-ocr page 1-
899
.
DE ONFEILBAARHEID I
VAN DE
AUS
DOO
B, DANKELMAN,
R. K. Pr. en Kapellaan te Leiden.
^JOSKxSfcA--
XTTBECHT,
Wed. J. R. VAN ROSSÜM,
1 8 7 2
m 146
j*^>
-ocr page 2-
\'
i
.
<\\
-ocr page 3-
, T>6i0
/v\\ \\HA
/j./.;
w^>
OVER DE ONFEILBAARHEID VAN DEN PAUS.
Immer heeft de katholieke wereld , voorgelicht door het woord
der eeuwige "Waarheid, vast geloofd, dat de h. Geest de Kerk
des Heeren bijstaat en bestuurt, en tot ons spreekt door het
leerambt dier Kerk. De uitspraak van eene algemeene Kerk-
vergadering werd steeds aangenomen als de onfeilbare uitspraak
van den h. Geest zei ven. Wat nu leert het Vatikaansche Con-
cilie aangaande de onfeilbaarheid van den PausP Wij laten
hier de woorden volgen van het vierde hoofdstuk der vierde
zitting:
„Getrouwelijk vasthoudend aan de overlevering, van het
„begin des christelijken geloofs af opgevangen, tot glorie van
„God onzen Zaligmaker, ter verheffing van de katholieke gods-
„dienst, ten heil der christelijke volkeren, met de goedkeuring
„van het heilig Concilie, leeren wij en verklaren het een ge-
„openbaard leerstuk te zijn, dat de Paus van Rome, wanneer
„hij spreekt ex cal/iedra, dat is, wanneer hij het ambt van
„aller Christenen herder en leeraar vervullend, met zijn hoogst,
,.apostolisch gezag de leer over geloof en zeden door de ge-
„heele Kerk te houden bepaalt, door den goddelijken bijstand,
„hem in den h. Petrus beloofd, die onfeilbaarheid bezit, welke
„de goddelijke Verlosser gewild heeft, dat zijne Kerk in het
„bepalen der leer over geloof en zeden zou bezitten, en dat
„dusdanige verklaringen der roomsche opperpriesters uit zich
„zelve, niet echter door de toestemming der Kerk, onher-
„vormbaar zijn.
-ocr page 4-
2
„Zoo iemand zich mogt vermeten, wat God verhoede, deze
„onze bepaling tegen te spreken, hij zij in den ban."
Tot verklaring der onfeilbare uitspraak van de Kerk stellen
wij de drie volgende vragen: waarin wanneer hoe is
de Paus onfeilbaar?
1. Waarin is de Paus onfeilbaar? Het Concilie geeft ons
het antwoord, leerende, dat de roomsche Paus, wanneer hij
„eene leer over geloof en zeden, door de geheele Kerk te houden,
„bepaalt,..... die onfeilbaarheid bezit, welke de goddelijke
„Verlosser gewild heeft, dat zijne Kerk in het bepalen der
„leer over geloof en zeden zou bezitten."
Uit deze woorden der Kerkvergadering blijkt, ten eerste,
dat de onfeilbaarheid van den Paus volstrekt geen betrekking
heeft op zijn zedelijk gedrag. De vijanden van Paus en Kerk
hebben getracht het volk in den waan te brengen, dat het
Vatikaansche Concilie ons wilde leeren, dat de Paus onmogelijk
fouten begaan, nimmer zondigen kan. „Ziet eens!", roepen zij
uit in dagbladen en tijdschriften, „wat de Bisschoppen te Rome
„van den Paus gemaakt hebben; zij verklaren hem niet in staat
„eene zonde te bedrijven!" Aan eene dergelijke dwaasheid heeft
echter het Concilie nimmer gedacht, veel minder haar als ge-
loofswaarheid uitgesproken. De Paus toch is niet meer dan de
heilige Petrus, wien Christus zelf tot opperhoofd zijner Kerk,
tot Paus, heeft aangesteld. Gelijk Petrus^, ook nadat hij Paus
was geworden, nog zondigen kon, zoo., is. dit ook het geval met
de Pausen; zij zijn en>blijvenmenscheB, .en. kunnen deThalve
van hunnen vrijen wil;;dc*^vte .zoH&gec^misbiroik maken.- Wan-
neer de Paus ,,heilige*-V&deï\'\' geijiofciöd^wQïdt, wordt hem met
dien titel niet de pereoonlijke.:heiiigh,£ütoegeschreven; neen,
dien naam geven wij h$m>ssiec.h$svweg§ps: de■. verhevenheid van
zijn ambt, hetwelk hij •al§:.:Me4efy<^d£fc;van.;Ch\'rigtu$ bekleedt,
zooals wij ook wereldli^a^..>vorfite3i-;yej^eji5e.Hd:«j.l.titël8!. geven.
Uit de verklaring va^^ék.iVtójka^öSfll^CójBtilie blijkt, ten
tweede, dat de onfeilbaa^feêjdi.van deö/iPaus.; zich- niet uitstrekt
tot geheel wereldlijke aarigglegen-héden.r,, Alg\' men dan de uit-
spraak der Vaders, dat de j>aus;Jon&;jAfeaa^,• is, wil voorstellen
als eene inbreuk op de regten van bepaalde menschen en vol-
keren , als eene gevaarlijke en rampzalige leer, en durft beweren:
de onfeilbare Paus kan over alles oordeelen en beslissen; hij
kan staatsregelingen en burgerlijke wetten eigendunkelijk goed-
keuren of verwerpen, vorsten in de uitoefening hunner regten be-
moeijelijken, de onderdanen verpligten, dezen de gehoorzaamheid
te weigeren, en in het maatschappelijke leven ingrijpen, — dan is
dit alles wederom niet anders, dan leugen en lastertaal. Het
rijk van den Paus is het rijk van Christus, is alzoo niet van
deze wereld; hij mengt zich niet in zuiver wereldlijke aangelegen-
-ocr page 5-
3
heden, veel minder maakt hij in het beoordeelen daarvan aan-
spraak op onfeilbaarheid. Als opperhoofd der Kerk heerscht hij
over tweehonderd millioen Christenen, waaronder aanzienlijken en
geringen, geleerden en ongeleerden, kunstenaars en werklieden,
burgers en landlieden, kortom mensclien van eiken stand worden
gevonden. Is er echter onder zoo velen wel een enkele, die
kan zeggen, dat de Paus zich in zijne tijdelijke zaken gemengd,
hein iets geboden of verboden heeft ? Den Paus is het onver-
schillig, welken regeringsvorm een land heeft, hij schrijft in
de burgerlijke wetgeving, in het burgerlijk bestuur niets voor,
hij gebiedt niet, oorlog te voeren of vrede te sluiten, met één
woord, hij laat allen en een ieder in tijdelijke dingen vol-
komene vrijheid. Slechts in het enkele geval, dat er wetten
gegeven of maatregelen genomen zouden worden, in strijd met
de goddelijke wet, zou hij verpligt zijn zich daartegen te ver-
zetten en met Petrus te verklaren, dat men aan God meer moet
gehoorzamen dan aan de menschen. Dit zou hij moeten doen,
wijl het oordeel over hetgeen, ook in maatschappelijke en
politieke zaken, geoorloofd of ongeoorloofd is, aan hem be-
hoort, en hij het regt en de verpligting heeft, de overtreding
der goddelijke wet naar vermogen te verhoeden.
Uit de verklaring van het Vatikaansche Concilie volgt, ten
derde, dat de onfeilbaarheid van den Paus geen regtstreeksche
betrekking heeft op ongewijde wetenschappen. Er bestaan onder
degenen, die zich aan deze wetenschappen toewijden, de ver-
schillendste en meest uiteenloopende meeningen; wat de een
beweert, ontkent de ander. De Paus nu zal er nooit aan
denken, de vrijheid dezer geleerden te beperken, allerminst
dus eene. uitspraak te doen, waaraan zij zich moeten onder-
werpen. Zoo laug zij zich op hun eigen gebied bewegen, hebben
zij volle vrijheid. Iels anders zou het zijn, als zij beweringen
opstelden, welke met de geopenbaarde waarheid in strijd zijn.
Treedt de wetenschap, welke ook, buiten den haar eigen kring,
komt zij op het godsdienstig gebied, onderwijst en verdedigt
zij stellingen, die de Openbaring regtstreeks of zijdelings
loochenen of aanvallen, die strijdig zijn met de katholieke
leer, ja, dan spreekt de Paus als bewaarder en verdediger der
door God geopenbaarde waarheid; dan kan hij verklaren, dat
die beginselen valsch zijn en verworpen moeten worden, als
strijdig
met de waarheden der Openbaring of met de eeuwige
en onveranderlijke beginselen der christelijke zedeleer. Zoo
handelende is hij niet alleen in zijn regt; maar volbrengt hij
inderdaad zijn pligt, om namelijk zijne broeders in het geloof
te bevestigen en hun den weg der waarheid, der geregtigheid
en zedelijkheid aan te wijzen.
Een paar voorbeelden. Wanneer men, in naam der zooge-
-ocr page 6-
4
naamde moderne wetenschap, verklaart, dat er geen God bestaat,
Schepper van het heelal; dat de voorzeggingen en wonderen,
door de h. Schrift aangehaald, nooit hebben plaats gehad; dat
elk stelsel van zedeleer moet bestaan in het vergaderen van
rijkdommen en het najagen van wereldsche genoegens, enz. —
dan treedt \'s Heeren plaatsbekleeder op en veroordeelt, niet
de ware wetenschap, niet de zuiver stoffelijke beschouwingen
der wetenschap, maar de dwalingen, daarin vervat, de valsche
en met de katholieke geloofs- en zedeleer strijdende gevolg-
trekkingen.
Uit de verklaring der laatste algemeene Kerkvergadering zien
wij, ten vierde, dat de onfeilbaarheid van den Paus zelfs geen regt-
streeksche betrekking heeft op godsdienstige en kerkelijke zaken ,
welke niet tot de christelijke geloofs- en zedeleer belmoren. Als
opperhoofd der Kerk is de Paus de hoogste regter in alle
kerkelijke aangelegenheden; hem komt het toe, alles, wat tot de
godsdienst, tot de kerkelijke tucht en orde behoort en den
bloei der Kerk ten doel heeft, te verordenen en voor te
schrijven. In al deze en dergelijke dingen zijn wij hem wel
gehoorzaamheid verschuldigd; maar dat wij hem hierin ook de
onfeilbaarheid toekennen, wordt niet van ons gevorderd.
De onfeilbaarheid van den Paus gaat alzoo bij lange na zoo
verre niet, als de vijanden der Kerk, om dit leerstuk hatelijk
te maken, voorgeven; zij strekt zich volgens de bepaalde ver-
klaring van het Vatikaansche Concilie enkel en alleen uit tot
de christelijke geloofs- en zedeleer, of met andere woorden tot
datgene, wat wij moeten gelooven en doen, om aan God te
behagen en zalig te worden. Even als aan de geheele leerende
Kerk, komt het ook den Paus alleen toe, onfeilbaar te ver-
klaren en vast te stellen, wat door God geopenbaarde geloofs-
en zedeleer is. Hier merken wij echter op, dat de Paus,
evenmin als de Kerk, eene nieuwe geloofs- en zedeleer voordragen
en de geloovigen tot het aannemen daarvan verpligten kan,
maar alleen zoodanige, welke reeds in de goddelijke Openbaring
liggen opgesloten. God doet geene nieuwe openbaringen; alles,
wat zijne goddelijke Wijsheid goed vond, den menschen te
openbaren, dat heeft Hij in het Oude Verbond door de Aarts-
vaders en Profeten, in het Nieuwe Verbond door zijnen Zoon
Jesus Christus geopenbaard. De goddelijke Openbaring alzoo
is een afgesloten geheel, er mag en kan niets bijgevoegd en
evenmin iets afgenomen worden. Pligt zoowel van den Paus
als van de Kerk is het, de geopenbaarde waarheden, het pand
des geloofs, te bewaren, te verdedigen, den waren zin er van
en de goede toepassing vast te stellen, en de leeringen en
beweringen, welke daarmede in strijd komen, af te wijzen en
als dwaling te veroordeelen. Het is alzoo eene zeer dwaze en
-ocr page 7-
5
ongegronde vrees, dat de onfeilbare Paus het christenvolk naar
believen eene" geloofs-en zedeleer zou kunnen voorschrijven; de-
wijl zijne onfeilbaarheid, zooals de Vaders in het Vatikaansche
Concilie uitdrukkelijk verklaarden, dezelfde is, als die der Kerk
in \'t algemeen, moet hij zich, als deze, bij alle bepalingen,
welke hij aangaande het geloof en de zeden geeft, streng houden
aan de goddelijke Openbaring, en kan hij enkel met onfeilbaar
gezag leeren, dat deze of die waarheid werkelijk in de godde-
lijke Openbaring vervat is, of, dat deze en gene dwaling
daarmede in strijd is.
De onfeilbaarheid van den Paus strekt zich derhalve volgens
de verklaring der Kerkvergadering alleen uit tot de christelijke
geloofs- en zedeleer, welke reeds door God geopenbaard is. —
Eene tweede vraag stellen wij: wanneer is de Paus onfeilbaar.1\'
2. De vraag: wanneer de Paus onfeilbaar is, beantwoordt
het Vatikaansche Concilie met deze woorden: de Paus is onfeil-
baar „wanneer hij spreekt ex cai/iedra, dat is, wanneer hij het
„ambt van aller Christenen herder en leeraar vervullende, met
„zijn hoogst, apostolisch gezag de leer over geloof en zeden
„door de geheele Kerk te houden bepaalt." Uit deze verkla-
ring van het Concilie leeren wij, dat de Paus niet in alle,
maar slechts in bepaalde gevallen de onfeilbaarheid bezit.
Wij moeten hier vooreerst een onderscheid maken tusschen
den Paus als bijzondtr persoon en als opperhoofd der Kerk.
Als privaat persoon is hij evenmin onfeilbaar als elk ander
mensch. Men zou derhalve veel te ver gaan, als men wilde
gelooven, dat alles, wat de Paus spreekt of schrijft, goddelijke,
onfeilbare waarheid is en als zoodanig moet worden aangenomen.
Stellen wij ons voor, dat de Paus met iemand in gesprek is
en zijne meening omtrent godsdienstige aangelegenheden te
kennen geeft. Wat hij daar spreekt, heeft slechts het gezag
van woorden, die een ander Godgeleerde spreekt, en het zou
eene dwaasheid zijn, te beweren, dat men aan zijn gezegde
als Gods onfeilbaar woord gelooven moet. — Vele Pausen
waren mannen van hooge geleerdheid, en schreven over gods-
dienstige onderwerpen uitmuntende verhandelingen. Ook die
geschriften hebben geen aanspraak op onfeilbaarheid; zij hebben
wederom geen grooter gezag, dan de werken van andere
kerkelijke schrijvers. Datzelfde geldt van de toespraken en
leerredenen, welke de Pausen evenals de Bisschoppen en
Priesters houden; ook deze behoeven niet als het onfeilbaar
woord van God erkend te worden. Hieruit blijkt, dat men
de leer van het Vatikaansche Concilie geheel verkeerd begrepen
heeft, als men zegt, dat dit Concilie den Paus in alles, wat
hij spreekt of schrijft, de onfeilbaarheid heeft toegekend.
Volgens de uitdrukkelijke verklaring van de Kerkvergadering
-ocr page 8-
6
is de Paus dan alleen onfeilbaar, als hij van zijn leerstoel af
(ex cathedra) spreekt. Wanneer nu spreekt hij ex cathedra?
Het antwoord wordt ons gegeven door het Concilie met deze
woorden: „wanneer hij het ambt van aller Christenen herder
„en leeraar vervullend, met zijn hoogst, apostolisch gezag de
„leer over geloof en zeden door de geheele Kerk te houden
„bepaalt."
Eene leer van den Paus is derhalve alleen dan onfeilbaar,
wanneer hij optreedt „met zijn hoogst, apostolisch gezag, ver-
„vuilende het ambt van aller Christenen herder en leeraar."
De gave der onfeilbaarheid is niet verbonden met zijne hoogste
magt van bestuur over de Kerk, in ruimeren zin, maar met
zijne opperste magt om te leeren, en zelfs met deze slechts
onder zekere voorwaarden. Er moet namelijk eene dubbele voor-
waarde vervuld worden, opdat hij, bij de uitoefening van zijne
opperste magt om te leeren, van zijn leerstoel af (ex cathedra)
en derhalve onfeilbaar spreke. Hij moet, ten eerste, deze
zijne opperste magt om te leeren uitoefenen betrekkelijk de
christelijke geloofs- en zedeleer. Wij hebben dit onder n°. 1.
genoegzaam verklaard. — Vervolgens wordt nog vereischt, dat
de Paus eene leer over het geloof of de zeden uitspreke, die
door de geheele Kerk moet worden gehouden,
dat is, hij moet
eene leer, welke het geloof of de zeden betreft, bij wijze van
eindbeslissing en voor alle tijden vaststellen en de Kerk tot de
aanneming dier uitspraak willen verpligten, ook deze zijne be-
doeling uitwendig te kennen geven, hetzij door bedreiging van
de straf der verbanning buiten de Kerk tegen hen, die zich
aan de afgekondigde uitspraak niet onderwerpen, hetzij door an-
dere uitdrukkingen, die zijne meening ontwijfelbaar doen kennen.
Toch is ook hier nog op te merken, dat slechts de eigen-
lijke uitspraak of leer (de definitio of de conclusio, zoo als
de Godgeleerden zich uitdrukken), maar niet de toelichtingen
of bewijzen (de rationes conclusionis), die er als bijvoegsel
aan worden toegevoegd, regel des geloofs zijn. Want deze bij-
voegsels zijn niet het wezen der zaak. En tot de zaak zelve,
niet tot de bijzaken moeten we door de pauselijke uitspraken
van zijn hoogen leerstoel af (ex cathedra) verpligt worden.
De uitspraken des Pausen zijn alzoo onfeilbaar, wanneer hij
van zijn hoogen leerstoel af (ex cathedra) spreekt. Hij spreekt
ex cathedra, wanneer hij 1) het ambt van herder en leeraar aller
Christenen uitoefent, en 2) hierbij krachtens zijn hoogst apos-
tolisch gezag handelt; 8) wanneer het voorwerp der uitspraak
eene leer is, welke het geloof of de zeden betreft; 4) wanneer
hij hierover eene eindbeslissing, dat wil zeggen, eene leerstellige
bepaling geeft, en wanneer hij 5) die bepaling geeft als eene
uitspraak, waaraan de geheele Kerk zich houden moet — en
-ocr page 9-
7
deze vereischten moeten vereenigd aanwezig zijn; het is niet
genoeg, dat alleen de eene of de andere vervuld zij. Zij moeten
daarenboven op genoegzaam kenbare wijze aanwezig zijn, zoodat
er bij goeden wil en verstandig onderzoek geen redelijke twijfel
over de vervulling er van bestaan kan.
3. Ook de vraag: hoe de Paus onfeilbaar is, wordt door
het Vatikaansche Concilie beantwoord, als het verklaart, dat
de Paus „door den goddelijken bijstand, hem in den heiligeu
„Petrus beloofd, die onfeilbaarheid bezit, welke de goddelijke
„Verlosser gewild heeft, dat zijne Kerk in het bepalen der leer
„over geloof en zeden zou bezitten, en dat derhalve dusdanige
„verklaringen van den roomschen Opperpriester uit zich zelve,
„niet echter door de toestemming der Kerk
onhervormbaar zijn."
d) Hier moeten wij vooral opmerken, dat de Paus slechts
door een bijzonderen goddelijken bijstand de onfeilbaarheid be-
zit. Was de Paus aan zich zelven overgelaten, werd hij niet
door den h. Geest verlicht en geholpen, dan zou er van geene
onfeilbaarheid spraak kunnen zijn, zelfs al muntte hij door
wetenschap en deugd boven al zijne tijdgenooten uit. De ge-
schiedenis toch leert ons, dat ook de geleerdste en vroomste
mannen soms in dwaling vervallen zijn. Zonder den bijzon-
deren goddelijken bijstand zou zeifs de Kerk, namelijk de Paus
en de Bisschoppen te zamen, niet onfeilbaar zijn. In de chris-
telijke leering werd u reeds geleerd, dat de Kerk alleen uit
dien hoofde onfeilbaar is, omdat Jesus Christus haar zijnen
bijstand en dien van den heiligen Geest voor alle tijden beloofd
heeft. Datzelfde nu geldt ook van den Paus. Omdat hij, gelijk
later zal bewezen worden, zich in den bijzonderen goddelijken
bijstand verheugt, kan hij bij zijne bepalingen in zaken van
geloof en zeden niet dwalen. Het is derhalve niet noodig, om
onfeilbaar te zijn, dat hij alwetend, ja, niet eens, dat hij een
groot geleerde is. Petrus immers en de overige Apostelen
wareu noch alwetend uoch geleerd, en toch bezaten zij, zooals
geen Katholiek ontkent, de onfeilbaarheid.
Wat den goddelijken bijstand betreft, deze bestaat niet
daarin, dat God den Paus nieuwe openbaringen geeft; want,
gelijk boven werd opgemerkt, alles, wat tot de christelijke
geloofs-en zedeleer behoort, is reeds geopenbaard; maar daar-
in, dat Hij hem bijstaat, om de door de Apostelen overge-
leverde Openbaring heilig te bewaren en getrouw uit te leggen.
Is het dienstig, dat de Paus in zaken van geloof of zeden
eene bepaling geve, dan staat God hem bij, opdat hij de in
de Kerk aanwezige geopenbaarde waarheid kenne en vasthoude,
en eveneens de tegenovergestelde dwalingen inzie en verwerpe.
Ook is het buiten twijfel zeker, dat God den Paus in de keuze
uu het gebruik van de middelen, welke in elk geval tot de
-ocr page 10-
8
vaststelling der geopenbaarde waarheid en tot de afwijzing der
dwaling doeltreffend zijn, zijnen, bijzonderen bijstand verleent.
Onder die hulp zal de Paus tot het gebed zijne toevlugt
nemen, met geleerde, vrome mannen beraadslagen, de gevoe-
lens van de over de gansche aarde verspreide Bisschoppen
inwinnen of eene Kerkvergadering beroepen, kortom, hij zal
gewis alles doen, wat hem van den menschelijken kant tot de
kennis der waarheid noodzakelijk of doelmatig voorkomt, waarover
evenwel noch de geloovigen, noch de Bisschoppen zich te be-
kommeren hebben, daar het alleen de goddelijke bijstand is,
door welken de Paus de onfeilbaarheid bezit. *)
b)   De leerstellige bepalingen van den Paus zijn, zooals het
Vatikaansche Concilie verklaart, uit zich zelve, maar niet door
de toestemming der Kerk
onfeilbaar. Deze leer der Kerkver-
gadering is een noodzakelijk gevolg der pauselijke onfeilbaar-
heid. Immers als de toestemming der Kerk noodzakelijk was,
om eene uitspraak van den Paus als geldig en onfeilbaar te
erkennen, dan kon er van eene onfeilbaarheid van den Paus
geen spraak meer zijn; want in dat geval zou eerst de toe-
stemming der Kerk de uitspraak van den Paus onfeilbaar
maken. Wel is het zeker, dat de Paus, wanneer hij in
zaken van geloof en zeden krachtens zijn apostolisch leer-
ambt eene uitspraak doet, de toestemming der Kerk nooit zal
missen, want het ligchaam zal zich nooit van het hoofd
afscheiden, doch, en dit moeten wij wel opmerken, die toe-
stemming is het niet, welke de bepaling van den Paus onfeil-
baar maakt; omgekeerd veeleer neemt de Kerk zulk eene uit-
spraak aan, wijl zij eene onfeilbare is.
c)    Een ander gevolg der onfeilbaarheid van den Paus is,
dat zijne bepalingen over de geloofs- en zedeleer onveranderlijk,
onhervormbaar zijn. Ik zeg: bepalingen over de geloofs-en
zedeleer, want bepalingen, verordeningen en wetten in andere
punten kunnen voorzeker veranderd of opgeheven worden. De
reden hiervan is deze, omdat den Paus de onfeilbaarheid in
die zaken niet werd toegezegd, en omdat zulke verordeningen
en wetten steeds met het oog op bijzondere omstandigheden
en toestanden gemaakt worden, en derhalve, wanneer deze
veranderen, eveneens eene verandering ondergaan of geheel ter
zijde gesteld moeten worden. Zoo heeft Paus Clemens XIV
onderscheidene feestdagen opgeheven, wijl de tijdsomstandig-
heden dit eischten.
*) Ook de h. Alphonsus verklaart, dat alle voorbereidingsmaat-
regelen enkel betamend, passend („de congruentia"), geenszins on-
ontbeerlijk, strikt noodzakelijk („de necessitate")zijn. (Diss. de Kom.
Pontif. auot. n«. HO.)
-ocr page 11-
9
In die bepalingen echter, welke de christelijke geloofs-en
zedeleer betreffen, is de Paus onfeilbaar; zij zijn onbedriege-
lijke, goddelijke waarheid; zij zijn daarom onveranderlijk, volgens
de uitspraak des Heeren: „hemel en aarde zullen vergaan,
„maar mijne woorden zullen niet vergaan." (Matth. XXIV: 35.)
Men zou derhalve eene onmogelijkheid beproeven, als men van
het Opperhoofd der Kerk of van een algemeen Concilie wilde
eischen, uitspraken, welke zij aangaande de geloofs- of zedeleer
gegeven hebben, terug te nemen; wat zij eenmaal uitgesproken
en bepaald hebben, dat blijft immer in volle kracht, en geen
opvolgende Paus en geene volgende Kerkvergadering kan iels
daaraan veranderen.
Danken wij God, dat Hij den Paus met de genadegave der
onfeilbaarheid heeft uitgerust; want die gave is hem alleen tot
ons heil gegeven. Welke dwalingen ook tegen ons heilig
geloof opduiken; welke lasteringen de ongeloovigen en vrij-
geesten tegen de leer van onze heilige katholieke Kerk ook
uitbrengen, wij kunnen daarbij rustig blijven en mogen geen
enkel oogenblik twijfelen, waar waarheid en dwaling is; want
wij kunnen tot ons zelve zeggen: wat de heilige Vader, de
Paus, ons beveelt te gelooven en te doen, dat is waarheid,
dat is goddelijke leer; wat in strijd is met hetgeen de heilige
Vader ons leert, dat is dwaling en leugen. Laat u derhalve
door de vijanden onzer h. Kerk niet verleiden; staat vast en
houdt u aan den heiligen Vader, den Paus, en de met hem
vereenigde Bisschoppen en Priesters, opdat gij den kostbaren
schat des geloofs moogt bewaren en als goede Katholieken de
eeuwige zaligheid verwerven.
II.
Nadat wij, de woorden der Vatikaansche Kerkvergadering
beschouwende, geleerd hebben, waarin, wanneer en hoe de Paus,
Christus\' stedehouder, zich in de gave der onfeilbaarheid mag
verheugen, zullen we thans het bewijs leveren, dat de gegeven
leerstelling ons geene nieuwe waarheid te gelooven aanbiedt,
maar dat \'s Pausen onfeilbaarheid, zooals ze werd omschreven,
niets meer is dan hetgeen de Kerk altijd aangaande den Paus
gehouden heeft.
Beschouwen wij derhalve de leer der Kerk van haren aan-
vang af, en zien wij vervolgens, hoe zij ten allen tijde èn
door hare woorden èn door hare handelingen feitelijk de on-
feilbaarheid van den Paus heeft gehuldigd, en steeds duidelijker
die waarheid heeft uitgesproken.
Beginnen wij met de alleroudste oorkonden der kerkelijke
-ocr page 12-
10
leer of overlevering, de gewijde Schriften des Nieuwen Verbonds;
overtuigen we ons, dat onze Heer en Heiland zelf het aller-
eerst de onfeilbaarheid des Pausen heeft geleerd.
1. Nadat Simon, Jonas\'zoon, plegtig de godheid van Jesus
Christus beleden had, sprak de Heer tot hem: „gij zijt Petrus
„(steenrots) en op deze steenrots zal Ik mijne Kerk bouwen en
„de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." Volgens
deze verzekering van den goddelijken Verlosser zal het aan de
poorten der hel, d. i. aan den duivel en zijnen aanhang, nooit
gelukken, de Kerk te overwinnen en te vernietigen. De
Kerk zou echter gewis overwonnen en vernietigd worden, als
de magten der hel er in slaagden, haar in dwaling te brengen;
want eene Kerk, welke de door Christus geleerde waarheid
niet meer zuiver bewaarde, maar dwalingen in zich opnam,
zou niet meer de Kerk zijn van Christus, maar eene synagoge
van den geest der leugentaal. De vraag is nu: waarom kan
de Kerk niet in dwaling gebragt en vernietigd worden? Om
geene andere reden, dan omdat zij op Petrus, de rots, ge-
bouwd is. Dit verklaart de Verlosser zelf uitdrukkelijk met de
woorden: „gij zijt Petrus, en op deze steenrots zal Ik mijne
„Kerk bouwen." Hij wilde zeggen: wijl Ik mijne Kerk opu,
de rots, bouw, zullen de poorten der hel haar niet overwel-
digen. Petrus is alzoo, volgens de belofte des Heeren, voor
de Kerk datgene, wat een sterke grondslag is voor een gebouw.
Een huis, hetwelk op een rotsgrond gebouwd is, heeft eene
zoo groote vastheid, dat het niet kan instorten. Zoo ook
geeft Petrus, de rots, vastheid en onvergankelijkheid aan de
Kerk, waardoor zij tegen eiken storm der hel onverwinnelijk
blijft staan en al hare aanvallen verijdelt. Hoe nu kan Petrus
zulk eene kracht en vastheid geven aan de Kerk P Allerduide-
lijkst, alleen omdat hij onfeilbaar is. Kon hij, of wat het-
zelfde is, kon de Paus dwalen in de kerkelijke leer, dan zou
hij ook der Kerk dwaling en zonde kunnen voorschrijven; hij
zou voor de Kerk geene rots meer zijn, want voor \'t minst
zou de mogelijkheid bestaan, dat het aan de poorten der hel
gelukte, de Kerk te overweldigen. Dewijl dit echter, naar
de uitdrukkelijke verzekering des Heeren, nimmer geschieden
kan, zoo volgt noodzakelijk, dat Petrus en even als hij elke
Paus onfeilbaar moet wezen. Deze tekst der h. Schrift levert
derhalve een onwederlegbaar bewijs voor de onfeilbaarheid van
den Paus. Vandaar dat de heilige Gregorius de Groote
zegt: „wie weet niet, dat de h. Kerk gevestigd is op de vast-
„heid van den Vorst der Apostelen, die de vastheid des geloofs
„in zijnen naam droeg, daar hij Petrus van petra, dat is rots,
„genaamd werd." „Het is alzoo," dus besluit deze Kerk-
leeraar, „de pligt van den heiligen Petrus, die nog op zijnen
-ocr page 13-
11
„stoel leeft en gezeten is, aan allen, die hem vragen, de waar-
„heid des geloofs te schenken."
Niet minder zeker is de leer der pauselijke onfeilbaarheid
vervat in de woorden, welke de Heer na zijne verrijzenis tot
Petrus sprak: „weid mijne lamineren, weid mijne schapen!\'\'
(Joan. XXI: 15—17.) Met deze woorden geeft de Verlosser aan
Petrus het opperherderschap over de gansche Kerk, over de lam-
meren , d. i. over de geloovigen en over de schapen, d. i. over
de Bisschoppen en Priesters. Petrus moet de lammeren en
schapen, de geheele kudde, als herder weiden, d. i. leeren,
leiden en besturen. Heeft nu Christus hier, wat geen enkel
Katholiek loochent, aan Petrus het herdersambt over de geheele
Kerk opgedragen, dan zijn ongetwijfeld alle geloovigen verpligt,
den heiligen Petrus als hunnen herder te erkennen, zich aan
hem te onderwerpen en zich door hem te laten geleiden.
Die verpligting rust op alle geloovigen van eiken stand, leeftijd
en geslacht, geestelijken zoowel als leeken, Bisschoppen als
Priesters, dewijl Petrus de lammeren en schapen van Christus,
waaronder alle ledematen der Kerk verstaan worden, moet
weiden. Als nu Petrus en gelijk hij elke Paus naar \'s Heeren
woord opperste herder der Kerk is, en alle geloovigen verpligt
zijn, zich door hem te laten geleiden, wat volgt hieruit anders,
dan dat de Paus onfeilbaar wezen moet ? Indien hij niet on-
feilbaar was, dan kon hij den geloovigen eene valsche leer als
waarheid opdringen, hun iets gebieden, wat niet ten heil,
maar ten verderve strekken zou. De schuld daarvan zou in
dit geval gewis op Christus zei ven neerkomen, daar Hij den
Paus tot herder der Kerk aangesteld en de geloovigen streng
verpligt heeft, hem te gehoorzamen. Wie zal het echter wagen,
onzen goddeiijken Heiland schuldig te heeten aan de afdwa-
lingen en den ondergang der menschen ! Verschrikkelijk zou
die godslastering zijn! Wij moeten bijgevolg noodzakelijk be-
sluiten: dewijl de goddelijke Verlosser den Paus het opper-
herderschap over de Kerk toevertrouwd en hem den last op-
gedragen heeft, de lammeren en schapen te weiden, heeft hij
hem ook noodzakelijk de gave der onfeilbaarheid geschonken,
daar hij anders zijn heilig ambt niet tot heil der geloovigen
zou kunnen waarnemen.
Nog uitdrukkelijker vinden wij deze waarheid uitgesproken
in de woorden van Jesus Christus tot Petrus: (Luc. XX: 31—32.)
„Simon, Simon! zie, satan heeft ulieden (vos, U en de
„overige Apostelen) begeerd, als tarwe, te ziften. Maar ik heb
„voor U (te) gebeden, opdat uw (tua) geloof niet bezwijke.
„Gij dan, wanneer gij eens bekeerd zijt, versterk uwe broederen."
De goddelijke Heiland voorspelt hier aan Petrus, dat hij, als
ook zijne overige leerlingen en de geloovigen van alle tijden zware
-ocr page 14-
12
bekoringen tegen het geloof door den satan te doorstaan zullen
hebben; maar Hij verzekert hem tevens, dat Hij zelf voor hem
gebeden heeft, opdat zijn geloof niet zou bezwijken, dat is,
opdat hij in geenerlei wijze het ware geloof zou verlaten.
Niemand zal er aan twijfelen, of datgene, waarom Christus
bidt, werkelijk geschiede. Als Christus nu voor Petrus gebeden
heeft, dat zijn geloof niet bezwijke, wie zal dan nog durven
beweren, dat Petrus in het geloof zou kunnen wankelen ?
Petrus was alzoo krachtens het gebed van Jesus onfeilbaar;
hij kon zelf in het geloof niet dwalen en evenmin anderen de
dwaling leeren. Wat van Petrus geldt, geldt ook van zijne
opvolgers, de Pausen; ook dezen zijn door het gebed van
Jesus onfeilbaar.
Petrus moet echter ook, volgens \'s Heeren last, zijne broederen
sterken, d. i. hen in het geloof bevestigen. Dit veronderstelt
duidelijk, dat hij zelf in het geloof nimmer dwale, het geloof
nooit verlate; anders toch zou het kunnen gebeuren, dat hij,
in plaats van zijne broeders in de waarheid te versterken, hen in
dwaling bragt. De woorden van Christus: „sterk uwe broeders,"
zouden volstrekt geene beteekenis hebben, als niet Petrus en
met hem elke Paus, maar alleen de Kerk onfeilbaar ware;
want in dat geval moest niet Petrus de broeders, d. z. de
Bisschoppen, maar moesten deze Petrus, d. i. den Paus, ver-
sterken in het geloof. Overigens ligt het in den aard der zaak,
dat niet de ledematen het hoofd, maar wel het hoofd de lede-
maten sterkt. Daarom zegt de heilige Leo: „door Petrus wordt
„de vastheid van allen beschermd, en de hulp der goddelijke
„genade zoo geregeld, dat de vastheid, welke aan Petrus door
„Christus verleend werd, door Petrus op de Apostelen wordt
„overgedragen."
Zoo pleiten derhalve \'s Heeren eigen woorden, die wij
beschouwden, voor de onfeilbaarheid van Petrus en zijne op-
volgers.
Zien we thans, hoe die zelfde waarheid voortdurend door
de Kerk geloofd en beleden werd.
\'2. De onfeilbaarheid van den Paus was steeds het geloof
der Kerk; getuigenis hiervan geven ons de heilige Vaders en
kerkelijke Schrijvers, de Kerkvergaderingen en de kerkelijke
geschiedenis.
0) Ons bestek laat niet toe, ik zeg niet alle, maar slechts
de voornaamste plaatsen der Kerkvaders, waaruit de onfeil-
baarheid des Pausen blijkt, aan te halen; ik beperk mij tot
enkelen.
Niemand moet het bevreemden, dat de getuigenissen der
allereerste eeuwen na Christus zoo schielijk geteld zijn. Voor-
eerst toch zijn de christelijke oorkonden van die tijden uiterst
-ocr page 15-
IS
schaarsch, en ten andere brengt de aard der dingen mede,
dat de Paus toen weinig als opperleeraar werd geraadpleegd.
Het levend woord der Apostelen was naauwelijks weggestorven;
hunne prediking lag der Kerk nog zoo versch in het geheugen,
dat er geen redelijke twijfel ontstaan kon wat zij geleerd hadden,
of elke twijfel voor \'t minst al spoedig met zekerheid door de
naaste moederkerk kon worden opgelost. Toch zien wij van de
kerkelijke denkwijze omtrent den Paus als onfeilbaren regter in
geloofsgeschillen, uit de tweede helft der tweede eeuw, een
groot Kerkvader als getuige optreden, namelijk den h. Ireneüs,
Bisschop van Lyon, leerling van den h. Polycarpus, die door
den h. Apostel Joannes onderwezen was. Hij verwijst de ketters
voornamelijk naar de apostolische Kerk van Eome en schrijft:
„met deze Kerk (van Eome) toch moet, uithoofde van hare
„hoogere magt, de geheele Kerk overeenstemmen, dat is, de
„wijd en zijd verspreide geloovigen; in haar bleef altijd de
„apostolische overlevering bewaard." Indien nu de Bisschop van
de Kerk van Eome, die tevens het hoofd is der geheele Kerk,
in de geloofsleer feilbaar was, waarom zouden dan alle geloo-
vigen verpligt zijn met hem overeen te stemmen; op wat wijze
zou dan de onfeilbaarheid der gansche Kerk blijken ? In de
derde eeuw schrijft Origenea van den Paus: „zie, welke magt
„en kracht deze rots heeft, op welke de Kerk van Christus
„gebouwd is, dat de bepalingen, welke van daar uitgaan, zulk
„eene kracht en waarde hebben, als had God zelf gesproken."
Kan de onfeilbaarheid van den Paus duidelijker worden uit-
gesproken, dan met deze woorden ? Zou de Paus niet onfeil-
baar zijn, als zijne beslissingen met de uitspraken van God
zelven worden gelijk gesteld ?
De h. Cyprianus, die eveneens in de derde eeuw leefde,
schrijft van zekere ketters en scheurmakers aan Paus Cornelius:
„zij durven nog wel scheep gaan, en naar de stad van Petrus,
„naar de hoofdkerk (van Rome) , waarvan de bisschoppelijke
„eenheid is uitgegaan, brieven brengen van scheurmakers en
„vreemden, zonder te bedenken, dat het daar Eomeinen zijn,
„wier geloof door den Apostel werd geprezen, die ontoeganke-
„lijk moesten geacht worden voor wangeloof of ontrouw."
(Eph. 54.) En op eene andere plaats zegt dezelfde Heilige:
„slechts daardoor ontstonden ketterijen, slechts daardoor scheu-
„ringen, dat men den Priester van God, den Allerhoogste, niet
„gehoorzaamde, en aan den eenen Priester, die tegelijk regter
„is in Gods plaats, niet dacht." De h. Cyprianus duidt hier
den Paus aan als den eenen Priester, die in de plaats van
God regter is, en hij leidt de ketterijen daaruit af, dat men
aan dezen regter zich niet onderwerpt. Als nu de Paus zijne
uitspraken aangaande de christelijke leer als plaatsbekleeder
-ocr page 16-
14
van God geeft, hoe zou hij dan kunnen dwalen? Zou hij,
dwaling in plaats van waarheid verkondigende, niet een plaats-
bekleeder van den leugengeest zijn ? En ook, als men in ketterij
valt, zoodra men zich niet aan de uitspraken des Pausen houdt,
wat volgt hieruit, zoo niet dat de Paus altijd de ware leer
verkondigt, bijgevolg onfeilbaar is?
Bekend is het woord van den h. Augustinus, den grooten
Kerkleeraar uit de vierde eeuw: „Rome heeft gesproken, de
„zaak is geëindigd." Er kan, wil deze Heilige zeggen, geen
strijd meer zijn omtrent datgene, wat waarheid en wat dwaling
is; want de Paus, de onfeilbare regter in geloofsgeschillen,
heeft uitspraak gedaan. De h. Ambrosius zegt: „waar Petrus
„is, daar is de Kerk." De naam „Petrus" duidt hier niet alleen
den grooten Apostel aan, maar ook zijne opvolgers; derhalve,
waar Petrus is, altijd voortlevende in zijne opvolgers, daar is
ook de Kerk en het ware geloof. Vandaar dat dezelfde h.
Bisschop zegt: „in alles wensch ik de Kerk van Rome te volgen."
Toen er in het Oosten twist ontstaan was, rigtte ïïieronymus,
zeker willende gaan, zich tot Paus Damasus, hem smeekende,
uitspraak te doen; hij meent — zoo schrijft hij — den Stoel van
Petrus en het geloof van Rome, door den mond eens Apostels ge-
roemd, te moeten raadplegen. „Bij u alleen wordt het erfdeel der
„vaderen ongeschonden bewaard ... gij zijt het licht der wereld."
De h. Fetrus Chri/sologus, Bisschop van Ravenna, schrijft:
„de gelukzalige Petrus, die op zijn eigen zetel én voortleeft én
„regeert, schenkt aan degenen, die het zoeken, het ware geloof."
De h. Sop/ironius, Patriarch van Jerusalem, de dwaling der
Monotheliten ziende voortsluipen, zond den Priester Stephanus
naar Rome, en sprak tot hem: „ga met spoed van het eene
„uiteinde der wereld tot het andere, totdat gij aanlandt bij den
,.apostolischen Stoel, waar de grondslagen liggen der reglzinnige
„leerslukken,
.... rust niet, maar houd aan met bidden en
„smeeken, totdat zij met apostolische wijsheid de nieuw inge-
„voerde leer volgens de canons hebben uitgeroeid."
Dezelfde taal voeren alle Kerkvaders; zij allen erkennen in
den Paus den stedehouder van Christus op aarde, den leeraar
der gansche Kerk, den oppersten regter in geloofsgeschillen,
aan wiens uitspraak allen, die van het ware geloof niet willen
afdwalen, met hart en mond zich moeten onderwerpen.
Niet minder dan de Kerkleeraars getuigen ook de Conciliën
voor de onfeilbaarheid van den Paus.
In de algemeene Kerkvergadering van Chalcedon in 451,
waar 520 Bisschoppen tegenwoordig waren, werd een brief
voorgelezen van Paus Leo den Groote, waarin de katholieke
leer verklaard werd. Na de voorlezing riepen alle Bisschoppen
als uit éénen mond: „dit is het geloof der Vaderen, dit is
-ocr page 17-
15
„het geloof der Apostelen. Aldus gelooven wij allen. ., Petrus
„heeft door Leo gesproken." In het zesde algemeene Concilie,
te Constantinopel gehouden in het jaar 680, werd door alle
Vaders een pauselijke brief onderschreven, waarin gezegd wordt:
„nooit heeft de apostolische Kerk (van Home) zich in iets
„van den weg der waarheid verwijderd. De geheele katholieke
„Kerk, alle algemeene Kerkvergaderingen hebben altijd hare
„leer, als die van den Prins der Apostelen aangenomen." De
achtste algemeene Kerkvergadering, in het jaar 869 in dezelfde
stad gehouden , keurde eene geloofsbelijdenis goed, waarin
onder anderen het volgende voorkomt: „in alles den aposto-
„lischen Stoel volgende en al zijne decreten onderteekenende,
„hoop ik altijd met u te blijven in eene zelfde gemeenschap,
„die des apostolischen Stoels, in wien de volkomene en ware
„hechtheid van de christelijke godsdienst berust."
Hoe zou het nu mogelijk wezen, dat de Conciliën aldus
spraken, dat zij dusdanige geloofsbelijdenissen goedkeurden,
hoe konden zij beloven alle verklaringen des Pausen te onder-
schrijven , indien niet inderdaad de onfeilbaarheid van het opper-
hoofd der Kerk ah eene zekere en aan allen bekende waar-
heid werd aangenomen? *)
Getuigenis voor het geloof aan de onfeilbaarheid van den
Paus geeft ook de kerkelijke geschiedenis. Zij leert ons, dat
do Bisschoppen, Priesters en leeken bij opkomende geloofsge-
schillen ten allen tijde zich wendden tot den Paus, om door
hem onderwezen te worden, wat als waarheid vastgehouden
en als dwaling verworpen moest worden. Eeeds ten tijde, dat
de heilige Apostel Joannes nog leefde, rigtten de Christenen
te Coriuthe zich niet tot dezen, maar tot den heiligen Paus
Clemens in Rome, om door hem bij de onder hen uitgebroken
scheuringen onderwezen te worden en hulp te erlangen. Even-
eens zonden de Christenen in Lyon den heiligen Ireneüs met
een brief naar Paus Eleutherius, om zijne beslissing te vragen
omtrent geloofsgeschillen. De h. Augustinus zond aan Paus
Bonifacius zijn geschrift tegen de Pelagianen om het te onder-
zoeken , en verzekerde te voren, dat hij zich gaarne aan alle
verbeteringen wilde onderwerpen. Dergelijke voorbeelden levert
de kerkelijke geschiedenis van alle eeuwen bij menigte.
Eveneens leert zij, dat de Pausen immer uitspraak deden
in geloofszaken en voor hunne beslissingen van alle geloovigen
opregte onderwerping gevorderd hebben. De Pausen vroegen
*) Zich aansluitende aan de overlevering der katholieke Kerk,
leerden in 1865 ook onze hoogwaardige Bisschoppen: „wij houden
„zonder eenigen twijfel, dat zijn leeraarschap (van den Paus) onfeilbaar
„is in alles, wat gelooi en zeden betreft." (Conc. Ultr. p. 31.)
-ocr page 18-
16
niet eerst de goedkeuring der Bisschoppen, en wachtten niet, totdat
deze hunne toestemming hadden gegeven, maar verboden onder
de strengste kerkelijke straffen allen en een ieder, in \'t ver-
volg leeringen voor te dragen, welke zij als dwaling of ketterij
verworpen hadden. Deze handelwijze van den roomschen Stoel
werd steeds door alle katholieke Bisschoppen als regt en billijk
erkend. Degenen, wier leer door de Pausen veroordeeld
was, werden terstond als dwaalleeraars beschouwd, zonder
dat iemand zich daartegen verzette. Wanneer nu van den
eenen kant de geloovigen zich bij den apostolischen Stoel ver-
voegden, om zijne beslissing in geloofsvragen te vernemen en
zich daaraan volkomen onderwierpen, en als van den anderen
kant de heilige Stoel zelf zulke uitspraken gaf en streng aller
onderwerping eischte, wat volgt hieruit anders, dan dat men
de onfeilbaarheid van den Paus geloofd heeft P Waarom zouden
de geloovigen zich tot den Paus gewend of zich aan zijne be-
slissingen onderworpen hebben, als zij van meening waren ge-
weest, dat hij kon dwalen ?
De geschiedenis getuigt ^ook, dat er vaak eeuwen voorbij
gingen, voordat er eene Kerkvergadering gehouden werd, en
dat de Pausen de geschillen omtrent de geloofs- en zedeleer
eigenmagtig en onherroepelijk uitmaakten. In de eerste drie
eeuwen was er geen Concilie; over het niet geringe aantal
dwalingen, die toen reeds het hoofd opstaken, sprak de Paus
alleen het oordeel uit en stelde vast, wat door de Christen-
wereld moest geloofd worden. Sinds het laatste algemeene
Concilie van Trente tot nu zijn weder meer dan driehonderd
jaren vervlogen. Hoevele dwalingen tegen de christelijke ge-
ïoofs- en zedeleer zijn ook in dien tijd te voorschijn ge-
treden ! Ook deze heeft de apostolische Stoel veroordeeld.
Het houden van algemeene Kerkvergaderingen is iu \'t algemeen
eene moeijelijke zaak, en dikwerf gaan er eeuwen voorbij, eer
een Concilie tot stand kan komen. Was er in de Kerk buiten
een algemeen Concilie geen onfeillbare regter in geloofszaken,
in welk een droevigen toestand zouden dan de geloovigen zich
bevinden ? Bij ontstane geloofsgeschillen zouden zij niet weten,
wien en wat zij te gelooven hebben, zij zouden moeten voort-
leven in de pijnlijkste onzekerheid, of zij het ware geloof nog
hebben of niet. Zulk een toestand kan onze goddelijke Hei-
land echter onmogelijk gewild hebben. Wij komen derhalve
noodzakelijk tot het besluit, dat er ook behalve de algemeene
Conciliën iemand moet zijn, die de gave der onfeilbaarheid
bezit. En wie kan dit anders zijn, dan de Paus, wien Chris-
tus tot opperhoofd zijner Kerk gesteld heeft P
"Volgens het getuigenis der geschiedenis eindelijk worden zelfs
de besluiten der Conciliën eerst als verpligtend en wettig aan-
-ocr page 19-
17
genomen, nadat de pauselijke goedkeuring en bevestiging ver-
kregen is. Wat volgt hieruit, als de Paus zou kunnen dwalen,
als hij niet onfeilbaar was? Voorzeker dit, dat hij ook valsche
beslissingen van eene Kerkvergadering zou kunnen goedkeuren,
want Conciliën, welke slechts uit Bisschoppen bestaan, kunnen
dwalen en hebben soms gedwaald, zooals de geschiedenis ons
leert. Dit was bijv. het geval met het Concilie van Constanti-
nopel in het jaar 754, hetwelk 338 Bisschoppen bijwoonden,
en door Paus Stephanus III verworpen werd. Als de Paus
valsche bepalingen van een Concilie kon bevestigen, dan zou
de gansche Kerk in dwaling gebragt worden, de geest der
waarheid uit haar wijken, en zij ophouden de Kerk van
Christus te zijn. Dewijl dit echter nimmer mogelijk is, ziet
een ieder in, dat de Paus onfeilbaar moet wezen.
Men heeft gezegd: „waartoe nog Conciliën, als de Paus
„alleen reeds onfeilbaar is?" Ik antwoord: Conciliën zijn voor-
zeker niet volstrekt noodzakelijk en kunnen het niet zijn, wijl
zij, zooals reeds werd aangemerkt, soms eeuwen lang niet
mogelijk zijn. De Kerk staat reeds straks 19 eeuwen, telt
evenwel niet meer dan 18 algemeene Kerkvergaderingen, of-
schoon er zeer dikwijls in geloofsvragen uitspraak moest gedaan
worden, die door den Paus gegeven werd. Dan ofschoon
algemeene Conciliën niet volstrekt noodzakelijk zijn, mogen
zij toch niet als doelloos beschouwd worden. Immers al kan
de Paus onfeilbare uitspraak doen aangaande de geloofs- en
zedeleer, toch hebben die uitspraken grooter gewigt, en den
geest van tegenspraak is alle uitvlugt ontnomen, wanneer de
gansche Kerk als uit éénen mond spreekt. Vervolgens kan
ook een grooter gevolg van de gemaakte verordeningen
verwacht worden. De Bisschoppen, die op het Concilie aan-
wezig waren, kunnen met meer omzigtigheid en kennis de
besluiten in \'t leven invoeren, dan wanneer de\'/.e hun enkel
door Bome waren toegezonden. Vandaar dat men het van
oudsher heeft goedgevonden, in zekere gevallen Conciliën te
houden. Beeds de Apostelen, die toch allen onfeilbaar waren,
maakten er een begin mede, daar zij in een Concilie te Je-
rusalem over de verbindtenis der wet van Mozes gemeen-
schappelijk uitspraak deden.
De geloofswaarheid van \'s Pausen onfeilbaarheid is derhalve
zoo oud als de Kerk zelve; want, gelijk wij gezien hebben,
Jesus Christus, onze aanbiddelijke Verlosser, heeft ze, naar
het woord der h. Evangeliën, herhaaldelijk en duidelijk uitge-
sproken, en de Christenen van alle eeuwen hebben ze vol
geloof aangenomen; zij hebben de bepalingen van den aposto-
lischen Stoel immer als in geweten verpligtend erkend en zich
daaraan met hart en mond onderworpen. De Bisschoppen, op
-ocr page 20-
18
het Vatikaansche Concilie de onfeilbaarheid van den Paus als
leerstuk uitsprekende, hebben derhalve geene nieuwe leer
verkondigd, maar alleen eene waarheid, welke Christus ge-
leerd" en alle Christenen van oudsher geloofd hebben, als dogma
verklaard en te gelooven voorgeschreven. Was deze waarheid
tot dusverre niet plegtig als leerstuk uitgesproken, zij werd
toch geloofd gelijk vele andere waarheden des geloofs, bijv. die
van de godheid van Christus, van zijne twee naturen in éénen
persoon, van zijne waarachtige tegenwoordigheid in het aller-
heiligste Sacrament onder de gedaanten van brood en wijn,
van het zevental der Sacramenten, van het bestaan van het
vagevuur, enz., welke waarheden eveneens eeuwen lang niet
als leerstukken uitgesproken waren, maar niettemin door
alle Katholieken geloofd werden. Geloofswaarheden worden
alleen dan plegtig als dogma\'s uitgesproken, wanneer daartoe
eene bijzondere aanleiding bestaat, vooral wanneer dwalingen
zich tegen de waarheid verheffen. En ziet, juist om die reden
is de door de Kerk altijd beleden waarheid, dat de Paus onfeil-
baar is, door de Vatikaansche Kerkvergadering als leerstuk
verklaard geworden. Nimmer werden er zoovele dwaallee-
ringen tegen de christelijke geloofs- en zcdeleer ontsponnen
en verspreid, als juist in onze dagen. Kon de Paus niet
als onfeilbare regter die dwalingen veroordeelen, men zou
voortgaan ze te verkondigen, zeggende: „wij hebben ons aan
„zijne uitspraken niet te onderwerpen.\'\' Daarenboven wordt
thans een geweldige strijd tegen den apostolischen Stoel gevoerd;
velen en zelfs sommigen, die zich Katholieken heeten, willen
van den Paus niet weten, zijne magt om te leeren en de Kerk
te besturen niet meer erkennen. Daarom was het nood-
zakelijk, dat het Vatikaansche Concilie de oude leer over de
geestelijke magt des Pauseu in het daglicht stelde en in \'t bij-
zonder over de pauselijke onfeilbaarheid uitspraak deed. Nu
kan het onkruid niet langer onder de tarwe voortwoekeren;
niemand kan aan de uitspraken van den Paus gehoorzaamheid
weigeren en tevens beweren, dat hij evenwel Katholiek is, want
het Concilie heeft plegtig verklaard en als dogma vastgesteld ,
dat de Paus onfeilbaar is, wanneer hij, het ambt van herder
en leeraar aller Christenen vervullende, met zijn hoogst apos-
tolisch gezag de leer over geloof en zeden door de geheele
Kerk te houden verklaart; het Concilie heeft over een ieder,
die dit leerstuk niet aanneemt, den ban uitgesproken. Het
gevolg van deze uitspraak der Kerkvergadering is, dat allen,
die de onfeilbaarheid van den Paus niet erkennen, daardoor
ophouden Katholieken te zijn, alle genaden en heilsmiddelen
der Kerk moeten derven, en, als zij in hunne ongehoorzaam-
beid volharden, een eeuwig ongeluk te gemoet snellen.
-ocr page 21-
19
Zorgt alzoo, dat gij niet wankelt in het geloof. Laat u door
goddeloozen en vrijdenkers niet op een dwaalspoor leiden.
Houdt u aan uwen geestelijken herder, den Paus, en de met
hem vereenigde Bisschoppen en Priesters, door wie uwe heilige
Moeder, de Kerk, de ware, goddelijke leer altijd verkondigt;
neemt geloovig aan en doet alles, wat zij u voorschrijven, op-
dat gij eenmaal als goede, trouwe Katholieken genade moogfc
vinden bij Jesus Christus, den Stichter onzer Kerk.
-ocr page 22-
IMPRIMATUR.
Ultraj. 30 Dcc. 4872.
J. H. WENS1NU
Emcr. Prof. I.ibr. Censor.