-ocr page 1-
mm, 1^502,
-
.
«
HERINNERING
AAN I>K
PIUS-FEESTVIERÏNG,
JXJTVI 1871.
-ocr page 2-
*W\'
■ ■
<■-
: yÊ^^
-ocr page 3-
-•. ;.**■■,•,                                                                           " •
■ .
- -                                                                                                                           ■ •• .
\'■■■\'                                               . ■                                                                                      « -
n. ■• ■■:.                                                                                                             . *
R É D Ê,           V ■■\'■v
den 14den Junij 1871, te Nijmegen uitgesproken dooi
Mr. G. J. A. HEIJDENRIJCR.
Mijne Heeren !
<                                                                               »■"►..\'
Uitgenoodigd, om den 21en Juni e. k. op te treden, als spreker
bij de Pius-feestviering te Amsterdam, zag ik mij genoodzaakt voor
die eervolle onderscheiding te bedanken. Te Nijmegen, in meer he-
scfieiden
en meer bekenden kring, moest ik het jubelfeest van onzen
gemeenschappelijken Vader trachten dienstbaar te maken aan het nut
van hen, die mij het naast aan het hart liggen. U, mijne Heeren,
welke ik tot deze bijeenkomst uitnoodigde, duidt het mij niet euvel,
dat ik u rangschik onder deze laatsten? Het gelieve u, dat ik mijn
gemoed in uw midden lucht geve; de feestviering, welke ons bezig-
houdt, in nog ernstiger, beteekenisvoller rigting sture en; naar ver-
mogen, doe, wat ik meen, dat God mij, in deze kritieke stonden;
heeft opgelegd.
Ja — waarachtig — de tijden zijn treurig, hoogsternstig! Zij
werden het in klimmende mate, sinds mij voor het .eerst de onder-
scheiding te beurt viel, door u naar \'s Lands raadzalen te worden
afgevaardigd. Laat hen, welke de Hemel met blindheid sjoeg, be-
weren, dat ik overdrijf en zij niets zien-, duisternis overdekt het
aardrijk; deugd wordt ondeugd, verfijnd eigenbelang liefde, stateri-
roof verlichte staatkunde, de adel der zelfverloochening zwakke
onnoozelheid genoemd; doch genoeg i de booze, als hij tot in de
diepte is gekomen, veracht": het is de idiotische ligtschatting,
ja verschooning der communistische gruwelen, welke mij zoo voor
de toekomst huiveren doet! Wat zal het zijn, als dat bandiëtisme,
onder de oogluiking der «fatsoenlijke lieden" onze grenzen is binnen
gehaald?
Doch ik loop, mijns ondanks, op hetgeen ik zeggen ga, vooruit.
Te midden van zulk een toestand vieren wij het vijf en twintig
-ocr page 4-
jarig Pontificaat van Pius IX. Zal liet louter vreugde, louter opgc-
togenheid zijn, of zal de verstandige, nadenkende Christen door de
blocmfestocnen, dea glans der fecstlicliten heen, den blik verder
rigten , de welgemeende uitgelatenheid van sommige min-oiitnikkeldeu
temperen en zorgen, dat zijn regtmatig enthusiasme voor de anders-
denkende broeders, weiverre van tot aanstoot, ter liefdevolle stichting
strekke? Ongetwijfeld het laatste. Want let wel, dal de Pius-feest-
viering juist aan de gebeurtenissen der laatste jaren, aan den hedeu-
daagschen, godsdienstigen
, zedelijlten , maatscltappelijken toesla/id), aan
de noodzakelijkheid van doortastende heilmiddelen, hare diepste beteekeuis
ontleent.
Als ik, na mijne desbetreffende, korte beschouwingen, tot de ge-
volgtrckking kom, dat met Rome de wereld staat of valt, dat onze
redding te v/achten is van Rome, (1) Rome \'m den Karen zin opge-
vat, wint dan niet uwc feestvreugde zelve aan innigheid, vrucht-
baarheid , soliditeit?
O bekrompen en zwakke inzigtcn van ons stervelingen, mogen
wij uitroepen, indien men zich voor een oogenblik in het jaar 1859 ,
dat van den Italiaanschcn oorlog en volgende jaren, verplaatst. Hoe
wenschten velen, dat Gods straf, de euvelen van Solferino, Napels,
Gaëta, Castelfidardo, Mentana op den voet mogt volgen! Wat zoude
men gejuicht hebben, zoo de verdrukte, vertrapte onschuld reeds
dadelijk den nek des booswichts onder haar knie had mogen krom-
men! Maar reeds vóór 18 eeuwen schreef Plutarchus zijn boek over
tde vertraging der Goddelijke weerwraak." Bij het enkele licht der
rede vermoedde hij de beweegredenen van het, mag ik zoo spreken,
van het Goddelijk talmen ?
En ons, ons vooral werd do wijsheid van het Hooger Overleg,
door onwcdersprekelijke feiten, proefondervindelijk beweren.
Mijne hoeren, roept u de eigenlijke beteekenis der geheele wereld-
geschiedenis voor den geest, haar spil, den leiddraad, die van het
scheppingsuur tot den laatste der dagen loopt, wat Bossuet bedoelt,
als hij spreekt (2) van »1\' ordre des conseils de Dieu, qui prepare
des 1\' origine du monde, ce qu\'il achèvc a la fin des temps."
\'t Is de strijd tusschen goed en kwaad, tusschen God en den looze.
(1)  „Toutcs les voics mènent a Rome."
(2)  Discours sur 1\' histoire univcrselle. r                        t
-ocr page 5-
3
Oonstatceren we het ondoorgrondelijk geheim, maar hetwelk tevens
een onloochenbaar feit is, dat de Almagtige, die met één slag
zegevieren kon, de overwinning langzaam, door tusschenkomst ook
van menseken en menschelijke middelen en met het uiterste geduld,
wil voorbereiden en verzekeren.
Zijn leger is de Kerk, zijn bevelhebber de Paus, en wilt gij voor
deze stelling één, alles afdoend bewijs zonder meer, het gelieve u,
op het volgende te letten.
Altoos, door alle eeuwen heen, waren Paus en Kerk de mikpunten
der boozen; tusschen hen de strijd een strijd op leven en dood: een
verdelgingsoorlog, de haat onverzoenlijk, onuitroeibaar.
En als ik van kwaad, van boosheid spreek, meen ik meer dan
een betrekkelijk, een min of meer twijfelachtig iets; de kern van
het Satanische bedoel ik; hetgeen elk mensch, zelfs den zinneloozc, (1)
instinctmatig doet terugschrikken en hem den kreet afperst tecce
malum, ziedaar het kwaad."
Dorst naar menschenbloed en een zekere onzedelijkheid, die ik
niet noemen mag, en welke in de slotscène van Göthe\'s Mephistopheles
wordt gevonden, waren de karaktertrekken van het Romeinsche
Keizerrijk, tijdens de drie eerste eeuwen des Christendoms.
Aan Paus en Kerk, van Petrus tot Marcellinus en Sylvester,
koelde het bij voorkeur zijn helsche driften.
Overwonnen, sloop het Satanieke kwaad in het gevolg des Over-
winnaars, d. i. van Paus en Kerk, en verhief nu in het oosten, op
den bodera van het Byzantijnsche Rijk, een andere vaan, die van
den geestelijken hoogmoed en de schismatieke halstarrighcid.
Arius, Nestorius, Eutyches: misschien ziet gij in hen meer ver-
blinding, onwillekeurige dwaling, dan wat ik noemde, het essen-
tiëele, in het oog stekende kwaad. Goed dan; maar tegen beter
weten in, hield datzelfde oosten aan het schisma vast, ook in de
laatste ure, aan den rand des afgronds, niettegenstaande het daar-
door
in een poel van jammeren wegzonk, ten prooi werd aan het ont-
eerende juk van Mahomed en voor eeuwen buiten den kring der be-
schaafde volken werd gesloten.
Wie zien wij als doodsvijanden door het oosten bestreden? Paus
en Kerk!
(1) „Mir graut\'s vor dir." Margarete in Göthe\'s Faust.
-ocr page 6-
4
In het westen van af de X" tot omstreeks de XIIP eeuw, was de
toestand niet veel meer bemoedigend. lOn peut dire, au pied de la
lettre, schrijft Joseph de Maistre, que vers Ie X" siècle, Ie genre
humain, en Europe, était devenu fou. Du mélange de la corruption
Komaine avec la férocité des Barbares, qui avaient inondé 1\' Empire,
il était enfin résulté un état de choses; que, heureusement peut-être
on ne reverra plus. La férocité et la debauche, 1\' anarchie et la
pauvreté étaient dans tous les Etats." Wel iets, dat de hand van
Satan verraadt en door een ieder, als het ware, wordt gevoeld en
getast. Wie brachten orde en licht in den Chaos, redden de be-
schaving, bekampten de euvelen, tenzij Home, de Kerk, de gecs-
telijke orden?
In de meest schaamteloózc schennis van de huwelijkstrouw, in
het liedeilijkst verkoopen en verkwanselen van kerkelijke waardig-
hcden en bedieningen , in het smeden der ketenen van het drukkendst
despotisme, gingen vele Vorsten en niet het minst de Duitsche
Keizers, voor; de werken van Hefele, Ranke en zoovele anderen ,
zullen er u genoeg van zeggen.
Met wie voerden Hendrik IV, Hendrik V, Frederik II, met wie
Lodewijk VII, Philippus de Schoone den strijd? Met een Gregorius
VII, een Bonifacius VIïl, een Innocentius, in het algemeen met
den Koomschcn Stoel!
En om u te overtuigen, dat het kwaad op geestelijk gebied, den
stoffelijken en intellectueelcn rampspoed der volken na zich sleept,
bemerkt, hoe het Oosten, waar het schisma overwon, voor de stof-
felijke ontwikkeling, de beschaving, de vrijheid, verloren ging, hoe
Europa daarentegen, waar het Westersch-Eomeinsche, het Frankische,
het Germaanscbc rijk voor de Kerk buigden — in kunst en weten-
schap, in rijkdom en staatsbeleid, in zelfbeheer en individueele vol-
making juist tijdens de beslissing van den strijd, een ongekende vlugt
heeft genomen! Gij dan ook, die thands de kunst van beitel, pen-
scel, graveerstift, de ingeving van het dichterlijk genie, de vruchten
van geschiedvorsching of letterkundige scherpzinnigheid, de ontwik-
keling van burgerschaps- of burgerregten, -de toepassing van natuur-
krachten en mathematische berekening tegen de Kerk exploiteert —
honderde malen werd het u gevraagd, wie beveiligde dat alles tegen
de schendende hand der Barbaren? Het antwoord kondet gij niet
schuldig blijven, daarvoor spreekt de geschiedenis te luid, maar van
-ocr page 7-
5
de gevolgtrekking houdt vooroordeel u tegen. Welnu, liet werk der
monniken van destijds, den voorrang van het middeneeuwsch Pauselijk
Italië boven het overige middeneeuwsch Europa, de eeuw van Léo X
met haar Michcl-Angelo, haar Kaphacl, haar Bembo, haar stoet van
uitstekende mannen cijfert gij niet weg. Niet de Kerk heeft de
monumenten, de boekerijen van Erankrijks Hoofdstad verbrand,
noch lceraarl, als het toppunt van beschaving: óf hel Cósarisme, 61
een algemeene verwoesting.
Te teeder ware het onderwerp, zoo ik den geest van het Protes-
tantisme, in de 14° en 15e eeuw ontloken, in de 16° eeuw tot rijp-
hcid en uitbarsting geraakt, wilde karakterisocren. En werkelijk,
men moge kunnen wijzen op een tiran als Hendrik VIII van Enge-
land, die in Clemens VII en Paulus III zijn tegenstanders vond,
iets anders, treffend als de bliksem, was noodig, om de wereld to
overtuigen, dat tegen het Satanieke kwaad slechts Kerk en Paus
pal staan.
Voltaire, de eerste Fransche omwenteling, Napoleon I waren aan
de beurt. Dat inzonderheid een Pius VI, een Pius VII, dat inzon-
derheid de Kerk, in endoor dezen vertegenwoordigd, den Demonen
van dat tijdvak tegentraden, (1) heb ik het u te. bewijzen! De
kennis immers van een kind reikt zoo ver. Eéne waarheid echter,
die geen macht ter wereld uit de geschiedboeken delgen kan, zij
gereleveerd. Het Satanieke kwaad, toen het in.de ijzingwekkende
gruwelen van 93 zijn zegepraal vierde, Napoleon, toen hij Europa
met jammeren en puinhopen overdekte, hadden Paus en Kerk tijdelijk
onder den voet; toen deze herleefden, opstonden, hun vrijheid her-
wounen, spreidde de vrede zijn vleugelen over de wereld uit; de
ark, waarin bet menschdom zijn tocvlugt had gevonden, stond weder
op het drooge; in rijke zegeningen rnogt de wereld, allhands voor
een dertig-of veertigtal jaren, zich verheugen!
Te lang reeds, mijne hecren, wachtet gij mijne schets vau de
jongste gebeurtenissen. Zal breedvoerige uitweiding noodig zijn?
Ik geloof het niet. Herinnert gij u een werk, dat, hoe ongelukkig
het ook afliep met den schrijver, een meesterstuk blijft van opvat-
ting, inzigt, stijl: 1\'Essai sur 1\' indifférencc vau de Lamennais?
(1) Ik maak van deze gelegenheid gebruik, om, wat betreft Napoleon I
en Tius VII, te wijzen op liet allerbelangrijkst werk van u\' Huussonvilrc
,, L\' Eglise Romaine et Ie premier Empire."
-ocr page 8-
6
Het essentiëele kwaad van onze eeuw, sedert het wapengeweld
van Napoleon I voor de rust des vredes had plaats gemaakt, is de
onverschilligheid in het godsdienstige met al hare rampzalige gevolgen.
Steeds staat mij de beeldspraak voor den geest, welke op de eerste
bladzijde van genoemd werk wordt gevonden: »Het menschdom gaat
achteloos, zorgeloos door tusschen den boom des goeds en den boom
des kwaads et saisit leurs fruits au hasard."
Dat is \'t. — Denkt niet, mijne heeren, dat ik veroordeel hetgeen
een gevolg, een vereischte, een feitelijke noodzakelijkheid van onze
Nederlandsche toestanden is, het resultaat van onze Nederlandsche
geschiedenis: gelijkheid van regt voor de erkende Kerkgenootschappen ,
zoo als onze Grondwet dit heeft bepaald. Bij mijn weten, toonde
de Kerk zich steeds zeer verdraagzaam tegenover maatschappelijke
feiten.
Hetgeen ik brandmerk is de principieele gelijkschatting, gelijkstel-
ling van alle godsdienstige begrippen en belijdenissen. Fluks dan de
meest subversieve, de meest dwaze en gevaarlijke leerstellingen op
één lijn geplaatst met de openbaring van God zelven; de onverschil-
ligheid in het godsdienstige overgebragt in de sfeer van het zedelijke:
de wereld losgemaakt van alle bovennatuurlijke banden; maar de
onsterfelijke mensch doet niets ten halve en staat niet stil op den
weg der logica; — wat de wereld aan den Hemel hechtte, is door-
gesneden ; daar drijven we in het onbestemde; onzen onleschbaren
dorst trachten wij door het genot van ons zelven te stillen; gezag,
wie heeft recht het te oefenen? Werkelijke zelfopoffering, wie is bij
magte ze naar waarde te beloonen? Eigendom, wie kan andere titels
toonen, dan welke steunen op een grillig, blind fortuin? De keuze
der middelen om tot een gewenscht staatkundig, of welk doel ook,
te geraken, wel dwaas degene, die straffeloos den kortsten , zekersten
weg kan gaan en nog omziet naar het pad der eerlijkheid en van de
goede trouw I
Wat heeft de geest, »dic van den aanvang af boos was," partij
getrokken van die maatschappelijke stemming, hoe voelde de geest
»der stets verneint" zich in zijn element!
Dat Paus en Kerk, niemand of niets anders, pal stonden en staan
te midden van den chaos, wie het ontkennen mogt, legge de hand
op het hart en spreke!
Nadat alle bolwerken der katholieke maatschappij door den geest
-ocr page 9-
7
der onverschilligheid waren ondermijnd, omvergehaald; elke incu-
schelijke hulp verlamd, onmogelijk gemaakt, sloop men met goud
eu diplomatieke nota\'s 1) Italië binnen; straks volgden het geweld,
het kanon, voor > deze gelegenheid" door onze »vredesmannen"
toegejuicht, het staal gcrigt op het hart van den onschuldige!
Eindelijk, o geluk! men is er, te Eomc, in het middenpunt van
Gods Kerk; alleen de Plaatsvervanger van Christus, de hoofdpersoon ,
Pius IX, die bij den aanvang zijner regering, de omvangrijkste
concessiën deed, 2) in wien Goddelijk-, maatschappelijk- staats- en
volkenregt hun laatsten verdediger vinden, houdt nog stand....
Van dien Paus vieren wij het vijf en twintig jarig Pontificaat, zeide
ik te veel, toen ik beweerde, dat de viering aan de gebeurtenissen
der laatste jaren, aan den toestand der wereld hare diepste betee-
kenis ontleent; dat het voorwerp onzer vereeriug, de eigenlijke
antagonist van »den booze" is?
Gelieft thans, mijne heeren! de lessen te vernemen, welke in
de gebeurtenissen, zoo als de Voorzienigheid ze leidde, opgesloten
zijn! De troostmiddelen zullen volgen.
1.   Indien Kerk en Paus, altoos maar niet het minst legenwoor-
dig
, door het esscnticele kwaad, den booze — het felst worden
vervolgd, bestreden — ligt niet het meest overtuigend bewijs Hunner
goddelijke zending daarin? Wat slooft men zich af aan kleine argu-
menten! Keeds daardoor alleen is het pleit voor eiken ecfd-w&ar-
hcidlicvende beslecht!
2.    Werd niej, door het dralen der Voorzienigheid, door de lang-
caine
, logische ontwikkeling der feiten, geheel het plan, geheel liet-
arsenaal, maar ook geheel de zedelijke verdorvenheid van het vijau-
delijk leger aan het licht gebragt?
»Het doel heiligt de middelen," ziedaar de leer, in welke men,
ten einde raad, zijn laatste verontschuldiging heeft moeten zoeken!"
iDe middelen der Italkianschc politiek beamen we niet, klonk het in
menige staatsvergadering, maar hot doel is zoo nuttig en edel."
(1)  Men herlczc deze meesterstukken van verraderlijke sluwheid in Wheaton ,
duor Laurcnce gecommcntnriEcrd.
(2)  Beloond mot den moord van Rossi en de uitroeping der Komeinsehc
Re publiek.
-ocr page 10-
8
Wat men den Jesuïten ten onregte verweet, blijkt dan nu in wezen-:
lijkheid, de leer der anti-Jesuïten te zijn!!
3. Niet minder treffend deed zich ook thans, in de laatste
jaren, de waarheid gevoelen, dat het behoud, de zegepraal van
Paus en Kerk, het behoud, de zegepraal der orde, van den socialen
vrede,
der stoffelijke welvaart is.
Nogmaals moet ik uw blik vestigen op onze hedendaagsohe bevin-
ding, op hetgeen ze onmiddelijk heeft voorbereid, veroorzaakt!
Zonderling verschijnsel, dat zoovele goed gezinden, geheel onder den
indruk hunner onmiddelijke omgeving, niet verder willende of kun-
nende zien, dan de kring van hun huisgezin, hoogstens van hun
gemeente reikt — al stond het overige des Lands, der Wereld in
vlam, het nog niet zouden gelooven, althands er nog niet veel om
zouden geven!... Voor gezellig onderhoud aan disoh of theetafel
dient, hetgeen men schrikkelijks in week- of dagblad las, uitnemend:
wie hunner beseft den ernst der verschijnselen of grypt de middelen
aan, om het kwaad, bij iijds, ten minste voor stad- en landgenoot
te keeren?
De eigen zaken, het ambt, de fondsen, werpen nog een tamelijk
inkomen af; de wandeling wordt door verbeterd plaveisel, door de
snel, luchtig opgetrokken bouwsels veraangenaamd; eene zorgzame
politie houdt de wanstaltige gedaanten der hongerende menigte van
ons af; aan de hoeken van pleinen en straten springen ons de
millioenen tegen, die voor het aandeel van een paar gulden te win-
nen zijn! Welk een voorspoed, welk een beschaving! En \'t huis
gekomen vindt men alweder zijn courant, aan den «Vooruitgang"
gewijd! Wat wilt gij meer? Dan dommelen die goede lieden in en
als zij nog denken aan de tijdsomstandigheden, is het om zich te
paaijen met den troost, dat Nederland, ten minste zijn gemeente,
maar toch zeker zijn ik aan den invloed der wereldgebeurtenissen
ontsnappen zullen! Wie zóó bestaan mogen, ongetwijfeld niet gij,
mijne heeren. Eene enkele herinnering, eene enkele bemerking is
voor u voldoende.
In de onderlinge betrekking der volken, neem ik de almagt van
het ruw geweld, de meest schaamtelooze regtsverkrachting waar; aan
bloedvergieten, aan wapengedruisch geen gebrek; het inwendig leven
der Staten wordt nu eens door het vernederendst despotisme, dan
wcêr door de ergerlijkste bandeloosheid beheerscht; onder zeker
-ocr page 11-
9
uiterlijk vernis van beschaving, schuilt een égoisme, dat, trots de
huichelarij, door alle poriën dringt en zich verraadt in elk woord,
in elk werk, zelfs in de schoonste en menschlievendste; steden
verfraait men, middelen van vervoer verbetert en vergemakkelijkt
men; plaatsen van uitspanning verguldt en parfumeert men; ])
coöperative-, waarborg- , onderstand-, zuinigheids-maatschappijen
verrijzen bij de vleet — ik heb er niets tegen, er ligt veel goeds,
veel schoons in een en ander — maar, mijne heeren, neemt het
paupérisme in verhouding af, de kern der maatschappij, de burger-
klasse in welvaart toe ? Bleef tooi en kleederdosch in verhouding tot
het vermogen? Ontwaart gij iets van het beterkoope van uw voed-
sel? Won het huisselijk, het gezellig verkeer in degelijk geluk, in
onderling vertrouwen, in gulheid? Werden de betrekkingen van
burgers tot burgers, tot den Staat, eerlijker, meer onbevangen,
minder égoistisch? Doch wat beuzel ik? Het grootste der Engelsche
bladen — onpartijdig genoeg, naar mij dunkt — constateert, gelijk
u bekend is, na eigen en zorgvuldig onderzoek, dat de i Interna-
tionalc" nog pas 9 jaren bestaande, veel meer dan twee en een half
millioen leden telt; dat de laatstelijk in Parijs voorgevallen gebeur-
tenissen, weiverre van een hindernis tegen hare aangroeijing te zijn,
ze integendeel, naar alle waarschijnlijkheid, krachtig zullen bevor-
deren en dat haar streven drieledig is, zich rigt naar een politiek,
een maatschappelijk en een zedelijk doel!!!
Wat leert u de circulaire des Franschen Ministers van Buiten-
landsche Zaken, den Heer Jules Favre, 2) onlangs, 6 Junij, tot de
verschillende gouvernementen van Europa gerigt? Ook daarin wordt
de strekking, de omvang, de invloed der zoo even genoemde Secte
geschetst en gebrandmerkt, en dan ten slotte gezegd: »het is een
bedenkelijke staat van zaken. Daarbij mag geene Begering onver-
schillig of werkeloos zijn, na de lessen, welke de gebeurtenissen van
den jongsten tijd hebben opgeleverd. Indien de gouvernementen
thans nog werkeloos bleven, zouden zij het verwijt verdienen van de
slooping van al de regelen, waardoor de zedelijkheid en de bloei
der volken in stand gehouden worden , lijdelijk aan te zien."
1)  Ik denk wel eens aan het woord van Tucitus: „ Paullatimque disecs-
siim ad delinimcnta vitiorum; porticus et balnea et conviviorum clcgantiam ,
idque: apud impcritos humanitas vocabatur, qmim pars servitutis esset!"
2)  Niet verdacht!!
-ocr page 12-
10
Weet gij nu genoeg?
Maar, mijne heeren! vergunt mij dan ook de vraag: sedert wan-
neer vertoonde zich al dat onheil in gansch zijn omvang? Immers
sedert men op Bome losging en de Kerk zocht te treffen in Haar
Opperhoofd! Naauwelijks had Pius IX in Zijn encycliek van 8 De-
cember 1864 de heülooze dwalingen in staats-burger-maatschappelijk-
volkenregt, welker vruchten Favre brandmerkt, veroordeeld, of
terwijl men die stellingen allereerst op Pius zelven in toepassing
bragt, volgden Bismarck\'s toeleg op Oostenrijk, de Fransch-Duitsche
krijg, Napoléon\'s val, de zege der omwenteling, der Commune en
kleurde zich onze toestand in zijn geheelen omvang, gelijk ik de
eer had u dien straks te schetsen. Aan de vruchten kent men
den boom!
Had ik dus regt te beweren, dat het behoud, de zegepraal van
Kerk en Paus; het behoud, de zegepraal der orde, van den maat-
schappclijken vrede, der stoffelijke welvaart is?
Ach! moge ons dierbaar Vaderland het begrijpen en zich de
woorden des Hoogleeraars Jorissen 1) ten nutte maken: »Waar meer
dan dit aardsche leven te winnen wordt geacht, bezitten de natiën
de kracht tot volharden. Waar niets dan het tegenwoordig bestaan
wordt verdedigd, volgt de ontmoediging en de gereedheid, om het
onvermijdbare te ondergaan, de eerste bezieling en opgewektheid op
den voet." Neen, duizendmaal neen, welke edele, soliede, hoeda-
nigheden het aandeel van ons trouw Nederlandsch volk mogen
wezen, van eene andere natuur, van een ander maaksel als het
overige des menschdoms zijn wij niet; bij mijn weten, werden ons
geen mirakelen toegezegd; niet de eersten, den Hemel zij dank,
kwamen wij aan de ~beurt, maar ook wij staan onder den mvloed
van het verband tusschen oorzaak en gevolgen.\'!
Een vierde les, mijne heeren, en zeker niet de minst gewig-
tige, straalt ons uit de hedendaagsche gebeurtenissen , dank zij Gods
dralende leiding, tegen.
De Kerk, het Katholicisme, aan het stoffelijke gebonden, het
aardsche benuttende, het stoffelijke, zoolang de wereld, wereld is,
behoevende, blijft niettemin vóór alles een geestelijke maatschappij;
Haar doel, gelijk Haar oorsprong is God, Haar terrein de ziel,
1) Ondergang van het Koningrijk Hulland, bl. 83.
-ocr page 13-
11
zei/verloochening Haar hoofddeugd. En wij, Haar volgelingen met
ons Opperhoofd, de Paus, zijn menschen, aan vele mensehelijke
zwakheden onderworpen.
Wat al onkruid werd in den bodem der Kerk zelve ontdekt en
door de stormen uitgeroeid! Hoe werd de zin van dezen en genen
grootwaardigheidsbekleeder door het vuur der beproeving gelouterd
en het goud zijner kerkelijke sieraden van het aardsche stof gereinigd.
Wij, eenvoudige leeken, hoe vaak voelen we ons belemmerd door
de zwaarte onzer omhulselen! 1)
Deze wenscht het goede, maar wil volstrekt niet, dat het geschiede
door een ander; gene gaat o! zoo trotsch op den naam van Katho-
liek, maar ziet er het meest een aanbeveling in voor zich zelven of
nabestaanden; bij een derde is alles Katholiek, behalve de ziel.
Mijne heeren, gelooft mij; de allerheilrijkste, de gezegendste der
ontelbare vruchten van Fius lijden, van Pius strijd is: de vergees-
telijking
zijner kinderen.
Het was een gemakkelijke, een zoete, een allerliefste tijd, die
vóór 1859, die van het nog niet ontmaskerde indifferentisme! Men
ging zoo aangenaam en rustig, behoudens het Zondags-halfuurs-
kerkbezoek, den weg van het verfijnd genot; maar de strijd ont-
brandt in en om Bome; nu worden de gedachten van veler harten
geopenbaard; geschift en gescheiden moet er worden; aan aardsche
bijoogmerken valt niet meer te denken, zij doorstaan de vuurproef
niet; \'t is lastig, wie ontkent het? In de eerste tijden zal menig
zwakke gelooven, dat het Katholicisme eerder verliest, als wint,
wijl verlies voor hem, in de eerste plaats, verlies van titel of
ambt, winst aangroeijing van een hoop muntspeciën is; maar gij,
mijne heeren, weet het beter — in de ziel ligt onze waarde, in de
ziel onze eigenlijke toekomst, in de ziel onze aanspraak op eerbied,
onze onverwinnelijke kracht; zoo wij haar veredelen en niets betrachten
2) La doctrine, dont nous sommes les défenseurs, n\'cst-elle pas la s o uree
de tous les sentiments nobles, de tous les dévouements genereus, de toutes
les affections saintes, de toutes les consolations solides, de toutes les espé-
rances durables. Comment donc peut-on la haïr, sinon parce qu\'on la
méconnait? Et pourquoi la méconnait-on, sinon parce qu\'elle ne se révhle pas
avec assez dèclat par la vie enlière de ceux, qui ont Ie bonheur d\'êlre ses
disciples et l\'honneur d\'êlre ses apvtres?
Les doctrines Iiomaines sur lc Hbc-
ralisme par Ie 1\\ II Karuièrc , p. 328.
-ocr page 14-
12
als haar, zal er aanéénsluiting, samenwerking bestaan, wijl het
egoïsme is gedood; zeer veel verdraagzaamheid jegens anders den-
kenden, wijl de eigenlijke bron der onverdraagzaamheid is gestopt!
Wat nu overwint de wereld? Een kern van naauw aaneengesloten,
onbaatzuchtige, zeer verdraagzame
lieden, welke, zich zei ven meester-
zijnde, werken voor God!!
Mijne heeren, zoo mijn schets der jongste gebeurtenissen, van,
den tegenwoordigen toestand, de ware is, zoo ik overtuigend heb
aangetoond, dat Kerk en Paus de eigenlijke mikpunten, zijn van den,
• booze" welke al onze rampen, ook de materieele veroorzaakt en
de Eersten niet kunnen verliezen, winnen, of de laatste wint en
verliest, heb ik er ongetwijfeld weinig bij te voegen. De doortastende
heelmiddelen liggen in de zegepraal van Paus en Kerk, dus ook
in hetgeen ik daar aanstonds noemde: de zegepraal van den geest
over het stof.
Menig uwer denkt alligt, dat ik de vestiging van zekere regerings-
vormen, het herstel van zekere dynastiën, hiermede in onafscheidelijk
verband breng. Volstrekt niet.
Mogt gij het weten, edele spruit van het Leliëngeslacht, ontloken
toen het ligchaam uws vaders, door de revolutie was ontzield, mogt
gij het weten, Chambord, met welke sympathie en geheime ver-
wachting sedert jaren, in stille nederigheid, mijne blikken u volg-
den; maar noch in u, noch in eenige staatsinstelling, ligt de onmür
lare, alles afdoende
voorwaarde van de zege des goeds. De republiek
kan voortreffelijk wezen, de monarchie zeer slecht. Met wie staat
of valt de wereld, tenzij met de Kerk, welke zich in alle regerings-
vormen, in alle ontwikkelingspérioden voegt, met Haar opperhoofd,
met Pius IX en Diens opvolgers, als mensehen, feilbaar, zondig,
zwak: sprekende ex cathedra tot de wereld, in zake van geloofs- of ze-
deleer
, onfeilbaar! Met de katholieke deugd, in al hare toepassingen,
onder die onfeilbare leiding
, staan of vallen wij !
Tot U, Almagtige, die vaak door den mond van een geheel ou-
waardige spreekt, tot U rigt ik mijn bede. Gij weet, dat niet de
aanmatiging van den Leeraar, maar de Liefde, die sondborstig is,
mij lot dit optreden heeft bewogen.
Zegen de weldadige broeders, die meercndeels den last des dags
dragende, mij hunne gastvrijheid hebben betoond en dit locaal afge-
staan tot verheerlijking van uw naam. In hun eenvoudige naasten-
-ocr page 15-
13
liefde herleef ik, en als ik cén troost in mijn stervensuur mag
smaken, is het ongetwijfeld die, van, als jongeling, Vincentiaan te
fcijn geweest.
Zegen, bid ik U, onzen grooten, onzen onvergetelijken, onzen
onsterfelijken Pius IX, den leidsman onzer zielen! Ten bate van
Volken en Vorsten, van ons hartelijk geliefd Vaderland, van onze
dierbare- Dynastie, volharde, volharde, volharde Hij in den strijd
tegen onregt, geweld, zelfzucht, aardschen zin, hoovaardij des gecs-
tes, tegen alles wat de wereld blijkbaar en handtastelijk ten ver-
derve voert!
In Hem moget, boven alles, Gij worden verheerlijkt, Gij ons
begin en ons einde, Welke is, die is, van en door alle eeuwen der
eeuwen !!! t