-ocr page 1-
1 493
1 \\tek 164
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
^^ )-bé5^
-ocr page 5-
■■,
LIEFDEVLAMMEN
VAN
JEZUS.
-ocr page 6-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000029460460B
2946 046 O
-ocr page 7-
DE                 ty
LIEFDEVLAMMEN
VAN
J E S U S,
«f bewijzen der vurige liefde, die Jesus Christus ons,
in bet werk omer Verlossing bewezen beeft.
DOOR
den Eer-w. Heer D. PINARD
NAAR HET FRANSCH
DOOR
Pater L.....Trappist.
Haec meditare, in his esto.
I. TIMOTH.. IV. 18.
Overweeg deze waarheden, en
hond er u immer mede bezig.
Negende Uitgave.
No. 50.
Amsterdam,
F. A. DE JONG, Wolvenstraat 4.
Met Goedkeuring.
-ocr page 8-
yww*m "—«f\' www»■■■^■%»%- ■*.«
1 faiBLiOTHEEK OfeK £
RIJKSUNI^ERSITElt ï
UTRECHT
j COLL. THOW/."•■■\'
-ocr page 9-
mmmmmmmmmmmmmèmmi>>&
AAN DEN LKZKH.
Ik acht het mijnen pligt u te zeggen, Uut het lezen
van een werkje van den H. Alphonsus de Liguori,
voor titel voerenJe: Saette di f\'aoco, dat is: vurige
liefde-schichten,
mij het eerst heeft opgewekt om het
werk te schrijven, dat ik u thans aanbied.
Ik heb het zeer eenvoudig geschreven, omdat mij
dit het beste voorkomt voor de stof, die ik behandel.
En daar ik gewag moest maken van de liefde van
onzen goedertieren Meester, zoo kwam het mij voor,
dat ik uit de schriften van hen, die hem op deze we-
reld het meest bemind hebben, moest gaan putten:
uit dien hoofde heb ik de werken der heilige Vaders,
en in het bijzonder die van de heilige Augustinus en
Bernardus, doorbladerd. Maar inzonderheid heb ik
uit de heilige Schrift, als de zuiverste bron, overvloe-
dig geput.
Dit werk, in zes-en-veertig hoofdstukken verdeeld,
zal kunnen dienen om zich tot den grooten feestdag
van l\'asehen te bereiden. Ieder hoofdstuk zou alzoo
eene meditatie of geestelijke lezing voor al de dagen
van de vaste zijn, en de oefeningen , die ik daar heb
bijgevoegd, zouden voor eiken dag oon gedragsregel
worden.
-ocr page 10-
t\',
AAN UEN I.E/KII.
Ik vertrouw, geliefde lezer, zal ik u met oenen
godvruohtigen en geleerden kloosterling zeggen, (1)
door de barmhartigheid des Ileeren, dat mijn werk u
nuttig zal zijn, en dat dit zaad van Gods woord het-
welk ik in eene zoo welbereide ziel, als de uwe is,
zaai, niet alleen dertig- en zestig-, maar zelfs honderd-
voudige vruchten voortbrengen zal.
Ik zal u niet verlaten alvorens mij in uwegebeden,
die ik hoogst noodig heb, bevolen te hebben. Gelief
mij aan den oppersten Regter te bevelen, opdat hij
mij genadig zij, van mijnen kant zal ik u ook eiken
keer, dat ik het heilig misoffer zal opdragen, gedaehtig
zijn. Laat ons niet eene christelijke liefde voor el-
kander bidden, en alzoo zullen wij het gebod van
Jesus Christus volbrengen, die daags vóór zijn lijden
zeide: Mijne kinderen, ik geef u een nieuw gebod.
namelijk, dat gij elkander zoudt beminnen^ zoo als
ik u bemind heb:
Filioli.... mandatum novum
da vobis, ut diligatis invicem, sicut dilexi vos. Joan.
Xll, v. 34.
(1) AIjiIhmisiis Rodrigucz, lid vtm de Sociëteit van Jesus opstcllct
van het werk: De christelijke volmaaktheid.
-ocr page 11-
INLEIDIÏG.
Wanneer men met ernst de oneindige liefde overweegt,
die unze Zaligmaker in zijn leven en wel bijzonder in
zijnen dood, ons bewezen heeft met zich aan zoo vele
moeijelijkheden
, pijnen en smarten voor onze zaligheid te
onderwerpen, is het onmogelijk van niet getroffen te zijn en
als met een vurig verlangen ontstoken te worden om God
te beminnen, die onze ziel heeft bemind. De wonden onzes
Zaligmakers, zegt de heilige Ronaventura, hébben zulk een
ijroot vermogen, dat zij de versteendste harten met liefde
doormanden en in de koelste, onverschilligste zielen het
liefdevunr ontsteken. De dagelijksche ondervinding be-
tcaarheidt deze woorden
; zij toont ons aan, dat eene ziel
nooit meer voortgang in Gods liefde maakt, dan wanneer
zij de geheimen van het leven en het lijden van Jezus
Christus gestadig overweegt. En waarlijk, zon het teel
mogelijk zijn, Jesus niet te beminnen, als men hem in eenen
stal ziet geboren worden, als men hem gedurende dertig
jaren, in .vergetelheid en armoede ziet leren, en te midden
der smarten ziet sterven, om aldus onze liefde te winnen
?
Neen, neen, dit kan niet zijn. Alle Heiligen hebben deze
waarheid beseft, altijd hun grootst vermaak en behagen
in de overweging dezer geheimen gesteld, en het is hier-
door, dat zij tot zulken hoogen trap van heiligheid en vol-
maaktheid zijn geraakt.
Wilt gij, zegt de godvruchtige Thomas a Kempis, Jesus
uit geheel uiv hart leeren beminnen? wilt gij geheel uwe
ziel van alle vlekken der zonde zuiveren, en haar met
onderscheidene deugden verrijken
? wilt gij over de vijan-
den uwer zaligheid roemrijke overwinningen behalen, in
uw lijden en verdriet overvloedige vertroostingen ontvan-
gen? wilt gij grooten voortgang in het gebed maken, tot
het einde toe volharden, heilig sterven en voor eeuwig in
-ocr page 12-
8
JMiKIDlMi.
den hemel heerschen f oefen n dan gedurig in de overwe-
ging der geheimen van het leven en tien dood van onzen
goddelijken Zaligmaker, liet lijden van Jesus Christus
is die verborgen schat, (tan welken God. zijne kostelijke
genade vertrouwt, het is de volheid aller deugden, de
volmaaktheid der heiligheid, hoe meer men hetzelve over-
weegt, des te meer troost en zaligheden men daarin vindt;
het is de oorsprong van het berouw, en de meest branden-
de haardstede van Gods liefde, duizendwerf gelukkig
hij, die daaruit zijn geestelijk voedsel weet te putten.
Petrus Blosius verhaalt ons, dat God aan de heilige
Gertrudis eens openbaarde, dat, zou dikwijls men op
het kruisbeeld van Jesus eenen godvruchtig en blik werpt,
men de oogen van Gods barmhartigheid tot zich trekt.
Laat ons deze vermaning waarnemen, en denken wij
dikwijls op al hetgene onze Heer ter onzer liefde heeft
willen lijden.
Om , naar ons vermogen , zulke zielen, die opregt wen-
schen in de liefde van Jesus voortgang te maken , hierin
te helpen, gaan wij in dit werk trachten aan te toonen,
volgens dat de heilige Schrift ons daarvan getuigt, de
teedere liefde, met welke onze Zaligmaker ons maar al
te veel heeft bemind, en al wat hij gedaan heeft, om ons
tot wederliefde te verpligten Daarin zullen wij stof vin-
den, om ons tol dankbaarheid en droefheid over onze voor-
gaande fouten en ondankbuarheden op te trekken.
Dan zullen wij met den heiligen A ugustinus uitroepen:
O Jesus! geliefde Jesus I gewaurdig al uwe wonden in
mijn hart te prenten, opdat ik daarin uw lijden en uwe
liefde altijd moge lezen. Uw lijden, o mijn Jesus! zal mij
vreedzaam en met geduld al de wederwaardigheden
, die
het u zal believen mij over te zenden , leeren tijden; uwe
liefde zal mij gedurig zeggen , dat ik u moet beminnen
.
en alle andere liefde, builen, de uwc, moet verachten.
-ocr page 13-
m^Mé^iéMi^^^mM^^m^Mmmmj^^y-Mm^.
OEFENINGEN.
—=69—
MEN MOET ZICH ZEI.VEN OVEHW1NNEN.
Niet allen, die zeggen: Heer! Heer! zullen het rijk
der hemelen binnentreden; maar zij, die den wil
mijns Vaders volbrengen, zegt Jesus Christus bij
Mattheus Vil. 21. Het is dan niet genoeg dikwijls tot
God te zeggen, dat wij hem beminnen, wij moeten hem
dit door onze werken bewijzen, gelijk de Evangelist
Joannes ons leert in zijnen eersten brief. 111. 18 Be-
driegen wij ons hierin niet: de liefde tot God bestaat
niet in betuigingen van getrouwheid in zijne dienst,
in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is ge-
legen in het volbrengen van zijnen goddelijken wil.
Welnu, dewijl het zijn wil is, dal wij heilig en volmaakt
tuurden,
zoo als de Apostel ons leert in zijnen eersten
brief tot die van Thessalouica I, 3, zoo moeten wij
ook werken om zoodanig te worden. Daarom moeten
wij aan al zijne geboden, en aan die zijner heilige Kerk,
getrouw zijn en blijven; ik zeg aan alle; omdat de
Apostel Jaeobus in zijn II hoofdstuk v. 10, ons leert,
dat, al wie de wet in één punt overtreedt, zich pligtig
maakt, alsof hij geheel de wet had overtreden. Het
is dan, om aan de godvruchtige zielen gemakkelijke
middelen te verschaffen, om God waarlijk te beminnen,
dat ik op het einde van ieder hoofdstuk van dit werk
een beknopt onderrigt, onder den naam van Oefeningen ,
geplaatst heb. Daarin zullen zij het geheim van alle
heiligheid vinden, die enkel gelegen is in zich zelven
in alles te overwinnen, niet om aan het schepsel, maar
-ocr page 14-
III
OEFENINGEN.
om aan God alleen te behagen. De heilige Ignatius
de Loyola en Franeiseus Xavorius hebben steeds deze
twee woorden in den mond, vlnce tcipsum, overwin
u zelven; en iedereen weet welk goed gebruik zij voor
hunne eigene heiligmaking daarvan gemaakt hebben.
Bemin, zegt de heilige Augustinus, en doe daarna wat
\'jij wilt; ama et fac quodvis;
want indien gij waarlijk
bemint, zullen uwe werken met de gevoelens van uw
hart niet strijden. Verzoek gedurig van God, lieve
christen, de ware liefde, welke door de werken waar-
gemaakt en bewezen wordt. Herinner u altijd, dat
de ware heiligheid eigenlijk bestaat in de ondeugd uit
te roeijen. en geenszins in de geestelijke vertroostin-
gen, gelijk de eerwaarde Blosius zegt in ziju werk:
Spieyel der kloosterlingen, II, 2: lijd altijd voor God,
werk voor God, volbreng in alles den wil van God,
daarin is de ware liefde gelegen.
-ocr page 15-
DE
LIEFDEVLAMMEN
VAN JESUS.
I. HOOFDSTUK.
l<sns Christus is mcnsch geworden om ons <!<•
liefde, die hij ons tocdrmigt te toonen, en
«in ons tot wederliefde op te wekKen.
Dilexit nos, et tradidit UMttiptum
pro nobis. Eph.
2.
Jiisus Christus iieeft ons bemind en
en zicli voor ons gcslagtofferd.
God had, om de harten der ïnensehen tot zich te
trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei
weldaden overladen, maar die ondankbaren, wel verre
van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had,
te beantwoorden en hem liefde voor liefde te geven, wei-
gerden zelfs hem voor hunnen Heer en God te erkennen,
zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houten en
steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding
aan de verachtelijkste schepselen. Naauwelijks werd die
God van hemel en aarde in een hoekje der wereld, in
Judea, van een volk, dat hij verkoren had, eenigzins
als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan
bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer be-
minnen dan vreezen, zoo is hij, gelijk wij, mensch ge-
worden , en onder ons komen wonen; hij heeft onder ons
een behoeftig en verborgen leven geleid , hij heeft zich
aan eencn wreeden en schandelijken dood overgeleveid,
en waarom? om de oneindige liefde, die hij ons toedraagt,
-ocr page 16-
13
UK UEKWSVKAMSIKN
te doen uitschijnen, en onze harten te winnen. Ja, die
goddelijke Zaligmaker heeft om geene andere reden in
cenen stal willen geboren worden er. op het schandhout
des kruises sterven, dan om te toonen hoezeer hij
ons bemint, en hoezeer hij wensoht van ons bemind te
worden. Dilexit mos, et tradidit semelipsur», pro nobis.
Wat zou er van ons geworden zijn, na de zonde van
onzen eersten vader Adam, zoo Jesus Christus ons niet
had komen verlossen? Helaas, aan onze eigene zwakheid
overgelaten, slaven van onze begeerlijkheid, zouden wij
ons in alle soorten van misdaden en ongeregeldheden
gedompeld en hier op aarde een moeijelijk en rampzalig
leven geleid hebben. Verplet onder het gewigt der ver-
vloeking van eenen beleedigden en verbolgen God, hadden
wij ons hart nooit voelen opspringen van blijdschap op
de vertroostende hoop van eens den hemel te bezitten;
nooit zouden wij de beminnelijkheden van de liefde Gods
gekend hebben-, nooit zouden wij dien zoeten vrede, die
een goed en gerust geweten ons geeft, gesmaakt hebben.
Rampzaligen! altijd handgemeen met onze hartstogten,
gedurig in oorlog met ons zelven en onzen evenmensen,
zouden wij het leven slechts gekend hebben, om het te
vervloeken, en zouden wij de aarde, getuige van onze
zuchten en tranen, maar verlaten hebben om in den eeu-
wigen afgrond der hel te vallen. O welk schrikkelijk lot!
Gelukkig voor ons, had Jesus, wiens goedheid en ge-
nade oneindig zijn, medelijden met ons ongeluk. Niette-
genstaande wij hem beleedigd hadden, had hij ons nog
lief, en stemde hij in onze verlossing toe. Had hij dit niet
gedaan, en ons aan de helsche vlammen, die wij verdiend
hadden, overgelaten, dan zou hij niet minder groot noch
volmaakt geweest zijn: zijn opperste geluk ware hier
geenszins door gekwetst of benadeeld geweest. Maar,
enkel door zijne vlammende liefde aangedreven, besloot
hij door de lastigste werken, door de afgrijselijkste
pijnen, ons de poorten des hemels te openen, alsof zijn
geluk van het onze had afgehangen. Zonder lijden had
hij ons kunnen verlossen, en nogtans beeft hij dit niet
gedaan, integendeel, hu\' heeft ons door zu\'n eigen
-ocr page 17-
13
VAN JESUS.
dood van don eeuwigen dood willen bevrijde!;, en hoe-
wel hij duizende middelen in zijne magt had om ons te
verlossen, 7.00 heeft hij toch het vernederendste en pijn-
lijkste middel willen verkiezen, om alzoo meer regt op
onze erkentenis en liefde te hekomen. Een enkel gebed
van Jesus, eene traan, een enkele druppel van zijn
dierbaar bloed alleen, ware toereikend geweest om ons
zalig te maken. Ja, zegt de heilige Joannes Chrysos-
tomus, ééne van Jesus tranen zou tot onze verlossing
ten volle genoegzaam geweest zijn, maar dit was voor
onzen goddelijken Zaligmaker niet voldoende om ons
al de liefde te bewijzen, die hij ons toedraagt. Zoo
sprak die groote leeraar in zijn sermoon. En om ons
daar nog een grooter blijk van te geven en ons eene
grootere verbindtenis van hem te beminnen, op te
leggen, heeft hij in het verkiezen tusschen de eer en
ie verachtingen, een arm leven en den pijnlijksten en
schandelijksten dood voor een vreedzaam en roemvol
leven verkozen, gelijk de Apostel in zijnen brief tot
de Hebreeuwen XII, 2, ons leert.
Ziedaar wat onze God voor ons gedaan, zie, hoe
zeer hij ons bemind heeft. En wij, lafharligen! wij,
ondankbaren! wat hebben wij voor hem gedaan?
Jesus kroont ons met liefde en genade, gelijk David
zegt, Ps CII : 4; hij geeft zich geheel aan ons, slagtoffert
zich voor ons, wordt mensch voor onze zaligheid, om
onze harten te winnen, en wij beminnen hem niet, en
wij betuigen hem geene de minste wederliefde! Wel hoe!
wij beminnen eenen mensch, omdat hij ons eenige tee-
kens van genegenheid geeft; wat zeg ik? wij beminnen
eenen hond om zijne streelingen, en zullen wij weigeren
onzen God te beminnen, die ons zijne weldaden zoo ruim
overzendt? Een vriendelijk woord, een hartelijke oogslag,
zelfs een glimlach alleen is genoeg, om onze erkentenis
tot onzen natuurgenoot op te wekken; en God put ter
onzer liefde al de schatten zijner magt en wijsheid uit, en
wij, wij zullen aan zijne liefde niet beantwoorden! O
hemel, zullen wij dan nooit over zulke verregaande on-
dankbaarheid beschaamd worden? zullen wij dan die on-
-ocr page 18-
14                                      TIK r.lEFDIÏVt.AMMEN
eindige liefde van een\' zoo goedertieren Vader niet anders
dan met onverschilligbeden en verachtingen vergelden!
GEBED.
O mijn lieve .lesus! het zij mij toegelaten u te zeggen:
neen, ik zal tot u niet meer zoo ondankbaar zijn, als ik
tot dusverre geweest ben; integendeel, ik wil u voor-
taan uit geheel mijn hart gaan beminnen. Mogt, o lieve
Zaligmaker! mogt deze liefde, die u bewoog, om voor
mij op den Calvarie-berg den dood des kruises te onder-
gaan, mij van alle aardsche genegenheden doen afster-
ven, en gelijk uw heilige Evangelist Lucas spreekt XII
49, met dit heilig vuur van liefde, hetwelk gij op de
wereld zijt komen brengen, mij verslinden! Ik verzaak,
ja duizendwerf verzaak ik die schandelijke vermaken, en
daarover ben ik bedroefd uit geheel mijn hart, o welbe-
minde Zaligmaker! omdat ik u zoo verregaande heb ver-
gramd. Voortaan ben ik bereid liever te sterven, dan u
het minste misnoegen aan te doen en u nog te vergram-
men. Ik wil alles, wat van mij zal afhangen, gaan aan-
wenden, om mij aan u aangenaam temaken. Gij hebt niets
ter mijner liefde gespaard, ook ik wil niets meer ter uwer
liefde sparen; gij hebt mij zonder uitzondering bemind,
ook ik wil u zonder uitzondering gaan beminnen. Ik be-
min u , o mijn eenig goed, iiiijne liefde, mijn leven, mijn
al; ja, ik bemin u! Ach! ik smeek u, o goede Jesus!
maak, dat ik u zoo zeer moge liefhebben, als het aan een
arm schepsel mogelijk is u te beminnen! maak, dat ik
tot mijnen laatsten snik, ja tot in alle eeuwigheid u be-
minne. O, dat het zoo geschiede, dat het zoo geschiede!
OEFENING.
De zaligheid is de eenig noodzakelijke taak.
Christen, wie gij ook zijn nioogt, die dit leest, overdenk
thans de groote zaak uwer zaligheid. Uwe zaligheid, ach!
ziedaar de eenige zaak, waarmede gij u gedurig moet
bezig houden, omdat Jesus Christus zelf bij zijnen Evan-
gelist Lucas ons leert, dat het de eenigste zaak is, de
eenig noodzakelijke zaak
, X. 42. Werk zoo veel gy wilt
-ocr page 19-
tr,
VAN .IES11S.
om rijk te worden, stapel schatten op een, dit geef ik toe,
maar denk eens wel, waartoe zal dit alles dienen, in-
dien gij uwe ziel verliest? jaag de aardsche vermaken na,
zoek de eer, de waardigheden, volg uwe zinnen, uwe
inbeeldingen, leef op uw uiterste gemak, dit sta ik toe:
maar wat zult gij met dit alles te meer hebben, indien
gij verdoemd wordt? Nog een weinig tijds, en de wereld,
hare rijkdommen, hare vermaken, hare eer, alles zal
voor u voorbij zijn; wat zult gij dan van al die dingen
denken, zoo gij het ongeluk hebt verloren te gaan? O
lieve Christen! treed in u zelven, bid ik u, en zie, hoe
ver gij gekomen zijt, aangaande degroote, de eenigste
zaak uwer zaligheid, Jüjaldien gij tot hiertoe niets of
bijna niets voor den hemel hebt gedaan, haast u; er is
nog tijd, om de hand aon het werk te slaan. Stel uw ge-
weten in goeden staat, en indien het, door Gods genade,
u geen enkelen grooten misslag te verwijten heeft, doe
uw best om het met goede werken te verrijken en met
wezenlijke deugden te versieren: begin hiermede van
lieden af. Overweeg daarom dikwijls in uwe gedachten
deze woorden van uwen goddelijken Meester: Wat zal
het den tnensch baten geheel de wereld gewonnen te heb-
ben, indien hij zijne ziel verliest
?(1) En voorwelkeschat-
ten zal een mensch zijne ziel kunnen verkoopen ? Herin-
ner u steeds deze spreuk, en vraag aan God om ze wel te
mogen beseffen. Indien gij deze wel verstaat, zal zij
ongetwijfeld uw hart raken, zij zal u de ijdelheid, het
nietige der aardsche goederen doen zien, en weldra zult
gij een Heilige worden. En indien gij heilig wordt, of
zoo gij ten minste werkt om het te worden, wat groote
blijdschap zult gij dan aan onzen goedertieren Meester
niet geven! wat zaligen vrede zult gij uwe ziel niet toe-
brengen, wat zoeten vrede zult gij in het binnenste van
uw hart niet gevoelen, van eens in den hemel te zullen
mogen heerschen! Aan het werk! Jesus is met u, hij
verlaat geen enkel zijner kinderen, hij wakkert hunne
pogingen aan, en ondersteunt hunne zwakheid, stel
uw vertrouwen op hem en gij zult zalig worden.
(1) M»tth. XVI. 28.
-ocr page 20-
-IC                               UK LIRFDEVLAMNRN
II. HOOFDSTUK,
Over <!<• lieftle, «lie ons Uail g-doom! heeft met
zijn iiiiiscii Zoon te geven.
•Sic Heul ililexit mttndnm, nl Filinm snvm wil-
genilum daret.
JOAN. 111. 20.
Zoo zeer heeft God de wereld bemind, dat liij
ons zynen eenigen Zoon heeft gegeren.
Olioe diepzinnig is de zin van het woordje Sic: tor-
zeer!
dit woordje, heeft eene beteekenis, welke wij
nooit zullen kunnen begrijpen: het heteekent de
grootheid der liefde, die eenen God bewogen heeft, om
voor ons niet eenen knecht, niet eenen engel, maar
zijnen eenigen Zoon te slagtofferen, (1) en dien schul-
deloozen Zoon ter dood te veroordeelen, en den schul-
digen mensch zalig te maken. Ach! wie was er bekwaam
om ons dien onwaardeerbaren schat te schenken, ten zij
die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoezeer
moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij wa-
ren door de zonde van het leven der genade beroofd , wij
waren geestelijk dood, en Jesus heeft ons door zijnen
dood doen verrijzen en tot het geestelijke leven terugge-
roepen; wij waren ongelukkig, leelijk en afgrijselijk,
maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus,
schoon en aangenaam in zijne oogen gemaakt (2) Hij
heeft ons niet alleen van de zonde verlost, maar ons
daarenboven in Jesus Christus met alle soorten van gees-
telijke zegeningen voorden hemel vervuld.
(3) O wonder-
bare toegevendheid van de teederhartigheid van onzen
God!
roept de heilige Kerk met eene verrukkende ver-
wondering uit, o onbegrijpelijke liefde! om den slaaf
af te koopen, levert hij zijnen eenigen Zoon.
,\'4)
Tracht den zin dezer woorden wel te doorgronden: hij
heeft zijnen eenigen Zoon gegeven.
Het is voor de Enge-
(1) S. Joan. Chrys. (3) Epli. 1, 9. (S) Eph. 1, S. (4) Exultet
Sabb. sancto.
-ocr page 21-
17
VAN JESUS.
Ion niet, dat .lesus Christus zicli geslagtofferd heeft,
het is voor hen niet, dat hij mensch geworden en uit
eene vlekkelooze Maagd geboren is: neen maar het is
aan ons, ellendige kinderen van Adam, dat die kos-
telijke schat gegeven is: Nobis datus, nobis natus cc
intacta Virgine (■\',) zoo als de heilige Kerk zingt. Het
is aan ons, dat hij toebehoort: met hem en in hem
zijn wij in het bezit van oneindige goederen en schatten.
Dan: helaas! hoe weinig kennen wij den schat, door
God ons in zijnen eenigen Zoon gegeven! hoe weinig
kennen wij de voordeelen, welke wij uit het vleesch-
geworden Woord getrokken hebben! Evenwel deze voor-
deelen zijn zoo groot, dat wij op zekere wijze over de
zonde van Adam ons zouden moeien verblijden. Inter-
daad, Jesus Christus heeft ons meer gegeven dan Adam
ons ontnomen heelt, wij hebben moer door de verlossing
gewonnen, dan wij door de zonde verloren hebben, en
de yenade, zegt de heilige Paulus, is niet afgemeten
geweest volgens de misdaad.
(2) Daarom roept de heilige
Kerk meteenen verrukkenden ijver en erkentenis uit: O
uelukkige misdaad, die eenen zoo grooten Verlosser heeft
verdiend! o gelukkige en noodzakelijke zonde van Adam,
die door den dood van Jesus Christus is uitgewischt.
(3)
Ach! kendet gij de gave Gods, zeide de Zaligmaker
tot de Samaritaanshe, kendet gij hem, die u te drinken
vraagt!
(4) Ü mijne ziel, het is tot u, dat deze woor-
den gesproken zijn. Zoo gij wist, wie Jesus is, dan zoudt
gij de grootheid kennen van de liefde, die God bewogen
heeft, om hem aan ons te geven; zoo gij kendet wie Jesus
is, wat hij door zijne meuschwording voor u verdiend
heeft, dan zoudt gij begrijpen wat al liefde en dankbaar-
heid gij verschuldigd zijt aan hem die u met een zoo
uitmuntend geschenk begiftigd heeft! Heer, zeide de
heilige Augustinus, wie ondankbaar is voor de grootc
weldaad der schepping, die verdient de hel; maar er zou
°ene nieuwe hel moeten zijn voor den mensch, die on-
\'1 inkbaar is voor de onuitsprekelijke weldaad van de ver-
. O) In ofticio Corp. Clinst. (2) Hum. V. 15. (3) In off. Missrc
5»ob. S»ncti. (*) Joan. I. 2.
•i
-ocr page 22-
IS
DL MBKUUVLAMMtiN
lossing. (1) Men verhaalt vin Pater Avila, dat wanneer
dezulken, die eenige bijzondere weldaad van God ont-
vangen hadden, hem daarvan spraken en de goddelijke
goedheid bewonderden, hij hun antwoordde: het is hier-
over niet, dat gij hem moet bewonderen: maariveest
hierover verwonderd, dat God zoo zeer de wereld heeft
bemind, dat hij zijnen eenigen Zoon heeft gegeven.
(2)
GEBED.
O eeuwige Vader, ik bedank u, dat gij mij uwen
Zoon tot Verlosser hebt gelieven te geven. En u, o
Zoon van God! bedank ik, omdat gij mij met zoo
groote liefde en met zoo vele smarten hebt verlost.
Wat zou er van mij geworden zijn, o mijn Jesus!
na mij aan zoovele zonden pligtig gemaakt te hebben,
indien gij voor mij niet gestorven waart!
Helaas! het getal mijner zonden overtreft verre liet
getal der haren van mijn hoofd!
(3) Gedurende langen
tijd heb ik niet geleefd dan om u te beleedigen! Ach!
■waarom hebt gij op de aarde mijne ballingstfiap ver-
lengd!
(4) Waarom heb ik den laatsten snik niet ge-
geven, zoodra ik het doopsel had ontvangen; waarom
ben ik niet gestorven, eer ik in staat was om u te ver-
grammen? Vergeefse/te klagten, het kwaad is bedreven.
O minnelijke Zaligmaker! ik smeek u , maak, dat ik een
deel van uwen haat, dien gij gedurende uw sterfelijk
leven tegen mijne zonden hebt opgevat, moge gevoelen,
en verleen mij daarover vergiffenis. Maar het is niet
genoeg mij deze te vergeven, verleen mij daarenboven
nog uwe liefde, wijl gij verdient oneindig bemind te wor-
den; ach! gelief mij deze goddelijke deugd te verleenen,
Gij hebt mij tot den dood toe bemind, welnu, ik wil u,
op mijne beurt, tot den dood liefhebben. Ik bemin u , o
oneindige goedheid, van ganscher harte, ik bemin u
meer dan inijzelven, in u wil ik al de genegenheden van
mijn hart vestigen. Ach! verleen mij uwe hulp, en
(1) In Man. Cai). XV. (Vi Verf. cllrét. de ttodrigiie*, Pnrt. 10,
traté VII, Ch. I. (3) I\'». XXIV, IS. (4) I\'s. CXIX, S.
-ocr page 23-
19
VAN JESU4.
gedoog niet, dat ik, gelijk tevoren, ondankbaar blijve!
Toon mij wat gij van mij verlangt, dewijl ik vast-
gesteld heb, door de hulp uwer genade, volstrekt al-
les te doen, wat gij van mij zult begeeren. Ja, mijn
Jesus, ik bemin u, en wenseh u altijd te beminnen,
gij, die mijn schat, mijn leven, mijne liefde, miju al
iji. Amen.
OEFENINGEN.
Men nint\'i <li\' kleine misslagen vreezen.
Er is in het geestelijke leven eene waarheid van de
grootste aangelegenheid, en de godvruchtige zielen
moeten deze ernstig overwegen. Zij is namelijk de
volgende, gelijk ze de Heilige Geest ons gegeven heell:
Qui spcrnit modica, paulalim Uccidet, (1) die ligte fou-
ten klein acht, zal allengskens vallen. Begrijp wel
ileze woorden: zal ellengskens vallen. Hij zal ongevoelig
vallen zonder het bijna gewaar te worden, maar even-
wel hij zal vallen. Heden zal hij zich ecuon kleinen
leugen veroorlooven onder den dekmantel van kleine
zonde; morgen zal hij tot oenen grooten leugen over-
gaan, en eindelijk zal hij zich in groote zonden dom-
polen. Vrees de verachting van kleine zaken: vrees
Je kleine fouten, zij zijn op zekere wijze gevaarlijker
Jan de groote. Ik vrees niet te zeggen, zegt de heilige
Joannes Chrysostomus, hetgeen u wonderlijk en omge-
lioord zal voorkomen, dat het mij somtijds dunkt, dat
men minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te
vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De
gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk oenen
afschrik daarvan, maar wij gewennen ons ligtelijk aan
Jeze laatste; en daar de minachting, die wij er voor
hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen ,
om er ons van te beteren, worden zij door onze on-
achtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in
staat zijn ons daarvan te ontdoen. (2) Ik herhaal het
nog eens: vrees de kleine fouten, vrees en vermijd ze,
(1) Keel. XIX, 1. (2) S. Chrys. hom. 87 stip. Mattli.
-ocr page 24-
20
HE UEFDEVLAMMEN
want hoe klein zij ons ook mogen toeschijnen, zij ver-
grammen daarom niet minder onzen goeden Meester;
vrees en vermijd de kleine fouten, omdat zij ons tot
laauwheid brengen; vrees en vermijd de kleine fouten,
omdat Jesus Christus ons leert, dat hij, die getrouw
is in kleine zaken, ook gelrouw zal zijn in groote, en
dat hij die ongetrouw zal zijn in kleine, ook onge-
trouw zal zijn in groote zaken.
(1) Waak van heden af
wel op u zelven en tracht zoo te leven, dat gij zelfs
dezen avond tot Jesus zeggen moogt: Goedertieren
Meester, ik heb mij heden gcene volle vrijwillige fout
te verwijlen, ik bedank u daarvoor; immers het is
uwe almogende hand, die mij ondersteund heeft, ge-
lief mij al de gebreken te vergeven, die ik uit zivak-
heid zou kunnen bedreven hebben; ik zal dit morgen
nog trachten te verbeteren.
III. HOOFDSTUK.
Jesus Christus heeft door liet vergieten vau
ui zijn bloed, <le vergiffenis onzer
zonden verdiend.
Neque per sanguïnem hircorum aitt mtulorum, eed
per proprium sanguinem introhit seniel in sancta
,
teterna redemptione inventa. Heb. IX. 12.
Jesus Christus is maar eens het heiligdom inge-
treden, niet door het bloed der bokken en der
kalveren, maar door /ijn eigen bloed, ons hel),
bende verkregen eene eeuwige verlossing.
Ach! wat kon het bloed van al de slagtoffers waard
zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen\'/
De slagtolferanden der oude wet hadden uit zich
zelven geene kracht: zij waren, volgens de uitdrukking
van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van
alle kracht beroofd, en nooit zouden zij dien scheids-
muur welke de zonde tusschen God en ons had opge-
bouwd, hebben kunnen afbreken. Wie zal er dan magtig
genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het
(1) Luc. XVI, 10.
-ocr page 25-
•21
VAN .TESTIS.
de mcnsch zelf zijn? Helaas! ile mensch een kind van
gramschap, (1) hij wordt geboren in de vijandschap
van God en in de onmogelijkheid van uit zijne eigene
kracht eenig werk te doen, hetwelk dien heiligen God
zou kunnen aangenaam zijn , want hij kan in de werken
zijner vijanden zijn behagen niet scheppen. Zal het een
engel zijn? Maar een engel is slechts een enkel schep-
sel, wiens verdiensten gevolgelijk een einde hebben en
bepaald zijn, terwijl de smaad, door de zonden van
den mensch God aangedaan, een oneindig kwaad is.
Het is dan God alleen, die de vergiffenis van onze
zonden en ons het eeuwige leven verdienen kan. Ja,
het is slechts hij alleen die hiertoe bekwaam was, en
.lesus Christus, voor ons mensch wordende, om ons
te verlossen, heeft voor ons gedaan hetgeen maar door
hem alleen kon gedaan worden. Gelijk hij zich ge-
waardigd heeft ons door zich zelven te scheppen, zoo
achtte hij het zich niet onwaardig ons door zich zelven
te verlossen. Zijne liefde tot ons was te groot om aan
een ander het geluk en de eer, van ons zalig te ma-
ken, over te laten. Ik ben de Heer, zegt hij ons door
den mond van Isaïas, en ik zal mijne heerlijkheid aan
een ander niet geven;
(2) en zeker had hij dit gedaan;
zoo hij de zorg onzer verlossing aan een Engel had
toevertrouwd. Want had hij zich vergenoegd met ons
uit het niet te trekken en ons het leven te geven,
dat wij hier op de aarde bezitten, en had hij dan eenen
Engel bevolen ons bet andere leven te verdienen, het-
welk oneindig waardiger en beter is, dan zou daaruit
volgen, dat wij aan den Engel iets verschuldigd zou-
den zijn, hetwelk van grootere, en aan God, dat van
mindere waarde is. Ik herhaal dan nog eens, God was
al te jaloersch over zijne eer en over onze liefde, om
aan een ander schepsel het werk onzer verlossing over
te laten. Hij heeft ons niet alleen het eerste leven
willen geven, met ons uit het niet te trekken, maar
ook heeft hij ons het tweede leven willen schenken
(1) Eph. II, 6. (2) Is. XLVIII, 11.
-ocr page 26-
22
DE MEFnEVLAMMEN
met ons vrij te knopen en te verlossen, opdat wij hem
al onze liefde zouden geven, en opdat niemand zou
meenen geregtigd te zijn, om hem het minste deeltje
zelfs hiervan te ontnemen. Dit is het wat de heilige
Augustinus door deze woorden zoo volmaakt uitgedrukt
heeft: dewijl God reeds onze Schepper was, wilde hij
ook tevens onze Verlosser wezen, opdat onze liefde tus-
schen den Schepper en Verlosser niet zou verdeeld zijn. (1)
O mensch! roept de heilige Bernardus uit, erken dan
de waardigheid en verhevenheid uwer ziel! Weet gij
wel hoe hoog God die kostelijke ziel geschat heeft, die
gij zoo door het modder sleept, die gij de slavin van
uw ligchiam maakt? Weet gij wel, dat zij meer waard
is, dan do geheele wereld? indien u dit onbekend is,
weet dan, dat uw God, ter harerliefde, zijn leven heeft
ten beste gegeven, en dat hij dit anders voor de geheele
wereld, ja voor duizend werelden zelfs, nooit zou ge-
daan hebben (2) Leer nu ook verstaan, hoezeer gij u
schuldig maakt, als gij haar met zonden besmeurt.
Uit hetgeen wij daar even gezegd hebben, blijkt klaar,
dat, al had een Engel aan Gods regtvaardlgheid voor ons
kunnen voldoen en ons verlossen, God zulks niet zou
toegelaten hebben: hij zou zich zelven hebben willen
belasten, zoo als hij waarlijk gedaan heeft, met de zorg
van voor ons den hemel te verdienen en ons aan de hel
te ontrukken, om alzoo beter de grootheid zijner liefde te
bewijzen. Ach, wie zal kunnen uitdrukken hoe zeer God
ons bemint, ons arme en geringe schepselen! Die God
van hemel en aarde is, ter onzer liefde, van zijnen ver-
heven troon neergedaald, om zich met onze mensche-
lijke natuur te bekleeden; hij heeft, ter onzer liefde, in
eenen armen stal willen geboren worden, nietsandeis
hebbende dan slechts een weinig stroo om zijne teedeie
ledematen op te laten rusten; dertig jaren lang heeft hij
in het werkhuis van een armen timmerman willen
doorbrengen, om met zijn handwerk een stuk brood te
winnen en in het zweet zijns aanschijns te eten; hij heeft
(1) S. Aug. Cad. Man. XXXVI. (2) S. Bern. lih. de anima, rap.
III. m. S.
-ocr page 27-
VAN .tESI\'S.                                      23
eindelijk voor ons lot den laatsten druppel van zijn
bloed willen vergieten, stervende op een kruis, te
midden der schrikkelijkste smarten.
Ach! wat al reden hebben wij om met den heiligen
man Job uit te roepen: Beer, wat is de mcnsch, dat
gij hem
roo groot acht \'. of hoc kan hij liet voorwerp
uwer liefde zijn?
(1) Wel hoe! de magtigste monarch
iler geheele wereld, die God, wien niets ontbreekt, en
die zich 7elven genoeg is, zoekt onze liefde en poogt ze
te verdienen, met zijn leven voor ons ten beste te geven!
Hoe zullen wij hem ooit voor die uitmuntende liefde ge-
noegzaam kunnen bedanken. Laat ons hem beminnen,
de liefde kan slechts door liefde vergolden worden :
geven wij hem ons hart, wanneer hij zoo jaloersch is,
en laat ons hem al de bewegingen, al de genegenhe-
den, zonder de minste uitzondering, daarvan toewij-
den. Bedenken wij, dat, indien wij hem reeds geheel
toebehooren, omdat hij ons geschapen heeft, wij hem
nog meer toebehooren, omdat hij ons heeft verlost.
Om ons te scheppen, heeft het hem maar één woord
gekost: hij sprak en alles was gemaakt. (2) Maar wat
hoeft hij niet geleden om ons te verlossen!
GEBED.
O mijn Jesus, zie ik lig hier voor uwe voeten. Ik kom
u de hulde aanbieden van mijn arm hart, gelief de-
zelve te aanvaarden! maar helaas, één hart is al te
weinig om u te beminnen. En al had ik ook de harten
aller menschen, om ze u alleen toe te wijden, dit ware
nog te weinig. Hoe groot zou dan mijne ondankbaar-
heid wezen, zoo ik mijn hart tusschen u en de schep-
selen verdeelde! neen, lieve Jesus, zoo zal ik niet
handelen; gij begeert geheel mijn hart, en gij verdient
het voorzeker geheel en al te bezitten, zonder uitzon-
dering wil ik het u schenken. Indien ik niet bekwanm
ben het u te geven , gelijk het behoort, neem het dan
zelf en maak, dat ik in waarheid moge zeggen: Gij
(1) Job II, 17. (2) Bern. De dlligendo Deo; Cap. V.
-ocr page 28-
24                                    DE I.IEFDEVLAMMEN
zijt de God van mijn karl.(\\) Ach! mijn geliefde Ver-
losser, door de verdiensten van het nederige en zeer
ellendige leven, hetwelk gij op de aarde voor mij hebt
willen leiden, geef mij de ware ootmoedigheid, opdat
ik de verachting en het leven beminne. Maak, dat
ik met liefde de ziekten, den smaad, de vervolgingen,
het inwendig lijden en al de kruisen omhelze, die gij
mij zult overzenden; maak, dat ik u beminne, en doe
daarna met mij wat u belieft. O hart van Jesus, voor
mij van liefde ontstoken, ontsteek mijn hart met eene
vurige liefde voor u, (2) en geef mij de genade dat ik
vóór mijn sterven geheel aan u toebehoore. Ik bemin u,
mijn Jesus, gij, die zoo zeer verdient bemint te worden,
en die zoo vurig mijne liefde verlangt; ik bemin u uit ge-
heel mijn hart; ik bemin u uit geheel mijne ziel. Doe
mijne liefde tot u nogaangroeijen; maak, dat ik, om u
te behagen, mijne bedorvene neigingen, begeerten en
eigenzinnigheden gedurig vcrsterve; maak, dat ik mijne
genoegens en mijne vermaken, en bovenal mijnen wil,
geheel verloochene. O zoete Jesus, ik smeek u met be-
traande oogen, geef mij alles wijl mij alles ontbreekt.
Ik ben arm, maar zoo gij ugewaardigt, eenen blik van
barmhartigheid op mij te slaan, zal ik rijk zijn. Ach!
mijn Jesus, mijn zoete Jesus, heb medelijden met mij!
Maria, mijne teedere Moeder, bescherm mij. Amen.
OEFENINGEN.
De zuivere meening.
Jesus Christus heeft ter uwer liefde groote dingen
gedaan, gelijk gij daar oven hebt gezien; en zult gij
uit erkentenis zijner teederste liefde, niets voor hem
doen? Die goedertierene Meester vraagt van u niets,
dat te moeijelijk of te buitengewoon is; al wat hij
verzoekt, is, dat gij uwe dagelijksche werken met alle
mogelijke volmaaktheid zoudt verrigten.
De dag van een christen bestaat uit eene zekere reeks
van werken, waarvan de eene goed, de andere onver-
\']) Ps. LXXTÏ, SC. (2) ïeclcs. Prcces.
-ocr page 29-
VAN JESUS,                                      25
schillig zijn, enz. Het opstaan, het slapen gaan, het
gebed, de heilige communie, het heilig misoffer, de
bezoeken, het werk, de wandelingen, de maaltijden,
het slapen, daar hebt gij bijna geheel des rnenschen
levensverdeeling. Welnu! wilt gij heilig zijn en zeker
aan Jesus hart behagen, zoo doe dit alles met de zui-
verste meening en met het eenige inzigt, om God aan-
genaam te zijn. Maak dezen raad van den apostel
Paulus werkdadig: Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij
gij anders doet, doet alles ter eere van God,
(1)
en weldra zult gij eene uitstekende volmaaktheid be-
reiken. Zoo men daartoe niet kon geraken, zegt Al-
phonsus Rodriguez (2), dan door verhevene werken,
groote edelmoedigheid en zeer verhevene gedachten,
zoudt gij u eenigzins kunnen verontschuldigen, uwe
onbekwaamheid doen gelden, en zeggen dat gij zoo
hoog niet kunt vliegen. Bijaldien men van u eischte
dat gij u dagelijks ten bloede toe moest geeselen, dat
gij op water en brood moest vasten, dat gij blootvoets
moest gaan, dat gij steeds een haren kleed moest
dragen, zoudt gij kunnen antwoorden, dat dit uwe
kracht te boven gaat, of gij hiertoe niet magtig zijt.
Maar Jesus Christus vraagt dit niet, hij wil alleen,
dat gij doet, hetgeen gij gewoonlijk doet. Indien gij
dan tot hiertoe hebt veronachtzaamd, al uwe werken,
voornamelijk uw ontwaken, uwe maaltijden en uwe
vermaken aan God op te olleren, begin dan van heden
af; indien gij met weinig eerbied, aandacht en ijver
uwe gebeden hebt gestort, zoo neem u voor, u voor-
taan hierin te beteren. Alzoo kan een koopman in zij-
nen handel, eene moederdes huizes in haar huishouden,
een leerling in zijne leeroefeningen, met geringe moeite
tot de volmaaktheid komen. Gij zoudt grootolijks pligtig
zijn van dit eenvoudig middel niet te gebruiken, om u
meer en meer aangenaam te maken aaneenen God, dieter
uwer liefde en om uw geluk te verzekeren, noch zijne eer,
noch zijne rust, noch zijn eigen leven zelfs gespaard heeft.
(1) Corlnth. X, SI. (2) Second traite. Ch 11.
-ocr page 30-
20
DE MKFDEVLAMMEN
IV. HOOFDSTUK.
Liefde en barmhartigheid van Jesus Christus
!<•< on» lieliben bijzonder In zijne menseh-
noriliiiu\' uitgeblonken.
Apjtarmi benignitas ac hmvanitas Snleatoris uoslri Dei.
fit. III. 4.
De goedheid vnn God, onzen Zaligmaker, en zgne
liefde voor liet mensclidom zyn op de wereld ver-
schenen.
God heeft ons van alle eeuwigheid bemind, (1) en
hij zelf verzekert ons deze vertroostende waarheid
door den mond van den profeet Jeremias. Maar
zijne liefde was ons op zekere wijze onbekend geble-
ven, tot op het oogenblik, waarop hij door zijne menseh-
wording zich verwaardigde ons die te openbaren.
«Eer de Zoon Gods mensch werd, zegt de heilige
Bernardus, had God zijne magt geopenbaard in het
scheppen der wereld, en zijne wijsheid in haar te
besturen: maar toen Jesus Christus op zich genomen
had om onze natuur aan te nemen, alsdan kwam de
liefde, welke de goddelijke Zaligmaker den menschen
toedraagt, te voorschijn.» (2) Inderdaad, na hem zulk
een arbeidzaam en pijnlijk leven te hebben zien lijden ,
na hem op het schandelijk kruishout onder zulke ge-
weldige pijnen te hebben zien sterven, ware het hem
niet den grootslen smaad aandoen, een enkel oogen-
blik aan de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt,
Ie twijfelen? Ja, hij bemint ons bovenmate, en omdat
hij ons bemint, wil hij ook van ons bemind worden.
Ware het mogelijk dat wij ondankbaar zouden zijn?
Ware het mogelijk dat wij voor de liefde van Jesus
zouden ongevoelig blijven? Laat ons eens ernstig over-
denken tot welken schrikkelijken staat van ellende en
krachteloosheid de zonde onze ziel gebragt had, eer hij
op de wereld kwam om haar zalig te maken. Wij
(1) Jerem. XXX, V. (2) S. Bom. Serm. I, in Nat. Dom.
-ocr page 31-
VAN JESUS.                                      27
waren met misdaden besmet en overladen, tot dood
on hel veroordeeld, en had God ons door zijne regt-
vaardigheid aan ons zelven overgelaten, zoo als hij met
ile duivelen gedaan had, dan zouden wij niets Ie zeg-
gen gehad hebben: want wie zal tegen de oordeelen des
lleeren durven opstaan ? wie zal er vermetel genoeg zijn
om hem te beschuldigen, al had hij zelfs al de volkeren,
die hij gemaakt had, verdelgd!
(1) Niets, volstrekt niets
is er bekwaam om zijne blikken van goedheid en toe-
genegenheid op ons te trekken: wat zeg ik? De zonde
had ons leelijk en afgrijselijk voor zijne oogen gemaakt
en nogtans zie, hoe Jesus, door barmhartigheid be-
wogen, op aarde nederdaalt, om ons zijne liefde te
openbaren met op een kruis te sterven! Wij waren
arm, en hij komt ons met allerlei geestelijke gaven en
weldaden verrijken; wij lagen in dikke en zware duis-
ternissen bedolven, hij komt ons met de fakkels zijner
leer verlichten; wij waren tot de straffen der hel ver-
wezen, en hij komt ons de poorten des hemels openen
en ons een eeuwig heil verdienen; wij waren zijne
vijanden, en hij komt zich met ons verzoenen en ons
lot zijne boezemvrienden aannemen.
O Christen! aangezien God ons zoo voorname en
veelvuldige liefde heeft betoond, toen zelfs, toen wij
zoo ondeugend waren, laat ons hem ook, dev)\\jl hij ons
eerst heeft bemind, op onze beurt uit geheel on-i hart
beminnen.
(2) Wat is er billijker en regtvaardiger? Onze
Heer Jesus Christus,
zegt de II. Paulus, is voor ons
gestorven, opdat wij voor hem zouden leven,
(3) Kunnen
wij nu met waarheid van ons zelven deze troostvolle
waarheid geven, dat wij tot dusverre voor Jesus geleefd
hebben? Helaas, misschien hebben wij nog niet éénen
dag, niet één uur, voor hem geleefd! 0, wat groote
schande! Wel hoe! God heeft ter onze liefde alles ge-
daan, en wij hebben nog niets ter zijner liefde ver-
ligt! beginnen wij dan van heden af ernstig Jesus te
l\'eminnen en voor hem te leven. Voor Jesus leven is
\'ii alles zijnen heiligen wil volbrengen, is gedurig zich
(1) Sap. XII, 18. (2) Joan IV. (8) II Corinth. V. 16.
-ocr page 32-
2K
DE I.I*FDEVLAMMEN
zelven verloochenen, is alle oogenblikken zich geweld
aandoen, is zijn kruis met onderwerping en liefde op-
nemen en dragen. Voor Jesus leven is gestadig bidden,
is stiptelijk al de pligten van onzen staat vervullen, zon-
der ophouden zich versterven, zich oefenen in ootmoed,
in zuiverheid, in liefde tot den evennaaste, in zachtmoe-
digheid , in inwendig gebed. Voor Jesus leven is de onge-
regeldheden en de zonden van ons voorgaand leven
beweenen, is zich van al het aardsche onthechten, is
naar het hc\'1 des hemels verzuchten en verlangen. Kn
wat hebben wij van dit alles tot nu toe gedaan?. .. Niets,
bijna niets misschien. Verootmoedigen wij ons dan ten
minste op het zien van zulk eene lafhartigheid, en ma-
ken wij voor het toekomende goede voornemens.
GEBED.
O mijn Zaligmaker! wanneer zal ik dan de liefde be-
ginnen te erkennen, welke gij mij bewezen hebt? In plaats
van u te beminnen, heb ik u tot hiertoe niets anders dan
ondankbaarheid getoond en uwe genade veracht; even-
wel omdat gij oneindig goed zijt, wil ik mijn vertrouwen
niet verliezen. Gij hebt beloofd te vergeven aan al wie
leedwezen heeft; ach! heb deernis met mij en doe mij de
uitwerkselen uwer belofte gevoelen. Ik heb u oneer aan-
gedaan , door mijn gemak en mijne vermaken hooger dan
u te achten; maar heden ben ik hierover bedroefd uit ge-
heel mijn hart, en niets smart mij zoozeer, dan u, mijn
opperste goed, zoo schandelijk vergramd te hebben. Ver-
geef mij, en hecht mij geheel aan u vast door een eeuwi-
gen liefdeband, opdat ik u voortaan niet meer verlate
en niet meer leve dan om u te beminnen en uwen godde-
lijken wil te volbrengen. Ja, mijn Jesus, voor u alleen
wil ik leven, en u alleen verlang ik te beminnen. Jk heb
u vroeger voor het schepsel verlaten, nu wil ik alles voor
u verlaten en mij geheel en al aan u geven. Ik bemin
u, o God mijner ziel! ik bemin u meer dan mij zelven.
O Maria, Moeder Gods, verwerf mij de genade van
hem tot den dood getrouw te zijn. Amen.
-ocr page 33-
2\'.l
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Hen ijdelen lof onzer werken ilusirn.
Treed heden eens opregt in uzelvetl, en zie met welke
meening gij uwe werken verrigt. Zoo gij die werktuigelijk
zonder eenige goede of kwade meening doet, zullen zij
11 voor den hemel vruchteloos zijn: zoo gij ze verrigt
met het voornemen van aan de menschen te behagen en
uit ijdelen roem, al warende werken uit zich zelven nog
zoo goed, worden zij slecht en strafwaardig. Zoo gij, in-
tegendeel, in al uwe werken God alleen booogt, en gij
zijne eer en het volbrengen van zijnen wil alleen er bij be-
tracht, dan zijt gij gelukkig, want alzoo verzamelt gij
verdiensten en schatten voor de eeuwigheid. Vlugt dan,
vlugt den ijdelen lof, en wacht u van. uwe yoede werken
voor de menschen te doen, om van hengezien te worden;
want alsdan zult gij er r/een loon in den hemel vooront-
vamjen. (i)
Mijn God! wat is al de eer dezer wereld anders
dan een ijdele rook? Bevredig u, in het doen van uwe
goede werken, met de troostende getuigenis van uw ge-
weten ; vergenoeg u met te weten, dat gij eenen God tot
getuige uwer werken hebt, en ga van de menschen geene
valsche eer afbedelen, die u de ware eer zou doen verlie-
zen, liet oordeel der menschen is van geene waarde, en gij
zijt daarom niet beter, omdat zij u geprezen hebben. Zeg en
herhaal gedurig uit het diepste van uw hart: Eer zij God
in het hoogste des hemels in alle eeuwen der eeuwen!
(2)
■Xiet aan ons, Heer, niet aan ons, maar geef de eer aan
uwen naam.
(3) Verberg uwe goede werken zoo veel in
uw vermogen is, en wees immer bezorgd dat gij eene goede
meening hebt, alvorens uwe werken te beginnen, met
Ignatius de Loyola zeggende: Mijn God, ik ga dit doen ter
« wer liefde en ter uwer meerdere eer en ver/ieerlijking.(i)
Indien de duivel van ijdelen roem u in het midden van een
werk komt bekoren, staak het daarom niet, maar zeg hem
met den heiligen Bernardus: Ik heb dit xverk voor u niet
begonnen,en daaromzalikhet vooruniet staken.($) Alles
voor God! alles voor zijne eer!
ditzij altijd uwe zinspreuk.
(1) Matth. Vt, 1. (5) 1 ad. Tinotli. I, 17. (3) Ps. CV1II.
(*) Ad. ajniorein Dei gluriam. (5) S. in vita ipsius.
-ocr page 34-
3U
DE L1EKDËVLAMMEN
V. HOOFDSTUK.
Clod il<- Vader In ril zijnen Zoon op aarde »>■
zonden, om ons bet leven, dat wij door de
zonden verloren hebben, weder te geven.
In hoc apparuit Ckaritas Dei in nobitquti
Filium suum unigenitum misit Deus in
mundum
, ut tiiamus per eum. 1 Joan.
IV, 9.
Hierin heeft God zijne liefde tot ons
doen uitschijnen , dat Inj zgnen eenigöii
Zoon in de wereld heeft gezonden,
opdat wij door hem zouden leren.
Alle mensehen waren door de zonde gestorven, en
zij zouden in dezen staat des doods gebleven zijn,
zoo de hemelsehe Vader zijnen eenigen Zoon niet
gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn
dierbaar bloed te doen herleven. O wonder! een God
geeft zijn leven voor den mensen ten beste! een God!!!
en wat is dan de mensen ?
De Serafijnsche Bonaventura, dit licfdegeheim over-
wegende, riep uit: O goede Jesus, wat hebt gij ge-
daan? Hoe verre heeft de liefde u gebragt? Wat hebt
gij gezien? wat hebt gij in mij gevonden, dat geschikt
was om u zoo groote liefde in te geven? Waarom hebt
gij voor mij willen sterven? Wie ben ik dat gij met
zoo kostelijken prijs mijne ziel afkoopt? (1) Wat ben
ik anders, o mijn God, dan een verachtelijk niet, een
ondankbaar schepsel! Maar het is juist hierin, dat de
oneindige liefde van God ons luisterrijk uitschijnt. Onze
verworpenheid, onze ellenden hebben zijne liefde geenen
alkeer van ons doen opvatten, zij hebben ze, integen-
deel, meer doen aangroeijen. Hoe zeer onze misdaden
hem van ons hebben verwijderd en ons zijne liefde
hebben onwaardig gemaakt, des te meer ijver heeft
hij getoond, om ons te zooken en ons bewijzen te
geven van zijne teedere liefde voor ons. Deze heeft
(I) I). Bonav., Stimulus divini amoris, part. 1, Cap. 12.
-ocr page 35-
UI
VAN JEZUS.
hein zoo verre gebragt, dat hij zijn sehuldeloozen Zoon
aan een kruis heeft genageld, om ons aan de hel te
ontrukken en ons tot zijne liefde te verwekken! O
onbegrijpelijk wonder van Gods liefde tot ons! Hoelang
zullen wij u nog ondankbaar blijven\'.\' Hoe lang zullen
wij nog wederliefde weigeren aan eenen God, die ons
zoo vurig heeft bemind\'?
De liefde, die God ons allen bewezen heeft, is waarlijk
een geheim, zegt de heilige Fulgentius; wij hadden dien
algoeden God veracht, hem versmaad, wij hadden zij-
nen haat op ons getrokken, met ons van hem te ver-
wijderen , en hij heeft niet nagelaten ons te beminnen,
ja zoodanig te beminnen, dat hij zijnen eigen Zoon op
aarde heeft gezonden, om onze Vriend, onze Broeder,
onze Zaligmaker te worden, hij heeft ons bemind als
wij ziek waren, om ons te genezen; hij heeft ons be-
mind als wij boos en ondeugend waren, om ons braaf
en deugdzaam te maken; hij heeft ons bemind als wij
dood waren, om ons tot het leven terug te brengen. (1)
Van af het hoogste van zijnen troon heeft hij onze
ellende gezien, en hij is daardoor tot medelijden be-
wogen geworden; hij heeft gezien, dat wij op den weg
der ondeugd omdwaalden, en hij heelt ons zijnen Zoon
gegeven, om ons op den weg des hemels te stellen. Die
aanbiddelijke Zoon is op aarde verschenen en gedurende
drie en dertig jaren, dat hij onder ons is blijven wonen,
heeft hij door alle mogelijke middelen gewerkt, om ons
uit de klaauwen van den duivel en aan onze eigene
driften te onttrekken. Hij heeft ons hart zoeken te
winnen, als of hij zonder ons niet had kunnen geluk-
kig zijn, en voor onze zaligheid op een kruis willen
sterven, om onze liefde te verdienen. Welk eene won-
derbare goedheid van God, roept de Heilige Bernardus
uit alzoo den mensch opgezocht te hebben ? Welke
voorname eer voor den mensch, alzoo door God te zijn
gezocht geworden! Ja, teregt mag de mensch zich over
deze eer beroemen; hij mag daarin eenen heiligen hoog-
moed scheppen, niet uit hetgeen hij in zich zelven is,
(I) S. Fnlg., sei\'ni. 2, de duplicc natura Cliristi.
-ocr page 36-
32
DE MKFDgVLAHHBN
vermits liij ceii niet is, maar uit de hoogachting, die
de Schepper hem bewezen heeft. Al de schatten, al
de eer der wereld, is niet te vergelijken bij deze hoog-
achting , met welke God hem vereerd heeft. (1)
Aangezien Jesus Christus mij zoo zeer bemind heeft,
aangezien hij mij, ondanks mijne nietigheid, zoo groot
geacht heeft, aangezien hij mij tot zoo grooten adel en
waardigheid heeft verheven, met mijn broeder te willen
worden, zal ik mij dan nog gaan verachtelijk maken door
de aangekleefdheid der wereldsche zaken en bovenal door
de zonde ? (2) Dewijl God mij op zekere wijze tot aan zijnen
troon verheven heeft, zal ik mij dan nog in den modder
der zonden gaan werpen? Neen, neen, nooit meer! en
met de hulp van Gods genade, zonder welke ik niets ver-
mag, wil ik liever duizendmaal sterven. God heeft mij
bemind, in zal hem op mijne beurt beminnen: God heeft
mij groot geacht, ik zal mijne waardigheid wel weten te
erkennen, met zelfs de schaduw van de zonde te vlugten;
God is uit liefde tot mij gestorven, indien het noodig is,
zal ik wel welen uit liefde tot hem te sterven; hij zal mag-
t\'g genoeg zijn om mijne zwakheid te onderschragen.
GEBED.
Heer, heb medelijden met mij, en geef mij de genade
van voortaan niet meer te leven dan voor hem alleen, die,
uit liefde tot mij, zijn dierbaar bloed en leven heeft ten
beste gegeven: gij, die Jesus, uwen Zoon, ons geschonken
hebt opdat wij het leven, dat wij door de zonden verloren
hebben, weder zouden kunnen bekomen! O lieve Jesus,
mijn welbeminde Zaligmaker! op het aanschouwen van
uwe wonden en van dat kruis, waarop gij voor mij den
laatsten snik hebt gegeven, draag ik mijn leven en mijnen
wil u geheel en al op. Ach! maak, dat ik geheel u toebe-
hoore; maak, dat ik voortaan u alleen zoeke en voor u
alleen leve. Ik bemin u, o oneindig goede God! God van
oneindige liefde! Verleen mij de genade, dat ik al de
dagen mijns levens tot u moge zeggen: Mijn God, ik
bemin u
, ik bemin u, verleen mij ook deze weldaad van
(1) S. Bern, udvcjitu serni. 1, (2] Aug. scrni, <V de Nat. Doiuiui.
-ocr page 37-
SA
VAN .IESIIS.
met deze woorden in den mond te mogen sterven: Mijn
God, ik bemin u, ik bemin u.
Ik bid u om deze kostelijke
genade van eenen goeden en zaligen dood door de ver-
diensten van uw Jijden; ik verzoek u dit ook in den
naam van Maria, uwe en mijne Moeder. Amen.
OEFENINGEN.
Gelukkig /\\\'\\. die weenen.
Christene ziel, die dit leest, overweeg een oogenblik
deze woorden van onzen goedertieren Meester: Zalig
zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden, (i)
Ach! wat groote redenen hebt gij van te weenen !
1.   Gy moet uwe zonden bewecnen. Helaas! hebt gij
wel immer die zonden beweend, waaraan gij u pligtig
hebt gemaakt, en die zoo veelvuldig en schrikkelijk
zijn? Zij hebben nogtans den dood van Jesus veroor-
zaakt, en gij zijt niet zeker of zij u in de hel niet
zullen dompelen. Weet gij, of gij daarvan vergiffenis
bekomen hebt? weet gij, of gij haat of liefde waardig
zijt? de Apostel der volkeren, de heilige Paulus, wist
het niet en hij beefde van schrik, de heilige Bernardus
die godspraak zijner eeuw, wist het niet, en hij was
met vrees bevangen; (2) gij zelf weet het niet, en
zoudt gij niet vreezen? vrees dan en ween.
2.  Gy moet de zonden van anderen beweenen. Ouders
gij moet de zonden uwer kinderen beweenen, waarvan
gij misschien, door uwe onachtzaamheid en kwade voor-
beelden, oorzaak geweest zijt, herders der zielen, gij
moet de zonden uwer scnapen beweenen : Christenen,
wij moeten de zonden onzer broederen beweenen, omdat
\'Ie zonden onzen God vergrammen.
3.   Gij moet uwe langdurige ballingschap op aarde be-
weenen.
Ach! in welke brooze vaten draagt gij de genade
Gods! lme dikwerf zijt gij blootgesteld van deze alle
oogenblikken te verliezen! hoevelen zijn er nu niet voor-
gegaan, die ze verloren hebben, en die ze nooit meer heb-
ben wedergevonden. Daar gij gedurig blootgesteld zijt
(1) Matth. V, 5. (2) Quisscit si sit dignua amore, atl oflin.S. Bern.
3
-ocr page 38-
\'M                                UK I.IEFDEVI.AMMKN
aan < Ie bekoringen van hot vleesch, van de wereld en den
duivel, zijt gij gestadig in gevaar van den hemel Ie
verliezen en in den afgrond der liel te vallen. Beween
dan uwe ballingschap. Breng geheel den dag in eene
groole ingekeerdheid door, wek n op tot leedwezen, ei:
herinner u daarom dikwijls uwe voorgaande zonden en
uwe tegenwoordige ellenden; lees in hot Latijn, in he!
Fransch of in het Hollandsen den vierden der zeven
boetpsalmen, hot Miserere, en tracht door de gevoelens
van boetvaardigheid, die hij bevat, uw hart tot ontroe-
ring op to wekken. Ween, Christen ziel, ween; Jesus
heeft u daarvan het voorbeeld gegaven, dewijl hij zelf
uwe zonden heeft beweend ; ween , . en gij zult weldra
ondervinden hoe zalig de tranen van leedwezen zijn.
VI. HOOFDSTUK.
Onze Zaligmaker is uit den liemel op aarde
nedergedaald, niet uit noodzakelijkheid of
eigenbelang, maar uit liefde tot ons.
Per tiscera misericordia Dti nostri, i« qmbis
visitavit not oriens ex alto.
Luc. 1, 17.
Door de liefde en het medelijden van God, die
gemaakt heeft dat deze zon van regtvaardig-
heid is opgestaan, en ons uit het hoogste des
hemels is komen bezoeken.
Indien de Zoon Gods op aarde komt om ons te ver-
lossen, is zulks niet, dat hij op eenigc wijze hiertoe
verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt;
het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne
heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den mensen,
maar ook nog van alle schepselen. Hij is de Heer, zegt
David, en Hij heeft onze goederen niet noodig. (i) Hij
komt omdat hij aangedreven is door de overgroote liefde,
rioor medelijden met onze ellenden en door het verlangen
dat hij heeft van ons zijne liefde te bewijzen, met aan
onze kwalen een krachtig geneesmiddel toe te brengen. (2)
En dit zingt de heilige Kerk dagelijks in het heilige Mis-
(1)P«. XV, 8. (2) Pet, 1, 8.
-ocr page 39-
38
VAN .TESCS.
offer met deze woorden, Jesus Christus is voor mis en
voov de zaligheid tier mensehen, uit den hemel nederge-
daald. (\\)
Zij zegt niet, dat hij van iluar is nedergedaald,
dat hij is inensch geworden, dat hij geleden heeft en
begraven is voor zijn eigen belang, maar voor onze
zaligheid. Welke groote goedheid, welke oneindige barm-
hartigheid van den kant van onzen Schepper!
Wel hoe! Heer, dewijl gij niet den verloren niensch
zooveel medelijden hebt, waarom is het dan nog noodig
oj> aarde te versehijnen? is het niet genoeg oenen Engel
uit den hemel te zenden om hem te verlossen\'? Neen; voor-
waar, antwoordt het eeuwige Woord, ik wil zeil op aarde
verschijnen, ten einde de mensch de grootheid mijner
liefde tot hem moge kennen. De heilige Auguslinus leert
ons, dat eene der bijzonderste redenen, die Jesus Chris-
tus opgewekt hebben, om op aarde neder te dalen, ge-
weest is, om de mensehen te doen hegrijpen tot hoeverre
hij hen bemind heeft. i2) Maar hoe weinig mensehen ziet
men, o lieve Jesus, die u waarlijk beminnen, nadat gij
op aarde verschenen zijt om hen tot wederliefde op te
wekken! Helaas! ongelukkig mensch als ik ben! Hoe
vele redenen heb ik in het bijzonder niet, om te blozen
en beschaamd te staan! Want gij weet, o mijn God, hoe
weinig ik u voorheen heb bemind, gij weet hoe zeer
ik uwe liefde versmaad heb! Ach! zeer minnelijke
Zaligmaker, mogt ik van droefheid stervenl Ik ben be-
droefd, omdat ik u zoo veracht heb, en ik wil voorlaan
door mijne boetvaardigheden alles gaan herstellen.
Wat ben ik droevig, (3) o aangenaam en verheven
goddelijk licht, wat ben ik droevig, u zoo laat gekend te
hebben ! Mijne schuldige driften hadden mijne oogen als
met eene dikke, duistere wolk verblind, die mij belette
liet licht uwer regtvaardigheid en waarheid te zien. Ik
was met duisternissen omringd, en in deze duisternissen
schiep ik mijn behagen, omdat ik de schoonheid van uw
licht niet kende. Ik was blind, en beminde mijn ver-
blindheid , omdat zij mij meer vrijheid gaf om mijne onge-
(1) I» Sviulj. Credu in iuiuin Dcuiu, (2) 8. Aug. De cateckiaaudii
•uidibm, c»p. 8. (8) Aug Soliloq, cap. 88,
-ocr page 40-
36
DR UEFT1EVI.AMMKN
regelde driften in te volgen. Wie heeft mij van deze
verblindheid genezen? Wie heeft de duistere wolk doen
verdwijnen\'? wie heeft mij de hand toegereikt om mij
uit den modder tier ondeugden, waarin ik nedorgpzonken
was, te trekken? Ik heb dien Verlosser niet geroepen, en
hij is tot mij gekomen; ik heb zijne hulp niet verzocht,
en echter heelt hij mij geholpen. Wie is dan die zoo goe-
dertierene barmhartige Verlosser? Ach! gij zijt het, o
Jesus, mijn lieve Jesus! gij zijt van uwen hemelschen
troon op aarde nedergedaald, om mij uit mijne ongereg-
tigheden te trekken en onder het getal uwer kinderen te
stellen. Wat zal ik n wedergeven voor zulk eene groote
weldaad! ik was van den weg uwer geboden afgeweken,
ik was verre van u gevlugt, gij zijt zoo goed geweest, om
mij te achtervolgen, mij in mijne vlugt tegen te houden
en mij uit mijne doling te trekken. O mijn Jesus! ik her-
haal het, wat zal ik voor eene zoo teedere liefde we-
dergeven! Ach! ik zal u uit geheel mijn hart, uit al
mijne krachten, meer dan alle schepselen, meer dan
mij zelven beminnen, ondersteun mijne zwakheid.
Aangezien Jesus Christus ons zoodanig bemind heeft
dat hij op aarde ons is komen verlossen, en ons uit den
modder onzer zonden met eene zoo mededoogende barm-
hartigheid getrokken heeft, hoe is het mogelijk, dat wij
ons niet geheel aan zijne dienst toewijden ? Waarom smelt
ons hart niet gelijk was, in de tegenwoordigheid eener
zoo brandende liefde! Is het mogelijk, van niet duizend-
maal te wenschen den marteldood te ondergaan voor hem
die voor ons zoo veel heeft willen lijden? Wel hoe, zou-
den wij in staat zijn om de goedheid on de liefde van onzen
goddelijken Zaligmaker te vergeten? Neen, neen, het
zal zoo niet gaan: wij zullen eenen God weten te be-
minnen . die door zijnen dood ons het leven gegeven
heeft, die ons van de duisternissen tot het licht, van
de ballingschap tot het gewenschte vaderland, van de
droefheid tot de vreugde van de uiterste ellende tot
eene eeuwige heerlijkheid heeft doen overgaan. (1)
(1) Pmilin. Forojuliens. Epiac. liher de salutaribui documentis
lnter opera S. Aug.
-ocr page 41-
VAN JEZUS.                                             37
GEBED.
O zoete Jesus! ik smeek u, woud mijn hart zoodanig
door uwe liefde, dat ik niemand anders uicer dan u
alleen bcminne, gij, die u zelven te mijner liefde niet
gespaard hebt. Maak, dat ik geheel mijnen troost
vinde in met u gekruisigd te worden, en dat mijn
eenig geluk zij dag en nacht op u te denken en met
u bezig te zijn.
O Jesus, dien ik nu uit geheel mijn hart verlang
te beminnen, maar dien ik het ongeluk gehad heb
zoo grootelijks te vergrammen, o Jesus! vergeef het mij
en verleen mij de genade u waarlijk te beminnen.
Laat niet toe, dat ik nog langer de zoo groote liefde
miskenne, welke gij mij bewezen hebt. Ik bemin u nu,
dit troostend vertrouwen heb ik; maar ik bemin u te
weinig, gij zijt immers eene oneindige liefde waardig:
maak, dat ik u ten minste uit al mijne krachten beminne.
O mijn Zaligmaker, mijne vreugd, mijn leven, mijn
al, indien ik u, die oneindig goed zijt, niet bemin,
wie zal dan het voorwerp mijner liefde zijn? ik on-
derwerp mijnen wil geheel aan den uwen, en uit dank-
baarheid voor de pijnen, welke gij voor mij hebt willen
uitstaan, ben ik bereid om alles te lijden en te ver-
dragen, wat gij mij zult gelieven over te zenden. Neem
van mij alle gelegenheden weg, waardoor ik u zou
kunnen vergrammen: laat mij niet in de bekoring be-
zwijken, maar verlos mij van het kwaad
Verlos mij van
de zonde en handel daarna met mij naar uw welbe-
hagen. Ik bemin u, o oneindige goedheid! en ik be-
geer liever aan alle rampen blootgesteld te zijn, ja zelfs
in mijn niet weder te keeren, dan te leven zonder u
te beminnen! Ach! mogt ik uit mijn leven die onge-
lukkige dagen wisschen, welke ik doorgebragt heb in
u zoo schandelijk te vergrammen! O mijn Jesus! ver-
leen mij de genade, van door eene opregte boetvaar-
digheid voor zoo menigvuldig bedrevene zonden te
mogen voldoen. Amen.
-ocr page 42-
DE LIBFDEVLAMHEN
OEFENINGEN.
IK\' ingetogenheid.
Tracht gchoel dezen dag in de diepste ingetogen-
heid door te brengen, en stel alles in liet werk, om
u daarvan eene heilige gewoonte te maken liet is
onmogelijk van in de deugd voortgang te maken, als
men niet overweegt en ingekeerd is, omdat men zon-
der de ingetogenheid noch met vurigheid kan bidden ,
noch op zich zelven waken, noch zijne kwade gewoon-
ten ontdekken. Men bekomt en onderhoudt de inge-
togenheid door het gebed en de versterving, waarvan
wij later zullen spreken: men verkrijgt haar ook door
de stilzwijgendheid en door de krachtige verheffingen
des harten tot God.
1. .Dooi\' dcstiizwijgendhcid. lied wing uwe tong en spreek
weinig en met omzigtigheid: die zijnen tong niet bedwingt
en echter meent godsdienstig te zijn, bedriegt zich:
zegt de
heilige .lacobus. (I) Spreek weinig, want volgens de
heilige Schrift, is de al te groote uitgestortheid in woor-
den het kenteeken van een dwaas. (2) Spreek weinig,
omdat do onmatigheid in het spreken niet alleen beletsel
stelt aan de ingekeerdheid van den geest, maar ook oor-
zaak is van veelvuldige zonden: zoodanig, dat men van
hem die veel spreekt vrij mag zeggen, dat hij vele mis-
slagen begaat, daar een voorzigtig man deze zal vermij-
den. (3) Spreek weinig, omdat tegen éène zonde, die
men bedrijft met te zwijgen, als het zou nuttig zijn te
spreken, men er in alle geval honderd bedrijft met te
spieken. (4) Spreek weinig omdat de stilzwijgendheid in
eene ziel den kostelijken schat van Gods geest bewaart,
en het veel spreken hem verdrijft en uitdooft. Een
mensch, die zijne tong niet kan bedwingen is gelijk eene
onbemuurde stad,
zegt de heilige Geest, zij is langs
alle kanten blootgesteld aan hare vijanden, en onbe-
kwaam om zich te verdedigen. (5) Spreek dan weinig,
zoo gij de ingetogenheid des geestes wilt behouden.
(1) Jhc. I, 26. (2) Stultns »ertm multiplicnt Eed. X, H. (8) Prof.
X, 19. (4) S. Ambr., lib. 1, Oftic. Cap. 2. (6) Pror. XXV, 28.
-ocr page 43-
VAN IESIIS.                                       39
2. Vuur de krachtige oerheffingen des harten tot Guit.
Maak u conc heilige gewoonte van dikwijls, gedurende
■ Ion dag, en des nachts, indien gij wakker wordt,
schietgebeden te doen, gelijk men die gewoonlijk noemt.
Niets zal u zoo voordcelig zijn om u in de ingekeerd-
heid te houden. Zie hier cenige dergelijke: Mijn God,
ik bemin u uit geheel mijn hart.
Mijn God, ik aan-
vaard dezen smaad, deze vernedering, deze ziekte uit
liefde tot u.
lieer, wanneer zal ik u beminnen,
gelijk gij verdient bemind te worden? enz. enz.
VIL HOOFDSTUK.
Over cl<-11 vui\'isi\' wenscli en liet verlangen, «Int
ilc Heiligen van liet ou<l Verbond nitur <lc
komst vnil tien Messias luidden.
Horate cxli ilesuper, etnnhespluantjuslnm. aperialur
terra et germinet Saloiitort\'m.
ïsaias XLV, 1. —
Emïtte agnutn dominatorem terra. ïsaias XLV, 1.—
Salutare tuum de nobis. Pa. LXXXIV, 6.
Hemelen, laat uwen daatiw nederrallen, wolken
verspreidt (te rcgLvaardighcid, dat de aarde haren
schout opcne en den Zaligmaker hare. — Heer,
zend ons het lam, dat de aarde hchecrscht. —
Geef ons den Zaligmaker, die ons zoo lang he<
loofd is.
Sedert God, in zijne barmhartigheid, aan den in
zonde gevallen en tot de hel verwezen mensen,
oenen Zaligmaker had beloofd; hielden de Heiligen
f il de profeten van liet oude Verbond niet op, hunne
Wenschen en gebeden hemelwaarts te stieren, om zijne
komst te verhaasten: Heer! riepen zij uit, aanschouw uit
het hoogste des hemels! en verwaardigueenenblik op
\'noe ongelukkige schepselen te werpen: waar is deteedere
Hcfde van uw harten vanuwe barmhartigheid!(i)Wees
\'jedachtig wat ons is overkomen, en welke onheilen op
(l) P«. LXHI, 16.
-ocr page 44-
40
UE I.ltTUKVIAMMEN
onze hoofden zijn nedergestort. Let op de schande ivaar-
mede wij zijn overladen; ziedenschrikkelijkenstaat, tot
welken wij gebragt zijn
Slaven bebbon ons beheerscht en
ons in zware ketenen en boeijen geklonken, wij zijn de speel-
tuigen onzer driften geworden, en onze vijanden hebben
hun vermaak genomen in misbruik te maken van onze
zwakheid. Heer, zult gij ons voor altijd vergeten, en zal
de Verlosser dien gij ons zoo plegtig hebt beloofd, dan
nimmer komen?
(1) Ach ! wij smeekenu, zend ons den-
gene, dien gij moet zenden.
(2) Neig uw oor en luister,
open uwe oogen en beschouw onze droefheid. Heer, ver-
hoor ons, en vertoef niet ons onzen Wetgever toe te zen-
den; dit verzoeken wij u in naam uwer eigene eer.
(3)
Zoo waren de wensehen der heilige Aartsvaders. O!
hoe vurig waren hunne zuchten! o! hoe dringeni
wenschten zij naar de komst van den Messias! met
wat ongeduld verwachten zij hem! Hadden zij het ge-
luk gehad van hem te zien, wat zouden zij dan niet
gedaan hebben, om dien goddelijken Zaligmaker te
behagen.\' met wat drift zouden zij niet gezocht hebben
hem hunne liefde te betoonen! met wat ijver zouden
zij hem niet bedankt hebben voor al de weldaden en
gunsten, welke hij hun kwam aanbrengen.
En wij, Christenen, wij, die de Zaligmaker gezien
hebben, wij, die hem in onze tabernakelen bezitten, wij,
die door zijne liefdeblijken omringd, met zijne weldaden
vervuld, met zijn bloed gelaafd worden, hoe gedragen
wij ons jegens hem? O hemelen, weest verbaasd. (4) naau-
welijks denken wij op al wat Jesus tot onze liefde gedaan
heeft! Naauwelijks beminnen wij dien zoo teederen en
lieldewaardigen vriend ? Wat zeg ik? het schijnt, dat wij
hem reeds eene groote gunst bewezen hebben, wanneer
wij voor al zijne weldaden, hem niet noodzaken, smaad
en verachting van ons te ontvangen.....Ach, laten wij
or.ze ondankbaarheden staken, en eindelijk Jesus bemin-
nen, zooveel het in ons vermogen is. Indien wij hein
weinig beminnen, laat ons ten minste begeerig zijn, om
(1) Tluen. V. passim. (2) Kxod. IV, (S) Dan. TX, 18, 19
(4) Jerem. II, 21,
-ocr page 45-
VAN JESÜS.                                             41
hem meer te beminnen: de goede begeerten, wanneer zij
regtzinnig zijn, behagen den Heer, en hij laat nooit
na die te vervullen. (1) Ja, laat ons verlangen Jesus
zeer te beminnen; maar laat ons wel toezien, dat onze
begeerten aan die van den luiaard niet gelijken. De lui-
aard voedt wel in zijn hart de begeerte van Jesus te
beminnen, maar ongelukkiglijk houdt hij zich met deze
onvruchtbare begeerte tevreden, die hem den dood-
steek geeft, (2) en hij doet niets meer. Volgen wij
hem niet na, beminnen wij onzen meester, niet met
den mond en met de woorden, maar met het hart en
met de werken, laten wij ons getrouw van al de plig-
ten van onzen staat kwijten, in welken God ons gesteld
heeft, en als wij deze allen, uit liefde tot Jesus, naauw-
keurig zullen vervuld hebben, vatten wij dan de begeerte
op, van meer te doen, om hem meer en meer te be-
hagen. Ziedaar de opregte begeerte, die dikwijls voor
Gods oogen de verdienste heeft van de daad zelve.
Heer, riep de profeet Isaiasuit, open de poorten des
hemels, en daal neder: op het zien van u zullen de ber-
gen verdwijnen, zij zullen verteeren gelijk al wat het
vuur verslindt, en de wateren zullen opborrelen.
.. (3)
Ja, Heer, wanneer de menschen u op aarde, uit liefde
tot hen zullen zien nederdalen, dan zullen de bergen ge-
slecht worden, dat is te zeggen, de menschen zullen, om
u te dienen, al de moeijelijkheden, al de hinderpalen
overwinnen, die hen te voren als zoo vele onbestijgbare
bergen schenen te zijn. De wateren zullen opborrelen,
dat is de koelste zielen zullen, op het gezicht van eenen
menschgeworden God, als ontstoken worden door den
brand der goddelijke liefde. Deze voorzegging is bewaarheid
in zoo vele heilige en gelukzalige zielen, voornamelijk in
de heilige Maria Magdalena, den heiligen Ignatius, marte-
laar, Augustinus, Teresia, Philippus Nerius, Francis-
cus Xaverius, Aloysius de Gonzaga, en een groot aantal
anderen, die op deze wereld door dit goddeüjk vuur van
liefde verslonden geweest zijn. Maar helaas I hoe zeldzaam
(1) Siip. VII, 6. Matth. V, 9. Lnc, 1, 55. P». CV, 6. (3) Pro».
XXI, 86. (3) Is. 1.XIV, 1, S.
-ocr page 46-
49
TIE LlEKr>EVI,\\MMBN"
zijn deze zielen, in vergelijking van liet bijna onein-
dige gelal dcrgenen, die voor de teedcro liefde van
onzen God ongevoelig blijven, en die gecnzins daaraan
beantwoorden! O, hoe zeldzaam zijn zij.
GEBED.
Lieve .Jesus! ik verhng ook onder het getal van
deze zoo zeldzame zielen te zijn, welke van liefde tot
u verslonden worden. Helaas! sedert lang zon ik reeds
in de helschc vlammen hebben moeten branden, voor
altijd van u gescheiden, en in de schrikkelijke noodza-
kelijkheid van u in alle eeuwigheid te moeten haten en
vervloeken; maar uw genadig oog heeft altijd over mij
gewaakt; gij hebt mij in het midden mijner ongeregtig-
heden met een wonderbaar geduld verdragen, oin mij
eens te zien verslonden worden, niet door dit wraak-
nemonde vuur der verwerping, maar door dit zachte
vuur, door de gelukzalige vlammen uwer heilige liefde.
Het is tot dit einde, dat gij mij zoozeer verlicht hebt,
mij zoovele goede ingevingen hebt ingeblazen, toen ik
ver van u verwijderd leefde, het is tot dat einde, dat
gij alle middelen hebt gebezigd, om uwe teedere
liefde tot mij te toonen, dat gij mij door goedheden
on beminnelijkheden tot u getrokken hebt, en dat gij
alles gedaan hebt om mijn hart te winnen. Ach! mijn
God! dit arm hart is vol wonden, het is nog geheel
overdekt met de melaatschheid mijner zonden : evenwel
vraagt gij het mij. Welnu, mijn God, zie, ik geef hot U,
neem gij het en genees het; ik verlang dat het u al-
tijd, ja voor altijd toebehoore. .. Maar helaas! ik ken
mijne ongestadigheid en mijne zw akheid; gij alleen, o
lieve Jesus, gij alleen kunt mij bij u houden, en mij
de sterkte geven om u gestadig getrouw te blijven, ik
hoop vaslelijk, dat uwe oneindige goedheid mij deze
gunst zal verleenen. Wel hoe! mijn God, zal ik nog
zoo lafhartig zijn van u te verlaten, en van nog een
enkel oogenblik zonder uwe liefde te leven? Ik bemin
u. o mijn Jesus! meer dan alles, dat op de wereld is,
maar dit is zeer weinig. Ik bemin uineer dan mjj zelven,
-ocr page 47-
4:!
VAN JESUS.
en dit is nog te weinig. Ik bemin 11 uit geheel mijn
hart, uit geheel mijne ziel; uit ;il mijne krachten;
ilit is helaas nog te weinig. Mijn Jesusl verhoor mij;
geef mij moer liefde, ja meei\' liefde! meer liefde! O
Maria, bid God voor mij, en verwerf mg de genade
van eindelijk eens voor goed nu waarlijk te beginnen
hem te beminnen, en van hem meer en meer te be-
minnen, tot dat ik eens bet geluk hebbe van hem met
u voor eeuwig in den hemel te mogen beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Over il»- znrlii tot <lc volmaaktheid.
Verwek heden in uw hart de liefde en de zucht tot
■Ie volmaaktheid en heiligheid, want dit is de grondslag
van uwen geestelijken voortgang, dewijl de H. Geest
zolf ons leert, dat het begin der wijsheid is, in hel hart
eene ware begeerte daarnaar te hebben.
(1) Zeg dikwijls
gedurende den dag: Mijn Jesus, maak, dat ik honger
en dorst hebbe naar uwe regtvaardigheid.
0! hoe ge-
lukkig zult gij zijn, als gij in u dien brandenden ijver
zult gevoelen van meer en meer in don weg der deugd
te vorderen! hoe gelukkig zult gij zijn, als uwe gedachten
zich als natuurlijk tot de middelen zullen wenden, om
altijd volmaakter te worden! Ja, gij zult gelukkig zijn,
want dan zult gij een zeker onderpand hebben, dat
God in uw hart tegenwoordig is. (2) Dit is het gevoelen
van den heiligen Bernardus en dit toont hij ons door
deze woorden van den wijzen man: Die mij eten, zullen
non honger hebben, en die mij drinken, zullen nog dorst
hebben.
(3) Indien gij dan dien honger en dorst hebt
naar uwen geestelijken voortgang; verheug U, het is
een klaar teeken, dat God in uwe ziel woont, hij is
het, die dezen honger en dorst veroorzaakt. Dat al uwe
zorg zij, dagelijks moer en meer dezen honger en dorst in
u op te wekken, want God verzadigt met goederen, dieziel,
welkeer dorstig naar is.
(4) Maar indien gij geen verlan-
(1) Sap. IV, 18. (2) S. Bern. Serru. de S. indren. (3) Eccl.
XXIV,\'29. (4) Pu. C1V, (I.
-ocr page 48-
u
DE UEFDEVLAMMEN
gen naar de volmaaktheid gevoelt, dienijver, om altijd
heiliger te worden, vrees: gij ivandelt in de duisternis-
sen
, en gij stelt u in gevaar van in eenen afgrond te
vallen, dien gij geenszins zult gewaar geworden zijn,
(1)
Hoe het ook moge wezen: doe heden uwe werken zoo
volmaakt alsof gij dezen avond moest sterven. Dat zij
allen voor grondregel hebben de liefde Gods en zijne
meerdere verheerlijking; hetzij dat zij groot of klein
zijn, aangenaam of verdrietig, gemakkelijk of moege-
lijk , gering of verheven. Door dit middel zult gij dorst
krijgen naar de volmaaktheid, en zij zal aangroeijtn,
indien gij die reeds bezit.
VIII. HOOFDSTUK.
De menschworflinK van onzen lieer
Jegus Christus.
Et verbum earo faclum est. Joan. 1, 14.
En liet woord is vlecsch geworden.
De tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrekt-
heid zijner liefde aan de menschen ging openbaren.
De Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig verzocht,
met zoo veel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voor-
werp van zoovele wenschen en zuchten, ging op aarde
verschijnen. Alles was tot de menschwording van het
eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriël
wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden;
hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems,
wendt zich naar eene kleine stad in het Joodsche land,
met name Nazareth, en biedt zich met diepen eerbied aan
bij eene arme jonge dochter, onbekend aan de wereld,
maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver
en onbevlekt was, en deze was Maria. (2) Hij groet haar
maakt zijne goddelijke zending bekend, envraagthaar,
of zij toestemt, om Moeder van den Zaligmaker te worden.
Hierop wordt deze ootmoedige Maagd ontsteld en he-
il) Prov. IV, 19. (S) Luc. 1, 36. 87.
-ocr page 49-
4fi
VAN JESUS.
vreesd, maar de Engel haar verzekerd hebbende, dat
zij door moeder van Jcsus Christus te worden, geens-
zins den kostelijken schat van hare zuiverheid zou ver-
liezen, stemt zij toe: (4) en zie, op hetzelfde oogen-
hlik wordt het goddelijk Woord des Vaders mensch,
en in haren schoot door de medewerking van den
heiligen Geest gevormd! Et verbum caro factum est:
en het Woord is Vleesch geworden.
O wonder, dat den hemel en de gansche natuur verrukt
en verbaasd maakt 1 Hoe, liet Woord is Vleesch geworden
een God is mensch geworden! Wat zouden wij zeggen,
indien wij eenen aardschen koning de gedaante van eenen
worm zagen aannemen, om, door zijn eigen dood, aan
een gering wormpje het leven te behouden? Wij zou-
den gecne woorden genoeg kunnen vinden om onze ver-
wondering uit te drukken. En zie, het is nogtans dit, wat
■lesus, de Opperkoning van hemel en aarde, onze Schep-
per, onze God voor ons gedaan heeft. Wat zeg ik? Hij is
veel verder gegaan ; want hoe groot het verschil moge zijn
tusschen een wormpje enden grootsten koning der aarde
er is nogtans verschil, en het is niet oneindig, terwijl
tusschen God en den mensch, God en eenen koning, God
en de geheele wereld er geen te bedenken is, omdat
er met God niets te vergelijken valt. En evenwel, o
wonder, God is mensch geworden, hij is mensch, en
zal in alle eenwigheid mensch blijven! Och, wisten wij
wat God is, konden wij bevatten wat zijne Opperma-
jesteit is, als wij van de menschwording spreken, als
wij den heiligen naam van Jesus noemen, die ze uitdrukt,
als wij met de heilige Kerk zeggen: Het woord is vleesch
\'jeworden, Verbum caro factum est,
wij zouden ons ter
aarde nederwerpen, wij zouden ons tot in het binnenste
der aarde willen vernederen, ons in het midden van
onze nietigheid willen dompelen, om aan dat groote
geheim behoorlijk eer en hulde te bewijzen. (2)
Het Woord is Vleesch geworden. O onbesefbare liefde
van God tot ons I O Jesus I hoe groot is uwe liefde I Als
, (1) Luc. 1, 28, 86, 88, (2) Sermonen van Pater Lejeune, IV
"fel, aerm. 46.
-ocr page 50-
40
DE I.IEFDRVI.AMMEN
God, waart gij onsterfelijk, en zie, gij hebt willen
inenseh worden, u onderwerpen aan den dood, om uw
leven tot onze liefde te kunnen ten beste geven! Gij
waart de Zoon van God! roept de heilige Augustinus uit,
en gij hebt de Zoon des menschen willen worden, om
ons, arme verworpelingen, tot de verhevene waardigheid
van kinderen Gods te verheffen: gij hebt willen deel-
nemen in onze kwalen en ellenden, om ons aan uwe
hemelsein1 goederen deelachtig te maken. (1) O goede
.lesus, goede Jesus, wees voor eeuwig gezegend en geloofd
yoor de oneindige liefde, welke gij ons hebt toegedragen!
Maar, zegt de Apostel, hetgeen de liefde Gods lot ons noy
veel meer doet uitschijnen,
en onze erkentenis nog tot hem
krachtiger moet opwekken, is, dat. toen wij zelfs nog
zondaars ivaren, Jesus Christus niet nagelaten heeft voor
ons mensch te worden en zijn leven ten beste te geven.
(2)
Wij waren zijne vijanden en bij heeft voor ons gedaan
wat wij nooit zouden hebben durven vragen, al waren wij
zijne beste vrienden geweest. Wie zal, roept de heilige
Gregorius uit, die groote barmhartigheid van onzen God
niet bewonderen. Wij waren niet waardig zijne slaven te
zijn, en zie, hij handelt met ons als zijne vrienden. (IS)
Hij komt, zegt de heilige Pissehop Maximus, bij komt
uit het hoogste des hemels in dit dal van ballingschap en
van tranen om ons met hem mede in de verblijfplaats
van het eeuwig heil te leiden. (4) Wie zou aan zulke
liefde kunnen wederstaan? Wie zou zijn hart kunnen
weigeren aan eenen God die met zoo teedere liefde bemint.
Wat is er geschikter, om onze zielen door de liefde Gods
te ontsteken, dan te zien, dat een God uit liefde tot
ons, mensch wordt; toen zelfs, wanneer wij zijne
wreedste vijanden waren? (5) Ach! roept de godvruch-
tige Thomas a Kempis uit, indien Jesus Christus zoo
veel goedheid heeft voor zijne vijanden, wat zal hij
niet doen voor zijne vrienden, (6) voor degenen, die
hem uit geheel hun hart beminnen!
(I) S. Atig. auper hoc verboi In mutido crat. (2) Hom. V. &■
(«) S. Greg popn. (4) S. Max epise. (5) Guerric de abb de
auiiimt. Dom. Berm. S. (6) Th. a Kempis, de adv. Dom. 32, 8.
-ocr page 51-
47
Van .tEsrs.
O mijn Jesus, mijn God, mijne liefde! dewijl gij zoo
groote goedheid gehad hebt van u geheel aan mij te
geven, maak, bid ik u, dat ik mij ook eindelijk geheel
aan u geve. Verbreid in mij uwe liefde, opdat ik in
den grond van mijn hart leere smaken, hoe zoet het is
11 te beminnen en in uwe liefde te smelten. Dat uwe
liefde mij verrukke, en mij door hare hevige vervoe-
ringen , boven mij zelven verheffe. Och! ïnogt ik het
gezang van liefde aanheffen! dat al de krachten mijner
ziel uitgeput wolden in u te loven, en dat zij van
blijdschap en liefde hezwijke. (1) O mijn Jesus! maak,
dat ik u uit geheel mijn hart in dit tranendal beminne,
opdat ik u eens voor altijd in dien schoonen hemel
beminne, alwaar uwe goedheid mij roept, dat ik u be-
minne, o Jesus! ziedaar het gestadig geroep mijner ziel.
Het geheim der inenschwording is niet alleen een won-
der van liefde geweest, maar ook nog een wonder van ver-
nedering. Hij , dien millioencn Engelen in den hemel aan-
bidden, onophoudelijk herhalende: Heilig, heilig, heilig
is de Heer, de ahnagtige God, de God der heirkrachlen :
hemel en aarde zijn vol van zijne glorie en majesteit;
(2)
hij, dien de aarde, de zee en de sterren eerenen aan-
bidden; degene, aan wien alles gehoorzaamt en die alle
dingen bestuurt, is zich komen opsluiten in den schoot
eener maagd; hij heeft er noch schaamte, noch schrik
voor. (3) O vernedering zoo veel te meer te bewonderen,
omdat er een oneindig verschil tusschen de goddelijke en
de menschelijke natuur is! Laat ons dan met Isaiasuit-
roepen: O Jesus, gij zijt waarlijk een verborgen God.
(4) Maar dit is nog te weinig gezegd; Gij zijt een ver-
ootmoedigde, een verduisterde, een vernietigde God!
(5)
Men zou nieuwe woorden moeten hebben om dit zoo
zeldzaam wonder van ootmoed te kunnen uitdrukken.
O menschen, wie wij ook mogen zijn, zullen wij ons
voorlaan nog verheffen, wij, die slechts stof en ascli,
nietigheid en zonde zijn? Zullen wij ons nog doen uit-
(I) De imit. Ch. Lib. III, can. C. 0. (S) Auoc. IV, 8. (S) Lof-
zang in het officie r»ii O, L. V. en Te Dcum. (4) I». XLV, 16.
(6) Phlllpp. II, 7, B.
-ocr page 52-
ia
tlE MEFDRVT.AMMEN
schijnen, doen gelden, de hoogste plaatsen betwisten,
en naar de verhevenste ambten dingen? Zullen wij nu
nog morren en klagen van uit geenen edelen stam
geboren te zijn, van met niet meer magt en gezag
bekleed, met niet meer natuurlijke gaven begunstigd
te wezen? Zullen wij nu nog eenen afkeer hebben van
te lijden, dat andere menschen ons als verachtelijk,
onwetend, onvoorzigtig, ondeugend aanzien, wanneer
Jesus Christus, uit liefde tot ons, op aarde zoo arm, mag-
teloos en vernietigd heeft willen te voorschijn komen?
Jesus bleef in den schoot van Maria, zijne Moeder, negen
maanden opgesloten, en het is in deze gevangenis, dat
die God, de grootheid en wijsheid zelve, voor de geheele
wereld verborgen en onbekend bleef. Welk eene les voor
ons! Die goddelijke Zaligmaker heeft aldus willen te werk
gaan, om ons die natuurlijke drift, welke wij hebben van
uit te munten, te leeren matigen, en gaarne ons leven
door te brengen in dit hoekje der wereld, in dit gering
verachtelijk bestaan, alwaar onze begaafdheden schijnen
verwaarloosd te zijn, en waar niemand op ons denkt. Hij
heeft zich zoo zeer willen verootmoedigen en vernietigen,
alhoewel hij God was, opdat onze hoogmoed het zich zijner
niet onwaardig zou vinden in de voetstappen van eenen
God te wandelen. (2) O mijn Jesus, mijne liefde! laat niet
toe, dat ik mij ooit aan den geest van hoovaardigheid
overgeve! Wel hoe! zou het niet eene onverdragelijke
onvoorzigtigheid zijn, dat een wormpje, gelijk ik ben,
zich zou zoeken te verheffen en uit te munten, na u alzoo
vernederd gezien te hebben! (3) Neen, Heer Jesus, ik
smeek u, laat dat nooit gebeuren. —Mijn zoon, luister
naar de stem van uwen God, die zich uit liefde tot u
vernietigd heeft. Indien de hoogmoed in uw hart opstaat
en u toeroept: Doe u kennen aan de wereld; gij zoudt
meer goed kunnen doen in zulk eenen staat, in zulk eene
plaats, in zulk beroep, in dit verheven ambt, gij hebt
daartoe de vereischte bekwaamheden,
luister naar die taal
niet, het is de vergiftige inblazing der helsche slang. Leer
;l) Werken ran Pater Jndde. 1 Deel, liladz. S80. (2) S. Au? in
Pi. 43. (8) S. Bern. in Nat.
Dnmini, Serm. 1.
-ocr page 53-
«9
VAN JESl\'S.
mij dienen gelijk ik wil dat gij mij dienen zult. Als ik wil
dat gij mijne voetstappen bewandelt in de verachting, de
vergetelheid der mensehen, door een verborgen leven te
leiden, door geringe en verachtelijke ambten te bedienen:
als ik begeer, dat gij mij eert door het verlies en de nut-
teloosheid uwer bekwaamheden en talenten, veeleer dan
u daarop te verhoovaardigen en een slecht gebruik daar-
van te maken, zult gij dan wel durven vragen: Waarom
handelt gij aldus met mijt Zegt een aarden pot wel tot
hem, die hem gevormd heeft, ivaarom hebt gij mij alzoo
gemaakt\'? Is het niet in de magtvan denpottebakker om
van denzelfden klomp potaardeeen vat temaken, tot een
heerlijk gebruik geschikt, en wederom een ander, tot een
gering en verachtelijk gebruik?
(1) O mijn zoonI bemin
onbekend te leven en voor niets geteld te worden. (2) Acht
u nooit beter dan anderen, uit vrees dat gij mogelijk
slechter zijt in de oogen van God, die het binnenste van
den mensch kent. Gij waagt niets met u beneden anderen
te plaatsen, maar het zou u zeer nadeelig zijn, u boven
een ander te stellen. De ootmoedige geniet eenen onver-
itnderlijken vrede, maar de gramschap en de nijd veront-
rusten het hart van den hoovaardige. (3) God beschermt
en verlost den ootmoedige; hij bemint en troost hem; hij
is hem genegen, hij geeft hein overvloedige genaden, en
na de vernedering verheft hij hem in zijne glorie. Mijn
zoon, denk niet dat gij in mijne belofte voortgang gemaakt
hebt, indien gij niet gelooft de minste van allen te zijn. (4)
Heer Jesus, ik smeek u, ruk uit mijn hart den hoogmoed,
die daar als eene dwingelandij heerscht, en stel in zijne
plaats de heilige ootmoedigheid, deze zoo schoone deugd,
waarvan gij mij in uwe menschwording een zoo treffend
voorbeeld geeft. Dat de mensch, met al de redenen, welke
liij beeft oin zich te verootmoedigen, zich verhoovaardigt.
dit is eene beklagelijke ellende; dat God zich voor ons
verootmoedigd heeft, tot zoo verre, dat hy uit liefde tot ons
de menschelijke natuur heeft aangenomen, dit is eene barm-
hartigheid, die wij niet genoeg kunnen bewonderen. (5)
(!) Roro. IX , 20. 21. (2) De Imit, Ch. lib. I, cap. VII, num. 8-
(8) De Imit. Ch., lib. 1, cap. VII. num. S. (4) De Imit. Ch. lib.
1\'. cap. 2. (6) S. Aug. de Catechisatie!, surdilms, cap. IV.
i
-ocr page 54-
50
DE LIEFDEVI.AMSIEN
GEBED.
0 Jesus, koude ik uit deze uwe groote barmhartig-
heden nut trekken! Mogt ik voordeel doen met de les,
welke gij mij geeft! Ach! ik bid u, maak mij oot-
moedig, want zonder u kan ik zulks niet wezen; geef
mij de ootmoedigheid, en daarbij uwe zuivere en vu-
rige liefde. Ach! mijn zoete Verlosser hoe is het
mogelijk, dat ik, op het aanzien der oneindige liefde,
met welke gij mij bemind hebt, niet van spijt en
droefheid sterf, omdat ik u zoo ondankbaar ben ge-
weest! Gij zijt van den hemel nedergedaald om mij,
arm, verdoold schaap, te komen zoeken, en ik heb
n zoo dikwijls ver van mij gejaagd! ik heb zoo me-
nigmaal schandige vermaken meer dan u geacht! Ü
mijn Jesus, dewijl gij mij wilt bezitten, verlaat ik al-
les; ik wil u tonbehooren, en ik wil u alleen. Ik
verkies u als het eenige voorwerp mijner begeerten en
genegenheden: dilectus meus mi/ii, et ego illi; gij denkt
op mij, ik wil ook op u alleen denken. Maak dat ik
u steeds beminne, en het ongeluk niet meer hebbe
van uwe liefde te verwerpen. Als ik u maar bemin,
zal ik gaarne beroofd zijn van allen gevoeligen troost,
en ik ben bereid om alle soort van smarten te lijden.
Ik zie het, o Heer, gij wilt dat ik u geheel toebe-
hoore; welnu, ik wil u volkomen en zonder uitzon-
dering toebehooren. Ik begrijp maar al te wel, dat
al, wat in deze wereld is, niets dan leugentaal, be-
drog, rook, slijk en ijdelheid is: gij alleen zijt het
ware en eenige geluk, met u alleen heb ik dan genoeg
en ben ik verzadigd. Mijn God! ik begeer u alleen en
niets anders.
Heer! hoor mijne stem, ik wil slechts u
en
u alleen. Kom, kom in mijne arme ziel; als ik u
bezit, vrees ik niets; als ik u bezit, ben ik rijk, met
u ben ik sterk; met u ben ik een mensch naar uwen
wil en verlangen, een mensch naar uw hart; kom
dan, Heer Jesus, kom! Amen.
-ocr page 55-
:a
VAN JESLS.
OEFENINGEN.
Over flc Ootinoe<lig;Ii«l«l.
Het Woord is Vleesch geworden! Ziedaar oen voorbeeld
van ootmoedigheid, geschikt om met de genade Gods
onzen hoogmoed te genezen; laat ons er voordeel uit
trekken. Zonder ootmoedigheid is er geene deugd, die
bestendig, christelijk en den hemel waardig is; zonder
ootmoedigheid, is het niet mogelijk den weg van regt-
vaardigheid lang te bewandelen. Wilt gij weten, zegt
de heilige Augustinus, welke de eerste deugd is van
oenen christen, die tot de volmaaktheid wil geraken?
De eerste deugd tot de volmaaktheid is do ootmoedig-
beid; do tweede is de ootmoedigheid; de derde is do
ootmoedigheid; en zoo dikwijls gij mij dit zult vragen,
zal ik niets anders antwoorden dan de ootmoedigheid. (1)
Deze deugd is de vaste grondslag en de bewaarster van
al de andere deugden. (2) En gelijk de hoogmoed liet
beginsel van alle zonden is,
(3) zoo is ook de ootmoe-
digheid het beginsel van alle deugden; (4) zij voedt,
beschermt en ondersteunt dezelve. (5) De mensch, die
zonder haar deugden wil vergaderen, werpt stof in de
lucht, zegt de heilige Gregorius. (0) Indien de deugd
van ootmoedigheid wankelt, zullen al de andere deug-
den weldra vergaan. (7) Door de ootmoedighcid wordt
men gelijk aan de Engelen terwijl do hoovaardigheid
de Engelen in duivelen heeft veranderd. (8)
Overweeg nu, lievo Christen, welk denkbeeld gij
moet opvatten van de ootmoedigheid, van hare aange-
legenheid en noodzakelijkheid; overweeg met wat ijver
gij moet werken, om deze deugd te verkrijgen. De
middelen, welke gij daartoe moet gebruiken, zijn: 1°.
Haar gedurig aan God vragen, vermits hij alleen ons
dien kostelijken schat kan geven. 2°. Dikwijls uwe
(1) S. Ang. Epist. 56. (2) S. Dein. de consider. (4) End. X 15.
M) S. Bern de consider. (5) S. Clirys. Hom. 80. (6) S. Gre».
Hora. 2. in Joan. (7) S. Bern. de Consider. (8) S. Aug. de
salutaribus Documentis, lil). 1, cap. 18
-ocr page 56-
52
DE LIBFDEVLAMMEN
voorgaande zonde» en uwe tegenwoordige ellenden
overwegen; daarin zult gij stof vinden, oin u te ver-
ootmoedigen. 3°. Verdraag met geduld alle verachtin-
gen, alle vernederingen, en dat men weinig acht op u
geeft. Zonder vernederingen, zegt de heilige Bonaven-
lura, is het onmogelijk tot de ootmoedigheid te geraken.
Do heilige Bernardus is van hetzelfde gevoelen, als
hij zegt, dat de vernejering de weg der ootmoedigheid
is. Indien gij bij gevolg ootmoedig wenscht te wezen,
moet gij den weg van vernedering inslaan; want zoo
gij niet wilt vernederd worden, zult gij nooit de oot-
moedigheid bezitten. (1) Ontvang dan met onderwer-
ping en met blijdschap al de vernederingen, die men
in dit ellendige leven zoo dikwijls ontmoet en trek er
voordeel uit. 4°. Zoek u niet te vertoonen, want de
menscb, die waarlijk ootmoedig is, wil onbekend blij-
ven; (2) heb altijd geringe gevoelens van u zelven,
van uwe begaafdheden, van uw verstand, en beschouw
ii altijd als den laatste van alle monschen. (3)
Dit alles is ongetwijfeld zeermoeijelijk, maarlaatden
moed niet zinken; Jesus zal met u zijn. Doe van heden
af al uwe werken met het inzigt om de ootmoedigheid
te verkrijgen. Bid voor hen, die u verootmoedigd heb-
ben, en die mogelijk deze gelegenheid nog zoeken; ja,
bid voor hen, want zij bewijzen u ceno groote dienst.
Zie voornamelijk toe dat gij tegen hen in goene klagten
uitvalt, want alzoo zoudt gij de vrucht van uwe ver-
ootmoedigingen verliezen; lijd, vergeet, vergeef. Dat
uwe ootmoedigheid ongeveinsd zij; eene geveinsde en
bewimpelde ootmoedigheid is niets anders dan een dui-
velsche hoogmoed, (i) Wees ootmoedig, niet om zulks
te schijnen, niet om de achting der menschen te winnen,
maar enkel omdat gij weet, dat de ootmoedigheid aan
het hart van onzen goedertieren Meester zeer behaagt.
Wees ootmoedig, maar zoek u zelven nooit te over-
tuigen, dat gij deze deugd bezit; ik weet het; het
zou troostend zijn met waarheid tot zich zelven te kunnen
(1) S. Bern. Epist. 88. (i) Bern. super Missus est. (3) S. Chrys.
lil). 1. de Compunct, cordiN. (4) S. August, de Vir«. cup. X til IJ
-ocr page 57-
VAN JESUS.                                      53
zeggen: ik heb eindelijk de ootmocdtghcid verkregen,
ik bezit haar.
Evenwel wees altijil op uwc hoede, de
eigenliefde sluipt overal in, en zij zou u zelfs van uwe
ootmoedigheid bcroovcn. Ik herhaal het u dan nog
eens, wees ootmoedig, dat is, doe al wat in uw ver-
mogen is, om ootmoedig te worden en stel daarna al
uw vertrouwen op het heilige hart van Jesus. Hij, die
den kostelijken schat van rolmoedigheid in zijn hart
wil bewaren, moet hem zorgvuldig voor de oogen der
menschen en voor zijne eigene oogen verbergen.
IX. HOOFDSTUK.
Geboorte van onzen Heer Jesns Christus in
«lcn stal van Bethlehem.
Semetipium exinaniril formam serri aeci-
plens, in simiUludinem hominumfacttts.
Pliil. II. 7.
Hy heeft zich zelren rernietigd door de
gedaante van ecnen slaaf aan te nemen
en ziuh aan de menschen gelijk te
maken.
Er is eene buitengewone gebeurtenis aanstaande. De
wereld gaat getuige zijn van een groot on nieuw
vertoog, van een geheim dat zij niet zal begrijpen,
van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle
eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen
en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden
God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des he-
mels , en gij aardbewoners, haast u om voor dit god-
delijk kind een paleis en een wieg, die zijne Opper-
majesteit waardig zijn, bereid temaken. Haast u ... Maar
hoe! vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe
wonderbaar zijn uwe inzigten! O! hoe zeer verschillen
uwe gedachten van die der menschen ! Onze Zaligmaker
-ocr page 58-
54
DE MEEDEVI.AMMEN
is tot de zijnen gekomen, en de zijnen hebben hem
niet willen ontvangen.
(1) Verre van een paleis tot zijnc
dienst te vinden, wordt er zelfs geene plaats gevonden,
om hem te herbergen,
wanneer hij gekomen is. (2) De
rijken der wereld hadden al de herbergen vervuld;
.lesus vindt niets anders meer dan een verlaten en
onbewoonden stal; ziedaar het paleis, waarin hij zal ge-
boren worden, eene krib zal hem tot wieg verstrekken.
Is het mogelijk! wel hoe! de eenige Zoon van den
Almogenden God, waarachtig God, gelijk zijn Vader,
wordt een kind, en liggende op een weinig stroo in
een spelonk! Ach hoe waar is het niet van te zeggen,
dat hij zich zelve vernietigd heeft. Semetipsum exina-
nivit!
Hoe\' God in eenen stal!!! Salomo, de wijsste
der koningen van Israël, was zeven jaren bezig in het
opbouwen van eenen tempel tot luister van Gods Naam ;
zilver, goud en edelgesteenten schitterden daar langs alle
kanten, en nooit zag men ergens eene zoo groote pracht
of wonderbaren overvloed van rijkdommen uitschijnen;
en nogtans, toen die tempel voltrokken was, riep die
koning uil: Is hel wel geloofelijk, dal God dien tempel
wil bewonen en met ons op aarde wil verblijven f Wan-
neer de hemel en de hemelen der hemelen hem niet be-
vallen, hoe veel te min zal dit huis, dat ik gebouwd heb,
hem kunnen bevuilen I
(3) 0 Christenen, ik vraag het u,
als wij onzen God in den stal van Bethlehein zien liggen,
moeten wij dan ook niet met verwondering uitroepen:
Wel hoe! de Opperkoning van hemel en aarde wil in
eenen stal geboren worden!
O! laat ons deze woorden
dikwijls herhalen en met aandacht overwegen, een
God in eenen stal!!!
en dit uit liefde tot ons!!!
O mijn Jesus, mijn teedere vriend! zou het mogelijk
zijn, dat ik mij nog zou zoeken te verheffen, ik, die slechts
stof en asch ben, als ik u zoo zeer vernederd zie? (4)
Neen zeker niet: ik ga uit al mijne krachten werken, om
opregt ootmoedig te worden, omdat ik weet dat gij de
ootmoedigheid bemint; van heden af ga ik de hand aan
(1) Joan. I, 11, (2) Luc. II, 7. (3; 2 Parahp. 18. (4) Abb.
Guerric. Serm. de Nat. Doni.
-ocr page 59-
55
VAN .IESUS.
het werk slaan. Help mij, o goedertieren Meester I onder-
steun mijno zwakheid, en stort overvloedig in mijn
hart den balsem uwer zuivere liefde, hij alleen kan
de diepe wonden, die de hoogmoed en andere driften
het hebben toegebragt, genezen: ach! ik bid u, wil
mij dit niet weigeren. Dat ik u beininne, dat ik u zeer
moge beminnen, en mijne ziel zal genezen zijn!
Laat ons eens onderstellen, dat wij niet weten, wie
het arme kind is, dat wij in den stal van Bethlehem ont-
dekken, en laat ons het geloof ondervragen, het zal ons
antwoorden: het is de Zoon Gods, en hij zelf is de ware
God. Ja, dit zoo magteloos, zoo arm, en in schijn, zoo
verachtelijk kind, ia degene zelf, die de aarde gegrondvest
heeft, hij, aan wien de aarde lot rustbunk dient, en in
wiens tegenwoordigheid de stervelingen als verworpen
aardwormen zijn; het is degene, die de hemelen als een
zeil heeft uilgespannen en dezelve geschikt heeft als een
tent voor den mensch;
(1) het is degene, wiens magt on-
eindig is,en die verschrikkelijk is boven al wat hem om-
ringt, het is degene wiens wonderwerken door de heme-
len verkondigd ivorden, en wiens heerlijkheid in het ge-
zelschap der Heiligen uitschijnt; het is degene, die aan
de trolsche zee gebiedt, en die met eenen oogwenk hare
onstuimige golven stilt;
(2) eindelijk degene, die zijnen
troon in het hoogste des hemels geplaatst heeft, en die als
Meester over al de koningen der aarde heerscht.0)
Hij is
geboren in eenen stal en nogtans behooren de hemelen en
de (jeheele aarde hem toe;
(4) hij ligt in eene enge krib,
waar hij naauwelijks ruimte heeft om te liggen, en nogtans
vervult hij met zijne oneindige grootheid hemel en aarde;
(5) dit kind is nog maar eenen dag oud, en nogtans is het
God van in alle eeuwigheid;
(6) hij is bedekt met eenige
slechte en gescheurde doeken, en hij is het, die de bloe-
men der aarde hare versierselen, aan de natuur hare
schoonheid en bekoorlijkheden geeft. (7) Wilt gij weten,
0 mensch, wie hem tot zoo ellendigen en vernederenden
(11 Is. XI 21. 22. (2) P8. LXXXVHI. 6. 8. 10. (3) Ps CJI. 19.
(*) Pb. XL1X, 12. (6) Jeremias XXX11I. 26. (6) fa. LXXXIX, 2.
(7) Vener. Beda super illud : Et pannis eum inrolrit.
-ocr page 60-
56
I)E LIEFÏlEVr.AMMEN
staat gebragt heeft? het is zijne oneindige liefde geweest,
die hij ons toedraagt. O liefde! o liefde van ecnen God voor
de mensehen, hoc slecht wordt gij erkend onbeloond! O
al te menschlicvende God, hoe weinig Christenen worden
er gevonden, die u genoegzame wederliefde betoonen!
Mijne ziel, dat het voorbeeld van uwen God, in eenen
stal geboren, van alles beroofd, u de armoedeleerebe-
minnen; dat de koude, die hij met zooveel geduld ver-
draagt, u de verstorving leere liefhebben; dat de tranen,
die hij voor onze zonden stort, u leeren, hoe gij uwe
zonden moet beweenen. Ach! met oen enkel woord heeft
hij u uit het niet getrokken, en het heeft hem lijden,
tranen en zuchten gekost om u uit de slavernij des duivels
te trekken; weldra gaat hij tot den laatsten droppel van
zijn dierbaar bloed voor uwe zaligheid uitstorten. Kondet
gij eens wel verstaan, hoe diep en hoe moeijelijk de won-
den waren om te genezen, die de zonde u had toegebragt
door de grootheid der geneesmiddelen, die uw Zaligmaker
gebruikt! (1) Kondet gij eens wel bevatten hoe vurig zijne
liefde was, waarmede hij u heeft bemind! Kondet gij hem
beminnen uit al uwe krachten, en zooveel het mogelijk is!
GEDKD.
O mijn Jesus, het is dan waar, dat gij in eenen stal in
de uiterste armoede geboren zijt! Het is dan waar, dat gij
geheel uw leven in lijden hebt doorgebragt, om mij do
groote liefde, die gij mij toedraagt, te doen verstaan! Het
is dan ook maar al te waar, dat ik ondankbaar schepsel,
geheel mijn leven heb doorgebragt met u te verachten en
u door mijn leven groot verdriet aan te doen! Ach, ik
smeek u, doe mij het groote kwaad, dat ik tegen u heb
bedreven, en de liefde welke ik u verschuldigd ben, wel
begrijpen. En dewijl gij tot hiertoe met mij geduld hebt
willen nomen, zoo maak dat ik, zonder bet minste uitstel
tot u wedorkecre, on laat niet toe, dat ik voor het toe-
komende ooit nog het ongeluk hebbe u te bedroeven.
(1) S. Aug. Serra. 59, de Verbis. Dom.
-ocr page 61-
M
VAN .TESUS.
Ontsteek mijn hart geheel met het vuur uwer heilige
liefde, en verleen mij de genade van steeds al datgene
in mijne gedachten te prenten, wat gij voor mij gele-
den hebt, opdat ik voortaan alle schepselen vergete
en nergens meer op denko dan om u te beminnen en
mij aan u aangenaam te maken. Gij zijt op de aarde
verschenen , om onze harten door de liefde te beheer-
schen, welnu! neem weg, ruk uit mijn hart, al wat
mijn wil met den uwen gelijkvormig zij, en hij de
regel van al mijne wenschen worde. Och, ja mijn
God, verleen mij de genade van in alles, overal en
altijd uwen heiligen wil te volbrengen, en van n den
mijnen, wat het mij kosten moge, met edelmoedigheid
op te offeren. Laat niet toe , dat ik ooit deze bittere
verwijtingen verdieno, die gij eertijds aan de Joden,
door den mond van den profeet toevoegdet: Waartoe
dienen alitwe vasten en al uwe offeranden ? Ik ben daar-
van verzadigd. Den rook
uan uwen wierook kan ik niet
verdragen; hij is voor mijne oogen bezoedeld. Ik keur al
uwe gewaande goede werken af, omdat zij de vrucht van
uwen eigen wil zijn.
(1) O mijn God, ik smeek u, leer mij
uwen heiligen wildoen
(2) en verleen mij de genade van
tot mijnen laatsten adem toe, hem te mogen volbren-
gen! Amen, amen, dat het zoo zij!
OEFENINGEN.
Over de verachting der rykdoinmeii en
liefde tot <le arnioede.
Gelukkig zij, die rijkdommen bezitten, gelukkig dege-
nen, die zich aan de vernederingen en armoede kunnen
onttrekken! zoo spreekt de wereld. Mijn God! hoe ver-
schillend is de taal van Jesus Christus! Wee u, gij rijken
dezer ivercld!
roept hij uit (3) gelukkig en zalig de-
genen die arm van geest zijn, want het rijk der hemelen
behoort hun toe.
(4) Ik vraag u nu aan welken kant
de waarheid, aan welke zijde het geluk is? Ach, er valt
(1) Isa.LVIII. 8. [*)?». CXL1I. 10. (3) Luc. V, 24. (4j Mattli V,3.
-ocr page 62-
58
[IE UEFDEVf.AMMEN
niet aan Ie twijfelen, wanneer de eeuwige waarheid
gesproken heeft.
Mijn lieve Christen, gij zijt rijk, of gij zijt arm;
indien gij rijkdommen bezit, tracht uw hart daarvan
te onthechten: zoo niet, het is tot u, dat Jesus
deze woorden toevoegt: Wee gij rijken. Gebruik uwe
goederen, alsof gij ze niet gebruiktet, bezit ze, alsof
gij die niet bezat. Geef milde aalmoezen aan de armen,
help de weduwen en weezen. Laat dezen dag niet
voorbijgaan zonder eenig goed liefdewerk te doen; er
zijn zoovele armen en ellendigen! O God! indien de
rijken hunne rijkdommen wel wisten te gebruiken,
wat goed zouden zij niet kunnen doen!
Indien gij arm zijt wacht u wel tegen de Voorzie-
nigheid te morren; gedenk dat Jesus Christus over
de armoede eenen geheel goddelijken glans verspreid
heeft. Hij was ook arm; hij was arm in zijne geboorte
hij was arm in zijn leven, hij was arm in zijnen dood.
Wil den rijken hunne groote goederen niet benijden,
zij kunnen hen niet gelukkig maken. Vergenoeg u
met het weinige, dat gij bezit, en sla uwe oogen he-
melwaarts; aldaar, zoo gij wilt, zullen uwe goederen ,
uwe paleizen, uwe schatten zich bevinden. Daarom
verdraag met geduld de beroovingen van uwen staat,
en zeg niet alleen van daag maar altijd en in alle
voorvallen: mijn God, het is uw wil, dal ik lijd en arm
ben: uw heilige naam zij geloofd! uw wil geschiede!
geef mij alleen uwe liefde, en ik zal rijk genoeg zijn.
-ocr page 63-
r,<i
VAN JESUS.
X. HOOFDSTUK.
Jesus Christus heeft eeu kind willen worden,
om ons alzoo tot grooter vertrouwen en tot
meerdere liefde jegens hem op te wekken.
Partulus datut est ttobil, et jillus uatus
est nobis. Is. IX, 6.
Een kind is ons gegeren, een Zoon is
ons geboren.
De reden waarom de Zoon Gods een kind heeft willen
worden, was om met alle staten des levens te kunnen
omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen.
En om welke reden, vraagt de heilige Franciseus de Sales,
heeft Jesus dezen zoeten en minnelijken kinderstaat willen
aannemen, tenzij om ons op te wekken, om hem te be-
minnen en ons vertrouwen op hem te stellen? De heilige
Petrus Chrysologus had te voren reeds hetzelfde gezegd:
God heeft, zegt l.ij, een kind willen ivorden, omdat
hij wilde beviïnd wezen.
(1)
Onze Heer Jesus Christus, schrijft de godvruchtige
priester Guerricus, wenscht vurig, dut wij hem beminnen
met dezelfde overgeving, als goedaardige kinderen den
besten aller vaderen beminnen: hij kan niet verdragen
dat wij hem vreezen als slaven, die eenen strengen en
wreeden meester schroomen. Het is om die reden, dat
hij niet gekomen is met dien toestel van magt en heerlijk-
heid , geschikt om te doen beven; wanneer hij zich aan
Je menschen openbaarde, wilde hij zich liever onder de
gedaante van een kind vertoouen, omdat hij kwam, niet
om te oordeelen en zich te doen vreezen, maar orn te ver-
lossen en zich te doen beminnen. Laten we ons nu met
vertrouwen voor zijnen troon van genade gaan nederwer-
Pen, wij, die eertijds op zijnen troon van glorie zelfs niet
(1) Pet. Clirys. et S. Anilj.
-ocr page 64-
ClO                                    HE UEFDEVT.AMMEN
durfden denken, zonder met een heiligen schrik bevangen
te worden. En er is niets in den stal van Bclhlehein, dat
vrees aanjaagt, alles boezemt daar liefde en barmhartig-
heid in. Jesns is daar vol goedaardigheid , hij kent geene
gramschap; als men hem vergramt, of zoo hij zich
vertoornt, kan men gemakkelijk zijnen toorn stillen.
(1) Laat ons dan tot de krib naderen, en Jesus in
onze armen nemen, laat ons hem tegen ons hart drukken,
en hem smeeken, dat hij de vlammen zijner zuivere
en heilige liefde in onze harten gelieve te ontsteken.
Heer Jesus, zoete Zaligmaker mijner ziel, welk is mijn
vertrouwen in dit leven, en mijn grootste troost in bet
midden van alles, dat ik onder den hemel aanschouw? (2)
Zijt gij bet niet, mijn Heer, mijn God, wiens barmhartig-
heid oneindig is? Waar was ik zonder u gelukkig, en met
u ongelukkig? ik wil liever met u arm zijn, dan rijk te
wezen zonder u. Ik wil liever met u op de aarde reizen
dan zonder u den hemel In bezitten; waar gij zijt is de
hemel; waar gij niet zijt, daar is de dood en de hel. Gij
zijt al mijn verlangen, en hierom, als ik van u verwijderd
ben, kan ik niets anders dan zuchten, treuren en bidden.
Ik kan mijn volkomen vertrouwen in niemand anders
stellen, dan in u, noch mag ik van niemand, in mijne nood-
wendigheden, hulp verwachten dan van u alleen. 0 mijn
God! gij alleen zijt al mijne hoop, mijn vertrouwen, mijn
vaste troost in alles... Mijne oogen zijn op u geslagen; op
u, o mijn God! stel ik al mijn vertrouwen. Maak mijne
ziel heilig, geef haar uwen hemelschen zegen, opdat zij
uwe heilige woning moge worden, de troon uwer eeuwige
glorie, en dat in dien tempel, in welke gij wel wilt
wonen, niets gevonden worde, dat uwe oogen zou kunnen
m\'shagen. Aanschouw mij, Heer, in uwe oneindige goed-
heid en volgens den overvloed uwer barmhartigheden,
(3) verhoor de bede van uwen ellendigen dienaar in het
land van duisternissen en van den dood, ver van u verban-
nen. Bescherm en behoed de zie! van uw behoeftig kind, in
het midden der gevaren van dit vergankelijk leven; dat
(1) At>h. Gnerric. de Nat. Sei-m. (2) De Imit. Ch., lib. III. e.
LtX Nam. 1 e» *. (8) P«. LXIII. 18. 17.
-ocr page 65-
6-1
VAN JESÜS.
uwe genade het vergezolle en geleide op den weg van
vrede, in het vaderland van het eeuwige licht. O
Jesus! kind Jesus! mijn goedertieren Meester, ik ver-
wacht deze genade van uwe barmhartigheid.
De H. Franciscus van Assisië werd, wanneer hij sprak
van het geheim der geboorte van den Zoon Gods, van
verwondering en liefde verrukt. (1) De heilige Bernardus
was met dezelfde gevoelens bezield; hoor wat hij zegt:
een vreugdekreet, zegt hij, heeft zich op deze aarde van
ballingschap heden doen hooren: (2) eene zoete en troos-
tende stem komt in onze ooren klinken. Bergen, roemt
den Heer, en doet zijne lofzangen weergalmen. Hemelen,
woest verblijd; aarde, spring op van vreugde; velden en
al wat u bekleedt, verheugt u; boomen der wouden,
springt op van vreugde voor onzen God, over uw geluk,
want hij is in het midden van ons gekomen. Hemelen,
hoort, aarde, luister toe, en gij vooral, omensch! sta
verbaasd. Jesus Christus, de Zoon Gods, is zoo even te
Jiethlehem Juda geboren. Welk hart zal zoo liefdeloos en
ongevoelig zijn om door zulke zoete stem niet verteederd
te worden.\' Konde men ons aangenamer tijding verkon-
digen\'? Heeft de wereld ooit troostender woorden gehoord:
Jesus Christus, de Zoon Gods, is zoo even te Bethlehem-
Juda geboren?
Met wat hemelsche zoetheid zijn die woor-
den niet vervuld! Ik zou wenschen u al de aangenaam-
heid en de kracht daarvan te kunnen doen gevoelen; maar
de woorden en uitdrukkingen ontbreken mij, en ik vrees
deze merkelijk te krenken met daaraan de minste veran-
dering toe te brengen: Jesus Christus de Zoon Gods is zoo
even te Bethlehem-Juda rjeboren.
O wonderbare geboor-
te!... O gij allen, die in het stof ligt, staat op en aanbidt
den geboren Jesus; hij komt om u zalig te maken, om u
tc genezen, en oui u met eer en glorie te overladen. O!
S\'j zondaars, ellendige verdwaalde schapen, begint tc
herleven. Jesus komt op de aarde, om te zoeken en zalig
\'e maken, hetgeen verloren was. O! gij, die ziek en zwak
(1) Vie de S. Francais d\'Assise, par Ie père C. Chaleppe , recollet
;• > P>g. 90, et t. II, pag. 269. Eilition d\'Avignon, 1824. 8 Tol.in
"• (2) S. Bern. 1, in Vig. Nat. üomin.
-ocr page 66-
62
DE LIEFDEVLAWMEN
zijt, schopt moed; .Testis komt uwe harten door de zalving
zijner barmhartigheid genezen. O! gij allen, die in uw
hart het verlangen voedt van tot voorname posten en eer-
ambten te geraken, verheugt u; de Zoon Gods daalt neder
en komt tot u, om u aan zijn rijk deelachtig te maken.
Nader tot de krib, (1) gaat onbevreesd hem vinden;
wanneer hij op den troon zijner grootheid en majesteit
gezeten is, dan gebiedt hij de vrees en den eerbied;
maar hier vertoont hij zich onder de gedaante van
een kind, en boezemt hij vertrouwen en liefde in. En
zouden de oogen van Jesus, met tranen vervuld, niet
bekwaam zijn om u tot deernis te verwekken? Die
goddelijke Zaligmaker weent, maar niet gelijk de an-
dere kinderen der mensehen, noch om dezelfden reden.
De kinderen weenen doorgaans uit gebrek en zwak-
heid; Jesus weent uit medelijden en uit liefde totu. (2)
Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren.
Naderen wij tot de krib, en hooren wij met eerbied al de
lessen aan, welke hij ons gelieft te geven. Zijne tong is
nog niet bekwaam om woorden te stamelen , maar al de
lidmaten van zijn teeder ligchaam zijn als zoo vele mon-
den, die ons toeroepen: (3) Bemint God uit geheel uw har t,
uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten,
(4) Zalig gijn ty,
die weenen, want zij zullen vertroost worden;
(5) Stel u
altijd op de laatste plaats ;
(6) die zich zal vernederen, zal
verheven worden, endiezich zal verheffen, zal vernederd
worden:
(7) wil u op aarde geene schatten vergaderen
waar de roest en de motten die verderven, en waar de
dievenze ontgraven en stelen; maar vergaderu schatten
in den hemel, tvaar de roest en demolten die niet verder-
ven, en waar de dieven ze niet ontgraven noch stel en;
(8)
êéne zaak alleen is noodzakelijk, (9) en deze is uwe zalig-
heid : Wat baat het den mensch, dat hij de geheele wereld
wint, indien hij zijne ziel verliest!
(10) Mijn zoete Jesus,
hoe schoon, hoc wonderbaar zijn uwe lessen! O! hoe
zeer wensen ik ze, uit liefde totu, te mogen beoefenen!
(1) S, Bern. Serm. in Nat. I)amini. (2) Idem. (3)S. Becu. (4) Mattli.
XXII. 37. (5) Matth. V, 6. (6) L«c. XIV. 10. (7) Lnc. XIV. 11.
(8) Mattli. VI. 19. 80. (9) Luc X. 4. (10) Matth. XVI. 28.
-ocr page 67-
63
VAN JESUS.
Maar helaas! Ik hen uit mij zelvcn zoo zwak, zoo mag-
teloos, dat ik niets goeds kan verrigten. O mijnJesus!
o kind Jesus, goedertierene, teederhartige, medelijdende
Jesus! ontferm u mijner! Gij weet het, dewijl gij mijn
hart doorgrondt, ik verlang u te beminnen; verleen mij
dan uwe heilige liefde. O! hoe zoet en aangenaam is het,
u zoo zeer te mogen beminnen, als de II. Maagd Maria
en al de heiligen u bemind hebben! O! hoe gelukkig
zou ik mij achten, zoo ik u van alle menschen konde
doen beminnen! Ten minste is dit, o mijnJesus! mijn
vurigste verlangen; gelief, bid ik u, deze begeerte,
dit verlangen van mijn hart in dank aan te nemen.
Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren. Het
eeuwig Woord des Vaders is een kind geworden; de
Almogende heeft zich magteloos gemaakt; hij, die onein-
dig en onafhankelijk is, heeft zich aan zijne eigene schep-
selen onderworpen; hij heeft zich zoo verre vernederd,
dat hij is willen mensch en in eenen stal geboren worden;
zijne liefde tot ons heeft hem al deze wonderheden doen
uitwerken! O liefde! roept de II. Thomas van Villanova
uit, o magtige zegepraal der liefde! gij hebt gezegevierd
over den onverwinbare; de Almogende is slaaf geworden!
O ware overmaat van liefde! (1) Hoe! een God kind ge-
geworden ! Een God kind geworden uit liefde tot ons! Een
God kind geworden, om ons vertrouwen op te wekken!
Een God kind geworden, om ons hart te winnen! Laat
ons dan dien goeden en minnelijken God beminnen,
en dat het ons, om ons gedurig meer en meer tot
liefde op te wekken, nooit vervele, van altijd met eene
nieuwe uitstorting van blijdschap en liefde, deze zoo
hartroerende woorden te herhalen: Een kind is ons
gegeven, een Zoon is ons geboren!
GEBED.
O lief kind Jesus, mijn zoete Zaligmaker! Ik bemin u
en stel al mijn vertrouwen op u: ja gij zijt al mijne hoop,
en mijne liefde. Ach! waart gij voor mijne zaligheid uit
(1) S. Thom. il Vilnnova, Conc. 3 in Com. 1 adrent.
-ocr page 68-
64                                    DE LIEFDEVLAMMEN
den hemel niet gedaald, wat zou er van mij, e\'lendige en
rampzalige geworden zijn? Reeds lang zouden de zonden,
waaraan ik mij pligtig heb gemaakt, mij aan de helsche
vlammen ten prooi gegeven hebben. Uwe barmhartigheid
zij voor eeuwig geprezen omdat gij altijd bereid zijt, mij
vergiffenis te verleenen, zoo dikwijls ik mijne zonden
opregt beween. O mijn Jesus! gij kent den grond van mijn
hart, en gij ziet, hoe zeer ik bedroefd ben over mijne veel-
vuldige zonden. Ontvang mij in genade, en maak dat ik
aan mij zelven sterve, om voor niets anders meer dan
voor u te leven, gij die mijn eenig goed zijt. Verniel in
mij, o verslindend vuur! al wat aan uwe oogen kan mis-
hagen en heersch over al de genegenheden van mijn hart.
Ik bemin u, o zoet en beminnelijk kind Jesus! ik bemin
u, o God van mijn hart, ik bemin u, o mijne liefde, mijn
leven, mijn al! Ik bemin u en wenseh mijne laatsten
snik te geven met deze woorden: Mijn God, ik bemin
u,
opdat ik alsdan moge beginnen te beminnen met eene
volmaakte liefde, die nimmermeer eindigen zal. Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot rten eveiimeiisch.
Zoo iemandzegt:ik bemin God, en niet ophoudt* gijnen
broeder te haten, die is een leugenaar, want hoe kanhij,
die zijnen broeder, dien hij ziet, niet bemint, Godbemin-
nen, dien hij niet ziet.
(1) Niettegenstaande deze woorden
van den heiligen Joannes, bedriegen zich echter velen
verregaande. Zij zijn onmeedoogend voor den arme,
zij beminnen den achterklap, zij vergeten met moeite
eenen ligten smaad, zij verachten iederen; en om-
dat zij dikwijls herhalen: Mijn God, ik bemin w, mijn
God, ik bemin u,
houden zij het voor zeker waar.
Volg hen niet na, lieve christen, maar bemin alle
menschen als uwe broeders, als schepselen naar
Gods beeld geschapen. Wenseh vurig de zaligheid
(1) Joan. VI, 30.
-ocr page 69-
65
VAN JESUS.
van iedereen. Toon aan allen, en bijzonder aan uwe
vijanden, aan hen die u vervolgen, een vriendelijk en
gul gelaat; dat uit uwen mond niet komen dan woor-
den van vrede, en dat de zalving van een heilige liefde
de bitterheid van uw hart verzachte. Wees altijd be-
reid om uwe broeders te helpen en te vertroosten en
heb steeds veel medelijden met de bedrukten on zon-
daren. Verheug u over de deugden van anderen alsof
zij de uwen waren, door, om zoo te zeggen de ge-
daante van iedereen aan te nemen. Wil niemand ver-
achten, verdrijf zorgvuldig de vermetele oordeelen en
het kwade vermoeden, welke men tegen den evenmensch
opvat, gewen u om van alle menschen goede gevoelens
te hebben. Leg altijd al de woorden en werken van
anderen, met eenvoudigheid in den besten zin uit. (1)
01 wat schoone deugd is de liefde tot den even-
mensch! Maar helaas! hoe zeldzaam is deze deugd!
Mijn lieve christen, ga eens in uw hart, en zie in
hoeverre gij haar bezit. Zij gij waarlijk bereid, om
uwen vijand te vergeven en zelfs om hem goed te
doen? Berispt gij niet gaarne het gedrag van uwen
natuurgenoot in alle voorvallen? Ik herhaal het nog
eens, onderzoek daarover uw hart. Bemin uwe broe-
ders, gelijk gij u zelven bemint, dit is het, wat
Jesus Christus van u verzoekt, en gij zoudt hem zulk
eene billijke zaak willen weigeren? Laat geen dag
voorbijgaan zonder de noodige maatregelen te nemen
om \'s avonds, als gij u ter rust begeeft, met waarheid
te mogen zeggen: Mijn God, ik bemin u uit geheel
mijn hart en ik bemin mijnen evennaaste gelijk mij
zelven uit liefde tot u.
(1) LudOTicos Blosiua.
50
j
-ocr page 70-
fifi                                    DE T.IEFnEVLAMMEN
IV. HOOFDSTUK.
Ovrr liet verborgen leven van Jesns «liristns
en zijn ootmoedige onderdanigheid aan
Maria en Josef.
Et eral suldiiui illis.Luc. II, 61.
En Jesus was hun onderdanig.
C^hristonen, gaan wij nu eens naar het huisje van
.Nazareth in do arme woonplaats van Maria en Josef.
\'Daar zullen onze oogen door een tooneel getroffen
worden, dat al onze verwondering waardig is, daar
zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit
liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne
dertig jaren zien gehoorzamen: Et erat subdilus Mis.
Ik sta verbaasd op deze woorden, roept Bossuet uit:
is dit geheel de bediening van Jesus Christus, van den
Zoon Gods! Geheel zijne bezigheid, al zijne oefening
is te gehoorzamen aan twee zijner schepselen. En
waarin gehoorzaamt hij? In de geringste werken, in
de uitoefening van een ambacht. Waar zijn nu degenen,
die zich beklagen en morren, als zij geene bediening
liebben volgens hunne bekwaamheid, of om beter te
zeggen, die met hunnen hoogmoed niet overeenkomt?
Dat zij tot het huis van Josef en Maria komen, en daar
Jesus Christus aanschouwen. O mijn God! ik sta nog
eens hier verschrikt! Kom, hoogmoed, kom u op dit
schouwtooneel verbreken en vernietigen; Jesus wordt een
timmerman, zelfs als dusdanig ambacht uitoefenende,
gekend, zonder dat men van een ander ambt of werk
spreekt. (1)
O mijn Jesus, ziedaar dan dat gij uw behagen genomen
hebt in u zoo lang verborgen te houden en al de schatten
uwer goedheid aan de oogen der menschen te onttrekken,
uit liefde tot mijne ziel, en om in mij den hoogvaardigen
(1) Bnaiuet, élération mr lei myitèrea.
-ocr page 71-
VAN JESt\'S.                                      67
geest uit te roeijen! Ach, verleen mij ile genade van u
uit geheel mijn hart te beminnen, tot erkentenis van
eene zoo schoone en voordeclige les en ondeirigting.
— Mijn 7.0011, ik heb u door mijn voorbeeld de ware en
vaste grootheid willen leeren, welke bestaat in deugdzaam
Ie zijn zonder vermaardheid, zonder pracht, en in een
afhankelijk en verborgen leven te leiden. Terwijl ik aldus
te Nazareth onbekend leefde, waren er te Rome, endoor
geheel het keizerrijk, vermaarde redenaars, groote krijgs-
helden, ervaren staatsmannen, beroemde dichters; zij
deden de geheele wereld van hunnen roem weergalmen,
alle monden prezen hen, en niemand werd er bijna ge-
vonden, die hun lot niet benijdde. Meent gij, mijn zoon,
dat God in het hoogste des Hemels tot de Engelen ge-
zegd heeft, hun de ijdele vermaarde slaven aantoonend:
Ziet hoe groolen naam zij verworven hebben; ziet hoeveel
roem zij behalen !
Neen, mijn kind, God toonde hun het
huisje van Nazareth, en zeide hun: Aanschouw mijnen
Zoon, ziet, hoe onderdanig hij is, tot hoe verre hij zich
verootmoedigt, hoe groote liefde hij den mensch toe-
draagt en hoe zeer hij mij bemint.
Het zijn noch de pracht
en de luister, noch de rijkdommen en de grootheden der
aarde, die de blikken en de verwondering van God
mijnen Vader op zich trekken! Men kan dan groot zijn
volgens de wereld en zeer klein en verachtelijk voor hem
die alles naar waarde schat I Men kan dan zoo aange-
naam zijn aan God in de geringste en slechtste bedienin-
gen, als in de verhevenste en heerlijkste ambten! Leer
hieruit in den geringen staat, waarin ik u gesteld heb,
tevreden zijn en wacht u wel van eenen anderen staat
te verlangen waarin gij minder onbekend, minder verge-
ten, minder veracht wordt. Herinner u altijd, dat het
duizendmaal beter is verborgen te blijven en van mij
alleen bekend te zijn, dan uitwendig u bekend te maken.
Jesus was hun onderdanig. O hemel! is het wel mo-
gelijk, dat hij, die met zoo veel eerbied aan Maria en
Josef gehoorzaamt, die groote God is, welke over de
natuur de heerschappij voert? Jal en het geloof gebiedt
m\\j dit te gelooven.
-ocr page 72-
f58                                   DE UEFDEVIAMMEN
»Het is aan hem, zégt de heilige Bernardus, (1) dat al
de Engelen onderworpen zijn, het is aan hem dat de over-
heden en magten gehoorzamen, en nogtans onderwerpt
hij zich aan Maria en voert met ootmoedigheid al hare
bevelen uit. Hij is niet alleen onderdanig aan Maria, maar
ook aan Josef om Maria. Laat ons hier twee zaken
bewonderen, eneene van die twee verkiezen, welke meest
onze verwondering moet opwekken, of de diepe oot-
moedigheid van den Zoon, of de groote waardigheid van
de Moeder; doch zij zijn beiden even bewonderingswaardig.
Dat een God aan eene vrouw gehoorzaamt, is eene ootmoe-
digheid zonder voorbeeld; maar dat eene vrouw aan eenen
God hare bevelen geeft, is een gezag, eene verhevene
waardigheid zonder weerga. Sterveling, leer dan gehoor-
zamen ; stof en asch, leer u dan onderwerpen en gaarne
doen wat men u gebiedt..... O hoovaardig stof, word
schaamrood! Uw God vernedert zich, en gij durft u ver-
heffen ! uw God is den menschen onderdanig, en gij voedt
in uw hart de dwaze begeerte van te heerschen 1 Gij wilt
aan het hoofd zijn van al de anderen! gij acht u hooger
dan uw Schepper! Ja, weet dat eiken keer, als gij de be-
geerte hebt om over uwe broeders te heerschen, gij u
boven God stelt, en zijne regten zoekt te overweldigen.....
O Christenen! indien gij, sterfelijk mensch, zoo als gij zijt
het uwer onwaardig vindt uwen evenmensch na te volgen,
het zal u zeker niet schandelijk voorkomen in de voet-
stappen van uwen Schepper te wandelen. Indien gij hem
niet volgen kunt tot zooverre hij zich vernederd heeft, volg
hem dan ten minste tot zooverre gij kunt."
En Jesus was hun onderdanig. Welk eene verhevene
les voor ons, die zoo vele moeite hebben om ons aan onze
oversten te onderwerpen. Gelukkig is degene, die ze wel
waarnemen! Gelukkig is hij, die den weg van gehoor-
zaamheid trouw bewandelt. »De weg van gehoorzaamheid,
zegt Thomas ;\'i Kempis, is het, die ten hemel leidt; ook is
het veel veiliger te gehoorzamen dan te gebieden. De
mensch, die zich weet te onderwerpen en te gehoorzamen,
geniet allyd. eenen grooten vrede en niemand leeft ge-
il) S. Bern. inpor minui Mt. hom. 1.
-ocr page 73-
on
VAN JESUS.
luster, niemand sterft geruster en stoutmoediger dan
hij die altijd onderdanig is geweest." (1) Het is de
gehoorzaamheid alleen, welke alle deugden in onze
zielen doet uitschieten, die ze aankweekt en weet te
behouden. De ootmoedigheid,ie%\\.\'Sa\\oma\\\\,isveelbcter
dan offeranden,
want zij offert aan God onzen eigen
wil, die onvergelijkelijk voor zijne oogen kostelijker is,
dan het vleesch der dieren dat hem geofferd wordt. De
gehoorzaamheid is eene verwinning, die men op zich-
zelven behaalt, en er is geen roemwaardiger zegepraal
voor den mensch dan zijnen wil te onderwerpen aan
dien van eenen menseh, welke zijns gelijk is.
Laten wij ons dan door anderen bestieren indien wij
regtzinnig in de haven verlangen aan te komen; dat
ons dan nooit gemor, noch bijtende woorden ontsnap-
pen tegen die personen, onder wier ondorhoorigheid
wij gesteld zijn; en zijn wij wel overtuigd dat wij de
laatste plaats verdienen , omdat al de anderen meer ver-
diensten en deugden hebben dan wij. (2)
En Jesus ivas hun onderdanig. Hij is aan Maria en
Josef, tot zijnen dertigjarigen ouderdom gehoorzaam ge-
weest, tot op het oogenblik zelfs, dat zijn hemelsche Vader
hem tot de volkeren van het land der Joden zond, om hun
het Evangelie te verkondigen. Welk eene schande voor
zoovele ondankbare en ontaarde kinderen, die met eene
misdadige drift het heilzame juk der gehoorzaamheid
welken zij hunnen ouderen verschuldigd zijn, afschudden!
En Jesus was hun onderdanig. Ja, en hij was hun
in alles gehoorzaam. Hij weigerde zelfs niet de geringste
werken van een behoeftig gezin te verrigten, zoo zeer
nam hij ter harte, om door alle mogelijke middelen do
grootheid van zijne liefde tot ons te bewijzen. Mijn lieve
Zaligmaker! tot welke groote vernederingen hebt gij u,
tot mijn onderligt, niet veroordeeld! Gij hebt gedurende
dertig jaren, uwe Godheid onder den geringsten uitwen-
digen schijn willen verbergen, om mij een afgezonderd
leven te leeren beminnen, en om mij onder het deksel der
(1) Thomas iV Kempis, Kxcrcit. spirit. (2)S. Bernard. adSororem
«e modo bcue vivendi. Cap. XIX.
-ocr page 74-
DE LIEFIIEVLAMMKN
ootmoeiligheiil en stilzwijgendheid de gunsten, welke gij
kunt bewijzen, te leeren verborgen houden. Gij zijtgedu-
rende dertig jaren aan de geheele wereld onbekend ge-
bleven om mij de liefde tot de ootmoedigheid in te boeze-
men. Gij zijt gedurende dertig jaren aan uwe eigene
schepselen gehoorzaam geweest om mijnen hoogmoed,
waardoor ik mij aan niemand wil onderwerpen, te breken
en om mij te leeron eenvoudig onderdanig te zijn aan al
degenen, die gij met uw gezag hekleed hebt. Vergeef
mij dan o mijn God, vergeef mij! tot dusverre heb ik
weinig nut uit uwe voorbeelden getrokken: doch ik wil
voortaan daarmede voordeel doen, help mij! help mij!
GEBED.
O mijn Jesus, geef mij de genade, dat ik mijn eigen
wil verloochene, om geenen anderen dan uwen wil alleen
te volgen. Geef mij de genade, om uwe voetstappen te
bewandelen en de heilige ootmoedigheid met meer drift te
zoeken, dan de hoogmoedigen dezer wereld de verganke-
lijke eer najagen. Gij zijt de grootéGod, de Opperheer
van hemel en aarde, de God der goden, de Koning der
koningen, de Heer der heeren, en gij vernedert u! Ik ben
slechts een aardworm, een gering en verworpen schepsel
en durt mij verheffen! o mijn God! vergeef mij mijne
dwaasheid. Ik heken mijne ellende; ik belijd, dat ik een
kind van gramschap ben, dat ik in de zonde ben ontvangen,
e/i dat mijne moeder mij in zonde gebaard heef\'t.
(1) Ik
ben in de wereld gekomen, bevlekt met zonden; en de
dood, die daarvan de regtvaardige straf is, zal niet ver-
toeven mij daaruit te doen vertrekken. O goedertierene
en barmhartfge Zaligmaker, heb medelijden met mij!
mijne ziel is als eene zee, welke door den wind der driften
en der ongeregelde begeerten gedurig geslingerd wordt.
Mjne zonden o mijn God, overtreffen het getal mijner
hoofdharen,
(2) en ik ben niet waardig mijne oogen
hemelwaarts te slaan, omdat mijne boosheden zoo
menigvuldig zijn.
(3) Ach! verlos mij, o Heer, mijn God,
(1) ?»■ L, 6. (2) Ps. XXXIX. (3) 1. Eidras, IX, 6.
-ocr page 75-
71
VAN JESUS.
haast u om mij te helpen. Gedenk uwe barmhartigheden,
die oneindig zijn,
(1) en genees mijne ziel, omdat gij alleen
haar kunt genezen. Ik ben arm, ik lijd gebrek aan alles, en
mijne ellende is zoo groot, dat ik uit mij zelven niets goeds
kan willen, noch eenig goed verlangen, noch uwe wet
kan volbrengen. En vervuld met zoo groole zwakheid en
zoo veel ellenden, durf ik mij nog verhoovaardigen! O
mijn God, heb dan medelijden met mij! Laat uw hart
door mijne zochten en tranen bewogen worden, dat
deze liefde, die u aangezet heeft, om u voor mij aan het
kruis te slagtofferen, u ook bewege om mij te verhooren.
Alles wat ik van u verzoek, is, dat gij mij uwe liefde,
de vergeving mijner zonden, de ootmoedigheid, den
geest van gehoorzaamheid gelievot te verleenen.
O mijn Jesus, kom gij zelf in mijn hart; vestig daar
uwe woonplaats, oefen daar uw oppergezag uit, en
dat voor altijd, voor altijd! Kom, en gij zult mijn
troost, mijne sterkte, mijn steun, mijn vriend, mijn
broeder, mijn schat, mijn leven, mijn al zijn. Kom,
en gij zult mij u altijd meer en meer leeren beminnen
en mij van de schepselen onthechten. Kom en gij zult
in mij een wonder, dat uwer waardig is, uitwerken;
van eenen boogmoedigen en zinnelijken zondaar, zult
gij eenen ootmoedigen en verstorven boetvaardige maken.
Ach! kom goede Jesus, o God mijner ziel! kom. Amen.
OEFENINGEN.
Over het verborgen leven en over <te
gehoorzaamheid.
Stel van heden alles in het werk, mijn lieve christen ,
om Jesus Christus in het beminnen van-het verborgen
leven en de gehoorzaamheid na te volgen.
le. Het verborgen leven. Vermijd, zoo veel het de
welvoegelijkheid van uwen staat toelaat, van u in het
midden der wereldsehe vergaderingen te laten vinden; (2)
nooit is een dienaar Gods meer in veiligheid, dan als hij
in de eenzaamheid is. (3) Tracht altijd wat in u goed
(1) Pi. XXIV, 8. (2) Thom. ii Kemp. Exercit. spirit, op, X. cap.
IV, N. 3. (8) Ibidem.
-ocr page 76-
72
DE I.IKI\'UBVLAMMBN
en deugdzaam is, te verbergen. Zoek nooit voor rijk
ol kundig aangezien te worden; wat zijn, helaas al de
schatten en al de kunde dezer wereld.\' Zoek onbekend
te leven en voor niets geacht te worden. (1) O! hoe
gelukkig /uil gij zijn als gij /.onder tegenzin al de
anderen in eer, in groote bedieningen en waardigheid
zult verheven zien, terwijl men u zal vergeten, men
o|i n niet zal denken, en men u zal schijnen te ver-
achten. Hul, spoedig uit uw hart alle hoogmoedig
verlangen; de hoogmoed verwijdert van .lesus Christus
de ziel, die hein voedt, hij vervult haar met smarten
en laat niets dan onrust achter. (2) Ach! zoo de men-
seden wisten, dal de eer en waardig lieden niet dan
zware lasten zijn, dan zouden zij ze zoo driftig niet
najagen. (3) Zoek in uwe goede werken de toejuichingen
der menschen niet, maar houd u tevreden met God en uw
geweien voor getuigen te hebben. Gij zult eens op uw
sterfbed voor troost ontvangen van altijd in ootmoedigheid
in uwe eigene oogen klein geacht, vergelen en aan een
ieder onbekend geleefd te hebben; gij zult eens weten
van hoe veel waarde het verborgen leven in God is.
2°. De gehoorzaamheid. Wees gehoorzaam en zonder
morren, aan al de personen, die over u eenig gezag
hebben, en gewen u hunne geboden aan te zien alsof het
die van Jesus Christus zelven waren. 11e ware gehoorzaam-
heid beslaat in te doen, niet dat ons behaagt, maar dat
daarenboven aan onze inborst en aan onze neiging meest
tegenstrijdig is. (i) Hoor wat do heilige Barnardus des-
wege zegt. Ken meiisch, die waarlijk ootmoedig is, zegt
hij kent geen uitstel tot\'sanderdaags; hij is vijand van de
traagheid, hij voorkomt de bevelen, welke men hem wil
geven, en hij heeft eerder gehoorzaind dan men het
geboden heelt; hij is altijd bereid om te zien, te zeggen,
te doen al wat men wil, en overal te gaan waar men hem
zal zenden. (5) Kent gij daarin uw afbeeldsel\'.\' Neem dan
heden het goed en edelmoedig besluit van de heilige oot-
moedigheid in hare volmaaktheid , volgens den staat
(1> Tliom. ii Kemp. ])e imit. (2) S. Bern. de coinid. Ltb. XV.
(8) S. Bern. de oftic. epise. cup. VII. (I) Thom. il Kemp. Vit"
Gerardi magui. eap. XVII. N. SIU. (6) s. Bern. de obedientiu, lerm.
-ocr page 77-
7:i
VAN JKSUS.
waarin Gods voorzienigheid 11 gesteld heeft, uit te oefe-
nen. Indien gij in eene gemeente leeft, zul ik u zeggen,
ilat gij uwen overste moet gehoorzamen in alles, waarin
gij geene zonde ziet; doch gehoorzaam eenvoudig zon-
der tegenspreken, zonder onderzoeken waarom men u dit
gebiedt; zoek geene andere reden om te gehoorzamen
dan deze alleen van aan den Heer,uwen God te behagen.—
Leeft gij in de wereld, ik zal n zeggen, dat gij uwen ziel-
liestuurder, gelijk God zelven moet gehoorzamen: Diena-
ren, gehoorzaamt aan diegenen, welke uwc meesters
zijn volgens het vleesch , met vrees, met eerbied en in
de eenvoudigheid van uw hart, alsof gij aan Jcsus
Christus gehoorzaamdet
(1) gehoorzaamt niet alleen
aan meesters, die goedertieren en zoetaardig
, maar
ook aan diegenen, welke niocijelijk en lastig zijn
(2)
Ik weel wel, lieve christenen, hoe veel moeite het
kost, om zijnen wil te breken, ik weet hoe moeijelijk het
is hem te bedwingen 1 hem te boeijen, hem aan den wil
van een ander te onderwerpen; ik weet, dat men op
liet aanschouwen der moeijelijkhcden , soms aangespoord
wordt, om zijne onderneming te verlaten en in de onaf-
hankelijkheid te leven. Maar mijn welbeminde broeder,
verlies den moed niet, sla uwe oogen naar den schoonen
hemel, naar dat ecuwig. glorierijk hof; het is daar, dat
God u verwacht om uwe pogingen waardig te beloonen;
bet is daar, dat hij u in het midden van den strijd aan-
moedigt en zegt: Mijn kind, herinner u, dat mijn Zoon
en uw Zaligmaker, Jesus Christus, gedurende dertig
jaren, aan twee schepselen onderdanig is geiveest, uit
liefde tot u en om u een schoon voorbeeld ter navolging
achter te laten; vergeet nooit dat hij de gehoorzaam-
heid zoo volmaakt heeft uitgeoefend tot zoo verre, dat
l\'j op het schandelijke hout des kruises heeft willen
sterven;
(3i vergeel eindelijk niet, dat de leerling
boven zijnen meester niet moet zijn ; indien uw Zalig-
maker geheel zijn leven lang zijnen wil onderworpen
heeft,
(4) zoo is het dan ook billijk, dat gij den uwen
onderwerpt. Welaan, dan, de hemel zal uw loon zijn.
(l)Kpbca. V. 5. (2)1 1\'etr. 11,18. (S)Philipp.II, 8.(4) Juan. VI 1,2».
-ocr page 78-
74                                      1>E L1EFUEVLAMMEN
mMmmmw®mmmmmwmmymrm%:
XII. HOOFDSTUK.
Hoc zeer <le goedheid en barmhartigheid, die
Jesus ons in zijnen werkzamen levensloop
getoond beeft, ons tot wederliefde
niiMlrn opwekken.
Pertransiil benefaciendo. Act. X. 88.
Hij is goed doende voorbygegaan.
Ik wil hier tot stichting der godvruchtige zielen, al
de menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus
Christus ons in zijn werkzaam leven getoond heeft,
niet voorstellen; om zulks te doen, zou ik geheel het
Evangelie moeten uitschrijven. Ik heb alleen voorgeno-
men , mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke
het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.
1. De melaatsche. — Naauwelijks was onze Zaligmaker
den berg, waarop hij den volkeren zulke wonderbare
lessen had gegeven, afgekomen, of eene groote menigte
volgde hem, en een melaatsche wierp zich plotseling voor
zijne voeten, zeggende: Heer, indien (jij wilt kunt gij niij
genezen.
(1) Jesus had met dezen armen zieke medelijden,
hij raakte hem aan enzeide: ik wil, ivees genezen; en
aanstonds verdween de melaatschheid. (2) Heer Jesus,
hier is een grooter melaatsche, dan die van het Evangelie
welke op dit oogenblik uwen bijstand komt afsmeeken:
ik ben die melaatsche. Mijne melaatschheid, hoewel zij
geheel geestelijk is, is daarom zooveel te afschuwelijker;
en ik ben beschaamd u die te toonen. De melaatschheid
mijner ziel zijn hare onvolmaaktheden, hare gedurige
dagelijksche gebreken, hare laauwheid in uwe dienst. O
Jesus! gelief mij te genezen, opdat mijne arme ziel rein
en zuiver worde voor uwe oogen, opdat zij u met eenen
aangroeij enden ijver gestadig diene. Wanneer gij door de
(1) Matfk. VIII, 8. (8) Ibid. VIII, 3.
-ocr page 79-
75
VAN JESUS.
heilige Communie in mijn hart zult komen, doe mij
tl;in deze troostende woorden hooren: Mijn kind, ik
wil, wees genezen.
II. De honderdste man. — Zeker hoofdman had eenen
dienstknecht, die ziek was, en dien hij zeer beminde.
Daar hij van Jeus en van zijne goedheid, waarmede
hij de zieken genas, had hooren spreken, kwam hij tot
hem op hetzelfde oogenblik , dat hij in Capharnauin aan-
kwam, en zeide hem: Heer, ik heb in mijn huis eenen
knecht, die lam is en veel lijdt.
(1) Hij zeide hem verder
niets; maar dit was genoeg om onzen goedertieren meester
tot medelijden op te wekken, die aanstonds voor ant-
woord gaf: Troost u, want .ik zal den zieke komen
bezoeken en hem genezen.
(2) — Neen, Heer, antwoordde
de honderdste man, geef u zoo veel moeite niet, ik ben
immers niet waardig dat gij mijn huis binnentreedt;
maar spreek alleen één ivoord en mijn knecht zal gezond
worden.
(3) Jesus hechtte grooten prijs aan die woorden
vol geloof, welke de heilige Kerk altijd aangezien en
bewaard heeft, als zijnde eene allerootmoedigste uit-
drukking, en hij zeide tot den honderdsten man; Ga,
en dat u geschiede volgens hetgeen gij geloofd hebt;
en op hetzelfde uur was de knecht genezen. (4)
O goede Jesus! gij weet het, mijne ziel is ziek, ja
zeer ziek, eene brandende koorts verteert en verzwakt
haar allengskens; zij wordt verslonden door een vuur
dat niemand kan uitdooven: zij wordt door eene drin-
gende noodzakelijkheid aangedreven van te beminnen,
en zij vindt in de liefde der schepselen niets dan el-
lenden en smarten. Goedertieren Zaligmaker, heb mede-
lijden met haar! zij wordt verrukt door uwe eindeloozc
beminnelijkheid, en dag en nacht zucht zij naar u: hoc
onwaardig zij ook moge zijn uw bezoek te ontvangen,
vertrouwt zij zich nogtans aan deze troostende woorden:
ik zal tot u komen en u zegenen. Och! kom dan, Heer
•Tesus! kom, opdat ik uwe aangename tegenwoordigheid
geniete; kom, opdat ik u, zoo veel het mij zal mogelijk
, (1) Matth. Vilt, 6. (2) Ibid. VIII, 7. (3) Luc. VIII, 6. (4) M»tth.
Vil, 88.
-ocr page 80-
76
1>E IJEKUKVI.AMMEN
zijn beininne: kom, opdat ik u omhelzc oin nooit meer
van u gescheiden te worden; kom, o mijn God, kom
want zonder u kan ik niet meer leven.
III. De Ch.ananee.sche vrouw. Jesus ging eens langs
den kant van Tyrus en Sidon; zekere Chanamesche
vrouw, die uit dat land gekomen was, riep tot hem,
zeggende: Heer, Zoon van David, heb medelijden met
mij: mijne dochter wordt ellendig door den duivel ge-
plaagd.
(1) Hartroerend gebed, dat wij zelven dikwijls
moeten herhalen: «Heer, heb medelijden met mij, mijne
ziel wordt zoo wreed gepijnigd. — Maar Jesus gaf haar
geen antwoord: en zijne leerlingen, tot hem komende,
verzochten hem hare bede in te willigen, opdat zij zou
weggaan, dewijl zij gedurig achter hen riep.
(2) Jesus
schijnt voor een zoo hartroerend gebed ongevoelig te
zijn; hij antwoordt daar niet op, en slaat zijne oogen
zelfs niet op haar, die hem met zoo bitter geklag aan-
roept, hij toont in de weldaad, welke zij verzoekt,
eene schijnbare onverschilligheid, meer geschikt, om
haar te verstooten daa haar te weigeren. Nogtans, deze
bedrukte moeder laat haren moed niet zinken; zij blijft
achter hem roepen; herhaalt gedurig: Heer, Zoon van
David, heb medelijden met mijne dochter en met mij.
De Apostelen, door het geschreeuw dezer vrouw ver-
moeid , of door haar standvastigheid en haar ongeluk
geraakt, worden hare voorsprekers, en tot Jesus na-
derende, verzoeken zij hem, dat hij zou gelieven hare
aanhoudende smeekingen en wenschen te verhooren
en ten minste voor haren overlast te wijken, omdat,
zeiden zij, zij niet ophoudt achter ons te roepen. Maar
zij kregen ten antwoord: Ik ben niet gezonden dan tot
de verloren schapen van het huis van Israël.
(3) Onge-
lukkige moeder, hebt gij Jesus Christus wel verstaan?
Hij verklaart zich niet meer door zijne stilzwijgendheid,
zijne woorden zijn klaar en bepaald, welke hoop kunt gij
nog voeden ? Vertrek van hier, ga uw lot en dat uwer
dochter beweenen; er blijft u geen andere troost meer
(1) M«tth. XV, 21, 82. (2) Mat Ui. XII, 23. (3) IMd.
-ocr page 81-
77
VAN .TEKtlS.
over dan geween en wanhoop!... Ach, wij zouden zoo
veel niet noodig hebben om dit rampzalig besluit te
nemen! Maar dusdanig is de meening niet van de Cha-
naneesche vrouw: de vurigheid van hare wenschen en
van haar geloof wordt door de beletsels op nieuw ont-
stoken; zij verdrijft al wat haar belet, om bij Jesus te
geraken; zij werpt zich voor zijne voeten, en zij zal
niet weggaan vóór hij haar verzoek zal toegestaan heb-
ben. Zij vernieuwt haar gesmeek met meer aandrang
dan te voren en zegt hem: Heer, gij kent mijnen nood,
gij kent mijn vertrouwen, weiger mij uwe hulp niet.
(1)
Ach! konden wij aldus bidden, met dit geloof, met die
vurigheid, met dit vertrouwen, met deze volharding,
zouden wij dan niet alles kunnen verkrijgen? Jesus gaf
haar voor antwoord: Laat eerst de kinderen verzadigd
worden, want het is niet redelijk den kinderen hun
brood te ontnemen om het den honden voor te werpen.
(2)
Welk een antwoord in den mond van den besten aller
meesters, den teedersten aller vaderen! Onze Heer, deze
woorden uitsprekende, gedoogde evenwel, dat de Cha-
naneesche vrouw voor zijne voeten bleef zitten: dit was
voor haar eene onwaardeerbare gunst, die zij aanzag
als een zeker pand van het mirakel, dat zij verzocht.
Het uitstel van Jesus Christus beleedigde haar niet: de
ware ootmoedigheid wordt nergens door beleedigd, hij
viel haar geenzins te moeijelijk, zij bekende, dat zij
zijne gunst onwaardig was en vond daar zelfs eene reden,
te meer in, die zij zoude bijbrengen om verhoord te
worden.... Er is in de wegen des Heeren niets zoo ver-
blind als de hoogmoed, en niets zoo schrander als de
ootmoedigheid. Zij verstond misschien zelfs van toen af,
dat onze Heer, ondier dien schijn van zulke harde woor-
den, haar met voordacht eenen weg opende, en zelfs
haar een zeker middel ingaf, om hem te ontwapenen.
En inderdaad, de genade van dien God en Zaligmaker,
met de zalving aan het hart, dat hij scheen te willen
kwetsen, toe te brengen, gaf haar eene gunstige ge-
il) M.tth. XV, 26. (9) luid. 38.
-ocr page 82-
7H
T)E t.lEFDEVr.AMMEN
legenheid; de ootmoedige Chananeesche vrouw nam ze
te baat, Heer, gij hebt gelijk, zeidezij, het is niet billijk
het brood der kinderen aan de honden te geven, maar
de hondjes eten wal van de tafel hunner meesters valt :
eenige brokkelingen, die de kinderen laten vallen, wor-
den hun niet misgund.
(1) Wel nu, Heer, in zulken staat
ben ik, zoo is mijne gesteltenis; dat is geheel het
voorwerp van mijn verzoek. Stort overvloedig uwe gun-
sten over uwe afstammelingen van Abraham: wat mij
betreft, ik verlang naar de minste gunst van al degene,
die gij over hen zult uitstorten.... Hoe aangenaam moest
dit antwoord niet zijn aan het hart van Jesus! Ach,
zoo wij dit hart kenden, hoe zouden wij het beminnen!
hoe zouden wij ons vertrouwen daarop stellen! het is
de ootmoedigheid, welke het ons moet doen beminnen.
Ik zal dan in zijnen tempel voor de voeten van mijnen
Zaligmaker blijven zitten, en daar hem de zaligheid
mijner ziel verzoeken. Hetzij dat hij mij aanhoore of
niet, zal ik echter mijne stem blijven verheffen; indien
hij mij verstoot, zal ik volharden; indien hij mij mijne
misdaden en trouweloosheden verwijt, zal ik die beken-
nen; indien hij mij zegt, dat de hemel niet is voor
zulke zondaren als ik ben, zal ik hem ten antwoord
geven: gij hebt gelijk, Heer, maar gij zijt de zondaren
komen opzoeken, de zieken komen genezen, de bezetenen
komen verlossen; gij zijt heilig en zalig komen maken,
die in u gelooven, die bekennen, dat zij u noodig hebben,
die hun vertrouwen op u stellen, die uwe hulp verzoeken,
en die van u verhopen. Ziedaar mijnen staat, ziedaar
mijne gesteltenis, ziedaar het voorwerp van mijn ver-
zoek. Geef uwe gunsten in overvloed aan die getrouwe
zielen, die ze verdienen: zulke groote weldaden verlang
ik niet. Maar nadat gij de kinderen des huisgezins zult
verzadigd hebben, zullen er dan voor mij niet eenige
brokkelingen overblijven, welke ik van uwe goedheid zal
mogen verhopen?.... Alsdan zeide Jesus haar: O vrouw,
hoe groot en levendig is uw gelooft
O goddelijke Zalig-
(1) M»tth. XV, »7. <J) Ibld. 98.
-ocr page 83-
70
VAN .TEStlS.
maker, wat groote voldoening vocldet gij in uw hart, als
gij het geloof mogt roemen van deze vrouw, die gij zoo
streng beproefd hadt! Wat groot geluk voor u, o vrouw,
geprezen te worden door hem, die het binnenste des
harten kent! gij hebt hem wel beoordeeld, wanneer hij
niet bekwaam was, om u af keerig te maken, en als gij niet
vreesdet hem al te lastig te vallen, noch van al te onvoor-
zigtig te werk te gaan. ... Ach! het gaat met mij alzoo
niet, alles maakt mij af keerig, ik wijk voor de minste
moeijelijkheid; bij de minste dorheid en tegenspoed,
welke mij overkomen, laat ik den moed zinken. — Dat
u geschiede naar uwen wensch, antwoordt de Zalig-
maker; en hare dochter was op denzelfden stond gene-
zen.
... Zij wenschte dat hare dochter mogt verlost
worden, en op hetzelfde oogenblik werd hare dochter
verlost.... De Heer geeft gewoonlijk zijne genade naar
mate van onzen wil.... De eerste hoedanigheid van
een goed gebed, en die ons meest ontbreekt, is, regt-
zinnig te willen verkrijgen wat wij verzoeken. (1)
Mijn zoete Zaligmaker, mijn vriend, mijn broeder,
ik smeek u, in mijnen uitersten nood, kom mij te hulp,
ik verlang u vurig te beminnen, en ik word gewaar,
dat ik zonder de hulp uwer genade u niet kan beminnen.
Ach! Jesus, schenk mij uwe liefde. Geef mij eenen
afkeer van alle aardsche zaken; onthecht myn hart
van de rijkdommen, de vermaken, de eer dezer wereld,
en van al wat u niet toebehoort. Helaas! alles gaat
in deze wereld voorbij, gij alleen, o mijn God, blijft:
mogt ik u dan voor altijd, voor eeuwig beminnen!
IV. De overspeelster. — De schriftgeleerden en de
Pharizeërs bragten bij Jesus, terwijl hij bezig was in
den tempel te onderwijzen, eene vrouw, die in overspel
bevonden was; en na haar in het midden van het volk
geplaatst te hebben, zeiden zij tot onzen Heer: «Meester
wij hebben deze vrouw in overspel bevonden. Wel nu,
Mozes heeft ons in de wet geboden de overspelers te
steenigen. Wat dunkt u daarvan? Dit zeiden zij, om
(1) F.ran.üile médité.
-ocr page 84-
80
DE UEFDEVLAMMEN
hem te beproeven, en hem alzoo te kunnen beschul-
digen." (1)
Hierdoor spanden zij als eenen dubbelen strik voor de
wijsheid des Zaligmakers, zegt de H. Augustinus, want
bijaldien hij deze vrouw veroordeelde, zoo verloor hij
zijnen naam van goedheid en zachtmoedigheid, dien hij
bekomen had: of zoo hij haar vrij liet gaan, dan stelde
hij zich aan laster bloot, en zou voor een vijand der
wet aangezien worden. Wat deed dan onze goede Meester
in deze moeijelijke omstandigheid? Hij zegt niet: dat
men haar ter dood brenge;
hij zegt ook niet: dal men
haar vrij late gaan;
(2) maar dewijl hij de inzigten
zijner vijanden kende, en hun niet wilde antwoorden,
deed hij eerst wat men gewoonlijk doet als men eene
moeijelijke en lastige vraag wil verijdelen, men neemt
den schijn aan, dat men daarop geen acht slaat, omdat
de geest door de eene of andere gedachte verstrooid is.
Het was in deze houding, dat hij zich nederbuigende,
met zijnen vinger eenige woorden op den grond schreef.
Of zijne vijanden verstonden niet, of zij wilden hem een
antwoord afpersen, waarin zij stof meenden te vinden,
om hem te lasteren, en waarvan zijne goedheid hun
de schande zocht te sparen. Dewijl zij voortgingen met
hem te ondervragen, rigtte hij zich weder op en zeide
hun: Dat diegene der omstanders, die zonder zondeis,
den eersten steen op haar werpe;
en zich andermaal
nederbuigende, schreef hij wederom op den grond.
Deze woorden waren voor de schriftgeleerden en Phari-
zeërs als een donderslag; het scheen hun toe, dat zij
al de misdaden van hun onzuiver geweten ontdekten; en
daarom haastten zij zich, de een na den andere, weg te
gaan, de ouderlingen eerst, zoodanig, dat Jesus en de
vrouw , die daar altijd was blijven staan, eindelijk maar
alleen meer overbleven. (3) Die ellendige vrouw bleef
alleen over met Jesus Christus, dat is, gelijk wederom
de H. Augustinus uitlegt, (4) de zieke bleef alleen
met den geneesheer, de uisterste ellende met de opperste
(1) Jom. VIII, 8, 4, 6, 6, (S) S. Augustin. Enarrat. in P». 1.
(S) Joan. VIII, 7—». (4) 8. Auguttin. Enwr., in Pt. I.
-ocr page 85-
XI
VAN JKSl\'S.
barmhartigheid. Ach! hoe groot moost de schaamte en
de vrees dezer ongelukkige niet zijn! zij wist immers
nog niet hoe groot de meèdoogendheid was van hem, in
wiens tegenwoordigheid zij zich bevond. Maar zij werd
dit weldra gewaar! want Jesus zich weder oprigtende,
en haar met een goedertieren oog aanschouwende, zeide
haar: «Vrouw, waar zijn degenen, die u beschuldi-
gen! Heeft niemand u veroordeeld? Neen, Heer, ant-
woordde zij hem; waarop Jesus zeide: Wel nu, ik zal
u ook niet veroordeelen; ga henen, en wil voortaan
niet meer zondigen...." (1) Ach, goede Jesus! Jesus
die zoo veel medelijden hebt met al onze zwakheden;
Jesus die zoo genadig vergeeft; welk hart zou u de
liefde kunnen weigeren? Wat mij betreft, o mijn Za-
ligmaker! ik wil aan u verkleefd zijn, u dienen en u
uit al mijne krachten beminnen. Ontvang mij onder
het getal dier beminde zielen, aan welke gij uwe uit-
gelezene gunsten schenkt, en maak, dat ik tot den
laatsten adem mijns levens u getrouw blijve.
V. Kleine kindenn door Jesus gezegend. — Onze
Zaligmaker was eens bezig met zijne Apostelen zeer ge-
wigtige lessen te geven, wanneer men hem kleine kinde-
ren kwam aanbieden, opdat hij ze geliefde te zegenen en
voor hen te bidden, (2) die goede kindertjes, iets zachts
en vriendelijks, bekwaam om de harten tot zich te trekken
op het aanschijn van den goddelijken Zaligmaker gewaar
wordende, kwamen onbevreesd tot hem, en met die vrij-
moedigheid, die hunne teedeie jaren kenmerkt. Maar de
leerlingen weerden hen af met harde woorden (3) omdat
zij vreesden , dat zij Jesus zouden verveeld hebben. Doch
zij kenden nog maar slecht dien goeden Meester: hij zeide
hun dan: Laat de kindertjes gerust, en belet hen niet tot
mij te komen; ivant het rijk der hemelen is voor hen
en die hun gelijk zijn (i)
in eenvoudigheid, onschuld
on gehoorzaamheid. Voorwaar ik zeg u, dat al ivie het
rijk van God als een kind niet zal ontvangen, er niet zal
(1) Joan. VIII, 10, 11. (9) Matth. XIX, 13 (3) Mare. X, 13
(l)Luc. XVHI.16, 17.
6
-ocr page 86-
82
DE LIEKDEVLAMMEN
intreden. Na deze les in het voorbijgaan aan zijne Apos-
telen, en in hunnen persoon, aan elke Christenen gege-
ven te hebben, deed hij de kindertjes, die daar waren,
tot zich komen, omhelsde ze allen, en gaf hun, met
het opleggen zijner handen, zijnen zegen. (1) Gelukkige
kinderen! welk eene overvloedige bron vau genade
moest die zegen van Jesus voor hen niet geweest zijn I
VI. De blinde vanJericho.— Wanneer Jesus Jericho
naderde, was er een blinde, die aan den weg zat om
aalmoezen te vragen, en eene menigte volks hoorende
voorbijgaan, vroeg hij wat er gebeurde. Men antwoordde
hem, dat het Jesus van Nazareth was, die daar voorbij-
ging.... (2) Jesus was door geheel het land bekend; de
armen en zieken wisten, welk een groot medelijden hij
met hen had, niemand twijfelde aan zijne magt, en die
blinde zelf wist ongetwijfeld wel, dat Jesus in het bijzon-
der verscheidene blinden genezen had. Hoe groot was
dus zijne blijdschap niet, als hij hoorde, dat Jesus van
Nazareth voorbijging! Hij wist wel, dat het voor hem
eene gunstige en de eenigste gelegenheid was, welke hij
niet mogt laten voorbijgaan; en daarom begon hij vol
vertrouwen te roepen: Jesus, zoon van David, heb mede-
lijden niet mij!....
(3) Daar hij juist het oogenblik niet
wist, waarop Jesus voorbijging, zoo hield hij niet op
met roepen, zijn ootmoedig verzoek te herhalen, en
met de barmhartigheid van hem, dien hij wist zoo goed
en mêedoogend te zijn, af te smeeken. En de voorbijgan-
gers berispten hem, zeggende, dat hij moest zwijgen;
maar dan riep hij nog sterker: Zoon van David,
heb medelijden met mij!
(4) Immers, zij gevoelden den
nood noch het vertrouwen van oenen ongelukkige , die
een mirakel verzocht; ook bleef de blinde doof voor hunne
berispingen, en riep nog luider. Toen bleef Jesus stil
s\'.aan, en deed hem bij zich brengen. En als hij bij hem
gekomen was, vroeg hij wat hij verlangde: Wat wilt
gij, dal iku doen zal?
(5) Jesus wist maar al te wel, wat
de arme blinde verlangde; maar hij had redenen, om
(1) Mare. X. 10. (2) Luc. XVIII. 88, 3«. 87. (3) Luc. XVIII. 88.
(4) Luc. XVIII. 39. — Zie ook Eruigile médité. (6) Luc. VIII. 40,41.
-ocr page 87-
VAN IESÜS.                                      83
hem dit te vragen. Eeno moeder, zegt een godvruchtige
schrijver (1) kent volkomen wat haar zoon noodig heeft;
nogtans wil zij, dat hij haar dit zegge. Het is niet alleen
om haar gezag te doen erkennen; maar ook nog meer, om
hem zijn verlangen te hooien uitstamelen, en hem haar
zijn vertrouwen te zien hetoonen; het is om zijne dank-
baarheid op te wekken en staande te houden door het
gemak, dat zij toont in zich naar zijnen wil te schikken.
Zij bemint hem en wil van hein bemind worden. Dit
zijn hare beweegredenen, welke ook dezelfde van God
zijn, wanneer hij wil, dat wij hem onze noodwendig-
heden vertoonen, dien hij beter kent dan wij zelven.....
Heer, anlivoordde de blinde, maak dat ik zie I Jesus
zeide hem, met dit zoo magtig gezag, dat de goedheid
van zijn hart wonderlijk deed kennen: Zie, uw geloof
heeft uw behouden. Hij zatj op denzelfden stond, en hij
volgde Jesus, de grootheden van God verkondigende.(1)
VII. Jesus weent over Jerusalem. — Onze Heer ging
op zekeren dag naar Jerusaiem , en zijne oogen op die
slad geslagen hebbende, begon hij te weer.en. (3) Hij
begon te weenen! O, wat statige en plegtige zaak eenen
God tranen te zien storten! de oorzaak dezer tranen
was wel een hart waardig, zoo als dat van den Zalig-
maker. Jerusalem moest vergaan, en ter oorzaak van
deszelfs misdaden, welker maat het door het grootste
der schelmstukken zou vervullon, moest het vernield
worden. Na zich met het bloed van zijner. Messias be-
zoedeld te hebben, moest die koningin der steden voortaan
niet meer worden dan een hoop asch met het bloed harer
burgeren gemengd. Na weinige dagen zou de misdaad
bedreven worden, de straf was maar voor eenige jaren
verschoven: het eene zoowel als het andere, was den
Zaligmaker zoodanig bekend, alsof hij het voor zijne
oogen dadelijk had zien gebeuren. Welk een voorwerp
voor onzen goddelijken Zaligmaker, en wat diepe droef-
heid deed het hem deze treurige en zielroerende woorden
(1) Pater de Li«ny, leven van Jesus Christus. <1) XVIir, 41, 42,
43. (3) Luc. XIX, 14.
-ocr page 88-
84
DE LIEFDEVLAMMEN
aan deze rampzalige stad niet uitroepen :Ach, haddel gij
ten minste op dezen uwen dag, die voor u nog een dag
van genade is, die dingen gekend ,ivelkeutot vrede zijn
!
maar nu zijn die dingen verborgen voor uweoogen; want
daar zullen dagen voor u komen
, dat uwevijanden uive
muren met eenen wal zullen omringen, zij zullen u in-
sluiten en langs alle kanten benaauwen; zijzullenuter
aarde werpen
, u en uwe kinderen, die Gijin uwen schoot
draagt
, en zij zullen den eenen steen op den anderen
niet laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend
hebt. (i)
Jesus had nog eene andere zeer krachtige be-
weegreden , om bittere tranen te storten. Hij dacht op
ons allen in persoon , en hij zag in die rampen van Jeru-
salem, al de zielen, welke verloren gaan. Er zal een
rampzalige tijd voor 11 komen, riep hij uit, waarop
uwe vijanden u met wallen zullen omringen; zij zullen u
langs alle zijden insluiten en benauwen. Alzoo is het van
punt tot punt aan Jerusalem overkomen. Men kent die
vervaarlijke werken, die de Romeinen daarstelden, en
dien muur welken zij rondom die rampzalige stad op-
bouwden , waardoor zij dagelijks meer en meer ingesloten
werd, dat, zoo iedereen weet, dien schrikkelijkenhon-
gersnood veroorzaakte , waarin de moeders hare eigene
kinderen opaten. Alzoo zal het gaan met de zondige ziel,
langs alle kanten door hare kwade gewoonten benaauwd
en ingesloten, zullen noch de genade, noch hot brood
des levens bij haar eenen ingang meer hebben; zij zal
van honger sterven! zij zal door hare zonden over-
rompeld worden, en de eene steen zal daar op den
anderen niet meer blijven. Vreemde en ongelukkige staat
dezer ziel! Geheel het inwendige gebouw is omvergewor-
pen! Geene rede noch verheven gedachte meer; alles
is ligchamelijk, alles is vleeschelijk geworden, alles ligt
overhoop en ter aarde geworpen. Waar is nudieschoone
bouwkunst, in welke men de hand Gods zoo zag uitschij-
nen? Er is niets meer van te zien; de eene steen staat
niet meer op den anderen, er is in die ziel noch aaneen-
(1) Luc. XIX, 42, 43, 44. — Pater de Ligny, leven tui J. C.
-ocr page 89-
VAN JESUS,                                     85
schakeling, noch verband meer; het eene stuk houdt aan
liet andere niet meer, alles is daar verwoest en in volko-
mene wanorde. lsn waarom\'.\' Omdat do grondslag daar
is weggenomen: God, de vrees, het geweten, die de
eerste beginselen zijn, welke aan alle redelijke schepsels
doen zien en gevoelen, dat er een Opperwezen is; wat
kan er, dit grondwerk eens omvergeworpen zijnde,nog
in zijn geheel blijven? Jesus kan op dit treurig gezigt
zijne tranen niet weerhouden. Ach! dat gij wist, o ziel,
ach! dat gij wist!... hij voleindigt zijne woorden nietj de
zuchten breken zijne reden af; zijne tong kan de ver-
blindheid dezer ziel niet uitdrukken: zoo gij wist, ten
minste op dezen dag, die u nog gegeven is, en op welken
God u door zijne genade nog komt bezoeken. Er is een
dag van God gesteld, na welke er voor de ziel geen red-
dingsmiddel meer zal[overblijven, omdat gij, zegt Jesus,
den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. Wanneer een
inwendig licht u uwe misdaden vertoont, wanneer gij
aangezocht word, om God glorie aan te bieden, en dat
alles u inwendig toeroept, dat gij u aan hem zoudt
moeten geven, gelijk op den dag der bezoeking van
Jerusalem, (een ieder zelfs de kinderen riepen den zoon
van David toe,) indien gij niet luistert, de tijd gaat voorbij
deze zoo vurige en krachtige genade zal niet meer terug
komen... Dit alles is voor uwe oogen verborgen. Uw hart
is bezwaard; uwe oogen zijn gesloten en verduisterd,
uwe driften verblinden u, een donker floers is voor «we
oogen gespannen; eene schrikkelijke slaperigheid ver-
zwaart ze. O ziel! Jesus weent er over, en gij beweent u
zelve niet? Ween, ween o geestelijk Jerusalem! beween
uwen ondergang, ten minste op dien dag, dat de Heer u
op zoo een wonderbare wijze komt bezoeken. Zijt gij tot
hiertoe voor uwen ondergang ongevoelig geweest, ween
nu in tijds en gij zult leven. Laat niet één oogenblik van
genade voorbijgaan, omdat gij nooit kunt weten of het niet
het laatste zal zijn, dat u zal verleend worden. (Bossuet)
VIII. Jesus verwekt Lazarus van den dood. — Zeker
mensch met name Lazarus van Bethanie, waar zijne
twee zusters Maria en Martha woonden, was ziek gewor-
-ocr page 90-
Kr,
r>E I.tEFDEVI.AMMEN
den... Zijno zusters lieten dan aan .lesus zeggen: Heer
hij, dien gij bemint ligt ziek. (1) Voortreffelijke wijze van
bidden, zegt Uossuet na de heilige Vaders; zonder iets te
verzoeken; vertoont men aan hem, dien men bemint,
den nood van zijnen vriend. Laat ons ook zoo bidden,
wij mogen verzekerd zijn, dat Jesus ons bemint; laten
wij ons als zieken aan hem aanbieden zonder iets te
verzoeken; laat ons alzoo voor anderen bidden.... Het is
eene allervoortreflelijkste wijze van bidden... Men zegt
dikwijls tot Jesus in zijn Evangelie: Kom, Heer, en genees;
lerj uwe handen op; raak den zieke aan.
Hier wordt
slechts gezegd: Degene, dien gij bemint ligt ziek. Jesus
verhoort de stem der noodzakelijkheid zoo veel te meer,
omdat deze wijze van bidden niet alleen met meer eerbied
en onderwerping, maar ook met meerdere liefde en teêr-
hartigheid geschiedt. Hoe minzaam is dit gebed! laat ons
dit in het werk stellen, vooral in geestelijke ziekten.—
Nadat Jesus dit gehoord had, zeide hij: dezeziekteis niet
ter dood, maar zij strekt maar lot meerdereeer van God,
en opdat de Y.oon Gods hierdoor verheerlijkt worde.
(2)
Lazarus stierf er nogtans van, doch de Zaligmaker wilde
zeggen, dat de dood zou overwonnen worden, en dat de
Zoon Gods door die zegepraal zou verheerlijkt zijn. —
Welnu, Jesus beminde Marl ha, hare zuster Maria en
Lazarus.
(3) Een zoo teeder en gevoelig hart, als dat van
Jesus was, moest noodzakelijk vrienden hebben; wel is
waar, hij had er weinig, maarzij waren vroom, deugd-
zaam, liefdadig, (-1) Laat ons Jesus in onze vriendschap
ten voorbeeld nemen. —Jesus spreekt met zijne apostelen,
en wanneer hij daar aankwam, bevond hij dat Lazarus
reeds vier dagen begraven was. En dewijl Bethanie maar
omtrent vijftien stadiën van Jerusalem gelegen was (dit
is een weinig meer dan een half uur), zoo waren er
verscheidene Joden Martha en Maria komen bezoeken,
om haar over den dood haars broeders te troosten. Martha
dus de aankomst van Jesus vernomen hebbende, ging
hem tegemoet, en Maria bleef tehuis. Dan zeide Martha
(l)Jonn.XI, 1,3. (2)Jomi.XI,4. (3) Joan. XI, 6. (4)PaterdeLigny.
-ocr page 91-
VAN JESÜS.                                      87
tutJcsus: Heer, waart gij hier geweest, mijn broeder zou
niet gestorven zijn. (1) Dit is het gebed eener vriendin,
die spreekt aan eenen vriend , wiens magt en goedheid zij
kent. Neen, Heer, waart gij hier geweest, mijn broeder
zou niet gestorven zijn;
gij zoudt hem met een enkel
woord genezen hebben. Want zoo groot is uwe goedheid
dat gij hem onder uwe oogen niet zoudt hebben laten
sterven, zoo groot is uwe magt, dat gij hem van den dood
zoudt bewaard hebben; doch gij hebt afwezig willen
zijn. Ofschoon gij afwezig waart, was het nog in uwe
magt hem te genezen: gij hebt niet gewild, dat het aldus
geschiede; gij zijt daar meester van; wij onderwerpen
ons aan uwe schikkingen, en hoe hard zij ons ook mogen
vallen, zullen zij echter noch onze liefde, die wij u toe-
dragen, noch he; geloof en vertrouwen, welke wij in u
hebben verminderen. Maar ik weet, dat nu nog, al wat
gij God zult verzoeken, hij u vergunnen zal:
(2) gij hebt
volle magt, niet alleen om den dood te voorkomen, maar
om de prooi, die hij reedsvasthoudt, hem te ontrukken. —
Jesus gaf ten antwoord: Uw broeder zal van den dood
opslaan. Maar Martha zeide hem: Ik weet dat hij ten
jongsten dage zal verrijzen.
(3) Zij twijfelt geenszins, dat
Jesus hem voor dien tijd kan doen verrijzen; maar zij
acht zich die gunst onwaardig. Jesus antwoordde haar
nogmaals: Ik ben de verrijzenis en het leven: die inmij
gelooft, al warehijdood, zalleven ,en al wie in mij leeft
en gelooft zal nimmer sterven.
(4) O troostrijke woorden!
waarom zou ik, die in u geloof, den dood vreezen ? Want ik
geloof in Jesus Christus, en geloof van ganscher harte,
ik zal dan niet sterven. Ik zal maar dit zwak en ziek
ligchaam verlaten, om het onlijdelijk en heerlijk wederom
eens aan te trekken; maar in afwachting van dien groo-
ten dag, en als ik dit lichaam zal afleggen, zal ik
blijven leven, ik zal slechts van woonplaats veranderen,
en in stede van in het midden der boosheden, die de
aarde overstroomen, te leven, zal ik met Jesus inden
schoot zijner heerlijkheid in den hemel leven.
(1) Joan. XI, 17, 21. (2) Joan. XI, 22. (S, Joan. XI, 22, 84.
W) Joan. XI, 26, 26.
-ocr page 92-
SR
DE LIEFDEvLAMMEN
Deze waarheid behooren wij wel te overdenken, om ons
tegen de vrees des doods te versterken, die zoo uitnemend
groot is onder de menschen , dat zij alleen bekwaam is om
hun het verstand te doen verliezen, als men hun aankon-
digt , dat zij moeten sterven , zoo als de ondervinding dit
genoegzaam leert. Het is ten hoogste noodzakelijk zich
tegen deze vrees te wapenen; hetgeen voornamelijk kan
geschieden met de beloften van het Evangelie tegen den
dood te overwegen, en zich met een vurig geloof aan het
toekomende leven vastte hechten. — Nadat Mar tha aldus
de woorden van Jesus aanhoord had, ging zij weg, en
riep hare zuster Maria, om haar eindelijk tezeggen ,dal
de Meester gekomen was en naar haar vroeg.
Welk eene
aangename tijding voor Maria! Aanstonds staat zij op,
en gaat bij Jesus.
(1) In ons verdriet, in onze zwarigheden
roept Jesus ons inwendig in ons hart, hij vraagt naar
ons, verzoekt ons bij hem te komen, en in hem alleen
onzen troost te zoeken. Laat ons Maria\'s vlij ten naarstig-
heid navolgen, laten wij ons van de menschen scheiden,
om ons hart en onze tranen voor de voeten van Jesus te
gaan uitstorten.— Maria aan de plaats gekomen zijnde,
waar Jesus was, werpt zich\'zoodra zij hem zag
, neder
voor zijne voeten, en zegt, gelijk hare zuster, met zeer
veel vertrouwen en onderwerping, en met nog meer lec-
derhartigheid: IIeer,waarl gij hier geiveest,mijn broeder
zou niet gestorven zijn.
(2) Naauwelijks had zij deze
woorden gesproken, of zij begon bitter te weenen, zoo-
danig, dat hare tranen en zuchten haar beletteden nog
verder te spreken. Ween, teèrhartige Maria, ween voor
de voeten en onder de oogen van uwen goddelijken Zalig-
maker. O, hoe troostend zijn deze tranen! O, hoe ver-
schillen zij van degenen, die gij heimelijk of in de tegen-
woordigheid dergenen, welke u kwamen troosten, gestort
hebt ! Gij weent voor de voeten van uwen meester. Het
was daar, dat gij eertijds zijne stem vernaamt, en het is
daar, dat hij uwe zuchten hoort. Uw hart werd alsdan
door zijne woorden geraakt, en nu wordt zijn hart door
(1) Jnan. XI, 28, 29. (2) Joon. XI, 82.
-ocr page 93-
VAN JESUS.
uwe tranen getroffen. Ach! wie zal mij geven altoos voor
Je voeten van mijnen Zaligmaker te weenen! mogt ik daar
mijne zonden beweenen en mijne ellende betreuren!
Wel! waarom zou ik al mijne smarten en droefheden voor
de oogen van dien goddelijkcn trooster niet vertoonen?
Indien ik ze in mij houd, zullen zij nog meer en meer ver-
bitteren, met mij daarmede bezig te houden; indien ik
die aan de menschen kenbaar maak, zij kunnen mij niet
Verligten, en dikwijls zullen hunne streelende woorden
mijne smarten maar verzwaren, in plaats van mij er van te
ontlasten. Gij alleen, oJesus, zijt de goddelijke vertroos-
ter, naar wien mijne ziel verlangt, Gij roept mij, gij
vraagt naar mij, ik loop tot u. Gij verbiedt mij niet te
weenen; maar mijne tranen in uwe tegenwoordigheid,
aan den voet van uw kruis gestort, vloeijen daar zoetjes,
en uwe liefde, het aanschouwen van uw lijden, genezen
weldra de wonden van mijn hart. stillen mijne droefheden,
verzachten mijne pijnen, en doen mij ze beminnen.
In alle gevallen van mijn leven zult gij dus mijne hulp,
mijne hoop, mijn eenige troost zijn. — Jesus ziende, dat
zij tranen stortte, en dat de Joden, die haar vergezelden
ook weenden, werd in den geest geraakt en zelfs ontsteld;
alsdan vroeg hij hun, waar hebt gij hem begraven? Zij
antwoordden hem: Heer, kom en zie. Dan begon Jesus
te weenen.
(1) Waar zijn nu die valsche wijzen, die groote
verstanden van deze wereld, die willen dat men ongevoelig
zij ? Dusdanig is de wijsheid niet van Jesus, die over den
dood van zijnen vriend tranen stort. Gij weent, o godde-
lijke Zaligmaker, o teederharlig en medelijdend hart, gij
weent over eenen overledenen vriend , om ons te leeren ,
dat, hoewel wij ons moeten onderwerpen, het in dusdanige
gelegenheid niet verboden is tranen te storten. Gij weent
om onze tranen te verzachten, om ze te heiligen en ze af
te droogen. Gij weent over ons, omdat het meerendeel
zich in den eeuwigen dood gaat storten. Ach! goedertieren
Jesus, gij beweent mijne zonden, en ik blijf er ongevoelig
voor; Heer, laat niet toe, dat ik zoo verhard hlijve; geef
(1) Joan. XI, SS, 85.
-ocr page 94-
flO
DK (.lEFDKVr.AMMEN
mij «Ie kracht van uwe tranen, opdat die de mijne mogen
verwekken. — Nu, de Joden zeiden onder elkander, zie
koezeer hij hem beminde.
(1) Wees geloofd, o lieer Jesus,
dat gij de liefde hebt willen doen kennen, welke gij
uwen vrienden toedraagt. Mogten wij uw voorbeeld van
liefde navolgen! De onmeedoogende en ongevoelige
harten kunnen u immers niet behagen. Doch bestuur
onze vriendschap, heilig ze en wees er het voor-
beeld van. Maak, dat wij nooit onze vrienden vleijen,
inaak, dat wij, zooals gij, hunnen onvoorzigligen ijver
en andere gebreken, met zachtmoedigheid en voorzig-
tigheid verbeteren: maak, dat wij, even als gij, in onze
vrienden al dat goed en standvastig is, beminnen. —
Jesus, dan andermaal inwendig geroerd zijnde, kwam
aan het graf; het was eene spelonk met eenen zwaren
steen bedekt. Jesus zeide hun: wentelt den steen af. Mar-
tha, de zuster van den overledene, sprak tot Jesus: Heer
hij stinkt reeds, want hij is al vier dagen begraven.
(2)
Hier vertoont zich de dood met al hare schrikkelijkheid,
Lazarus dood en begraven, hij stinkt reeds, hij is be-
dorven, men is verlegen, om den steen van het graf
te wentelen, uit vreeze van door dien onverdragelijken
stank de plaats te besmetten en den persoon van Jesus
daarvan aan te doen. Ziedaar een verschrikkelijk schouw-
tooneel; ook was Jesus daarvan verschrikt, Jesus
weende er over. Hij beweent in den dood van zijnen
vriend Lazarus, de algemeene straf aller menschen;
hij beschouwt den mensch als onsterfelijk geschapen,
en, om zijne zonde, als ter dood veroordeeld; hij
heeft geheel het menschelijk geslacht lief; hij komt
het in zijne voorregten herstellen; hij begint zijn
ongeluk te beweenen en, op het aanschouwen van zijn
straf, wordt hij verschrikt en ontsteld. Hetgeen hem
in dien nood zoo schrikkelijk voorkomt, is voornamelijk,
dat hij door de zonden veroorzaakt is, en het is veeleer
de zonde dan de dood, die oorzaak van al dien schrik,
van die ontsteltenis, van die tranen is. Hij wordt met
eenen nieuwen schrik bevangen, naarmate hij het graf
(1) Jotm. XI, SC. (2) Ihia. 88. 3».
-ocr page 95-
01
VAN JESUS.
nadert. Als incn zulk eenevervaarlijke!spelonk, waarin
de dootle lag, aanschouwt, zou men zeggen, dat er
voor een zoo groot onheil geen hulpmiddel meer was,
men zou geneigd worden te gelooven, dat Jesus niets
anders dan tranen of een gruwelijken afkeer tegen
zulk een ongeluk te stellen had; maar zijne vriendschap
en magt gaan zich openlijk vertoonen, en weldra zal
Lazarus zegepralende uit de armen des dood verrijzen.
«Zij wentelen dan den steen van het graf, en Jesus
zij oogen hemelwaarts slaande; sprak in dezer voege:
Mijn Vader, ik bedank u, omdat gij mij verhoord hebt.
Wat mij betreft, ik wist wel, dat gij mij altijd ver-
hoort; maar dit zeg ik voor mijne omstanders, opdat
zij zouden gelooven, dat gij mij gezonden hebt. Dit
gezegd hebbende, riep hij met forsche stem: Lazarus,
kom uit het graf. En zie op hetzelfde oogenblik stond
de doode op. (1)
Ik heb de verrijzenis van Lazarus wat wijdloopig
verhaald, omdat het heilig Evangelie onzen goeder-
tieren Meester ons hier voor oogen stelt, sprekende
met de menschen, welke hij met zijne vriendschap
vereerde, deel nemende in hunne droefheden, en al
zijn vermogen inspannende om ze te verzachten. Het
is zeer zoet en troostend onzen God zoo gevoelig te
zien voor onze smarten, en altijd bereid om onze ellen-
den te genezen. Mij dunkt, dat het onmogelijk is
dezen trek van het leven onzes Zaligmakers ernstig te
overwegen, zoo wel als de geschiedenis der heilige
Maria Magdalena, die in het volgende Hoofdstuk te
vinden is, zonder van liefde ontstoken te worden voor
onzen God, die zoo teederhartig, zoo barmhartig, zoo
mededoogend is. Ach! kenden wij Jesus, overwogen
wij de minste omstandigheden van zijn sterfelijk leven,
dan zouden wij hem met al de krachten van ons hart
beminnen, en met Paulus uitroepen: «Hij, die Jesus
niet bemint, zij vervloekt.» (3)
(1) Joan. XI, 11, 43, 43, 44. (2) De gedachten van dit achtste
verhaal /ij» grootendeels getrokken uit Bossuet, en het eTangile
médité. (S) 1 Corinth. XVÏ, 28.
-ocr page 96-
m
DE UEFOEVI.AMMEN
GEBED.
O IIcor, mijn God, in uwen naam en in den naam
uwer heerlijkheid, ontsteek mijn hart, bid ik u, door
uwe liefdevlammen. Dat ik niet anders meer leve dan
om u te beminnen! dat ik niet meer leve dan om mijn
ongeluk te beweenen van u vergramd en zoo laat be-
mind te ilebben? O mijn God! erbarm u over mij, en
schenk mij uwe liefde. Ik tel de rijkdommen, de ver-
maken, de eer en den roem dezer wereld voor niets; het
is uwe liefde, o Jesus, uwe liefde alleen, die mijn hart
zoekt, ]begeert, verlangt. Uwe liefde en kruisen, uwe
liefde en moeijelijkheden, uwe liefde en vernederingen,
uwe liefde en het volbrengen van uwen heiligen wil, dit
alles zal mijn hart hier vrede en voldoening kunnen ver-
schaffen. Heb dan medelijden met mij, o Heer, en
verleen mij wat mij ontbreekt. Gij kent mijnen nood;
ik geef mij geheel en voor eeuwig aan u over. Amen.
OEFENINGEN.
Nlemnufl kan twee heeren dienen.
Hoe lang zult gij nog aan beide zijden mank gaan ? (4)
Niemand kan Iwec heeren dienen. (2) Men weet wel, zegt
Pénelon, dat men God moet dienen en beminnen om zalig
te worden, maar men zou van die dienst en die liefde
afnemen al wat daarin lastig valt, en maar willen behou-
den al wat aangenaam is. Men zou hem willen dienen
onder voorwaarde van hem maar woorden en dienstple-
gingen te geven, en daarenboven nog korte dienstplegin-
gen, die weldra lastig en verdrietig vallen. Men zou hem
willen minnen, op voorwaarde, dat men met hem, en
mogelijk meer dan hem zelven, zou beminnen, al wat hij
niet bemint en wat hij in die wereldsche eigenschappen
afkeurt. Men zou hem willen beminnen, op voorwaarde
van geenszins die blinde eigenliefde, die zoo bovenmatig
(1) III, Reg. XXIII. (2) Matth. VI, 94.
-ocr page 97-
93
VAN JE»US.
en overtollig is, in niets te verminderen, en die maakt
dat, in stede van ons zelven aan God te onderwerpen,
voor wien wij geschapen zijn, wij, integendeel, God
aan ons onderwerpen, en hem maar willen zoeken als
een troostmiddel, als wij van de schepselen verlaten
worden. Men zou hem willen dienen en beminnen, onder
beding, dat het geoorloofd zij, zich over zijne liefde
te schamen, deze als eene zwakheid te verbergen,
over hem schaamrood te worden, als over oenen mees-
ter, wiens dienst eene oneer is, hem maar eene zekere
uitwendige godsdienst te bewijzen, om geene ergernis
te geven, en te leven naar den smaak der wereldi
niets aan God gevende dan met toestemming van de-
zelfde wereld. O welke dienst en welke liefde! O
hemel! is het dan aldus, dat Jesus ons bemind heeft!
Leer dan eindelijk, geliefde christen, God waarlijk
beminnen, en gelijk hij van ons bemind wil worden.
God beminnen, is een afschrik hebben van de zonde,
getrouw zijne heilige wet onderhouden, onzen wil aan
den zijnen gelijkvormig maken. God beminnen, is be-
minnen hetgeen Jesus Christus bemind heeft, dat is:
de zuiverheid, de vernederingen, het is haten wat
Jesus Christus gehaat heeft, namelijk: de wereld,
hare ijdelheid, onze ongeregelde neigingen. Zou men
kunnen gelooven, dat men eenen God bemint, aan
wen men niet zou willen gelijk zijn\'.\' God beminnen,
is gaarne met hem handelen, en in gesprek zijn, is
naar hem zuchten en verlangen! 0! wat valsche liefde
van niet bezorgd te zijn om het voorwerp te zien,
dat men bemint. Verzoek dan aan God zonder op-
houden, heden en altijd de genade van zijne heilige
liefde, en zeg hem: Heer, maak dat ikubeminne.en
dat ik mijne liefde door mijne werken bexoyie en waar
make.
-ocr page 98-
94
DE LIEFDEVLAMMEN
wmmwmmmmm®M®mèmèmèmm@mèXt
XIH. HOOFDSTUK.
De vrienden van Jesus, of «Ie geschiedenis
van de II. Maria Magdalena.
Hemiltuntnr ei peccata mulla quoniam
dilexil multum.
Luc. VII, 47.
Vele zonden worden haar vergeren om-
dat zy veel bemind heeft.
Het Evangelie levert ons weinig geschiedenissen op,
die ons een troostelijker voorbeeld geven van de
barmhartigheid van Jesus onzen goeden Meester, dan
die van de H. Maria Magdalena. Men kan naar mijn
inzien, deze geschiedenissen niet lezen zonder dooreene
vurige begeerte aangedreven te worden om eenen God
te beminnen, die zoo mededoogend en steeds zoo zeer
bereid is, om aan eenen armen zondaar, die hem zijn
leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te veiiee-
nen. Laat ons haar zeer eenvoudig verhalen.
Wanneer eens een Pharizeër Jesus ter maaltijd had
genoodigd, enhij dit goedhartig had ingewilligd
, kwam
hij in lijn huis en zette zich aan taf el. Toenkwam er ook
eene zondares, die in de stad voor dusdanig bekend was,
en die wist, dat hij zich bij dien Pharizeër aan taf el
bevond, met een albasten vat vol welriekenden balsem: en
zich achter Jesus aan zijne voeten houdende,(i)besproeide
zij ze met hare tranen, droogde ze af met haar haar,
kuste ze en bestreek ze met dit welriekende vocht.
(2)
Arme zondares! zij zuchtte onder het zware pakharer
zonden, haar hart werd verscheurd door wreede knagin-
gen, duizenden kwade driften, welke zij lang in haar
(1) De wijze, zooals men in dien tijd aan tafel gezeten was, gaf
haar hiertoe een gemakkelijk middel. Men zat op kleine bedden
met voordacht gemaakt, het hoofd naar de tafel en de voeten van
achter bioot. (2) Luc. VII, 3».
-ocr page 99-
VAN JESUS.                                      95
hart gevoed had, deden er een schrikkelijk onweder in
ontstaan, zij wist niet meer wat te doen , wanneer zij
vernam, dat Jesus bij den Pharizeer gekomen was. Jesus,
hij, die den naam heeft van zoo goed te zijn, hij die de
zieken geneest, hij die de bedrukten vertroost, hij, die
iedereen weldaden bewijst, Jesus! ach! ik zal mij voor
zijne voeten gaan werpen, zeide die ongelukkige zondares
in zich zelve. Zij begaf zich bij hem, en smolt weg in
tranen. O mijn God! hoe zoet, hoe troostend is het voor
eenen zondaar, aan de voeten van Jesus tranen te mogen
storten! Hij zegt niets, hij verzoekt niets; hij doet niets
dan weenen en door zijne tranen zijn leedwezen en
zijne liefde te kennen geven. Ach, Jesus! mijn goe-
dertieren Meester, geef mij de genade, dat ik aldus ge-
heel mijn leven lang mijne zonden beweene.
De Pharizeër,die Jesus genoodigdhad,ditbemerkende,
zeide in zich zelven:
Was die mensch een profeet., hij
zou ongetwijfeld weten,dat deze,die hem aanraakt, eene
zondares is.
(1) De Pharizeer wist geenszins hoe goed en
mededoogend onze goddelijke Zaligmaker was, die hem
met deze woorden aansprak: Zeker schuldeischer had twee
schuldenaren; de een was hem vijf honderd penningen
schuldig en de andere vijftig. Dewijl zij hem niet konden
betalen, schold hij aan beide de verschuldigde som kwijt.
Wie van beide -moet hem dan het meest beminnen ? Ik ge-
loof, anlwoorddeSimon.dathet die zal zijn,welke hij het
meest heef tkwijtgescholden.Gij hebt zeer wel geoordeeld,
zeide Jesus tot hem. Toen zich naar de vrouw keerende
zeide hij: Ziet gij deze vrouw ivel? Ik ben in uw huis
gekomen, en gij hebt mij geen water gegeven, om mijne
voeten te wasschen;maar zij, integendeel
. heeft zemet
hare tranen bevochtigd en met haar haar afgedroogd.
Gij hebt mijnietgekust;maarzij,sedertdatzijisbinnen-
getreden, heeft niet opgehouden, mijne voeten te kussen.
Gij hebt op mijn hoofd geen olie gestort, en zij heeft met
welriekenden balsem mijne voeten bevochtigd. Om die
reden verzeker ik
u, dat haar vele zonden vergeven zijn,
(1) Luc. XII, 86, 87, 83.
-ocr page 100-
96
DE MEFÜEVLAMMEN
onidal zij veel bemind heeft; maar aan hem, die weiniy
bemint, wordt weinig vergeven.
(1) O mijn Jesus hoezeer
moe! ik u niet beminnen; ik, arme zondaar, aan wien
gij zoo vele misdaden, zoo vele ondankbaarheden ver-
geven liebt? Hoe zeer moet ik u niet beminnen\'?
Maar helaas! ik bemin u zoo weinig, ik dien u nog
zoo slecht, dat ik er over beschaamd word. Ik smeek
u, o goede Jesus, heb medelijden met mij, en geef
mij uwe liefde: ja, geef mij uwe liefde. Waarom blijft
gij zoo lang ongevoelig voor mijne pijnen? Ik wil u
beminnen, ik gevoel, dat ik u bemin, maar helaas!
ik bemin u te weinig. O God mijner ziel, zoo min-
nelijk , vermeerder in mij uwe liefde.
Alsdan zeide Jesus tot de vrouw: Uioe zonden zijn u
vergeven.
Gelukkige Maria Magdalena! zij had het hart
van Jesus gekend; zij had zijne groote barmhartigheid
die hij voor de zondaars heeft, ontdekt, en zij verwachtte
zonder twijfel dit antwoord: Uive zonden zijn u vergeven.
O! hoe zoet is het, dergelijke woorden uit den mond
van Jesus te hooien. Goede Meester, teedere vriend
mijner ziel, zie mij hier ook, gelijk Magdalena, voor
uwe voeten nedergeworpen: gelief op mij eenen goeder-
tieren blik te slaan, en tot mij, zoo als tot haar te
zeggen: Mijn zoon, uwe zonden zijn u vergeven.
Jesus zeide nog verder tot deze vrouw: uw geloof heeft
u behouden; ga in vrede.
(2) De heilige boetvaardige
zondares vol dankbaarheid, voor die groote goedertieren-
heid en barmhartigheid, verbond zich aan Jesus en be-
sloot hem, met ecnige andere heilige vrouwen, overal te
volgen, en om, zooveel het in haar vermogen was, deel
te nemen in zijne ongemakken, vermoeidheden, en voor
zijn onderhoud te zorgen. Zij verliet hem niet meer, en
zoodra zij vernomen had, dat de Joden hem hadden vast-
gegrepen, volgde zij hem in zijn bloedig lijden. Wat
groote moed! bijna al de Apostelen hadden hunnen
Meester lafhartig verlaten; Petrus had hem tot driemaal
verloochend, en ziet, deze vrouw ontziet noch de scheld-
(1) Luc. VII, 4-4». (?) hvc. VII, 50.
-ocr page 101-
97
VAN .!RS(IS.
woorden, noch de bedreigingen der soldaten, noch de
bespottingen van al het volk, om met naren Zaligmaker
te verblijven; zij beklom don Calvarie-berg, bleef ge-
knield aan den voet van .Tesns krnis, en aldaar stortte
zij overvloedige tranen van medelijden en liefde.... O
mijn God! wie zal mij do genade verloenen, om, gelijk
zij, tranen te storten! wie zal mij de genade geven,
oin gestadig aan den voet van Jesus kruis te blijven
zitten, om hem mijne liefde te betoonen?.... Mijn zoete
Zaligmaker, verhoor mijne bede en verleen mij uwe
liefde, ik vraag u noch rijkdommen, noch vermaken,
noch eer; al wat ik begeer, is uwe liefde, de genade van
met u altijd aan uw kruis vastgehecht te blijven, en van
door eene overgroote liefde tot u te mogen sterven.
Op den eersten dag der weck,kwam MariaMagdalena,
in den vroegen, morgen naar het graf, wanneer het nog
donker wan en bemerkte, dat de steen daarvan was af-
gewenteld
(1). Zoodra Jesus gestorven was, werd zijn
ligchaam in het graf gelegd, hetwelk uit eene steen-
rots gekapt was, het was daar, dat de heilige Maria
Magdalena, door liefde geleid, "s morgens vroeg naar
toe kwam, daags na den Sabathdag, om hem te bal-
semen. Zij kwam nader bij, en werd welhaast gewaar,
dat haar goddelijke Meester daar niet meer in was...
Welk een lijden voor haar hart! Zij loopt zeer bedroefd
tot Simon-Petrus en den teerling, dien,Jesus lief had,
en zeide hun; zij hebben mijnen Heer uit zijn graf wegge-
nomen,eniktveetniet,waar zij hem gelegd hebben.llieroyi
kwamen de twee Apostelen met haar tot het graf, en
daar zij Jesus er niet meer vonden, keerden zij terug.
Maar Maria Magdalena was niet voornemens hen te
volgen, zij bleef aan het graf in tranen smeltende. Helaas!
zij was gekomen, in de hoop van haren grooten Meester
daar te vinden, en zij vindt hem niet! tot wien zal
zij bare toevlugt nemen? Zij wordt van iedereen ver-
laten, en haar blijft niets meer over, dan droefheid
en tranen. Ach! hoe veel heeft zij er niet gestort!
Hoe dikwijls heeft zij Jesus aangeroepen! hoe menig-
(1) Joan. XX, 1, 11—16.
7
-ocr page 102-
!)8
DE L1EPDKVLAMMEN
maal heelt zij zijnen aanbiddelijken naam herhaald !..
O mijn Godl welk eene schoone les voor ons! Zoo
wij Jesus , gelijk Maria Magdalena , zochten; zoo wij
na zijne genade door onze zonden, of den troost zijner
liefde door onze laauwheid verloren te hebben, gelijk
zij, het groot verlies gevoelden, dat wij geleden heb-
ben; zoo wij, even als zij, volhardden in Jesus te
zoeken; zoo wij hem smeekten door ons geroep en door
onze tranen, wij zouden, zoo als zij, en dit met eene
overvloedige blijdschap, die onze verwachting zou te
boven gaan, hem wedervinden.
En terwijl zij weende, zich nedergebukt hebbende, om
in het graf hare blikken te werpen, zag zij twee Engelen
in het ivit gekleed, die
op de plaats zaten, waar hel
ligchaam gelegen had. de eene aan liet hoofd, de andere
aan het voeteneinde. Zij vroegen haar: vrouw, waarom
weent gij ? Zij gaf hun ten antwoord: omdat zij mijnen
Heer hebben weggenomen, en ik weet niet waar zij hem
gelegd hebben. Nadat zij dit gezegd had, keerde zij zich
om, en zag Jesus staan, zonder nogtans te weten dat hij
het was. Aldus zeide Jesus tot haar: vrouw,waarom weent
gij. Zij, in de meening, dat het de hovenier was, zeide
hem: Heer, indien gij hem hebt weggenomen,zeg mij dan
waar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem mededragen.
Ziehier hoe groot de liefde is, welke deze vrouw haren
goddelijken Meester toedraagt; zij heeft hem verloren,
en zie , zij vraagt aan hemel en aarde: Hebt gij hem niet
gezien , dien mijn hart bemint? (i)
Zij heeft geene rust,
omdat zij haren Zaligmaker niet meer ziet en zij hem,
door hare zorgen en aandacht vol eerbied, geene liefde-
blijken meer geven kan ; zij moet hem dan vinden, kost
wat kost. O mijn welbeminde Zaligmaker , teedere vriend,
geel\' mij, bid ik u, een hart, geschikt om u zoo veel gij
het verdient, te beminnen. Wie zou ik beminnen, indien ik
u niet beminde 1 Ach , mijn God I ik bemin u. Ja, ik gevoel
het, uwe liefde verteert mij langzaam, en ik sterf van
droefheid, dat ik u nog niet meer kan beminnen. Myn
God , ik bemin u en wensch n altijd te mogen beminnen !
(l)C»»t. II, S.
-ocr page 103-
99
VAN JESUS.
Jesus ieide haar: Maria, en zij keerde zich aanstonds
om, en riep uit. Rabboni! dat is: Meester.
Wie zal
kunnen uitdrukken hoezeer Maria Magilalena van blijd-
schap verrukt werd, zoodra zij Jesus herkende ? Zij geeft
oenen schreeuw en werpt zich voor zijne voeten neder;
dit is alles, wat zij doen kan, hare stilzwijgendheid
en hare tranen zeggen meer aan het hart van haren
Meester, dan al de woorden der wereld te zainen.
O goede Jesus, vergun mij u mijn hart te openen,
en u te bekennen, hoezeer uwe handelwijze, wegens
Maria Magdalena mij treft en vertroost. Ik bemerk
in uw Evangalie, dat het aan haar is, dat gij u, na
uwe verrijzenis, het eerste vertoont; gij hebt dan ver-
geten, dat zij eertijds eene zondares was, die aan eene
gansene stad door haar slecht gedrag ergernis gaf? —
Ik weet, mijn kind, dat Maria Magdalena mij belee-
digd had; maar zij wist door hare standvastigheid en
vurige liefde hare schade te herstellen. O mijn kind,
hoe velen zijn er niet, die eerst groote zondaren wa-
ren, en die daarna, door hun leedwezen en de vurig-
heid hunner liefde, mijne uitstekende gunstelingen ge-
worden zijn! Ik vergeet liglelijk de menigvuldigheid
der zonden van eene ziel, welke mij waarlijk bemint.
GEBED.
O mijn zoete Jesus, hoe dikwijls heb ik u niet ver-
gramd, sedert dat ik op deze wereld ben? Wie zal
de menigte mijner zonden kunnen optellen? Doch,
mijn teedere vriend, mijn goede meester, heb deernis
met mij, vergeef mijne zonden, omdat ik daarover
bedroefd ben en ik u bemin. Ja, ik bemin u, o God
van mijn hart, en ik verzoek u de genade, om u,
tot den laatsten adem van mijn leven en gedurende de
geheele eeuwigheid, te mogen beminnen. Amen.
-ocr page 104-
100                                 PK l.lEFnEVr.AMMEN
OEFENINGEN.
Zich tot leedwezen opwekken, met tot het
heilig? Saei\'niiient van boetvaardigheid
te initiëren.
Tracht eiken koor, als gij tot liet heilig Sacrament
van boetvaardigheid zult naderen, uw hart op te wek-
ken tot eene groote droefheid over uwe zonden, bij-
zonder over al de doodzonden van uw voorgaand leven.
Dat deze zonden altijd voor uwe oogen zijn, lieve
christen, om u gestadig daarover te verootmoedigen,
en om de hoogmoedige gedachten, dio in uw hart
zouden kunnen ontstaan, te velbannen; 2°. om daar-
over aan Ciod vergeving te vragen. Niets is aange-
namer aan het hart van onzen Heer, dan het leedwezen
van een hart, dal reeds sedert lang gezuiverd is ge-
weest; 3°. bovenal, om u tot liefde jegens onzen goe-
dertieren Meester op to wekken; wanneer men over-
weegt, dat hij zoo goed is geweest van ons zoo vele
zonden te vergeven, is het onmogeliJK hem niet te
beminnen. Tracht, als gij de absolutie ontvangt, in
uw hart een volmaakt vertrouwen in de barmhartigheid
des Heeren te stellen, en zeg niet even als zoo vele
wantrouwende zielen wie weet of mijne zonden mij ver-
geven zijn?
Eene oefening van vertrouwen in de goed-
heid en barmhartigheid van Jesus , wanneer men niets
verwaarloosd heeft, om wel te biechten, is beter dan
alle mogelijke vrees, die slechts dient om u te belet-
ten in de liefde Gods voortgang te maken. Gewen u
dan, na elke biecht, eene oefening van vertrouwen to
verwekken, en al de vrees, welke de duivel u zou
kunnen inblazen, af te weren.
-ocr page 105-
VAN JESUS.                               -101
XIV. HOOFDSTUK.
l>o geiykcnis van ueu verloren zoon.
Filius mens moriuus erat, et revixit; penerati
et inventus est.
Luc. XV, 22.
Mijn zoon was dood, en hg is verreaen,
liy was verloren, en hy is gevonden.
In deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons
voor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en
de levendige afbeelding der liefde, die bij aaneenen
boetvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne
armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit
met aandacht; wij zullen daarin menigvuldige redenen
vinden, om onzen goddelijken Zaligmaker meer en meer
te beminnen.
Zeker man had twee zonen ; eens zeide de jongste tot
zijnen Vader. Vader, geefmijmijnerfdeelvanuivgoed.
En de vader deed onder hen de verdeeling van zijne
goederen
(1). Welk een vreemd gedrag 1 en nogtans
zoodanig is het mijne, gedurende zoo vele jaren,jegens
God geweest. Naauwelijks had ik het gebruik dei\' rede,
om het goed van het kwaad te onderscheiden, of ik
had reeds tot mijnen God gezegd: Heer, haast u, om
mij gezondheid, wetenschap, rijkdommen, schoonheid
te verleenen; want dit alles wil ik doen dienen , niet
te uwer eer, maar om u te vergrammen; niet tot mijne
zaligheid, maar tot mijn verderf. O mijn God! ik
beken het mot schaamte, aldus heb ik tot u gesproken ,
welligt niet door mijne woorden, maar door mijne
werken. Gelief mij mijne dwaasheid te vergeven.
Weinige dagen daarna, na alles, wat hij had, bijeen
verzameld te hebben, vertrok de jongste zoon naar een
vreemd afgelegen land, alwaar hij al zijn goed in aver-
il) Luc. XV, 11, 12.
-ocr page 106-
102
DE LIEFDEVLAMMBN
daad en ongebondenheden verkwistte (1). Tot hoe ver
wordt eene ongelukkige ziel niet gebragt, zoodra zij haren
God eens verloren heeft? Helaas! ik heb de droevige
ondervinding hiervan gehad. Ik meende verre van
hem het geluk te vinden, en ik heb hem schandelijk
verlaten. Ik heb het pad der ondeugd bewandeld, en
ik ben van den eenen afgrond in den anderen geval-
len. Waar ging ik dan? Ach! eene inwendige stem
zeide mij, dat ik mij te vergeefs van God zocht te
verwijderen. Zij riep mij toe, dat ik, het ware mij
lief of leed, tot hem ging ; doch dat ik, na eenen God
vol goedheid en barmhartigheid verlaten te hebben,
eenen God van regtvaardigheid en gramschap zou ont-
moeten. Ik hoorde deze stem, die mij verschrikte,
en nogtans , o mijn God! vlugtte ik nog altijd, ik
verwijderde mij nog altijd van u. Helaas! hoe vele
genaden heb ik niet verkwist met aldus ver van u te
leven! genaden van mijn doopsel, genaden van uwe
goede inspraken, genaden van goede voorbeelden, welke
ik ontving, immers allerlei genaden; ik heb alles ver-
loren, alles verkwist, alles onder de voeten getreden!
O mijn God, mijn God! zal ik ooit zulk groot onge-
luk genoeg kunnen beweenen?
Na alles verteerd te hebben, ontstond er een groole
hongersnood in dat land, en hij begon tot armoede te
geraken
(2). O, wie zou kunnen uitdrukken in wat
behoefte zich een zondaar bevindt, die zijnen God
niet meer bemint en die hem verlaten heeft! Hij wordt
verslonden door eenen wreeden honger, en hij heeft
niets om zich te verzaden, hij gaat overal vermaken,
eer, ïnenschelijken troost afbedelen; doch dit alles
dient slechts, om zijn ongeluk te verergeren. Hij wordt
gedurig door eene onrustige begeerte gedreven, om
zijne voldoening te zoeken, en niets, volstrekt niets
is in staat om hem te geven wat hij zoekt. Hij is tot
de schrikkelijkste armoeie vervallen; wat zal die on-
gelukkige verrigten? hoor en zie wat hij doet.
Hij ging dan,en nam dienst bijeenen inwoner van dal
(1) Luc. XV, 18. (2) Luc. XV, 14.
-ocr page 107-
103
VAN JBSUS.
land; deze zond hem naar zijne hofstede, om de zwijnen
te hoeden.
(1) Arme zondaar, wat hebt gij nu gewonnen
met uwen God en uwen goeden vader te verlaten! Het
geluk\'? Maar ik zie u gedurig in geween en droefheid.
De rust en stilte? Maar gij leeft gestadig in onrust en
schrik; de gedachte des doods en der eeuwigheid ont-
stelt u, en uwe wroegingen worden dagelijks pijnlijker
en onverdragelijker. Wat hebt gij dan hiermede ge-
wonnen\'? Schaamte, ja niets anders dan schaamte. Gij
waart een kind van God, en gij hebt dien roemrijken
eernaam laten varen, om de dienst van den duivel aan
te nemen; gij waart erfgenaam van een schoon koning-
rijk, en gij hebt u daar volkomen van beroofd. En
wat hebt gij van dien nieuwen meester, dien gij boven
uwen God gesteld hebt, ontvangen\'? Ach! hij heeft u
niets anders dan zwijnen te hoeden gegeven.
Hij heeft
u met schande overladen met u in vuile en schande-
lijke vermaken te dompelen: hij heeft uwe ziel door
liet slijk der wellusten gesleept, en, wat nog schrik-
kelijke:\' is, hij heeft u doen gelooven, dat dit uw laatste
einde was; hij heeft u uwen hemelschen oorsprong
weten te doen vergeten en u den modder en de on-
reinheid doen aankleven en beminnen. O zondaar, o
zondig mensch! wat hebt gij met uwe onschuld, met
uwe zuiverheid gedaan? Wat hebt gij met uwe ziel
verrigt, deze ziel, die zoo schoon was in haren onbevlek-
ten staat, zoo gelukkig toen zij haren God nog beminde?
En daar ware hij blijde geweest zich te mogenverzaden
niet de schillen die de zwijnen aten; maar niemand gaf
ze hem
(2). Kan iemand meer vernederd worden ?
Schrikkelijk, doch waarachtig afbeeldsel van eenen zon-
daar, die hardnekkig in zonden blijft leven Hij staat
aan zijne hartstogten toe, al wat zij willen: hij valt
van den eenen afgrond in den anderen; nij dompelt
zich in alle vermaken en wordt tot do schrikkelijkste
noodzakelijkheid gebragt van, als een verachtelijken
slaaf, aan de schandelijkste ingeving des duivels te
gehoorzamen. Hij wenschl zich te mogen verzaden met
(1) Luc. XV, 16. (2) Luc. XV, 16.
-ocr page 108-
104
DE L1EFIIEVLAMMEN
de schillen, die de zwijnen aten. O mijn God! mijn
God! doe mij wel verstaan de schande, tot welke een
ongelukkige zondaar, die van u verwijderd leeft, zich
veroordeelt: doe dit wel verstaan aan zoo vele onge-
lukkigen, die u niet beminnen.
Eindelijk tot zich zelven gckomenzijnde,zeidehij: hoe
vele huurknechten zijn er niet bij mijnen vader, die meer
brood hebben dan hunnoodig is, terwijl ik hier van hon-
ger en gebrek omkom
(1). Ken zondaar wordt somtijds in
liet midden zijner ongeregeldheden, het geluk indachtig,
dat zijne ziel genoot toen zij zuiver was, en de overvloedige
genaden, die hij alsdan ontving. Dit aandenken wekt
in hein een spijt op, en dit is het begin eener bekee-
ring, eener wederkomst tot God. Helaas! zegt hij tot
zich zelven, ik ben hoogst ongelukkig! dat moet ik
bekennen. Langs welken kant ik mij ook wende, vind .
ik niets dan reden van leedwezen, droefheid en vrees.
Te vergeefs zoek ik mijne gedachten daarvan af te
trekken, zulks kan ik niet te weeg brengen. Altijd,
altijd vervolgt en overvalt mij de gedachte van het
geluk, dat ik eertijds genoot; de menigvuldige boos-
heden, die ik sedert verscheidene jaren over mijn hoofd
getrokken heb, jagen mij schrik en angst aan; wroe-
gingen kwellen mij dag en nacht, mijne onverzadelijke
hartstochten roepen met. groot getier om voedsel; zij
gebieden mijn trotschelijk, ik moet gehoorzamen, en
heb geen oogenhlik rust. Ach! hoe ongelukkig ben
ik! nogtans zie ik rondom mij zoo vele personen , die
in vrede en in de rust van een goed geweten leven; en
deze zijn mijne bloedverwanten, mijne vrienden, mijne
goede kennissen. Ach, zij zijn tevreden, niets ontbreekt
hun: zij beminnen God, en wat kan ik nog meer zeg-
gen? Zij hebben diezelfde hartstogten, welke mij zoo
geweldig behcerschen, vastgeketend; zij ontvangen in
overvloed die uitverkorene genaden, waarvan ik nu
zoo lang beroofd ben: zij verwachten met een troos-
tend vertrouwen dien schoonen hemel, welke ik ver-
loren en dien ik mij onwaardig gemaakt heb, en de
(I) Luc. XIV, 17.
-ocr page 109-
105
VAN JESUS.
liüop, die zij hebben van hem eens te zullen bezitten,
vervult hen met het reinste genoegen.
Ik moet van hier vertrekken om tot mijnen Vader te
i/aan, en hem te zeggen: Mijn Vader, ik heb tegen den
hemel en tegen u gezondigd. ik ben onwaardig nog uw
zoon genoemd te worden; behandel mij alseenen uwer
huurknechten.
(1) Dusdanig is de taal van den zondaar ,
die, door Gods genade geraakt, voornemens is tot hem
weder te koeren. Neen, ueeu, roept hij uit, het is mij
onmogelijk nog langer in zulk eenen schrikkelijken staat
Ie blijven. Surgam, ik zal opstaan, ik zal tot mijnen
liemelsehen Vader gaan, en hem ve.\'geving vragen. O
Jesus, mijn Zaligmaker, wie zal welsprekend genoeg
zijn, om de verschillende gedachten uit te drukken,
waardoor de zondaar ontroerd wordt , die over zijne
langdurige buitensporigheid leedwezen begint te krij-
gen, en zich met u wil verzoenen! Zijne hartstogten,
nof( in hunne volle kracht, zeggen hem streelend:
dWel hoe! gij gaat ons dan verlaten? Zal er dan voor-
taan tusschen ons en u geene gemeenschap meer be-
staan? Zal, van nu af, zulke en zulke zaak u voor
altijd verboden zijn? Meent gij dus, dat gij zulk en
zulk vermaak zult kunnen derven (2) Ach! denk wat
gij gaat doen»... En de arme zondaar, gewoon naar
al hare inblazingen te luisteren, weet bijna niet meer,
wat hem te doen staat; hij aarzelt , hij wankelt. Maar
uwe genade, o Jesus, verlaat hem niet; zij blijft naast
hein, zij dringt, zij spoort hem aan, en zegt hem met
eene onuitsprekelijke zachtmoedigheid: «Keer weder,
keer weder tot uwen God, laat u door de moeijelijk-
hedon niet afschrikken: ik zal u bijstaan. Zult gij
dan niet kunnen doen wat zoo vele anderen, die zwak-
ker waren dan gij , vóór u gedaan hebben? Luister
naar de slem van uw zondig vleesch niet meer, zij
belooft u zoetheden: maar zijn ze wel te vergelijken
bij die, welke gij in het onderhouden der wet van
uwen Heer en God zult vinden.» (3) Ach! hoe schrik-
(1) Lux. XV, 18, 19. (2) S. Aug. Cuiilcn. Lib. XIII, cap. 11.
(3) Ibiu.
-ocr page 110-
106
DE UEFÜEVLAMMEN
kelijk is die inwendige strijd eener boetvaardige ziel!
maar hoe grooten troost ontvangt deze ongelukkige
ziel daarentegen niet, wanneer zij edelmoedig hare
boeijen verbrijzeld, en zich aan haren goddelijken
Meester heeft overgegeven! «Hij vertrok dan en ging
zijnen vader zoeken. Wanneer deze hem van verre zag
aankomen, werd hij door medelijden getroffen , en hem
te gemoet snellende, viel hij hem om den hals en
kuste hem (1). ." Hier doen de goedheid en barmhar-
tigheid van onzen God zich in hiren vollen luister
ontwaren. Zoodra hij eenen armen zondaar gewaar
wordt, die de boeijen zijner kwade gewoonten zoekt
te verbreken, komt hij hem te hulp, moedigt hij hem
aan. Hij verstoot hem niet als hij zich aanbiedt, maar
ontvangt hem met goedheid, en geeft hem den kus
van vrede en verzoening. Hij geeft hem het kleed
van onschuld weder, en noodigt den hemel uit, deel Ie
nemen in het geluk, dat hij geniet in het wedervinden
van zijnen zoon: «hij was dood en hij is verrezen." (2)
GEBED.
Heer Jesus, ik zal nooit het gelukkige oogenblik verge-
ten , waarop uwe genade mijne oogen opende, mij de diepe
ellende deed zien, waarin ik mij bevond, wanneer ik
leefde zonder u te beminnen. Waar was ik dan, o mijn
God, waar was ik, toen gij mij kwaamt zoeken? Helaas!
ik was zoodanig van u verwijderd, dat ik dacht u nooit
meer te kunnen naderen l Maar uwe barmhartigheid
kwam mij bij de hand nemen, en bragt mij voor uwe
voeten. O hemel! wees verbaasd! in plaats van verwij-
tingen, die ik zoo billijk verdiende, werd ik van u, o
mijn God, zoo minnelijk onthaald , dat ik daarover vurige
lianen moet storten zoo dikwijls als ik daaraan denk. Ik
lag voor uwe voeten, ik was zoo beschaamd over mijne
ellende, dat ik mijne oogen niet durfde opslaan; ik ver-
wach\'.te alle oogenblikken veroordeeld te worden, en zie,
gij rigt mij op, gij drukt mij tusschen uwc armen en tegen
uw hait, en zegt miji mijn zoon, mijn lieve zoon, alles
(1) Luc. XV, 30. (2) Luc. XV, 24.
-ocr page 111-
VAN JESUS.                                     107
is vergeten, alles is vergeven!... O mijn God! hoe kan
het zijn, dat ik het ongeluk gehad heb van u te verlaten
en u door menigvuldige zonden te bedroeven\'? Vergeving,
vergeving! o mijn lieve vader! ik vraag u duizendmaal
vergeving! ik verfoei mijne ondankbaarheden; ik ver-
vloek mijne menigvuldige zonden, en maak een vast voor-
nemen van , zoo veel het mij mogelijk zal zijn, den smaad
te herstellen, dien ik u hierdoor heb aangedaan. O mijn
God! ik bemin u, en stem toe, al de moeijelijkheden,
welke men mij van uwent wege zal opleggen, om u te
verdragen. Ter uwer liefde, stem ik toe, verootmoedigd,
veracht, als een ondeugend, ontwetend en nutteloos schep-
sel aangezien te worden. Ter uwer liefde wil ik met in-
en uitwendige kruisen overladen worden; ter uwer liefde
wil ik doen al wat uw goddelijke wil mij zal op\'.eggen.
fieef mij alleen uwe sterkte, o mijn God: want gij weet,
dat ik uit mij zelven tot niets bekwaam ben; geef mij dan
uwe magtige genade, en ik zal alles vermogen. Geef mij
de genade, van tot het einde mijns levens mijne zonden te
mogen betreuren en boetvaardigheid te doen , opdat ik
eens in den hemel uwe oneindige barmhartigheden voor
alle eeuwigheid zinge. Amen.
OEFENINGEN.
I>e geest van boetvaardigheid.
Eene enkele zonde, zoo als Tsrtullianus getuigt,
\'erdient voor eeuwig beweend te worden, (i) Hoe
teer moet gij dan, lieve christen, al die zonden niet
beweenen, die gij, sedert gij op de wereld zijt, be-
dreven hebt? Breng ten minste geheel dezen dag in
leilige werken van boetvaardigheid door, onttrek aan
\'we zinnen die kleine voldoeningen, die gij hun zon-
fer zondigen moogt vergunnen; verdubbel uwen ijver
in uwe godvruchtige oefeningen; span uwe krachten
\'", om met eene grootc ingekeerdheid te loven.
Wees dikwijls indachtig, van den eeuen kant uwe
Menigvuldige zonden , om ze te verzaken en daarvoor
(O Seniel peccasae, aatis est ad lletua uHenios. (Tertull.)
-ocr page 112-
KIS
DE LIEKDEVLAMMËN
vergeving Ie vragen, en van den anderen kant liet
bijna oneindig getal van weldaden, die God u bewe-
zen heeft om hem daarvoor te bedanken en u tot er-
kentenis en liefde op te wekken. Geef, zoo gij rijk
zijt, eenige aalmoezen aan de armen, bovenal aan de
arme zieken; indien gij zelf arm zijt, onderwerp u dan
edelmoedig aan den wil van God, uit oenen geest van
boetvaardigheid en versterving; spreek weinig en stil-
ler dan naar gewoonte; toon, dat gij nog minzamer,
spraakzamer, gedienstiger zijt dan te voren; leef een-
zamer, en wacht u zelfs van eenig bezoek af te leg-
gen, tot hetwelk gij uit liefde niet zoudt verbonden
zijn; draag vreedzaam en zonder morren den last van
uwen staat, de ziekten, den smaad, de mishandelin-
gen, die gij zoudt kunnen ondergaan. Zeg dikwijls
om u aan te moedigen tot u zelven: «Wat is al dat
lijden, in vergelijking bij de eeuwige pijnen der hel,
die ik zoo menigmaal verdiend heb! ik acht mij al te
gelukkig den hemel voor dezen geringen prijs nog te
kunnen koopen.» Indien men u versmaadt of ver-
acht, en gij gevoelt, dat uw hoovaardige geest opge-
hitst wordt, zoo haast u, om hem de tegenwoordig-
heid van God indachtig te maken: en zeg: Mijn God,
ik aanvaard dien smaad in den geest van boetvaar-
digheid en ter uwer liefde. Wees daarna geheel stil.
Hierdoor zult gij aan God een oll\'er doen, dat hij
nooit versmaadt, ik wil zeggen, het oll\'er van een
boetvaardig en ootmoedig hart. (1)
(1) Po. L 18.
-=Sï>—
-ocr page 113-
100
VAN JESUS.
XV. HOOFDSTUK.
Ueheel het leven van onzen Zaligmaker na»
eene Ketlnrige marteling.
Virum ilohrnm. IsAI. LIIT, 3.
Jestig was een mnn vftti smHrten.
Ja, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven
is met in-en uitwendig lijden vervuld geweest; het was
eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan
alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al
niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuive-
ren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker,
dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en
van al die pijnen een diep gevoel had. Welk eene schrik-
kelijke gesteltenisl O, hoe zwaar was het hart van dien
goeden Meester met liefde vervuld, daar hij in zoo onge-
makkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om
ons zijne liefde te bewijzen\' Wat had hij al niet te lijden in
zijne geboorte! Hij wordt geboren ineenen stal, blootge-
steld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van
koude en weent. Hij lijdt overal, waar hij zich bevindt,
en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit den stal
van Pethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste
bloed te vergieten, en weinig later zal hij zich genoodzaakt
vinden zijn vaderland te verlaten, en in een vreemd land
te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloed-
dorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven
lang de ongemakken der armoede te lijden hebben, en dit
leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen! O
mijn Jesus! ziedaar wat gij uit liefde tot mij geleden hebt;
ach! het is vrij billijk dat ik, uit liefde tot u, ook
wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste
met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemak-
ken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.
-ocr page 114-
110
DE LIEFDEVI.MKMEN
Het geheele leven van Jesus was eene marteling ja, en
de volmaakte kennis, die hij had van de pijnen en smarten,
welke hij in zijn lijden moest ondergaan, maakte deze
marteling nog afgrijselijker. Van den eersten stond zijns
levens, zag hij voor zijne oogen de roeden, de doornen
kroon, het kruis, den smaad van zijn lijden en den pijn-
lijken dood, die hem bereid was; zag hij een lammetje
in het veld, of slagtoll\'ers in den tempel, dan bragt dil
gezigt hem in het geheugen, dat hij zelf het lam Gods
was, en hij op het kruis moest geslagtofl\'erd worden.
Sloeg hij zijne oogen op de stad Jerusalem, dan dacht hij
aan de beleedigingen en den smaad, die hij in die ondank-
bare stad zou moeten ondergaan. Zag hij eenen berg, dit
bragt hem den Calvarie-berg in de gedachte, op welken
hij al zijn dierbaar bloed moest storten. Met al wat droe-
vige gedachten werd zijn hart niet vervuld, wanneer hij
zijne oogen op zijne teedere moeder gevestigd hield.
Helaas! hij verbeeldde zich reeds haar aan den voet van
zijn kruis te zien staan, treurig, moedeloos en stervende
van droefheid; hij dacht dat het oogenblik reeds na-
kende was., op hetwelk hij zich zou genoodzaakt zien.
haar aan zijnen welbeminden leerling te bevelen, en
ongetwijfeld keerde hij zich als dan af, om zijne ontstel-
tenis en zijne tranen te bedekken. Alles maakte hem dus
zijn lijden en de pijnen, die hij daar zou ondergaan,
indachtig, en al de oogenblikken van zijn leven werden
door die wreede herinneringen als vergiftigd.
De gekruisigde Jesus verscheen eens aan zuster
Magdalena Orsini, die sedert lang in lijden was, en
wekte haar op, om hare pijnen met onderwerping te
verdragen. «Ik wil wel, Heer, antwoordde deze hei-
lige dochter, maar gedoog, dat ik u zeg, dat gij maar
drie uren op het kruis geleden hebt, terwijl ik ver-
scheidene jaren deze pijn doorsta. — Wat zegt gij,
onwetend schepsel, zeide Jesus haar berispende, gij
moet weten, dat ik van het eerste oogenblik van mijn
leven in den schoot mijner moeder in mijn hart leed,
hetgeen ik later op mijn kruis heb geleden.»
Doch hetgeen onzen goddelijk en Zaligmaker meest be-
-ocr page 115-
VAN .1KSÜS.                                     Ui
droefde , was onze zonden en ondankbaarheden Ie zien,
door welke wij de pijnen zouden vergelden, die hij voor
ons met zoo groote liefde ging onderstaan. Dit gezigt ver-
oorzaakte hem grooter en heviger inwendige pijnen,
dan de menschen ooit op de aarde ondergaan hebben.
Diensvolgens heb ik ooit door mijne zonden oenen zoo
goeden Meester helpen bedroeven! Ik heb ook medege-
werkt, om zijn lijden te vermeerderen! want het is zeker,
had ik minder gezondigd, hij zou minder geleden hebben.
Het is dan hoogst redelijk, dat ik zonder ophouden mijne
voorgaande zonden beweene, en ik gelijk de heilige Mar-
gareta van Cortona spreke. Haar biechtvader had haar
vermaand om gerust te zijn wegens hare zaligheid, en om
hare tranen af te droogen, omdat zij van God vergiffenis
harer zonden bekomen had. «Ach! mijn Vader» ant-
woordde zij, nog overvloediger tranen stortende, hoe
w\'" gij i dat ik ophoude te weenen, terwijl ik weet dat
mijne zonden oorzaak geweest zijn, dat mijn Zalig-
maker geheel zijn leven heeft gezucht en geweend!»
O hemel I hoe veel verschilt ons gedrag met de ge-
voelens van die groote Heilige I Wij brengen ons le-
ven door in het midden der vreugd, zegt de heilige
Ephrem (d), wij vinden dagelijks nieuwe vermaken
uit, nieuw voedsel om onze eigenliefde te voldoen, en
nogtans hooren wij zoo dikwijls het lijden en den
smaad verhalen, die onze God uit liefde tot ons on-
dergaan heeft?.. Wij zijn opgeblazen van hoovaardij,
wij zoeken ons gemak, wij werpen lafhartig het heil-
zame juk van boetvaardigheid af, hoewel wij ons on-
der het zware pak onzer zonden voelen bezwijken: en
WÜ weten echter, dat onze Zaligmaker, uit liefde tot
0|ls, heeft willen beleedigd, bespuwd, gegeeseld, ver-
smaad worden: ja, dat hij zich aan den wreedsten
dood onderworpen heeft! Wel hoe, de zondaar leeft in
weelde, en de regtvaardige wordt aan een kruis genageld!
Welk een onderscheid! O! wat schrikkelijke rekening
zullen wij over zulk een gedrag eens moeten geven!
Haast u, haast u, om die vreeselijke gevolgen door eene
(1) S. Ephrem, Serm. de Pmi. Poni, S»lt»toni
-ocr page 116-
•112
DE LIEFDEVI.AMMEN
ware boetvaardigheid te voorkomen. Ga, worp u inde
armen van.Iesus, die man van smarten, en verzoek hem
(ie genade om liet voorgaande te herstellen en in het toe-
komende aan de liefde, die hij ons toedraagt, volkomen
te beantwoorden; laat ons dan voor zijne voeten eenn
openbare boete doen, en hem vurig belijden, dat wij
voortaan voor altijd hem willen toebehooren; ja, voor
altijd, voor altijd ! Laat ons, wanneer wij onze boos-
heden indachtig zijn, met den profeet Jeremias onop-
houdelijk uitroepen: «Ach! wie zal water aan mijn
hoofd, en aan mijne oogen een beek van tranen ge-
ven, om dag en nacht te weenen? (1) Laat ons met
koning David, of veeleer met de heilige Kerk uitroe-
pen: «Heer, behandel ons niet naar onze boosheden.
Wees onze oude ongeregtigbeden niet meer indachtig;
haast u, om ons met uwe barmhartigheden te voorko-
men, want wij zijn zeer ellendig geworden! Help ons, o
God, onze Zaligmaker, ter eere van uwen naam; verlos
ons, vergeef ons om uwent wille onze zonden.» (2)
GEBED.
O mijn Jesusi mogte ik van droefheid sterven op
de droevige gedachten van al de bitterheden, welke
ik aan uw hart door laauwheid, en bovenal door de
zonden van mijn voorgadnd leven, heb aangedaan!
Helaas! hoe dikwijls heb ik mij aan den slaap overge-
geven, terwijl ik van uwe genade beroofd was! Hoe
menigmaal heb ik den uitzinnigen moed gehad van te
bed te gaan, zonder te denken dat mijne ziel met
doodzonden beladen was, die gelijk eene schrikkelijke
slang, met hare afgrijselijke kronkels, mij het hart
toegenepen hield. Hoe menigmaal heb ik de ondank-
baarheid gehad van u zoo snood en lafhartig nog eens
te verlaten, nadat ik van u vergiffenis mijner zonden
bekomen en gij mij in uwe vriendschap hersteld hadt!
Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart over zulk een schan-
(1) Jerem. IX, 1. iS) Ps. CU, 10 en Pi. LXXVIII, 8, 9, 10. Ge-
heden der heilige Kerk op Atchdag.
-ocr page 117-
113
VAN .IESÜS.
delijk gedrag; ja, ik ben bedroefd uzulk eenensmaad
aangedaan te hebben. Gelief mij vergiu"enis te verleenen!
0 mijn God! ondanks al mijne lafhartigheid, ondanks
al mijne zwakheden, durf ik u zeggen: ik bemin u uit al
mijne krachten: ik bemin u uit geheel mijn hart. Och!
ik smeek u, laat niet toe, dat ik nog ooit het ongeluk
hebbe van door de zonde van u gescheiden te worden,
Jesu dulcissime, nepernüttas me separari a te.... Zoete
Jesus, verhoor mij; laat niet toe, dat ik ooit van u ge-
scheiden worde... nepermittas me separari a te... Ik zou
liever sterven dan op nieuw u nog verraden. O Maria,
moeder van volharding, verwerf mij de heilige volhar-
ding. Gij hebt ze voor zoo vele anderen verworven , zou
ik dan de eenige zijn, voor wien gij deze deugd niet
zoudt willen verwerven\'? O neen! mijne goede Moeder,
het zal zoo niet gaan , gij zult mij de genade bekomen ,
vau Jesus en van u zelve in allo eeuwigheid te be-
minnen. Ik durf deze kostelijke genade van uwe goed-
heid verhopen. Ik verhoop die door de teedere liefde,
welke gij mij altijd toegedragen hebt. Amen.
OEFENINGEN.
Over «Ie versterving des ligchaams.
Zou het wel betamen, lieve christen, in het midden der
wereldsche vermaken en vreugde te leven, terwijl Jesus
Christus geheel zijn leven in het lijden doorgebragt heeft ?
Neen zekerlijk, en gij zoudt niet willen gedoogen zoo
weinig aan hem te gelijken, die uw voorbeeld is. IJat uwe
oefening van heden zij , voortgang te doen in de deugd van
versterving, uit liefde tot uwen goedertieren Zaligmaker.
Dat dit woord versterving u geenszins verschrikke. Want
voor eene edelmoedige ziel, die God bemint, is het zoet,
\'s het zeer aangenaam zich te versterven. Ja , mijn lieve
christen, eene berooving, eene zelfopoffering , die men
wen oplegt om Jesus te behagen, brengt de ziel meer
waar geluk bij, dan al de genoegens van de wereld.
Wilt gij daar t|e proef van nemen, dan zult gij de
waarheid van hetgeen ik u hier zeg, moeten bekennen.
8
-ocr page 118-
lli                             DE LIEFDEVLAMMEN
De versterving is tweederlei: 1". l)e inwendige ver-
sterving,
die de moeijelijkste en noodzakelijkste is. 2°.
De uitwendige versterving, dio groolelijks bijdraagt, om
de inwendige te verkrijgen. Vergenoeg u hedeti niet
de bijzondere oefening der uitwendige versterving j
zie hiervan de voornaamste oefeningen.
1°. Versterving des ligcliaams in liet algemeen :
Weiger uw ligchaaDQ die al te gemakkelijke en verwijfde
houding, welke eenen geest van onzuiverheid te kennen
geeft; indien uwe gezondheid het toelaat, zoo doe
uwe gebeden knielende en zonder ergens op te leunen;
blijf in uw bed niet liggen over het uur, dat tot het
opstaan vastgesteld is, en zoo voorts.
\'2°. Versterving der oogen : Keer uwe oogen af, niet
alleen van voorwerpen, die verboden zijn, maar ook nog
van die, welke gij zonder gevaar niet kunt bezien. Keer
zelfs uwe oogen af van die zaken, welke geoorloofd en
onverschillig zijn, wanneer de nieuwsgierigheid alleen u
aandrijft, om ze te beschouwen. O! hoe aangenaam zal
het aan God zijn, en hoe gemakkelijk voor u, indien
gij, zoo veel het in u is, hem de gelegenheden opoffert
van sehoonc huizen, fiaaije hoven, uitmuntende schil-
derijen te zien! Hoe zult gij u, ten kleinste koste voor
den hemel verrijken! De gelegenheden van dusdanige
opofferingen bieden zich zoo menigvuldig aan!
3°. Versterving der tong: Zegnooiteenenkel woord,dat
regelregt of heimelijk zou kunnen tegenstrijdig zijn aan
den diepen eerbied. dien men Gode verschuldigd is , of dat
de eer of laam van uwen evenmensen zou kunnen kren-
ken; helaas! men vergeet maar al te veel, zelfs onder de
godvruchtige personen, dat de kostelijkste schat, dien
de evenmensen bezit, zijne faam is. Wanneer de gele-
genheid zich aanbiedt om uw verstand te doen uit-
schijnen, uwe kennissen te toonen, uwe bekwaamheid
te doen blijken, leer dan, ter liefde van Jesus zwijgen ,
indien de liefde en welvoegelijkheid u niet noodzaken
te spreken. Verzwijg een onnuttig woord, dat gij reeds
op uwe tong hadt, om uit te spreken, of wel een
woord, waardoor gij eeiiigeii lof zoudt bekomen.
-ocr page 119-
VAN JEÜUS.                                115
4». Versterving der ooren: Luister naar geen gemor,
achterklap, beschimpingen, al te ligte of dubbelzinnige
woorden! en in het algemeen naar geone dier gesprekken
waardoor bet geweten eenigszins zou kunnen bezwaard
worden. Onttrek u somtijds het vermaak van nieuwstij-
dingen, eene fraaije stem, eene zoete welluidendheid te hoo-
ien, en verdraag met geduld en onderwerping al wat cenig-
zins voor uwc ooren onaangenaam zou kunnen zijn.
5°. Versterving van den reuk: Verzaak gaarne het
vermaak, dat gij, zelfs zonder erg, in den aangenaraen
geuren reukwerken zoudt kunnen scheppen. Wanneer gij
in eenen hof wandelt, zoo offer van tijd tot tijd onzen
Heer het behagen op van eene roos of andere bloem
te ruiken.
0°. Versterving van den smaak: Hetzij gij drinkt, hetzij
gij eet, doe dit nimmer om het genoegen, dat gij daarin
zoudt kunnen vinden. Zoek nooit de uitgezochte gercgten,
de lekkere beten, de kostelijke spijzen, die het voedsel
van de pracht en van de wulpschheid zijn. Indien menu
eene spijs opdischt, welke slecht toebereid is, zoo neem
deze scboone gelegenheid waar om u te versterven, en
beklaag u niet, zoo gij hiertoe niet verpligt zijt. Onttrek u
somtijds iets, dat gij gaarne eet, en neem iets anders, dat
gij minder gaarne eet.
7". Versterving van het gevoel: Verdraag met blijd-
schap, of ten minste met geduld, de koude, de hitte en
de andere ongemakken der lueht en der jaargetijden: be-
klaag er u nooit over, hoe ongemakkelijk zij ook mogen
wezen. Wees nooit bekommerd over de ziekten, die u
overkomen, noch over al hetgeen uw ligchaam welligt
zou moeten lijden, want gij weet, dat het middelen zijn,
welke God u toezendt, om het meer on meer te
zuiveren, om uwe hartstogten te verzwakken, om boet-
vaardigheid te doen en oin God vaste teekens van uwe
liefde te geven.
Ziedaar, lieve christen , eenige zeer eenvoudige midde-
len (1) van uitwendige versterving; bij aldien gij God
(1) Verscheidene dezer oefeningen zijn getrokken uit de Onderzoe-
Kingtn van Thronson
.- het zal hetzelfde zijn van hyna al de andere,
welk» wy in liet volgende Hoofdstuk zullen geven.
-ocr page 120-
11(1
DE MEKUKVI.AMMKN
waarlijk bcinint, zult gij er meer andere vinden, zonder
evenwel de palen der voorzigtigheid en gehoorzaamheid ,
welken gij uwen zielbestierder verschuldigd zijt, te bui-
ten te gaan.
wmmmmmmmsmmêmmMmmmm
XVI. HOOFDSTUK.
Over bet vurig verlangen, dat Jesus gehad
beeft om voor ons te lijil. n.
ISaptiltno habeö baptizari. en quomodo
coarceor usque dum perficiaturl
Luc.
XI, 60. — Desiderio dcsidcravi hoc
pascha manducare mbiscum.
Lucas
XXII, 15.
Ik moet met een doopsel van bloed
gedoopt worden, en hoe zeer word
ik gedrongen, tot dat het volbragt
worde.
Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam
met u te eten.
Wat krachtige uitdrukkingen! 0! hoe wel schilderen
zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had om
voor ons te lijden en zich te slagtoll\'eren! Men ziet,
dat zij uit den overvloed des harten vloeijen van hem, die
gezegd had: «Ik ben gekomen om vuur op de aarde te
brengen, en wat wil ik dan dat het ontstoken worde l» (1)
O kinderen van Adam, hebt gij wel verstaan, hetgeen uw
God hier gezegd heeft: «Ik ben het vuur mijner liefde op
aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is het
in de harten der mensehen te zien ontstoken worden.
O zoete Jesus! moet de liefde uwer schepselen u dan zoo
groot goed bezorgen, dat gij hebt willen sterven, om het-
zelve te bekomen en dat gij zoo vurig naar het oogenblik
van uwen dood verlangd hebt: «ik moet met een doopsel
(1) Luc. XII, «.
-ocr page 121-
117
VAN .TESIJS.
v;m bloed gedoopt worden, zegt gij lot de Apostelen. O!
wat hevige angst bevangt mij, tot dat het volbragt worde!»
Ik vraag het u nog eens, wat groot goed moest onze liefde
u dan toebrengen? Ach! wanneer alle menschen u zullen
beminnen, zult gij daarom grooter of rnagtiger zijn?
Neen, mijn kind , geeft Jesus Christus mij ten antwoord,
ik zal daarom niet grooter, niet rnagtiger, niet gelukkiger
zijn; mijn geluk, mijne magt, mijne grootheid hangen
geenszins van de liefde mijner schepselen af; ook is het
voor mij zelven niet, dat ik menseh wordende, mij als
vernietigd heb; het is voor mij zelven niet, dat ik in eenen
stal geboren ben; het is voor mij zelven niet, dat ik
dertig jaren lang in een arm werkhuis heb dooigebragt;
het is, met één woord, voor mij niet, dat ik zoo vurig
verlangd heb te lijden en aan het kruiste sterven; het is
voor u, mijn kind, het is voor u geweest; ikwilugeluk-
kig maken met u mijne liefde te geven. Zult gij u nog
durven schamen eenen God te beminnen, die alleen uw
geluk kan uitmaken, eenen God die u met weldaden over-
laadt, eenen God die u zoo teeder bemint!.. — Neen,
zoete Jesus, neen, ik wil u integendeel liefde voorliefde
geven, ik wil u uit geheel mijn hart beminnen! gelief
mijne zwakheid te hulp te komen. 0! wanneer zal ik
zoo veel voor u kunnen doen, als ik voor de wereld gedaan
heb? Wanneer zal ik zoo veel voor den hemel werken,
als ik voor de aarde gewerkt heb? Wanneer zal ik zoo
veel aan de deugd toestaan, als ik aan mijne ondeugden
vergund heb? (1) Mijn God, verhoor het vurige verlangen
mijner ziel, en geef mij uwe liefde.
Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam niet u Ie eten.
Met was daags voor het smartelijk lijden van onzen goe-
dertieren Meester: hij nam het laatste avondmaal met
zOne leerlingen, toen hij hun deze woorden toesprak.
Alsof hij hun had willen zeggen: Mijne lieve kinderen,
en gij ailen, die tot het einde der wereld nog op aarde
zult leven, ziet, het uur mijner offerande nadert;
roijne vijanden zijn heden bezig met over mij te beraad-
(1) S. Petr. Cluysol. Serm. 114.
-ocr page 122-
H8
DE I.IEFDEVLAMMKN
slagen ; zij maken mij een kruis gereed. Maar eer ik sterf,
wil ik 11 ilezen nacht zelfs nieuwe blijken mijner liefile
geven, en ik zal n die geven met mij aan de wreedste
pijnen, aan do beleedigondste oneer, aan de schandelijkste
straf te onderwerpen. Achl kondet gij weten, hoe vurig
ik naar dezen nacht verlangd hebI kondet gij achterhalen,
hoe dikwijls ik dien uit geheel mijn hart gewenscht heb!
dan zoudt gij mijne vurige liefde tot u, en de uiterste be-
geerte welke ik heb om uw hart te bezitten en het ge-
lukkig te maken, kunnen bevatten.
GEBED.
Ik zie hel, o mijn zoele .lesus, mijn beminnelijke
Zaligmaker, gij verlangt tot eiken prijs, mijn hart Ie be-
zitten. Ach! wat reden zou ik hebben het u te weigeren!
Doet gij mij niet reeds te veel eer aan, met mij het
te verzoeken? Ja, mijn God. ik schenk u mijn hart; neem
het geheel en al, opdat het u en niemand dan n alleen
moge beminnen. 0! mijn goede Meester, mijn broeder,
mijn vriend, mijn hoop , mijn al, wanneer zal ik waarlijk
mogen zeggen, dat ik u uit geheel mijn hart en uit al
mijne krachten bemin? Wanneer zal ik mijn hart door
uwe zuivere lietdovlainmen ten eenemale ontstoken ge-
voelen? De drift om u te beminnen, verteert mij, heb
medelijden met mij, heb medelijden met uw arm schepsel,
en verleen mij uwe liefde; ik verzoek noch rijkdommen,
noch eer, noch vermaken, noch eenige andere vergan-
kelijke zaak; dit alles zonder u , is niets clan ijdelheid , dit
alles kan mijn hart niet verzaden, liet is uwe liefde welke
ik begeer; het is naar uwe liefde dat ik verlang; o mijn Jesus
vergun mij uwe liefde; ja ik smeek u, vergun mij uwe liefde.
Waarem wacht gij zoo lang mij deze gunst te verleenen?
Waarom blijft gij zoolang getuige van de bekommeringen,
die ik dag en nacht uitsta, zonder mij te hulp te komen?
Heer, hoe lang zult gij mij nog vergeten ? Hoe lang zult gij
uwe oogen nog van mij afkeeren? Mijn God, mijn
(1) fs. XII, i.
-ocr page 123-
VAN IESUS.                                    119
God, ik herhaal het nog eens, en wil dit tot mijnen
laatsten adem herhalen: verleen mij uwe liefde, geef\'
mij uwe liefde, 0 Maria, Moeder der heilige deugd
van liefde! verwerf mij de genade, van .testis, zoo het
mogelijk is, zoo veel te beminnen, als gij zelve hem
bemint. Amen.
OEFENINGEN.
Ov«»r «lc Inwendige versterving.
Dewijl Jesus Christus zoo vurig verlangt naar zijn
lijden om u zijne liefde te bewijzen, zoek ook eene
gelegenheid , om iets uit liefde tot hem te lijden. Ik heb
u laatst van de uitwendige versterving gesproken, mijn
lieve Christen, nu ga ik van de inwendige versterving
gewagen. Wees indachtig, dat het zonder haar onmoge-
lijk is in den weg van volmaaktheid waren voortgang te
doen, en dat men ten hoogste, indien ik mij alzoo mag
uitdrukken, maar eene soort van gemaakte en uitwen-
dige heiligheid, doch nooit de ware heiligheid, kan
verkrijgen. Deze versterving bestaat in zich zelven te
overwinnen, en wat strijd moet men niet leveren om tot
dien gelukkigen staat te komen! Zie hier derzelver gewig-
tigste oefeningen; stel ze getrouw in het werk , en gij zult
weldra in den weg der zaligheid en in de liefde van onzen
goedertieren Meester grooten voortgang maken.
1°. «Versterving der eigenzinnigheid en natuurlijke
neigingen:» Doe nooit een werk, alleen omdat het u
behaagt, en met uwe genegenheid overeenkomt; daaren-
tegen , verzuim nooit eenen pligt of eenig goed werk,
omdat gij daarin eenen afkeer vindt. Schik n altijd naai-
den zin en smaak van anderen, eiken keer als datgene,
wat zij u zullen verzoeken, geene zonde is. Onthoud u
somtijds van eene geoorloofde zaak te verrigten, en
j\'iist hierom, omdat uwe neiging u aandrijft om die
te doen. Bid dikwijls onzen Heer, dat hij u gelieve te
helpen uwe zinnen te versterven , daar deze soort van
versterving zeer moegelijk is.
-ocr page 124-
120
DE LIEFDEVLAMMEN
2°. «Versterving vanden eigen wil:» tracht niet uwen
wil, maar dien van uwe oversten uit te werken, verkies
nooit zeil\' uwe bedieningen, uwe bezigheden; maar laat
de keus over aan de personen, welk e u besturen. Wanneer
gij u niet een zeker inwendig geweld, om iets te doen,
getrokken gevoelt, en dat uw wil daartoe geheel genegen
is, versterf u dan daarin, of met de zaak , die gij begeert,
niet te doen, of met haar eenigen tijd uit te stellen.
Verdrijf gestadig ver van u alle gedachten van onafhan-
kelijkheid, en wees wel overtuigd , dat het duizendwerf
beter is te gehoorzamen dan te gebieden.
3°. «Versterving der eigenliefde: Wie zijnen eigen
wil niet versterft, die is gedurig met zich zelven bezig,
en werkt niet dan voor zich zelven. Hij is ten eenemaal
vervuld met goede meening van zich, hij vleit zich dui-
zende hoedanigheden te bezitten, hij aanschouwt zich
zelven met welbehagen, en laat zich ligt voorstaan, dat
iedereen op hem denkt en met hem moet bezig zijn. Hij
acht zich zeer groot en meer dan anderen, en keurt niets
anders goed, dan hetgeen hij zelf doet. Hij bemoeit zich
met alles, hij tracht overal in deel te nemen, hij wil van
alle dingen de eerste uitvinderzijn. Hij heeft alle moeite
van de wereld, om zich te onderwerpen; hij meent dat
anderen maar moeten gehoorzamen, hij kan niet verdra-
gen, dat men hem tegenspreekt, hij wil met hardnekkig-
heid al wat hij wil, hij beeldt zich in, dat hij eene groote
bekwaamheid heeft, om te gebieden, omdat hij dit vurig
verlangt. Hij wordt verrukt als men hem prijst, hij stelt
alles in het werk, om geprezen te worden, ofschoon hij
groote zorg draagt om dit verlangen te verbergen. Hij
kan moeijelijk verdragen dat men anderen prijst: hij
prijst hem nogtans somtijds zelf, doch het is maar uit
vleijerij of eigenbaat. Vermits hij niets zoo zeer vreest
als de verachting, zoo is hij ook zeer bezorgd, om zijne
gebreken te bedekken. Hij betracht overal het gemakke-
lijkst voor zich, weinig bekommerd zijnde of hij een
ander overlast aandoet of niet. Hij is zeer teederhartig en
mededoogend voor zich zelven om de minste ongemakken,
die hem overkomen, maar hard en ongevoelig jegens
-ocr page 125-
121
VAN JESUS.
zijne broeders. Overweeg, mijn lieve Christen, uit al
deze kenteekenen, of gij eenigen voortgang in de ver-
sterving uwer eigenliefde hebt gedaan, en maak een vast
besluit, om haar voortaan eenen doodelijken oorlog aan
te doen.
4°. «Versterving der hartstogten:» Die welke gij
eerst moet aanranden, is uwe heerschende drift: wanneer
gij deze zult onderworpen hebben, zullen al de andere
driften zich als van zelve onderwerpen (1) Let wel op
van aan niets van alles, wat zij van u eischen, toe te
geven, hoe klein en onderworpen zij ook schijnen mogen;
mistrouw u altijd te hunnen opzigte, en geloof niet ligt,
dat zij geheel uitgeroeid zijn; want geheel ons leven lang
groeijen zij gedurig aan, en komen wederom schielijk op
als men meent, dat zij sedert lang verstorven zijn. (2)
Gij zult mij welligt zeggen: Ach l wat al zaken te ver-
rigten! wat al kruisen! dit is alles waar, lieve Christen,
maar gij moet denken dat het leven kortstondig is; dat
de dag van belooning nadert, en dat men de deugden
niet dan met vele zorgen en met standvastige pogin-
gen kan verkrijgen. Maar het is veel moeijelijker de
ondeugden en hartstogten te bestrijden, dan de lasten des
ligchaams te dragen. — Dit is ook waar. Wees nogtans
indachtig, dat, bijaldien gij in uwe vurigheid en in den
strijd, die aan de natuur zoo moeijelijk is, volhardt, gij
eenen grooten vrede zult vinden, en dat gij door de
genade Gods, en door de liefde tot de deugd, uwen arbeid
zult voelen verligten. (3) En ook God en de hemel ver-
dienen zeer wel, dat wij iets voor hen lijden.
(1) Cas. Colhl. 11, Cup. 14. (8) S. Bern. Serm. 63 in Cant.
(S) Thom. a Kempi», Imit. Lib. 1. XXV. N. 11.
-ocr page 126-
12-2
T)F. MKFDEVLMMBN
XVII. HOOFDSTUK.
I.ii-lilc ilimr .Ifsiis ons bewezen in «Ie instelling
van het heilige Saerament «les Altaars tot
spijs en troost onzer zielen.
Sciens Jesus quia venit hora ejus, ut trauseat.
ex hoc mundo ad Patrcm, citm dihxisnet
shos qni erant in rnundo, in Jinetn dilex\'ü
cos.
Joan. XIII, 1. — Accipite etcomcdile:
hoc est corpus meum.
Matth. XXVI, 6.
Jesus wetende, dat zijn uur gekomen was,
om van de wereld tot zyncn Vader over
te gaan, gelijk liij de zyncn, die in de
wereld waren bemind lu;d, zoo heeft hy
hen tot het einde toe hemind. — Neemt
en eet: dit is mijn ligchaam.
Op het oogenbiik van den dood, wanneer men de per-
sonen, die men bemint, moet gaan verlaten, vermeer-
dert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het
is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken
te geven van hunne genegenheid , en zij ter harte nemen
hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel
den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons
blijken zijner liefde te geven, hij had ons op duizend ver-
schillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen:
maar wanneer het uur om ons te verlaten, om tot zijnen
hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde
hij nog meer doen, daar hij niet tevreden was met hetgeen
hij reeds ter onzer liefde gedaan had; ja, niet tevreden
met tot den laatsten druppol van zijn bloed voor ons te
storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner bran-
dende liefde tot ons achterlaten. Een krachtiger teeken!..
Wel hoe! kan men meer dan zijn leven ten beste geven
om te toonen dat men bemint?... Ach! watdenmensch
onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van
eenen God. Luister:
liet was op eenen donderdag-avond; Jesus had, na het
-ocr page 127-
123
VAN .TESUS.
laatste Paaschlam mol zijne Apostelen gegeten te hebben,
hunne voeten gewasschen; zij waren geheel ontsteld, als
zij dachten aan dit ongehooide voorbeeld van zachtmoe-
digheid van hun goedertieren meester. Zij onderhielden
dan ongetwijfeld eene diepe stilzwijgendheid; zij ver-
wachtten gewis, dat eenig groot geheim ging volbragt
worden; en bij aldien zij aandachtig waren, zagen zij
zekerlijk op het gelaat van den Zaligmaker iets, dat
verhevener, heerlijker en goddelijker was dan naar
gewoonte___«Jesus nam het brood, sloeg zijne oogen
met tranen overgoten, naar den hemel, en zijnen hemel-
schen Vader bedankende, zegende hij dit brood, brak
het en gaf het zijnen leerlingen: zeggende: neemt en
eet, dit is mijn ligchaam ("1).» En zie, o wonder! naau-
welijks waren deze woorden uitgesproken, of het brood
was wezenlijk veranderd; het was geen brood meer,
maar Jesus Christus zelf, Jesus Christus, het vermaak der
gelukzaligen, de schrik der duivelen, de Zaligmaker der
wereld, Jesus Christus, «Regter aangesteld der levenden
en der dooden (2),» Jesus Christus in wiens naam zich
alle knieën moeten buigen van hen, die in den hemel,
op de aarde en in de hel zijn. (3)»
Mijn zoete Zaligmaker, gedoog, dat uw arm schepsel u
vrage, welk doelwit gij beoogt met uwe godheid en mensch-
heid onder de geringe gedaante van een stuk broods te
doen schuilen\'.\' Hebt gij u nog niet genoeg vernederd in
uwe mensehwording, met uit het hoogste des hemels
neder te dalen, om u met onze menscheüjke natuur en
met al hare elenden, uitgenomen de zonden, waarvan ze
het droevig gevolg zijn, te bekleeden? Waartoe is het
dan noodig van u nog zoodanig te vernietigen?
Mijn kind, de liefde , welke ik alle menschen toedraag,
is zoo groot, dat ik mij niet heb kunnen bepalen, om u op
\'Ie aarde ouderloos te laten. (4) Dewijl het u voordeelig
was, dat ik naar den hemel wederkeerde, om ualdaar
cene plaats bereid te maken (5), heb ik, eer ik u ging ver-
(1) In Qen canon der mis. (2) Act. apost. X, 24. (S) Phil. 11,10.
4) Joan. XIV, 18. (6) Joan. XVI, 2.
-ocr page 128-
144
DE UEFnEVr.AMMEN
laten, mijne altnagt voor uwe liefde te hulp geroepen, en
dit middel uitgevonden, om altijd hier met u te verblijven
en tenzelfden tijde aan de regterhand Gods mijns Vaders
in de heerlijkheid gezeten te zijn. Ja, ik zal steeds ge-
stadig met u zijn tot het einde der eeuwen, om uw
steun, uw troost en de spijs uwer zielen te wezen. Zoo
lang er 1103 een druppel bloed van Adam op de aarde
zal leven, zal de liefde mij daar gevangen houden, altijd
zal ik zeggen tot al wie mij wil hooren: Kom, kom, en
eet het brood dat ik bereid heb; drink den wijn, dien ik
geschonken heb
(1). Komt allen tot mij, gij die honger
en dorst hebt naar de regtvaardigheid, gij die den vrede
en het geluk zoekt, gij die de liefde noodig hebt, komt,
en ik zal u verzadigen___ «Neemt en eet, dit is mijn
ligchaam,» het ligchaam van uwen God, van uwen bes-
ten vriend___
O goede Jesus, was het niet genoeg; om ons uwe liefde
te toonen, ons uit het niet getrokken, ons naar uw beeld
geschapen, ons met den prijs van uw dierbaar bloed
verlost te hebben? Moest gij dan nog, na uw leven voor
ons ten beste gegeven te nebben, (2) u ons nog tot spijs
schenken? Wel hoe! roept de heilige Bonaventura uit, (3)
mijn God is mijne spijs geworden; het eeuwige Woord,
de Wijsheid des Vaders, wil het voedsel mijner ziel zijn !
Hij dien de engelen niet dan bevend aanschouwen, degene,
wiens glans en heerlijkheid zij niet kunnen verdragen,
zie hoe hij in mijn hart nederdaalt, om zich op de naauw-
ste wijze met mij te vereenigen.» (4) O wonderlijke zaak !
een arm en verworpen schepsel voedt zich met het lig-
chaam van zijnen Schepper!» (5) O allerzoetste Jesus,
gedoog, dat ik het u zegge: uwe liefde tot ons heeft u te
ver gebragt; want «wat is de mensch, dat gij u zoo met
hem wilt bekommeren? (G) Is ieder mensch, die op de
aarde leeft, iets anders dan ijdelheid, stof enasch?» (7)
En nogtans, o mijn God, gij verwaardigt u uwe oogen
(1) Pror. IX, E. (2) Abt Guerricus op den feestdag ?an Pink-
steren, 1 Serm. (3) S. Bonav. in zijn Boekw. de Stimulo amoris.
(4) S. Joan. Cbrys. hom. 60 ad pop. Antioch. (6) 8, Thora. aq.
(6) Ps. VIH. (?) p,. XXVIII, 6.
-ocr page 129-
VAN IESUS.                                    126
van goedheid op hem te slaan, gij verwaardigt u hem aan
uwe tafel te neodigen en hem met uw aanbiddelijk lig-
chaam te voeden! Ach! gedoog, dat ik met verscheidene
uwei\' dienaren herhale: uwe liefde tot ons is bovenmate
geweest (1). Waarlijk, dusdanige overmaat betaamde uwe
heerlijkheid niet — Buiten twijfel, mijn zoon, maar
wanneer de liefde iemand weldaden wil bewijzen en zich
met hem, dien zij bemint, wil vereenigen, slaat zij geen
acht op hetgeen betaamt, zij gaat niet, waar de rede haar
roept, maar alwaar zij door hare vurigheid vervoerd
wordt (2). Het is hierom, dat ik, weinig voor mijne eigene
eer bezorgd zijnde, onder de nederige gedaante van een
gering stuk brood, om lot spijs uwer ziel te dienen, heb
willen schuilen. Helaas! wat zou er van deze arme ziel,
zoo zwak, zoo broos, zoo geneigd tot het kwaad, geworden
zijn, had ik haar minder bemind, en mij niet geheel en al
aan haar in het heilige Sacrament mijner liefde gegeven?—
• I mijn Jesus! als ik mijne ondankbaarheid aanschouw,
overdekt do teedere liefde, welke gij mij toedraagt, mij
niet schaamte en schande. Ach! geef mij de genade van
nimmer meer ondankbaar te wezen; ontsteek mijn hart
door uwe zuivere liefdevlammen, doch zoo geweldig, dat
ik de wereld en mij zelven vergete, om niets meer dan u
alleen te beminnen en te behagen. Ik kom mijn ligchaam,
mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid, geheel mij zelven
u toewijden. Heb ik voorheen gezocht mijne zinnelijk-
heden te voldoen, door u duizendmaal te mishagen, het
|s mij zeer leed, o mijne liefdel Voor het toekomende wil
ik niets anders meer dan u alleen zoeken. O mijn God! gij
z\'Jt mijn al, Deus meus et omnia: ik wil niemand anders
\'neer dan u alleen zoeken. Ach konde ik mij voor u ver-
nietigen, gelijk gij u geheel voor mij vernietigd hebt! Ik
bemin u, en geef mij geheel aan uwen heiligen wil over;
\'naak dat ik u tot den laatsten adem mijns levens altijd
weer en meer heminne
"Hij, zegt onze goddelijke Zaligmaker, die mijn vleesch
eet, en mijn bloed drinkt blijft in mij en ik in hem.» (3)
(O S. Uur. Just. — S. August. (2) Joan. Chrys. (3) .Toan. VI, 67.
-ocr page 130-
126
de i.iekdkvlammkn
Wat een geluk zulk een gast in zijn hart te bezitten! Wat
een geluk vooreene ziel, die hem in de heilige communie
ontvangen heeft, hem hare noodwendighedcn, hare el-
lenden voor oogen te stellen, hem hare vrees en hoop
mede te deelen, hem hare liefde te kennen te geven! Wat
een geluk hem hare wonden te mogen vertoonen, en hein
de genezing daarvan te mogen verzoeken ? Dit geluk heb
ik menigmaal genoten, wat voordeelheb ik ermede ge-
daan? met welk geloof, liefde en ootmoed ben ik in dit
Sacrament van liefde tot mijnen God genaderd? Met welke
gesteltenis ben ik tot de heilige Tafel gegaan? Wat vrucht
heb ik er uit getrokken ? Eene goede heilige communie
is alléén genoeg, om van eenen grooten zondaar eenen
grooten Heilige te maken! Ben ik beter, ben ik vol-
maakter geworden, na zoo dikwijls tot de heilige commu-
nie genaderd te zijn! Welke gebreken heb ik uitgeroeid ?
Welke deugden heb ik hekomen of doen aangroeijen?
Wat groote reden van te vreezen! Hoe! alle maanden,
alle acht dagen, mogelijk alle dagen tot de heilige
communie gaan, en altijd een zoo onvolmaakt, een zoo
onverstorven, een zoo verstrooid leven te lijden! Wat
reden van vrees! eenen vernederden, eenen vernietigden
God uit liefde tot ons zoo dikwijls te ontvangen, en nog
altijd vol hoogmoed, vol ijdelheid en eigenliefde zijn!
O HeerJesus! ik smeek u, mij niet volgens rnijne ver-
diensten Ie behandelen. Helaas! indien gij mijne boos-
heden, mijne ondankbaarheden, mijne oneerbiedigheden
tot uw heilig Sacrament van liefde, een voor een onder-
zoekt, zou ik zoodanig onderzoek kunnen uitstaan? Neen,
mijn God, neen: Ik belijd, dat het mij onmogelijk zou
wezen u een enkel woord op duizend te antwoorden.» (I)
Ik wil ook niet ondernemen mijne laauwheid , met welke
ik u in de heilige communie ontvang, te regtvaardigen,
want ik weet, dat zoo ik wilde bctoogen, dat ik onschul-
dig ben, gij mij op hetzelfde oogenblik van leugentaal en
dwaasheid zoudt overtuigen.» (2) Ik wil u dan liever
mijne schuld bekennen, en voor uwe voeten zuchten, o
(1) Job. IX. (2) Job XI, 29.
-ocr page 131-
[■17
VAN JESUS.
zoete Zaligmaker mijner ziel! Ja, ik ben onverschoonbaar.
Wel hoe! ik heb nu zoo menigwerf het heilig ligehaam
van mijnen God genuttigd, en ik ben nog laauwon on-
verschillig in zijne dienst, zoo weinig gevoelig voor zijne
liefde! Ik heb zoo menigmaal dien God van oneindige
zuiverheid en heiligheid ontvangen, en ben nog altijd zoo
afschuwelijk besmet met duizende zonden en onvolmaakt-
heden! O hemel! Wanneer ik tot de heilige Tafel zal
naderen, zou ik volgens den heiligen Chrysostomus,
moeten gelijk zijn aan eenen leeuw, het vuur uitade-
mende der goddelijke liefde; ik zou voor de magten der
hel een voorwerp van schrik en afschuw moeten wezen; (1)
en nogtans gebeurt het, dat ik door eene soort van dui-
vels mirakel, na tot de heilige Tafel genaderd te zijn
zoo onverschillig, zoo onvolmaakt, zoo onverstorven, zoo
onverduldig ben als te voren..... O mijn God ! wat zal ik
in den laatsten dag des oordeels antwoorden\'? Welke
verschooning zal ik kunnen bijbrengen , wanneer gij mij
voor oogen zult stellen, van den eenen kant de genaden,
die ik uit ééne communie alleen kan ontvangen, en van
den anderen kant de menigvuldige misslagen, waaraan ik
mij zonder ophouden pligtig gemaakt heb. (2) Gij zult
daar tegenwoordig zijn, mijn Jesus: het zal voor u wezen,
Jat ik mij zal zien voorstellen, maar helaas! gij zult niet
meer de bruidegom mijner ziel, maar haarregterzijn,
gij zult geen lam meer wezen vol zachtmoedigheid, maar
°en met regt en reden verbitterde leeuw. Och! welke
harde verwijtingen zult gij mij dan niet toestieren!....
Wat zal ik dan doen.\' Zal ik gaan wanhopen? Zal ik
do heilige Communie verlaten ! O gewis neen. Maar ik zal
meer bezorgd zijn, om mij daartoe te bereiden; ik zal
\'l-in mijnen God geven al wat hij mij zal vragen, en voor
jil het overige zal ik mij aan zijne barmhartigheid over-
laten. (\'S) Ja, mijn zoete Jesus, het is in de armen uwer
barmhartigheid, dat ik rnij wil werpen; het is in uw
goddelijk hart, dat ik mij wil gaan verbergen. Sedert dat
\'k op de wereld ben, heb ik u menigmaal vergramd, ik
(l) S. Joan. Clirysoat. hom. 61 ad pup. Autioch. (2) S. Joan.
L"fy«o«t. hom 60 ad pap. Autioch. (3) Hebr. IV, 16.
-ocr page 132-
128
DIS LIEb\'UEVLAMMEN
lieb u veel verdriet aangedaan; als eenandere verloren
zoon, heb ik u, met o te verlaten, en om mijne buiten-
sporigheden , vele tranen doen storten; ondankbare en ont-
aarde mensch, ik heb u behandeld, alsof gij mijn wreed-
ste vijand geweest waart, en zie, niettegenstaande dit
alles, wilt gij mij nog onder het getal uwer kinderen ont-
vangen; gij doet mij aan uwe tafel zitten. Helaas ! misschien
heb ik deze uitstekende weldaad misbruikt. Misschien
heb ik uwe eigene weldaden gebezigd om u te vergrammen.
Ü goede Jesus! heb ik het ongeluk gehad u zoo verre te
beleedigen, gelief dan het leedwezen van mijn hart aan te
nemen; gelief mij alles te vergeven. En dewijl gij, door
eene overmaat van liefde , mij toelaat u zoo d\'kwijls in het
ellendige huis van mijn hart te ontvangen, zoo geef mij
de genade u voortaan met eene brandende liefde, eene
ware droefheid van u zoo slecht gediend te hebben, daarin
te mogen ontvangen. Mogt ik, o goedertierene Meester,
mijn teederhartige broeder, mijn beste vriend, mijne hoop,
mogt ik door mijne vurigheid in het toekomende al de
pijnen, die ik door mijne flaauweCommunicn u heb aan-
gedaan, herstellen! O zoete Jesus, verhoor mijnen wensch
en heb medelijden met mij. Ik bemin u en wil u voor
altijd beminnen. Ik bemin u om uwe goedheid, en om-
dat gij oneindig volmaakt zijt om u zelven.
«En ziet, ik ben met u tot het einde der eeuwen.» (1)
Dusdanig was de belofte, die onze Heer zijnen Apostelen
deed, wanneer hij ten hemel opklom, en deze belofte is
niet vruchteloos geweest. Die goede herder heeft zijne
lieve schapen sedert achttien honderd jaren nooit verla-
ten; op de stern zijner priesters heeft hij zich verpligt
voor hen uit den hemel r.eder te dalen; hij heeft zich
voor hen aan de verachting, aan de oneerbiedigheden ,
aan den smaad der goddeloozen, aan de vergetelheid en
verlatenheid der slechte christenen overgelaten. Gedu-
rende zijn sterfelijk leven bewoonde Jesus Christus al-
leenlijk het joodsche land, en weinig personen was het
gegeven hem te zien en te hooren, doch heden is het zoo
(1) MattU. XXV11I, 20.
-ocr page 133-
139
VAN JESUS.
niet meer; ik moet slechts in eene katholieke kerk, in
eene eenvoudige kapel gaan, daar zal ik mijnen God
vinden. Kij wordt daar in tabernakelen, helaas! die
dikwijls zeer slecht en weinig waard zijn, opgesloten. Hij
bevindt zich daar alleen, verlaten, en niemand denkt er
aan hem eens te gaan bezoeken, niemand denkt er aan
hem voor zijne liefde eens te bedanken. Hij is daar tegen-
woordig , hij wacht mij daar af, om over mij overvloedige
genaden uit te storten, om mij zijne liefde te schenken....
O! gelukkig is de ziel, welke getrouw is in dikwijls eenen
zoo goeden Meester in het heilig Sacrament des Altaars te
gaan bezoeken! Gelukkig is de ziel, die hem dikwijls
hare ellende gaat vertoonen. O! hoe zoet zijn de tranen,
welke eene arme zondaar, bij het herdenken zijner voor-
gaande zonden, aan de voeten van Jesus stort! Ik herhaal
het nog eens, en zal het zonder ophouden herhalen: ge-
lukkig, j;\\ duizendmaal gelukkig de ziel, die als het haar
mogelijk is, geenen dag laat voorbijgaan, zonder dien
God van liefde te gaan bezoeken? Zij zal dikwijlsmeer
genaden verkrijgen met een kwartier uurs voor dit heilige
Sacrament te bidden, dan met al hare dagelijksche oefe-
ningen.
GEBED.
O Jesns! wanneer ik de liefde overweeg, die gij ons
bewijst met in het heilig Sacrament des Altaars te blijven,
om ons in dit dal der tranen en ballingschap te troosten,
dan ben ik als buiten mij zelven, ik kan geene voldoende
uitdrukkingen vinden, om de gevoelens van mijn hart te
kennen te geven , en ik word schaamrood van u zoo weinig
liefde te bewijzen, en niet geheel door uwe liefde verslon-
den te worden. Op welk uur van den dag of van den
nacht ik mij in eene kerk aanbied, vind ik u daar altijd
bereid om mijne gebeden te ontvangen en te verhooren.
Gij hebt uwe woning in het midden van ons gevestigd,
alsof gij ons gelijk waart, gij woont zoo lief in het kleinste
dorp als in de bevolkte steden. Is er een van uwe schapen
m droefheid gedompeld, dan brengt gij het weldra ver-
9
-ocr page 134-
130
l>K UKF1IKVI.AMMKN
trooslingcn toe. Ligt hot op een bed van smarten uitge-
strekt gij gaat liet zeil bezoeken en neemt deel in zijn
lijden. Is hel op het punt van zijn laatsten snik te geven,
gij loopt er aanstonds naar toe, gij moedigt hel aan om
gewillig zijn leven o|> Ie offeren, en, door uwu logenwooi
digheid, verzacht gij voor hem den schrik des doods. O
.lesus! hoe onuitsprekelijk is uwe liefde voorde inenseben!
Wanneer zullen zij u dan genoegzame wederliefde be-
toonen? Wanneer zullen wij u beminnen gelijk hel billijk
is, dat wij u beminnen\'.\' O zoele Zaligmaker! verleen ons
alleen deze genade, en aan mij in het bijzonder, die
ze het meest van allen noodig heb. Fiat! fiat! dal
het zonder uitstel alzoo geschiede. Amen.
OEFENINGEN.
(lij moet heden, mijn lieve christen, drie zaken van
groot belang vaststellen, en er voortaan zeer getrouw
aan blijven.
1». Eiken keer, dat gij het geluk zult hebben tot de
heilige Tafel te naderen, bereid u tot dat goede werk,
gelijk gij doen zoudt, indien gij zeker waart van ter-
stond daarop te moeten sterven. Lees van tijd lot tijd
met aandacht het korte onderligt, dat de oefeningen
voor en na de Communie voorafgaat, en welke gij op
het einde van dit werk vinden zult.
2o. Neem de heilige gewoonte aan, van dikwijls, het-
geen men gewoonlijk noemt, «geestelijk» te communie te
gaan, hetwelk bestaat in eenen vurigen wensch, 0111 Jesus
Christus in zijn hart te ontvangen, en met hem in een
gemeenzaam gesprek te zijn alsof men hem werkelijk
ontvangen had. Men kan overvloedige genaden trekken
uit deze uitmuntende, eenvoudige en gemakkelijke oefe-
ning. Men kan deze geestelijke communie zoo dikwijls
door den dag herhalen, als men zulks verlangt.
3„. (Ja dagelijks, voor zoo veel gij zult kunnen, onzen
Heer in het heilige Sacrament van liefde bezoeken. Gij
zult op het einde van dit werkje de oefening vinden van:
«bezoek tot het heilig Sacrament.» Maak daar een goed
-ocr page 135-
VAN IKSIIS.                                131
en gedurig gebruik van, Rij zult er ontelbare geestelijke
voorlieden uil trekken. Zijl gij rijk, ik zal n nog eeue
oefening, die aan liet hart van onzen Heer zeer aange-
naam zal zijn, voorstellen. Het is niet zeldzaam, vooral
ten platte lande, behoeftige kerken te vinden, welke bijna
geen lijnwaad hebben, dat geschikt is tot de dienst des
altaars; hierdoor komt het, dat het ligchaam van onzen
goeden Meester dikwijls op grove korporaaldoeken, som-
tijds gescheurd en versleten, moet rusten. Mijn lieve
ibristen, uit liefde tut dien teederen vriend onzer zielen,
leg u eenige opoffering op, en maak, dat bij ten minste
op behoorlijke korporaaldoeken, en die minder onbetame-
lijk voorkomen, mag rusten. Waarom zoudt gij, dierijk
zijt, niet doen, wat zoo vele ongegoede vrouwen doen
die verscheidene jaren lang zich bekommeren om eenen
altaardoek, behoorlijke kandelaars, kelkdoekjes, korpo-
raaldoeken, en zoo voorts, te kunnen koopen\'.\' Welke
wonderbare voorbeelden van deze soort zou ik kunnen
aanhalen. Vergeel\'bet mij, lieve christen, dat ik in deze
bijzonderheden treed; niets is gering als het de dienst
en de eer van onzen God aangaat.
XVIII. HOOFDSTUK.
■ >■•>•\'■ iM-id vim .!■ sus In <l< i, hof vim Olijven.
\'•Uu Moedig «weet, mijne onderwerping; mm
ili\'n wil van <;<><l.
Tristis tst atiima mea usque\\ad mtirlent.
Mattli.fXXVI.
Mijne ziel ia|l)cdro»l(l tut den dood toe,
Het \'is hier, dat het bloedig tooneel van het lijden
onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en
het is, dat wij dien goedertieren Meester aan
duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan
Wootgesteld zien.
Na de instelling van het heilige Sacrament des Altaars
-ocr page 136-
-135
T>E UEFTiEVI.AMMEN
na zijne laatste onderwijzingen aan zijne lieve Apostelen
gegeven te hebben, trok Jesus, aan wien niets meer in
deze wereld overbleef te doen, dan lijden en sterven
«volgens zijne gewoonte, over de beek von Cedron,
naar den berg van Olijven, in eene plaats met name
Gelhsemani, alwaar hij in een hof ging, vergezeld
van zijne leerlingen.» (1).
Daar het oogenblik van zijnen strijd naderde, wilde
hij tot ons onderrigt, door het gebed, zich daartoe
bereiden. Hij zeide dan tot zijne leerlingen: «Blijft hier,
terwijl ik een weinig verder mijn gebed ga doen: bidt
gij ook, opdat gij in geene bekoring vallet. Daarna
nam hij in het bijzonder met zich Petrus, Jacobus en
Joannes » (2) Maar naauwelijks was hij op de eenzame
plaats van den hof gekomen, of «hij begon van vrees
te schudden en te beven, zijne ziel werd met eene on-
uitsprekelijke droefheid en verdriet overvallen,» en
deze droefheid ging zoo ver, dat hij die nooit over
iets geklaagd had, die het lijden zoo zeer beminde, tot
zijne bevoorregte Apostelen genoodzaakt was te zeggen:
«Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe»....
Na hun deze vertrouwelijke mededeeling gedaan te
hebben, verliet hij hen, ging een weinig verder en her-
vatte zijn gebed. Maar helaas! zijne droefheid, zijne
vrees, zijn angst groeiden gedurig aan, en de strijd,
dien hij moest ondergaan, was zoo geweldig, dat «een
bloedig zweet hem van alle kanten afliep!» Men zou
gezegd hebben, dat zijne godheid hem verlaten had:
ook deed de hevigheid van zijne droefheid en schrik
«hem in eenen doodstrijd vallen.» (3)
Maar Heer, waart gij het niet, die aan uwe Martelaren
in hun lijden eene zoo groote blijdschap toebragt, dat deze
hun de pijnen en den dood deed verachten? De heilige
Aga\'.ha ging naar de gevangenis en ter dood als naar een
bruiloftsfeest. De heilige Tiburtius wandelde op gloeijende
kolen alsof het bloemen geweest waren. Naauwelijks had
de heilige Andreas het kruis, dat tot werktuig zijner lijf-
(1) Jomi. XVIII, 1. — Luc. XXII, 89. (2) Matth. XXVI, 26.
Luc. XXII, 40. — Mare. XIV, 88. (8) Luc. XXII, 44.
-ocr page 137-
133
VAN JKSL\'S.
straf moest dienen, aanschouwd, of hij riep met eene ver-
rukking van troost en blijdschap uit: O kostelijk kruis!
o kruis door het aanbiddelijk ligchaam van mijnen Zalig-
maker vereerd en geheiligd! o voortreffelijk kruis! gij,
waarnaar ik zoo lang gewenscht, hetwelk ik zoo vurig
bemind en gedurig betracht heb, ik vind u dan eindelijk
bereid om mijne vurige wenschen te voldoen! Ik kom met
blijdschap en vrijmoedigheid tot u; ach! trek mij ellen-
dige uit deze wereld, en geef mij aan mijnen lieven Meestor
Jesus Christus weder; dat hij mij uit uwe armen ontvange,
dewijl het door u is, dat hij mij verlost heeft.» Als men
hein van het kruis, na twee dagen levend daaraan gehan-
gen te hebben, wilde afnemen, riep hij uit: «Gedoogniet,
Heer, dat men mij hier losmake, noch dat ik de vernede-
ring onderga van elders dan op uw kruis te sterven.» (1)
De heilige Vincentius werd in zijne marteling op de pijn-
bank gefolterd, met ijzeren haken verscheurd, op gloei-
jende metalen platen verbrand; en nogtans, zoo als de
heilige Augustinns verhaalt, sprak hij zoo kloekmoedig
tegen den dwingeland dat het scheen, dat er eene andere
Vincentius leed en een ander sprak. (2) Terwijl de heilige
Laurentius op den rooster gebraden werd, was het inwen-
dig goddelijk liefdevuur, zegt de heilige Leo, krachtiger
om zijne ziel te vertroosten, dan het uitwendig vuur om
zijn ligchaam te vernielen (3). Ook riep hij tot den dwin-
geland: «Wilt gij mijn vleesch eten, het is nu genoeg
gebraden; neem het en eet.» (4) Ziedaar, o mijn Jesus!
hoe gij uwe Martelaren, in het midden van hunnen strijd,
door uwc zoete liefde hebt weten te versterken, en gij
beboudt voor u zelven niets dan zwakheid en benaauwd-
heden! Waarom, dewijl gij uwe dienaren in het midden
der geweldigste pijnen met zooveel blijdschap vervuldet,
waarom wordt gij in de uwe met zoo groote droefheid
bevangen? — Ach, mijn zoon, heb ik gezucht, heb ik
gebeefd, ben ik in den hof van Olijven met zoo geweldige
droefheid overvallen geworden, dit heb ik ter uwer liefde
en tot uwen troost gedaan. Heeft dat gezigt van den schan-
(1) Acta S. Andreis. (2) S. Aug. (3) S. Leg, iu N»tir. S. Lau-
rent. (4) Ibidem.
-ocr page 138-
13
DE UKFDEVLAMMEN
delijken dood, die mij bereid was, mij zoo geweldigen
schrik aangejaagd, het was, dat ik al de zwakheden van
den mensen op mij genomen had, en dat de dood zoo wel
voor mij zijne afschuwelijkheden had als voor hen....
Maar helaas! ik had nog meer andere redenen om bedroefd
te zijn tot den dood toe. Vooreerst ik zag mij met de zon-
den van alle menschen beladen. Ach! wie zou die zonden
kunnen optellen! ik zag ze allen klaar voor mijne oogen,
zonder eenige uitzondering, ik kende duidelijk al hare
boosheid, ik wist wat smaad zij aan God doen, wat
afschrik hij er van heeft. En het was met dit schrik-
kelijk pak van al de misdaden, welke ooit bedreven zijn
geweest en immer zullen bedreven worden, dat ik voor
mijnen hemelschen Vader verscheen. De schaamte, die ik
daardoor onderging, was zoo groot, en de droefheid,
waarmede ik over zoo vele zonden bevangen werd, was
zoo bovenmatig, dat er een mirakel mijner almagt noodig
was, om er niet van te sterven. Mijn zoon, zoo gij de
heiligheid van God en de leelijkheid der zonde, welke
hem beleedigt, kendet, dan zoudt gij over mijne droefheid
niet meer verwonderd zijn, en wel beseffen hoe het heefi
kunnen zijn, dat er zoo een overvloedige stroom van
bloed van alle kanten van mijn ligchaam is afgeloopen.
—   Maar ik heb dan ook door mijne zonden in uwe
droefheid deel genomen, o Heer! gij hebt dan ook
het zware pak mijner zonden gedragen!
—  Ja, mijn kind, het ongeregelde vermaak, dat gij in
zoo vele zonden van uw voorgaand leven, zoo dikwijls
verlangd, gezocht en zoo rampzalig gevonden hebt, heeft
mijne ziel met eene doodelijke droefheid doordrongen;
ziedaar de oorzaak van mijn bloedig zweet; ziedaar wal
mij tot dien wreedon doodstrijd gebragt heeft. Wel hoe!
mijn zoon, ik vraag het u, die uw God en uw broeder
ben, zoudt gij dit vermaak nu nog kunnen beminnen?
Zoudt gij nog mijne droefheid willen vernieuwen?
—  Ach, Heer! ik val u te voet, beschaamd vernederd,
verootmoedigd, ik beken mijne ondankbaarheid, mijne
trouweloosheid, gelief my vergiffenis te verleenen. Helaas!
het zgn rmjne vervloekte zonden, die ieder in het bg-
-ocr page 139-
135
VAN .IKSUS.
zonder, (1) uw hart met verdriet en droefheid overladen
hebben. Is het dan alzoo , dat ik de liefde, welke gij mij
bewezen hebt met voor mij uw leven ten beste te geven
heb vergolden?.... O mijn God! maak mij de droefheid
deelachtig, waarmede gij in den hof der Olijven over
mijne zonden overvallen waart, opdat deze droefheid
mij, geheel mijn leven lang, in een opregt leedwezen doe
volharden. Mijn zoete Zaligmaker! mogt ik voor het toe-
komende , door mijne tranen en liefde, u zooveel troost
toebrengen , als ik u tot hiertoe droefheid en verdriet ver-
oorzaakt heb! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart van
aan mijne rampzalige vermaken boven u de voorkeur
gegeven te hebben, het is mij leed , en ik bemin u boven
al wat er is. Ja, ik bemin u uit geheel mijn hart, uit
geheel mijne ziel, maar ik bemin u nog niet genoeg. Geef
mij dan eene zoo groote liefde als gij van mij verlangt;
trek mij dagelijks meer en meer tot uwe liefde, door
den geur uwer welriekende reukwerken, die de zoete
ingevingen uwer genade zijn, en maak, dat ik tot den
laatsten adem van mijn leven in uwe dienst volharde.
«Mijne ziel is bedroefd tot den dood.» De grootste
oorzaak van de diepe droefheid van Jesus was, te zien,
dat al zijn arbt\'id, al zijn lijden en zijn dood, voor het
meerendecl der menschen vruchteloos zoude zijn. Een
oneindig getal van hen lag reeds in den helschen afgrond
te branden, niettegenstaande zij aan de vruchten van
zijnen dood reeds vooraf konden deelachtig geworden
zijn; en hij voorzag, dat vele andere menschen, in het
christendom zelfs, ondanks zoo vele genaden, nogtans
zouden verloren gaan. Hij zag, dat het getal der uit-
verkorenen verre het kleinste getal zoude zijn; dat
men hem als slaven zou dienen; dat, na zoo vele tee-
kenen van liefde, men hem evenwel zou vergrammen;
dat, om hem te dienen, men maar juist zoo veel zou
doen als er geboden was, en enkel uit vrees van zich
te verdoemen; hij zag dit alles, en, alles ondanks zich
zelven, werd hij moedeloos.
(1) S. Beriwrd. Seniem.
-ocr page 140-
136                                DE LIEFDEYLAMMEN
Waar ging Jesus Christus in het midden van al
die inwendige droefheden dan verlichting en troost
zoeken ? Nergens elders dan in en bij zijnen Vader.
Ach! wat schoon voorbeeld heeft hij ons hier ter na-
volging gegeven!
«Onze goddelijke Zaligmaker, zegt Pater Jiidde, laat
het grootste deel zijner leerlingen aan den ingang van
den hof. Waartoe dienen al die getuigen en al die vertrou-
welingen van onze pijnen en verdriet? Dit dient slechts
om hen te vermoeijen en lastig te vallen; zij hebben
hunne kruisen gelijk wij; is het heden niet dan is het op
eenen anderen keer; dit kan ons niet vertroosten of ver-
ligten. Na eenige oogenblikken opschorsing en na hun
zijn hart geopend te hebben, keert men weder in zich
zelven, bedroefd zoo als te voren, en met wroegingen
beladen van verscheidene nieuw bedreven zonden.»
«Jesus Christus neemt drie leerlingen met zich.»
Men mag in de inwendige pijnen tot een uitverkoren
vriend gaan en hem zeggen: «Ik bid u, geef mij
uwen raad en bid voor mij;» dit is slechts God in den
rnensch zoeken; maar tot onvolmaakte vrienden zijne
toevlugt nemen, dit is de wereld zoeken.
«Jesus Christus verlaat een oogenblik daarna zelfs
die drie vrienden___ De troost, dien men eerst uit
inzigt van God gezocht heeft, zou kunnen natuurlijk
worden, zoo hij te lang moest duren. Keeren wij dan
weldra tot God weder.
«Maar hoedanig was zijn gebed? Toen hij zich ter
aarde nedergebogen had, om beter zijnen eerbied te
kennen te geven, of omdat hij de krachten niet meer
had van zich te ondersteunen, sprak hij aldus: «Mijn
Vader is het mogelijk, dat dan deze kelk van mij weg
ga: nogtans niet mijn maar uw wil geschiede.» (1)
«Wat schoon en edelmoedig gevoelen! hoe zeer is het
den Zoon Gods en zijne navolgers waardig! Neen .niets
is goddelijker dan zooveel tegenspoed met zoo veel onder-
werping te ondergaan. Zoo Jesus Christus geschenen had
(1) Matth. XXVI, 89,
-ocr page 141-
137
VAN JESUS.
minder moeite te hebben om zich te onderwerpen,
zouden wij gezegd hebben: «Ik kan hem niet navolgen.»
Laat ons dan voortaan, als wij in droefheid zijn,
zuchten, laten wij ons hart voor God uitstorten,
zulks is geoorloofd; doch laten wij ons ook aan den
wil des Heeren onderwerpen.
Het gebed van Jesus was kort: «Mijn Vader, is
het mogelijk; neem dan dezen kelk van mij weg;
doch dat niet mijn, maar uw wil geschiede... »
Hoe bedrukt wij ook mogen zijn, al waren wij op het
punt van onzen laatsten adem uit te blazen, kunnen
wij echter ook zoo bidden.
«Jesus herhaalde dit gebed, zoo lang zijne droef-
heid duurde, en tot dat een Engel hem kwam ver-
troosten. 1) Volgen wij hem na. Men verkrijgt slechts
door de volharding.
«Zijn gebed was teederhartig «mijn Vader!....»
Ach! hij is onze Vader, al zendt hij ons droefheid over.
Dat hij mij dan vrij naar zijnen heiligen wil behandele;
ik vrees slechts de slagen van eenen vergramden regter.
«Zijn gebed was onder voorwaarde: «Verlos mij, zoo
het mogelijk is, indien gij het raadzaam vindt.» Had hij
tot iemand anders dan tot eenen vader gesproken, dan
zou hij gewis volstrekt gezegd hebben: «Verlos mij van
den dood.» Maar hij spreekt anders. «Mijn vader kent
beter dan ik, wat mij dienstig is, hij vermag alles,
hij bemint mij, dat hij mij dan op eene harde wijze
behandele, indien het dus zijn welbehagen is. Hij is
mijn Vader. Sceviat quantum vult, Pater est.»
«Ach! hoe menigwerf zullen wij allen, wie wij ook
zijn, in onzen levensloop deze gewigtige lessen moe-
ten beoefenen?
«Gaan wij tot God, daar zullen wij alles vinden; maar
ik herhaal het nogmaals, gaan wij niet dan tot God alleen,
of tot menschen, die met Gods geest bezield zijn.»
(1) Matth. XXVI, 44. Luc. XXII, 48.
-ocr page 142-
138
DE LIEFDEVLAMMEN
GEBED.
Ik maak dit vast besluit, terwijl ik mij voor uwe
voeten werp, o mijn Zaligmaker! Tot u wil ik mijne
toevlugt nemen, bij u wil ik mijnen troost zoeken,
wanneer het u zal Mieven mij eenig kruis, of eenig
verdriet ovor te zenden. Gij zijt mijn Meester, mijn
beste vriend; ik mag mij dus aan u in alles overgeven.
Straf, o mijn Jesus! straf dien misdadige in dit leven,
welke zoo menigmaal de hel verdiend heeft, en doe
met mij al wat u zal raadzaam schijnen: (1) mijn hart
is bereid, om ui* uwe hand den tegenspoed zoo wel
als den voorspoed te ontvangen (2). Zie mij hier voor
uwe voeten. Ik verlaat mij op uwe barmhartigheid;
ik stel mij in uwe handen (3); immers ik weet, dat
al wat gij met mij zult doen, niet dan tot mijn welzijn
en voordeel zal strekken. Wilt gij dat ik verheven
worde, uw wil zij dan nog eens gezegend. Gelieft gij
mij te troosten, wees geloofd, en wilt gij mij tegenspoed
en verdriet overzenden, wees altijd gezegend (4). Ik
zal gaarne voor u lijden al wat gij mij zult gelieven
over te zenden. Ik verlang met onverschilligheid van
uwe hand te ontvangen goed en kwaad, zoetheden en
bitterheden, blijdschap en droefheid, en u te bedanken
voor alles wat gij mij zult overzenden. Bewaar mij
voor eeuwig van alle zonden, en dan zal ik noch dood,
noch hel vreezen. Als gij mij maar niet verwerpt,
en niet uit het boek des levens sluit, kan mij geen
tegenspoed hinderen (5). Als ik u maar mag beminnen,
dan is mij al het overige onverschillig. O zoete Jesus!
geef mij uwe liefde en de genade van in mijn sterf-
uur te mogen zeggen: «Mijn Jesus! ik bemin u, en
onderwerp mij aan uwen heiligen wil.» Amen.
(1) 1 Keg. III , 18. (2) S. Aug. in Psalm 108. (3) Delmit. Lib.
VI, cup. 9. (*) De Irait. Lib. III, cnp. 17. (6) Ibid.
-ocr page 143-
VAN JESUS.                                    139
OEFENINGEN.
Onderwerping; aan den wil Gods.
In het volbrengen van den wil Gods, bestaat de heilig-
heid, daarin is de volmaaktheid gelegen, buiten dit is
alles ijdelheid en bedrog. Leer u dan aandien heiligen
wil altijd onderwerpen.
1°. Wat de gezondheid en de ziekte aangaat: indien
gij in lijden zijt, of met eene pijnlijke ziekte te bed ligt,
/.eg: «het is de wil van God. het is ook de mijne »
2°. Voor de inwendige vertroostingen zoo wel als voor
de mistroostigheden; God weet, beter dan gij, wat uwe
ziel voordeelig is.
3°. Wat de armoede en rijkdommen betreft; zijt gij
rijk, dan moet gij weten, dat de rijkdommen vele
bekommeringen baren, dat zij dikwijls een ondrage-
lijken last bijdragen, en zij u aan menigvuldige gevaren
blootstellen; onderwerp u dan aan den wil van God, die
raadzaam gevonden heeft, niet van u meester en bezitter,
maar alleen als bewaarder te stellen over de schatten,
welke gij voor de armen, zoo wel als voor u zelven, ont-
vangen hebt. Zijt gij arm, zoo moet gij u gaarne aan de
ontberingen van uwen staat onderwerpen, dewijl God dit
alzoo toelaat. De koude, de hitte, de honger, de dorst
do arbeid, de vermoeidheid, het zweet, de verachting en
de versmadingen der rijken, ziedaar het lot van den arme.
Volgens de wereld, is dit een zeer ongelukkig lot, maar
zoo is het niet volgens de beoordeeling van het geloof. O
"ïijn God! welke verdiensten kon men niet verkrijgen,
wanneer men, in het midden der armoede, in het midden
zijner menigvuldige gebrekkelijkheden, uit den grond
\'ijns barton zegt: «Heer, uw wil geschiede.»
4°. Onderwerp u ook aan den wil van God, voor het-
geen de jaargetijden en het weder betreft; wil niet mor-
ren, omdat het te lang en te dikwijls regent, omdat de
droogte uwe vruchten doet te niet gaan , en zoo voorts;
al dit morren verandert den staat van zaken niet, en
beleedigt God. Eindelijk, onderwerp u, in al wat u
aangaat, aan dien aanbiddehjken wil; vergenoeg u met
-ocr page 144-
140
DE LIEFUEVI.AMMEN
de gezondheid, de begaafdhedcn, de heiligheid, die God
u wel heeft willen vergunnen, en zeg steeds in deze,
zoo als in alle andere zaken: «Heer, ik wil volstrekt
niets anders dan dat gij wilt.»
GEBED.
On Jeans, zieltogend in den hof der «Mij» en
de genade te verzoeken, van eenen za-
ligen dood te mogen sterven.
O Jesus! mijn Zaligmaker, ik smeek u door de bittere
droefheid, waarmede nwe ziel ia den hof van Olijven
bevangen werd, kom mij te hulp, wanneer mijne zie), op
het punt van mijn ligchaam te verlaten, met schrik voor
uwe vreeselijke oordeelen vervuld zal zijn. Gelief mij als-
dan door de zoete hoop uwer genade en barmhartigheid
te versterken; gewaardig mij uwen heiligen Engel, om
mij tegen de aanvallen en bekoringen des duivels te
beschermen, alsdan toe te zenden. Dat de kracht van uw
lijden mij dan de sterkte verleene, om met blijdschap,
gewillig en mei geduld de langdurigheid der ziekte en
de hevigheid der pijnen te verdragen. Maak, dat mijne
ziel altijd aan uwen wil volkomen onderworpen blijve,
en dat zij, ter uwer liefde, de gezondheid en de ziekte,
den tegenspoed, den dood en het leven, met onverschil-
ligheid aanvaarde, en dat zij gestadig in alles herhale:
«Mijn God, uw wil, en niet de mijne geschiede.» (1)
Ik verzoek u niet, o Heer, dat gij mij eenen zachten
dood, verdragelijke pijnen of ligte ziekten zoudt willen
overzenden; dit alles laat ik aan uwe wijsheid over, opdat
zij daarover niet volgens mijnen wensch, maar volgens
mijne noodwendigheden, en volgens dat het mij voordee-
ligsl zal zijn, zou gelieven te beschikken. Hetgeen ik u
verzoek en smeek mij te willen vergunnen, is de genade
van in mijne laatste ziekte de heilige Sacramenten der
stervenden waardig te mogen ontvangen, en stervende
uit den grond mijns harten, te mogen zeggen: «Jesus en
Maria, ik geef mijne ziel in uwe handen over; Jesus en
Maria, ik bemin u uit geheel mgu hart.» Amen.
(1) Mare. XIV, M.
-ocr page 145-
VAN JESUS.                                    141
XIX. HOOFDSTUK.
Iisiis. door den tronwelooien Judas verraden,
wordt al»
een dief gebonden.
Comprchenderunt Jesnm et tlgattnnt turn.
Joan. XVIII, 12.
Zij grepen Jeaus rast en bonden Hem.
De trouwelooze Judas had besloten Jesus te verraden.
Hij trok dan op naar den hof van Olijven, alwaar hij
wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent
den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Ro-
meinsche soldaten en een hoop dienstknechten, die van
lantaarnen en stokken voorzien waren. (1) Onderweg,
zeide hij tot zijne bende: dewijl gij Jesus van Nazareth
niet kent, bemerk wel diengene, die door mij zal
gekust worden: want deze is het, dien gij moet gevan-
gen nemen; doch leidt hem voorzigtig weg, uit vrees dat
hij ontsnappc. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen
Judas waardig.
Na aldus zijne maatregelen genomen te hebben, gaat
\'iij in den hof; hij laat zijne bende een weinig achter,
herkent Jesus zijnen Zaligmaker, loopt hem tegemoet,
zeggende: Wees gegroet. Meester, hij vliegt hem om den
hals eu kust hem (3). Het Lam Gods weigerde dien kus
niet, welke hem mogelijk smartelijker viel, dan al de
andere pijnen van zijn lijden, dewijl het voornemen van
dien ellendeling hem bekend was; metinzigt om hem te
winnen en hem in zich zelven te doen keeren, zeide hij
hem met eene zachtmoedigheid, bekwaam om eenen tij-
ger te bedaren en een\' gewonen booswicht te bekeeren:
«Wek hoe 1 verraadt gij aldus uwen Meester met eenen
kus?» (4)
Na deze woorden gezegd te hebben, naderde Jesus
. 1) Matth. XXV, 47. Jour.. XVITt, 8. (9) Mare. 14,44. (8) Matth.
XXV, 49. (4) Luc. XVIII, 48.
-ocr page 146-
142
llli UKKIIKVI.AMMKN
eenige schreden tot de vijandelijke bende, die hem af-
wachtte en vroeg hun: Wien zoekt gij ? — Jesus van
Nazareth, ivas het antwoord. — Ik ben het, antwoordde
Jesus.
Dewijl het op mij is, dat gij het gemunt hebt,
«oogt gij mijnen peisoon gevangennemen, dit sta ik u
toe, maar laat desen gaan, zeide hij, op zijne leerlingen
wijzende (1).
O allerminnelijkste Jesus, het is alzoo dat gij op u
neemt, ons in alle gelegenheden al de liefde, welke gij
ons toedraagt, te bewijzen ? Uwe vijanden komen u boei-
jen en ter dood geleiden, en zonder eens te denken van
hen te ontvlugten of u te verdedigen, denkt gij niet dan
op uwe geliefde leerlingen; gij geeft uwe vijanden alle
magt over u, en verbiedt eenig leed te doen aan hen,
die u beminnen. O Jesus! wat groot geluk is het, eenen
zoo goeden Meester als gij zijt, te mogen dienen. Wat
een geluk, zich op uwe liefde gerust te mogen verlaten
voor de zorg van al wat ons aangaat! Ik wil, ik wil
voortaan mij volkomen op u vertrouwen, en mij zonder
eenige uitzondering aan u overgeven. Gij zijt mijn be-
schermer, en gij waakt gestadig over mij: wie zal mij
kunnen doen vreezen, of waarvoor zal ik kunnen schro-
men? Wel hoe! een vorst is van zijne lijfwacht omringd,
en hij vreest niet; een sterveling wordt door andere
stervelingen, gelijk hij, bewaakt, en hij laat zich voor-
staan, dat bij in veiligheid is! Zal ik dan vreezen, als
mijn God voor mij bezorgd is! Neen, zeker neen. O
Jesus! ik zal altijd mijn vertrouwen op u stellen. Al
was geheel de hel tegen mij uitgelaten, dan nog zal mijn
vertrouwen niet wankelen. Met u heb ik hare woede
niet te vreezen, en zij kan mij niet ontrukken wat gij
mij geschonken hebt (2). Ik zal dan altijd in vrede in
uwen schoot rusten, en daar zal ik eene zoete rust
genieten, die niemand zal kunnen storen (3).
Middelerwijl vielen de soldaten Jesus op het lijf,- bon-
den hem sterk vast, en leidden hem met geweld weg (4).
O hemel! hoe, een God geboeid worden!!!... Heilige
(1) Juan. XVIll, *. 6. 8. (ï) S. Aug. enarrat. 11. in Pa. XXVI.
8) Pa. TV, 9. (*) Joan, XVX1I, 18.
-ocr page 147-
143
VAN JESUS.
Engelen des Hemels , welke teedere gevoelens moest gij
niet hebben, wanneer gij uwen koning zaagt gaau met de
handen achter op den rug gebonden, tusschen moedwil-
lige soldaten; en dat gij hem in dien staat de straten van
Jerusalem zaagt doortrekken! en gij, Jesus! hoe hebt gij
u aldus, door de menschen, die gij zelfgeschapen en met
alle soort van weldaden vervuld had, laten binden! (1).
Quid tibi et vinculis f loept de heilige Bernardus, met
dro-jlheid uit. Welke overeenkomst bestaat er tusschen u
en de boeijen der booswichten, gij, die met goedheid en
oneindige Majesteit vervuld zijt? Wij verdienen deze
boeijen, wij ondankbaren, wij zondaren, tot de hel ver-
oordeeld , en niet gij , die de Heilige der Heiligen, de
onschuld zelve zijt,... Ma&r, o goede Jesus! ik heb u
verstaan; gij hebt u als een slaaf willen laten binden, om
ons nieuwe bewijzen uwer liefde te geven. Gij hebt deze
schandelijke behandelingen willen ondergaan, om ons een
wonder voorbeeld van zachtmoedigheid te geven, en om
deze voorzegging van den profeet Isaïas te vervullen: «Hij
is geslagtofferd geweest, omdat hij het gewild heeft.» (2)
O mijne ziel! aanschouw uwen God in ketenen ge-
klonken, en door eene bende slecht volk naar Annas
en Caïphas gesleurd. Men neemt zijnen gezalfden persoon
gevangen, en hij biedt geen den minsten wederstand;
men bindt zijne handen te zamen, zonder dat hij een
woord spreekt; men doet hem Jerusalem binnentrekken,
en hij is gehoorzaam; de soldaten met hunne onbeschofte
ongeduldigheid, om hem sneller te doen gaan, stooten
en sleuren hem wreedelijk voort, en men hoort hem noch
klagen, noch de minste bedreiging doen. Hij is altijd
even bedaard en zachtmoedig; het is eenonnoozel lam,
dat men ter slagtbank leidt; hij zwijgt stil, en lijdt met
ootmoedigheid. (3) Welk schoon voorbeeld voor mij! Zal
het mij nu nog moeijelijk vallen mijnen wil te boeijen,
om hem aan den wil mijner oversten te onderwerpen?
Zal het mij nu nog veel kosten, om hun stipt te ge-
hooizamen, om te doen niet dat mij behaagt, maar
(1) Thomas h Kempii, de Vitft Cl), med. pari 11, C 8. (3) It.
&S. 7. (8) l>. 63. 7.
-ocr page 148-
144                                  DE UEFDEVI.AMMEN
hetgeen zij oordeelen mij nuttig te zijn, om te gaan,
niet waar ik wil maar waar zij het mij zullen gebieden\'.\'
Zal ik mij nu nog moeijelijk, misschien zelfs weinig
onderdanig, morrend, wederspannig toonen?.... Neen,
mijn God, neen, voor het toekomende wil ik u vol-
maakter gehoorzamen, om mij u aangenamer te maken.
Gelief mijne zwakheid te hulp te komen.
GEBED.
Ik omhels, o mijn welbeminde Jesus, die koorden,
welke u binden: zij zijn het, die mij van de eeuwige
banden, welke ik verdiend heb, verlost hebben. Ellen-
dige als ik ben! Hoe menigwerf heb ik uwe liefde ont-
zegd , uwe vriendschap geweigerd, met u door mijne
zonden te onteeren! Ach.\' ik ben bedroefd uit geheel
mijn hart, u dien grooten smaad aangedaan te hebben.
O mijn God! heb ik u aldus beleedigd, het is, dat ik
mijnen wil voor den uwen gesteld heb ; vervloekte eigen-
wil! neem , o Jesus, dien wederspannigen wil, neem hem,
ik schenk hem u geheel en al. Hecht hem aan uwe
voeten met uwe zoete en heilige liefdebanden, opdat hij
niets anders begeere dan hetgeen gij wilt en verlangt.
Maak, dat ik zoo ijverig bezorgd zij om u te behagen,
als gij zorg draagt voor mijn geluk. Ik bemin u, o mijn
Opperste God, ik bemin u, o eenig voorwerp mijner
liefde! Ik beken, dat gij alleen mij waarlijk bemind
hebt, en daarom wil ik ook u alleen liefhebben. Ik
verzaak alle aardsche zaken; gij alleen zijt mij genoeg-
zaam. Ach! waarom heb ik u zoo laat gekend en bemind ?
Gpef mij de genade van, door mijne vurige liefde, al
dien tijd, dien ik, met het schepsel te beminnen, ver-
loren heb, te herstellen, verleen mij de genade, van
u zoo zeer te beminnen als de heilige Maria Magdalena,
de heilige Aloysius de Gonzagua; zoo veel, kon zulks
wezen, als de heilige Maagd u bemind heeft; verleen
mij eindelijk de genade van in uwe liefde, tot den kuit-
sten stond mijns levens te mogen volharden. Amen.
-ocr page 149-
145
VAN JESUS,
OEFENINGEN.
Over <!<■ zachtmoedigheid.
De zachtmoedigheid is eene deugd, die iedereen be-
liaagt, doch die niet meer algemeen is. Velen beelden
/.icli in, haar te bezitten, maar zij bedriegen zich
grootehjks; zij zijn vol zachtmoedigheid en goedertieren-
heid, zoolang hen niemand beleedigt; maar zoo zij bij
ongeluk een weinig verongelijkt worden, verandert deze
gewaande zachtmoedigheid weldra in gramschap en
wraakzucht. Werk moedig, om van dit getal niet te
zijn, mijn lieve lezer; wees altijd en in alle omstandig-
heden even zachtmoedig. Veracht, beleedigt men u, of
wordt u eenige smaad aangedaan, wacht u dan wel van
ii tot gramschap te laten vervoeren, maar volgt den raad
van den Apostel, «en loon het kwaad met goed.» (1)
Vermijd zorgvuldig alle geschillen en twist, en onder-
werp u gaarne aan het oordeel van anderen , en spreek
hen nooit tegen, offer uw oordeel, uwe genegenheden,
uwe vermaken op, liever dan genoodzaakt te zijn met
uwen evenmensch te twisten. Indien gij uit pligt of uit
liefde, u somtijds genoodzaakt vindt anderen tegen te
spreken, doe dit altijd met de grootste omzigtigheid.
Wees ten allen tijde bereid om aan allen te vergeven,
die u eenig verdriet aandoen, en toon hun steeds een
vrolijk, regtzinnig en blijmoedig gelaat. Berisp nooit
iemand, wie het ook zij , met ruwheid , en verwar nooit
eene wijze standvastigheid met verbittering en norsch-
heid. Wees van deze zonderlinge inborsten niet, die
voor eene beuzelarij, voor eene ligtebeschimping, voor
«\'ene nietigheid zich verstoren en in gramschap geraken.
Maar gewen u, om de liefde van Jesus Christus, alles
ten goede te nemen, en vriendelijk te zijn, zelfs als gij
s^\'voelt, dat de gramschap in uw hart oprijst en woedt.
Met één woord, wees altijd goedaardig, spraakzaam,
gedienstig, beleefd, bereid om u te bedwingen, ten
einde an \'oren geenen last aan te doen , ja, steeds ge-
(1) Rom. XII, 17. 14. — 1 Pet. UI, 9.
10
-ocr page 150-
I iO
HE LIBPDEVLAHMEN
reed, om hun alle dienst toe te brengen. O! hoe ge-
lukkig zoudt gij zijn, zoo gij die schoone deugd van
zachtmoedigheid bezat 1 Zij was de deugd, die onze
goede Zaligmaker bij voorkeur lief had. Hoe zeer hij de
zachtmoedigheid beminde, heeft hij getoond, met den
ondankbaren weldaden te bewijzen, met goedwillig den-
gene te antwoorden , die hem tegensprak, met zonder
klagen, den smaad en dn mishandeling te verdragen. (1)
Volg zijn voorbeeld na, mijn lieve lezer, en vergeet
niet, dat men zich meer kwaad toebrengt met toornig
Ie worden over het ongelijk, dat men ons aandoet, dan
dit ongelijk ons kan veroorzaken. (2) Wees dan zacht-
moedig jegens uwen naaste; ik zeg meer, wees zacht-
moedig jegens u zelven. Zekere menschen, zegtde heilige
Franciscus de Sales, worden na eenen misslag begaan
te hebben, boos legen zich zelven, verontrusten zich,
en maken zich aldus pligtig aan duizenden misslagen.
De duivel vindt altijd in onklaar water iets te visschen.
Wanneer gij uwen val, uwe ellende, uwe onvolmaakt-
heden gewaar wordt, wacht u dan wel van u te ont-
stellen, want deze ontsteltenis is niets anders dan het
uitwerksel van den hoogmoed en van het goed gevoelen,
dat gij van uwe deugdzaamheid hadt opgevat; maar
verootmoedig u, verzaak zonder drift uwen misslag,
en neem dadelijk uwe toevlngt tot God, met van zijne
goedheid alleen de noodige hulp te verwachten, om
niet meer te hervallen. (3)
(1) 1 Pctr. II SS. (2) Seneca. (3) Zie hut boekdeel van den II.
Ijignori getiteld Siha , 2 Deel, VII onderrigt.
-ocr page 151-
VAN .TESIIS.                                    147
*@8@9§8@@§@@§S§@@iQ@@ai§©§§§@^@@§3©@9i@@9§§@@§§@§§ë§^@§§«
XX. HOOFDSTUK.
Jeans ontvangt van eencn dienaar «les hooge-
prtesters cenen kaakslag.
Unut assisiena minislrorum dtdit alapam
Jesu. Joan. XVIII, 23.
Een der dienaren, die daar stond, gaf
aan Jesus eencn kaakslag.
Naauwelijks had men Jesus voor Caï|>has, die dit jaar
opperpriester was, gebragt, of hij begon hem over
zijne leerlingen en over zijne leer te ondervragen.
.Tesus gaf hem ten antwoord : Ik heb voor geheel de wereld
in het openbaar gesproken
, ik heb altijd in de Synagoge
en in den tempel, waar al de joden zich vergaderden, ge-
leerd, en niets in het geheim gezegd- Waarom onder-
vraagt gij mij? ondervraagt degenen, die gehoord heb-
ben, wat ik tot hen gezegd heb: Zij weten wat ik gesproken
heb.
(1) Dit antwoord was der wijsheid waardig van hem ,
die het uitsprak. Nogtans keerde een der dienaren van den
hoogepriester die daar stond, zich om en zeide hem on-
beschaamd: Antwoordt gij aldus den hoogepriester? En
tevens gaf hij hem eenon kaakslag. (2) Hoe, een kaakslag!
O hemelsche Geesten, waar blijft gij? heilige Engelen,
wat doet gij! hoe! verdraagt gij dien uwen koning aan-
gedanen smaad? Wel hoe, eenen kaakslag!!!
Die dienaar verdiende, over de mishandeling, welke
bij Jesus deed, streng gestraft te worden; maar de
opperpriester keurde dit feit, ten minste door zijne stil-
zwijgendheid, goed. Helaas! het schijnt dat de aarde
haren schoot had moeten openen, om dien ellendeling
■n haren afgrond te verzwelgen; het schijnt dat Jesus
dien onbeschaamden slaaf had moeten doen zien, dat
(1) Joan. XVIII, 19-81. (8) Joinn. XVIII, 82.
-ocr page 152-
148
DE UBFDBTLAHHEN
hij zijn God was; maar neen: Jesus, immer vurig be-
zorgd om ons zijne liefde te bewijzen en ons heilzame
voorbeelden ter navolging na te laten, ondergaat dien
smaad met geduld, en geeft dengene, die hem geslagen
heeft, geen antwoord dan om eene ergernis te vermijden,
hem toonende, dat hij aan den eerbied voor den hooge-
priester geenszins te kort gedaan heeft.
Daarna ging Caïphas voort met Jesus te ondervragen
of hij waarlijk de Zoon Gods was. — Ja, antwoordde
hij, ik ben het (1). Toen scheurde de opperpriester zijne
kleederen, zeggende: hij heeft gelasterd; en al de omstan-
ders begonnen als uit ecnenmond te roepen: Ja, hij heeft
gelasterd; hij is des doods schuldig, (i).
Zoodra de regters dit booze doodvonnis tegen Jesus
hadden uitgesproken, werd onze goddelijke Zaligmaker
onder de bewaring der huisbedienden en dienstknechten
gesteld. (3) Deze eerlooze lieden zouden gemeend hebben
hunnen meester niet wel te dienen, hadden zij zich , met
hem enkel te bewaren, te vreden gehouden; zij oordeel-
den dan, dat zij hem inet smaad moesten overladen. Zij
begonnen hem dus in het aangezigt te spuwen, hem te be-
spotten en Ie slaan. Zij blinddoekten hem en vroegen hem,
terwijl zij hem in liet aangezigt sloegen: Christus, zeg ons
wie u geslagen heeft?
(4)
Dit treurtooneel duurde geheel den nacht, terwijl al
dien tijd, hij, dien de Engelen aanbidden, aan dit slecht
gespuis ten spot diende. In geheel de geschiedenis van
zijn lijden lezen wij niet, dat hij iets op zoo veel smaad en
mishandelingen gezegd heeft, want hij heeft werkelijk
geen enkel woord gesproken; indien de evangelisten dit
niet altijd uitdrukkelijk zeggen, verzekeren het ons de
profeten, en dit wonder van geduld wordt door niemand
tegengesproken. Maar hetgeen dit nog wonderlijker
maakt, en dat wij hier zullen aanmerken voor al wat de
Zaligmaker gedurende zijn lijden verduurd heeft, is, dat
hij niets te lijden gehad heelt, of hij heeft het zoo zeer
(1) Mare. XIV, 62. (2) Matth. XXVI.65,68. (3) DeLigny, leven
ran J. C. Il deel, XXV. (*)Mare. XVI, 65. —Luc. XXII, 63,64.—
Jlatth. XXVI, 68.
-ocr page 153-
Ui
VAN JKStlS.
gevoeld, als het mogelijk was. Wij spreken niet slechts
van zijne lichamelijke pijnen, voor welke zijne volmaakte
ligchaamsgesteltenis hem zoo gevoelig maakte: hij ge-
voelde in het binnenste zijner ziel, al de vernedering
der verachting , al den smaad der beschimpingen, al de
beleediging van het ongelijk, al de aanstootingen der
versmaadheden, die hij moest ondergaan; hij smaakte
er al de bitterheid van. en werd er ten volle mede
verzadigd, volgens dat er geschreven staat, dat hij met
schande zou overladen worden. Hieruit kan men oor-
deelen, wat hij dien schrikkelijken nacht, welks ge-
heugen alleen in de godvruchtige zielen een zoo sterk
medelijden en zoo overvloedige tranen heeft veroorzaakt,
Ie lijden had. Daarom is de heilige Ilieronymus van
gevoelen , dat al de pijnen en al den smaad, welke Jesus
gedurende dien nacht verdragen heeft, op den laatsten
dag van het algemeen oordeel maar alleen zullen hekend
gemaakt worden.
GEBED.
O mijn Jesus ! wanneer ik u ter mijner liefde de grootste
mishandelingen zie ondergaan , heb ik dan gcene reden,
om beschaamd te worden , daar ik mij nog zoo zwak, zoo
lafhartig, zoo kleinmoedig gevoel, als ik de minste oneer,
den minsten smaad voor u zou moeten uitstaan ? Ik vorm
groote besluiten, ik maak schoone voornemens van mij te
beteren , en , op het minste smadelijk woord , word ik ont-
steld en voel ik mij nog zwakker dan ik het mij kan
inbeelden. Ach! goede Jesus! tot u neem ik mijne toe-
vlugt; help mij al den smaad , al den tegenspoed, al de
mishandelingen, welke men mij mag aandoen , met be-
daardheid en zelfs met blijdschap aanvaarden. Leer mij,
dat ik mij nooit met harde en bittere woorden verdedige ,
maar door mijne stilzwijgendheid , de slechte behandelin-
gen , die mij door anderen aangedaan worden, overwinne:
of wel, indien de liefde vereischt, dat ik spreek , geef mij
dan de genade mijne tegenstrevers te antwoorden met
eene zachtmoedigheid en goedheid, die geschikt zijn, om
-ocr page 154-
-150
DE MEFDEVLAMMEN
hen te bedaren en hunne harten te winnen. O mijn Zalig-
maker! verleen mij uw geduld, uwe ootmoedigheid en
boven al uwe heilige liefde. Met uwe liefde, o Jesus! zal
ik al de andere deugden bezitten; weiger mij die dan
niet, opdat ik met alle waarheid tot u zeggen kumie:
Afijn fiorf, ik bemin u. Amen.
OEFENINGEN.
Over de zachtmoedigheid.
Handelen wij heden nog over de zachtmoedigheid.
Deze deugd bestaat wezenlijk in geduldig de verachting
en de vernedering te verdragen. Het grootste deel, zegt de
heilige Franciscus van Assise, doen hunne volmaaktheid
bestaan in veel te bidden, in de versterving hunner zin-
nen, maar het minste schadelijk woord kunnen zij niet
verdragen; zij kunnen niet begrijpen, dat een mensch
meer verdiensten zal trekken door eene beleedigingzacht-
moedig te verdragen, dan hij, met tien dagen te water
en te brood te vasten, zou kunnen verkrijgen (1).
De heilige Bernardus zegt, dat degene, die tot de vol-
maaktheid en zaligheid wil komen, drie zaken moet be-
trachten , namelijk: lo. hij mag niet zoeken te heersenen;
2o. hij moet zich gaarne aan iedereen onderwerpen;
3o. hij moet den smaad en het ongelijk geduldig verdra-
gen (2). Dat u, bij voorbeeld, datgene geweigerd worde,
wat men anderen toestaat, mijn lieve Christen; dat men
hunne redevoeringen in acht neme, terwijl men de uwe
belachelijk maakt: dat men hun lof, voorname plaatsen,
gewigtige bedieningen geve , en dat gij niets dan onver-
schilligheid, vergetelheid, ongeregtigheid en hoon ont-
moet : indien gij al deze vernederingen met zachtmoedig-
heid en onderwerpingontvangt, en God daarover bedankt,
dan zult gij toonen dat gij waarlijk zachtmoedig en oot-
moedig van harte zijt. Al wat u in die oogenblikken van
inwendigen strijd te doen staat, is van u niet te ver-
toornen en deze verachtingen als eene regtvaardige straf
(1) S. Franc. Assis. (S) S. Bern.
-ocr page 155-
VAN JESUS.                                151
uwer zonden te aanvaarden. Hij, die God vergramd heelt
verdient veel meer; ja hij verdient onder de klaauwen
des duivels vertrapt te worden. Vooral, mijn lieve christen,
maak u niet boos, wanneer men u over eonen misslag of
eenig gebrek berispt. De hoogmoedigen, zegt Pater Ro-
driguez, doen gelijk de stekelvarkens, die zoodra men
hen aanraakt, hunne scherpe stekels oprigten , dat is te
zeggen, dat zij in gramschap geraken, in klagten, in
verwijtingen, en in verwenschingen uitvallen, zoodra zij
berispt worden, Deootmoedigen integendeel, verootmoe-
digen zich meer en meer, bekennen hunne zwakheden,
bedanken dengene, die hen berispt, en vallen in geene
gramschap uit. Helaas! hij , die, zonder zich te ontstel-
len , geen verwijt kan verdragen , toont alzoo, dat hij nog
een slaaf van den hoogmoed is (1). Om deze twee deugden
van zachtmoedigheid en ootmoedigheid te verkrijgen ,
lieve christen, zeg dikwijls tot den Heer : O Jesus, zacht-
moedig en ootmoedig van hart, maak, dat mijn hart
aan het uwe gelijk zij
(2).
XXI. HOOFDSTUK.
De heilige Petrus verloochent, tot driemaal
toe, /ijii. ii goddelijken Meester . ..
Zijn beronw.
Petrus cayit anathematieare el jurare, quia
non novit hominem istum.
Mare. XIV, 71.—
Et egressus foras , üet\'it amare. Matth.
xxvr; 75.
Petrus begon in verwenschingen uit te
vallen, en bg eedc te bevestigen, dat
hij dien mensch niet kende. Eu uitge-
gaan zynde, begon hy bitter te weenen.
Ach! hoezeer moest deze verloochening van den heili-
gen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Pe-
trus, de prins der Apostelen, Petrus, op wien zijn
Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-
.„(1) Zie het boekw. Silva 3 deel, 7 onderw., 7 en 8 Hoofdst.
(2) Preces Ecclesire , in offlcio. S. Cordi».
-ocr page 156-
152
DE LTEFTJEVt.AlIMEN
loochent lafhartig hem, wien hij weinig tijds te voren
beloofd had tot in den dood te zullen volgen!
O Jesus, aan de lijfstraf o\\ergegeven en eerloos ver-
klaard , reus est mortis, Jesus door het graauw bespuwd;
Jesus door eene goddelooze en woedende bende dienst-
knechten beschimpt en bespot; Jesus overladen met
schande, smarten, smaad en oneer; Jesus reeds door
uwe eigene leerlingen verlaten (I), waarom hebt gij ge-
wild, dat de verloochening van 1\'e\'ius uwe droefheden en
pijnen nog kwame vermeerderen? Ach ! het is, omdat uwe
liefde ons eene groole les wilde geven. Gij hebt, door den
val van uwen Apostel, ons willen leeren de verwaandheid
te vermijden, onze eigene krachten te mistrouwen en nooit
op iemand anders ons vertrouwen te stellen, dan op u
alleen. Gij hebt ons onze zwakheid willen leeren vreezen,
en eenen langen tijd, in uwe dienst doorgebragt, niet
aan te zien als eene beweegreden van zekerheid.
Wanneer de geest zich verheft, zegt de Wijze man, zal
hij niet lang wachten la vallen
(2). Wij zien hier deze
waarheid in Petrus bevestigd; want, toen onze Heer,
daags voor zijn lijden, tot zijne Apostelen zeide, dat hij
voor allen een oorzaak van ergernis ging worden, heeft
hij hem geantwoord: Al waart gj voor al de anderen
eene oorzaak van ergernis, zult gij het echter nooit voor
mij wezen
(3). Deze woorden werden hem ongetwijfeld
door de liefde, welke hij zijnen Meester toedroeg, inge-
geven; maar helaas! er schuilde eenige verwaandheid
onder; hij steunde te veel op zijne eigene krachten.
Wat gebeurde er dan? God, die den hoogmoed, zelfs
in zijne vrienden niet kan verdragen, welke gedaante
hij ook moge aannemen, liet hem aan zijne zwakheid
over, en de ongelukkige Apostel viel.
Ach, mijn God! hoe schrikkelijk schijnt mij deze val!
Hoe, een Apostel, de prins der Apostelen verloochent
zijnen meester! O goede Jesus! heb medelijden met mij.
Zijn de sterren des hemels (da t is de Engelen) gevallen (4),
wat zal er van mij, stof en asch, geworden ?Menschen,
(1) Mare. XIV, 60. (2) Pror. XVI, 18. (8) Matth. XXVI, 88.
(4) Apoc. VII, 18.— De Imit. Ch. tib. III, c»p. XIV.
-ocr page 157-
153
van rasus.
wier werken loffelijk schijnen te wezen, zijn zoo diep ge-
vallen als men vallen kan, en ik heb degenen, die zich
niet het brood der Engelen voedden, hun behagen zien
nemen in zich met het voedsel der zwijnen te spijzen! Er
is dan geene zaligheid, o Heer, zoo gij er uwe hand van
aftrekt; geene vaste zuiverheid, tenzij gij deze onder uwe
bescherming neemt: geene waakzaamheid, die ons voor-
deelig zij, zoo gij voor ons niet waakt. Aan ons zelven
overgelaten, zinken wij in de golven en vergaan; maar
komt gij ons te hulp, dan staan wij op en leven. Want
wij wankelen, maar gij versterkt ons; wij zijn laauw, maar
gij ontvlamt ons. Ach! wat ootmoedige en nederige ge-
voelens moet ik van mij zelven opvatten! welke minach-
ting moet ik hebben voor hetgeen in mij goed schijnt!
Ach! hoe diep moet ik mij voor uwe ondoorgrondelijke
oordeelen vernederen, o Heer! het is daar, dat ik, als in
eenen afgrond, te gronde ga, en zio, dat ik niet anders
dan nietigheid, ja een louter niet ben! O oneindig gewigl!
o grenzelooze zee! alwaar ik niets van mij zelven vind,
waar ik als een niet in het midden van het heelal moet
verdwijnen! Waar zal de hoogmoed zich dan verbergen?
waar het vertrouwen in zijne eigene kracht\'? O mijn God!
alle ijdelheid vergaat in uwe grondelooze oordeelen. En
wanneer ik in den grond van mijn hart, al het vermogen
bemerk, dat ik heb, om kwaad te doen, beef ik, ben ik
met vrees en schrik bevangen, en begrijp ik, dat mijn
vertrouwen, al mijn hoop op uwe barmhartigheid moet
steunen (1). O Jesus! ik smeek u, heb deernis met mij,
en wil mij aan mijne bedorvenheid niet overlaten. Helaas!
ik zou u nog verraden!!!...
— Gij hebt gelijk, mijn zoon, voor uwe zwakheid te
vreezen, en op uwe eigene krachten niet stoutmoedig te
vertrouwen; doch ik wil niet, dat deze vrees uwe ziel ont-
stelle en mistroostig make. Stel uwe hoop op mij, en gij
zult nimmer beschaamd worden (2). Weet gij niet, dat ik
den regtvaardige mijnen zegen geef, en hem met mijne
liefde als meteen schild bescherm (3)? Rust dan in vrede
(DS. Aug. Confes». Lil). X, op. 27. (2) Eccli, II, 11.(S)P«.VI,
-ocr page 158-
154
DE MEFDEVLAMMEN
op mijn hart. Ach! kendet gij dit hart, wist gij hoezeer
het u bemint! was het u bewust hoe gestadig het over u
waakt! met wat groot vertrouwen zoudt gij u onder mijne
bescherming niet stellen? Met wat bedaardheid, met
wat zalige rust zoudt gij onophoudelijk tot mij niet zeg-
gen : Mijn God, ik stel mij in uwe handen, behandel m ij
zoo als gij het geraden zult vinden.
— 0 mijn Jesus, mijn teedere vriend, mijn goede mees-
ter! uwe woorden dalen in mijn hart als een heilzame
balsem, en storten daarin eenen onuitsprekelijken
troost. 0 mijn God! ik ben zoozeer overtuigd, dat gij
waakt over degenen, die op u hopen, en dat ons niets ont-
breekt als men alles van u verwacht, dat ik voorgenomen
heb, voortaan onbezorgd te leven, en mij, in at mijne
ongerustheden, op u te verlaten (1). Demenschenkun-
nen mij van goederen en eer berooven; de ziekten kunnen
mij de krachten en middelen, om u te dienen, ontnemen;
ik kan zelfs door de zonde, uwe genade verliezen, onge-
lukken , helaas! voor welke ik u smeek mij te willen be-
hoeden: maar nooit zal ik mijne hoop verliezen. Ik zal
ze tot het laatste oogenblik mijns levens bewaren, en al
de duivelen der hel zullen te vergeefs hunne krachten
inspannen, om ze mij te ontrukken. Dat anderen hun ge-
luk in hunne rijkdommen of in hunne begaafdheden stel-
len: dat anderen steunen op de onschuld huns levens of
op de strengheid hunner boetvaardigheid, of op de me-
nigte hunner goede werken, of op de vurigheid hunner
gebeden; wat mij betreft, ik stel al mijn vertrouwen op
u, o Heer! nooit heeft iemand te vergeefs zijn vertrouwen
op u gesteld. Ik ben dan op zekere wijze verzekerd voor
eeuwig gelukkig te zullen zijn, omdat ik dit vast verhoop,
en dat het van u is, o mijn God, dat ik dit geluk verwacht.
Ik weet, helaas! ik weet maar al te wel, hoe ongestadig
en veranderlijk ik ben. Ik weet, wat de bekoringen op de
sterkste deugden vermogen; doch dit alles kan mij niet
verschrikken; zoo lang ik vertrouwen heb, ben ik vrij
van alle ongelukken. Derhalve zeg ik voor hemel en aarde
(1) P». IV, 9. 10.
-ocr page 159-
ISS
VAN JESÜS.
ik stel al mijne hoop opu,o mijn God (1). Ik weet, dat ik
niet te veel in u mijne hoop en mijn vertrouwen stellen
kan. Ik weet, dat ik eens datgene zal bezitten, wat ik van
ii verwacht heb; ik hoop dan , o mijn geliefde Jesus! dst
fjij mij vergiffenis mijner zonden zult geven, dat gij mij
altijd zult beminnen, en ik zonder ophouden u, in den
lijd en eeuwigheid beminnen zal (2).
Midderlerwijl deed een liefderijke oogslag, welken Jesus
op Petrus had geslagen, dien ontrouwen leerling in zich
zelven treden.... Met eene diepe droefheid doordrongen,
verlaat hij aanstonds het gezelschap, waar hij zijnen god-
delijken Meester verloochend had, en buitengegaan zijnde,
slortte hij bittere tranen, die uit een waar vermorzeld hart
voortkwamen. Hij stelde geene palen aan zijne droefheid,
en de H. Clemens van Alexandriè\' verhaalt ons (3), dat
zijne wangen uitgehold waren door de overvloedige tra-
nen , welke hij, tot het einde zijns levens toe, onophoude-
lijk gestort heeft. Hij verhaalt ons insgelijks, dat het
geheugen zijner misdaad hem alle nachten op het eerste
hanengekraai deed opstaan, om zich tot het gebed te be-
geven, en hij daarna den geheelen nacht niet meer sliep,
en hij deze oefening tot den dood toe trouw heeft onder-
houden... Laat ons dus dien grooten Apostel in zijne boet-
vaardigheid navolgen, indien wij hem ongelukkig in zijnen
val nagevolgd hebben.
GEBED.
O ! wie zal mij de genade verleenen om met den Heiligen
Petrus mijne zonden naar behooren te beweenenl wie zal
mij de genade verleenen om ze te betreuren, tot dat ik
eindelijk daarvoor vergiffenis bekomen heb! Maar hoe
velschillend is zijne droefheid, zijne boetvaardigheid van
de mijne! Petrus valt, en hij staat aanstonds op: en ik val
alle oogenblikken, en ik sta traag en loom op. Hij beweent
zijne zonden bitter; door zijne droevige ondervinding
°nderrigt, vlugt hij de gelegenheid zijner misdaad; hij
0) P«. LXX, 1. (2)| Pater de Colombière. Sermoon orer het
«rtrouwen op God. (8) Clemen» , lib. II. Eecogtiitiomim.
-ocr page 160-
1B6
DE t-IEFHEVI.AMMEN
gaat weg, en wischt met zijne tranen den misslag uit, dien
hij zoo even heeft begaan; wat mij betreft, ik beween
zelden mijne ontelbare zonden; ik ben slecht waakzaam
over mijzelven , en ik vlugt niet genoeg de gevaarlijke
gelegenheden (1)... O gelukzalige boeteling! wees mij
indachtig en verwerf mij de genade , om van het zware
pak mijner zonden te mogen verlost worden; verwerf mij
de genado van mijne zwakheid te mogen kennen en vree-
zen, van eene ware droefheid des harten te bekomen,
verkrijg mij de genade van met de zwakheden van mijen
evenmensch medelijden te hebben , en hem met zacht-
moedigheid te berispen en op te helpen, wanneer hij zal
gevallen zijn; verwerf mij eindelijk de genade van ware,
boetvaardige tranen te storten.
En gij, o mijn Jesusïgij, dien ik niet eens, maar honderd
en mogelijk duizendmaal verloochend heb, wees mij gena-
dig. Ik wil, door mijne tranen en boetvaardigheid, den
smaad gaan herstellen, die zoo menigvuldige bedrevene
zonden u aangedaan hebben, en waarover ik nu, uit geheel
mijn hart bedroefd ben. O mijn God! genees de wonden
mijner ziel, met de olie uwer heilzame liefde daarin te
storten. Schenk mij uwe liefde, ik vraag u niets anders: geef
mij uwe liefde, o mijn Zaligmaker! opdat ik u beminne
zoo veel het mij mogelijk is, dat ik u tot den laatsten
adem mijns levens en in alle eeuwigheid beminne. Amen.
OEFENINGEN.
Over liet mistrouwen van zich zelven.
Mistrouw u zelven, lieve christen, als uwen ergsten
vijand, en indien gij regt slaat, zie dan snel toe, dat gij
niet vallet
(2). Velen hebben eindelijk eenen zwaren val
gedaan, omdat zij te veel op hunne eigene krachten
steunden, en niet genoeg over zich zelven waakten. Zie
wel toe, dat gij in zulk ongeluk niet vallet, en wees om
zulks te vermeden, mistrouwend van u zelven. Vlugtde
gelegenheden, en wil niet te veel op uwe verkregene
(I) Thom, ?, Kempis, Medit, pars II, c»p. 8. (2j I Corint. X»H-
-ocr page 161-
157
VAN JESUS.
deugden steunen. Vergeet nooit, dat hij, die zich zonder
nood aan het gevaar blootstelt, eindelijk daarin vergaan
zal (\\). Wacht u wel van u op uwe goede werken te
verheffen», gij zoudt u in het gevaar stellen van alles te
verliezen. Helaas! waarom willen wij ons verhoovaar-
digen over een goed, dat ons niet toebehoort\'.\' Het is van
floil alleen, dat wij onze deugden ontvangen, zegt de
heilige Bernardus ,(2) er behoort ons niets anders toe dan
onze ondeugden en zonden. Onze liefde en onze zuiver-
heid komen van hem , de hoogmoed en de begeerlijkheid
komen van ons. Zonder genade , zijn wij slaperig en tot
alle soort van goed ongeschikt: met de genade zijn wij vol
sterkte en vurigheid om de deugd te oefenen. Uit ons
zelven vallen wij, waar de zonde ons henen sleept; en
zouden wij , zonder Gods genade, daaruit kunnen opstaan?
Zijn wij machtig, rijk, wijs, dan zijn wij dit aan Gods ge-
nade verschuldigd, ja aan zijne genade alleen. De heilig-
heid , de regtvaardigheid, de goedheid behoorcn God
alleen toe; en al wat de mensehen daarvan kunnen
bezitten, hebben zij van zijne loutere mildadigheid.
Vertrouw nooit stoutmoedig op uwe krachten, lieve
christen; eigen nooit aan uwe verdiensten iets toe, en
stel nimmer uw vertrouwen in uwe behendigheid , noch in
uwen moed, noch in iets, wat het ook zou mogen wezen.
Stel in het midden der bekoringen, de zwarigheden en de
ontelbare gevaren, waarmede gij overvallen wordt, uw
vertrouwen in Jesus hart als in eene verzekerde schuil-
plaats. Want wie zich zelven mistrouwt, en zijn vertrou-
wen in God alleen stelt die wordt beschermd en bedekt
met het schild zijner barmhartigheid, en hij heeft voor
geenen vul te duchten, omdat zijne hand hem ondersteunt,
\'-eg dan dikwijls, gedurende den dag, tot onzen Heer deze
woorden: Mijn Jesus, ik stel mij onder uwe maijl en ver-
t>\'°,uw\'umijnliyehaam,mijnezielenmijneeeuivigezalig-
iieid toe: gelief mij in mijnezwakheid te ondersteunen en
\'"\'J iets van uwe sterkte mede te deelen, opdat ik nooit
net ongeluk hebbe van uwe dienst te verlaten.
(1) Eccl. III, 37. (3) s. Bern., Lil), ad Soroiera de modo bene
"reudi, tap. ui. passim.
-ocr page 162-
i r>s
DE MeFDBVI.AMHRN
wmmmmmmmmmmimmmmmmmm
XXII. HOOFDSTUK.
Jesus wordt voor Herodes gebrast, die hem
versmaadt en bem als eenen dwaas
behandelt.
Spretit Mum Herodes cum exereitu no,
et illusit ïndutum veste alba
, et remisit
ad Pilalum.
Luc. XX1I1. 11.
Herodes, met zytie lyfwacht, rerachttc
hem, en na hem beschimpt en een
wit kleed aangedaan te hebben zond
liij hem naar Pilatus terug.
Onze goedertieren Meester had dien droevigen naclit
in het midden der snoode dienaren van den opper-
priester doorgebragt; hij was aan alle soort van
smaad, aan allo bedenkelijke mishandelingen bloot-
gesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenigi\'
klagt laten hooren, verdragen, alles aan zijnen hemel-
schen Vader, ter vergiffenis onzer zonden opgedragen.
Toen het dag werd (l), leidden de Joden Jesus voor Pi-
latus , om hem ter dood te doen veroordeelen; doch Pilatus
bekent, dat hij in hem geene schuld vindt (2), en om zicli
van de Joden te ontdoen, welke hem lastig vielenen die
aanhielden, om den dood van den Zaligmaker te verzoe-
ken, zond hij hem naar Herodes. Herodes was zeer verblijd
van Jesus tot zich te zien leiden; hij hoopte hem eenig\'\'
dier wonderen te zien uitwerken, waarvan hij had hooren
spreken, opdat hij alzoo den dood zou ontgaan: en hierom
stelde hij hem verscheidene vragen voor. Maar, omdat onze
Heer van den dood niet wilde bevrijd worden, en die boozo
mensch geen antwoord verdiende, zweeg Jesus stil, en ant-
woordde hem niet. Dan deed die trotsche koning, met zijne
lijfwachl,hcm denuiterstensmaaden verachting onder-
gaan, en deed hem een wit kleed aantrekken, om daar-
(1) H. Ligori, liefde ran Jcius, VII Hoofdstuk. (2) Luc.XXlIM-
-ocr page 163-
VAN .IESIIS.                                    159
door te kennen te geven, dat hij hem als een dom en dwaas
mensch aanzag, en zond hem alzoo weder tot Pilatus
(1).
De heilige Bonaventura legt deze woorden aldus uit:
«hij achtte hem als een magtelooze, omdat hij geen mira-
kel deed; als eenen dwaas, omdat hij geen enkel woord
antwoordde; als eenen lafhartige, omdat hij zich niet
verdedigde.»
O mijn Zaligmaker! waarom hebt gij toegelaten, dat die
snoode koning u zoo verachtte ? Waarom hebt gij dien
hoogmoedige niet beschaamd gemaakt. Waarom hebt gij
aan een legioen Engelen geen gebod gegeven van hem,
met geheel zijne lijfwacht, naar verdienste te straffen ?
—  Mijn zoon, het is de liefde, welke ik u toedroeg, die
mijne regtvaardige straffen heeft wederhouden. Wanneer
ik met dit wit kleed omgeven was, en door de menigte
bespot werd, heb ik op u gedacht en bij mijzelven gezegd:
dit arme schepsel zal eens verachtingen, smaad, mishan-
delingen moeten verduren ; dan zal zijne ziel in droefheid
en in angst zijn. Wel nu! het is, om u een schoon voor-
beeld van onderwerping na te laten , en u de genade te
verdienen, om alles met bedaardheid te verdragen, dat
ik dien smaad en die schande, welke men mij aandoet,
ga uitstaan, en dit zonder één woord te spreken, en
zonder eenige klagt te laten booren.
—  O goede Jesus! hoe meer ik u ken, des te meer leer
ik u beminnen. Dewijl gij, uit liefde tot mij, zoo vele
mishandelingen hebt willen ondergaan, zoo geef mij de
genade van mij meer te onderwerpen en aan uwen heili-
gen wil gelijkvormig te maken, wanneer ik mij aan de
verachting van anderen blootgesteld zie. Kom mijne
\'-wakheid te hulp, want ik ben, helaas! zeer zwak,
als ik iets voor u moet lijden.
—  Schep moed , mijn kind, en dat de moeijelijkheden
u niet moedeloos maken. Ik weet, dat het der natuur lastig
valt, wanneer men als eenen schuldige aangezien en be-
handeld wordt: heden als een hoovaardig en ijdel mensch,
worgen als een luiaard of gulzigaard, andermaal als een
(1) Lucas XXII!, 11.
-ocr page 164-
160
DE UEFDEVI.AMMEN
eerzuchtige, terwijl ons geweten ons niets van dit alles te
verwijten heeft; ik weet, dat het den hoovaardigen mensch
lastig valt, als ondeugend en dwaas aangezien te worden ;
ja, dat weet ik. Evenwel, mijn zoon, ik zeg het u nog-
maals, laat uwen moed niet zinken. Gewen u, de oordeelen
der menschen, welke slechts wind en rook zijn, te verach-
ten , zoek u aan mij aangenaam te maken, en mij alleen te
behagen, en treed daarna edelmoedig alle menschelijk
oordeel onder de voeten, dewijl dit u voor mijne oogen
noch beter noch slechter kan maken. Als ik bij Herodes
met een wit kleed\', bespot en voor een dwaas aangezien
werd, was ik daarom minder de onsterfelijke Koning van
heerlijkheid en de Schepper van hemel en aarde? Was ik
daarom minder een voorwerp van welbehagen voor mijnen
hemelschen Vader ? Neen, volstrekt niet. Even zoo, mijn
kind , schoon de menschen u verachten en u als een slecht
mensch aanzien, zult gij hierom niettemin voor mijne
oogen alle liefde waardig zijn, als gij maar bezorgdzijt,om
uwe ziel zuiver en vrij van alle doodzonden te bewaren.
Heil hem, die mij bemint, en, doorzijneonderwerpingte
midden der verachtingen, in de voetstappen wandelt van
zijnen God, die als een dwaas veracht en bespot werd!
GEBED.
O eeuwige wijsheid! o goddelijk Woord, kondt gij
grooter smaad aangedaan worden, dan aangezien te
worden als een uitzinnige! Het verlangen naar onze zalig-
heid heeft u zoo sterk aangedrongen, dat gij, uit liefde
tot ons, niet alleen aan alle oneer hebt willen blootgesteld
zijn, maar ook met schande overladen wildet worden,
zoo als het Jeremias voorzegd had : Hij zal diengenen
zijne wang aanbieden, die hem geslagen hebben, en hij
zalmet schande overdekt worden
(1). Hoe kunt gij demen-
üchen", van welke gij niets anjers dan ondankbaarheden
en versmading ontvangen hebt, zoodanig beminnen?
Helaas, ik ben een dier menschen, welke u meer smaad
(1) Threa. IU, 80.
-ocr page 165-
Kil
VAN JESÜS.
hebben aangedaan dan Herodes! Acli! mijn Jesus, slraf
mij niet gelijk gij Herodes gestraft hebt, met mij van uwe
stem te berooven. Herodes wist niet wie gij waart, ik
erken u voor mijn God Herodes beminde u niet, ik bemin
u meer dan mij /.elven. Ach! weiger mij uwe inspraken
niet. zooals ik het om mijne zonden zou verdienen. Zeg
mij , wat gij van mij begeert; want met uwe genade, ben
ik bereid om alles te doen.. . O mijn God ! heb medelijden
met mij, ellendige, en sla uwe barmhartige oogen op mij.
OEFENINGEN.
O ver <lc liefde tot de vernederingen en verachting;.
Maak heden het voornemen, mijn lieve Christen, van
onzen Heer in het hof van Herodes vernederd en veracht
na te volgen. Neem niet kwalijk dat men u veracht. Nu
zult gij om uwe armoede veracht woi\'den, dan om eenig
uitwendig gebrek, nu om uwe weinige kennis, dan zelfs
om uwe deugden; doch ontstel u niet. Zeg danuit den grond
uws harten tot onzen Heer: Mijn Jesus, aanvaard de hulde
van de versmading, waaraan ik lieden blootgesteld ben.
Bedrijf den misslag niet van hen, die zeggen, wanneer zij
zien dat zij veracht worden: Wisten tg wie ik ben, zij
zouden aldus niet te werk gaan:
gij zult best doen stil te
zwijgen. Wel is waar, het valt hard voor onzen hoogmoe-
digen geest beleedigd en versmaad te worden, zonder iets
te zeggen en te antwoorden: maar het is juist hierin, na-
melijk in zich /.elven geweld aan te doen, dat de deugd
bestaat. Wees niet bedroefd , omdat men u onvolmaakt en
minder heilig bevindt, dan men eerst gemeend had, maar
neem ras die schoone gelegenheid waar, om in de deugd
van nederigheid grooten voortgang te maken. Heb dik-
wijls in uwen mond, en nog meer in het hart, dit gebed
van den heiligen Joannes van het kruis: Heer, verleen mij
de genade
t>a>J, uit liefde tot u, te lijden en veracht te
worden: Domine, pali et c.onlemni pro te.
De vernederingen, de smaad, de verachtingen, zijn
dingen, waarvan de menschen eenen schroom hebben,
11
-ocr page 166-
\\C&                          flE LlfcFDEVUMllEN
en die zij, zoo veel het in hen is, vermijden. Veroot-
moedigd , versmaad, veracht te zijn, wordt van een we-
reldsgezinde als het grootste ongeluk aangezien Geloot
inij , lieve Christen, niets is zoo zoet als eene vernedering
en verachting. Vraag het aan al degenen, welke .lesus
waarlijk beminnen, en zij zullen bekennen, dat ik u de
waarheid zeg. Ik wil niet zeggen, dat eene ziel, die Jesus
bemint, voor de mishandelingen ongevoelig is, zeker neen:
maar het natuuilijke veidiiet, dut zij in de verachting
ontmoet, verandert in eene zoo zoe\'e blijdschap dat men
dit niet kan weten voor aleer men het ondervonden heeft.
Herhaal dan dikwijls onbevreesd dit schietgebed: Heer\',
ik wil voor u lijden en veracht toerden.
XXIII. HOOFDSTUK.
Over de gceseling v:ih onzen Heer
Jesus Christus.
Tune ergo appreheudit Vilatus Jcsntn cl
faQcUwoït. Joan.
XIV, 1.
Alsdan heeft Pilatus Jesus doen vast-
grijpen en hem duen geesclen.
Pilatus had om zich te ontslaan van het doodvonnis
tegen den onschuldigen Jesus, zoaals het de Joden
verzochten, uit te spreken, hem naar Herodes gezon-
den , en hem daarna aan het volk nevens Barabbas voor-
gesteld; maar ziende dat deze twee middelen mislukt
waren, was hij voornemens hem eenige lijfstraf op Ie
leggen, en daarna vrij te laten. Met deze meening roept
Hj de Joden tot zich en zegt hun: Gij hebt dezen mensch
lot mij gebragt, als het volk tot oproer verwekkende: ik
heb hem in uwe tegenwoordigheid ondervraagd, en Item
aan gcene misdaad, van welke gij hem beschuldigd
hebt, ptigtig gevonden, noch ook llerodes. Evenwel,
o)»
u tevreden te stellen, ga ik hem straffen en daarnaweg-
-ocr page 167-
VAN JKSDS.                                403
zenden (1). Groote God! welk eeneonregtvaardigheidl hij
verklaart hem geheel onschuldig, en nogtans wil hij hem
straffen! O zoete Jesus! gij zijt onschuldig, en zie, uit
liefde tot mij wilt gij u aan de straf der slaven onderwer-
pen! Hoe heeft uwe liefde zoo ver kunnen gaan voor een
zoo gering en verachtelijk schepsel als ik ben ?Middeler-
wijl leverde Pilatus Jesus aan zijne krijgsknechten, en
gebood hun hem te geeselen. Aanschouw, o mijne ziel!
hoe de wreeds beulen zich, om dat onregtvaardig gebod
uit te voeren, met woede op dit lam van zachtmoedigheid
werpen; hoe zij het met vreugdekreten naar het ge-
regtshof leiden, en aan eene kolom vastbinden. Watdoet
Jesus ondertusschen ? Altijd ootmoedig en onderdanig,
aanvaardt hij voor onze zonden eene bittereen vernede-
rende pijniging! Aanschouw die beulen, met roedenin
de hand; zoodia het teeken gegeven is, heffen zij hunne
armen op, en beginnen allen te gelijk dat gezegend vleesch
met geeselslagen te verscheuren. Slaat niet, beulen, gij
vergrijpt u; op wien vallen uwe slagen? Hij, dien gij
slaat, is onschuldig, ik alleen hen de schuldige.
Dit teeder ligchaam werd eerst blaauw van slagen,
daarna begon het bloed van alle zijden uit te stroomen.
Reeds hadden de beulen het geheel verscheurd , en evenwel
gaan zij voortmetop zijne wonden meedoogenloos te slaan,
en smarten op smarten te veroorzaken (2). O mijne ziel!
zult gij ook zoo onu enschelijk zijn, van meteen onver-
schillig oog eenen gegeesclden G od te aanschouwen ? Over-
weeg de smart van uwen Zaligmaker, en nog meer de
liefde, met welke hij voor u deze schandelijke pijn onder-
gaat. Ach! gewis dacht Jesus op u in zijne geeseling.
Had bij uit liefde tot u maar eenen geeselslag ontvangen ,
dan zoudt gij voor hem van liefde moeten ontstoken wor-
den, zeggende: een God\'wil voormij gegeesehl worden;
maar hij heeft niet éérren slag alleen ontvangen, hij heeft
voor uwe zonden geheel zijn ligchaam willen laten ver-
scheuren , zoo als het de profeet Isaïas voorzegd had (3).
Helaas! zegt dezelfde profeet, do schoonsle aller merr-
(I) Luc. XXIII , II. (2) I\'s. LXVIII, 27 (8) Is. LIII 6,
-ocr page 168-
164
DE MDFDEVLAMMEN
schen lieeft zijne schoonhe\'d verloren; de geesels hebben
hem zoodanig mismaakt, dat hij niet meer kennelijk is;
liij is tot zulken beweenlijken staat gebragt, dat hij voor
onze oogen niets anders meer is, dan eon melaatsche
die van het hoofd tot de voeten met wonden bedekt is.
Aldus wordt Jesus mishandeld, aldus wordt hij verne-
derd: en waarom dat? Omdat hij de straffen, weike wij
verdiend hadden, wil ondergaan. Geloofd zij dan, in alle
eeuwigheid, uwe goedheid, o mijn zoete Jesus, die aldus
hebt willen gefolterd worden, om mij van de eeuwige en
helsche pijnen te verlossen! O God van liefde! wee het
hart, dat ongevoelig blijft en u niet bemint!
Wat doet onze minnelijke Zaligmaker, terwijl zijne
beulen hem zoo wreed behandelen? Hij spreekt niet, hij
laat geen woord, geen klagt, geen enkele zuch! hooren;
maar vol geduld, offert hij alles aan God op om zijne regt-
vaardigheid te ontwapenen en hem ons gunstig te maken.
Hij doet zijnen mond niet open, gelijk een lam, dat stom
blijft voo>- hem, die het scheert
(1). Zij , die eon lam sche-
ren, vergenoegen gicli met het zijne overtollige wol weg
te nemen; maar wat u betreft, o Jesus! de wreedaards
rukken nog het vleesch van uw ligchaam af, en het is
maar ééne wonde meer. Dit is het doopsel van bloed,
hetwelk gij zoo zeer verlangd hebt, wanneer gij zeidet:
Ik moet met. een doopsel gedoopt worden, en zoozeerword
ik bcnaauwd tot dat het volbragt worde.
Ga, mijne ziel,
en wasch u in dat dierbaar bloed, waardoor deze geluk-
kige aarde besproeid wordt. Zou ik nog kunnen twijfelen,
mijn zoete Zaligmaker, dat gij mij bemint, als ik u met
wonden en bloed geheel overdekt zie? Neen, gewis, want
iedero wonde is een al te zekere waarborg van die liefde,
welke gij mij toedraagt. Uit elke wonde laat zich eene stem
hooren, die mij liefde voor liefde vraagt. Een druppel van
uw bloed alleen was genoeg, om mij zalig te makch; maar
gij wilt al uw bloed uitstorten, opdat ik mij geheel en al,
zonder uilzondering, aan u zou geven. Mijn besluit is dan
genomen, ik geef mij volkomen aan u, aanvaard mijn
offer, en help mij om u getrouw te blijven.
(1) Act. VUT, 82.
-ocr page 169-
VAN .1ESUS.                                     165
O Jesus, "mot wonden overdekt! het is dan tot dien
droevigen slaat, dat onze zonden u gebragt hebben!
O goede Jesus! roept de heilige Bernardns uit, wij
hebben gezondigd, en gij wordt gestraft! dat uwe on-
eindige iiefde altijd geloofd zij. Mogt gij van allo zon-
daren bemind worden, en van mij, in het bijzonder,
die u meer dan alle anderen veracht heb!
De gegeeselde Jesus versoheen eens aan zuster Victoria
Angelini.en zeide haar, zijn verscheurd ligchaam too-
nende: Al die wonden, Victoria, verzoekenuuweliefde.
Laat ons den bruidegom beminnen, zegt minnelijk de
heilige Augustinus, want hoe meer hij ons mismaakt
schijnt, des te meer verdient hij de genegenheid en do
liefde der bruid. (1) Ja, mijn zoete Zaligmaker, ik zie u
geheel doorwond; ik aanschouw uw bevallig gelaat, maar
helaas! het schijnt mij schrikkelijk, blaauw en geheel
met bloed en vuilnis overdekt. Doch hoe meer ik u mis-
maakt vindt, o Heer! des te sehooner en minnelijker gij
mij voorkomt. En inderdaad, wat zijn al die dingen,
welke u zoo ontsieren, anders dan bewijzen dor teedere
liefde, die gij mij toedraagt?
GEBED.
Ik bemin u, o Jesus! gij, die voor mij met wonden hebt
willen overdekt en verscheurd worden. Ik zou ook voor u
even als zoo vele martelaren, welke dit geluk gehad
hebben, willen verscheurd worden. Maar indien ik u
heden noch wonden, noch bloed kan opofferen, oller ik u
ten minste al de zwarigheden op, die mij zullen overko-
men; ik oller u mijn hart op, en wil u zoo teeder, als het
mij mogelijk zal zijn, beminnen. En wat moet mijne ziel
voortaan mot do meeste teederheid beminnen , dan wel
eenen God, die voor mij gegeeseld is, er. al zijn bloed voor
mij heeft uitgestort? Ik bemin u dan, o God van liefde!
\'k bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, en wil in
dit en in het ander leven zonder ophouden zeggen: Ik
bemin u, ik bemin u. Amen.
m s. Au?.
-ocr page 170-
Il\'if\'i                                 DE LIEFDEVI.AMHEN
OEFENINGEN.
Over lui fgi itnlil in Iirr lijden vn hij/.uiuler in
<!<• ziekte.
I)c liefde ca Je eenigste bazigheid der Heiligen op
aaide, is uit geheel hun hart te wenschen al de moeije-
lijkheden, al de verachtingen en al de pijnen te mogen
uitstaan, om God en onzen Heer Jesus Christus te beha-
gen. Volg hen na, mijn lieve christen. Zoek heden en al
de dagen uws levens de gelegenheid om iels te doen .lat
dien goeden Meester aangenaam kan wezen , al moest liet
u eenige moeite kosten, eenige pijn of eenige ligte verne-
dering veroorzaken. Verdraag met geduld duizenden
ligte pijnen, welke nooit missen van zich in het beste
ligehaamsgeslel te doen gevoelen ; offer alles aan den
gegceselden Jesus op, en lait geene de minste klagtu ont-
snappen. Zoo het onzen Heer behaagde, u eene zware
ziekte over te zenden, ontvang haar dan van zijne god-
delijke hand met onderwerping, en geef u in alles over
aan zijnen wil. Ik zeg meer, bedank onzen goeden Mees-
ter voor de ziekte, die hij u toezendt als voor eene zeer
groote gunst. Ja, lieve christen, ik zeg liet u met eenen
godvruchtigen schrijver, gij moet hem daarvoor bedan-
ken, omdat de ziekte, door de voordcelen, die haar verge-
zellen, groote redenen van vertroosting medebrengt.
Zij is voordeel\'g lo. voor hen, die u bijstaan; door
hun liefdewerk verkrijgen zij oneindige verdiensten. O!
hoe ben ik vertroost,
zeide in zijne ziekte de heilige
Franciscua de Sales, wanneer ik de moeite lie, die dvze
arme lieden, rondom mij
, zie/t geven! voor hunne diens-
ten en liefde vcrdisaen zij den hemel.
2o. Zij is voordeelig tot boeting uwer zonden. Het is
veel zachter en korter uwe zonden op een bed van smar-
ten uit te wisschen, dan ze in het vuur te moeten boeten.
Hoe vele jaren in het vagevuur kan men met eenige ver-
duldige uren van ziekte en kwelling niet uitboeten! Ach •
mijn lieve christen, wat zult gij u eens gelukkig achten ,
u van dit schrikkelijk vaur verlost te zien, waarineen
-ocr page 171-
VAN JESUS.                                     107
enkel uur te lijden, onverdragelijker is, dan verscheidene
jaren lang de hevigste ziekten uit te staan!
3o. Zij is voordcelig voor uwe zaligheid. Er zijn wei-
nig krachtiger middelen om eene ziel Ie zuiveren en ze
zalig te maken, dan eene langdurige ziekte. Verscheidene
groote Heiligen hebben geheel hun leven lang, in aan-
houdende ziekelijkheden doorgebragt. Zij konden niet
bidden, noch met verschillende andere godsdienstige
werken zich bezig houden; zij waren God onderdanig;
zij verdroegen dit tot zijne liefde: God verzocht niets
anders om hen zalig te maken. De heilige kluizenaar
Alypius is veertien jaren met het vel van zijne eene zijde
geheel afgestroopt, te bed blijven liggen. In dezen pijn-
lijken staat bad hij aldus tot God : Ik aanbid uwen heili-
gen wil, o mijn God! Gij zijl reylvaardig en straft mij
met regtoaardigheid.
De zalige l.udwina bad den Heer,
dat hij haar hare schoonheid zou afnemen; zij werd ver-
hoord. God zomi haar eene buitengewone ziekte over,
die acht en dertig jaren lang duurde. Zij klom door haar
geduld tot oenen hoogen trap van heiligheid. O Christen,
hoe velen liggen er tegenwoordig in do hel te branden,
die zouden zalig zijn, zoo zij door ziekten en kwellingen
langdurig bezocht waren geweest! Kus dan minnelijk de
hand van Jesus, als zij u zal treilen; die slagen zijn
blikken zijnor teedero liefde tot u. (I) Wees altijd bezorgd
dat gij, in uwe ziekten uit liefde tot onzon Heer Jesus
Christus, u nooit aan ongeduld , aan verdriet, aan droef-
heid overgeeft; (2) doe integendeel u geweld aan om
ecnen grooten vrede en eene diepe rust in uwe ziel te
bewaren, en zeg dikwijls: Mijn God uw wil geschiede I
Mijn God, ik bemin
u, en ik begeer uit liefde tol u te
lijden! Heer Jesus, verleen mij een weinig van uw ge-
duld.
Gebruik met moed al do geneesmiddelen, welke
ïnon ii zal voorschrijven; en overwin den walg, dien
derzolver bitterheid u zou kunnen veroorzaken, met
inzigt van Jesus Christus, die mot gal en azijn gelaafd
is, na te volgen, met do begeerte van in zijnen bitteren
(D Apoc. ui. 19.
(2) S. Bern. Lil), ad aurorciu, de modo lionc vivemli, cap. XLIII.
-ocr page 172-
168
HE LIKFDEVI.AM.UEN
kelk doel te nemen. Wacht dan gerust van den zegen
des Heeren den goeden uitval dezer geneesmiddelen af,
en ontstel u niet, indien zij zoo spoedig, als gij wel
zoudt wenschen, de genezing niet uitwerken. Hij, die
u de ziekten toegezonden heeft, bemint u al te zeer, om
u de gezondheid niet weder te geven , indien zij tot zijne
verheerlijking, en tot uwe zaligheid noodzakelijk is.
Laat hem dan begaan. Wanneer gij u aldus in zijne
handen, gedurende uwe ziekte, zult overgeven, zult
Gij voor God eene oefening van liefde doen, die u zeer
verdienstelijk zal wezen, het is daarenboven het eenigste
middel, om den vrede te bewaren.
XXIV. HOOFDSTUK.
Over de krooiiiiigr niet doornen.
Et plectenies coronam de spinls, posueruat super
eapnt ejiu.
Mutth. XXVII. 29.
Il.-i-una vlochten zij ecue kroon van doornen ,
en stelden hem die op het hoofd.
Op de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene
andere, of \'door den haat. der Joden ingegeven, of
door de wreedheid der sold.iten uitgevonden. De
krijgsknechten des stadhouders leidden Jesus naar het
geregtshof, alwaar de geheele bende hem omringde. Zij
trekken zijne kleederen uiten doen hom een scharlaken
mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor
koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem
op het hoofd eene van doornen gevlochten kroon, en
daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd,
reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen,
namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield, en
hem in het aangezigt spuwende, drijven zij met alle
geweld deze smartverwekkende kroon in zijn hoofd. (!)
O doornen, o ondankbare schepselenI wat doet gij,
(1) Matth. XXVII, 30.
-ocr page 173-
VAN JESUS.                                    169
waarom pijnigt gij alzoo uwen Schepper? Maar het is
aan de doornen niet, dat ik deze vorwijting moet doen.
Gij zijt het, zonden der menschen, welke het hoofd van
mijnen Zaligmaker doorwond hebt; ja mijn zoete Jesus,
ik ben het, die door mijne zondige gedachten en begeer-
ten uwe doornen kroon gevlochten heb; deze verzaak en
verfoei ik meer dan alle ander kwaad, meer zelfs dan
den dood. O doornen, door het bloed van den Zoon
Gods geheiligd, ik keer mij met een vermorzeld en
ootmoedig hart tot u; doorsteekt mijne ziel, en maakt,
dat zij altijd van droefheid doordrongen zij, omdat zij
eeuen zoo goeden God vergramd heeft. Mijn minnelijke
Zaligmaker, trek mij, dewijl gij zoo veel voor mij lijdt,
van de schepselen en van mij zelven af, opdat ik met
waarheid moge zeggen, dat ik mij niet meer, maar n
alleen, en u geheel en al toebehoore. O Koning der
wereld! tot wat staat zie ik u gebragt! Gij hebt dan
als een tooneelkoning u willen vertoonen, en tot spot
van geheel de stad Jerusalem willen dienen? Helaas!
het bloed stort van uw voorhoofd op uw aangezigt en
op uwe borst af, en evenwel overladen de soldaten,
niet tevreden met u van het hoofd tot de voeten door-
wond te hebben, u nog met nieuwe pijnen en mis-
handelingen. O hemel! hoe ver kan de wreedheid der
menschen zich uitstrekken! Maar hetgeen in dit alles
meest mijne verwondering waardig is, is uwe liefde,
uwe zachtmoedigheid, uw geduld, waarmede gij zoo
vele versmaadheden voor de zaligheid der menschen
ontvangt en lijdt. O Jesus! geef mij een hart bekwaam ,
om u naar verdiensten te beminnen.
Ondertusschen, wanneer de soldaten onzen zoeten
Zaligmaker aldus gepijnigd hadden, hebben zij hem ge-
kleed gelijk een tooneelkoning, zij vallen voor Item op
hunne knieën , en bespotten hem , zeggende: wees gegroet
koning der Joden.
(I) Daarna opstaande , gelijk de hei-
lige Joannes er bijvoegt, beschimpen zij hem nog, en
geven hem kaakslagen.
(2) O God! dit gezegend hoofd
(1) Matth. XXVI [, 39. (3) Joan. XIX, 8.
-ocr page 174-
17(1
DE LlEr*DEVL\\HMEN
met doornen doorstoken, voelde bij de minste beweging
zeer groote pijnen; zoodanig, dut iedere kaakslag,
iedere stoot, ;il deszelfs smarten veniienwde. O mijne
ziel! aanschouw in dien droevigen stait uwen (!od,
eiken liem ten minste als den Oppcrhecr aller dingen,
gelijk liij waarlijk is, bedank hein als een koning van
smarten en liefde, en bemin hem, dewijl hij slechts
lijdt, om uw hart en uwe liefde te winnen. (I)
O gij christen, die dit boek leest,is liet mogelijk zijne
liefje te weigeren aan eenen God, die ons genoeg be-
mint, om zulke onwaardige behandelingen te verdragen.\'
Is het mogelijk nog toe te stemmen in liein te vergram men \'?
Helaas! onze zonden zijn de pijnlijkste doornen, welke
zijn gezegend hoofd konden doorsteken, en men mag in
waarheid zeggen , dat elke keer dat een christen in dood-
zonde toestemt, hij op zekere wijze al den smaad der
geeseh\'ng en doornen krooning van onzen Zaligmaker
vernieuwt. Laat ons dan niet alleen de doodzonde, maar
ook de dagelijksche zonde vluglen, dewijl zij onzon goe-
den meester beleedigt. Ik zeg meer, laat ons de schadu we
zelfs der zonde vermijden, en al onze krachten inspan-
nen, om geheel aan Jesus Christus toe te behooren.
Ach! zegt de heil\'gc Bernardus, hij die niet voor Jesus
Christus wil leven, verdient niet te lsv n, en is zelfs
reeds dood; degene wiens gevoelens met de zijne niet
overeenkomen, is een uitzinnige; die hierop de wereld
niet leeft voor hein alleen, is onwaardig te leven. Het is
enkel voor hem, dat God alles, wat in wezen is, ge-
schapen heeft, en hij, die maar alleen voor zich zelven
en niet voor God op do wereld wil zijn , begint met niets
meer te wezen, en onder de schepselen niet meer gere-
kend te worden 02). Laat ons dan Jesus beminnen, laat
ons zoo veel het aan arme schepselen mogelijk is, hein
beminnen, laat ons hein, tot den laatsten adem vai:
ons leven en gedurende allo eeuwigheid beminnen.
(1\\ Verzuchtingen over liet Ijileu van onzen. Heer Jeans Chrintns.
(2) S. Bern »8, in Cant.
—**—
-ocr page 175-
VAN JESUS.                                    171
GEBED.
() wonden van Josiis Christus, niijiioii Ziiliyinakci\'1
roept de II. Auguslinus uit, (I) gij zijt vol barmhartig-
heid, goedheid, zachtmoedigheid en liefde! De Joden
hebben u met eene ongoloofelijke woede geopend, o
heilzame wonden! maar gij zijt voor mij eene loevlugt,
eene schuilplaats geworden: door n is het mij toegelaten
to smaken hoe zoet de lieer is, door u kan ik smaken
met wat zoetigheid God degenen behandelt, die hom
aanroepen, welke hein met een regtzinnig hart zoeken,
en die hem bovenal beminnen. Helaas! wat zoude er
van mij worden, indien ik geene overvloedige verlos-
sing, geene bron van zoetigheid in de ellende van deze
ballingschap, geene troostende verzekering van de ge-
nade mijns Zaligmakers, en geene gedurige aanmoediging
in den weg van volmaaktheid en van god lelijke liefde in
11 vinden moest! wat zoude er van mij worden! Geloofd
/.ijt gij, o goede Jesus! over die teedere liefde, welke u
bewogen heeft, u te laten doorwondeu; en mij toe te
laten in uwe wonden eene schuilplaats te vinden om de
geweldige vervolgingen der vijanden mijner zahgheid
te ontvlugten! Wees daarom eeuwig geprezen. Amen.
OEFENINGEN.
Over liet vermijden iler «lugcmksclie zouden.
Gij hebt daar zoo even, mijn lieve christen, den wrced-
sleii van alle doornen gezien, die het hoofd van onzen
"noden Zaligmaker kunnen doorsteken; het is de zonde.
Indien gij dan waarlijk dien teedersten vriend onzer zielen
bemint, schuw dan zorgvuldig, ik zeg niet alleen de dood-
zonde, ach! zij is zoo een schromelijk wanschepsel, waar-
van de gedachte alleen u grooten schrik moet inboezemen;
eene doodzonde! o mijn lieve christen, God behoede ons
van er ooit eene te bedrijven! maar vermijd ook de dage-
1) S. Au,\'. Maiiual, cap. XXI.
-ocr page 176-
172
DU LIEPDEVLAMMEN
lijksche zonden, hoe ligt en klein zij ook mogen schijnen.
Waak met oplettendheid over u zclvcn, opdatgij nooil
inet opzet er eene bedrijft, en dat kunnen wij met
Gods genade doen.
1°. Waak over uwe tong: houd u nooit op niet kleine
leugens, nooit met dien ligten achterklap, welke ia
den omgang des levens zoo gewoon is; veroorlool u
nooit onvoorzigtige redeneringen, nooit woorden van
eigen lof, nooit bespottingen van onzen evenmonscli,
zelfs geene nuttelooze woorden, dewijl gij eens reken-
schap daarvan zult moeten geven. (1)
2°. Waak over uwe oogen: zie nooit nieuwsgierig op
de voorwerpen, welke ons omringen, voornamelijk
als zij voor u gevaarlijk kunnen worden. (2)
3°. Waak over uwen geest: oordeel nooit iemand, tenzij
uw pligt u dit oplegt; heb niet ligtelijk kwaad ver-
moeden van iemand, voed nooit in uw hart eenigft
hoogachting van u zelven, noch van al wat gij doet enz.
4°. Waak over uw hart: heb geene te driftige en te
natuurlijke genegenheden voor de schepselen, hoedanig
zij ook mogen wezen, geene jaloerschheden. hoe klein zij
ook zijn, enz, met één woord , waak onophoudelijk , waak
op alles, veroorloof u geene ligte verstrooidheden,
noch kleine ongeduldigheden, noch tijdverlies, nocli
onmatig lagchen, noodelooze bezoeken, noch kleine
overdaad in eten en drinken, in het slapen, enz. Vooral
zeg nooit in uw hart, het zijn maar geringe gebreken;
ik bekommer mij niet om mij daarvan te beteren
(3) he-
laas, dit ware onzen goeden Meester zeer groote pijn ver-
oorzaken, het ware slechts de liefde mhkennen, welke
hij voor u heeft. Welaan dan mijn lieve christen,
maak van heden af dit vast voornemen; geene vrij-
willige dagclijksche zonden meer. Bid den Heer, dat
hij u gelieve te helpen, en hij zul dit voorzeker doen.
(1) Matli. XII, 36. (2) Matth. VII, 1. (S) Bern. scrm. 1, in
Convers S. Fauli
—«3=-
-ocr page 177-
17:!
VAN JESUS.
XXV. HOOFDSTUK.
Het is ter onzer liefde en voor onze zonden,
dat
.l«siis Christus niet wonden is over-
dekt
geworden.
lfi»i: aulem vittneratus est propter iniquilate.* noslras,
üttritus est propter scelera nostru.
Is. LUI. 5.
Ily is voor onze zonden met vonden overdekt,
hij is verbrijzeld om onze misdaden.
Het minste lijden, dat onze Zaligmaker zou ondergaan
hebben, was zeker meer dan genoeg, om aanderegt-
vaardigbeid Gods te voldoen , en de zonden der we-
reld weg te nemen; maar de liefde, welke die goeder-
tierene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen
tevreden houden. Om voor onze misdaden te voldoen, en
ons tevens de grootheid van zijne liefde te toonen, heeft
onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van het
hoofd tot de voeten willen doorwond worden, hetwelk
\'loze woorden beteekenen, vulneratuset attritus, zoodanig,
\'lat geheel zijn aanbiddelijk ligchaam maar ééne wonde
moer was. (1) Ook vergelijkt dezelfde proleet hem bij
eenen melaatscbe; et nosputavimus eum quasi lepro-
sum, et percussum o Deo et liumiliatum. Isa. LUI, 4.
Wij hebben hem aangezien als eenen meiaatsche, en
van God geslagen en vernederd.
Wanneer men met de oogen des geloofs Jesus aan-
s\'houwt, met wonden overdekt, als men zijn ligchaam zoo
schrikkelijk verscheurd en geheel bebloed in stukken ziet
vallen, kan men gemakkelijk begrijpen hoe groot de liefde
van dien goddelijken Zaligmaker tot ons is geweest. O
Wensch, roept de heilige Augustinus uit, (\'i) leer uwe
waarde kennen; leer wat grooto dankbaarheid gij God
schuldig zijt, leer beseffen, uit den prijs, dien het hem
(1) Is» I, (2) S. Ang. de Pass Doniini, serm. I.
-ocr page 178-
m
DE f.JEFDEVI.AMMEN
gekost heeft, om u vrij te koopen, welke uwe wuardiglieid
is; leer eindeliJK, hoe schandelijk het voor u zou zijn,
hem door uwe zonden te heleedigen, en weet uwe
driften te beteugelen en aan uwe ongeregeldheden ecu
einde te stellen.
Jesus is ter boeting onzer zanden vermorzeld geworden.
Jesus, die schu
9
ldelooze Jesus, had maar den uiterlij-
ken schijn der zonden, niettemin de regtvaardigheid
van zijnen hemclschen Vader liet al haar gewicht o|>
hem drukken en hij wordt met geeselslagen verseheui(I,
met doornen gekroond, aan eene\'n schandelijden gal-
genboom genageld! O hemel! indien nien zoo met hel
groene hout handelt ,ivat zal dan het lot van het dorre
zijn?
(1) Wat zal er van mij armen zondaar, geworden ;
van mij wiens ontelbare zonden dagelijks op mijn hoofd
gestapeld worden, van mij, die tot hiertoe maar ge-
leefd heb, om mijnen God te vergrammenI O Jesus!
barmhartige Jesus! heb medelijden met mij!
Jesus is om onze zonden vermorzeld geworden. Die
goede Meester heeft mij eenc voortreffelijke les gegeven;
met zich aan zulke afgrijselijke pijnigingen te onderwer-
pen, heeft hij mij geleerd, dat de zonden niet ongestraft
blijven mag; zij moet door den zondaar, of door God
zelven gestraft worden. Beween ik mijne bedrevone zon-
den, doe ik er boetvaardigheid over, werk ik tegen
mij zelven eene heilige gramschap uit, dan straf ik ze
naar verdiensten; wil ik ze zelf aldus niet straffen, dan
zal God, die mijn Kegter is, ze straffen. Doch wee mij
alsdan! (2) het is schrikkelijk in de handen van den
levenden God te vallen.
(3)
Om het ongeluk te ontgaan van voordien vreeselijke»
regtei\', met eene ziel, met zonden besmeurd, te moeten
verschijnen, moet ik dan, van heden af, beginnen te
werken, om ze door eene ware boetvaardigheid uit te
wisschen, en de voetstappen van mijnen Zaligmaker na
(1) Luc. XXII, 31. (2j Aug in Iiteo verba psalmi: Quoniam inl-
quitutem ego cognosco, sevm. 19. 1\'cccittiuii tnum jndieem !<-\'
haaeat, nou jmtronum. Idem 111 Int-c verba: Cor mnudnni etc.
Serm. 20. (:i) llebr. X, St.
-ocr page 179-
il\',
VAN llSt».
te volgen. Maar, o schande! het leven van Jesus Christus
is een gedurig lijden geweest, en liet mijne gaat voorbij
in de vergenoegingen en in de zoetigheden der rust! Had
ik dan, tot hier loe, de noodzakelijkheid niet gekend,
waarin ik ben van boetvaardigheid te doen in dit leven, ot\'
in het andere in het midden der helsehe vlammen (I).
Wist ik dan niet, dat een zondaar langs geenen anderen
weg dan dien van lijden en tegenspoed tot den hemel kan
komen (2)? Wel hoe! Jesus heeft mijne zonden beueend,
en ik zeil\' zal ze niet beweenen ! Ach , zoo zal het niet
gaan! ik zal over zoo veel zonden, van mijne teedere
kindschheid af bedreven, zuchten; ik zal mijn ligchaam
kastijden, ik zal mij zonder ophouden versterven, en mij
tot boetvaardigheid aanmoedigen, door het aandachtig
overdenken van de boetvaardigheid van Jesus en van al
de Heiligen. Ik zal David navolgen, die hoewel hij ver-
zekerd was, dat zijn zonden hem vergeven waren, even-
wel onophondelijk daarover gezucht heeft; het overden-
ken van de genade van mijnen God verloren te hebben,
zal mij, even als hem, dag en nacht beken van tranen
doen storten: ik zal, altijd, gelijk hij, mijne voor-
baande zonden voor oogen hebben (3); gelijk hij, met
één woord, zal ik ieder oogenblik zeggen: Heer, ge-
lief de zonden mijner jeugd te vergelen
(4).
Wijn God! wat verschil vind ik niet tusschen mijne
handelwijze en het gedrag der Heiligen: Petrus heeft
maar eenmaal gezondigd, en hij heeft geheel zijn leven
geweend: ik zondig menigwerf, en ik ween nooit. (5) Een
heilige kluizenaar zeide: Op wat plaats ik mij ook bevinde
ik zie niets anders dan mijne zonden: ik beschouiv mija Is
een slagtoffer der hel, al waar ik een oneindig getal zielen
\'jeioaar wordt, die minder pliijtig zijn dan ik; alsdan
werp ik mij met het aangezigl ter aarde, ik zucht en ween
voor mijnen Hegter...
En wat mij betreft, naauwelijks denk
ik op deze hel, welke ik verdiend beb, en doe bijna niets,
om daar niet in te vallen. Al de Heiligen hebben, door alle
mogelijke strengheden van boetvaardigheid, getracht
(1) Aut pranitonduul aut nrendam. (2) Act. XIV, 21. (8) Ps.
L. (4) Ps. XXIV, 7. (5) S. Aug.
-ocr page 180-
176
DE L1EFDEVLAMMEN
hunne zonden te boeten: sommigen hebben zich onder-
worpen aan de bespotting, aan de geese\'.slagen, aan de
gevangenissen: andere zijn in stukken gezaagd enge-
steenigd, onthoofd, verbrand, Ier dood gcbragt; weder
anderen hebben zich in schrikkelijke wildernissen bege-
ven
(1) en ik doe niets, ik lijd niets. Arme en ellendige
als ik ben! welk is dan het doel, dat ik mij voorstel te
bereiken? Is het ook naarden schoonen hemel, wolken
zij zoo duur betaald hebben, dat ik mijne schreden wend\'.\'
Ja gewis... Welnu! ik moet dan, gelijk zij, den waren
weg volgen; hij is smal. Mijn goddelijke Meester heeft het
mij gewaarschuwd: Arcta viaest,quaeducitadvitam.
Ik moet, gelijk zij, mijne voorgaande zor.den beweenen,
ik moet om vergiffenis smeeken, niet gedurende eenige
weken of eenige maanden, maar geheel mijn leven lang.
Helaas! hoe kan ik weten, of mijn God mij vergiffenis ver-
leend heelt? Hoe kan ik weten, of mijn hemeische Vader
mij het kleed van onschuld heeft wedergegeven? Dit
hoop ik van zijne barmhartigheid, doch ik ben daar
niet ten eenenmale van verzekerd, ik moet dm steeds
boetvaardigheid doen, steeds weenen; en al kwam een
engel van Gods wege, uit den hemel mij aankondigen,
dat mijne zonden mij vergeven zijn, zou ik nog moeten
weenen, als ik de wonden, waarmede mijn goddelijke
Zaligmaker overdekt is geweest, aanschouw.
Maar deze wonden van mijnen Zaligmaker zullen mij
niet alleen bewegen om boetvaardigheid te doen en mijne
zonden te beweenen; zij zullen mij ook tot vertrouwen en
liefde opwekken. Het is tot deze wonden, dat ik mijne
loevlugt zal nemen, om daarin een zoeten vrede te ge-
nieten. Ik zal daar zoo veel te meer van alle gevaar
bevrijd zijn, hoe meer Jesus magtiger is, om mij zalig te
maken. Woelt de wereld rondom mij, doet mijn ligchaani
mij eenen doodelijken oorlog aan, omringt de duivel mij
met zijne strikken, ik zal niet vallen, want ik steun op
.lesus Christus. Heb ik het ongeluk gehad eenige groote
7
zonden te bedrijven, en is mijn geweten onlsteld, ik zal
(1> Ad llrhr. XI, 36, 37, SC.
-ocr page 181-
177
VAN JILSUS.
mij daarom aan gccne wanhoop overgeven, omdat ik
de wonden van mijnen Heer Jesus zal gedenken. Welk
kwaad zal zoo ongeneeslijk zijn dat het door den dood
van eonen God niet zal kunnen weggenomen worden (1) \'?
Ik zal in het midden van al mijne ellenden, op de
wonden van Jesus eenen blik werpen, en het gezigt
van zulk een krachtig geneesmiddel zal mij rust en
vertrouwen wedergeven.
O mijne ziel! gij, die zwak, zoo arm, zoo krachte-
loos en van alles zoo ontbloot zijt, ga, werp u in de
armen van uwen goeden Meester, want hij is alles voor u
en in hem bezit gij alles. Wilt gij de diepe wonde genezen ,
die de zonde u heeft toegebragt, hij is uw geneesmeester.
Zijt gij overladen door hetzwaarwigtige pak uwer zonden,
hij is de regtvaardigheid en de heiligheid zelf; hebt
gij versterking noodig tegen uwe vijanden, hij is do
sterkte en de inigt : vreest gij den dood, hij is het leven;
wilt gij naar den hemel gaan, hij is de weg; vlugt gij de
duisternisgen , hij is het licht; zoekt gij voedsel, hij alleen
kan u het leven behouden (2). Ja , mijne ziel, in Jesus
Christus zult gij alles vinden ; hij zal uw steun en uwe
sterkte wezen, en indien gij getrouw zijt om u in zijne
wonden te verbergen , wanneer de helsche wolf u zal
komen aanvallen, zal hij u voorzeker tegen hem bescher-
men, en zegepralende zult gij uit den strijd komend).
GEBED.
O mijn welbeminde Jesus! waarom zijt gij dus niet
loodverwige en bloedige wonden bedekt? Wie heeftu dan
tot eenen zoo iiiedelijdenswaardigon staat kunnen bren-
gen?... Ach , ik versta het, het zijn mijne zonden, welke
Uw aanbiddelijk ligchaam verscheurd hebben; zij zijn het,
die deze doornon kroon op uw hoold hebben gedrukt. O
goede Jesus, hoe ver heeft de liefde, welke gij mij toe-
draagt, u gebragt! ik ben het, die om mijne zonden
verdiend hebt gestraft te worden en gij draagt de straf (4).
(1) S. Bern., in Cant., Serni. LXI. (2) S. Amb. ie Vir». Lib. III.
(») S. Amb Exam. lib. V, Cap. IV, (4) S. Bern. in Cant.
12
-ocr page 182-
L78
DE LlEFDEVt.VMBEN
Verleen mij dan de genade van iets op deze wereld lc
mogen lijden, om u voor uwe bovenmatige liefde te
danken; geef mij de genade van mij te versterven, mij
te verachten, mij in alle voorvallen te verootmoedigen,
en niets te verwaarloozen om u te toonen dat ik niet
ondankbaar ben. Ik kan niet leven zonder lijden, sedert
dat gij zooveel uit liefde voor mij geleden hebt (1).
Straf, Ucer, straf mij hier in den tijd, opdat gij mij in
eeuwigheid sparet (\'2). Wond mijn arm hart, wond het
met uwe liefdeschichten; dat het lijde, maar dat het u
beminne- Ja mijn God, dat het u bcminne, dat. het uwe
liefde immer doe aangroeijen; immer! immer! Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot de eenzaamheid.
Lieve Christen, neem heden de heilige gewoonte aan.
van dikwijls in den geest tot de bloedige wonden van
onzen lieer Jesus Christus en voornamelijk tot zijn heilig
hart te gaan en bewaar die geheel uw leven. Maak u daar
een eenzame plaats bereid om u ten tijde van bekorin-
gen daarin te verschuilen. Begin daarom met u van het
gewoel der wereld al\' te scheiden, voor zoo veel uwe
pligten u dit zullen toelaten, en bemin het verborgen en
stil leven. O mijn God! hoe vele zielen zijn er niet, die
geen den minsten voortgang in de liefde van Jesus doen ,
omdat zij die zoete rust der eenzaamheid niet kennen!
Deze zielen zeggeu wel, dat zij ir. de bespiegeling, in de
vereeniging van onzen Heer wol zouden willen leven, en
zij doen juist datgene, wat hen van dit oogwit moet
verwijderen: zij zoeken de talrijke gezelschappen, de
wereldsche vermaken, de al te groote uitstortingen van
het menschelijk hart, en zij vlugten de eenzaamheid. Men
zou leggen, dat zij bevreesd zijn , van zich rnet God alleen
te bevinden. Mijn lieve Christen, volg hun voorbeeld
niet: wilt gij God vinden, zoek hem dan in de eenzaam-
(1) S. lloiiav.dü stimulis amoris, pars 1. Cap. II passim. (2) Aug.
-ocr page 183-
VAN JESTJS.                                    179
hcid, ik ben nooit minder alleen, zcidede heiligeBernar-
dus, dan als ik alleen ben (1).
O, hoe waar is dit! in do eenzaamheid vindt men God ,
in de eenzaamheid denkt men op zijne pligten, men is
zijne zonden indachtig, men beweent, men verzaakt ze;
in de eenzaamheid overweegt en begrijpt men de kort-
heid van den tijd, de langdurigheid der eeuwigheid, de
ijdelheid van de aardsehe zaken, van de eer, de ver-
maken, de rijkdommen; in do eenzaamheid spreekt men
tot God, en God spreekt tot ons (2). Men spreekt met
hem aan het hart, men verheft zijne grootheden, men
looft zijne barmhartigheden, men smaakt de zoetheden
zijner liefde; in de eenzaamheid denkt men op den he-
mel (3), men scheidt zich af van al het geschapene. O
eenzaamheid! o zoete eenzaamheid! gelukkig is hij, die
u kent en bemint! vooral gelukkig hij , welke het middel
gevonden heelt, van, zelfs in het midden der talrijke
gezelschappen, altijd met God alleen te zijn! Bid den
Heer, mijn lieve Christen! dat hij u deze eenzaamheid
des harten gelieve te verleenen, waardoor men, zelfs in
het midden van het gerucht der wereld en der moeielijk-
heden, altijd ingetogen is, altijd vereenigd met God,
altijd aandachtig op zijne tegenwoordigheid: bid hem,
dat hij u deze gelieve te geven; maar vergeet niet, dat
om die te bekomen, gij zoo veel het u doenlijk is , afge-
zonderd en in eene uitwendige eenzaamheid moet leven,
zonder nogtans aan de welvoegelijkneden, welke uw
staat vereischt, daarom te kort te blijven. Het is onmo-
gelijk van zonder noodzakelijkheid en voordeel van den
evenmensen, zich gaarne uitwendig te vertoonen, en
tevens ingetogen en met God vereenigd te zijn.
O) S. Bern. — scd non erat solus, cum quo erat Deus: dat is:
"war hg -was niet alleen, met welken God gedurig was. InvitaS,
Bern. scripta a Guiliclmo. Lib. 1 Cop. VII. (2) Oseic I!, 14 — S.
Hieron. (8) S. Bern.
-ocr page 184-
180                            DE UEFDEVLAMMEN
XXVI. HOOFDSTUK.
.Ii\'sns ter dood veroordeeld, draagt zijn kruis
tot op den Calvarieberg.
Et tajHlans sibi csucem, exivit in eitm, qui dicitur
Cahuri® locum.
Joan. XIX . 17.
Kn zijn kruis dragende , is hij gekomen tot de
plaats, die Calraric genoemd wordt.
Nadat onze Heer Jesus Christus gegeesekl was, meende
Püatus, licm in eencn zoo mededoogcnswaardigen
staat ziende, dat liet genoeg zou geweest zijn, om
zijne vijanden te bedaren, met hem aan het volk te
vertoonen. IJ ij leidde hem dan op eene soort van halkon
en hem aan de Joden vertoonende, zeide hij hun: ziet
den monsch !
(1) Het volk zweeg stil, en mogelijk begon
het tot medelijden bewogen te worden: maar zoodra de
opperpriesters en hunne dienaren hem aanschouwen,
riepen zij uit: kruis hem, kruis hem (2)! Pilatus in
zijne hoop te leur gesteld, zeide hun met misnoegen:
Wel nu! neemt gij hem zalven en kruist hem; want ik
vind in hem niets veroordeelensivaardig. De Joden ant-
woordden hem: wij hebben eene wet, en volgens deze wet
is hij des dood schuldig, omdat hij gezegd heeft, dat hij
de Zoon Gods is
(3). Ten andere, veroordeelt gij hem
niet ter dood, dan zult gij de vriend des keizers niet
meer zijn.
(4) De laatste woorden verschrikten Pilatus,
hij had de schandelijke lafhartigheid van te wijken, en
Uut hun Jesus over om gekruisigd te worden. (5)
Welk onregt! hoe heeft men u dan, o mijn goddelijke
Zaligmaker , tot eenen zoo schandelijken en wreeden dood
kunnen veroordeelen! welke mogt de oorzaak van zoo-
danig vonnis wezen? Ach! het zijn mijne zonden, o
(1) Joan. XIX. 4, 5. (3) Jean XIX, fi. (3) Joan. XIX, 6, 7.
H) Joan. XIX, 12. (5) Matth. XXVII, 20.
-ocr page 185-
VAN\' JESUS.                                181
zoele Jesus! welke u alilus hebben doen lijden; het zijn
mijne eigene misdaden, die u hebben doen sterven. Ik
hen het eenitre werktuig uwer pijnen en wreedste straf-
fen! Wat een ongehoord wonder! de regtvaardigheid
wordt met den dood, dien de zondaar verdiend hoeft,
gestraft! Ken God sterft om het leven aan zijn schepsel,
aan een\' geringen slaaf weer te schenken.. . Wat ver-
gelding kan ik u geven, o Jesus! voor zulk eene grooto
liefde? Kan er wel iets in het mensehchjk hart gevonden
worden, dat waardig zijn zou, om u voor zoo boven-
matige liefde aangeboden te worden? Helaas! ik vind
in het mijne niels dan een vurig verlangen, om u te
beminnen; neem dit verlangen in dank, o mijn God , en
maak, dal het vervuld worde. Maak, dat ik in u niet
dan aantrekkelijkheden en aangenaamheden vinde; dat
er buiten u mij niels moge behagen, noch schoon schij-
nen; dat mij, integendeel, alles gering en verachtelijk
voorkome; dat ik bate hetgeen gij haat, en dat niets
mij behage dan wat u behaagt; dat, ver van genoegen
te vinden in al wat gij niet zijt, ik daarin niets anders
vinde dan ongenoegen; dat ik er zelfs mijn vermaak in
scheppe, om uwentwil te lijden; dat de glorie alloen van
uwen naam mij ondersteune en aanmoedige; dat het
aandenken aan u, mijn eenige troost zij, dat ik mij
moge spijzen met brood door mijne tranen doorweekt;
dat al mijn vermaak zij onophoudelijk uwe heilige en
regtvaardige wet te overwegen (I). Eindelijk, maak,
dat ik u altijd meer on meer berninne, o Jesus! ik weet,
dal ik zeer onwaardig hen van u bemind te worden,
maar gij zijt mijne liefde waardig. Ik smeek u, maak
mij voortaan u zoo waardig, als ik tot hiertoe onwaar-
dig geweest ben. Ü Jesus! maak, dat ik u berninne.
Zoodra2.de Joden door hun geschreeuw en hunne be-
dreigingen het doodvonnis van hunnen zwakken stad-
houder hadden afgeperst, waren zij op niets anders meer
bedacht dan om het spoedig ten uitvoer te brengen, ten
•■inde aan l\'ilatus den tijd niet te laten van het te over-
(1) S. Au». Hedilatiunea, rap. VII.
-ocr page 186-
182
HE UEFIÏEVLAMMEN
wogen en te herroepen. Het kruis was reeds te voren
bereid geworden; zij doen liet aanstonds naar het ge-
regtshof lirengen , om onzen liter Jesus Christus de smart
en de schande aan te doen van het zell\'op zijne schoude-
ren naar de strafplaats te dragen. Maar opdat men hem
voor geen anderen zoude aanzien, en hij van een ieder
zou geleend worden, rukten zij hem den ouden purpe-
ren mantel af, waarmede zij hem hekleed hadden, en
doen hem wederom zijn oud kleed aan. Dewijl het zon-
der naad en van voren niet open was, moesten zij het
hem over het hoold trekken; het kon maar nioeijelijk
aangedaan worden, om dat het in de doornen verwarde;
de doornen kroon werd hierdoor hard geschokt; de pijn-
lijke wonden weiden hierdoor vernieuwd en hegonnen
op nieuw te bloeden (1), Alsdan nam Jesus het werktuig
zijner doodstraf op, en het op zijne doorwonde schou-
ders leggende, ging hij naar den Calvarieberg, voorge-
gaan door twee moordenaren, die met hem tenzelfden
tijde moesten gekruist worden.
Ondertusschen moest onze goede Zaligmaker, door de
pijnen van den voorgaanden nacht reeds uitgeput, de
krachten, welke hem nog overbleven, verzamelen, om
den zwarcn last, waarmede hij beladen was, te kunnen
dragen. Het zweet liep langs zijn ligchaam af, hij kon
geen adem meer halen, en zijne wonden werden ver-
nieuwd, door het geweld dat hij moest doen, om het
kruis op zijne schouders te houden en voort te gaan.
landelijk, in het uilgaan der stad niet meer kunnende,
bezweek hij onder het zwaar gewigt, en viel met zijn
aanschijn plat ter aarde! .. De soldaten, die hem ge-
leidden, overlaadden hem toen met slagen , en braakten
duizenden smaadwoorden tegen hem uit, om hem tot
opstaan te dwingen; maar de Joden, die zagen, dat de
krachten hem ontbraken, en vreezende dat hij zou ster-
ver., eer hij kon gekruist worden, dwongen eenen man
van Cyrenen met name Simon, die van zijne landerijen
terugkwam, om het kruis te helpen dragen en Jesus te
(1) Matlli. XXVII, 11.
-ocr page 187-
183
VAN JESUS.
volgen (I). Het is te donken, dat Siinon dit maar uit
dwang en met groolen tegenzin gedaan heeft. Maar
wanneer hij daarna door liet geloof verlicht zijnde, zag,
dit hij de eer gehad had zijnen Zaligmaker te verl\'Chten,
aan de zaligheid der wereld mede te werken, en het
voorbeeld te zijn dergenen , welke na Jesus Christus het
kruis moeten dragen en hem volgen, dat is der uitver-
korenen van alle eeuwen, dan begrijpt men, dat zijn
lot hem benijdenswaardig scheen, zooals het altijd heeft
geschenen aan de godvruchtige zielen, die wel zouden
gewild hebben met hem deelachtig te mogen zijn geweest
aan eene zoo roemwaardige behulpzaamheid (2». O ge-
lukkige mensch , welke het kruis draagt, dat God hem
overzendt! die mensch is waarlijk de leerling van Jesus
Christus, maar wat zeg ik, hij kan het maar op deze
voorwaarde wezen (3). Ja ieder onzer moet zijn kruis
dragen, hoe zwaar het ook moge wezen, ik zelf moet het
mijne dragen, en achter mijn meester gaan. O mijn Jesus I
gelief mij het, uit liefde tot n, met blijdschap of ten minste
met bedaardheid en onderwerping te leeren dragen.
—   Mijn zoon, weet vooreerst dat een christen, welke
dien schoonen naam wil verdienen, zich op deze wereld
moet bereiden tot een leven van ontberingen en opoffe-
ringen (4). Hij moet noodzakelijk dagelijks zijn kruis
dragen, en door zijne eigene ondervinding leeren, dat
er geen andere weg is, die ons tot het leven en tot den
waren vrede des harten kan hrengen, dan de weg van
\'iet kruis en de gedurige versterving. Zoo dan mijn kind ,
uw kruis is altijd bereid; het verwacht u overal; gij
kunt het niet ontvlugten, waar gij u ook mogt begeven.
—  Heer, het schijnt mij toe, dat ik bereid ben al de
kruisen te dragen, die gij mij zult gelieven over te
zenden; ik zal geen enkel kruis weigeren; integendeel,
bedank ik u vooraf voor al degenen, welke uwe hand
mij zal opleggen.
(1) Lbo XXIII, 28. — Zie ook liet lijden van Jesus IV deel.
(-) /.ie liet leven van Jesus Christus, door Tater de Ligny, II deel
«\'P. XXVIII, (3) Lnc. IX, 23. (4) S. Mavini. Berm. nltim, de Sanc-
tls — S. Leo. scrm. IX, de Qutdrng.
-ocr page 188-
18i
DE UEFDEVI.AMMEN
—  Deze gestollenissen van uw hart zijn voortreffelijk ,
deze gevoelens zijn edelmoedig; maar wees altijd be-
vreesd, mijn zoon, voor uwe eigene zwakheid. Heden
hebt gij maar een ligt en gewoon kruis te dragen, en
niets schijnt u onmogelijk; maar helaas! hoevele zijn
er, die, even als gij, over mij roemden, zoo lang zij
mijnen troost ontvingen, hoe velen zijn er niet gevonden,
die mij dankten en duizenden hclolten ded.\'n van ge-
lrouw te zijn in mijne dienst; en die mij nogtans ver-
laten hebben, of ten minste mij maar van verre meer
gevolgd zijn, over mijn gedrag ten hunnen opziglé
gemord hebben, uiterst moedeloos geworden zijn, omdat
ik raadzaam gevonden had hun eenigen tegenspoed,
cenige vernedering, eenigen smaad of ziekte over te
zenden; gelijk zij gehandeld hebben, zoo kunt gij ook
zelf te werk gaan; vrees dan uwe zwakheid en reken
nooit dan op mijnen onderstand.
—   Wees geloofd, o mijn God! omdat gij mij met zoo
veel toegevendheid mijne zwakheid, welke ik zoo ligt
vergeet, indachtig hebt gemaakt, en leer mij, bid ik u,
wat ik moet doen om mijn kruis te dragen.
—  Al de kruisen, al de kwellingen komen van God,
zij zijn eene gaaf van zijne hand; zij zijn een teeken
van voorbeschikking. Ja, mijn kind, hoe meer kwellin-
gen ik eene ziel toezend. des te meer liefdebewijzen ik
haar geef. Het zijn juist mijne grootste Heiligen, die
op aarde het meest geleden hebben. Tracht u dan van
deze waarheid wel te overtuigen, en dan zult gij het
middel kennen, om wel te lijden. Ik lijd; het is God,
die het zoo ivil
, fijn hciligenaam zij geloofd /Ziedaar
de volmaaktheid.... O mijn zoon! kendet gij den prijs
der kwellingen, dan zoudt gij gedurig tot mij zeggen:
lieer, of lijden of sterven. Gij zoudt dag en nacht met
.loannes van het kruis herhalen: wijn God , ikbegeer
uit liefde tot u tfi mogen lijden en verachtte worden
(1);
gij zoudt met den heiligen Augustinus uitroepen. Ach!
wat een kruis, gcene kruisen Ie hebben] Kullacritx,
(1) I\'ati et cniiUmm pro te! Pati et conteiiml pro te.
-ocr page 189-
185
VAN JESfS.
tjtianla crux! Gij zoudtullo oogenblikken lot mij roepen:
Mijn Jesus, verleen mij een weinig sterkte eneend mij
alsdan kruisen over.
—  Leer mij ook, o goede meester, wat mij ten tijde
der bekoringen te doen staat. De booze geesten brengen
mijne ziel geweldige schokken toe, en bestormen haar
schrikkelijk; alsdan meen ik alle oogenblikken, dat ik
eenc ongelukkige schipbreuk ga lijden. Ik word somtijds
met zulke afgrijselijke gedachten overvallen, die mij
dunken maar geschikt te zijn om in het hart van eenen
verdoemde te komen. Ik span al mijne krachten in, om
ze te verwerpen, en desniettegenstaande blijven zij als
aan mijne ziel gekleefd. Hoe moet ik mij dan in die
stonden van inwendigen strijd gedragen.
—  Gij moet trachten gerust en onveranderlijk te zijn,
en dit kruis zonder morren dragen. Laat u nooit den
moed benemen door eenige bekoring, hoe geweldig zij
ook moge wezen, stel altijd uw vertrouwen op mij.
Denk, dat al deze moeijelijkheden, in de inzigten mijner
barmhartigheid, beproevingen zijn, om uwe liefde tot
mij in al haren luister te doen uitschijnen , dat het lessen
zijn, om u medelijden te loeren hebben met hen, die
gelijk gij. aan de schichten des duivels blootgesteld
worden, middelen, om uwe zonden te boeten, en u te
bevrijden van in nieuwe te vallen; gesteltenissen, om
overvloedige genaden te bekomen; eindelijk behoedmid-
delen tegen den hoogmoed, die u doen zien, dat gij
zonder mijne genade niets vermoogt. Het is dan door een
uitwerksel mijner liefde, dat ik toelaat, dat gij bekoord
woidet: het is uit goedheid, dat ik op zekere wijze
voor eenigen tijd inve ziel schijn te verlaten, hoewel ik,
meer dan ooit alsdan nabij haar ben. Vrees niet, ik ben
met u; bestrijd moedig al de inblazingen des duivels,
en wees nimmer verlegen. Hij maakt veel gedruisch
doch hij kan hem, die op mij vertrouwt, geen leed
doen. Hoe mesr hij u kwelt, hoe meer hij u mishandelt,
des Ie meer gelegenheid geeft hij u, om uwe verdiensten
en uwe heerlijkheid in den hemel te vermeerderen.
Wees dus moedig\', en beveel u altjd aan mij. Ik heb
-ocr page 190-
186
DE LIEFDEVLAHMEN
hem door mijn vermogen verplet, j^ij zult hem op uwe
heurt door de hulp mijner genade, welke ik u nooit
zal weigeren, verpletten.
—  Mijn God! er is nog een kruis, dat ik met veel
moeüe draag, en hetwelk mij zeer zwaar schijnt te zijn.
Welk is dat kruis, mijn kind?
—  Wannear ik de zoetheden en den geestelijken troost
overdenk, welken ik eerlijds genoot, en ik ze vergelijk
met mijne hedendaagsche dorheden. dan ben ik zeer
bedroefd, omdat het mij voorkomt, dat, in plaats van
in uwe liefde voortgang te doen, ik achteruit ga. Eer-
tijds scheen alles mij ligt in uwe dienst, en heden schijnt
alles mij moeijelijk. O mijn Jesus, heb ik dan geene
reden van te gelooven, dat gij mij verlaat en uwe hulp
onttrekt, omdat mijne ondankbaarheden en mijne laauw-
hcid u vervelen?
—  Mijn kind, wacht u wel van zoo te denken, want
daarmede zoudt gij mijne liefde verongelijken. Ziet gij
daarin bet gewone gedrag niet, dat ik doorgaans volg
met eene ziel, die ik bemin? In den aanvang als deze
door eene ware bekeering zich nog maar aan mij heeft
gegeven, bezoek ik ze, en met haar niet dan vreugd in
mijne dienst te doen vinden, win ik haar hart; ik wek
haar hiertoe op door de zoetheid mijner bevalligheden;
ik vertoon mij gedurig aan haar, om ze door de aantrek-
kelijkheden mijner tegenwoordigheid op te houden; met
één woord, om hare zwakheid met inschikkelijkheid te
behandelen, laat ik haar niet dan vermaken genieten.
Maar later ontneem ik baar de melk, en spijs haar met
het sterke voedsel der kwellingen. Ik spreek, en zie, de
hemel, de aarde, de hel staan tegen haar op; uitwendig
ontmoet zij slechts vijanden, inwendig niet dan beko-
ringen. Uitwendig, ellenden en duisternissen; inwendig,
dorheden en mislroostigheden. Nu laat ik haar eens in
schaduwen en akeligheden des doods, dan doe ik haar
wederom eens het licht zien en herleven. Doch ik behan-
del haar altoos om haar Ie beproeven, om ze te zuiveren,
om ze te verootinoed;gen, om ze te onderrigten, om ze
aan mijnen wil buigzaam te maken, om haar de kleine
-ocr page 191-
VAN .IES11S.                               187
fouten, do ligtc onverstorvenheden te verwijten, en 7.00
voorts (I). Gij ziet dan wel, mijn kind, dat ik er verre
af ben u te verlaten, wanneer ik u dus behandel.
—   En zult gij mij niets zeggen van mijne gedurige
verstrooidheden? 0 mijn God! welk een zwaar kruis is
het mijne ziel te willen tegenhouden, als zij mij ont-
snapt, en haar niet tot rede te kunnen brengen. Die
omzwervende dochter dwaalt altijd af, en ik heb de
grootste moeite van de wereld, om ze in zichzelve te
doen wederkeeren en haar eenige oogenblikken voor uwe
voeten te vestigen.
—  Mijn zoon, ik wil niet, dat de verslrooidhedcn u
eene twijfelmoedige rust baren, welk u zoude kunnen
ongerust en moedeloos maken. Indien uw hart u uws
ondanks ontsnapt, ontstel 11 dan niet; tracht het zacht-
jes weder tot zijnen pligt te brengen , en doe, zonderu
te ontstellen en verlegen te zijn, wat in uw vermogen
is, en laat het overige aan mijnen wil over. Bemin mij
uit gansch uw hart, en de gebreken, waaraan gij u
niet hebt kunnen ontdoen, zullen voor u eene beweeg-
reden tot de deugd , eene gelegenheid van verdiensten,
eene bron van vertroosting worden. Eon welgeschikte
grond vindt, tot in den mest toe, eene overdaad van
vruchtbaarheid, en de mensch, die met goeden wil is,
geniet op tijd de vrucht van zijne onvolmaaktheid en
ellenden, in het midden zelfs van zijne ellende. Bid
met eerbied en heb een opregt verlangeu van met aan-
dacht te bidden; er wordt niet anders gevorderd. On-
danks al de verstrooidheden, welke u beletten al de
aandacht te gebruiken, zoo als gij dit wel zoudt wen-
schen, ben ik over u tevreden. Ik zal u nooit de dwa-
lingen eener zwakke natuur tot zonde aanrekenen, als
gij maar niet vrijwillig daarin blijft, wanneer zij u over-
komen, en gij daartoe te voren geene oorzaak gesteld
hebt, met over uwe zinnen niet te waken (2). Doch,
verberg met vertrouwen al uwe ellenden in den afgrond
mijner barmhartigheid, daar zullen zij verdwijnen, ge-
(1) Bloiiu», ipeciilum ruligios. rap. VI. (2) Hiid II,
-ocr page 192-
1S8                                 TIK I.IEFnF.Vl.AMMES
lijk men een glimster, ilie in het midden der zee vall,
verdwijnen ziet
GEBED.
lieer Jesus, ik bedank u voor de lessen, die uwe
goedheid mij hier heeft gelieven te geven, mocht ik ze
nakomen! Ik verzoek u de genade, om zonder klagen
en met onderwerping al de kruisen, welk gij mij zult
overzenden, te mogen dragen; ik verzoek u ook, om
altijd, overal en in alles uwen heiligen wil lo mogen
volbrengen; eindelijk al mijn veizoek is u Ie mogen
beminnen. Wat kan ik nog meer vragen? Indien ik u
bemin, zal ik ootmoedig, verduldig, zachtmoedig, lief-
dadig en onderworpen zijn; indien ik u lief heb, zal ik
naar uwen wil, een heilige zijn. Ach! ik smeek u, mijn
God, geef mij uwe liefdewonden, eene wonde die mij
pijn veroorzaakt, opdat ik voor u en met u moge lijden.
O mijne liefde! verlaat mij niet, want zonder ukan ik
geen oogenhlik leven. Ach! mogt ik uit liefde tot u
sterven, o mijn God! gij weet, dat ik, om uwen wil al de
nioeijelijkheden en wederwaardigheden der wereld, ja
zelfs de pijn der hel zou wenschcn te lijden. Hoe hen
ik , uit erkentenis voor al uwe weldaden, van liefde niet
gestorven! waar zal ik zulk eene oneindige liefde vinden
gelijk gij verdient? O mijn God! kom mij te hulp; ik wil
leven en sterven met deze noorden in mijnen mond:i7;
bemin «, ik bemin u. Amen.
OEFENINGEN.
Men moet zijn kruis met geduld ilr.mii,
Indien iemand mij wil navolgen, zegt Jesus Christus,
dat hij zich verloochent\', dagelijks zijn kruis opnemc, en
mij volge.
Beminde christen, geef wel acht op die woorden
van onzen goddelijk en Meester: Men moet zijn kruis
dragen.
Zij schijnen hard te zijn en tegen de natuur te
strijden ; nogtans wat hel ook kosten moge, gij moet uw
kruis met geduld dragen, gelijk Jesus Christus het zijne
-ocr page 193-
189
VAN JbSUS.
gedragen heeft; want aan het kruis is gehecht onze zalig-
beid, onze sterkte tegen de bekoringen en de ware liefde
tot God. Ja, gij moet het dragen, niet uit dwang zoo als
het al de zondaars dragen , waarom zij ook daarvan geene
verdiensten hebben; maar gij moet bet met onderwerping
dragen en uit liefde tot Jesus Christus. Eenigen wanneer
zij geestelijke vertroostingen ontvangen , bieden zich aan ,
om alles te lijden wat de Martelaars geleden hebben: de
pijnbanken, de boeijen, de gloeiende tangen: doeb na
die schoone en edelmoedige beloften aan God gedaan te
bobben, kunnen zij zonder klagen, en somtijds zonder
morren eene hoofdpijn, een klein ongemak , de onverschil-
ligheid van eenen vriend, een woord, dat een weinig hard
is, niet verdragen. Beminde christen, God wil niet, dat
gij de pijnen van eene bloedige martelingzoudt lijden; hij
vraagt enkel, dat gij dit kwaad , die onverschilligheid, dit
harde woord met geduld zoudt verdragen. Draag dagelijks
uw kruis, en wees niet gelijk aan hen, welke het wel
willen dragen gedurende eenigen tijd, maar die het
weldra afschudden, wanneer het hen blijft drukken. Uit-
zinnigen , die het weten, dat zij , met het kruis Ie verwer-
pen, hetwelk Jesus hen oplegt, een ander opnemen, dat
nog zwaarder en moeijelijker te dragen is! Watu aangaat,
wanneer het gewigt van dit kruis u te zwaar zal schijnen,
en gij u daaronder zult voelen bezwijken, neem dan aan-
stonds uwe toevlugt tot Jesus in het gebed, en vraag hem
de sterkte, om het met onderwerping en verdiensten te
dragen. Herinner u dan, wat de heilige Paulus zegt, dat
al het lijden van deze aarde, hoe pijnlijk bet ook zij , til
9 cenc evenredigheid is, niet de heerlijkheid, welkcGodons
bereidt in den hemel
(1), en gij zult u vol moed gevoelen.
Vele zielen beminnen Jesus Christus, zegt de heilige
Alphonsus de Liguori, zoo lang als de wind dergeestelijke
zoetheden blijft waaijen; maar wanneer hij ophoudt .wan-
neer er cenige tegenspoed ol\' mistroostigheid overkomt,
gedurende welke de Heer zich verbergt, om hen te be-
proeven; eindelijk, wanneer Jesus Christus de zielen be-
(1) Rom. VIII, II.
-ocr page 194-
I\'.MI
DE L1EPDEVLAHMEN
rooft van hunne gewone vertroostingen, dan verlaten zij
het gebed, de communién , de verstervingen, geven zich
over aan droefheid en laauwheid , en zoeken de vermaken
der aarde. Maar die zielen beminnen meer zich zelven
dan Jesus Chrislus; integendeel, zij , die God beminnen,
niet niet eene baatzuchtige liefde en voorde vertroostin-
gen, welke hij geeft, maar met cene zuivere liefde, en
alleen, omdat hij waardig is bemind te worden, laten
nooit hunne gewone oefeningen van godvrueht achter,
welke dorheid en verveling zij daarin ook gevoelen; het
is hun genoeg te weten, dat God zijnen roem vindt in hen
op deigelijke wijze te beproeven : ook bieden zij zii h aan
om die mistroosligheid , dien afkeer en die verveling tot
den dood toe te lijden, indien zulks de wil van den opper-
sten Meester is. Zij weten, dat Jesus even zoo beminnelijk
is, wanneer het hein behaagt hen in de mistroostigheid te
laten, als wanneer hij gewaardigt eenige vertroostingen
te verleenen, en zij vinden hun geluk en vermaak in het
lijden, wanneer zij denken, dat zij zulks ter liefde van
Jesus verdragen : dan roepen zij uit://oe zoet is het, mijn
beminnelijke Zaligmaker! aan hem, die u bemint, voor
n te lijden! Jesus! die voormij gestorven zijt
, wac.rom kan
ik voor uwc liefde niet sterven !
En wat is het toch, eenige
pijnon in het ligchaam of in den geest, eenige inwendige
smarten te lijden! Zijn wij niet verpligt een weinig te
lijden voor Jesus Christus, die, uit liefde tot ons, het
smartelijkste leven en den wreedsten dood verkozen heeft
zonder zich de minste verzachting te verschaH\'en , om ons
te toonen, dat wij, indien wij zijne liefde betrachten , hem
moeten beminnen, gelijk hij zelf ons bemind heeft! O
christen, hoe aangenaam is aan Jesus de ziel, die lijdt en
hem bemint! O goddelijke gaaf, gaaf, die alle andere
overtreft, te weten degaaf van te beminnen,terwijl men
lijdt, en te lijden terwijl men bemint ! Bid onzen goeden
Meester, dat hij ze u verleene.
-ocr page 195-
19]
VAN JESUS.
S4@§©§§©@§9©@@ê@§@@©@§@@@§§@@§§©@@@§@@@§©@€§@@©@©§©@@^§§§}6
XXVII. HOOFDSTUK.
Jesus wordt umi het kruis gehecbt.
Crvc\'ifitervnt ewn. et cum eo alios duos
hinc et hïnc^ medium auten Jesum.
Joun.
XIX, 18.
Zij hebben Hem gekruisigd en twee an-
deren niet Hem, van weerskanten
eeneu, en Jesus in het midden.
Wanneer do Zaligmaker op den Calvarie-berg gekomen
was, waar hij zijn oll\'er moest voltrekken, om ons
het klaarblijkendsle teeken zijner liefde te geven,
liet men hem zelfs den tijd niet om adem te scheppen of
een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af, dat in
zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens
al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het
kruis neder te leggen, om hem er aan te hechten. Die
goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten
tegenstand; hij strekte zich uit op dit bed van smarten,
hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen ,
met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich
dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne
linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden
ze met eenen grooten nagel in het midden der zenuwen.
Uaar de zenuwen door de hevigheid der pijn zamengetrok-
ken waren, en de regterband zich niet meer kon uitrekken
tot aan het gat, dat men bereid bad in den anderen arm
van bet kruis, moest men die hand mot koorden trekken (1);
men moest hetzelfde doen met de voeten, zoodat het ge-
beele ligchaam vanden Hoor daardoor ontwricht werd;
welke schrikkelijke pijnen!!!
Onde.iusschen zweeg dit onschuldige Lam, en liet de
(1) Rerclat. S. Urigitt. Zie het lgden Tan Jcsns, IV Deel.
-ocr page 196-
1!l2                           DE LIEKDEVIAHHËN
minste klagt niet hooien: hij hield de oogen hemelwaarts
gevestigd en ofl\'crde aan God voor onze zaligheid zijn lij-
den en leven op... Wanneer hij op het kruis genageld
was, begon men het voort te sleuren, tot aan den put,
waarin het moest geplant worden. Daar rigtte men het op
met koorden, en men liet het met eenen geweldigen schok
in den put nedervallen. O God! wie zou kunnen begrij-
pen, wie zou kunnen zeggen hoe vele smarten en pijnen
die schok van het kruis aan onzen goeden Meester ver-
oorzaakte! Ach! welke biltere smarten en hartgrievende
pijnen in al de deelen des ligchaams moeten daarvan het
gevolg zijn! En het is voor mij, die hem zoo weinig be-
min en zoo slecht dien! voor mij, die hem zoo dikwijls
vergramd en beleedigd heb in mijn voorgaand leven!
voor mij, die hem nog allo dagen bedroef door mijne
liauwhoid en gebrek aan ijver in zijne dienst. O mijn God !
mijn God, mijn Jesusl ik werp mij neder aan den voet
van uw kruis, en roep tot u: Barmhartigheid! barm-
hartigheid voor eenen ondankbare!
Mijne ziel, aanschouw nu uwen Heer, aanschouw uw
leven hangende aan dit hout (1): zie hoe hij genageld
aan die schandelijke galg, noch plaats noch rust vindt.
Nu steunt hij op zijne handen, dan op zijne voelen: maar
de pijn wordt overal ondragelijk. Hij keert zijn hoofd nu
langs den eenen dan langs den anderen kant; laat hij het
op zijne borst vallen, dan scheuren de handen nog
meer door het gewigt; legt hij het op zijne schouderen,
dan worden zij doorstoken door de doornen; laat hij
het op het kruis rusten, dan gaan de doornen dieper
in zijn gezegend hoofd (Ü).
Ach! mijn Jesus.\' hoe wreed is de dood, \\ielken gij
lijdtI verwaardig u mij te zeggen, wat n heeft kun-
nen aansporen om u aan die ijsselyke pijnigingen te
onderwerpen.
Het is mijne liefde tot u, mijn kind, welke mij aan
het kruis genageld heeft. Ik lijd, ach! ik lijd onbegrij-
pelijke smarten: doch indien het noodig was voor uwe
(1) Dcut. XXVlll. (3) Hometie van liet Igden.
-ocr page 197-
VAN JESUS.                                      193
zaligheid, ze tot het einde der wereld te lijden, zou
ik zulks zeer gaarne doen, zoo zeer bemin ik uwe ziel!
zoo dierbaar is de ziel in mijne oogen!
—    O mijn God! uwe woorden overladen mij met
schande en schaamte! uw hart is geheel liefde voor
mij, en het mijne!!!... Mijn Jesus, leer mij, wat ik
moet doen, om dankbaar te zijn voor een dergelijke
teederheid van uwen kant?
—  Bemin mij, en ik zal te vreden zijn; bemin mij, en
ik zal genoeg vooral mijn lijden beloond wezen. Onthecht
uw hart van alle geschapene voorwerpen, en verwek in
uwe ziel het verlangen, om mijne tegenwoordigheid in
den hemel te genieten.
GEBED.
Heer, gij ziet den grond van mijn hart; gij ziet hoezeer
ik verlang u te beminnen. Ja, dit verlangen verteert en
verslindt mij; het volgt mij gedurig op, en laat mij noch
dag noch nacht rusten. Ik heb uwe liefde noodig,mijn
hart heeft eenen brandenden dorst daarnaar, en het komt
mij voor, dat mij niemand te hulp komt. Ik bezwijk, en
mij dunkt, dat mij niemand komt ondersteunen. Ik wil
u beminnen, en mij dunkt, dat het mij alles onmogelijk
is, zoo zeer ontbreekt mij de moed. Mijn God! ik weet
niet of ik u wel de gevoelens mijner ziel uitdruk, maar
dewijl gij ze kent, ach! ik bid u heb medelijden met
mij! Geef mij uwe liefde, zonder haar kan ik niet leven,
zonder haar vrees ik te sterven; ik herhaal het, geef mij
uwe liefde. Goede Jesus, teedere Herder, mijn geliefde
Meester, wanneer zal ik zonder vlek en waarlijk ootmoe-
dig voor u verschijnen? wanneer zal ik, ter uwer liefde,
waarlijk al de zinnelijke zaken verachten, wanneer zal
ik u volmaakt beminnen? Wanneer zal ik mij door tee-
dere en vurige verlangens tot u verheffen ? Wanneer zal
mijne laauwheid en onvolmaaktheid in de onmeetbaar-
heid uwer liefde verslonden worden? O mijn God! o
zoetheid mijner ziell o m\\jn vertroosting, nujn leven,
\'nijne liefde, mijn verlangenI o mijn schat, o al mijn
13
-ocr page 198-
104                               DU I.IEIÏlKVLAMMKN
goed! mijne ziel verzucht naar uwe liefelijke omhelzin-
gen; zij kwijnt, zij bezwijkt in het vurige verlangen van
zich met u te vereenigen, van innerlijk door den zoeten
band eener onbreekbare liefde aan u gehecht te zijn. O!
wanneer zal het gewoel der wereld voor mij geheel op-
houden? Wanneer zal ik geheel ontslagen zijn van de
bekommeringen en de wisselvalligheden dezer wereld!
Wanneer zal mijne pelgrimschap en de droevige gevan-
genis dezer plaats van ballingschap eindigen? Wanneer
zal ik de schaduw der sterfelijkheid zien dalen en den
morgenstond van den eeuwigen dag zien schijnen I Wan-
neer zal ik uw aanschijn genieten, en u eeuwig en zonder
beletsel met uwe Heiligen loven! O mijn God I o mijne
liefde, o geheel mijn verlangen! o al mijn goed (1)! Ik
smeek u, voldoe aan mijne verlangens en geef mij uwc
liefde; geef mij uwen hemel, opdat ik u nog meer moge
beminnen. Maria, verkrijg mij de genade, om eindelijk
mijnen God te beminnen, gelijk hij het verdient, en
gelijk ik het verlang. Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot God alleen.
Beminde christen, Jesus vraagt u heden tot dankbaar-
heid voor de liefde, die hij u bewezen heeft, met zich
aan het kruis te laten hechten, dat gij hem zoudt bemin-
nen uit geheel uw hart, en daarin geene andereliefde
dan de zijne zoudt gedoogen. Doorgrond dit hart en zie
of het waarlijk geheel aan God toebehoort. Helaas! het
bemint de schepselen nog, het is er als aan vastgenageld
en misschien wil het er zich niet van onthechten. En
evenwel staat het vast, dat niets zoo een groot beletsel
stelt aan onze vereeniging met God dan de verkleefdheid
aan het aardsche. Ach! beminde christen, mijn God,
bemin God alleen, of zoo gij eenig schepsel bemint,
bemin het in God; verkleef er u niet aan, en wees altijd
(1) Blnjuii, speruluiii religiot. cap. IV, N. 2.
-ocr page 199-
19F.
VAN JESUS.
bereid om het Ie verlaten, wanneer het den Heer zal
behagen. De liefde tot het schepsel, die op zekere wijze
niet vermengd is met de liefde tot God, is gevaarlijk.
Bid, bid den Heer, dat hij u een zuiver hart geve , een
hart, dat ledig is van alles, wat niet voor hem is. Werk
opregt, om uit uw hart alle ongeregelde geneigdheid,
hoe klein zij ook wezen moge, te rukken. — Gij zult mij
misschien vragen, mag ik dan mijne vrienden niet be-
minnen? --• Hierop antwoord iku: Heb vrienden, bemin
hen zoo veel gij wilt, maar dat het altijd in God en voor
God zij (1); bemin hen, maar dat het zij, om hen tot de
dienst van Jesus Christus op te wekken, en den hemel te
winnen, en niet om het vermaak, dat gij zoudt kunnen
vinden in hen te beminnen; bemin hen, maar vraag
gedurig van onzen goeden Meester de genade, om hen
op eene ehristelijke wijze te beminnen. Gewen u niet hen
aan te zien als personen, die noodzakelijk zijn voor uw
aardsche geluk; want beminde christen, God, en God
alleen moet u genoeg zijn: buiten hem is er niet dan
ellende. Zeg dan dikwerf uit den grond van uw hart:
Mijn zoete Jesus, geef mij de genade, van u altijd boven
al de schepselen te beminnen, en van mijne vrienden te
beminnen, gelijk gij wilt dat ik ze bemin. Onthecht mijn
hart van alles, wat gij niet zijt.
(1) 8. Aïig. Enarrat. in Ps. XX. No. 6.
-ocr page 200-
•19(i                             DE UEFDEVLAMMEN
XVIII. HOOFDSTUK.
Over de stilzwijgendheid van Jesns, temidden
van de verachting, smaad en lijden.
Sicut otis ad occisionem ducetur, et quasi ag-
nus coram tondente se obmutescet, et non
aperiet os suum.
Is. LUI, 7.
Hij zal gclgk een lam ter slagtlmnk ge-
leid worden, en den mond niet openen,
eren als een schaap dat stom blijft voor
hem die scheert.
Wij hebben reeds gesproken over de stilzwijgendheid
van Jesus in het midden van zijn lijden; doch het
is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de
woede zijner beulen te zien beantwoorden, door eene
onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons
nog eenige oogenblikken zullen bezig houden met dit
onderwerp te overwegen.
Laat ons hem eerst bij Caïphas zien j men beschuldigt
hem, in de tegenwoordigheid van dien opperpriester, van
verscheidene misdaden en hij bewaart een diep stilzwij-
gen: Jesus autem tacebat. Men beschimpt en veracht hem
in den hof van Herodes, hij verdraagt alles zondereen
enkel woord te spreken. Men geeselt hem op eene wreede
f>n onmenschelijkc wijze; hij brengt niets in tegen de
onregtvaardigheid dier kastijding. De beulen in hunne
woede geven hem veel meer slagen dan de wet voorschrijft
en hij klaagt er niet over. De soldaten, waarschijnlijk
zonder het bevel van Pilatus, en alleen om de aanhitsing
van hunne onbeschofte onredelijkheid in te volgen, vlech-
ten eene kroon van lange scherpe doornen, drukken die
in zijn hoofd, overladen hem met slagen en overdekken
zijn aangezigt met speeksel; en hij bewaart altijd hetzelfde
stilzwijgen. Men gebiedt hem op zyne schouders te nemen
een zwaar en ruw krui\'9, en welks lengte, volgens het
-ocr page 201-
197
VAN .TKStlS.
verhaal van den H. Bonaventura en Anselmus, meer
dan vijftien voeten was; en hij gehoorzaamde dadelijk
en zonder het minste tegenspreken. Hij klaagt noch
over zijne zwakheid, noch over zijne wonden, noch
over de zwaarte van zijn last, noch over de lang-
durigheid van den weg: neen, hij belaadt zich met zijn
kruis, en gaat naar den Calvarieberg. Menigmaal be-
zwijkt hij op den weg onder den last, evenwel rigt hij
zich, zoo goed mogelijk, op, belaadt zich weder stil-
zwijgend met zijn kruis, en gaat voort.
Welke wonderbare lessen voor mij! Helaas! wanneer
ik eenige ziekte, een enkel oogenblik te lijden heb, dan
klaag ik daarover bij iedereen. Heb ik eenige ongunst
ondervonden, een kleine beleediging ontvangen, dan
moet ik uitvallen en misschien in gemor tegen den hemel!
Helaas! hoe zeer is mijn gedrag van dat van mijnen
goddelijken Meester verwijderd!... O Lam Gods! schenk
mij de genade, om uwe voorbeelden na te volgen, en
geef mij de sterkte, om ter uwer liefde, de stilzwij-
gendheid te behouden in het midden der verachtingen ,
verongelijkingen en slechte behandelingen; geef mij de
genade, om alles te lijden en met een geduld gelijk
het uwe.
— Mijn zoon, het beste, dat u te doen staat, wanneer
u eene van die ontelbare wederwaardigheden overkomt,
waarvan het sterfelijk leven geheel vervuld is, dat is:
uwe ziel bezitten in de verduldigheid (1). De ziel ontsnapt
aan zich zelve, wanneer zij ongeduldig wordt; en inte-
gendeel, wanneer zij zich zonder morren onderwerpt aan
alles wat ik toelaat, dan bezit zij zich zelve in vrede en
zij bezit mij zelven. Ongeduldig worden, is willen hetgeen
men niet heeft, of niet willen hetgeen men heeft, liene
ongeduldige ziel is eene ziel overgegeven aan haren harts-
togt, welke de rede of het geloof niet wederhoudt. Welke
zwakheid! welke dwaling! zoo lang als men het kwaad
wil, dat men lijdt, is het geen kwaad; waarom er dan
een waar kwaad van gemaakt met het niet te willen (2) ?
(1) LUC. XXI. (2) Fénéloa.
-ocr page 202-
108
DE MEFOEVLAHMKN
Vergeet de volgende woorden niet, welke ik eertijds tot
mijne apostelen heb gezegd, en die ik u in dit oogenblik
herhaal: Voortvaar, voorwaar,ik zeg het u, gij zultweenen
en zuchten..maar uwe droefheid zalinblijdschap veran-
deren
(1). Ja, mijn zoon , het verdriet is het lot mijner uit-
verkorenen op aarde, maar hunne vergelding is heerlijk.
— Heer, ik heb het u reeds gezegd, het schijnt mij toe,
dat ik bereid ben om alles, uit liefde tot u te lijden : hoe
komt het dan, dat ik evenwel daarin zoo veel afkeer
gevoel?
—  Mijn kind, zoo gij met onderwerping en zonder
klagen al de verdrukkingen aanvaardt die ik u overzend ,
dan maakt de afkeer u niet minder onderworpen, maar
integendeel, hij vermeerdert uwe verdiensten; hij is een
uitwerksel van de zwakheid uwer natuur, en gij moet u
daarover verootmoedigen, maar geenzins u verontrusten,
en er een voorwerp van droefheid van maken. Verdraag
met geduld en kalmte de verachtingen , de vernederingen,
de ziekte en zelfs den dood, hierdoor zult gij mij uwe
dankbaarheid en liefde betoonen.
GEBED.
O Jesus! barmhartige Jesus! ik heb u tot nu toezeer
weinig bemind: Ja, mijn God, ik heb u zeer weinig en
kwalijk bemind! maar nu wil ik u beminnen uit geheel
mijn hart, ik wil u altijd beminnen. Helaas! ik was eer-
tijds verblind door mijne hartstogten; maar uwe barm-
hartigheid heeft heden mijne oogen geopend en mij ver-
licht. Gy hebt mij de grootheid doen kennen van het
kwaad, datik gedaan heb met u laf hartig te verlaten; gij
hebt mij doen begrijpen, dat gij eene oneindige liefde
waardig zijt, ter oorzake uwer goedheid en liefde, welke
gij mij bewezen hebt. Het berouwt mij dus uit geheel
mijn hart, dat ik u vergramd heb, en ik bemin u meer
dan alles, wat er in de wereld is. O wonden, o bloed van
mijnen Verlosser, gij die zoo vele heilige zielen door
(1) Jo»n. xvi, 10.
-ocr page 203-
199
VAN JESUS.
liefde ontstoken hebt, ontsteek ook mijne arme ziel door
dit heilige vuur. Ach ! mijn Jesus! geef mij de genade om
altijd te denken aan uw lijden, aan de smart en en ver-
sinadingen, die gij voor mij geleden hebt, opdat ik mijne
genegenheden onthechte van de aardsche goederen, en
ze alleen in u stelle, die mijn eenig en oneindig goed
zijt. Ik bemin u, Lam Gods, tot mijne liefde geslagtoll\'erd
op het kruis. Gij hebt niet geweigerd voor mij te lijden;
op mijne beurt weiger ik ook niet voor u te lijden al wat
gij wilt. Ik wil niet meer klagen over de kruisen, die
gij mij toezendt; helaas ! hoe kan ik klagen over het lijden,
ik, die sedert zoo vele jaren de hel verdiend heb; vergun
mij de genade om u te beminnen , en handel dan met mij
volgens uw welbehagen. Ach! mie zal mij ooit van de
liefde van Jesus Christus scheiden
?Ü mijn Jesus! de zonde
alleen kan mij van uwe liefde berooven; gedoog niet,
smeek ik u, dat mij zulk een ongeluk overkome. Liever
sterven, liever duizendmaal stervan, dan door eene dood-
zonde van u gescheiden te worden! Ik verzoek u die
gunst uit naam van uw lijden; o Maria, ik bid u, uit
naam van al uwe smarten, verlos mij van den dood der
zonde. Amen.
OEFENINGEN.
Men nioet zijn taart in alle gelegenheden in
rust en vrede behouden.
Beminde Christen, leer heden, door het voorbeeld van
Jesus Christus, eenen diepen vrede en eene onverander-
lijke rust behouden, in het midden der verachtingen, der
tegenstrijdigheden en slechte behandelingen, want waar
de vrede is, daar komt God zijne verblijfplaats vestigen(l).
Zoo gij dan wilt, dat hij met u blijve , laat dan de onrust
in uwe ziel niet komen (2). Wanneer gij aangerand wordt
door eene vrijwillige bekoring, wanneer gij in u zelven
den strijd der hartstogten gevoelt, wanneer gij uwe ge-
breken, uwe hervallingen, uwe ongetrouwheden en ellen-
(1) Pb. LXXX. (2) S. Bern., Kpiat. 385.
-ocr page 204-
aoo
DE LIEFDEVI.AMMKN
den ziet, wacht u wel u over te geven aan de moedeloos-
heid en de onrust, maar werp alleen een liefdevollen blik
op den gekruisigden Jesus , en bid hem om dien vrede,
welken hij alleen kan geven. Word niet gram , wanneer
men u te lang laat wachten, wanneer men u tegen-
spreekt, u verpligt dezelfde zaak meermalen te herhalen
of kwalijk uwe bevelen volbrengt, maar behoud altijd
dezelfde kalmte en vrede des harten. Dat die groote
rust u niet verlate, wanneer u eenige ziekte, eenige
vernedering, eenig verlies van goederen of eenige on-
verwachte ongunst overkomt; denk dan, dat God, die
gedurig over u waakt, al die dingen tot uw grootste
voordeel toegelaten heeft; behoud vooral zorgvuldig
dien zoeten vrede, die de eigenschap van Gods kinderen
is (1); in het midden der verdrukkingen en inwendige
smarten, der smakeloosheid, der dorheid, der beko-
ringen van droefheid, van zwaarmoedigheid, van mis-
trouwen op de barmhartigheid Gods; behoud hem in
het midden der pijnlijkste kruisen en drukkendste kwel-
lingen. O! welk een heerlijk schouwspel is een dienaar
Gods, die, in al de gebeurtenissen des levens , altijd de-
zelfde schijnt, zoetaardig, bedaard, vreedzaam, geheel
onderworpen aan den aanbiddelijken wil van hem, die
alles bestuurt! zijn hart wordt niet opgeblazen door hoog-
moed, wanneer men hem prijst; hij belooft beterschap ,
wanneer men hem berispt; hij lijdt stilzwijgend en ver-
geeft, wanneer men hem veracht, vernederten beschimpt.
De vrede is altijd in zijn hart, hij blinkt opzijn gelaat en
in geheel zijn ligchaam uit, en dikwijls is zijne tegen-
woordigheid alleen, een enkel woord uit zijnen mond
genoeg om eene bedrukte ziel te troosten en haar den
vrede , dien zij sedert lang verloren had , weder te geven.
Arbeid dan, beminde Christen, om zelf dien zoo wensche-
lijken vrede te bekomen; vraag hem aan den Heer, en
neem de heilige gewoonte aan van u te onderwerpen aan
alles, wat u overkomt, zeggende: God ivil dit of laat het
toe, hij weet waarom: zijn heiliye naam zij geloofd.
(1) Matth. V,
-ocr page 205-
•201
VAN JESUS.
XXIX. HOOFDSTUK.
Klaagwoonlcn, welke Jesus van zijn kruis tot
nlle mcnscben
ritst.
0 tos omnes qui Irantitis per tiatn,
altendite, et videte,si est do/orsicut
dolor meus,
Tren. 1. 16.
O gü allen f die langs dezen weg
gaat, aanschonwt en ziet, of er
eene smart is gelijk de mijne.
Deze zijn de woorden, welke Jesus Christus tot ons
rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van
zonde. O gij allen, roept hij ons toe van af zijn kruis,
o gij allen, die den langen weg des levens gaat, blijft eenige
oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waar-
aan ik gehecht ben, en ziet, of er eene smart is, die met
de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond
met scherpe doornen, die mij geene rust laten: mijne
handen en voeten zijn doorboord met overgroote nagelen:
mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit
uit al mijne ledematen. De smarten des doods hebben mij
van alle kanten omringd
(1), en mijne ziel is in de af-
grijselijkste droefheid gedompeld.
Ongelukkige kinderen van Adam, die de straf der zonde
van uwen eersten vader draagt, en die zucht onder het
gewigt der smarten, welke uwe misdaden verdiend heb-
ben, ziet mijne smarten en vergelijkt ze met de uwe. Gij
klaagt over uw lijden, maar bebt gij dan vergeten, dat
gij schuldig zijt en de hel verdiend hebt\'? hebt gij dan
vergeten, dat ik, die uw God ben, het eerst geleden heb
ter uwer liefde en om u de onderwerping te leeren\'?
Gij mort omdat gij de ongemakken moet lijden van den
honger, van den dorst, van de armoede, van den arbeid,
(1) P». CXIV, 3.
-ocr page 206-
209
DK LIEFDEV1.AMMEN
van de koude en van de hitte; maar heb ik die niet vóór
u en meer dan gij gevoeld ? Ben ik niet geboren in eenen
stal in bet midden van den winter ? heb ik niet altijd in
armoede geleefd? heb ik mijn brood in het zweet mijns
aanschijns niet gewonnen?
Gij wilt mij.ie dienst verlaten, omdat gij daarineenige
doornen ontmoet, omdat gij\' daarin eenig verdriet gevoelt,
omdat gij gekweld wordt dooreenige inwendige smarten,
omdat gij eenige opoll\'eringen moet doen, die voor de
natuur pijnlijk zijn. Maar heb ik in bet midden der ver-
maken geleefd? beeft het mij niets gekost om, niet mijne,
maar uwe zaligheid te verzekeren? Gij gevoelt verdriet,
maar kan het vergeleken worden bij dat, hetwelk ik ter
uwer liefde in den hof der Olijven geleden heb? zijtgij
wel ooit, zoo als ik, droevig geweest tot den dood toe?
hebben uwe inwendige smarten u ooit eenen grooten
overvloed van bloed doen zweeten ? wanneer hebben zij
u in doodstrijd gebragt?
Gij verwondert u, dat uwe vrienden u verraden en
verlaten; gij bedroeft u, wanneer men uwe weldaden met
ondankbaarheid beloont. Maai\' ben ik niet verlaten ge-
worden door mijne eigene leerlingen , zelfs in het oogen-
blik, wanneer ik hun het grootste bewijs mijner liefde
gegeven had, door hen met mijn eigen ligchaam te spij-
zen? ben ik niet onwaardig behandeld geweest door die-
zelfde Joden, wier zieken ik genezen, wier dooden ik ver-
wekt en die ik met weldaden overladen had?
Gij wordt boos, wanneer men weinig acht op u geeft,
wanneer men u vernedert of veracht, wanneer men uwe
gewaande verdiensten ontkent, en diegenen, welke minder
begaafdheden en deugden bezitten dan gij, boven u stelt!
Maar ben ik zelf, alhoewel God, niet veracht geweest?
WerJ ik in de straten van Jerusalem niet uitgejouwd door
hel slechtste volk? heeft Herodes mij niet als een dwaas
behandeld? Heeft men mij niet vergeleken bij eenen
moordenaar? heeft men Barabbas niet voor mij gesteld?
Gij geeft u over aan de gramschap, wanneer men uwe
faam benadeelt, wanneer men u beschimpt of mishandelt.
Maar heeft men van mij niet gezegd, dat ik van den duivel
-ocr page 207-
VAN JESUS.
bezeten was, dat ik een gulzigaard, een lasteraar en een
oproermaker was? Heeft men mij niet in het aangezigt
gespuwd? heeft men mij geene kaak- en andere slagen
gegeven? heeft men mij niet\'eenen ganschen nacht aan
de bespottingen en de onredelijkheid van losbandige
soldaten overgelaten ?
Gij klaagt wanneer u eene kleine ziekte overkomt; wordt
zij erger en duurt zij lang, dan verliest gij het geduld.
Maar ben ik niet wreedelijk gegeeseld geworden? Werd
ik niet met doornen gekroond ? en ziet gij mij nu niet aan
een kruis genageld? In uw lijden, in uwe ziekte, ontvangt
gij ten minste eenige verlichting door de tegenwoordig-
heid van uwe vrienden, door de geneesmiddelen, welke
men u geeft, en de zorg, die men voor u draagt. Gaat het
ook zoo met mij, die uw God ben? Waar zijn mijne ver-
troostingen (1)? Waar zijn de vrienden, die mijn lijden
verligten en er deel in nemen? waar zijn de geneesmidde-
len, om mijne pijnen te verzachten? Ik ben alleen en
verlaten; in stede van troostende woorden, hoor ik las-
teringen (2)! men overlaadt mij met schimp-en smaad-
woorden; men bespot mij; men geeft mij gal en azijn....
Hebt gij wel reden om te klagen en te morren, om-
dat gij eenige druppelen van den bitteren kelk moet
drinken, welken ik tot den bodem uitgedronken heb?
is het tegendeel niet zeer regtvaardig, dat gij, ter
mijner liefde, een klein deel van het kruis draagt, dat
ik, ter uwer liefde, niet geweigerd heb geheel en al-
leen te dragen? Antwoord...
O Christenen! zoo gij wist wat al smarten, lijden en
inwendige pijnen het mij kost, om u aan de hel te ont-
trekken, dan zoudt gij geheel de uitgestrektheid mijner
liefde tot u beseffen; gij zoudt begrijpen, welk ijsselijk
ongeluk het is voor eene eeuwigheid in de hel te vallen;
gij zoudt eindelijk begrijpen, dat de eenige zaak, welke
gij op aarde te verrigten hebt, is mij te dienen en te
beminnen. Aeh ! mijne kinderen, in den naam van uw
eigen geluk, geeft mij uw hart en bemint mij,
(1) Pt. LXI1I. 31. Thren. 1, 2. (2) F» XXXIV, 16.
-ocr page 208-
204
DE LIEFDEVLAMMEN
GEBED.
«Ik bemin u, o mijn Jesus(1)! ja, ik bemin u, en ik
wil u altijd meer en meer beminnen. O mijn goddelijke
Meester! geef mij ten uwen opzigte al de teederheid,
welke ik wensch te hebben, en zoo mijne verlangens
nog niet al de kracht en de uitgestrektheid hebben, welk e
zij moeten bezitten, geef aai: mij, dat arm schepsel,
dat gij met uwe gunsten overladen, dat gij zoo over-
vloedig bemind, dat gij door zoo vele pijnen en smarten
gered hebt, geef dan toch aan hetzelve al de liefde,
met welke gij wenscht, dat het u zou beminnen.
«O liefde, die altijd ontstoken en altijd vurig zijt!
o goddelijk vuur, dat nooit uitgedoofd wordt! o mijn
lieve Jesus! o liefde! o mijn God, ontsteek al mijne
zielsvermogens door het heilig vuur uwer liefde. Alaak
dat zij al de vlammen, al de zoetheid, al de genoe-
gens, al de vreugden, al de verrukkingen en al de
teederheid van hetzelve gevoele; maak dat zij u be-
minne met al de kracht en de vurigheid van haren
wil, dat zij u omhelze met al de vermogens van haar
verstand, dat zij u beminne met eene liefde verge-
zeld van hevige droefheid over hare voorgaande onge-
trouwheden; dat zij u beminne, en niets meer beminne
dan u, niets dan in u, niets dan voor u». O mijn
God! konde ik u tot mijn laatste oogenblik, en gedu-
rende geheel de eeuwigheid beminnen! dit verhoop ik
van uwe barmhartigheid. Amen.
OEFENINGEN.
Over de drift.
In het voorgaande Hoofdstuk heb ik u van den vrede
des harten gesproken, nu ga ik gewagen van een zeer
algemeen gebrek, zelfs bij menschen, die godvruchtig
willen zijn; van een gebrek, dat alleen bekwaam is om
(1) S. Aug. Manual., Cap. X.
-ocr page 209-
205
VAN JESUS.
een onoverwinnelijk beletsel aan het rijk van dien in-
wendigen vrede te stellen; dit is de drift. Dus, zoo
gij den inwendigen vrede bekomen en behouden wilt,
dan moet gij de drift vlugten:
1°. In uwe bezigheden. Tracht niet alles te doen en te
zelfder tijd alles te ondernemen; besteed aan iedere zaak
den tijd, dien zij vereischt, en wensch niet haar reeds
geëindigd te zien, wanneer zij naauwelijks begonnen
is; want niets ontstelt en verstrooit zoo zeer eene ziel,
als wel de hevige en driftige verlangens. Belaad u
niet met te menigvuldige bezigheden, welke gij niet
zoudt kunnen volbrengen.
2°. In uwe goede werken. Doe het goede, maar doe het
met gewigt en maat, en het zal des te beter zijn. Wan-
neer gij besloten hebt eene zaak te ondernemen, die
gij voordeelig gelooft voor Gods verheerlijking en de
zaligheid des naasten, beweeg dan hemel en aarde niet,
indien ik mij zoo mag uitdrukken, om in eens uw doel
te bereiken; maar handel altijd bedaard. Volg hierin het
voorbeeld van Jesus Christus zelf, die dertig jaren ge-
wacht heeft, eer hij zijn Evangelie aan de wereld verkon-
digde en onmiddehjk aan de zaligheid der zielen be-
gon te werken. Wanneer gij iemand goede vermaningen
geeft, en oordeelt, dat hij er geen nut uit trekt, verlies
daarom den vrede niet, maar ga voort, met hem altijd
liefdadig dezelfde dienst te bewijzen; God zal het overige
doen. De ijver voor onzen voortgang in de godvrucht,
voor de bekeering des naasten, is eene deugd zoo lang zij
bedaard en aan Gods wil onderworpen is; maar het is
een driftige ijver, zonder omzigtigheid, zonder geduld,
de ijver, die op eenen dag van eenen grooten zondaar
eenen volmaakten Heilige wil maken, die ijver die het
door de wijsheid van den Allerhoogste bestemd oogenblik
niet wil afwachten; helaas! zulke ijver is een valsche
ijver, en gij moet daar mistrouwen in hebben, omdat hij
de ontsteltenis in de ziel veroorzaakt. Wees ook niet
driftig in uwe godvruchtige oefeningen, verlangende
dezelve te zeer te vermenigvuldigen; volg daarin, zoo
als in het overige, den raad van uwen zielbestierder,
-ocr page 210-
306
DE IIEFUEVLAMMEN
en prent wel in uw geheugen de woorden van den
H. Franciscus de Sales: Het is niet door de menigvul-
dige zaken welke wij verrigten, dat wij voortgang in de
volmaaktheden doen, maar door den ijveren het zuivere
inzigt, met welke wij ze verrigten.
XXX. HOOFDSTUK.
Jesns bidt voor zijno i Handen.
Tater dimilte illil; non enim sciunt
qnid faciunt.
Luc. XX11I. 24.
Mijn Vader, vergeef het hun; want
zij weten niet wat zij doen.
Jesus was nu aan het kruis gehecht; rondom zich zag
hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zijne
marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eenen
oogslag op hen, verheft zijne oogen ten hemel en roept
uit: Mijn Vader! Hij had gezwegen, terwijl men hem
kruisigde: nu breekt hij zijn stilzwijgen af en roept zijnen
Vader aan; laat ons hooren wat hij hem gaat vragen.
Zal hij hem zeggen: Vader, gij zijl getuige van mijn
lijden, gij zijt getuige van de schandelijke beleedigingen,
met welke men mij overlaadt; doe dan op dit goddeloos
volk al het gewigt uwer wraaknemingen nederdalen.
Neen, neen; zulk een gebed zal dat van mijnen goe-
den Jesus niet zijn. Christen ziel, die dit overweegt,
wees aandachtig, en leer hier de oneindige barmhar-
tigheid van onzen Zaligmaker kennen: Vader, roept
hij uit, Vader, vergeef het hun-, want zij weten niet
wat zij doen.
O hoe groot was de vlam van liefde, die het hart van
dien geliefden Zaligmaker verslond, wijl in het bitterste
zijner pijnen, en wanneer de hevigheid zijner smarten
hem , om zoo te zeggen, zelfs belette voor zich te bidden,
-ocr page 211-
■2117
VAN .IESUS.
de kracht zijner liefde tot do mensehen maakt, dat hij
voor zijne vijanden bidt, en met eene sterke stem uitroept:
Pater, dimiltc illis; Vader vergeef het hun ! Hij heelt
aldus gehandeld, om ons te leeren, dat zijne liefde
tot ons zoo vurig was, dat zij door geene hoegenaamde
pijn of smart kon verminderd worden, en om ons ook
te leeren, hoe wij moeten bereid zijn, om aan onzen
evenmensch te vergeven (1).
O mijn zoete Jesus! hoe rijk zijt gij in barmhartigheid!
en wie is de zondaar, die na een zoo schoon voorbeeld!
van goedheid en barmhartigheid nog zal wanhopen,
vergiffenis van zijne zonden te bekomen? O mijne ziel
heb vertrouwen en laat u niet ontmoedigen door de me-
nigvuldigheid uwer ongeregtigheden. Gij wordt geslin-
gerd door duizenden en duizenden verschildende harts-
togten, gij wordt gekweld door duizenden bekoringen;
daar is niets aan gelegen: schep moed en heb vertrouwen.
Gij hebt nog eene verzekerde schuilplaats in de wonden
van Jesus; ga u daarin verbergen, want zij zijn het
onderpand zijner liefde tot u. Wat moogt gij met regt
niet verhopen van uwen Zaligmaker, gij die nu uwe
zonden beweent, daar gij weet dat hij vergeven heeft aan
hen, die hem kruisigden; en met zoo veel goedheid
voor hen gebeden heeft? (2)
Doch, zoo gij des te eerder wilt verhoord worden, (3)
zoo gij des te zekerder de gunst van Jesus wilt bekomen ,
zoo gij zijne liefde wilt genieten, vergeef gelijk hij, en
zoo oprecht als hij, aan uwen broeder, wanneer hij u
beleedigd heeft. Vergeef hem kleine fouten , opdat God u
groote vergeve. Bid voor zijne zaligheid, zoo als gij voor
de uwe bidt, en gij zult de liefde waardig worden van
Jesus, die u geboden heeft uwe vijanden te beminnen
en voor hen te bidden. O! hoe groot zal uw vertrouwen
zijn bij uw afsterven, zoo gij de troostende overtuiging
hebt, dat gij altijd verduldig het ongelijk, den smaad en
de verachting verdragen en altijd vergeven hebt.
(1) H. Franciscus de Sales, aermoon van den goeden Vrijdag.
(2) Thomas U Kempis, de rita Cliristi, raedit., Part. II, cap. XX.
(8) Iblfl panim.
-ocr page 212-
•20H
DE I.IEFDEVLAMMEN
GEBED.
Heer Jesus, gij die ons gezegd hebt: Vergeef, en uzal
vergeven worden
: (1) gewaardig mij al de beleedigingen
te vergeven, aan welke ik mij ten uwen opzigte heb
schuldig gemaakt, omdat ik uit geheel mijn hart vergeef
aan hen, die mij beleedigd hebben. Ja, ik vergeef hun
gelijk ik u smeek hun ook te vergeven ! en ik ben bereid
hun alle mogelijk goed te doen, wanneer ik daartoe gele-
genheid heb, O mijn Zaligmaker, geef mij tot vergelding
uwe liefde. O! met uwe liefde zal mij niets meer ontbre-
ken dan het aanschouwen uwer heerlijkheid in den hemel,
met uwe liefde zal ik noch het ongelijk, noch den smaad,
noch de verachting, noch de tegenspraak hier op aarde
vreezen: met uwe liefde zal de arbeid, de kruisen, de
vernederingen, alles mij zoet en aangenaam worden: met
uwe liefde, o mijn Jesus! zal de armoede in rijkdommen
veranderen , de tranen in blijdschap, de verdrukkingen in
geluk, en de beproevingen in genietingen; met uwe liefde
zal het pijnlijke leven voor mij niets meer hebben dan
aangenaamheden, en de dood zelfs zal geheel zijnen
afschrik verloren hebben. O goddelijke JesusI gelukkig,
duizendmaal gelukkig is de mensch, die ubemint! Mogt
ik zelf u altijd, altijd , altijd beminnen. O Maria! verkrijg
mij die genade. Amen.
OEFENINGEN.
Het vergeven -au het ongelijk.
Dat de zon niet onderga over uive gramschap, (2) zegt
de Apostel, maar vergeef zonder uitstel aan uwen vijand
die u beleedigd heeft, zoo gij verlangt dat God u vergeve.
Beminde Christen, voed geenen haat tegen uwen naaste,
welk kwaad hij u ook gedaan hebbe; integendeel, ver-
geef hem, naar het voorbeeld van Jesus Christus, uit
den grond van uw hart, en bid voor hem. Verdoof by het
(1) Lnc. VI, 87. M»tth. VI, 14. (ï) üphes IV, 56.
-ocr page 213-
209
VAN JESUS.
opkomen alle wraakzucht, anders stelt gij u bloot aan
vele feilen. — Doch, zultgij mij misschien zeggen, ik kan
zoo aanstonds aan mijnen vijand niet vergeven ; hij heeft
mij verraden, hij heeft mij beschimpt en smaad aange-
daan; hij heeft mij alle mogelijk kwaad gedaan,ik moet
mij wreken. — Gij wilt u dan wreken ? Welaan ? kom met
mij aan den voet van het kruis , aanschouw den gekrui-
sigden Jesus, luister naar de woorden, die hij spreekt:
Mijn Vader, vergeef het hun; en durft gij nog eens
zeggen\'. Ik zal niet vergeven, ik zal mijne wraakzucht
voldoen?
(1) — Was het een ander, ik zou hem gaarne
vergeven: maar liet is een ellendige, die mijne vriend-
schap niet verdient. — En gij , beminde Christen,gedoog,
dat ik het u vraag, verdient gij die van Jesus Christus, na
zoo vele zonden bedreven te hebben 1 Wil ten minste
eene kleine fout vergeven, opdat God u groote vergeve. —
Ben ik dan verpligt eenen mensch te beminnen, die mij
niet bemint en die mij vervolgt? — Ja, gij zijt daartoe
verpligt, bemint uwe vijanden zegt onze goede Meester,
doet goed aan hen, die u halen , en bidt voor hen, die
u vervolgen en lasteren, want zoo gij niet bemint dan
degenen die u beminnen, welke belooning zult gij daar-
voor ontvangen? Boen de tollenaren dit ook niet?
(2) —
Welnu! ik vergeef aan mijnen vijand voor dezen keer,
doch dat hij het voortaan niet meer doe. — Beminde
Christen; gij moet niet eenmaal vergeven, maar zeventig-
maal zevenmaal,
(il) zegt Jesus Christus, dat is altijd.
Gij bobt altijd de barmhartigheid Gods noodig; gij moet
dan altijd de uwe oefenen, en gij moet zulks doen ten
aanzien van iedereen. — Ik vergeef het hem, maar ik
heb een goed geheugen, ik zal nooit vergeten wat hij mij
gedaan heeft. — Gij wilt dan niet, dat God uwe zonden
zal vergeten , want hij zal met u handelen, gelijk gij met
"we naasten zult gehandeld hebben. — Ik vergeef hem,
\'"aar hij mag onder mijne oogen niet meer komen, ik
wil hem niet meer zien. — Ach! wat zegt gij, beminde
Christen? Gij wilt uwen vijand niet zien, gij wendt uwe
(1) S. August, (i) M»HÜ. V, 44, 46. (S.) Mattk. XVIII, 33.
il
-ocr page 214-
810
DE MEFDEVLAMMEN
oogen van hem wanneer gij hem ontmoet! Zult gij dan
nog den Heer durven bidden, dat hij eenen blik van
barmhartigheid op u werpe! Antwoord. — Ik wensch
hem geen kwaad. — Dit is niet genoeg, gij moet hem goed
wenschen, hem beminnen als u zeïven, bedroefd zijn,
wanneer men hem eenig leed doet, hem wederhouden
in de gelegenheid, enz. (1) Ruk zonder medeJoogen
uit uw hart de minste verbittering tegen den naaste, en
bid met meer vurigheid voor dengene, die u eenig ver-
driet zou kunnen veroorzaken; vergeel\' hun naar het
voorbeeld van onzen lieer Jesus Christus en verontschul-
dig hen, want zij handelen meestal zonder voornemen
te hebben van u te beleedigen. Zoo gij altijd vergeeft,
dan zult gij met verzekering tot God kunnen zeggen, en
zonder eene weigering te moeten vreezen: Mijn Vader
vergeef mij mijne schulden gel\'jk ik vergeef mijnen
schuldenaren.
XXI. HOOFDSTUK.
De goede moordenaar.
Voinine memento mei, eum veteris in
reqnum tuum.
Luc, XXXI11, 42.
Heer, wee» mg gedachtig wanneer
gij in uw rijk zult gekomen zyn*
Dusdanig was het korte gebed van den goeden moor-
denaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen,
verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde :
Heden zult gij met mij in het paradijs zijn. (2) Hij had
maar eene gedachtenis gevraagd, en Jesus belooft hem
zijn rijk; zoo milddadig is die goede Meester, zoo zeer is
hij genegen, om altijd veel meer goed te geven dan men
hem vraagt!
(1) Zie gedachten Tan Pater Humbertus. (2) Luc, XX1H, 43.
-ocr page 215-
m
V> N JE8US.
Doch wie zal niet verwonderd zijn, denkende aan de
verborgenheden van Gods oorüeelen? Op het oogenblik,
wanneer de goede moordenaar tot Jesus zeide: Heer!
wees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk zult zijn,
was die goddelijke Zaligmaker in eenen onvergelijkelijüen
staat van verdrukking en vernedering. Zijne leerlingen
hadden hem verlaten, een van hen had hem verraden en
verkocht, een ander had hem tot driemaal verloochend,
de Joden braakten lasteringen tegen hem uit, de Heidenen
bcspotteden hein, en er was bijna niemand moei\', die hem
geloofde. Het is dan in dat oogenblik, wanneer Jesus
al zijn gezag verloor bij het grootste deel dergenen, die
hem gekend hadden, dat die goede moordenaar, inwendig
verlicht door de goddelijke genade, hem voor zijnen
koning en God erkende.... De leerlingen van Jesus had-
den sedert lang met hem verkeerd, zij hadden zijne
wonderbare leer gehoord, zij hadden eene volmaakte
kennis van zijn leven en van zijne mirakelen, evenwel
werd hun geloof zeer wankelbaar, wanneer zij hunnen
Meester aan het kruis genageld zagen, de goede moor-
denaar, integendeel, had nooit de stem van Jesus ge-
hoord, dan wanneer hij voor zijne beulen bad; hij kende
noch zijne leer, noch zijne mirakelen en hij overtreft
nogtans de Apostelen in kloekmoedigheid en doet eene
openbare belijdenis van zijn geloof.... Welk voorwerp
van ernstige overweging. O! hoe zeer doet dit voor-
beeld ons leeren, dat de minste der menschen veel vermag
met de genade, en dat de grootste van hen zonder dezelve
zwak is.
O goede Jesus, gedoog, dat ik u met den goeden
moordenaar zegge: Tl\'ees mij gedachtig, wanneer gij
in uw rijk zult zijn.
Wees mij gedachtig, dat ik een
van die arme dolende schapen ben, voor welke gij
gevast, gebeden, gezweet, geheel uw leven in arbeid
doorgebragt hebt, voor welke gij op dit oogenblik sterft (1).
Gedenk, dat ik het werk uwer handen ben (2), en dat
9\'j het licht van uw aanschijn op mijn voorhoofd geprent
(1) Prcces Eccles. 12) Pi. CXVII1.
-ocr page 216-
212                             DE LIEFDEVLAMMEN
hebt. (\\) Wees mij gedachtig, o goede Jesus, verwerp mijn
gebed niet, en verleen mij uwe liefde met de vergiffenis
mijner zonden.
— Mijn zoon, ik zal uw gebed verhooren, zoo wel
als dat van den goeden moordenaar, zoo gij u, gelijk hij
op het kruis plaatst. Door het kruis alleen kan men tot
den hemel gaan; men kan die groote belooning der
uitverkorenen niet bekomen, zonder te voren grooten
arbeid en moeite ondergaan te hebben. (2). Ja, ik herhaal
het, door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan.
Neem dan dit kruis op, en draag het kloekmoedig, oot-
moedig en met liefde.
Voorwaar, ik zeg liet u, heden zult gij met mij in\'het
paradijs zijn.
O! hoe zoet zijn die woorden van Jesus!
Gelukkige moordenaar, uw hart moest eene onuitspreke-
lijke vertroosting gevoelen; gij moest den dood met eene
zeer groote gerustheid zien naderen! Mogt ik ook eens
die woorden hooren, wanneer ik op mijn doodsbed uit-
gestrekt zal liggen! Men sterft in vrede, wanneer Jesus
eene dergelijke belofte doet.
GEBED.
Mijn God! hoeveel vertrouwen op uwe barmhai tigheid
boezemt mij de gelukzalige dood van den goeden moorde-
naar in! ik wil daarom niet met meer gerustheid zondi-
gen, of het oogenblik mijner opregte bekeering uitstellen;
neen, zeker neen, verre van mij eene dergelijke laatdun-
kendheid. (3) Maar die gedachte doet mij tot mij zelven
zeggen: daar God met zoo veel goedheid aan dien moor-
denaar op het kruis vergeven, en hem het paradijs beloofd
heeft, waarom zou ik, arme zondaar, vreezen verstooten
te worden? O mijn Jesus, het overwegen mijner zonden
bedroeft mij , en ik beken dat hare menigvuldigheid
mij tot wanhoop zoude vervoeren, zoo ik de grootheid uwer
barmhartigheid .niet kende, en ik niet zoo vele voor-
beelden van berouwhebbende zondaars voor mij had,
(1) Vs. XV, 7. (2) S. Greg, Hom. 37 in Efang. (8) S. Aug.
-ocr page 217-
213
VAN JESUS.
welke gij met goedheid ontvangen hebt. Want Magdalena
werpt zich neder voor uwe voeten, welke zij Cmet hare
tranen bevochtigt, en gij vergeeft haar dadelijk al hare
zonden. Petrus verloochent u driemaal, maar hij beweent
zijne zonden, en op het oogenblik geeft gij hem uwe
yenade weder. Men biedt u eene vrouw aan, die in over-
spel bevonden was, en gij wilt haar niet veroordeelen,
maar gij zendt haar weg met zoetaardigheid, haar ver-
manende niet meer te zondigen. O mijn allerzoetste Jesus
mijne barmhartigheid, mijne toevlugt, mijn beschermer,
mijne liefde, mijn leven, mijn al, ontfermu ook over mij,
want ik ben een groot zondaar. Wees mij gedachtig, nu
gij in uw rijk zijt, en verlaat mij niet in het uur van
mijnen dood. Wanneer mijne krachten zullen beginnen te
verzwakken en mijne stem te verdooven, wanneer mijne
oogen zullen verduisteren, en mijne ooren niets meer
zullen kunnen hooren , o barmhartige Jesus! kom mij dan
te hulp in dit schrikkelijk oogenblik, van hetwelk mijne
gelukkige of ongelukkige eeuwigheid afhangt. O Jesus f
ik laat aan u de zorg van mijne laatste oogenblikkert
over. Amen.
OEFENINGEN.
Eindeloos vertrouwen op Gods barmhartigheid.
Gelukkig, en duizendwerf gelukkig is de getrouwe
ziel, die onophoudelijk de liefde van God tot ons en de
grootheid zijner barmhartigheden overweegt! O beminde
Christen, welk verheven denkbeeld zou ik u wenschen te
geven van de teederheid, goedheid en zachtmoedigheid
van onzen God! welk vertrouwen zou ik u willen inboe-
zemen op de barmhartigheid van Jesus, onzen zoeten
Zaligmaker! Helaas! het is zeer zeker, dat vele zielen
belet worden grooten voortgang te doen in de liefde van
Jesus, door eene slaafsch e vreesachtigheid, welk e zij in-
wendig voeden, en waardoor zij in hunnen besten vriend
eenen strengen meester zien, die altijd bereid is, om
nen hard te behandelen. Neen, neen, Jesus is geen
-ocr page 218-
2H
DE LIEFDEVLAMMEN
strenge meester; hij is een teedere en mededoogende
Vader; hij is vol zachtmoedigheid en medelijden; hij is
langzaamom zich te vergrammen en milddadiginbarm-
hartigheid: hij is goed voor allen: en zijn medelijden
schijnt uit al zijne werken.
(1) Beminde Christen, tracht
in uwe ziel op te wekken en te voeden een eindeloos ver-
trouwen op de barmhartigheid des Meeren, en wees ver-
zekerd , dat gij eene gevoelige blijdschap zult veroorzaken
aan dien goeden en teederen vriend , met u geheel en al
aan zijne liefde over te geven. — Gij zult misschien
zeggen, dat gij vreest ter oorzake van uw voorgaande
zonden. — Het is waar, dat gij deze gedurig moet
beweenen: maar aangezien gij ze beieden hebt en ze
verfoeit, waarom doet gij aan Jesus het ongelijk van te
gelooven. dat hij ze niet vergeven heeft? Doe nog beter,
werp u in zijne armen gelijk een kind zich in de armen
werpt van zijne moeder, en zeg hem: Mijn goede Meester,
ik bemin u , en ik stel mijn vertrouwen op uwebarmhar-
tigheid....
Mijn God! hoe vele getrouwe zielen zijn er,
die zich kwellen door vruchtelooze twijfelmoedigheden
ten opzigte van hare biechten, van hare communiën, van
hare godvruchtige oefeningen, die hartzeer veroorzaken
aan onzen Heer, door haar gedurig mistrouwen, en die
veel eerder en met meer zekerheid zouden vorderen door
eene enkele daad van vertrouwen op God. O mijn goede
Jesus ! ik wil altijd vertrouwen op u hebben, zei fs in het
midden der grootste inwendige kwellingen, omdat ik
weet, dal gij mij bemint en gij mijn eeuivig geluk meer
verlangt dan ik zelf. Ja, goede Jcsus\\ ik wil vertrouwen
op u hebben
, wat mij ook overkome; ik begeef mij inuw
hart, en tvil daarin verblijven tot mijn laatste oogenblik;
daar heb ik niets te vreezen.
Dusdanig moet in alle
omstandigheden uw gebed zijn. Bijzonder ten tijde der
walgingen, dorheden en bekoringen.
(1) P«. CXLIV, 8. 9.
-ocr page 219-
VAN JBSOS.                                     215
GEBED TOT MABTA,
om baar te vragen, dat zij ons de genade
van eenen goeden dood bekome (1).
0 mijn allerzoetste Moeder! hoedanig zal mijn dood
zijn, van mij, die een ellendige zondaar ben! Wan-
neer ik denk aan het schrikkelijk oogenblik, op het-
welk ik voor den regterstoel van God zal moeten ver-
schijnen; wanneer ik mij herinner, dat ik zelf zoo
dikwijls door mijne ongeregtigheden, het vonnis van
veroordeeling geschreven heb, dan vrees ik, dan ver-
nietig ik mij, dan wanhoop ik aan mijne eeuwige za-
ligheid. O Maria! het is in het bloed van Jesus Christus
en in uwe voorspraak dat ik mijne hoop stel. Gij zijt
de koningin des hemels, de oppervorstin van het
heelal, en om alles te zeggen, de Moeder van God ,
gij zijt zeer groot, maar die grootheid, in plaats van
u te verwijderen van onze ellenden, brengt u nog
nader bij dezelve, en beweegt u tot medelijden. Wan-
neer de wereldsche vrienden tot eenige waardigheid
verheven worden, vlugten en verachten zij hunne oude
vrienden, die tot het ongeluk vervallen zijn; uw edel
en teeder hart handelt zoo niet; hoe grooter onze el-
lenden zijn, des te meer gij ze tracht te verligten.
Zoodra men u aanroept, komt gij spoedig; gij voor-
komt zelfs onze gebeden door uwe gunsten; gij ver-
troost ons in onze kwellingen, gij verdrijft de stormen,
gij werpt onze vijanden omver; met één woord, gij
verwaarloost geene gelegenheid, om ons geluk te be-
zorgen. Gezegend zij voor altijd de hand Gods, die in
u zoo veel majesteit en teederheid, zoo veel goedheid
en liefde vereenigd heeft! Ik zal den Heer daarvoor
in eeuwigheid danken; ik verheug mij daarover in mij
zelven, omdat ik mijn geluk in het uwe vind en mijn
lot met het uwe vereenig. O troosteres der bedrukten,
vertroost den bedrukte, die u aanroept! Ik gevoel,
(1) H. Lignori, Glorie rtn Maria.
-ocr page 220-
2-ir,
DE L1EFDEVI.AMMEN
dat de wroegingen van mijn geweten, met zoo vele
zonden beladen, mij bezwaren; ik weet niet of ik ze
naar behooren beween; al mijne werken schijnen mij
bevlekt en onvolmaakt; de hel verwacht mijnen dood
om mijn beschuldiger te worden; de vergramde god-
delijke regtvaardigheid wil gewroken zijn. O mijne
Moeder! wat zal er van mij geworden\'? zeg mij eens:
zult gij u gewaardigen mij te hulp te komen? O me-
delijdende Maagd! vertroost mij; verkrijg mij de
sterkte om mij te beteren, en aan God gedurende het
overige mijns levens getrouw te zijn. En wanneer ik
mij in de laatste benaauwdheden des doods zal bevin-
den, o Maria! mijne hoop! verlaat mij dan niet; sta
mij dan bij, versterk mij, opdat ik, op het aanschou-
wen mijner fouten, welke de duivel mij zal voor oogen
stellen, niet in wanhoop valle. O mijne vorstin, ver-
geef mij deze vraag, maar kom zelve mij door uwe
tegenwoordigheid vertroosten. Deze genade, welke gij
aan zoo vele anderen bewezen hebl, vraag ik voor
mij. Al is mijne vermetelheid groot, zij is evenwel
zoo groot niet als uwe goedheid, dio de ellendigsten
gaat opzoeken om hen te vertroosten; dit is de be-
weegreden van mijn vertrouwen. Uwe eeuwige heer-
lijkheid zal bestaan in eenen ongelukkigen verworpe-
ling gered en in uw rijk geleid te hebben, waar ik
hoop mij eens voor uwe voeten te bevinden, om u daar
te danken, u te zegenen en eeuwig te beminnen. O
Maria! ik verwacht u; laat mij niet zonder vertroosting.
Fiat, pal. Dat het zoo zij.
-ocr page 221-
•217
VAN JESUS.
XXXII. HOOFDSTUK.
Jtesns gjeefl ons, eer hij sterft, Maria
tot
Moeder.
Cum tidisset Jesus malrem et discipuium
stantem qttem diïigebat, tticlt matrisuee,
Mulier ecce ftlius tuus; deindedicit ditci-
puh: Ecce mater ttta.
Joan, XIX, 2ö, 27.
AU Jesus zgne Moeder, en bijhaarden
leerling, dien bij beminde, zag,zeide
hh\' tot zyne Moeder: „Vrouw ziedaar
uwen Zoon," daarna zeide hij tot den
leerling: „Zieduar uwe Moeder."
Het oogenblik, waarop Jesus besloten had zijnen geest
te geven, naderde: die goddelijke Zaligmaker ging
zijn leven voor ons ten beste geven. Hij had ons reeds
zijne onderrigtingen, zijne voorbeelden en verdiensten
achtergelaten; hij had zich zelven reeds aan ons gegeven,
om het voedsel onzer zielen te zijn: het scheen, dat er ons
niets meer ontbrak, en Jesus kon zijnen geest geven met
de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner
teederheid uitgeput had. Maar het minnelijke hart van
dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder
gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teeder en ge-
voelig zijt, gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe
zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar
te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene
teedere moeder is; en gij wildet er ons eene Reven.
Ziehier op welke wijze zulks geschiedde: de heilige
Maagd en de heilige Joannes stonden onder het kruis, Jesus
•iet zijne oogen op hen vallen, en zeide tot zijne heilige
Moeder: » Vrouw ziedaar uwen Zoon", daarna zeidehijtot
Joannes • tZiedaar uwe Moeder". Hij sprak deze woorden
niet alleen tot Joannes, maar ook tot al de Christenen,
\'ot u, die dit leest, tot mij die dit geschreven heb, ons
-ocr page 222-
218
DE MEFDEVTAMMEN
Maria aantoonende, zegt hij ons: y>Zie daar uwe Moeder"!
Welk geluk voor ons, zulk eene Moeder te hebben.
Maria is Gods Moeder, Maria is tevens mijne Moeder,
de Moeder van mij, armen zondaar. O hoe groot moet
mijn vertrouwen op haar zijn! zij is almogend bij haren
Zoon; een enkel gebed van haar, is op zekere wijze een
bevel voor haren Jesus, die haar niets weigert. Zij is
mijne Moeder ! zij bemint mij , zij verlangt mijne zalig-
heid! O! ik herhaal het, hoe groot moet mijn vertrouwen
op haar zijn!
Maria is onze Moeder! Maria is onze Moeder! Laat
ons gedurig die zoete en troostende woorden herhalen:
Maria is onze Moeder! Welk geluk voor degenen, die
onder de bescherming van eene zoo teedere en magtige
Moeder leven! Wie zou van den schoot van Maria de
kinderen durven komen trekken, die daar eene schuil-
plaats gezocht hebben tegen de woede hunner vijanden ?
welke hartstogt, welke bekoring is zoo hevig, dat zij hen
zal kunnen overwinnen, zoo zij hun vertrouwen op de
bescherming van zulk eene Moeder stellen? (1)
O allerbeminnelijkste Moeder! medelijdende Moeder,
wees altoos gezegend, en gezegend zij ook de God, die u
ons tot Moeder gegeven heeft! De heilige Maagd heeft aan
de heilige Brigitla veropenbaard dat, evenals eene moeder,
indien zij haren zoon op het punt zag om het slagtofl\'or
van een vijandelijk zwaard te worden, haar leven zou in
gevaar stellen om hem te redden: insgelijks zegt zij,
handel ik, en zal ikaltijd handelen met mijne kinderen,
alhoewel zij zondaars zijn; zoo dikwijls zij hunne toevlugt
tot mijne barmhartigheid zullen nemen. Laat er ons
dus niet aan twijfelen, in al onze strijden met de hel,
zullen wij altijd de overwinning behalen , zoo wij onze
toevlugt tot Maria, onze Moeder, nemen, zeggende met
de H. Kerk uit den grond des harten: Sub tuumprwsidium
cunfugimus
, sancta Dei Genitrix. O! hoe vele overwin-
ningen zijn er op de hel, door middelvan dit kort, doch
krachtig gebed, behaald? Eene groote dienares Gods,
(I) Ballnrra, in Sept. Verbis.
-ocr page 223-
219
VAN .IESI1S.
zuster Maria van het kruis, van de Benedictijner orde,
bediende zich van geen ander, om den duivel op de vlugt
te jagen.
Verheugt u dan, o gij, die kinderen van Maria zijt!
weet dat zij voor hare kinderen al diegenen aanneemt, die
liet willen worden. Verheugt u, en weest vol vertrouwen,
wie die zoete Maria bemint, en zich op hare bescherming
verlaat, die moet weder moed scheppen en zeggen: O
mijne, ziel, wat vreest gij? De zaak uwer eeuwige za-
ligheid moet noodzakelijk eenen goeden uitslag hebben,
aangezien de uitspraak tusschen de handen van Jesus
■Hiven broeder, en van Maria uive Moeder is.
(1) Wan-
neer deze gedachte in den geest kwam van den heiligen
Anselmus sprong hij van blijdschap op. O gelukkig
vertrouwen!
riep hij uit: o verzekerde toevlugt! De
Moeder Gods is ook mijne Moeder! Met welke zekerheid
moeten wij niet hopen, aangezien de zaligheid van den
besten der broeders en van de teederste aller moeders
afhangt.
(2) Ziedaar onze moeder die ons roept en zegt:
Zoo er een kind is dat tot mij kome. (3) De kinderen
hebben altijd den naam van hunne moeder in den mond,
en bij het minste gevaar, bij den minsten schrik, verheffen
zij eensklaps de stem, om te roepen: Moeder!Moeder! O
zoete en teedere Maria! dit is het, wat gij van ons vraagt;
gij wilt dat wij als kinderen u altijd aanroepen in de
gevaren, en dat wij altijd onze toevlugt tot u nemen. Ik
maak het besluit dit voortaan te doen; kom mij te hulp.
Maria is ons licht, onze fakkel, onze ster, onze geleidster
op de ontstuimige zee dezer wereld. O mensch! roept
de heilige Bernardus uit, (4) wilt gij eene droevige
schipbreuk ontkomen, wend uwe oogen tot Maria, vestig
uwe blikken op die weldadige ster; aanschouw in de
bekoringen, in de gevaren die ster, aanroep Maria. In
al de gevaren, in al den tegenspoed, in de uiterste
noodwendigheden des levens, denk aan Maria, roep
Maria aan; dat haar heilige naam altijd in uwen mond
en in uw hart zij. Als gij haar volgt, zult gij niet
(1) S. Bomt. (2) Anselmus: •» depr. ai Virg. (S) 3. Sapient. IV.
(4) s. Bern., hom. I, super Hissui est, sub fin.
-ocr page 224-
220                                 DE LIEFDEVI.AMMKN
dwalen, als gij haai\'bidt, zult gij u aan de wanhoop niet
overgeven. Zoo zij u ondersteunt, zult gij niet vallen;
zoo zij u beschermt, zult gij niets te vreezen hebben; zoo
zij u gunstig is, zult gij tot de haven der zaligheid komen.
O zoete Maria, mijne teedere Moeder, ik wil altijd
mijne toevlugt tot u nemen; ik wil u altijd beminnen;
ik wil altijd uwen heiligen Naam aanroepen. O mijne
goede Moeder, mijne beminnelijke meesteres! kom, tot
verheerlijking van uwen naam mijne ziel te gemoet, wan-
neer zij uit deze wereld zal scheiden, en gewaardig haar,
in uwe armen te ontvangen. Kom haar dan vertroosten
door uwe zoete tegenwoordigheid; wees voor haar de
ladder en de weg tot het paradijs. Verkrijg mij de genade
der vergiffenis en van het eeuwig geluk. (1)
Maria is onze Moeder! Mijn God! hoe liefelijk is
die naam van Moeder! hoe zoet, hoe hartroerend is hij!
Het is genoeg dien uit te spreken, om het hart te
doen zwellen. O ja! Maria is onze Moeder; zij heeft ons
allen op den Calvarieberg, aan den voet van het kruis
voortgebragt, wanneer zij, in de bitterheid van haar hart,
het leven van haren welbeminden zoon tot onze zaligheid
aan den hemelschen Vader opofferde: ja, zij is onze
Moeder, niet door haar vleesch, maar door de liefde die
zij ons toedraagt. En waar of welke is toch de moeder, die
hare kinderen zoo zeer bemint als Maria ons bemint? Wie
zou bekwaam zijn, om de vurigheid van hare teederheid
tot ons, arme ellendigen, te verklaren? De liefde,die al
de moeders voor hare kinderen hebben, is slechts
eene schaduw in vergelijking met die, welke Maria
voor eenen van ons heeft. Zij alleen bemint ons meer
dun al de Engelen en Heiligen te zamen ons beminnen,
en zij bemint ons aldus niettegenstaande onze zonden
en lafhartigheden in hare dienst. De grootste zondaars
worden zelfs niet buiten hare liefde gesloten, en zij is
altijd bereid om hen te helpen.
Daar Maria ons met eene vurige teederheid bemint,
zullen wij dan ongevoelig blijven voor hare liefde?
(1) S. Bem. hom I, super Missus est, sub fin.
-ocr page 225-
•21
VAN JESUS.
Zekerlijk neen: verre, zeer verre zij van ons deze
ondankbaarheid.
«Liefde dan voor Maria, liefde voor onze Moeder,
maar onsterfelijke liefde!
«Liefde voor altijd! omdat wij altijd ellendig zijn en
Maria altijd medelijdend is.
«Liefde voor altijd, omdat wij altijd zwak zullen zijn,
altijd blootgesteld aan de aanvallen der hel en der wereld,
en Maria altijd sterk door hem, die de hel en de wereld
overwonnen heeft; altijd onze bescherming.
«Liefde voor altijd! omdat Maria altijd beminnelijk zal
zijn, en omdat zij, ondanks onze onwaardigheid , nooit zal
ophouden, ons met hare moederlijke zorg te omringen.
«Laat ons nog beter doen, opdat Maria ons allendoor
eene ware en vurige liefde tot Jesus ontsteke, laat ons de
bewaring onzer harten aan hare teederlieid toevertrouwen,
en hopende, dat die onvergelijkelijke Moeder ze
zal versieren, gelijk het betaamt voor de liefde van den
hemelschen bruidegom, moet ieder van ons zich gelukkig
achten in leven en dood te kunnen zeggen:
«Mijn hart behoort mij niet toe, maar aan Maria,»
GEBED.
O Jesus, de beste van al mijne vrienden, wat kan ik
doen om u waardig voor de goedheid te danken, met welke
gij mij Maria tot Moeder hebt willen geven? En gij, o Maria,
hoe zal ik ooit dankbaar genoeg zijn voor zoovele teekens
van teederheid, welke gij mij bewezen hebt! Ach! ik zal u
beide uit geheel mijn hart beminnen. Maar helaas! wat is
toch de liefde van een arm en gering schepsel als ik ben?
is zij waardig u aangeboden te worden? Ongetwijfeld
neen; evenwel, o Jesus en Maria, vol vertrouwen op uwe
medelijdende barmhartigheid, die niemand verstoot, zal ik
u uit geheel mijn hart beminnen. Ja, ja, ik zal u beminnen
o Jesus! Doe uwe liefde in mijne ziel dalen; maak haar
dronken van de zuivere liefde: vergun mij de genade van
het leven niet te verlaten, d in nadat ik van u alleen mijn
verlangen zal gemaakt hebben; en het mij onmogelijk zal
-ocr page 226-
ii-Z
DE L1EFDEVI.AMMEN
geworden zijn, iets anders te beminnen dan u alleen. Maar
zelfs, o mijn God, dat mijn mond dit woord beminnen nooit
uitspreke dan voor u alleen, aangezien buiten u alles valt,
alles vergaat, alles een niet is. O allerzuiverste Maria,
maak dat uw naam voortaan als de ziel mijns levens zij.
Haast u om mij te helpen zoo dikwijls ik u zal aanroepen.
O Jesus, o Maria! mijne welbeminde! dat uw zoete naam
altijd in mijn en in al de harten leve. Ach! ik smeek u,
wanneer het uur des doods zal aanbreken op het oogenblik,
wanneer mijne ziel uit dit leven zal moeten scheiden, ver-
leen mij dan de genade, door uwe verdiensten , om met
mijne laatste woorden te herhalen: Jesus en Maria lik
bemin u! Jesus en Maria! ik geef u mijn hart en mijne
ziel!
Amen.
OEFENINGEN.
Uodvrucht tot Maria.
Beminde Christen, de godvrucht tot Maria is de
god vrucht der Heiligen. Daar er geene boeken zijn of ze
handelen er over, zal ik mij hier te vreden houden
met u de eenvoudigste en voordeeligste oefeningen, ter
eere van die goede Moeder, aan te wijzen.
lo. Het Rozenhoedje. Onderhoud het getrouw, en laat.
nooit eenen dag voorbijgaan zonder tenminste twee tientjes
te lezen. Hang, wanneer gij te bed gaat, een rozenhoedje
aan uwen hals, en bid Maria, u onder hare bescherming
te nemen.
2o. Het Wees gegroet. Lees alle dagen \'s morgens en
\'savonds, nederknielende, driemaal Wees gegroet, voegende
bij elk het volgende: O Maria; zuiver mijn ligcliaaiu
en heilig mijne ziel door uwe zuivere en onbevlekte
ontvangenis.
Vraag daarna aan Maria haren moederlijken
zegen, en stel u voor den beginnenden dag of nacht onder
bare bijzondere bescherming. Wanneer gij het uur hoort
slaan, wanneer gij uit of in huis gaat, voor en na ieder
werk, bid een Wees gegroet. Wanneer gij des morgens
wakker wordt, of des avonds uwe oogen sluit, om te
slapen; bid bij iedere bekoring, in alle gevaar, bij elke
beweging van ongeduld, enz., altijd een Weesgegroet.
-ocr page 227-
VAN JESUS.                                    223
Beminde Christen, oefen die godvrucht, en gij zult
ondervinden hoe voordeelig dit is.
3o. De Angelus. Tracht nooit na te laten den Engel
des Heeren te bidden des morgens, des middags en
des avonds, wanneer de bedeklok klept, en verzuim
dat niet uit menschelijk opzigt. Daarenboven is het
genoeg dit gebed alle dagen eens te bidden, om op het
einde der maand den vollen aflaat te winnen.
io. Ds negendaagsche oefeningen of novenen. De
godvrucht, die het aangenaamste is aan de heilige Maagd
is de navolging harer deugden. Besluit dan bij iedere
negendaagsche oefening, eene bijzondere deugd van Maria
te verkrijgen, die het best met het mysterie overeenkomt.
Dus, op den feestdag der onbevlekte Ontvangenis, de
zuiverheid van meening;
op diender Geboorte , de ver-
nieuwing des Geesles;
op de Presentatie, de onthechting
van de zaak, aan welke gij het meest gehecht zijt;
op de
Boodschap, de ootmoedigheid en de liefde der verachting;
op de Visitatie, de liefde tot den evenmensch, met aalmoe-
zen te geven, of ten minste voor de zondaars te bidden; op
Lichtmis, de gehoorzaamheid aan zijne oversten; eindelijk
op hare Hemelvaart de onthechting en de bereiding tot
den dood
, trachtende te leven even alsof iedere dag de
laatste uws levens ware. Op dergelijke wijze zullen de
negendaagsche oefeningen in u goede gevolgen en zalige
vruchten van heiligheid voortbrengen.
5o. Het vasten. Vast alle zaturdagen ter eere van Maria,
indien uw biechtvader het u toelaat; zoo niet, oefeneenige
versterving.
60. Draag met eerbied het heilig schapulier, of de
medalje der onbevlekte ontvangenis bij u.
7o. Gewen u dikwijls uwe toevlugt tot de heilige Maagd
te nemen, en met liefde haren heiligen naam uit te spreken:
■fesus en Maria! Jesus en Maria! Deze twee heilige namen
hebben zoo veel kracht, dat zij de hel op de vlugt jagen,
zoodra men ze met geloof en vertrouwen uitspreekt. (1)
(1) Zie het werk vaB den H. Alphonius de Liguori, getiteld: Ut
glorie tan Maria
; gij zult daarin een groot getal andere godvruchtige
oefeningen ter eere van de heilige Maagd Maria vinden.
-ocr page 228-
224
DE LIFDKVT.AMMEN
Bemerk wel, beminde Christen, dat de oefeningen,
welke ik u hier voorstel, geene voorschriften zijn,dieuop
straf van zonde verbinden; het zijn enkel raadgevingen,
opdat gij des te gemakkelijker Maria zoudt kunnen eeren,
en door dit middel hare krachtdadige bescherming ver-
dienen. Ik zeg u ook niet, dat gij u met al die godvruchtige
oefeningen moet belasten; ik vergenoeg mij met ze u voor
te stellen, en het is uwe zaak met bescheidenheid de zulke
te kiezen, die u het voordeeligsle kunnen zijn. Doch er
is ééne zaak, welke ik u grootelijks aanprijs, namelijk u
te laten inschrijven in eene vergadering of broederschap
van de heilige Maagd, en er naauwkeurig de oefeningen
van te volbrengen. Daardoor zult gij vele kostbare
genaden bekomen en vele zonden vermijden, want,
volgens het gevoelen van den H. Alphonsus de Liguori,
zijn er, in het algemeen gesproken, meer zonden in
eenen mensch, die de oefeningen van eene vergadering
niet volgt, dan in twintig, die ze bijwonen. Ikbeveelu
ook de godvrucht van den levenden rozenkrans, omdat
die overal, waar men ze ingevoerd heeft overvloedige
vruchten van zaligheid voortbrengt. Beminde Christen ,
bemin Maria, bemin haar altijd, gelijk een kind zijne
moeder bemint, verzuim niets, om haar aangenaam te
zijn, vertrouw altijd op hare goedheid en barmhartigheid
en zij zal u de vergeving uwer zonden verwerven.
Bemin Maria, on zij zal u beschermen tegen al de
gevaren, welke gij op deze aarde van ballingschap
ontmoet. Bemin Maria, en zij zal van haren zoon vooru
al de genaden vragen, welke gij noodig hebt. Bemin
Maria, in het oogenblik van uwen dood, zij zal u in
uwe pijnen komen troosten , en u tegen de aanvallen der
vijanden van uwe zaligheid beschermen. Bemin Maria,
en zij zal u eens de deur des hemels openen.
GEBED TOT MA.RIA, ONZE MOEDER. (1)
O Maria! allerheiligste Moeder! hoe is het mogelijk,
dat ik, zulk eene heilige Moeder hebbende, zoo boos
(1) J>e Gltorit van Maria, door den 11. Alphonsus de Liguori.
-ocr page 229-
225
VAK .IESUS.
ben; dat ik, eene Moeder hebbende, die altijd ontvlamd
is door de liefde Gods, niets bemin dan het schepsel? Dat
ik, hebbende eene in deugden zoo rijke Moeder, zoo
ontbloot van deugden ben! O mijne allerbeminnelijkste
Moeder! het is waar, dat ik niet verdien uw zoon te
zijn, mijne slechte levenswijze heeft mij daartoe al te
onwaardig gemaakt. Ik vraag u alleenlijk mij voor uwen
dienaar te aanvaarden: en om aangenomen te worden
onder liet getal der slechtste, welke gij hebt, ben ik
bereid afstand te doen van de koningrijken der aarde.
Ik ben te vreden met uw dienaar te zijn doch verbied
mij niet u mijne Moeder te noemen. Die naam vertroost,
beweegt mij, en herinnert mij de verpligting, welke
ik heb, om u te beminnen: die naam wekt mij op, om
vertrouwen op u te hebben. Wanneer mijne zonden en
de goddelijke regtvaardigheid mij het meest verschrik-
ken, word ik versterkt, denkende, dat gij mijne Moeder
zijt. Laat mij dan toe te zeggen: O mijne Moeder! o
mijne allerminnelijkste Moeder! aldus noem ik u, aldus
zal ik u altijd noemen. Na God, zult gij altijd mijne
hoop, mijne toevlugt, mijne liefde in dit tranendal zijn.
Ik hoop dan te sterven, terwijl, ik in dat allergewig-
tigste oogenblik mijne ziel in uwe handen beveel, en
zeggende: Mijne Moeder! o Maria, mijne goede Moeder!
kom mij te hulp; heb d3ernis met mij. Ik bemin u, o
mijne Moeder, ik wenschte een hart te hebben, dat u
kon beminnen voor al de ongelukkigen, die u niet be-
minnen. Zoo ik rijkdommen bezat, zou ik ze alleen ge-
bruiken, om u te eeren: zoo ik onderdanen had, zou
\'k hen allen dienaars van Maria maken, eindelijk, voor
ui voor uwe glorie zou ik mijn leven slagtofferen, indien
het noodig was. Ik bemin u dan, o mijne Moeder!
maar tevens vrees ik u niet te beminnen, omdat men
zegt dat de liefde degenen, die beminnen, gelijkvor-
mig maakt aan den persoon, dien zij beminnen. Zie,
dat ik u zoo weinig gelijk, is dan een teeken dat ik
u niet bemin; gij, zoo zuiver, en ik zoo bevlekt; gij
zoo ootmoedig, en ik zoo hoovaardig: gij zoo heilig,
en ik zoo boos! Doch gy moet daarin voorzien, o Maria!
15
-ocr page 230-
DE I.IF.FnEVl.AMMFN
256
aangezien gij mij bemint, maak mij gelijkvormig aan
u. Gij hebt de magt, om de harten te veranderen,
neem dan het mijne en bewaar het. Toon aan de
wereld, wat gij vermoogt ten voordeele van degenen,
welke gij bemint; maak mij heilig, maak mij aan uwen
Zoon behagelijk. Zulks hoop ik. Amen.
XXXIII. HOOFDSTUK.
Ji-sns «<hmIi van «od zijnen Vader verlaten.
Deus metn, il>eusmtus,utquid itrMlu!>l>
me? Mare. XV. 84.
Mjjn God , mijn God, waarom liebtgg mij
verlaten?
Dikke duisternissen overdekten op eene wonderbaiv
wijze de oppervlakte der aarde: geheel de natuur
was ontsteld en verschrikt op het gezigt van haren
stervenden God. Ondertusschen had Josus sedert drie
uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps
roept hij met eene sterke stem uit: Mijn God]^myn
God, waarom hebt gij mij verlaten...?
O mijn Jesus,
hoe hevig moesten toch uwe pijnen zijn, aangezien zij
u, die zoo zoetaardig, zoo onderworpen, zoo gedul-
dig waart, op zekere wijze gedwongen hebben, om bij
God, uwen Vader, te klagen!
— Mijn kind deze woorden zijn geene klagten, maar
eene les, welke ik u gegeven heb (\'t). Ik heb u willen doen
verstaan, hoeveel het mij gekost heeft, om uwe liefde te
bekomen, en voor u de genade te verdienen van eens met
mij in den hemel te komen heersenen. De pijnen ,welke ik
ir. mijn hart leed , waren bovenmatig, en ik kon mij in
het minste niet bewegen op mijn kruis, zonder dezelve
zeer te vermeerderen; doch wat waren die pijnen in ver-
(1) Vox ista non querela, sed doctrina est. S. I.eo.
-ocr page 231-
227
VAN JESUS.
gelijking met die, waarmede mijne ziel vervuld was!
Helaas I ik zag mij verlaten van mijne leerlingen, over-
laden met lasteringen door mijne eigene schepselen, ver-
zadigd met versmaadheden door diegenen zelfs, welke ik
met weldaden overladen had; ik voorzag in het verloop
der eeuwen zoo vele Christenen, die de verdiensten van
mijn lijden met voeten zouden vertreden; gij zelf,
mijn kind, gij zelf waart tegenwoordig voor mijnen
geest. Ach! Wist gij eens, hoe vele tranen gij als dan uit
mijne oogen hebt doen vloeijen! wist gij eens hoe vele
verzuchtingen gij uit mijn hart gerukt hebt! Ik zag u op
het oogenblik, wanneer gij deze en die zonden bedreeft:
ik heb u zien wederstaan aan mijne inspraken, door
mijne teederheid te verstooten, die ik u eerst bewezen
had, door aan de liefde tot het schepsel dat hart te
geven, dat ik u voor mij alleen gegeven had, dat hart
welks bezitting ik zoo duur kocht; ik heb u verre van
mij zien leven zonder op mij te denken, en blijgeestig
hebt gij u in de eeuwige afgronden geworpen; ik heb u
gezien en ik heb geweend; ik heb u gezien, en mijn
lijden is daardoor verdubbeld.
— O mijn Jesus! kon ik uit het getal mijner levensdagen
die uitwisschen, welke ik doorgebragt heb met u op eene
zoo onwaardige wijze te vergrammen! Helaas! mijn God
dit is onmogelijk; en het zal altijd waar zijn te zeggen, dat
ik vermetel tegen u ben opgestaan; het zal altijd waar
zijn te zeggen, dat ik de pijnen van uw lijden veel ver-
meerderd en de hel verdiend heb! Nogtans, o mijn Zalig-
maker! vertrouw ik op uwe barmhartigheid, aan welke ik
mij sedert lang overgegeven heb. Ik hoop dat gij mij die
zonden vergeven hebt, welke ik uit geheel mijn hart
verfoei; ik hoop, dat al die pijningen, welke gij ver-
dragen hebt, voor mij niet vruchteloos zullen zijn.
—   Mijn kind, gij hebt nog niet alles gehoord, wat ik
uit liefde tot u heb moeten lijden. Aangezien ik besloten
had den kelk van bitterheid tot den laatsten druppel te
ledigen, wilde ik mij aan eene foltering, die al de andere
overtrof, onderwerpen. Mijn hemelsche Vader verliet mij.
Ach ! nujn zoon, de afgrijselijkste pijnigingen verdragen ,
-ocr page 232-
228
DE UEFDEV1.AMKEN
is op zekere wijze niets , wanneer de hemel de zwakheid
door inwendige vertroostingen ondersteunt; maar lijden,
en lijden zonder vertroosting, in eene gansche verlaten-
heid dat is eene naamlooze marteling. Het is om u die
marteling, aan welke ik mij onderworpen heb, te doen
kennen, dat ik uitriep: Mijn God!mijn God!waarom hebt
gij mij verlaten ?
Ik zal u nu en dan, om goede redenen,
wel eens een zeer klein deel van de smarten mijner ver-
latenheid geven j in die oogenblikken zult gij in mijne
dienst niet gevoelen dan walgingen dorheden: gij zultu
verbeelden, dat alles voor u verloren is, dat gij een ver-
doemde zijt, dat God u verlaten en zijne handen vanu
afgetrokken heeft. Dan is het, mijn zoon, dat gij mijn
voorbeeld moet navolgen; en met gerustheid en liefde tot
don Heer zeggen: Mijn God ! mijn God! waarom hebt gij
mij verlaten\'/
Dan is het, dat gij u ootmoedig aan alles
moet onderwerpen, wat God over u zal beschikken. Weet,
dat gij nooit met meer zekerheid noch spoediger voortgaat
op den weg der volmaaktheid, dan wanneer gij gelooft
dat alles verloren is (1); weet, dat ik nooit digter bij u
ben, dan wanneer gij mij zeer verre van u waant (2):
weet ook, dat gij mij nooit eene aangenamere offerande
zult doen, dan met u in die omstandigheden geheel aan
mijne voorzienigheid over te geven, door afstand te
doen van alle gevoelige vertroosting in mijne dienst, en
door niets te willen dan hetgeen ik zelf wil. Laat de zorg
van de vertroostingen en de kruisen uit te deelen, aan mijne
liefde over, en bewaar altyd in uw hart de gedachtenis van
de inwendige mistroostigheid in welke ik, uit liefde tot
u, heb willen sterven. Gij zult daardoor eene groote sterkte
bekomen, om uwe smarten te verdragen, en gij zult mij
met eene meer volmaakte onderwerping kunnen zeggen:
Mijn God, uw wil, niet de mijne geschiede.
— O mijn Jesus, er is eene kwelling, aan welke ik mij
dikwijls met veel moeite kan onderwerpen, wreede, af-
grijselijke, schrikkelijke kwelling en voldoende, om mij
te doen sterven. Alhoewel gij alles weet, wat in mijn hart
(1) S. Bern. serra. de 4 ordln. (3) De irait. Chriit. üt>. III. c»p
-ocr page 233-
VAN JESUS,                                    229
omgaat, zal ik u nogtans zeggen wat het voorwerp van
die kwelling is: ik weet niet of ik uwe genade bezit, en
ben niet verzekerd, of mijne zonden mij vergeven zijn,en
of ik aangenaam ben in uwe oogen. De gedachte, dat ik
wel eens verdoemd zou kunnen zijn, dat ik gedurende de
gansche eeuwigheid u zou moeten verfoeijen en huten, u,
mijn God en mijn al; de gedachte van mijn eeuwig verderf
is voor mij zoo afgrijselijk, dat ik mij voel bezwijken,
wanneer zij mij voor den geest komt en ik dezelve ernstig
overweeg. O mijn goede Meester, mijn teedere Vader!
vergeef mijne stoutmoedigheid, indien ik u een dergelijk
gebed toezend; doch zoudt gij mij niet kunnen verlossen
van die zoo pijnlijke benauwdheid ? het zou mij zoo aan-
genaam en vertroostend zijn, verzekerd te wezen dat ik
u bemin, en dat gij mij bemint!
— Uwe vraag is onvoorzigtig; gij zult daarvan welligt
overtuigd zijn. Wees aandachtig. Eene Romeinsche dame
schreef eens aan eenen mijner bedienaars (1), om hem te
bidden van haar door veropenbaring te bekomen dezelfde
gunst, welke gij mij daar even vraagt; zij zou, gelijk gij,
hebben willen verzekerd zijn van de vergiffenis harer
zonden. Wel nu , zie hier het antwoord, hetwelk haar de
Paus gaf, aan wien zij dit vroeg: Gij vraagt mij eene
zaak, die tevens moeijelijk en nadeelig is
(2); moeijelijk
onidalik omvaardig benver openbaringen te hebben:on-
voordeelig, omdat gij niet zonder onrust moogt zijn ten
opzigte van uwe zonden, tot het einde uws levens toe, dat
is tot op den tijd, wanneer gij niet meer zult kunnen
weenen. Gij moet altijd vreezen voor dezelve, en ze onop-
houdelijk uitwissehen door uwe tranen. Paulus was opge-
nomen geweest tot in den derden hemel; hij had daar
geheimen vernomen, welke de mond des menschen niet
moet openbaren, en nogtans zcide hij bevende:
Ik be-
handel mijn lichaam streng , breng het tot slavernij ,
uit vrees, dat ik, na anderen gepredikt te hebben,
zelf verworpen worde. Paulus vreesde en gij zoudt niet
willen vreezen") Vergeet niet dat de zekerheid demoeder
(1) De Paus Gregoriu* de Groote. De dame welke hem schreef, was
Gregoria ataatsdame der keizuriu. ,(2j SI. Greg. Epiat. 80,
-ocr page 234-
230
DB LIEFBEVLAMMEM
der onachtzaamheid is. Het zou udan nadeelig zijn in
dit leven eene zekerheid te hebben, die de zorg van over
uzelven te waken, zou doen verwaarloozen; wanterstaat
geschreven:
Gelukkig is de mensch, die altijd in vrees
is, en op eene andere plaats: Dient God met eene heilige
vrees. Dus is het noodzakelijk, dat uwe ziel, gedurende
den weinigen tijd, diengij op de aardemoet doorbrengen,
niet vrij van vreeze zij...
Gij ziet, mijn lief kind,door
dit antwoord, hoe voordeelig het voor u is in de twij-
feling en onzekerheid te blijven, ten opzigte van de
vergiffenis uwer zonden. Zoo gij eene volkomene ver-
zekering liadt, dat ik door mijne genade met u ben,
zoudt gij u veel minder bevlijtigen om mij te zoeken;
gij zoudt veel minder verlangen om mij te behagen ;
gij zoudt minder de gelegenheid vlugten van mij te
vergrammen, en misschien zoudt gij eindelijk geheel
mijne dienst verlaten.... Wees dan voortaan geduldig en
aan mijnen wil onderworpen; doe het goede, wees ge-
trouw aan uwe pligten en hoop; uwe belooning is in
mijne handen, ik zal u dezelve niet ontnemen.
GEBED.
O mijn God! men moet dan lijden, en gelijk gij, in
de kruisen en den tegenspoed leven. Wel nu ik wil
zulks ter uwer liefde, want het is billijk dat ik lijde voor
u die voor mij zoo veel geleden hebt. Ik verdien niet
van u vertroost en bezocht te worden, dus handelt gij
regtvaardig met mij, wanneer gij mij arm en troosteloos
laat Er komt mij niets toe dan de roede en de kastijding;
want ik heb u dikwijls en zeer vergramd (i). Sla,sla,
mijn God! zie, ik ben in uwe handen, en ik buig mij
onder de roede, die mij kastijdt; want het is beter ge-
kastijd te worden in deze wereld, dan in de andere. Gij
weet, wat voordeelig is tot mijnen voortgang, en
hoe zeer de tegenspoed nuttig is, oin den roest der on-
deugden te vernietigen (2). Sla dan, mijn God, indien
(1) Do Imil. lilj. 111, e. Lil. (2) lic Imil. Ckruli. lih. 111, c. 1.
-ocr page 235-
331
VAN JESUS.
zulks uw welbehagen is, beroof mij van alle vertroosting
in deze wereld, maar gedoog niet ,rlat ik ooit liet ongeluk
liobbe, van u geseheiden te worden. Ik wil niet meer
trachten \'>p mijn gemak te leven; ik aanvaard integendeel
al de kwellingen en rampen, welke het u /.al behagen
mij toe te zenden, ik verdien geene vertroosting, daar ik
zoo dikwijls, met u te vergrammen, de pijnen der hel
verdiend heb; het is mij genoeg u te beminnen en in uwe
genade Ie leven. Dat alle menschen mij verlaten, o dit stem
ik toe, als gij, o mijn God! mij maai\'niet verlaat. Helaas!
hoe zou ik kunnen leven, verre van u verwijderd, en
zonder u te beminnen! Ik bemin u, o mijn Jesus! u,
die voor mij in de verlatenheid gestorven zijt; ik bemin
ii, o mijt eenig goed, mijn eenige hoop, mijn eenige
liefde; ik bemin u, en wil u beminnen zoo veel het aan
een arm schepsel mogelijk is u te beminnen. Aanvaard ,
" goede Jesus! dit verlangen van mijn hart, en verhoor
hetzelve. Amen.
OEFENINGEN.
Over cleu moed in «len luweiulij^e
illistl\'iHisl IgllCitl.
Beminde Christen! onderzoek hoe gij u in uwe inwen-
dige kwellingen gedraagt, en vergelijk uwe handelwijze
met de lessen, welke Jesus, zoo wel door zijn voorbeeld
als door zijne woorden, u gegeven heeft. Spreek eens
ronduit; is het niet waar, dat gij, wanneer u de godde-
lijke vertroostingen onthouden worden, uwe godsdienstige
oefeningen achterlaat, of dezelve maar llaauw en als
gedwongen volbrengt? En inderdaad, hoe menigmaal is
het niet gebeurd, dat gij Jesus niet meer gevolgd hebt,
dun van verre en als tegen dank, omdat gij de gevoelige
vertroostingen niet meer ontvingt, welke hij geeft, bij-
zonder aan hen, die hem beginnen te dienen, om hen te
helpen en aan te moedigen.\' Verootmoedig u dan over
uwe lafhartigheid en maak het voo.-nemen van Jesus
voortaan op eene onveranderlijke wijze te dieuen. In het
midden uwer inwendige niistroostiyheden, moet gij aan
-ocr page 236-
23^                               DE UEFDEVLAMMEN
dien goeden Zaligmaker denken, stervende op het kruis
in de sclirikkelijkste verlatenheid; en de gedachte zalu
verkwikken en vertroosten; en gij zult u zelfs gelukkig
achten uw lijden met dat van Jesus te mogen vereenigen.
Schep dan moed, beminde Christen! dien God in de
droefheden, in de walgingen, de verlatenheden, de ver-
achtingen, het lijden en de vernederingen; schep moed
en verhef de oogen hemelwaarts; daar veiwacht u eene
zeer glorierijke kroon. Schep moed! want al de pijnen
en kwellingen zulten weldra voorbijgaan, terwijl de he-
melsche geneugten eeuwig zijn. Schep moed, Jesus telt
al uwe zuchten, en niet eene zal zonder belooning blijven.
Schep moed, schep moed! O hoe gelukkig zult gij eens
zijn, wanneer gij zult zien, dat de tijd voor u gaat ein-
digen, en gij deze aarde van ballingschap gaat verlaten!
hoe gelukkig zult gij zijn, denkende, dat gij gedurende
tien, twintig, dertig jaren steeds getrouw geweest zijtin
de dienst van Jesus, niettegenstaande het lijden, de kwel-
lingen, de dorhpden en walgingen, welke gij ondergaan
hebt! Hoe gelukkig zult gij zijn te gevoelen, dat het uur
der wedervergelding eindelijk gekomen is! O! hoe ge-
lukkig zult gij zijn! De dood, welke zoo verschrikkelijk
is voor den wereldminnaar en den zondaar, zal voor u
vol zoetheid zijn; gij zult dien zonder schrik, zonder
ontsteltenis, met onderwerping, met bedaardheid, met
blijdschap zien naderen; hij zal u zijnen slag toebrengen
met een zekeren eerbied, en u aan Jesus Christus aan-
bieden. Dan zal die goede Meester u welwillend ontvan-
gen, en zeggen: Mijn kind, gij hebt op de aarde ter
mijner liefde veel gearbeid, gij zijtnogtans altijd onder-
worpen, altijd getrouw in mijne dienst geweest: welnu!
nader, kom, opdat ik u omhelze en eene kroon van heer-
lijkheid op uw hoofd plaatse, kom, mijn paradijs en al
deszelfs geneugten zijn voor alle eeuwigheid de uwe!!!
O beminde Christen, welk aangenaam en zalig onthaal!
dit zal eens het uwe, het zal eens het mijne zijn, ja, ja,
hopen wij dit van de liefderijke en oneindige barmhartig-
heid van onzen God. Schep dan moed, en altjjd moedl
-ocr page 237-
VAN JESUS.                                    233
XXIII. HOOFDSTUK.
De dorst van Jesus aan bet kruis.
Siiio. Juan. XIX, 28.
Ik heb dorst.
Het laatste oogenblik van onzen goddelijken Zaligma-
ker naderde; hij moest eerlang het werk onzer
verlossing geheel voltrekken, met voor ons aan het
kruis te sterven, toen hij inwendig eenen hevigen en
brandenden dorst gevoelende, veroorzaakt door de ijsse-
lijke smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren
leed, uitriep: Ik heb dorst.
Wel hoe, Heer, veroorzaakte de dorst u meer smarten
en pijnen dan uw kruis\'? Gij klaagt over het eene en gij
spreekt van het andere niet. Wat is toch de dorst, die u
zoo geweldig pijnigt? Ach! ik versta u; het is uw vurig
verlangen naar mijne zaligheid, naar mijnen geestelijken
voortgang (1). Gij zegt mij goedhartig: Mijn kind, ik
heb dorst naar
uiu liefde; kom, kom mijverligten...
O mijn Jesus! hoe heb ik tot nu toe aan die teedere uit-
noodiging, aan die vaderlijke smeeking beantwoord ?
Helaas! ik volg die Joden na, die om u te laven, zoo
wreed waren, dat zij u gal eri azijn aanboden. (2) In plaats
van u uit geheel mijn hart te beminnen, geef ik u mis-
schien onwaardige vermaken te drinken. Ten minste, o
mijn God, verdeel ik tusschen u en het schepsel een hart,
dat gij geheel wilt bezitten, ik weiger u het geringe offer,
hetwelk gij mij vraagt, ik leid een gemakkelijk en onver-
storven leven. O mijn God! ik vraag u vergiffenis over
het voorgaande, en smeek umij te helpen, om voortaan
beter te handelen.
(1) 8. Bern. ia truct, de rita niyiticu, cap. XIII, (2; J<an, XIX, 29.
-ocr page 238-
234
UE LIEFDEVI.AMMEN
Gelijk een dorstig hert naarbronivalerveriangt,aldus
verlangt mijne ziel naar
u, o mijn God! Mijne ziel dorst
naar God; ach! wanneer zal zij voor hem verschijnen1?
(1) O mijn Jesus! o bron des levens! wanneer zal het
oogenblik komen, waarop de dorst die haar verslindt,
zal kunnen gelescht worden.\'wanneer zal zij zich kunnen
verversehen in de genoegelijkste wateren uwer wijsheid?
Mijn God, mijn God, ik zoek u van den morgenstond
af
f2)/ mijne ziel dorst naar u,mijn vleesch verteert
voor u, in deze onbebouwde, dorre en woeste aarde;
ach ! wanneer zal ik in den hemel uive magt en heerlijk-
heid aanschouwen.\' Uwe barmhartigheid is zoeter dan
hel leven; mijne lippen zullen daarom onophoudelijk
uwen lof verkondigen. Zoo lang ik zal leven, zal ik >t
loven,en mijne.handen in uwen naam verheffen; mijne
ziel zal op zekere wijze vet gemaakt wordendoor uwe
zegeningen, en mijn mond zal zich openen, om vreugde-
gezangen uit te galmen. 0 mijn God! op mijne legerste-
de denk ik aan u, en in het midden van den nacht over-
weeg ik uwe wonderheden. 0! dit is, omdat mijne ziel
zich aan u gehecht heelt,
en dat zij zonder u niet kan leven.
Heer Jesus, ik heb dorst; gewaardig u mij te laven,
aangezien gij de bron des levens zijt; ik heb dorst naar
uwe liefde; ik heb een overgroot verlangen, om u te
zien en te bezitten; wanneer zult gij mij de genade ver-
leenen, om mijne wenschen te volbrengen? Ach! wan-
neer zal die heerlijke dag komen , op welken gij mij met
eene stem vol blijdschap zult zeggen: Mijn kind, treed
in de blijdschap des Heeren,
(3) en neem bezit van mijn
eeuwig rijk. geniet nu een onverderfelijk geluk! Hier is
geene droefheid, geen lijden, geen arbeid meer; hier
worden de tranen afgedroogd en de wenschen geheel
voldaan!...
GEBliD.
Helaas! mijn zoete Jesus, gij wilt, dat ik nog op deze
aarde van ballingschap verblijve; gij wilt, dat ik de
(1) I\'s. XL1. 1. (2) Ps. XL1I, 1\'ausiui. (3) Matlli. XXV. \'23.
-ocr page 239-
838
VAN JESUS.
eeuwige rust door verstervingen, door kruisen en gedu-
rigen arbeid verdiene. Ik stem daarin toe; maar gewaar-
clig mijn gebed te verhooren, o mijn God. Mijne ziel
verzucht, dorst naar u, en zij kwijnt; gewaardig u
harer te erbarmen. Gij alleen kunt haar verzadigen, ja,
mijn God, gij kunt dit. Schatten, eer, vermaken, we-
i-eldsche voldoeningen, dit alles is niet geschikt om den
dorst telesschen, die haar verslindt; gij alleen vermoogt
dit. Ach! geef mij uwe liefde, en ik zal vergenoegd zijn.
Dat ik u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten
meer dan mij zelven beminne, en ik zal niets meer te
verlangen hebben. Geef mij uwc liefde, o mijn Jesus!
ik smeek er u om; maar geef mij eene zoo zuivere, zoo
levendige, zoo vurige liefde, dat mijn grootste geluk,
mijne zoetste vertroosting op aarde zij, voor u te arbeiden
en mij geheel voor u te besteden. Ja, mijn God, dit is
het regtzinnigste verlangen mijns harten. Leven, lijden
en sterven voor
««. Amen.
OEFENINGEN.
Over het gewetensonderzoek.
Beminde christen gij hebt gezien dat Jesus vurig uwe
zaligheid en uwen geestelijken voortgang verlangt. Het
schijnt mij toe, dat het zeer billijk is, dat gij zoudt
trachten in u ook een dusdanig verlangen op te wekken
en te arbeiden om het te voldoen. Welnu, zegt een ge-
leerde religieus, (1) een der voornaamste en krachtdadig-
ste middelen, welke wij tot onzen geestelijken voortgang
hebben, is het gewetensonderzoek. Ik ben gegaan, zegt
de Wijze-man, langs den akker van den luijaard en
door den wijngaard van den uitzinnige; de distels en
doornen hadden alles gevuld, alles was overdekt met
doornen, en de muur was omver gevallen
(2). Zoo-
danig is het geweten van hen, die zich niet onderzoe-
ken; het is een wijngaard, die braak ligt en vervuld
(1)  l\'atcr Rodriguot, nu de Sociëteit van Jesus.
(2)  ïiov. XXIV, 30, 31
-ocr page 240-
236
DE LIEFDEVLAMMEN
is met distels en doornen, omdat hij niet bewerkt wordt.
Helaas! onze bedorven natuur is eene slechte aarde,
die uit zich zelve niets dan onkruiden voortbrengt,
wij moeten altijd het snoeimes in de hand hebben,
om te snijden of uit te rukken, en wij doen zulks, door
middel van het onderzoek. Het is het onderzoek, dat
de ondeugd aan den wortel afsnijdt, dat de slechte
neigingen uitrukt, zoodra zij beginnen uit te schieten,
en dat de kwade gewoonten belet wortel te schieten.
Er zijn twee soorten van onderzoek, het bijzonder en
het algemeen onderzoek.
Ik zal u de oefening van
beide aantoonen.
lo. Het bijzonder onderzoek; dit bestaat in zich
alle dagen te onderzoeken over eene deugd , welke men
voorgenomen heeft te bekomen, of wel over een gebrek,
van hetwelk men zich wil beteren, om te weten of men
voortgang doet of niet. Ik onderstel, bij voorbeeld, dat
ik met mijnen biechtvader besloten heb te arbeiden, om
de ootmoedigheid te bekomen, ziehier wat ik zal moeten
doen. Des morgens zal ik een vast besluit maken niets
te zeggen ofte doen, dat, hoe weinig het ook zij, mijnen
hoogmoed kan voeden, en ik zal den Heer bidden mijn
voornemen te zegenen, omtrent den middag zal ik mijn
geweten onderzoeken om te weten, hoe dikwijls ik aan
mijn voornemen te kort gebleven ben: dan zal ik het
getal mijner feilen opschrijven, ik zal mij daarover
verootmoedigen, ik zal een nieuw besluit maken om
gedurende het overige van den dag beter te doen, en
mij den Hecre aanbevelen. Des avonds zal ik hetzelfde
onderzoek verrigten en het getal mijner misslagen sedert
het laatste onderzoek opschrijven. Aldus door dagelijks
het getal mijner hervallingen, op te teekenen, zal ik, na
eenigen tijd, den oenen dag met den anderen, de eene
week met de andere, de eene maand met de andere
kunnen vergelijken, en op eene stellige wijze weten,
of ik voortgang doe of achteruit ga in het bekomen dei\'
ootmoedigheid. Ik zal in het onderzoek van die deugd
volharden, zoo lang ik zal gevoelen, dat het mij nog
inoeyelijk is eene vernedering, eene berisping, eene
-ocr page 241-
2M7
VAN JESUS.
verachting, of cene dergelijke zaak te verdragen, en ik zal
niet ophouden, ofschoon ik gedurende verscheidene jaren
moest arbeiden, zoo lang ik mijn oogwit niet zal bereikt
hebben. Gij zult mij misschien zeggen, dat gij, terwijl
gij ter bekoming der ootmoedigheid al uwe krachten
inspant, die der andere deugden zult veronachtzamen.
Neen, beminde christen, het zal zoo niet zijn, wantal
de deugden hangen van elkander af, en zich ernstig en
op eene bijzondere wijs toeleggen om ééne alleen te
bekomen , is werken ter verkrijging van alle. Verwaarloos
dan de oefening niet van dit bijzonder onderzoek, en gij
zult weldra zijne kostbare voordeelen erkennen.
2o. Het algemeen onderzoek: het bestaat in zich alle
avonden te onderzoeken, eer men zich ter ruste begeeft,
over de fouten, welke men gedurende den dag heeft
kunnen bedrijven, en bijzonder in zich opwekken
het leedwezen en het goede voornemen. Laat nooit dit
•ilgemeen onderzoek, zoo min als het bijzonder achter,
maar hetgeen ik u aanbeveel, is, in het gebrek niette
vallen van dezulken, die gelooven alles gedaan te
hebben, wanneer zij nauwkeurig hunne zonden hebben
onderzocht, en die weinig belang stellen daarover aan
God vergiffenis te vragen, en zich te bevlijtigen om er
niet meer in te hervallen. Dit is nogtans het wezenlijke
doel van het onderzoek, dit is het waarop gij u het meest
moet toeleggen.
Laat mij toe, geliefde christen, u hier een voorbeeld
van gewetensonderzoek te geven. Gij zult gemakkelijk
ontwaren, dat ik niet getreden ben in al de omstandig-
heden der zonden, van gedachten, van woorden, van
\'laden, van verzuim, welke men in gevaar is alle dagen
te bedrijven: mijn doel is, u eenvoudig den weg aan te
\'oonen, dien gij volgen moet: gij zult het overige doen.
VOORBEELD VAN GEWETENS-ONDERZOEK.
Ome Vader... Wees gegroet, Maria... — Welke is
heden mijne eerste gedachte geweest ?... Helaas zij is voor
God niet geweest, ik heb m\\j bezig gehouden met het
-ocr page 242-
23R
DE UEFDEVI.AMMEN
vermaak, dat ik zou vinden in dit of dat te doen, in
dezen of genen persoon te zien... Daaruit is gesproten
dat ik met verstrooidheden en af keer gebeden heb... Van
daar dat ik het geheel uitgesteld en kwalijk heb gedaan.
Hieruit zijn gevolgd verstrooidheden van gedachten gedu-
rende den geheelen dag en allerhande fouten. O mijn
God! zoo is het dan, dat ik u dien, ik stel de wereld,
de schepselen en mij zelven altijd vooru. Vergiffenis, o
Heer, vergiffenis, ik beloof u, dat het morgen zooniet
meer zal zijn; met de hulp uwer genade zal ik meer
over mij waken , en mijne eerste gedachte zal voor u
wezen... — Heb ik heden mijn gebed gedaan? Ja...
mijn God, ik dank u voor de genade... Neen .. Ach!
ziedaar hoe ik ben, ik beloof altijd en volbreng mijne
belofte niet; mijn God, heb medelijden met mijne
zwakheid en vergeef mijne gedurige ongetrouwheden. Ik
heb waarlijk berouw over deze in het bijzonder, en om
ze te herstellen, beloof ik u, morgen mijne overweging te
doen, eer ik mijne kamer verlaat.. — Welke voornemens
heb ik dezen morgen gemaakt?...Heb ik daaraan gedurende
den dag gedacht; ben ik daaraan getrouw gebleven?... Ja...
(hier behooren dankzeggingen)... Neen... (vernedering,
berouw en goed voornemen)... Onderzoek u op dezelfde
wijze aangaande het bijwonen der H. Mis, aangaande
de H. Communie en uwe biechten. — Heb ik in mijne
maaltijden niet getracht mijne zinnelijkheden te voldoen?
Heb ik mij verstorven? enz... Mijn God, mijn God,
hoezeer schaam ik mij u vergramd te hebben, zelfs
dan, wanneer gij mij met weldaden overlaadt... Hoe
vele behoeftige menschen zijn er, die u met meer ijver
dienen dan ik, en aan welke gij maar een stuk droog
brood geeft, om hunnen verslindenden honger te
verzaden? Zij loven en zegenen u nogtans, en zij eten
dit brood met dankbaarheid... Mijne tafel is alle dagen
met vele voedzame spijzen opgedischt; misschien ontbreekt
er niets aan mijne wenschen, en ik denk naauwelijks,
om u voor al uwe gaven te danken!... en ik doe
het met zoo veel onverschilligheid!... O mijn God, o
myn Vader, heb nog eens deernis met de ellende uws
-ocr page 243-
VAN .TESÜR.                                          239
kinds... Morgen, bij dergelijken maaltijd, zal ik mij, ter
uwer liefde indien ik zulks zonder opspraak kan doen,
en om mij zelven te straffen, van deze of die spijs
berooven, welke ik gaarne eet. Heb ik mij nergens
aan schuldig gemaakt in mijne gesprekken met anderen?
Hier een kleine leugen, een weinig achterklap, eene
spotternij, eene bedilzucht, misschien een weinig uit
jaloerschheid.. daar een ijdel woord, een woord vol
bitterheid, vol ongeduld, vol eigenliefde.. ik heb zonder
noodzakelijkheid in deze of die omstandigheid van mij
zelven gesproken... Ik heb in deze of die omstandigheid
te zeer openhartig geweest; God heeft mij daarover
berispt... ik heb een weinig te bits gesproken tot die
dienstboden; wat heb ik daarbij gewonnen? Had ik in
dergelijke omstandigheid gezwegen, of had ik met
bedaardheid en zachtmoedigheid gesproken, dan zou God
niet vergramd geweest zijn..., enz., enz. (Oefening van
leedwezen en goed voornemen). — Hoe vele ongedul-
digheid, kleine oploopendheid, gramschap met mijne
dienstboden, mijne kinderen en de personen, die mij
omringenI O mijn God, o mijn God... en ik communiceer
zoo dikwijls 1 ach! ik wil mij waarlijk beteren... — En
de pligten van mijnen staat?.. En de getrouwheid aan
mijne levenswijze?... En mijne godvrucht-oefeningen?...
(Overloop dit alles snel, oordeel u zelven zeer streng,
en maak het voornemen deze of die zaak in het bij-
zonder beter te verrigten)... enz. — Verwek eindelijk
eene algemeene oefening van leedwezen, en begeef u tot
de rust in den vrede des Heeren. — Dit onderzoek moet
niet meer dan vijf of zes minuten duren.
-ocr page 244-
\'240
DE UEFriEVr.AMMEN
XXXV. HOOFDSTUK.
Over het zegde woord, dat Jesus, aan het
kruis hangende, gesproken heeft.
Cum aceepisset Jesui acelum ttixit:
Consummalum est.
Joan. XIX , 80.
Nadat Jesus azijn genomen had, zeide
liij: Alles ia Tolbragt.
Toen onze Jesus het oogenblik naderde, waarin
hij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij
met eene stervende stem: Het is volbragt. Onder het
uitspreken van dit woord, overdacht hij geheel zijn leven,
zag hij al de moeijelijkheden, die hij ondergaan, de
armoede, de smarten, den smaad, dien hij geleden had, en
offerde dit alles wederom aan zijnen Vader tot zaligheid
der wereld. Terwijl hij zich daarna tot ons wendde,
herhaalde hij: Consummatum est, alsof hij gezegd had:
Menschen, alles is volbragt, alles is uitgevoerd; het werk
uwer verlossing is voltooid , de goddelijke regtvaardigheid
voldaan, het paradijs geopend, en nu is uw tijd gekomen,
de tijd van hen, die beminnen. (1) O menschen, het
is eindelijk tijd, dat gij denkt om mij te beminnen.
Bemint mij, want ik moet niets meer doen, om vanu
bemind te worden. Ziet, wat ik gedaan heb om uwe
liefde te verwerven: voor u heb ik een leven geleid, dat
vol van allerlei kwellingen was; op het einde mijner
dagen, eer ik stierf, heb ik toegelaten mijn bloed uit te
putten, in mijn aangezigt te spuwen, mijn ligchaamte
verscheuren, mijn hoofd met doornen te kroonen, ein-
delijk de smarten van den doodsangt te lijden aan dit
hout, waarop gij mij genageld ziet. Er blijft mij nog
slechts ééne zaak meer te doen: dat ik voor u sterve;
(1) Er. XIV.
-ocr page 245-
241
VAN JESUS.
welnu! ik wil sterven! Kom, o dood! ik laat het u toe,
ontneem mij het leven voor de zaligheid mijner schapen.
En gij, mijr.e schapen, bemint mij, bemint mij, want
het is mij onmogelijk verder te gaan, om mij te doen
beminnen. Alles is volbragt, zegt de godvruchtige
Taulerus, alles, wat de regtvaardigheid vereischte,
alles wat de liefde vroeg, alles wat de liefde kan doen
uitschijnen, (i)
GEBED.
Mijn welbeminde Jesus! ach! kon ik bij mijn afsterven
ook eens zeggen: Heer, alles is volbragt; ik heb alles
gedaan, wat gij mij geboden hebt, ik heb mijn kruis
inel geduld gedragen, ik heb mijn uiterste best gedaan,
om u in dit alles te behagen!...
Ach mijn God! zoo ik
nu moest sterven, dan zou ik zeer ontevreden met mij
zelven sterven, dewijl ik niets van dit alles mot waar-
heid zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo
ondankbaar jegens u leven. Ik smeek u, geef mij de
genade, om u gedurende de nog overige jaren mijns
levens te beminnen, opdat ik, bij het naderen des doods
kunne zeggen, dat ik ten minste van heden af uwen
heiligen wil volbragt heb. Ofschoon ik u voorheen ver-
gramd heb , stelt echter uw dood mij gerust, in het
vervolg wil ik u niet meer verraden. Doch het is van
u, dat ik mijne volharding verwacht; o mijn Jesus, ik
vraag u die, en ik hoop ze door uwe verdiensten te
bekomen. Amen.
OEFENINGEN.
Min moei «Ie volharding tot het eimle toe
verzoeken.
De voüi irding, lieve christen, is de genade der gena-
ilcn, en het is aan haar alleen, dat de kroon van heer-
lijkheid gegeven wordt (2). Het is eene genade, die gij
niet verdienen kunt, maar welke God bereid is u te
(1) De H. Ligiion, Horloge ran liet lijden. 5. S. Bouaveut. —
Mattli. XXIV. 83 — S. Bern. Liber ad lororem de modo bene
viveudi, cii]>. VI.
16
-ocr page 246-
242
DE UEFDEVLA.MMEN
geven, zoo gij ze hem vraagt. Neem dan van heden af
de gewoonte aan, van ze dikwijls te vragen aan onzen
goeden Zaligmaker door Maria\'s voorspraak. Het gaat
vast, dat zij u zal gegeven worden, zoo gij ze onophou-
delijk vraagt (1); de belofte van Jesus Christus is uit-
drukkelijk: Petite et accipietis. Doch houd u niet tevre-
den met enkele yebeden, voeg daarbij heilige werken en
een vroom leven, anders zoudt gij God tergen. Verdient
een lafhartig chisten, die ijverloos leeft, die geen acht
geeft op kleine gebreken of zonden, verhoord te worden,
wanneer hij de volharding vraagt.\' Ik herhaal het, be-
minde christen, leef heiig, en verwacht dan met een
ootmoedig vertrouwen de genade van volharding tot het
einde toe; Jesus zal u die zeker niet weigeren. Vlugt de
gelegenheden van zonde, nader dikwijls tot de heilige
Sacramenten van boetvaardigheid en des Altaars, bezoek
onzen Zaligmaker, verborgen in onze tabernakelen, wees
getrouw om nauwkeurig al de pligten van uwen staat
te volbrengen, draag uw kruis met geduld, en God zal
het overige doen. Houd u nooit op met de treurige ge-
dachten, dat gij misschien eens zult verdoemd zijn, dat
gij vroeg of laat wel de dienst des Heeren zoudt kunnen
verlaten, enz.; die gedachten beangstigen het hart en
brengen niets voort. Heb vertrouwen op God; ik zal
het steeds herhalen, omdat het dit is, wat die goede
Vader ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons
zelven kunnen beminnen; laten wij dan in vrede op
zijne liefde rusten. Heb een groot vertrouwen op Maria,
en vraag haar dikwijls de gaaf van volharding; zij zal
u die gewis door hare magtige voorspraak bezorgen.
(1) Quotidie petenda est, ut quotidie obtineater. (Kardinaal
Bellarro). Gu moet ze dagelijks vragen, om ze dagelijks te verkrijgen.
-ocr page 247-
->4:t
VAN JESUS.
XXXVI. HOOFDSTUK.
De Heer beveelt zijne ziel aan zijucu Vader.
Pater in manus luai cammendo tpiritum meum>
Luo. XIII, 56.
Vader in uwe hauuen.bevecl ik mijnen geest.
Al wat onze Heer, gedurende zijn sterfelijk leven ge-
zegd en gedaan heeft, was niet alleen, om ons zijne
liefde te bewijzen, maar ook om ons te onderrigteu.
Dus heeft hij niet één woord gesproken, dat, welover-
wogen, niet kan dienen, om ons tot eene grootere
volmaaktheid te geleiden. Laat ons dan de bede eens
overwegen, die hij thans tot zijnen hemelsehen Vader
opzendt: Vader, zegt hij, in uwe handen beveel ik mijnen
\'jeest.
Het is alsof hij zeide: Vader! Ik geef mij geheel
en gunseh aan u over. Ik heb op aarde al datgene
volbragt, wat gij van tnij gevraagd hebt, en er blijft
niets meer over dan te sterven; nogtans zoo gij wilt,
\'Jat mijne ziel nog in mijn lichaam blijve orn nog te
lijden, ik geef mij aan uw welbehagen over; zoo gij
wilt, dat ik dit leven met het andere verwissele, om
in de eeuwige heerlijkheid binnen te gaan, en de ver-
gelding mijner werken te ontvangen, geef ik mij iusge-
\'ijks aan uwen heiligen wil over; zie^ik ben\'bereidj
alles te doen, wat gij over mij zult beschikken.
O! welk een treffend voorbeeld van verlating op
God, en van volkomene onderwerping aan zijnen wil!
°! welke wonderbare bereiding tot den dood! Mijn God!
w ivil leven, zoo het uw wil\'tis\'é:en ik wil\'fiok sterven,
200 gij dit liever hebt;
Heer Jesus, geef mij de genade,
°\'n uit den grond des harten deze schoone woorden uit
te spreken eer ik mijnen laatsten snik geef, geef mij de
genade om, gelijk gij, te zeggen! Vader, in uwe handen
beveel ik mijnen geest:
geef mij de genade, om wanneer
-ocr page 248-
\'24 i
DE LlEFDEVl.AMMEN
ik sterf, met Je grootste vurigheid te zeggen: Jesus en
Maria
, ik bemin u! Jesus en Maria, ik bemin u.
«Hoe gelukkig zouden wij zijn, roept de H. Franciscus
de Sales uit, indien wij, ons aan de dienst van God toe-
wijdende, begonnen met onzen geest op eene volmaakte
wijze in de handen zijner goddelijke goedheid te bevelen!
want al de vertraging van onze volmaaktheid komt slechts
voort uit gebrek aan overgeving. Nogtans is het waar,
dat wij, zoo wij in de volmaaktheid voortgang willen
doen, het geestelijk leven moeten beginnen, voortzetten
en eindigen door de beoefening dezer deugd en hierin
den Heer navolgen, die ze altijd op eene zoo wonderbare
en volmaakte wijze beoefend heeft.
Men treft somtijds Christenen aan, die, als zij inde
dienst van God treden, hem wel zeggen: Heer, inuive
handen beveel ik mijnen ycest,
maar op voorwaarde, dat
gij mij altijd vertroostingen en geen lijden zult geven,
en mij ook oversten zult verleenen, die volgens mijne
neiging zullen zijn, en dat niets tegenstrijdig aan mijnen
wil zal wezen. Helaas! wat doet gij? Ziet gij niet dat
zulks zijnen geest niet bevelen is in de handen van God,
gelijk de Heer deed? Weet gij niet dat uit die uitzon-
deringen, welke wij maken, gemeenlijk al onze ontstel-
tenissen, al onze ongerustheden en andere dergelijke
onvolmaaktheden voortspruiten. Want zoo de dingen niet
uitvallen, gelijk wij ze verwachten, dan komt aanstonds
de mistroostigheid onzen armen geest aanranden En van
waar komt dit, tenzij, omdat wij ons met geene onver-
schilligheid in de handen van God bevolen hebben? O!
hoe gelukkig zouden wij zijn, zoo wij getrouw die deugd
beoefenden! Zonder twijfel zouden wij door haar tot de
hoogste volmaaktheid geraken van eene heilige Catharina
vanSenen, van een heiligen Franciscus, van eene heilige
Angela de Foligny, en van verscheidene andere heilige
zielen, welke door die onverschilligheid en de volmaakte
overgeving van zich zelven, gelijk wassen bollen zijn in
de handen des Hoeren en van hare oversten, door al de
indrukkingen te ontvangen, welke men haar wilde geven!
«Laat ons dan zoo zijn, en zeggen wij met onzen goe-
-ocr page 249-
VAN JESUS.                                    245
den Meester, in alles en in alle voorvallen: Mijn God, in
uwe handen beveel ik geheel enalmijnengeest;inmanus
tuas Domine commendo spiritummeum.
Wilt gij dat ik
in de mistroostigheid of in de vertroosting zij; dat ik
tegengesproken worde of af keer en moeijelijkheden ont-
moete; dat ik bemind worde of niet; dat ik gehoorzame
in groote of kleine, in gemakkelijke of moeijolijke din-
gen ; ik beveel mijnen geest in uwe handen. Wilt gij
dat ik het werkende of beschouwende leven aanvaarde?
Ik beveel mijnen geest in uive handen.
«Dat dan zij, die het werkende leven aangenomen
hebben, het niet wenschen te verlaten, om het beschou-
wende leven te aanvaarden, en dat zij, die in beschou-
wing leven, die niet verlaten, zoo lang God zulks niet
gebiedt. Dat men zwijge, wanneer het noodig is, en
spreke, wanneer het tijd is.
«Indien wij zoo handelen, dan zullen wij in het uur
des doods, naar het voorbeeld van den Heer, kunnen
zeggen : Mijn God, alles is volbragt. Consummalum est.
Ik heb altijd uwen goddelijken wil vervuld in de voor-
vallen , die mij door uwe Voorzienigheid overkomen zijn.
Wat blijft er mij nu nog te doen, tenzij mijnen geest
in uwe handen te bevelen, op het einde mijns levens,
gelijk ik hem u van het begin af bevolen heb (1)?»
Ja, mijn God, in uwe handen beveel ik mijnen geest,
mijn hart, mijne ziel, al wat ik ben, en al wat ik bezit,
opdat gij daarover volgens uw welbehagen zoudt be-
schikken. Dat men mij vernedere of verheffe, dat men
mij verachte of achte, dat men mij vergete of aan mij
denke, dat ik in droefheid of blijdschap zij; dit alles,
o Heer! is mij onverschillig, als ik maar uwen wil
volbreng en n bemin. O Jesus! ik bemin u, en geef
mij aan uwe barmhartigheid voor den tijd en de eeu-
wigheid over. Ja, ja, ik geef mij over, arme zondaar,
als ik ben, ik geef mij over aan uwe barmhartigheid
voor tijd en voor eeuwigheid. Amen.
(1) H. Frnnciscus de Sales, Sirmotm op het lijdt» ta» Chrhlm
-ocr page 250-
246                                 DE L1EFDEVLAMMEN
OEFENINGEN.
Overleving van ons zelven aan de liefde
van onzen God.
Beminde christenen, gij hebt dikwijls een klein kind
gezien in de armen zijner moeder: ongetwijfeld hebt
gij de overgeving bewonderd, met welke het daar eene
aangename rust geniet. In welk gevaar het zich ook
bevindt, altijd is het gerust en zijn slaap wordt daar-
door niet gestoord; maakt men het wakker en dreigt
men het, het slaat zijne armpjes rondom den hals zijner
moeder, verbergt zijn hoofdje in haren schoot; en het is in
veiligheid. Ach! dit is, omdat het gevoelt dat het bij zijne
moeder is, rn dat zij het te zeer bemint, om het niet tegen
alle gevaren te beschermen. Welnu! beminde christen,
ziedaar het afbeeldsel van hetgeen gij ten opzigte van
.lesus moet wezen. Nooit is er een moeder geweest, die
zoo veel teederheid gehad heeft voor haren eenigen
zoon, als die goede Zaligmaker voor u heeft. Ga u dan
met vertrouwen in zijne armen werpen, leg in zijn mede-
lijdend hart neder al uwe zonden, ellenden en onvol-
maaktheden, nader nog digter bij hem, wanneer de dui-
vel al zijne krachten inspant, om u van hem af te trekken;
zeg hem in liet midden der bekoringen: Mijn goede
Meester, heb medelijden mei mij, want ik lijd geweld.
(1)
Gewen u in al de voorvallen des levens, de hand van den
almogenden God te zien, die dezelve bestuurt, en zeg
altijd tot u zelven: Zoo er zonder Gods toelating geen
haar van mijn hoofd valt (1), met hoe veel te meer reden
is mij deze en die zaak niet overkomen, tonder dat hij
hel gewild heeft. Welnu, ik ben zijn kind, hij bemint mij,
hij is de alwijze Vader, dat hij dan volgens zijn wel-
behagen handele, ik geef mij ten eenemale op nieuw en
tonder uit zondering aan hem over,omdat ik verzekerd
ben niets te moeten vreezen zoolang ik onder de schaduw
zijner vleugelen zal blijven.
O! hoe vele christenen zijn
er, die vele smarten en kwellingen zouden ontvlugten,
en zich niet zouden pligtig maken aan zoo vele zonden,
(I) I». XXXVIII. (3) Luc. XX , 18.
-ocr page 251-
247
VAN JESDS.
indien zij in alle voorvallen zoo wilden spreken? |Wat u
betreft, geliefde christen, zeg met Jesus Christus, ge-
durende uw leven en in het uur van uwen dood: Mijn
God, in uwe handen beveel ik mijnen geest. Zeg
niet
meer gelijk voormaals ten tijde der bekoringen en der
inwendige smarten: De Heer heeft mij verlaten, mijn
God heeft mij verlaten;
maar herinner u deze woorden
van onzen goeden en barmhartigen Zaligmaker: Kan
eene moeder haar kind vergeten f Zou zij niet bewogen
worden door den zoon harer ingewanden! En o/schoon
zij hem vergat, ik zal echter u nooit vergeten, ik draag
u in mijne handen geprent, mijne oogen waken gedurig
over uwe ziel.
(1) Wat er u dan ook moge overkomen,
beminde christen, hel) steeds vertrouwen op Jesus. Zijt
gij in dorheden en inwendige duisternissen, heb ver-
trouwen op Jesus, nader tot hem en hij zal u den troost
en het licht zijner genade hergeven. (2) Wordt gij over-
vallen met duizende bekoringen, vertrouw op Jesus, en
hij zal niet toelaten, dat gij boven uwe krachten zoudt
bekoord worden; hij zal u ondersteunen, en gij zult de
vruchten van de zegepraal genieten. (3) Vallen de dui-
vels, de wereld, het vleesch u van alle kanten aan, ver-
trouw op Jesus, en welhaast zullen er duizend van uwe
vijanden aan uwe linkerzijde vallen en tien duizend aan
uwe regter.
(4) Ik heb het n gezegd, en zal het steeds
tot u zeggen: heb vertrouwen op Jesus. Plaats al uwe
angstvalligheden in zijn goddelijk hart, want hij zorgt
voor u
(5) en bemint u. Nooit, nooit is iemand be-
schaamd gemaakt na op hem gehoopt te hebben. (6) O
beminde christen, herhaal gedurig met hart en mond
deze en andere dergelijke woorden: Leve Jesus, hij is
mijn Vader en mijn beste vriend: alhoewel hij al mijne
ellenden kent, bemint hij mij echter en wil mijn eeuwig
geluk. Wel nu, leve Jesus! ik wil hem ook altijd be-
minnen en op zijne barmhartigheid vertrouwen stellen.
(8) Ia. XLIX, 14, 16, 16. (2) Ps. XXXIII, 6. (S) Corinth. X, 18
(*) Pa. XC, 7. (5) Omnem aollicitudinem reatram projicientea in
eum, quoniam ipsi cura eat de robia. I Petr. V, 7. (6)Eccl. 11,18.
-ocr page 252-
\'24K
m LIEFDEVI.AMMEN
XXXVII. HOOFDSTUK.
Jesns sterft.
Kt inelinato capite traditUt ipiritum.
Joan. XIX, 87
En zyn lioofd buigende gaf hg zy-
tien gei Bt.
Eeeds had de Heer bijna al zijn bloed verloren; hij
was afgemat door de folteringen, welke hij onder-
gaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne adem-
haling werd moeijelijk; en daar hij op geen bed lag,
maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen die hem
handen en voeten doorscheurden, en geen oogenblik rust
had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de
menscben gewoonlijk in den doodstrijd lijden. Want daar
de hevigheid der pijn in ons allenskens bij het naderen
des doods vermindert, zoo vermintert ook ons gevoel
naarmate dat onze kennis vermindert; maar de Zalig-
maker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten
zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen
van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken
voor dat hij zijnen geest gaf, viel zijn hoofd neder,
zijn oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen
werden koud en loodverwig. Weinig tijd daarna hief
hij weder het hoofd en do oogen hemelwaarts, riep
met luider stemme, en voor de tweedernaal zijn hoofd
op zijn borst hangende, sterft hij !!!
Mijne ziel, nader tot het kruis; aanschouw uwen Jesus
en uwen God; hij is gestorven uit liefde tot ui... Wees
dan aandachtig en overweeg; wees aandachtig en ween.
Heer Jesus! nadat ik u, uit liefde tot mij, op het kruis
heb zien sterven, dunkt het mij van u al de genade, die
tot mijne zaligheid noodig zijn, te mogen verhopen; het
(1) Het lyden van Jesua. V deel.
-ocr page 253-
249
YAN JEMJS.
schijnt mij, dat ik mag verachten die vrees van eeu-
wige verdoemenis, welke de duivel mij somtijds voor
den geest brengt. O .lesus! hoe schrrikkelijk is het, te
denken, dat ik voor altijd van u zou kunnen gescheiden
worden! Hoe afgrijselijk is het lot van eenen armen zon-
daar, die u vergramd heeft, en die niet weet of gij hem
barmhartigheid bewezen hebt! Hij ziet de hel half open
voor zich, en weet niet, of hij op uwe goedheid moet
hopen of voor uwe regtvaardigheii vreezen!...
—  Mijn zoon, mijn beminde zoon, waarom spreekt gij
aldus? waarin heb ik verdiend door u aangezien te wor-
den als een strenge en wreede Meester\'? Zie, ik sterf uit
liefde tot u, en gij durft uw vertrouwen niet op mijne
teederheid stellen! Ik weet, dat gij mij vergramd hebt,
maar kent gij dan mijn hart niet? weet gij dan nog niet
hoe gemakkelijk het aan den berouwhebbenden zondaar
vergeeft? Ach! mijn kind, ik smeek u, werp u met meer
overgeving in de armen mijner barmhartigheid.
—  Ja, Heer, ik begrijp, dat ik nooit meer in vrede
zal zijn, dan wanneer ik de zorg mijner eeuwige zalig-
heid geheel aan uwe barmhartigheid zal toevertrouwen;
verleen mij dan de genade, om altijd verre van mij die
slaafsche vrees te verdrijven, die u aan mijnen geest
voorstelt als eenen Uod, bereid om de minste beleedigin-
gen te straffen, alhoewel gij een Vader vol teederheid
voor uwe kinderen en vol medelijden voor hunne zwak-
heden zijt... Maar, o mijn God! goede Jesus! dat het mij
toegelaten zij geheel mijn hart in het uwe uit te storten.
Dikwijls gevoel ik in uwe dienst zeer pijnlijke, inwendige
duisternissen, dan wordt mijne ziel ontsteld; het schijnt
mij, dat ik u niet meer bemin, dat ik u niet getrouw
geweest ben, dat ik eenige doodelijke zonde bedreven
heb, en ik word als bekoord, om mij aan de droefgees-
tigheid over te geven, om mij verworpen te gelooven en
uwe dienst te verlaten. Wat moet ik dan in die omstan-
digheden doen?
—  Mijn kind, laat uwe oogen op mijn kruis vallen, en
begin met eene goede oefening van onderwerping aan
mijnen wil te verwekken; tracht daarna u tot het
-ocr page 254-
250
DE LIEFDEVLAMMEN
vertrouwen op mijne liefde op *e wekken. Wel hoe I mijn
kind, gelooft gij dan, dat ik op een kruis zou gestorven
zijn in het midden van zoo vele pijnen, zoo ik u had
willen verdoemen? Vrees niet, mijn lief kind, vrees niet,
ik bemin u zoo zeer als het eenen God mogelijk is u te
beminnen Wanneer ik die ontsteltenissen, die duister-
nissen uwer ziel toelaat, dan is zulks tot uw welzijn;
vrees niet, want ik waak over u, gelijk over mijnen
oogappel. 01 wist gij eens, met welke teederheid ik
eene getrouwe ziel bemin, die ondanks hare ellenden
en onvolmaaktheden, zich niet aan de\'ontsteltenis over-
geeft en mij onophoudelijk zegt: Mijn goede Meester,
ik vertrouw op u, en ik. zal niet beschaamd gemaakt
worden!
Wist gij eens, met hoe vele kostbare genaden
ik haar verrijk; welke pogingen zoudt gij niet aanwen-
den, om u grondig in dit minnelijk vertrouwen op mijne
goedheid te vestigen?
—   O goede Jesus! gij kent den grond van mijn
hart, gij weet, hoe zeer ik u bemin, en hoe vurig
ik wensen u in den hemel te aanschouwen; hoe komt
het dan, dat ik den dood en uw oordeel vrees?
—  Mijn oordeel is ongetwijfeld vreeselijk voor de ver-
steende en onboetvaardige zondaars, maar het is zoet
en vol barmhartigheid voor hen, die mij beminnen. Ik
wil dan, dat gij, zoo dikwijls als de gedachte van het
oordeel u in den geest zal komen, aanstonds eene oefe-
ning van overgeving van uw eeuwig lot aan mijne vader-
lijke goedheid verwekt; dit teeken van uw vertrouwen
zal mij zeer aangenaam en aan u zeer voordeelig zijn,
omdat nooit iemand op mij gehoopt heeft en zijn hoop
bedrogen is geweest. (1) Wat de vrees voor den dood
aangaat, dit is eene natuurlijke vrees; ik zelf heb die
gevoeld, omdat ikmenschwas, en daarenboven, omdat
ik voor u de genade van onderwerping wilde verdienen.
Zij komt in u ook voort uit de verkleefdheid, welke gij
nog aan de schepselen hebt; tracht u van alles te ont-
hechten, en de dood zal u eene wenschelijke zaak schjj-
(I) Eccl. II, 11,
-ocr page 255-
251
VAN JESUS.
nen. Onthecht u van uwe schatten, van uwe kleine ge-
nietingen, van uwe vrienden, van uwe familie, van uwe
kinderen; vertrouw aan mijn hart de zorg toe uwer belan-
gen, de zorg van al de personen dieu dierbaar zijn, en dan
zult gij mij kunnen zeggen: Heer nu zal uw dienaar in
vrede sterven, zoo het u behaagt hem tot u te roepen.
— Heer Jesus, ziehier uw arm kind aan den voet
van uw kruis; werp op mij eenen liefderijken oogslag
en zegen mij. Ik offer u mijn leven op, en ben bereid te
sterven, zoo haast als het uwen heiligen wil zal behagen.
Wilt gij mij nog eenigen tijd in het leven laten, wees
daarvoor geloofd, verleen mij alleen de genade van
hem te besteden om u te behagen. Wilt gij, dat ik weldra
sterve, wees insgelijks geloofd. Ik onderwerp mij aan
den dood, omdat het uw wil is dat ik sterve.
Ik wil sterven om door de benauwdheden en de
smarten des doods aan uwe goddelijke regtvaardigheid
voor de zonden te voldoen, waardoor ik de hel ver-
diend heb.
Ik wil sterven, om u in dit leven niet meer te ver-
grammen en te mishagen.
Ik wil sterven, om u mijne dankbaarheid te betoonen
voor al de weldaden en goedheden, waarmede gij mij,
niettegenstaande mijne onwaardigheid overladen hebt.
Ik wil sterven, om u te bewijzen, dat ik meer uwen
wil dan den mijnen bemin.
Ik wil voornamelijk sterven, om u in den hemel
eeuwig en uit al mijne krachten te gaan beminnen;
want ik hoop in die verblijfplaats van geluk te komen,
waar ik zal verzekerd zijn, gedurende geheel de eeu-
wigheid niet op te houden van u te beminnen.
GEBED.
Ik smeek u dan, o mijn Zaligmaker, mijne liefde en
mijn eenig goed; ik smeek u, door uwe heilige wonden,
door de smarten van uwen dood, laat mij in uwe genade
en in uwe liefde sterven. Gij hebt mij afgekocht ten prijze
van uw bloed, laat niet toe, dat ik zou verloren gaan,
-ocr page 256-
252
DE LIEFDEV[.*MMEP<
allerzoetste Jesus, gedoog niet, dat ik van u gescheiden
worde. Wanneer mijne ziel mijn ügchaam z.it verlaten,
ontvang haar dan zelf uit de handeu van Maria, uwe
en mijne Moeder, en gewaardig haar met goedheid te
ontvangen, zeggende: Mijn kind, al uwc zonden lijn ver-
geven on vergeten : kom met mij in liet pai-adijs; waar
ik u zal beminnen, waar gij mij gedurende geheel de
eeuwigheid zult beminnen.
Mijn welbeminde Zaligmaker, o gij, die voor mij hebt
willen sterven en die mij, ondanks mijne zonden, nog in
uwe genade ontvangt, ik omarm uw kruis, ik omhels uwe
met nagelen doorboorde voeten. Ach! ik smeek u, om
de liefde, welke gij mij bewezen hebt, vereenig mij zoo
naauw met u, dat mij niets meer van u kan verwijderen.
Maak, dat ik voortaan gedurig met u wandele; maak
dat al mijne gedachten voor u zijn; met één woord, maak
dat ik al de genegenheden mijns harten tot u stiero, en
dat ik in alles niets zoeke dan u. O.\' verleen mij de ge-
nade, om altijd bedroefd te zijn, dat ik u zoo zeer ver-
gramd heb, verleen mij de genade om altijd ontstoken te
zijn door liefde tot u, die uw leven uit liefde tot mij ge-
geven hebt. O Jesus! ik bemin u; ik bemin u, o gij die
oneindig bemint: ik bemin u, Maria, bid .lesus voor
mij, en verkrijg mij de genade, om in zijne heilige ge-
nade te sterven. Amen.
OEFENINGEN.
Bereiding tot den dood.
Lieve Christen, wij moeten sterven; Jesus is gestorven,
de heilige Maagd is gestorven, al de Heiligen zijn gestor-
ven , gij ook zult eens sterven. Ik zeg dit niet om u schrik
aan te jagen, want ik weet, dat de regtvaardige met ge-
duld leeft en met vermaak sterft; (1) ik spreek tot u op
die wijze, om u met Jesus Christus te kunnen zeggen;
Wees bereid, omdat gij noch den dag noch het uur van
uwen dood weet.
(2) Voor het algemeen der Christenen
(1) S. A.ng. ExpoB. in "Epist. 1 Joan. XI, 9. — S. Aug. in Epis.
1 Joan Tract. 7. (S Matth. XXSV, 64.
-ocr page 257-
253
VAN JESUS.
is bereid zijn: vrij wezen van doodzonden. Maar voor
eene getrouwe ziel, is bereid zijn geene verkleefdheid
hebben aan de dagelijksehe zonden, aan niets, wat er
op aarde is, gehecht zijn op eene menschelijke en on-
geregelde wijze, of ten minste arbeiden om daartoe te
komen; bereid zijn is voor zulk eene ziel onderworpen
zijn aan Gods wil, in gezondheid en in ziekte, in
leven of in dood. Antwoord nu, beminde Christen,
dunkt het u, dat gij bereid zijt? zoo uw geweten u ant-
woordt : Ja, loof daarvoor den Heer, hij heeft u eene
groote en kostbare genade bewezen; zoo het integendeel
antwoordt: Neen, sla dan spoedig de hand aan het werk,
want, helaas! de Meester kan komen, en hij zaiinder-
daad komen op het oogenblik, wanneer gij er liet minste
aan zult denken.
(1) Ziehier eenige wenken, welke u
veel zullen helpen, om uw oogmerk te bereiken.
i". Onderzoek uw geweten tot in zijn verborgenste
hoeken, en zie, of het u met ragt niets te verwijten
heeft, zoo het u eenige smart veroorzaakt, spreek des-
aangaande eenvoudig met uwen biechtvader, verberg
hem niets; doe eene goede biecht, en wees daarna ge-
rust, laat al het overige aan Gods barmhartigheid over.
2°. Maak uw testament of uitersten wil, indien gij er
een te maken hebt, behoudens alle jaren weder te begin-
nen , zoo het noodzakelijk is. Beschik zoodanig uwe tij-
delijke zaken, dat gij altijd bereid zijt eene naauwkeurige
rekening te doen aan al degenen, die regt hebben u de-
zelve af te eischen. Door dit middel zult gij vele bekom-
meringen vermijden, zoo de dood u plotseling kwame
overvallen, gelijk hij er zoo vele anderen , die zich daarop
niet in het minste verwachtten, getroffen heeft.
3°. Betaal uwe se i uiden, zoo gij er hebt, en herstel
Je schade , welke gij uwen evenmensen in zijne goederen
zoudt kunnen toegebragt hebben, en zoo voorts,
4°. Onderzoek aan welke zaken gij nog verkleefd zijt,
en trek edelmoedig uw hart daarvan af; gij zult toch al
die rijkdommen, die schoone landerijen, die kostelijke
huizen, die kinderen, die vrienden eens moeten verlaten;
(1) Luc. XII, 40.
-ocr page 258-
254
DE LIEFDEVLAMMEN
leer ze van nu af verlaten, en gij zult groote verdien-
sten verkrijgen.
5". Merk op, wat gij in het uur van uwen dood
zoudt willen gedaan hebben, en doe dit zonder uitstel:
zie ter zelfder tijd, wat gij zoudt wenschen niet gedaan
te hebben, en onthoud u daarvan.
6». Denk dikwijls op den dood: deze gedachte schijnt
u in het eerst schrikkelijk; maar weldra wordt zij zoet
en troostend, behalve dat het wonderlijk bijdraagt, om
ons van het aardsche af te trekken.
7°. Verwek dikwijls oefeningen van onderwerping
aan den dood, zoo als die, welke gij in het 37«\'« hoofd-
stuk van dit werk gelezen hebt; deze oefeningen zijn
aangenaam aan God, zij bezorgen ons groote gunsten
en genaden, en maken ons met het overdenken van
ons laatste oogenblik gemeenzaam.
XXXVIII. HOOFDSTUK.
Ouie goede Zaligmaker doet *i jn<- klagt over de
ondankbaarheid der zondaren, en noodigt
ben uit om zich in zijne barmhartige
armen te komen werpen.
Xiutc ergo, habilatores Jeruaalem et
viri Judo:, judieate inter me el ti-
ueam meam. Quid est qttod debui
ultra facere viuia meae
, elnonfeci
ei?
Ib. V, i.
I nwoners van Jeruzalem en gy , man
neu vanJuda, weestgy nuregters
tusschcn mijnen wijngaard en iu\\j.
Wat beb ik meer voor hem kunnen
doen dau ik gedaan heb P
Tot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze
woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot
mij, dat hij spreekt; het is tot mij, dat hij met de
teederste liefde zegt: Mijn kind, wat wil ik nog meer voor
u doen!
Zult gij mij nu uit geheel uw hart beminnen?
Zult gij nu ophouden van mij door uwe zonden op nieuw
-ocr page 259-
•255
VAN JESUS.
te kruisigen? Ach! mijn zoon, mijn lieve zoon, waarom
hebt gij zoo lang van mij verwijderd geleefd, nadat ik
u zoo vele blijken van liefde gegeven heb ? Wat kwaad
heb ik u gedaan ? Waarin heb ik u bedroefd f Antwoord
mij (i).
—  Mijn God, mijn God! ik kan niet antwoorden. Ik
ben pligtig , en zucht over de menigte mijner zonden;
zij maken mij beschaamd, o mijnJesus! verleeneenen
smeekenden zondaar vergeving (2). Ik ben schuldig, ik
heb geene ontschuldiging bij te brengen; maar ik ben
bedroefd....
— Mijn zoon, wat onregt hebt gij in mij gevonden, om
mij aldus te verlaten en de ijdelheid na te jagenfii)?
Met hoe vele weldaden heb ik u niet overladen\'? Ik heb
mij immers aan eenen pijnlijken dood ter uwer liefde
overgeleverd: het is om uwentwille, dat ik allen smaad heb
verdragen, en dat mijn aanschijn met schande overdekt
werd (4). Om u aan de helsche vlammen te ontrukken,
heb ik mij arm gemaakt en van alles ontbloot: ik heb
willen aangezien worden als deverachtelijkstedermen-
schen, ik heb mij op zekere wijze vernietigd
(5). Van
het hoofd tot de voelen ben ik doorwond geworden:
ik ben met smarten, met vernederingen met smaad
overladen geweest, en dit alles heb ik voor u ondergaan,
mijn kind! omdat uwe ziel kostbaar voor mijne oogen
was (6); voor u, omdat ik u wilde zalig maken, voor
u, omdat ik u bemin. O mijn zoon! hebt gij tot hier-
toe aan eene zoo groote liefde beantwoord ? Spreek.
—   Heer, ik herhaal het nog eens, ik heb geene
verontschuldiging bij te brengen, er blijft mij niets
over dan te zuchten en mij met vertrouwen in de
armen uwer barmhatigheid te werpen.
—  Sedert dat ik u uit het niet getrokken heb om u
het aanzijn te geven, hebt gij mij zonder ophouden ver-
gramd, gij hebt mij duizendmaal door uwe zonden schan-
delijk onteerd, ik had het teeken mijner goedheid in uwe
ziel geprent, gij hebt gepoogd hetzelve uit te wisschen:
, (1) Mich. V, 8. (3) ITrecea Ecclesia!. (S) Jerem. II, 6. (4) Ps.
\'.XXHl X. (5) [bid, passim. (6) 1, Reg. XXVI. 21.
-ocr page 260-
256                                  DE MEKDEVI.AMMEN
ik had ze met mijne heiligheid bekleed, en gij hebt ze
besmeurd; ik had u met genaden vervuld , eu gij hebt ze
\\eracht! Is het dan alzoo dat gij vAve erkentenis aan
uwen Heer betoont
? Wel hoe! ben ik uw Vader, uw
Schepper, uiv Zaligmaker niet 9 Heb ik niet altijd voor
u gezorgd als voor den appel van mijn oog?
Eu zie, gij
verlaat en vergeet mij (1)! Gij verlaat mij voor een
ellendig vermaak, om de ijdele eer na te jagen!...0 mijn
zoon, ik vraag het u, zijt gij gelukkig geweest, zoo lang
gij aan mijne liefde ontrouw zijt gebleven\'? Hebt gij dien
zoeten vrede genoten, die het hart overstroomt van hen,
die mij met jjver dienen? Ach! begrijp dan eindelijk, hoe
rampzalig en bitter het u heeft gevallen, den Heer uwen
God verlaten te hebben
(2), en keer tot mij wedei; kom,
ik reik u de handen toe; ik zal uw Vader zijn, en gij
zult nog mijn welbemind kind wezen.
GEBED.
Mijn Jesus, gij behaalt de overwinning, ja, gij behaalt
de overwinning; ik leg voor u de wapens af. Ik beloof
het u, ik zal niet meer ondankbaar zijn; maar ik smeek
u, o mijn God, houd op, van mij mijne voorgaande zon-
den te verwijten, en gewaardig u ze mij te vergeven.
Ik zal al de dagen mijns levens er boetvaardigheid voor
doen: ik begeer u uit geheel mijn hart meer dan alle
schepselen, meer dan mijn leven, meer dan mij zelven te
beminnen. Mogt ik duizend harten bezitten, om ze allen
tot uwe liefde te besteden? Maar wat zeg ik? God gave,
dat. ik uit geheel de uitgestrektheid van het hart, dat gij
mij gegeven hebt, u mogt beminnen! Het is helaas! zeer
koud, zeer hard, zeer ongevoelig! Nogtans, o mijn Jesus!
hoe gering ik ben, schijnt het mij echter toe, dat ik u be-
min; ja, mijn God! ik bemin u. Ik bemin u; niet opdat gij
mij in den hemel zoudt gelukkig maken, niet opdatgij mij
van de hel zoudt verlossen, niet omdat ik van u eene
vergelding verwacht, maar ik bemin u, omdat gij mijn
(l) Deuter. XXXII <i. 1U. (2) Jercm. 11, 19.
-ocr page 261-
257
VAN JESUS.
koning, mijn God zijt; ik bemin u, en zal u altijd be-
minnen, omdat gij mijne liefde oneindig waardig zijt. (1)
Amen.
OEFKMNGEN.
Hen moet dikwyis op Gods barmhartigheid
jegens ons denken.
Ik zal de barmhartigheid desHeerenindachtig zijn,
i/v zal zijnen lof zingen over alles wat hij over mij ge-
daan heeft, over al de weldaden
, waarmede hij mijne
ziel volgens de uitgestrektheidzijner goedertierenheid en
de grootheid zijner barmhartigheden heeft willen over-
laden
(2). Dank den Heer, o mijne ziel, en dat al wat
in u U, zijnen naamlove, dank den Heer, en vergeet
nimmer zijne weldaden.
(3) Zoodanig moeten de ge-
voelens zijn van eenen christen, voor w:en de erkentenis
niet lastig valt. Maar helaas, waar zijn die opregt dank-
bare zielen, welke God voor al de genade, met welke hij
ben overladen heeft, weten te bedanken? Waar zijn zij?
O hemel! wij zouden ons schamen ondankbaar te zijn
jegens de menschen, en ten aanzien van God , denken
wij daar niet op! Wij verzoeken hem met luider stemme
gunsten en genaden, wij ontvangen ze dagelijks in over-
vloed, en wij denken zelfs niet tot hem te zeggen: Mijn
God! ik bedank u daarvoor!
Wat schandelijk gedrag! o
lieve christen! wacht u wel van ooit in die zonde van
ondankbaarheid jegens onzen goeden Meester te vallen,
want deze ondeugd is alleen genoeg, om alle bronnen der
goddelijke genade uit te putten, gelijk de heilige Bernar-
\'lus op twintig verschillende plaatsen zijner schriften ons
vermaant. (4). Integendeel, herinner u dikwijls de alge-
meene en bijzondere weldaden, welke gij van God ont-
vangen hebt. Behalve de gunsten van de schepping , ver-
lossing en behoudenis, welke uitstekende weldaden heeft
bij u niet bewezen? Gij hadt hem beleedigd, en die goede
(1) H. Franciscus Xareriuü. (2) Isaias LXI. (8) Psalm. CII, 1.3.
\'M S. Bern: Serm. de sept. misericordiis. II. in Doniin. VI, post
feittec. — Idem in Cautie serm. LI. — Kt alibi: in plurimi9
\'ocis i S. Bernardi profemntur de ingratitudine sententiae.
17
-ocr page 262-
2r,8
DE MEFDEVI.AMMEN
Vader heeft u volgens uwe misdaden niet behandeld. Hij
heeft uw ongeluk gezien, hij is er door bewogen gewor-
den, en heeft medelijden met u gehad. Hij heeft u al
uwe zonden vergeven, al uwe wonden genezen, u van
de hel verlost, en omdat hij vol liefde en goedertierenheid
is, heeft hij u het kleed der onschuld wedergegeven (1).
Gij hadt uwe arme ziel veracht, onteerd en met schand-
vlekken overladen; de duivel trad haar onder de voeten
en deed ze dagelijks meer en meer in het vuilste slijk
zinken; en zie, uw God heeft zich gewaardigd haar daar-
uit te trekken, hij heeft ze met zijn dierbaar bloed ge-
zuiverd, met duizende kostelijke genaden verrijkt, en
met zijne liefdeblijken vervuld. Ach! wat groote reden
hebt gij om met David uit te roepen: Wie is er gelijk aan
God onzen Heer °> Hij trekt den arme uit het stof
, en den
behoeftige uit de vuiligheid, om hen onder de vorstenvan
zijn volk te doen zitten
(2), dat is in het midden der
Engelen en Heiligen. Vergelijk nu uwen vorigen staat,
wanneer gij in de zonde leefdet, met dien, in welken
God u door zijne barmhartigheid nu gesteld heeft, en
zeg ieder oogenblik, in de gevoelens uwer erkentenis:
Wat zal ik den Heer wedergeven voor al de weldaden,
die hij mij bewezen heeft fS). Ach! ik zal hem immer
loven, zijnen lof zal altijd in mijnen mond zijn(4\\ en
de eeuwigheid zal niet te lang wezen, om zijne barm-
hartigheden te zingen
f5). O geliefde Jesus! gedoog niet,
dat ik ondankbaar zij; laat niet toe, dat ik ooit het ver-
wijt verdiene, hetwelk gij eertijds aan het joodsche volk
deedt: gij hebt mijne weldaden vergeten, en gij zijt de
menigvuldigheid mijner barmhartigheden niet indach-
tig gebleven
(6).
passim. (2) Ps. CXII, 6, 0, 7, (S) Ps. CXV, 8. (4)
^XXVII, 1. (C) Ps. CV, 7.
-ocr page 263-
259
VAN JESUS.
XXXIX. HOOFDSTUK.
«■■sus Christus heeft zich vrijwillig, nii lierde
voor ons ten beste gegeven.
Oblalus est, quia ipse voluil. Is. III" ,1:
Hij is geslagtoflferd, omdat hij zulks
gewild heeft.
Het mensch geworden Woord zag zich van het eerste
oogenblik zijner ontvangenis, al de zielen der kin-
deren van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne
oogen het schrikkelijkste schouwspel van het lijden, dat
de prijs hunner verlossing wezen moest. Aldus kende en
zag Jesus Christus, van zijnen eersten levensstond af,
volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het
begin der wereld de aarde bevolkt hadden, zoo wel als
die van alle menschen, welke tot het einde der eeuwen
moesten geboren worden. Bij gevolg zag en kende hij
ook mijne ziel, en hij zag ze met zonden overladen, in
akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot.
Uit gezigt verre van hem te bewegen, om mij als een
voorwerp van afschrik te verstooten, bewoog zijne vader-
liefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, al de
pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voorname-
lijk in zijnen dood ondergaan heeft. Hij had geen het
minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te
handelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te
nemen, de liefde, ja de liefde, die hij mijne arme ziel
toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed
hem in een stal geboren worden, en de liefde deed hem
°P een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en
hij heeft zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik
was in den haat van God geboren, en hij heeft zich aan-
geboden om dien haat weg te nemen; ik dacht aan zijne
liefde niet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik
slechts om hem te beleedigen, en hij heeft mij eerst bemind
-ocr page 264-
260
DE LIEFDEVLAMMEN
en zich geslagtofferd om mij een uitstekend blijk zijner
liefde te geven (1), en mij uit te noodigen, om hem te
beminnen. Zou ik voor zoo bovenmatige liefde van mijnen
God ongevoelig zijn ? Zou ik, daar Jesus mij zoo vurig be-
mint, hem oene opiegte wederliefde kunnen weigeren (2)?
Volstrekt niet.
Wat zal ik dan dien goeden Jesus wedergeven, wat zal
ik hem voor alles, wat ik van hem ontvangen hebaan-
bieden\'.\' Hij heeft voor mij het kostbaarste slagtoffer dat
hij bezat, opgeofferd, ja, hij heeft zich zelven geslagt-
offerd; het is dan billijk, dat ik op mijne beurt het
beste, wat ik heb, al wat ik bezit, aan hem opoffer. Wel
hoe! wanneer God zich geheel en al aan mij geeft, zou ik
dan durven aarzelen mij geheel aan hem te geven? Ach!
Heer! gewaardig u de offerande, welke ik u van mij zel-
ven doe, goedgunstig te aanvaarden. Ik heb u maar twee
penningen, mijn ligchaam en mijne ziel op te offeren:
vergun mij de genade, van ze met edelmoedigheid aan
te bieden (13). De offerande van mijn ligchaam door de ver-
stervingen, het lijden, de moeite en de beroovingen; de
offerande mijner ziel, met voor uwe voeten neder te leg-
gen mijnen eigen wil, mijn zucht om boven anderen uit
te munten, mijnen hoogmoed en al wat u kan mishagen.
Jk weet het, o inijn God! deze offerande valt lastig, moei-
lijk en hard aan de bedorvene natuur; doch kom mij te
hulp, ik zal u die volkomen en voor geheel mijn leven
zonder eenige uitzondering opdragen.
GEBED.
O Jesus! die u aan het lijden en den dood, uit liefde
tot mij hebt overgegeven, ik kom mij voor uwe voeten ne-
derwerpen, en u verzoeken mij als eene brandofferande,
om voor u geslagtofferd te worden, te willen ontvangen.
Ontvang mijne vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand ,
mijnen wil, niet al wat ik ben. Indien ik iets bezit, zoo
is het van u, dat ik het ontvangen heb; ik geef het u dan
(1) S. Aug., de Catechisandis rudibus N. 8. (2) 8. Aug. ibid
N. 7. (8) S. Bern. in Purific. B. Mariie, jerm. III.
-ocr page 265-
261
VAN JESÜS.
weder, opdat gy daarover beschikken zoudt naar uw
welbehagen. Geef mij alleen uwe liefde en uwe genade;
en ik zal rijk genoeg zijn (1). 0 mijn God! welke groote
reden heb ik niet om u van ganscher harte te beminnen,
arme zondaar als ik ben? Gij hebt mijne ziel verlost en
ze belet verloren te gaan: gij hebt al mijnezonden achter
uwen rug geworpen
(2) en ze vergeten. En aldus in plaats
van mij voor den menigvnldigen smaad, dien ik u heb
aangedaan, (e stralfen, hebt gij uwe weldaden en gena-
den voor mij vermenigvuldigd, om mij eens tot uwe liefde
te kunnen winnen.
Ach! die dag, welke gij zoo vurig gewenscht hebt,
is eindelijk aangebroken: Ja, hij is gekomen, want,
mij dunkt, dat ik u uit geheel mijn hart en ziel bemin.
O! beminde ik u niet, wien zou ik dan moeten beminnen!
O mijn Jesus! de voornaamste zonde, die ik zou moeten
beweenen, is deze van zoo lange jaren geleefd te hebben,
zonder u te dienen en te beminnen, doch voortaan wil ik
doen al wat mogelijk is, om u te behagen. Ik gevoel, dat
uwe genade een groot verlangen, om voor u alleen te
leven, en mij van al het aardsche af te trekken, in mijn
hart gestort heeft; ik gevoel tevens eene groote droefheid
over al de smarten, welke ik u aangedaan heb: deze
gunsten, o mijn God! waarvoor ik u bedank, komen van
uwe goedheid. Voltooi uw werk en wil mij getrouw in uwe
liefde bewaren. Helaas! gij kent mijne zwakheid; maak
dan, dat ik voortaan geheel voor u, gelijk gij geheel voor
mij zijt geweest. Ik bemin u mijn eenig goed! ik bemin
o. o mijne eenige liefde! ik bemin u, o mijn schat en mijn
al! Mijn zoete Jesus! versta mij wel, ik bemin u! O lief-
derijke Maria! kom uw kind te hulp, en leer mij Jesus
meer en meer beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Over den geest van zelf-opoflferlna, uit liefde
tot God.
Mijn lieve Christen, gisteren heb ik u van ondankbaar-
(t) S. Ignat. Loy. (2) Is. XXIII, 17.
-ocr page 266-
262                                 DE LIEFDEVLAMMEN
Iicid gesproken en u opgewekt, om deze afschuwelijke
ondeugd te vlug ten, waarvan God en de menschen eenen
afschrik hebben. Gij kunt heden den Heer blijken geven,
dat gij zijne weldaden naar waarde weet te schatten en te
erkennen, in et toe te stemmen van tot zijne verheerlijking
te doen, wat hij tot uwe liefde gedaan heeft. Die goede
Meester heeft zich tot een slagtoffer aan God, zijnen he-
inelschen Vader opgedragen, om u aan de hel te ontruk-
ken en u den hemel te verdienen; doe ook zoo. Beschouw
u voortaan als een slagtoffer, dat bestemd is, om naar Gods
welbehagen geslagtofferd te worden. Wees wel overtuigd
dat gij u zelven niet meer, maar geheel aan God alleen
toebehoort. Dus moet gij, wanneer het hem zal believen,
u een kruis, eenige vernedering, eenige ziekte toe te zen-
den, u onderwerpen en zeggen: Ik heb mij zijn slagtoffer
gemaakt, hij mag mij slagtofferen.
Wanneer uwe over-
sten u iets van hunnentwege zullen gebieden, waaraan gij u
met moeite zult kunnen onderwerpen, als gij uit eigen
wil zult opstaan tegen den wil van hen, die u besturen,
haast u dan, om u deze gedachte te binnen te roepen: Ik
behoor mij zelven niet toe, ik ben het slagtoffer van mij-
nen God,ikmoslmijdanlatenslagtoffèren.
Indien erge-
ïnor in uw hart ontstaat, indien gij eenen grooten afkeer,
om u aldus op te offeren, gevoelt, indien uw hoogmoed zich
er tegen verzet en eenigen wederstand biedt, zoo denk op
Jesus, die zich zelven ter uwer liefde geslagtofferd heeft,
en, als een onnoozel lam zonder eens te klagen, zich heeft
laten slagtofferen. Eindelijk, wanneer gij den dood zult
bereid zien, om u te treilen, sla dan uwe oogen hemel-
waarts, en zeg: Mijn God, ik ben uw slagtoffer, een offer
van liefde: sla, geef den laatsten slag, en voltrek mijne
offerande. Ik verlang gedurende de geheele eeuwigheid u
toe te behooren, om u te beminnen, te loven, u voor al
u we aan mij bewezene weldaden te bedanken enuwe aan-
gename tegenwoordigheid te genieten.
-ocr page 267-
VAN JESUS.                                    263
&Mmmm%mmMmmmmmmmmmm
XL. HOOFDSTUK.
Jesus « lirisi ns beeft zich ter onzer liefde lateu
vervloeken, om ons aan de eeuwige vervloe-
king, die «ij verdiend badden te onttrekken.
Deus Filium suum m\'Ulens in simililudineiH
carn\'u peccati et de peccato damnavit ytc-
catitm in carne.
Kom VIII. 4.
God heeft zynen Zoon gezonden, omgeven
met een rleesch, geln\'k aan een vteesch
der zonde, en om de zonde heeft hij
in het vleescli de zonde veroordeeld.
God haat volkomen de zonde, hij straft ze meedoogen-
loos overal, waar hij ze gewaar wordt; zulks ver-
eischt zijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesus
Christus werd door zijnen hemelsehen Vader gelast, ons
vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleeseh gelijk
aan het zondige vleesch, dat wij dragen, en al had hij maar
den schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel
de vloek van God: Factus pro nobis maledictum.(l) Ja,
dewijl onze goddelijke Zaligmaker ons aan de eeuwige
vervloeking, die wij verdiend hadden, wilde onttrekken,
stemde hij toe, dat hij zelf vervloekt werd, met toe
te laten dat hij, als een misdadiger en boosdoener,
dien iedereen verfoeit, aan een kruis gehangen werd.
Welke liefde, o mijn Jesus! mijn zoete Zaligmaker! gij,
die mij door uwen dood, van de slavernij der erfzonde
en van alle zonden, welke ik sedert mijn doopsel heb
bedreven, verlost hebt, verander, bid ik u, verander die
rampzalige kluisters, die mij zoo lang onder de magt en
slavernij des duivels geboeid gehouden hebben, in gouden
ketenen, die mij met uwe heilige liefde naauw ver-
eenigen. Ik smeek u, doe mij het vermogen van uwe
(1) Gal. UI, 13.
-ocr page 268-
20 i
DE L1EFDEVI.AMMEN
genade en de kracht uwer verdiensten gevoelen, met van
mij, die een ellendig zondaar ben, een heilige te maken.
Het is een geloofspunt, dat Jesus om mijne zonden ver-
vloekt is geworden. Welk eene gedachte moet ik dan
hebben van een kwaad, dat God maarte dien koste heeft
kunnen uitroeijen? Dit kwaad is het grootste en schrikke-
lijkste aller ongelukken. O ! Iioe zeer moet ik het vreezen
en waken, opdat het in mijn hart niet zou heersenen (\\)\\
Helaas! deze vervloekte zonde heeft mij eenigen tijd de
wet gegeven; maar door de genade des doopsel ben ik
van hare schandelijke slavernij verlost; mijne ziel is door
het bloed van Jesus afgewasschen , en die goedertieren
Meester heeft zich gewaardigd haar schoon en rein voor
zijne oogen te maken.
GEBED.
O mijn God! duld niet, dat ik het ongeluk hebbevan
haar nog ooit met nieuwe zonden te bezoedelen; ik smeek
u, gedoog dit nimmer meer. Gij hebt mij in uwe genade
hersteld, laat niet toe, dat ik zoo ongelukkig zij van ze
nog op nieuw te verliezen. Wat zou er zonder haar van
mij geworden? Helaas! ik kan niet toestemmen eene
gansche eeuwigheid in de hel te verblijven zonder u te
beminnen; neen. mijn God, hierin kan ik niet bewilligen;
ik moet u beminnen en in ds hel kan men u niet be-
minnen !
In de hel!... verwijderd van mijnen God!... verwijderd
van Jesus Christus en van Maria!... verwijderd van die
heilige zielen, welk ik op aarde gekend en bemind heb !..
Ach! wat groot ongeluk! Heer, Heer, trek mij daarvan
af. Het is echter waar, o Jesus! dat ik sedert lang in de
hel zou moeten branden! het is echter waar, dat ik sedert
lang onder het gewigt uwer eeuwige vervloeking zou ver-
dienen verplet te liggen! Maar ik hoop door uwe barm-
hartigheid en ter eere van uwen smartelijken dood, voor
1) Rom. VI, u.
-ocr page 269-
VAN JESUS.                              265
eeuwig door uwe heilige liefde te zullen branden en u
altijd toe te behooren. Jk verlang, dat mijn hart van
heden af, niemand anders beminne dan u alleen; ik zal
u, o mijn God! om u zelven beminnen, mijne vrienden
in u, mijne vijanden, om u. (1) Ach! beheersch , be-
heersch geheel mijne ziel; maak, dat zij maar aan u
alleen gehoorzame, dat zij u maar alleen zoeke, en dat
zij maar naar u alleen verzuchte. Verlaat mijn hart, gij
aardsche neigingen, die niet uit God en voor God zijt,
en gij, goddelijke liefdevlam, kom in mij. Kom en neem
bezit van mijn hart; kom en ontsteek het.
Ik bemin u, o mijn Jesus! ik bemin u, o gij die on-
eindig beminnelijk zijt! o gij, die mij alleen waarlijk be-
mint. Ik ken niemand, die mij meer bemind heeft dan
gij; het is uit erkentenis, dat ik mij geheel en al aan u,
die mijn schat en al zijt, geef en toewijd. Amen.
OEFENINGEN.
Over de kiiischheid.
Laat mij toe, geliefde Christen, dat ik heden van de
heerlijkste en kostbaarste der deugden spreke; van eene
deugd , die den mensch aan God zelven gelijk maakt (2)
van die deugd, bij welker kostbaarheid al de rijkdom-
men, al de schatten, al de waardigheden niet te verge-
lijken zijn (3), ik wil zeggen van de zuiverheid. Zij is
eene zoo schoone deugd dat hare vijanden zelfs niet
kunnen nalaten haar te bewonderen. Onze Heer heeft
ze altijd groot geacht, en hoe zuiverder en kuischer
eene ziel is, des te meer hij behagen neemt om haar
met zijne uitstekende gunsten te overladen. Maar hoe
kostbaar deze deugd is, des te moeijelijker is het, om
haar te bewaren, liet vleesch en de duivel spannen al
hunne krachten in, om ons die te doen verliezen, en
het is niet gemakkelijk, om in die schrikkelijke worste-
ling de zegepraal te behalen (4), Nogthans, mijn lieve
(1) S. Aug. Confeu. lib. IV, Cap, 9. (2) S. Bus., lili. de Virgiu. (3)
Eccli. XXVII, 20. (4)S. Aug., Tract. de honor. mulier.
-ocr page 270-
260
DE I.IEPUEVLAMMEN
Christen, stel uw vertrouwen op God ; hij kent onze
zwakheid en het slijk waaruit wij gemaakt zijn (1) en
hij wacht zich wel van zijne kinderen in het midden van
het gevaar te verlaten. Verzoek dikwijls van Jesus en
Maria de deugd van zuiverheid, want God alleen is be-
kwaam om u zulke kostbare gaven te schenken (2) en
wees daarna getrouw aan al wat ik u ga voorhouden, om
in de handen van uwen vijand niet te vallen.
lo. Vermijd de gelegenheden. (3): want in den strijd
van het vleesch blijft de overhand aan de laf hartigsten,
dat is, aan hen, die de gelegenheden vlugten. Stelt gij
u daaraan bloot, dan valt ge gewis (4). Hoe vele ramp-
zaligen, zeide de Heilige Hieronymus op zijn sterfbed, zijn
er in den modderpoel van onkuischheid gevallen om de
verwaandheid , waarmede ze meenden zeker te zijn de
overhand te behalen (5)1 Welke langdurige ondervinding
gij van uwe voorgaande getrouwheid ook moogt hebben
wees immer op uwe hoede, en geloof u nooit in veiligheid
voor het toekomende. (6).
2o. Waak over uwe zinnen. Vestig nooit uwe oogen
op gevaarlijke voorwerpen, spreek nooit een enkel woord
dat eenigzins de zuiverheid zou kunnen kwetsen, en zoo
voorts.
3o. Vlugt de ledigheid. De heilige Geest leert ons dat
zij tot menigvuldige zonden aanleiding geeft (7) zij is de
oorzaak geweest van al de gruweldaden der inwoners van
Sodoma en Gomorrha (8), en zij doodt er dagelijks eene
groote hoeveelheid. Vlugt dan de luiheid: en dat de duivel
u altijd bezig vinde (9). Wees indachtig, dat vele men-
schen nadat zij zich in den arbeid geheiligd hadden, zich
ongelukkig in de luiheid verdoemd hebben (10), en dat,
in stede daar maar één duivel eenen persoon, die arbeidt,
bekoort er honderd zijn, die een werkeloos persoon
kwellen (11). Ik herhaal het u nog eens: vlugt, vlugt de
ledigheid.
(1) Pa II, 11. (2)Sap, VIII, Jl. (3) S. Uieronym. S. Aug. scrm. 368
de tempore. Petr. .Hes m Pa. 40 (4) Eccli 111,27. rt) 8. Hieioa apuil
Eu» eb (6) SOIieron. ad Nepotianum (7) Kccli. XXVIII, 26. (8)Ezech.
XVI, 49. (!)) S. Hiereu. ad llustic (10) S. Aug., ad fratre» in erem.
sei-m. 5. (II) Cas. lib, X, iustt. 7, cup. 3*.
-ocr page 271-
267
VAN JESUS.
-io. Versterf u. De versterving is het zout, dat alle
deugJen bewaart, maar bijzonder de zuiverheid, die
zonder haar niet lang kan staande blijven (1). Vermijd
alle overdaad in eten en drinken; want de goede sier,
de overvloed van vleescli en de kostelijke wijn, zijnde
grootste vijanden der zuiverheid (2). Of drink nooit wijn,
of drink er zeer weinig of zelden van , want die boven-
matig wijn drinkt, zal gewis aan de onstuimige driften
der zinnen blootgesteld worden, en slechts met de groot-
ste moeite de zuiverheid kunnen bewaren (3).
5o. Wees ootmoedig. De ootmoedigheid is de bewaar-
ster der zuiverheid, terwijl de hoovaardigheid een teeken
is, dat men spoedig in zonde zal vallen. Ja, mijn lieve
Christen, God straft dikwijls de hoovaardigen, met toe te
laten, dat zij in de schande van eenige zonden van on-
zuiverheid vallen. Heb dan nooit een al te goed gevoelen
van u zelven, van uwe kunde, van uwe verdiensten, uit
vrees van Gods gramschap op u te trekken, en wees deze
les van den heiligen Bernardus altijd indachtig (4): Men
kan de zuiverheid niet bekomen, noch bewaren, dan door
de ootmoedigheid.
6o. Begeef u dikwerf tot het gebed. Het is slechts God
alleen, die onze zwakheid kan ondersteunen, en ons in
het midden van den strijd des vleesches tegen den geest,
de overwinning kan doen behalen. Wanneer gij dus de
eerste aanvallen van uwen vijand gevoelt, neem dan
spoedig uwe toevlugt tot Jesus, en zeg hem: Mijn goeder-
tieren Meester, kom mij spoedig te hulp, of ik verga.
Maak het teeken des heiligen kruises over uw hart, zeg-
gende: Mijn God, liever sterven, dan aan deze oneerbare
gedachte, aan deze slechte begeerte toe te stemmen; heb
medelijden met mij.
Neem bijzonder uwe toevlugt tot
Maria, spreek haren heiligen naam eerbiedig uit, bid een
Wees gegroet; druk tegen uw hart een harer beelden, of
uw schapulier, indien gij er een hebt, en herhaal gedurig
zoo lang de bekoring zal duren: Mijn lieve en teedere
Moeder, ik smeek u, verlaat mv arm kind niet. 0 Maria.\'
O) S. Hieron. lil). I contra Jovin. — (3) S Kpliraira de Crstitate.
(3) S. Uierou. Buist. 83, ab Occit. (4) S. Beru. Epist. 42.
-ocr page 272-
268
DE UEFDKVI.AMMEN
O Maria! kom mij te hulp! Zeg na de bekoring: O Jesus
en Maria! geliefde voorwerpen mijner liefde, wees voor
eeuwig geloofd, omdat gij u gewaardigd hebt mijuit deze
bekoring te verlossen, en mij niet aan mijne zwakheid
over te laten. Gedoog niet
, dat ik ooit zco ongelukkig zij
mij door de zonden van u gescheiden te zien. O Jesus en
Maria! ik bemin u en verlang u altijd te beminnen.
XLI. HOOFDSTUK.
]>e liefde welke Jesus Christus ons toegedragen
heeft, verpligt ons ten hoogste hem te
beminnen.
Charitas Chrhti ttrgtl nos. II Corinth. V, 14.
De liefde Tan Jesus Christus noodzaakt ons.
Niets zet meer het hart van den mensch aan, zegt de
H. Franciscus de Sales dan de liefde. Zoo een mensch
weet, dat hij van eenen anderen, wie hij ook zij , be-
mind wordt, gevoelt hij zich aanstonds aangedreven, om
liefde voor liefde te geven; is het een eenvoudig land-
bouwer, die van eenen voornamen heer bemind wordt,
dan gevoelt hij zich zeker veel meer aangedreven, maar
wordt hij gewaar dat een groot monarch hem bemint,
o hoe zeer en met nog hoe veel meer kracht gevoelt hij
zich dan niet aangedrongen? Derhalve weten, dat Jesus
Christus, onze God, ons zoodanig bemind heeft, dat hij
voor ons aan het kruis heeft willen sterven, is dit niet
onze harten onder eene pers hebben, die de liefde daar
hevig uitperst, met een des te grooter geweld, omdat het
minzamer is (1).
Jesus Christus bemint ons; o wie zou daaraan kunnen
twijfelen, nadat hij ons al die liefdeblijken gegeven heeft?
(1) Verhandeling orer de liefde God», VII boek, 8 hoofdstuk.
-ocr page 273-
269
VAN JESUS.
Ja, hij bemint ons, hij wil dit wij hem wederliefde
betoonen. Het is daarom, dat hij mensch geworden is,
dat hij aan het kruis gestorven is, en het heilig Sacra-
ment des Altaars heeft ingesteld. Hij heeft zich geheel
en al, en zonder uitzondering aan ons gegeven. Wordt
liij rnensch, zegt een godvruchtige schrijver, komt hij
ter wereld, het is voor ons: wordt hij geboren in eenen
slal, wordt hij in eene krib op stroo gelegd, het is voor
ons; wordt hij aan de guurheid der lucht blootgesteld,
lijdt hij koude, verdraigt hij de ongemakken der armoede
het is voor ons; vreest en weent hij, het is voor ons;
heeft hij zich met een ligchaam omgeven, het is om voor
ons te kunnen lijden, en zich te kunnen slagtoll\'eren;
heeft hij een hart, het is om ons te beminnen: met één
woord, al de bewegingen van zijne ziel, al de gedachten
van zijnen geest zijn op en voor ons. Zijn leven is voor
ons; zijne heilige menschheid, met al hare deugdenen
verdiensten, is voor ons. Wat zeg ik? Zijne godheid
zelve, met al hare volmaaktheden is voor ons. Hij heeft
voor ons in het heilig Sacrament zijner liefde alles ge-
geven, zoodanig, dat het hem onmogelijk is, om nog
meer te geven: want kan hij ons iets grooter en koste-
lijker geven dan zich zelven\'? (1) Ja, Jesus heeft, dooi-
de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, aangedre-
ven , zich geheel aan ons gegeven; hij heeft zijne liefde
voor ons uitgeput; hij heeft zich geheel aan onze dienst
toegewijd (2), en men mag met regt zeggen, dat niets
ter wereld ons zoo volmaakt, zoo algemeen, zoo eenig
toebehoort, als Jesus Christus.
O God! zou mijn hart voor zulke groote liefde onge-
voelig kunnen blijven! zou het mogelijk zijn hem niet
te beminnen, die mij zoo zeer bemind heeft\'? Neen,
neen, ik wil niet ondankbaar zijn, Jesus heeft mij be-
mind , wel nu! ik zal hem op mijne beurt beminnen.
Wat is er zoeter, billijker en lotl\'elijker, dan Jesus te
beminnen\'? Zoo die goedertieren Meester mij verbood
hern te beminnen, dan zou zoodanig verbod mij on-
(t) S. Bern. (2) Ibid.
-ocr page 274-
270
DE MEFDEVr.AMMEN
dragelijk schijnen! en ik zou mij daaraan niet kunnen
onderwerpen. O Jesus! u niet beminnen! deze gedachte
alleen verschrikt mij meer dan al de pijnen der hel.
O mijn God, mogt ik liever sterven, dan ooit ophou-
den u te beminnen! Ach! dat het vuur uwer liefde
mijn behoeftig hart geheel verteere; dat er niets meer
van mij zelven aan mij blijve, maar dat al wat ik ben
al wat ik heb, u voor eeuwig moge toebehooren (1).
Helaas! ik heb u zoo laat bemind! het is hoogst rede-
lijk, dat ik zoo veel mogelijk den tijd herstelle, dien
ik, van u verwijderd, verloren heb; het is wel rede-
lijk, dat ik u nu uit geheel mijn hart beminne, gij,
die mijn God zijt, en die zoo vurig wenscht van mij
bemind te worden.
Zoete Jesus! Zaligmaker mijner ziel! eenigst voor-
werp mijner verlangens en liefde, kom uwen dienaar
te hulp. Ik roep tot u, en roep u aan uit het diepste
mijns hailen. Kom in dit arm hart, dat ik u geheel
verlang op te offeren, kom uw verblijf daarin vestigen
en uwe heilige liefde in hetzelve storten. Onuitput-
bare bron van zachtmoedigheid, liefde en goedheid,
minzaam en dierbaar voorwerp van at mijne verlan-
gens, kan er wel iets bij uwe goddelijke schoonheid
vergeleken worden? Heeft de zoete honig, de koste-
lijke nectar wel eenige gelijkenis met uwe zoetheid 1
Mag de sneeuw en de zuivere melk, bij uwe zuiver-
heid vergeleken worden? Al de schatten der wereld,
het goud. het zilver, de kostelijke gesteenten, de eer-
ambten zelfs en de vermaken, zou dat alles mij kun-
nen bekoren nadat ik uwe aantrekkelijkheden gesmaakt
heb (2). Neen ik verlang u alleen. Ik wil u voor altijd
toebehooren; ik wil, gedurende de geheele eeuwigheid
uw kind zijn! O Jesus! blijf altijd mijn Jesus!
Dewijl Jesus Christus zich geheel en al aan ons
gegeven heeft zoo is liet ook billijk, da* wij ons op
onze beurt, zonder uitzondering aan hem geven.
Moest het ons zwaren arbeid, zware moei.jelijkheden
(I) S. Aug. Sermon. S05. (2) 8. Aug. Meditat. Cap. XXXV.
-ocr page 275-
\'271
VAN .TRSUS.
kostpn, er is niets aan gelegen, laat ons geheel aan
God toebehooren, zulks is billijk. Moest het ons het
verlies van al onze goederen, van onze rust, van
onze eer kosten, wat is er aan gelegen! Laat ons geheel
en al aan God toebehooren, zulks is redelijk. Moest het
ons, met één woord, het verlies van het liefste, dat
wij op de wereld bezitten, van ons leven zelfs kos-
ten, er is weinig, zeer weinig aan gelegen! Laat ons
geheel aan God toebehooren, het is regtvaardig. Wel
hoe! moet men zich dan zoo lang beraden, om vast
te stellen God liefde voor liefde te geven? Zou het
dan geen groot ongeluk zijn niet geheel aan Jesus toe
te behooren? Helaas! hem niet toe te behooren is het
grootste, het schrikkelijkste aller onheilen.
Dit is nogtans al te lang mijn ongeluk geweest, o
goede Jesus! Ach! hoe vele jaren heb ik van u ver-
wijderd geleefd, toen was ik verblind, en wist niet,
wat gij tot mijne liefde gedaan hadt. Mijn Zaligmaker,
herinner mij steeds uw bitter lijden, dat gij, om mij,
uwe teedere liefde te betoonen, hebt willen onder-
gaan: maak, dat ik dit aandenken nooit uit mijne
gedachten verlieze, opdat ik moge begrijpen, hoe
zeer gij mij bemind hebt. Heb ik eertijds een onge-
regeld en zondig leven geleid, zulks is, omdat ik,
o Jesus, de liefde niet overwogen heb, die gij mij
hebt toegedragen. Ik wist nogtans, hoe zeer mijne
zonden u mishaagden; maar helaas! al was mij dit
bekend, ik liet daarom toch niet na menigvuldige zon-
den te bedrijven. Mogt ik nu van droefheid sterven,
omdat ik ze bedreven heb! Ach! ik zou den moed
niet hebben om mijne vergeving af te smeeken, indien
ik niet wist, dat gij tot vergeving mijner zonden ge-
storven zijt. Ja, gij hebt uw leven aan het kruis ten
beste gegeven, omdat gij mijne liefde verlangdet.
En ik, o Jesus! haak zoo weinig naar de uwe! Ver-
gun mij de genade, van ze nu meer dan al de we-
reldsche goederen te begeeren.... O mijn opperste en
eenigste schat! ik bemin u en bemin u ,meer dan alles;
ik bemin u meer dan mij zelven; ik bemin u uit ge-
-ocr page 276-
\'27-2
ÜE LIEFDEVI.AMMEN
heel mijn hart en wensch niets anders dan u te be-
minnen en van u bemind te worden. Vergeet, o mijn
Jesus! vergeet de zonden, waaraan ik mij jegens n
pligtig heb gemaakt, en bemin mij nog, ondanks mijne
ondankbaarheden; betoon mij groote liefde, opdat ik
u zoo zeer moge beminnen: Gij zijt mijne liefde, gij
zijt mijne hoop: gij weet hoe zwak ik ben; kom mij
dan te hulp, o Jesus, mijne liefde, kom mij te hulp.
Maak dat ik, in dit leven, in den dood, en geduren-
de de geheele eeuwigheid zonder ophouden toturoepe:
Mijn God! mijn God! (jij zijt mijne liefde en mijn al!
gij zijt mijne liefde en mijn al!
Wij moeten ons zonder voorbehoud aan God geven,
wij geven hem echter altijd zeer weinig, zoo weinig,
zelfs dat men het voor niets moet rekenen. Ik arbeid,
ik versterf mij, ik draag mijn kruis, ik geef mijn le-
ven ter liefde Gods ten beste; doch wat is dat al-
les, wanneer ik de grootheid van God met mijne ge-
ringheid vergelijk? Kan het stof zoo groote dienst be-
wijzen aan het Wezen bij uitnemendheid? Ik ben een
niet, en vermag niets uit mij zelven; al wat ik bezit,
komt van God. Och! met wat regt zou ik hem willen
ontnemen, hetgeen hem toebehoort! Als hij geheel mijn
hart vraagt, vraagt hij mij maar wat het zijne is: wat
groote verdiensten dan trek ik van mijnen kant daar-
uit, indien ik het hem geefl Daarenboven, al wat ik
ter liefde Gods kan doen, is zoo gering, dat het eene
schande zou zijn daar het minste deeltje van af te hou-
den , vooral wanneer ik denk op al wat hij zelf gedaan
heeft en nu voor mij doet. Hoe, Jesus bemint mij zoo
veel hij kan, en ik zou hem op mijne beurt, zoo veel
in mijne magt is, niet beminnen! Groote God! verwij-
der van mij zulke \'ondankbaarheid! Achl kan ik niet
veel wedergeven voor al uwe weldaden, maak dan
toch, dat ik ten minste zonder uitzondering u het
weinige geve dat ik bezit.
-ocr page 277-
273
VAN JESÜS.
GEBED.
Heer Jesus, die alles, wat in hemel en aarde is,
hoe verholen het moge wezen, volmaakt kent, gij weet
dat gij mij oneindig dierbaarder zijt, dan hemel en
aarde, en duizendmaal minnelijker zijt dan alles wat zij
in zich besluiten (1). Gij weet dat ik verlang mij aan
u te geven, dat ik mij aan u gegeven heb, en niets
voor mij heb behouden. Mijn hart is het mijne niet
meer; ik heb het u opgeofferd, het behoort u toe;
maak het uwer waardig. Genees al zijne onvol-
maaktheden, en gedoog niet dat het nog daarin her-
valle. O Jesus! vergun mij de genade, dat ik mijne
opoffering al de dagen mijns levens vernieuwe, en ge-
durende de geheele eeuwigheid moge zeggen: Ik behoor
Jesus toe! ik behoor Jesus toe! ik ben de slaaf tijner
liefde!
Ja, ik roep hier hemel, aarde en hel tot getuigen,
ik behoor Jesus toe, en met zijne genade, welke ik
verhoop en die mij niet zal ontbreken, zal ik altijd
Jesus blijven toebehooren, ik zal altijd de dienaar, de
vriend, het kind van Jesus zijn. Amen.
OEFENINGEN.
Over de volmaakte verbetering van zich zei ven.
Treed heden ernstig in u zelveu, mijn lieve Christen,
en vraag of gij waarlijk van u zoudt mogen zeggen,
dat gij geheel aan God toebehoort. Onderzoek, wat gij
doet, om hem te behagen, en hoe gij hierin te werk
gaat. Overzie al uwe werken, en zie, of gij reden hebt
om te gelooven, dat Jesus daarover tevreden is. Met
wat eerbied met wat aandacht doet gij uwe gebeden ?
zijt gij dagelijks getrouw aan het gebed? Zijn uwe
meeningen altijd opregt, zuiver en heilig? Volbrengt
gij naauwkeurig de pligten van uwen staat (2)? Hoe
ver zijt gij gevorderd in de ootmoedigheid en gc-
(1) S. Aug. Medit., cup. XXXV. No. 2. (2) Thomas aKerapisaHn
txercil. spiritual, oputc. X. Cap. VIII. No. 2.
18
-ocr page 278-
274                              I1E LIEFnEVI.AMMEN
hoorzaamheid, die gij uwen overste, of uwen ziels-
bestuurder verschuldigd zijt? Hoe bestrijdt gij uwen
hartstogt? Blijft gij het onderzoek van uw geweten uit-
oefenen? Vlugt gij zeer zorgvuldig de wereld en hare
ijdele vermaken? Verwaarloost gij niets, om u te be-
reiden tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid
en des altaars? Gaat uwe ongetrouwheid zelfs zoo verre
niet, dat gij het dikwijls communniceren verwaarloost
uit vrees van naauwkeurig over u zelven te moeten
waken? O mijn lieve Christen! hier vindt gij stof om
te overwegen, en mogelijk zult gij er menigvuldige
i-eden in vinden, om u te verootmoedigen. Wat zal
het zijn, zoo ik u spreek van zoo vele kleine leugens,
beschimpingen, ijdele woorden, en vooral achterklap,
waaraan gij n elk oogenblik pligtig maakt? Ach, maak
heden het edelmoedigste voornemen, om u te beteren;
begin het oen of ander gebrek te verbeteren, bijvoor-
beeld dit, van uwen naaste gedurig te berispen, ach-
terklap te spreken, en zoo voorts. Bid God, dat hij
u gelieve te helpen, en verzoek hem vurig de genade
van eindelijk geheel aan hem toe te behooren, wat
het u ook moge kosten.
XLII. HOOFDSTUK.
Verheffing «les harten tot Jesns Christus,
om hem te verzoeken, «lat hij gelieve ons
door / i jiu" liefde tot zich te trekken
Ego si cxallalus fueros a terra, omnia
traham ad meipsum
Joan. XII, 32,
Wanneer ik ran de aarde zal rerlie-
Ten zijn, zal ik alles tot mg trekken.
Dit zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker,
gij hebt ze uilgesproken, toen gij nog op aarde in
dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat
wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de har-
-ocr page 279-
275
VAN .IESUS.
ten aller menschen tot u zoudt trekken; gij zijt de onfeil-
bare waarheid, en ik kan aan het volbrengen van uw
woord geenszins twijfelen: vergun mij dan te vragen,
waarom mijn arm hart zoo vele jaren van u verwijderd
geleefd heeft?,... Ach\' het is niet aan u, dat ik dit te
wijten heb! hoe menigmaal hebt gij mij niet in den
schoot uwer liefde teruggeroepen, en heb ik niet gewei-
gerd naar uwe stem te luisteren! hoc dikwijls hebt gij
mij mijne zonden niet vergeven! hoe menigwerf hebt gij
mij door de wroegingen van mijn geweten niet minnelijk
vermaand, om u niet meer te vergrammen! en niette-
genstaande zoo vele genaden, hoe menigwerf ben ik in
mijne zonden niet hervallen! O mijn Jesus! doe mij in
den helschcn afgrond niet zinken, zoo als ik het zou
verdienen, want ik zou in de hel genoodzaakt zijn al
die genaden, die gij mij in overvloed vergund hebt.
voor eeuwig te vervloeken. Ja, al die gunsten, al die
inwendige verlichtingen, welke gij mij verleend hebt,
al die teedere uitnoodigingen, die gij mij gedaan hebt
ten einde ik mij aan u zou geven, dat geduld, met
hetwelk gij mij verdragen hebt, dat bloed dat gij voor
mijne zaligheid hebt vergoten, dat alles zou mij eene
meer schrikkelijke en wreede pijn veroorzaken, dan al
de andere folteringen der hel.
Ik weet het, o mijn God! gij roept mij nog heden
met eene zoo teedere en vurige liefde tot u, alsof ik u
nooit vergramd had, en gij zegt tot mij: gij zult den
Heer, uwen God uit geheel uw hart liefhebben.
Ik be-
min u, o Heer, uit geheel mijn hart, dewijl gij het mij
gebiedt; ja, ik bemin u, omdat gij eene oneindige liefde
waardig zijt; ik bemin u, en mijne vurigste wenschen zijn
" te mogen beminnen, gelijk mijne grootste vrees is,
van u gescheiden te worden en zonder uwe liefde te leven.
Ik verzoek u deze gunst, o mijn gekruiste Zaligmaker!
gedoog niet, dat ik ooit een enkel oogenblik ophoudc u
te beminnen. Doe mij steeds den dood herinneren, dien
gij voor mij uil gestaan hebt, maak mij indachtig al die
liefdebewijzen, welke gij mij gegeven hebt, en dat dit
aandenken mij meer en meer met de vurigheid uwer liefde
-ocr page 280-
27<>                                 DE MEFDEVIAMMEN
ontsteke, om daardoor voor u verteerd te worden, voor
u, die zich voor mij geslagtolferd heeft.
Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn, zal ik alles
tot mij trekken.
Ik smeek u, o Heer Jesus! volbreng
lieden uwe belofte, en trek mij geheel tot u. Teedere
bruidegom mijner ziel (1), zuiver voorwerp mijner liefde,
o mijn Jesus! koning aller schepselen! wie zal mij van
mijne banden verlossen, wie zal mij vleugelen geven,
om tot u te vliegen en in u te rusten? Och! wanneer
zal ik van de aarde genoeg afgetrokken worden, om u,
mijn Heer en God te aanschouwen, en om te smaken,
hoe zoet en aangenaam gijzjt?
Wanneer zal ik zooda-
nig in u verslonden worden, zoodanig van uwe liefde
doordrongen zijn, dat ik mij zelve niet meer gevoele,
en ik niet meer leve dan in u, in die ontuitsprekelijke
en onbegrijpelijke vereeniging, die van iedereen niet ge-
kend is. Nu kan ik slechts zuchten, en verdraag met
droefheid mijne ellende: want in dit tranendal ontmoet
ik vele rampen, die mij ontstellen, mij bedroeven en
mijne ziel als met eene duistere wolk bedekken. Zij ver-
moeijen mij dikwijls en doen mij vertragen, zij maken
zich meester van mijn hart, zij houden mij tegen en
berooven mij van de liefderrijke omhelzingen, welke de
hemelsche geesten altijd onverhinderd genieten, met mij
te beletten tot u eenen vrijen toegang te hebben. Wees
dan bewogen door mijne zuchten en tranen op aarde.
GEBED.
U Jesus! glans der eeuwige zaligheid .\'troost der ver-
bannen ziel! ik sta verstomd voor u, en mijne stilzwij-
gendheid spreekt lot u. Hoelang zal mijn Heer nog ver-
toeven tot mij te komen? Dat hij kome tot dien behoeftige
die hem toebehoort, en hem de blijdschap wedergeve;
dat hij zijne handen uitsteke, om eenen ongelukkige die
in angst en droefheid gedompeld ligt. op te rigten. Kom,
kom, want alle dagen en uren breng ik in droefheid door
omdat gij alleen mijne vreugde uitmaakt, en alleen in
(1) De Imitatione Cbristi lil). XII cap. XXI No. 3, 4 5.
-ocr page 281-
VAN 3RZVS.                                   277
staat zijt, om mijn hart mot blijdschap te vervullen. Ik
ben met ellenden overvallen en als een gevangene in
ketenen geklonken, tot gij mij, door liet licht uwer
tegenwoordigheid verlevendigt, de vrijheid wedergeeft
en eenen liefdeblik op mij werpt.
Dat anderen zoeken wat zij willen, in plaats van u;
wat mij betreft, niets kan, niets zal mij ooit anders be-
hagen dan gij alleen, o mijn God! o mijne hoop! mijn
eeuwig heil! O! trek mij altijd meer en meer tot u.
Mijne ziel zucht naar u: helaas! die arme ziel beeft de
vermaken dezer wereld geproefd, en zij heeft er niets
dan bitterheid in gevonden: de roem en de eer vermoei-
jen haar, zonder haar tevreden te stellen; de rijkdommen
maken haar arm en immer ongerust; de geheele wereld
kan haar niet vergenoegen; zij verlangt altijd iets, d:it
grooter en beter is. Gij alleen, o Heer, mijn God, kunt
al hare verlangens bevredigen, trek haar dan voorallijd
tot u. Amen.
OEFENINGEN.
Over de Schietgebeden.
Er zijn twee oefeningen, die van al de godvruchtige
zielen wel gekend zijn, en ik verzoek u dringend, lieve
christen, om u aan dezelve te gewennen. Vooreerst do
fieeslelijke Communie,
waarvan ik u in het volgende
hoofdstuk zal spreken, en daarna de gewoonte van dik-
wijls zijn hart tot God te verheffen, door hetgeen men
gemeenlijk schietgebedjes noemt. Het is zeker, dat er
weinige oefeningen bestaan, die zoo nuttig zijn, omeene
ziel met God vereenigd te houden en haar gedurig op
hem te doen denken, als deze twee.
Begin met u te gewennen, God altijd voor uwe oogen
te hebben, en met hem gemeenzaam in gesprek te zijn.
Open hem uw hart, spreek hem over al uwe kleine
moeijelijkheden, van uwe blijdschap en vrees. Gij moet
hem daarom niet ver gaan zoeken; dewijl hij altijd bij
u tegenwoordig is, als gij gaat, als gij zit, hij verlaat
u geen oogenblik: als gij werkt, als gij slaapt, zot hij
-ocr page 282-
278                            DE I.IEFDEvr.AMMEN
zich neven u, hij is op zekere wijze aan uw hoofdeinde
nedergezeten, om u beter te kunnen bewaken (1). Zeg
dan dikwijls tot hen: o mijn God! ik bemin u uit geheel
mijn hart!
Neem alle gelegenheden waar, om uw hart
tot dien goeden Vader te verheffen, en u tot zijne liefde
op te wekken. Wanneer gij, bij voorbeeld, een heerlijk
veld, eene aangename ligging ziet, zeg: Mijn God hoe
schooit en prachtig zijn uwe werken!
of wel: Heer!zijn
uwe werken zoo scboon, hoe schoon moet gij zelf dan
niet zijn!
Als gij een kasteel, een prachtig paleis ont-
waart, zeg tot u zelven: Helaxs I het is doorgaans in
deze paleizen niet, dat hel ware geluk heerscht; het is
slechts in de harten van lien die u beminnen, o mijn
God! dat het te vinden is.
Of wel: wat zijn die paleizen,
schitterend van goud en edelgesteenten, in vergelijking
bij den hemel! 0 mijn God! schenk mij uwen hemel,
dien gij voor ons hebt bereid.
— Wanneer men in uwe
tegenwoordigheid van schatten, van roem, van eer
spreekt zeg: 0 mijn God! gij alleen zijt mij genoeg
gij zijt al mijn goed en al mijn roem.
— Ziet gijeenen
armen zondaar, die God vergramt, spreek aldus: 0 Jesus
heb medelijden met dien mensch I
daarna tot u zelven
wederkeerende: Helaas! mogelijk zou ik nog erger dan
hij te werk gaan, zoo gij mij aan mijne zwakheid over
liet. Dank zij in alle eeuwigheid aan uwe genade.

Wanneer u eenig ongeluk of verdriet overkomt, zeg:
Mi]n lieve Jesus, gelief in mijne pijn deel te nemen en
mij te verligten, gij ztet wat ik verdraag.
Even zoo ook
als gij ia blijdschap zijt, verzoek onzen Heer van daarin
met u deel te nemen. — Mijn lieve christen, ik zou nog
ontelbare voorbeelden kunnen bijbrengen; doch indien
gij Jesus bemint, zal het niet noodig zijn u in te geven,
wat gij hem moet zeggen: uw hart zal het u weten in te
boezemen. Maar gij moet voornamelijk uw hart tot God
verheffen, als gij eenige zonden bedreven hebt, om aldus
de ontsteltenis en bekommering te vermijden, die nooit
anders dan van den duivel voortkomen: val Jesus dan
slechts te voet, beken hem uwe schuld met dezelfde een-
(1) Pror. III, 24, 20.
-ocr page 283-
•279
VAN JKSUS.
voudigheid als een kind vooi\'zijne moeder die bekent,
en spreek tot hem: Ziedaar, o teederhartige Meester, o
mijn beste vriend, ziedaar, waartoe ik gekomen ben; ik
beloof u getrouw te blijven, en alle oogenblikkenbeleedig
ik
u. Ach! vergeef mij nog deze zonden, want daarover
ben ik bedroefd, en ik bemin u; sta mij bij, opdat ik in
het toekomende u geene smart meer veroonake.
Slel u
na dit kort gebed gerust, alsof gij niet gezondigd hadt.
Herhaal honderdmaal hetzelfde gebed, al mogt gij daarna
honderd malen nog in dezelfde zonde hervallen. Ver-
ootmoedig u, sta op en spreek gedurig dezelfde woorden.
Mijn Jesus, ik ivil niet ophouden, u te beminnen en
mijn vertrouwen op u te stellen, niettegenstaande ik ge-
durig herval, ja, mijn God, ik bemin ui
XLIII. HOOFDSTUK.
Jesus, de goede herder.
Ego sutn pastor bonus; bonus pastor
animam suam dat pro otibtts suis.
Jcan. X, 11.
Ik ben du goede herder; de goede
herder geeft zgn leren voor zjr.e
schapen ten beste.
Ja, roept de heilige Augustinus uit, ja, Jesus is waar-
lijk een goede herder, want hij bemint zijne schapen
meer dan zich zelven (1), meer dan zijne rust, meer
dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken
troon nedergedaald , hij heeft zich voor hen met onze
zwakke, men\'ïchelijke natuur bekleed: hij heeft zich tot
een streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven
veroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner
liefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een kruis
gestorven.
(1) S. August. Serm. 97.
-ocr page 284-
280                             DE MEFDEVLM1MEN
Jesus is Je goede herder: al zijne oogenblikken, al
zijne zuchten, al zijn arbeid, geheel zijn leven, geheel
zijn persoon, dit alles werd aan het geluk zijner scha-
pen toegewijd. Hij was God, en al was hij almagtig,
heeft hij echter niet meer kunnen doen, om hun zijne
liefde te bewijzen.
Jesus is de goede herder: beschouw, hoe zijn hart
tot medelijden bewogen wordt over al die arme, dolende
en verstrooide schapen van het huis van Israël. Uit liefde
tot hen, heeft hij noch dag noch nacht eenige rust; hij
doorloopt de dorpen, de gehuchten, de steden, de woes-
tijnen, om daar eenige zijner schapen weder te vinden;
hij bidt, hij zucht; hij vraagt met gejammer hunne
zaligheid, en om die te bekomen, geeft hij eindelijk
zijn leven ten beste. Aanschouw hem op het kruis, zijne
liefde ontrukt den duivel een zijner schapen, den goeden
moordenaar namelijk, welke van dien helschen leeuw
ging verslonden worden, op het oogenblik zelf, dat hij
onder de schrikkelijkste pijnen gaat sterven. Beschouw
hem nog eens, hoe hij uit den hemel nederdaalt, om
een ander verloren schaap, den heiligen Paulus, tot
zijnen schaapstal over te brengen. Wat zeg ik? Zie dien
goeden Heer, aanschouw hem nevens ieder onzer, ter-
wijl hij ous zonder ophouden zegt: Mijn kind, ontvlugt
mij niet: kom, steek uwe armen uit; kom en ik zal u
in veilige weide brengen; kom, en ik zal u mijne genade
en liefde wedergeven.
Jesus is de goede herder, hij kent zijne schapen, en
zij kennen hem,
(1) 01 hoe aangenaam is het met den
goeden herder, die zijne schapen zulke groote liefde
toedraagt, te leven. 01 hoe gelukkig is de ziel, welke
hem geen oogenblik verlaat, zij ontvangt van zijne eigene
hand de teederste liefkozingen en de allerkostbaarste ge-
naden. Doch eene ziel blijft gestadig bij Jesus, haren
goeden herder, wanneer zij in de diepste ingekeerdheid,
ootmoedigheid en leedwezen tracht te leven. Men ver-
krijgt de ingekeerdheid door het gebed en door eene
(O Joan. XII. 14.
-ocr page 285-
281
VAN JESUS.
stipte en mauwkeurige getrouwheid aan al zijne pligten;
men komt tot de ootmoedigheid door liet gedenken zijner
ellenden en magteloosheid, om het goede te verrigten, en
vooral door do vrijwillige vernederingen; eindelijk het
leedwezen wordt in het hart gevoed door het overwegen
van de liefde Gods tot ons, en van de zonden, die wij
tegen hem bedreven hebben.
Jesus is de goede herder; hij heelt altijd een wakend
oog over zijne schapen. Zoo een hunner verdoolt, gaat
hij het overal zoeken, hij achtervolgt het met de grootste
bekommering, en hij is niet gerust, voor hij het gevon-
den en tot den schaapstal wedergebragt heeft. O goede
Jesus! hoe vrijmoedig mag ik tot alle schepselen niet
roepen, dat gij de goede herder zijt, ik, die op eene
zoo uitstekende wijze uwe genadige liefde gevoeld heb!
Helaas ! ik heb gedoold gelijk een arm schaap, dal in zijn
verderf loopt
(1), ik ben van doling tot doling gevallen ,
ik heb mij tot de ongeregelde neigingen van mijn hart
laten vervoeren; ik heb den weg der onschuld verlaten;
om dien der ondeugd te bewandelen, ik heb mij vermoeid
in de wegen des verderfs
(2).
Gij nogtans, mijn Jesus, hebt mij niet verlaten; ik
verwijderde mij meer en meer van u, en gij hebt uwe
wakende oogen op mij gevestigd gehouden; al mijne
voetstappen en geheel mijne handelwijze waren zoo vele
nederstortingen in nieuwe afgronden: ik gaf mij onmatig
over aan mijne booze driflon, en gij bewaardet eene diepe
stilzwijgendheid (3)! O torluosas viasl o kronkelende
wegen! wee mij, die mij heb kunnen laten voorstaan,
dat met mijnen God te verlaten, ik iets beters dan hij is,
zou ontmoet hebben. Helaas! o mijn zoete Jesus! hoe
ongelukkig heb ik maar al te lang ondervonden, hoe een
ondankbaar hart dat elders, dan in u, de rust wil zoe-
ken, gepijnigd en beangstigd wordt (i). Ach! hoe vele
jaren heb ik geleefd, zonder u te beminnen! hoe veel
tijd heb ik verloren in de dienst van den duivel, van de
wereld en mijne hartstogten in te volgen! hoe vele jaren
(1) Ps. XXVIII, 170. (2) Ist. LUI, fi. —Sap. V. 7. (3) 8. Aug.
confess. lih. 2. (4) Aug. confess. lib. VI, cap. 16.
-ocr page 286-
282
DE LIEFDEVLAMMEN
heb ik doorgebragt om uwé liefdeblijken Ie versmaden
en aan uwe inspraken wederspannig te zijn! Wat u be-
treft, o mijn God, gij hadt geduld met mij! mijne ellen-
den groeiden aan, en ongevoelig kwaamt gij mij nader;
gij reiktet mij uwe vaderhand toe, zonder dat ik zulks
gewaar werd, om mij uit den modderpoel te trekken,
3n mij te zuiveren (1). Hoe zal ik u, o Jesus! goede
herder, genoeg voor eene zoo groote liefde kunnen
bedanken!
Jesus is de goede herder; en hij bemint zijne schapen
dermate, dat hij hen met zijn eigen vleesch enbloed spijst.
A.ch! welke herder heeft zich ooit aldus voor zijne kudde
jeslagtott\'erd ? Het is Jesus alleen, die tot zoo eene over-
jroote liefde in staat was. Vele moeders weigeren hare
iinderen zelve op te voeden, en geven ze aan vreemde
aouwen te voedsteren: doch aldus handelt onze goede
Zaligmaker niet; hij is niet tevreden met voor ons zijn
even ten beste te geven en ons zijne verdiensten toe te
\'oegen, maar wil nog daarenboven ons voedsel worden (2).
GEBED.
Heer Jesus! hoe is het mogelijk, dat ik eenen zoo
eederhartigen en liefdevollen Meester heb kunnen verla-
en! Ach! hoe gelukkig zou ik niet geweest zijn, zoo ik
iltijd, als een twouwe dienaar, bij u gebleven ware!...
ilaar helaas! de misslag is begaan; ik ben ondankbaar
feweest, en heb mij van mijnen besten vriend verwijderd.
Joedertieren Jesus! heb medelijden met mij; zie ik keer
ot u weder, nog geheel met wonden, die ik ontvangen
ieb, overdekt, en geheel beschaamd, omdat ik van u
ten weggevlugt; ik smeek u, verstoot mij niet; gedenk,
i mijn welbeminde Zaligmaker! dat ik van die ellendige
chapen ben, waarvoor gij uw leven ten beste gegeven
lebt. Aanschouw mij nog eens met die goedheid en barm-
lartigheid, waarmede gij eertijds van af uw kruis op de
(1) S. Aug. Confess. lib. V, cap. 10. (2) S. Chryst. hom. 60
d pop. Antioch.
-ocr page 287-
•28:!
VAN JESUS.
zondaars nederzaagt, toen gij voor mijne zaligheid-dep.
laatsten adem uitbliest! Ja, mijn Jesus! aanzie mij nog
eens zoo teederlijk, verander mij in eenen deugdzamen
mensen en maak mij zalig. Wel hoe ! Zijt gij dan niet de
liefdevolle herder, die na een zijner schaapjes verloren
te hebben
(1), de negen en negentig andere in de woestijn
laat, om datgene, hetwelk hij verloren had, te gaan zoe-
ken, totdat hij het vindt? Zijt gij het niet, die het mei
blijdschap op uwe schouderen neemt, wanneer gij het ge- ■
vonden hebt, en daarna uwe vriendenen gebaren bijeen
roept,
dat is de Engelen en Heiligen, en tot hen zegt:
Verblijd u met mij, want ik heb mijn schaapje, dat ik
verloren had, ivedergevonden!
Ja, mijn Jesus! gij zijt de-
zelfde, en ik ben dat ellendig schaapje. Zie mij hier voor
uwe voeten nedergeworpen en ik verwacht, dat gij mij
in uwe armen zult opnemen , om mij tot den schaapstal
weder te brengen. O Jesus! o goede Jesus! onttrek den
hemelbewoners de blijdschap niet, die zij zouden ge-
voelen, wanneer zij u zullen zien wederkomen met
eenen zondaar, van wien ge een\' heilige gemaakt hebt.
Ontvang mij nog eenmaal onder uwe geliefde schapen.
Ach! indien gij mij , door mijne schuld, sedert gij mij
met zoo groote liefde zoekt, nog niet hadt kunnen vin-
den, neem mij op uwe schouderen, nu ik mij voor uwe
voeten kom neJerwerpen, en verbind mij naauw aan u,
opdat ik niet meer in mijn verderf wederkeere. Uwe.
liefde moet de band zijn, die mij aan u vastgehecht
houdt, want indien gij mij met dien zoeten keten niet
vastgebonden houdt, zal ik u op nieuw ontsnappen. Ach!
Heer, het heeft van u niet afgehangen, dat ik niet altijd
door den band uwer heilige liefde met u vereenigd bleef;
maar, ondankbare als ik was, ik ben altijd van u wegge-
vlugt. Nu smeek ik u, dooide oneindige barmhartigheid,
welke u op aarde heeft doen nederdalen, om mij te ko-
men opzoeken; hecht mij vast aan u, maar bind mij met
eenen dubbelen liefdeband, ten einde wij elkander niet
meer mogen verliezen. Mijn welbeminde Zaligmaker! ik
(1) lue, 16, i. 7.
-ocr page 288-
284
DE UEFDEV7.AMMEN
wil nooit meer van u gescheiden worden; ik verzaak
aan al de aardsche goederen en vermaken, en bied
mij aan, om allen aard van pijnen en dooden te on-
dergaan, als ik maar in leven en dood aan u verbon-
den blijve. Ik bemin u, liefdewaardige .Tesus, ik be-
min u, o goede herder, die voor uw verloren schaap
gestorven zijt. O! moge het u welbekend zijn; dit
schaapje bemint u meer dan zich zelven, en heeft
geen ander verlangen dan u te beminnen en voor
uwe liefde te sterven. Heb medelijden met hetzelve,
o Jesus! bemin het en laat niet toe, dat het in het
toekomende nog ooit van u gescheiden worde. Amen.
OEFENINGEN.
Over de geestelijke Communie.
In-hot voorgaande hoofdstuk heb ik beloofd over de
geestelijke communie te handelen, ik wil heden hieraan
voldoen. Het is voordeelig te welen, mijn lieve christen,
dat volgens de Ieering der heilige kerkvergadering van
Trente, men op drie verschillende wijzen kan communi-
ceren; de eerste, waardoor men op eene sacramentele of
wezenlijke wijze alleen communiceert; de tweede op eene
geestelijke wijze alleen, en de derde, op eene sacramen-
tele
en geestelijke wijze te zamen. Hier wordt geen ge-
wag gemaakt van de eerste, welke dezulken doen, die in
staat van doodzonde, zooals de verrader Judas, te com-
munie gaan, noch van de derde, die gemeen is aan al
degenen, die Jesus Christus in staat van genade ontvan-
gen, maar enkel van de tweede, die, naar de woorden
van dezelfde heilige kerkvergadering, bestaat in een vurig
verlangen om dit liemelsch brood te nuttigen, met een
levend geloof, dat door de liefde werkt en welk ons aan
de vruchten en genaden van dit heilig Sacrament deel-
achtig maakt
(1). Het is dan volgens deze leering, dat zij,
die met de daad of wezenlijk het heilige Sacrament des
Altaars niet kunnen ontvangen, hetzelve ontvangen op
(1) Seis. XIII, cap. VIII.
-ocr page 289-
285
VAN JESUS.
eene geestelijke wijze, met zich tot de oefeningen vaneen
levend geloof, eene brandende liefde en een vurig verlan-
gen om zich met het opperste Goed te vereenigen, op te
wekken; het is aldus, dat ze zich.in staat stellen om aan
de vruchten van dit goddelijk Sacrament deelachtig te zijn.
Overweeg wel, mijn lieve christen, om zulke voordee-
lige oefening voor u gemakkelijk te maken, wat ik u ga
voorstellen. Wanneer gij de heilige Mis bijwoont, en de
priester de Communie gaat nutten, en gij zelf meteen
zedig gelaat en de diepste aandacht daar tegenwoordig
zijt, verwek dan uit geheel uw hart een waar berouw,
en, terwijl gij met ootmoedigheid op uwe borst slaat, om
te bekennen, dat gij zoo groote genade onwaardig zijt,
al de oefeningen van liefde, van opoffering, van ootmoe-
digheid en andere, die gij gewoon zijt te verwekken, als
gij tot de heilige Tafel nadert. Voeg daarbij het vurigste
verlangen om Jesus Christus, die onder de sacramentele
gedaante wil schuilen, in uw hart te ontvangen; en beeld
u in, om uwe godsvrucht op te wekken, dat de heilige
Maagd of iemand van uwe heilige beschermers, u de
heilige hostie komt aanbieden, verbeeld u, dat gij die
wezenlijk ontvangt; en herhaal, terwijl gij Jesus naauw
in uw hart vereenigd houdt, dikwijls en meermaals, met
uitdrukkingen door de liefde voorgeschreven, als volgt:
Kom, mijn Jesus, liefde en leven mijner ziel, treed bin-
nen in dit behoeftig en ellendig hart; kom en heilig mijne
ziel, hom, o allerzoetfte Jesus, kom!
Houd u daarna stil
en aanschouw uwen God inwendig; en alsof gij de com-
munie wezenlijk genut hadt, aanbid hem, en verwek al
de oefeningen welke gewoonlijk na de communie ge-
schieden.\'
Nu, mijn lieve christen! wees wel overtuigd, dat deze
geestelijke communie, welke van onze hedendaagsche
christenen zoo verwaarloosd wordt, evenwel een ware
schat is, die de ziel met oneindige geestelijke goederen
vervult; en volgens verscheidene schrijvers, onderande-
ren pater Rodriguez (1) is zij zoo nuttig, dat zij dezelfde
(1) Oefening der Christelijke Volmaaktheid, VII verhandeling,
IS hoofdstuk.
-ocr page 290-
28fi
DE LIEFDEVLAMMEN
genaden als de sacramentele communie, en zelfs grootere
kan voortbrengen; want al is de sacramentele communie
uit hare natuur zeer vruchtbaar, omdat zij een sacrament
zijnde, door hare eigene kracht werkt, zoo kan noglans
eene ziel die naar hare volmaaktheid verlangt, met zoo
veel ootmoedigheid, liefde en godsvrucht geestelijk com-
municeren, dat zij eene grootere genade verdient, dan
die, welke zich eene ziel verschaft, die op eene sacramen-
tele wijze communiceert, maar die dit met minder vurig-
heid en bereiding doet. Zou het nu wel mogelijk zijn
dat zoo groote voordeden op u geenen indruk zouden
maken? Indien gij nu nog een zoo heilige en nuttige
oefening verwaarloost, welke verschooning zult gij dan
kunnen bijbrengen? Maak een vast voornemen van deze
communie, dikwijls te gebruiken, en bedenk wel, dat de
geestelijke communie dit voordeel boven de sacramentele
heeft, dat deze laatste maar eens daags mag gebeuren
in plaats dat de eerste niet alleen onder al de missen,
welke gij bijwoont, maar ook ten allen tijde van den dag
mag geschieden: \'s morgens, "s avonds, op den dag, in
den nacht, in de kerk, in uwe kamer zonder zelfs daar-
toe van uwen biechtvader de toelating te moeten hebben.
Met één woord, zoo dikwijls gij al datgene zult oefenen,
wat ik u hier heb voorgeschreven, zoo dikwijls zult gij
geestelijk communiceren, en aldus zult gij uwe ziel met
genaden, met verdiensten en allerlei geestelijke goederen
verrijken. Hoe veel zielen zijn er, door deze vrijwillige
oefening, dikwijls door den dag herhaald, tot eene ver-
hevene heiligheid gekomen (1)!
(1) Getrokken uit liet godvruchtige handboei, ten gchruike der
seminariën.
—^wAyv*/"»—
-ocr page 291-
VAN JBSUS.                                    287
XLIV. HOOFDSTUK.
Over de liefde Gods en de voornaamste mid-
delen om ze te verkrijgen.
Nos ergo diUgamus Denm, quoninm ipse
prior dilexit nos.
1 Jonn. VI. 19.
Laat ons dan onzen God beminnen, dc-
wyl liy ons eerst bemind beeft.
God bemint ons; wij kunnen er niet meer aan twij-
felen , na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan
hoeft. Hij bemint ons met de vurigste teederhartig-
hcid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uitmaakten. Hij
bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspan-
nigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellen-
den\'; hij bemint ons !en wil van ons bemind worden.
«Mijn zoon.» zegt hij tot eiken mensch in het bijzonder:
«Mijn zoon, geef uw hart aan mij, dieu geschapen, ver-
lost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar
éénezaak, namelijk, dat gij mij zoudt beminnen» (1).
Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige wel-
daden tot zijne liefde op te wekken, niet tevreden met
ons door opbeurende woorden hiertoe aan te sporen,
geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod: «Gij
zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uwhirt,
uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachten» (2). O mijn
God! wat ben ik dan in uwc oogen, en hoe vindt gij mij
waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen ?
Kvenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig,
dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met
schrikkelijke rampen, alsof het, helaas! niet ellendig
genoeg ware u niet te beminnen. (3)
Gelukkig, ja duizendmaal gelukkig is die ziel, welke
met waarheid zeggen mag: «Ik bemin God; hij behoort
1) Deut. X, IS. (2) ueut. VI, 6. (3) S. Aug confess llb. I, C«p. 5.
-ocr page 292-
288
DE LIEFDEVLAMMEN
aan mij, en ik aan hem» (1)! Gelukkig, duizendmaal
gelukkig is hij, die den schat der goddelijke liefde bezit!
0! wat kostbare schat! met welke waarde al de schatten
van honderd millioen werelden niet te vergelijken zijn.
Dat hij , die hem nog niet bezit, al zijne krachten in-
spanne, om dien te verkrijgen, en dat dezulke, die hem
bekomen heeft, al zijne zorg aanwende om hem te be-
waren en te doen aangroeijen. Ziehier nu de nuttigste
en geschiktste middelen, om deze twee zoo wenschelijke
doeleinden te bereiken.
1. Het eerste middel bestaat in, zich aan de aardsche
genegenheden te onttrekken; want de liefde Gods kan
geene plaats vinden in een hart dat vol van het aardsche
is. Willen wij dan, dat ons hart met de goddelijke liefde
vervuld worde, dan moeten wij ons best doen, om al
het aardsche er uit te bannen, omdat, hoe meer wij de
schepselen beminnen, des te minder wij den Schepper
liefhebben. Laat ons het schoone voorbeeld van den
heiligen Apostel Paulus navolgen, die, om de liefde van
Jesus Christus te winnen, al de goederen van deze wereld
als slijk veracht
f2). Bidden wij den heiligen Geest,
opdat hij in ons hart zijne zuivere liefde ontsteke, omdat
wij alsdan de rijkdommen , de eer, de waardigheden van
deze aarde, waarin het grootste deel dermenschenzoo
rampzalig zijn verderf vindt, als ijdelheid, als onrein-
heid en slijk zullen aanzien en verachten.
Zoodra een Christen dit kostbaar pand der goddelijke
liefde in zijn hart ontvangen heeft, acht hij datgene niet
meer, wat de wereld hoogacht. Voor hem is de liefde
Gods alles, en volgens de heilige Schrift, al had hij al
de rijkdommen van zijn huis besteed, omzelve te ver-
krijgen, zou hij die echter aanzien, alsof hij niets gege-
ven had;
de waarde der liefde van zijnen God schijnt
hem oneindig al het geschapene te overtreffen (3)! O
Jesus, mijn Zaligmaker! ik smeek u, prent in mijn be-
hoeftig hart eene zoo zuivere, zoo teedere liefde tot u,
dat niets ter wereld mij behage buiten u alleen. Doe mij
(1) Cant. II. 16. (2) Philipp. VI. (8) Cant. VU. 7.
-ocr page 293-
VAN .IKSUS.                                    289
beselfen, dat ik op aarde slechts ben, om ti te beminnen
en dat niet een schepsel het minste gedeelte van dit hart,
dat gij maar voor u alleen geschapen hebt, mag bezitten.
Doe mij begrijpen, hoe liefdewaardig gij zijt, o zoete
Jesusl dan zal ik n uit geheel mijn hart, meer dan mij
zelven, meer dan geheel de wereld beminnen; ik zal u
alleen en zonder verdeeling beminnen; ik zal n bemin-
nen en met ijver werken, om u te doen beminnen; ik
zal u van nu af en altijd beminnen.
Ken Christen, die God waarlijk bemint, spant al zijne
krachten in, om niets anders, dan hem alleen te bemin-
nen (1). Hij weet, volgens de uitdrukking der heilige
Schrift, dat hij een jaloersche God is (2); dat hij in een
hart, hetwelk hem bemint, geen mededinger kan dulden;
dat hij dit hart geheel en al wil bezitten en hij legt zich
toe, om uit zijne ziel zelfs tot de minste wortels van eene
genegenheid, die in of om God niet zijn zou, uit te ruk-
ken. Maar iemand zal mogelijk tegenwerpen: verzoekt
God niet te veel, met te willen, dat een mensch niet an-
ders bemint dan hem alleen? Volstrekt niet, antwoordt
de heilige Bonaventura (3); want eene goedheid, eene
oneindige beminnelijkheid, een God, die waardig is om
oneindig bemind te worden, mag met alle regteischen
alleen en het eenige voorwerp van liefde te zijn van een
hart, dat hij slechts voor zijne liefde geschapen heeft;
hij mag vorderen van dit hart eeniglijk bemind te wor-
den, dewijl hij alles voor hetzelve gedaan heeft om deze
liefde te verkrijgen, en omdat, volgens den heiligen
Bernardus, hij zich geheel voor hetzelve heeft geslagt-
oflerd (4).
Neen, mijn God! gij vergt niet te veel met geheel
mijn hart te vragen. Ik geef net u zonder uitzondering
en voor altijd: verwaardig u hetzelve goedgunstig te
aanvaarden.
Helaas! waarom kan ik u maar een zoo versteend,
een zoo ongevoelig, een zoo van alles ontbloot en zoo
(1) Qllllbert. Berm. II in Cant. (2) Exod. XX. B. Exod. XXXI
14. (8) Summa diligiUlitas nnice amari dthtl. S. Bonar. (4) Totus
m meos iisub expetisus. 8. Bern.
19
-ocr page 294-
200                                  t)E MKFnKVT.AHMEN
ellendig hart opofferen? Maak hetzelveuwaardig,dewjjl
het u heden toebehoort; stort daarin eenigeuweruitge-
lezene genaden, of beter, kom daar zelf uw verblijf in
vestigen. Ja, mijn zoete .Tesiis! kom, kom; dit behoeftig
hart verwacht u; het wenscht vurig u en u maar alleen
te beminnen; het haakt naar uwe tegenwoordigheid , het
wenscht niets anders dan uwe liefde, want de liefde der
schepselen heeft dit hart nooit kunnen tevreden stellen.
O ! ik bid u , kom, kom!
Gelukkig is de ziel, die tot zulk eenen trap van liefde
tot God geklommen is, dat zij geene rust kan vinden in
al wat God niet aangaat! willen wij tot die volmaaktheid
geraken, dan moeten wij ons wachten van onze genegen-
heid in de schepselen te stellen, uit vreeze van God een
deel van de liefde te onttrekken, welke hij geheel en al
verlangt: welnu, hoewel deze genegenheden deugdzaam
zijn, zoo als die, welke men voor zijne ouders on vrien-
den heeft, moet men echter acht geven op hetgeen de
heilige Philippus Nerius zegt: Wij onttrekken God zoo
veel liefde, als wij er aan de schepselen schenken.
Wan-
neer dan oen schepsel in ons hart wil treden, om zieli
daar meester van te maken, moeten wij het den ingang
daartoe volkomen beletten en daarom moeten wij ons tot
Jesus Christus wenden en hem zeggen: Mijn Jesus! r/ij
alleen zult mij genoeg zijn, ik verlang u maar alleen te
beminnen
(1); o mijn God, gij alleen zult de eenige
meester van mijn hart wezen, gij die mijne eenigste liefde
zijt.
Och! hoo gelukkig is do mensch, die zoo ver
gekomen is van zich van alle schepselen te kunnen aftrek-
ken ! Laat ons van den Heer de gave van zijne reine lie f-
de afsmeeken, omdat , volgens de uitdrukking van den
heiligen Franciscus de Sales, de zuivere liefde van Godin
ons al datgene vernietigt, wat Godniet aangaat, en alles
in hem verandert.
Laat ons hem bidden van ons hart van
alle ongeregelde neigingen tot het schepsel te willen zui-
veren , opdat wij tot zijnen schoot mogen vliegen on daar-
i n rusten. 01 hoe vele zielen zijn er, hoewel rijk in deug-
(1) P». lxxii, 26.
-ocr page 295-
\'291
VAN JESÜS.
den on genaden, die, omdat zij de sterkte en den moed
niet hebben om aan deze of gene kleine ongeregelde nei-
ging te verzaken, tot de goddelijke vereeniging niet gera-
ken kunnen, terwijl eene edelmoedige beweging alleen
genoeg zon zijn, om den draad, welke hen wederhoudt
en aan de aarde hecht, te verbreken! Door dit middel
zonden zij oneindige schatten van kostbare genaden ver-
krijgen , omdat God alsdan geheel met haar gemeenzaam
worden zou. Helaas! ik ben welligt van bet getaldier
ongelukkige zielen! O mijn God! wie tal mij vleugelen
l/even gelijk eene duif;
wie zal mij een zuiver hart ver-
leenen, dat van alle aardscho genegenheden vrij is: en ik
zal tot uwen schoot vliegen, en daar eene
gewcr.se/ite en
stille rust genieten !
Mijn Jesus! help mij, om mij van al
bet vergankelijke Ie onthechten; dit verlang en wensch
ik. 01 kom mij te hulp; ja, ik stel u vóór al wat er
is, vóór de gezondheid, de rijkdommen, de eerambten,
den lof, de kundigheden, de vertroostingen, en zelfs voor
al de genaden en weldaden, die ik van u zou kunnen
ontvangen. Ik stel u vóór al wat gij niet zijl, o mijn God!
Al wat gij mij buiten u zelven zoudt kunnen geven, kan
mij niet vergenoegen, o God van mijn hart! u alleen
wil ik en niets anders. Verlicht mij, opdat ik zou mogen
welen, wat gij verlangt, dat ik mijn hart onttrekke, en
geef mij de de sterkte, om uw verlangen uit te werken;
want ik wil u in alles gehoorzamen. Kom, o mijn Jesus,
kom in mijn behoeftig hart; kom en neem er volkomen
bezit van, voor den tijd en voor de eeuwigheid.
II. Het tweede middel, om tot de volmaakte liefde Gods
Ie komen, is van zich in alles naar den heiligen wil van
God te schikken. De volmaakte liefde kan niets anders
willen, dan wat God wil (1). Velen zeggen met den mond,
dat zij zich aan den wil des Hoeren overgeven; maar wan-
neer hun eenige zwarigheid, eene ernstige ziekte over-
komt, kunnen zij zich niet meer in vrede houden. Zoo gaat
bet niet met die zielen, welke waarlijk aan den goddelij-
ken wil onderworpen zijn: zij zeggen immers: Dit be-
(1) Non pntest relle , nisi quod vult Ttcns. (8. Bonav. Atttrntr.)
-ocr page 296-
2\'. 12
r>E UEFnEVI.AMMBN
I
haagt aldus,of dil liecil aldus behaagt aanhelvoorwerp
mijner liefde, en aanstonds zijn te in rust.
Het is, dat
deze zielen weten, dat al, wat op de wereld gebeurt, door
God geboden of toegelaten wordt; zoodat zij ootmoedig
het hoofd buigen, en altijd tevreden zijn met alles, wat de
Heer gelieft te beschikken, wat er ook moge voorvallen.
Had God mij in het diepste der hel gedompeld, riep
eertijds de heilige Catharina van Genua uit, •zoo zou ik
toch niet laten te zeggen: Ik hen hier wel
(1): het is mij
genoeg, dat ik mij hier door den wil van God bevind,
die mij meer dan alle menschen lief heeft, en die weet,
wat voor mij het nuttigste is.
Alen is zeer in veiligheid,
wanneer men tusschen do armen van zijnen goddelijken
wil rust.
De heilige Teresia leert ons, dat hij , die zich in het
gebed oefent, niets anders moet doen dan zich naar den
wil Gods schikken, waarin de grootste volmaaktheid be-
staat. Daarom moet men altijd het gebed van David tot
God stieren. Dewijl gij wilt, Heer, dat ik zalig worde,
zoo leer mij steeds uwen heiligen wil uitwerken
(2). De
volmaaktste oefening van liefde welke eene ziel kan doen,
is deze, die de heilige Panlusop het oogenblik zijner be-
keering deed, wanneer hij zeide: Heer, wat wilt gij van
mij ? want ik ben bereid om het te doen
(3). Deze oefe-
ning van liefde is verdienstelijker dan duizendmaal te
vasten en (luizende gestrengheden te oefenen. Den wil van
God uit te werken , dit moeten wij begeeren, daarom moe-
ten wij bidden. Laat ons dan onze goddelijke Moeder,
onze heilige patronen, onze heilige beschermengelen
smeeken, opdat zij ons de genade verwerven van altijd
Gods wil te mogen volbrengen en, als er iets voorvalt,
dat met onze neigingen of eigenliefde strijdig is, zoo laat
ons eene zoo schoone gelegenheid waarnemen, om, door
eene oefening van onderwerping, schutten van verdien-
sten te verzamelen en laat ons de heilige gewoonte aan-
nemen, de woorden te herhalen, die Jesus zelf ons door
zijn voorbeeld heeft geleerd: Heer,dewijl hetaleoowv
(1) linniim est nos Ine esse. Matth. XV, 4. \'2) P». CXLI, 20.
(8) Aft. IX. 6.
                                                                                      \'
-ocr page 297-
mi
VAN IKSHS.
wil is, zoo zal het ook de mijne zijn. (1) Zeggen wij met
ilen heiligen man Job: God heeft het zoo gewild ; zijn heili-
rje wil zij geloofd
(2M De eerwaardige Pater Avila verze-
kert, dat in den tegenspoed, de uitdrukking: God zij geloofd
meer waard is, dan duizend dankzeggingen in den tijd van
voorspoed. Uier mogen wij herhalen, wat wij hierboven
gezegd hebben, namelijk dat men in veiligheid is, als men
in de handen van Gods goedheid rust, omdat alsdan deze
spreuk van den heiligen Geest wordt bewaarheid : Niets
kan den reglvaardigen ontrusten of bedroeven, wal hem
ook moge wedervaren: hij is altijd in vrede
(3).
Til. Het derde middel, om de liefde Gods te verkrijgen
is het inwendig gebed (1). Men kan de eeuwige waarheden
met de oogen des vleesehes niet bespeuren, gelijk mende
zigtbare dingen dezer wereld ziet; men wordt dezelve
slechts door de gedachten en door de overweging gewaar;
zoodanig dat, indien wij ons niet eenigen tijd ophouden
om ze allen te overwegen en voornamelijk die, welke den
pligt betreu\'en, dien wij hebben van God te beminnen, om-
dat hij zulks verdient voor al de weldaden, waarmede hij
ons overladen heeft, en om zijne liefde, welke hij voor ons
gehad heeft, het alsdan zeer mocijelijk valt aan onze ziel,
om zich van de schepselen af te scheiden, en hare liefde in
God te stellen. De Heer doet ons, in het gebed, de ijdel-
heid van het aardsche en de waarde van het hemelsche
kennen; het is in het gebed, dat hij de harten, die aan
zijne inspraken niet wederstaan , ontsteekt, en hun kost-
bare en overvloedige genaden mededeelt. Velen beklagen
zich, dat zij, wanneer zij bidden, God daar niet vinden;
zulk is, omdat zij dit doen met een hart, dat met al wat
wereldsch is, is vervuld. Trek uwe harten van de schep-
selen af,
zegt de heilige ïeresia, zoekt God en gij zult
hem vinden.
Ja, gij zult hein vinden, want God is vol
goedheid ten opzichte van hen, die hem zoeken
(5). Om
(l) Joan. XVltl, 11. — Matlli. XL, 20. (2) Job 1, 21, (3) Prov,
XII, 21. (4) Zie- de oefening van het ïnniy gebed, in ecu werkje ge-
titeld : Godvruchtige gedachten van eene ziel, die geheet aan Jesus
ChrUlns ml toe/\'choorctt,
door den Berw. Heer V Pinat, in 8o.
tweede druk, bladzijde 37. (6) Tlircu lil. 26,
-ocr page 298-
294
[)E UEFDEVLAMMEN
God in het gebed te vinden, moet de ziel zich daar ont-
doen van alle aardsche genegenheden, en alsdan zal God
tot haar spreken. Ik zal ze in de eenzaamheid leiden,
zegt de Heer, en daar zal ik tot haar hart spreken (i).
Het is van de uitwendige eenzaamheid niet, dat hier ge-
handeld wordt; zij is wel zeer nuttig, doch niet toereikend,
de eenzaamheid des harten moet er nog wezen, welke
bestaat in zich van de schepselen te onthechten en in
zijne driften te beteugelen. De Heer zeide eens aan de
heilige Teresia: Ik zou ijaarne tot verscheidene zielen
spreken, maar de wereld maaktzooveeUjedruisch in hare
harten, dat zij mijne stem niet hooren.
Ach! wanneer
cene ziel, die van de wereld onthecht is , zich tot het gebed
begeeft, hoe klaar spreekt God haar dan toe en hoe zeer
doet hij haar de liefde, welke hij haar toedraagt, kennen!
en alsdan zegt een schrijver: «met eenen heiligen liefde-
«brand ontstoken, spreekt de ziel niet meer, doch hare
«stilzwijgendheid is zeer krachtig I De stilzwijgendheid
«der liefde zegt meer tot God , dan al de welsprekendheid:
«de zuchten geven te kennen al wat er in deze ziel omgaat,»
dan kan zij niet genoeg deze woorden herhalen • «Mijn
«welbeminde hoort aan mij, en ik aan hem (2).»
liet is waar, dat de heilige zielen en die meest van de
wereld afgescheiden zijn, dikwijls maar dorheid inliet
gebed gevoelen; maar bet is God , die ze wil beproeven. Ik
zeg dan aan deze zielen; wil niet moedeloos worden om
de dorheden, die gij in uw gebed moogt gevoelen, en
beeldt u niet in, dat het nutteloos geweest is, omdat het vol
verstrooidhcdon was. Wanneer u deze verstrooidheden
overkomen, verdrijft dan dezelve zonder u er mede op te
houden; stelt u daarna zachtjes zonder ontsteltenis weder
in Gods tegenwoordigheid, en zegt zonder ophouden: Mijn
God, heb medelijden met mij! mijn God, heb medelijden
mei m ij! lieer ik verdien (jeen brood van u ta ontvamjen.
Helaas! ik heb zoo meniijmaal de hel en uwen eeuwiijen
vloek verdiend!.... Mijn .lesus! geef mij uwe liefde.
«De heilige gave van het gebed, zegt de heilige Fran-
(1) Oseiu X U. (2) Ciuit. li. l(i.
-ocr page 299-
295
VAN JE3US.
ciseus de Sales, is in do regtorhand van den Zaligmaker
geheel gereed en vaardig; hij zal, zoodra gij van u zelven,
dat is van de liefde van uw lichaam en van uwen eigen-
wil, zult ledig zijn, als gij behoorlijk ootmoedig zult
wezen, dezelve in uw hart storten. Heb het geduld om,
voetje voor voetje voort te gaan, tot dat uwe beenen de
noodige kracht hebben om teloopen, of liever vleugelen,
uut te vliegen. God zal uw schip niet zijnen balsem ver-
vullen, als hij zal zien, dat het van het reukwerk dezer
wereld ledig is (1)... — Gij doet niets in het gebed, zegt gij
mij. Maar wat zoudt gij daar willen doen, tenzij hetgeen
gij daar doet, te weten: uwe ellenden aan God verwonen
en voor oogen stellen; de aandoenlijkste woorden, welke
de bedelaars ons toespreken, zijn hunne diepe noodwen-
digbcid ons voor oogen stellen. Doch somwijlen doet gij
nog niels van dat alles, gelijk gij mij zegt; maar gij zit
daar als eene schim en als een standbeeld. Wel nu! dit
is niet weinig. In de hoven der vorsten en koningen
immers, stelt men standbeelden, die tot niets anders
dienen, dan om de oogen van den vorst te verlustigen.
Bevredig u, om daarvoor in Gods tegenwoordigheid te
dienen, en hij zal dit standbeeld levend maken, wanneer
bet hom zal believen (2)... «Men is somtijds, inderdaad,
gelijk een waar standbeeld in het gebed; het schijnt, dat
men noch denken, noch spreken, noch overwegen, noch
bidden kan. Wat staat er dan te doen? moet men deze
heilige oefening verlaten? zeker neen. Moeten wij meenen
dat ons gebed aan God niet aangenaam is? nog veel
minder. Wij moeten enkel blijven daar, waar God ons
gesteld heeft: wil hij, dat wij voor hein standbeelden
zijn, dan is zulks, dat hij daarin zijnen roem schept.
Waarom zouden wij het tegenstrijdige willen? «Indien
een standbeeld, dat men in eene nis, in het midden
eener zaal zou geplaatst hebben, spreken kon, en dat
men aan hetzelve vroeg: Waarom staat gij daar? — het
zou antwoorden, omdat de beeldhouwer, mijn meester,
mij hier gesteld hoeft. — Waarom verroert gij u niet,
(1) Brieven vau den heiligen Franeiscua Ue Sules. (2) lcleui.
-ocr page 300-
296
KIS LIEFUEVLAMMEN
— Omdat hij wil dat ik onbewegelijk blijve. — Waartoe
dient gij daar? wat nut trekt gij daaruit met in dien stand
te blijven\'.\' — Ik ben daar niet ten mijnen dienste, maar
ten dienste van mijnen meester en om aan zijnen wil te
gehoorzamen. — Maar gij ziet hem niet! — Zulks is waar,
zal het mij zeggen, doch hij ziet mij en hij nremt zijn
vermaak in mij daar te zien staan, waar hij mij gesteld
heeft. — Maar zoudt gij niet willen, dat gij u kondet
bewegen, om nader bij hem te komen? In het geheel
niet, ten ware hij mij zulks gebood ? — Verlangt gij dan
niets? — Neen, want ik sta op de plaats, waar mijn
meester mij gezet heeft en zijn wil is het eenige genoe-
gen van mijn aanzijn. Mijn God! wat is dit een schoon
en nuttig gebed en wat is dit eene goede wijze van
bidden, zich in Gods tegenwoordigheid te houden, zich
te houden iu zijnen wil en in zijn welbehagen? Het. dunkt
mij, dat de heilige Maria Magdalena een standbeeld in
eene nis was, wanneer zij zonder spreken, zonder zich
te roerenen mogelijk zonder hem te zien, aan zijne voe-
ten gezeten was, aanhoorende wat onze Heer zeide; als
hij ophield met spreken, hield zij op met luisteren; en
evenwel was zij daar altijd tegenwoordig. Ken wichtje,
dat op den schoot zijner moeder ligt te slapen, is waarlijk
op zijne goede en gewenschte plaats, hoewel zij tot
hetzelve, noch het kind tot haareen woord spreekt. (1).»
Laat ons nooit de heilige oefening van het in-en uit-
wendige gebed verwaarloozen. Helaas! alles ontbreekt
ons; doch, zoo wij bidden, worden wij rijk, omdat God
beloofd heeft, dat al wie hem bidt, zal verhoord worden.
Hij heeft het ons verzekerd: Vraagt en gij zult verkrij-
gen
(2). Welk grooter liefdebewijs kan een vriend aan
zijnen vriend betoonen, dan te zeggen: Vraag mij al
wat gij verlangt en ik zal het ugeven\'!
Welnu! aldus
spreekt de Heer tot ieder onzer; God is de meester van al
wat in wezen is en hij belooft alles te geven, wat men
hem verzoekt. Zijn wij dan arm, het is onze schuld: het
is, omdat wij hem de genade niet vragen, die wij noodig
(1) Brieven van den heiligen 1\'ranciscus de Sales. (2) Joüli. XVI. 2*.
-ocr page 301-
van jjssus.                               \'297
hebben. Ook mag men waarlijk zeggen, dat het in-
wendig gebed, zedelijker wijze voor alle menschen
noodzakelijk is, omdat wij, zonder dit gebed, te veel
met de wereldsche zorg belemmerd zijnde, weinig op
onze ziel denken, in stede dat wij, wanneer wij ons
tot het gebed begeven, onze noodvvendigheden ont-
dekken , genaden vragen en die verkrijgen.
Het leven der Heiligen is een leven van in- en uit-
wendig gebed geweest; al do genaden, die hen tot de
zaligheid geholpen hebben, hebben zij door het gebed
bekomen. Willen wij dan onze zaligheid verzekeren en
heilig worden, dan moeten wij altijd voor de deur der
goddelijke barmhartigheid blijven staan, om te bidden
en af te smeeken, al wat wij noodig hebben. Wij be-
hoeven de ootmoedigheid; laat ons die vragen en wij
zullen ootmoedig worden; in den tegenspoed hebben wij
geduld noodig; laat ons deze deugd verzoeken en wij
zullen verduldig zijn; verlangen wij Gods Helde; laat
ons dezelve van den hemel afsmeeken en wij zullen
ze verkrijgen: Petite et dabitur vobis; vraagt en u zal
tjegeven worden;
het is seno uitdrukkelijke belofte van
onzen Zaligmaker en hij zal zijn woord gestand doen.
Die goedertierene Meester heeft, om ons een grooter
vertrouwen in het gebed in te boezemen, ons verze-
kerd, dat, welke genaden en gunsten wij in zijnen
naam ook mogen verzoeken, hetzij door zijne liefde,
hetzij door zijne verdiensten, zijn Vader ons dezelve
zal vergunnen (1); en op eene andere plaats zegt hij:
Al wat gij aan mij in mijnen naam en door mijne ver-
diensten zult verzoeken, zal ik u geven
(2). Wat moet
hij nog meer doen dan zulke belofte? Laten wij het
ons dan tot eene gewoonte maken, om zonder ophouden
te bidden; gewennen wij ons, van zelfs in het midden
onzer bezigheden alle oogetibl ikken onze harten door
vurige schietgebeden tot God te verheffen (3); laat ons
dikwijls de vergiffenis onzer zonden, de genaden van tot
het einde te mogen volharden en bovenal, zijne heilige
(1) Joari. XVI. (Sj Joau. XIV, 11. (S) Diacamus jaculari corda
in Deunt, b. Beruurd,
-ocr page 302-
298
ÜE UEFDBVLAMMËN
liefde afsmeeken. Laat ons op alle uren van den dag
en van den nacht zeggen: Deus mcus et omnia ! Mijn
God, ik wil u maar alleen en niets anders; lieer, ik
geef mij geheel aan u en ik kan mij aan u niet geven
ijelijk het behoort, neemt rjij dan zelf mij.
O! wie zou ik dan beminnen, o mijn Jesus indien ik
u niet bemin, die voor m ij uw leven ten bestegegeven hebt?
Traint me post te. Mijn ZalignakerI trek mij uit den
modderpoel mijner zonden, en trek mij tot u. Bind mij
Heer, geer naauw met de banden uwer liefde, opdat ik
u niet meer verlate.
Ik wil u geheel toebeliooren; lieer,hebt gij mij verstaan?
Ik verlang geheel en al u toe te behooren; vergun mij deze
genade, smeek ikvfWal wil ik anders dan u?be wijl gij mij
tol uwe liefde geroepen hebt, zoo verleen mij de sterkte,
om mij aan u aangenaam temaken,gelijkgijliel verlangt.
En wie wil ik anders dan u, beminnen, o mijn God!
die, oneindig goed, oneindig liefde waardig zijl? Gij hebt
mij het verlangen, u loe te behooren ingeboezemd, vol-
looi dun uiv werk. Wat kan; ik anders dan u, die mijn
grootste goed zijl, op deze wereld wensclien
(1).
IV. liet vierde middel om de goddelijke liefde te
verkrijgen, is liet lijden van onzen lieer Jesus Christus
te overwegen, liet is zeker, dat de oorzaak , dat Jesus
Christus zoo weinig op de wereld bemind wordt, de
zorgeloosheid en de ondankbaarheid der menschon is,
die, ten minste van tijd tot tijd niet willen overwegen,
wat hij al voor ons geleden heeft en de groote liefde,
waarmede hij voor ons al dat lijden heeft willen ver-
duren. Het schijnt ecne dwaasheid te wezen, schrijft
de heilige Gregorius, dat een God voor onze zaligheid
heeft willen sterven, voor ons, ellendige slaven (2);
maar nogtans is het een geloofspunt, dat hij zulks
heeft gedaan en dat hij, tot den laatsten druppel bloed
vergoten heeft, om ons van onze zonden te zuiveren (3).
O mijn God! roept de heilige Bonaventura uit (4), gij
(1) Zie hel werkje getiteld: Godvruchtige gtbctten, bladz 78 en
volgende f2) Rtultnm visum est homiiiilins Drum pro noliis mori
■S. tireg. (oj Eulies. V. 2. — Apuc. 1. (4) Bouav., ïnStimuloamoril.
-ocr page 303-
209
VAN JESUS.
hebt mij zoo zeer bemind, dat men zou zeggen, dat gij
u zelven gehaat hebt! Gij hebt niet alleen in liet midden
der griovendste pijnen, op een kruis willen sterven, maar
uwe Keftte tot mij is zoo verre gegaan, dat gij mij u
zelven in de heilige communie tot voedsel hebt willen
geven; met dit liefdebewijs nog niet tevreden, wilt gij
nog met ons in het heilig Sacrament des Altaars tot liet
einde der eeuwen verblijven, om onze toevlugt en troost
(e zijn in de ellenden dezes levens. O Jesus! ja, ik herhaal
het, gij hebt ons zoodanig bemind, dat gij u zelven
schijnt gehaat te hebben. Ik zeg nog meer, met den
heiligen Thomas, gij hebt u vernederd met ons, alsof gij
onze slaaf geweest waart en alsof ieder onzer uw God
zou geweest zijn (1). O Jesus! hoe groot is uwe liefde!
Laat ons gestadig de geheimen van het lijden onzes
goeden Meesters overwegen en weldra zullen wij onze
ziel door liefde tot hem ontstoken gevoelen. O hemel!
wat doen de menschen niet uit liefde tot een gering
schepsel, wanneer zij er voor genegen zijn? En wij
zouden oenen God, wiens goedheid en schoonheid on-
eindig zijn, eonen God, dio voor ieder onzer gestorven
is, eonen God, die voor ons geluk alles godaan heeft,
niet beminnen? Laat ons dan onze oogen op het kruis-
beeld werpen, laat ons daar onzen Jesus aanschouwen ,
die ons zijne armen toereikt; en zouden wij hem dan nog
onze liefde durven weigeren! O mijn gekruiste Jesus!
heb medelijden met mij, wees mij genadig, verzacht mijn
verhard gemoed en verander mijne oogen in twee bron-
nen van tranen, opdat ik uwe bovenmatige pijnen en
mijne zonden, welke dezelve veroorzaakt hebben, zonder
ophouden bewoeue. Jesus! Jesus! heb medelijden met
mij en maak mij door uwe zuivere liefde dronken.
De heilige Bonaventura zegt, dat er niets geschikter
is, om eene ziel zalig te maken, dan het overwegen van
het lijden onzes Zaligmakers; ook raadt hij ons aan
van het alle dagen te overwegen, indien wij in de liefde
Gods voortgang willen doen. IJe heilige Augustinus ver-
zekert ons, van zijnen kant, dat een traan alleen, dien
(1) S, Thuui.. Opus. de sacrd Euchar,
-ocr page 304-
300
DE LlEFDEVLAMJtËN
men in het overdenken van het lijden van Jesus stort,
aangenamer aan God en verdienstelijker voor eene ziel
is, dan gedurig vasten en lijfkastijdingen. Het is om
deze reden, dat de Heiligen met het overdenken van het
lijden des Zaligmakers zich altijd bezig hielden. Het is
door het gedurig overwegen van het lijden van Jesus,
dat de H. Franeiseus van Assisië een serafijn gewor-
den is. Qp zekeren dag, dat hij overvloedige tranen
stortte, vroeg hem iemand, waarom hij zoo weende:
Helaas ! mijn broeder, antwoordde hij, ik betveen het
lijden en den smaad van mijnen Zaligmaker en wat mij
nog het meest van alles bedroeft, is, van tezien,datde
menschen, voor welke hij zooveel geleden heeft, weinig
of niet daaraan denken.
En onder het uitspreken dezer
woorden, weende hij zoo sterk, dat degene, die hem onder-
vraagd had, zich niet kon wederhouden van zelf tranen
te storten. Het geblaat van een lammetje of elk ander
voorwerp, dat hem het lijden des Zaligmakers in de ge-
dachten bracht, was voor dien Heiligen genoeg, om over-
vloedige tranen te storten. Eens, dat hij ziek was en dat
degene, die hem oppaste, hem aanraadde zich iets uit
oenig godvruchtig boek te doen voorlezen, antwoordde
hij. Mijn boek is de gekruiste Jesus. Dat het ook het onze
zij en weldra zullen wij daaruit leeren, God uit al onze
krachten te beminnen. O mijne ziel, bemin uwen God, voor
uwe zaligheid bespot, beschimpt, gegeeseld en aaneen
kruis genageld. Ja, mijn zoete Zaligmaker! ik bemin u,
en ik verlang u voor altijd te beminnen. Maak mij alle
oogenblikken indachtig, wat gij voor mij geleden hebt,
opdat ik nooit vergete u te beminnen. Heilige banden,
waarmede mijn goddelijke Meester geboeid is geweest,
doornen, die dat aanbiddelijk hoofd gekroond hebt, door-
wondt mij met de liefde tot Jesus, eerbiedwaardige nage-
len, welke de handen en voelen van mijnen Zaligmaker
doorboord hebt, nagel mij vast, opdat ik met Jesus
moge leven en sterven; dierbaar bloed, maak mij dron-
ken van Jesus\' liefde; Jesus\' om mijne liefde gestorven,
maak, dat ik alle aardsche genegenheden afs\'erve, opdat
ik niet meer dan voor u alleen leve. Amen.
-ocr page 305-
301
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Men inocl in alles met onzen «od in nlle
eenvoudigheid en vertrouwen handelen ,
gelijk een kind met den ImsIi-ii
nller vaderen handelt.
Mijn lieve Christen, geeft uw geweten u Je getui-
genis, dat gij God uit geheel uwe ziel en meer dan
ill wat er in de wereld is, bemint?
Helaas! mijn vader, ik gevoel, dat ik hom nog
zoo zeer niet bemin, als hij wel verdient; maar het
schijnt mij toe, dat mijn vurigst verlangen is, van
hem altijd meer en meer te beminnen; hoe meer ik
hem bemin, des te meer ik hem wil beminnen; hoe
meer ik hem leer kennen, des te meer ik zie, dat hij
al mijne liefde waardig is.
-• Gij zijt gelukkig en uw lot is voorzeker benij-
denswaardig; want hij is aangenaam aan God, aan
wien God behaagt; (1) en het is een teeken van
liefde, wanneer men hem verlangt te beminnen.
—  Mijn Vader, gij zoudt niet kunnen gelooven, hoe
zeer uw antwoord mij vertroost; het is zoo aangenaam
te mogen denken, dat men aan God behaagt! Doch,
gelief mij te zeggen, bid ik u, wat mij te doen staat,
om dien goeden Vader al de liefde te bewijzen, waar-
mede mijn hart tot hem ontstoken is. Reeds ben ik
door zijne barmhartigheid, getrouw aan al zijne gebo-
den en aan die van zijne heilige Kerk; ik nader dik-
wijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid
en des Altaars; ik volbreng naauwkeurig al de pligten
van mijnen staat, ik zou voor alles, wat ter wereld is,
met volle toestemming, geene enkele dagelijksche zonde
willen bedrijven en ik werk om mijn hart van het
aardsche af te trekken. Dunkt het u, mijn Vader,
dat ik nog meer moet doen, om hem te behagen?
— Eene zaak blijft u nog over te doen, mijn lieve chris-
ten , namehjk van een kinderlijk en onbepaald vertrouwen
(1) 111e placet tleo, cni plaeet Pens, S. Kng. Knarrat. in Pj. XXXII.
-ocr page 306-
3(12
IIK UF.FnFVr.AMMFN
op zijne goedheid en barmhartigheid te stellen en u
geheel en al aan zijnen goddelijken wil over te geven.
Jesus, onze Meester, wil, dat wij in de ziekten, in de
inwendige droefheid, in de vertroostingen en goede
uitkomsten, in de twijfelmoedigheden, met hem als met
onzen besten vriend zonden handelen; hij wil, dat wij
hem alles aanbevelen, wat ons aangaat, zoo wel als alles
wat onze vrienden raakt; hij wil, dat wij hem kennis
geven van onze vrees en nood, en dit alles met de vol-
maaktste eenvoudigheid. Wees dan voortaan naauwkeu-
rig oplettend in u met vertrouwen op de liefde en barm-
hartigheid van onzen goedertieren Meester te verlaten.
•I". In de ziekten. Wanneer gij ziek zijt, zoo gij tor
oorzaak vSn eenige zwakheid pijn lijdt, nader tot Jesus
en zeg hem: Tcedere boezemvriend, zie, hoeveel ik lijd
(1). haast u om mij tehclpen. Ikondenverpmij aan uw
welbehagen, ruilt gij, dat deze ziekte langdurig zij, dan
is zulks ook mijn wil; wilt gij, dat ik daarvan gcneze
,
dan wil ik zttlks ook. Doe uwen wil, o mijn God, ik
ben tot alles bereid. Ik offer u mijn lijden op en ik ver-
zoek u gedrild en onderwerping.
Verbeeld u, dat gij onzen
Heer in persoon ziet, dat hij u komt bezoeken, dat hij
bij uw bed zit en dat hij aldus tot u spreekt: Mijn kind.
zie, ik kom u gezelschap houden en
u genade brengen ;
gij lijdt veel niet xvaar ? Och! ja, mijn God, ik ver-
draag veel.
Zoudt gij gaarne van deze ziekte hersteld
worden\'?
Ja, ongetwijfeld, Heer; doch ik wil maar
hetgeen gij zelf wilt
— Grtj\' eert mij en verschaft mij
glorie door deze ziekte, die ik u heb toegezonden: gij
voldoet voor deze en die zonden van uw voorgaand le-
ven; gij verkrijgt hierdoor zulke en zulke verdiensten;
evenwel, indien gij verlangt daarvan genezen te zijn
,
moet gij maar spreken en ik zal u genezen. 0"Hcen,
voorwaar, mijn lieve Jesus! dal uw wil en niet de mijne
volbragt worde
(2).\' Ik geef mij geheel aan u over, gij
weet beter dan ik, wat mij dienstig is.
2°. In de inwendige mistroosligheden. Er zijn zekere
(1) Thrcn. I, 20. Li.c. XXXII. 42.
-ocr page 307-
303
VAN .IKSUS.
Jagen, waarop zelfs rle heiligste zielen in zoodanigen staat
van dorheid, verdriet, duisternissen en mistroostiglieid
vallen, dat zij bijna zouden gelooven, dat God hen verla-
ten had; dikwijls \'zelfs is die toestand zeer langdurig
voor de ziel, welke hij wil zuiveren. Alsdan wordt men
met duizendo bekoringen van hoogmoed, van gramschap,
van onzuiverheid, van wanhoop gekweld; het schijnt, dat
men God geene liefde meer toedraagt, dat men noch hoop,
noch geloof moer hoeft; alles schijnt verloren te zijn.
Wat zult gij doen, mijn lieve christen, wanneer gij
aan zulke mistroostigheid zult blootgesteld zijn? Neem
spoedig uwe toevlugt tot Jcsus. Mijn God, mijn God, zult
gij zeggen: waar zijt gij dan "? Waarom hebt (jij mij ver-
laten? Waarom verbergt gij v. voor mij(\\)1 Gij weet, dat
ik u bemin en dat mijn grootste verlangen is u altijd meer
en meer te hem innen; Acli! ik bid u, heb medelijden met
mij. Ik benmet vertrouwen in uwe armen gevlugt, verlaat
mij niet, bid ik u, o mijn God!
Na alzoo uw hart in dat
van Jesus uitgestort te hebben, stel u gerust en zeg gedu-
rig, ondanks uw verdriet en uwe dorheden: Mijn goede
meester en beste vriend, dat vw wil geschiede; ik bemin
u en zal u altijd beminnen.
Verder moet gij met geduld
het oogenblik afwachten, op hetwelk het God zal believen
u den troost zijner genade weder te geven. Zoo die geluk-
kige stond lang vertoeft te komen, wees dan daardoor
niet ontsteld, en verlies nooit uwe hoop; want God laat den
rcglvaardige aan geene altijddurende mistroostigheid
over
(2). Verbergt hij zich bij wijlen, dan is zulks tot ons
grooter voordeel. Eene goede moeder ging eens met haar
kind, dat nog zeer jong was, wandelen; zij hield het bij
de hand , uit vrees dat het zou gevallen hebben en droeg
het in hare armen als zij eenen moeijeüjken doortogt ont-
moette. Ondertusschen zag dit kind eene bloem ; ijlings
laat het de hand los, die zijnen weg verzekerde, loopt naar
de bloem, plukt ze af en komt weder terug om zijne
moeder weer te vinden. Maar helaas I het ziet niemand
meer: te vergeefs werpt het langs alle kanten zijne oogen ,
(1) Pa XXI, 2. — Ps. X, Scnindnm Hebmeos. Pa. XTT, 1.
(?) Pa LTV, \'26, Ts. LVI1. 16.
-ocr page 308-
304
DE MEFDEVLAMMEN
liet wordt niemand meer gewaar, hot roept met luider
stemme en het krijgt geen antwoord. Het arm kindje be-
gint te weenen on te kermen. Alsdan komt zijne moeder
te voorchtjn; zij had zich verborgen om te zien, wat
haar kind zou gedaan hebben, als het zich alleen zou
bevinden. Zij neemt hot in hare armen, drukt het tegen
haar hart, omhelst het herhaalde malen, en vertroost
het, zeggende: Nu zie ik, mijn lieveling hoezeer gij mij
bemint.
Het is aldus, lieve christen, dat God handelt met
de zielen, welke hij liefheeft. Hij verbergt zich eenigen
tijd voor hen, om hunne liefde te beproeven en om gele-
genheid te vinden, van haar met kostbare genaden te over-
laden. Wees dan nooit bevreesd voor deze inwendige
verlatingen, het is een teeken, dat God u bemint, dewijl
hij met Jesus Christus en met al zijne uitverkorenen aldus
te werk heeft gegaan, Stel u, om u aan te moedigen,
dikwijls voor oogen hoe de heilige Catharina van Genua,
in het midden harer kwellingen, zich gedroeg. Zij
waren soms zoo groot en geweldig, dat het haar scheen
dat zij niets meer te verhopen had en dat zij geheel
van God verlaten was. Welnu! niettegenstaande dit alles,
was zij ir eer dan ooit getrouw aan hare goedvruchtige oefe-
ningen; zij verzuimde geene enkele en verkortte dezelve
in het minste niet. In hare uiterste mistroostigheden
riep zij uit: Hoe gelukkig ben ik, van mij in zulken
beweenlijken staat te bevinden] dat mijn hart in volle
benauwdheid zij, ik ben tevreden, als Jesus maar ver-
heerlijkt wordt. O Jesus mijne liefde! indien mijn in-
wendig lijden u den minsten trap van verheerlijkingbe-
zorgcn kan, datdan deze smarten mij gedurende de gan-
sche eeuwigheid bijblijven
(1). En op deze wijze sprekende,
had zij zulk een levendig gevoel van hare pijnen, dat
zij bitter begon te weenen. Het is door aldus, met onder-
werping en liefde te lijden, dat zij tot eenen zeer verhe-
ven trap van heiligheid en volmaaktheid gekomen is. —
Er is nog iets, mijn lieve christen, dat gij niet moogt
nalaten, wanneer gij u in inwendige mistroostigheid be-
(1) Leren rar. de H. Catliarhia ran Genua, in het Italiaanse!)
Iieichreren.
-ocr page 309-
305
VAN JESt\'S.
vindt, te weten: van dikwijls de volgende woorden te
herhalen, die in zich eene volmaakte oefening van liefde
besluiten: Mijn zoele Jesus! hoe grooten afkeer ik heden
in VADen disnsl ook ontmoet, hoe groote zwarigheid ik ook
ijevoel, ik beminudaarom niettemin vanganscherharte;
ik ben verblijd te welen, dal gij in den hemel een zuiver
en onveranderlijk geluk geniet; u komt de blijdschap
,
aan mij de droefheid toe.
;)°. In de vertroostingen en goede uitkomsten. Wanneer
uwe /.aken wel uitvallen en dat dit u blijdschap veroor-
zaakt ; wanneer gij geestelijke vertroostingen geniet, en
uwe ziel vergenoegd is, verzuim dan nooit uw geluk met
.lesus te deelen Dewijl gij hem verzoekt in uw verdriet,
als gij dat hebt, deel te nemen en hem om troost smeekt
is het dan niet ullerrcdulijkst, dat gij hem uitnoodigt om
deel te nomen in al wat u eenige blijdschap zou kunnen
veroorzaken? Zeg dan tot hem: O Jesus het is aan u, dat
ik deze gelukkige lijding, den goeden uitslag dezer zaak
verschuldigd ben; wees vooraltijd geloofdvooruwebarm-
harligheid. Ik kom u de blijdschap opofferen, dieik hier-
door gevoel, om u daarvoor eer te bewijzen. Neem mijn
offer goedgunstig aan en zegen mij. Ik ben utv kind en
bemin u uit geheel mijne ziel.
i°. In de iwijfelmoedigheden. Indien het gebeurt, dat
yij twijfelmoedig zijt over uwe biechten, over uwecom-
inuniën; gij zijt in verlegenheid, om te weten, of gij in
deze of gene bekoringen toegestemd hebt of niet; vreest
^ij, door eenige heimelijke zonden, welke gij bedreven
hebt, zonder bet bijna gewaar te worden, of door eenige
merkelijke nalatigheid van uwe staatspligten, Gods genade
verloren te hebben, wacht u dan wel wanhopig te wor-
den. Onze Heer verzoekt alleen, tot bewijs van uwe
liefde, die gij hem toedraagt, dat gij uwe twijfel-
achtighedcn, uwe vrees, uwe schroomvalligheid aan
uwen geestelijken bestuurder vertoont en hem gehoor-
zaamt gelijk aan hem zelven (1); want in zijnen biecht-
vader geen vertrouwen stellen, is zich aan God niet
(1) .M.uui, X, 10. — Luc, X, 15. — Joau. XUI, 20.
20
-ocr page 310-
HOI)                             l)E LIEFDEVLAMMEN
vertrouwen; en hein niet willen gehoorzaam zijn, is wei-
geien den Heer te gehoorzamen (1).
—  Maar, mijn vader, zult gij mij mogelijk zeggen , ik
vrees van hem mijne zonden niet behoorlijk uitgelegd te
hebben en dat hij mij niet wel verstaan hebbe.
—  Mijn lieve christen, stel uw betrouwen op Jesus en
wees uwen biechtvader onderdanig. Nooit, zegt de heilige
ïranciscus de Sales, h een mensch, die waarlijk gehoor-
zaam was, verloren gegaan.
Overweeg met aandacht deze
woorden van den heiligen Philippus Nerius: Wilt gij
voortgang in de deugd en in de liefde van Jesus maken,
geef u over aan het bestuur van een godvruchtigen en
ervaren biechtvader, en wees hem onderdanig gelijk aan
God zelven. Met aldus te werk te gaan, kunt gij verze-
kerd zijn dat gij over uwe werken aan God gcene reke-
ning zult moeten geven.
(2)
—  Maar indien mijn biechtvader zich misgreep\'.\'
—   Gij zoudt u geensins misgrijpen met hem te gehoor-
zamen, antwoordt Pater Alvarez en de heilige Philippus
Nerius voegt er bij: Stel uw vertrouwen op uwen biechtva-
der, want de Heer zal niet toelaten, dat. hij zichmisyrijpe.
(3) Zekere persoon, met twijfclmoedigheden gekweld,
kwam eens bij den heiligen Bernardus en bekende hem,
dat hij tot de heilige tafel niet durfde naderen. — Gamijn
kind, ga tot de heilige Communie,
zeide de heilige, ik
blijf voor alles verantwoordelijk.
Hij gehoorzaamde een-
voudig en zonder de minste tegenspraak en werd goed
beloond voor zijne gehoorzaamheid, want al zijne twijfel-
moedigheden waren weidra verdwenen.
— O mijn vader! zult gij mij zeggen, indien ik den hei-
ligen Bernardus voor zielbestuurder had, het dunkt mij ,
dat ik veel gemakkelijker zou gehoorzamen: want hij was
zeker de ervarenste en geleerdste man zijner eeuw.
—  Gij bedriegt u, gij, die aldus spreekt, antwoordt de
godvruchtige Gerson, gij divaa/t; want gij hebt uw ver-
trouwen aan uwen biechtvader niet gegeven, omdat hij
(1) Hum. XIII, 2. (2) Leven van den II. Philip. Ner. 1 boek.
10 Hoofdstuk, in hut italiaanncli geschreven, (ö) Loven van den
heiligen Philip. Ner. in het italiaunsch.
-ocr page 311-
307
VAN JESUS.
eemjeleerd man is, maar omdat hij de plaats van God
bekleedt. Diensvolgens, wees hem gehoorzaam, niet
als eenen mensch, maar als aan God zelven
(1).
—  Moet ik hem dan altijd onderdanig zijn\'?
— Ja, ten ware hij iets gebood, dat wezenlijk slecht zou
wezen; dusdanig is de leer van den heiligen Bernardus,
Ignatius, Bonaventura en van andere leeraren (?).
—  Maar mijn vader, ik hen bevreesd over mijne voor-
gaande biechten on eommuniön, ik heb verscheidene
malen mijnen biechtvader daarover gesproken en hij
wil daar niet meer van hooren.
—  Gehoorzaam eenvoudig en geef u aan de barmhar-
tigheid van Jesus over.
—  Wegens deze twee punten stom ik toe; maar hij wil
zoll\'s niet, dat ik zoo vele slechte gedachten, die mij in
den geest opkomen, biecht, tenzij dat ik aanstonds met
eed en zekerheid kan verklaren, dat ik daaraan heb toe-
gestemd. Moet ik hem daarin ook gehoorzaam zijn\'.\'
—  Gewis ja ; on de heilige Joannes van het Kruis zegt,
dat gij zeer hoogmoedig zoudt handelen met het niet te
doen (3).
—  Is het zoo, dan zal ik gehoorzamen, welken inwen-
digon afkeer ik hierin ook moge gevoelen. Maar meent
gij, mijn Vader, dat Jesus daar niet over zal vergramd
zijn.\'
—  Verre van da ir, hij zal integendeel over uwe een-
voudigheid en onderdanigheid verheerlijkt zijn en u dank
wijten over die blijken van liefde tot hem en over het
betrouwen, dat gij in zijnen dienaar stelt.
—  Vergun mij, mijn Vader, dat ik nu nog eens geheel
mijn hart opene. liet gebeurt dikwijls, dat ik in doodsbe-
naauwdheid ben, omdat ik vrees in eenigo zware zonden
toegestemd te hebben, al kan ik niet zeggen, wanneer en
hoe dit geschied is. Alsdan wordt ik droefgeestig, omdat
(1) Joanuofl Güi\'som, tractatua de praep ad missani. (2) S. Ber
de praeept. et discc. Cup. XII. — S. fguat. tic Loyola , in Cunet.
Süc Jcau, iu dcclarat. — Humbert Generaal 1\'. l\\ Prcedicat, in
W6 de erud reliff, Cap. T. — Witjundi. — S. Boliav. Speculi disciplina
nd. novit.
Part. 1. Cap. IV. — liionya. Cant. in 3 dist. quMt 3. (8)
Verhandeling oocr de doornen kroon, 111 deel, 4 zameuspraaK j 2. No. 4.
-ocr page 312-
I-iOH                                 DE MKFÜEV1.AMMEN
het mij ilunkt, dat ik hierdoor verdiend heb van God
verlaten te worden, en dat ik voor hem een voorwerp
van haat geworden ben.
—  Wat zegt gij daar, mijn lieve Christen? gij, een
voorwerp van Gods haal! Antwoord mij: zoudt gij
willen toestemmen op dit oogenblik eene zonde te be-
drijven, die zeker doodelijk zijn zou en die u alzoo
de genade Gods zou doen verliezen?
—  Och! nooit, mijn Vader! liever sterven! ik zou
zelfs aan eene geheel vrijwillige en voorbedachte dage-
lijksche zonde mij niet willen plicbtig maken.
—  Gij bemint dan zeei onze goddelijken Zaligmaker?
—  Ja, zeer: mijn grootste geluk op deze wereld is,
van te werken, om hem mijne liefde te betoonen.
—  Wel nu, mijn lieve Christen, stel u gerust, want.
God heelt gezegd: Ik bemin, die mij beminnen (1). Wat
de vrees aangaat, die gij somtijds gevoelt, van in eenigo
zware zonden toegestemd te hebben, sla daar geen acht
op en let op hetgeen ik u ga zeggen: De doodzonde is
een zoo schrikkelijk wangedrogt, dat het haar onmogelijk
is in eene ziel te treden en te verblijven, zonder dat deze
ziel die gewaar wordt. Het is hierom, dat al de godge-
leerden eenparig leeren, dat wanneer eene godvreezende
twijfelt of zij de goddelijke genade heeft verloren, het
zeker is, dat zij dezelve geenszins verloren heeft, omdat
niemand die genade verliest zonder daarvan volle ken-
nis te hebhen (2). Zoo dan, mijn lieve Christen, zoo
lang uw geweten u niet zeker kan overtuigen, dat gij eene
doodelijke zonde bedreven hebt, zoo lang gij maar in
eene losse en ongegronde vrees zult zijn van God verloren
te hebben, ïnoogt gij verzekerd zijn, dat gij hem. nog
bezit en dat zijne genade in uw hart woont (3).
—   Waarom dan, heb ik geen betrouwen op God en
geene liefde tot hem, in dien tijd van twijfclmoedigheid
en van vrees? Waarom blijft mijn hart dor en onver-
schillig?
(1) Prov. VIII, 17. (2) Zie den heiligen Alplionsiis do Liguori
in zijne verhandeling over de zedelijke Godgeleerdheid, (8) 11. LI-
guori in een italiaanaeh werkje; Ctinsiglï Ui sollieou e die onjüleii
sttiier itri amina desolate.
-ocr page 313-
309
VAN .IF.SUS.
Het betrouwen en de liefde bestaan niet in liet ge-
voel , maar zij zijn in den wil gelegen. Zoodra gij op-
regt betrouwen op God wilt hebben en hem beminnen,
dan is het zeker, dat gij hem bemint en op hem ver-
trouwt (1). Herhaal dan gestadig: Mijn God! ik bemin u
mijn God, ik verlang gedurig mijn betrouwen op uwc
barmhartigheid te stellen.
— O Jesvs, ik hoop inu,zelfs
legen alle hoop.
Al zag ik zelfs dat ik half inde hel
was, dan zou ik nog op u hopen
(2). O Jesusl mijn goe-
dertierene meester, maak dat ik m ij ten volle aan uwen
heiligen wil onderwerpe, en op uwe barmhartigheden
een onbepaald betrouwen hebbe.
5o. Jcsus wil, dat wij hem met eene liefderijke ovcrge-
ving aanspreken over al ivat ons aangaat, zoo ah over al
wat onze vrienden betreft.
— Gij hebt ongetwijfeld, mijn
lieve Christen, eenen vriend , dien gij in en voor God be-
mint, eenen vriend, die waarlijk dien naam verdient; hoe
zeldzaam ook dusdanige vrienden zijn, hebt gij toch zulk
eenen niet waar? Welnu! zie, hoe gij u jegens hem ge-
draagt, en gij zult weten, hoe gij u omtrent Jesus moet ge-
dragen, die u toch meer dan iemand ter weield bemint.
— Maar, mijn vader, het dunkt mij, dat ik zou te kort
blijven aan de hoogachting, die hem toekomt, indien ik,
in mijne betrekkingen met hem, dezelfde eenvoudigheid
en gelatenheid moest gebruiken, die ik jegens mijnen
besten vriend bezig. Voor dezen houd ik niets bedekt,
spreek hem van alles openhartig; ik verhaal hem dikwijls
de minste omstandigheden van mijne blijdschap, van
mijne vrees, van mijne hoop. Kr zijn duizende kleinig-
heden, waarvan ik aan anderen niet zou mogen spreken,
en waarvan ik hem met voordeel spreek: want het schijnt
mij toe, dat ik hem niet beter mijne vriendschap kan be-
wijzen, dan dat ik met hem met een kinderlijk betrouwen
spreek. Dikwerf zelfs, al heb ik niets meer te zeggen ver-
blijf ik gaarne met hem, omdat ik gevoel, dat zijne
tegenwoordigheid mij aangenaam en nuttig is, mij ver-
troost, en dat ik daaruit altijd tot mijnen voortgang in de
(1) S. Lignort, ibidem. (2) Jah. XTII, 15.
-ocr page 314-
MO
DE I.IEFPEVI.AMMEN
deugd eenig voordeel Irck. Meent gij clan, mijn Va-
der, dat ik met mijnen goddclijkon Meester aldus moet
handelen ?
— ,1a, voorzeker mijn lieve Christen, vrees niet,
spreek hem van alles wat u aangaat, zoo dikwijls dit
nooilig is, want gij zult hem niet vermoeijen. O! indien
gij hem bemint, zult gij hem altijd iets te zeggen hebben.
Hij is zoo goed, dat hij zijn vermaak neemt met ons, als
met zijne gelijken te handelen, en hij is zeer tevreden,
wanneer hij ziet, dat wij hem van onze geringste en
nietigste zaken kennis geven (1). Besef dit wel, beminde
Christen, Jesus bemint u, en draagt zorg vooru, alsof,
hij waarlijk op u maar alleen te denken had. Hij neemt
zoo veel aandacht op uwe belangen, dat men zou zeggen,
dat zijne Voorzienigheid zich met niets anders bezig houdt,
dan met u te helpen; zijne almagt, met u te beschermen,
zijne barmhartigheid en goedheid met medelijden met u
te hebben, u wel te doen, en door allerlei middelen,
uw vertrouwen en uwe liefde te winnen. Ontdek hem
dar. vrij geheel uw inwendige; verzoek hem, u tot leids-
man te willen dienen, om zijnen heiligen wil volkomen
te volbrengen, en spreek tot hem: Mijn Jesus, heb
medelijden met mij; ik geef mij geheel aan u over voor
den tijd en voor de eeuwigheid.
Bid hem voor de volharding der regtvaardigen: lieer
Jesus, verlaat uwc dienaren niet in hel midden der ge-
varen, waarin zij zich bevinden; stort over hen de over-
vloedigsle genaden, en verleen hun het eeuwige leven.
Smeek hem voor de bekeering der zondaren. Mijn God,
boeveel ongelukkigen zijn er niet, die zich dagelijks ver-
doemen? hoeveel zijn er niet, die aan do inspraken der
genaden, aan de tranen, aan den raad, aan het smceken
hunner biechtvaders wederstaan en die in staat van
zonde leven! hoeveel zijn er, die op dit oogenblik op
hun sterfbed liggen, aan welke mogelijk maar een uur
meer overblijft, om zich te bereiden, om voor den opper-
sten llcgter te gaan verschijnen, die hardnekkig blijven
(1) II. Liiruori, in zijn italiatmsch werkje: V\'ijte, om met Gcd
f/ednrig gentèemmm te handelen. No. 18.
-ocr page 315-
31-1
VAN .TESITS.
en het niet willen waarnemen, Bid en smeek voor hen,
Christen, en gij zult de genade hunner hekeering verwer-
ven; bid voor hen, want een ootmoedig,vertrouwend en
standvastig gebed is dikwijls voordeeliger voor de bekee-
ringeenerziel, dan menigvuldige onderrigtingen. Bid dan!
I!i<l God voor de Kerk — Smeek hem, van haar altijd
heilige priesters te verleenen, priesters volgens zijn hart,
priesters vol ijver voor zijn verheerlijking: mijn lieve
Christen, dat uwe liefde mij somwijlen ook in uwe
gebeden indachtig zij: ik zal van mijnen kant niet
ondankbaar wezen.
Smeek hem voor de bekeering der ongeloovigen en der
ketters. — Welk eene reden van droefheid en van bittere
tranen voor eene ziel, die Jesus bemint, wanneer zij zoo
veel millioenen menschen bemerkt, die hem niet, of
maar slecht kennen! Mijn God! mijn God, zult gij dan
nooit met uwe arme schepselen medelijden hebben! O
mijn lieve Christen! laat ons Jesus, onzen Zaligmaker
smeeken, van genadig te willen nederzien op zoo vele
zielen, die hem zoo veel gekost hebben. Laat ons voor
die ijverige priesters, die hun leven ten offer stellen,
om het licht des geloofs tot de uiterste palen der aarde
te gaan brengen, aanhoudende gebeden storten. Laat
ons bidden, en hun arbeid door onze gebeden verle-
vendigd, zal overvloedige vruchten van zaligheid voort-
brengen; laat ons bidden, en alzoo zullen wij aan de
hel eene groote meni te zielen ontrukken, in govaar
van daarin gedompeldg te worden. Laat ons bijzonder
voor onze broeders bidden, die het ongeluk gehad
hebben zich van do Katholieke Kerk af te scheiden. O!
laat ons dikwijls en vurig voor hen bidden, en onze
gebeden zullen hun de genade verwerven, van aan de
stem des Hoeren, die hen gedurig toeroept, van in den
schoot der ware Kerk weder te keeren, niet meer te
wederstaan, laat ons voor hen bidden , en onze gebeden
zullen den dag van hunne volmaakte terugkomst tot de
oenheid verhaasten ; laat ons voor hen bidden, en wij
zullen het hart van onzen goeden meester, die wil, dat
alle menschen zalig worden, grootehjks verheugen.
-ocr page 316-
312
T)E MEFnEVT.AMMEN
Bid Jesus voor al do personen, die gij lief hebt; gij
kunt hun geen heter bewijs uwer genegenheid geven.
Did hem eindelijk voor de zielen dos vagevuurs. —
Het zijn zijne welbeminde bruiden, on hij zal met
innige voldoening bemerken, dat gij werkt, om hare
pijnen te verligten.
Laat ons onophoudelijk bidden, en voor zinspreuk
nemen: Gebed, vertrouwen en liefde.
XLV. HOOFDSTUK.
Hoc zoet en minnelijk het jnk «les Heeren is,
«ij I. ii n il n zonder liet te (li.iucii. niet
gelukkig
zijn.
Venile ad me omncs, qui laboratis et onerati
estis, et ego reficiam tos. Tollejngem mewn
super ros, et inrenitis requiem animnhns
vestris? pigem enim menm snnve est, et
onus meum leve
Matth. XI, 28, 29, SO.
Komt allen tot mij, die belast en beladen
zgt en ik zal u verkwikken. Neemt
myn jnk op, en gij znlt de rust uwer
zielen vinden; want mijn juk is zoet
en mijn last is ligt
Do menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offe-
ren dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het
te vinden; om het na te jagen, stellen zij hun le-
ven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn
er, die het vinden? Helaas! naauwclijks zijn er eeni-
gen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve ge-
raken. En waardoor komt dit? het is, dat zij het zoeken
waar het niet te vinden is (1); men wil gelukkig zijn,
maar men wil het geluk niet gaan zoeken waar het
gelegen is. Men wil het in de rijkdommen, in de zinne-
lijke vermaken, in de eer, in de wetenschap aantref-
fen , maar vroeg ot laat is men overtuigd, dat dit
alles het hart niet kan bevredigen.
(1) Beata gens Ps. 62 — 8. ing Enairat II, in Ps XXXIII. —
Ejiud F.narrat, I in Ps. CXVlll.
-ocr page 317-
VAN JESUS.                                     313
Aanschouw dien mensch; hij heeft geheel zijn leven
gezwoegd, om schatten te vergaderen: het geluk dat
zij hem moesten bijbrengen, heelt hem in het midden
van zijn zorgen en zwoegen, van zijne vermoeidheden
en waken ondersteund. Nu zwemt hij in den schoot van
den overvloed, hij leeft in het midden zijner schatten,
alles schijnt hem toe te lagchen. Hij is zonder twijfel
gelukkig en tevreden? Helaas! hij bemerkt, dat de
rijkdommen beneden hem zijn, en dat hij voor dezelve
niet geschapen is (1); hij ziet il.it verre van hom
gelukkig te maken, zij hem niet anders dan onrust en
bekommering bijbrengen! niets ontbreekt hem en hij
wordt immer met nieuwe begeerten gekweld (2), hij zou
wenschcn te rusten, en gestadig is hij in beweging ter
zake van diezelfde rijkdommen. Arm en rampzalig
schepsel! hij heeft groote moeilijkheden, zorg en angst
ondergaan om zijne schatten te verkrijgen, en nu ziet hij
dat men ze met vrees bezit en met droefheid verliest (3).
De wulpsche mensch dompelt zich in zijne schandelijke
driften; hij weigert niets aan zijne slempzmht, hij zoekt
in de zinnelijke vermaken een geluk, waarnaar hij
haakt. Pijnlijk bedrog! hij vindt niets dan scherpstekende
doornen daar, waar hij rozen meende te plukken (i).
Zijn hartstogt vraagt zonder ophouden voedsel; de ramp-
zalige geeft hem dit.\' en hij gevoelt dat niets in staat is
om dien te verzadcn (5); hij gevoelt dat hij hem ge-
durig toeroept: Geef, geef mij nor/ meer. Het geluk is
dan in de zinnelijke vermaken niet gelegen... Ik hoor
den wulpschen mensch mij antwoorden: neen, neen, ik
heb gemeend het daar te vinden, ik heb bet daar gezocht
en ik heb het ondervonden, dat die schijnvermaken maar
één oogenblik duren, terwijl do wroegingen, die het
gevolg daarvan zijn, van eenen eeuwigen duur zijn ;C).
De hoogmoedige mensch heeft hemel en aarde bewogen
(1) S. Bern., Scrm. 4 in adv. Dom. — S. Ang. Enarrat. II. in
Ps. XXXVIII. (2) S. Ang. Knarrat. II, in Ps. XXIX No. 17. ;S) S.
Bern. serm. 42 do direrais. (4) S. Aug. in Ps XXXV. (4) S. Bern. De
contempti mnndi,
cap. TI — Kjnsdem tract De rita et moribus cleri-
corum
cap_. X. (G) Kjusdem. De coitversione atl clericos, cap V. De
omore />«», lil). III, rap. II.
-ocr page 318-
314
DE MEFDEV1.AMMEN
om tot eereainbteii te geraken, liij heelt ze gevonden en
is daarvan verzadigd geworden. Iedereen roemt zijn
geluk en benijdt zijn lot: maar hij, hij is ongelukkig,
hij wenchle iets, dat door zijnen hoogmoed te stroo-
ien, zijn hart kon vervullen en hij wordt gewaar,
maar helaas, te laat, dat hij zich bedrogen heeft,
en dat hij maar cenen ijdelen rook hoeft opgevangen.
Ken geleerde voegt dagelijks nieuwe kennis bij die,
welke hij reeds bezit: hij leert alle dagen, hij ont-
dekt dagelijks nieuwe waarheden. Is hij met dit alles
gelukkig? Ach! zijn hart blijft dikwijls zeer onverza-
digd on hij wordt eindelijk gewaar, dat al de we-
tenschappen nietig en ijdel zijn en onbekwaam om
hem waarlijk gelukkig te maken.
O mijn God! waar is dan het geluk? waar zal ik het
op deze aarde gaan zoeken ? Is het in de paleizen der
koningen on dergrooten dezer wereld? Doch dezo zijn de
verblijfplaats der knagende zorgen en verdriet, die
des te bitterder vallen, omdat men ze dikwijls onder den
uitwendigen schijn van vergenoegen vermomt. Is het in
de woningen der rijken? Maar ik ontdek daar niets dan
tranen en droefheid. Is het in het verblijf der zondaren ?
ik vind daar niets dan grievende knagingen. O mijn
God! waar zal ik dan dit geluk, dat ik niet kan missen,
vinden, waar zal ik dit zwaarwigtig pak van ellenden,
waarmede ik overladen ben, kunnen afleggen?.. Ach!
ik hoor u antwoorden, o zoete Jesus! komt tot niij zegt,
gij en ik zal u verkwikken. Ja, mijn Jesus! gij alleen
kunt mij de rust, den vrede, het gewenschte geluk geven,
zonder welk ik niet meer kan leven. Te vergeefs za! ik
het in de rijkdommen, in de eer, in de vermaken of in
eenig hoegenaamd schepsel gaan zoeken, nooit zal ik tot
mijn oogmerk geraken. Mijn hart zal immer ziek, immer
ongerust, immer misnoegd zijn. Gij zijt het, o mijn God !
die dit. alzoo toelaat, omdat dit hart voor u alleen gescha-
pen zijnde, nooit eenige rust heeft, zoo lang het u niet
geheel en al toebehoort (i); alle andere voorwerpen bui-
(1) 8. kxxg. Conftst. lib. I, cap. I.
-ocr page 319-
VAN .IESUS.                                    315
leu u, kan hot wel bezitten, doch zij kunnen het niet
vervullen en gelukkig maken (1).
Neem mijn juk op u.0 rampzalige Adamskinderen! daar
is het oenige middel, dat gij hebt om tot het ware
geluk te komen. Laat uwe hartslogten daar, veracht
liet menschelijk opzigt, dit gebrek der flaauwe en
kra.-.hlelooze harten, versmaadt de oordeclen eener ver-
achtelijke wereld en neemt het juk van Jesus Christus
op... Oat dit woord: juk, U niet vcrschrikke; het juk
loch, dat de Heer ons oplegt, gelijkt geenszins naar
bet juk van den duivel on van de wereld, het is een
juk , dat uitermate ligt is. O gelukkig is hij, duizend
en duizendmaal gelukkig, die dit heilig juk draagt!
gelukkig is hij , die Jesus bemint! hij begrijpt, hoe
zoet zijne dienst en hoe onuitsprekelijk zijne liefde is.
Naauwelijks heeft de groote Apostel ondervonden
hoe zoet het juk van Jesus Christus is, of hij roept
uit: Ik ben verzekerd, dat noch dond, noch leven, noch
angsten, noch de overheden noch mcglen^ noch het te-
genwoordige, noch het toekomende, noch de menschclijkc
magt noch cenig ander schepsel mij van de liefde van
God en Jesus Christus, onzen Heer, zullenkunnen afschei-
den
(2). In het midden van de moeijelijkheden, don ar-
beid, de gedurige beproevingen en gevaren van zijn
apostelschap, was hij zoo gelukkig, dat hij den ge-
loovigen van Corinthe deze merkwaardige woorden
schreef: In het midden van al mijn lijden, ben ik met
troost vervuld en met blijdschap overladen
(3).
Wanneer heeft men ooit een mensch van de woreld-
pehe vermaken dronken , aldus hooien spreken ? wanneer
beeft men hem, in het midden zijner grootste vreugde
zelve ooit hooren zeggen: Ik ben gelukkig ? Nooit! nooit!
Zijne dagelijkscho droevige ondervinding heeft hem inte-
gendeel dikwijls doen getuigen, hetgeen in zijnen mond
van groot gcwigt is en met Salomo doen zeggen: dat hij
overal daarin niets anders dan nietigheid en droefheid
vond; en dat alles liier op aarde, ijdelheid en bedrog
is(4).
(1) S. Bern. Trad. de rita et morib. Clericorum , cap. (2) Hom.
VIII 87—89. (8) II. Cor. VII. (4) Eccli. 1, 2.
-ocr page 320-
816
riE MEFnEVLAMMEN
Men spoorde den heiligen Polycarpus aan, om de
dienst van Jesus Christus te verlaten en men bedreig-
de hem met den dood, zoo hij niet gehoorzaamde.
Wel hoe\\ antwoordde hij ganseh verontwaardigd, hel
is nu zes en tachtig jaren, dat\'ik hem dien ; hij heeft
mij gelukkig gemaakt, door mij met alle soort van ge-
naden Ie vervullen , en gij zov.dt mij hem willen doen
verlaten] Neen, neen, liever sterven
(1).
De heilige Augustinus had voor zijne bekeering een
zeer zinnelijk loven geleid, hij had vele jaren in de ver-
geteldheid van God en in de ongeregtigheid der driften
doorgebragt. Eindelijk tot de deugd wedergekeerd zijnde
en van eene heilige blijdschap verrukt, omdat hij uit zijne
boei jen verlost was, maakte hij zijne dankbaarheid rucht-
baar in dezer voege: O mijn God! gij hebt mijne banden
verbroken (2). Dat mijn hart en mijne tong u eeuwig
loven, omdat gij mij uw zoo minnelijk juk en het zoo ligte
pak van uwc wet hebt doen ontvangen! Wat groot ver-
maak vond ik eensklaps niet in mij te berooven van dezulke
die slechts ijdele vermaken waren, en welker berooving,
die eerst mijne vrees veroorzaakt had, in vermaak ver-
anderd werd! Gij zelf verdreeft ze uit mijn hart, gij, op-
regte en opperste zoetheid, gij verjoegt ze, en naamt
hunne plaats in; gij liefelijkheid, die alle genoegens over-
treft, maar die den vleeschelijken en wulpschen monsch
onbekend is !... Alsdan was de geest bevrijd van de pijn-
lijke zorgen, die het hart verscheuren van hen, die de eer,
de vergankelijke goederen en do zinnelijke vermaken dezer
wereld najagen, en ik schiep mijn genoegen met tot h
mijne toevlugt Ie nomen, gij, die mijn roem, mijn Zalig-
maker, mijn lieer en mijn God zijt... Ach! te laat ben
ik begonnen u te beminnen, herhaalde hij dikwerf (3);
o onvergankelijke schoonheid! te laat ben ik begonnen!
Doch gij hebt mij eindelijk uwen hemelschen geur laten
toekomen; ik heb dien ingeademd , en van dat oogenblik
af, haak ik naar u. Gij hebt mij uwe onuitsprekelijke zoet-
heden doen smaken, en zij hebben mij eenen honger en
(1) Ex. Epist. Ecclcs, Smyrnensis ad Ecclesias Fonti. (2) S
Auü Confess. lil). X, rap. 1. (8) S. An^. ibid. lih. X, rap. 23.
-ocr page 321-
t!7
VAN JESUS.
dorst, die mij verslinden, naar u doen hebben.... 0 mijn
Jesus! (1), het is niet genoeg u te beminnen, men moet
niets hoegenaamd beminnen, dat men om uwent wil niet
bemint. O liefde, welker vuur altijd brandt en nooit uit-
gedoofd wordt, o liefde, die mijn God zijt, ontsteek mij.
De heilige Franciseus Xaverius bevond zich in de
dienst van Jesus zoo gelukkig, dat hij dikwijls, den
uitwendigen stroom van blijdschap niet meer kun-
nende verdragen, uitriep: Heer, Heer, het is genoeg,
ik kan het niet meer verdragen.
Ik zou deswege nog talloozo voorbidden kunnen
aanhalen; maar ik bepaal mij bij deze vier, die ik als bij
toeval uit de jaarboeken der Heiligen heb genomen. Zij,
die God beminnen, hebben mij genoeg verstaan en zij
weten, hoe zoet en aangenaam zijne dienst is. Oja,ik
zeg en herhaal het en mogten alle mensehen mijne stem
hooren; gelukkig, duizendwerf gelukkig is hij, die Jesus,
onzen goeden Meester, bemint en dient! een diepe vrede
zal hem toekomen: 1\'a.c multa diligcntibus legem luam.
Mij zal op deze wereld een geluk genieten, dat Jesus hem
alleen kan geven, hij zal die zoo zalige rust van een goed
geweten smaken; zijn hart zal van reine vermaken, van
onuitsprekelijke vertroostingen overgoten worden; hij zal
met eene heilige onderwerping de ongemakken dezes
levens verdragen en den dood zal hij zonder ontsteltenis
en vrees zien naderen, omdat zijne ziel zonder vlek en
wroegingen zal zijn. Paxmultadiligcnlibus legemluam.
Ja, mijn lieve Jesus, Pax multa diligentibus legem tuam.
De vrees is het erfdeel van hen, die u beminnen! buiten
u is deze vrede niet te vinden! Dat anderen de ver-
maken, de eerambten, de rijkdommen tot hun erfdeel
verkiezen, voor mij o Jesus! ik verkies u voor den
God van mijn hart. Gij zijt mijn erfdeel, mijn geluk,
mijn schat, mijn al, gij alleen zijt mij genoeg (2).
Ik gevoel, dat ik niet leven kan zonder de rust enden
vrede, die uit een goed geweten voortkomen, dat ik
zonder Jesus niet kan leven. Ik moet dan, wat het mij
(1) S. Aug. Con/ess, Lil).X,caijXXXlX. (8)8. Aua.Euurat, iu Ts.XV.
-ocr page 322-
318
UE L1EFDEVLAMMUN
ook moge kosten, dien goeden Meester toebehooren.
Wat een geluk voor mij, wanneer ik mij niets meer
zal te verwijten hebben! wat een geluk wanneer ik,
mijne oogen hemelwaarts slaande, zal mogen zeggen:
Die schoone hemel, in welken met glans honderd milli-
oen sterven glinsteren, is het huis van mijnen vader,
van mijnen besten vriend, van mijnen God
; hij bemint
mij, en ik bemin hem ook!
Wat groot geluk! wereldsehe en vloesehelijke ïnen-
sehen, gij beseft dit geluk niet, maar zuivert uwe
harten, en weldra zult ge begrijpen, hoe groot het is.
Mijn zoete Zaligmaker, gelief mij onder uwe trouwe
dienaren en onder uwe lievelingen aan te nemen! ik weet
dat ik, op verre na, dusdanige gunst niet verdien; do
ontelbare zonden van mijn voorgaand leven maken mij
die onwaardig, ik weet maar al te wel, dat ik uwe
gramschap verdiend heb. Helaas! ik ondankbare en
ontaarde zoon, ik heb u schandelijk verlaten, om uwen
wrcedsten vijand na te jagen: O mijn Vader, ik ben niet
meer waardig uw soon genoemd te worden;
(1) maar
evenwel wil ik altijd mijne hoop op uwe goedheid stellen.
Zie, ik bevind mij thans geheel bedrukt op het aanschouwen
uwer barmhartigheid, en geheel beschaamd van , door
u zoo schandelijk te verlaten, te kort te zijn gebleven
aan den eerbied, dien ik u verschuldigd was; verwaardig
u , mij in uwe genegenheid te herstellen, en ontsteek mij
door uwe heilige liefde, opdat ik u nooit meer verlate.
O Josiis! waarom kan ik u zoo zoor niet beminnen, gelijk
gij het verdient! Ach! ik bemin u ten minste uit geheel
mijn hart meer dan andere zaken, meer dan mij zelven
en ik verlang uwen hemel, ten einde u aldaar voor eeuwig
te mogen beminnen, zonder te moeten vreezen, van
u ooit te kunnen verliezen. Wat kan ik voor mij in den
hemel en op de aarde anders wenschen, dan u alleen,
o God van mijn hart, en mijn erfdeel voor de eeuwig-
heidl
(2) O Jesus! gij zijt mijn eenige schat, mijne ecni-
ge liefde; gij alleen zijt mij genoeg. O Maria! al
(1) Lue. XV, SI. (2) Ps. 1,XXU, 84, 26.
-ocr page 323-
VAN JEBUS.                                    311)
mijne hoop na Jesus! trek mij geheel en al tot God
door uwe gebeden, en verwerf mij dat ik tot het
einde toe volharde. Amen.
OEFENINGEN.
Men uing niet uitstellen van zien geheel
aan Ciod te geven.
Mijn lieve Christen, hier zijn wij bijna op het einde van
ons werk gekomen; ik heb zoo veel het in mijn vermogen
was, u trachten te doen verstaan al de uilgestrektheid van
Jesus liefde tot u; ik heb mijne krachten ingespannen
om u tot dankbaarheid jegens hem op te wekken, en ik
heb gewerkt om u te bewegen tot alle gevoelen van een
kinderlijk betrouwen, welke die goddelijke meester in al
de harten van hen, die hem dienen , wenscht te vinden,
llcb ik nu mijn doel bereikt.\' Kunt gij mij antwoorden:
Ik bemin mijn God met geheel mijn hart, en ik heb een
vast betrouwen op zijne barmhartigheid, welk niets be-
kwaam is mij te otitrooven\'?
Ach! ik hoop dat Jesus mijne
pogingen zal gezegend hebben, en dat uwe ziel door de
aantrekkelijkheden der goddelijke liefde, zich zal hebben
laten onderwerpen. Leef dan gelukkig en in vrede, en
verbind u meer en meer aan onzen goeden en teedcrhar-
tigen Meester, tot de dood u kome vinden en u voor
zijne voeten brengen, om de onsterfelijke kroon van heer-
lijkheid, en de belooning, die hij zijnen getrouwen
dienaren beloofd heeft, te gaan ontvangen.
Maar van waar komt deze schielijke droefheid, waar-
mede mijne ziel overvallen wordt! Helaas! mijn lieve
christen, ik zal u met eenvoudigheid bekend maken wat
er in mij omgaat. Het dunkt mij dat ik onder hen,
die zich de moeite zullen geven van dit werkje te lezen ,
een ellendigen christen bemerk, die er geen nut uit zal
willen trekken, en die, alhoewel hij misschien wel over-
tuigd is van de noodzakelijkheid om aan zijne zaligheid
te werken en Jesus liefde voor liefde te geven, nog-
tans in zijn hart zal zeggen: Morgen, morgen, morgen
"al ik mij bekeeren; morgen zal ik mijne midankbaar-
lieid staken en Jesus beginnen te beminnen.
-ocr page 324-
320
DE LIBFDEVLM1MEN
Ik smeek u, wie gij ook ook zijn moogt, diealdus redeneert,
wil uw gemoed niet verharden, (1) enkeer weder totGod
die u roept; uw geluk in deze en in de andere wereld
hangt er van af. Zeg het regtuit, is het niet waar, dat gij
een ongelukkig leven leidt, met u alzoo van God te
verwijderen? Gelijkt uwe ziel niet waarlijk aan eeue zee,
welker baren gedurig onstuimig zijn? (2) Is hel niet waar,
dat uwe hartstogten uwe wreedste beulen worden? (3)
Moet gij niet bekennen, dat de wroegingen zonder ophou-
den uwc schijavermaken komen storen? Antwoord mij,
antwoord. Te vergeefs tracht gij u te verblinden; te ver-
geefs werkt gij om u te overtuigen, dat gij gelukkig zijt,
gij draagt in uw hart twee getuigen, wier gezigt noch
verwijtingen gij kunt ontvlugten: ik wil zeggen, God
en uw geweten. Ga waar gij wilt, hetzij in den hemel,
hetzij in den bel, hetzij in liet hart der aarde; verberg u
in de dikste duisternissen, altijd zult gij deze twee getuigen
bij u hebben, zij zullen u altijd herhalen: (4) Het leven is
kort, de dood nadert en de eeuwige afgronden ontsluiten
zich onder uwe voeten;
in het midden uwer vreugde-
feesten en vermaken, zullen zij u gedurig toeroepen:
Rampzalige, zjt gij hierom op de wereld? Werkt gij
zoo aan uwe zaligheid ?
—    Het is waar zult gij mij zeggen, dat deze twee
getuigen mij overal volgen, maar ik word hunne ver-
wijtingen gewoon, die maar weinig indruk op mijn
hart meer maken; ik leef gerust.
—   Hce! gij leeft gerust en intusschen voedt gij de
zonde in uw hart! gij bemint God niet! ach! wee! wee
uwe rust! zij is duizendmaal schrikkclijker dan de storm.
—  Doch met dat alles bemerk ik niet, dat er mij, na
mijne zonde en na den Heer niet gediend te hebben, een
groot ongeluk is overkomen; (5) mijne zaken zijn voor-
spoedig en vallen wol uit, mijne rijkdommen nemen toe,
ik zwem in de eer en hoogachting bij de menschen; (6)
wat zou er mij beter overkomen, zoo ik God moest dienen?
(1) l*s. XCI.V, 8. III Isa. LV1I.80, 31. (3) Au;;. Confen. lib. 1. cap.
XII. (4.) S. 4ug. Euarr. II. iu I\'s. XXX, No. 8. (6) liccl. V. 4.
(6) Job. XVI, 7, 9, 13.
-ocr page 325-
3*1
VAN JESUS.
O dwaze! weet gij niet, dat dit geluk, waai over gij u
zoo beroemt, eene diepe kolk is, waarin gij weldra zult
vallen (1)? Weet ge niet dat God, op zekere wijze, de
lioozen laat geworden, om hen daarna te zwaarder te
straffen? Ach! uwe blijdschap is gelijk, aan die van
eenen visch, die gretig den haak vastgrijpt, waarmede hij
staat gevangen worden (2); uw geluk zal slechts kortston-
dig zijn en weldra zult gij anderen uwe schatten tn waar-
digheden overlaten. (3) Weet gij niet, dat God nooit meer
vergramd is tegen den zondaar, dan wanneer hij hem in
liet midden zijner boosheden voorspoed laat overko-
men (4)? Ach, mijn broeder! ik smeek u, begrijp be-
ter uwe ware belangen en zoek voor alles het rijk Gods
en zijne regtvaardigheid
(5). Helaas, indien gij in de
ondeugd zaait zult gij spoedig onheilen maaijen (6).
In den dood zal uwe hoop verijdeld en vernietigd worden.
Ci) zij z il als kaf zijn, dat door den wind weggevoerd
wordt; zij zal gelijk zijn aan het schuim der zee, dat
in het midden der woeste baren verdwijnt, of aan den
rook, die zich in de lucht verliest, of eindelijk aan de
indrukken, welke de voorwerpen in het geheugen eens rei-
zigers laten, die ze maar in het voorbijgaan gewaar
wordt.
(8) Gij zult eensklaps, als gij hel minste daaraan
denkt, door den adem des Heeren nedergeveld en door
den stroom zijner gramschap weggenomen worden
(9).
—  Maar deze zijn maar ijdele bedreigingen?
—  Wel hoel ijdele bedreigingen! hoor wat de heilige
Geest in het boek Job antwoordt: Sedert dat demensch op
«arde gesteld is,
zegthij, heeftmen altijd opgemerkt, dat
de zegepraal van den booze niet lang duurt, en dat zijne
blijdschap kortstondig is. Te vergeefs verheft hij zijn
trotsch hoofd lot de wolken, hij zal als drek vergaan en
die hem in zijnen luister zullen gezien hebben, zullen
«ragen, waar is hij nu? Als een ijdele droom zal hij
verdwijnen, hij zal verdwijnen gelijk eene schim. Zijne
. (1) S. Aug. Enarrat in Ps. XXX No. 8. (2) S. Aug, Enarratin Ps,
XIC, No. 8. (8) Ps. XLVIII. 18. W Aug h\'narral in Ps. IX. No. II
?) Lac. XII, 81. (6)Pror. XII, 8, Job. IV, 8. (7) Prov. XI. 7. (8)
8«P V, 16. W Job. IV, 8, 9.
21
-ocr page 326-
SM
DK LIEFDEVI.AMMEN
kinderen zullen vergaan van armoede en zijne eigene
handcnzullcn hem liet kwaad toebrengen dat hij gedaan
heeft.
(1)
—   Ik zou mij gaarne bekeerenj doch ik vrees het
gepraat der menschen.
—   Laat de menschen praten en betracht uwen pligt.
Wel hoe! als het er op aan komt, om eene geringe som
geld te winnen, of tot eene verhevene plaats te gera-
ken, of eene winstaanbrengende bediening te bekomen,
werkt gij openlijk en stoutelijk, zonder u veel te bekom-
meren met hetgeen anderen mogen denken of zeggen;
en wanneer gij God moet dienen en den hemel winnen,
o, dan durft ge niets doen uit vrees van aan dezen of
dien persoon te mishagen! Ach, gij moet toonen dat
gij een ware Christen zijt; gij maakt u een\' slaaf van
anderen! O lafhartigheid! wordt rood van schaamte,
onwaardige Christen! gij hebt moed en kracht voor
alles, uitgenomen om God te dienen. Spreek! zeg mij
eens, als gij u zult verdoemd hebben, om de menschen
te believen, zullen zij u dan uit den afgrond der hel
kunnen verlossen? Zij zullen met uwe lafhartigheid
den spot drijven en u verachten.
—  Wat moet ik dan doen?
—   Hetgeen gij doen moet, is alle menschelijke op-
zigt versmaden, is voor hemel en aarde belijden en
toonen wie gij zijt, namelijk een Christen, die dezen
glorierijken eernaam waarlijk verdient en naauwkeu-
rig al de pligten volbrengen, die hij u oplegt.
—  Maar men zal van mij spreken!...
—  Ja gewis; en men zal zeggen, dat gij manhaftig,
dat gij grootmoedig zijt en tegen één mensch, die
uw gedrag zal afkeuren, zullen er honderd zijn, aan
wie het ten voorbeeld zal kunnen strekken. Doch dat
de wereld zegge wat ze wil, het is niet minder waar,
dat gij Jesus toebehoort en u geheel aan hem moet
geven. Is Jesus dan een meester van wien men zich
moet schamen de dienaar te zijn? Is het eene schande
te bekennen, dat men zijn leerling is?
(1) Jol). XX, 4, 6, 8, 7, 8.
-ocr page 327-
:m
VAN .IFSUS.
—  De biecht maakt mij bevreesd.
—  Ach! het is omdat gij ze niet kent. Gij weet niet
welken onuitsprekelijken troost zij bezorgt aan eene ziel,
die door wroegingen verteerd wordt; gij weet niet, wel-
ken vrede zij in een hart stort , dat hare aantrekke-
lijkheden niet gevoeld heeft; gij kent de gelukkige
verandering niet, welke zij in al de arme zondaren, die
tot haar hunne toevlugt nemen, uitwerkt. Mijn lieve
broeder, geloof wat ik er u van zeg: Ik ben de bedie-
naar van den God der waarheid, ik heb geen het minste
belang om u te bedriegen, ik wensch integendeel uw
geluk, zoo als ik het mijne verlang. Welnu, ik magu
verzekeren, dat niets ter wereld kan vergeleken worden
met het geluk, dat een waarlijk tot God bekeerde ziel
geniet, wanneer zij, na al haar wonden aan den pries-
ter ontdekt te hebben, uit zijnen mond deze troost-
volle woorden hoort: Ga in vrede, ik verklaar het u van
wege God, uwe zonden zijn u vergeven
, alles is verge-
ten. Ga en zondig voortaan niet meer.
Ik weet dat liet
somtijds veel kost, om al zijne gebreken aan eenen ande-
ren mensch te openbaren. Maar kan eene oogenblikke-
lijke schaamte vergeleken worden bij de zalige vruchten,
die zij voortbrengt? Is het niet beter zich eenige ston-
den voor de voeten van zijnen evenmensen te ver-
ootmoedigen en alzoo de vergiffenis zijner zonden te
bekomen, dan te wachten tot dat God het op zich
neemt ons te verootmoedigen? Ach indien gij u niet
wilt vernederen door een ootmoedige belijdenis uwer
zonden, dan zal u God zelf door de kracht zijner hand,
welke u verpletten zal, verlagen. Zult gij zijne
schrikkelijke slagen kunnen ontvlugten ? besef dit wel:
zoo zacht en zoo ligt die hand is, om den ootmoedige
op te rigten, zoo sterk en zwaar is zij , om den hoovaar-
dige te vernederen (I). Ga , mijn lieve broeder , ga u voor
de voeten van eenen priester van Jesus Christus werpen,
vertoon hem al de wonden uwer ziel en God zal ze
genezen; geef hem al uwe ongeregtigheden te kennen,
(1) S. Aug. Enarrat. II in P». XXXII.
-ocr page 328-
DE UEFDEVI.AMMEN
en God zal ze uitwisschen (1). Schep moed! doe u
eenig geweld aan, God zal het overige doen. Ga tot
Jesus en Maria; smeek hen u te willen te hulp komen,
en leer door u zei ven ondervinden, hoe troostend en
aangenaam het is den Heer te dienen. Kloek aan! het
leven is kortstondig, het vervliegt als een droom en
weldra zal de dood u komen treilen. Och! hoe troos-
tend zal het u in die laatste oogeublikken zijn, eene
goede biecht gesproken te hebben, toen gij nog in volle
gezondheid waart! hoe gelukkig zult gij zijn, uw gewe-
ten in goeden staat gesteld te hebben! Wijd u dan aan
den Heer toe, niet morgen, van heden af, aanstonds,
kost wat het kost! wees aan hem, gelijk zijn kind, zoo gij
hem niet later als slaaf wilt toebehooren. Wijd u aan
hem toe, dien hem ongedwongen, bemin hem tot
uwen laatsten snik, en de hemel zal uw loon zijn.
Ach! mijn God! hoevele rampzalige zondaars zijn er
niet, aan welke men honderde malen in hun leveu
gezegd heeft: Bekeer u, en spreek eene goede biecht, en
die, met altijd tot \'s anderen daags uit te stellen, door den
dood zijn verrast geworden! Waar zijn ze nu? Helaas
zij liggen in de hel om hun ongelukkig lot te beweenen,
hunne lafhartigheid te vervloeken, en zij zijn daar voor
alle eeuwigheid! O mijn broeder! dat hun voorbeeldu
leere wijs te zijn om uwe bekeering niet meer uitte stel-
len. Indien het u lieden pijnlijk valt, om dien gevaarlij-
ken omgang af te breken, om deze slechte gewoonte uit
te roeijen, om het menschelijk opzigt te overwinnen,
om eene zalige biecht te spreken , dan zal het u morgen
nog lastiger en pijnlijker vallen. Keer dan tot God
weder zonder langer uit te stellen. Werp u in de armen
van Jesus; hij is de goedheid en barmhartigheid zelve,
en nooit heeft hij eenen boetvaardigen zondaar verstoo-
ten. Gelukkig is de mensch die hem zoekt! gelukkiger
degene, die hem gevonden heeft! en duizendmaal ge-
lukkiger hij, die hem bemint! hij geniet een geluk ,
dat geene menschelijke tong kan uitspreken (2).
(1)  S. Au». Enarrat. II, in Pb. XXX , No. 12, 15. passim.
(2)  S. Bernara.
-ocr page 329-
VAN JESÜS.                                           325
XLVI. HOOFDSTUK.
De Hemel.
Oculut non vidït nee uitrit aud\'wit nee
in cor kominis ascendit qua praepa-
ravit Deus iis qni dilligutU Mum
1. Corinth. II. 9.
Nocli oog heeft ooit gezien, noch oor
gehoord, noch \'s menscheu hart heeft
ooit kunnen hevatten, wat God he-
reid heeft voor hen, die hem he-
miniien.
De hemel! de hemel! o mijn Goil 1 mijne ziel
slioomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt
van blijdschap en liefde, en mijne oogen veran-
deren als in een tranenvloed, wanneer ik alleen op
dit heerlijk verblijf denk.
Ik begrijp, hoe zalig het is, den Heer te dienen,
als ik op den hemel denk; ik besef, dat er geene even-
redigheid is tusschen de wederwaardigheden van dit
leven, en het loon, dat ons in het toekomende bereid is.
Al mijn druk, al mijn lijden verandert in vermaken,
hij de gedachte aan den hemel; de vernederingen en
verachtingen verrukken mij, en het schijnt mij toe,
dat de zwaarste kruisen voor mij zeer ligt worden (1).
O hemelsch paradijs! wie zal ons leeren, wat gij zijt.\'....
David roept uit: Stad Gods, men verhaalt van n roem-
ruchtige dingen!
(2) O, hoe wonderbaar zijn uwe taber-
nakelen
(3) en hij zegt er niets meer van. De heilige
Paulus wordt tot in den hemel opgenomen; hij zal ons
ongetwijfeld eene verhevene beschrijving geven van
alles, wat hij gezien heeft\'? volstrekt niet. «Het is
onmogelijk te beschrijven wat ik gezien heb, zegt hij
in een\' zijner brieven; geen menschelijke tong kan de
(1) 8. Hieronym , EpütoU ad Demitrium. (a) Ps. LXXXVI, i.
(8) P». LXXXIII, ï.
-ocr page 330-
326
DE LIEFÖEVI.AMMEN
schoonheid des hemels, noch de genoegens, die men er
geniet uitleggen (1). Al wat ik daarvan kan zeggen, is
dat geen oog ooit gezien heeft, noch oor ooit gehooid,
noch dat \'s mensehen hart ooit begrepen heeft, wat God
bereid heeft voor hen, die hem beminnen."
Aldus spreekt de groote Apostel. Wel hoe! ben ik
dan niet zeer vermetel van de beschrijving van de
heerlijkheden en wellusten des hemels te durven on-
dernemen? Is dit niet gelijk zijn aan een kind, het-
welk in het midden der woeste bosschen is opgevoed,
en dat, een denkbeeld willende geven van de pracht
onzer koninklijke hoven dezelve met de arme hut,
waarin het geboren is, zou vergelijken ? .. .
Ja, mijn God, ik beken mijne vermetelheid en al
mijn onvermogen; desniettegenstaande zal ik spreken.
Ken ongelukkige balling spreekt altijd gaarne van zijn
vadarland, alhoewel hij zeer wel weet, dat alles, wat
hij daarvan zegt, op verre na inderdaad zoo niet is.
Ik zal dan spreken.
Och! wat een verrukkend verblijf is het hemelsche
Jeruzalem! deszelfs muren zijn van de kostelijkste ge-
steenten gemaakt; hare poorten blinken van den glans
der fijnste paarlen; hare straten en markten zijn met
het zuiverste goud bevloerd; hare hoven met bloemen
versierd, vertoonen het heerlijkste gezigt (2). Daar hoort
men gedurig het aangenaamste vreugdegejuich, daar
zingt men zonder ophouden vreugde- en lofliederen,
daar hoort men niets anders dan een hartverrukkend
gejuich en het eenstemmig zoete geluid der gelukzalige
geesten (3). Daar verspreiden de balsem en de reukwer-
ken den aangenaamsten geur; daarheerscht een vrede,
eene rust, die alle gedachten te bovengaat, eene stilte
boven alles wat men zich kan inbeelden, een eeuwige
dag, eene eendragt door een\' en denzell\'den geest ge-
vormd, die alles levend maakt, eene ongestoorde veilig-
heid, eene verzekerde eeuwigheid, eene altijddurende
gerustheid, een behagelijk geluk, eene onuitsprekelijke
(I) II Coriuth. XII, *. (2) Apoc. XXI, 18,19, SI. — Tob. XIII, 22.
(8) Tob. X11I, 22.
-ocr page 331-
327
VAN JKSUS.
hemelzaligheid, een wellustige aantrekkelijkheid: het is
daar, dat de regtvaardigen in het koninkrijk van hunnen
hemelschen Vader gelijk de zon zullen blinken (1). O !
wat voorregt bij de kooren der Engelen te mogen wezen
en voor eeuwig in dat gezelschap der patriarchen en
profeten, der apostelen en der martelaren, der belijders
en der maagden te zijn, en bovenal van de glorierijke
Maagd Maria, de Moeder van God! wat groot geluk voor
allen, vrij te zijn van vrees, droefheid, verdriet, smart,
ongenoegen, arbeid, zwarigheden, ongerustheden, met
één woord, van alle gebrek en noodwendigheid (2)? Maar
welke overvloed van vertroostingen! wat menigte wel-
lusten! wat overmaat van blijdschap! wat groote uitge-
strektheid en wat afgrond van vermaak, de onuitspre-
kelijke schoonheid en luister der heilige Drievuldig-
heid te aanschouwen, dit oneindig wezen, dat men
niet kan begrijpen, dat minzaam en bekoorlijk licht,
dat men niet genoeg zou kunnen beminnen; van het
hemelsche Sion den God der goden, den Heer der hoeren
te aanschouwen; van hem te zien, niet in eenen spiegel
en als een raadsel, maar van aanschijn tot aanschijn
(3), met één woord, van de heilige menschheid te zien
van Jesus Christus in den staat zijner heerlijkheid.
Indien men zoo veel genoegen vindt op de aarde, in
de grootheid, de verscheidenheid, den loop, den luister
der sterren, den glans en de stralen der zon, de schitte-
rende witheid der maan, de klaarheid, die door de lucht
verspreid is, te aanschouwen; in de verschillende voge-
len, bloemen, landschappen, kleuren te bewonderen; in
de verrukkende stemmen en het streelend geluid der
speeltuigen te hooien; in den aangenamen geur der
bloemen en der reukwerken te rieken, in zich met lekkere
spijzen te voeden; indien dit alles het hart verrukt en
met blijdschap doordringt, hoe groot zal dan die stroom
van vermaken niet zijn, waarmede de ziel verzadigd
wordt, wanneer zij hem zal mogen zien, hooren, voelen,
smaken, ten volle bezitten, die de schoonheid en de
(1) Mattli. X11I, «. (3) Apoc. XXI (8) 11 Coiinth. XII, 13.
-ocr page 332-
328                            I LIEKDEVI.AMMEN
goedheid zelve is, de oorsprong, waaruit alles voortkomt
wat op deze wereld schoon en goed is, de vruchtbare
bron van al de volmaaktheden, van welke al het overige
maar een klein uitvloeisel is? Ach! nu besef ik, welk
de staat is van den verrezen mensen, wanneer hij zijno
gelukzalige eeuwigheid binnentreedt. Het is, even als
de lente, op eenen strengen winter volgende, de natuur
komt vernieuwen, hemel en aarde komt versieren, en
aller harten verblijden. Maar wat zeg ik? er is meer
verschil tusschen deze twee zaken, dan tusschen de dikke
duisternissen van den akeligsten nacht en den glans
der middagzon. Hoe liefdelijk is dan het verblijf van dit
hemelsche Jerusalem, dewijl men aldaar in overvloed
vindt al wat kan behagen, en dat al wat zou kunnen
mishagen daaruit verbannen is! (1) O! hoc verruk-
kend is het, het geluk te hebben den Almogende
in alle eeuwen der eeuwen daar te mogen loven |2)!
O gelukzalig verblijf, geheel en al blinkende van luis-
ter! hoe zeer bemin ik uwe schoonheid! hoe lief heb ik
u, gelukkige en heerlijke verblijfplaats van mijnen Heer
en mijnen God (3). Mijn hart wenscht vurig u te bezitten,
bet haakt zonder ophouden naar u. Heilig Jerusalem,
schitterende woning, ik vind mijn hoogste geluk er in,
op u te denken; ik ben verliefd op u, omdat gij alleen
bekwaam zijt, om mij mijnen God van aanschijn tot aan-
schijn, en zoo als hij is. te laten aanschouwen. Waarom
mag ik heden binnen uwe muren niet komen, om aldaar
mijnen Zaligmaker, zoo veel het in mijne magt is, te
beminnen (4)? Wanneer zal ik deze droevige pelgrims-
reis, die maar al te lang geduurd heeft, zien eindigen?
Wanneer zal ik uit deze ballingschap, welke mij zoo lang
van mijnen Heer en God gescheiden houdt, verlost wor-
den? O Jesus! ik heb lang als een verloren schaap
zeer ver van u gedwaald; maar gij hebt medelijden met
mij gehad, en mij tot den schaapstal wedergebragt. Ik
smeek u, in den naam uwer barmhartigheid, heb rnede-
doogen met mijne ellenden en met mijne tranen, en
(1) S. Bern. (2) Illuaius, SpcculuM reliyiui. cap. V, No 2. (3) S
Aug., SolUoquia. (4) S. Greg. raag. hum. 37 in Erang,
-ocr page 333-
VAN JESUS,                                    329
vergun mij uwen hemel, opdat ik u daar moge bemin-
nen zoo als gij het verdient. Helaas! ik verlang u
grootelijks te beminnen, en ik verga van spijt dat ik
u nog zoo weinig bemin.
Mijne ziel, heb geduld. De stem van onzen Zaligmaker
heeft zich laten hooren, hij beeft ons gezegd, dat onze
ballingschap niet langdurig zal zijn, dat onze pelgrim-
schap eens zal eindigen. Laat ons dan de ellenden dezes
levens moedig verdragen ; laat ons altijd aan al onze
pligten getrouw zijn; laat ons gestadig de deugden oefe-
nen, en laat ons, tot aan het einde van ons leven, met
kloekmoedigheid ons kruis dragen: daar is ons loon.
En welk loon? Daar staat onze goede Zaligmaker met
een glansrijke kroon in de hand gereed: wat hartver-
heugend en aangenaam onthaal zal hij ons niet doen!
Poorten des hemels, opent ui laat mij voor eenige
oogenblikken zien, wat er in den schoot van Sion
omgaat. Ik verlang de zegepralende intrede van eene
geloovige ziel te aanschouwen, ik wensch hare kroo-
ning bij te wonen. Poorten des hemels, opent u!
Zie hier eene reine ziel en met het kleed van on-
schuld omgeven, aankomen; zij draagt glorierijke lid-
teekenen, die getuigen zijn van hare kloekmoedigheid in
het strijden, zij is versierd met edelgesteenten, die de
verdiensten zijn, welke zij op de aarde door haar lijden,
door hare onderwerping aan Gods wil en door hare
getrouwheid aan al hare pligten verdiend heeft. De
zonden, die zij bedreven, doch die zij door boetvaardig-
heid zoo moedig hersteld heeft, dragen zelfs nog bij, om
den luister harer schoonheid te verheffen. Zij wordt
geleid door haren engelbewaarder, die tot haar zegt:
Ga binnen, r/eliel\'de ziel, van den oppersten Meester be-
mind\'; hier is uwe eeuwige rustplaats.
O mijn God! hoe wordt deze ziel niet verrukt, wan-
neer zij dit gelukzalige vaderland, naar hetwelk zij zoo
lang verzucht beeft, aanschouwt, en hare oogen slaat
op al die verrukkende voorwerpen, waarmede het is
versierd! Wat rijkdom! wat luister! wat grootheid en
pracht!
-ocr page 334-
330
DE LIKFUEVLAMNEN
De Engelen en Heiligen komen haar te gemoet, en
zeggen haar: Wees welkom. Weldra ziet zij zich omringd
van hare ouders, vrienden enkennissen, die haar geluk
wenschen: zij erkent eenen vader, eene zuster, eenen
echtgenoot, eenen vriend, welke haar in deze gelukkige
stad zijn voorgegaan, zij erkent de patronen, die haar
op deze wereld beschermd hebben; zij erkent de Hei-
ligen tot welke zij eenige bijzondere godvrucbt gehad
heeft; zij erkent ze, en geniet eene vreugd, die geene
inenschelijke tong kan uitspreken.
Middelerwijl dringt zij doo.- de ontelbare menigte ge-
lukzaligen, altijd vergezeld van haren engelbewaarder,
die haar tot de heilige Maagd geleidt! O ! wie zou kunnen
uitdrukken de verwondering, de blijdschap, de teedcr-
hartigheid, die deze arme ziel gevoelt, wanneer zij de
verhevene Moeder Gods, die zoete Maagd Maria, die zij
op aarde zoo zeer bemind heeft, en die zij zoo dikwijls
hare Moeder, hare beschermster, hare minnelijke mees-
teres genoemd heeft, voor de eerste maal aanschouwt?
wie zou kunnen uitspreken, hoezeer zij door erkentenis
vervoerd wordt, als zij Maria al de gunsten en gaven
hoort veihalen, welke zij voor haar verkregen heeft\'?
Zij valt neder aan hare voeten, en kust ze niet verruk-
king. Maar de heilige Maagd rigt haar op, drukt ze
teederlijk aan haar hart, en biedt ze Jesus aan.
Jesus is op eenen glansrijken troon gezeten. Naauwelijks
heeft hij de nieuw aangekomen heilige gezien, of hij
spreekt haar met eene verrukkende vriendelijkheid deze
woorden toe: Mijne welbeminde, wier schoonheid ■mij
behaayt, sta spoedig
op, korn, spoed u. De winter is
voorbij; de verdrietige regen heeft plaats gemaakt voor
den verkwikkenden dauw, de bloemen beginnen zich
te vertoonen; de snoeitijd is aangekomen, de tortelduif
laat zich reeds in onze velden hooren, de vijgeboom heeft
nu zijne botten en bladeren uitgeschoten, de wijngaard
bloeit en begint zijnen aangenamen geur te verspreiden,
haast u dan, kom nader, mijne welbeminde! uwe beval-
ligheden verrukken mij. O mijne lieve duifl gij zijt
eindelijk uit dat oud vervallen huis gekomen, waarin gij
-ocr page 335-
m
VAN JESUS.
u eertijds ophieldt. Vertoon u voor mijne oogen, en laat
mij uwe stem hooren: uwe stem behaagt mij, zoo wel als
uwe schoonheid. Kom dan, nog eens gezegd, kom mijne
onbevlekte duif, gij, die ik voor mijne welbeminde bruid
verkoren heb; kom, dat ik mijnen troon in uw hart op-
rigte, kom, bezit het opperste geluk, dat ik u beloofd
heb; kom, na zoo vele gevaren, moeijelijkheden en
arbeid, kom in de genoegens van den Heer, uwen God
met mijne Engelen deel nemen; kom met één woord,
kom hem onbewolkt van aanschijn tot aanschijn aan-
schouwen, en hem in alle eeuwigheid beminnen (1).»
Alsdan omhelst Jesus haar, zegent en stelt haar eene
kroon op het hoofd, en leidt haar op den troon, dion
hij voor haar bereid heeft. De Engelen en de Heiligen
juichen bij hare zegepraal, en roepen uit: Aldus zal
ieder mensch, die Jesus tot den dood toe gelrouw is ge-
weest, gekroond worden
(2) / Zegen, heerlijkheid, ivijs-
lieid, dankzeggingen, eer, magt en sterkte zijn aan
onzen God
: in alle eeuwen der eeuwen. Amen (3).
Verdwijnt, ijdele zegepraal van deze wereld, valselie
eer, bedriegelijke lof van deze ballingschap, verdwijnt.
Nimmermeer zult gij het voorwerp mijner wenschen en
verlangens zijn; alzoo verhoop ik het van de barmhar-
tigheid mijns Zaligmakers, nimmermeer zult gij in mijn
hart de minste plaats vinden. Verdwijnt j sedert dat ik
de vaste, ware.en eeuwige eer, die mij in den hemel
wacht, ontdekt heb, zijt gij \'mij een last geworden.
Verdwijnt; uwe aantrekkelijkheden zijn bedriegelijk,
uwe vermaken zijn met bitterheid vermengd Ik ver-
lang niets anders dan den hemel, omdat ik daar met
mijnen Jesus zal zijn, omdat ik mijnen Jesus daar zal
beminnen, en daar van mijnen Jesus zal gekroond
worden.
O hoe aangenaam en zalig is het in den hemel met
Jesus en Maria te zijn! daar is het hart ten volle ver-
zadigd: al deszelfs wenschen zijn vervuld. Daar treft
men geen geween , geene droefheid, geen verdriet meer
(1) S. Aug. Medit. Cap XXIII, No a. (2) ApOC II, 10. (3)
Apoc. VII, 32.
-ocr page 336-
332
DE LIEKnKVLAMMEN
aan; daar zijn geene ziekten, geen dood meer te vreezen.
God zelf zal de tranen zijner uitverkorenen afdroogen (1).
Daar zal ik in het gezelschap der Engelen en der
Heiligen leven. O hemel! indien het zoo aangenaam is
hier op aarde met eenige ware vrienden van God te
spreken, indien het zoo aangenaam is te handelen van
de hoop van hem eens voor eeuwig in den hemel te
beminnen, indien het zoo hartverheugend is elkander
de vreugd, die men in de dienst van .lesus gevoelt,
kenbaar te maken en elkander op te wekken om hem
steeds meer en meer te beminnen j wat zal het dan zijn,
zich in het midden van dit glorierijk gezelschap der
Heiligen te bevinden, met elkeen gemeenzaam te han-
delen, te spreken met God zelven, zich te herinneren
de voorgaande gevaren, de gunsten en genaden, die
men ontvangen heeft, en tot elkander te mogen zeggen:
It\'ie zijn voor eeuwig gelukkig! Indien het zoo aan-
genaam is, na een jaar afwezigheid eene moeder weder
te zien, wat zal het dan zijn van ze dan terug te zien,
zonder te moeten vreezen er nog ooit van gescheiden
te worden? Is het zoo zalig op aarde, deel te nemen
in de pijnen van eenen vriend, wat zal het dan zijn
deel te mogen nemen in zijne vermaken in den hemel\'.\'
O luisterrijk gezelschap der Heiligen, wanneer zal ik
in hel midden van u opgenomen worden!!!
Daar zal ik mijnen God zien zoo als hij is (2). Is
er wel iets, dat bij dit geluk kan vergeleken worden?
O mijn God ! doe mij begrijpen wa* gij zijt, en dan zal
ik bevatten wat gelukzaligheid men smaakt met uwe
schoonheid te aanschouwen.
Ik beb de heerlijkste bloemen gezien; ik heb ze in
haren luister en sieraad beschouwd; ik heb de fijnheid
van derzelver zamenstel en de verscheidenheid harer
kleuren bewonderd; vol verrukking heb ik tot mij/.elven
gezegd: De dochters van de lente zijn schoon!!! maar
o mijn God.\' is dit uwe schoonheid?
De aarde, die ons tot woonplaats is gegeven, is schoon,
(11 Apoc. XXI, (2) 1 .toan. 111, 8,
-ocr page 337-
333
VAN JESUS.
is heerlijk. Hare weiden zijn met bloemen versierd, hare
bergen zijn met heerlijk groen overdekt, hetwelk met
lange bloemranken afhangt, hare heuveltjes zijn met
wijngaarden beladen, en hare wegen zijn aan beide kan-
Ion met welriekende planten omzoomd. Boomen van alle
soort versieren en verrijken haar met hunne vruchten;
groote rivieren en waterstroomen,uit?haren schoot ge-
sproten, verspreiden overal de vruchtbaarheid en den
overvloed. Ja, schoon is de aarde , welke wij bewonen!!!
maar, o mijn God is dit uwe schoonheid ?
Schoon is een woud met zijne bladrijke boomen en zijn
verkwikkend lommer. Alles is daar stil, alles is daar
vreedzaam; daar hoort men niets dan het gezang der
vogelen, of het gemurmel van een\' waterstroom, die van
den top eens bergs valt, of een ligt geritsel der bladeren;
welke door eenen zachten en aangenamen wind bewogen
worden. Schoon is een woud met deszelfs eenzaamheid!...
maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is een vruchtbaar veld, hetzij dat de lente het
met een groen tapijt, met duizende ontluikende bloemen
bedekt, hetzij dat de zomer de korenaren doet(rijpen, die
de streelende hoop des landbouwers zijn, hetzij dat de
herfst daar de druiven met purper kleurt, hetzij in één
woord, dat de winter het met een, door zijn wit-
lieid schitterend kleed overdekt, en dat de rijp, aan de
boomen klevende, deze in zoo vele vederbossen verandert,
die zich statig tot aan de wolken verheffen!... maar, o
mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is de ruime zee, onder welk oogpunt zij zich
ook aan ons vertoont. Nu zijn hare baren stil en rollen
zachtjes over elkander, dan is zij gelijk een spiegel, die
den weerschijn van een oogbekorend hemelsblauw
oplevert. Nu zwellen zij op en worden met woede tot aan
de wolken gedreven; de zonnestralen doordringen en
spelen dartelend in die opeengestapelde golven en men
zou zeggen, dat het vuurbergen zijn, die zich tegen
de rotsen van den zeeoever komen verbrijzelen. O! hoe
majestueus is de ruime zee!... maar, o mijn God 1 is dit
uwe schoonheid?
-ocr page 338-
X\\i
T)E UEFDEVLAMMEfl
Schoon is de dageraad, wanneer hij verschijnt om de
rijzende zon aan te kondigen, wanneer hij het oosten met
de vurigste en schoonste kleuren versiert, en zich als ge-
heel in vuur vertoont. Schoon is de opkomende dage-
raad!... Maar, o mijn God! is dat uwe schoonheid?
Schoon is het zonnelicht, hetwelk als een reus alle
dagen in zijnen loop te voorschijn komt, en den lof van
zijnen Meester, door het geheele wereldrond, gaat ver-
kondigen?... Maar is dat uwe schoonheid, o mijn God?
Bekoorlijk en aangenaam is de zomeravond; van den
eenen kant ziet men de zon hare laatste stralen achter
goudgele en hemelsblauwe wolken verbergen; van den
anderen kant de maan, die statig aan dengezigteinder
oprijst; door geheel de uitgestrektheid van het hemel-
gewelf ziet men duizende sterren (likkeren. Welk too-
neel! hoe menigmaal heeft het mijne ziel getroffen en mij
overvloedig tranen doen storten! hoe menigmaal heeft
het mijn hart, met den profeet niet doen uitroepen: Heer
hoe prachtvol zijn uwe werken
(1)! Maar nog eens, o
mijn God! is dat uwe schoonheid?
Neen, gewis; uwe schoonheid is volkomen geestelijk
en niets ter wereld kan er mij een behoorlijk denkbeeld
van geven. O mijn God! zijn uwe werken zoo schoon,
zoo wonderbaar, zoo verrukkend; hoe schoon moet gij
zelf dan niet zijn! Indien men zulke reine vreugd ge-
voelt, door de wonderen d. r natuur, in welke gij maar
de schaduw uwer grootheid en volmaaktheden getoond
hebt, te aanschouwen, wat zal het dan zijn u aanschijn
aan aanschijn te zien?.,. Hier wederhoud ik mij; mijne
pen kan het geluk van u te aanschouwen en te beminnen
niet beschrijven.
O gelukzalige woning van het hemelsche Jerusalem!
heldere dag der eeuwigheid, die door den nacht niet kan
verduisterd worden, en dien de opperste Waarheid met
hare stralen altijd verlicht; dag van onveranderlijke
vreugde en rust, welke door geen de minste wisselvallig-
heden kan gestoord worden, wanneer zult gij voor mij
(1) Pa. CIIT. 24.
-ocr page 339-
336
VAN .IESUS.
schijnen\'? wanneer zal ik mijne ellende, mijne rampen
zien eindigen? wanneer zal ik uit dit ellendig leven ver-
lost worden? O goede Jesus! wanneer zal ik het geluk
hebben van u te zien en de heerlijkheid van uw rijk te
aanschouwen ? wanneer zal ik met u zijn in het rijk,
dat gij van alle eeuwigheid voor uwe uitverkorenen be-
reid hebt
(1)? Ik ben verlaten, behoeftig, in een vijandig
land verbannen, alwaar het een gedurige oorlog is, en
waar slechts groote rampspoeden te vinden zijn. Ver-
troost mij in mijne ellendige ballingschap; verzacht den
druk van mijn hart, want het smacht naar u met het
vurigste verlangen; al wat de wereld mij hier tot mijnen
troost kan geven, bezwaart mij (2). O Jesus! ik verlang
niets buiten u; schenk mij uwen hemel, opdat ik u daar
volmaakt en gedurende de geheele eeuwigheid beminne.
Schenk hem aan mijne ouders en vrienden; schenk hem
aan zoo vele oneindige zielen, welke op het punt zijn van
in de hel neder te storten, en wij zullen u allen loven,
danken, en u in alle eeuwen der eeuwen beminnen. Am.
OEFENINGEN.
Men moet elkander, door de gedachte aan den
hemel, tot de dienst van God aanmoedigen.
Wat zal ik nu zeggen, mijn lieve christen, dan dat gij
moedig moet werken, om den hemel te verdienen? Onze
Heer heeft ons verklaard, dat de hemel voor de lafhar-
ligen niet is, en dat men zich geweld moet aandoen, om
denzelven te verkrijgen. (3) Benuttig deze waarschuwing.
Daal tot in het diepste van uw geweten en zie, of gij daar
geen de minste doodzonde vindt. — Neen, door de barm-
hartigheid Gods. — Welnu? gij zijt op den weg des
hemels; blijf dien bewandelen en wees indachtig dat
diegene alleen zal gekroond worden, welke tot het einde
toe zal gestreden hebben (4).
Lijd met geduld en onderwerping de smart, de ver-
liezen, bet verdriet, den tegenspoed van dit vergankelijke
Cl) Do imitat. Christi. lib. III. cap. XLVIII. (ï) Ibidem. Matth.,
XI.
18. (4) II Timoth., II, 6.
-ocr page 340-
330                     1)K LIEKUEVLAMMEN VAN JfcSL;.
leven; wedersta aan de gevaarlijke inblazingen van den
vijand uwer zaligheid; werk om ootmoedig, geduldig,
verstorven te worden; al uw lijden zal weldra voorbij-
gaan, maar de gelukzaligheid, die er bet loon van zal
zijn, zal eeuwig duren (1).
Ach, mijn lieve christen, in wat moeijelijke omstan-
digheid gij u ook bevindt, sla uwe oogen hemelwaarts
en gij zult versterkt worden. Indien de duivel u kwelt en
strikken legt, aanschouw den hemel, en gij zult over hem
zegepralen. Indien de wereld, door hare aanlokkelijk-
heden en schijnvermaken, u zoekt te winnen, sla uwe
oogen hemelwaarts, en hij zal u niet kunnen hinderen.
Houd moed! gij zult hier niet lang in moeijelijkheid,
nog altijd in droefheid zijn. Wacht nog een weinig, en
gij zult eerlang het einde van uwen druk en uw lijden
zien; want al wat met den tijd voorbijgaat, is zeer ge-
ring en heeft geenen duur. Schrijf, lees, zing de lofzan-
gen desHeeren: onderhoud de stilzwijgendheid , bid, lijd,
met kloekmoedigheid; het eeuwige is al die strijdenen
nog geweldigere waard (2). Onthecht u van al het
wereldsche, scheid u van u zelven,en herhaal zonder
ophouden: Mijn Jesus dat uw rijk ons toekome.
Vaarwel, mijn lieve christen, vaarwel; doch niet voor
altijd. Al zucht ik sedert lang onder het zware juk
mijner veelvuldige zonden, ik stel echter mijn vertrou-
wen op de barmhartigheid van mijn Zaligmaker en ik
hoop van zijne goedheid den hemel, dien hij voor ons
heeft verdiend, te bekomen. Daar zal onze bijeenkomst
zijn; daar zullen wij elkander zien. Ondertusschen, bid
voor mij, beveel mij van tijd tot tijd, door de liefde aan
onzen goddelijken Meester, omdat hij mij gelieve te
zegenen, en mij gewaardige het eeuwige loon, dat ik
zoo weinig verdien, te geven.
Vaarwel I tot wij in den hemel, voor de voeten van Jesus
en Maria ons gezamenlijk onledig houden, met gestadig
hunne barmhartigheid en liefde te zingen; vaarwell
(l) II Corintli.IV, 17.(2) "eimitat. Christ. III. cap.XLVHI. No. 1,1
-ocr page 341-
BIJVOEGSEL.
GEBEDEN ONDER DE H. MTS.
Vóór «Ie Mis.
Ik vertoon mij, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker, voor
uwe heilige altaren, om tegenwoordig te zijn in uw
goddelijk sacrificie! Maak, dat ik er door mijne aandach-
tigheid en mijnenijver al de vrucht uil trekke, die gij ver-
langt. Gewaardig u, door uwe genade de ge steltenissen te
vergoeden, die mij ontbreken. Wisch door de verdiensten
van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden,
al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.
Gedoog, o goddelijke Jesus, dat ik mijne meeningen
met de uwe vereenig. Geef mij de gevoelens, waarmede
ik zoude moeten bezield geweest zijn, indien ik getuige
geweest ware van uwe slagtoll\'ering op het kruis.
Heilige Driecenheid, Vader, Zoon en heilige Geest
één God in drie personen, ik offer u dit heilig sacrificie,
i* om aan uwe opperste Majesteit de eer te bewijzen, die
haar toekomt; 2°, om u voor al uwe weldaden te danken,
3°, tot boeting mijner zonden en van al de zonden der
wereld, 4°, om al de voor mij noodzakelijke genaden te
bekomen.
In bet begin der H. Mis,
wanneer de priester het altaar beklimt.
Mijn God, ik verdien niet in uwe heilige tegenwoor-
digheid te verschijnen; wat ik zoude verdienen , is, van
vqor altoos van u gescheiden ie worden uit hoofde mijner
22
-ocr page 342-
338                                        GEBEDKN
talloozo ongeregtigheden. Dat ik in uwen heiligen tempel
duif komen, is alleen om ze te beweenen, en om u
gelijk de tollenaar van het Evangelie, te smeeken, mij
vergeving te schenken.
Confiteor.
Het is niet noodig, o mijn God, dat ik u mijne zonden
veropenbaar, om ze te kennen: gij kent ze veel beter
dan ik ze ooit zal kennen ; gij leest in mijn hart al
mijne ongeregtigheden. Desniettegenstaande, om mij
meer te verootmoedigen, belijd ik u ze allen in de
tegenwoordigheid van hemel en aarde. Ik beken, dat ik
u zwaar vergramd heb door gedachten, door woorden
en door wei ken en dat ik uwe verontwaardiging verdiend
heb door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne
allergrootste schuld. Heb medelijden met mijne ellende,
volgens uwe groote barmhartigheid. Gedenk, dat ik het
werk uwer handen en de prijs van uw bloed ben.
Liefdadige Maria, toevlugt derzondaars, bid voor mij;
Engelen en Heiligen des Hemels en van het paradijs
vraagt genade voor mij en lekomt voor mij vergeving
en barmhartigheid.
Introïtus en Kyrie clelson.
Ik gevoel in mij, o mijn God, een zoete hoop mijner
zaligheid ontstaan, ziende uwen dienaar met betrouwen
het heilig altaar naderen en met eerbied de plaats kussen
waar de i eliquién uwer Heiligen rusten. Geef mij, door
hunne voorspraak eene kinderlijke vrees, van u te mis-
hagen, en een opregt verlangen, om in alles uwen wil
te volbrengen.
Gloria iu excelsis.
Goddelijke Jesus, gezegend zij voor altijd hel geluk-
kige oogenblik, op hetwelk gij u gewaardigd hebt in de
wereld te verschijnen. Dat geheel het hemelsch hof u
een wig love en verh eerlijke, omdat gij wel een lig-
-ocr page 343-
339 \'
ONIJER DE H. MIS.
chaam en.eene ziel, gelijk aan de onze, hebt willen aanne-
men in den onbevlekten schoot uwer gelukzalige Moeder.
Helaas! zonder die overmaat van liefde zouden wij voor
altoos verloren geweest zijn. Maak, o goddelijke Zalig-
maker der zielen, dat wij op de aarde den vrede genieten,
dien gij er gebragt hebt, en dat wij verdienen u in den
hemel te zien, u te loven, u te beminnen zonder einde,
gij, die de eenige heilige zijt, de eenige Heer, de eenige
Allerhoogste, met den Vader en den heiligen Geest, in al
de eeuwen der eeuwen. Amen.
[De collecten.
Geef ons, Heer, door de voorspraak der heilige Maagd
en der Heiligen, die wij eeren, al de genaden, welke uw
dienaar u voor zich en voor ons vraagt. Mij met hem
vereenigende, doe ik u hetzelfde gebed voor hen en haar,
voor welke ik verpligt ben te bidden: en ik vraag u,
Heer voor hen en voor mij, al de hulpmiddelen, die gij
weet ons noodig te zijn, om het eeuwige leven te beko-
men , in den naam van Jesus Christus, onzen Heer. Am.
Epistel.
Mijn God, gij hebt mij boven zoo vele volkeren,
die in de onwetendheid uwer geheimen leven, tot deken-
nis van uwe heilige wet geroepen. Ik ontvang uit geheel
mijn hart die goddelijke wet, en ik hoor met eerbied de
heilige godspraken aan, welke gij door den mond uwer
profeten verkondigd hebt. Ik eerbiedig ze met al de
onderwerping, die men aan het woord van oenen God
schuldig is, ik zie er de voltrekking van mot al de blijd-
schap mijner ziel. O mijn God, waarom heb ik voor a
geen hart gelijk dat der heiligen uwer oude wet? Waar-
om kan ik naar u niet verlangen mot de vurigheid dei-
patriarchen, u kennen en eeren gelijk de profeten,
u beminnen en mij alleen aan u hechten gelijk de
apostelen?
-ocr page 344-
340                                        GEBKIIKN
Terwijl de pries\'.er zich bereidt om het Evangelie te leien.
Bereid mijn hart, o mijn God, om voordeel uit de waar-
heden te trekken, die uw heilig Evangelie bevat. Gij hebt
de woorden van het eeuwige leven. Wee mij, indien het
menschelijk opzigt ooit bekwaam ware, mij uwe heilige
wetten te doen overtreden. Gij hebt gedreigd van u voor
uwen Vader te schamen over hem, die zich over u
geschaamd heeft voor de menschen. Plaats dus, o Heer,
uw heilig Evangelie op mijn voorhoofd, opdat ik mijnen
roem stelle in het te beoefenen; plaats het op mijne
lippen, opdat ik er het voorwerp mijner zoetste onder-
handelingen van make: plaats het in mijn hart, opdat
ik het uit liefde beoefene.
Evangelie.
Zie mij hier opgestaan, o mijn opperste Meester, om u
te bewijzen, dat ik bereid ben u te gehoorzamen in al wat
gij mij zult gebieden. Spreek, Heer, uw dienaar luistert.
Wat wilt gij van mij ? Dat ik zachtmoedig en ootmoedig
van harte zij,... dat ik mij zelven verloochene,... dat ik
het rijk van God en zijne regtvaardigheid zoeke, en gij
verzekert mij, dat het overige mij tot overmaat zal gege-
ven worden,... dat ik uit goeder harte vergeve , uit liefde
tot u mij geweld zou aandoen, om in bet rijk der hemelen
te komen.. Ziedaar hetgeen gij mij leert; ziedaar hetgeen
ik geloof. Doch hoe ver is mijne levenswijze van mijn
geloof verwijderd! Ik geloof, en leef alsof ik niet ge-
loofde, en alsof ik een Evangelie geloofde, dat tegen-
strijdig is aan hot uwe. Boezem mij in, mijn God! de
kloekmoedigheid, om te beoefenen hetgeen ik geloof;
Gij, Heer, zult er al de eer van ontvangen.
Credo.
Ja mijn God, ik geloof al de waarheden, die gij aan
onze moeder de heilige, Katholieke, Apostolische en Room-
-ocr page 345-
341
ONDER DE H. MIS.
sche Kerk geopenbaard hebt. Er is geene waarvoor ik niet
bereid ben mijn leven te geven. Het is met deze gansche
onderwerping van hart en geest, dat ik voor u dezelfde
geloofsbelijdenis doe, welke uw dienaar in den naam aller
geloovigen uitspreekt. Ik dank u voor de onwaardeerbare
genade, die gij mij bewezen hebt, met mij tot het won-
derbare licht van uw heilig Evangelie te roepen. Ik ver-
nieuw het plegtig verbond, dat ik met u gemaakt heb in
het heilig doopsel, en ik verzaak op nieuw aan den duivel,
aan zijn ijdelheden en werken.
Offerande.
Oneindige, heilige Vader, alvermogende en eeuwige
God, hoe onwaardig ik ook ben voor u te verschijnen, ik
durf u door de handen van den priester dit brood en dezen
wijn aanbieden, welke in het ligchaam en bloed van Jesus
Christus zullen veranderd worden, met de meening, welke
die goddelijke Zaligmaker gehad heeft, wanneer hij die
offerande instelde en die hij nog gehad heeft op het
oogenblik, wanneer hij zich voor ons heeft geslagtof-
ferd aan het kruis.
Ik offer het u tot erkentenis uwer opperste heerschappij
over mij en over al de schepselen, ik offer het u tot boeting
mijner zonden, tot dankzegging voor al de weldaden,
waarmede gij mij overladen hebt.
Ik offer u eindelijk op, o mijn God, dit verheven
sacrificie, om van uwe oneindige goedheid voor mij,
voor mijne ouders, voor mijne weldoeners, mijne vrienden
en mijne vijanden, die kostbare genaden der zaligheid
te bekomen, welke ons niet kunnen gegeven worden dan
door de verdienste van hem, die de regtvaardige bij
uitnemendheid is en die zich voor ons het slagtoffer
van verzoening gemaakt heeft.
liet wasschen der banden.
Wasch mij Heer, in het bloed van het goddelijk Lam,
dat men u gaat opofferen, en zuiver mijne ziel zelfs van
de minste smetten, opdat ik , uw heilig altaar naderende,
-ocr page 346-
342
GEBEDEN
zuivere en schuldelooze handen tot u moge opheffen,
gelijk gij het gebiedt.
ik- Prefatie.
Ziet, het gelukkige oogenblik nadert, waarop de koning
der Engelenen menschen gaat verschijnen, Heer, vervul
mij met uwen geest, dat mijn hart, onthecht van de
aarde, niet denke dan op u. Welke verpligting heb ik
niet, om u ten allen tijde en in alle plaatsen te prijzen
en te loven, o God van hemel en aarde, oneindig groote
meester, almogende en eeuwige Vader!
Niets is er reglvaardiger, niets voordeeliger dan ons met
Jesus Christus te vereenigen, om u gedurig te aanbidden.
Het is door hem, dat al de gelukzalige geesten hunnen
eerbied aan uwe majesteit bewijzen: het is door hem, dat
al de hemelsche krachten, bevangen met eeno eerbiedige
vrees, zich vereenigen om u te verheerlijken. Gedoog
Heer, dat wij onze zwakke stemmen bij die der heilige
geesten voegen, en dat wij eenparig met hen zeggen, in
eene verrukking van blijdschap en verwondering:
Snnctns.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer, de God der heer-
krachten. Geheel de wereld is vervuld van zijnen
luister. Dat de gelukzaligen hem loven in den hemel!
Gezegend zij hij die op de aarde tot ons komt, God
de Heer, gelijk degene, die hem zendt!
Gedurende den Canon.
Ik smeek u, in den naam van uwen Zoon en onzen
Heer Jesus Christus, o oneindige barmhartige Vader! van
goedgunstig aan te nemen en de offerande te zegenen, die
ik u opdraag, opdat het behage, uwe heilige Katholieke
Kerk te behouden, te beschermen en te bestieren, als
ook bare lidmaten, den paus, onzen bisschop, en in het
algemeen al degenen, die uw heilig geloof belijden.
Ik beveel u in het bijzonder, o Heer, hen voor welke
-ocr page 347-
343
ONDER DE H. MIS.
de regtvaardigheid, de dankbaarheid en de liefde, mij
verpligten te bidden, al degene, welke in dit aanbid-
delijk sacrificie tegenwoordig zijn en voornamelijk NN.
Kn opdat, groote God, mijne eerbewijzingen u aangenamer
zouden zijn, vereenig ik mij met de glorierijke Maria,
altijd maagd, moeder van onzen God en Heer .Tesus
Christus, met al uwe apostelen, al de gelukzalige mar-
telaars en al de heiligen van het paradijs.
Och, dat ik, o mijn God, in dit oogenblik maar de
vurige verlangens had , met welke de heilige patriarchen
de komst van den Messias verlangden! och, dat ik maar
hun geloof en hunne liefde had! Kom, Heer Jesus,
kom, beminnelijke Zaligmaker der wereld, kom een
geheim voltrekken, dat een kort begrip is van al uwe
wonderwerken. Het komt, dit Lam Gods, zie hier het
aanbiddelijke slagtoffer, door hetwelk al de zonden
der wereld vergeven worden.
De opheffing; der il. Hostie.
Vleesch geworden Woord, goddelijke Jesus, waarachig
Goden waarachtig mensch, ik geloof dat gij hier tegen-
woordig zijt; ik aanbid u met ootmoedigheid, ik bemin
u uit geheel mijn hart, en, dewijl gij hier komt uit
liefde tot mij offer ik mij geheel aan u op.
Ik aanbid dit kostbaar bloed, dat gij voor alle menschen
gestort hebt en ik hoop, o mijn God, dat gij het voor
mij niet vruchteloos zult vergoten hebben. Doe mij de
genade, van er mij de verdiensten van toe te eigenen.
Ik offer u mijn leven, beminnelijke Jesus, tot erkentenis
van die oneindige liefde, welke gij gehad hebt van het
uwe uit liefde voor mij te geven.
Vervolg van den Canon.
Beschouw eerbiedig uwen Zaligmaker op het altaar;
overweeg de geheimen, die hij daar vernieuwt; vereenig
het sacrificie van uw hart met dat van zijn lichaam,
offer het aan God zijnen Vader; smeek hem van de
-ocr page 348-
344                                     QEBEDEN
gebeden aan te nemen welke die beminde Zoon voor
ons doet en bid gij zelf voor de andere.
Hoe groot zouden voortaan mijne boosheid en ondank-
baarheid zjjn, indien ik, na gezien te hebben, hetgeen
ik aanschouw, u wederom vergramde! Neen, mijn God,
ik zal nooit vergelen, wat gij mij voor oogen stelt in die
hoogwaardige ceremonie: de smarten van uw lijden, den
luister uwer verrijzenis, uw lichaam geheel verscheurd,
uw bloed voor 0113 uitgestort, waarlijk tegenwoordig
voor mijne oogen op dit altaar.
Het is nu, eeuwige majesteit, dat ik u waarlijk en
eigenlijk kan offeren, bet zuiver, heilig en onbevlekt
slagtoffer, hetwelk gij zelf ons hebt willen geven en
waarvan al de anderen maar een afbeeldsel waren! Ja
groote God, ik durf het u zeggen, er is hier meer dan al
de offeranden van Abel, van Abraham en Melchisedech,
het eenige slagtoffer uw altaar waardig, onze Heer Jesus
Christus uw Zoon, het eenige voorwerp van uw eeuwig
welbehagen.
Dat al degenen, die het geluk hebben deel te nemen in
dit heilige slagtoffer, vervuld worden met zijnen zegen.
Dat deze.zegen zich uitstorte, o mijn God, over de
zielen der geloovigen, die in den vrede der Kerk ge-
storven zijn en bijzonder over de ziel van N. en N.
Geef haar, Heer, ten aanzien van dit sacrificie, de volle
verlossing harer pijnen.
Gewaardig u, oneindig goede Vader, mij ook eens
die genade toe te staan en doe mij het gezelschap ge-
nieten der heilige apostelen, der martelaars en van al
de Heiligen, opdat wij eens te zamen met hen u
mogen beminnen en eeuwig verheerlijken.
Pater uoster.
Hoe gelukkig ben ik, o mijn God, u tot Vader te
hebben; hoe verblijd ben ik, denkende, dat de hemel,
waar gij zijt, eensmijn verblijf zal wezen! Dat uw heilige
naam verheerlijkt zij door geheel de aarde. Heersch
volkomen over al de harten en al de willen. Geef aan uwe
kinderen het geeslolijke en tijdelijke Voedsel. Wij ver-
-ocr page 349-
345
ONDER DE H. MIS.
geven van ganscher harte, vergeef ons ook. Ondersteun
ons in de bekoringen en in de onheilen van dit ellen-
dig leven, maar bewaar ons van de zonde, het groot-
ste van alle kwaad. Amen.
Agmis Dei.
Lam Gods, dat zich wel heeft willen beladen met de
zonden der wereld, heb medelijden met mij. Aanbiddelijk
slagtoffer mijner zaligheid, behoud mij. Goddelijke en
alvermogende middelaar, verkrijg voor mij den vrede
met uwen Vader, met mij zelven en met mijne naasten.
Commnnie.
Om op eene geestelijke wijze te communiceren, moet gij
door eene oefening van geloof, het gevoelen vernieuwen,
dat gij gehad hebt van de tegenwoordigheid van Jesus
Christus, eene oefening van berouw doen, in uw hart een
vurig verlangen verwekken, om Hem met den priester te
ontvangen; hem bidden dat hij dit verlangen zou willen
aannemen en zich met u vereenigen, door u aan zijne
genaden deelachtig te maken.
Hoe aangenaam zou het mij zijn, o mijn beminnelijke
Zaligmaker, van het getal dier gelukkige Christenen
te wezen, aan wie de zuiverheid van geweten en eene
teedere godsvrucht toelaten, alle dagen uwe heilige tafel
te naderen!
Welk een voordeel voor mij, indien ik u op dit oogen-
blik in dit hart mogt bezitten, u mijnen eerbied bewijzen,
u mijne noodwendigheden voorstellen en deel hebben aan
de genade, die gij bewijst aan hen, die u wezenlijk ont-
vangen! Doch gewaardig u, o mijn God, wijl ik daartoe
zeer onwaardig ben, de onwaardigheid mijner ziel weg
te nemen; vergeef mij al mijne zonden: ik verfoei dezelve
uit geheel mijn hart, omdat zij u mishagen. Ontvang de
opregte meening, die ik heb, om mij met u te vereenigen.
Zuiver mij door éénen uwer oogslagen en stel mij in
staat, u ten spoedigste te ontvangen.
-ocr page 350-
346
G8BEDEN
In afwachting van dien gelukkigen dag, bid ik u, o
Heer, mij deelachtig te maken aan de vruchten, welke de
communie des priesters moet uitwerken in het geloovig
volk, dat er tegenwoordig is. Vermeerder mijn geloof
door de kracht van dit goddelijk Sacrament; versterk
mijne hoop; zuiver mijne liefde; vervul mijn hart met
uwe liefde, opdat het niets meer diene dan u en dat
het niet meer leve dan voor u.
De laatste Collecten.
Gij komt om u te slagtofferen voor mijne zaligheid, o
mijn God, ik wil mij slagtofferen ter eere vanu.Ik ben
uw slagtoffer, spaar mij niet. Ik neem uit geheel mijn hart
al de kruisen aan, die het u zal behagen mij toe te
zenden en ik zegen dezelve; ik ontvang ze uit uwe
handen en ik voeg ze bij het uwe.
O mijn Zaligmaker, ik ben tegenwoordig geweest bij
uw goddelijk sacrificie: gij hebt er mij met uwe weldaden
overladen. Ik zal met afschrik de minste vlek der zonde
vlugten, vooral die, waartoe mijne neiging mij het
geweldigste trekt; ik zal aan uwe wet getrouw zijn
en ik heb vastgesteld liever alles te verliezen en te
lijden dan dezelve te overtreden.
De zegen.
Zegen, o mijn God, deze heilige voornemens! Ze-
gen ons allen door de hand van uwen dienaar en
dat de uitwerksels van uwen zegen eeuwig over ons
blijven. In den naam des Vaders en des Zoons en
des heiligen Geestes. Amen.
Laatste Evangelie.
Goddelijk Woord, eenige Zoon des Vaders, licht der
wereld, uit den hemel gekomen, om er ons den weg van
te toonen, gedoog niet, dat ik zou gelijken aan dat
ongeloovig volk, dat u niet voor den Messias heeft willen
erkennen: laat niet toe, dat ik in dezelfde verblinding
-ocr page 351-
ONDER DE H. Mis.                              347
van die ongelukkigen zou vallen, die liever gehad
hebben slaven van den duivel te worden, dan deel te
hebben in de glorierijke aanneming van kinderen Gods,
welke gij hun kwaamt bezorgen.
Vleesch geworden Woord, ik aanbid umetdendiep-
sten eerbied, ik stel al mijn vertrouwen op u alleen,
vastelijk hopende, dat gij, aangezien gij mijn God zijt,
en een God, die mensch geworden is, omde menschen
zalig te maken, mij de genaden zult geven, welke mij
noodig zijn om mij te heiligen en u eeuwiglijk in den
hemel te bezitten.
«ebed na de Mis.
Heer, ik bedank u voor de genade, die gij mij be-
wezen hebt, met heden te gedoogen, dat ik tegen-
woordig ben geweest in het sacrificie der heilige mis,
bij voorkeur van zoo vele anderen, die hetzelfde geluk
niet gehad hebben en ik vraag u vergiffenis voor al
de misslagen , welke ik bedreven heb door de ver-
strooidheid van gedachten en de laauwheid, waarmede
ik in uwe tegenwoordigheid geweest ben. O mijn God!
dat dit Sacrificie mij zuivere van het verledene en
mij sterke voor het toekomende. Amen.
-ocr page 352-
mmmmmmmmmmmmmmmmmmm
GEBEDEN YOOR DE BIECHT.
Van droefheid en schaamte doordrongen, beladen met
het gewigt mijner ellenden en zonden, kom ik, o mijn
God! in uw aanbiddelijk hart het geneesmiddel zoe-
ken "voor de wonden mijner ziel. Gewaardig u mij de
heilige gesteltenissen en gevoelens te verleenen, met
welke ik tot dit Sacrament moet naderen, om er de
heilzame uitwerkselen van te genieten.
Helaas! ik kan u slechts een misdadig hart aanbieden.
Zoo menigwerf heb ik u in mijne biechten beloofd te
veranderen en mij te beteren en steeds ben ik schier
dezelfde in uwe oogen; telken reize breng ik aan de
voeten van uwen bedienaar dezelfde beschuldigingen,
dezelfde fouten.
Vorm eindelijk, o mijn God, in mijn hart, die ware en
inwendige droefheid, die uit het hart komt en er de
dwalingen van betreurt; die bovennatuurlijke droefheid,
die slechts u en uwe liefde voor beweegreden en doel
heeft, die algemeene droefheid, die zich over al de zon-
den uitstrekt, omdat elke zonde u mishaagt; die droef-
heid bovenal, die alle droef heid overtreft, omdat het
kwaad der zonde boven alle kwaad is. Ik smeek u om
die opregte droefheid, die het hart verandert, hervormt
en vermurwt, en het bereidt om liever duizendmaal te
sterven dan u te mishagen. In deze heilige gesteltenissen
zal ik tot de heilige vierschaar naderen, ik zal de oot-
moedige belijdenis mijner misdaden doen, over mijne on-
getrouwheden zuchten en u er vergiffenis van vragen;
ik verhoop die van uwe eindelooze barmhartigheid; ik
zal de uitstorting van uw aanbiddelijk bloed over mijne
ziel ontvangen en mijn hart, van al zijne vlekken gerei-
nigd, zal beter in staat zijn om u vurig te beminnen, ge-
trouw te dienen en zich innig met u te vereenigen.
-ocr page 353-
OEFENINGEN VOOR DE UIEC1IT.                      \'-M9
GEBED VÓÓR HET ONDERZOEK.
Ik kom voor u, o mijn God! de wonden beschouwen
welke de zonde aan mijne ziel heeft toegebragt. Kom mij
te hulp. Heer, zonder u zou ik die niet kunnen ontdekken.
O eeuwig licht, doe mijne duisternissen verdwijnen! Hart
van Jesus, verlicht mij omtrent al mijne zwakheden, toon
mij al mijne ongetrouwheden aan, maak dat ik al mijne
zonden zie, gelijk gij die zelf ziet. Heilige Maagd, mijn
heilige Beschermengel, mijne heilige Patronen, helpt mij
door uwe gebeden in dit onderzoek , hetwelk ik ga doen,
om mijn hart te zuiveren, en hetzelve het Hart van
Jesus, uw eeuwig genoegen en geluk, minder onwaardig
te maken.
Doe met aandacht en opregtheid het onderzoek van uw
gedrag en vraag aan u zalven, zonder te vleijen
, wat
gij tegen God, trgen uwe naasten en tegen u zelven mis-
daan hebt.
Wanneer gij die menigte van gebreken, van onacht-
zaamheden, van onvolmaaktheden, van zonden, en mis-
schien van gruweldaden
, die uwe ziel ontsieren enmti*
maken zult ontdekt hebben, ween dan bitterlijk voor den
Heer, en lees om u tot een waar berouw op te wekken, de
volgende verdenkingen met ecne ernstige aandacht.
OVERDENKINGEN OM ZICH TOT HET] BEROUW OP TE WEKKEN.
Gevoelens van] afgrijzen van de zonde om hare
afschuwelijkheid.
Wat hebJik gedaan, o mijn God! door de zonde te
bedrijven? jHelaas! ik heb mij aan den duivel overge-
leverd, ik heb mijne ziel bezoedeld, ik heb, o God! aan
een ellendig]schepsel de voorkeur gegeven boven u. Ach!
ik gevoel eenen gruwel aan hetgeen ik gedaan heb: ik
vraag u daarvoor vergiffenis Help mij, mijn God! uit
eenen zoo jammerlijken en schandelijken staat opstaan.
-ocr page 354-
350
OEFENINGEN
VERFOEIJING DER ZONDE OP HET ZIEN DER RIMPEN,
WELKE ZIJ ONS DOET ONDERGAAN.
O God! wat is mij wedervaren, wanneer ik door het
grootste der ongelukken, de zonde begaan heb ! Helaas!
ik weet het nu: in mijn hart dat wangedrogt doende
geboren worden, heeft het mij den dood toegebragt, en
mij den onwaardeerbaren schat der genade, dien ik
bezat, ontroofd. Ach! ik verfoei dien vijand mijner
zaligheid; ik heb vast besloten, hem voortaan te vlug-
ten als een slang, die door hare venijnige steken de
zielen doodt.
GEVOELEN OP HET ZIEN VAN JESUS, STERVENDE AAN
HET KRUIS.
Ziedaar, o mijn Zaligmaker! ziedaar, waartoe de lief-
de, welke gij mij toedraagt, u heeft gebragt, ziedaar
trouwelooze, die ik ben, ondankbaar hart, wat ik heb
durven hernieuwen door mijne zonden, door mijnen Ver-
losser te beleedigen, en door hem op nieuw in mij te
kruisigen! O droefheid! o bittere tranen! Heer, zie die
uit mijn hart vloeijen, en dat uw bloed, tot mijne zalig-
making vergoten, nog strekke om mijne laatste ondank-
baarheden uit te wisschen.
OEFENING VAN BEROUW OP HET ZIEN VAN GODS GOEDHEID.
Gij zijt mijn Vader, o mijn God , en gij zijt voor
mij steeds een vader van goedheid geweest. Hoe heb ik
ondankbaar genoeg kunnen zijn om u te beleedigen? Hoe
hebben zoo menigvuldige weldaden de versteendheid van
mijn hart niet vermorzeld. Ik heb tegen u gezondigd, o
mijn God! ik heb het kwaad voor uw aanschijn bedreven;
het is onder uwe oogen, dat ik mij tegen u heb durven
verzetten, na alvorens met uwe weldaden on gunsten
overladen te zijn geweest. Ontferm u mijner, Heerl vol-
gens uwe groote barmhartigheid en wisch mijne zonden
-ocr page 355-
351
VOOR DE BIECHT.
uit, volgens de menigte uwer goedheden. Reinig mij van
mijne zonden; ik ken die, o mijn God! door het licht
uwer genade. Mijn hart bukt onder derzelver drukkend
gewigt, uwe goedheid zelve beschaamthet, en maakt zijn
leedwezen bitterder. Hoe beminnenswaardiger gij zijt,
des te misdadiger is mijn gevoel. De beleediging, de smaad,
dien ik u heb aangedaan , treilen mij meer dan al de
rampen, welke mijne ongeregtigheden over mij zouden
kunnen halen. Mijn bedroefd hart zegt mij , dat het u niet
meer wil beleedigen, maar helaas! o mijn God! gij kent
hetzelve, o mijn eenige Geneesheer! verlos het van zijne
boosheid, zwakheid en onstandvastigheid.
GEVOELENS VAN HOOP.
O mijn God! ondanks het diepe gevoel mijner ellende,
kan ik, op het zien van het kruis, mijn hart geen zoete
hoop weigeren. Jesus heeft zich voor mij geslagtolferd,
hij heeft voor mijne ongeregtigheden geboet, liet kruis
verwerft mijne barmhartigheid. Ik bedrieg mij niet, ik
laat mij door geene dwaze hoop vervoeren, neen, mijn
God! ik vraag en verbeid uwe genade; ik verwacht haar,
reeds is zij mij vooraf vergund. Mijn hart is vervuld met
teeder vertrouwen; neen, het is niet vermetel. Helaas!
zoo de ondankbare alleen u aanriep, zoo hij u niets op te
dragen hadde, dan de zuchten van zijn uitgeput hart,
dan de snikken van eenen mond, zoo lang door de zonde
bezoedeld, dan de tranen zijner oogen, zoo lang misdadig,
helaas! dan zou de ongelukkige kunnen mismoedig
worden en met reden in wanhoop vervallen. Maar neen,
mijn goede Meester, do verloren zoon, geplaatst tusschen
de krib van Bethlehem en het kruis des Cal vaiie-bergs,
bidt niet, smeekt niet alleen. Zijne verzuchtingen, zijn
gejammer, zijne tranen, alles is met dien goddelijken
balsem overgoten.
OEFENING VAN EEN GOED VOOHNEMEN.
Maar, ik weet ook, dat ik om mijne hoop niet ijdel
-ocr page 356-
352
OEFENINGEN
te zien, mijne wegen moet hervormen; mijne getrouw-
heid aan uwe heilige wet moet voortaan de plaats in-
nemen van die tegenstrijdigheid, welke ik zoo lang
tusschen mij en uw gebod gesteld heb, en het is ook
daarheen, dat ik, met de hulp uwer heilige genade,
die ik dringend afsmeek, o mijn God, van heden af,
al mijne pogingen zal aanwenden. Neen, Heer, ik wil
u niet meer beleedigen; van dezen stond af, begin ik
u te beminnen. Ja, gij zijt de God van mijn hart,
heersch in hetzelve als Opperheer. Ik bemin u uit
geheel mijne ziel. Ik verzaak voor altoos aan de zonde,
omdat zij u beleedigt. Ik verfoei al degenen, welke ik
bedreven heb, en ik verfoei die uit liefde tot u, omdat
zij u mishagen, en gij eindeloos heilig, eindeloos goed,
eindeloos beminnelijk zijt. Ik heb het onwrikbare voor-
nemen van die niet meer te bedrijven: ach, mijn God!
gewaardig u, mij nu tegen al de aanvallen mijner
hartstogten te versterken. O mijn lieve Jesus! die mij
eenen goeden wil inboezemt, zegen dien, versterk hem
zoodanig, dat ik mij, welke gelegenheden er zich mogten
opdoen, welke bekoringen mij ook mogten overvallen,
nimmer van u, nimmer van uwe liefde scheide.
GEBED TOT DE ALLERHEILIGSTE MAAGD, ZIJNEN BE-
SCHERMENGEL EN ZIJNE PATRONEN.
Moeder van mijnen Zaligmaker, Moeder der genade
en barmhartigheid, veilige toevlugt der zondaren, bid
voor mij inzonderheid in dit oogenblik; ik smeek U
van mij te verwet ven, dat de biecht, welke ik ga
spreken, mij niet misdadiger make, maar dat ik in
dezelve, integendeel, de vergiffenis vinde van het ver-
ledene, en de noodige genade om voortaan niet meer
te zondigen.
Mijn goede Engel, trouwe en ijverige bewaarder mij-
ner ziel, gij, die getuige zijt geweest van mijnen val,
die daarover zoo diep bedrukt waart, heb medelijden
met mijne uiterste ellende, help mij om op te staan,
en maak, bid ik u, door uwe veelvermogende voor-
-ocr page 357-
353
VOOR TIK RIKOIIT.
spraak, dat ik uit die heilige bron geheel gezuiverd
komc, en dat ik voortaan het kleed der onschuld niet
meer verlieze, door de hulp der genade, aan uwe
inspraken getrouw blijvende.
En ook gij groote Heiligen, wier naam ik het geluk
heb te dragen, ik beveel mij dringend in uwe bescher-
ming, zijt mijne voorsprekers, opdat ik, doordrongen
van het groote gewigt der zaak, welke ik ga verriglen ,
die gesteltenis hebbe, waarmede gij bezield waart, toen
gij ons tot voorbeeld op aarde verstrekte!. Verwerf mij
de onuitsprekelijke weldaad, dat ik in het diepste van
mijn hart, zoo als weleer de melaatsche, deze troost-
volle woorden van Jesus Christus moge hooren: Ga,
uwe zonden worden u vergeven: ik
bekrachtig het vonnis
van ontslag mijns dienaars: de vrede zij met u.
GEBED VOOR DAT MEN DEN BIECHTSTOEL INGAAT.
Ik aanbid u, o mijn Zaligmaker! verschijnende voor
uwen Vader, gebukt onder het gewigt mijner zonden,
en de schaamte derzelve dragende, alsof gij zelf die
bedreven haddet. Ik ben het, mijn God, ik ben het,
die de misdaad begaan heb: is het niet billijk, dat ik de
schande er van drage, de bitterheid er van ondervinde?
Maar onderschraag mij, stel in mijn hart zoodanige
inwendige gevoelens van vernietiging, van hartzeer en
ijver, om de verheerlijking van uwen Vader te handha-
ven, als gij die zelf aan hem in den hof der Olijven,
hebt opgedragen. Geef mij den moed van al mijne zon-
den, zonder verschooning noch bewimpeling, te belijden,
opdat ik aan de goddelijke regtvaardigheid voldoen en
de eeuwige verwerping ontgaan moge.
Helaas! mijn God! gij ziet mijne ziel, door de leelijk-
heid der zonde, geheel misvormd. Herschep uw beeld
in mij door de kracht van het Sacrament van boetvaar-
digheid; maak dat ik in hetzelve vinde de vergiffenis
van al mijne zonden, en de kracht om daarin niet meer
te hervallen. Amen.
23
-ocr page 358-
354                                   OEFENINGEN
GEBEDEN
Voor ile biecht, voor die personen, welke hou geweien
aan geene dootlclijke zonden sclmldig kennen, maar
slechts aan dagelijksche zonden, die geheel vrijwillig
en herhaalde malen bedreven zijn.
GEVOELENS VAN HEROt\'W ; GOED VOORNEMEN; AANROE-
PING VAN DE GODIlELIJKE HULP ; VÜKTROUWEN OP GOD.
Ach! welke schaamte en welk ongeluk voor mij, o
mijn God! van u nog zoo memgwerf en met eene zoo
voikomene toestemming en vaste bepaling van mijnen
wil, te vergrammen, na u zoo menigmaal beloofd te
hebben van alles te vermijden, wat u kan mishagen. Ik
verdien, dat gij mij uwe genade, uwen bijstand onttrekt,
en mij aan al het geweld van de vijanden mijner zalig-
heid overlaat. Ja, indien gij mij steeds laauw en kwij-
nend ziende in uwe dienst, alleen gehoor moest geven
aan uwe verontwaardiging, zoudt gij u van mij verwij-
deren, en reeds lang zou ik ongelukkig de waarheid
bewezen hebben van de godspraak, door u eens uitge-
sproken: Dat hij, die ontrouw is in kleine zaken, dal
ook in groote wordt;
maar neen, gij hebt nog medelij-
den met mij. Gij hebt u bevredigd met mij te bedreigen,
om mij de oogen te openen voor de gevaren, en gij hebt
u gewaardigd mij te behoeden voor het ongeluk van uwe
vriendschap te verliezen en op nieuw in de slavernij des
duivels te vallen, waaruit gij mij, door uwe groote barm-
hartigheid, getrokken hebt; ik dank u daarvoor met al
de dankbaarheid, eenor gunst waardig, die grooter is,
naar mate zij minder verdiend wordt. Nogtans, o mijn
God! bedriegt mij misschien de eigenliefde niet, altoos
zoo behendig om ons te misleiden, terwijl ik aldus mijne
fouten beoordeel, en hoop, dat zij zoodanig nooit zijn,
dat zij uwe eeuwige wraaknemingen verdiend hebben?
Zoodanige daad schijnt ons slechts eene dagelijksche
znde, die maar al te dikwijls doodelijk is in de oogen
uwer eindelooze heiligheid.
-ocr page 359-
VOOR DE TlIEfiHT.                                     3")5
Maar eindelijk, wanneer ik zeker zou zijn van mij
niet te vergissen, ben ik nogtans ook zeker, van een
kwaad bedreven te hebben, dat gij boven alles baat,
hetwelk gij straft met folteringen , welker strengheid mijn
begrip overtreft, en welker duurzaamheid geheele eeu-
wen in het vagevuur kan bevatten, zoo ik daarvoor niet
in deze wereld boet. Dwaze, die ik ben, van mij aan
zoodanige kastijdingen bloot te stellen, voor een ijdel
vermaak, voor eene geringe voldoening, waardoor ik den
overvloed uwer genaden verminder, en mij alzoo aan die
zonden blootstel, die de eeuwige afgronden openen.
Maar ik heb niet slechts eene dwaasheid begaan, ik
heb mij nog aan de uitsterste ondankbaarheid jegens u
schuldig gemaakt, jegens u, die mij met weldaden over-
laadt in dien tijd zelfs, dat ik uwen toorn zou verdienen.
Ik heb niet gevreesd u te mishagen en uwe heiligheid te
beleedigen, met de voorkeur aan het schepsel boven u
te geven. Hoe! het is mij onverschillig geweest u te
bedroeven, u mijnen teederen Vader, u , die mij met zoo
veel edelmoedigheid bemint. Ik heb niet gevreesd mijne
beleedigingen tegen u zelfs te vermenigvuldigen, die
nogtans al onze liefde zoo waardig zijt, door uwe einde-
loos beminnelijke hoedanigheden, die u het genoegen
uwer Engelen en Heiligen maken.
O God aller goedheid 1 o mijn Vader! o de beste, de
verduldigste aller vaderen, laat u bewegen door de ge-
voelens van een opregt rouwig hart, van een hart, dat
meer getroffen is over zijne misdrijven, door het onge-
noegen, hetwelk zij u hebben aangedaan, dan door do
straffen, welke zij verdiend, en het vagevuur, waaraan
zij mij blootgesteld hebben.
Vergeving, o mijn God! voor al het kwaad, dat ik
bedreven heb en heb doen bedrijven, vergeving voor het
goede, dat gy van mij verwachttet en hetwelk ik niet ge-
daan heb; vergeving voor al de zonden , die mij bekend,
voor alle, die onbekend zijn; vergeving voor al de fou-
ten, waarover ik slechts als een blinde geoordeeld heb,
maar waarvan gij al de grootheid ziet: ik verfoei, ik
verzaak die en er zijn geene pogingen , welke ik voort-
-ocr page 360-
:snfi
OEFENINGEN
ujii niet /.ui auuweinlfcii, urn u inijn leedwezen, mijne
onderwerping en mijne liefde te betuigen , door eene
nuauwkeurige getrouwheid aan uwe wet, door het vlug-
ten van al wat u het minste zou kunnen mishagen, door
de opoffering van al mijne begeerlijkheden, eindelijk door
eene ware en aanhoudende boetvaardigheid , want gij zijt
waardig zonder verdeeldheid en met al de vurigheid waar ■
voor eene ziel vatbaar is, gediend en bemind te worden.
Maar helaas! hoezeer vrees ik, ondanks al deze heilige
voornemens, welke gij mij inboezemt, van u nog ontrouw
te worden ! Ach! wanneer zal dan mijn hervallen eens ten
einde nemen ? Wanneer zal ik dan gestadig het goed oefe-
nen , hetwelk ik in mijn hart goedkeur, en wanneer zal ik
htt kwaad, dat ik verfoei, geheel vermijden?
O mijn goede Vader! gij, die mijne zwakheid kent,
ontferm u mijner, ondersteun mij, maak mij sterk tegen
de noodlottige neigingen mijner beJorvene natuur, gij
kunt mij al hare aanvallen doen overwinnen, en gij wilt
het: ach! ik smeek u, maak, dat ik door mijn laauw en
kwijnend leven in uwe dienst geene hinderpalen meer
stelle aan de volbrenging van uwen wil, die altoos zoo
opregt en vadelijk voor mij is.
O gij, die de zware boeijen verbrijzeld hebt, welke mij
weleer den slaaf mijner hartstoglen maakten, voltrek in mij
hetgene gij begonnen hebt! wek mijne verdoofde ziel op,
verlevendig mijn geloof, doe mijne liefde ontvlammen: gij
hebt aan de deur van mijn hart geklopt, om hel te bekeeren:
bepaal uwe barmhartigheid daarbij niet, klop nogmaals , tot
dat het getroffen door uwe goedheid en zijne ellende, u
in niets meer wedersta, maar zich zonder voorbehouding
aan u geve, om u dagelijks meeren meer te beminnen.
Ik verwacht deze genade en de vergeving mijner zon-
den van u, met een vast vertrouwen ; niet, omdat ik steun
op mijne gebeden, die niet waardig zijn verhoord te wor-
den, daar ik een groot zondaar ben; maar omdat ik uwe
barmhartigheid aanroep, door u de eindelooze ferdien-
sten van Jesus Christus, uwen goddelijken Zoon, aan te
bieden, en omdat gij beloofd hebt niets te weigeren van
hetgene men u in zijnen naam zal vragen.
-ocr page 361-
VOOR DE UIECIIT.                                  357
OEFENING TOT EEN VOLMAAKT BEROUW.
lieer, heb medelijden met mij , ontferm u mijner; God
hemelsche Vader, God Zoon, Verlosser der wereld, God
Heilige Geest, Heiligmaker der zielen, ontferm u mijner
volgens uwe groote barmhartigheid. Wees mij genadig,
o God, gij, die den dood des zondaars niet wilt maar dat
bij zich bekeere en leve. Ziehier een armen zondaar,
dien gij met zoo veel langmoedigheid hebt gewacht, en
met zoo veel liefde uitgenoodigd om tot u weder te keeren.
Met vertrouwen werp ik mij voor uwe voeten , hoewel ik
u dikwijls vergramd heb, want gij zijt een goede Vader,
die uw verloren, uw ondankbaar kind met vaderlijke tee-
derheid ontvangt; gij zijt de goede herder, die het verlo-
ren schaap met blijdschap op zijne schouders neemt en
tot uwen schaapstal terug brengt; gij zijt de medelijdende
Samaritaan, die de olie uwer barmhartigheid stort in de
wonden onzer ziel. O, ontferm u mijner, mijn God,
ontferm n mijner!
het is mij uit geheel mijn hart leed,
Dat ik gezondigd heb;
Dat ik zoo langen tijd, zoo dikwijls, zoo zwaar gezon-
digd heb;
Dat ik gezondigd heb door gedachten woorden en werken;
Dat ik gezondigd heb door al de zintuigen van mijn
ligchaam;
Dat ik gezondigd heb door al mijne geestvermogens;
Dat ik gezondigd heb met zoo groote stoutmoedigheid
van mijnen wil en kennis mijner boosaardigheid;
Dat ik de voorkeur aan het schepsel boven u gegeven heb;
Dat ik u verzaakt heb, om de ijdelheid aan te kleven;
Dat ik uwe eindelooze vermaken veracht heb;
Dat ik de smarten en het lijden van Jesus hernieuwd heb;
Dat ik uwe gunsten en uwe vriendschap versmaad heb;
O mijn God! \'het is mij leed uit geheel mijn hart, en
louter om u,
-ocr page 362-
358
OEFENINGEN VOOH i)E IIIKUIIT.
Omdat ik u mishaagd heb;
Omdat ik u belcedigd heb;
Niet uit vrees der straffen,
Niet uit hoop der belooning,
Niet uit noodzakelijkheid,
Maar uit liefde tot u,
Uit eerbied voor uwe opperinajesleit;
Omdat gij eindeloos heilig, eindeloos beminnenswaardig
zijt en de zonde u boven alles mishaagt;
Het is mij leed, Heer! en ik gevoel dezelfde droefheid,
welke uwe Heiligen hadden over hunne zonden;
Omdat ik u bemin, o mijn God! wil ik mij met uwe
genade beteren;
U, van nu af niet meer beleedigen;
Alle gelegenheden van zonde vlugten;
Mijne kwade gewoonten eonen aanhoudendcn oorlog
aandoen;
Aan alle bekoringen wederstaan;
Alle slechte gedachten in mij uitdooven;
Verkiezen liever te verliezen al wat ik bezit, eerder
dan u nog te beleedigen;
Verkiezen alles te lijden, den dood zelfs te onder-
gaan, liever dan voortaan nog te zondigen.
Christus hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Oma Vader, enz.
GEIiED.
O mijn God! bron der goede voornemens en der goede
werken, verleen mij de kracht om een levendig berouw
over mijne zonden te gevoelen, om mij krachtdadig te
beteren, opdat het mij moge gelukken van uwe eindelooze
barmhartigheid, door de verdiensten van Jesus Christus,
vergeving mijner zonden te verwerven. Amen.
—^M^Y*v——
-ocr page 363-
\\mmmmm
NA DE BIECHT.
Uevoelens van vrengde, dankbaarheid cu
vernieuwing van het goede voornemen.
Ohoe goed is de Heer, hoe onbegrijpelijk is hij in
zijne barmhartigheden! Mijne ziel dompel u nu
in de troostvolle overdenking der gunsten, die
uw God u heeft bewezen.
Gij heb mij dan vergeving geschonken, o mijn God!
Ja, ik durf het hopen, ik durf het gelooven, ik ben
in uwe gunst hersteld... Uw bedienaar heeft mij in
uwen naam gezegd: Ga in vrede. 0 mijn hart! smaak
de zoetheid van dit troostvolle woord en geniet de
aangenaamheden van dezen kostbaren vrede
Verwijdert u van mij, aardsehe voorwerpen! dat niets
mij in dit zoete gevoelen kome verstoren.
O mijn God! uwe barmhartigheid is grenzeloos: gij
hebt ten mijnen voordeele wonderen uitgewerkt. Al de
dagen mijns levens zal ik uloven; ik zal niet meer leven
dan voor u; ik zal u mijn geheel leven toewijden; ik zal
de zonden vlugten; ik zal alles opofferen om u te behagen,
ik zal u uitgeheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, boven
al beminnen. Gij alleen zult mijn hart bezitten, ja zon-
der verdeeling, zonder wederhouding bezitten... Maar
gewaardig u, door uwe genade, het voornemen te ver-
sterken dat ik maak, van u dit hart niet meer te ont-
rukken, dat ik zoo even aan u heb toegewijd. Maak het
besluit krachtdadig, hetwelk ik neem, van alle gelegen-
heden der zonden te vlugten, vooral van die zonden, die
u in mij sedert zoo lang mishaagt; ach! gewaardig u,
o Jesus! uw werk in mij te voltrekken, door mij de hei-
lige volharding te schenken: er is voor uwe verheerlijking
aan gelegen; toon in mijnen persoon aan de zondaars
de magt uwer genade, die niet slechts eene ziel uit
het graf, waarin zij gedompeld was, kan doen opstaan,
maar ook kan beletten, dat zü daarin nog immer
-ocr page 364-
•;iio
OEFENINGEN.
nederdale; het is alzoo, o goode Jesus! dat ik, na u op
aarde gediend en bemind te hebben, even als zoovele
andere boetvaardige zondaars, het geluk zal smaken van
uwe eindelooze barmhartigheden in de gelukzalige eeu-
wigheid te bezingen.
AANNEMING UER OPGELEGDE DOETEN.
O geregtigheid van mijnen God, ik ben niet instaat
voor mijne beleedigingen te voldoen; maar ik bied u de
eindelooze verdiensten aan van eenen God. Ik bied u aan,
Heer, het heilige Hart van uwen goddelijken Zoon: zoo
ik al de droefheid niet gevoel, welke mijne zonden vor-
deren, zie dan op degenen, die dit aanbiddelijk hart
overstelpt hebben. Die diepe wonden, al dat bloed spre-
ken voor mij; zij getuigen, dat deze goddelijke Zaligma-
ker voor al mijne beleedigingen voldaan heeft.
O mijn God! vergeef mij dan al mijne ijdelheden en
mijnen hoogmoed, uit hoofde der ootmoedigheid van
uwen Zoon; vergeef mij mijne vijandschappen en mijnen
haat, om zijne overgroote liefde; vergeef mijne oploo-
pendheden en gramschap, uit aanmerking zijner zacht-
moedigheid; vergeef u ij mijne onzedelijkheden en de
ongeregeldheid mijner zinnen, uit hoofde van zijn voor
mij verscheurd maagdelijk vlee3ch; vergeef mijne onver-
storvenheden , uit aanmerking van den honger en dorst,
die uw Zoon, stervende aan het kruis, geleden heeft.
O Hart van Jesus! aanzie uwe voldoening, want gij zijt
mijn Verlosser.
Maar, mijn God! gij wilt ook, dat ik boetvaardigheid
doe, om te verwerven, dat ik mij de voldoening van
uwen Goddelijken Zoon zie toevoegen: ik neem dan zonder
uitzondering de geheele boete aan, waar\'.oe gij mij hebt
veroordeeld. Ja, Heer! tot kastijding mijner ongeregtig-
heden, aanvaard ik, van heden af, en maak ik het voorne-
men, om met geduld te verdragen, al de beproevingen,
smarten en pijnlijkheden, al de ziekten en vervolgingen,
en eindelijk al de rampen, die mij in dit leven kunnen
wedervaren Dat zy van uwentwege komen, of my door
-ocr page 365-
361
NA DE BIECHT.
de schepselen worden aangedaan, dit zij voor mij om
het even, ik neem alles aan volgens de beschikkingen
uwer Voorzienigheid. Ik verdien zekerlijk wel, dat de
schepselen zamcnspannen om mij te straffen, omdat ik
den Schepper zoo onwaardig beleedigd heb.
Ik aanvaard, o mijn God! met denzelfden geest van
boetvaardigheid de voldoening, mij dooi- uwen bedienaar
opgelegd, ik aanvaard die met het opregte verlangen van
uwe eer, welke ik beleedigd heb, te wreken j ik vereenig
die, o mijn Zaligmaker! met de smarten van | uw lijden
en van uwen dood. Dat de overvloed uwer verdiensten
en de eindelooze liefde van uw hart voorzien in de on-
volmaaktheid en de ongenoegzaamheid zijner werken.
Amen.
GEBED NA DE BIECHT, WANNEER DE BIECIITVADEH DE
ABSOLUTIE HEEFT UITGESTELD.
Hoe droevig, Heer, hoe smartvol is het mij, van
eene gegronde vrees te moeten hebben, dat ik nog uw
vijand ben! Ik laat echter niet na uit goeder harte toe
te stemmen in het vonnis van uwen bedienaar. Eene
overhaaste vrijspraak zou mij waarschijnlijk in het ver-
derf hebben gestort, een wijs uitstel zal mij versterken.
Maar tot hoalang zal die smartvolle afscheiding vanu,
die noodlottige banvloek duren ? Men zegt mij, dat mijn-
lot in mijne handen is en men den boom niet kan be-
oordeelen dan volgens zijne vruchten. Ach, Heer!plant
gij zelf, besproei en geef den wasdom: ik gi mjj met
u vereenigen. Kene eerste, eene tweede beproeving
zullen mij niet afschrikken. Dag en nacht zal ik hem
zoeken, welken mijne ziel begint te beminnen. Ik zal
ontsteld en in eene doodelijke ongerustheid zijn, tot
dat ik hem zal hebben gevonden. Daar het zijne liefde
is, die hem voor eenigen tijd aan mij onttrekt, zal ik
hem afwachten in het volle vertrouwen, dat hij zich
eindelijk zal gewaardigen zich aan mij te geven.
O mijn God! o mijn Vader! spaar mij; behoed mij
ten minste tot den dag, op welken g\\j mü, als den
-ocr page 366-
3Ö2                         OEFENINGEN NA DE HIL\'CIIT.
verloren doch rouwmoedigen zoon, in de armen uwer
barmhartigheid ontvangen, en de vriendeshap wederge-
ven zult, naar welke ik verzucht. Ik ga, ten einde die
te verdienen, met de hulp uwer genade, de wijze raad-
gevingen volgen, welke uw dienaar mij gegeven heeft,
om mij van de naaste gelegenheden der zonde te ontma-
ken, om eindelijk al de hinderpalen uit den weg te rui-
men , die mij berooven van de mededeeling in het. geluk
van zoo veel godvreezende geloovigen , die tot uwe H.
Tafel toegelaten worden. Ik ben zeker deze gunst zeer
onwaardig, welke gij alle regt hebt mij voor altoos te
weigeren: maar, zooals de Chananeesche vrouw u zulks
met ootmoed vroeg, smeek ik u, geefmij de brokkelin-
gen , die van uwe tafel vallen.
Ik verdien uwe bevoor-
regte gunsten niet, ik durf die niet vragen; behandel mij
slechts zoo als men een huurling bejegent, geef mij het
versterkende brood uwer genade, opdat ik, zegevierende
over de zonde, uit mijne boeijen verlost, van mijne
vlekken gezuiverd, u zelf moge ontvangen, u in mijn
hart plaatsen, om mij nimmermeer van u te scheiden.
O mijn Vader, help mij! o mijn Vader, schenk mij
vergiffenis!
En gij, o liefderijke Maria! zekere toevlugt van den
berouwhebbcnden zondaar , wees mijne beschermster en
mijne voorspraak, verwerf mij barmhartigheid.
Ook gij , o heilige engel, mijn getrouwe bewaarder, bid
voor mij; mijne heilige patronen, bidt voor mij; o gij
alle hemelingen, weest mijne voorsprekers bij Jesus
Christus, mijnen Zaligmaker. Amen.
-ocr page 367-
&:mvMmmmwmmmmmimimm!$im&.
ONDERRIGTING
OVER DE E. COMMUNIE.
~S*ASV H~
Er lijn drie zaken noodig om eette vurige
communie te doen, te weten:
1. Dk vkrrk
BEREIDING. 2. DK NAASTE BEREIDING.
3. Dl DANKZEGGING.
De verre bereiding. Zij bestaat: i». zuiver te zijn
van doodzonde
, zonder hetwelk de communie eene
schromelijke heiligschennis zou zijn. Beproef u dan
alvorens gij tot de heilige tafel nadert (1), doch dat
dit zonder ontsteltenis en twijfelmoedigheid zij. Her-
inner u, dat, indien uw geweten met eene doodzonde
besmet ware, zonder dat gij dit weet, hetgeen bijna on-
mogelijk is, gij geene heiligschennis zoudt bedrijven met
het heilige Sacrament des Altaars te ontvangen (2), maar
dat het Sacrament in uwe ziel de heiligmakende genade
zou voortbrengen. Echter, mijn Vader, ben ik beducht
eiken keer, dat ik tot de heilige communie ga, omdat ik
vrees, van niet in staat van genade te zijn en de ver-
giffenis mijner zonden niet verkregen te hebben. —
Luister, mijn lieve Christen, naar hetgeen de godvruch-
tige en geleerde Gerson zegt en volg den wijzen raad ,
dien hij u geelt: «Wanneer een christen, zegt hij, voor-
genomen heeft het heilig Sacrament des Altaars te ont-
vangen en dat hij ontsteld en bevreesd wordt, omdat
hij zich inbeeldt van geene goede biecht gesproken te
hebben, dan moet hij deze vrees aanzien als eene beko-
ring van den duivel, die hem alzoo zou willen bcrooven
van het groote geestelijke goed der heilige communie
en zich op de volgende wijze gedragen: Hij denke, dat,
al was hij honderd jaren bezig met zich waardig te ma-
(1) 1 Corintlt. XI, (2) Zie het Concilie van Trente en alle
godgeleerden.
-ocr page 368-
364
ONOEHRIOTINd
ken, om Jesus Christus te ontvangen, hij, zonder eene
bijzondere hulp van God, daarin nooit zal slagen, doch
hij zij indachtig, dat God zoo wel heden als na honderd
jaren hem deze genade kan vergunnen. Verder merke
hij op, dat niemand in dit leven met volle zekerheid we-
ten kan, of hij in staat van genade is, zonder eene bij-
zondere openbaring; maar dat er eene menschelijke en
zedelijke zekerheid noodig is, en die toereikend is voor
de sloffe, die wij verhandelen. Om deze te bekomen,
moet men in zich zelven koeren, zijn geweten onderzoe-
ken en doen wat de voorzigtigheid en onze bestuurders
ons bevelen. Wanneer men, na dit onderzoek niet weet
aan eene doodelijke zonde pligtig te zijn, mag men tot
de communie naderen, zonder te vreezen een nieuwe
zonde te bedrijven. Indien er ons nog kleine twijfelingen
overkomen, moet men die verachten en voortgaan.
2°. Do verre bereiding bestaat in zuiver te zijn, niet
van alle dagelijksche zonden, aangezien onze groole
zwakheid, maar van de genegenheid tot do dagelijksche
zonden, hetwelk zonder de gewone beoefening des gc-
beds, en zonder de wereld te vlugten voor zoo veel het
de welvoegelijkheid van onzen staat toelaat, niet kan
geschieden. Wel is waar, de dagelijksche zonden dooven
in ons het vuur der liefde niet uit, zij berooven ons niet
van de genaden en van de liefde Gods; maarzij verkoe-
len de vurigheid van de godsvrucht, en berooven ons
van dien overvloed van genaden, welke zij, die met eene
groote zuiverheid des harten te communie gaan, genieten.
3°. Deze verre bereiding bestaat ook in een vurig ver-
langen om Jesus Christus te ontvangen, daar deze gees-
telijke spijs maar voordeelcg is voor diegenen, welke er
hongerig naar zijn: God wil begeerd worden (1), doch
bijzonder van diegenen, welke tot de heilige Tafel naderen.
Eindelijk 4°. zij bestaat in eene zuivere meening.
Wacht u wel, christen, van ooit uit eigenliefde, uit
verwaandheid, uit menschelijk opzigt de communie te
ontvangen: helaas! de hoogmoed sluipt overal binnen-
lij Deus sitit Bitiri. S Greg. Nvss.
-ocr page 369-
OVER t)E II. COMMUNIE.                              3fi?>
God behoede u, dat gij ooit gelijk zijt aan die personen,
welke dikwijls willen communiceren, niet zoo zeer om
beter , ingekeerder, zachtmoediger, ootmoediger en meer
verstorven te worden, als om godsvruchtiger te schijnen
dan zij inderdaad zijn ! Dat uwe meening altijd zuiver en
opregt zij; dat zij beooge de eer van God, uwe eigene
zaligheid, de uitroeijng van oenige ondeugd, uwe ver-
sterking in de oefening van de eene of andere deugd,
de bevrijding van deze of gene bekoring, indien het
onzen Heer aldus behaagt, of eindelijk om eenige an-
dere gunst of genade voor u zelven, uwe bloedverwanten,
uwe kinderen, kennissen, en zoo voorts, te verzoeken,
of om de zielen des vagevuurs te verlossen.
Er is eene andere soort van verre bereiding, die be-
staat in de volgende oefeningen: Eenige dagen voor de
communie en ten laatste daags te voren, doe uwe wer-
ken en gebeden met het inzigt, van de noodige genaden
om wel te communiceren te verkrijgen; voeg daarbij
eenige aalmoes, eenige kleine versterving, enz. Tracht
u in eene groote ingekeerdheid te houden, dikwijls
denkende op het geluk, dat gij gaat genieten, van
uwen God te ontvangen. Tracht met deze gedachten,
die ook uwe eerste moeten zijn, wanneer gij zult
ontwaken, in te slapen. Zeg alsdan tot u zelven:
Welke gelukkige dag voor mij! Jesus gaat aanstonds in
mijn hart komen! o mijn goedertieren Meester! kom,
kom bezit nemen van het hart van uw arm schepsel, enz.
II. De naaste bereiding. — Zij bestaat in, uit den
grond zijns harten, de verschillende oefeningen voor de
communie
te verwekken. Achter dit onderrigt zult gij
deswege voorbeelden aantreffen; maar dewijl het te
vreezen is, dat, met dezelve dikwijls te herhalen, gij
eindelijk er de gewoonte van zoudt aannemen, ga ik,
volgens Lodewijk van Grenada en paler Alphonsus de
Rodriguez (1), u de wijze aantoonen, om deze oefe-
ningen uit eigen beweging te verwekken. De heiligen en
(1) Rodriguez, Christelijk» Volmaaktheid !e deel, 8e verhandeling
geheel. —Lodewijk van Grenada, Gedenhchrijt run het christelylte
(eren,
Ie deel. 8e hoek en verder.
-ocr page 370-
3fir.
ONDEnniGTINO
do meesters van het geestelijke leven zeggen, dat, om
overvloedige vruchten uit de heilige communie te trek-
ken, men tot dezelve moet naderen: 1°. met veel oot-
mocdigheid en eerbied; 2". met veel liefde en bcliou-
wen, 3°. met groote vurigheid en verlangen, om dit
hemelsche brood te nuttigen.
1°. Men moet tot dit aanhiddelijk Sacrament met
grooten eerbied en ootmoedigheid naderen. Om dit
gevoelen in uw hart op te wekken, kunt gij u vooreerst
de opperste grootheid en oneindige majesteit van God,
die waarlijk in het heilige Sacrament des Altaars te-
genwoordig is, voor oogen stellen; overwegen, dat
het diegene is, welke door zijnen enkelen wil alleen
hemel en aarde geschapen heeft, die hen door zijnen
enkelen wil \' in stand houdt en ze door zijnen wil kan
vernietigen; en eindelijk overdenken, dat de engelen,
uit eerbied voor hem beven en dat, op het minste
teeken dat h ij geeft, de kolommen des hemels uit vrees
geschokt worden en daveren
("1).
Daarna moet gij uwe oogen op u zelven slaan, om
uwe ellende en uwe nietigheid aan te zien. Nu eens zult
gij , in gedachten, voor den tollenaar van het Evangelie
treden, die het altaar niet durfde naderen , noch zelfs de
oogen ten hemel slaan; maar terwijl hij zich in eenen
hoek van den tempel hield, op zijne borst sloeg, zeg-
gende: Heer, heb medelijden met mij, die een zondaar
ben
(2). Dan zult gij eens met den verloren zoon zeggen:
Heer, ik heb tegen den hemel en tegen u gezondigd, ik
ben niet waardig uw zoon genoemd te worden: aanvaard
mij alleenlijk als eenen der dienstknechten vanuw huis(3)
En daarna zult gij verscheidene malen met hart en
mond herhalen, wat de heilige Elisabeth tot de heilige
Maagd zeide: En van waar komt mij deze genade (4)?
Van waar komt mij dat uitnemend geluk, dat de Heer
der Engelen en geheel de heerlijkheid des hemels tot mij
gewaardigt te komen I. ... O mijn Vader! o mijn Her-
der! mijn Heer, mijn God, mijn Al! Gij hebt u niet
(1) Job XXVI, 11. (2) Liic. XVIII, 18 (3) Luc. XV, 18, 19
(4) Loc 1, 43.
-ocr page 371-
361
OVER DE II. COMMUNIE.
bevredigd met mij naar uw eigen beeld geschapen en
mij door uw dierbaar bloed verlost te hebben, maar
gij wilt nog, door een weergaloos liefdewonder in mij
komen wonen, mij in u hervormen en een en dezelfde
gedaante met mij aannemen, alsof gij van mij afhingt
en ik niet van u!. ... Van waar komt mij dit geluk, o
mijn God? Is het om mijne verdiensten, of wel, omdat
gij, door met mij te zijn, eenig voordeel geniet? Neen,
volstrekt niet, het is een louter uitwerksel uwer goedheid
en barmhartigheid, hetwelk maakt, dat gij meer met mij
tevreden zijt, dan ik met u. Ik wenseh slechts naar u,
omdat ik een ellendeling ben en uwe hulp noodig heb:
en gij verlangt met mij te wezen uit loutere barmhartig-
heid, enz. Het zou u zeer nuttig zijn, mijn lieve christen,
de woorden, die de H. Kerk ten tijde der Communie
gebruikt, en die uit het Evangelie getrokken zijne, wel
te overwegen: Heer ik ben niet waardig, dat gij komt
onder mijn dak; maar spreek slechts één woorden mijne
ziel zal gezond worden
(1). Heer, ik ben niet waardig
u te ontvangen; maar ik kom tot u, opdat gij mij waar-
dig zoudt maken. Heer ik ben zwak en ziek en ik
nader tot u, om door u genezen en versterkt te worden, enz.
2°. Gij moet met groote liefde en betrouwen tot dit
heilige Sacrament naderen. Ach! mijn God! wien zullen
wij dan beminnen, indien wij Jesus op het oogenblik,
dat hij zich geheel aan ons geeft, niet beminnen? Over-
weeg, om in u deze zoo gewenschte gevoelens van liefde
en betrouwen op te wekken, dikwijls wat. die goede
fierder onzer zielen van den stal van Bethlehem al tot
op den Calvarie-berg voor u gedaan heeft, volg hem dan
stap voor stap in al de bijzonderheden van zijn leven
en verbeeld u, dat hij, bij elke schrede, die hij doet,
eenen liefdeblik op u werpt en tot u zegt: Mijn kind
het is tot uwe liefde
, dat ik dit doe ! het is om uw hart
te winnen; dat ik zoo veel smaad onderga, dat ik mij
heb opgesloten in het heilige Sacrament des Altaars. ..
,
zoudt gij mij wel uw hart kunnen weigeren ?. ... Wat
zult gij hem antwoorden?
(I) Ecc. Precea.
-ocr page 372-
3(>X                                      ONDKRRIOTINr..
;{». Het derde, wat God in dit hoogwaardig Sacrament
van u verzoekt, is, dat hij meteen vurig verlangen tot
hetzelve nadert. Uit brood, zegt de II. Augustinus, wil
van den innigen mensch met eenen gretigen honger ge-
geten worden (1), en even als dalgene, wat men met
smaak eet, gewoonlijk aan het ligchaam goed doet alzoo
zal ook dit hemelsche brood een wonderlijk goed bewer-
ken aan eene ziel, zoo zij met grooten honger, met een
uitnemend ongeduld, om zich met God te vereenigen
en met een vurig verlangen, om eenige bijzondere gena-
den van hem te verkrijgen, hetzelve nuttigt. Tracht dan
christen, dien zoo noodzakelijken honger, om uit dit
Sacrament voordeel te trekken, in u te doen ontstaan
en overweeg hierom van den eenen kant, uwe uiterste
ellende en behoefte en de uiterste noodwendigheid,
waarin gij zijt, dat Jesus u met zijne genaden kome
verrijken; overdenk, van eenen anderen kant de won-
derbare uitwerksels, welke dit heilige Sacrament in elke
welbereide ziel voortbrengt, en die het zeker in u zal
voortbrengen zoo gij geene beletselen daaraan stelt.
Zijt gij zwak, het zal u versterken en moed geven.
Dient ge God met eene zekere laauwheid, het zal u
eenen vurigen ijver instorten. Wordt uwe ziel door
drukkende kruisen overladen, het zal u dit pak ligt
en gemakkelijk maken, enz. Hoe veel redenen, om dit
vurig verlangen tot de heilige communie in u op te wek-
ken ! Bid onzen Heer, dat hij u dit verlangen gelieve
te verleenen en nooit meer gedooge, dat daaronder
iets menschelijks en hem onwaardigs gezegd worde.
De maat der genaden en gunsten, welke gij in de
heilige communie zult ontvangen, zal afgemeten wor-
den volgens het vurige verlangen, dat gij zult hebben,
om te communiceren: open uw hart, zegt Jesus Chris-
tus, en ik zal het vervullen (2), breidt het uit, want gij
zult ontvangen naarmate gij het zult openen. Wilt gij
dus, christen, Jesus Christus met den overvloed zijner
genade ontvangen, heb dan daartoe een vurig verlangen.
(1) S. Ang. Serm. J. de rrrtiis «post. (S) LXXX 11.
-ocr page 373-
369
OVËIt Dli |[. COMMUNIE.
De maat der genaden, die gij in het heilige Sacrament
zult ontvangen, hangt van u af (1). Wanneer men geen
den minsten ijver heeft, om tot de heilige communie te
naderen, is zulks een teeken dat men in cene zware
slaapziekte ligt, zegt de heilige Bonaventura (2). Met
wat ijver, met wat volharding moet gij tot de heilige
communie dien geestelijken dorst, welke alle getrouwe
zielen gehad hebben, van God dan niet verzoeken!
\\ch! wees niet van het getal dier laauwe en onwaardige
Christenen, welke het voor eene beuzeling houden, be-
roofd te zijn van het geluk van Jesus Christus in het
Sacrament van liefde te ontvangen, of die hem slechts
ontvangen met zekeren walg en afkeer. Helaas! zij
hebben dien geestelijken honger tot de heilige communie
niet, zij naderen tot dezelve met onverschilligheid en uit
gewoonte, ook trekken zij daaruit bijna hoegenaamd geen
nut. Mijn lieve Christen, dat uw verlangen om Jesus
Christus te ontvangen vurig zij, dat uwe aangenaamste
voldoening zij dit verlangen te mogen vervullen, met dik-
wijls tot dien heiligen maaltijd te naderen en dat uwe
grootste droefheid zij, u beroofd te zien van het geluk van
Jesus Christus in de heilige Communie te ontvangen (3).
Wanneer gij de vurige godvrucht en de verlangens,
welke gij zoudt moeten hebben, in u niet zult gevoelen
en dat het billijk zou zijn, dat gij die hebt, om zulk
eenen verheven meester te ontvangen, denk echter niet,
dat alles verloren is; ziehier eene oefening, welke u
alsdan zeer nuttig zal zijn. Oefen u in deze godvrucht
en in deze verlangens te wenschen, en daardoor zult
gij voorzien in hetgene u ontbreekt, want God, die het
hart aanziet, zal uwen goeden wil aannemen, volgens
deze woorden van den profeet: De Heer heeft de wen-
schen der armen verhoord; gij, Heer, hebt de bereiding
van hun hart aanhoord
(4). Ludovicus Iilosius verhaalt
(5), dat onze Heer zelf die soort van godvrucht en be-
reiding aan de heilige Mechtildis geleerd hecfl, en dat
(1) S. Uierouym. in Pa. LXXX, 11, (2) Bon praparat. ad
migsam. (3) Unus sit nobis dolor hac csca prirari S. Chrys. ad
pop. Autkli, hom. 60.(4) I\'s,XI, 1\'J. (5) Blosius, üomit spirit, cap. VI,
24
-ocr page 374-
370
ONUKRRIfiTIMi
hij liaar eens zeide: Wanneer gij mijn ligchaam en mijn
bloed zult moeten ontvangen, wensen voorde heerlijk-
heid van mijn naam al de vurigheid en ijver te hebben,
die het vurigst hart ooit voor mij gehad heeft, en dan
zult gij vol betrouwen, met bereiding, tot mij kunnen
naderen; want ik zal de vurigheid, welke gij zoudtwen-
sehen te hebben, aanzien en u die aanrekenen, alsof gij
dezelve inderdaad bezat. Hij verhaalt iets dergelijks van
de heilige Gertrudis. Op zekeren dag, dat zij tot de
heilige tafel ging naderen en dat zij hoogst bedroefd
was, omdat zij niet genoegzaam daartoe was bereid,
zoo smeekte zij de heilige Maagd en alle Heiligen voor
haar aan God te willen opofferen, wat zij ooit het ver-
dienstelijkste gedaan hadden, ten einde zich te bereiden,
om hem te ontvangen; waarop de Heer, haar alsdan
verschijnende, haar zeide: Nu schijnt gij voor de oogen
der hemelbewoners waarlijk bereid, zoo ah gij hel ge-
wenicht hebt.
Zoodat het eene zeer nuttige wijze van
bereiden is tot de heilige Communie, te verlangen tot
dezelve te naderen met dezelfde vurigheid, die de groot-
ste Heiligen gehad hebben, wanneer zij dit heilige Sa-
crament ontvingen en God te verzoeken, dat hij de
gesteltenissen, welke ons ontbreken, door de verdien-
sten van zijnen Zoon zou willen vergoeden.
III. De dankzegging. — Er is niets van grooter aan-
belang, dan de dankzegging na de Communie. Het is
het geschiktste\'1 oogenblik, om van onzen Heer al wat wij
noodig hebben te verkrijgen. Span dan al uwe krachten
in, mijn lieve Christen, om dezelve naar eisch te doen;
om hierin te gelukken, nadat gij de heilige Hostie ont-
vangen hebt, ga naar uwe plaats; toon, door uwe uit-
wendige houding, dat gij van den grootslen eerbied
doordrongen zijt; houd uwe oogen nederwaarts geslagen
en vergeet al de schepselen, om op niets anders meer te
denken, dan op hem alleen, dien gij in uw hart bezit.
Verwek dan dikwijls oefeningen van liefde, van berouw,
van dankzegging, met een vast voornomen van geheel
en al aan God te behooren; offer hem honderd en hon-
derdmaal nw hart op, smeek hem het goedgunstig
-ocr page 375-
OVER DE IIBILIOE COMMONIE.                       371
aan te nomen, liet te verbeteren en daar alles uit te
bannen wat hem mishaagt. Verbeeld u, dat gij , gelijk
Maria Magdalona, voor de voeten van .Tesus zijt ncder-
gcknield, dat hij u aanspreekt, dat hij dergelijke opolfe-
ring van u verzoekt: spreek hem, op uwe beurt met
betrouwen aan, vertoon hem uwe noodwendigheden,
uwe ellende, toon hem de wonden uwer ziel, zeg hem
met kinderlijke eenvoudigheid al wat in uw hart omgaat,
hetzij goed, hetzij kwaad en verzoek hem zijne hulp,
zijne genade, zijne liefde, de vurigheid, de volharding
tot het einde toe, de vergiffenis uwer zonden, enz. enz.
Verzoek ook de bekeering der zondaren, de verlossing
der arme zielen uit het vagevuur, bid voor uwen echt-
genoot, voor uwe kinderen, enz.
Eene andere uitmuntende wijze om zijne dankzegging
te doen, is na elke Communie aan God de opoffering aan
te bieden van een gebrek of van ecne onvolmaaktheid.
Ik ga u hiertoe cene beknopte oefening aanwijzen. Wan-
neer gij al de oefeningen van liefde, van verzoek, enz ,
waarvan ik aanstonds zal spreken , zult gedaan hebben,
keer dan in u zelven en zie, \'welke de fouten zijn,
die gij het meest bedrijft, de onvolmaaktheden waar-
aan gij vooral onderworpen zijt, tracht daarvan eenige
aan God op te offeren telken male, dat gij communi-
ceert en offer hem die tot dankzegging op. Ik zal mij
opzigtens deze \'stolfe geenzins uitbreiden, want het zal
u zeer gemakkelijk vallen, aan te vullen al wat ik u
hier niet zeg, om niet te langdradig te zijn. Ten andere,
gij zelf ziet gemakkelijk, hoe nuttig die soort van dank-
zegging is, en welke vruchten gij in weinig tijds uit uwe
Communiën zult kunnen trekken, indien gij eiken keer,
als gij het geluk hebt van te Communie te gaan, bezorgd
zijt, om u in iets te versterven, en u nu van het eene
en dan van een ander gebrek te beteren.
Over het dikwijls communiceren. — Hier biedt zich
natuurlijk eene vraag aan. Van waar komt het, zult gij
mij vragen, dat ik, daar ik het geluk heb van zoo dik-
wijls te communie te gaan, niet ondervind, dat ik beter
word? Van waar komt het, dat ik, zoo als het mij toe-
-ocr page 376-
372
ONDERRIGTING
schijnt, geenen voortgang doe in de deugd en altijd
dezelfde blijf? Ik vrees van laauwe communiën te doen,
ik vrees van te dikwijls te communiceren, enz.
Vooreerst antwoord ik u, dat, als gij met verlof van
uwen biechtvader en uit gehoorzaamheid communiceeert,
gij over bet getal uwer communiën moet gerust zijn; als
het getal derzelvo moet verminderd worden, dan zou het
aan hem toekomen als regter zijnde van uwen voortgang
in de deugd, dit te doen. Wijder zeg ik u met pater
Rodriguez, dat, indien het menigvuldige gebruik der
heilige communiën in ons niet altijd de vruchten uitwerkt,
die het zou schijnen te moeten uitwerken, dit dikwijls
uit onze eigene schuld voorkomt. Het is somtijds, om-
dat wij ons er niet toe bereiden zoo als het behoort, en
wij tot het altaar naderen bijna uit gewoonte en met
eene soort van onachtzaamheid. Men gaat te Communie,
omdat anderen zulks doen en omdat men gewoon is te
communiceren: men denkt te voren niet wat men gaat
doen, of men neemt er geene genoegzame acht op; en
daaruit komt het dat men er zoo weinig vrucht uit trekt.
2°. Het kwaad komt ook somtijds hieruit voort, dat
men zich vrijwillig tot de dagelijksche zonden laat over-
halen : immers er zijn twee soorten van dagelijksche
zonden: de eeno, waarin men door onbedachtzaamheid
valt, hoewel nogtans daar altijd onachtzaamheid en ver-
zuim onder vermengd is, en de andere, die men vrijwil-
lig en met voordacht bedrijft. De zonden door onbe-
dachtheid gedaan, stellen geen beletsel aan de genade
van hot Sacrament; maar do dagelijksche zonden, die men
vrijwillig bedrijft, stellen daar een zeer groot beletsel aan.
Dat godvreezende zielen hier wel acht op nemen.
3°. Ik zeg, dat het dikwijls kan gebeuren, dat wij de
wonderbare uitwerkselen der heilige Communie in ons
niet gevoelen, zonder dat dit onze schuld is en wij
daarom in onze ziel toch welde vrucht daarvan ontvan-
gen , hoewel wij op eene gevoelige wijze dit niet gewaar
worden. Het is hier hetzelfde, gelijk in het gebed, waar-
over verscheidene personen dezelfde vraag voorstellen.
Want al gevoelt men de zoetheden en vertroostingen er
-ocr page 377-
373
OVER T)E H. COMMUNIE.
geenzins in, die men zou wenschen, en die men er
mogelijk eertijds in gevoeld lieefl, zoo belet dit toch niet,
dat men er altijd eenc groote vrucht uit trekt. Een
zieke vindt geen smaak in de spijs, welke hij nut, en
nogtans versterkt zij hem en doet zij hem goed. De ge-
voelige zoetheden en vertroostingen zijn gunsten en ge-
naden, die God verleent gelijk het hem belieft, en wan-
neer hij zijne dienaren daarvan berooft, is zulks om hen
te beproeven, te verootmoedigen en daaruit nadere voor-
deelen en ander goed te trekken, dat aan hem alleen
bekend is. Voeg daarbij , dat dit goddelijk Sacrament
somtijds op zulk eenc heimelijke wijze zijne uitwerkselen
heeft, dat men het naauwelijks gewaar wordt, want de
genade werkt doorgaans ongevoeliglijk , zoo als de natuur:
men ziet eene plant niet groeijcn, doch men bemerkt
wel, dat zij gegroeid is. ...
4o. Eindelijk, antwoord ik, dat men het als een voor-
deel moet rekenen, niet alleen van voortgang te doen,
maar ook niet te vallen en niet achteruit te gaan.
De geneesmiddelen, welke do ziekte beletten, zijn niet
minder te achten dan die, welke do gezondheid verster-
ken: men merke dit wel op, want het is eene groote
reden van vertroosting voor hen, die zoo gevoelig de
vrucht, die dit H. Sacrament in hen voortbrengt, niet
gewaar worden. Wij zien gewoonlijk dat zij, die zoo
dikwijls tot hetzelve naderen, in de vreezc Gods leven,
en geheele jaren doorbrengen , ja sommigen geheel hun
leven, zonder eene doodzonde te bedrijven Het is een
van do heilzame uitwerkselen van dit Sacrament, te
beletten, dat wij in eene doodelijke zonde hervallen....
zoodat, ofschoon, met hetzelve te ontvangen, men die
vurige godvrucht niet gevoelt, noch de onuitsprekelijke
zoetheden smaakt, die men misschien eertijds gewaar
werd, en vervolgens, dat men in plaats van deze vurig-
heid en van deze drift, welke eenigen alsdan voor het
goede hebben, men er niets in ontmoet dan dorheden en
laauwheid , men nogtans daarom niet nalaat er vrucht
uit te trekken. Indien men, met dikwijls tot de heilige
Communie to gaan, nog in eenige ligte zonde valt, zal
-ocr page 378-
374
0NDERRIGT1NO
men niet missen, van zich in grootere te storten, met
zich van de Communie te onthouden, enz.
Gij zult mij mogelijk vragen: maar mogen de onvol-
maakte zielen dikwijls tot de heilige Tafel naderen?
Hoor, christen, het antwoord , dat een godvruchtig en
geleerd schrijver u hierop geeft (1). Men onderscheidt
tweederlei soort van onvolmaakte christenen. Deze
willen in hunne onvolmaaktheden hlijven steken, de
;genen willen dezelve verbeteren. Jk durf vrij zeggen,
■dat de eerste zich blootstellen, om voor hunne traag-
heid gestraft te worden; want volgens Taulerus, moet
het verlangen, om God te behagen en volgens den hei-
ligen Franciseus de Sales, de zucht om hem te beminnen ,
deugdzamer te worden, krachtdadig de volmaaktheid te
betrachten, de voornaamste beweegredenen van al onze
communiön zijn. En waarom zich tot den geneesheer
wenden, als men niet wil genezen worden\'.\' Doch zij,
die opregt uit hunne onvolmaaktheden willen geraken,
en die daartoe alles doen, wat zij vermogen, zouden
niet te veel te communie kunnen gaan; als zij eiken keer
de dadelijke gesteltenissen hebben, waartoe zij bekwaam
zijn, en welke dit Sacrament vereischt. De reden hiervan
is klaar; want, eindelijk, men mag volgens de heilige
Vaders, communiceren, eiken keer, dat de communie
ons nuttig kan zijn. Gebruik alle dagen, zeggen zij,
datgene, wat u alle dagen kan nuttig zijn (2). Nu, een
christen, die in staat van genade is en welke naar zijn
vermogen zich bereidt, zonder dat dit menigvuldig ge-
bruik van het heilig Sacrament des Altaars in iets den
eerbied en de godvrucht, waarmede hij tot hetzelve
moet naderen, vermindert; een christen, zeg ik, die
alzoo gesteld is , doet voordeel met de communie en hot
onfeilbaarste van alle middelen, om de volmaaktheid,
welke wij veronderstellen, dat die christen betracht, te
ibe/ciken. Hij moet dan dikwijls communiceren, en zelfs
dagelijks, zoo zijn biechtvader hem zulks toelaat (3).
Hoor wat de heilige Franciseus de Sales hierover zegt:
(ï) Pater Vaubcrt, Tan de Sociëteit tan Jesus. (2) S. Auibros
lib. IV, dt Sacram <ap. « — S. Ang. lili. V, ie Sncram. P)Thom.
i Sent. (list, 12.
-ocr page 379-
375
OVER tlF. II. COMMUNIE.
«Indien de wereldsgezinden u vragen, waarom gij zoo
dikwijls te communie gaat, antwoordt hun, dat er twee
soorten van personen zijn, die meermalen moeten com-
municeren : de volmaakten, omdat zij welgesteld zijnde,
groot ongelijk zouden hebben, van tot de bron van vol-
maaktheid niet te naderen; en de onvolmaakten, om met
regt naar de volmaaktheid te mogen dingen; de sterken,
opdat zij niet zouden verzwakken, de zwakken, opdat
zij zouden versterkt worden; de zieken, om genezen te
worden, en de gezonden, omdat zij niet zouden ziek
worden: en dat gij, als onvolmaakt, zwak en ziek,
noodig hebt, veel om te gaan met uwe volmaaktheid,
uwe sterkte en uwen geneesheer. Zeg hun, dat zij, die
niet veel wereldsche zaken te verrigten hebben, dik-
wijls tot de heilige communie moeten naderen, omdat
zij dit gemakkelijk kunnen doen, en degenen, welke
met vele wereldsche dingen belast zijn, omdat zij de
communie hoogst noodig hebben; dewijl hij, die veel
arbeidt, ook voedzaam vleesch moet eten, en dikwijls.
Zeg hun, dat gij het heilige Sacrament ontvangt, om het
wel te leeren ontvangen, omdat men een werk, waarin
men zich niet meermaals oefent, zelden wel doet. Ga
dikwijls te communie, godminnende ziel, en zoo menig-
maal gij van uwen zielbestuurder hiertoe verlof zult
hebben; en even gelijk de hazen in den winter op onze
gebergten wit worden, omdat zij niets anders zien en
eten dan sneeuw: zoo ook, door meermaals de schoon-
heid en zuiverheid zelve in dit goddelijk Sacrament te
aanbidden en te nuttigen, zult gij geheel schoon, goed
en zuiver worden. (1). »Kan men wel iels vertroostender
zegjen voor de zielen, welke nog onvolmaakt zijn, maar
die eene groote begeerte hebben, om tot de volmaaktheid
te komen? Kan men wel iets dringender aanhalen,om
hen op te wekken, om met een ootmoediger vertrouwen
meermaals tot de heilige Tafel te naderen? Echter moeten
zij in dit punt den raad van eenen wyzen zielbestuurder
volgen, gelijk het die groote Heiligeuitdiukkelijkzegt:
en zoo als de Paus Innocentius XI geboden heeft.
(1) Inleiding tol hel godvruchtige lenen 2 deel , 1. 2.
-ocr page 380-
VOOR DE H. COMMUNIE.
I. OEFENINfi VAN GFI.OOF.
Gij zijt het, myn Jesus! ja gij zijt bet, dien ik op dit
altaar ontdek. Mijne zinnen bedriegen mij en ver-
toonen mij slechts de gedaanten van brood en wijn;
doch hierom geloof ik niet minder vastelijk, dat gij hier
wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesus, waar-
achtig God en mensch, Jesus, Koning van hemel en
aarde, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon
van de heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwe
voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten.
Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel,
gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn beste vriend
en ik ben uw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgun-
stig en vermeerder mijn geloof.
II. OEFENING VAN VERTROUWEN.
Het is dan waar, o mijn Heer en mijn God! dat gij mij
zult komen bezoeken? het is dan waar, dat gij bereid
zijt, om in mijn hart te komen ? Ja, nog eenige oogen-
blikken on gij zult zoo waarlijk in mijn hart zijn, als dat
gij in den hemel zijt. Moet ik uw bezoek vreezen, o mijn
Jesus! Moet ik voor uwe komst beducht zijn? Moet
ik uwe tegenwoordigheid duchten?.... Neen,neen, ik
verlang, integendeel, mij met vertrouwen op uwe liefde
te verlaten, ik wil mij in uwe armen werpen, gelijk een
kindje zich in de armen werpt van zijne moeder. Goe-
dertieren Jesus! komt gij in mijn zondig hart, dan is
zulks niet om mij mijne voorgaande ondankbaarheJen te
verwijten, het is niet om mij te veroordeelen, noch te
verdoemen; gij komt daar, o mijn teedere vriend, om
-ocr page 381-
OEFENINGEN VOOTt DE H. COMMUNIE.                377
mij in mijne droefheden en in mijnen druk te vertroos-
ten, om mijne zwakheid te ondersteunen, om mij met
uwe genaden te verrijken, en om mij heilig temaken.
Wat zou ik dan te vreezen hebben? Ach! kom, kom,
o Heer, kom. Ik ben zeer arm, ik ben uwer niet waar-
dig. Ik heb u voorheen door mijne zonden beleedigd;
heden heb ik mij nog vele gebreken en ellenden te ver-
wijten; niettemin kan niets van dit alles mij beletten in
uwe oneindige barmhartigheid een onbepaald vertrou-
wen te stellen; kom dan, Heer, en genees mij.
III. OEFENING VAN OOTMOEDIGHEID.
Maar wat zeg ik, van waar komt mij deze onbe-
schaamdheid, van alzoo den magtigsten monarch der
gansche wereld te durven verzoeken, om van zijnen
verheven troon neder te dalen, en in mijn hart te
komen? Heb ik dan vergeten, dat hij mijn God is,
en dat ik zijn ondankbaar schepsel ben? Heb ik vergeten
dat hij de Heilige der Heiligenis, en ik een verworpen
zondaar? Ik ben in zonde ontvangen, mijne boosheden
zijn tot boven mijn hoofd gestegen, zij zijn mij tot over-
last geworden, en ik durf tot mijnen God naderen! o
Jesus! de hemelen zijn niet rein voor uwe oogen en ik
durf op uwe zuivere omhelzingen aanspraak maken!
Ach! ik smeek u, vergeef mij mijne onbeschaamdheid;
want ik durf het zeggen, hoe groot en hoe vermetel zij
ook wezen moge, verdien ik echter, dat men die ver-
geve, dewijl gij zelf mij die ingeeft. Komt, komt allen
tot mij, arme zondaren,
roept gij tot ons, enik zal u
verkwikken, u genezen: u met mijn eigenvleeschvoeden.
O mijn geliefde Zaligmaker! dewijl gij u gewaardigt mij
tot u te roepen, zie hier ben ik, ik kom totu, niette-
genstaande mijne nietigheid en mijne menigvuldige el-
lende. Ik ben ziek, ik kom tot den geneesheer; ik ben
hongerig en dorstig, ik kom tot do bron des levens; ik
ben arm, ik kom tot den Koning des hemels; ik ben
slaaf, ik kom tot mijnen Meester; ik ben een schepsel,
ik kom tot mijnen Schepper; ik hen mistroostig, ik kom
-ocr page 382-
378                                   OEFENINGEN
tot mijnen teederen vertrooster. Ik ben slechts een arine
zondaar, die verdient van u weggejaagd te worden;
doch ik kom, o mijn God, niet om u te heiligen, maar
om van u geheiligd te worden. O! gelief mij met uwe
gewone goedheid en met medelijden te ontvangen.
IV. OEFENING VAN\' MEFOE.
O mijn liefderijke Jesus! wanneer ik al de blijken
van liefde, welke gij mij gegeven hebt, overdenk, bloos
ik van schaamte, dat ik u zoo weinig bemin. Gij zijt
voor mij mensch geworden, gij hebt voor mij in eenen
stal willen geboi en worden, in armoede, in beroovingen,
in alle sooit van moeijelijkheden, druk en lijden leven.
Alzoo zijt gij, uit liefde tot mij in den hof der Olijven
overgoten geweest van droefheid en gij hebt aldaar eenen
doodstrijd ondergaan; gij zijt gebonden en met smaad
overladen; men heeft in uw minnelijk gelaat gespuwd en
u kaakslagen toegebragt, gij zijt gegeeseld en met door-
nen gekroord geweest. Het is uit liefde voor mij, dat gij
met den zwaien last van uw kruis zijt beladen geworden
en met groote nagelen daaraan gehecht zijt geweest, en
dat gij na drie uren lang onuitsprekelijke pijnen geleden
te hebben, daaraan gestorven zijt. Eindelijk, het is om-
dat gij mij zoo zeer bemindet, dat gij dit aanbiddelijk
Sacrament hebt ingesteld, om u alzoo geheel en al aan
mij te geven, en de steun, de troost, de spijs mijner ziel
te worden, eiken keer als ik tot u zal willen naderen.
Ach mijn God! waartoe was het noodig zoo veel won-
deren uit te werken, om mij tot uwe liefde op te wekken?
Zijt gij niet de wezenlijke goedheid zelve? Ik bemin, ik
bemin u. O goedertieren en ttederhartige Jesus! gelief
het gezucht mijns harten te verhooren: ik bemin u meer
dan mij zelven, meer dan al wat ter wereld is: ja, ik be-
min u. Maar helaas gij weet het, ik bemin u niet genoeg,
vermeerder dan mijne liefde tot u en zuiver dezelve.
Mogt ik u beminnen, oJesus, zco veel het mijn hart mo-
gelijk is u te beminnen!
-ocr page 383-
VÓÓR DE H. COMMUNIE.
379
V. OEKENINU VAN UEROUW.
Jlijn Güd! mijn God! ik ben met schaamte en schande
overdekt: ik durf mijne oogen niet naar uwen troon op-
slaan, omdat ik tegen u gezondigd heb. Gij hadt mij het
leven gegeven, om u te kunnen dienen en beminnen, en
ik heb slechts geleefd om u te beleedigen. Naauwelijks
was ik tot de jaren van verstand gekomen, of ik was reeds
een groole zondaar! Ik heb mij overgegeven aan mijne
hartstogten; ik heb mijne hartstogten, ik heb mijne onge-
regeldheden vermenigvuldigd, zij hebben het getal van de
zandkorrels [der zee overtroffen en ik heb honderd- en
honderdmaal de hel en het eeuwige vuur verdiend. O
•Itsus ! wat zal ik zeggen , beladen als ik ben met zoo vele
ongeregtigheden\'? Ach! ik zal in de bitterheid mijns har-
ten zeggen: Jesus! Jesus! ontferm u mijner volgens de
grootheid uwer barmhaitigheid! Jesus! Jesus! onder-
steun, help, vergeef mij! Zie, ik bezwijk onder het ge-
wigt mijner zonden, hef mij weder op, zie, ik zal inden
afgrond vallen, reik mij de hand toe; ik Len bevlekt met
duizende misdaden, zuiver mij; ik ben vol wonden,ge-
nees.mij; ik kwijn en ik ben zwak, versterk mij; ik ben
op het punt van door mijne zonden in de hel, te zinken,
maak mij zalig. Het is. waar, ik verdien, dat de aarde
zich onder mijne voeten ontsluite, om mij in hare afgron-
den te begraven; doch ik vraag u genade en barmhartig-
heid. Heb medelijden met mij, Heerlen wisch uit mijne
ziel al de zonden,\'welke haar bevlekken. Ik verfoei ze uit
geheel mijn hart, niet omdat ik daardoor de hel verdiend
heb, maar omdat zij u beleedigd hebbon. Vergiffenis, o
mijn God, vergiffenis! ik offer mij, tot herstelling van
zoo veel smaad, waarmede ik u beleedigd heb, om alle
pijnen te lijden, welke gij mij zult willen toezenden en
zelfs den dood, indien zulks uw welbehagen is. Zuiver
mijn hart van de minste vlekken, van al wat uwe heilig-
heid zou kunnen beleedigen en maak het waardiger om
u te ontvangen. Bijzonderlijk, o mijn minnelijke Meester,
laat niet toe, dat de doodzonde er ooit ingang in vinde :
liever duizendmaal slerven I
-ocr page 384-
380 OEFENING VÓÓR DE II. COMMUNIE.
VI. OEFENING VAN VERLANGEN.
Mijn hart, spring op van blijdschap: het gelukkige
oogenblik is genaderd, waarop uw God in u zal komen.
Nog eenige oogenblikken, en gij zult hem bezitten! O
Jesus, mijn Zaligmaker, mijne hoop, mijn troost, mijne
liefde, mijn al! kom spoedig. Mijn hart kwijnt van liefde
tot u, het verzucht naar u, het wil, het vraagt niets
anders dan u: kom dan en vertoef niet langer. Kom dien
dorst lesschen, welke mij verslindt en mij geeno rust
laat: kom dien honger verzadigen, die mij kwelt; kom
mij uwe liefde geven. Mijn lieve JesusI het is mij niet
meer mogelijk zonder u te leven; ach! kom, ik smeek u,
kom, opdat ik van u leere u nog meer te beminnen; kom,
opdat ik door uwe tegenwoordigheid gezuiverd en gehei-
ligd worde: kom, opdat ik steeds één met u zij. Ik zou u
willen ontvangen met de brandende liefde waarmede de
vurigste zielen u ontvangen hebben; maar ik ben zoo
koud, zoo laauw, dat al wat ik doen kan is, mijne ge-
voelens te vereenigen met die, waardoor zij ontstoken
waren. Gewaardig u, o Jesus, dit offer van mijnen goeden
wil te aanvaarden.
Heilige Maagd, Moeder van mijnen God, hoe gelukkig
zou ik zijn, in dit oogenblik een hart zoo zuiver als het
uwe te hebben! hoe gelukkig zou ik zijn, Jesus te kunnen
beminnen gelijk gij hem bemint! O! dit is toch het vurig-
ste verlangen mijner ziel. Ja, o Maria! mijne zoete en
goede Meesteres! ja, mijn vurigste verlangen is, Jesus
zoo zeer te beminnen als ik hein kan beminnen: verkrijg
mij de genade van geheel aan Jesus toe te behooren, en
nooit van hem gescheiden te worden.... O Jesus! mijn
welbeminde Jesus, kom, kom, en ontsteek mijn hart met
het vuur uwer liefde! kom, blijf altijd, altijd met mij.
-ocr page 385-
NA DE H. COMMUNIE.
I. OEFENING VAN GELOOF EN AANDUIDING.
Mijn Heer en mijn God ! het is dan waar, dat gij nu
werkelijk in mijn hart zijtl het is dan waar, dat gij
mij zijt komen bezoeken! Ja , o mijn geliefde Jesus!
ik bezit u nu in mij; gij zijt aan mij! is het mogelijk , dat
gij eene zoo groote eer hebt willen bewijzen aan eenen zon-
daar zoo als ik ! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u
mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al. Deus meus
et omnia.
Ik beken, dat ik maar een weinig stof en aseh
en zelfs nog minder ben... O mijn Jcsus, mijn goede
Meester, mijn teedeie vriend! doe mij de uitwerkselen
uwer tegenwoordigheid gevoelen. Daar gij inde schamele
woning mijns harten hebt willen treden, zegen ze, vervul
haar met de kostbaarste gaven uwer genade.
II. OEFENING VAN DANKZEGGING.
Hoe zal ik u waardig bedanken, o mijn God! voor uw
bezoek en de genade en gunsten, die gij mij toebrengt?
Wat kan ik doen, om mijne dankbaarheid te bewijzen
voor zoo vele gunsten, waarmede gij mij overladen hebt
sedert dat ik op de aarde ben ? niets, o mijn Jesus , tenzij
ik mij voor uwe heilige voeten werpe, dezelve met mijne
tranen besproeije en ze onophoudelijk omhelze. Mijn
lieve Zaligmaker! wat was ik over oenige jaren? Helaas!
gij weet het, ik was uw vijand, ik overlaadde u met
smaad, ik poogde het uitdruksel van uw beeld uit mijne
ziel te wisschen, ik vlugtte verre van u en zie, niet
tevreden mei uwe liefderijke hand tot mij uit te reiken,
om mij uit den afgrond te trekken, waarin ik mij gewor-
pen had, niet tevreden met mijne ziel te zuiveren van al
hare vlekken, niet tevreden met mi j nog onder het getal
uwer dienaars te aanvaarden, drijft gij uwe barmhar-
-ocr page 386-
3*2
OKI\'KNINGEN
tigheid en uwe liefde 7.00 ver, dat gij zelf mij komt be-
zoeken! Gij zijt zoo even in mijne ziel gekomen en bij
uw intrede zegt gij mij met eene onuitsprekelijke tee-
derheid: Mijn kind, ik kom om u te vertroosten, om u
te helpen, om u aan mij gelijk te maken.
\'Eindelijk, gij
laat mij toe met u openhartig te spreken, zoo als de eene
vriend met den anderen spreekt!.... Mijn God! wat zal
ik u voor zoo veel goedheid wedergeven! Gij zijt de
Koning van Hemel en aarde, het heelal en al deszelfs
rijkdommen behooren 11 toe; millioenen Kngelen haasten
zich om uwe minste verlangens te volbrengen: wat kan
ik doen, arm en gering schepsel? Ach! ik zal u be-
minnen, ja, ik zal u al de dagen mijns levens beminnen.
Ik zal mij bevlijtigen, om u te doen kennen , om u van
al de menschen te doen beminnen. In alle plaatsen, ten
allen tijde, in gezondheid, in ziekte, in leven, in dood,
gedurende geheel de eeuwigheid, zal ik zeggen: Lieve
•lesiis! wees altijd gedankt en geloofd! zoete Jesus! ik
bemin ui ik bemin u!
III. OEFENING VAN VERZOEK.
O mijn God, hoe vurig heb ik gewenscht naar dat ge-
lukkige oogenblik, waarop ik u in mijn hart zou kunnen
ontvangen, met u alleen zijn, u geheel mijn hart openen
en uwe aangename tegenwoordigheid genieten! Hoe zeer
heb ik dit oogenblik verlangd ! het is eindelijk gekomen
en nu kan ik met u sproken ■• ik kan u al mijne ellenden
voorstellen, O mijn Jesus! de ellenden mijner ziel zijn
menigvuldig! Zie, hoe zij van alle kanten overdekt is met
kwalijk geheelde wonden; zie, hoe krank en zwak zij
nog is; zie, welke verwoesting er de hoogmoed, de eigen-
liefde en duizend andere hartstogten nog in veroor-
zaken; zie en wil mij genezen. Ik gevoel, dat ik u ge-
heel moet toebehooren; ik wil het, ik verlang het; en
evenwel dien ik u met eene onachtzaamheid, die mij
schaamrood doet worden: o Jesus, geef mij de genade,
om u voortaan met meer getrouwheid te dienen. Ik be-
loof u alle dagen te arbeiden om dien hoogmoed uit
mijn hart te rukken, welke er zoo diepe wortelen in
-ocr page 387-
.>*:>
NA DE II. COMMUNIE.
geschoten heeft, en alle dagen gevoel ik, dat ik hein vlei,
dat ik hem streel en in mij voed; o Jesus, geef mij de
heilige ootmoedigheid. Duizendmaal heb ik gezegd: Mijn
God, ik zal mijne tong, mijne oogen en al mijne zinnen
versterven, ik zal mijne hartstogten en voornamelijk
mijnen eigen wil versterven, en zie: ik weiger bijna
niets aan mijne zinnen, ik beteugel naauwelijks de drif-
ten , welke u het bezit van mijn hart betwisten en ik vol-
breng bijna altijd mijnen wil, in weerwil van den uwen.
O Jesus, ontferm u mijner en geef mij den waren geest
van versterving. Doch, o mijn God, is het noodig u mijne
ellenden voor te stellen\'? Gij kent ze beter dan ik; gij weet
hoe arm ik ben; gij weet, dat mij alles ontbreekt. Geef
mij dan uwe genade en uwe liefde, geef mij de deugden
van mijnen staat, en de heilige volharding; geef mij
eenen goeden dood en uw paradijs. Ik vraag u noch ver-
maken , noch eer, noch rijkdommen; ik wil uwe liefde
alleen; ach! weiger ze me niet! Vergun mij de genade
om volkomen ontstoken te worden door die zuivere en
heilige liefde, van u de zielen mijner ouders, mijner
vrienden, kennissen, van al de menschen te winnen, en
te sterven onder het uitspreken van deze woorden: Jesus
en Maria! Jesus en Maria
, ik bemin U! Jesus en Maria,
gij zijt de eenige voorwerpen mijner liefde.
IV. OEFENING VAN OPOFFERING.
Heer Jesus! o gij, die u geheel en al aan mij in de
heilige Communie gegeven hebt, gedoog, dat ik mij ook
geheel aan u geve. Ik offer mij heden aan u, in de een-
voudigheid mijns harten, om u altijd te dienen, om u te
gehoorzamen, om mij onophoudelijk voor uwe verheer-
lijking te slagtofferen. Ik offer u mijn verstand, ten einde
het niet meer te gebruiken, dan om uwe oneindige groot-
heden en volmaaktheden te overwegen. Ik offer u mijn
geheugen, om mij alle oogenblikken uwe weldaden te
herinneren. Ik offer u mijnen wil, opdat hij voortaan
zich altijd naar den uwen zou schikken. Ik offer u mijn
hart opdat het u zou beminnen, en niets beminnen, dan
n of om u. Ik offer u mijn ligehaam en mijne zinnen , om
-ocr page 388-
381
OEPENINSBN
er zoo vele slagtoffers van te maken, verkleefd aan uwe
dienst en uw welbehagen. Ik offer u al de zonden , welke
ik heb kunnen bedrijven, sedert den eersten dag, waarop
ik begonnen heb u tebeleedigen, tot nu toe, opdat gij ,
door uwe vaderliefde , die mij volkomen zoudet vergeven
en verslinden door het vuur uwer liefde. Ik offer u al
de ellenden des ligchaams en mijner ziel, opdat gij
ze zoudt doen strekken tot uwe meerdere verheerlijking
en mijne zaligheid. Ik offer u ook het weinige goed , dat
ik gedaan heb, hoe onvolmaakt het ook zij , opdat gij, het
zuiverende en gedurig volmakende, uwer zoudt waardig
maken. Ik oll\'er u ook nog al de godvruchtige verlangens
der getrouwe zielen, de noodwendigheden van mijne
ouders , van mijne broeders en zusters, van mijne bloed-
verwanten . van mijne vrienden, van al degenen , die ik
bemin, bijzonderlijk van dezen en dien; van degenen,
die mij of anderen uit liefde tot u eenig goed gedaan
hebben; van hen, welke gevraagd of gewenseht hebben,
dat ik voor hen on de hunnen zou bidden , hetzij die nog
leven of reeds overleden zijn. Dat zij al de hulp uwer
genade en het vermogen uwer vertroostingen gevoelen!
O mijn God! dat wij allen eens vereenigd worden in
uwen schoot, om u gedurende de eeuwigheid te bemin-
nen en te loven! Eindelijk, ik offer u gebeden vooral
degenen, welke mij in het eene of andere beleedigd
hebben, en voor al degenen, welke ik zelf beleedigd
heb, bij mijn weten, of buiten mijn weten, ten einde
gij ons allen onze zonden en onze wederzijdsehe belee-
digingen zoudet vergeven. O Jesus! ik offer u zonder
uitzondering, al wat ik ben, al wat ik bezit; verwaar-
dig u mij daarvoor uwe liefde en genade te verleenen.
V. VOOIiNEJIENS.
Ik ga heen, o mijn God lom mijne beroepsbezigheden
te verr\'.gten en mijn werk te hervatten; doch ik zal dit
niet doen voor ik eenige voornemens, welke geschikt
zijn, om mij in de deugd en in uwe heilige liefde voort-
gang te doen maken, genomen heb. Vooreerst beloof ik
u, van altijd al de pligten van den staat, waarin uwe
-ocr page 389-
385
NA DE II. COMMUNIE.
Voorzienigheid mij gesteld heelt, zeer getrouw te vol-
brengen. Hoe moeijelijk, hoe menigvuldig zij ook mogen
wezen, ik zal echter altijd zoodanig te werk gaan, om
nooit eene enkele vrijwillig te verzuimen; kom mijne
zwakheid te hulp. 2°. Ik zal, zoo veel het mij mogelijk
is, op uwe heilige tegenwoordigheid denken en zal door
vurige schietgebeden meermaals mijn hart tot u verheffen.
3o. Ik zal ijverig alle gelegenheden van u te vergram-
men, vlugten en ik zal niets zoo zeer vreezen dan u,
waarin het ook zou mogen wezen, te mishagen. OJesus!
geef mij de genade van nooit op mijne voorgaande over-
winningen te steunen, van gestadig mijne zwakheid te
vreezen en van mijne hoop in u alleen te stellen. ï0. Met
uwe genade wil ik gerust met onderwerping en zonder
klagen, de ziekten, de ongemakken der jaargetijden, de
verachting, de vernedering en al het lijden, dat u zal
believen mij toe te zenden, verdragen. Ik zal in alle
geval zeggen: Mijn God, uw wil geschiede. Eindelijk,
maak ik een vast besluit gestadig te werken, om u in
alles te behagen. Jesus, mijn goede Meester, ga van mij
niet weg, alvorens gij deze voornemens, welke ik hier voor
u maak, gezegend hebt en zonder mij uwen zegen gege-
ven te hebben. O Maria, allerliefste Moeder! neem mij on-
der uwe bescherming en trek mij tot u in den hemel. Am.
bemerking. Ik beveel der godvruchtige zielen aan, om
nooit te verwaarloozen van in elke communie, die zij
zullen doen, het voornemen te maken, van zich voor-
namelijk op de oefening van deze of gene deugd , die hun
ontbreekt, toe te leggen, of dit of dat gebrek af te breken.
Zij zullen het grootste nut dezer voornemens, zoo zij daar-
aan getrouw zijn, weldra gewaar worden. — Dat zij voor
de volharding der regtvaardigcn, voor de bekeering der
zondaren, der ketters, der heidenen vurige en menigvul-
dige gebeden storten en dat zij de arme zielen des vage -
vuurs niet vergeten. O gij allen , die Jesus bemint, wilt
gij weten, waardoor gij eene groote blijdschap aan het
hart van Jesus zult veroorzaken? Bid veel voor anderen.
— Ik verzoek u ook eenig deel in uwegebeden te mogen
hebben; wil mij deze liefdedaad niet weigeren.
25
-ocr page 390-
BM909Q0O9O0eeeQ0QQ0O0Q000(M)000000O(WO0U00O0O0QO0O(K)e00OgK6
OEFENINGEN
VÜOH DE
BEZOEKEN VAN HET H. SACRAMENT.
Wanneer gij leest, wat het Evangelie van onzen goe-
den Meester verhaalt, en ziet dat hij de volkeren,
die hem in menigte volgen, onderrigt, de zieken ge-
neest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert,
om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aan Maria
Magdalena, aan de overspeelster, aan den goeden moor-
denaar, en zoo voorts, is het u dan niet gebeurd, mijn
lieve Christen, van inwendig tot u zelven te zeggen:
Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben
den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en tehooren!...
Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar,
luister naar mij: gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn
zij, die hem thans in het Sacrameut zijner liefde bezitten.
Toen Jesus Christus het Joodsche land doorliep en hij
de gaven zijner barmhartigheid en liefde overal uitstortte,
meent gij, Christen, dat het zoo gemakkelijk was, om hem
aan te spreken? Meent gij, datiedereen, in het bijzonder
met hem , hart aan hart, mogt spreken? Voorzeker neen.
Dewijl hij bijna altijd van eene menigte menschen
omringd was, kon men hem dikwijls maar van verre
zien, en het waren slechts zijne Apostelen en een
klein getal uitverkorene vrienden, welke het geluk
hadden, van tijd tot tijd alleen tot hem te spreken.
Hoe veel gelukkiger zijn wij , o mijn God! dienzelfden
Jesus Christus, welke eertijds het Joodsche land met zijne
tranen, met zijn zweet en zijn bloed besproeide, bezitten
wij in onze kerken. Het is du;ir, dat hij ons verwacht;
daar kunnen wij hem, zoo dikwijls wij dit verlangen,
-ocr page 391-
OEFENINGEN VOOtl IIE EN/i.                     Wl
bezoeken, en, zoo lang wij willen, aanspreken, en dit met
het grootste vertrouwen. Daar zegt hij tot een ieder:
Mijn kind, kom mij genaden en gunsten verzoeken.
De Christenen begeven zich ongetwijfeld, op zijne min-
nelijke uitnoodiging bij hem: men ziet ze zonder twijfel
rond de tabernakelen van hunnen Meester dringen.
Buiten twijfel stellen zij hun grootste geluk in hunnen
Zaligmaker gezelschap te gaan houden ?... 0 mijn God
wat een schande voor ons! wij vinden altoos tijd genoeg,
om dikwijls nuttelooze bezoeken te gaan alleggen en wij
vinden geenen tijd om eenige oogenblikken bij onzen Heer
te verblijven! O lieve Jesus! wie zal niet zuchten, wan-
neer wij zien dat de oppervorsten der aarde van zoo veel
volk omringd zijn, dat hunne paleizen zoo bezocht
worden, dat hun hof zoo talrijk is, terwijl uwe kerken
en uwe altaren verlaten zijn en dat uw geheiligde
persoon alleen, ja, gansch alleen is!
O hemel! waar is dan ons geloof ? Jesus is met ons, en
wij denken op hem niet! wij gewaardigen ons zelfs niet
eenige oogenblikken bij hem te gaan doorbrengen! Jesus
is met ons, hij is daar uit liefde tot ons, en wij laten hem
in tabernakelen vol stof met onrein en gescheurd linnen,
dat men op eene voortreffelijke tafel niet zou durven
gebruiken, dikwijls rusten! Rijken en magtigen dezer
aarde! het is tot u, dat ik spreek, niet om u te ver-
wijten, maar om u, in naam van mijnen goddelijken
Meester, iets te verzoeken. Hebt medelijden met onzen
goedertieren Zaligmaker, en onttrekt u iets van uwe
pracht, om heilige vaten aan behoeftige kerken te be-
zorgen, en linnen, waarmede men het heilige Misoffer
behoorlijk zou kunnen doen. Moeders deshuisgezins, dat
uwe dochters van u leeren, dat het grootste en edelste
gebruik, dat zij van hare begaafdheden kunnen maken,
is, van ze tot het maken van kleederen voor de armen
en linnen voor de altaren te gebruiken! Dat zij van u
ter eere van Jesus Christus, en voor de verzachting
zijner lijdende lidmaten leeren werken! Ik zal u, uit
naam van mijnen God zeggen: Gelukkige dochters!
gelukkige moeders! dat de zegen des Weeren over
u rustel
-ocr page 392-
3XK                   OEFENINGEN VOOR DE REZOEKEN
Jesus is met ons! Laat ons hem dikwijls gaan be-
zoeken , en daarin de voorbeelden der beiligen navolgen.
Hoe meer wij hem zullen bezoeken, des te meer ge-
naden wij uit deze heilige oefeningen zullen trekken.
Mijn lieve Christen! wees van het getal dergenen niet,
die den tijd als verloren aanzien, welken zij voor het
heilige Sacrament doorbrengen, en wees verzekerd dat
gij met een kwartier uurs voor de voeten van Jesus in
het heilige Sacrament zijner liefde verborgen, in het
gebed door te brengen, meer genaden zult verkrijgen,
dan met al uwe dagelijksche geestelijke oefeningen, be-
halve do heilige Communie. Neem ten tijde van kwel-
lingen, van inwendige mistroostigheden, van ongenoegen
en moedeloosheden, van kruisen en tegenspoed, aan-
stonds uwe toevlugt tot Jesus, die u hiertoe door deze
woorden aanzoekt: Komt alten tot mij, die in druk en
lijden zijt en ik zal u verkwikken.
Ziehier in het kort de wijze om dit bezoek af te leggen,
vooreerst verkies in de kerk eene plaats, waar gij, door
hot in- en uitgaan, aan verstrooidhedeu hel minst bloot-
gesteld zijt. Houd u dan in eene eerbiedige gesteltenis
en begin met eene oefening van geloof en aanbidding.
Houd u, na deze verrigting, diep ingekeerd, en vergeet
alles wat u omringt en wat op de geheele wereld is
en treed in een gemeenzaam gesprek met onzen Heer,
verzoek hem vergiffenis uwer zonden; vertoon hem al
uwe noodwendigheden, spreek hem van uwe wederwaar-
digheden, van uw verdriet, van uwe vermaken. Smeek
hem u die en deze genaden te verleenen, u zijne hulp te
bieden, u van zulk een gebrek te beteren, enz. Bovenal
verwek zoo veel gij kunt, de oefeningen van liefde,
betrouwen, leedwezen, enz. Doe dit of ten naastenbij op
deze wijze: Jesus, mij Zaligmaker, hel is norjtans waar,
dat ik eertijds deze en die zonde bedreven heb! het is
noglans waar, dat ik zoo vele jaren uw vijand ben ge-
weest!... O mijn God! mijn God! ik verzoek vergiffe-
nis, enz. Mijn Jesus 1 het dunkt mij, dat ik u uit geheel
mijn hart verlang te beminnen, en kan dit niet ten
uitvoer brengen. Ach l gelief mij te hulp te komen...
-ocr page 393-
389
ISIJ HET II. SACRAMENT.
Welke yroote bekoring heb ik daar aanstonds niet gehad!
waar waart gij dan, o lieer! terwijl ik mijnen vijand
bestreed? O! gij waart bij mij en het is aan u, dat ik de
overwinning verschuldigd ben; wees daarvoor gedankt1.
Deze gevoelens, welke ik u hier slechts aanwijs, moet
gij in uw hart doorkropen en overwegen, tot dat zij
oenen diepen indruk in hetzelve gemaakt hebben. Het
is dikwijls beter maar op één alleen te blijven staan,
om dit dieper in zijn hart te prenten en daar beter
van doordrongen te worden. Sommige menschen, wan-
neer zij hunne voorgaande zonden indachtig worden en
hunne tegenwoordige gebreken inzien, zullen een kwar-
tier uurs en meer het heilige Sacrament blijven aan-
bidden, zonder iets te zeggen dan deze woorden: Mijn
Jesus! mijn Jesus!... Jesusmijne liefde!... mijn ivel-
beminde Jesus, zult gij geen medelijden hebben met eene
arme zondares
, doch die een opregt leedwezen heeft ?.•.
Jesus! Jesus! heb medelijden met mij ! erbarm u over
mijne ouders en mijne vrienden! over de regtvaardigen
en dezondaren! over zoo vele zielen, die u niet beminnen.
Somtijds zult gij u als onbekwaam gevoelen, om eene
oefening van liefde en leedwezen te verwekken, om den
naam van Jesus uit te spreken: gij zult bij dien godde-
lijken Zaligmaker somtijds niets dan verveling en onge-
noegen vinden; gij zult uw bezoek willen verkorten,
wacht u dan wel van u door do kwelling te laten over-
winnen. Val integendeel uwen goeden Meester te voet en
zeg: Mijn Jesus, gij weet, wie en wat ik ben; gij weet
wat mij ontbreekt; mijne ellenden zijn zoo groot ;ik ben
zoodanig ontbloot, dat ik onbekwaam ben, om u dit te
vertoonen. Ik zal dan biju blijven, en uwe hulp afwacli-
ten,gelijk een bedelaar voor [de deur vaneenen rijken
blijft zuchten, totdat men hem een stuk brood geeft om
zijnen honger, die hem kivelt, te stillen.
O Christen,
hoe zeer neemt Jesus Christus zijn behagen niet, om uit-
muntende genade aan die getrouwe ziel te verleenen,
welke, niettegenstaande den afkeer, dien zij daarin vindt
evenwel bij hem verblijft, om hem gezelschap te houden!
Tracht alle dagen ontrent hetzelfde uur, in den namid-
-ocr page 394-
390 OEKKNINOBN VOOR DE BEZOEKEN
dag uw bezoek aan Jesus, in het H. Sacrament af te
leggen en daar ten minste een kwartier uurs door te
brengen.
Zekere Jonkvrouw, die van eenen zeer verheven stand
was geweest in de wereld en welke daarna in eene
strenge geestelijke orde non was geworden, bleef zeer
lang het II. Sacrament aanbidden; en wanneer men haar
eens vroeg wat zij bijna geheele dagen, die zij aan den
voet des altaars doorbragt, deed en zeide, antwoordde
zij: Ik zou daar eene geheele eeuwigheid verblijven;
vindt men daar immers het goddelijk wezen niet, welk
het voedsel en de bezigheid der \'gelukzaligen in het
hemelrijk is? O hemel! men vraagt, wat men in Gods
tegenwoordigheid doet. Wat men daar doet? men looft
men bemint, men bidt, men verzoekt hem. En wat
doet een arme bedelaar bij eenen rijke? wat doet een
zieke bij een geneesheer? wat doet een dorstige bij
eene heldere waterbron ?
Mijn God! wat verhevene gedachten! mogten het
ook de mijne en die van alle menschen zijn.
EENIGE GEBEDEN,
die iik\'ii gedurende de bezoeken tot het hei-
lig Sacrament kan doen, wanneer men
zich in dorheid bevindt en ais men on-
bekwaam is om te bidden. (1)
I.
Aanbiddelijkc Jesus! aangezien gij hier dag en nacht
in uwe heilige tabernakelen verblijft, om daar de ge-
beden te ontvangen en de wensehen te verhooren van
al de ellendigen en bedrukten, die u gehoor komen
vragen, verwaardig n heden gunstig aan te hooren
(I) Getrokken uit de Bezoeken tot het 71 Sacrament
-ocr page 395-
391
HIJ tlBT 11. SACRAMENT.
hot ootmoedig gebed, dat u de ondankbaarste menscli
der wereld doet. Ik kom voor uwe voeten, door-
drongen van droefheid, en de grootheid erkennende
van het kwaad, dat ik gedaan heb, met toe te stem-
men in u te beleedigen. Hetgeen ik u eerst vuriglijk
vraag, is, dat gij u zoudt gewaardigen, mij mijne
zonden te vergeven. O mijn God! hoe ben ik zoo onge-
lukkig geweest, van u te mishagen? Ik durf u nog
eene zaak vragen, namelijk: ik heb uwe oneindige
beminnelijkheden erkend, mijn hart is er van ingenomen
en verrukt geweest en ik gevoel in mij het vurigste
verlangen, om u te beminnen en te behagen. Maar,
helaas! ik kan dit niet, zoo gij mij niet te hulp komt:
verkondig dan, o oneindig magtige God 1 verkondig dan
geheel de aarde uwe oneindige magt en goedheid. Maak ,
dat ik van wederspannigen slaaf, die ik zoo lang geweest
ben een getrouwe en standvastige minnaar uwer aanbid-
delijke volmaaktheden worde. Gij kunt dit doen, voorzie
dan in al wat mij ontbreekt, opdat ik voortaan het geluk
hebbe, van u zoo zeer te beminnen, als ik u vergramd
heb. Kon ik u beminnen gelijk de Heiligen u beminnen
in den hemel! O Jesus, ik bemin u, ik bemin u boven
alles, o mijn God! mijne liefde en mijn al.
II.
O vlekkeloos Lam, voor ons op het kruis geslagtofferd,
gedenk, dat ik een van die zielen ben, welke gij vrijge-
kocht hebt met den prijs van uw bloed en van uwen
dood; maak, dat gij mij altijd toebehooret en dat ik u
nooit verlieze! Aangezien gij u geheel aan mij gegeven
hebt, en u nog alle dagen geeft met u uit liefde tot rnij ,
op onze altaren op te offeren, maak , dat ik u geheel
toebehoore.
Ja, mijn beminnelijke Zaligmaker, ik geef mij geheel
en al in uwe handen over; ik offer u mijnen wil; bind
hem met de minnelijke banden uwer liefde, opdat hij
voor altijd de gelukkige slaaf zij van uwen heiligen wil.
Ik wil niet meer leven om mijne verlangens te voldoen ,
-ocr page 396-
392                    OEFENINdEN VlMlli UE B8ZOBKEM
maar alleenlijk om te doen hetgeen gij verlangt en wat
u kan behagen. Vernietig in mij al wat u misliaagt;
verleen mij de genade van geene andere gedachten meer
te hebben, dan die van u te behagen, geen ander ver-
langen dan dat van u te beminnen.
Ik bemin u, o mijn goddelijke Zaligmaker, uit ge-
heel mijn hart, om de liefde van uzelven; ik bemin u
omdat gij verlangt van mij bemind te worden; ik be-
min u, omdat gij oneindig verdient bemind te worden,
al mijn leedwezen is, dat ik u niet altijd bemind heb
en u nog niet zoo zeer bemin als ik dit verschuldigd
ben en gij het verdient. Ik zou willen sterven uit liefde
tot u, o mijn God! aanvaard mijn verlangen, geef mij
uwe liefde en dan heb ik niets meer te betrachten
op de aarde.
111
O opperste Majesteit! o oneindige goedheid gij be-
mint de menschen zoo teederlijk, gij hebt zoo veel ge-
daan om van alle menschen bemind te worden! En hoe
komt het dan, dat er zoo weinigen zijn, van welke gij
waarlijk bemind wordt\'.\' Neen, neen, ik wil van het
getal dier ondankbaren niet meer zijn. Ik heb besloten
uit geheel mijn hart u te beminnen, en voortaan u
alleen te beminnen. Gij verdient het, en gij gebiedt het
mij uitdrukkelijk! O! het is dan gedaan, ik wil u ge-
hoorzamen en u vergenoegen; maak, o God mijner ziel,
dat ik u volkomen vergenoege. Ik smeek het u dooi-
de verdiensten van uw lijden, ik hoop het te bekomen
van uwe goedheid. Ik smeek het u, door uwe liefde
zelve, maak dat ik u beininnc, en dat ik nooit ophoude
u te beminnen. Geef, mijn God, geef de goederen der
aaide aan degenen, die ze beminnen en verlangen;
wat mij aangaat, ik verlang en vraag u alleen den on-
uitsprekelijken schat uwer liefde. Ja, ik bemin u, o
aanbiddelijke Jesus! ik bemin u, o opperste goedheid!
ik bemin u, o oneindige liefde! en tot belooning voor
imjne liefde, vraag ik de genade om u altyd meer en
-ocr page 397-
3913
111,1 HET II. SACRAMENT
meer te beminnen. Gij zijt geheel mijn rijkdom, geheel
mijne vreugd, geheel mijne vertroosting, geheel mijne
liefde: mijn hart wil geene gevoelens hebben dan voor
u; mijne ziel wil niet leven noch ademen dan voor u;
leef gij zelf in mij, en geef mij een geheel leven van
liefde en vurigheid voor u. Indien gij u verwaardigt
mij die genade te verleenen, acht ik mij gelukkiger,
dan als ik al de schatten der wereld bezat; deze zullen
voorbijgaan, doch uwe liefde zal, zoo ik hoop, altijd
in mij blijven.
IV.
O mijn goddelijke en altijd minnelijke Zaligmaker!
dewijl gij gezegd hebt: dat hij, die u bemint, van u
zal bemind worden en dat gij in hem zult komen
wonen, om hem nooit meer te verlaten, adeumvenie-
nius, el mansionem apud eum faciemus; ik bemin u
boven alles: gewaardig u, mij ook uw hart en uwe
liefde te geven; ik acht het geluk, van door u bemind
te worden, meer dan het bezit van al de schatten der
aarde. Kom en vestig uwe woning in mijne arme ziel
op zulk eene wijze , dat gij ze nooit meer verlaat, of,
om beter te zeggen, dat ik u nooit dwing, u er uit te
verwijderen. Neen, gij zult er u nooit uit verwijderen,
tenzij men u vrijwillig verwijdere door de zonde. He-
laas! aangezien ik u eertijds gedwongen heb mij te
verlaten, kan ik in het vervolg nog hetzelfde doen;
ach, laat nooit toe, dat ik aan de wereld eene zoo
groote ondankbaarheid en zoo verfoeijelijke misdaad
vertoone; laat nooit toe, dat mij, na zoo vele genaden
van u ontvangen te hebben, nog het ongeluk ovcrkome
van mij door mijne ongetrouwheden van u te verwijde-
ren. Ik weet, dat dit ongeluk mij nog kan overkomen;
daarom smeek ik u vurig mij de genade te verleenen van
te sterven, liever dan u te vergrammen, opdat ik ster-
vende met u vereenigd, met u nog zou kunnen leven
gedurende de eeuwigheid. Ja, mijn goddelijke Jesus,
ik hoop het aldus, ik vereenig my met u voor allyd;
-ocr page 398-
.1!H                   OEFENINGEN VOOR DE HEZOEKEN
mijno arme ziel omhelst uwe heilige voeten; ol maak,
dat ik u altijd bcminne, en dat ik altijd van u bemind
worde. Ja, ik hoop van uwe goedheid, dat de liefde
mij altijd met u zal vereenigen en u met mij zal
vereenigen, om nooit meer van elkander te scheiden.
V.
O oneindige liefde van mijnen God, eene oneindige liefde
waardigl hoe hebt gij u zoo zeer kunnen vernederen,
dat gij, om met de menschen te handelen, om hun hart
te winnen, u als onder het deksel van het H. Sacrament
vernietigd hebt? O God en Zaligmaker! uwe vernederin-
gen hebben geene palen gehad, omdat uwe liefde er geene
heeft. Hoe! zal ik u niet beminnen uital mijne krachten,
wetende al wat gij gedaan hebt, om mijne liefde te win-
nen! Moet ik niet, gelijk de bruid in het boek der Gezan-
gen; oenen heiligen ijver toonen, om motu te zijn? Ja,
mijn Goddelijke Zaligmaker! ik bemin u; om u die liefde
te bewijzen, stel ik uw welbehagen voor al mijne belan-
gen, voor al mijne voldoeningen, voor alle andere ver-
troosting. Mijn vermaak zal zijn, in alles uw welbehagen
te zoeken. Verwek in mij een vurig verlangen om mij
gedurig , zoo veel het mij mogelijk zal zijn, voor uwe
heilige altaren te houden, u daar te aanbidden, en nog
meer, u daar te ontvangen, om mij naamver met u te
vereenigen, gij, die zelf mij daartoe gewaardigt uit te
noodigen. Zou ik niet ondankbaar zijn, indien ik weiger-
de mij aan eene zoo zoete uitnoodiging over te geven? Gi j
wilt alleen het voorwerp en het doel van al mijne verlan-
gens en van al mijne genegenheden zijn. Ik wil het ook ,
uit geheel mijn hart, o mijn God! Neen, ik wil geene
voldoening dan de uwe , geene andere zoetheid, dan die
van met u te zijn, geen ander geluk dan dal van u te be-
minnen. Maar helaas! wat kan ik zonder u? En indien
uwe genade mij niet helpt en ondersteunt, zullen de
wereld, de duivel, mijne eigene hartstogten mij dan niet
medeslepen, om mij voor altijd van u te verwijderen? O
liefde van myn hart! duizendmaal sterven, ja, duizend-
-ocr page 399-
398
HIJ HET II. SACRAMENT.
maal sterven, liever dan u te verlaten, liever dan u niet
meer te beminnen! Dit is de genade, welke ik u vraag,
weiger ze niet aan cene ziel, die niets verlangt dan uwe
liefde, en die niets vreest dan ze te verliezen.
VI.
O liefdevolle Herder! die, om de vurige liefde, welke
gij uwe schapen toedraagt, niet tevreden met u eens ge-
slagtofferd te hebben op het kruis, u nog op de altaren
hebt willen opsluiten in uw Sacrament, om des te gemak-
kelijker aan de deur onzer harten te kunnen kloppen en
er u den ingang van te openen. Welke goedheid, welke
tecderheid! Was er wel ooit een dergelijke in de wereld?
Ach! mogt ik uwe goddelijke tegenwoordigheid genieten
gelijk de bruid van het boek der Gezangen die genoot,
wanneer zij zeide: ik heb gerust in de schaduw van den-
gene , die\'liet voorwerp van al mijn verlangen is. Welnu,
indien ik u regtzinnig bemin, o liefdewaardige Zaligma-
ker I zal ik nacht en dag niet ophouden te verlangen voor
uwe voeten te zijn, en daar, bij uwe opperste Majesteit,
verborgen onder de schaduw der sacramentele gedaante,
zal ik die goddelijke wellusten en die onuitsprekelijke
vergenoeging vinden, welke uwe getrouwe minnaars er
smaken.
Trek mij tot u, o mijn lieve Jesus! door den aangenamen
geur uwer goddelijke aanlokkingen, en door de bekoor-
lijkheden van die oneindige liefde, welke gij ons bewijst
in dit Sacrament. Tralie me post te, curremus in od.orem
unguentorum tuorum.
Dan, aanbiddelijke Zaligmaker!
dan zal ik al de schepselen verlaten om tot u te komen.
O!, welke vruchten van deugden geven zij aan God niet
gelijk nieuwe planten, die gelukkige zielen, welke de lief-
de geleidt en rondom uwe heilige tabernakels brengt! Wat
mij aangaat, o mijn God , ik ben met schaamte overdekt,
wanneer ik voor u verschijn, ontbloot van alle deugden.
Gij hebt geboden aan het altaar niet te komen zonder u
eene gift te offeren; wat zal ik dan doen? Zal ik besluiten
u niet meer te komen bezoeken ? Neen, mijn God, dit zou
-ocr page 400-
396                  OEFENINGEN VOOH 1IE BEZOEKEN
u nog in eer mishagen; ik zal dan komen, hoe arm ik
ook ben; maar gij Heer! gij zult u verwaardigen mij de
deugden te verleenen, waarmede gij mij wilt versierd
zien. Verleen ze mij dan, aangezien gij wilt, dat ik tot u
kome.
Van dit oogenblik af en in uwe tegenwoordigheid
zijnde, aanbid ik u, o koning van mijn hart, o herder,
die uwe schapen zoo teeder bemint. Ik nader tot den troon
uwer liefde en daar ik u niets kan aanbieden dan mijn
ellendig hart, zoo offer ik u hetzelve, opdat het geheel aan
uwe liefde zou toegeheiligd zijn. Met dit hart, hoe ellendig
het ook is, kan ik u beminnen, o mijn God, en ik wil u
beminnen; trek het tot u , vereenig het zoo nauw aan
uwen heiligen wil, dat ik u met uwen Apostel kan zeggen
£170 vincCus in Domino. Vereenig mij geheel en al aan u
en maak, dat ik mij zelven vergete. om niets meer te
vinden dan u, wien ik alleen en standvastig wenseh te
beminnen.
VII.
Ach, mijn Jesus! wie is zwakker en zieker dan ik? Gij
weet, hoe dikwijls ik mij overgegeven heb aan mijne vij-
anden; hoe dikwijls zij zich meestergemaakt hebben van
de deuren mijner ziel, dat is van mijnen wil langs welken
zij binnen gekomen zijn om mij te verderven en mij den
kostbaren schat uwer vriendschap te ontnemen. Ach! ver-
sterk mij, Heer, door uw licht en uwe sterkte, opdat ik zoo
ongelukkig niet meer zij van u te verliezen en uit mijn
hart te bannen. Zoo ik u nog ooit moest vergrammen . o
mijn Heer en Zaligmaker ! laat mij dan liever sterven in
dit oogenblik, omdat ik hoop op uwe heilige genade , en
met u vereenigd te zijn door uwe heilige liefde. Ik wil
niet meer leven zonder u, o mijn welbeminde! Maar ik
kan op mij zelven niet rekenen; helaas! zoo lang ik zal
leven , kan ik nog van wil veranderen en u weder ver-
raden, gelijk ik voorheen gedaan heb. Heer! gij, die niet
verandert, help mij dan 0111 ook niet meer te veranderen !
Allerheiligste Maagd heb medelijden met my, gy, die de
-ocr page 401-
39?
HIJ MET II. SACRAMENT.
moeder der volharding zijt, verkrijg mij die kostbare
gave van uwen zoon Jesus. Ik vraag ze door u, en
het is door uwe voorspraak, dat ik zo durf verhopen
en verwachten.
VIII.
Prent mij als een zegel op uw hart Ja , goddelijke
Jesus! eenig voorwerp mijner liefde, aangezien ik u
mijn hart toegeheiligd heb, zoo is het ook billijk , dal ik
u op hetzelve plaats, gelijk het zegel der liefde, om
or den ingang van te sluiten voor alle andere neiging
en dat ik daardoor aan allen doe kennen, dat mijn hart
het uwe is en gij alleen er het bezit van hebt. Maar
mijn Zaligmaker wat is er van mij te verwachten, indien
gij het zelf niet doet 1 Ik kan niet anders geven dan mijn
hart opdat gij er over beschikket volgens uw goeddun-
ken. Ik geef het u dan, ik heilig het u toe, ik offer het u.
Neem er voor altijd bezit van, ik wil er niets van terug-
nemen of achterhouden. Indien gij het bemint,behoud
het. Ach, laat het aan mij niet meer over, want ik zou
het u op nieuw ontnemen. O oneindig beminnelijke God!
o oneindige liefde! aangezien gij mij door zoo vele be-
weegredenen verpligt hebt u te beminnen, ik smeek u
doe u beminnen , ja doe u van mij beminnen. Ik wil al-
leen leven om u te beminnen en ik wil u alleen
beminnen, om u en om uw welbehagen. Gij, die zoo
veel mirakelen doet, om door dit Sacrament in mijn
hart te kunnen komen , doe nog het volgende: maak,
dat mijn hart u geheel toebehoort, maar zonder verdee-
ling, zonder uitzondering, zonder verandering, zoodat
ik in dit en in het andere leven moge zeggen, dat
gij de eenige Heer zijt van mijn hart, en mijn eenige
rijkdom. Deus cordis mei et pars mea-, Ueusinaeternum.
Allerheiligste Maagd, mijne Moeder en mijne hoop,
kom mij te hulp en ik zal zeker verhoord worden.
Dit is dus mijne hoop. Amen.
-ocr page 402-
.H(i8              OEFENINGEN VOOti DE BEZOEKEN EN/.
IX.
O mijn Verlosser! thans tegenwoordig op dit altaar! zie
mij hier bij u; ik vraag u geene andere genade, dan den
ijver in uwe dienst, en de volharding in uwe heilige liefde.
O heilig geloof, goddelijk geloof, hoe veel ben ik u
niet verschuldig! Gij leert mij, dat in dit goddelijk
Sacrament des altaars, in dit hemelsche brood, niets
meer van het gewone brood gevonden wordt dan de
schijn, het is Jesus Christus zelf, het waarachtige
brood des levens, die er uit liefde tot mij geheel en
al is en er verblijft. Mijn Heer en mijn God! ik ge-
loof vastelijk, dat gij hier in dit Sacrament tegen-
woordig zijt; en alhoewel gij onbekend zijt aan de
oogen des vleesches, erken ik u echter hier door het
licht des geloofs, voor mijn Zaligmaker en mijn
God, en voor den oppersten Meester van hemel en
aarde. O liefste Jesus! aangezien gij de behoudenis,
de sterkte, de vertroosting van mijn leven zijt, wil
ik ook dat gij het eenige voorwerp van mijn gedach-
ten, van mijne verlangens en van de neigingen mijns
harten zijt. Ik heb meer behagen in het hoogste
geluk, dat gij geniet en altijd zult genieten, dan in
al de goederen, welke ik zou kunnen genieten in den
tijd en in de eeuwigheid; mijne grootste vreugde is,
dat gij, o welbeminde mijns harten! volkomen tevreden
zijt en dat uw geluk oneindig is.
Heersen, heersen mijn goddelijke Zaligmaker! over
al mijne zielsvermogens; ik geef ze u geheel en al,
neem er voor altijd bezit van; dat mijn wil, mijne
vrijheid, mijn hart, mijn geest de slaven uwer liefde
zijn, en in deze wereld niet zijn , dan om u te he-
ilagen en om u te loven. Zoodanig waren uwe ge-
voelens gedurende geheel uw leven, o Moeder van
mijnen God! Help mij, bid ik u, om diezelfde ge-
voelens te behouden, om door de liefde te leven gelijk
gij geleefd hebt en om al mijn geluk te vinden in
dat van mijnen God. Is er een ander geluk, dat
onzer waardig is?
-ocr page 403-
GEBEDEN
Voor de bezoeken tot de H. Maagd Maria (1).
1.
O Moeder van mijnen God, o Maria! gelijk een
arme bedelaar zich vertoont aan eene groote vorstin ,
zoo vertoon ik mij aan u, die Koningin van hemel
en aarde zijt. Verwaardig u, smeek ik u, van uwen
verheven troon neder te zien op eenen ellendigen zon-
daar. God heeft u zoo rijk gemaakt, om de armen te
helpen; hij heeft u als Koningin van barmhartigheid
aangesteld, om de lijdenden te vertroosten. Zie mij
dan aan en heb medelijden met mij. Zie mij aan
en verlaat mij niet, zonder dat gij van eenen zondaar
eenen heilige gemaakt hebt. Ik weet, dat ik, ter
oorzake mijner ondankbaarheid, niets verdien, tenzij
beroofd te worden van al de genaden, welke ik door
uwe voorspraak van den Heer ontvangen heb. Maar
gij, die de Koningin van barmhartigheid zijt, zoekt
meer de ellenden dan de verdiensten, om de nood-
druftigen te helpen. Wel nu, wie is er armer en
nooddruftiger dan ik ?
O verhevene Maagd! ik weet dat gij, Koningin van
het heelal zijnde, bij gevolg mijne Koningin zijt; maar
ik wil mij meer bijzonder aan uwe dienst toeheiligen,
opdat gij over mij zoudt beschikken volgens uw wel-
behagen. Ik herhaal u dan, met den H. Bonaventura:
bestuur mij, o mijne Koningin! en laat mij niet aan
mij zelven over. Gebied mij, beschik over mij, volgens
uwen wil; kastijd mij ook, wanneer ik u niet ge-
hoorzaam; de kastijdingen, die van uwe hand komen,
(1) Getrokken nft\'de Glorie ran Mnrin.
-ocr page 404-
4Ö0
OEliEDEN TOT MAM*.
zullen mij heilzaam zijn. Ik wil liever uw dienaar
zijn, dan de meester der wereld. Reus sum ego, sal-
vum me fac.
Aanvaard mij voor den uwen, o Maria!
en gelijk den uwen, denk op mijne zaligheid. Ik wil
aan mij zclven niet toebehooren, ik geef mij aan u.
Indien ik u voorheen niet behoorlijk gediend heb ,
verwaarloozende zoo vele schoone gelegenheden, om
u te eeren, zoo zal ik voortaan met uwe ijverigste
en getrouwste dienaars mij vereenigen. Neen, ik wil,
dat in het toekomende u niemand meer eere en meer
beminne dan ik, o mijne minnelijkste Koningin! Het-
geen ik beloof, hoop ik door uwe hulp te volbrengen.
Amen.
II.
0 mijne Meesteres, mijne Koningin, waardige Moeder
van mijnen God, allerheiligste Maagd! zou ik mij bij
u moeten aanbieden, en u mijne Moeder noemen, zoo
ellendig en met zoo vele zonden beladen? Doch ik wil
niet dat mijne ellenden mij berooven van de vertroos-
ting en het vertrouwen, dat ik gevoel, wanneer ik u
dien zoeten naam geef. Ik weet, dat ik verdiend heb
van u verstooten te worden : maar ik smeek u te over-
wegen, wat uw Zoon Jesus Christus voor mij gedaan
en geleden heeft; verwerp mij daarna, indien het mo-
gelijk is. Ik ben een arme zondaar, die meer dan een
ander de goddelijke Majesteit vergramd heb. Helaas!
het kwaad is bedreven. Ik neem mijne toevlugt tot u,
kom mij te hulp, o mijne Moeder! kom mij te hulp.
Zeg niet, dat gij mij niet kunt helpen; want ik weet,
dat gij alles vermoogt en dat gij van God verkrijgt
al wat gij verlangt. Indien gij mij antwoordt, dat gij
mij niet wilt helpen, zeg mij dan ten minste tot wien
ik moet gaan, om in mijn ongeluk ondersteund te
worden. Ontferm u mijner, gij, mijn Verlosser! met
mij mijne zonden te vergeven, en gij, mijne Moeder,
met voor mij te spreken, of wijst mij iemand aan, die
barmhartiger is dan gij en op wien ik meer betrou-
-ocr page 405-
401
GEBEDEN TOT MARIA.
wen mag stollen. Neen, men zal nooit op de aaide,
noch in den hemel iemand vinden, die barmhartiger
is en die mij beter kan helpen. Gij, Jesus, wees mijn
Vader en gij, Maria, wees mijne Moeder! Gij bemint
de ellendigsten, gij gaat hen opzoeken, om hen zalig
te maken. Ik heb de hel verdiend, ik ben de onwaar-
digste der menschen; maar gij hebt niet noodig mij
op te zoeken, ik verlang niet, dat gij mij zoekt, ik
kom van zelf tot u, met de hoop, dat gij mij niet
zult verlaten. Ik lig thans aan uwe voeten, o Jesus,
vergeef mij! o Maria, help mij!
III
O Moeder van mijnen God, o Maria! mijne eenigste
hoop, zie hier voor uwc voeten nedergeworpen eencn
ellendigen zondaar, die u om genade smeekt. Geheel
de Kerk, al de geloovigen roepen u aan en eeron u als
de toevlugt der zondaars; wees dan mijne toevlugt,
maak mij zalig. Gij weet, hoezeer uw Zoon onze zalig-
heid behartigt. Gij weet aan welke pijnen en smarten
Jesus Christus zich tot onze zaligheid heeft willen onder-
werpen. Ik olfer u, o mijne Moeder! de smarten van
Jesus Christus , de koude, welke hij verdroeg in zijne
krib, de ongemakken van zijne vlugt naar Egypte,
zijnen arbeid, zijn zweet, zijn vergoten bloed, den
pijnlijken dood, welken hij voor uwe oogen op het
kruis stierf. Toon dat gij uwen Zoon bemint.
Ik smeek u door zijne liefde mij te hulp te komen.
Steek de hand uit tot eenen zwakken zondaar, die uw
medelijden afsmeekt. Indien ik een heilige ware, zou
ik geene barmhartigheid vragen; maar omdat ik een
zondaar ben, neem ik mijne toevlugt tot u, die de
Moeder van barmhartigheid zijt. Ik weet, dat uw mede-
lijdend hart vreugde vindt in de ellendigen te helpen ,
wanneer \'gij hen kunt ^ïelpen en zij niet hardnekkig
in het kwaad volharden. Bezorg nu die vreugde aan
uw barmhartig hart, met aan mij vertroostingen te be-
zorgen; do gelegenheid biedt zich voor u aan, om mij
26
-ocr page 406-
IQ-2
GEBEDEN TOT MARIA.
zalig te maken, mij, die een ongelukkige en tot de
hel veroordeelde ben en gij kunt mij helpen, dewijl
ik er geen beletsel aan stel door mijne hardnekkigheid,
ik stel mij onder uwe handen: zeg mij wat ik moet
doen en verkrijg mij de genade, om het uit te voeren,
want ik neem voor, alles te doen, wat in mijn ver-
mogen is, om de goddelijke genade weder te bekomen.
Ik begeef mij onder uwen mantel. Jesus wil dat ik
lot u mijne toevlugt neem, opdat tot uwe verheerlij-
king en tot de zijne (want gij zijt zijne Moeder), niet
alleen zijn bloed, maar uwe voorspraak mij helpe,
om de zaligheid te bekomen. Hij zendt mij tot u,
opdat gij mij zoudt helpen. O Maria, ik roep u aan,
ik stel op u mijn betrouwen. Gij bidt voor zoo vele
anderen, bid, spreek nog een woord voor mij, en zeg
aan God, dat gij mijne zaligheid verlangt, en God
zal mij zonder twijfel zalig maken. Zeg hem, dat ik
u toebehoor; meer vraag ik niet.
XV.
Ziehier voor uwe voeten , o Maria, mijne hoop! eenen
armen zondaar, die door zijne zonden zich zoo dik-
wijls de slaaf der hel heeft gemaakt. Ik heb mij door
de duivels" niet laten overwinnen, dan omdat ik mij
tot u, mijne toevlugt, niet begeven heb. Zoo ik het
altijd gedaan, zoo ik u aangeroepen had , neen, dan
zou ik niet bezweken zijn. Ik hoop, o mijne beminne-
lijke Meesteres! dat ik, door uwe tussehenkomst, reeds
uit do handen des duivels ontsnapt ben , en dat God
mij vergeven heeft. Maar ik vrees in het toekomende
in hunne boeijen te hervallen. Ik weet, dat die vijanden
de hoop niet verloren hebben van mij te overwinnen,
zij bereiden mij nieuwe aanvallen, nieuwe bekoringen.
O mijne Koningin en mijne toevlugt, kom mij te hulp;
dek mij met uwen mantel, laat niet toe, dat ik nog
hun slaaf worde. Ik weet, dat gij mij zult helpen, dat
gij mij de overwinning zult verleenen, indien ik u aan-
roep; maar ik vrees op u niet te denken in de beko-
-ocr page 407-
GEBEDEN TOT MARIA.                                403
ringen, en u niet te hulp te roepen. De genade,welke
ik u vraag en van u verlang, o allerheiligste Maagd!
is, dat gij altijd zult tegenwoordig zijn in mijn geheugen,
bijzonder in de bekoringen. Verleen mij u dikwijls aan
te roepen en deze woorden te herhalen: o Maria, help
mij! En wanneer eindelijk de dag van mijnen laatsten
strijd met de hel zal aanbreken , in het uur des doods ,
ach! mijne Koningen, sta mij dan krachtdadig bij , maak
gij zelve mij indachtig, u gedurig aan te roepen met
den mond en met het hart, opdat ik, den geest gevende,
met uwen liefderijken naam en dien van uwen Zoon,
Jesus Christus op mijne lippen, mij voor uwe voeten
in het paradijs vinde, om u daar eeuwig te loven en
te zegenen.
V.
O Maria, mijne welbeminde Maria! in welken af-
grond van rampen en ellenden zou ik mij niet bevin-
den, indien uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls
daar niet van bevrijd had. Sedert hoe vele jaren zou
ik reeds in de hel gedompeld zijn, indien gij mij door
uwe magtige gebeden daarvan niet verlost hadt? Do
grootheid mijner zonden stortte mij daarin neder; de
goddelijke regtvaardigheid veroordeelde mij daartoe, de
duivels waren reeds verblijd van dit vonnis te kunnen
uitvoeren. Gij zijt spoedig gekomen, o mijne Moeder!
zonder dat ik u daartoe gebeden, zonder dat ik u tot
mijne hulp geroepen had, en gij hebt mij gered. O
mijne beminde Verlosseres! welken dank zal ik u voor
zoo groote liefde betuigen? gij hebt de versteendheid
van mijn hart overwonnen, gij trekt mij tot u, opdat
ik u zou beminnen en mijn betrouwen in u stellen.
Helaas! in welken afgrond van [onheilen" zou*ik nog
gevallen zijn, zoo uwe barmhartige hand mij zoo dik-
wijls niet ondersteund had in de gevaren, waaraan ik
mij blootgesteld heb! Volhard, o mijne hoop! volhard
in mij te bevrijden van de hel, en vooreerst van de
zonde, waarin ik zoo gemakkelijk kan vallen. Gedoog
-ocr page 408-
404
(IKIIIillKN TOT MAItLV.
niet, dat ik u met do duivels zou vervloeken. Mijne
geliefde Koningin! ik bemin u. Zou uwe goedheid
kunnen overeenkomen met het eeuwige verlies van
ecnen dienaar, die u bemint? Maak, dat ik niet meer
ondankbaar zij jegens u en jegens God, die mij ten
aanzien van u zoo vele genaden verleend heelt. O
Maria, wat zegt gij? zal ik verdoemd ziju? Ja, indien
ik u verlaat. Maar zal ik de vermetelheid hebben u
te verlaten? Zal ik de teederheid kunnen vergeten,
waarvan gij mij bewijzen gegeven hebt? Gij zijt, na
God, het voorwerp mijner liefde. Ik zou niet kunnen
leven zonder u te beminnen. Ik bemin u dan, en ik
hoop u altijd te beminnen, in den lijd en in de eeuwig-
heid, o het schoonste, het heiligste, het liefdewaar-
digste schepsel dat in het heelal is! Amen.
—*9—
-ocr page 409-
LITANIE
TOT DE ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.
VOOR DEN ZONDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
Heilige Drievuldigheid één God,
Heer, die een geest zijt, en in geest en waarheid
wilt aangebeden worden,
Heer, wiens godheid noch goud, noch zilver, noch
steen, of iets anders gelijk is,
Heer aan wien niemand gelijk is, en buiten wien
er geen God is,
Koning der eeuwen, die alleen van natuurswege de g
onsterfelijkheid hebt,                                            S;
Groote God, uit wien alles voortkomt en door wien ->
alles behouden wordt,                                           B
Heer, in wien wij leven, ons bewegen en zijn,        B
Heer, die overal zijt, en wiens voorzienigheid boven g
alles is,                                                               g
neer, die zoo groot zijt, dat u geene gedachlen F
kunnen begrijpen,
Heer, wien geheel het aardrijk, noch de hemelen
kunnen bevatten,
Heer, wien geen mensch gezien heeft, noch zien kan,
Heer, wiens oordeelen ondoorgrondelijk en wiens
wegen onnaspeurlijk zijn,
Heer, voor wiens majesteit wij maar stof en asch z\\jn,
-ocr page 410-
406
LITANIE TOT DE
Heer, die doet al wat u belieft in den hemel, op
de aarde, in de zee en in de afgronden,
Heer, die de harten der menschen in uwe hand
hebt, en die neigt daar ge wilt,
Heer, die een verteerend vuur zijt, wiens gram-
schap niemand kan wederstaan,
Heer die een ieder naar zijne werken vergeldt,
Heer, die alles in getal, gewigt en maat schikt,
Heer, die onze harten onderzoekt en onze nieren
doorgrondt,
Heer, die bemint al wat er is en niets haat van
al wat gij geschapen hebt,
Heer, die de zonden der menschen om hunne boet-
vaardigheid kwijtscheldt,
Heer, die in uwe woorden waarachtig en in uwe
beloften getrouw zijt,
Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen, omdat
gij, onze God en helper, met ons zijt,
Allerheiligste God, door wiens glorie geheel de
aarde vervuld is,
Heer, wien alle eer en heerlijkheid toekomt,
Heer, die zelf het loon zijt uwer dienaars\',
Wees genadig, spaar ons Heer.
Wees genadig, verhoor ons Heer.
Van alle hoovaardigheid en opgtblazenheid des
geestes, verlos ons, Heerl
Van alle onmatigheid en onzuiverheid,
Van alle gramschap, nijd en kwaden wil tegen
onzen evennaaste,
Van traagheid en van aardschc en ongeregelde
droefheid,
Van gierigheid, die de wortel van alle kwaad is,
Door uwe onbepaalde almogendheid,                         ,
Door uwe oneindige wijsheid,
Door uwe overvloedige goedheid,
Door uwe ondoorgrondelijke alwetendheid en voor-
zienigheid ,
Door den diepen afgrond van de oordeelen uwer
regtvaardigheid,
-ocr page 411-
ALLERHEILIGSTE DRIEVULDIGHEID.                   407
Door uwe volmaakte, onveranderlijke gelukzalig-
heid, verlos ons, Heer!
In den dag des oordeels, verlos ons, Heer!
Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons de genade wilt verleenen, om u uit geheel
ons verstand en uit al onze krachten te beminnen,
Dat wij uwen H. Naam nooit ligtvaardig gebruiken,
Dat wij de Zondagen en Heiligdagen, die u zijn
toegewijd, in godsdienstige en andere goede wer- ^.
ken mogen doorbrengen en heiligen,
                         \'
Dat wij aan onze ouders en alle overheid, eer en g;
gehoorzaamheid om uwent wil bewijzen,
Dat wij nooit het leven of de eer van onzen even- 3
mensch krenken,
                                                       f
Dat onze zielen nimmermeer door onzuivere werken, <
woorden, begeerten of gedachten besmet worden, ™
Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid be- ÊT
schadigen,
                                                                   °
Dat wij ons van zonden van valsche getuigenis en alle o
leugentaal zorgvuldig bewaren,
                                 
Dat wij de goederen der wereld niet ongeregeld
begeeren of beminnen,
Dat gij onze harten tot het onderhouden uwer ge-
boden wilt neigen,
Lam Gods, dat wegneemt, enz.
Allerheiligste Drievuldigheid, hoor ons.
Allerheiligste Drievuldigheid, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige en eeuwige God! die uwen dienaren door
de belijdenis van het ware geloof, do heerlijkheid der
eeuwige Drievuldigheid hebt doen kennen en in de
oppermagtige Majesteit geleerd hebt, één wezen te
aanbidden; wij bidden u, dat wij door de standvastig-
h eid van hetzelfde geloof, bevrijd mogen worden van allen
tegenspoed. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
-ocr page 412-
LITANIE
TOT DEN HEILIGEN GEEST.
VOOR DEN MAANDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God, H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
H. Geest, die van den Vader en den Zoon voortkomt,
Geest der eeuwige waarheid,
Geest van wijsheid en verstand,
Geest van raad en sterkte,
Geest van de vreeze des Heeren,
Geest van Heiligmaking,                                           y
Geest van kracht, liefde en matigheid,
Geest, door wiens ingeving de profeten gesproken
hebben,
H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert,          1
H. Geest, die de dolende zondaren bekeert,             2!
FF. Geest, die uwe ware geloovigen, maakt van één \'
hart en éóne ziel,
II. Geest, die aan uwe kinderen den waren vrijdom
verleent,
II. Geest, die de dubbelhartigen en de geveinsden
on\'.vlugt,
H. Geest, die de ziel zijt van hetligchaam der II. Kerk,
II. Geest, die ons de duisternissen van de II. Schrif-
tuur door uwe H. Kerk verklaart,
H. Geest, die de Apostelen vervuld en in hunnen
mond uwe woorden gestold hebt,
-ocr page 413-
40Ö
LITANIE TOT DEN\' II. «EEST.
H. Geest, die alleen ons Gods wet kunt doen volbrengen,
H. Geest, die zelf de gever van het bidden zijt,
H. Geest, die zelf in ons en voor ons bidt, door
onuitsprekelijke verzuchtingen,
H. Geest, die onze harten van droefheid verlost,
en met liefde, blijdschap en vrede vervult,
H. Geest, die ons verduldigheid, goedertierenheid
en goedheid geeft,
H. Geest, die onze zielen met zachtmoedigheid en
zedigheid versiert,                                                 §
II. Geest, die ons de onthoudingen kuischheid verleent, ~,
II. Geest, die de liefde Gods in onze harten uitstort, g
II. Geest, die in uwe geloovigen, als in uwe tempels
woont,                                                                 e
II. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van Ie- §
vende wateren doet voortvloeijen,                         S
H. Geest, door wien wij nu niet meer slaven zijn, ■
maar kinderen en erfgenamen Gods,
II. Geest, door wien de slafelijke vreesachtigheid
is weggenomen, en Gods kinderen met liefde en
betrouwen roepen tot hunnen Vader,
II. Geest, die ons naar de voltrekking onzer aan-
neming en verlossing doet zuchten en verlangen,
H. Geest die in ons wonende, onze sterfelijke lig-
chamen zult levend maken,
Wees genadig, spaar ons, Heer!
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Van alle zonden, verlos ons, Heer!
Van vermetelheid en wanhoop,
Van ongeloovigheid en hardnekkigheid tegen de g
bekende waarheid,                                               2.
Van alle bekoringen en lagen des duivels,               »
Van afgekeerdheid, tweedragt, gramschap en nijd g
tegen onze naasten,                                             j?
Van alle onzuiverheid naar ziel en ligchaam,            _.
Van onboetvaardigheid, en verhardheid desgemoeds, g
Van allen geest die aan u tegenstrijdig is,
                H
Door uwe altijddurende voortkomst van den Vader
en den Zoon,
-ocr page 414-
410
LITANIE
Door de wonderbare werking, door welke Christus in
het ligchaam van de zuivere Maagd ontvangen is,
Door uwe nederdaling over Christus ten tijde zijns
doopsels,
Door uwe komst over de Discipelen van Christus, "x
ro
In den dag des oordeels,
Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
Dat wij nooit de begeerten des vleesches volbrengen,
Dat gij den geest der regtvaardigheid in onze har-
ten wilt vernieuwen,
Dat gij van ons nooit weggaat,
Dat gij ons wilt versterken, om vromelijk het goede
uit te werken,
Dat wij u nooit bedroeven,
Dat wij u nooit wederstaan,
Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, dat de verma-
kelijkheden der wereld in ons geene plaats vinden,
Dat wij alle geesten niet gelooven, maar wijsselijk
onderscheiden of zij van God zijn,
Dat wij door uwe genade in den geest der zacht-
moedigheid de zondaren onderrigten en vermanen,
Dat wij altijd mogen arm van geest zijn,
Dat gij ons de christelijke en heilige droefheid wilt
leeren,
Dat gij ons hongerig en dorstig naar de regtvaar-
digheid wilt maken,
Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartigheid
omtrent alle menschen wilt instorten,
Dat wij den vrede met onzen naaste zoo onderhouden
dat wy kinderen Gods mogen genoemd worden,
Dat gij ons zuiver van harte wilt maken, opdat wij
God mogen zien,
Dat wij de vervolging om de reglvaardigheid als
een bijzonder geluk achten,
Dat gij ons tot het einde toe in het goede leven
wilt bevestigen,
-am Gods, dat wegneemt, enz.
Ihristus, hoor ons.
■hristus, verhoor ons.
-ocr page 415-
111
TOT OEN If. GEEST.
Heer, ontferm u onzer.
Christus ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, ens.
v. De genade des H. Geestes.
r. Verlichte onze zinnen en harten.
LAAT ONS UIDDEN.
O God! die de harten der geloovigen door de verlichting
van den H. Geest hebt onderwezen, geef ons, dat wij
in denzelfden Geest do ware wijsheid bezitten, en ons
altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door
onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.
—~*aw/w*—
-ocr page 416-
LITANIE
VAN DEN
ALLERÏÏ. NAAM VAN JESTJS.
voon den dingsdao.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser dor wereld, ontferm u onzer.
God, H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, glans des Vaders,
Jesus, klaarheid van het eeuwige licht,
Jesus, koning der heerlijkheid,
Jesus, zon van rechtvaardigheid,
Jesus, Zoon van de Maagd Maria,
                            o
Beminnelijke Jesus,                                                 3.
Wonderlijke Jesus,                                                  8
Jesus, sterke God,                                                  3
Jesus, Vader der toekomende eeuwen,                     s
Jesus, engel van den grootcn raad,                          g
Allermagtigste Jusus,                                              g
Allcrverduldigste Jesus,                                            •**
Allergehoorzaamste Jesus,
Jesus, zachtmoedig en nederig van harte,
Jesus, minnaar der zuiverheid,
Jesus, onze minnaar,
Jesus, God des vredes,
Jesus, oorsprong des levens,
Jesus, voorbeeld der deugden,
Jesus, ijveraar der zielen,
-ocr page 417-
LITANIE TOT DEN ALI.KMI. NAAM TKSUS.
Jcsus, onze God,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, Vader dei\' armen,
Jesus, schat der geloovigen,
Jesus, goede herder,
Jesus, waarachtig licht,
Jesus, eeuwige wijsheid,
Jesus, oneindige goedheid ,
Jesus, onze weg en ons leven,
Jesus, blijdschap der engelen,
Jesus, koning der oudvaders,
Jesus, meester der apostelen,
Jesus, leeraar der evangelisten,
Jesus, sterkte der martelaren,
Jesus, licht der belijders,
Jesus, reinheid der maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons, Jesus.
Wees genadig, verhoor ons, Jesus.
Van alle kwaad, verlos ons, Jesus!
Van alle zonde,
Van uwe gramschap,
Van de lagen des duivels,
Van den geest der onkuischheid,
Van den eeuwigen dood,
Van het veronachtzamen uwer inspraken,
Door het geheim uwer heilige menschwording
Door uwe geboorte,
Door uwe kindsheid,
Door uw geheel goddelijk leven,
Door uwen arbeid,
Door uwen doodsangst en uw lijden ,
Door uw kruis en uwe verlatenheid,
Door uwe smarten,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe verrijzenis,
Door uwe hemelvaart,
Door uwe vreugden,
Door uwe heerlij klieid ,
-ocr page 418-
411                                  LITANIE, ENZ.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Jesus!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Jesus!
Lain Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer, Jesus!
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus Christus, die gezegd hebt: vraagt en gij
zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u
zal worden opengedaan; geef ons , bidden wij u, het
gevoel uwer goddelijke liefde, opdat wij u uit geheel
ons hart, met woorden en werken beminnen en nooit
ophouden u te loven.
Geef ons, o Heer, dat wij altijd uwen H. Naam
te gelijk vreezen en beminnen, omdat gij nooit van
uwe besturing berooft degenen, die gij hecht in uwe
liefde vestigt. Door onzen Heer, enz. (1)
(1) Deze Litanie is goedgekeurd door de Congregatie der Ri-
tussen , den SI Augustus 186S.
-ocr page 419-
- LITANIE
TER EERE
VAN DE HEILI&E ENOELEN.
VOOR DEN WOENSDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
II. Michaël, bid voor ons.
H. Gabriël,
11. Engelbewaarder,
Alle IIII. Engelen en Aartsengelen,
Die uwen Schepper altijd met eene uitnemende
liefde bemind hebt,                                              o-
Die nooit in eenige de minste zonde zijt gevallen, SJ
Goddelijke dienaars, die altijd bereid zijt tot de «4
dienst van Gods opperste Majesteit,                       §
Die u met allen eerbied in zijne tegenwoordigheid **
houdt,                                                                  §
Die in alles zijnen H. Wil volbrengt,                        *
Zuivere geesten, aan wie God de bewaring der
menschen heeft aanbevolen ,
Die gesteld zijt, om de magt des duivels van ons
af te weren,
Die, door het ingeven van goede gedachten, van
ons de kwade invallen verdrijft,
Die ons door goede bewegingen de kwade drif-
ten doet overwinnen,
-ocr page 420-
41 fi
LITANIE
H. Bestierders, die ons van de [gelegenheden tot
de zonde verwijdert,
Die ons gedurig door goede ingevingen tot de deugd
vermaant,
Die niets dan onze zaligheid zoekt,
Die u in ons goed leven verheugt,
Die te zainen met ons om Gods genade bidt en
ons tot bidden opwekt,
Die onze gebeden en goede werken aan God opdraagt,
Wees genadig, spaar ons, Heer!
Wees genadig verhoor ons, Heer!
Van alle gelegenheden tot de zonde, door uwe
H. Engelen, verlos ons, Heer!
Van het misbruik uwer genade, door uwe heilige
Engelen,
Van alle gevaar naar ziel en ligchaam, door uwe
heilige Engelen,
Van alle kwade gezelschappen, door uwe heilige
Engelen,
Van alle onzuiverheid, door uwe heilige Engelen,
Van alle kwade bekoringen, door uwe H. Engelen,
Van alle kwaadwilligheid ten opzigte van onze
oversten, door uwe heilige Engelen,
Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze on-
derzaten, door uwe heilige Engelen,
Van alle traagheid in u te dienen, door uwe heilige
Engelen,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat wij in alles aan do bestiering uwer heilige
Engelen onderdanig zijn,
Dat wij de goede gedachten, welke zij ons inge-
ven, waarnemen,
Dat wij altijd hunne bewegingen tot de deugden volgen,
Dat wij door onze traagheid en onachtzaamheid
hen niet bedroeven en van ons niet vervreemden,
Dat wij hen mogen navolgen in u te beminnen en
onderdanig te zijn,
Dat wij naar hun voorbeeld onzen evenaaste, ook
die minder is dan wij, gaarne dienen,
-ocr page 421-
TER EEKE VAN DE II. ENGELEN.                   417
Dal wij geduldig mogen verdragen de gebreken van ^
andere mensehen, gelijk zij de onze verdragen, «a:
Dat wij onzen evennaaste door geene kwade voor- er
beelden ergeren,                                                          g;
Dat wij hem, zoo veel het in ons is, van alle g
kwaad bevrijden,                                                        e
Dat wij door woorden en werken zijne zaligheid <
trachten te bevorderen,                                             2,
Dat uwe II. Engelen ons in ons sterfuur willen jf
bijstaan,                                                                       °
Dat wij in eeuwigheid met hen u mogen loven o
en danken,                                                                   3
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld ,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer!
Lam Gnds, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm n onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
I.AAT ONS BIDDEN.
0 God, die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid
uwe H. Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zen-
den, verleen ons, die u smeeken , dat wij door hunne
hulp altijd beschermd worden < en hun gezelschap eeu-
wig mogen genieten, door Christus, onzen Heer. Amen.
-i^^M.\'Vwr*-
\'27
-ocr page 422-
LITANIE
TOT JESUS IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT.
VOOR DEN DONnERDAfi.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm n onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Levend Brood, dat uit den hemel gedaald is ,
Verborgen God en Zaligmaker,
Wijn, die maagden voortbrengt,
Voedzaam brood en vermaak der koningen,
Altijddurende offerande,
                                                  0
Zuivere opdragt,                                                             S.
lam zonder vlek ,                                                            Êf
Allerzuiverste maaltijd,                                                   3
Spijs der engelen,                                                           ss
Verlwrgen hemelsch brood,                                           o
Gedachtenis van Gods wonderen,                                  3
Bovennatuurlijk Brood,                                                   r-
Woord, dat vleesch geworden zijt en onder ons woont,
H. Hostie,
Gezegende drinkbeker,
Geheim des geloofs,
Hoogwaardig en uitmuntend Sacrament,
Allerheiligste offerande,
Offerande van verzoening voor levenden en dooden,
Hemelsch behoedmiddel tegen de zonden,
Wonder mirakel boven alle anderen,
-ocr page 423-
«9
LITANIE TOT ,!ESÜS, ENZ.
Allerheiligste gedachtenis van het lijden des Heeren ,
Gave, die alle volheid te hoven gaat,
Voortreffelijk gedankteeken der goddelijke liefde,
Overvloeijende bron van Gods milddadigheid,
Overheilig en wonderbaar geheim,
Krachtige spijs der onsterfelijkheid,
Aanbiddelijk en levendmakend Sacrament,
                  g
Krood, dat door de almogendheid des Woords zijt s,
vleesch geworden,                                                      a
Onbloedige offerande,                                                    3
Spijs en medegast,                                                         c
Allerzoetste maaltijd, bij welken de Engelen tegen- §
woordig zijn en dienen,                                             £
Teeken van genade,                                                       **
Band van liefde,
Offeraar en offerande,
Geestelijke zoetheid, die in haren eigen oorsprong
gesmaakt wordt,
Verkwikking der H. Zielen,
Versterking dergenen, die in den Heer sterven,
Pand der toekomende glorie,
Wees genadig, spaar ons, Heer!
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Van het onwaardig nutten uwsligchaams enbloeds,
verlos ons, Heer!
Van de begeerlijkheid des vleesches,
Van de begeerlijkheid der oogen,
Van de hoovaardij des levens,
Van alle gevaren der zonde,                                         -<
Door de groote begeerte, die gij gehad hebt, om g,
dit Paaschlam met uwe discipelen te eten,              S
Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de o
voeten der apostelen gewasschen hebt,                    5
Door de vurigste liefde, waarmede gij dit heilig "
Sacrament hebt ingesteld,                                         re
Door uw dierbaar bloed, dat gij ons op het altaar §,
hebt nagelaten,
Door de vijf H. wonden, die gij in uw allerheligst
ligchaam voor ons ontvangen hebt,
-ocr page 424-
«o
LITANIE TOT JESUS , ENZ.
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat fhet u believe het geloof, den eerbied en de
begeerte tot dit wonderbare Sacrament in ons ■§.
te vermeerderen en te bewaren,
Dat het u believe, ons door eene ware belijdenis £_•
onzer zonden, tot het dikwijls nuttigen dezer S"
geestelijke spijs te bereiden,                                     s
Dat gij ons van alle ketterij, ongeloovigheid en _c
verblindheid des harten wilt bevrijden,                    <
Dat het u believe, ons aan de kostelijke en he- 3
melsche vruchten van dit II. Sacrament deelach- o
tig maken,                                                                 i
Dat het u believe, ons in het uur des doods met °
deze hemelsche spijs te versterken en te bescher- ".
men,
Zoon Gods,
Lam Gods, dat wegneemt do zonden \'der wereld,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt do zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die ons onder dit wonderbaar Sacrament
de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, wij
bidden u, geef dat wij de heilige geheimen van uw
ligchaam en bloed zoo eerbiedig eeren, dat wij de
vrucht uwer verlossing! gedurig in ons mogenfgevoelen.
Di<> met den Vader in de eenheid des H. Geestes
leeft en heerscht, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 425-
LITAN I E
OP HET LIJDEN VAN
ONZEN HEER JESÏÏS CHRISTUS.
VOOR DEN VRIJDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, heinels\'ihe Vader , ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. .
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm n onzer.
Jesus, om onze zonden in den hof van Olijven benaauwd
en bedroefd tot den dood toe, ontferm u onzer.
Jesus, door eenen Engel versterkt, opdat wij onze
hulp in allen nood van den hemel zouden leeren
verwachten,
Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt
ontvangen om ons de zachtmoedigheid te leeren,
Jesus, van uwe discipelen verlaten, opdat wij op §
God zouden leeren betrouwen,                                 %
Jesus, van de Joden gebonden, om ons van de g
zonden te ontbinden,
Jesus, voor Annas en Caïphas valschelijk beschuldigd, c
opdat wij alle ongelijk zouden leeren verdragen, s
Jesus, door Petrus verloochend, opdat wij onze krank- re
heid zouden leeren kennen en ons zelven mistrouwen, \'
Jesus, door Herodes met een wit kleed bespot, omdat
wij het kleed der onschuld verloren hadden,
Jesus, achter Barabbas gesteld, opdat wij ons nooit
boven anderen zouden verhell\'en,
Jesus, wreedelijk gegeeseld en met doornen ge-
kroond, opdat wij de gemakken en alle eerzucht
souden verfoeyen,
-ocr page 426-
m
LITANIE OP HET LIJDEN
Jesus, gelasterd, bespuwd en geslagen, opdat wij
onze zinnen zouden versterven,
Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat wij uw
voorbeeld zouden voor oogen hebben en naar
hetzelve leven,
Jesus, door Pilatus aan uwe vijanden geleverd, om
ons van onze vijanden te verlossen,
Jesus, met het kruis beladen, om ons teleeren ons
kruis met vlijt te dragen,
Jesus, aan het kruis genageld, opdat wij het vleesch
met zijne driften en begeerlijkheden zouden
kruisigen,                                                                    g
Jesus, tusschen twee moordenaars gekruist, om ons g
de vernedering te leeren beminnen,                       |
Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt B
ontvangen, opdat wij nooit zouden mistrouwen, c
Jesus, die aan het kruis hangende, voor uwe vijanden §
hebt gebeden, om ons te leeren onze vijanden te S
beminnen,
Jesus, met gal en azijn gelaafd , opdat wij onze
tong van alle zonden zouden bewaren,
Jesus, die stervende uwen geest in de handen uws
Vaders bevolen hebt, opdat wij stervende onzen
geest ook in uwe en zijne handen zouden bevelen,
Jesus, die voor ons den bitteron dood gestorven zijt,
om ons de boosheid onzer zonden te doen kennen,
Jesus, die door uwen dood ons het leven gegeven hebt,
opdat wij niet voor ons maar voor u zouden leven,
Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is, om in
dezelve onze zonden en krankheden te verbergen,
Jesus, begraven en den derden dag verrezen,
opdat wij gestorven en begraven aan de zouden,
tot een deugdzaam leven zonden verrijzen,
Wees genadig, spaar ons, Heer!
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Van alle kwaad, verlos ons, Heer!
Van alle zonden, verlos ons, Heerl
Door uw bloedig zweet, verlos ons, Heer!
Door uwe geeseling, verlos ons, Heer,
-ocr page 427-
VAN DNZEN HEEK JESUS CHRISTUS.                 423
Door uwe doornen kroon,
Door uw kruis en lijden,
Door uwe a\'lerheiligste vijf\' wonden,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. verrijzenis,
Door uwe wonderbare hemelvaart,
In den dag des oordeels,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat uw H. Lijden ons leere, hoe zwaar en schrik-
kelijk de zonde is, om welke gij zoo veel geleden
hebt,
Dat wij door het overdenken van uwe pijnen en
smarten, alle ziekten en tegenspoed geduldig
mogen verdragen,
Dat wij in allen angst, droefheid en nood ons tot
u keeren, en uwe hulp afsmeeken,
Dat wij alle schade, verachting en tegenspoed met
overleving aan Gods wil mogen ontvangen,
Dat wij de valsche beschuldigingen en onregtvaardige
oordeelen, naar uw voorbeeld mogen verdragen ,
Dat gij de vruchten van uw kruis ons wilt mede-
deelen,
Dat wij door de kracht van uw kruis, den duivel,
de wereld en het vleesch mogen overwinnen,
Dat wij in uw bloed van alle zonden mogen ge-
reinigd worden,
Dat gij ons wilt verleenen, ons kruis dagelijks op
te nemen, en u gaarne na te volgen,
Dat wij eene genegenheid mogen verkrijgen, om
uw H. Lijden, met liefde en dankbaarheid dik-
wijls te overdenken,
Dat wij dagelijks bemerkende, dat gij uit liefde voor
ons gestorven zijt, door wederliefde ontstoken
worden, om niet voor ons /.elven , maar tot uwe
dienst te leven,
Dat wij onzen troost in uwe H. wonden mogen
vinden,
Dat gij ons door uw kruis en uwen bitteren dood
het
in het uur onzes dood» wilt versterken,
-ocr page 428-
m
LITANIE 01\' UliT LIJDEN ENZ.
Dat gij ons door uw kruis in uwe glorie wilt brengen,
wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige, eeuwige God , die onzen Zaligmaker het
vleesch hebt doen aannemen en den dood des kruises
doen lijden, opdat de meusch het voorbeeld van zijne
ootmoedigheid zou navolgen; geef genadiglijk, dat wij
leven naar de lessen zijner lijdzaamheid en deel ver-
krijgen in zijne verrijzenis. Door denzelfden Jesus
Christus onzen Heer. Amen.
-ocr page 429-
LITANIE
TER EERE
DER ALLERI. MAA&D MARIA.
VOOR DEN ZATURÜA.G.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsehe Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
Moeder van Christus,
Moeder der goddelijke genade ,
Allerreinste Moeder,                                                       e;
Allerzuiverste Moeder,                                                  °"
Ongesehondene Moeder,                                                o
Onbevlekte Moeder,                                                       °
Minnelijke Moeder,                                                        o
Wonderbare Moeder,                                                     p
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzigtigste Maagd ,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Magtige Maagd,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regtvaardigheid,
Zetel der wijsheid,
-ocr page 430-
186
LITANIE TER EEKE
Oorzaak onzer blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Schoon vat van godvrucht,
Geestelijke roos,
Toren van David,
Ivoren toren,
Gulden huis,
Ark des Verbonds,
Deur des Hemels,                                                          i~
Morgenster,
Behoud der kranken,                                                     o
Toevlugt der zondaren,
Troost der bedrukten,                                                   §
Hulp der christenen,                                                     »
Koningin der Engelen,
Koningin der Patriarchen,
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen ,
Koningin zonder vlek ontvangen,
Koningin van den allerheiligsten rozenkrans,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onxc Vader en*. Wees gegroet, ent.
Amii\'ii. Onder uwe bescherming nemen wy onze
-ocr page 431-
DEH ALLERlt. MAAGD MARIA.                        -427
toevlugt, o H. Moeder Gods! verstoot onze gebeden
niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle
gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze
Meesteres, onze Middelares, onze Voorspreekster, ver-
zoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon,
beveel ons aan uwen Zoon.
v. Bid voor ons, II. Moeder Gods.
r. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
O Heer God, wij bidden u, stort uwe genade in onze
harten, opdat wij, die door de boodschap des lingels,
de Menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend
hebben, door zijn lijden en kruis gebragt worden tot de
glorie der verrijzenis. Door denzeïfden Jesus Christus,
onzen Heer. Amen.
—«^^"ww*-.
-ocr page 432-
LITANIE
VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
DER ALLERHEILIGSTE
MAAGD MARIA.
(Deze Litanie is getrokken uit de Bulle der dogmaverklaring
van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria, gegeven
door Z. H. Paus Pias IX.)
Heer, ontferm u onzer.
Jesus Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Eeuwige Vader, die in de Hemelen zijt, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
H. Geest, waarachtig God, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer.
H. Maria , bid voor ons.
Maria, van af het begin en van alle eeuwen uit-
verkoren en toebereid, om de Moeder van Gods
eenigen Zoon te worden,
Maria, meer dan alle schepselen door God bemind,
Maria, in wie God door eene geheel buitengewone
voorliefde zijn grootste welbehagen vond,
                 £
Maria, onvergelijkelijk boven alle Engelen en Hei-
ligen verheven,
                                                          §
Maria, zoo wondervol begiftigd met den overvloed "*
der hemelsohe gunsten, dat gij altijd geheel vrij §
bleeft van elke zondevlek,
                                          r
Maria, gansch schoon en volmaakt, verrijkt met
de volheid van onschuld en heiligheid,
Maria, wier heiligheid de grootste is, die men zich
heneden God kan voorstellen , en welke niemand ,
behalve God, kan begrijpen,
-ocr page 433-
LITANIE VAN DE ONBEVI.. ONTVANGENIS.              499
Maria, zonder erfsmet ontvangen,
Maria , die de volslagenste overwinning op het oud
serpent liebt behaald,
Maria, aan wie God de Vader zijnen eenigenZoon,
aan Hem gelijk en uit Hem zelven voortgekomen,
geschonken heeft,
Maria, door Gods Zoon zelf uitgelezen om wezenlijk
zijne Moeder te zijn,
Maria, van wien de II. Geest gewild heeft, dat door
zijne medewerking ontvangen en geboren werd
diegene van wien Hij zelf voortkomt,
Maria, van af den eersten stond uwer Ontvangenis
onbevlekt,
Maria, door genade en een bijzonder voorregt, om
den wille van de verdiensten van JesusChristus,
vrijbewaard van de smet der erfzonde,
Maria, van het eerste oogenblik uwer schepping af ^
met de genade van den II. Geest toegerust,            £
Maria, op eene meer wonderbare wijze vrijgekocht, <
dan alle andere menschen,                                       §
Maria, die met uwen goddelijken Zoon in die on- "•
verzoenbare vijandschap tegen den duivel hebt §
gedeeld,                                                                       
Maria, die met uwen onbesmeurden voet den kop
der hellenslang verplet,
Gij, de arke van Noë, die zonder letsel aan het
algemeen bederf der wereld ontkomen zijt,
Gij, het braambosch, dat Mozes geheel vlammend
zag, en tegelijk met groen en bloesem bedekt,
Gij, die gesloten tuin, waarin geen bederf kan
binnensluipen,
Gij het huis, wat zich de eeuwige wijsheid bouwde,
versierd met zeven pilaren, het zinnebeeld der
zeven gaven van den H. Geest,
Gij, dat onbederfelijke hout, waar de worm der
zonde nooit aan knaagde,
Gij, die altijd heldere bron, door de kracht van
den H. Geest verzegeld,
Gij, die volmaakter dan .ludith of Esther, uw
-ocr page 434-
43Ó
LITANIE VAN DE
geslacht lieroleld hebt en eene levensbron voor
geheel het menschdom zijt,
Gij, die nooit duisternis gekend hebt,
Gij, het eigen kunstgewrocht der heilige Drievul-
digheid,
Gij, de onbevlekte onder alle opzichten, de onschuld
zelve, de volkomene gaafheid, het beeld zelve van
oorspronkelijke zuiverheid, de eenig Heilige, de
woonstede van alle genaden des heiligen Geestes,
Gij, die God alleen boven u . en alle schepselen g.
beneden u hebt,
                                                         E.\'
Gij , wier lof door geene tong op aarde noch in den IT
hemel naar waarde kan verkondigd worden,
           §
Gij, de lofspraak der Profeten en Apostelen,
Gij, de eer der Martelaren, de vreugde en kroon §
van alle Heiligen,
                                                       
Gij, de zekere schuilplaats en onverwonnen hulp
van allen die in nood zijn,
O alvermogende middelares, die de aarde met uwen
Zoon verzoent,
O roem, luister, bolwerk der H. Kerk,
O uitdelgster van alle ketterijen.
Gij, die het geloovig volk, die alle natiën aan de
grootste ellenden, aan rampen van allen aard
hebt onttrokken,
O Maria, ruim door uwe magtige bescherming alle
hinderpalen uit den weg, zegevier over alle dwa-
lingen , maak dat onze Moeder de H. Kerk onder
alle volkeren en op alle plaatsen dagelijks in kracht
en bloei loeneme.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
een groot berouw over onze zonden.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
eenc ware bekeering,
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
de genade om altijd goede biechten te spreken.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
het geluk om in dit leven aan de goddelijke gereg-
tigheid voor alle zonden te voldoen.
-ocr page 435-
ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.                        431
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
de uitstekende gunst van onze ziel zuiver en zonder
smet te wassehen in het bloed van uwen Zoon.Iesus
Christus en in de werken eener heilige boetdoening.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
eene heldhaftige liefde voor de zuiverheid, en eenen
grooten afschrik voor de tegenovergestelde ondeugd.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
eene steeds toenemende liefde tot God en eenen
onverzoenlnren haat tegen de zonde.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, help ons, troost
ons in alle noodwendigheden en smarten.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg ons de
genade in Gods liefde te sterven.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm
u onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm
u onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, verhoor
ons!
Jesus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
vr. Het is (heden) de Onbevlekte Ontvangenis der
Allerheiligste Maagd Maria.
ant. Van haar, wier glorievol leven alle kerken
opluistert.
LATEN WIJ BIDDEN.
O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der
Allerheiligste Maagd Maria, voor uwen Zoon een Hem
waardige woonplaats hebt bereid, geef ons door hare
voorspraak, dat wij met zorg ons hart en ons ligchaam
vlekkeloos in uwe oogen bewaren, die haar van alle
smet gevrijwaard hebt. Door denzelfden Jesus Christus
onzen Heer. Amen.
-ocr page 436-
432           MTANIK VAN DE ONBEVL. ONTVANGENIS.
SCHIETGEBEDEN.
Gezegend zij de Heilige en onbevlekte Ontvangenis
der H. Maagd Maria.
O Maria, zonder smet ontvangen, bid voor ons,
die tot u onze toevlugt nemen.
40 DAGEN AFLAAT.
VidimtiB et approuavimus ti«s litanias, easque recitantibus con-
cedimits quadraginta (lies indulgentinrum in forma ecclesiae
consneta.
Datum Harlemi die 8 Junii 1856.
t Franciscus Eptis Harlemeni.
—"6*—
-ocr page 437-
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
PSALM 6. DOHINE NE.
Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid: noch
kastijd mij in uwe gramschap.
Ontferm U mijner, Heer! want ik ben zwak: genees
mij Heer! want al rnijne beenderen zijn ontsteld.
En mijne ziel is zeer ontroerd, maar Heer! hoe lang\'?
Keer Ü tot mij, Heer! en verlos mijne ziel, behoud
mij om uwe barmhartigheid.
Want er is niemand, die in den dood Uwer gedach-
tig is, en wie zal U in de hel loven.
Ik ben vermoeid van het zuchten, ik zal alle nachten
mijn bed wasschen, met mijne tranen zal ik mijne
rustplaats begieten.
Mijn oog is van de verbolgenheid ontroerd: ik ben
verouderd onder al mijne vijanden.
Gaat weg van mij, gij allen, die ongeregtigheid be-
drijft, want de Heer heeft de stem mijns weenens ver-
hoord.
De Heer heeft mijn smeeken gehoord, deHeerheeit
mijn gebed aangenomen.
Laat al mijne vijanden zeer beschaamd en ontsteld
worden: dat zij zich schamen.
Eere zij den Vader, enz.
PSALM 31. BËATI QUORUM.
Gelukkig zijn zij, wier ongeregtigheden vergeven en
wier zonden bedekt zijn.
Gelukkig is de man, aan wien de Heer de zonden
niet toegerekend heeft en in wiens geest geen bedrog is.
Omdat ik zweeg, zijn mijne beenderen verouderd,
terwijl ik den geheelen dag riep.
Want dag en nacht is uwe hand op mij verzwaard:
28
-ocr page 438-
431
DE ZEVEN nOETPSALMËN.
in mijne ellende heb ik mij tot U gekeerd, terwijl ik
met doornen doorstoken werd.
Ik heb mijne misdaad aan V bekend gemaakt, en
mijne ongcregtigheid heb ik niet verborgen.
Ik zeide: ik zal mijne opgeregtigheid tegen mij, aan
den Heer belijden: en Gij hebt de boosheid mijner
zonden vergeven.
Hierom zal ieder heilige tot U bidden, ten regten tijde.
Ja, als er groote watorvloeden zijn zullen zij hem
niet naderen.
Gij zijt mijne toevlugt tegen de verdrukking die mij
omvangen heeft, mijne verheuging, verlos mij van liet-
gene mij omringt.
Ik zal u kennis geven, en u in den weg, waardoor
gij gaan zult, onderwijzen: ik zal mijne oogen op u
gevestigd houden.
Wees toch niet gelijk een paard of muilezel, die geen
verstand hebben.
Met breidel en toom bind de kinnebakken dergenen,
die tot U niet naderen.
De geeselen des zondaars zijn veelvoudig; maar den-
gene, die op don Heer hoopt, zal de barmhartigheid
omringen.
Verblijdt u in den Heer, en verheugt u, gij regtvaar-
digen! maakt groote vrolijkheid gij allen, die opregl
van harte zijt.
PSALM 37. DOHINE NE.
Heer! straf mij niet in uwe verbolgenheid: noch
kastijd mij in uwe gramschap.
Want uwe schichten steken in mij, en Gij hebt uwe
hand krachtig op mij gesteld.
Er is geene gezondheid in mijn vleesch ter oorzake
uwer gramschap, er is geen vrede in mijn gebeente
om mijner zonden wil.
Want mijne ongeregtigheden zijn tot boven mijn hoofd
gegaan; en gelijk een drukkende last zijn zij mij zwaar
geworden.
-ocr page 439-
435
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Mijne wouden zijn stinkend en vuil geworden oin
mijner dwaasheid wille.
Ik ben ellendig geworden en ten uiterste ncdergebogcn;
ik ging den geheelen dag bedroefd.
Want mijne lendenen zijn vol van bespottingen en
er is geene gezondheid in mijn vleeseh.
Ik ben verdrukt en ten uiterste vernederd, ik brulde
van hot gezucht mijns harten.
Heer! al mijne begeerte is voor uw aanschijn, en mijn
gezucht is voor U niet verborgen.
Mijn hart is ontroerd, mijne kracht heeft mij verlaten;
ja zelfs het licht mijner oogen is van mij geweken.
Myne vrienden en mijne naasten kwamen en stonden
tegen mij op, en mijne nabestaanden bleven van verre.
En die mij naar het leven stonden, deden geweld; en
die kwaad zochten, spraken ijdelheid en verzonnen den
geheelen dag bedrog.
Doch ik, als een doove, hoorde niet, en als een
stomme, deed ik mijnen mond niet open.
Ik was als een mensch, die niet hoort, en geen
wederspraak in zijnen mond heeft.
Want op U, o Heer! heb ik gehoopt; Gij zult mij
verhooren, Heer mijn God!
Dewijl ik gezegd heb, dat toch mijne vijanden zich
nooit over mij verblijden; want als mijne voeten wan-
kelen, roeren zij trotschelijk tegen mij hunnen mond.
Want ik ben tot de geesels bereid, en mijne smart
is altijd voor mijne oogen.
Want ik zal mijne misdaad bekend maken, en be-
kommerd zijn wegens mijne zonden.
Doch mijne vijanden leren en zijn magtiger dan ik,
en die mij ten onregte haten, zijn vermenigvuldigd.
Die goed met kwaad vergelden, lasterden mij,
omdat ik het goede volgde.
Verlaat mij niet, Heer mijn God ! wijk van mij niet af.
Neem acht op mijne hulp, o Heer! God mijns heils!
Eere zij den Vader, enz.
-ocr page 440-
436                            DE 7.UVËN UOETI\'SALMEN.
PSALM 50. MISERERE.
Ontferm U mijner, o God! volgens uweg roote barm-
hartigheid, en volgens de menigte uwer erbarmingen
wisch mijne boosheid uit.
Wasch mij meer en meer van mijne ongeregtigheid ,
en reinig mij van mijne zonden.
Want ik beken mijne ongeregtigheid, en mijne zonden
zijn altijd voor mij.
Tegen U alleen heb ik gezondigd, en kwaad voor U
gedaan; omdat Gij regtvaardig zijt in uwer woorden en
overwint, als Gij geoordeeld wordt.
Want zie, ik ben in boosheden voortgebragt, en in
zonden heeft mij mijne moeder ontvangen.
Want zie, Gij hebt de waarheid lief, de verborgene
geheimen uwer wijsheid hebt Gij mij geopenbaard:
Besproei mij met hysop, en ik zal gereinigd worden;
wasch mij, en ik zal witter worden dan sneeuw.\'
Geef vreugde en blijdschap aan mijn gehoor: en dat
mijne vernederde beenderen door verheuging opspringen.
Wend uw aanschijn af van mijne zonden, en wisch
al mijne ongeregtigheden uit.
Schep in mij , o God! een zuiver hart en vernieuw
eenen opregten geest in mijn binnenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn, noch neem uwen
H. Geest van mij weg.
Geef mij weder de blijdschap uws heils : en versterk
mij met eenen geest, die rnij aanspoort.
Ik zal den boozen uwe wegen leeren en de goddeloo-
zen zullen zich tot U bekeeren.
Verlos mij van de bloedschulden, o God! God mijns
heils! en mijne tong zal uwe regtvaardigheid met blijd-
schap verheffen.
Doe mijne lippen open, Heer! en mijn mond zal uwen
lof verkondigen.
Want hadt Gij eene offerande gewild, ik zoude U die
zeker opgedragen hebben: de brandoffers zullen U niet
aangenaam zijn.
Een bedrukte geest is voor God eene offerande; een
-ocr page 441-
437
PK ZEVEN POETPSALMEN.
vermorzeld en verootmoedigd hart zult Gij, o God! niet
versmaden.
Doe wel, Hoer! volgens uwe goedgunstigheid, aan
Sion, opdat de muren van Jerusalem opgebouwd worden.
Dan zult gij de offerande van regtvaardigheid, de op-
dragten en brandoffers aannemen; dan zullen zij kal-
veren op uw altaar leggen.
Eere zij den Vader, enz.
PSALM 101. DOMINE EXAUDI.
Heer! verhoor mijn gebed, en mijn geroep kome
tot U.
Keer uw aanschijn van mij niet af; op wat dag ik
verdrukt worde, neig uwe ooren tot mij.
Op wat dag ik U aanroepe, verhoor mij haastiglijk.
Want mijne dagen zijn vergaan als rook, en mijne
beenderen zijn dor geworden als een verdroogd hout.
Ik ben verslagen als hooi en mijn hart is uitgedroogd,
omdat ik vergeten heb mijn brood te eten.
Om het geluid mijns zuchtens kleeft mijn gebeente
aan mijn vleesch.
Ik ben den Pelikian der wildernissen gelijk gewor-
den: ik ben geworden gelijk de nachtraaf in een huis.
Slapeloos heb ik mijne nachten doorgebragt en ben
geworden als eene eenzame musch op het dak.
Den geheelen dag beschimpten mij mijne vijanden: en
die mij eertijds prezen, zwoeren tegen mij.
Omdat ik asch als brood at, en mijnen drank met
tranen mengde.
Om uwe gramschap en verbolgenheid, omdat Gij mij
opgeheven en nedergestooten hebt.
Mijne dagen zijn als een schaduw verdwenen, ik ben
verdord als hooi.
Maar Gij, Heer, blijft in de eeuwigheid: en uwe ge-
denkteekenen van geslacht tot geslacht.
Gij zult opstaan en U ontfermen over Sion, want de
tijd is gekomen.
Want hare steenen behagen aan uwe dienaren, en zij
zullen zich ontfermen over haar stof.
-ocr page 442-
438
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
En de volken zullen uwen naam vreezen, Heer! en
alle koningen der aarde uwe heerlijkheid.
Omdat [de Heer Sion opgebouwd heeft en zich in
zijnen luister vertoonen zal.
Omdat Hij gezien heeft op het gebed der vernederden;
en hun verzoek niet versmaad heeft.
Men schrijve deze dingen voor het volgende geslacht;
en het volk, dat geschapen zal worden, zal den Heer
loven.
Omdat Hij van boven, uit zijne heilige plaats neder-
gezien heeft op de aarde.
Om de zuchten der gevangenen te hooren, en de
kinderen der gedooden te ontbinden.
Opdat zij den naam des Heeren verkondigen in Sion,
en zijnen lof in Jerusalem.
Als de volkeren zullen te zimen komen en de Konin-
gen om den Heer te dienen.
Hij heeft Hem op den weg zijner sterkte gezegd:
gaef mij de kortheid mijner dagen te kennen.
Neem mij niet weg in het midden mijner dagen;
uwc jaren duren van geslacht tot geslacht.
In het begin hebt Gij, Heer! het aardrijk gegrond-
vest, en de hemelen zijn de werken uwer handen.
Zij zullen vergaan, maar Gij blijft; zij zullen allen als
een kleed verouderen.
En gelijk een gewaad zult Gij ze veranderen, en zij
zullen veranderd worden.
Doch Gij blijft dezelfde, en uwe jaren zullen niet
eindigen.
De kinderen uwer dienaren zullen woningen hebben,
en hun zaad zal in eeuwigheid bestaan.
Eere zij den Vader, enz.
PSALM 127. DE PROFUNDIS.
Uit de diepte heb ik tot U geroepen: Heer, Heer!
verhoor mijne stem.
Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smee-
kingen.
-ocr page 443-
139
DE ZEVEN BOETPSALMEN.
Indien Gij, Heer! de ongeregtigheden aanmerkt, Heer!
wie zal bestaan.
Omdat er bij U genade is, en om uwe Wet heb ik
U vertoefd, Heer!
Mijne ziel heeft verbeid op zijn woord, mijne ziel
heeft gehoopt op den Heer.
Dat Israël op den Heer bouwe, van den morgenstond
tot den nacht toe.
Want fyj den Heer is barmhartigheid, en bij Hem is
overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen uit al zijne ongeregtigheden.
Eere zij den Vader, enz.
PSALM 142. EXAUM.
Heer! verhoor mijn gebed, ontvang mijn gesmeek
volgens uwe regtvaardigheid.
En treed niet in het geregt met uwen dienaar, want
niemand, die leeft zal voor uw aanschijn regtvaardig
zijn.
Want de vijand heeft mijne ziel vervolgd; hij heeft
mijn leven vernederd ter aarde toe.
Hij heeft mij in het duister gesteld als degenen,die
sedert lang dood zijn. En mijn geest is in mij beangst,
mijn hart is in mij ontsteld geworden.
Ik ben de oude tijden indachtig geweest, ik overwoog
al uwe daden, de werken uwer handen overdacht ik.
Mijne handen heb ik tot U uitgereikt, mijne ziel is
voor U als eeue aarde zonder water.
Verhoor mij spoedig, o Heer! mijn geest is bezweken.
Keer uw aanschijn van mij niet af, anders zal ik
gelijk zijn aan degenen, die in het graf dalen.
Doe mij \'s morgens uwe barmharligheid hooren; want
op U heb ik gehoopt.
Maak mij den weg bekend, dien ik moet bewande-
len, want tot U heb ik mijne ziel opgeheven.
Verlos mij van mijne vijanden, Heer! tot U heb ik
mijne toevlugt genomen.
Leer mij uwen wil doen, want Gij zijt mijn God.
-ocr page 444-
440
tlK ZEVEN nOETPSAF.MEN.
Uw goede geest zal mij brengen op den regten weg-
Om uwen naam, Heer! zult Gij mij doen leven;door
uwe geregtigheid zult Gij mijne ziel uit de verdrukking
trekken.
En door uwe barmhartigheid zult Gij mijne vijanden
verdelgen: en hen allen te niet doen, die mijne ziel
verdrukken, want ik ben uw dienaar.
Eere zij den Vader, enz.
Antiph. Wil, o Heer! onze verzuimenissen niet geden-
ken, noch die van onze ouders, en neem geene wraak
over onze zonden.
-ocr page 445-
woooooooooowiooocoooQooeeocGCKXKX^eoecooooooo
LITANIE
VAN ALLE HEILIGEN.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer.
God H. Geest, ontferm u onzer,
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria\', bid voor ons.
IL Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
H. Michaël,
H. Gabriël,
Alle H. Engelen en Aartsengelen,
Alle H. kooren der zalige Geesten,
H. Joannes de Dooper,
H. Josef,
Alle II. Patriarchen en Profeten,
H. Petrus,
H. Paulus,
II. Andreas,
H. Jacobus,
H. Joannes,
H. Thomas,
H. Jacobus,
H. Philippus,
H. Bartholomeus,
H. Mattheus,
H. Simon,
II. Thadeus,
H. Matthias,
H. Barnabas,
-ocr page 446-
442                                       LITANIE
H. Lucas,
H. Marcus,
Alle H. Apostelen en Evangelisten,
Alle H. Discipelen des Heeren,
Alle H. Onnoozele Kinderen,
H. Stephamis,
H. Laurentius,
H. Vincentius,
H. Fabianus en Sebastianus,
II. Joannes en Paulus,
H. Cosmas en Damianus,
H. Gervasius en Protasius,
Alle H. Martelaren,
H. Sylvester,
H. Gregorius,
H. Ambrosius,
H. Augustinus,
H. Hieronymus,
H. Martinus,
H. Nicolaas,
Alle H. Bisschoppen en Belijders,
Alle H. Leeraars,
H. Antonius,
H. Benedictus,
H. Barnabas,
H. Dominicus,
H. Franciscus,
Alle H. Priesters en Levieten,
Alle H. Monniken en Kluizenaars,
H. Maria Magdalena,
H. Agatha,
H. Lucia,
H. Agnes,
H. Caecilia,
H. Catharina,
H. Anastasia,
Alle H. Maagden en Weduwen, bidt voor ons,
Alle Gods lieve Heiligen, bidt voor ons.
Wees genadig, spaar ons, Heer!
-ocr page 447-
443
VAN AI.LE HEILIGEN.
Wees genadig, verhoor ons, Heerl
Van alle kwaad, verlos ons, Heer.
Van alle zonden,
Van uwe gramschap,
Van eenen haastigen en onvoorzienen dood,
Van de listen des duivels,
Van gramschap, haat en allen kwaden wil,
Van den geest der onkuischheid,
Van bliksem en onweder,
Van den eeuwigen dood,
Door het geheim uwer menschwording,
Door uwe komst,
Door uwe geboorte,
Door uw doopsel en H. vasten,
Door uw kruis en lijden,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. Verrijzenis,
Door uwe wonderbare Hemelvaart,
Door de genade van den H. Geest den vertrooster,
In den dag des oordeels ,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons wilt sparen,
Dat gij onze zonden kwijtscheldt,
Dat gij u gewaard igt ons tot eene ware boetvaar-
digheid te geleiden,
Dat gij u gewaardigt den Roomschen Paus en alle
geestelijkheid in de heilige godsdienst te bewaren,
Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk te
vernederen,
Dat gij u gewaardigt aan de christen koningen en
vorsten vrede en ware eendragt te geven,
Dat gij u gewaardigt aan alle christen volkeren
vrede en eendragt te verleenen,
Dat gij u gewaardigt ons in uwe H. Dienst te
versterken en te bewaren,
Dat gij onze gemoederen tot hemelsche begeerten
wilt opwekken,
Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met de
eeuwige goederen te vergelden,
-ocr page 448-
AU
LITANIE
Dat gij u gewaardigt onze zielen en de zielen van onze
broeders, vrienden en weldoeners van de eeuwige
verdoemenis te bewaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dal gij u gewaardigt de vruchten der aarde te geven
en te bewaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij u gewaardigt aan alle geloovige overledenen de
eeuwige rust te geven, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij u gewaardigt ons gebed te verhooren , wij bid-
den u, verhoor ons.
Zoon Gods, wij bidden u, verhoor ons.
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, spaar
ons, Heerl
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, verhoor
ons Heer!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, ontferm
u onzer,
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u ouzer.
Onze Vader, enz.
l\'SM.M 09. DEUS IN ADJÜTOR1UM.
O God! kom mij te hulp, haast U, o Heer! om mij
te helpen.
Dat zij beschaamd en bevreesd worden, die mijne
ziel zoeken.
Dat zij terstond met schaamte afgekeerd worden, die
met mij den spot drijven.
Dat zij zich allen in U verheugen en verblijden, die
U zoeken, en dat zij, die uwe zaligheid beminnen al-
tijd zeggen: groot geacht zij de Heer.
Doch ik ben behoeftig en arm, help mij, o God
Gij zijt mijn helper en verlosser, Heer, vertoef niet.
Eere zij den Vader, enz.
A\' Maak uwe dienaars zalig,
ii- Mijn God , die in U hopen,
v. Heer! wees ons een slerke toren.
-ocr page 449-
VAN Al.I.E HKIUGEN.                            Hfl
r. Tegen onze vijanden.
v. Dat de vijand geene overhand op ons krijge.
r. En dat de Zoon der boosheid zich niet verstoute ons
te beschadigen.
v. Heer, handel met ons niet naar onze zonden!
r. Noch vergeld ons naar onze boosheden.
v. Laat ons bidden voor onzen Paus N.
ii. De Heer wille hem sparen en in het leven houden,
hem voorspoed geven op aarde en hem met overle-
veren aan den wil zijner vijanden.
v. Laat ons bidden voor onze weldoeners.
R. Heer! gewaardig U, allen, die ons goed doen, om
uwen naam met het eeuwige leven te vergelden.
Amen.
v. Laat ons bidden voor de geloovigen, die overleden zijn.
R. Heer! geef hun de eeuwige rust; dat hun het eeuwige
licht verschijne.
v. Dat zij rusten in vrede.
R- Amen.
v. Voor onze broeders, die afwezing zijn.
n. Maak uwe dienaars zalig, mijn God! die in U hopen.
v. Zend hun hulp uit uwe heilige plaats.
ii. En uit Sion bescherm hen.
v. Heer! verhoor mijn gebed.
n. En dat mijn geroep tot U kome.
I.AAT ONS BIDDEN.
O God wien het eigen is, altijd barmhartig te zijn
en te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goeder-
tierene barmhartigheid ons en al uwe dienaren, die met
de ketenen der zonden geboeid zijn, genadig ontbinde.
Wij bidden u, o Heer! verhoor de gebeden der oot-
moedigen en spaar degenen, die hunne zonden belijden,
opdat wij te zamen vergiffenis en vrede van uwe goe-
dertierenheid verwerven.
Toon ons genadig , o Heer! uwe onuitsprekelijke barm-
hartigheid , en verlos ons van de zonden en tevens van
de straffen, die wij daardoor verdiend hebben.
-ocr page 450-
446
LITANIE
O God! die door de zonden vergramd en door de
boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig neder op
de gebeden uws volks, dat zich nederwerpt voor
uwe grootheid, en wend de geesels uwer gramschap
van ons af, welke wij door onze zonden verdienen.
Almagtige, eeuwige God, ontferm u over uwen die-
naar, onzen Paus N., en bestier hem volgens uwc goe-
dertierenheid op den weg \'des eeuwigen levens, opdat
hij door uwe gunst begeere, hetgeen u behaagt, en
het met alle kracht volbrenge.
O God, van wien de heilige begeerten, de goede voor-
nemens en de regtvaardige werken voortkomen, geef
aan uwe dienaren dien vrede, welken de wereld niet
geven kan, opdat onze harten genegen zijn tot het vol-
brengen uwer geboden en wij van de vrees der vijan-
den ontslagen, door uwe bescherming in rust mogen
leven. Ontvonk, o Heer! onze nieren en harten door
het vuur van denH. Geest, opdat wij u meteen zuiver
ligchaam dienen en met een rein hart behagen.
O God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen!
verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen
vergiffenis van alle zonden, opdat zij de kwijtschelding
naar welke zij altijd verlangd hebben, door godvruch-
tige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden u, o Heer, voorkom onze smeekingen door
den invloed uwer genade, en voltrek die door uwe mede-
werking, opdat al onze gebeden en werken altijd met u
beginnen, en alzoo begonnen, door u voltrokken worden.
Almagtige, eeuwige God! die over levenden endooden
heerscht, en u ontfermt over allen, die gij te voren weet,
dat door het geloof en de werken de uwen zullen zijn,
wij bidden u ootmoedig, dat zij, voor welke wij ons
voorgenomen bobben, onze gebeden te storten, hetzij die
nog in de wereld leven of reeds overleden zijn, op de
voorspraak van al uwe Heiligen, door uwe genade,
vergiffenis van al hunne zonden mogen verkrijgen,
door onzen Heer Jesus Christus, enz.
v. Heer verhoor mijn gebed,
a. En mijn geroep kome tot u.
-ocr page 451-
147
VAN ALLE HEILIGEN.
v. De almaglige en barmhartige Heer verhoore ons.
n. Amen.
v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid
rusten in vrede.
a. Amen.
---mm
-ocr page 452-
GEBEDEN ONDER HET LOF.
I. VOORBEREIDING.
Denk bij u zelvcn, dat Jesus waarlijk en wezenlijk
in het H. Sacrament des altaars tegenwoordig is. Ver-
beeld u, dat Jesus, in het tabernakel, even als in den
hemel op eenen verheven troon gezeten en van Enge-
len omgeven is, die zich uit eerbied voor hem neder-
werpen en hem aanbidden. Verneder u voor God, u
zelven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.
II. ZELFVERNEDERING EN AANROEPING VAN GOD.
O mijne ziel! werp u voor Jesus neder, en verbeeld
u, dat gij hem te zamen met de Engelen aanbidt.. .
Dierbare Jesus! ik sta voor uw aanschijn beschaamd...
Zal ik, stof en asch, mij onder de Engelen durven
stellen, om u, mijn Jesus, te aanbidden? Helaas! ik
ben niet waardig mijne oogen tot u te verheffen ...
Neen, lieve Jesus! de Engelen zelven erkennen zich
niet waardig u te aanschouwen, en bedekken uit
eerbied hun aangezigt met hunne vleugelen, veel
meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik,
helaas! ben een zondige aardworm, en toch goddelijke
Zaligmaker! wilt gij, dat ik tot u kome, en u aan-
bidde, en de nood, waarin ik ben, dwingt mij tot u
te komen ; daarom nader ik met vertrouwen tot u,
om u met den grootsten eerbied te aanbidden.
O Jesus! ach, of ik u opregt aanbidden en loven
konde! Gij verdient allen lof, en nooit kan men u
genoeg loven, want gij gaat allen lof oneindig te bo-
ven ; daarom vereenig ik mij met de Engelen en Heiligen,
en zelfs met u, lieve Jesus! toen gij nog op aarde
leefdet en nu gij in den hemel zijt.
-ocr page 453-
GEBEDEN ONDER HET LOF.                           449
III. LOK AAN JESUS, RUSTENDE IN HET II. SACRAMENT.
O mijne ziel! laat ons alle schepselen uitnoodigen
God te loven: laat ons hun zeggen: looft den Heer
met mij (Psai.m 53)... Al hadden wij zoo vele tongen,
als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht
te loven , dan zouden wij hem nog te weinig loven, want,
hij gaat allen lof te boven, quia major omni laude.
Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u neder,
en aanbid u rustende in het H. Sacrament, Heer Jesus,
onze God en al! Gij zijt waardig te ontvangen den lof,
de glorie, de eer, de magt en de zegening: want gij
hebt alles geschapen: en alles in uwen wil geschapen.
(Apoc. 5) Ja, lieve Jesus! gij zijt allen lofwaardig:
gij blijft uit liefde tot mij op het altaar, opdat ik u
aanbidden en loven zoude. — O zoete Jesus! hoe hebt
gij mij zoo bemind ? en hoe blijft gij zoo, uit liefde
voor mij, boos mensch , in het heilige tabernakel dag en
nacht tegenwoordig?... Goddelijke Zaligmaker! ik ge-
loof, dat gij hier waarlijk en wezenlijk tegenwoordig
zijt, en ben bereid, ter bevestiging van deze waarheid,
mijn bloed te vergieten en uit liefde voor u te sterven.
O Jesus, versterk mijn geloof, opdat hetzelve op mijn
gedrag werkt: en uit de eerbiedige houding van mijn
ligchaam zigtbaar worde. Amen.
IV. LIEFDEVERZUCHTINGEN-
Pius VII, 10 Augustus 1818, verleent aan hen, die 2e met een
rouwmoedig hart bidden, 300 dagen aflaat.
1.  O mijn God, mijn opperste goed! Ach, of ik u
altijd bemind haddel
2.    Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik u niet
beminde.
3.  Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven?
4.  En gij | o mijn God I hoe hebt gij mij zoo lang
kunnen verdragen?
5.  Mijn God! ik bedank u voor zulke lijdzaamheid.
29
-ocr page 454-
450
(lEUIinEN
0.   Nu wil ik ii altijd beminnen.
7.   Ik wil liever sterven, dan u niet to beminnen.
8.   Mijn God, ruk mij liever uit bet leven, dan toe
te laten, dat ik zou ophouden, u te beminnen.
9.   De genade, die ik vraag, is , u altijd te beminnen.
10.    Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.
Glorie zij den Vader, enz.
i. Ik wensch, o mijn God! u van alle menschen
bemind te zien.
2.    Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te ver-
gieten, opdat alle menschen u beminnen.
3.    Zij, die u niet beminnen zijn blind.
4.   Verlicht hen , o mijn God!
5.   U niet te beminnen, o opperste goed, is het
eenige onheil, dat wij vreezen moeten.
6.   O mijn God! ik wil niet onder het getal dier
blinden zijn, welke u niet beminnen.
7.   Gij, o mijn God I zijt mijne blijdschap en al mijn
goed.
8.   Ik wil geheel en altijd aan u zijn.
9.   Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden ?
10.   Komt gij, schepselen! komt gij allen mijnen
God beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1.   Mijn God, ik zou duizend harten wehschen te
hebben, om u te beminnen.
2.    Ik zou de harten van alle menschen willen hebben,
om u te beminnen.
3.   Ik zou mij verheugen, dat er vele werelden
waren die u alleen beminden.
4.   Ik zou gelukkig zijn , indien ik u met de harten
van alle mogelijke schepselen beminnen konde.
5.    Gij verdient het, o mijn God.
6.   Mijn hart is al te schuldig en al te koud om u
te beminnen.
7.   O rampzalige ongevoeligheid der menschen ten
opzigte van het opperste goed!
8.   O verblindheid der wereldlingen, welke de ware
liefde niet kennen.
-ocr page 455-
151
ONDER MET [.OF.
9.   Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen en
beminnen I
10.   O gelukkige noodzakelijkheid, van God te be-
minnen.
Glorie zij den Vader, ene.
1.   Wanneer zal het zijn, o mijn God! Jat ik van
liefde voor u branden zal?
2.  O hol gelukkig zou dit voor mij zijn.
ü. Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk gij
verdient van mij bemind te worden, zal ik ten minste
mij verblijden, dat zoo vele anderen u van ganscher
harte beminnen.
4.   Ik zal mij bijzonder verblijden, omdat do Engelen
en de Heiligen u in den hemel beminnen.
5.   Ik zal mijn laauw hart met hunne vlammende
harten vereenigen.
6.   Ik zou u op dezelfde wijze wenschen te beminnen,
gelijk de Heiligen, die het meest in uwe liefde ont-
stoken waren, u bemind hebben.
7- Ik zou eene liefde voor u wenschen te hebben,
gelijk aan die, welke de H. Maria Magdalena, de H.
Catharina en de H. Theresia voor u gehad hebben.
8.    Of gelijk aan de liefde, waarmede de heilige
Augustinus, de H. Dominicus, de H. Franciscus, de
H. Ignatius, de H. Franciscus Xaverius, de H. Phiüppus
Nerius, en de II. Aloysius van Gonzagua u bemind hebben.
9.   Of gelijk aan die liefde, welke de HH. Apostelen
bijzonder de H. Petrus, de II. Paulus en de beminde
leerling voor u gehad hebben.
10.   Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede de
groote Patriarch, de H. Josef, u beminde.
Glorie zij den Vader, enz.
1.  Daarenboven zou ik wenschen u te beminnen, ge-
lijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind heeft.
2.   Gelijk zij n beminde, toen zij uwen goddelijken
Zoon in haren heiligen schoot ontving, toen zjj hem
met de moedermelk voedde, toen zij hem zag sterven.
3.   Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig
beminren zal.
-ocr page 456-
4B9
GEBEDEN ENZ.
4.   Maar dit zou nog niet genoeg zijn, om u, o
oneindig goede God! waardig te beminnen.
5.  Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het
goddelijk Woord, Mensch geworden, u bemind heeft.
6.  Gelijk hij u in zijne geboorte beminde.
7.   Gelijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.
8.   Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Taber-
nakelen , waar hij verborgen blijft.
9.   Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig
beminnen zal.
10.   Eindelijk, o mijn God, ik zou er u zoo zeer
wenschen te beminnen, als gij u zelven bemint; maar
dewijl dit onmogelijk is, maak door uwe goedheid ,
dat ik u zoo zeer beminne, als ik u beminnen kan
eu gij het verlangt. Amen.
Glorie zij den Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor
hen, die u beminnen, stort de uitwerkselen uwer liefde
in onze harten, opdat wij, u in alles beminnende, de
vervulling uwer beloften, die alle verlangens te boven
gaan, bekomen, door Jesus Christus, ouzen Heer. Amen.
V. SLMTGEBED.
Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang
in uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij
mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid,
waarmede ik in uwe tegenwoordigheid verschenen ben.
O minnnelijke Jesus ! Ik heilig mij geheel aan u toe,
dat ik nooit van u gescheiden worde. O Jesus! geef mij
uwen H. zegen. Blijf bij mij, en vereenig u geheel met
mij, opdat ik met uwen Apostel zeggen moge, ik leef
niet, maar Jesus leeft in mij.
O Maria! toon, dat gij mijne moeder zijt, en draag
altijd zorg voor mij , ik stel mij geheel in uwe moe-
derlijke bescherming. Amen.
-ocr page 457-
GEDURIGE AANBIDDING.
Deze oefening heeft ten doel ^°. aan Jesus in het
H. Sacrament ecne onphoudelijke eer te bewijzen;
om op de aarde eenigzins, hoewel onvolmaakt na te
volgen hetgeen in den Hemel op de volmaaktste wijs
wordt geoefend\', waar de Engelen en Heiligen denzelfden
Jesus onophoudelijk eeren en aanbidden ; 2». de onteerin-
gen on heiligschendingen te herstellen, welke ketters en
booze christenen zich niet ontzien te begaan tegen den
aanbiddelijken Zaligmaker in zijn H. Sacrament, en
om Hem, ware het mogelijk, te vergoeden en op zekere
wijze te troosten over de goddeloosheid der boozen, die
de onwaardeerbare weldaad, waarmede deze mensch-
geworden God ons heeft bejegend, instellende dit
onuitsprekelijke geheim, ontkennen of verachten.
Zijne Hoogw. Carolus Prins-Bisschop van Luik,
stelde den 4 Augustus 1765 de broederschap in, onder
den titel van gedurige aanbidding: welke Z. H. Cle-
mens XIH, den 4 December van hetzelfde jaar goed-
keurde, en tot alle christenen uitstrekte.
AI\'LITK.K
AAN DE LEDEN VAN DE DROEDERSCHAP DER GEDURIGE
AANBIDDING VERLEEND, DOOR Z. II. CLEMENS XIII.
*Zij, die zich zullen laten inschrijven in hunne
parochie- of andere kerk, en daar op een verkozen
uur op den gestelden dag voor het allerheiligste
Sacrament zullen bidden, of door vergetenheid, ziekte
of bezigheden op het verkozen uur belet zijnde, opeen
ander uur, zelfs te huis of op hun werk een geheel uur,
zullen bidden, kunnen de volgende volle aflaten verdienen:
1. Op den dag dat zij zich laten inschrijven. 2. In het
uur des doods. 3. Eens \'sjaars op den dag van hun ver-
-ocr page 458-
154
GBnUHIGK AANDUIDING.
kozen uur of op eenen anderen dag van dezelfde week.
4.  Eens in elke maand op dien dag dat men een ge-
heel uur voor het allerheiligste Sacrament zal bidden.
5.   Op den eersten zondag van den Advent, 11. drie
Koningen, eersten zondag van de Vasten, Witten
donderdag, eersten zondag van .Mei, O. H. Hemel-
vaart, den zondag onder het octaaf van het allerheiligste
Sacrament en op den feestdag van den I,* Lambertus,
den 17 September.
Bemerk dat de Biecht en H. Communie niet worden
vereischt om den vollen a/laat maandelijks te verdienen;
\'t is genoeg dat men in staat van genade zij.
Het voornaamste oogwit der instelling en oprigting
van deze broederschap bestaat wezenlijk hierin, datde
aangewezene biduren, zoo bij dagen als bij nachten,
getrouw door een ieder onderhouden worden, •hoewel
dit niet verbindt op zonde; doch de heilige ijver,die de
ware aanbidders bezielt en gestadig opwekken moet
om Jesus in het allerheiligste Sacrament schuilende,
met goddelijke eerhewijzing te verheerlijken, zalhen
buiten twijfel ook bovendien aanmoedigen, om ver-
scheidene andere middelen tot hetzelfde heilig einde
ter hand te nemen, als: dikwijls het allerheiligste
Sacrament met godvruchtigheid bezoeken , hetzelve in
processien of tot zieken gedragen wordende, met
stichting vergezellen; dikwijls en bijzonder op de
dagen, op welke aflaat aan de leden van de broederschap
vergund is, met eene heilige voorbereiding tot de
Tafel des Heeren naderen: dikwijls, ja dagelijks zich
in den geest vervoegen bij de medebroeders en zusters,
die in de gedurige aanbidding op hunne gestelde uren
bezig zijn; de altaren, op welke Jesus als op een troon
zijner liefde tot ons rust, behoorlijk helpen versieren;
dikwijls bij dag en nacht, of voorbij eene kerk gaande,
of \'s morgens of \'s avonds zijn gebed eindigende, met
een levend geloof, met eene diepe eerbiedigheid en
vlammende liefde zeggen: Geloofd en gedankt zij ten
allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrament!
-ocr page 459-
GERUHIGE AANBIDDING.                              i55
Eindelijk moet ieder lidmaat van deze heilige broe-
derschap zijnen ehristelijken ijver in ootmoedige geboden
en stichtende voorbeelden zoo doen uitschijnen, dat hij
anderen verlichte en aanmoedige, om insgelijks aan
dien verborgen God den diepen eerbied en de hoogach-
ting, die hem zoo regtvaardig toekomen te bewijzen.
GEBED OP DEN DAG DER INSCHRIJVING (N DE BROE-
DERSCHAP DER GEDURIGE AANBIDDING.
Mijn Heer en mijn God! mijn lieve Zaligmaker
Jesus Christus, die in het allerheiligste Sacrament des
Altaars wezenlijk tegenwoordig zijt! zie ik N. N. ben
heden in het gezelschap uwer gedurige aanbidders aan-
genomen, mijne ziel is door uwe genade geraakt, en mijn
hart door vurige begeerte ontstoken, om U in het toe-
komende mijnen diepsten eerbied te betoonen, en, zoo
veel in mij is, de oneer en den smaad te herstellen, die
U in uw Sacrament van liefde, zoo door de ketters,
joden en ongeloovigen, als door booze christenen wordt
aangedaan Daarom , o Jesus Christus ! stel ik vast, in
uwe tegenwoordigheid en die van al de hemelsche
Geesten, die uwe tabernakelen hier omringen, U met
alle mogelijke eerbiedigheid in het allerheiligste Sacra-
ment een vol uur, jaarlijks op heden... van... ure tot...
ure, te aanbidden. O opperste Majesteit, oorsprong
mijns levens, fontein mijner zaligheid en mijn opperste
goed! gewaardig uwe genadige oogen op mij te slaan;
en daar gij mij de genade gegeven hebt dit goed voor-
nemen te maken, geef mij ook de hulp om dit tot het
einde mijns levens ten uitvoer Ie brengen , opdat ik , na
U hier onder de gedaante van brood aanbeden te hebben,
U eens van aangezigt tot aangezigt aanschouwen en met
alle zalige Geesten U aanbidden, loven en danken
moge in eeuwigheid. Amen.
OEFENINGEN GEDURENDE HET UUR VAN AANBIDDING.
1. Tracht een weinig voor uw gesteld uur in de
-ocr page 460-
456
GKDURIGE AANIIIUDING.
kerk of in uwe bidplaats te zijn; onderzoek uw
geweten en zoo gij bevindt dat het met doodzonde
besmet is, belijd ze met ootmoedigheid aan Jesus
Christus, alsmede uwe bijzondere dagelijksche ge-
breken, en verwek een grondhartig berouw, omdat
gij daardoor aan de oneindige goedheid Gods een
zoo groot ongelijk hebt gedaan; vraag hem vergiffenis
en maak een vast voornemen van Hem nooit meer
te vergrammen... Is het eenigszins mogelijk, verzoen
u met God door eene waardige biecht.
2.   Begin uw uurgebed met het lezen van den lofzang
Veni Crealor Spiritus, en vraag God ootmoedig ge-
nade om dit uur naar zijn welbehagen door te bron-
gen; neem hiertoe uwe toevlugt tot de allerhei-
ligste Maagd, lezende het gebed van den II. Ber-
nardus.
3.    Verwek een levend geloof aan de wezenlijke
tegenwoordigheid van Jesus Christus in het aller-
heiligste Sacrament; hiertoe kan de oefening van
geloof, dienen.
4 Beween al de oneer en den smaad, welke gij ef
anderen ooit Jesus in het aanbiddelijke Sacrament hebt
aangedaan; vraag Hem hierover vergiffenis, hiertoe
kan men gebruiken: Gebed tot het H. Sacrament des
Altaars, bladz. 386, en oefening van eerboet, waarna
men kan lezen de litanie van den allerheiligsten naam
Jesus, bladz. 412, litanie tot Jesus in het allerheilig-
ste Sacrament, bladz. 418, litanie tot het H. Hart
vin Jesus, de gebeden tot de heilige vijf wonden.
5. Bid voor de verheffing van onze Moeder de
H. Kerk, voor de uitroeijing der ketterijen, voor
den vrede en eendragt der christen vorsten. Bid voor
\'£. H. den Paus van Rome en alle geestelijke overheid,
voor vrienden en vijanden, voor levenden en dooden ;
lees hiertoe de litanie van alle Heiligen en de volgende
gebeden van bladz. 441 tot 447, gebed voor geheel
het christendom; de litanie tot lafenis der geloovige zielen,
voorts kunt gij de gebeden lezen, die op den staat
en omstandigheden , in welke gij u bevindt, passen.
-ocr page 461-
GEUUK1GE AANHIUIHNG.                              457
0. Eindig uw uurgebed met den lofzang Tc Deum
laudamus ,
en met de volgende
DANKZEGGING.
Goedertieren Jesus! die uit liefde tot den mcnsch
dit allerheiligste Sacrament hebt ingesteld, ik dank
U, dat gij mij versterkt hebt om dit uurgebed te
voleindigen, door hetwelk ik u volgens mijnen pligt
wederliefde tracht te betoonen; geef mij en allen, die
deze godvruchtigheid aanvaard hebben, gezondheid
naar ziel en ligchaam, opdat wij hetzelve dikwijls
mogen oefenen; en hiernamaals U aanschouwende aan
de regterhand des Vaders, U met de gelukzaligen
in eeuwigheid mogen aanbidden, die leeft en heerscht
met den Vader in de eenheid des H. Geestes, in
alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 462-
II. KRVI§WË«.
I. STATIE.
Jesus wordt tot den dood des kruises verwezen.
Wij aanbidden en loven U, Christus!
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
O Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige
doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droef-
heid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve;
liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet
ophoude ze te beweenen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Ontferm u onzer, Heer! ontferm u onzer.
God, wees ons, zondaren , genadig.
II.   STATIE.
Jesus neemt het kruis op zijne schouders.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwaren boom
des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen,
verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen,
welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te drage.i.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
III.  STATIE.
üe eerste val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz
O Jesus! die beladen met den zwaren last mijner
zonden, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt
neergevallen! ach! laat niet toe, bid ik U, dat ik
in dezelve nog hervalle 1
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
-ocr page 463-
450
II. KRUISWEG.
IV.   STATIE.
Jesus ontmoet zijne Moeder.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwen
lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over
mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw
lijden... Sta mij bij in de ellenden van dit leven...
Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
V.   STATIE.
Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.
Wij aanbidden en loven U, Christus I enz.
O Jesus ! geef mij sterkte , om met liefde het
kruis mijns lijdens op te nomen en met kloekmoe-
digheid Ü na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten,
U in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne
te eeren.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
VI.   STATIE.
Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.
Wij aanbidden en loven V, Christus! enz.
O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk
lijden zoo levendig in mijn hart , dat ik het gedurig
ovetwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige
voetstappen op te volgen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
VII.  STATIE.
Tweede val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft U nedcrge-
worpen onder den last des kruises... Ach, leer my
-ocr page 464-
160
II. KKUISWKG.
zoetaardig on ootmoedig van hart zijn... Ik wil alle
vernederingen en versmadingen geduldig lijden, op-
dat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met U
deel moge hebben in de glorie.
Onze Vader, Weec gegroet, enz.
VIII. SLATIE,
Jesus troost de weenende vrouwen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef eene bron van tranen aan mij tic
oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden bewcene...
Ach, gewaardig U mij meer en meer van mijne on-
geregtigheden af te wasschen, en mijne van mijne
zonden te reinigen.
Onze Vader, Wees gegroet, ent.
IX.   STATIE.
Derde val van Jezus onder hel kruis
\'Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! reik mij eene helpende hand toe in het
midden der gevaren aan welke ik blootgesteld ben,
opdat ik in de zonde niet valle- Verdedig mij tegen
de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het ge-
weld hunner bekoringen niet bezwijke.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
X.  STATIE.
Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met edik
en gal gelaafd.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef dat ik mijne boo/,e gewoonten allegge,
mijn hart onthechte van al wat aardsch en verganke-
lijk is; miju vleesch kastijde, mijne zinnen versterve,
en gaarne met U uit den bitteren kelk des lodens drinke.
Ome Vader, Wees gegroet, enz.
-ocr page 465-
461
H. KRUlSWEfi.
XI.  STATIE.
Jesus ivortlt aan liet kruis gehecht.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus I hecht mij met U aan het kruis, ik wil
met U, gelijk Gij en om U lijden, opdat ik levende,
lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig met U
en door U moge gelukkig zijn.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
XII.  STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! door de bittere smarten, welke Gij voor
mij aan het kruis geleden hebt, vooral toen uwe
ziel uit uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm U
over mijne ziel als zij van deze wereld zal scheiden.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
XIII.  STATIE.
Jesus wordt van het kruis afgenomen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Maria! laat mij toe, dat ik tusschen uwe armen
mijnen gekruisten Zaligmaker uwen lieven Zoon aan-
bidde, en mijne tranen met de uwe menge... Door
uwe magtige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk,
uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen,
en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart
te doorsteken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
XIV. STATIE.
Jesus wordt in het graf gelegd.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
Ik zal eens sterven en begraven worden, gelijk
-ocr page 466-
462                                  II. KRHISWFO.
gij ! o mijn Zaligmaker, gewaardig U, in mijn sterf-
uur, mij door uwen kruisdood te vertroosten, en mijn
ligehaam, wanneer gij het weder zult opwekken, met
uwe glorie te verheerlijken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Hierna zal men bidden vijfmaal het Onze Vader,
vijfmaal hel Wees gegroet en too veel maal Glorie
zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jcsus,
en één
Onze Vader en Wees gegroet met Glorie zij
den Vader, ter intentie van Z. II. den Paus van Home.
-ocr page 467-
MANIER OM DEN ROZENKRANS TE BIDDEN.
*»<*»\'> tX1*»* -
In den naam des Vaders, enz.
Ik geloof in God den Vader, enz.
Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.
Ik groet n, Dochter van God den Vader! wees gegroet, enz.
Ik groet u, Moeder van God den Zoon! wees gegroet, enz.
Ik groet u, Bruid van God den H. Geest! weesgegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES ENGELS.
De namen van .Tesus en Maria moeten zijn gezegend,
van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.
1.   De II. Drievuldigheid heeft toegestemd in de mensch-
wording van Christus, wees gegroet, enz.
2.   Maria is tot Moeder van Christus verkoren,
3.  De Engel Gabriël brengt Maria de blijde boodschap,
4.  Maria was in de eenzaamheid in haar gebed, ^
5.  De Engel zeide: Wees gegroet, vol van genade, g
de Heer is met u,
                                                     m
Ö. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, *§
7.  De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, want gij ^
zult ontvangen door den H. Geest,
                           »
8.  Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: mij "
gescheide naar uw woord,
                                         s
0. Maria is van den H Geest overlommerd geworden, •
10. En het Woord is vleesch geworden en het
heeft onder ons gewoond,
Glorie zij den Vader, enz.
II. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHT EMSABETH.
De namen van .Tesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
-ocr page 468-
464
H. ROZENKRANS.
1.  Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Klisabeth
bezoeken,
2.  Maria bestuurd door den II. Geest,
3.  Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte,
4.   Maria werd met veel liefde door hare nicht Eli-
sabeth ontvangen,
                                                       ^
5.  Joannes is gezuiverd en van blijdschap opgespron- n
gen in zijns Moeders ligchaam ,
                               »
6.    Elisabeth zeide: gezegend is de vrucht uws "§
ligchaams,
                                                                  1?
7.   Maria heeft uitgeroepen: Mijne ziel maakt groot 8
den Heer!
                                                                  J""
8.   Klisabeth zeide: Welk geluk geschiedt mij, dat §
de Moeder des Heeren tot mij komt,
                       
9.    Het huis van Zacharias is door de komst van
Jesus en Maiia gezegend,
•10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel
liefde gediend,
Glorie zij den Vader, enz.
III. DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.    Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven,
2.   Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en in
doeken gewonden,
3.  Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering
aanschouwd,
                                                              ^
4. Maria heeit Jesus omhelsd en aanhaar hart gedrukt, o
5.   Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed, TO
6.  Maria heeft Jesus in eene krib gelegd,                   ó?
7.  Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ezel, o
8.   De Engelen hebben gezongen: Glorie zij God   *
in het hoogste, en vrede op de aarde aan de
   o
rnenschen, die van goeden wil zijn,
                        n
9.  De herders zijn het Kind komen bezoeken,
10.   De drie Koningen zijn het Kind komen aan-
bidden en hebben het hunne giften geofferd,
Glorie zij den Vader, enz.
-ocr page 469-
465
II. ROZENKltANS.
IV. DE OPDRAüT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1.  Maria gaat om haar H. Kind te Offeren,
2.   Jesus en Maria onderwerpen zich aan de wet
van Mozes,
3.  Maria gaat door moeijelijke wegen naar,Jerusalem,
i. Maria hoeft Jesus op hare armen gedragen,           *l
5. Maria vervolgt al biddende haren weg,                   |
(i. Maria heeft Jesus in den tempel geoll\'erd,              oq
7.   Maria heeft aan de wet voldaan, met de offer-  o?
gift der arme menschen,
                                            o
8.  Anna de Profetes loofde God voor de verlossing   
van Israël,
                                                                   »
9.  De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne   5
armen genomen,
10.  Simeon zeide: Heer, laat nu uwen dienaar gaan
in vrede naar uw woord ,
Glorie zij den Vader, enz.
V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Maria heeft haar lief Kind verloren,
2.  Maria heeft haren schat gemist,
3.  Maria heeft hem al weenende gezocht,                    -.
i. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten 2
gaan zoeken,                                                               
5.  Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden,
6.  Maria vindt Jesus in den Tempel,
7.  Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de Leeraren , %
8.  Maria zeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd, *
9.  Jesus is met hen afgegaan en was hun onderdanig, §
10.  Maria bewaarde al de woorden in haar hart, die \'
Jesus tot haar sprak,
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierendste Moeder 1 verkrijg voor
-ocr page 470-
406
11. ROZENKRANS.
mijn hart eene ware droefheid en vooi\' mijne oogen
tranen van berouw, om Ie beweenon, dat ik Jesus door
de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij Hem
weder te vinden en altijd te behouden. Amen
DE V. DROEVIGE GEHEIMEN.
I. DE 1SËNAAUWDHEID VAN CHRISTUS IN IIET HOFJE.
De namen van Jesus en Maria enz Onze Vader, enz.
1.  Jesus gaat naar het hofje van Olijven,
2.  Jesus valt plat ter aarde neder,
3.  Jesus volhardt in het gebed,
4.  Jesus is bedroefd tot den dood toe,                          j|
5.   Jesus zweet water en bloed,                                          g>
6.  Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen oq
hemelschen Vader,
                                                     £
7.  Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken en o
te bidden,
                                                                   
8.   Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen kus «
verraden,
                                                                     g
9.  Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen,
10.  Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van
den eenen regter tot den anderen.
Hoe lief heeft God den ïnensch gehad , dat hij zijnen
eenigen Zoon niet gespaard, maar hem geleverd
heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.
II. DE GEESELINO VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz
i. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen ^
overgeleverd,                                                              S
2.   Jesus wordt bij Pilatus valsehelijk beschuldigd, w
3.  Jjsus wordt door zijn volk achter Barabbas gesteld, "g
4.   Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, wordt ge- ^
leverd om gegeeseld te worden,
                                §
5.  Jesus kleederen worden uitgerukt,                           "
0. Jesus stond daar naakt en bloot,
                              §
7. Jesus aan eene kolom gebonden,
-ocr page 471-
167
II. ROZENKRANS.
8.  Jesus wordt wreedaardig gegeeseld, wees gegr., enz.
9.  Jesus bloed vloeit langs de aarde, wees gegr., enz.
10.  Jesus is gewond orn onze zonden, wees gegr., enz.
Hoe lief heeft God den mensen, enz.
III. DE KROONING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid,
2. Zij hebben de doornen kroon in Jesus hooft gedrukt,
3.  Jesus hoofd langs alle kanten doorwond,
4.  Jesus hoofd druipende van het bloed,                    ^
5.  Jesus met een\' purperen mantel bespot,               g
6.  Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de ■
hand gegeven,
                                                          "<?
7.  Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd "3
van Jesus slagen,
                                                §
8.  Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd,
0.  Jesus overladen met versmaadheden,
\'10. Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, zeg- "
gende: Ziet den mensch!
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV. DE KRUISDRAGING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1.  Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden,
2.  Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,
3.  Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde schou-
deren gedragen,
4.  Jesus wordt tusschen twee moordenaars opgeleid, %
5.  Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden, ™
6.  Jesus beladen mot zijn kruis, ontmoet zijne be- °3
droefde Moeder,
                                                   o?
7.  Jesus wordt beweend door de godvruchtge vrou- 3
wen van Jerusalem,
                                             **
8.  Jesus zeide haar: handelt men zoo met het groene g
hout wat zal dan met het dorre geschieden?
        N
9.  Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10.  Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
-ocr page 472-
168
II. ROZENKRANS.
V. DE KRUISIGING VAN CHIUSTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
\\. Jesus werd onmenschelijk op het kruis uitgerekt,
2.  Jesus handen en voeten doomageld,
3.  Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne wonden
vloeiden van het bloed,
                                         %
i. Jesus bidt voor zijne vijanden,                             $
5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs,           or
(i. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijne Moeder, oq
7.  Jesus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd, o
8.  Jesus heeft uitgeroepen: «Mijn God, waarom hebt j»
gij mij verlaten?"
                                                 "a
9.  Jesus zeide: »Het is volbragt,"                             g
-10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart
voor ons laten openen,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
GEBED.
O Jesus! ik bid u door uwe smarten en uwen bitteren
dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten,
doorstokene zijde en al uwe gezegende wonden, ont-
ferm u mijner en druk uw heilig lijden zóó in mijn
hart, dat mij niets anders behage dan gij , mijn Jesus,
die voor mij gekruist zijt. Amen.
DE V. GLORIERIJKE GEHEIMEN.
I. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus is den derden dag heerlijk verrezen,          ^
2.  Jesus heeft dood en hel overwonnen,
3.  Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost, "3
1. Jesus verblijdt zijne H. Moeder,
                           ^
5.  Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria        \'a
Magdalena, g
6.  Jesus veitoont zich aan Petrus,
-ocr page 473-
409
H. ROZENKRANS.
7.  De Leerlingen van Emmaus zeiden: waren onze har-
ten niet brandende van liefde als hij tot ons sprak? •
8.  Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen <»
en wenscht hun allen den vrede,
                             w
9.  Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den IL \'
Thomas,
                                                                       s
10.  Thomas roept uit: O mijn Heer en mijn God! *"
Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste
Sacrament des altaars, de voorstander van hetzelve
de H. Vader Dominicus , met zooveel eer en lofzan-
gen als hij waardig is.
II. DE HEMELVAART VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus vaart heerlijk ten hemel,
2.  Jesus klimt op door zijne eigene magt,
3.  Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,
4.  Jesus belooft met hen te blijven tot het einde ^
der wereld,
                                                                  g
5.  Jesus belooft hun den H. Geest,                              °>
C. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij %
heeft hen allen gezegend ,                                         "^
7.  Jesus heeft voor ons den Hemel geopend,               °
8.  Jesus zit aan de reglerhand van zijnen hemel- f
schen Vader,
                                                              2
9.  Jesus toont zijne heilige wonden voor ons aan f
zijnon hemelschen Vader,
10.  Jesus is onze middelaar in den hemel,
Geloofd en gedankt, enz.
III. DE ZENDING VAN DEN II. GEEST.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Jesus heeft den H. Geest gezonden,                        _
2.  Jesus heeft den Trooster gezonden,
•i. Jesus heeft het vuur op de wereld gezonden, f
4.  De IL Geest heeft de harten met liefde ontstoken, g
5.  De 11. Geest heeft de verstanden verlicht,              r>
-ocr page 474-
470
II. ROZENKRANS.
(5. De II. Geest heeft de harten versterkt,
7.   Dell. Geest heeft verschillende talen doen spreken,   %
8.   De II. Geest, heeft zijne gaven uitgedeeld,            \'
9.  Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer geloovigen,   &
10. Kom, H. Geest, ontsteek in ons het vuur uwer liefde,   r>
Geloofd en gedankt, enz.
IV. DE HEMELVAART VAN MARIA.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.   Maria is opgenomen ten hemel,
2.  De hemelsehe Vader ontvangt zijne beminde
Dochter,
                                                                      j|
li. Jesus omhelst zijne lieve Moeder,                            g
4.  De II. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid,            os
5.   De Serafijnen groeten Maria,                                  a5
0.  De Engelen dienen Maria,                                        o
7.  Geheel de hemel is verblijd door Maria,               
8.  Maria zit het naast bij Jesus,                                   n
9.  Maria is onze Moeder en Middelares in den hemel, §
10.  Maria is onze voorspreekster bij haren lieven Zoon,
Geloofd en. gedankt, enz.
V. DE KROONINT. VAN MARIA
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1.  Maria is heerlijk gekroond in den hemel,
2.  Maria, gekroond om hare serafijnsche liefde,
3.   Maria, gekroond om hare engelachtige zuiverheid,
4.   Maaia, gekroond om hare groote ootmoedigheid, %
5.   Maria, gekroond om hare volmaakte gehoor- f
zaamheid,
                                                                   tg
0. Maria, gekroond om hare heilige voorzigtigheid, °^
7.  Maria, gekroond om hare groote verduldigheid, g
8.  Maria, gekroond om hare ijverige dankbaarheid, -*"*
9.  Maria, gekroond om hare volharding in alle g
deugden,
                                                                     f
10.  Maria, boven alle Engelen en Heiligen in den
Hemel gekroond, gelijk der Moedor van God toekomt,
Geloofd en gedankt, enz.
-ocr page 475-
171
II. ROZENKRANS.
UËBKÜ.
In de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en
volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheer-
lijkste Moeder Gods Maria! deze geestelijke kroon van
gebeden en groetenis^en op; gewaardig zo met al de
lofzangen, die op de aarde en in den Ilomel gezongen
worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen,
voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen be-
minden Zoon de genade om wel te leven en de
eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons
de genade verleend heeft den Rozenkrans te bidden.
Onze Vader, enz.
Een Wees gegroet, dat Maria ons verstand opdrage
aan den hemelsehen Vader en wij in eeuwigheid zijner
barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-
offeren aan haren Zoon en wij gedurig zijn leven en
bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge
toeëigenen aan don II. Geest en hij gedurig in ons
van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.
Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan
God moge aangenaam zijn, dat het moge strekken tot
zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk,
tot bekeering der zondaren en afgevallen Christenen,
en tot welzijn der gemeenten. Ik geloof in God den
Vader,
enz.
De almogendheid des Vaders beware ons.
De wijsheid des Zoons onderwijze ons.
De liefde des II. Geestes ontsteke ons.
In den naam des Vaders, enz.
KI MOK.
-ocr page 476-
INHOUDS-TAFEL.
bladz.
Een woord aan don lezer..........r>
Inleiding................ 7
Oefeningen. Men moet zich zelven overwinnen. . 7
1. Hoofdstuk Jesus Christus is mensen geworden,
om ons de liefde, die hij ons toedraagt te doen
verstaan, om ons tot wederliefde op te wekken. 11
Oefeningen. Do zaligheid is de eenigste noodza-
kelijke zaak.............14
2 Hoofdstuk. Over de liefde, die God ons getoond
heeft met ons zijnen eenigen Zoon te geven. . 10
Oefeningen. Men moet de kleine misslagen vreezen. 19
3.  Hoofdstuk. Jesus Christus heeft, door het ver-
gieten van al zijn bloed, de vergiffenis onzer
zonden verdiend............20
Oefeningen. De zuivere meening......24
4.   Hoofdstuk. De liefde en barmhartigheid van
Jesus Christus tot ons, hebben bijzonder in zijne
menschwording uitgeschenen.......20
Oefeningen. Den ijdelen lof onzer werken vlug ten. 28
5.   Hoofdstuk. God de Vader heeft zijnen Zoon op
aarde gezonden, om ons het leven, dat wij door
de zonde verloren hadden, weder te geven . . 30
Oefeningen. Gelukkig zij , die weenen.....33
0. Hoofdstuk Onze Zaligmaker is uit den hemel
op de aarde nedergedaald , niet uit noodzakelijk-
heid of eigenbelang, maar uit liefde tot ons . 34
Oefeningen. De intogendheid........38
7. Hoofdstuk. Over den vurigen wensch en het
verlangen, dat de Heiligen der oude wet naai-
de komst van den Messias hadden......39
Oefeningen. Over de zucht tot de volmaaktheid . 42
8 Hoofdstuk. De menschwording van onzen Fleer
-ocr page 477-
lNHOimS-TAFEI..                                473
Jesus Christus............44
Oefeningen. Over de ootmoedighcid.....51
9.   Hoofdstuk. Geboorte van onzen Heer Jesus
Christus in den stal van Bethlehem.....53
Oefeningen. Over de verachting der rijkdommen
en de liefde tot de armoede........57
10.  Hoofdstuk. Jesus Christus heeft een kind willen
worden, om ons alzoo tot grooter vertrouwen en
tot meerdere liefde jegens hem op te wekken. 59
Oefeningen. Liefde lot den evenmensen . . . . G4
11.  Hoofdstuk. Over het verborgen leven van Jesus
Christus en zijne ooimoedige onderdanigheid
aan Maria en Josef.......... 00
Oefeningen. Over liet verborgen leven en over de
gehoorzaamheid............71
12.  Hoofdstuk. Hoezeer de goedheid en barmhartig-
heid, die Jesus ons in zijnen werkzamen levensloop
getoond heeftonstotwederliefdemoetenopwekken. 74
Oefeningen. Niemand kan twee heeren dienen . . 92
13.  Hoofdstuk. De minnaars van Jesus, of geschie-
denis van de II. Maria Magdalena......94
Oefeningen. Zich tot leedwezen opwekken, met tot
het H. Sacrament van boetvaardigheid te naderen. 100
14.  Hoofdstuk. De gelijkenis van den verloren zoon. 101
Oefeningen. De geest van boetvaardigheid . . .107
15.   Hoofdstuk. Geheel het leven van onzen god-
delijker» Zaligmaker was eene gedurige marteling. 109
Oefeningen. Over de versterving des ligchaams. 113
10. Hoofdstuk. Over het vurige verlangen, dat Jesus
gehad heeft, om voor ons te lijden.....11G
Oefeningen. Óver de inwendige versterving . . . 119
17.  Hoofdstuk. Liefde door Jesus ons bewezen in
de instelling van het heilige Sacrament des
altaars tot spijs en troost onzer zielen .... 122
Oefeningen..............130
18.   Hoofdstuk. Droefheid van Jesus in den hof
van Olijven , zijn bloedig zweet, zijne onder-
werping aan den wil van God.......131
Oefeningen. Onderwerping aan den wil Gods . . 193
-ocr page 478-
474                                INHOUnS-TAFBL.
Gebed, om Jesus, zieltogend in den hof van Olijven
de genade te verzoeken, van een zaligen dood
te mogen sterven...........140
19.  Hoofdstuk. Jesus, door den trouweloozen Judas
verraden, wordt als een dief gebonden . . . 141
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid.....145
20.   Hoofdstuk. Jesus ontvangt van een dor die-
naars des Hoogepricsters eenen kaakslag . .
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid ....
21.  Hoofdstuk. De II. Petrus verloochent tot driemaa
toe, zijnen goddelijken Meester. — Zijn berouw
Oefeningen. Over het mistrouwen van zich zei ven
1(7
150
151
150
22.  Hoofdstuk. Jesus wordt voor Herodes gebragt,
die hem versmaadt en hem als eenen dwaas
behandelt..............158
Oefeningen. Over de liefde der vernederingen en
verachting..............101
23.  Hoofdstuk. Over de gecseling van Onzen Heer
Jesus Christus............102
Oefeningen. Over het geduld in het lijden en bij-
zonder in de ziekten..........100
24.   Hoofdstuk. Over de krooning met doornen 108
Oefeningen. Over het vermijden der dagelijksche
zonden...............171
25.    Hoofdstuk. Het is ter onzer liefde, en voor
onze zonden, dat Jesus Christus met wonden
overdekt is geworden..........173
Oefeningen. Liefde tot de eenzaamheid . . . .178
20. Hoofdstuk. Jesus. ter dood veroordeeld, draagt
zijn kruis tot op den Calvarie-berg.....180
Oefening. Men moet zijn kruis met geduld dragen. 188
27.  Hoofdstuk. Jesus wordt aan het kruis gehecht. 191
Oefeningen. Liefde tot God alleen......194
28.   Hoofdstuk. Over de stilzwijgendheid van Jesus
te midden van verachtingen, smaad en lijden. 190
Oefeningen; Men moet zijn hart in alle gelegenhe-
den in rust en vrede behouden......199
29.   Hoofdstuk. Klaagwoorden, welke Jesus van
zijn kruis tot alle menschen rigt......201
-ocr page 479-
475
INHOUHS-TAFEI..
Oefeningen. Over de drift.........204
30.   Hoofstuk. Jesus bidt voor zijne beulen . . . 200
Oefeningen. Het vergeven van het ongelijk. . . 208
31.   Hoofdstuk. De goede moordenaar.....210
Oefeningen. Eindeloos vertrouwen op Gods barm-
hartigheid ............ . . 213
Gebed tot Maria. Om haar te vragen, dat zij ons
de genade van eenen goeden dood bekome . .215
32.    Hoofdstuk. Jesus geeft ons. eer hij sterft
Maria tot Moeder............217
Oefeningen. Godsvrucht tot Maria . . . • . . 222
Gebed tot Maria, onze Moeder.......221
48. Hoofdstuk. Jesus wordt van God, zijnen Vader
verlaten...............220
Oefeningen. Over den moed in de inwendige mis-
trooostigheid.............231
34.   Hoofdstuk De dorst van Jesus aan het kruis. 233
Oefeningen. Over het gewetens-onderzoek . . . 235
Voorbeeld van het gewetens-onderzoek .... 237
35.   Hoofdstuk. Over het zesde woord, dat Jesus,
aan het kruis hangende, gesproken heeft . . 240
Oefeningen. Men moet de volharding tot het einde
toe verzoeken.............241
3G. Hoofdstuk. De Heer beveelt zijne ziel aan zij-
nen Vader.............243
Oefeningen. Overgeving van ons zelven aan de
liefde van onzen God.........240
37. Hoofdstuk. Jesus sterft.........248
Oefeningen. Bereiding tot den dood.....252
38 Hoofdstuk. Onze goede Zaligmaker doet zijne
klagten over de ondankbaarheid der zondaren,
en noodigt hen uit, om zich in zijne barmhar-
tige armen te komen werpen......254
Oefeningen. Men moet dikwijls op Gods barmhar-
tigheid jegens ons denken ....... 257
39. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich vrijwil-
lig, uit liefde voor ons ten betste gegeven . . 259
Oefeningen. Over den geest van zelfopolfering uit
liefde tot God.............201
-ocr page 480-
476
INIIOUnS-TAFEt,.
40.  Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich ter onzer
liefde, laten vervloeken om ons aan de eeuwige
vervloeking, die wij verdiend hadden, te ont-
trekken ...............263
Oefeningen. Over de kuischheid.......265
41.  Hoofdstuk. De liefde, welke Jesus Christus ons
toegedragen heeft, verpligt ons ten hoogste hem
te beminnen.............268
Oefeningen. Over de volmaakte verbetering van zich
zelven............ . . . 273
42.  Hoofdstuk. Verheffing des harten tot Jesus
Christus, om hem te verzoeken, dat hij ons door
zijne liefde zou gelieven tot zich te trekken . . 274
Oefeningen. Over de schietgebeden......277
43.  Hoofdstuk. Jesus, de goede Herder .... 271)
Oefeningen. Over de geestelijke Communie . . . 284
44.   Hoofdstuk. Over de liefde Gods en de voor-
naamste middelen om ze te verkrijgen .... 287
Oefeningen. Men moet in alles met onzen God in
alle eenvoudigheid en verlrouwen handelen, ge-
lijk een kind met den besten aller vaderen handelt. 301
45.  Hoofdstuk. Hoe zoet en minnelijk het juk des
Ileeren is: wij kunnen, zonder het te dragen,
niet gelukkig zijn...........312
Oefeningen. Men mag niet uitstellen van zich geheel
aan God te geven...........319
46.   Hoofdstuk. De hrmel.........325
Oefeningen. Men moet elkander door de gedachte van
den hemel tot den dienst van God aanmoedigen. 335
BIJVOEGSEL.
Gebeden onder de H. Mis.........337
Oefeningen voor de biecht.........348
Oefeningen na de biecht..........359
Onderrigting wegens de II. Communie.....363
Oefeningen voor de H. Communie......376
Oefeningen na de II. Communie ...:... 381
Oefeningen voor de bezoeken van het H.Sacrament. 386
-ocr page 481-
477
INH01H>S-TAI\'\'KL.
Benige gebeden, die men gedurende de bezoeken
van het H. Sacrament kan doen, wanneer men
zich in dorheid bevindt en als onbekwaam is,
om te bidden............390
Gebeden voor de bezoeken tot de H. Maagd Maria. 399
Litanie tot de Allerheiligste Drievuldigheid . . . 405
Litanie tot den H. Geest.........408
Litanie tot den Allerheiligsten Naam Jesus . . .412
Litanie ter eere van de Heilige Engelen. . . . 415
Litanie tot Jesus in het Allerheiligste Sacrament. . 418
Litanie op het lijden van onzen Heer Jesus Christus. 421
Litanie ter eere der Allerheiligste Maagd Maria . 425
Litanie van de Onbevlekte Ontvangenis .... 428
De Zeven Boetpsalmen...........433
Litanie [van alle Heiligen.........441
Gebeden onder het Lof..........448
Gedurige aanbidding...........453
Oefening van den H. Kruisweg.......458
Manier om den Rozenkrans te bidden.....463
—«MMSWW>»