-ocr page 1-
rv^ \\~Sh_o1-
Vak 132 ï V
- / Y
■* *
-ocr page 2-
-ocr page 3-
Vak 1
32
DIB03 Q®2B,SJ
ot
"5^^^
DEN EERWAARDEN HEEREN
GEESTELIJKEN,
het geacht Kerk- en Armbestuur,
der Parochiekerk van den
NTONIUS VAN "TADUA
AANGEBODEN"
bij den aanvang van het Schrikkeljaar 1876.
Stoom-Snelpersdrukkerij — E. DE BONT & ZOON. — Rotterdam.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
DRIE ROZEN.
DE ROOS DER BELOFTE.
\'t Was ochtend, maar een sombre morgen,
Een nevel dekte \'t gansch heelal;
De zon hield haar gelaat verborgen,
De wolken dreigden met hun val;
De voog\'len zwegen; al wat leefde
Verstomde, als in zijn kracht geknot,
En \'t eerste menschenpaar, het beefde
En hield zich schuil voor \'t oog van God.
Met recht verborg de zon haar stralen
En zong het voog\'lenkoor niet meer;
Verstomde \'t dart\'lend vee der dalen,
Verborg de mensch zich voor zijn Heer;
Gevallen bij het eerst bekoren,
Door \'t zoet van Schimae\'s vrucht verleid,
Ging \'t Paradijs voor hem verloren
En \'t voorrecht der onsterfelijkheid.
-ocr page 6-
4
Maar toch, al had hij zwaar gezondigd,
Al vloekte God om hem deze aard,
Al bleef de straf hem aangekondigd,
Voor gansch zijn nageslacht bewaard;
Toch deed God hem het heilwoord hooren,
Dat eens het zuivre zaad der vrouw,
Na eeuwen uit haar schoot geboren,
Den kop der slang verpletten zou.
Maria ! Roze der belofte,
Laurier die \'s hemels bliksem stuit,
Die satan van zijn zetel plofte
En ons de hemeldeur ontsluit!
Ach, duld dat ik U prijze, roeme,
Als andere Eva rein en goed,
U immer mijne moeder noeme
En door mijn zangen U begroet.
DE ROOS DER VERWACHTING.
Gelijk de scheep\'ling, als de baren
Zijn vaartuig dreigen stuk te slaan,
Naar \'t ver verwijderd strand blijft staren,
Van waar zijn redding uit moet gaan;
Zoo zag het menschdom met verlangen,
Het uur, het tijdstip te gemoet,
Waarop zijn redding aan zou vangen
En Adams schuld zou zijn geboet.
-ocr page 7-
5
En tal geslachten na elkander
Verspreidden zich, bevolkten de aard;
Maar toch, zoowel het een als \'t ander,
Hield \'t beeld der hoop in \'t hart bewaard.
En hoe verschillend van gedachten,
Hoe zinlijk soms ook voorgesteld,
Elk bleef voor zich het zaad verwachten,
Door God aan Adam eens voorspeld.
En meer dan viermaal duizend jaren,
Bleef \'t volk, der overleev\'ring trouw,
Naar \'t voorwerp der belofte staren,
Welks voet de slang vertreden zou;
Zelfs nu nog vindt men, bij de volken
Verzonken in het heidendom,
Als niet te wederspreken tolken,
De maagd die moeder werd, weerom.
Maria! Roze der Verwachting,
Met zooveel ongeduld verbeid!
Uw naam zoo zoet, zoo vol verzachting
Voor ons, is vol verschriklijkheid
Voor hem die, vader van den logen,
Den mensch in \'t Eden vallen deed,
Maar dien Gij, nooit door hem bedrogen,
Met zuiv-ren voet den kop vertreedt.
-ocr page 8-
6
DE ONBEVLEKTE ROOS.
Schooner dan het blauw des hemels
Door geen wolkgevaart\' bevlekt,
Witter dan het eeuwig sneeuwkleed
Dat der alpenkruinen dekt,
Blanker dan de reinste lelie
Onder haar gelijken is,
Zijt Gij Onbevlekte Roze,
Maagd! in Uwe Ontvangenis!
Neen, geen smet, geen vlek der zonden
Mogt er kleven aan de ziel
Waarop, voor alle eeuwigheden,
\'t Godd\'lijk oog met wellust viel;
Zelfs geen ademtogt des boozen
Mogt het zuiv\'re kristallijn,
Zij \'t ook slechts één wenk, besmeuren .
Dat eens «Spiegel Gods" zou zijn.
Onbevlekte spruit van David,
Nooit genoeg door ons vereerd!
Wij gelooven en belijden
Wat de Kerk ons van U leert.
Ja wij durven ons verstouten,
En verklaren onbevreest:
Nooit zoudt Gij in schuld ontvangen,
Toch Gods Moeder zijn geweest!
-ocr page 9-
r
7
U reine Moeder Maagd, gezegenste der vrouwen,
Bied ik mijn eersten zang bij d\' aanvang van het jaar;
Hoe zwak de toon ook zij, toch nader \'k met betrouwen,
En leg mijn rozen neer op \'t U gewijd Altaar.
Hoe gaarne had ik tal van rozen willen streng\'len
En vlechten tot een krans; helaas! ik kon het niet!
Maar \'k weet dat Gij, Vorstin en Koningin der Eng\'len,
Meer op des gevers hart dan op de gaven ziet.
Moog\' dan mijn kleine gift Uw moederhart bekoren,
En gunstig stemmen voor hetgeen mijn hart U vraagt,
Dan zal Uw lieve Zoon mijn zielsgebed verhooren,
Nu weer met dezen dag een nieuwe jaarkring daagt.
Bid Gij dan met ons meê, voor hem die Jesus Kerke
Reeds langer heeft bestuurd dan zelfs een Petrus deed;
Opdat Gods Vaderhand den ed\'len grijsaard sterke,
Die voor de leer Uws Zoons zoo lang en veel reeds leed.
Vraag voor \'t doorluchtig hoofd, den Bisschop, lust en krachten
Bij \'t moeilijk Kerk bestuur; bid dat ook onz\' Pastoor,
Met ijver en beleid zijn plichten mag betrachten,
Gesteund door die met hem ons wijzen \'t rechte spoor.
Smeek Godes zegen af voor hen wier zorg en pogen
Het tijdelijk belang der Kerk is toevertrouwd ;
Den luister van Zijn huis, zooveel \'t slechts kan verhoogen,
Ziedaar wat hier roor God, hen \'t meeste bezig houdt.
-ocr page 10-
Moge ook der armen steun Gods zegen niet ontbreken ;
Zij doen , naar Jesus woord, Zijn eigen broeder goed.
Wil daarom meê voor hen om \'s Hemels bijstand smeeken ,
Nu \'t hart met blijde hoop, op nieuw een jaar begroet.
Vraag voor het ledental der Kerk, geluk en zegen.
Voor haar begunstigers genade, voorspoed, vree;
Maar zij, op Uw gebed, voor allen hier verkregen ,
De blijvende gena van \'t zalig Jubilé.
C. ZUIDMULDEB,
Koster.