-ocr page 1-
aBB^HB
— —*W v*---------• •
BIJDRAGEN
IS
TOT
DE GESCHIEDENIS
VAN HET
DOOK
E. Slanghen
PUnGEMEESTEI^ VAM fjOBNSDROECK,
(9 i
1
-.
ROERMOND,
J. J. KOMEN EN ZONEN.
•
ο«i»i Vw
;:::_-_:"izi-":
f<* 161
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
\'i*οfi-~-S -" -->>->
-ocr page 5-
BIJDRAGEN
TOT
Dl BESCSIEDEinS
VAN
HET TEGENWOORDIGE
HERTOGDOM LIMBURG,
DOOR
j/ S
E, Slanghen ,
J3uRGEMEESTEI^ VAN fiOBNSBROBCK.
-*~%m«tr~r-
WGUOTHEEK DEft
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
OOt-L. TKOMAAS.3E
ROERMOND,
SNEBPERSDRUK VAN J. J. ROMKN EN ZONEN.
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000022016897B
2201 6897
• . »
-ocr page 6-
•
-ocr page 7-
VOORWOORD.
Toen wij, in 4865, het eerste deel onzer Bijdragen in \'t
licht zonden dachten wij niet, dat het daarbij aangekondigde
vervolg zoo lang zoude uitblijven. Van vele zijden daartoe
aangezocht hervatten wij den aangevangen arbeid.
— Wij
zeggen het ons zelven na: Wij geven wat we hebben in
afwachting dat zij, die over meer stof en meer kundigheden
beschikken onze leemten zullen aanvullen.
DE SCHRIJVE».
Hoensbroeck Januari 1878.
sr
-ocr page 8-
-ocr page 9-
•
EEN BLEK OP YALRINBΟΟBB,
EN. ANDERE
LANDEN VAN OVERMAAS,
οesi-iees.
Les piθces ne sont pas* mon ouvrage;
je n\'y ai d\'autre part que Ia recherche ,
Ie choix et 1\'arrangement.
III (*).
De oorzaak van het bestand of trθves , waarover wij in
\'t vorige hoofdstuk gewaagden, lag daarin dat zoo wel van
Spaansche zijde, als van den kant der Vereenigde Neder-
landsche Provinciλn, behoefte gevoeld werd aan geld en
aan manschappen. De landen waren uitgeput en de legers
verzwakt, en toch kon men het over eun finalen vrede
niet eens worden ; weshalve in afwachting, den 9 April
1609, te Antwerpen, tusschen de Aartshertogen en den
Koning van Spanje ter eenre, en de vereenigde Staten ter
andere zijde, een wapenstilstand gesloten werd voor 12
jaren, bekend onder den naam van Twaalfjarig bestand.
Dit bestand liep , den 9 April 1621 , ten einde en de
vijandelijkheden, of de zoogenaamde tachtigjarige oorlog,
werd op nieuw herval.
Beducht voor de onheilen die de Overmaasche landen
door het weder uitbarsten der krijgsbedrijven te wachten
(1) Dit opstel is het derde vervolg eener Verhandeling die, in onze Bijdra-
gen lot de geschiedenis van Limburg,
is verschenen.
-ocr page 10-
— 6 —
stonden, werd, in de Statenvergadering, den 2 Mei 4621,
op \'t kasteel Limburg gehouden, overeengekomen, dat Ge-
deputeerden, namelijk de Erfmaarschalk Adriaan van Hoens-
broeck en Martijn Snijders, Scholtis van Amstenrade en van
Gclcen , naar \'s Gravenhage zouden worden gezonden om
aldaar te onderhandelen over een tractaat van Contributie,
en bijgevolg de bescherming van Hun Hoogmogende de
Staten Generaal te verwerven (1).
Dit tractaat, voorat door Martijn Snijders ontworpen ,
werd door Hun Hoogmogende, op enkele wijzigingen na,
aangenomen. Het bestond uit de volgende artikelen :
1°. In den iersten versueckt men wel oytmoedelyk dat
onder die Sauvegarde van Edel Hoogmogende Staeten
sullen verstaen en begrepen worden alle Officieren van den
Stedekens ende landen van Overmase , als namentlyk den
Stathouder, Meijer, Voocht, Drossaert ende Schepenen van
Limburg; Slathouder, Voocht, Drossaert en Luitenant
Drossaert van Valkenburg; Landtdrost van Daelhem en dye
van Herlogenrade ; die Rentmeysteren, Schoutet, Schepenen
en voorts alle ander subalterne officieren, so in de stedekens
als ten platten lande wonende oft residerende ; ende dat
duer dijen dat sye dye Justytie moeten admynistreren,
oock dese contrybutie taxeren ende collecteren, en dye
defaijlanten executeren, \'t welk duer hun niet en soude
gevordert worden wanneer sye niet mede en souden genieten
d\'effcckt van den voerschreven sauvegarde.
2°. Ten tweden allen dye geijstelyckheyt, so werlijke
Presters als Abten en Relygioesen, mans ende vrouwen
kloisters, oock den adeldom metle borgers ende ingezetenen
(I) liet aandeel van Valkenburg in de kosten dezer bezending (reyscostcn,
schenekagien en deboursemcnlen) bedroeg 1580 gulden "2 stuivpr, in de rcke-
ning des jaars 1031—22 geleden. Hier onder waren begrepen 000 gulden, op-
genomen bij den Burgemeester Mathijs Cocnen.
-ocr page 11-
so van den voorschreven stedekens als van den platten lande,
de famylien en goederen derselver merende en onruerende.
3°. Oock daeronder versueckt men te begrypen, dye
gene dye eertyds syn geweest onder die bende van
Ordonnantien en nu in vele jaeren niet gedicnt noch gagie
getrocken en hebben, maer in effecte syn gekasseert.
4". Seyn oock dye gedeputeerden versueckende dat
dese contrybutie mach aft\'eckteren dye drie Staeten van de
landen ende alle goederen in deselve gelegen, sonder dat
sich iemants sal mogen exempteren, eenige partyculiere
Sauvegardc te verwerven, of worden getrocken onder
eynige partyculiere contrybutien onder pretcxte van confis-
catie ofte anderssints.
5°. Ende voor soe veel \'t selve in eynege difficulteyt
mocht getrocken worden ten regarde van de pastors omdat
dye predykanten van dese syde niet opentlyk in de sauve-
garde van den Eertshertogen en schynen geexprymeert te
wesen, verhoepende ten minsten dye gedeputeerden dat
bysonder dyeselve predykanten, kerken bedenende ten
platten lande dye onder contrybutie stacn, in de Sauvegarde
van den Eertshertogen worden verstaen, sonder deselve
partyculeerlyk te belasten met eynige confiscatie, dat deselve
pastors \'t selve beneficie sullen komen te genieten.
Dit φ*1*1 artikel was in margine geamendeerd aldus :
«Mits dat onse Predicanten niet erger en worden behandelt
»als de Roomsche Priesters."
6°. Dat het voorschreven landt sal mogen gestaen mits
betalende hunne contrybutie, sonder belast te worden met
dubbele of extraordinarisse maenden ofte met eynige inle-
gerynge, en in cas dat sye van iemants vcrongelyckt
woerden dat Hun Hoogmogende daerin sullen versien en
niet toelaten dat eynige Capeteyns, Officieren ofte soldaten
de ondersaeten sullen moghen kwellen, onder pretext van
-ocr page 12-
— 8 —
eynige partyculiere actiλn, macr dat alles sal gcregneert
worden duer middel van justytie nae de nature ende
vereisch van den saken.
7". Versucckt men ook wel oytmoedelyk dat elck lan-
deken oft quartier sal gestaen met goede betaelinge van
synen tauxt van drye maenden tot drye maenden, waervan
den iersten tcrmyn sal beginnen den 9 Apprillis lestleden
ende eynden 8 July nacstcomende, sonder dat eyn landt sal
mogen aengesproken ofte geexccuteert worden voer het ander.
8". Wel verstaende oft binnen middeler tyde noch
eynich bestandt ofte cessatie van waepenen woerde getroffen,
dat in dyen gevalle, dye van de landekens van Overmaze
hier duer niet en sullen verbonden syn voerders dan
andere quartieren.
9". Ende of t gebuerde dat eynige executien (d\'welk men
niet en verhoept) tegen eynige moetwilligen moest geschieden,
dewelcke dye van den lande niet genoechlyk en souden
konnen geeftectueren, dat in dyen gevalle ende des versocht
synde, Hun Hoogmogende dye goede handt sullen reyken
ende doen executeren dye defaylanten bye dye van den
lande over te geven.
10°. Op welke condytien presenteren dye van den
landen van Overmaze te betalen maendelyks dye somme
van twe dusent guldens, wesende het uterste dat hetselve
landt soudc kunnen opbrengen, biddende over sulx seer
oytmoedelyk dat de Edel Hoogmogende Heeren gedyent sy
hun daermede te laten gestaen, opdat de arme ingezetenen
oock kunnen leven, consideratie nemende dat het landt
van Overmaze in vele platsen, jae meer als den derden deyl,
is sterile ende niet en kan gecultivecrt worden, dat onder
denselven lande vele neutrale platsen syn onder den
Romschen Ryke gehorende, dye niet mede en contrybueren,
ende dat naer alienatie van alle de gemeynte met lanckheyt
-ocr page 13-
— 9 —
van tyde so hoge geengageert eade verschuil is, dat men
gene remedye en kan bekomen om hetselve te staveren
ende te lybereren van de sware interessen dye jaerlyx
moeten betaelt worden, en sullen dye van \'t voerschreven
landt van Overmaze hun uterste devoyr doen om cautie en
versekerheyt van de voerschreve somme te bekoemen ende
paserende hierop, eene trostelykc resolutie ende ordonnantye
in alle onderdaenighcyt verwachten.
Dit laatste artikel werd door Hun Hoogmogende gcwij-
zigd aldus : »Is eyntelick geaccordeert ende gesloten op
twe duysent vier honderd vijftig gulden, Actum 15 Mey
1621" (I).
Het alsoo gesloten tractaat, werd, bij de akte van accep-
tatie, nog eenigszins gewijzigd of verduidelijkt. Dit stuk is
van den volgenden inhoud:
»Den raedt van State der Vereenigde Nederlanden, geleth
«hebbende op \'t versoeck ende remonstrancie gcdaen by de
«Gedeputeerdenvan den Landenvan Limbourg, Valckenbouig,
«Daelhem ende \'s Hartogenraedl, noopende derselver uiux
»van contributie, ende gelioort hel rapport van conferentie
«tusschen deselvc, ende den geenen daertoe by den Raide
«gecommitteert, gehouden op de procuratien by deselvc
«gedeputeerden geexhibeert, heft geaccordeert ende accordeert
«by desen, dat de voorschreven vier Landen gesamentlyk
«sullen gestaen met eenen maendtlycken taux van twee
«duysent vier hondert vyflich ponden te 50 grooten, gedu-
«rende den tyt van een geheel jacr, ende dat deselve
«somme by de voorschreven Gedeputeerden proportionaliter
«sal worden verdeelt op yeder een der voors. Landen,
«gelyck oyck deselve verdeelt is, namentlyck op die van
«den Lande van Limbourg thien hondert vyflich ponden,
(1) Wanneer wij gecne andere bron aangeven, dan putten "wc uit ons eigen
archief.
-ocr page 14-
— 10 —
«Valckenbourg seven hondert ponden, \'s Hartogenraedt drye
«hondert vyflich ponden ende Daelbem gelycke drye hondert
«vyftieh ponden, alles mede te 50 grooten. Ende dat ydcr
»der respective Landen in conformiteyt van den bespreke
»ten fldvenante van dien, sal gehouden zyn van drye tot
«drye maenden te doen behoirlycke betalinge in handen
»van den ontfanger Francoys de Jonge, daervan d\'eerste
»drve maenden omtrecomen sullen wesen den 9 Juny
«toecomende ; Ende daervoor stellen goede ende suffisante
«cautie voor dato van den voors. 9 Juny is t doenlyck, oft
«binnen drye weken oft een maendt uyterlyck daerna, ten
«contentemente van den voors. Raedt, ende den voors.
«Ontfanger, mit d\'welck in cas van cenige onverwachte
«onwillicheyt van eenige Bancken, dorperen ofte leden van
«eenige der voors. Landen, d\'executie van dien sal blyven
«aen ydcr een derselver Landen ; Ende wanneer zy daertoe
«de macht van deser zyde mochten vannoode hebben, zal
«naer gedane behoirlycken versueck, desclve haer toegestaen
«worden, alles onvermindert den besproecken tyt van beta-
«linge ende cautie. Is oyck de expresse meyninge tgene
«yder van de respective Landen per restant van voorige tyt
«noch schuldich soude mogen wesen, dat zy tselve promptelijk
«sullen hebben op te leggen ende te voldoen in handen van
«den voors. Ontvanger. Ende so sy luyden van des alles
«naer te comen blyven in gebreke, dat den Raedt sal
«vermoegen de voors. Landen wederom van nieuws te
«stellen op soodanigen maendelycken taux ende daervooren,
«als oyck ten regarde van voors. restanten, doen executeren,
«sulcx als ten dienste van den Lande bevonden sal worden
«te behoiren".
Aldus gedaen in den Raede van State in \'s Gravcnhage
den 47 Mey 1621 (was geteekend) P. Schaghen.
Ter ordinantie van den Raedt van State (get.) Chr. Huygens.
-ocr page 15-
— 11 —
Het land Valkenburg had in deze Sauvegarde, oorlog-
schatting of contributie aan den vijand, te dragen */,, dat
van Limburg \'/, en die van Daelhem en Hertogenrade elk
\'/, gedeelten. Deze schaal van verdeeling of repartitie dei-
lasten is waarschijnlijk ontstaan toen voor de eerste maal,
na de vereeniging van Valkenburg met het Hertogdom
Limburg en andere landen van Overmaze, onder een en
hetzelfde Gouvernement, eenige schatting, bede of belasting
van deze landen gevraagd is geworden.
Het komt ons niet ondoelmatig voor, in onze dagen
waar zoo veel aan contributien wordt opgebracht, een kort
woord daaromtrent mede te deelen. De oude benaming
bede, afkomstig van bidden (bedelen) schijnt aan te duiden,
dat hier aan geen dwang moet gedacht worden. Inderdaad,
de beden werden aanvankelijk niet anders gevraagd, dan
bij troonsbeklimming vanden regeerenden Vorst, bijzijn
huwelijk of bij dat zijner kinderen ; vervolgens ter gele-
genheid van zwaren oorlog, en eindelijk bij continuatie;
dat is, van jaar tot jaar. — In 1G13, kwamen de Staten van
Overmaze, tegen deze manier van bij continatie de bede te
vragen, in verzet, als zijnde deze manier strijdig met het
oude gebruik, volgens welk een ronde som kon gevraagd,
maar ook geweigerd worden.
In de oud feudale tijden, wordt dikwijls gewag gemaakt
van velerlei schattingen, die de grondheeren hieven van
hunne domeinen, en die door de onvrijen moesten worden
opgebracht. De schattingen nu eens geschat of verponding,
dan weder husloth of huslada genoemd, kunnen, te zamen
met de beden, als de oudste vorm van onze hedendaagschc
grondbelasting worden beschouwd. Personeele belasting
op deuren en vensters, hoofdelijke omslagen, hoofd- of
kopgeldcn bestonden niet, ten ware men de tiende, en de
heerendiensten daaronder wilde rangschikken. Accijnsen
-ocr page 16-
— 12 —
of belastingen op voorwerpen van verbruik kende men
evenmin ; des echter hief de stad Valkenburg van oudsher
eenen impost op wijn en bier (1).
Wij zeiden zoo even, dat het land Valkenburg in de
Sauvegarde of\' Hollandscho contributie te dragen had \'/,
gedeelten of 700 gulden \'s maands. Dit bedrag werd, naar
ouder gewoonte, gerepartiseerd \'/, over de algemeene
leengoederen, en */, over de vier hoofdbanken, als Meerssen,
Beek, Klimmen en Heerlen. Daar het echter was gebleken
dat de leenen met dit \'/, te zeer bezwaard waren, zoo
heeft men daarbij nog gevoegd zes heerlijkheden als :
Hoensbroeck, Wijnandsrade, Vaesrade, Elsloo, Eckelrade en
Ter-Blijt. — En terwijl de hoofdbanken onderling in opper-
vlakte en bundergetal verschilden, zoo heeft men, om meer
gelijkheid, bij de bank Meerssen gevoegd de heerlijkheden
lltercn, Guel en Borgharen ; bij de bank Beek, de heer-
lijkheid Bergh en Bemelen alsmede die van Geleen, Spaubeek
en gebroken Schinncn; bij de bank Klimmen, de heerlijk-
heden Eysdcn, Oud-Valkenburg en Strucht; en bij de
bank Heerlen, de zoogenaamde onderbanken met de heer-
lijkheden van Oirsbeek en Brunssum.
De repartitien werden gemaakt door twee Commissarissen
(bedezetters), gewoonlijk twee leden uit de Ridderschap,
die de taxen uitschreven en toezonden aan de regeerders
der heerlijkheden en der banken. Deze verdeelden ze op
(1) Andere steden, vooral de Noord-Nederlandschc, waren haar, onder dit
opzicht, als wij het zoo eens mogen noemen, wijt vooruit. .Daar hief men, in
de 16 en 17 eeuw, imposten op de wijnen, hrandewijiien, nieren, op zout en
zeep, op meel en op vleesch, op de steur en de salm, op de fruiten en de
kaarsen, op de wollen lakens, op de olie en de kolen, op de turf en het brand-
hout, op den tabak en de boter, de pik en de teer, de koffie en de thee, de
speelkaarten en de dobbolsteenen, alles ten bate der stedelijke kassen. Een
schrijver uit dien lijd deelt mede, dat van een schotel visch met eene ordente-
lijkc saus op tafel gebracht, dertig verschillende belastingen waren betaald.
-ocr page 17-
— 13 —
hunne beuvt over de respectieve dorpen van hun ressort,
om vervolgens dσσr de schatheffers geοnd en overgestort
te worden in handen der Ontvangers generaal.
Zoo werd van den tax der bank Meerssen, \'/, afgetrokken
wezende bestemd, ιιn deel voor Borgharen en twee deelen
voor Guel. Wat na aftrek van dit \'/, overbleef, daarvan
kreeg Itteren \'/,, Houthem \'/,„, en van het dan resteerende
kwam 43% op Meerssen, 22% op Ulestraten, 23"/u op
Ambij en 12"/0 op Bunde.
Van den tax der bank Beek kreeg Bergh en Bemelen,
bij gelijke deelen, \'/12 hetwelk afgetrokken, kwam van het
restant \'/„ op Schinnen. Van de alsdan overblijvende som
viel \'/, op Geleen en na aftrek , \'/, op Spaubeek ; het
restant was het aandeel van Beek.
Uit den tax der bank Klimmen ging \'/g, verdeeld gelijk
2: 1, naar Oud-Valkenburg en Strucht, en \'/,„ naar Schin
op Guel; het restant kwam, bij vierden gedeelten, op
Klimmen, Hulsberg, Schimmert en Nuth.
Van den tax der bank Heerlen viel 35 \'/2 ten honderd
op de onderbanken, als : op Oirsbeek \'/„ en de andere
twee derden, bij gelijke deelen, op Jabeek, Brunssum en
Schinveld ; de resteerende 64\'/2 °/„ bleven voor Heerlen en
dependentiλn, als daar waren: Voerendaal, Schaesbergh en
Nieuwenhagen.
Op dezen voet werden de belastingen, die \'t land Val-
kenburg nu en dan op te brengen had voortijds om-
geslagen. Maar, toen die lasten allengs in belangrijkheid
toenamen, en vooral ten tijde van het bovenbesproken
tractaat van contributie met de Staten der Vereenigde
Provinciλn, beweerde de heerlijkheid Elsloo, alsmede die
van Eckelrade en Ter-Blijt, in deze Hollandsche contributie
niet te moeten dragen, en wel op grond, dat zij zouden
-ocr page 18-
— 14 —
wezen Rijks, dat is, vrije Rijksheerlijkheid, staande onder
het gezag van het Roomsch Keizerrijk.
Schoon deze bewering onjuist was, althans ten opzichte
van Elslo (1), en niettegenstaande dat tegen dit beweren
werd aangevoerd, dat alle de leenen binnen de limieten
van het land Valkenburg gelegen, om het even of zij Val-
kenburgsche, dan wel Keulsche, Wickerader of andere
leenen waren, altoos gezamenlijk hadden gedragen in alle
voorkomende lasten, zoo bleven evenwel de genoemde drie
heerlijkheden, in hunne voorgenomen weigering, volharden;
weshalve zij, voor den Raad van Brabant te Brussel , een
langdurig en buitengewoon kostbaar proces tegen \'t land
van Valkenburg te verdedigen hadden.
Alvorens dit proces aan te hangen , en in de hoop de
weigerachtige heerlijkheden te bedaren , vervoegde zich de
Valkenburgsche Regeering , bij adres , aan den Raad van
State te \'s Ilage , betoogende dat vσσr of tijdens het slui-
ten van het twaalfjarig bestand, elk dorp in \'t bijzonder,
nopens de sauvegardes had onderhandeld, en dat toen eenige
plaatsen, onder anderen Elsloo , hetzij door conniventie of
door onwetendheid der Ministers, hetzij onder voorgeven
van neutraliteit of van Rijks te wezen, hadden vrij gegaan;
maar dat, na het eindigen van het bestand, staats- ol lands-
gewijs nopens de sauvegardes gecontracteerd was geworden;
in dier voege, dat alle degene die, met het land Valken-
burg, dragende waren in de beden van Zijne Majesteit den
Koning, ook zouden contribueeren in de sauvegardes.
Weshalve de supplianten verzochten, dat hel Hun Iloogm.
believe, ingevolge art. 9 van het gesloten tractaat, die van
Elsloo, Eckelrade en Ter-Blijt tot betaling te helpen be-
dwingen; ten ware dal het Hun Iloogm. behage de quoten
dezer heerlijkheden Ie korten.
(1). Zie N" 1 der aanhangsels.
-ocr page 19-
— 15 —
Op de kantzijde van dit adres was de volgende afwij-
zende beschikking gesteld: »De goede meeninghe van den
«Raedt van State is wel eenichsints conform dit versoeck,
«doch eenige questie dien aengaende voorvallende sullen par-
»thyen heur addresseren mogen aen heuren competenten
«Rechter ende soo sy te rade sullen vinden".
Actum in \'sGravenhage den 14 Junij 1622. (get.) Chr.
HUYGENS.
Toen het land Valkenburg, in October 1622, twee termijnen
van bovenbedoelde sauvegarde ten achtere was ontving de
Stadhouder, Wol ter Hoen van Hoensbroeck (1) eenen brief,
waarbij Philip de Jonghe, Ontvanger te \'s Gravenhage,
zich zeer verwondert over de nalatigheid van die van
Valkenburg in de betaling van de contributie, daar zij
toch alle drie maanden promptelijk daartoe waren gehouden
en borg te stellen voor de schuld. Weshalve hij verzocht,
dat de twee vervallen termijnen, in den kortsten tijd, bij
wissel werden overgemaakt «ofte by gebreke van betalinghe
«sal naer veertien daghe, van de gequalificeerde van \'t
«landt, doen halen soo van vvege de contributie als de
«restanten. UEd. Eerenfeste sal gelieven te bevoorderen
«dat de schade voorgecomen worde, want sal niet meer
«waerschouwen als metten slach".
De gewesten die sauvegarde verworven of zich onder
contributie gesteld hadden, genoten daardoor ook zekere
voordeelen. Deze voordeden bestaande hoofdzakelijk in het
verkeer met de steden en plaatsen onder het gebied der
vereenigde Provinciλn gelegen, werden, zoo door het
krijgsvolk als door de ingezetenen, soms verkeerdelijk be-
grepen; weshalve bij resolutie van den 20 Mei 1622,
specifiek werd opgegeven welke en hoeveel koopwaren en
(1) Het wapen van Hoensbroeck is vun zilver vier maal gebalkt van keel
waarover een klimmende tweestaartige leeuw van sabel.
                           2
-ocr page 20-
• — 16 —
producten vrij zonder paspoort in- of uitgevoerd konden
worden (l). Zij echter die den vijand, sedert den trθves,
gediend hadden, konden, onder den dekmantel van sauve-
garde der plaatsen waar zij woonden, niet van deze
resolutie profiteeren dan na alvorens akte van abolitie te
hebben verzocht en verkregen.
Het tractaat van contributie of sauvegarde was verleend
voor ιιn jaar eindigende den 9 April 1622; weshalve de
landen van Overmase, mei uitzondering echter van Limburg,
andermaal gevolmachtigden naar \'s Hage afzonden, met last
om de vernieuwing van dat stuk aan te vragen (2). Zij
waren houders van het volgende project:
»Die gedeputeerden der landen van Valckenbourg, Daelhem
en Hertogen raet geven te kennen dat se expresselyck syn
afgezonden om aan Edel Hoogm. Heeren van den Rade
van State te verclaren ende te remonstreren, dat die
\'t samentlyke leden oft Staten van den selven lande willich
syn te blyven contribueren, ende dienvolgende UEdel
Hoogm. te bidden deselve in hun versoeck te ontfangen".
1°. «Ende dat opte selve conditien gelyck int voorgaende
jaer hun deselve syn geaccordeert behoudelyck dat hun
belast is aen Hun Hoogm. te remonstreren die grote
armoede van den landen ende het gemeen bederffenis van
dien, als cunnende met waerheyt seggen, dat binnen den
tyt van veertig jaren herwerts, eenige quartieren nooit
soo seer en syn bedorven als in dit legenwoordich jaer,
gecauseert deur het belech der stadt Gulick, ende dat
(1)     Eene uitzondering was gemaakt: «voer alle de wolle laeckencn comendc
»van Wcerdt ende Tilburg welcke de lijcenten volgens de lijste" moesten
betalen.
(2)     !>\'\'/<• bezending kostte den lande van Valkenburg voor «schenckagien,
pasporten, teeringen en vacatieu", de som van 056 gulden 10 st. Voorts, voor
een schip door de gedeputeerden te Elslo gehuurd, 22 gulden, en voor twee
Herfschc kazen, den Ontvanger Phil. de Jonglie geschonken, U gulden 4 stuiver.
-ocr page 21-
— 17 —
daerenboven bet lant is gelegen langs die Mase, contineronde
\'t eener opte stadt Maestricht ter andere syde op het lant
van Gulick, ende voor sulcx moet uytstaen allen die
passagien ende repassagien uyt ende naer Brabant ter
saecken van oorloch gebeurende. Ende daeromme souden
de voorschreven Gedeputeerden involgende hunnen last
aen Hun Hoogm. wel willen bidden, gelyck sy biddende
syn mits dese, dat Hun Hoogm. gedient waren deselve
contributie te modereren op twee duysent gulden \'s maens,
des te meer omdat diegene die eenige eoophandel waren
doende, uytten lande syn vertrocken, waerdeur die gene
die hunner handen moeten leven ende daeraen hunnen
cost plochten te halen nu den schamelen cost niet en
weten te crigen, veel inin cunnen contribueren, in der
voegen dat allen den last is redunderende op die geλrfden
diewelcke mits redenen voorschreven noch in sommige
plaetsen ganschelyck syn geruineert."
Dit artikel 4 was in margine geapostilleerd: «Fiat
«nieuwe sauvegarde als de voorgaende voor den tydt van
»een jaer \'t welk expireren zal den 9 April 1623, mits
«contribuerende als \'t voorgaende jaer."
2°. »Ten anderen, dat wanneer die van den lande van
Overmase yet aen Hun Hoogm. hebben te remonstreren
ende aen te dienen, dat se tot dien eynde eenen ofte meer
personen herwerts over sullen mogen deputeren sonder
daervoor telkens gehouden te syn alhier tenselven effecte
\'t obtineren paspoort, behoudelyck dat se niemant en
sullen seynden dan personen die sich in \'t minste niet en
moeyen of bewint en hebben van eenige sake militaire,
of anderssins contrarie van desen Staet, ende dat dienvol-
gende sullen geremitteert worden de 288 gulden diewelcke
voor een paspoort tot dese deputatie hun worde geλischt".
-ocr page 22-
— 18 —
«Bovenstaand art. 2 was geapostilleerd in margine:" By
»den inhouden der Sauvegarde ende der note van inter-
«pretatie in dato 20 Mei 11. sullen de Bemonstranten
«verstaen hoe sy haer desaengaende zullen gedraghen."
3°. «Aengesien dese contributie nu wordt verdeelt staets-
wyse, opten voet als sy aen den Princen van den lande
syn contribuerende, ende dat oversulcx deselve wort ver-
deelt over d\'erfgoederen, zoo verzoeken die gedeputeerden
dat Hun Hoogm. believen te declareeren dat de peerden
soowel binnen Maestricht diverterende, bevonden oft
achterhaelt wesende opte erfgoeden alhier contribuerende,
ende denselven gront labourerende mits gaende ende
kerende, sullen worden verclaert vry."
Het art. 3 was in margine geapostilleerd: «Dit en kan
nyet toegestaan worden."
\' 4°. «Dat die dorpen omtrent Maestricht gelegen worden
geregeert den meestendeel deur personen in deselve stat
residerende, diewelcke geen debvoir en willen of conncn
doen, noch die contributie setten ende advancheren tensy
dat se mogen vry ende vranck doorcomen, daerdoor die
dorpen hun niet en schicken te betalen; daeromme biddende
dat Hun Hoogm. gedient sy deselve persoonen te verclaren
vry ende begrepen te syn onder die gemeene sauvegarde,
ten minste wanneer sy om justitie te administreren en
ordre onder die gemeente te stellen uyteomen, welcke
persoonen sy oock by desen syn naemhaflich makende, als
in den eersten Heere Wynant Van Gelre ende Heer Gerart
Van Meer, beyde Canonicken van St. Servaes, regerende
die heerlicheyden van den Capittel van St. Servaes, alhier
mede contributie betalende onder het lant van Overmaze
daer sy deselve syn gelegen als Heer ende Scharn, Bergh,
Bern, ende Vaesrade; Heere N. Conrardi, canoniek van
van άnse L. Vrouwe van Maestricht, regerende het dorp
-ocr page 23-
— 19 —
van Bemelen; Michiel Coocken, Dirk Verheven, Jan Conincx
schepenen, met M\' Nicolaes Cortenhach ende Nicolaes
Breusterbosch Procureurs van den bancke van Meerssen,
Jcronimus Stas als schout van Haren".
Dit 4 art. was geapostilleerd in margine: »Nae d\'ordre
»van \'t landt en kan dit nyet toegestaen worden dan by
«speciale pasport daertoe te versoecken ende te verkrygen".
5°. »Ten leste dat Hun Hoogm. sal gelieven te declareren
by acte te verstaen, dat allen diegenen tot dese maentelycke
contributie sullen hun quote dragen, dewelcke gewoon syn
metten lande van Overmase van allen ouden tyden te
contribueren in alle subsidien ende lasten die aldaer aen
den Prince (dat is den koning van Spanje) gegeven ende
geaccordeert worden, tot sulcken eynde revocerende ende
houdende voor sub ende obreptys allen \'t gene wes eenige
dorpen \'t selve verswygen en andersins, door sinistere
remonstrancen, contrarie van dien mochten geobtineert
hebben, het waren die van Elslo, Blijt ofte Eckelrade,
oft andersins dat heurlieden quote den lande sal worden
gecort, want sonder d\'een oft d\'ander, souden die ander
leden van den lande daerdoor alle hunne gewoonlycke
smaldeelinge, oft emmers die quartieren daeronder die
gepretendeerde vryheyt gelegen syn, moeten veranderen,
en daerenboven te hoger beswaert syn, ende den last
moeten dragen van hun melleden".
Hierop was in margine geapostilleerd: «Einighe questie
»dienaengaende voorvallende sullen partteyen heur adres-
«seren aen heuren competenten Hechter ende zoo zy
«zullen te rade vinden."
6°. «Daerom biddende Hun Hoogm. hun deselve articlen
te accorderen, ende daerenboven noch dat die ingesetenen
\'van Overmase met hunne ware en coopmanschap sullen
allenthalven mogen passeren ende repasseeren, soo op
-ocr page 24-
— 20 —
neutrale plaetsen, als die landen ende territoiren van den
Hertoge van Brabant en dese geόnieerde Provinciλn,
deselve ingesetenen als contribuanten nemende onder
sauvegarde ende protectie".
Was geapostilleerd: »De Remonstranten zullen hun
«regulieren nae den inhouden der sauvegarde ende de
«nota van interpretatie daerop gegeven."
\'s Gravenhage den 14 Juny 1622.
Ter ordonnantie van den Raedt van State,
(get.) Chr. HUYGENS.
Uit het hier aangevoerde kan men afleiden hoedanig
het, in dees benarde ryden, met onze Overmaaschc
landekens gesteld was. Zij gingen krom onder den last
van dubbelvoudige contributien, dubbel begrootingen en
dubbel rekeningen. Het was van den eenen kant de
Hollandsche of Staatsche contributie, afgeperst door stroop-
tochten gevangenneming van personen en dergelijken;
en van den anderen, dat is van den kant der Spaansche
Vorsten, die de kasteelen Valkenburg, Limburg, Herto-
gcnrade en omstreken, alsmede de stad Maastricht in
bezit hadden, de gewone bede van 72,000 gulden \'sjaars,
verzwaard nu en dan met buitengewone beden, met
onderhoud van krijgsvolk en bijkomende lasten. Elk dezer
contributien werd zooals gezegd, afzonderlijk gereparti-
scerd, ontvangen en verantwoord. Er was een Spaansch
en een Hollandsch memoriaal, eene rekening over de
beden en eene over de sauvegardes.
Wij zeiden, bl. 100 Deel l, dat de Gouverneur
Markies de Marnay, in Augustus 1620, de Valkcnburgsche
Ridderschap opriep om den Kapitein-Generaal Ambrosius
Spinola, op zijne doortocht naar Duitschland, te Maastricht
te gaan begroeten. Deze doortocht betrof de belegering \'
der stad Gulick, beleg waardoor de aangrenzende landen
-ocr page 25-
— 21 —
van Hertogenrade en van Valkenburg, wegens troepen
beweging, inkwartiering en dergelijken, veel te lijden
hadden. Te Heerlen en omstreken logeerde te dezer tijd
eene kompagnie curassiers van Don Inigo de Hortado.
Wij vonden, met betrekking tot dezen Gulickschen oorlog,
een bevel afgegeven door evengenoemden Spinola (:gecon-
tresigneerd De la Motte:) te Brussel, den 4 April 1622,
waarbij het den officieren en. soldaten streng, verboden
werd te gaan logeeren, zonder uitdrukkelijke order, in
bovenbedoelde landen (1).
Waar de Staten van Overmase ongaarne meκ te maken
hadden, dat waren de inkwartieringen, het oudeihoud
van oorlogsvolk, de doortochten van militair; niets werd
ongedaan gelaten om ze te voorkomen of te doen op-
(1) Anibrosio Spinola Marquis de Sesto, du conseil d\'Estat de sa Majle Catho-
liquc, Capilainc-Gencral de son Armee au Palatinat et Maitre de Camp general
de celles des PayS-bas &<>.
Sur la remonstrance faicte par les Estats des Pays d\'Outremcuse avons
ordonnσ & ordonnons bien expresscnicnt a tous Officiers, soldats ou Conducteurs
de gens de guerre cstant soubs notre charge et commandement, passant par
Ie Pays de Limbourg, Faulqucmont, Daclhcm et Rodeleducq Oultrcmcusc, que
venant a loger en quelque lieu desdits Pays, ils n\'ayent a demander plus de
billcts que nc portent lc nonibre des gens cflcctifs qu\'ils conduiront, mais se
contenteront du repartissement du logement qu\'cn conformitc\' de cc les officiers
ou Magistrats ordonneront; De plus ordonnons que nul gens de guerre csUint
soubs notre ditc charge et commandement s\'advanccront d\'aller loger aux dits
Pays sans ordre ou passeport vaillable, a peine d\'en respondre.
Faict a Bruxelles lc 4 d\'Avril 1622.
Bezijden staat het cachet van den Generaal, verbeeldende een geschakeerde
balk, waarop een staande degen; het schild is omhangen met de versierselen
van het gulden Vlies.
-ocr page 26-
— 22 —
houden. De landsrekeningen wemelen van onkosten, van
bezendingen, van geschenken ten deze gedaan. In October
1622 waren Henri de Berlaimont en Conrad Ulrich Van
Hoensbroeck als gedeputeerden te Brussel, om te onder-
handelen over de bede van 72,000 gulden aan Zijne
Majesteit geaccordeerd, alsmede over een extraordinair
subsidie van 7000 gulden, tegelijk met nog 8000 gulden,
die geeischt werden voor het verplaatsen der evenbedoelde
kompagnie curassiers van Don Inigo de Hortado. De
kosten dezer bezending beliepen , voor \'t land Valkenburg
352 gulden 3 st., in de rekening 1622—23 geleden. Wij
vinden in diezelfde rekening, dat aan den Graaf van
Salazar een stuk wijn is vereerd geworden, ad 128 gulden
3 st. 1\'/, oort; aan den Graaf van Anholt en zijn
Kwartiermeester, 140 gulden 15 stuiver; aan den Kapitein
Don Loys de Bonavides, 40 gulden; aan den Graaf
Claudius de Lannoy de la Mottry, Gouverneur van Maas-
tricht, met voorkennins en advies van die der Bid-
derschap en der banken, 66 gulden 13 st. 2\'/2 oort,
voor zijne diensten »int divertieren der passagie van
»verscheyden orlochsvolck ende het land verschoent heb-
»bende van verscheyde logeringen" (1).
(1) In de stadsrekeningen van Valkenburg toopendc over de jaren 1620—30
komt een post voor van 1 gulden 16 stuiver betaald aan Peter Laven voor het
hangen der nieuwe klok.
Item 1621, eene som van 0 G. voor 30 pond kaarsen verbruikt door de
wacht van den Luitenant Mcndoza.
Item, aan Geurt Van Aubel 1 G. 4 st. dat hij gewerkt heeft aan \'t torentje
van de Guelpoort en aan de Tatcrenbrug.
Item, aan Libert Mans 1 G. 11 st. voor 2 sloten en twee paar gehingen in
de school.
Item 1623, aan Jan Wijnen 7 G. voor een rad, dat de ruiters hem genomen
hadden.
Item den 28 Mei 1623, betaald 4 Gl. 16 st. voor een ton zes oortsbicr,
vereerd aan de kompagnie van Don Andrea de Prada, die in de processie mede
om was gereden.
-ocr page 27-
In 1623 werd de Hollandsche contributie op den ouden
voet gecontinueerd. De rekening van dit jaar wijst eene
uitgaaf aan van 50 gulden 15 stuiver voer Herfsche
keezen waer mede vereert syn eenige Ministers van den
VereenUjde Staten;
en verder eene som van 54 gulden
10 stuiver, door de Gedeputeerden geschonken aan Philip
De Jonghe, Ontvanger te \'s Gravenhage.
In de Spaansche rekening van dit jaar vinden wij, dat
aan den Luitenant Don Andrea de Prada, liggende op \'t
kasteel Valkenburg, betaald is geworden 32 gulden voor
zijn service, dat is, tafel- en beddegoed.
Den 4 December 1623, is Frederic Randenraedt, Luit.
Drossaard van Valkenburg (\\\\ op verzoek van den Procu-
reur-Generaal en van Jan van Weert (2) naar Limburg
Item den 4 Mei 1624, op processionsdag, 2 G. voor een half ton vijf oortsbicr,
voor de schutten.
Item den 8 en 9 November lfi-οi, betaald aan Jan Hoen, ten wiens huize
gelogeerd hadden 8 soldaten van Limburg, genoten hebbende elk 2 maaltijden,
en nog 3 maaltijden van 9 soldaten, ad 6 st. per persoon zonder het bier, maakt
12 G. 18 st.
Item den 50 Mei 1626, betaald voor de schutten een half ton zes oortsbier,
ad 2 G. 8 st.
Item in 1627, door dienaars van den Gouverneur van Limburg, toen deze
den eed gedaan had in de kerk van Valkenburg, verteerd bij Jan Hoen 11 G.
Item den 25 Mei 1628, betaald een half ton zes oortsbicr, voor de schutten.
Item in 1629 betaald aan Geurt Van Aubcl, gewerkt hebbende aan de wippe
daar die papegai op geschoten is
1 G. 10 st.
Item voor 3 brandhaken, wegende 99 pond, het pond a 3 st., maakt 14
G. 17 st.
(1)    Zijn cachet vertoont, even als dat der dynastische familie van dien naam,
een geschakeerd schild.
(2)    J. Ilabels, in zijn werkje over Jan van Weert bl. 15, verhaalt dat deze
held, in 1622, als Luitenant, deel nam aan het beleg van Gulik; dat hij in zeker
nacht, met 50 man, eene afdecling Hollandsche ruiters aanviel, die een konvooi
levensmiddelen in de stad wilden brengen , en dat hij in \'t leger terugkeerde
met twee maal zoo veel gevangenen als hij manschappen kommandcerde; voor
welk feit hij tot Ritmeester bevorderd werd.
-ocr page 28-
— 24 —
gereden en aldaar verbleven 3 dagen lang, wegens de
repartitie van 6 kompagnieλn komende uit Italiλ.
Den 14 December daaraanvolgende, zijn te Valkenburg
aangekomen Don Martin de Gouware en de Kapiteins Ausias
Rodrigue, Don Juan Xiron, N. d\'Anduchar en Michiel La
Croux. Den 26 derzelver maand, arriveerde de Veldoverste
Don Juan Nino.
De rekening over het jaar 1624, wijst een post aan van
77 G. 16 st. voor twee vergulde zilveren flesschen, waar-
mede de Hertog Van Croy vereerd was geworden; verder eene
uitgaaf van 60 G. 8 st. »om te diverteren die passagien van
»\'t regiment van den Grave Jan van Nassouwen, dat van
«Asscnbergh en het regiment van Cratz, diewelcke geschapen
«waren duer het landt Valckenborch te passeren." Vervolgens
ecne betaling van 36 G. 15 st. wegens mondbehoeften voor
den Graaf van Anholt mits syiie keucken qualyck versien
was van spijse,
en eindelijk een geschenk van 40 G. aan
denzelfden Graaf, als dankbetuiging dat hij 7 kompagnieλn
paardenvolk eenige dagen buiten het land had doen logeeren.
Het is allicht met het oog op deze vereeringen en ver-
dere uitgaven, gedaan door de Commissarissen, destijds
Conrard Ulrich Van Hoensbroeck en Arnt Van Brempt (1)
dat, volgens een extract uit het register der recessen, reso-
lutien en andere akten, betreffende den Staat en de regee-
ring des lands Valkenburg, in de Statenvergadering van 16
April 1624, eene instructie voor de Commissarissen werd
vastgesteld. Dit stuk, in 6 artikelen, bepaalt 1° dat de
hefregisters (kohieren) gesteld moeten worden als ten tijde
der Commissarissen Fr. Van Schaesbergh (2) en Walraf van
(1)    Zijn wapen verbeeldt 5 fasecn.
(2)     Zijn cachet is gcvierdecld 1 en i drie koekjes 2—1 waarboven een
lambel; 2 en 3 een massacre.
-ocr page 29-
— 25 —
Schellaerdt (1). 2° dat de Commissarissen niets in de vastge-
stelde kohieren zullen mogen veranderen, dan met advies
van den Stadhouder en der Staten. 3° dat de Commissaris-
sen niet bevoegd zullen wezen schenkingen of remuneratien
te doen, anders dan met voorkennis der Staten; het ware
dan in dringende omstandigheden, voor welk geval zij niet
hooger mogen gaan dan ter concurrentie van een aam wijn
whetwelck sy dan aenstonts sullen hebben te adverteren
»aen den Staet." 4° dat telken jare een der Commissarissen
zal afgaan, doch wederom verkiesbaar zal wezen. 5° dat
zij geene commissien zullen geven, noch voor hen zelven
aannemen, dan met advies van den Staat. En 6° dat zij
verplicht zullen wezen in de smaldeeling der landslasten
behoorlijke egaliteit te houden, alsook in de logeering van
soldaten welke, op \'s Konings bevel, over \'t land gezonden
worden gereserveert in desen, dat sy by provisie van sodaenighe
logeringhe SHlIen exempteren die hnysen ende voerhoeffen van die
van adel daer dese hunne ordinarisse residentie syn houdende.
In September van ditzelfde jaar, passeerde de Prins van
Polen, oudste zoon des Konings, door \'t land van Valken-
burg; weshalve de Ridderschap, op last der Aartshcrtogin
Isabella, door den Gouverneur de Marnay (2) werd opge-
roepen, om, onder de leiding zijns schoonvaders, Graaf
de Fallez, den Poolschen Prins, korpsgewijze en in tenue,
te gemoet te rijden en hem te begeleiden als ware hij den
overledenen Aartshertog Albert in eigen persoon.
In cene vergadering der Staten van Overmase, op Lim-
burg gehouden, den 27 Januari 1625, eischte de Gouverneur
de Fallez, namens Zijne Majesteit van Spanje, Philippus IV,
(1)    Zijn cachet verbeeldt een klimmende leeuw.
(2)     Zijn cachet is gcvierdeeld, i en 4 een keper, 2 en 3 drie balken, waar-
ovcr een band beladen met drie leliλn, het al omgeven met de versierselen van
het gulden vlies.
-ocr page 30-
— 26 —
eene extraordinaire bede van zes en dertig duizend gulden.
Deze bede, op grond van den notoiren armoed dezer landen,
eenpaarlijk door de Stalen geweigerd, werd om verscheiden
redenen , den 27 April daaraanvolgende , ingewilligd.
In ditzelfde jaar 1625, kort na de overgave der stad
Breda, berichtte de Gouverneur van Maastricht den Stad-
houder van Valkenburg, dat de Graaf Van Anholt, met
6000 man infanterie en 18 kompagnieθn te paard, op marsch
was naar Maastricht, in de meening om zijne doortocht,
naar Duitschland, te nemen over \'t land van Valkenburg;
weshalve de Commissarissen met eenige leden van de
Ridderschap, benevens den Ontvanger-Generaal, op den
12 en 13 Juli, naar Maastricht reden om zoo mogelijk
den Graaf van zijn voornemen te doen afzien. Daar echter
de Graaf ongenegen was aan dit verzoek te voldoen, omdat
hij kwalijk naar den Rijn konde komen zonder zijn eerste
kwartier te nemen in \'t land van Valkenburg, zoo liet hij
zich evenwel, vermits dit land door de vorige passagien
en konvooien veel geleden had, bewegen om zijnen weg
te nemen over neutrale plaatsen; onder voorwaarde echter,
dat die van Valkenburg zorg zouden dragen voor de noo-
dige levensmiddelen zijner troepen. Hierin wilden de afge-
vaardigden niet toestemmen, maar zij kwamen eindelijk,
met voorweten van eenige principalen van adel en der
schepenen van de hoofdbanken, met den voormelden Graaf
overeen, dat deze, voor alle zijne pretentiλn, zoude ont-
vangen ineens 400 pattacons, of 960 gulden.
Als nu de Graaf met zijne troepen op weg was om, over
de Rijksheerlijkheid Wilre, het Rijk van Aken te bereiken,
geviel het, dat de Guel zoodanig was opgezwollen, dat er
geene mogelijkheid bestond met paarden en wagens daarover
te komen; zoodat hij genoodzaakt was, in het ressort dier
heerlijkheid, voor een dag, kwartier te nemen. En terwijl
-ocr page 31-
— 27 —
*
dιdr de gewenschte proviand niet voorradig was, zoo zond
men, om beterswil, daarheen: 6 malder haver, 14 potten
wijn, 1 ton bier, 1 vetten hamel, 1 koppel kapuynen,
voor 3 gulden kiekens, en voor 3 gulden tarwebrood,
doende met inbegrip van drie achtergeblevene linnen zakken,
55 G. 14 st. 2 oorl.
Volgens de overeenkomst, moesten de bedongen pattacons
in weinige dagen uitbetaald worden. De dagen verstreken
en het geld nog niet ontvangen zijnde, liep eensklaps een
trompetter, opgevolgd door officieren en soldaten, te Val-
kenburg binnen met last de bedoelde geldenj des noods
door geweld, in te vorderen; weshalve de Commissaris
Arnt van Brempt, de Rentmeester de Groot (1) en Renier
van Meer (2), Burgemeester van Valkenburg, in aller haast
naar Richterich, bij Aken, vertrokken om de penningen
aldaar over te tellen.
Nauwelijks was deze plaag geweken of er hing een
nieuw onweder aan de lucht. Den 6 Augustus, kregen
de Regeerders der landen van Overmase bericht, dat het
regiment van Don Fernando de Gusman op weg was, met
uitdrukkelijke order om, gedurende den aanstaanden winter,
garnizoen te houden in de voormelde landen. Nu was
goede raad duur. Er werd, in eene statenvergadering,
gehouden op Limburg, besloten dat afgevaardigden naar
Maastricht zouden vertrekken, om te verzoeken, dat voor-
meld regiment aan gene zijde der Maas blijve, tot dat door
den Gouverneur, Graaf de Fallez , zij beslist hoe en op
welke wijze deze troepen , over de bedoelde landen zou-
den verdeeld en gelogeerd worden. Dit verzoek werd
in zooverre ingewilligd dat het regiment door Maastricht
(1)    Zijn cachet is gevicrdeeld, in 1 en i een bulk, in 2 en 5 een klim-
mendc leeuw.
(2)    Zijn cachet verbeeldt een gedeeld wapen, het eerste gebalkt, in het tweede,
drie boefrizera 2—1.
-ocr page 32-
— 28 —
getrokken zijnde, te Gronsfeld, Rijcholt, Breust en omlig-
gende plaatsen, zoolang verbleef tot het verwachte besluit
genomen was. Ter gelegenheid van deze bezending werd
door die van Valkenburg, in gezelschap van eenige offi-
cieren van bedoeld regiment, als den Sergeant-Majoor,
Don Diego de Caravassal, den Kapitein Cherudo, Pascal
d\'Arreras en anderen, in den Wintmolen te Maastricht,
voor \'s lands rekening verteerd, 133 G. 47 st. De geza-
menlijke landen vereerden daarenboven den Sergeant-Majoor
met 200 pattacons, omdat hij, tot merkelijk voordeel dezer
landen, het regiment in \'t veld gehouden had vier dagen
aan gene zijde, en nog vijf dagen aan deze zijde der Maas.
Ingevolge de gemaakte verdeeling over de vier landen,
kwamen 5 kompagnieλn van voormeld regiment ten laste
van Valkenburg; ze arriveerden den 14 Augustus. Ten-
zelfden dage begaven zich de Stadhouder, de twee Com-
missarissen, de Luitenant-Drossaard en de Griffier Coene-
gracht naar Meerssen, en kwamen aldaar oyereen wegens
de sub-repartitie van 3 kompagnieλn. Vervolgens gingen
zij naar Heerlen de twee overige kompagnieλn onder dak
brengen. De officieren als Kapiteins, Vaandrigs en Ser-
geanten werden bekostigd, overeenkomstig het te Beek
genomen besluit, van 11 Augustus, door \'t land in het
algemeen, en de gemeen soldaten bleven ten laste der
respectieve banken en heerlijkheden.
Zoo was de Kapitein Don Louis de Bonavides, nader-
hand opgevolgd door Don Louis de Lichaldo, gelogeerd
te Valkenburg, zijn Vaandrig te Bergh en zijn Sergeant
te Guel. De Kapitein Lacroux te Meerssen, de Vaandrig
op Guesselt en de Sergeant te Eysden. De Kapitein Don
Nino d\'Arreras te Wolfhagen bij Jan Ghielen, zijn Vaandrig
te Geleen en zijn Sergeant te Schinnen. De Kapitein Don
Martin de Gouwara te Heerlen, bij de weduwe van den
-ocr page 33-
— 29 —
Scholtis Jan Van den Hoeffe, de Vaandrig te Oirsbeek en
de Sergeant ter herberge van Peter Cloot te Heerlen. De
Kapitein Don Juan Xiron, later vervangen door Alonso
Ortys, te Heerlen bij de weduwe Van den Hoeffe, zijn
Vaandrig op Heyenhovenshof te Schinveld en zijn Sergeant
bij Mathijs Cloot te Heerlen (1).
Pas hadden de officieren en soldaten hunne aangewezen
kwartieren betrokken of zij leidden het op aan tot een
zeer kostelijk onderhoud, waaruit niets anders dan gansch
het bederf der landen te wachten was. Om dit zoover
mogelijk te voorkomen werd, den 18 Augustus, in eene
Statenvergadering te Herve, besloten den Heer Spragnier,
Luitenant van \'t kasteel Limburg, naar hove, destijds te
Duinkerken, te deputeeren, met last den ellendigen toestand
(1) Bij dit garnizoen voegden zich ook soms nog andere troepen, zooals blijkt
uit de volgende circulaire aanschrijving :
«Nous Herman de Bourgoignc, Comte de\' Fallez, gouverneur et capitainc ge-
neral des. Pays et Duchι de Limbourch Faulquemont, Dalem et autres pays
d\'outremeuse pour sa Ma1*.
Sur les doleances et plaintes que ceux de notre Gouvernement nous ont faitc
par diverses fois que plusieurs trouppes de soldats tant a cheval qu\'a pied
s\'avancent de se venir fourrer et loger audit gouvernement saus aucun ordre
ny respect, par ou ceux du plat pays se trouvent joumellement grandement
interessez et endommagez. Nous pour obvicr a semblablcs foullcs avons ordonnι
et ordonnons par ecste a tous Drossarts et Officiers desdits Pays de Limbourch,
Faulquemont, Rollcducq et Dalem et autres de mon dit gouvernement qu\'ils
n\'aient a loger ny accommodcr aucuns soldats de cheval ou a pied, soyent
grandes trouppes ou petites, en facon que ce soit, s\'ils ne leur monstrent ordre
suffisant et comme il appartient et s\'opposcr a ceux qui par force ou autre
voye indirecte se voudront ingercr a y loger, et faire assembier les paysans de
leur district par son de cloche, ou autremement comme ils ie trouveront conve-
nir pour les apprehender et constituer prisonniers ou du moins les empecber
Tentrθe dans leurs offices. Avant ordonnι au Sicur de Spragnier notre Lieute-
nant au chasteau de Limbourch de leur donncr a eest effect toute assistauce
en estant requis".
Fait en notre chasteau de Fallez ce 6 Sept. 1625.
(Signι) H. de Bourgoignc
Ter zijde zijn cachet vertoonende het dikwerf gedeeld Bourgondisch wapen.
-ocr page 34-
— 30 -
aldaar bloot te leggen, en dusdanige order uit te lokken
als tot ontlastinge der arme landen dienstig zoude wezen.
Het was ten gevolge van deze bezending dat den supplU
anten, van wege den Kapitein-Generaal Spinola, een order
werd toegezonden, geteekend Pedro de San Juan, waarbij
bepaald was, dat men aan eiken Kapitein, voor hem en
zijne paarden, moest geven 4 gulden \'s daags, en voor zijn
service 3 bedden, 2 tafellakens en 12 servietten. Aan eiken
Alpherus (Vaandrig) met zijn paard, 30 stuivers en 2
bedden voor zijn service. Aan eiken Sergeant met zijn
paard 14 stuiver en een bed, en aan eiken soldaat 6
stuiver per dag (1).
De soldij was nu in zooverre geregeld, maar de onge-
bondenheid der soldaten daarom niet verminderd. Hier
zochten ze, boven hunnen kost, aan meer daggeld te
geraken; daar poogden ze, door slaan en stooten, betere
spijzen te bekomen ; ginds bedorven ze de waranden en
de vijvers van die van adel. Te Heerlen bedreven ze
excessen bij de vleeschhouvvers en door het inhalen van
veldvruchten; waarover de Commissarissen op 8 September,
een onderzoek in loco instelden. Den 7 November, kwam
de Sergeant-Majoor, gelogeerd te Herve, met zijne Garde
en een talrijk gevolg van officieren te Valkenburg, alwaar
hij de 5 kompagnieλn, die over het land lagen, deed
bijeenkomen, en een bando liet uitgaan en meerdere
beklaagden in de ijzers deed slaan.
Bij missive van den 21 December 1625, gaf de Gouver-
neur de Fallez den Heer van Guel, Stadhouder van Valken-
burg, te kennen, dat Zijne Majesteit, om meerdere welvaart
der landen van Overmase, genegen zij het regiment van
Don Gusman te verplaatsen, mits dat deze landen voor die
(1) Het service van den Kapelaan-Majoor van \'t Regiment werd berekend
tegen fl stuiver daags.
-ocr page 35-
— 3i —
ontlasting zouden betalen eene som van penningen, onder-
ling te bepalen met den Heer van Boisschot, als zijnde
daartoe speciaal door Zijne Maj\'. gemachtigd. Om ten deze
te onderhandelen was eene algemeene statenvergadering
noodig. Deze werd gehouden te Valkenburg, den 27
December, en den 29 dier maand vertrok de voormelde
Stadhouder, Conrard Ulrich van Hoensbroeck-Guel, met
vier bedienden en vijf paarden naar Brussel, alwaar hij
met de gedeputeerden der drie andere landen verbleef tot
den 6 Februari.
Behalve het vertrek der 5 kompagnieλn had de Heer van
Guel, tijdens zijn verblijf te Brussel, tot \'s lands merkelijk
voordeel, ook nog verkregen dat het regiment van den Graaf
Jan van Nassau, hetwelk order had om door Maastricht
over Valkenburg naar Duitschland te trekken, eenen anderen
weg insloeg.
Volgens de getroffen overeenkomst met den Heer van
Boisschot, vertrok\'het Spaansch garnizoen den 48 Januari
1626 (1); intusschen moesten de gezamenlijke landen de
soldij, op den voet van monstering, voldoen tot en met
den laatsten April daaraanvolgende. Dit kwam den lande
van Valkenburg te staan op circa 9000 gulden, niet inbe-
grepen de reis- en negociatiekosten des Heeren van Guel,
(1) Acht dagen later schreef de Markies Spinola aan den Gouverneur van
Maastricht het volgende :
«Monsieur de la Mottry. Ce mot servira pour vous dire que lorsque vous
envoijcrez les escortes de cavallcric vers Sittart vous en advertissicz en prealable
celui qui commande au dit lieu alln qu\'il 1\'cnvoye rencontrer a my chcrain, et
que 1\'une et 1\'autre cavalleric puissc retourner Ie menie jour a sa garnison sans
se pourmencr par Ie pays comme Pon est adverti par les plaintes que font ccux
du Duchι de Linobourg et principaleinent du quartier de Faucquemont. Et si en
cas il convient de faire quclque convoi k Miers vous leur donnerez un temps
limitι afin d\'eviter leur sejournement sur Ie pays. Et sur cc je prie Dicu,
Monsieur de la Mottry, vous tenir en sa saintc garde. De Bruxelles Ie 28
Janvier 1G2G. • (Signι) Ambrosi Spinola.
                                                        3
-ocr page 36-
— 32 —
berekend ad 750 gulden 10 st. Wij vonden met betrekking
tot dit losgeld, dadelijk betaalbaar, het volgende document:
»Wy lieutenant Vooght ende Scheepenen der stadt
«Valckenborgh, Overmaese, doen condt attesteren ende
«certificeren mits deesen dat op gisteren den zevenden
«Aprilis 1626 omtrent tien ure voer middage ten overstaen
»van den officiers en de Commissarissen des landts Valcken-
«borgh voers. eene seeckere groete quantiteit van ingese-
»tenen en gekoezen beedesetters van den bancken voerge-
»houden ende punctelyken voergelesen is geworden seeckere
«declaratie van \'t gheene het landt van Valckenborgh
«gehouden is op te brenghen off eensdeels aireede opge-
«bracht heeft tot het onderhoudt van den regiment van
«Don Fernando de Gusman met andere onkosten dienthalven
»oock gedreven, alles naer dien soe wy verstanden hebben
«dat een iegelyck tot het aenhoeren bedacht is geweest,
«Sondag oeck nae den dienst van der misse respectieve
«voer de kercken van Meerssen, Climmen, Beeck ende
«Herlen alwaer gemeenlyck publicatien gewoen syn te
«geschieden. In oirconde der waerheyt van \'t ghene voer-
«schreven hebben deese beneffens die signature van onsen
«Griffier oock met onsen gemeenen scheepen ampts siegel
«bevesticht. Aldus gedaen tot Valckenborgh deesen 8
«Aprilis 1626 (get.) Alarts" (1).
Hoewel het land Valkenburg en de andere overmaasche
landen in \'t bezit waren der rechtmatige Vorsten, ja
zelfs Spaansch garnizoen hadden, zoo belette dit niet, dat
de sauvegarde of Hollandsche contributie stiptelijk moest
worden bijgehouden. In de betrekkelijke rekening over
(I) Dit zegel verbeeldt, zooals wij het in ons Deel I bl. 190 gcteckend heb-
ben, twee knielende personen houdende tusschen hen beiden een schild, waarop
een rechtstaanden leeuw niet dubbelen staart. Het omschrift luidt: όeu Soepen
VAN VALKENBOEKCH.
-ocr page 37-
— 33 —
het jaar 1625, komt eene uitgave voor van 230 gulden
wegens onkosten gemaakt door Staatsche soldaten in het
halen van gevangenen (otagen); en daar de Ontvanger
Ph. de Jonghe dreigde met eene tweede executie, zoo
reed de Commissaris, Arnt van Brempt, voorzien van de
noodige penningen, naar Maaseyck om ze te voorkomen.
1 ii ditzelfde jaar hadden die van Οer-Blijt den Ontvanger
van Meer te Valkenburg, twee koeien ontnomen, geschat
ad 23 gulden elke, waarover het land hem moest schadeloos
stellen. Van zijnen kant had gemelden Van M,eer, door den
leenbode, Martijn Widdershoven, op den huize Ten-Eicholt,
wegens achterstallige Hollandsche contributie, doen beslag
leggen op een paard van Vrouwe Maria van Eynatten,
genaamd Beulaert, niet tegenstaande dat haar man en
huisheer, met een zijner beste paarden, was dienende
legen den vijand, onder de bende van ordonnantie des
Hertogen van Aerschot. Tenzelfden tijde had het land
Valkenburg ook moeielijkheden met \'t kapittel van St.
Servaas te Maastricht, wegens \'t dorp Bergh, en met het
kapittel van O. L. V., wegens Bemelen. Deze twee dorpen
hadden steeds met gemeld land gedragen in alle voor-
komende lasten; maar toen die lasten, ter zake van
het Spaansch garnizoen , uitermate toenamen poogde de
Rijproost Conrardi, bijgestaan door zijn Secretaris ISicolaas
van Cortenbach, zich te verzetten, en wel op grond, dat
Bemelen niets gemeen had met \'t land van Valkenburg, en
dat dit dorp in de beden en belastingen had gedragen,
veelmeer om bclerswil, dan dat de middelen zouden hebben
ontbroken om zich daaraan te onttrekken.
Het evenbedoeld Spaansch garnizoen was nauwelijks
verlegd en de bedongen som voor onderhoud uitbetaald,
of er werd verzocht om continuatie van dit onderhoud nog
voor twee maanden. Dit verzoek wezen de Staten van
-ocr page 38-
— 34 —
Overmase, in eene algemeene vergadering, van de hand.
Op een landdag te Valkenburg, den 15 Juni 1626, kwam
een schrijven ter tafel van den Ontvanger Ph. de Jonghe,
uit \'s Gravenhage, dreigende met executie, wegens achter-
stalligc Hollandsche contributie. Op dezen landdag waren,
ten huize van Renier van Meer, gecompareerd, de Commis-
saris Leeck, de Heer van Hoensbroeck, de Heer van
Wijnandsrade, de Heer van Schinnen, de Heer van Lysemael,
Jonker Schaloen, Jonker Hoen, Jonker Schwartsenborch,
Jonker Michiel van Schaesbergh, Jonker Dobbelsteyn,
Jonker Passaert, de Heer Drossaard, de Secretaris Coene-
gracht, de Scholtis Holtbeckker, Thijs Hannot, een troin-
petter en 15 dienaars.
In Juli 1626, waren de Ridderschap en de Schepenen
der vier hoofdbanken te Valkenburg vergaderd om, in over-
leg met de andere landen van Overmase , maatregelen te
nemen en te protesteeren tegen het door den Koning uit-
gevaardigde reglement van 23 December 1625, zijnde eene
ampliatie van dat van 13 December 1622, betreffende het
heffen der beden in de landen van Overmase. De Staten
beweerden, dat dit reglement strijdig was met hunne oude
rechten en gebruiken, strijdig vooral met de bevoegdheid,
die zij van oudsher tot nu toe gehad hadden , om alle
voorkomende lasten te dekken, te repartiseeren en te innen ;
weshalve Werner van Bongart (1), Heer van Wijnandsrade
en de Commissaris van Brempt, voorzien van de noodige
instructien, naar Brussel werden afgevaardigd.
De Gouverneur Herman de Bourgogne, Graat van Fallez,
overleed den 16 Juni 1626, en den 19 November daaraan-
volgende, legde zijn opvolger, de Graat de Novelles (2),
in de kerk van Valkenburg, den eed af. Hij werd te dezer
(i) Het wapen Van Bongart vertoont een keper van keel op zilver.
(2) Zijn cachet verbeeldt een zeer gedeeld wapen.
-ocr page 39-
— 35 —
gelegenheid, van \'s lands wege vereerd met een zilveren
vaatwerk van 637 gulden 10 stuivers, en met een maaltijd
van 240 gulden, gehouden ten huize van den Rentmeester
Adriaac de Groot, Heer van Strucht, als zijnde het kasteel
Valkenburg daartoe te ongemakkelijk. — Op dezen diner
waren onder anderen tegenwoordig Don Juan Ninio de
Gouware, de Graaf d\'Ognate en meerdere ridderlijke
Hecren. — Een paar weken later werd de Gouverneur
officieel te Valkenburg ontvangen, ten huize van den Burge-
meester Renier van Meer, waar hem een maaltijd van
525 gulden werd aangeboden. Hierop waren genoodigd :
Claudius de la Mottrij (1) Gouverneur van Maastricht, de
•Deken van St. Servaas, verscheidene krijgsoversten, de
adeldom benevens de Schepenen der hoofdbanken. — En
daar de gasten te veel in getal waren dan dat ze allen bij
van Meer aan tafel konden komen, zoo hebben eenigen hun
repas genomen ten huize van den Burgemeester Nicolaas
Daems , terwijl anderen, zooals de bedienden van de Gou-
verneurs, de wachten en de soldaten, gespijsd werden bij
Jan Hoen en bij Andries Daems, te zamen voor 122 g. 17 st.
De rekening over 1626—27 wijst alsnog eenc uitgave
aan van fls 3000 betaald, bij gelijke deelen, aan de weduwe
van den Gouverneur de Marnay, aan de weduwe van den
Gouverneur de Bourgogne , en aan den Graaf van Novelles
den tocnmaligen Gouverneur. Voorts eene vereering van
100 pattacons aan den nieuwen Cancelier, eene van fl3 304
aan den Procureur-Generaal van Groesbekc, en eene van
fls 240 aan den Luitenant van het kasteel Limburg, voor
merkelijke groote diensten den lande bewezen.
In de maand Januari 1627, hadden de Gouverneurs van
Limburg en van Maastricht, op verzoek der Infante en des
(I) Zijn cachet is gevierdeeld; i en i ιcartclι, 2 en 5 drie hamers, een
hartschildjc over \'t geheel en drie leeuwtjes op de hoeken van \'t schild.
-ocr page 40-
— 36 —
Markiezen de Balbaces, garnizoen gelegd op verscheidene
particuliere huizen in den lande van Valkenburg. — Tot
gemak dezer garnizoenen moesl dit land eene brug bouwen
over de Geul te Hartelstein, hetwelk de Staten gaarne wilden
doen, als zij maar het noodige bouwhout daartoe hadden.
Weshalve zij door den Raad van Financiλn, bij resolutie
van 2 Februari 1627, gemachtigd werden om dit bouw-
hout in de domaniale bosschen te doen kappen, (1)
Den 7 Januari 1627, waren de Heer Van Guel en de
Commissaris Brempt op Limburg beroepen om de repartitie
te helpen maken van 3 kompagnieλn Spaansche ruiterij ,
over \'t land Valkenburg in kwartier gezonden. Deze kom-
pagnieλn, aangekomen den 3 Januari, bleven tot laatsten Mei;
zij waren gelogeerd te Valkenburg, Heerlen en omstreken.
Hun service bedroeg 5 realen voor den Luitenant, 4 realen
voor den Alfcrus of Vaandrig, en 1 reaal daags voor de
soldaten. Het kostgeld was bepaald op een gulden voor
(I) Les chefs Tresoricrs et Commis des flnances. Tres chcr Sr et special
Aniy, Comme les Gouverneur General de Faulquemont et celuij de Maestricht
out par ordre de sou Altezc et du Marquis de Balbaces, faict metlrc quelque
garmson sur certaines maisoiis au district dudict pays, et que pour respectivc
commoditι desdicts garnisons lis ont ordonnι aux Estats du pays de Faulqucmont
de faire mettre et asscoir wig pont sur la reviere du Gueul a Hartelstein;
Lesdits Estats nous ont reprιsentι qu\'ils scraient tres prompts pour obeir audict
commandement, ne fut que la disette du bois necessaire a la construction dudict
pont retint l\'effect de leur bonne volontι, ayant avec la remonstrance de cc que
dessus requis, qu\'ils en fussent deschargcz, ou du moins que leur fust sub-
ministrι du bois a cc necessaire. Cause pourquoy nous faisons ecste pour vous
ordonner qu\'avcz a faire abaltre autant de chesnc que scront trouvιs ncccs-
saires a la construction dudict pont et ce en presence des Officiers de Sa Maj"
les leur vendre au pris courant, vendant Ie surplus au plus oflοant aussy en
presence desdicts Officiers, en faisant recepte comme il appartient. A tant n\'y
faites faulte. Tres cher Sr et special Amy, Dieu vous ait en sa s" garde, de
Bruxclles, au bureau des finances In 2 de Febvrier 1027 (gel.) Vleminghs. Het
adres was: Nostrc • tres cher et special Amy Adricn de Groote, Receveur des
Domaines au quartier de Faulquemonr.
-ocr page 41-
— 37 —
de officieren, en 10 stuiver voor de gemeen soldaten. Het
hooi en de haver voor de paarden werden uit het magazijn
verstrekt; Mathijs Cloot van Heerlen was magazijnmeester.
Zijne vrij uitvoerige rekening en verantwoording, opge-
maakt door den Notaris Caspar Rhoe, geeft de plaatsen
aan, die de leveringen gedaan hadden. De heerlijkheden
en de banken hadden geleverd 9753 pond hooi en 31
malder 5 vat haver; de leengoederen 3940 pond hooi en
39 malder 3 vat en 2 kop haver. Deze fouragie werd den
soldaten uitgeleverd tegen comptante betaling ad 12 stuiver
licht geld per vat haver, en 4 stuiver den steen (22 pond)
hooi. Met het bedrag dezer gelden deed de magazijn-
meester nieuwe inkoopen van hooi, als 4000 pond van
zijn eigen gewas, 7500 pond van Mevrouw tot Schaesberg
en 3100 pond van den Heer van Hoensbroeck, de twee
eerste ad 25, de laatste ad 29 stuiver per 100 pond.
Bovendien was aan den Kapitein Bovadilla, die vier weken
te Heerlen gelogeerd had, aan den Luitenant Englada, van
de kompagnie van Don Louis de Bonavides, aan Laurens
Vijghen, Lemmen Roosboom, Crijn Sutendaal, Steven Knoo-
ren, Mathijs Palant, Joncker Strijthagen, Jan Harst en anderen,
waar de soldaten van den kapitein Don Juan De Vivero,
te Weiten en Frusschenbergh, in kwartier hadden gelegen,
eene hoeveelheid hooi en haver geleverd geworden, waarop
nog geene betaling ontvangen was.
Te Valkenburg en omstreken lagen de soldaten van de
kompagnie van Don Louis de Bonavides, de Luitenant
Gonsales de Castillo, alsmede de Luitenant en soldaten van
de kompagnie van Don Diego Mexia.
In ditzelfde jaar 1627, beklaagden zich de ingezetenen
van Elslo, dat de Gouverneur van Maastricht, den 5 Januari,
in hun beweerde vrije heerlijkheid was gekomen en aldaar
in garnizoen had gelaten 30 soldaten, om te beletten het
-ocr page 42-
— 38 —
oveiioopen van den vijand in de landen van Overmase ;
dat zij adressanten aan dit volk, vergezeld van vrouwen
en kinderen, kost en drank hadden verschaft alsmede
het noodige service ; weshalve zij de Valkenburgsche regee-
ring aanspoorden tot teruggave niet alleen van deze kosten,
maar ook van die welke gedaan waren tot het maken der
schans, waarop de soldaten de wacht hielden, bedragende
met de uitgaven voor licht en brandstoffen, tot en met
30 September, 451 gulden 12 st.
De strijd dien de Koningen van Spanje, als Hertogen
van Brabant en Limburg, genoodzaakt waren te voeren
tegen de in opstand gekomen Hollandsche provinciλn, duurde
lang. De penningen, het merg van den oorlog, werden
bij den dag schaarscher. Het was niet genoeg de beden
of contributiλn uit te schrijven, de knoop lag in ze te
recouvreerep. Wij vonden uit deze bedroefde tijden on-
telbare lijsten van faulten, dat zijn achterstallige belas-
tingen , die ten huidigen dage misschien nog te innen
blijven.
Om de ledige schatkist wat te vullen waren, in 1626,
verscheiden Valkenburgsche dorpen tot heerlijkheden bevor-
derd , en vervolgens aan particulieren tegen klinkende
munt verpand geworden. Thans was het aan de beurt der
hoofdbanken. Ook deze zouden vervreemd of aan den meest-
biedende verpand worden ; een project waar de respectieve
Schepenen en ook de ingezetenen scherp tegen aanzagen.
Dientengevolge werd de Stadhouder Conrad Ulrich van
Hoensbroeck-Guel, destijds voor zijne particuliere zaken te
Brussel vertoevende, van wege de hoofdbanken verzocht om
te hove, en bij de Heercn van financiλn, middelen in te
spannen om de voorgenomen verpandingen, σf door het
geven eener som gelds σf anderszins, te voorkomen. Deze
last eerst mondeling, vervolgens bij requeste volbracht
-ocr page 43-
— 39 —
zijnde, adviseerden de Heeren van de rekenkamer daarop
gunstig, zoo dat aan den Heer van Guel, bij resolutie
van den 20 Maart 1627, werd opgedragen om, van Zijner
Majesteits wege , met de betrokken banken in overleg te
treden. En terwijl deze Heer kennis had gekregen , dat
eenige kwartieren in Vlaanderen, onder anderen \'t land
van Dendremonde, wegens dezelfde aangelegenheid ook
eene overeenkomst getroffen hadden , zoo liet hij zich,
ten kantore van den Griffier Vlemincx, kopie geven, zoo
van de brieven van octrooi,- als van het accoord der
10,000 gulden door die van Dendremonde gestort, ten einde
uit die stukken te kunnen overnemen, wat den lande van
Valkenburg dienstig mocht wezen.
Toen de Gouverneur van Limburg en de overige Hoofd-
officieren van oordeel waren, dat de onderhandelingen, door
den Heer van Guel aangeknoopt, verder dienden vervolgd
te worden, liet deze de Officieren, de Schepenen benevens
de meest beλrfden der vier hoofdbanken, te Valkenburg,
te Meerssen en te Heerlen ontbieden, en maakte hun bekend
met hetgene hunnerzijds moest worden gedaan, wilden zij alle
verdere verpandingen voorkomen. Hierop gaven zij den
Heere van Geul andermaal commissie om, met Zijne Maje-
steit en den Raad van financiλn, een contract te sluiten,
de akte te doen zegelen, en voorts octrooi te verwerven
om de noodige penningen op rente te mogen lichten.
Daar uit de missiven van den Thesaurier Kinschot, en
uit de brieven van den Ontvanger-Generaal van Oncle,
gebleken was, dat de bedongen som van 12,000 gulden
terstond moest uitbetaald worden, en terwijl dit geld, noch
in \'t land Valkenburg, noch te Maastricht te vinden was,
zoo werd de Secretaris van den Hoeffe naar Brussel gezon-
den om eene som van 6400 gulden aldaar te negociceren.
Na aan vele deuren te hebben geklopt kwam men eindelijk
-ocr page 44-
— 40 —
terecht bij zekeren Karel van der Campen te \'s Hertogen-
bosch, onder voorwaarde nogtans, dat de Heer van Geul
tot hypotheek moest stellen al zijne goederen onder Oir-
schot gelegen.
Wij vonden met betrekking tot deze verpandings-questie
vier gelijkluidende akten, behoorlijk onderteekend, waarvan
wij eene alhier letterlijk wedergeven :
»Alsoo op heden den seven en twintigsten dach van
»April in den jare sestienhondert ende seven en twintich
»ons Schepenen der hooftbanck Beeck, lande van Valcken-
»borch Overmaeze, dooi" den Heere van Guel tot sulex ge-
«authoriscert synde by den Raede van finantien van Hare
»Majesteijt van Spngnien als gebleken is by syne commissie
«van dato den twintichsten Marly lestleden, ende met hem
«gevueght Frederick van Handerade Luitenant Drossardt
«deses landts Valckenborch, voerts last ende bevel heb-
«bende van onsen Heere Gouverneur Grave van Novelles,
»in substantie voergehouden is worden als dat Hare Maj1
«tot meerderen haren dienste, ende om te subveneren aen
«allen nodelichcden tot desen tcghenwoerdigen oerloghe
«van herwerts oevere geprocedeert heeft tot verpandinghe
»van verscheyden jurisdictien ende heerlicheden Hare Maj1
«toestaende, ende onder anderen oyck airede gesien is
»binnen desen lande van Valckenborch verscheyden dorpen
«beleent te wesen, uyt alwelcke verpandinghen, by soe
«verre deselvc bennen voertganck souden hebben, ver-
«scheyde groote swaericheden geschapen souden syn op te
«staen, soe docr die mennichte van den pandtheeren als
«Officiers, ende \'t selve tot merckelichen achterdeel ende
«irreparabel prejudicie van den gemeenen ouderdaen, ende
«tol dien oick te kennen gegeven is als dat Hare Maj1
«gcinclineert wesende tot meerdere ruste van hare onder-
«daenen, lichtelicken verstaen soude lot het ophouden van
-ocr page 45-
— 41 —
«soedanighe verpandinghen by soe verre deselve haere
»onderdaenen hen resolveren mochten tot het opbrenghen
»ende furneren van eene redelicke somme van penninghen
»gelijck men mochte ovcreencoemen metten voerschreven
«Raede van finanlien, om by dien middele t\' ontgaen alle
»voirdere versettinghen. — Soe is\'t dat bij ons Schepenen
»der hooftbanck Beeck voerschreven op dach ende dato
«als boven oever het voerschreven voergheven in\'t langhe
«gedelibereert, ende hieroever oick geroepen ende present
«geweest synde zeeckere groote quantiteyt.van den inne-
«gesetenen ende best gegoeden der voerschreven hooft-
»banck, als namentlich Willem Smilz, Hendrik Didden,
«Jan Odekercken, Jan Coumans, Peter Crins, Gerken Didden,
«Peter Harlboom, Thijs Banens, Kerst Haegemans, Peter
«Nysten, Henrick van Essen, Jan Frommen, Thys Haege-
«mans, Dirich op Vurtenbach, Jan Gielkens, Claes Roberts,
«Peter Kerckhoffs, Matthys Kerckhoffs ende den Heer
«Paslocr, hebben eendrachtelich verdraghen ende bewillicht
«om \'t ontgaen alle voirdcre verpandinghen ende s\\vae-
«richeden die daeruyt anderssints mochten resulteren tot.
«achterdeel van deser hooftbanck, aen Hare Majl voer haer
«quote ende rato van een van den vier hooftbancken te
«gheven een vierdcdeel van den twclff duysent gulden
«naerders gcmelt in de commissie van den voerschreven
«Heerc van Guel, metten verstande nochtans by soe verre
«men soude konnen gestaen met eenighe mindere somme
«ten opsien van dese benaauwden tyden dat men \'t selve
«is stellende in de ervarenthcyt ende industrie van den
«voerschreven Heere van Guel, om dien aengaende metten
«voerschreven Raede van flnantien oever !e coemen ende
«veraccorderen. Alles oick met dezen bcspicecke ende
«conditie dat ons van Hare Maj\' verleent sal worden be-
«hoerliche octroije om deselve somme met allen\'t gheene
-ocr page 46-
— 42 —
«daeraff dependeert ende annex is te mueghcn uytsettcn
»ende repartiseren oever die hoofibanck van Beeck, halff
»tot laslc van den proprietarissen ende eygenaeren ende
«halff tot laste van den paehtenacrs, ende by soe verre
»dic penninghen in der haesle souden gefurncert ende
«opgebracht moeten worden, dat ons gepermitteerd sal
«worden deselve te lichten op interest tegen den penning
«sesthien, ten laste als voer, ende alsoe metten selven
«interest uyt te setten in een off eenighe meer jahren
«gelyck by ons sulex tot meerdere dienste van Hare Maj1,
«ende minder gevoelen van den gemeenen innegesetenen
«\'t geraedtsamste mochte gevonden worden. Ende tot dien
«oick acte sal gegeven worden dat wy by dese occasie
«onverpandt sullen blyven, ende by soe verre in tockoe-
«mende tyde Hare Maj\' wille mochte wcsen off die wille
«van Hare Hoirs ende Successeurs die hooftbanck Beeck
»te verpanden niettcgestaandc deze onsc bcwillinghc, dat
»in sulckcn gevalle deselve Hare Maj1 Hare Hoirs ende
«Successeurs gehouden sullen wesen der voerschrevcn
«hooltbanck te restitueren ofte doen restitueren de somme
«van penninghen dewclcke dezelve hoofibanck in crachtc
«deses sal hebben op te brenghen om niet by dese con-
«juncture verpandt te worden. Committerende voirders
«\'t ghecne tot meerdere onse assurantie in desen mochte
«gehandclt worden doer vernufftheyt van den voerschreven
«Hccre van Guel, denwclcken wy hiermede tot sulex syn
«authoriserende. In Oirconde der waerheyt van \'t geene
«hier voerschreven stact, hebben wy Schepenen der hool\'t-
«banck Beeck deze bcneffens onze Officieren met eygene
«handen onderteekent. (get.) Conrad l\'lrich van Hoens-
«broeck — Fredericq , Randcnraedt — J. H. Mutscnich —
«Peter van Oensel — Otto Haagmans — Gerart Odekercken
-ocr page 47-
— 43 —
»in name van Jan Hugens nyet schryven connende — F.
«Romans — Jan Nyssen en Holtbecker secretaris."
De gelijkluidende akte opgemaakt den 19 April, in de
hooftbank Meerssen, geeft als best gegoede ingezetenen
dier bank aan: uit \'t dorp Meerssen Jan Driessens, Lo-
dewick Driessens, Dirck Daemen, Gerken Weenten, Dries
Philippens, Jan Janssen, Jan Willems, Willem Philippens,
Derick Weenten, Peter Willems, Reintje Coemans, Jan
Schepers, Ghiel Bunnen, Willem Cluijten, Ghilis van Eysdcn.
Uit \'t dorp Ambij : Jan Aussems, Henrich.Sleypen, Peter
Grouwels, Arnt Weechmans, Peter Heuten, Lam Hermans.
Uit \'t dorp Limmel: Peter Dolmans, Willem Dolmans, Thys
Dolmans, Willem Bellart, Jan Overstacker. Uit \'t dorp
Houthem: Goessen Wijnandts, Peter Stassen, Frans Calden-
borch als ingezetenen, en Adriaen De Groot en Renier van
Meer, als beλrfden, (was geteckend) Conrad Ulrich van
Hoensbroeck — F. Randenraedt — H. Coencgracht, schepen
L. Verheven, schepen — Thomas Fabritius, schepen —
J. Coumans, schepen — Micli. Cocx, schepen — L.
Janssen — Barth. Meessen — Alarts — 1\'. Stassen —
Wijdershoven — Van den Iloeffe — Carl Schuegben.
Dezelfde\' akte opgemaakt, den 9 April, in de hoofdbank
Klimmen, noemt als best gegoeden: de Heer Pasteer,
Johan Wedershoven, Jacob Moenen, Jan Moenen, Dries
Zenden, H. Houben, hen sterk gemaakt hebbende voor
meer andere ingezetenen van Climmen ; de Heer van
Wijnandsrade en de Heer van Beusdael, grondeigenaars
aldaar. Uit \'t dorp Hulsberg οhonis Jeucken, Jacob Moenen,
Thys Maenen, Willem Boschouwers, Jan Odenkercken,
Willem Raeven, Ghelis Spee; en als beλrfden : Joncker
Johan Van Strabach, Adriaen de Groot, Conrad Decker en
Ogier Dammerier. Uit \'t dorp Schimmen: de Heer Paslocr,
Joncker Peter Van Bock, Gerard Odenkercken, Vaes op de
-ocr page 48-
_ 44 —
Hoefve, Direk Debets, Jan Schroeten, Vaes Boschouwers,
hen sterk gemaakt hebbende voor meer andere naburen,
als voor Johan Habets, Jan Noelen, Geraedt Ghysen en
Geurt Wauben. (:was get:) Conrad (Jlrich van Hoensbroeck —
Fredericq Randenraedt — M. Knubben — Werner Reitrae —
Willem Willems — W. Veldorps — Reyner van Meer —
L. Alarts en Gerart Odekercken Secretaris.
In de hoofdbank Heerlen was de akte opgemaakt en
geteekend geworden den 19 Mei. Als meest gegoede inge-
, zetenen komen daarin voor: Niclaes Hoeckels, Jacob Schils,
Poter Muter, Willem Schul, Jan Hoeckels, Jaspar Bisschops,
Jan Douven, Simon Freuterst Jan Roest, Willem Syben,
Jan Muters en Henrich Kochartz. Uit Nieuwenhagen: Gerard
Moers, Clacs Vleck en Hans Vleck. Uit Vrusschenbroeck :
Cryn Suetendael, Claes Krekels, Gerart Rσosboom, en
Willem Roosboom. Uit Caumer: Jan Spierts, Jan Creuwcn,
Gerardt Leufkens, Herberich Hamers en Jan Oertmans. —
Uil Weiten: Jan Harst en Nijs Muncx. (was geteekend)
Conrard Ulrich van Hoensbroeck — F. G. van Schaesberch
wegen des huus Rentsenraedt — Fredericq Randenraedt —
H. Van den Hoeff, schouteth tol Herle — Dionijs Cleingen,
schepen — Peter Veijgheu, schepen — Jan Seyben,
schepen — Peter Cloett, schepen — Jan Dortant, schepen —
Jan Cruwen, schepen — Johan Fleck — Johan Doutzenbergh
secretaris der hooftbancke Herle en mede voor Henrich
Jongen, schepen, Jacob Schils en Hans Vleck, gesworeneh
mits hunne absentie ende dut sy niet schrijven en cunnen. —
Malhias Cloott, Ll. vooicht der hoftbanck Herlen. — Jan
Hokel Burgemeister tot Herlen, als oeck in naem mijnes
vaders
Niclaes Hokel als gedeputeert van die genanten.
De bestede som van 12,000 gulden voor afkoop van
alle verdere verpanding, hetzij der hoofdbanken, hetzij van
dorpen daaronder ressorteerende, was, wegens de gerezene
-ocr page 49-
— 45 —
onkosten, gestegen tot 12,473 G. 9 stuiver, te verdeden
over de vermelde banken en de daarin gelegene leenen.
De reeds verpande dorpen Nuth en Voerendael, alsmede
de oudere heerlijkheden, te weten: Hoensbroeck, Wijnands-
rade, Schaesbergh en andere, waren in deze verdeeling
niet betrokken.
Op den algemeenen landdag van 11 Augustus 1627 ,
werd den Koning wederom eene extraordinaire bede van
36,000 gulden toegezegd.
In November van dit jaar, lag de kompagnie ruiters van
den Graaf Herman Frederik van den Bergh (1), zoon van
den beruchten Generaal Hendrik van den Bergh, te Sittard
en omstreken, van waar zijne soldaten soms uitstapjes
maakten in \'t land Valkenburg. Dit blijkt uit eene voor ons
liggende missive aan \'t adres van den Graal de Noyelles,
Gouverneur van Overmase (2). In de rekening, loopende
van den 1 November 1627 tot ultimo October 1628,
vinden wij, dat eene som van 201 gulden betaald is
geworden aan schippers die de bagage van den Markies
Campo Laterra naar Roermond hadden gevaren. — Eene
som van 28 G. aan den Luitenant van den Kwarticrmeesler-
Generaal Franquin, omdat, door diens toedoen, het regiment
van den voormelden Markies door \'t land van Valkenburg
getrokken was zonder te rafraicheeren. Eene som-van 68 G.
aan den Kwartiermeester zelven, voor goede diensten den
(i) Zijn cachet verbeeldt een links klimmende leeuw omzet met bulletjes.
(2) Monsieur Je suis estc tres mary d\'avoir entendu par la vostre du 5
du courant les incurssions que dictc mes soldats faire journellemcnt au detriment
des inhahitants de vostre Gouvernement, de quoij je ne m\'en peu asse esmcr-
veiller voyant que jusques a present je n\'cn ay encor entendu aucuncs plaintcs,
A8C
aulti\'cmcnt je n\'cusse manquι d\'y remcdicr, vous asseurant que non pas scule-
ment en ecste occasion, mais aussy en tout aultre je vous l\'eraij paraistre eu
effect que je suis, Monsieur Votre tres hamblo et obligι servitcur.
(Signι) Uerman Krod. Comte de Bergh.
De Sittart Ie IC 9>>"> 1152".
-ocr page 50-
— 46 -
lande bewezen. Eene van 176 G. 18 st. betaald, te
Maastricht, wegens eene nacht logies van 60 soldaten, die
de bagage convooieerden van \'t regiment Paul Baillonini,
wezende 150 vrouwen, benevens de vrouw van den
Sergeant-Majoor en twee vrouwen van Kapiteins. Eene van
8 G. 16 st., bij den Burgemeester van Meer verteerd,
toen de kompagnie van Don Melchior de Braccamante
binnen Valkenburg is komen liggen. Eene van 500 G. aan
den Luitenant en aan den Vaandrig dezer kompagnie, als
zijnde hunne soldij, ad 41 en 28 stuiver daags. Eene van
7 pattacons, ten geschenke aan den Kapitein eener kom-
pagnie van \'t regiment des Graven de Triconde, die door
Valkenburg was getrokken, zonder aldaar te vernachten.
Eene van 110 G. aan den schatheffer van Meerssen, om
te worden overgeteld aan de ingezetenen, bij welke een
groot getal Bourgondische recruten gelogeerd hadden.
Eene van 18 G. aan den Fourier van Don Nicolas de
Velasco, zijnde dikwerf te Valkenburg gekomen, om de
maandelijksche soldij in ontvang te nemen, en hebbende
aldaar moeten wachten, omdat het geld niet telkens gereed
was. En eene van 572 G. 17 st. voor onkosten gedaan door
den Gouverneur Graaf de Novelles, om ten hove te solliciteeren
sommige wijzingen in het ontworpen nieuwe reglement
op \'t heffen der belastingen.
In den aanhef van dit reglement, uitgevaardigd te
Brussel den 1 Maart 1628, wordt gemeld, dat het gegeven
is op aanvraag des Graven de Novelles, Gouverneur en
Kapitein generaal der landen van Overmase, en op dringend
verzoek der Staten dezer landen. Het begint in zijn artikel
1 met een der voornaamste grieven tegen het vorige
reglement uit den weg te ruimen, namelijk het vinden,
het uitzetten en het innen der beden. Bij de artt. 2-6
wordt bepaald, dat de kosten van repartitie der beden
-ocr page 51-
— 47 —
matig moeten wezen, en dat alle overtolligheid, zoo wel
in de algemeene als in de particuliere Statenvergaderingen,
vermeden moet worden. In geen geval mogen de bedoelde
onkosten, hooger beloopen dan 50 pattacons ad 2 gulden
9 st. Vlaamsen geld, voor elk lid van den staat, dat is:
50 pattacons voor de Geestelijkheid en de Ridderschap van
Limburg ; 100 pattacons voor de banken (3de" staat) van Lim-
burg ; 100 pattacons voor de Ridderschap en de banken van
Valkenburg; en voor die van Hertogenrade en van Daelhem
elk 50, te zamen 350 pattacons (1). Bijaldien eenige stenden
den lande hoogere onkosten in rekening mochten brengen,
deze zullen geschrapt en vierdubbel ten bate der schatkist
verantwoord worden. De arlt. 7-8 regelen de bezoldiging
der Commissarissen, der Onlva.igers-Gcneraal en der
Schathefiers (2). De artt. 9-13 betreffen het uitzetten van
particuliere gemeentelijke lasten, \'s Konings dienst niet
rakende, maar waarvoor octrooi gevraagd en verkregen
moest worden. De artt. 14-17 bevatten voorschriften nopens
het opmaken, vaststellen en afkondigen der kohieren. Art.
18 verbiedt uitdrukkelijk het doen, zonder octrooi, van
vereeringen en schenkagiλn (3). De artt. 19-22 leggen
den Commissarissen en verdere bedezetters de verplichting
op de repartitiλn, volgens gedanen eed, billijk en on-
partijdig uit te schrijven, zonder vrijlating van wien
(i) Deze verhouding is dezelfde als bij de verdeeling der lasten y7, / ,
\'A, \'/•
(i) Elk dorp had zijn eigen Schatheffcr.
(3) Art. 18. — Defcndons bien expressenicnt auxdits Etats en genera) et
en particulier de faire aulcuns dons ny presents a quy que cc soit ny pour
quclquc causc quy cc pourroit cstre, sans nostre consentement et permission
particuliere uu de nostre Dame et Tante, a pcinc d\'eslrc lesdits duns et presents
roijez de leurs coinptcs et de fourfaire tant par eeulx quy les auront donnez
que eeulx quy les auront reeeu Ie quadruple it nostre pruilt.
4
-ocr page 52-
— 48 —
ook (1). Bij de artt. 23-29 worden aan de Ontvangers en aan
de Schatheffers wenken gegeven, hoe zij zich tegenover de
administratie en ten opzichte der contribuabelen te gedra-
gen hebben. Art. 30 schrijft voor, dat de rekeningen telken
jare door de Commissarissen onderzocht en gewaarmerkt
moeten worden.
Met het oog op dit reglement, en na verkregen octrooi,
vereerden de Staten van Valkenburg den Gouverneur de
Novelles, met eene som van 1000 gulden, in vergelding
van merkelijke diensten den lande bewezen. In ditzelfde
jaar 1628 werden de vorige Commissarissen als zoodanig
vervangen door Werner Van Bongart, Heer van Wijnands-
rade en Jonker Michiel van Schaesbergh (2).
In Maart 1629 liep het proces tusschen het land Valken-
burg en de heerlijkheid van Ter-Blijt ten einde. De Scholtis,
Schepenen, Regeerders en gemeen ingezetenen, met hen
gevoegd den Heer Otto van Bongart, Ridder, Heer dier
plaats, waren gezamentlijk veroordeeld in de kosten, ge-
taxeerd en gemodereerd ter somme van 759 Carolus-gulden
ad 20 stuiver Brabants.
In ditzelfde jaar ontstond een hevig geschil tusschen
eenige leden van de Ridderschap, als: Ulrich Heer van
Hoensbroeck; Walraf van Schellaert (3), Heer van Schinnen,
Stephan van Eynatten (4), Heer van Nuth, Jonker Jan
Hoen tot Hoenshuis (5), Jonker Willem van Pattoun tot
(1)     Een onbeduidende vrijdom was den Geestelijken en Edelen toegezegd
wegens de goederen die zij zelven bebouwen, en waarvoor zij wel de konings-
bede mitsgaders de contributie aan den vijand, maar niet de gcmeentcbelastin-
gen verschuldigd waren.
(2)    Zijn cachet is gevierdeeld, 1 en 4 drie kogels 2—1 waarboven een
lambcl, 2 en 3 een massacre.
(3)    Zijn wapen vertoont een klimmende leeuw.
(t) Zijn cachet verbeeldt een schuiusche band omzet met G mcrlctten.
(5) Zijn cachet vertoont een kruis van goud op een veld van keel.
-ocr page 53-
— 49 —
den Weyer (1), Jonker Willem van Cortenbach (2) en anderen,
als klagers, tegen den Commissaris Werner Van Bongart,
Adriaan de Groot, Herman Coenegracht, de erfgenamen
Renier van Meer en geheel de Valkenburgsche bureaucratie.
Klagers beweerden zekere ongerechtigheden te hebben
ontdekt in de repartitiλn der beden. Eenige hunner hadden
reeds menigmaal , bij den Griffier Coenegracht, kopie
van \'s lands begrooting en rekening gevraagd, toen zij
in December 1628 den Notaris H. Fabritius schrittelijken
last gaven die stukken op te vorderen. Bij missive van
2G April 1629, geteekend Iloensbroeck, Schellaert, Cor-
tenbach, Patoun, werden de bedoelde stukken nogmaals,
doch tevergeefs aangevraagd; weshalve de klagers, den
21 Juni 1630, procuratie gaven aan Jacob Clops, Advokaat
bij den Raad van Rrabant, om in hunnen naam de be-
weerde ongerechtigheden, begaan in \'t zetten, repartisecren
en executeeren der beden, te doen herstellen ; mitsgaders
rekening en verantwoording te eischen van alzulke pcn-
ningen, welke onbehoorlijk uitgezet ot gerepartiseerd
zouden zijn geworden. Middelerwijl deze zaak geοnstrueerd
en in den voormelden Raad aanhangig was gemaakt kwam
de principale klager, de Heer Ulrich van Iloensbroeck,
te overlijden, en terwijl diens erfgenamen zich der zake
niet wilden bemoeien, zoo is, naar wij vermeenen, de
voortgang der procedure achterwege gebleven.
In December 1G29, hadden de Officieren en de Schepenen
der hoofdbanken \'s lands Valkenburg goed gevonden en
verstaan zijne Excellentie den Graaf Hendrik van den
Rergh, Excellentie die, een paar jaar later, als landverrader
veroordeeld werd. te vereeren met een voeder wijn; zoodanig
een geschenk viel tevens ten deel aan den Graat de la
(1)     l\'iiiimii), eene Scliotlaiidsche familie.
(2)     Zijn cachet is gebandeerd van drie stuk.
-ocr page 54-
— so —
Motlry, Gouverneur der stad Maastricht. De betrekkelijke
resolutie, achter de Ridderschap om, afzonderlijk opgemaakt,
heeft misschien gediend bij de aanvraag om octrooi voor-
geschreven bij art. 18 van het reglement. Wij laten ze
letterlijk alhier volgen: »Alsoo datelyck gesien ende be-
«vonden is dat nu voor eenighen tyd, geduyrende oock
»die passagie ende repassagie van de leste Compagnie
»van de Armaede van" Haere Majesteit, die vier hooft-
»bancken des landts van Valckenborgh, soo duer syne
«Excellentie den Graeve La Mottry, Gouverneur der stad
«Maestricht merckelyck verschoont zyn woerden in loge-
«ringhen van verscheyden oirlochsvolck als duer order
«van syne Excell. voorschreven diversche troupen ver-
»houden geweest synde aen de andere syde van de Maese,
»die andersints hier duer het land hadden moeten passeeren
»>om te coemen in hen garnisoen tot Rhynberch, Geldre
»ende elders. Ende dat daerbeneffens niet dan redelyck
»en is, ende proffytelyck en can wesen voor de hooft-
«bancken als te recognosceren die weldaeden die sy syn
«ontfangende van alsulcke persoonen, die ingevalle van
«eenighe ingratitude\' oft ondanckbaerheyt tot achterdeel van
»de hooftbancken hen mochten ressenteren, ende bygevolghe
«egheen faveur meer van hen en souden hebben te ver-
» wachten. Gedraecht die resolutie van de Officiers,
«Schepenen der voorschreven hooftbancken, daertoe oock
«gehad hebbende d\'advise van den Heere Gouverneur den
«Graeve de Noyelles, om \'t gene voorschreven voor te
«coemen de voorschreven syne Excellentie ende den Graeve
«La Mottry te recognoseeren met twee voeder wyns,
«waertoe men employeren mochte de somme van sess
«hondert gulden Brabants. In oirconde Actum desen 12
«Decembris 1629." (was get.) Conrad Ulrich Van Hoens-
broeck, Fr. Randenraedt, H. Coenegracht, Thomas Fabritius,
-ocr page 55-
— 51 -
L. Janssen, Carle Schuegen, Michiel Cocx, Schepenen van
Meerssen — J. Mutsenich, P. Oensel, F. Koumans, Jannis
Nijsten, Holtbechers, Schepenen van Beek — M. Knubben,
L. Alarts, W. Willems, Werner Reitrae, W. Veldorps,
Schepenen van Klimmen — Van den Hoeff, Scholtis te
Heerlen, Jan Creuwen, Schepen, J. Dautzenbergh, Secretaris.
Den 4 Mei_ 1630 beschreef de Gouverneur, Graaf de
Novelles, de Staten van Overmase, profyt- en gemakke-
lijkheidshalve te S\' Kruis, gemeente Noorbeek, om onderling
te overleggen welk antwoord zou worden gegeven op den
brief des Graven Van Solre. Wat deze brief behelsde
hebben wij niet kunnen achterhalen.
De Sauvegarde of Hollandsche contributie was tot nu
toe gebleven op den ouden voet van 700 gulden \'s maands,
des werd ze niet meer door afgevaardigden, hetwelk
kostbaar was, maar door zekeren Groulart, agent te
\'s Hage, gesolliciteerd. Wat op deze sauvegarde, wegens
Elslo, onbetaald was gebleven, moest, in den loop des
jaars 1630, aangezuiverd worden, ten kantore van den
opvolger van Ph. de Jonghe, met name Rodolf Bacx,
wonende te Dordrecht. Deze scheen ook te weten, dat de
hier bedoelde contributie, te beginnen met het jaar 1631,
eene verhooging zou ondergaan.
Den 3 Maart 1631 werd den Staten van Overmase, door
den Gouverneur, Graaf de Novelles, namens Zijne Majesteit,
voorgedragen om, in navolging van andere gewesten,
tien maanden lang te onderhouden 400 man oorlogsvolk,
en zulks onverminderd de gewoonlijke bede. Hierover
gedelibereerd hebbende, besloten de Staten tot vier weken
uitstel. Tot doordrijving van het voorstel voerde de
Gouverneur aan, dat Vlaanderen zich verbonden had te
onderhouden 15,000 man voetvolk en 500 paarden,
Brabant, 11,000 man, en de andere gewesten naaradvenant.
-ocr page 56-
— 52 —
Vooral in deze tijden, zoo schreef hij, waar de vijand
alles in \'t werk stelt om zich te versterken, moeten wij
ook ons best doen (1).
Den 2 Februari 1632, kwam de Fourier van Don Nicolas
de Velasco met eenige soldaten\'te Valkenburg om de soldij
te ontvangen, en werd daar door Staatsche ruiters gevangen
genomen. Het rantsoen kostte den lande 104 C. 4 st.
Sedert werd die soldij betaald te Wijck, in den Valck. —
In Maart van dit jaar, lag de Sergeant-Majoor van de Bour-
guignons, te Valkenburg. Een maand later kwam de
Markies de Sanctaruijs te Maastricht. Van daar uit werd
den Stadhouder van Valkenburg, Conrad Ulrich van Hoens-
broek-Guel, die zijn overleden vader in dit ambt was
opgevolgd, door zijn neef, de Kolonel Fr. d\'Oultremont-
Ribeaucourt (2), de vraag gesteld of het land Valkenburg
liever inkwartiering wilde krijgen, dan wel eenige barakken
leveren. Omtrent ten zelven tijde hadden die van Heerlen een
soldatenpaard dood geschoten ; waarover Zijne Excellentie
de Graaf Hendrik Van den Bergh zoo gebelgd was, dat hij
100 pattacons vergoeding eischte, die \'t land betaald heelt.
In Mei waren de Gedeputeerden der Overmaasche landen
te Brussel, om met den Raad van financiλn nopens cene ge-
vraagde extraordinaire bede van 30,000 gulden te ondcrhan-
delen. Voor Valkenburg waren afgevaardigd: de Heer
Van Gucl, Stadhouder, en Frederik Randenraedt, Luitenant-
Drossaard. Voor Limburg: Willem van Galdenborch, Ridder,
Heer van Bucq, Drossaard dezes Hertogdoms. Voor Herto-
genrade : Adolf Bertholf van Belven, Heer van Holzit en
(1)    Signanient en celtc conjuneture de tcnips que Ie partij cnneniy se hat
rodoijant, et de jour en jour tachant d\'accroistrc ses forees, que par ainsi nous
de nostre costι devons poinct moins estrc zeleux il Sa Majeslι et pour nostre
conscrvation.
(2)    Zijn cachet schijnt bezaaid te wezen met leeuwtjes.
-ocr page 57-
— 53 -
Drossaard van Withem. En voor Daelhem: Robert de
Draeck, Drossaard en Stadhouder der leenen van dit
Graafschap. Het gesloten accoord hield in, dat deze bede
was toegestaan onder voorwaarden, dat de landen vrij en
ontheven zouden wezen van inkwartiering, te rekenen van
1 Mei 1632 tot 31 Mei 1633, na welk tijdsverloop de
gevraagde som, met bijvoeging van 6i/i procent interest,
uitbetaald zoude worden.
Het land van Valkenburg was in de laatste tijden ge-
noegzaam gespaard gebleven; dan, het overgaan der
Graven Van den Bergh en de Renesse-Warfuzι tot de
Staatsche partij, voorspelde nieuwe krijgstochten en nieuwe
tegenspoeden (1). Venloo gaf zich, na een beleg van drie
dagen, aan de Staatschen over. Roermond capituleerde den
5 Juni; Maaseyck en Siltard werden in \'t voorbijgaan be-
meesterd, en nu ging het op Maastricht los. Groot waren
de onheilen die onze landekens, wegens het beleg en de
overgave dezer stad, te verduren hadden.
Zoo lezen wij in de rekening over 1632, dat Arnt Van
Brempt, Wolter van Meer en Lambert Soons (12 Juni)
naar \'t leger, bij Maastricht, zijn gereden om met den
Luitenant-Generaal Stakenbroeck te confereeren over eenige
honderden schoppen en houweelen, die \'t land Valkenburg
moest leveren. Den 24 Juni reed Wolter van Meer naar
\'t leger om den Graaf van Limburg-Stijrum, van \'s lands
wege te vereeren met 40 malder haver en 3 vette hamels;
den Graaf Maurits van Nassau, met 5 malder haver en 2
hamels, en den Secretaris van den Graaf Styrum met een
paar handschoenen van 14 gulden 8 st. — Den 4 Juli ver-
(1) Volgens Kculler, Beschrijving van Vcnlo bl. 115 was het verraad gesmeed
geworden Ie dezer stede, alwaar ook de bedongen belooningcn, honderd duizend
krooncn voor elk hunner, door den Raadpensionaris Pauw, werden uitbetaald.
Zie ook ons Deel I, aanteekening op bladz. 88 en 91.
-ocr page 58-
— 54 —
voegde zich Jonker Brempt wederom in het leger, om den
Generaal Stakenbroeck te vereeren met 100 pattacons,
opdat hij den lande van Valkenburg wat spare in het
leveren van granen, en strenge order zoude houden onder
zijne soldaten. Tegelijkertijd erlangde de Auditeur-Generaal
der cavalerie, een paar handschoenen van 24 gulden. Den
40 Juli passeerde de Staatsche Generaal, Hertog van
Bouillon, door Valkenburg, waar hem, om beters wil, ten
huize van Lamb. Soons, den wijn werd geschonken. Den
24 Juli, gingen Wolter van Meer, Lambert Soons en de
Griffier Coenegracht in \'t leger, om te klagen over de
dagelijksche geweldenarijen, die in en om Valkenburg
door de soldaten bedreven werden.
Den 10 Augustus zijn de Luitenant-Drossaard, Jonker
Brempt en Lamb. Soons naar Geilenkerken gereden, met
brieven van adressen bestemd voor den Keizerlijken Gene-
raal, Graaf van Papenheijm, die met zijn leger op weg was
om Maastricht te ontzetten. Den 21 Augustus was te
Valkenburg een landdag, waarop de voornaamste Heeren
van de Ridderschap benevens de Schepenen der hoofdbanken,
in grooten getale, tegenwoordig waren. Er werd besloten
Zijne Doorluchtighcid den prins van Oranje te vereeren
met een voeder wijn, bij Van Beull aangekocht voor 360
gulden. Een dag later ging Maastricht over.
Den 2, 20 en 30 September, 1 en 11 October, na de
overgave van Maastricht, hadden zich de voornaamste
Heeren van den lande, als van Hoensbroeck, van Wij-
nandsrade, van Schaesbergh, van Schinnen, de Luitenant-
Drossaard en meer anderen, nu eens gezamenlijk, dan
weder alleen, naar Maastricht begeven om den Prins van
Oranje te complimcnteeren ; tevens om den Heeren Staten-
Commissarissen den ellendigcn toestand des lands Val-
kenburg bloot te leggen en ontlasting te verzoeken, wegens
-ocr page 59-
— 55 —
de groote levering van hooi, die de Prins was eischende.
Te dezer gelegenheid was in den Windmolen voor en na
verteerd geworden 324 G. 9 st. licht geld.
Wij vonden, met betrekking tot het beleg en de over-
gave van Maastricht, een handschriftje dat wij hier, met
ecnige verduidelijking van den tekst, overnemen.
»Item, alzoo de Prins van Oranje in den jare 1632
«den negenden dag Juni, voor de stad Maastricht gekomen
«zijnde met zijn leger, bijna den tijd van vijf geheelc
«maanden, eei> groot deel van dit leger. gelogeerd is
«geweest in de naaste dorpen op de Maas gelegen als
«Elslo, Geul, Bunde, Meerssen, Itteren, Borgharen, Eysden
»en andere daaromtrent. Gedurende welken tijd al de
»zomervruchten in deze kwartieren gefourageerd zijn ge-
»worden, tot dat het bericht ontvangen was van de bij-
»komst van Papenheyms leger, alswanneer ook in \'t
«algemeen alle andere vruchten aangetast en gefourageerd
»zijn geworden."
«Welk leger van Papenheym gekomen zijnde op cenige
«mijlen afstand van deze kwartieren, al hetgene aldaar
«mocht overgebleven zijn van vruchten, verbruikt en ver-
«nield heeft."
«Dat de stad Maastricht door den Prins veroverd zijnde
«in Augusto 1G32, en het land van Luik verschoond wor-
«dende van alle overlasten, zoo is geheel \'t land Valkenburg
«tot zijn uiterste grenzen, door het voorschreven leger gefbu-
«rageerd geworden tot in Novembris, alswanneer dit gezien
«en geconstateerd is geworden bij de gecommitteerde van
«de Heeren Staten Generaal te Maastricht wezende."
«Alwelke voorschreven belegering niet alleen heeft ver-
«oorzaakt cφne grondebjke destructie van de naaste bij
«Maastricht gelegen kwartieren des lands Valkenburg, al-
»waar bijna geene huizen slaande zijn gebleven, of die
-ocr page 60-
— 56 —
«gebleven zijn, grootelijks in de limmeringe beschadigd
«zijn geworden, maar ook gecauseerd een generaal bederf
»van den geheelen lande en het wegloopen van eene
«menigte van inwoners, verder in \'t land gebracht
«vreemde ziekten (de pest) waaruit gevolgd is, gelijk ook
«uit het verstrijken van den zaaitijd, dat een tal landerijen
«onbezaaid zijn blijven liggen, zoodat ook in \'t volgende
«jaar een geringe oogst van harde vruchten te wachten is.
«Toen de Prins met zijn leger, in \'t jaar 1632, van
«Maastricht was vertrekkende heeft het land van Valken-
«burg moeten leveren ecne groote kwantiteit wagens en
«karren met paarden bespannen, waarvan eenige na drie
«weken zijn teruggekeerd terwijl andere over de reis zijn
«achtergebleven."
«Dat het prinselijk leger, versterkt door Zvvcedsch volk,
«in September 1633, wezende alsdan den principalen zaai-
«tijd, is komen liggen op deze zijde van de Maas te
«Eysden; welk leger geheel \'t land van Valkenburg zoo
«doorloopen en geplundert heeft, dat een groot deel der
«inwoners gevlucht zijn, waardoor vele landerijen zijn
«blijven liggen vogelweide (onbebouwd), en die bebouwd
«zijn geworden daarvan is luttel profijt gekomen, omdat ze
«te ontijde bezaaid zijn geworden."
«En alsoo zijne Hoogheid alsnu met zijn leger was op-
«brekende is hij dwars door het land getrokken, en heeft
«daar twee dagen en twee nachten blijven logeeren;
«namentlijk de Prins zelf met al de infanterie in de bank
«van Deek, waar de kerk van voren met geweld opgebro-
«ken en gespoliecrd is geworden, waardoor de ingezetenen
«van Beek groote schade leden als hebbende alle hunne
«middelen in de kerk gevlucht."
«De Luitenant-Generaal Stakenbroeck heeft alsloen met
«zijne cavalerie gelogeerd te Elslo."
-ocr page 61-
- 57 —
»De Graaf van Limborg-Styrum met sijne cavalerie te Guel."
»En de Hertog van Bouillon te Bunde en omliggende
dorpen."
«Wanneer soms sprake was dat het koningsvolk de stad
«Maastricht zou belegeren, is telken keer het garnizoen
«uitgekomen en heeft door geheel \'t land Valkenburg de
«schapen en koebeesten, die het kon vatten, ingehaald, waar-
«door de arme ingezetenen veel geleden hebben als zijnde
«de bestialiλn het eenige middel waaraf de huisman geld
«moet maken om de schattingen en de beden te betalen,
«en waarmede hij zijnen akker moet vetten, wil hij vruch-
«ten daarvan genieten."
«Niettegenstaande dat het land zich was bevindende
«in eenen erbarmelijken staat, zoo is, in Augusto 1634,
«de graaf Jan Van Nassou, omtrent vier weken lang met
«36 kompagnieλn paarden (koningsvolk) komen liggen te
«Valkenburg, St. Gerlach, Houthem, Bergh en omliggende
«dorpen, dewelke alle vruchten daaromtrent gewassen heb-
«ben uitgedorschen en verbruikt."
«Even zoo heeft gedaan het regiment van den kolonel
«van Bouvcroy, gekomen met voorschreven graaf Jan,
«en zes volle weken gelogeerd hebbende te Bergh."
«Van gelijken het regiment van den Heer van Bibeau-
«court ten voorschreven fijde gelegen hebbende te ltteren."
«Niet minder schade en overlast veroorzaakte het volk
«van den Commissaris-Generaal Don Juan de Vivero, gelegen
«hebbende tien dagen met 19 kompanieλn paarden te Geul
«en te Bunde."
«Het kwartier van Eysden is Ie dezer tijd in den grond be-
«dorven geworden door het opwerpen der schans van «Elve."
«Het koniii£svolk vertrokken zijnde zoo was de stad
«Maastricht onvoorzien van brandstoffen, dewelke alstoen
«in de naastbij gelegen kwartieren genomen werden, waar-
-ocr page 62-
— 38 -
»door boomen en hagen zoo gevlooid zijn geworden, dat de
«schade in lange jaren niet hersteld zal wezen."
»Ook hebben de inwoners des lands Valkenburg veel
«schade geleden doordien, wel twee jaren lang, door \'t
«koningsvolk verboden en verhinderd is geworden alle vcr-
»keer met Maastricht en andere steden, wezende in de macht
»van de Hoogmog. Staten Generaal ; in dier voege, dat
»zy die bevonden werden hiertegen te misdoen hunne
«waaren kwyt raakten en aan den lyve gestraft werden."
Na dat de legers der Vereenigfle Provinciλn de stad
Maastricht hadden veroverd, bemeesterdcn zij ook achter-
volgens Valkenburg, Hertogenradc en Daelhem , alsmede
den 8 September, het kasteel en de stad Limburg. Reeds
den 7 October IG32 weiden de Luitenant-Drossaard van
Valkenburg, de Schepenen en eenige Officieren van de
hoofdbanken, door de Commissarissen van de Hoogmogcnde
Heeren Staten Generaal, naar Limburg ontboden.
Ongeveer te dezer tijde waren de Staten van Overmase,
op verzoek der Landvoogdes Isabella, beschreven op enne
algemeene Statenvergadering te Brussel. Vanwege het
land Valkenburg werden daarheen afgevaardigd: de Heer
van Guel, Stadhouder , de Heer van Hoensbroeck , Maar-
schalk des lands Gelder en do Heer van Schaesbergh ,
Ambtman van Bruggen. Om zekere redenen , die niet
worden aangegeven , compareerde de Maarschalk Hoens-
broeck maar alleen. Den 4 October waren de Staten van
Valkenburg te Vaesrade vergaderd om te aanhooren het
rapport des Heeren van Hoensbroeck, en om, in overleg
met de andere landen van Overmase, Gedeputeerden naar
Brussel af te vaardigen, zoo als blijkt uit \'t volgend extract
uit het register der recessen , resolutiλn en andere akten
betreffende den Staat en de regeering des lands Valken-
burg : «Alsoo op den 4 October 1632 zich tot Vaesrade
-ocr page 63-
— 59 —
«vergadert hebben die Ridderschappe ende vier hoeflbancken
»des landts Valckenborch, alwaer onder anderen verschenen
»syn de Heere Conrard Ulrich van Hoensbroeck tot Geul,
«Stadhouder ende Voocht \'s lands voorschreven, de respec-
«tieve Heeren van Geleen, van Wijnaadsrade, vanSchinnen
»en meer andere van Adel en de Schepenen, om te aen-
»horen het rapport van den Heere Adriaan van Hoensbroeck,
«Marschalck des furstendoms Gelre gecommitteert ge-
«weest zynde totte vergaderinge van die Generaele Staeten
»te Brussele, ende mits die veranderinge van den Staet
»deses lants geoccupeert hebbende in ander particuliere
»zaeken des lants welvaert concernerende; ende onder andere
»om te comen onder Sauvegarde van de Serenissime Infante,
»ende voorts oock om ter oorsaecke van deses lants uterste
«bederffenis te geraecken tot eenen redelicken quytslach
»van die ingewillichte beede, ende desgelijckx om het lant
»te conserveren in heur neutraliteyt ende op die naeste
«steeden vry ende ongehindert moogen ter merckt te gaen,
«dryven vletten ende varen ; Ende verstaen hebbende deur
«het voorschreven rapport, des voorschreven Heere van
«Hoensbroeck, dat hij het stuck van te moogen in die
«voisine steeden allomme vry en vranck negocieren hadden
«te weege gebracht ende geobtineert; Ende die ander
«pointen op eenen goeden voet gestelt; Ende dat alsoo
«nodich was iemant van qualifeyt op nijew te committeren,
«ende die neutraliteyt te vercrijgen op last van maendelicke
«contributie ; In sulcker manieren dat het lant mocht slaende
«blyven ende nijet genootsaeckt en zy te verloopen ; Ende
tot dijen vercrygen mocht eenen redelycken quytslach van
«belaelinge mits dat tcgcnwoordelick het lant tot alle cxtre-
«miteyten van bederf gcraeckt is ; Ende voorts om alles •
«te negocieren tot des lants dienst, soulagement ende
-ocr page 64-
— 60 —
«welvaert; Daertoe hebben die Heeren Staten voorschrcve
»eenhellich gecommitteert ende committeren mits deze den
«voorschreve Heere tot Geul om sich te verveugen naar
«Brussele ende aldaer tot voorstant deses lants desselfs
»ellende ende mine - te remonstreren ende eene maend-
«licke tolerable contributie met die Heeren van finantie
»oft anders van Heurder Hoocheyt wegen te arresteren ,
»heuren inganck hebbende van den tyt dat \'t voorschreve
»lant, nu uterlicken geruineert synde, eenich geit sal connen
«furneren ende opbrengen, ende voorts in alles doen ende
«laten naer dat hem die gelegentheyt ende vermcugentheyt
«des lants gcnoch is bekent; des beloven die voorschreve
«Ridderschap metten vergaderten hooftbancken den voor-
schreve hunnen Gecommitteerden van alles te ontheffen
«ende zyne besoigne, handelingen , doen ende laeten, te
«agreeren ende alles goet vast ende onverbrcecklich te
«observeren, onder verbintenis in sulcken cas gewoonlick.
«Gedaen tot Vaesraede in de voorschreve vergaderinge ge-
«houden ontrent die Capelle aldaer."
Naar aanleiding der bovenvermelde commissie begaf zich
de Stadhouder met de Gedeputeerden der andere landen
van Overmase , waarbij ook Balduinus ab Horpusch , Abt
van Kloosterrade, naar Brussel. Zij verzamelden zich te
Luik, den 17 November, om van daar te zamen de reis
voort te zetten. Op het request, door hen aan de Land-
voogdes overgereikt, werd, na ingewonnen advies van de
Heeren der rekenkaker, van den Graaf de Novelles en
van Peter Straet, Ontvanger-Generaal van Limburg, bij
apostille van 29 December, kwijtslag verleend van de helft
der .gewone bede, vervallen den 31 der vorige maand ,
alsmede van de helft der extraordinaire bede, verschijnende
den laatsten Mei 1C33. Wij achten de motieven van het
-ocr page 65-
— 61 —
aangeboden request van genoeg belang om ze hiernevens
in nota mede te deelen (1).
Ingevolge bekomen last moesten de evenbedoelde Gede-
puteerden, ten hove ook aandringen op bescherming of
sauvegarde voor de ingezetenen der dorpen en steden
hunner respectieve gewesten. Toen deze sauvegarde, toe-
gestaan voor twee maanden, in Februarij 1633, stond te
eindigen, zonden de Staten van Overmase een adres aan
de Landvoogdes in, strekkende tot verlenging nog voor
twee maanden; met verzoek tevens, dat de Gouverneur
van Gulick worde gelast streng toe te zien, dat tegen den
(1) Rcmonstrent tres humblcment, les Ecclesiastiques, Nobles, Officiers et
Justiciers des bancqs du Duchι de Limbourg, Pays de Faulqucmont, Daelhem
et Rode Ie Ducq, qu\'au conimeiicenient du mois de Mars passι, sont entre aux
ditcs Pays quatre regiments d\'lnfanterie, scavoir du Marquis de Saladus, Don
Pontio de Lcon, du Marquis de Varambon et du Comte de Frezin, dont les
trois premiers ne se sont pas seulement faict logci\', niais aussij traicter 1\'cspace
de six senmincs aux tres grands frais du Pays et des pauvres inhabitans. Et
combien ledit regiment du Comte de Frezin ayt cstι tout seulement logι, si est
il toutefois que cela a coustι notables sommes et causι grande inconimoditι pour
avoir dure Ie temps de trois mois entiers, cstant arrivι immediatement aprιs
que lesdits Pays out cstι matige, ravaigι et fouraigι par les geus des Estatz
de Hollaiidc, tant a cause du siθge de Macstricht que la prise des villes desdits
Pays, et y cstant encore arrivι Ie Cointe de Papcnheim, avecq l\'armιe Ini|)e-
riale, lesdits Pays ont avecq les inhabitans tellement cstι ravagez, surchargι
voire saccagcz et forecz en leur personnes, biens et bcstiaux qu\'il serait imp<>s-
siblc de 1\'expliquer, cc qu\'a encore dure aprιs la departie dudit Comte, voire
allι de mal en pis sans aulcune disrontmuation jusques au delogemcnt de
1\'armιe des Estatz, de sorte que par dessus les cruautιs inhumaines et exeei"a-
blcs y commises, lesdits Pays se trouvent i» present en tel estat qu\'ils sont
depourvus de grains et vivres et pareillement des bestiaux tant pour cultlver
les terras qu\'autrc, de maniere qu\'une grande partie d\'icelles demeure sans
culture. Bref la devasόttion et degast est si grande et generale, que les dits
Pays se trouvent en si pauvre et pitoijable estat que les requestrants ne peuvent
excogitcr moven pour en tirer quelque argent pour furnir ii ce qu\'ils pourraient
derniereraent avoir accordι au fait des aijdes, ensemble un subsidc particulie-
rement accordι par les bancqs desdits Pays, respectiveiusiit au service de Sa
Ma1\' envers Laquelle lesdits Pays ont toujours estι tres lideles. Quoi considerι etc.
-ocr page 66-
— 62 —
inhoud dier sauvegarde niets worde ondernomen. Tenge-
volge van dit adres werd, bij beschikking van 23 Februari,
ecne verlenging toegestaan van ιιn maand, onder beding,
dat de betrekkelijke schatting dadelijk voldaan worde.
Drie dagen later werd den Gouverneur van Gulick, Manuel
Franco aanbevolen niet te gedoogen, dat gehandeld worde
in strijd met de verleende sauvegarde, zoo als zeven sol-
daten van zijn garnizoen gedaan hadden door den molenaar
van Geul, komende van Sittard met eene kar granen, aan
te houden en gevangen te nemen. (1)
Niet alleen naar Brussel maar ook naar \'s Gravenhage
werden afgevaardigden gezonden om, op grond van \'s lands
blijkbare armoede, kwijtslag of\' vermindering van lasten te
solliciteeren. Voor Valkenburg was het Martyn Snyders,
Scholtis van Amstenrade, en voor de overige landen Robert
de Draeck Drossaard van Daelhem en de Heer van Walhorn.
Deze Gedeputeerden bevonden zich, in Maart 1633, te \'s Hage
en leidden het daarheen, dat voor elk der landen Valken-
(I) Isabel Cluru Eugcnia, par la grace de Dieu Infante d\'Espagne.
Cher et bien amι. — Comme pour bons respects nous avons trouvι convenir
d\'aceordcr aux inhabitans tant des vdles closes que du plat pays de Limbourg,
Hauqucmont, Daelheim et Uodeleducq continuation de sauvegarde pour Ie terme
d\'un mois, vous en avons bien voulu avertir par ceslc atin de vous y conforiuer
pnnctuellement et n\'y permettre aulcuus empeclicmcnt, comme entre autres a
estι l\'aict en prejudice de la preecdente, par sopt soldats de vostre garnison
s\'estant advancι d\'enimcner prisonnier Ie meunicr de Geul, avec ses chevaux, ve-
nant de Sittart avec des grains. Estant nostre intention, et volontι, que donniez
ordre, que Ie semblable n\'arrive plus il 1\'advcnir. Et nostre Seigneur vous ait,
Cher et bien aiiuι, en sa saincte garde. — De Uruxellcs Ie 2G de Fcbvricr 1635.
(Contrcsignc) De la Faille.
-ocr page 67-
— 63 —
burg en Daelhem, als hebbende het meest geleden, 10
maanden, voor Limburg 6 maanden en voor Hertogenrade
4 maanden kwijtslag, wegens vervallen contributie werd
verleend. Dit blijkt uit het volgende extract der resolutiλn
van de Hoogmog. Heeren Staten-Generaal der vereenigde
Nederlanden :
«Mercurii 13 April 1633. — Is gelesen die resciοptien
»des Raedts van Staeten op HaerHo:Mo: resolutie van
«vijffden deses, geschreven alhier in den Haege den acht-
»den deser maent, nopende de remissie ende quytslach
»by de Gedeputeerden des Hertochdoms van Lemborch
»ende de andere landen van Overmaze verspcht over de
«contributien, by hun belooft ende vervallen ten behoeve
»van desen Staet voor dato dat de stadt Lemborch is ge-
«reduceeit geweest, ende dat ten regarde van \'t groodt
«verderff by hun in den verleden jaere gesupporteert deur
»de belegeringe der stadt Maestricht als oock Lemborch
«respective, houdende de voorschreve rescriptie, dat altijd
«voor desen gebruyckelyk is geweest, dat de landen en
«luyden onder contributie van dezen Staet zittende, by de
»legers van Haere Ho : Mo: \'t sy deur belegeringe off
«inlegeringe in grooten schade gevallen wesende, op dolean-
«tien, der beschadingde plaetsen naer goede informatien,
»aen hunne achterstallige verloopen contributien met eenen
«redelycken quytslach in hunne overgecomene swaricheden
»syn gesublcveert, ende dat den gemelten Raedt oock
«diensvolgens, naer de belegeringe van \'s Hertogenbosch,
»de meest geledene ende naestgelegene dorpen ende plaet-
»sen, thien maenden achterstel ende de ander achterge-
»legene, minder naer advenant, quytslach hebben gedaen ;
»wacrop gedelibeert ende geledt synde op de voornoemde
«rescriptie des Raedts van Staeten, hebben Haere Ho: Mo:
5
-ocr page 68-
— 64 —
»goet gevonden ende versteen de quartieren van Valcken-
«borch ende Daelhem elckx mits desen te remitteren thien
«maenden der voorschreven contributien, het quartier van
«Lemborch ses maenden ende het quartier van Hertogen-
«raede vier maenden; des sullen de Staeten van het
«furstendom Lemborch ende de andere landen van Overmaze
»het voorder restant van deselve contributien, tot den dage
»van de reductie der stad Lemborch, alsoock mede ses
«maenden van de ordinarisse beede, promptelyck moeten
«voldoen ende betaelen op pene van te verliesen het effect
«van dese gratie ende concessie."
Volgens deze resolutie, en die genomen te Brussel, den
29 December te bevorens, vielen de verleende kwijtschel-
dingen ten bate van elk der vier landen over \'t algemeen.
De ingezetenen der dorpen Ambij, Itteren, Haren, Bunde,
Geul, Meerssen, Bergh, Bemelen, Ulestraten, Beek, Geleen,
Houthem, Schimmen, Klimmen, Oud-Valkenburg, Nuth en
Hulsberg kwamen daar tegen op, zeggende; dat de acht
eerstgenoemde, zoo niet inbegrepen, dan toch niet ver van
de belegeringswerken van Maastricht verwijderd waren;
dat zij derhalve niet slechts overladen waren geweest met in-
legering van soldaten, uit \'t leger des Graven van Papenheym
en uit dat der Vereenigde Provinciλn, maar dat zij daar-
enboven onzeggenlijken schade hadden geleden in hunne
bezittingen, in hunnen veestapel, boomen en veldvruchten;
dat de negen laatstgenoemde dorpen bedorven waren
geworden. door het fourageeren; dat zelfs de kerk van
Beek opengebroken, verwoest en geplunderd was geworden;
dat de overige dorpen des lands Valkenburg, als hebbende
minder geleden, ook minder behoorden te profiteeren
van den verleenden kwijtslag; weshalve zij ingezetenen
verzochten, dat het Hare Alteze de Landvoogdesse behage,
in navolging van haar besluit ter zelf der zake genomen,
-ocr page 69-
— 65 —
den 10 Juni, ten opzichte van Gulpen en Margraten, te
verklaren, dat de plaatsen, die, tijdens het beleg van
Maastricht en de reductie der landen vair Overmase, het
meest geleden hadden, ook het meest zouden deelen in
den verleenden kwijtslag. Hierop werd, na ingewonnc
advies van den Graaf de Novelles, Gouverneur der landen
van Overmase, en dat der Heeren van de financiλn, den
adressanten te kennen gegeven, dat de bedoelde kwijt-
schelding voor twee derden zoude vallen ten hunnen behoeve.
Den 25 April 1633, bevonden zich de Ridderschap met
de schepenen der hoofdbanken te Henri-Chapelle om te
aanhooren het rapport uitgebracht door de Heeren van
Vaudemont en van Gulpen, komende uit Holland.
Den 25 Mei daaraanvolgende, vereerden de Staten van
Valkenburg den Hertog van Buillon, Gouverneur van
Maastricht, met 400 gulden, op dat hij het land niet over-
lastig zoude wezen met het afvorderen van fouragie. Wij
lezen in een onduidelijk brokstuk, gedagteekend 30 Mei
1633, eenige zinsneden waaruit schijnt te volgen, dat
destijds een treffen tusschen de vijandelijke legers ophanden
is geweest in de omstreken van Stevensweert: »dan,
«alnoch en is men niet verseckert waerhenen den pas
»wort genomen, want die brugge is geslagen tot Steevens-
«werdt alwaer eenen Oversten gister op \'t huys lach, te
«weten eenen Marquis. Men segt dattet eenen groten leger
»is van meerder compagnien perden ende van hondert
«sestich stucken geschut...........
«hebben een grote entreprise voor handen".....
«Stakenbroeck is met vijftig compagnien perden en
«eenich voetvolck comen om te keren, maer heeft (selon
»le dire d\'aulcuns) synen mantel achtergelaten en....
«compagnien hebben hem nageset ende vervolcht, soo dat
»hy met syn troupen is deurgegaen."
i
-ocr page 70-
— 66 -
Bij de inbezitneming der landen van Overmase door de
vereenigde Provinciλn, was Frederik Randenraedt, Luitenant-
Drossaard van Valkenburg, die de Spaansche zijde zeer
was toegedaan, niet in zijn ambt bevestigd, maar vervangen
geworden door Jonker Hans Willem Van Till (1). Deze
beweerde, dat de beschrijving der Valkenburgsche stenden
zoude toestaan aan den Prins van Oranje, als Gouverneur
en Kapitein-Generaal der voormelde landen, en geenszins
aan den Stadhouder van Valkenburg. In eene statenverga-
dering, door den Stadhouder, te Heerlen belegd den 16
November 1633, trad de Notaris H. Fabritius, op bevel van
voornoemden Drossaard, de raadkamer binnen verklarende
de vergadering te zijn nul en van geener waarde. Wij
vonden ten deze het volgend vertoog destijds gericht aan
hun Ho. Mo. de Staten-Generaal. »Verthoont met behoor-
»lycke reverentie Conrad Ulrich van Hoensbroeck, Heere
»tot Guel, Stadhouder ende Vooght \'s lants Valckenborgh,
»hoe dat hy suppliant ende alle syne voorsaten in \'t voor-
»schreve officie, syn van allen ouden tyden in vredelycke
«possessie van in alle voorvallende saken, concernerende
»het voorschreven lant in zijn particulier, ende verheyschende
«communicatie ende resolutie van de Staten deses lants,
»te convoceren en te beschrijven de voorschreven Staten,
»ter exclusie van alle anderen, hebbende hy suppliant oock
»het recht van in de vergaderingen voor te draegen die
«puncten, daerop de consulte ende resolutie moet genomen
«worden, alles naerder blyckende by de acten en de
«attestatien hiermede gaendθ. In alwelcke possessie al is
«\'t sake dat hy behoorde te blyven ongemolesteert ende
«ongeturbeert, mits dien dat hy by Uw. Ho. Mo. gemain-
(1) Te oordeelcn naar zijne schrijfwijze, was deze Van Till een Duitscher.
Zijn cachet verbeeldt een rechtstaande booj?pijl tusschen twee ringen; op den
helm een wassende zwaan. — Zie voorts Markgraafscnap Hoensbroeck bl. 228.
-ocr page 71-
- 67 —
»teneert is in syn voorschreve Officie ende in alle functien
«deszelfs. Soo is \'t doch sulcx dat hy daerinne wort
»verstoort by Joncker Willem van Til, Drossaert des voor-
«schreven lants van Valckenborgh, die ter lester vergade-
«ringe gehouden in de bancke van Heerle heeft gedaen
»ende by geschrifte gelaeten, dese hieraenhangende protes-
«tatie, taxerende den suppliant als offte hy, mits de
«voorschreve convocatie, iet nieuws hadde begaen, buyten
»die plichte van syn officie ende dat \'t selve souden stryden
«tegens d\'authoriteyt van Uw Ho. Mo. ofte emmers van
«die van syne Ex*" den Prince van Oraignen, als Gouverneur
«van de vier landen van Overmase, ende in die qualiteyt
«recht hebbende om te beschryven ende te doen vergaderen
«die Staten der voorschreven vier landen, des nochtans
«onder ootmoedige correctie niet en is, mitsdien dat aen
«syne voorschreve Excci0, in de voorschreven qualiteyt,
«toestaet die generale convocatie van den Staten der
«voorschreven vier landen. Synde de Staet van den lande
«van Valckenborgh, noodich hebbende om te vergaderen
«over syne particuliere affairen, altyt beschreven ende
«opgeroepen geweest by d\'officie van den voorschreven
«Suppliant, sonder eenige contradictie. Wel eken aengemerekt
«is \'t saken dat de suppliant de voorschreve vergaderinge
»tot Heerle hadde mogen continueren, soo is \'t doch dat hy
«sulcx niet en heeft gedaen, maer dieselve terstont gedis-
«solveert en Uw Ho. Mo. daervan willen adverteren,
«biddende dat Uw Ho. Mo. gelieve \'t ghene voorschreven
«staet in consideratie leggende, den Suppliant te handhaven,
«te styven ende te stereken in de voorschreven syne
«possessie, met interdictie aen den voorschreven Drossaert
«van hem te verdraegen den suppliant in de voorschreve
«ende andere functien van syn officie niet meer te hinde-
«ren of te molesteren, \'t welk doende."
-ocr page 72-
— 68 —
In December van hetzelfde jaar, werd wederom eene
Commissie gevormd naar Brussel; daarvan maakten deel
voor Valkenburg Walraf van Schellaert, Heer van Schinnen,
voor Hertogenrade Adolf van Eynatten, Heer van Neuborg,
voor Daelhem Robert de Draeck (1), Heer van Teuven,
voor Limburg N. Van Gulpen, Heer van Vaudemont, en
voor de banken Willen van Caldenborch (2), Drossaard
van Limburg. Het doel dezer bezending is ons onbekend ;
alleen weten wij, dat het eene zaak gold, die onder-
zocht en besloten moest worden in den Raad van State,
door \'s lands zes Gouverneurs, te weten: de Markies
d\'Aytone, Don Carlos de Colome, de Hertog van Arschot,
de Aartbisschop van Mechelen en de twee Kasteleinen van
Antwerpen en van Kamerijk.
Toen de termijn, waarvoor remissie van contributie ver-
leend was, stond te verstrijken, kregen de Staten der
landen van Overmase een bericht uit \'s Gravenhage,
houdende dat deze landen, over \'t jaar loopende van 1°
September 1633 tot 1° October 1634, moesten opbrengen
de gewone bede van 72,000, en daarenboven nog eene
buitengewone van 36,000 gulden. De uitzetting moest ge-
schieden op den gebruikelijken voet, en de gelden moesten
overgestort worden in handen van den Ontvanger-Generaal
Arnold Van Duverden van Voordt (3). In eene vergadering,
gehouden te Valkenburg, werden de Commissarissen, destijds
Daniel van Hoensbroeck, Heer van Oud-Valkenburg en
Stephan Van Eynatten, Heer van Nuth, bij de Staten gelast
de gewone bede te repartiseeren, terwijl de buitengewone
aangehouden werd tot eene nadere vergadering, waarin
(1)    Zijn cachet verbeeldt een links vliegende draak.
(2)    Zijn cachet vertoont een tweemaal gebalkt hartschildje omzet met kogeltjes.
(5) Zyn cachet is gevicrdeeld, in 1 en i vyf leliλn 2—3, en in 2 en 3,
een getakt Andreas Kruis. Op den helm een wassende leeuw.
-ocr page 73-
— 69 -
dan ook eene deputatie naar \'s Gravenhage zoude benoemd
worden met opdracht, om bij den Raad van State en bij
Hun Ho: Mo: de Staten-Generaal, alzulke ontheffing van
de eene en de andere bede aan te vragen, als ten aanzien
van eene zoo groote overbelasting zoude vereischt worden.
Buiten en behalve de evenbedoelde beden, had \'t land
Valkenburg nog groote extraordinaire kosten te bestrijden,
welke waren gedaan tijdens en na het beleg van Maastricht.
In het memoriaal ten deze opgemaakt, ingevolge resolutie
genomen te Vaesrade, den 29 Mei 1634, was de heerlijkheid
van Hoensbroeck begrepen voor 223 Gulden 17 st. 2 oort.
Reeds in Februari 1634, had de Gouverneur van Stevens-
weert, Renier d\'Yve de Warelles (1), order om het land
Valkenburg en andere landen van Overmase, wegens ach-
terstallige contributiλn, te executeeren, om welk te voor-
komen, men in haast eenig geld bijeenbracht en over-
maakte aan Gerard Baeten, koopman te Luik, zijnde tot
den ontvang speciaal gemachtigd.
Te dezer tijd is tusschen den Koning van Spanje en de
Vereenigde Provinciλn wederom sprake geweest over een
te sluiten stilstand van wapenen. Van Spaansche zijde was
als gevolmachtigde daartoe aangewezen de Markies d\'Aijtona.
Intusschen hadden de Staatschen een geheim verdrag ge-
sloten met Frankrijk, dat een hulpleger van 30,000 man
beloofde. Dit verdrag had ten gevolge, dat de vredes voor-
slagen afgebroken, en weer alles in \'t werk gesteld werd
om den oorlog krachtig voort te zetten. Het is ook te
dezer tijd, dat de Hertog van Aerschot te Madrid gevangen
werd gehouden, omdat hij de personen niet wilde noemen,
die, op aanhitsing des Graven Hendrik van den Bergh, in
de Spaansche Nederlanden, eene samenzwering poogden te
(1) Het wapen van Uve de Warelies is gepaald van 3 deelen, waartusscheu
lauter blaadjes of kruisjes.
-ocr page 74-
— 70 —
smeden. Wij hebben, met betrekking tot dit een en ander,
een schrijven voor ons liggen , hetwelk voorgelezen werd
in de algemeene Statenvergadering, gehouden te Brussel,
den 5 Juli 1634, schrijven, dat wij, om zijne lijvigheid,
naar \'t slot van dit hoofdstuk verwijzen.
De vijandelijkheden werden zooals wij even zeiden
hervat. In de eerste dagen van Juli, lag het koningsvolk
boven en beneden Maastricht op de Maas. Den 9 Juli,
beklaagde zich de Markies d\'Aijtona, dat het land Valken-
burg geen gevolg had gegeven aan de gedane opvordering
van karren en wagens, opvordering waaraan die van Daelhem
en van Hertogenrade gehoorzaamd hadden. Hierop aniwoorde
de Stadhouder van Valkenburg dat hij, hoe gaarne ook,
aan het verzoek niet konde voldoen, doordien die van
Stevensweert en van Maastricht, een paar dagen geleden,
plakkaten hadden doen uitgaan, waarbij het den ingezetenen
streng, ja op doodstraf verboden was bijstand te verleenen
aan de koninklijke legers; dat de andere kwartieren
misschien van deze plakkaten niets afwisten, en ook niet
zoo zeer te duchten hadden van \'t garnizoen van Maastricht;
dat dit garnizoen, \'s daags te voren, in \'t land van Valken-
burg, al \'t vee had weggenomen, dat het krijgen kon ; wes-
halve vele ingezetenen met karren en wagens gevlucht waren,
en dat, wilde hij Markies gehoorzaamd wezen, hij zich recht-
streeks zoude wenden aan de Officieren en Schepenen der
banken Heerlen, Klimmen, Beek en Meerssen, hen dreigende
met executie. Ten slotte berichte de Stadhouder, dat zijn dis-
trict, ten bewijze van goeden wil, afgevaardigden in \'t leger
zoude zenden om het een en ander mondelings te bespreken.
De rekening van dit jaar is wederom vol van vereeringen
en schenkagiλn. Wij lezen daarin, dat de Hertog van Buillon (1),
(1) Zijn cachet vecrbeeldt gcvierdceld, in het eerste kruisjes, in het tweede
een gonfanon, in het derde i banden, en in het vierde 3 koekjes 3—1.
-ocr page 75-
_ 71 —
Gouverneur van Maastricht, vereerd is geworden met 200
pattacons en twaalf wagens hooi, opdat hij de ingezetenen
des lands Valkenburg zooveel mogelijk verschoone van
overlast. Item , de Kommandant van Maastricht, Joachim
Van Golstein, met 70 pattacons. De Ontvanger \\an
Duverden van Voordt, met 100 pattacons, om zijn goe-
den wil te capteeren bij de invordering der beden. —
Aangezien de inwoners des lands Valkenburg het ver-
keer met de stad Maastricht, welker eene poort, aan
deze zijde, dicht was gemaakt, kwalijk derven konden,
zoo heeft men de twee Majoors met het opzicht der
poorten belast, vereerd elk met een paar handschoenen
van 15 pattacons. Item, dewijl de Drossaard van Till,
sedert de overgave van Maastricht, den lande van Val-
kenburg bij verschillende gelegenheden van dienst was
geweest, vereerd met 100 pattacons. Een gelijke som van
100 pattacons werd geschonken aan den Heer van Guel,
Conrad Ulrich van Hoensbroeck, Stadhouder en Voogd,
voor diensten den lande van Valkenburg bewezen ten tijde,
dat het koningsleger in \'t veld lag.
In de laatste dagen der maand Juli, passeerde de Graaf
Jan Van Nassau, Generaal van de koninklijke cavalerie,
komende van Rhijnberg, met 45 kompagnieλn ruiters en
een regiment voetvolk, door \'t land Valkenburg. Hij werd
te Nuth ontvangen door den Commissaris Stephan van
Eynatten, Heer dier plaats. In Augustus stond dit leger
voor Valkenburg, en toen het kasteel den 13 dier maand,
veroverd en het Staatsch garnizoen daaruit verjaagd was,
kwam de Graaf in persoon, met geheel zijn gevolg, be-
nevens eene halve kompagnie paarden, binnen de stad
logeeren ; de overige kompagnieλn verbleven te Houthem,
Heeck, Oud-Valkenburg en Vilt. De stedelijke regeering van
-ocr page 76-
— 72 —
•
Valkenburg schonk den trompetter, die het kasteel had
opgeeischt, vier pattacons (1).
Opdat de Generaal goede orde houde onder zijne soldaten, .
vereerde men hem, van \'s lands wege, met 200 pattacons,
benevens eenige vette hamels, boter en andere nood\\ven-
digheden voor zijne keuken. De Commissaris-Generaal, Don
Juan de Vivero, gelogeerd te Houthem, kreeg 100 pattacons;
de Auditeur, Advokaat Root, 25 pattacons (2); de Adjudant
van de cavalerie 10 pattacons en een ton bier; de
Hofmeester en de Secretaris van den Graaf elk 10 pattacons.
De Hertog van Lerma lag destijds, met een deel van
\'s Konings leger, te Navagne aan de Maas, van waar hij
het land van Valkenburg opvorderde, om tweehonderd
bespannen wagens te leveren tot aanvoer van materialen
voor het in aanbouw zijnde fort van Elve. Daar deze
spandiensten den lande hoogst ongelegen vielen, reden
eenige Officieren en Schepenen der hoofdbanken naar het
leger, alwaar zij dezer diensten ontslagen werden; en wel
op aanzoek van Rudolf Novara, \'s Hertogs Kwartiermeester,
die daarom van \'s lands wege, beloond werd met 25
(1)     Hendrik Maenhals en diens echtgenoote, Helen in dit beleg van Valkcn-
burg het leven. Zy waren beschermers of weldoeners van \'t klooster St. Gerlach,
weshalve hun sterfdag (14 Aug.) telken jare, in de kerk aldaar herdacht werd. —
Zie Houthem-Sint-Gcrlach door 1. Habets, bl. 186, alwaar de schrijver zich
afvraagt, of ook ooit op den 13 Augustus, een beleg van Valkenburg hebbc
plaats gehad.
(2)     Deze Auditeur Root schreef den 31 Juli 1634, uit Geleen, aan den Heer
van Guel het volgende:
Monsieur. — Son Excellence (waarschijnlijk de Markies d\'Aijtona) est party
cc matin vers la Court de Haren. Vous fercz bicn de 1\'abouchcr, car des que
nous sortismes du quartier de Hocht, Ie village de Bceck fut pris pour un de
nos gistes, et si nous ne passons demain lc pont, il pourrait bien arrivcr que
ce qul at estι empechι unc fois, ne pourroit estre pour la deuxiesmc. Je scay
que Son Exc. faict estal de vous, et tachcray a vous complaire et servir, et
moij je n\'obnicttray a y contribucr tout ce qu\'il me sera possible pour monstrer
que je suis, Monsieur, votre tres humble servitcur.
-ocr page 77-
— 73 —
pattacons. Wij vonden een brief van gemelden kwartier-
meester, geschreven uit Navagne, den 28 Juli 1634,
waarin Lij zich hartelijk bedankt voor het aam wijn,
waarmede hij, te dezer gelegenheid of wellicht eenige
dagen vroeger, vereerd was geworden (1).
In October 1634, was de stad Valkenburg, of wel van
garnizoen ontbloot, of wel in de de macht der Staatschen.
Immers den 15 dier maand, maakte er de Hertog van
Buillon, Gouverneur van Maastricht, een uitstapje, met
geheel zijne cavalerie en een aantal voetvolk ; bij welke
gelegenheid de Hertog en andere hoofdofficieren, door den
Drossaard van Till, onthaald werden op eenen dronk wijn,
te zamen 40 potten, elk ad een gulden licht geld, makende
in brabantsche cours 32 gulden, die vanwege \'t land
betaald zijn geworden. Ook heeft men toen nog aan den
Auditeur militaire een vetten hamel geschonken, omdat hij
zich toegevend had getoond tegenover ingezetenen van Val-
kenburg, die door soldaten voor \'t krijgsgerecht betrok-
ken waren geworden.
In de maand Februari 1634, was de Hertog van Buillon
te \'s Gravenhage, waar hij door den Prins van Oranje, tot
diens Luitenant of plaatsvervangend Gouverneur der Over-
(i) Monsieur. — Je n\'ay nullemcnt mιritι la courtoysie qu\'il vous plaise me
faire quand a 1\'aijme de vin que de vostre part et de ceux du quarticr de
Fauquemont me sera prιsentι par Ie sicur De Meer. Je tachcrai de m\'en van-
gcr et de vous servir perpctuellemcnt, comme aussy a tous ses Messieurs dudict
quartier, ccpendant que j\'cn puisse rendre preuve me restera 1\'obligation et vous
en baisse mille fois les niains. Monsieur Ie Maislre de Camp de Ribeaucourt
vous envoye la Sauveerde, vous assurant que ledict quartier n\'at a nul de cc
Camp plus d\'obligation qu\'a luy, que aultrement les affaires ijraijent poinct
avecque tant d\'ordre et en particulier lorsque allames trouver avecque toute
certe cavaόeric son Exc. Ie Marquis d\'Aytona a Haren, comme je vous ay
mande de bouchc, sur cc demeure, Monsieur, vostre tres humblc et tres assurι
serviteur.
(get.) Rudolf de Novara.
-ocr page 78-
— 74 —
maasche landen benoemd werd. Uit Holland te Maastricht
terug gekomen, vereerden hem de Staten van Limburg,
Daelhem en Hertogenrade achtereenvolgens met eene vrij-
willige gift; maar Valkenburg bleef ten achter. Weshalve
de Drossaard van Till, aangespoord als hij zeide, door
Joachim van Golstein , Kommandant van Maastricht, een
landdag op touw zette te Valkenburg, den 8 Maart, waarin
het te geven geschenk bepaald werd op 1000 Gulden.
Den 21 Mei daaraanvolgende, beriep de Hertog de Over-
maasche Stenden te Valkenburg, alwaar hij hun den inhoud
mededeelde van zijne aanstelling tot Luitenant Gouverneur
en Kapitein-Generaal der landen van Overmase.
De hierboven besproken quaestie nopens het recht van
beschrijving der Staten van Valkenburg was door hun Ho: Mo:
in den zin des Stadhouders beslecht geworden. Dit belette
evenwel niet, dat dezelfde quaestie, een jaar later, wederom
werd opgeworpen door de Heeren Walraf van Schellaert en
Stephan van Eynatten, die zich, eigener autoriteit, dit recht
hadden aangematigd. De stadhouder kwam hier tegen op,
bij eene ingezondene memorie, welke wij hier overnemen,
als bevattende meerdere bijzonderheden den lande betreffende:
»In den eersten dient te weeten ende is waerachtigh, dat
»van alle oude tyden is geplogen ende geobserveert dat
»soo wanneer die Hertoghen van Brabant ende Limborgh,
«hebben willen vergadert hebben die Staten der landen
»van Overmaese, dat sy tot dien eynde gecommitteert hebben
»\'t sy eenen Staatsheer uyt den secreten ofte wel uyt den
»ordinarissen Raede van Brabant, hoewel die voorschreve
«Hertogen nu sedert lange jaren hebben beginnen diever-
«gaderingen te doen beschrijven door de Gouverneurs der
«voorschreve landen.
«Wanneer dese den dagh ende die plaatsen gelimiteert
«ende die brieven geschreven, ende namentlijcke in het
-ocr page 79-
— 75 -
«Hertogdom Limborgh, aen den Stadhouder van de leenen
»ten eynde hy soude beschryven die Geestelycke, Ridder-
»schappen ende bancken, makende den Staet van aldaer.
»In het land van Valckenborgh, hebben die Raadsheeren
»ofle Gouverneurs geschreven aen den Stadhouder der leenen
»ende Vooghd deses lants om te beschrijven die Ridderschap
»ende bancken, maekende den Staet des lants Valckenborgh.
»Tot Daelhem en \'s Hertogenraede hebben sy geschreven
«gehadt om die beschryvinge te doen aen de Drossaerts der
«voorschreven landen, diewelcke alsdan beschreven hebben
»die Geestelycke Ridderschappe ende bancken, maekende
den Staet deser twee landen.
»In der vuegen dat die beschryvinge van de Generaele
»landtdaegen altoos is gecommen deur ordre van de hooghe
»handt aen Raedsheeren ofte Gouverneurs, diewelcke alsdan
«geschreven hebben aen die vier Officiers, opdat een ider
»van die, in syn eigen lant, den Staet soude oproepen om
»op dusdanige generaele landtdaegen te compareren.
»Dat die voorschreven Staeten op die generaele landt-
«daegen alsoo geconvoceert syn geweest, wordt in den
«eersten geverificeert by seekere acte geteekent Johan
«Deckere, waerby blykt dat den Heere Raedt Nicolaes Audart,
«Heere van Ranst, met adjunctie van den Heere Johan
«Graeff van Oistvrieslandt, Gouverneur van de landen van
«Overmaese, deur ordre van den Hertogh van Alba, die
«voorschreven Staeten heeft doen beschryven binnen de
«landen van Valckenborgh tot Schimmert aen de kercke.
«Wederomme soo blykt dat den Raedsheere Graesbeke,
«deur expresse ordre van Syne Excie den Graeff van Fuentes,
«als Capiteyn Generaal van de Nederlanden in den jare 1595,
«die Staeten van den lande van Overmaese heeft doen ver-
«gaderen ende aen elck officier van elck quartier geschreven,
-ocr page 80-
— 76 —
»ende oock alstoen den Gouverneur Claudius de Withem
«zelve beschreven om alsdan oock mede te compareren.
«Dat de voorschreve Raedsheer aen de Officiers heeft
«geschreven ende namentlyck aen den Stadhouder ende
«Vooghd des lants Valckenborgh, blyckt by syne missive
«in dato den 4 Augustij 1595. Hetzelve blyckt uyt de
«missive van den Heere Raedt Johan Van Wingen, in dato
«4 9bris der jaers 1603.
»Ende zoo wanneer die Souverainen ofte hunne Gouver-
«neurs ende Capiteyns-Generael syn gedient geweest die
«Staeten van de vier landen van Overmaese te doen con-
«voceren deur die Gouverneurs van denselven landen, dat
»sy alsdan telcken keer hebben geuseert den Slaet des
«lants Valckenborgh te doen convoceren door den Stadt-
«houder ende vooght deses lants, soo als blyckt uyt de
«missiven van de Heeren van Ruysbroeck, Grave van
«Bruay, Graeve van Sl Aldegonde, Marquis van Marnay,
«Graeve van Fallez ende Graeve van Noyelles, alle Gouver-
«neurs van de landen van Overmaese.
* «Daerboven soo is het oock van alle oude tyden geob-
«serveert geweest, dat wanneer eenige Raadsheeren oft
«Gouverneurs deur den Souverain of deur de Gouverneurs
«Generael der Nederlanden, eenige saeken het lant van
«Valckenborgh had te proponeren in \'t particulier, waervuer
«den Staet deses lants diende vergadert te Worden, het
«waere om nieuwe Commissarissen te kiesen, eedt te doen
«van Gouverneurs ofte Drossarden, dat oock soo wanneer
«die Gouverneurs selve tot Valckenborgh waeren, ende die
«beschrijving zelve hadden kunnen doen, soo en hebben
«sy evenwel die beschryvinge laeten geschieden naer ouder
«gewoonte door den Stadthouder.
«Voorders soo was het in den lande van Valckenborgh
«van alle oude ende immemoriale tyden costume ende
-ocr page 81-
— 77 —
»usantie, dat soo wanneer den lande eenige swaericheyt
»overquam, ofte dat de Ridderschappe ende bancken eene
»vergaderinge verzochten, ofte hunne Commissarissen, dat
»dan den Staet allentyt heeft meugen vergaderen, sonder
«weeten ofte orloff van hooger handt, beschreven synde
»deur den Stadhouder ende Vooght als wesende Officier
»over alle pollitie.
«Uyt allen denwelcken kan worden gesien het recht dat
»den Stadthouder van Valckenborgh is pretenderende
«nopend die convocatie der Staeten deses lant, waermede
»hy niet en vermeent dat syne princelycke Exclic, als
«Gouverneur der lalden van Overmaese, ieverant inne
«geprejudicieert kan weesen, want de Stadthouder voor-
»schreven geene beschryvinge te doen, dan uyt laste en
«bevel van de Ho. Mo. Heeren Staeten-Generael ofte van
»syne Exc,ie als van hun daertoe gecomitteert synde.
«Noch soo en verstaet hy oock niet dat syne Exc,ie niet
«soude vermeughen selfs, als \'t hem believen en goedt
«dunckcn soude, die Staeten van Valckenborgh te beschry-
«ven, maer pretendeert \'t selve deur andere persoonen te
«doen \'t sy deur den Drossaert ofte deur Joncker Walraf
«Schellaert van Obbendorp, soo pretendeert de Stadhouder
«dat hetselve deur hem soude moeten geschieden.
«Dat die voorschreve convocatie naer alder gewoonte
«soude moeten geschieden deur den Stadthouder, by uyt-
«sluytinge van anderen, blyckt oock des te meer uyt dien
«dat de Stadthouder ende alle syne voorsaeten allen tyt
«alsoo gedaen hebben. Oock deurdien hij Stadthouder het
«selve Officie is besittende bij titule van pandsschappe ende
«daernaer by particulier contracte voor syn leven sonder
«dat \'t selve mach worden gelost. Hetwelck die Ho. Mo.
«Heeren Staeten hebben geagreert met patente, ende den
«Stadthouder in alle syne authoriteyten, preeminentien soo
-ocr page 82-
— 78 —
»ende gelyck hy \'t selve heeft gepossedeert ten tyde "van
»de regeringe van den Coninck.
«Noch en sal den Heere Schellaert willende op des
«voorschreve Stadthouders beschryvinge empieteren, noot
»met eenige missive kunnen bethoonen dat eenige Gouver-
«neurs eenige landen selve formelycken beschreven souden
»hebben, te weeten dat hy elcken Edelman, Geestelycheyt
«ofte bancke in \'t particulier soude hebben aengeschreven.
«Hoewel het wel mach waer syn dat de Gouverneur
«Claudius van Withem hetselve eens ofte tweemael magh
»gedaen hebben ofte laeten doen deur synen Breuckmeester
«Peeter van den Hoefve, ende dat naer het overgaen der
»stadt Maestrichl ende Limborgh in 1579, ende dat deur
»die groote inimitie ende piquι die daer was tusschen
«denselven Gouverneur ende den Heere van Amstenraedt,
«Werner Huyn, Stadthouder ende Vooght des lants Valcken-
«borgh, hebbende den voorschreven Heere van Amstenraedt
«eens ofte tweemael aengetast ende gevanghen gehadt,
«ende denselven alsoo langhe vervolght ende gepicqueert,
«dat hy syn Officie quitteerde ende cedeerde aen wylen
«myn vader Wolter van Hoensbroeck in synen leve Heere
«van Guel.
«Welcke voorschreve gepassioneerde beschryvinge in
«desen in geene consideratie en kan komen, te meer dat
«deselve Gouverneur laeter alle convocatie heeft doen doen
«op den alden voet deur den voorschreven Stadthouder
«Wolter van Hoensbroeck.
«Ende om te bethoonen dat de Luitenant Drossarden
«ende namentlyck wyle Peter Van den Hoefve, soo verre
»hy eenige beschryvinge gedaen heeft, dat hy deselve heeft
«gedaen met consent ende bewilliging van den Stadthouder
«alstoen tot Macstricht wonende, ende niet vry synde van
«gevanghen ende gespannen te worden, niet en derfde
-ocr page 83-
— 79 —
»uytkommen, soo als blyckt uyt meerdere missiven, by
»den voorschrevc P. van den Hoefve geschreven.
«Noch en kan de Heere Schellaert sich niet behelpen
»met eenige missive by eenige Gouverneurs van Limborgh
«geschreven aen de Drossarden van Valckenborgh, mentie
«maekende van saecken den Commissarissen voor te houden,
«overmits het syn brieven particulier, raekende eenige
«crijgszaken, waermede den Stadihouder hem noot en heeft
«bemoeyt, maer wel alleenelyck met generaele landsdaegen
«raekende die bede, lantslasten, uytsettingen, processen
«ende alle andere saeken den lande raekende ende begrepen
«onder die policie.
«Noch is het aen alle die werelt notoir dat den Heere
«Schellaert nu over 25 jaeren geleden, op het beschryven
«van den Stadthouder sonder eenige oppositie heeft gecom-
«pareert, ende dat hy alleenelyck sedert die reductie van
«dese landen, uyt eene particuliere passie dese opgesochdc
«nieuwe questie ende geschil heeft beginnen te inoveeren,
«en die alde maniere van Gouverne heeft willen veranderen,
«willende aen die Ofliciers affnemen die preeminentien ende
«authoriteyt die sv gehadt hebben gedurende die regcringe
«van den Coninck, en deselve hem doen attribueren,
«waerlegens men verhoopt dat by die Ho. Mo. Heeren
«Staetcn ofte by syne Excellentie behoorlyck sal worden
«voorsien."
Na de inbezitneming der landen van Overmase, in 1632,
door de Vereenigde Provinciλn, waren de sauvegarden,
waarvan wij boven gewaagden, van maand tot maand,
te Brussel verlengd geworden. Buiten en behalve eene
som van 40,000 gulden ten deze reeds betaald, moest,
in Juli 1G35, eene nadere som van 35,000 gulden opge-
bracht worden, wilden deze landen, voor een geheel
-ocr page 84-
— 80 —
jaar in \'s Konings bescherming gehouden blijven. Het
quota van Valkenburg, in deze belasting, beliep 10,000
gulden, om welk te doen verminderen , de Commissaris
Daniel van Hoensbroeck, Heer van Oud-Valkenburg, te
vergeefs naar Brussel was gereisd. Den 2 September
1635, werden Thomas Fabritius, Proost-Scholtis en Schepen
te Meerssen, alsmede Andries Daemen, Schepen te Ule-
straten, op order der Heeren van de Financiλn gevan-
kelijk naar het fort Flve gebracht, en aldaar 42 dagen
gevangen gehouden, tot het aandeel van Valkenburg, in
de bovenbedoelde 35,000 gulden, betaald was. — Te dezer
tijd schijnt de Stadhouder van Valkenburg moeielijkheden
te hebben gehad met de ingezetenen van Geul, Bunde
en andere , die hunne granen op den huize Geul in be-
waring hadden gebracht, welke granen, in 1634 , door
soldaten van \'t garnizoen van Maastrich waren weggenomen.
Dit blijkt uit de volgende verklaring.
Le Duc de Buillon, Prime Souverain de Sedan et Raucourt,
Vicomte de Turenne etc. quatriesme chef de la Cavalerie et
Colonel a"un regiment d\'icelle, Lieόtenant Gouverneur pour
son Excellence le Prince d\'Orange au Duchι de Lymburg et
pays d\'Outre-meuse et Gouverneur de Maeslricht.
Nous certi/ions a tous ceux qu\'il appartiendra que les
grains qui ont estι amenez du chasteau de Geul en l\'annιe
mil six cent trent quatre, appartenant aux habilans de Geul,
Bunde et autres, ont estι pris par force et amenez en cesle
ville par nostre ordre exprez, sans que le Sv de Geul en
eust estι.adverty ou qu\'il scusse que cela dubt arriver, en
foy de quoy nous avons signι la presente attestation, a
Maeslricht le vingt sixiesme jour de September mil six cent
trente cinq.
(Get.) Duc de Buillon.
-ocr page 85-
— 81 —
Iq ditzelfde jaar 1635 had de Heer van Geul, als
Stadhouder der leenen, van vvege Hun Ho: Mo: de Staten-
Generaal bevel gekregen om de vasalen, die in \'t bezit
waren van leenen aan den huize van Valkenburg verheffende,
op te roepen, ten einde deze leenen, niet de ledige hand
(dat is, zonder kosten) te komen releveeren, en den eed
van getrouwheid te zweren aan Hun Hoog Mogende. De
leenbezitters echter kwamen, ondanks meerdere aanzeg-
gingen en bekendmakingen, niet op, zoodat strengere
maatregelen dienden genomen te worden. Wij vonden het
dubbel van eenen brief , gedagteekend 22 September
1G33, waarbij de Stadhouder over deze aangelegenheid
bericht, en waaruit wij het een en ander overnemen.
»Uwe Edel Ho. Mo. brieff van den 31 Augusti is mij
»den 19 Septembris deur den post van Maestricht wel
»overgelevert, ende op denselvigen sullen Uwe Ho. Mo. ge-
«dient syn te weten, dat ik niet geauthoriseert ben om die
«vasalen te doen comen haere respectieve leenen verheffen.
»Ende alsoo die Heeren Gecommitteerden voor hun vertreck
»my hadden aengedient dat als wanneer den gelimiteerden
»tijt geexpireert soude syn nyinants en hadde gecompareert,
«pecuniaire straffe daerop te setten, of wel op die leenen
te procederen, gelyck men dat gewoon is te doen als
wanneer men die onwillige vasalen is dwingende tot ver-
»heff wanneer hunne leengoeden vervallen syn. Hebbende
»alsoo om den dienst van Uwe Ho. Mo. niet te retarderen
»andermael doen publiceren, verhoopende mils hel nu wat
»stil hier in desen lande is van krychsvolck, hetselve sal
«opgevolgt worden.
»Ende sooveel is raeckende die subalterne officiers ende
«Magistraten van den dorpen van desen lande Uw Ed.
»Ho. Mo. sullen believen te weten, dat onder my niet en
»syn sorterende ofte dependerende als de Officieren ende
-ocr page 86-
— 82 —
«Schepenen van de vier hooflbancken ende die Schepenen
»der stadt Valckenborgh aen wien ick de mandementen
»van Uw Ho. Mo. sal voorhouden en wat daerover gedaen
»is rapporteren."
Den 21 November 1635, waren de Stenden van Valken-
burg te Schimmert vergaderd , tot het maken der memo-
riale repartitie over eene som van 12,000 gulden, waaruit
de penningen moesten gevonden worden, die het land
genoodzaakt was bij te dragen tot betaling van alzulke
rationen, ais de drie andere landen ook ingewilligd had-
den, tot onderhoud van het koningsvolk, dat, na de over-
gave van Limburg, in de landen van Overmase gelegerd
was geweest. Den 30 November en den 10 December,
waren dezellde Stenden wederom vergaderd te Schimmert.
In de eerste vergadering werd Frederik Randenraedt naar
Brussel gedeputeerd wegens finantiezaken, en in. de andere
zitting kreeg de Commissaris, Daniel van Hoensbroeck,
last om Zijne Koninklijke Hoogheid, den Kardinaal Ferdi-
nand, Infante van Spanje en broeder des Konings, Phi-
lippus IV, die de overledene Infante Isabella in het gφu-
vernement der Nederlanden was opgevolgd , te gaan
gelukwenschen over zijne aankomst hier te lande. Ge-
melde Commissaris was gelast tevens, om ten hove alzulke
voorslagen te doen, als zijne commissie was inhoudende.
DE RETORSIE N.
IV.
Den 21 Januari 163G, waren de Ridderschap en de
Schepenen der hoofdbanken beschreven te Nuth, alwaar
besloten werd tot uitschrijving eener som van 14000 gulden,
waaruit bestreden zoude worden alzulke onvermijdelijke
-ocr page 87-
— 83 —
uitgaven, als den lande in deze erbarmelijke tijden on-
voorziens konden overkomen. Er werd tevens gesproken
van, in overleg met die van Limburg, Daelhem en Her-
togenrade, den Advokaat Stas naar \'s Hage af te vaardi-
gen, om verlenging aan te vragen der brieven van sauve-
garde, welke men, sedert 4634, genoodzaakt was geweest
aldaar te negocieeren. Een paar weken later, kwam
de tijding aan , dat de Markies de Ceretto en de Generaal
Jan Van Weert, (1) versterkt met het leger van Julich, op
marsch waren om te Visι de Maas over te .trekken.
Den 25 Februari, was te Schimmert eene Statenverga-
dering belegd, waarin gehandeld werd over de levering
van eene groote hoeveelheid hooi en stroo, welke van
wege den Prins van Oranje geeischt was geworden, ten
behoeve der cavalerie liggende binnen Maastricht. De Staten
van Valkenburg meenden het land ten deze te kunnen
verschoonen, en wel op grond, dat het ten vorigen jare
reeds veel geleverd had; toch dit ging niet aan, te meer wijl
de andere kwartieren het reeds met den Kommandant van
Maastricht nopens den afkoop dezer levering waren eens
geworden. Deze afkoop bedroeg voor Valkenburg 2000 pat-
tacons of 4800 gulden, die door den toenmaligen lands-
ontvanger, Nic. Olislagers, betaald zijn geworden. In de-
zelfde vergadering werd den Heer van Geul eene som van
220 gulden toegekend, wegens onkosten gedaan te Brussel
in zake het nog steeds hangend proces tegen die van
Elslo.
In April 4636, waren de Staten van Valkenburg beschre-
ven te Schimmert, om de memoriale repartitie vast te
stellen over eene som van 20574 gulden 8 st. 2 oort,
(1) Zie over Jan van Weert en diens krijgsbedrijven hier te lande, bet
keurig werkje van J. Habets, bl. 28 en volg.
-ocr page 88-
— 84 —
welke over het land Valkenburg uitgezet moest worden,
om daaruit te betalen alzulke penningen, als dit land ge-
noodzaakt was te contribueeren tot het onderhoud der
koninklijke troepen, die, na de overgave van Maastricht,
in de landen van Overmase gekantonneerd lagen.
Den 23 Mei daaraanvolgende, hielden dezelfde Staten
wederom eene vergadering te Schimmcrt, en werd alstoen
besloten, dat men den Markies de Lede (1), die door
den Koning tot Gouverneur en Kapitein-Generaal der landen
van Overmase benoemd was geworden, op Limburg moest
gaan begroeten, en dat men hem dan tevens, van \'s
lands wege, zoude vereeren φf met een zilveren vaatwerk
σf met eene gifte van 2000 gulden.
Onze gewestelijke representanten hadden het in die dagen
vrij druk. Den 4 Juni, waren ze alwederom vergaderd
te Schimmen, om te beraadslagen over eene pretentie,
waarbij Joachim Van Golstein, Kommandant van Maastricht,
onverminderd de 2000 pattacons, die voor onderhoud
zijner cavalerie reeds betaald waren, alnog vorderde 4000
pattacons. Daar echter de vergadering kennis droeg, dat
gemelde Kommandant eene provisie hooi gekocht had te
Puth van den personaet (pastorij) van Heerlen, voor reke-
ning van den Hertog van Buillon, die alstoen te Maastricht
verwacht werd, en dat hij Kommandant dit hooi ten laste
meende te brengen van het land, zoo werd zijne vorde-
ring in zoo verre afgewezen, dat men hem, om beterswil,
met 200 pattacons tevreden stelde. Nauwelijks was dit
geschil verevend, of er stond een nieuw voor de deur.
Tijdens het vertrek des Hertogen van Buillon naar Holland,
waren van \'t land Valkenburg eenige wagens gerequireerd
geworden , om diens bagage naar Roermond te brengen.
Hieraan niet voldaan zijnde heeft men wagens genomen
(i) Zijn cachet vertoont 5 tansen.
-ocr page 89-
— 85 —
uit Maastricht en daarvoor betaald 100 pattacons, die \'t
land, om beters wil, dat is om rusie te voorkomen, heeft
terugbetaald.
Zoo werden de Overmaassche landekens op eerlijke en
ook al op slinksche wijze tot den laatsten penning uitgeput.
De ingezetenen behielden nauwernood het leven; zelfs de
noodzakelijkste eetwaren waren voor geld niet veil. Als
een staaltje geven wij hier een adres, geschreven op
dein segel van 2 stuiver en gericht aan de Edel Mogende
Heeren Raden van State der Vereenigde Nederlanden :
»Vertoont reverentlvck de Heere van Geul, Stadhouder
»ende Voocht \'s lants van Valckenburg, hoe dat ten platten
«lande in \'t land van Overmase gansch geene ofte weynich
«vivres tot sustentatie van den mensch te becomen syn,
»oock geene uiten steden en mogen gevoert werden, waer
«over hy suppliant genootdruckt wert hem aen U Ed. Mo.
«t\'addresseren ende onderdanichlyck te versoecken dat U.
«Ed. Mo. hem gelieven t\'accorderen ende toe te staen dat
«hij sodanige behoefften als in dese bygaende lyste staen
«gespecifieert mach voeren uut Maestricht of Maeseyck,
«Aken of Sittart (daer U. Ed. Mo. het best sullen oordeelen)
«ende \'t selve te doen brengen tot onderhoudinghe van
«syn huysvrouw , kinderen ende boden op \'t huys van
«Geul synde, op dat d\' selve aldaer mogen blyven wooncn
«ende gebreecx halven niet gedwongen werden haer elders
»te transporteren. T\' welck doende." — Op de kantzijde
van dit adres staat geapostilleerd: «Hierin en eau niet ge-
«treden worden." Actum den 24 Junij 1636 (get.) Hujgens.
De lijst bij dit adres gevoegd is van volgenden inhoud:
«Eerstelick twee voederen wyns,
«Vier off vyff sacken Souts,
«Twee oft drie kinnekens seep,
«Hondert stockfischen,
-ocr page 90-
- 86 —
«Drie off vier hondert vnt haver,
»Een dosyn Hollantsche kascn,
»Een en twintich so karren als wagens kolen,
»Twee hondert pont hoppen,
»Een vatgen azijn,
»Eene tonnc smauts."
Hadden de kasteelbewoners gebrek aan zekere levens-
middelen, nog veel erger was het gesteld met den ge-
wonen landman; deze kon zijne akkers slechts ten halve
inzaaien, — en wat zijne veeteelt opleverde, dat werd hem
door roofzieke soldaten ontnomen. — Zoo lezen wij in eene
voor ons liggende officieele verklaring: »Wij Schepenen
der hoofdbank van Beek attesteeren bij deze, dat, op den
23 September 1636, tot Beek is gekomen Willem Sleijns,
den boeren vyand, geassocieerd met zeker getal soldaten
van Stevensweert, aandragende, dat de Gouverneur aldaar,
van deze hoofdbank zekere recognitie was eischende; en
hebben deze soldaten alstoen verteerd achttien vanen bier,
die door ons Schepenen, ten huize van Willem Haemers,
betaald zyn geworden. Daarby niet genoeg, zoo zyn deze
soldaten in de huizen gegaan en hebben de bewoners doen
geven eten en drinken. En daarby nog niet te vreden zynde,
zoo zyn ze, op Woensdag den 5 October, wederom alhier tot
Beek ingevallen met meer dan honderd soldaten, by hen
hebbende eenige Officieren met den voorschreven Willem
Steyns, te zamen liggende te Stevensweert, en hebben deze
nabeschreven huizen en personen geinvadeert, geactionneert
ende gemaltraiteert. Volgt eene lange lijst van ingezetenen
die van hun klederen, beddegoed, schapen, zwijnen, kippen
enz. beroofd waren geworden, als onder anderen : Thys
Kerckhoffs; Jannes Nyssen,\'Schepen; Claes Roemers; Lem-
-ocr page 91-
— 87 -
men Lemmens; Willem Hamers (1); Frans Kerckhoffs;
Merten Alberts; Thys Noetermans, Marten Biesmans; Gerart
Robens; Jan Penris; Jan Roebroeck en anderen.
Wij zeiden, dat de legers der Vereenigde Provinciλn,
na de verovering van Maastricht in 1632, zich achtervol-
gens in \'t bezit stelden van Valkenburg, Daelhem, Lim-
burg en Hertogenrade, alsmede van de sterke burchten
aldaar. In 4634, bij het naderen van \'t leger des Graven
Jan Van Nassou. nam de Siaatsche bezetting van Valken-
burg de wijk naar Maastricht, en het kasteel kreeg toen
een Spaansch garnizoen. Den 10 November 1636, bemees-
terden de Staatschen andermaal de stad en \'t kasteel, en
vijftien\' dagen later werden ze andermaal ook weder daar-
uit gedreven. De Gouverneur van Limburg, Markies de Lede,
onder wiens beleid deze sterkte, den 25 November, werd
hernomen, schijnt bij den eersten aanslag niet te hebben
geslaagd; immers wij lezen in de rekeningen der stad
Valkenburg het volgende: »AIswanneer de Heere Marquis
»de Lede ([eerste reijse gecomen is naer Valckenborch om
»\'t selve inne te nemen, heeft men aen de wachten ende
soldaten, (waarschijnlijk Staatschen) om beters wille, vereert
»vyff tonnen bier dewelcke by de brouwers syn gelevert
«worden" (2). Het zou ook kunnen wezen, dat gemelde
Markies de eerste maal gekomen zij, enkel om de positiλn
in oogenschouw te nemen. —Diezelve rekeningen vermelden
verder: »\'T voorschreven Casteel verovert synde, ende
«daerop getrocken synde den Capeteyn Foruij, den Capeteyn
(1)    Willem Haemcrs verklaart »dat men hem dry verekens heeft genomen
»en nog twee andere te schanden geschoten, sess schapen, het vlcis van cene
«gcheele koije, alle sync houders, syne klcdcr geransonneert, geit genomen,
»twe mandden kasen, vele boter ende eenich livet (lijnwaad) genomen."
(2)     Wij schreven bl. 50 Deel I, dat de Markies de Lede gekomen was in
1635, leze in 1056, om \'t kasteel in te nemen. Zie ook ons Markgraafschap
Hoensbroeck bl. 327.
-ocr page 92-
- 88 -
«Visscher ende noch eenen anderen Capeteyn, heeft men
»hen boven laeten dragen eene ton bier, ende dacrvoor
«metten dragen betaelt 6 gulden 7 st. 2 oort." — Ook heeft
de regeering der stad alstoen goed gevonden , »om onder
»de soldaten gehouden te worden goet ordre, aen den Ser-
»geant Majoor Hamel, met noch ses off seven Capeteyns
»ende Officiers, te scher.eken een maeltyd met wyn."
Nadat de stad en het kasteel waren ingenomen, kwamen
de Staten van Valkenburg met den Markies de Lede overeen,
om den Luitenant-Generaal van de cavalerie, die het com-
mando had gevoerd, van \'s lands wege, te vereeren met
een voeder wijn en de Commissaris-Generaal met vier
amen wijn te leveren het eene te Ilerenthals, het ander
te Diest. Daar echter de levering in natura, wegens de
gevaren der reis, niet raadzaam scheen, zoo heeft men,
in overleg met gemelde Oversten, het voeder wijn berekend
tegen 220 en de vier amen ad 80 pattacons; welke gelden
door den Maarschalk Adriaan van Hoensbroeck, destijds aan
\'t hof te Brussel vertoevende, overgemaakt zijn geworden.
Dezelfde Staten besloten alsnog, in hun vergadering te
Schimmen, den 28 November, dat de Ritmeester, Antonio
de Leria, vereerd worde met 30 pattacons, en nog twee
Adjudanten elk met 15 pattacons. Bij datzelfde besluit
vielen den Kommandant der schans van Elve, N. de
Misieres, 8 malder haver ten geschenke.
Onaangezien de bovenmatige sommen welke, in 1635,
uitbetaald waren geworden voor de placquilles of inlege-
ringen, en onverminderd de lasten voortspruitende uit het
onderhoud van 24 kompagniλn infanterie en 4 kompagniλn
cavalerie, destijds in de landen van Overmase gekantonneerd,
waren deze landen ook nog gehouden ten volle te betalen
de bede van 75,000 gulden, over de jaren begonnen 1°
November 1635 en 1636, benevens de extraordinaire bede
-ocr page 93-
— 89 —
van 60,000 gulden over datzelfde tijdvak. Met het oog op
dezen ellendigen toestand, werd, in eene vergadering te
Schimmelt den 10 December, de Heer Adriaan Van Hoens-
broeck, Erfmaarschalk van Gelder, bijgestaan door den
Griffier Coenegracht, naar Brussel gedeputeerd, om ten hove
oj) kwijtslag, althans op vermindering der bedoelde beden aan
te dringen. In diezelfde vergadering kwam tevens ter tafel
eene memorie van den Kapitein Tregnier, Kommandant van
\'t kasteel Valkenburg, waarbij van den lande gevorderd
werd de fourage voor de paarden van den .Kommandant,
van den Luitenant en van den Vaandrig, benevens het
service van kolen, kaarsscn, zout en andere noodzakelijk-
heden; waarvoor den bedoelden Kommandant ineens werd
toegezegd 10 malder haver en 3 wagens hooi van 1500
pond elk.
De gewone en buitengewone lasten over de jaren
1635—36, waarop de Overmaaslanolen door den Raad
van financiλn gezet waren , werden door toedoen des
Markgraven van Hoensbroeck, ten deze bijgestaan door
den Heer van Clermont, bij accoord, gesloten den 17
Maart 1637, verminderd tot 160,000 gulden, ahvelke som
over de vier landen verdeeld, dienen moest tot vollen
afkoop, zoo der gewone als der buitengewone beden, over
voormelde jaren, mitsgaders der placquilles, welke Hare
Majesteit, ten laste dezer landen, geeischt had voor onder-
houd van \'t leger, sinds dat het de winterkwartieren had
betrokken tot dat het, in \'t voorjaar 1637, weder te velde
zoude gaan. De twee zevende gedeelten, door \'t land
Valkenburg in dezen afkoop te dragen, werden in de
Statenvergadering van 1 April 1637, gerepartiseerd. In
diezefde vergadering werd de Adjudant-Generaal van het
leger, van \'s lands wege, vereerd met 300 gulden. Ook
werden in deze vergadering wederom gelden geaccordeerd,
-ocr page 94-
wegens kosten door den Heer van Geul gedaan in het
proces tegen Elslo.
Den 17 Maart 1637, werd een kanon te Valkenburg
gebracht door een konvooi soldaten, met order van den
Luitenant-Generaal de Laverne, om ten koste van \'t land,
aldaar te blijven logeeren. —De stad Valkenburg had destijds
moeielijkheid met den Sergeant-Majoor van Roveroy, wegens
buskruit en kogels, bij zijn vertrek naar Erkelens achter-
gelaten, waarvoor hij teruggave of vergoeding eischte. —
Het was ook te dezer tijd, dat de Kolonel Guasco te
Valkenburg in garnizoen kwam. Ter gelegenheid van dit
inkomen verteerden zijne soldaten acht tonnen bier, die
door de brouwers geleverd, en vanwege de stad betaald
zijn geworden. De Kapitein Altuna, tegelijk met den Kolonel
ingekomen, vertrok den 6 Juli, en Don Diego de Larracabal
kwam toen in zijne plaats. Den 4 October, arriveerde de
Ingenieur-Kapitein Ghilis komende van Limburg, order
medebrengende, dat die van Valkenburg hadden te zorgen
voor een bekwaam voertuig tot Leuth.
Het is opvallend hoe het stadje Valkenburg, steunende
op een verouderd privilegie, nimmer betrokken is geworden
in de onzeggelijke lasten van allerlei aard, die over de
platte landsgemeenten werden uitgeschreven. Toen het in
de laatste tijden wat veel door inlegering bezocht werd,
beklaagde het zich dapper. Zoo lezen wij in de stadsreke-
ningen over 1G36—37, »dat men naer Luyck heeft gede-
»puteerd den Luitenant-Drost Randenraedt, Alarts ende
«Lambert Soons, om den Heerc Marquis de Lede te
«spreken, ende Syn\'e Exc. aen te geven den staet van \'t
«stedeken, mitsgaders te remonstreren dat dezelve geliefde
«innesien te hebben op \'t service."
Op den landdag gehouden te Valkenburg, den 8 Maart
1638, maakten de staten dezes lands de memoriale repartitie
-ocr page 95-
— 91 —
over eene som van 75,000 gulden, door de gezamenlijke
landen, bij provisie, geaccordeerd over het bedejaar
1637—38. Daarin komt onder de eerste posten eene
extraordinaire uitgaaf voor van 2009 gulden, aan den
Kolonel Octavia Guasco, wegens het service; hoewel men
ten deze tot 31 October 1637 ontslagen meende te wezen,
ingevolge accoord opgericht den 17 Maart te bevorens,
tusschen den Raad van financiλn en den Markgraaf van
Hoensbroeck, gedeputeerde der landen van Overmase. —
Voorts eene uitgaaf van 600 gulden , die dezelfde Kolonel
zich deed betalen voor executie-geld aan soldaten , zoo
cavalerie als infanterie, door hem uitgezonden om vol-
doening te hebben van de assignatie , die hij, ten laste
van \'t land, was houdende. Op dienzelfden landdag,
kwam eene rekening ter tafel wegens verteringen gedaan
door de Heeren van Geul , van Hoensbroeck en van
Schinnen, den 26, 27 en 28 October 1632, ten huize
van Frans de Graty, waard in den Windmolen te Maas-
tricht; alsmede eene nota van Johan Dantzenbergh,
secretaris te Heerlen, wegens voorgestrekte onkosten op
de landdagen, den 8 en 28 Januari 1634 aldaar gehouden.
Het verdrag, door de Vereenigde Provinciλn met Frank-
rijk gesloten, waarvan wij boven gewaagden, had allengs ten
gevolge, dat velerlei vreemd oorlogsvolk naar onze havelooze
gewesten kwam afgezakken. — Het waren van den ecnen
kant Franschen, en van den anderen Croaten, Beijerlanders
of andere Keizerlijke troepen. — Zoo werd in de Staten-
vergadering, belegd te Schimmert, den 24 Maart 1638,
een schrijven voorgelezen van den franschen Generaal
Equibθre , gcdagteekend uit Scharn , bij Maastricht , den
18 Maart te voren , waarbij hij van het land Valken-
burg Vorderde de noodige fouragen tot onderhoud zijner
paarden. — Daar deze levering niet wel kon geschieden
-ocr page 96-
— 92 —
dan in weerwil der ingezetenen , zoo heeft men alvorens
order te geven tot het vinden dier fouragie , goed geacht
den Proost van Sl. Gerlach en Daniel van Hoensbroeck ,
Heer van Oud-Valkenburg, naar \'t leger te zenden , met
last, om zich vooraf tot den Kommandant van Maastricht
te wenden, ten einde, door diens bemiddeling, van de be-
doelde levering ontlast te worden. Schoon de Gedeputeer-
den ook al aanvoerden, dat het land en kwartier Valken-
burg gelegen zij onder het kanon van Maastricht, en
daarenboven gesteld was onder de bescherming en sauvegarde
der Hoeren Stalen van Holland , zoo liet zich de Generaal
evenwel niet van zijn stuk brengen; weshalve de Heeren
Proost en Hoensbroeck andermaal naar \'t leger reisden ,
vergezeld door den Advokaat Stas en Michiel Cocx, als
afgevaardigden der banken, die gezamenlijk met den genoem-
den Generaal en den Vicomte de Turenue overeenkwamen,
dat \'t land Valkenburg, in plaats van de gevraagde fou-
ragie , ineens zou betalen de som van 2100 pattacons ,
doende, met inbegrip der verteringen ten deze in den
Windmolen te Maastricht gedaan, 5074 gulden 12 st.
In eene nadere vergadering , almede te Schimmen ge-
houden , kwamen zekere gespecificeerde rekeningen ter
tafel , wegens verteringen, bij meerdere ingezetenen van
Valkenburg gedaan, door Koninklijke konvooien order heb-
ben om aldaar te rafraicheeren, welke verteringen met
inbegrip van dezulke , welke door eenige trompetters
van den Prins Thomas (waarschijnlijk Thomas van Lor-
reynen , Bisschop van Verdun) en van den Hertog van
Buillon waren gedaan , te zamen beliepen op 335 gulden
12 st.
In Mei 1633, beriep de Gouverneur Markies de Lede ,
den Commissaris Hoensbroeck , Heer van Oud-Valkenburg,
naar Hoermond, om zich te bespreken over eene verhoo-
-ocr page 97-
— 93 —
ging der toen loopende bede over 1637-38. — Den 27
dier maand, hielden de Staten van Overmase eene verga-
dering te Limburg , alwaar hen door den Gouverneur ,
namens den Koning , het verlangen werd uitgedrukt dat
de loopende bede verhoogd worde tot 160,000 gulden. —
Daar de Staten hiertoe niet konden besluiten , omdat zij
bezwaar vonden in de toenadering der Keizerlijke hulp-
troepen , onder het bevel van den Graaf Piccolomini, zoo
had de Gouverneur andermaal eenon landdag uitgeschreven
op den 9 Juni daaraanvolgende, alswanneer de voormelde
Staten besloten tot inwiliiging der gewone bede, en daarenbo-
ven nog een extraordinair subsidie van 35,000 gulden. Hier
over gerapporteerd zijnde , nam de Gouverneur het inge-
willigde niet aan ; weshalve hij de Staten ten derdemaal
opriep, den 20 Juli, verzoekende dat geheel de gevraagde
som worde toegestaan. Tσen voegden de Staten nog 13000
gulden bij, zoodat\'het aanbod alsnu bedroeg 120,000
gulden.
In de vergadering gehouden den 10 September 1638,
in de Heeck bij Valkenburg, benoemden de Staten van
Valkenburg den Heer Cocx, Schepen der bank Meerssen,
om zich, met de Gedeputeerde der andere landen van
Overmase, naar Brussel te begeven, ten einde het evenbe-
doeld aanbod, door den Baad van financiλn te doen accep-
teeren, en wel op grond, dat het land onmogelijk al de
lasten kon opbrengen, waarop het sedert April 1637 gezet
was geworden. Deze bezending had het gewenschte gevolg.
Het accoord of de akte van acceptatie werd afgegeven, te
Brussel, den 29 Januari 1839, en den 18 Februari daar-
aanvolgende, stelden de Staten het bedrag vast, dat dien-
tengevolge over \'t land Valkenburg moest gerepartiseerd
worden.
De rekeningen over het jaar 1638 melden, dat de komst
-ocr page 98-
— 94 —
der Croaten te Valkenburg veel wanorde te weeg bracht, door-
dien elk soldaat zich trachtte te logeeren naar zijnen smaak;
weshalve men dadelijk voor 20 gulden roggenbrood heeft
doen bakken ; dat de Secretaris van den Kolonel Guasco,
op verzoek van de Schepenen der hoofdbanken, van \'s lands
wege, vereerd is geworden met 100 gulden, omdat hij
hen van dienst was geweest in verschillende executiλn ;
dat de Kapitein Don Diego de Larracabal, diens Luitenant en
zijn Veltwebel vereerd werden met een wagen hooi en zeven
malder haver; de Kommandant van \'t kasteel Valkenburg,
Anton de Tregnier, met elf\' malder haver en twee wagens
hooi ; de Kommandant van de Schans te Elve, met twee
amen wijn, opdat hij niet te eilig overga lot executie van de
aanwijzingen, die hij, ten laste van \'t land Valkenburg,
mocht ontvangen, en dat hij alzulke orde houde onder
zijn soldaten, als waardoor de gemeene huisman ongekweld
met Visι en andere plaatsen zou kunnen verkeeren. Deze
laatste vereering geschiedde waarschijnlijk daarom, wijl
kort te voren 40 soldaten het land Valkenburg twee
dagen lang hadden geexcuteerd, als zijnde het in gebreke
te betalen de halve soldij van het garnizoen op Elve (1).
Toen de Staten van Valkenburg, in Februari 1639, in
de Heeck vergaderd waren, deelde de Commissaris Eynatten,
(I) Het fort Elve of Navagnc, gelegen op de Maas, boven Eysdcn, werd
(1654) door de Spaanschen gebouwd, om van daaruit de stad Maastricht te
hernemen; hierin niet geslaagd, zochten zij ze met list te bemeesteren. Een
brouwer, wonende in de Heistraat, maakte een onderaardschen gang, waardoor
727
de vijanden, \'s nachts, de stad zouden binnensluipen. Deze waren reeds de
vestingswerken genaderd, toen het verraad aan den dag kwam. De pater Gardiaan
van de Franciscanen, drie paters Jesuitcn en een priester werden van medeplichtig-
heid beschuldigd, als hebbende het plan niet ontdekt. Zij werden, door den krijgs-
raad, veroordeeld en (1038) op den markt onthoofd. De koppen van twee der paters,
en die van drie wereldlijke personen, in dezelfde zaak betrokken, werden op slaken
gezet en geplaatst achter het Franciscaner klooster, op een bolwerk, dat nog de
naam voert: Aan de vijf koppen. (Aunuairc de la Provioce de Limbourg 1850.)
-ocr page 99-
— 95 —
Heer van Nuth, een aan hem gericht schrijven mede,
waarbij de Hertog van Buillon eene belooning verzocht,
wegens beweerde diensten, den lande bewezen en waarin
hij klaagde dat hem de Staten, in twee jaren lijd, met geene
vereering begunstigd hadden. Hierop gedelibereerd zijnde,
besloot de vergadering, dat men den Hertog, van \'s lands
wege, zoude vereeren met 400 pattacons, om zijne gene-
genheid te winnen, en opdat hij goede orde boude bij het
doormarcheeren van soldaten. Indiezeltde vergadering, werd
aan Michiel Cocx, Schepen der bank Meerssen , zijnde ge-
deputeerd geweest naar Brussel , waar hij 98 dagen
gevaceerd had,• eene belooning toegezegd, voor zijne moei-
ten en vocatiλn, van 100 pattacons; en aan de weduwe
van den Griffier Coenegracht, eene tegemoetkoming van
200 gulden. Ook werd in deze vergadering eene som van
240 gulden toegewezen aan den ex-Drossaard Van Till en
aan Lambert Rietrae , Staatsche Stadhouders der leenen
in de landen van Overmase; eensdeels omdat zij hadden
opgehoord met het doen releveeren der leengoederen ,
en anderdeels om de boete te ontgaan welke zij van het
land Valkenburg pretendeerden als hebbende dit land ,
tegenover de ingezetenen van Elslo, gehandeld in strijd
met de plakkaten van retorsiλn.
In Augustus 1639, waren de Staten van Overmase be-
schreven te Limburg, alwaar ze, op aanzoek van den
Markies de Lede, de gewone jaarlijksche bede over 1038-39
inwilligden. De quote van Valkenburg werd, door de Staten
dezes lands, in de vergadering van den 10 dier maand,
gerepartiseerd.
In de rekeningen over 1639, lezen wij onder anderen :
dat de Ontvanger Olislagers, in Januari dezes jaars, van
den Ontvanger-Generaal, Peter Straet, twee assignatiλn had
7
-ocr page 100-
— 96 —
ontvangen, elke van 4000 gulden, te betalen in handen van
Renc d\'Yve de Warelles, Staatschen Kommandant van
Stevensweert. Om deze penningen met meer zekerheid aan
den man te brengen ging Olislagers, vergezeld van zijn
schoonzoon, in een schuitje, waarmee zij de Maas afzakten.
Op de hoogte van Biecht werden zij tot tweemaal toe door
soldaten aangedaan; dit kostte ieder keer 7 pattacons
losgeld. In Februari betaalde men aan den Kommandant
van Valkenburg of aan diens soldaten, 10 pattacons als
straf dat geene arbeiders waren opgekomen om zeker
afgevallen werk te helpen herstellen. In dezelfde maand,
werd de Kommandant van \'t kasteel Valkenburg van \'s lands
wege vereerd met een wagen hooi en 5\' malder haver,
opdat hij goede orde houde onder zijne soldaten. Op een
landdag te Valkenburg, den 23 Maart 1639, was, ten huize
van Lambert Soons, verteerd geworden 83 gulden 10 st.
mede inbegrepen de vertering, gedaan door den Biecht-
vader van den Markies de Lede, den Auditeur Busca en
nog een paar Officieren. — In de Statenvergadering gehouden
te Heeck den 10 Mei, werd door den Luitenant-Drossaard
Randenraedt voorgedragen, dat het land den Gouverneur
de Lede eene erkentelijkheid diende te bewijzen, voor wat
hij gedaan had tot ontlasting van de 300 man recruten,
die de landen van Overmaze, volgens order van Zijne
Majesteit, moesten opbrengen. Hierover gedelibereerd zijnde,
vereerde men den Gouverneur met twee paarden ad 228
gulden elk. Te dezer tijd had de Ontvanger Olislagers
eene assignatie over te tellen van 3296 gulden aan \'t gar-
nizoen van Navagne ; toen dit gedaan was werd hij, op
order van den Sergeant-Majoor de Roijer aangehoudon, en
wel omdat de betaling was geschied in ducalcn, nobels,
souvereinen en kroonen; zoodat de Ontvanger nog 122
gulden moest opleggen, welke hij genomen had uit het
-ocr page 101-
— 97 —
geld, dat bestemd was om de garnizoenen van Daelhem,
Elve en Argenteau te betalen. Iets later verzochten
eenige principalen uit den lande, dat de Drossaard Ran-
denraedt zich naar Roermond begeve, om den Gouver-
neur de Lede aan te dragen, hoe de Sergeant-Majoor de
Royer, eenige kwartieren was kwellende met executiλn, en
tevens hoe hij de ducatcn, nobels en kroonen, tegen den
loopenden cours, weigerde te ontvangen. — Volgens resolutie
geiumen, in de Heeek den 16 Augustus, betaalde de Ont-
vanger Olislagers aan Anton de Tregnier, Kommandant van
\'t kasteel, de som van 24 pattacons , voor fourage en
onderhoud van diens paarden. Eindelijk wijst de rekening
nog in uitgave aan een post van 412 gulden 12 st.
wegens kaarsen, geleverd voor de wachten van het garni-
zoen van Valkenburg, sedert 9 Juni 1636 tol laatsten
November 1639 incluus. Hierin waren ook begrepen twee
pond kaarsen \'s daags, die men den Kolonel Guasco heeft
moeten leveren, gedurqnde den tijd, dat hij hier in kwar-
tier was.
Op het voorstel, door den Gouverneur Markies de Lede,
namens den Koning gedaan, namen de Staten van Valken-
burg, in hunne vergadering van 14 Februari 1640, het
besluit om, bij anticipatie, ter goeder rekeninge van de
bede over 1639—40, uit te schrijven twee zevende gedeeb
ten eener som van 40,000 gulden, alsmede de quote dezes
lands in de som van 4000 gulden zijnde het donatie!\'
waarmede de Graaf de VViltz, opvolger van den Markies
de Lede, door de Staten van Overmase, in hunne verga-
dering van den 14 Februari 1640, vereerd was geworden (I).
De Staten van Valkenburg haddejn, in den loop van dit
jaar, moeilijkheid met den Ontvanger Olislagers, wegens
(I) Zijn eacοet is gedeeld, in hut eerste doorsneden en gevierdeeld, in het
tweede een arend.
-ocr page 102-
- 98 —
de overgave en het onderzoek zijner rekeningen (1). Tot
dit onderzoek was eene commissie benoemd, waarvan deel
maakten : Daniel van Hoensbroeck, Stephan van Eynatten,
Adriaan de Groot (2), Karel Schuegens en Peter van Oensel,
de twee laatsten, Schepenen van Meerssen. Dit had ten
gevolge, dat Nicolas Olislagers zijn ontslag kreeg en als
Ontvanger vervangen werd door Peter Boviers genaamd
van Oirsbeek (3). Omstreeks dezen tijd werd ook Mathys
Coenegracht, die zijn vader, Herman Coenegracht, als
Griffier was opgevolgd, in deze hoedanigheid vervangen
door Lambert Soons.
Terwijl de voordeden aan deze laatste betrekking ver-
bonden, op het oude (200 gulden \'s jaars) bleven staan,
stegen die van het ontvangerschap met den dag hooger,
vooral sedert de belastingen, tijdens de zoogenaamde re-
torsiλn, van twee kanten werden gevorderd en ingewilligd.
Immers, de Ontvanger genoot 4% van de hoofdsom der
belastingen, door de heerlijkheden en de gemeene leenen
op te brengen, en 3% van die, welke ten laste kwamen
van de vier hootdbanken. In dit jaar (1640) was den Ontvanger
een nieuw model van rekening voorgeschreven, waaruit
wij het voornaamste alhier wedergeven :
(1)     Wy vonden met betrekking tot deze aangelegenheid den volgenden brief
geschreven door den Heer van Hoensbroeck-Gucl, aan Stephan van Eynatten,
Heer van N\'uth :
Monsieur. — J\'espcrc que tienderez la raain que les comptes de Olislcgers
soyent mis en estat, en suiete de la resolution, dernierement prisc a la derniere
journee d\'Estat, aultreinent il Ie faudrat contraindre par authoritι plus grande,
ce qui ne convient, si Ie pays Ie peut faire par la sienne, je crains fort que
mal aisement il viendrat a rendre un bon compte, et qu\'il chercherat tous
delaijer a quoy par vostre prudance, cumrae Commissaire devrez prevoir, cc que
esperant, me dis, Monsieur etc.
(2)    Zijn cachet is gevierdecld: in 1 en t drie koekjes; in 2 en 3 een
klimmende leeuw.
(3)     Deze Boviers, vermaagschapt met invloedrijke faniiliιn uit Amsterdam,
was schoonzoon van Servaas Coencn, zaliger, in den Hemel tot Wyck.
-ocr page 103-
— 99 —
Eerstelijk heeft de Ontvanger van eiken tax, bij de
Heeren Commissarissen over het land uitgezonden, eene
particuliere rekening te maken en dat zoowel van de bede
en extraordinaire subsidiλn als van de contributiθn.
Ten tweeden, zettende voor ontvang de som van eiken
tax , zal daarna exprimeeren, dat van die som komt tot
last van de leenen een derde, en tot last van de banken
twee derden, bedragende in \'t geheel de som van de uit-
gezette bede of subsidie.
Item van de extraordinaire lasten , met eiken tax om-
geslagen, zal ook eenen particulieren post van ontvang
daarvan maken.
En, komende tot de uitgaven zal eerstelijk zetten hetgenc
hij aan den Rentmeester Straet, -tot Limborg, of van Du-
verden tot Yoordt, tot Maestricht, betaald heeft.
En daarna de extraordinaire uitgaven met den tax om-
gelegd waarvan het memoriaal van denzelven tax is
melding makende.
En, zoo de Ontvanger nog eenige deboursementen heeft
gedaan in dat jaar, door order van de Heeren Commissa-
rissen, van extraordinarie lasten boven degene welke zijn
omgelegd met den voorschreven tax, zal dezelve ook in
de rekening van dat jaar mogen stellen.
Wij zeiden zoo even, dat de Ontvanger Nicolaas Olislagers
als zoodanig ontslagen was geworden. Ontevreden over dit
ontslag, had hij te Brussel weten te verkrijgen brieven van
maintenue; weshalve hij met Wolter van Meer, die hem
voorloopig als Ontvanger vervangen had, of liever met \'t
land Valkenburg, in proces raakte. Middelerwijl werden
de belastingen, zoowel door den eenen als door den anderen
Ontvanger ijverig ingevorderd; zoodat de Thesaurier-Gcne-
raal, Peter Straet, zich genoodzaakt vond zijnen Secretaris,
Dirk Reul, naar Valkenburg te zenden om, gedurende het
-ocr page 104-
— 100 —
dispuut, de landspenningen te innen. Eindelijk werd 01i-
slagers dan toch definitief ontslagen. Wij vonden ten deze
eene soort akte van beschuldiging, vervat in 32 artikelen,
door de Staten van Valkenburg ingezonden aan den Raad
van State, akte waaruit wij het een en ander alhier over-
nemen :
»0m met cortc, ende peremptoire redenen te bethonen
dat Nicolaus Olislagers inhabile is om enicli officie, ofte
ampt van Ontlangerschappe der Prince ende lantspenningen
te bedienen, soo wort alhier voor oogen gestelt met wat
feyten dcnselven wordt belast, ende beticht.
»In den ersten, soo wordt bevonden dat hij, inder qua-
«liteyt als rentmeystcr der proesdyc van Mecrssen heeft
»gedaen syne reeckeninge, welckc by den Abt van Eaucourt
«ende syne conventualen is gesloten ende oock onder-
«teeckent geweest, ende also enige posten in deselve reecke-
«ninge waeren belast met debet quitantie, ende enige oock
«gereservcert om in de reeckeninge in te brengen, die
»naer dato by den voorschreve Olislagers souden worden
«gcdacn, over die jaeren, die hy al noch soude comen te
«ontvangen, soo ist, dat in deselve gesloten ende gepas-
»secrde rekeninge bevonden is worden, dat dicselve gere-
«serveerde posten, in de voorschreve reeckeninge uytge-
«druckt, syn gefalcificcert, ende begroot worden met notabele
«sommen, waerover den voorschreve Olislagers by den Meere
«Proest van Meerssen, is worden beticht, ende hem in
«volle justitie is worden verweten, dat hy waer eenen
«falsaris, oft eenen dieve, presenterende den voorschreven
«Proest syn seggen datelyk te bethonen, gelyck hy dat
«oock heeft gedacn."
«2" Noch soo wordt den voorschreve Olislagers beticht
«dat hy in syne reeckeninge die hy aen den Abt van
«Eaucourt heeft gedaen in den jaere 1635 heeft ingebracht,
-ocr page 105-
— 101 —
»ende aen hem oock is worden gepasseerl, alsulcke repa-
»ratie als hy aen die kercke van Schinnen op de Geul heeft
«gedaen gehadt, in welcke deboursementen van reparatien
»hij heeft ingebracht 150 guldens, die de Heer van Strucht
»aen eyckenboomen had verschoten, welcke som hy den
«voorschreven Abt tweemaal heeft willen in reeckeningλ
«brengen."
«3° Noch soo heeft den voorschreve Olislagers bedient
«gehadt het officie der wardeinschappe van de munte der
«stadt van Maestricht, waerinne hy soo onbehoorlicken heeft
«gehandelt gehadt, dat hy om syne excessen ende delicten
«lyffelicken souden hebben worden gestrafft, \'maer deur
«intercessie van goede vrinden, soo hebben die Heeren van
«de Reeckencamere die saecke aen den fiscael niet over-
«gelevert, maer wel hebben den voorschreven Olislagers
«gestrafft met eene infame amende gelyck uitten ackte
«daervan synde te mereken is."
«4° Noch is den voorschreve Olislagers beticht ende
«geaccuseert worden, soo voor den crygsraedt der stad
«van Maestricht als voor die Staeten van Hollandt, dat hy
«hem heeft beholpen met valsche instrumenten, ende uyt
crachte derselver blyven onderhouden den hoff van Win-
«gaertsbergh, in de restitutie van welcken hoff hy 01isla-
«gers oversulckx oock gecondemneert is geweest, ende
«syne instrumenten, waarmede hy hem hadt willen behel-
«pen, voor valsche acten gehouden."
«12* Oock soo wordt den voorschreven Olislagers be-
«ticht dat hy de ondersaeten van desen lande van Valcken-
«borch soo rigoureuselycken is executeerende dat sy binnen
«den corten tvt dat hy ontfanger is geweest meer schaden
«hebben geleden dat binnen allen den tyt dat Adriaen de
«Groot, ende naer hem Reynier van Meer met synen soon
«Wolter van Mheer Ontfangcrs syn geweest."
-ocr page 106-
— 102 —
»19u Noch soo wordt den voorschreve Olislagers beticht
»dat hy gheen behoorlyck boeck is haldende, als in \'t
«minsten niet corresponderende mette taxten by de Heeren
«Commissarissen uytgesonden, uyt crachte van welcke
»l)oeckcn hy heeft willen dringen cenige dorpen dry hon-
»dert guldens meer te betaelen dan hunne taxten en waeren
))bedracgende."
«27° Soo claegen oock die ingescten van Meerssen dat
«Olislagers gedurende synen ontfanck, jaerlyckx moet betalen
«die schattingc van vicrtich bunderen en dat hy tot dato
«huyder niet eenen schathefter eenen sluyver heeft betaelt
«ofte goedt gedaen. Het sclvige is hy oock doende tot
«JJlestraeten, ahvaer hy van synen hoff, noch hy noch
«synen halffwin niet betaelt en heeft, ende niet tegenstaende.
«soo en laet hy niet na, den dorpe van Ulestratcn \'t execu-
«teeren, voor \'t ghcene dat hy selffs schuldich was."
31° Te min consideratie nemende dat Olislagers voor
«synen ontfanck ghecnen borge en heeft gestelt gehadt,
«noch oock rtiet en is hebbende om iet te cunnen ver-
«borgen, ais synde alle sync erfven ende gereyde goeden,
«onder parate executie verborght soo aen de proestdye
«van Meerssen als aen anderen particulieren, die meer syn
«pretenderende dan alle die goederen, die den voorschreven
«Olislagers souden meugen toebehoiren wert en syn, in
«der veugen dat aen den selven in \'t atfgaen van synen
«ontlanck, niet anders en sal te haelen syn dan processen
«ende chicancryen (1) waertegens in tyts, tot welvaert van
«den lande, behoort voorsien te worden."
«lnder veugen dat uyt redenen voorschreve die Staten
«des lands van Valckenborch niet en behooren in gheender
«manieren te gedoogen dat den voorschreve Olislagers
(I) Zijn zoon was Advokaat.
-ocr page 107-
— 103 —
»lnnger soude blyven Onlfanger der beeden ende contribu-
»tien van den voorschreven lande."
In de vergadering der Staten van Overmase, gehouden
te Limburg, den 14 November 1640, werd den Koning
behalve de gewone bede, loopende van 1 November 1639
tot ultimo November 1640, reeds vroeger geaccordeerd, ook
nog een buitengewoon subsidie ingewilligd van 50,000
gulden. Wij lezen in de rekeningen van dit jaar, dat Jan
Odckercken, Jan Nyssen en Jan Willcms, Schepenen der
bank Reek, gevankelijk waren ingehaald naar Stevenswecrt,
omdat \'t land Valkenburg in gebreke was ie voldoen het
bedrag der oorlogs-contributie ol sauvegarde, waarop het
door Hun Ho. Mo. gesteld was; — en verder dat de
Ridderschap en de gezamenlijke hoof\'dbankcn hadden goed
gevonden den nieuw benoemden Gouverneur, Graat de
Wiltz, hunnerzijds te vereeren met een paard (1).
Den 18 Juni 1641, compareerden de Slenden van Over-
(t) De stadsrekeningen van Valkenburg over \'t tijdvak 1630—10, bevatten
niets bijzonders. Het zijn van den ecnen kant het weggeld en de verpachting
der wijn- en bieraccijnsen als inkomsten, en van den anderen, de reparatie»
aan de stadspoorten, aan de waclithnisjes, aan den Grendclput...... als uitgaven.
Des echter vinden wij in de rekening over 1035, dat de Wethouders zekeren
Heer Delgens verzocht hadden om in naam der Valkenburgsche burgerij, te
Maastricht opschoning te soUiciteercn over de executie, welke die van Hulsberg
gewapenderhand tegen hen aanstelden. En terwijl die van Hulsberg den bur-
geren cene hoeveelheid bcstialiκn niet geweld hadden afgenomen, zoo heeft
men eenige officieren en soldaten moeten uitzenden om ze terug te halen. Dit
had te zamengekost54 Gulden 10 st. — Item, den 20 Juni 1636, betaald aan
Goert van Aubel en Jan Schepers, voor het maken van palisaden achter \'t huis
van den Burgemeester Dammericr, 5 Gulden, 16 st. — Den 28 Juni 1630, heeft
men de Geulpoort uit vrees voor den last die daarop drukte, wegens de wacht
der soldalen, moeten laten beleggen met leem, 3 Gulden i st. — Item, aan de
9
werklieden die de hameij (afsluitscl) aan de Grenddpaprt gemaakt hadden, 12
Gulden. — Item, betaald 22 Gulden 10 st. door de Geestelijkheid en de Wct-
houders verteerd op Paasch- en Kersdag 1630 en 1637. — Hem, den 2 April
1638, aan Melser Lcinmens betaald voor timmerwerk aan de solders op de Dir-
kelpoorl, 6 Gulden 11 st.
-ocr page 108-
— 104 —
mase te Aken, waar ze den Baron de Boetseler d\'Aspe-
ren (I) en Marcelis Gruijs, gecommitteerden van den Raad
van Slate der Vereenigde Nederlanden, te beginnen met
1° October dezes jaars, de bede van 72,000 gulden, en
tevens een buitengewoon subsidie van 10,000 gulden be-
willigden; het een en ander te storten in handen van den
Ontvanger van Duverden van Voordt te Maastricht. Eenigen
tijd daarna, in November, werden dezelfde Stenden te Lim-
burg beroepen, alwaar ze den Koning, op aanvraag van
den Gouverneur, Graai de Wiltz, de gewone bede van
72,000 gulden, betaalbaar ten kantore van den Thesaurier,
Peter Straet, inwilligden. Het land had daarenboven, in
deze conjuncture van tijde,
cene menigte onvoorziene uit-
gaven te bestrijden\', begroot op 10,682 gulden, waarvan
wij hier eenige opsommen : Vσσr dat Peter Boviers eenig
beheer over \'s lands penningen had, had hij den lande
reeds voorgestrekt 12,220 gulden 14 st. Deze som was
sinds nog vermeerderd geworden met 4583 gulden 18 st.
door den Ontvanger, uit eigen middelen betaald, tot onder-
houd der Denemarksche hulptroepen; zoodat de verschene
rente kwam te bedragen 950 gulden. —Den 14 Mei 1641,
waren de Hertog van Buillon, de Kommandant van Maas-
tricht, 3Ievrouw de Kommandante en de Secretaris, respec-
tievelijk vereerd geworden met 1528 gulden 16 st. — Item
betaald voor geleverde kaarsen aan \'t garnizoen van Val-
kenburg en van \'t kasteel 592 gulden 11 st. — Den 3 Juni
werden de Heeren de Maisieres en οregnier, respectieve
Kommandanten van de forten Elve en Valkenburg, vereerd
elk met twee amen wijn. — Den 16 Augustus betaald te Aken,
in den Peerboom, zekere vertering gedaan door de Gom-
(1) Zijn wapenschild is gevierdceld; in het 1 en i drie ankers 2—1, in het
2 en 5 een klimmende leeuw, en over liet geheel, een hartschildje niet twee
getakte l\'ascen.
-ocr page 109-
— 105 -
missarissen Daniel van Hoensbroeck en Stephan van Eynat-
ten, tijdens de onderhandelingen niet de gecommitteerden
van den Raad van State der Vereenigde Provinciλn. —Item
betaald aan zekeren Wijnand De la Have, 28 gulden 16
st. voor schade, door soldaten gedaan aan zijne bestialiλn.
Item betaald aan den Baron Daniel van Hoensbroeck, 100
pattacons\'voor een paard dat hem, in zijne hoedanigheid
van Commissaris, was at handig gemaakt. — Item betaald den
10 November, wegens geleverden wijn tot onderhoud van
de keuken der Croaten, 328 gulden 12 st. — Den 26 Decem-
ber, betaald 200 gulden, geaccordeerd aan den Abt van
Godsdael. — Item, betaald 1392 gulden 18 st. wezende het
contingent van Valkenburg in het geschenk, door de Staten
van Overmase gedaan, aan den Graaf de Wiltz, Gouverneur
en Kapitein-Generaal dezer landen. — Item, betaald 120
gulden, waarmede de Luitenant-Drossaard van Valkenburg
vereerd was geworden. — Item betaald, aan den welgeboren
Heer van en tot Hoensbroeck, 480 gulden, bij de generaliteit
aan hem geschonken, voor diensten en werkzaamheden tot
assistentie en welvaart des lands gedaan.
In den loop dezes jaars, hadden de Schalheffers Martijn
Maenen van Mcerssen, en Claes Geclcn van Amby in beslag
genomen eenige paarden toebehoorende aan Willem Dolmans,
Antoon Vlieck en Martijn Sleypen, pachters der goederen,
welke de Duitschc Orde der balie Bicsscn bezat te Limmcl
en te Scharn, en wel wegens wanbetaling der contributiλn.
Hierover misnoegd, wendden zich de Administrateurs der
orde tot den Koning, met verzoek om blieven van mainte-
nue in hun oude vrijheid en privilegie. In de considerans
dezer brieven, gegeven te Brussel, den 18 April 1641,
wordt gezegd: dat de Duitsche orde, tijdens hare over-
komst naar deze onze Nederlanden, wegens hun goederen,
exemptie vergund was geworden van alle beden en lielastin-
-ocr page 110-
— 106 —
gen, die den overigen ingezetenen mochten worden opge-
legd; dal de Orde tot daartoe in possessie dier exemptie
was gebleven, vooral ten opzichte der goederen van Limmel
en Scharn, in den lande van Valkenburg, als wezende deze,
vσσr de reductie der stad Maastricht door den Prins van
Parma, eene commanderie en ordens residentie; weshalve
de supplianten in de possessie van hunnen vrijdom besten-
digd dienden te worden. — Te dezer tijd, ontstond ook ge-
schil tusschen de justitie van Mcerssen en de regering der
stad Maastricht, wegens de inbeslaglegging van een hoorn-
beest,
dat, wegens verschuldc boete op het stuk van
wegen en water-lossingen, door den gerechtsbode van
Meersscn gehaald was geworden in den stal van Jan
Aussems, pachter van Peter Hoen, inwoner dier stad.
De Hoogscholtis, Burgemeester en P»aad van Maastricht
trokken zich deze zaak ernstig aan, zeggende: dat die
van Meerssen gehandeld hadden iu strijd met \'t plak-
kaat van 10 Juni 1628, op het stuk van bcleiding der
wegen en waterlossingen, als zijnde dit plakkaat in\'t geheel
niet of wel te ontijde afgekondigd ; dat het weggenomen
hoornbeest in huur was gegeven bij den pachter Aussems,
doch inderdaad toebehoorde aan Peter Hoen, hnnncn mede-
burger ; dat dit wegnemen was geschied rechtstreeks tegen
der stad notoire privilegiλn ; weshalve zij verzochten, dat
het beest kost- en schadeloos worde terug gebracht; daar
zij anders, eeds- en officiehalve, zouden genoodzaakt wezen
zoodanige middelen van bedwang te gebruiken als zij ter
hand hadden. — Hierop antwoordde de Luitenant"Voogd,
Karel Schuegens, van Meerssen : dat de gevorderde publi-
catiλn hadden plaats gehad ; dat zijne voorzaten en hij ,
van alle ouden tijden tot nu toe , het recht van beleidin-
gen hadden gehad over de wegen, stegen, straten en water-
lossingen , binnen hun jurisdictie gelegen; dat de wegne-
-ocr page 111-
— 107 —
ming van het bedoeld hoornbeest was gedaan ingevolge vonnis
der Schepenen van Meerssen; dat mitsdien niet gehandeld
was geworden tegen de privilegiλn der stad Maastricht;
weshalve hij verzocht te hebben kopie van deze privilegiλn,
als zijnde hij van zijnen kant ambtshalve verplicht om toe
te zien, dat de rechten der banken niet verkort worden. —
De justitie van Meerssen had, te dezer tijd, ook moeielijkhe-
den met Elisabeth van Gulpen (1), Overste van het klooster
te Sinnich, wegens eenen vloedsgraaf (waterlossing) te
Meerssen, geschil waarin de Abt van Kloosterrade, Cas-
parus Duckweiler (2), als bemiddelaar was opgetreden.
Op den landdag, gehouden te Schimmen den 2 Maart
4642, werd over \'t land Valkenburg omgeslagen de som
van 35,188 gulden, om daaruit te bestrijden de lasten waarin
\'t land, in dese conjuncture van tyde, was gevallen ; mits-
gaders de penningen door de voorgaande Ontvangers en
door den tegenwoordigen, ten dienste dezes lands, voor-
gestrekt. — Waarschijnlijk was de Koningsbede, alsmede
de Hollandsche contributie, over \'t jaar 1642, in de opge-
geven som begrepen.
De Denemarksche hulptroepen, waarvan wij ter loops
gewaagden, waren te Valkenburg aangekomen in de laatste
helft des vorigen jaars. Het waren een Luitenant en een
en twintig ruiters van de kompagnie Madril. — Naar \'t
schijnt werden deze troepen vooreerst niet te best ontvangen;
weshalve zij later, met dertien paarden en vijf en twintig
man voetvolk, terugkeerden. Immers, wij lazen in een
order van den Gouverneur de VViltz, afgegeven op last van
Zijne Excellentie Don Francisco de Mello Gouverneur-
Generaal der Nederlanden (3), den 7 Januari 1642, dat de
(1) Haar cachet vertoont een getand kruis.
(i) Zijn cachet is gebalkt, boven twee rozen en in \'t onderste deel cenc W.
(3) De vorige Gouverneur Generaal Ftrdinand, infante van Spanje, broeder
des Konings, was, in November des vorigen jaars, overleden.
-ocr page 112-
— 108 —
overige landen van\' Overmase ook, ten volle, met inkwar-
tiering belast waren, en dat die van Valkenburg zich hadden
te verstaan met den Ritmeester Kaas, niet alleen over het
logis, maar tevens over geheel \'t onderhoud, alsmede over
de fourage der paarden, ad 16 pond hooi en een vat
haver per 4 dagen, tot dat door Zijne Excellentie anders
zou worden geordonneerd. (1)
Deze Dencmatkschen, later gebracht op όO manschappen,
waren te Valkenburg gebleven tot den 26 Juni. — Mathijs
Coencgracht, oud-Grifher was hun magazijnmeester. Wij
lezen in cene specificatie door hem overgegeven, wegens
moeiten, kosten, schaden als anderszins bij hem geleden,
door de leverantie der fourrage en de uitbetaling der
soldij, dat het hooi en het stroo geleverd werden door de
dorpen en de heerlijkheden ; dat hij eenen knecht had
moeten nemen ad 15 stuiver daags, om het hooi en stroo
te binden en te herbinden , te wagen en te herwagen ;
dat hij telkens in persoon het geld der soldij had moeten
(1) Lc Seigneur et Comte de Wiltz, Baron de Uouelan et de Verzet, Seigneur
de Husy de Loray et de Lengny, du Conseil de guere du Roy, Gouverneur et
Capitainc genera! du Duchι de Liruborch, Faucqueinont, Dalem, Rolducq et
aultres pays d\'Outreraeuse.
Ensuicte de 1\'ordre de son Exc Don Franoisco de Melle, Gouverneur genera!
des Pays bas et de Bourgogne du 7 de Janvier, et en consideration que ceulx
du Pays de Faucqueinont, n\'ayant aulcune charge pour n\'estre obligι qu\'a rccep-
voir et simplcmcnt faire loger a 1\'accousturae les vingt et uu chevaulx aveeque
Ie Lieutenant de la Conipi,! du (\'apitainc Madril, envoyez en garnison en la ville
de Faucqueinont, et que tous les aullres pays d\'Oultrciueusc sont extraordinair
rement surchargcz a co
08187114
ntribucr argent pour les troupes Danois et aultremcnt,
Nous ordonnons de la part de Sa Maji* que ceulx du pays de Fauquemont
auront a s\'accordcr aveeque Ie Ritm\' Herman Kaas, pour son entretien et trai-
tement de Capitaine, uiesmc de continucr ii contribucr les rations du fourage et
avoine, scavoir seize liv. de foing et une mesure d\'avoinc pour quatre jours,
scloii nostre precedent ordre pour ti\'ei/.o chevaulx de service, ensemble l\'cntrc-
tien de vingt et cinq soldats a pied de la mesme comple Danois qui retourneront
au liet Faiiiquemoi.t pour y estre rescu et logι et aussy continuez les contribu-
tioiis et les fourages susdits jusques a aultre ordre de sa dicte Kv.
-ocr page 113-
— 109 —
halen bij den Ontvanger Boviers; dat hij zich dikwerf
had moeten begeven naar Oud-Valkenburg, om den Com-
missaris Hoensbroeck te raadplegen over de pretentiλn, die
de Officieren en soldaten waren makende. — Voor dit een
en ander kenden hem de Staten in hunne vergadering ge-
houden te Schimmen, cene tegemoetkoming toe van 150
gulden.
Wij vonden tevens eene specilicatie van heigene de
Griffier Lambert Soons sedert 17 Februari 1642, tot 9 Juni
incluus, op order, betaald had aan \'t garnizoen van Val-
kenburg, namelijk : aan de drie kompagnieλn van \'t regi-
ment van den Kolonel Octavio Guasco, te weten : aan den
Luitenant-Kolonel Wolff, in placquilles \'s daags 424 rationen,
ad 3 st. elke, en een pattacon aan den Luitenant-Kolonel,
maakt 7554 gulden. — Item, aan de recruten van dezelfde
kompagnieλn, 235 gulden 4 st. — Item, geleverd, \'s daags
voor dertig paaiden hooi en haver, elke ration ad 10 stuiver,
maakt 1710 gulden. — Item, aan den Luitenant-Kolonel,
in name van Boviers, in plaats van twee amen wijn, ge-
geven 50 pattacons. — Item van den 7 Maart tol den
10 Mei, aan de Denemarkschen, betaald 25 schelling \'s daags,
en voor derlien paarden fouragc, maakt 890 gulden. —
Item van den 10 Mei tot den 18 dier maand, betaald voor
negen en twintig man, ad een schelling \'s daags, en voor
elf paarden, te zamen 103 gulden 12 st. — Item, van den
18 tot den 30 Mei, voor negen en twintig man en twaalf
paarden 176 gulden 8 st. — Van den 30 Mei tot 26 Juni,
voor negen en twintig man en zestien paarden, 450 gulden
28 st. — Item, aan Sieur Coenegracht betaald, voor het-
gene hij aan de Deenschen nog te goed had, 146 gulden
8 st. — Item, betaald aan de kompagnie van Augustin Ma-
drils, sedert 2 Maart tot 3 April, 306 gulden. — Item,
van 3 April tot 23 Juni, geleverd te Limburg en te
-ocr page 114-
— HO -
Valkenburg, aan dezelfde kompagnie, 38 rationen hooi en
haver voor 1558 gulden. Het eindcijfer dezer specificatie
bedroeg 24,236 gulden 8 st.
Met het oog op zekere aanspraak, door de Vereenigde
Provinciλn gemaakt ten opzichte van de buitengewone sub-
sidiλn, welke de landen van Gwermase, in de twee voor-
gaande jaren den Koning bewilligd hadden, benoemden de
Staten dezer landen, in hunne vergadering van 12 Februari
1G42, eene commissie, bestaande uit N. van Dobbelsteyn ,
Heer van Eynenbergh, Jean Pelser en Lambert Soons,
welke zich naar \'s Gravenhage zoude begeven om, ter
zake van deze moeilijkheid, met den Raad van State te
onderhandelen. — Toen deze commissie, teruggehouden
naar \'t schijnt door sommige van Valkenburg, geen spoed
maakte om den haar opgedragen last te volvoeren, zond
de Gouverneur, aan \'t adres der Heeren Commissarissen
van Valkenburg, eene missive, waarvan wij den inhoud
in nota wedergeven. (1)
(1) Messieurs — Coulx de 1\'Estat du Ducbti de Liuibourg en leur assemblee
du 12 de febvrier dernier, avant prins rcsolution de faire partir leurs depntez
vers la Have en Ho
2
llande, ensuitte de la denomination <|ue la auparavant at estι
faiete des personnes du Scignr d\'Eynenbergh, Jean Pelser et Lambert Soons
par ceidx de la generalitι de certe Province, et estant adverty que du depuis
aulcuns de vostre district y vouldroicnt apporter de la difllcultι pour empeeher
Ie cours de la mesine deputation; j\'en suis cste de tuut plus emerveillι puisque
vous scavcz que les S" du Cunseil d\'Estat de Hollande, presente-ment a Maes-
tricht, out eulx meines jiigι tros a propos et necessaire, alin que par leur moven
et bon rapport Pon puissc moyenner par dela qu\'une fois pour toute vienne a
eesser la pretention des Estats dudict Hollande du subside extraordinaire que
Ie Itoy n\'at eu demandc que par anticipation des aijdes tutiires, ainsij <|u"il est
notoire et sure, conliant que vous vous vouldrez eonformcr en ce regard, comme
en toule aultre cliose a ce qu\'est <lu bien publique de mon Gouvernement et
que vous envoyerez incontinent l\'aete en ce cas requis, je seray en attendant,
Messieurs elc.
De Limboui\'i; ce O Avril 11(1:2.
(Get.) J. Comte de Wiltz.
-ocr page 115-
— 411 —
In ditzelfde jaar was de Hertog van Buillon, als Gou-
verneur van Maastricht, vervangen geworden door den
Graaf van Solms. (1) Dit kostte den lande van Valkenburg
al wederom eene vereering, een donatief. Immers in Maart
1642, gingen eenige leden der Ridderschap naar Maastricht
den nieuw benoemden Gouverneur een geschenk dragen
van 4016 gulden. — Zij vereerden tevens den Overste Roo-
sen met 100 pattacons, en zij verteerden bij de Gratij, in
den Windmolen, 82 gulden 8 st.
Zoo werd voortdurend aan de verarmde landekens ge-
knaagd, dan eens van Brussel of Limburg uit, dan weder
uit \'s Gravenhage ol uit Maastricht; somwijlen uit alle
die plaatsen tegelijk. Niet alleen de beden en subsidiλn,
maar ook de pachten en renten aan het domein verschul-
digd, werden van twee kanten geλischt en onverbiddelijk
ingevorderd. — Als bewijs diene het volgende adres, door
ingezetenen der banken van Meerssen en Beek , aan de
Hoog Mog. Heeren Staten van Holland gericht:
»Verthoonen seer oitmoedelyck die ingesetenen van die
»hooftbancken van Merssen , Beeck en van den dorp van
«Haesdael gelegen in den lande van Valckenborch Over-
«rnaze, hoe dat aen den ingezetenen van Merssen in voor-
bijden over lange jaeren , bij die Hertogen van Brabant
»ende Graven van Valckenborch zijn uitgegeven seeckere
»weij of gras plaetsen jaerlyckx voor ses mudden rogge,
»ende aen de ingezetenen van Beeck in eene sins carte
»voor vieff malder. roggen , vieff malder haveren , viefden
«halven cop terwe , dartich cappuynen , dartich hinnen ,
»ende in pennincx geit ses guldens; Ende aen de ingeze-
(I) Het wapen van Solms is gedeeld en vervolgens gevierdeeld. Het eerste
is in I en i doorsneden, in 2 en 3, rechts klimmende leeuwen. Het tweede
vertoont in \\ en 4, links klimmende leeuwen en in 1 en 5, eene roos.
8
-ocr page 116-
— H2 —
»tenen van Haesdael seeckere quantiteyt van bunderen,
«heydc geweest synde, voor drij hondert endc acht en
«twintieh vaeten haevcren Trichter maet ende vier en ses-
«tich eappuynen jaerlyckx welcke volgende , die voorschre-
»ven supplianten hunne voorschreve pachten aen den Rent-
«meijster van den Coninck van Spangnieu tot Valckenborch
«residerende allen tijt hebben betaelt, totten jaete 1632 ,
«als wanneer die Stadt Maestricht is worden gereduceert
»onder de obedientie van Haere Hoog Moogende (i). Em-
»mers sedert dezen tijt oft corts daer naer , soo ist dat
»den Rentmeijster oft ontfanger der domeynen van Haere
«Hoog Moog : int quartier van Valckenburch hem heeft
«vervoordert gehadt die supplianten van gelycken te doen
«betaelcn, alsulcke coren, ha veren ende pachten als sy
»aen den Rentmeijster der domeinen van den Coninck
«waeren betaelende, ende alsoo aen die supplianten onmo-
»gelyck is dieselve pachtea aen die twee syden ten vollen
»te betaelen, ofte soo verre men hen daertoe hadde willen
«dwingen. Soo souden sy die voorschreven erven endc
«goederen moeten verlaten, ende voor vogelwcy abandon-
«neren , d\'welck aenmerckende den Rentmeyster van den
«Coninck tot Valckenborch residerende met name Frederick
«Randeraedt, soo heeft hy tot soulagement der supplianten
«ende andere ingezetenen hem laeten contenteren met die
«hellicht van dusdanigen pachten, alles naer uytwysen van
«desseKs attestatie hiermede gaende; laetende die andere
«hellicht van dusdanige pachten ontfangen den Ontfanger
«van Haere Hoog Moog. over het quartier van Valcken-
(1) De reductie van Maastricht was hel tijdpunt, waarvan alle klachten uit-
gingen. De grachten dier vesting, waaraan de naburen zich afslootten, brachten
hun geen voordcel aan. — Ook nog in onze dagen, iu 1859, zou niemand aan de
noodlottige verbrokkeling der Provincie Limburg gedacht hebben, ware het niet
geweest om den wille van Maastricht. Thans zijn de grachten geslecht, maar te
laat; de stad is voor goed in haar welvaart gestuit.
-ocr page 117-
— 113 —
pborch. Maer alsoo denselven Ontfanger met name Riet-
«raedt hem met dusdanige bellicht niet en wilt laeten
«contenteren ter oorsake dat hy de domeynen voor eeni-
»gen lyt van Haere Hoog Moog. soude in adrnodiatie
«genomen hebben , daer nochtans van die pachtinge der
»molens van Valckenborch ende van Merssen, ende die
«bempden ende weyervveyden onder Houthem gelegen ende
«meer andere domeynen goederen maer die hellichte is
«ontfangende (1). Oorsaek waeromme alle die supplianten
«souden genootsaeckt worden die voorschreven goederen
«te moeten laeten liggen voor desolaet, gelyck alreedc
«eenigen syn doende. Emmers by aldyen sy die voorschreven
«pachten aen den voorschreven Ontfanger Rielraedt ten
«vollen souden moeten betaelen. Nemen dacromme die
«supplianten hunne toevlucht tot Haere Hoog Moog.
«oetmoedelyck biddende aen den voorschreven Ontfanger
«Rietraedt t\'ordoneren dat hy die supplianten voor die
«jaeren pachten gevallen 1638, 1639, 40, 41 ende andere
«jaeren duerende de retorsie te vallen, sal laeten volstacn
«mits by hem betaclcnde die hellicht van hunne pachten
«soo ende gelyck sy dieselve syn betaelende aen den
«Ontfanger van den Coninck \'t welck doende."
De rekening over \'t jaar 1642 meldt, onder andere
uitgaven de volgende: betaald aan Mevis Heynen van
Haesdal 4 pattacons, waarmede hij van \'s lands wege
vereerd is geworden. Item, betaald aan Van Duverden tot
Voordt te Maastricht, wegens achterstallige contributie van
den Ontvanger Olislagers, 7070 gulden. Item, voor 34
haren matrassen voor \'t garnizoen van Valckenburg, 341
gulden. Item, betaald bij voorschot de quote der heerlijk-
heid Elslo in de Hollandsche contributie over \'t jaar
\\) Hieruit volgt dat het dumauiaal eigendom van Valkenburg destjds nog
vrij belangrijk was.
-ocr page 118-
— m —
4641, doende met den interest, 1334 gulden 10 st. Item,%
betaald acht maanden interest ad 80/„, over eene som van
20,000 gulden. Item, betaald aan den Maarschalk Adriaan
Van Hoensbroeck, 1512 gulden voor reis-en verblijfkosten,
ter zake van zijne deputatie naar Brussel. Item, den 4
Augustus aan denzelfden, 22 en een halven pattacon,
wegens vertering door hem gedaan in zijne commissie
naar Aken met den Gouverneur de Wiltz. Item, betaald
aan Sieur Bonaerts voor het nogocieeren, tot \'s lands
dienste en welvaart, van zekere sauvegarde, 26 G. Item,
betaald voor soldij en fourage van het regiment van den
Kolonel Guasco en twee kompagnieλn paarden van de
Denemarkschen, sedert \\o Maart tot 21 November, 16,479
gulden 12 st.
De Staten van Valkenburg hadden te dezer tijd klachte
ingediend omtrent zekere pretentiλn van het garnizoen
aldaar; weshalve de Gouverneur Graaf de Wiltz den 26
November, op last van Zijne Excellentie den Markies de la
Tor de Laguno, een reglement liet uitgaan, waaraan de
Kapiteins en Officieren van het regiment van Don Octavio
Guasco zich voorloopig hadden te gedragen (I). Volgens
dit reglement bedroeg de soldij van eiken soldaat een en
een halven stuiver \'s daags, en die der Kapiteins en Officieren
naar advenant; en , voor wat de fourage der paarden
betrof, drie rationen per dag voor eiken Kapitein, en
een ration voor ieder Luitenant en Alferes. Dit reglement
werd bij nadere beschikking van den 22 December 1642
in dier voege aangevuld of gewijzigd, dat het land Val-
kenburg, ingevolge accoord, zoude leveren voor de
kompagnie Kurassiers van den Kapitein de Montero , al-
daar in garnizoen, aan den Kapitein tien rationen \'s daags,
(I) Oσk ile Staten van Hertogenrade beklaagden zich ter zelfder tijd over
den Kapitein der cavalerie aldaar in garnizoen.
-ocr page 119-
•
— 115 —
aao den Luitenant vijf, aan den Vaandrig drie en aan
eiken soldaat een ration; het hooi en de haver naar
advenant, namelijk: 16 pond hooi en een kop haver,
tegen 6 stuiver per ration. Ook werden bij deze gelegen-
heid , na ingewonnen advies van den Maarschalk Hoens-
broeck, de hoeveelheid brandstoffen bepaald, welke \'t land,
ten behoeve van het Valkenburgsche garnizoen te leveren
had, namelijk: vijf karren van drie mudden steenkolen per
week (1). Deze regeling geschiedde met het oog op zekere
knevelarijen gepleegd in het dorp Geul, den 1 December
1G42. — Steunende op een oud gebruik, volgens welk de
noodige brandstoffen voor \'t garnizoen van \'t kasteel
Valkenburg door de naburige dorpen geleverd werden,
had de Kapitein de Montero, bij biljet van 17 November,
den gemeentenaren van Geul doen weten, dat zij, op
ontvangst van het biljet, vier wagens brandhout hadden te
bezorgen ten voormelden kasteele, op pene van executie.
Aan dit streng bevel niet voldaan zijnde, zond de Kapitein,
in den avond van 1 December, eene kompagnie van
omstreeks 70 man, zoo cavalerie als infanterie, naar Geul
op executie. Deze drongen de woningen binnen, ja zelfs
die van den Pastoor, en deden er, als ware het dorp aan
plundering prijs gegeven. Hierover geklaagd zijnde, stelde
de Auditeur A. Verheven uit Daelhem een onderzoek in,
(1) Messicurs — Son Exc. Ie Marquis de la Tor de Laguna m\'at commando
de regier la quantitι des houilles que debver furnir pour la garde et ehaufage
des soldats qui sont en gamison il Faucomont, aflin d\'empcchcr a radvenir les
disordres et plaintcs que par lc manquement dudiet chauffage pourrait arriver.
J\'ai trouvι convenir sur prcalable advis de Monsieur Ie Marechal de Hocnsbrocck,
d\'ordonner provisionellement qu\'aurcz toutes les scraaines a furnir cinq charettes
chargσes de houilles contenantcs chacunc trois muids, aflin d\'estre distribucz par
Ie Commandant, tant aux soldats qu\'au corps de gardes, selon que Ie service de
Sa Majestι lc requererat et suis Messieurs vostre tres affectionnι serviteur.
(get.) J. Comte de Wiltz.
De Bruxclles ie 22 Dcc. 1612.
-ocr page 120-
— 116 —
waaruit bleek: dat het niet bewezen was dat de ingezetenen
van Geul tot de bedoelde levering zouden verplicht wezen;
dat de Kapitein in elk geval zijn recht had moeten zoeken
bij wijze van executie op paarden, koeien of ander zwaar
vee, om, na gerechtelijke verkoop, de opbrengst te besteden
waar \'t behoort; dat de Kapitein, alvorens tot dadelijkheden
over te gaan, zich, langs administratieven weg, had be-
hooren te wenden aan de Commissarissen, aan den Dros-
saard of aan andere civiele Officieren des lands ; en ten
slotte, dat de Kapitein, na gedaan herstel van schade en
interessen, terecht zoude staan voor den krijgsraad.
Nauwelijks waren de bovenbedoelde reglementen uitge-
vaardigd, of de Staten van Valkenburg, gelijk ook die
van Limburg Daclhem en Hertogenrade, lagen al wederom
met hun respectieve garnizoenen overhoop. Op hun adres
aan den Koning werd, den 24 Januari 1643, in margine,
de volgende apostille gesteld: Zijne Excellentie heeft,
namens den Koning, goed gevonden en verstaan, dat de
Officieren en soldaten van het regiment van den Kolonel
Oclavio Guasco voorshands zich hebben te vergenoegen
met 2 stuiver Luiksch geld per dag, tot dat het definitief
reglement zal uitgegeven zijn ; zullende zij, die meer dan
2 stuiver vorderen, de verdiende straf inloopen.
Over het dienstjaar 1643, stond de Hollandsche contributie
gelijk met de Koningsbede, met dit verschil, dat de eerste
begon te loopen met 1° October en de ander met 1°
November. Beiden waren door de Staten van Overmase
ingewilligd ter somme van 72,000 gulden, doende de 8/7
gedeelten, die \'t land Valckenburg hierin te dragen had,
twee maal 20,571 gulden 8 st. 2 oort. Tegelijk en daar-
enboven weid nog gerepartiseerd eene som van 27,795
gulden, wegens extraordinaire lasten, waarin \'t land in
dese cotyuncture van tyde
gevallen was.
-ocr page 121-
— 117 -
De rekening van dit jaar bevat vele uitgaven. Vooreerst
betaalde de Ontvanger Boviers, aan de Thesauriers Antoon
van Duverden tot Voordt te Maastricht en aan Peter Straet te
Limburg, het volle bedrag der boven aangegeven contributiλn.
Dan kwamen de jaargelden van de Heeren Commissarissen,
van den Griffier, van den leenbode en de procentsgewijze
belooning van den Ontvanger. De Stadhouder-Voogd, de
Luitenant-Drossaard, de subalterne Officieren, de Schepenen
van Valkenburg, die der hoofdbanken, de Rentmeester
der domeinen kwamen hierbij niet in aanmerking ; deze
leefden van emolumenten (1). Vervolgens een tal van
uitgaven, waarvan wij eenige alhier overnemen : Voor
service en placquilles-geld der soldaten liggende in garni-
zoen te Valkenburg, 14,746 gulden. Aan den Gouverneur
de Wiltz, eene vereering of donatief van 1443 gulden 1 st.
Aan den Griffier Lambert Soons, voor zijne menigvuldige
diensten den lande bewezen, 2000 gulden. Voor sarges,
bedlakens, stroozakken en matrassen ten behoeve der
soldaten van \'t kasteel Valkenburg, 582 gulden 16 st.
Voor twee assignatiλn aan het garnizoen van Gulick 64
gulden 4 st. Voor twee schepen steenkolen, tot onderhoud
der wachten van \'t kasteel Valkenburg, 1065 gulden. Voor
reis- en verblijfkosten aan den Baron Hoensbroeck-Guel, als
hebbende de leiding van \'t proces tegen Elslo, 840 gulden.
Aan den Advokaat Slijp, voor diensten gedaan in \'t proces
tegen den Markies de Tresion, Heer van Elslo, 25 gulden.
Voor de achterstallige quote der heerlijkheid Elslo, in deze
beden, 2170 gulden 1 st. Voor vertering, zφo op Capelle
als te Limburg, door de Ridderschap en de Schepenen
gedaan tijdens de laatste landdagen aldaar, 154 gulden 7 st.
(I) Thans kunnen al die mannen, vooral de rechterlijke, wegens de duurte
der levensmiddelen, niet ruim genoeg betaald «orden. — Zijn dan die levens-
middelen voor andere menschen minder duur!
-ocr page 122-
— 118 —
Op een landdag gehouden ten huize van Lod. Driessens
te Meerssen, den 21 Juli 1644, besloten de Staten van
Valkenburg tot uitschrijving van eenen buitengewonen
omslag van 35,178 gulden, waaruit de penningen terug-
betaald moesten worden, die de Ontvanger Boviers den lande
had voorgestrekt. Ook werden uit dezen omslag nog andere
schulden betaald als namelijk : aan het land van Limburg,
1200 gulden, omdat de kompagnieλn van Malva en van
Repas, in garnizoen aldaar, 8 dagen langer gebleven
waren, dan die van den Kapitein de Montero en van Don
Diego de Govy te Valkenburg. Item, aan Lambert Rietraedt
de vervallen rente ad 8°/o van een capitaal van 5000 gulden,
hetwelk de vroegere Ontvanger Wolter Van Meer, met akte
van \'t land, had opgenomen, 400 gulden. Item, aan den
Advokaat Stas , voor vacatiλn gedaan in \'t proces tegen
Peter de la Valette. Item, wegens vertering en onkosten
gedaan door den Heer van Geul, toen hij, op verzoek der
Staten, den Generaal-Veldmaarschalk Isolani was gaan op-
zoeken. Item, de quote der heerlijkheid Elslo in dezen
omslag, als zijnde onbetaald gebleven.
In 1644 waren de contributiλn dezelfde als die van het
vorige jaar. Daarbij werd omgeslagen eene som van 29,785
gulden tot dekking der extraordinaire lasten, waarin \'t land,
bij deze miserable conjuncture van tijde, was gevallen.
Het was in den loop van dit jaar, dat het kasteel en
de stad Valkenburg andermaal in \'t bezit kwamen der
Staatsche troepen. Deze braken de stadsmuren af en zij
haalden het kasteel omver. Hoe deze inbezitneming tot
stand kwam, onder wiens leiding en wanneer, kunnen wij
niet bepaald aangeven ; zeker is het, dat dit een en ander
heeft plaats gehad vσσr of in de eerste helft der maand
November. Immers, den 28 dier maand schreef de Ontvanger
Duvcrden van Voordt den volgenden brief aan den Heer
-ocr page 123-
van Geul Stadhouder: lek hebbe aen de Meeren des lants
van Valkenburg laeten weten dat se promptelick sullen hebben
in mijne handen te betaelen de somme van
3859 gulden
soo hetselve lant nry by slot van rekeninge schuldig is ge-
bleven, ah noch de somme van
4659 gulden 4 st. beloopende
de oncosten van t\'demolieren van het casteel ende mueren
van Valkenburg voorschreve. Soo hebbe UE. mits desen
hiervan wel willen adverteren dal UE. mede de goede hant
daeraen te willen houden dat deselfde penningeti prompt
mogen betaelt worden ofte sal het lant daetelick daer voor
doen executeren, alsoo de penningen hoog nodig vandoen
hebbe ende de soldaeten my niet ongemolesteert en laeten,
ondertussen sal blyven UE. dienstwillige dienaer.
De hier volgende aanteekening genomen uit het dagboek
van den Ontvanger Peter Boviers schijnt met de inneming
van Valkenburg in verband te staan. «Daerenboven noch
»in reeckeninge te brengen de somme van vyf hondert
»gulden, voldaen in handen van den Hoffmevster Crison,
»als wesende voor twee hondert pattacons vereert voor
«donatief, door de Heeren Staten deses lants, aen den
«Generael Marsing, ten aensien dat hy syne trouppen by
«goede ordre soude houden."
De Kommandant Joachim van Golstein schijnt destijds te
Maastricht vervangen te zijn geworden door den Kolonel
Hauterive, dan wij lezen in datzelfde dagboek, dat Peter
Boviers «gefurneert ende geadvanceert had aen den tegen-
«woordigen Commandeur Hauterive de somme van 300
«gulden, ende sulex door prealable ordre van de Heeren
«Commissarissen des lants Valckenborgh, van30Junio 4644."
De rekening over dit jaar bevat, met betrekking tot de
ai braak van het kasteel, alsnog het volgende :
«Item brengt den Bendant in reeckeninge de somme van
»171 gulden voldaen aen Lambert Soons, voor soo veel
-ocr page 124-
- 120 —
»bedroegen seeckere oncosten tot synen huyse gedaen by
«diverse officieren van Maestricht, in de demolitie van \'t
Casteel van Valckenborgh" — Terzelfder plaatsen lezen wij
al verder : »Item brengt den Rendant noch in reeckeninge
»de somme van 84 gulden 10 stuiver, voor soo veel als
»hy Rendant heeO voldaen aen seecker gelevcrt bier aen
»de soldatesque van Maestricht , in de demolitie des cas-
»teels van Valckenborgh , om te verhoeden de excursien
ende uytloopen derselve , en sulcx door orde van mijne
»Heeren de Commissarissen."
Rij het doorbladeren der even bedoelde rekening vinden
wij alsnog de hier volgende bijzonderheden : Item, aan
Fred. Randenraedt, Luitenant-Drossaard , voor onkosten,
die hij in deze coiijuncture van tijde en door het inne-
men van het kasteel van Valkenburg geleden heeft, 200 gul-
den. — Hem, betaald 2 gulden 14 st. voor zekere 900 tur-
ven, door den Rendant gekocht tot dienste der wacht van Val-
kenburg, gedurende het Gouvernement van Hauterivc. — Item,
betaald aan Adriaan de Groot en Lambert Soons, als gede-
puteerden dezes lands naar Holland en naar Rrussel, al-
waar de voorschreven gecommitteerden op des Rendants
credit in den Haag , bij Jaspar van Hulst, hebben gelicht
de som van 1200 gulden. — Item, betaald, zoo op Capelle
als te Limborg, als wanneer deze Gedeputeerden rapport
brachten aan den Gouverneur de Wiltz, nopens den uitslag
hunner bezending, 08 gulden 5 st. — Item , betaald 80
gulden 0 st. voor vertering door de Heeren Staten dezes
lands gedaan op Capelle en te Limborg, als wezende
aldaar beroepen door den Gouverneur Graaf van Wiltz.—
Item , betaald te Aken , in den Peerboom , φ9 gulden 12
stuiver, voor onkosten gedaan door de Staten dezes lands,
aldaar beschreven door den Gouverneur van Limborg. —
Hem, betaald voor onkosten door dezelfde staten gedaan
-ocr page 125-
— 121 —
te Limburg en op Capelle , toen de bede is geλischt ge-
worden, 132 gulden 9 st. — Item, betaald aan den Heere
Proost van St. Servaas , \\oor rekening van den Baander-
heer van Hoensbroeck , Heer van Geul, de som van 142
gulden 10 stuiver , voorgestrekt in zake het land tegen
die van Λlslo. — Item , betaald de quote der heerlijkheid
Elslo , in deze en in de voorgaande bede, 2111 gulden 6
st. — Item , betaald in meerdere termijnen aan het volk
van wapenen, zoo van \'t regiment Octavio Guasco, als aan
de twee kompagnieλn cavalerie van den Graaf de St. Valier,
en den Ritmeester Don Juan de Govi, de som van 16,000
gulden. — Item, betaald aan Godfried Hubbin en aan den
Secretaris Huysmans, in twee termijnen, de som van 1589
gulden 12 st. wezende de quote van Valkenborg in de
vereering of het donatief van den Gouverneur van VViltz
en van den Kommandant Laverne. — Item, aan den
Heer van Elen , Secretaris van den Gouverneur, betaald
150 gulden van \'s lands wege geschonken voor bewezene
diensten te Brussel. — Item, betaald aan eenige ingezete-
nen van Sibbe en van Valkenburg, wegens schaden bc-
rokkend door den Kolonel Octavio Guasco. — Item,
betaald het donatief van den Kolonel de Maisieres, 200
gulden. — Item, betaald aan den Heer Jan van Meer,
voor twee jaren interest, de som van 406 gulden 9
stuiver 2 oort.
Zooals blijkt uit den hier boven opgenomen brief van
Arnold van Duverden van Voordt, moest het verarmde
land Valkenburg de kosten bestrijden, die de Staatsche
soldaten aan \'t afbreken en verwoesten van het fiere
eeuwenoude kasteel Valkenburg besteed hadden. — Toen
deze kosten tegen het einde des jaars 1644 nog niet
vereffend waren, schreef de Graaf van Solms, Gouverneur
van Maastricht, aan den Baron van Hoensbroeck-Guel,
-ocr page 126-
- 122 —
Stadhouder, eenen brandbrief, luidende als volgt: »Wel
Edele
— synde ons elachtelyck te kennen gegeven, dat die onkosten
van de demolitie van den Casteelen van Valckenborch tot noch
toe niet en syn voldaen, directelyck tegens die ordre ende
intentie van Haere Edel Moog. Soo hebben wy VE. hiermeede
wel willen adverteren soodanighe prompte ordre te stellen dat
de voorschreve penninghen ten aldereersten betaelt werden.
Andersints ende by uitstel van dien, souden wy genootsaeckt
syn tot laste i\'an den lande van Valckenborch d\'executie aen
de handt te nemen, \'t ghene wy verhoopen dat VE. sal
voorcommen, waerop ons verladende, bevelen VE. in Gods
bewaeringhe."
— Hierop antwoordde de Stadhouder, in \'t
Fransch: Monsieur..... J\'ai receu eelle qu\'il a plu a vostre
Exccc de m\'escrire Ie 3 de ce mois, touchant les deniers de
la demolilion du chasteau de Faucomont. Je ne manqueray
pas Samedy prochain de faire uh tour a Faucomont et
communiquer celle de vostre Excco a ceux du pays qu\'il
convient et de leur adviser ce qu\'il en est; Et a tant apres
vous avoir souhaitι une salutaire nouvelle annιe, me dira
vostre tres humble serviteur.
De bemoeingen des Stadhouders hadden het gewenschte
gevolg ; dan, wij vinden in het dagboek van P. Boviers,
Ontvanger des lands Valkenburg, de volgende aanteekening:
»16 Januari 1645. In reeckeninge brengen die. somma van
«4678 gulden 12 stuiver bij den Rendant voldaen aen
«Sieur Rietraedt, Raet-commis der stadt Maestrieht, voor
«remboursement syner penningen by hem gedaen voor
«seeckere demolitie, welcke hij meo loco aen Syne Exc,ic
»den Grave van Solms, Gouverneur tot Maestrieht hadde
«voldaen, ten versoeeke van myne Heeren den Staet deses
»lants."
Het in pand geven van dorpen en heerlykheden , waar-
over wij boven spraken, was een hulpmiddel, waarop
-ocr page 127-
— 123 —
de Koningen van Spanje, als Hertogen van Brabant en
Limburg, in tyden van geldgebrek , nu en dan bedacht
waren (1). Dit geschiedde allengs, niet gelijk voorheen bij
maniere van beleening, maar bij wijze van absolute ver-
koop, met recht evenwel van weder inkoop. — Zoodanig
een koop, naar wij vermeenen de laatste, had plaats in de
maand September 1644, en wel uit krachte van bewilliging,
bij de Staten van Brabant verleend, om eenige domeinen
en heerlijkheden, zoo in Brabant als in de landen van
Overmase gelegen, ter concurrentie van driehonderd dui-
zend gulden, finaal te verkoopen. — Omstreeks eene eeuw
- te voren, in 1557, hadden diezelfde Stalen eene soorige-
lijke toestemming gegeven om, ten beloope van zeshon-
• derd duizend ponden Arthois, zekere heerlijkheden en
perceelen domein te verpanden ; en wel onder conditie
dat de Prelaten, Edelen, Steden en Banken, door deze
verpanding niet zouden worden verkort in hun oude
rechten en privilegiλn, en dat die heerlijkheden en per-
ceelen domein te leen zouden gehouden worden van
Zijner Majcsteits Souverein leenhof van Brabant (2).
Onder deze voorwaarden beleende men, in November
1557, de hooge heerlijkheid van den huize en slot van
Bimburg aan Jonker Jan van Bronckhorst; — de hooge
justitie van Mortier, in \'t land van DaeJhem; — de
(I) Met betrekking tot de landen van Umborg, Daclhcm en \'s Hertogenrade,
was dit verpanden eindelijk zoo ver gedreven geworden, dat daar, behalve de
Kelmisberg, bij Vaals, geen voet gronds meer aan te wijzen was, die niet onder
de eene of andere nieuwe heerlijkheid behoorde.
(i) Deze laatste voorwaarde gaf latertijd aanleiding tot cenen hevigen twist
tusschen de leenhoven van Brussel en van Valkenburg. In allen geval was die
voorwaarde niet bedongen bij de verpanding der halve heerlijkheid Sehinnen,
                       #
alwaar staat »dat zij tot eenen vollen leene moet ontfangen worden aen onsen
nStadlhoudcr van onsen leenen van Valckenborch."
-ocr page 128-
— 124 —
heerlijkheid Monssen ; — die van Kerpen en Lommessen
aan Jonker Jan van Strythagen ; die van Scbin op Geul
aan denzelfden ; — die van Geleen aan Arnt Huyn van
Amstcnrade ; — die van Geul aan Conrad van Gaveren ; —
die van Itteren aan Dirk van Lerodt; die van Oirsbeek
en Brunssum aan Vrouwe Huijn van Amstenrade; —
die van Eysden aan Jonker Jan de la Margelle. — de
helft der keuren en boeten van Schinnen aan Jonker
Jan Schellaert (1).
In 1626, werd de heerlijkheid van Nuth verpand aan
Jonker Dirk van den Bergh-Trips ; die van Bunde aan
Walter van Hoensbroeck ; — die van Ulestraten aan
Ernest van Lynden graaf van Rechheim; — die van
Voerendael aan Jonker Willem van Cortenbach, des heeft
de bank Heerlen naderhand octrooi verkregen tot ver-
koop van 40 bunder grond om Voerendael in te lossen; —
die van Vaels en Holzit aan Adolf Bertolt; — die van
Simpelveld aan vrouwe Maria van Bongart; — die van
Ubach aan Jonker van den Bergh-Trips. — De heer-
lijkheid Kerpen-Lommersen (bij Keulen) werd, omstreeks
1630, op nieuw verpand aan den Keurvorst van Keulen (2)
en de hooge middelen en lage jurisdictie van van Merck-
stein , met de gehuchten Worms , Hostart , Herbach ,
Rutzevelt en Wobbenbergh aan den Abt van Kloosterade —
(1)     De andere helft behoorde reeds in 1380 aan de familie van Ghoor.
(2)     In 1711 stond Keizer Karet VI deze heerlijkheid af aan den Palatijnschen
Keurvorst, en deze droeg ze over aan zijn Minister, den Graaf Itichard van
Schacsbergh, ten wiens behoeve ze (1712) tot Rijks-Graafschap verheven en
toegevoegd werd aan den Cirkel van Westphalen. Hieruit sproot een geschil met
de Staten van Brabant. Deze beweerden, dat de Keizer het recht niet had om
eenig deel des Heitogdoms Brabant, zonder hun toedoen, te vervreemden, noch
ook om een Cirkel des Keizerrijks te vergrooten ten nadeele van eenen anderen
Cirkel dezes Rijks. Dienovereenkomstig bleef Kerpen-Lommersen aan Brabant,
en de Graaf van Schacsberg kreeg als schadeloosstelling de heerlijkheid Thann-
heim, in Wurtemberg, die thans nog in het bezit dier Graven is.
-ocr page 129-
— 125 —
In 1638, werd de hooge jurisdictie van Strucht verpand
aan Adriaan de Groot. — De heerlijkheden Eysden en
Kerkrade werden (1634) andermaal verpand , en die van
Schin op Geul kwam, zoo als wij even zeiden, den 27
September 1644, bij absolute verkoop, aan Jean Verbeelen,
die ze, den 13 October daaraanvolgende, overdroeg aan
Jonker Jan Renier Hoen van Cartils. — Wij achten de
conditiλn van den absoluten verkoop van genoegzaam be-
lang, om ze hier over te nemen : «Philips by der gratie
«Godts, Coninck van Castillien xa Allen den geenen die
«dese onze opene brieven sullen sien ofl hooren lesen
«soluyt. Alzoo wy om te voldoen de overgroote oncosten
»x» ende dienvolgende de voorschreve Raedt van finantiλn
»denselven last volbrengende, ende onder anderen totte
«vercoopinge van onse heerlicheyt Schin op de Geul,
«gelegen in onzen lande lande van Valckenborg, mette
«hooge middelen en leege justitie ende jurisdictie, soo
«verre wyt ende breet als hem de limieten van deselve
«heerlicheyt syn streckende met de jachte volgende de
«placcaeten daerop gemaeckt, vogelary, visschery, keuren
«ende breucken met alle andere amenden criminele ende
«civile confiscatiλn oock van bastaerden, gevonden vacante
«en gestrageerde goederen daer men den proprietaris niet
«af en weet, als ook den vont van bijen, rechte van beleyden
«van de gemeyne wegen zonder eenich ander ordinaris in-
«comen ; voorts met alsulcke andere gerechtigheden preemi-
«nentiλn ende authoriteyt als andere vassaelen, hooge justitie
«besittende in Brabant, gewoon syn te genieten ende Syne
«Majesteit heeft vermogen te doen; Oock met recht van te mo-
»gen planten op \'s Heeren Straeten ende gemeyne wegen en
«eydele plactsen alsulcke opgaende ende andere boomen als
»naer goetduncken ende gelyck Syne Conincklycke Majesteyt
»hetselve heeft mogen doen — Ende voorts ten effecte
-ocr page 130-
— 126 -
»van exercitie van de voorschreve hooge middelen ende
«leege jurisdictie in de voorschreve heerlicheyt van Schin
»op de Geul te mogen rechten een banck van justitie
»ende aldaer stellen Meyer, Schepenen ende andere Offi-
«cieren aldaer noodelyck wesende, welcke bericht, judi-
»cature ende exercitie sullen hebben van alle saecken
«criminele ende civile met alles wat daeraen cleeft, be-
«houdelyck ende Syne Conincklyke Maj\' gereserveert den
«clockslach, beden, hergeweyden, ressort, remissiλn van
«verjaarde delicten, legitimatiλn, octroyen, zoo van water
»als van winl, van mineraliλn, van confiscatie van goe-
»deren ter cause van oorlog ofte partyen tegens Syne
«Conincklyke Maj\' houdende, ende oock voor crime van
«leze Majestez, Goddelycke en wereltlycke, ende gelycke
«regaliλn breeder in den brieven daervan synde gespe-
«cificeert. — Soo ist dat op heden den 27 September
«1644 de voorschreve heerlicheyt van Schin op de Geul
«mette hooge middele ende leege jurisdictie appendentiλn
«en dependentiλn sonder eenich ordinaris incomen, in der
«vuegen ende manieren boven verclaert gebleven is aen
«den meestbiedende ende met den derden stockslach aen
«den medecynen docktor Jean Verbeelen, voor hem ende
«syne hoirs, ende naercomelingen ofte actie van hem
«hebbende voor de somme van tien duysent vier hondert
«ponden, op expresse conditiλn van te houden de voor-
schreve heerlicheyt van Schin op de Geul van Ons tot
«eenen vollen leene ter oirsaken van onsen leenhove van
«Brabant, daervoor betaelende, den cas voorvallende, ons
«ordinaris recht van verhef, ende in cas van vercoop
«telcken reyse den twintichsten penningh."
In de eerste dagen der maand Januari 1645 vertoefden
Adriaan de Groot en de Griffier Soons, als Gedeputeerden
des lands Valkenburg wederom te \'s Gravenhage. Het gold
-ocr page 131-
— 127 —
de zaak tegen Elslo, het proces tegen zekeren De la Valette
en de onkosten veroorzaakt door het afbreken van het
kasteel Valkenburg. — Wij hebben hierboven gezegd, dat
Elslo, op grond van te wezen vrije Bijks-heerlijkheid, zich
niet gehouden achtte om met het land Valkenburg te
contribueeren in de Hollandsche contributiλn. — Het be-
trekkelijke proces, in den Raad van Brabant te Brussel
aanhangig, was nog niet afgedaan; en terwijl de heerlijk-
heid voortdurend in gebreke bleef de haar toegewezen
quote\'s te voldoen, zoo wendde zich het land Valkenburg
tot den Baad van State te \'s Gravenhage, die, bij ordonnantie
van 13 Januari 1G45, last gaf aan den Gouverneur van
Maastricht om, des gevraagd, de sterke hand tegen Elslo
te verleenen (1). — De executie begon met inhaling van
4 paarden, ter waarde van drie- a vierhonderd Gulden. —
Tusschentijds hadden die van Elslo, op een hiertegen
ingediend request, eene gunstige aposlille verkregen, die
zij den Ontvanger van Valkenburg, door den Notaris de
Vis, lieten beteekenen. — De Ontvanger, als niet met de
leiding van zaken belast, aanvaardde de beteekening niet. —
Toen de Staten of de Commissarissen van Valkenburg
kennis van \'t gebeurde kregen , zonden zij den Notaris
van Gouthoven bij zijn Collega de Vis, om den inhoud der
(1) Welgebooren Graeflf..... Wy hebbon den 2t Octobris lesleeden aen
den Ontfanger Duverden geschreeven om die van Elsloe mede neffens andere
van de landen van Overmacse te doen bctaelcn \'t geenc sy in de contributie!)
schuldich syn, soo als U E. uit de copie hier nevens gaendc sal konnen ver-
neemen; nu weit ons van wegen de voorschreve lande vertoont dat sy dacrmede
niet te rechte konnen komen, waerommc wy UE. wel hebben willen schrijven
om des noodich\'en versocht synde de stereke hant te bieden, ten cynde die
van Elsloe hare achterheyt neflens andere meede opbrengen nac behooren.
Uwelgebooren Graefl\' wy bevoelen UE. in de potentie Godts.
(get.) H. GRUYS.
Ter ordonnantie van den Kaedt van State (get.) EYCKάERόH.
9
-ocr page 132-
— 128 —
bedoelde apostille te vernemen; waarop deze te kennen
gaf, dat de stukken niet meer in zijn bezit waren. —
Intusschen vaardigde de Kommandant van Maastricht een
bevel uit, »dat die van Valckeiiborch daelelyck souden hebben
te restitueren \'t gene sy ten laste van die van Elstoo hadden
geλxecuteerd, op pene van metter stercke handt daertoe te
sullen worden geconstrigneerd."
— Dientengevolge zonden de
Staten van Valkenburg een adres aan den Raad van State
in, verzoekende mededeeling van het geapostilleerd adres,
om daarop te kunnen dienen van antwoord, en dat onder-
tusschen Hun Ho. Mo. ordonnantie van 43 Januari j.1.
blijve bij hare kracht. — De volgende post der rekening
over 1645 staat allicht in betrekking met deze aangelegen-
heid. »ltem, betaelt 2i/2 amen wyns, by expresse ordre
«van de Heeren Ridderschap en den Staet deses lants,
«vereert aen den Commandeur van Maestricht, om te
«suspenderen d\'executie dewelcke de heerlickheyt Elsloo
«in den Haege tot laste van desen lande hadde verworven".
Den 7 Februari 1645, bewilligden de Staten van Over-
mase den Koning, bij anticipatie, een tweejarig extraordinair
subsidie van 30,000 gulden, doende voor Valkenburg,
8571 gulden 8 st. 2 oort; waarbij tevens werden omge-
slagen 31,566 gulden 19 st. 2 oort, wezende alzulke
penningen als ten dienste des lands, zoo wegens beden
als anderszins, door den ontvanger Roviers waren voor-
gestrekt.
De rekening over dit jaar meldt, dat\'115 gulden zijn
betaald geworden om eenige koebeesten , die in de heer-
lijkheid Geul geλxecuteerd waren, uit de herberg te lossen.
En verder, dat aan eenige ingezetenen van Geul 200
gulden waren te goed gedaan, wegens eene onrechtmatige
executie, op last des Ontvangers Duverden, aldaar ver-
richt. — Wij vonden ten deze de volgende missive,
-ocr page 133-
— 429 —
geschreven uit Maastricht den 15 Maart 1645, geteekend
1. R. Van Isendoren a Blois, en geadresseerd aan den
Stadhouder, Baron van Hoensbroeck-Guel (1). Myn Heer....
Uw WelEd. hebbe willen adverleeren dat ddexecatie is geschieden
ten versoeke van den Ontfanger Duvelden, sulx dat Jck van
de rechtverdiclieyt der saeke niet can oordeelen. Aengaende de
foulen gecomniilteert sall den Vaenendraeger van Capiteyn Loo
daerover doen aenspreken, daermede hy dienaengaende satis-
factie moge geven, Ende verblive, Mijn Heere etc.
Dezelfde rekening meldt al verder : Item, betaald aan
Lambert Rietrae te Maastricht, 6315 gulden. — Item, voor
vertering, in den Peerboom te Aken gedaan, bij \'t over-
brengen der gelden voor den Gouverneur van Gulick , 22
gulden 16 st. — Item, aldaar, wegens onkosten gedaan
door Heeren Commissarissen, toen zij de penningen brachten
voor den Ontvanger van Gelderland, 26 gulden. — Item,
voor de quote der heerlijkheid Elslo in dezen tax, 1647
gulden 1 st. 1 oort. — Item, voor eene vereering van
12233/8 Rijksdaalder, door den Staat dezes lands gedaan
aan den Graaf van Solins, Gouverneur van Maastricht, 3058
gulden 8 st. 2 oort. — Item, voor reisgelden aan Adr.
de Groot en Lamb. Soons naar Holland, 133 gulden. —
Item, voor zekere penningen, in den Haag gelicht en aan
Lamb. Rietrae gerembourseerd, wegens onkosten in zake
Elslo. — Item, voor Herfsche kazen, door Lamb. Soons
vereerd aan eenige Heeren Raden te \'s Gravenhage. —
Item, voor twee amen wijn, van \'s lands wege vereerd
aan den Heer van Geul, 200 gulden. — Item, aan
denzelven, 150 gulden, wegens onkosten te Brussel gedaan
(I) Het wapen van Isendoren is gedeeld, in het onderste 5 palen met ijzer-
hutjes. ()|> den helm twee brandende fakkels. Over do lotgevallen dezer
familie, voor zoo ver zij m Limburg heeft voet gehad, vgl. Jus. Hauets, /».
Heerlijkheid Hor gitaren p. 68 en volg.
-ocr page 134-
s
— 130 -
ia zake de Valengin, Heer van Elslo. — Item, aan Lambert
Soons, voor zijne reis naar den Generaal de Lamboij, 20
gulden. — Item voor s/t van 512 Fransche kroonen, door
de Staten van Overmase vereerd aan de Heeren Raden van
Staten gecommitteerd voor deze kwartieren, 642 gulden 8
st. — Item, voor een voeder wijn, door den Griffier
Soons, op expresse order, geschonken aan Heeren Raden
van State in den Haag, 658 gulden 16 st. — Item, aan
Lambert Soons 250 gulden, in vergelding van zijne menig-
vuldige diensten den lande bewezen. — Item, aan denzelven
26 gulden, voor onkosten gedaan in zake De la Valette.
Wij hebben ondanks onze nazoekingen niet kunnen
achterhalen wat deze zaak, tegen Pierre De la Valette,
eigenlijk beteekende. In eenen brief geschreven uit \'s Gra-
venhage, den 13 Maart 1645, lezen wij, dat Lamb. Soons
en zijn mede Gedeputeerde Adriaan de Groot ten deze
met den Advokaat Grotius hadden gebesogneert; ook had-
den zij het bij meerdere Heeren zoo ver gebracht, dat
deze hun voorgeven als gegrond en redelijk beschouw-
den, en wel bijzonderlijk de President Clant, die geheel
de week had voorgezeten. — Verder meldt de brief, voor
wat de principale zaak (waarschijnlijk Elslo) betreft, dat
er nog weinig uitzicht bestond op iets goeds, en wel ter
oorzake van den grooten tegenstand: Die van Maeslricht en
doen niet als scluοven, hebben onder andere calomniλn uyt-
gestrooyt dat men in ons quartier op elck bunder eenen halven
pattacon gesel heeft om dit werck tot dienste van den Coninck
van Hispagniλn ttyt te wercken
......
Op een landdag te Valkenburg, den 6 Februari 1646,
bracht de Stadhouder, Baron van Hoensbroeck-Guel, een
adres ter sprake, door hem gericht aan Zijne Excellentie den
Markies de Castel-Rodrigo, nopens bedreigingen, hoon en
laster hem Stadhouder of zijne familie aangedaan door den
-ocr page 135-
— 431 —
Kolonel Graaf d\'Arberg de Valengin, Heer van Elslo. —
Dientengevolge gaf de Vergadering, bij resolutie van dezen
dag, andermaal last aan den Heer van Geul, niet alleen
om het proces tegen Elslo met kracht voort te zetten,
maar tevens om, op \'s lands kosten, eene tweede actie
legen den Heer van Elslo in te spannen.
De Hollandsche contributie over het jaar, ingegaan met
1° October 1646, bedroeg als naar gewoonte 2/7 gedeelten
van 72,000 gulden, doende voor Valkenburg 20,571 gulden
8 st. 2 oort, betaalbaar aan Rutger van IJlen, opvolger van
wijlen den Ontvanger Van Duverden van Voordt. Tegelijk
met deze quote werd nog gerepartiseerd eene som van
17,397 gulden, tot bestrijding der buitengewone lasten en
onkosten, waarin het land in dese miserabele conjuncture
van tyde
was geraakt. — Uit deze omslagen werden
onder anderen de volgende posten gekweten: Aan den
Ontvanger Boviers, de som van 15,432 gulden 14 st. een
oort, die het land hem bij slot der laatste rekening
schuldig was gebleven. — Item, naardien de Graaf van
Solms, Gouverneur van Maastricht met een donatief van
14,000 gulden courant vereerd, en deze som ook betaald
was geworden, rees ten deze een geschil, als willende
Zijne Excellentie het beloofde donatief berekend hebben in
zwaar geld, daar hij anderszins het land door prompte
middelen zoude dwingen; weshalve men, om onheilen te
               »
voorkomen, genoodzaakt was geweest 1550 gulden, zwaar
munt, bij te leggen. — Item, aan den Sergeant van Zijne
Excellentie den Graaf van Solms, thans kommanderende op
het Kasteel van Valkenburg, opdat hij goed opzicht houde
over zijn soldaten, 28 gulden (1). — Item, den Heere De
Rode van Hekeren, Hofmeester van den Gouverneur,
(1) Het kasteel was dus nog eenigszins bewoonbaar.
-ocr page 136-
— 132 —
vereerd met een paar handschoenen van 24 gulden (1). —
Item, den Ontvanger Van IJlen vereerd met 100 Rijksdaalder,
opdat hij met het land Valkenburg goede correspondentie zoude
houden. Item, den Kapitein van Ittersum, vereerd met 400
gulden, voor diensten den lande bewezen (2). Item, den Kapitein
van Till, voor gedane diensten, vereerd met 250 gulden. —
Item, betaald aan Dirck Horstmans te Oud-Valkenburg, 17
gulden 7 st., wegens eene onrechtmatige executie, door den
Ontvanger van Uien gedaan. — Item, betaald 100 species
fransche kroonen, waarmede de Ho. Mo. Raden van State
vereerd waren geworden. — Item, aan Jacob Kalckhoff, in
den Peerboom te Aken, wegens vertering aldaar gedaan
door de Staten dezes lands in \'t confereeren over de zware
contributiλn, die hun Ho. Mo. op deze landen van Overmase
waren eischende, 230 gulden 14 st. — Item, aan Mevis
Huynen aan gen-Einde te Schimmert, wegens het houden
van drie a vier vergaderingen van den Staat dezes lands,
ten zijnen huize, 12 gulden 10 st. — Item, aan den Maar-
schalk Adriaan van Hoensbroeck, als wezende bij de Staten van
Overmase gedeputeerd naar \'s Gravenhage, om aldaar af te
schaffen de extraordinaire bede, door hun Ho. Mo. de
Staten Generaal van deze landen gevorderd, 3276 gulden
15 st. — Item, aan den Raron van Hoensbrocck-Guel,
wegens gedane onkosten in \'t proces tegen Elslo, 620
gulden. — Item, aan den Heer Relderbusch (3), Commis-
saris des lands Limburg, wegens zijne deputatie naar Rrussel,
81 gulden. — Item, aan den Raron Daniel van Hoensbroeck,
in vergelding van diensten den lande bewezen, 300 gulden. —
(1)     Het wapen de Rode van Hckcrcn verbeeldt een. kruis. Op den helm
een vcderbos.
(2)     Zijn cachet verbeeldt 3 hondenkoppen.
(3)    Zijn cachet vertoont vijf balken waarover een rechts klimmende leeuw.
-ocr page 137-
— 133 —
Item, aan het Godshuis, op \'t Kruis, bij wijze van aalmoes,
gegeven 50 gulden.
De bede aan den Koning, over het jaar 1646, ingegaan
met 1" November, bedroeg almede 2/7 gedeelten van 72,000
gulden, doende met de daarbij uitgezette som voor extra-
ordinaire kosten en lasten, 36,764 gulden 5 st. — Hieruit
werden de volgende posten betaald , als: aan den Graaf
de Laverne (1), Kommandant van \'t kasteel Limburg, als
gevolmachtigde van Zijne Hoogheid den Hertog van Lotha-
ringen, 5,554 gulden 5 st., zijnde de quete van Valken-
burg in eene som van tweeduizend dubbel pistollen en
zeshonderd patlacons, den voormelden Hertog geschonken,
opdat hij de landen van Overmase ontlaste van troepen. —
Item, aan onderhoud van \'t garnizoen van Daelhcm, met
inbegrip van het donatief aan den Graaf de Guasco, 6115
gulden 6 st. — Item, aan den Kapitein Moretti, Komman-
dant van Daelhem, wegens kosten van service en placquilles,
73 gulden 17 st. — Item, voor zekere levering van brood,
uitgedeeld aan fransche troepen, onder het bevel van den
Generaal Veldmaarschalk Grammont, trekkende door Over-
mase naar Frankrijk, 480 gulden. — Item aan \'t dorp
Meerssen, in vergoeding van geleden plundering aldaar
gedaan door soldaten van \'t garnizoen van Daelhem, 700
gulden. — Item, aan den Graaf de Laverne, Kommandant
van Limburg, eene vereering van 300 gulden. — Item,
voor vertering gedaan op den generalen landdag te Henri-
Chapelle, ter zake van de aankomst van twee regimenten
Lotharingsche troepen, 59 gulden 8 st. — Item, aan ver-
schillende personen van \'s lands wegc uitgezonden naar
Brussel, Roermond, Stevensweert op kontschap (verkenning),
om te vernemen de intentie der Lotharingsche troepen, 59
(1) Zijn cachet is doorsneden, onder een kruis, en boven drie sterren.
-ocr page 138-
— 134 —
gulden 8 st. — Item, wegens wanbetaling der heerlijkheid
Elslo , in de bede aangevangen met 1° November dezes
jaars, 1413 gulden 2 st. 2 oort. — aan den Griffier Soons,
wegens vereerden wijn aan den Heer Audiencier, met inbe-
giip van G dubbel pistollen, aan den Agent Massing de
1\'Abbeye, Baljuw van Hannut, 243 gulden 8 st. — aan
den Heer van Erpicum te Daelhem, wegens zijne deputatie
aldaar, 9 gulden 1 st. — Item, aan den Griffier Soons, teer-
geld om den Hertog van Lorrevnen te gaan spreken, 190
gulden.
Het jaar 1647 opende onder de beste verwachtingen ;
dan, zoo wel van de zijde der Staatschen als van den
kant des Konings, werd de noodzakelijkheid gevoeld, om
een einde te maken aan een oorlog, die zoo langen tijd
geduurd had. Reeds in Januari van dit jaar werden, te
Munster in Westphalen , door wederzijdsche gevolmachtig-
den, de vredesonderhandelingen geopend. —De voorloopige
beraadslagingen leidden daar heen, dat de betwiste landen
van Overmase toegewezen zouden worden aan die contrac-
teerende partij, welke deze landen, bij \'t sluiten van den
vrede, in haar bezit zoude hebben. — Deze noodlottige
stelling gaf stof tot nog ergeren oorlog. Van beide zijden
werd naar gestreefd om van dit bezit te doen blijken ; gc-
weldenarijen volgden slag op slag, en het hulpmiddel werd
erger dan de kwaal.
Zoo begonnen de Staatschen al dadelijk met, in de be-
twiste landen, vooral in dat van Valkenburg, nieuwe hootd-
ambtenaren aan te stellen, of het den bestaanden Titularissen
lastig te maken. — Wij vonden ten deze een schrijven,
dat we in nota mededeelen, geadresseerd 8 Maart 1647
door den Graaf de Wiltz, Gouverneur van Limburg, aan
den Baron van Hoensbroeck-Guel, des Stadhouders oudsten
zoon, destijds vertoevende te Brussel in \'t hotel den
-ocr page 139-
— 135 —
Caperon. (i) — De Luitenant Drossaard Wal ter van Meer,
opvolger van wijlen Frederik Randenraedt, zag zich te dezer
tijd veiligheidshalve genoodzaakt de Schepenen der hoofd-
banken te laten vergaderen op het fort van Leuth, om zich
te bespreken over punten rakende \'s Konings dienst, \'s lands
welvaart of het administreeren der justitie, Toen de
Drossaard de kosten, op vier dezer vergaderingen gedaan,
op \'s lands rekening wilde brengen, werd deze post, door
de Commissarissen geschrapt, op grond, dat die vergade-
ringen waren gehouden over het stuk van administreeren
der justitie, iets dat zij Commissarissen zich niet hadden
aan te trekken. — De Kolonel Von Stein Callenfels was te
dezer tijd Kommandant van Maastricht (2). Wij vonden
van hem het volgende bevel, afgegeven aldaar den 24
Augustus 1647. Hartman» Gotfried vom Stein Callenfels,
Lievtenant Kolonel van een regiment te voet, Commandeur
der stadt Mastricht...... Worden hiermede d\'inwoondren van
Ulestraeten, Gueul, Bundt en Houtem geordotmeert met die
gemeente van Merssen te helpen draegen in die somme vat»
hondert vijftig gulden, Hullants geit, als deselve gemeente heft
moeten betaelen voor eene convoye van \'s Hertogenbosch."
Zoo zeer de Staatschen de ambtenaren ontsloegen en
andere in de plaats stelden, zoo zeer waren de Spaansche
(1)    Monsieur......Ensuitte de ma promesse j\'envoye icij joinet un
pacquet adressez au Conseil d\'Eslal lourhant les^cmpiοses que font les Estats
de Hollande contre Monsieur vostre Pere et aaltres Officiers du Pays de Faul-
quemont, ou je nc mancque de partieulicrement reeommamlcr te zelc et l\'affec-
tion de Monsieur vostre Pere au service de Sa Majcste. S\'il vous plait vous
deliverez vous meme ce pacquet en mains de Monsieur lc President, et
1\'informerez verhalemeiit de tout Ie faict ainsy que je Ie fais par cscript. Je
demcurc Monsieur, vostre tres aiοectiounez serviteur.
((iet.) J. Cohtλ ok Wiltz.
(2)    Het wapen van Stein Callenfels is gedeeld ; boven een gaande leeuw en
onder een kruis. Op den helm een vederbos.
-ocr page 140-
— 136 —
bedacht de ontslagenen in hun bedieningen te handhaven.
Deze hadden, den 2 September, in dien zin een plakkaat
uitgevaardigd, en dadelijk volgde het hier overgenomen
tegen-plakkaat: »Den Raedt van State der Vereenighde
"Nederlanden,
gesien hebbende seker placaet van wege den
«Goninck ym\\ Spaignen tot Brussel uytgegeven den tweeden
»deser loopende Maent September, daerby sich willende
«toeschrijven de Souverainiteyt ende Jurisdictie over de
»landen van Valckenborch, Daelhem ende \'s Hertogenrade,
«Overmase, Verbiedende de goede Ingesetenen aldaer te
«gehoorsamen ende erkennen de bevelen ende Jurisdictie
«van de Officieren die van wegen desen Stact, met goeden
«en rechten titule naer het winnen met de wapenen van
«de Casteden ende Sterckten der voorschreve plaetsen
«daerover syn gestelt, op pene van daerover arbritalyck
«gestraft te worden. Belastende oock syne pretense Officieren
«daerover sorge te dragen, ende tegen de Overtreders
«sonder eenich uytstel of oochluyckinghe te procederen.
«Hetwelck alsoo van deser zijde niet en is te lyden, maer
«tot conservatie van de Hoocheyt ende gerechticheyt van
«desen Staet moet leghen ghegaen worden, ingevolge van
«de rcsoluliλn van de Ho. Mo. Heeren Staten Generael van
«den tweeden Mey ende veertienden September lestleden.
«Soo ist, dat hiermede wel expresselyck werdt belast ende
«bevolen aen de ghestelde Officieren van desen Staet over
«de voorschreven landen van Valckenborch, Daelhem ende
«\'s Hertogenrade, heur deur \'t voorschreve placaet niet te
«laten afschrikken van heure bedieninghe, maer heur daer
«inne te houden ende deselve te exerceren volghens ende
«in conformiteyt van heure respectieve Commissiλn, daer
«inne heur de Inghesetenen aldaer sullen hebben te erkennen
«naer bchooien. Ordonnerende ende bevelende den Gouver-
«neur ende Commandeur van Maestricht, des noot ende
-ocr page 141-
— 137 —
«versocht zynde, de stercke handt te bieden, bij soo verre
»deser zydts Officieren ende Justicieren aldaer in heure
»aenbevolen bedieninghen eenich belet of hinder soude
«mogen gheschieden ofte wedervaren. Gedaen in \'s Graven-
»hage den 24 September 1647."
Het is allicht tengevolge van dit plakkaat, dat Gerard
Odekercken, Secretaris der bank Klimmen, in October
1647, door de gewapende macht geλxecuteerd en beroofd
werd van al zijne koebeesten; als hebbende niet opgc-
volgd het aan hem gezonden bevel om de protocollen,
registers, charters en andere stukken, de bank en den
lande van Valkenburg betreffende, naar Maastricht over te
brengen. Evenzoo ging het met Willem Frederickx van
Klimmen, die in zijne woning gevat, te Maastricht in de
gevangenis geworpen werd, en zulks ter oorzake van
de diensten, die hij, tot behoud van Zijner Majesteits
Souvereiniteit over deze landen, aan den dag had gelegd.
Nog erger lot was zekeren Hendrik Schepers beschoren,
die niet slechts om dezelfde rede gevat en in de gevangenis
geworpen, maar tevens aan den lijve gestraft werd; dan,
wij Jezen in de rekening van dit jaar, dat de Ontvanger
Boviers betaald had aan den Luitenant geweldiger te Maas-
tricht, voor verteerde kosten en executie van Hendrik
Schepers, de som van 365 gulden 10 st.
Een bevel als dat hierboven, aan den Secretaris van
Klimmen, was misschien ook gezonden geworden aan den
Secretaris der bank Meerssen, en waarschijnlijk aan die
der overige twee hoofdbanken. Dit meenen wij te kunnen
afleiden uit een voor ons liggend stuk, luidende aldus:
»Door ordre van Syne Excellentie Grave van Solms, Generaal
der Artillerie, Gouverneur tot Mastricht...... Wort hiermede
de Overicheit van Meerssen te weten gedaen, dat sy tegens
overmorgen, Vrydachs willen kommen alhier te Mastricht,
-ocr page 142-
— 138 —
alsoo men met haer heeft te tprecken tonder te blyven in
gebreck. Actum Mastricht den
23 October 1647. (Get.) Rode
v. Bekeren, Ho/fmeister."
Op de kantzijde staat: »Desen
geniλn en Ie teijkenen en aen brengern te restitueren, betaelende
den wegh naer discretie."
— Het kantbericht is evenwel niet
onderteckend. Heeft brenger niemand thuis gevonden, of
hebben die van Meerssen misschien het polver geroken ?
Wij kunnen het niet weten. Zeker is het dat Peter Stassen,
Lodewijk Driessens en Karel Schuegens, schepenen van
Meerssen, de een vσσr de andere na gevat, en te Maastricht
in de gevangen porie achter slot werden gebracht.
De belastingen over \'t jaar 1647 waren als volgt: 1° De
Hollandsclie contributie, in te gaan met 1° October zijnde
twee zevende gedeelten van 72,000 gulden. 2° Een bui-
tengewoon subsidie van 36,000 gulden, dat de Overmaasche
landen gedwongen waren op te brengen, volgens resolutie
en pretentie van hun Ho. Mo. de Staten van Holland, in
dato 26 April 1647, doende voor Valkenburg 11948 gulden
12 st. 1 oort. — 3" De gewone bede aan den Koning,
ingaande met 1° November, bedragende almede twee zevende
van 72,000 gulden. En 4° eene som van 40,070 gulden 10
stuiver, gerepartiseerd te Eupen, den 7 Februari 1647,
voor onderhoud van twee regimenten Lotharingschc troe-
pen , liggende in \'t land van Limburg sedert den 14
December 1646 tot den laatsten Februari 1647. — Bui-
ten en behalve deze vier taxen werden ten zelfden dage
ook nog omgeslagen 7590 gulden, voor buitengewone on-
kosten, waarin het land in dese miserable conjuncture van
tijde
stond (e vallen.
In de rekening over 1647 werden onder andereposten
van uitgaven de volgende geleden : de quote der heer-
lijkheid Elslo in deze drie taxen , als zijnde niet betaald
geworden, 3913 gulden 15 st. — Item, voor twee amen
-ocr page 143-
— 139 —
goeden Rijnschea wijn, waarmede de Staten van Valken-
burg den Griffier Musch vertoevende te Spa vereerd hadden,
175 gulden. — Item, voor een jaar interest van een
kapitaal van 10,285 gulden, gerestitueerd aan Lambert
Rietrae, 1093 gulden. — Item, voor vertering in \'s lands
dienst te Aken gedaan door den Baron Frederik Van
Schaesbergh, Ambtman van Bruggen, 60 gulden. — Item,
voor een voeder wijn, waarmede de Baron van Boetselar
vereerd was geworden, 152 gulden 16 st. — Voor schade-
vergoeding aan meerdere ingezetenen van Velt en Schin
op Geul, ter zake van executie gedaan door den Luite-
nant Kolonel Albertanson, 397 gulden 8 st. — Hem, aan
den Baron Daniel van Hoensbroeck, 300 gulden, waarmede
hij van \'s lands wege was vereerd geworden, wegens
merkelijke diensten gedaan ter zake van de Lotharingsche
troepen. — Item, aan den Luitenant-Kolonel des Maisieres,
Kommandant op het koninklijk fort van Navagne, vereerd
300 gulden, opdat hij goede orde houde onder zijne sol-
daten. — Item, aan den Baron van Hoensbroeck-Guel, voor
onkosten gedaan in \'t proces tegen den Graaf d\'Arberg
de Valengin, Heer van Elslo, 160 gulden. — Item, aan
den Burgemeester de Grati te Maastricht, in den Wint-
molen, voor vertering bij hem gedaan in het conlereeren
met de Heeren gecommitteerde Raden van State, 160 gul-
den. — Item, aan dezelfde Gecommitteerde Raden, wegens
kosten en vereeringen gedaan ter zake van de geλischte
extraordinaire subsidie, 614 gulden 14 st. — Item, aan
den Graaf van Solms, Gouverneur van Maastricht, 2700
gulden, uit eene som van 14,000 gulden Hollands courant,
voor donatief dezes lands over het loopende jaar 1647. —
Item, aan den Graaf van Willz, Gouverneur van Limburg,
2500 gulden 15 st. voor zijn donatief, over \'t jaar
1647. — Item, aan Jacob Coecken, voor een voeder wijn,
-ocr page 144-
— 140 —
waarmede het land, om beters wil, den Drossaard van
Till vereerd had, 375 gulden. — Item, voor een half
dozijn vette hamels vereerd aan den Kommandant Steyn-
Callenfels, 72 gulden. — Item, voor twee amen wijn vereerd
aan den Luitenant-Kolonel kommandeerende op Daelhem,
150 gulden. — Item, aan Lambert Soons, als Gedeputeerde
dezes lands naar Brussel, ten einde een verdrag te treffen
wegens schorsing van winterkwartier. — Item , aan den
Baron van Hoensbroeck-Guel en aan eenige Schepenen van
Meerssen, 301 gulden 3 st., om ze in \'s lands behoef
te besteden. — Item, aan den Baljuw Massing de l\'Abbeye,
in zijn hoedanigheid van Agent dezes lands te Brussel,
om te worden besteed in zake de Commissarissen van
Zijne Hoogheid den Hertog van Lorreinen, alsmede in de
procedure tegen den Graaf d\'Arberg, Heer van Elslo,
497 gulden 2 st. — Item, aan Antoon Olivier de Henri-
Chapelle, wegens vertering door den Staat dezes lands, ten
zijnen huize gedaan, den 5 December 1647, 19 gulden
7 st. — Item, heeft de Rendant betaald aan zijn Zwager
Hubrecht Lenaerts, voor zekere voorgestrekte penningen,
in zake de erfgenamen van wijlen Jonker Strabach, als-
mede aan den Advokaat Paludanus, den Procureur Gouthoven
en de Stadsrechters van Maastricht, 107 gulden 10 st.
In de maand November 1647 werden de Overmaasche
Stenden door den Graaf van Solms uitgenoodigd, om on-
middelijk in zijtie handen te betalen eene zekere som
van penningen, wegens onkosten gedaan door Hare Hoog-
heid de Prinses Weduwe van Oranje, in haar reis naar
deze gewesten. — Het schijnt dat de Stenden, ten deze
vergaderd te Ste Kruis, met deze reiskosten niet zeer inge-
nomen waren, dan, wij lezen in eencn brief geschreven
den 22 November, door den Baron Daniel van Hoensbroeck
aan zijn neef Conrad Jόlrich, Heer van Guel: ky joinct
-ocr page 145-
— 141 —
vous verrez ce que Ie Comte de Solms demande. L\'on a
dernierement a Vassemblιe de la
S\' Croix resolu de sou/frir
l\'execution a charge de la generalitι de la Province, plustot
que de payer
, el de faire les plaintes a la Haye. —
Culenborgh ne rιpond, mais escrit a Boviers que ledicl Comte
nat aulcune charge, et ainsi il Ie faull refuser, mais ils
ont les moyeus a la main pour se faire payer
nolens
volens. — Inderdaad, de rekening wijst een post aan
van 2858 gulden 15 st. »door den.Rendant Peter Boviers
«betaelt aen syne Excie den Heere Graeve van Solms oft
»aen synen geconstitueerden Hooffmeester Jonker Roda
»van Hekeren, voor soo veel als ons contingent was be-
»draegende in seeckere oncosten tot behoeve van Haere
»Hoochl Mevrouwe de douagiere Princesse van Orangien,
«over haer gedaende reyse naer Spa, ende van Spa
«wederom over Aecken naer Meurs, ende soo naer huys."
De Staten van Overmase hadden in de laatste dagen
dezes jaars 1647, goed gevonden den Graaf van Wiltz,
als Gouverneur dezer landen, te vereeren met 6000 guldens
courant, en terwijl gemelde Graaf deze vereering niet
had willen aannemen, zoo werd de Ontvanger gelast deze
penningen te besteden ten behoeve van zekere commissie,
opgedragen aan de Heeren Prelaten van Godsdaal en van
Kloosterrade, aan Adriaan de Groot en aan Lambert Soons.
Wij zeiden dat de hoofdambtenaren der betwiste landen
bemoeilijkt en eindelijk uit hun bedieningen ontslagen
werden. Dit lot viel allengs ook den Stadhouder, Conrad
Ulrich Baron van Hoensbroeck-Guel, ten deel. Zijn eerste
optreden in \'s lands dienst dagteekende van het jaar
1617, als wanneer hij door de Stenden van Valkenburg
en van \'s Hertogenrade, en bij afzonderlijke commissie door
die van Daelhem, naar Brussel werd afgevaardigd. —
De Daelhemer commissie was geteekend door Wericus,
-ocr page 146-
— 442 —
Abbas Val-Diei namens de Geestelijkheid, door Wijnant
van Imstenraedt tot Mheer (1) namens de Ridderschap,
door Frongteaux de Hoisse en Jan Moulingcn namens de
Officieren der banken. — Deze dertigjarige diensttijd
verhinderde niet dat de Stadhouder uit zijn ambt werd
ontzet. — Wij vonden van zijne hand eene »>Iemorie
»vau \'t ghene is raeckende mijn Officie: Staet te noteren
»dat ick hebbe bij cesse van myn vaeder en by patente
»van syne Majesteyt verkregen titulo onerosa d\'officiλn
«van Stadhouder ende vooght des lanls van Valckenborgh,
«dewelcke ofticiλn syn 4453 verpant ofte verset geweest
»by Philippus Bonus, Hertoghe van Bourgoigne aen den
«Heer van Cortenbach, waernae sy syn coomen in de
»familiλn van Palant ende soo by houwelyck, aan die van
«Strythaegen Huyn-Amstenraedt ende Hoensbroeck, in
«dewelcke fatniliλn soo by successiλn als houwelycken
»nu eenigen lyt hebben berust, als hebbende myn vader
»Anno 1587 by patente vercregen dat de voorschreve
«otticiλu niet sullen worden gelost, hebbende deselve ook
»tot het jaer 1632 paiselyck beseteu, als wanneer de
«Heeren Staeten van de geόnieerde Provinciλn hebben
«verovert Limbourg, waerdoor syn meesters geworden
«van de landen van Overmaese, ende hebben alsdan de
«voorschreve officiλn confereert aen Capitain Til, maer
«naderhant gesien hebbende dat de voorschreve Ileeren
«Staeten waeren qualyck geiundeert, soo hebben se hetselve
«officie wederomme gercstitueert in Julio 4033 met belofte
«hetselve in myn leven niet te lossen, ende alsoo Haer
«Majesteyt de Stat van Limbourg weder heeff ingenomen,
«heeft oock den Stadthouder willen qucrelleren, maer
«gesien hebbende syn goet recht, en heeff niet alleen
(1) Zijn cachet \\erbeeldt een hartscliildje omzet met bollekens.
r
-ocr page 147-
— 143 —
»hem gemainteneert ia syne officiλn, maer oock belooft
«deselve niet te lossen noch aen syne erven sonder
«groote redenen. Nu is \'t dat de Staeten der Veree-
»nigde Nederlanden andermael sonder eenige oorsaecke
«de voorschreve officiλn hebben geconfereert aen den
»Baron van Gent, een Geldersman, directelyck streckende
«tegens de privilegiλn van dese landen, dewelcke met
»gewelt hem Stadhouder hebben gepossedeert, niet alleen
»van syne ordinarisse jura ofte rechten der leenen, olte
»als hy andersints is justicie administrerende, maer oock
»van seecker bembt wesende vier of\' vyff bunder groot,
»als oock eenige groote vaeten haever ende hoenderen
»tot Mesch, ende voorders van alle andere gerechticheyden,
»de Souvereiniteyt niet raeckende, sonder nochtans weder
»te geven otte te presenteren eenige pantpenningen. Ende
»alsoo den ambassadeur de Bruin heeft gcdaen veele
«instantiλn tot restitutie van de voorschreve officie, als
«wezende directelyck tegens den vrede van Munster, soo
»en heeft nochtans tot nog toe niet connen op doen,
«weshalve ick vraegende ben niet alleen der voorschreve
«officiλn "maer oock van alle den schaede ende interessen
«geleden ofte alnoch te lyden, ende dat met den eersten,
«daervoor mach worden borge gesteld."
TWIST OVER HET BEZIT DER LANDEN VAN OVERMAAS
CONFLICT OVER DE JURISDICTIE.
V.
Het tractaat van Munster of de vrede tusschen Philips IV,
Koning van Spanje, en de Vereenigde Nederlandsche Pro-
vincλn, door Philips als vrije onafhankelijke Staten erkend,
10
-ocr page 148-
— 144 —
werd, den 30 Januari 1648, gesloten. Een der voornaamste
bepalingen was: dat de Koning en de Vereenigde Provin-
ciλn wederzijds zouden behouden de landen en plaatsen,
welke zij op dat oogenblik in bezit hadden. — Den
25 Maart daaraanvolgende, kwam eene sterke partij sol-
daten van Maastricht naar Meerssen, om den Schepen
Peter Stassen in zijne woning te vangen. Hem daar
niet vindende, evenmin als ten huize zijns broeders, dat
zij omringd hadden, moesten zij lediger hand naar Maas-
tricht terug keeren. — \'s Anderen daags retireerde zich
de Schepen Stassen op het fort van Leuth, alwaar hij
verbleef tot den 5 Juni, zijnde de dag, dat het gerati-
ficeerde tractaat werd afgekondigd. — Een paar dagen
later brachten dezelfde gasten weder een bezoek aan Meerssen,
doch te vergeefs, de Schepen was er niet.
De Staatsche Luitenant-Voogd Pesters had, te dezer tijd,
bij Louis Driessens en Claes Heusch , Keurmeesters der
bank Meerssen, de Keurkanne gereclameerd, welke onder
hen was berustende; en daar zij aan dit verzoek niet
durfden voldoen, wegens de tegenorders, die zij ontvan-
gen hadden van den Baron Conrad Ulrich van Hoensbroeck-
Guel, Stadhouder en Voogd van Zijne Majesteit in den
lande van Valkenburg, zoo is het gebeurd, dat de ge-
melde keurmeesters, door zekeren N. Crop en soldaten,
op last van voormelden Pesters, geλxecuteerd zijn geworden
tot zij de gereclameerde kan overgaven.
Met het oog op den Munsterschen vrede hoopten de
Valkenburgsche Stenden in het vervolg te volstaan, mits
betalende de beden en contributiλn aan eenen kant, het
zij dan aan den Koning of wel aan de Vereenigde Pro-
vinciλn ; doch zij rekenden buiten den waard. De offi-
cieren van hun Hoog Mogende zonden, in de eerste maanden
des jaars 1648, twee taxen over \'t land Valkenburg uit,
-ocr page 149-
— 145 —
ten bedrage van 54,903 gulden 9 st. 2 oort. En terwijl
de Staten dezes lands niet mιιr hadden omgeslagen dan
42,956 gulden 6 st., ingaande met 29 Januari 1648, zoo
moest het ontbrekende alsnog worden aangevuld. Dit ge-
schiedde, bij resolutie genomen op den landdag te Val-
kenburg, den 6 Februari 1649. De betrekkelijke omslag
luidt in den aanhef, aldus :
«Memoriale repartitie gemaeckt over hetquoot ende con-
«tingent deses lants Valckenborgh in de beede van 72000
«guldens, dewelcke alsoo men- deselve overlang hadde
»omgeleijt met vaste hoope dat men mits die eens betalende
»in desen Vreedetyt zoude volstaen, andermael is moeten
»gerepartiseert worden, om de swaere execuliλn van de eene
»en van de andere syde te ontgaen, deselve repartitie ,
»mette hieronder gespecificeerde onkosten gedaen synde ter
«vergaderinge lot Valkenborgh beschreven en gehouden
»synde den 6 Februarij 1649 ten overstaen van den Heere
«Stephan van Eynatten Commissaris deses lants, in bywesen
»van den Heere Erfmaarschalck van Hoensbroeck, den Baron
»Hoensbroeck-Guel, Adriaan de Groot ende meer anderen
»van den Staet deses lants."
Een voor ons liggende brief, geadresseerd door den Graaf
van Solms, Gouverneur van Maastricht, aan den Baron van
Hoensbroeck-Guel, staal allicht met evenbedoelde zware
executiλn in verband : »Mijn Heere.... Alsoo den Ont-
fangher van IJlen, alhier, volgens laest van Haer Hoog Moo.
inslantelyck bij Ons aenhoudt U. E. te doen ophaelen, soo
hebben U. E. hiermede waerschauwen niet te min begeeren
willen, dat U. E. niet laeten wilden hem alhier in te stellen
tot verdraeg deser saecken, en sallen hier in langher niet, als
tegens Donnerstaeg avendt, dese requisitie connen opschugven.
Waermede U. E. ml connen reguleren."
Uit de opbrengst der aangegevene twee taxen, over het
-ocr page 150-
— 146 —
jaar 1648 gerepartiseerd, werden onder anderen de volgende
extraordinaire onkosten gekweten: \'s Lands quote uit eene
som van 20,000 pattacons, wegens onderhoud der troepen
van Zijne Hoogheid den Hertog van Lorreynen, waarover
de Staten met den Hertog geaccordeerd hadden ter somnle
van 14,286 gulden 5 st. — Item, aan Zijne Excellentie
den Rheingraf, Commissaris-Generaal der Staatschc legers,
eene vereering van 9562 gulden 10 st. om te voorkomen,
dal het land door diens troepen ten eenenmaal worde
bedorven. — Item, aan Zijne Excellentie den Graaf van
Solms, de quote des lands Valkenburg uit eene som van
18,000 gulden , zijnde het donatief over \'t jaar 1648,
waarmede de Ridderschap en de Staat der vier landen van
Overmase, Zijne Excellentie gecongratuleerd hadden, 3231
gulden 1 st. 1 oort. — Item, terwijl de bank Meerssen
weigerde te helpen dragen in de vereering gedaan aan
Zijne Excic den Rheingraf, zoo heelt de Ontvanger de quote
dezer bank moeten bijleggen, ter somme van 1593 gulden
15 st. — Item, voor vereering gedaan aan den Gouverneur
van Limborg , alsmede wegens de fourage van het regi-
ment van den Kolonel de Laverne, 2643 gulden 12 st. —
Item, aan interest tot het lichten der penningen, die noodig
waren om de zware executiλn te voorkomen, waarin het
land stond te vallen, 1966 gnlden 13 st. — Item, alzoo
de Kommandant van Navagne ten laste dezes lands zekere
zware executie had gedaan , in het ophalen van verschei-
dene personen en bestialiιn , heeft de Ontvanger, om die
los te helpen, zoo aan militaire executie als aan verterin-
gen betaald, 734 gulden. — Item tot afdoening van het
proces, tusschen de erfgenamen van wijlen Jonker Strabach
ter eenere en het land van Valkenburg ter andere zijde,
met inbegrip der vereeringen aan de scheidsmannen en
aan Sieur Lambert van Haren, 3792 gulden 10 st. — Item,
-ocr page 151-
— 147 —
betaald het contingent uit eene som van 4000 gulden, waar-
over het land Valkenburg geaccordeerd had met den Kolonel
Octavio Guasco, wegens het garnizoen liggende te Daelhem,
1142 gulden 12 st. — Item, aan Massing de 1\'Abbeye,
Baljuw van Hannut, wegens zijne gedane negociatie met
den Hertog van Lorreynen, 318 gulden 3 st. — aan
zekeren expresse gezonden naar \'s Gravenhage met brieven,
om te voorkomen de executiλn, waarin \'t land stond te
vallen, wegens de erfgenamen van wijlen Jonker Strabach,
41 gulden 8 st. — Item, betaald voor geleverde steenkolen
aan het garnizoen van het kasteel Valkenburg, 100 gulden. —
Item, betaald 1642 gulden 14 st. voor zoo veel als de
heerlijkheid Elslo, in het cohier beginnende 29 Januari
1648, in gebreke was te voldoen. — Item, betaald aan
den Weleerw. Domheer van den Berg-Trips, om te worden
overgemaakt aan Sieur Massing de 1\'Abbeye, Agent in
zake den Graaf d\'Arberg, Heer van Elslo, 140 gulden
12 st. — Item, aan Hendrik Odenkercken, Secretaris van
den Heer van Geul, 240 gulden, wegens onkosten gedaan
in het proces tegen Elslo. — Item, aan den Griffier
Lambert Soons, wegens zijne deputatie naar Brussel, in
Mei 1648, de som van 60 gulden. — Item, voor teer- en
pektonnen gebruikt tot viering van den gesloten vrede,
73 gulden 3 st. — Item, betaald 50 gulden, die de
Staten, om beters wil, den Kommandant op \'t kasteel Val-
kenburg hadden toegevoegd.
Het jaar 1648 eindigde met den volgenden nieuwjaars-
brief , in plakkaatform gedrukt en alom aangeplakt:
«Alsoo de Doorluchtige Hoogh. Moogende heeren staten
»geneiuel der Vereenichde Nederlanden goet gevonden
»hebben te verclaren, dat alle de Geestelycke ende Kercke-
»lycke goederen in de drie landen van Overmaese, aen
»desen Staet der Vereenigde Nederlanden syn vervallen,
-ocr page 152-
— 148 —
»ende dien volgende gelieft hebben my Pieter van Blau-
nwemteyn,
by haere opene brieven te committeren ende te
«stellen als Ontfanger ende Administrateur van deselve
«Geestelycke ende Kerckelycke goederen, gelegen in de
»Stadt ende in den lande van Valckenburgh, Overmaese,
»geene uytgesondert. Sσo is\'t, dat ick in qualiteyt voor-
«schreve hiermeede vercondige aen alle Abten, Prelaten,
«Pastoors, Conventualen ende Prebendarissen, als oock de
«Rentmeesters ende Administrateurs van deselve, dat sy
«voortaen hunne handen van de voorschreve Geestelycke
»en de Kerckelycke goederen hebben aff te trecken. Mits-
«gaeders dat sy aen my sullen overleveren de Originaele
«fundatie-brieven , Registers, Boeken, Pachtcedullen, Ree-
«keningen ende voordere Documenten, scheyn ende bescheyt
»die sy weeten , ofte hebben ofte connen hebben van die
«meer genoemde Geestelycke goederen , unde Beneficiλn ,
«ende sulcx binnen den tyd van drij daegen, binnen de
«stadt Maestricht in de Herberge genaempt de Roose op de
«Houtmerckt, op pene dat tegens de voornoemde Geeste-
«lycke persoonen, ende haere Rentmeesters, Administrateurs,
«Prebendarissen ende Conventualen, hiervan in gebreecke
«ofte weygeringe blyvende, sal geprocedeert worden by
«gysselinge van haere Prebenden, Alimentatiλn ende onder-
«hout, waervan sy de facto sullen%versteecken syn. Gelyck
«insgelycx vermaent wordt aen die Pachters ende Huerders
«der voorschreve goederen haere pachtcedullen, binnen den
«voorschreven tijt, te comen verthoonen, ende haere ge-
«pachte landen , tienden , ende andersints aen te brengen
«bij versteek der huere. Ende meede wel expresselijck ge-
«last in handen van dι voorschreve Geestelijcken offle haere
«Administrateurs ende Ontfangers eenige betalinge te doen,
«op pene van dubbel te betaelcn. Maer sullen deselve bc-
«taelinge hebben te doen in mijne handen binnen den
-ocr page 153-
— 149 —
«voorschreven tijt van drij dagen , alles volgens die Or-
«donnantie ende goede wille van de voorgemelde Doorl:
»Ho: Mo: Heeren Staeten.
Ende op dat niemandt hier van
«eenige ignorantie en pretendere, sal dese al omme in den
»lande van Valckenburgh, alwaer men gewoonlijck is pu-
«blicatie ende affictie te doen, vercondicht ende geaffigeert
«worden". Actum Maestricht den 29 December i648.
(Get.) Pit van Blauwensteun.
Zijne Excellentie de Rheingraf, van wien wij boven ge-
waagden, bevond zich, in Januari 1649, nochte Maastricht.
— Van daar uit schreef hij aan den Baron van Hoensbroeck-
Guel, het volgende : «Monsieur ...... Je vous snpplie que
»je puisse avoir Ie bonhevr de vous voir, et pour c\'est effect
»me mamier quand et a quel lieu je pouraij vous rencon-
»trer , sur quoy fattendray vostre reponse, et cependant je
»m\'ecriray , Monsieur v ..... vostre tres humble serviteur
(get.) P. Riieincraf" (1).
Het landje van Valkenburg was, te dezer tijd, van Hoofd-
officieren ruim gezegend. — Van de Staatsche zijde waren
het: de Gouverneur van Maastricht; de Baron van Gent(2)
Stadhouder en Voogd; Hans Willem van Till, Drossaard ;
de Licentiaat Johan Pesters, Luitenant-Stadhouder en Voogd;
Rutger van IJlen, Ontvanger ; Martijn de Quaede, Griffier.
Van den Spaanschen kant waren het: de Graaf van
Grobbendonck, Baron van Wezemael, opvolger des Graven
de Wiltz, als Gonverneur en Kapitein-Generaal van Over-
mase; de Baron van Hoensbroeck-Guel, Stadhouder en
Voogd ; Wolter van Meer, Luitenant-Drossaard belast tevens,
(1)     Zijn cachet verbeeldt een gcvοcrdeeld wapen met vier links klimmende
leeuwen waarover een gcvierdeeld hartschildjc, vertoonende in het i\'u twee
leliλn, in \'t 2,lc twee rug tegen rug gekeerde zalmen, in \'t 3dc een klimmende
leeuw en in \'t 4df een balk; het al gedekt door eenc vorstelijke kroon.
(2)     Zijn cachet vertoont een getraliede balk.
-ocr page 154-
— 450 —
sedert het ontslag van Peter Boviers , met den post van
Ontvanger ; Lambert Soons, Griffier. — Wolter van Meer
was \'sKonings ijverigste dienaar en aanhanger. Wanneer
hij het in zijne geboorteplaats niet houden kon , dan reti-
reerde hij zich op \'t fort van Leuth , op Navagne of te
Visι., van waar hij zijn orders over het land van Valken-
burg uitzond. Zoo lezen wij in zijne aanteekeningen , dat
hij, in Januari dezes jaars 4649 , met den Heere Raad en
Advokaat fiscaal, tot handhaving van Zijner Majesteits Sou-
vereiniteit, gevaceerd had te Visι, Limburg, Aken en el-
ders, en dat hij op den 2 Februari, zijnde O. L. V.
Lichtmis, met een Luitenant, een Sergeant en 27 soldaten
vertrokken was naar Brussel, om ten hove de noodige mid-
delen tot behoud der landen gerechtigheid te beramen, en
de betrekkelijke instructiλn te ontvangen. — Onder weg ,
te Sint-Truyden, had zich een soldaat van het konvooi,
genaamd Gilis Francken, bij ongeluk door \'t lijf gescho-
ten , waaraan hij \'s anderendaags, in den Adelaar aldaar
bezweek, en door de Paters Minderbroeders begraven werd.
Omstreeks ter zelver tijd werden Lodewijk Driessens en
Peter Stassen , Schepenen van Meerssen , op last van den
Drossaard van Till in hechtenis genomen , en in de ge-
vangen poorte te Maastricht opgesloten. Zoodanig een lot
trof ook den knecht van Wolter van Meer, met name Mar-
tijn Cleuters. Nog erger ramp viel den bode Laurens
Daemen te beurt, die , om te hebben afgekondigd Zijner
Majesteits plakkaten, gevankelijk naar Maastricht ingehaald,
en aldaar in strikte en crimineele gevangenis werd ge-
steld, met ijzers aan handen en voeten, waaruit hij door het
sterk aanschrijven van Anthonio de Rios, Gouverneur
van Leuth, ontslagen is geworden. Een ander bode van
Zijner Majesteits justitie, met name Kelis van Clermont,
was door het garnizoen van Maastricht geλxecuteerd ge-
-ocr page 155-
— 151 —
worden in zijne bestialiλn, voor welke executie en verteerde
kosten gedaan te Maastricht in de Gans , betaald is ge-
worden de som van 28 gulden 16 st. — In October 1649,
vertoefde de Drossaard van Meer wederom te Brussel,
hebbende hij alstoen gelogeerd bij Lambert Buysers, in
den Pellikaan.
Wij zeiden dat de Officieren , of liever de Hoofdambte-
naren van hun Hoog Moogende, de contnbutiκn uitschreven
zonder voorkennis of bewilliging van hen die ze moesten
betalen. — Van de vastgestelde hoofdsom kreeg elke hoofd-
bank een vierde deel, en elke had te zorgen, dat de pen-
ningen bijtijds in handen van den Ontvanger van IJlen, te
Maastricht, gestort werden. Zoo werd, den 18 Juni 1649,
een tax uitgezonden bedragende voor elke hoofdbank,
679 Gulden 19 st. en een half oort, doende voor de vier
banken of voor geheel het land Valkenburg, 2719 Gulden
16 st. 2 oort. — Den 20 October 1649 , voor de ge-
zamentlijke hoofdbanken , een tax van 8700 Gulden 11
st. — Den 21 October een van 54,187 gulden 4 st. —
En den 3 November daaraanvolgende, een dito van 8295
gulden 9 st. 3 oort.
Het denkbeeld, waarin de Staten van Valkenburg ver-
keerden , dat de koningsbede, ingegaan met 1 November
1649, door den vorigen Ontvanger P. JJoviers ware ver-
eftend geworden, was oorzaak, dat deze bede veel later, in
1652, eerst werd gerepartiseerd. — De Drossaard-Ontvan-
ger Van Meer teekende ten deze het volgende aan :
»Alsoo Sijner Majesteijts beede, beginnende 1" Novembris
«1649 , was blijven openstaen ongerepartiseert, ende al
«eerst uijtgesonden in den beginsel des jaers 1652, tot in-
»ninghe van dewelcke ick seer swaerlijcken hebbende con-
»nen geraecken, soo deur die verbolten ende oppositien
»tegens derselfs executeurs in \'t werck gestelt bij de Offi-
-ocr page 156-
— 152 —
«eieren van den Staetsche , is middeler tijts gebeurt dat
»den Rentmeester Generael van Limburgh het lant Valcken-
«borgh voor de voorschreve verachterde bede, deur diverse
«partijen van Soldaten met de stereke handt heeft doen
«executeren , welcke penningen van executie aen de res-
«pectieve Schatheffers welcke geλxecuteerd sijn worden ,
«ten laste van de generaliteijt, vergoijt moet worden als
«connende dese oncosten niet redonderen op de Schathef-
»fers die onschuldich sijn".
De rekening van het jaar 1649 bevat onder andere
uitgaven de volgende: aan Zijne Excellentie den Graaf
van Grobbendonck, betaald voor zijn donatie! als Gouver-
neur en Kapitein-Generaal der landen van Overmase, over
het jaar begonnen den 1 November 1649, de som van
1392 gulden 13 st. — Item, den Heer Bragart, Secretaris
des Graven van Grobbendonck , vereerd met 48 gulden,
opdat hij in \'s lands voordeel tijdig adverteere, wegens
troepen bewegingen als anderszints. — Item, aan drie ver-
schillende deputatiκn, als: in Januari en Februari 1648, te
Brussel, door de Heeren Prelaat van Kloosterrade, Adriaau
de Groot en de Griffier Soons. Den 25 Februari te \'s Gra-
venhage, door Adriaan de Groot en Servaas van den Uoufve,
Scholtis te Heerlen; en den 27 Maart te \'s Hage, door den
Ontvanger P. Boviers , 7456 gulden 6 st. — Item, voor
vertering gedaan te Aken in den Peerboom , den 27 Mei
1649 , de som van 193 gulden 4 st. — Item , voor ver-
tering, door de Staten dezes land gedaan, in den Wind-
molen te Maastricht, ter gelegenheid van hunne deputatie
bij den Rheingraf, 67 gulden 6 st. — Item, den Ontvan-
ger Butger van IJlen, te Maastricht, vereerd met 246 gul-
den, opdat hij goede correspondentie houdc met den lande
van Valkenburg. — Item, voor zekere onkosten, door Zijne
Excic den Graaf\' van Wiltz en eenige Lotharingsche Ofli-
-ocr page 157-
— 153 -
eieren gedaan in de Kroon te Henri-Chapelle, 60 gulden
13 st. — Item, voor onkosten gedaan door des Ontvan-
gers dienaar, met name Willem Smeets, zijnde te Limburg,
door den Kommandanl de Laverne , gevangen gehouden ,
39 gulden 18 st. — Item, aan Peter Van den Eyck, goud-
smid te Maastricht, voor levering van een zilveren zegel,
ten dienste van den Staat des lands Valkenburg , 10 gul-
den. — Aan schenkingen gedaan te \'s Gravenhage, in de
laatste deputatie aldaar, 2875 gulden. — Item voor on-
kosten gedaan door Jan Widdershoven en Jaspar Vilnoy,
tijdens hunne gevangenschap te Maastricht, 226 gulden
17 st. — Item, wegens wanbetaling van den tax van
Jonker Jacob Leeck , insolvent, en van den post van Ma-
thijs Cloot te Heerlen , wegens het leen Musschenbroeck,
682 gulden 14 st. 1 oort. — Item , wegens wanbetaling
der heerlijkheid Elslo, 1416 gulden 17 st. — Item, aan
den Baljuw van Hannut, 1073 gulden , om daarmede te
betalen het rapport van de procedure tegen Elslo, bene-
vens de vereeringen ten deze gedaan , alsmede het assu-
rantie geld, om deze som vrij en vrank tot Brussel te
brengen. — Item, aan den Baron Hoensbroeck-Guel, 120
gulden , om te worden besteed tot directie van de proce-
dure tegen den Graaf d\'Arberg, heer van Elslo. — Aan
den Notaris de Vis, voor een exploot gedaan te Elslo, 8
gulden 15 st. — Item, aan den Notaris Brons, voor eene
insinuatie gedaan aan P. Dlauwensteyn, Ontvanger dei-
geestelijke goederen, 4 gulden 4 st. — Item, voor zekere
haver, door Lambert Rietrae, in \'s lands dienst vereerd
aan den Kommandanl van Maastricht, 31 gulden 15 st. —
Item , voor brandhout, steenkolen en kaarssen , geleverd
aan het garnizoen van \'t kasteel Valkenburg, sedert Januari
1648 tot Mei 1649, de som van 500 gulden. — Item,
aan den Luitenant-Drossaard VVolter Van Meer vereerd
-ocr page 158-
— 154 —
300 gulden , wegens merkelijke diensten den lande bewe-
zen , ten tijde zijner residentie op het fort van Leuth. —
Item, voor onkosten gedaan door den Eerw. Heere Johan
Fraisinne, Proost van St. Gerlach , met zijnen knecht en
paarden te Brussel in \'s lands dienst. — Item, aan Ser-
vaas Van den Houfve, Scholtis te Heerlen, op rekening van
zijne kosten en vacatiλn in \'s lands dienst gedaan, 300 gulden.
— Item aan Adriaau de Groot, 300 gulden, om te worden
overgereikt aan N. Richardt, Secretaris van Zijne Excic den
Ambassadeur de Bruyn te \'s Gravenhage , als eene dank-
zegging voor de diensten den lande bewezen. — Item. aan
Frans des Maisieres , Gouverneur op \'t fort van Navagne,
in vergoeding zijner diensten den lande bewezen in het
passeeren van oorlogsvolk , in het doen van meerdere ex-
ploten door zijne soldaten , alsmede in het bieden der
sterke hand tegen de overtreders van Zijner Majesteits
plakkaten, vereerd 150 vat haver, geleverd door P.
Vincents ad 27 st. het vat, 121 gulden 10 st. — Item,
alzoo de Luitenant-Drossaard genoodzaakt was geweest, op
den 19 Juli en 26 September 1649 , de Schepenen der
hoofdbanken te. doen vergaderen te Visι , zoo was,\'in de
Roode poort aldaar, verteerd geworden 64 gulden 16 st.
In 1650 had de Luitenant-Voogd Pesters, namens den
Baron van Gent, een landdag belegd te Valkenburg, waarop
de meeste Schepenen en geheel de Ridderschap ai\'wezig
bleven. — Hierover ontstond eene briefwisseling tusschen
gemelden Pesters en Johan van der Stock, Scholtis van
Gelecn, ten deze gecommitteerd door de Heeren Daniλl van
Hoensbroeck en Stephan van Eynatten, Commissarissen des
lands Valkenburg.
De Hollandsche contributie, beginnende met 1 October
1650, bedroeg 6000 gulden voor elke hoofdbank, of 36,000
gulden voor gansch het land. — Daarbenevens schreven
-ocr page 159-
— 155 —
de Valkenburgsche Staten eene belasting uit loopende van
1 November 1650, ten bedrage van 21,327 gulden 6 st.,
waaruit gevonden moest worden niet alleen de gewone
Koningsbede, bedragende 20,571 gulden 8 st. 2 oorl, maar
ook de dagelijksche lands onkosten ; zoodat de Ontvanger,
bij slot van rekening, veel meer had uitgegeven dan ont-
vangen.
Zoo moest vooreerst in uitgave gebracht worden de som
van 812 gulden 3 stuiver , zijnde de oninbare quote, waarop
de heerlijkheid Elslo in desen tax was aangeslagen. —
Item, hel contingent des lands Valkenburg in het donatief,
dat de Geestelijkheid, Ridderschap en hoofdbanken van
Overmase geaccordeerd hadden aan Zijne Excie den Graaf
van Grobbendonck, Gouverneur en Kapttein-Generaal dezer
landen, 1392 gulden 13 st. —Item, voor onkosten gedaan,
in Juli 1650, door eene partij soldaten, die de Ontvanger
tot zijne bescherming ten platten lande had meegenomen,
om te verrichten \'s lands affairen , 32 gulden 14 st. —
Item, betaald aan een konvooi, den 7 Augustus met den
Ontvanger in \'s lands dienst uit geweest zijnde, ιιn en een
halven dag, 41 gulden 8 st. — Item, betaald aan den
Luitenant Brevillo, voor eene gedane executie, 73 gulden
4 st. — Item voor vertering door de Staten gedaan ter
gelegenheid der algemeene landdagen gehouden te Herve,
den 12 April 1650, en te Henri-Chapelle, den 21 Juli dezes
jaars, 54 gulden 3 st.
Van den 12 Mei tot den 21 Juli 1651, vertoefde de
Drossaard van Meer, in \'s lands dienst, te Brussel. — Mid-
delerwijl was zekere Mathys Coelen, wegens diensten en ex-
ploten, rakende Zijner Majesteits souvereiniteit, op het kasteel
Valkenburg in de gevangenis geworpen; weshalve de Dros-
saard aan den Sergeant, kommandeerende op het kasteel,
voor kost- en losgeld had betaald de som van 86 gulden. —
-ocr page 160-
— 156 —
In Augustus van hetzelfde jaar, bevond zich de Ambassadeur
de Bruijn te Spa, van waar hij den Drossaard van Meer
ontbood om over \'s lands aangelegenheden te cont\'ereeren. —
Op verzoek van den Ambassadeur deed van Meer, uit \'t fort
Navagne, een konvooi van 50 man naar Spa komen, om
Zijne Excellentie te begeleiden eerst naar Visι, en van daar
tot in de Meyery van \'s Hertogenbosch, tot Gemert, alwaar
hij zijne intrede nam bij den Ridder Caspar lilrich van
Hoensbroeck, Kommandeur der Duitsche orde aldaar. (1)
Over het dienstjaar 1631—52 werd , vanwege de Staten
van Holland, den 4 Mei 1651 , een tax uitgezonden van
4508 gulden 9st., enden 6 November, een van 27,000
gulden. — De Koningsbede over dit jaar bedroeg als naar
gewoonte 20,571 gulden 8 st. 2 oort. Hierbij werd nog
omgeslagen eene som van 12,657 gulden 5 st. tot be-
strijding der onkosten, den lande overkomen, als: het
donatief aan den Graaf van Grobbendonck, Gouverneur der
landen van Overmase, 1392 gulden 13 st. — Daar de heer-
lijkheid Elslo, vσσr dezen, altijd had gedragen in alle
beden en lasten tot in \'t jaar 1632, als wanneer zij, na de
overgave van Maastricht, niet meer wilde bijdragen (\\vaar-
over proces in den Souvereinen Raad van Brabant) zoo
werd gemelde heerlijkheid, tot tijd en wijl de principale
zaak worde uitgemaakt, in dezen tax aangeslagen ad 1218
gulden 4 st. 2 oort, welke som als oninbaar in uitgave
moest worden gebracht. — Item, voor onkosten gedaan
door Seryaes van den Houfve, Scholtis van Heerlen, door
de Staten van Valkenburg naar Brussel gedeputeerd, in zake
tegen Elslo, 248 gulden. — Item voor onkosten te Maas-
tricht, in de gevangenis, gedaan door Willem Fredericx,
(1) Deze konimandciir was oen geletterd man, zeer ervaren in Staatkunde,
�6C
en niet zonder invloed bij de woderzijdsrhe regceringcu. Hij stierf Ie \'s Ura-
venhage, den 31 Juli 1655, en werd te Gemert, in bet koor der kerk, begraven.
-ocr page 161-
— 157 —
aangehouden wegens diensten, die hij tot behoud zijner
Majesteits gerechtigheid verricht had, 236 gulden 18 st.
2 ooit. — Item, alzoo de Drossaard van Meer , in De-
cember 1651, zich moest begeven naar \'t klooster van
St. Gerlach te Houthera, nam hij tot zijne bescherming
mede een Sergeant en veertien Soldaten, waarvoor ingevolge
het biljet betaald werd, 27 gulden. — Item, betaald aan
eene partij ruiters, die de Commissarissen van de monste-
ringe begeleid hadden, met order van Zijne Hoogheid, om
in \'t land te vernachten, 33 gulden 3 st. r— Item, aan
den Koster van Valkenburg, voor het luiden der klokken
over het afsterven van Hare Majesteit de Koningin, 14
gulden 8 st. — Item, voor onkosten van een request,
opgezonden tegen den Thesaurier-Generaal van Limburg,
Massing de 1\'Abbeye, tot schorsing van de groote execu-
tie, die hij ten laste van den lande was drijvende, 6 gulden
12 st. — Item , betaald voor teer- en pektonnen »ende
»om die selve te doen stellen op staecken offte croisaden
»tot vieringhe ende dancksegginghe van de weldaden, soo
»den Almachtigen Godt gelieffl heeft te geven aen de \\vae-
»penen van Zijne Couincklijke Majesteyt, in \'t veroveren
»van de stadt Barcelona ende andere plaetsen, 204 Gulden
»6 st."
Behalve den hierboven aangegeven omslag van 12,657
gulden 5 st., vervallende op den laatsten October 1652 ,
werden over dit dienstjaar nog twee extraordinaire belas-
tingen uitgeschreven, als : eene tot bestrijding d^er kosten
en verleringen gedaan door zekere gevangenen, de andere
lot goedmaking der schade, die de Schepenen van de
hoofdbanken in \'t administreeren der justitie hadden ge-
leden en nog leden door de uitvallen van \'t garnizoen van
Maastricht. — De Drossaard van Meer, teekeude ten deze
in zijn dagboek het volgende aan: »Alsoo den Heere Dros-
-ocr page 162-
— 158 —
»sart van Til, weghen de Heeren Staten van Holland, hadde
»doen apprehenderen , ende op het Gasteel Valkenborgh
«gevangen setten diversche persoonen, soo Deurweerders,
«Boden van justitie, Executeurs ende andere tot twelff in
«getal; vvaermede ick in qualiteyt van Luitenant-Drossart,
«Vooght, ende Rentmeyster van Sijne Majesteyt, mede oock
«de justitie waeren bedienende, soo om ter executie te
«stellen die vonnissen ende sententien bij Zijner Majesteyts
«justitie gegeven , alsmede om d\' onderdaenen bij middele
«van executie te bedwingen tot betaelinge van Zijner Ma-
«jesteyts beeden , domeynen ende andere princelijcke in-
«comsten; trachtende den voorschreven Heere Drossart
«Til, bij soodaenighen middel niet alleen te doen schort-
«sen die continuatie van Sijner Majesteyts justitie , maar
«oock te verhinderen die betaelinghe soo van beeden, do-
«meijnen ende andersints, ende des te beeter meughen
«fonderen hunne feytelijcke possessie; Om waerinne te
«voorsien ende deselve gevangenen te doen relaxeren ick
«bij contrarie retorsie heb moeten voorts procederen tegens
«degene daermede die pretense Officieren van Maastricht
«waeren bedient. Sijnde die voorschreve Booden ende Ex-
«ecuteurs van Sijne Majesteyt op \'t Casteel van Valckenborgh
«in stricte gevanckenisse gehouden geweest van uijt den
«beginsel van de maent October 1651 tot in \'t eijnde van
«Martij 1652, sommigen tijt te waeter ende te broode, ende
«dat bij gebreecke van betaelinge der groote oosten , soo
«aldaer t\' hunnen laste dagelijckx wierden gereeckent, mij
«genootsaeckt hebbe gevonden deselve persoonen te assis-
»teren. Hebbe soo tot stellinghe van de andersijdsche jus-
«titie, alsmede ten effecte van relaxatie, bij contrarie
«retorsie als voorseyt, doen apprehenderen diversche per-
«soonen ende deselve gevanckelijck gestelt op \'t fort van
«Navagne , om bij soodaenighen "gelijcken middel d\'ofticie-
-ocr page 163-
— 159 -
»ren van Maestricht te doen resolveren tot vvedersijdsche
»uytleveringhe, dan te vergeeffs, hebbende den voorschre-
»ven Drossart Til diverse andere Sijner Majesteyts bedien-
»ders ende ondersaeten naerders doen appiehenderen ende
»gevanckelijek stellen op \'t kasteel van Daelhem, sonder te
«willen verstaen in de relaxatie, tot dat eijndelijck die ge-
«vangenen op Valckenborgh, om te geraecken uit de mise-
»rien, bij finesse hebben weten uijt te coinen, alswanneer
»den Heere Til genootsaeckt is worden om van hunner-
«seydts gevangenen op vrijen voet te crijgen, hetwelck
«geeffectueert is op dese conditie, dat betaelende den
»voorschreve Heere Til die costen ende executien gedaen
»endc geleden bij de gevangenen van Sijner Majesteyt op
»den Gasteel van Daelhem, ende ick degene soo op \'t fort
«van Navagne gedaen sijn deur die gevangehen aldaer.
»Ende naer dien die gevangenen van den Gasteele van
«Valckenborgh, door noot ende misserie gedwongen , heb-
»ben weten uijt te cotnen , gelijck voorseyt, soo hebben
»hun deselve moeten retireren buijten lands in de stadt
«Viset, tot tijt ende wijlen over de gevangenen op Daelhem
»als op het lort van Navagne, tusschen de Officieren van
»Sijne Majesteyt ende die van de Heeren Staeten van Hol-
»lant, soude sijn gedisponeert in de generale relaxatie. Ten
»tijde van dese onstondene retorsien sijn door order van
»den Drossart Til alnoch opgehaelt en op \'t Casteel van
»Valckenborg gevangen gestelt N. Petermans ende Jan
«Ruiten , respectieve Schoutet ende Secretaris der heerli-
«hcyt Eysden".
In de maand Augustus 1652, had de Drossaard van Meer,
met de Heeren fiscalen van Zijne Majesteit den Koning en
den Agent Fijrenschatz, gevaceerd te Visι, Limburg, Aken
en elders,om de deugdelijke possessie van zijne voorschrevene
14
-ocr page 164-
— 160 —
Majesteit te onderzoeken. — Den 19, 20 en 21 Augus-
tus waren de Schepenen der hoofdbankcn vergaderd te Visι,
waar zij door de Ileeren Raden van Brabant en den Advo-
kaat fiscaal, aldaar tegenwoordig, belast werden met de
uitoefening van Zijner Majesteits justitie ten platten lande.
Wij vonden, met betrekking tot deze aangelegenheid, in
\'t dagboek van Wolte/ van Meer, het volgende aangeteekend:
«Alsoo die Schepenen, Secretarissen, booden ende anderen
»van den hoofdbancken, weesende in den eedt van Sijne
»Majesteyt, grooten schaden geleden hebben door die van
»den garnisoen van Maestricht in de maenden van Augus-
»tus, September ende October 1652, als wanneer door het
«goetvinden ende ordre van de Heeren Raeden ende Ad-
»vocaet fiscael van Sijne Majesteyt die voorschreve Sche-
»penen hun hebben geemploijeert in \'t administreren der
«justitie, soo comen deselve costen en schaede over \'t lant
»in \'t algemeyn. Ende alsoo die voorschreve Raeden goet
«gevonden hadden de Schepenen te gelasten die ordinarie
«vergaderingen ende respectieve genachten daegen te hou-
«den, soo ende gelijck deselve voor dato van dispuyten
«over dese landen van tijt tot tijt hadden gedaen , onder
«beloffte van deselve over \'t feyt van de functie hunner
«officien over al te doen indemniseren ende schadeloos
«halden, soo is \'t dat die Schepenen, defererende aen die
«voorschreve orders, hebben gecompareert in de voorschreve
«hoofdbancken , ende oock eenighe keeren de justitie ge-
«administreert, dan sijn telkens deur die sterckte van
«waepenen, bij die van Maestricht geturbeert, ende met
«slaen ende stooten verjaecht, jae is soo verre gecomen
«dat eenige fransche partijen (1) hun ten platten lande
«hebben verthoont met intentie om de voorschreve Schc-
(1) Het schijnt dat destijds ook wederom fransche troepen hier te lande;,
of in de omstreken aanwezig waren.
i
-ocr page 165-
— 161 —
«penen te vanghen , gelijck in effecte gebeurt is in den
«persoon van Karel Schugens, Schepen der hoofibanck
«Meerssen, oorsaecke deselve Schepenen hun buyten landts
«hebben moeten retireren ende alles verlaten, den tijt van
«twee geheele maenden. Sijnde den voorschreve Karel
«Schugens op den 13 Octobres des jaers 1652, van de
«voorseyde partijen gevangen worden ende vervoert in
«berghen ende speloncken, dat niemant denselven heelt
«weeten te vinden, tot dat eyndelijck eenen trompetter van
«Maestricht denselven heelt gevonden , sijnde\' genootsaeckt
«geweest om uijt hunne handen te geraecken te employe-
«ren diverse militaire Officieren ende andere persoonen
«die bij haere interpositien eyndelijck met deselve partijen
«hebben geaccordeert voor rantsoen ende andere costen door
«den voorschreven Schugens geduerende sijne gevanckenisse
«gedaen, voor de somme van 5158 gulden 5 st. licht geit,
«die denselven Schugens, aleer van sijne gevanckenisse te
«hebben connen gerelaxeert worden, promptelijck heeft
«moeten voldoen, soo als hetselve een ieder kennelijck is.
«Van gelijcken den persoon van Willem Stassen, bediender
«ende boschwachter van Sijne Majesteyt door eene t\'ransche
«partije aengetast, ende den persoon van Lemmeu Rae-
«maeckers gevanckelijck weggevoerd, oock in berghen ende
«speloncken den tijt van 12 daghen, hebbende deselve seer
«swaerlijcken geslagen ende verwondt, in vueghen dat
«dieselve, om uijt hun handen te geraecken, hebben moeten
«aenwendeu groote costen aen boodeloonen en aen de sol-
«daeten van het garnisoen van Maestricht, bij den Heer
«Gouverneur uijtgesonden om hen te soecken. Van gelijcken
»siju die persoonen van Mr Peeter Franssen en Nelis van
«Clermont, vacerende ten platten lande in den dienst van
«Sijne Majesteyt binnen de banck van Heerle, vervolgt ende
«aengetast geweest van eene fransche partije die deselve
-ocr page 166-
— 162 —
«hebbon vervoert in bosschen ende struycken ende gehou-
»den den tijt van acht dagen, tot dat sij ten lesten met
»de voorschreve partije hebben moeten accorderen ende
»voor rantsoen betaelen de som van tachentich pattacons
»de\\velcke deur den Heer Thesaurier Generael de 1\'Abbeije
»aen deselve sijn voorgestreckt".
Het was ook te «dezer tijd, dat Jan Nijsten en Willem
van Oensel, respectieve Schepenen der bank Beek, op last
van den Luitenant-Voogd Pesters, aangehouden en binnen
Maastricht op het stadhuis in de gevangenis werden ge-
zet. — In ditzelfde jaar 1632 , kreeg de Schepen G. Wij-
nants bij zijne ambtgenooten in last, om te \'s Gravenhage,
proces aan te hangen tegen den Drossaard van Till, tol
afwering der feitelijkheden , die deze was drijvende , zoo
tegen gemclden Wijnants, als tegen zijne mede Schepenen,
ambtgenooten en andere officieren en dienaren van Zijne
Majesteit. De zoon van Schepen Wijnants had te dezer
zake drie volle maanden te \'s Hage gevaceerd en het zoo
ver gebracht, dat den Drossaard van Till bij vonnis werd
aanbevolen den Schepen Wijnants en anderen te laten on-
gemolesteerd.
In het jaar 1653, festo Annuiictiationis, hielden de Offi-
cieren der Heeren Stalen van Holland eene gerechtzitting
te Beek; weshalve de Drossaard\' van Meer, geλscorteerd
door eenige soldaten, zich daarhenen spoedde en de rollen
met de protocollen weg nam, »soo ende gelijck sij liedens
»aen Sijner Majesteyts justitie oock eens de rollen hadden
»aflfgenomen ende uytten anderen gescheurt". •
In ditzelfde jaar waren Adriaan de Groot, Heer van
Slrucht en Servaas van den Houfve, Scholtis van Heerlen,
op last der Staten van Valkenburg, naar Holland gereisd,
ter zake van propositiλn gedaan tusschcn de Heeren Sla-
ten Generaal en wijlen den Ambassadeur de Bruyn , over
-ocr page 167-
— 163 —
den interim. — In den Haag hadden de twee afgevaardig-
den een onderhoud met den Duitsch-Orde-Kommandeur
van Gemert. Wij vonden van dezen Kommandeur eenen
brief geschreven uit \'s Gravenhage , 14 Maart 1653, aan
zijn broeder den Baron Daniel van Hoensbroeck, Heer van
Oud-Valkenburg, brief, dien wij om zijnen politieken in-
houd in nota wedergeven (1).
Ingaande met 1 Octoker 1652, schreven de Staatschen,
den 6 dier maand, eenen tax uit van 15,428 gulden 11 st.
(O Monsieur mon tres honorι frere ...... Pendant men sejour a Amstcr-
dam vostre agrcable lettre a demeurλ entre les mains de la poste jusques a
mon retour ieij, qui a cstι Ie jour d\'avant hier. Je m\'eslois resjouij d\'entendre
oultrc vostre bonnc disposition, Ie partemant de 1\'Arehidue, mais maintenant il
semblc qu\'il y a pcu d\'apparencc, et que Don Juan d\'Austria serat employι,
contre Portugal, et que Ie Roi y ferat tout son cffort ecste ιtι. Vous aurez
sans douhtc lc vraij rapport de la bataille nav.ile passιe entre 1\'Angleterrc et
cestc Estat, laquelle a estι veritablemcnt fort furicuse, sans avantagc de 1\'unc
ou l\'aullre partie. Ccste Estat a perdu neuf bateaux de guerrc, et deux de
marchand , et les Anglais sept. Ccpcndant 1\'on a nouvelle qu\'ils ont fait grand
triomphe en Anglcterre, et les Estats Generaux ont honorι et fait present a
leur Admiral Tromp d\'un bassin d\'or et aultres presents, jusques a la valeur de
20,000 IK et une compagnie d\'infanterie pour son fils.
Lc Sieur de Roussillot Hodrival, Conseiller du Duc de Lorrainc a disnι hier
avec moy ici et avons buc vostre santι, il vient reclamcr les chevaux et armes
et la personnc du Coloncl Claun et de son regiment, et demande a cestc Estat
des bateaux pour pouvoir envoyer des armes et munitions en Irlandc et en
Escossc. Lc Contι allemand ou mentcur de Gcull se trouve encore icij, il est
importun et odicux a tout Ie monde, et si ciche et escrocq qu\'il loge en une
oftlcine dessus l\'establc de chevaux en une pauvrc chambre, la oii il fait sa
maimitc avec ses vaiets qui se mocquent publiqucment de lui, comme fait
aussy tout honneste hommc, il n\'y a agent ny advocat qui lui vcut servir ear
il nc payc personne.
II vous plairat me faire scavoir un jour comment Monsr Ie Grand-prevost de
Hildesheim se porte, s\'il nc rctournerat cestc ιtι vers ce pays et s\'il a encore
sa prebende de Liege, et s\'il s\'cn voudroit bien defaire et resigner saditc pre-
bende et maison de Liegc pour une cquitable recompense en argent ou aultre-
ment, en quoy m\'obligeant, et venant auprθs de vous je communiqueray plus
amplcmcnt, et je demeurc etc.
-ocr page 168-
— 164 —
en op den 19 November daaraanvolgende eenen van 31,434
gulden 8 st. 3 oort. — De Koningsbede over hetzelfde
dienstjaar bedroeg, met den aanklevenden omslag ter be-
strijding van buitengewone onkosten, 38,253 gulden 11 st.
1 oort. — Uit dezen omslag werden onder anderen de
volgende posten gekweten, als : aan den Graaf van Grob-
bendonck, Gouverneur der landen van Overmase, voor zijn
donatief, 1371 gulden 10 st. — Item, aan denzelfden, als
zijnde bij het aanvaarden zijner hooge betrekking vereerd
geworden met 2000 pattacons, doende voor Valkenburg
de som van 1392 gulden 13 stuiver, tot dus ver onvol-
daan gebleven. — Item, aan den Secretaris van gemelden
Gouverneur, vereerd 48 gulden. — Item , aan den Gou-
verneui de Maisieres, op Navagne, voor goede diensten
den lande bewezen, 240 gulden. — Item , aan den Eer-
waarden Heer Wijnand Lamberti, Abt van Kloosterrade,
voor zijne deputatie in \'s lands dienst, 613 gulden 4 st.
—  Item, voor onkosten gedaan in \'t proces tegen den Graaf
d\'Arberg de Valengin, Heer van Elslo, 4386 gulden 1 st.
—  Item , voor een jaar interest van 3200 gulden , gelicht
tot stuiting der zware executiλn, waarin het land stond te
vallen, 200 gulden. — Item, de quote des lands Valken-
burg uit eene som van 1500 gulden , waarmede de geza-
menlijke landen van Overmase den Gouverneur Graaf van
Grobbendonck vereerd hadden, 428 gulden 11 st. 2 oort.
—  Item, den Thesaurier generaal de 1\'Abbeye, vereerd met
120 gulden , voor een paar handschoenen. — Item , aan
Jan Schepers, pachter van Jonker Willem van Spee, voor
vergoeding van paarden en wagen, die, in het wegvoeren
der fransche troepen , waren achtergebleven, 300 gulden.
—  Item, aan Servaas Van den Houfve , Scholtis van Heer-
len, wegens zijne deputatiλn naar Holland en naar Brussel,
376 gulden 2 st. — Item, voor vier brieven van sauve-
-ocr page 169-
— 165 —
garde, waardoor de Schepenen der banken en andere Offi-
cieren bevrijd werden van oploop en gevangenis, door de
f\'ransche partijen, zoo als dit onlangs had plaats gehad
met Karel Schugens, 516 gulden. — Item, aan Jonker
Herman Frans van Eynatten , Heer van Nuth , voor onkos-
ten , door wijlen zijn vader in \'s lands dienst gedaan te
\'s Gravenhage, 240 gulden. — Item, aan Servaas Van den
Houfve, Scholtis van Heerlen, als hebbende, sedert het
overlijden van Lambert Soons, het Griffierschap meer dan
twee jaren lang waargenomen , 256 gulden. »— Item , de
quote der heerlijkheid Elslo in dezen tax, als zijnde on-
voldaan gebleven, 1567 gulden 8 st. 1 ooit.
In Maart 1654, was het regiment van den Kolonel Pleur
te Navagnc aangekomen, weshalve het land van Valkenburg
aldaar moest leveren eene zekere hoeveelheid haver, hooi
en stroo. — Van den 4 tot den 19 Augustus 1654, zaten
de Secretaris Johan Raedts en Peter Stassea op \'t kasteel
Valkenburg gevangen, omdat zij eene soort hoofdelijken
omslag hadden opgemaakt, om ten dienste van Zijne Maje-
steit te worden besteed. — In dezelfde Maand vertoefde
de Drossaard, Wolter van Meer, eenige dagen te Brussel.
Intusschen deed de Drossaard van Till den pachter van zijn
ambtgenoot van Meer executeeren in zijne paarden, waarvan
een verkocht werd voor 105 gulden, en zulks omdat die
ambtgenoot ter uitvoering had doen stellen, eenige von-
nissen gegeven tegen de personen van Lemmen Boschou-
wers en Gilis Aloffs, ingezetenen van Hulsberg. — Ook
deed de Drossaard Till, ter zelfder tijd executeeren en
verkoopen een paard van Willem Stassen , boschwachter
van den dominialen Ravensbosch, omdat hij niet had
willen opvolgen de bevelen door gemelden Drossaard
gegeven in \'t feit van jurisdictie over deze landen. — Er
was te dezer tijd een manslag begaan op den, persoon
-ocr page 170-
— 166 —
van Gerard Hopperts , waarover de Drossaard van Meer
eenige ingezetenen van Beek deed dagvaarden ; waarop de
Drossaard van Till een tegenbevel uitvaardigde, met last
tevens aan Peter van Oensel, Willem Haemers, Jan Nysten
en Jan Kerckhoffs, schepenen van Beek, om er de hand
aan te houden. — Aangezien \'s Konings authoriteit groo-
telijks bij deze zaak betrokken was, deed van Meer de
gedaagde personen bij wijze van executie noodzaken
hunne getuigenissen te komen afleggen, hetwelk ten ge-
volge had, dat Jan Nysten en Jan Kerckhoffs in hunne
paarden geλxecuteerd werden, en dat Peter van Oensel
vier dagen lang, op \'t kasteel Valkenburg, achter slot werd
gebracht. — De boden, die de bedoelde dagvaardingen
gedaan en doorgaans Zijner Majesteits plakkaten hadden
afgekondigd, werden door den Drossaard van Till in hunne
kpebeesten geλxecuteerd als, namelijk : Jan Cluyten, twee
koeien, Peter Odekercken en Giel Hermans, elk drie.
Den 3 October 4653, schreven de Staatschen, over het
dienstjaar 1663—54, eenen tax uit van 2957 gulden 7 st.
2 oort. — De Koningsbede bedroeg als naar gewoonte ;
en voor buitengewone onkosten werd eene som van 7041
gulden 6 st. omgeslagen. Hieruit werden de volgende
onkosten bestreden: .De quote des lands Valkenburg uit
eene som van 8400 gulden, waarmede de Gouverneur,
Graaf van Grobbendonck, vereerd was geworden, zoo voor
zijn donatief als voor diensten en reiskosten, in dese
miserable conjuncture van tijde,
ten behoeve der Overmaasche
landen gedaan. — Item, betaald aan drie verschillende
convooien, met den Drossaard van Meer, diens Secre-
taris en den Luitenant de Brije uit geweest zijnde, om
te rencontreeren de brigade soldaten gekommandeerd door
den Kolonel Baron van Boetselar, 474 gulden. — Item,
betaald aan gemelden Kolonel, 1920 gulden, belovende
-ocr page 171-
167 —
het land van Valkenburg voortaan te laten ongemolesteerd.—
Item, betaald aan den Secretaris van den Drossaard van
Meer, voor diens reis naar Stevensweert, Roermond en
Venlo, om de paarden terug te vorderen, welke eenige
soldaten den ingezetenen van Beek hadden afgenomen, 49
gulden dl st. — Item, betaald aan Jan Raedts, Secretaris
van Wolter van Meer, in vergoeding van bewezene diensten,
150 gulden. — Item, betaald aan den Griffier Servaas Van
den Houfve, wegens verteringen gedaan ter gelegenheid
van meerdere Statenvergaderingen, ten zijnen\'huize, 300
gulden. — Item, betaald aan den Ontvanger, Wolter van
Meer, als hebbende nu twee jaren lang veel buitengewone
diensten verricht, volgens specificatie daarvan overgelegd, de
som van d440 gulden. — Item, de quote der heerlijkheid
Elslo in dezen tax, als zijnde onvoldaan gebleven, 1161
gulden 1 st. 1 oort. — Item, «alsoo die van den Gceste-
«lycken Staet deses landts soo by rigoureuse executiλn als
«andersints deur die Rentmeesters van wege die Heercn
»>Staetcn van Hollandt tot Maestricht aengestelt, genoodt-
wsaeckt syn geweest op interest te lichten eene groote
»somme van penningen, ja soo geextorqueert ende geruineert
«geweest dat sy qualyck consten subsisteeren, welcken
»nieltegenstaende die voorschreven Geestelycken hebben
»gecontinueert in hunne bedieninghen, soo is \'t dat tot
«soulagement ende tot affquytinghe der voorschreven opgc-
«nornen penningen, en om deselve Geestelycken op haer
»instantelyck versoeck te secundeeren goet gevonden is
«deselve te assisteeren met eene somme van 240 Gulden."—
Item, betaald, wegens viering en Gode dankzegging over
de ontvangene weldaden aan Zijner Majesteits wapenen
verleend in \'t veroveren der stad Grevelingen, 9 gulden 12
st. — Item, betaald aan Griffiers, Secretarissen, Notarissen
en Klerken, voor het opzoeken, afschrijven en uitreiken
-ocr page 172-
— 168 —
van akten, rollen, leenregisters en andere documenten, ten
bewijze Zijner Majesteits bezit, dienende voor de ("hambre
mipartie,
480 gulden. —
In 1655 gaven de Staten van Valkenburg wederom last
aan Adriaan de Groot, Heer van Strucht, om zich met den
Griffier Van den Iloufve, te begeven naar\'s Gravenhage.
De rcis- en verblijfkosten, ad 392 gulden, werden voorge-
strekt door Paulus Merkelbach, schatheffer van Heerlen.
De Hollandsche taxen over dit jaar, uitgezonden den 4
en 23 November 1054, bedroegen te zamen 61,022 gulden
en 2 ooit. — De Koningsbode, loopende van 1° November
1654, tot laatsten October 1655, beliep als naar gewoonte,
20,571 gulden 8 st. 2 oort.— Hierbij werd ter bestrijding
van extraordinaire lasten omgeslagen de som van 10,660
gulden 3 st., benevens een bedrag van 18,328 gulden 2
st. door den Ontvanger voorgestrekt, zoo om bet land te
bevrijden van inkwartceringen, als van zware cxeculiλn en
anderszins. — Uit de twee laatste omslagen werden de
volgende extraordinaire lasten bestreden, als : het donatief
des Graven van Grobbendonck, Gouverneur der landen van
Overmase, 1371 gulden 10 st. — Item, aan Zijne Exclie
den Graaf de Longueville, liggende met zijne troepen te
Wilre, Cartils, Opschcumert, Etenaken en omliggende
plaatsen, vereerd met 420 Gulden, als hebbende het land
Valkenburg vrijgehouden van fourageering, op- en uitloop
zijner soldaten. — Item, aan den Secretaris van gemelden
Graaf vereerd, 38 gulden. — Item, toen in December
1654, de troepen van den Prins de Condι, trekkende naar
hun winterkwartieren in het Hertogdom Gclderen, order
hadden, om in de landen van Overmase te vernachten en te
refraicheeren, om welk te voorkomen, betaald is geworden
de som van 1440 Gulden. Dit niettegenstaande hadden
eenige dezer troepen gelogeerd in de heerlijkheid van
-ocr page 173-
— 169 —
Amstenrade. — Item, . alzoo do Heer Frans de Maisieres,
in de laatste doortoclit der troepen van den Prins de
Condι, passeerende omtrent het fort van Navagne, den
lande een grooten dienst had bewezen, zoo werd gocdge-
vonden hem deswege te verceren met een vat wijn en
honderd vat haver, 400 gulden. -- Item, betaald en bij
wissel overgemaakt naar Drussel, ten behoeve van Zijne
Hoogheid den Hertog van Lorrcynen, 1800 gulden. —
Item, betaald 1800 gulden, zijnde het restant eener som
van 5000 paltacons, waarmede voldaan werd he"t akkoord,
in October 1653 opgericht, tusschen Zijne Hoogheid van
Lorreynen en de drie landen van Overmase, namelijk
Valkenburg, Daelhem en Hertogenrade. — Item, aan den
Procureur Fijrenschatz, wegens gedane devoiren, 36 gul-
den. — Item, aan Sieur Slanghen, Schepen der stad
Maastricht, om te worden overgemaakt aan Jan Ramaekers,
bode aldaar, voor het overbrengen van verscheidene brieven
en effecten naar Brussel, 31 gulden 7 st. — Item, aan
Sieur Henri άlislagers, voor zijne reis in Juli 1655 op
last der Heeren Staten gedaan, 43 gulden 4 st. Item, de
oninbare quote\'s der heerlijkheid Elslo in deze twee taxen,
2232 gulden 19 st.
Over het dienstjaar 1655—56, zonden de Staatschcn,
den 4 November, cenen tax op \'t land van Valkenburg
uit, ten bedrage van 38,710 gulden 2 st. 2 oort. — Met
betrekking tot de Koningsbede teekende de Ontvanger van
Meer op dit jaar het volgende aan : »Ende alsoo die per-
»sonen van Nelis van Clermont, Mr. Peter Fransscn, Jan
»Cluyten , Hendrik Odekercken , Hendrick Loyens , Jacob
«Spykers ende Peter Odekercken, respectieve booden en
«executeurs van Syner Majestcyts Justitie, beeden en domcy-
»nen in den lande van Valckenborgh, ter saceke van de
«functie van* haerlieder ampten, ende exploiten ten dienst
-ocr page 174-
— 170 —
»van den lande ende maintiλn van Syner Maj,! possessie,
«deur die van Maestricht syn overvallen, hun huysinghe
«geplundert, hunne bestialiλn vercocht ende daerenboven
»noch uytten lande gebannen voor den tyt van twee jaeren
»op pene van daer weder incomende aen den lyve gestraft
»te worden, hebben sich moeten retireren in de stadt van
«Viset, waer deselve mecrendeels gedurende den tyt van
»haerliede bannissement syn verbleven en verteert, 3016
»gulden 16 st. — Nog in rekening te brengen de bode-
loonen en de porto\'s van brieven zoo naar Brussel, Meche-
len\', \'s Gravenhage als elders, bedragende tot den laatsten
April 1636, de som van 273 gulden 10 st. — Item, nog
in uitgave te stellen 300 busselen stroo, voor paillassen
als anderszins, ad 18 gulden licht geld het honderd, gele-
verd op \'t fort van Navagne. — Item, «ende alsoo de Drossart
«Til hem deurgaens niet en heeft ontsien allen den per-
»soonen verrichtende Syner Maj,s dienst te doen saiciseren
»ende stellen in gevanckenis gelyck selfs met myn eigen
«persoon gebeurt is, waerover genootsaeckt ben geweest aen
«te wenden groote ende excessive costen, om diverse per-
«soonen te hebben moeten employeren, soo tot Brussel als
«Mechelen, omtrent de Chambre my-partie, mede oock in den
«Uacge om die voorschreve feitelycke voorstellen te remonstre-
«ren ende dacrovcr te vcrsoecken cassatie voor alle dese cos-
»ten en debvoiren alleen in feeckcning gestelt 300 pattacons."
Op den 10 Maart 16o6, werd over\'t land van Valkenburg
eene Hollandschc contributie van 31,450 Gulden 13 st. uitgc-
zondcn, en op den 31 October daaraanvolgende eene dito
van 38,710 gulden 2 st. 2 oort, vervallende de eene en de
andere op 1° October 16o7. — De slotsom van het Konings
cohier, over dit dienstjaar, kunnen wij niet aangeven; wij
vonden slechts cenige posten van uitgaven, die daaruit be-
streden moesten worden, als: wegens kosten-in de gcvan-
-ocr page 175-
— 171 —
genis op \'t kasteel Valkenburg gedaan, in de maand Maart
1657, door M\' Peter Franssen en Hendrik Ruyters, als hebben-
de ingevorderd en doen executeeren Zijner Majesteils beden
en domeinen, bedragende, volgens kwitantie van Laurens
Jacobs, Gerechtsbode te Valkenburg, die deze gevangenen
bekostigd, had, de som van 57 gulden 12 st. — Item,
voor reis- en verblijfkosten, door den Ontvanger van Meer
in Mei 1657 te Brussel gedaan , alwaar hij beroepen was
geworden tot verhoor zijner landsrekeningen, 245 gulden.—
Item, en terwijl de Ontvanger, wegens de \'gevaren des
wegs, zijne rekeningen en de betrekkelijke bewijsstukken
niet durfde blootstellen, zoo heett hij die stukken doen
overbrengen door Arnt Raemaekers, bode der stad Maas-
tricht, aan wicn betaald werd voor huurpaard, loon en
mondkosten, 27 gulden 12 st. — Item, in rekening te
brengen de som van 1040 Gulden, betaald op order van
den Heer Raad Locquet, gecommitteerd Officier fiscaal,
den 24 October 1657, wegens kosten en verteringen te
Valkenburg gedaan door eenige Officieren en Soldaten van
\'t fort van Navagne, zijnde aldaar door die van Maastricht
aangehouden, als hebbende op last van gemelden Raad
Locquet gevangen genomen zekere Schepenen en den
bode van Beek, aldaar benoemd en aangesteld door de
Staatschen. — Item, «synde ten voorschreve tyde deur
»ordrc van den Heere Raedt Locquet opgehaelt, gelyck
«voorseyt, drie Schepenen metten boode aengestclt by de
»Heeren Staeten van Hollandt in de banck van Beeck, voor
«welcke executie de ontvanger door last als voor, betaelt
»heeft aen den Lieutenant Pierson en deszelis partye be-
»staande uit 29 man, soo voor hunne soldye als costen
»ende teringhen tot Stevensweert over wegh, ende tot
«Arkentecl, de somme van 385 gulden 6 st. 2 oort, heb-
»bende de selve partye met de gevangenen haer moeten
-ocr page 176-
— 172 —
«retireren op de voorschreve plaetsen ende moeten uytbly-
»ven negen daghen ter saeeke die van Maestricht haer
»overal rontsom \'t fort van Navague met slereke partyen
»soo te voet als te peert, waeren opwachtende om haer
»die gevangenen af te nemen."
Item, voor kosten en verteringen, door den Ontvanger
en anderen gedaan te Luik, Limburg, Aken en elders, in
\'t vaceeren met den voorschreven Raad Locquet, 222 gul-
den 11 st.
Wij vonden, op dit jaar, eene paspoort of sauvegarde-
brief\' afgegeven, zonder aanduiding van plaats, aan den
Markgraaf Adriaan Van lloensbroeck, door Antoon de la
Salie, Baron de Saint Pee, Luitenant-Generaal der legers
van den Koning van Frankrijk (1).
Over het dienstjaar 1658, zonden de Heer en van Maas-
tricht, den 19 Mei en 24 October 1657, wederom twee
(I) De Par le Roy.
Anthoinc do la Salie, Baron de Sainct-Pee, Lieutcnant General des Arau\'cs
du Koij et Gouverneur de Dunchery. — En vertu du pouvoir a Nous donuι
par sa Majestι, Nous avons permis, et p
06
cruicttons d\'allcr, vonir et sejourner
par tous les pays du Roy d\'Espagne et Pays neutraax a Mr. le baron de lloens-
broeck, Mareehal hereditaire du Duchι de Gueldre et Comlι de Zutphen, de-
meurant a Hoensbroeek, pays de Fauquemont, avec ses doiuestiques, valets,
clicvaux, carosses, bagages et armes contre les voleurs ou pour la chasse,
pendant le tenue des inois d\'Octobre, Novembre, Decembre 1U57, Janvier,
Kebvrier, Mars et Avril 1(Jj8, l\'avons pris en la protection et sauvegarde de
Sa Majestι\', ensemble son menage et familie. Partout piions tous ccux qui sont
a prier, et ordonnons ii tous autres de ne luy faire, ny soulTrire qu\'il luy soit
fait aueun empescheinent ou deplaisir, tiy a ce qui luy appartient, attendu qu\'il
est reeeu en la protection du Roy. Fait le i)« jour d\'Octobre 1(507.
(get.) Sainct Pιe de la Salie.
Ter zijde, zijn cachet, gevierdceld met twee gaande leeuwen en twee kepers.
Kagcr sttat «Par mon dit Sieur.                                      (get.) L. Fouchcz.
Ter zijde »Le present passeport a cslι acquittι le jour et an que dessus.
(get.) A. de Tillf
j\'atteste le mesiue
(get.) De Maltc.
-ocr page 177-
— 173 —
aanzienlijke taxen over het land Valkenburg uit. — Het
was niet om vol te houden. Men ging aan \'t rekenen en
de uitkomst was, dat de Heeren Slaatschen het landckc van
Valkenburg, sinds den Munsterschen vrede, goedsehiks of
met geweld, 307,088 Gulden 15 st. 1 oort mιιr hadden
afgetroggeld, dan de bede of de fixe contributie (20,o71
gulden 8 st. 2 oort) over al deze jaren bedroeg. — Men
was benieuwd te weten »uijt wat last, authoriteyt, of\'t tot
»welcken eynde dusdaenighe groote ende excessivc sommen
»van penninghen mogen worden geemploveιrt"; weshalve
de Staten van Valkenburg gedeputeerden benoemden met
last, om \'s lands bezwaren, waar noodig aan den man te
brengen. Deze deputatie samengesteld uit vier leden kreeg
de volgende instructie :
»Corte deductie van de doleances ende overgroote be-
«swarenissen dewelcke de Heeren Vryheer van Schaesbergh,
»de Heere Hoen van Cartils, van Alden-Valckenborg ende
»de Heer Adriaan de Groot, Heer van Strucht, als tot
«sulcken eynde specialyck versocht ende gecommitteert
«uytten naeme ende van wegen den lande van Valckenborgh,
»onder oitmoediglie correctie ende met voorgaande gewoo-
«nelycke complementen clachtelyck sullen believen te rcpre-
»senteren, soo aen de Heeren Gecommitteerden van wege
«Haere Ho. Mo. de Heeren Staeten Generael als aen Haere
»Ed. Mo. Heeren Raeden van State, tegenwoordelyck
«residerende tot Maestricht.
»In den iersten dat men metter daet bevindt dat de ge-
»meyne ingesetenen deses landts ter naecter contemplatie
»vau de Souverainiteyt over die drye contentieuse landen,
«daer van het dispuyt, controversie ofte different hun in \'t
«minste niet en raeckt , waer toe sy facto suo cout nogh
«warm en connen contribueren, in hunne ruste, goederen
«ende middelen ten allerhoogsten worden geintresseert,
-ocr page 178-
— 174 —
«selfs tot hunne totaele mine , ende soo verre dat inge-
«valle seer corts daerinne egheen regel order oft middel
»en wordt gestelt oft gevonden, die voorschreven quartie-
»ren ierlangh geschaepen syn geheelyck verlaeten ende
«geabandonneert te worden.
«Dat het is eene saecke notoir dat dese ingesetenen
«niet seffens en connen dienen aen twee Heer en.
«Dat mitsdien als er is controversie over die suprematie,
«jurisdictie van een quartier, onder oetmoedigher correc-
«tie, met alle sorten van redenen ende equiteyt bestaet dat
«alle soo Geestelvcke, Riddermatiirhe als andere ondersae-
«ten van hetselve quartier stante tite blyven ongeprejudi-
«cieert in hun oudt herkomen, particuliere jurisdictien ,
«privilegiλn, genot van goederen ende andersints.
«Dat de daegelycksche ervarentheyt heel anders uytvvyst
«ten regarde van de ingesetenen van desen lande , want
«terwyl twee Souverainen malcanderen controverseeren
«hunne wedersydighe gerechtigheyt, soo stelt men hun in
«\'t midden, ende doet hun gelyck men seyt, sit venia verbo
«de ballen bctaelen, min nogh meer als off het in hunne
«macht waere, het recht van den eenen off van den ande-
»ren te veranderen , minderen , meerderen off te verant-
» woorden.
«Dat ter syden gestelt, dat men nogh convocatie en
«doet, nogh consent en versoeckt tot het accorderen van
«eenighe lasten, naer ouder gewoonte, maer dat men de-
«selve begroot, distribueert, ende rigoureusclyck doet exe-
«cuteren in effecte naer gebefte, soo compt de daet aen te
«wysen, dat den meestendcel ofte halverpars van den Rid-
«derlijcken Staet van dusdaenighc grootc ende excessive
«uytsetlingcn nyel en moghen weeten oft daervan eenighe
«kennis nemen, al ist saecke, dat aen deselve van alle
«immemoriale tyden dienaengaende het ondersoeck, dispo-
-ocr page 179-
— 475 —
»sitie, rekeninghe ende reliqua, mitsgaders het recht van repar-
«tisie selve indisputabelyck heelt gecompeteert, ende onder
«oitmocdigher correctie, alnogh is compelerende, als daerinne
»oock die principaelste parthye moetende contribueren.
«Dat daer teghens in geene de minste consideratie en
»can comen de gedaene weygeringhe van privativcn eedt,
«denwelcken men over eenighe jaeren van deselve heeft
«versocht, aengesien soodaenighen eedt nogh by lyde van
»Syne Conincklyke Majesteyt noit en is geheyscht geweest,
»nogh dien volgens, ende in allen gevalle, soo lange de
»voorschreve differenten het sy by rechtelycke decisie
»oft andersints by weghe van accomodement niet en syn
«affgedaen, niet en heelt connen nogh moghen geheischt,
»cnde veel weenigher gepresteert worden, bestaende alsoo
»het versoeck dienaengaende gedaen, in reguarde van op-
»gemelde Ridderlycken Staet, in eene notoire impossibiliteyt
»uyt redenen voorschreven dat men teffens geene twee
»heeren dienen can.
«Dat wel waer mach weesen dat opgemelde Ridderlycken
«Staet hier bevoren tot eenighe keeren mach syn beroepen,
«sonder dat deselve hebben gecomparcert.
»Dat deselve sulex niet en hebben derren nogh konnen
«doen, eensdeels uyt vreese van recherche van die van de
«andere syde, vermits de scherpe verboden dienaengaende
«gedaen, ende anderendeels ten respecte van den voorschreven
«ongeoorloofden eedt.
«Dat veelgemelde Ridderlycken Staet mitsdien geensints
»en kan verstaen worden te syn vervallen van het voor-
«schreven hun onwederspreeckelyck ende wel gefundcert
>>recht ende gerechtichcyt, gelyck men verstaet dat by
«eenighe pretenselyck soude worden gesustineert, ende
«veel weenigher, dat hen daerdoor soude connen benomen
12
-ocr page 180-
— 176 —
«worden het voorschreven hun competent gesach ende
«dispositie over de voorschreve enorme uytsettingen van
«beden en alle andere saecken het public concernerende.
«Dat deselve die voorschreve exorbitantiλn niet langer
«connende supporteren, voorder niet en connen stille staen,
«sonder te gebruicken ende ter handt te nemen het voor-
schrcve hun recht tot troost ende soulagement van de
«voorschreve gemeyne ingesetenen en dienvolgens te ver-
«claren, dat sy voor \'t toekomende, gelyck van oudts
«beroepen synde op allen en iedere aen te stellene ver-
«gacderinghe over de eene ende d\'andere syde, sullen
«verschijnen, ende noopende de voorgeruerdc uytsettinghen
«ende voorts alle andere saecken, wesende independent,
«ende niet raeckende de eene oft de andere Souverainiteyt,
«ende sonder offensie derselver te delibereren ende helpen
«resolveren allen \'t gene sy, soo ten regarde van haer
«interesse particulier als andersints, tot oirbaer en diensten
«van den voorschreven lande en de voorseyde geaffligeerdc
«arme ingesetenen sullen bevinden te behooren, als wesende
«de voorschreve exorbitantiλn dusdaenigh.
«Dat in plaetse de voorschreve ingesetenen hier bevoren
«altoos selffs oock ten tyde van oorloghe plachten te gestaen,
«mits betaelende eene bcede, men als nu tot laste derselver
«repartiseert en naer gebefte distribueert, ten naesten by
«het equivalent van vier volle beeden over een jaer ter
«syden van Haere Ho Mo. alleen, en sulex alles sonder
«kennisse oft interventie van obgemelde Ridderlycken Staet
»en andere meest geλrfden ingesetenen als principaelste
«geοnteresseerde, en sonder dat men dienvolgens oock
welen oft vernemen kan, uit wat last, authoriteyt, oft tot
«weieken eynde dusdaenighe groote ende excessive sommen
«van penninghen mogen worden geλmployeert een iegelyck
daerinne in effeete doende \'t gene hem belieft.
-ocr page 181-
— 177 —
«Dat alsoo de voorschreve ondersaeten somwylen over
»dc ecne en de andere syde worden geλxecuteerd soudcr
«eenige voorgacnde sommatie oft aenmacninghe tot betac-
«linghc van penninghen , daer aff sy \'t minste niet en
»\\vclen, oock in alsulcker voegen dat op vele plactsen die
«costen van executie een mcrckelyck meer syn bedraegende
»als het pretens capitael daeromme die executie is geschiet,
«sonder dat sy dacrinnc by den eenen van het gewelt van
«anderen connen worden bevryt.
«Dat sulcx d\'experiencc nu eenighen tyt herwaerts ge-
«noegsaem heeft aengewesen, doordien d\'executiλn die van
«de andere syde dacgclycx met extreme rigeurs worden
«voorgenomen, den lande drymael meer coslen als die bede
«selve, alsmede het volck van oirloghe dewelck men onder
«pretext van den voorschreven executiλn te beletten van
«wege Haerc Ho. Mo. nu cenighe maenden herwaerts, nu
«hier dan daer, ten platten lande naer believen gelogcert
«heeft, ende alnoch tot descr uren is logerende tot voordere
«consumptie, oppressie ende verderftenisse van de ingese-
«tenen, sonder dat men andersints weet of excogiteeren
«kan, waertoe sulcx dienen mach, aengesien daerdoor de
«executiλn van de andere syde notoirlyck niet en connen
«worden gecmpescheert, macr ter contrarie eene plancke
«geleyt ende aenleydinghe gegeven tot alle voordere ende
«grootere extremiteyten, soo verre dan oock dat de inge-
«setenen niet en derven traliqueeren nogh hunne goederen
«verbrenghen buytens \'s lands, uyt vreese van geattrappeert
«ende aen persoonen, goederen ende peerden datelyck
«sonder eenighe tbrme van recht geλxecuteerd te worden,
«ende veel weenigher haer te voorsien met provisie van
«brandt, andere noodighc materialen ende andersints,
«waerdoor dan het landt ten allerhoogsten geincommodeert
«ende gedurighlyck wort gestelt in sulcke beruerte dat het
-ocr page 182-
— 178 —
«altyt is gelyck eene continuele confusie, ende als het dan
»al ten eynde compt, soo dringt men den last van weder-
*syden op den armen hals der ingesetenen sonder dat sy
»hun daervan connen ontwercken, terwylen sy by sulcke
«conjuncture niet en weeten, waer heenen hun keeren oft
«wenden, want aen geender syden en syn sy seker nogh
»van recherche noch van protectie.
«Dat de voorschreve ingesetenen door het nieuw inge-
«voerde licent ter wedersyden oock ten allerhoogsten
«worden beswaert ende soodaenigh geinteresseert, dat sy
«moeten te gronde gaen, aengesien van inkomende coop-
«manschappen van buyten alle trafiquen benomen, ende
«elders gesonden worden, ende de ingesetenen van binnen
«geempescheert hunne goederen ende waeren, oock nyvers
«anders buyten landts te vervoeren olte te verbrengen,
«sulcx dat daerdoor het geit t\'eejiemael wort gesloten
«uytten lande.
«Dat de introductie van \'t voorschreve licent als voor,
«anders niet en veroorsaeckt als verdcrffelycke schade en
«interessen van den lande, sonder dat Haer Ho. Mo. daervan
«connen trecken eenigh merckelyck voordeel, aengesien
«deselve haere licenten by ordinarissen weghe doen ont-
«fangen binnen der stadt van Maestricht.
«Dat soo wanneer den voorschreven lande eenigh
«krychsvolck is overcomende, aen de eene en d\'andere
«syde bycans niet en wort nogh en derff getravaillcert
«worden orame alsulcke passagie te diverteren,, ende de
«landen daeraff te bevryden, maer moet men het wederom
«laeten gaen soo het compt, ende de passerende troepen
«laeten geworden ende leven naer hun welgevallen, ende
«van daer is \'t dat kompt, dat het een quartier voor ende
«het ander naer wort overvallen, uytgeplondert, gebrand-
«schat ende totaliter geruineert.
-ocr page 183-
— 179 —
»Dat de jurisdictie in de particuliere heerlicheyden door-
«gaens wort gevioleert specialyck by pretense introductie
»van verscheydene nieuwicheyden ende penale ordonnantiλn.
»Dat alsoo by middele van dese tweedrachtige contraversie
»alles ten onderen gaet, het werck van de justitie overhoop,
»ende dat niemandt syn recht en derft vervolghen.
»Dat finalycken de politique Regeringhe, van oudts ge-
»plogen, is verstoort ende en compt niet meer voor den
»dagh, de Commissarissen herstelt, den ontfanck affgenomen,
»om alsoo de voorschreve landtschap \'teenemael onmachtig
»te maecken in hunne defensiλn, die bij gebreke van
wgemeene middelen alles moeten laeten loopcn in \'t wilde,
»ende sien, dat sy door hun eigen geit en middelen, die
»hun violentelvck worden affgenomen, gebracht worden
»in uyterste servituet.
»Dat de privilegiλn, costuymen ende usantiλn liggen
»ondcr den voet, ende den Staet des voorschreven landls
»ten eenemael gedisauthoriseert, ende diegene die in
«lants saecken niet ofte luttel te spreecken, veel min te
«ordonneren hebben, oock in den lande noch beλrfd noch
»gegoet synde, ende consequentelyck onbesorgt van lasten
»olt onlasten, die maecken den meester.
«Alles tot eene evidente ruine ende desolutie, immers
«indien niet by tyde, ende bij de tegenwoordighe kenne-
«lycke extremiteyten daerinne niet en wort voorsten.
«Welckcn aengemerckt ende dat het by gebreecke van
«dien geschaepen is al erger te worden sullen obgemclde
«Heeren Gedeputeerden Haere Ho. Mo. ende Ed. Mo.
«Hceren Gecommitteerden oitmoedigst bidden ten eynde
«derselve goede gelieffte syn wille, de voorschreven inge-
«setenen ten minsten uyt een equitabel ende christelyck
«medelyden ten regarde van allen \'tgene voorschreven is,
»te soulageren met eenigh provisioneel ende regulier
-ocr page 184-
— 180 —
»ordre, daer naer sich den een en den anderen preciselyck
»sal hebben te regulieren, tot dat de voorschreve geschillen
»ende differentiλn hangende tusschen Syne Majesteyt ter
»eenre, ende Haere Ho. Mo. ter andere syden, ofte met
«rechte gedetermineert, ofte wel by weghe van accommo-
«dcmenl, en in der minne mochten syn bygelegt."
Het was allicht ten gevolge van de bemoeiingen, door
bovengenoemde Gedeputeerden aangewend, dat men te
\'s Gravenhage, zoo wel als te Brussel, ernstig ging bedacht
wezen om een einde te maken aan een wanbestuur, dat
niet meer houdbaar was. Inderdaad, een provisioneel
accoord nopens de verdeeling der betwiste landen, kwam
den 27 Maart 1658 tot stand. Hierop volgde wel dadelijk
eene betere verstandhouding tusschen de Officieren van
den Koning en die der Vereenigde Provinciλn, maar de
hoofdzaak, de overbelasting, bleef provisioneel net als zij
te voren was.
In de vertoogen, aan de Heeren Staten-Generaal der
Vereenigde Provinciλn gericht, deden de Gedeputeerden
bijzonderlijk uitkomen; dat onder de menigvuldige kwel-
lingen, die het land Valkenburg van wege de Officieren
van hun Ho. Mo. te verduren had, geen verderfelijker
waren dan die, waardoor de Adressanten, buiten hunne
schuld, beroofd waren geworden van het previlegie, hen
bij alle opvolgende Prinsen bevestigd, nopens het vinden,
zetten en repartiseeren van alle voorkomende contributiλn;
— dat vreemde vogels, beλrfd noch gegoed hier te lande,
gevolgelijk onbekommerd over de zware lasten, die zij den
lande oplegden, zich de publieke administratie hadden
aangematigd, en dat een merkelijk deel van \'s lands
miseriλn daaruit was voortgesproten; — dat de Drossaard
Till, en zijn geasocieerde Officieren, waarbij zich zekere
Jonker Vos van Brunssum, als Commissaris had bijgevoegd,
-ocr page 185-
— 181 —
sedert eenige jaren zich ondernomen hadden over het
land van Valkenburg uit te schrijven, om te slaan, en bij
wanbetaling te executeeren , groote bovenmatige taxen
van contributiθn, driemaal meer dan de beden van hun
Ho. Mo: waren bedragende; — ja, dat gemelde Jonker
Vos, bijgestaan door den Baron Philibert van Isendoorn
tot Borgharen, Luitenant-Kolonel en Kapitein in dienst van
hun Ho. Mo., ten laste des lands Valkenburg 8000 patta-
cons op interest gelicht had bij zekeren Heer Jacob
Cabbeljaeuw, waarvan akte gepasseerd voor den Notaris
H. Pelt te Maastricht, den 10 Juli 1656, en zulks zonder
voorkennis of tusschenkomst van \'s lands wettige verte-
genwoordiging.
Bij een nader adres stelden de Valkenburgsche Gedepu-
teerden op den voorgrond, dat het niet aan te nemen
zij, dat hun Ho. Mo. de bovenbedoelde feiten en afper-
singen, waar zoo vele schamele lieden ten hemel om
zuchtten, bevolen of welgevallen er aan genomen zouden
hebben; weshalve zij Adressanten smeekten, om te worden
hersteld in hun overoud privilegie van de omslagen en de
repartitiλn zelven te doen, met uitsluiting van hen, die
daartoe niet berechtigd waren. Overigens verzochten zij,
dat de Drossaard van Till en consorten, gelast worden
rekening te doen, specificatie, bewijs en reliqua van al
de gedane omslagen en ontvangene penningen, en dat
middelerwijl alle verdere executiλn, ter zake van deze
omslagen, alsmede de laatst uitgeschreven bede, over het
dienstjaar 1657—58, gehouden worde in opschoising.
Op de kantzijde van dit adres werd de volgende apostillc
gesteld: »Naer deliberatie is goet gevonden ende verstaen,
»dat deese requesle gesonden sal worden aen den Baed
»van Stacte, met versoeck dat haer Ed. partyen gchoort,
»dese saecke rypelyck willen examineren ende haer Ho. Mo.
-ocr page 186-
— 182 —
«dienaengacnde laetcn toecomen bericht cnde advies. Gedaen
»ter vergaederingc van den Staten-Gencraal den 4 April
«1658. (gct.) Jacob Veth. Ter ordonnantie (get.) i. Sprons-
»skx". — Daar achter stond: «Den Raed van Staete heelt
«goetgevonden dal dese requestc en de twee bylagen
«gecommuniceert sullen worden aen den Drossart Til cnde
«syne Consorten, om daertegen in te brengen binnen
»veerthien daegen nae de communicatie, om alsdan voorts
«gedacn te worden nae behooren."
Actum 10 Aprilis 1658 (get.) G. de Schaghen. Ter
ordonnantie (gct.) J. Eyckberch.
In de veronderstelling dat de Drossaard van Till, de
gewraakte contributiφn, tijdens het ingesteld onderzoek,
zoude kunnen invorderen, wendden zich de meer bedoelde
Gedelegeerden tot den Raad van State, met verzoek, dat
het hun Ed. Mo. behage het daarheen te leiden . dat de
laatst gedane omslagen worden gehouden in surseance. —
Dit adres werd volgenderwijze geapostilleerd : «Den Raed
«van Staete heeft goet gevonden bij desen te ordonneren,
»dat de saecke van de omslaegen te voorder in state sal
«bliven, lot dat de rescriptie gesien, naerder sal sijn
«gedisponeerd. Actum den 20 April 1058. (Get.) G. de
«Schaghen. Ter ordonnantie (get.) J. Eijckbergh".
De rescriptie of beantwoording van Drossaard Till en
consorten, alsmede de verdere afloop der onderhavige quocs-
tie is ons niet ten vollen bekend. — Alleen kunnen wij ,
uit de voor ons liggende stukken afleiden, dal bijna dezelfde
klachten als hierboven ook ingekomen waren uit het land
van Daelhcm, en dat ook dadr surseance van betaling was
verleend geworden.
Het land van \'s Hertogenradc, als verder af gelegen, deelde
misschien daarom minder in de onheilen, welke de overige
twee landen ten deel vielen. Maar ook ddόr deden zich
-ocr page 187-
— 183 —
klachten hooren , zoo als blijkt uit het hier volgende ver-
gelijk, den 14 Augustus 1658 , tusschen Robert van Itter-
sum, Staatschcn Drossaard, en Frans Wijnand van Eijnatten,
Heer van Neuborg opgericht: »Alsoo verscheydcn ques-
«tien cnde differentien ontstaen waeren tusschen den Hoogh
»Edel geboren Heer Robbert van Ittersum, Drossard ende
«Amptman des landts van \'s Hertogenraede, ter eenre, ende
»den oock Hoogh Edel geboren Heer Frans Wijnant Von
«Eijnatten, Heerc tot Nieubourg, Gulpen, ende Margraten,
«gelegen in het selve landt van \'s Hertogenraede ter andere
«sijden, op verscheyde puncten van jurisdictie, soo in
«materie van politycke regcringe als ommelagen ende
«reeckeniiigen in de voorschreve heerlichoyden , ende het
«ressort van dien, voor desen voorgevallen ende die in
«het toccomendc noch verder voorvallen mochten, ende
«dat deselve verschillen tusschen meergemelde partijen soo
«verre waeren gecomcn dat daerover aenclachten ende
«instantien in judicio , soo voor het gerecht van \'s Herto-
«genrade als voor den Souverainen Raede van Brabant in
«den Hage, hinc inde, waeren aengehangen , oock adres-
«sen waeren daerover gemaeckt aen de Vergaderinge van
«de Ho. Mo. Heeren Staeten Generael der Vereenigde Ne-
«derlanden, ende verscheyde resolutien bij deselve daerop
«genomen ende in specij die van den 3 Juli 1658, bij
«dewelckc de voorschreve querellen waeren gerenvoyeert
«tot kennisse van de ondergeschreve Heeren hacre Ho.
»Mo. Commissarissen Dcciseurs te Maestricht, om met ende
«neffens die aldaer aenwesende Heeren gecommitteerden
»uyt den Raedt van Stacte sich op \'t subject van deselve
«ten beste te informeren, oock bij voorschreve resolutien
«van den 24 April 1658, genoegh consteerde, dat der-
«selvcr goede mceninge was, dat die voorschreve geschil-
alen bij finale decisie van opgemelte Heeren Deciseurs
-ocr page 188-
— 184 -
»souden worden getermineert, hebben de gemelte partijen,
»door verscheydene redenen van inductie haer soo verre
»ten beste laeten disponeren , dat sij ten overstaen cndc
«onder de directie van de bovengemelte Heeren Deciseurs
»ende Gecommitteerden van den Raedt van Staete , niet
«aileenlijck hebben aengegaen een goet ende onverbreek-
«lijck accommodement van rιciproque vriendtschap, met
«renunctiatie van alle de voorschrevene geλntameerde pro-
«ceduren , maer oock tot een onverbreekelijck reglement
«ende richtsnoer van wedersijdts te executeren jurisdictie
»sijn verdraegen, op de navolgende Articulen ende Conditien:
«Voor eerst dat den Heere Drossart Ittersum sal ge-
«houden sijn den Heere van Nieuborgh op alle Staetsche
«vergaderingen ten allen tijde te beschrijven, welckc
«volgens opgemelten Heer oock volgens die privilegies
«van hel landt vermoogen sal , verder niet belet sijnde,
«oock belooft heeft te verschijnen.
«Ten tweeden dat de rekeninge van de Schathefters
«bij den opgemelten Drossart ten overstaen van Schepe-
»nen van Gulpen ende andere geassumcerde oft gecom-
«mitteerden gesloten, sullen hebben hun volcomen effect
«ende dienvolgens den Heer van Nieuborgh geensints en
«sal beletten dat die schuldige Schatheffers niet en sou-
«den worden gehouden noch gebracht tot voldocninge
«van de sloten der voorschreve rekeningen, ten behoeve
«van het gemeen, ter contrarie sal denselven Hoor van
«Nieuborgh gehouden sijn desclve debiteuren daervoor te
«doen executeren.
«Ten derden dat den Heer van Nieuborgh in \'t toeco-
«mende hem sal onthouden van alle lcitelijcke oppositien
«tcgens soodaenige ommelaegen van beden ende andere
• «gemeene landts repartitien, als bij de Staetsche vergade-
»ringen des selven landts sullen sijn gearresteert ende
-ocr page 189-
— 185 -
«uytgeschreven tot laste va» de banck van Gulpen , voor
»soo veel deselve banck mochte blijven in gebrccke van
»betaelinge cndc voor hacrc defectie soude moeten worden
«geexecuteert. Ende aengaende den lesten gearrestierden
«ende uytgeschreve omlagh van 7G40 gulden , den gemcl-
»ten Heer , binnen den tijt van drie maenden sal moeten
«voldoen het restant hetwelck over de quote van die banck
«schuldich is, mits daeraen rencontrerende het provenu
«van seven off acht peerden bij wanbetaelinge van de voor-
«schreve quote geexecuteert, daerover ondertusschen reke-
«ninge ende liquidatie sal worden aengestelt.
»Ten vierden dat die Heer van Nieuborgh sal blijven
«gemainteneert bij allen sulcken recht over criminale de-
«licten vallende op de heirbanen ende publicque wegen ,
»oock aengaende de visitatie van selve heyrbancn ende
«weghen, met die amenden daerover vallende, als bij ende
«sijne voorsaeten tot noch publijckelijckcn hebben geex-
»cerceert ende waervan de deugdelijcke possessie can be-
«wesen worden, mits dat de Heer Drossart sal mogen
«tweemael off drijmael des jaers over het geheel ressort
»van \'t land van \'s Hertogenraede met affixie van billetten
»te ordonneren dat alle soodaenige heyrbancn ende pu-
«blijcke wegen, tegen seeckeren competente te prefigeren
»tijt behoorlijck mogen worden gcrepareert, oock met
«assistentie van twee Schepenen , daervan inspectie nemen
«ende den opgemelten Heer daeromlrinl in gebreeke vin-
«dendc aen haer Ho. Mo. daer over sal mogen beclagen
«om ordre tot redres, oock tot amende van den Heer cndc
«andere gebreckige te obtineren.
«Ten vijffden dat den Heere van Nieuborgh ende die van
«Gulpen voortaen sullen hebben te pareren aen alle de resolu-
«tien cndc reglementen van hacrc Ho. Mo. ende Ed. Mo. op het
«stuck van commissie van opgemelten Heer Drossart genomen.
-ocr page 190-
— 186. —
»Ten sesden dat opgemelte Heer ende die van Gulpen
»in allen saecke van justitie in materie van appel off be-
»roep, behoorlijck sullen erkennen hun wettich overhooftt
»de jurisdictie van \'s Hertogenraede, ende eyndelijck dat in
"materie van finantie ende doen van rekeninge in \'t toe-
»comende vast ende onverbrekelijck sal blijven het provi-
»sioneel reglement op den 1 Marty 1657, bij den opgemelten
»Drossart, beneffens den Schouteth der hooftjustitie ende
»geassumeerden , mitsgaeders Schouteth, schepenen ende
«regeerders der voorschreve banck gearresteerl, waervan
»de executie sal sijn ende verblijven bij gemelten Heer
»van Nieuborgh".
Volgens art. 1 van bovenstaand vergelijk moest de Heer
.van Neuborg door den Drossaard van \'s Hertogenrade be-
schrevcn worden op alle Staatsche landdagen, aan welke
beschrijving gemelde Heer beloofde te voldoen, in zoo verre
hij niet belet zoude wezen. — Hieruit kan men afleiden,
dat ook Spaansche landdagen werden gehouden , hetwelk
dan ook ten overvloede blijkt uit eene voor ons liggende
missive des Graven van Grobbendonck , Gouverneur der
landen van Overmase (1), aan zijn neef, Wolter Frans Baron
van Hoensbroeck-Guel, Zijner Majesteits Stadhouder en
Voogd des lands Valkenborg. Immers bij deze missive werd
de Stadhouder gelast om, met de Ridderschap en de afge-
vaardigden der banken, te verschijnen te Limburg, den 25
April 4G58, en terwijl de Baron De la Margelle, Drossaard
van Daclhem, bij abuis de Staten van zijn kwartier twee
dagen te vroeg had doen opkomen, zoo werd deze misslag
hersteld, door de vergadering uit te stellen tot op den 29
dier maand (2).
(1)    Zijn gevierdeeld cachet vertoont 1 en i een kraanvogel met uitgestrekte
vlerken. 2 en 3 drie leliλn 2—1, het al gedekt niet eene graatlijkc kroon.
(2)    Monsieur uion Cousin ....... Avant ordre de son Altcssc Seren0 de con-
-ocr page 191-
— 187 —
Met het oog misschien op de aanstaande vedeeling der
Overmaasche landen deden de Staatschen, in de jaren
1658—61, belangrijke werken of herstellingen aan het
kasteel Valkenburg uitvoeren. Wij vonden niet minder dan
24 oproepingen, aan de regeerders der heerlijkheid Hoens-
broeck gericht, wegens te leveren hand- en spandiensten,
oproepingen waarvan wij een paar letterlijk overnemen :
«Wordt hiermede gelast aen die van Hoensbtoeck, dat se
«sonder faute tot lantsdinst commanderen vier weigespanne
«karren , om tot Maestricht ten huyse van de weduwe
«Mattct, wonende in de Stock Straete, kleine pavcysteinen
»te laden, endc op dit Casteel te varen Sondagh, synde
»den 4 deses op pene van executie. — Actum Valckenborgh
»den 2 September 1658".
(get.).Joost van οill.
Deze Joost van Till, Heer tot de Dom te Weiten ge-
meenle Heerlen, was allicht zoon van Hans Willem van Till,
Staatschen Drossaard van Valkenburg.
«Wordt mits desen gelast aen de dorpmeisters van
«Hoensbroeck, dat se sonder faute tot \'s landtdinst sollen
«commanderen ses welgespannen karren ende twaelf man
«met schuppen, om mergel ende eerde op dit casteel te
«laden ende aff te varen, tegens maendagh synde den 10
«dezes, op pene van executie." Actum Valckenborgh den
«7 Marty 1659." —
           Ter ordre (get.) H. Cliphxck.
voquer et faire assembier les Estats de mon Gouvernement en la maniere ae-
coustumιe je vous a|j faict ces lignes pour vous piοer et ce neamiioins vous
ordonner de la part de Sa Maj<" de vous trouver en ceste ville Jeudy proebain
2:i du Courant, aiuenaut quant et vous les nobles et banc<|s de vostre olliee en
semblable cas accoustumι, alin d\'ouir et entendre ce i|ue Ie mesme jour vous
y sera proposλ de la part de sa dicte Maj\'« et prendre par ensemble une boiine
8
et fructucuse resolution. A tant Ie Seigneur vous uit en sa Slc garde, de
l.imlinurg ce 20 d\'Avril 1Cά8, et suis, voslrc etc.
(Get.) L. Comte de Grobuemdoncq.
-ocr page 192-
— 188 —
«Wordt mits deoen gelast aen de dorpmeisters van
«Hoensbroeck te laten commanderen tot landtdienst alle de
«karren die onder hun gebiedt behooren om te samen
«eenige klauwen off pavcysteenen te laden, in de Bemeler
»grubbe, ende nae dit Gasteel te varen, tegens dinsdagh,
«synde den 28 deses, op pene van exeeutie. Aclum Valcken-
borg den 25 8\'"r 1659." (gct.) Hans Wilhelm van Till."
«Wordt mits desen gelast aen de dorpmeisters van Hoens-
«broeck, te laten commanderen, eens ende voorall , alle
»de kanen onder haer gebiedt gehoorende tegens maendagh
«den 12 deses, om te samen, met de andere dorpen ende
«heerlicheeden eenige klauwen off pavcysteenen te laden
«aen de Mase by Haren, ende nae dit Casteel tot dienst
«van \'t gemeene landt te varen , op pene van executie.
«Actum Valckenborgh den 11 July 1860."
Ter ordro (get.) H.Clippinck.
«Wordt mits desen gelast aen de dorpmeisters van
«Hoensbroeck te laten commanderen vyfthien man met
«schuppen , tegens dinsdagh den 20 dezes, om aen dit
«Casteel te comen botten, benevens twee wclgcspanne
«wagens of vier karren om op den voorschreve dagh eenige
«brantcolen te laden, tot Maestricht op de Mase, tot dienst
«van het garnesoen op dit casteel te varen, op pene van
executie." Actum Valckenborgh den 18 X\'"is 1661."
(get.) Hans Wilhelm van Till.
Deze oproepingen waaraan, om beters wil, werd voldaan
waren loutere misbruiken van gezag, die zich de Drossaard
van Till, de man der Justitie, veroorloofde. Hij kon wel
die van Hoensbroeck, in \'s lands welzijn, verzoeken irraar
niet gebieden om naar Valkenburg te komen bollen. Nog
veel minder kon hij hen bedreigen met executie of in
andere woorden , hen attrekken van hunne competente
rechters, de Schepenen der heerlijkheid.
-ocr page 193-
— 189 —
Uit de navolgende aanteekening van Wolter van Meer,
Ontvanger en Luitenant-Drossaard , moeten wij afleiden ,
dat ook klachten waren gerezen tegen de 9f>aansche hef-
flng der beden, en tegen de aanwending der geldmiddelen.
»In Januari\') en Februario 1658, heelt mynen Secretaris,
»Johan Raedts, te Brussel gevaceert ten cynde van d\'affdoe-
«ninghe der interdictic oin te mogen innen ende reparti-
»seren, ende aldaer en op die reys verteert 195 gulden 4
st. en voor zijne vacatiλn 72 gulden."
Wij nemen uit de aanteekeningen van Woltιr van Meer
nog eenigen posten over: In de maanden Mei en Juni
1658, vaceerde hij met Adriaan de Groot te Brussel als
gecommitteerde des lands van Valkenburg, om met den
Ambassadeur Don Stephan de Gamarra te onderhandelen;
de onkosten en verteringen bedroegen 292 gulden 15 st. —
Item, iu rekening te brengen 198 gulden 15 st. voor de
»vieringhe ende dancksegginghe aen Godt Almachtich over
»\'t gelukkig succes der electie van Syne Kevserlycke Maje-
»steyt." — Hem, voor kosten gedaan in Maart, Juli en
September 1658, te \'s Gravenhage, alwaar hij (van Meer),
op last van Zijne Exc\'\'0 den Ambassadeur, in \'s lands dienst
gevaceerd had gedurende den tijd van twee maanden,
1131 gulden 17 st. — Item, voor vacatiλn op de voor-
schrevene reizen te \'s Hage, 270 gulden. — Item, voor kosten
en vacatiλn gedaan door den Ontvanger Wolter van Meer,
in het proces over de landsrekening, tusschen hem en de
Ridderschap, 189 gulden 19 st. — Item. voor vacatiλn,
rechten en verteringen van den Luitenant-Drossaard, Sche-
penen, Secretaris en boden der hoofdjuslitie van Valkenburg,
over het nemen van informatiλn, verhoor van getuigen ,
expeditie van akten, gedurende het conflict van jurisdictie
»aengaende de attentaten ende de usurpatiλn ter handt
«genomen by de Officieren van de Stactcn tot stooringhc
-ocr page 194-
— 190 —
»van Syner Majts possessie, 420 gulden." — Item, voor
onkosten vertering en vacatiλn te \'s Gravenhage door
van Meer gedaan, sedert den 22 Januari tot den 20
Maart 1059, hebbende aldaar, op last van Zijner Majh Am-
bassadeur, gevaceerd 74 dagen, inbegrepen het gaen ende
keeren,
ad 10 gulden daags, 740 gulden. — Item, voor
kosten, vertering en vacatiλn gedaan als boven, van den
11 Mei tot den 21 Juni 1600, op welken dag Wolter van
Meer, op order, van den Ambassadeur, te Valkenburg terug
kwam om te interveniλren over de verpachting der Geeslelijcke
goederen,
420 gulden. — Item, vervolgens wederom naar
\'s Gravenhage vertrokken, den 9 Augustus, en aldaar in
\'s lands dienst verbleven tot den 19 September, doende
met het voer- en schipgeldt soo van gaen als wederkeeren ,
550 gulden 10 st. — Nog stelde van Meer in rekening
alzulke vacatiλn, kosten en verteringen als hij met zijnen
knecht in \'s lands dienst gedaan had te \'s Gravenhage ,
sedert den laatsten October 1000, tot den 14 April 1661,
met inbegrip van vracht en schipgeld, 1700 gulden 10 st.
Item, noch bracht van Meer in rekening, de som van 240
gulden, welke hij, met goedvinden van den Hccre Raad
fiscaal en eenige leden Staten des lands Valkenburg, had
gesteld in handen van den Heer Landdeken van Klimmen,
om by hem te worden geilistribueert aeu sommige Pastoors van
den lande tot assistentie ende secunderinghe in luieren grooten
noodt, overmits die verpacht inge der Geestelycl;e goederen ende
sware executiλn van den Ontvanger Padborch.
— Item, be-
taald voor pek- en teertonnen, welke men, op hooger
last, tijdens de geboorte van den jongen Prins, Infante
van Spanje, te Luik gekocht en drie achtereenvolgende
dagen op staken gesteld had naast het lort van Navagne,
185 gulden 14 st. — Item, aangezien de Ontvanger van
Meer genoodzaakt was geweest groote sommen op interest
-ocr page 195-
— 191 —
te lichten , waarvan sommigen stonden tot zijnen parti-
culieren last, zoo bracht hij deze interessen tot en met
het jaar 1660 in rekening, ten bedrage, volgens specilieken
staat daarvan opgemaakt, de som van 7702 gulden 10 st.
In December 1661 , kwam tusschen de wederzijdsche
gevolmachtigden, na een driejarig redekavelen, het lang
verbeide contract van deeling, het zoogenaamde partage-
Uactaat
tot stand. — Luidens dit tractaat verbleven aan
den Koning van Spanje in \'t land Valkenburg, welks oudere
historie te vinden is bij Ernst en bij Ubachs^ de volgende
dorpen, plaatsen en heerlijkheden : Nuth, Oud-Valkenburg,
Strucht, Schin-op-Geul, het huis Oost op de Geul, Wijnands-
rade, Geleen, Schinnen, Spaubeek, Oirsbeek, Jabeek, Bruus-
sum, Schinveld, Hoensbroeck, Vaesrade, Schaesbergh, mits-
gaders het klooster van St. Gerlach.
Daartegen kregen de Staten-Generaal de stad en het
kasteel Valkenburg, de heerlijkheden en dorpen Geul,
Bunde, Ulestraeten, Haren, Itteren, Houthem, Bergh en οer-
Blijt, Bemelen, Eysden, Meerssen, Klimmen, Hulsberg,
Schimmen, Beek en Heerlen. — Het dorp Elslo, dat wel
eens de tiran des lands Valkenburg werd geheeten, bleef
voorloopig buiten tel, als zijnde het proces met deze heer-
lijkheid nog hangende (1).
Een aandenken aan deze vcrdeeling is ten huidigen
dage nog te zien in het veld tusschen Heerlen en
Brunssum, zijnde een grenspaal waarop, naar den kant
van Heerlen, de Nederlandsche leeuw met de pijlen, en
van den anderen kant (dien der onderbanken) den Keizerlij-
ken adelaar gebeiteld staan.
(1) De volgende Valbenburgsche dorpen zijn in het tractaat niet genoemd,
omdat zij in 16G2 geene op zich zelve staande gemeenten vormden.
Voerendaal, Nieuwenhagen, Ilockholt/, Merkelheek, Amstenrade, Bingelrade,
Ambv.
                                                                                                     13
-ocr page 196-
- 192 —
Een ander teeken van deze partage leeft nog voort in
de zoogenaamde Uollandsche kermis, die thans nog in de
meeste Staatsche plaatsen op een en denzeltden dag invalt.
Vroeger gaven de kermissen (: nu in een dorp dan
weder in het ander gehouden:) wel eens gelegenheid
om, na goed te hebben gedronken, zich eens ferm met
zwaren stok te kloppen. Om dit kwaad tegen te gaan
liet de Staatsche overheid , genegen als zij was om te
reglementeeren , een plakkaat uitgaan houdende , dat ge-
heel liet Staatsland van Overmase kermis moest houden op
ιιn en denzelfden dag, namelijk \'s Zondags na St. Martijn.
Het Graafschap Daelhem, drie uren lang en breed, be-
grensd tusschen de landen van Valkenburg, van Luik, van
Hertogenrade en de bank van Herve, werd oudtijds en
wel omstreeks het jaar 1080 bezeten door de Graven van
Hochstade, die het te leen hielden, deels van den Hertog
van Brabant, en deels van de Graven van Gulick. Hen-
drik II, Hertog van Brabant, kocht (1243) het Graafschap
Daelhem van Dirk II. — Krachtens bovenbedoeld tractaal,
behield de Koning van Spanje in \'t land van Daelhem de
volgende dorpen en heerlijkheden : \'s Gravenvoeren, Mheer,
Noorbeek, Weerst, Moulingen, St. Maartensvoeren, Aubel,
Cheratte, Neufchateau, Mortier, Hous en Richel.
Het land van \'s Hertogenrade, gelegen tusschen de landen
van Valkenburg, Daelhem, Limburg en Gulick, was voortijds
eene heerlijkheid, die, volgens Butkens, trophιes de Brabant,
deel II bl. 307, met het Hertogdom Limburg vereenigd
werd door \'t huwelijk tusschen Hendrik, Hertog van
Limburg en Cunigarde van Wassenbergh, dochter des
Graven van Gelder. — In 1155 schonk Hendrik III van
Limburg de heerlijkheid Hertogenrade aan zijne dochter
Margareta, gehuwd met Godfried III, Hertog van Brabant,
wiens opvolger Hendrik I ze weder te leen gaf aan zijn
-ocr page 197-
— 193 —
Oom, Hendrik IV van Limburg. En daar dit laatste Her-
togdom, met al zijne aankleven, bij koop (1283) in bezit
kwam des Hertogen Jan I van Brabant, die zich (1288)
op \'t slagveld van Woeringen in dit bezit handhaafde, zoo
bleef de heerlijkheid Hertogenrade in den huize van Brabant
tot in het jaar 1544, alswanneer Keizer Karel V, bij wijze
van verpanding, ze overdroeg aan den Hertog van Guliek,
bij wiens overlijden ze (1G09) wederom terugviel aan het
Brabantsche huis. — Volgens meerbedoeld tractaat kreeg
de Koning van Spanje, in het land van \'s Hertogenrade, het
stadje en \'t kasteel van dien naam, de dorpen Merkstein,
Ubaeh, Wels, Roerdorp, Kerkrade en Simpelveld.
De Vereenigde Staten kregen in het land van Daelhem:
het kasteel en de stad Daelhem ook \'s Gravendael genaamd,
Trembleur, Olne, Bolsbcek, Fenneur, Kadier en Oost; en
in \'t land van Hertogetirade: Gulpen, Margraten, Holset,
Vijlen en Vaels.
Eerst in October 1662 werd het partage-tractaat door
de wederzijdsche Souvereinen bekrachtigd, en een jaar
later zonden de Staten-Generaal hunne Gedeputeerden naar
iMaastricht, om solemneel bezit van hunne landen te nemen.
Op den algemeenen landdag aldaar gehouden werd de
Ridderschap en den vertegenwoordigers der banken, welke
op de nader te beleggen landdagen beschreven wenschten
te worden, gelegenheid gegeven om den gevorderden eed
at\' te leggen:
De Heeren van Raesfelt Goere Amerongex exde Haren ,
iiaere Ho. Mo. Gedeputeerden.
»Nae de receptie van haere Ho. Mo. missive ende bijleg-
»gende resolutie van 15 Octobris 1663, nevens vijf distincte
«reglementen, hebben wy aenstonts, door de respectieve
«Drossaerden laeten affgaen onse depeschez aen de Edelen,
»dewclcke ten tyde des Conincx ende oock zedert haer
-ocr page 198-
— 194 —
»Ho. Mo. regeringe op alle Staetsche vergaderinge gecom-
«pareert ende beschreven syn geweest met versoeck ende
«begeerte, dat deselve haer neffens de Gecommitteerden
»uyt de respectieve bancken ende heerlyckheden, als van
»outs gebruickelyck, op den 22 daeraanvolgende, willen
«laeten vinden binnen Maestricht. ende comen aenhooien
«ende verstaen \'t geenc wy haer, in naeme van haere
«Ho. Mo. voor te draegen hebben. Ende ons dessclvigen
»daegs de clocke thien uren vervoeght hebbende op de
»Landlscroon (1) en vooreerst de voornoemde Ridderschap
«capitatim bekent gemaeckt, dat, in cas sy geintentionneert
«mochten syn aen de syde van haer Ho. Mo. onder \'t lidt
»van Edelen haer te laeten beschryven ende compareren,
»dat deselve dan haer buyten den eedt ende vergaderinge
»van de Spaenschen souden connen verstaen, dat haer
«edele in eedt van beide Souverainen souden zyn, ende
«beydersydts vergaderingen trequenteren, hebben wy daernae
»de gemelte Ridderschap en corps, neffens de Gedepu-
«tcerden uyt de respectieve bancken wederom binnen
«versocht ende haer edele in \'t cortte voorgehouden, dat
»haere Ho. Mo. ons herwaerts hadden gedeputeert, omme
»in derselver naem aen te veerden ende te nemen de
«possessie van haere Ho. Mo. partage van de drye landen
«van Overmaese, ende dat haer edele, als representerende
«de Staeten desselvigen landts, voortaen onbeswaert sullen
«syn huere Ho. Mo. te erkennen voor haere wettige ende
«souveraine Overicheyt, ende haer voorders van getrou-
«wicheyt door solemnelen eede aen haere Ho. Mo. ver-
«binden, op soodaenige formulier, als haere Ho. Mo. den
»5 May lestleden, daertoe beraemt ende gearresteerd
«hebben, gelyck oock vervolgens is geschiedt. Dan hebben
(1) Hit tegenwoordige Stadhuis van Maastricht was toen nog in aanbouw.
-ocr page 199-
— 195 —
»de Heeren Woltcr Frans van Hocnsbroeck, Heer van
»Guel, cnde Arnold De la Margelle, Heer van Eysden, hun
«daervan geexcuseert, dcwyle den eersten noch becleedc
«liet ampt van Stadthouder ende Voocht van de lcenen
»\'s landts van Valckenborgh, ende den anderen het ampt
»van Drossard \'s landts van Daelhcm, aen de zyde van
«Syne Maj\' van Spaignen, ende diensvolgens alnoch in
»ecdt van deselve waeren. Waernae wy haer edele ordcn-
«telyck hebben doen voorlesen vooreerst dry distincte
«reglementen op \'t stuck van de Religie, Policic cnde
»Finantie, ende een van de landts Officieren, ende hel
«lactste op \'t stuck van de criminele procedurcn, alle by
»haere Ho. Mo. beraemt ende gearresteert, omme in alle
«haere puncten naer gelceft, ende by een ieder van hun,
»soo veel hun diesaengaende, mochten geobserveert ende
«gepractiseerd te worden. Ende nae de lecture van deselve,
«hebben de voornoemde Staeten daerop gepresteert den
»bchoorlycken eedt in voegen als hier naer volcht ende
»geinsereert is. Ende daerop vervolgens geadmitteert ge-
»worden, met last ende ordre aen de respective Heeren
»van de heerlyckheden, dat deselve ons ten aldereersten
»ter hand souden stellen een pertinente lyste van den
«Schouth, Secretaris ende Schepenen van hunne respective
«heerlyckheden, omme deselve in cas die naer de ordre
«van haer Ho. Mo. niet persoonen van de Gereformeerde
«Keligio syn vercooren ende geconstitueert, mede in den
«eedt by ons genomen te worden, gelyck wy oock de
«hoogc Officieren ende den Lieutenant van den leenhove
»ende hooUbancken van den lande van Valckenborch
«gelast ende geordonneert hebben, gelycke lyste van hunne
«respective geriehtsbancken aen ons over te brengen,
«omme mede in voege als vooren beedicht te mogen
«worden, gelyck deselve dan oock vervolgens den eedt
-ocr page 200-
— 196 —
»in conformiteyt van der formulieren, ende den eedt van
»suyveringe hier naer volgende geinsereert, successive in
»de daegen van den 24, 25, 26 ende 27 October ge-
«piesteert ende afFgeleydt hebben."
Zoo liep dan de tachtigjarige oorlog, die ten aanzien der
Overmaaslanden nog dertien jaar langer met overbiddelijke
strengheid had voortgewoed, allengs ten einde. — Wanneer
men nagaat, wat deze landen, wat Valkenburg vooral in
deze miserable conjuncture van tijde
te onderstaan heeft
gehad, dan vraagt men zich af hoe het mogelijk is, dat
de Limburg-Valkenburgsche leeuw zijn dubbelen staart nog
behouden heeft.
-ocr page 201-
B IJ L A O E N
N" I.
HET LEEN MATERBEIUJ ONDER GEUL WORDT DOOR DEN HERTOG
VAN BRABANT MET DE HEERLIJKHEID ELSLO VEREENIGD EN
MET DEZE ALS EEN VOL LEEN TE VALKENBURG VERHEVEN.
— 12 November 1152.
»Allcn den genen die desen brieff sullen sicn oft hooien lezen
Conrardt van Schoonvorst, Ridder, heerc van Elslot ende van S\' Ach-
tenrode Saluyt, ende alle vriendschap. Alsoo als die doerluchtighe
vorst myn lieve llccrc die Hertoghe van Boirgoignen, van Brabant
ende van Limborgh jegenwoirdighlyrk tot mynre sundcrlingher beden
en begeerten afgegaen is allen t reeht van manschappen dat zyne
genade hebben mochten totten hove van Materbergh in der baneke
van Goeie lande van Valckenborgh gelegen, willende dat deselvc
manschap voertaen tot eewighen daghen volghe ende toebehoort sy
van mynre heerlicheyt van Elslot beheltelyck dat ick en niyne erven
ende nacconielinghen deselve mynre heerlicheyt van Elslot by alle den
maetcn die gelegen syn in der voois, baneke ende heerlicheyt van
Goeie, ende daerontrent metter voors. manschap van Syner Genaden
ende syner Erven ende naecomelinghen tot eeuwighen daghe in eenen
vollen leene schuldigh soude syn te ontfanghen ende te houden ende
te blyven houden ende derselver Genaden daer afl\' manschap doen
met hulde ende eede van trouwen , alsoo alsdat behoort, gclyck die
brieven des voors. myns genadigh lleere daerop gemaekt dat niet
meer woorden clacrlycker inhouden ende verderen van den weiekon
die teneur van woorde te woorde hier naer volgt ende is aldus:
I\'hilippus by der gratiλn Godts, llcrloghc van Bourgoigniιn van
Lotryck, van Brabant, van Limborgh enz. allen den genen die desen
brieff sullen sien, olt hooien lesen saluyt. Want onse lieve ende
-ocr page 202-
— 198 —
getrouwe Ilecre Conrardt van Srhoonvorst, Hecre van Elslot endc
van S\' Achlenrode Ridder, ons jegenwoirdelyck te kennen heeft doen
geven hoc dat van soo ouden tyden dat van der contrariλn egliccn
gcdcnckenisse en is, men van hem endc syns voorsaetcn Hoeren van
Elslot geplogen heeft te leenc te houden den geheelen hoff van Mater-
berg h in de hancke van Goeie lande van Valckenborgh gelegen, tot
binnon corten jaeren herwaerts dat wylen Hcere Reyner van Rerghe,
hesitter desselffs hoffs, die helft aen ons te leene heeft gehracht, in
achterdeel des voors. Heere Conrardt ende synre heerlicheyt van
Elslot voors. ons oitnioedelyck biddende die selve Heer (Conrardt dat
wij ons des voors. loens, by den voors. Ilecre Reyner in manieren
voors. aen ons gebracht worden affdraeghen, endc denselven Heerc
Conrardt dat laeten volghen tot synre voors. heerlicheyt van Elslot,
alsoo \'t van oude tyden gebuert heeft, liy woude voor hein ende sync
erfven ende naeconielinghen , om alle questiλn te schouwen die
hierom souden anders tusschen ons ende hem moghen rysen \'t selve
leen ende tot dyen syne geheele heerlicheyt ende goeden van Elslot
in aller der maeten die in der voors. bancke van Goeie ende daer-
ontrent gelegen syn, van ons van nu voortaen in cenen vollen leene
houden ende van ons onlfaen, ende daeraff doen met hulde ende
eede, alles wat eenen getrouwen man van leene synen rechten Heere
schubligh weere te doen, soo ist dat wy goede deliberatie hierop
eerst in onzen Raede gehadt. bekennen dat wy ter beden des voors.
Heeren Conrardt ende om oirbaer ende prouflijt van Ons, voor Ons,
onse Erven ende naeconielinghen afgegaen syn, ende gaen af mits
desen onse brioff, alle des rechts van manschappe dat wy eenighsints
hebben mochten lotton voors. hove van Materbcrgh, willende dat die
manschap daeraff voortaen volghe, endc toebehoort sy ende blyve tot
ccwighen daghe de voors. heerlicheyt ende goeden van Elslot, bc-
houdelyck ende in desen versien, dat die voors. Heere Conrardt voor
hem ende syne Erven ende naeconielinghen, gelyck by dat hier voor
geboden ende gepresenteert heeft, zijne voors. geheele goeden ende
heerlicheyt Elslot in alle der maeten die gelegen syn met oock de
voors. manschap \'t zamenllyck in eenen vollen leene van Ons ten
eeuwigen daghen schuldigh sal syn te houden ende te blyven, ende
Ons van nu voortaen daeraff manschap doen met hulde ende eede
-ocr page 203-
— 199 —
van trouwen, alsoo dacrtoc behoort, endc ons terstondt van desen
aldus nacr te gaen, syne behoorlycke contrebrieven voor hein endc
syne voors. Erven ende naeeonielingben Heeren van Elslot v%ors.
geven in handen van onsen lieven ende getrouwen Rentmeester van
onsen Rceckencameren te Brussele endc verwaerder van onsen
Charteren ende Privilegiλn van Brabant Mr. Adriaen van Eele orn
die by anderen onsen Charteren geleght te worden, dien wy bevelen
die van hem \'t ontfanghen ende in goede waerde te leggen endc te
liouden, alle sonder argelist, ontbieden daerom ende bevelen onsen
Vooght ende Stadlhoudcr van onsen leenen van Valckenborgh dat hy
die voors. manschap van den hove van Materbergh, soo verre het in
onsen leenboecke slaet geschreven in presentie van eenen rcdclyckcn
getaelc van onse mannen ten minsten tot vieren toe, die wy bevelen
mits desen daer over te stacn, vuyt denselvcn onzen leenboecke doen
royeren, ende ter selvertyt in \'t sclvc onsen boeck stellen die voors.
manschap ende leen van der hccrlicheyt endc goeden van Elslot endc
der manschappen des voors. holοs van Materbergh, gelyck dat hier
voor gespeciheeert ende vercleert steit, ontfaende dacralf den geseyden
Hcere Conrardt in onse manschap met hulde ende eede alsoo dat
behoort. Ontbieden voorts ende bevelen onsen Drossardt, den voors.
onsen Vooght, onsen mannen van leen, Schepenen ende allen onsen
anderen officieren, dieneren ende ondersaeten onses lants van Yalckcn-
borgh nu synde endc nacrmacls wesende, dat sy ende elck van hen,
alsoo \'t hem behoort den voors. Hcere Conrardt van den inhouden
van desen onsen brieve rustclyck ende vredelyck doen endc laeten
gebruicken, ende hem den voors. eedt ende hulde ons gedacn heb-
bende, hem houden ende kennen over onsen man van leen van de
voors. heerlicheyt ende goeden van Elslot nietter manschap voors.
endc h\'cni daerin houden ende die doen gebruicken peyselyck endc
vredelyck alsoo als dal behoort, want wy \'t aldus gelieft oau\\p gedaen
willen hebben. Des t\' oirconden hebben wy onsen zegel aen desen
6931
8
briefl doen hanghen. Gegeven i2 daghen in November in \'t jaer
ons Heeren \\ib"2. Aldus geschiedt by mynen Meere den llcrtoghe
Ier relatie van den Raede, daerhv Hendrick Magnus, Heeren Arnt
van Rede, Ridder, Sinion van Sterbays, Mr. Clacs Clopper ende meer
anderen.
-ocr page 204-
— 200 —
N» 2.
DE KONING VAN SPANJE MAAKT DE STATEN DE INHECHTEMS-
NEMING DES HERTOGEN VAN AERSCHOT BEKEND. —
1 Juni 1654.
tres rcverends Peres en Dieu, Vcnerables Nobles, chers et fιaulx,
chers et bien aimez. Nous avons veu vostre lettre de l\'onziesme de
Mai 1034 et estimons fort vostre proniptitude et fidelitι et tenons a
servire cc que jusques ores vous avez traictez toucbant la trefve, a
la conclusion de laqnellc nous desirons parvenir , et les delaijs qii\'il
y a eu d\'adjuster les poincts d\'icelle sont procedez de rimportance
et multitudc d\'iceulx et des papiers qu\'il a fallu voir et examiner en
une matiere si grave et si prolixe que concemoient aulcuns propo-
sitions exorbitantes de nos rebelles, esquelles estoicnt interessez
tous nos Royaulmes, et ce nonobstant nous envoyasmes nos lettres
de procuration au Marquis d\'Aytona aflin de faire traicter et conclure
selon 1\'instruction que nous luij envoijasnies conforme a ce qui s\'estait
pen adjuster, mais ayant depuis entendu ce qui s\'est traictez avccq
Charasse Ambassadeur de France et que les rebelles ont serre la
porte a toute sorte de traictez pour Ie tenue de huit mois, il nous
a semblι qu\'il nc convient faire de nostre part aulrunes diligences
par ce qu\'elles ne serviroyent que pour les rendre insolents et nous
faire passer par une indecense si grande sans espoir de conclure la
dicte trefve. C\'cst pourquoij nous vous ordonnons de vous en retour-
ner en vos provinecs defaisant 1\'asseniblιe generale, et nous esperons
de nous servir de vous deans pen de temps et de pourvoir a une
bonne paix ou trefve, par les moyens que nous allons disposant.
Quant a la detention du Duc d\'Arschot, nous vous asseurons qu\'ellc
nat estι faicte pour avoir icelluy manquι a son debvoir en ce qu\'il
at traictι jointeinent averq vous lc motif et la cause principale, et a
estι qu\'estant arrivι a Madrid et nous ayant donnι compte de cc que
feu nostre bonne Tante la Serenissime Infante Madame Isabella luy
avoit enchargι et faict particuliere rclation de l\'estat de la trefve et
des verbaulx et conferences tenuez dez Ie commencement du traictι
entre les deputez et Conmiissaires de nos provinces obeissantes avecq
-ocr page 205-
— 201 —
cculx des provinces unies qui sont hors nostrc obeissance, nous com-
mandasmes aussytost que les papiers fussent veus et a Nous faict
rapport sommaire de la substance dοceulx et prins forme pour en-
chemincr la matiere et depescher Ie dict Ducq, et combien qu\'in-
continent 1\'on y recognust des grandes difficultιs et inconvenients,
neanmoins Ie soing que nous avons toujiours eu, et avons du bien
et repos commuif de nos diets provinces obeissantes nous meust
d\'encharger a nos Ministres de considerer et nous consulter kras les
nioyens possibles et deeents pour conclure la dicte trefve avecq
seuretι et que romminiquant avecq seuretι et que comrauniquant
avecq Ie niesnie Ducq les doubtes i|ui se presentoyent en la dirte
matiere ils ouissent ses responses et son advis sur icelles, affin de
par ce moven faciliter tant plus 1\'adjnstement du traictι a la satis-
faction de nos dictes provinces en tant qu\'il leur pouroit estre utile
sans respondre icelluy Ducq en leur nom a ce que sur aulcuns points
1\'on luy demandoit disant qu\'il n\'estoit venu avecq procurc desdictes
provinces sinon envoyι par nostre bonne Tante la Serenissime Infante
sans avoir cu remede de luij faire respondre, comme il luy convenoit
et l\'aflaire requerroit, affirmant toujours n\'estre venu au nom des
dictes provinces ny avecq procure ou direction d\'icelles, ains envoyι
seulement par nostre dicte Tante durant les dispositions et, ayant Ie
dict Ducq asseurι que les mouvements que la trahison et desloijaultι
du Comte Henry de Dergues pouvoyent avoir causι n\'estoient plus
a craindre, nous receusmes divers advis les uns conlirniant les autres,
et tous de grand credit et authoritι, que les secrets complices dudict
Comte de Bergucs formentoient la rebellion et machi
14
noient nouveaulx
mouvemens, esperant a surprendre et se souslcvcr avecq quelqiios
places au prejudice de la religion Catholique et a la turbation gene-
rale de nos bons et fideles vassaulx , et encore que cela nous ait
causι 1c soing que de raison nous avons voulu toutefois espurer
d\'avantage les notices et circonstances d\'icelles, et peu a peu et avecq
ineure consideration , soigneux du remede qu\'il convenoit y mettre,
conlians en Dien, que la dicte fidelitι des dictes provinces et tant
des bons et prudens subjects que nous avons en icelles, zeleux du
service de Dieu et de leur propre conservation prevaudront contre
toute sorte de deloijaultιs, aussy nous meust a conliance la dicte
-ocr page 206-
— 202 —
niοirniation dn dict Ducq d\'Arschot qu\'il n\'ij avoil plus a craindre, et
partant nous nous confiasmos de fairn grnsses provisions et assisten-
ces pour par nos armes tenir en bride nos ennemis, et de disposer
tant au fairt de la polic.o quo de la malice ce que nous scnibloit
convenir, jusques a re que nous eusmes de rerhef de nouvauk et
importants advis que la eonjuration du dict Conito llcnry de Dcrgues
estoit ce jourdliuy plus vivc que jamais et tous les complices d\'icelles,
et qu\'estant nostre armee engagιe en la Campagne, ils entrepren-
droient de mettre en execution leur pernicieux dessing, et parecque
ce" mal requerroit remede opportun et ellicace, et ne pouvoit estre la
notice individuelle de tous les complices de la dictc eonjuration que
nous avions desja d\'aulcuns, aflin de pouvoir roupcr lc mal de sa
racine et conservcr nos provinces obeissants du doniniagc qu\'il leur
pourroit causcr, avant sceu de vray que Ie dict Ducq d\'Arschot sca-
voit ceulx qui en estoient et leurs desseings, et se pouvaiil inferer
de inesme de cc que Ie dict Ducq nous en avoit dict, et aultres
avoient entendu de luy, nous sembla neantmoins convcnablc pour
l\'estime que nous faisions de sa personne et de sa maison , combicn
que d\'avoir cela unc eonjuration sceue contre la quietude et conscr-
vation de nos vassaux et pour les separer de leur lidelitι naturelle
et de nostre Souverainitι et obeissance, est une eoulpe de telle rjua—
litι comme se peut voir de sou propre naturel irreparable, de trailer
Ie dict Ducq avecq telle demonstration de faveur et eonfiance qu\'il ne
nous celeroit rien que pour la crainte qu\'il luy pouroit causer sa
propre l\'aulte du silence passι, ne laisseroit de recognoistre que nous
luy ouvrions les portes de nostres clenience et l\'obligeons pour icel—
les nous ayder a sauver nos estats et nous declarant ce que sans
cuulpe tres grande, il ne pouvoit ou debvoit nier a son propre
Seigneur naturel, et partant nous mesmes en personne avecq parolcs
de graml aniour et d\'estiine l\'advcrlissant rombien il convenoit
monstrer en reste occasion sa lidelitι et zele a nostre service, com-
bien il s\'aventuroit ne Ie faisant point, luy dcmandastnes ce que dc-
sirions scavoir de luy et dont avions fondament et grandes notices
de croire qu\'il ne pouvoit ignorer, nous esclairgissant si avant que
de luy exprimer verbalemcnt que les principanlx points et plus gran-
des de ces notices et actions en cestc affaire rcsultoient des papiers
-ocr page 207-
— 203 —
originels de la propre main de notre bonne Tante la Sercnissime In-
fante Madame Isabelle, pour faire voir au dict Ducq la faveur et
eonliance que nostre bonne Tante avoit en luy, au raoyen de quoi
nous jugeasmcs luy oster entierement 1\'occasion de se pouvoir perdre,
nijant ce que ccste authoritι de son Alteze, si partiale sienne confir-
moit, et affin de nous pouvoir mieux satisfaire a tout, nous luy
donnasnies par escript ce que faisoit en la matiere, apres 1\'avoir
exhortι a part (comme dict est) de prendre garde a soy et embras-
ser la clemence que nous luy estions tenioignans, ses reponses furent
generales et nous desirans trouver cheiuin pour Ie sauver et nous
condolant fort qu\'il se fust si mal prevalu du teinpset de 1\'occasion
que nous luy avions donnι pour pouvoir reparer sa faulte et nous
obliger d\'user de grace et faveur envers luy, nous ordonnasmes au
Gouverneur de nostre Conseil de Castille de voir si avecq les notices
et advis precedens, et que Ie dict Ducq avoit respondu par escript
obmettant partie de ce qu\'il nous avait dict verbalement l\'on pourroit
avecq ceste occasion luy derechef avecq dignitι ouvrir les portes de
nustre pietι et clemence 1\'interrogeant aultrefois en la presence du
Gouverneur de nostre Conseil, du Comte Ducq et Ducq d\'Albes, affin
que tous 1\'aijdasscnt et luy se peult ayder d\'eulx qui ne desiroient
que son bien, et nonobstant que tous travaillassent a Ie persuader et
lui ouvrir Ie chemin de nostre clemence 1\'espace d\'environs trois
beures, affin qu\'il s\'en prevalust, tout cela ne suffit, sur ce nous
remismes a tous ces Ministres la qui estoient en une chambre
joignante a celle ou nous estions de voir si avecq les notices prece-
dens il estait convenable et juste de Ie constituer prisonnier ou
point, et avant unilbrmcnient jugι qu\'ouij, et sur ce nous consultι
Ie Samedy Sainct au soir (|iiinsiesme d\'Avril, nous resolumes de Ie
faire apprehender eeulx de sa suite et ses serviteurs, ainsi qu\'en
semblablc cas on est aceoustumι, exceptant de la forme generale de
remprisonncment Ie Pensionaire Schot pour estre venu de Vostre
part et authoritι par vous, encore pour estre venu en compagnie dudict
Ducq, il estoit necessaire de s\'asseurer de sa personne en quelque
maniere pour cc que Ie dict Ducq lors pouvoit avoir commimiquι,
nous renchargeasmes au Marquis de Chelmes de nostre Conseil
d\'Estat et Capitaine de nostre Garde Espaignolc et que salon Ie slile
-ocr page 208-
— 204 —
ordinaire il csl mis entre les mains du Licentie L)on Juan de Giu-
nonies Alcado de noslre niaison et cour pour estre par luy racnι en
la niaison furie d\'Almeda par nous a ee choisie comme Ie plus voi-
sin a noslre cour el faicl pour voir aveeq la decence et commodilι
convenable a la personnc du dict Ducq, d\'ou Ie jour ensuijvant sans
luy lοen demander nous ayant demandι congι de pouvoir cscrire
(lequel on luy difllcultoit) luy estant accordι, il envoya un papier
dirigι au Conite Ducq que nous ouvrismes par laquelle il declara
les incitations, insitateurs et aultres particuliers actions mauvaises
par luy commises pour n\'cn avoir donnι compte, et les recognais-
sant pour telles nous en demanda pardon, au moyen de quoy il se
va disposant a meilleur advis et nous serons toujiours bien aijse
qu\'en la satisfaction pablique qu\'en semblable cas nous dcvons de-
sirer, l\'on puisse voir les effects de nostre volontι, et clemence
envers Ie dict Ducq et 1\'estime que nous nous l\'aisons de la fidelile\'
et merite de sa niaison et l\'esgard que nous avons cu de tout teiups
A ee que nous suppliez. A tant tres reverend l\'eres en Dien, Vene-
rables iNobles, chers et bien aimι, noslre Seigneur vous ait en sa
saincte garde. De Madrid Ie 1 de Juing 1631.
-ocr page 209-
IET GRAAFSCHAP HOU.
De leengoedehen Ghook.—Warenberg.—Aldengoor.—Nukhem.
— De Stadhouders dek leenen. — Het Gehecht. —
Rechts-costumen. — Heksenprocessen. —
Verbond der landen.
—-*-v*-«g§;e-\'*«>-*—
Den beste Herc set ie voren :
Hij droegh gout, van keel drij horen.
II («).
Wij zeiden, Deel I bl. 127, dat de heerlijkheid Hom
leenroerig was van het Graafschap Looz, en dat haar leen-
costumen eenzelvig waren met die van dit Graafschap. —
Eene korte, maar bondige omschrijving dezer costumen
is te vinden bij J. Habets, de Loomche leenen, Roermond
1871, naar welk werk wij kortheidshalve verwijzen.
De voornaamste leenen des lands Hom waren Ghoor,
Waremberg, Aldenghoor; het eerste te Neer, de twee
laatstgenoemde te Haelen gelegen. — Wij deelen over
deze drie leenen het een en ander mede.
Het voormalige kasteel Ghoor was het erfdeel van
Engelbert, jongeren broeder uit den huize van Horn. Deze
Engelbert, die tevens Heer was van Cranendonk (eene
Baronie in Peelland) had, volgens Butkens (2) vier
(1)    Dit opstel is het tweede vervolg cener Verhandeling die, in onze Bijdra-
gen tot de geschiedenis van Limburg,
is verschenen.
(2)    Trophιes de Brabant, en Gιnιalogie de la familie de Lyndcn. — Wij
herhalen het gezegde in Deel 1 bl. άO, dat de geslachtstafelcn van Uutkcns
voor wat de nauwkeurigheid betren, te wenschen overlaten.
                     U
-ocr page 210-
— 206 —
kinderen. — Willem de oudste zoon, Heer van Cranen-
donck, was gehuwd (1266) met Elisabeth, dochter van
Arnold van Steyn en van Margareta van Valkenburg. De
tweede zoon Nicolaas, was Duitsch-Ordensridder, de
dochter was echtgenoote van Jan, Heer van Heusden, en
Daniλl de jongste zoon was Heer van Ghoor, stamvader der
breed vertakte familie van dien naam. Zij voerde in haar
blazoen de drie Hornsche jachthorens op zilveren velde.
Daniel I Heer van Ghoor had vijf kinderen : 1° Daniel,
2" Erard, 3° Robrecht (1305) Heer van Waremberg, 4°
Agnes en 5° Willem van Ghoor, stichter der linie van Eys,
Oud-Valkenburg, Hartelsteyn.
Daniel 11 Heer van Ghoor, Drossaard van Brabant,.had
met Johanna de Fexhe, genaamd Schoonvorst, vier kinderen:
1° Daniel, 2° Johanna, 3" Aleyda en 4° Lambert van Ghoor,
Drossaard van Maaseyck, stichter der linie van Schinnen.
Daniel Hl Heer van Ghoor, had met Catharina van
Amstel, vrouwe van Mierlo, vijf kinderen : 1° Arnold, 2°
Maria, 3° Jan, 4° Margareta en 5" Gerard.
Arnold 1 Heer van Ghoor en van Meijel, vocht (1371)
in den slag van Baeswilre aan zijde der Brabanters. Zijne
vrouw Catharina, dochter van Gielis van den Wyer (een
kasteel bij Hoensbroeck), schonk hem drie zonen en drie
dochters: 1° Jan, 2" Willem, stichter der linie van Ter
Weyer, 3" Daniel, stichter der linie van Aldenghoor, 4°
Catharina, 5° Aleyda en 6° Johanna.
In het jaar 1417 op O. L. V. Lichtdag, overmits raet,
weten en guetduncken omer Heven maegen
Gerard van Vlodorp,
Ridder, Erfvoogd van Roermond ; Elisabeth Van den Weyer,
Vrouwe te Leuth; Claes Van der Donck en Lemken van
Ghoor, bastaard; had tusschen de kinderen van wijlen
Arnold l, Heer van Ghoorr en Catharina Van den Weijer,
eene deeling plaats der ouderlijke goederen.
-ocr page 211-
— 207 -
Krachtens deze deeling, geschreven op perkament, bleef
de moeder de opbrengsten genieten van \'t huis Ten Weyer,
met^molen, panhuis (brouwerij) kλurmeden, cijnsen en
kapoenen daaraan klevende. De hoeve het Lotbroeck (ge-
meente Hoensbroeck) werd verkocht, en uit de kooppenningen
kreeg Johan Van Hochkirchen 2400 Rijnsgulden, tot aflos-
sing van eene rente staande op de goederen van Ten
Weyer. Johanna Van Ghoor kreeg uit denzelfden verkoop,
500 Rijnsgulden ; het restant moest besteed worden om
de verhypothekeerde Prinsenbeemden af te lossen (1).
Jan de oudste zoon kreeg het kasteel Ghoor met ap-
en dependentiλn gelegen in Maasland, dat is in het land
van Horn, alsmede de heerlijkheden Pol en Panhedel en
die van Meyel; des moest hij tot zijnen last nemen 1500
Rijnsgulden, verschuldigd aan zijne Moen (Tante) de Vrouwe
van Asten.
Willem van Ghoor kreeg den hof Mσher-Oe, met al
zijne toebehooren, des moest hij tot zijnen last houden
500 Rijnsgulden, waarmede die goederen belast waren. —
Daniel van Ghoor kreeg de hoeve te Ophoven, de goederen
te Zusterzeel, te Sittard en te Geleen, met alle de renten
en cijnsen te Pol en Panhedel; des moest hij tot zijnen last
nemen 423 Rijnsgulden, waarmede deze goederen bezwaard
waren.
Catharina en Aleyda van Ghoor, kloosterdames te Rilsen,
kregen voor hun levenlang eenen erfpacht van 17 malder
rogge, staande op de hoeve te Hulhoven, en 15 malder
staande op den hof Ter-Oe, in \'t land van Wassemberg,
alsmede eene rente van 9 Rijnsgulden op de goederen te
Geleen.
(I) Deze beemden, heden nog onder dezelve benaming bekend, zijn thans
het eigendom des Graven d\'Anscmbourg-Ncuborg. De hoeve \'t Lotbroeck is in
het bezit der Graatlijke familie van Hoensbroeck.
-ocr page 212-
— 208 —
Deze akte van deeling meldt al verder: ah ome Vrouwe
ende Moeder van den lyve gescheiden were
dan zal Willem
van Ghoor krijgen het huis Ten Wyer, met aanl}porig-
heden (1) mits dat hij uilkeere, aan elk zijner broeders,
fiO Rijnsgulden rente, en aan de twee kloosterzusters elke
een Rijnsgulden. Verder was bij dezelfde akte bepaald, dat
wanneer een der broeders, met achterlating van wettige
erfgenamen zou komen te sterven, deze zouden staan in
des dooden plaats.
(1) Deze aanhoorighcden waren vrij aanzienlijk. Ten Wcijer had zjjn
eigen leen- en laathof. Den 1 April 1165 verscheen voor Arnold, zoon van
Willem van Ghoor, Heer Ten Wever, Johan Wcvcl en f-laes Coencn leenheer
en laten, den Eerbaren Heer Gcrard van Meersen, Kanunnik van O. L. V. Kerk
te Aken, ten einde een vergelijk te treffen, nopens ecnen erfpacht van zes
malder rogge en twee kapoenen, die het kapittel op den molen te Kathagen
(Hoenshroeck) te prctcndccren had. In de voor ons liggende bezegelde akte van
vergelijk werd bedongen, dat de molenaar voorlaan den bedoelden erfpacht
zoude bestrijden en dat het kapittel een rund in de beemden van Kathagen
konde drijven van af Paschen totten tijt dat den tiendivagen te velt begint
te gaen.
Daniel van Ghoor, zoon van Arnold, was gehuwd met Isabclla van Oij voe-
rende drie rozen 2—1 in haar schild. Hij en zijn zwager Gerrit, Heer van Oij,
verkochten, \'s maandags na Allerheiligen, aan Alart van Hacfort, de Dijkschc
tiende, gelegen te Bcmmel, leenroerig van de Duitsch-Ordc Kommanrieric te Utrecht,
zoo en gelijk Renicr van Oij, Itidder, schoonvader en vader der verkoopers,
deze tiende bezeten had. In de op perkament geschreven akte word bedongen,
dat de partij die, ter zake van dezen koop en verkoop, cenig beletsel of
schade zoude komen te lijden, op kosten der andere partij, man en paard kon
afzenden, om in cene nabij gelegene herberg te verteren een gouden gulden
\'s daags, tot de schade zoude wezen hersteld of het beletsel opgeheven.
Renicr van Ghoor, zoon van Daniel, Heer ten Wever, had met Catharina
van Stommel meerdere zonen en Dochters. — Daniλl, Jan Hubert, Renicr en
Hendrik van Ghoor, komen in de oude doop- en gcrcchtsbockcn van Hoenshroeck
en Heerlen zeer dikwerf voor. Twee zusters waren Kloostcrdamcs, en eenc met
name Isabclla was gehuwd met Johan Hoen van Hoenshroeck, Heer van
Lismael, en in tweede huwelijk met Jonker Willem van Pattouri. Zij bracht,
nadat haar broeders en zusters kinderloos overleden waren, het huis ten Wever
in de familie van Hoenshroeck. (:Zic Markgraafschap Hoenshroeck bl. 306:)
-ocr page 213-
— 209 —
Volgens het even gemelde, moest Willem van Ghoor,
Heer Ten Weyer, na dood der moeder, eene rente van 50
Rijksgulden uitkeeren aan elk zijner broeders, doende
tegen den penning 25, de som van 1500 Rijnsgulden. Dit
geschiedde in 1433, zoo als blijkt uit de volgende quitantie,
geschreven op perkament, met drie aanhangende zegels.
»Ich Johan van Ghoer ind Daniel van Ghoer gebruedere
»kennen ind lijen overmits desen openen brieff, die doer
»desen brieft gesteken is, vur ons ind vur onse erven ind
»naekoemelingen dat ons Wyllem van Ghoer, ons broeder
»svetlick ind wael betaelt heeft alsulcke vyfteenhondert
»Rynsche gulden als he ons schuldich was te betaelen nae
»doede onser Moeder der God genedich sy, ind gelyck als
»dese brieff inhaldende is daer dese brief doergesteken is.
»Ind schelden hem ind sine erven ind naekomelingen
»daervan loss ledich ind qwijt tot ewighen dagen toe. Ind
»bedanken ons des goder betalingen sonder alle argelist.
»In orkonden der waerheit so hebben vver Johan ind
»Daniel gebruedere vurschreve onse siegelen vur ons ind
»vur onse erven ind naekomelingen beneden an desen
«openen brieff gehangen. Ind om toe meerre konden ind
«waerheyt wylle, soe hebben wer Johan ind Daniel
»vurschreven gebeden Johan van Ghoor, Lambrechts soen
»van Ghoer onsen neve, dat he synen siegel by die onse
»an desen brieff wil hanghen, dat ich Johan Lambrechts
»soen vurschreve gheerne gedaen hebbe om beden wylle
»Johans ind Daniels vurschreve, in\'t jaer ons Heren dusent
«vierhondert ende dry ende dertich des neesten maendags
»nae onser liever Vrouwen Lichtdach".
Johan I van Ghoor, Willem zijn broeder, Aleijda zijn
zuster, Godhard Dobbelsteyn, man zijner zuster Catharina,
en Godhard van Bocholt echtgenoot van Johanna van Ghoor,
bezegelden (1428) de akte, waarbij Daniel van Ghoor, hun
-ocr page 214-
— 210 —
broeder en zwager, de hoeve te Ophoven, bij Sittard,
verruilde tegen die van Alden-Ghoor, gelegen in den lande
van Horn. — Eene vrouwe van Ghoor, waarschijnlijk
Weduwe van Jan I, wordt door Jacob Graaf van Horn, in
een perkament brief des jaars 1486, lieve nichte genoemd.
Deze brief sprekende over een geschil tusschen de laten
des huizes Ghoor en de regeerders van Neer, is van
volgenden inhoud:
»Wij Jacob Greeff to Huerne, Heere to Altena, to Kor-
«tersem, und toe Craenendonck etc. Doen kondt ind
«bekennen, dat ons vurkommen is, wije onse Schepenen
»ind gericht mit der gemeynlen ons dorps Neijr vurnemen
»die laten toegehoerende ons liever nichten der Vrouwe
«to Goer, die te schatten te penden ind henluyden verbie-
«dende to gebruijcken onse gemeynten to Neyr, mit meer
«anderen moetwillen, dewelcke soe nyet en behoert, ind
«want wy haer bewesen hebben sulcke schattonge die die
»van Neyr vurderen aen die vurgenaemde laten toe bueren
»ind heffen selffs, ind kieren die penningen van onseren
«wegen, soo wy haer dat bevolen hebben ind van rechts
«wegen niet schuldich en is, dan uyt gonsten ind lieffden
«ons op diesen tyt geconsentiert heft. Bevelen daerom
«onsen Scholtes, Schepenen mit onser gemeynten ind boden
«to Neijr sament und elcken besunder van stondt aen sulex
«schatten oft penden mit ander vurnemen aff te stellen ind
«die vurgenoemde laten, toebehoerende onser liever Nichte
«to Goer te lacten by hunnen alden rechten ind gewoen-
«heydt gebruyekende onser gemeynten mit ind gelyck
«andere onsere ondersaeten to Neyr, na alden gewoentheydt
«sonder eenich wederseggen, want wy dat alsoe gedaen
«willen hebben. In orkondt der waerheydt onsers hant-
«teyekens hier onder gestelt op den vyffden dach in Meyc
«Anno XHIIC ind LXXXV1.
-ocr page 215-
— 211 —
Een Johan II van Ghoor, de laatste dezer linie, hing
(1487) met Arnold van Ghoor, Daniels zoon, en Hendrik
van Nunhem, zijn zegel aan een open brief, waarbij Jacob,
Graaf van Horn, zijnen onderzaten zekere voorrechten schonk.
Godert van Draeckenfelt (1) komt voor als Heer van
Ghoor, in eene akte van relief verleden voor het leenhof
van Horn, \'s Dinsdags na Sl Remisius 1501. Hij verhief,
in dit zelfde jaar, \'s Zondags na Oculi, de heerlijkheid
Meijel, ten Zutphenschen rechte, aan Hertog Karel van
Gelderland.
Willem van Vlodorp verhief, 9 Mei 1514, de heerlijkheid
Pol en de hoeve te Buggenum, ten name van Elisabeth
van Ghoor. »Anno 1514 nona May. heeft Willem van
«Vlodrop ontfangen als rechte ende wettige momboir
«Jouffrouwe Elisabeth van Montfort, twee pundighe leenen
»te weten, dat een genoempt die Hecrlicheyt van Polle
»ende den hoft tot Buggenum met zijnen toebehoor gedue-
»rende Jouffrouwe Lysbet levenlanck, ende nijet langer,
»beheltelick syns rechts, ende dat in tegenwoordicheyt
»myns Heeren mit Peter van Straelen als Stadthclder,
«Daniλl van Nunhem, Hendrich van Varicb, Jan van Holt-
»meulen ende Willem Piell ende Willem Stoxkens als man
»van leen, ende mynen Genedighen Heere heeft daeraff die
«heergeweit ontfangen."
Dezelfde Willem van Vlodrop verscheen als leenheer
van Ghoor toen Jacob Vogels, den 12 Mei 1514, ten
overstaan van Peter van Straelen, Daniel Collart, genaamd
van Nunhem, en Hendrik van Barich, verklaarde te hebben
opgenomen van den Prior des kloosters Sl Elisabeth, honderd
bescheiden Hornsche gulden; voor welke som gemelde
Vogels tot onderpand stelde, al de goederen die hij van
(1) Die van Mylvndonck waren tevens Heer van Draeckcnfelt.
-ocr page 216-
_ 212 —
Hom en van den huize Ghoor te leen hield. Bijaldien
Vogels te kort bleef in het betalen der interessen, dan kon
het klooster op de verpande leengoederen procedeeren, als
waren het allodiaal of schepengoederen, of ook kon het
een man te leisten leggen in eene herberg, en daar doen
verteren een oort van eenen Rijksgulden \'s daags, tot dat
de interessen zouden voldaan wezen.
Willem van Vlodrop leefde nog den 10 Mei 1520, als-
vvanneer Johanna Van Doorne, weduwe Vogels, op den
huize Ghoor, ten overstaan van Willem van Royde en Jan
van Wyck, leenmannen, de hoeve Overhaelen releveerde.
Diederieh Heer van Mylendonck verhief, 21 Augustus
1531, het open huis Ghoor en aanklevende goederen, voor
en in naam zijner echtgenoote Elisabelh van Draeckenfelt,
als erfgenaam, en ten behoeve van Elisabelh van Montfort,
als vruchtgebruikster. Dit lecnverhef h>idt als volgt: »Den
»2l Augusty Anno 1531 is voor mynen gencdighen Heere
»Johan Graeve tot Horne und voor niich Johan van Waes,
«als Stadthelder, Willem Heere tot Horion, Art van Horion,
«Drossart tot Pelt, Daniel van Nunhem, Johan van Holt-
«meulen, Joost van Meerssen, Jan van Wyck ende meer
«andere als mannen van leen, tot Horne op de borch
»ersclicnen, die strenghe erenfeste und vroeme Diederieh
«Heere tot Mylendonck ende te Draeckenfelt, als man ende
«wettige momboir Jouffrouwe Lysbet van Draeckenfelt,
»zyner huysvrouwe, und heeft opgehalden ende ontfangen
«dry pundighe leen ende in behoeft Joutvrouw Elisabelh
«van Montfort als voor heur tocht, ende zyner voorschreve
«huysvrouwe als een rechte erfgenaem, te weten dat huys
«tot Ghoor met allen synen toebehoor als een open huys
«mijns genedighen Hecren unde syn erven Graeven unde
«Graevinne tot Horne, daerop ende af te ryden tot hunnen
«believen, ende voert die hecrlicheyt ende gerechte tot
-ocr page 217-
— 213 —
«Polle met synen toegehoer ende den hoflf tot Buggenum
«met allen synen toebehoer, beheltelich mynen Genediglien
»Heeren und ijegelichen syns rechts, unde heeft der
«voorschreve Heere van Mylendonck behoirliche hulde ende
»eydt gedaen ten jaere ende dae^he als boven."
In 1540, werden de goederen van Ghoor in den lecnzaal
van Horn gereleveerd door Joost van Cruningen, Heer
van Heenvliet, die ze, na dood zijns vaders, Joost van
Cruningen, had verkregen (I). De betrekkelijke akte van
relief vermeldt dat* deze goederen niet altijd na behooren
verheven waren geworden :
»VVij Anna van Egmont Graevinne ende Douagiere van
»den lande van Altena, tot Weert, tot Corteshem, voor ons
«selven ende mede als moeder ende Voicht van Jonckcren
«Philips van Mommerancy graeve tot Hoerne, als proprietaris
»der voorschreve Graeflfschappe als hebbende die administratie
»ende bewint van allen die gueder ende landen voorschreven.
»Doen kont dat wij behoudens ons zoons ende eenen
«yegelichen syns rechts, verlyt ende verleent hebben,
«verlyen ende verlcenen mits dese onse brieven Jonckheere
»Joest Heere tot Crunigen tot Heynvliet voor hem zyn
«erven unde naecomelinghen \'t huys ende sloot genampt
»Goor met allen zijnen toebehoirs ende dat als een oepcn
»huys myns soens voorschreve und zijne erven Graeven
»en Graevinnen tot Hoerne daerop ende aff te ryden tot
«hunnen believen, metter heerlicheyt genampt Polle und
«eenen hoff gelegen tot Buggenum met allen hunnen
«toebehooren ende leengoederen nyet uytgescheyden, te
«houden voor hem ende sync erven ende naecomelingen
«van onsen soen syn erven en naecomelingen Graeven
«ende Graevinne van Hoern tot eenen onverstcrrοelicken
«erffleen , ende dat nyettegenslaeudc den voorschreven
(1) De familie van Cruningen was geallieerd met die van Montfort tot Ghoor.
-ocr page 218-
— 214 —
«Jonckheere Joost, binnen jaers naer \'t overlyden van
«zynen Heere vader dit verley nyet versocht off geobteneert
«heeft, ende dat oock wvlen lieer Joest Heere van
«Cruningen, in naeme van wyle Vrouwe Agnes van Mont-
»fort zyne huysvrouw, nogh oock wyle Jonckvrouwe
«Beatrix van Montfort, Vrouwe van Valckensteyn, des
«voorschreven Jonckheere Joest voorsaeten, de voorschreve
«leengoederen aen ons of\' ons soens voorsaeten Graeven van
«Hoern nyet versocht offte geobtineert en hebben, van
«allen welckcn faulten en versuymenissen, by den voor-
«schrevcn Jonckheer Joest unde zyne voorsaeten gecommit-
«teert ende gebesicht, wy denselven tot zynen ernstigen
«verseuck om sonderlinghe saecken ende redenen ons
«daertoe porrende, geinclineert hebben, unde releveren
«mits desen, willende dat alle \'t selve nyet en sal prejudi-
«cieren in zynen rechte, unde heeft der voorschreve Heer
«van Cruningen behoorlicken hulde unde eydt gedaen,
«beheltelick ons unde een jederman zyner goets rechts.
«Flicr waeren by aen ende over, Arnold van Waes und
«Jannes Scryvcrs van Ophoeven leenmannen des voorschreven
«GracfFschaps. Des \'t ooi-conde soo hebben wij Anna Van
«Egmont in den naem als boven ende Philip van Momme-
«rancy clck onsc handtcickcnen hier onder gestelt ende
«oock tot meerder sceckcrheyt elck onsen zegel hieronder
«aen uylgehangen. Gedaen ende gegeven in onse stadt van
«Woudrichem den 21 February 1540." (get.) Anna van
οtEymonl
—Fl. de Montmorency.
Joost van Cruningen, Klisabetb van Draeckenjelt diens
echtgenoote, en Elisabeth van Montfort, Vrouwe van Ghoor,
schijnen omstreeks de helft der 16 eeuw te zijn overleden.—
Althans, er deden zich te dezer tijd niet minder dan drie
pretendenten op, om naar het bezit des huizes Ghoor te
dingen.
-ocr page 219-
— 215 -
Den 8 September 1549 verscheen voor het leenhof van
Horn, Willem van Harff, Heer van Alsdorp, en gaf te
kennen, dat bij huwelijks voorwaarde tusschen hem en
Alfrida van Draeckenfels zijne eerste huisvrouw, bedongen
was, dat na dood der Vrouwe moeder, het slot en huis
Ghoor, alsmede de heerlijkheid Pol, aan hem of aan zijne
vrouw zoude ten deel vallen, en dat, bij gebrek aan wettige
kinderen, de langstlevende echtgenoot het vruchtgebruik
zoude hebben der wederzijdsch aangebrachte huwelijks-
goederen; weshalve hij de lijftocht dezer goederen releveerde,
ten overstaan van Gielis Schellaert, Stadhouder, Willem
van Edinghen en Frans Michiels, leenmannen van Horn.
Den 11 October 1549, werd Godhard van Mijlendonck,
met het huis en de goederen van Ghoor beleend, behelteiick dat
de Jonckvrouwe van Ghoor, zijne moeder, haer ly ff tocht daeraen
behalden sall haer leven lanck.
Dit geschiedde voor Leonard
van Laer, plaatsvervangend Stadhouder, Willem van Edin-
ghen, Joost Dillen en Frans Verheyden, leenmannen. — Ten
zelfden dage gaf Godhard van Mylendonck procuratie aan
Cornelis van Dulcken, om ter zake van bovenstaand leenverhef
te doen en te verrichten wat noodig zoude bevonden worden.
Den 10 Januari 1550, verscheen voor Gielis Schellaert,
Stadhouder, Johan van Baexem, Andries Pollart, Willem
van Edinghen en Jan Scrivers, leenmannen, de heer Johan
Schellaerts, vertoonende eene volmacht gelegaliseerd door
de regeering der stad Woudrichem, afgegeven door Johan
Heer van Gruningen aan Cornelis van Haeftlen, Procureur
postuleerende in \'t hot van Holland, welcke volmacht als
recht is, in Johan Schellarts procuratie doorgesteecken was,
daarbij verzoekende om, namens zijnen committent te
worden toegelaten tot verhef van drie pundige leenen (1)
(1) Dat zijn volle of grootc leenen, verheffende met een heergeweid van la
goudgulden.
-ocr page 220-
— 216 —
namelijk het huis en slot Ghoor, de heerlijkheid Pol en
de hoeve ie Buggenum, verzoek dat hem werd toegestaan,
niettegenstaande dat Johan van Ouninghen voormeld, na
dood zijns broeders Joost, jaar en dag had laten voorbij-
t gaan zonder deze leenen te verheffen. — Den 11 Mei
loiiO, deed Johan van Cruningen, op den burcht te Weert,
hulde en eed, en nog ten zelfden dage gaf hij aan Meester
Johan Boot en anderen, de volgende extraordinaire volmacht:
»Wy Gielis Schellart, Stadthelder, Arnt van Ghoor, Cornelis
»van Straelen, Joost Wihen, ende Willem van Edinghen,
«leenmannen der Graelschappe van Hoern, doen condt
»eencn iegelicken, dat op huydeu elfden deser voor ons
«gecompareert is in synen propre persoone die Edele ende
«welgeborene Heere Jonckheere Johan Heere tot Cruningen
»endc Heinevlyt, ende heeft geconstitueert ende machtigh
«gemaeckt Meester Johan Boot, Cornelis van Haefften ende
«Johan Smeer, van Ophoeven, ende elck van hen besonder
«als present wesende mitsgaders Johan Schellarts, Joost
«van Dorp, Ingel Dicricx, Joost van Batinghen, Christoffel
«van der Heyden, Merten Seri vers, Jacob Houtappel, Thys
«Cloets ende Meester Wolter Swaeden, absent, ende oock
«elck van hen besonderlick omme van des voorschreve
«comparants wegen ie compareren voor den Stadthelder
«ende leenmannen van den huyse van Horne ende elders
«daer \'t behoort, ende aldaer richtelick te spreecken
«roerende den huyse Ghoer ende andere leengoederen te
«leen gehouden van den voorschreve Graeve ende Graevinne
«uijtten huijse van Ghoer, ende dat tegen Geert (Gertrude?)
«van Mylendonck zyne moeder ende alle anderen die hun
«dese saecke sullen willen onderwinden, verantwoeiden
«ende becroenen, ende in deseive saecke te procederen by
«heysch, antworde, replycq, duplycq, ende voerts tuygen
«te beleyen ende brieven over te leveren soo wanneer des
-ocr page 221-
— 217 —
»van nooden sall syn, ende voerts te procederen sulcx
»van rechtswegen behoort, ende oock sententie te hooren
«ende generalick alles te mogen doen ende voerts indyen
»\'t noot sy t\'appelleren daer ende soo dat behooren sall,
«gevende de voorschreve Comparant die voorschreve ge-
«constitueerde ende elck van hen volcomen last ende beveel
«om een ander in hunne plaetse te stellen ende te substi-
«tueren gelycke macht hebbende als sy luyden by desen
«doen. Des t\'oirconden hebben wij Gielis Schellarts ende
«Willem van Erdinghen elck onsen zegel hier onder aen-
«gehangen voor ons selven ende oock voor de andere
«leenmannen die \'t selve van ons begeerden, alsoo sy
«luyden ghenen segel en hadden off en gebruyckten.
«Gedaen ende gegeven op den 11 dagh van Mey in \'tjaer
«ons Heeren 1550."
Niettegenstaande deze buitengewone volmacht en de
daarop gevolgde proceduren, bleef de familie van Mijlen-
donck zich in het bezit van Ghoor handhaven. — Herman
Diederich, Baron van Mijlendonck, Heer van Ghoor, leefde
nog in 1596.
Na dood huns vaders Diederich, deden Maria, Adolf en
Walburga van Mijlendonck de goederen van Ghoor bij
procuratie verheffen door Johan van Kessel, dien het
leenhof, na dat hij hulde en eed gedaan had, die possessie,
ban ende vrede, rijs ende eerde
verleende.
Den 23 September 1634,^ werd ter ondonnantie van den
Baron de Horion, Drossaard van \'t Graafschap Horn, ten
overstaan van drie schepenen der bank Haelen, vier van
Heythuisen en twee van Neer, eene buitengewone gerechts-
zitting gehouden waarop als gedaagden verschenen Jonker
Gielis van Baexem, gebruiker der kapelle-tiende des huizes
Ghoor, Mathijs Vogels en Geerling Quicken, als bezitters
van Bergerhof gelegen te Neer.
-ocr page 222-
— 218 —
Maria van Mijlendonck schijnt omstreeks 1643 te zijn
gestorven, en Herman Adolf, Baron van Mijlendonck, eerste
President bij het Keizerlijk Kamergerecht te Spiers, overleed
in 1657. Dientengevolge moest de langstlevende zuster,
Walburga, het leen Ghoor wederom releveeren. Dit ge-
schiedde, bij procuratie, door Johan Dencken, koopman te
Roermond: »VVy Walburgh vryfreulein van Mijlendonck,
«Vrouwe tot Meyelen, Ghoor, Pol, Panhedel ende Villiart,
»doen condt dat wy met seer groote droeffheyt verstaen
«hebbende den doodelycken affganck van wylen des welge-
«borene Heere Adolph Vrijheer van Mijlendonck-Pesche,
»eerste President des Keyserlycken gerichts te Spiers,
«onsen lieven Heer broeder, gekosen hebben ende kiesen
»mits desen tot onsen momboir den Eersamen Heer Johan
«Dencken borger, Coopman ende Armenmeesler tot Roer-
«mond, denselven volcomeu macht ghevende om in onsen
«naeme ende van onsent wegen, sonder prejudicie van
«onse voσrgaende respectieve possessie ende verheffinge
«van den huijse ende heerlicheyt Ghoor Pol ende den hof
«tot Buggenum, ten overvloet nogmaels voor sooveel nodich
«op nieuw te releveren possessie te versoecken ende te
«nemen in het selve huys, heerlicheden ende leenen met
«alle ap- en dependerende goederen, meulens, rechten en
«gerechticheden , den Nieuwenaerschen zwijgenden landtoll
«ende voorders alle andere leen laet of cynsgoederen waer
«deselve syn gelegen of moverende, beloovende voor vast
«ende bundich te sullen houden \'t gene door denselven
«Heer Dencken onser gesubstutueerden sal sijn geschiet
«ende gedaen ende densclven in alles cost ende schadeloos
«te houden." Gedaen op den huyse Ghoer den 17 Augusty
1657 (get.) Walburg van Mijlendonck (1).
(1) Haar cachet is gcvierdceld: in het i en 4 drie dwarsbalken in het 2
en 3 een draak uiet uitstekende tong.
-ocr page 223-
— 219 —
Walburga Baronnes, later Gravin van Mijlendonck, erfde
tegelijk met de goederen van Ghoor talrijke schulden,
voortkomende zoo uit het geschil met Johan van Cruningen,
als uit het kolossaal proces der graaflijk Hornsche nalaten-
schap, waarin zij en hare familie ernstig betrokken waren.—
Eene proccduur tegen den Proost van Keizerbosch, Martinus
Puteanus, wegens 13 bunder bouwland te Buggenum,
begonnen in het jaar 1624, was in 1661 nog hangende. —
Zij kwam, in dit laatste jaar, met E. de Berg, Baron de Rache,
man harer nichte Marie Louise van Mijlendonck-Pesch
overeen, om de goederen van Villiar in \'t land van Limburg
te verkoopen, ten einde uit de koopsom de dringendste
schulden te betalen. — Zij gaf, 28 Maart 1668, aan haren
zaakwaarnemer den Advokaat Peter Lenarts, twee duizend
gulden, des moest hij op eigen kosten naar Mechelen
gaan om te bespoedigen die uytόnge van de revisie, voor
den hoogen raad aldaar, in staet van wyzen hangende ende
by de Vrouwe comparante voor haer recht geresumeert over
de heer Hefteden Weerdt, Nederweerdt, Western ende voogdie
van Thoor,
benevens nog tien duizend gulden, zoo voor
extraordinaire moeiten in de zaak van Weert, als om met
groot ongemak en evident perykel en levensgevaar te heb-
ben gaan verlossen, te Goblentz, wijlen den President Adolf
Baron van Mijlendonck, broeder der Vrouwe comparante.
Zij verkreeg, 11 October 1669, octrooi om over al hare
goederen en gerechtigheden, ressorteerde onder den leenzaal
van Horn, hetzij bij testament of anderszins, te beschikken.
Dit octrooi, afgegeven te Grathem door Philip Baron van
Kerckhem, Landdrossaard en Stadhouder van Horn, was
gevoegd bij eene akte van obligatie van 300 pattacons,
voorgestrekt en overgeteld aan de Vrouwe Comparante, in
haar woonhuis te Maaseyck, door P. Lenarts, ten overstaan
is
V
-ocr page 224-
— 220 —
van den Notaris Conrad Loyens, en den Eerwaarden Heer
P. Kessen, Pastoor-Kanunnik aldaar. — Walburga van
Mijlendonck komt in de voormelde akten voor als Gravinne,
zonder bijvoeging van andere titels. Zij schijnt omstreeks
het jaar 1671 te zijn overleden.
De Graaf Louis Herman Frans van Mijlendonck, Baron
van Pesch, zich ook noemende Heer van Ghoor, kende
den evengemelden Advokaat Lenarts, 11 Juni 1671, eene
jaarlijksche pensioen toe van zeventig pattacons, afin de
l\'engager dans les interets de ma maison
, pour des grandes
et importante* affaires, notamment pour les terres, comtez et
Seigneuries de Home, Weerdt, Wessem, Mylendoneq, Bedbur,
Draeckenfelt, ainsi que pour avoir specification des document
qui sont entre ses mains depuis qu\'il a servi feu Madame
Walburge de Mylendonck.
Den 12 Maart 1664, werd voor Scholtis en Schepenen
der heerlijkheid Horst eene volmacht vertoond, waarbij
Hieronima Catharina Von Spaur, Douairiere Gravinne van
den Bergh Vrouwe van Ghoor, Meijel, Pol en Panheel,
last gaf aan den Procureur Leonard van Ravensteyn, om
in haar naam, en op haer parolle by goeden luyden te lichten
zes duizend of mιιr pattacons, tegen den interest 4 of 5
ten honderd. Dientengevolge werden, bij den Baron van
Wittenhorst, opgetrokken 6000 Rijksdaalders, geconsigneerde
kooppenningen der heerlijkheid Horst, ten behoeve van
Agnes Wilhelmina Vrouwe van Asten, geboren de Merode,
penningen waarop de Baron Bernard van Palant arrest had
gelegd, en die bij wederzijdsch goedvinden aan de Gravinne
van den Bergh werden overgemaakt, om door deze te
worden besteed tot aanvulling van den prijs, waarvoor
gemelde Gravin de heerlijkheden Ghoor, Meijel, Pol en
Panheel gekocht had.
-ocr page 225-
— 221 —
Den 7 October 1686, stelde de Graaf van Limburg-
Styrum, kleinzoon van de Douairiere van den Berg!;, het
Graaflijk huis Ghoor tot onderpand van een kapitaal, ver-
schuldigd aan Hendrik Fostier, Heer van Beegden.
Den 16 Juni 1688, kwam tusschen Maximiliaan Willem,
Graaf van Limburg-Styrum en Aichem, en Paters Jesuiten
van Essen, een vergelijk te Roermond tot stand, volgens
welk de Graaf aan de Paters overdroeg eene obligatie van
8140 pattacons, door den Heer Erfvoogd Cortenbach, aan
het Graaflijk sterfhuis Ghoor verschuldigd. • Daarbij werd
bedongen dat de Graaf het kasteel Ghoor en aanhorigheden,
binnen acht maanden na dato, moest verkoopen, ten einde
eenige rentbrieven, ter somme van 11,140 pattacons te
lossen, waarmede de Paters zich voldaan zouden houden
over hunne vorderingen zoo ten laste van voormelden Graaf,
als van Vrouwe Hertogin Van Groy en van Anna Char-
lotta Gravin van den Bergh; maar niet van het deel van
Vrouwe Douairiere van Zeyl , geboren Gravin van den
Bergh, noch ook van het l/8 deel ten laste harer Zuster.
Den 31 Mei 1698, verkocht Maximiliaan Willem, Graaf
van Limburg-Styrum, het veer over de Maas te Buggenum
(dependeerende van Ghoor) aan de Vrouwe Markiezin van
Hoensbroeck, geboren Baronnesse van Bocholt.
Den 21 Februari 1719, werd te Meijel, ten overstaan
van den Notaris Jacobus Waegemans, (1) een huwelijks-
contract gesloten tusschen Gerard Assuerus Louis, Baron
de Horion-Colonster, lid van de Ridderschap der landen
Luik en Looz, zoon van Gerard Assuerus Baron van Horion,
Meijer van Maastricht, Hoogdrossaard en Stadhouder van
Horn, ter eenre; en Anna Wilhelmina Baronnesse van Doerne,
erfdochter van Asten, Ommel en Ghoor, ter andere zijde.
(1) Voerende een gevierdccld wapen: in het 1 en l drie horen» en in het
2 en 3 een klimmende leeuw; in het midden een hartschildje.
-ocr page 226-
— 222 —
Deze gaf, bijaldien zij kinderloos zoude komen te sterven,
het kasteel en de goederen van Ghoor , bij testament van
8 November 1 720, aan haar zwager Caspar Baron de
Merwijck, weduwenaar van Catharina Agnes van Doerne.
Dit sterfgeval had plaats den 20 November daaraanvol-
gende, en nu was het de vraag of het kind, waaraan de
Testatrice zwanger ging, geleefd had. Waarover een kost-
baar proces tusschen den Baron de Merwijck ter eenre,
en den Baron van Horion en de familie Bertolf van
Belven, naaste erfgenaam, ter andere zijde.
Maximiliaan Henri Hyacinth, Baron van Horion, ver-
schijnt als Heer van Ghoor in eene akte des jaars 1724 (1).
In 1755, behoorde Ghoor, Pol en Panheel aan Gerard
Assuerus Louis Graaf van Horion. In 1759, behoorde het
aan de Douairiθre Gravin de Horion, geboren Gravin van
Velbruck, en in 1764, aan Karel Graaf van Horion, Dros-
saard van het Graafschap Horn.
Omstreeks het jaar 1780 werd het kasteel Ghoor en de
aanklevende goederen zoo leen, allodiaal als cijnsaal,
gelegen te Neer, Nunhem en Buggenum andermaal ver-
kocht. Reeds jaren te voren hadden de Heeren Baron de
Merwyck van Kessel, De Keverberg van Aldenghoor, K. J.
Waegιmans, Scholtis te Roggel, en Leonard Tobben van
Neer, eene overeenkomst getroffen om deze goederen
gezamenlijk aan te koopen.
Volgens deze overeenkomst, kreeg de eerstgenoemde,
als hebbende zekere vordering ten laste van Ghoor, het
kasteel vooraf, met cingels en graeven en de prerogaliven
daertoe annex, voorts het recht van jachte, van torven en
den leenzaal.
(1) In 1732 resideerde op \'t Graaflijk slot Ghoor, Anna Verdonck, Moeder
der rcligicnscn uit haar klooster te Ommel verjaagd.
-ocr page 227-
— 223 —
Daartegen kregen de drie laatstgenoemden de collatie
van het Beneficie castrael en van de capelle in de kercke van
Neer, mitsgaders den cinsboeck, suilende het recht van collatie
voor de eerste reyse dat geseid Beneficie sal comen te vaceren,
wesen aaji den Heere van Kessel, de tweede en derde reyse
aen de Heeren Waegemans en Tobben en voor de vierde reyse
aen den Baron van Keverberg; ende voorders voor het vervolgh
aen de dry laetstgenoemde alternative.
— Ten slotte was
door partijen bedongen, dat hij, die aan eenige bepaling
van deze overeenkomst zoude te kort blijven, ipso facto van
den effect van desen contract vervallen zal weesen.
Het kasteel, nu pachthoeve Ghoor, met boschen in uit-
muntende bou\\v- en weilanden te Neer en Buggenum
gelegen, is thans het eigendom van den Baron Karel de
Keverberg d\'Aldenghoor.
Gelijk het leenhof van Horn subalterne was van Looz,
zoo was de leenkamer van Ghoor subalterne van Horn. —
Als Stadhouders en leenmannen van Ghoor komen voor,
in 1514 Jan Lemans van Wissem, Jan van Wijck en
Willem van Boide. In 1545, Jan Bormans van Grathem en
Willem van Boide. In 1£74 Hans Warner, Stadhouder,
Otto Tegell en Johan Knobs, leenmannen. In 1604, Butger
van Ditz Stadhouder, Budolf van Kessel en Benier Alden-
bergh, leenmannen. In 1616 Adriaan Clee, Stadhouder. In
1650, Jan Stins, Stadhouder, Jan van Cruysbergen en
Herman Niskens, leenmannen. In 1682, Andries Beltgens
Stadhouder en in 1725 N. Waegemans (1).
(1) De bewijsstukken bevinden zich veelal in het archief van den Baron
Gli. De Keverberg d\'Aldenghoor.
-ocr page 228-
— 224 —
WAREMBERG.
Het voormalige kasteel Waiemberg of Werreberg, een
der oudste bezittingen van het huis Horn, was gelegen in
de zandige landstreek tusschen Horn en Heythuisen, vlak
aan den weg van Provinciaal belang aldaar.
Onder de vroegste bezitters van dit slot moet allicht
gerekend worden Jacob van Etrenbergh, die in 1288, vσσr
dat de slag van Woeringen begon, door den Hertog van
Brabant Ridder werd geslagen. — Robrecht van Ghoor
tot Werrenberg werd door Gerard , Heer van Horn en
Altena, neef genoemd, m een Charter, gegeven in het jaar
1305, \'s Zondags na S\' Urbanis misse (1).
Na een tusschentijd van bijna twee eeuwen, komt Godhard
van Erp, Drossaard van Horn, als Heer van Werreberg
voor, en wel in een perkament brief van 7 Januari 1481,
waarbij Jacob II Graaf van Horn verklaarde, dat het huis
Werreberg, van ongeheuglijke tijden af zekere laten had,
die, ten aanzien des landheeren, altoos vrij waren geweest
van schat, van dienst, van vangen en van spannen (2). In
plaats van deze laten-gerechtigheid, kreeg Godhard van
Erp, bij wijze van erfwissel, zeker privilegie ten opzichte
van zijne hoeve \'t gen-Walde, thans Houterhof, en omdat
gemelde Godhard zoo goedwillig van zijne gerechtigheid
had afgezien, daarom vergunde hem de Graaf het recht
van jagen en fretteren aengaende (ten Beeletibosch, duerende
soe voert langs die Haeter seyde ende die Hoerne seyde, langs
den beeclie tot Exten toe.
Dezelfde Godhard van Erp komt, als borge voor in
cene akte van obligatie, waarbij Graaf Jacob bekende
(1)    Zie 1 Deel hl. 140—42.
(2)    Dit wil zeggen: de landheer of de Graaf van Horn, kon deze lieden niet
doen gevangen nemen noch doen kerkeren.
-ocr page 229-
— 225 —
schuldig te zijn aan Dries de Merode, een kapitaal rentende
210 Rijnsgulden \'s jaars. De volgende schadeloosbrief heeft
tot deze borgtocht betrekking: »Wyr Jacob Greve tzo
«Hoerne, tzo Altena, tzo Corteshem ind tzo Cranendonck
»doin kont, Also wyr verkouft haven Dries van Merode
«zweihondert ind thien oeverlensche Rynsche kurfurster
«gulden, alle jair tzo betzalen op Alrehilgen dach off
«bynnen viertzien dagen dair nae onbefangen, gevest ind
«geguet op unse halven tzienden van Nederwiert by wilche
«guedinghe vvir deme selven Dries besondere brieven van
»geloeftden gegeven ind wairborgen gesatz haven onse
«besondere lieve magen guede frienden ind lieve getruwc
»in deme principael brieve geruert, der wilchen eyne is
«onse lieve getruwe Goedart van Erp, gκnant van Werre-
«berg, wair um wir denselven Goedart vur onss ind onssen
«beide erven geloifft haven ind gheloven mit diesen onssen
«brieve by onssere erven truvven ind in rechter eydstat
»up alle penen ind verbonteniss in deme principael brieff
«begriffen, dat wir ind onsse erven die vurschreve jaerrinte
«jairlichs also sullen doin betzalen, dat onsse vurschreve
«lieve getruwe Godart van Erp, gκnant van Werreberg ind
«syne erven, dess sonder schade kost off hinder syn ind
«bljven sullen, ind off sacbe were, dat Got verbiede, sy
«der geloefden vurschreve halven tzo eynicher schade kost
«off hinder quemen, den geloven wir alss voer, den voir-
«schreven Goedart van Erp gκnant Werreberg ind syne
«erven quytlich ind gentzlich widderomme op tzo richten
«ind tzo betzalen, so is selffs simpelen woerde sonder
«eynich bewys dair van tzo dorffen doen also dat sy der
«altzyt sonder schaden kost off* hinder syn ind blyven
«sullen sonder widersagen indracht off argelist. Ind der
«in orkonde der wairheyt haven wyr onsen segell vur
«onss ind onssen erven aen diesen brieff doin hanghen,
-ocr page 230-
— 226 —
»ind jair onss Heeren dusent vierhondert eyn ind tachten
»tich, des derde dages in Novembri".
Godhard van Erp genaamd Werreberg was vσσr of in
1487 overleden, dan den 10 Augustus van dit jaar, ver-
hief Johan van Elmpt, ten overstaan van Graaf Jacob II,
Arent van Ghoor tot Aldenghoor , Fullinck van Pollart en
Willem de Rousse, leenmannen , de goederen van Werre-
berg voor en in name der kinderen van Godhard van
van Erp. Hij had met zijne echtgenoote, Bertha van Brempt,
meerdere kinderen : 1° Goessen of Godhard , 2° Willem ,
3° Hendrik, kloosterheer te Siberg, 4° Catharina klooster-
dame te Keyserbosch, 5° Jan. — De twee eerstgenoemde
deelden, \'s Zaterdags na St. Dionisius 1515, de vaderlijke
nalenschap. Hun broeder Jan, in buitenlandschen dienst,
of dood misschien, deelde niet mede. — Bij deze deeling
gemaakt ten overstaan van Daniel van Nunhem, Dries van
Werreberg en Godhard Vinck , werden de vroegere over-
eenkomsten te niet gedaan , uitgenomen datgene wat Jan
van Ghoor, Jan van Vlodrop en Daniel van Nunhem had-
den bedongen en geteekend.
Godhard, als oudtste zoon, kreeg het huis en de hoeve
-ocr page 231-
— 227 —
Werreberg, met alle gerechtigheden, renten en toebehoc™
ren, de hoeve te Gen-walde en eenen beemd te Heythuisen;
des moest hij aan zijne moeder Bertha, aan zijn broeder Hen-
drik en aan zijne zuster, 30 malder rogge jaarlijks uitkeeren,
en in de kapel des huizes, vier missen laten lezen, zoo en
gelijk Vrouwe Aleyda van Werreberg zaliger die gesticht had.
De Graat Johan van Hoi n schonk hem , 8 April 1537 ,
vrijdom van tiende en andere lasten , wegens twaalf bun-
der heidegrond , die hij ontginnen en tot bouwland wilde
maken : «Wier Johan Grave tzo Hoeren , Heer tzo Altena,
»tzo Weert und tzo Cortessem, Heere tot Overlynther doen
«condt und bekennen vur onss und vur onsere erven und
»naekomelingen dat wyr onsen lieven getrouwen ondersaet
»und man van leen Gossen (Godhard) van Erp gκnant Wer-
«reberg tot behulp und \'t follennys syns haus onderhelden
«allen alsulcke onlant boss heyden und weyden als der
»vurschreve Goessen heelt tot den huijs ende tot den hoeff
«Werreberg gehoerende is geweest tot twelff boenre ac-
»kerlandt will maeken , dat wyr den vurschreven Goessen
«allen alsulcken novalia und thiende dat selve dat op den
«wilden erven wassende is worde thiende vry und van
«allen sachen vry gegeven hebben und geven ten eeuwi-
«gen daege toe und betelen allen onsen Officieren und
«Amptluyden und Pastoren dat sy sich des vurschreven
«onlandt oft thiende niet en onderwinden noch oock en
«kroenen, want wyr dat alsoo gedaen willen\' hebben. Ge-
«geven onder onsen secreet zegel int jaer ons Heren duy-
«sent vyfhondert unde XXXVII den XVIH dach Apryl".
-ocr page 232-
— 228 —
»
Goessen (Gothard) van Erp, genaamd Werreberg was
gehuwd met Johanna Vinck, waarvan drie kinderen: Johan,
Cornelius en Elisabeth. — In 1545, had tusschen deze
kinderen, eene deeling plaats. Hierbij waren tegenwoordig:
Johan van Wittenhorst, Heer te Horst en Drossaard des
lands van Kessel; Johan van Eupen, Hofmeester ; Diede-
rich van Westrum, Drossaard van Krickenbeck ; Herman
van Boonenbergh, genaamd van Honsteyn ; Johan van
Bocholt en Johan van Lom. — Een geschil tusschen Johan
van Erp en zijn neef Willem van Erp werd in 1549,
\'s Dinsdags voor Pinksteren , bijgelegd. Dientengevolge
kreeg Johan van Erp, oudste zoon van Godhard en van
Johanna Vinck voormeld, het huis en de goederen van
Werreberg, de hof te Berck, met de laatbank en de tiende,
alsmede het recht om een en dertig varkens (eikel-varkens)
te ekeren op den Elmpterbosch. Hij moest wekelijks twee
missen laten lezen, in de kapel van Werreberg, of in de
kerk te Haelen.
Johan van Erp, genaamd Werreberg tot Langvelt, had
twee zonen Johan en Paulus en twee dochters. Hij ver-
kocht (1558) het huis Werreberg, benevens acht goudgul-
den jaarrente, eene cijnskaart, vijf malder roggerent, eene
hoeve genaamd Jacob Raetsen goed, en driehonderd Horn-
sche gulden, staande op onderpanden gelegen te Hejthuisen
naast Jacob Raetsen goederen , aan zijn neef Gothard van
Erp-Werreberg, kapitein te Utrecht, gehuwd met Catharina
Van Wijck. — Daar de renten der cijnskaart op zwakke
documenten berustten, rees tusschen kooper en verkooper
een geschil, dat acht jaren geduurd had , en den 28
Februari 1566, op den burcht te Weert, werd bijgelegd.
Het is zonderling, dat de administratieve schrijftaal, ja
zelfs het schrift, destijds zoo zee\'r naar \'t duitsch zweemde;
dit hing misschien af van den een of anderen Griffier,
-ocr page 233-
— 229 —
•
dien de landtaal nog niet eigen was (1). Wij laten hier
den aanhef van bovenbedoeld vergelijk letterlijk volgen :
»Also irthum und mis verstandt sich ein zeit lanck her
«erhalten tusschen die Erenfesten und trommen Godart van
»Erp gκnant Werreberg captein zu Utricht, und Johan van
»Erp gκnant Werreberg zu Langvelt, herkommende van
»einen kaufF die vorschreve parthein mit ein anderen ge-
»daen, vermogens kauffsedels daruber sprechende. Und
»aber der wolgeborn mein gnediger Her Graff zu Hom
«Admirall van der See, uff begeren der vocschreve par-
»thein sich guediglich undernommen desen irthum und
»misverstandt zu verhoren und wo moglich zu vergleichen
»sein , uff hueden dato hie unden, beide parthein alhier
»Ier Gen. erschenen in bysein der Erenfeste und trommen
»auch den wirdigen Hern Daniels van Nuenhem, Drost zu
»Horn , Godart Hillen, Her Lambert van Boschusen Prost
»zu Breda und M. Godart van Odenhofen Canonich zu
«Thorn darzu genommen, und etc."
In 1576 kocht Elisabeth van Erp-Werreberg, weduwe
van Butger Pollart, de Werrebergsche goederen van Willem
van Erp, doch zij kreeg ze, wegens misbelaling van den
koopprijs, eenige jaren later in bezit. — De betrekkelijke
akte werd verleden den 23 Mei 1588, voor Petrus Moulz,
der rechten Licentiaat, Stadhouder der Hornsche leenen,
Thomas van Nuenhem, Johan van Kessenich, Butger van
Tits en Jacob Geerlings, leenmannen (2). Zij had met Butger
(1)    Wij vonden te descr tijd een zeker ambtenaar die zich J. N. Waechmans
toekende.
(2)     Het zegel van P. Moulz is gevierdecld: in i en 4 een kruishout; in 2
en 3 een lelie.
Dat van Th. van Nuenhem verbeeldt een massacre of hertenkop, op den
helm wcdcrhaald.
Dat van J. van Kessenich, is gevierdecld: in 1 en 4 een springend hert; in
2 en 3 de drie Hornsche horens. Op den helm een hertenkop.
-ocr page 234-
— 230 —
van Pollart vijf kinderen : 1° Jan van Pollart, 2° Gothard,
3° Fullinck, 4° Anna en 5" Cornelia. — Den 18 Juni
4590, deelden deze kinderen de ouderlijke goederen:
Johan van Pollart kreeg het htiys ende hof Werreberg,
met syne graeven, jacht en visscherei, und allen seinen toebe-
hoiren; die laetbanck tot Buggenum en Haelen; den hoff te
Genheide, so Meester Odenhofen in gebruick heeft, den halven
Blommert en die laetbanck tot Kessenich.
Goessen (Godhard) van Pollart kreeg dat adeliche hitys
ende hoff", mit
. allen seinen gerechticheden, laetbanck und
tiende tot Thorn und den halven Blommert tot Kessenich.
Fullinck van Pollart kreeg dat huys und hoff" mit allen
toebehoiren tot Slockbroeck.
Anna, echtgenooVe van Gothard De Keverberg, genaamd
van Mewen, kreeg dat guel und hoff" tot Berck met aenge-
hoirigι erffbusschen, holtwaegens, cynsen en tienden tot Berck.
Cornelia, Kloosterdame te Daelhem, kreeg eene jaarrente.
Daar de goederen te Berck onderworpen waren aan
contributie, zoo moesten de deelgenooten negen gulden
\'s jaars daartoe bijdragen. Mochten evenwel de goederen
Werreberg, Thorn en Stockbroeck ook met contributie
belast worden — dat Got verhoede — dan viel deze
tegemoetkoming weg. — Aan bovenstaande akte van deel-
ling hingen Henrich van Spee, Henrich van Balderich
genaamd Barick, Caspar van Keverberg, Johan van Erp,
genaamd Werreberg tot Langfelt, als magen hunne zegels,
terwijl Diederich van Mijlendonck, Heer van Ghoor, als
gebeden rnan, zegelde voor de Vrouwe moeder Elisabeth
van Erp.
Johan van Pollart Heer van Werreberg, had met Margareta
van Dorne twee dochters 1° Maria, gehuwd met N. Van
Dat van R. van Tits vertoont een Andreas Kruis, waarover een sleutel.
Dat van J. Geerlings, I. G.
-ocr page 235-
— 231 —
Ellerborn 2° Johanna van Pollart gehuwd met Willem van
Bock tot Patteren (1).
Den 11 Januari 1656, kocht Hans Melchior van Ellerborn
een deel der Werrebergsche goederen van den overste
Luitenant Johan Werner van Bock tot Patteren, Ambtman
te Sieborg. De koopakte werd verleden voor Assuerus
Baron de Horion, Stadhouder, Jonker Gielis van Baexem,
Jonker Lambert van Keverberg d\'Aldenghoor, Peter Voss
en Geerling van Ass, leenmannen.
Hans Melchior van Ellerborn had met Elisabeth van
Eijck geene kinderen. Zij vermaakten het huis Werreberg,
den Blommert en de laatbank te Kessenich aan hunne
nichte Barbara Clara van Eijck, mits dat zij in den echt
trede met haar neef Hans Adam van Bock, die het wapen
van Efferen met dat van Bock moest briseeren. Het
betrekkelijke testament werd, den 16 December 1698, ge-
opend in tegenwoordigheid van Bodolf van Eijck Heer te
Nunen, Floris van Eijck, Heer te Mierlo, Hendrik van
Pollaart, Heer te Exaten, Johan Frans van Grevenbroeck,
Heer te Vredendael, Karel de Jeger, Heer te Lochtenberg
en Dietrich Baron van Gulpen, te Bernau.
In 1784 verkocht Karel Baron van Bock, Vaandrig bij
het regiment Dragonders des Prinsen van Hessen-Cassel,
het huis Werreberg aan den Baron P. J. De Crequi-
Hanicart, kapitein van voormeld regiment.
Thans behoort de pachthoeve Werreberg aan Karel Baron
de Keverberg d\'Aldenghoor (2).
(1)    Dicht bij Werreberg ligt een waterplas, het Jufferen ven geheetcn, —
benaming die allicht in verband staat met de omstandigheid dat het huis Wer-
reberg, vroeger door Jufvrouwen bezeten is geweest. — Op grond van beweerd
gemeente eigendom kwamen die van Hom gewapenderhand, een tauibour
voorop, dit ven in bezit nemen ; waarover een kostbaar proces, eerst voor \'t
gerecht van Haelcn, toen voor \'t oppergerecht van Vliermaal en eindelijk voor
het leenhof van Curingcn aanhangig is geweest.
(2)    Archief Aldenghoor.
-ocr page 236-
— 232 —
ALDENGHOOR.
Het huis Aldenghoor is gelegen te Haelen aan den
Rijksweg van Venlo naar Maeseyck. — Volgens de over-
levering zou dit kasteel, dat vroeger vier torens had, in
den dertigjarigen oorlog, door Zweedsche soldaten belegerd,
verwoest en tot eenen toren na, geheel afgebroken zijn
geworden. Het behoud van den vierden, thans nog aanwe-
zigen toren, zou toe te schrijven zijn aan de toenmalige
bezitster, eene freule van Boetselaer, die, bijgestaan door
een paar kamerjuffers, zich van toren tot toren zoo dapper
verdedigde, dat de Zweedsche Kommandant, verwonderd
over de manhaftigheid dezer vrouwen, de verdere verwoes-
ting deed staken (1). Wij vonden, met betrekking tot deze
overlevering, geene bescheiden, ten ware dat wij als
zoodanige beschouwden een request, in 1598, door Zweder
van den Boetselaer ingediend, waarin hij zegt: dat het
leen en huis Aldenghoor vroeger geruοneerd is geworden;
dat hij het wilde restaureeren en tevens geauthoriseerd
wenschte te worden om eenen molen te bouwen op de
beek, die daar voorbij stroomt.
De naam alden-Ghoor, in tegenstelling van nieuw Ghoor
(gemeente Neer), geelt te vermoeden, dat dit huis oudtijds
toebehoord heeft aan de Heeren van Ghoor, of dat het
misschien de oorspronkelijke zetel dier familie is geweest.
In de laatste helft der 14 eeuw, zoo al niet vroeger,
behoorde het leen Aldenghoor aan de familie van Bongart
tot Wijnandsrade. Het was destijds eenen hoff met stroo
gedekt, waaraan evenwel pachten , keuren en cijnsen ver-
bonden waren. Wij vinden hel vermeld in een charter,
waarbij Willem Heer van Horn, \'s Woensdags vσσr \'sNico-
(1) Zie Nicuws- en advertentieblad van de stad en het Arrondissement
Roermond, 3 Mei 1843.
-ocr page 237-
— 233 —
laasdag 1381, aan Johan Vogels vergunning verleent om
te mogen planten op gemeente gronden tegenover zijne
erven gelegen.
»Wyr Willem Heer van Hoerne van Altena und van Go-
«tershem, doen kondt allen luyden die dese openen brieff
»sullen syn off hoeren lesen , dat wy gegeven hebben
»Johan Vogels onssen Diener tot synen lehngoet te be-
»teren dat hy van ons haldende is te lehn, die gemeynten
»vor synen hoff tot Overhaelen gelegen, van synre por-
»ten vort lanx die beeck underwart tot ter bruggen toe die
«over die beeck geit tot Heer Stassen hoff (Eustache van
«Bongart) tot Overhalen gelegen, und van der bruggen
«den wegh langs opwart ter heyden wardt, so verre als
«Johan Vogels erff geit, so mach hy off syn erven be-
«poten ende auch tot hunnen orber doen graven, be-
«heltelyck eenen iegelycken synen wegh tho hebben und
«te behalden sonder argelist, Auch magh hy off syn
«erven doen graven lanx den wegh ter beeckwart daer
»\'t water doer den graeff in die beeck lopen mach,
«beheltelijck eenen wegh van achtien voeten wiet to bli-
«ven liggen. In orkunde der wairheit deser vorschreve
«puncten so hebben wy Willem van Hoerne vorschreve
«aen desen brieff mit onsen wist und willen onse sie-
«gel doen hangen vor uns und onse Erven, gegeven in
«\'t jair ons Heren doe men schreeff dusent drie hondert
«een und tachtentich des Goensdags vor Sinte Claes dagh".
Den 10 Juni 1428 droeg Willem van Bongart het huis
Aldenghoor in ruiling (erfwissel) over aan Daniel van
Ghoor. De betrekkelijke ruilingsbrief, geschreven op par-
kement, meldt dat tien hoff" over Mase gelegen, in den
(1) Willem van Bongart gehuwd (Uil) met Lette van de Weijer, was zoon
van Eustache van Bongart, en oom van Daniel van Ghoor. (:Zie Genealogie der
Freiherren van Bongart, door Jos. Strange, Cφln 1866:).
-ocr page 238-
— 234 —
lande van Home zo Halen, geheischen zen alden Ghoere, mit
lant, benden , weide
, broecke, cijnsen, pechten en keurmeden
aan Willem van Bongart, bij erfdeeling toebehoort, en dat
hij ten deze instaat voor zijn broeder Johan, en voor de
minderjarige kinderen van wijlen zijn broeder Adam van
Bongart, alsmede voor zijn zwager Stephan van Leeck, die
hunne zegels aan den brief hebben gehangen. — Daniel
van Ghoor verklaart, op zijne beurt in ruiling over te
dragen synen hoff, lant, benden ende broecke te Ophove in
den lande van Borne, met pechten cijnsen, keurmeden in und
uijsyelden,
belast met een vat tarwe aan het Gasthuis te
Sittard en aan de kanunikken aldaar vier marck, twee
schillingen en vier kapoenen. Voorts verklaart Daniel van
Ghoor, dal hem de verruilde goederen te Ophoven bij
erfdeeling toebehoorden, en dat hij ten deze goed spreekt
voor zijne broeders Johan en Willem, alsmede voor Johan
zijns broeders zoon, voor zijne zuster Aleida, weduwe
van Goswin Begijn, Ridder, en voor zijne zwagers, God-
hard van Bocholt en Godhard Dobbelstein van Doenrade,
die nevens Johan van Leeck, Gerard van den Eicholtz
en Johan van den Hornech, als magen en vrienden van
Willem van Bongart, hunne zegels aan den brief hebben
.gehangen (1).
Daar de hoeven Ophoven en Aldenghoor leengoederen
waren zoo moesten ze wederkeerig gereleveerd worden.
(1) Deze zegels verbeelden :
Ghoor: drie horens 2—1.
Bongart: afgevallen. \'
Dobbelstein: een Slangcnkruis waarover een hartschildje met drie bolletjes.
Bocholt: drie leeuwkoppen 2—1.
Leeck: drie fasecn.
Licholtz: gevierdeeld, 1 en 4 een getakt Andreaskruis, 2 en 5 een klim
mende leeuw.
Hornech: een Andreaskruis op een veld bezaaid met kruisjes.
-ocr page 239-
— 235 —
Dit geschiedde bij een en dezelfde akte van relief, als
zijnde de Graaf van Meur.s, Heer van Borne (waarvan Op-
hoven te leen roerde) te dezer tijd ook pandheer des
Iands van Hora. »Wir Frederich Greve zo Moerse ind
»zo Sarwerden, Here des lands van Borne ind Mombre
»des lands van Hoerne , doin kont allen luden overmits
»desen brieff, dat vur uns ind zwee unser mannen un-
»ser Herlicheit van Hoerne, mit namen Johan van Wilre ind
»Lambert Pyl van Swalmen, komen ind erschenen is Wil-
»helm van den Bongarde ind bekant, dat he, mit guden
«vurbedachten sinnen eynen erffwissel hait angegangen
»ind gedain mit Daniel van Ghoir, also dat derselver
«Daniel van nu voirt haven ind behalden sol den hofF
«tzen alden-Ghoir mit allen synen zobehoeren ind vunf-
»tzeen maldι\'r rogge erffpachten in den kerspel van Bog-
»gel. Als umb den hofF zo Ophoven boy ven Siltart gelegen
»in unsen lande van Borne mit allen synen zubehoeren,
»so wi der vurschreve Daniel, bis up datum dis brieffs
«denselven hofF zo leen gehalden hait van uns ind unser
«Herlicheit van Borne. Ind hait der vurschreve Wilhelm
«die vunftzeen malder rogge erffpachts uns in unse hant
«mit hande halme und mit monde opgedragen ind sich
«ind syne erven da van unterfFt, ind vort flelichen ge-
«beden den vurschreven Daniel van Ghoir damit zo be-
«lenen, dat wir gedain, beheltnisse uns unsen erven ind
«unser Herlicheit van Hoerne uns recht ind mallige syns
«guden rechten. Gegeven in den jaren uns Heren dusent
«vier hondert acht ind zwentzich up den naisten Saters-
«tagh na sint Johans dach decollatio" (1).
(1) Het zegel des Graven van Mcurs is afgevallen.
Dat van Jolian vau Wilre vertoont een kruis van :> ruiten met een hamer in
den linker hoek.
Dat van Lumucrt Pijl is gedeeld in het bovenste zeven mosselen 4—5.
46
-ocr page 240-
— 236 —
Het is hoogst waarschijnlijk dat een gedeelte (althans
de nog aanwezige toren) van het kasteel Aldenghoor door
Daniel van Ghoor gebouwd werd. Hij had met Gertrude
van Bocholt tot Kaldenbroeck vier kinderen : 1° Alard
van Ghoor, stichter der linie van Kaldenbroeck, bij Grub-
benvorst. 2° Arnold van Ghoor, Heer van Aldenghoor.
3° Johanna , echtgenoote van Godhard van Bocholt. En
4° Catharina gehuwd Met Gerard Haex In der Heggen,
wonende te Thorn. Zij stierf kinderloos aldaar in de laatste
jaren der XVC eeuw.
Arnold van Ghoor tot Aldenghoor had met Alverda van
Oest tot Hillenraed eene dochter met name Gertruda. Hij
komt in de annalen des lands Horn, en als Landrentmeester
van den Hertog van Gelder, menigwerf voor. — Hij is
omstreeks het jaar 1499 overleden. — Op zijn jaardienst
in 1501 te Haelen gehouden waeren 22 prijester dij geit
noemen, heeft ellick gehad
4 stuver Ruermunds gelts. Noch
2 stuver om wyn tot den messen ind 1 stuver den Custer. (1) —
De volgende bezittingen waren destijds aan het huis Alden-
ghoor verbonden: De hoeve te Overhaelen; de hoeve
Οger-Beten te Nunhem ; de Speckheide, beemden en hout-
gewas ; de hoeve Honssem te Neer; de hoeve Rutichoven
te Horn; de hoeve Tgen Dall te Ophoven; de hoeve
Ingenhoft te Melick; de visscherij genaamd het Meer,
gelegen tussen Hoerne ind Beegden tegen dij Duenen;
twee huisen te Roermond; een deel in den Nieuwenhof
en in den Oliemolen te Svvalmen, alsmede een kempke
gelegen te Thorn op gen Rijt, afkomstig van wijlen
Catharina van Ghoor, weduwe Haex in der Heggen en
belast met een malder rogge aan den elfduizend Maagden
altaar in \'t munster te Thorn.
(i) Aanteekcning van Johan van Wijck, Rentmeester op \'t huis Aldenghoor.
-ocr page 241-
— 237 —
Weduwe geworden zijnde hertrouwde Alverda van Oest (1)
met Jonker Werner van Palant, Drossaard van Wassenberg.
Deze verhief Aldenghoor en verdere leengoederen \'s Dins-
dags na St. Remigius 4501, ten behoeve zijner vrouw en
dochter: »Ich Heinrich van Barich, ter tyt Stathelder van
»den Leenhove der Grafscap van Hoerne van wege des
»Hoichwerdigen Hochgeborenen Furste inde Here Johan
»van Hoerne, Buscop tzo Ludich, Hertoge zo Bulyon ind
«Greve tzo Loen, ind tzo Hoerne, doin kont myt dyssen
«openen brieff dat op huyden datum dys brieffs vor mijch
»komen ys as eynen Stathelder ind overmytz twe mannen
»van leene myt name Goedert Here zo Draeckenvelts zo
«Ghoir ind Godert van Odenhoven, Werner van Palant
»son tzo Breydenbaent, int heftt ontffangen ind opge-
«halden vyer pundige leenen ind eyn kloppelleen, wellike
«voirschreve leenen Aert van Ghoir Daniels soen zeliger
»in verstorven is, so wijt inde breijt geleghen als dat
«leenhove boeck dat inhelt ind uytwysende ijs, in behuff
«synre huysvrouwe ind synen erven, sonder alle argelyst,
«vurbehelten mynen genedighen lieve Here vurschreve ind
«alleman syns gueden rechts. In orkonde der waerheyt
«heb ich Heijnrich vurschreve als eyn Stathelder mynen
«zeghel ter konden onder an dissen brieff gehanghen int
«jaer ons Here vyfftheenhondert ind eyn des Dynsdaghs
«na Sinte Remeys dagh" (2).
Gertruda van Ghoor, erfdochter tot Aldenghoor, huwde in
het jaar 1514 op St. Michielsdag met Diederich van Boet-
zelaer, Erfschenk des lands van Cleef. Deze verhief, 8
(1)    Zij was Zuster van Felicita van Oest-Hillenrade en van lsabella cchtge,
genootc van Arnold Schenck.
(2)     Het zegel van Hendrik van Burich verbeeldt drie leliλn 2—1 waartus-
schen een dwarsbalk.
-ocr page 242-
— 238 —
October 1535, na dood zijns stiefvaders Werner van Pa-
lant, het huis en de goederen van Aldenghoor ten name
van Diederich zijn oudsten zoon. »Wyr Johan Greff tzo
«Hornes, Heere tzo Weert, tzo Althenae, tzo Cortesschem ,
»tzo Avelghem, tzo Bocholt unde tzo Brugel, Erff voocht
»des lands van Thooren unde Nederitter doen condt unde
«bekennen midts desen dat voor ons, onsen Stadthalder .
»Johan van Waes , Johan van Baexsen, Willem van Edin-
»ghen onsen Rentmeester unde meer andere onser mannen
»van leene, comen unde erschenen ijs der veste unde
«vrome Dierich Heer tzo den Boetseler unde Ter-Meulen ,
«Erffschenck des landts van Cleve, unde heeft aen ons op-
«ghehalden unde untfangen voor hem selven als voor syn
«tocht, unde voor Dierich van den Boetseler sijnen altsten
»soen, als een recht erffgenaem, vier pundighe leen, daer
«Werner van Palant tot desen dach leenman aff gheweest
«ijs, den wyr nu syns eydts verdreghen hebben, unde syn
«die voorschreve vier leenen te welen dal huys ende hoeff
«\'t Overhaelen geheijten Aldegoir mit alle syn toebehoren,
«eenen hoff tzo Nunhem geheyten den hoff \'T ger Beten,
«eenen hoff tzo Neer geheyten den hoff tzo Hoenschem
«ende noch eenen hoff tzo Horne gelegen op Rutichoven
«Ende hebben den voorschreve Heer van den Boetseler,
«mitten vier pundighe leen overmidts ons Stadthalder unde
«mannen van leene doen beleenen, naer gevvoente onser
«Grefοschaps Horne, beheltlich ons unde yder man syns
«rechts, unde hy heeft ons behoorliche hulde unde eyt ,
«ghedaen als een man van leen schuldich ijs synen Leen-
«heere te doen. In kennissen der waerheyt hebben wyr
«Johan Greff voorschreven onsen zeghel hier aen doen
«hanghen , unde ich Johan van Waes Stadthalder, Johan
«van Baexem unde Willem van Edinghen als mannen van
«leene hebben oock ter konden onse seghelen by zeghel
-ocr page 243-
— 239 —
«ons gnedigen Leenheere doen hanghen, den achsten dach
»Octobris in \'t jaer duysent vyf hondert vyf en dertich"(l).
Diederich van Boetselaer, zoon van Diederich en van
Gertruda van Ghoor, werd met de goederen van Alden-
ghoor beleend den 7 Mei 1547. »Wir Philips van Mont-
«morency Grave tho Hornes, Heer tho Weert Althena ,
»Cortessem, Boicholt, ende Bruegel, Erffvoigt des lants
»van Thoren ende Nederitter, doin kont ende bekennen
»mitz dies allermennichlichen, dat vur ons, unssen Stat-
«helder, ter tyt Leonart van Lair, ende unssen lehnman-
»nen Johan van Baexem ende Beyner van Nuenhem, vort
(i) Het zegel van Johan van Waes is gevierdeeld: in \'t l»,e drie vogels
2—1, in het 2de en 3d<\' een hartschild waarover cenen band, in het 4de een
leliθnkruis en in het midden een hartschildje waarop een klimmende leeuw. Op
den helm een eenhoorn.
Het zegel van Johan van Baexem verbeeld een rechtsklimmcnde leeuw.
Het zegel van Willem van Edinghen, is te vinden in Deel I bl. 150.
«
-ocr page 244-
_ 240 —
»mehr anderen, kommen ende erschen ist den ehrenveste
»ende frome Dederich Heer tzo dem Boetseler, Erffschenck
»des Furstenthums Cleve, ende hefft aen ons upgehalden,
«ontfangende vur hem und seines lyves erven , vier bun-
»dige lehnen daer Diederich Heer von dem Boetseler, derer
»seele God genedich, tot diesen dage lehnman afF geweist
»is, nemelich dat huys ende hoiff tho Overhalen, geheiten
»Aldenghoir mit alle syne rechten und thobehoren , den
»hoiff Ter Beeten, den hoiff Hoensschem und den hoiff up
«Butichoven. So hebben wir den gedachter Heer van dem
«Boetseler mit diesen vier lehnen overmitz Stathelder und
:>lehnmannen doin belehnen , nach recht und gewoinheit
«unsser Graffschap Hornes , vurbehalt ons und jederman
»syns rechts. Ende hefft ons behoirliche hulde ende eidt
«gedaen als ein man van lehn gebuert tho doin. Gegeben
»den sevenden dach May 1547".
Diederich van Boetselaer benoemde in 1558 zekeren Johan
Cruder van Wassenberg tot Stadhouder zijner laatbank van A1-
denghoor.—Het verhel voor deze bank kostte dubbelen cijns,
twee kannen wijn voor den Secretaris en eene voor de Laten.
Wanneer deze kennis droegen, dat een Laat gestorven, een
keur vervallen of iets dergelijks was voorgevallen, dit
moesten zij, ingevoleg hunnen eed, den Laatheer berichten.
Zweder (Assuerus) van Boetselaer, Heer tot Aldenghoor,
zoon van Diederich voormeld en ma Irmgarda van Wijlich,
was gehuwd met Barbara van Bijlant. Hij gaf (1592) pro-
curatie aan zijn Bentmeester, Adriaan Poeijn, tot lichting
van 50 gulden rente op de hoeve lngenhof te Melick. Hij
verplaatste, omstreeks het jaar 1599, den watermolen van
Overhaelen naer Haelen, en den windmolen van den eenen
berg op den anderen. Deze molens, voorheen bezeten door
de Heeren van Hom, hadden de banaliteit over de dorpen
Horn, Beegden, Haelen en Buggenum.
-ocr page 245-
— 241 —
«
Diederich van Boetselaer, gehuwd met Johanna van Me-
rode, droeg (1629) het huis Aldenghoor bij ruiling over
aan Frans de Mauleon , Baron de la Bastide , en zulks
tegen de heerlijkheid Tassigny , in het Graafschap Chiny
(Luxemburg). Kort daarna verkocht Frans de Mauleon het
huis Aldenghoor aan Jonker Lambert De Keverberg wonende
op den huize Middelbeek gemeente Hinsbeck, bij Venlo.
De betrekkelijke koopakte werd verleden voor het leenhof
van Horn, den 4 April 1629.
Lambert de Keverberg-Aldenghoor huwde (1628) met
Elisabeth van Pollart tot Exaten. Hij kreeg, 10 Juni 1628,
bij den Koning in diens Baad van Gelderland octrooi
om zijne leengoederen te belasten, tot vertimmering van het
huis Middelbeeck te Hinsbeck, waarin hij destijds woonde.
Den 23 Juli 1644 verworf hij, bij Vrouwe Margareta
Van der Lip genaamd Hoen , vergunning om de hoeve
Luttelvorst, leenroerig van het huis Grubben te Grubben-
vorst, te mogen belasten met 1819 gulden. — Hij had
met zijne evengenoemde echtgenoote negen kinderen:
1° Hans Caspar, 2° Andries, Heer te Middelbeeck, 3° Ca-
tharina, echtgenoote van Johan de Bohe, 4° Anna Elisabeth,
vrouw van Martin Willem de Bohe, 5° Jan Everhard,
6° Johan, Heer te Neunhof, 7\' Maria, 8° Barbara, 9° Anna.
— Den 16 Februari 1662 , deelden de zes eerstgenoem-
den , bij wille huns vaders , in bijwezen van Diederich
van Pollart, Jan Georg van Lom en Willem van Borman
tot Grathem, de ouderlijke goederen. De drie laatst ge-
noemden (Maria en Barbara waren kloosterdamen) kregen
hun aandeel na dood huns vaders. Deze goederen waren
de volgende: Het huis Aldenghoor, de hoeve te Overha-
len de twee molens, de hoeve Beuckelt te Neer, den
Molengrient te Maasbracht, het huis Middelbeeck te Hins-
beck , den Borghoff aldaar, het huis de Stege te Grub-
-ocr page 246-
— 242 —
benvorst, de hoeve Luttelvorst te Velden met de tiende
en de visscherij aldaar, de laatbank te Horst, een ge-
deelte in het veer te Venlo , de pachten in de stad, en
de begeving van het bodeambt aldaar, de hoeve te VVell,
den grooten Heijerhoff te Breijel, den Vogelsancks molen,
en den kleinen Heijerhoff met de gerechtigheid op de
Schans aldaar (1).
(1) Wij verwij zon , voor wat de vertakkingen betreft, naar de uitvoerige
geslaehtlijst der familie de Keverberg-Mewen door Ridder Ch. de Borman
(Annuaire de la noblesse de Belgique, 1803). Wij willen deze lijst ecnigszins
aanvullen en, waar noodig, naar authentieke bescheiden verbeteren:
Op St. Dionisiusdag 1515, had te Achel op \'t huis (Tgen Brocck) ijn dije
grote kamer,
in bijwc/.en van M\' Simon van den Brocck, cene erfdeeling plaats
tusschen de kinderen van wijlen Jan van Mc wen, genaamd Kevcrbcrg, en diens
echtgenoote Margarcta Borman. Deelgencoten waren : 1° Godhard van Kcvcr-
berg, 2° Jonker Johan van Kcverberg, alias Mewen, 3° Jonker Arnold van
Mombceck, als momber zijner vrouw en zijner vrouw moeder, 4* Arnold Njjs,
5" Jufvrouw Ida met haar kind Johanna van Grcssenich, huisvrouw van Mr
Simon van den Broeck , en 6° Jonker Renier van Kcverberg. — Getuigen van
deze deeling waren : Jan van Heerie alias Mewen, Jan Danjjels alias Haencn
en Arnold Konen van Roosteren.
Johan van Kcverberg, boven vermeld, was de stichter der linie van Racdt,
een kasteel te Laurcnsberg, bij Aken θn van Lintzenich, bij Zulpirh. —
Renier, zijn broeder, was de Stamvader dorliniλn Ter Stecghc, bij Grubbcnvorst,
Aldcnghoor, bij Roermond en Neunhof, bij Eijnattcn, in \'t land van Limburg.
Godhard de Keverberg-Uaedt, zoon van Johan voornoemd, had drie kinderen:
1» Johan Heer te Raedt, 2° Rutger en 3» Elisabeth. — Ruiger de Kcverberg,
had met Ida Von Hcinsbach, genaamd Hoen zu Loevenich , geenc afstammclin-
gen. Hij was Kolonel-Kommandant van άusscldof, en stierf aldaar, den 11 Mei
1643. — Toen hij, met den Generaal Jan van Weert, naar Duitschland en
Hongarien trok lieten zij, in een stadje brj Trier, een koffer achter inhou-
dende 600 Rijksdaalders van Rutger de Kevcrbcrg en eene nog grootere som
van voormelden Generaal. — Dit koffer was in handen gekomen der Doni-
Kapitularcn van Trier, die de gelden uilgenomen en door cene behoorlijke
schuldbekentenis vervangen hadden. — Naderhand voerden de Hccren 1\'rcntz van
Slcnderhan, erfgenamen van den Generaal, alsmede die van Rutger de Kevcr-
berg ten de/c een proces voor \'t kamergerecht te Spiers, proces dat het Dom-
kapittel verloor, en dat (1701) op nieuw, en dilmaal tusschen de faniilicn de
Krent/, cu de Kcverberg, in \'t Gerechtshof te Dusseldoiο aanhangig was. Den
-ocr page 247-
— 243 —
Hans Casper de Keverberg, Heer van Aldenghoor, was
gehuwd (1663) met Maria Hildegonda van Grevenbroeck
tot Helvoort. Hij verhief 1657, in het leenhof van Gelder-
land, gevestigd te Roermond, den Wecrd en de Visscherij,
gelegen te Roosteren in het Ambt van Montfort, en zulks
voor en ten behoeve van zijn neef, Rudolf de Keverberg
tot Raedt. »Philips by der Gratie Godts, Coninck van
»CastilIen etc. Doen condt dat voor onsen lieven ge-
«trouwen Cancelier onses Vorstendoms Gelre ende Stadt-
»houder van onsen leenen aldaer, Heere Judocus van den
25 April 17C5, gaf de Baron Frans De Keverberg, Kolonel van een regiment
Dragonders, wonende te \'s Hertogenbosch, volmacht aan zijn neef H. C. De
Kcverbcrg-d\'Aldenghoor, om de penningen afkomstig van zijn oud-oom Rutgcr,
volgens minnelijk accoord met de Frcns-Slenderhan getroffen, in ontvang te ne-
nien. — De Kolonel Rutger de Keverberg, liet bij testament, onder anderen een
zilveren wierooksvat aan de kerk der Wlttevrouwen te Akei>. — Zijne zuster
Elisabcth, huwde (November 1606) met den Baron Johan van Merode-Houffalis,
wcduwcnaar van Johanna van Stepraedt. H[j bezat, in \'t Rijk van Aken, de
Franckenburg, de voogdij van Burtscheid, den Gebrandenhof, de Rode-erdt, de
Huls en meerdere molens. — In het land van Valckenburg, den Houflalis-hof
op de Straat, den Mingersborg, — de heerlijkheid Aerschot in de Meijerij van
den Bosch. — Zij had haar deel in de goederen van Raedt, het huis de Thomp
te Margraten, molen en aanhoorigheden te Stapelveld, den Eelerhof, den Wer-
rehergshof in \'I ambt van Krickenbcck. — Het huwelykscontract was getcc-
kend, vanwege den bruidegom , door Adam van Hochkirchen, en vanwege de
bruid door F. van Pollart van Nunheni en C. de Keverberg tot de Steeghc.
Jan de Kcverberg-Raedt had, met Rarbara van Eijck drie kinderen: 1° God-
hard Heer van Raedt, 2° Rudolf, stichter der linie van Lintzcnich, en 3° Clara.
Godhard de Kcverbergh-Racdt had met Elisabeth Collart van Lijnden drie
kinderen: Otto Wilkm, Heer te Raedt, 2° Johanna Barbara, 3° Maria
Hedwig, gehuwd met Johan Lodcwijk Greiff, heelmeester.
Otto Willem de Kcverbcr|-Raedt had ten huwelijk Gerardina Catharina Van
Savelandt, waaruit 1° Elisabeth Julia Segcrina, 2° Catharina Francisca, kloos-
terdame, 5° Godhard Diedcrich, allen woonachtig te Gelder.
De andere linie der familie de Keverberg, namelijk die Ter Stceghe, Alden-
ghoor, Neunhof, had tot stamvader Denier van Keverberg. Deze had met
Mathiide van llulsberg-Schaloun tot Herten, drie dochters en een zoon namelijk
Gaspar de \'Keverberg gehuwd was Agnes van Diipt, dochter van Diederich
van Drift, Heer ter Steeghe en van Gornclia van Erp, en in tweede huwelijk,
-ocr page 248-
— 244 —
«Kerchove ende mannen van leen hiernaer beschreve,
«erschenen is Hans Caspar van Keverbergh ende heeft uyt
«crachte van procuratie ihme gegeven by Rodolph van
«Keverbergh gκnant van Meuwen te leen ontfanghen den
»Weert en Vissetye gelegen tot Roosteren, in den Ampte
»van Monfort , ons als Hertoghe van Gelrelant ten Gelder-
«schen rechte met vyftien goltgulden te verhergewaden ,
«leenroerich by overlyden van Jan van Keverbergh gκnant
_____________                                                                                  •
met Catharina van Hove. — Uit zjjn eerste huwelijk sproten 5 kinderen:
1° Cornclia, vrouw van Adolf Schenck van Nijdepgen, 2° Willem, jong gestor-
ven, 3" Renier, t\' Hans Everhard , 5° Catharina ; en uit het tweede huwelijk
twee zonen 1» Caspar en 2° Hendrik de Kcvcrberg. Na dood der voorkinderen
Renier en Catharina (1599), trof de vader , Caspar van Keverberg, met zyn
zoon Hans Everhard en met Adolf Schenck een accoord, nopens de moederlijke
nalatenschap.
Hans Everhard de Keverberg , Heer ter Stecghe , had met Catharina van
Cruchtcn, voerende gebandcerd van zeven stuk, een zoon genaamd Lambert.
Deze is de stichter geweest der linie van Aldenghoor.
Johan, derde zoon van Lambert de Keverberg d\'Aldcnghoor, was de stichter
der linie van Neunhof. Deze had, met Godfrida Cauchon de la Tour, meerdere
kinderen, als : 1° Anna Christina gehuwd met den Baron de Rollois, voerend
gevicrdeeld, drie leeuwen en een kruis, Kommandant van Catszau in Honga-
i ifii, 2° Anna Maria Elisabeth , kloosterdame te Rurvenich , 5° Johan Frans,
Kolonel, 4° Johan Balduin Antoon , die het huis Neunhσf (1690) verhief na
dood zijns vaders, 5~ Elisabeth Clara, gehuwd met Jacob V\'incquels, 6° Johanna
Alouisiana Josepha, vrouw von Muhlstro, en in tweede huwelijk van Conrad
Lindelauf, wonende te Eupen.
Omstreeks het jaar 1739 hadden de cvcnvermelde kinderen van den Neun-
hof geschil over de vcrdeeling der ouderlijke nalatenschap , doordien de oudste
zoon, die volgens de Limburgsche costumen het stamhuis vooraf had, alsmede
de Baron de Rollois afwezig of wellicht overleden waren. — Wij vonden ten
deze ecne attestatie verleden voor den Notaris Mars, te Brussel, waarbij zijne
Doorluchtige Hoogheid Willem Hyacinth , Prins van Oranje-Nassau, Charles
d\'Hcrzelles, Luitenant-Kolonel, en Michel de Colins, Kapitein, onder eed ver-
klaren, dat zij den Baron Johan Frans de Kc\\erberg, Kolonel, in garnizoen te
Malaga, gezien en gesproken hadden, respectievelijk in de jaren 1637 en 1638;
dat zij wel wisten, dat gemelde de Keverberg afkomstig was uit \'t land van
Limburg, en dat hij in December 1634, door Zijne Katholieke Majesteit, met
het regiment Duitsche kurassiers begiftigd was geworden.
-ocr page 249-
— 245 -
«Meeuwen lest erledicht, ende heeft den voorschreve Hans
»Caspar van Keverbergh in name van wege ende tot be-
»hoeff als boven, hiervan manschap ende eedt van trouwe
»ghedaen ende gelooft alles verner te doen dat een ge-
»trouwe leenman synen Leenheere te doen schuldich is,
»desgelycks de voorschreve Rodolph van Keverbergh ge-
»nant van Meuwen ende syne erven, ons onse erven ende
«naecomelinghen Hertoghen voorschreven altyt soo dick
»des noot gebeurt, ende \'t selve leen erledicht oock doen
«sullen beheltelyck in allen ons als Hertoge van Gelre ende
»eenen iederen synen goeden rechten sonder arch of list.
»Hier syn over ende aen geweest onse mannen van leen
«Joannes Bosman Ad1 voor onsen hove in Gelderlant ende
«Gerard van Baerlo. Des \'t oirconde hehben wy Coninck
»onsen segel aen desen brieff doen hanghen, gegeven bin-
»nen onse Stadt Roermonde den dertichsten dach van
»January in den jaere ons Heeren duysent seshondert se-
»ven en vyftig".
Na dood van Rudolf de Keverberg-Raedt verhief Hans
Caspar de Keverberg d\'Aldenghoor andermaal het leen de
Weert en de Visscherij te Roosteren ten name van zijn
pupil Karel Emanuel de Keverberg-Raedt, Heer van Lint-
zenich". Dit geschiedde te Roermond, den 5 September
1676, ten overstaan van Jacob van Gutschoven , Ridder,
Cancelier des Hertogdoms Gelre, Johan Roosen en Johan
Batta, leenmannen. — In 1682 verkochten de voogden van
Karel de Keverberg-Lintzenich , namelijk H. C. de Kever-
berg d\'Aldenghoor en Gothard van Merode-Houffalise, den
bovenvermelden Weert te Roosteren , ook Meuwenhof ge-
naamd, met de visscherij op de Maas , alsmede een deel
van den Eelerhof, aan den Advokaat Arnold van den Bergh.
— Deze Meuwenhof had , onder andere gerechtigheden ,
het recht van sepulture in de kerk van Roosteren, en was
-ocr page 250-
— 246 —
belast met 7 koppen haver en 7i/2 stuiver cijns , aan het
armbestuur aldaar, benevens 3 koppen haver en 3 stuiver
aan Jonker Clandt.
Karel Emanuel de Keverberg-Raedt, zoon van Rudolf en
van Margareta Alexandrina Colijn van Lintzenich, huwde
(1691) met zijne nichte Maria Elisabeth de Keverberg, erf-
dochter tot Aldenghoor, waarvan zes kinderen 1° Rudolf
Caspar, 2° Jan Frederik Lambert, kloosterling, 3° Jan Wil-
lem , 4" Jan Lodewijk , kapitein , 5° Andries Edmond ,
kanunnik, 6° Rarbara Alexandrina, kloosterdame te Hocht.
Rudolf Caspar, Raron de Keverberg, Heer van Alden-
ghoor en Lintzenich , gehuwd met Judith Cornelia Maria,
dochter van Caspar, Baron de Merwijck-Kessel en van
Anna de Lijnden van Croonenburg, had een zoon :
Karel Emanuel Caspar Joseph, Raron de Keverberg-d\'Al-
denghoor, Heer van Haelen en Kessel, lid der Ridderschap
van het Hertogdom Gelre, had met zijne echtgenoote Anna
Maria Josephina de yVeichs tot Roesberg drie kinderen :
1° Karel Lodewijk Willem Joseph, 2° Karel Frederik Joseph,
3° Clementina Francisca, Abdis te Redburg bij Cleef.
Karel Frederik Joseph, Baron de Keverberg d\'Aldenghoor,
Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, lid der
eerste Kamer der Staten Generaal en President der*Lim-
burgsche Ridderschap, had met Maria Alexandrina Rarbara
van Heereman-Zuydtwijck en in tweede huwelijk met Maria
Agnes Engelbertina von Kerckerinck-Borg geene kinderen;
weshalve het huis en de goederen van Aldenghoor, bij
uiterste wilsbeschikking, ten deel vielen aan den tegen-
woordigen bezitter den Baron Karel de Keverberg, als zijnde
de oudste zoon van wijlen den Baron Karel de Keverberg
de Kessel, Prefect van Osnabruck, Ridder der legioen van
Eer, Commandeur van den Nederlandschen Leeuw, Gouver-
neur der Provinciλn Oost- en West-Vlaanderen, lid van
-ocr page 251-
— 247 —
den Raad van Staten, schrijver van verschillende werken,
overleden te \'s Gravenhage den 30 November 4841 (l)-
Hij had tot echtgenoote Charlotta Baronnesse van Loλ-
Wissen, en in tweede huwelijk Maria Lodge, geboren te
Rochdale, (Engeland) uit welk laatste vier kinderen, als :
1° Karel Georg Clement Joseph , Heer van Aldenghoor,
boven vermeld , 2° Frederik Hendrik Karel Ernest, oud
lid der 2de Kamer der Staten Generaal, overleden (1877)
te Kessel. Hij had ten huwelijk Louisa Josephina Maria
de Vilers de Pitι, waaruit eene dochter Maria Carolina
Hortensia Mathilda. 3° Georg Frans Ernest, jong gestor-
ven, en 4° Elfrida gehuwd met Hendrik Hennus, mede-
cijnen-dokter te Roermond, van welke een zoon.
Wij kunnen, bij gemis aan bescheiden, niet alle de
goederen aangeven, die van den huize Horn te leen
roerden. — Omdat deze goederen onderworpen waren
aan kosten van verhef, van octrooi en dergelijke, daarom
droegen ze, in de lands lasten, een vierde gedeelte min-
der dan de allodiaal of schepen goederen. Deze werden
voor \'t gerecht, dat is, ten overstaan van de Schepenen
gerealiseerd. Leengoederen daarentegen konden niet van
de eene in de andere hand overgaan, dan met tusschen-
komst van den Leenheer. Geschillen over schepen goe-
deren werden door de Schepengerechten beslist; betrof
het evenwel leengoederen, dan stond het geschil uitslui-
tend ter kennis van \'t Leenhof. — Een derde soort
waren de cijns- of Iaatgoederen, betalende bij overgang
een heergeweide, een werfpenning ot wel eenen keur,
dat is, een stuk vee ter keuze van den Laatheer. De
(1) όc liuron de Keverberg was liefhebber en bevorderaar van kunsten en
wetenschappen. Napoleon 1 schatte hem huog, en de Hertog van Lcuchtenberg
vereerde hem met eene buitengewoon grootc gouden medaille. — Menig geestig
jongeling had hem eene artistieke opleiding te verdanken.
-ocr page 252-
— 248 —
laaigoederen bekleedden, als het ware, eene middenplaats
tusschen de leen- en de allodiaalgoederen.
Behalve de vele leengoederen in het dorp Horn, kun-
nen wij als zoodanige aangeven het huis te Nunhem,
oudtijds bezeten door eene familie van dien naam, later
door die van Collart van Lijnden, van Pollart, van Waes,
van Wittenhorst, d\'Ingels en Waegemans; de Priorshof,
Inkevortshof en Groot-Meienborg, onder Buggenum ; de
groote tiende aldaar; de Pannenhof onder Beegden; deVogels-
hof\', gelegen te Over- of Waterhalen, gemeente Halen (1).
In het jaar 1394, op O. L. V. dag Purifieationis , gaf
Willem VIII, Heer van Horn, zijnen beekmolen te Overha-
len, in erfpacht uit aan Hendrik den molenaar, voor 14
malder rogge \'s jaars. — Graaf Jacob I zoon en opvoiger
van Willem VIII, gaf (10 September 1455), 6/7 van dezen
erfpacht ten huwelijk aan syne yemeene nichte Oda, dochter
van Reinhard van Haeghen, getrouwd met Adam Vogels.
Deze kocht, in 1483 op St-. Hubertsdag, het ander i\\i van
Graaf Jacob II. — In 1489, behoorde de erfpacht en de
molen aan Hendrik Vogels, Scholtis van Maasland. — De
Vogelshof was tweeleenig, een deel te Ghoor, het ander
te Horn. Hij werd in den Hornsche leenzaal verheven, 22
Juni 1506, door Johan Vogels, Johans zoon. Den 25 Juli
1531, door Joost van Meerssen, Kastelein te Lewensteyn ,
man van Hendrica Vogels. Den 8 Maart 1539, door Frans
Vogels en den 15 December daaraanvolgende, door Gerard
van Mervvijck, als man van Johanna van Dorn, (vruchtsge-
bruikster) weduwe van Hendrik Vogels. Den 15 Juli 1576,
door Jacob Vogels. Den 13 December 1605, door Frans
Vogels. Den 16 Augnstus 1637, door Conrad Vogels en den
(1) De naam Vogels is, als plaatselijke benaming, in de gemeente Halen tot
heden toe bewaard gebleven.
-ocr page 253-
— 249 —
14 December 1680, door diens neef Jonker Willem Weiz. (4)
Van de vonnissen in \'t Hornsche leenhof gestreken, kon
naar de Loonsche leenkamer van Curingen geappelleerd
worden. — Aanvankelijk zaten de Heeren van Horn hun
leengerecht in persoon voor (2). Later deden zij zich ver-
vangen door Stadhouders, als : in 4506 , door Peter van
Straelen ; in 4519, door Jonker Willem Pijl van Swalmen;
in 4527 , door Jonker Johan van Waes ; in 4547, door
Leonard van Lair; in 4566, door Jonker Daniel van Nun-
hem; in 4576, door Antoon Heuss; in 4588, door Peter
Moultz; in 1605, door Willem van Haeren ; in 1620, door
Willem Baron de Horion ; in 1637 , door Johan Hendrik,
Heer tot Elmpt; in 1656, door Assuerus, Baron de Horion;
in 1680 , door Godfried van Odenhove , vice-Stadhouder ;
in 1709, door Philip Wijnand, Baron de Kerchem; in 1723,
door Gerard Assuerus, Baron de Horion ; in 1740, door
Gerard Assuerus Louis Ernest, Graaf de Horion ; in 1761,
door Karel Frans Joseph, Graaf de Horion.
Elk bezitter van leengoed legde voor het leenhof den
volgenden eed af: »Diewyl ick N. N. leenman syn sal so
«geloeve ende sweere ick syne Genede als Grave tot Horne
«derselve Heeren Stadthelder ende mannen van leen trouw
»und holt te syn, dat beste te proeven ende het archste\'
»te warden , ende het leen daer ick helder van ben dat
»behoeff ik in effect te halden sonder te gestaeden dat \'t
»selve gereeten, gespleeten ofl veralineeert sal worden,
»sonder eerst daervan becomen te hebben behoirlick octroij,
»oft dan yetwes in prejudicie myns Genedigen Leenheere
«gedaen sal worden , ende wan ick van den Heere Stadt-
(t) Vogelshof behoorde in 1757 aan Rudolf Gaspar Baron de Keverberg.
(i) In eene aklc verhief des jaars 1128 (zie hierboven) komt Frcderik
Graaf van Mcurs als Momber des lands van Hoerne voor. Dit Momber tijdens
het leven van Willem VIM , zal wel niets an.lers beteekencn dan tijdelijk
plaatsvervanger des Landheer en.
-ocr page 254-
— 250 —
«helder gefordert worde om \'t recht te helpen bezitten, so
»sal ick gehorsaemlick compareeren , clacht antwort ende
»alles wat mich voor compt aenhooren, daerover gemaent
»synde oordeel te spreken, den meesten gevolgh der leen-
«mannen sal ick volgen, geenen secreten raedt derselve
»sal ick melden, ende verner geloeff ik alles te doen \'t
»gene een goet eerlick vroem leenman schuldigh is te
«doen, so helpe mich Godt ende syn heilick Evangelie".
HET GERECHT.
III.
Ten aanzien van het rechterlijke was het land van Horne
verdeeld in vijf dingbanken, namelijk : Haelen, Horn, Neer,
Heythuizen en Ophoven (1).. Het dorpje Haelen, als in \'t
midden des lands gelegen, was de zetel van het hoofdge-
recht, wettig hoefftgerecht. — Van burgerlijke vonnissen, in
de nedergerechten gestreken, kon naar Haelen geappelleerd
worden, en van daar, in laatster instantie, naar het Loonsch
Schepenhof in Vliermael. — Deze omstandigheid gevoegd
bij het beroep naar Curingen, ter zake van leen, schijnen
aan te duiden, dat het land van Horn , in oude tijden ,
nauw aan dat van Loon verbonden is geweest.
Omstreeks de helft der XVII eeuw, onderging deze rech-
terlijke indeeling eene wijziging, althans voor die dorpen,
welke destijds verpand en tot heerlijkheden verheven wa-
ren geworden; dan, aan die verpanding was de instelling
en benoeming van het gerecht verbonden. Te dezer tijd ,
zoo al niet vroeger, werd ook het hoofdgerecht van Hae-
len naar Horn overgeplaatst.
In strafzaken was geen appel; de straf stond op genade
of op ongenade
des Landheeren. — De omstandigheid, dat
de burcht te Horn de plaats was, waar de aangehoudenen
(1) In 1U3U, had ook Uecgdcn zijn eigen gerecht.
-ocr page 255-
— 251 —
werden opgesloten, schijnt als van zelf daarheen te hebben ge-
leid, dat het getuigen verhoor aldaar plaats greep en dat ook
het vonnis, door de Halensche Schepenen, aldaar geveld werd.
Als eene bijzondere gunst en met het oog misschien op
de klachten, die uit de nedergerechten tegen de bemoei-
zucht der Hoofdschepenen gerezen waren, liet Graal Jacob
II, op St. Remisiusdag 1487 , eene ordonnantie uitgaan
houdende, dat zijne onderdanen, in vergelding der menig-
vuldige diensten den Grave bewezen, voortaan terecht
zouden staan voor hunne eigene schepenen, en dat geen
dier onderzaten eenige straf zoude ondergaan, dan krach-
tens een vonnis van diezelfde Schepenen. Voorts beloofde
de Graaf, dat hij den ingezetenen goed recht zoude doen
administreeren en niemand voor den scherpen rechter laten
voeren, dan op oordeel en vonnis van de bevoegde Sche-
penen. — Deze ordonnantie is in zoo verre merkwaardig
wijl ze, nevens de gewoonlijke zegels, des Graven eigen
handteekening draagt, iets dat bij documenten van dien
tijd zelden het geval is. — Wij geven het stuk met de
handteekening letterlijk weder: »Wyr Jacob Greve zo
«Hoerne , tzo Althena , zo Cortershem ind zo Cranendonck
»etc. doin kont ind bekenne. Alsoe onsse lieve getrouwe
»ondersaeten unsser Graeffschap van Hoerne unss menich-
«voldige diensten frientscap ind gunst bewesen hebben
»omine unsse renten te betalen ind auch deck te hulpen
«gekomen synt omme unsse scaden te verhueden , daer-
»omme wyr denselven onssen ondersaten toegesacht ind
«geloefft hebben, ind overmits desen onssen brieve toeseg-
»ghen ind geloeven, by onsser eren ind trouwe, dat wyr
»alle onsse ondersaten die tegen onss misdaen ind ge-
»breuckt mochten hebben oft noch breucken mochten, alle
»tyt in synre bancke te Schepen oerdell ind vonnisse stel-
47
-ocr page 256-
— 252 —
»len sullen , ind nyemantz rechts weygeren te doin oft
»laeten gescbien, wyr en sullen auch nijemantz doin ver-
»suecken van den Scherpen richter ten sy by vonnisse
«onsser Schepenen vurschreven, ten were saeck dat sy ter
«quader namen ind fame stonden, uytgescheyden die ghene
»die tegen onsselffs persoen ind Hoecheyt misdeden ende
»wyr dat myt konden (getuigen) bewysen konnen , sullen
»tot unsser correctien staen. Ind want wir dit alss vur-
«schreve also gehalden willen hebben, soe bevelen wir
»hyromme onssen Drossai t, Scholteten, boeder ind fort allen
»onssen Amptluden nu synde off naemaels wesλnde,,dat
»yr alsoe doen sult als vurschreve iss. Soe wir onsse on-
«dersaeten boeven recht nyet vercort en willen hebben. In
«orkonde der waerheyt hebben wyr Jacob Greve tzo Hoerne
»etc. unssen siegell beneden desen brieff doen hangen ind
»mit unssen hanteyken ondergeteykent, ind voirt begeert
»ind bevolen onssen lieven getruwen Arnolt van Ghoir,
«Daniels son , Johan van Ghoir ind Henrich van Nuynhem
^>dat sy yre segelen by dat unsse tot eynre meerre konden
»aen desen brieff hangen willen , dat wir Arnolt, Johan
»ind Heinrich voirschreven , van begeerte ind bevele unss
«gnedigen Heren gerne alsoe gedaen hebben ende onsse
»siegelert by siegel onss gnedigen Heren onder aen desen
«brieff gehangen. Gegeven int jair onss Heren dusent vier-
«hondert seven ind tachtetich op Sint Remeyss dach".
-ocr page 257-
— 253 —
De dingbanken namen kennis van civiele, correctioneele
en crimineele zaken; zij waren daarenboven belast met
het verlijden en registreeren van schier alle burgerlijke
akten. Zij waren samengesteld uit zeven Schepenen, een
Secretaris en een gerechtsbode. — De Scholtis van Maas-
laad, als Officier van justitie , was ambtshalve gelast met
het opsporen, of het doen opsporen, der wanbedrijven, en
met de beklaagden, naar gelang der feiten, strafbaar te
stellen. Hij trad ook op in civiele zaken manende de sche-
penen om recht.
Hij was een wandelend Officier, eeuigszins
lijkenend naar onze hedendaagsche Ambtenaren van het
openbaar ministerie.
De Drossaard, Landdrossaard of Hoogdrossaard, die zich
soms door een Luitenant-Drossaard liet vervangen, had als
representant des Landheeren, geheel de regeering in han-
den, vooral wanneer hij, zoo als gewoonlijk het geval was,
tevens het Stadhouderschap der leenen bekleedde.
De ons bekende Drossaarden zijn de volgende: In 1419
Jan van Goor ; in 1474 Diederich van Meurs ; (1) in 1481
Godhard van Erp, genaamd Werreberg; in 1529 Johan van
VVaes; in 1566 Daniel van Nunhem ; in 1584 Willem van
Merwick; in 1598 Christoflfel Schenck van Hillenrade , in
1600 Caspar Hoen van Blienbeeck; in 1616 Willem Baron
de Horion , in 1656 Assucrus Baron de Horion ; in 1668
Philip Wijnand Baron de Kercken; in 1719 Cerard Assue-
rus Baron de Horion ; in 1740 Gerard Assuerus Louis
Ernest Graaf de Horion; in 1760 Karel Frans Joseph Graaf
de Horion. — Adriaan Poeijn, Bentmeester te Aldenghoor,
(1) De perkament brief, waarin Diederich van Meurs als Drossaard voor-
komt, luidt in den aanhef: »Wir Johan Arlartz ind Heinrich Sluijman doen
«kont, also als Diederich van Morse Drosset des landts van Hocrne sich ver-
•schreven ind verbonden hait tzo houden Ryneren Horman, Kentmcistcr tzo
tStoclieni, var tzweyhondert overleutsche gulden , so bekennen wir Johan ind
«Heinrich vurs. dat wir des vurschreven Diederichs rechte warburgen sijn ete."
/
-ocr page 258-
- 254 —
verschijnt als Luitenant-Drossaard, in de jaren 1617—36,
en Johan Hendrik van Elmpt in 1637—46.
\'Het Scholtisambt van Maasland werd bekleed in 1483,
door Hendrik Vogels ; in 1573 , door Godhard van Erp-
Werreberg; in 1584, door Johan van Kessenich; in 1611,
door Renier van den Camp; in 1637, door Cornelius van
Randenraedt; in 1660, door Joan Jacobi; in 1663, door
Karel Croll ; in 1706, door N. de Fostier ; in 1709, door
Jacob Jacobi ; in 1760, door Karel de Rorman ; in 1762,
door Rartholomeus Norbertus Geradts.
De Schepenstoel der hoofddingbank Haelen was , 1436,
bezet als volgt: Jan Retman, Hendrik Wambeeck, Godhard
Schaenen, Jan Groen, Jan van den Reelen , Lambrecht
Noude, zoon, en Jacob Lepper. — In 1489, waren het:
Anthoon van Nucnhem , Herman Smit, Leonard Hermans ,
Jan Rut, Jan van den Roerne ; Willem Strijcken en Hen-
drik Tilmans;en in 1535: Willem Strijcken, Johan Conen,
Anthoon Eggels, Johan van Wijck, Geerling Mertens, Hen-
drik Lijnssen en Jan Schroers (1).
Als Secretaris der bank Haelen komen voor: in 1568,
Nic. Rademecher; in 1617, Jan van den Rroucq; in 1624,
J. Waegemans, substituut. Als Secretaris der bank Horn :
in 1689, J. Winckens ; in 1740, Jacob Waegemans; in
1745, Gerard Louis Waegemans ; in 1749 , G. A. van
Straelen.
Wauter van Oost was, in 1620, gerechtsbode te Haelen;
Rernard Janssen , in ,1659 , te Neer ; Hendrik Vogels , in
1709, te Horn.
(I) Het oude schcpcnzcgel van Halen (zie Deel I bl. 191) verbeeldende het
Hornsche wapen op den voorgevel van een kerkgebouw was naderhand, in
1087, vervangen door een doorsneden schild vertoonendc rechts den toren der
kerk en links het wapen van den gebiedenden Heer. In den rand: άΛUICHTS
SEEUEL W-\'.li HEEULICHEIT HAELEN.
-ocr page 259-
— 255 —
Al deze rechterlijke ambtenaren zwoeren bij het aanvaar-
den hunner bediening eenen eed, die, hoewel verschillend
van vorm , in hoofdzaak hierop neerkwam.: getrouwheid
aan Vorst en land ; instandhouding van \'s lands oude rech-
ten en gerechtigheden ; onpartijdige rechtspleging, den
rijke om geld, den arme om sonst.
Wie tot Schepen benoemd was moest de benoeming aan-
nemen en de Schepenstoel helpen bezetten ; deed de be-
noemde dit niet, dan was hij strafbaar. — Toen zekere
Jan Quicken , in 4618 , voor het Schepenartbt bedankte ,
verzocht de Luitenant-Drossaard den Schepenen om leering
hoe hij den weigerige zou dwingen: »Adriaen Poeijn, no-
»mine oflicij, remonstreert hoe hy Jan Quicken heeft op
»dry veischcyde reysen, naer den landtrecht, deur den
«gerichlsbode doen gebieden om alhier den schepenstoel
»als Schepen te helpen becleden ende den gewoonlichen
«schepenampts eydt te presteren, ende dewylen voorschreve
»Quickθn herhalicher wyse uytblyft. tot versmadinge des
«Heeren gebot, versueckt derhalve geleert te worden hoe
»men hem daertoe sal houden ende constringeren, ende
»totten pene daertoe staende condemneren".
Na verloop van jaar en dag, en na oplegging van alle
mogelijke boeten, werd de ongehoorzame Schepen aange-
tast en voor het gerecht gebracht, ten einde den gevor-
derden schepeneed alnog af te leggen. Volgens het
requisitoir moest hij, in geval van verdere weigering, met
ijzer en staal omhangen, in de gevangenis geworpen wor-
den. Wij laten dit requisitoire alhier volgen : «Renier van
»den Camp Lantscholtis met behoorlycke protestatie alle-
»geert als dat Jan Quicken voor en inwendich jaer ende
»dach alhier aengeboden synde door vervolch des vollen
«gcrechts om te presteren den eydt van den schepenampt,
«volgens den alden gebruyck ende landtrecht, hy alle be-
-ocr page 260-
— 256 —
»hoorlycke boeten ten le" 2en 3eD en ten 4e", en by de
«hoogste strafF die den Heer in syn landt heeft, nemelyck
«verbeurte van lyff ende goet, niettegenstaende ongehoor-
»saem blyvende , heeft denselven by authoriteyt van syn
«Officie, en ten versuecke van Schepenen alhier inbracht
»in volle vergaderiοige om synen schepenampts eydt te
«doen, ende soo lange hy tselve verweygert versueckt hem
«met ijser ende stael behangen te worden met protestatie
«van kosten , schaden en interessen". Dit scherp requisi-
toire bracht den onwilligen Schepen tot inkeer; dan, hel
schepenboek meldt: «Op huyden den VIII Octobris 1619
«heeft Jan Quicken den Schepenampt eydt gepresteert ende
«gedaen".
De gewone zittingen van het gerecht, des tijds genach-
ten
genaamd, hadden nagenoeg van 14 tot 14 dagen plaats.
Er werden ook buitengewone zittingen gehouden voor
dringende of geprivilegieerde zaken , alsmede een jaarge-
ding in de eerste maanden , gewoonlijk in Januari van
elk jaar. Aan dit jaargeding, soms solemneel geding gehee-
ten, waren bijzondere rechten en voorrechten verbonden.
— Van voogdgedingen vonden wij, in de ons ter hand
staande bescheiden, geen het minste spoor.
De rechtspleging, de civiele althans, berustte op de
Loonsche landrechten en op des graefschaps slijle ende usan-
tien.
Deze landrechten, waarop de Advokaten en Procureurs
zich beriepen, en waarop de Schepenen recht deden, wa-
ren niets anders dan geschreven boekdeelen, rijkelijk met
notas voorzien. — Er was eene oude en eene nieuwe
reformatie der Loonsche landrechten. De oude reformatie,
bevattende 117 artikelen, werd, den 13 Maart 1543, eenigs-
zins gewijzigd en aangevuld , onder den titel van Project
van seeckere puilden dienende tot additien ende vergader! nge der
reformatien des lants Loon gepubliceert bij George ab Austria.
-ocr page 261-
— 257 —
De kopieλn dezer reformatiλn en additiλn, bij de prak-
tizijns berustende, en waar deze in rechten op wezen ,
kwamen soms in de redactie niet overeen, ja spraken zich
op sommige punten tegen ; en dan viel het den rechter
moeilijk de echte van de onechte costuijm te onderschei-
den. Van daar dat de processen , in het land van Hom ,
buitengewoon lang duurden en dikwerf tot in de laatste
instantie, met groote kosten, voortgezet werden.
In 1717 werden de Loensche lantrechten die men weert
tot Vliermael
, gedrukt en bij L. Robijns uitgegeven. Deze
uitgave, hoewel het officieel karakter missende, had even-
wel dit voordeel, dat uu ook de oningewijde, de gewoon
ingezeten, met de landswetten kon kennis maken, en dat
de meeste gerechten, en zeer vele praktizijns, alsnu geene
andere costumen useerden dan de gedrukte (1).
Wij nemen uit het Hornsche rechtswezen het een en
ander over, te beginnen met een gewijsde der Schepenen
van Heythuizen , in zake van bezit en eigendoms recht.
«Genachtinge gehouden den 19 September 1611. In saecke
«Thyske Nys contra Peteren van Hinsborch wyst der Sche-
»pen, dat Nys in syn gebruyck ongemolesteert sall blyven,
»ter tyt dal Hinsborch hem met rechte daeruyt verwonnen
»sall hebben ; Ende aengesien Hinsborch syn recht ver-
»smaet ende sich moetwillich in possessie heeft gestalt,
»soo sall hy met nieuwen recht gehouden syn te spreec-
»ken, ende aen den Heer vervallen syn in eene pene van
»21 schillingen met aflfdracht van costen. Dit wyst der
«Schepen op correctie heurs wettigen hoefts".
Van dit vonnis werd onmiddelijk geappelleerd , doch de
tegenpartij beweerde dat het een bijvoimis (incident) was
waarvan, naar Loonsch recht, niet geappelleerd kon worden.
(I) Zie, over do Loonschc landrechten, het rapport uitgebracht door wijlen
den Heer Stas, Raadsheer bij \'t hof van Cassatie te Brussel.
-ocr page 262-
— 258 —
In 1619, had het bestuur der cathedrale kerk van den
H. Geest te Roermond, een geschil met Jonker Renier van
Nunhem tot Nunhem, wegens achterstallige jaarrente. Bij
akte, verleden voor Michiel Heergraeff en Mr Peter Moeijts,
schepenen te Venlo, gaven de Heeren Peter Pollius, Deken
en Herman van Elmpt, Rentmeester dier kerke, procuratie
aan Pieler Bosman, om in hunnen naam tegen Jonker van
Nunhem te procedeeren. De zaak was aangehangen gewor-
den op het jaargeding, wesende een solemneel geding , en
terwijl Jonker van Nunhem de aanklacht niet had ontkend,
zoo verviel hij in den heysch der dacht en in de kosten.
Later beweerde Jonker van Nunhem , dat zijn Procureur
van dit vonnis in beroep zij gekomen, toch dit\'\'ging niet
aan. Als nu de zaak in rem judicatam was gegaan, ver-
zocht Peter Bosman, door zijn gesubstitueerde, Derick
Jacops , executie op panden en onderpanden in den obli-
gatie brief gespecificeerd. Het ten deze verleend decreet
gewaagt van rijs en aarde ten teeken van onvoorwaardelijke
beschikking zoo van den grond als van alles dat er op
staat. Dit decreet luidt: Die Schepenen der hoeftgerichten van
Haelen verlehnen Petro Polleo
, Deecken etc, ris ende aerde
ende sall der bode condt ende wete doen naer luydt der Loen\'
sche reformatien.
Het dikwerf voorkomende decreet Den Heer een Heer had
in : parate executie van de gepande goederen of meubelen.
— Wanneer een in beslag genomen roerend goed niet bin-
nen vijf dagen werd gelost, namelijk door betaling der
schuld , dan heette dit een verwesen en verstreecken pont.
Zekere Geurt Kusters wenschte door het gerecht geleerd
te worden, hoe hij zich te verhouden had met een verwe-
sen en verstreecken pant
toebehoorende aan Peterken , des
halfmans zoon van Nunhem. Hierop leerden de Schepenen:
dat hij het pand voor drie herbergen moest te koop aan-
-ocr page 263-
- 259* —
bieden ; werd het niet gehouden dan moest hij het bren-
gen ter naaster koopstad. »Ende \'t selve aldaer vercocht
«synde, sall die wederparty die weet doen voor hoe veel
»\'t selve verkocht is , ende kan \'t selve voor dien prys
«lossen. Ende in soo verre het niet sufficiλnt en is, sall
«wyders mogen penden, waer hij in dcsen Graeffscap van
»den wederparty iets vinden can". - Later verzocht ook
Jan VVaegemans, van Neer , onderricht te worden hoe hij
zich nopens verwesen en verstreecken pant te gedragen had.
Daarop «deerden die Schepenen, dat hy mett-er eener handt
»sal penden ende executeren , ende met ter andere handt ver-
ncoopen
, tot syner voller betaelinge toe, ende die penden
«voor dry herhergen veyl bieden ende alsdan ter naeste
«coopstadt tzo merckt dryven".
Een aanlegger of klager mocht niet in gebreke wezen
zijne klacht, van genachten tot genachten, te vervolgen.
Liet hij de vier proefdagen voorbijgaan zonder zijne aan-
klacht te bewijzen, dan werd hij verwezen in de kosten,
en, zoo het eene strafzaak gold, in boeten aan den Heer.
— Zoo decreteerden de Schepenen in zake Gerard van Tits.
«Ende alsoo den aensetter niet in gebreeck behoert te
«wesen , ende dat derselve van genachte tot genachte syn
«saeck behoert te vervolgen tot der sententien toe, con-
«demneren hem in de costen".
Wanneer het een geschil gold van zeker belang, dan
nam het gerecht het advies in van onpartijdige rechtsge-
leerden of\' van Schepenen uit eene naburige dingbank. Dit
blijkt onder anderen uit een vonnis gegeven in Februari
1621. «In der saecken Johan Palant cleger ter eenre ; en
«Joost Geerlinx cum suis ter andere syde, wysen wy Sche-
»pen der hoeftbanck Haelen met adjunctie van twe Sche-
«penen der bancke van Neer, naer oversien der stucken
«ende documenten a partibus hinc inde in bedingt, ende
-ocr page 264-
- 260 —
«voorts gelet op \'t gene daer ons op te letten stont, dat
»den questieusen ziegel ende brieff sall den mobiliaer erft-
«genaem volgen , ende haldende denselven voor gereyt,
«conform die Ruremuntsche stadtrechten, aλngemerckt niet
»en blyckt van eenige realisatie , transport, gichting of
«goeding, die costen, uyt redenen ons daertoe moverende,
«te compenseren".
Wij vonden, in civiel gedingen, ook sporen van kort-
of gastrechl,
alsmede van het recht van dimineren. In Maart
1623, nam de Proost van Keizerbosch zijn derde dimineer-
dag,
op panden gelegen te Buggenum. Na de derde dimi-
nering kwam men, met inachtneming van zekeren tus-
schentijd, tot de saisjne. Vier Schepenen betraden dan het
onderpand, vergezeld van den Schollis, die den schuldeischer
rysch ende eerde overreikte ten teeken van reλle possessie;
vervolgens moest de schuldenaar, binnen drie dagen , het
pand ruimen. Stond er een huis op , dan geschiedde de
inbezitneming door aenrakinge van den rinck der deur en
van den heil in de keueken.
De roede der justitie , waarvan in de oude wetgevingen
gewaagd wordt, was ook bij de Hornsche gerechten voor-
handen. — Eene belofte, eene ontschuldiging gedaan voor
het gerecht, met aentastinge aen des Heeren roede, was in
zoo verre solemneel, wijl \'s Heeren roede, quasi als ge-
tuigc, daarbij betrokken was.
In correctioneele zaken, stonden de straffen op boeten
en bcdewegen. Deze bedewegen , ten getale van vier , in
de Loonsche reformatiλn gespecificeerd, werden doorgaans
tot geldswaarden herleid. — Den 15 Maart 1619 werd
zekeren Arent Martels, wegens injuric, bij verstek veroor-
deeld in eenen weg naar Vindamen en in de kosten.
Er was straf\' bedreigd tegen hem die eene vrouw of
jonge dochter onteerd had. Deze straf was, in de meeste
-ocr page 265-
— 261 —
gevallen, ook toepasselijk op de vrouw of het meisje zelve.
— Soortgelijke costuijm bestond ook in \'t land van Yal-
kenburg. Wij kennen een voorschrift, waarbij bepaald wordt
hoe men een maeehdom sal beteren, dat wil zeggen: hoe de
rechter eene onteerde dochter, in zoo verre, zal schade-
loos stellen. (1)
Op het jaargeding, gehouden te Haelen den 13 Januari
1620, wenschte Adriaan Poeijn, Luitenant-Drossaard, door
de Schepenen geleerd te worden, hoe hij zich te benemen
had jegens jongelieden, die, ter gelegenheid van bruiloften,
het zich lieten gelusten , bij nacht en ontijd, ongeregeld-
heden te bedrijven , waarschijnlijk omdat hun het huylbier
geweigerd werd (2). Hierop decreteerden de Schepenen
»dat der voorschreven Drossart in die kereken deser Graeff-
wscba\'p sal laten proclameren, dat sich voortaen gene jonge
»gesellen sullen laten vinden op eenige bruyloflfs feesten ,
«alwacr sy niet genoet (genoodigd) en syn, op pene van dry
»goutgulden te verbeuren, eenen aen den Heer, den ande-
»ren aen den armen ende den derden aen den genen, waer
«eenige moetwilligc gewaltdadicheyt mochten gebeuren".
Velen onzer lezers herinneren zich een reglement, pro-
vinciale verordening, of zoo iets, waarbij straf was bedreigd
tegen hen, die honden in \'t veld brachten anders dan met
kluppels of houten kruizen aan den hals. Zoodanig een
reglement bestond, in \'t land van Hora, meer dan eene
eeuw te bevorens. — Zekere Peter Gijsen was beklaagd
als zijnde, niettegenstaande het afgekondigde verbot nopens
het kluppelen der honden, in gebrek gebleven zijnen hond
te kluppelen ; weshalve de Drossaard, Graaf de Horion, bij
(1)     Zie hierna.
(2)     Het laakbaar gebruik van bij huwelijken huylbier te geven, dat is, een
diοnkpeiming aan de jongelingen der huurt, bestaat thans neig in vele Limburg-
schc gemeenten.
-ocr page 266-
— 262 —
requisitoire van 13 September 1744 verzocht, dat de be-
klaagde verwezen worde in eene boete van tien goudgul-
den en in de kosten.
De crimineele rechtspleging was naar het ons voorkomt,
vrij willekeurig, en niet aan vaste regels gebondeu. Onze
bescheiden ten deze loopen evenwel niet hooger op dan
de eerste tientallen der XVI eeuw, dat is ten tijde dat
schier gansch de wereld geloofde^ aan tooverij (1). Kinde-
ren en volwassenen, paarden en koeien, schapen en var-
kens , tot de kippen toe werden destijds dood getoovcrd ;
en zij, die van deze gruweldaden beticht waren erkenden
zelven, dat zij de kunst sinds lang geleerd en geoefend hadden.
Wanneer men nagaat wat bij P. C. Molhuysen, Nijhoff
en anderen, op het feit van tooverij geboekt staat, en wat
al offers de noordelijke Provinciλn als Vriesland , Gronin-
gen, Gelderland, aan de heksenprocessen hebben gebracht,
dan wordt het verklaarbaar dat het Graafschap Ilorn en
het land van Kessel, mλιr dan de zuidelijke gedeelten van
ons gewest, in die onzinnige heksenjacht hebben meκge-
daan (2).
De beschuldiging van tooverij viel, doorgaans op vrouws-
personen, zelden op mannen. — Elke heks had eenen bij-
zonderen minnaar, en die minnaar was de duivel, de booze
in andere gedaante. Nu eens was het een klein mannetje,
in \'t zwart gekleed, gelijk een Heer; dan een zwarte
(1) Enkele schrijvers echter kwamen, krachtdadig tegen den gruwel der hckscn-
processen op, als: Jacoh Valck, Pastoor te Grocssen, in Gelderland; —de Gc-
neesheer Wier; — en vooral de Jcsuit, Frcdcric Von Spec, in zijn werk
getiteld Cautio Griminalis gedrukt in 1631.
\\i) Toen deze jacht, in onze gewesten, al lang gesloten was, was zij in
sommige streken, onder andere in de verlichte Marck-Brandenburg, nog in vol-
len gang. In 10;>:2, 1600, 100!) en 1071, werden te Neuendorf, heksen ver-
hrand ; in 1087 te Hilgcnl\'cldc ; in 1757 te Gcrstad ; te Berlijn zelfs had nog
in 1727, de verbranding van eene beweerde heks plaats.
-ocr page 267-
— 263 —
poedelhond ; dan weder een flinke vent, met zwarte klee-
ren en eene pluim aan den hoed. — De eigen bekente-
nissen, in of buiten tortuur, door de beweerde heksen
afgelegd kwamen, zonder uitzondering, op dit punt over-
een , dat zij een minnaar, een boel hadden , die hen ten
dans bracht, God en alle goddelijke dingen deed afzwee-
ren, en het daarheen leidde dat zij hem, den boel, alleen
dienden.
De danspartijen hadden veelal plaats op den Boonenberg;
op de Reuversche heide; aan de Wolfsgraven; op Faggers
heitge; op den Mussenberg; op den Daalakker; aan Beeg-
der duinen; aan Speckerbrug; op den Proostbosch, ja tot
Keulen toe. — De danseressen legden dezen afstand in
een wenk af, bij middel van zalf, getrokken en bereid uit
de hartjes van ongedoopte kinderen. De boel streek hen
van deze zalf achter de ooren, en wip waren ze ter plaatse.
Daar werd dan, zoo als het zich denken laat, duchtig ge- •
danst, lekker gegeten en gedronken , uit gouden gereed-
schappen. — Vele en wel de meeste danseressen verklaar-
den voor \'t gerecht, dat zij nu en dan eenig goudstukje
van den dans naar huis hadden meegebracht, maar dat het,
wel bekeken, niets anders was dan paardendrek (1). —
Wanneer het gebeurde , dat eene beklaagde eenige mede-
plichtigen noemde , hetgeen bijna telkens het geval was ,
of dat zij zeide, bij voorbeeld : οrineke van Neer is ook van
der konste
, zij was op den Daalakker; dan was ditgenoeg
om οrineke verdacht te houden, ja te doen apprehendeeren.
(i) Wij kenden een keizerlijk soldaat, met name Dirk Sniccts, die ons in
aller ernst vertelde, dat hij niet zijne moeder naar Sittard was gegaan out zijne
communie Mιιren te koopen, en dat zij, in den avond terugkomende, in den
Witjesweg, ineens omringd waren van louter Herren en Dames, die niet hen
dansten, aten en dronken, uit gouden bekers. Toen het spel geλindigd en alles
verdwenen was, had Dirk» moeder nog oenen gouden drinkbeker in de hand.
Bij dag bezien en onderzocht was het echter een verdroogde paardendrek.
-ocr page 268-
— 264 —
De zalf waarvan boven sprake was, diende niet slechts
bij luchtreizen, maar ook in vele duivelsche kunsten en
wetenschappen, alsmede om lekkernij en andere eetwaar te
betooveren. — Dit doet ons denken aan eene hekserij, ge-
boekt bij Nijhoff, Bijdragen, nieuwe reeks, bl. 51 : »Te
Blijliam, in Groningen, leefde (1395) een Predikant Ludol-
phus Antoni genaamd, aan wiens kind door eene oude
vrouw een appel was gegeven, tengevolge waarvan \'t kind
ziek werd en , na verloop van dertien weken , den geest
gaf. De Predikant beweerde , dat de appel betooverd was
en deed eene vervolging instellen tegen al de heksen zij-
ner gemeente. Dientengevolge werden drie vrouwen levend
verbrand en vijf andere op de pijnbank gebracht".
Behalve de zalf en hel smeer, kenden de Hornsche hek-
sen nog andere middeltjes om de wandaden , die de boel
hun ingaf, ten uitvoer te brengen , namelijk het blazen in
de ooren. — Zoo verklaarde Mereken Clompen, 30 Januari
1637, openlijk voor het gerecht , dat als sy iemant quaet
wilde doen, sy dry mael seyde blaesende, dit doen ick in des
duyvels Lucifers naem, ende dit dry mael yedaen syiule moes-
ten die luyilen ende beesten sterven, sonder dat sy daer eeniye
remedie toe wisten.
Drie soorten van doodstraf werden , ter zake van too-
verij , toegepast: 1° levend verbranden, 2° aan een staak
wurgen en dan verbranden, 3» onthoofden met het zwaard.
Gewoonlijk deed de crimineele Officier den volgenden
eisch: dal den lleere deese yeapprehendeerde sal moeyen
laten vueren ter ordinarissen plaetse van justitie, ende die-
selve laten wurgen, ende daernaer tot asschen verbranden,
hoer ter schande en andere ten exempel.
Om niet een schijn van overdrijving op ons te laden,
nemen wij, uit de officieele processtukken, het een en
ander letterlijk over, met bescheiden verzoek evenwel, dat
-ocr page 269-
— 265 —
zich niemand ergere aan namen* van personen, die de
slachtoffers waren van eene onzinnige volksmcening en
van een afschuwelijk rechtsbeleid.
Het eerste ons bekende heksenproces, in den lande van
Horne, werd, in de rechtsvergadering aldaar den 12 Mei
1622, door Adriaan Poeijn, Luitenant-Drossaaid, volgender-
wijze aangehangen: »Adriaen Poeijn, Drossart descs Graeff-
«schaps Horne, erschijnt hem voor den gerichte der
«hoeftbanck Haelen, ende remonstreert mondelinge divcrsche
»clachten die dagelycks gebeuren onder die nabuerschap,
»van het verderff van menschen ende beesten, dewelcke
»van touvenaerse gebuert. Exhibeert ende vertoont daer
«beneffens zeecker extract van bekentenis uyt der Heeren
«Schepenen protocolle des Edelen hooftgcrichls Rurcmunde,
«onder die handtschrifft des Secretaris Bosmans, bv den-
«welcken diverse ende verscheydene personen aldaer wegens
«touverije gericht wesende, bedragen (beschuldigd) hebben
»Guntgen Boonen, Anneke Coecken ende Marie Rappen,
»als dat dieselve op veele verscheydene plaetscn hen be-
«vonden hebben op duijvelsche veigaderonghen, versueckende
«daeromme dieselve persoonen te moegen apprehenderen."
Hierop vaardigde het gerecht een bevel uit luidende als
volgt: «Op \'t versueck des Heeren Drossart hierboven
«gedaen. Wel ende rypelyk gelet, oock gesien hebbende
»het extract uytter protocolle des gcrichts van Rurcmunde
»ende dagelycksche dachten ende gemeynen roepe der
«nabuerschap, decreteren wy Schepenen ter manissen ende
«ordonneren, dat der Drossart die voorschreve gedefamcerde
«persoenen sal mogen aentasten ende op het huys Horne
«aenbrengen laeten ende hen recht ende justitie laten
«ervaren naer behooren." —Krachtens dit bevel, kwamen
twee der beweerde heksen achter slot; de andere had zich
uit de voeten gemaakt. In de zitting van den 22 Mei gaf
-ocr page 270-
— 266 -
de Drossaard ten deze bericht, verzoekende dat het den
gerechte behage de geapprehendeerde ter scherper examinatie,
dat is, tot de pijnbank te verwijzen. Op dit verzoek
namen de Schepenen, daartoe door den Landscholtis ge-
maand , het volgende decreet: »Die Schepenen deses
«hooftgerechts Haelen decreteren ende ordonneren, naer
»inanissen des Scholtis, dat den Drossart die voorschreve
«geapprehendeerde personen ter scherper examinatie sal
«moegen laten versuecken."
Deze examinatie begon den 23 Mei, met Anneke Goecken,
en werd den volgenden dag voortgezet, toch zij wilde niet
klappen, sed nihil fassa; maar den derden dag brak zij
los. — Op de vraag hoe en wanneer zij de tooverkunst
geleerd had gaf zij te kennen, dat zij vijftien of twintig
jaren geleden, een beemdje verkocht had aan Johan Aen
gen Brugge, verkoop waarover zij naderhand een groot
leedwezen gevoelde. Dat te dezer tijd een man bij haar
was gekomen zeggende : als gij mij wilt volgen zal ik u
aan een ander beemdje helpen. Dat deze man, in \'t zwart
• gekleed, Hop:iian Philips geheeten, later bij haar was
teruggekomen, en dat zij hem alstoen gevolgd was ten
dans, op den Boonenberg, waar meer dan honderd gasten
tegenwoordig waren; onder anderen Heyl van Kessel
genaamd van Hout; Martijn Goecken; Jutte Menten in
\'t Katerbout; Trijn de huisvrouw van Gerard Leijendeckers;
Idge Verrijt; Lyske Vuystjens van Heythuisen ; Heyl de
Muss; Gertruid Genen ; Jan Genen huisvrouw; Trijntje
Feijen van Buggenum ; Marie Sillekens en haar dochter ;
Brounen vrouw Neeske: ende veel andere die sy nijet en
kende.
Zij bekende verder dat zij allerhande beesten dood-
getooverd had, en dat als sy ten dans voer lacht sy een
bessemrys in het bedde daer hoer man nyet wacker worden en
soude.
Deze punten voorgelezen zijnde verklaarde zij dat
-ocr page 271-
— 267 —
het alzoo de waarheid was, en dat zij daarop wilde leven
en sterven.
De ander geapprehendeerde, Marie Rappen, verklaarde .
evenzoo, dat zij de kunst over lange jaren geleerd bad,
dat haar boel Stouthans heette, dat zij met hem op vele
duivelsche vergaderingen geweest was, en dat Anneke
Coecken, haar medegevangene, oock van der conste ivas. —
Behalve haar eigen bekentenis was Maria Rappen ook
bedragen (beschuldigd) geworden door Idge Wangen, te
Roermond levend verbrand, en door Hendrik Custers en
Wijnke Jonckbloets, beide den dood daarop gestorven.
Zij had Pelser van Heythuisen en Windelin Broers met
haar duivelsche kunst omgebracht, en haar eigen kind,
vσσr het nog geboren was, den boozen vijand ten geschenke
gegeven. Zij was eene kwade heks; zij bleef haren boel
getrouw tot in het graf en wilde van God, dien zij afge-
zworen had, niets weten. Daarom ook werd zij levend
verbrand, ende aen den stael wesende gebonden met eenen
kelten, is sy uyt dat vner geloopen ende die kcttens gelost,
alsoo dat men se tot tweemael toe op \'t vner gesmeten heeft
ende alsoo verbrant.
Het vonnis tegen de eerste beklaagde den 28 Mei
4622 uitgesproken, luidt aldus: »In der saecken van
«Anneke Coecken om \'t feyt van loovery aengetast ende
»in des Heeren haflonge gestelt; oversien ende rypelyck
»gelet hebbende op der geapprehendeerde eygen bekentenis
»sonder pynigen los ende vrywillich gedaen, ende daerby
»op affvragen deses hooftgerichts blyvende ende iteratyvelyck
«persisterende ; ende onder andere principalycken regart
«genomen hebbende, dat zy van Idgen Wangen, tot Rure-
«munde verbrant, is bedragen ende nu van Marie Rappen
»en andere; dat sy God den Heere, haeren Schepper
18
-ocr page 272-
— 268 —
«versaeckt ende afgegaen heeft ende haeren boel aenge-
«hangen, allerhande beesten met haere duyvelsche conste
»gedoot ende andere feyten meer, welcke puncten ende
«feyten als te groot ende enorme wesende nyet ongestraft
»en beholren te blyven; Wijzen wy sementlycke Schepenen
«deses hooftgerichts Haelen, naer manissen, dat den Heere
»dese geapprehendeerde sal moegen laten vueren ter ordi-
»narisse plaetse van justitie ende deselve laten wurgen
»ende daernaer tot asschen verbranden haer ter schande
«ende andere ten exempel."
Deze vonnissen werden dienzelfden dag ten uitvoer
gelegd, en nu was het de beurt van hen, die door de
geλxecuteerde bedragen of beschuldigd waren als oock van
der conste wesende. —
Reeds den 30 Mei verscheen Dierich
Jacops, in qualiteit als Momber des Heeren, voor \'t gerecht
vragende de machtiging om Heyl van Kessel alias van
Hout, Martin Coecken, Jutte Menten , Trijn de huisvrouw
van Gerard Leijendeckers, lda Verrijt en Heyl de Muss,
ter scherper examinatie te mogen voeren, de drie eerstge-
noemden met calt ende werm, dat is, met water- en vuurproef.
De bedoelde machtiging verleend zijnde, werd Heyl van
Kessel het eerst geλxamineerd, met dit gevolg, dat zij in
torlura
den geest gaf; hetgeen niet verhinderde, dat haar
dood lichaam ter ordinarisse plaatse verbrand werd. Dit
ongeval werd ten protocolle aldus geconstateerd: «Volgende
«naestvoorgaenden decreet is Heyl van Kessel, alias van
«Hout, ter torturen gestelt, ende met eenen arm om hooch
«getogen alsoo dat sy met ten eenen voet op der aerde
«stonde, ende als sy ontrent een vierdel ure gehangen
«hadde, en wenich met roijen (gloeiende roeden) gestreecken
«wesende, is sy gestorven ; hetwelck wy ondergeschreve
«bekennen dit alsoo in onse tegenwoordicheyt gebeurt te
«wesen. Des ter warer oirconde hebben wy deso met
-ocr page 273-
— 269 —
»eijgene handen onderteeckent." (get.) Dirich Jacops attestor
ut sup.
Do lieksenmeester Martijn Coeckcn, eerst voortvluchtig
en daarna gevat, wist het in de gevangenis zoo ver te
brengen, dat het gerecht hem een dienaar aanvoegde,
namelijk den Procureur Wolffkocl. Deze beweerde, dat de
voorgewende beschuldiging van Maria Rappen onvoldoende
was om zijn cliλnt ter torture te verwijzen, en dat die
cliλnt de vlucht had genomen, niet wijl hij zich plichtig
gevoelde, maar uit vrees van onschuldig in, hechtenis te
geraken. — De bemoeiingen des Procureurs hadden het
doodvonnis een paar dagen vertraagd en misschien wat
verzacht; het luidt aldus: »ln saccke Merten Coecken, om
»het feyt van toovery aengetast en op desen graeffelycken
»huise van Hornc in gevanckenisse gestelt, soo mits voor-
»gaende bedraegen van sommige daerop den doot gestorven
»synde, als anderssints door het lanckwylich lantgerucht
»en geschrey des gemeynen volcx, ende die vluchtc by
»hem genomen daerop gevolcht; daerenboven wel rypelyck
«gelet en regarde genomen hebbende, dat hy volgens syn
«eygen bekentenis, soo in pijne als daerbuyten gedaen,
»Godt den Hcere ende alle goddelycke dingen affgegacn
»ende versaeckt heeft, ende die booze vyandinne acngehangen
«gelooft ende gesworen alleen te dienen, te eereu ende
»onderdenich te wesen, met welcke hy bekent menichmael
»op duivelsche vergaderingen geweest te syn, waer hy op
»een swert peert eenige mael alleen , anderen mael ach-
»ter de boose is gecomen, ende dat hy om dusdanige
«boose feytelycheden te bedryven twaelf ofte dertien jaren
«eenen gordel gebruijckt heeft, met denwelcken hy achter
»den Gorerbosch op den dans geweest is; oock consideratie
«genomen hebbende, dat hy sommigcr luyden peerden als
«andere beesten dootgetouvert heeft ende daerenboven hem
-ocr page 274-
— 270 —
»niet ontsien met toedoen van twee andere personen eenen
«soldaet ofte reysman een rappier (saber) by hem heb-
»bende, onnooselyck te vermoorden ende \'t lichaem in
»der Maese te smyten, by denwelcken hy bekent alleen
«gevonden geweest te syn anderhalven stuyver, ende andere
»puncten meer, aengemerckt die in aller riguer arbitralyck
»aen den lyve straff syn meriterende ; Wysen wy Schepenen
»deses hoofftgerichts Haelen, ter manisse, dat die Heer
»wel ende genoechsaem gefundeert is denselven delinquant
»te doen vueren ter plaetsen van justitie ende hem levendich
«laten verbranden; dan door intercessie en voorbidden
»van goede luyden, dat hy hem aen eenen staeck sal laten
«wurgen ende syn lichaem tot assche verbranden, stellende
«een figure van eenen wolft op \'t rat ende met eenen
«clippel daeraen, tot syner schande ende andere ten
«exempel."
Deze sententie werd ten uitvoer gelegd den 9 Juni;
vervolgens gingen de vier andere veroordeelde naar den
wurgpaal. — Ook deze bekenden gerechtelijk, als uit een
mond, dat zij de kunst over vele jaren geleerd en geoefend
hadden ; dat zij een boel hadden die hen gedurig tot het
kwaad aanspoorde ; dat zij vele duivelsche vergaderingen
hadden bijgewoond, en dergelijken onzin meer. Eene ver-
klaarde zelfs, dat op eene vergadering, gehouden aan de
Wolfsgraven, donder en hagel gemaakt was geworden, om
der lieden veldvruchten te bederven.
De beweerde heksen lieten zich, zooals wij boven zeiden,
vrijwillig of in tortuur, de namen ontvallen van kameraad-
jes, die zij, hier en ginds, op de dansvergaderingen ont-
moet hadden. — Bleven zij bij die namen volharden, en
stierven zij den dood daarop, niettegenstaande dat de rechter
hen de schromelijke gevolgen dier beschuldigingen voor
oogen hield, dan lag daarin een vermoeden gepaard met
-ocr page 275-
— 271 —
de onmiddelijke gevangenneming der beschuldigde perso-
nen. — Op die wijze werden in het spel betrokken Marieke
Sillekens, — Styn, pachtersche op den hof te Nunhem, —
Anneke Sponsen, — Lijsbet Rameeckers, — Berb Mist-
wagens van Roggel, wonende te Weert tegen over Sti
Malhias Kerk, — Marieke Cuypers van Heythuisen, — Bil
Pelser van Baexem, — Gilissen dochter van Swalmen, —
Neulke Lenssen, — Gerard Schats vrouw van Kessel, —
Nees Dassen, — Anneke Verheggen wonende te Weert
op den Wal, — Marie Stopparts op de Biest, — Trinke
Bol mens en haar dochter, — Hein Keysers vrouw.........
De drie eerstgenoemde ondergingen de vuurstraf den 6
Augustus ; de volgende werd om sonderlinge gracie geexecu-
teerd metten smeerde;
de laatste verbranding geschiedde den
17 November 1622.
De laatste heks was evenwel niet verbrand; de vervol-
gingen werden hervat; thans echter met eenige meerdere
vormen van proces. — Den 26 November 1636, trad Cor-
nelis van Randenraedt, Scholtis van Maasland, voor het
gerecht gevende te kennen:. dat hij zekere Neul Leppers
gevangen hield op den huize Horn en dat hij deze gevan-
genneming, naar lands costuum, ten derden dage, met
redenen wilde staven: 1° dat de gevangene, als zijnde be-
faamd van tooverij, dikwijls voor toovenaarsche uitgeschoU
den was geworden; 2* dat zij onlangs, ten kasteele van
den Baron de Horion te Heel, en bij Reincken aan den
Put, teekenen van tooverij gegeven had, ten gevolge
waarvan , blijkens overgelegde verklaring, vele beesten,
onder anderen de muilezel des Heeren Baron de Horion,
Hoogdrossaard , betooverd en gestorven waren ; 3° dat de
gevangene, over lange jaren , bedragen of beschuldigd
was geworden door Stijn, de pachtersche te Nunhem, die
den dood daarop gestorven was; en 4" dat zij ter kwa*
-ocr page 276-
— 272 —
der naam en faam staande zich met der woon te Beegden had
nedergezet, zonder de noodige vergunning gevraagd of ver-
kregen te hebben. — De rechtbank samengesteld uit de
Heeren Rut van Baexem, Godhard Vogels, Geerling van Ass,
genaamd Strijckcn, Hendrik Beeren, Rut Houben, Jan Arets
en Andries Vossen, verklaarde de opgegeven redenen vol-
doende en de gevangenneming behoorlijk gedaan, verwij-
zende daarenboven Neul Leppers ter scherper examinatie. —
Deze examinatie bracht, zooals te wachten was, nieuwe
offers aan : Trinke, huisvrouw van Jan Stevens te Beegden,
Alet Gubbels en haar dochter Grietgen, Marie Vincken ,
vrouw van Corst Clompen, kwamen tegelijk in de ijzers.
Tegen de laatstgenoemde werden als getuigen gehoord :
Goije Lenssen, pachter op Prinsenhof, Peter Voss, wacht-
meester en Martyn Vaessen, soldaat op den huize Horn.
Vervolgens requireerde de Scholtis de verwijzing der be-
klaagde ter tortuur, ende dat tot dien eynde dach gelimiieert
worde, protesteerende in geval van langer vertreek, van alle
onnodige costen, gedenckende deselve in tukken cas, op de
Edele Heeren rechters te verhalen.
— Hierop volgde de aan-
gevraagde tortuur en op de tortuur den heksendood.
Het is ongelooflijk hoe al deze ongelukkige zich zelve
de onwaarschijnlijkste euveldaden aanwreven, en hoe zij
daarbij tot den laatsten ademslag volhardden. — Eene
enkele wist het evenwel beter te plooien, namelijk Lieske
Hermans. Deze erkende voor scherprechter en getuigen,
dat zij de menschen velerlei kwalen wist aan te tooveren,
dat zij die kunst geleerd had ten tijde dattet koren soo
duer was dat men geen voor geit en coste krijgen,
dat haar
boel Lucifer heette, dat zij de dansvergaderingen druk be-
zocht en dergelijke meer. — Wanneer evenwel de rechter,
na voorlezing harer bekentenissen, vraagde of zij daarbij
persisteerde, dan ontkende zij zeggende: deselve uyt pijne
-ocr page 277-
— 273 —
versint te hebben. Ten slotte werd Lieske Hermans voor-
loopig der klachte ontslagen. »Die Schepenen der justitie
«Horne, gesien d\'acten geresen tusschen den Momber des
»Heeren, Cleger ter eenre, ende Lysken Hermans, geappre-
»hendeerde ter andere sijde, ende namentlyck op de drije
«diverse torturen by deselve Lieske uytgestaen, verclaeren
»naer behoorlycke maenisse, dat deselve by provisie van
»der gevanckenisse sal worden ontslagen. Actum Horne
»den 11 Februarij 1637."
In geval van ontslag vielen de gerechtskosten ten laste
van den Heer, maar bij veroordeeling waren ze verhaalbaar
op .de nalatenschap van den veroordeelde. Dit blijkt ten
deele uit de volgende inventarisatie : »Op huyden den 15
«Januaiij 1637, hιbben wy Dirck Neersmans Gerichtsbode,
»in plaets des Heeren, Jan Corsten en Renier Wilmen
«Schepenen der justitie Beegden, ons met den Secretaris
«deser Graefschap Horne, getransporteert ten huise van
«Jan Stevens alhier tot Beegden wiens huisvrouw Trincken,
«om \'t feit van touverije, tot Horne is geλxecuteerd worden,
«om te inventarisseren die meubelen ende beesten daerin
«wesende ende berustende, alwaer wy bevonden hebben
«een bruyn peerdt, en eene bruyn roode koeije, eenen
«kooperen ketel twee koopere kelkens en een bedde." —
Tot dezen boedel behoorde alsnog een huis en tuin, bene-
vens tien a twaalf morgen bouw- en weiland.
Waren geene authentieke bewijzen voorhanden, men zou
in onze dagen, waar de doodstraf als onnoodig wordt
afgeschaft, weinig geloof hechten aan eene rechtspleging,
die de schrikwekkende straffe des vuurs uitsprak tegen een
wanbedrijf, dat op louter droombeelden berustte. —. De
heks- en spookgestalten zijn thans uit aller zinnen verdwenen;
in vele heeft het moderne ongeloof de plaats ingenomen
van het vroegere bijgeloof.
-ocr page 278-
— 274 —
Nagenoeg samen met de heksen, zaten op den huize
Horn een paar gevangenen van ernstiger aard, namelijk
Jeuk (Jacob) van Stamproy en Jonker Hans Dederich Roest
van Ensenbroeck. Deze heette zich onschuldig, gene be-
kende rondweg, dat hij den dood (liefst met \'t zwaard)
mιιr dan verdiend had. Inderdaad hij was het hoofd eener
dievenbende waarvan Erken van Meyel en de groene Schreur,
te Roermond geradbraakt, de armen waren. Toen ιιn
dezer bende zich te Ophoven, in den koestal van Renier
Reyners, de keel had doorgesneden, gaf het gerecht bevel,
dat het dood lichaam door de wandt van den coestal ende
soo voort» onder den durpel
uitgesleept en naar Horn moest
gebracht worden om gevisiteerd en veroordeeld te worden.
Dit oordeel luidde als volgt: «Schepenen des hooftgerichts
«Horne, naergesien hebbende de clachte crimineel met
«conclusie, wegens den Heer Raron de Kerckhem Landt^
«drossart deser Graeffschap, officy nomine Cleger, tegens
»het doodt lichaem van Corst van Hunsel beclaegden alhier
«geexhibeert, mede bevonden hebben dat denselven Erken
»sich selver tot Ophoven de keele heeft afgesteeken ende
»het leven ontnoemen op dat alsoo syne gecommitteerde
«kerckschenderyen ende andere feyten en dieveryen souden
«verswegen ende verborgen blyven, ende syne complices
«niet bekent en souden gemaeckt worden, strydende het-
«selve tegens Godts gebot, daerom recht doende naer
«maenisse des Drossarts, wysen dat het doodt lichaem van
«hier naar de plaetse van Justitie op een sleyde sal gesleijpt
«ende aen een rad met een kette aen den lincken voet op-
«gelrocken sal worden ende aldaer blyven hangen verrysen
«anderen ten exempel, condemnerende daerenboven den
«beclaegden in alle costen deser executie.
Het aantal landjes, heerlijkheden en vrye jurisdictiλn ,
waarin onze gewesten vroeger verdeeld waren, droeg niet
-ocr page 279-
— 275 —
weinig bij, dat vele misdaden onvervolgd en ongestraft
bleven. Van oudsher hadden sommige regeeringen bij
tractaat, (verbond der landen) middelen beraamd en vastge-
steld om hierin te voorzien. — Toen, in de helft der
voorgaande eeuw, de dieverijen hand over hand toenamen
sloot ook het Graafschap Hora zoodanig een verbond met
het land van Thorn, de heerlijkheid Weert, Nederweert,
Wessem en die van Kessenich. Dit verbond was vervat in
17 artikelen, waarvan wij eenige alhier overnemen :
1° Alzoo de dagelyksche aengroeiende menichte van
vagabonden, ende derselver continuele excessen geen retar-
dement en lyden, maer eene prompte remedie exigeeien,
soo sullen de costen der crimineele executie, het zy die
in de een of de ander lant sullen comen te geschieden door
de voorschreven landen gedraegen en betaelt worden soo
en gelyck by de hiernaervolgende artikelen sal worden
gespecificeerd.
4° Het sal aen alle Heeren Officieren der geassocieerde
heerlykheden vry staen alle vagabonden op de voorschreve
territoirs te vervolgen en te vangen, mits deselve aen den
Officier op wijens territoir deselve gevangen worden te
overleveren , alwaer oock de inquisitie en soo noodig de
executie sal moeten geschieden, wel te verstaen dat al ie
die geene welke in een van die geassocieerde landen ge-
bannen sal worden, sal daermede gebannen syn uit alle
die andere.
5" Ende in val eenige vagabond gestraft, geexecuteert
of te ter doodt sal gecondemneert worden, soo sullen de
costen van executie betaelt worden als volgt: door de
Graefschap van Horn een dcrdedeel, door het lant van
Thorn en Kessenich te samen een derdedcel en het ander
derdedeel door de heerlijkheden Weert, INederweert en
Wessem. Voor eene geeselinge en brantmerek als maer
-ocr page 280-
— 276 —
eenen gestraft wort sal betaelt worden 50 pattacons ende
voor een enckele geesselinge 25 pattacons. Ende als meer
als eenen persoon te geesselen ofte brandmercken sal syn,
voor ieder gegeesselt en gebrantmerckte 30 pattacons, en
voor ieder enckel gegeesselte 20 pattacons.
7° Voor ieder executie ter doodt sal aen de justitie der
plaetse, alwaer deselve sal comen te geschieden eens voor
al betaelt worden 100 pattacons, niettegenstaende de costen
ter mindere of ter meerdere sommc souden comen te mon-
teeren.
8° Uyt de respectieve sommen in de vorige artikelen
vermeit sal vooreerst betaelt en gelevert worden vier ende
licht voor die wachte, als oock het broot voor de gevan-
genen. Ende aen den geenen die eenen vagabond sal hebben
gelevert in handen van de justitie 5 pattacons voor ieder
vagabond, die met eene van die voorschreve dry penen
gestraft sal worden, ende oock 5 pattacons aen den
Officier in geval hy by de caputuren present is geweest.
12° De Officiers ende Wethouders sullen gehouden syn
de gevangenen te straffen ende te doen straffen op
den voet der rechten ende placcaeten, sondcr eenige
gunste ofte dissimulatie, ende alles promplelyk ten eynde
te brengen.
•15° Ende in val die van Meyel gelyk deselve geof-
fereert hebben , maer doch op heden niet en syn gecom-
pareert, hun souden willen associλren soo sal sulckx
wesen tot ontlastinge van Weert, Nederweert en Wessem(l).
(1) Zie deel I bl. 17ά.
-ocr page 281-
HET LAND VAN THORN.
cliartre van y jaar 1404. — φe blrcht te heze. —
Het groot zegel der Abdij.
I.
De abdij Thorn, een der oudste en deftigste instellingen
van ons land, werd tijdens de eerste fransche republiek
opgeheven. Van de uitgestrekte kloostergebouwen is niets
staande gebleven, dan de fraaie Kapittelkerk. — De
Kanunnikkessen, behoorende tot den hoogen adel, waren
aan geene gelofte gehouden ; zij mochten zich in \'t huwelijk
begeven, mits afstand doende van hunne prebenden. De
Abdis alleen behoorde tot den geestelijken stand; zij
voerde den titel van Rijks-Prinses, en regeerde als zoo-
danig over \'t land van Thorn (I). Dit land bestaande uit
het vlekje van dien naam, mitsgaders de dorpen Grathem,
Ittervoort, Baexem, Stamproy, Elle, stond met het Graaf-
schap Horn, waarin het geenclaveerd lag, in meerdere of
mindere betrekking, want de Hecren van Horn waren tevens
beschermheeren van Thorn.
Onder de Thornsche Abdissen \'noemt Woltcrs Notice
hisloriqve
bij vergissing, Margarela van Horn ; dit moet
wezen Mechtildis van Horn , dochter van Willem VII en
Van Johanna van Looz. — Wij vonden van deze Abdis
(1) Het Thornsche Kapittel bezat ook zekere rechten over het dorp l\'bach,
bij Geilenkerkcn, en over ecnige dorpen aan den Moerdijk. — In 1636 was
Mr. Adam Fabrij, Rhaedt ende Stadthelder der Vrouwe Abbatisse, Grae/in
van Stauffern, tot Thore.
— In 1703 logeerden de άemiuarkschc Generca\'
Slangenborch te Thorn.
-ocr page 282-
— 278 —
eene perkament akte, met aanhangend zegel in geelen was,
bij welke akte de Abdis, met raad en voorkennis des
Kapittels, en tot diens meerder gemak en profijt, in erf-
pacht uitgeeft aan Johan van der Heyden, Lisen zoon ,
de hoeve genaamd Te Heze , gelegen bij Ittervoort, met
ap- en dependentiλn, uitgenomen den burcht, en zulks tegen
acht malder , Maaseijker maat, rogge benevens honderd
Geldersche gulden godsgeld. — Tot deze hoeve behoorden
omtrent achttien bunder bouwland en circa vier morgen
beemd gelegen in den Meersch. De ontvangene honderd
gulden godsgeld belegde het Kapittel in renten en cijn-
sen, die het van Johan van Wessem had aangekocht:
»Wij Mechtilt van Huern bij der genaden Goits Abdisse
»ende gemeyne capittel des Monsters off der kerken van
»Thoren des bisdomps van Ludic doen kont ende kenlic
»allen luden die desen brieff suelen sien off hoeren lesen,
»dat wy myt gemeynen rade ende consent, aengesien orber
»ende profyt oqsser kerken vurschreve gegeven hebben
«ende geven , onssen hoff geheiten te Heze gelegen by
«Ittervoirt, myt allen sinen toebehoren uytgenomen die
»borgh also als die gelegen is, eynen besceidenen manne
»Johanne van der Heyden , Lisen soene van der Heyden,
»ende sinen erven, erfflic te besitten om eynen besceidenen
»pacht te weten , acht malder roggen guets werachtichs
«korns derre maten van Eyke, ons ende onssen goitshuse
«die alle jaere tot Thoren te lievcren op sente Andries
»dage ervelyc ende ommerme. Ende ouch des nyet en
«gesciede soe suele wy onsse hande weder moegen slaen
»aen onssen hoff vurschreven ende daermede doen gelyc
«onssen anderen properen erven sonder eynich kalenciren
«Jolians vurzchreven ott synre erven , mer sy suelen om-
»begrepen syn in der betalingen eynen maent lanck na
«sente Andries dage in eiken jaere. Voirt me so heeft
-ocr page 283-
— 279 —
»ons Johan vurschreve te vuerlieve gegeven ende wail
«betaelt hondert gelres gulden, die men noemt goederts
«gulden, wilge hondert gulden \\vy belacht hebben aen
«erflaete , ceense , capune , curmeden ende erffpacht, die
»wy legen Johanne van Wessem gegouden hebben. Tot
«desen vurschreven hoeve behoeren soe bosch soe erve
«omtrent achteen buenrc lants ende viere morgen baents
«in den Meersch , ewenich me off min. In getuechnisse
«der waerheyt so hebben wy onssen gemeynen groten
«segele aen desen brieff doen hangen int jaeie ons heren
«doe men screiff dusent vier hondert en viere in Januario
«des negende dages."(l)
(1) Archief Aldenghoor.
-ocr page 284-
HET LAND VAN KESSEL.
TOPOGRAPHIE EN INDEELING. — OόDSTE BESCHEIDEN. —
DROSSAARDEN, LaNDSCHOLTISSEN EN LvNDSCHRIJYERS. —
Land- en Bankrecht. — Lufgewin en Cijnsgoe-
DEREN. — LANDRENTMEESTERS. — MeURSCHE
Pandschap. — Kesselsche Ridderschap. —
Tractaat van Utrecht.
I.
Omtrent twee uren ten Noorden van Horn ligt de ge-
meenle Kessel, hoofdplaats van het voormalige graafschap
van dien naam. Het was samengesteld uit de volgende
dorpen en heerlijkheden gelegen op den linker oever der
Maas, tusschen de landen Horn en Kuijck, in het zooge-
naamde Overkwartier van Gelderland, als: Kessel, Helden,
Baerlo, Blerick, Maasbree, Sevenum, Grubbenvorst, Horst,
Venray, Lottum, Broeckhuysen, Swolgen, Meerlo, Blilters-
wijck, Wanssum en Geisteren.
De oudst bekende Heeren van Kessel leefden omstreeks
het midden der XI eeuw. Een Henrick Graaf van Kessel
wordt, als getuige, voorop genoemd in een aceoord gesloten
te Leuven (1203) tusschen Henrick Hertog van Lothrijck
en Otto Graaf van Gelre. — Hendrik IV, de laatste Graaf van
Kessel, verkocht dit Graafschap, vσσr of in \'t jaar 1279,
aan Reynald I van Gelre, die het, als eene bijzondere be-
zitting, onder den naam Ambt of Land van Kessel, beheerde.
Aan het hoofd van dit beheer stond de Ambtman of Dros-
saard, en nevens hem de Landscholtis, de Rentmeester
der domeinen en de subalterne ambtenaren.
-ocr page 285-
— 281 -
Als Drossaarden van Kessel komen voor: in 4352, Johan
van Kessel; in 1457, Dirck van der Horst (1); in 1476,
Thys van Merwijck; in 1529, Johan van Wittenhorst, Heer
te Horst; in 1531, Dederic van der Lip, genaamd Hoen;
in 1570, Johan van Wittenhorst; in 1592, Walraf van
Wittenhorst; in 1611, Johan van Wittenhorst; in 1630,
Marcelius van Gelre, Heer van Arsen; in 1663, Martijn
Schenck van Nijdeggen tot Sevenum; in 1700, Hendrik
Ignatius Schenck van Nijdeggen tot Sevenum; in 1750,
Johan Martin Joseph Schenck van Nijdeggen tot Sevenum.
Als Landscholtissen des Ambts Kessel komen voor: in
1410, Dieric van der Heiden; in 1433, Henrick van
(1) Hij werd (1171) door Karol de Stoute, Hertog van Brabant, volgonder
wijze in zijn ambt bevestigd:" »WJ Karolus enz. Allen dengeenen die dese
«tegenwordige lettren sullen sicn saluut. Als sallger gedechtcn wylcn Heren
«Arnout Hertoich van Gelre ende Grave van Zutphen, doen hy noch leefden,
«zyn voirschreven Hertoichdom van Gelre ende het Graefscap van Zutphen ons
«impignoreert hadde, mits titule, ter causen van den welcken, ons behoert nu
«van den Officiers ende Justicieren der selver landen te disponeren, doen condt
«dat wy omnie die goede relatie of aenbringen, die ons gcdacn is, van Dicricken
\' van den Horst, die welcke het Drossart anipt des lants van Kessel, by den
«leven wylen Heren Arnouts voirschreven gehalden heeft, ende lofbaerlyck
«geregeert heeft, ende om te voldoen eenre clausulcn begrepen in den tractact
»der selver impignoraticn, inhoudende dat wy sculdich zyn, in zyn officie te
«continueren ende te halden den voirschreven Dircken van der Horst ende meer
«andere voirtijts dicneren desselve wylcn Hertoge, hebben wy denselven Dircken
«van der Horst, in \'t voirschreve Drossartampt gecontinueert ende continueren
»cnde manutcren, ende olfs noit is, van nyewes institueren ende ordeneren
»by desen brieve, gevende densclven όiereken van der Horst volcomen macht
«ende sundcilinge bevcle het voirschreve officie wacl van nu voirtaen te
«exerceren ende allct te doen dat totter voirschreve officie behoert off enichsins
«behoeren mach totten wedden, coren, vryheiden, libertaten, auctoriteiten,
«giften, rechten ende opkomingen gewocnlyck wesende, van den welcken die
«selve Uierick tot noch toe gebruijekt heeft, na inhoude der brieve dewelckc
«hy dair af van wylen Hertoge voirschreve heeft ende op dcwelcke die voirschreve
«Dierick, huyden des daigs den eedt van trouwen in onsen handen gedaen
«heeft. Ontbieden daerommc enz."
-ocr page 286-
— 282 —
Merwijck; in 1493, Goert van Kessel; in 1528, Gerard van
Merwijck; in.1539, Jaspai* van Daelen; in 1551, Johan
van der Voort; in 1613, Henrick Scheοick van Nydeggen
tot Sevenum; in 1637, Petrus de Bruijn; in 1642, Andries
Schenck van Nydeggen tol Sevenum; in 1674, Jan Adam
Sehenck van Nydeggen tot Sevenum. De laatstgenoemde
werd, ingevolge den verkoop der heerlijkheden, niet in
zijn ambt bevestigd.
Als Landschrijver of Griffier komen voor in 1594,
Hendrik van der Locht; in 1638, Mathijs Alarts.
De Drossaard en de Landscholtis waren belast in \'t bij-
zonder met het beleid der justitie; het hooger gezag
berustte bij den Vorst, bij den Canselier of bij den Raad
van Gelderland.
Het land van Kessel volgde in civiele, correctioneele en
crimineele zaken de Geldersche costumen, het Geldersch
land- en bankrecht. — Het hoofdgerecht, waaraan de ge-
rechten der onderbanken op beleeringe gingen, was in
\'t dorp Kessel gevestigd. — De vrije of allodiale goederen
werden uyt- en ingeset, dat is, vervreemd en overgedragen
ten overstaan van het gerecht, naer banck eiide lantrecht,
met eynen kneipmes met eynen helpenbeynen hecht, eynen
gruenen reese
(een groen rijs) ende eynen sijlveren pennynck.
De koop en verkoop werd onder klokkenslag bekend
gemaakt, en in der kircke opgeslagen, bleef hij zes weken
en drie dagen zonder beeroen of reclamatie, dan was hij
verbleven.
De cijnsgoederen betaalden bij verkoop den tienden of
den twaalfden penning aan den Cijnsheer, naar gelang
het lijfgewins- of erfcijnsgoederen waren, benevens het
schrijfgeld en de teboekzetting. Wanneer lijfgewinsgoederen
op ιιne hand stonden, dan won men de tweede hand
-ocr page 287-
— 283 —
daartegen met eenen goudgulden per morgen lands. Erf-
cijnsgoed werd gewonnen met dubbelen cijns (1).
Wij laten hier eenige regels volgen, waaraan de bezitters
van cijnsgoederen gehouden waren :
»Ein thijnsgoet sal men den Thijnsheer bieden, und die
«heeft dan syn beraedt drywerf. Als \'t verandert oft vercocht
»wort is men den Thynsheren schuldich tweefelligen dienst,
»und als \'t versuimpt wort alle jaer dryfaltigen dienst naer
»lantrecht.
»1°. Als die thynsgenoot op bestempten dagh synen
»thyns nyet betaelt, sal den Thynsheer by schynender
«sonne twee thynsgenooten gesinnen ende versuecken, ende
»van haer vragen een oordeel wat die thynsgenoot daeraen
»breucken sal. Daerop wysen die thynsgenooten alsulcke
»breucken als daerop staen, des anderen daeghs dobbel.
«2°. Vordert die Thynsheer nyet verders, soo sal die
«thynsgenoot betalen des anderen jaers dobbel naer uytwy-
«singe der thynsgenooten ende daertoe synen eynfaltigen
»thyns.
»3°. Dan wilt hy vol-t synen thyns met recht inwinnen
»soo mag hy \'s anderen daeghs, off als \'t hem belieft,
«penden voor synen dobbelen thyns aen het thynsgoet,
»ende sal den thynsgenoot daervan die weete laeten doen,
»met eenen weetbrieft besegelt van den Richter ende twee
«thynsgenooten, door eenen geswooren dienaer, kompt
«alsdan die thynsgenoot nyet met schynender sonne ende
«beschudde syn pant met dubbelen thyns, und gerichtelycken
(t) Ein lyfgewin moet aen twe handen staen, dat is, er moesten voor de
richtige betaling van den cyns, twee aansprukclykc personen te bock staan;
stierf de cene (hand) dan verwierf men de tweede daartegen, mits betaling van
een goudgulden per morgen. — l)c erfcynsgocderen werden bij versterf ver-
heven met dubbelen cijns. De bezitters van cijns- en lijfgewinsgoederen moesten
den Cijnsheer, op vaste onveranderlijke dagen, zonder eenige aanmaning, den
cijns betalen.
                                                                                       10
-ocr page 288-
— 284 —
«schaden, soo dubbelt den thyns voort alle daegen, is
«\'t huyden twee, morgen is \'t vier, wes die thynsgenoot
»betaelt heeft off het onderpant verwonnen.
»4\\ Und soo die Thynsheer synen thynsdagh versuympt
»ende geen oordeel heyscht als voorschrevc, soo en verliest
»hy nyet, dan en kan op het toecomende jaer nyet meer
«eysschen dan simpelen thyns, ende daervoor mach hy
«penden naer uytwysinge der thynsgenooten.
?>5°. Een thynsgenoot sal men verdedigen van den
«Thynsheere und thynsgefiooten in den hoff oder stede
»daer men den thyns jaerlycx te betaelen plege und
«anders nergens.
»6°. Wanneer man ende wyfT sterft moet men \'t thynsgoet
«winnen met dobbelen thyns.
«7°. Ende soo verre der man oft vrouwe alleen in den
«thynsboeck staet, ende de eene die daerinne staet aflfsterft,
«soo moet die lestlevende \'t goet met dobbelen thyns winnen.
«8°. Die Thynsheere sal in den erffhuys daer hy jaerlycx
«thyns uyt heyscht, wanneer men om versterff daerinne
«dingt, een Richter wesen ende sal aldaer die banck
«spannen ende anders nergens.
«9°. In het erffhuys mach der unter een maent blyven
«sitten ende toe goeder mate van der erfven kost teren,
«ende nyet langer.
«10°. Den thynsgenoot en kan tegen den Thynsheere
«geene prescriptie allegeren, want hy is schuldich synen
«thyns jaerlycx te presenteren, alwaer het saecke dat hy
«in hondert jaeren nyet betaelt hadde, want menich man
«gift soo kleynen thyns dattet nyet wert en is daeromme
«te manen, diewelcke synen thynsdagen waernemen mach.
«11°. Die thynsgenooten off anderen die Heeren renten
«off* domeynen gebruyeken, en mogen geen pandkeringe
»docn, dan op syn ban ende boet, ende soo hy bevonden
-ocr page 289-
— 283 —
«wort dieselve te onrechte gedaen te hebben, die heeft
»den Heere verbreuckt lijff ende goet, want sy hebben
«gedaen gewalt.
»12\\ Niemant en mach in die thynsen swaerder payement
«onifangen dan der Lantforst toe en laet, off door syne
«Rentmeesters ontfangt.
»13\\ Die thynsgenoot moet den οhynsheeren den koop
»eirst aenbieden, ende soo hy den njet en begeert, soo
»moet den kooper sich te boeck laeten stellen ende het
wierste jaer dobbelen thyns betaelen.
»14°. Daer syn in \'t furstendom seeckere thynsgocderen
»die den Heere hergeweyde schuldig syn als se versterven."
Als Rentmeesters van Kessel, en tegelijk van \'t Ambt
Krickenbeck, komen voor: in 1596, Jan van Asch ; in
1604, Jan van Esscheren; in 1651, Gisbert van der Heyden.
Zij waren belast met de invordering der contributiιn en
den ontvang der domeinen.
De domaniale inkomsten des lands Kessel werden, in
136-i, door Hertog Edouard van Gelder veronderpand aan
den Graaf Johan van Meurs (1). — Gemelde Hertog hield de
landen Millen en Vucht, met de steden Vucht en Gangelt,
uitgenomen de hoeve Kritzrade (2), te pand voor dertig
duizend gouden schilden van zijne verwanten Gothard van
Loon en Philippa van Gulik, Heer en Vrouwe van Heins-
be\'rg, Blanckenbcrg en Lewenberg. — Om aan geld te
geraken droeg de Hertog deze pandschap over aan den
Graaf van Meurs, die zich de faculteit bedong de pandsom
te bezwaren met nog duizend gouden schilden, te besteden
aan den burcht van Millen. — Tot meerdere zekerheid van
kapitaal en rente stelde de Hertog tot bijpand den tol te
(t) Vandaal\' de Meursche pandschap waarvan hierna. Later in 1353 werden
diezelfde inkomsten ten dcelc verpand aan de weduwe Loof van Egeren
(2) Tocbehoorende aan \'s Hertogen nithtc, de Abdis van Thora.
-ocr page 290-
— 286 *—
Lobede (Lobith) en bij gebreke van dien, syne alliage rente
gelegen in den lande van Kessel
, in \'t ambt van Crickenbeck
ende tho Ruremunde,
als : »van den gelide gelde 30 Bruxe
«schilden; van den Hoeffstede tot Ruremonde aen toust
»ende aen jaer tholle aldaer; voort eene marck 8 schellin-
»gen van der grutsen aldaer ; 18 schellingen aldaer van
«niewen slaege ende van den Swartenbroeck van Crusen
»soenen, ende 20 schellingen van hout te Swartenbroeck,
«ende van den muien 45 malder rogge ende 2 vaten ;
«ende 26 malder gersten 2 koppen min ; ende 4 malder
«evene ende 3 kop ; Voort te Swalmen ende te Biesel 21
«malder evene ende 121 hoenere ; Voort tot Venlo in der
«stadt 50 malder evene van den Gewoenthuyse ; 3 mareken
«9 schellingen van den Weshuyse ; 2 mareken 12 pennin-
»gen van den jaer tholle tot Venlo; 6 schellingen van den
«somer tholle ; 1 schelling van den jaer gelde dat der
«kinderen van Palandt was. Voort te Lobbrkh van der
«smaele thiende ende van Knoden thienden 90 malder
«rogge ende 90 malder evene; ende aldaer van herberge
«evene 12 malder ende 2 sester, ende 148 hoenere; Voort
«tot Hembeek 22 malder evene ende 172 hoenere; van der
«smallen thiende 18 schellingen ende 8 penningen ; Voort
«tot Unze van der meybeijde 15 mareken; van den rechten
«Recht 5 mareken ende 6 schellingen, ende 32 malder
«evene ende 192 hoenere ; Voort tot Wanckum 17 malder
«2 someren evene, 184 hoenere; Voort tot Leutli 2 malder
»1 somere evene, ende 85 hoenere ; Voort tot Heringen
»13 malder 3 sestere evene, ende 82 hoenere ; Voort tol
nGreveradt 2 malder maltz, 26 malder evene, 202 hoenere;
«Voort van den niewen lande ende van den hove tot
nVelaer 64 malder roggen ende 2 sestere, ende 42 capuynen;
«Voort van den hoeve tot Wanckum 29 malder rogge ende
«29 malder evene; van den hoeve tot Houtlutysen 20
-ocr page 291-
— 287 —
•
«malder rogge ende 20 malder evene ; van den muelen
»van Langevelt 16 malder rogge; van den muelen van
nKopvoert 24 malder rogge ; van den muelen van Langen-
ndonck
12 malder rogge ende 12 malder evene; van Imke
«Smult 1 malder en 1 sestel rogge; van Kuene muelen 12
«malder rogge ; van der thienden tot Bracht 20 malder
»rogge ende 20 malder evene; Voort tot Groenre 18
«malder evene ; van den tholle voor den huyse van Crie-
nkenbeck
18 schellingen 8 penningen; Voort van den
«herstbede in den lande van Crickenbeck ende van der
«Gruijten van Lobbroich alsoo vele als \'t overloopt van de
«somme gelts die onse lieve geminde Suster der Hertoginne
«van Guylcke daer inne jaerlicx bewyst is. Voort van der
«gruyte tot Kessel 15 alde schilden ; ende tot Helden van
«Crusen 7 mareken ende twee penningen; Voort tot Kessel,
«tot Bleiick ende tot Beblevelt van den vischenen ende
«steylen 29 swaere gulden ; Voort tot Lochum 3 malder
«ende 2 sommere roggen ; ende tot Lense 5 schellingen ;
«Voort tot Brede van \'t huse 18 schellingen 7 penningen
«3 capuynen ; Voort tot Blerick van een bemde ende van
«thinssen 4 schellingen ende 10 penningen ; van den
«korffwater tot Venlo 2 mareken 8 schellingen ; van den
«Segenworp 4 schellingen ; Voort in den allingen lande
«van Kessel van der herstbeden 10 mareken ende 58 malder
«evene, ende 340 hoenre; Voort van den hoeve te Weehoff
«tot Gangeringen ende van der groter thienden ende der
«smalre 90 alde schilden ; Voorts van Roeffart muelen 6
«malder rogge ende 2 malder malt; van Matteis muelen (1)
«6 malder rogge ; van der veerstat van Kessel 12 pont
«was ; van eenen weerde in der Maese 12 pont was ;
«Voort van der veerstat tot Wanssen 12 penningen ; van
(I) Dό molen van Roeffarts, genaamd van Kessel, lag te Helden; die van
Mathys van Kessel, Ie Kessel.
-ocr page 292-
— 288 —
»eene thiende aldaer 1 malder gersten ; van den jaer thol
»6 schillingen ; van eenen weerdt aldaer 5 schellingen ;
«van baeden van Thense 4 schellingen 8 penningen ; van
«visscherien in der beke 7 schellingen."
Deze pandbrief, die in de maand Mei van elk jaar inge-
lost kon worden was medebezegeld door Diederick Graaf
van Meurs, Johan Heer van Culenborch en van der Leek,
Joban van Benthem , Johan van Mierlaer, Ridders , Peter
van Steenberchen, Arnt van Lantwijck, Knapen, en Mathijs
van Herle, Pastoor van Ochten \'s Hertogen Kapelaan.
Wij vonden , met betrekking tot het land van Kessel,
een sonderling document afgegeven op St. Jan-Baptistdag
1395 door Reynald van Gulick , Heer van Munster-Eyffel,
broeder van Willem Hertog van Gelre, waarbij de ge-
broeders Johannes en Dirk Van de Wijer schat- en bedevrij
worden verklaard wegens hunne goederen gelegen te
Maasbrιo: »\\Vy Reynout van Guilich unde van Gelre, Meere
»toe Munster in Eyffel doen kondt ende kenlich allen lui-
»den, ende bekennen mit desen openen brieff, dat wy ge-
«gevcn hebben unde geven voer ons onse erven ende
«naecomelingen Johannes ende Dierick Van de Wijer ge-
«bruedcren hoeren Susteren erven ende naecomelingen
«schatvry ende bedevry tot ewigen dagen toe, alle alsulo
»ken erff ende goet als sy hebben in den kerspel van
«Brede onder ons gelegen , daer sy noch haere vader by
«onsei\' liever geminder Vrouwe ende Moeder Hertoginne
«van Gulich ende van Gelre , diewiel dat sy dat landt van
«Kessel te verwaeren hadde, schattingen noch bedingen
»aff gegolden en hebben, dat is te weten van den hove
«by den Haeren venne, den Johannes ende Dierick voor-
«schreve van ons halden te erfftins metten lande ende bem-
«den, die men daerin winnent is, ende den hoff tot gen-
«Borbiucke by der herstraetcn gelegen met al synen
-ocr page 293-
- 289 —
«toebehooren , ende dat goet toe Overbrucke met allen
«hueren anderen erve ende goede, soe waer dat gelegen
»is in den kerspel van Brede off van weme dσt sy dat
«haldend syn, nyet uytgescheyden, Ende willen dat dese
«voorschreve Johannes, Dierick haeren Susteren, erven
»ende naecomelingen schatvry ende bedevry sullen sitten
»aen allen desen voorschreve erve ende goede, als ander
»onsc gemeyne Ridder ende knechten, in onsen lande van
«Kessel geseten , ende wer \'t zaeke dat onse Scheften ge-
»\\vien off setter sich hierover aennemen op dit voorschreve
»erff oft goet schattingen off beden te selten buyten onsen
»sonderlinghen bevel, soe hebben wy bevolen ende beve-
»len allen onsen Amptluyden in den lande van Kessel, die
»nu syn off naemaels wesen sullen, dat sy de schattingen
»off beden voorschreve soo wie viel dat derve weren uyt
«sullen penden ende affnemen aen dennen Scheffenen Ge-
«sworenen oft Setteren soo wie dat die weren, sonder
«eenich ander bevel van onserent wegen, Unde want desen
«voorschreve puncten alle waer syn, Soo hebben wy Rey-
«nout van Guilich ende van Gelre, Heere toe Munster in
«Eyffel onsen segel voor ons onse erven ende naecome-
«lingen met onser rechter wetenheyt aen desen openen
«brieft doen hangen, Gegeven in \'t jacr onss Heeren duy-
«sent dryhondert vyff unde negentien op Slc Jans dach
«Baptiste in den Soemer".
De meeste Maasburchten in het land van Kessel rele-
veerden van het Graafschap, latere Hertogdom Gelder; —
enkele zoo als Brede, Blitterswijck (1) roerden te leen van
het Graafschap Cuijck.
(I) De heerlijkheid alsmede de kerkgiftc van Blitterswijck en van Wanssum,
werd verheven, ten Cuyckschen rechte, in 1128, door Arnt van Blitterswijck ;
in 14-10, door Johan van Blitterswijck; in 1152, door diens vrouw Walrava
Weck, als vruchtgebruikstcr; in 1409, door Arnt, broeder van Johan, voor
-ocr page 294-
— 290 —
Op de kwartiersdagen gehouden te Roermond, in
1590—92, verschenen uit het Ambt van Kessel de volgende
Ridderheeren : Walraf van Wittenhorst, Heer te Horst,
Drossaard ; Jaspar Van der Lip, genaamd Hoen , Heer te
Blijenbeck ; Willem van Merwijck , Heer te Kessel; Guido
van Westrum , Heer te Rroeckhuijsen ; Johan van Broeck-
huijsen genaamd Oijen Op-gen-Burghgraeff; Herman van
Oijen Op-gen-Puttingh; Adriaan Van Bijlant, Heer te Wal-
beeck; Caspar van Keverberg tot de Steege; Johan Chris-
toffel van Wijlich, Heer te Lottum en Grubbenvorst;
Martijn van Broeckhuijsen ; Gerit van Eijll.
Op de kwartierdsagen gehouden in de jaren 1611 — 15,
kwamen uit hetzelfde Ambt: Johan van Wittenhorst, Dros-
saard ; Diederich van Westrum , Heer te Broeckhuijsen ;
Diederich van Stepraedt tot Walbeeck ; Caspar van Mer-
wijck tot Kessel; Rolman van der Lip, genaamd Hoen van
Blijenbeeck ; Adelhert Hoen van Cartils tot Caldenbroeck ;
Hans Everhard van Keverberg tot de Steege; Willem van
Winckelhuijsen , Heer te Meerlo ; Vincent Schellaert van
Obbcndorf, Heer te Geisteren ; Martijn van Broeckhuijsen ,
Heer te Oijen ; Johan van Ossenbroeck , Heer te Blitters-
wijck ; Johan van Broeckhuijsen op-gen-Burghgraeft*; Con-
rard van Horst op-gen-Rhaeij ; Hendrik van Bijlant, Heer
te Walbeeck.
Het Ambt van Kessel tot dus verre deel gemaakt heb-
bende van \'t Overkwartier van Gelderland kwam door het
cene helft, en de wederhelft voor zijne zuster Catharina, cchtgenoote van Sibert
van Eijl; in 1502 , door Dirk van Blitterswijek en diens huisvrouw Jutta van
Appcltcrn voor de lijftocht; in 1509, door Walburga van Blitterswijek, cchtgc-
nootc van Wolter van Zuylen van Natewisch ; in 1510, door Johan van Lijnden
Heer tot Hemmen; in 15φi, door diens huisvrouw, Anna van Bronekhorst, als
vruchtgebruikster; in 151:2, dooi\' Arnt van Lijnden, na dood zijns vaders
Jaspar, in 1561), door Gcrtrude van όiepenbroeck , weduwe van Lijnden , als
vruchtgebruikster.
-ocr page 295-
— 291 —
tractaat van Utrecht (1713) aan den Koningvan Pruisen (1).
Reeds in December 1714 werd te Berlijn , een Leen-re-
glement vervat in 13 artikelen voor Pruisisch-Gelderen
uitgevaardigd. — De aanhef van dit reglement wil, dat men
het daarheen leidde das Unsere dortige Regalia, Landes-
Herrliche Jura, und absonderlich die Lehnsgerechtigkeit fer-
nerhin ungekrancket erhalten, und was davon in vorzeiten
hφchslstraff\'barer weise verdunckelt oder abgerissen worden
,
wieder entdecket und herbey gebracht iverde; — und das die
Misbrauche und usurpationen , indem viele Ober-.und Unter-
lehne, Bόndige und Kluppellehne nur nicht erhoben, sonderen
in Gegentheil ohne des Lehn-Herrens vorwissen eigemachtig
verp/andet, zertheilet, und als freye allodiale Gόter, durch
kauff und verkauff, vertauschung und andere wege veralieniret,
und van natur verandert sein, hergesteld werden.
Te dien
einde moesten de vasalen of leenbezitters uitgenoodigd
worden hunne leenbrieven, binnen zekeren bepaalden tijd,
over te maken aan den Markies van en tol Hoensbroeck
en οheodor Johan Richardt, respectivelijk door den Koning
tot Stadhouder en Leengriffier der Meursche pandschap, dat
is, van Pruisisch-Gelderen benoemd.
In 1720 had het domein der Meursche pandschap
een geschil met den Heer van Kessel, wegens het recht
en de limieten der visscherij op de Maas, een recht dat
de Heeren van Kessel van oudsher hadden bezeten tegen
eene contributie van twaalf gulden \'s jaars. — Het domein
poogde de contributie op te drijven, en de limieten in te
kiimpen. In 1723, kwam een vergelijk tot stand houdende,
dat de Heer van Kessel en zijne nakomelingen, ten eeuwi-
(I) Wij bozilten in ons muntkahiiict een daalder, een achtste en een zes-
tiende daalder, door den Koning van Pruisen, als Hertog van Gelderland, ge-
slagen. De daalder draagt rondom \'s Konings borstbeeld, liet volgende rand-
schrift: KR1D. WILH. D. G. REX. BOU. EL. BR. DUX GELDRIiE.
-ocr page 296-
— 292 —
gen dage, erfelijk zouden hebben en behouden het recht
van visscherij, in geheel de Maas, van de Scherkensbeek af
tot aan de Mergelstraat, zijnde de grensscheiding tusschen
Belfeld en Tegelen; vervolgens in de halve Maas, van af de
Mergelstraat, langs den kant van Baerlo en Blerick , tot
tegen de Wielerbeek, en zulks tegen een jaarlijks canonem
van \\ijf-en-zeventig gulden brabantsch ; dat deze visscherij
voortaan aan den adellijken huize en leengoed Kessel an-
nectirt
zal zijn en blijven, om met dit huis, als ιιn leen,
te zamen verheven en verheergeweid te worden. Eindelijk
moest van deze overeenkomst melding gemaakt worden ,
zoo in de leen- als in de domeinregisters der bedoelde
Meursche pandschap.
Volgens het Geldersch leenrecht mocht een leen , noch
bij verkoop, noch bij schenking, noch bij testament, ja
zelfs niet bij vruchtgebruik , in andere handen overgaan,
dan met octrooi of toestemming van den Leenheer. —
Zoodanig octrooi werd, in 1769, door het Pruisisch-Gcl-
dersch Leenhof verleend ten aanzien van het huis en de
heerlijkheid Kessel, den Maastol, de hoeven te Grave en
Slaterbeek ; onder uitdrukkelijk beding echter, dat de ver-
koop, schenking, ruiling of testamentaire beschikking niet
strekke in faveur van kloosters, geestelijken of doodc hand,
en dat de eventueele verkrijger de bedoelde leenen naar
ouder gewoonte ontvange en verheffe.
-ocr page 297-
§ II. DE BURCHT TE KESSEL.
De Graven van Kessel. — Hunne Stichtingen. — Hun
Kastelein. — De Heehen van Kessel. — Het
Geldersch Waterrecht. — Oproer te
Groningen. — Kerkrooverij in
Gelderland. — Bijvoegsel.
De burcht te Kessel, het beweerde Casteοοum Menapiorum
der Romeinen, is gebouwd op eene artificieele hoogte
dicht aan de Maas, als wilde hij dezen stroom en geheel
de vlakke omstreken overzien en beheerschen. Inderdaad
deze omstreken, mitsgaders de scheepvaart op de Maas,
hadden niet zelden van het trotsche fort te lijden ; het
werd dan ook meermalen bestormd, ingenomen eu verwoest.
-ocr page 298-
— 294 —
Zoo lezen wij in eene gerechtelijke verklaring, afgelegd
door eene bejaarde vrouw (Truijke In-gen-Bogardt), dat het
huis Kessel, in de eerste Nederlandsche oorlogen, door
zekeren Coen, Hopman (Kapitein) in Staatschen dienst,
ingenomen en bezet werd ; dat de Spaanschen gekomen
om hem te verrasschen, uit den kerktoren het kasteel be-
schoten, waardoor des Hopmans zoon gedood werd ; en dat
gemelde Hopman na dat de Spaanschen zich geretireerd had-
den, de kerk, die eerst niet wilde branden, bij middel van
aangebracht hout en stroo in den brand deed steken (1). —
Verder lezen wij in eene attestatie der Kesselsche Schepe-
nen: dat het Kasteel, in 1606, wederom werd opgebouwd
en dat het, op Nieuwjaarsdag 1636, door Staatsche soldaten
uit Venlo met geweld werd ingenomen geplunderd en met
garnizoen bezet. — In de vroege middeleeuwen behoorde
het, zooals wij boven zeiden, aan de Graven van Kessel,
gesproten naar het schijnt uit den huize van Gulick, welke
het omstreeks het jaar 1279 bij verkoop overdroegen aan
den Graaf van Gelre. Deze liet het door een Burchtvoogd
met name Godfried Berck bestieren, tot het in 1338, als
open huis (2) der Geldersche Vorsten, te leen werd gegeven
aan Mathijs van Kessel, die waarschijnlijk een afstammeling
was van den evengenoemden Berck.
Wij vonden van Hendrik Hl Graal van Kessel, een paar
onuitgegeven charters, eene van het jaar 1219, nader gc-
confirmeerd door Engelbert I, Aartsbisschop van Keulen,
en eene van het jaar 1236. — Bij do eerste schenkt de
Graaf, tot lafenis zijner ziel, aan de kerk Sa Maria in
(1)     In 1520 was de kerk gerestaureerd geworden, waartoe 50 morgen gc-
meentegrond verkocht werden.
(2)     Deze uitdrukking betreft de sterke kastcelcn. waarin de Vorsten na
goeddunken garnizoen mochten leggen tot verzekering hunner landen, hetgeen
de vasalen moesten gedoogen.
-ocr page 299-
— 295 —
Insula (Maricnweerdt bij Nijmegen) ecne hoeve gelegen te
Baerlo en Ravensdonck, met wateren, weilanden, bosschen
en wat daartoe behoort; eene mansus ten Ooste van \'t bosch
te Baerlo, en een boomgaard naast de kerk te Kessel. Dit
alles met wil en weten zijner echtgenoote Othelinde en
kinderen, en in bijwezen zijner mannen en dienaren. Voorts
schenkt hij aan dezelfde kerk eene hoeve te Oije, onder
voorwaarde, dat zijne vrouw en kinderen deze hoeve
kunnen terugkoopen met vijftig Marck. — Om der kerke
het rustig bezit der geschonken goedererl te verzekeren
draagt Graaf Hendrik de advocatie dier goederen op aan
den Aartsbisschop van Keulen. Voorts was bedongen en met
den Abt van voornoemde kerk overeengekomen, dat de
kapel (4) en de begraafplaats der nonnen te Kessel door
een Priester dier kerk, ten eeuwigen dage zoude bediend
worden (2). — Als getuigen waren hierbij: Gerard Abt
van GIadbach,,Godefridus van Reide, Petrus de leermeester
en Hermanus, de edele Heeren Albertus van Kuick, Gerardus
van Horn, Hendricus van Kessenich, Rutgerus van Bremt,
en de vasalen Godfridus van Eyll, Wilhelmus Kolne,
Gerardus van Barle, Godefridus de inschenker (pincerna)
Heustachiφs Huen van Sutersbecke en meer andere. — De
charter, waarbij de Aartsbisschop van Keulen deze schen-
king goedkeurt en de advocatie of de bescherming der
geschonken goederen aanneemt is gedagteekend van Renis-
bur, XV kal. Novembry 1219 (3).
Bij de charter gegeven 1236, in vigilia Martini Episc. et
Conf., sticht Hendrik IV, zich Graaf noemende bij de gracie
Gods, een altaar met twee wekelijksche missen in de kerk te
(1)     Deze kapel alsmede de Monikkey te Kessel, stoiuTmet Maricnweerdt in
betrekking.
(2)    Zie Bylagc N° 1, achter dit hoofdstuk.
(5) Bijlage N» 2.
-ocr page 300-
- 296 -
Kessel. Hij stelt hiertoe de volgende goederen en inkomsten
beschikbaar, als: eene hoeve gelegen te Kessel aan \'t Broeck,
naast het goed genaamd Haddenraij; Item, eene jaarrente
van een malder tarwe te Barlo op de goederen vroeger be-
zeten door Gerardus den molenaar; Item, vier vat tarwe en
twee kapuinen op een perceel land gelegen te Kessel bij de
altaars hoeve en de goederen genaamd op den Parick ;
Item, tien denarissen op de goederen genaamd Kremersguet;
Item, zes denarissen aan Tilmanus de Raede ; Item, aan
Gerardus Horck zes denarissen, die Gerard de Went
betaalt; Item, Arnoldus Rector, zes denarissen van het huis
genaamd Coenen tot Genenhout; Item, Mabilia van Staede
eenen denarius ; Item Arnoldus Philippi eenen denarius ;
Item, Winandus, dienaar, zes denarissen. Als getuigen
waren hierbij: de Heeren Petrus, Rector der parochiale
kerk te Kessel, Henricus, \'s Graven Secretaris, Godefridus
zoon van Godefridus en de Heer Berck, Ridder te Barlo (l).
Bij een charter gegeven in 1279, \'s daags voor Sl Simon
en Judas, benoemde de Graaf Reynald I van Gelre, die,
zooals wij boven zeiden, het Graafschap Kessel bij koop
verkregen had, den reeds genoemden Ridder Godfried
Berck tot zijnen erfelijken Kastelein der burcht van Kessel.
Deze charter is door den Baron Sloet van de Beele (Oor-
kondenboek van Gelderland) naar eene kopie uitgegeven.
Wij geven ze naar het origineel (zie Bijlage N° 4.) — Het
schrift van dit stuk is tamelijk duister, en de naam des
benoemden voor drieλrlei lezing vatbaar, als: BERTH,
BERCH, BERCK. Wij houden de laatste lezing voor de
ware, te meer wijl in het dorp Baerlo een riddergoed, de
Berck,
aanwezig is, waarschijnlijk alzoo naar onzen Kaste-
lein genaamd (2). Deze trok als zoodanig een jaargeld van
(I) "Bijlage >\'• 3.
(i) Eene menigte van huis- en plaatselijke benamingen zijn ontleend aan
hun vroegere bezitters, en omgekeerd.
-ocr page 301-
— 297 —
30 Keulsche Marck , aangewezen op de imposten van het
Graafschap. Deze 30 Marck, die de Kastelein van den Gel-
derschen Vorst te leen hield, konden door dezen met 300
Marck afgekocht worden. Krachtens de overeenkomst kwam
tevens eene schuldbekentenis te vervallen van 200 Marck,
die Godfried Beick aan den vorigen bezitter van Kessel
had uitbetaald. — Omtrent dit een en ander gaf Berck,
ten dage als boven, een bewijs (revers-brief) af met voor-
behoud , dat de betrekking van Kastelein moest overerven
op zijne twee zonen (I). Worden deze zonen teruggevon-
den onder de na te noemen Ridders van Kessel, voerende
een kruis van vijf ruiten en een hoed met twee pluimen
op den helm, dit ligt voor alsnog in \'t duister.
Jan van Kessel komt als getuige voor in eene oorkonde
van het jaar 1318 (2). Godhard van Kessel, zijnde wellicht
dezelfde als Goijart Slaterbeeck, wordt genoemd in de vol-
gende aanteekening: Den hoff\' ie BarfloJ eyn borgleen tot
Kessel, eynen voert ende die visscherye tot Ohe ende den hoff
te Rode
(3) by Kessel heldt Goijart van Kessel A° 1326. —
, Willem van Kessel wordt almede in 1326 en Siger van Kes-
sel in 1333 genoemd. — Immers, de Graaf van Gelre
verzat (verpandde) in 1326, den tol op de Maas te Kessel
bij helften, aan Willem van Kessel, Ridder, en Diederich
Aurechts burger van Roermond, met beding van het pand
namelijk de tol, ten allen tijde te mogen lossen of be-
schudden.
Mathijs van Kessel, Ridder, werd op St. Luciadag 1338,
met den burcht en de goederen van Kessel beleend : »Wy
»Reynout Greve van Ghelren ende van Zutphen doen cont
(1)    ZIc Oorkondenboek van Gelderland bl. 978.
(2)    J. A. Nijlinir, Gedcnkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland,
Deel I N« 173—208.
(.") Waarschijnlijk Vcnray.
-ocr page 302-
— 298 —
»ende kennelic allen luden mit desen openea brieve dat
»Wi omme sonderlinghe gonst die Wi hebben tot Heren
»Mathys van Kessel onsen lieven Ridder ende man , ende
»omme ghetruwen dienst die hy ons gedaen heeft ende
»noch hier namaels doen sal, hem gemaeckt hebben ende
»maken eenen oversten Borchraan op onse Borch ende huys
»tot Kessel, Wilcke huys ende Borch metten vorbrecht,
»metten vesten die daeraen nu getimmerd syn, off hierna-
«maels daeraen getimmert sullen werden, binnen graven
»alsoe alsi nu ghelegen syn ende van audts geweest heb-
»ben, wi hem ende syne erfnamen vor ons ende onse erf-
«namen gegeven hebben tot enen erflicken ende onver-
«sterflicken borchleene, in deser maniere dat die Borch
»ende huys ijn onser behoef ende onser erfnamen allewe-
»gen staen sal, daer op ende aff te riden tot onsen wille,
»ende dat men ons ende onsen erfnamen dat huys openen
»sal wanneer wy \'s te doen hebben, ende daeraf ende
»mede ons behelpen, tieghen alle diegene die leven, be-
»heltenisse onsen burchluden haers rechts dat si daer van
»audts gehandt hebben, Voert hebben wi ghegeven tot
»synen borchlene aldaer alsulke land als Johans van Crijc-
«kenbech, Sybrechts soens was, dat ons jaerlix te gelden
»plach dertien malder roghen ende acht scillinge brabant-
»sche goetsgelts tot ewelicken dagen, die ghelegen syn tot
«Helden. Voert gheven wi hem quyt dertich malder evenen
»die hy ons jaerlix plach te gelden van den weerde tot
»Kessel, behaudelike ons weder der dertich schillingen die
»wi hem jaerlix plagen te gelden tot eenen borchlene,
»ende die sulen quyt wesen tot ewelicken daghen, Voert
»is te weten dat Her Matthys ende syne erfnamen sulen
»dese dertien malder roghen ende acht schillinge braban-
»sche, mitten weerde ende mitter borch voerschreven hau-
»den van ons , ende van onse erfnamen tot enen onver-
-ocr page 303-
— 299 —
«sterfeliken leene, Voert is auch te weten dat Heer Matthys
»ende sine erfgenamen sulen dese borch, huyse ende ves-
»ten hauden ende tymmeren ende in gereke hauden op
«haren cost, ende nyet op ten onsen, Ende hierover heeft
»ghe\\veest daer dese dinghen geschiet syn Her Johan die
«Proest van Arnhem , Her Jacop van Nyertar ende Willem
«van Broichusen onse lieve Raeden, die van ons gheheyte,
»desen brief met ons besegelt hebben, ende wi Jan van-
»der Goets ghenade Proest tot Arnhem, Jacop van Nyertar
«ende Willem van Broichuysen Ridder, wantwie hier over
«ende aengheweest hebben, soo hebben wi van gheheyte
«ons lieven Heren onse segele mitten sinen aeu desen
«brief ghehanghen, In oirconde der waerheide Ghegeven
«in \'t jaer ons Heren dusent drichondert acht ende dertien
«op sente Luciendach" (1). — Ten zelfden dage gaf Mathijs
van Kessel een revers-brief af, door M. J. Wouters, Re-
cherches sur Vanden Cotntι de Kessel,
bl. 102, onnauwkeu-
rig uitgegeven.
Dezelfde Mathijs van Kessel had den bovenbedoelden
Reijnald, thans Hertog van Gelre, 800 gouden schilden
voorgestrekt, waartoe deze, op St. Martijnsavond 1340, tot
onderpand stelde de tiende te Bracht alsmede de goederen
te Brempt, die \'s Hertogen vader zaliger gekocht had van
Maria, vrouw van Gerard Henkints en hare kinderen. »\\Vy
«Reinaut bi der ghenaden Goeds Hertoge van Ghelren Grcve
«van Zutphen doen kont allen luden mit desen openen brieve
«dat wy, bi rade ende guetduncken ons Raets ende onse
«vriende, hebben t onderpande ghesat, ende setten mit
«desen brieve Here Mathyse van Kessel onsen lieven Man
«ende Raet, onsen alinghen Thiende mit sinen toebehoeren
«ghelegen tot Bracht, ende mede alsulck guet also wi
(l) De vier zegels afgevallen; ιιn perkament streep nog aanhangend.
2(i
-ocr page 304-
— 300 -
«ligghende hebben tot Breempt, dat onse lieve Her ende
«Vader die Hertoghe van Ghelren des Got ghenedich muet
»syn, cofte tieghen Marien Gherart Henkints wyf ende
»haer kynderen, vor achthondert aude schilden van goude,
»guct van goude, ende gerecht van gewichte, die hy ons
»in ghereiden ghelde gheleent heeft ende wael betaelt,
»Ende willen dat Her Mathys vorschreve, ende syne erffge-
«namen der vorschreve Thiende ende guets mit alle sine
«toebehoren, ende mit alreslachten not, rustelic ende
«vredelic gebruken ende besitten, shent ter tyt dat Wy
«hein alincke betaelt hebben, of doen betalen achthondert
«aude schilden of guet ghelijc ander paijement na sinen
«weerde daer voer, wilc Thiende ende guet vorschreve,
»Wi of onse Eiftgenamen loessen ende beschudden moeghen
«van Heren Mathys vorschreve of van sine Erfgenamen
«mit achthondert auden schilden of mit gueden anderen
«geliken payment daer voer, also vorschreven is, In orconde
«des briefs beseghelt mit onsen seghel, Gegeven in \'tjaer
«ons Heren Dusent driehondert ende vertich op sente
«Mertyns avont in den Wynter."
Meerdere steden, als Aken, Nijmegen en andere, bezaten
vanouds een privilegie van vrijdom op de tollen te land
en te water. — Toen de stad Roermond een dusdanig
privilegie beweerde op den tol te Kessel ontstond tusschen
den Magistraat dezer stad en de bovengenoemde bezitters
van den Kesselschen tol een geschil, dat in 1348, bij
akte van accoord werd bijgelegd. Deze akte,, vatbaar voor
verschillende uitlegging, gaf naderhand voedsel tot nieuw
geschil; zij luidt als volgt: «Wer Matthiis van Kessel,
«Ridder, ende Dederich Auerecht, burger van Ruremunde,
«maken cont allen luden die diesen openen brief zoelen
«zien ende horen lesen, dat wer voer ons ende voer onse
«erfghenamen ende onse nacomelinghe, om zuenderlinghen
-ocr page 305-
— 301 —
»vrientschaep wille, ende om allen twist te scheiden ende
«neder te legghen, ghevoerwaert zyn ende ghevoerwaert
«hebben mit der stat van Ruremunde, dat die buerger van
»Ruremunde, die in der stat woenechtich zyn, ende over
»der brugghen van den dike nederwaert van einen ghe-
«timmerden schiep, dat gheladen wiert tot Dorderccht, of
»op den water, gelden zolen tot Kessel, voer onser tollen
»zoe wat gode dat inne heeft, teen groet; Ende van einen
»pontoune gheladen als \'t voorschreven is, ses groet einen
«guldenen schilt, guet van goude en van ghewichle, voer
«sesteen groet, oft weerde daervoer aen anderen gelden of
«alsullich geit voer die teen groet ende voer die ses groet,
«als der Her van den lande heft ende niemt voer zine
«schiese ende op zinen tollen ; Voert isl ghevoerwaert,
«were \'t sake dat dat ghetimmerde schiep, of ouch dat
«pontueu lichten muest in ein ander schiep of in twe of
«in me, zoe zoude dat eerste schiep die ander lichtschiep
«verantwoerden ende quiten van tolle, dat is te weten, dat
«ghetimmerde schiep mit teen groten ende dat pontuen
«mit ses groten, als \'t voerschreven is, zonder alle arghelist;
«Voert zoo zolen dicse voerghenoemde schiep van Sent
«Remeismes tot Paeschen toe, die gheladen zyn tot Dorde-
«recht, of op den water mit den voorghenoemden tolle
«gelden eine sneise herinche oft buckinghe; Voert zoo
«zolen diese voorghenoemde burgeren van hueren goede
«dat zi coupen of laden tot Venle dat zoelen zi vertollen
«mit achtdenhalven Brabantschen, alsoe als \'t van aets
«heercomen is; Voert ist ghevoerwaert, dat die burgers
«van Ruremunde voerghenoemt ghein vreemde guet coupen
«en zolen mit gaetspenningen voer onse toll te voeren mit
«enigher behendigheit of mit archerlist, mer were dat
»zake, dat zi ander guet voerden om vracht, dat huer
«eighen guet niet en were, noch ouch der burgeren van
-ocr page 306-
— 302 —
»Ruremunde voerschreven, dat zolen zi vertollen also als
»\'t van aets heercomen is; Voert me zoe zolen ouch ander
«burger van Ruremunde die taren voeren ein hondert of
«daerbenen, dat zolen zi vertollen also als \'t recht is ende
»na ghenaden, alle arghelist in dieser voerwacrden uytghe-
»sloten ; Ende opdat diese voerschreve voervvaerden vast
»ende stedich zyn, ende ghehaden werden van ons ende
»van onsen erfghenamen, zoe hebben wer Mathys, Ridder
«voerghenoemt, mit Johanne onsen zone, Ridder, Ende
»ich Didderich Auerecht voerscreve mit Johanne minen
»zone diesen brief bezegelt mit onsen zegelen, beheltenisse
»den Heren van den lande zyns rechts. Ende wer Johan
»van Kessel, Ridder ende Johan Auerecht voerghenoemt
«hebben onse zegel aen diesen brief gehangen in ghetuy-
»ghenisse der waerheide en in stedicheit alle dieser voer-
«screvenre voerwaerden. Gegeven in \'t jaar dusent driehondert
wacht ende veertich des diesdaeghs in den paesch heilghen
«daghen" (\\).
Een nagenoeg gelijkluidend document werd tenzelfden
dage door den Magistraat van Roermond afgegeven en met
\'t stads zegel, dat echter afgevallen is, bezegeld.
In vergelding der goede diensten, welke Mathijs van
Kessel, als vasaal en raadsman, den Hertog van Geldre
had bewezen en. nog mocht bewijzen, deed deze, in 1350,
met voorkennis zijner raden en vrienden, afstand van \'t
recht van inlossing door zijne voorouders bedongen, toen
ze den halven Kesselschen tol tegen eene zekere som
gelds aan de voorouders van Mathijs van Kessel verpand-
den. Ook verklaarde de Hertog den Heer van Kessel
bevoegd om de wederhelft van den tol, alsnog bezeten
door Hadewich, weduwe van Diederich Auerecht en hare
kinderen, te lossen, om vervolgens den heelen tol, als een
(1) De vier zegels afgevallen; de perkament strepen aanhangend.
-ocr page 307-
- 303 —
Geldersch onversterflijk leen, te houden en te ontvangen.
«Reynaut bi der ghenaden Gods Hertoghe van Ghelren
»ende Greve van Zutphen doen kont allen luden mit desen
«openen brieve\', want Her Mathys van Kessel onse Man
»ende Raedt ons menighen ghetruwen dienst ghedaen
«heeft ende noch doen mach, soo hebben Wi bi rade ende
»goetdunken ons Raedts ende onser vriende, den vorschreven
«Her Mathys quyt ghegheven hebben ende quyt gheven
«mit desen brieve alsulke loesse als Wi hebben aen den
«tolle tot Kessel, die onse Auderen hier voermaels versat
«hebben sinen Auderen, omroe ene ghenoemde summe van
«ghelde, Ende hebben hem mede ghegheven ende gheven
«volcome macht ende orlof dat hi of syne Erfghenamen
«die helfte van den vorschreven Tolle dien Hadewich
«Wilener Diederich Aurechts wyff was, ende hare kijnderen
»vau onsen Auderen t\' onderpande hebben, loessen ende
«bescudden mach omme die allinge summe darvoer sy
«denselven halven Toll te onderpande hauden, na beheltenis
«ijerre brieve, die daerop gemaeckt syn, Wilken alinghen
«Tolle vorschreve Her Matthys vorgenoemt ende sine Erff-
«genamen van ons ende van onsen Erffghenamen hebben
«ende hauden sullen tot enen rechten manlene ende onver-
«sterflicken lene, Ende bekennen mit desen brieve, dat
«noch Wy noch onse Erfghenamen en ghene loesse voert-
«meer behauden aen den Tolle tot Kessel vorschreven,
«behaudelick allen Coopluden die die Maese op ende neder
«varen alle haren auden rechts ende ghewoenten, dat sy
«tot heer toe ghehadt hebben, onverminret, In orconde
«ende stedicheyt des hebben Wy onse seghel aen desen
«brieff doen hanghen, Ghegheven in \'t jaer ons Heren
«dusent driehondert ende vyftige op sinte Mertynsdagh in
«den wynter."— Lager staat: per Ducem met. et άum όenr.
de Solms dum de Otlen$teijne, Arnoldum de Eikel, Wilhelmum
-ocr page 308-
— 304 —
de Broedt, Joh™ de Broeeh, milites, Jh. de Leut famulos.
Et alios de consilia deputatos
— sigill decan Zutphan - •
scripsit Joh" de Arnhem
(1).
Bij perkament-brief gegeven \'s Zondags na Sl Victor 1364,
bekenden Mathijs van Kessel en diens zoon Johan, wegens
de groole en de smalle tiende van Kessel en wegens de
twee aldaar gelegene hoeven Vijehof en Ganderijngen, die
zij te pand hielden van den Hertog van Gelre, schuldig te
zijn aan Johan van Meurs, Ridder, de som van tachtig
alde golden schilden, doende aan rente veertien cijnsgrooten
\'sjaars, te betalen in twee termijnen. Tot zekerheid van
kapitaal en rente stelden de schuldenaars tot borgen:
Mathijs van Kessel Heer Sibrechts zoon, — Mathijs van
Kessel Goderts zoon, — Floirken van Kessel, genaamd
Roeffert, — en Godert (Kessel) van den Oever, die solidair,
sementlick und ungescheijden, umi tnallick voor all, aanspf»-
kelijk waren. In geval van niet betaling verbonden zich de
borgen, op de eerste aanzegging des Heeren van Meurs,
tot Roermond inne te komen in dye stadt, of t t Myllen voer
den huys in dat dorp, ende daer te leysten in eene eersaeme
herbergh te goeder luyden i-echt tnallick myt einen peerdt
acht
dagen lang; en wanneer die dagen zonder voldoening
verstreken waren, dan kon de schuldeischer de vervallen
termijnen winnen (opnemen) then joeden of then lombaerden (2).
Zooals uit het voorgaande blijkt verdeelde zich het ge-
slacht van Kessel, dat vermoedelijk zijnen oorspronkelij-
ken naam heeft laten varen, reeds vroegtijdig in drie takken,
als: Kessel , — Kessel op \'t Oever — en Kessel genaamd
Roeffert; en wijl de meeste leden van dit geslacht veelal
(1)    Het zegel afgevallen, de perkament streep nog aanhangend.
(2)    De renle waarvan hier sprake is kwam, in 1-139, aan het zoogenaamde
Rocrmondsche huis, zijnde een Collegie gesticht door Johan a Lovania, Proost
te Xanten, geboortig van Roermond.
-ocr page 309-
— 305 —
dezelfde voornamen voerden, zoo valt het moeilijk de
hoofdlinie van de nevenliniλn te onderscheiden. — Om meer
klaarheid noemen wij de bezitters der burcht, Heeren van
Kessel.
Mathijs, Heer van Kessel, schijnt voor of omstreeks \'t jaar
•1368 te zijn overleden, dan, in November van dit jaar
was zijn opvolger, Johan van Kessel, getuige bij het
huwelijkscontract des Hertogen Edouard van Gelre met
Catharina van Beijeren (1).
Johan, Heer van Kessel, Ridder, zoon van Mathijs en
Drossaard des lands Kessel, bezegelde \'s Maandags na O. L.
V. Conceptione 1391 de akte, waarbij zijn neef Mathijs op
\'t Oever en Catharina diens vrouw, het verstal van Kessel, met
alle renten, cijnsen en rechten daartoe behoorende, veron-
derpandden aan Herman Kempen, burger van Roermond. De
akte werd gepasseerd voor Johan Wever, Christiaan Wever,
Johan Vriendswynden zoon, Johan van Bevringen, Heinric
van Bevringen, Heinric van der Linden en Wilhelm van der
Heyden, Schepenen der dinckbauck van Kessel en Helden (2).
— Hij bezegelde , \'s Zondags voor Slc Lucie 1395, het
huwelijks contract tusschen zijn achlerneef, Sibert van
Kessel zoon van Mathys op \'t Oever, met Bela de oudste
dochter van Dederic van Groesbeek. — Johan van Kessel
en zijn neef Mathys op \'t Oever, Ridder, komen ook
voor in eene perkament-akte van \'t jaar 1403. — Of
Godert van Kessel, die ook te dezer tijd leeide, een broe-
der was van den evengenoemden Johan of van Mathys
op \'t Oever, kunnen wij niet met zekerheid bepalen. — Wij
geven de evenbedoelde akte sprekende van eene rogge-
rent, die het Godshuis van Keyzerbosch geldend had op
(1)     J. A. Nijhofl\', Gedenkwaardigbeden uit de Geschiedenis van Gelderland, 161.
(2)     Het aanhangend zegel des Heeren van Kessel vertoont het boven bedoeld
kruis van vijf ruilen. — De Schepen hadden nog geen eigen zegel.
-ocr page 310-
— 306 —
landerijen te Maasbree, letterlijk weder: »Cont si allen
«luden die diesen brieve sullen sien of horen lesen dat
»ich Johan van Kessel, Ridder, bekenne ende liede over-
»mits desen openen brief dat dat Godshuys van Keyser-
»bosch , gheldende gehadt heeft vijff makler rogge cyns
»myn eyn sumeren, hondert jaer lanck ende meer op vyf-
»teen morghen lands luttel myn of meer, in Breede ghele-
»gen, die men van mych Johan van Kessel, Ridder te
«lijf\'ghewijn haldende is, wellick lant aen mych nu ter tyt
»acn tween handen ghewonnen is ; Voert soe bekenne
»ich Johan van Kessel Ridder vurschreven, dat dat gods-
«huys van Keyserbosch die voerschreve vyf malder rogghen
»cyns eyn someren myn, met recht ghehaven heeft, ende
»van mynen alderen op dat lijf ghewyn daer ghegeven ende
«bewesen syn, ende dat sy denen voerschreven pacht voert
»ehreliken op myn voerschreven lyfghewyn heffen ende
«bueren sullen sonder ycmants wedersegghen het sy myns
»of mynre erven. Ende weer \'t sake dat den voerschreven
«Godshuys van den voerschreven pacht op myn lyfghewyn
„«ghelegen recht aenspiake quame in eynigher tyt, die ghe-
«loeve ich Johan van Kessel, Ridder, af te doen der voer-
«schreven Godshuys, voer mych ende myn erven, ende
»dat Godshuys in den voerschreven pacht te halden tot
«ewighen daghen. Oeck geloeve ich Johan van Kessel,
«Ridder, dat of \'t sake weer, die vyfteen morghen lant,
«luttel myn of meer, die men van mych Johan van Kessel
«Ridder, te lyfghewyn in Brede haldende is, mych of
«mynen erven vellich woerden, dat wi die nyemant verle-
«nen noch laten wynnen en sullen dan beheltelic te voeren
«den voerschreven Godshuys synre vyf malder rogghen
«cyns ein sommeren myn ; Ende weer \'t sake dat die vyf-
«tecn morghen lants luttel myn of meer, van doder hant
«vervijelen of vellich werden ende die nyemant ghesunde
-ocr page 311-
— 307 —
«noch ontfaen en wolde, soe mach dat Godshuys voerschre-
»ven beheltelic syns pachts die beterynghe des voerschre-
»ven lants aen mych ende myn erven ghewynnen als men
«lyfghewin in Brede gewoenlic is te wynnen. Oeck ver-
»leen ich Johan van Kessel Ridder, den voerschreven
»Godshuys dat of dat sake vvere dat die ghene die dat
«voerschreven lant hedden, ijet aen der betalynghe des
«pachts versumelic woerde soe mach dat Godshuys den
«pacht uyt doen panden op myn voerschreven lyfggewijns
»guet met des Heeren boede van den lande, als. men gheys-
«lick guet in den land van Kessel boven en beneden,
«gewoenlic is uyt te penden, sondcr mych Johan van
«Kessel Ridder, en myne erven daeraen yet te mesdoen ,
«alle algelist uytgesceijden. In ghetughenisse der waerheyt
«soe heb ich Johan van Kessel Ridder, mynen siegel aen
«diesen brieft\' ghehangen, ende om te meere sekerheyt alle
«deser voerschreve saken, soe heb ich ghebeden mynen
«lieven neve Heren1 Mathys van Kessel, Ridder, dat hi alle
«dese puncten voerschreve met mijch beseghelen wille, dat
«ich Mathys van Kessel Ridder, gherne ghedaen hebbe om
«beden wille myns neven Heren Johans voerschreven. Ghe-
«gheven in \'t jaer ons Heren dusent vierhφndert ende drie
«op sent Urbaensdach des heylighen Paues ende Martelaers."
Jan, Heer van Kessel, had twee zonen : Mathys die volgt,
en Johan van Kessel.
Mathys 11, Heer van Kessel, was gehuwd met Vriedtzwcnt
van Brede (I). Hij overleed in het jaar 1405, weshalve de
Kesselsche goederen door zijn broeder Johan verheven wer-
den ten behoeve van zijn zoon Willem. «Johan van Kessel
«draecht op dat huys te Kessel met synen toebehoeren
«ende den weert voer den voerschreven huyse gelegen ,
«ende Slaterbeecks goet met synen toebehoeren, ende Heren
(I) Het wapen der van Brede (Maasbrιc) verbeeldt drie arenden 2—1.
-ocr page 312-
— 308 —
»Mathys hoft van Kessel in den kerspel van Kessel gelegen,
»uytgesceyden alsulcken deyl als die Abdisse van Bielsen
»aen voorschreven hove heeft, tot eenen Gelderschen leen-
»rechte, tot behoefF van Willem van Kessel Mathys soon
«Anno 1405". (I)
Vriendtzwent van Brede weduwe van Kessel en haar
zoon Willem hadden, bij akte van verkoop, overgedragen
aan Beynart van Baerle en diens vrouw Elisabeth, hun neef\'
en nichte, eene hoeve te Blerick genaamd Goeterloe, mits-
gaders den molen te Mulenbeck, in welken koop zij den
aankoopers zouden setlen, erven ende gueden als nae den
lantrecht.
Terwijl dit nog niet was geschied stelden de
veikoopers (Sl Lambrechtsdag 1408) tot onderpand al hunne
cyns- en lijfgewinsgoederen te Rade (Venraij) gelegen,
goederen die jaarlijks vier en zeventig malder rogge aan
pacht opbrachten (2).
De verbonds-brief opgericht, den 3 Mei 1418, tusschen
de Ridderschap en de Geldersche steden : Roermond, Gelder,
Goch, Venlo, Erkelens en Nieuwstad was onder anderen
bezegeld dooi Willem, Heer van Kessel, Sibert van Kessel,
(Johans zoon) Arnold Stiuver van Kessel, Gerit van Kessel
genaamd Rocffart, Henric Frans van Kessel en Willem van
Kessel, bastaard.
Willem, Heer van Kessel, had tot echtgenoote Gerarda van
Broechuysen (3). — Hij verscheen (St. Remigrusdag 1428)
toen de halve tol te Kessel, helfte waarop hij een recht
van inkoop had, door Vullinck van Holtmolen voor eene
som van 4ό0 Rijnsgulden overgedragen werd aan de stad
Roermond. — Hij kocht in 1433, op St. Simon en Judasdag,
een derde deel van het verstal te Kessel van Henric Rys-
(1)    Extract uit de leenregisters van Gelderland.
(2)    De zegels afgevallen.
(3)    Voerende gedeeld en chef van hermelijn.
-ocr page 313-
— 309 —
voerden. De betrekkelijke akte werd, bij gebrek aan een
schepenzegel, door Henric van Merwyck, Richter (Land-
schollis) bezegeld (1). — Op St. Catharina avond 1435 ,
verkochten Willem van Kessel en Gerat van Broichuzen,
wetlich man etule wijff, aan de Eerwaardige Vrouwe Mar-
gareta van Betgenhuzen, Abdisse te Dailheym, alzulke
laetschappe gewyn ende gewerff geheten de groote Teendc-
schuur, met het Kempke daarachter, behoorende in des
Convents TeendehofF te Blerick. Daar Jufviouw Gerat juist
geen zegel had , zoo heeft Gerard Roeffart. haar zwager,
voor haar bezegeld. — Dezelfde echtelieden kochten in
1436, van Mathvs van Kessel op \'t Oever diens aandeel in
het verslat van Kessel. De schepenbrief gegeven op Elf-
duizend Maagdendag is bezegeld door den Landscholtis
Henric van Merwyck (2).
Aan den verbonds-brief tusschen de Ridderschap en de
steden Roermond, Goch, Erkelens en Straelen, opgericht
\'s Dinsdags na Beloken-Paschen 143G, hingen Willem, Heer
van Kessel, Johan en Sibcrt van Kessel, benevens Henric
van Merwijck, Gerit en Johan Tengnagel van Merwijck hunne
zegels. — Terzelfder tijd leefden ook Evrard en Tilman van
Kessel.
Willem, Heer van Kessel, had met zijne genoemde echt-
genoote vier kinderen, als :
1° Johan, ongehuwd overleden.
2° Mathijs, die volgt.
3° Eene dochter gehuwd met N. van Merwijck.
4° Wilhelma van Kessel, echtgenoote van Diederick van
Pollant. Deze gaf (St. Pietersdag 1440) aan zijne schoon-
ouders Willem van Kessel en Gerarda van Brocchuysen
een losbrief wegens een erfpacht van zestig malder rogge
(1)     Het zegel afgevallen.
(2)     Zijn zegel is gedeeld boven van hernieljju.
-ocr page 314-
— 810 —
staande op den hof Te-gen-Hoeve te Hout-Blerick, cijns-
roerig van Willem Brant de Boever, die met Dirick van
Pollant en Sibert van Kessel als getuige, den brief beze-
gelde (I). — Op Donderdag na Oculi 1464, verkochten
Willem van Kessel en diens echtgenoote Gerarda van Broec-
huijsen den hof Te-gen-Broeck aan de echtelieden Arnold
van Breydenbaent, genaamd Laemerstorp, en .Mettel van
Wysschel. De akte werd, namens de Schepenen van Kessel
en Helden, bezegeld door Thys van Kessel Johans zoon. —
Willem, Heer van Kessel, leefde nog in 1467. Johan van
Beyde genaamd van Besel, Landscholtis des Ambts Kricken-
beck, teekende op dit jaar het volgende in zijn dagboek aan :
«Item, des Sondaghs sand mir der Drossart van Wickeraedt
«eynen bricff, dat die vijant branten tho Kodinckhoven,
»ende dat terstont in \'t Ampt ende voirt myns Heren
«Genaden te Venlo geschreven daer nae te stellen, ich
«soude mit dije van Viersen auch by de hant komen, ende
«datselve dije van Straelen, bisonder mit Willem van Kessel,
»om sich die weer to stellen"
(2).
Mathijs III, Heer van Kessel, huwde in 1476 met Marga-
reta, dochter van den Bidder Johan van Hembergh, Erf-
kamerheer des Stichts Keulen. Volgens het voor ons lig-
gend contract bracht de bruidegom de volgende bezittingen
aan zijne bruid ten huwelijk: 1° Het kasteel Kessel met
aanhoorigheden ; 2° de hot Op-gen-Grave ; 3° de groote
Weerd, in de Maas gelegen ; 4° de tol op de Maas, Ieen-
roerig van het Hertogdom Gelre ; 5° de hof aen-gen-Broeck,
zijnde een vry ei/gen guet; 6° de molen ; 7" de hof Kal-
(1)    Het zegel van Pollant verbeeldt cene lelie ; dat van Roever drie molen-
ijzers 2—1, en dat van Sibert van Kessel het vijf ruiten-kruis.
(2)    Volgens aanleekeningen van den cvcnbcdoclden Landscholtis werd een
Johan van Kessel, bijgenaamd Langbeen, omstreeks het jaar li"0, te Lobhciοch, in
\'t Ambt Krickenberk , door zekeren Daniel Ten Eisen dood geslagen. — De
verslagene liet cene vrouw en minderjarige kinderen na. (Zie deel I bl. 183.)
-ocr page 315-
— 3H —
verpasch, aan \'t Broeck, wekken hoff eyn leen was op \'t
huys Kessel, dat selige Wilm van Kessel, des bruijdegoms vader
vercregen und gegolden hait;
8° de hof Tgen Holt met de
halve tiende te Kessel; 9° de hof Tgen-Eijcken te Blerick;
10° de groote tiende te Kessel; 11° meerdere kleine en
smalle tienden; 12° het veerstat te Kessel, belast met 12
pond was aan den Landheer; 13° de visscherij in de
Maas; 14° de gerechtigheid aan het Drossaardambt van
\'t land Kessel, ingevolge zegel en brief. Voorts eene menigte
renten, cijnsen en kapuijnen te Kessel, Helden, Baerlo,
Blerick. — De bruid kreeg als huwelijksgave 25 malder
rogge renten, staande op den hof Wijnthagen, en 12 mal-
der op den hof Husshoven, beide in de stad Kempen te
leveren. Hiermede moest zij zich behelpen tot na dood
haars Grootvaders, alswanneer zij den hof Honderpasch
gelegen te Kempen, bij Sinter Claes Capellen, nog bijkreeg.
Dit huwelijkscontract gedagteekend Sl Nicolaasavond van
voormeld jaar, is bezegeld vanwege den bruidegom, door
Conrad van der Horst, Peter van Bocholt, Johan van Dript
en Goert van Kessel, genaamd RoefFart, sijne Heren Neven,
Swaegers und guede frunde
; en vanwege de bruid, door
Johan van Hembergh, Ridder, Engelbrecht van Hembergh,
Ambtman te Kempen, Ludewich van Veldtbruggen, Alart
van Ghoor en Johan van Weijerhorst.
Bedoelde Heer van Kessel beleende op O. L. V. avond
4491, ten overstaan van zijne mannen, Hendrik van Blit-
terswijck en Dirk Schenck, den Ridder Otto Schenck van
Nijdeggen met de hoeve te Kesseleijck. — Bijgestaan door
zijne echtgenoote verkocht hij, in 1493 op S\' Urbanusdag,
twee tienden, eene in \'t roode veld en eene aan \'t broeck
aan Mathijs van Merwijck, Drossaard \'s lands Kessel. Hij
kreeg op Sl Michielsdag 1498 concessie van den Hertog
Kar\'el van Gelre tot oprichting van eenen windmolen te
-ocr page 316-
— 312 —
Kessel, in plaats van den watermolen die bouwvallig was.
In 1500, op O. L. V. dag, beleende hij Gerard van Holt-
molen met vijf morgen land gelegen aan de Offeorijt in den
kerspel van Dlerick, benevens nog elf morgen genaamd in
den Winckel. Hij overleed in \'t jaar 1525 achterlatende
een wettige zoon Willem, die volgt, mitsgaders vier natuur-
lijke kinderen, als: Willem van Kessel alias Merwijck,
Pastoor te Kessel, Geret van Kessel gehuwd (1526) met
Jan Boermans, Elisabeth en Neesken van Kessel, besteed
(1518) in \'t klooster te Oostrum, en wel tegen 13i/2 mor-
gcn bouwland in het Oostrummer veld gelegen. De hierover
gepasseerde akte werd, namens de Schepenen van Oostrum,
door Wijnanl van Obhendorp, Heer van Geisteren, bezegeld (1).
Willem II, Heer van Kessel, huwde den 10 November
1516, met Anna van Dalderich genaamd Barich, dochter
van Henrick en van Eva van Brede. De huwelijks voor-
waarde werd vanwege de bruid medebezegeld door Johan
van Brempt, Willem van den Impel en Lambrecht van
Pollart, en vanwege den bruidegom door zijn oom Elbert
van Merwijck, Rutger van Veltbruggen en Jacob van Holt-
molen (2). Ais getuigen waren hierbij: Heer Jacob van
Halen, Werner Proist, Heer Thomas van Helden en ChristofFel
van Kessel, bastaard. — In 15"26 riep Willem van Kessel
de tusschenkomst der Ridderschap in tegen Adriaan van
Bijlaut, Heer van Well, die hem driehonderd goudgulden
schuldig was en waarover Henrick Schenck, Drossaard
XAii Wachtendock, Johan van Wittenhorst, Drossaard van
Kessel, Edouard van Bocholt en Gerard van Kessel genaamd
Roeffert, als scheidsmannen beslist hadden. — Hij had in
1529 een geschil met den Graaf ChristofFel van Meurs en
(1)    Het zegel afgevallen.
(2)    Zijn zegel verbeeldt een gelanden dwarsbalk; — dat Van den Impel een
dwarsbalk waarop rechts eene merlettc; — dat van Veltbruggen een dwarsbalk.
-ocr page 317-
— 313 —
de Provisoren van \'t Collegie Su Heronimi te Keulen (het
zoogenaamde Roermondsche huis) wegens de interessen
van een kapitaal van 4200 Rijnsgulden gevestigd op renten,
pachten, cijnsen, bosschen, velden, wateren, weiden en
beemden des lands Kessel. De Provisoren, namelijk, de
Deken der kerk van den H. Geest, de Rurgemeester en de
Raad van Roermond beweerden, dat de jaarlijksche interest
in plaats van tachtig Rijnsgulden honderd en twintig dier
guldens moest bedragen. — Hij bezegelde den 27 Januari
1538 het verdrag tusschen Johan en Willem Hertogen van
Gulick cu Cleef ter eenre, en de Hertog Karel van Gelre,
mitsgaders de Baanderheeren, Ridderschap, hoofd- en kleine
steden van Gelderland ter andere zijde. Volgens dit verdrag
moest het Hertogdom Gelre en Graafschap Zutphen, na
Hertog Karels dood, bezeten worden door den evengemelden
Willem van Gulick. — Op Driekoningendag 1540 gaven
hem de Schepenen van Kessel een getuigschrift, dat hij
den aanwas (aangespoelde gronden) tegenover zijn huis,
synen erve ende alder guede eertijds naar waterrecht bevaren
had, overmits mannen van leen, als: de jonge Voogd van
Roermond, destijds Heer van Ghoor, en Renier van Herte-
velt tot de Puttongen. Gerard van Merwijck toenmaals
Landscholtis, had de gemelde Schepenen daarbij geroepen
off" \'t saeke were dat Willem dat f aren gefeelt hedde (1). \'
(t) Wrj laten ecnigo bepalingen van het Geldersen Waterrecht alhier volgen;
het is een zulk recht waardoor, langs «ettelijken weg, naast of in den stroom
gronden bewaard of bijgewonnen kunnen worden :
•Wat die stroom van sellTs aen ymandts olthoenige lant aenslaet dat is mitter
dact sync, nae breyte syns lants, al wacr \'t oock dat den aenwas van het
olthoenige erff mit ecnen waterhanck verdeilt weere, nuts dat die mit eenen
einde dacraen vast sye."
»\'t Recht van begacn und bevacren is nemelyck, dat een ijdcr van syn
olthoenich landt een opcomment landt off saudt mach begacn drooges vocts, soo
wyt \'t selve streckt, mits dat hy van syn voorbebbens veertien dacgen tho
voerens ken-kenspraeck sal latten doen und die geοnteresseerde partbyc
dacr.au
-ocr page 318-
— 314 —
Willem van Kessel, de laatste dezer linie, stierf kinder-
loos (1541), weshalve de burcht van Kessel met de aan-
verwittigen, und dienvolgens het voorschreve landt off sandt begacn, ten over-
staen van den Hoofft Officier, offle is nootsaecken desselffs Statholder, die hem
daerop Icijden sal, und ten minsten vier Gcrechtslujjden, daertoe umb haer loon
versocht synde, ter plaetsc dacr \'t gelegen is."
• Die bevaringhe wil doen sal daertoe gesinnen den Hoefft Officier, die gewoon
is over bloet te richten, off is nootsaeck, synen wettelycken Statholder, ter
plaetse daer \'t landt gelegen is. Oirkundt den gehelen Gericht daer \'t gebruic-
kelyck, offte ten minsten vier off vyff gequalificeerdc Gerichtsluyden, die alle
daertoe by den Officier, ter requisitie van parthyen sullen verschrevcn off gebo-
den werden."
• Doende veertien dagen tho bevoerens by schryfftelycke weete van den voor-
schreven Officier citeren und verdaegen partie apparentelyek daerby gcinteresseert."
• Dienvolgcnde sal hy op syn olthoenige landt die banck doen spannen, parthie
die daerop te spreecken mocht hebben doen aeneisschen, und die bcvarongh
mit recht aenvangen, Tc weten, mit cencn wagen geladen mit mist, gelyck een
huysman gewoen is te velde te vueren, daer voor sullen gespannen syn vier
off ses peerden, geleit, gedreven off gereeden door twe vuerluiden, dewelcke op
die peerden sullen mogen sittcn off daerby gaen, tot haeren keur, by sich
hebbende wyn ende broot, Und sullen die voerluiden mit densclven geladen
wagen eerst op \'t olthoenige lant runtzom gevaren und geweint synde, van
\'t sclve landt vaeren doer \'t water, nae het nye opgecommen landt off sandt,
welcke voerluiden, den Officier off synen Statholder, driemacl onder wegen mit
den wagen und peerden sal doen tucken off vertuinen, und elcke reyse van den
brode cetnn ende van den wyn diοncken laetcn, deser gestalt wanneer die
voerste raeder van den wagen in den water gecommen, sal der Officier off
synen Statholder die vocrsluidcn aenrocpen, und cerstwerff doen stilholden, die
tweede reyse, wanneer den geheelcn wagen in den wacter is, und die darde
reyse als die twee eerste raeder op \'t landt off sandt, und die twee leste raeder
in \'t waeter sullen staen, und sullen die voerluiden dan voortvaren op \'t hoge
off op \'t nye landt off sandt. Alwaer gecommen synde, sullen sy die peerden
utspannen, und daermede tho rugh off wcdcruiub ryden nae het olthoenige
landt, laetcndc den wagen staen und aldaer verblieven voor den tyt van ses
weken, die met vier palen op \'t voerschreve landt off sandt gepaelt und vastge-
maeckt sal worden. Und off \'t geviel dat decse wagen doer gcwelt van \'t water
off ysganck ewech dreve, off dat hem ymaudt nemende, daermeode den grenen
by denwelcken die befarungh geschiet is, achterdeel te doen, van daer brechte
off dede brengen, sal gelijckwcl die bevarungh van weerden blieven".
»Off daer cnich beletsel van tuinen , opgraven off anders onderwegen waer ,
bij menschen handen gemackt , wacrdoor die bevarungh sol moegen behindert
-ocr page 319-
— 315 —
klevende leengoederen, bij erfopvolging overging op zijn
achter neef Caspar van Merwyck.
De Geldersche familie van Merwyck, voerende van sinopel
en chef van hermelijn, met twee vlerken tot hclmsieraad,
komt in de annalen van Gelderland op vele bladzijden
voor. — Hendrik, Gerard en diens broeder Johan Tengnagel
van Merwyck leefden in 1418. — Cornelius van Merwyck,
Bevelhebber der Geldersche troepen in de landen van Cuyck
en Kcssel, vermoedelijk grootvader van den even vermelden
Gaspar van Merwyck, liet (volgens I\'antanus bl. φ32) ten
jare 1468, in een gevecht tegen de Cleefschen, het leven. —
Dirck van Merwyck, oom van Willem, Heer van Kcssel,
Freza van Merwvck, echtiienoote van Sweder van Barich,
leefden ook te dezer tijd, alsmede Elbert van Merwyck en
Mathys van Merwyck, Drossaard des lands van Kessel.
Op Zondag Jucunditat 1498, gaf\'Karel Hertog van Gelre
worden, dat sal den Officier olT synen Stadtholder, o|> versueck und kosten van
de bevarende partje, door raenschen handen brecken und wech nemen laeten".
i\'Oock so sal ciner die bevarongh doen wοll, liet hooit ofte kant van syn
olthoenieb lant, daer die peerden affgaen sullen, onbespiert moegen laeten aff-
steken und slichten , so nochtans dat geen merckelycke i|uanliteijt van eerde
off ander materie daervan in den water geworpen worde".
«Wanneer nu eenich landt off sandt in manier voerschreve wettelyck sal be-
gaen off bevaren syn, soe sal den Officier off synen Stadtholder van \'s llecren
wegen, dengenen die idt alsoe begaen off bevaren heeft, daerin setten, hoeren
und weeren tot dat hy met een beter recht daeruyt geselt sal syn nae landt-
recht".
«Indien ener syne waergenoraene bevarunghe na rechts behoer niet en konde
volbrengen sal hy daervan verstoken syn, und \'t selve sandt in gelijcken staet
als \'t doe was, niet wederom bevaren moegen".
«Wat aengaet de middelsanden off middelwerden die en moegen niet dan hy
die landtfurstlieke Overheijt, off wettelyck recht van deselve hebbende, gewon-
nen werden, und sukx niet anders dan den eijsch van besonder recht hiernae
verhaelt".
«Alle middelsander die sich van seltl\'s opdien, mul tho vorens van \'t olthoe-
nifh landt niet bevaren syn, moegen van \'s Heeren wege wellick bevaren
werden".
                                                                                                       \' J|
-ocr page 320-
— 316 —
aan laatsgenoemden een schadeloosbrief wegens 62i/2 goud-
gulden rente waarvoor hij zich ten behoeve des Hertogs ,
jegens Cornelius van Bergen, Heer te Melyn, Sevenbergen
enz. verbonden had. — Dit stuk waaraan het fraaie Hertoge-
1 ijke zegel, met het jaartal 4492, vastkleeft, luidt als volgt:
»Wy Kairle van der gnaden Gaits Hertoughe van Gelre
»ind van Gulich ind Greve van Zutphen, doen kondt, soo
»onse lieve Rait ind getrouwe Thys van Merwyck Amptman
»onss lant van Kessel, sich nu omb onser beden wille, an
«handen dess Eirbaren ind vromen Heren Cornelis van
»Bergen Heren to Melyn to Sevenberghen enz. vur drye ind
»sestichstenhalven gulden Kurf\'urster Rynsche gulden ver-
»sterckt ind verbonden heeft soo bekennen wy Hertoich
«vurschreve vur ons onse erven ind nakomelingen dat wy
«Wanneer die Hoor bevaringhe doon wοll, sal dat niot moegen geschieden
ton sye dat daervan viertien dagen te vorens openbaere kerokenspraecke voerga,
und dat te gelyck pai\'thije, schynbaerlijck daerhy geiulerresseert wesende,
schrjjfnelyck verwitticht «orden, mit vermeldungh van de eygentlycke tijt und
plats, wanneer und waer die bevarungh geschieden sall".
»Ten dage ter bevaerungh dienende sal der Hoeflt-Oflicier, die nac older gc-
woenten in den respective quartieron over suleke bevacrungbe behoort te staen,
off in nootsaeoken synen Stadt holder, dacr tho in tyts by den bevarder gere-
quireert synde, op die walplats ersehijnen, mit vier off vijff gequaliliceerde ge-
richtsluiden und oenen gesworen Schrijver, ten overwesen van alle dewelcke,
und van partien boidersydts, die bevarunghe geschieden sal".
Mit een gemeine merekschuijt, die ten minste een last hart korns laedcn
lind ter merekt vueren kan, op eyn gemein vaerwater wanneer die rivier op
anderhalve» voet nac op \'t lecchtste is".
► In deese schuijt sullen syn die voorschreven Officier mit de C.eriehtsluide»
und den Schryver, insgelyckon partyen beydcr sijdts und twe schippers".
"I\'nil vaeren alsoc rontsom het opgecomen nόddelsandt sonder urgent mit
den boedem van de schuijt grondt te rucren, wandt gront rurende, off ijet van
\'t voorschreve naogelaeten synde, sal die bevaringhe van geener werde gohou-
den worden".
• Don middelsant van \'s Hcerenwegen als vursebreve bevaren synde, sal die
Hoor \'t selve gerichtelyck in gebruick nemen, mit palen alt\'stoken, umi sijns
bosten gevallen» besegen, bepoten und besteken moegen".
-ocr page 321-
— 317 —
»deu selveu onsen Amptman, ind gebreeck syns syncu erven,
«geloifοοicken toegesacht ind geloitft hebben van allen schaden
»den hy off syne-erven daerby einichsins lydendc muchten
«werden genssliek ind all te sullen ontheffen, vryen, quyten
»ind sehadeloiss halden. Des te oirkondc hebben \\vy Her-
»toige vurschreve onsen segell an dcsen onsen brieff doen
«hangen. Gegeven in den jair onss Heren duysent vierhondert
»aeht \'nd negentich op ten Sonnendach vocem Jocundital."
Gerard van Merwyck, Landscholtis (1) vermoedelijk zoon
van den evengemelden Drossaard, kocht bij schepenaktc
gedateerd St. Jan-Baptistdag 1517, van Jan en Hendrik van
Vlodrop, wonende te Heinsberg, Jan van Dungelen, Mattel
Kollijck en Herman van Gaelen, broeders, zwagers, nicht
en neven, het guet op \'t Oever schietende met der eyne sijde
benevens de Monickije ende mitten ei/nde op der Maese, ende
die ander tijde benevens erve en guet van Willem van Kessel
ende liet ander eijnde op de straet. Daar de Kesselsche Schepc-
(I) Een uirck van Merwijck, waarschijnlijk bastaard, was in 1550 gezworen
linde te Kessel.
φ
-ocr page 322-
— 318 —
nen geen zegel hadden, zoo baden zij Goert van Kessel
op Baerlo, dat hij de akte voor hen bezegele.
Willem van Merwyek broeder van bovenbedoelden Dros-
saard en van Agnes van Merwyek gehuwd met Willem, Heer
van Oijen(l), had met zijne echlgenoote Agnes van der
Donck (2) twee kinderen :
1° Caspar van Merwyek, die volgt.
2° Johanna van Merwyek echtgenoote van Arent van
Bocholt, Drossaard te Grave en \'s lands van Guyek.
Caspar van Merwyek was reeds bejaard toen hem de
Kesselsehe erfenis ten deel viel. — Hij was tegelijk admi-
nistrateur, rechtsgeleerde en krijgsman. — Zijne lotge-
vallen waren vele. — Eerst vonden wij hem als Burge-
meester van Nijmegen , daarna als Drossaard van Bomme-
. ler- en Tielerwaard, betrekking waartoe hij \'s Dinsdags na
H. Sacramentsdag 1501 benoemd was geworden. — Bijge-
staan door zijne echtgenoote, Cornelia van Hemert, deelde
hij (1513) met zijn zwager, Arent van Bocholt, de ouder-
lijke nalatenschap, waaruit hem onder anderen de heerlijk-
heid Barsdonck toeviel. Hij was ook zwager van den Gelder-
schen krijgsoverste Marten van van Bossem , Heer van Poe-
deroyen, met wien hij drukke correspondentie voerde. (3).
(1)    Het zegel van Oyon verbeeldt drie. mispelbloemcn -2—1.
(2)     Het zegel van fier Donck is gedeeld, boven van hermelijn.
(3)    Het zegel van Rossem, verbeeldt drie kranen 2—1 , met twee naakte
liguren (Adam en Eva) als schilhouders. Op den helm een paardenhoofd.
Zie hier Kossems signature.
11 i 1
-ocr page 323-
— 319 —
In 1522 benoemde hem de Hertog van Gelre tot Stad-
houder en Bevelhebber van Groeningen, tegen eene wedde
van duizend Philips gulden \'s jaars. Deze benoeming luidt
als volsrt : «Kairle Heitoieh van Gelre ind van Guvlick ind
»Greve van Zutphen. — Wij doen kondt, Also wy onsen
«lieven getrouwen Jaspar van Merwick Richter enz. tot
»eynen Beveelhebber binnen onser stat Groeningen geor-
«dineert ind gestalt hebben, so bekennen wy dal wy hem
»tot syne ind synre knechten onderhaldinge, opdat liy ons
«aldaer to getrouwer dienen , ind sich eerlicker onder-
«halden moege, duysent Philips gulden oft die werde dair
»vur, jairlix van onsen Rentmeister inder tyt al dair to
«heben ind to boeren gcordineert toegefueght ind bewesen
«hebben, ordineeren toefuegen ind bewysen overmits desen
»onsen, openen placaet. Bevelen dairomme mit gansen
«ernst u Evert van Domseler onsen Rentmeister to Groe-
»ningen in der tyt, dat gy onsen Beveelhebber Jasper
»vurschreven die duysent gulden vurgeneumt, alle jaer
»van uwen ontfanck uytricht vernueght ind betaelt, sonder
«deshalve vorder ennich beveel van ons to hebben off to
«verwachten, dat is alsoe onse gantse will ind ernste mey-
«nonge, ind reckent ons sulx alle jaer myt copie autentyek
«van desen ind synre quytancie ais \'t behoert, dairvan sall
«ons woel! genuegen ind guede betaelinge geschicn in aff-
«kortinge uwer ontfanck alle\'t vurschreven sonder argelijst.
«Oirkonde ons gewoentlick hantteyekens ind secreet zegels
«hyrop gesath op Sondach VII Decembris 1522." (get.)
-ocr page 324-
— 320 —
Wij hebben niet kunnen achterhalen wat al te Groningen,
tijdens het bevelhebberschap van Caspar van Merwyck is
voorgevallen ; dit is zeker, dat zijn huis aan de Draepoort,
omstreeks het jaar 1529, verwoest en geheel afgebroken
werd met uitzondering eenei koetspoort, waarboven zijn
geslachtssvapen in steen gebeiteld stond. — Uit Groningen
gevlucht werd hij te Arnhem door Hertog Karel eigenhan-
dig gearresteerd, en gedurende ιιn en een half jaar op
St. Johanspoort gevangen gehouden. — Door het aanhou-
dend smeken zijner tweede vrouw, Gertrude Hoernken, met
welke hij, den 17 April 1523, te Groningen in den echt
was getreden, werd hij (1531) tegen een aanzienlijk losgeld
zijner gevangenschap ontslagen. — De quittantie ten deze
door Hertog Karel afgegeven is van volgenden inhoud :
»Karle Hertouch van Gelre und van Gulich, ind Greve
«van Zulphcn, lieren van Groeningen, der Omlanden to
«Kovorden ind von Drenthe.
»Wy doen kondt, soe Jaspar van Merwyck mit ons syner
«gefenckenschappe halven, op ons lieven Heren Hemelf\'artz-
>>dach anno X\\XI verdragen is, dat hy ons alsullicken twe
«renthbrieven bynnen drye weken overgeven sall, als hy
»ind syn huysfrouwe van idt cloistur Groet-Advvert, by
«Groeningen gelegen hebben, mit dieselve brieven, die hy
«mach hebben aentreftende idt Ampt des landts van Kessell,
«ind daertoe sall ons die vursehreve Jaspar van Merwyck
«geven seeven duysent golde gulden aen goldc off sijlveren
«payment, daer van hy ons die helfft bynnen drye weken
«vurgeruert betalen, ind vur die andere helfft sall hy als
«dan genoichsame borghe stellen toe betalen voer St. Jacob
«nestkomendc, ind sal alsdan terstond uyter gefenckenschap
«ind ijseren gelaeten werden, ind op ter poirten bliven
«soe langhc die leste penningen betaelt syn sullen, ind
«dieselve betaelt synde, sall hy syner gefenckenschap gantz
-ocr page 325-
— 321 —
»ind geheel, vry quyt ind ledich syn, ind moegen reysen
»ther plaitzen daer \'t hem gelieven sall, behalven hynnen
»onser stadt Groeningen ind der Omlanden , daer hij nyet
»trecken off komen sall, ihen sy mit wyll ind consent
»onser. Ind Henrick van Kamphuysen, ind Johan van
»Roencnborch daer voer to borghe stellen. Bekennen wy
»Her touch vurschreve Jaspar van Merwyck allet des ghenen
wgelick vurschreven in alles vollentachten afftervolcht u\\t-
«gericht ind betaelt heffl. Orkonde ons gewoentlicken
»hantteyken ind secreet zegelz hierop gesath, op ten 24
»dach Juli 1531."
                                  (get.) CHARLES.
Onder deze omstandigheden had Caspar van Merwyck,
zoo in zijn persoon als in zijn fortuin, veel geleden;
weshalve hij, op vrije voeten gesteld, vreemde Vorsten
ging dienen, ten einde in zijn onderhoud en dat zijner
familie te voorzien. — In 1532 was hij als Raadsman in
dienst des Hertogen Magnus van Sachsen, Engeren en
VVestphalen (1) en daarna, in dezelfde kwaliteit bij Chris-
loffel, Aartsbisschop van Riemen. Deze schreef \'s Zondags
Judica 1533, aan zijn Oom de Hertog Karel van Gelre het
volgende: »Uuser freundtlich dienst, und wes wir mer
»liebe und gute vermogen bevorens, Hochgeborner Furst,.
«freundtlicher lieber Oheim, Der Erbar unser lieber
»besondere Caspar v*on Merwich, hat uns undertheniglich
«bericht wie line von Euer Liebe nach seinen lang gethanen
»und getrowen diensten, grosse schaden begegnet seye,
(I) Ziehier de handteekening van dezen Hertog:
V
-ocr page 326-
— 322 —
»So Er nun sich verhof\'t Euer Licbc darzu gar kein ursach
»gegeben habe, und ei-pietig ist wes Euer Liebe Ime mit
«recht uberweisen kunnen, vor uns, neben andere Chur
»und Fursten des heiligen Reiclis, gutliche oder rechtliche
«verhor und uspruch zuleiden und zugeworten, Biten wir
»Euie Liebe freundllichs vleis, dieselle wolle, lme sein
»anbietend recht, in gnaden niclit weigeren, oder aber
»seins zugclugten schadens, ablrag, wandel und kerung
»thun, damit gedachler Gaspar von Merwich, dieser unser
«vorschrift, fruchtbarόch genossen habe enlpfinden moge,
»Solehs wir uns zu Euer Liebe freundtlich vcrtrφsten, auch
»umb dieselb in gleichcn f\'reundtlichen zu verdienen geneigt
»sein wollen, Und wicwol wir uns zu Euer Liebe aller
»billicheit hierin versehen, gewarlen wir nicht destoweniger
«Euer Liebe verschrieben antwort, Datum Rotenburg am
»Sontag Judica Anno XXXIII."
                (gct-)
VVό\'ccv
lil [ό\'3o was Caspar van Merwijck Land-Drossaard van
het sticht Bremen, en in 1337 weduwenaar van Gertrude
Iloernken. Hij woonde achlervolgens te Ratzeborg, Luneborg,
Bremen, Rostoc, in welke laatste stad hij in derde huwelijk
trad met Margareta von Welzow (1). Door deze bijgestaan
verpandde hij (1339) een derde deel der tiende van Kessel
aan Leonard van Becke wonende te Rostoc, verpanding
waartegen Thijs llagens, burger van Venlo, in verzet
kwam. De hierover opgemaakte akte werd door Jaspar van
(1) Voerende gedeeld, rechts een ossenkop, links een hertenhoren, beide
van zilver op keel.
-ocr page 327-
— 323 —
Daelen (1) Landscholtis van Kessel bezegeld. — Hij riep
te dezer lijd de tusschenkomst in van Jurgen Schenck van
Tautenburg, Gouverneur van Vriesland, ten einde door de
stad Groningen schadeloos en in het bezit te worden
gesteld van zijn huis aldaar en van het landgoed genaamd
Paddenpoel in de nabijheid dier slad gelegen (2). —
In 1ό38, na dood des Hertogen Karel van Gelre, wendde
hij zich met hetzelfde doel aan de Geldersche Ridderschap
en hoofdsteden. Wij laten een dier adressen alhier volgen:
»Den Edelen ende waelgcboeren Gerentesten, eersamen
»\\vysen en vursichtigen Verordenten, fiacnerheeren, Rilter-
«schappen, geschickten van den hoeft en kleinere steden
»des Furstcndoms Gelre endc Grcveschappcn Zutphen,
»Jetzent op ten landtdaeghc bynnen liucnnonde versaemelt,
«myncn genedighen gebiedenden Jonckeren, Hecren ende
«goeden vrunden.
«Thoene ende geve ick Jaspar van Merwyck U Edele
«ende Erenfeste gans dienstlick te kennen woe my die
«doerluchtighe hoeggeboere Furst ende Heere Kaerle
«Hartoch van Gelre etc. loflicker gedachten in eygener
«persoonen binnen Aernheym aengegrepen ende voert op
«sinte Johans port aldaer brenghen en setten heft laetcn,
»daer ick over anderhalff jair gefenckclick opgehalden sy
»worden en over sesthien hondert pont yzers aen οnynen
«bcenen gehadt, nyet baetende myne hoeghe ovcrvloedighe
«ende mennichfoldiche beghereir ende erbiedinghen ten
«rechten gestalt te moegen worden, wan alles syn Furstliche
«genade mij in eenighen deel op te leggen wusten daer
(1)     Zijn zegol vertoont zes gaande endvogels in twee rgen.
(2)    Wij vonden cene order, gedagteekend 1» Juli 1507, waarbij de Regeering
van Groningen zekeren C.laes Clant liet weten : dat hij onverwijld had terug te
bezorgen den brouwketel en de verdere brouwgercedschappen, welke hij uil
den huize Paddenpoel gehaald had of had doen halen.
-ocr page 328-
— 324 —
»ick inder tydt dat ick Syner Genade diener ende bevels-
«man gewest weer, anders dan getrouwlick ende oprecht
»in gchandclt oder gewandelt mocht hebben. Ende waer
»ick alsdan soe veel in den selvighen daer men een kynt
»met reden op syn kinnenbacken to slaen hedt schuldich
«bevonden wordt sonder einige genade aen den lyve van
»syne Furstliche Genade straffbnge to ontfanghen, dan my
»allet affgeslaegen ende geweygert is worden, soe dat ick
»my in \'t leste, solde ick daerop niet blyven sitten verrotten
«ende verderffen, daer \'t byna toe koemen was, koepen
«moest ende my myn guet geweldlicker hant sonder einige
»erkentenissc des rechten aefgenoemen ende aefgedrongen
«dat selvighe sich over die twee en twintich duysent golde
«gulden gedragende, soe der die pennonghen nae luyt ende
«inholt svner Furstliche Genade brieve en zefirel die ick
«daer van liebbe mitter yle syn moeste, waer durch ick
«myn guet verre binnen die helffl dattet wert was, als noch
«genoechs om te bewysen is, vercoepen en verlaeten heb
«moeten, ick laet noch staen die overgroete versmaedenisse
«voer genaemt die om geen geit oft\'goet to lyden weer
«gewest, Ende nae dein ick dan in der selviger myner
«vorgenoempde gefenckenschap noch daer nae nyewerldt
»by lyden des llocligedachten Fursten Kaerle Hertoghe van
«Gelre to gehoer noch ten rechten geslalt to werden en
«hebben konneu koemen indem dan noch yemant weer
«die seggen wold dat ick anders dan een goet getrou
«oprecht diener ende bevelsman gehandelt oder gewandelt
«hedt, ben ick noch overboedich die sclve voer U Edele
«ende Eerent\'este als vur myn gcburliche Hichlcrs des then
«rechte toe slaen ende nae erkentenisse Uwer Edelheyden
«toe lyden ende toe genieten. Bidt daerom gans dienst-
«lickcn V Edele ende Eerent\'este myns armen mans willen
«erbarmen ende my helpen dat ich myns aefgenoemen ende
-ocr page 329-
— 325 —
»aefgedrongen guedt eude onverwinlicken geleden schadens
«weder gerestitueert mach worden. Verschuldt ick altyt
«genie myns armen geringen vermogens tegens l\'Edele
«Eerenfeste die selvighe Godt ahnechtich in geluckzcliger
«waelvart bewaeren moet." (get.) Jasper van Meuwyck.
In 1539 zond hij andermaal zijne bezwaren bij den
Gelderschen landdag in, vertoonende hoe dat hij, op aan-
schrijving, zich naar Kleef had begeven en vervolgens naar
Arnhem, ahvaar hij vernam, dat in elke der vier hoofdsteden
van Gelderland eene dagvaart zoude gehouden worden om
alle klachten te verhooren ; waarna een algemeenen land-
dag zonde uitgeschreven worden, op Sint Jacobsdag van
gemeld jaar, om op elke klacht naar recht en billijkheid
te beslissen. — Dat hij ten dage voormeld, ondanks den
verren afstand en de gevaren der reis, te Arnhem en ver-
volgens te Wageningen was verschenen, alwaar hij te
weten kreeg, dat de aldaar beroepen landdag bestemd was
tot verhoor van Albert Gexken en diens wederpartij en dat
de geprojecteerde generale landdag eerst later zoude plaats
hebben. — Ledieerhand naar Mecklenbore teruggekeerd
zond Gaspar van Merwyck, in Oclober 1539, wederom een
adres in, met verzoek de landdag moge het daarheen lei-
den, dat hij Adressant schadeloos worde gesteld met de
goederen, waarmede de voortvluchtige bastaarden van den
verbleken Hertog Karel begiftigd waren geweest. — Hierop
geadviseerd zijnde volgde eindelijk de onderstaande resolutie:
»Alsoe de lantschap van Gelre undc Gracfschap van
»Zutphen dem Doerluchtighen Hoehgeboerenen Vorsten
»undc Heren Here Wilhelm van Gots genaeden Hertoghe
»toe Gelre, Guylick, Cleef unde Borehgraefl* toe der Marck,
»Sutphen und Raevcnsborch, Heer toe Raevensteyn enz. voer
«Jaspar van Merwvck duren syn mennychfoldiche beclacchten
minde aensmijekent gebeden heeft alsoedat Syne Furstliche
•
-ocr page 330-
_ 326 -
«Genade hoem myt de gueder gelegen in Boemelenverdt
»daer de voerfluehtvgchc bastaerden als nementlvch Peter
»uude Adolff van Gelre myt voenveten syne Furstliche
«Genade mede begyflycht geweest syo, toe wyllea bene-
wdychen\' daer up syn Furst. Gen. den voergenoemden
»Jaspar van Merwyck in bywesent etlycher deser nae
«beschreven syner vrynden als nementlyck de lieer van
«Weerdenborch, de lieer van der Horst Johan van Wyt-
«tenhorst, Herman van Boemelsborch, Johan van Leyenden
»de Drost toe llattcm, Stecffen van Ruytenborch, de Heer
«van Peerssynchen, Thoemas van Aepelteren, Heinryck van
«Paelwyck unde Jaechop van Tuyll Borchgemeysters toe
«Aernem up fryedach nae de heyllycbe drye Koenynehen
»in dem jaer van veyfteyn honden unde veertych durch
«den Heer van Broeckhuyssen Johan van Hossein, den
«Macrschalck Merten van Rossum Heer toe Poederoyen,
«Ueriek van der Lip gκnant Hoen lieer toe Afterden unde
«Grubbcntorst unde Mr. Jaechop Kaenys als raedt Syner
»Furstl. Gen. bcantworden heeft laeten, dat syn Furstl.
«Gen. dem voergemelten Heer van Broeckhuyssen in beveell
«gcdaen heelt de voergeruyrte gueder van wegen Syner
«Furstl. Gen. van stonden aen myt recht aen toe spreecken
«unde in toe vorderen, unde daer benevens des jenyche
«die upgemelte bastaerden aen bewyeslycher-schulden in
«dem lande van Gelre nae gelaθten hebben van de jaer-
«lvcher rent unde huvr der voergeruvrter trueder te doen
«betaelen, und als de selvijge voergeschreve rcchtsf\'orde-
«rynche geschijen is unde de voergeruyrte gueder syn
«Furstl. Gen. toe erkant syn, de voergenoemde Jaspar van
«Merwyck alsdan aen Syn Furstl. Gen. daervan vorderen
«laet wyllen, Syn Furstl. Gen. hoem der vocrgemelter vocr-
«beedt genijeten hielen unde sijch daer soc genedych in
/
-ocr page 331-
— 327 —
»erschijnen dat he des in benoechcn unde sich der sel-
»vyger voei\'beedt myt rede toe bcdancken sall hebben."
Gaspar van Menvyek werd, zooals wij bereids zeiden,
in 1541, Heer van Kessel, — In zijn vaderland terugge-
keerd diende hij als Overste (Beveelsman) onder Keizer
Karel V. Hij werd in die hoedanigheid door knechten
uit Venlo
gevangen en ten huize Horst opgesloten, \\vaar-
over de Regeering van Venlo, in 1548, eene vordering
tegen hem instelde. — Hij had van zijne eerste vrouw
een zoon met name Cornelis, die zich (1541) namens zijn
vader, jegens den Hertog Albrecht van Mecklenborg, borg
stelde voor eene som van driehonderd goudgulden. Cor-
nelis van Merwyck is ongehuwd overleden ; zijn vader
stierf in het jaar 1554, nalatende uit zijn derde huwelijk
de volgende kindereu, als:
1° Willem, die volgt.
2° Anna van Merwyck gehuwd met Thomas van Nunhem.
3° Mathvs van Merwyck, kanunnik van St. Jean te Luik.
4° Margareta van Merwyck, echtgenooie van Henrick
van Beers. (1)
Willem van Merwyck, Heer van Kessel, verhief (25 Sep-
tember 1555) de leengoederen, die hem na dood zijns
vaders aanverstorven waren. — Hij werd in Augustus 1566
met Jasper van der Lip, genaamd Hoen, Heer van Grub-
benvorst, Afterden en Blyenbeeck, door de Ridderschap van
\'t bovenkwartier van Gelderland naar Nijmegen afgevaardigd
om middelen in het werk te stellen tot afschaffing der
inquisitie. — Den 4 November van dit jaar, als wanneer
de gezanten der Geldersche kwartieren te Nijmegen ver-
zamelden, verscheen hij en Jasper van der Lip als verte-
(1) Voerende op goud een kruis van keel.
-ocr page 332-
— 328 —
tegenwoordigers der Ridderschap; Wilhelm van Husshoven,
Steven van Hertevelt, Gerit van Hamerstein, Clais Martelz
en Jacob Ilolswvler als Railz (runden der stad Roermond ;
Johan van Greverait en Johan van Stalbergen als Ilaitz
[runden
van Venlo ; en wel op uylschrijven cijns Erberen
Railz deser stat Nijmegen in saken der Religion ende om
bequaemen middelen te bedencken, umb den vortganck van den
nijewen secten to stutten, alterleij twijspalt ende vneinklieit
to vermieden, vriede und einicheit allenthalven to verwecken
ende to onderhalden.
— De overige drie kwartieren waren
ook ruimschoots vertegenwoordigd. De Raanderheer Jonker
Wilhelm van Bronckhorst, Vrijheer tot Datenborg en Stein,
deed zich, wegens de aankomst van Predikanten en het plun-
deren der kerken , vol gen derwijze bij de vergadering ont-
schuldigen: oJonckei\' Willem van Bronckhorst heft dorcli
«gesanten syne Edele ontscholt gcdaen, van de ankomst
»des nijeu Predikantz ende spolijrong oder beroving der
nkercken, presentirende by eide te verduren van beiden
»deilen ghein kennis noch wetenheit te hebben otf dairtoe
»conscnt gegeven te hebben, versoickende in crafFi der
»union opgericht Anno LXIIII beschut ende beschermt to
«werden, des begerende antwort."
Na dat de vergadering deze ontschuldiging had aange-
nomen benoemde zij eene commissie, die zich den 18
November I066 te Brussel, in den schilt van Hongarien,
zoude laten invinden ten eindeeenen landdag bij de-Prinses
Regentin te solliciteeren. Van deze Commissie maakten deel:
Willem van Merwijck te Kessel, Henrick van Ghcnt, Ertka-
merling, als gezant des Graven van den Bergh, en Cornelis
van Wese. Zij waren houders van de volgende instructie :
»Die verordente van Bannerheren, Bitterschappen, Hoifft
»ende kleine steden deses Furstendombs Gelre ende
»Greffschaps Zutphen alnu bynnen der stat Nymegen ver-
-ocr page 333-
— 329 —
»samelt, hebben befonden hoich noedich in desen gefσer-
«licken tyde\'n einige middelen tho bedenken die onderdanen
«deses Furstendombs ende Greffschaps sonder commotie
«ende oproericheit in einicheit tho behalden, tot dat eyn
»generael ordinnantie by Konincklyke Maiesteit onse alre-
«genedichsten Heren ende Lantfursten in der religion
«opgericht ende gemaeckt syn sall. Ende want die steden
«Venlo, οyll ende Zaltbommel ende meer andere hebben
«verclairt ende sich verluyden laten, so die Lantschap by
»ein anderen queme ende dan ein billicke ordinantie,
nummers ein guet middel by provisie beruimpt wurde,
«daerna wollen sy ende iere medeborgeren hen regulieren,
«schicken ende bevorderen, om in einicheit tho leven.
»ls verafgescheit dat van wegen der Bannerheren, Ritter-
«schappen ende steden in den vier quartiren reiscn sullen
«tho Bruissel, tho weten ein Gesante des Graven van den
»Bergh, dairthoe Derick van Lynden Heer tot Hymmen,
«Wilhelm van Merwyck ende Cornclis van Wese, ende
«aldair aen die Hertoginne tho Parma \'Plasance ende
«Generaal-Regentinne over alle conincklycke erffnederlanden
»tho suppliciren om tho mogen erlangen eyn generael
«bykompst ende landdag, ten einde als boven, ende
»eghener andere meynongh. Ende wes den Deputierden
»dairup bejegent \'t selve weder tho rugh te reportiren ende
woverbringen. Orconde der stat Nymegens secreitsegel
«hieronder opgedruct dat wy verordente ditmail gebruicken,
«den vierden dach Novembris in \'t jair XVC ses ende
«sestich."
Willem van Merwijck komt voor (1570—71) als Drossaard
der Amanie van Montfort. — Hij werd tijdens de eerste
Nederlandsche oorlogen door Staatsolie soldaten gevangen,
en door toedoen van den beruchten Veldoverste Martijn
-ocr page 334-
— 330 —
Schenck (1) weder los gelaten. — Hij was tweemaal
gehuwd. liet huwelijks contract met Sandrina van Weze,
opgericht den 1 Juni 1563, werd medeonderteekend door
J. van Wittenhorst, Floris van Docholt en Vincentius Foss.
Dat met Johanna van Hillen (2), opgericht den 1 Augustus
loTO, werd medcbezegeld door Johan van Wittenhorst,
Pandheer des ambts Montforl en Drossaard van Kessel,
Mathys van Merwyck kanunnik te Luik, Vincent Foss van
Schwarzenborch, Drossaard te Middelaer, Dietrich Ker,
Robert van Dursdael (3) en Gerrit Hillen. — Hij stierf
omstreeks het jaar 1585, achterlatende uit zijn tweede
huwelijk twee kinderen, als :
1° Willem Gaspar, die volgt.
2" Johanna gehuwd met Jonker Conrad van den Horst.
Willem Gaspar van Merwijck, Heer van Kessel, was
gehuwd met Walrava dochter van Renier van Stepraedt (4).
Het huwelijks contract gesloten op den huizo Heukelom,
den 2i November 1G09, werd medcbezegeld door Conrad
van der Horst, Johan van Steiuhuys, Arnoldt van Roed-
bergen Ertinaarschalk en Joost van Rroickhuysen van Keil;
en vanwege de bruid , door Assweer de Jeger, Johan van
Stepraedt tot Dodendael, Diederich van Stepraedt tot Wal-
(1)    Zijn zegel vertoont een links kliuiuienden leeuw. Zijne signature was deze :
(2)    Voerende gedeeld, in \'t eerste twee rondellen, in \'t ander twee over
kruis liggende degens.
(5) Zijn zegel verbeeldt drie fascen.
(i) Kene ridderburcht bij Walbeeck. Zijn cachet verbeeldt een leeuw op
een \\»• ld bezaaid met bilj
3
etten.
-ocr page 335-
— 331 —
beeck, Johan van Voorst en Karel van Arnhem (1). —
Bijgestaan door zijne evengemclde eehtgenoote kocht hij,
24 November 1613, de Ravenbergsche tiende. — Hij trad
in tweede huwelijk met Anna Monix. De huwelijksche
voorwaarde, gepasseerd (29 Februari 1620) voor den
Notaris A. J. De Witte resideerende te Nuenhen, werd
vanwege den bruidegom medebezegeld door diens zwager
Conrad van der Horst, door zijn neef Re.nder van Hillen,
Drossaard van Monttbrt en door Adriaan Poeyu Luiletiant-
Drossaard van Horn, en vanwege de bruid, door haar
zwager Floris van Evck, Heer tot Nuenhen, door Peter van
Eyck (2) en Johan van Gerven.
Willem Caspar van Merwyck was vσσr of in \'t jaar 1624
overleden, dan in September 1625 troffen de voogden van
zijne voorkinderen, namelijk: Diederich Baron van Stepraedt,
Heer van Dodendael, Slangenburgh enz. en Renier Baron
van Doornick (3), in bijwezen van Conrad van der Horst
tot Baerlo op gen-Roo, Reyuhard van Hillen tot Helden,
gewezen Drossaard van Montlbrt, Arnold Pollart en twee
geauthoriseerden uit den hove van Gelderland, met Anna
Monix en haar minderjarig kind een accoord nopens de
vaderlijke nalatenschap. Deze bestond, behalve de goederen
van Kessel, uit de volgende bezittingen : Het huis Kleinen
Paerle te Odiliλnberg met aanhoorigheden; een huis te
(1)    Het zegel van Steinhuys vertoont een keper, waarin een ring.
Dat van Boedbergen, gedeeld en chef drie gaande vogels.
Dat van Broickbuysen, gedeeld en chef van hermelijn.
Dat van de Jeger, eene zespuutigc ster.
Dat van Voorst, drie kepers.
Dat van Arnhem, een arend met uitgestrekte vlerken.
(2)     Voerende gevieideeld; in I en 4 drie afgeknotte pais; in 2 en 3 drie
sterren 2—1.
(3)     Zijn zegel verbeeldt een dwarsbalk.
22
-ocr page 336-
•— 332 —
Roermond, in de Hekstraat; de hof de Spieck te Swalmen;
de hof te Herten; de hof te Melick; bouw- en graslan-
den te Erkelens en te Opherten; het veer te Steyl en
dat te Blerick met meerdere lijfgewinsgoederen aldaar;
eene tiende te Sevenum, alsmede een tal van renten en
cijnsen.
De evenbedoelde kinderen van Willem Gaspar van Mer-
\\vyck waren de volgende :
1° Johanna Maria, gehuwd met Renier Hoen van Cartils,
Heer van Oud-Valkenburg.
2" Willem, van vvien hierna.
3° Renier Caspar, Franciscaner Pater te Bruell.
4° Gatharina, echtgenoote van den Baron de Boecop,
Heer van Ravensberg en Birgelen.
5° Uit het tweede huwelijk een zoon Johan Caspar, vσσr
1647 overleden.
Willem II van Merwyck, Heer van Kessel, had tot echt-
genoote in eerste huwelijk, Clementina van Lynden van
Croonenborch (1). Hun huwelijkscontract gesloten op den
huize Croonenborch, den 5 Februari 1637, werd medebe-
zegeld door Reinder van Merwyck, Reyndor Hoen van
Cartils, Diederich van Stepraedt, Heer te Walbeeck en
Twysede, Loef van Stepraedt tot Pluemenberch, Reynder
van Stepraedt, Heer tot Doodendael, en vanwege de bruid
door Frans van Lynden, Heer tot Croonendael, Diederich
van Lynden, Heer tot Hemmen en Blitterswijck, Johan van
Bonenborch genaamd Honstein, Sweder van Apeldoeren en
Philip van Thijnen, Luitenant-Kolonel, Kommandant van
(1) De breed vertakte nog voortbloeiende familie van Lynden-Aspreiuont
klimt (volgens Butkens) op tot het jaar 720. — Zij had hare zetels te Lynden,
Vemhuse, Alstborch, Hemmen, Aelst, Musscberg, Dormael, Synderen, Doelenham,
Froidcourt, Rechem, Croonenborch, Blitterswijck, Serooskercke. — Zg voert
gevierdeeld, in 1 en i een kruis zijnde Lynden, en in 2 en 3 een arend zijnde
Aspremont.
-ocr page 337-
— 333 —
\'s Hertogenbosch. — Clementina van Lynden overleed kin-
derloos den 25 April 1642. Haar weduvvenaar kocht, in
December 1645, den molen te OfFenbeeck en de Laten
gehoorende in den hof te Leven van de erfgenamen van
Jonker Adolf van Buren. — Hij trad, den 16 Juni 1647, in
tweede huwelijk met Judith dochter van Diederich van
Lynden, Heer te Hemmen en Blitterswijck, Ambtman in
Overbetuw, Super-lntendent van het krijgsvolk aldaar en
Gecommitteerde ter vergadering der Staten-Generaal. Deze
gaf schriftelijke toestemming »omme op minen huise Hem-
»men in den huuwelicken staet te bevestigen den Weledel-
«geboren ende Gestrengen Heere Wilhelm van Merwyck,
«Heere tot Kessell, ende die oock Weledelgeboren Judith
«van Lynden, mine seer lieve dochter, nademael deselve
»in de kercke miner Heerlickheit Hemmen meergenoemt,
«drie houwclicx proclamatiλn off geboden gehadt hebben,
«ende dat geene wettelicke verhindering voorgekomen is."—
De huwelijksakte werd door den Heemraad van Overbetuw
als Ambtenaar van den burgerlijken stand opgemaakt,
geteekend en bezegeld. Zij luidt als volgt :
»Ick Herbert van Lynden, Here tot Serooskercke doe
»condt ende tuige dat ick uit cracht van de vorenstaende
«autorisatie, observatis observandis, in den houwelicken staet
«geconfifmeert ende bevestigt hebbe, den welgedachten
«Wilhelm van Merwyck, Heere tot Kessel ende die oock
«welgedachte Judith van Lynden, dochter tot Hemmen
«ende Blitterswyck, ter presentie van die Weledelgeboren
«ende Gestrenge Heeren Diederich van Lynden Heere tot
«Hemmen ende Blitterswyck, Frans van Lynden, Vendrigh,
«Joost Vygh, Heer tot Usendoorn, Baedt des Furstendoms
«Gelre ende Graeffschap Zutphen, der bruid respeclive
«vader, broeder ende oom, ende ten overstaen van die
«Gerichtsluiden ende getuigen. Te eenen oorconde heb ick
-ocr page 338-
— 334 —
»mynen aengeboren segel op \'t spacie doen drucken
«Geschiet op den huise Hemmen den 46 Junij 1647."
Willem van Merwyck kocht in November 1673 de hooge,
lage en middele jurisdictie van het dorp Kessel voor 8500
ponden van veertig grooten Vlaamsche munt; weshalve hij
driehonderd Rijksdaalders opnam bij Johan van der Winden
medecinse-Doctor en oud-Burgemeester der stad Roermond. —
Hij verkreeg in ditzelfde jaar octrooi om te mogen testeeren
en stierfin 1676, achterlatende uit zijn tweede huwelijk
twee zonen en drie dochters, als :
1° Caspar, die volgt.
2° Theodoor Frans, Kanunnik te Aken en Personaat te
Sevenum.
3° Clementina Maria, kloosterdame te Steinfurt.
4° Walrade, religieuse te Bortscheid.
5° Theodora. Maria, jong overleden.
Caspar Baron van Merwyck, Heer van Kessel en Blitters-
wijck, had tot echtgenoote Catharina Agnes Baronnesse
van Doerne tot Asten, Ommel, Meijel, Ghoor.... Door deze
bijgestaan verkocht hij, in 1693, het veer te Blerick,
leeuroerig van den huize Brιe, aan de stad Venlo. — Het
octrooi ten deze verleend werd afgegeven door Johan
Adolf Baron van Gelder, Heer van Arcen en Brιe (1). —
De verkoopers bedongen de vrije overvaart voor hen, hunne
nakomelingen en huisgenooten ten eeuwigen dage, en ver-
klaarden verder, dat zij tot dezen verkoop te meer geneigd
waren als wezende voornemens, in oorlogstijden of andere
dergelijke ongevallen, binnen Venlo te vluchten; voor welk
geval de stad goede opname en bescherming beloolde (2).
(1)     Ziju zegel vertoond twee geaffrouteerde leeuwen.
(2)     liet aangehecht zogel is gebriseerd, in I en t Merwyck, in 2 en 5
Deurne, zijnde en chef urie Audreas kruisjes I—2—3, waaronder vier raseen ;
over bet geheel een hartschildje van vijf ruiten, zijnde Kessel.
-ocr page 339-
— 335 —
Hij kreeg in 1699 bij het leenhof van Gelderland vergun-
ning om den Maastol van Kessel, zijnde een onversterfelijk
manieλn, te mogen overdragen op zijne twee dochters.
Deze vergunning werd verleend op grond van een oud
geschrift of informatie, genomen in 1545 door Johan
Schenck, Leengriffier, houdende: «wanneer in het verhef
van een manieλn te lezen staat het woord onversterfelijk
dan mag dit leen ook vallen op vrouwen." — In 1709
benoemden hem de Staten-Generaal tot Raad-coustumier
van Gelderland. —
Zijne echtgenoote alsmede hare twee dochters overleden
zijnde trad hij, den 20 Mei 1711, op den huize Grunsfoort,
in tweede huwelijk met Elisabeth Anna Baronnesse van
Lynden, dochter van Antoon Baron van Lynden, Heer van
Cioonenburg, l\'eccop, Grunsfoort en van Cornelia Anna
Baronnesse van Ysendoorn tot Cannenburg. De huwelijk-
sche voorwaarde, opgericht den 21 April te voren,
werd medebezegeld door J. van Doornick genaamd Ulft (1)
en vanwege de bruid door T. W. van Wassenaer van
Alckemade (2). De huwelijksakte werd voltrokken door
Johan Baron van Arnhem, Heer van Rosendael, Land-Dros-
saard van Veluwe. — Hij reveleerde den 12 Maart 1717
het landgoed Oijen en de hoeve Boshoeck, leenroerig van
het huis Broeckhuisen, en zulks ten overstaan van Johanna
Catharina van Gijsenborch, weduwe van Palant, vrouwe
aldaar. — Hij is vσσr of in 1727 overleden, dan in October
van dit jaar werd zijne weduwe, namens haar minderjarigen
zoon, door Simon Heinrich Baron von Wendt von Wieden-
brucq (3), Bisschop van Osnabruck, destijds Heer van
(1)     Z[jn gevierdccld zegel vertoont 1 en 4 een dwasbalk, 2 en 3 een kruis.
(2)     Het zegel van Wassenaer verbeeldt in I en i drie wassende manen, in
2 en 5 een dwarsbalk en in het midden een hardschildje, waarop een klim-
mende leeuw.
(3)     Het zegel des Bisschops verbeeldt drie helmen 2—1.
-ocr page 340-
— 336 —
Broeckhuisen, beleend met de even vermelde goederen Oijen
en Boshoeck. — De kinderen uit zijn tweede huwelijk
gesproten waren de volgende:
1° Willem Antoon Mathijs, van wien hierna.
2° Antoon Adriaan Frans, als jongman overleden, werd
in 1745 beleend met het adellijk huis Oijen.
3° Judith Cornelia Maria, Kanunnikkesse te Munster-
bilsen, echtgenoote van Rudolf Casper Baron de Keverberg
d\'Aldenghoor.
4° Theodora Maria Josepha Kanunnikkesse te Munster-
bilsen, gehuwd met den Baron d\'Olne.
Willem Antoon Mathijs Baron van Merwyck, Heer van
Kessel, werd bij patente van den 25 Juli 1743 door de
Keizerin Maria Theresia benoemd tot Raad van den korten
tabbaard in Gelderland. — Hij kocht in 1752, van Jonker
C. J. van Kessel, een weiland genaamd in de Horsten,
leenroerig van het huis Baerlo, destijds bezeten door den
Baron Philip van Bierens (1). — Hij had met Maria Anna
Sophia Theresia Baronnesse van Metternich (2), Dame van
Mullenarck, Neckersleynach, Bortscheydt, Civel, Vernich,
Binsfelt, Witterschlich, Rammelshoven, geene kinderen. —
In zijn testament, geschreven den 5 November 1779, legde
hij zijnen erfgenamen de verplichting op om, tegenover de
sacristij der kerk te Kessel\', een gebouw te doen oprichten
met een altaar, waarin het Madonabeeld, dat in 1739 bij
hoog water tegen de muren van het huis Kessel was
aangedreven, geplaatst moest worden. — Hij liet zijne
roerende goederen, alsmede den burcht met aanhoorige
landerijen, den Graverhof, den grooten weerd, den Maastol
en de Kesselsche heerlijkheid aan Caspar Emanuel Joseph
Baron de Keverberg, zoon van zijne zuster Judith, terwijl
(1)     Zyn zegel vertoot drie endvogels 2—1.
(2)     Voereode drie schelpen 2—1.
-ocr page 341-
— 337 —
hij zijne overige bezittingen bij gelijke deelen toewees aan
den evenvermelden De Keverberg en aan zijn neef en
nichten, Baron en Baronnessen d\'Olne. — Thans behoort
het huis Kessel aan den Baron Karel De Keverberg d\'Al-
denghoor.
---------^*3*S>d^;i>*3---------
Hoewel de burcht en de Kesselsche leengoederen uit
het bezit waren geraakt der familie, die zich van Kessel
noemde, zoo bleef deze familie niettemin in het dorp
Kessel en omstreken aanwezig.
De tak der Kessel op \'t Oever schijnt af te stammen van
Willem van Kessel, broeder van Mathijs I, boven genoemd.—
Tot dezen tak rekenen wij Mathijs van Kessel, Ridder, die,
bijgestaan door zijne vrouw Catharina, \'s Maandags na O.
L. V. conceptio 1391, eene rent van ιιn malder rogge
overdroeg aan Herman Kempen burger van Roermond. De
verkoopakte werd namens de Kesselsche Schepenen bezegeld
door zijn neef Johan, Heer van Kessel, Ridder, Drossaard
des lands Kessel. — Of Godert van Kessel, Pastoor te
Breijel, ook tot dezen tak behoorde kunnen wij niet zeggen.
Hij had twee natuurlijke kinderen, namelijk: Willem en
Ninghen van Kessel. Deze kochten op O. L. V. avond
1410, van Mathijs van Holthusen een perceel erf, groot
negen morgen, gelegen te Eycke (Kesseleyck) op \'t Scinvelt.
De koopakte werd, namens de Kesselsche Schepenen, door
den Landscholtis Dierick van der Heyden (4) bezegeld. —
De bovengenoemde Mathijs van Kessel, Ridder, had met
zijne vrouw Catharina drie kinderen, als:
1° Johan, van wien hierna.
2° Margareta, echtgenoote van Pilgrum van der Kuijlen.
(1) Zijn zegel verbeeldt drie dwarsbalken.
-ocr page 342-
— 338 —
3° Sibrecht van Kessel, gehuwd in 1395 met Bela van
Groesbeeck (1).
Als magen en huwelijksvrienden waren hierbij : Johan
van Broeckhuysen; Jan, Heer van Kessel en Mathijs diens
zoon; Seger van Groesbeeck, Ridder, Heer tot Hoemen;
Werenbrecht Heer tot Ubberghen en Dederick van Groes-
beeck, vader der bruid. Deze gaf aan zijne Dochter 2600
Geldersche gulden; de bruidegom kreeg ten huwelijk eene
hoeve te Hinsbeck, eene te Greverade en \'s jaars 25 paer
korns,
halt rogge half evene (haver), uit de tiende van Kessel.
— Sibrecht van Kessel verscheen met zijn vader Mathijs, op
St. Paulusdag 1416, voor Egbert van Montfort, Tilman
van Kyll en Johan Willem, bastaard van Krickenbeck,
Leenheer en Leenmannen, overdragende de tiende van
Kessel, genaamd Scholastertieude, aan Johan van Wilre (2)
en Berlha diens vrouw, en zulks met inwilliging van
zijne zusier Margareta echtgenooie van Pilgrum van der
Kuylen.
Johan van Kessel op \'t Oever had een zoon genaamd
Seger. Dezo bezegelde (1418) met Hendrick Frans en met
Arent Slruver van Kessel het verbond der Edelen en steden
des Oveikwartiers van Gelderland. De laatstgenoemde hing,
op Sf Malhijs-avoud 1447, zijn zegel aan eene akte ver-
leden door de Kesselsche Schepenen. — Hij en zijn vader
bezegelden ook den verbondsbriel\' opgericht, \'s Dinsdags na
Beloken-Paschen 1436, tusschen de Geldersche Edelen en
de steden Roermond, Goch, Erkelens en Straelen.
Godert van Kessel, Vullincks zoon, releveerde (1459) het
huis Leven, den molen te Offenbeeck en de visscherij
(1)     Voerende een gponduleerde fasce.
(2)     Het zegel van Ey\'I verbeeldt eene lelie.
Dat van Johan van Wilre het Kesselsche ruitenkruis met een hamertje in
den rechter hoek.
-ocr page 343-
— 339 —
tegenover Besel namens Fey van Holtmolen genaamd van
Buren. — Goert van Kessel op Baerlo en Goert van
Kessel genaamd Boeffert bezegelden in 1483, \'s Zondags
na Pinksteren, als hylixvrunden het huwelijkscontract tus-
schen Willem van Baerlo en Godfrida Mercator. Dit contract
werd alsnog bezegeld door Hendrik en Joban van Baerlo
broeders van den bruidegom, Willem Heer tot Elmpt,
Edmond van Baerlo, Dirck Pollart en Willem Brant van
Brede; en van zijde der bruid door Thijs Mercator, Thijs
van Buremonde, Goert van Agris, Johan en Gerart van
Holtmolen, Johan van Stalbergen en Vullinck van Holtmolen,
Pastoor te Tegelen (1). — Goert van Kessel, was in 1502
als scheidsman tegenwoordig bij een vergelijk tusschen de
gebroeders Joban en Karel van Spede (2), ter eenre, en
de echtelieden Egbert van Holtmolen, ter andere zijde. —
Vullinck van Kessel bezegelde, op St. Servaasdag 1509,
eene clerenisse betreffende de gewoonten en gebruiken des
ambts Krickenbeck.
Het Biddergoed op \'t Oever, althans een deel daarvan,
kwam te dezer tijd, bij verkoop of bij erfenis, aan eene
familie van Vlodrop, die het in 1517 overdroeg aan Gerard
van Merwyck.
Een Jan van Kessel op \'t Oever leefde in 1547; — een
Mathijs van Kessel huwde in 1568 met Gatharina van
(1)     Het zegel van Baerlo vertoont eene lelie.
Dat van Mercator, een knielend Ridder met een molenijzcr up zijn schild.
Dat van Elmpt, < <in- lelie waarop twee vogeltjes.
Dat van Pollart, een leeuw op een schild bezaaid met biljetten.
Dat van Brede, drie arenden 2—1.
Dat van Thijs, van Ruremonde afgevallen.
Dat van Agris, een hartschild waarboven een lambel.
Dat van Holtmolen, een gelande balk.
Dat van Stalbergen. een boogpgl.
(2)    Hun zegel verbeeldt eenen haan.
-ocr page 344-
— 340 —
Grevenbroeck (1). Bernhard van Kessel, Leenman van
3Iontfort, hing (1Φ78) zijn ruitenkruis aan eene akte van
deeling. — Rudolf van Kessel was in 1604, als Leenman
des huizes Ghoor, tegenwoordig bij een leenverhef.
Mathijs van Kessel op \'t Oever had met zijne echtgenoote
Elisabeth van der Voort twee zonen, als:
1° Gerard van Kessel, Kanunnik van St. Jan te Luik.
2" Johan van Kessel. Deze had met Agnes van Mijlen-
donck drie zonen, als:
1° Balthazar Llrich, van wien hierna.
2° Willem.
3° Adolf Philip.
Den 12 Mei 1627 had tusschen den Kanunnik en de
minderjarige kinderen van wijlen Johan van Kessel eene
erfdeel ing plaats, waarbij Balthazar Baron van Mijlendonck,
Heer van Schonau, Jurgen van der Voort en Godert van
Kijpshoven als voogden optraden. De te verdeelen goederen
waren : de Puthof, Looije, Oijen, het goed op \'t Oever en
de windmolen te Helden.
De evengemelde Jonker A(}olf Philip van Kessel leefde
nog in 1679, dan, hij kocht in dit jaar van de echtelieden
Jan Willem Janssen te Roermond een kapitaal van twee-
honderd Rijksdaalders, staande ten laste der gemeente
Kessel. Tot meer zekerheid van dit kapitaal, gelicht in
hooghen noot tolte betaelingke van de fransche contributiλn
,
gaven de Schepenen van Kessel een reversaalbrief, geteekend
J. H. van Bodinckhuysen, Scholtis, Godert van Kessel,
genaamd Roeffart, Goert Willems, Reiner Beurkens, Leonart
Spee, Dries Hendrix en Willem Bleutjens.
Balthazar L\'lrich van Kessel op \'t Oever had twee kinderen,
x (1) Voerende twee getande balken. — Volgens eene gιnιalogie der familie
Grevenbroeck had deze Mathijs van Kessel een zoon genaamd Johan en eene
dochter gehuwd met Willem van Boshuysen.
<
-ocr page 345-
— 341 —
namelijk: Anna Maria Gertrudis en Johan Willem. Deze
had een zoon genaamd Baltbazar Adolf, die in 4724 beleend
werd met den hof ie Holte. Hij was vader van Ernest,
Maximiliaan van Kessel gehuwd met Maria Anna van Mer-
wyck. In 1731, na dood van Jonker Ernest\'Maximiliaan,
gaf zijne weduwe eene volmacht aan Gisbert van den
Broeck, kapelaan te Kessel, om zekere goederen, leenroerig
van het huis Baerlo, namens haren minderjarigen zoon
Caspar Joseph van Kessel te verheffen.
De familie van Kessel genaamd Boeffart stamde vermoe-
delijk af van Goyert, Goert of Godhard vart Kessel. Zij
voerde in haar schild het Kesselsche ruitenkruis met eene
kleine brisure in den rechter hoek (1).
Godert van Kessel genaamd Boeffart, en Gerrit diens
broeder bezegelden (1418) den verbondsbrief tusschen de
Geldersche Edelen en de steden Boermond, Gelder, Goch,
Venlo, Erkelens en Nieuvvstad. — Goert van Kessel ge-
naamd Boeffart had tot echtgenoote Baetse van Holtmolen,
aan welke hij, volgens huwelijkscontract opgericht \'s Don-
derdags na St. Servaas 1477, de volgende bezittingen ten
huwelijk bracht: Den hof tot Oijen groot 180 morgen,
leenroerig van den huize Broeckhuysen; den hof Molen-
hyjs met koren en oliemolen gelegen te Venlo; de borchstat
mitten weijeren
te Aldenkrickenbecke in den kerspel van
Leuth; de groote St. Anthonius tiende in den Broeck onder
de heerlijkheid van Meer gelegen; voorts een aantal pach-
ten en cijnsen. Goert van Kessel-Boeftart, Landscholtis,
stierf in het jaar 1507. — Henric en Willem van Kessel-
Boeffart waren zijne zonen. — Elisabeth van Kessel-
Boeffart, echtgenoote van Jacob van Goijen wordt in 1518
(1) De naam Rocflert is te Kessel, als plaatselijke benaming, nog voorhanden.
-ocr page 346-
— 342 —
genoemd. — Gerit van Kessel-RoefFart, Burgemeester
van Venlo, overleed in 1548. Agnes zijne weduwe
leefde nog in 1561. Den 15 Januari van dit jaar had
tusschen hare drie kinderen, als: 1° Gerrit, die volgt,
2° Christina, echtgenoote van Johan Ker, 3° Thonis van
Kessel-Roeffart en diens zoon Mathys eene erfdeeling plaats
betreffende de hofstad en de twee hoeven te Oijen, in de
gerechten van Kessel en Baerlo gelegen (1). De akte werd
mede onderteekend door Willem van Merwyck, Heer van
Kessel, door Willem van Kessel, alias Merwyck, Pastoor te
Kessel- en door Dirck van Merwyck, Gerechtsbode aldaar.
Gerit van Kessel-RoefFart huwde, den 1 Augustus 1567,
met Maria van Waldoes genaamd Baerlo, aan welke hij het
huis Oijen ten huwelijk bracht. Dit huis werd in 1572,
toen de Prins van Oranje de stad Roermond innam,
gespoiieerd, waardoor een kistje gevuld met familie docu-
menten verloren raakte. — Gent en Godert van Kessel-
RoefFart hadden (1620) geschil met den Heer van Kessel
wegens de jacht. — Deze Godert van Kessel-Roeftart, wedu-
wenaar van Maria van Spee, had twee zusters en een
broeder genaamd Adolf, wiens dochter Anna Maria gehuwd
was met den Ritmeester Henric van Eynholtz. — Godhard
van Kessel-RoefFart en na hem (1665) zijn zoon Godhard
bewoonden achtervolgens het huis Oijen (2).
(1)     Te dezer lijd leefde ook Johan van Kessel genaamd Breg, man van
Elisabeth Roeffart.
(2)     De bewijsstukken zijn meestal in het archief Aldenghoor voorhanden.
-ocr page 347-
BIJLAGEN.
N° 1.
Hendrik, Graaf van Kessel, schenkt aan de kerk Sa Maria in Insula
eenige goederen gelegen te Kessel en te Baerlo.
— 12i9-
In nomine sancta? et individua? Trinitatis, Ego Henricus comes de
Kessele desiderans opus Eleemosijnarum quod in subsidium mea?
peccatricis anima? prseparavi ratum et perpetuum permanere, Scripto
prasenti hoc dccrevi tam futurorum que prasentium et notitia? intimere
et memoria comrnendare, Videlicet quod ego divina misericordia inspi-
rante pro peccatorum meorum remcdio, et anima? meae solutio, ecclesiae
beata? Maria? in Insula Trajectensis dijocaesis bona subscripta contuli,
curtum in Barlo et in Kovesdonck (Ravensdonck) cum omnibus
ad incolarum loei illius cominunum usum pertinentibus, aquas, pratis,
pascuis, silvis et unum mansum nemoris in Barlo in parte orientali,
et pomerium juxta ecclesiam in Kessele, luec omnia praedicta? ecclesia?
cum jure proprietatis uxore mea Domina Othelende et omnibus liberis
meis proprietati renunciantibus, coram hominibus et ministralibus meis
dono perpetuo contuli, libere possidenda, Praeterea curtem in Oije sub
tali conditione eidem ecclesia? assignavi, quod uxori mea? aut liberis
meis eandem curtem cum L marcas redimere licebit, eisdem successive
solvendis, ita quod singulis X marcis ac minus simul solvantur, donec
praetaxatae pecunia? solutio l\'uerit integraliter consuinmata, et interim
usum ad ultimain solutionem ecclesia in possessione et fructuum per-
ceptione pacilice residebit, Hoc etiam huic conditioni annexum erat,
quod si pnedicta curtis cum praescripta pecunia redempta l\'uerit,
aliqna inde possessio comparetur, ne donatio mea niinuatur, vel ;i
memoria deleatur, Porro ut pra?fata ecclesia n eisdem bonis majore
-ocr page 348-
— 344 —
pace gaudeat, et libertate advocatia supra dictorum bonorum Domino
meo Engelberto Coloniensi Archiepiscopo resignavi, ita que ab ipso,
suisque successoribus perennitur teneatur, nullique personae alteri
unquam conferatur, ut eadem bona sub protectione Episcopali tuta
perpetuo pernianeant et consistant, hoc vero factum oninia sive in
supradictorum bonorum largitione sive in advocatix resignatione prae-
fata conjunx mea et liberi mei in praesentia hominum meorum libe-
ralitate voluntaria approbantcs, pariter mecum manu apposita confir-
marunt, Caeterum ego cupiens capellam et locum sepultura\' sanctarum
virginum in Kesseli veneratione debita et deivini oflicij celcbratione
continua honorari, hac conditione cum Abbata Ardo praenominataj
ecclesiae in Insula conveni, quod per aliquem Sacerdotem fratrem
cuisdem ecclesia; in praefata capella divinum ministerium perpe-
tuo peragatur ut itaque supradicta ecclesia in praescriptis bonis ab
omni inquietudine et molestia perenniter defendatur, donationem
meam publice et legitime factam praesenti chijrographo meo et uxoris
meas sigillo insignito, et subscriptis testium nominibus irrefragabiliter
confirmavi, Testis hi sunt Dominus Gerardus Abbas de Gladebach,
Godefridus de Reide, Magister Petrus, Hermanus nobiles viri, Dominus
Albertus de Kuick, Gerardus de Hoerne, Henricus de Kessenich,
Rutgerus de Breml, homines mei, Godefridus de Eile, Wilhelmus
Kolne, Gerardus de Barle, Godefridus pincerna. Hcistachius Heun de
Sutersbecke et plures al ij, Acta sunt haec anno incarnationis Domini
nostri Jesu Christi MGC.XIX. Indictione XII11 regnante glorioso Rege
Romanorum Frederico venerabili Archiepiscopo Engelberto sacrae
Coloniensis ecclesiae praesidente.
N° 2. .
November 1219. — Engelbert I, Aartsbisschop van Keulen, neemt de
advocatie der onder S° f geschonken goederen aan.
Engelbertus dei gratia Coloniensis universis Christi (idelibus prae-
sentem paginam inspecturam salutem, In vero salutari ex affectu et
f ura pastoralis ofticij admonemus opera donationis et pietatis quae limit
ad honorem Dei et cultum ecclesia* ampliandi pro assensu approbare
-ocr page 349-
— 345 —
et eflicaci studio perraoveri, et ea nostra auctoritate ut rata perma-
neant, ft perhennia roborare, Unde nos dilecti et fidelis nostri Hen-
rici Comitιs de Kessele devotioni toto animo gralulantes et peti-
tioni benevole annuentes bona subscripta quem ipse inspirante Dei
misericordia pro salute animae suae ecclesiae beatae JMariae in Insula
Trajectensis diocesis libere contulit et devote sub nostra protectione
duximus et presenti scripto irrefragubiliter confirmamur, Sunt aut hic
bona curtis in Baerle et in Kovesdonck (Ravensdonck) cum omnibus
que ad incolarum loei illius communcm usum pertinet scilicet aquis,
pratis, pascuis et silvis, et unum mansum nemorum in Baerle et
pommerium juxta ecclesiam in Kessele quos omma praefatus Comes
praedictae ecclesia? coram hominibus et ministerialibus suis contulit in
propria dono perpetuo libere possidenda cupiens que idem Comes inde
perennitati et securitati saepedictae ecclesiae in posterum per inde advo-
catiam praefatorum bonorum nobis resignavit, itaque a nobis et a
noslris successoribus perhenniter teneatur nulli unique personae alteri
conferenda ut praenominata ecclesia sub protectioni pontiflcali et pro-
fessione saepedictorum bonorum majori pace et libertate perpetuo
gaudeat et fruatur, ne autem super hoc facto aliqua ab heredibus
conditio possit in posterum suboriri nobilis Domina uxor sua Othelen-
dis et omnes liberi sui proprietati perit et advocationi supradictorum
bonorum renuntiaverunt et donationi assensum volontarium prebuerunt,
praeterea praefatus Comes quinquaginta marcas supradictae ecclesiae
assignavit per quibus curtem in. Oye obligavit eidem donec a se vel
a suis haeredibus soluta praetaxa pecunia curtem eadem redimatur, si
autem praetaxata summa simul persolvi non potent per quinquennium,
successive persolvat, itaque decem marcas annis singulis persolvant,
ecclesia usque ad consummationem solutionis integre in possessione et
fructuum perceptione pacifica residente, Si qua igitur ecclesiastica
secularisque persona in hanc nostram confirmationem sepedictam eccle-
siam in commemoratem in quibus nos advocatiam tenemus ansi teme-
raris injuste attentavcrit molestare indignationem Dei et sancti Petri
et nostram se noverit incurrisse et condigna? vindictae animadver-
sionis ecclesiastica; subjacere, Data Benesbur XV kalendas Novembris
anno gratiae millesimo ducentesimo decimo nono pontificatus nostri
secundo.
-ocr page 350-
— 346 —
N° 3.
Hendrik, Graaf van Kessel, sticht tenen altaar met twee wekelijksehe
missen in de kerk te Kessel.
— St. Martijnsavond 1236.
In nomine Domini amen. Notum sit universis Christifidelibus prae-
sentes litteras visuris et audituris quod annu a nativitate Domini mil-
\'lesimo ducentesimo trigesima sexto in vigilia Martini Episcopi et con-
fessoris, Nos Henricus Dei gratia Comes Kesselensis una cum dilectis
nobis viris in primis Dominus Petrus Rector ecclesia; de Kessel, Do-
minum Henricus Secretarius noster, nee non Dominus Godefndus
lilius Godefridi et Dominum Berck miles in Barlo attendentes ac mente
voluenter hujus vitae instabilem de caducum statum, non habentes hic
inanentem civitatem hujus modi re compuncti et ob divini cultus am-
pliationem ac animarum nostrarum et omnium fidelium defunctorum
refrigerium erigere statuimus in parochiali ecclesia villa nostra de
Kessel altare beats Catharinae virginis et martyris ad duas missas
in et super eodem in hebdomada digne et laudabiliter celebrandas
cui in super nostra bona infrascripta pure et sirapheiter propter Deum
absque ulla molestia et inquietudene in perpetuum possidenda contu-
limus. In primis curtem iimiui sitam in Kessel apud paludem juxta
mansum dictum Haddenraij, et ab altero latere ad bona dicta op den
Parick, Item unum malderum siliginis annuatim in Barlo de bonis
quondam Gerardi molendinari, Item quatuor vasa siliginus et duos
pullos in Kessel de uno campo jacente apud curtem beatae Catharinae
virginis, et bona de Parick, Item Dominus Henricus contulit decem
denarios de bonis dictis Kremcrs guet, Item Tilmanus de Raede sex
denarios, Item Gerardus Horck sex denarios quos solvit Gerardus de
Went, \'Arnoldus Rector sex denarios de domo dicta Coenen tot
Genenhout, Item Mabilia de Staede unum denarium, Item Arnuldus
Philippi unum denarium, Item Winandus Servator sex denarios, In
testimonium omnium et singulorum praedictorum in perpetuum irrefra-
gabiliter permanentium fecimus hac litteras sigdli nostri appensione
comuiuniri, Datum anno et die quibus ut supra.
-ocr page 351-
— 347 —
N° 4.
Reynald I Graaf van Gelder benoemd den Ridder Godfried Berck
(van Baerlo) tot zijnen erfelijken kastelein der burcht van Kessel,
\'s daags vσσr St. Simon en Judas 1279.
Nos fteynaldus Comes Gelrensis universis presentcs litteras visuris
et audituris notum facimus quod nos Godefridum dominum Berck
militem nostrum fccimus hereditarie fidelem et castrensem in castro
nostro de Kessele pro trigenta marris Coloniensibus denariorum bono-
runi et legalium quos sibi vel suis heredihus si ipsum non esse con-
tigerit dabimus annuatim videlicet de thelonio nostro Kesselensi viginti
marcas et de petione terre predicte decem inarcas monete supradicte.
Ita tarnen quod si in dicto theloneo nostro tantam nobis non emer-
serit quod nos viginti marcas persoivere poterimus, tune ipsum defec-
tum in aliis bonis nostris tenebimur adimplere, si autem in ipso
thelonio viginti marce quomodoeumque emerserint, illa in usus nostros
convertentur, hoc adjecto quod si dictas viginti marcas redimere vo-
luerimus illas cum trecentis marcis monete predicte redimere poteri-
mus et quitare, Ita quod quandocumque ipsi Godefrido vel suis here-
dibus centum marcas dederimus hunc ipsi de viginti marcis supradic-
tis decem marcas nobis defalcabunt, et cum eisdem centum marcas
bona alia comparabunt et illa a nobis et nostris heredibus tenebunl
jure videlicet castrensi supradicto, Godefrido autem predicto universe
carnis viam ingresso duo filiorum suorum de dictis triginta marcis vel
bonis cum eisdem comparatis, si que fuerint comparate, nostri cas-
trenses remanebunt, ita quod quilibet filiorum predictorum pro feodo
suo castrensi quindecim obtinebit marcas monete supradicte et duo
feoda extunc remanebunt, Et sic cum conditionibus predictis de du-
centis marcis quas dictus Godefridus pro nobis apud dominum Hen-
riciini quondam comitem Kesselensem persolvit quiti eremus penitus
et absoluti, In cujus rei testimonium et robur presentem litteram
sigillo nostro duximus roborandum, Datum anno domini millcsimo
ducentesimo septuagesimo nono in vigilia beatorum Simonis et Jude
apostolorum.
-ocr page 352-
HET AMBT MONTFORT.
ToPOGRAPIIISCHE INDEELING. — OόDE BESCHEIDEN. — HET LEEN-
IIOF. ----- DE LEENGOEDEREN. ----- VeRDEEI.ING IN BANKEN. —
DROSSAARDEN EN LANDSCBOLTISSEN. — ScHRPEN-
GEWIJSDE. — Sl.OT.
I.
Vlak tegenover Thom, op den rechter Maasoever, ligt
Montfort, hoofdplaats van \'t Geldersche Amht van dien
naam. — Dit Ambt, doorgaans Amanie van Montfort gehee-
ten, bestond uit de vlekken Nieuwstad en Echt, en uit de
dorpen Montfort, Posterholt, Vlodrop, Odiliλnberg, Maas-
bracht, Roosteren, Linne, Elmpt, Swalmen, Besel en Bel-
feit; zijnde de vier laatstgenoemde van het overige ge-
deelte der Armanie gescheiden door het Guliksch dorp
Melick-Herkenbosch, door het landje van Dalenbroeck en
door de stad en het grondgebied van Roermond.
Het sterke slot Montfort gebouwd in 1250 door Hendrik
broeder van Graaf Otto III van Gelre werd, even als de
vesting Nieuwstad, tijdens de Nederlandsche oorlogen
omvergehaald. Ook het stadje Echt, minder belangrijk
dan Nieuwstad, had tijdens die oorlogen veel te lijden.
Zijn rechtsgebied strekte zich uit over vele dorpen der
Amanie, en zijne bosschen (het Echterwald) waren als gren-
zenloos. — Toen Hertog Edouard van Gelre, in 1364, de
pandschap der landen Millen en Vucht overdroeg aan
Johan Graaf van Meurs (1) bedongen zij, dat die van Vucht
(l) Zie biervoren.
-ocr page 353-
— 349 —
(Waldfucht) konden houwen in het Echterwald, \'s Maandags
van elke week, en hakken des Vrijdags. Ingeval zij eiken
of beuken hout haalden op andere dagen, dan waren ze
strafbaar telkens met twee pond Vlaamsch ten voordeele
des Hertogs. — De andere inwoners des lands Vucht kon-
den voortgaan met te houwen zooals zij vanouds gewoon
waren te doen; deden zij daarenboven, dan vervielen ze
in de evengemelde boete. Voorts was bedongen, dat de
molenkarren van Wolffhaegen en andere plaatsen, welke
niet lot de verpande landen behoorden, onbemoeilijkt hun
gemaal in die landen mochten ophalen en vervoeren. Vort
sullen die mulenkarren van den Wolfhaegen ende andere die
totten voorschreve Landen nijet en behoeren van dess tit voirdt
haere gemaele in denselven Landen ende Staeten ongekroil
haelen, alse voortyts voor deze versettinge gedaen hebben.
Dezelfde Hertog Edouard confirmeerde in datzelfde jaar
1364 de privilegiλn des lands van Gelre, privilegiλn die
door de opvolgende Hertogen werden bestendigd, telkens
met uitzondering der landen Montfort en Erkelens. — Wij
weten niet op welke gronden deze uitzondering berustte.
De oorkonde door Reynold IV, \'s Dinsdags na St. Paulus-
dag 1404 ten deze gegeven, werd in 1423, door Hertog
Arnold bevestigd (1).
(I) Wjj Arnoldt van der gnaden Gottes, Ilertoge van Gelre mul van Gulich,
und Grave van Zutphen doen kundt allen ludcn, die diesen briefl\' sullen sehen
on* hoeren lesen, dat wy bei rade und guitduncken uuser deunde van unsen
Raide, onsen guden luiden und gctrauwen unss landz von der Nierssen opwarls
an beiden sciden von der Masen, die nu daerinne woonachtig sein off nacmahls
wesen sullen, continnirt und bestcdigt hebben, conflrmircn und bestedigen
overmilz diesen brieft* vor unss unse Killen und nacoemeliiigen, alle alsolcke
rechten als unse sclige Vorauder Hertog Edelwart von Gelre, Hertog Wilhelm
umi Hertog Keynalt, Hertogen van Gulick und von Gelre und Graven von
Zutphen, den Gott allen gnedig seie, hun gegeven, gevestigd und besiegelt
hebben, gleick die auch hernae beschrieven stam, die te hebben und te behal-
den erfuicken und emmermeer, uytgenomeu dat landt van Montfort und von
-ocr page 354-
- 350 —
De Amanie van Montfort werd bestierd nagenoeg op den
voet der naburige Geldersche Ambten Kessel en Kricken-
beck; echter had zij haar eigen leenhof, gevestigd op den
burcht te Montfort. — In 1482, \'s Woensdags na Letare,
beleende de Graaf Adolf van Nassau, Stadhouder van Gel-
derland, zekeren Dirck van Kenijchten, burger van Roer-
Erclentz, und dal darloe behort, Dat is te weten, in \'t erstc dat wy cinen
jeglicken, die in diesen vurschreven lande geseten is, doen und setten sullen to
vondcuisse onsen Schepenen, Mannen und Laden van dieseni lande, also alss
dal landtreebt darafl\' gelegen is. Vort willen wy dat onse Kichter die nu von
unsen wege sein off naemahls von unsen Erven und Piaekunilingcn wegen in
diesen vursehreve landen wcsen sullen ten hepgen sehweren sullen, vor sei
dat Ampl anfangen, einen jeglicken die in dicsem vurschreven lande nu geselen
is oiο namals wesen sall, recht und vondenisse toe doen, die Schepenen, Man-
nen und Laeten na den Landtrechle als vurschreven is. Vort willen wy, dat
men unsc Manne und Dienstmanne, in diesen vurschreven lande geseten, van
haere leenen oiο gucden darbinnen gelegen, nit voerder laden noch dagen en
sall, dun van dei\' Nicrssen opwarts, binnen onse lande van Gclrc. Vort willen
wy, die ein Amptman oiο Keichter in diesen lande wcsen sall, dat hy geguidt
sall sein von Mordick (?) opwart tot dertig ponden es jahrs toe, binnen diesen
lande vursehreve. Vort geloven wy, in guden trouwen, onsen guden luiden, in
diesen vursehreve landt geseten nimmchr te sthetten oiο te beden, ten wcre
dat onsere Erven eynich, der wy van Gottcs gncden ki\'iegen inogten, Ridder
wurde, off dat wy auch unse kcinder die wy van sclver goeden Goidts noch
nacmals kreigen mochten, cinich bestattcn, off dat wy Hertoge vursehreve ge-
fangen wurde, dat Gott verbieden, uytgenocmen und behcltelick ons, unscr
rechter bede und gerechtcr bedeluide in diesen vursehreve lande. Vort willen
wy ende geloven vor unss, onse Erffcn und Nakomlinge, bei onsen cyde, sec-
kerheit und trouwen, alle dicse vursehreve puncten in diesen tegenwerdigen
brief bcschrieven fast und stede te halden und to doen halden, onsen guden
luiden vurschreven, und niiumermchr hier wiedder to doen off laeten doen, und
weret auch dat einige misere Amptman of Hichter imnicrmehr hier widder dede,
und der vursehreve puncten einige to breekc off verminderde, und icmandtz
dat te weten dede, dat gloven wy hy unsen eyde seckerheit und trouwe te doen
verrichten, die worten fast en stede to halden, en nimmermehr einigcr handt
puncten hiertegen to linden die unsen guden luiden vorschreven in beurren
recht dernen off letten inogten. Ende dis to orkonde und bestentenisse aller
puncten vurschreven hebben wy Hertoge vursehreve onsen Sicgell an diesen
brieff doen hangen, in dein jaere unses Hem Uuisent vierhondert dreij en twin-
tig op Sanct Hichels avont.
-ocr page 355-
- 351 —
mond, eigenaar van den Peutensgriendt te Bracht (tegenover
Wessem) met nog zes bunder aanwas, tegelijk met den
griendt te ver hergewaden, bevelende den Drossaard en den
Rentmeester van Montfort deze zes bunder op \'t leenboek
neder te schrijven en den gemelden Dirck in het bezit
daarvan te handhaven en te doen handhaven. — Dat het
leenhof zijne zittingen hield te Montfort blijkt uit een
voor ons liggend officieel stuk, waarbij Dirick van Dript,
als Leenman, door den gezworen Leenbode, Dirick Hoekell,
wordt gedagvaard om op den 9 Mei 1558 ten leenhove
te verschijnen om leenrecht te plegen in zake Arnt van
Mombeeck en Vrouwe Johanna van Gressenich diens echt-
genoote, tegen Johan van Meeuwen. — De gedagvaarde
wordt tevens indachtig gemaakt dat tegen hem, ingeval
van niet verschijning, alzulke straf zal uitgesproken worden
als bij de nieuwe leen-ordonnantie daarop gesteld is.
»Ick Johan van Wyttenhorst, conincklicke Mast van Spaen-
»gnen, Engelandt enz. onses aldergenedichsten Heeren, als
»Hertogc van Gelre ende Grave van Zutphen, Drost des
»ampts Montphoert ende volmechtich Richter tho leenrecht.
»In alsulcke rechtsforderinge als die Erentfeste ende vrome
»Aernt van Mombeeck als volmechtig van wegen ende tot
»behoeft Joffrouwe Johanna Gressenich zyner huysvrouwe,
»op ten sesten July vyfftienhondert zeven ende vyftich, tegen
»Johan van Meeuwen, tho Montphoert op den huyse heeft
»aengeheven. Laete weten den Erentfesten ende vromen
»Diriek van Drypt, na dem ten voorschreven daeghe ende
«plaetse parthyen voorschreven tho leenrecht erschenen,
«ende die aenspraecke aldaer geschyet, waerop vermoege
«der nijher by Ko. Key. M\' opgerichte ende by Co. M\'
«beyde onse aldergenedichsten Heeren bestedichter ordon-
»nantien zoo verre geprocedeert, als dat \'t zelve ten ordell
»bestaet zal worden, soe hebbe ick vermoege myne com-
-ocr page 356-
— 352 —
«mission und ordonnantie voorschreven, die voorschreven
«parthyen tegen huyden den achtentwintichsten Marty over
»zes weecken, nemptelick den negenden May naestcoemende,
»des morgens tho zeven uren vur middaghe tho Montphoert
»op den huyse, daer men van alts het leenrecht tho halden
«gewoenlick is verdagen laten, om in den saecke als die
«voorschreven parthyen hebben aengeheven, vermoege der
»nyher ordonnantien und wysonghe der mannen van leen
»tho procederen. Dem nae verdaeghe ick u Dirick van
«Drypt, mits deser myner schryft overmits Dierick Hoekell,
«hoochberumptes Co. M,s beleende man und gesworen bode,
»tho leenrecht op dach, plaets ende ure voorschreve te
«erschynen, leenrechts tho plegen als dat overmits mannen
»van leen vur leenrecht erkant ende gewesen zal worden.
»Deden ghij des nyet, ende hier inne versuymelick bevon-
»den worde, sal ick in stadt Co. M" onsen aldergenedichsten
«Heere veroirsaeckt worden van U alsulcke peen als in den
«voorschreven ordonnantien daerop gestalt, tot erkentenisse
«mannen van leen forderen te laten. Hier zyn met my
«over ende aen geweest beleende mannen zynder Ma,s als
«Hertoge van Gelre ende Grave van Zutphen, Johan van
«Ryngelenburch ende Caerll van den Bosch, Zutphensche
«Leenmannen, by gebreke Montphoertschers. In oirkonde myn
«unde mannen van leen voorschreven hier onder op \'t spacium
«opgedruckten segelen. Datum tho Arnhem den achten-
«twintichsten Marty vyftienhondert acht ende vyflich (1).
Lodewich Inderhorst, bevolmachtigd Stadhouder (2),
Bernhardt van Kessel (3), Corst van Merssen (4), Dirck
(1)     Het eerste zegel: Wittenhorst; het tweede: onleesbaar; het derde, zijnde
Rijngelenburch: een kruis gecantonneerd met lelie- en mispclbloemcn. Op den
helm eenc lelie.
(2)     Zijn zegel vertoont een Andreas kruis.
(3)     Zijn zegel verbeeldt een kruis van 5 ruiten.
(4)    Zijn zegel vertoont 3 afgeknotte zwanenkoppen.
-ocr page 357-
I
— 353 -
Pollart van Roosteren (1) en Herbert van Weustenraedt (2)
bezegelden, als Leenmannen van Montfort, eene deelingsakte,
voor hen gepasseerd den 31 October 1563. — Peter Duyten
was (1620) Secretaris en D. Daniels in 1676 Leen-Griffier.
De Ridder Louis Rogier Clarisse, Heer van Cobbeghem,
was vσσr 1647, pandheer van den casteele, lande ende Heer-
licheydt Montfort
(3) dan, in Augustus van dit jaar, bezegelde
hij een leenbrief wegens den hof te Lewen, onder Besel,
verheven ten name van Jonker Wolter Monnien, alsmede
een dito brief wegens den molen te Offcnbeek, verheven
door Willem van Merwyck (4).
De Ieenen in den lande van Montfort gelegen en aldaar
releveerende waren de volgende: Onder Nieuwstad : Het
goed genaamd den Putwinckel; de hof tot Keijerensen ;
een huis met aanhoorigheden in de stad. Onder Echt :
Het goed ter Heyden; het eerste Rodemondsgoed; het tweede
Rodemonsgoed; het goed genaamd de Oe of Graesleen ;
de hof Ingen-Dorde ; Hasselholtz-leen ; Croesfoets-leen ;
het goed In der Horst; de tiende tot Rede; de hof
Dielgaerde; het leengoed de Alpen ; Putsleen; het goed
ter Berckeleer; het goed tot Rutzichoven; Bordenbachs
goed; het goed genaamd het Klein-leen ; Krekelsgoed.
Ondeh Maasbracht: Het goed tot Beeck ; het leen aan
gen-Duyshuys; het leen genaamd Brachter-Crafelt; de
Molengriendt. Onder Roosteren : Het Speckholtz-leen; de
hof Οcr-Borgh; de tiende In-gen-Noelken; de weerdt
en de visscherij tot Roosteren ; het goed tot Eben ; het
(1)    Zijn zegel verbeeldt een klinimendcn leeuw omzet niet dobbelstcentjcs.
(2)    Zijn zegel verbeeldt een massacre.
(5) In 1570 komt Johan van Wittenhorst als pandheer van Montfort voor.
(Zie hierboven).
(4) Het zegel van Clarisse is gedeeld, het eerste van zilver, in \'t tweede
een kruis en op den helm een hondskop.
-ocr page 358-
— 354 —
goed Ter-CIuijsen ; het goed Ter-Motten. Onder Linne :
De hof op den Bredewegh; de Aldenhof tot Osen;
de Nieuwenhof tot Osen ; het goed Op-gen-Lillart; het
leen genaamd tien boender op Craefelt; het goed tot
Ruerbosch. Onder Odiliλnrerg : De hof In-gen-Ouwen ; de
hof tot Leerop ; de hof tot Oeveren ; het goed In-gen-Baet-
gen. Onder Vlodrop : De hof In het Aerwinckel ; de hof
tot Nuijnhem; het goed tot Odenraede ; het adellijk huis
tot Odenraede. Onder Posterholt : De tiende. Onder Besel:
De hof tot Rijckel; de hof In-gen-Scheydel; de groote
Hoeve ; de molen tot Offenbeeck (1). — In 1433 \'s Zondags
na Dertiendag, deed Alart van Buren tot Arssen, eigenaar
van dezen molen, te erfcijns uit aan Dirck Op der Maesen,
(later genaamd Aquarius) het water, dat is, de visscherij op
de Maas, van Hansemerbeek af tot Eycker stege mit der
Steijle ende alle syne toebehooren,
des moest Dirck oenen
erflaat stellen, die Schepen sal werden te Beisel. Deze laat
was gehouden in den molen te Offenbeeck te laten malen.
Hendrik van Vijssche, neef van Alart van Buren, heeft den
perkamentbrief mede bezegeld (2).
Met betrekking tot het administratieve en het rechterlijke
was de Amanie van Montfort verdeeld in zes banken
als : Echt, Nieuwstadt, Besel, Vlodrop , Odiliλnberg en
(1)    De molen te Offenbeek, de hof te Leven en de Visscherij in de Maas tegen-
over Besel werden verheven, vσσr 1118, door Johan van Harve; in 1124, door
Alart van Buren tot Arssen; daarna door Otto van Buren; in 1118, door
Wolter van Buren ; in 1450 door Godart van Kessel, Vullings zoon, namens l\'ei.j
van Holthusen genaamd van Buren; in 1473, door Wolter van Buren; in 1811,
door Dirck van Buren; in 1530, door Herman van Ossenbrock namens de
kinderen van Otto van Buren; in 1530, door Johan van Buren, Drossaard; in
1555, door Anna van Wylack, weduwe van Buren; in 1556, door Otto zoon
van Johan van Buren; in 1577, door Wolter van Buren als erfgenaam zijns
broeders Otto; in 1637, door W. Pypers ten name der erfgenamen van Jan
van Buren; den 2 Mei 1676, door Caspar van Merwyck.
(2)    De zegels afgevallen.
-ocr page 359-
- 355 —
Linne. De Schepenen dezer banken vormden den derden,
de adeldom den ridderlijken Staat. Deze was in 1551
samengesteld uit drie leden, als: Wilhelm van Frymer-
sum, Emont van Barle en Johan van Holthausen; dit
blijkt uit het volgende officieel document: »Wir sementliche
»und gemeine Scheffen des allingen Ampts Montfort, Doin
«kondt und bekennen hiermit dat also und nachdem die
«Edlen Erenfesten Wilhelm van Merwick, Droist, Wilhelm
»van Frymersum, Emont van Barle und Johan van Holt-
«hausen, also Droist und Ridderschap des lantz Montfort,
»sich verobligeert verschwuren und versprochen habcn,
«vor die allinge bezalonge der Montfortschen Amptz schat-
«zeningen, zo wissen das solliche bezalonge jairliche und
«alle jaer, der jaeren ein und seventzich, zwey und sevent-
»zich, drey und seventzich und vier und seventzich op
>>Sanct Petersdach ad cathedram, sonder langer verzoch
«gescheet, und Koniglicher Majestait unser allergr.edichsten
«Herrn off helder lrer obligation, derhalven gegnugend
«verricht sein sall, so gelouven vvir Scheffen voirschreve
">den voirschreven Droist und Ridderschappen van alsulcher
«lrer vor das allinge Ampte gethaner gelouffte jairlichs und
«alle jair den voirschreven tzeit und von jenigeu ingewil-
«lichtem schatpennynghen (wairvan sy doch Ire anpart mit
»zu bezalen gehalden sullen bliven) tzo freien und tzo
«qwiten helften, sonder alle argelist. In orkonde dieses so
«haben wir vor uns und unser jechelichen kyrspelen, jeder
«Scheffen Amptz siegell hironder opt spatium gedruckt.
«Gegeven in \'t jair Ons Hem Dusent viffhondert ein und
«seventzich den zwelfften dach Februarij (I)."
Neven de Schepenen als Rechters, stonden de Drossaard
en de Landscholtis, belast met de justitie en de politie.
(1) De zes zegels der banton aanhangend. Zie hierna: UANK- SCHEPEN-
oi GEMEENTE ZEGEL!?.
-ocr page 360-
— 356 —
Doorgaans waren deze bedieningen verpand; de Drossaard
trok de boeten en breuken boven de drie Gulden, de Scholtis
die van drie Gulden en minder. Als Drossaarden komen
voor: In 1395, Adolf van Alraven ; in 1465, Willem van
Vlodrop; in 1558, Johan van Wittenhorst; in 1570, Wil-
lem van Merwyck ; in 1591, Walrat\' van Wittenhorst; in
1614, Johan van Wittenhorst; in 1620, Johan Renier van
Hillen ; in 1663 N. Hovelmans ; in 1717, Jacob Ignatius
van der Heyden. — Als Landscholtissen komen voor: In
1559, Lodewick In der Horst; in 1597, Johan Kehre, ge-
naamd Frouhoven ; in 1612, Arnold van Dyck (1); in
1673, Peter van Boshuysen (2) ; in 1717, Frederic Ignatius
Cox. — Als Landrentmeester van Montfφrt vonden wij
(1610) Engel van Offenbeeck, zijnde deze post meestal ver-
eenigd geweest met dien van Drossaard. — De schepenen
volgden het Geldersch landrecht. Een record, op het stuk
van erflating door hen in 1575 afgegeven, is van den
volgenden inhoud: «Op hueden dato dieses hebben die
«Schepenen des Amptz Montfφrt, nemlich Herbert van
«Weustenraedt, Schepen te Echt, Johan Corb, Schepen ter
»Nicustad, Willem Quiten und Johan Ronckesteyn, Sche-
xpenen tho Biesell, Gondolff Burskens, Goert van Borreteltz
»und Henken Storms, Schepenen to Flodrop, Wilhem Hol-
»wigh, Schepen to Lhin. und Johan von Montfφrt, Schepen
»to Odilienbergh, up begeeren der Edlen und Erentf\'esteu
»Wilhem van Merwick tho Kessel, Drosten des Amptz
«Montfφrt, sich erklert dat sy voir gemeyn lantrecht halden
«und by henn vurseeten in Godt verstorven auch alzo ge-
«halden und befonden, so eeniger partien weeren, die
«recht tot versterff eeniger guederen tho hebben prceten-
«dieren, dat dieselvige bynnen jairs behoerden myt recht
(1)    Zijn zegel vertoont cciien geonduteenten band.
(2)    Zijn zegel verbeeldt 9 ijzerhutjes in drie rijen i—U—2.
-ocr page 361-
— 337 —
»to sprecken, und so sy ouch untfenckenisse oder aen-
«spraek in den rechte gedaen, und densclvigen niet in-
»fbighden dan twee of drie jaire conder erwecken of ver-
»baedingh gerichtelich to doen, daerover lieten gaen, vort
«hirlendisch woenhafftich, ter stiegen und ter straeten ge-
»gangen; Ouch wanneer jemantz syner tocht van eenige
«guederen gerichtlich uytgegaen folgens den gienen sulche
»tocht des guetz oevergedragen andere gueden verkouffl
"gericht und geguet hedt, daerby sess wecken und drie
»daige ter kereken gehangen und so urgebaed hatt
«gedaen, dieselven sullen zer recht verwilet und geyn
»spreccken meer hebben, nae den Land Recht. Actum am
»26 Mert Anno 1575."
Ingevolge het vredestractaat van Munster moest de Koning
van Spanje, als Hertog van Gelderland, de Amarόe Mont-
lort, in vergelding van andere bezittingen, overgeven aan
Zijne Hoogheid Frederik Willem Prins van Oranje. — Uit
de nalatenschap van diens zoon Willem Hendrik ging ze
over aan den Prins van Nassau-Dietz ; doch zij werd, om-
streeks het jaar 1707, toegewezen aan den Koning van
Pruisen. — Thans behoort ze, met uitzondering van Elmpt
en Grachten, tot het tegenwoordige Hertogdom Limburg (1).
(I) Ie bewijsstukken bevinden zich veelal in \'t archief Aldcnghoor.
1
\\
-ocr page 362-
PIET AMBT KRICKENBECK.
Toi\'Ographie. — Ridderschap. — Clerenis. —
Greeven-coederen.
I.
Op een uur afstand oostwaarts van Venlo ligt tusschen
blanke waters, omringd van schilderachtig groen, de fraaie
middeleeuwsche burcht Krickenbeck, smaakvol gerestaureerd
door den tegenwoordigen bezitter, den Graaf Rudolph van
Schaesberg. Deze burcht gaf zijn naam aan geheel het
Ambt, samengesteld uit meerdere vlekken en dorpen, als:
Hinsbeck, Leuth, Greveraedt, Heringen, Lobberich, Wan-
cum en Vierssen. —Walbeeck en Twisteden, mitsgaders de
Limburgsche heerlijkheden Arcen, Well, Afferden en Mid-
delaer, hoewel buiten \'t Ambt gelegen, werden adminis-
tratievelijk daartoe gerekend. — Wat wij over dit Ambt
mededeelen dat hebben we uit de nalatenschap van
Johan van Reyde, genaamd van Besel, die er in de jaren
\'1453—83 de betrekking van Landscholtis bekleedde (I). —
Het zijn een paar clerenissen over \'s lands oude costuraen en
herkomen, costumen die wij hier nederschrijven, te meer,
wijl ze ook ten deele in de aangrenzende Limburgsche
Ambten Kessel en Montfort golden:
»Wy Reiner van Holthuysen und Goerdt Vinck, wilne
«Drost und Scholtis des Ampts van Crickenbeeck, doen
»kundt, bekennen und certificeren in kontschappe der
«waerheyt, dat in onsen beiwesen \\ind tyt onser officicn-
»halven, nementlichen dhoe men schriett die jaeren ons
(1) Zie ons Deel 1 bl. 175, en een opstel in de Puhlications van het Oud-
tioidkundig Uenootsehap in \'t Hertogdom Limburg, jaargang iό\'i.
-ocr page 363-
— 359 —
«Meeren dausent vierhondert und vyff und tachtenόch, die
«samentliche hofοluyde in ander vorwesen des Ampts van
«Crieckenbeeck derteit by den anderen wesende, die alde
»rechten, gewonheyten und hercommen van aldts wesende,
»vernevvet, gesloten und ondersocht hebben, inhalt einer
«cedulen haldende van woirdt tho woirdt als hy nae be-
«schreven volcht: Dit is alsulcke claeringe und vernewinge
over die Lehen, Lalhen und Lieffgewins gueder als die Ritter-
schappen und leenmannen des Ampts van Crieckenbeeck gecliert,
vernewel und nae alden rechten voor recht uytgesproecken
hebben, gelyck hiernae beschreven volcht, und geschah tho
llensbecle Anno MD vy/f en tachtentich op Freitagh nae St.
Vktors doch :
»Item, In den irsten off innich gebreck off schellingh
«untstunden datten Lehen, Laeten off Lieffgewins gueden
«aentrefden, und der dan in gebrecke waer, sal der Ampt-
»man aenroepen omb die Ritterschap und Leenmannen in
«den Ampte tho vergaderen, omb reden und wederreden
»tho verhoeren, und daerna voor recht uyt tho spreecken
»op degeener kost und breucken die in den onrechten
«befonden werden, und geyne Schepen en sullen over
«sulcke gueder off der gueder rechten niet weijsen.
»ltem, Alle lieffgewinsgueder sullen staen tot tween
«handen, und als beyde die handen wehren verstorven, sal
»dat guet alentlichen den Lehnheer aengestorffen und tho
«have kommen syn.
«Item, sal men geijn lieffgewinsguet verkoepen, noch in
«heilichs furwarden overgeven, dat en stae tot twee han-
«den, und geschiege innich daerboven, sal den Lehnheer
«doch syn rechten und gewin aff beuren.
«Item, als \'t alsoo verkauft off in hilichs furwarden over-
«gegeven wurde, sal den Lehnheer doch tot allen tyden
»syn gewin verschynen syn.
-ocr page 364-
— 360 —
«Item sal men geyn wyff noch man ter echtschappe op
«lieffgewins gueder brengen buyten oirloff und gewin der
«Lehnheeren, wievvael die gueder auch behendicht stonden.
Item, soo menich koup, oftte gift, over lyffgewinsgueder,
soo mennich gewin und gewerff.
Item, niemandt en sal noch en mach met geenen rechten
op eenich lheen, laet off lyffgewins guet mit recht spreecken,
omb die erffthale der gueder, hy en hebbe sy erst ontfan-
gen, off gewonnen, as der gueder recht gelegen is.
Item, en sall men auch geen eyckenholdt hauwen, und
bauten verloff des Lheenheeren van den lyffgewins gueden
vueren off verkoupen, dan muegen op den gueden vertim-
meren, und die goeden damit betren.
Item, sall men auch geyn getimmer van den lyffgewins-
gueder affbt eecken waerby die gueder niet verargert mogen
worden, buyten oorloff des Lheenheeren.
Item, deser voorschreven puncten syndt deser selver tijt
den landschepenen, op den Ghier (1) vergadert, tho kennen
«gegeven, overmits Reyner van Holdthuysen, und Goerdt
«Vinck, Drossardt und Scholtis des Ampts van Crieckenbeck.
«In Oirconde der waerheyt aller voorschreven saecken
«hebben wy Reyner und Goerdt voorschreven, jeder onsen
«zegell ter konden onder aen desen brieff gehangen."
Deze costumen, waarover vooreerst eenig geschil was
gerezen, werdeu naderhand door geheel de Krickenbecksche
Ridderschap goedgekeurd en bekrachtigd. Deze bekrach-
tiging is van volgenden inhoud : «Vorts soo bekennen wyr
«Heeren Wilhelm Frans, Pastoer tot Greffraedt, Heeren Sybert
«van Crieckenbeck, Pastor tho Lobbrich, Heeren Johan van
«Hartevelt, Johan und Garl Speede gebroeders, Aerndt van
(1) Een scherphoekig perceel heidegrond bjj Krickenbcck gelegen. — Gier
of (Jeer, eene benaming die in veel Limburgschc gemeenten voorkomt, beteekent
een driehoek met een langwerpigen zeer scherpen hoek.
-ocr page 365-
— 361 —
«Wachtendonck, Edwardt van Bocholt, Goert van Bocholt,
«Peters sohne, Goert ende Aerndt van Bocholt, Wilhelms
»sohn, Sybert van Brempt, Arndt van Barsdonck, Daem van
»Beeck, Derick und Frambach van Holdthuysen gebroders,
»Johan van Lom, Wolter van Wachtendonck, Henrich Speede,
»Goerdt Speede, Vullinck van Kessell, Herman van Baerle,
»Claes van Holdthuysen, Johan van Eyll, Schwiers sohn,
«Gelis und Goerdt van Wevelhoven , gebroders, und Jan
»der Hess, wy sementliche bekennen dat wy op huyden
«dato deses hrieffs by und mit desen selftenBeyner van
«Holdthuysen und Goerdt Vinck, sementlich bei den anderen
«wesende, geslooten und overkoemen syn dese voorge-
«sehreve onse alde recht, gewoenheyten und hercoemen
«geconlirmeert, bewillicht und geslooten hebben toe achter-
«volgen, und voortaen gehalden tho werden ; daer wy auch
«allen scmentlichen, eyndrechtelycken by blyven voor ons
«und onse naecoemelingen. In oirconde und getuigenisse
«der waerheyt hebben wy Heer Wilhelm Frans, Pastoor tot
«Greffraedt, Heeren Sybert van Krieckenbeck, Pastoor tho
«Lobbrich, Johan und Carl Speede, Arndt van Wachten-
«donck, Edeward van Bocholt, voor ons und mede voor
«sementliche voorgeschreven des Ampts van Crieckenbeck,
«und om hoerer begeerte wil, onse segelen tot getuyge-
«nisse der waerheyt, onder aen desen openen brieft* gehan-
«ghen, in den jare ons Heeren Dausent vyffhondert und
«negen op St. Servaes avent des heylighen confessors.
De andere Clerenis, die wij almede hier nederschrijven,
«betreft de Grevengoederen in het ambt Kriekenbeck gele-
«gen. — Wat deze Graven-goederen eigenlijk te beteekenen
hebben, en waar ze vandaan zijn kunnen wij niet ver-
klaren. Wij vonden ze ook aanwezig in de gemeente
Swalmen. — Zie hier wat onze Clerenis er over vertelt:
-ocr page 366-
- 362 —
Van des Gkeeven goedere* is \'t ampt van Grieckenbeck.
«Verdraegh gemaeckt tusschen Grae!\' Herman van Moers
»ende Nieuwenaer, Heere tot Webbuer, ende den Gedepu-
«teerden van den inwoonders der Greven goederen in \'t
«Ampt van Crieckenbeck.
»Die behandong (dat is de opdracht of het aan twee handen
wstcllen :) sal geschieden voer syn generael Rentmeyster,
«twee laeten ende den Raede, ende niet voor de Schepenen.
«Voor een geheel Grevengoedt te winnen (op te dragen)
sal men geven cenen Alden schilt oder anderhalven Golt-
«gulden daervoor, den Heere een Malder liaeveren, den Rent-
«meyster twee quarten wyns, den boede ende Laeten wy
«van aldts gebruyckelick.
»Van een halft\' Grevengoedt, eenen halven Aldenschilt,
»die haever hal ff oder der Keurmoet van den wyn gans.
»Wat averst onder een halff Grevengoedt is, sal naer ad-
»venant winnen ende betaelen.
«Alle Greeven goeder, groot oftte kleyn, sullen tot twee
«handen staen, ende daer eener affleevigh wordt (sterft)
«sal met den Keurmoedt verdedicht worden, und eene ander
«handt weder zu boeck geset; daer aber beyde handen
«gestorven sal dat goedt binnen \'s jaers frist mitter keur-
«moedt verthedicht worden nach allen gebrauch.
«Hinfort sullen geen Greeven goederen onwetent des Hee-
»ren, transporteert, vercocht, oder versplitten worden.
Ofο iemandt syn goedt by levenden lijve overdragen wolde,
«sulex magh gescheen, mit den bescheydt, dat sulex ge-
«schiede by gesonden daeghen (dat is: bij hellen dag en
«niet des avonds of des nachts) voor den Rentmeyster, en sal
«alsdan voor Keurmoedt niet meer geven, van een mans
«handt, dan sieben thaller, ende eener vrouwe handt,
-ocr page 367-
— 363 —
«viertenhalbe Thaller, uad van halbe und kleyne goederen
»na advenant.
«INach dem wenig behandung aen den Rentmeyster van
«weghen syne genge geschiet is, sullen de inhebbers der
»greeven goederen, inwendich ses weecken, op gesinnen
«des Rentmcysters, sich te boecke laeten setten, sondcr
»ietwas daer van te geven, alleen wat vervallen is.
»Dat gcene Greeve goeder voor die Landschepens sullen
«getoghen worden, dan by Amptsnian und Laeten, uyt
»jeder kerspell een offte twee van den vornempsten, nacr
»gewichtigheyt der saecken cntscheyden ende vergeleecken
«worden, da aber sy sulcx niet wysen konten sullen sy
«desselbige aen haer overhoft\'l tot Ruremundt reniitteeren.
«Deser verdragh is onderteeckent tot Moers den 25
»Au"ustv 1ό78."
Het land van Krickenbeck, dat tot dusverre behoord had
tot het Overkwartier des Hertogdoms Gelder, werd, even
als het ambt Kessel, bij het tractaat van Utrecht toegewe-
zen aan den Koning van Pruisen.
-ocr page 368-
DE HEERLIJKHEID WILRE.
Inhuldiging. — Bankrechten. — Scholtissen.
Betrekkelijk, de vrije Bijksheerlijkheid Wilre (en de
Rijksheerlijkheden in \'t algemeen) kwamen ons weinig
origineele bescheiden in handen. — Vele plaatsen hebben
den naam Wilre gemeen. — Men beweert dat Renier en
Henrich van Wilre, genaamd Moreel, die in den slag van
Woeringen (1288) aan zijde der Scavedriessche sneuvelden,
tot ons Wilre behoorden (1). — In het begin der XV
eeuw. zoo niet vroeger, was de heerlijkheid Wilre in het
bezit der Scheiffart van Merode tot Bomheim. — In 1458,
\'s Woensdags na Driekoningendag, werden Gerard en
Frederik Scheiffart van Bornheim (de laatste nog minder-
jarig) als Heeren van Wilre ingehuldigd, behoudens echter
de lijftocht hunner moeder, Margareta van Hamal te
Elderen (2). — Deze huldiging geschiedde eerst ten opzichte
der leenbezitters, die hij (Gerard) met opgesteken vingeren
zwoer, bij hunne oude rechten te houden en te handhaven,
en elkeen die het verlangde oordeel en vonnis te laten weder-
varen, naar rechtspraak der leenmannen. — Alsdan be-
loofden de leenbezitters hulde en trouw op den eed dien
zij vroeger gedaan hadden, en zij erkenden Peter Mulart
als Stadhouder. — Vervolgens nam Jonker Scheiffart de heer-
lij kheid in bezit, zwerende ten heiligen, dat hij den lande
K(l) Johiin en Arnold van Wilre vochten (1371) In den slag van Baeswillcr.
(2) Deze Margareta van Hamal, Vrouwe van liorgharci), was gehuwd ge-
wcest (U-i(i) met Frederik Scheiffart van Herode te Bornheim, Heer van Wilre.
(Zie J. Habcts, de voormalige heerlijkheid Borgharen).
-ocr page 369-
— 365 —
van VVilre trouw en hold zou wezen, en de onderzaten bij
hun oude rechten zoude houden, naar rechtspraak der Sehe-
penen of van het bevoegde Overhoofd. — Jonker Scheiffart
deed deze huldiging voor zich en voor zijn minderjarigen
broeder; vervolgens gat\' hij eenigc wenken aan Scholtis
en Schepenen en aan den bode, Herman van Waihvilre.
Deze beloofde ook, op den vroeger gedanen eed, te doen
wat een bode, naar oordeel der Schepenen, betaamt. —
Een jaar later, op Driekoningendag, werd ook de moeder,
Vrouwe Margareta, met bewilliging van haren zoon, te
Wilre gehuldigd haar leven lang als lijftochtenaarsche. —
Het oorspronkelijk verhaal, geschreven bij de hand van
Lconard van Yseren, luidt als volgt: «Anno Xllll\' LVIII
»op Gucdesdach na den heyligen Dreytzeendach so hulde
»Joncker Scheiffart van Bornheym, myt naemen Gerart, as
»vur boem ind in behueffsyns broders Frederich, die op die
»tyt noch onmondich was, beheltelich hoeren Moder hoer
«duwaiyen (douaire) na innchalde hoerer hiliche vtirwerden
«(huwelijks voorwaarden). Ind die huldonge geschach t\'ierst
«vurden mannen der herlicheyt van Wilre, indswoir lifffich,
»mit opgerechten vingeren ten heyligen, die mannen in hoen
»alde rechten te halden, ind eyner yegelicken, dierles geson-
»nen, ordcl ind vonnissc laeten te wedervaren, nae wysclom
«der mannen, als van mannen goeden, (leengoederen). Ind
»doe gcloctlde boem die mannen holt ind getrouwe te syn as
«mannen van leene, op die sclve eide die sy vur gedaen
»hatten. Ind op die selve tyt sat he (hij) tot eynen Meenre
«(Stadhouder) der vurschreven mannen, Peter Mulart, gelich
»oft\' he \'t selver were. Ind op dicselve vurschreven tyt so
«hulde.der vurschreven Jonker Scheiffart ind nam die vur-
«schreve herlicheyt ijn, ind swore liftlichen tu den heyligen,
«den lande van Wilre holt ind getrouwe te syn, ind syne
«ondersaten ind Laeten in hoenre alde rechten te holden,
-ocr page 370-
— 366 —
»ind eyn yegelich die des gesinne, ordel ind vonnisse te
«laeten wedervaren na wysdoni syner Schepenen, oft\' dae
»sich dat mit recht gebuerde den wysdom te halen. Ind
»dese vurschreve huldonge dede he as voer hoem ind synen
»broder vurschreve, beheltelich hoenre Moder hoer duwaryen.
«Indgeloeftde die Schepenen hoem holt ind getrouwe te syn,
»op dieeyde die sy vur gedaen hatten, inddouwe (en toen)
«bevalle he Peter Mulart dat Scholtis ampt overmits Schepe-
»nen, die geloeffden auch op denselven eyd, der he vur
«gedaen hatte as eyn Scholtis eynen yegelichen te halden
»in hoenre alde rechten, ind eyn yegelichen, die des ge-
»sonne, ordel ende vonnisse te laeten wedervaren na wysdom
»der Schepenen vurschreven. Ind doe satte der Scholtis
»tot eynen bode Herman van Wailwilre, ind die geloeffde
»auch op der eidt, de he vur gedaen hatte, allet dat gene
»te doen dat eyn bode met recht schuldich is te doen na
»wysdom der Schepenen."
De alde rechten, waarvan deze inhuldiging gewaagt, wcr-
den door den Heer Franquinet, naar eene slechte kopie,
uitgegeven in de Publications etc. du Limbourg, jaargang
1877, bl. 108. — Wij bezitten een exemplaar van dit stuk,
dat eenigszins van het uitgegevene verschilt; weshalve wij
het hier met ophelderingen nederschrijven.
Dit seint eijndeils des Heren rechten ind der banck rechten
bijnnen der Herlicheyt van Wijlre, ind des dorps rechten van
Wijlre nae alden herkom ind gewoonten, so wie die Schepen
van Wylre dat vonden haven aen ihre vurbaren, so wie man
dat so halden plag nae der banchecht van Wijlre.
1° In den ersten so hout ind helt der Schepen der
dinckbanck van Wylre, dat eyn Her, bynnen den byvanck
ind herlicheyt van Wylre, sal haven (hebben) ind setten
eynen Schultes, seven Schepen ind eyn boede, ind eynen
vurschreven Her richten sal bynnen den byvanck ind her-
-ocr page 371-
— 367 —
licheyt, van halze ind van buiche (van hals en buik, dat
is, over leven en dood) ind van allen den sachen dar eyn
Her billig off recht aff richten sal, bynnen synen lande.
2° Vort so houden ind halden die Schepen, dat eynen
Her sal haven eynen banmolen (dwankmolen) bynnen der
vurschreven herlicheyt, ind wyst auch dat alle die ghene
die geseten synt bynnen den byvanck off herlicheyt, maelen
sullen op die vurschreve moeien; ind auch hout ind helt
der Schepen dat sestene (zestien) moelterschotelen sal syn
eyn gestricken vat, ind vort wyst der Schepen, off eyn
moelener, bynnen der vurschreve herlicheyt, den untersete
dat hoen (het hunne, hun maat) nit en brechte, so moge
die underseet dat moeien perdt halden, sonder misdoen aen
den Her, bis ter tyt luwe, dat he (de onderzaat) dat syne hat;
ind auch wyst der Schepen, dat man op vogtgedinge in der
moeien sal gaan ind soelen besien die koirmycken (rogge-
brooden?) ind moelter vaet off sy gerecht synt, up dat neymant
egeyn unrecht dar van en geschee; ind vort hout ind helt der
Schepen dat die underseete, bynnen der vurschreve her-
licheyt, des moeleners warden (wachten) sollen dry dage,
ind off eyn moelener bynnen den dry dage dat mauweren
(graan) niet en moele, aichter (na) dat dit yme kondt gedaen
were van den vurschreven underseet, dat sy dal buyten (elders)
maelen sullen konnen sonder myssdoen aen den Her.
3° Vort so hout ind helt der Schepen dat, bynnen der
herlicheyt van Wylre, eyn Panhau« (brouwerij) is ind sal
seyn, soe dat neymandt bier en sal verkoupen bynnen der
vurschreven herlicheyt, yt en sey mit willen des bruvvers,
die in .dat Panhaus sydt (zit of woont) ind umb deswille dat
dit eyn Banpanhaus (dwankbrouwerij) is, so hout ende helt
der Schepen, dat eyn bruwer sal swart bier bruwen, ind dat
van yckeliche quart verkoupen vur drey Aix heller, ind
off dat bier nyet guedt dar vur en were, soe sal men \'t
-ocr page 372-
— 368 —
ave setten vut\' Pen wart s wert (den prijs verminderen op
keurmeesters schatting). Vort hout der Schepen dat eyn halff
kan Valckcnberg ind eyn halff kan Gulpen, tzo Wylre sal
seyn eyn quart, ind vort hout en helt der Schepen, dat
der bruwer den underseten, bynnen der vurschreven her-
licheyt, des biers borgen sal eyn gans jair, ind als dat
jair umb is, die eme (hem) dan nyet en betalen, dat he
dan die, mit hulpe des Heren, penden sall (beslag leggen)
sonder eynich wedersagen. Ind vort so hout ind helt der
Schepen, dat man die maeten te Voegtgedinge sal besien
off sy gerecht synt. Vort so hout ind helt der Schepen, dat
huysvrouwcn off suyckkinder, die gelost (lust) hadden tot
anderen bier, dat buyten doen haelen daer in (hun) des ge-
noegt, sonder mysdoen aen den Here. Ind off der vur-
schreven bruwer den ban (verordening) nyet also en hielde,
so haut ind helt der Schepen, dat die underseten der her-
licheyt van Wylre moegen tappen ind bier uythaelen (elders
halen) sonder eynich mysdoen aen den Her off sonder
mysdoen aen den bruwer.
4". Vort so houden ind halden die Schepen dat man
dat bier mit gerichte keuren sall, als dat drey dagen alt
is, ten minsten nar penwarts wert.
5". Quemen auch wynen bynnen der vurschreve her-
licheyt te verkoupen, den sall man auch keuren mit ge-
richte nae penwarts wert.
G". Also dycke (dikwijls) dat gerichte wyn off bier op
doet (keurt) soo hant sy van iechlichen vaet ein quart der-
selver drancks, den sy opgedaen hant.
7°. Als man dat bier bij den bruwer gekeurt heit , so
en dart\' man es niet veurder keuren bij die tepper, al soo
verre die in der herlicheyt geseten synt, ind veranderen
(vervalsenen) sy dat bier, so sullen sy op die boete syn ,
die dacrop steit.
-ocr page 373-
— 369 —
8". Were \'t saecke dat der bruwer dick off dubbel bier
gebruwen konde, dat mach he auch doen op gynen (gee-
nen) keure , mer dat sall he also voegen, dat die under-
seten hon penwart van dry Hellers bier alle wegen vynden.
9". Were \'t saecke dat der bruwer dat niet en dede ,
so sollen die underseten dat dick off dubbel bier haeven
(hebben) die quart vur drey Heller Aix, ende niet hoeger,
ind were \'t saecke dat der bruwer des den underseeten
weigerde , soo sall he op die boete syn, die daerop steyt.
10. Vort houden ind halden die schepen, also dick der
vurschreve bruwer gebruwen had, so sall he dat bier van
den gerichte doen keuren , ind off he des niet dede , so
solde he boetich sein aen den Her , ind van iegelick vaet
op vunfteene schillingen Aix gelts , twee deil den Her ,
ind eyn deil den gerichte , ind darzu so en sollen die
undersetenjniet gehalden seyn dat bier to hoelen (te halen)
also dick dat ungekeurt van den gerichte blieve.
11". Were \'t saecke dat ein bruwer, der in dat vur-
schreve panhuys sitt, den banne hielde gleich vurschreven
steyt, ind were dan eynnich underseet die bier buyten der
herlicheyt holde (haalde) al so dick die dat dede, sall he boetich
seyn aen den Her , ind op vunftiene schillingen Aix gelts.
12\'. Vort hout ind helt der schepen dat der Her dieser
herlicheyt, in (ihn of hun) schuldig is, te allen voogtgedinge
twelff penning luytslachs (muntmeesters-term) omb deswille
dat sy den Her houden ind halden synen vanne in synen
banne (zyne molen- en brouwgerechtigheid).
13". Vort houd ind helt der Schepen dat eynen Her
diser herlicheyt den Schepen van iegelicke boete schuldich
is drey merck Aix gelts, so welchen tyt als sy gevallen.
14°. Vort hout ind helt der Schepen van einen kommer
(gerechtelijke uitwinning) te doen die cerstwerf cost, buyten
der banck, acht schillingen Aix. Dar au hat eyn Scholtis
-ocr page 374-
— 370 —
drey schillingen, ind die Schepen vunff. Ind desselven glychs
als man eynen kommer entsliet off entset, haet auch eyn
Schultis drey schilling ind die Schepen vunff schillingen.
15°. Vort hout ind helt der Schepen dat die Orkens
(gerechtsgelden) synt der Schepen alleyne, ind der Her
waert (krijgt) syne boeten.
16". Soe wie eyn konde (getuige) deit hoeren, dar van
hat eyn Scholtis twe quarten wyns, ind eker (ieder) Schepen
eyn quart wyns.
17°. Als man einen gleidt (in bezit stelt) in guede, die
eynen gewonnen hat mit kommer recht, dar van hat ein
Schollis twe quart wyns ind eynen Schepen eyn quart wyns.
18°. So wer eynen uyt doet setten (uit \'t bezit) met
den gerichte, dar van hat ein Scholtis twee quart wyns
ind einen Schepen ein quart wyns.
19°. Daer guedc (roerende goederen) gepant worden
(in beslag gelegd) ind drey dagen gestaen ind veil geboe-
den, dar van wyst der Schepen nuegen quart wyns. Des
sall ein Scholtis haven twee quarten wyns in die Schepen
seven quart wyns.
20°. Van einen Schepenbrieff te versegelen hat ein Schultis
twee quarten wyns ind einen Schepen ein quart wyns.
21°. Vort hout ind helt der Schepen van vrye gueder
te ontfangen mit eynen groenen waissen (Van vrye goederen
werd de koopakte bezegeld met groen was) dar van wyst der
Schepen den Leenheer ein metze mit eynen helpenbeyne hecht
(een mes met ivooren steel) ind auch ein vierdel wyns ,
ind einen Schepen ein flesch wyns, die darbey sint,
ind der bode eyn quart biers, ind geit op te werpen in
eynen gedanckenisse dat man sy, als vur vry gueder,
ontfangen hat.
22°. Pecht te ontfangen van vrye guederen (akten te
passeeren wegens renten staande op vrije goederen) dar
-ocr page 375-
— 371 —
van wyst der Schepen den Leenheer eine flesch wyns,
ind ieglich Schepen ein quart wyns, die dar bey sint, ind
der boede ein quart biers, ind geit op te werpen (1) in eynen
gedenckenisse dat men sy ontfangen hat als vur vrye pechte.
23". Van cynsgueden te ontfangen (bij erfopvolging)
wyst der Schepen den Heren toe, so wat gilt kapuyn ind
pennincksgeld, dobbel, ind den Leenheer eynen Aix ind
eynen lultschlaeh, ind den Schepen van iegelicken bon re
(bunder) seven alde swarten (eene munt) end den boede
ein quart biers.
24°. Van cynspecht te ontfangen hat der Leenheer ein
quart wyns ind der Schepen auch ein quart wyns, ind der
bode ein quart biers.
25°. Van keure gueder (keurgoederen) te ontfangen hat eyn
Schultis ein quart wyns, ind die Schepen ein quart wyns.
26". Van tzynsgueden die verkocht werden, hat dei-
Her van den koup den zwolfflen (twaalden) pennick, al so
verre als \'t vor gericht geguet (gerealiseerd) werdt.
27". Van eyne burge (borg) te manen hout die Schepen
ein orken (daarvan hebben de Schepenen een bepaald
gerechts geld).
28". So wie\' ein momberschap (eene voogdij) aennimt
is ein orken schuldich.
(I) Het opwerpen van geld, Ihans nog in Oostersche landen gebruikelijk,
komt in onze gewesten zelden voor. — Het mes met ivooren hecht scheen
onmisbaar ; de\' groenen waitsen werd soms vervangen door eynen groenen reese.
(rameau) oi\' ook door reys ende nerde.
In 1157, \'s maandags na Lichtmis, droeg Tielc van Kijchelt twee bunder
land over aan «eynen jongen, was gebrant onder syne augen, und sync vrunden
»sagtcn (zeiden) dat hy mondich und ombtrint 16 jair all was (de meerderheid
«begon dus niet het zestiende jaar), fur 00 gouden Philips, overmits gerichte.
iDarvan wist die Schepen den Heren toe, eyn metze mit eynen elpcnbeynen
«hecht, der Scholtis eyn vierde! wyns, und iegelichen Schepen, die dar bey
•waren, twee quarten wyns, der bode ein pot bier, und geit op te werpen,
"dat men sy ontfangen hat, vur vry guede, und wart geguet overmits eynen
«grunen waese, ind daer was licoup." (Gichtrcgistcr van Wilrc.)
-ocr page 376-
— 372 —
29". So wer dat gericht mandt (verzoekt), bynnen der
herlicheyt, buyten dinckliche dagen (gerechtsdagen), dar van
hat dat gericht hun recht gelyck vurschreven steit, uytge-
scheiden off iemandts dat gerichte mandt om uevertocht
recht
(hooger gerecht?) te nemen dar van is man schuldich
den gerichte hunnen koste ind wyn.
30" Auch so wie dat gerichte mandet, buyten dinckliche
daegcn, ind buyten der herlicheyt van Wylre, tuyschen twe
mylcn wegs gaens, darvan is man den gerichte schuldich
honnen kost ind wyn ind dobbel recht.
31° Als ein onderseet dieser herlicheyt einen deit einge-
bieden (iemand doet dagvaarden) darvan sall der boede
haven eyn quart biers, ind desselven gleichs sal he auch
haven van einen kommer kont te doen, als van eynen
underseet ein quart biers.
32" Als ein uytgeseten man einen deit ingebieden, darvan
sall der bode haven ein halff quart wyns, ind desselveil
gleichs sall he auch haven van einen uytgeseten man einen
kommer kont zo doen ein halff quart wyns.
33° Als ein uytgeseten mann off ein ingeseten mann einen
deit penden, darvan hat der boede ein halff quart wyns.
34" Vort hout ind helt der Schepen, dat ein iegliche
pleuger (die paard en ploeg heelt) des jairs eyne garbe
schuldich is den boede.
35° Vort hout ind bilt der Schepen so wat underseeten off
uytgeseeten, die vur der dinckbanck gestalt (geroepen) weren,
dat sich die wale (wel) moegen soenen off slichten sondcr
misdoen, off sonder boete aen den Her off aen den Schultis
van synent wegen, als verre als \'t niet in aenspraeck noch
in antwort komen en were (in zoover de zaak onbehandeld is).
36" Vort so houden ind halden die Schepen, so wat in
aenspraek oft in antwort vur den dinckbanck komen is,
wclche parlheyen dacr van in \'t uitrecht bevonden wurde,
-ocr page 377-
— 373 —
die is boeletich aen den Her, ind were \'t saecke dat sich
die partheyen soenen willen off soenden, dat sall syn be-
heltlich des Heren recht, off mit willen des Heren off des
Scholtissen, van des Heren wege.
37° So wie der boden gesint (vraagt) der Scholtis sal
ihn lehnen, ind sall syns erven rechts warden (zal waken
om zijns clients recht.)
38° Vort hout ind helt der Schepen dat der Lantlieer
dieser herlicheyt hat (heeft) van eine wyrkende wonde (wonde
die belet te werken) tien marek Aix geldt.
39" Vort hout ind helt der Schepen dat der Her dieser
herlicheyt hat van eyner sypender (bloedende) wonde vunff
merek Aix geldt.
40° Vort hout ind hilt der Schepen dat der Her dieser hcrlie-
heyt hat van einen vuystslage (oorveeg) vunff merek Aix geldt.
41" Vort so houden ind halden die Schepen, dat der Her
vurschreven hat van eynen metztrecken (mes uit de scheede
te trekken) vunff merek Aix.
42° Vort soe houd ind helt der Schepen, nae der banck-
recht di\'eser herlicheyt Wylre, nae alder herkommen, dat
die groote tiende van Wylre schuldich is zo halden den
hoegen eltoer (altaar) bynnen der kirche van Wylre, dat
misgeweed mit allen seinen zubehoir, gelick eynen priester
dat so gebuert umb misse te doen.
43° Noch is die groote tiende schuldigh zo halden die
groote kloek mit allen haren zubehoir.
44° Noch is die groote tiende schuldich zo halden den
gantzen borglen (houtwerk) mit allen synen zubehoir.
45" Vort so sint die Herren van Onzer Liever Frauen
van Aichen auch van den vurschreven tienden bynnen
Wylre schuldich zo halden einen Slier ind einen beyr (beer),
ind der stier ind der beyr wynter ind sommer zo halten,
so welchen tyt dat die kirspels luyden (ingezetenen) des
-ocr page 378-
— 374 —
lands Wylre des behoeven, ind der vurschreve stier ind
beyr sol taelwerdich seyn (zal zijn volle jaren moeten hebben).
46° Vort so hant die vurschreve Schepen wall horen
sagen ihre vurvaren (voorouders) ind elteren, dat die groote
tiende noch schuldich were auch zo balden eynen veule
(hengst) ind einen bock, in behoeft des gantzen lands van
Wylre.
47" Vort haut ind helt der Schepen van alder herkom-
men, als dat he gesien ind gehort hat, dat dat underpande
van deser vurechreven groten tiende auch winter ind sommer
schuldich is zo halden einen stier ind einen beyr, in behoeft\'
der undersetcnen des landts ind herlicheyt van Wylre.
48° Vort soo houden ind balden die schepen dat unse
Frauwe van Wylre, der Golt benade, einen Pastor der
kirche ran Wylre erfflich gelaeten ind gegeven hat ombtrint
drey morgen bendts, aen die hoege Koele, reygenoit aen
die syde die Strochenwart Huebben bendt op die Holgrat,
ind op die syde der hoege Koelen Aussems bendt, in der
voege dat eyn Pastor der vurschreve kirche sall doen doen
diese nabeschrevene missen, te drey tydcn van ein ieglich
jair erftlich, te weten, op St. Gertruden dag dry missen,
vort als man te Wylre dat Heylich Sacrament umb dat
korn dragt, auch dry missen, vort op den Wylre kirmes
dach, auch drey missen, dat sint des jairs te samen negen
missen, ind drey Priesteren, die die vurschrevcn missen
doen sall ein vurschreven Pastor die kost doen und te
allen malen geven eynen ieglich Priester die werde van
eyne quart wyns.
49° Vort so houden ind halden die Schepen dat eyn
ieglich underseet, de (die) so viel landts hat dat der tiende op
syn landt eyn garve korns hat, dat der auch den klocker
(klokkenluider) eyn garve korns schuldich is alle jair.
-ocr page 379-
— 375 —
50" Ein uitgeseten man, de ten mynsten derdehalff\' buynre
lants bynnen der herlicheyt hat, de is auch eynen offermau
(koster) des jairs schuldich eine garve korns.
51° Vort soo is ein ieglich underseit den offerman schul-
dich des jairs twee roggen brodt, te weten eyn te Kirs-
mysse ind dat ander te Paissen.
52" Vort umb des wille dat ein offerman der vurschreve
kirclie van Wylre tiende hat, so is he darvan schuldich te
halden dat klockseyl van der mittelster kloeke.
52" Alle diese vurschreve puntten tuigen die Schepen dat
sie diese stucken bracht ind funde haven van honnen
aldren ind vurseeten Schepen, vurtyts ubermits manch
(menig) jair gewest, ind dat also vort halden ind houden
also lang als sie leben, ind auch vort lehren honnen nako-
melingen ten ewige dage.
Vort haven die Schepen gewiesen ind gelehrt, aengaende
den leenguede ter Hagen, ind den Rosendals leen zu Yseren,
dat die grundhereo haven gifiinge ind guedung ind empfen-
genis ind pende da van zu liefern in des lants boden hant
mit kommer recht off mit andere gewoenlichen rechten
sueckeu.
In 1458 was Peter Mulart Scholtis te Wilre, in 1462
was het Martin Knoye van Anstenraidc (1), in 1515 Willem
van der Horst, en in 1654, Johan Crup.
De heerlijkheid Wilre schijnt uit de familie der Scheiffart
van Merode te zijn overgegaan in die van Dobbelstein, van
Nesselrode, van Binsfelt, van Wachlendonck .... (Zie E.
Richardson, Geschichte der Familie de Merode:)
(1) Hij was neef van Johan Knoye van Vleeck. Deze verkocht hem, in
144(i, een gedeelte uit den hof Schonborn, dat hij met zijne vrouw, Catharinu
van Hevdendal, geλrfd had. Tegelijkertijd werden acht malder roggerent
besteed tot stichting van eenen nieuwen altaar in de kerk te Valkenburg.
Hier waren bij : de jonge Jan van Schonborn, Leonard van Yseren, Jonker Jan
Hoen van Cartlls, l.ius van Eekelraden en Uuub op die Hoelgrat (Gichtregister.)
-ocr page 380-
DE HEERLIJKHEID GULPEN.
Overzicht. — Rbchts-Statuies.
De heerschappij over dit aanzienlijk dorp was van oudsher
gedeeld. Eene helft kwam in de X1I1 eeuw, metganschhet
land van \'s Hertogenrade, uit het huis van Wassenberg in dat
van Limburg, en vervolgens aan Brabant. — De andere
helft werd door het kapittel van O. L. V. te Aken over-
gedragen aan den Heer van Neuborg, waarschijnlijk bij
wijze van ruiling, tegen de tiende op al de gronden, die
van het kasteel Neuborg releveerden. Het kapittel heeft
deze tiende, alsmede den Vroenhof en nog een paar andere
pachthoeven, tot aan de Fransche omwenteling behouden.
Aan het gedeelte des Hertogen van Brabant was de hooge
judicature, de straf over leven en dood, verbonden. —
Deze straf, voortijds door de Schepenen van Gulpen uitge-
sproken, werd, ten tijde dat Gilles van Eynatten, Heer van
Neuborg, Drossaard van \'s Hertogen rade was, overgebracht
naar de Schepenen van het hoofdgerecht aldaar. — Wan-
neer de Scholtis fan Gulpen een misdadiger gevangen had,
die de doodstraf verdiende, dien moest hij binnen drie
dagen naar\'s Hertogenrade overbrengen.—De crimineele
straffen waar geen lief of leedl in gelegen lag, als geesse-
len, brandmerken en dergelijken, werden te Gulpen vol-
trokken. — Behalve de hooge judicature, waarover de
Hertog allιιn te beschikken had, trok hij ook allιιn de
boeten en breuken die in de bank vielen ; de overige
gerechtigheden waren tusschen de twee Heeren gemeen,
-ocr page 381-
— 377 —
de een vermocht niets zonder den anderen ; ιιn Heer was
geen Heer, twee Heeren waren ιιn Heer.
Toen in 1544 de vijandelijkheden tusschen Keizer Karel V
en den Hertog van Gulik een einde namen, behield deze
het land van \'s Hertogenrade, en bijgevolg ook Gulpen, in
pandschap. — Om het uit diens handen te lossen moesten
de ingezetenen eene zekere som van penningen opbrengen. —
Die van Gulpen maakten van deze gelegenheid gebruik om
den Keizer te vertoonen, dat hunne bank, waaronder ook
het Hooglant (Margraten) behoorde, veel te lijden had ge-
had, niet slechts van de Guliksche troepen, die alles gepil-
leert enrie ijedefructeert
hadden, maar ook van \'s Keizers
eigen volk van wapenen ; dat zij niettemin de benoodigde
gelden zouden storten, mits dat het hun vergund zij, onder
anderen, om de veertien Schepenen hunner rechtbank lang-
zaam te laten uitsterven tot zeven (1).
Na dood van den Drossaard, Gillis van Eynalten, begon-
nen de Schepenen allengs de Neuborgschc gerechtigheden
te miskennen en in te krimpen, ja zelfs vonnissen te
strijken, niet op naam der beide Hoeren, maar op \'s Konings
naam alleen. — Dit liep zoo ver, dat Jonker Frans van
Eynatten, Heer van Neuborg, niet gediend believende van
Schepenen, die hunnen eed te kort deden, in 1594 bij
den Koning op scheiding en dceling der gemeenschappe-
lijke heerlijkheid aandrong, en wel op grond van den
algemeenen regel van recht, dat niemand kan genoodzaak
worden in eenen onverdeelden boedel te blijven.
Middelerwijl het project van scheiding, waar de Schepe-
nen erg tegen aan zagen, in den Raad van Brabant han-
gende was, kwam tusschen partijen een accoord tot stand,
(1) Langzaam, dat was bet woord; want de Schepenen van Gulpen hadden
m>4 al lust om oud te worden. Johan Cleysmit die, in Februari 1107, liet
scliepengerecht nog bijwoonde, telde niet minder dan honderd en ιιn jaar.
-ocr page 382-
— 378 —
volgens welk de Heer van Neuborg de hooge en lage juris-
dictie over geheel de heerlijkheid bij wijze van verpanding
verkreeg.
De costumen der bank van Gulpen in 1407, bij Schepen-
clerenis
vernieuwd, zijn vervat in 41 artikelen ;
Dit zijn eensdeyls die banckrechten van Gulpen naer alden
herkomen ende gewoonten, eind auch des dorpi echten van Gulpen,
soe wyr dal hebben onsen voerseelers hooien cleereji, soe tvye
men dat te halden plaegh :
I" In den eersten soo hueden und halden die Schepen,
dat bennen der voorschreve banck van Gulpen egeenen banne
(geen dwang) zyn en zal, als sy dat van alts hunnen alde-
ren hebben hooren cleeren, het sey van meulen, vanwyn,
van bier oft van broodt oft van eenicherley saecken.
2" Soe hueden voirt und halden die Schepen dat men
hun te allen Voightgedingen schuldigh is twee marck Aix
gelts, des betaelt ons genedige Landheer twee deyl und
dat heerschap van Nieuwerborch dat derde deyl.
3" Noch soo gehooren bennen der banck van Gulpen
veertheen Schepen, und als der eyn oft meer stuift, soe
deyt der Scholtis die andere Schepen by den anderen
komen te Gulpen, soe kyesen sy dan eyndrechtelyck eenen
anderen stoelbroeder oft meer, op hunnen eydt ende den
nieuwen gekozen Schepen sal der Heer dem gehoorsaem
maken (beλedigen) ten nechsten gedinge. Daerna gebuyt
(gebied) hem der Scholtis voer die dinghbanck te komen
und aldaer staet\'t men hem den eydt, und sweert hy alsoo wael
den heersehap van den Nieuwerborch hun rechten te halden
als onsen geneden Landheeren die zyne, und al in eynen
eydt, und so bald der eydt gedaen is, soo nemt hem der
Scholtis und dat heerschap van Nieuwerborch, oft hun
Stadthelder, und leyden den nieuwen Schepen in die banck,
und settpn hem op synen stoel by syn Schepen.
-ocr page 383-
— 379 —
4°. Soo hebben wy onsen voorseeten hooren cleeren
dat niemands bennen der banck van Gulpen egeene booge
heerlicheyt en hadt, dan ons Genedigen Heere van den lande.
5°. Voirts soe hebben wy ons voorseeten hooren cleeren,
dat op die gemeynden bennen der banck van Gulpen,
niemandt egeen versueck noch egeen recht hebben en sal,
dan die in der banck geseten oft kerspels luyden zyn.
6°. Voirts als men eynen burge in het gerichte maent,
die rechten die daer van komen had der Scholtis eyn
deyl en die Schepen twee deyl.
7°. Voirt soo sal eyn borge op eynen ingeseten man
oft persoon niet langer leysten (te last liggen) dan veer-
theen daghen und als die veertheen daghen uyt syn, soo
moet der burge penden geven oft. betaelinge doen , alsoe
verre hy met gerichte daerom versoght wort.
8". Voirt eenen ingeseten man sal op eynen uytgeseten
man oft persoon alsoo lang leysten als ihm genueght, und
der weerdt ihm opdragen wilt (zoo lang als de waard de
mond kosten wil voorstrekken).
9". Die leystinge sal syn van eynen man des daghs
dry schillingen Aix peyements.
40". Voirt soo sint alle oircken den Schepen alleyn, und
der Scholtis oft der Heer wacht syne boeten (de gerechts-
gelden zijn voor de Schepenen, de boeten voor den Heer).
11". Als men eenen kommer aenslaet (eene civiele actie in-
spant) daervan hebben die Schepen eyn oreken, und den Heer
wacht synes rechts, und der bode van eynen kommer cont te
doen (te beteekenen) die weerde van eynen halven oircken.
12". Desselven gelycx als men eynen commer ontsleyt
hebben die Schepen eyn oircken, und der Heer wacht
synes rechts, und der bode van den ontslagen commer
cont te doen, die weerde van eynen halven oircken.
-ocr page 384-
— 380 -
13°. Voirt soo hueden und halden die Schepen, eyn
persoon den syn haeff (bezitting) gecommert is, alsoo verre
die persoon die haeff niet en handplicht (niet zelf bebouwt)
noch en deyt handplichten, soo komt die persoon voer den
commer tyds genoech die gueder te ontslaen (hij is. dan
niet aan den gewonen termijn gebonden).
14". Voirt als een ondersaet deser banck eynen deyt
ingeltieden, (dagvaarden) daervan sal der bode hebben eyn
alt moerken (eene munt) oft die weerde daervan, ende van
eynen uytgeseten man die weerde van eynen halven oireken.
15°. Voirt als der boodc eyn geboth deyt van ontfenc-
kenis, van commer, van penden, van gueder te verbieden
oft alsulcker saeeken, daervan sal hy hebben die weerde
van eyner halver oireken.
16". Noch soo hebben wyr noch onsen voorsaeten
horen cleeren, waerom dat een gesworen boode van
Gulpen die brooden hadt, dat is daerom, oft het geviel
dat eenich ondersaet in der voorschreven banck eynen dieff
oft eynen misdedigen mensche, op het syne (op zijn eigen-
dom) vinge oft gehalden konde, soo sal der boode gehalden
syn den man naer hem (bij zich) te nemen in behoeff des
Heeren, und den ondersaet daervan te ontlasten, und auch der
voorschreve boode van den ingesetenen luyden die brooden
hatt, soo en sal hy auch van eynen ingeseten man, van
eynen in het voigtgedinge te gebieden niet meer hebben
dan eyn alt moerken , oft die weerde daervoor, daerom
geeft men den bot/de die brooden , und auch om meer
saeeken wille, die der boode schuldich is te doen.
17". Voirt soe hueden und halden die Schepen als der
Heer met raedl des gerichts, nae der banck recht, in der
kereken deyt gebieden oft verbieden, dat kom, gras, holt,
thuyn oft onrechte wegen oft dergelycx deyt gebieden, als
sich noet gebuert die peys (versterkingen) te maecken, op
-ocr page 385-
— 381 —
te werpen oft valderen te hangen, ende deyt dat gebieden
op vyff, ofl alsoo hoog als men dat gebieden sall nae den
banckrecht, die daerin breuckelich gevonden werden die
sullen op die brueck (boete) syn, die de Schepen sullen
wysen (bepalen ot uitspreken) nae der banck recht.
18". Voirt soo is eyne alde gewoonte geweest ende
eyn alt hercoomen, tlat hier sullen syn twee geswooren
keurmeysteren van broode, van wyn ende bier, endu voirt
soo ploegen (pleegden) ons voorvaderen te cleeren, dat
men dat vleisch niet bhisen en sal (niet opblazen) ende
auch geyn garetich (gaarachtig of gekookt) vleisch aen der
plancken veil en sullen hebben, daer en lege salt by (tenzij
er zout bij ligge) tot eynen teycken, ende soo en sullen
sy auch geen soigh vleijsch (vleesch van eene zeug) ver-
" coupen, sy en sy geheijlt (ten zij ze genezen ware) oft
daer leege eyn teycken by, ende soo en solde sy auch geyn
vleysch vercoupen dat niet oprecht en waer, ende soo deck
als sy dat deden, ende die keurmeysteren dat voorbrech-
ten, soo sullen sy op die boet syn die daerop steyt.
19. Voirt soo plagh (pleegde) men hier wit broodt te
backen op dat gewicht van Aecken oft \'s Hartogenrade,
ses om twee Schillinck Aix , ende die becker sullen van
de sessen seven maecken, und daervan mogen die vertep-
pers oft die \'t haelen te vercoopen, dat stuk geven voor
twee haller Aix, ende oock sullen die becker gehalden
syn half wit broodt te backen.
20°. Voirt soo sullen die becker dat roggen broodt
backen nae dat gewicht van Aecken oft Raede (\'s Herto-
genrade), ende als dat broodt op syn gebuer gebacken is,
soo sal dat broodt wagen acht pondt. Voirt soo sullen sy
oock gehalden syn half roggen brooder und vierdel roggen
brooder te backen, iegelyck voor syn weerde ; ende voirt
alsoo lang als sy eenich broodt hebben, het sy roggen ofte
-ocr page 386-
— 382 —
witte, dat sullen sy voor hunne deuren setten, ende dat
den naegebueren niet weygeren om hun geldt; ende waer
\'t saecke dat sy broodt hedden ende dat leunden (ont-
kenden) tegen die naebueren, ende men vonde dat sy dal
aen buyten luyden vcrcochten, alsoo deck als sy dat deden
sullen sy op die boet syn die daerop steyt.
21°. Als men die keurmeysteren gesint om wyn op te
doen (te keuren) soo sullen sy den (dien) opdoen met raedt
ende slichten van de nabueren, in soo verre sy die daerby
krygen konden, nae ponts belanck van den-neesten steeden
om Gulpen gelegen, te weeten, nae Aecken, nae οricht,
nae Raede, nae Valkenborgh, nae belanck van de maeten
ende oyck van den wyn (1).
22°. Waer \'t saecke dat eenich ander wyn in \'t dorp
van Gulpen veyl waer, ende die verteppers en kondens
niet gegeven voor den penninck, daer hem die keurmeys-
(I) In 1121 verhuurde de Heer van Ncuborg een huis te Gulpen, onder
voorwaarde dat de huurder dagelijks wijn moest tappen. Het huurcontract luidt:
«Dit is alsulche vurwardt, als gesloten is tusschen Jonckcr Joban van Eynat-
ten ind Johan Gijselman van Lemmiers, dat is te weten, dat Johan Gyselman
sal haven Joncker Johans vurschreven syn huyse, dat geleegen is te Gulpen
neven Smytgen, ind cyn hocffken geleegen achter Merken (Marieke) Geldoffs
huys, ind so wat cinsc ind pecht daerop geldende syn, die sal der vurschreve
Gijselman betaelen, ind voirt so sal he diesc gucde hacven eynen tyt lanck,
dat is te weten, twe jaer lanck nae heildom kinnysse neist comende nae datum
dis bryffs. Item voirt ist vurwardc off dat \'t saecke were dat der Joncker
bouwede aen deme huyse, dan sal Gyselman den werckluyden den kost doene.
Item voirt ist gevurwart, dat Gyselman wyn thappen sal deeglix sender eynighe
argelist. Ind van yevcr voeder wyns so sal Gyselman den Joncker geeven teen
marek gelz, alsulger paijen als den wyn geldende is. Item voirt so sal den
Joncker vurschreven alsulgen wyn als den Jonckcr ind syne kyndcr drynckende
sullen syn, it sy op syncn huyse off in deme wynhuysc, den sal den Jonckcr
dryncken soo wie hec Johan Gyselman selve steyt, (aan inkoopprijs) auch son-
der argelist. Item voirt so bait der Joncker Joban Gyselman vurschreven
geleint vier Arcins (Arnhems) gulden en noch twee, Arems gulden ind cyne
kroenc. Gescreven in\'t jaer ons Heren dusent vier hondert ind eyn ende twyn-
tich des leisten dachs in den Aprille."
-ocr page 387-
— 383 —
teren op gesat hedden, soo mogen sy den wyn (het vat)
toeslaen sonder misdoen.
23\'. Waei\' \'t saecke dat eeniche andere wynen in \'t
dorp van Gulpen veyl weren , ende die verteppers en
konden hem niet gegeven voor den penninck daer hem
die keurmeyster op gesat hedden, soo sullen die keurmeyster
dat aen den Scholtis brengen (bekend maken) ende die sal
hun dan bevelen den wyn toe te slaen ende vueren den
bennen dry weecken uytter den dorp naer inhalt des
keurampts ende op die boete die daerop steyt.
24". VVaer \'t saecke dat iemand wyn oft bier hooger
vercocht dan hy hun van de keurmeysteren opgedaan
(geschat) weere, ende dat die keurmeyster des gewagh
hoorden van den vreempden oft heymschen (ingesetenen)
luyden, soo mogen sy die inbrengen op hun onscholt
(dan moeten de verkoopers bewijzen dat zij onschuldig zijn.)
25". Waer \'t saecke dat sich dan hervonde dat sy den
wyn oft bier hooger vercochten dan hy hun opgedaen
waere, soo deck sullen sy boetich syn, und die boet is
darden halven schillinck Aix.
26". Waer \'t saecke dat eenich man wyn oft bier veyl
hadde ende weygerden dat den luyden, die des gesinnen
om hun geit, ende naemaels vercochten anderen luyden
den sy wolden, die sullen boetich syn alsoo deck die
keurmeysteren dat inbrengen, ende die boet is dardenhalven
schillinck Aix.
27°. Soo deck die keurmeysteren wyn oft bier opdoen,
soo is men hun schuldich van elcken vat eyn quart desselven
drancks, den sy opgedaen hebben.
28". Alsoo deck sich bevonde dat die tepper tapden
met quarten, sy weeren tinnen oft eerden, halven oft pinten,
het weer wyn oft bier, oft eenicherley dranck den met
metter maeten vercoopt, dat die te kleyn bevonden worden,
-ocr page 388-
— 384 —
sullen sy boetich syn, naer inhalt des keurampts ende die
boet is daervan dry sluver Aix.
29°. Die tappen sonder oorloff van den Keurmeysteren ,
alsoo dick sy dat doen soo syn sy boetich, auch naer
inhalt des keurampts, ende die boet is auch dry stuver
Aix, alsoo verre die keurmeyster dat inbrengen, als sy
daerom gemaent werden op hunnen eydt van den keurampte.
30°. Voirt\' soo sullen die brouwer den naegebueren,
ondersaeten oft buytenluyden, bier laeten (leveren) die des
om geit gesinnen , het sy met kruycken oft met quarten,
alsoo verre sy des veyl hebben, boven hunnen dranck in
hun huys ende hoff, alsoo sy des niet en deden, ende
die keurmeyster des gewagh hoorden , soo souden sy dat
aenbrengen op hun onschult , und alsoo deck sich dat
hervonde, dat sy des geweygert hadden, soo deck souden
sy boetich syn, ende die boet is darden halven stuver Aix.
31°. Oft die keurmeysters bevonden dat dat bier niet
goed en weer voor den penninck van dry Aixsche halleren,
daer \'t op gesat is te vercoupen, soo mogen sy dat afsetten
voor pennincks weert.
32° Als die keurmeysteren omgaen wagen oft ycken, soo
sal een amptman met gaen oft iemand van synent wegen,
ende oft sy dan tinnen oft eerden quarten vinden die te
cleyn weren , soo mogh der Scholtis die tinnen inslaan
(plat slaan) ende die eerden quarten ontwey (aan stukken)
slaen, ende sullen op die breuck syn die daerop steyt.
33°. Als men omgaet ycken oft wagen, soo sal men
alsoo wael die quarten meeten die sy binnen huys hebben
gelyck die geene buyten huys, die op der vinsteren oft
op der deuren staen, ende of\'tsaecke waere dat sy eeniche
quarten bennen huys hedden ende niet voirt en brechten,
ende naemaels daer met tapden, ende men vonde dat die te
cleyn weeren, soo sullen sy op de boet syn die daerop steyt.
-ocr page 389-
— 385 —
34". Voirt oft die brouwer dobbel bier gebrouwen
konden, want Gulpen op die herstraet ligt, soo mogen sy
dat doen, und dat sullen die keurmeyster, als men hunner
gesint, oock keuren met etlichen van den naegebueren ,
alsoo verre sy die daerby krygen konnen, und dat setten
nae pynwaerts weerde, naer hunnen besten sinnen sonder
argelist.
35°. Als die brouwer dat dick bier brouwen wilden
soo sullen sy dat alsoo vuegen, dat die naebucren oft
ondersaeten bennen der banck van Gulpen,, hun penwarts
van den dry haller bier vinden, ende oft die brouwer des
niet en deden, soo sullen die naebucren oft ondersaeten
dat dobbel bier hebben , die quart voor dry heller Aix ,
ende niet hooger.
36". Oft die brouwer den nagebueren oft ondersaeten
niet en lieten, ende die ondersaeten dat den keurmeystθren
kont deden, und alsoo ver dat warachtich is, zoo mogen
die keurmeysleren dat aenbringen als sy daerom gemaent
worden, ende soo souden dan die brouwer op die boet
syn die daerop steyt.
37°. Die bruecken die van den keurampt koomen, daer-
van hebt ons Genedige Heer twee deyl, ende die keur-
meyster dat derde deyl.
38. Die maet oft quart daer men te Gulpen wyn oft
bier oft eynicherley dranck met vercoopt, sal syn een
rechte Colsche quart oft Colsche maet.
39". Voirt als men die keurmcysteren eerstwerff settet
soo hebben wy gesien, dat men die met raedt des ge-
richts voor dinckbanck settet (aanstelt) ende daer hunnen
eydt doet doen.
40". Voirt hueden und halden die Schepen dat dat meulen
vat, dat een meullener neemt van een vat te maelen, dat der
molter schotel sesthien sal maecken een gestreecken vat.
-ocr page 390-
— 386 —
41°. Oft \'t saecke weer oft iemandt cronet (klaagde)
over dat molter vat, dat dat te groot weeze, soo sal der
Heer den meuleneer daertoe halden, dat hy dat molter
vat voor \'t gericht brenge om te besien oft dat gerecht sey.
Het Kapitttel van O. L. Vr. te Aken had in de bank
van Gulpen de volgende bezittingen : In den eersten den
hoff in den Vroenhoff met synen toebehoir ende met eyner
goeden tiendhen (dat is, van harde vruchten). Item, eene
goeder thiende te Ophem. Item, eynen halven hoff te
Reymerstock ende eyn goede thiende. Item, eynen hoff
te Cleynen Welpsdal met synder thienden. Item, te Incber
eynen hoff ende eyn goede thiende.
Daeraf syn die Heeren Decken und Capittel schuldich,
gelyk die Schepen daerop getuyght hebben, in den Vroen-
hoff te halden, in behoeff der ondersaeten der banck van
Gulpen, eenen taehveerdigen steyr (eenen stier die zyn
volle jaren heeft) ende ouch eenen taehveerdigen beyr.
Item die Heeren van Aacken syn noch schuldigh te
halden die banck clock van allen stoft, und oft sy gebreecke,
soo syn se schuldig wederom te maken op hunnen cost.
Item, is dat Capittel noch schuldigh den hoogen altaer
bennen der kercke van Gulpen te halden van misboeck
van Kelck ende dat mettenboeck (4).
Item, syn sy noch schuldigh te cleyden den hoogen
(i) Met betrekking tot de kerk van Gulpen vonden wij de volgende aan-
tcekening : Her Gerart van Wittham, (waarschijnlijk Gerard van Julemont, die
(leefde in 1306) Ritter, tod Beatrix syne huysvrouwe hebben bcsat vur hu*
»jair beganck, den Pastor der kerke van Gulpen 111 S. ind eynen yegelichen
«Altrist XVIII D. ind den Custer VI D. op lant Aleyt in dy strate, willich
«Hascmolen nu besitt. Ind dit jairbeganck sal loefliche geschien, mit alsulche
«ondcrscheidc off condicie, dat ycgelieh der gesellen die nyet en weren in der
•vigilicn ind misse des vurschreven jairbegancks, ja et en werc dan in sulcher
nnoijt dy te excuseren weren, dy en suldcn nyet hebben, nier hon deyl off
• porcy sulde men deylen ind den (diegenen) ghevcn dy tycgenwerdich weren.".
-ocr page 391-
— 387 -
altaer und te geven van al dat daeraen noot is, om die
heylige misse daermede ende daerop te doen, und als sy
versieeten syn, soo send men hun die alden, ende sy
moeten dan wederom daer nieuwe gereytschap seynden.
Item, die voorschreven Heeren Decken und Capittel van
onser Liever Vrouwen van Aecken, ende ons genedige
Landheer syn noch \'t samentlich schuldigh te halden den
bortgen (houtwerk) van der kercken van Gulpen, van on-
der uyt ten grondt te oeven uyt.
Item, noch syn die Heeren van Aecken schuldig des
jaers den clocker der kercke van Gulpen, vyff gerven
roggen ende vyff gerven haveren, ende aen den bode van
Gulpen vier ende twintigh gerven roggen ende vier ende
twintigh gerven haveren.
Item, soo is den voorschreven Schepen voirt gevraeght,
oft die voorschreve gueder vry sullen syn van alle beeden,
coerweyden oft schettingen, daerop die voorschreve Sche-
pen getuyght hebben : Als der Lantheer gebuyt een bee-
dinge off schettinge te setten in synen lande, soo wordt
die gedeylt ijegelycke banck in het land van Raede syn
aendeel ende deyl, soo vergaderen sich dan die Schepen
van Gulpen, und deylen dat deyl dat hun gesat is, und
werdt den Vroenhoff, toebehoorende Decken ende Capittel
van onser Liever Vrouwen van Aecken hun aendeel, nae
belange van de beede voorschreven, und dat ander op
den gemeynen man aen der banck geseeten, naer hunnen
besten sinnen, und dit want sy alsoe gedaen ende ge-
ploegen, ende van hunnen voorseeten alsoe bracht vonden
und geleert (1).
(I) Archief des Graven d\'Ansembourg-Neuborg. —Zie voorts ons Deel I. bl.
103 en volgende; alsmede onze opstellen in de Publicalions van het Geschied-
Oudheidkundig Genootschap in Limburg, jaargang 1870 en 1872.
-ocr page 392-
DE HEERLIJKHEID GEUL.
B A N K II E C H T E N.
Het dorp Geul in \'t land van Valkenburg bij Maastricht
gelegen, werd in (loiu) door Karel V tot heerlijkheid ver-
heven ten behoeve van Conrad van Gaveren. Flet had van
oudsher zijne eigene dingbank en zijne rechts-coslumen.
Deze zijn ons bewaard gebleven door Willem Cocx, Sche-
pen aldaar, die ze (1545) in erbarmelijk taal afschreef. Zy
luiden als volgt:
Dye banck te Goeie.
In den eisten eyn man dye eynen commer scleyt (eene
civiele actie inspant) der gestyt jaer ende daech soo
rekenen, die rechten maken seven Vleemsch, dry den
Vaecht vier den Schepen. Item, der commer ontsleyt der
mot borghen setten eyr (eer hij) der commer ontsleyt. Die
rechten (bedragen) eyn orken.
2P. Eyn die gerastert werd (aangehouden wordt voor
schuld) die rechten alsoo vuell als eyn daech doen (dag-
vaarding), ende dat geyt myt der sonnen ute, ende mot
den hcylighen sweren nyt myt sonnen uytter hameyen
te gaen (niet bij dag buiten de valderen , of buiten de
gehuchten te gaan).
3°. Eyn oiitffengnysse aen den Heyr (Leen- of cyns-
heer) maecken tweentich pynghen (penningen) twelfT den
Her, en acht den Schepen van Goeie.
-ocr page 393-
— 389 —
4°. Erffpaecht ontffanghen dye rechten (bedragen) eyn
orken.
5°. Dye doer dye gereychten eyn kuer kyesen, daer-
van hun rechten seven Vlems brabants, daervan hebben
dye partyen ouch dye beyst laten volggen, off lusschen
wyllen (de keurbeest laten volgen of lossen) des hebben
sy beraet veertheen daehgen, ende des stcyt dye beest op
hunnen anx (risico).
6". Eyn pant te tuenne (aanslaan), yst koey off part, dat
sal dry daeghe staen, wan \'t myt rechte angeslaghen is, lus-
schen sy nyt (wordt het niet gelost) zo ys \'t verbleven, soo
mach hy \'t te merden voeren ende vercoepen, geldyt mer
dan syn soem, dat mot hy den anderen weder keren.
7°. Geryt got (roerend goed) sal staen acht daeghe.
8". Erffgoetz (onroerende goederen) sal staen veertheen
daeghe.
9°. Eyn man der eyn Momber setten wylt, der Momber
maech daech doen ende eyn claecht geven off te prenpael
were (een voorspreker of\' Procureur kan doen dagvaarden
en klacht indienen, juist als ware hij de principaal zelf).
10° Eyn man den hy (die hier) in dys banck te recht
steyt ende hy hefft buerghe, ende kaen hy dye lueden toe
wysse doen (te weten doen) , dat sy voer die banck co-
men, hy sal doen gebeijden mytten boode ter conden, daer
en sal der Vaecht geyn rechten off hebben.
11" Eyn man der in eyn Vaechtgedynge bedaecht wert,
die mot alsoo goet penghen (zoo veel penningen) leggen als hy
hem kynt schuldych te syn, ijs \'t saecke dat sy in \'t recht
comen, dat mot veranteren (verdedigd) werden op den sel-
ven daech, offt cleger (of de klager) wert an syn pant
gewesen off in syn claecht.
12° Op eyn ander gedynge erffgoet te veranteren, der
koempt den darden gedynghe tyts ghenoch.
-.
»
-ocr page 394-
- 390 -
13° Gereyt goet to veranteren, op den ersten gedynghe
dar hy claecht mot den anderen (de tegenpartij) veranteren.
14° Affverboet (afverbod) te doen als van eynen ghe-
wcsen vonnysse, dat sal den boede doen dry daeghe nae
den anderen , dat ersten geboet (kost) eyn cleyn boetz ,
dat ander eyn cleyn boet, dat darde eyn grot boet, dat
vyrde geboet wyl en gewalt (grootste boete).
15° Affverboet sonder vonnys, als die sonne onder is,
soe mach hy halden off nyt.
16° Eyn pant te keren (tegen te gaan) maeckt eyn grot
boete van pynden (van panden).
17" Eynyche partyen begeren eyn saecke te scryven op
dat Schepenboeck, moeten voer dat rycht (gerecht) van
Goell komen ende belyenen dat te beyden sy dyn (te bei-
der zijden), daer moeten die gansen gerychten hoen rechten
aff hebben, te weten : ydder (ieder) schepen eyn alden
grot, ende den scryver (Griffier) eyn caen wyns.
18° Eynyghe partyen dye Schepen buten lans leyden,
daervan beloopen hoen rechten van der mylle eyn stuver
brabans yllychen Schepen, ende twe alden grot ende hoen
kost. Item gaen sy voerder dan dye myll, daervan sint sy
sculdych vyr alde groet vuer Schepen ende hoen kost, den
Vaecht acht alde groet ende syn koest.
19" Eyn man daer hy begert eyn clerenys (\\vetsverkla-
ring of\' record) op eyn Vaechtgedynghe, van buytensluyden,
die rechten maken (bedragen) eyn orken, gheyven die
gherychten eyn getuych off eyn brych (geeft het gerecht
daarover een schriftelijk bewijs of bericht) van sych, daer
van beloeppen dye rechten, den Schepen yllyck (elk) eyn
alden groet, den Vaecht twe alden groet, ende van den
syeghell (zegel) eyn vierdel wyns ende hoen kost.
20" Eynych man den hy (die hier) zoe recht steyt ende
syn claecht gemaeckt hat, ende in \'t andert koemen is
κ
-ocr page 395-
— 391 —
(gedagvaard is) ende nye\'t en koempt, ende den Vaecht
syn recht, der wert op syn not (nood) gewezen. Not soe
te bewysen dat is, dat hy onder syn sacrament lychet
(krank ligt) off Heeren not, off ghefanghen saet, off in dat
ysser sytten gesloeten.
21° Als der Vaecht off dye Schepen buytten lans (buiten
dorps gaan) ende hoeren af eyn verbaryck (gerechtelijk
onderzoek), daervan hefft der Vaecht voer syn rechten,
vyer alden groet ende syn koest, yllych gerychts man twe
alden groet ende syn koest, ende den scryver al soe vol
(veel) als eyn Schepen.
22° Is \'t dat eynych man ghevvalttyecht saecken aendryff*
(geweldige zaken of misdaden aangeeft) dat maech der Her
soeken ende vynden over den dye misdaen hefft (dat mag
de Heer ot zijn Scholtis vervolgen tegen hem die misdaan
heeft).
                                                                                                             
23° Eyn man der hy in der bank van Goll eynen momber
(Procureur) hefft gesaet, syn recht te voervachten myt
recht, der momber der daer momber is, der en mach
geyn momber (geen plaatsvervanger) setten oft maecken,
myt recht soe spreken ofTt hy selver were.
24° Eyn momber soe setten off tzo maecken coest (kost)
eyn orken.
25" Eyn momber te ontsetten off wederropen, eyn orken.
26° Eyn man dye ingelaecht wordt tzo leysten gerych-
telyck (in een herberg logeeren op kosten (last) van onge-
lijken) dat koest twe Vlems.
27° Der den anderen te leysten in lycht der mot den
(dien) open doen dry herbergen, daer mach in eyn ghaen
daer in wylt, zo hy des daechs eynnen vcggen (wittebrood)
ende eyn caen byers (een kan bier) off is \'t dye groete
leistinck, soe maech hy des daechs nyemen vor eyn blanck
brabants, in des mot der vurscreve man, der den anderen
-ocr page 396-
— 392 —
inlychet vyertheen daeghen voer ersten dye hei-berge open
doen, ende der letsten maech twe daegh uyt blyven, op
den darden daech maech eynen myt hem nyemen ind verteren
dat hy op twe daech soude vertert hebben.
28° Eyn verbot te ontslaen, dye dat ontslaen dye moetten
burghen setten des rechts te waechten, soe wes rechten
den Heer daeraen verschenen were, ind partyen.
29" Eyn man der tzo Goll so recht styt van Trichter
luyden (Maastrichtenaren) off van andere buytensluyden,
die begheren eyn koepye uut der claecht off proses, als
van der claecht, ende vermyten (vermel-geiaigems) ende
gheyn getuych van sych te geven om hoen rechten laeten
volghen, so beloepen dye voerschreve rechten van den
Vaecht anganden, op twe alden Grot ende syn kost tot
vyeren toe, ende dye alsoe voel (veel) als eyn Schepen,
ende den boede halff soe voel als eyn gerychman, des
moeten sy begheren soe baelde (zoo haast) als sy van
konden (getuigen) ghesloten hebben.
30" Eynich man der in der banck van Goell ontfynghe
eyn cleyn wonde, ende hy wyllys te (wilde ze) verber-
ghen, dat sy voer dye Schepen nyet en koempt, oft voer
den Her, der sall so menghe grot boet syn (zoo menige
groote boete beloopen) als hy cleyn wonden hefft.
31u Dye gedaecht werden in eyn Vaechtgcdynghe, ende
der Vaecht en koempt nyt, so steyt die denlycheyt (de
zaak) tot den anderen Vaechtgedynghe gelyck off \'t op
den sellver werre.
32° Eyn man der eynen deyt geslaen aen der banck,
en den ander verandert (antwoord) dat hy hem niet en kynt
(niets schuldig is) en hem te onrecht doe gestaen, so is der
sellver op die koest (kosten) ende op eyn cleyn boet aen
den Vaecht.
-ocr page 397-
— 393 —
33° Eyn man der aen dys Heren rode geloeff (zie
over \'s Heeren roede hierboven) ende nyt en hylt, ende die
weder partyen claecht daer over, so is der op eyn grot
boet, der des geloeffden gedaen hefft.
34° Twe partyen in den banck staen te rech, ende eyn
vonnys daeraff geganghen is, ende sy hebben te bey syden
boergen gesaet, ende daer eyn op eyn onrecht verantert
gewesen werdt, ende wydder op eynen aen spanen (weder
op nieuw procedeeren) ende sy en setten dye voerschreven
boerghen nyet op en nyen (opnieuw) so sal der voersten
borge ontlast syn, soe verre Her en partyen genoch gedaen.
35" Eyn man der gerychterlyek geloeff eynych peys
(verdrag) off ander saecke, ende dat nyet en hylt (boudt)
ende dye wydder partyen claecht, so is der selve, dye
nyt gehalden en hefft, op eyn grot boet.
36° Eyn man der claecht over eynyche personen al van
gewalt (gewelddaden) der sal gevallen syn aen den Her eyn
grot boete, der (die) dat gewalt deyt (doet).
J>e keurmeesters te Geul zwoeren den volgenden eed :
Daer ych toe gheordynert ben als tot eynen cuermeyster,
dat ych cueren sal byer op eynen blanck brabants, dat
brot off te wenych gebacken, die weggen sy syn derf
(bedorven) off te cleyn, off te wenich gebacken; dye
moelter in dye moeien off sy te cleyn were, smaut maet,
wyn off mey te koeren, ende sal al \'t ghyn kueren, dat
kucrbaer is. sonder eyniche ergelyst, noch om goet, noch
om f\'runschap, noch om ontsien, noch steeck op dyn
vyngher op allet ich geswert ende geloefft hebbe, dat sal
ych steyn (stevig) ende vast halden soe mych Godt helpen
ende alle Hylyghen.
—SΦQΦfcs."*-
-ocr page 398-
VALKENBURG.
Landrechten.
Over het Valkenburgsch leenrecht deelden wij (Mark-
graafschap Hoensbroeck, bl. 271 eo volgende) het een en
ander mede. — Thans geven wij de costumes der vier
hoofdbanken dezes Iands, zoo en gelijk wij ze opgenomen
vinden in een folio register (1) vroeger (1649) toebehoord
hebbende aan Stephan Fabritius. Elke hoofdbank had
hare eigene onderling weinig verschillende rechten en
costumen. — De landrechten of dezulke die voor geheel
het land verplichtend waren volgen hier :
WYE MEN DIE NOET (NOOD) SAL BEWYSEN.
Ein man die daer geroepen werdt op syn noet (die ge-
dagvaard en niet verschenen is) in einige banck van den
voerschreven lande, der moet bewysen in den iersten, dat
hy tusschen zyn slaeplaken kranck gelegen heeft , — dat
moet hy bewysen met syns sellefs kerspels Heer, ende
met syne nabueren die ter goeder famen staen.
Ten tweden moet hy bewysen Heere noet, dat is, einich
man der geboden werdt voer der banck, ende hy wyste
(wist) enige saecken, die den Heer van den lande aen
syne eer, off schade des gemeine lants dragen mocht, —
soo verre hy des bewysen conde.
(1) Ken gelijksoortig register bevindt zich aux Arehivcs gιnιrales du
royaume,
te Brussel. — De Raadsheer Stas geeft in zijn rapport sur les
coutumes de Loos,
bl. 43 aan enkele hoofdstukken van dit register cenc on-
jiiiste interpretatie.
-ocr page 399-
— 395 —
Ten derden, moet enich noet van water bewysen, soo
dat hy op wegh gewest is om ten gedinge te comen,
ende. dat water alsoe groet is worden, dat hy in anxt is
gewest te verdrincken, ende drywerf versoicht doer te
gaen, ende allemael dat water aen syn knyen staet; —
sonder argelist daerinne te keren (te gebruiken), dat is te
weten sullicx te bewysen met goden konden, oft met synen
eyde, in soe verre hy ter goeder f\'ame steit.
Auch is \'t noot of \'t saecke were dat einige vrouw eins
kinls in arbeit ging, ende nyemant en koude krigen der
om die wyssvrouwe (vroedvrouw) ginge, oft einigerhande
saecken , die der vrouwe oft den kinde aendragen (aan-
gaan) mocht, des lyffs dat eynigen man toebehoert, daer
met sal hy oock noot bewysen.
Wye men einen Schepenstoel verspreken mach in den lande
van Valckenborch.
Einich man der einen Schepenstoel verspreken wylt
(onkundig wil verklaren) der moet op den staende voet
ein beeter loeren (een beter recht) sonder omkeeren oft
van der banck te gaen, en soe korts (in zoo korten tijd)
als der Vaegt op ten derden Schepen gemaent (gerequireerd)
heeft; ende beit hy (wacht hij) soe lange dattet over den
derden compt, so en mach hy niet verspreken; ende is \'t
saecke dat hy sy (de Schepenbanck) verspreekt en hun
ghein beter (recht) gelecren kan, soe sal hy staen in des
Hecren wylle, ende syn goet verbuert haen , ende (aan)
eynen ygelicke Schepen ein groote boete. — Ende is \'t
saecke dat hy den Schepenen ein beter leert, soe sal hy
van gelycken ein groote boete haen (hebben), ende die
Schepenen sullen staen in des Heerιn wylle ende lyff.
2(1
-ocr page 400-
— 396 —
Wye men ein banck sluyten mach in den voerschreven lande.
Eenich man der ein banck sluiten wylt (wraken wil)
der sal selten goede borge, sluyt hy die \'t onrecht dat hy
die te recht weder op doen sal , ende is \'t saecke dat hy
se te onrecht gesloten heeft der sal in des Heren wylle
staen ende lyff.
Wye men eine maeghdom beteren sal (1).
Eine vrouw die eine man gehaedt heeft (eene weduwe)
die saeght (zegt) dat me heure maeghdom betere sal , dei-
en sal men den. maeghdom niet beteren.
Eine vrouw die (reeds) ein kint gehadt heeft, der en
sal men den maeghdom niet beteren.
Eine vrouwe die heure maeghdom gebeten is, die en
sal me auch niet beteren noch eins (geen gerechtelijk her-
stel verleenen een tweede maal).
Waer men af\' penden mach.
In den iersten , men mach penden (pand nemen of be-
slag leggen) van des Heere druck (wegens schuld of be-
lasting aan den Heer); ten tweede van verdiende loen ,
ende derdens geyslelycke guedere; ende so wes einich
man anders te schaften haidt (heeft), dat moet hy ver-
suecken aen der banck (aan het gerecht).
Wye men syn penden weder nemen mach, die t\' onrecht
gepandt werdt.
Einich man der gepandt werdt van ymant den hy niet
schuldich en is , soe en mach hy die penden niet weder
nemen , hy en moet den bode der die pende versueckt
(terug vordert) ten heylige sweren , dat hy den man niet
schuldich en is, sonder argelist. — Al soe verre der man
(i) Eene onteerde dochter had togen haar minnaar een wettig verhaal.
-ocr page 401-
— 397 —
ter goeder fame steil, soe sal men hem syn penden vol-
gen laeten.
Waer \'t saecke dat enich mans goet gepant worde , der
buyten \'s lants were , soe sal der gene der doen penden
hait, goet gewiss doen (zekerheid geven) den Heere, of \'t
saecke were dat hy \'t onrecht pende, dat hy te recht
. weder keren (terug geven) sal, ende so wes der man be-
schadicht is te richten (te herstellen) sonder argelist.
Wye men erftaele overgeven sal nae den landrecht van
Valkenhoren.
Einich man der erAael over geven (vaste goederen over-
dragen) sal, der moet dat goet ruymen jaer ende dach ,
ende \'t goet niet mitsen, gebruicken noch vromen in eini-
ger wys. Ende weer \'t saecke dat der gichter (verkooper)
des goets ruerden binnen jaer ende dach , ende dat goet
decht te hantplichten , die vruchten ende sekerheit daer
van te coemen gebruickende te heffen ende bueren , dat
en sal gein letsel , hindernisse oft gebreck inbringen van
der gichte (van den verkoop) het en geschiede met con-
sent ende wyllen dergene den (aan wien) dat goet over-
gegevcn were.
Wye men gereyde haef overgeven sal.
Einich man der tusschen syn vier stapelen licht (die
goed gezeten is), ende gerne syne gereyde haeff (roeren-
de goederen) beselten soude , der en sal noch en mach
egheen gereyde haeff ewech besetten (vervreemden), hy en
geef dan cleerlick dat goet ende gereyde haeff, sonder
enich vertreck , uyt synder hant. Ende weer \'t saecke dat
hy enich goet besetten wylde ymanden des hy niet en
geeft uyt synder hant, dat en mach hy niet doen, het en
sy met consent synder wetliger huysvrouwe.
-ocr page 402-
HEERLEN.
Bankrechten.
Deze hoofdbank verschilde daarin met de drie andere
banken des lands Valkenburg , dat zij benevens de civiele
ook eene crimineele jurisdictie had, een privilegie dat haar
allicht werd bijbehouden toen ze haren titel van vrije
heerlijkheid tegen dien van hoofdbank verwisselde. — De
coslumen dezer bank, opgenomen in bovenvermeld register
van Stephan Fabritius, werden gekopieerd, in 1503, door
Willem Scijngels, gerechtsman (Schepen) te Heerlen , en
daarna , in 1574 , door Mathijs Vijgen , zoon van Peter
Vijgen, Schepen aldaar.
Van breucken ende boeten.
1° Einen man te kommeren kost ses bouschen , ende
binnen dorps vyff bousschen , den Scholtis twee, den
Schepen twee ende den bode een bousch binnen dorps en
twee bousschen buyten dorps.
2" Ein kommer boete in \'t scholtys gedingh kost vyff-
theen bousschen ende in \'t voogt gedingh is \'t vyff merck.
3° Einen doen gestaen (doen verschijnen voor \'t gerecht)
kost twee bousschen, die hadt der Scholtys ; end ein be-
staende boete, ofte ein voust schlagh (oorveeg) veertig
denaris ; — in \'t voygt gedingh het dobbel.
4° Van eine cleene boete hebben die Schepen ein ort,
te weten vyer bousschen , ende die groete boet dobbel,
ende den Heer moet ze inwerven (invorderen) wanneer
die gerichten willen, ende voorts alle breucken.
5° Imandt der gerichten houdt (het gerecht verzoekt) buylen
den dorp Herle, ende binnen der banck, daervan hebben die
-ocr page 403-
— 399 —
Schepen elckein twee alde groeten, eene (elke alde groot) te
betaelen met vyer bousschen, ende de kost; den Scholtys
soo veel als twee Schepen, den bode so veel als ein Sche-
pen; — buyten den banck ende binnen lants het dobbele.
6° Buyten lants vyer kauyt (eene munt) des daechs ende
de kost, ende vry uyt ende in te leveren (vrije heen- en
terugreis) ende den Scholtys dobbele.
7° Buyten lants ein momber te setten daervan hadt der
Scholtys ein stuck gouts, ende ein vierdell wyns ende de
kost, ende den Schepen oock so veel.
8° Einen keur te bedingen, daervan hebben de Schepen
twee goutgulden.
9° Ein orken is acht bu\\sschen, maken ontrent dry
stuver ein ort brabants, van welcken orken die Vaeght
heft de helft, ende van allen cleynen boeten ende mets-
trecken hebben die Schepen dat vierde deyl.
10" Dat verckensgeldt (?) te setten , daervan haven de
Schepen een groet vereken ende een cleen vereken ende
een vierdell wyns.
11° Einich man ofte vrouw de geboden were te konden
(die als getuige gedagvaard is) ende nyet gehoersaem en
were ten iersten ofte te anderen mael, ende comen ten
derden mael, die en sullen niet versuymen (niet strafbaar
zijn), maer en comen se nyet ten derden maele, so sal
men se boeten, is \'t syn ierst, mit eine cleyne boete, maer
soo het den derden mael is , met eine groete boet, ende
dan sall se den Heer voer der banck beschevden ende
voerts (vragen) waeromme sy ongehorsaem gewest syn ; —
naer de redene mach dan voerder recht gedaen werden
aen den Heer, ende oock aen de partey dewelcke dat
aen off entegen gaen mach.
12° Twee partyen die op denselve dagh te recht ston-
den ende mit orloff weren van den recht gecomen, ende
-ocr page 404-
- 400 —
de saecke verbuntlich weren ende aen vrinden (aan scheids-
mannen) overgegeven, ende de vrinden doen uytspraeck.
Ende de partyen souden daermede des selffs recht aft syn,
ende de kosten betaelen, eer se weder met nieuwe recht
sullen sprecken; naer inhoudt der spraecke (uitspraak) de-
welcke geschiedt is tusschen Heer Wemer ende Jan Kettelaer.
13° Haerer twee die te recht stonden om erftgoet (vaste
goederen) ende dieselve die het mitt recht versoeckt,
woude den anderen uyt den henden nehmen , ende nimpt
(neemt) het buyten consent ende wille des anderen , ende
der ander lydt het (gedoogd het), niettemin de Heer \'t
verboden hebbe, ende de aensprecker en wil het niet lae-
ten van den verhoeden (wil zich aan \'t verbod niet stoo-
ren), ende dat recht giengh ende omgiengh den aensprecker
(het recht ging achter den aanlegger om , — werd in \'t
ongelijk gesteld) soo soude hy sculdich syn den anderen
(den verweerder) syns schaden te rechten (te herstellen)
ende den Heer (den Landheer of zijnen Scholtis) soo men-
nige boete vervallen syn , so deck (dikwijls) als hy het
goet gebruyckt heeft nae den verbott dal hem niet te min
van den Heer geboden was.
Dit syn alsullighe puncten als des dorphs banckrecht van
Herlen is, als die Schepenen van Herlen van yren voerva-
deren vonden haffen, naer ons besten weete.
»
44° Soo is \'t ein alt hercomme dat me vaeghtgedinghe
plecht te dinghen drywerff in den jaer, te wete dat ierste
gedinghe nae derdthienmisse (Driekoningendag) dat ander
is dat ierste gedingh nae Paesche, dat derde dat ierste
gedinghe nae St. Jansmisse in den somer (1).
15° Soe wanneer men vaechtgedinghe helt, soe sal der
(1) Zie voogdgedingen in de landen van Overmazc, in ons opstel, Publica-
tions etc. jaargang 1870.
-ocr page 405-
— 401 —
Vaecht manen nae des dorphs recht, so bidden die Sche-
pen om orloff ie beraden sich, so staen sy op en beraden
sich, en comen wederom ende seggen, dat me twe kuer-
meysteren voer het broet kiesen sal, om te besien of \'t
broet op syn gewicht is. — Voerts twee kuermeysteren tzo
den wyn, twe kuermeysteren tzo den vleisch ende visch ,
noch twe kuermeysteren zu den bier.
16° Van saecken die aengehaven werden van gestaen in
der banck , in den gedinghe die der Scholtis besittende
is, ende uytgedragen (verwezen) werden in een \\aeghtge-
dinghe , daervan is die boete twe bescheyden buysschen ,
maken dartien stuver brabants , daervan heeft der Vaeght
\'t darde deyl ende die Schepen dat vierde deyl.
17" Deze kuermeysteren sullen comen op \'t vaeghtge-
dinge ende vroegen (aanklagen) allen dengene die boetaff\'-
tich syn. — In den iersten vracht hy den kuermeysteren
van den broet, so is die boete daerop alsoo deck ende
οnenichwervc als sy breucklich syn, so deck sullen sy syn
op (verbeuren) dry schillinck, halff den Heer ende halff den
keurmeysteren. So menichwerven als ymant syne wyn onge-
kuert opdoet, also deck is hy boetachtig, dat is vyff merek
halff den Heer halff den kuermeysteren. — Die boete van den
vleisch is vyff stuver, die boet van den bier negen stuver.
18" So wat boeten dat vallen in den vaeghtgedinge daer
haven die Schepen acht stuver aft , ende van eine kleine
boete haven die Schepen vyer stuver.
19" Die in des Heeren recht stont (wier zaak aange-
hangen is) ende versoenen sich buyten den Heer, is \'t
saecke dat het in \'t Vaeghtgedinghe is, so seyn sy op eyn
grote boet beyden, maer is \'t in het Scholtissen gedinghe
so syn sy op ein dein boet.
20° Erlaessen eydt op ein vaeghtgeding daervan heeft
der Vaeght ein veerdel wyn, ende die Schepen haven daer
-ocr page 406-
— 402 —
niet aff, mer op des Scholtis gedinghe is het ein halff
verdel wyn.
21" Wer den anderen doet gestaen in \'t recht voer die \'
hanck in den vaeghtgedinghe, ende is het saecke dat der-
gene verliest die men doet gestaen, so is hy op ein vrevel
(gewelddaad) dat is te weten viertich denaiοs twecwerve,
mer op den Scholtis gedinghe is het mer viertich denaris.
22° Als men die gemcinte leidt (beleidt of constateert)
ende ymant die gemeinte overtuynt (daarvan afneemt) off
bebouwt, also mennige steek (staak) als op dat holt ende
op die gemeinte staet, also mennige boete. Ende so wer
den andere overtuynt heeft, also mennige holtsteck als hy
den anderen overtuynt heeft (op des anderen eigendom
gesteld heeft) en des anderen dat claecht, also deck is hy
den cleger, ende also deck den Heer boetafftich.
23\' Vort is tzo wissen, die chenssen (accijnsen) van allen
saecken, dat van einen perdt dat men vercoept dry dθna-
ris, ende auch van ein koye, ende twe verekens dry de-
naris , ende auch van vyer schaep ; ende ein groot stroy
buckinx dry halter ; ende ein ton herinx dry heller; ende
ein sack salts dry denaris. Ende van ein mud rogge dry
denaris ; twe mud haveren dry denaris, mer den (maar dien)
het selve gewassen is, der en sall dacr niets aff geven ,
mer wer dat einich gilt (koopt) op winninge (bij de pach-
ters), der is die censen schuldich.
24° So wer den anderen commert, ende der andere dat
gedinghe wint, so en is den Heer daeraen niets versche-
nen , ende so den cleger wint, so is den Heer ein boete
erschenen sy mach kleyn syn ofte groet.
25° Wanneer ein Vaeghtgericht beroepen wert, daervan
haven die Schepen vyer albus, ende der Vaeght heeft niets.
26° Soo eynige twee partyen in den recht staen ver-
bonden, ende sy bleven beyde uyt, sonder orloff des Hee-
-ocr page 407-
— 403 —
ren, ende den Heer doet daerom maenen, soo sullen sy alle
beyde boetafftich syn, ende weder met niew recht spreecken
den dat belieft, ende sullen des iersten rechts aff syn.
27° Einich man der den andere gewalt (geweld) dede,
het were van slaen , of van ander gewalt, ende dergene
den die gewalt geschiedt were wilde spreecken (aanspre-
ken) der ander, ende hem die gewalt beteren eer hy hem
antworde sprechde vor gerichte (en deze wilde de zaak
afmaken eer ze voor het gerecht kwam) de gewalt hoort
den Here toe, den (want) is er eine schaede ofte smarte
gescheydt (geschied), van den gewalt sall eynen gericht
(gevonnisd) werden ende anders niet.
28" Also in der kircken geboden is (afgekondigd is)
ende verboden , dat gein man slachvinsteren maeken en
sal om duyven te vangen , soo hebben de Schepenen ge-
wesen (gedecideerd) soo wer daer legen dede, dat hy
solde boetachtich syn.
29" Einich man oder vrouw oft der ymant syn tuynen
toebreeck (heining verbreekt) ende beclaecht worde , der
off die sal boelachtich syn aen den Heer ende auch aen
den cleger.
30" Die borgemeystθren des dorphs Herlen, op dat der
Schepen van Herle gewesen haet, alle bruecken die vallen
als van geboden in der kireke geschiet, als dat gein man
noch vrouw, in der heyden houwen (vlaggen) en sal, noch
auch der heyde gebruyeke, sy en gehore totter heyde (ten
zij ze tot de. Heerlerheide behoore) ende so \'t were dat
vrouwe off man, der daer boven bevonde worde daertegen
doende, der off die sullen die borgemeyster, off der schut
(gemeentebode) off einich man van den kerspel van Herle,
mogen halden (aanhouden) ende die boete off misbruyek
sullen totten dorph (ten behoeve des dorps) gekeert wer-
den, overmits raet der borgemeysteren van Herle.
-ocr page 408-
— 404 -
31\'\' Noch haet der Schepen gewesen, naer geboden der
borgemeysteren in der kircke, als te graven in des dorphs
graven (grachten). Ende so wer (wie) der niet gehorsaem
en were, so sullen die borgemeysteren den off die onge-
horsaemen mogen penden , ende die boeten mogen keren
in des dorphs profyt.
32" Soo wer den borgemeysteren overlage dede, sme-
lycken ende qualyck spreken in orbaer des dorphs ende her-
licheyt (gezag) der borgemeysteren, der off die sullen boet-
achtich syn aen den Heer ende auch aen borgemeysteren, soe
verre dat sich bevonde dat de borgemeyster recht hadden.
33° Ghein man en sal in die stoppelen hueden (vee in
het veld drijven) in den aoust (oogst) der daerin niet en
gehoert, ende worde ymant daerover gepant , het were
metten Borgemeyster, metten schut off metten nabueren ,
die boete sullen die borgemeysteren mogen componeren
ende bueren tot profyt des dorps.
34" Wer (wie) einiche graven (wallen) off vestinge, van
de borgemeysteren ende met raet der Schepenen doen veslin-
gen off opwerpen, wederom nedersteecken en ontvestinge,
het were man off vrouw, der off die sullen boetachtich syn.
35" Wanneer ein vat off mate geeken (geijkt) off gebrant
werdt voer den Vaeght ende de Schepen, dat kost ein
vierdel wyns, halff den Vaeght ende halff den Schepenen.
36° Ein man soe tot einen principaelen eydt is gewesen,
ende sall den doen, die sall eerst aen syn ontste (onderste)
cleet tasten, ende sullen laeten peysen, ende dan sal hy
den Vaeght off den Scholtys bidden den heyligen ende eyns
Stevers (getuig of medezweerder) ende sal den Stever
heyssen (noemen) mit synen naem, ende dan sal den voer-
spraeker voerls den man annehmcn als sich dat gebuert,
ende wort hem den eydt erlaeten (toegestaan) by den Vaeght,
soe is hy ein veerdel wyns schuldich, is het by den SchoU
-ocr page 409-
— 405 —
tys, soe is \'t mer ein fles wijns, ende daer en haven de
Schepenen niet aen, ende den voornoemde eydt sal op de
knye geschieden, want als \'t anders geschiedt soe en is
den eydt niet goet.
DU naer beschreven is bescheyden op Dijnsdach naar St.
Severynsdach in den jaere
1503.
Eyn deyl van den onderbancken hebben gevraegt etlichen
van den gerichte van Herlen, mit naeme Jaspar, Peter,
Paulus, ende in de eerste vraeg off ein Leenheer well einen
dwingen mach goet te ontfangen (op te dragen) dat hy
gegolden heeft. Ende dergene die het gegolden heefl en
wild \'t niet ontfangen ende were te vreden mit dengenen
die het hem vercocht heeft, ende daer hy het van heeft.
Daer van spreecken de voerschreven gerichte, dat der Leen-
heer moet fe vreden syn by also ver hy einen ophelder
hadde, derer noch van denselven goet hadde daervan hy
hadde den eydt gedaen.
Dit is der Schepen goelduncken als van molendwanck.
4° Alle diegene die in der vrijheit (de voormalige heer-
lijkheid) wonen, die sullen in den dwanck syn (verplicht zijn)
in des Heeren muelen te maelen (1) ende die des Heeren erff
haven (alsmede die \'s Heeren leen- of laatgoederen bezitten).
2\' Ein molener sal synen molterpacht heysschen ende
heven, daer men den (dien) der molen gilt (schuldig is)
ende daervoor doen penden binnen jaers, ende over jaer
(als de pacht langer ten achter is) met recht spreken
(gerechtelijk procedecren).
(1) Des Heeren muelen, dat is waarschijnlijk de molen van Schandelen. — In
1121, gaf Adelberna van Herlen, eene verwante van den graaf Theodorik van
Aar, Heer van Heerlen, aan de ahdij van Klnostcrradc eene erfrente van 10
Solides en 5 obolen, Kculsch geld, gehypothekeerd op den molen van Wanle
(Schandelen) - Ann. Rodcnses.
-ocr page 410-
— 406 —
3° Einich man der in den dwanck woont, ende van den
dwanckmolen gemalen heeft, ende einen anderen molener
syn mauwer (granen) geeft te malen, dat mach des Heeren
molener, metten bode in desgheens huys off op der straete
aen sich nemen (in beslag nemen) als verbuert goet. Is het
meel off deich, of is het broet, het sal verbuert syn; ende
dat sal der molener den armen luyden geven, off hy wijlt.
4" Were het saecke dat der off die alsoe verbuert had-
den als voorschreven is, ende sy hadden den molener
malens aengesonncn, ende den molener haelde hon mauwer
niet binnen eynen halven dach, ende geven het daernae
eynen anderen molener te malen, dat sullen sy gedaen
hebben sonder verhueren.
o" Der molener sal eyn ygelyck syn meel heim (te huis)
uringen so bald als hy kan, ende op het lanxte binnen 24
uren, ende snl ein ygelyck bescheyt ende recht doen van
syn mauwer, soo wat syn coren geeft boven syn rechte
mol ter.
6° Were \'t saecke dat der molener einigen syn mauwer
niet alsoo heim en bracht, dat sal der molener dem (dien)
terstont richten (terecht maken); indien dat hy te cleyn
(te min) bringl, soo mogen der off die terstont dat molen-
perdt metten bode off zonder bode. aen de aix (as) binden
bys (tot) soe lange dat der molener daervan voldaen heeft.
7° Off der molener dat perdt nae sich nimpt sonder
voldoen, dat sal hy metter boete doen als der Schepen
daerop wyst (uitspreekt).
8° Is ouch einich der in den dwanck is ende compt in
der molen malen, ende ein ander buyten den dwanck, so
soll dergene der in den dwanck is voer laten malen.
9° Der molener sal gehalden syn dat mauwer te halen,
off \'t noot gebuerde, eine banmyle vvechs omgancks (eene
mijl ver buiten de limiet van den dwang.
-ocr page 411-
C L I M M E N.
Bankrechten.
De Stadhouder-Voogd des lands Valkenburg benoemde
de rechterlijke ambtenaren in de hoofd- en onderbanken
dezes lands. Dit recht werd hem, voor wat de bank
Glimmen betrof, nu en dan betwist door den Proost van
Meerssen. Deze was, telken voogdgedinge, den Voogd,
zijnen knecht en het gerecht, kost en drank schuldig, als-
mede haver en hooi voor des Voogden paarden. — De
costumen dezer bank zijn vervat in 15 artikelen.
1° Soo wer einen commer aenslaet, in der banck van Clem-
men, dat dreeght in der somme vier alde groet, dat is te weten
den Schepen twee, den Vaeght eine ende den boede eine.
2° Der einen man doet dach doen (dagvaarden) voer der
voerschreve banck, der moet geven den bode ein alde
Vlems, ende binnen den durp, ein halve alde Vlems.
3° Were \'t saecke dat men enich man dede ter konde
(getuigenis) gestaen voer der banck, der (dien) moet me
geven ein buysch, ende dat te betaelen met seven vilguten
Trichtcr peijen (Maastrichter geld).
4° Einich man der den anderen te leisten legt (te last
van ongelijken legt) in der voerschreve banck, der moet
hem ope doen dry herberge, in der banck als sy daer syn,
so sal dergene der daer te leysten gelacht wert doen der
kuer van den voerschreven herbergen.
5° Als men luijekinghe (beschot) doet in der banck, off
in der kereken luijekinge geboden woert te doen off niemans
in syn vruchten schaden te doen, daervan gebuert den
Vaeght ein clcyn boet van den genen die brokelyck be-
vonden werden, daervan hebben die Schepen die vierde deyl.
-ocr page 412-
— 408 —
6° Van eyn gastrecht, daervati gebuert den Vaeght alle
dagen acht alde groet ende die cost voer hem, synen
knecht ende die perden.
7° So wie boven het geseth (keurmeestersprijs) tapt,
brouwet sonder verloff, daervan is hy schuldich dry alde
groot te verdeylen, dry deylen den Vaeght, ein deyl den
Schepen , de ander de keurmeysteren , ende dat soe deck
als men aff ofle aengaet. lngelix verbuert men van den
broede dat so licht gebacken woert ende \'t selve behoert
men in stucken te snyden ende laten vercoupen.
Wije men ein oirken betaelen sal.
8° Ein oircke in der banck van Clemmen is twee alde Vlems.
9° Twee parthyen die aen dat gericht stonden ende van
den gericht genomen werden met wylle (wil) des Heeren;
ende koeren (kiezen) hun vrienden (scheidsmannen) op
beide syde twe otte dry, al so veele als sy wolden, nim-
mer voer recht te komen als van den puncten , ende op
eine welcker (willekeurige boete) soo verre der niet en
hielde (niet werd volgehouden) van eeniger syde.
10° Ein clerenis (record) van den Schepenen van Clem-
men is twe alde Vlems, die (de verzoeker) sal alsullicke
welcker betaelen als daerop gesath is, ende wederommc
mach dene (den anderen) aenspreken in een voerder recht.
Wye ein wert (waard) doen sal einen der metten yelaege ontgaet.
11° Einich man der in der banck Clemmen in einich
werdtshuys geteert hedde, der buyten der banck geseeten
were, ende den werdt met synen gelacge ontginge , der
sal verbuert haen ein groet boete , te weten acht Rinsgul-
den , soe verre als der Heer gereyken kan. — Ende is \'t
saeck dat einich man in der banck geseten , in einich
werdtshuys geteert hadde , der mach eweg gaen met syn
gelaeg dry dage lanck sonder einige schade, ende is \'t
-ocr page 413-
— 409 —
saecke dat hy den Werdt niet en vernuecht achter dat
den derden dach overgegangen is, soe mach der werdt
penden nietten bode.
Wye men ein thienhoen betaelen sal.
12" Der ein thienhoen (cijns-hen) schuldich is , ende
dat geit daer voer wylt betaelen, der sal dat betaelen met
ses vilguyten (eene munt) Trichter peye, ende nyemant
is thiende hoender schuldich dan der heeft roeck op-
gaen (die gehuisvest is).
13° Ein thienhoen is — in natura — wanneer die hinne die
sy uytbracht (uitgebroeid) heeft ende leet sy gaen, ende niet
meer naer en leydt, ende sich selver behelpt (dus een volwas-
sen kieken) daer met mach men ein thienhoen betaelen.
Die dry boelen in der banck van Clemmen.
14° In den iersten dat lyf (het leven) ten wylle des
Heeren; — ten andere mael acht Rinsgulden; — ten
derden mael vyfftien alde vlems.
Dit is van den chens (cijnsgeld).
15° οwe brabants maken in der banck van Clemmen
einen alden Vlems. — οwe alde Vlems maecken eynen
alden groot. — Wer einich Schillinck schuldich is in der
voerschreve banck die mach hy betaelen, dry Schillinge
met acht vilguyten Trichter penninck. — Dry Engelts te
betaelen met einen alde groot. — Acht D. (denaris, duit
of penning) einen alde groot. — Einen Hersenen Schillinck
met einer halver buyssche. — Einen Herschen penninck
met eynen eycx (Aker) halder. — Einen D. (denaris) te
betaelen met ellef halier van οricht. — Der in der voer-
schreve banck schuldich were einen mr. D. der mach sy
betaelen met seven werven seven vilguyten Trichter paye.
-ocr page 414-
MEERSSEN.
Bankrechten.
De Proosdij van Meerssen had hier, even als te Clim-
men, uitgestrekte bezittingen , waarover zij niet slechts de
grondheerlijke maar tevens zekere rechterlijke bevoegdheid
uitoefende. — Vandaar dat deze Proosdij bij de costumen
dezer bank betrokken is.
Van den versneck der gemeynten ende nabueren der
dinckbanik van Merssen.
h Wye men einen Schepen setten sal als der noot
(noodig) is, soe sal der Vaeght den Schepen bevelen op
hunnen eydt, dat sy einen kiesen der den Heer ende der
bancke nut (nuttig) is. Als dat geschiet is, soe sullen die
Schepen schuldich syn te kiesen , so sy ierst konnen ofF
mogen, waerby dat niemants syns rechts te kort en gaeu.
Mer denen (dien) sy kiesen sal moeten eins Proest van
Merssen laet syn (zal goederen moeten bezitten die van de
Proosdij releveeren), mer der Heer moet dien gecorenen
bedwingen dat ampt aeu te nemen , off hy niet wyllich
syn en wolde. Ende der sal seynen schepeneydt schul-
dich syn te doen in der Prosteyen van Merssen , ende op
die Evangeliλn met twe vingeren van synder bester ende
rechter hant ende eine gestaefden eydt (zie \'t woord
Stever hierboven).
2U Wyllige tyd dat men die Vaeghtgedinge halden sal
ende besitten , ende dat in der Proesteyen van Merssen ;
Ende dat ierste sal syn ende gehalden werden des iersten
-ocr page 415-
V
— 411 —
Maendaeghs nae darthiendach (Driekoningendag) ende daer-
nae sal men die genachten (gewone rechtsdagen) voert
halden. Dat ander ende tweede vaeghtgedinghe sal syn des
Maendaeghs nae belocken Paeschen, daernae. sal men auch
die genachtongen halden. Dat derde vaeghtgedinghe sal me
halden des Maendaeghs nae sint Johans daech ende daernae
sal me die ghenachten voert halden. Meer (maar) weer \'t
dat die ghenachten niet gehalden en worden, ende meer
dan ein overginge, soe solde dat ierste gedinghe van
onwerden syn, mer die vaeghtgedingen allewege in hunner
machte bliven. Mer wer (wie) gedaecht is in ende tegen
ein vaeghtgedinge, derselve is schuldich ten iersten gedinge
te antwoorden (verdedigen). Ende off dat gedinge op ten
vaeghtgedinge dach niet beseten en wurde, soe sal dat neeste
gedinge alsoe mechtich syn als dat vaeghtgedinge solde
gewest syn voer den cleger. Mer were \'t dat men eghein
vaeghtgedinge en besete voer dat neeste vaeghtgedinge,
soe solte die ierste daegelicheit (zitting) van niete syn. —
Voert so sullen die Schepenen schuldich syn op die vaeght-
gedinge te verderen des Heeren (Landheeren) recht, des
Proest recht ende der gemeinten recht, off (indien) sy
daerom versocht werden. Ende dese vaeghtgedingen sal
me bannen en vroeden (op boeten en gerechtskosten stellen)
als dat gewoenlick is van alts te geschieden.
3\' Oock sal den Proest van Merssen schuldich syn op
den vaeghtgedinge den gerichten die costen (kost en drank)
als hun toebehoort ende ten daege tydich ist (zoo als de
dag het medebrengt). Ende der Vaeght is den Schepenen
als dan schuldich ein klein boet (dat is : zoo vιιl als een
klein boete kost). Ende des Proest Laeten van Merssen
(die aldaar wonen) syn auch dan schuldich te komen voer
der banck ende sich te presenteeren als gewoenlick is, off
-n
-ocr page 416-
— 412 —
sy moegen achter bliven om (mits betalende) ein clein boet.
4" Auch halden \'t wyi* (schepenen) daervoer dat ein
Proest van Merssen ein moeien setten mach daer syn Laeten
op maelen moegen om hun moelter, sonder yet te misdoen
aen Heer (Landheer) off Vrouw.
5° Voert halden wyr dat eins Proestens van Merssen
Kartener off cartmeister (rentmeester) penden mach voer des
Proesten lantcensen (erfcijnsen) ende op dat goet daer sy
den chens (cijns) aff schuldich syn, ende desgelycken.
6° Voert soe wer eins Proest van Merssen Laet is, ende
afflivich werdt (sterft) daer is den Proest einen kuer (soort
successierecht) aen erschenen, al soe verre als hy rosch
offte riiitli (paard of koe) hait; ende dat sal ein Scholtet
versuecken, ten minsten met twe Schepenen, ende alle
wege sal dat rosch voer dat rinth gaen, ende die veulen
pert (hengst of ruin) voer eine merrie, ende ein treckende
(werkend) pert voer ein vuelen. Ende ingevalle die neesten
(de erfgenamen) den kuer willen behalden dat dartichste
uuyt (een maand lang) soe sullen die Schepenen den kuer
setten (schatten : op hunner besten weth (weten), ende den
kuer sullen sy partyen wel verborgen (doen borgstellen),
ende wanneer dat het dartichste uuyt sal syn, soe hait ein
Proest den kuer ende kesinge, het zy totten keur off tolten
gelde, waer dat hem sullicx gelieven sal.
7° Mer were \'t ein Ridder de gestorven ware, daer
sollen syn neesten van synder reisiger have (roerende
goederen) dry perdt voer uyt keesen, ende dan solde der
Proest kiesen. Ende en hedde hy ghein have meer daer
me aen kiesen mochte, so sal men kiesen op ten hoeft
(pachthoeve) daer hy den kuer aff schuldich were, die
have were des herschaps ofte des wenne (pachter). Ende
en wol men die have niet laeten volgen, soe solde der
Schepenen den kuer schatten, ende dan den panden daech
-ocr page 417-
— 413 —
doen (het onderpand aanspreken) als om des Proesten
recht te hebben. Ende were \'t ein schilbarich man (een
edelman), der sal uuyt synder reisiger haeve uyt kiesen
twe perdt, ende der Proest sal voerts kiesen in al der
maeten voerschreven. Ende heeft hy niet meer dan ein
gesadelt perdt, soe en kan hy (de Proost) niet uyt kiesen,
ende men sal kiesen op die guede (pachthoeven) als voer-
schreven is, hy hebbe perdt off niet, der Proest sal sein
kuer hebben. — Ende dat gericht sal auch aen ellicken
kuer hebben twelff denarien.
8° Voert soe is den Proest den Schepenen schuldich te
werven (te voldoen) off sy buyten den banck trecken moesten
om synen kuer te kiesen, ende hy is den gerichte den kost
schuldich, wanneer sy daerom uyt syn, al totter tyt, dat sy
wederom heim (te huis) komen, ende schadeloes te halden.
Van guedingen binnen ende buyten der banck ende van
munckegelt.
9° Van einder guedinge (realisatie) binnen den dorpe
kost ein en tvvientich denarien goets gelts, te weten den
Scholtis theen, den Schepenen theen ende den Kertener
einen, om syn opsetten (opteekenen). Ende den Muncken
(Monikken der Proosdij) van den bonre vyff denarien, al
soe verre als \'t niet verkort en is. — Ende is \'t buyten
den dorpe, soe is men den Scholtis schuldich twe alde
groot, ende den Schepen ellick einen halve groot. — Is
\'t buyten der banck, sσe is men den gerichte schuldich
den cost, ende den Scholtis ses alde groot, ende ellicken
Schepen dry alde groot, die daerom gemaent werden (die
er bij zijn); — dat Munnicx geit als voerschreven.
40° Van einen Schepenbrieff te besiegelen, is me den
Scholtis schuldich twe alde groot, ende ellicken Schepen
ein alde groot, nae der bancke recht.
-ocr page 418-
— 414 -
H° Soe wat erff dat in des Proesten hoff hoeft (van
de Proosdij releveert) dat men bedaegen (aanspreken) wil,
dat behoert eins Proesten Karlener toe te bedaegen, ende
daervan is men hem schuldich, is \'t binnen den dorp twee
denarien goets geit; is \'t buyten, soe is men hem schuldich
vyer denarien goets gelts ; is \'t buyten der banck, soe is men
hem schuldich den cost ende des daeghs eenen alden groot.
12° Van den theenden en den roeckhoender of chensen
(cynsen en rookhennen) wyr niet en cleeren, dan als des te
doen is, soe sollen wyr cleeren nae gelegenheyt dersaecken.
13° Voert is eyn Proest der gemeynte schuldich te
werven eynen duer (stier) ende einen bier, under die her-
schappe (de gemeente) te gaen in \'t gemein.
14° Eyn Proest is schuldich eynen stock (gevangenis)
te leveren den Heere, omme die gevangene daer in te
setten die den Heer aentasden ende niet schuldich en weeren
terstond naer Valckenborch te vueren. Ende wer (wie)
den gevangen schuldich is te hoeden (te bewaren) dat sal
men wel cleeren als \'t noot is.
15° Wyr halden dat eyns Proesten Rentmeyster oft mom-
baer sal mogen penden op dat erff dat den Proest capuynen,
penningen ende schillingen schuldich is.
16° Einich man der geloeft (belooft) in des gerichts
hant in te halden ter einger plaetse (het geschil te staken),
ende des niet en hilt, der is (verbeurt) ein grote boet.
Ende der ten heyligen zwiert ende des niet en hilt, der
en sal voer ons (schepenen) niemants getuyge dragen, dat
van werden syn sal. — Ende ein Amptman (Scholtis) sal
denen (die ten heiligen gezworen heeft) moegen aentasten
ende vueren tot Valckenborch ende doen hem daer ordeel
ende vonuis.
17° Wat die gemeinteden Heer (Landheer of zijn Voogd)
schuldich is, dat is te weten den Heer syn hoy helpen te
-ocr page 419-
— 415 —
winnen en te hoyen, ende die pluger (paardenhouders)
syn schuldich dat hoy ende bolt in te vueren metten anderen
gemeyne bancken als gewoonlick is.
18° Wer ein mets trekt off ein armborst spint (handboog
spant) ende leyde (laden) \'t met eyne pyl om eynen ergh
(kwaad) te doen, (1) denen wysen wyr op ein grote boete ende
op genade. Ende wer eine wond off wonden maeckt, ende
die wonde die Schepenen groet prysen (groot achten) der
is aen den Heer eyn grote boete ende aen partyen alsoe
vuele van der wonden off sy se gesinne (schatten). Ende
als men van wylle off gewelt (wanbedrijf) claeght voer dat
recht, soe is den Heer ein grote boet verschenen, maer
claeght hij ten onrecht, soe mach hy \'t selver richten (ver-
antwoorden).
19° Is \'t ein claecht van penden keren (pand afweren)
daervan is den Heer ein grote boete verschenen, inder
mate als van den gewelt voerschreven. Ende aen ellicke
grote boete die den Heer toegehoert, hebben die Schepenen
eyn klein boet off vyfthein Vlemschen, dat is nege stuver
tin ort brabants. — Ende van ellicke kiene boete hebben
die Schepenen die vierde boet (het vierde deel).
20° Off die Schepenen van Merssen sich beriepen
voer hun wettich hoefft (\'t leenhof van Valkenburg) daervan
heeft der Vaeght einen goltgulden ende die Schepenen twe
goltgulden.
21° Eyn hoefftvaert (hooger beroep) steyt op dry golt-
gulden wer sie verluyst.
22° Ein commer aen te slaen, vyfthein denarien goets
gelts is men den gerichte daarvan schuldich te weten:
Vaeght, Schepenen, mallich halff, te samen veertheen denaris,
den bode eynen, dat syn die vyfthein denaris voerschreven.
(I) Aan schietgewcer of revolver viel destijds noch niet te denken.
-ocr page 420-
— 416 —
Nota bene. Ein denaris (duit, of pennink) is ein ort
brabants. Uytter calculatie van den Vlemschen ende Oreken,
bevindt men dat eyn clein boet is twelff stuver brabants,
min einen Vlemsch, dat is, min dry ort brabants. Ein
oreken off vier vlemschen maecke dry stuver brabants.
23° Den commer ontslaen kost ein oreken, dat syn
vier vlemschen behoeren den Schepenen toe.
24° Ein verbentenis (verbintenis) kost eyn oreken aen
die Schepenen.
25° Van eyne geleitenis (gerechtelijke schouwing) binnen
den dorpe, kost ellick Schepen twe alde groot ende den
bode eyn alde groet. — Ende is \'t buyten, soe is \'t dobbel.
Van den geleitenissen is men den gerichte schuldich den
cost, \'t sy buyten off binnen. — Ende nu tertyt nimpt men
dry goltgulden, den goltgulden te ein en dartich stuver
brabants, soe komt ieder Schepen twelff stuver brabants
ende den bode negen stuver.
26° Van eynen pael (reinsteen) te setten, is men den
gerichte den cost schuldich, ende van einen pael vyfthein
denaris goets gelts, ende ein van den penninge ein Leuwick
engelts (eene munt) ende dat Leuweke engels hoert den
Vaeght toe, ende ellicken Schepen twee denaris, ende den
bode eyn, daervoer maeckt hy die collen (gaten).
27° Van einen borge te manen, is \'t binnen den dorpe,
den Schepenen ses denaris, ende is \'t buyten, soe is \'t
dobbel geit, ende ein borge sal alle daege schuldich syn
eynen Vlems te verliesen, ende der den maent (ontbiedt)
der moet die ierste veertheen daege verleggen (voor-
strekken).
28° Van eygen guet (allodiaal of vrij goed) te gueden
is men den Vaeght schuldich ein stuck golts, niet van den
minsten, noch oock van den meisten, ende ellicke Schepen
einen alde groet. — Ende eine brief (akte) daervan te
-ocr page 421-
— 417 —
besiegelen, daervan kompt den Vaeght ein fles wyns, ende
ellicken Schepen ein quart, die daerby ende over sint. —
Ende men guedet met einder gruender wasen (groen zegel-
was), ende met eynen mets met eynen elpfen beinen heicht
(ivooren hecht).
29° Roschlanden (ontginningen) guet men desgelicken
van costen, ende dat met hand ende halme (een oude term
bij verkoop en overdracht in gebruik) ende met monde,
dat pleecht ein Rentmeister (des Proosten) te verleenen
gelyck ein Vaeght van eygenen (allodiale) goeden guet.
30° Van den aentast (gevangenneming) soe en sal der
Heer egeinen ingesetenen te Valckenborch vuerenoff leyden,
hy en nebbe ierst te Merssen dry daegen geseten. Kan
hy verborgen (borg stellen) binnen den dry daegen, off
begert hy eyn gastrecht (kort recht) soe sal men hem recht
doen voer dese banck (dat is te Meerssen), men en vonde
hem dragen (verdacht van zaken) des eyn goet man niet
doen en solde, — off hy en worde bevonden met einder
inquestien van puncten, daer ons niet aff en stondt te
wysen (te vonnissen), die mach der Heer (of zijn Voogd)
te Valckenborch vueren, ende doen hun daer ordell ende
vonnisse.
31° Ein gastrecht te bedingen, ende wer dat verluyst
is den Vaeght ende den Schepenen den cost dry daegh
schuldich (het gastrecht duurde drie dagen) als sy dingen.
Ende hy moet den Vaegt geven voermiddach sesalde groot
alle daege, ende ellicke Schepen dry ; — ende naemiddach
alle daege den Vaeght twelff alde groot ende ellicken Schepen
ses alde groot, ende den bode halff soe vuele als ein
Schepen, ende den clerck soe vuele als eyn Schepen.
32° Einen bode is me schuldich van dachelicheiden
(dagvaardingen enz.), het sy van vry eigen guederen, off
van boschlanden, off van gerei der haeven, off van Schat-
-ocr page 422-
— 418 —
scholt (contributie) off van einen commer te kundigen, off
van pendingen, off van konden (getuigen) te gebieden, is
\'t binnen \'t dorp twe denaris goets gelts, is \'t buyten dorps
vier denaris guets gelts. Is \'t buyten der banck, synen
cost en eynen alden groot daechs, ende niet meer en is
men hem schuldich van rechtswege.
33° Den voerspreker (Advokaat ot Procureur) sal men
geven van erff eynen alden groot, ende van gereide haeve
eyn halve alde groot. Ende soe ver der ierste heist (die
hem eerst eischt) soe were der is, den (dien) sal hy schuldich
syn te dienen; mer were hy in des andere worden van der
saecken (maar ware hy reeds in de zaak werkzaam geweest)
soe sal hy dienen dengenen in des worden dat hy gewest
were.
34° Der eynen wylt doen gestaen (compareeren) der
moet den Vaeght eynen penninck reiken, der twee denaris
werdt is, ende niet erger.
35° Der molener sal eyn moelter vaet hebben der ses-
theen dat vaet vullen, ende niet meer.
36° Die naebueren sullen moegen heyligengeistmeyste-
ren setten (kiezen) als van alts gewoenlick is.
37° Die naebueren sullen moegen gasthuysmeisteren set-
ten, als van alts gewoenlick is.
38° Die naebueren sullen moegen weickmeisteren setten,
als van alts gewoenlick is.
39° Die naebueren sullen moegen kuermeisteren setten,
als van alts gewoenlick is.
Dit alles off sy \'t eins geworden konnen, mer off sy \'t
niet eins en werden, ende daerin gebreeck were, soe
solden sy met raede der Schepenen des eins werden. Ende
off einiche van dese naebueren te raede weren als van synen
ampt (ambtswege) die sullen sich beraeden metten Sche-
penen.
-ocr page 423-
— 419 —
40° Van geystelicken guederen mach men penden, van
erfftaele (gehypothekeerde schulden) mach men metten bode
penden, van verdiende loon mach men penden, van huys-
huringe mach men penden, van eeten en drincken mach
ein werdt (waard) penden, daer (bij wien) ein ingeseten der
banck verteert heeft, achter dry daegen nae der teeringe.
Ende daerom en sal ghein werdt macht hebben ein inge-
seten der banck meer last ende krot (van kroeden hinderen)
te doen, het en were dan dat eynder, tegen desen werdt
wylle, bier oft wyn hebben wolde, der solde selver moegen
tappen, ende leggen dat geit op dat vaet sonder misdoen;
ende der daerenboven deyt, ende ghein geit en geeft,
ende clachde der werdt, het solde eyn wille (gewelddaad)
syn. Ende ginck ein uytgeseten ewech met syn gelaech,
tegen des werdts wylle, ende claechde der werdt, het
solde wylle ende gewalt syn.
41° Ende wer borgen set in des Heeren bant, oft in
des gerichts hant, dat sint borgen dat (die) niet leysten en
moegen, dat gericht en wyll hun dat gunnen, mer off die
Her off dat gericht wylt, soe moegen sy den borgh penden,
off der borgen quytschelden ende penden den principale.
42" Men sal gesworen kuermeisteren hebben om te
kueren broet ende bier, ende dieselve sullen kueren op
yren eydt, ende dat die kuermeisteren des jaers eins ende
tot eynder tyt, op eine vaechtgedinge dach, sullen schuldich
syn aen te brengen datgene dat sy kuerafftich vonden
hebben. — Ende soe wy tapden bier off wyn ongekuert
is gevallen in dry alde groot. Des morgens zu middach, ende
des avonts al soe deck als hy dat doet, ende aen of affgeit.
Is \'t ouch saeck dat syn quarten (inhoudsmaten) te clein wee-
ren, off bevonden werden te clein, oock soe deck keurafftich
(boetachtig) in maete voerschreven. —Van willigen (welke)
kueren toebehoert eyn deyl den Heer, dat ander deyl den
-ocr page 424-
— 420 —
Schepenen, dat derde deyl den kuermeysteren, — Ende
die quarten die te dein bevonden worden, hoeren den
kuermeysteren toe. — Desgelicx van den brode dat syn
gewicht niet en hedde, daervan auch soo deck kuer-
afftich, ende dat broet dat te dein bevonden worden,
moegen die kuermeysteren ontweisniden (aan stukken snijden)
ende om Godts wylle geven, ende sy syn niet schuldich,
des den becker te laeten, omme dat einighe anderen voert
te vercoupen.
Clerenissen (records) der Gerichte» van Merssen.
Op Maendach den 23 April anno 1526, soe hebben die
Schepenen alle t\' sementlich by ein ander siende gecleert,
dat einich werdt der bier ingelacht hait, dat willich die
kuermeysteren gekuert sullen hebben, dat dieselve werdt
sal schuldich syn dat bier al uyt te vercoupen voer den
prys, daervoer dat \'t gekoert is, ende en sullen des biers
niet schuldich syn den bruwere weder te vueren (terug te
geven).
Op Maendach post Lamberti 1547. Wyltyt ende wanneer
parthyen hun derde vaeghtgedinge nemen, soe mach die
parthy off wer dat aengeit, daerop die vaeghtgedinge ge-
nomen werden, purgeren off scricken (zich zuiveren) om
hun erffgoet te behalden, ende dat al soe lange dat recht
gehalden wert op den selven daech. Des selve gelicken
moege dat ierste off tweede doen wie hun dat belieft off
soe lange als der Vaeght niet daech bescheiden hait (den
derden of laatsten dag bepaald heeft).
Op ten 17 dach Mey anno 1548. Achtervolgens den be-
sloeten brieve van C. Majesteyt, den Leenhof van Valcken-
borch en der hoefftbancken ende onderbancken geconsentiert
ende verleent den lande van Valckenborch. Ende der
Vaecht ettelicken parthyen bescheit ende bescheiden hait
•
-ocr page 425-
— 421 —
ofte doen bescheiden (citeeren) op eine bequeme daich om
conden te legden (getuigenis af te leggen) ende die par-
thyen die alsoe bescheiden syn ghein diligentie off ernst
gedaen en hebben ; noch sich niet geeft soe dat behoort
nae recht, alsoe dat sy niet en compareren, noch sich
erschynen op ten selvigen dach als hun aengesat is gewest,
dat alsdan dieselve parthyen, die alsoe ongehoersam syn
ende buyten blyven, als niet comparerende, ende Vaeght
en Gericht eydtshalve om parthyen te helpen ende om
recht en justitie te administreren tot behulp van parthyen
in naem voerschreven, soe sullen die parthyen op die costen
syn, gelyck die gemodereert sullen werden nae recht ende
billicheyt van den gerichte.
Beleidinge.
Dat is die scheydinge op die heyrstrate. Boven die
Tomme licht eynen steyn tusschen lant des jouffrouwen van
Sinnich ende der jouffrouwen lant van der Wittevrouwe,
ende reynt op eyn stuck lants te vvers (dwars) ende te
Merssen wart, ende op eyne steyn tusschen die Heere van
der Biesen ende van S\' Anthonis, ende lant Peters van
Eymael. Ende van den steyn opwart op eynen stappen (houten
paal) aen Duysbergh aen lant der Heere van den Biessen
ende Tilman Bickert, ende van denen steyn reynens op die
straete, ende gaende die straet op Schinroet (Schimmen)
ende op eyn halff bonder lants toebehoerende den Jouff-
vrouwen van Sinnich.
-ocr page 426-
BEEK.
Bankrechten.
Gelijk uit de volgende artikelen blijkt had de Proost van
Meerssen, in de hoofdbank Beek, even als in die van
Climmen en Meerssen, zijn bijzondere rechten en gerech-
tigheden.
1° Soe halden die Schepenen dat onsen Genedichen
Heer van Burgondien haet die breucken in der banck
Beeck, dat is te weten, dat lyff, ende ein grote boet, ende
ein clein, mer van den lyff, (kapitaal straffe) en wysen
(vonnissen) die Schepenen van Beeck niet, ende laeten»dat
staen, daer sich van recht gebueren sal (namelijk te Val-
kenburg). — Ende eyn grote boet is seven Binsgulden,
ende eyn ygelicke grote boet daeraen haen (hebben) die
Schepen ein clein boet aen. Ende eyn clein boet is vyfttheen
Vlems, ende ein orken is vier vlems, ende eyn alde groot
twe vlems.
2° Noch haen sie gehalden dat ons Heer der Proest
van Merssen schuldich is te halden twe cluystere met
kettene als sich dat gehuert, off het noot wer, dat me
einen aentasden ende gevanckelick hilt, dat der bode dye
by sich hebben mach om sich daer met te behelpen. —
Ende noch soe halden sy, dat ons Heer der Proest van
Merssen schuldich is te halden eyn stock, stoetgaer (gevan-
genhok) ende der sal staen in den dorph van Beeck,
omtrent Langerbeeiis goet, ende off \'t geviel dat ymant
misdede offte brueckde aen den Heer, dat men denselven
setten (opsluiten) en laeten sal dry daege lank in denselven
-ocr page 427-
— 423 —
stock, ten were \'t saecke dat derselver man alsullicke
wercke gewerckt hadde, off ten were eyn dieff, die men
vonden hadde indragende (inbrekende), daer met mach der
Heer doen als sich dat van recht gebuert (namelijk onver-
wijld naar Valkenburg overbrengen).
3° Noch soe halden sy, dat luyden die strytbaer syn
(zich vechten) trecken ein mets, off spannen eyne ermboge
ende leggen eynen pyl daerop, off haen sy eyn byl in de
hant, daer met dat sy sich ter weer stellen off quetsen sy
ymants eyn grote wonde, van denselven puncte voerschre-
ven, soe hait der Heer eyn grote boete. — Ende noch
halden sy, daer luyden strytbaer syn, ende eyn clein boete
daeraen verschynen, al soe verre die gerichte dat vernemen,
dat sullen sy aenbringen. Wanneer sy \'t aenbracht haen
voer die banck, dat hun der bode daich doen bescheiden
sal voer dat recht ten nesten gedinge, ende off sy niet en
coemen, soe mach der Heer syn bruecke heysschen (vor-
deren) sonder cleger.
4° Noch soe halden sy, dat sy jaers haven dry vaeght-
gedingen, ende van elcken vaeghtgedinge is der Vaeght
den Schepenen schuldich eyn clein boet, ende der Proest
van Merssen is den Schepenen, op denselven dach schuldich
eyn Heere maeltyt, te weten, wyn ende weet (weide vee)
gesoden ende gebroden. — Dieselve rechte comen drymael
in\'t jaer, te weten, die ierste genachte neest nae Daerthien-
dach, daernae die ander genachte neest nae beloecke
Paesschedach, die derde neest nae Sint Jansdach in den
Somer. — Ende noch soe halden sy eyn jaergeding neest
nae Sint Remeysdagh (1). Ende off\'t saecke weer dat einich
ondersaet der banck Beeck begert geclert te hebben, van
den Schepenen einich gebreeck (rechtspunt), dat hy haen
(I) Een jaargeding schijnt in de andere banken niet te hebben plaats gegre-
pcn. (Zie hierboven).
-ocr page 428-
_ 424 —
mocht, dat die Schepenen met recht ende reden cleeren
mochten, soe syn die schepenen schuldich den dach voer-
schreven, den man off ondersaet te bescheiden, sonder
einiche rechten daervan te hebben.
5° Des Sondaghs neest nae Darthiendach, is des Heeren
chensdach (vervaldag der cijnsen) in den dorph van Beeck.
Soe compt dan eyn van des Heeren wegen ende ontfingt
den chens. Maer soe moeten die Schepenen van den dorph
by hem syn gericht sterck (in vollen getale) den dach
lanck off hy hunner noot (vandoen) hadde. Mer so is der
Her, off der Rentmeyster (Landsontvanger) der den chens
buert, den gerichte schuldich eyn vaet terven, eyn vierdel
wyns, twe cappoenen als van hun recht. — Ende noch
einich man der sich paenbarich (pantbaar) kent in der
banck Beeck, off van einich gewonnen vonnisse, dat der
selleff der dat vonnisse verloren hadde, off der sich paen-
barich gegeven hadde, binnen jaers daer tegen seghen off
pande kere wylde met recht, dat men die wael mach wyse
met recht in eyn gastrecht, om hun • reden te verhoeren
binnen dry daege, ende al soe verre als dergene der dat
vonnisse verloren hadde off paenbaer gegeven hadde, niet
by en bracht met conden, dat dat sellefste vonnis, off
daervoer dat hy sich vereoren hedde te penden, soe sal
hy daerin gehalden syn, ende sal der banck schadt dragen
(de gerechtskosten dragen).
6» Eyn man der dem anderen pendet, al soe verre als
d$r man der gepant is, niet en weit (weet) van den bode
off van nabueren, so en sal hy syn penden niet verliesen,
\'t were saecke dat der bode dat gecondicht hedde, ende
die nabueren den man (den gepande). Al soe bald der man
dat vernomen hadde so sal hy gaen totten bode, off totten
gerichte, ende keren pand (wederzetten zich) ende begeren
dat men syn wederparthye condt doen sal om seyn recht.
-ocr page 429-
•
— 425 —
1" Nymant en sal syn erff verliesen met commer, noch
met penden, noch met dach doen, ten sy hem ierst aen
synen mondt gecondicht is, ende wanneer hem dat selve
gecondicht is als (naar) recht, maer laet hy synen tyt
voerby gaen, der sal syn goet verliesen, dat met recht
versocht is, \'t en were saecke dat hy dan rede by bracht,
dat hy des ontslagen solde syn.
8" Noch halden sy, einich ondersaet der den andere
commerden buytenlendich, der (de gekommerde) sal den
commer affstellen (zich kunnen vrijmaken) maer der sal
gehalden syn in ein grote boete ende der banck schade,
het en were saecke, dat dergene der gecommert were
ruymberich (vluchtig) weer.
9\' Noch halden sy, einich ondersaet der eyn aenspraeck
(aktie) overgheve einen andere der buytenlendich geseten
were, off einen heymheysschenman (dat is, eenen die ge-
zeten is in een der verbonden landen) dat hy daeraff schade
creege, het were met recht off met onrecht, dat dergene
altemael dragen sal der der ghyft (die de aanspraak) over-
gegeven hait.
10° Noch halden sy, ein burge der gesat weer, ende
gemaent worde van denselven man off der dat met recht
doen solde, soe sal men dry herbergen op doen (open
stellen), binnen den vier hameyen (gehuchten) van Beeck,
soe mach der burge ein kiesen van den dry, ende daer
binnen te verleisten (te laste liggen) die neeste veerthien
daghe (verteeren) eyn quart biers off eine vlems, wellick
dat de burge belieft. Wanneer die veerthien daghe uut syn,
soe moet der burge alle daege leysten eine vlems, al soe
lang als hem gelieft. Der mach die burge uytloisen (lossen)
ende onderpenden met einen alden groot, ende soe mach
der ander, den die pende gelacht syn (de eischer), die
burge versuecken metten bode, dan moegen die burge
-ocr page 430-
— 426 —
gaen aen des gens pant die hem versat heeft (het pand
aanspreken van dengenen waarvoor hij borg bleef), maer
leveren sy (de panden) dengene daeraen dat sy versat
staen, ende soe sal hy die penden beteren (benutten) als
recht, maer off der hoefftman (hoofdschuldenaar) niet soe
veele en hadde ter somme toe, soe mach men die burge
penden off (alsof) men die met recht uytverwonnen hedde.
11° Noch halden sy, einich man der eine bedaeght off
met recht wylt aenspreecken, der sal condt doen dengene
der dat van hoeff (leenhof) hait soe verre als hy binnen
\'s lants is, off hy niet binnen \'s lants en is, soe sal
men dengene condt doen der die hant daeraen hait (den
pachter).
i 2° Noch halden sy, einich halffwynner off pechter der
schade creeg van wintslach, heerencracht, dat dieselve
dat sal condt doen dengene syne heerschappe off hunnen
mombare, binnen den iersten dry daege, maer off sy dan
niet en quemen, off niet eins en worden, soe mach der
pechter syn nabuer, die goed van naem en fame ende
oprecht syn, vyf off ses daerby roepen, om den schaede
te visiteren, ende soe wer sie dan ordineren dat daer
mocht geschadt syn, alsoe veele pecht mogen sy aen hun
halden, al were sy te vreden syn met hunnen heerschap
(ten zij andere overeenkomst).
13° Noch halden sy voer ein recht alle die hoeffstee
(huizen) die thien honder gelden (tien cijns-hennen betalen)dat
sy metten selven honder verchynsen ende vryhalden, eerst
einen koeter (ossenboer), einen morgen neest syner woninghe;
is \'t ein ploger (paardenboer), ein halff bonder ; is \'t ein
van den Ridderschap, ein bonre neest syner woninghe.
14° Noch halden sy, ein der den andere dede daeghen
in ein vaeghtgedinge, al soe verre als men te dingen kan
«omen op ten iersten vaeghtgedinge dach, soe sal men
-ocr page 431-
— 427 —
voert vaere, maer off hy niet te dingen en kan comen,
soe sal hem dat recht denen (dienen) ten neesten dingdach,
off \'t vaeghtgeding were. Ende dat sal soe voerts met
recht staen, van eine vaeghtgedinge totten andere, gelyck
off \'t op den iersten vaeghtgedinge dach weer, dat hy
gedacht were.
15° Ein Man der gedacht were, in der banck van
Beeck, op ein slechtgeding (simpel geding of arrangement)
der mach verpanden met eyn Vlems, ende dan moet der
gene der den andere gedaecht hadde, toenen (onder-
zoeken) dat pant, ende dan sal dat pant liggen vierthien
daege lanck rast (stil), maer off hem dat pant niet goed
genoech en were, soe sal hy aen des mans goet wyders
aenpenden der den pandt gelacht hadde, voer datgene dat
hy hem kende (bekende schuldig te zijn), gelyck off hy
met allen rechte uytverwonnen were tot sindersomme toe.
16° Der verpanden sal in ein vaeghtgedinge, gelyck
voerschreven staet, der sal hem (den schuldeischer) leggen
al soe veele penden als hy hem kent schuldich te syn, off
dergene der den pant gelacht dat pant niet genoech en
were, soe sal hy die panden visiteren met recht, ende
claechden voer dat gebreck (het te min), dat hy hem voert
heisschende is, en der andere sal hem van stonden aen
daeraff verantworden.
47" Noch soe halden sy dat moeien recht, dat der moe-
lener haven sal ein molter vaet der sesthein ein vaet halden
sal, ende hy sal hebben uyt ygelicke molter vaet ein scho-
tel, mer off \'t saeck were, dat die luyden streeck mae
(gestreken maat) ter muele deden, soe sal den moelener
oock streeck maet nemen. Ende wanneer der molener dat
# coren haelt, soe is hy schuldich des anderen daeghs weder
te bringen, alsoe verre als die muele gengich (in werking)
is
-ocr page 432-
— 428 -
is. Ende off het saeck weer, dat daer gebreck aen die
muele were, soe mach hy (\'t graan) ten derden daeghs toe
in die muele halden; — off hy dat niet en dede, soe mo-
gen die goede luyden hun coren haelen ende malen daer
sy connen; — off der molener eynen knecht hedde, der
den ondersate misdede, alsoe verre der knecht in der banc-
ken niet soe vele en hadde, soe sal der meyster daer voer
gehalden (aansprakelijk) syn. — Voert soe is der molener
schuldich ygelick man syn coren te haelen alle die banck
doer.— Voert soe is der molener schuldich van Paeschen
tot oust (oogst) alle Saterdach ein kerre te Triecht te heb-
ben, en alle Donderdach ein karre tot Sittart, om der on-
dersaeten van Beeck hun coren te haelen om te malen ende
heim te bringen, mer off by des niet en dede, soe mogen
sy dat coren, dat sy daer hebben, malen daer sy wyllen;
— ende off \'t saecke weer, dat der molener meer neem
(nam) dan recht were, daervoer mogen die ondersaeten,
alsoe verre der man ter goeder fame staet, soe mach hy
dat molenperdt in den bennet (weide) in der straeten
(aanhouden), al tot dat hy \'t syn weder heeft, maer off
ein ondersaet hierboven buyte mole (in eene vreemden
molen deed malen) soe mach der molener van den nieuwer
molen dat meel off broot haelen, alsoe verre als \'t niet
op die.....staet daer het gevaerlick is te staen. — Ende
oft \'t saeck weer dat einich molener van buyten queem
(kwam) ende brecht den luyden meel, der versuymden
(verbeurde) syn peerdt ende den luyden hun meel.
18° Noch halden sij, als van der thienden, daer van-
daer alle goeder gelden thienden, uytgescheiden goderen
die gevryt syn (waarvoor oudtijds vrijdom verleend is) en
noit thienden en golden. Ende noch soe mach ein man
van ridderschap, geseten in der banck Beeck, vryen (vrij-
houden) eyn bonder, neest aen syne huysonge; ende des-
-ocr page 433-
— 429 —
selve sal ein pluger hebben ein half bonder; ein koe-
ter, gelyck voerschreven steit. — Ende die grote thiende
hoert den Heeren van den Biessen toe, ende daervan moe-
ten de Heeren........
19\' Die renten van Hovel en die warmoet (?) gehoert
den dorph toe, om te keren (te gebruiken) tot des dorphs
profyt, te weten, aen brugge ende aen wegen.
20° Noch halden sy, van den verbond der landen, dat
der ein den andere niet commeren mach, sy mogen sich
met recht heim suecken of heysschen (zich aanspreken elk
in zijn land o( bank) het en worde met recht affgenomen.
21° Off\'t saecke weer dat einige quade wegen weeren
in der banck van Beeck, die sal malich (elkeen) moeten maec-
ken tegen \'tsyne (zijn erf). Ende die herstraet sal wyt
(breed) syn twe roden, ende de ander gewoenlicke wegen
sesthein voet, mer ein voetpat vier voet, ten weer saeck
dat men met recht bybrechte dat sy wyer (breeder) syn
solden. Ende waterganck van der beeck, van der oversler
brugge tegen die Aetstege al totter brugge toe op die Linde,
sal die beeck wyt syn acht voet, ende voert daerenboven,
sal sy soe wyt syn als sich dat gebuert, dat ein den an-
dere gene schade en doen.
22° Noch is men den Pastoor schuldich, ijgelyck huys
binnen Beeck ein thienhoen off twe penninghen goetsgelts
ten were saeck, dat ymants einige vrye hoeffstede bedde,
die laeten wyr binnen haerer vryheit.
23° Off ymant gebreeck (ongemak) hadde, het were van
wegen, watergenge, bepoet oft bebouwe, alsoe verre als sich
ymants daerover becroende (beklaagde) aen dat gericht, soe
sal der bode in de bancken gebieden, dat mallick ruymen
sal (de hagen, boomen enz.) ende open doen sal binnen
veerthein daeghen. Ende off des niet en geschiede nae den
gcboth, ende dat daervoer ymant croende, so sal der
-ocr page 434-
— 430 —
Vaeght ende gerichte schuldich syn uyte versueck des
clegers, dengenen den der cleger dunckt daer gebreeck aft
komt daerby te bescheiden (te roepen) ter plaetse daer
sich dat gebuert. Ende wanneer die gerichten die plaets
gevisiteert hebben, der men in dat onrecht vint, die gilt
(betaalt) die costen, ende daervan heeft der Vaeght twe
alde groot ende die cost, ende yeder gerichtsman eyn alde
groot ende die costen, ende is \'t buten dorps, so heeft der
Vaeght vier alde groet, ende yder gerichtsman twe alde
groot; — ende men sal poten in den hoeft\' op twe voet
ende by den reyn, dat der plooch gaen mach met gemaeck.
24" Off iemand conde leyden wolde overmits gericht,
daer heeft der Vaeght ende \'t gerichte haer gerechticheit van.
25° Noch haen sy gehalden, off ymant der luyden kin-
der goet verkocht, off borchden binnen haer 15 jaere (1)
dat en derven die alders niet betaelen, alsoe verre als \'t
een knechtchen (knaapje) is, ende ein mechtchen auch naer
synen tijt; ende wanneer sy mondich syn, soe mach ein
man syn kint uytgoeden (uitbesteden) ende doen van sich
als sich dat gebuert alsullick goet als hy hem gaeve.
26" Ein man der den anderen commerden, dergheen
der gecommert is sal syn goet meren (vermeerderen) ende
niet minderen, dan noetdrofft daervan nemen ende binnen
der banck laeten.
27" Einich man der gedreicht worde van den anderen
der binnen \'s lants weer, dat sal der Heer affstelleu (ver-
volgen).
28° Einich man der dat syne genomen wordt ende hy
bevondt alleyn (zonder getuigen), alsoe verre dat derselve
dat claechde, me sal syn reden hoeren, over wem dat hy
(1) Hieruit schijnt te volgen dat de meerderjarigheid begon met hel zes-
tiende jaar.
-ocr page 435-
)
— 431 —
claecht, by synder fame ende conde, daernae sal men dat
vonnisse geven.
29° Die kuermeyslers wanneer sy aenbrengen gebreec»
ken, die sy gevonden hebben, daervan dat die Schepen
kuere wysen (boete uitspreken), die kuere sal men in drye
deylen, ein deyl den Heer, ein deyl der gemuynte ende
eyn deyl der kuermeysteren.
30° Noch haen sy gehalden, ein weikeur twe gulden,
ende einen andere kuer die beste beest, die op ten goet
is; alsoe ver als \'t den Proest toebehoert off andere, soe
mach hy gaen achter die beest, ende met bywesen des
gerichts, ende kiesen ein dat hem belieft, begert hy dan
die te schatten van den gerichte, soe sullen die gerichte
die beest besien ende visiteren, ende schatten se op synen
penninck, nae hunner bester weet; soe mach hy se noch
behalden dartich daeghe lanck, gelieft \'t hem, en als die
dartich daeghen uyt syn, soe mach der Proest, off wem
dat goet (de pachthoeve of keurgoed) toebehoert die beest
nae hem slaen (tot zich trekken). Ende storve die beest
binnen dartich daeghen, soe sal der gene die beest betaelen
der die beest gehalden hait, daerop die gerichte of laten
gesat haven (ze geschat hebben).
31° Noch halden die gerichten van Beeck voer hun
banckrecht, dat sy mogen goden en ongoden (akten pas-
seeren van koop en verkoop) in alle caerten (laatkaarten
of soort van kadaster) die gelegen syn in der banck van
Beeck, beheltenis des Leenheeren syns rechts.
32° Der goet ontfengt (koopt of erft) in den Lantheeren
caert, der is schuldich den Heer so wes hy jaers te chens
gilt (aan cijns betaalt), ende is hy schuldich ses penninck,
ende twe van den penningen den Leenheer, ende den
Schepenen ses penninck, dat is te weten einen penninck
gerekent voer dry vilguiten.
-ocr page 436-
— 432 -
33° In derselver maete ontfenckt men goet in der Proest
kaert, met allen rechten als voerschreven staet, uytgeschey-
den die Schepenen sevcn penningen of denarissen voer
hun rechten.
34" Wat in der voerschreven kaerten eve (haver) ende
binnen gilt, dat is kuergoet.
3o° Wat in de banck van Beeck haver gilt dat is des
Proest kuergoet.
36° Als die Schepenen van Beeck versocht werden van
den Lantheer om einigen kuer te kiesen in der banck van
Beeck, soe sal se den Heer leyden ter plaetse daer den
kuer is. Ende soe mach der Leenheer den kuer van achter
besien, ende kiesen den nacr syn goetduncken, ende als
hy gecoren heeft, soe sullen die Schepen schetten op einen
penninck, des hy hun dunckt werdt te syn. Ende als den
kuer dan geschat is, so mach den dergene dan behalden
der hy geweest is, dat dartichtste uyt, of \'t hem belieft
ende op synen anxt (risico) ende of hy wylt alsoe behalden
als hy (de keur of \'t beest) geschat is, so mach hy den
Leenheer betaelen met einen kuer (in geld). — Soe haen
die gerichte aen den Leenheer seven alde groot, ende der
bode ein Vlems.
37° Einige kaerte, die gelegen is in der banck van
Beeck, die geldende hait geltrente ende andere erven,
capoenen oft\' anders, dat daer ymants goet ophalden wylt,
(en dat iemand zulke goederen releveeren wil) der sal den
Leenheer betaelen melter geltrente ende ses penningen
ende twe banpenningen, ende die geltrente sal alle chensen
doodcn (te niet doen).
38° Einige kaerte die corenrent gilt, oft kappoenen, of
was, ende dat goet ontfangen werdt, soe mach men ein
vaet rogge aftleggen met einen penninck; ende ein pont
was, met einen halven stuver; ende einen cappoen met
-ocr page 437-
,
— 433 -
einen penninck betaelt ygelick den Leenheer als men goet
ontfenckt in der banck van Beeck.
39° Einich man der einen ondersaet in der banck van
Beeck met recht affgewonnen hadde, off te penden stond,
der dat verloren had, seedt (zit hij) op leengoet, ende
wilde sich daerop vry halden, soe mach dergene der heys-
schende is, versuecken den Leenheer om daeraff uytrichtinge
(voldoening) te hebben. — Soe sal der Leenheer hem
verleenen twe maa om hun rechte, so sullen die twe
mannen trecken (zich begeven) op dat leen ende haelen
daeraff penden, van gereide goede, ende die penden sullen
sy affleveren van den leen in des bode hant, ende der
bode sal se leveren den heisscher; der sal die penden
thonen en uteren (daermκe handelen) nae der bancke recht.
40" Noch off ein ondersaet, der in der banck Beeck,
der ein den anderen daegen wylt, off ter conden gebieden,
der op leengoet sit (woont), daer sal der bode gaen by
die neeste nabuer geseten neest den leengoet, goet van
name en fame, ende sal denselven nabuer kont doen (te
weten doen) ende bevelen, van des Heren wege, dat sy \'t
kont doen dergene die op \'t leengoet woent, dat ierste
(zoodra) dat sy hem sien van den leen (buiten \'s huis).
41" Einen anderen die men daeght, en derselve niet
heim (te huis) en were, soe sal men \'t den neeste nabuer
bevelen, van des Heren wege, dat sy \'t hem cont doen.
42° Als ein ondersaet der banck van Beeck begert einen
palle (reinpaal) gerichtelicke gesat te hebben, soe haen die
gerichten dry alde groot van den palle.
43° Einich man der einen brengt te recht voer die
banck van Beeck, het sy van commerrecht, off van daegh
doen, en dat derselve syn clacht doet ende der ander syn
antwort, en der heysscher sich ter conde dengt, soe sal
hy schuldich syn syne conden te gebieden (zijn getuigen te
-ocr page 438-
— 434 —
produceeren) binnen veerthein daege; ende alsoe verre hy
des niet en dede, nae den veerthein daege, soe sal by
ghein conde leiden (bijbrengen) die hem (den verweerder)
schade doen mach, nae der banck recht van Beeck, als
van deser clacht.
44° Der antwort, ende der antworder queem en dingde
sich ter conden, der sal svn conden auch gebieden gelyck
voerschreven steit.
45° Igelycke parthycn sullen dry cont daeghe hebben,
nae der banck recht van Beeck.
46» Soe wer ter conden geseten is, in der banck van
Beeck, die ymants begert te hebben voer recht, die sal
her (hij) versuecken aen den bode omme syn recht, is \'t
binnen dorps, soe sal der bode hebben dry vilguiten, is
\'t buyten dorps, soe sal der bode hebben ses vilguyten.
Ende dergenen der geboden wert sal hebben einen alden
groot (getuiggeld), soe verre als \'t is op ein gasrecht,
ende als \'t is op die rechte genachten, soe sal men \'t doen
sonder recht die ondersaeten. Ende off \'t saeck were dat
der ghene ongehoersaem were der geboden weer, ende
dergene versueckt der hem hedde doen gebieden aen den
Heer, ende der Vaeght daerom maende, soe sullen die
Schepenen denselven (den getuige) wysen op ein clein
boet. Alsoe verre hy inbrecht, binnen veerthein daege,
waerby des mocht ontdragen (verschoond) syn; — ende
dat mach hy doen twee werven, alle mael (telkens) op ein
clein boet; en ten derde mael op ein grote boet, ende om
soe verre (op zulke straf) als die Schepenen daerover
wysen sullen.
47° Einich man der begert conde te hebben, ende die
buyten der banck geseten syn, soe sal der Vaeght eyn
scriven (schrijven) doen aen den amptman daeronder die
-ocr page 439-
\\
— 435 —
cohden geseten is, om syn recht, dat is te weten der
Vaeght ein fles wein ende den scriver ein quart.
48° Der die gerichte begeert buijten der banck te trecken
der sal se begeren (vragen) aen den Vaeght, ende der
Vaeght sal se hem gebieden, om syn recht, ende daervan
hait ygelick gerichtsman vier alde groot ende syn cost.
49° Einen man der einc burge verpendt, ende dergene
der heisschende is der sal dat pant voer \'t gericht bringen,
ende dan sullen die Schepenen dat pant den selven heis-
scher doen leggen veerthien daege in die herberge.
Wye men den commer halden sal van dengenen die in
den verbonden landen staen.
Clerenis (record) gegeven op Deesdach naest Reymeysdach
in den jaer 1533. — Ein man der einen commerden in
der banck van Beeck, ende dat derselve der gecommer1
weer, geseten were in den lande van Valckenborch, in
einige onderbanck, off stadt, off vryheit, off dorp der ver-
bonden landen, al soe verre dat dergene der gecommert
were, synen commer ontslege op ein heimheijsschen (dat
is voor zijnen eigen rechter) ende brecht scrifft off kennisse
van denselver gerichte, daer hy onder mocht geseten syn,
dat sy begerden den man heim te hebben, nae den alden
hercomen; ende alsoe verre als der Vaeght die Schepenen
maenden (sommeerde), soe mogen die Schepenen den man
losledich heym wysen van der saecken. Ende off \'t iemant
dan beliefde, soe mocht hy hem naevolgen daer hy geseten
is, ende wyer (verder) vervolgen met alsullick recht als
hem dan beliefden. Ende dergene der denselven gecommert
hadde, heisden off spreek (sprak) denselven aen van wyll
off gewelt off desgelycx, soe sullen die Schepenen van
Beeck die parthyen ten beyden syden leveren voer dat
gericht nae der bancken recht. Ende al soe verre als sich
-ocr page 440-
- 436 —
bevint, nae der claecht ende by der conden, dat dergene
der gecommert hait, bewysen kan syn claecht, maer sich
bedunckt den Schepenen hun daervan niet te wysen en
staet, sy sullen \'t laeten ter plaetse daer sich dat gebuert
(\'t verzenden naar den bevoegden rechter). Ende were \'t
saecke dat dergene der gecommert hadde, niet bewysen
kondc syn claecht, soe sal hy daervan gelden (schuldig
zijn) twe grote boeten aen den Keer, ein boet van der
claecht ende ein boet dat (omdat) hy gedaen heeft tegen
der banck recht, off \'t verbond der landen; ende sal ge-
halden syn in allen gerichts costen, ende den parthyen te
richten (te voldoen of schadeloos te houden).
Clerenis. De ondersaeten in der banck van Beeck mogen
den ein den anderen commeren, ende comen te recht;
ende al soe verre als der commer ontslagen werdt, ende
dergene der gecommert hait onrecht hedde, der sal gedaen
(verbeurd) hebben om ein grote boet, ende dergene der
den commer ontslage hebbe dat hy onrecht hadde, der-sal
gedaen hebben om ein clein boet. — Ende off \'t saecke
were, dat die parthyen ie beiden syden, nae dat sy den
commer ontslagen hedden, sich niet en verschenen voer
recht den iersten gedinghe dach, ende dat men uytdinghden,
ende dat der bode riep, hait daer ymant meer te schaffen,
ende die parthyen en spreecken niet, soe sal der cleger
gelden ein grote boet, ende der antworder (beklaagde) ein
clein boet, als van den commer voerschreven.
Clerenis. Einich man der woenden in der banck van
Beeck, ende voer van dan (ging elders) wonen, der sal
allen die rechten geven en nemen, binnen jaer en daech,
nae den verbond der landen, nae synen opbreecken (vertrek)
in der banck van Beeck. Ende dessclve is stat geweest
(is \'t geval geweest) tusscht-n die Duytsche Heeren ende
Thys de Leers. Daerom syn die vier heufftbenck vergadert
-ocr page 441-
s
— 437 —
gewest tot Valckenborch, voer Heer Deryck van Palant,
Amptman ons genedigen Heere; ende daer waer verdragen
(uitgesproken), soe waer de ondersaet seet (zittende of
wonende is) in einige banck, in den lande van Valcken-
borch, ende derselve voer (ging) wonen in einige onder-
banck, off verbond der landen, dat hy sal schat (contributie)
geven, ende recht nemen binnen jaer en daege, gelyck de
naebueren daervan by getogen (vertrokken) is.
Clerenis. Is verdragen van den dry hoefftbencken te
Herle, einich man der cranck lage, in den lande van
Valckenborch, ende liet sich berichten als ein Christen
mensch toebehoert, der sal macht hebben, overmits Priester
en Offerman (koster), te geven ende te maecken, voer syn
siele, in gereyden goeden off in erffgoeden, nae syn staet,
ondanck syn erven, ende het sal van macht (van kracht)
syn. — Ende off hy wat by sich hedde van geit off andere
goeden, die hy aentasten mach met syne bant off reykens,
die mach hy geven wen (aan wien) hy wylt, als van
gereyde goederen.
Clerenis. Off ymant syn erffgoet besweren (belasten of
vervreemden) wylde, der sal comen overmits hoff en Heer,
en geven \'t over nae der banck recht, ende bliven daervan
jaer en daegh, off hy des niet en dede, dat en sal van
geinder werden (waarde) syn.
Clerenis. Noch halden die Schepenen voer hun banck-
recht, einich ondersaet der banck van Beeck, der geordi-
neert ende geeydt wort tot einen Schepen, off bode derselve
(banck), der en sal als hy dat ampt heft, nymants momboer
(Procureur) noch Kartener syn; — Geins ander man dan
den boede is des Heeren momboer ende anders nymants.
Clerenis. Noch halden sy dat daervoer, daer men reynen
ende paelen sal, daer sal men die parthijen te beyden syden
by bescheyden myt den Heer, ende nae der conden sullen
-ocr page 442-
— 438 —
die gerichter) hun clerenis geven, ende off sich bevant dat
daer einich gereydt goet, holt off anders aff beleidt woerde
dat den Vaeght toebehoeren solt.
Clerenis. Anno 1531 hebben die Schepenen van Beeck
gecleert, ein voersprecker geit (kost) ein Aker buysch.
Item, van eder valderen te beleyden, is men den Schepenen
schuldich, dry alde groot, den Vaeght ein alde groot, den
bode eine stuver brabants, en hun costen. — Item, van
yder schut is men den onderbode schuldich einen halven
Philips penninck. — Item, eine verbaryngc (gerechtelijk
onderzoek) te hoeren, is men den gerichte schuldich, yder
tot gericht sterck (volle gerecht), twee alde groot, ende
den Vaeght dobbel rechten, ende hoen cost, ende beyde
parthyen moeten tegen bescheyden (opgeroepen) syn. —
Item, ein gastrecht daervan is men den gerichte schuldich,
den iersten dach twe alde groet ende hoen costen ; den
anderen dach vier alde grooten ende hoen costen ; den
derden dach vier alde grooten en hoen costen, ende den
bode ende scriver (Griffier) dobbel recht en hoen costen.
Clerenis. Op den sevende dach Meert 1531, hait Jan
Guelen begeert ein clerenis om syn recht (dat is, mits
betaling der kosten) off hy der uytspraken tusschen (hem
en) Jan Leonardts, schuldich sal syn te halden off niet,
aengesien dat die saecke gerichtelyck ende verbuntelich
overgegeven is (gearrangeerd is). Daerop hait der Schepen
gecleert, einich man off persoen, der ein saeck verbuntlich
ende gerichtelyck overgeven heeft, niet meer in \'t recht te
comen, dat derselve dat auch schuldich is te halden, hy
en brecht by dat hy des onlledicht (ontslagen) syn solde; —
ende dit heeft Styns, als mombaer Jan Leonardts, met
orken verbonden (\'t gerechtelijk bewijsstuk betaald).
Clerenis. In denselven jaer heft der boede ein clerenis
bcgert wat die verbueren die den Heer niet en dienen.
-ocr page 443-
N
— 439 —
Daerop hebben de Schepenen gecleert, einich der wagen
en perden heeft, ende laet by leengoederen hait, handplicht
off wynt (bebouwd), daerdoer dat hy schuldich weer te
dienen, ende hy des niet en dede, soe deck en menichmael
als hy dat liet (naliet) verbuert hy einen alden Philips schilt,
ende dat hait der bode, als mombaer des Heeren met
orken verbonden.
Dit syn die landen die verbonden syn aen den lande van
Valckenborch, in der moeten als hiernae beschreven staet.
In den iersten, die stadt van Achen, Sittart, Gangelt,
Gielenkirchen, Hartogenradc, Elslot, Eys, \'t land van Gulich
ende die stadt Gulich.
Einich man der in den voerschreven lant woenafftich
weer, der men mocht, men einen dachpenninck, voer die
banck bringen daer hy woenafftich is ; — off het saeck
weer dat der man becommert were in den lande van
Valkenborch, soe sal men den man heym wysen daer hy
gehoert. Desselve gelyck hebben sich die voerschreven
steden verbonden in den lande te doen met einigen man
der uyt den lande van Valckenborch is.
Dit syn die benck die sich in den Inmle van Valckenborch
onder den anderen heym suecken mogen.
In den iersten, die banck van Clemmen, Herlen, Broeck
(Hoensbroeck) Strucht, Geleen, Oirsbeeck ende Brunssum.
De luyden die in den voerschreve bencken eenigsins
woenden, den sal geschieden gelyckerwys als voerschreve
steden ende landen.
-ocr page 444-
Bank- Schepen- of Gemeentezegels{1).
II.
Wij verdeelden deze zegels (Deel I bl. 189) voor wat
den type, het zinnebeeldige betreft, in meerdere soorten,
als :
1° Het wapen van den Vorst of van den gebiedenden
Heer.
2° Dit wapen doorsneden, met eene allegorie in de
afsnede.
3° Dit wapen op den voorgevel of aan den voet van \'t
kerkgebouw.
4° Dit wapen mei den Patroon der kerk als schildhouder.
o" Het kerkgebouw alleen.
6U De Patroon der kerk alleen.
7° Zinspeelingen op den naam der plaats.
8° Merken of wapens van onbepaalde beteekenis.
Wanneer wij andermaal eenige zegel afbeeldingen mede-
deelen dan mogen wij onderstellen, dat de betrokken ge-
meentebesturen, bij \'t Departement van Binnenlandsche
Zaken, zullen aanvragen om hun oude zegels, waar toch
heel wat anders aan vastkleeft dan aan het cirkeltje met
randschrift, waarvan zij zich thans bedienen, als gemeente-
wapen te mogen invoeren.
(I) Wij hebben deze zegels όeteekend en in hout gesneden zoo en gelijk
zy zieh op de stukken voordoen.
»
-ocr page 445-
s
— 441 —
Het Schepenzegel van Nieuwstad dragende tot omschrift
HEC EST CLAVI SIG1LLI, is vastgehecht aan een docu-
ment van het jaar 1575, en verbeeldt het wapen van den
gebiedenden Vorst.
Het schepenzegel van Gulpen , hangende aan een docu-
ment van \'t jaar 1625, vertoont het wapen van den ge-
biedenden Vorst met den Patroon der kerk als schildhouder.
-ocr page 446-
— 442 —
Het zegel dei* heerlijkheid Eysden, vastklevende aan een
document van het jaar 1646; voortoont het wapen van
den gebiedenden Heer.
Het schepenzegel der gemeente Arcen en Velden , han-
gende aan een document van \'t jaar 1648, verbeeldt het
wapen van den gebiedenden Heer aan den voet van het
kerkgebouw.
-ocr page 447-
s
— 443 —
Het zegel der heerlijkheid Grubbenvorst , met het rand-
schrift S(igillum) SCAB(inorum) DE GROBBENFORST, han-
gende aan een document van het jaar 1648, vertoont het
wapen van den gebiedenden Heer.
V%A^%»^^^«^^%^>\'V^^VNi\'W%i^N\'N/N/M*
Het schepenzegel der heerlijkheid van Ocd-Valkenblrg ,
hangende aan een document van \'t jaar 1677 , verbeeldt
den Patroon der kerk, en het wapen van den gebiedenden
Heer in de afsnede.
39
-ocr page 448-
— 444 —
Het schepenzegel vaa Linne, vastklevende aan een docu-
ment van \'t jaar 1575, vertoont den Patroon der kerk.
Het schepenzegel van Sevenum verbeeldt gedeeld, in het
eerste de Patroon der kerk, in het tweede \'t wapen van
den Heer.
Het schepenzegel van Schinnen, hangende aan een per-
ka ment van \'t jaar 1555, verbeeldt de Patronesse der kerk.
-ocr page 449-
s
— 445 —
Het scbepeazegel van Beesel , hangende aan een perka-
ment van \'t jaar 1472, vertoont het wapen van den ge-
biedenden Vorst met den Patroon der kerk als schildhouder.
Het schepenzegel van Margraten, gehecht aan een docu-
ment van \'t jaar 1685, vertoont de Patronesse der kerk.
Het schepenzegel van Vlodrop, gehecht aan een docu
ment van \'t jaar 1575, verbeeldt den Patroon der kerk.
-ocr page 450-
— 446 —
Het schepenzegel en het tegenzegel van Echt, hangende
aan een perkament van \'t jaar 1532, vertoont eerstens een
wapen en tvveedens een kerkgebouw.
Het schepenzegel van Afferden, hangende aan een docu-
ment van \'t jaar 1537, vertoont de Patronen der kerk.
-ocr page 451-
— 447 —
Het schepenzegel van Kessel, hangende aan een perka-
ment van \'t jaar 1678, vertoont het wapen van den Heer
dier plaats mej den Patroon der kerk als schildhouder.
Het schepenzegel van Wκssem , volgens een afdruksel in
\'t bezit van den Heer Habets, President van het ondheid-
kundig Genootschap in Limburg, verbeeldt het wapen van
den gebiedenden Vorst met den Patroon der kerk als
schildhouder.
-ocr page 452-
— 448 -
Het schepenzegel van Obbicht , naar een afdruksel in
\'t bezit van den Heer Habets, vertoont de Patronen der
kerk en het wapen van den Heer in de afsnede.
Het schepenzegel van Swalmen, naar een afdruksel in
het bezit van den Heer Habets , verbeeldt het wapen van
den Heer met den Patroon der kerk als schildhouder, en
het wapen van den Gelderschen Vorst in miniatuur.
-ocr page 453-
\\
— 440 —
Het schepenzegel van Odiliθnberg, vastklevende aan een
document van \'t jaar 1572, vertoont het wapen van den
gebiedenden Vorst met den Patroon der kerk als schildhouder.
Het schepenzegel van Blerick , klevende aan een docu-
ment van het jaar 1621, vertoont den Patroon der kerk
met het schild van den Heer.
Het schepenzegel van Baerlo , vastklevende aan een do-
cument van \'t jaar 1673, vertoont het wapen van den Heer
en den Patroon der kerk als schildhouder.
-ocr page 454-
— 450 —
Het schepenzegel van Geleen , gehecht aan een docu-
ment van \'t jaar 4706, vertoont den Patroon der kerk.
WVWWVW-VvV\\A^W
Het schepenzegel van Helden , klevende aan een docu-
ment van \'t jaar 1691, verbeeldt den Patroon der kerk
houdende een schild in de rechterhand.
-ocr page 455-
s
— 451 —
Het schepenzegel van Holsit—Vaels—Villen, klevende
aan een document van \'t jaar 1663, verbeeldt den Patroon
der kerk.
Ten slotte een paar schepenzegels van plaatsen thans op
Pruissisch gebied gelegen, als: zegel van \'s Hertogenrade,
vastgehecht aan een document van \'t jaar 1691, verbeel-
dende den Limburgsehen dubbelstaartigen leeuw.
30
-ocr page 456-
— 452 —
Het schepenzegel van Grrvenbroeck , hangende aan   een
perkament van \'t jaar 1415 , en aan een document   des
jaars 1634, vertoont een kerkgebouw en daarneven  het
wapen van den Vorst.
f-SL.
-^5>«*2>*>«>-
-ocr page 457-
ALPHABETISCH REGISTER.
Op marsch naar Maastricht 20.
—  Logeert te Wilre 27.
Ansembourg (Graaf van) 207,387.
Apeldoern 332.
Appeltern (Jutta van) 290. —
Thomas 320.
Arberg(Graafd\')l3l,147, 104.
Arcen 358, 442.
Argenteau 97, 171.
Arnhem (Stad) 320 — Johan
van 303, 335 — Karcl 331.
As, genaamd Strycken (Geerling
van) 272.
Asch (Jan van) 285.
Aspermont zie Lynden.
Asperen (Baron van) 104.
Assenberg (van) 24.
Asten 207, 220, 221, 334.
Aubel 22, 23, 192.
Audart (Nicolas) 75.
Aurechts (Diederich) 297, 300 —
Johan 302.
Avclghem 238.
Aytone (Markies van) 08, G9, 70
—  logeert te Haren, 72, 73,
had procuratie om te onder-
handelen 203.
B.
Bacx (Rudolf) 51.
Haerlo (dorp) 280 , 295 , 220 ,
318, 449.
Baerle (Gerard van) 295 — Rey-
Aar (Theodorik graaf van) 405.
Abbeye (Massing de 1\') 134, 147.
Achel\' 24-2.
Achtenrode (St.) 197.
Aelst 332.
Aerschot (Hertog van) 33, 08.
— Te Madrid gevangen 09,
199.
Afferden 358, 440.
Agris (Goert van) 339.
Aken 114, 132, 141, 300,439.
Alarts (Mathijs) 282.
Alba (Hertog van) 75, 203.
Albertanson (Luit. Kolonel) 139.
Aldegonde (Graaf van St.) Gou-
verneur van Overmase 70.
Aldenghoor (kasteel) 205 , 232,
242, 244.
Aldenkriekenbeck (kasteel) 341.
Almeda (fort van) 203.
Alraven (Adolf van) 350.
Alsdorp 215.
Alstborch 382.
Altena 224, 238.
Altuna (kapitein) 90.
Aniby 13, 04.
Anierongen 193.
Anistel (Catharina van) 200.
Anislenraedt (Heer van) 78, 124,
142, 109.
Anduehar (kapitein) 24.
Anholt (Graaf van) 22, 24. —
-ocr page 458-
II —
nart 308 — Hendrik 339 —
Jolian 330 — Edmond 330,
355 — Herman 301.
Baeswilre 206.
Bacxeni (dorp) 277 — Gillis van
217 — Jolian 215, 238 —
Rut 272.
Baillonini (Paul) 45.
Balbazes (Markies van) 35, 30.
Balderich(Hendrik van) 230, 312.
Bareelona (wordt veroverd) 157.
Barich 230, 312.
Barsdonck 318 — Arnt van 301.
Bastide (Baron de la) 241.
\'Batta (Johan) 245.
Bedbur 220.
Beek 12, 13, G4, 72, 80, 420
— Daem van 3G1.
Beede (Arnt van) 100.
Beers (Hendrik van) 327.
Beegden 240, 250.
Beegderduinen 203.
Beeren (Hendrik) 272.
Begijn (Goswijn) 234.
Beitelt 287, 341.
Belgens 105.
Belderbusch (commissaris van
Limburg) 132.
Hemelen 12, 13, 33, 64.
Bemmel 208.
Bentliem (Joban van) 288.
Berck (dorp) 230 — Godfried
204, 200, 207.
Berg (E. de) 210.
Bergerbof 217.
Bergh (heerlijkheid) 12, 13, 18,
33, 57, 04.
Bergh (Herman Frederik , Graaf
van den) 45. Hendrik 45 —
wordt vereerd met een voeder
wijn 40 — Gaat over lot de
Spaansche partij 00, 201, 220,
221, 328 — Arnold 245.
Berghe (Beynier van) 107.
Berg-Trips (Dirk van den) 124.
Bergen (Cornelius van) 310.
Berlaimont (Henri de) 21.
Berlijn 202.
Bern 20.
Bernau (Heer van) 231.
Bertolf van Belven 52, 124, 222.
Besel 280, 348, 354, 444.
Betgenhuzen (Margareta van) 300.
Beukelt 241.
Beulaert (van) 33.
Beull (van) 54.
Beusdael 43.
Beyeren (Catharina van) 305.
Bicrens (Philip Baron van) 330.
Bielsen (Munsterbilsen) 308.
Binsfelt 375.
Birgelen 332.
Blauwensteyn (Pit van) 140,153.
Blerick280, 287, 308, 309, 440
Blienbeck 200.
Blitterswyck (heerlijkheid) 280,
280 — Arnt van 280 —
Johan 280 — Catharina 290
—  Dirk 200 Walburga 200
—  Hendrik 311, 332.
Blois (Isendoren de) 120.
Blijt (Ter) 12, 13, 48.
Boeholt (heerlijkheid) 238 —
Gothard van 200 , 234 , 236
-ocr page 459-
111
—   Johan 228 — Gertrude
236 — Peter 311 — Edouard
312, 361 — Arent 311, 361
—  Floris 330 — Goert 361.
Bock (Peter van) 43 — Willem
231 — Hans Adam 231, Ru-
dolf 231, floris 231 — Karel
231.
Boecop (Baron de) 332.
Boenenborch (Johan van) 321-22.
Boemelsborch (Herman van) 326.
Boetbergen (Arnold van) 330.
Boetselaer (Zweder van) 232,
240 — Diederich 237, 230,
211 — Baron van 104, 139
—  Kolonel 166.
Boisschot (van) 30, 31.
Bommelerwaard 318.
Bonavides (Don Louis de) 22,
28, 37.
Bongart (Eustache van) 232-33
—  Willem 233 — Johan 234
—  Adam 234 — Werner 34
—  Maria 124.
Boonenburgh (Herman van) 228.
Boot (Johan) 216.
Borgharen 12, 13, 55, 181.
Borgbof 241.
Borman (Willem de) 241 —
Charles 242 , 254 — Marga-
reta 242, Renier 253.
Bormans (Jan).
Borne 234-35.
Bosman (Peter) 258. 265.
Bosch (Karel van den) 352.
Boschusen (Lambert van) 220 —
Peter 356.
Bouillon (Hertog van) Staatsche
Generaal passeert door Val-
kenburg 54— logeert te Bunde
57 — wordt Gouverneur van
Maastricht 65 — benoemd tot
plaatsvervangend Gouverneur
van Overmase 73, 80, 84,
05, 101 — wordt als Gou-
verneur vervangen 111.
Bourgogne (Herman de) Gouver-
neur van Overmase 34 — zijne
Weduwe 35.
Boviers (Peter) Ontvanger Gene-
raal van Valkenburg, 08, 104,
100, 140.
Brabant 376.
Bracht 287, 200.
Braccamonte (Don Melchior de) 45.
Brant de Boever (Willem) 310,
330.
Brede (Maasbree) 287-89 —
Eva van 312 — Vriedtzwent
307.
Bremen 322.
Brenipt (dorp) 200 — Arnt van,
Commissaris van Valkenburg
24, 27, 33, 53 — Jacoh 153
—   Bertba 226 — Rutgerus
205 — Johan 312 — Sibert
361.
Brey (van Kessel genaamd) 342.
Breydenbaent (Arnolt) 310.
Breyel 242.
Broeck (Siinon van den) 242 —
Willem 303 — Gisbert 341.
Broeckhuiscn (heerlijkheid) 335
—   Johan van 290, 338 —
-ocr page 460-
IV
Martyn 290 — Willem 299
— Gerarda 308, 309 — Joost
330.
Bronchorst (Jan van) 123 —
Anna 290 — Willem 328.
Bruaij (Graaf van) Gouverneur
der landen van Overmase 70.
Brugel (heerlijkheid) 238.
Bruggen (ambt van) 139.
Brunssum 12, 13, 124.
Brussel 114, 123, 133, 136,
151, 170.
Bruyn (de) Ambassadeur 154,
150, 162 — Peter 282.
Brije (de) Lieutenant 166.
Bucq (Heer van) 52.
Bunde 13, 55,04,80, 124,135.
Buren (Adolf van) 333, Alart 354.
Busca (Auditeur) 90.
Binkens 192, 332.
Bjlant (Barbara van) 210 —
Adriaan 290, 312.
C
Cabbeljaeuw (.lacob) 181.
Galdenbroeck (kasteel, bij Lot-
tuin) 290.
Galdenboreh (Frans) 43 — Wil-
lem 52, 69.
Callenfels (Hartman Godfried)
Knmmandanl van Maastricht
135.
Gamp (Benier van den) 251.
Gartils zie Hoen.
Campen (Karel van dor) 39.
Gampo-Lalerra (Markies dei 45.
Gastel-Bodrigo (Markies de) 130.
Castelluni-Menapioruin 293.
Castillo (Gonsales de) Lieutenant
37.
Caurhou de la Tour (Godfrida)
244
Ceretto (Markies de) 83.
Gharasse (Ambassadeur) 200.
Ghelmes (Markies de) 203.
Cheratte 192.
Chiny (Graafschap) 241.
Ghristoffel (Aartsbisschop van
Bremen) 321.
Clandt (Jonker) 245.
Glant (President) 130 — Glaes
323.
Clarisse (Louis Bogier) 353.
Glaun (Kolonel 103.
Glee (Adriaan) 223.
Cleef 238 — Johan en Willem,
Hertogen van 313.
Cleijsmit (Johan) Schepen te Gul-
pen 377.
Glermont (Heer van) 89 — Nelis
van 150, 161, 169.
Clopper (Claes) 199.
GIops (Jacoh) Advokaat 49.
Gobbeghem (Heer van) $53.
Cocx (Frederik-Ignalius) 350 —
Willem 388 — Michiel 43 ,
50, 92, 95.
Goen (Kapitein) 294.
Coenen (Mathijs) Burgemeester 0.
Goenegracht Secretaris 34 —
Herman (Schepen) 49. 50 —
(Griffier van \'t Leenhof) 89 ,
95 — Mathijs (Griffier) 98,
108,
Gollarl (Daniλl) 211 — Collart
-ocr page 461-
N
van Lijnden (Elisabeth) 243,
248.
Colome (Don Carlos de) 08.
Condι (Prins de) 168-69.
Conrardi (Kanunnik) 18, 33.
Coocken (Michiel) Procureur 10
— Jacob 139.
Cortenbach (Nicolaas) Procureur
19, 33 — Willem van 49,
124, 142 — Erfvoogd van
Roermond 221.
Cortesscm 238.
Cranendonck (Baronie) 205.
Cratz (Veldheer) 24.
Crequi-Hanicart (P. J. de) 231.
Crickenbeck zie Krickenbeck.
Croll (Karel) 254.
Croonenborch (Kasteel) 332.
Croy (Hertog van) 24 — Her-
togin van 221.
Chruchten (dorp) 356 — Catha-
rina van 244.
Cruder van Wassenberg 240.
Cruningen (Joost van) 213 —
Johan 215.
Culemborgh 141 — Johan Heer
van 288.
Curingen 249-50.
D.
Daelacker 263.
Daelen (Jasper van) 282, 323.
Daclhem 16, 53, 58, 68.
Daems (Nicolas) Burgemeester
van Valkenburg 35.
Dalenbroeck (land van) 348.
Damerier (Ogier) Burgr van Val-
kenburg 103.
Daniels 353.
Decker (Conrad) 43.
Dendremonde 39.
Diepenbroeck (Gertrude van) 290
Diest 90.
Ditz (Rutger van) 223.
Dobbelsteyn (Heer van Eynen-
borgh) 110 — Godhard 234,
375.
Doelenham 332.
Doerne (Anna Wilhelmina van)
221 — Catharina Agnes 222,
334.
Dom (Weiten) Heer van 187.
Domseler (Evert van) 319.
Donck (Claes van der) 206 —
Agnes 318.
Doorne (Joanna van) 212.
Doornick (Renier Baron van) 331.
Dormael 332.
Draeck (Bobert de) Drossaard
van Daelhem 53, 62, 68.
Draeckenfelt (Elisabeth van) 214
— Godert 211-12 — Alfrida
215.
Dript (Agnes van) 243 — Die-
Derich 243,351— Johan 311.
Duckweiler (Casparus) Abt van
Kloosterrade 107.
Dulcken (Cornelis van) 215.
Dungelen (Jan van) 317.
Dursdad (Bobert van) 330.
Dusseldorl\' 242.
Duverden van Voordt (Arnold)
Ontvanger Generaal 68,71,99.
Duyten (Peter) 353.
Dyck (Arnold van) 356.
-ocr page 462-
VI -----
Eupen (Johan van) 228.
Eyck (Peter van) Goudsmid te
Maastricht 153 — Elisabeth
231 — Barbara 243 — Flo-
ris 331.
Eyckberch (J.) 127, 182.
Eynatten (Maria van) 33 — Ste-
phan (Commissaris) 71 , 74,
94, 98, 145 — Adolf 08 —
Herman Frans 105, 377 ,
Gilles 370 — Johan 382.
Eyaenborch (Heer van) 110.
Eijll (Sibert van) 290 — Gerit
290 — Godfridus 295—Til-
man 338 — Johan 361.
Eynholt/. (Hennc van) 342.
Eys (Heer van) 206, 439.
Eysden 12, 13, 43, 442.
F.
Fabritius (Thomas) Schepen 43,
50, 80 — Ililger (Notaris)
49, 00 — Stephan 394.
Fabry (Adam) 277.
Faggersheitje 263.
Faille (de la) 62.
Fallez (Graaf van) Gouverneur
van Overmase 25, 27, 28.
Fenneur 193.
Fexhe (Johanna de) 206.
Foruij (kapitein) 187.
Foss (Vincent) 330.
Fostier (Hendrik de) 221, 254.
Fouchez (L.) 172.
Fraisinne (Johan) Proost van St.
Gerlach 154.
Franquinet (G. D.) 360.
E.
Eaucourt (Abt van) 100.
Echt 348, 353-54, 446.
Echterwald 348.
Eckelrade 12, 13, — Lins van
375.
Edinghen (Willem van) 215, 238.
Egniont (Anna van) 214.
Eieholt (kasteel) 33.
Eicholtz (Gerard van den) 234.
Eldercn 304.
Elen (van) Secretaris 121.
Elerliot\' 245.
Ellc 277.
Ellerborn (N. van) 231.
Elmpt (dorp) 348, 357 — Johan
van 220 — Johan Hendrik
249, 253 — Herman 258 —
Willem 339.
Elslo (heerlijkheid) 12, 13, 37,
51, 55, 127, 197, 437.
Eisen (Daniel ten) 310.
Elve (lort) 72, 80, 94, 90.
Engelbert (Aartsbisschop van
Keulen) 294.
Englada (Lieutenant).
Eikel (Amold van) 303.
Erkelens90, 308, 309, 332, 349.
Ernst 193.
Erp (Godhard van) 224, 250,
254 — Johan 228 — Wil-
lem 228 — Elisabeth 229 —
Comelia 243.
Erpicum (Heer van) 134.
Essckeren (Jan van) 285.
Essen 41.
Etenaken 108.
46
Franquin (kwartiermeester) 45.
-ocr page 463-
— Vil —
Geradts (Bartholomeus Norbertus)
254.
Gerlach (St.) 57, 72, 92, 154,
157.
Gerstad 262.
Gerven (Johan van) 331.
Gexken (Albert) 325.
Ghent (Hendrik van) 323.
Ghilis (kapitein) 90.
Ghoor (kasteel) 205, 210, 220.
Ghoor (Daniel van) 206, 209-10,
233 — Lambert 206 — Ar-
nold 206, 208, 211 , 216,
226 , 236 , 250 — Willem
202, 209, 234 - Johan 209,
226, 234, 250, 253 — Aleyda
207, 209, 234 - Catharina
207 , 209, 236 — Johanna
207, 209, 236 — Benier 208
Jan Hubert 208 — Hendrik
208  — Isabella 208 — Bo-
brecht 224 — Alard 236,
311, 313 — Gertruda 236.
Ghoorenboseh 269.
Ginnonies (Don Juan de) 203.
Gladbach (Gerard Abt van) 295.
Goch 308-9.
Godsdael (Abt van) 141.
Goeie zie Guel.
Goere 193.
Goeterloe 308.
Golstein (Joachim van) Komman-
dant van Maastricht 71 , 74,
84, 119.
Gouthovcn (van) Notaris 127,140.
Gouware (Don Martin de) 27.
Govij (Don Diego de) 118, 121.
Franco (Manuel) Gouverneur van
Gulick 62.
Franssen (Peter) Deurwaarder
161, 170-71.
Frentz (van) 242.
Froidcourt 332.
Froulioven zie Kehre.
Frymersum (Willem van) 355.
Fuentes (Graaf van) kapitein ge-
neraal der Nederlanden 75.
Fyrenschats (Agent) 159, 169.
G.
Gaelen (Herman van) 317.
Gamarra (Don Stephan de) Am-
bassadeur 189.
Ganderingen 304.
Gangeringen 287.
Gangelt 285, 439.
Gaveren (Conrad van) Heer van
Geul 124, 388.
Geerlings (Jacob) 229.
Geleen 12, 13, 64, 207, 450.
Geilenkirrhen 53, 438.
Geisteren 280, 312.
Gelder 89, 168 , 308 — Mar-
celus Baron van 281 — Adolf
334 — Otto, Graaf van 280,
348 — Heynald 296, 349 —
Karel Hertog van 311 , 313,
315, 320 — Willem 325 —
Henrick 348 — Arnold 349.
Gelre (Wynant van) Kanunnik 18.
Geldersch waterrecht 313.
Gemert 156.
Gent (Baron van) Stadhouder van
Valkenburg 143, 149, 154.
-ocr page 464-
----- VIII
Goyen (Jacob van) 341.
Graesbeke (van) Procureur ge-
nerarl 35, 75.
Grammont (de) Veldmaarschalk
133.
Grathem 277.
Graty (Frans de) 91, 130.
Gravendael 193.
Gravenvoeren (\'s) 192.
Gravenhage(\'s) 68, 73,120,170.
Greiff (Johan Lodewijk) 243.
Gressenicli (Johanna van) 351.
Grevenbroeck (Jolian Frans van)
231 — Maria Hildegonda.
Grevenbroeck (stad) 452.
Greveraedt (dorp) 286, .\'{58, 300
— Jacob van 328.
Grison (Hofmeester) 119.
Grobbendonck (Graat\' van) Gou-
\\erneur van Overmase 149,
152, 155-50, 101, 100, 108,
180.
Groenre 280.
Groesbeeck (Dederik van) 305 ,
338 — Bela 338 — Seger 338.
Groesen 202.
Groningen 319, 323.
Gronsveld 27.
Groot-Meienborg 248.
Groot (Adriaan de) Rentmeester
der domeinen van Valkenburg
27, 35.
Grotius (Advokaat) 130.
Grubben (kasteel) 241.
Groulart (Agent) 51.
Grubbenvorst (heerlijkheid) 241,
280, 290, 443.
Grunsfoort (kasteel) 335.
Gruijs (Marcelis) 104 — II. 127.
Gulick (land van) 439.
Gulick (Reynald Hertog van) 288
—  Philippa 285.
Gulpen 05, 193, 370, 441.
Gulpen (N. van) 08 — Elisabeth
107 — Diederich 231.
Guasco (Octavio de) kolonel 91,
94, 97, 109, 114, 121, 133.
Guel (heerlijkheid) 12 , 13, 55,
Oi, 80, 115, 135, 197, 388
—  Heer van 85, 90,121,124.
Gusman (Don Fernando de) 27,
28, 32.
Gutshoven (Jacob van) 245.
Gyselman (Johan) 382.
Gysenborch (Catharina van) 335.
H.
Habets (J.) Pastoor 23, 43, 72,
129, 205, 304.
Hackfort (Alart van) 208.
Iladdenraij 29G.
Hacfften (Cornelis van) 215.
llaelen (dorp) 205, 210 — Jacob
van 312.
Haecx (Gcrard) 230.
Haeghen (Reinhard van) 248.
Haeren (Willem van) 219.
Haesdael 102, 113.
Hagens (Thys) 322.
Hamal (Margarcta van) 304.
Hammerstein (Gerit van) 328.
Hamel (Sergeant Majoor) 89.
Hannot (Thijs) 34.
I lammi 134.
Haren 19, 64, 73, 146, 193.
-ocr page 465-
-,
Harff (Willem van) 215,
Harve (Johan van) 354.
Hartclsteyn 38, 200.
Hartevelt (Johan van) 360.
Haulerive (kommandanl) 119,122
Heeck 71.
Heenvliet (Heer van) 213.
Heerlen (dorp) 12, 13, 91, 398.
Heerle (Jan van — alias Mewen)
242 — Mathys, Pastoor 288 —
Adelberna 405.
Heeremaii-Zuydtwyck (Maria Ale-
xandrina Barbara van) 240.
Hcergraeff ^Michiel) 258.
Heimbach (Ida van) 242.
Hekeren (Rode van) Hofmeester
131, 141.
Helvoort 243.
Helden (dorp) 280, 280, 450. —
Thomas van 312.
Hemmen 382.
Hembergh (Margaretha van) 310.
Hemert (Catharina van) 318.
Hennus (Hendrik) 247.
Henri-Chapclle 05.
Hertogenbosch (s) 135, 156.
Heringen 286, 358.
Hertogenrade (\'s) 10, 58, 68, 70,
83, 193,370,439,451.
Hertevelt (Renier van) 313. —
Steven 328.
Herten 243.
Herzelles (Charles de) 244.
Herenthals 88.
Herve 155.
•Hess (Jan der) 361.
Heukelom (kasteel) 330.
Heuss (Antoon) 249.
Heusden (Jan Heer van) 206.
Heyendael (Catharina van) 375.
Heyerhof 242.
Hcyοhuizen 217, 250, 257.
Heyden (Johan van der) 278. —
Dieric 281,337. Gisbert 285.
— Johan Ignatius 356.
Heze (Te) 278.
Hildesheim 163.
Hilgenfelde 262.
Hillen (Johanna van) 330 — Gerit
330. — Johan Renier 356.
Hinsbeck 241, 286, 358.
Hochstade (graaf van) 192.
Hochkirchen (Adam van) 243. —
Johan 207.
Hocht 72.
Hoensbroeck (heerlijkheid) 12,
187 — Adriaan (Markies van)
5, 34, 37, 88, 91, 115, 145,
208, 291 — Gaspar Ulrich
(kommandeur der Duitsche
Orde) 156, 163.
Hoensbroeck-Guel (Wolter van)
Stadhouder en Voogd 15, 78,
124 — Conrad Ulrich (Com-
missaris) 22, 24, 31, 38,
Stadhouder 48, 50, 58, 66,
71, 122, 129, 134, 145, 149
— Wolter Frans (Stadhouder)
186, 195.
Hoensbroeck-oud-Valkenburg Da-
niel) Commissaris 68, 80, 98,
163.
Hoen van der Lip (Margareta) 241
—  Caspar 250.
-ocr page 466-
— X —
Hoen-Cartils (Jonker van) 34 —
Jan 48, 375 — Jan Renier 125,
173 — Johauna Maria 332,
Adelhert 200.
Hoen 7.u Locvenicli 212.
Hoenshuis (kasteel) 48.
Hoefve (van den) 39, 43 —
Seholtis te Heerlen 44, 51 —
Peter (Luitenant-Drossaard) 78
Servaas 152, 156, 102.
Hoemken (Gertrude) 320,
Hoekell (Dirk) 351.
Hoisse 112.
Hoelgrat (Huub op de) 375.
Holtbecker (Seholtis) 34, 42, 51.
Holsit 52, 124, 193, 451.
Holswvlcr (Jacob) 328.
Holtmeulen (Jan van) 211, 212,
339 — V-illiiick 308, 339 —
— Gerard 312, 339 — Jacob
312 — Fey 339 - Egbert 339
—  Baetse 341.
Holthusen (Matbys van) 337 —
Joban 355 — Renier 358 —
Derick 361 — Frambach 361.
Honsteijn zie Boonenbergli.
Hom (Graafschap) 205.
Horn (dorp) 240, 248 — Burcht
van 250.
Horn (Graaf Jacob van) 210, 211,
224, 250 — Johan 212 —
Gerard 224, 277 — Willem
\' 233, 277 — Mechtildis 277.
Horion (Willem van) 212 — Arnt
212 — Gerard Arsuerus Louis
221 — Maxiniiliaan Henri Hya-
cintli 222 — Assuerus Louis
222 — Karel 222, 248, 253.
Hornech (Johan van der) 234.
Horpusch (Balduinus) Abt van
Kloosterrade 60.
Horst 242, 280, 327 — Dirck
van der 281 — Conrad 311,
330-31.
Hortado (don Inigo de) 21, 22.
Hostart 124.
Houben (Rut) 272.
Houthem 13, 57, 64.
Houthuzen 286.
Houtblerick 310.
Hous 192.
Hove (Catharina van) 244.
Hovelmans (N) 356.
Huen van Sutersbecke (Eusta-
chius) 295.
Hulhoven 207.
Hulsberg, 3, 64, 103, 165 —
Mathilde van 213.
Hulst (Jaspar van) 120.
Husshoven 311 — Willem van
328.
Huygens (Christiaan) 10, 15, 20,
85.
Huyn-Amstenrade (Werncr) Stad-
huudcr en Voogd 78 — Vrouwe
van 121, 112.
I.
Impel (Willem van den) 312.
Imstcnraedt (Wijnant van) 142.
Inkevoortshof 248.
lngels (d\') 248.
Ingenhof 240.
Ingen-Bogardt (Truyke) 294.
In der Horst (Lodewijk) 352, 356.
-ocr page 467-
\\
Kerckbcm (Philip Baron de) Land-
Drossaard 249.
Kerkrade 125, 191.
Kerpen-Lommessen 124.
Kessel (Land van) 280-90, 350.
Kessel (dorp) 280, 280, 447.
Kessel (Hendrik, draaf van) 280,
294.
Kessel (Johan van) 281, 297,
304, 305, 307, 309, 338,
Godhard-Godert-Goert, 282,
297, 304, 305, 318, 337 —
Willem 297, 307, 308, 309,
312, 313, 332 — Siger 297
—  Mathijs 297, 304, 305,
307, 310, 338 — Sibrecht
304, 308, 309 —Arnolt Stru-
ver 308, 338 — Gerit 308 —
Henrie Frans 308, 338 —
Everhard 309 — Tilman 309
—  Wilhelnia 309 — Gerarda
312 — Elisabeth 312 — Nees-
ken 312 — Christoffel 312 —
Johanna Maria 332 — Renier
Gaspar 332 — Catharina 332.
Kessel op \'t Oever (Willem van)
337, 340 — Mathijs 337-38,
340 — Margareta 337 — Si-
brecht 338 — Johan 338-39-
40 — Godert 338 — Vullinck
338 — Balthazar Ulrich 340
—  Adolf Philip 340 — Anna
Maria Gertrudis 341 — Johan
Willem 341 — Ralthazar Adolf
340 — Ernest Maximiliaan 341
Gaspar Joseph 311.
Kessel - genaamd Roeffart (Floir-
Insnla (St. Maria in) 294.
Isendoorn a Hlois (J. R.) 129—
Philibert 181.
Isolaui (Velflmaarschalk) 118.
Itteren 12, 13, 55. 04, 124.
Ittervoort 277.
Ittersum (van) kapitein 132 —
Robert, Drossaard van \'s Her-
togenrade 183.
J.
Jabeek 13.
Jacobs (Laurens) 171.
Jacops (Dirich) 258, 2ά8.
Jacobi (Joan) 254 — Jacob 254.
Jeglier (Karcl de) 231.
Jufferen-ven 231.
Julemont 386.
K.
Kaas (Ritmeester) 108.
Kadier 193.
Kaenys (Jacob) 320.
Kalckhoff (Jacob) 132.
Kaldenbroeck 230.
Kalverpasch 310.
Kanipbuyscn (Hendrik van) 321.
Karaeryck 08.
Karel V (Keizer) 327.
Katbagen 208.
Kebre (Jolian) 356.
Keil 330.
Kelmisberg 123.
Kempen 311 — Herman 305.
Kenijcbten (όirk van) 350.
Ker (Dietricb) 330 — Johan 342.
Kercliovc (Judocus van den) 244.
Kerckcrinck-Borg (Maria Agnes
Engelbertina von) 246.
-ocr page 468-
— XII
ken van) 304 — Godert 341 -
42 — Gerit 341-42 — Hen-
drik 341 — Willem 341 —
Elisabeth 341 — Christina 342
—  Thonis 342 — Mathijs 342
—  Adolf 342 — Anna Maria
342.
Kesseleyck 311.
Kessen (P.) 220.
Kessenich (Johan van) 220, 254
—  Hendrick 295.
Keulen 124.
KeulUr 153.
Keverberg (Ch. Baron de) 223,
231, 247 — Godhard 230,
242-43 — Caspar 230, 245,
290 — Lambcrt 241, 245 —
Johan 242, 245 — Renier 242,
245 — Rutger 242 — Elisa-
beth 242 — Hans Caspar 243
—  Rudolf 242, 245 — Frans
243 — Clara 243 — Otto
Willem 245 — Johanna Bar-
bara 245 — Maria lied wig 245
— Elisabeth Julia Segerina 245
—  Catharina Francisca 215 —
Godhard Diederich 245 — Cor-
nelia 245 — Willem 245 —
Hans Everard 245, 290 —
Hendrik 245 — Johan Frans
Karel Emanuel 240 — Rudolf
Caspar 246 — Jan Frederik
Lambert 240 — Jan Willem
240 — Jan Lodewijk 246 —
Andries Edmond 24G — Bar-
bara Alexandrina 240 — Karel
Frederik Joseph 246 — Karel
Lodewijk Willem 246 — Cle-
mentina Francisca 246 — Fre-
derik 247 — Elfrida 247 —
Rudolf Caspar 336 — Caspar
Emanuel Joseph 336 — Karel
337.
Keizerbosch (Proosdij) 305.
Kinschot (Thesaurier) 39.
Kloosterrade (Abdij) 405.
Knoije van Anstenroide (Martyn)
375.
Kodinckhoven 310.
Kolne (Wilhelmus) 295.
Kopvoert 286.
Kovesdonk 343.
Krickenbeck (Ambt van) 286, 350,
358 — Kasteel 358 — Johan
van 298 — Sybrccht 298,360
— Johan Willem 338.
Kritzrade 285.
Kuijlen (Pilgrum van der) 337-38.
Kypshoven (Gadert van) 340.
L.
Lacmcrstorp zie Breydenbaent.
Lacr (Leonard van) 215, 249.
Laguna zie Tor.
Lamberti (Wynand) Abt van
Kloosterrade 164.
Lamboy (de) Generaal 130.
Langcvelt 287.
Langendonck 287.
Lannoij (Claudius de) Gouverneur
van Maastricht 22, 33, 35, 49.
Lantwyck (Arnt van) 238.
Larracabal (Don Diego de) 90, 94.
Laterra zie Campo.
Laurensberg 242.
-ocr page 469-
— XIII
Laverne (Luit.«Generaal) 00, 121,
133, 146, 153.
Leeck (Stephan) 234 — Johan
234 zie Brempt.
Leede (Markies de) Gouverneur
van Overmase 84 — verovert
liet kasteel Valkenburg 87, 88,
01 — vertoeft te Roermond
02, 05, 07.
Lemans (Jan) 223.
Lenarts (Hubreclit) 140 — Peter
210.
Lense 287.
Leon (Don Ponlio de) (il.
Lernia (Hertog van) 72.
Lerodt (Dirk van) 124.
Leuchtenberg (Hertog van) 247.
Leutli (fort van) 00, 135, 150.
Leuth(dorp) 20li, 28G, 341, 358.
Leut (Th. van) 303.
Lewen 353.
Limburg (land van) 16, 58, 68,
376 — Kasteel 133.
Limburg-Slyrum (Graaf van) 53,
221.
Linmiel 105.
Linne 348, 354, 414
Lintsenicb 242.
Lip (Margarcta van der) 241 —
Dederich 281, 326 — Jaspar
200, 327.
Lismael 34, 588.
Lobbrich 286, 310, 358.
Lobith 286.
Locbt (Hendrik van der) 282.
Lochtenberg (Heer van) 231.
Lochum 287.
Locquet (Raadsheer) 171.
Loλ-Wissen (Charlotta van) 217.
Loevenich 242.
Lodge (Maria) 247.
Lonmiersen zie Kerpen.
Lom (Johan van) 228, 361 —
Johan George 241.
Longueville (Graaf van) 168.
Loo (Kapitein) 120.
Looz (Graafschap) 205, 250, 256
—  Johanna van 277 — Got-
hard 285.
Lothrijk (Hendrik Graaf van) 280.
Lotbroeek 207.
Lottum 280, 200.
Lovania (Johan a) 304.
Loyeus (Hendrik) 160 — Con-
rad 220.
Luik 60, 163.
Luneborg 322.
Luttelvorst 241-42.
Lynden (Ernest Graaf van) 124
—  Anna van 246 — Johan
20O, 326 — Arnt 200 —
Jaspar 200 — Glementina 332
—   Frans 332 — Elisabeth
Anna 335.
Maasbracht 241, 348, 351, 353.
Maasbrιe 280, 306.
Maaseyck 53, «£ 206.
Maasland 254.
Maastricht 18 — beleg en over-
gave 53, 55, 65 — opnieuw
belegerd 70, 04 — Gouver-
nenrs en Kommandanten van
-ocr page 470-
XIV
135, 139, 153 —Burgemees-
ters en Schepenen 139, 109.
Maenhals (Hendrik) 74.
Maertens-Voeren 192.
Madrid 204.
Madril (Kapitein) 107, 108.
Magnus (Hendrik) 199.
Malaga 244.
Malte (de) 172.
Malva (Kapitein) 118.
Margraten G5, 183, 193, 377.
445.
Margelle (Jan de la) 124 —
Arnold Drossaard van Daalhem
186, 195.
Marck-Brandenbnrg 2(52.
Marienweerdt 295.
Marnay (Markies de) Gouverneur
van Overmase 20, 25, 35, 70.
Marsing (Generaal) 119.
Martelz (Clacs) 328.
Massing de 1\'Abbeij (Baljuw) 134,
147.
Materberg 197.
Mauleon (Frans de) 241.
Meer (heerlijkheid) 341.
Meer (Gerard van) 18 — Benier,
Ontvanger-Generaal van Valken-
burg 33, 34, 35, 43, 49, 101
— Walter Luiteuant-Drossaard
149, 157, 162, 189.
Mecrssen 12, 13 ..... 407, 410.
Meerlo 280.
Meckelenborg 325 — Albrccht
Hertog van 327.
Mechelen 68, 170.
Mclick-Herkenbosch 240, 348. -
Melyn (Heer van) 316.
Mello (Don Francisco de) Gou-
verneur der Nederlanden 107,
108.
Mendoza (Luitenant) 22.
Mercator (Thys) 331.
Merckstein 124, 193.
Merssen (Gerardus van) 207 —
Joost 212, 248 — Corst 352.
Merode (Agnes Wilhelmina van)
220. — Dries 225 - Johanna
241 — Johan 243 - Gothard
245 — Gerard 304 — Fre-
derik 304.
Merwijck (Carpar van) 222, 315,
318, 320-27, 334 - Willem
250, 290, 318, 327-28, 342,
355_56 — Thys 281, 315,
327 — Henric 288, 309, 315
—  Dirck 315, 342 — Gerard
282, 309, 313, 315, 317,
339 — Johan Tcngnagel 309,
315 — Elbert 312, 315 —
Cornelius 315, 327 — Freza
315 — Agnes 318 — Johanna
318, 327, 330 — Margareta
327 — Willem Caspar 330 —
Theodoor Frans 334 — Cle-
mcntina 334 — Walrada 334
—  Willem Antoon 336 — An-
toon Adriaan Frans 336 — Ju-
dith Cornelia Maria 336 —
Thedora Maria Josepha 336 —
Maria Anna 341.
Mesieres (Frans de) Kommandant
van\'t fort Elve, 88, 104, 121,
154, 164.
-ocr page 471-
xv —
Mortier 121, 192.
Moretti (kommandant van Dael-
hem) 133.
Mottry zie Lannoy.
Motte (de la) 21.
Moulingen 142, 192.
Moultz (Peter) 249.
Mulart (Peter) 365, 375.
Mulenbeek 308.
Musch (Griffier van den Piaad
van State) 139.
Musschenbroek 153.
Mussenberg 203. 332.
Munster-Eijfοel 288.
Mylendonck (Diederieh van) 212,
230 — Herman Diederieh 217
—   Maria 217 — Adolf 217
—  Gothard 215-16 — Marie
Louise 219 — Louis Herman
Frans 220 — Agnes 340 —
Balthazar 340.
N.
Napoleon I 247.
Nassou (Jan Graaf van) 24, 31
—  ligt met zijn leger te Val-
kenburg en omstreken 57 —
verovert het kasteel 71, 87
—  Maurits 53 — Adolf 350.
Nassou-Dietz (Prins van) 357.
Navagne 72, 94.
Neer 205, 210.
Nederweert 219, 225.
Nederitter 238.
Nesselrode 375.
Neufchateau 192.
Neunhof (kasteel) 242, 244.
Neuendorf 262.
Mesch 143.
Metternicli (Anna Sophia There-
sia van) 33(5.
Meurs 141 — Graaf van 235,
249— Diederieh 285, 288 —
Johan 285, 304, 348 — Chri-
stoffel 312 — Herman 362.
Mewen (Jan van) genaamd Kc-
verberg 332 — Johan 351.
Mewenhof 245.
Mexia (Don Diego) 37.
Meyel 200-7, 220.
Michiels (Frans) 215.
Middelaer 358.
Middelbeek (kasteel) 241.
Mierlo 206 — Heer van 231.
Mierlaer 288.
Millen 285, 304, 348.
Moeyts (Peter) 258.
Moerdyk 277.
Moher-Oe 207.
Molhuysen (P. C.) 262.
Mombeeck (Arnold van) 242 —
\'Arnt 351.
Monix (Anna) 331.
Mannien (Wolter) 353.
Monikkeij-Kessel 295.
Monssen 124.
Montero (kapitein) 114, 118.
Montmorency (Philip van) 213.
Montfort (Ambt van) 348, 356
—  dorp 348-49 — de burcht
\' 348, 350 — Agnes van 214
—  Beatrix 211, 212, 214 —
Elisabeth 211 , 212 , 214 —
, Egbert 338.
Moreel zie Wilre.
-ocr page 472-
XVI
Neuborg (Heer van) 376.
Nieuwenhagen 13.
Nieuwstad 308, 348, 353-4, 441.
Ninio (Don Juan de) 24, 33.
Nobbenberg 124.
Navarra (Rudolf) kwartiermees-
ter 72, 73.
Novelles (Graaf de) Gouverneur
van Overmaze, legt in de kerk
van Valkenburg den eed af
34, 35, 45,40, 48, 51, 65.
Nunen (Heer van) 231.
Nunbem (kasteel) 205, 248 —
Hendrik van 211, 250 —
Daniel 226, 249-50 — Tho-
mas 229, 327 — Renier 239,
258.
Nuth 13, 64, 68, 124.
Nydeggera zie Schenck.
Nyertar (Jacob van) 299.
Nyhoff(J. A.) 262, 264, 297,
305.
Nymegen 300, 318, 328.
Nys (Arnold) 242.
O.
Obbendorp 77, 312.
Obbicht 448.
Odiliλnberg331,348, 354, 449.
Ochten 288.
Odenhoven (Godhard van) \'229,
249.
Odekercken (Jan) Schepen 103.
άensel (Peter van) Schepen 98.
όest (Alverda van) 236 — Fe-
licita 237 — Isabella 237.
Offcnrijt 312.
Offenbeeck 338, 353 — Engel
van 356.
Ognate (Graaf d\') 35.
Olne (Baron d\') 336.
Oirsbeek 12, 13, 98, 124.
Oirschot 40.
Olislagers (Nicolas) Ontvanger-
Generaal 82.
Ommel 221.
Oncle (van) Ontvanger-Generaal
39.
Oost-Vriesland (Johan Graaf van)
75.
Oost 193
Oostrum 312.
Ophoven 207, 234, 250.
Op-gen Burggraeff 290.
Op-gen Puttingh 290.
Op-gen Rhaey 290.
Op-gen Grave 310.
Opherten 332.
Op \'t Oever 337.
Opscheumert 168.
Oranje (Prins van) verovert Maas-
tricht 54 — Gouverneur van
Overmase 64, 73, 80, 83 —
De Prinses weduwe van Oranje
reist naar de Overmaassche
gewesten 140 — Willem
Hyacinth 244 — Willem 342
— Frederik Willem 357 —
Willem Hendrik 357.
Ossenbroeck (Johan van) 290 —
Herman 354.
Othelinde (Gravin) 295.
Ottenstcyn (Heer van) 302.
Oud-Valkenburg 12, 13, 64,
-ocr page 473-
71 — Heer van 691 , 206,
443.
Outremont-Ribeaucourt (Fr. d)
kolonel 52, 73.
Overhalen 233.
Ovcrlynter 227.
Oye 295.
Oyen (kasteel) 335, 342— Pacht-
hof 341 — Willem van 318.
P.
Paddenpoel 323.
Paelwyck (Hendrik van) 326.
Paerle (Kleinen) 331.
Palant (van) 142 — Bernard 220
— Werner 238.
Paludanus (Advokaat) 140.
Panhedel 207, 220.
Pannenhof 248.
Papenheijm (Graaf van) Veldheer
54, 55, 64.
Parick 296.
Passart (van) 34.
Patteren zie Bock.
Pattoun (Willem van) 48, 208.
Pauw (Piaadpensionaris) 53.
Pιe (Baron de St.) 172.
Peelland 205.
Pccrssynchen (Heer van) 326.
Pelt (Notaris) 181.
Pesters (Luit.-Voogd) 144, 149,
154, 162.
Petermans (Scholtis) 159.
Pcutcnsgiοcndt 351.
Piccolomini (Graaf) Veldheer 93.
Pieck (Walrava) 289.
Piell (Willem) 211 — Lambert
235, 249.
Pierson (Luitenant) 171.
Pleur (Kolonel) 165.
Poeijn (Adriaan) 240, 253.
Poederoyen (Heer van) 318.
Pol 207, 220.
Pollart (Andries van) 215 — Ful-
linck 226 — Rutger 229 —
Jan 230 — Hendrik 231 —
Elisabeth 241 — Diederich
241 — Fr. 243 — Lambrccht
312 — Arnold 331 — Dirck
339, 352.
Polen (Prins van) 25.
Pollius (Peter) 258.
Pollart (Dicderick van) 309.
Pontanus 315.
Posterholt 348, 354.
Prada (Don Andrea de) 22, 23.
Prinsenhof 272.
Proostbosch 263.
Puttongen.
Q
Quaede (Martij n de) 149.
Quickcn (Jan) Schepen 256.
R.
Rache (Baron de) 219.
Raedt (Kasteel) 242.
Raede (Tilmanus de) 296.
Rade 308.
Raedts (Johan) Secretaris 165,
189.
Racsfelt (van) 193.
Randeraedt (Frederik) Luitl-Dros-
saard 23, 40, 42 — Cornclis
van 254, 271.
Ranst (Heer van) 75.
Ratzeborg 322.
-ocr page 474-
— XVIII —
Rohe (Johan de) 241 — Martijn.
Willem 241.
Roggel 235.
Rollois (Raron de) 244.
Roosen (Veldoverste) 111 —
Johan 245.
Roosteren 243, 245, 348, 353.
Root (Auditeur) 72.
Rossem (Marten van) Veldoverste
318, 326 — Johan 326.
Rostock 322.
Roussillot-Hodrival (Raadsheer)
163.
Rousse (Willem de) 226.
Roveroy (Sergeant-Majoor) 90.
Royde (Willem van) 212, 223.
Royer (de) Sergeant-Majoor 96.
Ruremonde (Thijs van) 339.
Rutichoven 238.
Rutzevelt 126.
Ruysbroeck (Heer van) 76.
Ruytenborch (Steven van) 326.
Rycholt 27 — οiele van 371.
Ryngelenburch (Johan van) 352.
Rysvoerden (Hendrik van) 308.
S.
Sachsen (Magnus) Hertog van 321.
Salazar (Graaf van) 22.
Salados (Markies de) 61.
Salie (de la) 172.
Sartaruys (Markies de) 52.
San Juan (Petro de) 30.
Savelandt (Johanna Catharina van)
243.
Schaghen (P.) 10, 182.
Schaloen 34.
Schaesberg (dorp) — Frederik
Raucourt 80.
Ravensdonck zie Koversdonck.
Ravensbosch 165.
Ravensteyn (Leonard van) 220.
Recheim (Heer van) 124, 332.
Renesse (Graaf de) 53.
Renisbur 295.
Reul (Dirk) Secretaris 90.
Reyde (Godfried van) 295 —
Johan 310, 358.
Rhijnsberg 71.
Rheingraf (P.) Commissaris-Ge-
neraal der Staatsche legers
147, 149, 152.
Rhoe (Gaspar) Notaris 37.
Richard (Theodoor Johan) 291.
Richardson (E.) 375.
Richel 192.
Rietra (Werner) Schepen 51 —
Lambert 95, 113, 118 —
Raet-Commies 122.
Rimburg 123.
Rios (Anthonio de) Gouverneur
van Leuth 150.
Rode 297.
Rode van Ilekeren (Hofmeester)
131, 141.
Roeiοart (Gerard) 309 — Goert
311 - Gerard 312.
Rodrigo zie Castel.
Rodrigue (Ausias) Kapitein 24.
Roermond 53, 260, 265, 286,
300, 304, 308, 328, 334.
Roermondsche huis 313.
Roerdorp 193.
Roest van Ensenbroeck (Hans
Diederich 274.
-ocr page 475-
— XIX —
Heer van 24, 44 , 58, 139,
173 - Michiel 34 , 48 —
Vrouwe van 37 — Richard
124 - Rudolf 358.
Schans (de) 242.
Scharn 18, 91, 105, 106.
Schandelen 405.
Scheiffart, zie Merode.
Schellaert (Walraf) Commissaris
24, 48, 68, 74, 77, 79 —
Jan 124 — Gielis 215 —
Schellaert-Obbendorf (Wynand)
290.
Schenck van Nydeggen (Arnold)
237 — Adolf 244 - Chris-
toffel 250 — Martijn 281 ,
330 - Hendrik Ignatius 281
—  Johan Martijn Joseph 281
—  Johan 335 — Henric 282,
312 — Andries 282 — Jan
Adam 282 — Dirck 311 —
Otto 311.
Schenck van Tautenburg (Jurgen)
Gouverneur van Vriesland 323.
Schimmert 75, 82.
Schinnen 12, 13, . . . 206, 444.
Schin op Geul 13, 101, 124.
Schinveld 13, 337.
Schoonvorst (Conrad van) 197 ,
206.
Schonau (Kasteel) 340.
Schonborn (Jan van) 375.
Schot (Raadpensionaris) 203.
Schugens (Karel) Schepen 43,
50, 98, 106, 138, 161.
Schwartzenburg (Jonker van) 34.
Scijgels (Willem) 398.
Sedan 80.
Serooskercke 332.
Sevenbergen (Heer van) 316.
Sevenum 280, 332, 444.
Sibbe 120.
Simpelveld 124, 191.
Sinnich 107.
Sittard 45, 53, 62, 207, 234,
439.
Slanghen (Schepen van Maas-
tricht) 169.
Slangenborch (van) Generaal 275.
Slaterbeeck (Goyart) 297, 307.
Slenderhan 242.
Sloet van de Reλle 296.
Slyp (Advokaat) 117.
Snyders (Martyn) Scholtis 5, 6,
62.
Solms (Graaf van) Gouverneur
van Maastricht 111......
— Henric van 303.
Solre (Graaf van) 51.
Soons (Lambert) 53, 90, Griffier
der Staten 98,106, 138, 161.
Spa 141, 156.
Spaubeek 12, 13.
Spaur (Hieronima Catharina van)
220.
Spee (Willem van) 164 — Fre-
derik 262 — Hendrik 230.
Spede (Johan) 339, 360 — Karel
339, 360 — Maria 342 —
Henric 361 — Goert 361.
Spekkerbrug 263.
Spieck 332.
Spinola (Ambrosius) Velmaar-
schalk 20, 21, 30, 31.
-ocr page 476-
— XX
Sponssen (J.) 182.
Stalbergen (Johan van) 328, 339.
Stamproy 277.
Stas (Jeronimus) Advokaat 83,
92, 118 — N. Raadsheer te
Brussel 257, 395.
Staede (Mabilia van) 296.
Stauffen (Gravin van) 277.
Steenbergen (Johan van) 288.
Steenhuijs (Johan van) 330.
Stege (Kasteel) 241-43, 290.
Stepraedt (Johanna van) 243 —
Diederich 290, 331-32 —
Walrava 330 — Renier 330.
Steyn 135 , 328 — Arnold van
206.
Sterbais (Simon van) 199.
Stevensweert 65, 69, 87, 103,
133, 166.
Stins (Jan) 223.
Stock (Johan van der) Scholtis
154.
Stochem 253.
Stommel (Catharina van) 208.
Straelen (Peter van) 211 — Cor-
nelis 216, 249 — 309, 310.
Strabach (Johan van) 43, 140,
146.
Siraet (Peter) Ontvanger-Gene-
raal 95, 99, 104.
Strange (Joseph) 233.
Swalmen 286, 332, 348, 361,
448.
Swartbroek 286.
Swolgen 280.
Suetersbecke zie Huen.
Synderen 332.
T.
Tassignij 241.
Tautenburg zie Schenck.
Te gen Hoeve 310.
Te gen Holt 311.
Te gen-Eyckcn 311.
Te gen-Broeck 242, 310.
Te ger-Beten 238.
Ter-Meulen 238.
Ter-Oe 207.
Teuwen 68.
Thanheim 26.
Thorn 219, 236, 238, 277.
Tielervaard 318.
Thijnen (Philip vanj 332.
Till (Willem van) Drossaard 66,
67, 71, 74, 95, 132, 140,
142, 149, 162, 180 —Joost
187.
Tieff (A de) 172.
Tilburg 16.
Tor de Laguna (Markies de)
114, 115.
Tregnier (Antoon de) Komman-
dant van Valkenburg 89, 94,
97, 104.
Trembleur 193.
Treslong (Markies de) 117.
Triconde.
Trips zie Berg.
Tromp (Admiraal) 163.
Truyden (St.) 150.
Turenne (Vicomte de) 80, 92.
Twisteden 358.
U.
Ubach.124, 277.
Ubachsl91.
-ocr page 477-
— XXI —
Velasco (Don Nicolas de) 46, 52.
Veldtbruggen (Lodewich van) 311
—  Rutger 312.
Venlo 53 , 169 , 241-42 , 286 ,
308, 327-28, 342.
Venray 280.
Verbeelen (Jan) 125.
Verdun 92.
Verheven (A.) Auditeur 115.
Verdonck (Anna) 222.
Veth (Jacob) 182.
Viersen 310, 358.
Vilers de Pitι (Louisa Josephina
Maria de) 247.
Viliar 219.
Vilt 71.
Vinck (Godhard)226 —Johanna-
228 — Goert.
Vis (de) Notaris 127.
Visι 83, 150.
Visscher (Kapitein) 89.
Vivero (Don Juan de) 37, 57, 72.
Vlemminghs (Griffier) 36, 39.
Vlieck 105.
Vliermael 250, 257.
Vlodrop (dorp) 348, 354, 445
—  Gerard van 206 — Wil-
lem 211 — Jan 226 — Jan
Hendrik 317.
Voerendael 13, 124.
Vogels (Jacob) 211 — Johan 233
—    Adam 248 — Hendrik
248, 254, Gohard.
Vogelshof 248.
Vogelsanck 242.
Voordt zie Duverden.
Voort (Johan van der) 282.
Ubberghen (Werenbrecht) Heer
van 338.
Ulestratenl3,64, 80, 124, 135.
Utrecht 208.
Vaels 123, 124, 193, 451.
Vaesrade 12, 13, 18, 58.
Valck (Jacob) 262.
Valkenburg (Land van) met Lim-
hurg vereenigd 11 — belas-
tingen 12, 13 — Deenschc
hulptroepen 109-10,165,394.
Valkenburg (Stad) 22 , 23, 90,
103 — Margareta van 206
—  Het kasteel door de Staat-
schen veroverd 58 — door de
Spaanschen hernomen 71, 74
—  Andermaal door de Staat-
schen ingenomen en wederom
door de Spaanschen hernomen
87 — opnieuw in \'t bezit der
Staatschen 118 — wordt ver-
woest en afgebroken 119-22
— is evenwel nog bewoonbaar
131.
Valckensteyn 214.
Val-Dieu 142.
Valengin 130-31, 164.
Valette (de la) 127, 130.
Valier (Markies de St.) 121.
Varick (Hendrik van) 211.
Varambon (Markies de) 61.
Vaudemant (Heer van) 65.
Velbruck (van) 222.
Velden 242.
Velaer 286.
-ocr page 478-
— XXII —
Weerdenborch (Heer van) 326.
Wcerst 192,
Weert 16, 23, 83, 219 — Jan
van 242.
Well 242, 358.
Weiten 37, 187.
Welzow (Maria Josephina de) 244.
Weichs (Margareta van) 322.
Went (Gerard de) 296.
WTendt van Wiedenbrucq (Baron
van) Bisschop van Osnabruck
335.
Wese (Cornelis van) 328 —
Sandrina 330.
Wessem (dorp) 447 — Johan
van 278.
Westrum (Diedcrich van) 228 —
Guido 293.
Weustenraedt (Herbert van) 353.
Wevclhoven (Goert van) 361 —
Gelis 301.
Weyer 49 — Gelis van de 206,
208 — Lette 233 — Willem
288 — Dirck 288.
Wezemael 149.
Wier (Geneesheer) 262.
Wiedenbrucq zie Wendt.
Wilre 168 , 364 — Johan van
235, 338 - Rcnier 364 —
Henrich 364 — Johan 364
— Arnold 364.
Wiltz (Graaf van) Gouverneur van
Overmase 97.......
Winden (Johan van der) 334.
Winckelhuijsen (Willem van) 290.
Withem 53, 76, 78 - Gerard
van 386.
Voorst (Johan van) 331 — Jur-
gen 340.
Vos (Jonker van) 180-81.
Vossen (Andries) Schepen 272.
Vredendael (Heer van) 354.
Vrnsschenberg 37.
Vucht 285, 348.
Vurtenbach 41.
Vyghen (Peter) Schepen 39 —
Mathys 398.
Vijgh (Joost) 333.
Vyehof 304.
Yylen 193.
Vijssche (Hendrik van) 354.
W.
Wachtendonck 312 — Arnt van
361 — Woltcr 301, 375.
Waechmans (J. M.) 229.
Waes(Arnold van)214 — Johan,
Stadhouder der leenen 212,
238, 248-49-50.
Wagemans (Jacobus) 221, 223,
248 — Jan 259.
Wageningen 325.
Walbeeck 290, 358.
Waldvucht zie Vucht.
Waldoes (Maria van) 342.
Walhorn 02.
Wanckum 280, 358.
Wanssum 280, 287
Warelles zie Yve.
Wareraberg (Kasteel) 205, 224.
Warluse zie Renesse.
Warner (Hans) 223.
Wassenberg 192, 207, 240,370.
Wassenaer (ο. W. van) 335.
Waterhaelcn 248.
-ocr page 479-
— XXIII —
Wittenhorst (Baron van) 220 —
Johan 228, 248 , 281 —
Walraf 281, 290, 326, 356
— Jan 330, 351, 356.
Woeringen 193.
Wolff (Luit\'-Kolonel) 109.
Wolffkoel (Procureur) 269.
Wolfsgraven 263.
Wolfhagen 349.
Wouters (M. J.) 299.
Wurtenberg 124.
Wyck (Jan van) 212, 223 —
Catharina 228.
Wyer 49.
Wijerhorst (Johanna van) 311.
Wylack (Anna van) 354.
Wilich (Irmgarda van) 240 —
Johan Christoffel 290.
Wijnandts (Schepen) 162.
Wynandtsrade 12, 13, 34.
Wysschel (Mettel van) 310.
X.
Xanten 304.
Xyron (Don Juan) 24.
Y.
Ylen (Rutger van) Ontvanger-
Generaal 131, 149.
Yseren (Leonard van) 375.
Yve de Warelles 69, 96.
Z.
Zeyl (van) 221.
Zusterzeel 207.
Zuylen (Wolter van) 290.
WAPENSCHILDEN.
Agris 339.
Arnhem 331.
Baerlo 339.
Baexem 239.
Barich 237.
Beers 327.
Belderbusch 132.
Bergh 45.
Bierens 336.
Bocholt 234.
Boedbergen 331.
Boetselaer 104.
Bongart 34.
Boshuysen 356.
Bourgogne 29.
Brede 3Σ7.
Brerapt 24.
Broechuysen 308.
Buillon 70.
Caldenborch 68.
Clarisse 353.
Cortcnbach 49.
Cruchten 244.
Daelcn 323.
Deurne 334.
Dobbelstein 234.
Donck 318.
Doornick 331.
Draeck 68.
Duckweiler 107.
Dursdael 330.
Duverden 68.
Dijck 356.
Edinghcn 239.
-ocr page 480-
— XXIV —
Eicholtz 234.
Elmpt 339.
Eyck 331.
Eyll 338.
Eynattcn 48.
Fallez 29.
Gelder 334.
Gent 147.
Ghoor 234.
Grevenbroeck 340.
Groot 27, 99.
Grobbendonek 186.
Groesbeeck 338.
Gulpen 107.
Haelen 254.
Heyden 337.
Hillen 330.
Hoen 48.
Hoensbroeck 15.
Holtmolen 312.
Hornech 234.
In der Horst 352.
Impel 312.
Imstenraedt 142.
Iscndoorn 129.
Ittersum 132.
Jegher 309.
Kessel 305.
Kcssenich 229.
Lannoy 35.
Laverne 132.
Leeck 234.
Lede 84.
Marnay 25.
Meer 27.
Mcrwyck 309.
Mercator 339.
Merssen 352.
Metternich 336.
Mottry 35.
Moultz 229.
Mylendonck 218.
Noyelles 34.
Nuenhem 229.
Oultremont 52.
Oyen 318.
Pee St. 172.
Pollant 310.
Pollart 339.
Pyl 235.
Randerandt 23.
Rheingraf 149.
Ribcaucourt 52.
Rode 132.
Rollois 244.
Rossem 318.
Schaesberg 48.
Schellaerdt 48.
Solins 111.
Spede 339.
Spinola 21.
Stein-Callenfels 135.
Steinhnys 331.
Stepraedt 330.
Stalbergen 339.
Till 60.
Tits 230.
Ull\'t zie Doornick.
Valkenburg 32.
Veldbrugge 312.
Voorst 331.
Waes 239.
Waegemans 221.
I Wasscnaer 335.
-ocr page 481-
— XXV —
Wendt 335.                                   Wiltz 97.
Welzow 322.                                 Wittenhorst 352
Weustenraedt 353.                         Yve 69.
Wilie 235.
SCHEPENZEGELS.
Holsit-Vaels 451.
Kessel 447.
Linne 444
Margraten 445.
Nieuwstad 441.
Obbicht 448.
Odiliλnberg 449.
Oud-Valkenburg 443.
Schinnen 444.
Sevenum 444.
Swalmen 448.
Vlodrop 445.
Wesscm 447.
Afferden 446.
Arcen en Velden 442.
Baerlo 449.
Beesel 445.
Blerick 449.
Echt 446.
Eysden 442.
Geleen 450.
Grevenbroeck 452.
Grubbenvorst 443.
Gulpen 441.
Helden 450.
Hertogenrade 451.
-ocr page 482-
VERBETERINGEN.
Boetselaer (104) staat ankers, lees weerhaken (crampons).
Ittersum (132) staat hondenkoppen, lees ezelskoppen.
Gent (147) staat getralied, lees gekanteeld.
Haelen (254) staat doorsneden, lees gedeeld.
Broechuysen (308) staat gedeeld, lees doorsneden.
Boedbergen (331) idem
                     idem.
Donck (318)               idem                     idem.
Hillen (330)               idem                     idem.
Menvick (309)           idem                     idem.
Pyl (235)                  idem                     idem. \'
Stein-Callenfels (135) idem                     idem.
•
-ocr page 483-
-ocr page 484-
-ocr page 485-
-ocr page 486-
&
•-"
.
1
.
•
«p
<\\