-ocr page 1-
-
\\r>:-^
fV\\YY)
OC
r**smg®k
DE
EBRUIKEN EN PLEGTIGHEDEN |
DEK
lOMSCÏÏ KATHOLIEKE KEEK,
MET
GESCHIEDKUNDIGE AANTEEKEM»,
TEN DIENSTE VAN
DE KATHOLIEKE JEUGD.
VRIJ NAAR HSST HOOGDUITSCH.
VAN
JOZEF AWTONY,
HOOGLEKRAAR TK HUNS\'IBR ,
\'
/
J. SONJEE, R. C. Pastoor te Koordwijk.
DERDE, HERZIENE, DRUK.
AMSTERDAM,
J. S. DE HAAS.
1872.
£9=>~
•«=6^
-ocr page 2-
-ocr page 3-
DE GEBRUIKEN EN PLEGTIGHEDBN
11Ü0MSCH KATHOLIEKE KERK.
%
-ocr page 4-
-ocr page 5-
kl^
DE
GEBRUIKEN EN PLEGTIGHEDEN
DEK
ROOMSCH KATHOLIEKE KERK,
MET
GESCHIEDKL.XDIGE AA\\TEEKE\\IME.\\,
TEN DIENSTE VAX
DE KATHOLIEKE JEUGD.
VRIJ NAAR HST HOOGDUITSCH,
VAN
JOZEF UïOVÏ.
lIUÜOI.LLUA.Wt TB MCNSTEK ,
DOOU
H. J. SONJEE, B. C. Pastoor te Noordwijk.
, \\\'
DERDE, IIIII/II \\l , llllll..
AT
W/if   ?}
/          ..J
AMSTERDAM,
J. S. DE HAAS.
1871.
-ocr page 6-
-ocr page 7-
ARCH1PRESRYTERATUS
Hl I.LANDIAE, ZeEI.ANDIAE AC WeSTFRISIAE.
N°. 333.
Opusculum, cui titulus: De Gebruiken en Plegtiguedex der
Roomscn Katholieke Kerk, met Geschiedkundige Aanleekeningen,
ten dienste van de Katholieke Jeugd.
Uit het Iloogduitsch,
door den Eerw, Heer H. J. Sonjee, R. A\'. Pastoor te Noord\'wijk,
impriini perniittitur.
Dabam Lugduni Batavornm,
har 29 Julii 1845.                                    P. A. KERVEL.
Archipresbyteh Hoi.l.
-ocr page 8-
INHOUD.
Eerste afdeelixg. I-U. Over de Kerke».........
III.   De uitwendige voorwerpen . . .
IV.   De inwendige voorwerpen ....
Tweede AFDEELING. I. Over de onderscheidene tijdper-
l.fu in de Kerk, en derzelver
beteekenis.............
Derde afdeelixg.          I. Over de verschillende kerkelijke
verriytinyen gedurende het jaar;
of over de Godsdienstoefeningen.
II.   Over eenige bijzondere kerkelijke
verriytinyen
, en wel vooreerst
over de gewone
..........
III.   Over eenige buitengewone kerke-
lijke verriytinyen
.........
-ocr page 9-
DE SCHRIJVER AAIT DEN LEZER.
Dit boekje is voornamelijk bestemd voor aankomende jonge-
lingen en meisjes, welke zich voor hunne eerste Heilige Com-
munie voorbereiden, of die reeds gedaan hebben.
De bedoeling bij het ontwerpen van hetzelve was geene
andere, dan aan de gehelde jeugd de noodige wetenschap,
aangaande de heilige voorwerpen, de heilige dagen en verrig-
tingen onzer Kerk, mede te deelen. Immers, wat is in staat
om den menschelijken geest krachtiger tot God te verhellen;
wat stort grooteren eerbied jegens de geheimen der Heilige
Godsdienst in, dan eene naauwkeurige kennis van dezelve, en
van de juiste beteekenis en opvatting der plegtigheden, die
daarmede verbonden en door de Kerk ingesteld zijn? Om die
reden zijn de zinrijkste verklaringen, welke bij de Kerkvaders
en kerkelijke schrijvers, betrekkelijk de openbare godsdienst-
oefening aangetroffen, en met kostbare goudkorrels vergeleken
kunnen worden, op de behoorlijke plaats ingevoegd. De weinige
geschiedkundige aanteekeningen, welke hier en daar voorko-
men, zijn hoofdzakelijk voor den onderwijzer bestemd, die zich
bij de uitlegging der kerkgebruiken van dit boekje zou willen
bedienen.........,.........
Mogt nu het vlijtig gebruik van dit geschrift in de jeugdige en
onschuldige harten blijdschap in God, stichting in zijne Heilige
Dienst en moed tot eenen goclvruchtigen levenswandel opwekken
en bevestigen! Daartoe schenke de Almagtige Zijnen zegen!
Munster,                                                   . De Schrijver.
16 Julij 1835.
-ocr page 10-
TOORREDE VAN DEN 2n DRUK.
------.oMHo*-------
Ik heb, Waarde Lezer! de vertaling van dit werkje op aanzoek
der Uitgevers ondernomen, en met genoegen afgewerkt. Om
het hoekje zoo laag mogelijk van prijs te maken, en hetzelve
daardoor in zeer vele handen te brengen, waarin het vvelligt
bij grootere kostbaarheid niet komen zou, heb ik van het oor-
spronkelijke
al datgene weggelaten, wat mij toescheen zonder
hinder gemist te kunnen worden.
\' Verder heb ik op zeer vele plaatsen veranderingen moeten
maken,
om met ons Ritueel in overeenstemming te blijven, en
meer dan eens stukken ingevuld, waar ik meende, dat iets over-
geslagen was. In hoeverre ik door deze handelwijze goed- ol\'
afkeuring verdiend heb, laat ik aan het oordeel mijner Lezers,
en wel bijzonder aan dat van mijne hooggeachte Ambtsbroe-
ders, zondier tegenspraak over.
• De wensch van den Hooggel. Schrijver is ook de mijne: mogen
kennis en stichting de vruchten van dezen geringen arbeid zijn!"
Zoo schreef ik in 1845. Na tien jaren zie ik met genoegen dat
mijn arbeid gelukt is. Er zijn zeventien honderd exemplaren
van den eersten druk verkocht, en ineii verlangt eene nieuwe
oplage, een duidelijk bewijs voor den goeden ontvangst van het
werkje. Ik mag dan ook niet ondankbaar zijn; en heb mij de
onaangename taak opgelegd om, ten bewijze daarvan, alles nog
eens over te zien en de noodige verbeteringen aan te brengen.
En zij nu deze tweede druk niet ongelukkiger dan zijn voor-
ganger!
10 Maart 1855.
De Veutaleb.
-ocr page 11-
EERSTE AFDEELIM.
i.
Over de Kerken.
Het woord Kerk heeft eene dubbele beteekenis, want vooreerst
verstaat men daardoor de vergadering van alle ware geloovigen on-
der een zigtbaar opperhoofd. In dien zin bevat zij alle Katholieke
Christenen van den geheelen aardbodem, welke, om hunne menigte,
in geen door menschenhanden gesticht gebouw kunnen bijeenver»
zameld worden. De geheele aarde is haar woonhuis, en het uit-
spansel is het dak dezes huizes. De geheele zigtbare wereld alzoo
is Gods huis. God zelf heeft het gebouwd, Gods kinderen wonen
er in, en God, Dien zij dienen, woont in hun midden.
Deze Kerk is door Jesus Christus, onzen Zaligmaker gesticht;
op den apostel Petrus (de steenrots) gebouwd; en door dezen en
zijne mede-apostelen en mede-lecrlingen over de gansche wereld
verspreid. Deze Kerk is door de verdiensten van onzen Heer,
Jesus Christus en van zijne Heiligen, oneindig rijk in eeuwige
goederen, en zij zal bestaan tot aan het einde aller eeuwen.
Daarom wordt de Kerk een geestelijk ligchaam genoemd, welks
heilig hoofd Jesus Christus is, en welks ledematen de geloovigen
zijn. Door het hoofd, de zetel des levens en des verstands, wor-
den alle leden vereenigd, geleid, met geestelijk leven bezield
en tot de zaligheid voorbereid. Ook bezit de Kerk velerlei gaven,
zooals de gaaf van wijsheid en van verstand, de gaaf van raad
en van sterkte, de gaaf van wetenschap en van godsvrucht en de
gaaf van vreeze Gods; doch het is slechts een en dezellde Geest,
van wien deze gaven komen.
In deze Kerk zijn velerlei bedienaars; als bisschoppen,priesters,
diakens, onder-diakens, acolythen, lectoren, exorcisten
en ostia-
-ocr page 12-
2
rii !). l)e kruin-schering is slechts eene voorbereiding tot liet
ontvangen der kleine en groote II. Wijdingen.
Dan er is slechts een Heer, tot wiens dienst deze alle geschikt
zijn, en die is Jesus Christus, de waarachtige, eeuwige llooge-
priester. l)e eerste der bisschoppen, de Paus, zoowel als de laagste
in rang onder de kerkelijke dienaren, allen zijn door Jesus verhe-
ven, en moeien Hein in leer en wandel getrouw navolgen. Hierom
ook is de Paus gewoon zich te noemen: dienaar der dienaren Gods.
In deze door Jesus Christus onzen Heiland gestichte Kerk be-
staan menigvuldige verrigtingen; waut de onwelenden worden er
onderwezen, de ongeloovigen tot God gebragt, de zwakken ver-
sterkt, de gevallenen opgerigt, de bedroefden getroost, dester-
venden tot de eeuwigheid voorbereid en de gestorvenen begra-
ven; zoo als ook diezelfde Kerk tot (iod, den Vader van allen,
die alles in allen werkt, voor het welzijn van hare overledene
medeleden, hare gebeden na hunnen dood opzendt.
De bisschop van Rome staat als zigtbaar hoofd dier geheele
heilige Kerk, en als plaatsbekleeder van Jesus Christus en op-
volger van den heiligen Petrus boven allen; hij wordt, ten einde
hem van de overige bisschoppen te onderscheiden, en de hooge
vaardigheid van de hem opgedragene gewigtige bediening aan
te duiden, Paus, en ook wel Heilige Vader genoemd.
Deze gemelde Kerk nu wordt wederom in vele kleinere ge-
deelten, welke men diocezen of bisdommennoemt, en over welke
•een bisschop gesteld is, verdeeld. Elk dezer bisdommen wordt
weder in kleinere gedeelten, of gemeenten gesmaldeeld, welke
pastorgen geheeten worden, en over welke een zielzorger of
pastoor is aangesteld. Er zijn ook pastoors, die in kerkelijke
aangelegenheden over onderscheidene pastorijen het opzigt heb-
1) De ostiarü (deurwachters) hadden de bediening van hot bewaren
dei\' kerkdeur-sleutels, alsmede om dengenen, aan welke de intrede
der Kerk, of de bijwoning van de Heilige Mis ontzegd was, hat bin-
nenkumen te beletten.
De lectoren (lezers) moesten de II. Schrift voorlezen, en soms ook
wel; verklaren.
De exorcisten (bezweerders) moesten diegenen , welke van den duivel
bezeten waren, bezweren.
De acoli/then (dienaars) waren bestemd oin het licht te dragen, als-
mede om de kaarsen te ontsteken en de wijn- en waterkannetjes voor
het Heilige Misoffer gereed te houden.
-ocr page 13-
3
hen, en de zoodanige worden dekens en aartspriesters genoemd.
Een bisschop, die over meer andere bisschoppen gesteld is,
heet aartsbisschop; een medehelper van eenen bisschop in bis-
schappelijke zaken of\' kerkelijk bestuur, wordt of wijbisschop,
of i/eneraal-ricaris, of coadjutor (medehelper] genoemd.
Ten tweede: verstaat men door kerk het gebouw, dat door
menschenhanden opgerigt, en voor een gedeelte der Christenen
tot de openbare eeredienst door den bisschop, of door deszelfs
plaatsbekleeder gewijd, dat wil zeggen, geheiligd is. Hetgene
nu in de heilige Kerk Gods in het algemeen geschiedt, dat he-
staat en geschiedt ook in elk gedeelte van dezelve, hoe klein
ook, naar behoefte en gelegenheid. In elke gemeente zijn de
oneindige genadeschatten der godsdienst van Jesus Christus aan-
wezig, en ieder christen kan daaraan deelnemen , zoo hij gelooft,
zich het ontvangen daarvan waardig maakt, en zich heilig maken
•wil; evenzoo stroomt de kracht van den wijngaard zelfs door de
kleinste ranken, en doet die bloeijen en vruchtbaar worden i).
De Kerk beschouwd als een godsdienstig gebouw, ten dienste
van een deel der geloovige christenen , is derhalve het treffendste
afbeeldsel der geheele algemeene Kerk; zij is de schatkamer der
goddelijke genademiddelen, de werkplaats van ons heil, het huis
des gebeds 2), het huis van God.
Als de Kerk een groot en heerlijk gebouw is, wordt zij Tem:
pel
genoemd.
n.
In deze beteekenis bestaan er verschillende soorten van Ker-
ken, en wel cathedraaU, hoofd- of domkerken, De cathedraal- of
moederkerk is de zetel des bisschops, of de bisschoppelijke kerk;
alle andere stifts-S), parochie- en kloosterkerken zijn als bare
dochters te beschouwen.
                         
a.) In de cathedraal-kerk verrigt de bisschop zoowel zijne bis»
schoppclijke als zijne priesterlijke ambtsbediening. Van daar wor-
1)  Jesus vergelijkt zich zelven (.Toan. XV, 3) bij eenen wijngaard,
en zijne leerlingen bij de ranken.
2)  De Heer zegt: Mijn huis is een huis des gebeds. Matt. XXI: 13.
3)  In de slifts-kerken worden de godsdienstoefeningen, even als in.
de cathedraal-kerk, door daaraan verbondene geestelijken gehouden.
-ocr page 14-
4
den de overige kerken op zekere tijden des jaars met waardige
arbeiders in den wijngaard des Ileeren voorzien; daar zegent de
bisschop jaarlijks op Witten Donderdag de Heilige Olieén. waarvan
tot versterking der zieken en tot zalving der doopelingen, alle
onderhoorige kerken van het geheele bisdom voorzien worden.
Ook bedient hij daar op den gestelden tijd het Heilige Sacrament
des Vormsels. In diezelfde cathedraal-kerk wordt ook dagelijks
de geheele plegtige eeredienst, bestaande in het canonieke uur-
gebed, of de getijden der geestelijken, en in het zingen van de
plegtige hoogmis, tot stichting der geloovigen, en als maatstaf
van de godsdienstoefeningen in andere kerken, uitgeoefend.
b.) Parochiekerken zijn die, waarin een door den bisschop
aangesteld priester, in plaats van den bisschop, zijne priester-
lijke bediening tot heil der zielen van degenen die tot zijne
parochie behooren, uitoefent.
r.) Bijkerken of kapellen zijn de zoodanige, waarbij of geen
priester, of slechts een medehelper van den pastoor is aange-
steld. In zulke bijkerken, of kapellen wordt gewoonlijk de geheele
godsdienstoefening niet gehouden; veel minder nog worden al-
daar alle heilige Sacramenten, die door eenen priester kunnen
bediend worden, aan de geloovigen uitgedeeld; zulks geldt
vooral ten opzigte van den doop en van het huwelijk.
d.) Kloosterkerken, welke door de leden eener geestelijke
orde gebezigd worden om hunne afgebrokene klooster-gods-
dienstoefeningen te houden.
Uit het tot hiertoe aangevoerde vloeijen de volgende gedrags-
regelen voort.
1.) Elk lid eener parochie moet zooveel doenlijk bij de open-
bare godsdienstoefeningen in zijne parochiekerk verschijnen.
2.) Het is wel geoorloofd in bijkerken en andere bedehuizen
de openbare godsdienstoefeningen bij te wonen, doch zulks moet
zooveel mogelijk geschieden zouder dat de godsdienst in de
parochiekerk daarbij verzuimd wordt.
3.) Iets anders is het met zwakken, zieken en oude lieden;
of met hen, die met de bewaking van het huis, of met de zorg
voor zeer jonge kinderen belast, of door hoogst gewigtige bezig-
heden, welke geen uitstel lijden, verhinderd zijn. Dezulken doen
•wel met in eene andere kerk hunne godsdienstpligten te vervullen.
4.) Hei is zeer stichtend en volkomen in den geest der Kerk, ja,
-ocr page 15-
5
het is zeer pligtmatig te achten, dat de leden eener parochie,
vlijtig en ordelijk, in hunne eigene parochiekerk de godsdienst
bijwonen en aldaar de heilige Sacramenten ontvangen. Trouwens,
hoe kan de pastoor een lid zijner parochie op deszelfs sterfbed
als geneesheer der ziel behandelen, wanneer het in gezonde dagen
nimmer gewoon was, de parochiekerk te bezoeken, en hij den
zielzorger zoo onhekend is, dat hij naaiiwelijks deszelfs naam
•weet te noemen ?
Over de kerken in het algemeen zijn nog de \\olgende pun-
ten op te merken:
1.) Men vindt kerken gebouwd in den vorm van een enk el, of
van een dubbel kruis, Christus onze Heer heeft door kruis en lijden
zijne kerk verworven, en door hetzelve zijne kinderen geheiligd;
zulks wordt zeer gepast door de gedaante van een kruis aangeduid.
2.) itijiia altoos zijn de kerken naar het oosten, dat is, naar den
opgang der zon gebouwd; ook deze houw trant heeft deszells betee-
kenis. Ons moet daardoor herinnerd worden , dat geloovige chris-
tenen de opstanding van hunnen Heiland en zijne terugkomst,
wanneer Hij, als regter komen en als de zon der geregtigheid weder
opgaan zal, nooit vergeten, maar steeds ter harte nemen moeten, en
zulke voornamelijk dan wanneer zij in de kerk vereenigd zijn.
3.) Veelal bevindt zich in het midden van het dak der kerk
een koepel, of mie opening. Dit is een zinnebeeld, hoe Christus
ons den hemel geopend heeft, daarhenen is opgevaren, vandaar
ons zijnen geest en zijne genade uitdeelt, en hoe Hij ons ook
eenmaal, na het voleindigen van onzen levensloop, zoo wij god-
vruchtig geleefd hebben, derwaarts zal opnemen.
Thans gaan wij tot de beschouwing der bijzondere voorwerpen
over, w elke tot eene kerk, als godsdienstig gebouw, behooren.
Wij willen van het bijzondere tot het algemeene overgaan, en
•dan het uitwendige en inwendige van hetzelve beschouwen. l)
De kerkelijke voorwerpen dan worden verdeeld in uitwendige
1) Ik wensen, dat vooral de leergrerigejengd hier poge voet voorvoet
en met oplettendheid te volden, en trachte te verstaan en te l>egrijpen,
wat over de kerkelijke voorwerpen gezegd zal worden. Gij zult, lieve
kinderenI met den tijd, en als uw verstand zich meer ontwikkelt, de
geheimen van God en van zijne Kerk beter inzien, gij zult steeds
toenemen in wijsheid. Gij zult overtuigd worden, dat al wat eenmaal
in de Kerk Gods in het algemeen is goedgekeurd en verordend, ook
eerbiedwaardig en heilig en uit Gods geest oorspronkelijk is.
-ocr page 16-
O
en inwendige. De uitwendige zijn: de toren, het kerkhof en het
•portaal,
de inwendige: het schip der kerk .het koor en de takrilty.
Elk dezer gedeelten bevat wederom andere kerkelijke voorwer-
pen. Wij zullen die stuk voor stuk beschouwen.
III.
De uitwendige voorwerpen.
De toren is een stevig in de aarde gegrondvest en boog ver-
heven gebouw. Hieromtrent valt op te merken:
1.) Dat bij aan de Kerk een heerlijker aanzien geelt.
2.) Door zijne verhevene rigting van de aarde hemelwaarts leert
hij ons. dat wij ons zoo weinig mogelijk niet de wereld gemeen-
zaam maken moeten; het is alsof hij eiken christen, die in de nabij-
heid der kerk komt, toeroept: \'Vergeet thans uwe tijdelijke
zorgen en zwarigheden; verhef uw gemoed ten hemel tot God,
en tot de beschouwing en verkrijging der hemelsche goederen."
Zijne stevige vestiging in de aarde moet ons herinneren aan
de onwrikbaarheid des geloofs, aan de vastheid onzer gcede voor-
nemens en aan de volharding in. die beiden.
3.) Üp den top des torens bevindt zich gewoonlijk een bol
of kloot en een kruis. Deze beteekeneu dat Jesus Christus door
zijnen dood aan bet kruis de gebeele wereld (door den bol ver-
beeld) verlost heelt; ook wordt door deze kenteekenen aange-
duid dat de daarmede versierde kerk eene christelijke is.
üp de spits van het kruis ziet men meestal eenen haan, niet
slechts om ons in staat te stellen den heersebenden wind en
het daarmede in verband staande weder te kennen . maar veel-
eer opdat wij daarin het beeld der waakzaamheid zouden op-
merken. \'Waakt en bidt, zegt de Heiland, opdat gij niet in be-
loring komt."
(Mallh. XXXVI: 41), Ook moeten de zieleherders
dag en nacht over hunne kudde waken; zeer gepast alzoo en
volkomen doelmatig is dit teeken, als een treilend beeld van de
wachters in Israël, dat is: der zielzorgers, op de opperste spits
van den toren geplaatst, opdat het overal in de gemeente neder-
zie, en gezien worde; de harten der aanschouw eren met geeste-
lijke blijdschap vervulle, hen van het kwade afschrikke, en
hunne goede voornemens versterke en bevestige.
-ocr page 17-
I
7
4.) In den toren bevinden zich de door den bisschop, of door
eenen priester met toestemming van den bisschop, met de voor-
geschrevene plegtighedon gewijde klokken. Het is de gewoonte die
geregeld driemaal daags te luiden: en dit luiden is bekend onder
den naam van den Angelus, of den Engel des Heeren. Het moet
strekken om ons bij het godvruchtige opzeggen der hiertoe ge-
schikte gebeden, des morgens de genadevolle menschwording van
Jesus Christus, des middags zijn bitter lijden en dood, en des
avonds zijne heerlijke verrijzenis te herinneren. Ook wordt door
middel van eene of meer klokken het blijde teeken van den aan-
vang der openbare kerkelijke godsdienstoefeningen gegeven, en de
gemeente door het gelui tot de bijwoning der godsdienst uitgenoo-
digd. De groote Mok (hiertoe door baren diepen en majestueusen
toon best geschikt) verkondigt onder de hoogmis het verheven
oogenblik. waarop Jesus Christus zich verwaardigt op ons altaar
tegenwoordig gesteld te worden. Hare plegtige, elkander langzaam
opvolgende slagen beteekenen en verhoogen die tredende; stilte,
welke thans juist onder de knielende gemeente heerscht. te mid-
den van welke de offerende priester het allerheiligste ligchaam en
het allerheiligste bloed van Jesus Christus opheft. en allen daar-
door tot de aanbidding er van aanspoort. Nu behooren ook de
afwezenden , die dit teeken vernemen , vol eerbied dit plegtige
oogenblik mede te vieren en met ter zijde stelling van hetgene,
waarmede zij bezig waren. eenen blijmoedigen blik ten hemel te
wenden en Jesus in hun hart te aanbidden. In sommige oorden
wordt een teeken met de klok gegeven. wanneer de zielzorger bij
eenen zieke geroepen wordt om hem de laatste genademiddelen toe
te dienen en tot den dood voor t« bereiden, opdat de gemeente voor
haar medelid zoude bidden. De doodklok maakt aan de gemeente
het overlijden van eenen mede-broeder of mede-zuster bekend en
vermaant ons om ernstig en krachtvol met de kerk Gods voor hen
te smeeken en zoowel de ter aarde bestelling van het lijk. als de
Godsdienst-plegtigheden voor de rust der /.iel bij te wonen.
Maar ook schrikbarend en als een stormwind klinkt het geluid
van dit gewijde voorwerp als het ons oproept tot beoefening van de
liefde tot den naaste; wanneer een ongeluk, bij voorbeeld, brand
of watervloed
\', of eenig ander onheil sommige medeleden der ge-
meente of hunne bezittingen treft. En dan maakt ons de klok
nog dagelijks, uur voor uur, door eenen hamer, welke door
-ocr page 18-
8
het uurwerk bewogen wordt, den snellen voorbijgang des tijds
en deszells onherroepelijkheid bekend 1).
Eindelijk, terwijl de klokken baren f\'eestelijken klank door de
omliggende oorden verspreiden en ons de dagen des Heeren aan-
kondigen. vervullen zij onze harten met eene zachte, onuitspre-
kelijke en verhevene blijdschap. Zij herinneren ons, door haar
feestelijk gelui, levendig, hoe bet woord üods, het heilige Evan-
gelie, dour de apostelen alom in de wereld gepredikt, en door
Joden en Heidenen gehoord en aangenomen is. • Overdegeheele
aarde is hun geluid uitgegaan
, en tot aan de uiteinden des aard-
bols hunne woorden."
(Psalm XVIII, 5.)
Verder behoort het Kerkhof tot de uitwendige voorwerpen der
kerk. Het is de rustplaats der overledene christenen. Het draagt
verscheidene namen, en heet, vooreerst, kerkhof, omdat bet ge-
woonlijk, althans in vroegere dagen, de kerk als een hof\'omringde,
en deze als het ware daarin gebouwd is. Ook noemt men het Gods
akker,
vermits de ligchatnen der geloovigen , gelijk een zaad daarin
nedergelegd, den dag der opstanding verbeiden, waarop zij tot een
nieuw leven ontkiemen zullen, liet wordt ook welf redehoj genoemd,
dewijl de ligchamen der overledenen aldaar in vrede rusten \'-).
Op het kerkhof moeteen kruis van aanzienlijke grootte, hetzij
in het midden, hetzij aan den ingang opgerigt zijn. Hetzelve duidt
aan, dat allen, die daar rusten, in het geloof\'aan Christus zijn ge-
storven en de zalige opstanding verwachten. Meestal is dit kruis op
eene zeer gepaste wijze met eene bijbelspreuk versierd, zoo als, bij
voorbeeld: • Ik ben de verrijzenis en het leren ; wie in mij gelooft
zal leren, al ware hij ook gestorren
(Joan. XI: 25). Ofwel: Wilt
u daarover niet verwonderen, dat hel uur komt, waarin allen, die
in de graven zijn. de slem van den Zoon Gods zullen hoóren; en
die goed gedaan hebben zullen verrijzen tol hel leven; maar die
kwaad gedaan hebben ter veroordeeling.
(Joan. V: 28, 28.)
1)  Mogten wij toch bij de wisseling der uren denken: "doe voordeel
met don tijd tot eer van Ooi en tot heil van uwe ziel: want hij gaat
snel voorbij, en de eeuwigheid volgt hem op den voet. Werk de werken
Gods, zoo lang het dag is; want de narla komt, waarin niemand wer-
ken kan,
Joan IX: 4.
2)  Zoo bidt ook de priester in de II. Mis, wanneer hij de gedach-
tenis der overledenen houdt: «Gedenk, Heer! uwe dienaren en diena-
ressen, die ons zijn voorgegaan met het teekon des gcloofs en slapen
in den slaap des vredes."
-ocr page 19-
9
Op de bijzondere graven vindt men, waar de ruimte dit veroor-
looft, kleinere kruisen, welke aanduiden, dat de daar begravene een
Katholiek christen geweest is; men leest dan ook daarop zijnen
naam, zijnen ouderdom, en meermaals zelfs de merkwaardigheden
van zijn leven t). De bloemen en heesters, welke dikwerf door vrome
banden ter gedachtenis der aldaar rustende gebelde overledenen
geplant worden, kan men als een verblijdend zinnebeeld beschou-
wen, boe eenmaal de hier begravene ligchamen, als bloemen uit de
aarde, wederom voortspruiten en in de heerlijkheid van Christus
zullen opstaan, bijaldien zij slechts inden lieer ontslapen zijn 2).
Verder valt nog op te merken, dat dit Vredehof, zoo als wij
het ten laatste noemden, naar kerkelijk gebruik, vooral\'door
eenen priester gewijd wordt en daarom tot de gewijde plaatsen
behoort, waarom ook al datgene moet vermeden worden, wat
tegen de waardigheid en ernst, welke aan eeue rustplaats van
geloovigen passen, zoude kunnen strijden.
Zoo ook heelt de Kerk, om wijze redenen, aan zulke onge-
lukkigen, die hun eigen leven hebbeu aangerand, of aan diege-
nen, welke buiten de christelijke gemeenschap sterven, van over-
lang de begrafenis op zulk eene heilige plaats ontzegd. Ook de kin-
deren, welke vóör het ontvangen van het II. Doopsel sterven,
hebben om die reden hunne begraafplaats buiten de gewijde aarde.
Men kan ook het vortoa/onder de voorw erpen buiten de kerk reke-
nen. Men vindt hetzelve vooral bij de grootere, de cathedraal- of
stiftskerken. Eertijds diende het tot begraafplaats der geestelijken,
welke bij zulk eene kerk waren geplaatst geweest en het voorregt
hadden om daar ter aarde besteld te worden. Ook wordt op de zon-
of feestdagen door het jaar de gebruikelijke processie of omgang door
betzelvegehoudeneualdaar een gebed voor de overledenen gedaan.
Ook bevinden zich iu de kruisgangen der kathedraal" en stifts-
kerken gewoonlijk kapellen, welke dikwerf voor den bisschop en
de andere geestelijken tot de uitoelening hunner ambts-bedie»
ning strekken, maar ook menigmaal tot bijzondere godsdienst-
oefeningen gebezigd worden.
1)  Doch alle dergelijke gedenkteckenen moeten christelijk blijven.
Soms ontmoet men er, die veeleer heideneen konden genoemd worden.
2)   "Voorwaar, vooiwaar ik zeg u: zoo het turwegraan in de aarde
vallende, niet ster/t, blijft het alleen; dan zoo het sterft, brengt het
vele vrucht voort.
Joan. XII: 24, 25.
-ocr page 20-
10
1.) Dan hetzij de kerk met prachtig en kunstig gebouwde kruis-
gangen voorzien zij, of, gelijk meestal met de kleinere kerken het
geval is, een enkel portaal hebbe: een en ander moet strekken,
om aan de kerk meer aanzien te geven.
2.) De kerkgangers vinden hier gelegenheid om even uit te
rusten en zich in- en uitwendig in eene betamelijke gesteltenis
te plaatsen, alvorens zij het heiligdom binnentreden.
3.) In vroegere tijden zag men in het zoogenaamde voorhuis of
portaal eene fontein of een uaterbuk, waar de binnentredenden
zich net aangezigt en de handen wieschen. Dit was een zinnebeeld
der inwendige reiniging. Thans heeft men. in plaats van zulk eene
fontein, een wijwalersrat aan den ingang der kerk. De christenen
belmoren zich bij het binnentreden en bij het verlaten van de
kerk eerbiedig met dit water te besprongen, waarbij men dan
zeggen kan: \'lieer! Gij zult mij besproeijen met hijzop, en ik zal
gezuiverd worde»; gij zult mij watschen, en ik zal witter worden
dan sneeuw.
(I\'s. L: 9.) 1).
4.) Het besprengen met wijwater is een oud en loffelijk gebruik;
men moet daarbij leedwezen over de bedrevenezonden hebben,
en gevoelen hoe onwaardig men is om voor God te verschijnen.
Op zulke wijze dienen de uitwendige voorwerpen der kerk om
den mensch tot de inwendige voor te bereiden. De hoog rerheven
toren
moet hem ten hemel verheffen; het geluid der klokken zijn
hart en zijne ooren openen om het woord Gods te hooren: de
weg over en langs de graven hem zijne sterfelijkheid herinneren
en hem aanzetten om der zouden en der kwade begeerten bij
tijds af te sterven. Het wijwater eindelijk moet hem tot eene
heilige boetvaardigheid aansporen en het geestelijke leven in
hein opwekken en versterken.
IV.
De inwendige voorwerpen.
Zoodra men de kerk is binnengetreden doet zich het schip der
kerk,
de eigenlijke plaats voor het volk, aan het oog op; daarachter
1) Omler de wet van Mozes reinigde de priester den mclaacsche na
deszelfs genezing, door hem met het bloed van de offerande door middel
van een hijzoptak te besprocijen, 3de Boek van Mozes XIX: 6, 7.
-ocr page 21-
11
volgt het koor, hetwelk, wijl hetzelve het heiligdom bevat, alsook
om aan de kerk een prachtiger aanzien te geven, veel hooger van
gewelf is dan het schip der kerk. Meestal wordt (althans dit ge-
schiedde vroeger) het koor door een gelrul led hek, ofwel door eene
verhooging van verscheidene treden, van het schip der kerk alge •
zonderd. Sinds , bij den dood van Jestis Christus aan het kruis, het
voorhangsel tusschen het heilige en het heilige der heiligen in den
tempel te Jerusalem vaneen gescheurd is, bestaat dit traliehek
slechts om de orde des te beter te kunnen handhaven, en om in de
gemoederen der geloovigen eenen grooteren eerbied jegens het
Allerheiligste op te wekken, leder geloovige mag vol vertrouwen
tot bet Allerheiligste naderen Wij hebben allen door het bloed
van Jesus Christus verzoening met God en toegang tot zijn rijk ver-
worven !). De christelijke geloovigen behooren zich op de plaats
des volks, dat is, in bet schip der kerk op te houden, omdat zij in de
kerk tot de klasse der leerlingen behooren. Daarentegen hebben de
geestelijke opperhoofden en leeraars, als de bisschop, de priesters
en de diakens eene andere plaats. In het schip der kerk zijn met be-
hoorlijke tusschenruimten, zit-en knielbanken geplaatst, zoodat
overal eene betamelijke rust en orde kan gehandhaafd worden.
Het koor der kerk is wel het kleinste, maar toch het aanzien*
lijksle gedeelte. Daarin verrigten de bisschop, of de priesters en
de overige kerkelijke bedienaars hel grootste gedeelte der gods-
dienstoefeningen en het Allerheiligste vordt d;i;ir bewaard. In
beide deze hoofdafdeelingeu van het kerkgebouw bevinden zich
weder onderscheidene voorwerpen, welke voor de openbare
godsdienst bestemd, of gewijd zijn. De Koninklijke proleet David
duidt ons dezelve, in den twee en veertigsten Psalm, in eene
zeer schoone volgorde met deze woorden aan: >zend uw licht en
uwe wuarheid uit; zij geleiden en brengen mij op uwen heiligen
berg en in uwe woontenten, en ik zal ingaan tot het altaar Gods,
tot God, die mijne jeugd verblijdt."
Zoo zong en bad de godvruchtige Koning en leerde ons, dat
degene, die in Gods heiligdom wil binnentreden, vooraf licht
1) «Christus is gekomen als hoogepriester der toekomende goederen
en volmaaktercii tabernakel, die niet met handen gemaakt, dat is:
niet van deze schepping is, noch door het bloed van bokken of kalve-
ren, maar door zijn eigen bloed, eenmaal in hot heiligdom binncnge-
treden, en heeft eeuwige verlossing." Hebr. IX: 11, 12.
-ocr page 22-
12
en waarheid, dat is, liet woord Gods hooren en aannemen moet l).
Immers zonder hetzelve leeft de mensch in de duisternis en is
hij niet in staat den weg te vinden, welke tot God voert2).
liet woord Gods wordt den geloovigen vooral van den predik\'
stoel of kansel
verkondigd. Eene aandachtige aanhooring van
het woord Gods is het beste hehoedmiddel tegen zonde en dwa-
ling. Wanneer wij door Gods woord onderwezen en versterkt
zijn, valt het ons gemakkelijk den weg tot den heiligen berg
te vinden, welke heilige berg niets anders is dan het altaar der
verzoening en der genade.
Immers op deze hoogte;, op dien berg
is het offer van vrede en zaligheid geslagt, van hetwelk genade
en eeuwig leven voortvloeijen over alle meuschen die gelooven.
Dan het staat ons geenszins vrij dezen berg te beklimmen;
wij mogen nog kunnen tot God en zijn altaar naderen, dan
nadat wij ons in Gods icoontenten, dat is, door de heilige Sakramen-
ten des doopsels, of der biecht zulks hebben waardig gemaakt.
Voor zooverre wij na het ontvangen van den heiligen Doop
de vriendschap \\an God en de waardigheid van Zijne kinderen
verloren hebben, kwamen wij (dank zij der groote liefde van
onzen Heiland!) onze toevlugt nemen tolde biechtstoelen, welke
zich in de kerken, of in een daaraangrenzend vertrek, bevinden.
Daar moeten wij den plaatsbekleeder van Jesus, onzen Zalig-
maker, hoopvol en met een getroffen en van berouw doordron-
gen hart, onze zonde zonder eenige terughouding belijden, en
ons met God door de biecht verzoenen.
En dan, christen! kunt gij tot het altaar naderen, en vol van
vreugde den heiligen berg beklimmen; nader in vertrouwen op
God, breng Hem offeranden van dank en aanbidding. Spoed u
om u met uwen Verlosser, uwen Heer en Heiland, te vereenigen.
Deze zal uwe jeugd verblijden; dat is: hij zal bet geestelijk leven,
hetwelk aan eene jeugdige kracht gelijk is, in u bevestigen en
versterken, en het tot eene overvloedige zaligheid opvoeren.
1)   «Zalig, die het woord Gods hooren en bewaren!" Lnc. XI: 28.
Het woord Gods bewaren kan niet anders beteekenen, dan hetzelve
in onzen wil opnemen; of met andere woorden, het opregte besluit
en het vaste voornemen vormen en daaraan getrouw blijven om naar
hetzelve ons leven en gedrag in te rigten.
2)   «Zoo iemand uwer wijsheid noodig heeft, hij rrage die van God, die
aan allen overvloedig geeft ....en zij zal hem gegeven worden"
Jacobus 1: 5.
-ocr page 23-
13
Alzoo dan zijn, volgens hetgene tot hiertoe gezegd is, de voor-
naamste voorwerpen in de kerk: de predikstoel, liet altaar, de doop-
ront,
de biechtstoel en het allerheiligste Sacrament des Altaars.
I.) De predikstoel staat in het schip der kerk, soms aan de
linker-, soms aan de regterzijde; dezelve is hoven den grond
verheven, opdat, naar de voorschriften der Kerk, het woord
Gods op eene geschikte wijze vandaar den geloovigen kunne
verkondigd worden 1). Op dim predikstoel vindt men in de groote
kerken het beeld van onzen gekrnisten Verlosser, om den chris-
telijken leeraar daardoor te vermanen, dat hij niets anders pre-
dike, en de geloovigen dat zij niets anders moeten hooren, dan
Jesus den gekruiste, het woord van God den Vader 2).
II.) Het altaar bevindt zich in het koor. Althans is het koor de
plaats voor het zoogenaamde hoog- ofhoofd-altaar, wanneer er meer
altaren in de kerk aanwezig zijn. Op het altaar wordt het II. Misoffer
opgedragen, dat eene onbloedige herhaling van het bloedige offer
van Jesus Christus aan het kruis, en alzoo de allerbelangrijkste han-
deliug van de Katholieke godsdienst is s). Hot altaar heeft de ge-
daante van eene tafel en word) op dezelfde wijze met lijnwaad ge-
dekt . en herinnert ons alzoo die tafel, waaraan Christus zijn laatste
avondmaal hield, en waaraan Hij voor het eerst het groote geheim
van het Heilige Sacrament des altaars instelde en zijne leerlingen
aan hetzelve deelachtig maakte. Bet altaar is eenige treden boven
den beganen grond verheven*), opdat de aan wezenden te beter
het heilige offer zouden kunnen aanschouwen en het stelt den
Calvarieberg voor. waar Christus zich aan het kruis heeft opgeofferd.
1)  In de cathedraalkerken, moet de predikstoel aan de regterzijde
staan, wegens den daar tegenover geplaatsten zetel des bisschops; in
andere kerken staat die meestal ter linkerzijde.
2) In de levensbeschrijving van den II. Thomas van Aquino wordt ver-
lutald, datliij eensden 11. Bonaventura verzocht om de hoeken te motren zien,
waaruit deze zijne kernachtige schriften en leeringen geput had. De II. Bo-
naventura toonde den toenmaals nog jeugdigen leeraar een kruisbeeld.
3)  In den 18" canon van de eerste vergadering van Nicaea, ge-
houden onder Paus Silvester I, in de jaren 325, of 327, wordt ge-
zegd: "Wij moeten weten, dat op deze II. tafel voorgesteld is he-
Lam Oods, dat de zonden der wereld wegneemt en op eene onbloet
dige wijze door den priester wordt opgeofferd."
4)  Volgens Hugo de Sto. Victore beteekenen de treden, die naar
het altaar geleiden, de deugden, door welker beoefening wij tot
Christus komen.
-ocr page 24-
14
Naar kerkelijk voorschrift moet het altaar versierd zijn:
o.) Met het beeld van den gekruist en Zaligmaker, om daardoor
aan te duiden, dat daarop geen ander offer wordt opgedragen
dan dat van Jesus Christus, in wien de hemclsche Vader zijn
hoogste welbehagen heelt.
b.) Met reliquien of overblijfselen der Heiligen, welke onder
het altaar en op het allaar worden aangetroffen. Volgens kerke-
lijke verordening moeten die, hij de consecratie, of wijding van
het altaar door den bisschop, in het altaar, dat is in den hoofd-
steen van hetzelve gesloten, en met zijn zegel verzegeld wor-
den t). Zulks is een overoud gebruik, dewijl de eerste christe-
nen veelal hunne kerken en altaren boven de grafsteden der
martelaars of bloedgetuigen bouwden. De kerk bedoelt daarmede:
1.) de eer Gods in Zijne Heiligen te bevorderen; 2.) zooweide
priesters als de geloovigen op te wekken om den godvruchtigen
wandel der Heiligen , toen Zij nog op aarde waren, na te streven;
3.) de Heiligen wier overblijfselen zich iu of op het altaar hevin-
den, uit te noodigen oin met ons en voor ons God te smeeken.
Hierom spreekt de priester, als hij in liet begin der H. Mis het
altaar kust, dit gebed: »Wij bidden V, Heer! door de verdiensten der
Heiligen, wier overblijfselen zich lu\'er bevinden, en van alle Heili-
gen, dat Gij U gewaardigt mij al mijne zonden kwijt te schelden.
e.) Tot de altaar-sieraden behooren de natuurlijke, of door kunst
nagebootste bloemen.
Men kan dit gebruik van de kerken en tem-
pels met bloemen en groene takken te versieren, reeds onder het
oude verbond aanwijzen. De tempel te Jeruzalem werd met palm-
boomen en bloemslingers inwendig versierd. Dit voorbeeld volgden
de eerste christenen reeds vroegtijdig. Ook zij tooiden hunne gods-
huizen met de liefelijkste geschenken der natuur, met bloeijende
groene takken en geurige bloemen. Zulks getuigen de H. Augus-
1) Bij een altaar wordt voornamelijk gevorderd 1. dat het van steen
gemaakt; 2. dat liet van overblijfselen van Heiligen voorzien; en 3.
door eenen bisschop gewijd zij. In de vroegste tijden waren de altaren
van hout; dat zij van steen moesten zijn werd langzamerhand tot eene
wet. In eenen figuurlijken zin herinnert de steen ons Christus, o/s den
door de bouwmeesters verworpenen hoeksteen,
door welken alleen de zalig-
heid der mensehen komt. Psalm CXVlI: 22. üok was het reeds vroeg
in het oosten, zoowel als in het westen gebruikelijk, reliquien onder
het altaar te plaatsen. Volgens Innoeentius UI, is Paus Süvester I,
in het jaar 314, de eerste geweest, die de altaren zalfde.
-ocr page 25-
15
tinus in liet 22"e boek, van. de Stad Gods, en do //. H. Paulinus
en Hierotiymus; deze laatste in een grafschrift op zijnen vriend,
den bisschop Nepotianus, waarin hij aan dezen godvruchtigen
zielzorger hoogen lof toezwaait; \'omdat liij de versiering van
het huis des Heeren zoo zeer ter harte nam."
Alzoo strekt de versiering des altaars niet natuurlijke, of door
kunst nagebootste bloemslingers, kransen en groene takken:
1.) Tot sieraad der kerk en vooral van het altaar.
2.) Tot lof en verheerlijking van God, den Schepper, *Dlen
al zijne werken loven moeten."
Daniël III: 57.
3.) Als ook tot onze stichting en onderrigting, daar wij, gelijk
sierlijke en geurige bloemen, met onderscheidene kleuren van
deugden getooid, en niet den licfelijken geur van een goed
voorbeeld, voorgangers van onze medemenschen moeten zijn.
d.) Op het altaar bevinden zich kandelaars en waskaarsen; reeds
in het oude verbond had God bevolen, dat in zijn heiligdom
een kandelaar met zeven lichten geplaatst, en deze lichten steeds
brandend moesten gehouden worden. Ook hadden de eerste chris-
tenen het gehruik van zich bij de godsdienstoefeningen van
kaarsen te bedienen, ten einde te kunnen zien t). Zoo maakte
men in de kerk ook al vroegtijdig gehruik van olielicht, dat in
lampen, maar niet op het altaar, gebrand werd 2).
üe lichten dienen:
1.) Tot versiering van de kerk.
2.) Tot eer van God en tot verheerlijking van onzen Heiland
Jesus Christus, die \'het waarachtige licht is, dat eiken mensch
verlicht, die in de wereld komt."
Joan. I: 9.
Hierop zijn de woorden van Ivo van. Ckartres betrekkelijk, die,
in de twaalfde eeuw, in zijne verhandeling over de kerkelijke
bedieningen, ten aanzien van het gehruik van licht bij de open-
bare godsdienst-oefeningen zegt; «volgens Romeinsch gebruik
dragen wij nimmer het H. Mis-olfer zonder licht op; niet om
de duisternis te verdrijven, aangezien het helder dag is, maar
veeleer om dat waarachtige licht aan te duiden, wiens offer wij
verrigten; want zonder verlichting van dat licht, struikelen wij,
zoowel op den helderen middag, als te middernacht."
1)  Zulks getuigt de H. Hieronymus in zijne geschriften tegen
Vigilantlus.
2)   Volgens voorschrift van den 8d,n apostolischen canon.
-ocr page 26-
16
3.) Tot onze stichting en onderrigting, opdat ook wij het
heldere licht des gelooft, de vlam der hoop. de warmte der
goddelijke liefde en het vuur van waarachtige godsvrucht in ons
dragen, en aan en in ons te kennen geven; en opdat wij ons
leven als een brandend licht geheel en al in de dienst van God
aanwenden eu als verteren zullen.
e.) Op het altaar, bij, of boven hetzelve, ook aan de zijmuren
der kerk bevinden zich schilderijen of standbeelden. welke ons
God zelven. of eenen van Gods heiligen, of eene aan de II. Schrift
ontleende leering in beeldtenis vertoonen l). Ook dit gebruik
bestaat reeds sedert de vierde, of vijfde eeuw, zoo als onder-
scheidene kerkvaders getuigen. Ja, God zelf gaf, reeds in het
oude verbond , bevel om aan beide zijden van het verzoendek-
sel, boven de ark des verbonds, Cherubijnen van geslagen goud
te plaatsen (2de boek van Mozes XXV: 18) en naderhand werd
ook de tempel daarmede versierd.
De kerk veroorlooft alzoo het gebruik der beelden.
1.) Tot versiering van het huis des Ueeren;
2.) Tot eer van God en van Zijne Heiligen, welke door de
beelden worden voorgesteld; vermits God wonderbaar is in Zijne
Heiligen."
(Psalm LX Vil: 36.)
3.) Ook. opdat wij door de leerrijke voorstellingen welke de
beelden ons aanbieden, onderwezen, en tot goede voornemens
tot godsvrucht en tot navolging der Heiligen opgewekt en aan-
gespcord zouden worden 2).
4.) Eindelijk, opdat de Heiligen, welke ons in beeldtenis wor-
den voorgesteld, in den hemel voor ons bidden 3).
1)   De meeste altaren hebben een zoogenaamd altaarstuk of beeld.
Dezelve ontleenen veelal daarvan hunnen naam. Ook wijdt men de
altaren ter eere der Heiligen, die aldus zijn voorgesteld. Op het hoofd-
altaar, dat Krooteren kostbaarder dan de overige behoort te zijn, is,
óf het geheim uit de geschiedenis van Jesus, waarnaar de kerk haren
naam draagt, óf het beeld van den Heilige, onder wiens bescherming
zij stauL en wien /.ij ter eere gesticht en gewijd wordt.
2)  Nieuwe altaren mogen, volgens besluit van deu 3den Augustus
1697 door de Congregatie der Hitus genomen, alleen ter eere van
Meiliijfti des Nieuwen Verbonds gewijd worden.
De II. Paus Gregorius zegt in zijnen 109<len brief, die aan Screnus ge-
rigt is: «Men heeft in de kerk beelden, opdat degenen, welke geene boe-
ken kunnen lezen, op de muren door het aanschouwen lezen mogen."
3)   \'En de rook des reukioerks van de gebeden der Heiligen klom uit
de hand des engels tot God."
Openbaring VIII: 4.
-ocr page 27-
17
III.   De Doopvont moet op eene behoorlijke plaats in de kerk
staan. Men vindt haar wel eens nabij den ingang der kerk, ver-
mits het Sacrament des doopsels ons tot kinderen Gods maakt
en ons in de kerk van Jesas binnenleidt. Veeltijds is de doop-
vont
met leerrijke afbeeldsels versierd. Zoo ziet men aan of bij
dezelve, Joannes den Vooper, bezig met aan Je.ius den doop in
de Jordaan toe te dienen, of wel den Heiligen Geest, in de
gedaante van eene duif t). Al deze beelden moeten op de inwen-
dige reiniging van zonden en op de wedergeboorte door het Sacra-
ment des Doopsels, welke door de kracht en de mededeeling van
den Heiligen Geest bewerkt worden, betrekking hebben.
IV.   Ook komen hier de hieehtstoelen, als een ander middel ter
zaligheid, voor hen namelijk onder de christenen, die na den doop
in zonde gevallen zijn, in aanmerking. Deze ziju bepaalde plaat*
sen, waar de berouwhebbende zondaar het heilig Sacrament der
biecht, en, door hetzelve, genade en vergiffenis der zonden
ontvangen kan. De godsvrucht heeft niet kunnen nalaten op deze
plaatsen voorbeelden en afbeeldingen van echte boetvaardigen
ter navolging voor te stellen. Zoo vindt men daar dikwijls het
beeld der berouwhebbende zondares (Lnk. VII: 37 en volg.); dat
van den bitterlijk weenenden Petrus (Mark. XIV : 72). En als een
voorbeeld, ter navolging aan de biechtvaders voorgesteld, ziet
men soms het beeld van den H. Joannes Neponiurenus, die liever
folteringen en den dood wilde lijden, dan het heilige zegel
der biecht op bevel van eenen tiran verbreken 2).
V.   Het allerheiligste Sacrament des altaars (of het waarachtige
ligchaam en het waarachtige bloed van onzen Heer en Zaligmaker,
Jesus Christus; ja, Jesus Christus zélf onder de gedaante van
brood) bevindt zich gewoonlijk in den tabernakel op het hoofd-
altaar; soms ook wel ter zijde van hetzelve ineen kunstig alleen
daartoe vervaardigd en in den vorm van eenen toren opgetrok-
ken gebouw, dat men het sanctuarium (heiligdom) noemt 3).
1)  Uitstekend fraai is, zoowel in de zinnebeelden, als in de bewer-
king, de doopvont in de R. K. Kerk te Knkhuizen in Noord-Holland.
2)  Zijn feest wordt den 16dei1 Mei gevierd.
8) Het heilige vat, waarin het ligchaam des Heeren onmiddelijk
besloten is, heet G/borium (spijskelk). Hetzelve moet van edel metaal,
dat is: van goud of zilver gemankt, en door den bisschop gewjjd zyn.
Slechts in zeer enkele gevallen staat de Kerk toe, dat men daartoe
tin, of verguld koper bezigt.
2
-ocr page 28-
18
Elk christen beseft volkomen, dat de kerk door het allerhei-
ligste Sacrament des altaars, dat is, door de bijzondere tegen-
woordigbeid van den Zaligmaker, voornamelijk geheiligd, en tot
een huis van God verheven wordt. De Israëliten, in het oude
verbond, hadden ook reeds een allerheiligste , en dat was de ark
des verbond*
, waarin zich de twee tafelen der wet en het manna
bevonden, en waarbij de staf van Aiiron alsmede het verzoen-
deksel en de cherubijnen
die het overschaduwden, werden aange-
troflen. Doch dit was slechts ecue schaduw , een voorbeeld van
het allerheiligste Sacrament des altaars met Godheid en mensch*
heid tegenwoordig, waar Hij de wet der lielde, en de liefde zelve
is; waar Hij ons aan zijn eigen vleesch en bloed, als aan het
brood des eeuwigen levens, deelachtig maakt; waar Hij dag en
nacht de stroomen zijner genade uitgiet en aangebeden wordt door
Zijne engelen en uitverkorenen; waar Hij de boogepriester is naar
de wijze van Melchisedech ;
ja het offer der verzoening zelve.
Ontwaak dan, heilig geloof aan dit allerheiligste Sacrament! ont-
brand, teedere liefde tot hetzelve! en wij zullen met diepgevoeld
leedwezen over onze zonden en met kinderlijk vertrouwen uw
heilig huis betreden, oJesus! uw heiligdom met godsvrucht nade-
ren en U lof en dankoifers brengen. Want slechts degene, \'die
vlekkeloos binnentreedt en de reglraardigheid beoefent, dieinzijn hart
waarheid spreekt
, die met zijne tong yeen bedrog doet, die zijnen
naaste geen kwaad doet en de lastering tegen zijnen naaste niet aan-
neemt. in wiens oogen de booswicht als tot niets gebragt is, die
degenen vereert welke den Heer vreezen, die zijnen naaste zweert
en niet bedriegt, die zijn geld niet op woeker uitzet, enten nadeele
van den onschuldige geene geschenken ontvangt, die zal in uw huis
wonen en op uwen heiligen berg rusten"
(Psalm XIV), Met blijd-
schap. met kinderlijk vertrouwen en volkoinene overgeving van
ons zelven zullen wij dan ook tot uwe heilige talel durven nade-
ren; trouwens Gij zelf zegt: \'komt allen tot mij, die zwoegt en
belast zijt. en ik zal u verkwikken."
Ja, dikwerf willen wij op
onze vreemdelings-reis door dit leven dit geheim der liefde
vieren: wij willen aan de hooge waarde der H. Communie ge-
looven, dezelve beminnen, dezelve dikwerf nuttigen en ons daar-
door tot het eeuwige feestmaal in den hemel voorbereiden.
Het allerheiligste Sacrament des altaars wordt bij voortduring
in de kerken bewaard:
-ocr page 29-
19
a.) Om vooral door Hetzelve het lmis van God te heiligen.
b.) Om op eene zigtbare wijze de woorden van Jesus te ver-
vullen : • //• ben met ulieden alle dagen tot aan ile voleinding der .
wereld."
(Matt. XXVIII: 20).
e.) Om steeds aan de geloovigen gelegenheid ter aanbidding
van den Heiland te geven, en hen in staat te stellen om aan
zijne genade deelachtig te worden.
d.) Opdat zij, en vooral de zieken en stervenden onder hen ,
bij elke voorkomende beboette, met dit brood des levens zou-
den kunnen gespijsd worden !).
Ter plaatse waar het Allerheiligste rust. brandt ook het zoo-
genaainde eeuwige licht (of de Godslamp); ook daarvan vinden wij
reeds in het oude verbond een voorbeeld in de omstandigheid,
dat het vuur op het altaar nimmer inogt uitgaan.
Dit eeuwige licht wordt in de kerk onderhouden.
o.) Om de plaats aan te duiden, waar de Heer zijn verblijf
houdt, en ons deze woorden te herinneren: dit oord is rreese-
lijk; het is hier niet. anders dan het huis van O od en de poort des
hemels"
(Eerste boek van Mozes XXVIII: 17).
b.) Oin daardoor het allerheiligste Sacrament nog meer te
vereeren 2).
c.) Opdat wij ook door dit brandende licht zouden aangemaand
worden om het licht des gelools, het vuur der liefde en der
godsvrucht tot Jesus in het allerheiligste Sacrament, onophou-
delijk in ons te doen branden en lichten.
Onze Katholieke Kerk vordert \\an de geloovigen, dat zij het
allerheiligste Sacrament, wanneer hetzelve ter aanbidding is
uitgesteld, op beide knieën zullen vereeren, en wanneer bet in
den tabernakel is besloten, schrijft zij voor, dat men bij het
in- en uitgaan der kerk, het met de buiging van één knie be-
1)  Zoowel bij de kerkvaders, als in de gehondene kerkveugaderin-
gen vindt men de bewijzen, dat het allerheiligste Sacrament van onds-
her in de kerk bewaard werd. Ueeds in de eerste eeuw beval de H. Clc-
mens van Rome, dat de diakens, na de uitdeeling van het H. Sacra-
meut, de overblijfselen daarvan in den tabernakel zouden plaatsen.
Hetzelfde gebod werd door de kerkvergadering van Nicaca, in den
14<len canon, herhaald.
2)  In de vierde eeuw was het gebruik van dit eeuwir/e licht in de
Oostersche, zoowel als in de Westersihe Kerk bekend. Van de eerste
getuigt zulks de II. Epiphauius, van de tweede de II. Paulinus.
-ocr page 30-
20
groeten zal. Hinderlijk en bedroevend is liet den geringen eer-
bied op te merken, waarmede velen, die zich toch Katholieken
durven noemen, het 11. Sacrament bejegenen. Men ziet er, die
hunne fraaije kleederen te lief hebben, om de knieën te bui-
gen, en die bunnen Heer en Heiland ter naauwernood met eenen
zeer gemeenzamen hoofdknik groeten, ü christenen!
Door deze voorgeschrevene kniebuigingen wordt op eene zinne-
beeldige wijze, de booge eerbied voorgesteld, dien men jegens
het allerheiligste Sacrament des altaars koestert. Ook wordt
daardoor het gevoel van onze eigene onwaardigheid uitgedrukt.
Dat deze uitlegging niet gezocht is. blijkt uit die gelegenheden
in het dagelijksche en burgerlijke leven, waarbij buigingen,
en zelis wel eens kniebuigingen voorkomen l).
Een afzonderlijk inwendig gedeelte van de kerk eindelijk is
de Sakristy, welke plaats bestemd is:
o.) Om daar de vaten en kleederen te bewaren;
b.) Opdat de pastoor, of eenig andere geestelijke overheid, zich
aldaar met zijne onderhoorige geestelijken zoude kunnen onder-
houden, en datgene voorden godsdienst verordenen wat wel noodig
is, maar in de kerk minder gevoegelijk kan gedaan worden.
c.) Om tot eene plaats van voorbereiding tot de openbare
godsdienst, zoowel voor den priester als voor zijne dienaren,
te verstrekken, en om aldaar de geestelijke gewaden aan te doen.
In de sakristy bevindt zich, behalve de tafel, waarop de ge-
wijde kleederen worden gereed gelegd, bet kruisbeeld, ten teeken
dat ook deze plaats, eene plaats des gebeds en aan God gewijd
is, en alzoo met eerbied moet betreden worden.
1.) Onder de heilige vaten, welke in de sakristy geborgen
worden, verdienen voornamelijk opmerking:
a.) Het venerabel of remonstrant 2) waarin het allerheiligste
1)  Gednrendc zijn sterfelijk leven werd onze lieer en Zaligmaker
meermaals niet kniebuigingen geëerd; b. v. door de Oostersche wijzen
(Mattli. II: 11), door Ptlrtis, na de womlervollc vischvangst (Luk. V: 8) ;
door de Kananeesche vrouw (Matth. XV: 25J; door den blindgeborene
(Joan. IX: 38;. De II. Aui/ustinus zegt, ten opzigte van het aller-
heiligste Sacrament, in zijne uitlegging van den XCVIII Psalm.
mNiemand eet van dit vleescli, da» na het vooraf te hebben aanr/ebeden.\'"
En de il. Chri/sostomus bevestigt zulks met deze korte en krachtige
woorden: «aanbid en ontrang het."
2)  In vele kerken wordt het venerabel in den tabernakel bewaard.
Waar het echter niet dan op hooge feesten (welligt wegens deszelfs
-ocr page 31-
21
ter aanbidding wordt uitgesteld, dat op bepaalde tijden bij
plegtige omgangen of processiën rondgedragen, en waarmede
den geloovigen den zegen met het allerheiligste gegeven wordt.
6.) De kelk met de pateen , of den schotel, welke bij de 11. Mis
ter opoffering en nuttiging van het heilige vleeseh en bloed van
Jetns Christus gebezigd worden. Op vele plaatsen bevindt zich bij
den kelk een zilveren o(verguld lepeltje, waarvan zich de priester
bedient om, bij het heilige misoffer, het water bij den wijn te
doen. Dit gebruik is echter door de kerk niet roorgeschreven.
f.) De vaten, waarin ds II. oliee\'n en het II. rhristina bewaard
worden. De H. oliee\'n zijn: olie der doopelingen, welke, zoo als
reeds uit den naam blijkt, bij den II. doop gebezigd wordt, even
als het II. chrisma, en olie der zieken, welke dient, om bij het
laatste oliesel de zieken te zalven.
d.) liet wierooksvat, met zijn toebehooren, waarmede aan God
reukoffers worden gebragt. De Koning David smeekt God, \'dat
zijn gebed, als een reukwerk
rooi\' deszelfs aanschijn moge opstijg
gen"
(Psalm CXL: 2). De oostersrhe wijzen droegen den pas gebo-
ren Heiland. onder andere geschenken, wierook op (Matth. Il: 11).
ten einde daardoor zijn hoogpriesterschap te beteekenen. Dat
overigens het gebruik van wierook branden , zoowel in de Ooster-
sche,
als in de Westersche kerk overoud is, en zich tot de derde
eeuw uitstrekt, valt gemakkelijk uit de kerkvaders te bewijzen.
De beteekenis aan het wierooken gegeven is velerlei. Want, voor-
verst :
gelijk de wierook eerst den geur verspreidt, als hij in den
gloed vernietigd wordt, zoo is het ook de pligt van bet schepsel zich
voor God, aan Wien alleen roem, eer en aanbidding toebehoort, te
verootmoedigen. Reeds de heidenen hebben zoo daarover gedacht;
hun eisch , den christenen gedaan om voor de valsche goden wie-
rook
te strooijen , kan zulks bew ijzen. Ten tweede wordt door deze
plegtigheid voorgesteld, dat Christus ons door zijnen dood aan het
kruis verlost heeft. Even toch als de liefelijke geur zich van het
altaar door de kerk verspreidt, heeft zich ook de aangename geur
kostbaarheid) gebezigd wordt, plaatst men het allerheiligste in cenen
gewijden kelk in den tabernakel. Het maantje, dat in onmiddelijke
aanraking komt met het Hoogwaardige Sacrament, moet van goud, of
van verguld zilver, en door den bisschop, of iemand die daartoe bij-
zondere vergunning heeft, gewijd zijn. Even zoo moeten de kelken en
patenen, althans van binnen verguld en gewijd
wezen.
-ocr page 32-
22
van het zocnofler aan liet kruis den geloovigcn medegedeeld, zoo-
dat 0111 den wil van hetzelve de llemelschc Vader wederom met wei-
behagen op hen nederziet. Ten derde. De wierook is een zinnebeeld
van het christelijk gebed en van den daarmede verbonden wensch
om verhooring. Gelijk kostbare wierook in het reukvat geplaatst.
door de hitte opgeheven en hemelwaarts gedreven wordt, zoo ver-
schijnt ook de biddende christen met den aangenainen geur zijner
goede werken, terwijl hij door liefde aangevuurd zijne ziel naar de
dingen rigt, welke daarboven zijn.
Ofwel: gelijk de wierook uit on-
derscheidene deeleu bestaat, in het vuur geheel verdwijnt en wei-
riekend opstijgt; zoo is ook het gebed van den vromen christen, die
zich voor zijnen liod in het stof ter nederwerpt, een aangenaam
reukoffer. Ten tierde, wordt daardoor het gebed aangeduid, dat de
zegepralende kerk, vooral bij de opdragt van het 11. Misoffer, voor de
lijdende en strijdende kerk verrigt. (Zie Openbaring V: 8 en volg.)
2.) Onderde boeken, welke tot de godsdienst-oefening noodig
zijn en hunne bewaarplaats in de sakrislij hebben, verdienen op-
gemerkt te worden: het missaal, of misboek bij den dienst der 11. Mis
noodzakelijk; de agenda, of het ritueel, waarin de gebeden, zege*
ningen en plegtigheden bij de bediening der II. Sacramenten vervat
zijn; de koor- en processie-boeken, welke de onderscheidene gezan-
gen, bij den openbaren godsdienst gebruikelijk, bevatten, en einde-
lijk het directorium, of de kerkelijke almanak, welke. behalve eene
naauw keurige aanwijzing van den tijd, waarop de feesten gevierd
en de vastendagen gehouden worden. ook bijzondere inlichtingen
geeft omtrent hetgene de priesters bij de II. Mis en bij het bidden
der priesterlijke getijden hebben in acht te nemen.
Deze boeken moeten zich zooveel mogelijk, door reinheid,
pracht en formaat, van andere, niet kerkelijke boeken, onder-
Scheiden. Zij dienen:
</,) Om in de geheele kerk eenheid en overeenstemming bij
den II. dienst der Mis en bij de bediening der H. Sacramenten,
alsmede bij de viering der feest- en vastendagen, te bewaren.
b.) Om het geheugen der dienstdoende geestelijken, en van
andere kerkbedienaars te hulp te komen, en alle mogelijke
fouten bij de heilige verrigtingen te voorkomen.
e.) Het uitwendig aanzien der kerkelijke boeken moet met
hunne verhevene bedoeling stroken, en bij priesters en leeken
stichting bevorderen en geestelijke vreugde opwekken.
-ocr page 33-
23
Het ligt in den aard der zaak, dat het eene onvermijdelijke ver-
pligting der kerkhoofden is om voor de reinheid, zoowel als voor de
doelmatige inrigting en sierlijkheid der kerkelijke goederen te
waken. Daarom wil ook de Kerk, dat die gereedschappen, welke
hij de heiligste godsdienst-verrigtingen gebezigd worden, van
goud of\'zilver, of ten minste verguld zijn, ten einde daardoor :
o.) Gods eer en Zijnen dienst te bevorderen;
b.) De kerk te versieren ;
c.) Ons te leeren, dat ook wij met de schoonste deugden, met
reinheid en liefde versierd, bij den dienst van God en tot het ont-
vangen der H. Sacramenten verschijnen moeten. Üok behoort er
in de sakristy een wasch-fonteintje en een handdoek aanwezig te
zijn, opdat de priesters en andere kerkelijke bedienaren de voor-
geschrevene handenwassching zouden kunnen verrigten.
3.) Voorts worden in de sakristy de gewijde kleedingstukken
bewaard, welke door den bisschop of den priester en door hunne
bedienaren bij de openbare godsdienst-oefeningen gebezigd wor-
den. Reeds sedert de vierde eeuw was eene zoodanige kleeding
bij den godsdienst in gebruik, zoo als dit uit de schriften van
den H. Hieronymus, en uit de bepalingen van onderscheidene,
in die tijden gehoudene kerkvergadeiingen kan bewezen worden,
üok zijn de veranderingen, welke van tijd tot tijd daaromtrent
zijn voorgevallen, van zeer gering belang. Een krachtig bewijs,
dat de Kerk niet door mode-noch behaagzucht beheerscht wordt.
De thans voorgeschrevene kleeding van eenen dienstdoenden
priester bestaat uit:
o.) De amict, of het schouderkleed.
b.) De albe.
c.) Den gordel.
d.) Den manipel.
e.) De stool, en
ƒ.) Het kasuifel, of miskleed.
Behalve deze kleedingstukken bezigt een bisschop nog:
g.) De sandalen, of pantoffels.
A.) Het borstkruis.
i.) De bisschoppelijke tunica en dalmatiek.
j.) De handschoenen.
k.) Den ring.
I.) Den mijter.
-ocr page 34-
24
vi.) Den staf, en zoo 11ij aartsbisschop is:
n.) Het pallium.
Vervolgens komen In aanmerking:
o.) De Lerielen kleederen, ook tunica en dalmatica genoemd,
•welke de diakens en onder-diakens dragen, als zijden bisschop
of den priester aan het altaar dienen. En eindelijk:
p.) De koorkap, een kleedingstuk, dat door den assistent van
den bisschop bij de hooge Mis gebruikt wordt, en dat ook door
den bisschop /.elven bij de toediening van het //. Vormsel, en bij
andere zijner geestelijke verrigtingen wordt gedragen. Ook bezigt
de priester dezen koorkap bij plegtigc zegeningen en andere
gelegenheden. Om te prediken en de II. Sacramenten te bedie-
nen, kleedt zich de priester met zijne toga, waarover hij een
wit vesperkleed aantrekt, dan hangt hij de stool om, welke bij
aan beide zijden van de schouders laat afhangen, zonder de
einden over zijne borst te kruisen. Bij de H. Mis staat het
alleen den bisschop vrij zijne stool dus te laten afhangen.
Deze gewijde kleedingstukken zijn gedeeltelijk uit fijn lijnwaad,
gedeeltelijk uit zijde en andere kostbare stollen vervaardigd, en met
goud, zilver en kleuren doorwerkt en afgezet. De eerbied voor het
huis des Heeren eischt het gebiedend, dat de gew ijde kleeding rein
en net gehouden worde, zooals dan ook een zuiver en waardig kerk-
gewaad niet slechts tot sieraad van fiods buis verstrekt, maar zelfs
veel toebrengt om de stichting der geloovigen te vermeerderen.
In vroegere tijden was de witte kleur algemeen bij de kerkelijke
kleedingstukken voorgeschreven, thans bezigt de kerk vijf\'derlei
kleuren; en alzoo zijn de manipel, de stool, het kasuifel, de .
myter, de handschoenen, de pantoffels, de bisschoppelijke tunica
en dalmatica, en ook dikwerf de gordel, nu eens teit, dan rood,
dan groen , dan paarsch, dan zwart gekleurd. Dit verschil van
kleuren is, deels naar de Sacramenten, welke bediend worden;
deels naar den dag of de aangelegenheid waarop of waar de
H. Mis opgedragen wordt, ingerigt 1.
11 l)c witte kleur betcekent de onschuld en zuiverheid des harten,
de roode stelt ons het vuur der brandende liefde voor; de groene duidt
op de hoop van eeuwige en onvergankelijke vreugde; de paarsche is een
zinnebeeld van boetvaardigheid en de zwarte geeft eene diepe treurig"
heid te kennen. Om deze laatste reden bezigt de kerk de zwarte kleur
op den sterfdag van Jesus Chrisius en voor de overledenen.
-ocr page 35-
25
Deze heilige klpcding is vooral verordend met het doel om ons
te slichten. Als eene wijze moeder, begreep de Kerk zeer goed,
dat door eene bijzondere, alleen aan den openbaren godsdienst
toegewijde kleeding. de doelmatige bediening der 11. Sacramen*
ten veel bevorderd en gemakkelijker gemaakt wordt.
Elk kleedingstuk in het bijzonder herinnert zoowel den geeste-
lijke als den leek eene of meer godsdienstige waarheden.
Zoo is de amict of het schouderkleed, gelijk reeds uit de wijze
van hetzelve te dragen blijken kan, een beeld van Waakzaamheid
over de zintuigen,
waardoor de waardige geestelijke versierd en
in staat gesteld wordt om niet voor de aanlokselen tot zonde,
welke hein als mensch van buiten bestormen, te bezwijken. De
gordel zinspeelt meer op inwendige waakzaamheid, dat is, op de
waakzaamheid tegen de bekoringen, welke uit \'s inenscheu eigen
hart voortkomen. De albe, het lange witte kleed, beteekent de
zuirerheid der ziel, waarmede de waardige, in— en uitwendig
waakzame priester versierd is. Door den manipel, voor "welken
vroeger een zweet- of zakdoek (gelijk wij dien noemen) gedragen
werd, wordt de vermaning gegeven, dat de zielenherder, die on-
bevlekt voor de oogen des lleeren wandelen moet, den strijd niet
vreezen mag, die aan het verwerven van een onbesproken en heilig
leven verbonden is, al ware die ook nog zoo moeijelijk; vermits
alleen zuiverheid des harten duurzame vruchten voortbrengen kan.
Doch daar het streven naar volmaakte zuiverheid des harten,
wanneer de mensch dit uit zijne eigene krachten en door zich zel-
ven alleen poogt, eene ijdeleen nietsbeteekenende zaak is; daar wij
van onze geboorte af voorwerpen van het mishagen der Godheid
zijn; daar zelfs de regtvaardige onder ons zoo dikwijls struikelt en
valt: zoo zoude al ons streven naar deugd en godsvrucht te vergeefs
zijn, indien Christus ons niet het kleed der regtvaardigmaking,door
de stooi afgebeeld, verworven had; — indien dat kleed niet als de
zoom en de versiering geworden ware, welke ons zwakke streven
naar zuiverheid des harten tot een waarachtigbruiloftskleed maakt.
De zigtbare stool, door den priester als een kerkelijk kleed gebe-
zigd, beeldt alzoo het door Christus verworven kleed der regtvaar-
diymaking
af. Hoe schoon, hoe gepast, hoe vol van betcekenis zijn
Behalve de boven opgenoemde kleedingstukken, moet ook het kelk-
kleed
en de beurs, waarin liet corporaal geborgen wordt, van dezelfde
kleur zijn.
-ocr page 36-
26
dan ook de woorden, welke de Kerk aan den priester in den
mond legt, als hij voor de II. Mis de stool omhangt? \'Heer! zegt
hij , geef mij het kleed der onsterfelijkheid terug . hetwelk ik door
de orertreding van den stamvader der mensehen verloren heb; en
hoewel ik onwaardig tot uw heilig geheim trede: laai mij echter
de eeuwige vreugde verwerven."
Het kasuifel, of miskleed duidt aan, dat de waardige priester
getroffen door liefde tot den Gekruiste, met blijdschap het juli
en den last van eenen echt evangelische» levenswandel
op zich
neemt. Kit blijkt reeds uit de woorden hieromtrent door den
bisschop bij de priesterwijding gebezigd; \'Ontvang het priester-
lijk kleed, waardoor de liefde verstaan wordt"
en nog duidelijker
uit het gebed door den dienstdoenden priester uitgesproken,
als hij liet kasuifel aantrekt. Hij zegt dan: \'Heer.\' die gezegd
hebt, mijn juk is zoet en mijn last ligt, maak dat ik in staat
zij dezelve zoo te dragen, dat ik Uwe gunst verwerve."
Waarschijnlijk heeft de vroegere gedaante van het miskleed
aanleiding tot de pas vermelde beteekenis gegeven. Immers in
de vroegere tijden bedekte het de geheele overige geestelijke
kleeding en was zoowel aan de voor- als achterzijde met een
kruis versierd !).
Even gelijk nu de tot hiertoe vermelde kleedingstukken den
waardigen priester als eenen met alle deugden versierden man
voorstellen; zoo herinneren ook de bisschoppelijke kleedereu,
dat een waardig bisschop niet slechts alle eigenschappen van
eenen waardigen priester in zich vereenigen, maar ook in diezelfde
verhouding den priester in christelijke volmaaktheid overtreffen
moet, als zijn stand boven dieu van den priester yerheven is.
De sandalen of pantoffels duiden hem aan als den onvermoei-
den verkondiger van het Evangelie. Ring en staf getuigen van
zijne trouwe zorg voor de Kerk van Christus, en voor de hem
toevertrouwde kudde. De mijter vertoont hem als onverschrok-
ken beschermer van het apostelijke geloof, terwijl tenzelfden
tijde heilige ootmoed hem moet overtuigen, dat hij de minste
is onder de dienaren Gods, en dat hij slechts in vertrouwen
op de genade van Jesus Christus de bediening der H. Sacra-
1) Zie Thomas van Kempen: van de navolging van Christus. IV boeit,
Ste hoofdstuk.
-ocr page 37-
27
inenten ondernemen mag. Zulks geven de gebeden, welke de
bisschop bij het ontvangen van het borstkruis en bij bet aan-
trekken van de tunica en dalmutica en van de handschoenen
opzegt, duidelijk te kennen.
Eindelijk bet dragen van bet aartsbisschoppelijk Pallium be-
teekent den apostelijken Opperherder, welke de zorg voor de
hem toevertrouwde kerken, op de geestelijke schouders van
waakzaamheid en opperherderlijke zorgvuldigheid draagt; ja, die
zoodanig daarin leeft en zich beweegt, dat zij hem tot een
geestelijk feestgewaad strekken, waarin hij zich op de feest-
dagen aan de koren des hemels en ook aan zijne gemeente
vertoont. De Kerk noemt het Pallium een kenteeken of aandui*
ding van de volheid der bisschoppelijke waardigheid.
•XKt
-ocr page 38-
TWEEDE AFDEELO&.
i.
Orer de onderscheidene tijdperken in de Kerk\', en
hunne beteekenis.
Het gewone jaar telt 365 dagen en bijna 6 uren. Daar nu
deze 6 uren in vier jaren wederom eenen dag uitmaken, wordt,
alle vier jaren, na den 28 Eebruarij, een dag ingevoegd. Zulk een
jaar draagt den naam van schrikkeljaar, en in hetzelve heeft
Februarij, die anders slechts 28 dagen telt, er 29. Deze dagen
des jaars worden op verschillende wijzen genoemd en verdeeld,
naar mate zij in de Kerk ineer of\' minder plegtig gevierd wor-
den. Men vindt dit onderscheid gewoonlijk zoowel in de l>ur-
gerlijke als kerkelijke almanakken aangewezen.
De Kerk heeft 1° feestdagen. 2° boetedagen, 3° werkdagen.
Feestdagen zijn de zoodanige. welke de Kerk geboden heeft,
openlijk en plegtig te vieren. De bedoeling van dit gebod is, dat
wij die dagen alleen tot Gods eer bezigen, en op dezelve \\oor-
namelijk met het heil onzer zielen onledig zijn zullen.. Alzoo moet
op die dagen het verkrijgen der eeuwige goederen onze geheele be-
moeijing uitmaken. Op die dagen beveelt de Kerk ; staking ran allen
slaafschen arbeid
en bijwoning ran den openbaren godsdienst, en btti-
tendien, naar gelang der omstandigheden, goede werken te doen.
Men verdeelt deze dagen in feesten, welke door God zelren. en
in feesten , welke door de Kerk zijn ingesteld.
De door God zclven ingestelde en juist daarom belangrijkste
feesten zijn de Zondagen: In het oude verbond werd de zevende
of laatste dag der week , de Sabbat, gevierd. \'Wees gedachtig (sprak
God), dat gij den Sabbutdag heiligt, zes dagen zult gij werken en al
uwen arbeid rerrigten ; doch op den zevenden dag is het de Sabbat
(rustdag) Vies Meeren, gij zult op denzelven geenerlei werk rerrigten ,
noch gij, noch uw zoon en uwe dochter, noch uw dienstknecht en uwe
-ocr page 39-
29
dienstmaagd, noch air ree, noch de vreemdeling, die binnen nwe
poorten is; want in zen dat/en heeft de Heer den hemel en de
aarde, en de zee, en al wat daarin is, gemaakt, en den zevenden
datj heeft Hij gerust f daarom heeft de Heer den Sabbatdag geze-
gend en geheiligd
(2ae boek van Mozes XX; 9—11). Wij chris-
teneu vieren, in het nieuwe verbond, den Zondag, dat is, den
eersten dag der week,
in plaats van den Sabbat. Dit gebruik is,
of reeds door de apostelen zelven, of door hunne oniuiddelijke
opvolgers ingevoerd x).
Vele en gewigtige gronden laten zich voor deze verandering
opgeven. Immers, met regt vieren de christenen den eersten dag
der week als den dag des lleeren, daar God op dien dag hemel
en aarde geschapen heeft; — daar de Zaligmaker op zulk eenen
dag, voor zijn lijden, zijnen plegtigen intogt in Jeruzalem
deed; — daar Hij op den genoemden dag heerlijk uit zijn graf
van den dood verrees en ons daardoor een onderpand van onze
toekomende verrijzenis schonk:—daar Hij ook acht dagen later,
en alzoo op zondag, aan zijne apostelen de inagt schonk om de zon-
den te vergeven; — eindelijk daar op dien dag, vijftig dagen na de
verrijzenis, de Heilige Geest over de apostelen daalde, hen met
zijne gaven vervulde, en alzoo, volgens bevel van den Heiland,
zijne godsdienst in de geheele wereld verbreid, en met het zegel
van haren Goddelijken oorsprong geteekend werd.
Men kan derhalve zeggen, dat op eiken zondag in het jaar
gevierd worden:
l.) De Opstanding van onzen Zaligmaker Jesus Christus.
2.) De zending van den H. Geest.
3.) De eeuwige rust, in welke Christus is ingegaan, en in welke
wij in kinderlijke r roomheid ook eenmaal hopen binnen te treden.
Op dezelfde wijze als de zondag gevierd wordt, moeten ook
de feestdagen , welke door de Kerk zijn ingesteld . gevierd wor-
den; want wat de Kerk beveelt is ook door God bevolen, die
geboden heeft, dal wij de Kerk zouden hooren.
Er zijn tweederlei feestdagen, namelijk feestdagen des Heeren
en feestdagen der Heiligen.
De feestdagen des Heeren zijn:
a.) Het heilige Kersfeest, waarop de genaderijke geboorte van
1) In de taal der Kerk heet de zondag de dag des Heeren.
-ocr page 40-
30
\\
onzen Heer Jesus Christus gevierd wordt, die te Bethlehem in
eene stal ter wereld kwam, zoo als de prolbet voorzegd had
(Matth. Il: 5 en 6), uit de Maagd Maria, gelijk de engel Gabriël
haar geboodschapt had (Luk. 1: 31 en 32), en die in dezen
heiligen nacht door de engelen met lofzangen geprezen en door
de godvruchtige herders als de nieuwgeboren Koning der Joden
aangebeden werd (Luk. II: 4. 20). Alzoo wordt dit feest met
regt het feest van Kersnacht, of van den heiligen nacht ran
Christus
genoemd, vermits Christus bij nacht ter wereld geko-
men is en hierdoor dezen nacht geheiligd heeft.
b.) Het heilige Paaschfeest, waarop de heerlijke Opstanding van
Jesus Christus uit den dood gevierd wordt. Reeds in het oude ver-
bond werd het Paaschfeest op Goddelijk bevel gevierd, tot ge-
dachtenis der verlossing van het joodsche volk uit de Egyptische
slavernij. Ons Paaschfeest wordt alle jaren, en wel op eenen zondag
gevierd, die altijd de eerste zondag na de volle maan van Maart,
en tevens het hoogste en voornaamste feest der christenen is.
c.) Het hooge Pinksterfeest, waarop de vreugdevolle zending
ran den Heiligen Geest,
en de bevestiging ran de christelijke Katho-
lieke Kerk
gevierd wordt. Ook dit feest was reeds in het oude
verbond bekend, en wel als eene herinnering aan de wetgeving
van God op de berg Sinaï en de vestiging van den lsraélitischen
Staat. Het Pinksterfeest wordt op den vijf \'tigsten dag na Pasehen,
en alzoo op eenen zondag, ten plegtigste gevierd.
Ten aanzien van deze drie genoemde feestdagen valt op te
merken, dat zij feesten ran den eersten rang (in de taal der Kerk:
festa primae classis) hooge feestdagen en hoogtijden genoemd nor-
den; niet slechts, omdat zij reeds door den Heer zelven geheiligd
zijn. wanf ook al de overige zijn zulks; maar vooral, omdat de
heerlijkste en gewigtigste geheimen van onzen godsdienst op
dezelve herdacht en gevierd worden.
Zoodanige voorname feesten onderscheidt de Kerk dan ook door
eene vigilie, door eenen, of meer voorafgaande vastendagen, door
eenen tweeden feestdag en door eene nariering, octaaf gehee-
ten 1). Het octaaf bestaat hierin, dat de geestelijken zoowel in
de H. Mis, als in de kerkelijke getijden acht dagen lang zich zulk
1) Bij de eerste christenen bestonden de vigiliën in nachtwaken,
welke onder gebed en geaang doorgebragt werden. In onze dagen
beteekent vigilie den dag, welke eenig groot feest voorafgaat.
-ocr page 41-
:*1
een verheven geheim herinneren . vermits men hetzelve in eenen
dag niet genoegzaam beschouwen en vereeren kan. Nog andere,
behalve de opgenoemde feesten, hebhen een dergelijk octaaf.
II.
d.) Op nieuwjaarsdag vieren wij en den aanvang van eenen
nieuwen jaavkving,
en de geheimnisvolle besnijdenis van den
[leer, liet was op dezen dag. den achtsten na de geboorte des
Zaligmakers, dat Hem de veelbeteekenende naam Jetut gegeven
•werd. Hierdoor werd Hij openlijk voor onzen Verlosser, voor Den-
genen verklaard , die gekomen was om ons mensehen van de zonde
en van den eeuwigen dood te bevrijden, en ons het nieuwe leven
van genade en zaligheid aan te brengen. Hoe fraai past derhalve
deze feestdag der besnijdenis bij den eersten dag van het nieuwe
jaar? Niet een aardsch en tijdelijk jaar sleehts, neen, een nieuw
hemelsch jaar voor het eeuwige leven moet alsdan door ons be-
gonnen, of liever, op nieuw bevestigd worden. Als w ij alzoo
volgens een oud en prijsbaar gebruik elkander zegen met het
nieuw e jaar w enschen, dan moet onze wensch en onze bede
tot God voornamelijk zijn: \'de Heer scheppe in ons een rein hart
en rei nieuwe in ons zijnen geest!"
e.) Het f\'eest der II. Driekoningen, dat eigenlijk den naam van
de Openbaring des Heeren draagt.
Deze openbaring is drieërlei. Vooreerst, openbaart Jetut zich
aan de Wijzen, welke door eene wouderbare ster uit het Oosten
naar Bethlehem tot de krib gevoerd werden. Ten tweede, open»
baart Hij zich aan den H. Joannes den Dooper en aan het Jood-
sche volk, aan den oever van de rivier. de Jordaan, toen Hij
nu dertig jaren oud geworden was. Ten derde, openbaart de
Heer voor het eerst zijne heerlijkheid aan zijne leerlingen op
de bruiloft te Chanaan in Galilea, waar Hij door een wonder,
water in kostbaren wijn verandert. Op dezen dag wordt ook het
feest der Oostersehe Wijzen, aan welke eene oude overlevering, de
namen van Caspar, Melchior en Bulthasar geeft, gevierd !).
1) Men zegt, dat hunne ligchamcn, onderde eerste christen* Keizers,
naar Constantinopel, van daar naar Milaan, en bij de verwoesting van deze
stad door Keizer ï\'rederik Barbarossa, op zijn bevel naar Keulen gevoerd
zijn, waar zij sinds zes honderd jaren in hooge vereering gehouden worden.
-ocr page 42-
32
ƒ.) Het feest van Maria Lichtmis. Hetzelve heeft op den Heer,
zoo wel als op zijne heilige Moeder betrekking: want dan viert men
de opdrmjt van Jesus in den tempel te Jeruzalem. en de zuivering
van de Moeder Gods
volgens de .loodsehe wet. Het feest draagt den
naam van lichtmis, omdat dan de kaarsen voorde II. Mis gewijd,
en in plegtigen omgang, onder het zingen van lofzangen, rondge*
dragen worden. Dit godvruchtig gebruik is in de zesde eeuw door
paus Gclasius ingevoerd, om daardoor de christenen van de srhan-
delijke optogten terug te houden, welke de heidenen op dien tijd,
ter eere van den afgod I\'luto, onder fakkcllicht en ergerlijke uit-
spattingen hielden; en om integendeel den waarachtigen God van
hemel en aarde te verheerlijken, en deze les te ontvangen: »dat
Jc.sn.s- het waarachtige licht der wereld is."
Wie aan de vruchten van dit feest deelachtig wil worden, en de
verhevene bedoeling, door welke de Kerk bij deszelfs instelling ge-
dreven werd, op echt christelijke wijze bereiken wil, die moet vas-
telijk besluiten, om den ootmoed en de gehoorzaamheid van Jesus
Christus
en van zijne heilige Moeder, naar vermogen na te volgen.
Jesus wordt aan zijn hemelschen Vader opgedragen. — Laat ons
bedenken, dat wij aan God door het Sacrament des doopsels zijn
toegeheiligd, en dat wij toen op de plegtigste wijze beloofd hebben
Gods wil te volbrengen. Laat ons heden Christus smeeken om de
genade van zijnen bijstand, opdat wij getrouw blijven aan de belof-
ten, die wij destijds hebben afgelegd. —Zij, die het zuiverste en
heiligste onder alle schepselen was, stelde zich met andere vrou-
wen, welke zuivering behoefden, volkomen gelijk. Welk eene be-
schaming voor vele christenen, die niets meer vreezen, dan te
schijnen wat zij inderdaad zijn, en die zich weinig over Gods wei-
behagen bekommeren, als zij maar de achting der menschen genie-
ten. — Eindelijk geeft ook de oude Simeon ons een heerlijk voor-
beeld. Hij gaat naar den tempel, niet uit gewoonte, niet verstrooid
Tan ziel en zin, maar gedreren door den H. Geest. Ook wij moeten
onze tempels betreden, enkel om Jesus te aanbidden; om Hem voor
onzen Verlosser, voor onzen Hoogepriester en voor ons offer te er-
kennen, om Hejn in het allerheiligste Misoffer aan zijnen hemel-
schen Vader en tegelijk met Hein ons zelven op te dragen; en zoo
raenigwerf wij het geluk hebben Hem in de H. Communie teont-
vangen, behooren wij van dezelfde gevoelens van geloof, liefde en
dankbaarheid doordrongen te zijn, welke dien eerwaardigen en
-ocr page 43-
3
heiligen grijsaard bezielden, en met Hem dit lied aan te heffen:
\'Nu laat Gij naar uw woord uwen dienaar in vrede gaan" (Luk.
II; 29); eindelijk behooren wij, gelijk Simeon, naar het heilrijke
oogenblik te haken, dat ons voor eeuwig met onzen Verlosser
vereenigen zal.
g) Het feest van Maria Boodschap is eigenlijk een feest des
Heeren, dewijl op dien dag God mensch. en het ff oord vleesch
geworden is. Dan is het tevens een feest van Maria, Gods ge-
zegende Moeder; dewijl zij op dezen heiligen dag op de bood-
schap van den Engel Gabriël, den eeuwigen Zoon Gods ontvan-
gen heeft van den Heiligen Geest. Tot cene dankbare herinne-
ring aan dit hoogst belangrijke geheim van de menschwording
van Christus, en ter eere van Maria de Moeder Gods , wordt
op vele plaatsen dagelijks, \'s morgens, \'s middags en \'s avonds
geluid; dit noemt men liet teeken geven tot de begroeting des
Engels,
en hierdoor vermaant men de Katholieke Christenen
otn de bekende, daarbij passende gebeden te verrigten.
h.) In de goede, of heilige week, en voornamelijk op goeden Vrij-
dag
, wordt de gedachtenis van het lijden en sterven van Jesus
Christus
met eene daartoe bijzonder verordende godsdienstige
treur-plegtigheid en op eene meer eigendommelijke wijze dan op
andere dagen des jaars gehouden. Op dien dag wordt de lijdensge-
schiedenis
volgens het verhaal van den //. Joannes gelezen. En zoo
behoort het ook; want Matheus , Markus en Lukas hebben hun
Evangelie vroeger, dan Joannes het zijne, geschreven, en hunne
verhalen aangaande het lijden des Heeren zijn den vorigen Zondag,
Dingsdag
en Woensdag gelezen, waardoor nu op den dag des
lijdens de beurt van zelve aan den //. Joannes komt. Doch ook
om eene andere reden is zulks zeer gepast; Joannes, de geliefde
leerling, was zelf ooggetuige van hetgene hij beschrijft, en op
het einde van zijn verhaal spoort hij ons met dringende redenen
tot geloof aan. Hetgene er voorts nog over de viering van dezen
dag aan te merken valt, zal in het verdere beloop dezes werks
worden opgegeven.
i.) De Hemelvaart des Heeren is de viering der gedachtenis
van dien grooten dag, waarop de heerlijke Hemelvaart, de verhef*
fiog van Jesus Christus boven al het aardsche aan de regterhand
van God, den Ahnagtigen Vader, heeft plaats gehad. Dit viel voor
en wordt ook thans nog door de Kerk gevierd op deu veertigsten
3
-ocr page 44-
31
dag na Paschen , dat is, na de zegevierende opstanding van Chrit-
tus
uit liet graf. Op dien feestdag wordt, zoodra het Evangelie
in de hoofddienst gezongen is, de Paaschkaars uitgebluscht, en
in datzelfde jaar niet meer gebezigd, dan alleen daags voor
Pinkster, bij de wijding van het doopwater, waar die gebrui-
keiijk is.
j.) liet feest van de II. Drieé\'enheid, of Drievuldigheid wordt
altijd op den eersten Zondag na Pinkster gevierd. Van oudsher
werd dit allerhoogste geheim in de Katholieke Kerk vereerd en
aangebeden; maar een bijzonder feest daarvan treffen wij eerst
in de veertiende Eeuw , onder Paus Joannes den XXIIsten aan ;
toen werd het op genoemden Zondag vastgesteld , ten einde ons
te leeren, dat dat leerstuk van de allerheiligste Drieè\'enheid het
hooitlgelieim is van alle geheimen, welke Jesus voorgedragen,
de Heilige Geest verklaard , de Apostelen gepredikt en de Vol-
keren
gelooid hebben.
k.) Daarop volgt de Heilige Sukrumentsdug. Dit feest wordt op
den eersten Donderdag na II. Drievuldigheid, en wel acht dagen
lang
openlijk en met uitstelling van het Allerheiligste gevierd.
Gedurende dien heiligen tijd danken wij God plegtig voor de
genaderijke instelling van het Hoogwaardige Sakrament des Altaars,
en sinecken tevens om behoud en versterking in het geloof-dat
in dit Hoogwaardige Sakrament Jesus Christus, onder de gedaan-
ten van brood en wijn, wezenlijk en waarachtig tegenwoordig is."
Nu zoude wel Wille Donderdag, waarop Jesus eigenlijk dezen liefde-
ïnaaltijd ingesteld heelt, de dag zijn, waarop dit feest behoorde
gevierd te worden ; doch, volgens den 11 Kerkleeraar Thomas
van Aquinen,
die de getijden voor dit (etst vervaardigd heelt,
werd het op Donderdag na hel octaaf van Pinkster gesteld,
omdat de Kerk zich gedurende de Goede Week uitsluitend met
den Kruisdood van Jesus bezig houdt; en omdat, gelijk ge-
noemde II. Leeraar er bijvoegt, dit geheim van liefde na de
zending van den Heiligen Geest onder de geloovigen openlijk
en algemeen gevierd wordt. Dit plegtige feest is in de Kerk
ontstaan onder Paus L\'rbauus IV, omstreeks het jaar 1264. In
de bul . welke genoemde 1\'aus ten aanzien van dit feest tot de
Kerkvoogden rigtte, zegt hij: \'Alhoewel wij alle dagen bij het
H. Misofjer de herinnering aan de instelling van het Heilige Sakra-
ment vernieuwen, meenen wij desniettemin verpligt te zijn om die
-ocr page 45-
35
eens in het jaar plegtstatigcr te rieren, ten einde de ongeloorigen
te besehamen
!). Immers, op Witten Donderdag is de Kerk met
de vrijspreking der boetelingen en met vele andere verrigfingen
bezig, welke haar beletten om eenig en alleen dit geheim voor
oogen te hebben. Wij hebben vroeger vernomen, dat God aan eenige
deugdzame lieden rero/ienbaard heeft, hoe dit feest in degeheele
Kerk gerierd moest worden. Dientengevolge bevelen wij, dat de
geloovigen op den eersten Donderdag na het oetaaf van Pinkster,
in de Kerken zullen vergaderen om aldaar met de geestelijkheid
Gods lof te zingen."
De doud van dezen paus in hetzellde jaar
voorgevallen, vertraagde do uitvoering van dezen bul; endaar
geen zijner opvolgers de uitvoering van dit bevel met dien ijver,
welken zulk eene instelling vorderde, ter harte nam, verliepen
er bijna veertig jaren, eer dit leest algemeen gevierd werd.
Ten tijde der algemeene Kerkvergadering van Vieune (in Frank*
rijk), gehouden in 1311, vond Paus Clement goed, op nieuw de
viering van dit feest te bevelen. Derhalve bekrachtigde hij de
door Paus Irbanus uitgevaardigde bul en die werd door al de
aanwezige Kelkvoogden, in tegenwoordigheid der koningen van
Frankrijk, van Engeland en van Arragon aangenomen. De ge-
heele voltooijiug dezer zaakscheen nogtans aan Paus Joannes XXII
voorbehouden. Hij volgde, in het jaar 1316, Clement V op den
pauselijkeu stoel op en maakte de bul van Irbanus niet de ge-
vorderde formaliteiten alom bekend.
/.) Het feest der Kerkwijding is de jaarlijksche herinnering
van den dag, waarop de wijding, of inzegening van bet kerk-
gebouw tot de openbare godsdienstoefening, met dank- en lof-
liederen en met eene plegtige godsdienstoefening, door volk en
geestelijkheid gevierd wordt. Tot een voorbeeld van deze pleg-
tigheid strekt de prachtige en leostelijke inwijding des tempels
te Jeruzalem, door Koning Salomo. Paus Silvetter was de eerste,
die de Kerken, w elke te Rome door Keizer Constantinus den
Groote
gesticht waren openlijk en plegtig deed inwijden. Dit
gebruik werd sedert bij liet bouwen van nieuwe kerken in acht
genomen en tot eene kerke wet gemaakt ").
1)  De Paus bedoelde hierbij vooral de aanhangers van den Ketter
Berengarius.
                                                                                      v.
2)   Van dit feest stammen de Kermissen, of Kerkmissen af. v.
-ocr page 46-
36
III.
Thans gaan wij over tot de feestdagen der Heiligen, en wel
in de eerste plaats tot de blijde feesten van Maria, de Moeder
des Heeren.
o.) liet feest van hare Ontvangenis wordt jaarlijks, op den
8° December, gevierd. Hetzelve werd in 1439, nadat de Kerk
reeds sinds eeuwen de Opneming run Maria ten hemel, en hare
Geboorte gevierd had, ingesteld om den eersten oogenblik te
vereeren, waarop God een zoo heilig schepsel als Maria uit-
koos; en Haar, die Hij van eeuwigheid lot de ligchamelijke
Moeder van zijnen Zoon bestemd had, met zijnen Geest vervulde.
Inderdaad de herinnering aan dezen oogenblik moet eiken
Christen met geestelijke vreugde vervullen, want toen werd ons
bet eerste onderpand van onze verlossing geschonken 1).
b.) tip het leest van Maria Geboorte vieren wij deu dag, waarop
zij het eerste levenslicht aanschouwde, en onder de kinderen
der uienschen hare plaats innam. \'Met regt, zegt de II. I5einar-
dus, wordt Maria met de morgenster vergeleken. Zij is het vrien-
delijke en verhei ene teeken, de roorbeduiding, dat Christus, die
de zon der geregtigheid is, weldra volgen, en den hemelsehen
dag aanbrengen zal."
Daarom zegt de Kerk beden in hare feest-
taal, zoo verheven als schoon. • Zalig zijt gij, maagd Maria, en
allen lof overwaardig, omdat uit u is opgegaan de zon der ge-
regtigheid, Christus, onze God."
c.) Van het feest der Boodschup hebben wij onder de feesten
des Heeren
reeds gesproken. Wij vieren dan den heugelijken
stond, waarop Gabriël, een engel Gods, aan Maria de blijde
tijding bragt, dat zij. zonder krenking van hare maagdelijke zui-
verheid, de Moeder van den beloofden Verlosser worden zoude.
d.) Het feest van Maria Hemelvaart herinnert ons den dag,
waarop Jesus Christus zijne lieve Moeder in den hemel opgeno-
men, en met eeuwige blijdschap gekroond heeft. Heden zingt
1) Z. H. Pius IX heeft, na het gevoelen van de bisschoppen der
geheele wereld vooraf ingewonnen te hebben, den 8 December 1854,
in tegenwoordigheid van twee honderd kardinalen, aartsbisschoppen en
bisschoppen, te Ruïne, verklaard dat het een leerstuk der Kerk is, dat
Maria zonder er/\'smet, en onbevlekt ontvangen is.
                             v.
-ocr page 47-
37
de Kerk in hare verrukking; • Mariaitin den hemel opgenomen;
hierover verblijden zich de engelen, en verheerlijken den Zoon
Gods. De Moeder Gods is verheven, boren de koren der engelen,
tot het hemelsche rijk."
Dit heugelijke feest, dat onder de vier
hoogtijden geteld wordt, is waarschijnlijk kort na den dood der
Apostelen in de Kerk in gebruik gekomen. Sinds de zesde eeuw
is het aloin als een feestdag in de Kerk ingevoerd en onafge-
broken met bijzondere oplettendheid gevierd \').
e.) liet feest der Bezoeking van Maria is eene herinnering aan
het bezoek , dat de 11. maagd Maria aan hare nicht Elizabeth bragt.
Dit bezoek intusschen bevat vrij wat meer, dan de enkele ver-
vulling eener verpligting van beleefdheid, en daarom kwam het
ook aan de Kerk zoo belangrijk voor, dat zij zich genoopt voelde
om door eenen jaarlijkse hun feestdag de lie. innering daaraan te
hernieuwen. Volgens de Romeinsche orde is dit leest op den 2H*n
Julij vastgesteld; en dit is zeer doelmatig. Nu toch is juist het
octaaf der geboorte van den //. Joannes den Dooper voorbij. Hoe
gepast wordt thans de herinnering aan de heiliging van den Doo-
per,
welke door het bezoek van Maria bij Elizabeth plaats greep,
met de viering van deszells geboorte verbonden! liet is alzoo niet
slechts het bezoek der II. Maagd Maria, maar ook de heiliging van
den v oorlooper of aankondiger van Jesu.s, welke w ij naar kerkelijk
voorschrilt op dezen dag moeten vieren. Vermoedelijk is dit feest
in de dertiende eeuw , door 1\'ans Urbanui VI ingesteld, en vervol.
gens door zijnen opvolger Bonifacius IX, in de eerste jaren van
zijne pauselijke regering bevestigd en alom bekend gemaakt.
ƒ.) Onder de overige leesten van Maria hebben wij nog op te
merken dat van hare Opdrugt in den Tempel, dat door de Kerk
jaarlijks op den 21stl-n November, en dat der zeven Weeën of
Droefheden van Maria,
hetwelk jaarlijks Vrijdags vóór Palinzon-
dag
gevierd wordt. Dit laatstgenoemde feest werd eerstin het jaar
1413 ingevoerd, en wel door eene provinciale Kerkvergadering,
gehouden onder den Aartsbisschop van Keulen, Theoderik, welke
daardoor de waanzinnigheid der Hussitische beeldstoriuers poogde
te bestrijden. Later werd de viering van dit leest door Benedie.
tus
XII, en wel onder dagteekening van 22 Augustus 1727,
1) In de oudste tijden werd dit feest ftstum dormiiionis genoe md
Zie Benedictus XIV de festis.
                                                         v.
-ocr page 48-
88
over de geheele Kerk uitgestrekt. De kerkelijke getijden van dien
dag bevatten onder anderen liet beroemde gezang Stabat mater,
dat door eeneu godvruclitigen en verbevenen inbond uitblinkt,
en krachtig aanvuurt tot wederliefde jegens den Gekruiste en
jegens zijne onder bet kruis lijdende Moeder.
Nog komt het leest van den //. Rozekrans bier in aanmerking.
Het wordt jaarlijks op den eersten Xonthuj in October gevierd,
en is voornamelijk door de broederschap van den H. Rozekrans,
•welke over de geheele wereld verbreid is, beroemd geworden.
Het is hier de plaats om bun, die met den Rozekrans spotten ,
een woord toe te voegen. Iemand, met den oorsprong en het doel
van den Rozekrans bekend, zal, zoo hij niet van alle godsdienstig
gevoel ontbloot is, dien niet verachten. Mogen zij, welke met den
godsdienst niet veel op hebben en die men daarom slechts als na-
praters van andere beschouwen kan, eens bedenken, hoe onmede-
doogend zij handelen, als zij den blinde, den zieke, den zwakhoof-
dige dit laatste hulpmiddel tot zijne stichting ontnemen, zonder
hein iets beters, waarover zij ook nooit gedacht hebben, in de plaats
te kunnen geven. Onder de dagelijksche moiidelijke gebeden van
den II. Franciscus van Sales behoorde ook de Rozekrans.
Bijzondere f eetten der overigen Heiligen zijn:
y.) Het feest der Oostersche Wijzen, of Driekoningen, waar-
over reeds onder de feesten des Heeren gehandeld is; en dat
op den ü\',f" Januarij gevierd wordt.
h.) Het feest van den II. Jozef, die, zoo als de II. Schrift
zegt, een regtraardige was. en juist daarom door Godtotbrui-
degom van de allerheiligste maagd Maria , en tot voedstervader
van onzen Heer en Zaligmaker Jesus uitverkoren, en thans een
veelvermogend voorspreker voor ons bij God is. Dit feest wordt
op den 19ta Maart gevierd.
i.) Het feest der geboorte van den 11. Joannes den Dooper is
een feestdag van zeer veel beteekenis, zoowel door deszelfs
hoogeii ouderdom in de Kerk, als ook door deszelfs instelling
en den dag, waarop het gevierd wordt l). Reeds bij het feest
1) Na de viering der geboorte van Joannes worden de dagen korter,
het^ zonlicht verwijdert zich meer en meer. Joannes maakte een einde
aan de oude wet. —• Na de viering der geboorte van Jesus keert het
zonlicht meer en meer tot ons terug, en de dagen worden langer.
Jesus is de zon des heils in het nieuwe verbond.
-ocr page 49-
39
der bezoeking van Maria is er iets over de viering der geboorte
van den //. Joannes den Dooper gezegd.
j.) Het feest van de heilige Apostelen Petrus en Paulut, als-
mede de feesten der overige Apostelen, hunne medearbeiders in
de verbreiding van bet christendom. Zij waren de uitverkore-
nen. die de Heer uit zijne overige leerlingen koos, die Hij zelf
onderwees, en, na zijne hemelvaart en de zending van den Heiligen
Geest, in de wereld zond om het Evangelie te verkondigen. Zij
kwamen gelrouw dit bevel van bunnen Heer na; niet alleen ver-
kondigden zij alom de leer van Jesus. maar zij gaven ook bun bloed
en leven ter bezegeling van die leer ten beste. Petrus was de eerste
onder de Apostelen, de steenrots, waarop de Kerk onverwinnelijk
voor alle zigtbare en onzigtbare aanvallen gebouwd is. Pau lus was
het uitverkoren vat, door Jesus zelven bestemd om zijnen naam voor
loningen en rollen te brengen.
Oneindig groot waren de moeijelijk-
lieden, waaraan Paulut zich ter verspreiding van Jesus\' leer onder-
wierp. Hooren wij dien grooten Apostel zelven, in zijnen tweeden
brief aan de gemeente te Korinthe, waar hij in het XI Hooldstuk
zegt: ^vijfmaal heb ik van de joden veertig slagen min één ontvangen;
driemaal ben ik met roeden gegeeseld; eens ben ik gesteenigd; drie-
maal heb ik schipbreuk geleden ; nacht en dag ben ik in de diepte der
zee geweest; dikwijls op reis, in gevaar van water, in gevaar van roo-
vers; in gevaar van mijn eigen volk, in gevaar van de Heidenen, in
gevaar in de sleden, in gevaar in de woestijn , in gevaar op zee, in ge-
vaar van ralsche broeders ; in arbeid en kommer, in veelvuldig waken,
in honger en dorst, in veel vasten , koude en naaktheid. Buiten het-
gene uitwendig is, is mijne dage/ijksche taak de zorg voor alle Ker-
ken: wie wordt zwak, zonder dut ik zwak worde? wie wordt geërgerd,
zonder dat ik brand? Indien ik toch roemen moet
, zal ik mijne zwak-
heid roemen. God en de Vader van onzen Heer
Jesus Christus, die ge-
zegend is in eeuwigheid, weet, dat ik niet lieg."
Beide deze groote
Apostelen ondergingen te Rome den marteldood. Petrus werd ge-
kruist, maar op zijn eigen verzoek met het hoofd naar de aarde
gekeerd, aangezien hij zich niet waardig achtte om juist als zijn
Goddelijke Meester te sterven. Paulut werd (als Romeinsch bu>.--
ger) met het zwaard gedood. Zoo ontvingen beiden op denzelfden
dag, hoewel niet in hetzelfde jaar de marlelkroon i).
1) Zoo is de meening van eenige Kerkelijke Schrijvers, maar Eusebius,
-ocr page 50-
40
De II. Paus Gregorius verhaalt, dat beide Apostelen in de
onderaardsclie begraafplaatsen, die men Catacomben noemt, twee
mijlen van Rome, ter aarde besteld zijn. Pi: schrijver van eene oude
legende, welke in de achtste eeuw in de Kerk gelezen werd, ge-
tuigt hetzelfde, maar voegt erbij, dat vele II. ligchainen slechts
18 maanden daar ter plaatse gebleven zijn. Het ligchaam van den
II. Paul\'us is op den straatweg van Ostia naar Rome, en dat van
den II. Petrus op den Vatikuanschen berg, vermoedelijk door be-
keerlingen uit de Joden, welke in dat gedeelte der stad hunne
woonplaats hadden, bijgezet. Thans worden de hoofden der beide
heilige mannen, in zilveren borstbeelden besloten, in de Kerk van
den //. Joannes in Laterano bewaard. De Hoofdkerk van den
//. Puulus. aan den weg naar Ostia t), bezit de eene helft van
de ligchamen dezer Apostelen; de andere helft bevindt zich in
een prachtig onderaardsch gewelf, in de Kerk op het Vaticaan ;
hetzelve wordt de belijdenis van den II. Petrus (confessio St. Petri)
o/ de drempel der Apostelen (liniiua apostolorum) genoemd. Uit
alle deelen der christelijke wereld worden bedevaarten derwaarts
ondernomen. Indien ons het geluk niet geschonken wordt om
met eigene oogen de aardsche overblijfselen van deze Heilige
Apostelen te mogen aanschouwen, noch hen op de plaats, waar
zij hun leven ten beste gaven, aan te roepen; moeten wij over-
eenkomstig de bedoeling der II. Kerk, op hunnen feestdag, tot
onze heiliging, de bedrijven dier heilige mannen en de belooning,
welke zij tlians daarvoor bij God genieten, aandachtig gadeslaan.
k.) Het feest van de //. H. Bewaar- of Beschermengelen is inge-
steld ter vereering van die zalige geesten , welke door God aan
de menschen worden gegeven, om hen van de geboorte tot aan
het graf te hoeden en te beschermen. De Psalmdieliter zegt: Hij
heeft zijne Engelen aangaande u bevolen
, dat zij u op al uwe
wegen bewaren. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij mis-
schien uwen voet niet stoot aan eencn steen. Gij zult op den adder en
den koningsslang
(basiliscusj wandelen en den draak en den leeuw
Epiphanius en de meeste andere oude Schrijvers plaatsen den marteldood
van beide Apostelen, op den 29,teD Junij van het jaar van Christus 65.
1) Deze fraaije hoofdkerk was den 15 Julij 1823 dooi brand vernield.
Pius IX heeft de prachtig herbouwde kerk in persoon in de maand Dceem-
ber 1854, bijgestaan door al de hooge geestelijken die zich destijds te
Rome bevonden, met de grootste plcgtigheid ingewijd.
                 v.
-ocr page 51-
41
vertreden.\'\' (Psalm XC, 11—13). Hoevele voorbeelden vinden wij
in de H. Schrift, waar ons de bescherming van den AImagtige, door
middel van zijne heilige Engelen, wordt vertoond ? Tobias, Loth,
Daniël, Petrus
en anderen hebben zulks ondervonden. Ja, ieder
onzer, wien het niet aan kinderlijke vroomheid des gemoeds man-
gelt, zal reden tot dankbaarheid vinden ; eti als bij zijnen levens-
loop herdenkt, niet kunnen nalaten uit te roepen: \'Heer.\' ik
ben te gering voor al uwe barmhartigheden."
(Boek der Schep-
ping XXXII , 10) !). In ons land wordt dit feest op den eeraten
Zondag in September
gevierd.
/.) Op den eersten November valt het feest in van Alle Heiligen.
De Kerk vereenigt op dezen hoogeu dag alle uitverkorene IIeili-
gen Gods
tot een groot geheel, eu houdt hunne gemeenschappelijke
gedachtenis Laug voor dat het feest van Alle Heiligen op den eer-
sten November
werd gehouden , vierde de Kerk, gedurende de vijf-
tig dagen na Pascheu , een feest ter eere der Heiligen in het alge-
meen. Dit feest betrof vooral de //. Maagd, de Apostelen en Mar-
lelaren, of bloedgetuigen,
wier zegepraal onder de vreugdezangen
van den blijden paaschtijd herdacht werd. Verder hield men op
den eersten Mei
eenen feestdag ter eere van alle //. H. Apostelen;
en, op den dertiende van dezelfde maand, vierde men nog een feest
der H. II. Martelaren,
aan wier hoofd men de 11. Maagd plaatste.
Hiertoe gaf het \\olgende aanleiding. Toen de Romeinsche Keizers
christenen waren geworden, verboden zij den afgodendienst en
deden de tempels omver halen. Die , welke gespaard bleven, wer-
den gesloten, en slechts als merkwaardige, bouwkunstige gedenk-
teekenen in wezen gelaten. Zulks was ook het geval met het Pan-
\\) Dit feest behoort vooral de jeugd tot vernieuwden ijver voor alle
goed aan te sporen. Zij wachtte zich wel de vermaningen der ons om-
zwevende beschermgeeston, in den wind te slaan. Hoe dikwijls toch
waarschuwt hunne stem ons inwendig, en roept zij ons toe: terng van
de gelegenheden tot kwaad; terug van gevaarlijke danspal tijen, waar
reeds zoo menige onsehuid schipbreuk geleden , zoo menige brave ziel
den inwendige vrede en de rust des gemoeds verloren heeft. Terug
van deze en gene bijeenkomsten. waar niet dan zonde uitgedacht, de
eer van den evenmensen geschonden, de vrede en cendragt van ande-
ren verstoord worden! Terug van de vijanden en bespotters van den
godsdienst, die over godsdienst en heiligdom, over priesters en eeidienst,
over deugd en vroomheid lagchen ! Terug vooral van die boeken ,
waarin de onloochenbauiste en heiligste waarheden der openbaring met
goddelooze vermetelheid aangerand en bestreden worden!
-ocr page 52-
il
theon, of aller goden Tempel, te Rome, voor welks bewaring, daar
het een meesterstuk van bouwkunde was, Keizer Honoriu» zich
verklaarde. Toen nu de christelijke godsdienst diepere wortelen
geschoten had en steviger was bevestigd geworden, verdween ook
langzamerhand liet bezwaar dat zich tegen de opening, zuivering
én toewijding aan den dienst van den waarachtigen God. ten aanzien
van dergelijke tempelgebouwen had opgedaan. In liet jaar 607 on-
deruam de toenmalige Paus Bonifacius IV de heropening van het
genoemde Pantheon. Nadat het gezuiverd en versierd was, werd het
aan den dienst van God toegeheiligd , en ter eere van de II. Maagd
en van alle martelaren op het plegtigst ingewijd. De dag, waarop
deze inwijding voorviel, was de dertiende Mei van het jaar 609 l).
Paus Gregorius III bouwde in het jaar 737, in de Kerk van den
H. Petrus op het Vatikaan, oenckapel ter eere van den Heiland,
van de allerheiligste Maagd, van de H. H. Apostelen, van alle
H. II. martelaars en belijders, en van alle regtvaardigen , die over
de gansene aarde rustten. Diezelfde Paus stelde, voor deze Kapel,
een leest ter hunner eere in met eigen kerkelijke getijden en cene
Vigilie, of vooravond. Langzamerhand ging dit feest van alle Hei-
ligen,
uit de Kapel van de St. Pieterskerk , ook tot de kerk van de
H. Maria der martelaren over. Eindelijk beval Paus Gregorius IV,
in het jaar 835, dat dit feestin de geheele Kerk zoude gevierd
worden, en verplaatste hetzelve op den eersten. November. De
Vigilie en de Vastendag, welke dit feest voorafgaan, en toonen
dat het een zeer hoog feest is , zijn sedert de negende eeuw in
gebruik. Paus Sixtus IV heeft in het jaar 1480 het octaaf, of
de acht dagen lange viering van dit feest voorgeschreven.
m.) liet leest van den //. Stefanus, die de eerste onder die
Christenen is geweest, welke, om den wil van Jesus Christus en
om het geloof in Hem, bun bloed en leven hebben veil gehad.
Hierom wordt hij ook door de Kerk met den eernaam van Proto-
mart gr,
datis:eer*fe bloedgetuige onderscheiden. Zijn feest wordt
jaarlijks op den zes en twintigsten December gehouden, en alzoo
daags na dat van den Heiland, het Hoofd en den aanvoerder van
alle Marteluren;
daags voor dat van den //. Apostel Joannes, wiens
martelaarschap zich meer tot de begeerte om zijn bloed voor Jesus
1) Deze Tempel bestaat nog, en wekt steeds de bewondering van
alle ware kunstkenners.
                                                                v.
-ocr page 53-
43
te storten bepaald heeft, en twee dagen voor het feest der onnoozele
kinderen,
wier bloed, hoewel buiten hunnen wil of weienschap,
echter ook voor den Zaligmaker heeft gevloeid. En alzoo bekomt
Stefanus de plaats, waarop hij, als martelaar met wil én daad,
regt heeft, in dezen tijd van genade en heil.
».) Hij de leesten der Heiligen mogen wij niet nalaten melding
te maken van de Patroondagen, dat is van rfe jeesten dier Heiligen ,
wien ter eere de Kerken gewijd zijn , en aan wier bescherming zoo-
wel de Kerk als de gemeente bevolen is. Men noemt dergelijke
Heiligen Patronen, dat is, beschermers, voorstanders van de ge-
meen te, of ook wel van liet gehcele land. Soms zijn er meer dan
een; meestal kiest men zoodanige Heiligen, welke in het land zelf
geleefd, of aldaar het Evangelie het eerst verkondigd hebben , of
rijk in deugden en verdiensten aldaar gestorven zijn. De Patroon-
feesten
der gemeente worden met grooten luister gevierd , en op
dezelve is bet gewoonlijk verboden slaafschen arbeid te verrigten.
o.) De Nederlandsche Kerk viert als haren bijzonderen bescberm-
heilige den H. Wtllebrordas, die uit Kngeland overgestoken ,
alhier onder de eerste predikers van het Evangelie opgetre-
den, en Aartsbisschop van Utrecht geweest is. Zijn feestdag
wordt meer of min plegtig gevierd op den zevenden November.
IV.
11. Boetedagen zijn die waarop de Kerk, wel is waar aan
hare geloovigen geene oulhouding van slaafschen arbeid voor-
schrijft, noch hen tot bijwoning van de openbare godsdienst-
oefeningen verpligt, maar .toch vurig wenscht dat hare kinderen ,
meer dan op de gewone werkdagen, zich met het gebed bezig
houden, over hunnen zondigen toestand nadenken en boelvaar-
digheid doen zullen, om alzoo zich met God te verzoenen en
aan zijne genade deelachtig te worden. Er zijn tweeërlei soorten
van boetedagen , namelijk dezulke, die tot eene voorbereiding tot
de daaropvolgende feesten strekken moeten, en dagen van voor-
bereiding
kunnen genoemd worden; en dezulke, op welke men
God om afivending van rampen, of ter verkrijging van buitenge-
wone gunsten aanroept.
Tot de eerste soort behooren:
a.) De Vrijdag en Zaturdag. Deze dagen zijn aan de wet van
onthouding van zekere spijzen onderworpen, ten ware de geeste-
-ocr page 54-
44
lijke overheid om redenen dispensatie (vrijdom) verleend heeft;
De Kerk wilde door de onthouding van vleeschspijzen op Vrijdag,
het lijden en sterven van onzen Zaligmaker,
en op Zaturdag deszelfs
begrafenis
vereeren, en de geloovigen tot hun nut daaraan herin-
neren , terwijl men zich tevens door deze versterving tot eene
waardige viering van den Zondag voorbereiden kan. De oudheid
van deze gewoonte valt genoegzaam uit de schriften der Kerk-
vaders van de vierde en de vijfde eeuw te bewijzen.
b.) De Advent is de tijd, welke de vier Zondagen bevat, die het
H. Kersfeest vooralgaan. Dez.elve heet Adventus, dat is, toekomst
des Heeren.
In dezen tijd moeten wij ijverig bidden, de voorge-
schrevene onthouding van vleeschspijzen en het vasten op Woens-
dag en Vrijdag in acht nemen , ten einde ons voor het hooge feest
van de genaderijke komst en geboorte van Jesus Christus voor te
bereiden. Merken wij ter dezer plaatse op, dat de komst van den
Heiland drieërlei is. De eerste had plaats, toen Hij inden stal te
Bethlehem werkelijk geboren werd; de tweede is die, waardoor Hij
alle menschen, welke belast en beladen zijn, uitnoodigt. endoor
zijne genade in hunne zielen zijnen intrek neemt; en de derde zal
eenmaal voorvallen, als Hij aan het einde der dagen, metgroote magt
en heerlijkheid komen zal om levenden en dooden te oordeelen.
Op den eersten Zondag van den Advent begint de Kerk een nieuw
jaar, dat is,\' van dien dag af komen hare feestdagen en hunne
tusschenruimten , op nieuw naar volgorde voor. Deze dag, waarop
men zich tot de geestelijke komst van Jesus begint voor te berei-
den, is daartoe bijzonder geschikt, vermits door Hem eene nieuwe
wet en een nieuw leven is aangebragt.
e.) De //. Vastetijd. Deze vangt, naar mate het Paaschfeest
vroeger, of later invalt, ook vroeger, of later, aan, en duurt veertig
dagen.Gedurende dezelve (de zondagen worden niet medegerekend)
mag ieder Christen, w elke den ouderdom van een en twintig jaren
bereikt heeft, en niet door bijzondere omstandigheden, ofligchaams-
zwakheid, of door eene dispensatie om gegronde redenen door de
geestelijke overheid verschoond is, slechts eens daags eenen maal\'
tijd houden,
of zoo als men gewoon is dit uit te drukken, zijne nood-
drufl nemen.
Betrekkelijk den aard der spijzen, heeft de Kerk steeds
het regt aan zich gehouden en uitgeoefend om met meerdere toe-
gevendheid, of strengheid te werk te gaan. Ieder welgezind Chris-
ten, die met eenen geest van waarachtige boetvaardigheid bezield
-ocr page 55-
40
is, en zicli dezen heiligen tijd wil ten nutte maken, zal zich
getrouw en gewillig aan hare voorschriften houden en onder-
werpen. In het algemeen vereischt de Kerk, dat hare geloovigen
door waarachtiger} ijver gedreven, in die dagen van heil, zooveel
mogelijk, de openbare godsdienstoefeningen bij wonen, door het
plegen van goede, echt christelijke werken hunne zielen heiligen,
en waardige vruchten van boetvaardigheid voortbrengen zullen t).
Alhoewel nu Christus ten aanzien van den tijd en de dagen, op
welke zij vasten moesten, aan zijne Apostelen geene uitdrukkelijke
voorschriften gegeven had, zoo heeft echtei de Kerk hare aandacht
gevestigd op deze woorden van den Zaligmaker: \'Zoo hing de brui-
degom
(Jesus) bij hen (de Apostelen) is, kunnen zij dan vasten?
Doch de dagen zullen komen
, dat de bruidegom ran hen zal worden
weggenomen, en dan zullen zij vasten."
(Mark. 11: 19, 20). En
daar de tijd der verwijdering van den bruidegom juist die schijnt te
zijn, welke tusschen den dood en de opstanding van Jesus verliep,
zoo werd reeds zeer vroeg in de Kerk, op Goeden Vrijdag en op den
volgenden Zaturdag. eene strenge vaste ingesteld endoor de Cliris-
tenen onderhouden. Hun ijver en hun liefde dulden niet lang, dat
zij zich met eenen zoo korten vastentijd tevreden hielden: zij her-
innerden zich de reertig dagen, gedurende welke de Verlosser zelf,
onmiddellijk na zijnen doop door Joannes, zich aan eene vasten on-
derworpen had, en zij namen daaruit aanleiding om, voor zooverre
de menschelijke zwakheid toelaat, dit geheimvolle vasten door na-
volging te vereeren. Onderscheidene Kerkvaders zijn van meening,
dat de onderhouding van de veertigdaagsche vasten op eene Aposte-
lijke overlevering steunt; althans zij wordt algemeen reeds in de
eerste eeuw
geplaatst. Zooveel is zeker, dat in het midden van de
derde eeuw de veertigdaagsche vasten als eene kerkelijke instelling
en wet werd beschouwd en gehouden. De Iweede en kleinere maal*
tijd, onder den naam van Collatie bekend, werd eerst op het einde
1) In het bisdom van Haarlem is het volgende voorgeschreven:
Behalve gedurende de Veertii/daagsche Vasten en op de quatertemper-
dagen
wordt daar gevast op de vooravonden of Vigiliën van de feest-
dagen van \'s Hieren Geboorte, Verrijzenis , Hemelvaart en van Pinkster,
alsmede daags voor de opneming ten hemel van de allerheiligste Mnagd
en voor het feest van de HH. Apostelen Petrus en Paulus, en van alle
Heiligen
en op eiken Woensdag en Vrijdag in den Advent. Ook blijft
het vasten op de Kruisdagen en op het feest van den //. Markus be-
paald, zoo als hieronder vermeld wordt.
                                        v.
-ocr page 56-
46
der elfde eeuw veroorloofd. Hij draagt dezen naam naar een boek,
dat Collationes patrum heette. Dit boek werd in de kloosters des
avonds, na volbragten arbeid, voorgelezen. Bij deze voorlezing
•werd den ordesgeestelijken toegestaan eene zeer matige hoeveel-
heid spijs en drank te gebruiken. Vandaar ging de naam Collatie,
tegelijk met de daaraan verbondene toelating om ten tweeden male
eenige spijs en drank te nuttigen (alhoewel niet tot verzadiging
toe) langzamerhand ook tot de leeken over, en alzoo werd dit
de naam van eenen treeden, kleineren maaltijd in de vasten.
</.) Ook zijn er nog andere vastendagen door de Kerk voorgeschre-
ven, welke sommige feesten voorafgaan, b. v. voor het Pinkster-
feest, voor het feest van de H.H. Apostelen Petrus en Paiilus
, voor
het feest van de opneming ten hemel van de allerheiligste Maagd
Maria, voor Allerheiligen
, voor Kerstijd, enz. Op die dagen moeten
wij ons van vleeschspijzen onthouden en ons door versterving van
onze zinnelijkheid door gebed en boetvaardigheid tot eene waar-
dige viering van de toekomstige feesten voorbereiden.
e.) De quatertemperdagen, of de vasten der vier jaargetijden
welke jaarlijks door de Kerk in de lente, den zomer, den herfst
en den winter voorgeschreven, en telkens op Woensdag, Vrijdug en
Zaturdag, met vasten en onthouding van vleeschspijzen gevierd
worden. De quatertemperdagen vallen in de derde week van den
Advent,
in de eerste week van de veertigdaaysche vasten, in de
Pinksterweek, en in de week na het feest van Kruisverheffing, dat
den 14» September gevierd wordt. Op deze dagen bebooren de
Christenen hunne gebeden met die der Kerk te vereenigen om God
te smeeken, dat Hij hun waardige geestelijken schenke; want op
de quatertemperdagen worden de kerkelijke bedienaars door den
Bisschop gewijd.
ƒ.) Wij hebben hierbij ook de zoogenaamde Kruisdagen, eigen-
lijk biddagen [rogationes in de taal der Kerk) op te merken. Zij
worden gehouden op bet feest van den //. Markus Evangelist 25
April, en op Maandag, Dingsdag en Woensdag voor het feest van
de Hemelvaart des Heeren. Op deze dagen wordt in onze streken,
voor de H. Mis de Litanie van alle Heiligen gelezen of gezongen,
ten einde van God de bewaring en den wasdom der veld-, bootn- en
akkervruchten af te smeeken; ook vast men tot den middag, en
onthoudt zieh, naar kerkelijk voorschrift, den ganschen dag van
vleeschspijzen,
-ocr page 57-
47
g.) Deze opgenoemde dagen zijn dé gewone tijden van boet.
vaardigheid , door de Kerk tot heil onzer zielen ingesteld. Ech-
ter zijn er ook buitengewone dagen van boete, welke ieder Chris-
ten zich zelven kan en moet voorschrijven , als hij het ongeluk
gehad heelt om God zwaar te beleedigen. Ook zijn er zulke
die door de geestelijke overheid worden ingesteld , wanneer God,
wegens de menigte van misdrijven en gruwelen, volk en land
bezoekt; bij voorbeeld, door hongersnood, pest ol andere aanste-
kende ziekten, oorlog, of dergelijke. In zulke akelige tijden is het
doelmatig en heilzaam van de Kerk gehandeld, als /.ij aan hare
kinderen den tijd eu do middelen tot boetvaardigheid voorschrijft
ten einde den algoeden God te verzoenen en zijne straffen af
te wenden. De middelen tot boetvaardigheid zijn een vurig ge-
bed, vasten, aalmoezen geven, andere weldaden aan den even-
mensch bewezen, naderen tot bet 11. Sakrament der Biecht, en
de uitoefening van alle andere christelijke deugden.
h.) Ook kunnen nog, behalve de opgenoemde, onder de boete-
dagen
gerekend worden de Allerzielendag, en die andere dagen,
op welke men de gedachtenis van overledenen houdt, ten einde
aan de zielen in het vagevuur, door gebeden, zielmissen , aal-
moezen en andere goede werken, bijstand te verleenen en voor
baar boetvaardigheid te doen, om voor haar van God barmhar-
tigheid en verlossing te verwerven.
Hiertoe behooren alzoo:
1.) Allerzielendag ,ve\\ke op den tweeden November, daags na
het Allerheiligen/eest voorkomt. Mogt die op eenen Zondag inval-
len, dan viert men de gedachtenis aller overledene gelooeigen op den
volgenden Maandag, liet vereischt geen bewijs meer, dat men
van het begin des Christendoms af voor de overledenen gebeden
heeft t). Nogtans is deze Allerzielendag eerst in het jaar 998.
door den Abt Odilo in zijne kloosterkerk ingevoerd, en nader-
hand door de Pausen tot de algemeene Kerk uitgestrekt.
2.) Behoort hiertoe de dag der begrafenis, waarop een lijk ter
aarde besteld, en voor de ziel des gestorvenen de uitvaart ge-
1) De H. Chrysostomus zegt in zijne 65e homilie tot het volk van
Antiochie : »Het is niet bij toeval door de Apostelen bepaald, dat men
in de allerheiligste geheimen de gedachtenis der overledenen houdt."
Kn de
H. Augustinus zegt in zijn boek: »over de zorg voor de dooden" :
«de gebeden voor de overledenen moeten geenszins achtergelaten worden.4"
-ocr page 58-
IS
houden wordt. — Zoo ook wordt het B. Offer naderhand meer
malen voor dezelve opgedragen t).
V.
III. Werkdagen. Ook op deze dagen worden door de geestelijken
de kerkelijke getijden gelezen of gezongen . en het allerheiligste
Misoffer opgedragen; hoewel niet zoo plegtig , als opdezon- en
feestdagen. De Kerk verpligtharegeloovigen op deze dagen wel niet
tot de bijwoning van de openbare godsdienstoefeningen, maar zij
acht het toch hoogst loffelijk, als men op de werkdagen tijd en gele»
genheid daartoe hebbende, in den godsdienst en vooral bij het
H. Misoffer tegenwoordig is. Voor het overige zijn deze dagen tot
den arbeid bestemd, zoo als God zelf gezegd heeft: • zei dagen xult
gij arbeiden, en den zevenden rusten."
(Tweede Boek van Mnzes
XX : 9, 10). Nogtans zal een goed Christen op deze dagen het gebed
niet vergelen, maar zich des te meer aan zijne huisselijke god-
vruchtige oefeningen en gebeden toewijden , wanneer hij verhin»
derd wordt om zich ter kerk te begeven. Een ijverig en welgezind
Christen begint en eindigt den dag met vrome morgen- en avond-
gebeden.
Hij smeekt God om het noodige, en dankt Hem vooront-
vangene gaven en gunsten, bijzonder vóór en na het eten 2). Hij is
vlijtig in zijn werk, hij draagt het lijden en den tegenstand met
geduld en denkt daarbij: dit alles moet ter eere Gods, tot boete
voor mijne bedreveue zonden, en tot lafenis van de arme zielen in
het vagevuur geleden worden. Ook denkt hij: dit alles valt voor
met Gods medeweten en ouder Zijne toelating. Er bestaat geen
betere boetvaardigheid, dan die door zulk eenen arbeid en door
een dergelijk lijden en verdragen gedaan wordt; want God zelf
heeft zulks: den mensch opgelegd, toen Hij tot Adam sprak; •omdat
gij van den boom gegeten hebt, waarvan ik u bevolen had, dal gij niet
1)  Ten aanzien van den dag, waarop de uitvaart gehouden wordt,
en men de H. Diensten laat opdragen , bestaat in de onderscheidene
oorden en gemeenten van ons vaderland, een groot verschil. Best
voegt men zich naar het plaatselijk gebruik.
2)   Velen verwaarloozen het gebed voor en na het eten. Stolberg
zegt: ".Icsus dankte, toen Hij het brood brak; Hij dankte, toen Hij
den beker aanvatte. Dunkt het iemand nu , dat lu.r gebed aan tafel
oudenvetsch is: dien geven wij in bedenking, wiens voorbeeld hij te
volgen heeft, dat van Jesus, of dat der wereld."
-ocr page 59-
49
eten zoudt, zult gij in het. zweet uws aanschijn* uw brood eten;
totdat gij terugkeertin de aarde, waaruit gij genomen zijl."
(Boek
der Schepping III: 17, 19).
VL
Nog eenige nuttige aanmerkingen bij het verhandelde.
a) Als Christenen moeten we weten, dat alle dagenden Heer
toebehooren;
alle dagen onzes levens zijn wij verpligt den Heer te
dienen, en voor Hem te leven, die door zijnen kruisdood verworven
heeft, dat wij wederom tot kinderen Gods zijn aangenomen. Of-
schoon ons nu geen uitdrukkelijk, kerkelijk gebod beveelt, dat wij
op de werk- en boetedagen de openbare godsdienstoe leningen moe-
ten bijwonen, zoo is het echter, gelijk wij vroeger reeds hebben
opgemerkt, zeer heilzaam en aan te raden, om ook op die dagen,
als wij er door de vervulling van hoogere pligtenniet in verhinderd
worden, daarbij tegenwoordig te zijn.
b.) De Christen moet even zoo weten , dat de fee-sten der Heiligen
hoofdzakelijk ingesteld zijn, om ons derzelver verhevene deugden
ter navolging voor te stellen; zij zijn onze voorbidders bij God.
c.) De Kerk heeft Ac feestdagen der Heiligen ingesteld, vooral
met het inzigt, dat de geloovigen hun geloof, hoop en liefde ten
voorbeeld nemen, die deugden in hunne eigene daden navolgen, en
eens daarboven, gelijk de Heiligen, de eeuwige zaligheid verwerven
zouden. En welke overwaardige en krachtige voorsprekers, welke
verhevene voorbeelden voor onzen naijver heeft de Kerk niet uitge-
kozen! -De Kerk, zegt de eerwaardige Beda, is in het bezit ra»
leliën, zoowel als van rozen.\'" Deze uitdrukking is beeldrijk en vol
beteekenis. De leliën beduiden de engelachtige zuiverheid des har-
ten, en de rozen de grootste liefde; • want, zegt de Heiland, nie-
mand heeft grootere liefde, dan dat hij zijn leren roor zijne rrien-
den geeft."
(Joan. XV: 18). Alzoo zijn de uitverkorenen met de
meeste onschuld en de grootste liefde versierd: zij bidden voor de
strijdende Kerk, dat is, voor ons; eu zij laten niet na den Albe-
stuurder onze behoeften en smeekingen (om menschelijker wijze te
spreken) dag en nacht voor te dragen. Hierom ook zegt de Psalm-
dichter : >de dood zijner Heiligen is kostbaar in de oogen des lieeren"
(Psalm CXV: 15). Hoe wijs, en hoe zigtbaar door den Heiligen Geest
geleid , handelt dan onze goede en vrome moeder, de Kerk, als zij
4
-ocr page 60-
50
ons — en Christus, onzen Verlosser en voorbeeld, wiens verhevene
deugd wij menschen nooit volkomen bereiken kunnen, — en zijn
alleen zaligmakend Evangelie, dat wij slechts door de medehulp
zijner genade in staat zijn te vervullen, tot een toonbeeld voorstelt
in den handel en wandel der Heiligen, die, zwakke menschen gelijk
wij, en gelijk wij aan allerlei bekoringen blootgesteld waren, en die
dikwerf in nog veel moeijelijker omstandigheden dan wij leefden.
Wij kunnen alzoo met regt de dagen, welke aan de vereering der
Heiligen zijn toegewijd, dagen des Heeren noemen. Want, Gode
behoort alle eer, van Hem komt, in Hem bestaat, en op Hem doelt
alle heiligheid en deugdzame wandel. Van, in en door God zijn de
Heiligen heilig geworden; trouwens Hij is de heiligheid zelve. Reeds
in het oude verbond zeide Hij daarom: "weest heilig gelijk ik heilig
ben."
(3do Boek van Mozes XI: 44). Zoo is het dan de echte gods-
dienst en de ware vereering der Heiligen, God in de Heiligen, en de
Heiligen in God te vereeren,
d) Alle vereering en aanbidding, welke wij aan God den Vader
in bet bijzonder, aan God den Zoon in het bijzonder, of aan God
den H. Geest in het bijzonder toebrengen, heeft nogtans steeds
betrekking op, en bedoelt eenen en denzelfden God, die een in
wezen, en drievuldig in jiersonen is.
Alzoo wordt de drieeenige
God in alles, en door allen vereerd en aangebeden.
Hieruit ontwaren wij, dat het feest der Heilige Drievuldigheid
eigenlijk het hoogste en verhevenste van alle leesten is, maar ook
tevens dat het meer dan eenmaal in het jaar gevierd wordt. Die
feestdag, welken wij het feest van de H, Drievuldigheid noemen,
werd eerst onder Paus Joannes XXII, omstreeks het jaar 1334, te
Rome ingesteld. Dit feest wordt op den zondag na Pinkster, zonder
buitengewone plegtigheid, gehouden; en zulks ter oorzaak, dat niet
slechts deze enkele dag, maar alle dagen onzes levens aan den lof
en de vereering der allerheiligste Drievuldigheid moeten toegewijd
zijn. Zoo zingt de Kerk op eiken dag en elk uur, haar lofgezang ter
eere van de allerhoogste en onverdeelde Drievuldigheid: Eere zij
den Vader, en den Zoon, en den Heiligen Geest; gelijk het was in het
begin , en nu
, en altijd, en in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
e.) Even zoo is hel ook met de viering van het lijden en sterven
van onzen goddelijken Verlosser, Jesus Christus gelegen. De Kerk
viert de gedachtenis daarvan het plegtigst op den goeden Vrijdag.
Alsdan wordt de lijdensgeschiedenis van den Heer, volgens het ver-
-ocr page 61-
51
haal van den II. Evangelieschrijver Joannet voorgelezen; er worden
gebeden gestort voor alle standen, en liet //. Kruis wordt met lof-
zangen begroet. Op dien dag wordt er geen H. Misoffer opgedragen;
maar eene Mis van het rooraf geheiligde gehouden . waarin de pries-
ter de II. Hostie, welke door hem daags te voren daartoe geconsa-
creerdis, en welke in het zoogenaamde heilige graf genist heeft,
zonder het II. Bloed des Heeren. nuttigt l). In het algemeen wil
de Kerk op dezen dag, dat de geest des menschen, van het zinne-
lijke en aardsche losgemaakt, in zich zelven keere, en zich ten
hemel verheffe. De uitwendige godsvrucht zwijgt, opdat de inwen-
dige des te luider spreke. Vooral wilde de Kerk. dat het tijdsverloop
van het uur waarop Christus stierf, tot aan den morgen waarop de
verrijzenis plaats greep, met algemeenestilte en rust gevierd werd.
Daarom noemt men dezen dag ook, op sommige plaatsen, den s.til-
len Vrijdag,
en daarvan de geheele week de stille week. Deze dag
behoort voor den Christen een treurdag te wezen; om die reden
herinneren de Kerkvaders ons, in hunne leerredenen, de woorden
van den H. Apostel Paulus: \'de droefheid, die volgens God is
werkt de boetvaardigheid uit tot eene vaste zaligheid.\' maar de droef-
heid der wereld werkt den dood uit."
(Il Kerinth. VII: 10). De Chris-
tenen behooren met dankbaarheid en blijdschap te erkennen, dat
de dag , waarop Christus, ter liefde van het menschelijk geslacht,
zijn leven aan het kruis heeft opgeoflerd, hun de zaligheid heeft
aangebragt. Alzoo moeten op dezen dag bij hen treurigheid en
blijdschap elkander afwisselen.
ƒ.) De leesten w orden verdeeld in bewegelijke en onbewegelijke.
De onbewegelijke zijn de zoodanige, die op eenen bepaalden dag
der maand invallen, en jaarlijks op denzelfden gevierd worden, zoo
als het Kerkfeest, het feest der //. H. Apostelen Petrus en Paulus,
Allerheiligen,
enz.; Als de feestviering van eenen of andere Hei-
lige, door /.amen loop met de viering van een onzer verhevene gods-
dienstgeheimen, in eenig jaar verhinderd wordt, dan verplaatst
men zulk een feest, volgens het kerkelijk gebruik , op eenen ande-
ren dag. Nogtans vervalt alsdan de verpligting van Mis te hooren,
1) In de Oosterschc Kerk zijn er onderscheidene dagen, waarop
men zoodanige Missen van het vooraf geheiligde (missa; pnesanctifi-
catorum) viert. Daags te voren wordt ten dien einde eene H. Hostie
geconsacreerd, plegtig naar eene daartoe bestemde rustplaats, en ver-
volgens even plegtig naar het Altaar terug gebragt.
                      v.
-ocr page 62-
52
of\'den arbeid te staken, welke bij de viering op den dag zel-
ven, daaraan zouden verbonden geweest zijn.
Bewegelijke f eetten zijn die, welke naar het Paaschfeest gerigt
worden. liet feest van de verrijzenis des I/ecren of Paschen is zelfs
bewegelijk, vermits liet, volgens kerkelijke instelling, gevierd
wordt op den Zondag na volle maan, die op de lentjte dag- en
nachtevening volgt.
De vroegste Paschen nu, kan op den 22,ten
Maart, en de laatste op den 25"en April vallen. Hieruit volgt, dat,
naar mate Paschen vroeger of later gevierd wordt, er meer of min-
der zondagen na Driekoningen zijn; dat de vaste vroeger of later
komt, en dat daarnaar ook het feest van de hemelvaart des Heeren,
Pinkster, II. Drievnldigheidszomlag, II. Sakramentsdag ,
en de
zondagen na Pinkster tot aan den Advent geregeld worden.
</.) Af gezette feestdagen zijn dezulke, welke de Christenen oud-
tijds verpligt waren te vieren, maar welke thans zijn afgeschaft.
De instelling en afschaffing der feestdagen staat in de magt van de
Kerk. Zij kan en mag hetgene zij heeft ingesteld, uit wijze inzigten
en naar vordering der tijdsomstandigheden, wederom opheffen.
Trouwens: »de Heilige Geest heeft de bisschoppen gesteld om te be-
sturen de Kerk van God, welke Jesus door zijn bloed verworven
heeft,"
(Handelingen der Apostelen XX, 28).
-ocr page 63-
DERDE AFDEELIN&.
i.
Over de verse/tillende kerkelijke verrigtingen, gedurende het
jaar; of, over de godsdienstoefeningen.
De Kerk is . zoo als wij, in de eerste Af deeling, zeiden. de ver-
gaderplaats der geloovigen, het den llcere toegeheiligde huis,
waarin de Christen gemeente hare openbare godsdienstoefeningen
verrigt.
Openbare godsdienst is dus het hoofddenkbeeld, de hoofdver-
rigting in de Kerk Gods. Daarom moet al wat zich in Gods huis be-
vindt, al wat daarin geschiedt, op de godsdienst betrekking heb-
ben , tot de godsdienst aanleiden, of wel met er daad godsdicnstoe-
fening zijn. Al wat tegen de godsdienst strijdt, al wat daaraan
eenige stoornis toebrengt, of zoude kunnen toebrengen, behoort in
de Kerk niet te huis, en, het is Gode een gruwel, als er zoo iets
wordt aangetrolfen. Trouwens Jesus Christus, de eeuwige Waar-
heid zelve zegt: \'mijn huis is een huis des gebeds." (Matth. XX J:
13). En de Psahndichter roept uit: \'Uw huis betaamt heiligheid,"
(Psalm XCII; 5). Tot uitoefening van de godsdienst zijn in de Kerk
aangesteld: Bisschoppen, Priesters, Diakens, en andere kerkelijke
dienaren van minderen rang. Deze verrigten haar volgens de
voorgeschrevene regels, en de gemeente woont de godsdienst bij,
om zich te stichten en daaraan deel te nemen. Immers, wat betee*
kent het God te dienen? Zeker niet anders, dan Gods wil te vol-
brengen. God openlijk te dienen, beteekent alzoo, dat men uiter-
lijk. voor de menschen of voor de gemeente belijdt, dat men zich
aan Gods wil onderwerpt, dien vervullen, en hel rijk der zonde
verlaten wil, ten einde het rijk Gods in zich te nemen, en zijnen
naam
in alles te verheerlijken. Godin huis dienen wil zeggen, in
liefde en eendragt, als huisgenooten, met en voor elkander, bidden
en werken. Voor zich zelven alleen bidden beduidt, den goeden
-ocr page 64-
54
God in een vurig gebed om vergeving van zonden en om genade
smecken. Een zoodanig gebed draagt, in tegenoverstelling van de
openbare godsdienst-oefening . den naam van bijzondere godsdienst.
Alzoo kan de godsdienst, tot gelijdelijker onderligt, gevoegelijk in
openbare, huisselijke en bijzondere verdeeld \'worden, leder Katho-
liek Christen is verpligt om zich, naar zijn vermogen, aan elke
dezer godsdienstoefeningen toe te wijden.
Tot de openbare godsdienst verpligt hem God en de kerk 1°) op-
dat bij daardoor God zoude dienen en liet heil zijner ziel bevorde-
ren; 2°) opdat bij door een goed voorbeeld zijne medechristenen
zoude stichten ; 3°) opdat ook hij zelf door het goede voorbeeld van
anderen zou gesticht worden.
Jesns Christus zelf geeft ons het voorbeeld van bijwoning der
openbare godsdienst, en vraagt zelfs: • wist gij niet, dat ik met de
zaken, run mijnen vader móest bezig zijn,?
(Luk. 11: 49). Hij roept
ons tot de openbare godsdienst, daar Ilij de voornaamste verrigtin-
gen van dezelve juist voor de Kerk schikte, toen Ilij lot zijne Apos-
telen zeide: \'doe dit tot mijne gedachtenis". (I Korinth. XI; 24).
Ook de Kerk roept ons tot de openbare godsdienst, aangezien zij
ons gebiedt, op de zon- en feestdagen met aandacht de Mis te
hooren, en dikwerf de onderscheidene 11. Sacramenten te ont-
vangen.
Elk Christen moet zijue huisselijke godsdienstoefeningen als eene
zaak van het hoogste gew igt beschouwen en zich alzoo daaraan toe-
wijden. Ook in dit opzigt vinden w ij in den lieer Jesns en in zijne
Apostelen een treffend voorbeeld, daar Hij, naliet afgeloopen laatste
avondmaal, niet hen eenen lofzang opzeide, en toen naar buiten, en
zijnen verrader te gemoet ging (Mark. XIV: 26). Godvruchtige huis-
vaders en huismoeders volgen dat voorbeeld van Jesns getrouw en
gewillig op, daar zij, niet hunne kinderen en dienstboden, nog
steeds gewoon zijn aandachtig de morgen- en avondgebeden, alsmede
die voor en na het eten gezamenlijk te lezen. En zal men in een
huis . waar deze huisselijke godsdienstoefening geene plaats vindt,
of waar zij , zoo de omstandigheden haar mogteu verhinderen, ten
minste niet aanbevolen wordt, wel ware deugd, christelijke vroom-
heid, en Gods zegen bij echt christendom aantreffen ? voorzeker
neen!
Ook berust op den Christen de verpligting tot bijzondere of per-
soonlijke godsdienstoefening. Het heil zijner ziel spoort hem daar-
-ocr page 65-
55
toe herhaaldelijk en met kracht aan. Wordt ook dit door onzen
Zaligmaker niet met woord en voorbeeld geleerd? Hij zegt; \'als
gij bidden wilt, ga binnen in uwe kamer, sluit de deur, en bid uwen
Vader in het verborgene; en uw Vader, die in het verborgene ziet
,
zal het u vergelden" (Matth. VI: 6). Hoe dikwijls koos de Heiland
den nacht of\'de eenzaamheid tot het gebed! Welk eene dringende,
krachtige aansporing tot het gebed, en vooral tot het gebed in het
verborgene voor ons!
Even als nu de Christen verpligt is de openbare godsdienstoefe»
ningen bij te wonen, zoo wil ook de Kerk (en dit strekt ook inder»
daad den godsdienstigen geloovigen tot zeer groot nut) dat hij
zijn godsdienst in zijne eigene Kerk houden, en zulks zonder ge-
wigtige reden niet verzuimen zal.
Trouwens, in zijne eigene Kerk wordt door zijnen zielzorger
vooral voor hem gepredikt, voor hem op de :on- en sommige feest-
dagen
het heilig Misoffer opgedragen, en andere kerkelijke gebeden
worden ook voor hem verrigt.
Daarbij is ieder lid eener gemeente verpligt om aan zijne mede-
leden een goed voorbeeld te geven. En het is geheel in den geest
des christendorns, dat de leden eener gemeente zich in liefdeen
eendragt rondom hunnen herder, als kinderen rondom hunnen
vader, scharen, teneinde van hem de woorden des eeuwigen le-
vens te hooren; aan het offer, dat hij opdraagt godvruchtig deel te
nemen, en hunne gebeden met de zijne vereenigd gezamenlijk tot
God, den Vader vin allen, op Ie zenden *).
De openbare godsdienstoefening wordt plegtig genoemd , als zij
in tegenwoordigheid van eene groote menigte geloovigen, met
meer pracht en luister dan gewoonlijk, gehouden wordt, zoo als
het geval is op de feestdagen. Alzoo is de godsdienstoefening op
zon- en feestdagen plegtig. De godsdienstoefening, welke op de da-
gen gehouden wordt, waarop men mag en moet arbeiden , verschilt
daarvan, zoowel in den tijd waarop, als in den luister waarmede, en
ook inliet geringer aantal dergenen, welke haar bijwonen. Nog
kan men de openbare, plegtige godsdienstoefening verdeden;
a.) In derroegkerk (zoo als men zegt), die in de vroegere mor-
genuren gehouden wordt, en in liet opdragen van het heilig Mis-
1) Een treffende wenk voor hen die het nut der eigene, of paro-
chie-kerken
niet schijnen in te zien.
-ocr page 66-
56
oiïer bestaat, waarbij gewoonlijk de Epistels en het Evangtlie
van den dag worden voorgelezen.
6.) De voormiddaggodsdienst, welke de hoogmis en de preek bevat.
c.) De namiddaggodsdienst, welke meestal bestaat uit het onder-
wijs in de christelijke leer,
gevolgd door liet zingen van de Vespers,
of van andere gezangen, wat dan het Lof genoemd wordt.
De kerkelijke verrigtingen, die den openbaren godsdienst uitma-
ken, gaan gepaard met onderscheidene prijzenswaardige, en door
de Kerk goedgekeurde en aanbevolene gebruiken en plegtigheden,
welke Ceremoniën genoemd worden. Deze zijn van zeer verschil-
lenden aard, en men kan die gevoegelijk in alg\'emeene en bijzondere
verdeelen.
Derhalve zullen wij thans de kerkelijke verrigtingen, benevens
de daarbij gebruikelijke ceremoniën of\' plegtigheden eerst in het
algemeen, en daarna in het bijzonder beschouwen, ten einde den
verheveneu geest en den diepen zin, welke tot zelfs de geringste
daarvan ademen, grondig te leeren kennen en daardoor onze stich-
ting te bevorderen.
1°, Tot de algemeene kerkelijke verrigtingen, waaruit de gois-
dienstoefeningen bestaan, behooren: het bidden, het maken van
het kruisteeken. de verschillende zegeningen, het wierook, de preek,
de bediening dei" II. Sakramenten, en de omgangen of Processien.
11. Tot de bijzondere kerkelijke verrigtingen behooren de ver-
schillende wijdingen, die, op sommige bepaalde dagen tot stich-
ting der geloovigen in de Kerk geschieden; zoo als de wijding der
kaarsen
op Maria Lichtmis, de wijding der asch op den eersten dag
van de Vaste; de wijding der palmtakken op Falmzondag; de wijding
van het vuur en van de paaschkaars
op Zaturdag voor Paschen; en
op denzelldeu Zaturdag of op dien voor Pinkster, de wijding van
hel doopwater.
1. A.) liet bidden. Hel gebed is eene verheffing van het gemoed
tot God. Men noemt het inwendig, als men enkel in zijn gemoed
zich met God bezig houdt; otuitwendig, als men het inw endig on-
derhoud met God ook door woorden en gebaren te kennen geeft.
Daar zoowel het ligchaamals de ziel van den mensen verpligt is
Gode eer te geven, zoo neemt ook het ligchaam aandeel in het ge-
bed. Dit aandeel bestaat hoofdzakelijk in eene betamelijke en god-
vruchtige houding,
in de kniebuiging, in het rouwen der handen en
andere dergelijke lofwaardige en stichtelijke gebruiken. Het gebed
-ocr page 67-
57
is de kern, of de ziel van elke godsdienstoefening, waar het gebed
niet gevonden, of op geene behoorlijke wijze gevonden wordt, daar
is alle godsdienstoefening dood, ijdel en onverdienstelijk, ja, ver-
dient 2elfs meestal veroordeeld te worden. Daarom behooren al onze
godsdienstoefeningen met het gebed te beginnen; het gebed moet
ze doordringen en eindigen. Het gebed is:
1.) Aanbidding van God, als wij ons in den geest voor Hem
vernederen, zijne grootheid en majesteit erkennen, en ons,
doordrongen van onze zondigheid en nietigheid, geheel aan
Hem onderwerpen.
2.) Verheerlijking van God, als wij in Hem het hoogste en
volmaakste goed, om zijne goddelijke eigenschappen, vereeren,
loven en prijzen.
3.) Dankbetuiging, als wij Gode wegens de gaven en welda-
den, die wij van Hein ontvingen, dank zeggen.
4.) Smeekgebed, als wij van God de noodige gaven afsmeeken.
5.) Boetvaardig gebed, als wij om vergiffenis van zonden en
kwijtschelding van de verdiende straf bidden.
6.) Aanroeping der Heiligen, als w ij bij de overweging van
hunne verhevene deugden, hen om hunne bescherming en
krachtige voorspraak bij God aanroepen.
Daar de reden, die ons tot bidden aandrijft, zeer verschillend
kan zijn, zoo volgt daaruit, dat er even zoo vele w ijzen van bid-
den, als redenen tot bidden bestaan, om den Vader van alles het
inwendige van ons hart te kennen te geven. Dit is voornamelijk het
geval bij het bijzonder gebed, dat ieder voor zich zelven verrigt.
De wijzen van bidden, of de gebedsfbrmulieren zijn of wille-
keurig
of bepaald, of in de Kerk ingevoerd en bij de openbare
godsdienstoefeningen door baar voorgeschreven.
Voor zoo veel den dagelijkschen godsdienst betreft, zijn de
morgen- en avondgebeden, en die voor en na het eten de ge-
bruikelijkste. De geestelijken hebben hunne voorgeschrevene
getijden, welke in de CathadraaU Stift- en Kloosterkerken in
het openbaar gehouden worden.
Hierbij valt nog op te merken, dat als de Christen zijn gebed
geknield verrigt, hij daardoor zijne diepe verootmoediging aan
God te kennen geeft. Zoo vouwt men bij het gebed de handen
zamen,
ten teeken, dat men ook de neigingen en gedachten des
harten bijeen houden, dat is, tot God rigten, en alle verstrooijing
-ocr page 68-
58
zoo veel mogelijk verwijderd houden wil. Oogen en /tanden wor-
den ten hemel opgeheven om aan te duiden, dat wij ook onze
gemoederen tot God in den hemel opheffen, en Gods genade
en bijstand van den hemel verwachten. Men klopt op de borst,
om berouw en leedwezen aan te duiden. Dergelijke godvruchtige
handelwijzen waren reeds onder het oude verbond in gebruik,
en de Kerk heelt dezelve wijselijk behouden, omdat zij krachtige
middelen ter bevordering der godsvrucht zijn, als zoodanig
beveelt zij die haren kinderen aan.
B.) liet maken van het Krnisleeken. Het maken van het teeken
des H. Kruises is bij de Katholieken eene bijzondere wijze van
bidden. De godvruchtige Katholiek is gewoon zich met het kruis-
teeken te wapenen als hij opstaat, oi zich ter rust begeeft; als
hij den Tempel des Ileeren binnentreedt, ol" dien verlaat; en
herhaalt dit meermalen gedurende de godsdienstoefening, voor
en na den maaltijd, voor en na den arbeid, voor of na eenige
belangrijke gebeurtenis, enz.
1.) Bij het maken van het Kruis herinneren wij ons de aller-
heiligste Drieè\'enheid
, en aanbidden wij Die met te zeggen: in
den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Gcestes.
Amen. Amen
wil zeggen: het zij zoo I zoo geschiedde het!
2.) Wij belijden daardoor, dat wij Katholieken zijn; want reeds
de eerste Christenen bedienden zich van dit teeken bij al hunne
verrigtingen. Tertullianus, die in de derde eeuw leelde, getuigt,
dat zij bij het uitgaan en te huis komen, bij het aantrekken
van kleeding en schoeisel, bij het wasschen, bij het aan taiel
zitten, en bij het ontsteken van het licht, gewoon waren het
kruisteeken op het voorhoofd te maken. (De corona militis.)
3.) Zoo belijden wij ook de menschwording van Gods Zoon,
en dat die zeilde Heer en Zaligmaker Jesus Christus door zijnen
dood aan het Kruis het nieiischelijk geslacht verlost, en voor het-
zelve de genade en de hoop des eeuwigen levens verworven heeft.
4.) Gelijk wij het teeken van het Kruis van de linkerzijde naar
de regier
maken, zoo moet ook de herinnering aan het Kruis van
Christus va het teekenen daarmede ons, wanneer wij hooze en
bedorveue menschen zijn, tot brave en vrome Christenen vor-
men, welke de gegronde hoop li unnen koesteren van eens aan de
regterhand huns Ileeren geplaatst te worden.
5.) Als wij, gelijk het de gewoonte is, bij het hooren lezen
-ocr page 69-
59
of zingen van het H. Evangelie, voorhoofd, mond en borst met
het H. Kruis teekenen, dan strekt dit om te kennen te geven,
dat wij ons over het Evangelie geenszins schamen (want het
voorhoofd is de zetel der schaamte), maar dat wij met den
mond de leer van Jesus verkondigen, en haar in ons hart (dat
in de borst geplaatst is) trouw bewaren willen: Ook kan deze
wijze van het kruis te maken beteekenen, dat de f\'ader de eeu-
wige Wijsheid, de Zoon het eeuwige Woord des Vaders, de
Heilige Geest de eeuwige Liefde van den Vader en den Zoon is.
6.) Ook belijdt de Katholiek door het kruisteeken, dat hij in
den naam der Allerheiligste Drieëenheid, of in den naam van
Jesus, alle kwade gedachten, woorden en werken vermijden en
niets denken, spreken, of doen wil, dan wat zijner zaligheid
nuttig en bevorderlijk is.
7.) Eindelijk, wij maken het kruisteeken om daardoor ons
zelven of anderen te zegenen of te heiligen. Wie iemand zegent
en hem heiliging toewenscht, bemint hem, en wel juist op die
wijze, als de Zaligmaker dit beveelt. Hoe schoon en verheven
is alzoo deze echt christelijke handelwijze. Wel te regt wordt
zij daarom ook door de Kerk haren geloovigen aanbevolen.
C.) De zegeningen. Deze worden ook wel wijdingen genoemd.
Zij komen in de Kerk veelvuldig voor. De Katholiek zegent zich
zelven, ouders zegenen hunne kinderen, de priesters ambtshalve
hunne geloovigen en worden door dezen ook wel om den zegen
verzocht. Zegenen beteekent in het algemeen: iemand goed toe-
wenschen. Als levenlooze en tot gebruik der menscheu bestemde
voorwerpen gezegend worden, dan beteekent dit, dat zulk een
voorwerp,
of de zaak, welke men zegent, aan den dienst der men-
schen onttrokken en aan den dienst van God, tot zaligheid der
menschen
, toegewijd wordt. Bij voorbeeld: als w ij het huis Gods
binnentreden, dan zegenen wij ons zelven met het teeken des
H. Kruises en met wijwater; zulks beteekent: dat wij ons aan
den dienst der wereld onttrekken, en aan den dienst van God toe-
wijden. Als de priester vruchten, kruiden, of iets anders zegent,
dan onttrekt hij die aan den dienst der wereld, en zij moeten
voortaan tot heil der menschen aangewend en gebruikt worden.
1.) Alzoo zijn levende en levenlooze dingen voorwerpen van zege-
ning. Men zegent of wijdt menschen, kerkgebouwen, water, wijn,
olie, zout, kruiden, palmtakken, asch, was,
enz. God zegende,
-ocr page 70-
60
volgens het verhaal van Mozes, de visschen, de vogelen ,\' de land-
dieren en ook demenschen, zoo als iVoé\', het geslacht van Israël,
het geslacht van Aaron, en allen die God vreezen; en dit betee-
kent, volgens den //. Joannes Chrgsostomus, dat Hij hun met ontel-
bare gunsten overladen heeft. Ook beloofde God, in de H. Schrift,
dikwijls zijnen zegen, en Hij kwam zijne beloften getrouw na.
Voornamelijk worden de regtraardigen door Hem gezegend. Daar-
om moeten wij ons best doen, dat Gods zegen ons niet verlate,
aangezien met deze ook de tijdelijke voorspoed ons verlaten zoude.
Daar aan Gods zegen alles gelegen is, wenschen wij, dat God ons
dien zegen schenke, welke llij voor zijne vrienden bewaart. en
slechts aan de braven geeft. De //. Augustinus zegt, in zijne
vermaning over Ps. LX VI: \'acht datgene niet voor groot wat ook
de booten ontvangen."
Nogtaus is het geen kwaad, als men van
God ook tijdelijkon zegen verlangt. De menschen willen verschil-
lende gaven van God ontvangen. De een vraagt als zegen, dat
hij overvloed hebben moge van behoeften des levens; een ander
wenscht als zegen, dat hem eene duurzame gezondheid moge
ten deel vallen; een derde wil gezegend worden om als hij, bij
voorbeeld, ziek is, de gezondheid terug te bekomen. Wie is in
staat alle verschillende wenschen der stervelingen, die van God
zegen begeeren, slechts op te tellen? En wie onzer zal beweren,
dat het geen zegen van God is, als zijn akker vruchtbaar is; of
als zijn huis van alles overvloed heeft; of als men zijne gezond-
heid behouden, of haar, zoo men ze verloren had, terug beko-
men mogt? Dit alles doet God. dit alles schenkt God. — Doch
er bestaan geschenken, die God aan zijne vijanden geeft, en
andere, die Hij uitsluitend voor zijne vrienden bewaart (dergelijke
zijn de genade en de eeuwige heerlijkheid); want God heeft ons geze-
gend met alle geestelijke zegeningen in het hemelsehe, in Christus.
(Efezen I: 2,)
2.) Reeds in het oude verbond waren de zegeningen in gebruik.
De aartsvaders zegenden hunne zonen, de priesters het volk en
andere voorwerpen, en de priesters werden wederkeerig door
het volk gezegend.
3.) Uit het oude verbond ging het gebruik der zegeningen
in het nieuwe over, en wel door onzen Heer en Zaligmaker
Jesus Christus zelven, die met opgeheven handen zijne leerlingen
zegende,
(Luk. XXIV: 51). Ja, van en door Hem komt alle zege-
-ocr page 71-
61
ning, in Hem zullen alle volkeren gezegend worden. (Boek der
Schepping XVIII, 18).
4.) De zegeningen zijn, van de vroegste tijden der Kerk af,
in gebruik geweest.
5.) Eindelijk, bij de zegeningen bidt de Kerk, of de kerkelijke
bedienaar in haren naam, over den persoon of de zaak, die den
zegen ontvangen moet, ten einde Gods genade daarover te doen
nederdalen; want deze is het juist\' waardoor eenig en alleen de
zegening plaats heeft.
Het teeken van het Kruis , als het werktuig waaraan Christus
voor ons leed , zijn bloed vergoot en stervende zijn hoold neigde,
wordt bij de zegeningen dikwijls herhaald. Trouwens, dat is het
heerlijke teeken , waardoor .lesus den vloek van het nicnschdom
en van het aardrijk weggenomen, en ons alle genade en zege-
ning verworven heeft.
Meestal ook bezigt de Kerk wijwater bij hare zegeningen. Dit
strekt ten teeken, dat de persoon of de zaak, die er mede be-
sproeid wordt, thans gereinigd, en aan den dienst van God toe-
gewijd is. Datzelfde geldt ook ten opzigte van die wijdingen en
zegeningen, bij welke de bewierooking in gebruik is.
D.) De preek. Zij is de verkondiging van het woord Gods; dat
woord wordt in de preek verklaard en uitgelegd, en naar de
behoeften der hoorders toegepast. Christus zeide tot zijne Apos-
telen: \'gaat en leert alle volkeren, leert hen onderhouden al wat ik
u bevolen heb."
(Matth. XXVIII; 19, 20). liet is alzoo op godde-
lijk bevel, dat er gepreekt moet worden; en volgt daaruit niet,
dat bet evenzeer Gods wil is, dat men de preek hoore en volge?
• Wie uit God is hoort Gods woord; zalig, die Gods woord hooren
en het bewaren."
(Joan. VIII: 47. Luk. XI: 28).
Het staat geenszins aan eiken Christen vrij, het woord Gods
in de Kerk te verkondigen , maar alleen aan hen, die ambtshalve
daartoe geroepen zijn; namelijk aan de Bisschoppen en aan hunne
medehelpers, de Priesters en de Diakens. Bij de preek is het
volgende in gebruik;
1.) Bij het begin van de preek teekenen zich de redenaar
en de toehoorders met het teeken des II. Kruises,
2.) Daarop wordt een gedeelte van het II. Evangelie, volgens
Maltheus, Markus, Lucas of Joannes voorgelezen, zoo als dit
met den zon- of feestdag, naar volgorde, overeenkomst en door
-ocr page 72-
62
de Kerk is voorgeschreven. Doch dit geldt meer bepaald de
voormiddagprekcn, daar men hier te lande, des namiddags ook
dikwijls eene zoogenaamde vrije stof, naar eigene keuze behan-
delt; en en in de Vaste over het lijden van den Zaligmaker preekt 1).
3.) Dikwijls besluit de redenaar zijne voordragt met een gebed.
Er is nog eene andere wijze van het woord Gods te verkondigen,
deze wordt de christelijke leering genoemd, en op de zon- en
andere dagen, opeen geschikt uur, gehouden. Als men ook op
zondag leering houdt, geschiedt dit met de bedoeling, dat niet
slechts de jeugd, maar ook de volwassenen, welke daaraan dik-
wijls zeer groote behoefte hebben. zich in de geloofs- en zedeleer
oefenen, het vroeger ontvangen onderwijs hernieuwen, en zich
in de godsdienstige wetenschappen meer en meer bekwamen zul-
len. De christelijke leering moet door de geloovigen beschouwd
worden, als een zeer dienstig middel om de preek met meer nut bij
te wonen; de HH. Sacramenten waardiglijk te ontvangen en de
geboden van God en van zijne H. Kerk naauwkeuriger op te volgen.
Het is voor eiken Christen eene volstrekte verpligting, om;
1.) üp alle Zon- en geboden feestdagen de verkondiging van
Gods woord bij te wonen, indien hij niet om billijke redenen
daarvan verschoond mogt blijven.
2.) De godvruchtige Christen blijft bij de geheele preek tegen-
woordig, en vergenoegt zich niet b. v. met de inleiding, alsof
hij dan reeds alles wist, wat de geestelijke redenaar zeggen zal.
3.) Hij vestigt al zijne aandacht op de voordragt, een einde te be-
vatten en te verstaan, wat er wordt voorgedragen, en althans op
de hoofdzaken en hoof duf deelingen, welke de redenaar behandelt.
4.) Men moet alle vlijt aanwenden, om hetgene voorgedragen
wordt diep in zijn hart te prenten en daartoe vlijtig het gehoorde
overwegen,;
opdat niet (gelijk Jesus zegt) de booze vijand, \'de
duivel kome en het woord Gods wegneme uit de harten."
(Luk.
VIII: 12).
5.) Ook is men verpligt het gehoorde op te volgen, en daardoor
te toonen, dat men uit God is, en dat men, zoo als de H. Apos-
tel Jakobus zegt: *niet slechts een hoorder, maareen doener van
het woord is."
(Jak. 1: 22).
1) In tle eerste tijden des Christendoms werd het Evangelie door
eencn lezer (lector) voorgelezen. Nogtans werd niet slechts het Bvan-
gelie, maar de geheele H. Schrift naar volgorde uitgelegd.
-ocr page 73-
63
Er worden, helaas, vele Christenen gevonden, die niet gaarne
het woord Gods hooren; ja, die, wat schrikkelijk is om te zeg-
gen, zelfs eenen afkeer daarvan hehben. Wat kunnen de redenen
van dergelijk eene verkeerdheid zijn ? Zie hier dezelven:
i.) Deze lieden verstaan niet, wat er wordt voorgedragen, xer-
mits zij , reeds van jongs af aan, het onderwijs in den godsdienst
niet begrepen hebben; of wel, omdat de godsdienstige weten-
schap, die zij in hunne jeugd hadden verworven, thans, nu
hunne gansene levenstijd aan wereldsche bemoeijingen is toe-
gewijd, op den achtergrond geraakt is, en met hunne overige
•wetenschap geeneu gelijken tred gehouden heeft.
2.) Velen hunner zijn in sonde en boosheid gedompeld ; zij stop-
pen zich de ooren, en hun hart blijft koel voor alle vermanin-
gen en genadebewijzen, welke God hun uit barmhartigheid
schenkt. Ja, velen drijven, helaas, hunne onboetvaardigheid
zoo verre, dat zij, onder den invloed hunner booze lusten,
zelven hun hart verharden, om opzettelijk niet te hooren en niet
te verstaan
, oin niet misschien beter te worden.
3.) Anderen in menigte zijn opgeblazen door wereldsche wijs-
lieid : en voor hen
is de leer van het Kruis eu de wetenschap
der Heiligen
eene dwaasheid en dikwijls zelfs eene ergernis.
4.) Ook zijn er, o jammer! vele Christenen, die het geloof\'aan
het woord Gods verloren hebben; daar toch de Heer met zoo
veel aandrang uitroept: \'hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan.,"
(Matth. XXIV: 36).
Is het geen pligt voor ons, om. als wij dit gadeslaan, dikwerf
te bidden: Heer! ontneem mij alles, sleehts niet het geloof?
5.) Anderen laten zich door de tijdelijke zorgen al te veel
wegsiepen; zij zijn in de zaken der wereld al te zeer verward,
en door hunne begeerte naar vergankelijke dingen al te veel
geboeid om nog aan hel ecnige, dat noodzakelijk is (Luk. X, 42),
hunne zaligheid namelijk, te kunnen denken.
Wij merken nog op, dat het woord Gods regelmatig gepredikt
wordt, ten einde de ongeloovigen tot bet geloof, de zondaars
tot boetvaardigheid en de onwetenden tot zalige wetenschap te
brengen; en tevens om de geloovigen in het geloof, de regt-
vaardigen in de regtvaardigheid, en de onderwezenen in de
wetenschap meer en meer te bevestigen en te bevorderen.
E.) De bediening der H. Sakramenten.
-ocr page 74-
64
a.) Van het II. Doopsel. Het Doopsel is het eerste en noodzake-
lijkste der Sakramenten, aangezien men, zonder gedoopt te wezen,
geen ander Sahrament ontvangen kan, en hesmet blijft met de erf-
zonde, welke ons buiten den liemel sluit. Door den doop worden
wij kinderen Gods, erfgenamen der hemelsche goederen, leden van
Jesus Kerk op aarde en zijne medeërfgenanien in de eeuwigheid.
De Doop schenkt ons den ingang in de Kerk Gods. De voornaamste
verrigling bij denzelven is deze, dat de bisschop, de priester of
de diaken ambtshalve (doch in tijd van nood ieder leek, hetzij man
hetzij vrouw) den doopeling mei irater begiet, onder het uitspreken
van deze woorden: ik doop u in den naam des Vaders, en des
Zoons, en des Heiligen (iecstes.
Het spreekt wel van zelf, dat degene,
welke deze heilige bediening verrigt, de meening en het inzigt
hebben moet om datgene te doen, wat de H. Kerk daaromtrent
heeft vastgesteld,, en dat hij de gevone stof, dat is water, en den
gewonen vorm, dat zijn de woorden : ik doop u, enz. bezigt. Aldus
heelt Jesus Christus dit H. Sakrament ingesteld, toen Hij tot zijne
Apostelen zeide: \'gaat en leert alle volken, hen doopende inden
naam des Vaders, en des Zoons en des II. Geest es."
Bij de bedie-
ning van dit II. Sakrament komen in aanmerking:
1.) De doopeling, of de persoon, die den H. doop ontvangt.
Van dezen «ordt vereischt: dat hij nog niet gedoopt is, dat hij
verlangt gedoopt te worden, en dat hij in Jesus Christus en
deszells leer gelooft. Doch, daar de doopelingen meestal pas-
geborene kinderen zijn, en alzoo noch hun verlangen naar het
doopsel , noch hun geloof in Jesus en zijn Evangelie kunnen
te kennen geven, heeft men daartoe;
2.) De peters en meters, doojiborgen of doopgetuigen. Dezen
zijn verpligt in de plaats van het kind den doop te verzoeken; voor
hetzelve de geloofsbelijdenis af te leggen en te zorgen, dat het in
het ware geloof opgevoed wordt. Ook verstrekken zij in het vervolg
tot getuigen, dat hun doopkind den doop waarlijk ontvangen heeft.
3.) De bisschop, de priester of de daartoe aangestelde diaken,
aan «ie het volgens de magt, die hun bij de heilige wijding gege-
ven is, toekomt dit Sakrament te bedienen.
4.) Is het op te merken, dat de H. Kerk zich bij den H. Doop
steeds van daartoe gewijd water bedient, behalve in geval van drin-
gende noodzakelijkheid. Met dit inzigt worden, op de zaturdagen
voor Pasehen en Pinkster, de doopvonten plegtig gewijd. Deze beide
-ocr page 75-
es
dagen zijn hiertoe gekozen, vermits in de vroegere tijden der Kerk
alsdan de volwassenen gedoopt werden. Ook thans nog kiest men
bij voorkeur deze dagen voor den doop der volwassenen.
5.) De priester ontvangt den doopeling buiten de kerk en
spreekt daar ter plaatse de voorgeschrevene gebeden, ten tee-
ken, dat men niet zonder voorbereiding tot het ontvangen van
een H. Sacrament mag toegelaten worden.
6.) De doopeling ontvangt hier eenen naam, en wel dien van
eenigen Heilige. Zulks geschiedt, zoowel om hem onder dien naam
in het doopboek in te schrijven, als om hem te nopen tot navolging
van den Heilige, wiens naam hij ontvangen heeft, en die nu zijn
beschermer op zijne vreemdelingsreize door dit leven is geworden,
als ook om hem dien Heilige tot eenen voorbidder bij God te geven.
7.) De priester ademt driemaal zachtelijk over den doopeling l).
Toen God den eersten mensch van aarde gevormd had, ademde
Hij over hem, en deelde hein daardoor eenen onsterfelijken
geest mede. Deze plegtigheid is alzoo ten hoogste zinnebeeldig.
De doopeling moet thans door de verdiensten van Jesus Chris-
tus,
door de kracht van het Kruis herschapen worden; de booze
geest moet bij hem geen verblijf meer vinden; de goede en
Heilige Geest daarentegen bij hem inwonen.
8.) Dan legt de priester den doopeling een weinig zout in den
inond, dat hij vooraf ten dien einde gewijd heeft. Het zout bezit
de eigenschap van het bederf te weren, \'s menschen gezondheid
te bevorderen en de spijzen smakelijk te maken. In dit geval
beduidt het zout de ware wijsheid, welke de doopeling moet
trachten te verwerven. Deze wijsheid toch zal hem voor het
bederf der zonde bewaren, ten eeuwigen leven sterken en in
Gods schatting aangenaam maken.
9.) Daarop volgt de plegtige teekening met het K. Kruis op
het voorhoofd;
ten einde daardoor aan te toonen, dat een Chris-
ten zich in geen geval over het Kruis schamen mag.
10.) Nu volgen de bezweringen, over den doopeling uitgespro-
ken, terwijl tevens meermaals het kruisteeken over hem gemaakt
wordt. Jesus zegt: al wie zonde doet, is een slaaf der zonde"
(Joan. VIII: 34), bij gevolg is bij ook een slaaf vanden vorst der
1) De H. Cyrillus van Jeruzalem spreekt, in de vierde eeuw reeds,
van dit gebruik.
-ocr page 76-
66
zonde. Alzoo is onze strijd gedurende dit leven niet slechts tegen
vleesch en bloed
(Ef\'ezen VI: 12), maar tegen den duivel, die rond-
ijunt. als een brullende leeuw, zoekende wien hij kan verslinden
(1 Petr. V: 8). Noch in dit, nocli in eenig anderopzigt, moet
voortaan de vorst der duisternis eenige magt over den nieuwen,
eu thans in den schoot der Kerk opgenomen geloovige uitoefenen.
Kan men het nu der Kerke wel ten kwade duiden, als zij,
gedachtig aan den last, haar door Christus opgedragen, plegtig van
den satan vordert, dat hij voor altijd alstand doen zal van alle
heerschappij over, en van allen invloed op dit haar nieuw lid ? Nie-
mand zoude het aanstootelijk vinden, indien iemand die zich alleen
op verstandelijke gronden aan de deugd toewijdde, dus sprak:
• zonde! voortaan zult gij vreemd zijn, zoowel als uwe gevol-
geu," noch ook indien de zegenende zeide: »de zonde hehbe geen
deel meer in u; zonde! wijk van hem." En waarom duidt men het
dan der Kerk zoo ten kwade, als zij hetzelfde doet, slechts met dit
onderscheid (waarvoor zij gewigtigen grond heeft), dat zij in plaats
van de zonde zelve
den vorst en vader der zonde noemt?
11.) Vervolgens worden de doopborgen uitgenoodigd om met
den doopeling de Kerk binnen te treden en aldaar met den priester
de twaalf Artikelen des Geloof\'s en liet Onzevader te lezen. Over-
oud is dit gebruik. In de eerste eeuwen der Kerk waren deze ge-
loofsbelijdenis en dit gebed aan de geloovigen alleen bekend, en
de doopelingen werden eerst kort voor het ontvangen van hun
doopsel daarmede bekend gemaakt. Het was voor hen een plegtig
oogenblik, als zij die voor het eerst in Gods huis mogten mede-
bidden. Ook strekt deze handeling als tot eene geloofsbelijdenis
voor den doopeling.
12.) Naar het voorbeeld van Jesus (Mark. VII, 33, 34) raakt de
priester de ooren en neusgaten van den doopeling met speeksel aan.
terwijl hij, gelijk Jesus, zegt: ephphetra! wordt geopend. Dit is een
wenk voor den doopeling om zijne zintuigen steeds voor het god-
delijke geopend en voor de boosheid gesloten te houden.
13.) Plegtig verzaakt nu de doopeling, of de doopborgen in zijnen
naam,
op de vraag des priesters, satan, deszelfs werken, en praal-
vertooningen, (pomperijen) en wordt alzoo nog meer aan de
Kerk van Jesus verbonden, die de bestrijdster van Satan en van
diens rijk is.
14.) Thuis geschiedt de zalving met de olie der doopelingen;
-ocr page 77-
67
tot een zinnebeeld, dat, even als het ligchaam van den doopeling
met olie, zoo ook nu zijne ziel met Gods genade versterkt en
gezalfd wordt, opdat hij zijn geloof moge behouden en bewaren.
15.) Nogmaals volgt er een onderzoek naar het geloof, en daarop
de vraag: wilt gij gedoopt worden? Tenteeken, dat de toewijding
van den Christen aan den dienst van God niet gedwongen, maar
vrijwillig zijn moet.
Bij een toestemmend antwoord op deze vraag
met de woorden: ik wil, gegeven, gaat nu de priester over tot
16.) Den Doop.
17.) Na denzelven wordt de kruin dc.i Doopelings met chrisma
gezalfd;
om daardoor aan te duiden, dat hij thans een Christen
geworden en als zoodanig verpligt is, om w elbehagelijk voor God
en stichtend voor de inenschen te wandelen.
18.) Hierop legt de priester een wit kleed over den doopeling.
In de eerste tijden der Kerk werden de nieuwgedoopten met
witte kleederen, die zij acht dagen lang droegen, gekleed. Den-
kelijk is ons gebruik van dat oude afkomstig, en de priester
vermaant den doopeling, dat hij dit kleed onbevlekt roor den
regtersloel van Jesns Christus moet brengen, opdat hij het eeuwige
leven moge hebben
19.) De priester stelt den doopsborg ecne brandende kaars ter
hand, die, naar de verklaring van den //. Carolus Borromeus,
de drie goddelijke deugden, welke men in den doop ontvangt,
aanduidt; het geloof wordt beteekend door het licht: de hoop
door de hemelwaartsche rigting ran de vlam; de liefde door de
warmte. Bij het overreiken van de kaars zegt de priester, ont-
vang het brandende licht, en bewaar uw doopsel onberispelijk,
houd Gods geboden, opdat, als de Heer ter bruiloft komt, gij
Hem te gemoet kunt gaan, tegelijk met alle Heiligen in het hemel-
sche hof; en opdat gij het eeuwige leven verwerft, en leeft in
alle eeuwen der eeuwen. Amen.
20.) Nu wordt de doopeling plegtig weggezonden met de «oor-
den: ga in vrede, de Heer zij met u! Amen.
b) Van het Vormsel:
Het vormsel is een Sakrament, waarin de gedoopte, door de
oplegging der handen en de zalving van den Bisschop, den Heili-
gen Geest ontvangt. Jesus Christus
beloofde, dat Hij den zijnen
den Heiligen geest zoude zenden (Joan. XII: 3"—39). Uit de
Handelingen der Apostelen (VIII: 14—17, en XIX: 5, G) blijkt.
-ocr page 78-
dat de Apostelen door handoplegging den H. Geest hebben mede-
gedeeld; zij steeds geloofd heeft en nog gelooft, diezelfde niagt
in hare dienaren, de Bisschoppen, te bezitten. Bij de bediening
van dil Sacrament komen voor:
1) De vormende, welke de Bisschop is, zoo als blijkt uit het
verhaal in de Handelingen der Apostelen, Maar wij lezen, dat
zij, die naar Samaria gezonden werden, om aan de nieuwge-
loovigen den H. (ieest mede tedeelen, Apostelen waren, name-
lijk Petrus en Joannes (VIII: 14 enz.). Intusschen wordt, om
hoogstgcwigtige redenen, somtijds aan priesters de bediening
van dit H. Sacrament toegestaan.
2.) Diegene, die gevormd wil worden. Deze moet gedoopt, en
voor zoo veel hij tot de jaren van verstand gekomen is, in
het Christelijk geloof
behoorlijk onderwezen zijn, en zich in staat
van genade bevinden.
3.) De peter en meter. Deze strekken tot getuigen vanhetont-
vangene vormsel, en nemen op zich om hun vorinkind op alle
mogelijke wijze tot volharding en onderhouding van het geloof
aan te sporen.
4.) Bij de bediening van dit Sacrament zijn de oplegging der
handen
, de zalving en het gebed de hoofdzaken. De vormende
Bisschop strekt de handen uit over hen, die gevormd worden ,
en roept den Heiligen Geest over hen , dat is, hij deelt hun den
H. Geest mede;
want dit juist wordt door de oplegging der
handen, en door de zalving, welke van het gebed des Bisschops
vergezeld gaat, aangeduid.
Terwijl de Bisschop de vormelingen met het chrisma zalft, zegt
hij: \'ik teeken u met het teeken des kruises, en ik vorm u met
het chrisma des heils, in den naam des Vaders, en des Zoons en des
Heiligen Geestes. Amen.
De zalving met het chrisma, welke in de
gedaante van een kruis, op het voorhoofd
van hen, die gevormd
worden, geschiedt, is een zigtbaar teeken, dat zij thans inwendig
met den Heiligen Geest gezalfd en gesterkt worden, en dat zij
alzoo voortaan het geloof standvastig belijden en met ijver op-
volgen moeten.
5.) De Bisschop geeft dengenen, die hij gezalfd heeft, eenen
ligten kaakslag
, tot eene herinnering, dat zij voortaan smaad en
lijden, met en voor Christus, geduldig behooren te verdragen.
c.) Van het Allerheiligste Sacrament des Altaars.
-ocr page 79-
69
Het Sacrament des Altaars is het ware ligchaam en bloed van
onzen Verlosser en Zaligmaker Jesus Christus, onder de gedaanten
van brood en wijn.
Door gedaanten verstaat nieu deu vorm, kleur,
reuk, smaak, enz. Jesus Christus
is in hetzelve tegenwoordig als
Godenmensch; zoo als Hij eenmaal aan ons gelijk in het vleesch
op aarde gewandeld heeft; zoo als Hij thans in den hemel is;
en zoo als Hij eens zigtbaar en heerlijk terugkomen zal, om
levenden en dooden te oordeelen. Hij is daar. tot aan het einde
der wereld, op eene verborgene wijze tegenwoordig, om de
geloovigen te verblijden, met eer te overladen, aan zijn bitter
lijden te herinneren, en te voeden ten eeuwigen leven.
Jesus Christus, de Godmensch, is in het Allerheiligste Sakrament
des Altaars,
zoowel naar de menscheid, als naar de Godheid ver-
borgeu, omdat wij menschen van wege onze zonden niet waardig,
en van w ege onze gebreken niet in staat zijn , om den Heer in zijne
heerlijkheid te aanschouwen. De moeder van het mcnschelijk ge-
slacht zag de verboden vrucht en at er van. in de hoop, dat hare
oogen zouden geopend worden, want zij wilde aan God gelijk zijn.
Doch hier is het juist omgekeerd; hier moet men de oogen sluiten
en gelooren ,
en dan zal men de vrucht des levens genieten endaar-
door Gode gelijk worden. Deze verborgenheid, dit geheim van
Jesus, brengt ons begrip onder de gehoorzaamheid des geloofs,
volmaakt hetzelve, en schenkt daaraan verdiensten. \'Omdat gij
mij gezien hebt, Thomas! hebt gij geloofd: Zalig zij, die niet ge-
zien en toch geloofd hebben/"
(Joau. XX: 29). Zoo sprak Jesus.
Dit aanbiddelijk Sacrament, deze bron van leven, welke den
Heer des levens in zich bevat en overvloeit van onbeschrijfelijke
genoegens, wordt door de Katholieke kerk met verschillende
benamingen genoemd. Zoo draagt het den naam van:
1.) Sacrament des Altaars, vermits op het Allaar de consecratie,
of verandering van het brood en deu wijn in bet ligchaam en
het bloed des Heeren geschiedt, en het ook van het Altaar aan
de geloovigen wordt toegediend.
2.) Het ligchaam des Heeren , aan hetwelk wij de grootste eerbe-
wijzingen, goddelijken eerbied en kniebuigingen schuldig zijn.
3.) liet Avondmaal, omdat de Heer Jesus Christus bet op den
avond voor zijn lijden ingesteld beeft; en ook omdat het in den
laten avond van ons leven, wanneer wij op het punt staan om
van hier te scheiden, onze kracht en sterkte moet uitmaken.
-ocr page 80-
70
4.J De teerspijs op den weg, als de troostvolle spijs op den weg
naar de eeuwigheid. Trouwens, het H. Sacrament is ons ziele*
voedsel op den weg des levens tot aan den dood, zoowel als
van den dood tot in de eeuwigheid.
5.) De Eucharistie. Eucharistie beteekent dankzegging. De
Christen, die dit II. Sacrament ontvangt, behoort God den
Vader te danken, omdat deze ons zijnen Zoon, en in Hem,
alles gegeven heeft, wat wij noodig hebben. Wij danken dan
ook door hetzelve onzen lieer en Heiland, Jesus Christus, om-
dat Hij ons, door zijn lijden en sterven, verlost heeft.
6.) Een liefdentaal: want in dit Sacrament erkennen wij Gods
groote liefde op het levendigst; en tevens behooren wij van liefde
tot Hein en tot onze naasten doordrongen te zijn, als wij de
vruchten daarvan willen genieten. God is liefde. Jesus, de Eenig-
geborene Gods, is niet slechts gestorren voor ons, maar Hij
geeft zich aan ons tot spijze.
Wie in de liefde blijft, blijft in
God, en God in hem.
7.) liet allerheiligste, hel Hoogwaardige; omdat Jesus Christus,
als het aanbiddenswaardigste goed, als de bron en de vloed
van alle heiligheid daarin bevat.
8.) Het Puuschlam. Reeds in het oude verbond beval Jehova
den Israëlieten, dat zij, ter gedachtenis van hunne verlossing
uit Egijple, jaarlijksch op het paaschleest een paaschlam eten en
daardoor hunne bevrijding uit de Egyptische slavernij gedenken
zouden. Wij Christenen zijn door onzen Heer Jesus Christus
van de slavernij der zonde verlost. Ter gedachtenis van deze
verlossing moeten alle Katholieken, en wel in den paasclttijd,
het Paaschlam nuttigen. Doch het Paaschlam van het nieuwe
verbond is oneindig verhevener, dan dat van bet oude. Want
het is Christus, het Lam Gods, dat de zonden der wereld weg-
neemt
, zells. die zich voor ons heeft opgedragen aan het Kruis,
en zich tot spijs schenkt in het Allerheiligste Sacrament.
9.) Ook draagt dit Sacrament den naam van Communie, dat
i», gemeenschap, dewijl wij door dezelfs nuttiging met Chris-
tus,
door Christus met den Vader en den Heiligen Geest, als
ook met Gods engelen en met de Heiligen in den Hemel, en met
alle ware geloovige en godvruchtige ineuschen op aarde vereenigd
worden.
10.) Eindelijk heet dit Sacrament het Offer, de Mis, het Aller-
-ocr page 81-
71
heiligste Misoffer, dewijl daarin Jesus Christus door den priester
opgedragen, en als het alleraangenaamste geschenk aan den
Hemelschen Vader geofferd wordt.
Het wordt een offer van aanbidding en lof genoemd, als men
dit H. Sacrament aan God den Vader opdraagt om Hem als
Opperheer te vereeren en te prijzen.
Het heet dankoffer, als het aangeboden wordt om \\oor ont-
vangene gunsten te danken, of\' om nieuwe gaven af te smee-
ken; en zoenoffer, als het opgedragen wordt om vergiffenis
voor bedrevene zonden te verwerven.
d.) Onderrigt aangaande het II. Misoffer t).
Het Heilig Misoffer is eene onbloedige vernieuwing van het bloe-
dige
offer, dat Jesus Christus aan liet Kruis heelt opgedragen.
1°.) Het bestaat uit rijf deelen, als: de ingang, de offerande,
de verandering
van het brood en den wijn in het ligchaam en
bloed des Heercn, de nuttiging en het besluit,
o.) Bij den ingang bereidt de dienstdoende Bisschop of Pries-
ter zich tot zijn heilig werk voor.
I>.) Bij de offerande draagt hij, door Jesus Christus, het brood
en den wijn aan den Hemelschen Vader op; en \'zulks tot eer
van God zelven en van deszelfs Heiligen, tot heil der inenschen
op de aarde, en tot troost van de zielen in het vagevuur.
e.) Bij de verandering of consecratie wordt het brood en de
wijn, door hel woord der goddelijke ahnagt, veranderd in het
allerheiligste ligchaam en bloed van Jesus Christus.
d.) Bij de nuttiging, communie of gemeenschap, vereenigt de
Priester zich met Christus, en door Hem met den Hemelschen Va-
der, met alle Engelen en Heiligen en alle ware geloovigen op aarde.
e.) Eindelijk maakt eene dankzegging voor de ontvangene
weldaden het besluit der Mis uit; met bijvoeging van de bede,
dat die weldaden bestendig in ons mogen verblijven en ver-
meerderd worden.
2".) De Bisschoppen en de Priesters hebben de magt om dit
1) De schrijver verschilt, in zijne uitleggingen on toepassingen van
de plegtigheden bij de H. Mis gebruikelijk, dikwerf van anderen, die
daarover gehandeld hebben. Eerst was het mijn plan dit hier en daar
aan te wijzen, dan bij nader indenken kwam het mij, om de meeste
gebruiken van dit boekje, toch beter voor eenvoudig het oorspron-
kelijke te blijven volgen.
                                                             v.
-ocr page 82-
72
H. Offer op te dragen. omdat zij opvolgers zijn van de Aposte-
len
aan wie Christus bevolen heeft, \'dat zij dit doen zouden
tot zijne gedachtenis."
(Luk. XXII: 19).
3°.) De Misdienaar bekleedt de plaats der gemeente; hij han-
delt en spreekt in haren naam; de gemeente behoort in haar
hart zicli bij hem aan te sluiten.
4°.) Aangezien de offerende priester zich niet waardig acht
om dadelijk het heiligdom te betreden, belijdt hij aan den voet
des altaars zijne zonden, betuigt daarover zijn leedwezen en
bidt om vergiffenis. Hetzelfde behooren ook de geloovigen te
doen, die het II. Misoffer bijwonen.
5".) Als de priester het altaar beklimt, helt hij zijne handen
ten hemel, tot God; en ten teeken van zijn vurig verlangen
naar Gods genade, vouwt hij die weder bijeen. Zoo ook kust
hij het altaar om zijne lielde tot Christus en tot de Heiligen,
wier overblijfselen bier aanwezig zijn, te kennen te geven.
6°.) Nu volgt de Introïtus, dat is: de ingang, of het ingangs-
gebed der II. Mis. Gewoonlijk bestaat het uit weinig woorden
en bevat de uitboezeraing van een godvruchtig hart gerigt tot
God of tol de Heiligen , wier feest gevierd wordt. Daarop wordt
het Kyrie eleison , Christe eleison, Kyrie eleison, dat is, Heer
ontferm l\' onzer, Christus ontferm U onzer. Heer ontferm V
onzer!
ieder driemaal herhaald, om alzoo de barmhartigheid
der drie goddelijke Personen, Vader, Zoon en Heilige Geest, af
te smecken.
7°.) Dan zingt of leest de priester: Gloria in Excelsis, dat
is: eere zij Godin den Image. enz. Met reden laat men op de
dagen aan boetvaardigheid gewijd, en in de Missen voor de
overledenen dezen vreugdezang, eenmaal door de Engeleu bij
de geboorte vau den Heiland aangeheven, geheel achter.
8.) Na den lofzang der Engelen keert de priester zich naar
de gemeente met dezen heilwensen: Dominus vobiscum ! de Heer
zij met u!
waarop in naam der gemeente, de zangers of de mis-
dienaars antwoorden; et cum spiritu tuo! en met uwen geest!
Nu noodigt de priester de aanw ezenden tot het gemeenschappelijk
gebed uit, met het woord: oremus, dat is: laat ons bidden;
en nu ook behooren dezen met den priester te bidden, dat
God hun dezen heiligen dag en deze offerande nuttig en ter
zaligheid voordeelig maken wille; door Jesus Christus, onzen
-ocr page 83-
73
lieer. Hierop antwoordt men: amen, dat is: zoo geschiede het!
zoo zij het!
9°.) Op liet gebed volgt het onderrigt. Dit bestaat in de voor-
lezing van het Epistel en van het Evangelie. Het Epistel is geno-
men, of uit zendbrieven der Apostelen (waarnaar het zijnen
naam draagt), of uit de schriften van het oude verbond. Het
Evangelie bevat de loeringen en daden van Jesus, onzen Heer
en Zaligmaker, Gods Zoon, welke, door ingeving van den Geest
Gods, ter onzer zaligheid, door zijne leerlingen opgeteekend
en door hunne getuigenis gewaarborgd zijn.
10°.) Het Epistel wordt aan de linker-, het Evangelie aan de
regterzijde van liet altaar gelezen i). Bij het lezen van het Evan-
gelie
slaat de geloovige Katholiek op en teekent zich niet het kruis
op voorhoofd. mond en borst, en legt daardoor zijnen eerbied
aan den dag voor zijnen Zaligmaker, die tot hem spreekt.
11°.) Hierop volgt de preek of leerrede. Dit overoud gebruik,
dat een tijd lang is opgeheven geweest, is weder algemeen inge-
voerd geworden; om daardoor een einde temaken aan de erger-
lijke verlating van het kerkgebouw, zoodra de priester op den
kansel verschijnt. Beseft toch, dierbare medechristenen! het
groote belang dat er voor u gelegen is in het hooren van Gods
woord.
12".) Op de zon- en feestdagen , als ook op andere door de Kerk
voorgeschrevene tijden, volgt op het Evangelie de plegtigegelooft\'
belijdenis.
In de Hoogmis worden de eerste woorden voor dezelve
Credo in u/tum Deum; dat is: Ik geloof in eenen God, door den
priester zingend aangeheven, waarop dan het koor invalt en voort-
zingt, terwijl de priester in stilte voorlbidt. Wij belijden daardoor
openlijk, dat wij alles gelooven wat de Profeten, de Apostelen en
de Heer .f,mis ons geleerd hebbeu, en dat wij in dat geloof het
tegenwoordig heilig offer bijwonen en de zaligmakende vruchten
van hetzelve verwachten willen.
Bij het tweede gedeelte van de H. Mis, de offerande genaamd.
1) Volgens oude schrijvers: om de voortreffelijkheid van het nieuwe
boveu het oude verbond aan te duiden. Nogtans schijnt het, dat de eigen -
lijke reden daarin te zoeken is, dat men, om de offerande der gcloovigen
te ontvangen, grootere ruimte aan de epistelzijde noodig had, en derhalve
het boek, dat in den weg stond, aan de andere zijde plaatste; en men is dit
blijven doen, schoon het offeren der geloovigen in onbruik is geraakt.
-ocr page 84-
74
heft de priester de pateen waarop liet brood ligt, zoo wel als den
kelk, waarin de wijn met een weinig water vermengd is, op, en
offert deze gaven , onder plegtige gebeden en zegeningen, aan
God en heiligt die aan zijne heilige dienst toe.
In vroegere tijden bragten de geloovigen het brood en den wijn
tot de offerande aan; en niet dan toen het aantal der offeraars
verminderde , werd de geestelijkheid te rade zelve het brood
en den wijn aan te schaffen. Hier te knde is het gebruik van
ten offer te gaan nagenoeg geheel afgeschaft, en eene gift in
geld, welke den dienstdoenden priester wordt aangeboden , heeft
daarvan de plaats vervangen en dient, even als de vorige offer-
gaven, om in zijn onderhoud te voorzien.
De tVestersehe Kei k (ook de Latijnse/ie genoemd), bezigt bij
de H. Mis ongedeesemd of ongezuurd brood, dewijl naar alle waar-
schijnlijkheid Jesus Christus, hij de instelling van dit allerheiligste
Sacrament, ongezuurd brood gebezigd heeft. Dit gebruik moet,
volgens de leer van den grooten Apostel, opwekken en aanvuren
om, \'Ons Paschen, hetwelk Christus is, niet met het oude zuurdeeg
van zonde en boosheid, maar met de ongezuurde brooden van op-
regtheid en waarheid te nuttigen."
(I Korinth. V: 8).
De wijn wordt door den priester met een weinig water ver-
mengd;
en even als dit water met den wijn, zoo moeten ook de
geloovigen zich met God vereenigen. De Joden waren gewoon
bij de viering van het Paschen den wijn met water te vennen-
gen; waarschijnlijk heeft onze Heer hij het laatste avondmaal dit
gebruik gevolgd. Ook herinnert ons de Kerk hierdoor de ge-
heimnisvolle gebeurtenis, dat toen de voor de zaligheid der
wereld gestorven Heiland aan het kruis hing, zijne zijde met
eene lans doorstoken werd, en dat daaruit bloed en water vloeide.
(Joan. XIX: 33—37).
Hierop heeft de handenwassehina plaats. De aanleiding daartoe
werd in vroegere tijden door het ontvangen van de offergaven
gegeven. Thans is zij meer een teeken van geestelijke reiniging,
waarop zich zoowel de dienstdoende priester als de gemeente toe-
leggen moet. Bij het wasschen der handen wordt een zeer toe-
passelijk gebed, uit den 25ston Psalm ontleend, uitgesproken.
Hiervan gewaagt zoowel de //. Cgrillus van Jeruzalem, als de
liturgie van den H. Joannes Chrysostomus.
Als de priester zich vervolgens tot de gemeente keert en zegt:
-ocr page 85-
75
orates frates! dat is, bidt broeders! dan vermaant hij haar, dat
zij God bidden moet om dit offer in genade aan te nemen.
Daarop spreekt hij de zoogenaamde stille gebeden (secreta);
want elk oogenblik, elk gebed moet dienen om de ziel tot stille
godsviucht te stemmen, alzoo de stond nabij is op welken onze
Heiland zich verwaardigen wil om tot onze zaligheid op onze
altaren te verschijnen.
Op de stille gebeden volgt de Praefatie. Zij is volgens haren
inhoud eene plegtige uitnoodiging om God te danken en te
loven, tot wiens troon zich thans de priester te gelijk met de
gemeente in den geest verheft. Met dit doel spreekt de priester
bij den aanvang der Praefatie de veel beteekenende woorden:
Dominutvobiscum; de Heer zij met u! en de gemeente over-
tuigd. dat elke verheffing van den geest tot den troon van God,
zonder deszelfs genade onmogelijk is, antwoordt: Et eum spiritu
tuo; en met uwen geest.\'
Nu hervat de priester: siirsnm corda!
de harten omhoog!
en kondigt al/.oo den geloovigen aan, dat het
oogenblik daar is om geest en hart naar boven te beffen ; en om
dit ook op eene zienelijke wijze te kennen te geven, rigt hij
ter zellder tijd oogen en handen hemelwaarts en zingt, bij eene
plegtige godsdienstoefening, deze woorden op eenen toon, die
kracht, zalving en godsdienstige geestverheffing aanduidt. Tot
zijnen troost antwoordt de gemeente op deze uitnoodiging: habe-
mus ad Dominnm
; wij hebben (onze harten) tot God opgeheven. Dan
dankt hij God voor deze schoone stemming der gemeente en gaat
voort; gratias agamus Domino Deo nostro! laat ons den lieer, onzen
God dankzeggen!
Datzelfde gevoelen bezielt de gemeente, en zij
roept uit: dignum et justitm est. Dat is billijk en regt.
En nu volgt de eigenlijk gezegde Praefatie, wier inhoud de
redenen opgeeft, welke de Christenen (naar aanleiding van den
tijd des jaars, of van het gevierde feest) tot lof en dank stemmen.
Eindelijk mengt de priester zich, in den geest opgevoerd, in
de koren der engelen en spreekt het driemaal Heilig uit. Sanc-
tus,
enz. dat is: heilig, heilig, heilig is de Heer God der heer-
scharen ; hemel en aarde zijn rol van zijne heerlijkheid. Hosanna
in het allerhoogste! Gezegend Hij, die komt in den naam des
Heeren , Hosanna in het allerhoogste !
Een weinig later wordt er een teeken met de schel gegeven
om ons op de komst van den Heer opmerkzaam te maken. Nu
-ocr page 86-
76
bidt ook de priester niet meer overluid. maar in stilte. Ook wij
behooren de komst van den Heiland in stillen eerbied en aan-
bidding af te wacliten.
In bet tlians volgende gebed, dat de Canon (de regel) geiioemd
wordt, smeekt de priester God, dat Hij zijne gaven genadig aan-
nemen wilde door Jesus Christus; dat bij vriendelijk moge neder-
zien op het heil zijner gansche Kerk, van het opperhoofd der
Kerk den Paus, van den bisschop, en van alle geloovigen, bij-
zonder bidt Hij voor het welzijn van alle aanwezigen en van
hen voor wie hij verpligt is te bidden.
I)e priester, wetende, dat hij een zwak en zondig mensch
is, smeekt de allerheiligste Maagd Maria, de Apostelen, de Mar-
telaren
en alle Heiligen, dat zij door hunne verdiensten en
voorbedeu hem helpen en ondersteunen willen.
Onmiddelijk voor de Consecratie, of verandering vernieuwt de
priester zijne bede om eene genadige aanneming van het offer,
hij spreekt alsdan de volgende gebeden: wij bidden U alzoo
Heer.\' dat Gij dit offer onzer dienstbaarheid en van uw geheele gezin
verzoend aannemen, onze dagen in vrede beschikken, ons tan de
eeuwige verdoemenis redden en ons onder de kudde uwer uitver-
kon in ii tellen zult. Door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
Laat dan, o Heer! deze offerande in alles gezegend, aangeno-
men, goedgekeurd, redelijk en V behagelijk zijn; opdat zij voor
ons moge worden het ligchaam en bloed van uwen geliefden Zoon,
onzen Heer Jesus Christus.
c.) 1.) Thans is het hoog heilige oogenblik van de Consecratie,
of verandering aangebroken. De priester neemt het brood in de
handen, zegent het en doet vervolgens even zoo met den kelk;
over den kelk zoowel als over het brood spreekt hij het woord
Gods uit, en verandert alzoo het brood en den wijn in het aller-
heiligste vleesch en bloed des Heeren.
2.) Het woord Gods, dat hij spreekt, luidt aldus voor het brood:
• neemt en eet, dit is mijn ligchaam ; en voor den kelk : neemt en
drinkt allen daar uit, want dit is de kelk van mijn bloed, van
het nieuwe en eeuwige verbond, eene verborgenheid des geloofs,
hetwelk voor u en voor velen zal worden uitgestort tot vergiffenis
der zonden; zoo dikwerf gij dit doen zult
, doet dit ter mijner
gedachtenis."
3.) God heeft eens door het woord zijner ahnagt hemel en aarde
-ocr page 87-
77
geschapen; door het woord zijner almagt veranderde Jesus water in
wijn, en wekte dooden tot een nieuw Teven op. De Heiland zeide
ook zelf tot zijne leerlingen, die eerst niet gelooven wilden, \'mijne
woorden zijn geest en leven."
(Joan. VI: 54.)
4.) Nadat door de woorden des priesters de verandering van zelf-
standigheid geschied is, heft hij het ligchaam , en daarna het bloed
desHeerenop, ten einde het door de geloovigen te doen aanbid-
den. Wij kunnen ons op dit plegtig oogenblik met nut herinneren,
hoe -li xii.s Christus eens aan het kruis verheven, en zijn bloed voor
het heil der w ereld vergoten is.
5.) De kerkelijke uitdrukking consacreren bcteekent hier: het
brood en den wijn veranderen in het H. ligchaam en het H. bloed
des Heeren. Bij deze wondervolle gebeurtenis moeten wij Chris-
tenen ons geloovig voor onzen Heiland nederwerpen, en ter-
wijl wij Hem aanbidden, tot een teeken van rouw op onze
borst kloppen.
6.) Nadat de priester de opheffing verrigt heeft, draagt hij den
thans tegenwoordig gestelden Jesus aan God den Vader op, voor
alle levenden , en meer bijzonder voor hen , die tegenwoordig zijn;
voor de afgestorvenen en ook voor zich zelven, bij welke laatste op-
dragt hij op de borst klopt tot een teeken van zijne onwaardigheid
en zondigheid. Eindelijk besluit hij dat gedeelte der H. Mis met
het verhevenste van alle gebeden, het Pater noster of gebed
des Heeren.
7.) Thans geschiedt de breking van de gedaante des broods. De
priester breekt de H. Hostie in drie deelen , en laat het kleinste ge-
deelte in den kelk vallen; terwijl hij dit doet, zegt hij, pax Domini
enz., de vrede des Heeren zij altijd met ulieden/ Jesus heeft bij de
instelling van het H. Sacrament het brood gebroken, en somtijds
noemt de H. Schrift het geheele Sacrament naar deze handeling de
breking des broods
(Handelingen II : 42 en XX ; 7.)
8.) De vermenging van het H. ligchaam des Heeren met dèszelfs
H. bloed is een fraai zinnebeeld van de opstanding van Christus, bij
welk zijn ligchaam weder met zijn bloed vereenigd is; en gevol-
gelijk ook van de opstanding, welke wij verwachten.
9.) Paus Sergius (hij regeerde van 687 tot 700), stelde na deze
breking het agnus Dei in. De priester spreekt tot driemaal toe deze
woorden: Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt! en de
beide eerste keeren voegt hij daarbij: ontferm u onzer; terwijl hij
-ocr page 88-
78
den derden keer zegt: geef ons vrede! maar in de Missen voor de
overledenen zegt hij: geef hun rust! en den derden keer: geef hun
de eeuwige rust!
10.) De tredekut, welke men bij plegtige hoogdiensten , die niet
voorde overledenen opgedragen worden, elkander geeft, wordt
voorafgegaan door dit echt kerkelijk en krachtig gebed. Heer Je-
sus Christus! die tot uwe Apostelen gezegd hebt: ik laat u den
vrede, ik geef u mijnen vrede; zie niet op onze zonden , maar op
het geloof van uwe Kerk ; en eerwaardig l haar .volgens uwen wil
te bevredigen en te vereenigen ; Gij, die leeft en heerscht,God! in
de eeuwen der eeuwen. Amen.
11.) De dienstdoende priester en zijne bedienaren kussen te za-
men, voordat zij elkander den vredekus geven, het altaar, om daar-
door aan te toonen, dat men slechts door Jesus Christus, die zich
op het altaar ottert: den hemelschen vrede verwerven kan. Wat de
beteekenis betreft, is de vredekus eene aanduiding van die broeder-
lijke liefde en vereeniging, w elke onder de geloovigen heerschen
moet. In dezen zin noemen de Vaders dien niet slechts een teeken
van vrede, maar ook het zegel des gebeds.
Behalve dit is de vredekus nog een heerlijk zinnebeeld, hoe
Christus de vereeniging en de vrede tusschen hemel en aard ge-
worden is. Waarschijnlijk gaven de woorden van den Heer; als gij
dan uwe gift aan het altaar opdraagt, en aldaar indachtig wordt,
dat uw broeder iets tegen u heeft, zoo laat uwe gift daar voor het
Altaar, en ga u eerst met uwen broeder verzoenen, en dan zult gij
uwe gift komen opdragen
(Matth. V; 23 en 24.) de aanleiding tot
de instelling van dit gebruik.
d.) 1) Na nog twee korte maar krachtige gebeden te hebben uitge-
stort, om daardoor zich tot de //. Communie voor te bereiden, neemt
de priester het H. ligchaam des Heeren in de linkerhand, ter» ijl hij
met de regterhand driemaal op de borst klopt, telkens zeggende:
Domine, non ram dignus, enz. dat is: Heer ik ben niet waardig dat
gij onder mijn dak komt ! maar spreek een woord en mijne ziel
zal gezond worden.
(Naar Matth. VII: 8).
2.) Thans nuttigt hij de //. Hostie enzegt: het ligchaam van onzen
Heer Jesus Christus beware mijne ziel ten eeuwigen leven! Amen.
3.) Na de nuttiging van het H. bloed behoort volgens het voor-
schrift, aan de geloovigen , die communiceren, de II. zielespijs uit-
gereikt, en zulks niet tot na het einde der Mis verschoven te wor-
-ocr page 89-
79
den. Noglans kunnen er dienaangaande, om gewigtige redenen,
uitzonderingen plaats hebben.
4.) Daar in onze dagen wegens de laauwlieid der geloovigen,
de priester dikwijls de eenige communikant is, beliooren de geloo-
vigen hun best te doen om yeestelijkerwijze te communiceren. De
geestelijke communie bestaat in het verlangen om naar den geest
dit allerheiligste Sacrament te ontvangen. De Kerkvergadering van
Trente, heeft deze wijze van communiceren plegtig goedgekeurd.
[Conc. Trid. Sess. XIII. 8 de Euch. sacr.) Hare uitspraak berust
gedeeltelijk op de getuigenis der II. Schrift, gedeeltelijk op de ge-
zegden der Kerkvaders. Intusschen moet men nooit uit het oog
verliezen, dat slechts diegenen de hoop mogen voeden van met
Christus vereenigd te worden, welke zich dit waardig maken, en
vooral zij, die de werkelijke, sacramenteele communie naar beta-
men hoogachten , en daaraan zoo dikwijls mogelijk deelnemen.
e.) 1.) Nu dekt de priester den kelk, dien hij behoorlijk gerei-
nigd heeft, weder en leest dan bet korte gebed of de spreuk com-
militie
genoemd, omdat het eertijds gedurende het communiceren
der geloovigen gezongen werd. Thans strekt het even als de daarop
volgende gebeden tot eene dankzegging.
2.) De priester keert zich naar het volk met zijnen gewonen
groet: de Heer zij met u! en leest of zingt de dankgebeden, post-
communie
geheeteu, omdat zij na en tot dankzegging voor de com-
munie
gedaan worden. De gemeente wordt plegtig henengezonden
en de bijeenkomst geëindigd verklaard door de woorden: Ite, tnissa
est.
Dat is: gaat! het offer is opgedragen, of: gaat! de Mis is ge-
eindigd.
Op boete- en vastendagen is deze henenzending minder
plegtig en meer geschikt om ons tot volharding in de boetvaardig-
heid uit te noodigen; men zegt dan: benedicamns Domino.\' laat
ons den lieer loven !
De dienaar, of de gemeente antwoordt in beide
gevallen: Deo gratias ! God zij gedankt! in de missen voor de over-
ledeneu. uit de priester, in plaats van de gezegde woorden, eenen
vromen wensch, terwijl hij op eenen roerenden toon zingt of
spreekt: requiescant inpace! dat zij rusten in vrede! en het ant-
woord op dezellde wijze gegeven, luidt: Amen! zoo zij, zoo ge-
schiede hel!
3.) De geheele heilige handeling wordt door den priester besloten
met in stilte een gebed tot de allerheiligste Drieè\'enheid op te zen-
den, hetwelk aldus luidt: \'Laat, o II. Drieè\'enheid! de betuiging
-ocr page 90-
80
mijner dienstbaarheid u aangenaam zijn, ea geef dat het offer,
hetwelk ik, schoon zulks onwaardig
, voor de oogen uwer majesteit
heb opgedragen, V behagelijk, en aan mij en allen, moor wie ik het
heb opgedragen, door uwe goedgunstigheid tot eene verzoening zij,
door Christus, onzen Heer. Amen."
4.) Behalve in de missen voor de overledenen, geeft thans de
priester aan de aanwezigen in den naam der allerheiligste Drieèen-
heidden
zegen, en leest vervolgens(belioudeiisondcischeideneuit-
zonderingen) het beg\'n van het Evangelie volgens den H. Joannes,
waarin de troostvolle woorden voorkomen: \'het Woord is rleesch
geworden en het heeft onder ons gewoond"
(Joann. 1; 14). Bij deze
woorden buigt de priester aanbiddend zijn knie, zoo als ook de ge-
meente behoort te doen, welke vervolgens in stilte met den mis-
dienaar het Deo gratias ! Gode zij biervoor dank ! uitspreekt.
Hoe men de H. Mis bijwonen moet.
Als wij de H. Mis naar de bedoeling van onze geliefde moeder
de heilige Kerk van Jesus Christus, bijwonen zullen, moeten
wij haar:
1.) Geheel hoorsn, dat is, geen van de vijf bovengenoemde deelen
verzuimen. Indien men intusschen doorgewigtige redenen verhin-
derd wordt, zoude het genoegzaam zijn,dedrievoornaamstedeelen
namelijk de offerande, de consecratie en de nuttiging bij te wonen;
schoon het alsdan hoogst betamelijk zoude wezen de voorbereiding
«n het besluit elders te verrigten.
2.) Eerbiedig hooren, dat is, wij moeten ook met inwendige be-
tamelijkheid daarbij verschijnen, en zulks zoowel ter eere Gods, als
tot stichting van onze medechristenen, Als eronder de Mis ge-
preekt wordt, dan kan men gaan zitten, om des te ongehinderder
en rustiger het woord Gods te hooren. Van het begin der Mis tot
aan het schellen bij den sanctus is men gemoon te staan, of te
knielen. Onder het Evangelie moet men staan. Van het begin van
den canon, dat is, van den sanctus af tot na de nuttiging, moet
men knielen; verder kan men naar verkiezing knielen of staan.
Godvruchtige christenen houden, zoo zij zich van geen gebedenboek
of zoogenaamd kerkboek bedienen, wat nogtans zeer aan te raden
is, de handen steeds gevouwen, welk gebruik aan te prijzen is, ver-
mits daardoor de verstrooijingen worden tegengegaan: om diezelfde
reden moeten ook de oogen op het boek, of indien men geen boek
bezigt, op het altaar en op den priester gerigtzijn, en deooren naar
-ocr page 91-
81
de stem des priesters luisteren. Als er in de kerk een algemeen ge-
bed geschiedt, dat overluid gelezen wordt, moet men gepast en
zedig antwoorden, maar als er stille gebeden geschieden, moet men
zich ook stil houden en vooral geen storend geprevel en gelispel
doen hooren; wijl dit misschien de aanwezigen nog meer hindert,
dan gepraat, gestoot, gedruisch en allerlei ander leven en onma-
nierlijkheid, waarvoor men zich bijzonder te wachten heeft.
3.) Aandachtig hooren. Wij moeten namelijk acht geven op het-
gene de priester aan het altaar verrigt, en de hoofddeelen der II. Mis
in den geest opmerken. Om het allerheiligste offer met aandacht te
kunnen bijwonen, is het noodig, dat men vooraf omtrent hetzelve
behoorlijk onderwezen zij. Bij de offerande moet de godvruchtige
christen in den geest met den priester ollèren, en zich zelven en
al wat hij bezit, den Heer, als de eenig mogelijke gift, waartoe hij
in staat is, aanbieden. Bij de verandering of consecratie, moet bij in
den geest geloovig overwegen, hoe, door het woord der ahnagt
Gods, het brood en de wijn in het heilig lichaam en het dierbaar,
bloed
van Jesus wezenlijk en waarachtig veranderd worden. Zulk
eene waarachtige verandering moet ook met ons plaats grijpen,
omdat wij voortaan der zonde afsterven, nieuwemenschen worden,
en in Christus leven moeten.
4.) Bij de communie des priesters moeten wij geestelijkerwijze
mede communiceeren, door in ons het verlangen op te wekken om
Jesus in ons hart te ontvangen. Bij het besluit der Mis moeten wij
met den priester God danken , onze beden nog eens vernieuwen en
den zegen des priesters ontvangen, alsof zij ons door Jesus Christus
in persoon gegeven werd.
Over de wezenlijke Communie.
Communiceren beteekent: zich door de nuttiging van het aller-
heiligste Sakrament des Altaars met den Zaligmaker vereenigen.
1.) Ieder Christen kan dit H. Sacrament ontvangen, die bij het
gebruik van zijn volle verstand is , zich in staat van genade bevindt
en naar vermogen zijn geloof, zijne hoop en liefde jegens Jesus
Christus
opwekt.
2.) De bisschop, de priester en de diaken zijnde uitdeelers van
dit H. Sacrament.
3.) Werkelijke uitdeeling geschiedt, naar het kerkelijk voor-
6
-ocr page 92-
schrift, op de volgende wijze. Vooreerst zegt de misdienaar den
confiteor, of de schuldbelijdenis op, om aan te duiden, dat diege-
nen, welke de //. Communie willen ontvangen, thans nogmaals
hunne zonden voor God belijden en hun berouw daarover betuigen
moeten. Daarop geeft de bisschop of de priester eeite openlijke en
algemeene vrijspraak van zonde
, terwijl hij biddend het kruisteeken
over de aanwezigen maakt. Als een diaken de 11. communie uit-
deelt, spreekt hij wel hetzellde gebed, maar in plaats van het kruis
over de aanwezigen te maken, teekent hij er zich zelven mede. Nu
neemt de uitdeeler de ciborie of spijskelk en heft eene II. Hostie zoo
ver boven dezelve omhoog, dat zij voor de aanwezigen zigtbaar
wordt en zegt: \'Ziet het Lam Gods; ziet die wegneemt de zonde der
wereld."
En daarop herhaalt hij tot driemaal deze woorden: \'lieer
ik ben niet waardig, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts
een woord, en mijne ziel zal ijezond worden!"
4.) Nu moeten de communikanten zich op de eerbiedigste wijze,
met voor de borst zamengevouwen handen en nedergeslagene
oogen, naar de communiebank begeven; door eene kniebuiging
den Heiland vereeren; alsdan nederknielen; hetcoinmuniekleed
opnemen en over de handen houden, en in stille godsvrucht het
oogenblik der 11. nuttiging afwachten. Bij de nuttiging opent men
betamelijk den mond, steekt eenigzins de tong uit tot op de onder-
lip, en ontvangt aldus het Allerheiligste.
Waar het gebruik nog beslaat van den communikanten den
drinkbeker aan te bieden (wat bijna overal bij de aanneming tot de
eerste II. Communie geschiedt), moet men wel opmerken, dat zulk
een beker niets dan wijn en water bevat, hetwelk dient, om zoo de
U. Host ie toevallig aan het gehemelte vastkleeft, dezelve te ge-
makkelijker los te maken. Nimmer bevat zulk een kelk het dier-
baar bloed des Heeren. hetwelk reeds in het lichaam des Heeren
besloten is. Ook zoude dat kostbaar bloed niet door eeuen mis-
dienaar, die meestal een leek is, toegediend, ja zelis niet gedragen
mogen worden.
Na de ff. Communie moet men zich ten minste een kwartier
lang van het uitwerpen van speeksel, of dergelijke onthouden.
Als men zich weder van de communiebank naar zijne plaats be-
geeft, knielt men nogmaals voor het Allerheiligste en gaat even ze-
dig en godvruchtig weg als men gekomen is. Nu brengt men eeni-
gen tijd door in stille overdenking van de roote genade, waaraan
-ocr page 93-
83
men deelachtig is geworden ; vervolgens bidt uien toepassselijke
dank- en ander* gebeden, en tracht den dag zoo veel mogelijk in
bijzondere heiligheid door te brengen.
5.) Als de priester, die de II. Mis doet, de II. Communie uitdeelt,
dan zet hij de ciborie op hare plaats en vervolgt de 11. Mis, maar
is bet een ander, dan keert deze zich, na het wegzetten van de ci-
borie,
tol de aanwezigen en deelt hun zijn zegen mede, terwijl hij
het teekeu des 11. kruises over hen makende, zegt: \'de zegen van
den Ahnaytiyen God, run den Vader, van den Zoon en van den
H. Geest dale over u en blijre u steeds bij!"
d.) De biecht, of het II. Sacrament van boetvaardigheid, rigt de
kinderen van God, welke na het ontvangen van den-U. Doop in
zonde gevallen zijn, weder op, even als de //. Communie de standvas-
tige en overliet kwaad zegevierende kinderen van God, ten vollemet
Godvereenigt en beloont. Alzoo is de biecht het middel, waardoor
men de na den doop verlorene onschuld weder kan terugbekomen.
1.) Elk christen, die na den H. doop zich aan zware oïdoodehjke
zonde heelt schuldig gemaakt, is, voor zoo ver hij daartoe de gele-
genheid heeft, verpligt het 11. Sacrament van boetvaardigheid te
ontvangen.
2.) De bisschoppen en de priesters hebben van Jesus Christus
de magt ontvangen, om de zonden Ie vergeten, of op te houden
(Joan. XX: 23). Alzoo zijn zij de bedienaars van dit H. Sacrament.
3.) Om waardig het H, Sacrament van boetvaardigheid te kunnen
ontvangen, behoort er eene doelmatige voorbereiding vooraf te gaan.
Ten dien einde zal men eertt den H. Geest om bijstand en genade
bidden; dan zijn geweten onderzoeken; vervolgen» berouw en leed-
wezen over zijne zonden verwekken. en daarbij een krachtig voor-
nemen maken om niet weder in dezelve te vervallen.
4.) Als dit naar behooren geschied is, begeeft men zich naar den
biechtstoel, knielt neder ten teeken van ootmoed, en vraagt den
zegen
des priesters. Na dien bekomen te hebben, spreekt men de
voorbiecht, vermeldt den tijd van zijne laatste biecht, en belijdt als-
dan zijne zonden. De belijdenis wordt met de nubiecht, waarin nog-
maals eene betuiging van leedwezen over het bedreven kwaad ver.
vat is, besloten en men eindigt met den priester om eene zalige
boetpleyiny
en om vrijspraak van de zonden te verzoeken, indien
hij zulks raadzaam acht.
5.) De biechtvader, die hier het drievoudige ambt van rechter, ge-
-ocr page 94-
84
neesheer der zielen en leeraar te bekleeden heeft, schenkt zijnen
biechteling, reeds bij het begin den zegen, om welken deze hein ver-
zocht heel\'t. Hij maakt het teeken des kruises en zegt: -De Heer zij
in uw hart en op mee lippen, opdat gij behoorlijk en oprecht uwe
zonden belijden moogt, in den naam des Vaders en des Zoons en
des H. Geest et! Amen."
Als de belijdenis afgeloopen is, vermaant
de biechtvader den biechteling naar deszelfs behoeften. Op deze
vermaning behoort men niet slechts aandachtig te letten, maar men
moet haar ook ter harte nemen en ten uitvoer leggen. Daarna legt
de priester zijnen biechteling eenige boetpleging op, en spreekt hem
vrij van zijne zonden, waarbij hijonderanderendeze woorden zegt:
• Onze Heer Jesiu Christus onbinde u; en ik, door de van Hem
ontvangene magt, ontbind u van allen band run kerkelijke» ban,
opschorting en interdict, voor zooveel ik vermag en gij daaraan
behoefte hebt. Vervolgent spreek ik u vrij van uwe zonden, inden
naam des Vaders en des Zoons en des H. Geestes. Amen."
U.) Hierop verlaat men eerbiediglijk den biechtstoel, en verrigt
de opgelegde boetpleging bij de allereerste gelegenheid.
Elk Christen
is als zoodanig verpligt tot vrijwillige werken van boetvaardigheid,
aangezien zij het middel zijn om tot die meer verhevene vohnaakt-
heid te geraken, naar welke de Christen noodzakelijk streven moet.
e.) Het heilige, laatste Oliesel is dat Sacrament, hetwelk den
Christen wordt toegediend om hem zijne ziekte geduldig te doen
dragen; om hem de gezondheid der ziel. en veeltijds ook die des
ligchaams te bezorgen; om hem tot den aanstaanden doodstrijd te
sterken, en om hem kracht en genade te schenken, ten einde een
heilvolle eeuwigheid te kunnen ingaan. Denk eens aandachtig na ,
mijne lezers! hoe vaderlijk Jetut voor zijne Kerk gezorgd, en door
haar in alle behoeften van hare en van zijne kindereu voorzien
heeft.
1,) Kik Christen, die, ten minste in vorigen tijd, het gebruik van
zijn verstandsvermogens heeft gehad en die zich in staat van genade
bevindt en in eeue doodelijke ziekte ligt, mag niet alleen, maar
moet dit H. Sacrament ontvangen. Eene ziekte wordt doodelijk ge-
acht, wanneer er meer kans dan waarschijnlijkheid bestaat, dat de
zieke daaronder bezwijken, dan dat hij daarvan opkomen zal. En
daar natuurlijkerwijze de beoordeeling van dien toestand aan eenen
deskundigen toekomt, zoo volgt daaruit de verpligting, van zich in
tijds van eenen bekwamen geneesheer te voorzien.
-ocr page 95-
85
2.) De bisschoppen en de priesters hebben de magt om dit
H. Sacrament te bedienen , en buiten dringenden nood is, naar
de verordening der II. Kerk, de pastoor van den zieke ol\'de plaats-
bekleeder van dien pastoor, alleen bevoegd tot de toediening
van het H. Oliesel.
3.) Wie dit Sacrament wenscht te ontvangen, moet zoo dit
doenlijk is, vooraf biechten en communiceren. Verkeert de zieke
in eenen toestand, die hem zulks onmogelijk maakt, dan wordt
er vereischt, dat hij ten minste berouw en leedwezen over zijne
zonden hebbe.
Terwijl de priester over hein de voorgeschrevene
gebeden spreekt en hem met de olie der zieken (afzonderlijk en
tot dat einde door den bisschop gewijd) op de bepaalde plaatsen
zijns ligchaams zalft, moet de zieke, voor zoo veel zijne krachten
dit toelaten, mede bidden , God smeeken om volkomen vergiffenis
van zonde, om versterking en genade, ten einde het leed geduldig
te kunnen dragen; om terugbekomihg van de verlorene gczond-
heid; ol\', zoo dit voor hein niet nuttig en zalig ware, om be-
vestiging en vermeerdering van zijn verlangen, naar het eeuwig
leven en deszelfs heerlijke bezittingen.
4.) Bij de bediening van dit 11. Sacrament bidt de priester
eerst de Litanie tan alle Heiligen en andere gebeden met de aan-
wezigen, zoo als dit door de Kerk is voorgeschreven; vervolgens
legt hij biddend den zieke de handen op, en verrigt daarna met
de door den bisschop gewijde olie de zalving. Hij zalft de oogen,
de ooren, de neusgaten, den mond, de borst, de handen
en de
voeten,
en zegt: -Door deze heilige zalving en zijne allerzacht-
moedigste barmhartigheid vergeve u God ui wat gij door het ge-
zicht, het gehoor, den reuk, den smaak
, de gedachten en neigin-
gen des harten, het gevoel, en door de rigting uwer schreden ge-
zondigd hebt. Amen.
De zalving geschiedt in den vorm van een kruis.
5.) Ten slotte vermaant de priester den zieke, wiens blikken
hij op het kruisbeeld tracht te vestigen, tot dankbaarheid voor
de ontvangene genade, en geeft hein bij zijn vertrek zijnen zegen.
f). Het priesterschap. De priesterlijke staat en de gehuwde
staat zijn de hooldstanden onder de Christenen. Zij leggen dan
ook den mensch wezenlijke en moeijelijke pligten op. Doch ook
voor de behoeften dier beide verhevene standen heeft Jetuê
Christus
genadig zorg gedragen, door de instelling van twee
Sacramenten,
door welke degenen, die ze ontvangen, alsuiteene
-ocr page 96-
86
bron van genade gesterkt en geheiligd worden , ten einde zij de
hun opgelegde verpligtingen voortaan getrouw zouden kunnen
vervullen.
Door het Sacrament des priesterschap» worden de dienaren
Gods aan de dienst der Kerk toegewijd en ontvangen zij magt
en genade om hun geestelijk ambt naar vereischte te kunnen
vervullen. Hierover valt hoofdzakelijk het volgende op te merken:
1). feder Christen van het mannelijke geslacht kan, indien hij
zich daartoe geroepen gevoelt, en door geene kerkelijke beletse-
len
verhinderd wordt, in den geestelijken stand treden. Hij
moet\'vooral\'den doop en het rormsel ontvangen hebben.de ver-
eischte wetenschappen en deugden bezitten en zich in staat van
genade
bevinden.
2.) Alleen de bisschoppen zijn de bedienaars van dit H. Sa-
crament.
3.) De geestelijke bedieningen van eenen priester zijn, in het
openbaar prediken. het II. Misoffer opdragen, de Sacramenten
(uitgezonderd bet rormsel en het priesterschap) bedienen, pleg-
tige zegeningen verrigten, enz. De diakens mogen (nogtans de
drie eerste zaken niet zonder uitdrukkelijk verlof\') prediken, doo-
pen
, de H. Communie uitdeelen, den priester aan het altaar die-
nen
en het Evangelie zingen.
4.) Bij de wijding der nieuwe priesters, legt de bisschop hun on-
der gebed de handen op,
door welke handeling hij hun den U.
Geest,
en de magt en genade mededeelt om hunne heilige bedie-
ning wettig en geldig waar te nemen.
Ook wordt hun daardoor
aangeduid, dat zij onder de inagt en bescherming van God en
van de II. Kerk staan en arbeiden. Bij de bediening van dit
H. Sacrament komen nog andere veelbeteekenende plegtigheden
voor, waarvan wij de belangrijkste hier mededeelen.
a.) De bisschop plaatst de stool van den diaken, dien hij tot pries-
ter
wijdt en die tot nog toe gewoon was zijne stool over de linker-
schouder
en aan de regterzijde vastgemaakt te dragen, thans
kruiswijze, over deszelfs borst; hierdoor wordt aangeduid, dat
de priester mei kracht en genade van boven bekleed wordt,
en dat hij daarmede toegerust, het kruis van Christus steeds
in zijn hart en voor oogen hebben moet.
b.) De bisschop trekt hem de kasuifel (het misgewaad) aan,
waarvan het achterste gedeelte ineengerold is. Daar de priester in dit
-ocr page 97-
87
H. Sacrament tweeërlei magt ontvangt, namelijk om het 11. Misoffer
te verrigten en om de zonden te vergeven: moet het ineengerolde
misgewaad beteckenen. dat hij de geestelijke wijding en de geeste-
lijke magt nog niet geheel en al en in hare volheid hekomen heeft.
c.) De bisschop zalft de handen der wijdelingen irni.fr/ewtjzemet
chrisma;
van den duim der regterhand tot op den voorsten of wijs-
vinger van de linkerhand. en van den duim der linkerhand tot op
den wijsvinger van de regterhand. Hierdoor wordt aangeduid, dat
zij thans de genade bekomen van te kunnen zegenen Tevens
moeten zij opmerken, hoe heilig de handen hehooren te zijn , die
het heilige ligchaam van Jesus aanraken ; en hoe deze gezalfde han-
den behooren over te vloeijen van barmhartigheid.
d.) Voorts reikt de bisschop den wijdelingen eenen kelk toe mei
wijn en water,
waarop de pateen met de Hostie geplaatst is. Hij
doet hen die aanraken en zegt: \'Ontvangt de magt om Godehet
offer op te dragen en in den naam des Jleeren, zoowel voor lcven-
den als overledenen, de H. Mis te rerrigten."
e.) Dit alles geschiedt onder de Mis van den bisschop; om te
kennen te geven, dat alle priesterlijke magt en genade herkom-
stig is van Jesus\' zoendood aan het kruis; en dat juist in de
ontbloedige vernieuwing van dat verzoenende offer en in de
deelachtigmaking der Christenen aan dcszell\'s oneindige verdien-
sten de hoofdzaak van het priesterlijk ambt bevat is.
5.) Niemand is priester, die dit H. Sacrament niet heeft ont-
vangen. Daar dus de belijders van de verschillende, niet ka-
tholijke
eerediensten het priesterschap als Sacrament verwor-
pen hebben, volgt daaruit, dat hij beu geene priesterlijke magt
hoegenaamd
te vinden is.
g.) Het huwelijk. In dit Sacrament ontvangen de toekomstige
echtgenooten genade en sterkte om hunne nieuwe rerpligtingen, zoo
als het goeden Christenen betaamt, getrouw
te kunnen vervullen.
t.) Twee personen, man en vrouw, die Christen en ongehuwd
zijn, kunnen met elkander in het huwelijk treden.
2.) Het is een loffelijk gebruik, dat het bruidspaar bij den pas-
toor komt, om hem vroeg genoeg hun voornemen bekend te maken,
en in zijne tegenwoordigheid de ondertrouw te sluiten. Zoo is het
ook de pligt van den pastoor, den bruidegom en de bruid, naar hun-
nen stand, in het geloof te beproeven. Daarop geschieden dan open-
lijk in de kerk, van den predikstoel, de huwelijksaankondigingen ;
-ocr page 98-
88
en wei, volgens kerkelijk gebod, driemaal op drie achtereenvolgende
zon- of feestdagen ;
ten einde te kunnen vernemen, of niemand
ecnige verhindering of beletsel tegen het voorgenomen huwelijk
weet aan te voeren
(waartoe, uit den aard der zaak, ieder, die
meent of weet zulk een beletsel te kunnen openbaren
, op zware
zonde verpligt is); als ook om aan het bruidspaar eenen behoor»
lijken tijd tot voorbereiding te verschaffen.
3.) Geen huwelijk is wettig en geldig, dan dat, hetwelk voor
den eigen pastoor
of deszelfs gevolmachtigde, in tegenwoordigheid
van ten minste twee getuigen, gesloten wordt.
4.) Indien er zich geenerlei beletsels opdoen, zegent de pastoor
of zijn plaatsbekleeder het huwelijk in.
Voor het altaar nederge*
knield sluiten de verloofden op.de vraag des pastoors, het hu-
welijksverbond. Hij laat hen elkander de regterhand geven, maakt
het kruisteeken en zegt: ik verbind u in het huwelijk, in den
naam des Vaders, en des Zoons en des Il.Geestes. Amen,
en be-
sproeit hen met wijwater. Hij wijdt vervolgens den trouwring,
en laat dien ouder zijnen zegen, in den naam des Vaders, en des
Zoons en des H. Geestes, door den bruidegom
aan den ringvinger
van de linkerhand der bruid
steken.
5.) Nu spreekt hij nog eenige gebeden, volgens kerkelijk voor-
schrift, waarin God gevraagd wordt om zijnen zegen over het
echtpaar uit te storten. Indien de bruid voor de eerste maal in
het huwelijk treedt, wordt er eene bijzondere en plegtige zege-
ning
over haar uitgesproken, die men bij uitnemendheid den
huwelijkszegen noemt.
Na het voleindigen der huwelijksplegtigheden laat de pastoor
de nieuw getrouwden gaan met eene vermaning om met elkander
christelijk en in alle godvruchtigheid, alsmede in ongestoorden
vrede te leven.
G.) In den advent en den vastentijd zijn de huwelijken verboden.
Dat wil niet zeggen, dat er alsdan geen huwelijk mag worden
gesloten; maar dat de plegligheden en vermakelijkheden, die ge-
woonlijk de sluiting van een huwelijk vergezellen, alsdan wegens
de boetvaardigheid, waaraan die tijdperken zijn toegewijd, ver*
boden zijn.
Het inhalen der kraamvrouwen geschiedt aan de deur der kerk,
waar de priester, in zijn gewaad gekleed, de kraamvrouw, die
eene brandende gewijde kaars knielende in de hand houdt, met
-ocr page 99-
89
wijwater besproeit en eenige voorgeschrevene gebeden over haar
leest. Vervolgens geeft hij haar het uiteinde van zijne stool in
de hand, en leidt haar aldus de kerk binnen. Voor het altaar ge-
komen,doet hij baar nederknielen, vervolgt de gebeden en be-
sproeit haar nogmaals zegenend met wijwater. Deze plegtigheid is
verordend, opdat de vrouw voor haar behoud en voor liet geschon-
ken kroost dank betuigen , zich en haar kind aan God opdragen , en
om genade tot eene behoorlijke vervulling van hare belangrijke en
moeijelijke taak bidden zoude.
De omgangen of processii\'n.
Men noemt oenen optogt van het hoofd eener gemeente met
dezelve, voorafgegaan van kruisen en vanen, en onder gebed
en gezang, van de eene plaats naar de andere, en van daar
weder terug, omgang of processie.
In onze streken zijn zij. op zeer weinige uitzonderingen na,
niet gebruikelijk. Wat er van dien aard geschiedt, bepaalt zich
tot het inwendige van het kerkgebouw; waar, onder tentoon-
spreiding van geestelijke pracht, in vele gemeenten meer dan
eenmaal in het jaar, vooral met het allerheiligste Sacrament,
omgangen gehouden worden.
Ieder omgang is eene zegepraal of triomftogt; en, zij moge
binnen of buiten het kerkgebouw plaats vinden, altijd is zij eene
vereering van den Allerhoogste door die prachtvertooningen,
welke de godsvrucht der menschen moeten opwekken.
II.
Over eenige bijzondere kerkelijke verrigtingen, en wel
vooreerst over de gewone.
Nu het noodige over de kerkelijke verrigtingen in het algemeen
gezegd is, blijft ons nog over die in het bijzonder te beschouwen.
en te verklaren wat er in verschillende tijdperken des jaars
merkwaardigs voorvalt.
1.) Op zeer vele plaatsen wordt eiken zondag geregeld het wij-
water gewijd
(behalve op Paschen en Pinkster, wanneer men
daartoe het daags te voren gewijde water bezigt), en de verga-
-ocr page 100-
90
derde geloovigen worden onder het zingen van eenen toepasse-
lijken psalm door den priester daarmede besproeid.
Deze besproeijing met wijwater moet vooral eene herinnering aan
onzen doop, en aan liet verbond, dat wij toen met de Kerk geslo-
ten hebben, te weeg brengen en afbeelden; en alzoo moet zij het
teeken van die inwendige en uitwendige reiniging des harten en
van die onschuld zijn. waarnaar de Christen, bij zijne intrede
van Gods tempel, allerijverigst streven moet.
a) Daar alzoo het wijwater een zeer schoon zinnebeeld is, en
daar het door de Kerk gewijd en den Christenen ter hand gesteld
wordt, is het ongetwijfeld ook een prijzenswaardig en christelijk
gebruik te achten, dat men zich, zoo in de kerk als te huis, naar
de overoude gewoonte der Christenen, daarvan bedient.
Trouwens, het herinnert ons het dierbare Bloed van Jesus Chris-
tus,
dat te gelijk met het water uit zijne zijde gevloeid is; het herin-
nert ons ook het water des H\'. Doopsel, dat over ons is uitgestort,
en waarvoor wij gereinigd en tot het eeuwige leven herboren zijn.
Het vermaant ons tot boetvaardigheid en tot tranen van leedwezen
waardoor wij de zonden, die w ij na den doop begaan hebben . we-
der moeten uitwisschen, vooral als wij ons aan godsdienstigheid
willen overgeven. Dat het wijwater in de kerk van overoude tijden
dagteekent. blijkt uit de woorden van Paus Ale.rander den Eerste,
die omstreeks het jaar 121 op den stoel van Petrus z:\\t. \'Wij (zoo
zijn zijne woorden), zegenen het water met zout vermengd toot
de geloovigen, opdat allen daarmede besproeid, geheiligd en ge-
rei nigd worden. Want indien de aseh van een vaarskalf door hare
bestrooijing de besmetten heiligt, hoeveel te meer dan het water
dat met zout vermengd en door goddelijke gebeden geheiligd is?
En indien de ongezondheid van het water met het inwerpen van
zout door den profeet Elizeus is weggenomen, hoeveel te meer dan
zal het door goddelijke gebeden geheiligde water de gebreken der
mensehelijke dingen wegnemen, de lagen des duivels verijdelen
,
de mensehen voor listige begoochelingen bewaren en de besmetten
reinigen?
b.) Het wijwater heeft de kracht niet in zich, maar bekomt haar
door den kruisdood van Jesus, door het gebed der Kerk en
door ons godvruchtig gebruik.
Als de priester hetzelve wijdt; maakt hij bij herhaling daarover
het kruisteeken en mengt er zout door, dat ook vooraf gewijd is.
-ocr page 101-
91
2) Het kerkelijke jaar begint op den eersten zondag van den
advent
en eindigt met de week na den laatsten zondag na Pinkster.
3.) De adventtijd is, gelijk wij vroeger zagen, aan de voorberei*
ding tot de komst van Jesus Christus toegewijd; en gedurende dien
tijd worden in de Kerk verschillende en tot dat einde dienende
godsdienstoefeningen gehouden.
4.) Op het Kersfeest staat het aan eiken priester vrij driemaal
het H. Misoffer op te dragen. Ook worden op verschillende uren ,
op dezen zoo heiligen dag. in vele kerken drie plegtige missen ge-
zongen, welke door bijzonder gepaste gebeden en voor het leest ge-
schikte Epistelenen Evangeliën uitmunten. Met volle regt klinkt
in elke mis het gezang.dat de engelen in dezen heiligen nacht heb-
ben aangeheven : Eere zij Góde in den hooye! (Gloria in excelsis Deo)
alsmede de Credo, of geloofsbelijdenis, waarin de menschwording
van Gods Zoon als een hoogstbclangrijk geloofspunt voorgesteld
wordt. De eerste van deze drie missen wordt in den nacht gevierd,
als een zinnebeeld der goddelijke geboorte van den eenigen Zoon
des Vaders in de duisternis en verborgenheid der eeuwigheid; de
tweede mis wordt in de morgenschemering, bij het aanbreken van
den dag gezongen, en draagt somwijlen den naam van de her-
dersmis,
omdat het evangelie de aankomst van de herders te Betlv
lehem
verhaalt; en zij beteekent de genadevolle geboorte van Jc-
sus Christus
uit de zuivere maagd Maria in de stal te Bethlehem,
welke geboorte als een reeds aanbrekende morgen der zaligheid,
den aanstaanden dag der heerlijkheid aankondigt. De derde mis
wordt op den klaren dag, en wel op den gewonen tijd der hoogmis,
plegtig gezongen. Zij beteekent de komst van Jesus Christus in
het hart van eiken waren geloovige, waarin Hij, die de zon der ge-
regtigheid onzer zielen is, den helderen dag der ware vreugde schept.
Immers: •het Woord is Vleesch geworden en heeft onder ons ge-
woond en wij hebben zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid
als van den eeniggeborene des Vaders, vol van genade en waar-
heid."
(Joan. 1; 14.)
5.) In vorige tijden was men gewoon op het feest van de Open-
baring des Heeren
(driekoningendag), ter gedachtenis van den
doop onzes Heeren in de Jordaan, plegtig den H. doop te bedienen,
in sommige oorden wordt met datzelfde inzicht water gewijd, waar-
van de geloovigen een gedeelte naar hunne woningen medenemen.
De kaars, eigenlijk drie aan een verbondene kaarsen, welke in
-ocr page 102-
92
verschillende oorden van ons vaderland op dit feest en gedu-
rende deszelfs octaaf ontstoken wordt, beteekent de gelieimnis*
volle ster, door welker verschijning de Oostersche Wijzen, tot
hunnen togt naar het Joodschc land aangespoord, en tot het
gewenschte doel gebragt werden.
G.) Woensdag na den zondag Quinquagesima begint de reertig-
daagsche raste.
Deze dag wordt atehdag genoemd, omdat de Kerk alsdan de
asch wijdt, welke door de priesters den geloovigen op het hoofd
wordt gestrooid onder het spreken van deze veelbeteekenende
woorden: »gedenk, mensch! dat gij stof zijt, en tot stof zult terug\'
keeren."
(Boek der Schepping III: 19.) Deze plegtigheid moet den
mensch tot de boetvaardigheid, waaraan hij zich in de vaste
behoort toe te wijden, aansporen; want de asch was reeds bij
de oude Oosterlingen een zinnebeeld van rouw en boete.
7.) De rijfde zondag in de raste wordt passiezondag, dat is:
lijdenszondag geheeten.
Daags te roren worden in de kerken de kruisbeelden, alsmede
de beelden der Heiligen met paarsche dekkleed en behangen. Het
Evangelie van dien zondag zegt, "dat Jesus (wiens uur nog niet
gekomen was) zich rerborg en uit den tempel ging." (Joan. VIII: 59.)
Alles is thans en wordt, naar mate de tijd van Jesus lijden en dood
nadert, nog meer in droefheid gehuld. Dit is eenc droefheid, welke,
zoo als de Apostel zegt, het eeuwige leven werkt; en slechtsdoor den
waren Christen, die het kruis van Jesus tot veldteeken gekozen
heeft, gevoeld en onmogelijk met woorden uitgedrukt kan worden.
8.) Op palmzondag, de zesde zondag in de vaste, wordt de palm
gewijd, die naderhand door de geestelijkheid en het volk in pleg-
tigen omgang wordt rondgedragen t). Zulks geschiedt tot berin*
nering van datgene, wat in het Evangelie van de palmwijding
vermeld wordt, namelijk dat Christus voor zijn lijden en sterven
plegtig Jeruzalem binnentrok, gezeten op het veulen van eene
ezelin, zoo als van Hem voorspeld was , en begeleid door zijne leer-
lingen en eene menigte van volk, die met takken in de hand voor
Hem uitgingen of Hem volgden, terwijl anderen den weg, waarover
Hij trok, met het loof der boomen bestrooiden en zelfs hunne
1) Veeltijds wordt dit door de kleine ruimte van het kerkgebouw
verhinderd.
                                                                                        v.
-ocr page 103-
93
kleederen uittrokken om er don weg mede te kunnen beleggen.
Zulk eene vereering kwam Hem toe als Koning en als gezant
van den Allerhoogste. Op dezen dag wordt in de 11. Mis de lijdens-
geschiedenis van den Heer, naar het verhaal van den //. Mattheus.
gelezen; Dingsdag daaraanvolgende leest men die naar het verhaal
van den //. Marku*, Woensdags naar het verhaal van don ff. Lu Lus,
terwijl op Goeden Vrijdag het verhaal van het lijden volgens
den ff. Jou/mes die voorlezingen besluit.
9.) Op Woensdag, Donderdag en Vrijdagavond \'worden (ook op
sommige plaatsen in onze streken) de zoogenaamde donkere metten
gezongen. Zij dragen dien naam , omdat zij eertijds te middernacht
aanvingen. Op het einde daarvan, en als alle andere lichten zijn
uitgedaan, begeeft een kerkelijk bedienaar zich met het laatste
brandende licht achter het hooge altaar. Do priester en de ge-
meente vallen dan op de knieën en bidden in den geest van
boetvaardigheid on droefheid den vijftigsten Ptalm (Miserere).
Als deze gebeden is, spreekt de priester een kort gebed, waarna
hij even klopt, zoo ook de gemeente. als eene berinnering aan
de aardbeving en andere groote stoornissen in de gansche natuur,
bij den doud van Jemix voorgevallen. Daarop wordt het verbor-
gen licht weder te voorschijn gebragt; niet alleen om denver-
trekkenden den weg te doen kennen, ten einde de kerk te kunnen
verlaten , maar ook om op eene treilende wijze den Heiland af
te beelden, die door zijnen dood wel voor eenen korten tijd ain
de oogen zijner geliefden onttrokken werd, maar voortaan als het
licht der wereld in aUe eeuwen met zijne Kerk verblijven zal.
De vijftien kaarsen, welke hij het zingen van deze kerkelijke
dienst opgestoken worden, waarvan men er na bet eindigen van
eiken der vijftien psalmen eene uitbluscht en waarvan er slechts
eene enkele blijft branden, kunnen ons voorstellen , hoe de leer-
lingeu van Jesus bunnen lieer en Meester op zijnen lijdensweg
verlaten hebben; en hoe liet licht der waarheid, waarvan Hij tot
in den dood getuigenis gaf. slechts bij Hem onbeneveld gebleven
is. In deze nietten worden de klaagliedereu van den proleet Jeremiat
op eenen roerenden toon gezongen. Elke dier lessen wordt be-
sloten met de woorden: \'Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot den
ff eer uwen God!"
Mogt ieder Christen deze woorden, vooral in
die dagen des heils, toch wel ter harte neuten!
10.) Witte Donderdag. Zoo wordt de Donderdag in de lijdens-
-ocr page 104-
94
week hier te lande genoemd, welke in andere oorden ook andere
namen draagt. Denkelijk, omdat ter gedachtenis van de instelling
van het allerheiligste Sacrament op dezen dag de 11. Mis in plcgtige
witte kleeding verrigt wordt. Op heden wordt door de bisschoppen
zoowel de II. Olie der doopelingen, als die der zieken, en het
H. Chrisma
plegtstatig gewijd. Deze wijding geschiedt onder de
H. Mis, in de tegenwoordigheid en onder medewerking van twaalf
priesters, zeven diakens en zeven onderdiakens, met veelbeteeke-
nende en door de Kerk voorgeschreven e plegtigheden. Na de
wijding wordt op bepaalde tijden de \'tl. UI ie aan de pastoors rond-
gedeeld, ten einde daarvan gedurende het jaar gebruik te maken.
Men kan hier opmerken, dat de olie de genade (iods beteekent,
welke den mensch geestelijkerwijze versterkt, even als de olie de
kracht heelt om hem naar hel ligchaam te versterken. Het Chrisma
wordt uitoZ/een balsem zamengesteld en de balsem wijst door zijnen
aangenamen geur op een Gode behagelijk en den mensch gelukkig
makend leven. Daar nu het Chrisma uit olie en balsem bestaat, stelt
het ons voor, boe de Christen met de genade (iods een Gode beha-
gelijk en stichtend leven, dat een en aangenamen geur rondom ver-
spreidt, leiden kan en moet. In de bisschoppelijke kerken alzoo
wordt op dezen dag de II. Dienst door den Bisschop in persoon ver-
rigt. In de parochiekerken behoort dit door den pastoor te geschie-
den; terwijl de overige geestelijken alsdan moeten tegenwoordig
zijn en de //. Communie uit zijne handen ontvangen. Zoo ook zat
Jesus, onze Zaligmaker, des avonds voor zijn bitter lijden , inliet
midden zijner vrienden en leerlingen, en stelde het //. Sacrament
des Altaars,
het geheim der geheimen in , droeg het voor de eerste
maal aan zijnen Hemelschen Vader op en liet het door de aanwezi-
gen nuttigen.
In de plegtige Mis van dezen dag wordt, tot vreugde en stichting
der geloovigen, de Gloria in Excelsis aangeheven, en voleindigd
onder het gelui der klokken. Doch van dat oogenblik af vangt
de treurplegtigheid aan; het orgel zwijgt, de klokken en de
altaarschellen verstommen; het teeken tot het begin der gods-
dienstplegtigheden, zoowel als dat lot knielen enz. wordt met
een houten klep gegeven.
Na het einde der Mis wordt het Allerheiligste, namelijk de
voor den volgenden dag geconsacreerde hostie, naar eene ver-
sierde bewaarplaats (welke men verkeerdelijk het H. Graf noemt,
-ocr page 105-
95
en nog oneindig verkeerder met zwart en zinnebeelden van dood
en opstanding uitmonstert) in plegtigen omgang gebrast. Nader-
hand worden de altaren ontkleed, en er blijft niets daarop,
dan het nog altijd bedekte kruisbeeld. Het altaar stelt Christus
voor. Ook Hij liet zich voor de kruising, die Hij om onze zon-
den leed, van zijne kleederen berooven.
11.) De goede of heilige Vrijdag.
De iwarte kleur, van welke zich de Kerk op dezen dag bedient,
getuigt van hare diepe droefheid. Deze stemt ook ons tot treu-
righeid over den dood van Jesus.
Na de preek, w elke veeltijds voor de plegtigheid gedaan w ordt,
treedt de priester met zijne dienaren voor het altaar en werpt zich
daar plat ter aarde neder, als om zich met zijnen Heiland in het
graf neder te leggen.
Na het zingen of lezen van de lijdensgeschiedenis, wordt er
voor alle standeu gebeden; want Jesus Christus is voor allen ge-
Storven. Zelfs de Joden worden door de Kerk van haar gebed niet
uitgesloten; alleen onthoudt zich de priester van de kniebuiging,
als hij voor hen bidt, omdat zij den Zaligmaker met hunne
kniebuigingen bespot hebben.
Na het eindigen van deze gebeden wordt het Kruis ontbloot en,
onder toepasselijke gezangen, den geloovigen ter vereering voorge-
steld. De vereering op dezen dag bestaat in eene driemaal her-
haalde kniebuiging, terw ijl men daarna de voeten van het beeld des
gekruisten Heilands godvruchtig kust. Het zal wel niet noodig zijn
op te meiken, dat niet het Kruit, maar Christus zelf, die aan het
kruis en door het kruis op het levendigst wordt voorgesteld, het
voorwerp dezer aanbidding is. Vervolgens wordt het Allerheiligste
van de bewaarplaats, waar het gisteren was henengevoerd, in
plegtigen optogt naar het altaar teruggebragt en aldaar door
den priester genuttigd. Hiermede eindigt de godsdienstoefening.
12.) Paaschiaturdag. Op dezen dag krijgt alles in de kerk een
ander aanzien. Reeds vroegtijdig wordt de kerk weder opge-
sierd, ook de altaren ontvangen hunne sieraden terug; alom
heerscht bezigheid en vrolijk leven; de Christen voelt zich tot
geestelijke vreugde gestemd, en ieder is in blijde verwachting
van de heilige diiigen die komen zullen.
Het eerst geschiedt de wijding van het vuur en van de vijf
wierookstukjes.
Deze wijding en de daarbij behoorende gebeden
-ocr page 106-
96
worden buiten de kerk verrigt. Gedurende dien tijd worden alle
lichten, zoo er nog mogten zijn, in de kerk uitgedaan; de diaken 1)
ontsteekt aan het nieuw gewijde vuur bij tusschenpoozen eenen
drieling (drie kaarsen aan elkander verbonden) ter eere der
Allerheiligste Drieëenheid ; onder feestelijk gezang geschiedt deze
plegtigheid, en van dit licht worden naderhand de overige lich-
ten in de kerk ontstoken. Een misdienaar is met het dampende
wierookvat bij dezen optogt tegenwoordig, de vuurkolen zijn
ook van het nieuwe, uit den steen geslagen vuur genomen. Dit
nu is het gewijde vuur, of het heilige licht, dat het geheele
jaar voor het Allerheiligste brandend wordt gehouden. Deze
veelbeduidende plegtigheid kan ons herinneren, hoe Christus,
het licht der wereld, buiten Jeruzalem, door zijnen dood en
zijne begravcnis, als uitgebluscht werd; maar door zijne heer-
lijke verrijzenis voor ons als het licht der waarheid en des
levens op nieuw en met grooteren luister te voorschijn trad.
Na de wijding des vuurs zingt de diaken in plegtgewaad en
in blijde toonen de paaschvreugde. Naar de meening van vele
kerkelijke schrijvers is de //. Augnstinus de vervaardiger van dit
overheerlijke gezang. In hetzelve worden de bewoners des hemels,
even als alle volkeren der aarde, tot lof\' en eerbewijzing aan de
Allerheiligste Dr/eét\'/i/teirfuitgenoodigd, welke het in haar eeuwig
raadsbesluit bepaalde werk der verlossing thans werkelijk door
.les ii,\\ Christus volbragt, daardoor de zonde van Adam verzoend,
en ons den hemel weder ontsloten heeft.
Op deze uitnoodiging tot lofbotuiging volgt de eigenlijke wijding
van de paaschkaurs. Deze draagt dien naam, omdat zij gedurende
den ganschen paaschtijd,
dat is, van het paaschfeest tot aan de
Hemelvaart des Heeren, onder de Hoogdienst ontstoken wordt.
Deze paaschkaars, welke zoo wel wat hare versierselen, als wat
hare grootte aangaat, boven de overige kaarsen uitmunt, moet ons
de vuurkolom herinneren, die door Gods beschikking bij den uit-
togt uit Egypte den Joden tot wegwijzer strekte, en eene vooral-
beelding van Ji sus Christus was, die ons uit de slavernij der zonde
tot vrijheid van kinderen Gods overgebragt heeft. Zeer schoon
verbeeldt zij ons ook onzen Heiland zelven, die na zijne opstanding
1) Waar slechts een enkel priester aanwezig is, worden door dezen die
dingen verrigt, welke hier den diaken worden toegeschreven. v.
-ocr page 107-
97
nog veertig dagen onder zijne leerlingen doorbragt en hen aan-
gaande liet rijk Gods onderrigtte; die door den //. Paulut een glans
van Gods heerlijkheid
genoemd wordt (Hebr. 1: 3), en die, althans
na zijne opstanding, in zijnen luister verschenen is.
De rijf wierookstukjes, waarvan reeds hij de wijding van liet
vuur gesproken is, worden in de kaars ingedrukt, en heteekenen
de vijl\'heilige wonden, welke de Heiland tot ouzen troost in
zijn verheerlijkt ligchaam heeft willen behouden.
Na de wijding van de paaschkaars worden de profeten gelezen ;
dezelve zijn stukken uit het Uude Testament, welke bijzonder
tot ouderrigt van de doopelingen bestemd waren.
Nu heelt de wijding van de doopvont plaats, en als deze geëin-
digd is, bedient men het H. Sacrament des Doopsels, wanneer er
doopelingen voorhanden zijn. In de vroegere tijden des Christen-
doms werd op dezen dag de doop op eene plegtige wijze aan de
nieuwe geloovigen toegediend, welke daartoe in de verloopcue
vaste voorbereid waren. Daarom ook heeft er daags voor Pinkster
eene wijding van het doopwater plaats, vermits ook op dien dag
plegtig gedoopt werd. Vervolgens wordt de Litanie van alle
Heiligen
gezongen, om aan te duiden, dat degene, die gelooft
en gedoopt is, zich in de gemeenschap en onder de bescher*
ming van Gods Heiligen bevindt.
Ten slotte geschiedt de plegtige Mis, waarin het vreugdegezang
Gloria in excelsis gehoord wordt; dan luiden ook weder de k!ok-
ken, dan klinken de blijde orgel toon en en roepen ons toe: de
droefheid is voorbij ; laat geestelijke blijdschap hare plaats inne-
men, want de Heer is uit zijn graf opgestaan! Nu weergalmt het
opwekkende Alleluja, dat nog dikwerf gehoord wordt en dat
beteekent: looft den Heer, en alzoo eenen lof aan God en eene
blijde uilnoodiging tot de menschcn gerigt bevat om den Heer
te prijzen, terwijl zij zich zeken met zijne verheerlijking geluk
wenschen.
13.) De eerste Zondag na Pasehen heet in de kerkelijke taal witte
Zondag,
omdat degenen, welke Zaturdags voor Pascheu gedoopt
waren, op dezen dag voor bet laatst in de witte kleederen ver-
schenen , die zij bij hunnen doop aangetrokken en gedurende acht
dagen gedragen hadden, en welke zij alsdan naar de kerk terug
bragten.
7
-ocr page 108-
98
in.
Over eenige buitengewone kerkelijke verrigtingen.
De tot hiertoe vermelde heilige verrigtingen kunnen gewone
genoemd worden , omdat zij jaarlijks op dezelfde bepaalde dagen
terugkeeren; behalve deze bestaan er nog buitengewone, die niet in
de volgorde van liet kerkelijk jaar begrepen zijn, en nu eens op
dezen, dan op eenen anderen tijd plaats hebben, naarmate zij voor
de behoefte eener gemeente, of van eenig afzonderlijk lid derzelve
gevorderd wordt. Hiertoe behoort in de eerste plaats:
De Kerkwijding.
Als er eene nieuwe kerk gebouwd wordt, is het een eerst
vereischte dat zij aan de dienst van God worde toegeheiligd
en gewijd. Bij deze inwijding k omen voornamelijk in aanmerking
. de volgende punten
1.) Zij wordt door den Bisschop en wel met groote plegtig-
heid verrigt.
2.) De Bisschop, zijne medehelpers en de gemeente, voor welke
de kerk bestemd is, bereiden zich door boetvaardigheid tot deze
plegligheid voor, alzoo zij den voorafgaanden dag in vasten en ge-
beden doorbrengen; ook worden de reliquiën of overblijfsels der
Heiligen, welke in het hoogaltaar zullen geplaatst worden, buiten
de kerk ouder eene tent, in eene sierlijke kist ten toon gesteld
en daarbij gebeden verrigt.
3.) Op den dag der plegtigbeid wijdt de bisschop eerst het water,
hij gaat met zijne dienaren driemaal rondom de kerk, en zegent
haar in den naam der allerheiligste Drieé\'enheid. Als hij bij dezen
omgang weder voor de kerkdeur komt, klopt hij telkens met zijnen
bjsschoppelijken staf aan dezelve; en nadat zulks driemaal is ge-
schied, teekent hij de deur met het heilige kruisteeken, opdat zij
nu geopend worde, alle booze geesten de vlugt nemen, en de
Koning der Heerlijkheid, die de Heer, demagtige, de sterke in
den strijd, de Heer der legerscharen is, daar binnenga. Zoodra
de deur ontsloten is, gaat de bisschop met zijne dienaren de kerk
binnen en zegt: vrede zij dezen huize en allen die daarin wonen!
-ocr page 109-
99
4.) Thans begeeft zich de bisschop in het schip of midden-
gedeelte der kerk en smeekt daar den H Geest, dat Hij zich
verwaardigen zal om neder te dalen, dit Godshuis te heiligen en
den rijkdom zijner genade daarin te verspreiden. Daarop wordt de
Litanie van alle Heiligen gebeden, waardoor de Heiligen. maar
inzonderheid de Patroon of\' Beschermheilige van het nieuwe kcrk-
gebouw, om bijstand en bescherming worden aangeroepen.
5.) Op den grond is a.trh gestrooid in de gedaante van een
kruis; de vier uiteinden daarvan wijzen de vier hoofd-streken des
hemels aan; de bisschop schrijft met zijnen staf daarin het Griek-
sche en het Latijnsche alphabet.
6.) Dan begeeft hij zich biddend naar het altaar ; wijdt irater,
zout, asch
en wijn, welke dooreen gemengd worden. Als hij nu
eerst de kerkdeur van binnen, boven en onder, met het kruis ge-
teekend, en daardoor den ingang en uitgang voor allen geheiligd
heeft, teekent hij het midden en de vier hoeken des altaars met
wijwater, terwijl hij het kruisteeken maakt; daarop rondom het-
zelve gaande, besproeit hij het zevenmaal en wijdt het op deze wijze
ter eere van God den Almagtige, ter eere van de allerheiligste
Maagd Maria,
van alle Heiligen, en in den naam , on ter ge ilach-
tenis van den Heilige, die tot patroon of beschermer gekozen is.
Naderhand worden ook de zijmuren aan de binnenzijde der Kerk
driemaal,
alsmede de vloer met wijwater besproeid, opdat het
geheele gebouw geheiligd worde.
7.) Thans worden in plegtigen optogt de reliquiè\'n in de Kerk
gedragen en in het altaar geplaatst, hetwelk daarop gesloten, met
Chrisma gezalfd en bewierookt wordt.
Tot hiertoe was het aan niemand, behalve aan den bisschop
en zijne dienaren vergund de Kerk binnen te treden, maar thans
mogen de geloovigen te gelijk met de reliquiën binnenkomen.
8.) Verder zalft de bisschop het altaar, in het midden en
aan de vier hoeken en de voorzijde met H. olie en chrisma in de
gedaante van een kruis; ook giet hij van deze H. olie en chrisma
op het altaar uit. Zoo wijdt hij ook, de zijmuren, waaraan hij
de twaalf kruisen, voor welke kaarsen branden, met chrisma
zalft
en bewierookt.
9.) Thans wordt op het altaar vuur ontstoken, en waskaarsen
en wierook daarop gebrand. Daarop worden de altaardoeken, de
heilige vaten en kleederen gewijd, en de bisschop zelf draagt
-ocr page 110-
100
voor de eerste maal het II. Misoffer in de nieuwgewijde Kerk
op, en voltooit daarmede hare wijding.
De plegtigheid van de wijding eener kerk maakt een zeer fraai
geheel uit, en bevat voor den Christen vele gewigtige en zedelijke
leeringen. Immers, even als het kerkgebouw, dat tot een Godshuis
zal gewijd worden, vooraf van alle smetten gereinigd en gezuiverd
wordt, zoo moet ook de christelijke ziel , welke een tempel is
van den 11. Geest, zuiver van alle zonden en van alle vlekken zijn.
De wijdende bisschop gaat driemaal rondom de kerk, omalies
goed in oogenscliouw te nemen: en vermaant ons door deze
handeling, dat wij als Christenen in gedachten, woorden en
werken voorzigtig en behoedzaam zullen zijn.
Hij klopt driemaal aan de kerkdeur en stelt daardoor voor,
hoe de Heer door onderscheidene inspraken aan ons hart klopt,
opdat wij Hem hetzelve tot eene woonplaats zouden inruimen,
volgens hetgene in de Openbaring run den II. Joannes gezegd
wordt: •Z.ie. ik sta aan de deur en klop; indien iemand mijne
stem hoort en mij de deur opent, tot dien zal ik ingaan en met
hem avondmaal houden, en hij niet mij
(III: 20)."
Het mengsel van water, zout, asch en wijn leert ons, dat
de zonde, welke door liet water wordt voorgesteld, in de Kerk
Gods wordt weggenomen door de asch der boetvaardigheid,
het zout der versterving !) en den wijn der liefde.
De vloer wordt kruiswijze met asch bestrooid. Dit is een beeld
der vernedering. In vernedering en vermorzeling des harten
moeten wij voor \'s Heeren aangezigt verschijnen. Zoo schrijft
ook de bisschop in die asch het Grieksehe en het Latijnsche
Alphahet,
om aan te duiden, dat wij Gods woord met ootmoed
hooren en de leer aangaande het kruis van Jesus diep in ons
hart moeten prenten. Zoo wel de Grieksehe als de Latijnsche
taal is de taal der Kerk. Beide talen stonden boven het hoofd
van Jesus aan het kruis en verdienden daardoor tot de taal van
Jesus Kerk aangenomen te worden.
Op de zijmuren der kerk worden door den bisschop kruisen
gesteld; hierdoor wordt te kennen gegeven, dat de tempel Gods
tevens het huis van den gekruisten Jesus is. Onze ziel behoort
1) Zoude het zout ook hier niet de christelijke wijsheid, waardoor men
in de deugd volhardt, zoo als bij den doop, beteekencn ?
              v.
-ocr page 111-
101
zich onder het kruis het lijden van haren Heiland dikwijls voor
te stellen en alle vlijt aan te wenden om bij kruis en lijden
het geduld te behouden.
Er worden kaarsen ontstoken, om ons te leeren, dat het licht
van ons geloof\' en van onze goede werken voor de menschen
schijnen
moet. De twaalf kaarsen, die voor de kruisen aan de
zijmuren branden, stellen de twaalf Apostelen voor, die door
hunne prediking de Kerk van Christus verlicht hebben.
Het wijwater, waarmede bij herhaling de muren van buiten
en van binnen, alsmede de vloeren besproeid \'worden, zinspeelt
op de zuiverheid onzes harten van alle zondige neigingen. als-
ook op de heiligheid der plaats, van welke al wat de vlekke-
loosheid der ziel weerstreeft, verbannen moet zijn. De zalving
met chrisma, die aan de twaalf kruisen te beurt valt, verheft
de waarde der wijding; daardoor wordt de kerk een huis van
God en van Christus, den gezalfde Gods.
Zoo ook wordt het altaar giwijd en met chrisma gezalfd;
omdat het offer, dat daarop wordt opgedragen, geen ander,
dan Jesns Christus, de waarachtige gezallde is.
De Religuiè\'n of\' overblijfselen der Heiligen worden in het altaar
besloten; omdat de uitverkorenen met Jesus hunnen Heiland in
God zalig en verborgen tot aan den dag der algemeene openbaring
leven, terwijl hunne heilige overblijfsels bij ons en op onze altaren
rusten. Trouwens: -de ligchamen der Heiligen," zegt de II. Schrift,
• zijn in trede begraven en hunne namen zullen leren in de eenwen
der eeuwen
(Eccli. XLIV: 14)." Zoo ook moeten wij door geloof
en liefde met de Heiligen in gemeenschap leven en hunnen hei-
ligen wandel op aarde navolgen, opdat wij eenmaal met hen
in den hemel de eeuwige kroon moge dragen.
Wijding der voorwerpen tot kerkelijk gebruik.
Hieromtrent is in het algemeen aan te merken, dat alle der-
gelijke voorwerpen, wanneer ze nieuw zijn. eerst door de zegening
van den bisschop of van den priester tot godsdienstig gebruik
bestemd, en ieder op zijne eigene wijze, welke nogtans den
algemeenen regel der wijdingen volgt, geheiligd worden.
Nog een paar woorden over de wijding der kerkklokken. Deze
wijding moet door eenen bisschop, of door eenen priester, die
-ocr page 112-
102
daartoe in het bijzonder door hem gevolmagtigd is, verrigt wor-
den. De uitdrukking, welke men dikwijls hoort bezigen van
klokkendoop is geheel onjuist, en zal denkelijk ontstaan zijn uit
de overeenkomst, welke er tusschen deze plegtigheid en die van
den Doop plaats heeft. Overigens wordt eene klok bij hare wijding
met wijwater, daartoe bijzonder door den bisschop gezegend,
afgewasschen ; zij wordt met heilige olie gezalfd, reukwerk er
onder gebrand,
en haar een naam gegeven, bij voorbeeld: van
de H. Moeder Gods, van den //. Jozef enz. Zulks geschiedt,
deels om de klokken van elkander te onderscheiden, deels om
aan te duiden wien bijzonder ter cere zij gewijd zijn.
Over de christelijke begrafenis.
De Kerk vereert onze in Christus gestorvene broeders en
zusters door eene plegtige begrafenis.
1.) Als men het ligchaam van cenen overledenen Katholiek
ter aarde bestellen zal, wordt het door den priester, zijne be-
dienaren en de belangstellende leden der gemeente, of aan het
sterfhuis afgehaald, of aan het kerkhof ontvangen. De verwan-
ten , geburen en andere genoodigden volgen het lijk, zoowel om
den afgestorvene te vereeren, als om voor dezen te bidden.
3.) Het lijk wordt door den priester met gebeden en wijwater
gezegend; de doodklok luidt, en de optogt begeeft zich naar het
gereed gemaakte graf. Kruisen en vanen van zwarte kleur worden
voorop gedragen. Dit geschiedt om aan te duiden, dat de over-
ledene in Jesus Christus geloofd, en zoo men hoopt, door het kruis
den vijand zijner zaligheid overwonnen heeft. Het wit, waarmede
de overigens zwarte vanen zijn afgezet, beteekent. dat uit het lijden
blijdschap voortkomt, en dat onze droefheid over de dierbare afge-
storvenen door de vaste hoop des eeuwigen levens verzacht moet
worden.
3.) Als er bij de lijkstatie brandende lichten gedragen worden,
zoo geschiedt dit niet slechts om de plegtigheid te verhoogen, maar
ook tot eene herinnering, dat de ziel, schoon van het ligchaam
gescheiden, nog voortleeft.
4.) Als men onder gebed of gezang aan het graf gekomen is, wordt
het lijk met wijwater besproeid en beicierookt, en daarop in de ge-
wijde aarde nedergelaten. Dan besproeit de priester de kist nog-
-ocr page 113-
103
niaals met •wijwater, onder het uitspreken van deze woorden:
\'God verkwikte u met den dauw des hemels.\' Amen."
5.) Het lijk wordt in diervoege in het graf geplaatst, dat de
voeten naar het Oosten gekeerd zijn en alzoo het gelaat den op-
gang der zon schijnt te aanschouwen, waardoor de hoop eener
zalige opstanding en de verwachting des Grooten Regters wor-
den aangeduid. Doch het lijk eens priesters ontvangt eene juist
tegenovergestelde rigling. Zoo tocli stond hij, de gezalfde des
Heeren, voorheen aan het altaar als een hemiddelaar tusschen God
en de menschen; in dien stand sprak bij tot hen: de Heer zij met u !
en gaf hij hun zijnen zegen; en nu verwacht hij in denzelfden stand
na den dood de komst van zijnen Heer, aan wien hij rekenschap
over de hem toevertrouwde kudde zal moeten geven.
6.) De priester teekent de lijkkist, zoodra deze in het graf
geplaatst is, driemaal met het kruis, waarbij hij deze woorden,
wier duidelijkheid gpenerlei verklaring vereischt, uitspreekt:
• Ik teeken dit ligchaam met het teeken des H. kruises, opdat het
in den dag des oordeels verrijze en lint eeuwig leven bezitte, door-
Christus, onzen Heer.\' Amen."
7.) Driemaal stort de priester op de kist eenige aarde, terwijl hij
zegt: \'Gij hebt hem [haar) uit aarde gevormd, Gij hebt hem (haar)
met beenderen en zenuwen aaneen verbonden ; doe hem (haar) verrij-
zen ten jongslen dage!"
Terwijl nu het graf geheel gevuld wordt,
is het op sommige plaatsen de gewoonte wederom psalmen en
gebeden voor het behoud en du eeuwige rust der ziel op te zeggen.
8.) Na de begrafenis of voor dezelve, volgens het bestaand
gebruik, wordt het allerheiligste misoffer voor den overledene
aan God opgedragen.
9.) Volgens eeue overoude gewoonte wordt er gedurende de
godsdienst-oefeningen voor de overledenen, veeltijds eene dood-
baar
of katafalk meer of minder rijk met zwart bekleed, en
van meer of minder brandende kaarsen omgeven, in het mid-
den der kerk opgerigt. Dit gebruik is oorspronkelijk van die
tijden, toen men gewoon was de lijken in de kerk te brengen,
die gedurende de godsdienst-oefening daar te laten en na het
einde daarvan ter aarde Ie bestellen t).
1) Ook bij ons is het brengen der lijken in de kerk, schoon wei-
ligt minder aan te raden, nog op vele plaatsen in gebruik. Opletten•
-ocr page 114-
10.) Bij het begraven van een gedoopt kind, voor de jaren van
onderscheid gestorven, bezigt men, ter aanduiding van deszelfs
onschuld, de witte kleur; veeltijds zelfs wordt zulk een lijkje,
ter aanduiding van den gelukkigen en blijden toestand van de
ziel, met groen en bloemen opgesierd !). Als er bij eene derge-
lijke gelegenheid gebeden en offeranden worden opgedragen,
dan geschiedt zulks tot troost der zielen, welke in het vage-
vuur gezuiverd worden, en volgens de leer en de overlevering
der Heilige Katholieke Kerk, uit het gebed der levenden en
vooral uit de opdragt van hel allerheiligste misoffer, troost en
verlossing uit haren beklagenswaardigen toestand kunnen ver-
werven.
Met de begrafenis-plegtigheden maken wij een einde ook aan
dit boekje, onder bijvoeging van den hartelijken wensch, dat
de zegen van den Almagtigen God, den Vader, den Zoon en
den Heiligen Geest over ons allen alt la Ie en altijd met ons ver-
blijve! Amen.
den zullen opgemerkt hebben, dat er wel cenig verschil tusschen de
wijzen van begraven op de verschillende plaatsen is waar te nemen.
Doch daar in de hoofdzaak alles hetzelfde is, kan geen verstandige
zich daaraan stooten.
                                                                        v.
1) Rouwdragm over zulke kinderen in den gelukkigen staat van
onschuld gestorven, strijdt tegen den geest der Kerk.
                    v.