-ocr page 1-
BIOGRAPHISCH
. WOORDENBOEK
DEH
noord- en züid-nederlandsche
letterkunde:,
Dr. W, J. A. I1ÜBERTS, W. A. ELBERTS en F. Joz. ?. VAN DEN BRANDEN.
Leden van de Maatschap!}!} der XtJerhnUekë Le.\'trrtcunde.                                        Adjunct-.4rchirar\'ta van Antwerpen
Aflevering 1.
\'\'■€
i) R V K N T K 1!,
*■\'
?
A. J.
tax den 8IGTBNHOBST.
; * . ■• *
*
Fr.
0 B N T.
WAEM-LIENDER 5.
T
*
■ • -•
■ ;
■••».\'
187a.
■ » \'\' \' \' "*
.
■ «
*
r
-ocr page 2-
-ocr page 3-
A.
vrede/eest, Amst. 1802; Redevoering over den
minst geachten stand in den Burgerstaai,
Amst.
1802; kleine gedichtjes voor zeer jonge kin-
deren,
Amst 1803. Voorts een groot aantal
juridische werken. Hij is de vader van de
twee van der Aa\'s die onmiddelijk volgen
en overleed den 12 Mei 1S12.
Aa (Abraham Jacob van der) geb. te Amst.
den 6den Dec. 1792, werd aanvankelijk
opgeleid voor geneesheer, doch het ovcr-
lijden zijns vaders en de conscriptie deden
hem in 1812 de studie vaarwel zeggen: hij
verkoos den zeedienst boven den landdienst,
in de hoop van alzoo scheepsdokter te wor-
den. \'t Schip, waarop hij diende, werd
door de Engelschcn genomen en de beman-
ning krijgsgevangen gemaakt. Door de om-
wenteling van 1813 kwam hij op vrije voeten
en nam dienst als tamboer bij een korps
Hollanders, te Yarmouth verblijf houdende.
Hij maakte den veldtocht van 1815 mede,
woonde den slag van Waterloo bij, doch
verliet in 1817 den dienst, omdat er voor
hem weinig uitzicht op bevordering was.
Hij vestigde zich als boekhandelaar te Leu-
ven, doch onbekendheid met den handel en
dientengevolge achteruitgang in zijne zaken
dwongen hem in 1819 zijn handel aan kant
te doen. Nu zocht hij zijn bestaan als
onderwijzer en werd op eene bloeiende kost-
school te Savre Moulin geplaatst, welke
inrichting later te Vilvoorden gevestigd was.
Van 1825—30 was van der Aa particulier
secretaris van den Auditeur Militair te Ant-
werpen, doch de Belgische opstand dwong
hem als Hollander Antwerpen te verlaten,
met achterlating van al het zijne; hij vluchtte
naar Breda, stelde zich ter beschikking van
den gouverneur dier vesting en bewees het
1
Aa (Comelis van der) [1749—1810] geb.
te Leiden, boekhandelaar te Haarlem en
daarna te Utrecht, ijverig aanhanger van
Willem V, in 1796 om politieke redenen
veroordeeld tot vijf jaar tuchthuisstraf, in
1799 op vrije voeten gesteld, daarna bockhau-
delaar te Utrecht, overleden te Amsterdam.
Hij schroefde volgende boeken: Handboekje
der Vaderlandsche Geschiedenissen,
6 D/n., Dord-
reeht 1804; Geschiedenis tan den jongstgeïin-
digden oorlog tot op het sluiten van den vrede van
Amiens, lODln.metpl.,
Amst.1802—S; DeGe-
schiedenis der Vereenigde Nederlanden en der-
zelver buitenlandsche bezittingen,
25 Dl», met
pi.,
Dordrecht IS 11; Geschiedenis van het leven,
charalter en lotgevallen van Willem V,
5 Dln.
met porti:,
Ainst. 1S00—9; De doorluchtige
vorsten uit den huize van Oranje Nassau en
derzelver uitmuntende daden,
\'s Hage 1814;
De Tirannijen der Franschen in den jare
1747, 1785—1813, in de Nederlanden ge-
pleegd,
Amst. l814; Verslag van de gebeur-
lenissen, in Amsterdam en Woerden in Nov.
en Dec.
1813, 2 stukjes, Amst. 1814.
Aa {Pierre Jean Baptist e Charles van der)
geb. te Haarlem, den 31 Oct. 1770, was
advocaat te Amsterdam en een ijverig voor-
stander van de staatsomwenteling in 1795.
In 1796 werd hij baljuw van Amstelland;
tien jaar later vatte hij de praktijk weer op
te Leiden. Uit haat tegen de vreemde over-
heersching wilde hij noch onder L. Napoleon
noch onder deu keizer dienen en onderhield
hij zijn talrijk gezin met de opbrengst van
zijne praktijk en van zijne pen. Hij schreef
ot vertaalde vele werken o. a.: Handboek
voor de jongelingschap of lessen voor het maat-
schappelijk leven,
Amst. 1802; Aanspraak in
dichtmaat ter gelegenheid van het heugelijk
-ocr page 4-
2                                                                 Aa.
vaderland in die hachelijke tijden menigvul-
dige diensten; onder anderen ondernam hij,
op last van hooger hand, een tocht naar
Antwerpen, waar hij herkend werd en op
staande voet zou doodgeschoten zijn, zoo
zijne tegenwoordigheid van geest hem niet
gered had. Na het vredestractaat met België
in 1839 vestigde zich van der Aa metter-
woon te Gorinchem, om met des te meer
gemak de uitgave van zijn groote woorden-
boek te kunnen besturen. Hij overleed
aldaar den 21 Maart 1857, na de beide
laatste jaren veel geleden te hebben aan de
ziekte (kanker) die zijn ijzersterk gestel
langzaam ondermijnde. De werken van
dezen schrijver zijn Aardrijkskundig IVoor-
denboek van Noord-Braband,
Breda 1832;
Herinneringen uit het gebied der geschiedenis,
betrekkelijk de Nederlanden,
Amst. 1835;
Beknopt Aard. Woordenb., één dl., Gor. 1835;
Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlan-
den,
Gorinchem 1830—51, met het aan-
hangsel 13 Dln.; Nieuwe Herinneringen uit
hel gebied der geschiedenis, betrekkelijk de
Nederlanden,
Amst. 1837; Het Metalen Kruis,
Blijspel met Zang,
Amst. 18....; Geschied-
en Aardrijkskundige beschrijving van het Ko-
ningrijk der Nederlanden en hel Groothertogdom
Luxemburg,
Gorinchem 1841; Nieuw Bio-
graphisch, anthologisoh en critisch Woorden-
boek van Nederlandsche dichters,
kunnende
dienen als aanhangsel op P. G. Witsen Geys-
beeks woordenboek van Ned. dicht, 3 dln.,
Amst. 1844—46; Geschiedkundige Beschrijving
van de stad Breda en hare omstreken, met
pi. en facs.,
Gorinchem 1845; Nederl. Oost-
Indi\'é,
met pi., 4 dln., Amst., later Breda
184G—57 (bevat alleen de beschrijving van
\'t eiland Java); Beschrijving van den Krim-
pener- en Loopikerwaard,
Schoonh. 1847;
Nederland, handboekje voor reizigers, . met
kaartjes, Amst. 1849; Lotgevallen van Willem
Heenvliet, ook op Borneo en Bali, met pi.
en k.,
Amst. 1851, (waarin hij zijn eigen
lotgevtdlen, tijdens zijne militaire loopbaan
beschreef); Biographisch Woordenboek der
Nederlanden,
Haarlem 1850—57. Dit Woor-
denboek bewerkte van der Aa tot het artikel
Coehoorn: \'t is na zijn dood voortgezet door
van Harderwijk en Schotel en nagenoeg
tot aan de letter T voltooid. Voorts gaf
v. d. Aa nog een Bloemlezing van van
Effens Hollandsehe Spectator
in \'t licht, 2
dln., in \'t klassiek letterkundig Pantheon
van H. A. M. Roelants, Schiedam 1855;
Parelen uil de lettervruchten van Nederland-
sche dichteressen,
Amst. 1856; Ons Vader-
land en zijne bewoners
(prachtwerk niet fraaie
lithographiën en houtgravures tusschen den
tekst) Amst. 1855—57. Eindelijk was hij
redacteur van den Zuid- en Noord-Hofland-
schen Volksalmanak en leverde hij onder-
scheiden bijdragen in verschillende tijd-
schriften, als in het Letterlievend Maandschrift,
de Vaderlandsche Letteroefeningen, Vriend des
Vaderlands, Algemeene Konst- en Letterbode,
Maria en Martha, Astrea,
de Globe, de
Navorscher, enz. enz.
Aa (Christiaan Petrus Eliza Robidé van
der)
geboren te Amsterdam (7 Oet. 1791)
studeerde en promoveerde te Leiden in de
rechten, bekleedde in den Franschen tijd
verschillende betrekkingen, werd in 1818
procureur te Leeuwarden, vestigde zjeh tien
jaar later, na zijn tweede huwelijk, metter
woon op den Hemelschcn berg, bij Arnhem,
in welke stad hij het rechtcrambt bekleedde,
en stierf den 14 Mei 1851 aan den kanker in
het aangezicht, na de drie laatste jaren van
zijn leven aan de gevolgen van eene hersen-
ziekte geleden te hebben.
Bobidé van der Aa heeft zich doen kennen
als dichter van vele huiselijke en gelcgcn-
heidsgedichten, wier opsomming ons minder
doelmatig voorkomt, doch waarvan er ver-
scheiden te vinden zijn in de Muzen Alma-
nakken of in die van het Schoone en Goede
waarvan hij een reeks van jaren redacteur
was. Als prozaschrijver werd hij door de
maatschappij tot ,N. v. \'t A. met goud be-
kroond voor zijn Gevolgen van huiselijke
achteloosheid, wanorde en verkwisting,
1824.
Voorts zijn van hem: Losse bladen in het
groote levensboek,
2 dln., Amst. 1832; 7Je
zoon der Natuur en de zoon naar de wereld,
2 dln., Amst. 1836 (onder medewerking van
Ds. O. G. Heldring); de Rijn in afbeel-
dingen en lafereelen geschetst,
2 dln., Amst.
1837 (vrij naar \'t Engelsch van Tomblesons\',
Views on the Rhine); Volksverhalen en Le-
geuden aan de Rijnoevers verzameld,
2 dln.,
Amst. 1839 (vrij naar \'t Hoogduitsch van
Reumonts Rheinlands Sagen); Oud-Nederland
in de uit vroeger dagen overgebleven burgten
en kasteelen,
2 dln., Nijm. 1841.
Van dor Aa heeft zijn grootsten roem te
danken aan zijn stukken in den Volksbode,
een tijdschrift door hein en bovengenoemden
Heldring uitgegeven, Arnhem 1839—47, in
welke hij tegen het misbruik van sterken
drank en andere volksgebreken met kracht
te velde trok. Ons bestek gedoogt niet een
lijst te geven van al de verhandelingen,
even min als van de kinderwerkjes door
hem in \'t licht gegeven.
Aa (Marlinus Wilhelmus van der) geb. te
Amst. den 10 Maart 1830, waar hij ook
gevestigd is, schreef onder het pseudoniem
van Henry van Meerbeke: Waarnemingen en.
waarheden,
Amst. 1859; Nog iets over Klaasje
-ocr page 5-
Aliliing—Acliere.                                               3
Zevenster, Amst. 18C0; Zoo wordt men lid
van de hoeede Kamer, een Hollandsche verkie-
zingsroman,
Amst. 1809.
Abbing (C. A.), was rector der Latijnsche
school te Hoorn en schreef Beien, geschied, der
stad Hoorn,
Hoorn 1839; Geschied, van Hoorn
aedurende de
17\'e en 18tf eeuw (verv. op
\'Vclius\' kronijk), 1841.
Abbink (ƒ. /.), schroef: Leven van Koning
Willem IL,
Amst. 1849.
Abbring (/. TL), van wien het ons niet
is mogen gelukken eenige levcnsbijzonder-
heden op te sporen, behalve wat de titels
van zijn werken ons geven, schreef: Wee-
moedstoonen uit de geschiedenis van mijn leven
of mijne reis naar Curacao en ving tig e be-
schouwingen van hetzelve, gedurende mijn
tienjarig verblijf op hetzelve,
Gron. 1834;
Fragmenten wit mijne aanteekeningen, 2 dln.,\'
Gron. 1830; Het dal Kerah of de pelgrims-
oogst, Een Perziaansch verhaal,
2 dln., Gron.
1830—37; Geron of de oude op den berg,
een boek voor ingewijden,
2 dln., Gron. 1837;
Keur van kleine geschiedenissen en verhalen, 2
st., Utrecht 1838—39; Liet Heelal of be-
schouwing van den sterrenhemel tot opwekking
van godsdienst en godsvereering,
Amst. 1849.
AbGOUW (C. J. van), schreef üe twee Neven,
een verhaal uit den vijftienjarigen vrede,
Amst. 1835; Schetsen en Phanlasién, Amst.
1837.
Abeele (Achior van den), schreef: Den Weg
der Verganckelykheyd,
Haarlem 1717, behol-
zende overdenkingen bij ziekte, dood en graf.
Voorts: Stichtelijke Gedichten waarin eenjon-
gelings Pelgrimagie beplant met gedichten en
gezangen over verscheyde voorwerpen,
Haar-
lem 1718. Nog zond hij in \'t licht Weereld-
lylce Alarm,
1719 en Christelijke Huishou-
ding,
1740.
Abeele (Albijn van den) geboren te St. Mar-
tens-Laathen bij Gent, 27 Augustus 1835,
was in zijne geboorteplaats lid van den ge-
ïneenteraad en schepen, terwijl hij er thans
burgemeester is; bij dit alles oefent bij het
bedrijf van landbouwer uit. Hij schreef:
Geschiedenis van Sint-Martens-L.aathem, 1803.
Geschiedenis der stad Deinze, 1S05. Kar el
en Theresia, eene schets uit het Vlaamsche
dorpsleven,
1800. Het jaar zestien (1810),
eene schets uit het werkmansleven, 1809. Het
Hof-ter-Beken, e.ene schets uit het leven der
Vlaamsche landbouwers,
1873. Al deze wer-
ken werden te Gent gedrukt.
Ablaing van Giessenburg {Willem Jan
Baron d\') geb. te Amsterdam den 1 Juli
1812, referendaris bij den Raad van State,
lid van den Hoogen Raad van Adel, referen-
daris bij het Dep. van Binncnl. Zaken en
Raad Adviseur bij het Dep. van Justitie. Hij
schreef Regtmatigheid van schadevergoeding
voor afgeschafte LLeerlijke Reqten,
\'s Hage
1849; üe Duitsehe Orde of beknopte geselde-
denis, indeeling en statuten der broeders van
het Duitsehe Huis van St. Marie van Jeruza-
lem, \'s
Hage 1857; De Ridderschap van
Veluwe of geschiedenis der Veluwsche jonkers
met pi. van wapens, \'s Hage 1859; Nederl.
Gemeentewapens,
\'s Hage 1862; Wapenboek
der Ridders van de Duitsehe Orde, Balije van
Utrecht,
\'s Hage 1871.
Ablijen (Cornelis) een notaris te Antwer-
pen waar hij in de 16de eeuw leefde. Hij
schreef: De nieuwe Werelt der landschappen
ende eylanden die tot hier toe allen onder
weerelclbeschrijveren onbekent geweest syn,
Ant-
werpen 1503, lolu.
Abrahamsen (Isadk) geb. te "Vlissingen den
15 Aug. 1063, was krankbezoeker in zijne
geboortestad en overleed aldaar den 4 Oct.
1714. Behalve eenige stichtelijke werkjes
schreef hij Kronyk-Register van de voornaamste
Kerkelyke en Wereldlyke Geschiedenissen van
den beginne des Werelds
enz., Middelb. 1713,
meermalen herdr.
Acker Strating ((>\'■)■ Zie Strating.
Ackere (Maria van, geboren Doorlaeghé), geb.
25 October 1803, dochter van een pottebak-
ker uit Dixmuiden, die te Yperen in eene
zusterschool ïransch en Vlaainsch leerde en
daarna bij hare ouders aan huis les in het
rekenen nam van zekeren Petrus Johannes
Gheysen. Deze ontdekte bij haar het eerst
eene natuurlijke diehtgave, waarna zij onder
bescherming genomen werd. door den notaris
L. van Roo, die haar met de meeste dichters
van haar vaderland in kennis bracht. In 1826
werd zij te Yperen bij een prijskamp met goud
bekroond. Zij stond in hoog aanzien bij den
dichter Prudens van Duyse, die haar ver-
scheiden zangen wijdde. Onder hare beste
gedichten behooren Aan de Belgische LJich-
ters,
gedrukt in de Nederduitsche Ljetter-
oefeningen
van October 1833, Dichtsluk bij
de inhuldiging van den nieuwen steenweg van
Dixmude op Pervysen, den
24 Juni 1840,
opgedragen aan het stedelijk bestuur van Dix-
mude,
lS40, Madelieven, Dixm. 1840, Palfijn
(uitvinder van den forceps), vaderlandsch ge-
dicht,
Gent 1848, St. Godelieve, legende uit de
XL eeuw, dichtwerk,
1849, De avondlamp,
1*
-ocr page 6-
4                             Ackeradyk—Adama van Sclieltema.
in Rusland en van Lapland tot Palermo.
Hij schreef: Verhaal eener reis in Rusland,
gedaan in
1835, 2 dln., Gron. 1840. Voorts
vindt men proeven uit zijn reisjournalen in
de Vriend des Vaderlands. Op oeconomisch
gebied gaf A. verscheiden brochures uit.
Acket (Jan), leefde in het laatst der 17de
eeuw te Brugge, waar de Rederijkerskamer
„de Drie Sanotinnen-\' op 15 Februari 1700
een treurspel van hem opvoerde, getiteld:
Clarinde, Princesse van Mantua of de ramp-
spoedighe liefde,
Brugge 1700. Verder is
nog van hem bekend: Gelukkige en ongeluk-
kige minnestrijd,
zangspel, Brussel 1706.
Adriaensen (Jan Baptist Comelis) geboren
te Brussel 20 October 1847, ontving zijne
opleiding op de normaalschool te Lier, werd
in 1867 onderwijzer aan de gemeenteschool
te Leuven en twee jaren later aan de staats-
middelbare school te Antwerpen. Hij schreef:
Het eerekruis, tooneelspel niet zang, 1868.
Meester zijn, tooneelstukje voor jongens,
186S. Moeders naumjeest, tweespraak voor
meisjes, 1868. Mietje Strik, tooneelstukje
in eén bedr. voor meisjes, 1868. De zee,
groot zingdicht, 1868. De zuster van liefde,
j cantate (bekroond) 1869. Zwingela, lustsp.
met zang in één bedr. voor meisjes, 1869.
Kompernol, id. voor jongens, 1869. De krol-
leiol,
alleenspraak met koepletten, 1869.
Verloren Maandag of de gevolgen van spel en
drank,
1869. liet kind en de bedelvrouio,
samenspraak voor schoolmeisjes, 1870. Ma-
dame van Grollegom,
kluchtspel voor meis-
jes, 1870. Frans en En/iel, geschiedenis van
twee gebuurkinderen, 1871. Vivat ons dorp.\'
lustspel met zang voor jongens, 1871. Jan
de knecht,
alleenspraak met koepletten, 1871.
Oost west, \'t huis best, tooneelspel met zang,
1871. Liever t\'hnis, tooneelspel voor meisjes,
1871.     Werk, talent en kapitaal, cantate,
1872.    Pieler Pauwei Rubens, zijn tijd en
\\ zijne tijdgenooten,
1872. Zindelijk Netje,
j alleenspraak met koepletten voor meisjes,
1872. De kwakzalver, id. voor jongens, 1872.
Berijmde fabels en andere ijedichten, 4 reek-
I sen, 1873. Pachter Noest, of\'werken is zalig,
tooneelsp. in één bedr. voor jongens, 1873.
Hel Meikboerimietje, alleenspraak niet koepl.
\' voor meisjes, 1873. De geschiedenis van een
: potlood, 1873. Van Dijck en Jordaem, 1873.
De tooneelstukjes zijn allen geteekend door
Ja, als pseudoniem. Verder gaf hij eenige
l schoolboekjes uit voor het rekenen, en dich-
terlijke bijdragen in onderscheiden tijdsebrif-
ten en jaarboekjes.
Adama van Scbeltema (C. /.). Zie Scheltema.
dichtbundel, 1850, waarin haar schoon gedicht
Hvwelijksheil, geschreven na haar huwelijk (in
1836) met van Ackere, verloskundige uit Kort-
rijk, Den weledelen Heer e de Breyne-Peellaert,
herkozen als burgemeester der stad Dixmude,
Dixm. 1S55, De schoone kunsten in België,
prijsvaers,
bekroond in 1857 te Gent. Zetter-
nam
1857. Winterbloemen, dichtbundel, Gent
1868, Najaarsvruchten, dichtbundel, 18C9, Pe-
ironella Moens, Hollands blinde dichteres,
Ant-
werpeu 1S72, Vreemde harpen, vertalingen,
Gent 1873, Nieuwe dichtbundel, Gent 1873.
Ackersdijk {Willem Comelis) gel), te \'s Her-
togenbosch 12 Dcc. 1760, studeerde en pro-
moveerde in de rechten te Utrecht, werd
advokaat in zijne geboortestad, en na 1807 te
Utrecht. Van 1811—20 was hij vrederechter
in laatstgenoemde plaats; sedert dien tijd
leefde hij als ambteloos burger te Rotterdam.
Hij stierf den 7 Febr. ] 843.
Behalve als rechtsgeleerde muntte A. ius-
gelijks uit als letter-. geschied- en oudheid-
kundige, waarvan talrijke opstellen in de
werken van verschillende genootschappen of
in tijdschriften. Acht bijdragen van zijne hand
vindt men in de werken van de Maatschappij
der Nederl. Letterkunde te Leiden, waaron-
dcr zijn: Geschiedkundig Onderzoek omtrent
Herman de Ruyter van \'s Hertogenbosch, zijne
inneming en verdediging van de vesting Loeve-
stein en de omstandigheden daartoe betrekkelijk.
Afzonderlijk heeft hij uitgegeven: Korte be-
schrijving van het dorp Lommei en deszelfs om-
trek mitsgaders Onderrigt omtrent het Noor-
der-kanaal, ondernomen tol vereeniging van
de rivieren de lïhijn, de Maas en, Schelde,
Nijm. 1808, zijnde de geschiedenis der Eu-
geniaansche
gracht, die de infante Isabella
Clara Eugenia in 1626 wilde maken, ten
einde Hollands handel te fnuiken; Aanmer-
kingen omtrent de Nederlandsche taal, bijzonder
met betrekking tol de zuidelijke provinciën
(Nederlandsch en ïransch naast elkander),
Antw. 1822.
Ackersdijk (Jan), zoon van den voorgaan-
de, werd te \'s Hertogenbosch geboren den
22 Oct. 1790, studeerde in de rechten te
Utrecht en vestigde zich aldaar als advo-
caat. In 1816 maakte hij als vrijwilliger den
veldtocht tegen Napoleon mede; in 1817
werd hij benoemd tot subst. officier bij de
rechtbank van eersten aanleg te Utrecht en
in 1825 tot hoogleeraar te Luik en na 1830
te Utrecht, welke betrekking hij tot Juni
1860 waarnam. Hij stierf den 13 Juli 1801.
Als eenc bijzonderheid van dezen geleerde
vermelden wij zijn onverzadelijken lust tot
reizen: bijna alle landen in Europa zijn door
hem bezocht van westelijk Ierland tot Kazan
-ocr page 7-
Admiraal—Aken.                                              5
gekeerd werd hij supprior te Gent en later
prior van het klooster te Yperen. Hij over-
leed te Moerbeke 24 Juli 1637. Hij schreef:
Gheestebjken schat van de derde orde SI. Do-
minici: soo wel voor clooslerlgck als voor die
in haerlieden bijsondere huysen en ootmoedige
penitentie leven milieu Inhoudende de instel-
ling, voortganck, gratie, privilegiën, regel
ende eenige historie der wijtcermaerde per-
sonen van de derde orde. Bijeen vergadert
ende ui/l verscheiden talen overgezet door P. A.
Gent 1620, 2e dr. 1635, 3e dr. 1663.
Albertsz (Hendrik) schreef May-gift van
verschelde vogelen aan alle eerbare jongelieden,
Amst. 1730.
Agatha. Zie de Goeje.
Aeron (Pierre), sclioolondcrwijzcr te Am-
sterdam en een der redacteurs van do stads-
courant in \'t laatst der vorige en \'t begin
van deze eeuw. Hij gaf uit Eenzaam tijd-
verdrijf in dichtstukjes,
Amst. 1794. Hij was
met Landré en Weiland bewerker van den
vroeger zeer bekenden Dictionaire portatif,
Aitzema (Lieuwe van), een Ericsch edel-
man, geboren te Dokkum den 19 Nov. 1600,
resident der Hanzesteden te \'s Gravcnhagc
en aldaar overleden den 23 Febr. 1669. A.
is bekend door zijn historisch werk, geti-
teld: Saken van Staet en Oorlogh in ende
omtrent de Vcreenigde Nederlanden,
15 dln.
in 4°, \'s Hagc 1665—71: tweede druk
1669—72, 7 dln. in fol., waaraan is toege-
vocgd: Verhaal van de Nederlandsche mede-
handeling
(van Munster) en Herstelde Leemo
ofte Discours over het gepasseerde in de Ver-
eenigde Nederlanden in \'t jaar
1650 en 1651.
Het werk bevat ecne rijke verzameling van
staatsstukken voor het roemvolle tijdperk
onzer geschiedenis van 1621 tot 1668 (vrede
van Aken).
Aken (Hein van), waarschijnlijk geb. te
Brussel, pastoor te Corbeke, tusschen Lcu-
ven en Brussel, leefde in de dertiende eeuw.
Hij vertaalde uit het Eransch in Neder-
laudschc verzen Ie Roman de la Rosé door
Guillaume de Lorris begonnen en door Jcan
de Meung voltooid. De vertaling is waar-
schijnlijk omstreeks 1260 gemaakt en Dr. E.
Verwijs bezorgde er in 1868 een uitgave van.
"Van hem is nog Hur/o van Tabarien of
Dit es van Saladijn insgelijks uit het Eransch
vertaald. Het gedicht is uitgegeven door van
den Ecrgh in de werken van de maat-
schappij der Nederl. Letterk. 1844.
Aken (P. van), dichter uit den Patriotten-
Admiraal (Aart) geb. te Goedereede den
13 October 1833, werd opgeleid voor onder-
wijzer, doch ging in 1860 bij de telegrafie
over. Sinds 1809 is bij directeur bij do rijks-
telegrafie te \'s Hage. Hij schreef van 1856-65
opstellen in de Dageraad; voorts, zonder
zijn naam, Ideën over Multatuli, Amst. 1862;
Hoe hij koning werd, Dord. 1863; De vijand,
der maatschappij
, 1865 ; Het leven in Doortrek
(in het Tijdschrift Nederland); De laatste
Hollandse/ie Minnezanger,
1865; Het kransje
te Wemeldingen
en een Vraag, twee Novel-
len,
Delft, 1866; De godsdienst des volks,
1S67 (psd. Jialo van der Maas). Wijders
vele bijdragen en opstellen met zijn naam
of onder de psd. van B. v. d. M., een Oud-
Ondermeester en Jb. van der Zande, in de
Nederlandsche Spectator, Vaderlandse/ie Let-
teroefeningen, \'Tijdspiegel, Gids, Omnibus,
enz.
Adriani (Marcns Jan) geb. te Oterdum,
den 28 Eebr. 1771, werd in 1794 pred. te
Aengwirden en sedert 1809 te Oude Pekel-A.
Hij stierf ald. den 5 Dee. 1845. Twee zijner
verhandelingen, de eerste over de geschiedenis
rau Jezus,
de tweede over die der Apostelen
zijn door de Maatscb. tot N. v. \'t Algeni.
bekroond. Zijne overige werken zijn: Rede-
voering ter nagedachtenis van A. West er,
Gron. 1822; Hulde aan de Nagedachtenis van
Graaf\' Adolf van Nassau door M. J. Adriani
en H. A. Spanduw
(redevoering bij de ont-
hulling van \'t eerste monument ter uage-
dachteuis van graaf Adolf niet ver van Hei-
ligerlee in 1826), Gron. 1827; De Prosodist
of Woordenlijst voor de Uitspraak,
Gron. 2e
Dr. 1827.
Afflighem (Willem eau) een dichter uit de
13e eeuw. Zijn eigenlijke naam is onbekend
want de naam van Afflighem is die cener
abdij in Brabant, waar hij in 1295 abt was.
Later werd hij prior in de abdij van Frans-
nes in Henegouwen waar hij overleed. Hij
schreef Het leven der H. Ludgardis, een gedicht.
Aelbroek (Johan Lodewijk van), geboren
te Lokeren 31 October 1755, overleden 29
October 1846 te Gent, waar hij lid van den
gemeenteraad en lid van de provinciale staten
van Oostvlaanderen was. Hij schreef: Werkda-
dige landbouivkonst der Vlamingen, verhandeld
in zamenspraken tusschen eenen grondeigenaar
en zijnen pachter.
Gent 1823, 8" met platen.
Aerts (Philip) leefde in het laatst der
16de en in de eerste helft der 17de eeuw;
hij werd in 1604 als prediker bevestigd en
ging met D. van Male naar Engeland, als
gezant van den aartshertog Albertus van
Oostenrijk, waar hij twaalf jaren bleef. Terug-
-ocr page 8-
U                                      Alberdingk \'1\'liijm—Alleplas.
den 11 Mei 1054, bekleedde gedurende ver-
scheiden jaren de betrekking van eersten
commies ten Comptoire van Convovcn en
Liccntcn te Rotterdam. Hij overleed 12 Mei
1737. Niettegenstaande zijne drukke anibts-
bezighcden vond hij tijd en gelegenheid om
zijne historische en oudheidkundige nasporin-
geu met betrekking tot Nederland voort te
zetten, en de resultaten dier nasporingen
in verschillende werken neer te leggen.
Daartoe behooren: Behandeling van \'t
Kamprecht, d\'aaloude en opperste Rechlscor-
dering voor den Hove van Holland onder de
eerste graven,
Delft, 1099; Munt der Graven
van Holland,
Delft, 1700; Inleiding lot het
Ceremonieel en de plechtigheden der begrave-
nissen,
Delft, 1713; Rollerdamsclie helden-
daden of Jonker Fransen oorlog,
Rotterd.,
1724. Met zijn schoonzoon van der Schelling
gaf hij te zamen uit: Beschrijving van de
stad Brielle en den lande van Voome
2 dln.,
Rotterd., 1729 en Nederlands diiplechligheden
3 dln., Rotterd., 1732—1735. Ook bezorgde
van Alkemade een nieuwen druk van Melis
Stoke\'s rijmkroniek.
Allan (Fraucis) geb. te Helvoirt, den 12
Oct. 1S20, waar zijn vader onderwijzer was,
werd opgeleid voor de koop vaart, voer eenige
jaren ter zee, doch door den dood zijns va-
ders veranderde hij van loopbaan en koos
het vak van onderwijzer. Na van 1850—62
hoofdonderwijzer op het eiland Marken gc-
wecst te zijn, werd A. in dat jaar leeraar
aan \'s Rijks kweekschool voor onderwijzers
te Haarlem. Behalve een paar leerboeken
schreef hij tusschen 1850—5S: Het eiland
Marken en zijn bewoners.
Onder dcnzclfdcn
titel beschreef hij Vlieland, Urk, /Vieringen,
Texel en Schiermonnikoog, alle te Amst. uit-
gegeven. Voorts: De stad /{da/n en hare
Geschiedenis,
Edam, 1S57 en onder dierge-
lijken titel verscheen van hem ccuc besebrij-
ving van lonkhuizen, Schagerbrug, 1857,
van Utrecht, Ainst., 1857 en van \'s Qravenhage
Amst. 1857, terwijl hij thans met die van
Haarlem bezig is, waarvan acht k tien all.
het licht zien. Voorts Zeeman Schoolmeester,
een verhaal, Amst. 1858; Uit het leven, drie
oorspronkelijke novellen,
Wageningen, 1859.
Allart (Abraham) dichter te Amsterdam in
\'t begin der vorige eeuw. Hij gaf uit: Her-
schepper der ivaereld ofte Monarch des levens,
een leven van Jezus in XIV historische en
ziiiuebeeldsche kunstprenten,
Amst.
Allepias (Mr. Abraham van) schreef twee
werken van weinig waarde: Digtlievende Be-
denkingen over \'s Heilands leven,
Amst. 1774;
en Opwekking aan Neérlands volk lot ware
tijd te Leiden, vervaardiger van Vaderland-
sche Zangen voor de jeugd
Amst, 178C,
waarin hij in berijmd proza zijn patriotsche
ideeën neerlegt. Hij schreef ook: De matroos
door list,
blijspel, Amst. 1783; De bedriegster
gestraft,
klucht-blijsp., Amst. 1785; Dewape-
ning der landlieden,
kl.spel, Amst. 1785; De
aristocraten,
treursp., Amst. 1785; De aris-
locralie ontmond, door een vriend des rolks,
1785; De wanhoop der heerichtueht, of het
llaagsche Moordrot verstrooid,
tooneelst. 1786;
De edelmoedige aanbieding, tooneelsp. 178G;
Elise, opera, Arnst. 1780; De zeldzame man,
Amst. 178S.
Alberdingk Thjjm. Zie Thijm.
Alberthoma (Roberlus) gob. te Groningen
in 1090 en predikant aldaar. Behalve zijn
theologische werken heeft hij uitgegeven:
Bijbelpoezie, Gron., 1730; Liederen ter onder-
wijzing der godgeleerdheid,
Gron., 1754 en
Mengeldichten, Gron. 2 dr. 1751. Hij stierf
den 12 Jan. 1772.
A! e wijn (Zacharias Henrik) geb. te Am-
sterdam en schepen aldaar in de vorige eeuw,
was een ijverig beoefenaar onzer taal. Hij
leverde eenige taal- en letterk. bijdragen in
de werken van de Maatsch. der Ncd. Lct-
terk. te Leiden, waaronder zijn Verdediging
over de voornaamste dichterlijke vrijheden..
Als
dichter deed hij zich kennen door zijn pa-
rodie op Vondels Geuze Vesper, of kran-
kentroost voor de 21, getiteld: Krankenlroost
voor Ae vijanden van de Nationale Synode..
Alew\'jn (Abraham) leefde in het laatst der
17c en \'t begin der 18c eeuw te Anister-
dam, waar hij als rechtsgeleerde cenigen
naam had. Als dichter stond hij bij zijne
tijdgenooten gunstig aangeschreven. In 1713
kwam van zijn Zede-, Harp- en Herderszan-
gen op noten,
een derde druk in 4°. in \'t licht;
terwijl vroeger van hem verschenen Amaril-
lis, blij eindend spel,
1093; Hardersspel 1090;
llardersspel ter eere van Corn. Pruimer, 1702,
De bedrooge woekeraar, blijspel 1702; Latona
of de verandering der boeren in kiktorschen,
niet pi.
1703, een satyrc op de boerenredc-
rijkerskamers van zijn tijd; Philippyn, Mr.
Koppelaar, blijspel,
1707; Beslikte Swaantje
en drooge Fobert of de Boererechtbank,
blijspel,
1715; De Pnitervectisc/te Helleveeg of beslikte
Swaantje aan den top,
blijspel, 1720; beiden
tot 1700 op het tooncel gebleven; Jan Los of
den bedroogen Oostindievaêr,
blijspel 1721;
Orpheus Hellevaart om Euridice, muzijkspel met
pi. Al zijne werken zijn te Amst. uitgegeven.
Alkemade (Cor/ielis van) geb. te Noordwijk \'
-ocr page 9-
AlpJieu.                                                       7
ling over de verdiensten, uit het Bi., Utr.1777;
Gedigtcn en Overdenkingen, Utr. (1777);
Riedels Theorie der schoone kunsten en weten-
schappen,
2 BIn. Utr. 1778—S0; Diglkundige
Verhandelingen,
Utr. 1783. In do beide laatst-
geuoemde werken legt hij de resultaten zijner
overdenkingen neer omtrent alles wat hij bij
vreemden en landgenooten over \'t begrip
van kunst en bijzonder van dichtkunst had
gelezen. Voorts Nederlandsche Gezangen,
1779, bij gelegenheid van het tweede eeuw-
feest der Unie van Utrecht, Kleine Gediglen
voor Kinderen
, Utr. 1781, talloozc malen her-
drukt; Mengelingen in proza en poezg met Ge-
diglen voor Elise,
(minnedichten aan zijne
latere tweede vrouw Elisabeth van Valken-
burg), en met de Cantaten, de Doggersbank,
de Starrenhemel
en de Uoop der Zaligheid
Utr. 17S3—1802; Ooer de kenmerken van het
ware en valsche vernuft
(Werk. v. Letterk.)
Leiden 1785; De waare volksverlichting, Utr.
1793; Proeve van Liederen en Gezangen voor
de openbare Godsdienst,
\'s Hage, 1801—2,
van welke er verscheiden in verschillende gc-
zangbundcls zijn opgenomen; Nagelaten Schrif-
ten,
Utr. 1813. Voorts verscheiden werken
van stichtelijken of theologischen inhoud.
De volledige dichtwerken van H. van
I Alphen zijn het laatst uitgegeven door Mr.
J. I. D. Nepveu, 1871, met een uitvoerig
levensbericht.
Alphen (Daniël Francoit van) geb. te
Utrecht den 30 Aug. 1774, zoon van den
voorgaande, diende eerst als tweede luite-
nant bij de marine, werd in 1796 om zijn
oranjegezindheid ontslagen, terwijl hij zich
op Java bevond. Een jaar later trad hij in
dienst van het Indisch-llollandsch gouver-
neincnt en werd resident van Soerabaja.
Dooh in 1S08 verliet v. A. Java omdat hij
\'t gezag van üaendels niet erkennen wilde.
Na Noord-Ainerika bezocht te hebben, ves-
tigdc hij zich metterwoon in Gelderland.
Na de vestiging van het Koninkrijk der
Nederlanden was hij lid van de Tweede
Kamer tot aan zijn dood. Hij stierf op
Stadwijk onder Voorschoten den 10 Ooi.
IS40. Van hem zien het licht: Iels over
armoede en hel gebrek aan arbeid, in betrek-
king tot huishoud- en staatkunde,
Leid. 1820;
Redevoering over het ontwerp van wet der
geldleening ten behoeve van de overzeesche be-
zittingeu
(uitgesproken in de 2e Kamer),
Leid. 1826.
Alphen (Petronella Cornelia van) (1763-1833)
geb. en overl. te Rotterdam, gaf in 1810
Gedichtjes voor de jeugd te Rotterdam uit,
die destijds veel opgang maakten. Ook in
Uylcubroek\'s Kleine Dichterlijke Handschrif-
verootmoediging onder Gods gevoelige lucht-
roede,
Rotterd. 1781.
Alpben (Hierongmus van) geb. den 9 Mei
1700 te Amsterdam was achtereenvolgens
predikant te Nieuw Loosdrecht, Leeuwarden
en Amsterdam. Hij stierf 22 April 1758.
Behalve enkele godsdienstige werken, schreef
hij: Honderd geestelijke Liederen, in digtmaai
gebragt naar de zangwijze run eenige der ie-
rijmde Pscdmen Davids.
In den 2den druk
van dit werk, Amst. 1718, vindt men ook
nog Eenige reisgezangen van zijne hand.
Alphen (Hierongmus Ka») werd geboren te
Gouda den 8 Aug. 1716, waar zijn vader
Raad in de Vroedschap en Schepen der stad
was, studeerde in de rechten te Utrecht en
te Leiden en werd in eerstgenoemde stad
in 1768 tot Mr. in de beide rechten bevor-
derd. Daarna vestigde zich onze dichter
als advocaat in de oude bisschopsstad; in
17S0 werd hij benoemd tot procurcur-gene-
raal bij den llove van Utrecht; gedurende
de negen jaar dat hij dit ambt bekleedde,
deed zich van Alphen als een ijverig aan-
hanger van het Oranjehuis, in de politieke
twisten van die dagen krachtig gelden. Toen
echter na de interventie der Pruisen de
Patriotten, vooral in Utrecht en Friesland,
verbannen en hunue goederen verbeurd ver-
klaard werden, "t geen v. Alphen zeer tegen
de borst stuitte, wiens pogingen tot verzoe-
ning miskend cu verijdeld werden, verkoos
hij de gerechtelijke nasporingen niet meer
te helpen uitvoeren, en hij nam de minder
voordccligc betrekking van Raad en 1\'cnsio-
naris van Leiden aan (1780). Hij woonde
in die stad tot hein in 1793 de oudcr-
scheiding te beurt viel van tot Thesaurier-
generaal der Unie benoemd te worden; slechts
anderhalf jaar diende hij zijn land in deze
hooge betrekking, toen de omwenteling van
1795 alle aanhangers van den stadhouder
uit hunne ambten ontzette en van Alphen
dus in het private leven terugkeerde. De
laatste acht jaren van zijn leven sleet onze
dichter in werkzame rust te \'s Gravenbage,
waar hij den 2 April 1S03 aan de gevol-
gen van een aanval van beroerte overleed.
Zijn tweede vrouw en eenige dochter kwa-
men bij den ramp van Leiden om (12 Jan.
1807); terwijl hem slechts een zoon uit zijn
eerste huwelijk overleefde.
Zijne werken zijn de volgende: Proeve van
StigUlijke Mengelpoezy
, Utrecht 1772, uitge-
geven met zijn vriend l\'. L. van de Kasteele.
De beide jonge mannen waren groote be-
wonderaars van de toenmalige Hoogduitsche
(lichters; Ooer den eed der Ulregtsche Bisschop-
pen
(Werken van Letlerk.), 1771; Verhanie-
-ocr page 10-
llilinyv.eii—Anrtrlesseil.
s
liederen, Amst. 1843; Verjaargedichtjes voor
kinderen aan hunne belrekkingen,
Amst. 1843;
Honderd toasten voor vrolijke bijeenkomsten,
Amst. 1844; Kluchtige bruilof Is- en gezel-
schapsvoorlezingen
(proza en poëzie), Amst.
1844; De Echtscheiding, boert, dichtst., Amst.
1845; Nieuwe verzameling van 300 toasten,
Amst. 1845; Pi/ramus en Thisbe, waarbij de
ruste op de rischmarkt,
boert, dichtst., Amst.
1845; Jantje lach en Jantje huil, Amst.
1S4G; Bruilof"tsrreugde, Amst. 1S47; De
Flesch,
dichtst., Amst. 184S; Een standje op
den Dam in Maart
1848, boert, dichtst.,
Amst. 1848; Verlovingspredikatie, Amst. 1848.
Amorie van der Hoeven (des). Zie Hoeven.
Ampzing {Samuel) geb. te Haarlem in
1591 (?) en predikant in zijn geboortestad.
Aldaar overleden 29 Juli 1632. Hij schreef:
Beschrijvinge en de lof der stad Haarlem
in Holland, in r/m bearbeyd,
Haarlem 1628.
Voorts een Rijm-Katechismus, Leid. 1624;
Bijbel-Poezye, Leid. 1624; Christen Hoogh-
tydeu,
Leid. 1625; enkele losse gedichten,
zooals: Westindische triumphbazuin op de
verovering van de zilveren vloot, Nassauiche
laurenkrans op de verovering van \'s Her-
iogenbosch,
Haarl. 1629, enz.
Amstel {A. vat den). Zie Neuman (J. C).
Andreae {Johan Henricus Betteker) geb. te
I Leeuwarden den 20 Oct. 1811, studeerde te
I Ulrrecht in de rechten en vestigde zich in
! 1843 als advocaat te Leeuwarden; in 1851
I benoemde hem de koning tot burgemeester
I van Leeuwarden, welk ambt hij tot aan zijn
dood bekleedde, die den 3 Maart 1865 voor-
viel. Behalve eene Latijnsche dissertatie over
I de geschiedenis van liet Friesche rnunici-
paalreeht schreef hij: Eeltige brieeen uit Morea
! en~ Athene, Utr. 1843; Herinneringen aan
\\ Italië,
Leeuw. 1856. Voorts leverde hij bij-
dragen, critieken en rapporten, o. a. in het
Lettert. Muundschrift, m de Friesche Volks-
almanak,
in het Nederl. Jaarboekje voor Vrij-
metselaren,
enz.
Andriessen {Andreas) geboren te Axel in
169S (?) predikant te Veere, aldaar ovcrl. 12
! Jan. 1768. Hij was de aanleidcnde oorzaak
van de betere Psalmberijming, die in 1773
! in de Hervormde Kerk werd ingevoerd. In
i 1745 sprak A. in zeker gedicht met minach-
\' ting over de psalmberijming van Dathcnus
tot groote ergenis van den Middclburgschen
boekverkooper Petrus Dathcnus, die in rechte
lijn van den bekenden Hervormden predikant
afstamde. De boekdrukker besloot deswege
den Vcerschcu predikant in geschrifte aan
te tasten, doch werd in zijn voornemen door
ten viudt men cenige stukjes vau hare hand.
Althuyzen {Jan), geb. te Eraneker in 1715
was predikant op de Joure en stierf ald.
den 9 Aug. 1763. Hij gaf uit twee bundels
gedichten in de landtaal, getiteld: Friesche
Rijmlery,
Leeuw. 1755.
Amelse (C.) schreef behalve schoolboeken,
Hel Heelal, een dichtstuk, Amst. 1835.
Amersfoordt {Hendrik) geb. te Amsterdam
den 30 Mei 1796, studeerde in de letteren
te Leiden, werd in 1818 rector der Lat.
scholen te Sneek en overleed aldaar aan eene
beroerte den S Mei 1843. Hij gaf uit met
zijn vriend Hans Willem Cornelis Anne
Visser pred. te Ysbrechtum een Archief voor
Vaderlandsche en inzonderheid Friesche Ge-
«chiedenis, Oudheid en Taalkunde,
Leeuw.
1S24—2S, 3 St. Hij was mede oprichter van
het Provinciaal Friesch Genootschap ter be-
oefening der Friesche Oudheid- Geschied- en
Taalkunde.
Het laatste werk dat hij met
zijn vriend Mr. Everts in het licht zond was
eene vertaling van een Latijnsch handschrift,
berustende onder den heer Everts, getiteld:
I\'erhaal van de verrigtingeu der Jesiütcn in
Friesland door Pater li\'illcbrordus van der
Jleyden, lid van het zich noemende gezelschap
van Jezus,
Leeuw. 1845.
Amersfoordt {JacoL Paulus) geb. te Amster-
dam den 4 Juli 1817, studeerde en promo-
veerde te Leiden in de rechten en letteren,
was advokaat in zijne geboorteplaats, daarna
burgemeester van den Haarlemmermecrpol-
dcr en woonde ald. op zijn buiten Badhoeee
genaamd. Thans houdt A. zijn verblijf te
Haarlem. Van zijne hand verschenen! Her-
innering aan Maria,
Amst. 1850; De droui/-
making van het Haarlemmermeer
, leerdicht,
Purm. 1857, Willem Bordes, tooneelsp.,
Amst. 1858. Voorts gaf hij een beschrijving
van Badhoeee en leverde hij bijdragen over
verschillende onderwerpen, in de Purm. Cour.,
de Landbouw Cour., het Haarlemmermeer-
weekll.
en in de tijdschriften de Volksvlijt,
het Vaandel, enz.
Ancona (G. J. d) boekverkooper te Am-
sterdam, schreef: Gedichtjes voor de Nederl.
jeugd.
Amst. 1S40; Redekundig schouwtooneel
voor de Nederl. jeugd,
lc dl. Ie st., Amst.
1840; Een Amst. standje, boertig dichtstuk,
Amst. 1840; Luilekkerland, boert, dichtst ,
Amst. 1840; Aieuwjaarsgedichljes voor kin-
deren aan hunne betrekkingen,
Amst. 1842;
Verzameling van 250 toasten voor alle bruilof-
ten en festiviteiten,
Amst. 1842; Allereerste
kindergedichtjes,
Amst. 1843; Hymen, bruilof/s-
-ocr page 11-
Audriesseu—Ankerssiilt.                                            O
dig gebied schreef A. Iets anders, Dev.
1871; Land of Water, Dev. 1872 en Insu-
linde,
1872; op letterkundig gebied: de
Muiderkring,
Amst. 1868 en de Suppoost
aan de bank van leening,
Amst. 1869. Voor
meisjes: Emma van Bergen of Wereldzin
en Christendom,
Amst. 1803; Alberlina of
zelfverloochening,
Amst. 1868 en Eva, Dev.
1873. Voorts zijn nog van hem de volgende
navolgingen (geen vertalingen) uit den
vreemde: Een Engelsche jongen op een Hol-
landsche kostschool,
Amst. 1864; Hein Ver-
steeg,
Amst. 1866; De Zilveren Schaatsen,
Amst. 1867; De koopman van Antwerpen,
Amst. 1871; De Appeljongens en Moeder de
Gans,
Amst. 1865; EslherenAgalAa, Amst. 1873.
Ook heeft A. veel bijdragen geleverd in de
Bato, 7 Leeskabinet en de Nieuwe Recensent,
van welk laatste tijdschrift hij-vijf jaar lang
1858—63 hoofdredacteur is geweest. Zijn
Geïllustreerde Almanak voor de jeugd, Amst.
1865 en 66 heeft slechts twee jaar bestaan.
Behalve de genoemde werken heeft A. nog
eenige schoolboekjes vervaardigd.
Angelkot {Hermanus) te Amsterdam (165S —
1713), gaf twee dln. Tooneetpoezg uit,
waarin ecu oorspronkelijk kluchtspcl geti-
teld Vechter, 1679. Voorts berijmde hij ver-
halen uit ïranschc werken.
Zijn zoon Hermanus Angelkot de jonge gaf,
behalve cenigc vertalingen, met P. Langcn-
dijk in 1715 Addisons Ca/o uit en een klucht-
spel \'t Vrouwtje van Ephesen, 1721.
Angillis {Angelus August Eugeeu) geboren
in April 1830, was notaris van Rumbcke cii
archivaris van lioeselare; hij overleed te
Rumbekc 30 November 1S70. Hij schreef:
Geschiedenis der Rousselaersche Rederijkkamer
„de zeegbare Herten,"
Thielt 1854, 8". Dry
legenden uit West-ylaeuleren,
lioeselare 1858,
8°. Rumbeeksche Aeondstondea, lioeselare
1856 -8, S". Bovendien schreef hij in tijd-
schriften en- dagbladen een aantal bijdragen.
Ankersmit Wzn. (Jan Hendrik) gel), te
Deventer den 1 Juli 1825 en koopman aldaar.
Deels door zelfondcrricht, deels tengevolge
van zijn omgang met Dr. van Vloten, Dr.
van Eyk, Didymus en anderen vormde hij
zich tot letterkundige. Aanvankelijk schreef
hij anoniem vele politieke en andere arti-
kelen in \'t Deventer Weekblad. Voorts versche-
nen van zijne hand de volgende werken:
Alea, Een geschiedkundig karakter, tooneel-
matig voorgesteld,
Dev. 1857; Het geweten,
dramatisch fragment
(naar Schillers Iliiuber),
Dev. 1861, Willem Willemsz, een bladzijde
uit Ueventers beleg en ontzet in
1813 en \'14,
gedramatiseerd, ald. Achtereenvolgens ver-
den dood verhinderd. Desniettemin gaf A.
zijn stuk in \'t licht, geheel in den stijl van
Dathcnus, onder den titel van: Aanmerkingen
op de psalmberijming van P. Dalhenus,
Mid-
delh. en Amst. 1756. Het gedicht maakte
opgang en verhaastte de uitvoering eencr
betere berijniiug. Overigens was A. een
middelmatig dichter; behalve cenigc proza-
wcrkeii bestaat van hem: Katechismus in
dichtmaat,
Middelb. 1755; Dichtlievende uil-
spanningen,
Middelb. 1756 en Hiskia, in drie
zangen,
Middelb. 1760. Zijn zoon
Andriessen (Jacob Johan) studeerde te
Utrecht in de geneeskunde, eu was later
burgemeester van Veere. Zijn Gedichten,
Zede- en Mengelstoffen
werden iu 1792 te
Middelburg uitgegeven.
Andriessen (Pieter Jacob) geb. te \'s Hage
den 17 Dec. 1815, waar zijn vader institu-
teur was. In 1813 werd- hij tot hoofdonder-
wijzer te Amsterdam benoemd, welke be-
trekking door hem met ijver tot 1872 werd
waargenomen, toen hij zijn eervol ontslag
vroeg en verkreeg om zich voortaan geheel
aan letterkundigen arbeid te wijden. Onder
het pseudoniem van Pieter Jacobs gaf hij uit
de romans Adolf of de Verloren zoon, \'s Hage
1848; J)e Minnezanger van Gravinne Ada,
2 dln., \'s Hage 1843; Be .?<■hoondoch ter, 2
dln. 1856; Nieskruid, 4 novellen 1860. Voorts
schreef A. voor kinderen: Tong en Armand,
Amst. 1849; Marie en Pauline, Amst. 1852;
Adolf\'en Clara, Amst. 1S59; De zoon van den
Zeeroover,
Amst. 1860; De weezen van Vlissin-
gen,
Amst. 1861: De Zeeman tegen wil en dank,
Amst. 1862; De Schildknaap run Gijsbrecht van
Amstel,
Amst. 1862; De Prinsen Johan de
Wilt,
Amst. 1863; De Deserteur, Amst. 1863;
Het Huisgezin van den Raadpensionaris, Amst.
1865; De kinderen van den Zoelelaar, Amst.
De Tamboer bij Qualre Dras en Waler/oo,
Amst. 1865; Koning en Stadhouder, Amst.
1866; Een zoon van Friesland, Amst. 1867;
Erlo of de lleidenknaap, Amst. 1S69; Hel
begin van den strijd,
Amst. 1871; De llepubl. in
woeling en strijd,
Amst. 1S72; De Bataafsche
Republiek
en Leiden in 1573 en 1574. IS73.
Al deze romans zijn werkjes voor kinderen
op \'t gebied der vaderlandsche Historie. Aan
de Franschc Historie ontleende hij zijn: Val
van een koningshuis,
Amst. 1800; De dageraad
van een keizerstroon,
Amst. 1S67; De kolossus
der
19e eeuw, Amst. 1S09; Achllienhonderd
zeventig
, Amst. 1871 ; De kinderen van den
Hugenoot
1872. In de Pruisische geschiede-
nis vond hij de stof voor zijn: Een onder-
drukte kroonprins,
1871 en Vonten Dichter,
1872. In zijn Columbus, 1873 behandelt hij de
ontdekking van Amerika. Op aardrijkskun- I
-ocr page 12-
10
tn-.HoAutouiiles van «Ier (»oc*.
schenen nog cenige vertalingen zooals Vader
en Zoon
naar Laubc, Zwolle 1852, Graaf
Strueuzee
(naar Laubc), Dev\\ 1S00; Piclra
(naar Mosenthal); Pauline, Dev. 1S69 en
Richelitw, Dev. 1870 (naar \'t Engelsen van
Bulwer) en Ahasuerus (naar \'t Hoogduitseli
van Dr. Aug. Klingenian); \'t laatste werk
in vijfvoetige jamben gedicht, Dev. 1873. Bij
de viering van bet Aprilfccst in 1872 ver-
sebcen van zijne band: Koppestok, de tra/,-
kere veerman, op Rozenburg,
volksdrama. Nog
gaf bij uit Denenter Ketterjacht, Zw. 1867;
een pleidooi ten behoeve van den hoogleeraar
Dr. van Vloten, toen deze zich met ontslag
van zijn posl aan bet Deventer Atbenaeum
bedreigd zag.
Anslo (Reinier), een zoon van Reyer Claasz
Anslo, aldus genaamd naar de stad Anslo,
thans Christiania in Noorwegen, geboren te
Amsterdam in 1022, maakte zich als La-
tiinsch en Nedcrlandsch dichter beroemd.
Zijn ouders waren burgermenschen, die tot
de Doopsgezinde gemeente behoorden. In
1047 of 48 echter ging hij over tot de
Rooinsche kerk, zonder dat daarvoor de
reden met genoegzame zekerheid bekend is.
\'t .laar daaraan volgende begaf onze dichter
zich naar Rome, alwaar hij den geestelijken
stand schijnt omhelsd te hebhen en scercta-
ris werd van den kardinaal Caponi. Hij
stierf te Pcrugia den 10 Mei 1669.
Zijn Ncdcrlandschc gedichten , eerst hier
en daar in afzonderlijke dichtbundels ver-
schenen, zijn door F. do Hacs in 1713 vcr-
zamcld en uitgegeven, waaronder bekend
zijn: Parijsche bloedbruiloft, treurspel, 1047
of 48; De Pest te Napel*, een beschrijvend
gedicht; Martelkroon van St. Steven; Zege-
tempel aan. Frederik Hendrik; Afscheid aan
Amsterdam,
12 Sopt. 1649. Voorts bestaan
er nog van hem CLV Bijbelsche print-
verbeeldingen
niet een versje onder iedere
plaat, Amst.. in 8". Anslo was een dichter
die zich Vondel tot model stelde.
Anselmus. Zie Dwars (/. A.).
Antheanis {Jakob Jan), geboren te Gent
omstreeks 1750, overleed aldaar in het begin
der 19c eeuw. Hij studeerde te Gent en te
Douay, en nam deel aan den opstand
tegen keizer Jozef II, waardoor hij ge-
noodzaakt was een tijd lang naar Frank-
riik te vluchten, en zijn verblijf te Parijs,
Maubeugc en Rijsel .te houden. Hij schreef:
Be protocole Jakobt, soone Johans, soone
Balt ha sar s, die de vryheyd der Ga uien ende
de goede ut/looering hunner wetten lief heeft.
Gent 1799, 8". Dit was een tijdschrift
gericht tegen de kncvolarijen der keizerlijke
commissarissen. Daarin kwam onder anderen
een scherp artikel voor van zijne hand,
getiteld: De Legende der Nederlandse/ie Roffi-
anen en Strcopers.
Anthoon (Juliaan) geboren 27 Januari 1832
te Cruybekc (Oostvlaanderen), genoot zijne
opleiding aan de normaalschool te Lier,
waar Jan van lieers hem liefde voor de
Vlaamsche taal en letterkunde inboezemde.
In 1850 werd hij hulponderwijzer te Temsche,
in 1850 gemeenteonderwijzer te Hammc-St.
Anne en in 1S70 hoofdonderwijzer te Hammo.
Hij plaatste bijdragen in proza en poëzie
in het Jaarboekje van Gent, in hel Taal-
rerbond
van Antwerpen enz. Hij schreef
Rozen en Doornen, roman geplaatst als feuil-
lcton in bet Antwerpsch Handelsblad.
Om het straatgezang te verbeteren , vervaar-
digde hij vele liederen, welke allen in druk
verschenen, en in de Vlaamsche provinciën
veel gezongen worden bv.: Zingt Frausch of
zwijgt!
Rust noch Vrede! -- Het bloeme-
ken mijns harten.
De Poelenier! Mei-
lied.
De wereld draait. Kerstliederen.
St. Nikolaas. Be Leurders enz.
Gelegenheidgcdiebteu, redevoeringen, lijk-
redenen enz. werden velen van hem in \'t licht
gegeven. Thans houdt hij zich bezig met het
beantwoorden der vragen over opvoeding en
onderwijs, en legt hij de laatste hand aan een
werkje over de beginselen der meetkunde.
Antonides Vin der Goes (Johannes) geboren
te Goes den 3 Mei 1047 uit burgerouders,
die zich in 1051 metterwoon te iVmstcr-
dam vestigden. Zij gaven hun zoon cene
goede opvoeding en bestemden hem voor
apotheker. Hij leerde dus Latijn en maakte,
in die taal zulke vorderingen dat hem de
lust bekroop Latijnsclic verzen te maken.
Door het lezen van Vondels gedichten gc-
prikkeld, wijdde bij zijne krachten aan de
Ncdcrlandschc muze en schreef een treur-
spcl Trasil of overrompeld, Sina, 1664. Toen
Vondel, die zicli met de behandeling van
dezelfde stof, de overheersching van China
door de Tartaren, onledig hield (Zungchin),
gewaar werd dat Antonides met dat werk
bezig was, ging hij den jongeling opzoeken
en maakte kennis met hem en zijn gedicht.
Sedert dien tijd ontstond er cene innige
vriendschap tusschen beide mannen.
Intusschcn ging A. op den ingeslagen
weg voort en toonde zijn dichterlijken aan-
lcg door het maken van Zegezangen, zooals
de Zeetriomf der Venetianen, 1066; de Teems
in brant,
1667 en vooral Bellona aen, bant
(op den vrede van .Breda) dat een verbazen-
deu opgang maakte, en waarvan Vondel ver-
klaarde dat bij er zijn naam wel onder zet-
-ocr page 13-
11
Autouillett—;lrrmls>
Hij stierf te Gorinchem den 8 Jan. 1786.
Arenbergh (Frans van) geboren te Leuven
in 1811, was na zijne priesterwijding be-
stuurder van het collegie van Gheel. Hij
overleed aan eene kwijnende ziekte in zijne
geboortestad 5 October 1845. Zijn poëzie
verscheen onder den titel: Gedichten, met
eene levensschets uitgegeven door L. W.
Schucrmans, Leuven 1861.
Arend (Johannes Pieter) geb. te Amster-
dam den 6 Nov. 1796 uit burgerouders,
bracht zeven jaar op een Duitsch handels-
kantoor door, alwaar hij den grond legde
voor zijne uitgebreide kennis van nieuwere
talen. Vandaar naar Hoorn vertrokken,
zette hij zijn studie in de oude talen voort
bij den rector Swaan. In 182,4 werd hij
tot lector in de nieuwere talen aan het
Athcnaeum te Deventer benoemd, welke be-
trekking hij in 1837 verwisselde met die
van Lceraar in \'t Engelsch en Spaansch
aan het koninklijk Marine-Instituut te Me-
demblik. Hij bleef hier tot 1850 toen het
Instituut naar Breda verplaatst werd en hij
een benoeming aan het Gymnasium te Am-
sterdam ontving. Hij bekleedde deze bc-
trekking slechts een jaar toen hij op zijn
verzoek eervol ontslagen werd, om zijn tijd
ongehinderd aan de bewerking van zijne
Geschiedenis te kunnen wijden. Niet lang
echter had hij genot van zijne werkzame rust;
eene ziekte van slechts weinige dagen sleepte
hem in \'t graf den 5 Oct. 1855.
Behalve vele verhandelingen, vertalingen
en stukken van geschied- en letterkundigen
aard, schreef hij een Geschiedenis der Dicht-
kunst en fraaije Letteren in Europa
, waarvan
het eerste deel, loopende tot het jaar 1160,
genoegzaam gehetl afgewerkt werd (de Proeve
eener geschiedenis der Dichtkunde onder de
Angel-Saxen
maakt hiervan een gedeelte uit)
Atnst. 1843. De voortzetting van dit werk
staakte hij in 1830 tengevolge van eene uit-
noodiging om een Algemeene Geschiedenis
des Vaderlands
te schrijven, welke hij aau-
nam. Dit werk verscheen sedert 1840 te
Amst. geregeld in afleveringen en hij was
daarmede gevorderd tot het jaar 1585, toen
de dood hem verraste. Het is daarna voort-
gezet eerst door den hoogleeraar van Rees,
later door Prof. Brill, en thans gevorderd
tot den vrede van Munster.
Arends (Roelof) de Jonge te Dordrecht,
van wien ons geen levensbijzonderheden be-
kend zijn, dan dat hij in 17S7 in geen gun-
stige omstandigheden overleed. In 1757 gaf
hij te Amst. een bundel Gedichten, in het licht
van gemongden inhoud. In 1772 gaf hij te
ten wilde. In 1671 verscheen zijn IJslroom
in vier zangen.
Inmiddels geraakte hij in kennis met een
vermogend man, Dicdcrik Buiscro genaamd,
een eersten voorstander der edele poëzie, die
den talcntvollcn dichter do middelen ver-
schafte om te Utrecht in de medicijnen te
gaan stndecrcu en die hem na zijn promotie
cene ruim bezoldigde betrekking bij de Ad-
miralitcit van de Mazc bezorgde. Hij huwde
in 1678 met Susanna Bormans, doch zijn
cclitgeluk was niet van langen duur; hij
stierf aan een bloedspuwing den 18 Sept. 16S4.
Tc vergeefs had men zich met ecu gedicht
van grootcn omvang gevleid naar aanleiding
van zijn belofte in de voorrede van zijn
IJslroom uitgesproken; dat werk van „stich-
tclijkc ernsthaftighcid" zou een hcldenzang
zijn ter verheerlijking van den Apostel
Paulus, doch het kwam er niet toe, omdat
de dichter vreesde godsdienst-quaestién te
moeten aanroeren, waaromtrent groot ver-
schil van mecniug bestond en die hem aan
„schampere pennen" zouden blootstellen.
Dit zeggen doelde op Joachim Oudacn, die
zich ongunstig had uitgelaten over het groot
aantal goden en godinnen welke in den
IJslroom optreden.
A. is nog gedurende cenigen tijd ecu werk-
zaain lid geweest van het dichtlievend ge-
nootschap NU volentibus arduum; de treur-
spclcn Jgrippa of koning tan Alba en Oroon-
dales en Statira
heeft hij helpen vertalen en
berijmen. Later geraakte de dichter in on-
min met zijn medeleden, deels omdat hij
hunne slaafsche navolging der Franschen af-
kcurde, deels omdat zij naij vorig op zijn
talent waren; hij maakte zelfs een hekeldicht
op hen, Marsyas getiteld. Zijn gezamenlijke
gedichten zijn uiigeg. door zijn vader in
T(J8S en vijf maal herdrukt W. Bilderdijk
bezorgde er insgelijks een uitgave van met
aanteekeningen, \'6 illn., Leiden 1827. Van
den IJslroom bestaan verscheiden afzonder-
lijke uitgaven; de laatste is die van Witscn
Geysbcck, 1838.
Antonides (Theodorus) predikant te Wes-
tcrwijtwert en Menkewecr, gaf behalve
eenige theologische werken uit: Orer de
Olympische spelen der Grieken en Uomet/nen,
üron. 1732.
Appeltere (Johan Cliristiaan van) geb. te
Gorinchem, in Dcc. 1764, student in do
rechten aan de hoogeschool te Leiden, gaf,
ofschoon pas een en twintig jaar oud zijnde,
blijken van meer dan middel matigen dichter-
lijkcn aanleg. Hij heeft ons een dertigtal stuk-
jes medegedeeld in het Taal-, Dicht- en Letter-
kundig Kabinet
van G. Brcnder a Bnindis.
-ocr page 14-
12                                               IreutUx—,t*«\'li van Wijk.
was een verdienstelijk rechtsgeleerde en
beoefende de Latijnschc en Nederlandsche
poëzie, van welke laatste men proeven vindt
in de Kleine Dichterlijke Handschriften van
Uylenbroek, bijv.: de lierzang aan de Een-
zaamheid.
In 1792 droeg hij in het Letterk.
Genootschap Coucordia et Libertate, eene
levensschets voor van den beroemden philo-
loog Pontanus, welke door zijn zoon Robcrt
A., later in \'t Vaderlandsch Magazijn van
Wetenschap Kunst en Smaak is geplaatst.
Arntzenius (Roberl Hendrik) geb te Am-
sterdam 19 Uec. 1777, vestigde zich als ad-
vokaat in zijne geboortestad, bekleedde van
1814—20 den post van advokaat-fiskaal voor
de middelen te lande in N.-Holland; toen
deze betrekking door eene verandering in \'t
tinantiewezen des rijks verviel, benoemde de
koning hem tot rijksadvokaat. De beide
laatste jaren van zijn leven was hij lid van
de Tweede Kamer. Zijne veelvuldige bezig-
heden gunden hem weinig tijd voor de be-
ocfeuing der letteren, zoodat hij ons slechts
weinig gedichten heeft nagelaten, meest
huiselijke stukjes. Hij overleed te Haarlem
den 23 Nov. 1S23. Van hem vindt men
eenige stukjes in de Kleine Dichterlijke Hand-
schrif\'ten
van Uylenbroek en in de Muzen-
almanakken.
Voorts Dichllievende Uitspan-
ninqen,
Amst. 1S01 en Nagelaten Gedichten,
2 dln., Haarl. 1825.
Arp (Jan van) lid van de kamer fn liefde
bloeiende
te Amsterdam, vervaardigde eenige
weinig beteekenende tooneelstukken als: Hel-
vaert van Juno,
1631; Chimon, op de Regel:
Door Liefde rerstandigh, treur-bly-eyndent spel,
1639; Tolimond, J\'rince van Rodes, op de
Regel: Door \'t gei/lbeminuen, dooien de sinnen,
1610; Prixus, J\'rins eau Theben, 1640; Si»\'
ghende klucht
, van droucke Goosen, op de Regel:
Se/den raecklmen in de ly, Of men isser selver
by,
1640; Roertighe (\'lucht van Claes Kliek;
en nog enkele eeredichte» op bruiloften; allen
te Amsterdam uitgegeven.
Dordrecht nog ecu tweeden bundel van dergc-
lijke Gedichten uit. Voorts faderlandsche Ker-
misvreiiffd,
Dord. 1782, en eenige vertalingen.
Arendsz (Thomas) geb. te Amsterdam den
0 Juni 1052, uit geringe ouders, makelaar
in zijn geboortestad. De burgemeester Jo-
bannes Hudde, een groot minnaar der dicht-
kunst, zijn aanleg ziende, moedigde hem
aan en vereerde hem met zijne vriendschap.
Hij stierf in 1702. Hij was een verdicn-
stetijk lid van \'t genootschap NU volenlibus
ardiium
en heeft verscheiden tooneelstukken
uit het 1\'ransch op rijm vertaald, zooals de
Mithridate, Amst. 1602 en de Uajazetk, Amst.
1682, van Racine, de Roeland. Amst. 1685,
de Amadis, Amst. 16S7, de Cadnins en IJer-
mione,
Amst. 1C87, benevens l\'école des fem-
mes
van Molière, Amst. 1707, Joan Galeasso,
dwingeland van Milanen,
treurspel, Amst. 1718,
de Sertorius van Corncille, Amst. 1722, enz.
Zijn Mengelpoëzie verscheen te Amst. in 1721.
Arkstee (Hendrik Kornelis) schreef: Nijme-
gen, de ondc hoofdstad der Batavieren in
dichtmaat beschreven, en. met aant. de Oudheden
van de stad en die van het quartier van Nij-
wegen betreffende, opgehelderd,
\'s Grav. 1738.
Ambem (Johan va»), beer van Hosendaal,
geb. den 12 Mei 1636 te \'s Gravenhage,
was een gunsteling van Willem III en drost
van de Vcluwe en overleed den 12 Dec. 1716.
Hij was een zeer godvruchtig man, die ons
ecu dik kwarto-deel met Gedachten en Ge-
dichten, geestelijke en zedelijke,
Leiden 1707,
heeft nagelaten.
Arnold, zie Wijnstok.
Arntz (Jacobus) geboren 15 December 1810
te Millingen bij Nijmegen, was van 1843
tot 1817 leeraar in de wijsbegeerte en wis-
kunde aan het seminarium te Kuilenburg,
waarna bij in 1818 tot priester gewijd werd;
van 1849—52 leeraar in de natuur- en wis-
kunde, daarna in de kerkelijke geschiedenis
en het kerkrecht te Maastricht, van 1862—5
wederom leeraar der wis- en natuurkunde
te Kuilenburg en na dien tijd in de Oos-
tersche en Nieuwere talen. Hij schreef: Sa-
ritri, eene episode uit de Maha-liharata, uit
het Sanskriet vertaald en toegelicht,
een aan-
hangsel op de Mikken op Indien van F. Iley-
nen,
Rott. 1870. God, natuur en eeredienst,
eene keus van zangen uil de Rig-Veda-Sanhita,
studiën op godsdienstig
, wetenschappelijk en let-
lerkundig gebied,
\'s Hert. 1871.
Arntzenius (Pieler Nicolatu) geb. te Delft
en gest. te Amsterdam, (1745—99). Hij
ASCB van Wijk (Hubert Matthijs ddriaan
Jan van)
geb. te Utrecht den 14 Oct. 1774,
was advokaat in zijne vaderstad; na de om-
wenteling van 1813 werd hij advocaat-fiscaal
voor de middelen der provincie Utrecht.
In 1822 nam hij zitting in de Tweede, later
in de Eerste Kamer. Vijf jaar daarna be-
noemdc de koning hem tot burgemeester
van Utrecht, welke betrekking hij in 1839
neerlegde om der wille van zijn gezondheid.
Hij overleed den 16 Juli 1S43. Als letter-
kundige is hij bekend om de volgende wcr-
ken: Proeve over den ouden loop van de
I rivier de Kern e» de vroegere toestand der
-ocr page 15-
Ascli van *% ijlt—Assen.                                           13
beroerte, 1668, drie drukken beleefde, zijne
kluchten zijn tot aan \'t begin dezer eenw op
het tooneel gebleven. Zij zijn Jan Claeszoon
of de gewaande dienstmaagd,
1683; Hel kraam-
bed of Kandeelmaal van Saartje Jans, vrouw
van Jan Klaaszen
en De Stief moer, 1684;
Echtscheiding van Jan Klaaszen en Saartje
Jans,
1685; De Stiefoaer, 1690; De schein-
heilige vrouw met de litvaard van Jan Jas-
persen,
1691; Melchior, baron de Ossekop,
1691; De Schoorsteenveger door Liefde, 1692;
de Kwakzalver, 1692; de Spilpenning of ver-
kwistende vrouw, Gusman de Alfarache of de
doorsiepen bedelaar,
1693. Onder al deze kluch-
ten worden de Stief moer, de Stiefoaér en de
Spilpenning voor de beste gehouden. Al zijn
dramatische werken zijn te Amst. uitgegeven.
Assen (Cornelis Jacobus van) geb, te Harlin-
gen den 25 *\\ug. 1788, studeerde te Franeker
in de rechten, vestigde zich als advokaat te
\'s Hage (1810) en werd in 1814 secretaris
van prins ïrederik. In 1820 bevorderde
hem de Koning tot Referendaris bij den
Raad van State; het volgende jaar werd hij
te Leiden hoogleeraar in de rechten, welke
betrekking hij tot 1859 waarnam; hij ovcileed
te Velp den 13 Sept. van dat jaar. Onder
zijne werken noemen wij: Het Beeld van
Ariadne in de Beeldengalerij te Parijs
(in
het tijdschrift Mncmosync) 1S12; Opgave
der verzameling van standheelden en andere
voorwerpen van oude Beeldhouwkunst in het
paleis van de Louvre te Parijs
(Mncmosyne)
IS 15; Hulde aan Christian Go/l lob Heyne,
Amst. 1S16; J. M. Kemper, Redevoering over
de lotgevallen van onzen leeftijd, (uit het
Latijn vertaald)
Amst. 1816; Verhandeling
over de beste leerwijze op de Lal ij nsche scholen,
bekroond door de Maatsch. van Wetcnsch.
te Haarlem 1818; Perikles van Athene (twee
voorlezingen in de Maatschappij der Neder-
landsche Letterkunde). Delft 1819; Over de
begrippen van kieschheid bij de ouden
1820;
Twee voorlezingen over het staatsbestuur vol-
gens Cicero,
1823 en 25; Twee voorlezingen
over de vrijheid van spreken en schrijven te
Athene en te Rome
(geplaatst in \'t Magazijn
van v. Kampen) 1829; Wenken, herinneringen
en aanteekeningen uit de dagen van Neder-
lands herstelling,
2 st. 1830; Verhandeling
over de uitdrukking der smart in de beeldende
kunsten,
1833; Romeinsche rechtspleging en
Romeinsche zeden
(voorlezing in de openbare
zitting van de 3de klasse van het Koninklijk
Nederlandsch Instituut) 1835; Voorlezing over
J. H. van der Palm
(Nieuwe werken van de
Maatsch. der Ned. Letterk.) 1843; Aanmer\'
kingen op Mr. J. v. Lennep\'s Proeve van ver-
duilsching der Nederlandsche Grondwet • De
Taal der Grondwet,
2 st. 1844 en 18£7;\'over
landstreek aan haar boorden gelegen, 1832;
Geschiedkundige beschouwing van het oude
handelsverkeer der stad Utrecht.
4 St. 183S—
46; De stad Utrecht in hare betrekking tot de
Iloogesehool in dezelve gevestigd,
1841; Levens-
schets van Hendrik Moreelse burgem. van
Utrecht van
1662—64, 1844. Al zijne wer-
ken zijn te Utrecht uitgegeven.
Ascb van Wijk (A. M. C. van) schreef:
Plegtige intrede van Keizer Karel F in Utrecht
in
1540, Utr. 1838; Driejarige oorlog lus-
teken Maximitiaan ran Oostenrijk en de stad
Utrecht,
Utr. 1842; Plegtige intrede van
Philips II binnen de stad Utrecht in
1549,
Utr. 1846; De Schut of Schuttengilden in
Nederland,
Utr. 1819—51; Geschiedenis van
liet ambtsgebed in de Nederlanden van den tijd
der Hervorming tot aan den tegenwoordig en,
Utr. 1852. Voorts gaf hij uit Archief voor
kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Neder-
land meer bepaaldelijk van Utrecht,
3 dln.,
Utr. 1850—54, zijnde een vervolg op het
Archief door wijlen J. J. Dodt van 1\'lcns-
burg uitgegeven.
Asfelt (Jan van) leefde in de eerste helft
der 16e eeuw te Oudenaarde. Hij dichtte
bij gelegenheid van de geboorte van Filips II
een Spel ran Sinnen, dat door de rederijkers-
kamer „de Bloeijende Jeugd" te Oudenaarde
werd opgevoerd.
Asschenbergh (Harmanus) gcb. te Amster-
dam den 22 Apr. 1726. Zijn bloeitijd valt
te zamen met dien der dichtlicvendc en
letteroefenende genootschappen, van enkele
van welke hij een werkzaam lid was; overl.
18 Nov. 1792. Hij werkte mede aan de
psalmberijming bekend onder den naam van
Laus Deo, salus populo. Hij vertaalde voor
den Amsterdamschen schouwburg verscheiden
stukken van T. Corneillc, Destouches, Scdaine,
Desforges en anderen als Climeene, 1747; de
graaf van Essex,
1758; de Wispelturige, 1762;
Siloaan, 1777; Albert de eerste, of de edel-
moedige keizer,
1778; de uitmuntende minnaar,
1786; allen te Amsterdam uitgegeven; ook
had hij de hand in de vertalingen van het
dichtgenootschap Oefening beschaaft de kun-
sten.
Zijn zwanenzang was een oorspronkelijk
stuk getiteld: De deugdzame zoon. Zijn ge-
dichten zijn uitgegeven door zijn vriend P. J.
Uylenbroek Amst. 1793, behelzende grooten-
deels vertellingen en anecdoten op rijm. In
1869 verscheen er te Rott. een nieuwe druk
van zijn vertelsels en puntdichten.
Asselijn (Thomas), geb. te Amsterdam,
bloeide in de tweede helft der 17e eeuw.
Hij leverde eenige treurspelen waarvan de
Op- en ondergang van Mas Anjello of Napelsche
-ocr page 16-
14                                      Asseiulelit—Avuntrondt.
idliteralirn in onze moedertaal (Nieuw Nedcr-
landsch Taalkundig Magazijn 1854); Over
leven, geluk en dood
, naar de begrippen der
Ouden
(Werk der Holl. Maatsch.) Leiden
1850. Voorts een menigte rechtskundige
verhandelingen en ongedrukte stukken.
Assendelft (Adriaan van) geb. te Haarlem
den 18 Sept. 1736 en gestorven te Leiden
als predikant den G Jan. 1809. Onder zijne
medewerking kwam in 1785 de oprichting\'
tot stand van het Haagsche genootschap ter
verdediging van de Christelijke Godsdienst
tegen deszelfs hedendaagse/ie bestrijders.
Vele
stukken van zijne hand zijn in de werken van
dit genootschap opgenomen. Als dichter ge-
noot hij in zijne dagen een niet onverdienden
roem; de meeste zijner gedichten zijn geplaatst
in de Haagsche en Leidsche dichtgenootschap-
peu van dien tijd, onder anderen zijn Heil-
groete der Leidsche Zanggodinnen aan Z. D. II.
Willem V;
ook schreef hij een zinnebeeldig
tooneelstukje: Leeuwendaat in vreugde, 1755.
Assenede (Hiederik van), van wien ons
geen andere bijzonderheden bekend zijn dan
dat hij \'s Graven klerk was in het stadje
van dien naam, bij Sas van Gent, en waar-
schijnlijk in 1293 overleden is, vertaalde
uit het Transen de Florys en Blansefloer.
Asser (Tobias Michel Carel) geb. 28 Apr.
1838 hoogleeraar aan het Atheneum te Am-
sterdam, schreef: Verhandeling over liet staat-
huishoudhmdig begrip der waarde.
Bekroond
door de faculteit der regtsgeleerdheid aan de
hoogeschool te Leiden, Amst. 1858; Het be-
stuur der buitenl. betrekkingen volgens het Neder-
hmdsche staatsregt,
Amst. 1800; Handelsregt
en
taffcfoWnVyXInwijdingsrede) 1S62; Schets
van het Nederl. handelsrecht,
Haarl. 1873.
Assum (J. van) schreef een roman getiteld:
I)e Schilder, 2 dln., Amst. 1835. Hierop
volgde: Licht en donker uit het werkelijk leven,
2 dln. Gorinchem 1850.
Auweghein {Karel van) leefde in de 16e
eeuw te Gent, waar hij gedurende de troe-
belen bijzonder werkzaam was. Hij was in
1578 een der bestrijders van Datheen en
Hembyzc, tegen welke laatste hij in 1584
een dreigend gedicht scheef, hetwelk in 1839
nog herdrukt werd.
Auzon de Boisminart (Willem Pieter d\')
f eb. te Maastricht, Dec. 1775, ijverig aan-
anger van het huis van Oranje, trad in den
krijgsdienst en nam in 1819 als majoor der
infanterie zijn eervol ontslag. Sedert dien
tijd leefde hij te Ysselstein iu werkzame rust,
lot 1823 toen hij op nieuw als administra-
teur van kleeding en wapening iu dienst
trad en naar Maastricht ging. Zijn hcesch-
heid van stem maakte hem voor hoofdofficier
minder geschikt. Een jaar later werd hij
commandant van het Invalidonhuis te Leiden
Twintig jaar later (1844) nam hij zijn eervol
ontslag en vestigde zich te Utrecht waar hij
den 2 Jan. 1870 overleed. Hij schreef:
Herinneringen uit den veldtogl van Rusl.,
\'s Hage en Amst. 1824; Gedenkschriften,
3 Dln. 1841—45; Proeve eener herhaalde be-
schouwing over het wensclielijke der stichting
van een asyl voor ontslagen oudgediende krijgs-
lieden,
Utr. 1859; Krijgsmansdeugd aangewe-
zen in een viertal edele voorbeelden,
Utr. 1859;
Be gedenkdag van If\'aterloo, beschouwd in het
licht der geschiedenis en van het nationale pligt-
gevoel,
Utr. 1861; de Nederlandsche vlag,
(proeve van onderzoek onder welke driekleur
onze vaderen tegen Spanje gestreden hebben)
Utr. 1862; Een waardige stichting, ltotterd.
1863; Herinneringen van een oud officier uit
het tijdvak van
1793 tot en met 1815, Amst.
1863. Voorts nog verscheiden vlugschriften
en opstellen, \'t zij afzonderlijk uitgegeven,
\'t zij in tijdschriften en couranten geplaatst.
Avontroodt (Guillaume Julien) geboren in
1777 te Lier uit zeer geringe ouders. Hij
dankte zijne ontwikkeling aan een aardrijks-
kundig werk dat hij in \'t najaar 1785 op
den weg vond; zich daarin willende oefenen,
trok hij de aandacht van den kanunnik
Boyens, die voor zijn onderricht verder
zorgde. Hij werd beëedigd translateur en
ambtenaar van den burgelijken stand te Lier.
In 1795 moest hij in den krijgsdienst, trok
den Rijn langs, door Zwitserland, Savoie en
Piemont, maakte den veldtocht in Italië van
1799 en 1800 mede, en werd eerst in 1802
ontslagen, waarna hij zijne vroegere betrek-
king te Lier weder aanvaardde. In 1815
was hij lid van de commissie der normaal-
school te Lier, en van de Jury tot verbe-
tering van het onderwijs in zijne provincie;
daarna inspecteur van \'t onderwijs, en ein-
delijk tot 1830, toen hij eervol ontslagen
werd, directeur van de school en het eor-
rectiehuis in de St. Bernards abdy aan de
samenvloeiing van Rupel en Schelde.. Hij
overleed in 1859.
Hij schreef: De Furie, of Lier op 14 Oc-
tober
1595, door den vijand verrast en de
burgers van Antwerpen en Mechelen hernomen,
Het verhaal dier gebeurtenis is de burgerij
dier steden opgedragen door den ruslenden
secretaris van Lier.
Lier 1840. Ierland, beknop-
telijk a/geschetst.
Lier 1844. Zea-Mdis. Lier
1848. be kollegiale kerk te Lier. Lier 1851.
-ocr page 17-
r>.
Backer (Jan Aukes), koopman te Harlin-
gen, in de tweede helft der vorige eeuw,
zag zich, door het verachteren zijner zaken
genoodzaakt broodschrijver te worden. Hij
reisde van stad tot stad, vervaardigde too-
neelstukken, gelegenheids-gedichten, ver-
taalde romans enz. Dat hij op deze wijze
zijn niet ongelukkigen dichterlijken aanleg ver-
moordde, behoeft nauwelijks gezegd te wor-
den. Zijn oorspronkelijke werken zijn: l\'roeve
van dichtlievende mengelingen,
3 dln. uitgeg.
te Hoorn in 1774 en 1781 en te Amst.
1793; Agnes de Castro, treursp. Hoorn 1775;
De beloonde deugd, treursp. Amst. 1785;
Alardus of de Zelfmoord der liefde, treursp.
Amst. 1780; Het ontdekt bedrog, Herders-
zangspel, Amst. 1787; De Moerbeziënbootn,
herdersz.; De jonge reiziger door Nederland,
3 dln. Amst. 1792; Petrarcha en Laura,
een fragment met hist. aant.,
Amst. 1793;
Mengelingen uit mijn portefeuille in Proza
en Poëzij,
Amst. 1794. Voorts eenige ver-
talingen uit het Fransch en Hoogduitsch.
Backere [Pieter de), geboren te Gent in
de eerste helft der löde eeuw, was in 1500
inquisiteur, verder was hij eenige jaren prior
van het Predikheerenklooster te Gent, en
daarna te \'s Gravenhage, waar hij vooral
bevriend was met Joannes van der Does.
In 1574 werd hij naar Leuven verplaatst, in
1577 naar Gent, van waar hij bij een oproer
verbannen en zijn beeltenis verbrand werd.
Hij nam de vlucht naar Kamerijk; in 1580
ging hij als afgevaardigde van de kloosters
van Neder-Germanië naar de vergadering
der Dominikanerorde te Rome; in 1584
werd hij prediker in de St. Bavokerk te Gent,
van 1592—90 was hij prior van \'t klooster
van Calcar bij Kleef, en naar Gent terug-
gekeerd, stierf hij aldaar 12 ïebruari 1001.
Hij schreef: Den scill des gheloofs ghe-
maect by broeder Jan van den Bundere, van,
de Predicaren ordin., ondersucker des H. Chris-
ten gheloofs, teghen \'t feninich gliescut Joannis
Anastasii Veluani,
Gent 1557; Sommighe
vriendelicke ende zeer herlelkke minnebriefkens
tusschen de leerende ziele en Alethia,
Gent
1558; Vriendelicke tsamensprekinghe tusschen
Baarda {Dirk Jan»), Van dezen dichter ver-
schenen in 1855 te Leeuwarden Nagelaten
Rijmen.
Baardt (Petrus), geneesheer te Leeuwar-
den, leefde in het midden der 17e eeuw.
Hij maakte de navolgende dichtwerkjes:
Friesche Triion over \'t gcluckich veroveren
van de stereke stadt Olinda, wet alle defor-
ten in Fernambucq
1030; Deughdeuspoor, in
de Ondeughden des Werelts ajfoebeeldt,
met
pi. 2e druk, Leeuw. 1645, waarvan de eerste
druk onder den titel van Nebulo Nebulonvm
in 1034 verscheen en welk boek sedert her-
haalde malen herdrukt is. "Voorts: Wapen-
rok, gesneden op \'t Ilaliaansch, op \'t Uuilsch
geborduurd
enz., Leeuw. 1047; Friesche
Boerepractica
in \'t Oud-Friesch, eene navol-
ging van Virgilius\' Qeorgiea.
Bachiene {Willem Albert), geb. te Leerdam,
den 24 Nov. 1712, was predikant bij de
garnizoensgemeente van Namen en daarna
te Kuilenburg. In 1748 werd B. benoemd
tot predik;.ut in het leger te velde, doch
na den vrede keerde hij naar Kuilenburg
terug. Zijn verblijf in deze gemeente duurde
tot 1759, toen hij als predikant naar Maas-
tricht vertrok, waar hem tevens de betrekking
van hoogleeraar in sterre- en aardrijkskunde
aan de lllustre School werd opgedragen.
Hij stierf den Oden Aug. 1783. Van zijne
hand bestaan: Heilige Geographie of Aardrijk»-
kundige Beschrijving van het Joodsche land,
alsmede der andere landen in de II. Schrift
voorkomende,
3 dln. met 12 landk., Utrecht
1703—08; Kerkelijke Geographie, 5 stukken I
met landk., Amst. 1708; Beschrijving der
Vereenigde Nederlanden,
zijnde een vervolg
op A. F. Buschings Geographie, 5 dln.,
Utrecht 1773; Nieuwe Kerkelijke Geogra-
phische Zak- en Beisatlas
in 13 kaarten,
Amst. 1780; Beschrijving der X zoogenaamde
Oostenrijksche Nederlanden,
Amst. 1785;
Geographisrhe en Historische Beschrijving van\'
Staats ylaanderen en Staats-Brabant,
2 st.,
Amst. 1794. Ook bestaat er van hem een
veel vermeerderde druk van J. Hubners Al-
gemeene Geographie,
0 dln. 1709.
-ocr page 18-
16                                              KarotBaerle.
de Christen zielen ende de f^aerheyt luier
meesterse, zeer bequame om te ksen,
Gent
1566, 80. 2de druk 1576, 3de druk Brus-
sel 1586; Corte verhandelinghe over het ghe-
bedt des Heeren,
Gent 1599; Gedicht ter eere
ran den voorschepen Philip Triest, heer run
Auweghem en het magistraet van der Keure,
in May
1600, Gent 1600.
Bacot (Gerrit Jacob Georgè) geboren te
Doornik (1747? — 1818?) waar zijn vader
?redikant bij de Staatsolie troepen was. In
770 predikant te Eenrum; ijverig patriot
zijnde, week bij in 1787 uit, doch keerde
in 1795 na de omwenteling terug, werd al
spoedig lid der Nationale Vergadering, ver-
volgeus lid van het departementale Gerechts-
hof te Groningen en stierf als Raadsheer in
liet hoogc gerechtshof te \'s Hage. Deze
man, ofschoon meer wijsgeer en rechtsge-
leerde dan dichter, schreef de volgende dicbt-
stukken: De zedelijke natuur in verband met
de burgerlijke maatschappij
(zonder naam)
Amst. 1770; Proeve op de gezelligheid, in
4 zangen (zouder naam) Gron. 1787; Gods
wijsheid in zijne werken,
met goud bekroond
door \'t Leidsche dichtgenootschap: Kunst
wordt door arbeid verkregen; liet ijdele des
traans omtrent de grootheid en bestemming der
„tenschelijke kenvermogens,
4 zangen, welke
stukken met meer andere te vinden zijn in
zijn Wijsgeerige en Dichllievende Mengelstoffen,
Gron. 1811. Voorts vindt men van hem
nog eenige verspreide gedichten in vcrschil-
leude andere werken.
Badon (Johannes) geb. te Leiden 1706 en
overl. te Vlaardingen in 1790, waar hij Raad
en Burgemeester en Ontvanger der Con-
vooien en Licenten was, was gehuwd met
Klara Ghijben. Zij beoefenden te zamen de
poëzie en na haar dood gaf hij hun beider
dichtstukken uit onder den titel van: Mengel-
dichten van K. Ghijben en J. Badon,
Dordrecht
1756; Mengeldichten en Bijschriften van J.
Badon,
Leiden 1783.
Badon Ghijben (Jan Karel) geb. te Arnhem
den 23sten Sept. 1805, achterkleinzoon van
den hierboven genoemden Badon, conrector
te Hoorn, later te Arnhem. Deze uitstekende
geleerde sloeg somtijds de hand aan de lier,
doch was moeilijk te bewegen zijn dichter-
lijke producten algemeen te maken. Bekend
zijn: Op een slapend kind (Drentsche Almanak)
1829; Chassé aan de zijtien en het vaderland
teruggegeven,
1833; en in proza: Be val van
het\' Kasteel van Antwerpen.
Hij stierf te
Arnhem deu 18den Febr. 1843.
Baerdt Tan Sminla (Hobbe) geb. den 30
Sept. 1797 te Leeuwarden, studeerde in de
rechten te Groningen, werd grietman van
Tietjerksteradeel en beoefende de aloude gc-
schiedenis van Friesland. Gest. 25 Juli 1858.
Hij schreef: Geschiedenis van de onlusten tus-
ionen de Schieringers en Vetkoopers in Vries-
land door A. v. H.
(Hobbc V. Smini A),
1827; Nieuwe Naamlijst van Grietmannen,
met geschiedkundige Aanteekeningen van de
vroegste tijden af tot
1795, Leeuw. 1837;
Wandelingen van mijnen oud-oom den opzigter
door een gedeelte van de provincie Friesland,
bevattende eene plaatselijke en geschiedkundige
beschrijving van de merkwaardigheden der
Grietenij Tietjerksteradeel. Uit de nagelaten
papieren van een Dorpspredikant, bijeen ver-
zameld door II. van Rollema
(psd.), Leeuw.
1841. Voorts leverde hij bijdragen voor gc-
schiedenis en oudheidkunde in de Leeuw.
Cour.,
in den \'Frietehen Volksalmanak en in
de Vrije Vries.
Baerland (Michiel van) was secretaris van
zijne geboortestad Goes. Hij gaf twee dicht-
bundeltjes in \'t licht: De Uitmuntende Dori-
mena; uylsingende Verscheyde Mengelrijmtjes,
ter eere van de Goesche Terpsichore,
Dord-
recht 1052; Mengeldichten, Dordrecht 1658.
Baerle (Kaspar van) of Casparus Barlaeus
geb. te Antwerpen den 12 Febr. 1584, waar
zijn vader griffier was, doch die zijne woon-
plaats verliet na de verovering van die stad
doorParma (1585). De oude van Baerle vestig-
de zich te Zalt-Bommel, waar hij het rectoraat
aan de Latijnsche scholen bekleedde en zijn
zoon de eerste opleiding genoot. Op nog
jeugdigen leeftijd trok de jonge van,Baerle
naar Leiden, waar hij als leerling van het
Statencollege onderwijs genoot in de godge-
leerdheid. In 1609, na volbrachte studie,
kreeg hij een beroep als predikant te Nieuwe
Tonge; drie jaar later werd hij tot onder-
regent in het Statencollege te Leiden aan-
gesteld, aan welke betrekking in 1617 die
van hoogleeraar in de Logica aan de hooge-
school werd toegevoegd.
lntusschen had hij in de geschillen tus-
schen Remonstranten en Contra-remonstran-
ten de zijde der eersten gekozen en dezen
met zijn pen verdedigd. Dit kostte hem in
1618 het verlies van zijn beide betrekkingen.
Van Baerle trok nu buitenslands, legde zich
op de medicijnen toe, en werd te Caen in
Normandie tot doctor in de geneeskunde be-
vorderd. In 1623 vinden wij hem weer te
Leiden, zich generende met het lesgeven
in philosophie en andere wetenschappen,
tot dat hij eindelijk in 1631 als hoogleeraar
in de wijsbegeerte en welsprekendheid aan
de doorluchtige school te Amsterdam werd
-ocr page 19-
17
Ulier*—Rakker.
benoemd. Hier was hij de rechte man op
de rechte plaats; hij nam zijn ambt niet
ijver en nauwgezetheid waar, tot aan zijn
dood den 14 Jan. 1648, na de beide laatste
jaren van zijn leven aan hypochondrie ge-
lcden te hebben.
Van Baerle heeft zich vooral een grooten
naam gemaakt als Latijnsch dichter; zijne
niet zeer talrijke Nederlandsche gedichten,
gedeeltelijk te vinden achter de Nederland-
sche vertaling van zijn Gratiën, gedeeltelijk
in andere dichtbundels verspreid, zijn in
1S35 bijeengebracht en uitgegeven door Sa-
muel Schuil ouder den titel van Poëzie van
C. van Baerle,
met een levensbericht, Zie-
rikzee 1830.
Baers (Johannes) geb. te Bergen op Zoom,
werd in 1605 predikant te Scherpenzecl, in
KilO te Fijnaart en in 1619 te Vreeswijk,
üp verzoek van de West-Indische Compagnie
ging hij in 1G25 als predikant naar Pernani-
buco in Brazilië. Na zijne terugkomst in 1632
werd hij predikant te Zoest tot 1645. Hij
stierf in 1653. Hij schreef: Olinda ingenomen,
Amst. 1630; Cornu copiae d. i. een boek van
allerlei materiën te Amst. gedrukt tot kost en
last van den Autheur,
1648.
Baert {Laureis), geboren te Brugge en al-
daar in 1550 overleden, was in zijn tijd een
bekend dichter, doch de meesten zijner ge-
wrochten zijn verloren geraakt. In 1539 ver-
schenan evenwel te Antwerpen twee zijner
godsdienstige gedichten Leysen getiteld.
Bagelaar {Johan) gaf uit; De ware Gerefor-
meerde Kristelijke Katechismus, in
52 klinck-
dichten,
1694.
Bake (Laurens) Heer van Wulverhorst,
(1650?—1714) een zoon van Justus B. ald.,
den bekenden zwager van P. C. Hooft, gaf
uit te Amst. in 1682 Bijbelsche Gezangen;
terwijl zijn Mengelpoëzij na zijn dood in
1737 te Amst. het licht za» door de zorgen
van L. van den Broek. Bake was lid van
het kunstgenootschap, onder de zinspreuk
In magnis voluisse sal est, dat zich hoofdza-
kelijk met tooneelpoëzie onledig hield en
schreef daarin: Qloorroos en Adelgond, her-
ders verjaarspel, Amst. 1748.
Bake (Alexander) geb. te Leiden in 1791,
rector te Leeuwarden en daarna in zijn ge-
boortestad, waar hij in 1844 overleed. Hij
schreef Over den roem van het voorgeslacht met
betrekking tot de nakomelingschap,
1824; Les-
ten over de Redekunde,
bekroond door de
Maatsch. tot N. van \'t Alg. 1828.
Bake (R. W. J. C), schreef De doorgra-
ving der landengte van Suez en hare gevolgen
voor Nederland en zijne koloniën,
Amst. 1857;
Ier handelingen over den hedendaagschen op-
stand in Brilsch Indië,
\'s Hagc 1858; voorts
verscheiden brochures over vrijen arbeid op
Java, over verhooging van plautloon en
andere O. I. aangelegenheden alsmede over
de politiek van den dag.
Bakhuizen van den Brink {Reinier Come-
lis)
geb. te Amst. den 28 Febr 1809. Na
volbrachte studiën sleet hij vele iaren in
\'t buitenland, met name in België om
de archieven te doorsnuffelen. In 1849
teruggekeerd werd hij vier jaar later tot
Rijks-Archivaris benoemd. Hij overleed te
\'s Gravenhage den 15 Juli 1865. Bakhuizen
was met Potgieter, Heye, Pol en anderen
stichter, en tot 1843 medearbeider van het
tijdschrift de Gids, dat in 1837 voor \'t eerst
in \'t licht kwam. Later werkte hij mede aan
de Konst- en Letterb. de Ned. Spectator (1858—
65). Hij schreef Het Huwelijk van Willem van
Oranje met Anna van Saksen, historisch-kri-
tisch onderzocht,
Amst. 1853,- Overzicht van
het Ned, Rijks-Archief,
Ie stuk, \'s Hagc 1854;
Piscatio, Péoherie, Visscherij. De ware betee-
kenis dezer woorden gehandhaafd tegen Prof.
M. de Fries,
\'s Hage 1858; Verzameling van
onuitgegeven oorkonden en besluiten
(uitgeg.
met L. Ph. C. van den Bergh en J. K. J.
de Jonge) Ie dl., \'s Hage 1857; Studiën en
schetsen over Vaderl. Geschiedenis en Letteren,
Ie dl., Amst. 1860—63. Isaae Ie Maire, een
voorlezing, Amst. 1865; Rede ter nagedachte-
nis van Mr. John Bake,
Amst. 1864. Voorts
vele bijdragen in de Gids, zooals Trudeman
en zijn wijf, Vondel met Roskam en Rommel-
pot, Cartons voor de Ned. Geschied,
enz. Na
zijn dood is E. J. Potgieter bcgounen het
2de dl. van zijn Studiën en Schetsen te verza-
melen en uit te geven; tot dusverre zien
daarvan 5 aft. het licht.
Bikker (Pieter Huizinga) (1713—1801)
geb. te Huizinge in Groningerland en overl.
te Amsterdam, waar hij een zeer geacht
koopman was. Eerst op zijn zestigste-levens-
jaar trad hij als dichter op met een kleinen
dichtbundel, die negen jaar later door een
tweeden gevolgd werd en waaraan hij in
1790 (allen te Amst.) nog een derde deel
toevoegde, allen onder den eenvoudigen titel
van Poëzij van P. Huizinga Bakker, waarin
onder andere voorkomen: Bespiegeling der
Vaderlandsche stroomen; Amsterdam; Schets
■van het geschapene
en zijne hekeldichten;
Hippus, de kerkpedant; Aan den Hollandschen
Scriblerus; de Bruiloftspoëzie verdedigd,
In
proza gaf hij uit: Het leven van Jan Wage-
naar
(zijn zwager), Amst. 1776 en Beschou
t>
-ocr page 20-
18                                               Bal—1
Harlmz.
Ban {Joan Albert) was een bekwaam toon-
kunstenaar te Haarlem in \'t begin der 17e
eeuw. Hij gaf een dichtbundeltje uit in
1643, te Amsterd., getiteld: Zang-bloemsel.
Banck {John Eric) geb. te Soerabaya 3
Nov. 1833, werd voor zijne opvoeding naar
\'t moederland gezonden, studeerde en pro-
moveerde in de rechten te Leiden, deed eene
reis naar Java en vestigde zich daarna in
den Haag. Hij schreef in 1858: de komeet,
een zang des tijds,
Amst. 1858 ; Mondig, een
lied den prins van Oranje toegezongen
, Leiden
1858; Zeepbellen, Lyrischedichtproeven; Amst.
1859, Verspreide Gedichten, \'s Hage 1868;
Atchins verheffing en val, met hist. bijdr. en een
oud kaartje der reede van Atchin,
Rott. 1873.
Bara {Jan) leefde in de tweede helft der
17e eeuw te Amsterdam en schreef vier
tooneelstukken: de herstelde vorst of gelukkig
ongeluk,
Amst. 1050; Galteno en Alimene of
verdoemde ontrouw,
Amst. 1650; Hel en
Hemel,
Amst. 1658, Ik ken je niet, klucht-
sp., Amst. 1664; t Verslingert Moekroesje,
Amst. 1668. Voorts zond hij in \'t licht:
De godvruchtige verklikker met andere dichten,
Amst. 1656. Zijne tooneelwerken zijn her-
diukt in 1747 te Amsterdam.
Barbaz {Abraham Louis) geb. te Amsterdam
in 1770 en aldaar gestorven 14 Juli 1833,
leefde van de opbrengst zijner pen en heeft
behalve vele vertalingen van werken uit het
Pransch de volgende oorspronkelijke werken
geschreven, allen te Amsterdam uitgegeven:
De nieuwsgierige, blijsp. 1793; de Vrede,
dichtstuk 1794; de Gelijkheid, blijsp. 1795;
Vaderlandsche lierzangen op de omwenteling
in den jare
1795; de Tempel der Vrijheid, in
3 zangen, 1796; Mmire de Vilarez, treursp.
1799; Lierzang op de landing en den aftogt
der Engelschen en Russen,
1799; Washingtons
overgang ter onsterfelijkheid,
lofzang 1800;
Herzilia, treursp. 1800; Makin ofdeontd. van
Madera,
tooneelsp. 1800; de Huwelijksliefde
of de ware grootheid,
tooneelsp. 1801; Fa-
belen en Vertelsels,
1802; De triomf van den
poëet of de verrassing,
blijsp. 1801; Aan Bo-
naparte,
bij gelegenheid van den algemeenen
vrede, 1802; de Mensch, naakt en gekleed,
1803; de Wijsgeer of de edele Menschenhater,
tooneelsp. 1803; de Abderiten of de drift
tot het Schouwtooneel,
1804; de Zegen des
menschdoms door de Koepok-inenting,
dichtstuk,
1805; Offerande der vrouwen aan de zindelijk\'
heid,
dichtstuk, 1805; Het tooneelvermaak,
hekeldicht, 1806, 2e dr. 1825; Campagne des
trois Empereurs,
Fr. en Holl. .1806; de Ligt-
sinnige of de gevaren der onbedachtzaamheid,
blijsp. 1807; Amsterdam bij nacht beschouwd,
wing van den ouden gebrekkelijken en sedert
verbeterden trant onzer Nederduitsche Verzen
(V Dl. der werken van Letterkunde).
Bal {Hendrik) een Zuid-Nederlandsch dich-
tcr, die in het midden der 15e eeuw te Meche-
len leefde. In 1442 ging hij met zijne gezellen
naar Lier, waar hij in den Ommegang op de
groote Markt, zijn Spel van St. Gommar ver-
toonde. Ook op het Liersehe Landjuweel
van 1460 werden onder zijne leiding nog
drie andore zijner Gedichte Spelen opgevoerd,
waarvoor hij van stadswege beloond werd.
Baldaeus {PhiUppus) eigenlijk Vilippus
Baelde, geb. te Delft in Oct. 1032, eerst. prod.
te Batavia, later te Point de Galle op Ceylon.
Daarna veldprediker gedurende den tocht
van Rijklof van Gocns op de kust van Mala-
bar. Later was hij predikant te Jaffanapat-
nam op Ceylon. In 1GCC keerde hij naar
\'t vaderland terug, werd predikant te Geer-
vliet en stierf aldaar in 1072. Hij schreef:
Beschrijving der Oost-Indische kusten Malahar
en Coromandel, benevens het eiland Ceylon,
Krast.
1072 met pi. Achter dit werk treft
men eene Malabaarsche spraakkunst en een
zoogenaamde Ontdekking van de afgoderij der
Heidenen
aan, waarin vele fabelen uit de Mah-
bdhdrata,
de Poerand\'s en de Ramayana
gevonden worden.
Balen Jansz {Matthys) geb. te Dordrecht 1
Oct. 1610 legde zich toe op de Nederlandschc
taal en dichtkunst. Zijne gedichten zijn nooit
bijeen verzameld, maar verspreid in andere
boeken. Hij gaf uit eene Beschrijvinge der
stad Dordrecht, vervat inde haar begin, op-
komst, toeneminge en verdere Staat,
Dordr.
1677. Zijn sterfjaar is onbekend.
Ball (Antje), schreef Geschiedk. en andere
dichtstukjes,
Midd. 1850; Gedichten voor
kinderen,
Midd. 1857.
Ballée {Jan), schrijver van het bekende ge-
dicht: De Menschelyke Wijsheyd, door Joan-
nes Ballée, konst-greffier der oudvermaerde en
mjdberoemde vrye Meden Gilde der dry Sanc-
tinnen, binnen de stad Brugge,
Brugge 1769.
Ballieu {Jan) in de vorige eeuw school-
meester te Antwerpen, schreef: Nederduitsclie
spel- en spraakkunst, waarin niet alleen de
waere zuyvere spelling deezer taele op vaste
gronden geleerd, maer ook de negen deelen der
rede zeer naeuwkeurig verhandeld, de wys om
de naemwoorden te krygen, en de tydvoegingen
der werkwoorden te maken aangewezen wordt,
Antw. 1792 kl. 8°. Byvoegsel van nadere be-
merkingen op de grondregels der Nederduytsche
spel- en spraekkunst,
Antw. 1792 kl. 8°.
-ocr page 21-
HarboniiH—Hanietli.                                              19
i Leiden, in \'t midden der 17e eeuw, zond de
volgende tooneelstukken in bet licht: Rodo-
daphnée ofte Persiaensche Heldinne,
treursp.,
Leiden 1651; Klucht van Lichthart en Aers-
gat zonder zorg,
Leiden 1653; Konslanten
en Elisea, treur-, blij- endendspel,
Leiden
1656; Hel beleg van Leyden, Leiden 1659;
Klucht van Kees Louwen of de geschoren
boer,
Leiden, 1667.
Bartelink (Anlhony) leefde in de tweede
helft der 18e eeuw en schreef: Fnkhuizen of
Grondsteen tol vrijheid, gelegd door de Heeren
P. L. Buyskes, P. J. Semeyns, J. D. Brouwer
en anderen, die den
21 May 1572 cPharing-
maagd van het Jok van Spanje verloste, op
het tweede Feuwgelyde, plegtig zoo van
Stadswegen als by de. Burgery geviert den
21
May 1772 en in toneeldigl gebragl, Enkhui-
zen, 1772.
Bartelink (Jan) een broeder van den voor-
gaande (?) gaf eene beschrijving van de
Beemster kermis
in 2 zangen, Leydcu 1774,
in den trant van Rotgans\' Boerenkermis.
Bartjens (Willem), die zich door zijn cijfer-
boek een grooten naam gemaakt heeft, was
in \'t begin der 17e eeuw Fransche school-
meester te Zwolle en schreef van tijd tot tijd
versjes, die echter niet verzameld zijn. Voor
K. van Manden Schilderboek (1618) vindt
men er een van.
Bartoen (Jan), Zuid-Nederlandsch dichter
der 15e eeuw. In 1482 schreef hij: Clachte
op de doodt van Anthonis de Roovere, gestelt
by wijlent Jan Bartoen, zijnen medegheselle,
in tijde voorleden.
Dit stuk is opgenomen
door Willems in zijn Belgisch Museum, D.
IX, blz. 195.
Barueth (Joan) geb. te Breda in het jaar
1708, was predikant te Hoogwoude, te Char-
lois en te Dordrecht, waar hij den 27sten
Aug. 1782 overleed. Zijn onaangenaam, heftig
humeur veroorzaakte hem veel onaange-
naamheden en wikkelde hem in menigen
pennestrijd, vooral op godgeleerd gebied.
Van zijne talrijke werken zullen wij alleen
slechts die opnoemen, welke in den enge-
ren zin des woords tot letterkunde kunnen
gebracht worden: Historie van het stadhou-
derschap der Heeren Princen van Oranje,
hoogstnoodig tol bewaring van de vrijheid in
de Kerk en Burgerstaat,
Dordr. 1765; De
Historie van den Heiligen Diaken Stephanus
in XXVII kerkredenen. Met bijgevoegde Aan-
merkingen uit de Historie en Letterkunde,
Dordr.
1770; Hollands en Zeelands Jubeljaar of Twee
honderdjarige Gedachtenis der heuchelijke
2*
boertig dichtstuk, 1807; De waardigheid-der
llollandsche natie in tegenspoed
, met betrek-
king tot kunsten
, wetenschap en fraaije lette-
ren,
dichtstuk, 1808; de oorlog om twee letters,
boertig heldendicht, 1809; De tooneeldicht-
kunst,
in 6 zangen, 1810; \'s Werelds bedrog
of het Zedelijk Blanketsel,
hekeldicht, 1810;
Mengelwerken in Nederd. en Fr. verzen 1810;
de Bediller, blijsp. 1812; Sigismnndus of het
leven is een droom,
treursp. 1812; Helena of
de oorsprong des Trojaanschen krijg»,
treursp.
1814; de algemeene Vrede, oorsprong van Ne-
derlands geluk,
lierdicht, 1814; Tooneelparodiën
of hekelspellen,
2 dln. 1816; Overzigt van
den staat des Schouwbnrgs in ons Vaderland,
1816; Wandeling langs den Ykant te Amst.,
dichtmatig tafereel, 1816, 2e dr. 1828; Nieuwe
Fabelen,
1816; Don Louis de Vargas of de
edele wreker,
treursp. 1816; de Logenaar,
blijsp 1818; het Feest van Thalia, 1818;
Dichterlijke Bloemhof, 1818; Osnar, koning
van Grenada,
1819; Saul, eerste koning van
Israël,
treursp. 1819; Hulde aan het Opper-
wezen,
Fr. en Holl. 1820; Vergelijking der
Nederd. en Fr. talen, met belrekking tot de
fraaije letteren,
1821; Lof van Neerlands
burgerstand,
dichtstuk, 1821; Weeldeen Ver-
val of Amsteld. Parijs,
hekeldicht 1825;
Apollo of de geestenoorlog, hekeldicht in 12
zangen, 1825; Gedenkzuil voor Neerlands
grootste Tooneelkunslenares Wattier Ziezenis,
1827; Mas-Aniello of Napels in de war,
boertig heldendicht in 10 zangen, 1828; Ge-
denkzuil voor A. Snoek,
1828; Ernst en boert
of verzameling van losse dichtstukken
, 1830.
Onder zijne goede vertalingen behooren de
Fabelen en Vertelsels van Florian (uitgeg.
met P. G. Witsen Geysbeek); de Jaargetij-
den.
naar St. Lambert en de Henriade van
Voltaire. In 1812 verscheen zijne Nieuwe
Tooneelpoëzie,
4 dln., en in 1825 zijne Dich-
terlijke Herfstvruchten.
Barbonus (Johannes) vereerde Frederik Hen-
drik op zijn verjaardag in 1641 met LXII
Morale Sinne Beelden
, enz. Makende alsoo,
uyldruckende ende begrypende het getal deser
Sinne-Beelden, het getal syner jaren.
Het
boekje bestaat in vrij aardige plaatjes, waar-
aan ter verduidelijking Latijnsche spreuken en
Nederlandsche versjes zijn toegevoegd. Barbo-
nus was zeer bevreesd dat de prins zijn 63c
jaar niet ten eind zou brengen, want hij geloofde
aan moordjaren. Zijn voorgevoel werd in
dit geval bewaarheid: de Prins stierf in 1647,
oud 63 jaar en 44 dagen.
Barentsz (J.) schreef een tooneelstuk geti-
teld: Buchelioen, \'t kaboutermannetje, 1655.
Baron (Johannes Zacharias) letterzetter te
-ocr page 22-
20                                        Baseler—Baudartius.
jaren, deed zich het eerst als dichter kennen
door zijne gelegenheidsdichten. Spoedig werd
hij opgemerkt als een jongeling van voor-
treffehjken aanleg. Er zijn van hem negen
dichtstukjes voorhanden in Uylenbroeks Kleine
Dichterlijke Handschriften.
Voorts het dicht-
stuk Kunst en Vriendschap, de waardige Ge-
noegens voor den redelijken mensch,
Amst.
1800 en Aan Corn. Loots, op zijn lierzang:
de voortreffelijkheid van den mensch, in de
beoefening der schoone kunsten,
Amst. 1806.
Baten (Karel) een Gentenaar uit het laatst
der 16e en het begin der 17e eeuw, een
§eneesheer, die tijdens den opstand tegen
panje de vlucht nam, docli later terug
keerende zich te Dordrecht vestigde. Hij
schreef: Van de siele des mentenen, ende van de
oi/sterffelickheydldesmenschen ziele,
Dord. 1601.
Baudartius (Wilhelmus) geb. den 13deu
Febr. 1505 te Deinze in Vlaanderen. Zijne
ouders beleden den Hervormden godsdienst
en verlieten daarom bij Alva\'s komst de
Nederlanden om zich naar Engeland te be-
feven waar zijn vader kwam te sterven,
\'oen er rustiger tijden aanbraken, in 1577,
vestigde zich B. met zijne moeder te Gent
en bezocht hij in 1585 de hoogeschool van
Leiden en later die van Franeker. Na eene
korte uitlandigheid werd B. predikant te
Kampen, daarna te Lisse, eindelijk te
Zutfen en onderscheidde zich als een heftig
aanhanger van de Contra-Item onstranten.
Op de synode van Dordrecht benoemd zijnde
tot een der vertalers van den Bijbel, ves-
tigde hij zich in 1020 metterwoon te Lei-
den. Hij stierf in 1040. Behalve veel theo-
logische werken schreef hij: Bruyloftspiegel
doe Graeff Lodewijck Gunter van Nassau te
Arnhem troude Anna Margrieta, Gravinne van
Manderscheyt, nagelatene weduwe van den Grave
vanBrouck,
160i; Historisch Verhael van den
aeuslach en. het innemen der vlecke doch niet
des Casteels van Bredevoorl door den Spaen-
schen oversten Guillelmo de Verdugo,
1601;
Morgenwekker der vrije Nederlaudsche Provin-
tyen,
naderhand in een ander formaat en
onder een anderen titel: Spieghel der Jeucht,
herdrukt, 1610; Eygenllycke Beschryvinge Der
Vrye Nederlantsche Proviutiëu,
Arnhem 1615
(zijnde de omwerking van Jean Petits Ne-
derlandsche Republycke); Wieghe o/fle afbeel-
dinge hoe de Spaensche en Paepsche Princen
door haere listicheyt alle Coningen en Princen
in slaepe wiegen
(in rijm gemaakt) 1615; de
Nas&ausche Oorloghen,
deurgaens met copere
plaeten, Amst. 1616; Memoiyen, ofte cort
Verhael van de Gedenckweerdigsle so kerek-
liche als wereldlicke Geschiedenissen, 2
dln.
tol. 1624; Velau\'s Vastetavontspel, offte cort
verlossing van het Spaanschc jok en grondleg-
ging van Neerlands republiek in het jaar
MDLXIl, onder het wijs beleid van Willem 1,
Prins van Oranje,
met eene plaat, Dordr. 1772.
Baseier (Willem) leefde in het midden der
1 7e eeuw te Leuven, zijne geboorteplaats.
Bij gelegenheid van het jubclfeest van het
II. Sacrament maakte hij een zinnebeeldig
tooneclspel, dat door zuiverheid van taal en
sehoonen versbouw uitmuntte; het was ge-
titeld: Seglieprael der onwinbre Kercke, ge-
grontvest op den onbrekelycken jiilaer der diepe
verholentheyt van het waerachlic.h lichaem en
het waerachtich bloet van God niensch gewor-
den, berustende in schyn van brood en wyn.
Op de drye-hondertjarighe feeste van het II.
Sacrament ran mirakel, in de Kercke der Verte.
P. P. Avguslynen binnen Loven,
Leuven 1(574.
Bassecour Caan (Jhr. J. J. de la). Zie
Caan (de la Bassecour).
Bast (Amand Fidelis de) geboren te Gent
in 1782, was ambtenaar bij het provinciaal
gouvernement van Oost-Vlaanderen en ovcr-
leed in zijne geboortestad 9 Juni 1848. Hij
schreef: Historische beschrijving van het paleis
der hoogeschool te Gent. Belegering der stad
Gent,
1844, in het Belgisch Museum; Minne-
wraek, romantisch verhael uit de Gentsche
geschiedenis,
in de Vaderlander van 1848.
Bast (Marliuus de) geboren te Gent 12
Octobcr 1753 en aldaar overleden 11 April
1825, was pastoor van de St. Nicolaaskerk
in zijne geboortestad en kanunnik van de
St. Pharahildc en St. Bavokerken aldaar.
Hij was een oudheidkundige en geschied-
schrijver; zijn meeste werken echter werden
in het Eransch opgesteld; overigens was hij
een zeer welsprekend man, van wicn ver-
schcidene redevoeringen in het Nedcrlandsch
te Gent ten jare 1788 en 1804 afzonderlijk
gedrukt werden.
Basuel (Philip Clodius) priester en organist
te Mechelcn in de XVIle eeuw. Hij schreef:
Blij-eyndend Treurspel van het leven ende won-
dere daden van den II. Rombout, patroon van
Mechelen in sijti negenste g/dde,
Mech. I6S0.
Droevige Tragedie. Antwerpen 1680. liet verloste
Nieuwpoort van de belegering, geschied
1489,
speelsgewijs vertoont binnen dezelve stad op den
24 en 30 Junij 1681. Brugge 1081. Brut-
selsche Heeriyckheydt oj\'te honderdjarige Ju-
bilé van het allerheiligste sacrament van Mira-
kelen.
Brussel 1C85.
Bastert (Chrisliaan Nicolaas) gestorven 14
Juli 1800 te Amsterdam in deu bloei zijner
-ocr page 23-
■In ut lii-nBeckerlog.                                         21
verhael ean den Allarm die op Vastelavont in
de Vela*
(Veluwe) geweest is, 1624. Voorts
nog eenige rymen offte verssen op het Neder-
lantsche Caertgen
bij Jodocum Hondium ge-
sncdcn en gedrukt Rijmen op de placten
van de Historye Josephs.
Bautken (Menen), was in de eerste hel ft
der 16e eeuw kapelaan van de Rederijkers-
kamer St. Barbara te Gent. Hij schreef een
gcdielit getiteld: De waerachtighe gheschiede-
nis.se van alle gheloofweerdighe taken run den
alderonverwinlycksteii ende ailermoghensten
Keyser van Hoornen, Carolus V, Conihck van
Spangnien, enz. met allen gheschiedenissen die
binnen onsen tijden hier ende in andere kinden
gjieschiet zyn, beginnende van den jare
1500
tot den jare 1564, Gent 1504, 4°.
BauwenS (C. A.), stadsondcrwijzer te Lier,
waar bij in 1758 geboren werd en in 1830
overleed. Gedurende de Franschc overheer- I
heersching stelde hij ijverig pogingen in het I
werk om het Nedcrlandsche tooncel en de
dichtkunst te doen bloeien. Onder zijne treur-
spelen zijn bekend: Cleomire, ersteld Pheni-
cien of de zegepralende Godsdienst; SI. Go-
mar; De Furie; Constanlia,
en de blijspelen:
Anselmns en Pasquin, en De dwaesheyd der
Minnaers.
Hij was stichter van het genoot-
schap: „Kunst en wetenschap" te Lier.
Bax (Dirk) geb. te Rotterdam den 17
Fehr. 1793, was achtereenvolgens predikant
te Eek en Wiel, Brielle en Zutfen. In April
1837, te Rotterdam gelogeerd zijnde, kwain
hij jammerlijk om het leven. Waarschijnlijk
te bed liggende, schijnt hij, al lezende, te
zijn ingeslapen met dat gevolg dat zijn
kleeren door de vlam van de kaars in brand ge-
raakten. Zijne Nagelaten Gedichten vormen een
kleinen bundel in 1838 te Zutfen uitgegeven.
Beaufort (Lieve of Liovinus Ferdinand de)
geb. den Oden October 1675, in het fort St.
Anne, in \'t land van Hulst, stamde af van
een geslacht herkomstig uit Anjou Hij was
eerste pensionaris van het Vrije van Sluis ,
later van Tholen, gecommitteerde Raad en
Raad ter Admiraliteit wegens Zeeland. Over-
leden te Middelburg den Oden November
1730. Hij schreef: Het Leven van. Willem
de I, prins van Oranje, graaf van Nassau,
stadhouder en kapitein-generaal van Holland,
Zeeland, Utrecht en friesland, enz. enz. enz.
3 dln., Leiden en Middelb. 1732; Verhan-
deling over de vrijheid in den Rurgerstaat,
Amst. 1737 (beide na zijn dood en zonder
zijn naam uitgegeven).
Beaumont (Simon van), geb. te Dordrecht
in 1574, was een beroemd rechtsgeleerde
en staatsman. Hij bekleedde achtercenvol-
gens verschillende gewichtige betrekkingen,
was afgevaardigde wegens Zeeland ter al-
gemeene vergadering, buitengewoon gezant
naar Zweden en Polen, afgevaardigde naar
Friesland tot demping der aldaar gerezen
onlusten en van 1634—W pensionaris van
Rotterdam, toen hij zijn eervol ontslag ver-
krecg, met behoud van zijn wedde en zijn
titel. De laatste vijf jaren van zijn leven
heeft hij waarschijnlijk te \'s Ilage in werk-
zame rust doorgebracht. Hij stierf den 20
Juli 1651. Wat Scheltcma in zijn Staat-
kundig Nederland aangaande zijne oneerlijk-
heid vertelt, berust op een misverstand: met
hij, maar S. van Beaumont Govcrtsz, werd
door den keizer met Ameland beleend en
ten koste van anderen verrijkt. Ter verpoo-
zing van gewichtiger bezigheden beoefende
hij de dichtkunst en schreef, behalve eenige
losse stukjes in de Zeeuiosche Nachtegaal,
verscheiden verzen, die, tijdens het leven van
den vader, door zijn zoon werden verzameld
en uitgegeven onder den titel van: llorae
Succimvae. Ti/dsnipperinqen, Rijmen
en Ver-
zen,
Ie dr., \'\'s Hage 163S, 2de 16tO. In
den laatstcn druk worden ook Prausche en
Latijnsche verzen aangetroffen, benevens eu-
kele fabeldichten, een genre, dat in zijn
dagen weinig of geen beoefenaars vond.
Beaumont (Abraham van) schreef Stichtelijke
Mengeldichten,
Haarlem 1743, waarbij ook
de Heidelbergsche Catechismus op rijm.
Beek (Frans de), geb. te Gcerardsber-
gen in Oost-Vlaanderen, 13 Oct. 1810, redi-
geerde de Gentsche dagbladen Journal des
Flandres
en Constitutionel des Flandres, was
lid van den Provincialen Raad van Oost-
Vlaandcren; van 1843--70 kantonaal op-
ziener der lagere scholen, sedert 1840 oud-
rechter te Sottigem en lid van den geinccntc-
raad dier plaats. Van hem zijn de volgende
gedichten uitgegeven: Geeraerdsberg (in het
Nederduitseh Letterkundig Jaarboekje voor
1851); Be Doofstomme, Sottegcm 1S53; liet
Vaderland,
Sottegcm 1860; Slechte Tyd,
Gent 1860. Voorts een aantal Kerstliederen,
van welke er sedert een twintigtal jaren
bijkans elk jaar één wordt in het licht ge-
geven, enz. Het grootste gedeelte van zijn
poëzie is nog in handschrift.
Beckering (J. J.) boekverkoopersbediende
te Groningen, schreef: Jephla en zijne dochter,
gevolgd door een viertal gewijde tafereelen,
Gron. 1844; Uit het leven, schetsen en beelden ,
Gron. 1848; Avondstonden. Drietal verh. van
een grijsaard,
Gouda 1849; Tafereelen uit de
-ocr page 24-
22                         BeckerinK Vinckers—Beer Poortugael.
Beeloo (Adrianus) geb. te \'s Gravcnhuge
den 20 Nov. 1798, ijverig lid van het
Dichtgenootschap Kunstliefde spaart geen
vlijt
(later de afdeeling \'s Hage der floll.
Maatsch. van Fraaie Kunsten) was eerst
werkzaam aan \'t Ministerie van Justitie,
daarna Onder-Bibliothecaris der Koninklijke
Boekerij, toen Lector aan \'t Marine Instituut
te Medemblik tot 1850. Toen vestigde hij
zich metterwoon te Amst. en werd hij in
1857 Inspecteur van \'t Lager Onderwijs in
N. Holland. Hij schreef: Nederland ingebed
lot God,
2 Dec, Medemblik, 1832; Frank-
rijk, Engeland en Nederland,
Leeuw. 1833;
Gedichten, \'s Hage en Amst. 1836; \'s Graven-
hoge. een berijmd verhaal,
\'s Hage 1843.
Be instelling der orde van SI. Jacob, door
graaf Floris V in
1279, Amst. 1845; Gods
oordeelen, naar aanleiding der jongste gebenr-
tenissen in Frankrijk en elders,
Amst. 1848;
1572, 1672, 1772, een gedicht, voorgedragen
bij het feest der
75c vergadering van het
Dichtgenootschap ie \'s Hage,
Leiden 1848;
N. Holland en de N. Hollanders in den orij-
heidsoorlog legen Spanje,
Haarl. 1852, proza;
Geschiedenis des Vaderlands voor jonge lieden,
Amst. 1856, 2e dr. 1860. Voorts afzonder-
lijke verzen in almanakken, tijdschriften, enz.
Beens (Adriaan Ba/dijn) geb. te Breda in
1647, predikant eerst te Putten, daarna te
Buurmalsen en aldaar gestorven den 2 Juli
1731. Hij schreef een rijmwerk in twee
dln.: Inleiding tot de vijf eerste boeken des
Bijbels en Inleiding tot de twaalf historie-
boeken des Bijbels,
Utrecht 1737.
Beer (Peter de) een Brabantsche monnik,
gaf in 1657 te Antwerpen uit: Gheesllijcke
Rymkonste.
Beer (Taco Hajo dé) geb. te Maarseveen 18
Nov. 1838, leeraar aan de H.B. School teGocs,
schreef (onder bet psd. Taco) de gelukzoeker,
kamersp., Utr. 1864; Mirt en luimeren, id. Gor.
1865; Losse bladen uit de Geschied, der wereld,
Amst. 1867; Kunstmiskenning, Zaand. 1868;
Toch getrouwd, Zaand. 1869. Voorts vele ver-
tal. in Ac Klassieken der wereld, oorspr. novellen
in verschillende tijdschriften enz.
Beer (Pieter Leonard den) geb. te Schiedam
den 3 Oct. 1771, was een geruim aantal
jaren ontvanger te Zwolle waar hij overleed,
5 Jan. 1830. Zijne verzen vindt men ver-
spreid in den Nederlandschen Muzenalmanak.
Beer Poortngael (Jacobus Catharinus Cornelis
den),
broeder van den voorgaanden, geb. te
Schiedam den 12 Eebr. 1775, ijverig voor-
stander van de staatsomwenteling in 1795, be-
kleeddc verscheiden aanzienlijke Magistraats-
gesch. van de stichting en vestiging der christ.
kerk,
Gron. 1849; Herinneringen uit het leven.
Nieuwe schets, en beeld.,
Zaandijk 1852.
Voorts vertalingen en vele kinderboekjes.
Beckerlng Vinckers (ƒ.). Zie Vinckers.
Beeke (liernardus) leefde in \'t midden der
vorige eeuw. Van hem is slechts een klucht-
spel bekend: De jaloerse minnares of de be-
droogen vrek,
1756.
Beekman (Jo/iannes) geb. te Leiden uit
burgcrouders en notarisklerk aldaar, zond
bij gelegenheid van den watersnood in 1809
een vers in \'t licht getiteld: Aan \'t volk van
Nederland,
onder het motto Een gans klapt
onder de zwanen.
We zouden van dit rijm-
werk geen melding gemaakt hebben, ware
het niet, dat dit stuk den jeugdigen poetas-
ter aan de bespreking van velen blootstel-
de, zoodat de dichter met rijmen en ge-
dichten als \'t ware bestrooid werd. Er
verscheen zelfs te Leiden een: Lauwerkrans
voor den onvolprezen dichter Johannes Beek-
man, gevlochten door eenen beminnaar van
echte dichterlijke verdiensten,
Leiden 1809,
waarin de schrijver vergeleken wordt met
van Boozen, een Leidsch dichter uit de
vorige eeuw. Robide van der Aa is, zegt
men, de vlechtcr van dien krans geweest.
Beeldsnijder van Voshol (Jhr. Gerard Jo-
hannes), geb. te Amsterdam den 30 Mei 1791.
Hij leefde ambteloos eerst op den huize
llupclmondc aan de Vecht, later te Utrecht,
waar hij lid der Ridderschap en der Pro-
vinciale Staten werd. Hij hield zich onledig
met het verzamelen van prenten, portretten
en handschriften vooral tot opheldering der
vaderlandschc geschiedenis. Overleden te
Utrecht den 19 April 1853. Met behulp van
geleerde vrienden gaf B. de volgende wer-
ken in het licht: Verhond- en smeekschrift
der Nederl. Edelen van den heer Baron dTvoy
van Mydrecht, vermeerd. met aant. en verrijkt
met bijna alle de fac-similés,
Utr. 1833; Fac-
similés van onuitgegevene brieven en andere
belangrijke stukken van beroemde mannen,
6
afl., Utr. 1837; Het Album van Johannes Nar-
sius van Dordrecht, lijfarts en geschiedschrij-
ver van Gnslavus Adolphus, Koning van Zice-
den,
Utr. 1837 en drie stukjes geplaatst in
de Kronijk van het Hist. Genootschap te
Utrecht,
1851.
Beeloo (A.), schreef: Bethlehems kindermoord,
\'s
Hage 1811; Maria Tesselschade Visscher
op hel slot te Muiden,
blijsp , Amst. 1819;
Tooneel- en Mengelpoezij, Delft 1820.
-ocr page 25-
23
Reernaert—Beeta.
Handleiding tot het onderricht in de Neder-
landsche spraakleer
benevens Grondregels der
Nederlandsclie spraakleer
en Oefeningen op de
grondregels.
Hij gaf ook eene Bloemlezing
uit N. en \'Z. Nederlandsclie schrijvers,
als
leerboek op de middelbare scholen, Arnhem
en Brussel 1871.
Beerta Jr. (Jacob), gaf in 1778 te Gro-
ningen een bundel gedichten uit, getiteld:
Proeven van Gedichten.
Beets (Mr. Johan), een bloedverwant van
den bekenden Rombout Ilogerbeets, wiens
gevangenschap op Loevestcin hij dikwijls
door zijn bijzijn opvroolijkte, klom na vol-
brachte studiën te Leiden, tot aanzienlijke
betrekkingen op en stierf waarschijnlijk in
1668 in zijn geboortestad Hoorn, waar hij
het ambt van Ordinaris Advocaat der Admi-
raliteit van West-Friesland en het Noorder-
kwartier bekleedde. Zijn schoonzoon, Dr.
Piëns gaf zijn gedichten uit: Dichtkunst van
verschelde stoffen,
Hoorn 1668.
Beets Pietersz. (Pieter), üoopsgez. predi-
kant te Zaandam en ald. gestorven in 1813,
schreef behalve preeken: Korte verhalen voor
kinderen,
2 dln., Dordr. 1800, en üe vriend
der jeugd,
3 dln. met pi., Amst. 1800.
Beets (Nicolaas) geb. te Haarlem den 13cn
Sept. 1814, promoveerde te Leiden in de
theologie, werd in 1840 pred. te Heemstede
(waar hij tweemalen eene beroeping als Hoog-
leeraar in de godgeleerdheid van de Kaap-
kolonic tot hem gekomen, afwees) en in 1854
te Utrecht. Sedert dien tijd is hij in die gc-
meentc werkzaam gebleven, niettegenstaande
herhaalde beroepen naar elders. Hij begon
zijne dichterlijke loopbaan met een lijkzang
op Mevr. Bilderdijk in den Muzenalmanak
van 1831, leverde vervolgens vertalingen uit
Byron en Walter Scott in Wcstermans Ver-
zameling van Uitheemsche Vernuften.
Sedert
1834 verschenen van hem de volgende wer-
ken: José, een Spaansch verhaal, Haarl.
1834; de Masqnerade (9 Febr. 1835), Haarl.;
Kuser, een verhaal, Haarl. 1836; Guy de
Vlaming, een verhaal,
Haarl. 1837; Spreken,
iets ten voordeele van het Groninger Instituut
voor Doofstommen,
Haarl. 1838; N. Anslijn Nz.,
Hen woord aan allen die den Brave>i Hendrik
gelezen hebben,
Haarl. 1838; Gedichten, Haarl.
1838,    (3e dr. 1855); Rijmbijbel, Haarl.
1839,  (herdr. 1862); Camera Obscura, onder
het psd. Hildcbrand, Haarl. 1839, (8e dr.
Royaal 8"°. 1872; Proza enPoezy, Verzame-
ling van verspr. opsls.,
Haarl. 1840; Ada van
Holland, een gedicht,
Haarl. 1840; Leven en
karakter van J. H. v. d. Palm,
Leiden
1842 (B\'s aangehuwde grootvader); Een
posten on overleed den 15 Maart 1813
als lid van de stedelijke regeering van
Gouda. Hij was dichter en gaf uit
Mijne ledige uren, Amst. 1793; Lierzang
aan het volk van Nederland,
Amst. 1795;
Dichlpogingen, Amst. 1799; waarin zijn eerste-
ling De deugd in drie zangen is opgenomen;
Aan den koning en het vaderland, 1809; Nagela-
tcn Gedichten en Verhandelingen,
\'sllage 1826.
Beernaert (Adolf August), geb. 13 Dccem-
ber 1825 te Evergem in Oost-Vlaanderen,
is notaris to Alveringcm in West-Vlaande-
ren. Hij schreef: Verlaten veldbloemen, Gent
1851; Mijne ledige uren, Gent 1863; en ver-
der tal van bijdragen in het Vlaamsche Taai-
verbond,
de Eendracht, de Vlaamsche school
en het Nederduitsch letterkundig jaarboekje.
Beers {Jan van) geboren te Antwerpen
den 22 Februari 1821; hij verloor zijn vader
vroeg, en werd door zijne moeder en vier
zusters opgevoed. Hij leerde Latijn in het
kleine seminarium te Mechelen, waar hij
zich eerst op de Fransche poëzie toelegde.
Het lezen van Conscience\'s Leeuw van Vlaan-
deren
wekte zijn vaderlandsch gevoel op, en
van toen af legde hij zich eerst in stilte,
daarna openlijk op de studie van het Vlaamsch
toe. Zijn eerste gedicht heette Kermis in de
hel
en werd door hem met groote toejuiching
in het seminarium voorgedragen. Hij was
éen jaar professor aan het Stadscollegie te
Mechelen, doch moest wegens eene oogziekte
daarvoor bedanken. In 1849 werd hij pro-
fessor aan de Normaalschool te Lier en in
18(50 aan het Athenaenm te Antwerpen. Hij
is in Noord- en Zuid-Nederland evenzeer als
dichter en als declamator bekend en gezocht.
Zijne eerste reeks gedichten is uitgegeven
onder den titel Jongelingsdroomen, Antwerpen
1853, en Amsterdam 1854; deze bundel
werd reeds onderscheidene malen herdrukt,
evenals een tweede bundel, welke den
titel van Levensbcelden draagt. In 1869 ver-
scheen een derde bundel Gevoel en leven ge-
naamd. Onder den titel van: Jan van Beers\'
Gedichten,
twee deelen in groot 8°, met
portret op staal, verschenen zijne gezamen-
lijkc poëtische werken, naar tijdsorde der
vervaardiging gerangschikt, in 1873 te Am-
sterdam en te Gent.
Van Beers schreef in vroeger jaren nog:
Groef Jan van Chimay, eene geschiedenis uit
de XVe eeuw
in het Taelverbond van 1816,
Frans de Hakkelaer in den 5en jaargang van
hetzelfde tijdschrift en later Nederduitsche
spraakleer,
Antwerpen 1852, waarvan verder
te Lier, onder den titel van Nederalndsche
spraaVeer,
verscheiden uitgaven het licht
zagen. Voorts verscheen van hem te Brussel
-ocr page 26-
24                                                Heets—Be ij er man.
Paaschgezang, Haarl. 1845; Troost der armen,
een lied,
Haarl. 1845; Herinneringen en in-
drukken van een kleinen uitstap naar Londen
in Mei
1847, Amst. 1849; Dichterlijke Ver-
halen en Navolgingen van Byron,
2 dln.,
Haarl. 1848; Korenbloemen, Haarlem 1853;
Paul»» in de gewichtigste oogenblikken van
zijn leven en werkzaamheid,
Haarl. (1ste druk
1S53, .\'5e druk 1S59); Verpoozingen op letter-
kundig gebied,
Haarl 1850; Nieuwe Gedich-
ten,
Haarl. 1857, (herdr. 1873); Verscheiden-
lieden, meest op letterkundig gebied, een Tijd-
schrift op onbepaalde lijden,
Haarl. 1S58—71;
Gesprek met Vondel, naar aanleiding van \'t
hem toegedachte standbeeld,
Haarl. 1801; Ver-
strooide Gedichten uit vroeger en later tijd
(1831—01), 2 dln., Haarl. 1802; Aan mijn
\'* landgenooten op den l&den Juni
1805, Utr.
1805; Een vaderlandsch lied op hel veld bij
Tlciligerlee,
Utr. 1S0S; .Vadelieven, nieuwe
Dichtbundel,
Haarl. 1809; Jacob van Lennep,
in \'t ide St. der Verscheidenheden,
Haarl.
1SG9; Feesicantate bij de onthulling van het
Nationaal gedenkteeken van
1813, Utr. 1809;
De onthulling van het monument te Heiligcrlee,
Gron. 1873. Voorts gaf B. een viertal preek-
bundels en andere stichtelijke werken uit,
waaronder het tijdschrift Stichtelijke Uren,
waarvan een herdruk verschijnt in 8 dln.,
Amst. 1873, en bezorgde hij een nieuwe uit-
gave van Starings en Bogaers\' Gedichten.
Men verwacht binnen kort een uitgave van
zijn gezamenlijke dichtwerken, waaraan zijne
verspreide en onuitgegeven gedichten zullen
worden toegevoegd.
Beets (Pieter) geb. te Purmcrende, den
20en Aug. 1827, predikant bij de Hervormde
Gemeente te Zijbekarspel. Hij schreef de
volgende werkjes voor rederijkers: De Burg-
vrouw van Alengon, Historisch dramatische
Schets,
Nieuwe Niedorp 1803; Brinio, Hist.
dram. Schets
(Naar van Lennep\'s Onze Voor-
ouders),
N. Niedorp 1804; Het hooge verlaagd
en het lage verhoogd,
N. Niedorp 1805; Het
morgenrood van den vrijheidsdag
of De Over-
gang van Enkkuizen in
1572, N. Niedorp
1805; Vergelding, N. Niedorp 1805; Zes
uutsvoorlezingen,
N. Niedorp 1808; Strijd-en
Zegepraal of liet ontzet van Alkmaar,
1873.
Behaegel (Pieter) geboren te Thielt in
VVestvlaanderen, Sept. 1783; eerst wilde hij
monnik worden, doch huwde en werd pri-
vaatlceraar te Vive St. Bavo in West-Vlaan-
deren, daarna kostschoolhonder te Thou-
rout, waar hij ecne inrichting vestigde,
welke door geheel België spoedig beroemd
en zeer gezocht was. Reeds in 1807 was
hij tot bestuurder vaa eene normaalschool
voor onderwijzers benreind, doch had hier-
voor bedankt. Hij stond in hoog aanzien
bij Willem I, vooral wegens zijn eerst te
noemen werk. In 1830 werd hij hoofdre-
dacteur van een tijdschrift voor onderwijzers,
en bleef dit tot 1852. Hij overleed te
Brugge II December 1857- Behalve eenige
werken over Latijnsche en Fransche taal
schreef hij: Nederduytsche sprackkunsl, \'i
dcelen, Brugge; Korte verhandeling^ over de
deelen der rede, getrokken uyt zyne Fransche
spraekkunst; Teodor, of den deugdzamen scho-
lier,
Brugge 1S35; Tydwyzer voor het schrik-
keljaer
1812, waerby gevoegd zyn de honderd
figuren der geheugeniskuust; Tydwyzer voor
het jaar
1813, enz.; Antwoorden van den
Mecheluchen Katechismus; Verhandeling over
de Vlaemsche spelkunst,
Brugge 1838; Tyd-
schrift voor onderwyzers, uitgave onder het
loezigt van het staelsbestver,
15ruggclS42—52;
Drie boekdeelen van beredeneerde leerwyze;
i)              n           » bijdragen;
»             »           n officieel gedeelte.
Beijer (Gerrit), verdienstelijk lid van het
genootschap Kunstliefde spaart geen vlijt te
\'s Hage, het ten behoeve van zijn vrienden
in 1771 te \'s Hage een dichtbundel drukken,
getiteld Dichtgewijde Mengelingen voor zijne
vrienden,
bestaande meestal uit gelcgcnheids-
verzen.
Bsijer (J. C), was in der tijd leeraar aan
de Militaire Acad. te Breda en woonde later
te \'s Hage. Van zijne hand verscheen:
Krijgskundige Aardrijksbeschrijving, 3 dln.,
Nijm. lS3t—37; Handleiding tot den Neder-
landschen stijl,
2e dr., Rott. 1825, 5e dr.,
1854; Geschied- en Aardrijksk. Beschrijving
van het Koningrijk der Nederlanden enz.,
Dev.
1S43; Leerboek der Algemeene Aardrijksbe-
schrijving,
\'s Hage en Amst, 1840. Voorts
eenige schoolboeken.
Beijeren (Ernestine van). Zie Ternaar (Mej.).
Beijerman (Hugo) geb. den 5den Febr.
1791 te Rotterdam, studeerde in de rechten
en letteren te Leiden, deed een reis naar
N. Amerika, om aldaar een proces te voe-
ren, keerde twee jaar later terug, werd
advokaat in zijn geboortestad, doch legde in
1S27 zijne praktijk neer en vestigde zich met
ter woon op den Boekhorst in Gelderland.
Twee jaar later benoemde de koning hem
tot lecraar voor geschiedenis en aardrijksbe-
schrijving aan het Kon. Instituut der marine
te Medemblik. In 1831 zeide bij deze be-
trekking vaarwel voor het hoogleeraarsambt,
in taal en geschiedenis aan het Atheneum te
Deventer, van waar hij in 1839 naar Am-
sterdam vertrok, om den hoogleeraar van
-ocr page 27-
Rekker.                                                                 25
hare vriendin Aagje Beken, eerst in de Rijp»
later in de Beverwijk, op het aangenaam ge"
legen buitentje Lommerlust. Gedurende de
noodlottige burgertwisten der jaren 1785—
87 kozen de beide vrouwen de zijde der Patri-
ottcn, ten gevolge waarvan zij, na de komst
der Bruisen, den vadcrlandschcn bodem ont-
weken en naar Trcvoux in Frankrijk togen.
Gedurende het Schrikbewind van Rooespierre
liep E. Bekker, onder moer inwoners van
Trcvoux, gevaar haar hoofd onder de guil-
lotine te verliezen, doch hare tcgenwoordig-
lieid van geest en gevatte antwoorden redden
haar het leven. l?ij de omwenteling van
1795 keerden de beide vriendinnen in het
vaderland terug, maar een valsche vriend,
wicn zij bij haar vertrek haar niet onaanzien-
lijk vermogen toevertrouwd hadden, had
tijdens hare uitlandigheid dit goed ont-
vreemd. Zij vestigden zich nu in den Haag en
moesten met schrijven en vertalen haar sober
brood verdienen. Na de drie laatste jaren
met ziekte en pijnen geworsteld te heb-
ben, stierf Betje, 5 Nov. 1804, in de armen
van hare boezemvriendin en werd, volgens
hare begeerte, te Schcveningen begraven.
Deze dichteres en romanschrijfster gaf de
volgende werken in \'t licht: Bespiegelingen
over het genoegen,
leerdicht met een aan-
hangsel van vijf dichtmatige brieven, aan-
wijzende de weg tot het ware genoegen. Hoorn
1763; Bespiegelingen over den staat der Recht-
heid, den Kal en den gevallen mensch,
Hoorn
1765; Walcheren in 4 zangen, Hoorn 1769;
Proeven van Mengeldichten, Hoorn 1769;
Lier-, Keld- en Mengelzangen, Hoorn 1772.
Voorts twee poëtische brieven: Jacoba van
Berjeren \'aan Krank van Borstelen,
Hoorn
1773 en yirnold Geesteranus aan Marie van
Reigersbergen,
Hoorn 1775. De hekeldichten:
Onveranderlijke Santhorstsche Geloofsbelijdenis
waarachter de Menuet en Domineéspruik (beide
zonder naam) en Aan mijn geest, Hoorn
1774; Beemster Winter-Buitenleven, Amst.
en \'s Hagc 1778; Proeven van Dichtlieren\'le
kleinigheden en uitspanning van den geest,
\'s Hage 1780; De Natuur is mijn zanggodin,
den Haag 1780; Mengelpoëzie, 3 dln., Amst.
1785; Kertrouwde brieven, \'s Hage 1S0O en
Geschriften eener bejaarde vrouw, 2 dln.,
\'s Hage 1S02. Gezamenlijk met bare vriendin
Aagje gaf ze uit Oeconomische liedjes, 3 dln.,
\'s Hage 1780, zijnde gezangen voor den
dienstbaren stand, meerendeels van Aagje;
Brieven over verscheidene onderwerpen, 3 dln.,
\'s Hage 1780; Historie van Jufvrouw Sara
Burgerhart,
2 dln., \'s Hage 1782, 4de dr.
1S36; XL stuks fabelen, met even zooveel
plaatjes, \'s Hage 1784; Historie van den heer
IKillem loevend,
7 dln., met een 8ste dl. als
aanh., \'s Hage 1784; Brieven van Abraham
Kampen op te volgen; hij was er tot 1865
werkzaam. Vier jaar later trok hij metter
woon naar \'s Gravenhage, waar hij 13
Juni 1870 overleed. Zijne werken zijn:
Over hel schrijven van de geschiedenis der
Nederlanden,
\'s Hage 1831; Over de nood-
zakehjkheid\', om de studeerende jongelingschap
reeds vroegtijdig cene grondige kennis mede te
deelen van de taal, letteren en geschied, des
vaderl.,
Dev. 1830; Redevoering ten hatooge,
dat het geenszins de Kngelschen zijn, zooals
Montesquieu zegt, maar de Nederlanders, die
ter zei f der tijd de drie gewichtige zaken, de
godsdienst, de vrijheid en den handel ten meesten
maatschappehjken nutte wisten aan te wenden,
1839; Met wat hart liebben de Staten van
Holland en Oldenbarneveld den graaf van Leg-
cester in
1585 uit Engeland verwelkomd, in
de Vad. Letteroef., 1846; Oldenbarneveld, de
Staten van Holland en Legcester in
1585 en
1586, Dev. 1847. Voorts nog verscheiden
redevoeringen, verhandelingen en voorlezin-
fen in den Overijselschen Alm. voor O. en
i., in de Vad. Letteroefeningen, in de jaar-
boeken van het Kon. Inst. en in de Werken
der Maatsch. tot Nut van \'t Algcm.
Bekker (Balthasar) geb. te Metslawier in
Friesland 20 Maart 1034, studeerde te
Groningen en te Franeker en was achter-
ccnvolgens predikant te Oosterlittens, Fra-
neker, Loeneu aan de Vecht, Weesp en
Amsterdam. Als ijverig aanhanger van Des-
cartcs had hij veel onaangenaamheden te
verduren; doch dit schrikte hem niet af \\p
het bestrijden van allerlei bijgeloof en voor-
oordeelen. Met dat doel schreef hij De be-
tooverde wereld,
Leeuw. 1691, verscheiden
malen herdrukt, \'t laatst te Deventer 1790,
waarin hij den invloed des duivels op den
mensch ronduit ontkende, en het bestaan van
spoken en tooverheksen bestreed. De uit-
gave van dit boek kostte hem zijne betrek-
king: hij werd als predikant afgezet, doch
behield zijne wedde. Hij stierf 11 Juni
1698. Behalve vele godgeleerde werken,
met wier opnoeming wij ons niet zullen
bezig houden, bestaat er van dezen man nog
eene Gerijmde Kinderleer of Kort Begrip van
den Nederlandschen Catechismus tot behulp dei-
memorie, voor de kinderen en eenvoudigen ge-
rijmd,
te vinden achter zijn Friesche godge-
leerdheid.
Voorts vindt men nog eeuige vcr-
zen van Bekker in de Rijmwerken van Dirk
Schelle.
Bskker {Elisubeth) gcb. te Vlissingon 21
Juli 1738, trad nog zeer jong zijnde in
den echt met den Beemstcr predikant A.
Wolff, dien zij in 1772 door den dood ver-
loor. Na dien tijd leefde zij te zanien met
-ocr page 28-
26
Bellamy—Btalmonte.
Blankaart, 3 dln., Breda 17S8; Gesprekken
met Emilia,
Breda 1788; Dichterlijke Wande-
lingen door Bourgondië,
\'s Hage 1789; De
Gevaren, van den Laster
in brieven, \'s Hage
1792; Fabelen voor de Nederlaudsche jeugd,
\'s
Hage en Amst. 1792; Historie van Cornelia
Wildschut of de gevolgen der opvoeding,
6
dln., Amst. 1793—96; Gedichten en Liedjes
voor het Vaderland, \'s
Hage 1798; Poëtische
werkjes,
6 stukjes, Utrecht 1804; Iets voor
ouders eu kinderen,
Leydcn 1805. Bovendien
vertaalden zij vele werken uit het Fransen,
Engelsen en Hoogduitsch, en schreven vele
losse gedichten, vooral naar aanleiding van
de gebeurtenissen van den dag.
Bellamy (Jacobus) geb. te Vlissingcn 12
Nov. 1757 uit onaanzienlijke ouders; zijn
moeder reeds vroeg weduwe zijnde, bestemde
haar zoon voor de baktrog. De hooglceraar
Te Water en nog cenige andere lettcrvrien-
den den gunstigen aanleg van Bellamy be-
merkt hebbende, gaven hem een betere op-
lciding; hij leerde Latijn en kwam daarna
aan de hoogcsehool te Utrecht als thcol.
student. Hier geraakte hij in kennis met
vele jonge lieden van kunde en smaak, waar-
onder de bekende J. F. Kleyn. Gedurende
zijn verblijf aan de academie had B., die
ook lichamelijk sterk ontwikkeld was, de
roekeloosheid een pennemes door te bijten
en het ongeluk het stuk door te slikken.
Dit veroorzaakte hem aanvankelijk veel pijn,
en ofschoon hij er later niets meer van ge-
voelde, heeft dit stuk pennemes hoogst waar-
schijnlijk zijn dood bespoedigd. Anderen
schrijven zijn dood toe aan de gevolgen van
het schaatsenrijden (11 Maart 1786). Na
cenige bijdragen in de Post van den Neder-
Tihijn
en in de Vad. Letteroefeningen gele-
verd te hebben, gaf hij de volgende werken
uit: Vaderlandsche Gezangen van Zelan-
dus,
1782; Gezangen mijner jeugd, Amst.
1782; Gezangen van J. Bellamy, Amst. 1785.
Voorts vindt men nog menig dicht- en proza-
stukje in de Proeven voor het verstand, den
smaak en het hart,
3 st , Dordr. 1791 en in
het Taal-, Dicht- en Letlerk. Kabinet van G.
Brender a Brandt*,
Amst. 1781—84. In
1810 gaf A. Loosjes te Haarlem zijn Gedichten
uit, waarvan in 1842 een 3de druk verscheen.
Belle (Jan van) onderwijzer te Haarlem,
in de eerste helft der 18e eeuw, legde zich
bijzonder op het Nederlandsch toe en maakte
cene zonderlinge spraakkunst op rijm, get.:
Korte Wegwijzer ter Spel- Spraak- en Dicht-
kunde tol gemak voor \'t geheugen van Ouden
en Jongen in Nederduytsche Dichtmaat ge-
bracht,
Haarl. 1748. Nog bestaan van hem :
Daoids Psalmen berijmd, Haarl. 1733; Korte
Schels der Nederd. Spraakk., Haarl. 1755.
Eenige gedichten, nagelaten door J. van Belle,
uitgeg. door eenige liefhebbers der dichtkunde,
Haarlem 1756.
Bellemans (Daniël) (1640—1674) geb. te
Antwerpen was pastoor te Horssen, in Maas
en Waal. Hij heeft twee bundels met lie-
dekons nagelaten, get.: Hel Cytherken van
Jezus, speelendc
CO N. Liedekens op het groote
Jubille van \'t II. Sacrament tol Brussel,
Brussel 1670 en 79; Den liffelijcken Para-
dysvogel tol Godl omhoog oliegende,
1683,
6de dr., Brussel 1686.
Bellens (Peter Jacob), kundig muzikant en
meest geliefde gelcgcnhcidsdichter der stad
Lier, waar hij geboren werd in het jaar
1800 en overleed op 28 September 1858.
In druk verscheen van hem: Giafar en Zdida,
of de bouwvallen van Babyloniën,
geschied-
kundig tooneelspcl in verzen, 1840; Broeder-
en Zusterliefde,
tooneelspcl in vijf bedrijven,
1841; De ware vlijt, bekroond tooneclspel
in één bedrijf, 1841; Gedichten voor de jeugd,
1842; üicht- en Prozastukken.
Bellet (Jan), in de eerste helft der 17c
eeuw boekdrukker te Yperen, waar hij in
1620 factor was der Rederijkerskamer De
liosicren. Hij schreef de tooneelspelcn:
Wenceslas, 1632, Damden Belsabée, 1635; en
de blijspelen: Francasso en Florette, en
Monsieur Lappe en Juffrouw Warmoes.
Belknm (Klaas van), geb. te Leeuwarden
13 Juli 1811, was eerst bakker en is
thans koster der Groote Kerk aldaar. Bovcn-
dien is hij geëxamineerd Godsdienstonder-
wijzer. Hij schreef behalve vele brochures
en werken op theol. gebied: De christelijke
bode, schetsen uit het leven,
Leeuw. 1854;
De kerken onder het kruis, schetsen en beelden
uit de geschied, der Fransche protestantsche
kerk,
Leeuw. 1857; Geloof, Hoop en Liefde,
Christelijke vrouwenbeelden uit de geschied, der
kerk,
2e dr., 1858; Anekdoten of geschiedk.
bijzonderheden uit het leven van beroemde man-
nen ten tijde der kerkhervorming,
Leeuw. 1861;
Uit hel leven, Schetsen uit de uchterlmurlen,
Leeuw. 1869, 3e dr. 1872; Schetsen uit het
leven (vervolg op de achterbuurten)
Leeuw.
1872; Een blik op den Rijn, zijn boorden,
bergen en dalen (Reisherinnering),
Leeuw. 1873.
Belmonte (B. E. C), schreef: Neerlandsch
West-Indiè in zijn belangen
en Dr. W. R. van
Hoëvell in zijn Slaven en Vrijen,
Leid. 1855;
Over de hervorming van het regeeringsstelsel in
Nederl. West-Indiè,
Leid. 1857.
-ocr page 29-
27
Hemden—Bent.
Benjamin {Hendrik) leefde in \'t laatst der
15e eeuw. Hij was tooneeldichter en schreef
De minnaar van zijn vrouw, Amst. 1692;
Krispijn Baron en Afslager, Amst. 1694; De
Koppelaar van zijn vrouw,
Amst. 1698 en
Felicia, Amst. 1690, die allen op den Am-
sterdamschen schouwburg zijn vertoond.
Bennet {Roelof Gabriel), geb. te Groot-
Zundert den 20 Maart 1774, trad in 1785
als adelborst in dienst, had vele ontmoetin-
gen en wederwaardigheden gedurende den
tijd van de overheersching der ïranschen,
werd na de omwenteling van 1813 kapitein
en onder-directeur aan het Nieuwe Diep,
doch moest wegens ongesteldheid zijn cervoi
ontslag uit den dienst verzoeken. Hij ves-
tigde zich toen met ter woon te Hattem
en schreef met den kostschoolhoudcr J.
van Wijk Rz. in verschillende maandwerken
stukken ter verdediging van Neerlands eer
op het veld der ontdekkingen. In verceni-
ging met dezen aardrijkskundige behaalde
hij in 1825 bij het Prov. Utrechtsen Ge-
nootsch. van Kunsten en Wetensch. eenc
gouden medaille voor het schrijven van een
Verhandeling over de Nederlandsche onldekkin-
gen in Amerika, Australië, de Indien en de
Poollanden en de namen welke weleer aan de-
zelve door Nederlanders zijn gegeven.
Voorts
zond hij in het licht: Nederlandsche Zeereizen
in het laatst der zestiende, zeventiende en het
begin der achttiende eeuw naar de oorspronke-
lijke journalen of gelijktijdige berigten op nieuw
uitgegeven met aanteekeningen en ophelderingen
vermeerderd,
5 dln., Amst. 1828—32; De
eer van den Nederlandschen reiziger J. Rogge-
veen gehandhaafd tegen het Examen Critique van
C. P. Claret Fteurien,
Amst. 1829. \'Zijne laatste
levensmaanden bracht hij te Ede in Gelder-
land door, waar hij in Febr. 1829 overleed.
Benninck {Karet), in 1804 te Brugge ge-
boren en aldaar in 1847 overleden. Hij was
voorzitter der Maatschappij „IJver en Broe-
dermin" in zijn geboortestad. Hij schreef:
Uitgalmingen, Brugge 1828.
Benningh {Johan Bodecheer) (1606—1642),
geb. te Loosdrecht, hoogleeraar in de wijs-
bcgeerte aan de Leidsche hoogeschool. Hij
overleed krankzinnig. Van hem zien het
licht Lei/dsche Oorlofdaghen of Nederduyt-
sche Gedichten,
Amst. 1630; Dido of Hegl-
looze Minnetocht,
treursp., Leiden 1634.
Bennink Janssonias. Zie Janssonius.
Bent {Jan) leefde te Hoorn in de eerste
helft der 18e eeuw. Hij schreef: Rijmge-
dachlen over het lijden van Jezus Christus,
Bemden {Jaek van den) geboren te Ant-
werpen 21 Februari 1828 waar bij vischhan-
delaar is. Hij schreef onderscheiden no-
vellen in den Volksalmanak, welke door het
„Vlaamsch gezelschap" te Antwerpen werd
uitgegeven. In dien voor 1855 vindt men
bv. Eetw ongelukkige familie.
Bemmel {Abraham van), geb. te Amers-
foort (1703—84), was klerk ter secretarie
ald. en schreef Beschrijving der stad Amers-
foort,
Utr. 1702, 2 dln. met pi.
Bemmel Suyck (Cornelis Johannes van), geb.
te \'s Gravenhage den 30 Nov. 1839, predi-
kant eerst te Welsum, thans te Koppel,
schreef Een dag op den Karmel, gedicht, Lei-
den 1802; üe Horze, een roman, Arnh. 1872.
Bemmelen {Johannes van) (1755—1808)
geb. te Delft, kostschoolhouder te Leiden,
waar hij overleed. Behalve veel schoolboekjes
gaf hij verscheiden gelegenheidsgedichten in
t licht, waarvan men een opgave kan vin-
den in den catalogus der Maatsch. der Ned.
Lcttcrk. I p. 301.
Bemmelen {Abraham van),\' geb. te Delft
den 27 Mei 1779, was predikant te Anke-
vecn, Loosduinen en Oosterhout. Overl. den
28 Juni 1842. Behalve vele leerredenen gaf
hij uit: Geschiedenis der Goddel. Ojienb. des
Bijbels,
Rott. 1827 (2e dr. 1847); üe ge-
schiedenis der Maccabeers in hare veelzijdige
belangrijkheid voorgesteld,
Dordr. 1837, (2e dr.
1845). Voorts vele beoordeelingcn in de
Jaarb. der Wetensch. en Kunst in het Koning-
rijk Holland,
de Bibliotheek van Theolog. Let-
terk.,
de Boekzaal en de Vad. Letteroef.
Bemmelen {Pieter van), geb. te Almelo
4 Juni 1828, eerst rechter te Alkmaar,
toen te Nijmegen en nu te Leiden. Hij
schreef behalve een paar juridische brochu-
res: De Bijbel en de doodstraf, Alkm. 1865;
De doodstraf, populaire voordragl, Leid. 1805;
Be doodstraf, wetensch. bijvoegsel, Leid. 1865;
Doodstrafpolemiek, Alkm. 1866; Limburg,
Luxemburg en het Congres te Londen van
1867.
Het belang van Nederland en de bemoeijingen
zijner diplomatie,
\'s Hage 1869; Een politisch
vredebeginsel,
Utr. 1809; De oorlog van 1870,
Frankrijk en Duitschland, onze verhouding lot
beiden,
\'Nijm. 1870.
Bempde {Jordaan van den), omstreeks 1034
te Doornik geboren en te Brugge 11 Maart
1071 overleden. Hij was geestelijke van de
orde der Dominikanen. Hij schreef een zede-
dicht: Den Moedigen Goeden Vrijdagh verdeeldt
in XII weendkhten,
Loven 1070, kl. 8U.
-ocr page 30-
2S
He re limans—Berffh.
Hoorn 1726; Het Kersfeest, in 3 boeken -
Amst. en Hoorn, 1739.
Berchmans (■/.. />.) /ie vrouwe Courtmans.
Berg (Ahasuerns van den) geb. te Dord-
recht, 20 Fcbr. 1733, predikant te Am-
hem en aldaar overleden 0 Jan. 1807.
Hij heeft zich hij het vervaardigen van de
nieuwe Psalmberijming (1773) en hij liet
uitkiezen er. verzamelen des Evangelisch en
gezangbundels (1S07) verdienstelijk gemaakt.
Hij schreef: Proeven van geestelijke Oden en
Liederen.
3 Dln., Utr. 1779; Levensbericht
van J.
A\'. Martinet, Amst. 1796; Gedachten
over Geestelijke Oden en Liederen,
Utrecht
1802, met een vervolg, 1803. Met Martinet
gaf hij uit Geschenk voor de jeugd, 12 st.,
Amst. 1781; Nieuw geschenk voor de jeugd,
6 st., Amst. 1792.
Berg van Dussen Muilkerk{W.E.J.), schreef
De Réfugiés in de Nederlanden na de herroe-
ping van het Edict van Nantes. Eene proeve
van onderzoek naar den invloed welke hunne-
overkomst gehad heeft op handel en nijverheid,
letteren, beschaving en Zeden.
Eerste dl. Han-
del en Nijverheid,
Amst. 1845.
Bergen (Daoid van) of David Montanus,
zooals hij zich gewoonlijk noemde, was een
Antwerpenaar van geboorte en werd in 1C53
predikant te Maartensdijk in de provincie
Utrecht van waar hij een jaar later naar
Sluis in Vlaanderen vertrok. Hier overleed
hij in 1087. Behalve zijne prozawerken op
theologisch gebied, schreef hij: Bundelken
Myrrhc van den lydende en strydende Chris-
fus, bevattende synen Uitgang uit de stad
Jeruzalem. Overgang over de beke Kedron.
Ingang in den Hof Gethsemane. Bloedigen
zielenselfstryt aan den Olyfberg.
Mitsgaders
een voorrede over de woorden, Hooglied I :
13. Myn liefste is my een bondelken Myrrhe
dat tusschen myue borsten vernugt. Met een
voorsprake der Heilige Dichtkunst. In Rym
en Rymeloos tsamen geknoopt,
Rottcrd. 1684;
Bethlehems- Sta/licht. Foor in en na Kersnacht
verschenen. Ofte Geboorte onses Heylandts.
Tol een, Nieiiw-Jaer-Gifte Aen de Christenheyt
,
Middelb. (z. j.).
Bergen (Janus Montanus gezegd van), mis-
schien wel een bloedverwant van den voor-
gaiindcn, was student te Leiden, daarna te
Utrecht, leefde er zeer los, ging als matroos
naar de West, nam dienst op een oorlogs-
galei te Malta, hield zich eenigen tijd te
Rome op en keerde toen arm en berooid
naar het vaderland terug. Zijn geboorte- en
sterfjaar zijn onbekend. Hij schreef: Oorlog
der Philosopheu of een beroemde veldslag ge-
slagen tusschen de vermaerde Aristoteles en den
grooten Dcscartes, berijmd door Janus Mon-
tanus, gezegd van Bergen, Nullius et Artis
Fumatoriae Doctor,
te vinden achter het Ge-
mengelde Paruasloof,
2e dr. Amst. 1716 bij
Joh. van Leeuwen. Tijdens zijn verblijf te
Leiden schreef hij Lof der Tabak en hel
Studentenleven,
Bergb (Barlel van), van hem is ecu treur-
spel bekend: Ajax en ülyssus, 1654.
Bergb (Adriaen van den), van wien twee
treurspelen bekend zijn: Jeronimo Marschalck
van Spanje,
1621, 3e dr. 1644 en Polidoor,
1622.
Bergb (C. van den). Zie GlasillS {B.).
Bergb (Laurent Philippe Charles van den),
geboren te Dusseldorp, 20 Juni 1815, stu-
deerde en promoveerde te Utrecht in de
rechten. Na in ondergeschikte betrekkingen
aan het Rijks-archicf te \'s Hagc verbonden
geweest te zijn, werd hij na den dood van
Bakhuysen van den Brink tot Rijks-archi-
varis aangesteld, welke betrekking hij nog
bekleedt. Hij schreef: Het Baskische meisje
in den burgeroorlog van
1834—5. Romance,
Utrecht 1835, 8°; Bloemlezing uit de drama-
tische werken van Shakesper e in Nederduitsohe
dichtmaat overgebragl,
Amst. 1835, 8°; De
leer der enkele en dubbele vokaalspelling in hel
Nederlandsch, onderzocht en opgehelderd,
Rott.
1836, 8°; Nederlandsche volksoverleveringen en
godenleer, verzameld en opgehelderd,
Utrecht
1836, 8°; Gedenkboek van het tweede eeuw-
feest der Utrechlsche Hoogeschool,
Utrecht 1839,
8°; De Nederlandsche volksromans. Eene bij-
drage tot de geschiedenis onzer letterkunde,
Amst. 1838, 8°; Verslag der historische na-
sporingen op gezag van hei gouvernement in
1838 in Frankrijk gedaan, Arnhem 1840, 8°;
Verhandeling over de oude wijze van strafvor-
dering in Gelderland, Holland en Zeeland,
voornamelijk in de
13e en 14e eeuwen, Leiden
1842, 8°; Gedenkstukken lot opheldering der
Nederlandsche geschiedenis, opgezameld uit de
archieven te Kijssel, en op gezag van hel Gou-
vernement uitgegeven,
Leiden 1842-47, 3 dln.,
8°; de beide laatste doelen onder den titel
van Correspondance de Marguerite d\' Autriche,
enz.; Gedachten over armoede,. overbevolking en
kolonisatie,
Leiden 1846-80; Proeve van een
kritisch woordenboek der Nederlandsche mytho-
logie,
Utrecht 1846, 8°; Grondtrekken der
Nederlandsche wapenhtnde,
Leiden 1847, 8°;
Roman van Heinric en Margriete van Lim-
borch, gedicht uitgegeven door L. Pk. C. v. d.
B.
(werken van Letterkunde) Leiden 1847;
-ocr page 31-
Bergh—Hergmann.                                           29
naar Longfellow (bew. met B. Pli. de Kan-
ter), Haarl. 1856; Nieuwe Gedichten, Schied.
1856; Fantasy en Leven, Schied. 1859; Merkw.
mannen, Schetsen voor jongens,
Rott. 1860;
Longfellows Gedichten, Haarl. 1861; Geest
en Hart, liederen
(Duitsche dichters nagez.),
Utrecht 1861; Leven en Lieven (idem), Utr.
1862; Heden en Verleden, Schied. 1864; De
Geuzen, T.piesch gedicht
(naar Seyflard), Dev.
1864; Heintje de Pos (naar \'t Hoogd. vau
Hartman), Utr. 1S65; Uit mijn zomer, Schied.
1868; Heroch Arden naar Tennyson, \'s Hage
1809. Met W. Hofdijk gaf hij uit: Gedenk-
boek der oprigting van liet monument ter her-
innering aan den volksgeest in
1830 en 31,
1856.
Bergh (Willem Jounnes Nikolaus van den),
gcb. 10 Scpt. 1829 te \'s Hage, was aldaar
van 1857 tot 1861 apotheker, reisde daarna
ongeveer vier jaren door Engeland on i\'rank-
rijk en is sedert 1865 leeraar in vreemde
talen te Parijs. Behalve een aantal dicht-
en prozastukken in periodieke geschriften,
als in de muzenalmanak, katholieke almanak
enz., schreef: Andreas llofer, treursp., \'s Hage
1855; Schetsen en poezy, Rotterdam 1855;
Vrouwendeugd en de Remplacants, kcee novel-
len,
Rotterdam 1856; Dichtbundel, Holland-
sche, Fransche, Engelsche en Duitsche oorspron-
kelijke gedichten,
Antwerpen 1864.
Berghuis (Lammert) schreef: Bloempjes uit
mijnen jeugdigen leeftijd, Gedichten,
Gron.
1851.
Bergman (Jean Theodore) geb. te Vlissin-
gen 24 April 1795. Hij promoveerde in de
theologie en in de letteren en was van 1827—
65 eerst Onder- en verv. Tweede Bibliothekaris
aan de Leidsche Hoogeschool. Behalve zijne
acad. proefschriften en vert., schreef hij Le-
vensschels van F. A. Bosse met aant.,
Haarlem
1841; Inleiding en aanteekening of eene her-
ziene uitgave van den ouden Leydschen Patroon
of derden Octobers Banket,
Leid. 1867. Voorts
een paar stukjes over het Hoog. Onderw. en
verschillende bijdragen en levensberichten in
de werken en mededeelingen van de Maatsch.
der Ned. Letterk. te Leiden, waaronder: Proeve
eener geschied, der Maatsch. der Ned. Let-
terk.,
1866.
Bergmann (Anton) geb. te Lier den 29 Juni
1835, studeerde te Gent onder de leiding
van J. F. J. Heremans, voltooide zijne
studiën in de rechten aan de Vrije Hooge-
school te Brussel en werd advokaat te Lier.
Reeds aan de Gentsche Hoogeschool stichtte
hij met Jul. Vuylsteke het taalminnend
studenteugenootschap \'t Zal wel aaan eu
\'s Gravenhaagsche bijzonderheden, \'s Gravenh.
1857-9, 2 stuks, 12°; Handboek der Middel-
Nederlandsclte geogruphie, naar de bronnen be-
werkt,
Leiden 1852, 8°; N\'og een woord over
Leidens regt op het Haarlemmermeer,
Leiden
1851, 8°; Register van Hollandsche en, Zeeuw-
sehe oorkonden die in de Charterboeken van
Mieris en Kluit ontbreken,
Ie Afd., Amst.
1861, 8°; Keur uil de werken van Jacob Cats
verzameld door,
enz., Leid. 1852, 8°. Met
Bakhuyzen van den Brink en de Jonge gaf
hij uit: Hel Nederlandsclte Rijks-archief, ver-
zameling van onuitgegeven oorkonden en beslui-
ten voor de geschiedenis des Vaderlands,
\'s Gra-
venhage 1S57, 8". Verder geeft hij nog in
afleveringen sedert 1868 uit: Oorkondenboek
voor Holland en Zeeland.
(Uitgegeven van wege
de koninklijke Akademie van weienschappen),
lsle Afd. tot aan het einde van het Holland-
sche huis,
Amsterdam en \'s Hage, 4".
Bergh (P. A. van den) schreef Herders-
zangen en Minnedichtjes,
\'s Hage 1851.
Bergh (P. F. Heloetius van den). Zie Hel-
vetius van den Bergh.
Bergh (P. II. van den) schreef: De vorsten
en bewindvoerders van al de oude en nieuwe
staten der wereld met geschied- en aardrijksk.
mededeelingen
enz. mitsgaders opgave van al
de voormalige en nog bestaande geestelijke en
wereldlijke ridderorden,
Ie afl., Haarl. 1872.
Bergh (Samuel Johannes van den) werd te
\'s Gravenhage geb. 10 Jan. 1814 en op-
geleid tot apotheker ten einde wijlen zijn
vader in de zaak op te volgen die reeds
meer dan honderd jaren door de familie van
den Berg gedreven was. Dit gebeurde in
1840 en van nu af leefde hij met ijver voor
zijn vak en voor de poëzie. Hij stierf on-
verwachts 24 Dec. 1868. Hij is de stich-
ter van het genootschap Oefening kweekt
kennis.
Hij schreef: Oden van Anacreon (met
ten Kate) Gron. 1837; Uitheemsche Bloemen,
Utrecht 1839; De gevangene op den Kaukasus
naar Puschkin, \'s
Hage 1840; Trudesinde,
een legende
(niet in den handel), 1841; God-
gewijde Zangen naar Th. Moore,
Utr. 1842;
Eric XIF op Grypsholm, \'s Hage 1841; Het
Licht van den Harem, naar Th. Moore,
1843;
De Zeeroover naar Lord Byron, Haarl. 1843;
Edmunds Mandoline {Minneliederen), Haarl.
1844; Lara naar Byi\\«, 1845; Reisindruk-
ken, herinneringen en ontmoetingen op een
uilstapjen naar België,
1846; Een dichtbundel
voor mijn vaderland,
Haarl. 1848; Balladen
en. gedichten,
Schied. 1852; Mijn uilstapjen
naar Engeland,
Arnhem 1854; De Nachtegaal
en luit Lijstertjen,
Gouda 1854; Evangeli/ie
-ocr page 32-
30
Hergama—Bevkhey.
leverde hij in het jaarboekje voor 1855, de
eerste proef zijner pen. In de Genlsche stu-
denten almanakken
en in de Gentsclif jaar-
boekjes
leverde hij veel bijdragen onder het
pseudoniem van Tony, als: fragment; De eerste
lief de van Frans ; Eeneware Geschiedenis; Eene
schoone partij,
enz. Voorts Noord en Zuid, 1856;
Op de kermis; en afzonderlijk Philips van Mar-
nix. Plundering der Hoofdkerk van Lier,
1857;
Twee Rhijnlandsche Novellen, 1870; Geschie-
denis der stad Lier,
Antw. 1873.
Bergsma (E.) schreef: Over de weeskamers
zooals die vroeger in Holland en Zeeland be-
slonden,
Utr. 1855; De weeshuiskwestie, een
vijftigjarige strijd van
1809—59, Sneek 1870.
Bergsma   OW. B.) schreef: De acht tafe\'
reelen van   den gecoslumeerden opiogl den 25
Junij 1851   door /iel Utr. studentencorps te
houden, in  htm historisch verband beschouwd.
Berkhey (Johannes Ie Francq van), werd
geboren te Leiden 23 Jan. 1529, waar
zijn vader wolhandelaar was. Opgevoed door
zijn grootvader van moeders zijde, den
kunsthandelaar Berkhey, werd de jeugdige
Johannes voor den handel in schilderijen en
rariteiten bestemd, doch al spoedig ontwaakte
in hem een groote liefde voor de ontleed-
kunde. Hij legde zich dus op de studie der
feneeskunde toe, promoveerde in 1761 tot
octor in de medicijnen en werd in 1773
tot lector in de natuurlijke Historie aan de
Leidsche hoogeschool benoemd. Tusschen
de jaren 1780—87 was onze dichter een warm
voorstander van den stadhouder en diens
stamhuis. Zijn gehechtheid aan \'t Oranje-
huis wikkelde hem in een kostbaar proces,
waarbij zijn klein vermogen te gronde ging.
Na 1795 van zijn lectorschap ontslagen,
woonde hij nu eens te Leiden, waar zijn
woning in puin stortte bij de bekende ramp
van 1807, dan te \'s Hage, totdat de dood
in zijn geboortestad aan zijn veelbewogen
leven een einde maakte (13 Maart 1812).
Zijn afzonderlijk uitgegeven werken zijn de
volgende: \'t Bataafsche Athene, in drie Her-
derskouten,
Leiden 1760, 2e verm. dr. 1766;
Claudius Civilis, Hersteller der Bataafsche
vrijheid,
treursp., Amst. 1764; Het Rhijn-
landsch Wedspel in verscheiden Landgezangen,
ter gelegenheid van de lntreede van Z. B. H.
Willem V binnen Leyden,
ald. 1766; Huwelijk
van Telemachus en Antiope in Ithaka
ter
gelegenheid van de luisterryeke receptie van
den Prins en de Prinsessen van Oranje en
Nassau in Amsterdam,
treursp., Amst. 1768;
Hekeldigt voor den Heer e J. Nomsz, ter af
gedwongen verdediging van L. F. v. B.,
1769;
voorts nog een paar stukjes, zijn twist be
treffende inet Nomsz. Voorts Natuurlijke
Historie van Holland,
6 dln., met pi., Amst.
1769—7S; Leydens Burgertraanen op de graf-
zerken der Edele Groot Achtbare Heeren vade-
ren Mr. Johan van der Marck,
enz., Leyd.
1771; De lof der dankbaarheid, bekroond door
Kunstliefde spaart geen vlijt, 1773; Het ver-
heerlijkt Leyden bij hei tweede eeuwgetijde van
deszelfs heuchlijk Ontzet
1774, ald. 1774, met
welke dichterlijke redevoering hij zijn naam
als dichter vestigde; Het vernederd en ver-
heerlijkt \'s Gravenhage, eeuwzang,
Amst. 1776;
Gedichten,- 2 dln., Amst. 1776—79; Be lof der
christelijke Weldadigheid,
Amst. en Leyden
1778; De poëtische Snapper, 1778; Zinspelende
gedigtjes op de geestige prentjes, geëist door
P. de Mare,
Leyd. 1779; Gouden Jubelzang,
Leyd. 1779; ouderlijk afscheid en getrouwen
raad van een welmeenend eendragtsburger aan
zijn zoon, gereed om voor \'t land, vrijheid en
godsdienst op \'s lands vloot van oorlog te
dienen,
Amst. 1781; Eerbare proefkusjes van
Vaderlandsch Nuif en de Arkadische vrijerijen
van JHchlliefen Gloorroos,
Amst. 1782; in den
trant van Heemskerks Arcadia; Be Zeetriumph
der Bataafsche Vrijheid op de Boggersbank,
2
dln., met pi., Amst. 1782; Cronyke der stad
Leyden,
1783; Vaderlandsche Bijzonderheden,
3 dln., Amst. 1785—87; Verzameling van
Leydsche Keur en Hekeldigten van een echten
vrank en vrijen ouwerwetschen Patriot met een
bekorte sleutel van
1783—88, Leyd. 1785;
Het feestvierend Leyden, ald. 1793; Jok en
Ernst, akademische Vertellingen mijner jeugd,
Leyd. 1798; Bataafsche Menschelijklieid of de
gevolgen der Tweedracht, betoogt uit de ram-
pen van liet Vaderland in
562 scherp dichter-
lijke sluitvaersen en rondborstige vraegen naar
de rechten van den mensch voor de tribune der
eendracht
(onder den naam van Janius Laco-
nicus Franco Batavus),
met pi , Leyd. 1791;
Ernstige en boertige (dichtmatige) Vertellingen
mijner jeugd, ware origineelen,
Leyd. 1804;
Natuurlijke Historie van liet Rundvee in Hol-
land,
6 st., met pi., Leyd. 1805—11; Lijk-
gedachlenis van Z. B. H. Prins IVillem V,
1806, door Bilderdijk beschaafd; Oud Hol-
lands Vriendschap, gevolgd van Utrechts Eeuw-
schels,
Leyd. 1807; Nagelaten Gedichten,
Haarl. 1813. "Voorts een menigte losse ver-
zen, naar aanleiding van de gebeurtenissen
van den fel bewogen tijd, waarin hij leefde,
verspreid of opgenomen in de werken van
dichtlievende genootschappen, waaronder de
bekende Proeven van het vermogen der Neder-
duitsche Bichtkunst, om de Maatklanken op
allerleye onderwerpen te schikken en naar by-
zondere geluiden te buigen,
te vinden in de
werken van het Leidsche Dichtgenootschap
Kunst wordt door arbeid verkregen.
-ocr page 33-
Berklient—Beton w.                                          31
leed te Mcchelen 16 December 1601, en
schreef: Leven en martelie van Maria Stuart,
Antw. 1588, kl. 12°.
Bcrnagie {Pieter), geneesheer en later
hoogleeraar in de Medicijnen aan het Athe-
naeum te Amsterdam en ald. den 28 Nov.
1696 gest., schreef 15 tooneelspelen (alle
uitgegeven te Amsterdam), waarin hij de
zeden en gewoonten van zijn tijd schildert.
Het zijn: De Amsterd. Apotheek 1682; de
Huwelijken staat,
1684; de belachelijke Jon-
ker,
1684; het betaald Bedrog, 1684; Het
Franeker studentenleven,
klsp., 1684 (alle
kluchtspelen); Constantinus de groote, eerste
christen\'keyzer,
treursp., 1684; de ontrouwe
kantoorknecht en liclitvaerdige dienstmaagd,
kluchtsp., 168 5; de Romanzieke Juffer, kluchtsp.,
1685; Paris en Helene, treursp., 1685; Het
Huwelijk shiylen,
blijsp., 1685; De ontrouwe
Voogd: de Goê Vrouw,
2 kluchtsp., 1686;
Arminitis, Beschermer der Duytsche Vryheit,
1686; De JJebaucliant, blijsp., 1686; Voorspel
aan de Burgemeesteren en Regeerders der stadt
Amsterdam.
Zijne tooneelpoezie is uitgegeven
in 5 dln. Zijn Belachelijken Jonker en zijn
Huwelijken Staat hebben zich lang op het
tooneel staande gehouden.
Beroaicius {Petrus Johannes), hield zijn
verblijf in \'t laatst der 17e eeuw te Middel-
burg: hij was een man van buitengewonen
aanleg en groote kennis, doch leide een
slordig en zedeloos leven. Hij verdiende
zijn kost met schoorsteenvegen en scharen-
slijpen en was echter zeer bedreven in \'t
Latijn, Grieksch, Italiaansch, Fransen en
Engelsen. Hij stelde weinig prijs op zijne
Latijnschc gedichten: die er Destaan zijn uit
zijn mond opgevangen. Hij smoorde in een
waterplas bij Rotterdam. Van hem is het
Latijnsche gedicht Georgachontomachia enz.,
of Boeren en Overheidsstrijd (zijnde een ver-
haal van een aanval der boeren op Middel-
burg in 1672). P. Rabus bezorgde daarvan
eene vertaling in het Nederlandsch, 1691,
met plaatjes van Luiken.
Bertram {J. T.), geb. te Amsterdam 23
Sept. 1777, onderwijzer in den godsdienst
en prediker in het werk- en gevangenhuis
aldaar, schreef eenige gedichten van gods-
dienstigen of huiselijken inhoud, zoo als:
Gezangen, Amst. 1811; Dichtvruchten in ge-
woekerde uren gekweekt,
Amst. 1819, benevens
eenige godsd. werkjes. Hij overleed 2 Nov.
1834.
Be touw {Johannes in dé), geb. 7 Ja-
nuari 1732 te Nijmegen, studeerde in de
rechten te Leiden en vestigde zich als ad-
Berkhout {Arend Jan) (1777—1857) gcb.
te Schermerhorn, predikant te Woudrichem
en later te Zaandijk, en ijverig voorstander
van het Lager Onderw. Het meeste wat
hij schreef, heeft betrekking op kerk en
school. Zijne bijdragen, redevoeringen en
gedichten werden anoniem of met zijne initi-
alen in de Recensent ook der Recensenten,
in van Kampen Mag. van Wetensch. Kunsten
en Letteren,
in de Vriend des Vaderlands,
enz. geplaatst. Voorts Gezangen bij Jezus\'
dood en begrafenis,
Zaandijk 1824; Gezangen
op Jezus\' hemelvaart,
Zaandijk 1844; Proeve
eener beknopte geschiedenis van liet L. O. in
ons Vaderland,
Amst. 1852.
Berkhout {Anton Maurits), geb. te Velzen
17 Mei 1813, werd pred. te Vlaardin-
gen, doch moest om der wille van zijn
zwakke gezondheid zijn ambt neerleggen en
stierf den 0 Jan. 1845. Zijn verzen zagen
het licht in de jaargangen van den Muzen-
almanak
en dien voor \'t Schoone en Goede.
Berkel {Adriaan van), was gouvernements-
secretaris in de Berbice van 1670-74.. Van
1680-89 beheerde hij een plantage in Suri-
ïiainc. Van beide reizen heeft hij een be-
schrijving gegeven: Reis naar Rio de Berbice
en Suriname,
met pi.; een andere uitgave
verscheen onder den titel van Amerikaansche
Voyage,
Amst. 1695.
Berkum {Hendrik van), pastoor te Schoon-
hoven in \'t midden der vorige eeuw, gaf een
Nauwkeurige Beschrijving van de Watervloe-
den en Dijkbreuken, veroirzaakt door den Rhijn,
de Maas, Waal en Lek,
Gouda 1757. Na
zijn dood verscheen nog van hem een Beschrij-
ving der stad Schoonhoven
enz., Gouda 1762.
Berkum {Hendrikus van), geb. te Wans-
werd 3 Nov. 1814, was predikant te
Walsum, te Stiens en te Nieuwe Beerta,
waar hij den 5 Nov. 1870 overleed; hij
schreef: Be togt naar Ameland, een dich-
terlijk verliaal,
Leeuw. 1850; De Labadie
en de Labadislen, een bladzijde uit de geschie-
denis der Ned. Herv. kerk,
2 dln., Sneek
1851; Antoinette Bourignon, een beeld uit de
kerkelijke geschiedenis der VS e eeuw,
Sneek
1853; Schortinghuis en de vijf nieten, een
bladzijde uit de geschiedenis van liet kerkelijke
leven in het Oldambt
1730—50, Utr. 1859.
Voorts vertaalde hij oenige werken over
kerkgeschiedenis.
Bernaerts {Jan), geboren in 1568 te Me-
chelen, waar hij advocaat in den grooten
Raad was, nadat hij zijne studiën te Leuven
onder Justus Lipsius geëindigd had. Hij over
-ocr page 34-
32
Hefs—Beyerllnch»
vocaat in zijne geboortestad. Aan hem werd
niet nog zes anderen in 1798 door het
Bataafscue gouvernement de vereerende taak
opgedragen, om een burgerlijk wetboek te
vervaardigen. Hij was een ervaren geschied-
en oudheidkundige en verzamelde bijna alle
Romeinschc oudheden, die in zijn tijd in
of om Nijmegen gevonden werden. Uver-
leden 20 Nov. 1820. Hij schreef onder
zijn naam of onder dien van zijn zoon Mr.
G. C. in de Betouw: Uitlegging der op-
schriften op altaren en gedenksteenen der Ro-
meinen binnen en omtrent Nijmegen uitgegraven,
Nijm. 1787; Beschrijving en Chronijk van
Nijmegen, aanvankelijk opgesteld door Joh.
Smetius lol
1300, gebragt door diens zoon tot
1592, vervolgd met aanteekeningen en vermeer-
deringen tot
1785, Nijm. 1792; Lotgevallen
en eindelijke ondergang van den van ouds alom
vermaarden Burgt binnen Nijmegen,
2 st.
Nijm. 1818; Kerken en godsdienstige gestichten
te Nijmegen,
ald. 1818; Nijmegen verdeeld in
wijken en streken boven en benedsn de stad,
ald. 1818; Vervolg der Kronijk van Nijmegen
tol
1818, ald. 1818. Voorts zijn door hem
verscheiden Lat. werken, handvesten en
charters uitgegeven.
Bets {Petrus Vincentius), geboren te Thie-
nen (in Brabant) 22 Januari 1822, was vroc-
ger onderpastoor te Rebecq-Rognon en in St.
Jacobs te Leuven, thans pastoor te Neerlinter.
Hij schreef verscheidene godsdienstige wer-
ken in het Fransch; in het Nederlandsch:
Geschiedenis der gemeente Neerlinter, Thicnen
8°; Geschiedenis der gemeente Oplinter, Buns-
beek en Hautem, alsmede ook de abdij van
Oplinter,
Thiencn 8°. Geschiedenis en mira-
kuleuze kerk van Hakendover,
Thienen 8°.
Leven van den heiligen Joseph en van den hei-
ligen Antonius van Padua,
Thienen 1866 12".
En verder menigvuldige artikels in tijdschrif-
ten, waaronder in \'t „Brabandsch Museum"
De scholen van Thienen in den voortijd;
Bijzonderheden over de beiaarden van Thienen;
Gebeurtenissen in Thienen tenjare 1675; —
Keuren van Thienen in de XlVe en XVe
eeuwen,
— enz.
Bets (Theodoor Roodenbosch), geboren en
overleden te Antwerpen, waar hij in de eerste
helft der 17c eeuw leefde. Voor de redc-
rijkerskamer de Violiere, schreef hij een
tooneelspel getiteld: Deuchts Violieren crans.
Bettens [Mkhiel), leefde in de 17e eeuw
te Brussel. Hij schreef een treurspel, geti-
teld: l)e Marteling der seven Maccabein, 4°,
dat in 1796 (13 Oct.) te Brussel werd op-
gevoerd.
Beudeker (Christoffeï), woonde \'s winters
te Amsterd. en des zomers te Soelen, bij
Utrecht. Hij was penningkundige en dichter,
en zond ten behoeve van het Evangelisch
Lutbersch kerkgenootschap in het licht: De
CL Psalmen Des Konings en Profeets Davids
op nieuw in \'t Nederduitsch berijmt; Benevens
een getal van honderd en negentig Lofzangen
en Geestelijke liederen uit verscheiden Uoog-
duitsche Gezangboeken vertaalt en berijmt,
Amst.
1738, 3e dr. 1609; De sprekende
Kunstkamer, vertooneude het regie gebruik der
boeken, konsten en natuurkundige wetenschappen
in zedige gedachten voorgesteld.
(Gedrukt voor
den auteur) (Amst.) 1748. B. stierf in 1723.
Beucker Andreae (J. II.). Zie Andreae.
Beukema (/. P.), schreef een Beknopte
plaatselijke en geschiedk. beschrijving der stad
Groningen,
Gron. 1821.
Bsukma Jz. (A".), landbouwer in liet ker-
spel Zoutdijk, gemeente Leens, verhuisde in
1835 naar de Vereenigdc Staten van Noord-
Amerika en schreef Brieven aan mijn achter-
gelaten familie,
2 st., Gron. 1836.
Beverwijck (Jan van), geb. te Dordrecht 17
Nov. 1594, bekwaam geneesheer in zijne ge-
boortestad en bovendien groot voorstander
der fraaie letteren. Hij bekleedde verschei-
den aanzienlijke betrekkingen in zijne vader-
stad en werd onderscheiden malen afgevaar-
digd ter vergadering van de Staten van
Holland. Hij stierf 19 Jan. 1647. Als
schrijver beeft hij zich een naam gemaakt,
behalve door zijne medische werken, door
De Spaensche Xerxes, ofte vergelykinge en be-
schryvinge van den scheepstrydt, tusschen de
groole koningen van Persïén en Spanjen, de
verbande Grieken ende Nederlanders,
Dordr.
1039, 2e dr. 1640; Den Hertog van Alva,
Geessel van Nederlandt ende Portugal,
Dordr.
1642; Van de uylnementheyt des Vrouwelyken
Geslaghts,
Dordr. 1643. \'t Is in drie boeken
verdeeld en wemelt van aanhalingen uit
allerlei dichters en schrijvers, terwijl er ook
van hem zelven gedichten in voorkomen.
Beyerlinck (Laurens), geboren te Antwer-
pen in April 1578, waarbij kanunnik, aarts-
priester en boekhouder was. Hij overleed
7 Juni 1627. Behalve eenige Latijnsche wer-
ken en twee Nederlandsche over controver-
sie schreef hij: liet leven ende mirakelen van
de heylige Bisschoppen Eligius, Willebrordns,
Norbertns, apostelen van de Nederlanden, ende
principalyk der sladt Antwerpen, met oock een
kort verhael van het beginsel van de religie
-ocr page 35-
33
BeynenBle.
dersehe stadt, beschreven naer vele geloofweer-
digen schrijvers.
Beynen (Laurens Rijnhart), geb. te\'s Hage
29 Sept. 1811, in 1838 praeceptor en sedert
1862 rector aan het gymnasium aldaar.
Van zijne hand verscheen: Mr. I. da Costa
en de Referent zijner voorlezingen,
\'s Hage
1847; Gallaits lijken van Egmond en Hoorne
beschouwd,
inet pi., \'s Hage 1854; Be 17e
November, feestrede, \'s Hage 1803; Kortover-
zicht van de staatsregeling van ons vaderland,
\'s Hage 1864 (4e dr. 1873). Voorts vele
stukken over kunst, godsdienst en geschie-
denis in de vroegere jaargangen van de
Kunst-Kroniek en \'t Album der sehoone kunsten,
en \'t Holl. Schilder- en Letterk. Album en
in \'t Scheffer Album, in foor Driehonderd
jaar,
1872 en in in Memoriam, Haarl.
1873. Bovendien nog bijdragen in de Aurora,
Magdalena, Almanak voor \'t Schoone en Goede,
Vereeniging, Christ. Stemmen, Stemmen voor
Waarheid en Vrede,
enz.
Biben {Abraham), geb. te Leiden 16
Eebr. 1798, was predikant te Edam en
schreef verscheiden werkjes, waarvan de vier
volgende door de maatschappij tot N. v.
\'t A. met goud bekroond: \'Zondagsboek voor
de Huisgezinnen der mingeoefende Christenen,
Amst. 1835; liet dorp aan zee of het heil-
zame van Gods beschikking in het verborgen
der toekomst,
Amst.; Wenken voor ouders uit
den minvermogenden stand,
Ayst.; Tafereelen
uit het leven van dienstbaren,
Leiden 1846.
Voorts schreef hij nog: De heer van Meer-
wijk en zijne zonen of het Verderfelijke der
Sterke Dranken,
Amst. 1839; Uud-Uollands
deugd in hare waardij geschetst of Zet de tering
naar de nering,
EJam 1839. Nog eenige ver-
talingen. Hij overleed te Edam 26 Nov. 1849.
Bidloo (Lambert), geb. te Amsterdam
30 Aug. 1638, was apotheker van beroep
en een zeer geleerd man. Hij stierf 11
Juni 1724. Behalve eenige theologische ge-
schriften, heeft men van zijne hand Gedagten
over het schoon Zaisoen des jaars,
1718 en
daarachter Liefde der Ouderen tot hunne
kinderen boven de menschelijke reden,
Amst.
1719; llymnus prosodiacus, Lofzang op het
verheerlijkt Zaisoen der jaren
1722 en 1723;
Panpoelicum Batavum of Kabinet, waarin de
afbeeldingen van voorname Nederlandsche dich-
teren, verzamelt en konstig geschildert door
Arnolt van Halen, onder uitbreiding en aan-
merking der Hollandsche Rijmkonst geopent,
Amst. 1720; Verwoesting des Joodschen volks
aanvangende met den afval der tien stammen
onder Jeroboam en eindigende met dezen tegen-
woordigen tijd,
3 dlu., Amst. 1725.
Bidloo (Gerard), broeder van den voor-
gaanden, geb. te Amsterdam 12 Maart
1649, legde zich met ijver op de genees-
kunde toe en werd, na een tijdlang lector
in de Ontleedkunde aan de Leiasche Hooge-
school geweest te zijn, belast met het
oppertoezieht over al de militaire hospitalen.
In 1694 benoemden de curatoren hem tot
hoogleeraar te Leiden in de ontleedkunde,
welke betrekking hij tot 1701 waarnam,
toen Koning Willem III hem tot zijn lijf-
arts benoemde en naar Londen ontbood.
De vorst gaf het volgende jaar in Bidloo\'s
armen den geest. Na \'s konings dood aan-
vaardde hij op nieuw het hoogleeraar-
ambt te Leiden, alwaar hij 30 Maart 1713
stierf. — Behalve zijne ontleedkundige wer-
ken, heeft Bidloo ook gedichten geschreven,
die na zijn dood verzameld en in 3 dln.
uitgegeven zijn. Zijn Tooneelpoiizie, Leiden
1719, bestaat uit de treurspelen: De brandt
van Trojen; Semiramis; Karel, Erf prins van
Spanje
(\'t meest bekende); Fabius Severus
en de Dood van Rompejus,
naar \'t fr. van
Corneille en uit de Zinne-, bij- en voorspelen:
Comma, Punctum en Rarentesis of de Mvylerij
en Nederlaag van Midas of Koning Onver-
stand,
zinnesp.; de prachtige minnaars, blijsp.;
Ariadne, zangsp.; Opera op de zinspreuk:
Zonder Spijs en Wijn, Kan geen Liefde zijn;
Vertooningsp. op den Vreede; Het zeegen-
praalende Oostenrijk of Verovering van O/en;
Voorspel bij Vondels Faëton; Voor-, tusschen-
en naspel bij Vondels Salmoneus.
Nog schreef
hij Komst van Zijn Majesteit Willem III in
Holland,
\'s Hage 1691 en Verhaal der laatste
ziekte en overlijden van Willem III,
Leyden
1702.
Bie {Cornelis dé) geboren 10 Februari 1627
te Lier, waar zijn vader kunstschilder was;
hij genoot eene zeer goede opvoeding, en
was achtereenvolgens notaris, procureur,
griffier der militaire audiëntie, en deken der
Lakenhal, door welken laatsten titel hij deel
uitmaakte van den magistraat. Hij woonde
meestal te Antwerpen en was daar zeer be-
vriend met de meeste kunstenaars dier dagen,
wier leven hij beschreef in zijn dichtwerk:
Het gulden cabinet van de edele vrije schilder-
const,
Antwerpen 1661. Het getal zijner
werken is verbazend groot; zijne tooneel-
werken alleen beloopen een getal van ruim
vijfenveertig. De Bie\'s voornaamste schrif-
ten zijn: Het gulden cabinet van de edele vry
schilder const, inhoudende den lof van de ver-
maarste schilders, architecten, beell houwers ende
plaelsnijders van dese eeuw, Antwerpen bij Jan
Meyssens, constrercooper,
1661; Faems weer-
galm der nederduytsche poési van Cornelio de
Bie, tot Lyer, uyt sijnen tij ds overschot vrij-
8
-ocr page 36-
34
Uien*—Bilflerdljk.
moedelijck voorgeslelt op de domme tvaensuchl
dei wereld tx, ghenoemt Werelts-Sols-Cap, vol
zedige moraliteyten en sinnebeelden,
Mcclielen
1070. Van zijn talrijke tooncelgewrochten
zijn het meest bekend de treurspelen: Al-
phonsns en Thebasile ofte herstelde onnoosel-
heyt,
Antwerpen 1073 in 4n; Den grooten
hertoghe van Moskovien oft gheireldighe heer-
schappye,
Antwerpen 1672; Den heyligen
Ridder Gommarus, patroon der stadl Lier, o/t
gewillighe verduldigheyt,
Antwerpen 1070;
Lijden zonder icraek, of de armoede van grare
Florellus, bontgenoot van Vranckrijck; De co-
malie der JJersche Furie, of de kettersche
verradery op den
14 Oclober 1595; De com-
medie van Mas Aniello in de beroerte van
Mapcis;
en de kluchten Hans Holleb/ok,
geusen Predicant,
Brussel 1702; Het ylaem-
sche masker van Colonel Spinde/er; Kluchiwijse
commedic van de ontmaskerde liefde,
Antwer-
pen 1708; Cl lichten van Jan Goethals, en
Griel, zijn wijf,
enz. Bijna al des schrijvers
werken zijn geteckend niet de kenspreuk:
Waerheyt toert nijdt, of in het Latijn: Fert
odia rcrum.
Üverl. 1711.
Biens (Cori/e/is Pietersz.), woonde te Enk-
huizen in de eerste helft der 17de eeuw en
rijmde Profytelyck Cabinet voor den Christelycke
jongclingh,
Enckh. 1023, 2c dr. 1042; Tra-
gedie van Pyramis en Thisbe,
Enckh. 1023;
Handtboexken der Christelycke Gedichten, Sin-
nenbeelden ende Liedeketis tol troost en ver-
maeck der Gelooviqer zielen,
2 dr. Hoorn 1035;
\'t Stichtelyck Cabinet met den Aenwa-s van t
selre be/jrypende den Landman, Steeman ofte
Borger ende den Zeeman,
Enckh. 1040,
Aendachtige en Vrolycke Rymen, Enckh.
1044.
Biesbrouck (Kdward van) geboren te Mal-
degcm 1 April 1820, was kantonaal school-
opziener en overleed te Langemark 21 Jan.
1872. Hij schreef: Elisa, gevolgd van eenige
andere verhueltjes,
Thielt 1840; De twee
zusters
(Vlaemsche stem), 1840; De bosch-
wachter van Lommerdale
(Vlaemsche stem),
1840; De gravin van Trevrenburg (Nederduitsch
Letterkundig Jaerboekje), 1847; Het Meer-
lennesl
(Vlaemsche stem), 1847; Roosje
Kerel en Freetje Bierman
(Muzenalbum),
1848; liet lager onderwijs beschouwd als een
echte bron van volksgeluk,
Ypercn 1859.
Biestkens (Nicolaas), schreef: Claas Kloet,
3 dln., 1019.
Bijl (Kdward) geboren te Antwerpen, en
aldaar overleden 5 April 1609. Hij stu-
deerde voor den geestelijken stand en trad
op 20-jarigen ouderdom als predikheer in
een klooster zijner geboortestad op, waar
hij vele jaren bestuurder van het zangkoor
was. Niet zonder bijval beoefende hij de
dichtkunst en leverde de volgende werken:
1°. Legende der levens ende gedenckweerdige
daeden van de voornaemste heylighe, salige
ende lofweerdighe maeghden ende weduwen,
susters van de orden der penitentie van den
H. Dominicus,
Antwerpen, 1001, in 4°; 2°.
Blyde boodschap van den engel Gabriel ghe-
daen aen Maria, poëtischer wijse beschreven,
Antwerpen, 1002, in 8°. — Nog houdt men
hem voor den schrijver van een Vlaamsen
gedicht over de geboorte van Christus, ins-
gelijks verschenen te Antwerpen, ten jare
1608.
Bilderdijk (Izaak) geb. te Amsterdam in
1720, studeerde te Leiden in de medicijnen
en vestigde zich als geneesheer in zijne vader-
stad. In den beginne had hij eene uitge-
breidc praktijk, doch zijn vurige liefde voor
het huis van Oranje en het ongegronde ver-
moeden dat hij tot de partij der Doelisten
behoorde haalden hem veel onaangenaam-
heden op den hals. Zijne praktijk verliep en
de prinses-gouvernante benoemde hem tot
Inspecteur (Controleur) bij de belastingen,
welke betrekking hij in 1787 nog bekleedde.
Hij schreef: Arria en Paetus, treursp. Amst.;
Het valsch vooroordeel of de Triompherende
vrouw,
blijsp., het Franseh gevolgd, Amst.
1762; Tomyris of de dood van Cyrus, treursp.,
naar het Franseh, Amst. 1763.
Bilderd|jk (Willem) zoon van den voor-
gaande, werd geb. te Amsterdam 7 Sept.
1756. Op zijn zesde jaar trapte hem
een zijner speelmakkers op den voet, ten
gevolge waarvan hij twaalf jaar van de
buitenlucht en buitenwereld uitgesloten werd.
Gedurende dat lange, huiszittende leven legde
hij de gronden van die uitgebreide, veelom-
vattende kennis, die later ieders bewondering
opwekte. Boeken over natuurkunde, ge-
schiedenis, logica, metaphysica, geneeskun-
dc, wiskunde, oouwkunst, vestingbouwkunde,
enz., enz., werden allen, om zoo te zeg-
gen verslonden. Ofschoon in zijne jeugd
veel neiging hebbende voor den krijgsdienst,
moest hij hiervan afzien om zijn verminkten
voet en hij besloot in de rechten te stu-
deeren. Na een tweejarig verblijf aan de
Leidsche academie zette Bilderdijk zich in
1783 als advocaat te \'s üravenhagc neer. Hij
genoot weldra door zijne verknochtheid aan
de Oranjepartij het vertrouwen van den stad-
houder Willem V en maakte zich bij de
komst der Pruisen in 1787 verdienstelijk
door de voorlichtingen, die hij op verzoek
van den stadhouder aan den hertog van
-ocr page 37-
Bllderdijk.                                                       35
zetten en Bilderdijk, diep in de ziel ge-
krenkt, vestigde zich op nieuw te Leiden en
opende aldaar een collegie over Vaderland-
sche Geschiedenis, dat door de uitstekendste
jongelieden der academie met groote belang-
stelling werd bijgewoond. Zijne eenzijdige
beschouwing van wereld en menschen en
zijn strijden tegen den tijdgeest vermeerder-
den het getal zijner vijanden, en deze, in
plaats van zijne begrippen omtrent vermaarde
personen en belangrijke feiten te bestrijden
of te logenstraffen, wat zeldzaam gebeurde,
scholden en schimpten op den genialen man,
of dichtten hem de gevaarlijkste en onge-
rijmdste plannen toe. Geen wonder dat Bil-
derdijk zijn wrevel in zijne dichtbundels lucht
gaf en dat zulk een pennestrijd zijne over-
tuiging niet wijzigde of veranderde. Hij
verliet Leiden (1827) en vestigde zich met-
terwoon te Haarlem, waar hem in 1830
zijne echtgenoot ontviel, die vier en dertig
jaren lang lief en leed met hem gedeeld
had. Dezen slag overleefde hij ruim een
jaar; zijn dood viel voor 18 Dcc. 1831. Hun
stoffelijk overschot rust in de groote kerk
te Haarlem. Bilderdijks werken zijn de
volgende: Bijschriften op de tafereelen uit
Josephs leven
(in de Vadert. Letteroef.) afz.
gedr. in 1830; Edipus, koning van Thebe,
treursp., het oorspronkelijke van Sophocles
nagevolgd, waarbij gevoegd is een vooraf-
spraak over het tooneelspcl der Ouden en
Hedendaagschen, dit treurspel betredende,
Amst. 1779; Brief aan den navolger van
Sophocles\' Edipus,
Amst. 1780, herdr. 1836;
Mijne Verlustiging, Leid. en Amst. 1781;
Vertelling voor de minnedichteren en hunne
leieren,
1781; Nagelaten Gedichten van Jonk-
vroutoe J. C. de Lannoy; Over het verband der
dichtkunst en welsprekendheid met de wijsbe-
geerte,
1783; De Geuzen door O. Z. van
Haren met ophelderingen en aanteekeningen,
2
Dln.; (2e dr. 1826); Bloemtjens, Amst. 1785,
2e dr. 1836; Deukalion en Pyrrha, tooneelst.,
Amst. 1785; Tyrtéus krygszangen (\'t oorspron-
kelijk Grieksch gevolgd), Amst. 1787; Lyci-
das, ter verjaar/eest van Princes Wilhelmina,
1787; Geboortegroet aan den Er f prins van
Oranje,
1787; Elius, romance in 7 zangen,
Amst. 1785; Vertoogen van Salomo, (een dich-
terlijke uitbreiding van den Prediker) Amst.
1788; Be dood van Edipus, treursp., (het
oorspronkelijk van Sophocles nagevolgd)
Amst. 1789; Ode, 1791; Redevoering over de
voortreffelijkheid van de schilderkunst, in der-
zelver voorwerp beschouwd,
\'s Hage 1794;
Treurzang van Hm Doreid, in Nederduitsohe
dichtmaat overgebracht, \'s Hage 1795, 2de
dr. 1808; Mengelpoezy, 2 Dln., Amst. 1799;
(2e dr. Rott. 1823); Lijkgedachtenis van Z.
D. H. Prins Willem Georae Frederik van
3*
Brunswijk verstrekte opzichtons do rechten
en privilegiën der verschillende steden en
gewesten. Bij de omwenteling van 1795
vorderde de nieuwe regeering der Bataafsche
Republiek van de praktizijns voor de Hoven
een eed, inhoudende uitdrukkelijke afzwering
van het stadhouderschap en erkenning der
zoogenaamde Rechten van den Mensch. Zulk
een eed af te leggen was den vurig Oranje-
gezinden Bildcrdijk onmogelijk. Hij ont-
wikkelde zijn bedenkingen tegen dien eed
in zijn vermaard Adres aan de Vergadering
der Prorisioneele Representanten van het volk
van Holland.
Dat rekwest had een aanzeg-
ging van den Procureur-Generaal ten ge-
volge, waarbij hem gelast werd den Haag
binnen 24 uur en het grondgebied der Repu-
bliek binnen acht dagen te ruimen. Bilder-
dijk begaf zich naar Engeland, waar hij in
zijn levensonderhoud voorzag door het geven
van onderwijs in talen, wetenschappen en
teekenen. Zijne echtgenoot Rebekka Catha-
rina Woesthoven volgde hem niet in zijne
ballingschap, zoodat hij zich gescheiden van
haar beschouwde en te Londen een tweede
huwelijk aanging met Catharina Wilhelmina
Schweickhardt, dochter van den kunstschil-
der Schweickhardt, aan wie onze dichter les
in het teekenen gaf. Inmiddels vloeiden
Bilderdijks bronnen van bestaan zoo karig,
dat hij met zijn gezin naar Brunswijk trok,
welks hertog hem eene kleine jaarwedde toe-
legde. In 1806, ten gevolge van de alge-
meene amnestie, keerde de balling naar den
vaderlandschen bodem terug en vond er een
gastvrij onthaal bij koning Lodewijk Napo-
leon, die zijne talenten wist te waardeeren
en hein eene ruime jaarwedde schonk. De
inlijving van Nederland in het groote Fran-
sche keizerrijk bracht Bildcrdijk in de groot-
ste ongelegenheid; zijn pensioen werd ingc-
trokken en hadden eenige beproefde vrienden
en zijn vast vertrouwen op Gods wijsheid en
liefde in het bestuur van \'s menschen lot-
gevallen hem niet staande gehouden, hij
ware in die jaren onder den last van lijden
en kommer bezweken. Bij den terugkeer
van het geliefde Oranjehuis werd ook de
oude lijder en strijder voor Oranje niet ver-
geten. Koning Willem I legde hem een
ruime jaarwedde toe, die hij tot aan zijn
dood toe behield, doch zijne pogingen om
met het hoogleeraarsambt in de vaderland-
sche geschiedenis en letteren aan het Am-
sterdamsche Athenaeum begunstigd te worden,
mislukten voornamelijk door den tegenstand
van twee hoogleeraren, die Bilderdijks staat-
kundige beginselen afkeurden en zijn in-
vloed op de studeerende jongelingschap vrees-
den. Het gelukte hun den nieuw opgerich-
ten leerstoel door een ander te doen be-
-ocr page 38-
36
Bllderdijk.
Oranje, Brunswijk 1709; Het Buitenleven in
4 zangen naar Delille, Amst. 1803, 2e dr.
Rott. 1821; Poezy, 4 Dln. (met vrouwe K.
W. B.), Amst. 1803—7 (2e dr. Rott. 1822);
Mengelingen, 4 Dln., Amst. 1804—8, 2e
dr. \'s Hagc 1828; Vaderlandsche Oranjezucht,
Amst. 1805 (herdr. 1841); Verhandeling over
de geslachten der naamwoorden in de Neder-
duitsche taal,
Amst. 1805, (2e vermeerderde
druk Amst. 1818), Fingal, in zes zangen naar
Ossiaan gevolgd,
2 Dln., Amst. 1805; Netpo-
leon, Ode,
\'sHagc 1860 (herdr. 1824); Nieuwe
Mengelingen,
2 Dln., Amst. 1806, (2e dr.
Gron. 1817); Zeestukjes, (in de Vaderl. Let-
tcroefemngcn) 1S06 (2e dr. 1817); Prins
Karel Napoleon,
1S07; Aan den koning bij
den dood van zijn zoon,
\'s Hage 1807; Zege-
feest, Ode,
id. 1807; De ziekte der geleerden
in zes zangen,
2 Dln., Amst. en \'s Hage
1807, (2do dr. Kolt. 1828), op nieuw uitge-
geven met aanteckeningen door prof. J.
David. Leuven 1848; Be mensch in vier zan-
gen,
Pope\'s hssay on man gevolgd, Amst.
1808 (2e dr. Rott 1S29); Lijkzang ter gedach-
tcnis van Mr. J. llinlopen,
1808; Kallimachus\'
Lofzangen,
Amst. 1808; Lijkzang op Sebald
Fnlco Johannes Itau,
Haarl. 1808; Leydens
ramp
met afbeeldingen, Amst. 1808; Vreug-
dezung op de verlossing van H. M. de Konin-
gin Hnrtense,
\'s Hage 1808; Odilde, \'s Hage
1808; Floris V, treursp , Amst 1808 (2e
dr. Rott. 1828), (zijne andere treurspelen
zijn: Willem I van Holland, Kormak en eene
vertaling van Corneilles Cinna); Najaars-
bladen,
2 Dln., \'s Hage 1808—39; \'s Koningc
komst tot den troon,
feestviering (met vrouwe
K. W. B.) Amst. 1809; Aan de Wed. des
kunstschilders Schejfer,
1809; Wapenkreet,
1809; Bath hernomen, 1809; Treurspelen en
verhandeling over het treurspel,
3 Dln. (met
vrouwe K. W. B.), \'s Hage 1809, (2e dr.
Utrecht 1836); Gedachtenisrede op v. Pestel,
Leiden 1809; Verspreide Gedichten, 2 Dln.,
Amst. 1809; Hulde aan Z. K. en K. Majes-
teil,
1810; Echtviering van Keizer Napoleon,
Amst. 1810; Hulde aan J. de Vries, Amst.
1810; Winterbloemen, 2 Dln., Haarl. 1811;
Kort verhaal eener aanmerkelijke luchtreis en
Nieuwe Planeet Ontdekking, uit het Russisch
vertaald,
Gron. 1813 (Bs denkbeelden om-
trent het bestaan van sommige planeten in
de nabijheid en in gemeenschap van damp-
kring met onze aarde); Krijgsdans, 1813;
Hollands Verlossing, 2 Dln. Haarl. 1813 (met
vrouwe K. W. B.) herdr. Leiden 1833; Af
fodillen
(grafbloemen) 2 Dln. Haarl. 1814;
Wapenkreet, lierzang, Amst. 1815; Willem
Frederik koning der Nederlanden,
Ainst.
1815; Vaderlandsche Uiiboezemingen (met
vronwe K. W. B.) Leiden 1815; De Bieren,
dichtstuk, Amst. 1817 : Nieuwe Uitspruitsels,
Rott. 1817; Gedenkdag der zege van Walerloo,
1817; Wit en rood, 2Dln (met vrouwe K.
W. B.), Rott. 1818; Nieuwe dichtschakeering,
2 Dln. (met vrouwe K. W. B.), Rott. 1819;
Ter nagedachtenis van Julius Willem Bilder-
dijk
(met vrouwe K. W. B., S. I. Wiselius
en I. de Costa), Leiden 1819; Van het Let-
terschrift,
Rott. 1820; De ondergang der eerste
Wareld
I—V zang (onvoltooid), Amst. 1820,
herdr. in Leeuw. 1834 en op nieuw uitgeg.
met aanteekeningen door I. de Costa, Leeuw,
1847; Perzius\' Hekeldichten vrij en in toepas-
sing op omen tijd nagevolgd; Zedelijke Gispin-
gen,
Rott. 1820; De Muis- en Kikvorschkrijg,
Homerus nagezongen, 1821, 2e dr. Utrecht
1835; Taal- en Dichtkundige verscheidenheden,
4 dln. Rott. 182 \'; Echte Stukken betreffende
de uitzetting in Maart
1795, 1821; Verhan-
delingen, Ziel-, Zeden-en Rechtsleer betreffende,
j Leid\'. 1821; Sprokkelingen, Rott. 1821; Ter
\\ uitvaart van den W.F.erw. heer Nic. Schotsman,
\\
Leiden 1822; Geslachtslijst der Nederduitsche
\\ naamwoorden op stellige taalgronden t/evestigd,
2 dln. Amst. 1822 (2e dr. 3 dln. Amst.
1832-34); Krekelzangen, 3 dln. Rott. 1822
(2e dr. Ainst. 1835); Bijdragen tot de Too-
neelpoezy,
Leiden 1823; Bezwaren tegen den
geest der eeuw van Mr. I. de Costa toegelicht,
Leiden 1823; De derde October, Leid. 1823;
Spreuken, een kleine verzameling zedelessen
en leefregelen, Leiden 1823; Hoofts gedich-
ten met aanteekeningen,
3 dln. Leiden 1823;
Over een oud Amst. volksdeuntjen, Leiden
1824; Rotsgalmen, 2 dln. Leiden 1824; Op
den moord van den hertog van Enghien
, Leiden
1824; Aan Legden op den Yiden van J>ou-
maand,
1824; C. Huygens\' Korenbloemen met
I ophelderende aanteekeningen, 6 dln. Leiden
1824—25; Nieuwe Taal- en Dichtkundige Ver-
scheidenheden,
4 dln. Rott. 1824—25; Bij
de feestviering der Leydsche Hoogeschool,
Lei-
den 1825; Chassinet versjen, id. 1825; Neder-
duitsche Spraakleer,
\'s Hage 1826; Navon-
keling,
2 dln. Leiden 1826; Oprakeling, latere
\\ dichtstukjens,
Dord. 1826; Nieuwe Oprake-
ling,
Dord. 1827; Afscheid aan Legden, Leid.
1827; De voet in \'t Graf, Leid.;iS27; Jongste
gedichten,
Rott. 1827; Gedichten van Johannes
Antonides v. d. Goes met ophelderende aantee-
keningen,
2 dln. Leid. 1827; Naklank, ge-
dichten, Dord. 1828; Avondschemering, Bruss.
1828; Vermaking, Rott. 1828; Spreuken en
voorbeelden van Muslih Eddin Sadi,
getrokken
uit zijn Rozengaard, Rott. 1828; de Cycloop,
! een saterspel naar hel Grieksch van Euripides,
Amst. 1828; //. L. Spiegels Hartspiegel in
nieuwe taal en dichtmaat overgebracht,
Amst.
1828; Korte aanmerkingen op Huydecaper»
Proeve van Taal- en Dichtkunde,
Amst. 1828;
Nieuwe Vermaking, Rott. 1829 (2e dr. Zutf.
1833); Schemerschijn, Gent 1829; Ter nage-
-ocr page 39-
37
Bilderdijk—Uil* Ij» nolle,
en poëzie van haar in \'t licht onder den
titel van: Voor de vrienden en betrekkingen
van L. S. B.;
later ook herdrukt in de
Bijlagen tol de Gedenkzuil voor Bilderdijk.
Billet (Juslus) geboren te Gent in 1592 en
aldaar overleden 2 Oct. 1682; hij bekleedde
in zijne geboortestad eene aanzienlijke amb-
tenaarsbetrekking, en vervaardigde op last
van het gemeente-bestuur een werk getiteld:
Politieboek, dat eene kroniek van Cent
en vele bijzonderheden over Vlaanderen,
zoowel in proza als poëzie bevat.
Billiet (Lodewijk), geb. te St. Nikolaas,
waar hij schoolopziener is. Hij werd voor
zijne gedichten meermalen bekroond, en toen
zulks voor de tiende maal geschiedde, werd
hij 12 April 1858 in zijne geboortestad fees-
telijk ingehaald. Hij schreef: Drie zangstuk-
ken: De moeder des Konings, \'s Konings sol-
daet, \'s Konings trommelaar, Leopold de eerste,
koning der Belgen; België s vrijheid,
St. Nik.
1857; Ben uitmuntende Belg, 1858; %%ste
verjaardag van \'s konings inhuldiging,
vader-
landsch lied, 1860; Philip Verheijen, hulde-
zang,
St. Nik. 1862. Het glas, romance, 1S62;
De tandenlrekker, gedicht, 1862.
Billiet {Paul Jacques Emile), geb. te Ant-
werpen den 14 Pebr. 1838, was van 1858
—62 met Jan van Riiswijck opsteller van
het dagblad De Grondwet en sedert 1862
opsteller van het dagblad De Koophandel te
Antwerpen. Hij begon zijne letterk. loopbaan
met vertalingen uit het Pransch en Duitsch
en gaf vervolgens verscheiden romances en
liederen uit, als: Aan mijne Lieve; De Raad
eener moeder; De arme dichter; Dauwdropjes
en Tranen; Door het Spleetje van \'t gordijn;
De eerste kus der liefde; Geuzenlied; Wen!
een romance; De Schipbreuk, koor; Nacht en
Morgen,
cantate; Egmonl en Hoorne, cantate;
Help « zelven, blijsp. 1866 (2e druk 1873);
Manshand boven, blijsp. 1866; De vergissing,
zangsp. 1867; Belofte maakt schuld, klsp. 1872.
Bilt La Motte (Cornelis van Erlach van
der), geb. te \'s Hertogenbosch 18 Aug.
1829, kreeg eene plaats bij eene Engel-
sche maatschappij, die zich ten doel stelde
indijkingen te bewerkstelligen op Zuid-
, Beveland; doch de maatschappij ging fail-
I liet. Sedert leefde hij met ouders en zuster
j van de opbrengst zijner pen; doch dat ging
j moeilijk en een aanbieding bij de Redactie
I van de Nieuwe Rotterdamsche Courant was
hem zeer welkom. Geldgebrek dwong hem
\\ over te gaan bij het Haagsche Dagblad.
| Maar ook hier ging het met. Later be-
reisde hij Nederland en België voor een
dachtenis van Mr. J. IIMopen, Rott. 1829;
Uitzicht op mijnen dood, 1829 (niet in den
handel); Proeve eener navolging van Ovidius\'
Gedaanteverwisselingen,
Amst. 1829; Woor-
denboek voor de Nederduitsche spelling,
\'s Hage
1829; Nasprokkeling, Brussel 1830; Beginsels
der Woordvorsching,
Leeuw. 1831. Na zijn
dood verschenen nog een overzetting van de
Redevoering des heiligen Oudvaders Chrysosto-
mus,
1833; Nagelaten opstellen, Nalezingen,
2 dln.; Nagelalen Gedichten van godgeleerden
en zedekundigen inhoud,
2 dln. Amst. 1834;
Mengelingen en Fragmenten, nagelaten door
B. Amst. 1835; Verzameling van Brieoen, 5
dln., uitgeg. door da Costa en Messchert,
Rott. 1836 en 37; Het Nicotiaansche kruid
achter den nieuwen druk van het Uitzicht op
mijnen dood,
voorafgegaan door een levens-
bericht des Dichters
(door H. Marouier),
Rotterd. 1833; Geschiedenis des Vaderlands,
12 dln. Het 13de in 2 st. is van de hand
des uitgevers H. W. Tydeman, Amst. 1833—
39; Briefwisseling tusschen W. Bilderdijk met
de Hoogleeraren M. en H. W. Tydeman,
2
dln. Sneek 1866 en 67- Zijne dichtwerken
zijn onder toezicht van Mr. I. da Costa in
16 dln. Haarlem 1856 -59 uitgegeven, waar-
van, het laatste afzonderlijk verkrijgbaar is
gesteld, omdat de uitgever daarin eene be-
schouwing van zijn vriend en leermeester als
mensc.h en als dichter, ten beste geeft. Het
spreekt van zelf dat deze lijst zijner werken
verre van volledig is; van dezen grooten
dichter zijn eene menigte verzen en losse ge-
dichten verspreid in de werken der dicht-
lievende genootschappen der vorige of in de
almanakken en jaarboekjes van deze eeuw,
wier opsomming, zoo al mogelijk, ongeschikt
zoude zijn voor de gebruikers van dit woor-
denboek. Nog gaf B. te zamen met M. Siegen-
beek uit: Leydens ramp, 1807 en met zijne
echtgenoot en S. Iperusz Wiselius en C. van
Marie: Nieuw Liederboekje tol opwekking van
Vaderlandschen moed en gepaste vreugde,
Amst.
1813. Voorts nog eenige werken op \'t ge-
bied van geologie, theologie, perspectief en
Latijnsche verhandelingen.
Bilderdjjk (Catharina Rebekka), geb. Woest-
hoven.
Zie Woestboven.
Bilderdjjk (Katharina Wilhelmina), geb.
Schweickhardt. Zie Scbweickhardt.
\'üderdjjk (Louise Sibilla), dochter van
Willem Bilderdijk en zijn eerste echtgenoot
C. R. Woesthoven, werd te \'s Hage ge-
boren 7 Sept. 1785, huwde met den ge-
neesheer W. E. Burckhardt, en overleed 7
Aug. 1832. Na haar dood zond de hoog-
leeraar H. W. Tydemnn een bundeltje proza
-ocr page 40-
38
Hiuger—Blereau.
wijnkooper. Eindelijk werd bij redacteur
van do Rozendaalsche Courant. Hij overleed
aan typhus 8 Aug. 1868. Hij schreef Het
oude Huis en een Vertelling voor meisjes
,
twee novellen, \'s Hertogenb. 1855; Een kerk-
gang ie Tilburg, Fantasten op een thema uil
het leven,
\'s Hage 1855; de Roman van
lilijdenhoeve, henenen* andere verhalen en
gedichten,
Ticl 1847; Java, Schetsen en Om-
trekken, vit de portefeuille van C. L. M. van
der Does,
Dordr. 1858; Een wandeling op de
Delftsche tentoonstelling van Oudheden,
\'s Hage
1863. Voorts een menigte van opstellen,
novellen en recensiën geplaatst in de Vad.
Letteroef., Gelderland, Nederland, Europa,
Muzenalmanak, Alman. voor \'t Schoone en
Goede, Holland, Cadsandria (Zeeuwsch Jaar-
boekje), Géillustr. Almanak, Lectuur voor de
Huiskamer, Evang. Penningmaq.
Zijn Recen-
siën in de Vad. Letteroef. meestal onder
bet pseud. L — e.
Bineer (Hyman) geboren te Amsterdam
2S Maart 1824, studeerde eerst in de ge-
noeskunde, docb werd door zijn vader, die
boekhandelaar en uitgever was, in diens
zaak opgenomen. Hij is daarin gebleven
en is thans hoofd der firma gebroeders Bin-
ger. Hij schreef onder het pseudoniem van
Grootvader Herman: het Khinzoontje van
Klein-Duimpje, een berijmd vertelseltje,
Amst.
1853, 8°. Verder onder zijn eigen naam:
Het lied van de Duinwaterleiding, ter gelegen-
heid van de onthulling der hoofdfontein op den
Dam
27 Aug. 1856, Amst. 1856, 8°. 18
October MÜCCCLXV1I. Vondels standbeeld
onthuld, feestzang op muziek gezet door G.
A. Heinze,
Amst. 1866, 8°. Gedenkboek der
feestviering van hel vijftigjarig bestaan der
Vereeniging ter bevordering van de belangen
des boekhandels, op
12, 13 en 14 Aug. 1867
Amst. 1S68, S°. Verder eenige gedichten
in Kunsten Poëzie, Utrecht 1868, 4°. Apollo
en de Muzen, wedstrijd van liedertafels bij
gelegenheid van het 50-jarig feest der vereeni-
ging ter bevordering van de belangen des boek-
handels.
Bovendien nog bijdragen in ver-
schillende tijdschriften en jaarboekjes. Binger
heeft zich vooral verdienstelijk voor de let-
terkundc gemaakt door zijn prachtuitgavc
van Vondels werken, waaraan hij met den
bewerker, Mr. J. van Lenncp, ijverig heeft
gearbeid.
Bisschop (IHllem), geb. te \'s Gravenhage
12 Nov. 1827, was achtereenvolgens leer-
aar aan het Gymn. te Dordrecht, pro-
reotor te Leiden, leeraar aan \'s Rijks Mid-
delb. School te Leeuwarden en is thans
Directeur der H. B. School te Delft. Hij gaf
in \'t licht Handwoordenljoek voor de spelling I
der lloll, taal, door P. Weiland, 2de verm.
en verb. dr., Dord. 1857; Justus van Effen,
geschetst in zijn leven en werken,
Utrecht
1859; De woelingen der Leyceslersche partij
binnen Leiden,
1586—87, Leiden 1867; De
slag bij Heiligerlee,
Leeuw. 1868; Keur uit
de gedichten van Tollens,
Leeuw. 1868. Met
Ecleo Verwijs gaf hij uit Gedichten van
Willem van Ilildegaersbereh,
\'s Hage 1870.
Voorts kleine stukjes in de Taalgids, Konst-
en Letterbode,
de Jagers Archief en in de
Hand. der Maatsch. der Ned. Letterk.
Blanckaert (Alexander), een Gentenaar,
die in 1548 eene Nederduitsche vertaling
van den Bijbel te Keulen uitgaf; hij over-
leed 31 December 1555.
Blasios (Johan), advocaat te Amsterdam,,
leefde in het midden der zeventiende eeuw
en schreef de volgende stukken: Fidamants
kusjes, minne wijsen en bij-rijmen aan Celestine,
Amst. 1663; Lysander en Kaliste, blij-eindend
trsp., Ie en 2e dl., Amst. 1663; Het Huwe-
lijk van Oroondaies en Statira,
id., Amst.
1670; Dubbel en Enkel, jok- en ernstspel,
Amst. 1670; De Edelmoedige Vijanden, blijsp.,
Amst. 1671; De Malle Wedding, blijsp.,
Amst. 1671; Geslaglboom der Ileydensche
Goden en Godinnen met bijgevoegde Mengel-
digten,
Leyd.
Blanpot ten Gate (£.). Zie Cate (R/au-
pot ten).
Bleeker (Daniel), was koopman te Am-
sterdam, alwaar hij 27 Apr. 1803 over-
leed, maakte eenige losse gedichten, waar-
onder de Tempel der Gezondheid, een
allegorische droom, uitgeg. in de Kleine
Dichterlijke Handschriften,
benevens een treur-
spel Manlius Torqualus, Amst. 1800.
Bleeker (Pieter) geb. te Zaandam 10 Juli
1819, ging als officier van gezondheid naar
Indie en doorliep alle rangen tot dien van
kolonel. Na zijn ontslag gevraagd te heb-
ben ging hij te \'s Hage wonen. De koning
benoemde hem tot staatsraad in buitengewonen
dienst. Behalve vele ichthyologische werken
en bijdragen in Indische tijdschriften, inde
Gids, het Tijdschrift van Nederl. Indie, en
in de werken der Academie van wetenschappen,
schreef hij: Reize door de Minahassa en
den Molukschen Archipel
enz., 2 dln, Bata-
via 1857.
Blereau (Slanislas Peter Alexander), geb. te
Antw. 31 Maart 1814, notaris te Cappellen;
hij gaf vroeger met de Laet en Conscience
de Noordstar uit, in welk tijdschrift hij
-ocr page 41-
Bleu— Blom.                                               39
Antw. 1870; De wille kaproenen, hist. drama
in
5 bedr., Antw. 1870; Nijd en hoogmoed,
tooneelsp. in
4 bedr. (met Paul van Elen),
Antw. 1871; Het sparen, tooneelsp. in 1 bedr.
voor meisjes,
Gent 1872; De stiefdochter, too-
neelspel in
4 bedr. (inct Paul van Elen),
Antw. 1872;
Block (Jozef Willem de) geboren te Hal
in Brabant 6 Maart 1806, studeerde in de
geneeskunde en werd lioogleeraar in dat vak
aan de Gentseho hoogesehool. Later werd
hij burgemeester van Bouchoutc; hij was lid
van den Senaat, waar hij dikwijls in de bres
sprong om de Vlaamsche belangen en de
Nederlandsche taal te verdedigen. Behalve
een geneeskundig werk over de cholera schreef
hij veel artikelen in dagbladen en tijdsehrif-
ten. Hij overleed te Gent 8 Aug. 1862.
Bloemaart (Hendrik) zoon van den schil-
der Abraham Bloemaart geb. in 1603, be-
oefendc de schilder- en de dichtkunst te U-
trecht. Hij vertaalde uit het Italiaansch: de
getrouwen herder, herdei sch Ui j-eindend treursp.
van Gio. Bapt. Guarini op nieuw uit het Ita-
liaansch vertaald en gerijmd, Utrecht 1650
en maakte nog een tooneelstuk Hannibal,
den manhaften veldoverste triumpheerende in
de stad Capua
idem, Utrecht, 1670. Hij
overleed in 16S0.
Blom (Cornelis) geb. te Woubruggc 2
Pebr. 1712, stond in 1740 als predikant te
Zierikzee en werd van daar vier jaar later
naar Leeuwarden beroepen, waar hij rustig
had kunnen leven zoo zijn ijver voor de
rechtzinnigheid der kerk hem niet tot sehrij-
ven verleid had. Bij gelegenheid dat de
beroemde hoogleeraar L. C. Valckenaar een
Latijnsche oratie hield over de voormalige en
hedendaagsche verandering der Ned. zaken,
gordde zich Ds. Blom ten strijde eu schreef
een berijmd paskwil: Veldbloemen met een prik-
neusje daaronder aan Momus gestroyd in en
buylen de Academiekerk te Franequer,
1749;
Valckenaar antwoordde niets op dat geschrijf,
doch anderen stelden den rechtzinnigen leer-
aar aan de kaak, waarop hij een tweede stuk
in proza liet volgen: Bericht wegens mijne
onnozele Veldbloemen,
waarop nog een Tweede
Bericht.
De twist liep met een vermaning
van de klassikale vergadering ten einde.
In 1763 wikkelde zich Ds. BI. weer in
moeilijkheden bij het beroepen van een pre-
dikant, waarin hij zich onbetamelijk uitliet
tegen de Vroedschap en tot eeue geldboete,
met schorsing van dienst, werd verwezen.
Overleden 28 Sept. 1780.
Blom (J. 67. van), notaris, schreef: De
plaatste: Moed en geduld, 1840; De dood van
Filips de Tweede, phaniastisch tafereel,
1840;
Een ledenschels, 1841; Het geluk eener Konin-
gitt, een historisch verhaal,
1841; De dooden spre-
ken niet meer, verhaal
(10G9), 1842; De
echte Sinjoor,
in den Muzenalmanak van 1843.
Bleu (Francois Ie) gcb. 1020 (?) te Lei-
den , schreef: Minnevlam brandende in \'t hart
van Thyrsis om de schoone Amaril,
Leyden
1642, 2e dr. Amst. 165».
Bleyswijk: (Dirk van) geb. te Delft in 1640
gaf uit een Beschrijvinge der stad Del/l, enz.,
voorafgegaan door een beschrijvinge van üelf-
land
enz., Delft 1667. Als eene verbeterde
en vermeerderde uitgave vaD dit werk kan
beschouwd worden Beschrijving der stadt Delft
door llcinier Boitet in 1729 aldaar uitgegeven.
Blieck (Francis Jozef) geboren 24 Decem-
ber 1805 te Werwick (Westvlaanderen) was
van 1842 tot 1857 notaris te Iseghem;
daarna leefde hij stil aldaar, en sedert 1862
woont hij in zijne geboorteplaats. Hij is
eerevoorzitter van de letterkundige maat-
schappij de vriendschap te llousselare. Hij
schreef: Mengelpoézy, Ie deel, Kortrijk
1839, 2e deel,\' llousselare 1850, 3de deel,
gevolgd door eene vertalingsproeve in be-
rijmde paralellen van het psalmboek,
Rous-
selare 1863. Bijvoegsel op het 3de deel
der Mengelpoézy, en Lentetuiltje met biogra-
phische aanteekeningen,
llousselare 1873, 8°.
Geschiedenis der Werwicksche rederijkkamer oud-
tijds»Drooghers"genaamd,
Rousselarel856,8°.
Block (Bruno) geboren 20 Februari 1828
te Gent, waar hij eerst onderwijzer aan de
stads Armenschool was, en thans leeraar
is aan de Middelbare school en prof. van
Nederlandsche uitgalming bij het Koninklijk
Conservatorium. Hij schreef: (met I. Me-
kerle) Jan Hyoens, historisch drama iu 4 bedr.,
Gent 1849; Oorspronkelijke samenspraken en
tooneelstukjes voor prijsuitdeelingeu,
Gent
1853; Springt niet verder dan uw stok lang
is, blijspel met zang in één bedr.,
Brussel
1853; De ouders, tooneelspel in 3 bedr., Antw.
1866; De zoon die zijn vader onthooft, histo-
risch drama in
5 bedr., Gent 1866; Dry
honden aan een been, blijspel met zang in
1
bedr., Antw. 1867; Eene zuster, drama in 4
bedr., Gent 1867; De modeziekte, tooneelspel
in
2 bedr., Gent 1867; Een man van eer,
drama in
1 bedr., Antw. 1868; Mijnheer
Rijkzucht, blijsp. met zang in
1 bed., Antw.
1868; De jonge lieden, tooneelspel in 4 bedr.,
Antw. 186S; Zielenadel, tooneelsp. in 1 bedr.,
(met Paul van Elen) Antw. 1869; Lodewijk
van Nevers, historisch drama in
3 bedr.,
-ocr page 42-
Blomhert—III ■■■■■<*.
40
opkomst van het vlek Dragten in de prov.
Friesland, vermeerderd met geschiedt, aanlee-
keningen en, bijlagen,
enz., Leeuw 1340;
Proeve van het Harmonische in de Friesche
dichtkunst,
Leeuw. 1840; Blommekoerke oan
beau oan syn lanzljue,
Dokkum 1869.
Blomhert (Johan) geb. te Zalt-Bommel in
1694, studeerde te Utrecht en te Leiden
en was in 1718 predikant te Haaften en
in 1737 te Knik. Daar overleed hij 24
Dec. 1738. Hij is de schrijver van: De
geschiedenissen van het Vereenigde Nederlandt
sedert hare eerste opkomst tot op deese onze
dagen, hoe \'t selve verlost, verhoogt en leicaert
is door wonderen van Gods voorzienigheit on-
der \'t Bestuur der Princen van Oranje en
Nassau
enz. Utrecht 1730, Ce Dr. 1750.
P. Ie Clercq en A. Rotterdam hebben er
ieder een vervolg op geleverd.
B! ommaert (Jonkheer Philip Marie) geboren te
Gent in 1807, overleden aldaar 14 Aug. 1871
Hij promoveerde in 1829 in de rechten, en
zette zich te Gent neder na eene groote reis
door Duitschland en Italië gemaakt te heb-
ben. Hij bekleedde in zijne vaderstad on-
derscheidene aanzienlijke betrekkingen, en
was een der opzichters van het gezelschap
de Vlaamsche Bibliophilen. Hij schreef:
Aenmerkingen over de verwaerlozing der Ne-
derduilsche tael.
Gent 1832. Landtael van
België.
Gent 1834. Liederik de Buck in drie
zangen.
Gent 1834. Theophilu*, gedicht der
XI V eeuw, gevolgd door drie andere gedichten
van hetzelfde tijdvak.
Gent 1836 en 2e uit-
gave 1858. Beknopte geschiedenis der kamers
van Rhetorica te (Jent.
Gent 1838. Oudolaem-
sche gedichten der XII, XIII en XIV eeu-
wen,
Deel I 183S; II 1841, III 1851, al-
len te Gent. Ph. de Kempenaere, Vlaemsche
kronyk of dagregister van al hetgene gedenk-
weerdig voorgevallen is binnen de stad Gent,
sedert
15 Jtely 1566 tot 15 Juny 1585, on-
derhonden in \'t Latijn, overgezet door J. P.
van Male pastoor van Bonekerke, thans voor
de eerste maal uitgegeven door Ph Blommaert.
Gent 1839. Kronyk van Vlaenderen van \'t
jaer
580 tot 1467, uitgegeven door 13. en
C. P. Serrure. liet beleg van Gent ten jare
965. Het beclach van joncheer Jan van Hem-
byze, gedicht der XVI eeuw,
1839; deze drie
werken werden door de Vlaemsche Biblio-
philen uitgegeven. Gedichten van Jakob van
Zenencole.
Gent 1840. Over de ambachtgil-
den of neringen.
Gent 1840. Be Jonghe
(Bernaert) predicheer van het convent van
Ghent. Het leven van Philippus den Siouten,
hertoch van Borgondien, ende van Margerita
van Marie, gravinne van Vlaenderen, byeen
vergadert tiyt verseheiden geloofweerdige au-
iheurs ende oude geschreven memorien ende
monumenten,
Gent 1841. De Jonghe (Bernaert),
Het leven van Joannes den Onbevrcesden, her-
toch van Borgondien
, graef van Vlaenderen,
Gent 1841. Knopjes en bloemen, Liederen en
andere kleine gedichten, in den hoog- en neder-
duitschen tongval, ter vergelijking beiden nevens
elkander gesteld. Nevens eenige bemerkingen
over verscheidenheiden derzeloe door
B. en Van
Vogt, Gent 1842. Iwein van Mist, (1128)
Gent 1842. Leven van St. Amand, patroon
der Nederlanden, dichtwerk der XIVe eeuw
van Gillis de IVevel,
Gent 1842—3. De
Vrouwen-heimelijkheid,
Gent. De Grimberg-
sche oorlog, ridderdicht uit de XlVe eeuw
(met C. P. Serrure), Gent 1852—3. Ge-
schiedenis der rederijkkamer de Fonteine te
Gent, gesticht den
9 December 1448, Gent
1847. Aloude geschiedenis der Belgen of
Nederdnitschers,
Gent 1849. Einhard, Leven
en wandel van keizer Karet de Groote. Voor
de eerste maal in het Nederduitsch uitgegeven
door
P. B., Antwerpen 1849. Volu-Spa of
voorzegging der Priesterin,
Antw. 1851. Hilda,
Antw. 1852. Levensschets van Lucas d\'Heere,
kunstschilder te Gent (XVI eeuw),
Gent 1853.
Gedichten, Gent 1853. Chronologische hand-
leiding van de geschiedenis der Neder Saksische
letterkunde,
Borgerhout 1855. Petrarcha\'s
reize naer België,
Gent 1855. Nederlandsche
begravingswijze en graf steden,
Gent 1857.
Beschrijvlnghe van hetghenè dat vertoocht
wierdt ter incomste van d\' exellenlie des prin-
cen van Oraengien binnen der stede van Ghendt
,
den XXIX Decembris 1577, Gent 1858. De
Dietsehe Lucidarius, Leerdicht der XlVeeeuw,
Gent 1858. Graf- en gedenkstukken der pro-
vincie Oost-Vlaanderen,
Gent 1856—67. De
Nederduitsche schrijvers van Gent,
Gent 1862.
Blon (J. Le) leefde in het midden der 17e
eeuw en was een groot vriend van Catharina
Questiers: in den Lauwerslrijt tusschen deze
en Cornelia van der Veer, 1665, komen on-
derscheiden verzen van hem voor.
Blondeel (Valentijn Jan) promoveerde in
de rechten te Utrecht en schreef Beschrijving
der stad Utrecht, behelzende derzelner opkomst
en voornaamste lotgevallen
en/,., Utr. 1757,
met platen.
B!ume (Carl Ludwig), geb. te Brunswijk
29 Juni 1789, was hoogleeraar en direc-
teur van \'s Rijks herbarium te Leiden en
stierf aldaar 3 Febr. 1862. Behalve vele
Latijnsche werken schreef hij met D. J.
Veegens het tijdschrift De Indische bij, ter
bevordering van de kennis der Nederl. volks-
plantingen en derzelver belangen,
Leiden
1842-1844, 4 St.
-ocr page 43-
41
MiiBsé—Hotlel IVyenliuls.
Aug. 1694, president in het Hof van Vlaan-
deren aldaar. Overl. 2S Jan. 1760. Hij
schreef met J. Steengracht en P. de la Rue:
DicMlievende Tijdkortingen, bestaande in ge-
dichten van verschelde stoffe en rymtrant,
2
dln., Leiden 1717—18; een vertaling van
Crebillons Atreus en Theystes, in \'t zelfde
jaar (met de la Rue). Afzonderlijk van
hem verschenen: Stichtelijke Gedichten, 1726,
4e dr., 3 dln., 1741; in 1752 verscheen
daarvan nog een vervolg; Nagelaten Hengel-
dichten
en levensbeschrijving, door zijn zoon
uitgegeven, 1761. Door zijn zorg verschenen
de Nagelaten Gedichten van Vrouwe Anna
Rethaeen,
1730 en die van Mr. Johan Moor-
man,
1745. Nog is van zijne hand de be-
schrijving van Zeeland en Staats-Vlaanderen
in de Tegenwoordige Staat der Vereenigde
Nederlanden.
Voorts een paar godgeleerde
werken.
Boddaert Junior {Pieter) kleinzoon van den
voorgaanden, geb. te Utrecht in Oct. 1766,
was advokaat te Amsterdam en dichter. Hij
gaf uit: Verzameling van Gedichten 2 St.,
Utrecht 1790, (meest van erotischen aard);
Gedichten uit de gevangenis {z. n.), Utrecht
1792; Molstein en Kroondorp, tooneelsp. 1794.
Daarna gaf hij zich aan een zeer losbandig
leven over, misbruikte zijn talent tot het
maken van allerlei vuile, meestal in kroegen
en bordeelen geïmproviseerde gedichten en
werd het slachtoffer van zijne uitspattingen;
hij stierf te Amsterdam aan de gevolgen
van een val in het half dicht gevrozen water
waarbij hij zijn been brak (9 Maart 1805).
Na zijn dood werden zijne vuile verzen ver-
zameld en uitgegeven onder den titel van
Nagelatene poëtische en prozaïsche portefeuille
van Mr. P. Boddaert,
Amst. 1805.
Bodde (Z>.) schreef: Gedichten, uitgegeven
ten voordeele van Ierland,
\'s Hage 1847.
Bode (Matthijs) leefde in \'t laatst der 17e
en in \'t begin der 18e eeuw, gaf onder
toezicht van don hoogleeraar Petrus Francius
vertalingen van Horatius in \'t licht, 1696,
die gevolgd werden door: Oresles en Pylades
of Iphigenie in Tauris
, treursp., het Fransch
nagevolgd, Amst. 1702; Polyxena, idem,
Amst. 1703; Oorlogszang en Poi-zyzang, Amst.
1706. Zijn losse gedichten zijn opgenomen
in de Nieuwe Verzameling van Nederduitsche
Mengeldichten.
Bodel Nyenhuis {Johannes Tiberius), geb.
te Amsterdam 23 Nov. 1797, promoveerde
in de rechten te Leiden en was een werk-
zaam deelgenoot van de boekhandelaars-firma
Luchtmans aldaar. Na de ontbinding dier
Blassé {Abraham) geb. te Dordrecht 16
Febr. 1720 waar hij de stichter was van
de bekende boekhandelsfirma van dien naam.
Hij stierf te Dordrecht, 4 Febr. 1808. Be-
halve eenige gelegenheidsgedichten, die onder
den titel van Herders- en Veldzangen en
onder dien van Huwelijkszangen verschenen,
plaatste hij zes gedichten in de Proeve van
Zedepoezy
van \'t Dordsche genootschap Con-
cordia et labora; Veezorg, herdersklacht over
de runderpest,
1755; Üe opstanding en het
laatste oordeel,
in de werken van \'t Haagsche
genootschap Kunstliefde spaart geen vlijt, 1774;
De beste opvoeding der jeugd en Bespiegelingen
bij een onweder,
1776; Eerspoor aan de Neder-
landers ter verdediging van hunne Vrijheid en
Zeevaardje,
1781, ook te vinden in de Lau-
teerbladen van de zonen der vrijheid,
waarin
mede geplaatst zijn: Tafereel van Vader-
landsliefde en Menschenmin
en Üordrechts Bur-
gerij aan haare Regeerders.
Voorts gaf hij
uit: Iels dichtmatigs, 1784; Jubelzang van het
Dordsche genootschap: Lust tot zingen,
1797;
Drie godsdienstige verhandelingen en gedichten,
1800; Proeve van Gereformeerde Kerkgezangen,
1804; Mozes\' Zegelied, 1806.
Be (Leonard Lodewijk de) geboren te Be-
veren op de Leie in Westvlaandereu 27
Sept. 1826. Hij genoot eene opleiding voor
den geestelijken stand, en werd dien ten ge-
volge tot priester gewijd. Hij is thans pro-
fessor in de Khetorika in \'t collegie S. Louis
te Brugge. Behalve een paar Fransche wer-
ken, schreef hij: WesMaamsch Idioticon,
Brugge 1870—3. Gedichten, Brugge 1873.
Bobeldijk {Pieter), geb. te Oosterblokker
7 Mei 1827, onderwijzer te Twisk, schreef:
Licht en donker, Dichterl. bijdragen, Med.
1867, en eenige losse gedichten.
Bochoven {Francois van) geb. te \'s Hage
in 1651, advokaat te Dordrecht en overl. 4 Juli
1733, schreef: Een bundeltje uitgekipte gees-
telijke Gezangen
(4de dr., Dev. 1721); Nederd.
en Lat. keurdichten,
waarin zijn l\'itvaart van
Johan Mailing, in zijn leven burgemeester en
raad van Dordrecht; Lijkgedachlenis op Johan
van Broekhuizen,
achter diens gedichten;
Nagelaten Stichtelijke Gedichten, 1734.
Bockx {Dominicus), geboortig uit Antwer-
pen, stierf in 1674 als monnik in de abdij
van St. Bernard. Zijne werken kwamen uit
onder den titel Gedichten, in onderscheiden
deelen, en bevatten onder anderen: Uitleg-
gingen over de zedelycke Koppeldichten aen
Cato toegeeygent.
Boddaert {Pieter) geb. te Middelburg 6
-ocr page 44-
42
Boeck—Boelen*.
zaak iu 1S30 hield hij zich met lctterkun-
dige en historische studiën onledig en ver-
zamcldc hij cenc uitgebreide kunst- en boe-
kenvcrzameling. Hij overleed S Januari
1872. Van zijne hand verschenen: De alge-
mee/ie kaarten van de prov. Friesland, verza-
meld, beoordeeld en geschiedk. beschreven
(inct
W. Eekhoff), Leid. en Leeuw. 1846; Topo-
graphische lijst der plaatsbeschrijvingen van het
koningrijk der Nederl,
Amst. 1802; Bihlio-
graphie der plaatsbeschrijvingen van het ko-
ningrijk der Nederl.,
\'s Hage 1 SOS. Aroorts
maakte hij een supplement en table des molières
op de Archivcs van Groen van Prinsterer, en
had hij een werkzaam aandeel aan het samen-
stellen van het Repertorium der verhandelin-
gen en bijdragen betreffende de geschied, des
Vaderl. in mengelwerken en tijdschriften tot op
1800 verschenen, Leid. 1S03.
Boeck (Jan de), was in de vorige eeuw
monnik in het klooster der Minnebroeders
te Brussel, gaf zijne gezamenlijke werken
uit onder den titel van: Processie-dichten,
etc, gerytnt, geplackt ende bijeen verzamelt
door,
enz.
Boeckx (Bartholomeus), leefde te Lier van
1570 tot 1011 en was aldaar Prins der
Rederijkerskamer „de Ongclecrden". Hij was
der hervorming toegedaan. Op de Bourgon-
dische bibliotheek te Brussel bestaat een
bundel liederen van zijne hand.
Boekei (Kaspar Hendrik van), mederedac-
teur van de te Gent uitkomende Beurzen-
courant,
schreef Nieuwe maend van Maria,
naar het Fransch van Muzzarelli. Bertrand
van Rains, naar het Fransch van baron Jules
de Saint-Genois,
Gent 1812. Arnold van
Hummen of Loon en Jmik in de XlVe eeuw,
Gent 1847- \'De heer van Frazegnies, histo-
risch-romantisch episode uit den eersten kruis-
logt,
Gent 1847. Hel Davidshof op den
Amandsberg, veld-trilogie,
Gent 1855. Louisa
Maria, Nieuwjaarswensch oen de Rijken, in
naem der armen en der behoeftige werklieden,
Gent 1850. Sedert 1845 gaf\' hij te Geut
de Vlaemschc Volksalmanak uit.
Boekei (Pieief), geb. te Zaandam 30 April
1832, is hoofdonderw. te Abbenes in de Haar-
lennncrmecr. Hij schreef behalve een paar
kleine stukjes, Geschiedenis van het Haarlem-
mermeer, in schetsen en tafereelen,
Amst. 1868.
Boekeren (Rinse Koopmans van), geboren te
Groningen 17 Januari 1832; achtereenvolgens
Èred. te Giethoorn, Eelde, Ilarlingen en Leiden,
[ij 9chreef veel onder het pseudoniem Frans
Tinarlo.
Zijne werken zijn: De oude tolbaas,
Gron. 1859; Schoenen op keur, Arnh. 1865;
Knutselwerk (Frans Tinarlo), Leeuw. 1865;
Mensch en ezel, Schicd. 1865; In de kooi,
Amst. 1860; Eene weduwe met negen kinderen,
Leid. 1867; Slrooiaronden, Leid. 1867; De
Schepen van Dorenkamp,
Haarl. 1868; Graaf
Gerrit van Groencstein,
Leid. 1869; Jan
Koster,
Leid. 1869; De graaf de Monte-
Chrislo,
Schied. 1869; De veldwachter van
Laterveer,
Leid. 1870; Foor en na de Pauze,
Arnh. 1871; Robbert de Moor, Arnh. 1871 ;
Kapippo, Leid. 1871; Jurriaantjes, Leid.
1871. Behalve de genoemde werkjes gaf hij
nog eenige kleinere kinderboekjes en kin-
derpreeken uit.
Boekholt (B), boekhandelaar te Amster-
dam, schreef: Minnedichten, Amst. 1667, en
Kort vertoog van Hollands bloedige oorlogen
met hare naburen sedert de grondvesting van
haren staat tot op den tegenwoordigen tijd,
uit geloofwaardige schriften enz. zamengesleld,
met pi. Amst. 1689.
Boekholt ijohannes) broeder (?) van den
voorgaande, insgelijks boekhandelaar te
Amsterdam en dichter. Hij gaf uit: Uyt-
spanningen of Uytbregding van \'t Hoogliedt
en eenige Psalmen Davids,
Amst. 1668;
Geopend hart naar Jezus in XV Zinnebeelden,
Amst. 1693.
Boelen (Hendrik Theodorus), geboren te
Amsterdam 21 April 1825, waar hij carga-
door en scheepsreeder is, en aan het hoofd
staat der firma de Vries en Cie. Hij gaf onder
het pseudoniem N. Donker het volgende te
Amst. uit: Onder de menschen,l&5&; Twee neven,
1854; Een parelsnoer, 2 dln., 1859; Eind
goed al goed,
2 dln., 1862, allen romans,
verder novellen in Nederland, het jaar-
boekje Holland enz. en twee drama\'s:
Gravin Olga en haar lijfeigene, 1854; Maria
van Utrecht, weduwe van Oldenbarneveld,
1873.
Boelen Jz. (■/.), schreef een Reize naar de
Oost- en JVestkusi van Zuid-Amerika en van
daar naar de Sandwiclis- en Philippijnsche
eilanden, China, enz. in de jaren
1826—29
met het koopoaardijschip IVilhelmina en Maria,
3 dln. met pi. en k., Amst. 1835—36.
Boelens (Hoelardus August inus van), geb.
in 1722, schreef een dichtstuk in 3 zangen,
getiteld de Winter, dat hij in 1749 voltooide.
Een zijner vrienden bezorgde er in 1754
buiten zijne voorkennis eene uitgave van te
Leeuwarden in 4°. waarbij de naam des dichters
verscholen bleef achter het pseudoniem van
B. Bornius Alvaarsma. In 1765 bezorgde de
auteur er eene verbeterde uitgave van in de
-ocr page 45-
4J3
Boelens—Boey of Boy.
Boer (Francijnlje de), geb. te Harlin-
gen 18 October 1784, betoonde reeds vroeg
veel lust tot studie en oefening, doch haar
ouders, niet dertien kinderen gezegend en
van middelen ontbloot, konden dien lust
niet bevredigen. Zij leerde lezen en schrijven
en werd op haar 15de jaar reeds dienstbaar.
Zij stierf als huishoudster bij den heer S.
ïuijmelaar te Hcercnvccn 7 Maart 1852.
Zij schreef: Dichtproeoen, Haarlem 1815;
Nieuwe Dichlproeven, Amst. 1821; Gedichtjes
voor kinderen,
Amst. 1822, die zeven druk-
ken beleefden; Gedichtjes voor behoeftige kin-
deren,
Amst. 1823; Laat ons leven tot elkan-
ders nut en genoegen; Ned. verhalen en eenige
nieuwe dichtproeven,
Leiden 1850.
Boerman (E. A.) schreef: Godsdienstige
j mengelingen in proza en po\'ózy, Dordr. 1850.
Boers (B) gaf eene Beschrijving van
het eiland Goedereede en Ooerjlakkée
met 3
afbeeldingen, Sommelsdijk 1844.
Böeseken (Suzanna Maria), geb. te Lun-
teren in Gelderland den 12en Maart 1821,
huwde met den heer van Velthovcn, kapitein
ter koopvaardij, met wien zij in 1861 naar
Cheribon vertrok waar zij den 23en Jan.
1866 overleed. Zij schreef: Twee gevangenen
op het slot van den Bergh,
\'s Hage 1848;
Alcmenon, Een geschiedk. verhaal, Schiedam
1851; Tlillegonde, Oorspronkelijk Nederlandsch
verhaal uit den grafelijken tijd,
Amst. 1852.
Verscheidene tijdschriften hebben novellen
van haar opgenomen en hare losse gedichten
zijn voornamelijk geplaatst in de Evangelie-
spiegel, Maria en Martha, Gelderland,
en
Tijdstroom.
Böeseken (Mijnoldina Adriana Antoinetta),
zuster van de voorgaande, geb. te \'s
Heerenberg 12 Juni 1825 was eerst als
pleegzuster werkzaam en daarna adjunct-
directrice in de cellulaire gevangenis te
Amsterdam. Zij overleed den 23en Nov.
1871 aldaar. Zij schreef: De pleeg zuster,
\'s Hert. 1854; Judas de Maccabeër, \'s Hert.
1856; Geeske van den Elzenpas, Amst. 1862;
Een verhaal op waarheid gegrond, Amst. 1862.
Voorts vindt men van haar verscheiden losse
stukken en gedichten in de Maria en Martha,
Eoangeliespiegel
en Tijdstroom.
Boeuff (Cornelis Willem de), geb. te den
Bommel, 4 Aug. 1S24, onderwijzer te Lan-
gerak bezuiden de Lek, schreef: Verspreide
en onuitgegevene poëzy,
Tiel 1867.
Boey of Boy (Cornelis), geb. te Zierikzee,
was advocaat-fiskaal en procureur-gen. over
llonigbye, een belangrijke verzameling van
uitgegeven en onuitgegeven gedichten, 6 dln.,
Leeuw. 1765—71. Hij stierf to Hardcgarijp
9 Nov. 1777.
Boelens (Ambrosius Ayzo van), zoon van
den voorgaande, geb. 19 Maart 1700, was
grietman van Opsterland en overl. 30 Nov.
1834. Hij schreef een gedicht: Aan mijn
vaderland,
Leeuw. 1814.
Boeildale (Jan), gezegd Jan de Klerk.
Deze dichter werd geboren in het gehucht
Boendale bij Tervueren, omtrent 1280. Reeds
in den aanvang der XlVe eeuw vestigde
hij zich te Antwerpen waar hij stads-secretaris
werd, welk ambt hij meer dan 40 jaren tot
zijn dood bekleedde (1351 of 1365). Tot in onze
eeuw bestonden zijne werken slechts in hand-
schrift, doch thans zijn of worden ze uit-
gegeven onder den titel: 1°. De Brabantsche
Yeesten of Rijm-kronyk van Brabant, door Jan
de Klerk, van Antwerpen,
uitgegeven door J.
F. Willems, Brussel 1839 en 1843. —
2°. Die Lekenspieghel, leerdicht van den Jare
1330, door Jan Boendale, gezegd Jan de
Clerc, schepenklerk te Antwerpen,
uitgegeven
door M. De Vries, Leiden 1844. — 3°. Jans
Testeye of dit is van Woutere ende van Janne.
4°. Van den Derden Eduwaert, coninc van
Engelant, Rijm-kronijk geschreven omtrent het
Jaer
1347, door Jan de Clerc, van Antwer-
pen,
uitgegeven door J. F. Willems, Gent
1840.
Boer (Willem Bichard), geb. te Rotterdam
4 April 1818; hij is thans advocaat en wet-
houder te Utrecht en lid van de provinciale
staten dier provincie. Hij vertaalde: F.
Bastial, staathuishoudkundige drogredenen,
1846 en 1848; id. Dat verwenschte geld, 1849;
id. Kapitaal en interest, 1849; Ouizot, Over
de volksheerschappij in Frankrijk,
1849, 2
drukken, alle vier te Utrecht uitgegeven.
Verder schreef hij: Denkbeelden over paupe-
risme en armenverzorging,
Amst. 1850. Sedert
1861 was hij met G. H. Betz en P. F. Hnbrccht
redacteur van de Bijdragen tot de kennis van
hel staats-, provinciaal-,engemeentebestuur inNe-
derland,
Rotterdam, en later met J. A. Fruiin
en J. F. Buijs, torn dit tijdschrift te Utrecht
werd uitgegeven; met D. Grothc, J. W.
Gunning, O. van Rees en J. P. de Bordes
van Pantheon, Tijdschrift tor verspreiding van
nuttige kennis,
Utrecht 1856. Verder schreef
hij: Over plaatselijke belastingen, eene staat-
huishoudkundige.proeve
, Utrecht, 1850; De
arbeid, Handboek voor volkshuishoudkunde ten
dienste van het Middelbaar onderwijs,
Amst.
1865; Huishoudkunde, Leiden 1870; Leer-
plicht igheid en schooldwang,
Utrecht 1870.
-ocr page 46-
44                                                 Boey— BogaeH.
Holland, Zeeland en Friesland. Hij dichtte
in \'t Latijn en in \'t Ned.: Psalmen Davids
volgende de N. overzetting,
Rott. 1648; lier-
drukt te Leiden 1059; onder den titel: Het
nieuwe Werck der Psalmen van den Koning
David.
Voorts vele verspreide verzen, vooral
in de werken van J. van Bcverwijck, de
Brune en C. Huyghens.
Boey (Timon), doctor in de rechten en
secretaris van het Hof van Holland in de
vorige eeuw, schreef: Bedenkingen over de
Oudheil, Aanzien en Gezag van den Uove
van Holland onder de Grafelijke regering,
\'s Hage, 1760; Oudheid van den Hove van
Holland, nader ontdekt uit de oppermagl der
Staten met de Grave,
\'s Hage, 1761; Woor-
dentolk of verklaring der voornaamste Ondnit-
sche woorden in de Hedendaagsche en Aloude
Regtspleging voorkomende,
\'s Hage, 1773.
Bogaerd {Karet), geb. te Kalken in Oost-
Vlaandcrcn 21 October 1831, was vroeger
stationschef aan den spoorweg Eecloo—
Gent, thans werktuigkundige in eene fabriek
te Langerbrugge. Hij schreef: De drie zan-
gers: Willems, Ledeganck, van Duyse, Vader-
landsche trilogie, met een voorzang,
Gent
1861, 8°; Bloemen in het wilde gegroeid,
Gediehten,
Gent, 1861, 8"; Adolf en Ludwina,
Romantisch dichttafereel,
Gent 1862; Bede
voor Zijne Majesteit Leopold I, koning der
Belgen, en deszelfs vorstelijk stamhuis,
Gent
1863,   8°; Stemmen des gevoels, Gedichten,
1864,   8°; Voor de noodlijdenden, Romance,
(muziek van J. Pollet) Gent 1866; Verstrooide
bladeren, Gedichten,
Gent 1S67. 8".
Bogaerde van ter Brugge (Jhr. André
JeanLouis Baron van den), geb. te Gent 7
Juli 1787, was burgemeester van Gent,
daarna districts-comnnssaris van het Land
van Waes. In 1820 benoemde de koning
hem tot Gouverneur van Noord-Brabant,
welken post hij tot 1842 bekleedde. Hij sleet
zijne overige dagen in werkzame rust op
zijne goederen te Heeswijk en Dinther en
stierf den 12en Jan. 1855. Zijn uitgegeven
geschriften zijn: Het district van St. Nico-
laas, voorheen Land van Waes, beschouwd
met betrekking lol deszelfs Natuur-, Slaat- en
Geschiedkunde, gevolgd door eene bijzondere
beschrijving van elke stad, dorp cf gemeente
in hetzelve gelegen,
3 dln., St. Nicolaas 1825;
Vlugtig overzigt der geschiedenis van België
en die van Polen, toegepast op de tegenwoor-
dige gebeurtenissen tot
1 Jan. 1831. \'s Bosch
1831; Proeve over de belangrijkheid van den
handel, de scheepvaart en de nijverheid in de
gewesten die van
1813—\'30 uitmaakten het
koningrijk der Nederlanden,
\'s Hage 1845,
i oorspr. in \'t Fransch uitgegeven. Voorts
werden zijn redevoeringen, waarmede hij de
zomervergaderingen der prov. Staten opende,
op hun verzoek in \'t licht gegeven.
Bogaers (Adrianus), geb. te \'s Hage, den
6en Jan. 1795, was eerst adv. te Hoorn,
daarna te Rotterdam; van 1830—51 bekleedde
hij het ambt van rechter in de Arrond.-
Bechtb. in laatstgenoemde stad. Den Uden
Aug. 1870 stierf hij te Spa in België aan
longpiipontsteking. B. begon zijne diehter-
lijke loopbaan in 1832 met een dichtstuk
getiteld: Volharden (een aanmoediging tot
volhouden in den strijd tegen België), waarop
volgde Jochébed 1835, (voor zijn vrienden)
in 1861 in den handel; De logt van Heems-
kerk naar Gibraltar.
1837 (openlijk uitgege-
ven 1860); Adam\'s Eerstgeborene, 1843, (in
de werken van \'t Kon. Ned. Inst.); Balladen
en Romancen,
1846. waarvan een vermeer-
derde openlijke uitgave verscheen in 1862
onder den titel van Balladen en andere dicht-
stukjes; Dichlbloemen uil den vreemde,
1852;
Hei Metalen Kruis, 27 Aug. 1856; Tollens
(bij den dood van Tollens), 1857; Gedichten,
1859; 1813 — 1863, Jubelzang: Op lateren
leeftijd legde hij zich bijzonder op do taai-
kunde toe en verrijkte hij het tijdschrift de
Taai-Gids met vele bijdragen. Zijn Lierzang
op den dood der Belgische koningin Louise
werd in België met goud bekroond, 1851.
Voorts bestaat er van zijne hand een Ver-
handeling over de Viterl. Welsprekendheid,
1840, die evenals zijn Heemskerks logt naar
Gibraltar
door de Holl. Maatsch. voor Fraaie
Kunsten bekroond werd. B\'s Gezamenlijke
Dichtwerken,
met eene Inleiding, zooveel
mogelijk naar tijdsorde gerangschikt, zijn
uitgeg. in 2 dln. door N. Beets, Haarl. 1871,
en zijn Taalkundige opstellen door Prof. Brill,
Rott. 1872.
Bigaert (Abraham), in 1663 geb. te
Amsterdam, kwam als opper-chirurgijn te
Batavia, werd later koopman aldaar, deed
eene reis naar Bengalen, Ceylon, de kust
van Malabar en de Molukken, keerde in
1706 naar \'t vaderland terug en vestigde zich
als apotheker te Amsterdam, waar hij in 1727
overleed. Van hem zijn ons bekend: Satyra
VlII of Achtste Berispdicht in Nederd. voer-
zen verlaell en met aanteekeningen voorzien,
onder de zinspreuk Proficit et Recreat, Amst.
1693; Alexander de Groole, treursp., naar
Racine, Amst. 1693; de Pleiters, blijsp.,
idem, Amst. 1692; S. Schynvoels Muntkabinet
der Roomsche keizers en keizerinnen in vaarzen
beschreven,
Amst. 1695; Keurstolen van Al-
oude Griekse en Romeinse Grootmoedig heden in
Bijschriften en Puntdichten,
Amst. 1697;
-ocr page 47-
II o «Hert—Bokkel.                                                45
I 16"., Antw. 1860; Walter de toonkunstenaar,
I drama in 3 bedr., 16°., Antw. 1860, 2e
■ druk 1869.
Bohl J.Gzn. (/.) schreef: Horsa en Iliandi
of heidenleer en chrisle/iieet,
Rotterd. 1855;
fVi/lebrordus, Rott. 1855; Bonifacius of waar-
heid en dwaling. Middeleeuwsehe zedeschetsen,
Gron. 1857; Pius VII en zijn tijd, 2 dln.,
Rott. 1861; Enna, benevens and. verhalen,
Tiel 1863; Geschiedkundige werken, novellen
en gedichten,
3 dln., Rotterd. 1863; Herin-
neringen,
Rott. 1867.
Bling (Dirk) geb. in 1748, zilverkashouder
te Amsterdam, later commissaris bij de hon-
derdste en tweehonderdste penningkamer.
Later bestuurder van de Onderwijzers-Kweek-
school, opgericht door het eerste Amster-
damsche Departement der maatschappij tot
N. v. \'t A. Hij stierf in 1811. Onder hare prijs-
verhand. vinden wij van zijne hand: Schels van
den braven man in het gemeen burgerlijk teven,
1789; Pligten van handwerkslieden en dienstbo-
den,
1791; Brief aan de schoolhouders in Neder-
land,
1791; Schets van den voor- en nadeeligen
invloed van \'t gedrag des werkmans op den
bloei en de welvaart der fabrijken,
1804.
Voorts eenige Volksliedjes en de Opwekking
des jongelinys te Ndin,
zangstuk.
Boisminart (//\'. P. d\'Auzon de). Zie Aazon
de Boisminart.
Boissevain (Charles) geb. te Amsterdam,
28 Oot. 1842, promoveerde in de rechten,
is redacteur van \'t Algemeen Handelsblad,
waarin hij vele art. o. a. Brieven op reis uit
Zwilserl.
schreef; verder schreef hij Ierland
en de oorzaken van het Fenianisme,
Amst.
1S68. Voorts Gidsartikelen, zooals: Iels
over poëzie; Letlerk. Stud.; Geuzenliederen;
Slechte manieren in de Letlerk.,
enz.
Bok (C.) schreef de volgende werken: De
hut aan de grenzen of de grijskop, een belang-
rijke Nederl. familiegeschiedenis,
1827; De
wachtmeester Aarhus of liefde zoekt list,
1828;
De witte paal of Jenne, eene op waarheid ge-
gronde NoordHoUandsche geschied.,
1828; Het
lleidensche bosch of het gestolen kind, 1829;
De hofbel van Czaar Peter, 1830; Twee trien-
den of de gevolgen van partijzucht,
1832;
Frederik Linde, een tafereel van menschelijke
lotgevallen,
1836. Al die romans zijn te
Amst. uitgegeven.
Bok (J. W.). 7Ae Ejk (W. B. J. van).
Bokkel (L. J. W. ten) schreef: Bemoediging,
I dichtstuk, Schagerbrug 1850; Deugd en On-
6\'. Suetonius Tranquillus tan de XII keilers,
uit het Latijn verduischt, Amst , 1G99; C.
Julius Cesars Aanteekeningen der Gallische
Burgerlijke, enz. Oorlogen,
idem 2 Üln.,
Amst. 1709; De gewaande Droes, kluchtsp.,
Amst. 1711; Bist. Reizen door d\' Oostersche
deelen van Asia,
1711, (of die reizen door
hem zelven gedaan zijn valt te betwijfelen)
2e Dr. Rott. 1730; Rhadamistus en, Zenobia.
treursp. Amst. 1713; Historie van de grond-
legging der Nederlantsche vrijheid,
Amst.
1716; Valerius Maximus Gedenkwaardige
voorbeelden, zoo der Romeinen als der Uil-
heemsche volken
(uit het Latijn vertaald),
Amst. 1721; Gedichten, Amst. 1723, 2e Dr.
Leiden 1729, waarin het dichtstuk Geuzen-
velt; Phocion,
treursp. Amst. 1733; Myrrha,
treursp. Amst. 1743. Sommigen schrijven
nog aan B. toe Het nieuwsgierig Aegje,
kluchtsp., Amst. 1679 en De Buitensporige
Jaloerse,
idem 1691, doch deze stukken zijn
van Antbonie van Bogaert van wien ons geen
bijzonderheden bekend zijn.
Bogaert (Felix Guillaume Marie) geboren
te Antwerpen 2 Juli 1805, en aldaar over-
leden 16 Maart 1851. Hij was secretaris
van de Archaeologischc Academie van Belgio.
Meestal schreef hij in het Flansen, doch in
\'t Nederlandsch nebben wij van hem: De
goede oude tijd in België,
Antwerpen 1844;
Historische litanien der heiligen van België,
1848; Geschiedenis van Op Signorken; Almanak
van San Vincentius a Paula,
1849.
Bosrerman (Joannes) geb. te Opleeuwert in
Oost-Friesland, in 1576, pred. te Sneek,
Enkhuizen en Leeuwarden, voorzitter van
de synode te Dordrecht en overleden in 1637.
Hij schreef: liet Christelijk overlijden van de
Doorl. prince Mauritius van Nassau, prince van
Orangiën,
Utr. 1625, laatste Dr. Amst. 1841.
Boghont {Jan Frans van) geboren 6 Maart
1830 te Antwerpen, was vroeger lid en
medewerker van een aantal letterkundige
genootschappen, tooneelinaatschappijen, enz.,
thans architect, lid van den provincialen
raad, secretaris van den Nederduitschen
Bond, enz. Hij schreef: Zij was moeder,
vervlaamscht drama in één bedrijf, 16°.,
Antwerpen 1851; Jonker van Rodergcke, volks-
drama in 4 bedr., 16°., Antw. 1856; Flip-
ken,
romance, Antw. 1857; Moederdroom,
romance op muziek van Hyp. Coriël, Antw.
1857; Het weesje bij bet doodsbed zijns vaders,
romance op muziek van L. Abadi, Antw.
1857; Martha, dichtstuk, Antw. 1859; Jan
Bertrand of de Tooneelspeler uit liefhebberij,
oorspronkelijk tooneelspel in 3 bedr., 16°.,
Antw. 1859 (bekroond); De mand en de kor f,
-ocr page 48-
46
Bolhuis—Bondt.
deugd, volksverhalen, Amst. 1850; Lente-
bloempjes,
Amst. 1850; Verspreide novellen,
Amst. 1857; benovens vele bijdragen en gc-
dichtcn in jaarboekjes en kinderwerkjes. Mei
8. J. van Eysoort gaf hij uit: Mengelingen
in proza en poezy,
Alkmaar 1852.
Bolhuis (Lamberlus van) (1745—182C) geb.
te Groningen en predikant aldaar, was een
verdienstelijk taalkundige. Hij verrijkte met
bijvoegsels en aanteckeningen Klaas Stijl)
Beknopte aanleiding tot de kennis der spelling
en zijne Beknopte Ncderduilsche Spraakkunst
1792, is door de maatschappij tot N. v. \'t A.
bekroond en uitgegeven.
Bolhuis (Joan Hugo van) geb. den 20 Dec.
1805 te Baambrugge, werd doctor in de
letteren te Utrecht, praeceptor aan de Lat.
school aldaar en in 1839 hooglecraar voor
Nederlandsche taal- en letterkunde en ge-
sohiedenis aan de militaire academie te Breda.
Hij verloor zijn leven in een tweegevecht j
den len Febr. 1844. Zijn werken zijn: de
Noormannen in Nederland, geschiedenis hunner
invallen gedurende de
9e, 10e en We eeuw
niet opgave van derzelver gevolgen,
Utrecht
1831; het volg. jaar met bijlagen en bijvoeg-
sets
vermeerderd. Proeve eener geschiedenis
van hel kasteel Vredenburg, eene bijdrage tol
de kennis der Spaansche overheerschinq,
Utrecht
1838. Voorts vindt men bijdragen van zijne
hand in het Utrechtsch Tijdschrift en in Nij-
hofs Bijdragen voor Vad. Gesch. en Oudheid-
kunde.
Al die bijdragen zijn na zijn dood
door Dr. G. D. J. Schotel uitgegeven onder
den titel van Verspreide letlerarbeid, Utrecht
1845.
Bollaert (Samuel) schreef in 1069 te Mid-
delburg een rederijkersstuk, getiteld: \'INeder-
landsche treurspel, synde de vervrachte Belgica
vertoonende de ünheylen daer in voorgevallen
\'t sedert
25 Oct. 1555 tot 10 July 1584, 2
dln., vermeerderd en verbeterd door Arend
Roggeveen, Middelb. 1069.
Bolt (Jacob) geb. te Groningen in 1720 en
boekhandelaar aldaar, hij beoefende de dicht-
kunst; zijn gelcgenheidsverzen zijn niet in
een bundel verzameld, wat ze wel verdienen.
Hij overleed den 17en Januari 1799.
Bomhoff Hz. {Berk) geb. te Vaassen den
2en April 1792, was vele jaren huisonder-
wijzer in talen en beèedigd translateur te
Zutfen en overleed aldaar den 1 Jan. 1860:
Behalve vele schoolboeken en woordenboeken
ten gebruike bij het onderwijs, schreef hij:
Nieuw handwoordenboek van de spelling der
Nederduitsche taal verrijkt met eenige duizende
ivoorden die in dagelijksch gebruik zijn en in
woordenboeken niet voorkomen,
Zalt-Bommel
1846, (2e dr. 1852); Nieuw groot woordenboek
der Ned. taal waarin alle gebruikelijke woor-
den opi/enomen, hunne verschillende beteekenis-
sen verklaard en waar zulks noodig is, met
voorbeelden gestaafd. Met een voorberigt tan
L. A. te Winkel,
Voorburg (later \'s Hage,
Leiden en Arnhem) 1852—57. Voorts leverde
hij vele bijdragen in het Mag. van Ned. Taai-
kunde enz.
Bon (Frans) geboren 29 October 1791 te
Dendermonde, overleden te Brussel 28 Au-
gustus 1852; na te Parijs gestudeerd te
hebben vestigde hij zich te Antwerpen waar
hij eene kostschool oprichtte, en zich bijzon-
der op de beoefening der VJaamsche taal en
letterkunde toelegde. Aanhanger van het
oude spellingstclscl van Des Roches streed hij
met meer hardnekkigheid dan kennis tegen
AVillems. Behalve vele vlugschriften en in
tijdschriften verspreide artikels schreef hij:
Vlaemsehe spraekknnsl volgens het Belgisch
taelslelsel, door eenige oefening van spraek-
kunstige ontleding gevolgd,
Brussel 1844, 12°,
Verhalen, tafereelen, beschryvingen en verge-
lykingen,
Brussel 1844, 8°, Vlaemschen Pan-
theon ten gebruike der kollegien en scholen,
gewijde geschiedenis,
Brussel 1844, S°, Hand-
leyding voor het onderwijs in het lezen, 6e-
paeldelijk ingerigt om aen kinderen in korten
tijd het lezen te Zeeren, ten gebruike der kol-
legién en scholen,
Brussel 1844, 12°.
Bondam (Pieter) geb. te Kampen 26
Dec. 1727, studeerde te Franeker in de
rechten en de letteren, verwierf zich in
1746 het doctoraat in laatstgenoemd vak en
werd daarna conrector in zijne geboorteplaats.
Van hier ging hij naar Zutfen in dezelfde
betrekking die hij spoedig niet het rectoraat
verwisselde. In Ï763 werd hij tot hoogleer-
aar in de rechten te Harderwijk beroepen
en tien jaar later te Utrecht. Hij overleed
aldaar den 6den Febr. 1800. Van zijn hand
hebben wij de redevoering op het eeuwfeest
der Utrechtschc Unie, in \'t Lat. opgesteld
en uitgesproken, doch door zijn zoon ver-
taald en uitgegeven. Voorts Verzameling van
onuitgegeven stukken tot opheldering der Vad.
Hist.,
5 dln., Utr. 1779—81; Charterboek
der Hertogen van Gelderland en der graven
van Zntphen,
4 dln. fol. Utr. 1783. Benige
redevoeringen en brieven in \'t Latijn.
Bondt (Reinier de) geb. te Leiden in 1576
waar hij hoogleeraar in de natuurkunde,
later in de geneeskunde was. Onder anderen
heeft de Bondt geschreven: Belegering en
-ocr page 49-
47
Bongardt— Hnoiizujer.
andt re echte stukken en beseheiden, Rott. 1747,
waarvan het eerste UI. door Eikelenberg
zelf geschreven is, het tweede door B. en
het derde Dl. onvoltooid bleef door B.\'s
dood (11 Juni 1755). Hij beoefende ook de
dichtkunst en gaf uit Stephanus den Diaken,
1743.
Booms (Gerardus Petrus) geb. te Maastricht
29 Oct. 1822, werd in 1856 kapitein,
in 1863 majoor, in 1869 kolonel, in 1871
minister van oorlog en is dit zelfde jaar
wegens zwakke gezondheid eervol ontslagen
met den rang van generaal-majoor. B. maakte
in 1851 den oorlog met de Eransche troepen
mede tegen Klein-Kabylië in Afrika. Hij
schreef, behalve een Eransch werk over den
oorlog op Bali, Veldtocht van het Vransch
Afrikaansche leger teqen Klein-Kabglie, in
de eerste helft van
1851, \'s Hert. 1852;
Oostenrijk en Zuid-Duitschland in den oorlog
van
1866 tegen Pruissen, Krijgsk. Schets,
Schicd. JS67; Kissingen. Eene episode uit den
oorlog van
186(> in üuitschland, Schicd. 1870.
Boon (A\') schreef De dood van Willem I,
prins van Oranje, Hist. dram. schets voor
rederijkers,
Amst. 1863; 1815, Herinnering
aan Water\'oo, Dram. schets,
N. Niedorp,
1865; De familie Holzinski of liefde en wraak,
Dram. schets,
N.-Niodorp 1866.
Boon van Engelant (Comelis), geb. te Rott.
1680, gest, ongeveer 1750, was Baljuw van
Heenvliet en Leenman van den lande van
Voorne. Zijne gedichten zijn de volg.: Hei-
densche Grootmoedigheden,
Rott. 1704; Gedich-
ten en Tooneelpoezy,
2 Dln., Delft 1724;
de laatste bestaat uit de treurspelen Mirrha,
Dido, Leiden verlost, Timon, Kosmus de Me-
dicis,
en het Eeuwspel op het treursp. van.
Arminius toegepast,
Leiden 1700 en Amintas
herderssp. uit het Ital. van ïasso, Delft 1722.
Boone (Eeliw Marie Alfonse), geb. te Gent 8
Maart 1821 en ald. overl. 31 Dec. 1870;
eerst slotenmaker, daarna drukker te Brus-
sel (later te Gent), later hoofdredacteur van
de Broedermin, een Gentsch liberaal blad.
Hij schreef: Mijn eerste blik in de wereld,
Gent 1847; De schoone vrouw van het veld-
bal,
Antw. 1848; Zannequin, hist. drama
in vijf bedrijven,
bekroond te Gent in 1848;
Bergenkruize, 1849; De arme jongen, 1850;
MastenDanueels; ei\\ De tooverdrank, Gent 1870.
Boonzajer (Comelis Gerardus), geb. te
Gorinchem 15 Aug. 1788, notaris en wet-
houder in zijne geboortestad en ald. overl.
4 April 1863, schreef met J. G. W. Mer-
kus van Gendt: Geschiedkundige Aantee-
ontzetting der stad Let/den, treurblijeindspel,
vercierd met schoone Jiguren en al de verlonin-
gen zo voor in als na het spel,
Amst. (zonder
jaart.), meermalen herdr. \'t laatst met pi.,
Utrecht 1750.
Bongardt (Bernardus Jacobus) in 1728 geb.
te Middelburg, \'t laatst pred. te Hoorn, waar
hij in 1771 overleed. Hij schreef Trooslzang of
Rijmkatechismus in LI V psalmen, voor Davids
Huis, geschikt naar Ursinus\' leerwijze en Da-
theens Zinglrant bij de zoogenaamde Waare
Oeref. Batavieren om verbasterde Kristenen
te recht te brengen of te koesteren in de Moeder-
schoot der Heilige Katholike Kristelijke Kerk,
Hoorn 1762.
Boom (ƒ. A. G.) schreef een Oeogr. hand-
boek van Europa,
2 st. met een kaart, Amst.
1819, benevens eenigc schoolboeken over
aardrijksk.
Boom (/farm) geb. te Gramsbergen den 1
Dec. 1810, redacteur van de Assencr courant
en schoolopziener te Assen, schreef anoniem:
Drie dagen op reis of Bentheim en Steinfurl
door een Drenthschen bril bekeken,
Dev. 1843.
Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst
door drie podagristen
(A. L. Lesturgeon, H.
Boom en D. H. van der Scheer) Kocv. 2
dln. 1842—47; Een Drentsch gemeente-assessor
met zijn twee neven op reis naar Amst. in het
voorjaar van
1843, (H. Boom en A. L. Les-
turgeon) Gron. 1844—53; Wandelingen in en
om Zwolle door een neef van den Drentschen
assessor,
Zwolle 1846; Wat een Utrechtenaar
zag en hoorde bij de beursinwijding te Amster-
dam en verv. te Kampen, Zwolle, Deventer,
Zutphen en Arnhem,
Kamp. 1846; Mijn reis-
portefeuille of omzwervingen door Overijssel
door een neef van den Drentschen assessor,
Zwolle 1847.
Boomhuys (Jan) beoefende in de vorige
eeuw de dichtkunst te Amst. en leverde veel
dichterlijke vertalingen. Van hem bestaan Roem
en Eigenbaat,
naar \'t fr. van Frederik II,
te vinden in Uylenbrocks Kleine Dicht.
Handschr.
en een gedicht Op het overlijden
van den dichter Lucas Pater.
Met zijn vriend
Uylenbroek gaf hij Racine\'s Est her in Ned.
verzen uit, Amst. 1771. Hij stierf 21 Dec.
1797.
Boomkamp (Gijsbert leefde in de vorige
eeuw te Alkmaar, schreef eenige hist. en
andere werken, waaronder: Beschrijving van
den dorpe Egmond,
Amst. 1741; Aanmerkin-
gen over Jlkmaars stederecht,
Alkm. 1741;
Alkmaar en deszelfs geschiedenissen uit de na-
gelaten papieren van Simon Eikelenberg en veele
-ocr page 50-
48                                     Booren—Borcligrave.
keningen betredende het slot Loevestein, Gor.
1840. Hij Tiet vele gedichten in manu-
script na.
Booreo (Elias tan), geb. te Leiden 28
ïebr. 1728, was schoolmeester aldaar. Hij
schreef Het Tweehonderdste Jubels Vrevijt Ver*
haal, meede ter Gedagtenis beschreven en op
Iieim gemaekt
enz., Leid. 1774. Hij over-
leed 14 Jan. 1797.
Boot (Gerhard), geb. te Gorinchem in
1604, studeerde en promoveerde in de me-
dicijnen, vestigde zich omstreeks 1G30 met-
terwoon te Londen en werd lijfarts van j
koning Karel I. Na het onthoofden van I
dezen rampspoedigcn vorst ging B. naar j
Dublin, waar hij in 1650 overleed. Van j
hem verscheen een latijnsch werk: Frolycke \\
Uuren,
1630. Üok beoefende hij zoowel de J
Lutijnsche als Nederlandsche dichtkunst.
Boot (Johannes Cornelis), geb te Leur 20
Juli 1761, was predikant te Nieuwenhoorn
en daarna te Arnhem. Zijn Opwekking van
lMzarus
werd in 1785 door \'t Haagsche
Dichtgenootschap bekroond, evenals zijn Tot
lof der l/weldadigheid.
Hij is de vervaardiger
van Gez. 168, op den Oogst. Men viDdt
eenige fragmenten van zijn gedichten inge-
lascht in de Wandelingen in een gedeelte van
Gelderland van 1. A. Nijhojf
en in diens Gel-
dersvhe Arcadia.
Hij stierf 9 Juli 1834.
Boot {Gerardus JVilhelmus) broeder van den
voorgaanden geb. 21 Mei 1763 te Leur bij
Breda, stierf als rector te Gorkum 6 Sept.
1832. Hij maakte van tijd tot tijd een ge-
dicht in een of ander tijdschrift waaronder
Bij mijn terugkomst van de begrafenis mij-
ner dochter.
Bor {Pieter Christiaansz) geb. te \'Utrecht in
1559, woonde op verschillende plaatsen en be-
oefende het vak der Historiën. In 1615 legden
de Staten van Holland aan Bor eene jaarwedde
van 600 Gl. toe, om zijn geschiedkundig werk
te vervolgen. Later werd hij tot Raad en Rent-
roeester-Generaal van ft oord-Holland be-
noemd. Hij overleed te Haarlem 16 Mei
1635. Hij schreef: De Oorspronck, begin
ende vervolgh der Nederlandse/ie oorlogen,
beroerten en Burgerlijke oneenicheyden,
begin-
nende met den afstand van Karel V en ein-
digende met den dood van Willem I, later
voortgezet tot het jaar 1600. De eerste
uitgave is in 6 Dln. Leiden 1621 en volg.
jaren; een tweede druk is in 4 Dln. van
1679 met een bijvoegsel. Voorts schreef hij
nog het zesde deel der Chronyche Carionis,
loopende van 1576—1619. Amst. 1632; Oe-
leyentheyt van \'s Herlogen-Bosch vierde Hooft-
stadt van Brabandt, Haer oorspronck, fun-
datie ende vergroolinge, verscheyden harer
belegeringen ende eyndtlijke overwinninge,
verrassinge en inneminghe van IVesel ende meer
andere geschiedenissen des jaars
1629, 3 Dln ,
\'s Gravenh. 1630; Voorts twee trayicomedièn
in prosa, d\' eene Appollonius prince van Tyro
en Appollonius en zijne dochter Tarsia,
\'s Gravenh. 1617. Als dichter gaf hij uit:
de oorspronck, begin en aanvang der JVed. oor-
logen , gedurende de regering van de hertoginne
van Parma, des hertogs van Alba en grooten
commandeur in Lidekens,
1617.
Bor (L. van den) schreef: Berijmde schels
der bijbelschegeschied.,
Arn. 1860; Schets der
Ned. geschied, op rijm gebt agt en met de
noodigezangwijzen voorzien, Arnh.
1857; Schels
van de geschied, der Nederl. in den O. I. ar-
chipel, idem
Arn. 1857,
Borchgrave (Peter Joos de) op 1 April
1751 geboren te Wacken (West-Vlaanderen)
studeerde aan het Collegie te Kortrijk en
wijdde zich daarna geheel toe aan de Ge-
schiedenis en de dichtkunst. Alhoewel hij
aanvankelijk het bakkersberoep uitoefende,
wist hij zich door zijn geest en dichterlijke
gaven te onderscheiden en zich tevens een
goed vermogen te verschaffen. De Fransche
Republiek, die hij niet toegedaan was, deed
zijn fortuin nochtans dusdanig smelten dat
hij al spoedig verplicht was het ambt te aan-
vaarden van ontvanger der rechtstreeksche
belastingen in het kanton Wacken, in welke
bediening hij bleef tot zijn dood, die voor-
viel op 13 October 1819. De Borchgrave
maakte deel der Rhetorica-kamer van Wao-
ken, welke in 1784 te Oudenaarde den eer-
sten prijs behaalde met het treurspel Bello-
rophon,
waarin hij de hoofdrol vervulde.
Ook in andere tooneelstukken speelde hij
met talent; doch verwierf zijn roem in de
talrijke wedstrijden van poëzie waarin hij
schier altoos den palm behaalde. Zijne voor-
naamste stukken zijn: Een berijmde brief
aan de Nederlandsche dichteresse Pelronella
Moens,
1788. De barbaarsehe Zeeroovers,
1789. De vriend der dichteren, 1789. Ode
aen de vrijheid,
1790. De Belgen, 1810.
De vrede, 1810. Abraham\'s offer, 1811. De
slag van Friedland,
1812. Ode op hel huwe-
lijk van Prins Frederik van Oranje,
1816 en
Dood en onsterflijkheid, 1819. Met veel bij-
val werd van dezen schrijver vertoond het
blijspel De vruglelooze bewaeking, 1782 en
het treurspel Nelson of de beproefde liefde,
1795. Schrijvers gezamenlijke pennevrueh-
ten verschenen onder den titel van: Gedich-
ten. Met portret en andere platen, en eene
-ocr page 51-
BERICH T.
Bij de verschijning der eerste aflevering een enkel woord waarmede
de ondergetekenden hun werk bij \'t publiek willen inleiden, en dat tevens
dienen moet tot captatio benecolentiae indien hun verwijten van onvolledig-
heid of onnauwkeurigheid naar \'t hoofd worden geslingerd. Het habent sna
fata libelli
komt hier vooral te pas met het oog op alle lotgevallen, die
onze correspondentie te doorloopen had met de II.H. letterkundigen, over
hetgeen elk van zich wenschte opgenomen te zien; onvolledig is daarom
ons werk Keker, omdat velen niet antwoordden, onnauwkeurig is het ook
wijl enkelen niet in genoeg bijzonderheden traden, en wie zal het wraken
dat een werk van zulk een omvang nog vele leemten heeft, welke geheel
voor onze rekening moeten komen. "Wij roepen daarom beleefd maar drin-
ijeud
nogmaals de hulp in van allen, die een steentje kunnen aandragen
om ons het gebouw te helpen voltooien; wij trachten toch een boek te
geven dat zooveel mogelijk alles bevatten zal wat in Koord- of Zuid-
Nederland op bellettristisch gebied in den ndgebreidden zin geschreven
en gewreven is, met enkele bijzonderheden nopens de schrijvers, zoowel
vroegere als thans nog levende; en legen dit laatste vooral meenden wij dat
geen bezwaar kon bestaan, omdat wij ons voornamen cenc strikte onzijdig-
heid in acht te nemen en nergens, in welken vorm ook, eenige critiek uit
te oefenen.
\'t Is onze wensch dat ons boek der volledigheid zoo veel mogelijk
nabij koine, om als legger te dienen voor elkeen, die belang stelt in onze
letterkunde, en \'t is dus, hopen wij, geen ijdele wensch dien wij uiten,
dat elkeen die ons helpen kan ons zijne mcening rond en open, liefst per
brief mededeelt. Het qui cilo dat bis dal is hierbij een behartigenswaardig
spreekwoord, opdat we na \'t voltooien van het boek geen groot supplement
behoeven te geven.
Dr. W. J. A. IIUBERTS, / , „ „
! Ie Zwolle.
W. A. ELBERTS,                 )
F. Joz. P. VAN DEN BRANDEN, te Antwerpen.
VOORWAARDEN VAN INTEEKENING.
Het werk zal verschijnen in Afleveringen van 3 vel royaal 8\'of48pag.
druks, gelijkstaande met 190 pag. gewonen lttterdruk; elke aflevering zal slechts
70 Cent kosten. Voor België Fr. 1.50.
Eene Naamlijst van Inteekenaren zal aan het werk worden toegevoegd,
waarom men beleefd duidelijke opgaaf van naam en kwaliteit verzoekt.
Het geheel wordt geraamd op ongeveer 18 Afleveringen, die elkander,
voor zoover dit met eene goede bewerking overeen te brengen is, zoo spoedig
mogelijk zullen opvolgen.
Telkens na de uitgave van drie Afleveringen, wordt over het verschul-
digde beschikt.
—■lil»»—