREVEN ZILVER.
Hoogte 0,89 m.; doorsnede van den voet 0,215 m.
XVde eeuw.
Deze zilveren arm, met kostbare steenen
versierd, bevat den rechter-bovenarm van den
heiligen Apostel Thomas.
De eerste christelijke koning van Jcrusalem,
Godfried van Bouillon, wiens broeder Boude-
vvijn de stad Edessa, waar de H. Thomas
begraven lag, in 1097 bad veroverd, schonk
deze kostbare Reliek aan de St. Servaas-kerk.
Op deu feestdag van den H. Thomas (21
December) is aan alle geloovigen, die de St. Ser-
vaas-kerk godvruchtig bezoeken, een volle Af-
laat verleend door Paus Leo XII, op de gewone
voorwaarden.
Fig. XXXV. LEDEREN BEURS.
Hoogte 0,124 m.; breedte 0,10 m. — XlVdc eeuw.
Fig. XXXV. Deze merkwaardige
beurs van geprent leder met ver-
gulde koperen versieringen bevat
Relieken van den H. Antonius,
Abt (f 17 Januari 356), en van den
H. Walericus, Bisschop (f 4 Juli
973).
-ocr page 29-
27
Fig. XXXVI. ARABISCH KISTJE VAN IVOOR, 1)
Lengte 0,28 m.; hoogte 0,18 m.; breedte 0,19 ra. — XlIIde eeuw.
Fig. XXXVI. Het hoofd Jvan een der Gezellen van den H. Gereon, hetwelk in dit
prachtig uitgesneden en opnieuw versierde kistje bewaard wordt, werd den 2. Au-
gustus 1374, niet nog verschillende andere Relieken van dezelfde Martelarenschaar
(f 10 Oct. 287) aan het Kapittel van St. Servaas, door dat van den H. Gereon te
Keulen, geschonken.
Fig. XXXVII. IVOREN DOOSJE.
Hoogte 0,075 m.; breedte 0,13 m.; diepte 0,025 m.-XlVde eeuw.
Fig. XXXVII. In dit zeld-
[ zame doosje, evenals het
vorige en het volgende
vanOosterschen oorsprong,
rusten Relieken van de
hoofden der HU. Martc-
lai essen Amant ia, Valen-
lina, Felicissima en Gon-
stantia.
Eene der schuiven, welke
verloren was, is in 1873
hersteld.
1) Dit kistje werd ui de Schitjtamer gtschonken door de erfgeitaen Tin dei Uoijwelgtboreii heer 1. C. H. ïiciieli.ni Verdujnei.
-ocr page 30-
Fig. XXXVIII. ARABISCH KISTJE VAN IVOOR.
Lengte 0,:>65 m.; breedte 0,20 m.; hoogte 0,15 m.
XWde eeuw.
Fig. XXXVIII. Dit uiterst rijk versierde kistje, dat mede in 1873 hersteld is, bevat
eene ribbe van een der zeven Martelaren van Ephese, in de Kerk vereerd onder den
titel van Sc p tem dormientes (f 27 Juli 250), en gebeenten van nog andere Mar-
telaren. De deksel is versierd met een visch, bet zinnebeeld van de verrijzenis en
van de zegepraal van hen, wier gewijde overblijfselen in het kistje bewaard wor-
den. De voorkant is voorzien van een geheim slot, waarop vier kringen met ara-
bische letters, en in dezer midden vier beweegbare naalden, welke de letters van
het thans verloren geheime woord
moesten aanwijzen.
Fig. XXXIX. ZILVEREN KRAM.
Doorsnede 0,15 m.
XVIdc eeuw.
Fig. XXXIX. Deze kram, van
gedreven zilver met vergulde iigu-
ren, stelt den H. Servatius voor,
terwijl hij met zijn pelgrimsstok
eene fontein doet ontspringen en
een\' Engel hem den drinkbeker
brengt (zie bl. 14 en 15).
-ocr page 31-
:>!>
Fig. XL. MONSTRANS VAN VERGULD ZILVER.
Hoogte 0,80 m.; doorsnede van den voet 0,22 in. — XVde eeuw.
Fig. XL. Deze Monstrans van
liet Allerheiligste Sacrament, welke in
1873 hersteld werd, is een van de
merkwaardigste voortbrengselen der
Maastriclitsche ^oudsnieedkunst in de
15de eeuw. Sedert de gemelde her-
stelling is het beeldje van St. Servaas,
onder liet baldakijn, vervangen door
Maria met het kind Jesus, terwijl de
schoorpijlcrs met vier Bisschoppen van
Maastricht prijken, te weten: de H.
Servatius, de H. Monulphus, de H. Theo-
dardus en de H. Lambertus.
Fig. XLI. ZILVEREN MONSTRANS.
Hoogte 0,146 m.; breedte van den
voet 0,049 m. — XlVde eeuw.
Fig. XLI. Dit zilveren Mons-
transje bevat eene Reliek van de
beroemde Syraeusaanschc Maagd en
Martelares* de H. Lucia (f 13 Dec.
303).
-ocr page 32-
30
Fig. XLII. IVOREN BUS,
met verguld zilveren beslag.
Hoogte 0,07 m.; doorsnede 0,083 m.; hoogte
van liet koepeltje 0,00 m.; doorsnede van
het voetstuk o,036 m.
Xllde eeuw.
Fig. XLII. In deze merkwaardige bus met
verguld zilveren koepeltje, welke oorspronko-
lijk bestemd was om liet Allerheiligste Sacra-
menl Ie bewaren, berust een gebeente van den
grooten Kerkleeraar den II. Ambrosius (f i
April 307), hetwelk vroeger in den Engel
(Fig. XXVII) bewaard werd. Het beslag
is in 1873 hersteld, de voet er bijgevoegd,
en het binnenste met verguld koper be-
kleed. Vooral het verguld zilveren koe-
peltje, op twaalf heerlijk bewerkte rond-
bogen rustend, dat het busje bekroont, geeft
aan hetzelve een uiterst sierlijk aanzien.
Fig. XLIII. IVOREN KISTJE, MET ZILVEREN BESLAG*
Lengte 0,173 m.; breedte 0,08 m.; hoogte 0,067 m.
XlVde eeuw*
f Fig. XLIII. Dit fraaie kistje bevat Relieken van de HH. Alexius (f 17 Juli 404),
Walericus (f 1 April, 7de eeuw), en Brandanus (f 16 Mei 577), Belijders. Op den
deksel prijkt een lelievormig kruis, welks uiteinde tot slot dient; een medaillon met
zesbladige roos, te midden van twee kleine medaillons met leliën, siert den voorkant;
op den bodem is een groot medaillon bevestigd, waarop een ster met zes punten,
welke in leliën eindigen.
-ocr page 33-
31
Fig. XLIV. TAFEL VAN
VERGULD KOPER.
Hoogte 0,31 m.; breedte
0,3-2 in.
XHIde ca XVIde eeuw.
Fig XLIV. In deze tafd,
welke van drie zijden ml
een prachtig bewerkten k;m
omgeven is, worden Relie-
ken van de HU. GerniaiHS,
liisscliuj) van Parijs (f 28 lei
lui\')) en Aldegonda, Maajd,
(t 30 Januari 685) bewaa\'d.
Hel opengewerkt ge«l-
vormig kaslje, dal de Reic-
ken beval, is in de XVde
eeuw aan de tafel togo
voegd.
Fig. XLV. BIS ViN
VERGULD HOUT
mei verguld koperen bslag.
Hoogle 0,12 in.; door.-iede
0,13 m.
XlVde eeuw.
Fig. XLV. Deze bus, \\vel-
ke in 1873 hersteld s, be-
vat Relieken van én H.
Mauritius, Martelaar e) over-
ste van het Tbebfinscbe
legioen (f 22 Septembtr 286").
De blauwe zijde met jouden
leeuwen, waarmede lo bus
van oudsher inweidig be-
kleed is, is van Spamschen
oorsprong.
-ocr page 34-
?d
Fig. XLVI.
BORSTBEELD
van gedreven
zilver.
loogte 0,09u 111.;
Ireedte van don
voel 0,09G m.
XlVdc eeuw.
Fig. XLVI. In
dl borstbeeldje
baindt zieli een
tatd met nog
anlcre Relieken
val den H. Livi-
nui, Bisschop en
Martelaar (f 12
Notember 657).
lit beeldje en
het onder Fig.
XXL vermelde
zijn geschenken
van Abten van
Ton;erloo.
FiK. XLVII. IVOREN KISTJE MET ZILVEREN BESLAG.
hoogte 0.04 in.
breedte 0,066 m.
XlVde eeuw.
Lengte 0,11** Da-
Fig. tLVII. Dit kistje, waarvan het zilveren slot zeer fijn bewerkt is, bevat Rc-
lieken tan de HH. Franciscus van Sales, Bisschop van Genevc (f 28 Dec. 1622),
Donatui Martelaar (f 7 Aug. 362), en Francisca Romana, Weduwe (f 9 Maart 1440).
-ocr page 35-
33
FiS. XLVIII. IVOREN HOREN
met verguld zilveren en geëmailleerd
beslag.
Lengte 0,478 m.; grootste doorsnede
0,075 m. XlVde eeuw.
Fig. XLIX. JACHTTOONEEL
op Fig. XLVIII.
Fig. XLVIII—XLIX. Uit de jachltoonee-
len, waarvan Fi«^. XLIX een gedeelte
in natuurlijke grootte voorstelt, evenals
uit het oud-Fransclic opschrift (Fig. L)
op de zilveren handen van dezen horen
gegraveerd, blijkt dat hij oorspronkelijk
voor de jacht gediend heelt. Thans bevat
hij eene rib en een tand met nog andere
Relieken van eene Gezellin der H. Ursula.
(v 21 October 451). Het aantal dergenen,
die met de H. Ursula den marteldood ge-
leden hebben en, wegens de groote meer-
derheid, Maagden genoemd worden, of-
schoon ook geloovigen van andere standen
zich er onder bevonden, wordt in ronde
cijfers gebracht op elf duizend. Dit groote
getal, dat overigens op zich zeil\' niets on-
waarschijnlijks heelt, berust op de oudste
en zekerste geschiedkundige bescheiden,
wier echtheid niet kan betwijfeld worden.
Fig. L. Deze spreuken bctcekenon:
«\'t Is rechl dat edel jager heet,
Wie \'I vlugge liert Ie treffen weet."
«Voor hem past deze horen niet,
Wiens pijlen de ever slecds ontvliedt."
-ocr page 36-
34
Fig. L. TWEE SPREUKEN op Fig. XLVIII.
Fig. LI. BRUINE HOORN MET VERGULD BESLAG.
Lengte 0,78 ui. ; grootst»; doorsnede 0,14 m.
XVde eeuw.
Fig. LI. Deze groote hoorn, van een buflelos afkomstig, diende aanvankelijk,
volgens een /eer oud gebruik en naar luid van het daarop gegraveerd oud-Duitsch
opschrift 1), tol drinkhoorn en bevat thans meerdere gebeenten van Martelaren uit
het Thebaanschc legioen (f ±2 Sept. 280). Het beslag werd in 1873 hersteld.
li Dit opschrift luidt: per tranh btx in beme Ijoïiic iöt,bcn jjeoenne uitö (I>e drank.
\'ie in den hoorn is, (jedije ons.)
-ocr page 37-
38
Fig. LIL MONSTRANS VAN
VERGULD ZILVER.
Hoogte 0,34 m.; breedte van
den voet 0,128 ni.
XlVde eeuw.
Fig. LIL Deze monstrans,
in 1873 hersteld, bevat het
stuk eener rib en andere
Relieken van de beroemde
Maagd en Martelares, de H.
Agnes (f 21 Jan. 305), wier
lol\', volgens de getuigenis van
den H. Hiëronynius, door alle
volken wordt bezongen.
Het beeldje, dat op den
voet van den cilinder beves-
tigd is en de Heilige voor-
stelt, houdt in de linker-
hand eenige haren der Mar-
telares, en in de rechter een
steentje, dat van haar grat
schijnt genomen te zijn.
Hij de herstelling is de ei*
linder van bergkristal, die
gebarsten was, door een an-
deren vervangen.
Fig. LlII. In dezen achthoekig
gesneden hoorn bevinden zich
Relieken van den H. Rema-
clus, Bisschop van Maastricht
(f 3 September 0(58) en van
den II. Henricus, keizer (f
14 Juli 1024). De banden,
welke geroofd waren tijdens
de Fransche revolutie, zijn in
1873 in verguld zilver her-
steld.
-ocr page 38-
30
Fig. LTTI. IVOREN HOHËN
met verguld zilveren beslag.
Lengte 0,32 m.; grootste
doorsnede 0,70 m.
XlVdc eeuw.
Fig. LIV. WITTE HOREN
met verguld zilveren beslag.
Lengte 0,55 m.; grootste door-
snede 0,066 m.
XlVde eeuw.
Fig LIV. In dezen horen,
waarvan bet niet duidelijk blijkt
dat hij uit ivoor bestaat, zijn
Relieken van de HH. Adrianus
(f 4 Maart 306) en Vitalis,
Martelaren.
Deze beide Rclickenhoudcrs,
zoowel als de bij Fig. XLVIII
vermelde, hebben oudtijds tot
jachtborens gediend.
Dergelijke horens werden mce-
rcndcels in het noorden van
Frankrijk vervaardigd, ten tijde
dat de valkenjacht bij den hoo-
gen adel in zwang was. Even-
als vele andere kostbare voor-
werpen, welke oorspronkelijk
cene ongewijde bestemming had-
den, werden zij voor en na
door hunne vrome bezitters aan
kerken geschonken, en dan als
Relickenhouders benuttigd.
-ocr page 39-
37
RELIEKEN BERUSTEND IN HOUDERS OF KASSEN, WELKE
NIET ZIJN AFGEBEELD.
I. Van de windelen en van de doornen Kroon van onzen Heer Jesus Christus,
in eene vergulde koperen monstrans.
II. Van de kleederen der Allerheiligste Maagd Maria (18 Aug.) in een uit ivoor
gesneden kastje.
III.    Van den mantel van den fl. Joseph (19 Maart) in een zwarten hoorn met zilvo
ren beslag.
IV.    Eene ribbe van de H. Moeder Anna (26 Juli) in eene vergulde zilveren
monstrans.
|V. Van de H. Elisabeth (5 Nov.), de nicht van Maria, in een zwarten hoorn met
verguld koperen beslag.
VI. De lichamen van de HH. Valentinus, • Monulphus, Gondulphus en Candidus,
Bisschoppen, in eene prachtig vergulde houten kist.
VII. Van het hoofd van den H. Martinus, Bisschop van Tongeren (f 21 Juni 276)
in een verguld houten borstbeeld.
VIII. Van het hoofd van den H. Valentinus, Bisschop van Tongeren (f 7 Juni, be-
gin der 4de eeuw,) in een verguld houten borstbeeld.
|lX. Van het hoofd van den H. Monulphis, Bisschop van Maastricht (t 16 Juli 599
in een verguld houten borstbeeld.
X; Van het hoofd van den H. Gondulphus, Bisschop van Maastricht (f 16 Juli
607), in een verguld houten borstbeeld.
XI. Van het hoold van den H. Amandus, Bisschop van Maastricht (f 6 Febr. 684),
in een verguld houten borstbeeld.
XII.    Van het hoofd van den H. Candidus, Bisschop (f 7 Juni, einde der 4de eeuw),
in een verguld houten borstbeeld.
XIII.    De dalmatica van den H. Monulphus, in eene ivoren kist.
XIV.    Een vinger van den H. Domitianus, Bisschop van Maastricht (J- 7 Mei 560),
in eene vergulde koperen monstrans.
XV.    Van den H. Lambertus, Bisschop van Maastricht en Martelaar (f 17 Sept.
709), in eene vergulde en geëmailleerde monstrans.
XVI.    Van de HH. Petrus en Paulus, Apostelen, (f 29 Juni 67), en van den H.
Stephanus,* eersten Martelaar (f 26 Dec. 35), in eene vergulde koperen
monstrans.                                 \'
XVII. Van den arm van den H. Bartholomeus (f 24 Aug.\'71) en van den H. An-
dreas (f 30 Nov. 62), Apostelen, in eene vergulde koperen monstrans;
XVIII Van de HH. Simon en Judas Thaddeus (f $8 Oct. 1ste eeuw) Apostelen, in
eene vergulde koperen monstrans.
XIX. Van het bloed der HH. Apostelen, in een verguld zilveren hartje.
XX. Van het kruis van den H. Apostel Andreas, en van den H. Aegidius, Abt,
(f 1 Aug. 6de eeuw), in twee zilveren harten.
XXI.    Van den H. Amor, Belijder (f 8 Oct. 9de eeuw), in een"\' houten kistje, met
verguld koperen beslag
XXII.    Van de H. Maria Magdalena f 22 Juli, 1ste eeuw) in een zwarten hoorn.
-ocr page 40-
38
XXIII.    De voorarm van den |H. Mauritius |MarteIaar, in een houten verzilver-
den arm.
XXIV.    Vaa den arm van den H. Urbanüs, Paus en Martelaar, (f 28 Mei 230),
in een vergulden houten arm.
XXV.    Van den arm van den H. Bertuinus, Bisschop (f il Nov. .698), in een
vergulden houten arm.
XXVI.    Van de HH. Severinus, Bisschop, (f 23 Oct. 403), Bernardus, Abt en
Kerkleeraar (f 20 Aug. 1183) en Geiiacus, Kluizenaar, (f 8 Jan. 1170),
in een ivoren kistje.
XXVII. Van de HH. Switbertus (t 1 Maart 713) en Ludgerus (f 26 Maart 809),
Bisschoppen, in een ivoren doos.
XXVIII. Van den H. Remigius, Bisschop, (f 13 Jan. 833), in een ivoren kistje.
XXIX. Van de H. Philomena, Maagd en Martelares (f 10 Aug. 3de eeuw), in
eene vergulde monstrans.
                                                                   /\'
XXX. Van den H. Petrus, Martelaar, (f 29 April 1282) en van nog andere Hei-
ligen, in eene koperen vergulde en geëmailleerde bus.
XXXI. Van de H. Barbare, Maagd en Martelares f 4 Dec. 306), in een gedreven
beeldje van verguld koper.
XXXII. Van de H. Cecilia, Maagd en Martelares (f 22 Nov. 230), in een gedreven
beeldje van verguld koper.
XXXIII.    Van de HH. Juliana, Maagd en Martelares (t 16 Febr. 299), Walburgis,
Maagd, Margarita, Maagd en Mart. (f 20 Juli 278) en Petronilla, Maagd
(t 31 Mei, 1ste eeuw), in een ivoren kistje met zilveren beslag.
XXXIV.    Van de HH. Euphemia, Maagd en Martelares (t \'16 Sept. 303) en Felicitas,
Martelares (f 23 Nov. 164) in een ivoren kistje met zilveren beslag.
XXXV. Van den H. Magnus, in een bruin hoorn met verguld koperen beslag.
XXXVI. Van de HH. Eligius, Bisschop (t \'1 Dec. 689) en Marculphus, Abt (t 1
Mei 858) in eene zilveren doos.
XXXVII. Van den H. Hyacinthus, Belijder, (f 16 Aug. 1257), in eene zilveren doos.
XXXVIII. Van den H. Medardus, Bisschop (t 8 Juni 848) in een kistje van albast.
XXXIX. Van den H. Ignatius, Belijder (f 31 Juli 1886) in |een verzilverd houten
kistje.
XL. Een vingerlid van den H. Franciscus Borgias, (f 10 Oct. 1872), in een
ivoren kistje met koperen beslag.
XLI. Van den H. Liborius, Bisschop (f 23 Juli 390) en van den zaligen Petrus
Canisius (t 21 Dec. 1597), in een venetiaansch doosje.
XLII. Van den H. Carolus Borromeus, Bisschop (f 4 Nov. 1584), in een ivoien
kistje.
XLIII. Van den H. Antonius van Padua, Belijder (f 13 Juni 1231), in een ivo-
ren busje.
XLIV. Van de H. Amelberga, Weduwe (f 10 Juli 690), in een kasuarisei, met
zilveren beslag.
XLV. Van de H. Isoburgis, Maagd, van den H. Mauritius en andere Heiligen,
in eene uitgesneden kokosnoot, met zilveren invatsel.
XI.VI. Van den H. Paulus van het kruis, Belijder (f 28 April 1778), in een
ivoren kistje.
-ocr page 41-
RELIEKEN, VOOR WELKE MEER PASSENDE HOUDERS NOG
MOETEN1 VERVAARDIGD WORDEN.
I.   Van den H. Laurentius, Martelaar (f 10 Aug. 258).
II.   Van den H. Theodardus, Bisschop van Maastricht en Martelaar (f 10 Sept. bö8).
III.    Armbeen van den H. Blasius, Bisschop en Martelaar (f 3 Febr. 316).
IV.    Armbeen van den H. Sebastianus, Martelaar (f 20 Jan. 288).
V.
   Van de HH. Marcellinus en Petrus, Martelaren (f 2 Juni 304).
VI.   Van de H. Jacobus, Stephanus, Martinus van Tours en Margarita.
VII.   Van de HH. Georgius (t 23 April 303), Christophorus (f 25 Juli, 3de eeuw)
en Mauritius, Martelaren.
VIII.   Van de HH. Agnes en Lucia, Maagden en Martelaressen.
IX.    Van den H. Benedictus, Abt (f 21 Maart S43).
X.   Van de HH. Monulphus en Gondulphus, Bisschoppen.
XL   Manipel van den H. Franciscus van Sales, Bisschop.
XII.   Preek van den H. Alphonsus, Bisschop en Kerkleeraar (f 1 Aug. 1787).
XIII.    Van de HH. Victoria en Agatha.
XIV.    Van de HH. Apollinaris, Bisschop en martelaar, Vincentius, Felix, Peregrinus
en andere Martelaren.
XV.    Van de H. Euphemia, Maagd en Martelares.
GEBED DER KERK,
op luit Feest ier Heilira, wier Meten in leze M risten.
O God, die in de overblijfselen uwer Heiligen wonderen uitwerkt, vermeerder in
ons het geloof aan de verrijzenis, en maak ons deelachtig aan de onsterfelijke glorie,
waarvan wij het onderpand in hunne asch vereeren. Door Christus, onzen Heer.
Amen.
-ocr page 42-
AANHANGSEL.
In de Antiquités sacrées conservées a Maestrkht zijn op bl. 27 de plechtigheden vermeld,
bij de zevenjarige tooning der HH. Relieken gebruikelijk. Na de verschijning van
gemeld werk is het gelukt eenige bescheiden terug te koopen, welke voor ongeveer
20 jaren uit de Schatkamer verdwenen waren en meer bepaalde inlichtingen omtrent
die plechtigheden in de 18de eeuw verstrekken.
Op de galerij achter het koor werden dan getoond: ie de Grafdoek jmdariumj .van
S. Servaas, en zijn Bisschopsstaf; 2e een rood of purperen kleed dat evenals het
voorgaande bij hem in het graf had gelegen, en zijn Pelgrimsstok; 3e een kleed met
prachtige figuren, dat bij de verheffing in 726 op zijn lichaam gelegd was, en zijn
Kelk met pateen; 4e het Hoofd van S. Servaas, zijn gouden kruis, en de arm van
den H. Apostel Thomas.
Voor iedere tooning riep de priester, die belast was de Relieken aan te kondigen:
«Laat ons bidden den Almachtigen God, dat wij dit waardig heiligdom zoo mogen
aanschouwen, dat daar Gods eer aan gelegen zij en onzer zielen heil." Na de vierde
aankondiging vestigde dezelfde priester de aandacht der pelgrims op de overige Re-
lieken, welke binnen de kerk te zien waren, herhaalde de woorden: «Laat ons bid-
den" enz., en voegde daarbij tot besluit: »want wy hyer versaemt syn om aflaat ende
genacde te verwerven, soe laet ons bidden eerst voer den geestelycken Staet, voer
onsen heyügen Vader den Paus van Romen, voer syn Cardinalen, Busschoppen, son-
derlinge voer onssen Eertsbusschop van Cuelen ende voer onssen genedighen Heer
Busschop van Ludiek, ende voer alle geestelycke persoenen waar sy woonachtich
syn. Voert soe sult ghij mij oeck helpen bidden voer den werentlycken Staet, voer
onssen alder genedichste Heer den Roemschen Keyser, voer onssen genedighen Heer
den Koninck van Romen, ende sunderlinghe voer onssen genedighen Heer Philips
Hertoge van Oistenryck, Burgondien, Brabant, etc. Ende voert voer allen anderen
Koninghen, Hertogen, ende graven, ende voer die Kerke van Sint Servaes, voer die
goede stadt van Tricht, ende voer alle persoenen die sich met Godt geneeren, voer
die titlycke vruchten, voer alle pelgrims die hier geweest syn oft moegen coemen,
ende sunderlinghe voer alle levenden en doeden tzo troesten en tzo halpen. Spreekt
algader Pater noster ende Ave Maria.
ERRATUM.
Bladz. 26, laatste regel, staat Walericus, lees: Udalricus.