-ocr page 1-
Vak 23
rnm (3-ScyP-
GEHEIMEN
VRIJMETSELARIJ.
Zij beminden de duisternis meer dan het licht,
omdat hunne werken slecht waren.
Joh. Til. 19.
Naar de tweede duitscho uitgave.
#
%
LEIDEN,
J. W. VAN LEEUWEN.
1872.
UB-ZUID
MEG
23 - 401
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
GEHEIMEN DER VRIJMETSELARIJ.
-ocr page 6-
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000020695742B
2069 5742
-ocr page 7-
rlfoyu*u
GEHEIMEN
DER
VRIJMETSELARIJ.
Zij beminden de duisternis meer dan het licht,
omdat hunne werken slecht waren.
joh. m: 19.
NAAR DE TWEEDE DUITSCHE UITGAVE.
LEIDEN,
J. W. VAN LEEUWEN.
1872.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
VOORBERICHT.
De booze vereeniging der vrijmetselarij is de pest der gods-
dienst en der menschelljke maatschappij.
Aldus Pius IX 1865.
»De meeste hoogere graden", zegt Prins Frederik der Neder-
landen (als grootmeester-nationaal van de orde der vrijmetselarij
den 13den October 1816 ingehuldigd), in een circulaire in 1819
gericht aan al de vrijmetselaars der Nederlanden boven de gra-
den van leerling en gezel, «kwetsen het gezond verstand of het
«gevoel, of bestaan uit louter vormen en ceremoniën , of zijn
msleehts het resultaat van bizondere meeningen en kunnen bij-
«gevolg niet door allen gevolgd. maar slechts door enkelen
sworden aangenomen. Ik moet zelfs bekennen dat ik in som-
»mige graden instellingen heb gevonden , geheel tegenstrijdig
»met het doel der orde , de verbetering (?) van het menschdom."
Daarom maakt de prins zijn besluit bekend om niet meer te
arbeiden dan in de drie eerste graden (van leerling, gezel en
meester). «Ik neem dit besluit niet alleen uit overtuiging, maar
»ook uit pligtbesef.... Ik weet het en de ondervinding van alle
«tijden heeft het geleerd , het voorbeeld heeft een grooten in-
» vloed."
B.\'. Clavel, een onwraakbaar getuige bevestigt in zijn geschie-
denis der vrijmetselarij
bldz. 35 vv. \'s prinsen woorden. Hooren
wij hem:
De tafelloge heeft hare eigenaardige taal. Men noemt er de
tafel werkbank, het tafellaken zeil, de servetten vaandels, de
schotels platteelen , de borden tigchels , de lepels troffels , de
vorken houweelen en de messen zwaarden. Men geeft den naam
van kruidvaten aan de flesschen, van kanonnen aan de drinkgla-
zen , van bouwstoffen, aan de spijzen , van ruwe steen aan het
-ocr page 10-
VI                                                   VOORBERICHT.
brood. De wijn heet fijn of sterk buskruid, het water grof ol
zwak buskruid, de likeuren donderpoeder , het zout zand, de
peper cement of geel zand. Eten heet metselen, drinken vuren.
De Gids voor den leerling V:. M.\'. geeft eenige aanvullingen :
de flesch heet ook ton, de spijs cement, het servet vlag, de
pijp of cigaar lontstok, de kaars of lamp ster, geld metalen of
profane munt; het vuur element, eten masliqueren , de glazen
of flesschen plaatsen aligneren enz.
Of Darwin met zijn apentheorie wel zóó geheel ongelijk heeft,
zou men haast betwijfelen. Dat zulke paskwillen ten minste
kwetsend zijn voor het gevoel en verstand , zal wel niemand
loochenen. »IIoe dat zij", vervolgt Clavel, »men is verpligtdeze
taal te bezigen en elke lapsus linguae wordt gestraft met een
losbranding van zwak kruid, met een glas ivater. Er zijn
zeven verplichte gezondheden te drinken lo in monarchale staten
die van den vorst en zijn gezin (zuivere huichelarij) en in de
gemeenebesten die van den oppersten regent; 2o die van den
grootmeester en van de opperhoofden der orde ; 3o die van dea
achtbaren meester der loge; 4o die der opzieners; 5o die der
andere officieren ; 60 der visiteurs; 7o die van al de metselaars
der geheele wereld. Daarop volgen de vrije maar toch gecen-
sureerde toasten , die in Amerika opklimmen tot acht en vijftig,
zegge acht en vijftig.
Ik bid u, lezer, geeft acht op het volgende en noemt gij met
my die tafelloges niet een poppen-, neen, een apenspel, kwetsend
voor gevoel en verstand ?
«Wanneer," zegt Clavel, »de gezondheden afgevuurd worden
■■staakt men het metselen. De broeders staan op , plaatsen zich
in orde en werpen het vaandel over hunnen linkerschouder.
Op de uitnoodiging des achtbaren meesters laden zij hun ka-
nonnen ,
plaatsen ze op eene rij en zoodra dat geschied is, zegt
de achtbare meester: »Mijne broeders, wij zullen eene gezond-
heid instellen , die ons bijzonder lief en dierbaar is , ik bedoel
die van.... Wij zullen daarbij vuur, sterk vuur, volkomen
vuur maken. Broeders! de regterhand aan het zwaard! —
Hoog! — Salueert! — Het glas in de linkerhand! — De reg-
terhand aan het wapen (het glas!) — Hoog! — Aan ! (hier
brengen de broeders het glas aan den mond). — Vuur! (men
drinkt een gedeelte van den wijn) — Sterk vuur! (men drinkt
andermaal een gedeelte) — Het volkomen vuur! (men drinkt het
-ocr page 11-
VU
VOORBERICHT.
glas geheel ledig) — Wapen in rust! (men brengt het glas aan
den regterschouder) — Presenteer het wapen! — Een! (op dit
commando brengt men het kanon bij den linkerschouder) —
Twee! (men trekt het terug tot den regterschouder) — Drie l
(men houdt het regt voor zich uit) — Zet af! Een! Twee! Drie!
(bij ieder dezer tempoos maken de broeders eene beweging met
welke zij trapsgewijze het kanon tot de tafel doen dalen. Bij
het derde zetten zij het allen tegelijk met kracht neder, zoodat
men slechts éénen slag hoort). — Het zwaard in de regterhand! —
Hoog! — Salueert! — Het zwaard in rust! (men legt het
mes zachtjes op tafel). Broeders, ziet naar mij ! (Alle broe-
ders maken op het voorbeeld des achtbaren meesters het te-eken,
het handgeklap en de toejuiching.)"
Zijn zulke ceremoniën niet meer dan kwetsend voor gevoel
en verstand ?
Wij willen ook een uitvaart-viering bijwonen.
Zaturdag 10 Februarij , ten zeven uur des avonds had er ir»
het Groot-Oosten te Brussel eene belangrijke vergadering plaats.
De H.\\ E.-. B.\\ grootmeester nationaal Josef van Schoor, lid van
den senaat nam het praesidium waar. De Groot-Opzieners ston-
den aan het hoofd hunner afdeelingen. B.\\ Defré bezette den
zetel der welsprekendheid en moest de lofrede op Leopold I
uitspreken.
Toen de hooge raad van België was binnengeleid enz. werd
de uitvaart-plechtigheid geopend. De grootmeester spreekt met
diepen weemoed: Broeder, eerste G root-Opziener , hoe laat is
het?
En de opziener antwoordt: vliet is het uur waarop het
einde is geworden het begin.\'\'
En de ondervrager zegt: »Dit is
de wet der natuur; zij is voor allen; zij is onverbiddelijk. Mijn
broeders
, doen wij onzen plicht.
Alle ridders van den troffel gaan naar »de zaal van het graf."
Aldaar was een soort van praalgraf opgerigt , omgeven met al
de teekenen van den maconnieken rouw. Het borstbeeld van
den koning was met rouwfloers omhangen. Toen elk zijn plaats
had ingenomen , riep de Grootmeester de metselaars tot den
arbeid. Hij vroeg aan den eersten Groot-Opziener waar de waar-
dige en dierbare B.\\ Leopold was. Zij antwoorden slechts door
teekenen van wanhoop. De H.\\ E/. B.\\ Grootmeester begrijpt
die stomme taal der diepste smart.
y>Hij die zoo krachtig de vrijmetselarij steunde" riep hij uit »is
-ocr page 12-
VIII                                                 VOORBERICHT.
niet in de loge" Toen smeekte liij de opzieners om niet hem
den waardigen meester te gaan zoeken ; en na eenige stappen
regts en Jinks ontmoeten zij elkander bij het treurige graf.
De Grootmeester sprak toen : Mijne b.*., wij zochten den wel-
beminden meester; wij wilden hem nieuwe leeringen vragen.
Een pas geopend graf vertoont zich aan onze blikken. Maar is
alle hoop vervlogen ? Onze B.\'. zou hij deze wereld verlaten
hebben , voor altoos ? Hij beminde onze stem ; hij zal haai\' ant-
woorden , zoo de minste levensvonk hem nog rest; vragen wij
zijn graf, pogen wij zijn asch te bezielen :
Broeder Leopold, antwoord ons.
De eerste en tweede Groot-Opziener herhaalden die sombere
bede; maar de doode bleef stom. De Groot-Ceremoniemeester
sprak :
De meester bleef doof op de roepstem zijner broeders. De
droevige werkelijkheid verschijnt; B.m. Leopold de Eerste is niet
weer.
Die woorden worden opgevolgd door een geraas als in Bobert
de duivel
bij de oproeping van de geesten der vervloeking.
De Grootmeester spreekt: «Mijn broeders, te vergeefs zoeken
we in het Oosten van dezen tempel den meester , die ons met
«zooveel welwillendheid zijn hooge bescherming schonk. Maar
»zijne gedachtenis blijve onder ons leven. Ik leg op zijn graf
«deze kroon , het symbool van de gevoelens die ons bezielen.
«Zij is doorvlochten met die bloemen die een beeld zijn der
«trouwe vriendschap, der eindelooze herinnering en van den
«eeuwigen rouw." En hij legde op het graf een krans van im-
mortellen.
Uit de slaapwekkende rede van Défre die nu volgde, bleek
alleen dit, dat de overleden koning was geïnitieerd in een der
voornaamste loges van Duitschland , dat hij bestuurder was ge-
weest van eene der afdeelingen der moeder-loge van Groot-
Brittan nië; dat hij sedert 1832 zijn hooge bescherming aan de
Belgische loge had geschonken enz.
Daarop trad de Grootmeester weder ten tooneele en sprak :
»Het leven van den mensch hier beneden is slechts een door-
«tocht. Aanschouwt deze korenaar: (hij toont er eene) zij is
«gevallen onder de zeissen der maaijers : zoo valt de mensch
«onder de zeissen van den tijd. »üe aar is verdord. (Hij wrijft
-ocr page 13-
IX
VOORBERICHT.
>)de korrels los). Alles is volbragt, maar alles is niet vernie-
tigd. Deze korrel, toevertrouwd aan de aarde zal leven met
»een nieuw leven. Niets gaat verloren voor den G.\'. bouvv-
«meester van de werelden. Broeders Groot-Opzieners, keeren wij
«terug naar liet graf van onzen meester. Gaan we in naam van
»het G.\\ Oosten , dat hij zoozeer beminde en door wien hij
«zoozeer bemind werd hem een laatst en broederlijk vaarwel
«zeggen,"
Een drievoudig vaarwel wordt uilgesproken.
B.\\ van Schoor roept uit: Mijn broeders, de B.\\ Leopold de
Eerste is niet meer: weenen wij!
En de Groot-Opziener en de
omstanders herhalen: weenen wij! B.-. van Schoor: Mijn broe-
ders, de
3?.\'. Leopold de Eerste zal niet meer verschijnen in
ons midden: zuchten wij!
En de Groot-Opzieners antwoorden :
zuchten we! zuchten we! B.\\ van Schoor: Mijn broeders, de ziel
van onzen eerbiedwaardigen meester is teruggekeerd tot haar
oorsprong: hopen wij.
En er wordt geroepen : hopen we, hopen
\'joe , hopen we !
Is het niet allerbespottelijkst ?
Nieuwe verandering van decoratie: het lijkscherm dat j»de zaal
van het graf" scheidde van den tempel der onsterfelijkheid (stijl
van het groot-apenspel) werd weggeschoven , en zie in een ander
vertrek schitterend van licht en te midden van planten en bloe-
men stond het borstbeeld van den koning gebeeldhouwd door
Geefs. De muziek vangt aan en al de vrijmetselaren leggen een
acacia-tak op het graf en spoeden zich naar den «tempel der
onsterfelijkheid."
Daar doet de opperpriester van Schoor een aanroeping aan den
«albestuurder der werelden , den grootsten bouwmeester van het
heelal" en de acteurs en actricen van het theater zingen eene
•cantate : woorden van Marcel-Briot, muziek van Hansens.
UITVAA.RT-VIERING TE ZWOLLE DOOR DE LOGE : I\'IDES MUTUA ,
ter vereering der nagedachtenis van wijlen den A.\'. B.-. (acht-
baren broeder) eersten Opz..... naar het jaarboekje voor Ne-
derlandsche vrijmetselaren, J.-. D.\\ W.-. L.\\ 58G7 (het jaar 18G7)
De B.B.\'. gevoelen naar hun zeggen een vreesselijken rouw, zoo
dikwijls een der hunnen het E.-. O.\'. (Eeuwig Oosten) binnen-
treedt ; maar de droefheid eener werkpl.\'. klimt naarmate de
-ocr page 14-
X                                                     VOORBERICHT.
afgestorvene hoogpr in G.\\ is gestegen. Naast de mag.\', gelijk-
heid wordt het mae/. onderscheid van rang in stand en gezag
duchtig gehandhaafd. Genoemde loge Fides mutua had in den
jare 1867 twee B.B.-, verloren , natuurlijk tot droefheid der
werkp.\'. maar «beiden hoog bejaard" kan hun «zacht henengaan
evenmin onverwacht als door hen zeken niet voorzien genoemd
worden, hoewel (!) daarom even treffend." De familie van den een
veroorloofde aan de B.-. zijn stoffelijk overschot de laatste eer te
helpen bewijzen en den A.\\ M.\\ eenige toepasselijke woorden
bij het graf te spreken, terwijl de familie van den ander dit
niet toestond.
Maar daar gaat de A.\\ B.-. D. J. P.....het E.\'. O.-, in. In
den almanak rubriek necrologie lezen wij: »Na in 1843 het
licht der orde ontvangen te hebben werd hij zes jaren latei-
secretaris der loge enz. ... Bij een kalmen en helderen geest
en een deugdzamen levenswandel voegde hij een warmen ijver
voor den tempelbouw." «Verplet door dit verlies was het een
algemeene behoefte voor het hart der leden van Fides mutua
dien B.-. in een plegtige rouwloge te gedenken en werd deze
bepaald op den 8sten d.\\ der llde m.\\ 5866"-(8 Januarij 1866).
Eenige bizonderheden voorbijgaande treden wij aanstonds den
tempel in. Hij is «met zwart behangen en met toepasselijke
symb.-. versierd , vertoonende zich in het W.\\ (Westen) het beeld
des doods en in het midden een doodskist (ook al) met zwart
laken overtogen...... terwijl (nog) een rouwfloers van de zol-
dering daarover (vrij overbodig) henenging, en de «zetel van
den ontslapen Br/, waaraan zijn bijou was bevestigd , mede met
zwart krip was overtogen, en de geheele tempel slechts flaauwe-
lijk werd verlicht door spiritus-vlammen in drie antieke lijkbussen,
ontstoken."
De vergadering is voltallig j de A.\\ M.\\ geeft de laatste waar-
schuwing en het spel gaat beginnen.
«De B.B.-, allen in orde geschaard staande werd nu door B.-.
B. B. door het orgel begeleid een cantate gezongen. "Daarna
sprak de A.-. M.\'. tot de vergaderde B.B.-.
W.W.-. B.B.-, enz.
Wij deelen dat mengelmoes van rouw en floers , aandoening
en tranen, dood en leven , graf en grasscheut niet mede. Toch,
melden wij dat de redenaar bij de mededeeling hoe de ontslapen
-ocr page 15-
VOORBERICHT.
XI
B.\\ de eeuwigheid inging met de hoop op de onsterfelijkheid
(waartegen de Belgische B.B.\'. zouden protesteren) op eens den
ontzettenden overgang maakte: «waarom zouden wij niet liever
arbeiden in het volle licht?
»Ja B.B.\'. er zij licht in ons midden.".
En eensklaps.....daar staat de tempel in volle licht! De A.\\
M.\\ staat verstomd en in koor heffen de B.B.-, een lied aan »
dat doet denken aan het versje van Alphen :
Zouden wij den klepper vreezen
O! die lieve brave man!
Na die variatie hernam de A.\\ B.\\ zijn rede en canoniseerde
den overledene krachtens de leer der vrijmetselarij.
Een quartet wordt aangeheven, waarna de fungerende lste
opz.". bijgestaan door de twee oudste B.B.\'. dezer werkpl.\'. een
laatste hulde bragt aan den afgestorven Br.*, en bij het neder-
leggen van een immortellenkrans op het zinnebeeldige graf een
treffende toespraak hield. Daarna komen de afgevaardigden van
andere loges met immortellen en spreken «hartelijke woorden."
Nog een cantate van B.\'. R.; een rede van B.-. adjunct-redenaar;
nog eens gezongen; eindelijk besloot de A.\\ M.\\ de plegtigheid
met de volgende duistere woorden:
Het is volbracht!!! Wij hebben zulks bewezen aan de nage-
dachtenis van onzen B.\\ lsten opziener, een nuttig burger, eer»
trouw vriend en B.-. een ijverig vrijmetselaar. Dank B.B.\\! voor
uwe hulp bij die treurige plegtigheid.
Komt B.B.\'. heft nu met mij den nazang aan :
Het is volbracht!
Staak (t) uw klacht
O ! vrije metselaren!
De treurgalm zwijg\';
Het offer stijg
Van uw gewijde altaren.
Hoe waar is het: tous les hommes sérieux flétrissent 1\'oeuvre
comme une anerie! Of prins Frederik der Nederlanden ook
waarheid sprak toen hij zeide , dat sommige graden het gezond
verstand of het gevoel kwetsen of uit louter ceremoniën be-
staan , enz.
Op de vraag van prins Frederik der Nederlanden : 1. of de
instellingen der vrijmetselaars-orde zóó moeten zijn, dat ieder-
een lid der orde worden kan , dan of zij het kenmerk moeten,
-ocr page 16-
XII
VOORHKRICHT.
dragen van een bijzonder dogma of eeredienst ; 2. of de graden
van uitverkoren (achtbaar) of van uitverkoren meester, van Schot-
schen meester of ridder van St. Andreas, van ridder van het
zwaard of van het Oosten en van verheven Prins van het roze-
kruis, graden erkend in het wetboek van 1807 voor de hooge
magonnieke graden in Holland (IV, 47) van dien aard zijn dat
zij volgens elke godsdienst gevolgd en opregt beleden mogen
worden , werd een rapport uitgebragt waarbij de commissie vast-
stelde dat én Joden én Turken én Heidenen zoo goed als Chris-
tenen vrijmetselaars konden worden , aangezien de vrijmetselarij
de leer van Jesus Christus slechts als eene zedeleer en volstrekt
niet als een stelsel van godsdienst beschouwde. Den 24 Januarij
•1820 antwoordde hij aan de verhevene Prinsen roze-kruizers,
behoorende tot de kapittels in de noordelijke Provinciën van het
koningrijk der Nederlanden.
»Ik ben Christen ," zegt de Prins
»en ik hoop eeuwig Christen te blijven. Moet het dan niet ver-
scheurend zijn voor mijn ziel te moeten spreken over het mis-
bruik , dat men maakt van de leer »an mijn grooten en godde-
lijken meester, van den zoon des hemels, die in menschelijke
gestalte zich geplaatst heeft aan de spits dei\' menschheid , om
van daai- ons zijn heilige leer te verkondigen en aan den mensch
geheel diens waardigheid terug te geven ; die niet geaarzeld heeft
•den wreeden dood des kruises te lijden en die met regt kon
spreken : Ja, alles is volbragt. Ik zou dan hier uwe geschiedenis
moeten schrijven , goddelijke Jesus ! en die geschiedenis , ik zou
haar moeten noemen de legende van den graad van het roze-
kruis. Zij die niet beter weten zullen misschien uitroepen: kan
men iets beters verlangen voor eene legende ?
Het gezond ver-
stand en een peilloos diep gevoel van eerbied houdt hier onze
pen tegen. Hoe , mogen wij die hemelsche geschiedenis verlagen
tot eene legende ? Den dood van Jesus Christus en dien van
Adoniram (de legende van den meestergraad) op één lijn plaat-
sen ? Waar is de opregte Christen die de geschiedenis van Jesus,
zooals zij beschreven is in het Nieuwe Testament, zal in twijfel
trekken ? waar de Jood , die de kruisiging van Jesus zal durven
betwijfelen ? Evenmin zal de Mahomedaan hier aarzelen te ge-
looven. Maar. mogen dan de broeders vrijmetselaars dien dood
beschouwen als een embleem, en dien doodop gelijke lijn stellen
met die menigte verdichtselen, die men hun zonder ophouden
voorhoudt ? En toch , mijne broeders, ontveinzen wij het ons
-ocr page 17-
XIII
VOOBliERlCHT.
niet, de legende van den graad — verheven Prins van het
roze-kruis — is niets anders dan de geschiedenis van Jesus
Christus.
En ziedaar genoeg, welligt te veel over dit punt, want wie
zal durven ontkennen , dat het ons niet geoorloofd is om het
\'even en den dood van Christus met verdichtselen gelijk te stel-
len? O hoe zouden wij niet verontwaardigd zijn als wij in de
\'egende van dien grond ceremoniën aantroffen , geheel en al
strijdig met de leer en het karakter van den Zoon des menschen,
geheel en al strijdig met de goddelijke bevelen van Jesus ! Om
slechts een enkele te noemen : de kandidaat móet den eed zwe-
ren op het oogenblik dat een bijl is opgeheven boven zijn hoofd,
[s het mogelijk dat te verzoenen met de leer van den goeder-
tieren Jesus ? Neen ; hoe zou Hij die ons het bevel gaf God
boven alles en onze menschen gelijk ons zelve te beminnen,
kunnen goedkeuren een afgedwongen eed , uitgesproken terwijl
het symbool van de kracht en der vernieling boven het hoofd
hangt! Niet alleen de ware Christen, maar ieder die het Nieuwe
Testament heeft gelezen, moet verontwaardigd zijn over die ver-
achtelijke daad. Zij moeten zich de lessen herinneren, zoo helder
uitgesproken door zijn heilig woord , en in dat heilig woord de
taal der zoete overreding vinden , en bij de verhevene Prinsen van
het roze-kruis aanschouwen zij het beeld van overmagt , van
dwang, van geweld! De legende zelve deelen wij niet mede;
wij willen de misdaad niet begaan den goddelijken Jesus voor
te stellen als een embleem. (IV 88 vjg).
De Prins toont wijders dat niemand noch Jood, noch Maho-
medaan maar vooral niet de Christen vrede hebben kan met den
graad van het roze-kruis.
»De Christen toch kan teregt vragen : waarom van mij eischen,
dat ik zweer voor mijne naasten de leer van mijn goddelijken
Meester te verbeigen ? Heeft Hij niet gezegd : gaat en onder-
wijst alle volkeren 9
Het leven en de dood van Jesus en ook zijn zuivere leer, zijn
zij niet zoo duidelijk in het Nieuw Testament beschreven , dat
zij geen andere toelichting vragen ? Wat heb ik dan behoefte
aan uwe symbolen , waarvan sommige, om niet meer te zeggen,
zeer dubbelzinnig zijn? En waarom zou ik niet openlijk de leer
van mijn Meester belijden? waarom Hein niet eeren en in het
openbaar dienen, gelijk mijn pligt mij gebiedt ? slechts in een zeer
-ocr page 18-
voonnEitiuiiT.
Xl\\
klein gedeelte der wereld kan mij dit verboden zijn , schier overal
heeft de nicnsch de vrijheid Hem openlijk te aanbidden , en
waarom dan kan men eischen , dat ik liet geheim zal bewaren
over hetgeen gij mij van Zijn leer meedeelt? Gjj wilt mij dus
doen handelen tegen het uitdrukkelijk gebod van mijn Meester!-
Dit alleen zou voldoende zijn, om mij te dwingen u te verlaten,
en er is meer, gij zijt onder verschillende opzigtcn in dwaling.
Gij zegt, bij voorbeeld , dat de naam van uwen oppersten Mees-
ter d. i. van Jesus Christus , is Jesus Nazarenus , Rex Judaeo-
rum. I) Neen, mijne broeders, gij bedriegt u ; Jesus zelf heeft
gezegd : Mijn rijk is niet van deze wereld ; en als deze woorden
niet voldoende zijn, weet ge dan niet dat de goede Jesus niet
zijn eigen belang zoekt , maar alleen het heil der mcnschheid ?
Maai\' ik wil er niet meer van zeggen. Zoo gij Christenen zijt,
kunt gij mij niet. meer leeren dan het Nieuwe Testament mij
zoo helder verkondigt. Dat boek is ons eigendom, maar niet
om het te verbergen , en al wat daar geschreven staat kan ik
en moet ik voor gansch de wereld belijden.\'" (IV, 93 vlg.).
Nog weinige woorden van dit document halen wij ten slotte
aan , waarin de Prins , het is waar , omsluijerd spreekt, doch
die te beter doen begrijpen , welke schrikkelijke heiligschennis
in dezen hoogeren graad dei\' Nederlandsche vrijmetselarij gepleegd
wordt. Zinspelende op de woorden die de stervende Christus
sprak : Alles is volbraQl had de bovengenoemde commissie van
den graad van het roze-kruis geschreven , »dat hier alles (alle-
gorie n , verklaringen, doel) den grooten Meester .1. C. doet ken-
nen in het verheven werk , dal hij volbragl heeft." (IV, 91).
De I\'rins antwoordt: »Dit sublieme woord , consumniatum est!
men weet wanneer en waarom het dooi\' den Christus werd uit-
gesproken. Maar, helaas! men weet ook, wanneer het kan worden
uitgesproken dooi\' de verheven prinsen van het roze-kruis .\'" (IV,
127). — Üok had de commissie geschreven, »dat hier alle sym-
bolen , alle emblemen verklaard worden.... dat hier de bevrijder
der menschheid schittert .... en dat men hier den oudste der
1) Als de vier letters J. N. II. J. worden getoond aan den kandi-
daat, zegt men hem dat zij boteekenon Jesus Nazarenus Rox Judaeo-
i\'iiiu. Maar doet ons dan dit opschrift ter bespotting geplaatst boven
het hoofd van den gekruisigden Jesus den waren naam kennen van
Hem, die gezegd heeft: Mijn rijk is niet van deze wereld (IV, 127).
-ocr page 19-
VOORBERICHT.                                                  XV
vrijmetselaars leert kennen\'\' (IV. 91). De Prins antwoordt op
nieuw met deze beteekenisvoüe woorden, waaraan de tranen
zijner ziel schijnen te hangen : Moet liet niet voor den waren
Christen oneindig grievend zijn om hier (in den graad van roze-
kruis) Jesus Christus persoonlijk opgevoerd te zien door.....?
en waar.....? en hoe...../ en wanneer.....? (IV, 127).
De Prins hernieuwde zijn abdicatie den 22(\' Mei ; maar of-
schoon de jongere loges de nieuwe rituelen van den prins onder-
schreven , de oudere loges van Amsterdam en Rotterdam en de
kapittel-logcs verwierpen die met bijna algemeene stemmen (IV,
262, 303). De hoogere graden bleven bestaan en het groot-
kapittel benoemde 11 Julij 1824 oen opvolger van den Prins;
de vorst behield wel den titel, maar van nu af, althans gedu-
rende eenige jaren bestuurde hij slechts de loges , die zijn her-
vorming hadden aangenomen. Later\' echter is er een compromis\'
tusschen de partijen gesloten. (Verg. Kat. Dl. LIII blilz. 221).
In 1849 werd tengevolge eener nieuwe scheuring een onaf-
hankelijke loge te Amsterdam Post Nubila Lux opgericht, maar
is tot nog toe (18G8) door het Groot-Oosten niet erkend; zelfs
wordt aan de kinderen |sic\\ en leden van die loge de toegang
in andere loges geweigerd, en is het don kinderen en leden van
de oudc-Ioges verboden genoemde werkplaats te bezoeken.
Ablaing van Giessenburg, Gunst, D1\'. Junghuhn kinderen van
Post Nubila Lux stichtten een maandschrift, en eene verecniging
beide prijkend met den naam van de Dageraad. In ons Vader-
land was er nog nooit iemand zóó hevig tegen het christendom
opgetreden, was er nog nooi! zóó hevig tegen geschreven ; alles
wat den Christen dierbaar is , de christelijke dogmen , de chris-
telijke zedeleer, de christelijke cultus, ook de persoon van
Christus , \'s Heeren waarheidsliefde , moraliteit enz. werd aange-
vallen , valsch voorgesteld , geloochend of bespot; het Heidendom
werd verheerlijkt; Pantheïsme , Materialisme , Atheïsme openlijk
verdedigd ; in één woord, men vindt in de Dageraad het ratio-
nalistisch ongeloof geklommen tot delirium.
Een jaar later (8 Octobcr 18!>6) zag het tweedo maconnieke
kind het licht, de verecniging de Dageraad waarin in Julij 1857
de motie : de leden van de verecniging de dageraad erkennen
het bestaan, van een God , dien zij aanbidden,
werd verworpen.
Na hevigen twist en strijd werd Ablaing wederom lid der ver-
eeniging op voorwaarde, dat men aan den gevel van den macon-
-ocr page 20-
XVI
VOORBERICHT.
nieken tempel de woorden zou uitwisschen : Aan God en aan
de onsterfelijkheid.
1).
Het is ons onmogelijk in een Voorbericht alles op te nemen
wat ons het zóó verdienstelijk Maandschrift de Katholiek Dl. LI
en LUI omtrent de afschuwelijke leer van de Dageraad mede-
deelt ; wij hebben alleen willen bewijzen dat en Pius IX als hij
zegt dat de vrijmetselarij de pest is der maatschappij en der
kerk , en Prins Frederik der Nederlanden als hij zegt dat som-
mige graden het gezond verstand of het gevoel kwetsen enz.
waarheid gesproken hebben.
Een ieder die kwaad doet schuwt het licht: op zijn voorhoofd
draagt ieder vrijmetselaar dat vonnis geschreven.
I) Deze bizonderheden hebben wij met de meeste vrijheid verza-
meld uit de Katholiek Dl. LI en Llli.
-ocr page 21-
DE ORDE DER VRIJMETSELAARS IS EEN GEHEIME
VEREENIGING.
De orde der vrijmetselaars, die reusachtige bond met -1000
hoofden en 100,000 armen, zooals de vrijmetselaar Grisar zegt,
is een geheime vereeniging. j>A1s zoodanig , zegt Mgr. von Kettler,
kenmerkt zij zich reeds daardoor onloochenbaar dat in het al-
gemeen ieder zijn lidmaatschap uit beginsel verborgen houdt. Op
de vragen: »»wie behoort in deze stad tot de orde der vrijmet-
selaars , waarmede houden zich deze heeren onledig, wat is het
doel van hun bizondere vereeniging, welke middelen wenden
zij daartoe aan ?"" enz. kan het grootste gedeelte eener stad
geen antwoord geven. »De vrijmetselarij , zegt von Kettler ver-
der , maakt feitelijk en uit beginsel een merkwaardige uitzonde-
ring op alles wat in onze wereld bestaat. Op weinige uitzonde-
ringen na, wordt zij alleen in de openbare pers niet besproken
en zij wil ook niet besproken worden."
Terwijl de pers over alle andere zaken, waarin de menschen
belangstellen, spreekt en oordeelt; terwijl het Christendom met
al zijn leerstukken en instellingen , de Staat met al zijn rechten
en wetten onderwerpen der discussie zijn , terwijl zelfs de meest
bizondere persoonlijke betrekkingen der menschen openbaar wor-
den, is de vrijmetselarij alleen naar algemeen goedvinden in Europa
het »kruidje-roer-me-niet" ; iede^ is bevreesd van haar als van een
soort van geestverschijning te spreken. Dat feit is ten minste
een bewijs van een ontzettende macht, die de vrijmetselarij in
Europa uitoefent. Zij alleen heeft nog een vermogenden invloed
op de pers; alléén daardoor toch laat zich die toestand verkla-
ren. Maar dat maakt het ook ieder duidelijk , dat die toestand
strijdt met het gezond verstand en onverdragelijk is. Men kan
van de vrijmetselarij denken wat men wil, het kan in iederge-
1
-ocr page 22-
2
val niet geloochend worden dat het van zonderling belang moet
zijn haar van alle kanten goed te leeren kennen en daardoor
haar zedelijke en geestelijke waarde te leeren waardeeren. Het
kan toch niet altijd zóó voortduren dat terwijl alle monopolièn
en privilegiën opgeruimd worden, alleen de vrijmetselarij het
monopolie en privilegie heeft zich aan het oordeel der openbare
meening te mogen onttrekken. Hebben de bestrijders der vrijmet-
selarij ongelijk , dan kan het alleen in haar belang zijn dat haar
geschiedenis en haar werken uit dat geheimvol duister in het
volle daglicht komen. Hebben haar bestrijders gelijk, dan is
het in het belang der geheele menschheid , dat ook dit open-
baar wordt. Kan de vrijmetselarij het daglicht verdragen , dan
houde men eindelijk op, haar zelve en haar leden aan hel
daglicht te onttrekken.
OORSPRONG.
Het is moeijelijk iets zekers over den waren oorsprong der
vrijmetselarij op te geven. Hoe zeer de orde zelve er op uit is
haar geschiedenis verborgen te houden, blijkt uit de openbare
getuigenis van Krause. Deze groote broe Ier-vrijmetselaar en
geleerde schrijver der orde, schrijft in een voorwoord op broeder
Burgliard\'s vertaling van de geschiedenis der vrijmetselarij , ge-
schreven op bevel der Grootloge van Schotland het volgende :
»\\Vat inderdaad aan hen , die met den inwendigen toestand der
broederschap niet bekend zijn zeer zonderling moet toeschijnen ,
is dat de broeders hun zaken zoo verrichten, dat zelfs geen broe ■
der der mindere graden in de geschiedenis der broederschap, de
waarheid onjesluijerd aanschouwt. Ook laat men het hier zoo-
wel jegens zoogenaamde profanen (die geen leden zijn) als ook
jt\'gens broeders niet licht bij een voorzichtig zwijgen berusten ,
maar men geeft opzettelijke verdichtselen, die dikwijls even sluw
als smakeloos zijn met ernstig voorkomen voor historische waar-
heid uit." Naar die regel laat zich derhalve ook de volgende
geschiedenis van den oorsprong beoordeelen , zooals zij ten deele
in de oudste, de zoogenaamde Yorker-oorkonde, met de verkla-
ringen van broeder Krause, ten deele ook in het Nieuw-Engelsch
Constitutieboek te vinden is.
Toen de eerste mensch met alle geestelijke en ligchamelijke
-ocr page 23-
:1
\'hoedanigheden door de hand Gods geschapen was, zondigde hij
weldra tegen zijn schepper en het gevolg was, dat hij tot straf
den invloed der weergesteldheid spoedig gevoelde , zoodat hij
er op bedacht moest zijn zich daartegen te beschermen. Want
daar hij zulk een verheven verstand van God ontvangen en
van God zelven onderricht in het schrijven ontvangen had,
kon het niet anders of hij was er op bedacht een huisvesting
te vinden en grondregelen in alle andere wetenschappen die
daartoe nog vereischt werden vast te stellen , opdat ook zijn
nakomelingen zich daarnaar zouden kunnen regelen. Van daar
dat Kaïn de eerste stad bouwde. Kaïns zoon , Enoch, was meer
bizonder een groot bouw- en sterrekundige. Methusalem met
zijn zoon Lamech en zijn kleinzoon Noach verwijderden zich uit
de bedorven wereld, en bewaarden in hun geslacht de goede
oude godsdienst van den beloofden Messias en tegelijk de ko-
ninklijke kunst tot aan den zondvloed. Noach , een metselaar,
werd door God zelven onderwezen. Uit den algemeenen zond-
vloed werden slechts metselaars met hun vrouwen gered. De
grootmeester Nimrod bestuurde den tempelbouw te Babel. Abra-
ham plantte zijn kennis van de meetkunde op al zijn afstam-
melingen over, Isaak deed hetzelfde met zijn twee zonen en
Joseph was grootmeester der Egyptische vrijmetselaars , eer Jacob
daarheen geroepen werd, die zijn gezin goed onderricht in de
kunst gegeven had. Deze bizondere natie hield zich vooral met
tenten enz. en krijgskunde bezig. Eindelijk trok Mozes uit met
600,000 mannen, die in goede slagorde geplaatst waren. Toen
zij nu voorttrokken door Arabië naar Canaan , vond het de Al-
lerhoogste goed om hun grootmeester Mozes , zijn afgevaardig-
de Jozua en zijn opzichters Ahaliab en Besabel met bizondere
wijsheid te vervullen ; en in het volgende jaar bouwden zij het
kunstrijke tabernakel of de Tent. Dit werk was een zeer schoon
stuk van de ware bouwkunst met goede afmetingen. De ver-
standigste onder de menschen , de lofwaardige koning van Israël,
Salomo, de vorst des vredes en der bouwkunst, de grootmeester
van de vrijmetselaars van zijn tijd liet den tempel te Jeruzalem
bouwen. Daaraan bouwden 113,600 vrijmetselaars en 70.000
werklieden die geen vrijmetselaars waren.
Hiram Abif, de grootste teekenaar en kunstenaar op aarde ,
bezette tijdens Salomon\'s afwezigheid den stoel als afgevaardigde
grootmeester en in Salomon\'s tegenwoordigheid was hij de oudste
-ocr page 24-
4
grootopzichter of de eerste bestuurder en werkraeester. Geen
gebouw was den tempel gelijk in juiste evenredigheid en schoone
afdeelingen; de uiterste voorhof was voor de heidenen. Do
vreugde der inwijding van den tempel werd spoedig onderbroken
door den plotselingen dood van den geliefden meester Hiram
Abif, welken de metselaars in de loge niet ver van den tempel
naar hun oude gebruiken begroeven. Na den dood van Hiram
Abif bleven velen der bekwaamste metselaars in Jerusalem , an-
deren verstrooiden zich allerwege om overal hun kunst te leeren
en uit te oefenen. Zoo verspreidde zich de orde over de geheele
beschaafde wereld.
Op deze geschiedenis van den oorsprong der vrijmetselarij
maakt Eckert de bemerking : »Eéne zaak alléén bevalt mij en
schijnt mij bizonder treffend , de hier geliefde afstamming der
orde van Kaïn , den eersten broedermoorder."
PLECHTIGHEDEN.
Ofschoon de vrijmetselaars zich door een vreesselijken eed
verplichten moeten om teekens , handgrepen , woorden, leeringen
en gebruiken der broeders nimmer te verraden , staat alles toch
lang reeds gedrukt te lezen. Die meer bizonderheden verlangt
te kennen, leze Sarsena 1) «het werk van een braven en recht-
schapen man , die ," zooals het voorwoord van den uitgever zegt,
»47 jaren vrijmetselaar was.\'\' De vervaardiger zelf zegt: «Daar
aan de zoogenaamde profanen d. i. oningewijden alles lang ver-
raden is en alle orde-rituëelen geen geheimen meer zijn, daarom
schrijf ik alle graden op, zooals zij mij bij mijn opname zijn
medegedeeld. De geloofwaardigheid van dien schrijver wórdt
bovendien betuigd door den schrijver van het Hephata 2) insge-
lijks een vrijmetselaar , die alles wat Sarsena over de plechtig-
heden bij opname en bevordering mededeelt, bij zijn toelating
tot onderzoeken der graden bevestigd vond en daarom verklaarde :
»Het is waar en trouw en wel bij uitstek trouw voorgesteld."
Toen de ceremoniën der logen, handgrepen en woorden enz.
verraden waren, verkeerden de vrijmetselaars in wanhoop, daar
1)  Sarsena oder der volkommene baumeister. Leipzig bjj Brockhaus.
2)  Hephata der denkwurdigkeiten und Bekenntnisse eines Freimau-
rere. Leipzig bij Karl Andra 183fi.
\\
-ocr page 25-
5
xij hun mantel verloren hadden (zie Hephata bl. 243). Dewijl
alles — wordt op die plaats gezegd — daar het in Sarsena en
Comp. ontbloot en onthuld is , voor de oningewijden onbruik-
baar werd , behoefden de hoogwaardige logen slechts haar tee-
kenen , handgrepen, woorden en rituéelen te veranderen, dat
een half jaar arbeids kostte waardoor de profanen evenveel als
voor honderd jaren van de vrijmetselaars wisten. Zij , de orde,
deed het echter niet, en waarom zij dit niet deed , weet nie-
mand." Een verandering van het ritueel schijnt met de statu-
ten der orde niet overeen te komen. Want Sarsena zegt blz. 72 :
«Wordt het dan ook niet in het 7dc artikel der algemeene
verorderingen onder de voornaamste plichten van den ridder-
vrijmetselaar gerekend, »»de algemeene wetten, plechtigheden
en gewoonten ten eeuwigen tijde zonder de geringste verande-
ring te bewaren?"
Op dezelfde wijze luidt de verplichting van den meester van
de stoel bij de aanvaarding van zijn ambt (Encyclopedie der
Freimaurerei von Bruder Lenning, Artikel Meister vom Stuhl):
»Zij hebben den grondregel aan te nemen dat het niet in de
macht van eenigen mensen of van een vereeniging van menschen
■staat in het geheel der metselaars iets te vernieuwen."
Er zijn gewoonlijk drie Johannes-graden , een graad van leer-
ling, gezel en meester. Over de opname van een leerling, leest
men in Sarsena blz. 77 letterlijk :
(Wil iemand Vrijmetselaar worden , dan moet hij in de Loge
door een broeder-Vrijmetselaar voorgesteld worden ; gezellen en
leerlingen hebben daartoe geen recht. De kandidaat dient ge-
woonlijk een schriftelijk verzoek in en zegt dat hij in de orde
der Vrijmetselaars wenscht opgenomen te worden, waartoe hem
geen nieuwsgierigheid, eigenbaat, of eenige andere strafbare
hartstocht beweegt, maar alleen de wensch om lid van een
gezelschap te zijn, hetwelk naar zijne overtuiging veel goed
stichtte en uit deugdzame mannen van onbesproken roep bestond.
De voorzittende Meester maakt zulks aan de broeders in de ge-
opende loge bekend , verzoekt hen onderzoek te doen naar den
levenswandel van den kandidaat en daarover berichten mede te
deelen. De naam wordt dan op een zwarte tafel geschreven en
naar dat men voorspraak heeft binnen vier , acht weken, ook
wel eerst na twaalf weken over hem geballoteerd. Het ballo-
•teren geschiedt met witte en zwarte balletjes en allen moeten
-ocr page 26-
o
wit zijn als de kandidaat waardig bevonden wordt, dat is in
Vrijmetselaars taal: de ballotage moet helder licht zijn. Op den-
dag der opname brengt men den kandidaat\' of Aspirant in het
lokaal der Loge — als zooveel plaats daar is — eerst in een
eenzaam vertrek , waarin op een tafel twee brandende kaarsen
staan en het eerste Hoofdstuk van het Evangelie van Johannes
opengeslagen ligt. Hier laat men hem een korten tijd aan zijn
eigen gedachten over , ontkleedt hem , ontbloot de linkerborst,
de rechterknie, laat hem een schoen uittrekken, en neemt
hem hoed en degen en alle metaal af. Nu bindt men hem de
oogen toe en geleidt hem in de zwarte kamer; beveelt hem
niet eerder zijn oogen te ontbinden voor hij drie harde slagen
gehoord heeft, en laat hem nu weder een tijd alleen. Zoodra
hij de slagen verneemt en de banden losmaakt, zit hij voor een
tafel, waarop een lamp brandt, een doodshoofd staat en de Bijbel
ligt; de kamer is zwart behangen. Daarop komt een broeder
binnen om hem voor te bereiden. Deze rraagt hem nogmaals,
met welk doel hij in de orde wilde treden, of hij ook geen an-
dere betrekking heeft, en of hij zich aan de beproevingen en
wetten onderwerpen wil. Nadat hij zich nogmaals schriftelijk
verklaard heeft, neemt de Examinator hoed en degen mede in
de Loge als het teeken zijner onderwerping. Kort daarop komt
de Examinator terug , bindt hem de oogen dicht en voert hem
nu aan de poorten van den tempel. Dit geschiedt buiten de
Loge en wij willen nu zien wat middelerwijI in de Loge zelve
plaats heeft.
Het binnenste der Loge, de zoogenaamde Werkkamer is ge-
woonlijk blauw: de troon van den meester alsook de tafel van
den broeder-opzichter en beambten moeten het ook zijn. Onder
den troonhemel zit de Meester van de stoel, rechts en links
achter hem de broeders, die toezicht hebben , rechts de Sekre-
taris, links de Redenaar en aalmoezen-uitdeeler. Voor hen op
eene tafel ligt de bijbel 1) een winkelhaak en cirkel en op die
tafel branden ook drie kaarsen. Tegenover hen in het Westen
zitten de beide toezieners of voorzitters, tusschen hen de Ce -
remoniemeester.
Rechts en links zitten in twee rijen de broeders van alle gra-
I) In onzen tijd beijveren zich vele Vrijmetselaars om den Itijbol
van het altaar der Loge te verbannen. Zie Bauhütte Nr. 44 (1871).
-ocr page 27-
7
den door elkander. Tusschen het altaar, voor hetwelk eene
kleine voetbnnk staat en de broeders-opzieners ligt cp den grond
een langwerpig vierkant, Tapis geheeten , dat den tempel van
Salomon voorstelt en waarop allerlei metselaars-gereedschap is
afgebeeld. Rondom staan drie grootc brandende kaarsen, welke
do zuilen : wijsheid , schoonheid en sterkte beteekenen en den
tempel ondersteunen. De beide voorste zuilen heeten Jakin en
Boas , zooals zij in den tempel van Salomon genoemd worden.
Aan de deur staat een broeder, die de wacht heeft en niemand
binnenlaat zonder dat hij hem als broeder erkend heeft.
Zoodra nu de broeders zijn binnengetreden en de hoogwaar-
dige Meester van de stoel aijne plaats in het Oosten en de broe-
ders-voorzitters de hunne in het Westen ingenomen hebben, slaat
hij met den hamer op het altaar en zegt: »In orde mijne
broeders!" Na die woorden plaatsen zich\' de broeders in twee
evenwijdige rijen en de hoogwaardige zegt: Broeders, eerste
en tweede Opziener, vermeldt aan de broeders, dat ik van plan
ben eene leerlingsloge te openen."
De eerste Opziener zegt hierop : «Mijne broeders op de zui-
delijke kolom, helpt gij den Hoogwaardige een leerlingsloge
openen.\'\'
De tweede Opziener zegt hetzelfde tot zijn rij, die aan de
noordelijke zijde is.
Ofschoon de loge nog niet geopend is , vraagt toch de Meester
aan den eersten Opziener: Zijt gij vrijmetselaar ? Antwoord.
Mijne broeders erkennen mij als zoodanig.
Vraag. Welke is de eerste plicht van den broeder tweeden
Opziener ?
Antwoord. Te zien of de loge bedekt is.
Meester. Doe uw plicht mijn broeder! De tweede Opziener
gaat naar buiten, komt terug en verzegelt de deur.
Tweede Opziener. Hoogwaardige Meester! De loge is be-
hoorlijk bedekt en wij zijn in veiligheid , zoodat het den Profanen
onmogelijk is in onzen Tempel binnen te dringen en onze ge-
heimen te onderzoeken.
Meester. Wat is de plicht van dan eersten Opziener ?
Antwoord. Te zien of alle broeders Metselaars en in orde zijn.
Meester. Zie toe, mijn broeder! De eerste Voorzitter ziet toe
of alle broeders het logeteeken van leerling maken en zegt dan:
»Zij zijn het , Hoogwaardige !"
-ocr page 28-
8
Meester. Waar heeft de Meester zijn plaats ?
Opziener. In het Oosten.
Meester. Waarom ?
Opziener. Even als de Zon, welke den dag verlicht in het
Oosten staat, zoo heeft ook de Meester zijn plaats in het Oosten
om de broeders te- verlichten , te regeren en hen tot den arbeid
te geleiden.
Meester. Waar hebben de broeders-Opzieners hun plaats ?
Opziener. In het Westen.
Meester. Waarom ?
Opziener. Even als de Zon in het Westen haar loop volein-
digt , zoo zitten ook de broeders-Opzieners in het Westen om
de arbeiders te ontslaan en hun het loon uit te betalen.
Meester. Geef mij het woord.
Voorzitter. Ik mag het niet uitspreken. Zeg mij de eerste
letter, dan zullen wij het met elkander spellen.
Men doet zulks.
Meester. Geef mij het teeken.
Men geeft het.
Meester. Hoe oud zijt gij ?
Opziener. Drie jaren.
Meester. Hoe heet gij als leerling ?
Opziener. Tubalkain.
Meester. Verkondig de broeders dat de leerlingen-loge geo-
pend is.
Opziener. Mijne broeders, de leerlingen-loge is geopend;
op mij, mijn broeders! Hij maakt met de broeders het loge-
teeken der leerlingen en de broeders zetten zich neder.
Alle broeders hebben het hoofd bedekt ten teeken der ge-
lijkheid.
De Meester van de Stoel vermeldt nu aan de broeders, dat hij
van meening is den Heer N. als vrijmetselaar aan te nemen ,
dat de ballotage helder licht geweest, niets tegen zijn goeden
naam ontdekt is, en dat de Aspirant zich reeds in den voorhof
van den tempel in de zwarte kamer bevindt. Nadat de broeder
Secretaris het protokol der laatste leerlingen-loge heeft voorge-
lezen zendt de Hoogwaardige den Broeder Voorbereider naai-
den Aspirant, zooals hierboven gezegd is. Middelerwijl worden
gewoonlijk ingekomen brieven voorgelezen of ook wel iets over
Vrijmetselarij voorgedragen.
-ocr page 29-
9
De Voorbereider komt binnen en bericht, dat de kandidaat bij
zijn voornemen om opgenomen te worden volhardt en brengt
ten teeken zijner onderwerping zijn hoed en degen. De Hoog-
waardige zegt •\' »mijn broeder, vervoeg u nog eenmaal bij hem,
druk hem de plichten , die hij te vervullen heeft, krachtiger op
het gemoed, en breng hem dan, als hij volhardend bevonden
wordt, aan de poorten van den tempel."
Nadat de broeder zich verwijderd heeft, deelt de Hoogwaardige
de schriftelijke antwoorden van den Aspirant, ook wel eenige
karaktertrekken uit zijn leven mede.
Zoodra de Voorbereider den kandidaat uit de zwarte kamer
aan de poorten van den tempel (aan de logedeur) gevoerd heeft,
slaat hij driemaal met kracht van buiten op de deur.
De Meester klopt met de hamer op\'het altaar en zegt:
»In orde , mijn broeders!"
Allen staan op en treden in het loge-teeken der leerlingen.
Meester. Broeder tweede Opziener, zie wie er geklopt heeft
en als het de Aspirant is, vraag hem dan wie hij is enz.
De tweede Opziener maakt de deur een weinig open en vraagt
naar buiten : »Wie is daar ?" Hierop antwoordt de Voorbereider :
Een vrij man, die in de Orde der vrijmetselaars wenscht opge-
nomen te worden."
Opziener. Hoogwaardige , er is daar een vrij man, die in de
orde wenscht opgenomen te worden.
Meester. Hoe heet hij ?
Opziener (buiten de deur , welke hij steeds achter zich sluit
als de Voorbereider in naam van den kandidaat geantwoord heeft).
Hoe heet hij ?
Preparateur. N. N.
Opziener. N. N. Hoogwaardige.
Meester. Welk ambt bekleedt hij?
Opziener, (nadat hij , zooals gezegd is, van buiten het ant-
woord bekomen heeft.) Kandidaat der Rechten , Hoogwaardige,
(of wat hij anders is.)
Meester. Hoe oud is hij ?
Opziener. Zes en twintig jaar.
Meester. Welken godsdienst belijdt hij ?
Opziener. De Evangelische.
Meester. Staat hij reeds met eene of andere Orde in betrekking ?
-Opziener. Neen Hoogwaardige.
-ocr page 30-
10
Meester. Wat voert hem tot ons?
Opziener. Hij wenscht in betrekking te komen met deugd-
zame mannen.
Meester. Wie spreekt borg voor hem ?
Opziener. De broeder N.
Meester. Laat hem binnenkomen.
Met gedruisch worden nu de deuren opengemaakt, de tweede
Opziener ontvangt hem , zet hem de spits van den degen op de
borst en plaatst hem tegenover den Meester.
De Hoogwaardige spreekt hem nu gewoonlijk toe : «Mijn Heer,
Gij hebt den wensch geuit in de orde der eerwaardige broeders
Vrijmetselaars opgenomen te worden , en wij zijn bereid uw
wensch te vervullen. Vermeent gij echter hier iets ongewoons,
bovennatuurlijks te vinden , dan dwaalt gij." Op dien toon gaat
het dan een tijdlang voort, naar gelang de Meester van den stoel
redenaarstalent bezit. Na de vraag of hij nog het verlangen
heeft opgenomen te worden , zegt de Meester, als de kandidaat
zulks met »Ja" beantwoord heeft:
«Broeder tweede Opziener, laat hem de drie reizen maken."
De tweede Opziener plaatst hem nu weder de punt van den de-
gen op de borst en voert den kandidaat dicht voorbij de zuide-
lijke kolom naar het altaar, waar hij met hem staan blijft;
zoodra hij bij het altaar is slaat de Meester hard daarop met
den hamer, waarop de broeders met de schootvellen schudden :
dat maakt op den kandidaat een zonderlingen indruk en menigeen
is grootelijks verwonderd over hetgeen daar voorbijgaat ofteza-
mengedrukt wordt.
             ,
De Voorzitter voert hem dan langs de noordelijke zijde we-
der in het midden , tegenover den Hoogwaardige. Deze zegt
hem een of ander en zoo geschiedt het nog twee malen.
Nadat de kandidaat ten derdemale in het midden gekomen is
en de drie metselaars-reizen voleindigd heeft, spreekt hem de
Hoogwaardige nog eenmaal en zeer roerend toe en zegt hem :
»Nog is er niets gebeurd , Gij kunt nog weder terugkeeren; wij
brengen u vanwaar gij gekomen zijt en uw naam zal in onze
verzamelingen niet genoemd worden. Ik geef u eenige minuten
tijd om u te bedenken , antwoord dan met een duidelijk »Ja!"
dat het uw wil is opgenomen te worden." Nadat de kandidaat
»Ja!" gezegd heeft spreekt de Meester: Het lot is geworpen ,
ik blijf voor niets borg! Broeders Opzieners voert gij den kandia
-ocr page 31-
11
daat door de drie gewone raetselaarsschreden naar het altaar.
De broeders opzieners plaatsen nu zijn voeten in een hoek
en laten hem tusschen de beide zuilen met drie groote schreden
naar het altaar gaan. Daar moet hij met de ontbloote knie op
den voetbank knielen en de hand op den Bijbel leggen.
De hoogwaardige spreekt: »Mijn Heer , het boek waarop gij
de hand legt is de heilige schrift. Leg dezen cirkel op de lin-
kerborst , waar het hart klopt." Nadat hij hem nogmaals ver-
maant , vraagt hij hem of hij bereid is , al het besprokene met
zijn bloed te bekrachtigen en den eed af te leggen. Nadat hij
dat bevestigt, leest hem de Meester den eed voor, welken hij
moet nazeggen. Het is de oude eed der Vrijmetselaars en van
den volgenden inhoud :
alk beloof en zweer in naam van den allerhoogsten bouw-
meester aller werelden , dat ik de geheimen , teekenen , hand-
grepen , woorden , leeiingen en gebruiken der bloeders vrijmet-
selaars nimmer ontdekken en daarover een eeuwig stilzwijgen
in acht nemen zal. Ik beloof en verbind mij voor God dat ik
noch met de pen , noch met teekenen , woorden en gebaren iets
daarvan verraden, schrijven, in steen of metaal zal laten af-
drukken ; zoowel niets van hetgeen mij nu wordt toevertrouwd
als in de toekomst bekend gemaakt zal worden. Ik verbind mij
daartoe bij de straf, waaraan ik mij, als ik mijn woord niet
houd, onderwerp, namelijk dat men mij de lippen met een
gloeiend ijzer afbrandt, de hand afhakt, de tong uitrukt, den
gorgel afsnijdt en eindelijk mijn lichaam in een Loge der Broe-
ders Vrijmetselaars gedurende den arbeid en opname van een
nieuwen broeder tot schande van mijn ontrouw en tot schrik der
overigen ophange, het daarna verbrande en de asch in de lucht
strooie, opdat geen enkel spoor van het aandenken van mijn
verraad overig blijve. Zoo waarlijk helpe mij God en zijn heilig
Evangelie. Amen."
Terwijl dit gezworen wordt ruischt eenig gezang of muziek ,
naar gelang de Loge kunstbroeders bezit. Is de eed afgenomen ,
dan neemt de Hoogwaardige den hamer, legt den kandidaat
den cirkel op de borst, doet daarop drie slagen en zegt :
»Zoo neem ik u dan op tot broeder Vrijmetselaar. In naam
van den almachtigen bouwmeester aller werelden ! In naam van
de hooge oversten van onze orde en krachtens de mij verleende
macht! Ik omarm u als broeder Vrijmetselaar. Broeder opzich-
-ocr page 32-
12
Ier , geleid hem weder naar de poorten van den Tempel!" Na
«enige krachtige voorden van den meester geeft men hem het
flauwe licht. De loge is donker gemaakt, op het altaar brandt
een spirituslampje , de degens der broeders zijn op den nieuwe-
ling gericht en allen spreken met gedempte stem : God straffe
den verrader!
Men bindt hem aanstonds daarop de oogen weder dicht, ver-
licht in stilte de loge, sluit den nieuwen broeder in een kring
en geeft hem nu het volle licht te zien. Op het oogenblik dat
men hem den blinddoek afdoet laat men een vlam voor hem
opstijgen waarbij alle broeders spreken : »Sïc transit gloria mundi,
zoo gaat \'s werelds roem voorbij." De Meester van de Stoel
zegt: Mijn broeder, zoo als gij te voren alle degenspitsen op
u gericht aanschouwdet, als een teeken dat men uw meineed
straffen maar ook in tijd van nood u bijstaan zou , zoo ziet gij
nu de degens in de laagte en u in den broederenkring inge-
sloten." Nu geleidt men den nieuweling weg , opdat hij zich
weder kleede en brengt hem dan naar den Meester van den
stoel, waar deze hem op de wijze der Vrijmetselaars begroet.
Hij bekleedt hem met het schootsvel der leerlingen, dat wit en
van leder is, geeft hem een paar witte handschoenen , welke
hij als teeken van de reinheid van zijn hart in de Loge dragen,
tegelijk met een paar vrouwenhandschoenen, die hij aan de uit-
verkorene van zijn hart overgeven zal. Vervolgens zegt hij hem,
dat de Vrijmetselaars zekere erkenningsteekenen hebben, en deelt
hem die teekenen mede. Het eerste is het zoogenaamde teeken
van den hals; het doelt op den eed waar gezegd wordt: den
gorgel afsnijden. Het wordt gemaakt als men de hand uitbreidt,
-de vier vingers te zamengesloten onder den kin aan den hals
legt zoodat de duim onder het rechter oor naar achteren staat;
men trekt dan de hand lijnrecht tot aan den rechter schouder
•en laat haar daarop langzaam tot aan de heup afzakken. Het
woord luidt Jakin (God heeft mij geschapen).
Als twee broeders elkander gelooven te erkennen, dan wordt
dat woord niet uitgesproken maar letter voor letter gespeld. Als
een broeder zegt: geef mij het woord, dan zegt de ander: »zeg
mij de eerste letter, dan zeg ik u de tweede." Dan zegt de
eerste »J", de tweede »a", de eerste »k" , de tweede »i" , de
ieerste »n" , de tweede »Ja" en de eerste »kin\'\', en beiden
»Jakin." Op de\'volgende wijze gebeurt de handgreep: terwijl
-ocr page 33-
13
men de rechterhand aanneemt legt men den duim op hel eerste
lid van den wijsvinger en drukt dat driemalen. Het paswoord
in de Loge en de naam des leerlings is Tubalkain, Het kloppen
der Vrijmetselaars bestaat in twee snel op elkander volgende
slagen en een Iangzameren slag, aldus: ww—
Bij de opname van een gezel hebben er soortgelijke plechtig-
heden plaats. In Sarsena blz. 124 leest men het volgende :
»De Meester bindt hem nu het voorschoot om, waaraan blauwe-
zijden banden zijn om het vast te binden en welks klop naar
onderen hangt, bij de leerlingen echter in de hoogte geknoopt
is. Het teeken is dat men de rechterhand op de borst legt waar
het hart is, de vier vingers uitstrekt en te zamenlegt maar den
duim in den vorm van een winkelhaak uitstrekt. Zoo staat men
in de Loge. Maar is het om maken te doen , dan trekt men een
hand van het hart weg naar de regter zijde toe en laat de hand
zacht aan de heup afglijden. De handgreep is als bij de leerlin-
gen, doch met dit onderscheid, dat de drukking aan den tweeden
wijsvinger gegeven wordt. Het woord is Boas en wordt evenzoo
gespeld als Jakin. De opname van een Meester geschiedt naar
Sarsena blz. 133 op de volgende wijze:
De Meesterloge is zwart versierd, op het altaar staat een
doodshoofd en op de tafel brandt een spirituslamp.
Op het tapijt staat een doodkist, waarin een beeld als doode
ligt; men legt gewoonlijk een dienenden broeder daarin; in
eenige Loges is de kist gesloten en men ziet alzoo geen lijk.
De loge is donker.
De gezel wordt buiten de kamer des Meesters onderzocht en
daarop naar de poorten van den tempel gevoerd. De broeders
hebben alle zwarte kleederen aan. In eenige Loges krijgt men
een zwart schootsvel aan met een doodshoofd daarop."
Blz. 135 leest men verder:
»Zoodra de voorzitters verkondigd hebben , dat de Loge ge-
opend is, laat de Hoogwaardige den gezel binnentreden. Hij
wordt bij den rug binnengeleid en met den rug naar het oostent
met het gezicht naar het westen geplaatst, zoodat hij de dood-
kist niet ziet. Ook wordt hij alzoo driemaal rondgevoerd, waarbij
ieder keer de omvoerende Voorzitter hem een of ander woord
toespreekt bijv. gedenk te sterven! De dood is u nabij , enz.
-ocr page 34-
14
De Meester vraagt: Heeft hij zijn tijd geleerd ? Zijn zijn
meesters over hem tevreden ? Is hij ook waardig ? Nadat dit met
»Ja" beantwoord is, beveelt de Hoogwaardige den kandidaat door
de drie schreden over de doodkist nabij het altaar te laten
komen.
Als de gezel over de doodkist gegaan is , zegt de hoogwaar-
dige : Broeder opzichter , beschadig den doode niet! De figuur
in de doodkist of de dienende broeder wordt nu uit de kist ge-
nomen , op zulke wijze dat de kandidaat het niet ziet.
De Meester van de Stoel komt nu achter het altaar van daan
en plaatst zich met den hamer in de hand voor den kandidaat
welke bij de doodkist staat, rechts en links achter hem op zijde
de broeders Opzieners. De Meester van de Stoel leest den ge-
zellen het volgende voor :
»Toen de koning Salomo den tempel bouwde, zond hij tot
Hiram koning van Tyrus, en liet hem verzoeken hem een ver-
standigen bouwmeester te zenden. Deze zond hem Adonhiram ,
een bekwaam bouwmeester. Toen nu Salomon aan Hiram den
opbouw van den tempel en het opzicht over alle arbeiders toe-
vertrouwde en deze, de zoon eener weduwe uit de stam Neph-
thali, de arbeiders in drie klassen naar hun onderscheiden be-
kwaamheden verdeelde en deze daarnaar hun loon verkregen ,
de leerlingen bij de zuil Jakin , de gezellen bij de zuil Boas , en
de Meesters in de middelste kamer, werden drie gezellen daar-
over ontevreden, dat zij niet evenveel loon als de Meesters ont-
vingen , en besloten den bouwmeester Hiram het Meesterwoord
met geweld af te eischen en hem te vermoorden. Zij overvielen
hem derhalve op zulke wijze, dat een gezel hem bij de deur in
het Westen , de ander bij de deur in het Zuiden een slag gaf
en toen de ongelukkige door de deur in het Oosten ontvluchten
wilde, bracht hem daar de derde gezel den derden en doode-
lijken slag toe." De Meester van de Stoel slaat bij het verhaal
den broeder gezel evenzoo drie malen met den hamer zacht op
het voorhoofd , en bij den derden slag grijpen hem de broeders
Opzieners van achteren aan en werpen hem neder in de doodkist.
Zoodra de gezel in de doodkist is nedergeworpen wordt een
doek over hem uitgespreid, de loge en de vlammende ster sterk
■verlicht en een gezang gezongen. Als dit geschied is, neemt de
eerste Opziener den gezel in de kist bij de hand om hem op
te heffen en zegt: »De huid verlaat het vleesch." Dan
-ocr page 35-
15
neemt hem de tweede Opziener bij de andere hand en zegt:
»het vleesch verlaat de beenderen." Dan komt de Meester na-
derbij , neemt hem met de volle rechterhand bij de rechterhand
en zegt: »Zoo wil ik dan beproeven hem op te richten." Ter-
wijl hij alsdan voet tegen voet, knie tegen knie gezet hebbende
hem bij de rechterhand houdt, heft hij hem op , legt de linker-
hand op de linkerschouder en zegt hem in het rechteroor r>mac"
en in het linker vbenac" dat het nieuwe Meesterwoord is.
Mac beteekent sputrefaction" (de eerste uitroep van ver-
wondering); benac beteekent »in schijn" (tweede uitroep van
verwondering) ; van daar wordt het Meesterwoord gedeeld uit-
gesproken en wel in stilte : rnac in het rechter- en benac in het
linkeroor. Zoodra de nieuwe Meester opgericht is , wordt een
vreugdelied gezongen , den aangenomen broeder de eed afgeno-
men , dat hij niets aan broeders der lagere graden , noch aan
profanen verraden zal, de katechismus medegedeeld en de Loge
op de wijze der gezellenloge gesloten met dit onderscheid, dat er
drie keeren driemaal geklopt wordt. Het meesterteeken geschiedt
aldus : men sluit de vier vingers der rechterhand te zamen en
plaatst den duim op het onderlijf alzoo dat een winkelhaak ge-
vormd wordt en de linkerhand houdt men verkeerd voor de
oogen, terwijl de duim naar beneden hangt. Het beteekent een
schrik en huivering die men bij het gezicht van Hiram\'s lijk
ondervindt."
Het dagblad «Germania" schrijft No. 246 (1871) het volgende :
De eed van een «Ridder van Azië" luidt aldus: (verg. de ge-
heimen en het proces de Buck Freiburg 1864; waar ook de do-
kumenten aangehaald worden): Ik zweer bij het heiligste wat ik
heb , bij de regelen van den graad naar welke ik mij verplicht
mij altijd en overal en zelfs met levensgevaar te schikken , om
met onwankelbare trouw de geheimen , welke mij door dezen
doorluchtigen Raad medegedeeld worden te bewaren. Ik zweer-
dat ik tot uitdelging der verraders en vervolgers der vrijmet-
selarij wil bijdragen en hen met alle mij ten dienste staande
middelen wil uitroeien.
Ik zweer eeuwigen haat aan de dienstbaarheid , de onderdruk-
kers der menschheid en der gezonde Wijsbegeerte. Ik zweer
dat ik de koningen en godsdienstige dweepers als de geessels
der ongelukkigen der wereld beschouwen en eeuwig verafschu-
wen
wil.
-ocr page 36-
16
Ik zweer dat ik mij als ridder van Azië aan geen anderen
dan die dezen graad bezit zal kenbaar maken.
Ik zweer dat ik overal waar ik mij bevinden zal, de rechten
van den mensch
zal prediken en geen andere godsdienst dan
die welke in onze harten door de natuur ingedrukt is, volgen
wil; en ik verplicht er mij toe haar over de geheele wereld te
verspreiden.
Ik zweer dat ik geen gekroonde of regerende, geen geestelij-
ken
, noch een anderen (goeden Christen) die niet is metselaar
of regelmatig in den graad van den kadosch ingewijd in dezen
mijn graad zal toelaten.
Ik zweer gehoorzaamheid zonder voorbehoud aan de Oversten
van dezen Raad of diens Plaatsbekleeder. Ik zweer dat ik geen
sterveling als mijn Overste zal erkennen
en dat ik met al mijne
krachten tot stichting der vrijheid en gelijkheid onder de men-
schen werken en in hen slechts de kinderen eener groote familie,
welker eenige heer God is, beschouwen zal.
Alle zwaarden zullen tegen mij getrokken worden en mijn
borst doorboren
als ik ooit het ongeluk mocht hebben van mijn
verplichtingen af te wijken , welke ik met volle bewustzijn en
met vrijen wil op mij genomen heb. Amen.
Bij de opname in den hoogen graad van een Schotschen Oud-
of oppermeester en ridder van den II. Andreas, — waartoe
waarschijnlijk weinigen worden toegelaten zegt de Broeder, die
de plechtigheid verricht, tot den kandidaat het volgende volgens
Sarsena, Bldz. 202:
Uw begrippen, die gij u zelven van ons vormt, mogen wel niet
in alles met ons overeenkomen en het licht, dat u in de toekomst
mocht gegeven worden, is nog zeer verre van u verwijderd en
door veel zwarigheden verborgen, zoodat ik het betwijfel of gij
het einde wel zult bereiken. Gij vindt hier alles geheel anders
als »gij het bij al uw vorige opnemingen gevonden hebt: maar
»de geheimen, tot welke gij geraken moogt, zijn ook van anderen
»aard."
Nadat de vrijmetselaar alzoo een reeks vreesselijke eeden ge-
zworen heeft en eindelijk tot den hoogen graad van een Schot-
schen Oud- of oppermeester geraakt is, ondervindt hij dat hij
tot dusverre in vroom bedrog omtrent de orde geleefd heeft:
»het licht, dat u in de toekomst mocht gegeven worden, is nog
verre van u verwijderd." — Daarom moet men zich er niet over
-ocr page 37-
17
verwonderen als de geleerde schrijver der orde, de vrijmetselaar
Mosdorf in zijn strijdschrift «Invloed van geheime genootschappen"
Bldz. 181 vol onrust zegt: Men zij op zijn hoede, dat niet ten laatste
door een of ander, — wien de eer en de roem der broederschap
minder dan ons ter harte gaat — dat spel met de medtmen-
schen met gesloten deuren
, dat spel met den eed en het woord
van den eerlijken man
, aan het groote publiek openbaar ge-
maakt worde.
De schrijver van het geschrift Hephata , die ons daarenboven
zegt, dat het spel der orde kostbaar is en die daarom zijn
ergernis over de nutteloos betaalde kosten der opname niet ver-
borgen houdt, drukt zich bldz. 38 aldus uit: »Ik wist als
metselaar voor mijn opname niet meer dan vroeger. Waarom
een verlicht metselaar den andere in de open loge niet toelag-
chen moet, als zij elkander in die zoo smakelooze kleeding zien,
kan ik evenmin begrijpen , als Cicero niet kon inzien dat de
eene Waarzegger den ander kon voorbijgaan zonder elkander
een oogje te geven. Potsierlijk zien de militairen er uit als zij
een schootsvelletje van 18 duimen lang op hun uniform gebon-
den hebben. De snorrebaard en het schootsvel zijn vormen voor
kunstenaars."
SPOO K-GESCHIEDENISSEN.
De vrijmetselaar Dr. Seydel, die in zijn antwoord op het
schrift van Mgr. von Kettler beweert, dat het geheim der
vrijmetselarij over het geheel slechts betrekking heeft op haar
rituëele vormen , waardoor een vroolijke en verheffende verrassing
bewerkt wordt, verbergt ook zijn wensen niet, dat voor het
helderder licht der moderne vorming dit »middeleeu\\vsch spook"
"verdwijnen mocht. Aan zulke middeleeuwsche spokerij schijnt
althans wonder veel gehecht te worden.
De reeds meermalen aangehaalde vervaardiger der Hephata
verhaalt ons bldz. 152 het volgende:
»De zoogenaamde vuurproef, die ook in onderscheiden Logen
alhier reeds bij den eersten graad in gebruik is, bestaat hierin,
dat de persoon die aangenomen wordt over de zuiverheid zijner
bedoelingen en van zijn hart als ook daarover gevraagd wordt,
2
-ocr page 38-
18
of niet eigenbelang, nieuwsgierigheid , plan om de geheimen
der orde bekend te maken als hij ingewijd zal zijn of misschien
een onzedelijk doel hem tot het verzoek om het lidmaatschap
bewogen heeft; of hij ook aan de Orde in alles , zoo zij hem
eenigen last geeft of zou geven, onvoorwaardelijke, ja blinde
gehoorzaamheid bewijzen zal ?
Heeft hij nu al die vragen , zooals dat altijd het geval is ,
met >ija" beantwoordt, heeft hij dan zijn antwoord in het ge-
heel niet versterkt met indrukwekkende redenen, dan wordt hij
opgevorderd om deze zijn verklaringen te bekrachtigen en tot
overtuigend bewijs daarvan zich aan een proeve te onderwerpen.
De nieuweling belooft, zweert en verbindt zich tot iedere proeve,
geeft zijn woord van eer aan zijn leidslieden, den Meester van de
stoel en alle aanwezigen. Maar dat alles schijnt niet voldoende
te zijn. De Meester wendt zich tot zijne linkerzijde , waar een
groot komfoor met gloeiende kolen staat, waarin een reeds
gloeiende ijzeren staaf ligt, die verscheiden voet lang en twee ,
drie duimen dik is, die de vreeswekkende broeder, die zich bij
het kolenbekken bevindt, met een grooten smidstang aanvat en
recht voor den troon houdt. Nu wordt de Aspirant uitgenoodigd
eerst zijn handen te wasschen en dan in naam van de hoogste
Macht van het Heelal, welke de waarheid en de onschuld be-
schermt deze gloeiende ijzeren roede in de hand te nemen en
vast te houden. De aangenomen leerling zoekt het te ver-
mijden, bedenkt zich, peinst na, is van de waarheid zijner be-
loften, zijner bevestigingen doordrongen, treedt toe, wil aan-
pakken , gaat terug , werpt een smeekenden blik op den Meester
van den stoel , dan op het kolenbekken, wendt zich tot de
aanwezigen , is gewoonlijk sprakeloos en grijpt ten laatste met
afgewend gelaat de gloeiende roede aan ; op dat oogenblik roept
de Meester uit: »de waarheid , de onschuld heeft gezegevierd :
vuur is ijs geworden."
Op dat oogenblik is echter ook het ijzer koud en de Aspirant
weder gerust gesteld, verheugd, ten hoogste verwonderd of ook
sprakeloos, zoodat men hem in dat geval ten spoedigste te hulp
moet komen.
»Deze echte goochelaarskunst , die zelfs indruk maakte op
»menigen onbevangen broeder," verklaart de schrijver van het
Hephata op de volgende wijze: de roede is vervaardigd van
sterk hout, dat zwart geverwd , is en bestaat uit drie deelen,
-ocr page 39-
19
■waarvan twee deelen geheel hout zijn, het derde echter een
hol parallelepipedum , welks kanton uit ijzeren stangen van een
halve duim vervaardigd zijn en met andere beide deelen in ver-
band staan. De drie zijkanten van de holle ruimte zijn met
mat geslepen glas, gevuld en alles is gelijk gemaakt, opdat
de geheele roede uit een enkel stuk schijnt te bestaan; het
vierde vlak blijft echter open. Het matgeslepen glas wordt met
e»n zwart lazuurblaauw dun bestreken en de houtdeelcn van de
roede ook donker ijzerkleurig , met roestvlekken enz. beschilderd,
en wel zóó goed als maar mogelijk is, opdat de misleiding zoo
volkomen mogelijk zou zijn. «Het binnenste van het matgesle-
pen glas ," wordt verder gezegd , »wordt met vuurroode olieverw
bestreken en daarin een klein zoogenaamd scheepslampje ge-
plaatst , waardoor als zij aangestoken is de vlakke kanten gloei-
end ijzer schijnen. Dit zoo toebereid werktuig ligt op het ko-
lenbekken voor de kolen, de lamp is aangestoken en ieder die
het niet weet gelooft dat het ijzer gloeit. Met opzet houdt de
vreeswekkende broeder het werktuig omhoog , opdat de lamp
niet zal omvallen en de Stoelmeester drukt dan als de Aspirant
toegrijpt, de lamp uit. Het bedrog is gelukt, de roede wordt
weggebracht enz.
«Maakt men hier of daar" bij een opname van deze operatie
nog gebruik, dan mag haar de vriend van potsemakerij in Gods
naam verontschuldigen als het middel om den moed , de bera-
•denheid als ook de standvastigheid van den nieuwen broeder te
beproeven, dewijl ook ik, die verkies boven de vroeger beschreven
dwaze kunsten, daar er ten minste niemand schade bij hebben
kan , zooals dat het geval is bij den springtoer- en klauterproe-
ven , die altijd gevaarlijk blijven, al is ook de machinerie met
de grootste zorgvuldigheid toebereid. Behalve dat alles , wat ik
hier in het kort beschreven heb , maakt men ook gebruik van
gewone waterspuiten om den zoogenaamden reizende een water-
straal op de borst te gieten. Badkuipen worden als men daar-
van tot andere doeleinden geen gebruik maakt, tot de zooge-
naamde schrik-voetbaden gebezigd; hij die bedrogen moet worden
betreedt een kleine trap en wordt dan door den geleidenden
broeder uitgenoodigd om de eene voet te laten zakken; onver-
wachts treedt hij dan in het koude water en wordt dan wat zeer
natuurlijk is door een plotselingen schrik bevangen. Men geeft
den zoekende ook stofbaden op het hoofd : daardoor kan men
-ocr page 40-
20
als zulks met overleg geschiedt op het verwekken van een ge-
heel eigenaardige uitwerking rekenen.
In eenige Fransche Logen wordt de electriciteit aangewend
om de leerlingen schrik aan te jagen of hun tegenwoordigheid
van geest te beproeven. Op het oogenblik, waarop hij de hand
op den cirkel legt bij het uitspreken van den eed op het altaarr
ontlaadt zich een elektrische batterij en de argeloos zoekende
geraakt bij den onverwachten, onverhoopten slag in geen ge-
ringe verlegenheid. Het verstaat zich van zelf dat de cirkel en de
electriseer-machine met elkander verbonden zijn. Bijzonder veel
moet zich de Optika bij hare vriendin «Metselarij" laten wel-
gevallen. Eertijds, ook nu nog wel maakte men er ge-
bruik van om doorschijnende schrikgestalten voor den dag te-
brengen en die weer snel te doen verdwijnen. Wiegleb\'s na-
tuurlijke Magie leert, hoe men geesten kan doen verschijnen ;
men plaatst namelijk het op glas geschilderde beeld in de zoo-
genaamde tooverlantaarn en laat het schijnen op rook , die op
eenigen afstand gemaakt wordt. Na Schrópfer is misschien der-
gelijk bedrog in een Duitsche loge niet meer voorgevallen. Mij
ten minste is het overigens ook niet bekend , in welken graad
en waarbij in dien graad het verschijnen van geesten met meer
of minder doelmatigheid aangebra\'cht kan worden. Ketengeram-
mel, donder-, hagel- en regenmachinen worden in het algemeen
bij opname en bevorderingen tot de hier meermaals aangeduide
doeleinden gebezigd. Raderen met messen en dolken worden in
beweging gebracht, en snijden een opgevulden blaas in stukken.
Tusschen die raderen moet de angstige kandidaat doorgaan. Is
hij stoutmoedig, dan bevindt hij dat de scherpe messen voor
hem uit den weg gaan en zij noch staal noch ijzer maar on-
schuldig met verzilverd papier overtrokken hout zijn.
Het bekende bedrog met den lijdende bestaat in het volgende:
De kandidaat ontwaart spoedig na den afgelegden eed naast
den Meester van de stoel een mensch in een bebloed hemd,
welken men den lijdende (lijdenden broeder) noemt. Een andere
broeder metselaar staat daarbij met een schaal vol bloed, dat
uit de wonde van den stervende gevloeid schijnt. Het gelaat van
den vermoorde is met wit poeder bestrooid , waardoor echter
geenszins de zonderlinge bewegingen van het gelaat door hem
gemaakt worden verborgen. Door deze goocheltoer zou de nieuwe-
ling een waarschuwing bekomen om zijn eed niet te breken: de
-ocr page 41-
21
dolk van den broeder zou den lijder bestraft hebben. Zooals ik
reeds vroeger opmerkte konden soortgelijke handelingen voor
den tijd van het begin der Middeneeuwen toegelaten worden ,
maar met welke eigenzinnigheid nog heden in de landen, waar-
uit de beschaving voor andere landen voorkomt, zulke middelen
gebezigd worden om hen , die ingewijd worden voor de orde te
■winnen, dat blijft wel voor ieder een onoplosbaar raadsel.
De goocheltoer met de doodkist bij de opname van een Mees-
ter , het daarmede verbonden spel met het lijk is bijna algemeen
bekend en blijft bij ieder onbevooroordeelde zonder gevolg. Zóó
ook behoort het rammelen met ketenen, dat de broeders bij op-
name of bevorderingen in de loge doen , in de speelkamers der
kinderen te huis. Voetzoekers enz. af te steken , phosphorus te
laten branden in de oogkassen van een doodshoofd of met phos-.
phorus allerhande vreesselijke figuren op de muren te schilderen,
dat kan naar mijn inzien slechts overgelaten blijven aan de on-
geschoeide straatridders, welke met uitgeholde pompoenen,
waarin een licht brandt de jeugd des avonds schrik aanjagen en
zich met witte doeken over het hoofd tot geesten maken."
DOEL.
De vrijmetselarij heeft ook haar zeer ernstige zijden. De orde
bezit een aanzienlijk getal leden; velen zijn door hun vermogen
en stand, een ied^r vour zich is rijk aan invloed. Ieder begrijpt,
dat daardoor de orde als geheel bij een goede organisatie een
buitengewone werkzaamheid ontwikkelen kan. Welk is het doel
dei vrijmetselarij ? Dat moeten wij juist daarom ons zei ven ten
laatste afvragen. — Met bezorgdheid moeten wij op de werk-
zaamheid van zulk een verbond toezien , als dat doel niet aan
ieder bekend is ; als met zulke krachten in het duister gewerkt
wordt. Dat is het geval met de orde der vrijmetselaars , zij is
een geheime orde, in het bizonder daarom geheim , omdat haar
doel geheim gehouden wordt. Tn het manifest der hooge orde-
overeten aan do broeders, te vinden in de als manuscript voor
broeders bij Schón te Berlijn \\ 794 gedrukte «Vrijmetselaars-
Bibliotheek , Stück 7 wordt gezegd :
«Een eenige keten omslingert het geheele nu zoo buitenge-
-ocr page 42-
22
woon uitgebreide weefsel van alle geheime graden en systemen*
der aarde. In een eenig middenpunt der alwetendheid loopen
alle te zamen. Het is slechts één orde. Haar bestemming is haar
eerste geheim
en haar ontstaan benevens de middelen harer werk-
zaamheid haar tweede."
Over het geheel zijn de orde-oversten er niet verlegen made
om de niet-metselaars , even als de meeste medeleden van het
metselaars-verbond op de vraag welk het doel is, op schoone
phrasen te bedienen. Het pralende uithangbord noemt: «welda-
digheid voor de menschheid" en dergelijke zaken als doel der
orde. Zoo schrijft het Wiener Journal, manuscript fur Brüder ,
1 Jahrg. 2 heft, blz. 163 enz. »de orakels der orde werden
ontboden om de zonderlinge vraag te beslissen, welke dan eigen-
lijk het doel der orde is? — Zij gaven ons ten laatste tot be-
scheid , dat weldadigheid in den meest uitgebreiden zin of juis-
ter gezegd, dat bevordering van het menschelijk geluk door
■weldadigheid het doel van onze orde was. — Maar dat zij ons
dat doel in de grondregelen onser orde opzoeken. Werpt tot
dat doel een blik op den zwaren en eindeloozen keten der zede-
lijke ellenden, welke de menschheid in alle landen der wereld na
zich sleept, stelt een onderzoek in en gij zult bevinden dat
zij bijna allen uit de onzalige gevolgen bestaan welke het
vooroordeel der vreemde geboorte, de ongelijkheid der stan-
den en de menigvuldigheid der godsdiensten te weeg gebracht
hebben."
Beschouwt deze onder alle hemelstreken verbreide orde en gij-
zult bevinden dat het geluk der menschheid in der daad het doel
van deze Orde zijn moet. Het is een gezelschap dat tot eer-
ste onvermijdelijk doel van zijn vereeniging gemaakt heeft,
al de nietswaardige, in haar gevolgen zóó ontzettende beschou-
wingen over vreemde geboorte, stand en godsdienst onder zijn,
leden geheel en al op te heffen. Tot dat einde is het een van
zijn eerste grondregelen de geheele waarde van den mensch ,
behalve zijn deugd in niets anders als in die betrekkingen alléén
te stellen, waardoor ons de natuur tot wezens van één geslacht,
tot burgers van één wereld , tot eigenaars ééner aarde , tot kin-
deren ééner moeder gemaakt heeft. — IIoo kan de boctemming-
der Orde , haar doel nog een raadsel blijven ?
In heft I, Bldz. 173, van hetzelfde Journal wordt er gezegd ^
»De orde heeft behalve de in de sluijer der verborgenheid ge-
-ocr page 43-
23
hulde Mysteriën der koninklijke kunst nog een andere zaak ten
doel, de weldadigheid. Nu neemt zij de plaats in van een vriend,
spant met onvermoeid streven alle krachten in voor het welzijn
van een waardigen medebroeder en wendt bij eigen onvermo-
gendheid alle mogelijke welsprekendheid bij grooten en machtigen
aan, om door ijverige voorspraak de tijdelijke omstandigheden
van een vriend te verbeteren."
De schitterendste phrasen worden den Oostenrijkers aangebo-
den , om hen van het weldadig doel der Vrijmetselarij te over-
tuigen. Het manifest der Vrijmetselaars-Orde aan de bewoners
van Weenen , dat bij de aankondiging van de nieuwe opening
der Loges onder den titel »de Vrijmetselaars in Oostenrijk" door
Anton Langer werd uitgegeven, zegt woordelijk: En welk is
dan het doel van deze vervolgde Orde ? — Zegen _te stichten
voor de menschheid , overal geluk , orde , vrede , eendracht te
verspreiden over de geheele aarde; de rampen weg te nemen ,
die geboorte , toeval, lotgevallen veroorzaakt hebben , alle men-
schen als broeders te beschouwen , elkander bij te staan en te
helpen , den bouw der vrijheid altijd hooger te doen rijzen, met
één woord, de godsdienst van Christus niet tot een speelgoed
voor papenheerschzucht en volkswaan , maar tot een groote ver-
heven waarheid te maken, het doel te verwerkelijken, dat Chris-
tus had, toen hij zeide : Gaat over de gansche wereld en predikt
het Evangelie aan alle volkeren."
In hetzelfde Manifest wordt dan verder gezegd: »Oostenrij-
kers, landslieden, die uit uw midden de Liguoristen verdreven
hebt, gij moet deze Orde vriendelijk ontvangen, want zij is
geheel en al in strijd met die Liguoristische papen. De Liguo-
risten wilden de domheid , de Metselaars de verlichting van het
volk ; de Liguoristen wilden geld te zamen scharrelen , de Met-
selaars geven hun laatsten penning weg voor de behoeftigen. De
Liguoristen hadden hun allergrootste en diepste geheimen met
vrouwen, de Metselaars sluiten de vrouwen van hun geheimen
uit: de Liguoristen waren bekrompen , vraatzuchtig, wellustig,
de Metselaars zijn verlicht, matig, kuisch."
Wel zal men zelden schandelijker lofprijzing op zich zelven
ten koste van anderen lezen.
Een klein geschriftje der Vrijmetselaars dat tot afweer van de
aanvallen van Adv. Eckert te Leipzig, 1852, verschenen is, zegt
het volgende :
-ocr page 44-
24
»Het doel der Orde bestaat ook in de voortzetting en onder-
houding van deze Symbolen en Geheimen. De Metselarij leert
niets onmogelijks , haar geheim bestaat daarin dat men leert
inzien wat werkelijk is. Zij leert de kunst, om goed te worden,
zonder de drijfveeren van vrees en hoop, onafhankelijk van he-
mel en hel. De metselaar verwacht zijn loon niet meer in een
toekomenden tijd
, maar hij heeft zijn loon ontvangen en is te-
vreden."
Als antwoord daarop mag de bemerking gelden welke in het
Taschenbuch van X. H. J. bij Schmidt te Berlijn , 5805 (1805)
te vinden is: »Is het doel der Orde geen ander als bevordering
der zedelijkheid en de Orde verder niets als een inrichting tot
vorming van goede menschen , dan is de vorm der vrijmetselarij
bij deze verbinding openbaar een den ernstigen man geheel en
al onwaardig goochelaarsspel. Waartoe dat zich opsluiten, zich
bekleeden met een schootsvel , en met banden behangen ? Alleen
om dat te ondervinden wat toch dagelijks in kerken en scholen
geleerd wordt dat en hoe wij goede menschen zouden worden ? —
En kent die Loge B. J. (diezelfde vraag kan men alle Logen
doen) eenige middelen , die dat einddoel krachtiger bevorderen
dan de bekende en gewone middelen , in dat geval handelt zij
openbaar misdadig tegen de menschheid, als zij die niet zoo
spoedig mogelijk bekend maakt. Want, wat allen moeten we-
ten — allen moeten goed worden — tot geheim van een be-
sloten gezelschap maken , het daar slechts aan enkele weinigen
en nog wel onder de voorwaarde mededeelen dat zij een vrij
groote som voor hunne opname betalen en de belofte der stil-
zwijgendheid heilig onderhouden zullen , dat is voorwaar in dit
geval de grootste en strafwaardigste onredelijkheid, die men kan
uitdenken."
Om dezelfde redenen schijnen de andere opgaven van eenig
doel, dat de orde streeft naar verlichting, vrijheid, broeder-
schap enz. even onwaarschijnlijk. Altijd moeten wij vragen
waartoe dient dan in een vereeniging van verstandige mannen
schootsvel , teeken , handgreep , erkenningsteek en , eed of ten
minste beloften der strengste stilzwijgendheid. Als dat doel zóó
eenvoudig en klaar en tegelijk zóó nuttig voor het algemeen,
zóó edel is, waartoe dan het geheim ? — De Vrijmetselaars
beklagen zich ernstig over verdachtmakingen , over valsche aan-
klachten , maar boezemt dan de Orde zelve geen achterdocht in
-ocr page 45-
25
door het geheim waarin zij zich hult? Daardoor toch wordt de
gedachte geboren , dat de Orde zich verbergt omdat zij het dag-
licht schuwt. Als de werkzaamheid der vereeniging zich slechts
niet verder uitstrekte dan tot den kring harer medeleden , dan
was het voor ons van minder beteekenis , wat deze in hun Lo-
gen deden. Maar de Orde zegt ons integendeel, dat zij aan de
menschheid , derhalve ons allen haar weldaden heeft toegedacht;
en werkelijk heeft zij haar invloed bij openbare gebeurtenissen
doen gevoelen ; daarom hebben wij allen er belang bij haar te
leeren kennen en niemand kan ons verdenken als wij nauwkeu-
rig acht geven op de weldaden, waarmede de Vrijmetselarij
•ons gelukkig denkt te maken.
Misschien biedt ons het verleden der Orde eenige waarborgen
aan dat zij zegen aan de menschheid verleent of ten minste dat
•zij onschuldig en onschadelijk is. Reeds voor lang heeft de Orde
haar werkzaamheid doen kennen — welaan, zij toone ons daarvan
dan de vruchten. — Waar is de zegen voor de menschheid?
Hooren wij daarover het oordeel van een man, die jaren lang als
hooggeplaatst medelid der orde haar werkzaamheid aanschouwd
heeft, die tegelijk in het geheim der vereeniging, dat slechts aan
uiterst weinig leden onthuld wordt, een blik geworpen heeft.
Wij bedoelen den voormaligen pruissischen Minister Graaf von
Haugwitz , die jaren lang provinciaal-Grootmeester der Orde was.
Hij kan derhalve getuigenis afleggen over de geheime vereeniging
en haar werkzaamheid, en Gode zij dank dat hij , toen hij van
berouw doordrongen reeds aan den rand van het graf stond, ein-
delijk die getuigenis heeft afgelegd.
UITTREKSEL UIT HET GEDENKSCHRIFT VAN DEN VOORMALIGEN
KONINKLIJKEN PRUISSISCHEN MINISTER , GRAAF VON HAUG-
WITZ PROVINCIAAL-GROOTMEESTER DER VRIJMETSELAARS-
ORDE AAN HET ALLERHOOGSTE CONGRES VAN
MONARCHEN TE VERONA 1822 OVERHANDIGD.
Von Haugwitz sprak woordelijk tot de groote monarchen van
Europa het volgende :
»De geheime kuiperijen , dit sluipende gift, dat de mensch-
heid tAgPnvvrtnrHigf mpf>r rlan vrnpgfAP hprlraifjt , Hoao nijn Uot ,
die ik op het einde van mijn loapbaan nog eenmaal beschouwen
wil. Daartoe gevoel ik mij geroepen. Haar geschiedenis staat
-ocr page 46-
26
in een zoo nauw verband met die van mijn eigen leven, dat ik
mij niet weerhouden kan die nog eenmaal te bespreken en hier
in het bijzonder te behandelen .... Aanleg en opvoeding had-
den in mij een verkeerde begeerte doen ontwaken , die met het
gewone niet tevreden was. Ik streefde er naar om in het
innerlijke der dingen door te dringen. Maar schaduw volgt op
het licht en ajzoo de nieuwsgierigheid op den edeler drang het
hoogere te bevatten. Beiden voerden mij in de orde der vrij-
metselaars. Men weet hoe weinig de eerste intrede geëigend
is om den geest tevreden te stellen , maar dat juist is het ge-
vaarvolle voor de slechts te levendige jeugdige verbeelding.....
Ik was nauwelijks meerderjarig toen ik mij reeds aan het hoofd
niet meer der vrijmetselarij bevond , maar zelfs in het kapittel,
opgenomen èn een hoogen graad bezat. — Eer ik mij zelven
nog erkennen kon , eer ik nog het standpunt kende waarop ik
geslingerd was , vond ik mij reeds geroepen die hoogere leiding
van een deel der Pruisische , Poolsche en Russische vergaderingen
der orde op mij te nemen of ten minste invloed daarop uit te
oefenen.
In haar geheime werkzaamheden was de vrijmetselarij toen-
maals in twee partijen verdeeld. De. eene vond in de Emblemen
de oplossing voor den steen der wijzen .... Deïsmus, ook wel
Atheismus was de godsdienst dezer sekte. De hoofdzetel harer
werkzaamheid was te Berlijn en haar aanvoerder Dr. Zinn-
dorf.........
Anders was het gesteld met de tweede partij , wier hoofd
voor den uiterlijken schijn prins Frederik van Brunswijk was.
In openbare vijandschap met elkander kwamen beide in dezelfde
zaak overeen : de wereld te overheerschen .... De troonen in
haar bezit, en de monarchen haar zaakwaarnemers, dat was haar-
doel! — Ik zou vergeefs trachten heden nog te doen gevoelen
hoe het mijn brandende nieuwsgierigheid gelukte mij meester te
maken der overigens goed bewaarde geheimen van de eene zoo-
wel als van de andere afdeeling.
Maar de waarheid is, dat beiden ontsluijerd voor mij lagen.
Maar beiden wekten mijn verontwaardiging.
Op het standpunt waarop ik mij nu eenmaal bevond, bleef mij
luluaachon nioto anrlors nvor* file mpt grnnt.pn opspraak rlft orde te
verlaten of mijn eigen gang te gaan. Ik koos het laatste en niet
minder gelukkig dan degene, die met mij één weg ging, vond
-ocr page 47-
27
ik in de voor mij liggende Hieroglyphen der hoogere graden*
wat mijn ziel met aandrang zocht. Ik vond de natuur des
menschen, rein, zooals zij uit de hand des Scheppers is voort-
gekomen .......
Het was in het jaar 1777 toen ik de leiding van een deel der logen
in Pruissen op mij nam en zelfs invloed uitoefende op de in
Polen en Rusland verspreide broeders...... Had ik zelf het
niet bij ondervinding , het zou mij heden nog ongeloofelijk voor-
komen met welke zorgeloosheid de regeringen een onding van
dat soort — een werkelijken staat in den staat geheel
en al onopgemerkt kunnen laten. De hoofden staan niet alleen-
in geregelde briefwisseling met elkander , bedienen zich niet alleen
van hunne cijfers, maar zij zenden elkander wederkeerig hun ge-
zanten...... Een overheerschenden invloed op troonen en mo-
narchen uit te oefenen , dat was het doel, zooals het eenmaal-
het doel der tempelridders was. Er verscheen een geschrift in
het licht; Dwalingen en waarheid. Het maakte grooten opgang
en op mij een eigenaardigen indruk. In den aanvang geloofde
ik daarin te vinden , wat naar mijn meening in de zinnebeelden
der orde lag opgesloten. Hoe dieper ik intusschen in den zin
van dit zonderling geheimvol weefsel doordrong, des te meer
overtuigde ik er mij van dat ergens een zeker iets en van geheel
andere natuur op den achtergrond lag. Het werd mij duidelijker
toen ik te weten kwam dat St. Martin de schrijver een dei-
hoofden van het Kapittel te Sion zijn zoude en, zooals ik later
ondervond werkelijk was. Daar hingen de later zich ontwikke-
lende draden van het weefsel te zamen , dat den bedrogen zin ,
het oog van den leek, onder het kleed van godsdienstig mysti-
cismus op de meest buitengewone wijze spannen en voorberei-
den zou."
Ik verkreeg te dezer tijd de vaste overtuiging dat hetgeen er
in het jaar acht en tachtig begon en spoedig daarop uitbarstte, —
de Fransche revolutie , de koningsmoord met al zijn gruwelen, —
niet alleen toen reeds besloten, maar door verbindtenissen ,
eeden enz. ingeleid werd, en , God weet het sedert hoe lang
reeds bestond.
Weihen indruk i.liv/i> ontdekkingen on my maakten laat ik ter
beoordeeling over aan de weinigen, die mijn hart en mijne gezind-
heid kenden.
Van alle vrienden van dien tijd blijft er mij slechts één over,
-ocr page 48-
28
de Nestor van onze edelsten. — Het was mijn eerste behoefte
aan Frederik Wilhelm (III) al mijn ontdekkingen mede te deelen.
Wij overtuigden er ons van dat alle geledingen der metselarij
van onderen af tot aan de mij bekende hoogste graden voor iede-
2en indruk open staan, dat
godsdienstige gevoelens, zoowel als misdadige plannen van
alle soort gelijken tred met elkander houden, en de
eersten zelfs tot dekmantel der laatsten dienen.
Deze overtuiging, die Frederik Wilhelm geheel met mij deelde,
bracht mij tot het vaste besluit elke deelname , voor altijd mij
te ontzeggen. Aan den Vorst scheen het echter raadzaam , dat
ik niet geheel alle betrekking met de vrijmetselarij opgaf, wijl
hij de tegenwoordigheid van rechtschapen mannen in de Logen
als een middel beschouwde, om den invloed van het verraad te ver-
zwakken en uit de eenmaal bestaande verzamelingen onschuldige
vereenigingen te maken. Ook heeft de prins als koning denzelf-
den weg gevolgd."
Of onze tijd deze handelwijze gerechtvaardigd heeft, in het bizon-
der echter of zij heden nog steek kan houden, — ik ben er ver van
verwijderd dat te beweren. Dat het geheime weefsel, dat sedert
eeuwen bestaat en de menschheid tegenwoordig meer dan te
voren bedreigt, geen hersenschim is , dat het werkelijkheid en
voortdurend bestaan heeft, daarover, hoop ik , veroorlooft men
zich geen twijfel meer. Hoe en waar het ontstaan is , dat is
fabelachtig. Voor den lateren tijd tot tegen het einde der vo-
rige eeuw vermag ik een en ander op te geven. Cromwell,
zooals later Bonaparte, kenden het omwentelings-systeem. Hij
zoowel als zijn opvolgers maakten daarvan voor zich zelven ge-
bruik. De Tempelorde was in bezit van het geheim. Molai
werd om het leven gebracht en een treurige ondervinding heeft
ons geleerd dat het niet een toeval was, dat Lodewijk XVI in den
Tempel voerde. Uit dien tempel zou hij aan de schimmen des
Meesters geofferd worden....."
Heeft ons Amerika met zijn schatten ook zijn vergift gegeven,
zoo heeft ons vaderland het beloond met het zijne: de omwen-
telingen in dat werelddeel, de oudere zoowel als de nieuwere,
ZÜn allen v»n frplgkon norsprongj. Toen de Nooi daiiieiikaiieil
zich losscheurden van het moederland , handelden zij uit zich
zelven, maar het vergift uit Frankrijk verbond zich met de re-
•volutie-vcieeniging. — Den boom des verderfs kennen wij, maar
-ocr page 49-
hij heeft duizend en duizend takken. Het is gemakkelijker deze
af te hakken dan de wortelen te vinden. Daartoe behoort meer
dan herkulische kracht.
Maar nu het middel! Het is wellicht vermetel, maar alleen
een woord: geloof en vertrouwen op God, den eenigen, almach-
tigen Redder! Nauwe vereeniging van hen die geroepen zijn de
hydra te bestrijden ! Voortdurende waakzaamheid !!.....Op-
offering van den eenen tot heil van het geheel. Alles aan het
eene noodzakelijke ten offer gebracht en dat is: den geest der
omwenteling met vereenigde macht tegen te werken. «Slechts
vereeniging der vorsten redt de Volkeren!!..."
In deze woorden die von Haugwitz als waarschuwing tot de-
Vorsten van Europa richtte, ligt voor ieder het antwoord op de
hierboven gestelde vraag opgesloten: Waartoe het geheim in de
Vrijmetselarij ? — Schrikkelijker antwoord kan niet gegeven wor-
den. Zulk een doel, zulk een werkzaamheid moet wel voor de
wereld geheim gehouden worden : zelfs de meeste leden der Orde
blijven daarmede onbekend. sOfschoon alle vrijmetselaars onze
broeders zijn ," zegt de Meester bij de opname — »zoo zijn zij
toch nog zoo ver van ons verwijderd als de Vreemden die buiten
de orde zijn." Aldus Sarsena bldz. 206. Ook von Haugwitz
kende, ofschoon hij Provinciaal-Grootmeester was, als zoodanig
het geheim niet, hij zegt dat hij zelf niet begrijpt hoe hem de
ontdekking daarvan mogelijk geweest is.
Tot een algemeene zamenkomst der Orde te Parijs tegen den
15 Febr. 1785 zonden de Philalethen aan de broeders-metselaars
aller landen twee uitnoodigingsbrieven. De tweede uitnoodiging
verscheen in het Wiener Journal voor Vrijmetselaars II 2 , blzd.
224. Daarin leest men :
»Wij gelooven geenszins , noch minder wenschen wij dat de
hier opgenoemde artikelen der voordracht de eenige en uitslui-
tende stoffe van de toekomstige tezamenkomst zijn. Er zijn andere
veel gewichtiger zaken , maar de voorzichtigheid veroorlooft niet
die aan het papier, veel minder aan de pers toe te vertrouwen.
Wij twijfelen zelfs of het mogelijk is die met voordeel in volle
openbare bijeenkomst te behandelen. Misschien was het gemak-
kelijker en voor het algemeen weizijn verkieselijker die in het
bizonder en met de stukken in de hand in bizondere Comités
van zulke uitgenoodigden, die hun meeningen , hun werkzaam-
heden , en hun graden daartoe als van zelve aanwijzen, uitvoerig
-ocr page 50-
30
■uiteen te zetten...... Deze Comité\'s zullen de groote hoofd-
verzameling bericht geren van den uitslag hunner verhandelingen
en van de vruchten van hun onderzoek , echter slechts in zoo-
verre het hun , zonder meineedig te worden , geoorloofd is." —
Op het einde der uitnoodiging wordt gezegd : de vergadering
kan meerdere punten voordragen , die men hier onmogelijk kan
aanwijzen. — Alle onderrichte metselaars kunnen die vooruit
reeds begrijpen en moeten zich daarop voorbereiden , enz.
Zonder twijfel zou het getal der Medeleden niet zóó aanzien-
lijk zijn, als alle vrijmetselaars onderricht waren zooals von Haug-
witz was. Wel is waar moet men er verwonderd over zijn, dat
zoo velen het doel der orde dienen zonder de orde te kennen ,
zelfs zonder op iets verdacht te zijn , maar de orde wist dit mo-
gelijk te maken door haar kunstmatige organisatie; van daar
ook de vele afdeelingen en graden, onder welke verscheiden de
laatsten, het toppunt der vrijmetselaars-orde schijnen te vormen
en daarom een verder geheim , het einddoel der geheele vereeni-
ging niet laten vermoeden. De generaal-luitenant von der Mar-
witz spreekt daarover in het eerste deel van zijn Denkwürdigkeiten
aldus: Een der oudste vereenigingen , waardoor onrustige men-
schen hun idealen of hun dwalingen of hun intriguen zoeken te
bevorderen of in de wereld te verbreiden, — de Vrijmetselarij —
is gericht tegen elke leerstellige godsdienst onder het voorwendsel
de menschelijke rede op den troon dezer wereld te verheffen ,
daardoor kennis en geluk te verspreiden, maar in der daad
om door dat bedriegelijk uithangbord bedrogenen tot het doel
der Intriganten die aan het hoofd staan te gebruiken ; de bestaande
orde in staat en kerk omver te werpen en de heerschappij over
beide den aanvoerders in handen te spelen. Daarbij wordt in
plaats der beloofde vrijheid en \'gelijkheid het grootste Despo-
tisme door hen uitgeoefend en is een ongelijkheid als nooit be-
staan heeft, geboren , omdat ieder recht en ieder eigendom aan
het zoogenaamde welzijn van het geheel en de doeleinden van
eiken hoogeren geest, dat is, van hun eigen willekeur overgegeven
moet worden. Hoe weinig bedriegers of hoe veel bedrogenen er
onder de Vrijmetselaren zijn, kan slechts diegene weten, die
zelf de hoogste trap beklommen heeft. Maar velen meenen dat
sij op de hoogste trap staan, terwijl zij zelfs nog niet den drem-
pel van den hun geheel en al onbekenden tempel bereikt hebben."
Over het geheel is het met de zaak aldus gelegen. Bovenaan
-ocr page 51-
31
staan do sluwen, welke rijkdom , heerschappij en genot voor
zich zelven begeeren en voor welke al het overige slechts middel
voor het doel is. Dan komen de Enthousiasten , welke de heer-
schappij van den geest verbreiden willen , het koste wat het wil.
Eindelijk de onwetenden die met eenig geld goed doen, zich
daarmede ook tevreden stellen willen. Elk dezer hoofdafdeelingen
gelooft dat met haar de orde afgesloten is en een Stoelmeester
der onwetenden zou mond en neus openspalken als hij te weten
kwam, dat er buiten hem nog Enthousiasten waren; evenzoo
zouden deze begeesterde lieden het als een leugen bestrijden, als
zij hoorden beweren dat de Intriganten hun hoofdleiders waren.
Hoe gevaarlijk zulk een geheime vereeniging is loopt in het
oog , want zelfs de onschuldigsten onder hen , de onwetenden
en de begeesterden veroorzaken toch altijd dit nadeel dat zij
elkander wederkeerig door de wereld helpen , elkander voor be-
dieningen aanbevelen en andere eerlijke lieden verdringen. Het
is werkelijk ontzettend , welk een menigte slechte en onbruikbare
mannen op die wijze tot bedieningen en inkomsten geraken, en
hoe inschikkelijk sommigen , voor het overige rechtschapen over-
sten jegens ondergeschikten zijn , met welke zij in de Logen ver-
keeren."
Van hoogere graden vernam men in de tijden van orde en
rust niet veel. Zij versterkten hunne scharen en leefden op kos-
ten der bedrogenen. Maar zij traden in de laatste tachtig jaren
op als Illuminaten , daarop als Jacobijnen in Frankrijk , als Car-
bonari in Italië , als leiders der jeugd in Duitscliland , als Juste
milieu in Frankrijk , als liberalen in Spanje , als Giovine Italia,
als St. Simonisteh en erger nog als deze , thans als het jonge
Duitschland.
Ik wil hiermede niet gezegd hebben dat de gezamentlijke vrij-
metselaars-orde al deze afdwalingen en misdaden veroorzaakt
heeft, maar zij gingen van niet weinig medeleden der orde uit
en hadden haar wortelen in de grondstellingen der orde, hun
helpers in haar midden , hun toevlucht bij haar leden.
Zonder twijfel is het aantal bedrogenen zeer groot. Zulke lie-
den laten zich echter moeielijk onderwijzen, zij beweren: de
orde werkt weldadig , zij is minstens niet schadelijk , — en be-
grijpen daarbij niet dat, aangenomen dat zij oprecht spreken, hun
getuigenis ten hoogste wezen kan : wij weten niets van het scha-
delijke, van het verwerpelijke der orde. De maat der schuld is
-ocr page 52-
32
hier gelijk overal, verschillend naar de kennis, maar er bestaat
ook een zelfschuldige onwetendheid. Het eenige middel om het
volk van de »Hydra" der vrijmetselarij te verlossen ziet von
Haugwitz in de waakzaamheid en eenheid der vorsten : daarom
richt hij tot hen zijn vermanend woord, door hen aan hun roe-
ping , aan hun plicht te herinneren. »Had ik zelf het niet onder-
vonden" zoo hoorden wij van hem , »dan zou het mij ongeloofe-
lijk toeschijnen met welke zorgeloosheid de regeringen een on-
ding van die natuur geheel onopgemerkt konden laten.
Juist echter van deze omstandigheid weten de vrijmetselaars
een groot gebruik te maken. Wij hebben, aldus redeneert de
orde , aan den staat onze statuten voorgelegd , genieten de er-
kenning van den staat; groote monarchen zijn beschermers , zelfs
medeleden der orde , derhalve moet zij goed, weldadig voor de
menschheid, kan ten minste niet met de wetten in strijd zijn. —
Wij bestrijden de juistheid dezer gevolgtrekking.
Welken waarborg bieden aangeboden statuten, als daarnevens
nog geheime statuten bestaan, zooals met ongehoorde onbe-
schaamdheid de vrijmetselaars zelven ons zeggen. In het eerste
statuten-boek der tegenwoordige orde in het nieuw Engelsche
constitutie-boek (Duitsche vertaling) derde uitgave bldz. 308 staat
namelijk letterlijk te lezen : al deze plichten hebt gij zorgvuldig
in acht te nemen , als ook diegene , die men u op een wijze
die niet beschreven kan worden,
zal mededeelen. In het grond-
verdrag der groot-loge Royal York te Berlijn staat deze plaats
onder de eerste plichten der metselarij blz. 188 gedrukt. Over
den stand der groote monarchen in de orde deelt ons hetzelfde
nieuw-engelsche constitutieboek blz. 300 het volgende mede:
«Als mannen van hoogen stand tot de vereeniging willen toe-
treden , dan zal men hen met allen mogelijken eerbied opnemen:
want dezulken worden dikwijls goede bouwheeren, die geen
vreemden gebruiken , als zij ware metselaars verkrijgen kunnen.
Zij zijn ook de beste bedienaars der loge en de beste bewijzen
van de eer en macht der loge: ja uit hen kan de loge een
edelen grootmeester bekomen. Evenwel zijn deze bloeders aan
de plichten en regelen in ieder geval onderworpen , behalve in
datgene wat de arbeidende metselaars onmiddellijk aangaat.
Opvallend zijn de uitdrukkingen »ware metselaars" en «(arbei-
dende metselaars."
Eckert geeft in «Mysterien-Gesellschaften 6 XXV de volgende
-ocr page 53-
33
verklaring: »De zin dezer plaats is vrij duidelijk. Deze edele
mannen , d. i. van edele geboorte zijn goed te gebruiken als
bouwheeren : bouwheeren zijn echter niet lieden der bouwkunst,
architecten noch metselaars, derhalve zijn zij in overeenstem-
ming met de symboliek geen orde-broeders , maar het zijn lie-
den , die bouwen door bouwkundigen, werken laten —gevolge-
lijk — beschermers der orde, welke tot bevordering der broe-
ders in maatschappelijke betrekkingen hoogst nuttig worden en
voor de eer, voor de glorie der vereeniging en haar macht
machtige hef boomen schenken. Daarenboven schenken zij der orde
veiligheid."
»Die bauhütte" zegt over die bescherming der orde Num. 44
(1871) het volgende: »En het protectoraat? Nu, dat is een eere-
post zonder verdere beteekenis , een vorm die slechts in zooverre
waarde heeft als de broeder beschermer juist daardoor als me-
delid van den bond den plicht heeft om den bond te bescher-
men. Als regent heeft hij zijn bijzondere plichten , binnen het
geheiligde vierhoek der loge is hij broeder onder broeders, geen
bevelhebber, die te bevelen heeft: de metselaars-bond staat op den
grond van zijn eigen wetten.
Zelfs als vorsten als meesters en grootmeesters figureren, dan
volgt daaruit nog geenszins , dat zij de eigenlijke leiders der
orde zijn. Tot bewijs strekke de volgende eed, dien naar Sarsena
blz. 202 de kandidaal bij de opname van een ridder van den
H. Andreas heeft af te leggen : Ik N.N. beloof en zweer aan
God , den Schepper der wereld jegens mijn rechtmatigen Mees-
ter dezer hooge schotsche loge in het bijzijn van de tegenwoor-
dig zijnde schotsche broeders der vereeniging een vrijen en ver-
. staanbaren eed , dat ik de geheimen, tot wier kennis ik nu
geraak en mijn meening daaromtrent op de allergeheimst moge-
lijke wijze verbergen en aan niemand het geringste daarvan
openbaren zal, al ware hij ook de Meester der geheele orde,
waar ik hem niet in een rechtmatige, hooge Schotsche loge
erkend heb of hij mij als zoodanig door mijn oversten dezer
loge bekend gemaakt is."
Uit het gezegde volgt dat de orde der vrijmetselaars de vor-
sten tot haar doeleinden gebruikt. Moeijelijker is het te zeggen,
waarom de vorsten zich gebruiken laten , waarom zij haar dul-
den , haar de erkenning door den staat verleenen , ja zelfs haar
leden worden. Dat zij allen onbekend zijn met de doeleinden der
3
-ocr page 54-
34
vrijmetselarij is niet aan te nemen. Minister von Haugwitz acht
de handelwijze der vorsten onbegrijpelijk , maar hij duidt enkele
gegevens aan ter oplossing van het raadsel. — Voor alles blijkt
uit het zóó belangrijk, hier boven medegedeelde stuk van den
minister, dat de «Hydra" der vrijmetselarij een zeer vreeswek-
kende macht is. Daarom vindt hij ook in een eenvoudig verbod
in een enkelen staat geenszins een genoegzaam tegenwicht tegen
de Orde , nog minder een middel om haar uit te roeijen. »Den
boom van het verderf kennen wij", zegt von Haugwitz, «maar
hij heeft duizend en duizend takken. Het is gemakkelijker dien
om te h\'akken dan de wortelen te vinden. Daartoe behoort
meer dan herkulische kracht."
In Oostenrijk was de prde verboden , maar bleef ondanks het
verbod in het geheim voortbestaan. Zelfs de hooge ordebroeder
Dr. Lewys verhaalt dat geheel argeloos in zijn «Geschiedenis
der vrijmetselarij in Oostenrijk." Onder de regering van keizerin
Maria Theresia gedurende de Silezische oorlogen werkte de loge
in Oostenrijk naar de getuigenis van Lewys onder de leiding
der hooge loge te Berlijn, die over den arbeid der Weener-loge
te Berlijn zeer tevreden was. Ja, de gemaal der keizerin, Frans I
was zelfs lid van de door den staat verboden orde en leverde
in het jaar 1756 zelfs voeder en meel voor het leger van den
koning van Pruissen
zooals deze laatste zelf getuigt. Tegen de
vreesselijke , in het geheim werkende macht der metselarij kent
von Haugwitz slechts een middel, dat hij ook aan de vorsten
niet onthoudt. Hij vordert meer dan onthouding door de logen
te verbieden. «Slechts vereeniging der Beheerschers redt de
«volkeren", zegt hij. Gemeenschappelijk voorbeeld verbonden
met «onophoudelijke waakzaamheid\'\' is het redmiddel. Zijn ei-
senen aan de vorsten gaan nog verder, zij moeten zelfs offers
brengen , derhalve afstand doen van een verbond met de orde,
wanneer het in een strijd met een anderen staat ook nog zóó
voordeelig schijnt. «Onthouding van elk tot welzijn van het
algemeen. Alles ten offer gebracht aan het ééne nuodzakelijke :
den geest der omwenteling met vereenigde krachten tegen-
werken."
Wanneer nu den toestand van onderscheiden vorsten tegenover
de vrijmetselarij geenszins overeenkomt met de waarschuwingen
van een von Haugwitz , dan is men daarom nog niet gerechtigd
tot het besluit, dat al die vorsten de doeleinden der orde werkelijk
-ocr page 55-
35
goedkeuren en met der daad benuttigen. Von Haugwitz voert
een voorbeeld aan van Frederik Wilhelm III van Pruissen : sMijn
eerste behoefte was ," zoo zegt hij , »aan Frederik Wilhelm III
al mijne ontdekkingen mede te deelen. Wij kwamen tot de over-
tuiging dat alle indeelingen der metselarij van de laagste graden
af tot de hoogste die mij bekend waren , voor iederen indruk
openstonden , dat — godsdienstige gevoelens, zoowel als misda-
dige plannen van allerhande soort gelijken tied houden en de
eersten zelfs tot dekmantel der laatsten dienen. Deze overtuiging,
die Frederik Wilhelm volkomen met mij deelde , bracht mij tot
het vaste besluit om van elke deelname voor altijd afstand te
doen. Maar den vorst scheen het raadzaam, dat ik mij niet
geheel ?an de vrijmetselarij afscheidde, wijl hij de tegenwoordigheid
van rechtschapen mannen in de Logen als het middel aanzag om
den invloed van het verraad schadeloos te maken en uit de een-
maal bestaande vereenigingen onschuldige vergaderingen te ma-
ken. Ook heeft de vorst denzelfden weg later als koning gevolgd.
Misschien zijn ei\' thans ook nog vorsten , die het dreigende
gevaar wel erkennen en terwijl zij inzien dat een verbod in hun
staat van weinig beteekenis was, de vrijmetselarij dulden , zelfs
beschermers en medeleden worden , ten einde over de Logen te
waken en door toevoeging van gezonde elementen , door het toe-
treden van «rechtschapen mannen"tegen de verwoestende macht der
orde in de Logen zelve een tegenwicht te stellen. Wij vernamen hoe
von Haugwitz hierover dacht. »0f die meening onze tijd recht-
«vaardigt, maar in het bizonder of zij heden nog steek houden
»kan , ik ben er ver van verwijderd dat te beweren."
Maar niet alle vorsten hebben een zóó onschuldige bedoeling
als von Haugwitz ons van Frederik Wilhelm III getuigt : De
over het geheel machtige orde , die haar krachten in alle landen
telt, is voor de vorsten een machtige bekoring om zich van
haar tot nadeel van andere staten te bedienen ; in het bizonder
in oorlogstijden kon het bondgenootschap met de orde aan
menigeen welkom zijn.
Wat ons de ordebroeder Dr. Lewys in zijn «Geschiedenis dei-
vrij metselarij in Oostenrijk" verhaalt, schijnt ten minste zeer
verdacht. Bldz. 44 zegt hij : Bij gelegenheid der twee intochten
in Weenen door de Franschen in de jaren 1805 en 1809, stichtten
de Weener broeders nieuwe vereenigingen , van welke in het
bizonder de in het laatste jaar 1809, toen de tegenwoordigheid
-ocr page 56-
36
der Franschen omtrent 7 maanden duurde, in Weenen gestichte
nieuwe groote Nationaal-Loge van Oostenrijk vooral verdient ge-
noemd te worden, die met het groote Oriënt van Parijs betrek-
king onderhield."
Dewijl in het jaar 1810 door het huwelijk der Aartshertogir»
met keizer Napoleon tusschen beide hoven een vriendschappelijk
verkeer ontstond , was het postverkcer met Frankrijk aan een
minder streng toezicht onderworpen en de vrijmetselaars-corres-
pondentie der Weener Loge met het Oriënt te Parijs bleef voor-
de Wecner policie verborgen.
Waarom vraagt een in het jaar
1796 verschenen vrijmetselaars-geschrift, zijn de besluiten van
het Weener Kabinet, Hofkrijgsraad enz, eerder in \'s vijands han-
den dan zij in de keizerstad tot volle rijpheid komen ? Omdat ,
zooals men zegt, te Weenen in alle hooge vergaderingen met-
selaars zijn ; hetzelfde weten wij ook van Munchen en Stuttgart.
— De Franschen hebben do krijgsplannen te Parijs , eer zij te
Weenen nog geheel ontworpen zijn .. . Een zéker voornaam Hof,
ja ook kleinere weten wat te Weenen bij Ministers, enz. op
het tapijt ligt. (Jesuitenorden und Freimaurerorden von Dom-
capitular Thissen. 6. 15).
In dien tijd van ongeluk en schande toen Duitschland onder
het smadelijk juk van een Napoleon I geraakte, gebeurden feiten,
die zoo onbegrijpelijk zijn , dat zij geen genoegzame verklaring
vinden noch in het krijgsgeluk en talent als veldlieer van den
veroveraar , noch in gewone door goud gekochte verraderijen, die
wegens de zedelijkheid van het Duitsche karakter toch slechts
zelden hadden kunnen plaats hebben. Bij de beoordeeling van
die gebeurtenissen verklaart Eckert die wonderen van dapperheid
of van voorbeeldeloos verraad uit zeer natuurlijke oorzaken , de
werkzaamheid der orde. Terwijl wij Eckert aan het woord la-
ten, willen wij het den lezer oierlaten, de gronden te beoor-
deelen, waarmede hij zijn bewering ondersteunt. Hij zegt ons
in zijn 3 helt des Mazarins:
Napoleon I en zijn officieren, zoo ook de hooge Pruissische
officieren waren vrijmetselaars en de orde was tot het jaar
1809 de bondgenoote van den keizer.
Het opperbevel van het Prnissisch leger had de Hertog van
Brunswijk, een vorst, in wiens huis de hoogste uiterlijke groot-
waardigheden van alle systemen der vrijmetselaars-orde erfelijk,
schenen geworden.
-ocr page 57-
37
Von Haugwitz, dezelfde die later op het Congres te Verona
de Monarchen van Europa bezwoer tegen de orde als een ver-
eeniging , die den staat verraadde , te handelen , was in dien
tijd Provinciaal-Grootmeester der vrijmetselaars-orde , tegelijk
Pruissisch Minister en sloot later als gezant op eigen verantwoor-
ding met Napoleon dat schandelijk verdrag, waarbij Pruissen
de gemeenschappelijke zaak en zijne nieuwe bondgenooten Oos-
tenrijk en Rusland weder verloren gaf, terwijl het afstand deed
van alle erflanden en Hannover bezette.
Over den oorlog zelven dien Napoleon tegen Pruissen voerde
schrijft Eckert »Mazarin" 3 heft 047 woordelijk het volgende :
Wat vooruit te zien was, dat gebeurde. Mishandeling volgde
spoedig op mishandeling en Pruissen moest bijna geheel verlaten
naar het zwaard grijpen. Gelijk bekend is stond Saksen het ter
zijde. Den lsten October 1806 reikte de Pruissische gezant,
Graaf Knobbelsdorf te Parijs het Pruissische ultimatum over en
den 6 October maakte Napoleon aan zijn leger bekend dat de
oorlog aan Pruissen verklaard was. Andermaal nam de hertog
van Brunswijk de commando-staf in handen. Hij liet zich over-
tuigen dat Napoleon, die naar de ondervinding geleerd had, nog
in alle oorlogen met spoed handelde het bij uitzondering met
Pruissen niet doen, maar in Frankrijk zich tot verdediging toe-
bereiden zou. Hij meende daarom langs drie "wegen van Erfurt
uit over het Thuringer Woud naar Frankrijk voort te dringen.
Vergeefs werd hem voorgesteld dat tegelijk Hof met de maga-
zijnen die zich daar bevonden en de straatwegen over Hof naar
Leipzig, Dresden en de Marken werden prijsgegeven. Het Pruis-
sische leger nam bij Erfurt zijn stellingen en Napoleon rukte
over Hof binnen.
De voorhoede der Pruissen werd bij Saalfeld door den linker-
vleugel der Franschen aangegrepen , zonder dat de Pruissische
veldheeren ergens een bericht van een nadering der vijanden
ontvangen hadden. Den 12 October reeds was het Pruissische
leger op zijn linkervleugel en in den rug omgetrokken en had
in Raumburg zijn magazijnen verloren ; en eerst in den morgen
van den 15 October dacht men er aan in het hoofdkwartier om
de tot dekking van Raumburg zoo gewichtige passen bij Kösen
te willen bezetten , die men natuurlijk bezet vond. Men wilde
die bezetten en bemerkte nu eerst, dat men een vyandelijk leger
voor zich had.
-ocr page 58-
38
En zooals bij Kösen zoo bij Jena, waar de linkervleugel der
Pruissen stond. Ook hier vond Napoleon de steile hoogten onbe-
zet , en liet in de nacht een weg daarheen breken en ze met-
geschut beplanten. Den volgenden morgen nam de slag een aan-
vang , terwijl de Pruissische veldheer nog rustig te Kapellendorf
sliep en ontwaakt zijnde volstrekt niet gelooven wilde dat Napo-
leon en een machtig vijandelijk leger voor hem stond. Terwijl
hij zijn hoofdhaar liet krullen werd Tauenzin van Dornberg af-
gedreven. Eindelijk kwam generaal Pückel te laat met de re-
serves , maar ook hij had nog geen kennis van de sterkte des
vijands en greep hem aan om zich te laten verslaan. Men werpe
mij de afgezaagde smakelooze verklaring niet tegen : die veld-
heeren behoorden tot de oude school der langzaamheid, der
pruikentijd, ja om mij van de meest in zwang zijnde en gelief-
koosde uitdrukking der vrijmetselaars-orde en harer publieke
organen te bedienen »die veldheeren behoorden tot den stand
der krautjunker" in het voorbijgaan gezegd ook eene der re-
volutionaire uitdrukkingen, uitgevonden tot een tweevoudig doel ,
gedeeltelijk om onze waardige voorvaderen met hunne zóó ver-
standige , zóó christelijk menschelijke handelingen en inrichtingen
aan de belagchelijkheid en verachting prijs te geven, gedeeltelijk
om daarmede het paar een verklaring zoekend oog af te trekken
van de schepping van verdenking der waarheid van het verraad
en dat te bemantelen met de gelogen versmading van den ge-
trouwsten stand, van een stand, die zelfs nog heden aan de
legers het meerendeel der hoogere en lagere officieren schenkt.
Die generaals waren de kweekelingen der school van Frederik II
en langzaamheid was geen erfdeel van hem afkomstig; neen niet
in het dralen, niet in de krijgskundige onbekwaamheid der eerste
veldheeren , als daarover getwijfeld kon worden, niet in het
verlies der veldslagen ligt de zaak, die over de vraag omtrent
het bestaan of nietbestaan van verraad uitspraak doet, maar die
zaak ligt hier in de waarheid der geschiedenis , dat Truissen\'s
en Oostenrijk\'s veldheeren van dien tijd , vooral echter die van
Pruissen , ten gevolge van volkomen valsche berichten van de
plaats, waar zich de vijand bevond en ten gevolge van valsche
mededeelingen van voorgewende gebeurtenissen bezweken. De
eerste vraag zelfs van den onbekwaamsten veldheer was en is
van eeuwigheid de vraag: «Waar staat mijn vijand?" — Hij
kan, in het bizonder als hij in vijandelijk land staat door kloeke.
-ocr page 59-
30
manoeuvres omtrent hoofd- en nevencorpsen in meer of minder
doch niet al te groote verwijderingen en voor niet al te langen
tijd bedrogen worden , maar een leger te velde met zijn kanon-
nen en den tros is geen vliegende schaduw, die aan de boden
van den bestrijdenden veldheer geheel en al in verre landstreken
ontgaan kan. Er komt hier nog bij ; de koninklijke familie be-
vond, zich in de nabijheid van den veldheer, wie zou het willen
betwijfelen , dat die doorluchtige familie zelve niet bezorgd was
te weten , waar de vijand stond ? — welke bewegingen hij
maakte ? — dat de koninklijke familie zelve niet berichten
uit goede, vertrouwbare bronnen eischte; daartoe kwam verder i
dat men zich niet in vijandelijk land bevond en dat de inval van
het vjjandelijk leger de beambten en landbouwers verschrikt en
tot spoedige berichten aan de pruissische militairen noodzakelijk
bewogen moet hebben. Maar het is nog onbegrijpelijker, hoe na
dit treffen bij Saalfeld , even als na de omtrekkingen der vleu-
gels en de aanvallen op deze , vooral bij de tamelijk opeenge-
drongen stelling van het leger in de hoofdkwartieren een zoo
voorbeeldelooze onbekendheid van de komst des vijands , ja der
reeds geleien nederlagen kon uitblijven. Mei) vrage zich zelven
slechts: waarheen kw.imsn de vluchtelingen ? — geen rappor-
ten ? — hoe ver van Jena naar Raumberg ? — de voortdurende
onwetendheid in het centrum, waar men de kanonnen bij Raum-
berg in den slaap moest hooren is al te dwaas om denkbaar te
blijven. Ik stel geen onderzoek in naar de handelingen der veld-
heeren , maar naar de hoedanigheil hunner berichten. Het kan
niet anders of zij werden door valsche berichten bedrogen en
ware kenteekenen werden onderdrukt; maar dan moet er een
macht bestaan van welke de vervalsching en terughouding der
berichten uitging en die daarbij doel en belang had Die macht
moest in de hoogste omgevingen der veldheeren en in de be-
langrijkste betrekkingen werktuigen hebben om minder aange-
name aanwijzingen terug te houden en de valsche te ondersteunen.
Napoleon kon die macht niet zijn, want om goud had een
meerderheid van hooggeplaatste personen het gevaar van een
eerloozen dood en der toekomstige prijsgeving aan den openbaren
smaad zich zelve niet blootgesteld : deze macht kon slechts een
vereeniging van zamenzweerders zijn , vol invloed in alle standen
der maatschappij , heerschend over het belang en den wil der
personen, terwijl zij het geheim tot over het graf verborgen hield.
-ocr page 60-
40
Reeds op den dag na den slag gaf zich de vesting Erfurt met
6 generaals en 14,000 man over zonder dat deze het zwaard
ontbloot hadden.
Nog stond bij Halle onder den hertog van Wurtemberg het
leger dat met de West- en Zuidpruisen wasbijeengetrokken. De
koning gaf daarop bevel dat alle. deelen van het leger naar
Maagdenburg optrekken zouden. De graaf Kalkreuth kreeg bevel
zijn geslagen troepen over de Elbe te voeren en de vorst van
Hohenlohe verkreeg het algemeen opperbevel. Maar ook de hertog
van Wurtemberg wist in het nabijzijnd Halle niets van de aan-
wezigheid van een vijand, nog minder van de nederlaag van het
leger. Ik zou wel eens willen weten waarvoor men in Halle het
gedonder der kanonnen van Jena en Raumburg gehouden heeft.
Ik zou ten minste gelooven dat aan de Pruissische overwinnaars
ook van dien tijd de spraak der kanonnen niet onverstaanbaar
geweest is en wien moet het vooral niet vreemd voorkomen dat
van geen enkel punt waar legerafdeelingen overvallen en geslagen
waren , geen man , wat toch natuurlijk was, naar het centrum
of naar de reserve gevlucht zou zijn en berichten van de neder-
laag gebracht zou hebben ? — De vijand vond de bruggen dei-
stad Halle evenmin bezet als vernield en rukte de stad binnen
waarin 5000 soldaten 740 officieren met 34 kanonnen zich ge- ■
vangen gaven. De rest vluchtte naar Maagdenburg. De kom-
mandant van Maagdenburg weigerde aan den Pruissischen hoofd-
generaal krijgsvoorraad en levensmiddelen. Deze zou nu de
overblijfselen van het leger over den Oder voeren. In Prenzlau
vond hij zich van Bluchcr afgesneden en door den vijand aange-
grepen. De straatwegen aan den rechteroever der Uker waren
nog vrij , maar de overste Wassenbach , wiens lidmaatschap der
Orde men niet zal wagen te bestrijden en dien wij later in le-
vendige politieke werkzaamheid zullen terugvinden , deze overste
Wassenbach , welke juist van een zending naar den vijandelijken
veldheer terugkeerde, geloofde met zonderling zelfbedrog vanden
rechteroever der Uker en over de brug van Sechausen gekomen
te zijn zonder evenwel een of ander betreden te hebben en hield
zich overtuigd dat men van alle zijde was ingesloten. Kortom ,
de opperbevelhebber kapituleerde, de gemeene soldaten werden
krijgsgevangen, en schreeuwden luid over verraderlijk bedrog.
De algemeene stem zeide : of de vorst wel loochenen kon dat de
vijand van alles, hij van niets kennis had gehad ? Of hij beweren
-ocr page 61-
41
kon, dat de middelen tot redding door hem uitgeput waren ? Zijn
klacht over gebrek aan levensmiddelen was belachelijk , want
waar later de vijand alles gevonden had , kon vroeger ook wel
de vriend genoeg voorraad verkregen hebben. Het was overigens
gemakkelijk geweest de vijanden van Prenzlau af te houden, als
men zich slechts 24 uren vroeger daartoe voorbereid had.
WAARSCHIJNLIJK VERRAAD VAN ALLE PRUIS3ISCUE VESTINGEN\'
TOT OP DRIE KLEINE SILEZiSCHE BERGVESTINGEN.
Maagdenburg nu , welks kommandant krijgsvoorraad en levens-
middelen in den rijksten overvloed bezat en zelfs geweigerd had,
daarvan iets aan den opperbevelhebber af te geven , dat Maag-
denburg , sints ecuwen onneembaar (Tilly overrompelde het
toen het sliep) bevatte 20 gencralen , 800 officieren, 20,000
man infanterie, 400 ruiters, 2000 arlilleristen, 800 kanonnen! —
Den 25 October verscheen voor de wallen de maarschalk Ney
met 10,000 man en beschoot het 14 dagen lang met licht
veldgeschut, daar hij volslagen gebrek had aan vestinggeschut.
En reeds beijverde zich de generaal Kleist om de vesting over
te geven. De gemeene soldaat werd krijgsgevangen.
Berlijn werd den 17 October door de beambten verlaten en
•er werd veel geld , kostbaarheden en geschriften weggezonden ,
maar de schatten van het gevulde tuighuis liet men achter, of-
schoon de- Franschen eerst den 24 October binnenrukten. En
eerst denzelfden dag gaf Spandaw zich over.
Stettin had een bezetting van 0000 man, löÖstukken geschut
en grooten voorraad. Met alles werd het overgegeven eer er nog
een schot viel.
Küstrin aan de zamenvloeijing van de Oder en de Warthe
gelegen en door moerassen, omgeven, had een bezetting van
4000 man, en rijkdom van krijgsvoorraad en mondbehoeften. De
vijand kwam, 1500 man sterk, zonder belegeringsgeschut en
eer hij nog de overgave der vesting gevorderd had, gaf zij
zich over , ofschoon kort te voren de diep gedrukte monarch met
de hooghartige koningin persoonlijk tot standvastigheid vermaand
hadden.
Hauseln bevatte 6 generaals , 9000 man infanterie en veld-
nrtillerie , 1 compagnie rijdende artillerie en 300 man cavallerie.
Het bezat levensmiddelen voor 10,030 man gedurende zes maan-
-ocr page 62-
42
den. Den 19 November verscheen de Fransche generaal Savary
met een Fransch en twee Hollandsche regimenten voor de vesting
en den volgenden dag kapitu-leerde de kommandant. Officieren
van lageren rang en soldaten kwamen in verzet, de laatste scho-
ten gedurende den nacht op officieren en gedurende het oproer
rukten de Franschen binnen.
Niemburg aan de Wezer en Piassenburg bij Kalmbach volgden
reeds den 25 November het voorbeeld van Hameln.
In Sileziën zond men de lichtingen naar huis , in plaats van
die te organiseren, onder het voorwendsel van geldgebrek.
Men bracht allen tot oproer die nog met liefde voor het vader-
land bezield waren , als zij bedachten hoe sterk Sileziën was,
hoe veel hulpmiddelen aan geld , wapenen en geschutbehoeften
voorhanden waren. De graaf Pucklor zond den koning een voor-
treffelijk uitgewerkt plan tot verdediging van Sileziën toe. De
koning stelde het in handen van den opperpresident en beval
hem zulks ten uitvoer te brengen , maar deze verklaarde: het
behoorde niet tot zijn zaken krijgsbenden te vormen en de
generaal von Thiele bracht zwarigheden tegen de uitvoering in
het midden. Maar diezelfde Thiele gaf Breslau over , hij , die
uit het trouwe volk van Sileziën geen oorlogstroepen wilde vor-
men , reeds na een belegering van vier weken , onder voorwend-
sel van gebrek aan vleesch en hout, ofschoon het bestuur be-
wees dat men nog voor geen gebrek te zorgen had. De vorst
•van Anhalt-plesz deed tweemalen een poging om de vesting te
ontzetten, maar Thiele deed volstrekt niets tot ondersteuning.
De generaal deed daarop de beschuldiging dat hij de Polen niet
durfde vertrouwen, die een deel der bezetting uitmaakten, maar
de burgerij was vol moed en goeden wil en de soldaten sloegen
woedend hun geweren stuk toen de overgave bekend werd. Ja ,
de verontschuldiging klinkt des te zonderlinger in den mond
van den man , die de versterkingen en de schadeloosstelling door
de trouwe Sileziërs verworpen had.
Glogau, op dezelfde wijze voortreffelijk uitgerust, maanden
lang zonder moeite verdedigbaar , gaf zich na de eerste schoten
over.
Brieg deed hetzelfde na vijf dagen reeds onder gelijke om-
standigheden.
Schweidnitz had Frederik II 9 weken lang moeten bestormen;
daarop had hij 13 jaren lang enorme sommen voor versterking
-ocr page 63-
43
der werken uitgegeven. De vesting had een bezetting van 700Ö
man , geschutbehoeften en levensmiddelen in overvloed , op de
wallen stonden 240 kanonnen. De burgerij was vol moed en
offervaardigheid. Den -10 Januarij verscheen de vijand voor de
vesting, eerst den 3 Februari) begon het bombardement de stad
te beschadigen en reeds den 6 gaven de bevelhebbers de bijna
oninneembare vesting met alles over.
Alleen de kleine bergvestingen Silberberg, Neisse , Kosel er»
Glaz werden dapper verdedigd.
BESCHOUWINGEN OVER DE GEBEURTENISSEN.
Zoo gaf naar allen schijn Pruissens officieren-stand aan de
verstomde wereld plotseling slechts het beeld van voorbeeldelooze
lafhartigheid of voorbeeldelooze onbekwaamheid. Hoe kwam van
alle legers van Europa juist Pruissen alleen er toe om plotse-
ling in zoo scherp contrast met zijn jongste, zoo roemrijke
geschiedenis te vervallen? — Bezat het weikelijk een officieren-
stand , slechts van lafhartigen of onbekwamen ? — Of waren
juist te voren slechts zulke met zorg uitgezocht om Pruissens
leger aan te voeren en Pruissens vestingen te verdedigen ? —
En van wien en waartoe kon deze keuze van verraad van het
Vaderland geschied zijn ? — De Oostenrijkers en de troepen van
het Rijnverbond hadden rondom Pruissen mannelijk en de eer-
sten zelfs hoogst roemrijk ofschoon ongelukkig gestreden ; Pruis-
sens officieren hadden zelfs de eer verloren. Want in waarheid »
het schijnt mij dat mijn goedaardigheid mij slechts\'een alter-
natief toegestaan heeft, waarvan in ernst geen spraak kan zijn-
Van onbekwaamheid , in zoo verre dat begrip van dat van laf-
hartigheid gescheiden zou worden, kan geen spraak zijn, omdat
dat begrip met onwetendheid te zamen gaat. Maar onwetendheid
in de taktiek, dat verklaart de overgave der vestingen niet,
dat doen slechts bestormingen met ongelijkmatige krachten ten
spijt van dapperen tegenstand. Geen vijandelijk generaal kwam
echter voor een Pruissische vesting in de noodzakelijkheid om zich
ook slechts met de gedachte aan een storm bezig te moeten
houden. Lafhartigheid is echter geen Duitsch erfdeel en de
Pruissische soldaat heeft den roem van Duitsche dapperheid tot
-ocr page 64-
u
nu toe heerlijk bewaard, ja, hij heeft den ouden roem der
Duitsche dapperheid, schitterend aangevoerd door zijn adel, her-
overd. Lafhartigheid was derhalve ook niet de oorzaak van dien
in de geschiedenis voorbeeldeloozen smaad der Duitsche legers ;
in den gezonden kern van het Pruissische leger moest derhalve
een worm nestelen, die rotte plekken maakte, welke een soort-
gelijke worm van buiten wel erkende en waardoor hij binnen-
kwam. Het gezond verstand wijst slechts deze ééne verklarings-
wijze aan. Sints Frederik II was het een stilzwijgende voor-
waarde voor de Pruissische officieren om bevorderd te worden
dat zij lid der vrijmetselaarsorde waren. De koninklijke familie
beschermde de orde. De hertogelijke Brunswijksche familie,
welker leden gewoon waren de voornaamste plaatsen in
liet leger in te nemen, was ook volgens oul gebruik in bezit
van de eerste grootwaardigheden aller stelsels van vrijmetselaren,
Illuminaten en Martinisten niet uitgesloten ; natuurlijk was der-
halve bijna de geheele stand der officieren lid der orde en stond
alzoo in tweevoudige dienstpligt, in dienst van het monarchale
vaderland en in dienst van het vaderlandlooze orderijk der wereld.
Nu is het toch wel bekend, dat ook in Frankrijk\'s legers de orde
de grootst mogelijke uitbreiding had , alleen tot aan Pruissen\'s
val was de toestand van een metselaar in het Fransche leger op
dubbele wijze een andere als van den metselaar in het Pruissi-
sche leger. Want Napoleon had nu eenmaal ook de orde zoo-
danig onder den voet, dat diens zelfstandige werkzaamheid zeer
verlamd scheen en dan was, als getoond is , tot dusverre de
orde \'s keizers nauwe bondgenoot: gevolgelijk kon tot nu toe de
Fransche officier in geen strijd met zijn plicht geraken, dat was
echter wel het geval met een Pruissisch officier.
Wel geeft de vrijmetselaars-orde aan de massa der officieren,
die alleen tot het lager lidmaatschap behooren, geen uitdrukkelijke
krijgsbevelen , maar men herinnere zich , dat de metselaar reeds
met de eerste schrede in de orde , in den graad der zwarte
broeders, den eed doet van medewerken tot het heil der orde
en daarbij leven, ja eer op het spel te zetten. En de hoogere
standen van militaire en burgerlijke beambten vinden ook in de
orde hun plaats spoedig in hoogere graden , zien zich derhalve
ook al spoedig in het alternatief verplaatst om te beslissen tus-
schen het onderhouden van den eed aan de orde en den eed
aan den dienst. Maar het is volstrekt niet noodzakelijk dat men
-ocr page 65-
45
in hen die bevel voeren zelfs altijd een der ingewijde broeders
zoekt: want alle ordeklassen van boven af bevatten , zooals ik
ook reeds in het eerste Heft aantoonde , oningewijde en meer
en minder ingewijde broeders. Misschien stond nu een comman-
dant hooger in de orde of behoorde niet tot de ingewijden ,
terwijl zijn adjudant of zijn naaste officier onder hem in de
orde boven hem stond , misschien wel zijn overste was. Natuurlijk
moet het dan bij zulke verkeerde verhoudingen den laatste
gemakkelijk worden, om den eerste ook hier als werktuig te
behouden , zooals hij zelf reeds zoodanig in de orde was, en ten
minste kon de generaal geen plannen beramen zonder die in
vertrouwen aan den medebroeder mede te deelen ; in ieder ge-
val eindelijk vonden de mededeelingen en beraadslagingen der
•ordebroeders bij den generaal als ordebroeder steeds open ooren
en een geloovig, vertrouwend hart. De geschiedenis van het
verraad van Mainz onder medewerking van een Pruissisch Minis-
ter is het beeld van het geheel.
Dat echter al die verraderijen niet straffeloos geschiedden,
dat bewijst slechts te sterker het bestaan van de machtigste,
invloedrijkste vertakkingen van hetzelfde verraad; ja, de ge-
slachts-registers der orde uit dien tijd bevatten alle namen dei-
voorname officieren , die toenmaals Pruissen\'s legers aanvoer-
den."
Wat Eckert hier beweert en in bijzonderheden nawijst, wordt
in het algemeen ten minste bevestigd door getuigenissen van
mannen die medeleden der orde waren.
Van den graaf von Haugwitz hoorden wij : Cromwel, zooals
later Bonaparte kenden het omwentelings-systeem. Hij, zooals
zijn opvolgers maakten er gebruik van, voor zich zelve." De
vervaardiger van het Hephata schrijft bldz. 61. »Cromwel en
Napoleon maakten gebruik van de orde voor zich zelve en ik
prijs hen daarom, ten minste eenigen hebben daarbij gewon-
nen."
Lindner drukt zich in zijn Mac-Benae 619 nog duidelijker
uit: uit de Loge-Iijsten van het Groot-Orient van Frankrijk
van het jaar 1812 ziet men dat toenmaals daarvan niet
minder dan 1089 Logen en Kapittels afhingen. Hiertoe be-
hoorden ook de Fransche Logen voor militairen waarvan 1089
reeds 69 regimenten hadden. Deze Logen voor militairen ston-
den als Logen der orde in alle landen natuurlijk ook open voor
-ocr page 66-
40
de zich daar bevindende orde-logen, waarbij Napoleon zeer groot
belang had : de broeders waren dikwijls zeer lastig en kochten
zeer veel broeders om , dikwijls tot nadeel van het vaderland."
Van Napoleon III , die in de politiek dezelfde doeleinden als
zijn oom beoogde en daarom den strijd tegen de oude dynas-
tie weder opnam , willen wij slechts zeggen , dat hij van zijn
jeugd af lid der orde was en deze groote verwachtingen van
hen scheen te hebben. In het jaar 1852 den 26 Februarij gaf
namelijk Prins Murat, de nieuw gekozen grootmeester te Parijs
een schrijven uit, waarin naar de Leipziger Freimaurerzeitung
Jahrgang 1853 St. 9 gezegd wordt: »Het oogenblik is gekomen,
waarin de vrijmetselarij moet toonen , wat zij is , wat zij wil,
wat zij kan."
De aangevoerde feiten benevens de getuigenis in het bizonder
over Frederik Wilhelm III van Pruisen en Napoleon I doen ieder
erkennen, dat men uit de toelating, de bescherming en het lid-
maatschap der vorsten geenszins , zooals de vrijmetselaars ons
zouden willen bewijzen, in de noodzakelijkheid verkeert ten
gunste der loyaliteit der orde en haar nut voor de menschheid
te besluiten. Zelfs de keus der voorbeelden , die bij de bewijs-
voering aangehaald worden is niet bizonder gelukkig. De edelste
harten, dit staat in een manifest aan de bewoners van Weenen
te lezen, keerden zich tot de Metselaars. Frederik II van Pruissen
en keizer Joseph II, o.ize groote, onze eenige Joseph waren
vrijmetselaar." — Maar noch hun groote, hun eenige Joseph ,
noch Frederik II van Pruissen bleven vrienden van de vrijmetse-
laars. De laatste verliet de orde wegens het staatsverraad van
een generaal, die ook tot de orde behoorde. Wat Frederik II
van Pruissen in het algemeen van de vrijmetselarij dacht zegt
hij dui lelijk genoeg in zijn Todten-gesprachen: «Wiskunstenaars
{ordebroeders) zullen de wereld regeren:" de vorsten zullen zij in
dolhuizen brengen of hun provinciën te regeren geven , die be-
straft moeten worden (Z. Eckert: die Frage der Staatlichen
Anerkennung des Freimaurer-Ordens 6.105.) Dat de vrijmetse-
laars het niet ,versmaad hebben op staatkundig gebied »aan de
menschheid" hun zegen te schenken , zal uit het bovenstaande
wel duidelijk zijn. Wij voeren nog meerdere bewijzen aan. —
De schrijver van het Hephata eindigt wel is waai\' het eerste
deel van zijn boek , omdat hij in de Loge niets van de doeleinden
<1er orde vernomen had , met de woorden :
-ocr page 67-
47
DOEL
dat verder niets dan eten en drinken is, waarom de tafellogen
die plaatsen zijn , waarin het ware, echte vrijmetselarendom zijn
plicht vervult. De tafellogen zijn daarom het doel der raetselarij. .. .
Nimmer, nimmer zult gij het vergeten,
Arbeid , arbeid is het eten ,
Dat is raetselarij ,"
Maar bladz. 60 1. c. heeft die schrijver niettemin gezegd :
«Weinig hoogere en hooge beambten zijn geen vrijmetselaars,
een doorslaand bewijs dat derhalve de politieke richting ook in-
gevlochten kan worden en eerst in de hooge graden zou zulks
geschieden." Verder herinnert hij aan Cromwell en Napoleon.
Wat de schrijver van het Hephata alleen als mogelijk aanneemt
bevestigt het Tijdschrift voor Vrijmetselarij 1832, Heft I als
werkelijkheid. Daar staat op bldz. 123: Na de Julij-revolutie
trachtte Lafayette , die de Logen vlijtig \'bezocht, aan de rege-
ring van Lodewijk Philippe een steun in de vrijmetselaars te
geven, die hij des te gewichtiger kon beschouwen, wijl de vrij-
metselaars-logen onder de Restauratie eindelijk grooten invloed
op de verkiezingen uitoefenden en de nederlagen der regering
beslisten ; wat gemakkelijk te begrijpen is, wanneer men be-
denkt, dat er bijna 100,000 vrijmetselaars in Frankrijk zijn, der-
halve een grooter getal dan het toenmalig getal kiezers bedroeg."
B. 4. In de Latomia bldz. 134 verd. staat de volgende cor-
respondentie : »Lyon. Den 30 April 5843 (1843) wordt hier het
ordefeest der vereenigde Logen enz. gevierd. De bezoekers wa-
ren in groot getal toegestroomd en de President Broeder Vivier
opende de Loge. Aan het slot van zijn redevoering die te dier
plaatse werd medegedeeld zegt hij : »Ik vergun nu aan den
vervaardiger van die redevoering , welke door den Hoofdraad de
beste verklaard is, aan den broeder Treillard het woord."
Deze sprak nu het volgende:
»De grondzuilen der nieuwe Constituties verhieven zich op de
puinhoopen der Bastille. De dag van den 14 Julij was schrik-
wekkend in gevolgen: do mannen, die tot nu toe weinigen in
getal en zonder gedruisch hun gedachten over den staat uitge-
sproken hadden, begrepen dat hun invloed gestegen was j zij na-
men de rollen, die hun in dit drama toegedeeld waren en gingen
-ocr page 68-
48
moedig aan het werk. Het Vaderland had aan zijn hoofd een
prulwerk van stoute oproermakers."......
»Eene vereeniging, die op beginselen gesticht was, die werke-
lijk van diegene verschillend waren, waarnaar de uiterlijke we-
reld geregeerd werd , moest een diepen en blijvenden indruk op
de menschen maken. Den mensch verheffen uit den staat van
vernedering, waarin hem wetten en zeden hadden laten neer-
zinken , was een heilige taak. Daarom verlangden alle edelen
van harte de opname in den bond , en van het oogcnblik af ,
dat zij het licht aanschouwd hadden , werden zij zelve nieuwe
Apostelen. Diegenen , welke hoogere kennissen bezaten, bedien-
den zich van de Tribune en het altaar om nieuwe ideeën te
verspreiden. Diegenen, wier opleiding te wenschen overliet, luis-
terden vol geestdrift naar de stem der beschaving en keerden
dan in hun familie tot hun vereenigingen terug, om daar het
zaad dat men hun toevertrouwd had , tot rijpheid te brengen !
Begrijpt gij nu den invloed der vrijmetselarij op eene maatschappij,
die in staat van ontbinding verkeert? — Van daar kwam het ,
dat de Metselaars in de metselaars-wereld zeggen , doen en lee-
ren konden , wat de burgers der profane wereld zeggen , doen ,
noch leeren mochten.
                     
Latomia Jahrg. 1848 B. 9. f. 284 verhaalt dat Lamartine,
een voornaam vrijmetselaar en president der republiek den 10
Maart op het stadhuis te Parijs verklaard heeft: »Ik ben er van
overtuigd dat uit den boezem der vrijmetselarij de groote ideeën
ontsproten zijn, die aan de volksbewegingen in de jaren -1788,
1830 en 1848 te gronde gelegen hebben."
Hoogst merkwaardig eindelijk is volgend feit, dat ons het Pa-
rijsche Dagblad PUnivers N°. 449 mededeelt :
Parijs, 8 Maart 1848. Eene deputatie der leden van het
Groot-Oosten der Vrijmetselaars van Frankrijk , bekleed met hun
insignien , verscheen om in de handen der voorloopige regering
een bewijs van gehechtheid aan de republiek neder te leggen.
Deze deputatie werd van de heeren Cremieux en Garnieux-Pages
en den heer generaal-secretaris Pagnerre ontvangen , die op de-
zelfde wijze met de insignien bekleed waren, welke hun deelname
aan de vrijmetselarij beteekenden. Heer Bertrand , naar ouder-
dom president van het handels-tribunaal, vertegenwoordiger van
den grooten meester der vrijmetselaars opende de redevoering
met de volgende woorden : Aan de glorie van den grooten Bouw-
-ocr page 69-
49
meester van het heelal ! — Het Oosten van Frankrijk aan de
voorloopigc regering. De Fransche metselarij, ofschoon doo-
haar wetten geplaatst buiten de politieke krisissen heeft de air
gemeene gezindheid harer gevoelens voor de nu ontstane sociëele
beweging niet kunnen terughouden. De vrijmetselaars hebben
ten allen tijde op hun banier de woorden gevoerd : vrijheid, ge-
lijkheid en broederschap : — en terwijl zij op Frankrijk\'s vanen
die terug vinden , begroeten zij de zegepraal hunner beginselen
en juichen van blijdschap nu zij zeggen kunnen dat door u het
vaderland de vrijmetselaars-wijding ontvangen heeft. Wij bewon-
deren den moed , waarmede gij de grootste en moeijelijkste taak
ondernomen hebt op vaste grondslagen de vrijheid en het geluk
der volkeren te bouwen ; wij waardeeren de bereidwilligheid,
waarmede gij zulks zoekt te bereiken, terwijl gij de orde hand-
haaft die daarvan de voorwaarde en waarborg is. Veertig dui-
zend vrijmetselaars , verdeeld in 500 Logen , die onder elkander
een van hart en geest zijn , beloven u hiermede hun hulp ter
voleindiging van het roerovol begonnen werk.
De broeder Ci emieux antwoordde :
De voorloopige regering neemt met ijver, en blijdschap uw
nuttige en volledige deelname aan. De groote bouwmeester van
het heelal heeft aan de wereld een zon gegeven om haar te ver-
lichten , de vrijheid om haar te behouden; hij wil dat alle men-
schen vrij zijn ; hij heeft ons de aarde gegeven om haar vrucht-
baar te maken en alleen de vrijheid is het, die haar vruchtbaar
maakt. Het is waar, de vrijmetselarij laat zich niet in met po-
litiek ; maai- de hooge politiek, de politiek der
menschheid heeft altijd toegang gevonden in de vrijmetse•
laars-logen. Daar heeft de metselarij ten allen tijde, onder alle
omstandigheden , onder de verdrukking der gedachte zoowel als
onder de dwinglandij der macht onophoudelijk de verheven
woorden teruggevonden : vrijheid , gelijkheid en broederschap. —
De republiek is in de vrijmetselarij en daarom
heeft deze ten allen tijde gelukkig of ongelukkig aanhangers
over de geheele wereld gevonden. Er is geen enkele Loge, die
van zich zelve de roemrijke getuigenis niet kan afleggen , dat
zij getrouw de vrijheid bemind en de broederschap bemind heeft. —
Ja , over de geheele oppervlakte der aarde welke de zon verlicht,
reikt de vrijmetselaar aan den vrijmetselaar een broederband:
dat is het bekende teeken van alle volken. — Welnu , de re-
4
-ocr page 70-
50
publiek zal dus doen wat de vrijmetselarij doet, zij zal worden
dat schitterend pand der vereeniging van alle volkeren over de
geheele aarde; en de groote bouwmeester van het heelal zal van
de hoogte des hemels zich verblijden over deze edele gedachte der
republiek , die terwijl zij zich over alle deelen der aarde ver-
spreidt, tot een en dezelfde gezindheid alle deelen der aarde
vereenigt.
De deputatie verwijdert zich onder het herhaalde geroep: leve
de republiek , leve de voorloopige regering.
Oorsprong en einddoel der Fransche republiek van het jaar
1848 is uit die woorden der broeders duidelijk. Zij is geboren
uit de vrijmetselarij , gelijk de ordebroeder L.imartine zegt: hij
heeft de overtuiging dat uit den boezem der vrijmetselarij de
groote ideën zijn voortgekomen die aan de volksbewegingen in
de jaren 1788 , 1830 en 1848 ten gronde gelegen hebben. Het
doel der Fransche republiek heeft ons de ordebroeder Cremieux
genoemd: »de republiek zal dat doen, wat de vrijmetselarij doet,
zij zal worden het schitterend pand dei\' vereeniging van all»;
volkeren over ons geheele werelddeel." Zoo zullen ons de vrij-
metselaars het zeldzaam verschijnsel in 1848 verklaren kunnen,
hoe bjjiia gelijktijdig in ongeveer geheel Europa revoluties uit-
barstten. Hebben misschien de medeleden der orde de verdienste
dat zij in onderscheiden staten do behoefte naar «vrijheid , ge-
lijkheid en broederschap" tot bewustzijn gebracht hebben ? De
lijsten der medeleden van de loge uit dien tijd zullen ons daar-
omtrent nader kunnen inlichten. In Mei 1847 heeft een groot
Vrijmetselaars-Congres te Straatsburg plaats gehad en waren
tegenwoordig o. a. Lamartine , Cremieux , Cavaignac , Blanc ,
Vilain met Fikler, Hecker, Herwegh , Blum , Feuerbach , Ja-
cobi en Welker. In Pruissen stond den 13 Dec. 1848 voor het
openbare gerecht een duitsch-katholiek prediker Dowiat die naar
eigen openbare bekentenis »de godsdienstige beweging slechts
als dekmantel , als middel voor sociaal-politieke beroering be-
schouwd had.\' Dowiat verklaarde nu voor het gerecht: »het
toenmaals uit winkeliers te zamengestelde ministerie zou zeer
goed geweten hebben dat men in de vrijmetselaars-logen revo-
lutionaire richtingen volgde, naai\' omverwerping der troonen en
invoering der republiek streefde.\'\'
Niet zoo stoute hoop konden de Loge-bloeders op de Fransche
republiek van het jaar 1870 vestigen. Maar het schijnt ook\'deze.
-ocr page 71-
M
niel te ontbreken aan sympathie van den kant der vrijmetselaars\'.
Het «Oosten" van Brussel heeft in een rondschrijven aan|de Berlijn-
sche vrijmetselaars de wedervereeniging van duitsche (!) provin-
ciën met het duitsche grondgebied tot onderwerp van een uitvoe-
rig onderzoek gemaakt en dat rondschrijven ook aan duitsche
logen overgezonden. Het «Oosten" verklaarde de bedoelde ver-
eeniging van den Elzas en Lotharingen met het oorspronkelijke
moederland onrechtvaardig, geloofde dat aan de zelf-bestemming der
volkeren te moeten overlaten en maande de vrijmetselaars aan
in dien zin te werken. De N. A. Ztg. zag zich daarop genood-
zaakt aan het hoofd van haar blad tegen een manifest der «vrede
en vrijheids-clique" van de vrijmetselaars te strijden , die eventu-
eel zich tegen een aanhechting verklaarde.
Over de Spaansche en Portugeesche Logen maakt de Essener
Volkszeitung in No 151 en 154 (1871) belangrijke brieven uit
Spanje bekend. De schrijver spreekt (24 Junij 1871) aldus:
Het ergste in het land is, dat ook een deel van de bedienaren
van het heiligdom niet vrij gebleven is van den invloed der ge-
heime genootschappen. «De helft der geestelijkheid van Portu-
gal is vrijmetselaar" meende in 1862 te Madrid waar hij toen
in de Pensemianto Espannol , een der katholieke bladen, schreef,
de begaafde G. F. die heden in het Heerenhuis onder de Jee -
ken als verdediger der kerk en uitstekend redenaar uitmunt. —
Zelfs de Bisschop van V. schijnt aan velen om zijn nauwe be-
trekkingen met zekere «Broeders en zijn gelijktijdige deelname
aan de openbare aangelegenheden en der Staatsregering zoodra
hij daartoe door deze uitgenoodigd wordt, niet geheel onver-
dacht te zijn."
Men bemint van de zijde der geheime zamenzweerders-vereeni-
ging geen zelfstandige, onafhankelijke, begaafde, vast besloten,
vrome Vorsten. De Vorsten «door de gratie Gods" zijn in den
grooten ban verklaard , worden gesmaad , bespot: hun naam in
liet slijk getreden. Dat is vooral waar van den Paus, wiens
»nqn possuraus" en onfeilbaarheid de ondoordringbare dam is,
welke de woede en haat der hel en harer aanhangers te vergeefs
zoeken te verbreken of te overstroomen. Bevreesd zijn de duis-
terlingen voor de vastberadenheid en gestrengheid van een Gre-
gorius VII, Innocentius NI, Alexander III , Bonifacius VIII,
Sixtus V; voor de geleerdheid van Benedictus XIV: voor de stand-
vastigheid van Gregorius XVI; voor de heiligheid van Pius V,
-ocr page 72-
52
Phis VI, VII en de hemelsche rust, en heilige lijdenskracht
van Pius IX. Ja, zooals de hel zelve meermalen tegen wil en
dank getuigenis der waarheid moet afleggen , zoo is een woord
vnn Mazzini ten bewijze dat de pausen nooit in het geloof ge-
wankeld hebben. Het getuigt voor de kracht van het geloof van
Alexander VI, over wiens leven de geschiedschrijvers dikwijls
verkeerd oordeelen.
In een zijner geheime stukken zegt de koene zamenzweerder:
Een Alexander VI zou ons in het geheel niet passen.
Deze verklaring dat Alexander de man niet was op wien men
— van de zijde der geheime genootschappen — invloed kon
uitoefenen , door Mazzini afgelegd, is een sterke verdediging van
den eerste en het beste bewijs dat de geloofssterkte van dezen
Opperherder aan de Venta niet behaagde en dat deze Paus,
zoo heftig soms bestreden, ook zijn zeer goede zijden had. —
Mazzini meende dat een Clemens XIV daarvoor beter zou pas-
sen. Men verlangt, vreesachtige , gemakkelijk te ontstellen, toe-
gevende , gewillige werktuigen tot kerkelijke en wereldlijke hoof-
den. Bij de eersten is de leugentaal niet naar wensch geslaagd;
bij de anderen slechts al te zeer.
De befceerschers of veel beter »de eerste dienaren van het volk
of van den staat\'\' zijn gedeeltelijk slechts door vrijmetselaarsge-
nade ; men kent niet meer de «Vaders van het vaderland" maar
nog slechts de zonen der logen. Maar de vorst, die geen vrij-
metselaar is, vreest hen , wordt door hen omringd zonder het
te weten en te willen . wordt bij gelegenheid verdreven en ver-
jaagd opdat een medelid van een vorstenhuis dat deelgenoot der
broederschap is , zijn openstaanden troon bestijgen kan. In Por-
tugal moest de geestrijke, krachtvolle, fijn beschaafde Don Pe-
dro en nog voor hem de vrome, edele, liefderijke, heerlijke
koningin Stephanie uit het huis Hohenzollern , gezegend vroeger
door de behoeftigen van Dusseldorf, zooals later door die van
Lissabon , op zoo jeugdigen leeftijd sterven. Geruchten gingen
onder het volk rond van vergiftiging. Bij zulke gebeurtenissen
maakt dikwijls een ongegrond vermoeden zich zeer gemakkelijk
meester van de verbeeldingskracht der menigte , die voor droe-
vige gebeurtenissen zoo toegankelijk is. Laten wij de waarheid
of valschheid der bewering ter zijde, manr van den kant van Vrij-
metselaars hebben wij zelven hooren verzekeren dat men Don
Pedro uit den weg heeft geruimd, dnar hij niet spaste\'* en
-ocr page 73-
53
jicht gevaarlijk had kunnen worden. Wie had gedacht aan zulk
vroegtijdig uiteinde van beide cchtgenooten, toen de prinsbisschop
Hendrik van Breslau te Berlijn de koningsbruid in den bloei
der jeugd en schoonheid aan de gevolmachtigden toevertrouwde
en die heerlijke toespraak hield. Dat voortreffelijk vorstenpaar
was voor zekere duistere plannen en aanslagen ongenaakbaar.
Het was »beter passend , meer overeenkomstig den tijd dat de
weinig beteekenende broeder van Don Pedro den troon besteeg,
een gewillig, zwak werktuig der vrijmetselaars en schoonzoon
van den gekroonden cipier van den plaatsbekleeder van Christus-
Nog vele stormen en onweders hebben Portugal en Spanje
te verduren. Men zaaide wind , stormvlagen kunnen dan niet
uitblijven. De vereeniging van beide landen volvoerde eenmaal de
reuzengeest van Philips II door den ijzeren wil, de veldheerstalenten
en het overwinnaarsgeluk van Alva. Misschien ware het tot een
scheiding niet meer gekomen als de geweldige , kloeke beheer-
scher Lissabon tot hoofdstad des rijks en tot koningszetel verhe-
ven had. Heden is dit volk aan den dw.rg overgeleverd. Klein-
geestige , in het duister sluipende en woelende menschen, die
van de grootheid van Philips II slechts zooveel begrijpen dat zij
het Escuriaal tot uitspanning geschikt vinden en daarin gewoon-
lijk tot verfrissching des zomers verblijven zooals men in Tirol
zou zeggen, werken aan de vereeniging van het geheele schier-
eiland. Zij maken zich den arbeid even licht als uitvoerbaar. Ge-
schrift en woord is krachtiger voorbereiding tot veroveringen dan
groote uitrustingen met naaldgeweren en getrokken geschut. Half
in het openbaar en half in het geheim maakt men van elk mid-
del gebruik.
In het bizonder op spoorwegtochten , bezoek der broeders van
Lissabon naar Madrid en waarschijnlijk spoediger tegenbezoek,
der Spanjaards in Portugal. Algemeene tevredenheid, warme
handdrukken naar de bizondere graden en regels, de gebruike-
lijke hoogdravende , vervelende en domme toespraken , rijk voor-
ziene tafels, ontvangst aan alle haltplaatsen , en in alle wacht-
zalen door beambten, afgevaardigden, en toonkunstenaars-ge-
zelschappen met trommen , pauken en trompetten — dat alles
verstaat zich van zelf. Komt men door woorden en muziek, als
het zoo lustig voortgaat eindelijk door behulp van vereenigingen,
nieuwe verbroederingen, geschriften enz. eindelijk overeen in de
Union Iberica, dan geldt het alleen nog de vraag in welke ge-
-ocr page 74-
54
daante zij zich te vertoonen heeft aan de over niets verwonderde
wereld. Zullen daarover de zoogenaamde «geregelde logen" be-
slissen wier grootmeester Prim geweest is en heden Zorilla zijn
zal ? Dan komt er een constitutioneel koning te voorschijn.
Het groote Oriënt der «geregelde loges" bevindt zich te Madrid,
is door dat van Engeland erkend en staat met de vrijmetselarij
van het laatste land als ook met die van Duitschland en Italië
in betrekking. Deze tak der metselarij heeft Amedeus op den
Spaanschen troon geplaatst. De vriend van Prim, de Italiaansche
broeder Cialdini, die zijn bruikbaarheid voor vrijmetselaars-doel-
einden bij Castelfidardo en elders bewezen heeft, schonk hierbij
de voornaamste hulp. Heeft nu de vereeniging ^regelmatig" plaats,
welke van beide broeders — zwagers — zal dan voor den ander
wijken ? Don Louis"van Portugal voor Don Amedeus van Savoijen
of Don Amedeus voor Don Luis, gemaal zijner zuster? Of zul-
len beiden met afwisseling zich verblijden met het heerschen en
beheerscht worden? In het oude Rome bestond er ook zulk een
tijd waarin tegenover den vijand beide consuls het opperbevel
des legers onder elkander deelden , den eenen dag de een , den
anderen dag de ander. Toenmaals was Napoleon I nog niet
geboren, die hun had kunnen zeggen dat een middelmatige ,
zelfs slechte opperveldheer nog niet zóó erg is als twee goede. —
Buiten die regelmatige Logen tot welke in der tijd de liberale
Unie en O\'Donell misschien behoord hebben, bestaan er in Spanje
nog ongeregelde Logen. Dezer groot Oriënt is in Lissabon ; in
Madi\'id bevindt zich een andere voor Spanje, waarvan Rivero
het hoofd is. Deze willen de Union lberica als vrijstaat en zullen
alzoo aan Don Amedeus als aan Don Louis hun paspoort en af-
scheidsbrief geven. Prim trachtte te vergeefs deze onregelmatigen
te winnen toen het om de keus van Amedeus te doen was. De
bemoeiingen van] Prim werden ondersteund door Victor Emma-
nuel die den terugslag van een Iberischen vrijstaat op Italië, en
door Lodewijk van Portugal, die voor zijn kroon vreesde.
Of zullen de uiterlijke logen , regelmatige zoowel als onregel-
matige over het geheel aan de innerlijke ten offer vallen , de
ook in Spanje tallooze carbonari-venta\'s en de zich dagelijks
uitbreidende internationale? Aan de voorlaatste schrijft het volks-
geloof de vermoording van Prim toe. Toen het draadbericht
daarvan aankwam en zijn dood of redding in het onzekere liet,
zeide ons een metselaar die een hoogen graad bekleedde: het
-ocr page 75-
55
spijt mij van Prim , ik heb hem dikwijls laten aanraden zich in
de armen van hen te werpen die den vrijstaat willen. Hij had
diktator kunnen zijn. Nu is het voorbij. Zijn dood is door de
loge (van welke loge zeide hij niet) besloten en zou hij het
dezen keer, wat nauwelijks mogelijk is\', ontkomen zijn . dan zal
hem spoedig een schot, al zij het dan ook van de Tribune
of in de openbare kamerzitting treffen. Wee echter den rechter
of politieagent die de daders zou willen ontdekken. Die zal men
ook uit den weg ruimen en de laatsten niet op het spoor komen."
Dat alles zij zooals men het wil, de vrijmetselaars drongen met
hun schootsvellen en orJeteekenen in de katholieke kerk te
Atocha en ontheiligden die, toen zij daar voor en om Prima
doodkist hun bespottelijke belagchelijkheden tot ergernis der
geloovigen uitoefenden. De laatsten begrepen niet hoe de patri-
aich van Indië tot wiens gebied dat godshuis behoort en de
pastoor dezen vastenavonis-optocht van m^nschen , die in de
kerkelijke bin waren liet binnenkomen. Genoeg echter hiervan.
Een feit is tot heden de dooi van den ongelukkige , door het
wanbedrijf van onbekende moordenaars, naar alle uiterlijke aan-
wijzingen stelselmatig voorbereid , voltrokken in afwezigheid van
alle veiligheMs-beambten van dat gedeelte der stad, die met opzet
verwijderd schenen en wier afwezigheid niet opgehelderd is,
wijl duiielijk de beambten belast met het onderzoek bevreesd
waren voor geheime machten . die daarbij in het spel schenen
te zijn. — Voor Prim werd een gedenktafel in de zittingszaal
der kamer bestemd met de opname van zijn naam bij die van
andere dierbare groote staatslieden; zijn weduwe werd hertogin;
zijn jonge zoon hertog en wat nog wonderbaarder is, hoofdman
in het leger ; de uitvaarten waren overal prachtig en daarmede
was het onder de menschen afgeloopen. God moge echter voor
de arme ziel een genadige rechter zijn. Het slechtst zouden in
Madrid de toonkunstenaars, die bij de feestelijkheden, welke de
legering voor den vermoorde verordend had , besteld waren , er
afgekomen zijn ; kort geleden beweerde een courant dat zij niet
betaald waren. ledere overigheid , tot welke zij zich wendden
verklaarde zich niet gemachtigd tot kostenbetaling, enz. Ook
echt Spaansch.
Komen de Venta\'s en de Internationale tot heerschappij, dan
wordt de »union iberica" als lidmaat toegevoegd aan de alge-
ineene broederstaat. Gelijkheid zal heerschen onder de sluip-
-ocr page 76-
56
moordenaars, en de asch van afgebrande steden en dorpen, vrijheid,
zal heerschen , voor den een tot uitoefening van alle gruwelen
en geweld, voor den andere tot dulden, weenen , sterven , maar
in het verborgen , als men zich nog verbergen kan : alleen geen
luide klachten. Broederschap zal heerschen ; het vermoorden
tonder broeders" kwam reeds door Kaïn , dien deze lieden lief-
hebben , gelijk Renan Judas, in deze armzalige wereld, en
broederlijk is het toch dat de vraatzieke wolf het lam , dat het
water troebel maakte verworgde en verslond. Broederlijk is de
deeling van alle goederen der wereld, het opheffen van den
huisselijken kring en haard als oud vooroordeel en eenvoudige
overeenkomst; broederlijk is de gemeenschap van vrouwen en
mannen. Broederschap, gelijkheid heerscht van Arnold van
Brescia tot Weishaupt en Mazzini: broederschap, vrijheid en
gelijkheid van den boerenkrijg en de gruwelen der weder-
doopers te Munster tot de conventie van 1793 en de com-
mune van 1871; broederschap, vrijheid en gelijkheid van Mexico
en Cuba tot Spanje, van Ringo tot Juarez, van Espartero tot
Prim , van Prim tot Serrano en Sagasta.
Doodgeschoten vrouwen , kinderen , vermoorde monniken, ver-
dreven bisschoppen , geestelijken , nonnen , geplunderde kerken
en kloosters zijn het merkteeken en hoog boven alles , vele
eeuwen lang in «broeder metselarijen" opeengehoopte lijken en
puinhoopen vlamt huiveringwekkend het laatste vreugdevuur dei-
hel in den reuzenbrand van Parijs. Maar dat vuur is het laatste
niet. Het is een nieuw begin , een bliksemstraal, een eerste ,
die een algemeen onweder voorafgaat, een waarschuwing der
over het menschengewoel troonende goddelijke gerechtigheid, die
haar arm over Babel houdt uitgestrekt.
Het bloed van den aartsbisschop, die stervend de hand ver-
heft om zijn moordenaars te zegenen en de met hem gevallen
priesters en leeken heeft Gods toorn "verbroken. Het duurt nog
slechts korten tijd. Die zegen heeft den vloek gebannen , den
duivel uitgedreven. Maar het is de vraag of de bekeering volgt,
of de zondige menschheid de wek- en waarschuwende stem van
den gerechten God verstaat.
Vult et non vult p i g e r. Dat geldt van den flauwe en
trage, en dat is het grootere getal in het leger der katholie-
ken , niet alleen in Spanje , maar overal elders. Talloos is der
dwazen getal. Dat geldt van de blinden die nog, als voor twin-
-ocr page 77-
57
tig jaar aan de verleiders geloof hechten en tnuenen dat het raee-
rendeel der geheime duisterlingeu geheel onschuldige lieden en
tamme medeburgers zijn en het verlies van de tijdelijke macht
des Pausen benevens eon zak van onnutte , geschreven «borgspre-
kingen en waarborgen" van Florence geheel en al tot heil der
Kerk strekken. En dichtaangesloten en goed gerangschikt rukt
het talloos heer der vijanden op tot storm en slag tegen Gods
heiligdom. Maar tegenover zulk een afgesloten phalanx zijn de
katholieken veeltijds verdeeld en haarkloven over middelen, doel-
einden en zelfs dikwijls over nevenzaken , die bij menigen tot
hoofdzaken opzwellen. Zoo gaat het, helaas , in het katholieke
Spanje,^— over het geheel ook niet zóó in het lieve duitsche va-
derland ?
De vrijmetselaars zijn bij ons zóó talrijk dat zij alle anderen
in het maatschappelijk leven overheerschen, naar de opper-
vlakte te oordeelen , zonder politieke woelingen , zonder voorliefde
voor godsdienstige belijdenissen , zonder dweepzieken ijver voor
•vaste grondslagen , dikwijls zóó conservatief als Pommersche rid-
ders, zóó kerksch als Begijnen uit de Middeneeuwen, zóó ge
vormd en geestvol als jeugdige lions in de Clubs te Parijs. Overal
t\'n nergens nestelen \'zij zich als houtwormen in de naden
van het staatsgebouw, dan als bladluizen rondom iederen ro-
zenkelk in de salons, dan weer als motten in de vilten pan-
toffels der staatsraden. Men kan van hen evenmin vrij ko-
men al* van de ons omringende luchtmassa en waar men hen
het minste noodig heeft bieden zij op de hoffelijkste wijze
hun broederlijke diensten aan. Naar boven en naar beneden ,
om geestelijken en leeken , geleerden en onwetenden hechten zij
hun slingerplanten en spelen liever met de kransen der lente als
met de handen van het geweld. Hun taal is even vloeiend als
hun oogen brandend , en van de kracht der overtuiging en be-
vrediging maken zij met even kloek beraad als geduld gebruik.
Wat keizer Max de eerste, van de Franschen zegt, geldt ook
van hen : zij zingen hooger dan de noten luiden , zij lezen an-
ders dan geschreven slaat, zij spreken anders , dan hun hart zegt.
Over de eigenlijke kern van hun geheime vereeniging, over de
beteekenis van de gebruiken der orde, over haar diepste hoofd-
richting schijnen slechts enkelen veel te weten. Zij zijn zeer ge-
neigd om vergaderingen van broeders in de nabijheid en ook ver
verwijderde te bezoeken , daarin redevoeringen uit te spreken ,
-ocr page 78-
58
toasten uit te brengen en leerlingen der ingewijden aan te be-
velen. Hun taal is bij zulke gelegenheden rijk aan duitsch ka-
tholieke phrasen ; humaniteit, gewetensvrijheid, broederliefde enz.
zij peuren om den bijval der wereld. Geen levensstaat kan zich aan
hen geheel en al onttrekken. De eerste bisschoppen der kerke-
lijke provincie van den Rijn , de domheeren , de aanzienlijke pas-
toors waren vrijmetselaars en dankten aan die hoedanigheid niet
alleen hun aanstelling, maar ook de gunst der machtigen. De
broeder-bisschop en de broeder premier gaven elkander een ren-
dez-vous in de herbergen der bergen van Nassau tot stichting en
bevrijding der Frankforter kerk-pragmatiek. De protestantsehe
geestelijken steken bovendien allen in de kap van de Orde. Die
een ambt begeert , eenig maatschappelijk voordeel verlangt, wie
burgerrecht wil hebben , die een rijke bruid wenscht , kan dat
alles verkrijgen als hij metselaar is , en de broeders verzoekt en
dapper de truffel hanteert. Niet-metselaars varen in den regel ,
zonder eenig gevolg af, of zitten als tuinslakken op de laagste
plaatsen vast, zonder uitzicht op den Nektar en Ambrozia van de
groene tafel. Handwerkslieden vinden in den regel gemakkelijker
inlichting, kooplieden gereeder kapitalen en gezelschapsrechten,
meisjes gemakkelijker verzorging in gestichten en vrijplaatsen dei-
stichters als haar vader tot den broederbond behoort. Dat alles
gebeurt zonder gedruisch met een handdruk , met een blik van
het oog ; niemand heelt iets gezien of gehoord , plotseling is de
uitgestudeerde knaap op de voordracht of in de stemming de
gelukkige, ver voor al zijn medestudenten. De talenten, ge-
schiktheid , de gewoonheid aan die zaken , de eerlijkheid en recht-
schapenheid , alle deugden en verdiensten breken op eenmaal los
als voorjaarsknoppen in broeibakken , omdat broederbanden die
goed verwarmd hebben. Een broeder schrijver moet zijn jeugdig
dochtertje uithuwelijken en daartoe heeft hij geld noodig. Hij
schrijft een boek dat niemand leest, waarvoor geen uitgever te
vinden is, van een edelen jongeling zoo en zoo , van de vrouw
Magdalis en haar hartelijk geliefde zuster Amata. Ieder broe-
der-vrijmetselaar teekent in voor een, twee, drie, tien, twintig
exemplaren , ijverige colporteurs der Orde verspreiden het in alle
logen van het binnen- en buitenland, die misdruk. vindt groote
opname en de voor de uithuwelijking gevorderde 1200 gulden
zijn daar, boven de kosten voor papier en drukloon.
Maai- een enkel voorbeeld uit de velen , waarvan wij dagelyks
-ocr page 79-
59
getuigen zijn en als openlijke geheimen van de werkzaamheid
der broeders bewonderen. Zij hebben een eigen orde-kast met
aanzienlijke geldmiddelen uit geregeld vloeiende bronnen voor
invloedrijke werkzaamheid in bijzondere kringen der vrijmetse-
laars. Daaruit verkrijgen arme weduwen jaargelden, weeskinde-
ren bijdragen voor hun opvoeding , reizigers het vereischte geld
en iedere noodwendigheid krachtige ondersteuning. En als de
algemeene kast niet toereikend is brengt de naastenliefde dei-
vrijmetselaars met gelijkgezinde offervaardigheid bewonderens-
waardige en snelle hulp. Uit het gezegde volgt van zelfs dat
de vrijmetselaars in Duitschlaml een zeer invloedrijke houding
tegenover de katholieke kerk innemen, die daaromtrent niet on-
verschillig blijven mag. In het algemeen staat de vrijmetselarij
vast .op de verzachting van al wat met betrekking tot politiek
en godsdienst scherp afgesloten is en is het haar zegel dat alle>
regeringsvormen goed en alle godsdienstbelijdenissen gelijkelijk
ter zaligheid voeren. Van daar haten zij alle in het leven sterk
ingrijpende Jeerbegrippen , allen ijver in het uitoefenen van gods-
dienstplichten , alle aarzeling tegen onvoorwaardelijke verdraag-
zaamheid voor menschen zoowel als voor grondbeginselen. De
katholieke bepaaldheid in geloofszaken bestrijdt zij natuurlijk on-
der zulke omstandigheden als de blaffende hond den nachtelijken
liefhebber. Zij gaan voor haar met kloeke gezwindheid uit den
weg en vleijen haar zoo buigzaam als mogelijk is. Voor de ka-
tholieke hiërarchie betuigen zij in het geval van noodzakelijk-
heid zelfs hun eerbied om haar in zalige rust in te wiegen, maar
in het geheim gaan zij steeds met evenveel berekening als vast-
houdendheid ten strijde tegen de bisschoppelijke en pauselijke
macht en spannen hun beste kunsten in om die aan de wereld-
lijke macht te onderwerpen. Zelfs de ijverig katholieke metse-
laars hebben hun "oogen in den slaap open, opdat de bisschop
zich toch niet aanmatige al te scherp in de huishoudingen der
leeken in te zien of opdat de Paus geen brieven uitvaardige over
strengere kerkelijke tucht. Voor de staatsalmacht en geestelijke
aangelegenheden stellen zij de werkzaamheid der orde in de plaats en
de zaken kunnen, slechts goed en verstandig gaan als zij het heft
in handen hebben. De kerkelijke strijd onzer dagen voert hen
alzoo in een eigenaardigen toestand. Zij staan daarin aan de
zijde der staatsregeling als zij tegen de Bisschoppen arbeidt en
aan de zijden van hun orde als deze toegeeft. Het bestuur der
-ocr page 80-
GO
vrijmetselaars alleen heeft als rechtmatige macht op aarde steeds
het goede voor. Uit deze verhouding tot de katholieke kerk
komt de uiterste richting der vrijmetselarij voort ten behoeve van
een protestantsch Duitschland als politiek geheel, waar het Pro-
testantismus als belijdenis volstrekt niet in aanmerking komt en
de katholieke kerk buigzaamheid genoeg hebben moet voor den
rok van een beambte. Wij waren gedeeltelijk zelven er oorgetui»-
gen van , toen de jubelkreten en toasten over de inwijding van
den vermoedelijken troonopvolger aan de Spree in de metselaars-
orde deze groote roeping van de richting der vrijmetselaars in
het volle licht plaatsten, zonder schuldig gevoel van zwakheid
misschien , maar met haast en ijver. En wanneer de bijlegging
van den kerkelijken strijd in meerdere duitsche kleine staten naar
de gerechte verwachtingen van oprechte katholieken tot nu nog
niet gevolgd is , dan is de grond daarvan voor het grootere deel
in deze streving dei\' vrijmetselaars te zoeken, die gaarne zien
dat de brandende kerkelijke strijdvragen op kosten van anderen
zich zelve moede jagen en vrijere speelruimte voor het eigen
rijksideaal openlaten. Wel kon de vrijmetselaars-orde ten ant-
woord geven dat zij even goed als middel dient als de godsdienst,
•als het Duitsch-zijn, als de constitutioneele Monarchie. Maar
dat kunnen de metselaars verdragen. Zij leggen zich vol eerbied
•op den grond en laten zich plat treden , als het maar onder
metselaars gebeurt, waar alles gemeengoed is tot het ongedierte
hunner pelzen toe. Daze invloed der Vrijmetselaars-Orde op onze
katholieke ontwikkeling in Duitschland is voor ons van zooveel te
meer belang, daar zij zich in den stand der beambten een staand
heir geschapen heeft, welks macht zelfs verder gaat dan het
vorstelijk goeddunken en den strijd tegen katholieke beginselen
en dezer voortgang niet zoo snel opgeven zal. Voor het minst
•willen zij de vredestichters zgn om het werk met hun adem te
bezielen."
Op godsdienstig gebied beweert de Orde tot doel te hebben ,
de rampen weg te nemen, welke de veelheid der godsdiensten
onder de menschen veroorzaakt heeft. Verstaan de Vrijmetselaars
dat in dien zin dat zij er naar streven gezonde verdraagzaam-
heid en gelijkheid naar billijkheid en recht te beoefenen , dan
willen wij hun streven met vreugde begroeten. Doch de orde
verstaat dat anders: zij geeft als haar streven op dat zij het
doel wil verwezentlijken , dat Christus had toen hij sprak : gaat
-ocr page 81-
Cl
in Je geheele wereld en predikt het Evangelie aan alle volke-
ren" ; zij wil echter de godsdienst van Christus «niet als speel-
goed voor papcnheerschappij" zij streeft er naar «die godsdienst
tot een groote verheven waarheid te maken." Zij wil niet «ever»
als de Liguoristen in Oostenrijk de domheid van het volk, maai-
de verlichting van het volk. — Het valt niet moeielijk in die
phrasen den waren zin te ontdekken , daar vrijmetselaars zelven
zich daarover duidelijk genoeg uitgedrukt hebben. Wij laten hun
gezegden hier volgen, zooals Eckert in zijn geschriften «die
frage der staatliche Anerkennung des Freimaurer-Ordens in
Oesterreich." 646 die verzameld heeft.
In het Tijdschrift voor Vrijmetselaars Latomia Band 12. (6168
lezen wij dat de Redenaar tot zijn broeders zeide : «Het is even
eenzijdig een katholiek als een lutheraan , kwaker enz. te zijn ;
die ontwikkeld is en de Metselaar in het bizonder moet vrij
zijn van al deze kleuren."
Bij de bevestiging van een luthersch predikant te Weenen
werd naar het Weener Vrijmetselaars-Journal , Manuscript voor
broeders Vrijmetselaars, Jahrgang II, heft. 3. 6184 gezongen.
«Het is hetzelfde of een gouden kruis
of een borstbeeld glanst met de namen van Israels stammen;
of een groene tulband met een spits,
of de myter den schedel hem dekt.
Hetzelfde of hij tot den Paus van Rome , den Paus van Ham-
burg of van Stamboul behoort!"
Onbeschaamd durven hooggeplaatste Joodsche ordebroeders ieder
bestaan van christelijke ideën in den metselaars-bond met smaad
verwerpen. Zoo schreef Broeder Gotthold Salomon Dephil, Rabbijn
der nieuw-christelijke synagoge te Hamburg, medelid der Loge
»tot den opgaanden morgen", in het Oosten te Prankfoit aan
den Main , Eerelid der Loge »in de zilveren eenhoorn" in het
Oosten te Riemburg aan de broeders in zijn Stemmen uit het
Oosten, manuscript voor broeders: «Waarom bevindt zich in het
geheele ritueel der metselaars, ook niet een spoor van een
christelijke kerk ? — Waarom wordt de naam Christus niet een
enkelen keer genoemd , noch in den eed , noch in het gebed,
dat in de open Loge of in de Tafelloges gedaan wordt ? Waarom
tellen de metselaars niet naar de geboorte van Christus , maar
even als de Joden naar de schepping der wereld ? — Waarom
is in de vrijmetselarij geen christelijk symbool? Waarom cirkel
-ocr page 82-
G2
■winkelhaak , waterpas ? — Waarom niet het kruis en de andere
"werktuigen der martelaars ? — Waarom in plaats van wijsheid,
schoonheid, sterkte, niet het christelijke Trio: geloof, liefde,
hoop"?
In het vierde deel van haar Latomia beveelt de Orde aan de
broeders het geschrift aan: Kirchenlehre und Ketzerglaube."
Eine umschau iiber Religion und Cliristenthum, Gerechtigkeit und
Gnade , diesseits und jenseits. Van Dr. Adolph Drechsler. Aan
haar kritiek op dat geschrift laat de Orde de volgende inleiding
voorafgaan : Het protestantismus is in zijn gods-
dienstige betrekking slechts half, wat de
vrijmetselarij geheel is. Het beschouwt den inhoud der
godsdienst als iets door God aan de menschheid onmiddelbaar
medegedeeld en staat slechts "een gebruik van formulieren door de
rede toe om het ongeestelijke stof een vorm te geven. In de
metselarij daarentegen schept de rede niet
alleen den vorm, maar ook den inhoud. Het pro-
testantismus moet nu weder tot het katholicismus terugkeeren
of willekeurig halverwege staan blijven, of voorwaarts gaand op
het gebied der metselarij geraken, want de rede vergenoegt zich
slechts eenigen tijd mot het recht om zaken die boven de rede
zijn een redelijken vorm te geven : zij beproeft, op onderscheiden
wijze het gegevene met het hare te vereenigen tot zij door haar
pogingen tot vol klaar zelfbewustzijn gekomen de onmogelijkheid
van zulke vereeniging erkent. Dan verlangt zij ook het andere
deel van het haar toebehoorend recht; zij verwerpt het haar op-
gedrongen ruwe materiaal en kiest vrij of schept tot verwerking
iets dat meer geschikt is.
Hieruit zijn de tegenwoordige beschrijvingen in de vormen van
het protestantsch-godsdienstig leven , de allegorische uitlegging
der christelijke geschiedenis, en de ideale opvatting der geloof-
stukken te verklaren. De laatste pogingen om het kerkelijk chris-
tendom te verdedigen . veroorzaakten diens geheele verbanning
uit het gebied der rede
, want de rede wordt door deze daad
zich bewust van hét mislukken ook van deze vrede-onderhande-
Jingen. Zij erkende de onverdelgbare vijandschap
tusschen hare eigen leer en die der kerk; zij
kan de vereeniging niet meer hopen , zij kan deze niet meer
beloven. Een klare , duidelijke uiteenzetting van hetgeen de
uienschheid in liet kerkelijk christendom bezit en wat haar de
-ocr page 83-
63
natuurgodsdienst aanbiedt, wordt een behoefte van het gevormde,
met den voortgang der wetenschap vertrouwde deel van het volk.
Deze behoefte heeft de schrijver begrepen en daaraan voldoening
gegeven."
En zoo was het dan nu een natuurlijke zaak , dat de orde-
broeders, stichters en voorstanders van de zoogenaamde Duitsch-
katholieke gemeente te Berlijn , Jochmus-Muller en de geheim-
secretaris Bastide, vroeger kandidaat als evangelisch predikant ,
het volgende aan de wereld verklaarden. De eerste schreef
in het 3de deel der kirchenreform 6230 »dat de vrijmetselarij een
gunstigen invloed op de ontwikkeling van het Duitsch katholi-
cisme had uitgeoefend; dat uit haar wakkere medeleden voor
dat katholicisme gewonnen zijn en dat uit de overeenstemming
der godsdienstige grondstellingen van beide zijden geen kwaad
gemaakt wordt is ieder bekend. Maar wij vereenigen hiermede
de vaste overtuiging dat aan deze gemeenschappelijke beginselen
de toekomst behoort en dat hun ten spijt van ban en dwang,
trots kunst en list, het meerendeel der ontwikkelde klasse in het
openbaar moet bijstemmen , zooals zij deze reeds in stilte onder-
worpen is (6228). Een vrij, waar heidendom komt
meer met ons overeen dan een bekrompen chris-
tendom!
Broeder Bastide vergeleek het lam Gods met den zondenbok
van den winter en beweerde dat de natijd eerst iets geheel an-
ders van Jesus gemaakt had als waarvoor hij zelf zich had uit-
gegeven.
En hetzelfde zegt de vrijmetselaars-broeder Giese , predikant
der eerst duitsch-katholieke, later der vrije gemeente, in de
algemeene Kirehen-Zeitung van Berlijn 1847 : de ideeën der vrije
gemeenten zijn een soort van vrijmetselaars-bond van het volk.
Ook streven alle burger-vereenigingen , handwerkslieden-vereeni-
gingen , polytechnische gezelschappen , zondagscholen , liederta-
fels enz. naar hetzelfde doel, [arbeidden slechts aan bizondere
toepassingen en doorvoeringen van het groote vrijmetselaars-
beginsel , zijn derhalve verbonden zusters.
Als op zulke wijze zelfs vrijmetselaars spreken , zullen wij de
verwantschap die Eckert tusschen Duitsch-katholicismus en vrij-
metselarij opmetkt kunnen aannemen. In het 6de hefte van zijn
Magasin 6193 ff. zegt de protestantsche Eckert: Wat door te
giooten spoed in de Gustaaf-Adolph-Vereeniging bedorven werd,
-ocr page 84-
64
dat zou op andere wijze weer genomen worden. Een voortreffelijk
doordacht plan kwam voor den dag, het zoogenaamd Duitsch-
katholicismus werd te baat genomen.
Frankrijk had in het Saint-Simonisraus in den schoot der ka-
tholieke kerk een lichaam opgenomen , dat voorgaf godsdienstig
te zijn , maar dat daarvan een levendige tegenstelling was, waar-
door het verteerd werd, een dubbele natuur even vijandelijk
tegen den staat als tegen de kerk. Natuurlijk moest Duitsch*
land een dergelijk lichaam verkrijgen en daar er hier twee
kerken bestonden , die beide door den staat erkend waren , een
katholieke en protestantsclie, zoo moest de tegenstelling van
beiden , om eerst toegelaten te worden ten minste christelijke
narnen en vormen toonen. Voor een harer jongste scheppingen
ontleende de orde haar naam aan de katholieke kerk en nam
vormen van het protestantismus aan , den geest gaf zij haar uit
het heidendom mede.
De naam gaf aan de katholieken , in het bizondcr aan hen die
in protestanlsche landen verstrooid waren, de instandhouding
hunner kerk en aan de protestanten een nieuwe katholieke schei-
ding op , een leugen die de volle symphatie van alle naam-pro-
testanten aan het jeugdig kind verzekeren moest. Ik ben ooggetuige
van dat enthousiasmus in de protestanlsche steden van Saksen
geweest en heb dat in vroegere werken reeds geschilderd.
Zien wij iets van de geboorte , de opvoeders en de vertooning
van het kind.
Den roem , het vaderland van deze der kerk zóó vijandige
schepping te zijn, kon Pruissen, de staat van den vrijmetse-
laarstak die alleen nog slechts den stoute leugen volhoudt, dat
hij een christelijk-kerkelijke natuur heeft, zich niet aanmatigen.
Een ontaaide zoon der kerk , een katholiek priester Johannes
Ronge, belastte zich met den rol van den slechten apostel, een
verloren zoon der kerk, een ontaard kind van het vaderland ,
een slecht schouwspelcr, maar een trouwe, gehoorzame en
verdienstelijke broeder van de hoogwaardige vrijmetselaars-orde ,
die hem , den Christelijk-katholieken priester den 30 November
1846 te Hamburg in de Joden-loge naar de drie brandnetels,
de heilige wijdingen der orde liet geven , nadat zij hem eenige
jaren vroeger in de kringen van haar gezelschap van de geeste-
lijke daad in het systeem harer lichtvrienden getrokken had.
En rondom hem zag de wereld werkzaam met hem voor de-
-ocr page 85-
65
spoedige vorming en verspreiding der voorgewende nieuwe kerk
een . kring van arbeidzame mannen , die de namen Uhlich , Do-
wiat, Detroit, Rupp , Wiscilenus, Balzer , Brauner, Bastide ,
Müller-Jochmus , Robert Blum , Wigand enz. droegen. Zij allen
muntten uit in de listen der loge en schitterden als vurige kome-
ten van het zwarte Revolutie-systeem der Orde.\'\' Ook waren naar
Eckert\'s opgaven Grosmann , de stichter van de Gustaaph-Adolph-
vereeniging, Bunsen met de stichters der zoogenaamde Evan-
gelische Alliance , Saint Simon en de hoofden der Mormonen
allen vrijmetselaars. — Dat zijn derhalve de apostelen der Orde.
— Een bloemlezing uit hun hierboven aangehaald vrijmetselaars-
Evangelie biedt ons volgende kernspreuken aan : het is eenzijdig
tot een bepaalde belijdenis te behooren. — De inhoud der chris-
telijke godsdienst is in strijd met de rede. — Een vrij waar
heidendom komt meer met ons overeen dan een bekrompen
christendom. — Van christus heeft eerst de latere tijd geheel
iets anders gemaakt als waarvoor hij zich zelven heeft uitgege-
ven. Hij is de man van Nazareth, zooals hem kort geleden Emil
Rittershaus in de handels-vereeniging te Bochum noemde.
Met deze leerstukken komt ook de moraal der vrijmetselaars
overeen. Een en ander tot voorbeeld.
Het Weener Journal für Freimaurer 2 Ilefi Bldz. 143 deelt de vol-
gende plaats uit een Loge-rede mede: «Wat is recht en onrecht
onder de menschen anders , als toevallig oordeel der menschen ,
dat overal anders is, waar menschen anders denken ? — Wat
zijn vorsten-rechten , die door de natie niet gebillijkt worden
anders dan beleediging der menschheid, tegen welke zelfs de
menschheid om wraak roept ? — En dat alles zullen wij verzwij-
gen totdat domme opvoeding, slaafsche gewoonte, bijgeloovig voor-
oordeel of verstompt dulden het zelfs onmogelijk hebben dat
te denken of tot de menigte te zeggen, welker hart slechts
wacht , totdat de teugel verbroken is , die haar in ellende houdt ,
en waaraan zij ontsnapt zooveel zij vermag ?
In hetzelfde Freimaurer-Journal III, 4 , Bldz. 85 wordt gezegd :
Verreweg het grootere en naar de innerlijke gehalte zeker niet
het onwaardige deel mijner medebroeders gelooft, dat in de zin-
nebeelden der drie laagste graden niets als aanwijzingen van
diepere natuurkennissen vervat zijn. Zij schijnen de zedeleer:
»leer u zelven kennen" op het (gebied der godsdienst aan te
duiden. De natuurmensch met al de openbaringen zijner kracht
-ocr page 86-
m
is vooral liun doelwit. Hun leer: »de mensch is de lieer der
schepping, zijn aanspraak op onvoorwaardelijke gelukzaligheid ,
in zooverre die met zijn wezen overeenkomt" is aan geen twij-
fel onderhevig , en de zoo veel mogelijk vermeerderde som zijner
behoeften getrokken bij de met haar overeenkomende som zijner
bevredigingen drukt dezen zijn aanspraak woordelijk uit. — De
werkelijke afwijkingen zijn het gevolg der omstandigheden, —
de door niets beperkte vereeniging met een lichaam, dat de betrek-
kelijke waarde aller overige deugden als een overeenkomst voorstelt
is de noodzakelijke voorwaarde tot het bereiken dezer hooge ge-
lukzaligheid. Zonder die onbeperkte vereeniging zijn de beletselen
talloos, die ieder naar zijn bizonderen staat in den weg staan; slechts
met deze is hij op den heuvel der mogelijke volmaking , waar hij zon-
der vermeerdering zijner krachten toch de voordeelen daarvan door
de tot in het oneindige gemakkelijk gemaakte middelen van ge-
not naar welgevallen inoogst." — Wij zijn er vast van overtuigd
dat zeer veel vrijmetselaars de opgegeven stellingen niet zullen
onderschrijven , veel minder tot richtsnoer hunner handelingen
nemen ; niettemin blijft de orde daarvoor verantwoordelijk. Men
moet toch besluiten , dat die uitspraken met de grondstellingen
der vrijmetselaars niet in strijd zijn , hoe zouden zij anders bij
de censuur der orde in schriften der vrijmetselaars voorkomen ?
Overigens schijnen ook de werken van een Voltaire, Eugêne Sue
en anderen , wel geschikt om een handelwijze die rust op een
der bovengenoemde beginselen, in de wereld te verspreiden : en
Voltaire bekleedde een hoogen rang in de orde; Eugêne Sue
. wist zich door zijn letterkundigen arbeid ten minste de gunst
der belgische logen te verwerven. Deze lieten hem tot eeretee-
ken een gouden pen overhandigen.
Ieder zal nu begrijpen dat alle christelijke belijdenissen als
/ij in het algemeen nog eenig stellig geloof bewaren willen.
het vrijmetselaars lom moeten afwijzen. Zoo klaagde dan ook de
protestantsche kerkgeschiedschrijver Guerike (handb. der kirchen-
gesch. 4 Aufl. B. 2. bldz. 553. Halle-1840) dat de vereeniging on-
begrijpelijken invloed op de verwoesting van het stellige chris-
tendom uitgeoefend heeft, zij heeft beproefd om met haar ha-
mer zooveel mogelijk het stellige christendom in duizend brokken
en stukken te slaan. Zou deze meening niet hebben voorgezeten
toen het protestantscUe Consistorie te Hannover 1745 bepaalde,
dat aan een Predikant die vrijmetselaar geworden was, dit na-
-ocr page 87-
07
drukkelijk aangetoond , deze ook aangemaand moest worden om
zijne verbindtenis op te geven en zich van de gewone gebruiken
daarbij te onthouden . dat voor het vervolg echter de intrede aan
alle andere geestelijken bij nadrukkelijke straffen verboden moest
worden , wijl het minste van allen geestelijken bevoegd zijn om
lid van een vereeniging, wier wetten en regels zij te voren niet
mogen inzien , te worden , en met een eed zich te verbinden ,
al mocht ook voorgewend worden dat haar voornaamste doel in
een liefdebond bestond , dewijl de christenen in de heilige schrift
een zoo krachtigen liefdebond bezitten, dat zij geen anderen noo-
dig hebben.
Over de veroordeeling der vrijmetselarij door de katholieke kerk,
als ook over de redenen , die deze daartoe brachten , zegt de
schrijver van een opstel in het. duitsche Vierteljahrsschrift
I heft 1841 , een vrijmetselaar, het volgende: »de tegenwerking
tegen Jezuïtismus en obscurantismus maakte misschien voor den
aanvang omsluieringen noodzakelijk, en het geweten van menig
rechtgeloovig katholiek werd slechts op kosten van den ouden een-
voudigen oorspronkelijken vorm tot stilzwijgen gebracht. Want
men moet de roomsche hiërarchie recht laten wedervaren. Zij
erkende doe) en gevolgen der vereeniging en haar gewicht eer-
der en duidelijker en bleef trouwer bij haar meening dan vele
leden van de vereeniging zelve.
Het is mij niet bekend waaruit dit lid der Orde het door hem
als duidelijk opgegeven oordeel der «hiërarchie van Rome\'" over
doel, gevolgen en gewicht der vrijmetselarij anders had kunnen
weten als uit de openlijke stukken der Pausen Clemens XII,
Benedictus XIV , Pius VII en Leo XII. Door deze werden de
leden der geheime vereenigingen geëxcommuniceerd en Piusgeeft de
volgende redenenen op van deze kerkelijke straf : «Men heeft geen
vermoedens noodig, zegt hij, om hen te oordeelen. D? door
hen gedrukte boeken waarin hun handelingen in hun vergade-
ringen , bizonder in die van een hoogen graad , hun katechis-
mussen, hun statuten en andere authentieke en geloofwaardige
Dokumenten medegedeeld worden , \'echtvaardigen hun veroor-
deeling. Haar rechtvaardigen de getuigenissen, die door hen
welke een geheime vereeniging verlaten en haar bedriegerijen en
dwalingen bekend gemaakt hebben, voor de bevoegde rechters afge-
legd zijn ; daaruit blijkt, hoe de Carbonari (onder dezen naam
verstaat Hij, zooals hij zegt, alle geheime genootschappen) hoofd-
-ocr page 88-
68
zakelijk daarop Joelen ieder het verlof te geven, om een gods-
dienst naar eigen goedvinden te vormen en een onverschiligheut
in te voeren , die het verderfelijkste is wat men denken kan ;
hoe zij met zekere goddeloozo ceremoniën het lijden van Jesus
Christus ontheiligen en schandvlekken ; hoe zij de sakramenten
der kerk, in wier plaats zij andere van hun eigen vinding
stellen en de geheimen \'der katholieke kerk verachten ; hoe zij,
er naar streven den Apostolischen Stoel omver te werpen, tegen
welke zij door bizonderen haat ontvlamd zijn en iedere boosheid
beproeven.
Op dezelfde wijze spreekt Paus Leo XII: Het is niet te ge-
looven dat men aan deze geheime gezelschappen op valsche en
verraderlijke wijze zooveel boosheid toeschrijft; want de boeken
die zij de stoutheid hebben over godsdienst en politiek te schrij-
ven en waarin zij de vorstelijke waardigheid verachten , de Ma-
jesteit lasteren , Jesus Christus een ergernis en dwaasheid noe-
men , ja zelfs niet zelden de Godheid loochenen en leeren dat
de ziel tegelijk met het lichaam sterft, toonen duidelijk de waar-
heid van alles wat men van hen zegt en dat zij allen met el-
kander de troonen willen omver werpen en de kerk tot haar
grondzuilen toe vernietigen." En iets verder zich tot alle ge-
loovige wendend gaat hij voort: Zijt er zeker van dat niemand
in deze geheime vereenigingen kan gaan zonder zich aan de
zwaarste zonde schuldig te maken , en verwerpt de woorden van
hen, die, om u tot deelname aan de laagste graden ten minste
te bewegen, u verzekeren dat in die graden niets voorkomt ,
wat tegen de rede of tegen de godsdienst strijdt; dat men daarin
ook niets spreken of doen mag , dat niet billijk en vlekkeloos is.
De hierboven besproken goddelooze eed , dien men ook in dez>
lagere graden aflegt is voldoende om u te doen begrijpen dat zelfs
niet in die graden de intrede geoorloofd is . want ofschoon de
zwaarste en schandelijkste stukken slechts aan hen toevertrouwd
worden , die tot de hoogere graden geraken , zoo trekken toch
duidelijk deze hoogst verderfelijke vereenigingen haar gcheele
kracht en vermetelheid uit de menigte en de toestemming van
hen die daartoe toetreden ; en daarom moeten zij ook hen die in
de lagere graden blij*en tot medeplichtigen hunner schandelijke
daden hebben."
Uit de door Pius IX tegen de geheime genootschappen gerichte
stukken halen wij slechts de Allocutie Multiplices inter van 25
-ocr page 89-
69
September 4865 aan , die in het\' bizonder op de vrijmetselaars
betrekking heeft. Daarin telt de Paus de constituties zijner voor-
gangers op en bevestigt die ; verbiedt de intrede in de orde der
vrijmetselaars en in alle gelijke geheime vereenigingen en gaat
dan op deze wijze voort: «Maar niettemin hebben deze ijverige
bemoeiingen van den apostolischen stoel niet dat gevolg dat men
had kunnen verwachten, want de secte der vrijmetselaars van
■welke wij spreken is niet slechts nooit bedwongen, maar zij
heeft zich wijd en zijd zoozeer uitgebreid da\', zij in dezen hoogst
moeielijken tijd bij alle volkeren ongestraft zich verhoovaardigt
en trotscher het hoofd verheft. Wij hebben gemeend dat daarom
grootendeels te moeten herhalen , omdat misschien velen uit on-
bekendheid met de booze plannen die in deze geheime vereenigin-
gen uitgebroeid worden de valsche meening zijn toegedaan , dat
deze soort van vereeniging onschuldig en een inrichting is die
zich alleen met de ondersteuning der menschen en met de ver-
zachting hunner ellende bezig houdt, en er daarom niets tegen
de kerk Gods te vreezen is. Maar wie zal niet inzien hoever
zulks van de waarheid is ? Want wat wil die vereeniging van
menschen van welke godsdienst of van welk geloof zij zijn mo-
gen ? Wat willen die geheime artikelen , wat die eed afgenomen
■van degenen die in deze sekte opgenomen worden, om niets open-
baar te maken van hetgeen dat daarop betrekking kan hebben? Waar-
op doelt eindelijk die ongehoorde gruwzaamheid der straffen , waar-
aan zij zich toewijden als zij iets van hun eed verbreken zullen ?
Goddeloos en misdadig moet voorzeker deze vereeniging zijn ,
die zoozeer den dag en het licht schuwt. Hoe verschillen daar-
van de vrome vereenigingen der geloovigen die in de katholieke
kerk bloeien. Niets is daarin verborgen en geheim. Voor allen
staan de statuten open waarnaar zij bestuurd worden. In het
openbaar oefenen zij de werken der christelijke liefde naar de
leer van het Evangelie uit. .Haar niet zonder smart zien wij
hoe die broederschappen zoo heilzaam tot opwekking der vroom-
heid en zoo passend tot troost der armen van andere zijde be-
streden, ja zelfs vernietigd worden, terwijl daarentegen de in het
duister sluipende , aan de kerk Gods zóó vijandige en ook tegen
de veiligheid der staten zóó gevaarlijke vereeniging der vrijmet-
selaars begunstigd of ten minste geduld wordt.
In onze dagen , waarin de tegenstellingen zich steeds scherper
openbaren, ontbrandt de strijd ook zooveel te heftiger. Dat bleek.
-ocr page 90-
70
vooral bij gelegenheid van het Vaticaansch Concilie. Door de Logei*
werden tegen-concilies te Napels, Leipzig enz. aangekondigd.
Het tegen-concilie van Napels beleefde echter geen twee vollö
zittingen ; te midden van de tweede zitting vond een policie-agent
goed de vergadering in naam der wet te ontbinden , omdat bij
een toespraak van den bekenden Parijschen Professor Regnard
de kreet: Dood aan den keizer van Frankrijk! Leve het repu-
blikeinsche Frankrijk! was aangeheven. Wat men wilde, dat
verklaarde men eenige maanden later. In onderscheiden Dag-
bladen kwam het rondschrijven der Loge te Beijruth van dpn
28 Maart 1870 voor , waarin aan de broeders gezegd werd : wij
vestigen uw opmerkzaamheid op de plannen , die in deze dagen
van Rome uit den zedelijken vrede en den geestelijken vooruit-
gang der beschaafde rnenschheid bedreigen." Ten slotte worden,
de broeders als de «wachters en verdedigers van de heiligste
goederen der rnenschheid" opgevorderd om met verhoogden ijvei-
zich op de vervulling hunner vrijmetselaarsplichten toe te leggen.
Nog duidelijker is een stuk, dat de «Monde" openbaar maakte,
een openbare bekentenis van een der werkzaamste agenten, van
een der grootste vrijmetselaarslogen van Frankrijk. Het luidt
aldus : Wij willen het Christendom vrij van toevoeging, vrij van
het juk der priesters, die de rnenschheid beheerschen, den geest
tot slaaf maken , de wetenschap dooden, en den vooruitgang-
tegenhouden. Wij willen noch de kerk , noch het Pausdom, het-
welk de steun der kerk is. Het Concilie zal de geestelijke en
wereldlijke macht versterken. Wij hadden het kunnen verhinde-
ren , maar dit plan was minder geschikt omdat het de aanhan-
kelijkheid der volkeren aan den H. Vader verdubbelen, Hem aan-
hangers schenken zou, die over onverdraagzaamheid zouden
roepen en ons de ondersteuning eener machtige partij die ons
ten dienste staat, dei\' katholiek-liberale partij onttrekken zou.
Het is ons plan integendeel geweest de vereeniging van een
openbaar en algemeen Concilie te begunstigen, aller aandacht
daarop te vestigen en daarvoor een klip te bereiden, waarop het
vergaan zou. De Paus en de groote meerderheid der bisschoppen
hebben een concilie van 3 of 4 maanden gewild. Welaan, nu zijii
drie maanden vervlogen, het Concilie heeft niets beslist, de Paus
heeft geen geld meer, de zomer zal komen, men moet het Con-
cilie verdagen en een verdaging is een mislukking, .waaruit ver-
zwakking van het Pauselijk aanzien, onverschilligheid der volke-
-ocr page 91-
7!
ren, verflauwing van het geloof, verdeeldheid van het Episcopaat
moet volgen. Wij hebben aan de strooming der geesten naar
Rome het oude Gallicanismus tegenovergssteld, dat het midden
houdt tusschen geloof en Rationalismus. Wij hebben de wereld
overstroomd met geschriften die in alle talen vertaald zijn. Het
geld ontbreekt ons niet en wij zullen den krijg voortzetten in en
buiten het Concilie. Wij vinden overigens machtigen bijstand in
de kabinetten en wij zullen op bestemden tijd een optreden dei-
kamers of een poging tot revolutie hebben. Het Concilie zal mis-
lukken. Wij zullen de kerk dwingen op deze klip te stranden en
de toekomst zal ons zijn." Correspondance de Rome. 29. 3. 70.
Het Concilie is onderbroken maar niet ^mislukt." Zonder twijfel
is het leerstuk der onfeilbaarheid voor eenigen een steen des
aanstoots; maar dat het voor de kerk een klip zal zijn, waarop
zij stranden zou , dat verwachten zelfs de bitterste vijanden dei-
kerk niet meer. Maar verheugd van een nieuw voorwendsel te
vinden verdubbelen zij hun aanvallen en trachten zij de leeken wijs
te maken, dat hun haat tegen de kerk van den IS Julij 1870
dagteekent. In verkeerde voorstellingen van het leerstuk der on-
feilbaarheid, in smaadredenen hebben de zoogenaamde liberale
dagbladen, gelijk bekend is, al het mogelijke gedaan; zij kunnen
in dat opzicht door de organen der vrijmetselaars niet overtrof-
fen worden. Daarom uit deze laatsten hier slechts het volgende :
Die Bauhiitte deelt in No. 46 (1871) de in de Loge te Würz-
burg gehouden feestrede van den vrijmetselaar Dr. Ermer mede,
die o. a. zegt: Is niet het grootste deel der zoogenaamde chris-
telijke menschheid door den keten der onverstandigste leerstukken
geboeid ? Is niet juist heden de grondwet der oudste christelijke
kerk, zelfoergoding, — meer dan voorheen de grootst mogelijke
onverdraagzaamheid en heerschzucht.... Wij willen ons niet van
herders, door ons zelven daartoe aangesteld, een meening over
goddelijke en menschelijke dingen laten opdringen , wij bezitten
de kracht om te denken en wij willen daarvan een redelijk ge-
bruik maken. Wij schudden derhalve de benauwende bekleedselen
af, waarin een berekenend priestrendom den gezonden, ruimen
menschengeest gewikkeld heeft als een kind.. . .
Op den Protestantendag te Darmstadt zeide de vrijmetselaar
Bluntschli over de onfeilbaarheid : «Behaalt dit dogma de zege-
praal, dan is het gedaan met al ons weten, ons kennen, ons
geestesleven ; Europa verzinkt in denzelfden poel, waarin de bud"
-ocr page 92-
72
dhaisüsche wereld in liet Oosten verzonken is; Europa wordt
groot Mongolië en de Dalei Lama is daar.
Uit den strijd der vrijmetselaars tegen de kerk laat zich be-
grijpen, wat de kerkelijke instellingen van hen te verwachten
hebben. Wij haalden boven eenige eerenaraen aan, waarmede
de vrijmetselaars de Liguoristen in Oostenrijk bedenken. «De
Liguoristen wilden de domheid van het volk, wilden geld te
zaraenscharrelen: de Liguoristen hebben hun allergrootste en
diepste geheimen met vrouwen, de Liguoristen waren bekrompen,
vraatzuchtig, wellustig." In Augustus 1869 was het woord »Bar-
bara Ubryk" in aller mond. Deze Krakausche zaak, in welke men
geen enkele plicht- of wetsverkrachting der zwaar beschuldigden
kon aanwijzen, is gelijk ieder weet, het uitgangspunt geweest van
een stelselmatige jacht tegen kerkelijke instellingen in geheel
Europa. In Pruissen werd omtrent een duizendtal petities naai-
den landdag, die opheffing der kloosters verzochten, gezonden en
de meerderheid der kommissie voor petities ging op het bericht
van haar referent Dr. Gneist er toe over, om aan de volksverte-
genwoordigers schreden tot opheffing der kloosters in Pruissen
aan te bevelen. Men zegt dat Dr. Gneist zijn arbeid »naar be-
stelling" gemaakt heeft — wat voor «bestellende" vrienden mag
Dr. Gneist wel gehad hebben ?
De Italiaansche Vrijmetselaars hielden in 1869 te Florence hun
congres onder voorzitterschap van den stoelmeester Frapolle,
afgevaardigde in het Parlement. Bij de vragen aan den nieuwe-
ling zou voortaan de gewone formule : welke godsdienst belijdt
gij? wegvallen. In pers-zaken werd de censuur van het «groot-
Oosten" voorgeschreven. Verder werd een prijs uitgeloofd voor
het beste in den loop van het jaar
1869 tegen de Jezuïten ge-
schreven iverk.
Misschien heeft Otto Henne-Am-Rhijn den prijs
verworven. Zijn «boek der mysteriën" St. Gallen 1869 — overtreft in
smakeloosheid en hatelijkheid tegen de katholieke godsdienst, in
het algemeen tegen het geheele positieve Christendom al wat
tot dusverre in het licht verschenen is. In het bizonder bestrijdt
de schrijver-vrijmetselaar de Jezuïten en maakt hen tot de on-
zedelijkste menschen. Het boek moet vooral daarom groote waarde
voor de broeders hebben, omdat het hen in den strijd tegen die
meest onzedelijken met het bewustzijn der zegepraal vervult.
Henne Am-Rhijn heeft namelijk uitgerekend dat in het jaar 1860
de Jezuïten-orde wederom 7144 leden telt. Maar geen vrees!
-ocr page 93-
73
Blz. 204 zegt hij tot de strijdlustige broeders: heden zijn er on-
geveer 80 groot-Logen, over de 8000 andere Logen en meerdere
honderdduizenden , met de niet-werkende te zamen wel eenige
millioenen vrijmetselaars. De bond telt gevolgelijk voor iedere»
Jezuit een geheele Loge.
— Ondanks dat alles werd in het jaar
1871 een algemeene Jezuïten-jacht uitgeschreven, vooral dooi-
de Protestanten-vereeniging. De verhouding dezer laatsten tot het
orthodoxe protestantendom is bekend. Na eene vergadering der
leden van de Protestanten-vereeniging maakte de Kreuzzeitung
hun het verwijt dat zij daarop alléén bedacht waren om alle
grondzuilen van het positieve Christendom te ondermijnen. Tot
hun geestverwantschap met de vrijmetselaars kan men daaruit
alleen reeds besluiten dat Bluntschli, stoelmeester te Heidelberg
en tegelijk hoofd der Protestanten-vereeniging is. Verder heeft
de vrijmetselaar Dr. Rudolph Seydel in de duitsche Protestanten-
vereeniging te Leipzig over »de godsdienst en de godsdiensten"
een reeks voordrachten gehouden, die in den boekhandel van
den vrijmetselaar Tindel te Leipzig verschenen en door den laatste
in zijn »Bauhütte" bizonder aan de leeraars der volkscholen aan-
bevolen worden. Op de laatste vergadering van deze Protestanten-
vereeniging te Darmstadt werden de schandelijkste uitvallen tegen
de Jezuïten gedaan , — zij hadden ten doel »in scholen, op de
kansels, op de altaren met vergift, moord en smeulende brand-
stapels" te werken — en daarop het besluit gemaakt een verbod
van staatswege tegen de Jezuïten-Orde in Duitschland uit te
lokken. Dat alles is in het openbaar verhandeld. Maar nu de
middelen om het gemaakte besluit ten uitvoer te brengen ? De
stoelmeester Bluntschli wist raad,—hij heeft immers «vertrouwde
mannen" aan wie hij onder het zegel der stilzwijgendheid durft
mededeelen wat zich op een open vergadering, ook van de Pro-
testanten-vereeniging niet goed zeggen laat. Maar de, heeren zijn
niet altijd gelukkig met hun geheimen. In het bijblad van No. 237
(1871) onthulde de Germania het volgende geheim. »Hoe, men
openbare meening maakt-\' bewijst \'t volgende gedrukte stuk, een
aan y>vertrouwde mannen", door onvriendschappelijke bemiddeling
echter ook aan een «vertrouwden man" der »Germania" gezonden
Circulaire van het Bureau der Duitsche Protestanten~Vereenïging.
«Hooggeëerde Heer ! Wij berichten u, dat op den Protestanten-
dag te Darmstadt besloten is om den strijd tegen de Jezuïten
op het nadrukkelijkst te aanvaarden en tot hun verwijdering
-ocr page 94-
7 4
uit het Duitsche rijk voort te zetten. Deze agitatie zal nu
het naaste daardoor in beweging gebracht worden , dat de be-
sluiten van Darmstadt met de verdedigingsrede onder den titel
«Tegen de Jesuïten" gedrukt en op uitgebreide schaal verspreid
zullen worden, en zonder twijfel zal het doel dat daardoor bereikt
zal worden een dubbel zijn , in de eerste plaats zal de verspreiding
van het vlugschrift tot opheldering en tot opwekking van een
besliste openbare stemming
dienen , vervolgens echter zullen door
den verkoop van het geschrift voor den prijs van 5 silbergroschen
of 18 kreutzers het exemplaar, aan de vereeniging de middelen
geschonken worden , die zij voor haar strevingen behoeft , zoo-
wel tegen de Jezuïlen in de Roomsche als in de Protestantsche
kerk. Wij verzoeken daarom ten dringendste uw medewerking-
Het is onze meening dat overal waar plaatselijke vereenigingen
of ondersteuners der vereeniging of bevriende mannen zich be-
vinden, deze alle hun ten dienste staande middelen aanwenden ,
die tot verspreiding van het geschrift dienen kunnen. De wegen
om het onder het volk te brengen kunnen naar de onderscheiden
gesteltenissen zeer verschillen. Zoo kon men door aankondigingen
en oproepingen in de plaatselijke bladen daarop opmerkzaam ge-
maakt en er gelegenheid gegeven worden , om die door het hoofd
der vereeniging of in nader aangewezen verkoophuizen , waal-
een aantal exemplaren gedeponeerd wordt, te verkrijgen, waarbij
bemerkt wordt dat de uitgaven door de ontvangsten bestreden
worden. Een ander middel is om waai\' geschikte boekhandelaars
zijn zich met hen in betrekking te stellen ; het verstaat zich
van zelf dat deze een behoorlijk rabat moeten hebben. Eindelijk
schijnt ons een bijzonder geschikt middel de verkoop langs de
huizen, aan de spoorweg-stations te zijn, omdat uit de ondervinding-
blijkt dat de aftrek veel grooter is dan door uitnoodigingen en oproe-
pingen : de heeren bestuurders en ondersteuners der vereeniging
hebben daarbij natuurlijk de macht een passend rabat toe te kennen
Wij verzoeken u , zoo spoedig mogelijk de bestelling van het
getal exemplaren, dat gij gelooft te kunnen verkoopen bij den
Uitgever R. C. Friedrich in Elberfeld (Uitgever van Daniël Schenkel\'s
«Allg. Kirch. Zeitschr.) te doen. Daar reeds 10,000 exemplaren
opgelegd zijn kan de bestelling aanstonds uitgevoerd worden.
Heidelberg den 8 October 1871.
De gezagvoerende Commissie der duitsche Protestanten-Vereeniging-
Bluntschli. Honig."
-ocr page 95-
75
Het belangwekkend verslag van zijn studie over het sociale
vraagstuk heeft de Heer Geheimraad Bluntschli aan de Protestanten-
Vereeniging niet onthouden. Hij deed namelijk de zonderlinge
bewering: de Jesuïten hebben er ook schuld aan dat het sociëele
vraagstuk zoo moeielijk is op te lossen — derhalve weg met
de Jesuïten, dan is ook het sociëele vraagstuk opgelost. Een
andere oplossing beveelt de vrijmetselaar v. S. in No. 43 der
«Bauhutte (1871) aan. Hij zegt dat er bij de bestrijding der
sociëele arbeiders-vraag slechts het eene wapen der liefde en
barmhartigheid bestaat. Het denkbeeld der Internationale wordt
gevoed door het voorbeeld der genotzucht binnen de hoogere
kringen, en kan alleen door de werkzame liefde , het voorbeeld
van strengen eenvoud , en de beoefening van waren vrijheidszin
bestreden worden. De werkzame liefde «zegt hij" toont zich ,
als wij in den nood onzer arbeidende broeders door middel van
vereenigingen die hulp verleenen in zieken- en armenhuizen ,
stichting van winkels voor goedkoope levensmiddelen, het op-
richten van toevluchtsoorden voor hen die niet werken kunnen
enz. trachten te voorzien.....De schrijver verbergt geenszins
de moeielijkhe lea van zulk een onderneming en is er verre van ver-
wijderd aanstonds iets dat grootsch is gereed te willen hebben. Maar
hij is van meening dat wanneer de oprichting van gestichten van
weldadigheid aller soort, uitvoerbaar door bizondere personen ,
als de gestelde taak voor de vereenigde vrijmetselaars-wereld
vooreerst van Duitschland met degelijken ernst en liefde door
degelijke mannen opgevat, geen onoverkomelijke zwarigheden
heeft, en wanneer de vrijmetselarij voor zulk een eenzijdige taak niet
opgewassen is, wanneer 30,000 vrijmetselaars voor zulk een doel als
oller van zelfverloochenende Johannes liefde geen geld en geen
tijd hebben , terwijl zij weelderige niet alle comfort ingerichte
Logenhuizen bezitten en het aan tij l tot gezellige bijeenkomsten
niet ontbreekt, en wanneer eindelijk voor zulken arbeid de rechte
mannen binnen den broederkring niet te vinden zijn, het in het al-
gemeen verloren tijd
, geld en moeite is die men ten minste aan
het Logenleven besteedt.
Boven alles moeten wij onze terug-
getrokkenheid tegenover de buitenwereld voor het aangegeven
doel verlaten, en ons zoeken te vereenigen met mannen buiten
de Loge zonder vooroordeel of vooringenomenheid tegen hun denk-
wijze of godsdienstige opvatting.
Het zal de vrijmetselaars moeielijk vallen dezen welgemeenden
-ocr page 96-
76
raad van Broeder v. S. te volgen. Zij hebben voorloopig nog
geheel andere plannen uit te voeren. Van alle brandende vraag-
stukken van het oogenblik is er geen, waarin zij meer belang
stelt dan in de «verandering der scholen."
De schrijver van het Hephata geeft in zijn ontroostbaarheid
over de vermeende werkeloosheid der Orde aan de Metselaars
den volgenden raad: «Houdt u met het schoolwezen onledig
en gij zult wonderen zien zonder biechtvaders te worden." Voor
hem heeft de beruchte vrijmetselaar Weishaupt reeds gezegd :
«In weinig jaren zal men een nieuwe algemeene zedeleer hebben:
wij zullen de jeugd opvoeden." Niets volgt meer onmiddelijk
uit de grondstellingen der vrijmetselaars dan het streven naar
godsdienstlooze scholen. Welke vrijmetselaar, die het beginsel
der vrijmetselaars aanneemt dat het even eenzijdig is een katholiek
als een lutheraan , kwaker enz. te zijn ; dat de ontwikkelde en
vooral de vrijmetselaar vrij moet zijn van al zulke kleuren enz.
zal niet de godsdienstlooze school boven de godsdienstige voor-
trekken ? Daarom zal de godsdienstlooze school het beste middel zijn
om het aangewezen ordedoel te bereiken , om namelijk »al die niets-
waardige" , in haar gevolgen zóó ontzettende «oplettendheid op
godsdienst onder de leden geheel op te heffen" om ons naarden
zin der Orde Dtot kinderen eener moeder te maken."
In Noord-Amerika waar de vrijmetselarij het meest verspreid
is, strekt zich de voorname arbeid der Logen over de lagere
volkscholen uit, waarin zij — naar haar eigen opgave in een
sints kort openbaar geworden uitvoerig memorandum over de
doeleinden der orde — humane vorming zonder alle godsdienst
»verspreiden wil."
Over den toestand der Fransche scholen zegt de Ségurinzijn
geschrift »de vrijmetselaars" bldz. 76 het volgende: bovenal wil
de vrijmetselarij door middel der scholen de kinderen aan zich
verbinden." »Men moet de profane wereld zoo inrichten dat zij
onze grondstellingen aanneemt" zeide de «Monde maconnique"
(October 5866). «Ik beschouw het lager onderwijs als den hoeksteen
van ons gebouw..... Zal het godsdienstig onderricht uit het
programma verdwijnen ? . . , . De grondstelling van een boven-
natuurlijk gezag, dat aan den mensch zijn waarde ontrooft is
nutteloos voor de opvoeling van kinderen en geschikt om hen
tot verwerpen aller zedelijkhei 1 te noodzaken : gevolgelijk is het
jioodig daarvan af te gaan. Wij zullen de rechten en plichten
-ocr page 97-
77
leeren in naam tier vrijheid, van het geweten , van de rede en
ten laatste ook in naam der algemeene burgerschap. De vrij-
metselarij moet het model der moderne maatschappij zijn : zij
moet vrije menschen vormen , scholen bouwen , in het bizonder
scholen voor volwassenen , weeshuizen ; dat is het eerste middel
om de vrijmetselarij algemeen te maken.
Deze wenschen , aangenomen door een groot getal Logen zijn
goedgekeurd en in beoefening gebracht door een dekreet van het
groot-Oosten van Frankrijk (in Januarij 58G7 of om christelijk
te spreken : 1867). In dat dekreet staat ook : in den raad is
besloten dat het Groot-Oosten ,,,*,, zich aan het hoofd van een
werk zou plaatsen met het doel: op het lager onderwijs aan te
dringen en het uit te breiden, terwijl men ieder jaar, hetzij
voor leeraars of leeraressen, hetzij voor kweekelingen, belooningen
uitschrijft, ener zooals de omstandigheden het veroorloven zullen
scholen van lager onderwijs en klassen voor volwassenen opgericht
worden." — Daarop zet het dekreetdeorganiRAtievanden arbeid, wel-
ke de Loge of het benoemde Comité, zal besturen , den aard der
onderschrijvingen en de noodzakelijkheid om ijver te ontwikkelen
uiteen, en voegt er bij dat de belooningen en spaarkasboekjes
tegelijk met een medalje uitgereikt zullen worden , voorzien van
het opschrift: Groot-Oosten van Frankrijk, aanmoediging voor
het lager onderwijs gegeven in naam van de metselaars van het
Oosten van.....
Om de zaak geheel te voltooiien kondigt ons de Monde
ma?onnique (Januarij 5807) de bewerking van een »katechismus
der zedeleer" aan tot gebruik en naar het begrip der kinderen
berekend , een katechismus die aan de kinderwereld zal leeren .
liever naar hun geweten dan naar de overlevering te luisteren ,
deugdzaam te zijn uit beginsel, met overtuiging en zonder baatzucht.
In de maand Junij 18ü7 moet een prijs van 500 franken voor
dat doel bestemd worden.
Eindelijk is in Mei 1860 voor Frankrijk door de vrijmetselaars
een vereeniging tot onderricht gesticht, die een navolging is
van die welke sedert 1864 in België werkzaam was. Deze bond
heeft tot grondbeginsel het bizonder belang van geen enkele gods-
dienstige meening dienstbaar te zijn, — met andere woorden : in het
algemeen zoowel in het onderwijs als in de opvoeding op het geloof
geen acht te slaan. De vrijmetselaar Mace, een bevorderaar
dezer heillooze vereeniging, had na verloop van een maand talrijke
-ocr page 98-
78
<onderteekeningen verzameld en de «Monde maconnique" verklaarde
(Februarij 1867) »dat de Metselaars in massa lid dier vereeniging
worden en de Logen in de stilte harer heiligdommen (sic) over
de beste middelen nadenken moesten om die vereeniging werkzaam
te doen zijn."
En er zijn in Frankrijk 1,600,000 metselaars. Men oordeele nu
of het gevaar ook alleen in de verbeelding bestaat! Een waar-
schuwing niet allen voor zielzorgers, maar ook voor huisvaders,
die nog een vonkje geloof bezitten. (Verg. les franc-macons par
Mgr. de Ségur.) Men geloove echter niet dat de duitsche vrijmet-
selaars, die niet zelden de borst hoog opzetten over hun goede
schoolvorming, niet verlangen naar een school-hervorming. Aan
den vrijmetselaar Dr. Eimer heeft de godsdienstige opvoeding in
het leven zooveel «kwalen" veroorzaakt, dat hij aan onze jeugd
den «lateren twijfel en de verandering" besparen wil. Als hij
daarom de godsdienst-leeraars uit de scholen verbannen wil, dan
begrijpen wij zulks : \'t is vreemd dat hem ook de werkzaamheid
der philologen niet bevalt. Wij willen hier eenige plaatsen uit
zijn feestrede te Würzburg gehouden , mededeelen. De Redacteur
der «Bauhiitte" plaatste deze aan het hoofd van zijn blad (No. 46,
1871). Di-. Eimer zegt: Onze opvoeding hebben nog uitsluitend
godsdienst- en taalleeraars in handen. De laatsten hebben meest-
al geen begrip van \'s menschen vleeseh en bloed, van het grootste
vormings-middel dat ons ten dienste staat, van de natuur. Zij
staan met de voeten in de duitsche schoolkamer en met het hoofd
in Athene of Rome. De godsdienst-leeraars beginnen de natuur-
lijke geschiedenis met Adam en Eva, uit bestofde boeken maken
zij er zich een beeld fan, wat de menschheid was en zijn zal. Zoo
komt het dat zoo weinig menschen in het algemeen door de opvoe-
dingzich een klare voorstelling vermogen te vormen vari het waarach-
tig wezen en daarmede ook van de doeleinden van den mensch, —
van het waardige van den mensch. . .. Deze grondstelling moet
een vorming worden, die uit de studie dei\' natuur zelve verkregen
wordt. De scholen moeten in dien zin veranderd worden. Maar
die heden over de scholen gebied voeren zijn aan onze opvatting
zelven vijandig. Daarom moeten wij zelven de plaats der scholen
innemen en daartoe van onze vereenigde organisatie naar krach-
ten gebruik maken"..... De tijd wordt dagelijks kostbaarder,
daarom is het niet meer doenlijk dat onze kinderen in een
•school worden opgevoed, wier leerstellingen grootendeels in tegen-
-ocr page 99-
79
spraak zijn met hetgeen wij als menschenwaarde aannemen. Zij
leeren alleenzaligmakende spreuken en bederven het gezonde ver-
stand met een armzalig geloof aan wonderen.
Zij hebben jaren
noodig 01 n weder geestelijk gezond te worden en zich vrij te
maken, om terug te komen van het verkeerde wat hun zoo vroeg
is ingegeven. Zorgen wij dat hun de rampen bespaard worden,
die twijfel en verandering ons veroorzaakt hebben. Beginnen wij
in het huisgezin, gesterkt door de vereeniging — scheppen wij
op die wijze een liga van den mensch waardige geesten".....
Op die wijze hebben wij een praktisch doel der werkzaamheid,
•die tegelijk het hoogste omvat."
Een praktische wenk om onder de bestaande omstandigheden
zooveel mogelijk uit te werken geeft de vrijmetselaar Grohman
(zie Bauhütte No. 44, 1871) als hij den wensch uitspreekt, dat
de leeraars bij opname in onze (vrijmetselaars) vereeniging om
hun lidmaatschap zooveel mogelijk begunstigd mag worden.
Stichting van een vrijmetselaars-meisjesschool beveelt de vrijmet-
selaar G. Thost in No. 42 (1871) der Bauhütte aan. Hij zegt daar:
Het plan om een hooger opvoedings-gesticht voor onze dochters
te stichten, bevordert in de hoofden en harten van onze kinde-
ren de denkbeelden dèYvrijmetselarij. Van onze zonen behoeft geen
spraak te zijn, omdat voor hen opvoedingsgestichten van alle soort
overal geopend zijn..... Naar hetgeen wij meerdere broeders
dringend medegedeeld hebben, durf ik hopen, dat het denkbeeld
om het eerst en het meest voor alle andere dingen aan onze dochters
te denken en voor haar tevens een vormingsloge te stichten, de
sympathie zal hebben van velen en vooral van zulke broeders, die
om hun opgroeiende dochters een dadelijk belang bij de stichting
van zulk een meisjes-loge hebben. Als de vaders-vrijmetselaars
vereenigd zijn als broeders, dan moeten ook hun dochters zusters
zijn."
»De vaders leven* ook in hun dochters !" Tot uitvoering van
dit plan zijn reeds gelden schriftelijk geschonken (.Bauhütte
No. 49, 1871). Ook heeft de vrijmetselaars-vergadering over »de
opi\'ichting van opvoedingsgestichten in den geest der vrijmetse-
laars" gehandeld, zooals volgende aanhaling uit de «Ulustrirte
Zeitung" (12 Aug. 1871) uitgegeven door vrijmetselaars te Leip-
zig aantoont: »de vergadering van de vereeniging van duitsche
vrijmetselaars, die den 22 en 23 Julij in het Logehuis te Darm-
stad plaats had, werd door vele leden, bekend in de metselaars-
-ocr page 100-
80
wereld bezocht. Ook Zwitserland en Oostenrijk waren vertegen-
woordigd ; zoo ook de Logen van Noord-Amerika, België en
Portugal. De verhandelingen die den eersten dag onder voorzit-
terschap van den Hofraad Kiinzel en den tweeden onder den
heer Von Cornberg en Von Dalen gehouden werden, betroffen
het bestuur en de bestemming der centraal-hulpkassen , de zorg
voor de statistiek der vrijmetselaars, de bedoelde vereeniging van
acht duitsche Grootlogen onder keizerlijke bescherming , verder
gewichtige vragen over vorming, als stichting van opvoedings-
huizen in den geest der metselaars, stichting van een toevluchts-
oord voor metselaars, waarvan de uitvoering aan onderscheiden
commissies is toevertrouwd. ....
De geheele vrijmetselarij streeft naar één en hetzelfde doel.
Boven voerden wij uit het manifest der hooge Orde-oversten aan
de broeders reeds de plaats aan : Een eenige keten omsluijert
het geheele en zoo ongemeen uitgebreide weefsel van alle ge-
heime graden on systemen der aarde. In een middenpunt der
alwetendheid komen allen te zamen. Het is slechts één Orde.
«Het zakboek der vrijmetselaars" Astraea (1824) zegt blz. 185 :
»de vrijmetselaar weet dat deze verscheidenheid der nog bestaande
systemen (er worden er twaalf opgeteld) 1) niets wezenlijks bevat
en dat het doel de hoofdzaak is, dat doel echter aan ieder sys-
teem zuiver en onvervalscht ten gronde licht. Ook is het bekend
dat de vrijmetselarij tegenwoordig van vele systemen die in haar
bestaan hebben, gezuiverd is, en dat de thans nog bestaande niet
slechts weinig in getal , maar grootendeels op locale en per-
soonlijke betrekkingen gegrond zijn, waardoor het doel der Orde
niet bestreden en geen haar aan het doel van het algemeene
streven ontnomen wordt."
In Hongarije hebben de Schotsche- en Johannes-logen twist met
elkander; maar het algemeene doel wordt daardoor niet ver-
hinderd, gelijk onr. de grootmeester Pulszky, een gezaghebbend
1) 1 Het Engelsche systeem, 2 het Zweedsche, 3 het Fransche, 4 het
Schotsche, 5 hot Hollandsche, 6 het Zwitsersche, 7 het Deensche en
het systeem der weleer vereenigde Logen, 8 het eclectische, 9 het
Hamburgsche, 10 dat dor groote Landloge in de drie wereldbollen te
Berlijn, 11 dat der Loge Royal York te Berlijn, 12 dat der Land-
loge te Berlijn.
                                                           Astraea (1824).
-ocr page 101-
81
persoon onder de vrijmetselaars verzekert. Voor korten tijd
zeide hij in een vergadering van Hongaarsche Grootlogen (verg.
Bauhütte No. 43, 1871) «Diegenen die oneenigheden voeden en
verwekken verdienen noch in een Johannes- noch in een Groot-
loge te zijn. Want de Schotten maken even goed als wg een
gemeenschap van broeders uit; al hebben wij ook ons verschillend
bestuur, wij streven toch naar hetzelfde doel." In dezelfde rede-
voering van den grootmeester Pulszky wordt gezegd : »In dien
tusschentijd werd de fransch-duitsche oorlog voortgezet, waarop
de opstand van Parijs tegen de fransche regering volgde. De
vrijmetselarij heeft zich weder met de politiek ingelaten en de
fransche vrijmetselarij is niet alleen tot die van Duitschland,
maar ook tot de vrijmetselarij van Engeland en andere vrijmet-
selaarskrachten in een valsche stelling geraakt. De vrijmetselarij
van Frankrijk ondergaat in dit oogenblik eene reorganisatie.\'\'
Xiet lang na de indaging van Koning Wilhelm en Graaf (Prins)
von Bismarck voor den rechterstoel in de rue Jean Jacques Rous-
seau van den kant der Parijsche vrijmetselaars, vorderden de
Groot-Logen Royal York in de Vriendschap, in de drie wereld-
bollen, en de Groote-Landloge de gezamentlijke Groot-logen alsook
de dochter-logen van Duitschland op, om elk (?) verkeer met de
Fransche vrijmetselaars af te breken , omdat deze de wet
der vrijmetselaars over ntet-inmenging in kerkelijke en politieke
vraagstukken overtraden. Zonder twijfel mocht zulk een maatregel
alleen door het gemeenschappelijk opperst bestuur der Orde, niet
door het bestuur van een enkel land genomen worden. Maar dat
ook de Pruissische landlogen zich aan een opperste bestuur der
Orde onderworpen bekennen, toont het manifest der groote Land-
loge van Duitschland te Berlijn d. d. 24 Junij 1849, waarin zij
zich uitdrukkelijk beroept op goedkeurende beslissing der Orde
om haar uitsluiting van niet-christenen te rechtvaardigen. Waar-
schijnlijk bestond de over de Fransche vrijmetselaars uitgesproken
straf slechts in het afbreken der zuiver uiterlijke betrekkingen,
in de staking der briefwisseling enz. ; op die wijze worden de
»ware", de «arbeidende" metselaars, welke andere middelen van
gemeenschap hebben, weinig daardoor getroffen. In geen geval
is het besluit der Berlijnsche Groot-logen voor alle tijden ver-
bindend, zooals uit het volgende blijkt. In van Dalen\'s Jaarboek
voor vrijmetselaars voor het jaar 1872 wordt over een rond-
schrijven van den Franschen Grootmeester Babaud-Laribière, dat
6
-ocr page 102-
82
wij hieronder zullen mededeelen, liet volgende gezegd : De circulaire
van den Grootmeester van 1 Augustus 1871 is niet geschikt om
het verkeer, dat de Duitsche Groot-logen met het Oriënt de
France afgebroken hebben, weder aan te knoopen : ja de door-
voering van hetgeen broeder Babaud-Laribière hier voorslaat zal
noodzakelijk weder tot verbreking van het verkeer voeren.
Hetzelfde verwijt van niet- inachtneming der metselaars-plichten
dat de duitsche metselaars aan hun Fransche broeders doen, wordt
omgekeerd door de Fransche metselaars tegen de Duitsche ge-
daan en dezelfde straf tegen hen verlangd. In de «Bauhütte No 47
(1871) werd een hoofdartikel Du patriotisme dans la Franc-ma-
•jonnerie aangehaald , waarin broeder Frangois Favre zegt : de
duitsche vrijmetselaars hebben tot eere van Wilhelm al die laffe
lofprijzingen vernieuwd, welke de Logen van het eerste fransche
keizerrijk verkwistend uitstrooiden. Zij hebben den overwinnaar
van Sedan vergoddelijkt. De duitsche metselarij is slechts een
instrument dat goed in orde gehouden wordt tot grooter eer
van Pruissen en van zijn nieuwen keizer. Zij is een staf in de
handen van von Bismarck" enz.
Van bizonder belang zijn volgende akten door »de Gerrnania"
medegedeeld. Zij schrijft No. 287 (1871) het volgende: Wij ver-
zoeken onze lezers de volgende correspondentie uit Florence 30
November van de »N. Fr. Presse , zeer opmerkzaam te lezen :
In Italië\' heeft zich in den laatsten tijd een groote werkzaam-
heid der viijmetselaars ontwikkeld. Misschien meer dan ergens
anders waren daar de Logen verdeeld, wat vooral wel is toe te
schrijven aan de vroegere versplintering van Italië. Nu heeft
Federico Campanella de bezetting van Rome tot aanleiding ge-
nomen om de onderscheiden op het schiereiland bestaande Logen
tot een vereeniging te bewegen en daartoe een groote vergade-
ring naar Rome te samengeroepen , tot welke alle logen haar
plaatsvervangers zonden. Na onderscheiden korte beraadslagingen
waarin zich particuliere belangen en particuliere eerzucht wilden
doen gelden, werd het vereenigings- en hervormings-programma,
met uitname van een enkele Loge «Supremo Consiglio , Grand
Ürienta d\'Italia in Palermo, eenstemmig onderschreven.
Daarmede is de vrijmetselaars-eenheid in Italië een voltooid
feit en de onbeduidende moeielijkheden, die zich in het vervolg
tegen haar bevestiging verheffen konden, zouden nauw in aan-
merking komen. Om zulk een doel te bereiken was ook al de
-ocr page 103-
83
invloed noodig van een man, die gelijk Federico Campanella als
vaderhnder even als vrijmetselaar even hoog geschat als vereerd is.
Terwijl alzoo de strevingen der Italiaansche vrijheidsmannen
daarheen gericht zijn dat zij het bizonder belang aan het al-
gemeen belang der menschheid ondergeschikt maken , biedt ons
de Fransche vrijmetselarij een schoon spel aan van den meest
verblinden nationalen haat : in een circulaire van den Grootmeester
der Fransche Orde L. Babaud-Laribière van den 1 Aug. 1871
wordt het volgende gezegd :
»Op de eerste plaats staat de vraag der toekomstige verhouding
tot de duitschc vrijmetselaars: zij is alreeds in den raad der
Orde gedaan, die zich onbevoegd verklaard heeft haar op te
lossen en aan een algemeene vergadering de beslissing overliet.
Om die beslissing te verkrijgen worden aan de vergadering de
door den raad op voorstel van broeder Montanier verzamelde do-
cumenten voorgelegd : zij zal oordeelen of onze tempels niet door
de vijandelijke troepen zijn ontheiligd : of men de vrijmetselaars-
wetten ten opzichte der fransche vrijmetselaars in acht nam , of
krijgsgevangenen die vrijmetselaars waren, in Duitschland als
broeders werden ontvangen, en eindelijk of het Pruissische Groot-
Oosten maatregelen nam die geschikt waren om de ware begin-
selen der vrijmetselaars met betrekking tot de Fransche vrijmet-
selaars te verzekeren en te beveiligen. Het belang van zulke
vraagstukken, dierbare broeders, kan u niet ontgaan : zij zijn de
gevolgen van ons ongeluk en zal dat op treurige wijze vergrooten
als uit het onderzoek bleek , dat de duitsche vrijmetselarij een
medeplichtige van het wanbedrijf dei- pruissische politiek geweest
is, en daarom het Groot-Oosten van Frankrijk dwong haar betrek-
kingen met haar broeders aan gene zijde van den Rhijn af te breken.
De circulaire maakt verder opmerkzaam op een besluit der
Loge «1\'Anglaise" gedateerd van 27 Junij 1871. "Het bericht
daaromtrent luidt aldus :
»De broeder Dumoulin verlangt en verkrijgt, het woord en in
een redevoering vol logika, gevoel en vaderlandsliefde ontwikkelt
hij zijn onderwerp dat hij in drie deelen verdeelt:
i. Zullen de Duitschers die tot onze Loge behooren, in het
vervolg nog op de lijsten onzer broeders voorkomen?
— De Loge antwoordt: neen.
2. Zal de loge «1\'Anglaise" voortgaan om de personen van
duitsche nationaliteit het licht mede te deelen?
-ocr page 104-
84
. De loge, steunend op Artikel 5 der constitutie, welke aan alle
vrijmetselaars gebiedt hun broeders te helpen, en bij te staan
zelfs met levensgevaar, wat de Duitschers in het tegenoverge-
stelde geval niet gedaan hebben, antwoordt: Neen.
3. Zullen wij aan de duitsche vrijmetselaars de intrede in
onze tempels veroorloven ? — De Loge antwoordt bijna eenstem-
mig : Neen.
Deze besluiten der Franschen hebben op het diepste het edel-
aardig gerechtigheidsgevoel der Italiaansche vrijmetselaars be-
leedigd ; in een groote vergadering van meerdere Logen die in
Palermo plaats had, sprak de broeder Finocchiaro-Aprile dat de
Fransche besluiten en boven alles die der Loge »L\'Anglaise" van
Bordeaux ook na de door de Franschen geleden ongelukken over
het geheel niet te veroritschuldigen en in volle tegenspraak met
de beginselen der gelijkheid waren, waarop zich de algemeene
vrijmetselarij grondde, en het derhalve plicht der vrijmetselaars
en in het bizonder der Italiaansche is, de hooggeschatte broeders
die de vereeniging der vrijmetselaars van het »Groot-Oosten" van
Frankrijk besturen, hun diepste droefheid over een zóó treurige zaak
uitte drukken en zulk een ■handelwijze der Fransche Logen te be-
strijden. De vergadering was met groote meerderheid de meening
van den redenaar toegedaan en het gevolg daarvan was het vol-
gende document, dat voor ons van dubbeld gewicht is omdat het
toont hoe de Italiaansche vrijmetselarij krachtig partij trekt voor
de Duitsche.
Vrijheid, gelijkheid, broederschap.
De loge »Georgs Washington" aan de hooggeschatte broeders
van het »Groot-Oosten" van Frankrijk.
Dierbare, geëerde broeders!
Toen de kanonnen vaa Porte Maillot somber dreunden tot voor
de deuren onzer heiligdommen, toen was de stem van onze lieve
broeders van Parijs vertroostend en vriendschappelijk, die wel is
waar niet door de bajonetten en gevaren der vreemde gasten,
maar toch door de verwenschingen en de broedermoordende wa-
penen van twee legeis henendrong, waar men dezelfde taal sprak,
zonen derzelfde moeder , waar men de huisgoden , den roem en
het ongeluk deelde. Deze stem bracht het heilige woord van
vrede, der liefde en der verbroedering daar, waar de oorlog, de-
-ocr page 105-
85
haat, de mishandelingen en de vreeselijkste gewelddadigheden
heerschten ; de misdaad van Kain, de broedermoord.
Toen zonden wij onze oprechte goedkeuring, die uit het hart
voortkwam; maar er werd misschien geen acht op gegeven
onder de hartverscheurende zuchten der Franschen, die door het
staal van Franschen vielen.
Heden echter werden wij nog droeviger en harder getroffen
door het Neen der hooggeschatte Loge »l\'Anglaise" dat uw
bulletin mededeelt.
Gij weet waarom -de Broeders »l\'Anglaise" met neen geant-
woord hebben ; wij willen het niet herhalen ; wij willen toch in
den geheimvollen keten te zamen blijven, waarvan onze vaderen
ons den ring onbeschadigd overleverden en wij zullen elkander den
drievoüdigen kus der eendracht, des vredes en der broederlijkheid
geven.
De vrijmetselarij is één, gelijk de harmonie van het heelal
één is
; de pgramide onzer symbolen heeft de oppervlakte der
wereldbol tot grondslag en tot spitse de hoogste gedachten der
menschheid. In haar vloeien alle afwijkingen te zamen
, hetzij
deze Fransch, Duitsch of Italiaansch zijn.
En zoo als onze instelling één is, zoo is ook onze liefde één;
die liefde vormt den grondslag van het groote gebouw der voort-
gaande beschaving der volkeren en der natiën, in wier overeen-
stemming het zich vereenzelvigt en met zijn verleden, tegen-
woordig en toekomstig tot een levende persoonlijkheid verheft.
Zijn verleden zijn — de katakomben van Rome, zijn marte-
laars en het lijk van geweld dat ineenstort.
Zijn tegenwoordige is — de schoonste hunner nachten, de
nacht van
4 Augustus 1789, de rechten van den mensch ; de
natiën die weder opstaan en haar eigenaardig Genie wij ont-
wikkelen.
Zijn toekomst de herstelling van een drievoudig ideaal, van
hetwelk Christus en de Franschen den roem hebben: vrijheid,
gelijkheid, bróedersch ap.
Vernietigt door uw gezag het neen der «l\'Anglaise", dat wordt
door de broederschap voorgeschreven.
Vernietigt dat — het strijdt tegen de gelijkheid.
Vernietigt dat — het beperkt de menschelijke vrijheid, die
onder u door Rousseau, Diderot en Voltaire vertegenwoordigd wordt,
die tegen het bijgeloof streden ; het is tegen de menschelijke vrijheid
-ocr page 106-
86
die door uwen Lesseps de landengten doorgraven en de zeeört
vereenigd heeft, gelijk zij met ons, de elementen overwinnend,
de bergen doorboord heeft; tegen de menschelijke vrijheid, die
het laatste en grootste ongeluk ivegnemen wil, het vooroordeel,
dat uit een algemeen oolk van broeders een kudde
schapen
en wolven, offers en beulen maakt.
Ontvangt, lieve, vereerde broeders de drievoudige symbolieke
omarming.
Volgen de onderteekeningen.           Als vertegenwoordiger,
De Secretaris Bi agio La Manna.
De Duitschers zullen met vreugde en sympathie de/e begin-
selen hunner Italiaanse hu broeders begroeten." 1)
De oüermania" voegt aan dat dokument de volgende bemer-
king toe:
Wij hebben op eenige plaatsen de opmerkzaamheid gevestigd
waaruit nog veel meer volgt dan wij tot dusverre ooit beweerd
hebben. Deze bewijzen namelijk dat het doel van de internatio-
nale geheime vereeniging der vrijmetselarij hierin bestaat:
1.     Zij wil een wereld-republiek oprichten naar het model
waarvan in Fiankrijk sedert 1789 de proef wordt genomen.
2.    Zy tracht alle godsdiensten te vernietigen. Derhalve ig.
voor de vrijmetselarij :
1) De wenschen der Italiaansche vrijmetselaars schijnen in vervul-
ling te gaan. De oBauhütte" laat zich over een vergadering van vrij-
metselaars, waarin Babaud-Laribière het voorzitterschap had, het vol-
gende schrijven (verg. Bauhutte No 40. 1871): Den 7 September
kwam de gevaarlijke vraag omtrent het onderzoek naar de verhou-
dingen van het Gr. Oriënt tot de Duitsche groot-logen in behandeling.
Lle wijsheid van den berichtgever en de goede geest der vergadering
werkten te zamen om alles te vermijden, wat den geest der gerechtig-
heid kwetsen en de broederlijke gezindheid, die alle besluiten eener
algemeene vrijmetselaai\'s-vergadering beheerschen moet, in twijfel
stellen kon. De commissie sloeg voor de zaak onbeslist te laten, omdat
de Dokumenten niet voldoende zijn en de vergadering — om in dezen
toestand ieder tusschenkomend geval te vermijden, dat op een toekom-
stige beslissing inbreuk maken en op eenige wijze een gerechte ge- <
voeligheid treffen kon — nam het besluit om het voorstel der commissie
zonder discussie aan te nemen, wat ook geschiedde. Oeen enkele rede-
naar vroeg het woord.
Een goede beslissing welke alle ware en oprechte metselaars slechts
kunnen goedkeuren.
-ocr page 107-
87
a.     Alle geloof slechts bijgeloof dat uitgeroeid moet worden.
b.     Nationaliteit slechts een vooroordeel, dat ten spoedigste
plaats moet maken voor het algemeene volk van broeders-
Dat bij zulke grondstellingen alle verzekeringen van monar-
chale en nationale gezindheid en trouw van den kant der vrij-
metselaars slechts huichelarij en bedrog zijn kunnen, waarmede
zij de publieke meening willen bedriegen, dat verstaat zich van
zelf. Derhalve is noodzakelijk ook de veieeniging der Logen de
besliste vijandin van elke nationaliteit en regering, welke zij vleit
en die zij ondermijnt om tot haar laatste doel : de wereld-
republiek van vrijheid, gelijkheid en broederschap te geraken.
Dat de fransche en latere revolutiën en de herhaalde ver-
drijvingen der vorsten een werk der geheime vereeniging is,
zulks blijkt na zulke bewijzen zoo duidelijk, dat zelfs de poging
tot ontkenning niet gewnagd kan worden.
MIDDEL.
»Er is slechts één Orde," zegt het Manifest der Orde-oversten.
«Haar bestemming is haar eerste geheim ; en haar ontstaan be-
nevens de middelen harer werkzaamheid haar tweede geheim."
De middelen harer werkzaamheid zijn geheimen der vrijmetselaars-
Orde — men kan ook omgekeerd zeggen : Het geheim is middel
en wel vooral middel der werkzaamheid van de Orde. In het geheim
ligt de kracht en sterkte der vrijmetselarij. Verhaalde ons de
orde naar waarheid de geschiedenis harer werkzaamheid, lag haar
doel open voor oogen , waren de middelen harer werkzaam-
heid bekend, wist men de namen harer medeleden, dan konden
de vrijmetselaars hun Logen sluiten , zij zouden als Orde hun
arbeid niet kunnen voortzetten. Het geheim is voor de vrijmet-
selarij de noodzakelijkste voorwaarde, behoort tot haar wezen.
Daarom ook wordt dat rnet zorg bewaard ; men klaagt over ver-
dachtmaking , die men, al neemt men ook aan dat het doel
werkelijk edel is, het beste door openbaarheid weerlegde, bezigt
schoonklinkende volzinnen — blijft echter in het donker voort-
knoeien. Dat geheim echter, dat aan de orde tot kracht en ver-
sterking dient, kan hen die geen vrijmetselaar zijn slechts na-
deelig zijn. Mgr. von Kettler bewijst in zijn geschrift: kan een
-ocr page 108-
88
goedgcloovige ook vrijmetselaar zijn , terwijl hij geheel en al
van den inhoud der geheimen van de vrijmetselarij afziet, dat
rede en zedelijkheid verbieden lid van een geheime vereeniging
te zijn. Hij zegt daar in blz. 79 : Een geheime vereeniging is ge-
vaarlijk voor de grondzuilen van elke maatschappelijke orde, de
gelijkheid voor de wet en de gerechtigheid....... Iedere be-
trekking onder de menschen voert met zich het gevaar van een
partijdige bevoorrechtiging der medeleden in hun wederkeerige
betrekkingen boven anderen, die niet tot dat verbond behooren.
Hoe diep dat gevaar in de menschelijke natuur geworteld is,
zien wij ten duidelijkste in de betrekking die boven alle anderen
redelijk is, daar alle andere op haar berusten, namelijk in de
familiebetrekkingen. Het is een hooge graad van deugd als de
mensch zonder zich door den band van het bloed te laten misleiden,
met volle gerechtigheid anderen zoo behandelt als zijne bloed-
verwanten. Een verwijderd gevaar van onrechtvaardige bevoor-
rechting bestaat bij alle vereenigingen, daar allen uit menschen
bestaan die vol gebreken zijn en niet bestaan uit volkomen
ideaalmenschen , zij heeft plaats bij alle kerkelijke en burger-
lijke vereenigingen. Het is daarom geen beleediging voor de
medeleden van de vereeniging der metselaars, als men beweert
dat ook bij hen het gevaar bestaat, dat zij hun medeleden op
onrechtvaardige wijze boven anderen in het openbaar leven be-
voorrechten. Dat algemeene gevaar wordt echter door de eigen-
aardigheid der vrijmetselaars vereeniging op onbegrijpelijke wijze
vermeerderd. Terwijl namelijk alle overige betrekkingen van fa-
milie, kerk en staat open en bloot en derhalve onder aller toezicht
zijn, is alleen de vrijmetselaars-vereeniging een geheim. Dat
openbaar toezicht stelt tegenover het gevaar van onrechtvaardige
bevoorrechting eehigermate een tegenwicht. Zelfs de wet geeft
daartoe middelen aan de hand. De bloedverwantschap is aan ieder
bekend, en de getuigenis van bloedverwanten heeft tot voordeel
der bloedverwanten en tot nadeel van anderen niet dezelfde kracht
als andere getuigenissen. Aan bloedverwanten die nauw met
elkander verwant zijn , is het niet geoorloofd over elkander te
vonnissen; zelfs veel statuten en gemeente-verordeningen ver-
bieden dat meerdere, nauw verbonden bloedverwanten tot
hetzelfde collegie behooren. Deze openbare controle valt
ten opzichte der vrijmetselarij geheel en al weg. Wie kan
dan zonder met geheele blindheid geslagen te zijn het gevaar
-ocr page 109-
89
loochenen dat, als de vrijrnetselaars-vereeniging tot een groote
macht in den staat is opgegroeid, daaruit een onmetelijk groot
gevaar voor allen geboren wordt, die geen vrijmetselaars zijn; dat
in vele gevallen de gelijkheid voor de wet en de gerechtigheid
vertreden wordt? Tegenover dit gevaar ons niets anders te kunnen
aanbieden als de verzekering: dat is onmogelijk, omdat de met-
selaar niet onrechtvaardig en onzedelijk handelt, is ons waarlijk
niet voldoende. Naar onze beste en redelijkste overtuiging ge-
looven wij reeds dikwijls in het burgerlijk en openbaar leven
zulke invloeden opgemerkt te hebben. Wij gelooven opgemerkt
te hebben dat in vele landen vele gewichtige betrekkingen bij
voorkeur aan vrijmetselaars gegeven worden, zonder dat er uit-
drukkelijk op geschiktheid acht gegeven wordt; dat zelfs niet
zelden het streven bestaat openbare betrekkingen op het platte land
in vrijmetselaarshanden te brengen en onbeduidende mannen om
hun werkzaamheid en hun geheimen invloed op hun omge-
ving te verheffen, en met den schijn eener ongewone bekwaam-
heid te omhullen. Deze mannen worden dan aanstonds dooi- de
voornameren der naburige steden die tot de vereeniging
behooren, hooggeacht; hebben het geluk in hun gezelschappen
te worden toegelaten en zijn door den nevel van hul-
diging zooveel te meer blinde werktuigen in de hand der
vereeniging tegenover het christelijk volk." Schenkt de Orde aan
den stand der ambtenaren zulk een opmerkzaamheid, dan zou het
opvallend zijn als de Orde ook niet voor een passende «volksver-
tegenwoordiging" in het huis der afgevaardigden zorgdroeg. Daar
wordt niet alleen over politiek gehandeld, ook over schoolzaken en
in het bizonder godsdienstige vraagstukken, opheffing der concor-
daten, kerkelijke instellingen enz. over dat alles wordt daar be-
raadslaagd en besluiten genomen. Een meerderheid in de kamers
te hebben, die uit zooveel vrijmetselaars als mogelijk is bestaat of
ten minste uit zulke medeleden, die in brandende vraagpunten
eerder voor »een vrij waar heidendom als een bekrompen chris-
tendom" stemmen, dat was reeds een taak der Orde geheel en
al waardig. Bij de laatste verkiezingen in België, Beijeren en
Pruissen zijn de krachtigste pogingen in het werk gesteld. Op
verloochening van beginselen kwam het daarbij niet aan. In
Pruissen bijv. waren in -1866 velen van meening dat men de
zegepraal op Oostenrijk grootendeels te danken heeft aan de
Pruissische schoolvorming; sedert eenigen tijd gelooven echter
-ocr page 110-
90
diezelfde lieden dat de pruissische volksscholen, die aan de onder-
geschikte leiding der geestelijken zijn toevertrouwd, niet beant-
woorden aan de behoeften van onzen tijd, zij kunnen met de
scholen van andere landen den strijd niet volhouden, de toestand
der scholen in Baden is de beste. Wij weten niet of aan die
heeren dan ook is bekend gemaakt hoe die schoolleiding in de model-
staat Baden eigenlijk is. Misschien worden de Badensche school-
jongens door het genie van den plaatselijken schoolraad tot bi-
zonder heldhaftige soldaten gevormd. Aanstonds zag men mannen
die in de politiek elkander op het hevigst bestreden, elkander
de broederhand reiken, om vereenigd »de vijanden van den voor-
uitgang", »de duisferlingen" inde verkiezingen te overwinnen. Dat
bij openbare verkiezingen de vermogende klasse gemakkelijk een
ongeoorloofd en invloed kan uitoefenen, is aan ieder genoeg bekend.
Ons zijn bepaalde gevallen bekend dat men zich veroorloofd heeft
bedreigingen en straffen tegen mannen te bezigen, die naar plicht
en geweten hun stem gegeven hadden. Ook voert de Orde zelve
daarvan bepaalde feiten aan.
In het Leipziger \\Zeitschrift für Freimaurerci 1832 Heft 1,
bldz. 123 wordt er gezegd : Na de Julij-revolutie trachtte Lafayette,
die ijverig de Loges bezocht, de regering van Lodewijk Philips
een steun in de vrijmetselaars te geven die hij voor zooveel te
gewichtiger kon aanzien, daar de vrijmetselaars-logen onder de
restauratie grooten invloed op de verkiezingen uitoefenden en de
nederlaag der Regering beslisten ; wat licht te begrijpen is, als
men denkt dat er omtrjnt 100,000 vrijmetselaars in Frankrijk zijn,
derhalve een grooter getal dan het toenmalig getal kiezers bedroeg.
Groot opzien wekte het volgende artikel in de sKölnischen,
Bliittern No. 254 (1854):
Wetten voor de vrijmetselaars in België.
In de zitting van den 21sten Julij gaf de afgevaardigde Coc-
maris onder de redenen, waarom de kiezers op het platteland on-
afhankelijker stemden dan in de steden, ook de omstandigheid
op, dat op het land slechts weinig kiezers tot de geheime ver-
eenigingen behoorden, wier medeleden zich bij eede verplichtten
in voorkomende gevallen bij de verkiezingen ook tegen hun ge-
weten te stemmen. De afgevaardigde Goblet, iemand die een
hoogen graad in de Berlijnsche vrijmetselarij bekleedde, gaf
daarop ten antwoord , dat zulks niet waar was en als de redenaar
-ocr page 111-
01
de logen kende, hij zoo iets niet zou beweren. Deze scherpe
taal had de openbaarmaking van twee zeer leerzame ilokuinenten
dei- vrijmetselaars ten gevolge, waaruit duidelijk blijkt dat in
België ieder vrijmetselaar zich bij eede verplicht om voor den
candidaat, door zijn loge voorgesteld en door de Centraal-Loge
van het groot-Oosten van Brussel bevestigd, met alle kracht
-werkzaam te zijn, hetzij zulks verkiezingen voor de Kamers, Pro-
vinciale Staten of den Gemeenteraad betrof. Verder blijkt uit deze
dokumenten, dat ieder Belgisch vrij metselaar verplicht is ook in
zijn ambtelijke plichten en in zijn politieke gedragslijn naar den
raad van zijn Loge te handelen, en zijn ambtelijke macht tot be-
vordering van de doeleinden der vrijmetselarij aan te wenden.
Naar deze uitdrukkelijke bepaling en ambtelijke verklaring van
het groot-Oosten te Brussel hebben de Logen echter niet alleen
het recht, maar op haar rust bovendien de plicht om op de amb-
telijke handelwijzen van haai\' medeleden acht, te geven, en door
vermaningen, terechtwijzingen en straffen daarvoor te zorgen, dat
zij ook hun betrekking aan de vrijmetselarij dienstbaar maken.
Een vrijmetselaar derhalve, die Minister, Raadslid, afgevaardigde,
lid van den gemeenteraad, Burgemeester enz. is, moet van deze
zijn betrekking gebruik maken om de vrijmetselarij in alles te
bevorderen, om »de door de rede geopenbaarde waarheid in de
plaats te stellen der dwalingen, welke de onwetendheid nog altijd
in de menschheid onderhoudt." Deze dokumenten bevatten ook
een verklaring van vele maatregelen der regering togen de gods-
dienstige vrijheid der Belgische katholieken en tot veel onbe-
grijpelijke dingen die bij het verleenen van ambten voorkomen.
Gunnen wij het woord »aan de eerwaardige broeders zelven."
I. Dokument der vrijmetselaars over de maatregelen die bij
de verkiezingen genomen moetea worden.
«Een kandidaat-vrijmetselaar moet vooreerst door de Loge, in
welker bereik de onderwerpelijke keuze plaats vindt, aan de
goedkeuring van het groot Oosten onderworpen worden, om als-
dan de bi\'oeders der gehoorzaamheid tot diens keuze te verplichten.
Bij alle verkiezingen, hetzij voor het land, de provincie of de
gemeente, zal de goedkeuring van het groot-Oosten op gelijke
wijze nooilig en voorbehouden wezen.
Ieder metselaar zal zweren al zijn invloed te willen aanwenden
om de voorgenomen candidatuur te ondersteunen.
-ocr page 112-
92
Hij die door de vrijmetselarij gekozen wordt, zal gehouden zijn
in de Loge een geloofsbekentenis af te leggen, waarvan een pro-
tokol opgemaakt zal worden.
Hij zal uitgenoodigd worden om tot liet licht dezer Loge of\'
van het groot-Oosten gedurende den duur van zijn mandaat bij
alle gewichtige zaken zijn toevlucht te nemen. Nalatigheid in
deze zijn plichten zal hem op zware straffen, zelfs op uitsluiting
uit de Orde te staan komen: de toepassing van zulke straf-maat-
regelen blijft aan het groot-Oosten voorbehouden.
Iedere Loge, die het voor nuttig houdt, zich van openbaar-
making te bedienen, moet zich de middelen verschaffen om in
de Dagbladen bekendmakingen te doen: maar het Groot-Oosten
behoudt zich voor haar die Dagbladen aan te wijzen, die haar
vertrouwen genieten zullen.
II. Bepaling van het Groot-Oosten van België.
(No. 703 op de lijst.)
Ter eere van den grooten Bouwmeester van het heelal en onder
bizondere bescherming van Zijne Majesteit den Koning Leopold
van België.
Het Groot-Oosten van België
na inzage der beslissingen van het groot Comité van 5 dagen,
den 11 maand 5855 ;
na het bericht vernomen te hebben haar gegeven in naam van
het groot Comité door het orgaan van diens verslaggever, den
zeer lieven broeder Bourlard, groot-re.lenaar;
in aanmerking genomen hebbende dat een Eerwaardige Loge
der gehoorzaamheid aan het Geoot-Oosten de volgende vraag
gedaan heeft: heeft een werkplaats het recht om een harer
medeleden , die de politieke loopbaan inslaat, naar verklaringen
over zijn handelwijze in de politiek te vragen ?
in overweging genomen dat het wezenlijk tot het welvaren der
Orde behoort over een zóó belangrijke vraag geenerlei
twijfel te laten ontstaan, en het raadzaam is te bepalen welke
de wederzijdsche rechten en plichten der Eerwaardige Logen der
gehoorzaamheid en der metselaars zijn, welke daarvan leden zijn,
na rijp overleg met de zuilen \'en na de nieening van den
grooten redenaar gehoord te hebben antwoordt het Groot-Oosten
als volgt:
De vrijmetselarij is een vereeniging van bizonderen aard. Wanneer
-ocr page 113-
0.3
haar eigentlijk doel tot heden nog niet in genoegzaam juiste"
vorm is opgegeven; wanneer daartoe het Groot-Oosten zelf het initia"
tief te nemen heeft en wanneer eindelijk het programma tot bereiking
van dit doel, evenmin scherp uitgedrukt is : zoo kan men toch
van nu af in het algemeen zeggen dat dit doel geen ander is i
als de door de rede geopenbaarde waarheid in de plaats dei*
dwalingen te stellen , welke de onwetendheid nog altijd in de sa-
menleving onderhoudt. Om dat doel te bereiken heett de met-
selarij erkend en aangenomen, dat zij in haar willen en handelen
de eenheid waarnaar zij streeft noodig heeft , aan welker bestaan
haar eigen bestaan verbonden is.
Als zich een oningewijde bij de met sela rij aanmeldt, dan moet
hij ten minste in het algemeen het doel der orde kennen. Zijn
schrede betuigt dat hij dat doel billijkt ; hij wil zich met die-
genen verbinden die de zaak der waarheid en der gerechtigheid
•voorstaan; als de oningewijde — dan eindelijk verklaart dat hij
zich vrijwillig tot opname aanbiedt, dan belooft hij zich aan het
werk der metselarij over te geven en daaraan toe te wijden.
De verplichting, welke de metselaar op zich neemt drukt hem
een merkteeken in, dat in de oogen van ieder mensch die prijs
stelt op loyauteit en eer, onuitwischbaar is. Daardoor dat de
metselaar belooft zijn verplichting na te komen, geeft hij zonder
eenigen twijfel een deel der absolute vrijheid van zijn handelin-
gen op ; maar dat vrijwillig opgeven is rechtmatig , zooals iedere
verplichting die men in het burgerlijk leven op zich neemt om
iets: te doen of niet te doen en zijn verbindtenissen na te komen.
Terwijl hij de banden der vrijmetselarij aanneemt , verplicht zich
de vrijmetselaar overal de onwetendheid te bestrijden ; aan de
waarheid, welke deze vereeniging wil doen bloeien, nimmer
en nergens nadeel toe te brengen maai\' haar tot heil der mensch-
heid te helpen verspreiden. Daartoe kan men zich geen veree-
niging denken zonder een gemeenschappelijk denkbeeld , dat de
leden dier vereeniging met elkander verbindt en zonder ieder
medelid de plicht op te leggen dat te doen wat noodig is om
het denkbeeld tot werkelijkheid te maken.
Men moet het zich daarom geheel duidelijk maken dat de
vrijmetselaar door zijn intrede in de metselaars-familie ook af-
stand doet van de vrijheid, om tegenover den arbeid van de ver-
eeniging onverschillig te blijven of haar zelfs schade toe te bren-
gen. Wil de metselaar de volle vrijheid bij zijn handelen terug
-ocr page 114-
04
fcekomen , wil bij handelen tegen de metselarij , dan moet hij
de loyaliteit hebben aan de orde kennis te geven van deze ver-
andering in zijn gevoelens : hij moet zich van de vereeniging te-
rugtrekken. Hij is derhalve niet gedwongen tegen zijn nieuwe
overtuigingen te handelen. Zijn broeders die volharden, zien hem
dan terecht voor een meineedige aan , omdat hij de vaan ver-
laat, die hij met vrijen wil beloofd heeft te verdedigen ; de band
welke dezen overlooper aan de metselaars-familie knoopte wordt
verscheurd. Van beide zijden zal men aldus de vrijheid om te
handelen weder bekomen ; maar er is *en minste geen bedrog of
twijfel tusschen degenen tiie de vereeniging verlaten en degenen
die haar beginselen petrouw blijven.
Een gezelschap zonder beginselen kan bepaald onmogelijk be-
staan. En de bestrijders der waarheid — bewijzen zij ons niet
de noodzakelijkheid van dezen band door het vast te zamen hou-
den van hen , die zij geketend houden , om den vooruitgang te
wederstaan ? Het is zooveel te meer noodzakelijk dat de metse-
larij wete welke van baar medeleden rond met haar omgaan en
welke haar tegenwerken, daar dikwijls genoeg juist diegenen haar
verderfelijkste vijanden zijn, welke zij vroeger tot de baren
telde en welke zij aan invloedrijke betrekkingen geholpen had.
Men moet het, helaas , erkennen , velen worden leden der met-
selarij alleen uit persoonlijke, politieke of stoffelijke belangen ,
welke zij daardoor wenschen te bevredigen. Een van de plichten
der metselaars bestaat in de wederzijdsche ondersteuning : eer-
zuchtige oningewijden verklaren nu in de Loge dat zij met haar
piincipen volkomen overeenkomen, ten einde een geheelo werk-
plaats voor het gelukkig gevolg hunner strevingen om den po-
litieken loopbaan te betreden, belang in te boezemen ; gelukt hun
zulks en worden zij daarna aan hun beloften ongetrouw, is dan
niet de metselarij voor haar vertrouwen en toewijding de mis-
leide partij en moet zij niet met gestrengheid tegen hen han-
delen welke haar op die wijzen verraden hebben ? Kan men zulke
mensclien genoeg brandmerken, die door het vertrouwen dat
hun antecedenten en geloofsbekentenis schonken , tot openbare
betrekkingen geraakt, in den aanvang talmend , daarop ge-
matigd en verzoeningsgezind, gelijk zij zeggen en eindelijk open-
bare vluchtelingen van de vaan van den vooruitgang werden ? Dat
alles met het doel om den tegenstand hunner vijanden te mati-
gen , in beide legers bondgenooten te werven en zich zei ven op
-ocr page 115-
!».-»
die wijze oen betrekking te verzekeren die zij oorspronkelijk door de
vrijmetselarij verkregen hebben. Moest een metselaar in wien het
vermoeden opkomt dat zijn handelingen op die wijze beoordeeld
mochten worden , niet zelf uit eigen beweging verklaringen over
zulk een handelwijze geven, en in plaats van het antwoord op de
vragen zijner broeders te weigeren , duidelijke en uitvoerige ver-
klaringen aanbieden ?
En zegge men niet, dat het genoeg is als een metselaar zijn
plichten jegens zijn broeders in den tempel en in het dagelijksch
leven vervult. De metselarij heeft niet ten doel beginselen te
verkondigen wier nakoming beperkt blijft binnen do enge ruimte
harer vergaderingen of tot het klein getal harer volgelingen. Zij
heeft veel meer de geheele samenleving op het oog. De Logen
zijn de scholen in welke men de menschen redelijke overtuigin-
gen zal inscherpen , opdat zij voor het vervolg in de profane
wereld, bizonderlijk in het politieke strijdperk ten gunste der
zedelijke en daarmede ook der stoffelijke verbetering der mensch-
heid dapper strijden. De metselarij moet ook haar strijders heb-
ben in den strijd tegen de dwaling, steeds een waakzaam oog
hebben om de dapperen te prijzen , de zwakken te bemoedigen,
de lafhartigen en overloopers te brandmerken en te veroordeelen.
Zonder deze werkzaamheid der metselarij tegenover haar mede-
leden in het openbaar leven zoude de metselaars-arbeid vruchte-
loos zijn , ware de toewijding onzer broeders een dwaasheid en
onze hoop op de toekomst een ledig luchtkasteel.
Van deze piïncipiëele beschouwingen uitgaande beantwoordt
het Groot-Oosten zonder aarzelen de voorgestelde vraag en be-
slist dat de Logen niet alléén het recht, maar dat zij ook den plicht
hebben, om de openbare handelingen van diegenen harer mede-
leden te bewaken die zij aan politieke ambten geholpen heeft;
den plicht om verklaringen van dezen te verlangen als het schijnt
dat een of meerdere hunner handelingen niet ten doel hebben
de vereeniging met den fakkel der waarheid te verlichten ; den
plicht om deze verklaringen welwillend aan te nemen als zij vol-
doende zijn , aanwijzingen te geven , als zij iets te wenschen over-
laten en zelfs van het lichaam der metselaren die leden af te
snijden , die wetens en willens hun plichten als metselaar bizon-
der in het openbaar leven verzuimd hebben.
Het Groot-Oosten herinnert de Eerwaardige Logen der gehoor-
zaamheid daaraan , dat redelijke onderrichting, zachte handel-
-ocr page 116-
06
wijze , overreding , broederlijke onderwijzing de middelen zijn ,
waarvan zich de inetselarij voor alles bedienen moet om zich de
toewijding harer medeleden te verzekeren. Het aanwenden dezer
middelen beveelt zij op nieuw de Logen aan , maar zij meent
dat men streng en onverbiddelijk tegen hen moet zijn, die ten
spijt van alle waarschuwingen hun laagheid zoo ver drijven dat zij
in het politieke leven strevingen begunstigen , welke de metselarij
met alle krachten als tegen haar beginselen gericht, bestrijdt en
waarmede elk vergelijk onder geen voorwaarde kan toegestaan
worden.
De wijsheid der Logen zal in elk bizonder geval beslissen : het
beroep op het Groot-Oosten staat altijd vrij , voordat de beslis-
sing , als zij een zware straf bevat, tot definitieve uitvoering
komt.
Aldus besloten in de vergadering van het Groot-Oosten, den
1 dag van den 1 Maand 5856.
(ondert.) Le ier Gr..\'. Surv..-. Ft. Fs. de G.\\
Mait..-. Nat. .-.
Verhaegen atné.
Le G..-. Exp..-. Ft. Fs. de Gr..-. Secr.
Henri Samuël.
Bovengaande beslissing worde aan de Eerw. Logen der ge-
hoorzaamheid met volgende circulaire medegedeeld :
Terwijl ik U 25 exemplaren van het besluit no. 703 overzend ,
verzoek ik U de goedheid te willen hebben in een der eerste
bijeenkomsten de aandacht der broeders van uw eerwaardige Lo-
ge ernstig op de plichten te vestigen, welke ieder metselaar
op den dag, waarop hij in onze geheimen wordt ingewijd, jegens
de Orde op zich heeft genomen , plichten wier algemeene uit-
drukking in het Art. i § 2 van onze algemeene statuten te vin-
den is en die geen broeder metselaar mag nalaten noch in zijn
metselaars- noch in zijn profaan leven.
(Ondert.) Le G.\\ Surv..-. Ft. Fs. de G.\\ Secr. ,\\
Henri Samuël.
Over het geheel spreken de Belgische vrijmetselaars in de hier
medegedeelde stukken vrij openhartig. Daarin vinden wij niet
alleen in het algemeen onze in dit geschrift medegedeelde mee-
ning over de vrijmetselarij, maai\' in het bizonder den in-
vloed der Belgische vrijmetselarij op de verkiezingen dooi\' de-
ze getuigenis bevestigd. Het Belgische dokument is ook onder
-ocr page 117-
97
andere opzichten belangrijk. «Iedere loge, zoo wordt daarin
gezegd, die het voor nuttig houdt zich van de openbaarheid
te bedienen , moet zich de middelen tot openbaarmaking in de
dagbladen verschaffen, maar het Groot-Oosten behoudt zich voor
haar die dagbladen aan te wijzen, die haar vertrouwen genieten
zullen." — Daartoe noemt ons de orde het derde gewichtige
middel dat haar tot bereiking van dat doel dienstig is. Het is
cl e pers. Zij decoreert de kandidaten voor verkiezingen met
ile aanbevelende titelen «trouwe volksmannen" of «mannen die
voor het volk ijveren" en zij arbeidt ook ten gunste der vrijmet-
selarij. De pers bewaart de geheimen der loge met een angst-
valligheid , alsof zij den vrijmetselaars-eed der stilzwijgendheid
had afgelegd. In welke bladen leest men iets over het eigen-
lijke doel der vrijmetselarij ? Het is bijna alsof er geen vrijmet-
selaars bestonden. Van de mannen,. die door openbare werken
in de wereld bekend zijn , wordt zelfs alles en iedere zaak. uit
hun openbaar en bizonder leven , van gewicht of zonder de ge-
ringste beteekenis aan de lezers medegedeeld , maar met zorg
wordt voor de wereld geheim gehouden of zij tot de vrijmetse-
laars-orde behooren ; en toch is dat vóóral van belang tot een
ware beoordeeling hunner handelwijze. Deze bescheidenheid der
pers in zake der vrijmetselarij tegenover haar gewone mededeel-
zaamheid is in den hoogsten graad niet alleen opmerkelijk,
maar ook verdacht. Welke bisschoppen bijv. tot de zooge-
naamde oppositie in het concilie behoorden. welke geheimen
daar verhandeld werden, dat werd ons getrouw of niet getrouw
in de dagbladen medegedeeld. Zou de pers werkelijk zóó on-
wetend zijn in zake der vrijmetselarij en ook geen middelen be-
zitten, om de hoogst belangwekkende vrijmetselaars-geheimen te
weten te komen en de lezers daarmede bekend te maken ? »De
vrijmetselarij , «zegt Mgr. von Ketteler ," maakt feitelijk en uit
beginsel een merkwaardige uitzondering op alles wat in onze
wereld bestaat. Op weinige uitzonderingen na wordt zij alléén
in de openbare pers niet besproken, en zij wil ook niet bespro-
ken worden. Terwijl de pers over alle andere zaken, waarin
de rnenschen belangstellen, spreekt en oordeelt, terwijl het
christendom met al zijn leerstukken en grondstellingen de staat
met al zijn wetten en rechten onderwerpen der discussie zijn ,
terwijl zelfs de meest bizondere betrekkingen der rnenschen
openbaar worden, is de vrijmetselarij alleen met algemeen goed-
7
-ocr page 118-
08
vinden in Europa het »kruidje-roer-mij-niet" ; ieder is bevreesd
om van haar als van een soort van geestverschijning te spreken.
Dat feit is ten minste een bewijs van een ontzettende macht,
die de vrijmetselarij uitoefent. Zij alleen heeft nog een vermo-
genden invloed op de pers, alleen daardoor toch laat zich die
toestand verklaren."
Doch zulk een stilzwijgen is voor de orde niet voldoende; zij
heeft zich ook een groot gedeelte der pers dienstbaar gemaakt
tot vertegenwoordiging en verbreiding van vrijmetselaars-begrip-
pen. Wij denken daarbij minder aan de bladen der orde, die
meerendeels aan het publiek onttrokken blijven. — Te Weenen
was Blumauer een door den staat aangestelde censor en tegelijk
geheime redacteur van het Wiener journal voor vrijmetselaars.
— Veel meer nadeel brengen die bladen toe die den paarden-
voet verborgen houden en. daarom door de meesten niet als de
werken der loge erkend worden , maar wel in haar geest
werkzaam waren. Zie hier eenige voorbeelden : In het jaar
4763 werd »de algemeene Duitsche Bibliotheek" der vrijmetse-
laars vooral door Nicolai gesticht, om de beruchte Encyclopedie
van Voltaire en consorten in Frankrijk, zoo ook in Duitschland
een «zuivere redegodsdienst" in te voeren. De Jenasche alge-
meene Literatur-zeitung geeselde met bijtende kritiek de schrif-
ten, die ter verdediging van kerk en staat in het licht verschenen.
Tegen het einde der vorige eeuw leefden alleen in het Noorden
van Duitschland 30,000 schrijvers , die met een stortvloed ge-
schriften op de onbeschaaradste en schandelijkste wijze de vorsten
beleedigden.
Ook in lateren tijd hebben de vrijmetselaars hun letterkundi-
gen arbeid niet onderbroken. In 1846 schreef Wilhelm Marr
een werk getiteld: das junge Deutschland in der Schweiz. Marr
stond op vriendschappelijken voet met de broeders-vrijmetselaars
Itzstein , Hecker, Blum , enz. Hij wist in Zwitserland de werk-
lieden te lokken en was werkzaam in lees- en zangverenigin-
gen. Dewijl Marr het plan had opgevat door middel van actiën
in Zwitserland éen boekhandel op te richten , die in de grens-
plaatsen van Frankrijk en Zwitserland haar\' depots zou hebben,
maakte hij zijn vrienden met zijn plan bekend.
De belangwekkende antwoorden , die hij daarop ontving, deelt
hij in zijn werk mede. Een schrijven uit Saksen den 27 Octo-
ber 1844 luidt aldus (bldz. 175 van het geschrift van Marr):
-ocr page 119-
99
«Waar om Gods wil wilt gij de lieden in Duitsehland 1 inden
die met 1793 een begin maken ? — Ik wil niet bewijzen , dat
ik tot een geordende republiek , geen zandkorrel in Duitsehland
weet te vinden, veel minder een grondsteen , maar ik wil u
slechts de droevige verzekering geven dat gij in Duitsehland
volstrekt niet verstaan wordt. Kom over naar Duitsehland en ga
naar Karlsruhe of Manheim of het naaste naar Itzstein en Bas-
serman; overwin uw afschuw van de monsters van het duit-
sche liberalismus, en overtuig u dat het ook medeleden telt die
voor niets terugschrikken wat helpen kan. Deze kunnen beter
dan ik zeggen of het plan , waaraan ik met hart en ziel ge-
hecht ben , uitvoerbaar is , want gij overziet de toestanden en
personen beter dan ik. Het plan is goed, slechts moet het nog
een weinig algemeener zijn, zoodat het zelfs aan angstige gemoe-
deren geen aanstoot geeft. Wat wij eigentlijk willen, dat kunt
gij onder de hand verspreiden. Maak ü gewoon aan de schrik-
kelijke gedachten dat gij nog een grooten , grooten afstand met
de duitsche liberalen gaan moet, eer de vraag, wie het laatste
en uiterste doel beoogt, ter sprake komt. Sluit vrede tot dien
tijd toe. Later mogen de partijen elkander verslinden, zooals
zij kunnen en moeten."
Marr volgde den raad en begaf zich naar Mannheim naar den
voornamen broeder-vrijmetselaar Itzstein. Deze — zoo verhaalt
Marr blzd. 295 verder — antwoordde: »al rusten uw plannen op
een in zich goeden grondslag, zie echter naar Duitsehland of gij
daar den grond en bodera vindt om uw plan uit te voeren ;
helaas, helaas dikwijls moet ons streven zich naar de toestan-
den schikken."
»Op mijn vraag — wordt verder gezegd — waarom mannen
van beslisten vooruitgang de hansworstenspelen der maaltijden
medemaakten ? — verkreeg ik ten antwoord : omdat het de
eenige weg is om rechtstreeks op het volk te werken. Op het
Itzstein-feest zijn meer dan 50 exemplaren der straatliederen van
Hoffman verspreid , — dat was ten minste iets !
»In het algemeen , zegt Marr, kon ik met het resultaat dat
ik verkreeg, tevreden zijn. Het meest verblijdde het mij met
mannen in kennis te zijn gekomen, die in de misère van hun
beperkt werken niet op een l|jn met hun officieel werken
stonden."
xMet betrekking tot het geld zijn de lieden niet zoo moeielijk.
-ocr page 120-
100
Reeds nu reken ik op een jaarlijksche bijdrage van -1500 Tbr-
waarvan wij zeker kunnen zijn. Maar wat daarmede gedaan t
Met de verspreiding van vlugschriften wil zich niemand inlaten
en vereenigingen zijn hier nog niet georganiseerd. Het is vooral
noodig een bekwaam persoon hierheen te zenden." Hij besluit:
»Mijn zaken zijn nu geëindigd. Kennismakingen in de letter-
kunde en den boekhandel zijn aangeknoopt, de verkoop onzer
artikelen is tamelijk\'goed verzekerd en uit onze inrichting zul-
len vrijzinnigen nut trekken. Aanknoopingspunten zijn in Sak-
sen , Oost-Pruissen en aan den Rhijn voorhanden."\'
Met Marr, die door de overigheid later uit het land gezet
werd, stond de vrijmetselaar en Dnitsch-katholieke Robert Blum
in handels-betrekking. Deze laatste was ook werkzaam in de
Schiller-vereeniging die door logen van Leipzig gesticht werd.
Met deze vereeniging verbonden in het jaar 1850, naar het voor-
beeld van de reeds in Engeland gestichte Guild of Iiteratur and
art, de medeleden der orde en schrijvers Gutzkow en Auerbach
in Dresden de zoogenaamde Schiller-stichting tot het bizonder
doel: uit alle deelen van Duitschland gelden ter ondersteuning
« van schrijvers te verzamelen die in den geest der stichters werk-
zaam waren (Eckert, Geschichte meiner Anklage, 6. 63). Dat
een groot deel onzer liberale bladen arbeiden naar genoegen der
orde-broeders, blijkt uit het volgend schrijven van den vrijmetselaar
Ricciardi, waarin hij zich aan de verdere welwillendheid der
liberale pers aanbeveelt. Ricciardi wilde een tegen-concilie van
vrijmetselaars houden en schreef daarom den 30 Junij 1869 aan
het blad il Popolo d\'Italia het volgende : «mijn programma is door
een zeer groot getal bladen in Zwitserland , in Duitschland,
Frankrijk , Engeland , Holland , België , Spanje, zelfs in Amerika
medegedeeld, en de Italiaansche bladen die zich zoo trotsch voor
vijanden van den Paus-koning en het bijgeloof uitgeven, zeggen
geen enkel woord van het tegen-concilie of spreken daarvan
slechts op bespottelijke wijze. Zij zien niet dat voor ons het
godsdienstige vraagstuk nog veel gewichtiger dan het politieke
is , omdat het zeer moeielijk is de vrijheid te stichten in een
land, waar het groote meerendeel ter kerk gaat en bijna alle
vrouwen geheel onder den invloed der priesters staan. Inder-
daad , liet is bevreemdend. Nog nooit zag men onze kerken des
Zondags zoo gevuld als heden, en terwijl de demokratische bla-
•den slechts met groote inspanningen hun leven rekken , maakt
-ocr page 121-
■101
de »Unita Cattolica" groote winsten en telt de »Civilta Cattolica"
in Toscanen alleen 600 inteekenaars. Zoolang de zaken in Italië
200 gaan , is het belachelijk er van te spreken om op Rome
los te gaan. Ik heb reeds in 4862 in de Kamer tot de afge-
vaardigden gezegd : De weg naar Rome kan ons slechts door
het Schisma geopend worden. Dat is mijn diepste overtuiging
en dat heeft mij bewogen om op den 8 December een tegen-
concilie voor te slaan, en dat beweegt mij nu tot een plechtige
oproeping aan de liberale pers, opdat zij deze groote vereeni-
ging niet slechts in Italië maar in de geheele beschaafde • wereld
allen warm aanbevele, die wenschen op onbewegelijke grond-
zuilen de vrijheid, waarnaar zooveel eeuwen lang gezocht wordt,
waarvoor het menschelijk geslacht zooveel offers gebracht, zoo-
veel bloed vergoten heeft, opgericht te zien.
De veranderingen in het wezen der dagbladen gedurende de
laatste tiental jaien behandelt Heinrich Wuttke in een belang-
rijke brochure: »die deutschen zeitschriften und die Entstehung
der öffentlichen Meinung" Hamburg, Hoffmann und Campel866.
Hij zegt daar bldz. 140: «Onze dagbladen zijn tegenovereenige
jaren vroeger in hun formaat grooter geworden en tellen veel
meer bladzijden. Zij breiden zich uit over al het mogelijke, en
waarover zij vroeger ter nauwernood enkele opmerkingen maak-
ten . dat deelen zij nu mede in uitvoerige verhandelingen. Met
de spoorwegen is hun verspreiding aanmerkelijk toegenomen.
De geheele wereld heeft ook begrepen dat de dagbladen een
ongemeen belang bezitten; die goed zien weten ook dat de uit-
gever van een groot blad veel meer beteekenis heeft dan de
Overste van een regiment soldaten. En ten spijt van allen aan-
merkelijken vooruitgang is hun levenszenuw beschadigd.....
Hoe de tegenwoordige toestand van onze periodieke pers op het
volkswelzijn en den nationalen geest werkt, moet aan ieder die
nadenkt duidelijk zijn. Zij oefent onloochenbaar tallooze welda-
dige invloeden uit, maar zij heeft thans nog tegelijk een de-
monische kracht. Wij allen lezen dagelijks één, velen lezen
meerdere dagbladen.
De dagelijksche kost, welke ons de dagbladen aanbieden
maakt een groot deel van ons geestelijk voedsel uit. Voor tal-
loos velen is dat bijna het éénige ! »Een slechte geest der dag-
bladen, zegt Robert Blum, bederft langzamerhand zedelijk en staat-
kundig groote klassen van het volk , is aanstekelijk en verwekt
-ocr page 122-
102
in het publiek negatief- en positief-valsche opvatting van zaken
en personen. Maar al te veel menschen hebben zelven geen
meening en laten zich daarom door een stout optredend en da-
gelijks terugkeerend oordeel een meening opdringen, vooral als
dat met het gezag van de drukpers optreedt. Over het alge-
meen bederft ook een schriftelijk slecht gezelschap den goeden
toon en de gezindheid."
Een verandering, rijk aan gebeurtenissen in het .wezen der dag-
bladen gedurende de laatste tientallen jaren , zegt Wuttke heeft
daardoor plaats gehad, dat sints dezen tijd Urzeitungen »gelitho-
grapheerde briefwisselingen " verschenen, en de in onze handen
komende dagbladen grootendeels afdrukken dezer Urzeitungen ge-
worden zijn. Daarover zegt hij bldz. 69 : » hoeveel lezers zullen
niet ongeloovig het hoofd schudden, als zij op eenmaal hooren
dat de gewone dagbladen, die zij dagelijks vol vertrouwen bestu-
deren, voor het grootste gedeelte van den inhoud slechts afdruk-
ken uit de tweede hand zijn ; dat er Urzeitungen zijn die zich
aan de oogen en het oordeel van het publiek onttrekken ; dat de
zelfstandigheid , waarmede dit of dat blad pronkt ijdele verblin-
ding is, daar de uitgever het meeste wat de kolommen te lezen
geven, reeds op bepaalde wijze uitgekozen, te samengesteld en in
orde gebracht ontvangen heeft?" *
Bldz. 84 vervolgt hij : »Deze nieuwe verschijning der gelithogra-
pheerde dagbladen, die voortdurend in omvang is toegenomen,
vordeit in den hoogsten graad onze opmerkzaamheid. Waarop be-
rust zij ? Men overwoog de behoefte aan berichtgevingen , veroor-
zaakt door het ontelbaar getal couranten die in Duitschland wer-
den uitgegeven. Heeft nu ieder dagblad zijn hoofdartikel binnen
zijn bereik, dan geeft het er niet het minste acht op, als ver-
wijderde dagbladen gelijktijdig hetzelfde bericht openbaar maak-
ten. Een en dezelfde brief kan derhalve tegelijk aan veel couran-
ten gezonden, en kan daarom aan ieder voor veel billijker prijs
in rekening gebracht worden, dan dat zij voor een blad alleen be-
stemd ware geweest. Om daarbij aanzienlijke winsten te beha-
len, komt het slechts daarop aan dat de zaak in het groot gedre-
ven wordt. De geldzucht bediende zich van deze nieuwe gedach-
te om grooter winsten te maken, en de speculatie-koorts schiep
bureaux van gelithographeerde correspondentiën. Zulk een bureau
belastte zich met den druk van een courant in handschrift, die
het als een manuscript aan de couranten verkocht. Het wieif
-ocr page 123-
103
eenige helpers, die in algeheele afhankelijkheid volgens hun beroep
den afdruk van het manuscript bezorgden , dagelijksch » tabellen"
maakten, alle belangrijke couranten van het land, waar het bu-
reau zijn zetel opgeslagen had, doorsnuffelden, de kern uitzogen,
den koers der effecten opteekenden, berichten van openbare ver-
koopingen leverden , alsmede beursberichten en stof voor anec-
doten zooals de couranten ter bladvulling gaarne hebben. Het bu-
reau breidde zich ook wel verder uit en nam buitenlandsche be-
richtgevers in zijn dienst. Het aldus in orde gebrachte blad wordt
aan de dagbladen dagelijks (naar omstandigheden ook met lan-
gere tijdruimte) onder kruisband toegezonden tegen een maan-
delijksche prijs van 6—20 Thlrn. Dit als het ware geschreven
dagblad komt nu in handen van den courant-uitgever.
Nu was de gedrukte courant voor een billijken prijs rijkelijk
verzorgd. Haai- redacteur bekwam dagelijks een briefblad, dat
slechts op een zijde beschreven was en tusschen ieder bericht een
kleine opene ruimte liet; wat hij noodig had knipte hij uit met
de schaar en liet het door den loopjongen aan de letterzetters
overreiken. Zijn zaak was hem zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt,
de moeite om veel te lezen , keuzen te doen was hem bespaard.
Waartoe zou hij, als hij er b. v. Havas op nahield, fransche cou-
ranten lezen , plaatsen daaruit aanteekenen en laten vertalen of
misschien zelf vertalen ? Hij vindt immers in het groot briefblad
van Havas een opeenstapeling van geschikte berichten in duitsche
taal voorhanden, waaruit hij spoedig een keuze kan doen. De
gelithographeerde courant noemde hem verscheiden couranten als
haar bronnen en opgaven met dag en datum uit onderscheiden
plaatsen ; drukt hij die at , dan heeft hij den schijn dat hij zoo-
veel buitenlandsche couranten bestudeert, het wezentlijke daar-
uit uitgekozen heeft en dat hij uit alle genoemde plaatsen, van
alle zijden der wereld berichten ontvangt, als hij boven het uit-
gesneden stuk slechts een correspondentie-teeken plaatst. Op dit
oogenblik ligt er voor mij zulk een brief van Havas: ik tel daar-
in aanhalingen uit 11 couranten en berichten met het opschrift
• Douai, Italië, Ragusa, Alexandria, Mexico. Dat alles ontvangt
de uitgever uit die eene hand te Parijs met denzelfden brief.
Moeten zijn lezers hem niet voor een buitengewoon belezen man
aanzien ? moet zijn courant niet den schijn hebben groote betrek-
kingen te hebben, terwijl hij slechts eenvoudig nadrukt wat zijn
correspondentie-bureau heeft goedgevonden hem te zenden.
-ocr page 124-
104
...De vele berichtgevers, die voor de invoering van dezen maat-
regel de bladen met hun berichten vulden, waren even zooveel
zelfstandige en van elkander onafhankelijke toeschouwers en op-
merkers. Wat er voorviel werd van den eenen op deze wijze, van
den anderen op die wijze opgevat; afwijkende stemmen spreken
luide in de menigte der couranten. In de bureaux der gelitho-
grapheerde correspondentiën wordt echter op een bepaalde wijze
het bericht gegeven , een mot d\' o r d r e gevolgd , en daar
zeer vele couranten de echo zijn , wijd en zijd slechts een
stem gehoord. Bij de opgaven van die alles omvattende bepaalde
bureaux is het gemakkelijk om partijdigheid verborgen te hou-
den" ..... Reeds zien wij dat mannen die één doel achtervol-
gen , waarvan de bereiking hen op een geldelijk offer te staan
komt, zulke autographische berichten in hun geest laten opma-
ken, en aan de couranten zonder verdere kosten toezenden , als
de openbare meening op de beslissing invloed heeft."
Uit deze verklaringen van Wuttke volgt dat onze dagbladen-
pers in de hand van weinig personen berust die haar richting
bepalen en naar goedvinden op de openbare meening kunnen wer-
ken. Dat heeft, gelijk Wuttke nawijst, ellendige gevolgen voor
het politieke doel onzer dagbladen gehad. Onze bladen houden
zich echter ook onledig met godsdienst, kerk , kerkelijke instel-
lingen, en »elfs in zulke vraagstukken die in zich en voor zich
de godsdienst niet betreffen , is niet zelden het godsdienstig be-
lang onmiskenbaar. Welke verderfelijke gevolgen moet het nu
hebben als men aanneemt, dat de weinige toongevers in de courant-
litteratuur menschen waren, die uit beginsel iedere stellige
godsdienst haatten en op diens ondergang werkten ? En deze
onderstelling heeft ten minste waarschijnlijkheid voor zich. Want
een feit is het nu eenmaal dat de couranten voor drie vierde
gedeelte vijandig tegen de kerk zijn , haar en haar instellingen
met helsche woede vervolgen ; daarenboven is het duidelijk uit
de wijze waarop die bladen strijden, dat zij goed georganiseerd
zijn en op het mot d\'ordre goed acht geven, om gelijktijdig hun
projectilen van leugens, lasteringen enz. tegen den gehaten.
vijand te werpen. Zoo wordt de openbare meening gemaakt die
de Philister liefheeft en gelooft. Of en hoeveel nut de vrij-
metselaars-orde uit de laatste veranderingen in het wezen der
couranten getrokken heeft is mij onbekend. Het komt ook
minder daarop aan, van welken aard de verhouding der dienst-
-ocr page 125-
105
baarheid is waarin de pers tot de orde staat. De hoofdzaak is
dat verreweg het grootste deel der pers en der metselaars-ver-
eeniging hetzelfde godsdienstig of ongodsdienstig standpunt in-
nemen, en beiden ijverig haar pogingen inspannen om één en
hetzelfde doel te bereiken. De vrijmetselaars kunnen tot op dit
«ogenblik met die dienstbctooning der pers wel tevreden zijn.
De pers beschermt, zooals gezegd is, de geheimen der vrij-
metselaars. Doch deze bescherming zou misschien niet genoeg
zijn om de verderfelijke werkzaamheid der orde verborgen te
houden , wanneer de laatste niet daarop bedacht was de wereld
door een recht onschuldig voorkomen te bedriegen. Zij omhult
ziek met een soort van heiligen schijn , die een geheim van
boosheid zeker niet laat vermoeden, In het openbaar vertoont
zich de vereeniging der metselaars slechts bijna in het zoo ge-
liefkoosde kleed van den barmhartigen Samaritaan, en deze
mantel der naastenliefde bedekt alle zwakheden der metselaars.
De vrijmetselaars-orde wil voor een vereeniging van weldadig-
heid doorgaan. Ik weet niet hoe lang deze reeds bestaan en
zich zelve werkzaam betoond had , toen eerst een deel der me-
deleden naar het eigenlijk doel der orde vroeg , dat in werke-
lijkheid aan velen nog tot op dit oogenblik onbekend is. Het
»Wiener Journal" Manuscript fiir Briider I Jahrg. 2 h. blz. 163
verhaalt: »de orakels der orde werden ontboden om over de
zonderlinge vraag te beslissen welk dan eigenlijk het doel dei-
orde is? Ongetwijfeld een zonderlinge vraag." Nu , »de orakels
der orde die tot beslissing dier vraag ontboden werden," deze zouden
haar reeds ten gunste der orde beantwoord hebben. De orakel-
spreuk luidt naar het aangehaalde ordc-journal: weldadigheid in
den meest uitgebreiden zin of, beter gezegd, bevordering van het
menschelijk welzijn door de weldadigheid , is het doel van onze
orde." Het meerendeel der broeders neemt geloovig de uitspraak
van het onfeilbare orakel der orde aan; maar ook de wereld
moet gelooven, daarom moeten van tijd tot tijd ten minste
eenige bewijzen van naastenliefde der metselaars bekend worden.
Voor korten tijd verkondigden couranten aan de wereld hoe
weldadig de Logen zoowel in Duitschland als in Frankrijk werk-
zaam waren om de ellende van den oorlog te verminderen : de
broeders waren bijna in broeders van barmhartigheid veranderd.
Wij willen het niet loochenen, dat de Logen deelnemen aan
werken van barmhartigheid , zij mogen collecten voor gewonden
-ocr page 126-
106
enz. in haar kringen houden , wij willen ook niet over de mo-
tiven oordeelen, die sommige leden bewogen tot milddadige
handelingen, — maar zulke weldadigheid als einddoel der orde
op te geven, dat geschiedt alleen om te verblinden. Voor de
werken van barmhartigheid zijn, zooals wij boven reeds gezegd
hebben, truffel en voorschoot en de eed der stilzwijgendheid en
alle geheimen der orde meer dan overbodig.
\'Dat »de weldadigheid der orde" voor alles de broeders indach-
tig is, ligt niet alleen in de natuur der zaak, de orde geeft dat
ook duidelijk genoeg te kennen. Want als zij eenmaal zegt,
»dat weldadigheid in den meest uitgebreiden zin, bevordering
van het menschelijk welzijn door de weldadigheid, zegen te
stichten voor de menschheid, overal geluk te verspreiden haar
doel is — leert ons het Wiener Journal, Manuscript für Brüder"
H. I bldz. 173 over die weldadigheid het volgende: »De orde
heeft naast de in den sluijer der verborgenheid gehulde gehei-
men van de koninklijke gunst nog een ander onderwerp ten
doel, de weldadigheid. Nu neemt zij de plaats in van een
vriend, beijvert zich met onvermoeide vlijt voor het tijdelijk ge-
luk van een waardigen medebroeder, en wendt wanneer zij zelve
buiten staat is hem onmiddellijk nuttig tè zijn, bij- grooten eh
machtigen alle mogelijke welsprekendheid aan, om door ijve-
rige voorspraak de uiterlijke tijdelijke omstandigheden van een
vriend te verbeteren. Ook deze soort van weldadigheid der orde
is geen einddoel zooals wij het boven hebben leeren kennen,
maar wel een middel om het te bereiken. De protestantsche
professor Hengstenberg zegt, dat vele Evangelische geestelijken
verleid worden, om in de orde te gaan omdat de stedelijke overig-
heden der Patronaten bizonder sterk in de logen vertegenwoor-
digd zijn. De hulp der broeders tracht in het bizonder daar
hun sweldadigen invloed" uit te oefenen , waar het om vervul-
ling van staatsbetrekkingen te doen is. »Men wendt, zoo zegt
ons het orde-journal, bij grooten en machtigen alle mogelijke
welsprekendheid aan, om door ijverige voorspraak de uiter-
lijke tijdelijke omstandigheden, van een vriend te verbeteren."
Wat Mgr. von Ketteler en Beda Weber van de bevordering der
vrijmetselarij gelooven, hebben wij reeds aangevoerd. Eckert
geeft ons eenige voorbeelden: In het 4 heft van zijn «Magazin"
bldz. 58 zegt hij : »Wij zagen Weishaupt, Weishaupt in Mun-
■ chen overtuigd van de schandelijkste misdaad, daarom het
-ocr page 127-
-107
tuchthuis ontvluchtend, in Koburg tot hooge waardigheden met
rijke inkomsten verheven ; vonden zijn aangestelden hoogen op-
volger in de orde, den boekhandelaar Bode als geheimraad in
Weimar; leerden den nietswaardigen en schaamteloozen vijand
van God en vorsten Bardt als generaal-s.uperintendent en bezit-
ter van een druk bezocht opvoedings-gesticht kennen; zagen
drie dergelijke grootwaardigheids-dragers uit drie protestantsche
landen opgetreden als verdedigers van dat geschrift, waarin de god -
delijke waarheid der\'christelijke kerk geloochend werd ; erkenden
een Feszler, een in Weenen ontvluchten kapucijner-monnik ,
een mensen , die van zich zelven bekende , dat hij bij dè ver-
richting van zijn ordewerk zelfs geen christen geweest was, als
kerkenraad der katholieke kerk en vervolgens als protestantsche
consistorie-raad. — Hoeverre de arm van de broeders reikt, zegt
ons de vrijmetselaar Wit, van Dorring geheeten, in «Fragmente
aus meinem Leben und meiner Zeit bldz. 124. »Niet genoeg
zal ik de broederlijke handelwijze der metselaars kunnen danken.
Overal ondervond ik hun vriendschappelijken invloed. Daar waar
ik zulks volstrekt niet verwachtte vond ik broeders , zij drongen
door de muren van den kerker en waar ik een aanklagenden rech-
ter vreesde, erkende ik dikwijls een beschermenden vriend.
«Wel hem die bij de harde straf van het recht de broeder-
liefde niet vergeet!"
Zoo spreekt de vrijmetselaar Winkler. — In »de jesuïten- en
vrijmetselaars-orde" van den domcapitularis Thissen worden twee
belangrijke voorbeelden van broederhulp aangevoerd : »In Sala-
manca, zoo. verhaalt het tijdschrift der vrijmetselaren Latomia II,
169 stonden de Fransche en Spaansche legerscharen tegenover
elkander. Een Fransch regiment vormde e?n quarré; doch nauw
was de beweging ten uitvoer gebracht of allerhande kogels wer-
den er op afgeschoten. Ook de kolonel Dupuy werd doodelijk
gewond, maar om het overschot te redden, maakte hij als vrij-
metselaar het teeken van nood. De vijandelijke chef ziet het,
het bloedbad houdt op. Zij die zich vrijmetselaar beleden, ble-
ven op hun eerewoord in de naastbijzijnde stad; kleederen,
geld, alle noodige behoeften werden hun daar geschonken , en
deze dapperen danken dat alles na de redding van hun leven
aan de grootmoedigheid van een man, die door niets anders als
door zijn vrijmetselaars-eed aan hen verbonden is."
Een ander voorbeeld geeft hetzelfde vrijmetselaars-blad uit dett.
-ocr page 128-
108
Fransch-Spaanschen oorlog in liet jaar 1808. De broeder-vrij-
metselaar Marnier, commandant van een compagnie Voltigeurs,
had een spion, verborgen onder de kleedij van een spaanschen
muilezel-drijver, ontdekt en gevangen genomen. Ter dood ver-
oordeeld maakte deze voor den commandant het teeken van den
vrijmetselaar. Marnier deelde het zijn oversten Baron Jamin
mede. Jamin gaat met Marnier naar den generaal Barrois;
Barrois naar den maarschalk Victor, en spoedig kwam het bevel
dat de Spanjaard niet voor een krijgsraad gebracht, maar als
gewoon gevangene behandeld zou worden. In een Engelsch tijd-
schrift las men kort daarop : Santa Croce, zoo heet de spion ,
is gelukkig ontvlucht.
Het vrijmetselaars-tijdschrift «Latomia" schrijft No. 42 (1871)
onder het opschrift »Het vrijmetselaars-teeken voor Metz" het
volgende :
»Van de zegenrijke werkzaamheid der Kwakers zoowel als van
de toestanden van Frankrijk ten tijde van den laatsten oorlog,
geeft ons het Dagboek van Walson een levendige beschrijving.
Als verklaarde vijanden van eiken krijg komen de boden dezer
vereeniging waarlijk als vrienden aller noodlijdenden. Niettemin
hebben zij met groote moeielijkheden te strijden.
De tijding dat Metz werkelijk gevallen is, brengt een land
man , die als ooggetuige een schrikkelijke schilderij van de ge-
leden ontberingen ophangt. Reeds dagen te voren hadden de
vrienden er naar gestreefd om naar Brieij , 3 mijlen van Metz
aanzienlijke hoeveelheden levensmiddelen voor de omgeving te
brengen. Ten spijt echter van paspoorten ,• aanbevelingen en
voorstellen , lijdt hun goede meening schipbreuk op dé onverzet-
telijkheid van den commandant van Longwy. De uiterst gram-
storige man dwingt hen onder bedreigingen tot den terugtocht.
Nu , bij het vernemen van de groote ellende te Metz gevoelen
zich de edelen in hun voornemen slechts gesterkt om voorraad
naar Brieij te zenden, en daar hun een geleibrief van dien com-
mandant daartoe zeer doelmatig toeschijnt, beklimmen zij nog-
maals den steilen berg naar de vesting Longwy. De bejaarde
overste ontvangt hen woedend en met verwijten. Te midden van
die tooneelen der hevigste opgewondenheid geeft Whitwell,
Watson\'s begeleider het vrijmetselaarsteeken. De laatste , die
niet begrijpt wat er plaats vindt, is niet weinig verwonderd den
leeuw plotseling in een lam veranderd te zien. Met hoffelijkheid
-ocr page 129-
109
noodigt de Franschman beide vrienden uit in zijn bizonder k a-
binet te komen en drukt hun zijn droefheid over zijn handelwijze
uit, hij was echter om de overgave van Metz en grande colère.
Nadat hij nog hevig op Bazaine den lafhartige, gescholden had,
schreef hij een geleibrief voor ons en onzen proviandwagen ,
verzekerde onze handelwijze vooral te bewonderen en wensch t
bon voyage. De gendarmen had hij reeds vooruit gezonden , en
tot verstomming der soldaten wandelden wij de stad uit als vrije
lieden. Ik was evenzoo verwonderd als zij, totdat mij VVhitwell
de zaak verklaarde." — Wij willen de waarheid van dit verhaal
in al zijn deelen aannemen ; ook daarvan afzien of de handel-
wijze van den commandant van Longwy voor of na het erken-
ningsteeken der vrijmetselaars plichtmatig was, wenschen slechts
alleen dat >>de Edelen" in de toekomst hun geheime teekenen
slechts gebruiken om noodlijdenden bij te staan. No. 51 (1871)
der »Bauhütte" maakt den lezer opmerkzaam op het vrijmet-
selaars tijdschrift »1 a c h a i n e d\'Union" dat onder den titel,
»Ia guerre Allemande" mededeelingen deed over de dooi-
de duitsche metselaars aan Franschen bewezen broederdiensten
en over de uitwerking van den naam van broeder op duitsche
officieren.
In zooverre de orde over het hare ten gunste harer medeleden
beschikt, zal het geen verstandig mensch invallen, haar »wel-
dadigheid" te berispen. Wij benijden aan de weduwen en weezen
•der vrijmetselaars niet de ondersteuning uit de orde-kassen, de
broeders mogen aan kooplieden kapitalen verschaffen, aan hand-
werkers He kennis der orde-leden mededeelen. Maar in toe-
standen waarin niet-metselaars onbetwist evenveel recht hebben
als de metselaars, deze laatste voortrekken om hun lidmaatschap
— dat is ongeoorloofd. En het is, gelijk Mgr. von Ketteler
zegt, een wijd en zijd verbreide meening dat het een voortref-
felijk middel is om tot aanzienlijke betrekkingen te geraken , in
het algemeen zich veel voorspoed in het leven te verzekeren als
men tot de vrijmetselaars-orde behoort. De ondersteuning der
vrijmetselaars , dat Beda Weber het openbaar geheim der vrij-
metselaars noemt, beweegt velen om lid der orde te worden. Na-
tuurlijk zijn daaronder menschen zonder beginselen, ware
koopmanszielen , verachtelijke sujetten , wie het er niet op aan
komt ook eens een broeder te bedriegen. De orde zelve weet
zich voor schade te verzekeren, want afgezien daarvan dat de
-ocr page 130-
110
hartstochten van eenigen , gelijk de ondervinding geleerd heeft
zich tot doeleinden der orde laten verkoopen, worden de gehei-
men der metselarij slechts aan zeer weinige, beproefde medele-
den bij gedeelten toevertrouwd ; de meesten blijven in de zaken
der orde onbekend, kunnen daarom ook geen schade toebrengen.
Die geen vrijmetselaar is, bevindt zich echter zonder het te be-
merken in groot gevaar benadeeld te worden , in het bizonder
wanneer in de Logen met zóó oneerlijke wapenen tegen hen
gestreden wordt, als ons de vervaardiger van het »Hephata" op-
noemt. Hij was zelf vrijmetselaar en kon dus uit ondervinding
spreken. Bladz. 28 van zijn werk zegt hij: «Bij de laatste
conferentie bemerkte ik nu hoe verkeerd het is, om zich achter
den rug daarover , dat men blindelings lid wordt van een ver-
eeniging die men even weinig als haar arbeid kent, te laten
berispen, schandvlekken , beoordeelen , bespreken , terechtwijzen
of wat nog iets is, prijzen. Spoedig bevond ik , dat de booze
naam , hij mag door een koffij-vrouwtje of door een wijn- of
bierbroeder ontstaan zijn , hier veel tot eerafsnijding bijdraagt.
Persoonlijke vijandschappen kan buikloopen veroorzaken, die niet
met rhabarber te stillen zijn! — De ondergeschikte kan op de
gemakkelijkste wijze bij zijn oversten zuiver aschgrauw afge-
schilderd worden , het crediet gaat verloren , bedrijven kunnen
dezen ontnomen en genen toegedeeld worden , in één woord, al
wat met weinig middelen den mensch een zedelijken dood ver-
oorzaakt, kan onder het schild der verborgenheid opgezocht en.
aangewend worden ; in het bizonder als medeleden, die niet van
goeden wille zijn in grooter getal leden der vereeniging zijn. —
Vooral heeft de ingewijde groot voordeel boven de niet-ingewij-
den, daar voor hen zelden een weg tot verdediging van het in het
duister gedrukte geschut, dat hij meestal eerst uit de verderfe-
lijke gevolgen leert kennen , openstaat." Wij weten wel dat
de orde zelve in haar wereldomvattende werkzaamheid zich met
meer belangrijke zaken bezighoudt, dan dat zij aan onbedui-
dende privaat personen groote opmerkzaamheid schenken kan ;
zij zal daarom deze meer locale en private aangelegenheden aan
de bizondere logen overlaten. Op die wijze hebben deze ook
naast de diensten als handlangers, die zij meestal onbewust aan
de oversten der orde verleenen , ook een zelfstandigen arbeid.
De middelen die wij in dit hoofdstuk bespraken , benevens de-
gene die wij vroeger reeds aangeduid hebben , behooren inder-
-ocr page 131-
1U
daad tot het doel der orde. Deze zoowel als gene kunnen niet
openbaar worden , en wij begrijpen de woorden van de oversten
der orde: »h et doel der orde is haar eerste geheim,
haar ontstaan benevens de middelen harer
-werkzaamheid het tweede....."
SLOT.
BROEDER BLUMENHAGEN, GROOTREDENAAR DER
GROOTLOGE VA\\ HANNOVER.
«De orde heeft haar kindschheid, haar jongelingsjaren vol-
eindigd ; zij is een man geworden en eer haar derde eeuw ten
«einde spoedt, zal de wereld erkennen dat en hoe zij bestaat. —
«Daarom draagt de broedergeest bij voorraad zorg voor den tijd
«en dien wereldgeest, en bouwt zij voort in alle hoeken der aarde
»en zet zich vast in het hart van het land. En als de geheele
«wereld de tempel der orde is , het azuur des hemels haar ge-
»welf, de polen haar wanden, en troonen en kerken haar zuilen,
«dan zullen de machtigen der aarde van zelven zich buigen, en
»ons de wereldheerschappij overlaten, en aan de volkeren de vrij-
»heid die wij voor hen bereiden. Daarom echter is het noodig
«dat nergens de arbeid ruste en dagelijks de bouw zich verheffe.
«Voegen wij ook onopgemerkt steen bij steen, zoo wordt on-
«zichtbaar de muur vaster en vaster."
Behalve de orde der vrijmetselaars openbaart zich in onze da-
gen een vereeniging, waarvan wij de vreesselijkste rampen en
ellenden verwachten. Te Parijs hebben wij haar aan den arbeid
gezien. Wat zij uitwerken kan , als de vrijmetselarij zich van
haar ter omverwerping van tronen en altaren bedienen wil, leert
ons het volgende programma.
-ocr page 132-
112
PROGRAMMA DEE INTERNATIONALE.
Gesommeerd door zijn aanhangers om de oplossing, welke het
aan verschillende maatschappelijke vraagstukken wenscht te ge-
ven op den dag, waarop de Internationale in staat zal wezen
haar wil te doen zegevieren , heeft het centraal comité tot de
commissiën in het buitenland een circulaire gericht, waarin het
een juiste omschrijving geelt van het doel der Internationale
vereeniging
van werklieden en van de middelen die gebezigd
zullen worden.
Wij laten hier de voornaamste passages\' van dat dokument
zooals het door de Soir gepubliceerd is , volgen :
Ons doel, zegt het programma , is de politieke, sociale, oeco-
nomische en godsdienstige emancipatie van alle getiranniseerden,
geëxploiteerden , gesalarieerd en en onwetenden.
Om die staatkundige emancipatie to bereiken willen wij :
lo. Een autoritair juk verbreken, onder welken naam het ook
moge optreden ; 2o. de rechten van het individu , natuurlijke ,
onverjaarbare en onvervreemdbare rechten proclameren ; 3o. den
staat hervormen tot een vrij bondgenootschap.
Om de maatschappelijke emancipatie te verkrijgen zijn wij
voornemens om
■lo. De nationaliteiten af te schaffen; 2o. de verdeeling in
klassen af te schaffen ; 3o. alle slavernij en dienstbaarheid af te
schaffen ; 4o. alle privilegiën af te schaffen ; 5o. aan ieder mensch
te verbieden den loontrekker van een ander mensch te zijn ; 60.
alle beroepen vrij te verklaren ; 7o. den ruil van producten vrij
te verklaren; 80. de familie vrij te verklaren ; 9o. het domicilie
vrij te verklaren.
Om tot de oeconomische emancipatie te geraken achten wij
het een vereischte , om
lo. Het kapitaal dienstbaar te maken aan den arbeid en de
intelligentie ; 2o. te maken dat ieder den geheelen prijs van zijn
werk erlangt; 3o. de interest van het kapitaal af te schaffen;
4o. het erfrecht af te schaffen; 5o. den grond collectief eigen-
dom te verklaren ; 60. het gebruik van de posterijen, telegraphen
en spoorwegen gratis te verklaren.
Ter verkrijging der godsdienstige emancipatie zijn wij van
plan om : lo. de gedachte vrij te verklaren; 2o. het woord vrij
-ocr page 133-
113
te verklaren ; 3o. de drukpers , de volkstribune en alle andere
middelen ter verspreiding van onze denkbeelden vrij te verkla-
ren ; 4o. liet geweten vrij en onschendbaar te verklaren; 5o.
alle eerediensten af te schallen.
Dagblad van Zuid-holland en \'» Gruoenltuye Zuturday
23 Maart 1872. No. 71.
, Ȇe Tijd" 1 April 1872 deelt in zijn Bijvoegsel mede:
Volgens een generale telling onlangs door het Fransche üroot-
Oosten van zijn aanhoorige loges gehouden waren er in 18G9 ,
372 werkplaatsen; in 1870, 393; en in 1871, 400.
Onder de gehoorzaamheid der Europeesche maeonnieke mach-
ten staan 3,058 werkplaatsen met 203,400 werkende leden.
Indien men er degenen bijvoegt, welke geen werkend deel van
de vereeniging uitmaken, bereikt men het cijfer van 500,000.
(Het is zonder twijfel veel grooter).
Een karakteristieke bizonderheid , welke den vooruitgang van
het atheïsme in den boezem der loges nauwkeurig aangeeft , is
dat men in een dei\' laatste vergaderingen een voorstel heeft ge-
daan tot afschaffing van het formulier: Tot glorie van den
grooten bouwmeester van het Heelal.
\\