-ocr page 1-
PM %
I
-ocr page 2-
W~> |r*«> \\
Ï£*j9
-ocr page 3-
\'Lrff. \'•>!•:/ff*:/J>/-"trnt-for*er.
-ocr page 4-
I
-ocr page 5-
-.
DE KNECHT VAN DEN HUIZE.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
-ocr page 8-
$&&$&£,,
•^Ufc//lJ3fifett
„ O, lit-vpjufvrouw (ïracji scheuk ons ecu enkelen l)lik,en umn huw
/cijemveiiselieii mei u pueê *
-ocr page 9-
\'t - J 7
DE KNECHT VAN DEN HUIZE A ^
f/2
.NAAK HET ENGELSCH
Mes. S. C. HALL.
Met gekleurde Plaatjes.
^5-»3>3>S3€tèö**8<
ZWOLLE,
VAN HOOGSTRATEN & GORTER.
-ocr page 10-
Gedrukt t>ü GEBROEDERS BINGER, te Amsterdam.
-ocr page 11-
DE KNECHT VAN DEN HUIZE,
I.
»Wel, lieve jonge jufvrouw, ik ontken volstrekt niet
dat gij verstand en oordeel bezit; niemand meer dan gij —
op uw ouderdom; intusschen, daar gij uw oom Baard
nooit hebt gezien, en hij u een zoo goed aanbod doet..."
«Hoe kunt gij zeggen dat hij een goed aanbod doet,
Jack? En hoe komt het bij u op, dat ik het ooit eens zal
worden met een man die Baard heet? Stellig is hij een
Blaauwbaard. Er is ook een jonge Baard."
11 Uw neef, jufvrouw Grace, uw eigen vlcesch en bloed ;
neen, tegen hem moet gij u niet verzetten: hij is het kind
van uwe overledene tante Evelina, het eenige dat zij
naliet."
i) Dat weet ik, Jack; het wordt nu al tien jaar dat tante
Evelina dood is. Ik kan niet begrijpen hoe zij er toe
kwam een huwelijk aan te gaan met iemand die Baard
heet. Zwijg nu maar, Jack," ging Grace O\'Sullivan
voort; i)zwijg nu maar. — Mijnheer Baard (oom wil ik
hem niet noemen), is zeer zeker een groot, lang man, met
een been in zijn rug."
»Een groote ongelegenheid zou het voor hem zijn, als
hij er geen had," liet Jack er op volgen, terwijl hij
zijne schouders rugwaarts draaide.
1
-ocr page 12-
»En een heel stijf been ook," hield Grace vol. »A1 de
Engelschen zien er uit alsof hunne ruggebeenen van ijzer
waren."
"Dan zouden zij nog veel gelukkiger zijn: een rug kan
niet te sterk wezen. De O\'Sullivans hadden in dit graaf-
schap verwonderlijke ijzeren ruggen *), tot zij emigranten
werden."
»Maar deze soort van ruggen bedoel ik niet. Ik wil te
kennen geven dat de Engelschen stijf, koud en terug-
stootend zijn, en dat zij de Ieren haten — en ik hen haat."
ii Die arme zielen! wat zullen zij nu beginnen ? Maar
ja, gij speelt leer om leer, je haat mij, ik haat je wcér,"
liet Jack, met eene schalksehe blikkering in zijne scherpe
blaauwe oogen, er op volgen.
ii Uitgelagchcn wil ik niet wezen, Jack," beet hot juf-
fertje hem op trotschen toon toe; »en van u het aller-
minst. Gij weet hoe innig lief mama mij had, en toen
stierf zij; gij weet dat ik ook papa\'s lieveling was, en
dat hij mij nooit koeler toesprak dan met »mijn harte-
vreugd" of nkoninginnctje," en mij alles plag te wijzen
wat hij in dit bouwvallig kasteel in eigendom behoorde
te hebben, en mij te vertellen hoe veel verdriet zijne
zuster Evelina hem had veroorzaakt. De onzen waren er
altijd zoo trotsch op, boven den koopmansstand verheven
te zijn, en met niemand van dat handelsvolk in betrek-
king te staan, en evenwel ging tante Evelina een huwe-
lijk aan met een Engelsch koopman. Papa zeide altijd,
dat mijnheer Baard een hart van steen en alleen geld
lief had. Papa had zeker het geld niet lief."
11 Och neen, jonge jufvrouw, mijn arme meester had het
ook nooit om het lief te hebben. Maar, best kind, als gij
u uw oom Baard niet te goed vriend maakt..."
»Hij is mijn oom niet; hij is niets meer dan de we-
*) Een ijzeren rug, zoo als Jack bedoelt, betcekent bij de Ieren
oen groot aantal vrienden.
-ocr page 13-
«luwenaar van mijne tante. Ik heb niets van hem noodig.
Kan mijnheer Baard mij niet laten waar ik ben, hier in
dit oude verblijf, met u en Anna, die beide voor mij
zorg kunnen dragen; hier, waar ik dagelijks de zegenin-
gen van de arme landlieden hoor, en een wandelrid in
de omstreken op den ouden klepper kan doen?"
Toen Grace van den ouden klepper gewaagde, wendde
Jack zijn hoofd af. Snel als de gedachte nogtans, bemerkte
Grace de treurige uitdrukking zijns gelaats.
i) Jack! er is met den klepper iets aan de hand, dat
niet pluis is," zcide zij, terwijl een kleur op liai-c wan-
gen steeg; » gij zeidet mij gisteren dat hij geen tand meer
in zijn bek had."
«Als hij voor zijne tanden niets meer te doen heeft,
kind, dan is \'t tijd dat hij ze kwijt raakt."
»Is dat alles?"
»Nu, trek het u maar niet te veel aan, jufvrouw Grace;
weet dan, dat Bannacher, dat oude, stomme dier, dat u,
van dat gij zoo\'n mollig, aanvallig kindje zijt geweest, op
den rug had gedragen, u voortaan niet meer zal dragen."
»Dood?" vroeg Grace met bevende lippen.
)> Ach, kindlief, zoo is het, en goed zoo ook, jonge juf-
vrouw. Wat zou van hem geworden zijn nadat wij van
hier weg waren gegaan ? Beter voor hem om, bij wijze van
spreken, stil en rustig op zijn bed te sterven, dan voor
den kop geschoten te worden; en beter voor hem om, op
zijn ouden dag, voor den kop geschoten te worden, dan
overgelaten te zijn aan degenen die nooit iets van zijne
jeugdige schoonheid hadden gezien. Ja, \'t is inderdaad
waar, hij geleek meer naar een christenmensch dan naar
een beest, en het scheen alsof hij ons leed en onzen kommer
verstond; gisteren nog zond hem de molenaar, uit vriend-
schap en erkentelijkheid voor den armen meester, een
paardendrank, en gij weet hoe veel Bannacher van vuil
slobberen hield. Herinnert gij u nog, eer wij ons van de
koeijen weg begaven, hoe hij met zijn neus stiet tegen
1*
-ocr page 14-
de deur van do melkerij, die hij wilde open krijgen om
de roompan leeg te likken? Nu snoof\' en knipoogde hij
tegen den drank, maar liet hem staan. Maar of\' ik u daar
nu kort of lang van vertel — sedert de begrafenis van
zijn meester stak de arme Bannacher het hoofd niet
meer op."
Grace O\'Sullivan wierp zich op den grond, verborg
haar aangezigt in hare armen, die kruiselings in haren
schoot lagen, en schreide. Men zou haar hebben aange-
zien voor een hoop zwart goed, zoo niet er door heen
de strcngels en vlechten hadden uitgestoken van haar
glanzig bruin haar, en een gouden tint lieten zien, alsof
zonneschijn door de schaduw drong.
De goede oude man, die al zijn levensdagen een ge-
trouwe "knecht van don huize" was, staarde op het snik-
kendo kind met betraande oogen, terwijl hij, zoolang zij
daar lag, voor zich heen mompelende redeneringen hield
gelijk deze :
»Als men nagaat dat zij de laatste — de allerlaatste is
van dat heerlijke oude geslacht! — een geslacht van lou-
ter helden, louter oorlogsmanncn en heerschappelijke grond-
bezitters, zoo verminderd en afgenomen tot er niets van
overbleef dan dit kind, het laatste brooze takje van dien
ouden grootcn stamboom! O, geen wonder, dat n het verdriet
al moer en meer vergrijst, gij arme, oude Jack, waar gij
de laatste der groote O\'Sullivans, die de vorsten van deze
landstreek waren, weldra zonder eigen dak boven haar hoofd,
voor u op don grond moet zien liggen. Maar God is goed,
harten van steen zijn week geworden voor die arme wees.
Er is inderdaad bloed der O\'Sullivans in den jongen Baard —
wel niet zoo zuiver als het hare, maar moeders bloed, on
dit trekt genoeg aan om niet liefdeloos met haar te wezen.
»Veel reizen verhief mij boven het vooroordeel, en
schoon ik mijn eigen land het liefst heb, zie ik toch goeds
in dat van anderen, en dat is een zeer behagelijk gevoel.
«Waarom zouden zij niet hebben ingewilligd? Hare
-ocr page 15-
tante maakte immers van den geldzuchtigcn man een goed
echtgenoot. Evelina O\'Sullivan was verzot op den grond
en bodem dien mijnheer Baard betrad. Nu, nu, kind,,
schrei maar over uw paard; het zal uw hart lucht geven!
Als men nagaat hoc de dingen soms loopen: als er geen
mijnheer Baard ware geweest, zou ü\'Sullivans graf geen
steen hebben gehad. Jammer, jammer, dat mijn meester
door trots er van terug werd gehouden, het hart van
mijnheer Baard te loeren kennen — maar armoede stijfde
zijn trots; dat was do aard der O\'Sullivans — toon zij
alles verloren hadden, bleven zij nog even trotsch. Dag
en nacht is het mijn bidden, dat toch de eone mensch
den ander, zoo lang de mensch in het leven is, liefderij-
ker mogt behandelen; vele menschen zoudon dan zoo
spoedig niet sterven als zij nu doen. — Kon ik nog maar
de overgeblevenen van die twee familiën vcreenigd zien,
o, dan zou «Jack de vereeniger," zoo als de jonge heer
Baard mij noemt, gelukkig sterven! Gerald Baard is een
schoon, manhaftig jongeling; opregt en rondborstig, en
zeer trotsch op Engeland, dat, volgens zijn vast woordje,
» een land van koophandel" is. Jufvrouw Grace weet niet
te onderscheiden tusschen den koopmansstand en handels-
stand. Hoe dikwijls zeide ik haar niet dat daarin een ver-
schil bestaat als tusschen sovereigns en farthings, als tus-
schen koper en goud. Do koopmansstand brengt alle natiën
der wereld tot elkander; de handelsstand huist in een steeg,
waar de zaakjes van hand tot hand gaan bij kleine partijen.
De koopmansstand strekt zich uit over de groote wereld-
zee ; de handelsstand over een riviertje, en — God betere
het — niet altijd helderstroomend. Geen beetje zuivere
snuif kan men van hier tot Dublin bekomen. Maar zij
meent, een koopman is niets meer en niets beter dan
Jimmy Joice, onze boterboer. Weinig weet die arme juf-
vrouw Grace iets af van de brieven die ik aan de beide
Baards heb geschreven, en hoc ik met den jongen heer
Gerald sprak, Wat is het toch goed als men iets geleerd
-ocr page 16-
heeft, en weet hoe men de pen als een professor in de
hand moet nemen! Eeuwig jammer voorwaar, dat ik geen
schoolmeester ben geworden; zeker zou ik dan reeds lang
den glans van geheel het Trinity Collegie hebben ver-
duisterd. \'t Is waar, het zal die arme jufvrouw Grace
half haar dood kosten deze oude plaats te verlaten. Maar
\'t kan niet anders: iedere steen, iedere spijker aan den
wand moet verkocht worden. Het zal mij benieuwen wie
het koopen zal! \'t Is mooi land, voor het grootste gedeelte;
en een stuk veengrond zoo schoon als er in geheel Ierland
een te vinden is. Mijnheer Baard schrijft mij « breng haar
maar dadelijk over." Ja wel, het is gemakkelijk zeggen,
breng haar. En het goede kind zal Engeland in den be-
ginne magtig koel en stijf vinden. Maar dat kan niet
schelen, als jufvrouw Grace niet te hoogmoedig blijft, en
met hare schoone oogen naar hem opziet, hem liefkoost
zoo als zij haren papa plag te doen, dan is hij gewonnen.
11 Ik hoop dat mijnheer Baard geen geldtrots bezit — dit
is de trots die Engelands eer te gronde rigt.
„Door geld kwam meer geld,
En \'t geweten zei: genoeg;
Geld riep om meer geld,
En wilde meer dan genoeg."
ii Genoeg," herhaalde Jack, na eene pauze, »wel ja, ik
geloof, een mensch die een weinig meer verworven heeft
dan hij noodig had, heeft genoeg."
Toen Jack zoo ver met zijne diepzinnige alleenspraak
was, bedunkte het hem dat de tranen van Grace 0\'Sulli-
van nu in genoegzame hoeveelheid waren gestort, om, zoo
als hij het noemde, nhaar hart lucht te geven," en hij
hief haar op, maar slaagde er niet in hare aandoening te
overwinnen, tot hij haar eene oude Iersche legende ver-
telde van twee kinderen, die dag en nacht om hun vader
en moeder plagten te schreijen, en geregeld naar de gra-
ven hunner ouders gingen en daar tranen stortten als
-ocr page 17-
twee fonteinen. En zij waren bitter bedroefd, omdat boven
de andere graven fijn, scheutig gras uitsproot en fraaije
gespikkelde madelicfjcs bloeiden, terwijl op de grafheu-
vels hunner dierbare afgestorvenen gras noch bloera te
zien was. Doch op zekeren avond, juist toen de maan op-
kwam, en zij naar huis wilden gaan, daalde eensklaps
eene helderheid even als die van een zonnestraal neder,
en bescheen de geheele plek waarop zij stonden, en uit die
helderheid kwam eene zoetvloeijende, zilverachtige stem,
en zeide hun, dat het God mishaagde te zien dat zij hunne
ouders de hcmelsche zaligheid misgunden, want schoon
het de natuur medebrengt dat zij voor een korten tijd
zouden treuren, treuren zij zonder ophouden, en veron-
achtzamen alzoo om het zelfzuchtige van hun treuren, den
pligt, welken zij naar den wensch Gods hebben te vervullen,
om liet geluk van anderen te bevorderen en daardoor zelf
gelukkig te worden.% Niet dat zij ooit hunne ouders zou-
den vergeten, maar zij behoorden tevens de vreugde in-
dachtig ie zijn, die hen in eene ontmoeting namaals zou
te beurt vallen, indien zij deden wat regt was in het oog
des Heeren; en dat er wel nimmer fijn, scheutig gras of
een fraai gespikkeld madeliefje zou groeijen op aarde, die
met tranen besproeid is geworden. En zoo kwamen de
kindertjes, den volgenden morgen, hand in hand, naar de
grafstede, en strooiden, in plaats van er tranen op te laten
vallen, zaad van gras en veldbloemen er over uit; toen
knielden zij en baden, en toen gingen zij heen om alles
met lust en opgeruimdheid te doen wat zij zich slechts
zouden herinneren dat hunne ouders gaarne van hen ge-
daan wenschten te hebben; en, wat gebeurt er? dadelijk
den daaropvolgenden morgen was gras en bloem in groei
en bloei, en waren de twee grafsteden door eene heldere
zon beschenen.
-ocr page 18-
II.
Ik geloof niet dat Grace O\'Sullivan van mij zou wil-
len dat ik beschreef hoe het huis harer voorouders uit-
zag dien avond toen zij op haar laag taboeretje zat,
leunende tegen den grooten ledigen stoel haars vaders,
en hare oogen gevestigd hield op het rood en grijsack-
tig houtvuur dat siste en knapte te midden van de
brandende turven die er om heen lagen.
Er bestaat voor mij in armoede iets heiligs — ontwij-
felbaar is de drukkende hand Gods steeds ten goede;
maar die druk is somwijlen zwaar en te hard om uit te
houden. Zoo was het met de ü\'Sullivans. Gij hebt het
vernomen hoe dat oude geslacht uitgestorven en er nic-
mand van overgebleven was dan dit kleine meisje, wier
groote grijze oogen nu eens op het vuur staarden, en
dan weder in het ruime vertrek rondgingen, een vertrek
zoo slecht gestoffeerd en van een zoo verlaten voor-
komen, dat voorzeker menig een dit verblijf een oud
rottencst zou noemen, maar het was "hot huis van Grace;"
zij had daar van hare geboorte af gewoond, was er door
hare ouders geliefkoosd geworden, had er de verhalen
gehoord van de voormalige pracht en heerlijkheid harer
voorzaten, van hunne magt, hun invloed, het talrijk
gevolg dat zij hadden, de kasteclen die zij bouwden,
de bedehuizen die zij begiftigden, den ronden toren die
hen toebehoorde, het gastvrij onthaal dat zij gaven —
in het kort, van al datgene, waarop oude Ierschc ge-
slachten inderdaad trotsch zijn. Nu was de tijd geko-
men dat Grace O\'Sullivan het oude slot en al de heu-
vels, stroomen en velden die het omgaven moest ver-
laten: niets was het hare gebleven in het land harer
vaderen. Trouwens, in de geheele nabuurschap zouden
rijken zoowel als armen met haar hebben willen deelen
wat zij hadden, want voor haar koesterden zij eene liefde
als voor hun eigen kind; doch Jack, de brave »knecht
van den huize" en de oude Anna wezen alle aanbiedin-
-ocr page 19-
gen van dien aard ten behoeve hunner jonge meesteres
met even veel erkentelijkheid als waardigheid van de hand.
»Zij had lieden in hare eigene familie, die bereidwillig
zijn haar naar zich toe te nemen, en zij gaat naar En-
geland om hare opvoeding te voltooijen."
Hoe onbeschaamd zijt gij toch, mijne jeugdige lezers
en lezeressen, om te willen beweren dat Grace\'s opvoe-
ding nog niet eens was begonnen. Veroorloof\' mij dat ik
u daarin teregt wijs. Grace kende menig ding dat gij
niet kent. Zij kende de gewoonten en het instinkt van
iederen vogel en ieder insekt in het bosch of in de poe-
len en moerassen. Zij wist hoe men een vlieg aan den
snoer vastmaakt om er in beken en rivieren mede te
visschen, en dit kon zij zoo mooi, dat Isaac Walton in zijn
tijd er van opgetogen zon zijn geweest, (zoo gij niet
weet wie die man was, neem dan een biographiesch
woordenboek en zie het na *); zij kon in het diepste
water haren roeispaan slaan, en te paard rijden, even
goed met als zonder zadel; zij was eene praktische plan-
tenkenster, verstond grondig Latijn, waarin haar vader
haar had onderwezen; zij kon vlas spinnen aan een
ivoren wiel gelijk een toovergodin, en hoewel zij geen
noot muziek, van het blad af, kende, bezat zij de gave
der Ieren van een vlug en zuiver gehoor, gepaard bij
eene zeer zoetvlooijende stem, en nog vóór zij zeven
jaar oud was, kon zij reeds op het oude klavier, dat
meer dan een halve eeuw in een hoek van de groote
zaal stond, al de toonen en melodijen spelen die zij had
gehoord, hoewel die niet veel waren. Zij had een warm,
toegenegen en dankbaar hart, doch een zeer haastig tem-
perament, vloog, volgens den ouden Jack, bij ieder be-
toog even gaauw op als »een kraai naar een rups," hield
*) Wij zullen inschikkelijker met u wezen, lieve ncderlundschc
jeugd, dan het de schrijfster is. Isaac Walton was een Engelsch-
man uit de 17e eeuw, die vele kundigheden bezat en onder andere
een werk uitgaf, getiteld: l)e volmaakte hengelaar, enz. Vert.
-ocr page 20-
niet van redeneren, dat noemde zij »lastig" maar was er zeer
op gesteld dat men haar haren eigen zin liet doen; haar
geest was woelig en ongedurig; zij geloofde dat Ierland
het voortreffelijkste deel des aardbodems en het pronkju-
weel der zee was niet alleen, maar dat geen ander land,
hoe of waar het ook zij, er bij vergeleken kon worden,
en was bij zich zelve overtuigd dat zij haren neef Gerald
Baard zou haten omdat hij een Engelschman was. «Gerald,"
zeide zij nogtans, »had een Icrschen tongval — dat gaf nog
al troost; ja, in den naam van Gerald lag Ierschc muziek."
Gij verlangt te weten, mijne nieuwsgierige kleine le-
zers en lezeressen, hoc Graee er uitzag? Welnu, ik zal
u de beschrijving geven: zij was een meisje met bruin
haar, groote, zeer groote grijze oogen, waarboven dikke
zwarte ooghaartjes, die aan deze oogen een nog veel
grooter voorkomen gaven, zoo dat gij bezwaarlijk kondt
zeggen waar deze eindigden en de ooghaartjes begonnen;
haar ouderdom was die, waarin meisjes louter hoeken en
ellebogen zijn, en jongens in korte wijde broeken wor-
den gesloken en zeer lange beenige gewrichten hebben,
wier uiteinde groote roode handen zijn — het is de ou-
derdom die de »onbevallige" wordt genoemd; intusschen
zag er Grace, bij al hare hoeken en ellebogen, niet on-
bevallig uit toen zij het vuur zat aan te staren, en de
toekomst hare gedachten bezig hield. In de vcrwijderdste
gedeelten der kamer was het reeds zeer donker, en bui-
ten floot en huilde de wind zoo als hij maar alleen fluit
en huilt romdom vervallen gebouwen.
Jack kwam binnen met »de thee voor zijne jonge
meesteres," en nadat hij die benevens een kandelaar op
de tafel had geplaatst, roerde hij met een langen stok
in het haardvuur, om het helderder te doen opvlammen.
Terwijl hij dit deed, kwam een harde klop aan de voor-
deur, die Grace deed opschrikken even als een jong
hert dat opschrikt bij het geschal van den jagthoorn.
• Wie kan dat wezen, Jack?"
-ocr page 21-
ii Hoe kan ik u dat zeggen, jonge jufvrouw? Misschien
een reiziger die bij dat onstuimige weer over nacht een
onderkomen verlangt," en daarmede was hij de kamer uit.
»Nu, zoo veel eten als hier staat hebben wij nog te
geven," dacht Grace, voor wie het denkbeeld van geven
steeds een genoegen was, «en daarbij warme thee en een
vlammend vuur."
Een oogenblik later opende Jack de deur, en meldde
aan: «Een heer, jufvrouw O\'Sullivan, uit Londen."
»0, toch niet om mij meê te nemen — niet om mij
naar mijnheer Baard te brengen," riep Grace, terwijl zij
den arm van haars vaders leuningstoel greep. «Mijnheer!
denk niet, dat ik mij zal laten dwingen, dit huis tegen mijn
wil te verlaten," dit zeggende had het jonge meisje het
voorkomen van eene dier gebiedende prinsessen uit eene
tooververtelling.
«Och, lieve jufvrouw Grace," zeide Jack, «is dat uwe
gastvrijheid? Is dat een manier van handelen, jegens een
vreemdeling die verkleumd van kou en hongerig is ? Dat
is wel het eerste maal, mijnheer, dat zulk een onthaal
eenen vreemdeling in dit kasteel te beurt valt, maar de
jonge freule is verstoord, mijnheer, en om deze verstoor-
nis zult gij het haar wel willen verontschuldigen, mijnheer."
Het was een heer van beneden middelmatige grootte,
en toen Jack hem zijn overjas hielp \'uitdoen, kwam hij
te voorschijn al3 een vlinder uit zijn pop, zoo opvallend
schoon was deze man van reeds gevorderde jaren, met
een fijn, innemend gelaat, zacht grijs haar, en kleine
blanke handen. Hij naderde Grace, met eene buiging
en een lachje, nam hare tengere, koude en bevende hand
in de zijne, verzocht haar te gaan zitten, verheugde zich
te zien dat hij juist in tijds was gekomen om een smakelijk
kopje thee te hebben, gaf zijn genoegen te kennen dat
hij het met haar tegelijk kon gebruiken, en zeide haar
met veel gemanierdheid, dat, in plaats van haar te nood-
zaken datgene te doen wat hij wenscht, hij het zich tot
-ocr page 22-
pligt zou rekenen te doen wat zij wenscht; hij schoof
zijn stoel naar de tafel, zeidc dat zij weldra beste vrien-
den met elkander zouden zijn, bediende zich zelven van
cenige stukken koek, die hij als een "Iersche lekkernij"
herkende en overheerlijk noemde, en zcide vervolgens,
dat het hem verblijdde weder eens gerstekoek te zien,
die hij vroeger dikwijls nit .Schotland plag te bekomen.
En daarop zeide Grace, die zich ongemerkt tot haren
bezoeker voelde aangetrokken, dat de Iersche gerstekoek
liem zeer zeker beter dan de Schotschc zou smaken:
immers ze moest beter zijn, omdat liet Iersche was. Hij
glimlachte over dit beweren, noemde haar een kleine
patriot, en zeide dat hare uitspraak evenwel weinig van
het Iersche had. Dit was de waarheid: Grace\'s stom was
zeer zacht en had niets schrceuwends, zoo dat hare uit-
spraak eenvoudige muziek was; hij intusschen had dat
kleine vrouwelijke instrument geheel ontstemd door de
wijze hoc hij dit thema aansloeg.
»Het spijt mij, mijnheer," zeidc zij; nmaar ik hoop deze
uitspraak al mijn leven te behouden."
De vreemdeling, die nu inzag dat men haar in haren
nationaaltrots niet te na mogt komen, wendde voor, hare
meenir.g niet te vatten en bragt alras het gesprek op iets
anders over, totdat hij haar door allerlei aardigheden ein-
delijk aan het lagchen bragt; dit lagchen hielp haar van
liet hooge paard af, en maakte haar meer gemeenzaam met
haren bezoeker. Jack kwam af en toe binnen, om voor
het onthaal van den vreemden heer te zorgen; nu eens
bragt hij een paar versch gelegde eijcren, dan een kan-
netje heerlijke room, en dan weder een stuk honigraat,
dat, juist van pas, nog geen oogenblik geleden, van den
molen werd gezonden. Middelerwijl was de vreemdeling
al nader en nader aangerukt, en zat nu digt naast de
jonge slotbcwoonster, wier onschuldige vrijmoedigheid zich
door de minzaamheid haars bezoekers geheel ontplooide,
even als een roos hare bladeren ontvouwt onder den in-
-ocr page 23-
vloed eens zonnestraals. Hij sprak met haar over de na-
tuurschoonheden van Ierland, hoe verrukkend die voor
hem waren geweest, hoe de diepe armoede der behoeftige
klasse hem ter harte ging, en hoe hij het geduld en de
blijmoedigheid bewonderde, waarmede deze armoede werd
getorscht. Dit leidde haar tot het doen van vragen om-
trent Engeland en de Engelsehen, want aan Jack\'s be-
schrijvingen van »vreemde landstreken" hechtte zij geen
geloof; hem beschuldigde zij, dat hij alles van de beste
zijde beschouwde, en zijn eigen land den rug toekeerde.
Driest beweerde zij dat in geheel Engeland geen groen
gras groeit, dat de een niet tegen den ander spreekt, dat
de kinderen van hoofd tot voet in stijve kleêren worden
geperst, en dat de Engelselien te koud en te hardvoeh-
tig waren om vreugde of leed te gevoelen.
En in plaats van deze vooroordeelen te bestrijden, was
al wat de vreemdeling zcide: »Kom en zie."
Neen, dat wilde zij niet, zij wist dat zij den heer
Baard zou haten. »Is hij niet een zeer lang man?" vroeg zij.
»Neen, veeleer kort en gezet."
»Ziet hij er niet zoo stijf uit alsof hij een ijzeren
haardpook had ingeslikt?"
uNeen, alles behalve dat, hij gaat eenigzins voorover
gebukt; hij heeft veel geleden van eone zware ziekte; zijn
zoon bewees hem daarbij eeno groote mate van ver-
knochtheid en oplettendheid; maar, natuurlijk, een zoon
staat daarin niet gelijk aan eene dochter. Mijnheer Baard
wenschte zeer dat hij eene dochter had, hij beklaagt het
bitter dat hij er geen heeft, zij had zoo nuttig kunnen
geweest zijn voor den behoeftigen stand en eene zoo groote
hulp tot zijne plannen. Er was een tijd waarin hij hef
voornemen had om in Ierland grondbezittingen te koopen
en te zien wat hij doen kon om de gesteldheid der Iersche
armen te verbeteren; maar Gerald hield te veel van En•
geland; had hij dus een dochter gehad, zou deze mis-
schien eerder voor Ierland zijn geweest."
-ocr page 24-
Grace spitste hare ooren.
»Ik veronderstelde dat mijnheer Baard een zeer koud,
ernstig man was."
«Neen, daar werd hij nooit voor gehouden."
»Heeft mijnheer Baard u herwaarts gezonden om mij
meê te nemen naar Engeland?"
»Ncen; maar ik heb mij bereid gesteld u naar Enge-
land te begeleiden, indien gij, die zoo alleen in de wereld
staat, u mij zoudt willen toevertrouwen, en dan te zien
of\' het u mogelijk is voor mijnheer Baard een dochter
te wezen, die misschien te eeniger dage Ierland veel
goeds zou kunnen doen."
«Maar Jack?"
> O, mijnheer Baard moet Jack hebben."
»En de oude Anna?"
«Voor Anna heeft mijnheer Baard gezorgd; maar Jack,
en uw klepper, en cenig ander van uwe lievelingsdieren
mogen medekomen."
Op nieuw stroomden tranen uit Grace O\'Sullivans oogen
op de vermelding van haren klepper; doch ging zij naar
bed met den wensch dat mijnheer Baard even zoo mogt
zijn als de vreemdeling. Zij dacht nooit dat zij zoo veel
van een Engelschman zou kunnen houden als zij reeds
van dien vreemdeling hield; hij was zoo lief en zoo
vriendelijk. Zij nam zich voor, hem den volgenden mor-
gen te vragen of mijnheer Baard ook een mooi man was.
Dat zij niet mooi was, wist zij wel. Haar hart helde ge-
heel over tot den vreemdeling, hij zag er zoo net, zoo
fijn en zoo allerliefst uit; o, indien mijnheer Baard hem
zou gelijken, ja dan was het haar bijna mogelijk hem
»oom" te noemen, en gewis zou zij hem er toe brengen
veel van Ierland te houden, en Ierland goed te doen.
En bij het denkbeeld haar vaderland goed te doen, ge-
raakte zij als ware het in geestvervoering. Lacht haar
niet uit, lieve jeugd; weet, dat in een geval als waarin zij
was, liefde voor ons vaderland ons allen zou bezielen, en
-ocr page 25-
de veiligheid van onzen geboortegrond ons dierbaarder
zijn dan ons leven.
Ja, Grace had een regt in geestvervoering te geraken,
toen haar hart van begeerte klopte, haar vaderland van
dienst te zijn.
III.
Zoo als ligt begrijpelijk, en gij wel verwacht, stemde
Grace toe om naar Londen te gaan.
De tevredenheid die uit het gelaat van Jack straalde
dat hij beschikkingen kon nemen tot Grace O\'Sullivans
vertrek uit het tot armoede verzonken voorvaderlijke
huis, maakte op haar een treurigen indruk. Hij wist, dat,
krachtens de » wreede Engelsche wet," de plaats, als eene
met schulden bezwaarde bezitting, ten verkoop moest
worden aangeslagen; hij wist, dat zij dit oord nimmer
zou wederzien, en evenwel ging hij voort zijn lievelings-
deuntje »ƒ» \'t groene laantje" nog even zoo te fluiten als
toen hij zijns meesters rok stond te borstelen; en zelfs
de oude Anna gaf geene blijken der bekommernis die haar
verbeidde. Ik wil u zelven het besef overlaten van het
smartgevoel dat Grace, dat arme kind, leed. Zij plantte
de zoden van een geheel klavergeslacht in een pot gevuld
met Iersche aarde over, bestemd om, waar zij heen ging
en waar zij zich bevond, ecnige Iersche aarde te hebben.
Van levende voorwerpen nam zij niets anders mede — ten
zij wij Jack als haar uitsluitend eigendom beschouwen —
dan alleen een katje, het eenigc nog in het leven zijnde
kind van haar papa\'s lievelingskat »Machahack," die.
eenige dagen te voren, in een konijnenval werd gevan-
gen en gedood; het katje was gitzwart, met een dik-
harigen staart, en had zulk zacht, lang bont, dat het
bijna voor een Angora te houden was.
Zij nam hare plaats in het rijtuig, met den bloempot
en het poesje beiden in haren schoot, en den heer Pierre
-ocr page 26-
point, den vreemdeling, naast haar; zij verborg zich zoo
veel mogelijk in den hoek, daar zij het zien van het zich
van haar verwijderende landschap niet verdragen kon.
Aan het hek echter van de laan, die meer dan eene mijl
lang was, moest de koets stil honden; en hoe wel kende
zij het krakend geluid van het oude ijzeren hek, en hoe
wel kende zij den toon der onderscheidene stemmen van
het landvolk dal, voor liet portier van het rijtuig, zich
ootmoedig verecnigdc tot één smeekgebed.
ȟ dierbare juffer Gracc! schenk ons slechts een enkelen
blik en neem onze zegeningen met u mede; sla slechts een
enkelen blik, best, lief\'kind! op het arme volk dat meer dan
twee honderd jaren onder u heeft geleefd, en thans met lijf
en leden aan de Sassenach *) verkocht zal worden."
Gracc kon dien toeroep niet weerstaan en strekte
hare hand uit naar deze trouwhartige lieden. Dit werd
begroet alsof er goudstukken gestrooid waren geworden,
en uitroepingen als deze volgden er op :
»Zij heeft precies den vricndelijken lach van haar
grootvader." «Leef lang en wees gelukkig, lief kind!
gij hebt uws vaders oogen, en den vorm van gezigt on-
zer zalige heerschappelijke vrouw, zij ruste in den he-
mel!" i) God zegene u lieve juffer, en geve u, veel geluk:
ik zou u, tot gelukwensch wel mijn schoen willen toe-
werpen, als ik er een had. »Spreek een goed woord
voor oud Ierland bij de koningin, als gij haar in de
stad Londen ziet." »Vergeet ons niet, Grace! wij zullen
u nimmer vergeten; ja de laatste der O\'Sullivans moet
met volle regt in onze herinnering blijven; er zal wel
niemand na hem komen die voor ons gevoelt wat hij
voor ons gevoelde, wij zijn met elkander oud en arm ge-
worden"
«Spreek een woordje tot den blinden Kelly,
juffer! die u niet zien kan, spreek tot hem, opdat hij in
den hemel uwc stem moge herkennen!"
-) Ierse\'! woord voor Engelsclien.
-ocr page 27-
-ocr page 28-
S
^;^<^v21
ïSffiraKw?
IV i\'(i|ij(>ii(l(\' liuyl v.ili dril v\\i\'.: y.iil hen in hel tjcxiul ilci hekken van de
l.i.ni lirciiLM\'ii, *
-ocr page 29-
Het was over, en de reiskoets rolde voort. De heer
Pierrepoint zat in den eenen hoek van het rijtuig en
Grace in den anderen te snikken; zijn medegevoel trok
haar naar hem toe, en zij sloeg hare armen om zijn
hals en snikte nog heviger tegen zijnen schouder."
»Beur u op!" zeide hij ten laatste, terwijl hij zijne oogen
afveegde, «beur u op, mijn Iersch prinsesje! de dag zal
wel eens komen dat gij uwc vrienden zult wederzien."
«Die zal ook komen, mijnheer! inderdaad, indien het
mij vrij zal staan, den terugkeer te vergen," gaf\' het
kind ten antwoord, »cn mijnheer Baard mij daarin niet
hinderen zal. O hoe zal ik hem haten! Ach, waart gij
maar mijnheer Baard...."
«Opdat gij mij mogt haten, prinsesje?"
»Neen! opdat gij mijn oom mogt wezen."
»Goed, wij zullen zien of\' wij dat schikken kunnen.
Gesteld, ik zou hem vragen of hij u aan mij zou willen
overdoen, he?"
»Maar hij heeft een dochtertje noodig, die hem leert
de Ieren liefhebben; en gij hebt de Ieren lief\', zonder
dat het u is geleerd geworden."
«Dat is waar."
Het gesprek duurde niet voort, doordien aan het
paardentuig iets onklaar was geworden; Grace en Jack
namen dit voor iets gewoons op, doch de heer Pierrepoint
werd daarover eenige oogenblikken zeer verontrust;
daarna vielen Grace en haar katje in slaap. Grace noemde
haar poesje Malvina. Toen zij aan boord van de stoom-
boot waren, was zij zeer trotsch op hare kloekmoedigc
houding, had zij genot van de zee en van de wentelende
baren, weende zij toen de heuvels van Ilowth en
Wicklow niet meer in het gezigt waren, en gaf zij den
heer Pierrepoint te kennen, dat zij de kalkachtigc klip-
pen aan de kusten van Engeland niet bewonderde, al
had zij die nooit gezien; zij hield zich verzekerd dat zij
er uitzagen als wit aangestreken gebouwen.
2
-ocr page 30-
Toen zij eindelijk te Londen aangekomen en met rij-
tuig naar hot huis van den heer Baard vervoerd waren,
was zij meer dan gewoonlijk ontstemd door de statige
buiging van den in het zwatr tS klecden tafelbediende,
wien zij de hand wilde toereiken, daar zij hem voor den
heer des huizes aanzag. De zaal waarin men haar liee
binnen gaan, zag er uit als het paleis der stilzwijgend-
heid: stoelen, sof\'as, kandelabers en gordijnen waren
met hozen van sterk geglansd bruin linnen bedekt: het
scheen alsof\' ieder meubelstuk aan de plaats vastgenageld
was; de groote spiegels kaatsten niets terug dan bruin
linnen, de schilderijlijsten waren met stroken van licht*
geel gaas bedekt, en over het geheele tapijt lag zorgvuldig
een wit linnen kleed gespreid. Grace hield haar katje
en haar pot met ierschen klaver stijf vast. De heer
Pierrepoint was verdwenen, en zij begon nieuwsgierig
te worden hoe lang men haar alleen zou laten, toen
plotseling do deur openging en een jongeling met een
open, sprekend gelaat, schitterend blond haar, en van
cene rijzige, welgevormde gestalte zoor manierlijk do
kamer binnenkwam, den bloempot uit hare hand nam,
het katje streelde, en vervolgens, nadat hij haar herhaal-
delijk ter doge had beschouwd, zeide: »Zoo, gij zijt dus
mijn nichtje Grace? Ik ben uw neef Gerald. Ik ben
regt blij dat ik u eens zie. Ik hoop dat wij goed met
elkander over weg zullen kunnen."
s\'Jongelings stem was bevallig, hij vatte vriendelijk
hare hand, doch liet die, zoo als zij meende, met koelheid
los. Zij wenschte te zeggen, dat zij hoopte weldra op
zeer vricndelijken voet met hem te staan, doch eon zekere
graad van plegtstatigheid dien hij over zich had, deed
haar koud jegens hem blijven. Gerald hield het bij zich
zelven voor groot jammer dat Grace geen jongen was,
dan hadden zij te zamen op de Westminster school kun-
nen gaan, on cricket met elkander spelen; zij zouden onaf-
scheidbaro vrienden geweest zijn, en zoo een der jongens
-ocr page 31-
zijn neefje "Groene" had geroepen, zou hij zich voor
hem in de weer hebben gesteld, ja dat zou hij stellig
hebben gedaan! Maar wat kon hij nu doen voor dat
kleine, onbeduidende kind met die groote oogen?
«Zeker zult gij u gaarne van uwe rciskleêren willen
ontdoen en wat melk hebben voor het poesje?" zeide hij,
na eene pauze; «zal ik om uwe kamenier schellen?"
i] Ik heb geen kamenier, Jack heb ik."
»Jack! Jack de vereenigcr, zoo als wij hem noemen?
Een ferm ventje, die Jack. Maar," voegde er Gerald
half lagchende bij, »hij is huisknecht, en behoort dus
eigenlijk niet tot die soort van bedienden, die eene jonge
dame bij haar toilet behulpzaam zijn."
ii Gij moet Jack geen huisknecht noemen," riep Grace.
met eene hoogroode kleur; »al is hij een bediende, is hij
toch mijn vriend, die niet belacht mag worden."
«Zeer wel; ik zal hem dan zoo veel achting bewijzen
als gij zelf wenscht, niet Jack roepen, en laten ontbieden
onder den naam van Mister John, om uwe koffers te
ontpakken, en, »u te helpen," zoo als ik eens de eene jonge
dame tot de andere heb hooren zeggen, »de japon digt-
haken" ; hoewel ik bezwaarlijk geloof, dat uw oom het zou
goedkeuren, Jack in een kamenier te veranderen."
Grace bloosde andermaal, en haar antwoord was een
blik van verontwaardiging.
«Ze durft, dat kleine ding," dacht Gerald, terwijl hij
aan het schellekoord trok. «Eeuwig jammer dat ze geen
jongen is. Wat kan ze oogen zetten, en hoe sluit zij die
kleine vuist met eene soort van magtsocfening — er zit
waardigheid in! Ik heb er nooit zoo een onder jongens
aangetroffen!"
Grace wilde den zeer achtenswaarden, deftig uitzien-
den bediende, die zich aanbood haar naar hare kamer te
geleiden, haren pot met verschen klaver noch haar katje
overgeven. Gerald stapte naar de deur, en opende die
met eene buiging; toen zij er met de houding eener
2*
-ocr page 32-
koningin doorging, wierp zij haren neef een uitdagenden
blik toe, waarin hij bij uitstek veel vermaak schepte
Gerald bezat de Engelsche zelfbeheersching — cene
hoedanigheid die op het naburige Iersche eiland bijna
onbekend was •— en beantwoordde dien blik met cene
nog diepere buiging dan de eerste.
«Het zou mij verwonderen," dacht Grace, «als dat zoo
het gebruik is. Papa, dat herinner ik mij nog, was gewoon
de deur te openen voor bezoekers. Nu, dat hield ik voor
fatsoenlijk, maar ik geloof niet dat hij boog met de stijf-
heid van een pook. De »pook" was hare licvelings-
vcrgelijking.
Het dienstmeisje was nog oneindig statiger dan de
jonge heer des huizes. Zij vroeg Grace naar de sleutels
van hare koffers. »Sleutels," herhaalde Grace; »o, de
sleutels zijn al lang geleden verloren. Jack heeft de
koffers met touwen gebonden, en zoo zullen ze sekuur
genoeg wezen. AVij hebben ons nooit om sleutels bekom-
merd. In Ierland zijn alle mensehen eerlijk. liet beste
zal wezen dat Jack ze zelf losmaakt."
»Hij zit aan tafel, jufvrouw."
»Och, wat doet er dat toe, als men hem noodig heeft
zal hij wel komen."
11 Mijnheer stoort de bedienden nooit zoolang zij hun
middagmaal gebruiken, jufvrouw."
n Dan stoorde ik u?"
»Ik eet tegelijk met de huishoudster, jufvrouw — ik
ben al van tafel."
«Wat een gedoe," dacht Grace, »om een middagmaal\'
Onze bedienden hadden daar nooit erg in, zij aten het
bij hapjes en beetjes."
iiHeere, mijn tijd, jufvrouw!" zcide het dienstmeisje,
hoogst verwonderd over den toestand van de doos die
zij had geopend, »gij kunt niet een van deze kleedjes
aandoen voor dat er een strijkijzer over heen is geweest.
Ik zag nog nooit iets zoo slordig gepakt."
-ocr page 33-
>i Anna kon het niet zien te doen," was het verklarend
antwoord, »en ik versta er niets van."
»\'t Komt er juist niet op aan, jufvrouw, ik zal ze wel
uitstrijken, en dan kunt gij er van daag wel meö toe,
want er is geen gezelschap. Morgen ochtend is de mode-
maakster besteld; en jufvrouw Galty zal wel weten wat
gij noodig hebt."
iiEn wie is jufvrouw Galty?"
11 De huishoudster, jufvrouw."
»Aeh! op mijn fraai zwart kleed," dacht Grace, »zoo
geheel naar den laatsten smaak uit een japon gemaakt
van mijn mama, en waarin ik, zoo als Jack zcide, zoo
knap uitzag, te zeggen dat ik er mee toe kan als er
geen gezelschap is!" En hcete tranen van spijt en teleur-
stelling rolden zwijgend langs de wangen van het jonge
meisje. Zij haalde een miniatuur portret van hare moeder
en een silhouet van haren vader uit den zak, die zij
zonder ophouden kuste, toen op den schoorsteenmantel
plaatste, en in een stortvloed van tranen losbarstte.
11 Schrei toch niet, jonge jufvrouw!" zcide het dienst-
meisjc, «doe dat, als \'t u belieft, niet; gij zult er roode
oogen en een rooden neus van krijgen; gij hebt geen
half uur meer overig om u voor het middagmaal voor
te bereiden, en mijnheer is zoo stipt, o zoo stipt!"
"Zeg maar aan mijnheer Baard, dat ik zijn middag-
maal niet behoef; ik wil niets anders dan dat Jack
komt, om mij deze portretten en nog eenige schilderijtjes
op te hangen, en de planken op te slaan voor de boeken
die mijn lieve papa mij heeft gegeven. Ook zal Jack voor
mijn bloempot zorg dragen en op Malvina het oog houden,
en haar in liet Iersch toespreken."
ii Ik geloof\' niet, jufvrouw, dat het mijnheer zal willen
dat Jack al die dingen ophangt; dat kan morgen in de
vroegte de behanger doen; die oude man zou den muur
kunnen beschadigen. Het poesje zal ik nemen, als.. ..\'
Doch eer zij had uitgesproken, borst Gracc\'s vcront-
-ocr page 34-
waardiging, bij de veronderstelling dat Jack iets, inzon-
derheid een muur, kon beschadigen, ten eenenmalc los.
En naarmate zij meer in vuur geraakte, verhief zich
ook hare spraak, zoodat het bedaarde, bescheidene dienst-
meisjo — alleen gewoon met welopgevoede jonge dames
om te gaan — tot de gevolgtrekking kwam, dat het Ier-
sehe juffertje niet regt bij zinnen was, en naar beneden
ijlde bij Jack, wien zij te kennen gaf, dat hij maar zelf
moest naar boven gaan, dat de »jonge dame" niet teregt
te brengen, ja geheel onhandelbaar is; dat zij zeide,
niet te willen gekleed wezen, niet aan tafel te willen
gaan, en hem noodig had om tot bederf der muren spij-
kers er in te slaan voor een hoop rommelarij, die, zelfs
in een bediendenkamer, schande zou wezen aan den wand
te hangen.
i) Zoo. Zeg mij eens, best, aardig meisje,"\' zeide Jack,
»is uw moeder nog in het leven?"
..Ja."
»Nu, God dank. Is uw vader nog op deze wereld?"
..Neen, mijn vader niet."
..Herinnert gij u hem?"
..Wel ja."
..Hebt gij niets van hem dat gij even zorgvuldig in
acht neemt als het gezigt uwer schoone oogen?"
Hot meisje, dat Mathilda heette, werd door Jacks
kompliment (die slimme Jack!) tot eene zachtere stem-
ming gebragt, en haalde een versleten muskaatnoot-raspje
uit haren zak.
»O, is dat uw aandenken ? Nu, dan kunt gij u ook
een begrip vormen waarom mejufvrouw O\'Sullivan (Jack
deed de O steeds met een sterken blaastoon uitkomen,
alsof het inderdaad een zeer groote O was) van de din-
gen houdt, die haar gegeven zijn geworden door handen,
nu koud en stijf, en bij gevolg gelooft dat haar die allen,
benevens mijn persoon en de kat, zijn nagelaten! Ja wel,
ja wel, gij moogt er om glimlagchen, meisje, en zoo\'n
-ocr page 35-
glimlachje staat u goed, maar laat uw hart u zeggen wat
andere harten gevoelen, en zet uw hartje niet van \'smor-
gens af in stijve plooijen, om don geheclen dag even stijf
te blijven. Laat uw eigen ik meer uitkomen, goed meisje,
en laten de menschen nu en dan een beetje zien wat in
uw hartekamortje omgaat. De jonge dame is hier onder
louter vreemden, behandel haar dus vriendelijk; doe dat
juist om der wille van der vrouwennatuur die in u
beiden zit!"
Dit alles werd gezegd onderwijl Jack — het zonder-
lingste exemplaar dat ooit in Londenschc salons als pa-
gie eener jonge dame werd gezien — achter Mathikla
schrijlings den trap opging.
Jack had eene bijzondere manier van behandeling ten
aanzien van hetgeen hij "bijleggen" noemde; hij was al-
toos goed geluimd, nooit kregelig; zijne verknochtheid
strekte zich ver uit, zijne genegenheid was warm; hij
was onbaatzuchtig, en al zijn denken en trachten rigtte
zich slechts daarheen, om haar, die de laatste van haar
geslacht was, gelukkig te zien. Zeer natuurlijk zou hij
liever gewild hebben, dat het geluk in Ierland had kun-
nen verkregen worden, maar aangezien daartoe geene
mogelijkheid bestond, lag er niets beters voor de hand
dan dit ergens anders magtig te worden. Jack haatte
oneenighoid. Verschillend van de meeste Ieren, was hij
een vijand van tweedragt en krakeel, en ging hij deze
inderdaad ook altijd tegen; hij was der zuster van zijn
heer, die hij slechts als kind had gekend, zeer toegedaan,
en daar zij bij haar overlijden een zoon had nagelaten,
voegde zich bij zijne begeerte om jufvrouw Grace geluk-
kig te zien ook die, om alles aan te wenden dat de kin-
deren elkander lief zouden hebben. Indien de O\'Sullivans
lang genoeg in het leven waren gebleven, zouden onge-
twijfeld de bescheidene maar ernstige pogingen van Jack
eene verzoening tusschen de schoonbroeders tot stand
hebben gebragt; hij bezat eene zegenrijke eigenschap:
-ocr page 36-
hij was een «vredestichter," van daar dat men hem
den naam gaf van »Jack de vereeniger."
In den tijd van vijf minuten had hij de portretten en
het boekenrek tegen den wand opgehangen, de klaverplant-
jes in een voordeclig daglicht geplaatst, waarbij hij ver-
klaarde, »dat ze niet beter zullen weten of het was een
Iersche zon die ze bescheen!" — zich met de zorg voor
de kat belast, en Grace zoo zeer tot bedaren gebragt, dat
tien minuten nadat hij zich met Mathilda onder den arm
had verwijderd, zij weder in de zaal was, waar alles tot
het middagmaal gereed stond. Gerald wees haar eene
zitplaats aan, doch zij vestigde hare oogen met zoo veel
nieuwsgierigheid naar de deur, dat Gerald, uit vrees dat zij
hem nu toch niet zou aanhooren, haar geheel niet. toesprak.
Eindelijk ging de deur open, en de heer Pierrepoint,
die er nu beter uitzag en beter gekleed was dan te voren,
kwam naar Grace toe, die, gelijk een tamme duif naar
de haar streelende hand, naar hem toevloog. Hij kuste het
prinsesje met hartelijkheid, en verwelkomde haar in Lon-
den. De plegtstatige bediende kondigde aan dat het eten
op tafel was, doch Grace noch de heer Pierrepoint schenen
er acht op te slaan, totdat Gerald zeide: »Papa, het eten
wordt koud!"
Op het woord »Papa" zag Grace onthutst op, en blikte
in het rond, om naar dien zoo zeer door haar gevreesden
weerwolf van een oom te zien. Hoe ging dat toe? Er
waren slechts drie personen in de kamer. O, kon het
mogelijk zijn? — Mijnheer Pierrepoint, de tengere, vrien-
delijko heer, met dat edele, ronde gelaat, dat hooge
voorhoofd, die goedige, grijze oogen, en dien zoeten,
liefelijken glimlach, en »oom Baard" — de gevreesde
oom Baard — »even stijf alsof hij een pook had in-
geslikt!" -— waren zij, inderdaad, een en dezelfde! De
wezenlijke had al te veel bekoorlijkheid tegenover het
ideaal. Hoe ging dit toe? Gerald begon schaterend te
lagchen, en Grace nam haar handje op, en gaf hem een
-ocr page 37-
fermen douw op den schouder — trouwens eenc niet
zeer waardiglijke daad, maar waarover nu vader en zoon
beiden te gelijk begonnen te lagchen,
»Ik veronderstel toch niet, mijnheer, dat gij mij iets
op de mouw hebt willen spelden," zeide het prinsesje,
»en u Pierrcpoint noemde, wanneer uw naam Baard
is, om bedrog te plegen met een wild Iersch meisje,
dat — dat — och, waar is Jack? Ik zal niemand geloo-
ven dan Jack. Gij zijt mijnheer Baard niet, stellig en
zeker niet; gij zegt dit maar om te maken dat ik u lief
krijg — dat is ...., och, waar is Jack?"
»Hier, mijn schatje. De heer van huis, God zegene
hem, zeide, dat ik op den loer moest staan om te zien
hoe gij het opneemt," liet de stem van Jack vernemen,
terwijl hij zijn hoofd al meer en meer in de kamer stak.
»En ik kan u verzekeren dat men u niets op de mouw
heeft willen spelden; de naam van uw oom is Pierrepoint
Baard, en een mooije naam is het ook, en regt Engelsch,
want er is grootheid aan het eene einde er van, en werk
aan het andere, en deze band is het, die het land zoo
voorspoedig doet zijn — enkel groote uitstalling zonder
winkel zou een leclijk vertoon aan oud-Engcland geven,
kind. Gij hebt toch zeker een eigen gebed, mijn schatje;
zeg, hebt gij niet met geheel uw hart er om gebeden,
dat gij hem toch tot oom mogt hebben?"
«En gij wist het den geheelen tijd, gij stoute Jack —
gij, een zamenzweerder tegen mij! O, Jack!" riep Grace.
»Ik moet inderdaad bekennen, dat de geheele toeleg
van Jack komt," zeide de oude heer; »en wij alles dien-
aangaande hem te danken hebben. Wilt gij mij niet oom
noemen, Grace?"
Zij sloeg hare lokken weg, was met één sprong gelijk
een eekhoorntje van hare plaats en in zijne armen; zij
trok zijn hoofd omlaag, en fluisterde hem, hoewel luid
genoeg dat het een ieder hooren kon, toe: «Mijn dier-
bare, allerbeste oom Baard!"
-ocr page 38-
»Hoezee!" riep Jack; do veldslag is half gewonnen.
God de Almagtigc weet waar vaders te vinden zijn voor
de vaderloozen!"
IV.
Mijne waarde jonge lieden, meisjes zoowel als jongens,
die dit boek lezen, onthoud wel, dat, wat gij ook van
Iersche onbeschaafdheid ooit mogt hebben gehoord, er
nogtans in Ierland meisjes zijn, die cene even goede en
zorgvuldige opvoeding hebben genoten als in Engeland.
Voorwaar, de Ieren zijn woeliger, bewegelijker, losser
van tong, hebben ecne eigenaardige uitspraak, die den
eenen vreemdeling wel, den ander niet bevalt, en hunne
gewoonten, wat orde en netheid betreft, zijn niet van de
volmaaktste: doch bij Grace is vooral in aanmerking te
nemen, dat zij werd grootgebragt zonder moeder, voor
haren te gronde gerigten vader de eenige troost was
en nooit onder eenig opzigt had gestaan. Nooit werd zij
er in onderwezen hare gebreken te loeren kennen, veel
minder die te verbeteren.
Grace was reeds tien dagen in het huis haars ooms,
en had hem in dien korten tijd haar geheel hart ge-
schonken, doch met (ierald streed zij een niet te tempe-
ren strijd; haar voornaamst beklag was dat, wat zij ook
deed, en hoe zij hem tergde en plaagde, zij hem nooit
driftig kon maken. Den morgen van den elfden dag haars
verblijfs te Londen, was het dat de heer Baard en Ge-
raid te zamen in de ontbijtkamer waren. Gerald had
zijne oogen op de pendule gerigt; de heer Baard trok
aan de schel.
»Tien minuten boven uw tijd, papa, en gij hebt twee
malen gescheld, en nog is Grace niet beneden, hoewel
gij haar gisteren over haar laat verschijnen hebt onder-
houden," zeido Gerald.
• Och, zij is zulk een lief kind," was het antwoord.
-ocr page 39-
»Ik verzeker u, dat zij mij gisteren regt in verlegenheid
heeft gebragt met haar Latijn, zij heeft vlugger dan ik
verscheidene spreuken weten aan te halen, en de konin-
gen en koninginnen van Engeland, o die heeft zij allen
op de toppen van hare vingers."
»Ja wel, daar heeft ze ook scherpe nagels op," mom-
pelde Gerald.
»Er is een geheel nieuw leven in huis gekomen sedert
zij er in is."
»Althans verschillend met het vroegere leven, papa,"
zeide Gerald.
»Ook benoden onder de dienstboden is het geheel an-
ders," hield de heer Baard vol; »Jack houdt de keuken
gestadig aan het lagchen. Het schijnt Jack niet te kun-
nen schelen of men om hem of met hem lacht, als er
maar gelagchcn wordt. De kok, anders zoo knorrig en
brommig, heeft geheel vergeten hoe men dat wezen kan,
en het ventje is zoo handig dat hij allen helpt in het
verrigten van het dagelijkschc werk; om een grapje of
een antwoord is hij nooit verlegen; hij bezit er zoo veel
tact bij en, bovenal, zooveel wezenlijke ingeschapene goed-
aardigheid, hoeft zulk eene warme begeerte tot het bchou-
den van vrede, en is altijd even opgeruimd en vrolijk, dat,
zoo als hij mij zegt, hij een geheel nieuw leven onder
de dienstboden heeft gebragt. Evenwel kan ik niet ont-
kennen, dat er, te midden van al die vrolijkheid, toch
eenige ongercgeldheid heerscht. Ik schel, en schel, en
na lang wachtens komt Lyons eindelijk naar boven, niet
in zijne gewone statige houding van een Lord kanselier,
maar te ginnegabben als de mclkboerinnen op ons land. Ik
zou wel willen zien hoe hij het thans aanlegt, zijn ver-
plooid aangezigt weder te regt te brengen. — Koddig
althans waren de pogingen die hij aanwendde om zijne
waardigheid te behouden."
»Ik moet zeggen, papa, dat gij al zeer veel met eene
zekere filozofie verdraagt; ik voor mij moet bekennen,
-ocr page 40-
dat ik er niet van houd, zoo van mijn eigen weg afge-
leid te worden."
Een bitter glimlachje speelde op het gelaat van den
heer Baard, waardoor het eerder somber dan verhelderd werd.
»Een der redenen, Gerald, mijn zoon, waarom ik de
tegenwoordigheid uwer nicht als ecne wezenlijke zegening
beschouw...."
»Met uw verlof," viel zijn zoon hem in de rede —
Gerald hield er somwijlen een weinig al te veel van, om
met iets wat hij als een »fijne zet" beschouwde voor den
dag te komen — »maar voor alsnog, papa, is het niets
anders dan het mom eener zegening."
»Dat zal iets geestigs beduiden, niet waar, mijn zoon?
Maar weet dat het eenvoudig iets zuurs is. Neen, de
zegening zit hier niet in het allerminst achter het mom,
maar toont zich even onvermomd als de zonnestraal, die
ons, door de magt zijner zuiverheid, het stof en het
vuil van onze kantoorkamer in de stad doet zien. Ik
ben bij dag te zeer bezig, om op al de slechte gewoon-
ten te letten, die gij u gedurende uwe lange vakantie
hebt eigen gemaakt, ofschoon ik merk en ook zie dat
een er van inderdaad de overhand heeft genomen."
nEn welke is dat, papa?"
11 Eigendunkelijkheid, de handlangster der zelfzucht,
voor ons als kooplieden zeer onvoegzaam."
«Lieve papa," gaf er Gerald op ten antwoord, terwijl
hij sterk kleurde, »kort vóór gij Grace gingt halen, zei-
det gij mij dat ik vrijgevig was, dat ik eigenlijk te veel
weg gaf."
ii Ik heb jonge lieden en jonge dochters, en ook man-
nen en vrouwen, gekend, die zeer veel geld hebben
weggegeven en toch zelfzuchtig waren; geld weggeven
is vrijgevigheid, maar nog geen edelmoedigheid, en vor-
dert, onder omstandigheden waarin gij u geplaatst vindt,
de minste zelfverloochening. Gij zijt in staat gesteld ge-
worden aan alle uwe grillen en neigingen toe te geven,
-ocr page 41-
maar hadt daarbij bchooren na te denken hoe gij andc-
ren kunt, bevoordcelcn en u zelven binnen liet regte
spoor houden; al uwc behoeften hadt gij zonder geld,
zoodat gij door geven niets kwaamt te verliezen. De re-
den nu waarom ik de tegenwoordigheid uwer nicht als
eene ware zegening beschouw, staat in betrekking tot u: gij
zijt verpligt met onze prinses inschikkelijkheid te hebben,
en zoo doende zullen hare gebreken de uwe verbeteren."
»En mijne gebreken de hare, papa."
»Necn, dat zie ik eigenlijk niet in. \'t Is waar, zij is zeer
achteloos en onordelijk, en gij, dat moet ik tot uw lof
zeggen, zijt niet achteloos en zeer op orde gesteld; om
haar dit nu ook te doen worden wendt gij pogingen aan,
die niets anders bewijzen, dan dat zij alles op de regte
plaats behoorde te zetten, omdat gij het zoo wenscht\', dit
is zeer onovertuigend, intusschen...."
Hier kwam Gracc binnen; zij zag er verstoord uit en
niet gereed om aan tafel te gaan. »Goeden morgen, lieve
oom," riep zij haastig. »Goeden morgen, jong heertje
met uw pook in den rug! Oom, het spijt mij zeer; ik
dacht zoo netjes voor den dag te komen, maar ik kan
mijn bandelier niet vinden."
»Waar heeft hem mijn prinsesje gisteren avond neêr-
gelegd ?"
»Ik weet het niet, ik heb hem uitgedaan om er de
poes mee te laten spelen; Malvina houdt zoo veel van
dien glimmenden gesp, en...."
>) Ik heb Mathilda, meen ik, hooren zeggen," merkte
Gerald op, »dat do kat het lint over de leuning van
den trap heeft gesleept, en het in een emmer water in
den gang is gevallen."
»Een eindje touw of een strookje papier zou, dunkt
mij, voor poes even vermakelijk zijn geweest, maar zoo
gij haar tot een lint-oprolster hebt willen gebruiken,
dan hadt gij er ten minste voor moeten zorgen, dat gij
den bandelier terug bekomt, om hem op zijn plaats te
-ocr page 42-
leggen, «merkte de heer Baard op ernstigen toon aan,
terwijl hij aan de ontbijttafel plaats nam. »Die eijeren
zijn te hard," waren zijne verdere woorden, nu gerigt
tot den in dit oogenblik binnenkomenden tafclbcdiende,
»en het geroosterd brood is kond."
"Ik kan \'t niet helpen, het ontbijt staat al vrij lang
op tafel."
Grr.c; \'.vist dat het hare schuld was; zij liet zooveel
tijd met het zoeken naar haar lint verloopen.
»Dc koffij is ook koud," hield de heer Haard vol »en
mijn eetlust is weg. Ik moet nu maar zonder te ontbij-
ten naar de stad."
»0, neen, oom, doe dat, als \'t u belieft niet," riep
Grace, terwijl hare zwartharige oogleden dik betraand
waren. » Lyons zal de koffij weer warm maken, en versehe
eijeren kooken, en ander brood roosteren."
De lieer Baard haalde zijne horologie uit.
n Neen, Grace, het is al over mijn tijd."
11 Och, nog maar vijf minuten," smeekte Grace.
»Ik heb ze niet te geven," was het antwoord. »Be-
loofde tijd is een schuld, die gelijk staat met beloofd
geld; vijf minuten toevens zou ten minste twintig men-
schen, in de zaken die zij van daag met mij te doen
hebben, teleurstellen."
En op deze wijze geraakte Grace tot do bewustheid,
dat haar gebrek aan orde haren oom Baard naar de
stad dreef zonder zijn ontbijt te hebben genoten. Dat
was een daadzakclijk proefstuk van het kwaad en de
ongelegenheid die er ontstaat uit gemis aan stiptheid,
waard om een gansenen dag Geralds teregtwijzingen er
over aan te hooren. Verschillende geaardheden vereischen
verschillende behandelingen: sommige kinderen komen
op zeer vroegen leeftijd onder het gezag van verstan-
dige redenering, andere worden geleid door hunne ge-
voelens en genegenheden; het is de zaak des leermeesters
om te zien hoe de de noodige les met zoo weinig om-
-ocr page 43-
slag of moeite en met zoo veel goed gevolg als mogelijk,
kan worden gegeven.
Grace liet voortaan haar oom nimmer met het ontbijt wachten.
Eenige vriendinnen van den heer Baard rieden hem,
het wilde Ierschc meisje op school te geven. »Niets an-
ders," zeiden zij, »zou haar gedwee maken."
«Neen, neen," gaf de heer Baard ten antwoord, »ik
ken de gebreken en de zotternijtjes van mijn kleine Grace;
mijn prinsesje van mij afgeven kan ik niet. Zij zal da-
gelijks een gouvernante hier in huis hebben, dit is, naar
mijn oordcel, als men het goed weet in te rigten, de
beste en volmaaktste wijze van opvoeding. Wanneer de
gouvernante heengaat, behoort het kind bij de ouders of
naaste betrekking te blijven, om uitspanning te hebben
tot dat het wederom tijd wordt de lessen voor den vol-
genden dag te studeren; dat studeren der lessen moet in
stille eenzaamheid geschieden. Ja, gij moogt er om lagchen
en denken wat verstaat die alleenlcvende oom van vrouwe -
lijke opvoeding, maar ik weet dat ik gelijk heb. Jongens
moeten de deur uit, en zich er door vechten; zij hebben
eene geheel andere rol in het leven te vervullen. Gij
lacht alweder •—• welligt behoort gij tot de partij dei-
zoogenaamde sterke geesten, die dat wilde kopje een
regterspruik zoudon wilden opzetten, of tot het parlement
afvaardigen. Mijn kleine Grace in het parlement! Of
denkt gij dat het eene vergissing der natuur is, dat dit
schepseltje kleiner en zwakker is dan haar neef Gerald?
Ik houd het met de natuur; ik laat mijn prinsesje het
pad bewandelen dat door God en de natuur haar is
aangewezen. Ik wil over het algemeen haar aanleg be-
schaven en veredelen, en zoo beschaven, dat die niet
worde als een waaijer om er mee te spelen, maar tot
een staf om er op te steunen. Ik wil datgene veredelen
wat geacht kan worden te zijn hare grootste gave (want
wij allen bezitten er een), opdat, indien ons eens armoede be-
dreigde, het gevoel dat hier haar broodverzorger leeft niet
-ocr page 44-
in haar bedorven moge zijn, en dit kan binnen het heilig-
dom des huizes, beter dan elders worden bereikt. Neen,
neen, geen school voor mijn prinsesje! Neen; ik zal mij
omzien naar eene vrouw uit den fatsoenlijken stand, die
veel ordelijkheid bezit en hoog staat in christelijke deug-
den en geestbeschaving. Hulp van onderwijzers en onder-
wijzeressen kan zij er bij hebben, maar die vrouw moet de
eigenlijke grondslagen leggen. Zij zal hier blijven van negen
tot zes uur, eten met Grace, wandelen met Grace, lezen
met Grace, en al hare zorg wijden aan Grace — met
korte woorden: een vrouwelijke opperintendant! Ten
zes ure, zal zij hare leerling den mannclijkcn opperinten-
dant — mijn persoon — overdragen," hier maakte de
heer Baard eene diepe buiging voor de dame, die hij
met zijne beschouwingen over opvoeding begunstigd had;
»of misschien zal ik, wanneer de tijd er toe rijp is, mijn
nichtje mijn vrouwelijke opperintendant laten worden.
Als ik een goede jongen ben, en alles naar baar genoe-
gen doe, dan zal zij mij misschien eens meenemen op
een concert."
Terstond liet er Grace met een vol gemoed op volgen:
ii O, gij allerliefste oom, wel zeker zal ik dat; en Jack
gaat op de gaanderij, want daar kan hij naar beneden zien
hoe gelukkig ik ben."
»Of naar een tentoonstelling..."
n Wat een dot van een oom! dat is nog beter, behalve
dat de arme Jack daar niet alles zoo goed verstaat."
ii Of wel op een danspartij, waar ik een muurbloem zal wc-
zen, terwijl mijn prinsesje lustig in de zaal rondhuppelt."
«Neen, dat niet; want met Gerald zou ik niet willen
dansen, ik wil met niemand dansen dan met oom — den
geheclen nacht door wil ik met hem dansen, tot hij niet
meur op zijne bcenen kan staan!"
ii Of wij kunnen t\'huis blijven ook, en het genot sma-
ken van een gezelligen vriendenkring, of elkander voor-
lezen, en zij zal voor mij spelen en zingen. Gerald
-ocr page 45-
spreekt er ook van zich het klarinet spelen te laten
leeren."
»Oeh, hij heeft immers geen gehoor, geen zier gehoor;
hij klarinet spelen, nu, dat zal waar wezen."
»Maar," zcide de dame, »ik weet mij te herinneren,
mijnheer Baard, dat gij allerliefst viool plagt te spelen.
Zoo gij dit weer opvattet; denk hoe veel concerten gij
dan binnen uw huis kondet geven."
»Hé!" riep Grace zeer overluid, »hé, oom! zeg, waar
is uwe viool, die moet ik opzoeken, gij zult er op spelen,
ja wel, en als het u vergeten is, zult gij een meester
nemen; lic, dat zal een pret, dat zal een lust wezen! Ik zal
dansen bij uwe viool, en gij zult dansen bij mijn piano;
en dag en nacht zult gij Iersche melodiën spelen —- o,
de gedachte verblijdt mij reeds! En Jack kent de woor-
den van al de liederen in het oorspronkelijke, en kan
ze u en Gerald leeren; het ergste is dat Gerald de Ier-
sche taal baibaarsch noemt, waarlijk, dat doet hij; zeg,
oom, kunt gij van mij verwachten dat ik dit verdraag?
Ik zeide hem, dat het Engelsch barbaarsch was, een
zaamgeraapte taal, louter ontleende woorden van al de
talen die onder de zon gesproken worden : het eene van
het Grieksch, het andere van het Latijn, en weer een
ander van het Fransch."
»En hebt gij van hem kunnen verwachten dat hij dit
verdraagt, Grace?"
Graces wangen bloosden, het perzikrood werd roos-
kleurig.
«Gelooft gij niet dat Gerald liefde voor zijn land
bezit?"
«Daar is hij trotsch op."
«Wel, noem het liefde, of noem het trots, hij houdt
er niet van het te hooren verachten."
«Neen, dat zeker niet."
«Dus, mijn kind, gewen u over het gevoel van anderen
te oordeelen naar uw eigen gevoel; en telkens wanneer
8
-ocr page 46-
de bal, dien gij rakend wilt terugwerpen, op het puntje
van uw scherp tongetje zit, denk dan altijd dat er ge-
zegd is: ,doe anderen,\' niet zoo als zij u doen, maar
,zoo als gij wilt dat zij u zonden doen\'."
»Dat valt niet gemakkelijk, oom," gaf de voor het
oogenblik borouwhebbende Grace ten antwoord.
"Oefening leidt tot volmaking: bovendien, het is het
land waarin gij woont. Is in dat land dan niets dat
men liefhebben, dat men bewonderen kan?"
»0, veel, zeer veel, oom — te veel; ik zou bijna ge-
wild hebben, dat het iets bezat van die ongevoeligheid,
die stijfzinnigheid, die ik mij er van gedacht heb; —
maar het was zoo wreed jegens mijn land."
»Dat was het, kind — al te vaak is de sterkere wreed
en onregtvaardig tegenover den zwakkere; maar dat is
langen tijd geleden, lang voorbij; zij die Ierland lief
hebben, en zij die Engeland lief hebben, zullen zoeken
hoe men beiden naauwer tot elkander brengt."
Grace, niet hare gewone ontvlambaarheid, wierp zich
aan den hals haars ooms, en, na hare tranen ruim te
hebben laten vlieten, liep zij heen, om de viool op te
zoeken, terwijl de heer Baard ging vernemen naar de
gouvernante, van wie berigt werd ingewonnen dat zij
al de door hem gewenschte hoedanigheden bezat, en het
strekt ook mij tot genoegen er te kunnen bijvoegen,
dat het berigt te dien opzigte de volle waarheid behelsde.
V.
Grace ging, gelijk Gerald zich moet hebben uitgelaten,
» met volle zeilen vooruit." Hij was wezenlijk verbaasd over
de snelheid waarmede zij hare lessen leerde, en over de
getrouwheid waarmede zij alles onthield. Zij steeg magtig
in Geralds achting; hij begon de meisjes niet zoo gering
te schatten, en Iersche meisjes op éénc lijn te stellen met
de Engclsche. Zij lachte om de langzaamheid zijner vor-
-ocr page 47-
deringen, en verklaarde, dat zijn oor verstopt en zingen
naar de wijs voor hem onmogelijk was. Gcrald echter
geloofde, dat als hij beproefde iets te doen, hij niet mis-
sen kon het goed te doen, en daardoor werd er een
soort van loopend vuur tusschen nicht en neef aan den
gang gehouden, dat Mrs. Leider (de gouvernante) som-
wijlen zeer moeijelijk vond tot blussching te brengen. Do
voornaamste steen des aanstoots was hunne geboortegrond,
en beide begonnen een weinig beschaamd te worden
over de hevigheid en onregtvaardigheid waaraan ieder
hunner zich in hunne vroegere twisten had schuldig
gemaakt. Jack werd dikwijls geroepen om scheidsman
tusschen hen te wezen, en dan zeide hij, »dat zij hem met
dat gekibbel het leven zuur maakten, zij konden zoo toe-
geeflijk zijn jegens een ieder, uitgezonderd jegens elkan-
der." Toen Gcrald naar de koninklijke akademic ging,
zeide Gracc, dat zij zeer blijde was, en om hare vreugde
luide te vieren, bragt zij de schellen door het gehcele
huis te gelijk aan het klinken; en nogtans ging zij aan
het venster op den uitkijk staan als hij weder t\'huis
werd verwacht.
Zij vond er in den beginne een bijzonder vermaak in,
om in zijn klein studeervertrek al zijne dozen en zijn
gerei holderdebolder onder elkaêr te smijten, en er van
te maken wat haar Franschmeester une grande confusiov
noemde; terwijl hij, ter wedervergelding, hare muziek,
hare teekeningen en haar werkkistje in de meest naauw-
keurige orde te regt zette, waarvan zij ruim zoo veel
hinder had als hem de tegenovergestelde wijze van doen
hinderde. Doch, na verloop van eenigen tijd werd het
anders, en uit dien chaos ontsproot dienstbetoon: Grace
begon liet voordeel te waarderen van alles op de behoor-
lijke plaats te vinden wat zij noodig had, en Gerald
leerde zijn temperament in bedwang houden en niet te
gedoogen dat het om kleinigheden verstoord wierd. Oom
•fóaard was met de vorderingen die zijn «prinsesje"
3*
-ocr page 48-
maakte zoo opgetogen, dat hij haar twee sovercigns schonk
om die naar welgevallen te besteden. Bij het eerste gc-
zigt van dat blinkende goud begon zij te weenen.
i) Och, beste oom, waarom moet ik zoo veel geld heb -
ben om het weg te smijten, waar hot (huis zoo veel goed
zou kunnen doen ? Och, ik bid u, zend het daarheen."
Grace noemde Ierland nog steeds (huis. Zij scheen te
denken dat nimmer een einde aan geld kan komen: zij
wilde voor Jack een nieuwe hoed koopen, aan de oude
Anna tien schellingen zenden, aan de huishoudster en
Mathilda ieder wat moois ten geschenke geven, en haren
oom, en zelfs aan Gerald, iets zeer fraais vereeren; ook
voor de gouvernante moest iets gekocht worden; Malvina
zou een rood lederen halsband hebben met een Ierschc
harp er op. Doch eerst moest zij een sovcreign gewisseld
hebben, en zij verzocht hare gouvernante met haar mede
te gaan; onderweg zou zij hooren naar den prijs van
een hoed voor Jack, doch hoc bitter was zij teleurgesteld
toen zij vernam dat de hoed zestien schellingen zou kosten.
üMoet het een heeren- of een knechtshoed wezen,
jufvrouw?" vroeg de winkelier; «voor een knecht kon
ik u een mindere soort laten zien."
Uiterst beleedigd liep Grace den winkel uit.
»Hoe durft hij te veronderstellen dat ik Jack een
hoed van een mindere soort zou geven!" zeide het prin-
sesje in brandenden toorn.
»Kindlief," gaf Mrs. Leider er op ten antwoord,
»hoe kon de man iets weten van Jack? Zijne bedoeling
was volstrekt niet u boos te maken; integendeel, hij
wilde u eenvoudig toonen dat gij van uw geld een ge-
deelte zoudt kunnen sparen. Zeg, zoudt gij voor Mathilda
een kleed koopen, zoo als gij er een aan hebt?"
Grace was overtuigd. »Zal ik teruggaan en hem zeggen
dat het mij leed doet?" vroeg zij met haar aanminnig lachje.
Onmogelijk bijna was het Grace niet lief te hebben.
Eer Mrs. Leider antwoord geven kon, werden zij aan-
-ocr page 49-
gesproken door eene Ierschc bedelarcs, die voorgaf, dat
hare zeven kleine kinderen alle in de koorts lagen. Ge-
rald, die in dit oogenblik juist voorbijkwam, gaf der
vrouw een zes-stuiverstuk, en zeide dat hij door Jack
zou laten vernemen of de historie waar was. Grace vloog
op bij de gedachte dat een Iersche vrouw een bedriegster
kon wezen, stopte haar vijf schellingen in de hand, en
stapte voort in een staat van gramstorige verontwaar-
diging over Gerald, dien zij het toonbeeld van hardvoch-
tige Engelsche voorzigtigheid noemde. Gerald echter zond.
bij zijne t\'huiskomst, Jack uit, om zich te vergewis-
sen of het waar was wat de vrouw opgaf, terwijl hij
ondertusschen al de berispingen zijner nicht met be-
daardheid verdroeg, en slechts herhaalde »wij zullen zien.
wij zullen zien." En tot grievende smart der arme Grace,
was de vrouw eene van die onbeschaamde bedriegsters
en landloopsters, die geenszins aan Ierland gebonden zijn.
«Och, allerbeste jonge jufvrouw!" zeide, Jack, «het
was voorzeker uw goed hart dat zich den klank toe-
wendde van een verbasterden tongval, maar de liefda-
digheid die alleen gevoelt, heeft hulp noodig van de lief-
dadighcid die denkt; uit deze beiden ontstaat alsdan de
ware liefdadigheid. De jonge heer Gerald ging geheel
volgens den regten weg te werk, hij gaf haar genoeg
om den honger te stillen, en was bereid tot meer, indien
het verhaal waarheid behelsde.
»Dan geloof ik, dat ik ook had behooren te wachten,
Jack; het was maar om Gerald — hij is zoo koud."
ii Neen, jonge jufvrouw, hij is enkel voorzigtig — wei-
ligt al te voorzigtig, maar, zoo als zij mij beneden zeg-
gen, is hij nu een onnoozele bloed geworden tegen wat
hij was eer gij hier kwaamt. Gij hebt de zelfzucht, die veel
raagt over hem had, uit zijn boezem gedreven, en ik
weet dat zijn vader u er voor zegent. Het heeft zoo
menig jongeling van goeden aanleg reeds zijn verderf
gekost, als hij den gebraden haan heeft willen spelen.
-ocr page 50-
Het kleine trio bragt wezenlijk de avonden zeer genot-
rijk door, hoewel nu en dan door eene geringe onstui-
migheid van Grace gestoord, doch niet dikwijls. Zij ver-
klaarde, dat haar oom verwonderlijke vorderingen op de
viool maakte, en inderdaad was het potsig te zien hoc
die kleine heer van de oude school, echter nog zoo net
van figuur, onderwijs gaf aan zijn lief nichtje, dat schit-
terdo als een meikever en levendig was als een licht-
vlieg, wanneer hij in de toeren en passen van den menuet
(Ie let cour
de kamer met haar doorwandelde, terwijl
Gerald op zijn klarinet blies en dat vertoon als niet
naar zijn zin beoordeelde. Zoo ging de tijd voorbij, nu
eens meer, dan eens minder aangenaam, althans met dat
goed gevolg, dat Grace tot een meisje van meer nadcn-
kendheid en waardigheid werd vervormd, dan aanvanke-
lijk van haar wild, onbesuisd temperament had kunnen
verwacht worden. Hare schoonheid, zoo al minder uit-
blinkend. had meer zachtheid verkregen, en zeker hief
zij nu, na een tijdsverloop van drie jaren, hare hand
niet meer op, om Gerald een klap om de ooren te geven,
hoewel zij toch haar ongenoegen tegen hem zou hebben
uitgelaten, indien hij het had gewaagd iets te zeggen op
haar »dierbaar vaderland," dat zij even innig als altoos
bleef lief hebben. Zij deed dan ook bestendig van die
kleine opofferingen, die zulke uitmuntende behoedsters tegen
zelfzucht zijn, om in staat te wezen geschenken en on-
dersteuning te zenden aan de armen, die zij nog steeds
»haar volk" noemde. De bezitting was verkocht en in
vreemde handen gekomen, doch haar leed deswegens
werd verzacht door het herhaaldelijk ontvangen van na-
rigten, dat de landstreek een verwonderlijken staat van
voorspoed genoot. De bewoners smaakten de zegening
van een goeden landheer, en Jack vertelde veel van
verbeteringen waarvan hij had gehoord — verbeteringen,
die, eenige jaren te voren, niet aangenaam in Graces
ooren zoudeii hebben geklonken. Inmiddels was Gerald
-ocr page 51-
naar Boston vertrokken, om aldaar de handelsbetrekkin-
gen zijns vaders te vertegenwoordigen. Bij zijn afscheid
zeidc hij haar, dat, indien hij niet zoo volkomen over-
tuigd was van hare liefde en oplettendheid voor zijnen
vader, hij hem niet had kunnen verlaten. »Maar gij,
Grace, zijt meer voor hem dan ik ooit kon wezen — gij
zijt de zingende vogel voor geheel zijn huis en hof."
Ik snel nu heen over de, schijnbaar lang uitblijvende,
maar, als zij er zijn, gaauw vervliegende jaren, die er
verliepen tusschen eene belofte door den heer Baard
aan Grace gedaan, en de vervulling er van. »Als de
goede tijd komt, neem ik mijn prinsesje meê naar Ierland,
en dan zal zij Ballymacashel weder eens bezoeken." In
het eerst zou »die goede tijd" komen als Grace zich deze
of gene onhebbelijkheid had afgewend, of eene opgeno-
mene taak tot den einde toe had volbragt; vervolgens,
als de heer Baard eens van huis weg kon; toen weder
»in de aanstaande herfst", of «in het eerstvolgende voor-
jaar," intusschen kwam hij al nog niet. Wat Grace som-
wijlen gedachten maakte, waren de veelvuldige overtogten
die Jack naar Ierland deed. Nu eens had hij een »erge
hoest," die niet anders dan in de lucht van zijn geboor-
tegrond kon overgaan;" dan lag zijn oom of neef »doo-
delijk ziek," en het zou onnatuurlijk wezen als hij er
niet heenging om ze te zien; op een anderen tijd weder
klaagde hij over «zware pijn op zijne oogen," waarvoor
hij een, te Londen niet bekend, wonderzalfjc moest gaan
halen; en zoo al meer.
Ik ben er niet zeker van of hij jufvr, O\'Sullivan bij
zijne terugkomst wel de volle waarheid zeide. Hij bezat
een overvloedigen voorraad van »schrander vernuft," dat
den Ierschen landlieden aangeboren is, en ik vrees, dat
hij aan de waarheid niet zoo getrouw bleef als hij wel
had behooren te doen. De heer Baard gaf hem dit meer
dan eens te kennen, doch Jack had, als gewoonlijk, zijn
antwoord bij de hand.
-ocr page 52-
«Och, mijnheer, ik weet mij geen raad, ik weet mij
volstrekt geen raad met jufvrouw Grace, vooral als zij
mij zoo strak aankijkt met hare groote oogen, die zelfs
door een steenen muur klaar en helder zouden kunnen zien."
i) Wel, Jack, dat is nu weer een loopje van u; er wa-
ren wel nooit oogen die door een steenen muur konden
zien, dat weet gij ook wel."
)) O, wel zeker weet ik dat; maar ik zal hot u anders
voorstellen: zij laat die oogen als vurige pijlen in mij
doordringen, en dan ben ik een dood man, mijnheer."
«Jack, Jack!" riep de heer Baard op getergden toon;
»spreek zonder omwegen, of kunt gij dat niet?"
«Neen, mijnheer, ik kan niet; \'t is inderdaad zoo, ik
kan niet, althans niet met jufvrouw Grace. Ik wou dat
het voorbij was. Ik weet dat mijn tong dikwijls uitglijdt
en komt er dan zoo\'n glip, dan heb ik alles bedorven.
Ja, mijnheer, ik wou uit den grond, uit den diepsten
grond van mijn hart, dat alles voorbij was."
Wat was het dat Jack zoo ernstig wenschte dat » voorbij"
mogt wezen ? Wij zullen het spoedig uitvinden.
»Grace, mijn hartje," zeide haar oom op zekeren mor-
gen, toen de zon zeer helder door het Londensche venster
scheen — dat wil zeggen, voor Londen zeer helder —
»ik heb hier een brief voor u van Gerald."
»Ik dank u, lieve oom; hoe raar die jongen toch is:
in zijne brieven aan mij laat hij altoos plaats en dagtee-
kening weg; over Amerika schrijft hij nu in \'t geheel
niets meer, en dat plag hij in den beginne toch wel te doen."
«Hij zal het onderwerp reeds hebben uitgeput, kindlief."
«Amerika uitgeput!"
«Nu ja, misschien, ik weet het niet; maar het schijnt
toch dat hij u veel mede te deelen moet gehad hebben,
als hij twee bladzijden postpapier volschrijft."
Ja, daar staat nog al wat op; hij kan het nog altoos
niet laten mij op lessen en vermaningen te onthalen,
hetzij bedekt of openlijk; de oude geschiedenis, mijne
-ocr page 53-
vlindornatuur; maar, laat eens zien — daar schrijft hij
zoo veel over de Ieren, over de stedelingen en over het
landvolk, dat het weldra schijnt alsof hem die onder
zijne wijze oogen zijn gekomen. Ongelukkiglijk is er
zulk een aantal Ieren in Amerika. Ik veronderstel dat
hij nog al met veel er van in aanraking moet zijn geko-
men. Mijne arme landgenooten moeten blijkbaar op zijne
excellentie een meer gunstigen indruk hebben gemaakt
dan lang te voren het geval was toen ik hem voor het
eerst leerde kennen."
"Welnu, zoo veel te beter. Grace! het weer schijnt
gestadiger te worden, het glas rijst, en ik heb zeer wei-
nig te doen. Hoe zou liet u aanstaan, wanneer wij voor
een maand een uitstapje naar Ierland deden, voorname-
lijk om u eens weder op uwe oude plaats te brengen?
Naar men mij zegt, is er thans een logement in het dorp,
en dat zal ons verblijf aldaar wel niet ongemakkelijk
maken; en gij zoudt zeker de oude Anna nog willen
zien eer zij den adem uitblaast; ook ik voor mij geloof\',
dat ik ecnigen lust gevoel Killarney te zien."
Men zal zich ligt een denkbeeld kunnen vormen van
het antwoord dat Grace op dit voorstel gaf, en van hare
opgetogenheid toen zij te Queenstown aan land stapten,
en hoc zij bij haren oom er op aanhield om in eene
opene calèche, in plaats van in een gesloten spoorweg-
wagen, naar Dublin te rijden en hoe zij een weinig pruilde,
toen haar oom dit tot hare teleurstelling niet goedkeurde.
» Hoc oud, lieve Grace, moet, naar uw oordeel, een jonge
dame zijn, om meerderjarig te wezen?" vroeg haar oom,
terwijl hij zich in een hoek van den wagen nestelde
tegenover Graces gouvernante, die, zoo als oom en nicht
beide eenstemmig dachten, groote behoefte had om, in
hare vakantie, een Iersch luchtje te scheppen.
ii Moet zij wachten tot op haar een-en-twintigste jaar,
oom, of is zij, even als de koningin, met haar achttiende
jaar meerderjarig?"
-ocr page 54-
ii Daar gij juist dien bekoorlijksten leeftijd bereikt hebt,
prinsesje, verbeeld ik mij dat gij liever nu reeds meerder-
jarig zoudt willen wezen?"
Grace echter betuigde dat zij weinig of geen verlangen
had meerderjarig te wezen; het ontbrak haar aan niets,
en zij hield zich verzekerd nimmer gelukkiger te zullen
wezen, dan zij het in dit oogenblik was.
Te Dublin ontmoetten zij Jack, die in Ierland was ge-
weest «over verscheidene kleine aangelegenheden, die hij
daar te verrigten had gehad." Toen hij het drietal daar
zag, geraakte hij in zoodanigen staat van uitgelatenheid
en opgewondenheid, dat de heer Baard zich verpligt zag
hem te zeggen, dat hij beter deed naar bed te gaan, zoo
bij hem niet naar een krankzinnigengesticht zou moeten
laten vervoeren.
»Wat kan ik dat helpen? Wat denkt mijnheer dan dat
ik ben? — vleesch en bloed, of hout en steen? Ik geloof
dat het beste plan voor mij zal wezen, stil weg te slui-
pen. jufvrouw O\'Sullivan geheel niet aan te spreken en
daarheen terug te kceren van waar ik gekomen ben.
Mijnheer mag mij op mijn woord gelooven, dat mijn hart
daar binnen al zeer warm gevoelt. O, dat ik dien dag
heb mogen beleven! Ja ik zou — ik zou mij veeleer de
punt van mijn tong willen afbijten dan een enkel woord
voor jufvrouw Gracc te laten vallen."
Ach, dat anno kind, die lieve Grace! Van het oogen-
blik af dat zij voet aan land had gezet, gevoelde zij in
haar binnenste een ommekeer, waarvan zij zich geen re-
kenschap wist te geven. Jaren lang was het verlangen,
eens weder haren geboortegrond, de plek waarop hare
wieg stond, te mogen aanschouwen, de eenige hartstogt,
die haar leven beheerschte; nooit kon zij er den naam
van hooren noemen zonder dat haar warm bloed naar
wang en voorhoofd toestroomde. Minder, verbeeldde zij
zich, kon het haar schelen wie er thans de bezitter van
was, als zij maar «haar volk" en »de oude, bouwvallige
-ocr page 55-
muren" zou kunnen zien; en nu, waar de vervulling van
den innigsten wensch van haar hart zoo nabij was, nu beefde
datzelfde hart en kromp ineen voor de beproeving die
liet verbeidde. Hoe vermogt zij dat alles uit te houden?
„Al wat oud was en versleten,
Is gesloopt en lang vergeten."
Ter naauwernood kon zij zich weerhouden, haren oom
om den hals te vallen, en hem te smceken haar weder terug
te voeren, ware het niet dat haar zulks als cene zwakheid
of dwaasheid zou worden uitgelegd. Daar ten minste,
binnen de geheiligde omgeving van het kerkhof — daar
was nog aarde, waaraan »do vreemdeling" geen hand
heeft durven slaan, dit strekte haar tot grooten troost. Men
zeide haar, dat het landgoed vele verbeteringen had on-
dergaan — o, dat hield zij voor zoo wreed. Dat er scho-
len in het dorp waren gekomen, verheugde haar, maar
liet landgoed! —
Hare eerste nacht in Ierland werd slapeloos en in
tranen doorgebragt, doch toen de morgen kwam, gevoelde
zij zich na het bidden gesterkt, en besloot zij blijmoedig
haren oom te naderen en hem haren dank te betuigen,
tevens het voornemen opvattende, hem «liefde voor Ier-
land" in te boezemen; doch zij gevoelde, dat zij nu eene
bittere beproeving had door te staan.
Onmogelijk kan ik hare aandoening beschrijven toen
zij de bergen die haren geboortegrond bestrijken in het
gezigt kreeg; zij wenschte, dat zij, even als een vogel,
over al do hoogten en laagten kon vliegen; daar, bij
deze blaauwe, spiegelende beek, stond haar vader zoo
gaarne te visschen, en over dien heuvel plag zij op den
armen Baunachcr te rijden, en als Jack het middagmaal
bragt, wilde haar vader en zij liet liefst onder dien groo-
ten ouden esch gaan zitten en het daar te zamen nut-
tigen. Daar en daar! en daar! O, hoeveel herinneringen!
Menige hut, menige boerenwoning van voorheen stond
-ocr page 56-
er niet meer, en hier en daar zijn andere in de plaats
gekomen — allerliefste Iandhuisjes. »0, Mrs. Leider,
die zien er wel zoo bevallig uit als de Engelsclie bouw-
manswoningen — een kot voor de varkens, en kamper-
foelie die zich om de vensters hcenwindt."
Ja, al draven de paarden nog zoo hard, de eerste
bogt van den weg zal hen toch in het gezigt der hekken
van de laan brengen. Neen, neen, aan die hekken zou
zij de oogen niet durven opslaan, als zij bleven door-
rijden, iiDoorrijden!" Er viel niet aan te denken; er
kwam een geroep «halt! halt!" en een geschreeuw, en
een gejuich >i Caith mille a faltlia.r\' dat, vertolkt, wil zeg-
gen: «Honderdduizend maal welkom!" Toen weder een
geschreeuw: >i"\\Vcg met de paarden! menschelijke schep-
sels, die leven, ademen en liefderijke harten hebben,
moeten en zullen het rijtuig huiswaarts trekken." Je
hoofd achteruit, op dat we beter kunnen zien of zij er
wel zelf in zit!" riep er een.
«Wel zeker, wel zeker is zij het, een O\'Sullivan van
top tot teen; en Jack, de knecht van den huize, achterop;
kijk hoe hij met zijn hoed wuift, en met de andere hand
wijst dat zij het is!"
»0, is dat niet verrukkend te zien, hoe zij zich aan
haren oom vastklemt; die man is waard een Ier te wezen;
en kijk, haar lief gezigtje, vol lachjes en traantjes, en
nu vraagt zij hem wat dat beduidt?"
>Ja, lief kind, wij weten wel wat het beduidt; het be-
duidt, dat hij het landgoed heeft gekocht, en welvaart
heeft gebragt onder het goede volkje," riep Jack haar
toe. i) Volop te doen en alles Jantje-kontantje met goed
Engelsch geld; en de jonge heer was zes maanden bij
ons, en heeft geleerd een Ier te wezen; in het eerst
was dat zoo gemakkelijk niet, maar hij leerde ons zijne
wijze van doen, en wij leerden hem de onze, en, ligt
mogelijk, staan wij er beiden beter bij. Toe jongens!
nog eens luidkeels en zoo lang er nog stem in uwe
-ocr page 57-
gorgelen zit. Nog eens: Lang leve de O\'Sullivan, lang
moge zij over ons regeren!"
Grace bleef al nog herhalen, "Wat beduidt dat? wat
beduidt dat?"
»Dat beduidt," gaf haar oom ten antwoord, »dat mijn
prinsesje heden meerderjarig is, en dat ik het geluk heb haar
terug te geven aan haar volk en haar volk aan haar —."
Gerald opende het portier van de calèche.
»En gij, neef Gerald, gij zijt immers in Amerika!"
ii Neen, nicht Graec, ik ben er niet. Ik was er, maai
Ierland bevalt mij beter. Ik keerde terug, gelijk menig
landverhuizer wenscht te doen, en verheug mij dat ik
hier ben."
Wat er nog verder gedurende eene geruime poos werd
gezegd, weet ik niet met naauwkeurigheid op te ge-
ven, want de oude Anna viel voor de voeten hater
lieveling in bezwijming neder, en de opgewektheid onder
de menigte was verbazend onderwijl Grace en Gerald
de oude vrouw tot binnen do groote zaal bragten. De
bouwmeester had alles zoo aangelegd, dat hij »hersteld"
heeft zonder te «slopen", en toen Grace den volgenden
morgen ontwaakte, kon zij naauwelijks anders gelooven,
dan dat alles eene luisterrijk schitterende toovergeschie-
denis was! Wel was er in dit tooneel geene liefderijke
moeder, maar een liefderijk oom verving moeders en
vaders plaats.
»A1 die onbegrensde goedheid van mijn onschatbaren
oom Baard verwondert mij niet," zeide Grace; )>maar
van u, Gerald, had ik nooit gedacht, dat gij in mij
den wenseh zoudt kunnen doen opkomen, om..."
nOm wat, Grace?"
»Om u voor n\\v land even veel te zien doen als gij
voor het mijne hebt gedaan."
»Ik wenseh in het leven te blijven om veel meer te
doen dan dit — om — om — u gelukkig te maken,
dierbare Grace, mijn vaders prinses, maar ook de mij-
-ocr page 58-
nc — en ik vertrouw, door Gods zegen en de uwe, dat
ik dit zal."
"Ziedaar, jufvrouw Grace! dat is de regtc wensch
Goddank, dat ik liet beleefd heb dien te hooren; er is
nog voor beide landen veel, zeer veel te doen, door
hoofden waarin verstand en harten waarin liefde zit." —
nEn door een vcreeniger en een knecht van den
huize gelijk Jack er een is," zeide de wijze Gerald.