-ocr page 1-
V»****
m^^wmi
■•■■■■■■■■\'•■■•■•■■■■•■■■■••.....•••.#•!......•■■■ I ■■•>•■■ I. •
BRIEF
v \\ x
Z. Em. Kardinaal LAVIG ERIE
mm/xm^ďgi n ® w-
.<
N\'E DE RLA.ND
OVER HET
(jeze/ďc/iap (/er Jy/lioaioitatiAAen van (St/gieta.
• • ■...,.,, i............. i. ,, , , ,.,,,., .
511 • ■ ■ ■ •■■•■.■■:•\'■"\'•"•:\'J"
.......;.»..rs^^^
Stpomrfr. E. <le B6nt tf Zomi, Kotteiilam.
/ i
-ocr page 2-
■( \'1
\'\\AW
UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT
A06000035425580B
3542 5580
\'. fl
i
-ocr page 3-
BRIEF
VAN
Z. Em. Kardinaal LJLVIGEJFtĎE
AAN EEN
OVER HET
(Ęiezelschap der jyussionarisscn var. «i^Ugiers.
Weleertc. Heer.\'
Jk heb den brief ontvangen, dien gij mij schrijft over het
Gezelschap onzer Missionarissen. Ik wil van deze gelegenheid
gebruik maken om de vragen te beantwoorden, die mij herhaal-
delijk over hetzelfde onderwerp worden gedaan, en den twijfel
oplossen, die zich voordoet aan hen, die, gelijk gjj, de stem Gods
meenen te hooron, welke hen tot onzen arbeid in Afrika roept.
Op de eerste plaats vraagt gij mjj of hot waarheid is, wat men
u heeft medegedeeld, dat het Gezelschap der Missionarissen van
Algiers geene Priesters meer noodig heeft voor zijne Missiën.
Het aantal Missionarissen is werkelijk in dit Gezelschap vrij
snel toegenomen; deze zijn uit Frankrjjk toegestroomd; ook Neder-
land, dat land, zoo vruchtbaar in moedige Apostelen, begint zijn
aandeel te leveren; dit getal is echter nog ver van voldoende.
Het arbeidsveld der Missiën is merkelijk uitgebreid; de H. Stoel
heeft haar achtereenvolgens de verkondiging van het Evangelie
toevertrouwd in de Sahara, West-Soedan, de binnenlanden van
Midden-Afrika, dat is: landen, die meer uitgestrektheid hebben
dan geheel Europa, en eene bevolking tellen. va.rv,omtrent honderd
millioen zielen. Verder zijn haar Missiehuizen toevertrouwd in
-ocr page 4-
8
Tunis en Palestina. Duizenden Missionarissen zouden voor zulk
een Apostolaat noodig zijn, en ik geloof niet, dat eenig Gezelschap
op dit oogenblik grootere behoefte heeft aan roepingen, en werke-
lijk krachtige roepingen, dan dat der Missionarissen van Algiers.
Dat dus geen gedacht u tegenhoude, dat hoegenaamd geen grond
heeft; doch beslis ook niet dan na rijp beraad, en lees eerst met
alle aandacht hetgeen ik u in dit schrijven mededeel over de
andere vragen, die met alle recht uwen geest bezig houden.
Weleerw. Heer, gij vraagt inlichtingen omtrent den oorsprong
van ons Gezelschap, zijn tegenwoordigen werkkring, zijne regelen,
moeielijkhedcn, verwachtingen.
Ziehier mijn antwoord. Jk gevoel mij gelukkig, dat ik daar-
door tevens getuigenis kan afleggen van den uitmuntenden geest
van opoffering, die deze nieuwe stichting bezielt.
1.
1°. Oorsprong ran het Gezelschap der Missionarissen ron Algiers.
Het is, gelijk alle werken, die van God komen, ontsproten uit
de behoeften zelven van den toestand dor Kerk in Afrika.
Bijna veertig jaren waren de Franschon in Algiers, zonder dat
Frankrjjk er aan gedacht had te beantwoorden aan de plannen,
die God met dit land had. De verovering van Algiers was en
kon werkeljjk in de orde der Voorzienigheid niet anders zijn dan
de laatste kruistocht tegen de Mahomedaansche barbaarschheid,
die Afrika onder het juk hield en waardoor het voor het Christendom
gesloten bleef. God had ons slechts de overwinning geschonken,
omdat Hij ons bestemde om de waarheid en het licht over te
brengen te midden der duisternissen, waarin dit onmeteljjk vaste-
land, sedert zoovele ecu wen onterfd en vergeten, gedompeld was.
Niet alleen hadden wij niets gedaan om aan die zending te
beantwoorden, maar zelfs had ons land, door het Algerijnsche
gezag, alle verkondiging van het Evangelie verboden, of deze
tegengehouden door de voorbeelden van goddeloosheid, die, helaas!
een te groot aantal zijner kinderen daar gaven.
In 1867 brachten twee vreeselijkc plagen, de hongersnood en
de pe3t, een plotselingen ommekeer in dien stand van zaken, en
schiepen nieuwe plichten voor de verkondigers van het Evangelie.
-ocr page 5-
:s
Door deze plagen, die duizenden slachtoffers maakten, bleven
tallooze weezen onverzorgd achter. De Katholieke geestelijkheid nam
ze op, diende hun tot vader, en bij het schouwspel van zooveel
liefdadigheid, openden zich de oogen dier kinderen. Zij begrepen,
dat het ware geloof alleen eene zoodanige opoffering kon voortbrengen,
vooral, wanneer zij deze in vergelijking brachten mot de verwaar-
loozing en de woeste wreedheid, waarvan zjj van wege de Muzel-
mannen de slachtoffers waren.
Z. H. Paus Pms IX, roemvoller en zaliger gedachtenis, aar-
zelde niet in dit werk het begin te zien van het Katholieke
Apostolaat van Frankrijk, in deze tot dan toe zoo onvruchtbare
streken. Ziehier de breve, die Hij bij die gelegenheid schreef:
„Aan onzen eerwaardigon Broeder Caholus, Aartsbisschop van
Algiers, Pius IX, Paus.
Eerwaardige Broeder, zaligheid en apostolischen zegen.
„Zijn wij diep bedroefd over de vele slagen, die uw bisdom
treffen, en zuchten wij over het lot van uw volk, over het lijden
en de vermoeienissen, die uw deel zijn, wij gevoelen tevens een
zoeten troost, wanneer wjj, te midden van zooveel tegenspoed,
op wonderlijke wijze het licht en de deugd der Christelijke lief-
dadigheid zien schitteren; wanneer wij zoovele uitstekende welda-
den aan den godsdienst en de burgerlijke maatschappij zelve
geschonken zien door uw herderlijken ijver, uwe edelmoedigheid
en uw moed.
„Zekerlijk moet, volgens het uitdrukkelijke voorschrift des
Heeren, het Evangelie evenzeer aan uw volk als aan alle overige
gepredikt worden, maar zijne zeden, zijn godsdienst, zijn herhaalde
strijd met uwe landgenooten stelden aan de Evangelieprediking
een bijna onoverkomeljjken hinderpaal.
„Om dezen te verwijderen, heeft de God van barmhartigheid
gewild, dat de Arabieren na al de rampen, die hen getroffen
hebben, zouden bjjgestaan worden door de Christcnliefde der
Franschen, en dat zij, door van hen de weldaden te ondervinden
van een verheven godsdienst, dezen leerden beminnen, zelfs alvorens
hem te kennen.
„Gij hadt aan deze beschikking der Voorzienigheid niet beter,
niet krachtdadiger kunnen beantwoorden, dan door u overal en
aanhoudend op te offeren, waar hongersnood, ziekte of dood uwe
bezorgdheid en die uwer medehelpers vereischten; dan door edel-
-ocr page 6-
4
moedig toevluchtsoorden te openen voor kranke grijsaards, ver-
laten weduwen en kinderen, en hun al de hulp van een vaderlijke
liefde te verlcenen.
„Wij kunnen ons dus niet weerhouden van te spreken en willen
u, voor dien uitstekenden arbeid, den lof doen toekomen, dien
gjj verdient; gij, de Priesters, de religieuzen, de Zusters van uw
bisdom, die, door uw streven te ondersteunen, niets hebben nage-
Iaten om alle ongelukkigen bij te staan, en als martelaars der
liefde den dood zelfs niet gevreesd hebben om hunne broeders te
holpen.
„Het is onmogelijk, dat dit volk, hetwelk gij zoo duidelijk de
wet der liefde hebt bewezen, die Christus ons heeft nagelaten,
het is onmogelijk, dat dit volk voortaan niet begrjjpe „dat gij
waarlijk Zijne leerlingen zijt", en aldus hebt gjj, „terwijl gij glorie
gegeven hebt aan uwen Vader, die in de Hemelen is", Zijn Evangelie
gepredikt aan dat ongeloovige volk, ongetwjjfeld welsprekender
en krachtiger dan gij hot door woorden zoudt hebben kunnen doen.
„En de kinderen, die gij aan de armen des doods hebt ontrukt,
die gij voedt en kleedt, die gjj opleidt tot reinheid van zeden,
tot rechtvaardigheid, tot veldarbeid, hoe zouden zij voortaan het
volk en de wet niet liefhebben, waaraan zij alles, hun leven zelfs
verschuldigd zijn y Wanneer zij door den arbeid de steun hunner
familie zijn geworden en onder deze zijn weergekeerd, zullen zij
dan niet door hunne tegenwoordigheid, hunne werken, hunne
woorden, de hunnen gunstig stemmen jegens den godsdienst en het
volk, waardoor hun zoovele weldaden geworden zijn?
„Gij en de uwen hebt dus niet alleen den godsdienst, maar
ook Frankrijk aan u verplicht, dewijl gij, door de treffende,
Christelijke liefdewerken, voorzeker meer hebt gedaan om de
harten te winnen, dan stroomen bloeds, onmetelijke uitgaven en
jarenlange arbeid zouden vermoogd hebben.
„Daarenboven hebt gjj, door in de nog teedere zielen der jonge
weezen het licht van godsdienst en gerechtigheid te ontsteken en
in hun hart een hemolsch vuur te doen ontbranden, hen voorbereid
om niet alleen zelven goede burgers te worden, maar ook zullen
zij, later met volwassenen in aanraking komende, dezen, tot dan
toe opstandelingen, tot zachtere zeden brengen en hun leven meer
overeenkomstig met het uwc maken.
„Wij twijfelen niet of al degenen, die den bloei van den gods-
-ocr page 7-
5
dienst, den rooin en het waarachtige nut van uw vaderland wen-
schen, zullen uwen arbeid ten hoogste goedkeuren. Wat ons
betreft, wij wenschen u van gauschor harte geluk, en dit temeer,
naarmate gij grootere moeielijkheden hebt te overwinnen gehad en
ze met meer njoed het hoofd geboden hebt. Wjj zijn ook bijzon-
deren lof verschuldigd aan allen, die door hunne edelmoedige
giften u hebbeu geholpen en verder helpen zullen in uw uitmun-
tenden arbeid.
                                                                                         
„Volhard dan met vertrouwen in uwe onderneming, en dat de
hinderpalen uwen moed slechts doen toenemen; want Gods werken
bloeien in, en putten gewoonlijk nieuwe krachten uit de moeielijkheden.
„Met den bijstand Gods zullen noch genade, noch kracht, noch
de noodige stoffeljjko middelen aan u of de uwen ontbreken tot
voleinding van uw werk.
„Van ganseher harte wenschen wij u dit alles toe en als onder-
pand der goddelijke gunst en onze bijzondere welwillendheid,
schenken wij vol liefde onzen apostolischou zegen aan u, beminden
zoon in J. C, aan al degenen, die uw uitmuntenden arbeid
schragen on aan uw geheel bisdom."
Gegeven (e Rome bij St. 1\'ie/er, enz.
PIUS IX, Paus.
J)oze woorden zijn profetisch gebleken. Immers, het Gezelschap
der Missionarissen van Algiers, gesticht in 1868, is als van zelf
ontstaan uit de onvoorziene lasten, die de vreeseljjke hongersnood
van 1867 ons oplegde. De geestelijkheid der kolonie, die was
opgeleid in de meening, dat het haar nooit zou toegelaten worden,
betrekkingen, zelfs van loutere vriendschap, met de inboorlingen
aan te knoopen, had hunne taal niet geleerd; te vergeefs zocht
ik dus bij haar naar Priesters, die zich met het bestuur onzer
Arabische weeshuizen konden belasten, en het deed mij leed geen
vereeniging van apostolische mannen te kunnen vinden, om mij
te hulp te komen. Eens dat ik mij weder met deze gedachten
had bezig gehouden, ontving ik een bezoek van den Overste van
ons Groot-Seminarie van Koeba, den eerbiedwaardigen Pater
Girari), die door de geestelijken van Algiers, geheel door zjjno
zorgen gevormd, de Eeuwige Pater werd genoemd om zijn ouderdom
en eerbiedwaardig voorkomen. Ook hij verzuchtte sedert zijne
-ocr page 8-
fi
komst in de kolonie, dat is, sedert weldra 40 jaar, naar het
oogenblik, waarop het eindelijk aan do geesteljjkheid zou worden
toegestaan zich met de vereischte voorzichtigheid bezig te houden
met de inboorlingen van Afrika. Het scheen hem toe, dat de
Voorzienigheid, door dit groote vasteland voor de wapenen van
het Christelijke Frankrijk te openen, dit rijk de verplichting had
opgelegd ook de liefdadigheid en gerechtigheid, dat is, het Evan-
gelie van O. H. J. C. aldaar over te brengen. Hij wist, dat ik
deze gevoelens deelde, en dat de hoop van ze verwezenlijkt te
zien mij een bisschopszetel in Frankrijk voor een bisdom in de
Missiën had doen verlaten. Op dien dag dan kwam de waardige
zoon van den H. Vincentius van Paulo, in alles zulk een vader
waardig, met drie zijner seminaristen bij mij en zeide:
^Ziehier jongelingen, die zich bij u komen aanbieden voor het
Afrikaansch apostolaat. Met Gods genade, zal dit het begin zijn
van het werk, dat wij zoozeer gewenscht hebben."
Nog zie ik hem, het grijze hoofd gebogen, mot zijne drie semi-
naristcn voor mij neerknielen, mij verzoekende hunne toewijding
te zegenen en aan te nemen. Jk zegende hen werkelijk vol be-
wondering en aandoening, want men had er mij te voren niets
van medegedeeld, en dit aanbod, dat mijne vurigste wenschen
vervulde, kwam mij bovennatuurlijk voor. Ik richtte hen op,
deed hen nedcrzitten, en ondervroeg hen langen tijd; zooals
ik verplicht was, deed ik hun alle mogeljjke tegenwerpingen.
Deze werden door hen beantwoord en eindelijk gaf ik hun mijne
toestemming, bij wijze van proefneming.
Aldus is het werk zeer nederig begonnen met de schijnbaar
zwakste werktuigen: een grjjsaard, die ten gravc neigde en drie
jongelingen, die pas het leven ingetreden waren.
Gelijk ik reeds gezegd heb, kon ik zelf mjj niet bezighouden
met de zaak hunner vorming en toch moesten zij, om hunne
bijzondere roeping, uit het Groot-Seminarie verwijderd worden.
De Voorzienigheid zelve bezorgde mij alles, door twee heilige
Ueligicuzen, die sedert beiden zijn overleden, naar Algiers te
zenden, om daar een zachter klimaat te vinden. De eene was
lid van de Sociëteit van Jezus, de andere van het Gezelschap
van de Priesters van het H. Graf. Zij vroegen mij, juist op dit
oogenblik, eenige bozigheid, die met hunne ondermijnde krachten
overeenkwam. Ik vertrouwde hun onze drie seminaristen toe, en
-ocr page 9-
7
plaatste hen in een armoedige, gehuurde woning, gelegen op de
hoogten van El-Biar, van waar men Algiers in het zuiden overziet.
Het was daar, dat eertijds het Fransche leger, komende van
Staoeëli, dat oude Muzelmaansche zoerooversnest noodzaakte do
worsteling te staken on hun barbaarsch land to openen voor do
beschaafde wereld. Dit was de eerste proeftijd. Ik breng dit in
herinnering, omdat gjj, evenals ik, zult getroffen zijn, rond de
bakermat onzer Afrikaansehe Missiën vereenigd te zien een zoon
van den H. Vincentius a Paulo, den apostel der liefde, een zoon
van den H. Ignatius, den apostel des geloofs, een zoon van den
eerbiedwaardigen Olier, den apostel van de priesterlijke heiligheid,
als om vooraf onzen Missionarissen de drie hoofddeugden vau hun
werkkring aan to wijzen.
Deze voorloopigo toestand duurde een jaar. Daarna nam een
andero Religieus van do Sociëteit van Jezus, insgeljjks oen Man
Gods, wiens naam ik slechts met vereering en dankbaarheid neor-
schrjjf, de Eerw. Pater Tkurasse, het bestuur van het nu ge-
regelde Noviciaat op zich. Eindelijk, na zes jaren, worden do
Missionarissen, wier Kegel nu door den H. Stoel goedgekeurd
is, terwijl het Gezelschap door den Staat erkend wordt, bestuurd door
Oversten uit hun midden gekozen, ouder mjjn vaderlijk gezag.
Hun Moederhuis is Maison-Carrée bij Algiers.
Hun aantal is toegenomen. Zij tellen nu meer dan honderd
Priesters en een aantal Broeders. Op hot oogenblik bevat het
Noviciaat der Broeders en Paters, het Scholasticaat en de Aposto-
lische school, waar de toekomstige Missionarissen opgeleid worden,
niet minder dan tweehonderd dertig Postulanten.
II.
2". Tegenwoordige werkkring van het Gezelschap. Do eerste
arbeid van het Gezelschap is geweest, zooals ik heb gezegd, de
weeshuizen en de liefdadige instellingen ten gunste der Muzelman-
nen van Algiers. Langzamerhand heeft hij zich merkeljjk uitgo-
breid, en nu heeft het Gezelschap der Missionarissen van Algiers
huizen in de Sahara, Tunis, Midden-Afrika, Jeruzalem, Frankrijk,
(in de bisdommen van ltodoz on Kamerijk) België, Nederland,
Malta on Rome.
-ocr page 10-
8
Ziehier do werkkring van die verschillende instellingen:
In Algiers zijn uit de weeshuizen dorpen van Christen Arabieren
ontstaan; jongelingen en jonge dochters, beiden in die huizen
opgevoed, worden, wanneer zij de jaren bereikt hebben, door
den echt verbonden. De Missionarissen besturen de dorpen, die
eenigszins gelijken op de vroegere reducties van Paraguay, zooals
de Paters Jezuďeten ze stichtten voor de bekeerde wilden van
Zuid-Amerika.
Behalve die dorpen hebben de Missionarissou, in Kabylië en
het zuiden van Algiers, eigenlijk gezegde Missiehuizen. Zij win-
ncn daar het vertrouwen en de liefde der inboorlingen, door de
beoefening der liefdadigheid, vooral bij zieken en armen. Zij hou-
deu school voor de jonge kinderen, die de ouders hun toevertrouwen.
Ik moet hier bijvoegen, dat de Missionarissen tegenwoordig
in geen enkele der Europeesche parochiën van Algiers gevestigd
zijn. Kr is een proef genomen met dit soort van geestelijke
bediening, maar de uitkomst scheen te bewijzen dat deze niet
beantwoordde aan de roeping van den Missionaris, waarom zij
dan ook geheel is opgegeven.
In de Sahara en buiten de grenzen der Fransche bezittingen,
vestigen zich de Missionarissen van Algiers van lieverlede in do
oasen, waardoor zjj hopen eenmaal Timboektoe en Onafhankelijk
Soedan te bereiken, dat de grens van hun apostolaat uitmaakt.
Gelijk in Algiers wordt hier het apostolaat uitgeoefend door de
liefdadigheid en het onderwijs der kindoren. Een eerste proef
heeft den marteldood gekost van drie hunner, de Paters Paulmiek,
Mknobet on Bouchand; hierop kom ik later terug. Hot zij vol-
doende hier te zeggen, dat hun dood den ijver hunner medebroeders
slechts hoeft aangevuurd, en dat dezen nu gevestigd zijn in het
midden van do muzolmanscho streken van de Sahara, zonder
andere bescherming dan die van God, en met do hoop weldra hot
einde hunner vurigste wenschen te bereiken.
In Tunis is de arbeid der Missionarissen dezelfde als in Algiers.
Het gezelschap is belast met de bediening van het heiligdom, dat
is opgericht op de puinhoopen van Carthago, op de plaats zolvo,
die de overlevering aanwijst als die, waar de H. Lodewjjk gestorven
is. Ook besturen zij het Groot-Seminarie van het Bisdom.
In Midden-Afrika opent zich het uitgestrektste veld voor hun
ijver. Het Gezelschap is door onzen heiligen Vader Leo XIII
-ocr page 11-
g
belast met de stichting van vier nieuwe apostolische vicariaten,
wier grootte bijna die van Europa evenaart, met eene bevolking
die, volgens do jongste berekening, omtrent 100 millioen bedraagt.
De kwalen, die daar te bestrijden zijn, zijn in evenredigheid met
de uitgestrektheid van het land en de bevolking dezer nieuwe
missiën. De afgoderij voert daar den schepter. De slavernij, die
afschuwelijke wonde van Afrika, heerscht er in al hare gruwcljjk-
heid. Dit was alleen reeds voldoende om den ijver van Katholieke
apostelen te doen ontvlammen. Ik meen niet beter te kunnen
doen, om een juist denkbeeld te geven van het daar geopende
arbeidsveld, dan hier te herhalen wat ik daarvan heb gezegd
in een schrijven aan den eersten directeur van de scholen in
het Oosten.
„Als men niet in het midden van Afrika in aanraking is met
de slaven, is het onmogelijk zich een juist denkbeeld te vormen
van de misdaden, wreedheden, gruwelen van alle soort, die de
slavernij en de handel, dien zij doet ontstaan, na zich slepen. Ik
spreek van hetgeen plaats heeft op het oogenblik, waarop ik deze
regelen schrjjf, van. hetgeen ik met eigen oogen heb gezien of
vernomen uit den mond zelven der droevige slachtoffers dezer
gruwelen en geenszins, zooals men zou kunnen deuken, van
vroeger voorgevallen feiten. De slavenhandel over zee is, wel is
waar, afgeschaft, maar die over land bestaat nog altijd en is zelfs
op \'sommige punten toogenomen door de afschaffing van den zee-
handel, en nog gruwelijker geworden dan te voren.
„lu het noorden en oosten van Afrika zijn de muzelmannen of
persoonlijk of door de negers, die zij deelgenooten van hun schande-
lijken handel gemaakt hebben, de voorraadbezorgers des slaven-
handels. Zij hebben in hun dienst benden van plunderaars en
moordenaars, die strooptochten doen in de lauden der afgodische
negers.
„De Barbarijsehe Staten, Egypte, Zanguebar, het Mahomedaansche
Soedan zjjn de uitgangspunten van die rampzalige tochten. Dikwijls
bepalen deze zich tot de jacht op enkele personen, vrouwen en
kinderen, die zich ver van hunne woningen begeven, maar meer-
malen ook zijn het geregelde aanvallen. De vreedzamo neger-
dorpen van het binnenland worden plotseling, gedurende den nacht
door die woestelingen ingesloten. Bijna nooit verdedigen zich de
negers, wijl zij zonder vuurwapenen zjjn; degenen, die zich
-ocr page 12-
10
trachten te verweren, worden weldra gedood door deze lieden, die
tot de tanden gewapend zijn. De ongelukkigen vluchten in de
duisternis, maar al die worden gevat, worden onmiddellijk geketend,
en mannen, vrouwen, kinderen naar eene markt van het binnen-
land gevoerd. Do kinderen, zwak als zij zijn; maken altijd het
meerendecl der gevangenen uit. In onze streken is Tomboektoe
de hoofdmarkt; zij worden daarheen gebracht uit landen, die
zestig, tachtig, ja honderd dagreizen er van verwijderd zijn.
„Dan begint voor hen eene reeks van onuitsprekelijke ellenden.
Al die slaven reizen te voet; de sterkste mannen, van welke men
opstand vreest, boeit men do handen on soms de voeten, zoodat
het gaan hun een marteling wordt, terwijl zij onderling verbonden
zijn door verdeelde gaffels, die zij om den hals dragen.
„De tocht duurt den gcheelcn dag voort. Dos avonds, als er
halt gehouden wordt om rust te nemen, wordt aan de gevangenen
een handvol gerst of drooge sorgho uitgedeeld. Dit is hun cenige
voedsel. Den volgenden dag gaat men verder.
„Maar reeds in de eerste dagen is een aantal hunner door vcr-
moeienis, lijden en ontbering geheel verzwakt. Het eerst bezwijken
de vrouwen. Ten einde die rampzalige mcnschclijke kudde schrik
in te boezemen, naderen de geleiders die, welke het meest uit-
geput schijnen, \'gewapend met een zwaren knuppel, om het kruit
uit te sparen. Een vreeselijko slag wordt den ongelukkige in den
hals toegebracht; zij slaken een kreet, storten neer en wentelen
zich om in de stuiptrekkingen des doods.
„De verschrikte kudde gaat onmiddellijk weer op weg. De
vrees geeft den zwakste nieuwe krachten. Telkens als er een
hunner van vermoeienis niet verder kan, begint hetzelfde vreesc-
ljjk schouwspel opnieuw.
„Des avonds, bij de aankomst op de rustplaats, als de eerste
dagen van zulk een leven hunnen verwoestenden invloed hebben
viitgeoefend, wacht hun een niet minder gruwelijk tooneel. Die
menschenhandelaars weten bij ondervinding wat hunne slacht-
otfers verdragen kunnen. Een enkele blik wjjst hun degenen aan,
die weldra onder de vermoeienis bezwijken zullen. Om het ellen-
dige voedsel uit te sparen, dat zij hun uitdeden, gaan zij met
hunne kuodsen achter de rampzaligen en vellen ze met een enke-
len slag terneer. Hunne lijken blijven op de plaats liggen en hunne
reisgezellen zijn verplicht in dat gezelschap te eten en te slapen.
-ocr page 13-
11
„Dan, welk een slaap! dit laat zich gemakkelijk gissen. Onder
de jonge negers, die wij aan die hel ontrukt en wien wij de vrij-
heid weergegeven hebben, zijn er, die nog langen tijd eiken nacht
onder het slaken van vreeselijke kreten ontwaken. Akelige droom-
gezichten vertoonen hun de gruwelijke tooneelen, waarvan zij
getuigen geweest zijn.
„Soms reist men aldus maanden lang. Eiken dag vermindert
de karavaan. Indien eenigen, aangedreven door het onverdragelijkc
lijden, pogen zich te verzetten ofte ontvluchten, snijden de woeste
meesters, om zich te wreken, hun de spieren van armen en beenen
door met sabels en messen, en laten hen aldus op den weg uit-
gestrekt liggen, met de gaffels aan elkaar verbonden, en aldus
wanhopig een langzamen hongerdood sterven. Naar waarheid
heeft men dus kunnen zeggen, dat, als men afdwaalde van den
weg van Midden-Afrika naar de steden der slavenmarkten, men
dien gemakkelijk zou terugvinden door de gebeenten dor negers,
waarmede hij bestrooid is.
„Voorzeker is dit een gruwelijk schouwspel, maar hoeveel gru-
welijker zijn nog de pijnen geweest, waarin tallooze rampzalige
schepselen den dood gevonden hebben. Men berekent, dat elk
jaar vier honderd duizend negers als slachtoffers van den handel
vallen!
„Eindelijk komt hetgeen er na zulk eene reis van de ongelukkigcn
overblijft, op de markt aan. Meermalen is het een derde, een
vierde, soms nog minder van het aantal, dat bij het vertrek aan-
wezig was.
„Daar beginnen tooneelen van een anderen, maar niet minder
verfoeielijken aard. De gevangen negers worden als slachtvee te
koop gesteld; beurtelings worden hunne voeten, handen, tanden,
alle ledematen onderzocht, om de diensten te berekenen, die zij
bewijzen kunnen. Do koopprijs wordt in hun bijzijn besproken
als die van lastdieren, en, is de prijs geregeld, behooron zij ge-
heel aan hen, die betaalt. Niets wordt meer geëerbiedigd; noch
de banden des bloeds, want vader, moeder, kindoren worden on-
danks kroten en tranen meedoogenloos gescheiden; noch het geweten,
want zij moeten onmiddellijk den godsdienst omhelzen van deii
Muzelman, die hen koopt. Hun leven, in één woord, is in handen
van de eigenaars. In Midden-Afrika is niemand rekenschap ver-
schuldigd van den dood zijner slaven.
-ocr page 14-
12
„Het is waar, dat, wanneer zij zich bevinden bij degenen, die
hen als bedienden gebruiken, zij over het algemeen met meer
menschlievendheid behandeld worden, zoolang zij gezond zijn; men
zou vreezen, door te slechte behandeling, hun dood te verhaasten.
Maar worden zij oud of ziek, zoodat zjj niet meer van dienst
kunnen zijn, dan worden zij met stokslagen weggejaagd, en vinden
den dood op de straat of\' liet kerkhof.
„Dat is de slavernjj in Afrika in hare vreeselijke gruwelijkheid!
„Dat zijn de kwalen, die wij geroepen zjjn te genezen, want
het Gezelschap onzer Missionarissen behoort, zooals gij weet, zijn
arbeid niet bij Algiers te bepalen. Dit land is slechts het kleinste
gedeelte van het uitgestrekte veld, dat het geroepen is te ont-
ginnen. Hot moet doordringen in bet binnenland; reeds is het er
doorgedrongen; het predikt er openlijk het Evangelie; het heeft
het met zijn bloed besproeid, en uit dit bloed is onze nieuwe
arbeid ontsproten van de afschaffing der slavernij.
„Door de Afrikanen hebben wij ondernomen ze uit te roeien.
Niet tevreden met openlijk het Evangelie aan do volwassenen to
verkondigen, koopen wij in het binnenland de arme kinderen vrij,
die daar in slavernij zijn. Hadden wij de noodige middelen, wij
zouden er nog veel meer vrijkoopen. leder hunner kost ons ge-
middeld honderd vijftig frank. Zijn zij vrjjgekocht, dan geven wjj
hun de vrijheid, voeden hen op en zullen er eenmaal, als het Gode
behaagt, mannen van maken, nuttige mannen, apostelen, bezield
met een dubbelen afschrik van de gruwelen, die hun ras vernielen,
en van den schandelijken handel in menschelijko wezens, die de
grootste dier gruwelen is.
„ Ik zal u later meer uitvoerig al onze plannen hieromtrent
openleggen. Reeds is de uitvoering begonnen. De eerste neger-
kinderen , die wij hebben vrjjgekocht, maken de kern uit van
eene bijzondere instelling. Wjj denkon er geneesheeren van te
maken, behalve van die, welke God bij uitzondering de roeping
van Missionarissen zou geven. Maar dit alles zou mij to ver voeren."
Te Jeruzalem is het Gezelschap door den H. Stoel belast met
het bedienen der heiligdommen van de H. Anna en van de Onbe-
vlekte Ontvangenis der H. Maagd. Ik heb het vaste vertrouwen
dat deze bijzondere gunst van God de zegeningen van Boven over
de Missionarissen van Algiers zal doen afdalen. Dit is het huis,
waarin, volgens de bljjvende overlevering der Kerk van Jeruzalem
-ocr page 15-
L3
én hot geheele Oosten, deze gezegende Maagd niet alloen gedurende
hare kindsheid mot hare heilige Moeder hoeft gewoond, hetgeen
door niemand wordt tegengesproken, maar ook geboren en zonder
smet ontvangen is.
Eindeljjk heeft het Gezelschap der Missionarissen van Algiers
in Frankrijk, in het bisdom van Rodcz; te Rijssel, in het bisdom
van Kamerijk; in België en in Nederland te Gerra-Haaren bij
\'s Bosch huizen gesticht, die het bestuurt en die bestemd zijn om
in Apostolische scholen of Postulaten Europeesche kinderen of
jongelieden te vormen, welke de roeping gevoelen om eenmaal
hunnen arbeid te deelen. Op Malta hebben zij een opleidings-
gestieht voor de jonge negers, die zij uit de slavernij hebben
vrijgekocht. Te Rome hebben zij eene Procure en een kleine
Apostolische school, en te Parijs eene Procure.
Dit zijn de gezamcntlijko werken, die tot op heden door het
Gezelschap der Missionarissen van Algiers ondernomen zjjn. Voeg
daarbij het bestuur van het Noviciaat, van liet Scholastieaat, dat
van een tweede Apostolische school to Algiers, en gij hebt oen
overzicht van het uitgestrekte veld, dat voor het Gezelschap opon ligt.
III.
Regels van het Gezelschap der Missionarissen.
Gij wenseht deze ten minste in hoofdzaak te kennen. Gij hebt
gelijk; want wat werken een religieus gezelschap ook tot stand
brengt, zij beteekenen weinig in vergeljjking der regels, die het
vormen en besturen. vDie met den regel leeft, leeft met God."
Natuurlijk kan ik u niet alles mededeelen, daartoe zou ik den gc-
heelon regel moeten overschrijven. Ik zal mij dan er toe bepalen
u de hoofdpunten op te noemen, onder bijvoeging, dat deze regel
aan de goedkeuring van den II. Stoel is onderworpen, die hem,
volgens gebruik, eerst heeft geprezen en later onvoorwaardelijk
goedgekeurd.
Karakter, aan het Gezelschap eigen.
Dit kleine Gezelschap is een vereoniging van Seculiere Priesters,
die zich aan de Afrikaansche Missiën wijden, in vereeniging leven,
denzelfden regel onderhouden, en onderling aan het gemeensehappe-
lijk werk verbonden zijn door den eed van zich, volgens de regels
-ocr page 16-
van liet Gezelschap on onder de gehoorzaamheid der Oversten, aan
de Afrikaansehe Missiën toe te wijden.
De Missionarissen leggen er zich op toe de Apostelen, welke
Onze Heer gedurende zijn sterfelijk leven rond zich vereenigde,
tot voorbeelden te kiezen. Onder de leiding en de genade van
dat Goddelijk Opperhoofd vormen zij zieh tot alle christelijke en
apostolische deugden, en in het bijzonder leggen zij zich toe op de
liefde tot God en tot de zielen, en na zich zelven geheiligd te
hebbon, zullen zij over de verloren schapen, tot dewelke zij ge-
zonden worden, het Goddelijk leven, dat in hen is, verspreiden.
Hun leven is dus een leven van heiligheid, van versterving en
van ijver. Zjj moeten zich alles voor allen maken, om de zielen
voor Jesus Christus en voor Zjjne Kerk te winnen, en voor geene
moeite, zelfs niet voor den dood terugdeinzen, als het de uitbreiding
van het Rijk Gods geldt.
Toelating tot het Gezelschap ex verbintenis jegens hetzelve.
Niemand mag in het Gezelschap tot de beproeving toegelaten
worden, vóór hij voluit zestien jaar is. Jongeren zullen in voor-
bereidende scholen geplaatst worden, die den naam van Klein-
Noviciaat of Apostolische Scholen zullen dragen.
Behalve in eenige bij uitzondering voorkomende gevallen, die
aan de beslissing van den Raad zullen onderworpen worden, zal
niemand tot het Groot-Noviciaat kunnen worden toegelaten, indien
hij zijne studiën niet tot en met de philosophie voleindigd heeft.
Al degenen die zich aanbieden, hetzij leeken of geestelijken,
zullen regelmatig twee jaar Noviciaat hebben.
Een geheel jaar wordt gedaan in het Groot-Noviciaat, en het
andere in het Scholasticaat voor degenen, die niet Priester zijn of
in een huis van onderwijs voor de Priesters, behalve voor deze
laatstcn den tijd der vacantie, die zij in het Scholasticaat of
Noviciaat moeten doorbrengen.
Gedurende dien tijd leggen zij zich, onder de leiding der Oversten,
toe op het verbeteren hunner gebreken en op het verkrijgen der
Apostolische deugden en vooral der gehoorzaamheid.
In het eerste jaar van het Noviciaat zullen zij geheel afgescheiden
zijn van alle Missionarissen, en doen onder de leiding van den Pčre
Mattre
geen andere studiën dan die der inlandsche talen on der
H. Schrift.
-ocr page 17-
l:>
Indien zjj volgens het oordeel van den Overste van het Noviciaat
en dat van den Algemeenen Overste en zijn Raad waardig be-
vonden worden tot het Gezelschap te worden toegelaten, na de
twee jaren van hun Noviciaat, zullen de Missionarissen, nadat zij
eene afzondering hebben gedaan van minstens acht volle dagen,
doorgebracht in een diep stilzwijgen, zich aan het Werk verbinden
door den volgenden eed:
„Ik, N. N......zweer op de Heilige Evangeliën, mij voortaan
„en tot aan den dood te wijden aan het werk der Afrikaansehc
„Missiën, volgens de regels en constitutiën van het Gezelschap der
„Seculiere Missionarissen van Algiers, gesteld onder de bescherming
„van O. L. V. der Afrikaansehc Missiën.
„Ik beloof en zweer onderdanigheid aan de Oversten van ge-
„noemd Gezelschap in alles wat de bedieningen betreft, waartoe
„zij mjj zullen benoemen en de wijze, waarop zij volgens de regels
„van hetzelfde Gezelschap moeten uitgeoefend worden.
„Ik verbind mij daarenboven om den Rvangelischen ijver te
„beoefenen, zooals de regels van het Gezelschap voorschrijven."
Die eed, door don Novice eigenhandig geschreven, zal door hem
op de treden van het altaar onderteekend on vervolgens aan den
Secretaris van het Gezelschap der Missionarissen overhandigd
worden, om in de archieven bewaard te blijven. Hij wordt in
dien zin afgelegd, dat de Algemeene Overste, na de meening van
den Raad ingewonnen te hebben, en overeenkomstig deze moening,
er van ontslaan kan, om de canonieke redenen, welke hij voldoende
zal achten.
Nadat het eerste jaar Noviciaat verstreken is, zullen degenen,
die hunne philosophie en theologie niet gedaan of geëindigd hebben,
zich op de studie dier wetenschappen moeten toeleggen in het bjj-
zonder Seminarie of Scholasticaat der Missie, dat van het Noviciaat
van het eerste jaar onderscheiden zal zijn. Zij zullen hunne studiën
na het einde van het tweede jaar Noviciaat en na het afleggen
van den eed kortstondig mogen onderbreken, om gedurende zekeren
tjjd gebruikt te worden tot de surveillance of tot eenige andere
betrekkingen in opvoedingshuizen, door het Gezelschap bestuurd,
indien de Oversten het passend oordeelen voor het welzijn van
de zaak der Missie.
De tijd der studiën van het Scholasticaat zal vier jaren duren.
-ocr page 18-
Ni
Hot Noviciaat on hot Scholastieaat wordon volgons bijzondere
voorsoliriftcn bestuurd.
i)o Missionarissen zullen, na hot Priesterschap ontvangen to
hebben, of, indien zij het reeds vroeger ontvangen hadden, na
hot eindigen van don proeftijd, zooals boven gczogd is, voor liet
werk der Missie bestemd worden, hetzij in een der huizen waar
de Kuropecsehe of inlandsche kinderen worden opgevoed, hetzij bij
de ongeloovigen, hetzij eindelijk in het algemeen bestuur van het
Werk, volgens den wil der Oversten.
Heeft men eenmaal den eed afgelegd, dan is men lid van hot
Gezelschap; dit laatste neemt daardoor verplichtingen jegens den
Missionaris op zich en kan hem niet meer wegzenden, dan voor
een crnstigen misslag of voor eene erkende ongeschiktheid tot het
Reguliere en Apostolische leven, en door een met redenen omkleed
besluit van den Raad.
Van zijnen kant kan oen Missionaris, zonder zich zeer grootelijks
schuldig te maken voor Ood, geen valsche voorwendselen of be-
driogelijke middelen gebruiken om van zijn eed ontslagen, to worden.
Wat de Missiën betreft, zullen wij ons bepalen met het vermelden
van do volgende hoofdpunten, die in het Directorium nader worden
verklaard:
„1°. Nooit in geen geval en onder geen voorwendsel, welkdanig
ook, sullen de Missionarissen gewoonlijk met winder dan drie te
zamen mogen wezen, Paters of Broeders, wanneer zij op Missie zijn.
Om aan dezen regel niet te kort te komen, zal men de voordeeligste
en dringendste aanbiedingen weigeren, en liever het bestaan van het
Gezelschap dan dit hoofdpunt prijs geven.
„2°. Men zal nooit alleen de inboorlingen bezoeken; maar altijd
vergezeld zijn van een medebroeder. — Men zal ook alleen geen
bezoeken afleggen bij de Europeanen, en nooit uitgaan zonder
den Pater Overste van het huis of zijn plaatsvervanger kennis te
geven. — Men zal in de stad waar men woont niet gaan dineeren,
tenzij bij een Bisschop.
„3°. In alle Missiehuizen zal oen school zjjn voor de kinderen
der inboorlingen.
„4ft. In allo Missiehuizen zal ook oen apotheek gevonden worden,
waar men kosteloos geneesmiddelen verstrekt aan de zieken en
hunne wonden zal verbinden.
„5°. In allo Missiehuizen zullen de Paters wekelijks op een
-ocr page 19-
1?
vastgestelde!! dag vergaderen om raad te houden, onder voorzitter-
schap van den plaatselijken Overste. Op de eerste vergadering van
elke maand zal de Procureur zijne rekeningen aan den Raad voorleggen.
,6°. Conforentiün van godgeleerdheid zullen alle veertien dagen
op een vastgestolden dag in elk Missiehuis plaats hebhen. Al do
Missionarissen van het huis zullen verplicht zijn deze hij te wonen.
„De punten, in deze conferentiën te bespreken, zullen door den
Kaad worden aangewezen en genomen uit de verhandelingen. die
liet voorwerp dor jaarlijksehe examens uitmaken.
„In allo punten van moraal en geloofsleer zal men nooit een
anderen leiddraad hebben dan de besluiten en aanwijzingen van don
II. Apostolischen Stoel, en men zal de volstrekte onderwerping en de
toewijding aan don Opperpriester beschouwen als den eersten roem
en hot eigenlijke karakter dezes kleinen Gezelschaps.
„7°. Allo Missionarissen zijn, na hunne Priesterwijding, onder-
worpen aan theologische examens, die zoodanig ingericht worden,
dat zij binnen tien jaar tweemaal alle verhandelingen van dogma-
tische on morale theologie geheel doorloopon.
„Deze examens zullen tweeledig zijn, mondeling en schriftelijk.
„Do, mondelingsche examens zullen plaats hebben elk jaar vóór
do opening dor retraite. Zij geschieden voor eenc commissie van
Missionarissen, door don Raad benoemd, en in tegenwoordigheid
van allo vergaderde Priesters-Missionarissen.
„De schrifteljjke examens zullen bestaan in analytische of synop-
tischc tabellen van de verhandelingen, waarvan do examens op
het einde des jaars zullen moeten worden afgelegd. Zij zullen,
elke drie maanden, den Pater algonieonon Overste worden toege-
zondon, om aan eeno commissie, door den Raad benoemd, te
worden onderworpen.
„8°. Voor de huiselijke orde, do verdeeling der werkzaamheden
on geestelijke bedieningen, do te vragen toelatingen en geheel het
overige gemeenschappelijke m\\ Apostolische loven, zijn de Missio-
narissen geplaatst onder het gezag van den plaatselijken Overste,
wien zij in alles, als aan Gods plaatsvervanger, moeten gehoorzamen.
„9°. Do Overste van elk Missiehuis zal maandelijks aan den
Pater algemeencn Overste schrijven, on elke Missionaris om de
drio maanden, om hom rekenschap te geven van den staat dei-
Missie, van hare vruchten, van de hinderpalen, die zij ontmoet,
en van zijne persoonlijke gesteldheid.
-ocr page 20-
IS
Over dk dagorde voor de Missionarissen.
„Het opstaan zal om vijf uur geschieden.
„Dit punt is zoo belangrijk, dat al het overige er van afhangt,
en het is de meening des Stichters van het Gezelschap, dat de
gewoonte, om er uit traagheid aan te ontbreken, door buiten het
geval van eene wel bewezen ziekte later op te staan, eene ernstige
fout uitmaakt, waarover de schuldigen streng berispt moeten
worden, en indien zij zich na drie achtereenvolgende waarschuwingen
niet verbeteren, zonder uitstel uit het Werk moeten weggezonden
worden, daar de ondervinding in alle communauteiten leert, dat
geen enkel punt van den regel stand houdt, als dit overtreden wordt.
„Op het opstaan en het morgengebed volgt do overweging; ze
zal drie kwartier duren met inbegrip van het mondgebed. Men
zal ze gezamenlijk verrichten. Zijne kleine uurgebeden zal men
vóór of na de Mis bidden.
„leder zal de heilige Mis lezen op het door den Overste bepaalde uur.
„De Missionarissen zullen zelf hun bed opmaken, hunne kamer
schoon houden, en medewerken om de orde en zindelijkheid in
het huis te onderhouden.
„De uren voor het bezoek aan het Allerheiligste Sacrament,
voor de geestelijke lezing, voor het bijzonder onderzoek en voor
de maaltijden, alsook de tijd, te besteden aan de studiën van de
H. Schrift, van de theologie en van do inlandsche talen, zullen
bepaald worden door het bijzonder reglement van elk huis, over-
eenkomstig de behoeften van hunne verschillende toestanden.
„Om negen uur begeeft men zich ter ruste.
„Het stilzwijgen zal streng onderhouden worden in alle huizen,
ten allen tijde, behalve in de recreatie en bjj de bedieningen, waar-
spreken noodzakelijk is.
„Men wijst hier slechts de hoofdpunten aan, terwijl men niet
in al de bijzonderheden van de dagorde treedt, opdat de regel
toepasseljjk bljjvc op alle toestanden, waarin de Missionarissen
zich bevinden. Maar dezen moeten hun tijd heilig besteden, door
zelven het gebruik er van door eene bijzondere regeling vast te
stellen, en in elk huis of elke Missie zal men eene nauwkeurige
dagorde moeten aannemen en die door den algemeenen Overste
of door den Visitator doen goedkeuren.
„Het Directorium zal den geest en de meeningen verklaren,
waarin die verschillende oefeningen moeten verricht worden.
-ocr page 21-
l\'.l
Over het lichamelijk leven in het Gezelschap.
„Ofschoon hot lichamelijk loven en do regels, waarnaar het
moet ingericht worden, van ondergeschikt belang zijn in het
Gezelschap, zoo is het echter noodig, er in de Kegels de hoofd-
punten van te bepalen, opdat er eenerzijds gelijkvormigheid hesta
en anderzijds het goede gemakkelijker gemaakt worde.
„De gee3t, die alles moet leiden, is zooveel mogelijk de levens-
wijze der inboorlingen nabij te komen, /onder dat zou de Missie
niet meer mogelijk zijn, zoowel, omdat men in veel streken zich
de noodige zaken niet zou kunnen aanschaften, als omdat men ze
overal tegen zoo hoogen prijs zou moeten betalen, dat de geld-
middelen der Missie spoedig zouden uitgeput zijn.
„Wij gaan dan in het kort bespreken wat betreft de woning,
het huisraad, de kleeding, het voedsel, do taal, waarvan de
Missionarissen zich zullen bedienen, terwijl wij doen opmerken,
dat men hier bepaalt, wat niet geoorloofd zal zjjn to overschrijden;
maar dat men de vrijheid laat, om zich betreffende de persoonlijke
zaken, binnen eene nauwere grens in te sluiten, indien de gezond-
heid zulks gedoogt. Inderdaad , zonder versterving bestaat er
geene waarlijk apostolische deugd.
K 1 e e d i n g.
„Ieders kleedoren on linnengoed bchooren in eigendom aan de
Missionarissen. Kr zal geene algemeene linnenkamer zijn.
„In Noord-Afrika zal de kleeding gelijk zijn aan die der inlanders.
Zij zal bestaan:
„Uit een lang kleed of gandoera en oen burnoes, beido van
witte wol;
„Uit een rozenkrans zonder ketting om don hals gedragen, en
eindigende in een kruis uit dezelfde kralen gevormd;
„Uit een haďk met koord of uit een chechia (muts) van roodo wol;
„Uit eene linnen of lakensche broek;
„De kousen zullen wit zjjn;
„Ten opzichte van den vorm der schoenen zal men rekening
houden met do gebruiken en behoeften der verschillende plaatsen;
„In de Europeesehe paroehiën van Noord-Afrika of andere landen,
zullen de Missionarissen den gewonen hoed der geestelijken dragon.
Zjj zullen, indien zulks noodig geoordeeld wordt, over hun wit
kleed eene zwarte jas mogen dragen, zooals de seculiere geestelijken.
-ocr page 22-
io
„Er zal gelijkvormigheid m \'1° kleederdracht bestaan onder al
de Missionarissen, naar gelang van de verschillende plaatsen, waar
zjj zich zullen bevinden, en de Oversten zullen niet toestaan, dat
daarin door enkelen de geringste verandering gebracht wordt.
„De Missionarissen zullen het kleed van het Gezelschap aan-
nemen van het begin van het Noviciaat af, onmiddellijk na de
retraite, die zij bij hunne intrede houden. Zij zullen het daarna
niet meer afleggen, zonder de uitdrukkelijke toestemming hunner
Oversten.
V o e d i n g.
„Zij zal gezond en voldoende zijn, maar armoedig en zooveel
mogelijk gelijk aan die der inboorlingen.
„De Missionarissen zullen zich herinneren, dat zij van aalmoezen
leven en dat hun het brood geschonken wordt door arme Katho-
lieken, die zich daartoe van een deel van het noodzakelijke berooven.
„Daar hun leven uit zich zelven eene strenge en voortdurende
boetvaardigheid moet zijn, zullen zij geen andere vasten- en ont-
houdingsdagen hebben, dan die, welke door de Kerk zijn voor-
geschreven.
In de huizen, waar minstens drie Missionarissen wonen, die Priester
zijn, zal men gedurende den maaltijd uit een of ander boek voor-
lezen , dat over Afrika of over de Missiën handelt. Ieder der
Missionarissen zal dan beurtelings voorlezen, indien er in het huis
geen Broeder, leerling of bediende te vinden is, die het doen kan.
In die, waar slechts een geringer aantal Priesters-Missionarissen
aanwezig is, zal men bij het begin van den maaltijd een hoofdstuk
van de H. Schrift, en op het einde een hoofdstuk van de Navol-
ging lezen.
„Do H. Schrift zal steeds in eene der inlandsche talen gelezen
worden.
In geval van ziekte zal men aan de zieken alles geven wat zij
noodig hebben; maar men zal de Novicen nooit in den proeftijd
behouden, als zij gewoonlijk ziek zijn en als zij een bijzonderen
leefregel noodig hebben gedurende de twee jaren van het Noviciaat.
O n d o r h o u d.
„De Missionarissen doen geen belofte van armoede; zij moeten
echter deze geheel apostolische deugd beoefenen, zich herinnerende,
-ocr page 23-
\'21
dat het nutteloos uitgegeven geld ontnomen is aan de werken der
Missie, en bijgevolg aan de vrijkooping der zielen.
„De Missie belast zich, zooals gezegd is, met woning, huisraad
en de kosten van hunne voeding.
„De Raad zal ieder jaar, na de jaarlijksche retraite, de begrooting
van elk huis regelen, na inzage van het verslag eu van de op-
merkingen, die de plaatselijke Overste hem daaromtrent zal aanbieden.
„Kleederen, wasch, aankoop van boeken zullen ten persoonlijken
laste van een ieder blijven, maar de Priesters zullen, nadat zij de
schulden, tijdens het Noviciaat gemaakt, hebben vereffend, te dien
einde de vrije beschikking hebben over al hunne honorariums van
Missen, welke de Missie hun zal bezorgen, tenzij zij zelven zich
die liever verschaffen.
„Wat diegenen betreft, die nog geen Priester zijn, dezen moeten
zich zelven, gedurende het jaar van het Noviciaat, klecderen aan-
schaffen. Als zij het werkelijk niet kunnen, dan zal de Missie hun
die geven.
„De Missie of het huis, waartoe de Missionaris behoort, zal do
kosten dragen van de reizen, al zijn die ook kort, die voor het
Werk en op uitdrukkelijk bevel des Oversten ondernomen worden."
Ik spreek u niet over hetgeen aangaat het Bestuur van het
Gezelschap der Missionarissen; het verschilt, op enkele zaken na,
zeer weinig van dat in andere Congregatiën. De Missionarissen
kiezen het Kapittel. Het Kapittel benoemt den algemeenen Overste
en zijn Ifa.nl. en de algemeene Overste benoemt, op zijn beurt,
de plaatselijke Oversten. Ook spreek ik niet over de bjjzondere
middelen van heiliging, zooals: de jaarlijksche retraite, die acht
volle dagen duurt en in geheele stilzwijgendheid gedaan wordt;
de maandelijksche retraite on de andere oefeningen van godsvrucht.
Maar, ik vestig uwe aandacht op drie hoofdpunten, die van wezen-
lijk belang zijn, en die bijzonder eigen zijn aan het Gezelschap
der Missionarissen van Algiers:
Het eerste is, dat er geene kloostergeloften gedaan worden,
maar een eenvoudige eed van standvastigheid en gehoorzaamheid,
waarvan de Overste kan ontslaan om redenen, die hij te zamen
met zijne Baad voldoende oordeelt.
Het tweede is, dat do Missionarissen in de Missiën nooit alleen
zjjn, hetgeen aanleiding tot ontmoediging en val zou kunnen zijn.
Zjj zijn altijd minstens met drie te zamen, ten einde elkander
-ocr page 24-
22
wedcrkeerig te ondersteunen en aan te wakkeren in de beoefening
der apostolische deugden.
Het derde is, dat de Missionarissen de vrjje beschikking houden
over hunne honorariums van Missen, waarvan zij alleen hunne
kleeding moeten betalen, en dat zij aldus, indien zij willen, hunne
familie kunnen bijstaan, die hen dikwijls met zware offers hebben
opgevoed.
IV.
Moeielijkheden, lijden en verwacht int/en der Missionarissen van Algiers.
Men mag zich niet ontveinzen, dat eenc Missie, zooals die van
Afrika en vooral van Midden-Afrika, bezwaren, lijden en gevaren
aanbiedt.
Do eersten ontspruiten uit het klimaat, dat voor het Europeesch
gestel in het begin moeicljjk te dragen is; men heeft echter gc-
tracht ze te verminderen door de Missionarissen aan het klimaat
te gewennen op een ouderdom, waarin het ge3tel met minder
moeite gewijzigd wordt. Daarom zijn, afwijkend van hetgeen go-
bruikclijk is in do andere Congregatiön, die hunne huizen voor
den proeftijd in Europa hebben, het Noviciaat en Kcholasticaat in
Afrika zelf, bij Algiers, gevestigd; dat is in een streek, wier
klimaat het midden houdt tusschen dat van Frankrijk en van den
Evenaar. Zoodoende kunnen de Missionarissen zei ven de proef nemen,
en worden zij niet eensklaps overgeplaatst in een vreemde streek,
zonder te weten of zij er tegen bestand zijn. Door deze proef
verkrijgen zij ook meer weerstandsvermogen tegen de hevige zonue-
hitte en de Afrikaanschc koortsen.
De tweede oorzaak van lijden is de verandering van voedsel,
vooral in het binnenland. Men is er verstoken van de meeste
zaken, waaraan wij in Europa gewoon zijn. Dikwijls vindt mch
er noch brood, noch wijn, noch groenten, en de vruchten zijn
geheel verschillend van de onze. De bewoners van het noorden
van Frankrijk en die van België en de Nederlanden, gewoon aan
melk en bier, vinden daar soortgelijke ontberingen, en ik heb er
gekend, die er niet tegen bestand waren.
Eindelijk, de verplichting van lange reizen te doen, meestentjjds
aan do zonnehitte blootgesteld, is ook eene oorzaak van lijden,
buiten de reeds genoemde. Ook hieraan echter worden de Missio-
-ocr page 25-
23
narissen, van het begin des .N\'ovieiaats gewoon gemaakt, en zij
kunnen ook hierin hunne krachten beproeven. Ik spreek niet van
de noodzakeljjkhcid van op den blooton grond te slapen, of op een
of ander deken, hieraan gewent men licht, on spoedig slaapt men
even goed als op oen bed, vooral daar de vermoeienis het hare
.bijbrengt.
Bij de oorzaken van lichamelijk lijden komen andere, die voor
den Missionaris, vooral bij de opening eener Missie voorzeker veel
mociclijker zijn. Het blijft immers altijd een langdurig en bczwaar-
ljjk werk, een volk te veranderen en het van de dwaling tot de
waarheid, van de ondeugd en de barbaarschheid tot de beschaving
en de deugd te brengen. Heeft Gods vloek, gedurende lange
eeuwen op zulk een volk gedrukt, dan wordt het werk nog moeie-
lijker. Begint dan de Missionaris met schoone voorspiegelingen,
die al te gemeen zijn aan edelmoedige zielen; meent hij dat hij
zich slechts heefc te vertoonen om zijne hoorders over te halen,
hun toe te spreken om hen te bekeeren, dan zal hij weldra op mis-
rekeningcn stuiten, die hem in de moedeloosheid storten zullen.
Tegen dit kwaad is slechts één middel, namelijk Gods hulp, door
het gebed afgesmeekt, en de vaste overtuiging, dat, hetgeen van
den Missionaris wordt gevraagd, niet zoozeer de goede uitslag is,
als de trouw aan zijne heilige plichten. Hiermede strijdt men, ten
einde toe, den goeden strijd, waarvan de II. Paulus spreekt, en
al had men ook in zijn goheele leven slechts enkele zielen gered,
men ontvangt van God dezelfde belooning als de Apostelen, die,
door de gaaf van wonderen, een groote menigte bskeeringen be-
werkt hebben.
Maar ik moet er bijvoegen, dat al dit lijden vergoed wordt en
soms honderdvoudig. Onder stoffelijk oogpunt, al is het leven in
Afrika in verschillende opzichten pijnlijk, het is onder vele andere
aanlokkend. Degene, die de zuivere lucht van Afrika hebben ge-
kend, het flikkerend licht, al wat er prachtigs en schilderachtigs
is, kunnen er bijna niet meer van scheiden. De hoogvlakten van
het binnenland munten uit door vruchtbaarheid, grootschheid
zelfs gezondheid; en de jongste ontdekkingsreizigers stemmen
hierin overeen, dat er onder de zon geen rijker en prachtiger
landstreken zijn. Onder geestelijk opzicht, belooft Midden-Afrika
voor de geloofsverkondigers een overvloedigen oogst. Is dus de
reeks van gevaren, die ik heb opgesomd, on waarbij nog de wild-
-ocr page 26-
21
heid dor dieren en de nog grootere woestheid der barbaarsche
volksstammen moet gevoegd worden, afschrikkend, de vertroostingen
zij il nog grooter, en met den H. Paulus kan men daar uitroepen:
„Superabundo gaudio in otnnl tribulatione nostra."
Het is dan ook overigens inderdaad die innerlijke blijdschap,
welke voortspruit uit het lijden zelf\', uit liefde tot J. C. geleden
uit het bewustzijn van aan de uitbreiding van Zijn rijk in anderen
en in zich zelven te arbeiden, die do roeping van den Missionaris
verheft boven die van den Priester der christenlanden. Zijn leven,
zijne uitzichten, zijne onuitsprekelijke hoop zijn geheel verschillend.
Heeft hij beproevingen te doorstaan, hij heeft ten minste groote
werken uit te voeren. Lijdt hij lichamelijke ontberingen, hij kent
noch de kleine kruizen, noch de verveling, noch de alledaagsche
kwellingen, die te dikwijls een armen Priester in de parochiën van
Europa bekampen ; zeker kan hjj nu en dan lusteloos worden,
maar hjj heeft ten minste die vreugd, van zich het getuigenis te
kunnen geven, dat hij eenmaal aan (iod het heldhaftige offer ge-
bracht hoeft van al wat hem dierbaar was, van zijne leveusge-
woonten, zijne genegenheden, van zijn leven zelfs; en hij weet
dat hij arbeidt voor een Meester, die zich niet in edelmoedigheid
laat overtreffeu.
In dit gevoel zoekt hij slechts de gelegenheid, om zich op te
offeren, nog meer te lijden, en liet uur, waarnaar hjj het vurigst
haakt, is dat, waarop hij zijne marteling zal voltrekken.
Gij weet het, en ik heb het u reeds herinnerd, reeds heeft het
(!ezelschap der Missionarissen van Algiers zijne eerste martelaars
gehad. Alles voorspelt, dat, in zoo gevaarvolle Missiën, zij door
vele anderen zullen gevolgd worden. Geen enkele onder hen, die
in den brandenden geloofsijver, niet dit geheim verlangen koestert
en naar dien zegepraal haakt. Als ik, als eerste Overste, oen
onder hen moet uitkiezen voor een meer gevaarlijke zending, is
mijn eeuig bezwaar, dat allen zich aanbieden voor de uitvoering.
Dit is inderdaad de geestdrift voor het offer, zooals God die, als
een genade, verleent in het begin van groote en moeielijke werken.
Ik kan u die niet beter doen begrijpen, dan door u hier den brief
aan te halen, dien ik, 1876, schreef aau de christelijke ouders
der drie eerste Missionarissen, die in de Sahara voor God den
marteldood gestorven zijn.
„Gij hebt eindelijk, schreef ik hun, de gelukkige en wreedc
-ocr page 27-
25
zekerheid verkregen, die gij tegelijk vreesdet en verlangdet. De
brieven, die de Overste van onze Missionarissen u schrijft, kunnen
u niet meer in twijfel laten; uwe zonen hebben voor Gods glorie
den dood onderstaan.
„Uwe harten, door het geloof verlicht, hebben, ik bon er zeker
van, van heilige blijdschap geklopt, en toch hebben uwe oogen
tranen gestort. Zeker zal ik deze tranen niet aan zwakheid toe-
schrijven; Maria heeft Jezus beweend op den Calvarieberg; Jezus
heeft om Lazarus geweend, wijl Hjj hem beminde. Hoe zou ik
dan aan een vader, aan eene moeder kunnen verbieden hun zoon
te beweeuen? En al zou ik het ook willen, ik zou hot niet kunnen
zonder mij zelven te veroordeelen. Die eerste losscheuring der
natuur heb ik evenzeer gevoeld als gij, want zij waren mijne zonen
evenals de uwe. Gjj hadt ze gewonnen voor het leven, ik had ze
gewonnen voor het Priesterschap. God had Zich van u bediend
om hen aan de aarde te schenken, Hij heeft Zich verwaardigd
Zich van mij, liefdeloozen herder, te bedienen, om hen te schenken
aan den marteldood en den hemel.
„O, in wat volheid hebben zij de genade ontvangen, waarvan
God mij voor hen de uitdeeler gemaakt heeft! Ik herinner mij de
woorden, die ik tot hen en tot hunne broeders twee jaren geleden
richtte, op -den dag van de wijding hunner kerk, van die kerk,
waarin eenmaal hunne heilige overblijfselen zullen rusten. Gjj
hebt die woorden toen misschien in de dagbladen gelezen, en zult
voor uwe zonen gesidderd hebben. Zij alleen sidderden niet; zij
vernamen in de diepte van hun hart een krachtige stem, waarvan
de mijne slechts de zwakke weerklank was, en die stem deed alle
angst in hen zwijgen.
„Wat u naar deze Missie heeft heengetrokken," zeide ik hun,
„zjjn de gevaren zelve, die zij meer dan eenige op aarde aan-
„bieden. Afrika en zjjne nog slecht bekende verre streken, is, dit weet
„men echter, de laatste schuilhoek van de naamlooze barbaarsch-
„hoid, van verdierlijking schijnbaar ongeneesbaar, van menschen
„etende stammen, van de gruwelijkste slavernij.
„En evenwel zjjt gij gekomen, en gij hebt u verbonden dit leven
„te leven, dien dood te sterven, en gij haakt allen met ongeduld
„naar het oogenblik het slagveld te betreden, dat slagveld der
„liefdadigheid, waarop uwe wapenen uwe dagelijksche liefdewerken
„zjjn, uwc verdediging het geduld en de zachtmoedigheid, uwe
-ocr page 28-
26
„prediking de kracht uwer voorbeelden, uw zegepraal eindelijk
„de heldhaftige opoffering van uw leven.
„Geliefde kinderen, ik aanschouw u; op uwe voorhoofden blinkt
„de glans der kracht en der jeugd. Ik denk aan al wat gij hebt
„verlaten: familie, vaderland, alle hoop hier heneden, en ik loof
„God, dat Hij nog zoovele harten aan de wereld schenkt, die ont-
„vlamd kunnen worden door een heldhaftige en zuivere opoffering."
Uwe zonen aanhoorden mij, en op die woorden, zoo vreeseljjk
voor do natuur, schoten hunno blikken slechts stralen van den
goddelijkcn glans van het offer.
Ik kan mij hen nog voorstellen op den dag hunner Priesterwijding,
toen zjj, neergeknield aan den voet des altaars, de vraag aan-
hoorden, die de Bisschop overal den nieuwen Priester doet, maar
die in eene zending als de hunne, eeue heteekenis zoo vol be-
dreigingen en hoop verkrijgt! „Belooft gij aan mjj en mijne opvolgers
eerbied en gehoorzaamheid P" Met vastberaden en zedige stem
antwoordden zjj: „Ik beloof het!" en volgens een heilig kerkgebruik
legden zij hunne handen in de mijne, als om mij tegelijk hun leven
en hun wil af te staan, /ij zijn hunne heilige gelofte trouwr ge-
bleven. Hunne gehoorzaamheid is geweest die de3 Goddelijker!
Meesters, Wiens juk zij op zich namen, de gehoorzaamheid tot
den dood.
„Welke herinneringen! en met welk een zwaard doorboren zij
mijn ziel, bij de gedachte dat zij ons verlaten hebben, en dat ik,
onnuttige dienstknecht, hen overleef! „Absolon, mijn zoon! mijn
„zoon Absolon," sprak David iu soortgelijke droefheid, „wie zal
„mij geven te sterven om u het leven te gevenr1" Ziedaar wat ik
gevoel op hun graf; kan ik dan verwonderd zijn, dat gij hen met
mij beweent, gij, die hunne wieg bewaakt hebt? Weent dus, weent
als Jacob Joseph beweende, als liaehel weende om hare zonen,
maar laat do hoop van het geloof uwe tranen verzoeten.
„En waar was die hoop ooit grooter aanwezig\':1 Waar toonde
zich ooit zekerder leven dan bij zulk een dood \'t
„Zij leven, uwe drio zonen martelaren! Zij leven in Ood, uit
liefde tot Wien zjj hun bloed gestort hebben. Zij leven immer
voort in de erkentelijke gedachtenis der Kerk, die zoo geëerd
wordt door hun offer.
„En met hoc bekoorlijke trekken zullen die Apostelen, weggerukt
-ocr page 29-
27
bij de eerste schreden in hun loopbaan, niet in hare geschiedenis
geteekend staan!
„Geheiligde bloemen, waarin de blankheid der lelie met het
purper des marteldoods vereenigd is, en die het eerst deze wocste-
njjen zijn komen versieren en balsemen! \'s Morgens schitterden zij
in al den glans harer schoonheid, \'s avonds werden zjj vóór den
tijd neergeveld! In ééne streek geboren, onderling vereenigd door
de geheiligde banden der liefde, werden zij ook in den dood niet
gescheiden!
„Aldus hebben wij hen gezien! aldus zullen wij hunne beminne-
ljjke en zoete nagedachtenis bewaren, zooals David die van Jonathas.
„Ja, wij hebben hen zien vertrekken vol liefde tot God; vol
liefde voor die barbaren, die hen zouden doen sterven, zij hieven
bij het verlaten van een grond, die nog de grond van Frankrijk
is, het zegelied der Kerk aan, met de nu zekere hoop van zich
voor hun geloof op te offeren. Zjj zijn de eersten, die in die
ongeloovige streken, in het Goddelijk Misoffer, het geheimzinnige
bloed van het Lam vergoten hebben en zij hebben zich gespoed
ook hun onschuldig bloed hiermede te vereenigen, en zaaiden
aldus in den dood de opstanding en het leven!
„En wat hadden zij al niet geleden, om zich aldus te vereeni-
gen met het werk der verlossing! Zjj hadden het ouderlijke huis
verlaten, zij hadden de tranen eener moeder zien vloeien, zich
losgerukt uit haro armen, verzaakt aan al wat zjj lief hadden
op aarde. Zij waren hier gekomen om zich voor te bereiden om
in het binnenland van Afrika door te dringen, waar alle plagen
heersenen, en waarvan de toegang door het Mahomedanisme ver-
dedigd wordt, en reeds hadden zij er, ter vergoeding hunner toe-
wijding, tegenwerking en beleedigingen gevonden.
„Kan ik het zeggen zonder schaamrood te worden\'i Christenen
hadden hen beschuldigd, dat zij rijkdommen wilden verzamelen,
zij, die met moeite hun dagelijksch brood en dat der armen, die
zij voedden, gingen bedelen! Terwijl zij kinderen van den dood
redden, die van elkeen verlaten waren, terwijl zij met eigen handen
de afschuwelijke wonden der inboorlingen verbonden, zonder hun
anders van hunnen God te spreken dan door liefdebewijzen, werden
zij aan de geheele wereld in schandelijke geschriften afgespiegeld,
alsof zij die gewetens geweld aandeden en opstand voorbereidden! Zij
hebben de kreten vernomen, die reeds ten tijde van den 11. Uieronymus
-ocr page 30-
28
geslaakt werden tegen de dienaren Gods door de onwaardige
Christenen van Jeruzalem. „Weg met hen, buiten onze muren
dat verfoeilijk mensehenras!*\' En zij zwegen, overtuigd dat zij
dien laster en die kreten van haat eens zouden beantwoorden door
een wonder van liefde!
„Zij hebben, wel is waar, op aarde, de vervulling hunner weu-
schen niet mogen aanschouwen; maar door hun dood hebben zij
deze voorbereid en verzekerd.
„De Kerk zegepraalt niet gelijk de menschelijke macht. Deze
kent geene overwinning zonder te dooden. De Kerk heeft een
geheim, dat de zegepraal geeft over eiken weerstand en zelfs over
de fouten harer kinderen; het is het geheim van te kunnen
sterven, (Jij zoudt dit begrepen hebben in uwe zonen, indien gij,
als ik, het uitwerksel hadt kunnen zien , dat op al hunne Broeders,
de Missionarissen van Algiers, werd voortgebracht bij het eerste
bericht van hun gelukzalig uiteinde; indien gij die stemmen hadt
gehoord, trillende van geestdrift en geloof, toen zij in koor het
lied van Ambrosius en Augustinus zongen, dat uwe zonen aan-
hieven, toen zij den marteldood tegemoet gingen!
„En toen het „Te Deum" gezongen was, zwoeren allen zich op
te offeren voor den grond, die het bloed hunner broeders gedronken
had; allen verzochten hen in den strijd te mogen volgen. Word hun de
toegang aan eene zijde afgesloten, zij zochten hem aan den anderen,
en hielden niet op voor dat zij tot in het hart van dit rijk waren
doorgedrongen. Het was niet alleen het woord van den leeraar
van Karthago: „Bloed der martelaren, zaad van Christenen!"
Het bloed uwer zonen was zichtbaar de voortaan onuitputbare
bron van het Afrikaansch Apostolaat!
„Laat dus die verheven gedachten uw troost en kracht zijn;
verheft u op de vleugelen des geloofs boven de gevoeligheden en
zwakheden der natuur.
„Voorzeker hebben zij geleden en zijn gestorven, maar zij hebben
in hun bloed de kleine fouten afgewasschen, die hunne zielen nog
konden bevlekken; en nu verkrijgen zij door hunne gebeden
barmhartigheid voor ons. En welke is de waarde van het leven,
dat zij verloren hebben? Al was het ook onvermengde vrede en
geluk, het moet eindigen; dit toont voldoende hoe ijdel het is.
Wie had aan uwe zonen een enkelen dag kunnen verzekeren,
indien zij de eer der marteling hadden verloren! Eu, al hadden
-ocr page 31-
29
zij nog langer geleefd, wat hadden zij al dien tijd te wachten?
Woedende, domme haat tegen do waarheid en tegen God zelven;
hevige samenzweringen der boozon, verblindheid, algemeene ver-
zwakking der goeden, steeds stijgend slijk, dat alles dreigt te
verstikken, naderende afgronden; is dit alles geschikt om deze
wereld te doen achten en betreuren wij niet de dagen, door den
Meester aangekondigd, wanneer de levenden de dooden zullen
moeten benijden ?
„Maar gij weent over u zelven, omdat gij die zonen, die tot
troost en steun uws onderdoms moesten dienen, niet moer zult
wederzien!
„Het is waar, hier beneden zult gij hen niet meer ontmoeten;
gij zult niet meer zien die zachte en mannelijke oogen, dien kalmen
glimlach; gij zult hunne edelmoedige taal niet meer vernemen;
gij zult die sterke en reine harten niet meer voelen kloppen.
Maar eenmaal, en dit is niet verre af, zult gij hen in zegepraal
wedervinden, schitterend van een eeuwig licht, met de zegepalmen
in de handen.
„Toen zij onder de slagen hunner beulen bezweken, met de goddel jjkc
blijdschap van hun te vergeven en voor hen te sterven, bereidde
reeds de roemvolle schaar der martelaren, hunne voorgangers en
voorbeelden, de kroon, die zjj nu ontvangen hebben. Vereenigd
met de Engelenscharen, bezingen zij nu hun geluk bij den Opper-
koning, voor Wien zij alles hebben opgeofferd; bij Stephanus, den
eersten van alle martelaren, gelijk zij zelven de eerste martelaren
zjjn dezer nieuwe Missie; bij den H. Paulus, den Apostel der
heidenen, dien grooten Paulus, die hun herhaalt wat zjj in zich-
zelven zoo goed verwezenlijkt hebben: „Een kort oogenblik van
lijden wordt beloond door eindelooze glorie en geluk."
„Aldus zien zij hen reeds nu met de oogen des harten en der
gedachte, en niets kan hen voortaan ons meer ontrukken!
»En gij, o moeders, in wier hart hot zwaard dieper is doorge-
drongen, omdat uwe liefde vuriger en teederder is, herinnert u de
moeder der Macchabeeën, die hare zonen aanspoorde tot den martel-
dood en hun de zegepraal beloofde. God heeft niet gewild dat gij
uwe zonen aanmaandet tot den strijd; Hij heeft het onzichtbaar
voor u gedaan. Maar uw geloof zal u tot u zelven die treffende
en verheven woorden doen richten, die onze gewijde boeken ons
hebben nagelaten. Het zal u, zalige moeders dezer martelaren,
-ocr page 32-
30
liet geluk uwer zonen en het onze doen begrijpen en smaken!
„Ik moet eindigen, en echter zou ik nog langer met u willen
spreken, want ik gevoel dat deze regelen, tot u gericht uit het
land, waar zij voor God gestorven zijn. en door een hart, dat hen
bemind heeft, balsemend zullen zijn voor uwe liefde. Maar God
zal mijne tekortkoming aanvullen en u, in Zijne goedheid, den
eenigen troost schenken, die geen einde beeft.
.Algiers, 4 Mei 1875."
Ziedaar, Weleerw. Heer, hetgeen ik meende u als antwoord op
uwe vragen te moeten mededeelen. Ik wil nog slechts een enkel
woord er bijvoegen:
Onderzoek eerst goed of God u inwendig tot bet Apostelschap
roept. Dit is de eerste voorwaarde. Want zoudt gij slechts toe-
geven aan ijdele inbeelding; zoudt gjj slechts een middel zoeken,
meer overeenstemmend met uwe natuurljjke neiging, om den werk-
lust uwer jeugd voedsel te geven in buitengewone ondernemingen;
mistrouw dan u zei ven en werp u niet in gevaren, waarin het
leven uwer ziel misschien evenzeer zou worden blootgesteld als
dat van uw lichaam. Maar zijt gij krachtig besloten u zelven te
heiligen door geduld en lijden, door het geheele offer van u zelven,
en zoo noodig, van uw bloed? Kom dan, nadat gij door bet gebed
en de raadgevingen van een wijzen leidsman verlicht zijt; gij zult
op dit oogenblik in Afrika, meer dan overal elders, het middel
vinden om uw leven nuttig te besteden voor de glorie Gods.
Hebt gij nadere bjjzonderbeden noodig, wend u tot den Eerw.
Pater Vive.v, Novicen-meester, van het Gezelschap der Missionarissen,
a la Maisan-Carrée, prfa Alger (AlgMé); deze zal u over alles
voldoende inlichten:
Ik bid God u te verlichten, en noem mjj, met de vaderlijkste
gevoelens, Weleerw. Heer, geheel de uwe in Christus,
f Charles, Cardinal LAVIGER1E,
Aartsbisschop van Kartfaigo en Algiers,
Apostolisch delegaat.