-ocr page 1-
\'V73\'
^d^\'ö
\'{M^k ("^"f-i(Q^
PATER DE KRUYF
EN DE
AUSELhKE ZOUAVE^
V i
VAN
SSS<MêèéëS
DOOB
den Eerw. Heer H. ROVERS, Ord. Cist.
7
5a
HOC SIGNO
T*VIN^
|cEsi
*
OUDENBOSCH
J. F. X. DITVOORSÏ
1878.
-■
.
■ ■
-ocr page 2-
(Jt den.e o*?éTt*\'**-"<?
X
-ocr page 3-
PATER DE KRUYF
EN DE
PAUSELIJKE ZOUAVEN
VAN
SMêSêèêëê\'
DOOTt
den Eerw. Heev H. ROVERS, Ord. Cist.
OUDENBOSCH
J. F. X. DITVOORST
1878. \'... ■
>V> V..
. :,•-.
-ocr page 4-
ï
Snelpersdrukkerij van J. F. X. Ditvookst. — Oudenbosch.
-ocr page 5-
Aan de Pauselijke Zouaven
van Nederland.
Edele kruisridders der negentiende eeuw, moedige kampvechters voor
godsdienst en beschaving, helden van Albano en Mentana, de vader
der Pauselijke Zouaven van Nederland, de Zeer Eerwaarde
Pater de Kkuyf is niet meer! — Na een leven vol verdiensten aan
den Christus en zijne kerk gewijd, na een langdurig en pijnlijk lijden,
met gelatenheid en liefde verdragen, heeft hij het tijdelijke met het
eeuwige verwisseld. —
Kinderen van zoo innig geliefden Vader, gij hebt hem in zijn
leven gevolgd tot in den dood. gij wilt, gij kunt hem ook na zijn
overlijden niet vergeten!
Als eene, hoewel ontoereikende hulde \'aan zijne groote verdiensten
gebracht, als een liefdebewijs der vriendschap verschuldigd, ook tot
aandenken uwer onsterfelijke daden, worden u deze bladzijden opge-
dragen.
De verhevenheid der stof, — ik beken het, — overtreft ver mijne
krachten; maar indien gij met denzelfden geest van dankbaarheid en
liefde leest, die mij bezield heeft, zult gij al het gebrekkige gaarne
vergeven.
OXJDENBOSCH, 5 Febraari 1874.
Feest van de H. Agatha.
-ocr page 6-
* *.- raSMW**- ••■                                     ■•:■»-•■
v-
.\',..
-ocr page 7-
Op! want de Heer heeft de legerplaats van Madian
* in onze handen geleverd.
Boek der Rechters, VII, 15.
Den 14. Januari 1874 overleed te Amsterdam, in\' de pastorie van
den H. Augustinus op bet llusland, de Zeereerw. pater Cornelius
Bkxedictus de Kruyf, priester der Orde van den H. Augustinus,
vader der pauselijke zouaren ran Nederland. Deze ver-
dienstelijke man, wiens naam niet genoeg gekend, wiens daden in zijn
•leven niet hoog genoeg geschat zijn geweest, is geboren te Soest (Utrecht),
den 2S. November 1813. Na den 5. Septeirtber 1841 het kleed in
de Orde clgr Eerw. paters Augustijnen te Gent ontvangen te hebben,
deed hij aldaar een jaar later, den 6. September 1842, zijne plechtige
geloften, en werd den 9.\'Juli 1843 door Zijne Doorl. Hoogw. Mgr.
C. L. baron van VVijckerslootli, bisschop van Curium i. p. i. priester
gewijd. Van het jaar 1851 af was hij assistent in de parochiekerk
van den H. Augustinus te Amsterdam, en daar door zijn ijver, en
vooral door zijne liefde tot de armen, algemeen geacht en bemind.
Tot hiertoe evenwel hebben wij niets opmerkenswaardigs over hem
aan te teekenen: hij was een eenvoudig kloosterling, een ootmoedig
priester, „die zich noch door talenten, noch door bekwaamheden, noch
door kennis onderscheidde : " en nochtans, „hij heeft in den strijd van
de wereld eii den satan tegen de Kerk dingen verricht, waarvoor de
krachten der begaafdsten tekort zouden zijn geschoten" (*). Hij is de
roem van Nederland, — het sieraad zijner Orde, — de eer der chris-
tenheid, — de redder van Rome en van onzen H. Vader Pius IX. —
Veel gezegd, doch niet te veel. Men leze en oordeele.
(1) De Tyd, 17 Jan. 1874.
-ocr page 8-
Men kan dejimmen van Paus Ürbanus II, Godfried van Bouillon,
Tancredo-en zjoöveel anderen niet noemen, zonder ook dien van Peter
den kluizenaar uit te spreken. God wil het! dreunde de kreet van
honderd duizenden van het eene uiteinde van Europa tot het anderc>
en op\'het machtig woord van den nederigen kluizenaar, ontrukten zij
het Heilig Graf aan de schendende handen der Muzelmannen. Men
roeme Paus Eugenius III, koning Lodewijk VII van Frankrijk en
keizer Koenraad III van puitschland niet, zonder den verdienden lof
aan den H. Bernardus te geven. Kan men de vastberadenheid van
Paus Innocentius III, de dapperheid van. graaf Siraon de Montfort
tegen de Albigenzen vermelden, zonder ook van den H. Dominions
te gewagen? Men prijze den ijver van Paus Calixtus III, verheffe
den leeuwenmoed van Ilunniaues, maar men vergete daarbij niet den
•H. Jóannes Cupistranus, met het kruis in de hand, op de muren
van Belgrado de christenen ontvlammende, om de Turken terug te
dringen. J3n wanneer de geschiedenis de namen van Pius IX, generaal
Kanzler, baron de Charette en zooveel moedige kruisridders der
XIX\' eeuw noemt, weigere zij niet meer, in één adem den naam van
pater de Kiujyf,. den vader der piiuselijke zouaven van Nederland er
bij té voegen. Wel. is waar, hij bezat het vuur niet van Peter den
Kluizenaar, hij muntte niet uit door eenè wegsleepende welsprekendheid
en de macht over de elementen gelijk jde HH. Bernardus, Dominions,
Joanncs Capristranus; maar des te meer treedt de leiding der Voor-
zienigheid op den voorgrond, die „het zwakke der wereld heeft uit-
gekozen, om het sterke te beschamen: " O waardoor de eenvoudige
priester, schoon dan ook op kleiner schaal, met niet minder gunstig
gevolg, voor Christus\' Kerk gewerkt heeft.
Zijn eerste reis naar Home ondernam pater de Kruyf in September
I8C4. Destijds was het bij hem nog niet in de gedachte opgekomen,
iets voor de verdediging van d,en H. Stoel te ondernemen. Op de
stoomboot Le Quirinal, die hein\'van Marseille naar Civita-Vecchia
overbracht, trof hij eenige Hollandsche jongens aan, op wier fier en
vastberaden gelaat men reeds kon lezen, dat zij de wapenen voor den
H. Vader gingen aangordeu; onder anderen den zonaaf Petrus de Wilt,
geboren in St. Maartenspolder, parochie Oudenboseh. Dezen vond hij
(1) 1 Cor. I, 27.
-ocr page 9-
■f ■ - ■
■■■■■■■                                                                                                                                                                                 . > >
7 ■ v ■ ■                   "\';.•..•\'
hl voor het krieken van den dog op het dek, een weinig van zijne
. makkers verwijderd., met den rozenkrans in de hand. Dezelfde stoomboot •
had\'aan boord den beroemden kardinaal de Bjonechosö, Üie de.Hql-
landsche taal genoegzaam machtig was, om zich met pater de Kbüyf
en onze landgenooten te onderhouden. Te zamen spraken zij over\' de
edelmoedigheid der zouaven; maar vooral hielden zij zich bezig met de
meer dan gewone deugd van Petrus de Wilt (1). Te Rome aangekomen,
vertoonden onze zouaven zieh niet in de straten, of hun mannelijk •
voorkomen, hun flinke houding trokken aller oogen tot zich. Overal-
was het: che belli giovani! wat knapje jongens! que sti sou\'
bravi! dat zijn dapperen! jammer maar, dat er niet meer Hpllandsche
zouaven te krijgen zijn! Deze woorden en andere^- gesp\'iek-ken waren
eene vonk op het hart van pater de Kküyp. Hij stelde zich in verbinding
met den Zeereerw. pater Wilde S. J. die, van dien tijd af, steeds
zijn trouwe raadsman en voorzichtige medehejper geweest is, en hijbosloot
zijne krachten aan de rechtvaardigste en heiligste zaak te wijden.
Te Amsterdam teruggekeerd, sloeg hij aanstonds de handen aan het
werk; en terwijl andere verdienstelijke m annen de zaak . der zouaven in
Gelderland, de Meijerij en Limburg op zich namen, behield hij voor zich
het leeuwenaandeel in de overige provinciën des rijks. Van alle kanten
spoorde hij bereidwillige jongelingen op, en sprak hun een hart in hèt
lijf, dat niemand zoo iets van hem zou verwacht hebben. Wekelijks
schreef hij brieven naar Itome en aan verschillende pastoors van Nederland,
en verschafte geld aan hen die het niet hadden, om de reis te kunnen
ondernemen: schoon hij zelf op zijne beurt dat geld eerst Van"r.nderen
moest ontvangen, om het aan zijne zouaven te kunnen uitdeelen.
                       ■ .J(|
Meer dan eens gebeurde het, dat hij in geldelijke verlegenheid kwam,
maar telkens werd hij door eene wonderbare beschikking dér Voozienig- ;.\'
heid gered. Op zekeren dag was hij Ie Amsterdam door- een groot
getal zouaven omringd: allen wilden en zouden de reis naar Rome
aauvaarden; maar aan allen was het niet gegeven, op staanden yo.et \' . ,••
te kunnen geholpen worden. Pater de Kbuyf had zijne schatkist uitge-
put, het grootste gedeelte stond\' dan ook reisyaardig; een viertal slechts
moest tot eene betere gelegenheid geduld hebben. „A.ch, pater!"■ klaagden . .
zij, „help ons." „Maar, mijne kinderen," zuchtte de pater, „ik kan op-het
oogen\'blik niet, komt na acht dagen terug, gij zult de eersten aan de
(1) Petbus de Wilt, een Nederlandsehe^ouaaf. By A. van der H^eve, Amsterda^fy. \'
\'fa\'
■• . • v-
-ocr page 10-
8
beurt zijn." Met trnnen in de oogen stonden zij rondom hem. Daar
wordt aan de bel getrokken, een oogenblik later aan de deur geklopt.
„Binnen!" „De complimenten," zegt de bode, na een eerbiedige hoofd-
buiging, „van Mevrouw....." De brief wordt geopend, een bankbiljet.....
Hourrah! en allen zijn gered. Dergelijke voorvallen hebben meer
dan eens plaats gehad, waardoor het den Eerwaarden pater mogelijk
werd, zijne groote onderneming onafgebroken voort te zetten. En wan-
neer hij dan afgemat van vermoeienis, raad en rust behoefde, snelde
hij naar Oudenbosch, om daar eenige uren of dagen in den kring van
een viertal trouwe vrienden door te brengen. Daar was de goede pater
thuis, en nooit verliet hij zijn geliefkoosd Oudenbosch, zonder nieuwen
moed geschept te hebbeu voor zijne veel omvattende werkzaamheden.
Bewonderenswaardig was de geestdrift der Nederlandsehe zona ven.
„Jongen, was pater de Kuuyp gewoon te vragen, zoudt ge wel een
Garibaldist met zijn rood hemd en snorrebaard aandurven?" „Ja wel
pater, ik beu niet bang voor één man." „Trek dan dit zouaveu-pak
eens aan, en zie even in den spiegul, wat zegt gij nu?" „Nu durf
ik er wel vier, vijf, aan." De zouaven-tenue alleen was genoeg, om
hun moed te verdubbelen. Zij zeiden al wat hun dierbaar was
vaarwel, om de reis naar een ver afgelegen land te ondernemen,
onzeker of zij wel ooit de vaderlijke haardstede zouden wederzien.
Maar zij hadden den noodkreet der Katholieke Kerk gehoord: Vader
Plus verkeert in gevaar! en niets kon hen tegenhouden. Veracht,
gehoond, verguisd door eene laaghartige pers, werden zij voor huur-
lingen, verachtelingen, vaderlandloozen gescholden. Zij huurlingen?
zij die zich dikwijls groote opofferingen moesten getroosten, eene voor-
deelige betrekking neerleggen, in het onzekere, wat later hun zou
wedervaren! Zij verachtelingen.\' en zij hadden voor den oudsten en
heiligsten troon van Europa, voor recht en godsdienst bloed en leven
veil! Zij vaderlandloozen.\' Alsof Home niet het vaderland van alle ge-
loovigen was, de liefdevolle moeder van millioenen kinderen! „Wat
zeg je," bromde de held van J^utjebroek, „de Paus een vreemde? De
Paus is mijn vader, zeg ik je, en zou jij die een vreemde noemen?" (\')
En de vaste houding van den reus gal\' te kennen, dat de zaak
geineend was, zoodat men liet raadzaam oordeelde maar stil te zwijgen.
En het overal herhaalde: O p n aar E o ra e: beheerschte den wanklank
(1) Piu« IX eu zijn roemrijk leger, \'s Hcrtogenbosch, Henri Bogaerts. 1869. bl. 197.
-ocr page 11-
9
der razende en machtelooze pers. Wel trachtte men hen nog af te
schrikken door allerlei sprookjes van harde behandeling, bloedige ge-
vechten tegen wilde horden, zekere nederlagen. „Schande gaat gij in-
oogsten in plaats van roem, het vaderland met oneer in plaats van
met glorie overladen," schreeuwde men; maar een woord van aan-
moediging door pater dr Kruyf gesproken, verijdelde al dat gehuicheld
medelijden. Hij was gewoon hun liet voorbeeld van Gedeon voor oogen
te stellen: hoe die Rechter van Israël zijn handvol volks, slechts 300
man sterk, tegen de scharen van ontelbare Madianieten en hunne bond-
genooten aanvoerde, en onder Gods zegen versloeg. „Op! want de
Heer heeft de legerplaats van Madian in onze handen geleverd." (})
Eu de ootmoedige priester dacht niet eens, dat hij zelf een nieuwe Gedeon
was, die de heerscharen Gods tegen de vijanden der Kerk aanvoerde,
en ter overwinning leidde. Met zooveel verachting van onedele aan-
tijgiugen snelden de Ncderluudschs zonaven te wapen, dat zelfs onze
geëerbiedigde koning Willem III zijne verwondering openlijk uitsprak,
en trotsch ging op den heldenmoed zijner onderdanen. En terecht. Zij
gingen niet alleen .niet de wapenen in de hand voor godsdienst en
Opperpriester strijden, maar ook de ingeslapen gemoederen, de geheele
wereld door, wakker Schudden, de verdediging van den zwakke tegen
den overmoed des sterken op zich nemen, en de „rechtvaardigheid, den
hechten steun des troons," (2) handhaven. Dit begreep onze grootinoe-
dige vorst, hij helaas ! hij alleen onder al de gekroonde hoofden van
Europa, durfde dia waarheid huldigen.
n.
Aangewakkerd door pater DE KitUVF, begaven zich de Hollandsche
jongens uit alle steden en dorpen van Nederland op reis. Hier passen
de woorden van den Zeereerw, heer J. W. Brouwers van Amsterdam.
„In hun doortocht van Holland naar België," zegt hij, „maakten zij door-
gaans hun eerste halte te Oudenboseh, waar zij door den onvennoeibaren
en voor alles zorgenden Wcleenv. heer (pastoor) W. Hellemons, gast-
vrij onthaald, vaderlijk geherbergd en priesterlijk vermaand werden,
om te meer Kerk en vaderland waardig te blijven" (*). „Daar was de
laatste vaderlaudsche disch met gulheid gespreid, daar werd de beker
(1) Hoek der Rechters. VII. 15.                 (2) Boek der Spreuken, XVI, 12.
(3) Nederland en I\'ius IX. door J. W. Brouwers, Pr. Amsterdan, (J. L. van Langcn-
kuijsen 1867. bl. 79.
-ocr page 12-
10
op -de hoop van een gelukkigen tocht gevuld. Het Instituut St. Louis
voelde zich gelukkig in den zegen, die het ten deel viel, dat het naar
de mate zijner krachten mocht medewerken in de ijverige bemoeiingen
van zijn geliefden stichter; dat het in die tijden van gevaar en strijd,
voor Gods Kerk mocht doen, wat in zijn vermogen was. De Nederlandsche
jongeling zag hier dat zijne landgenootcn zijn offer waardeerden en zijn
lot benijdden ; want alles scheen hem toe te roepen: „Zie wat wij kunnen,
doen wij voor u, en konden wij meer voor u aanwenden, o! het zou
ons zoo aangenaam zijn u dat meerdere te gunnen." Eén hartelijk woord
van den Weleerwaarden Herder of van zijne medehulp, den Eerw. broeder
Bernardinus, (die meestal de werkzaamheden regelde, bestuurde en
den grootste» last daarvan droeg,) strekte den vertrekkende tot richtsnoer
en tot wegwijzer; een vaste moed, een onwrikbaar vertrouwen, en vooral
eene mannelijke wijsheid werd hem aanbevolen, en hij ging" (\'). Door
België\' en Frankrijk heen bereikte de alzoo toegeruste Pauselijke soldaai
de zeestad Marseille, waar hij het ruime sop koos. Men veroorioove
mij hier eene afwijking.
liet was in het jaar 1850, dat de Accademra Poliglotta der
Propaganda te Home volgens gewoonte het feest van Drie-Koningen
vierde. Zacht ruischten de liefelijke accoorden der Italiaansche muziek
door de ruime kapel, de verschillende talen der vijf werelddeelen klonken
ongedwongen in het oor van de vertegenwoordigers der natiën. Dnar
rijst .(Ie Weleerw. heer Andreas Waelbers van Weert op, en de
Nederlandsche bard zingt in Nederlandsche taal: „Een Hollandsch schip
doorklieft langs lachende oevers de trotsche golven, en volgt, als door
eene tooverroede gedreven, eene schitterende ster. Het werpt het anker
in de. haven van Joppe, en dezelfde ster leidt de goudzoekers naar de
grot van Bethlehem; daar ontdekt hun de Heiland in doeken gewonden,
den waren schat, het geloof, wijst hen door de zee van Cethiin op de
hoogte van het Vaticaan, en moedigt hen aan dien schat te veroveren,
welken noch de roest des tijds verteert, nóch vijandelijke hand ont-
roofi" (2j. Hoezeer deze woorden uitheetnsch in het oor der Italianen
mochten klinken, wij vonden ze behoorlijk, en ons herhaald handgeklap
(1)  Tlt herinnering aan den edelen moed der Nederlandsche Pauselijke Zouaven,
bij gelegenheid van de Cholera ie Albano, in den jare 1867, Amsterdam, C. L. van
Lanpmhuijzun. 1872. bl. 14 en 15.
(2)     Accademia Poliglotta, ehe gli alunni del Pontificio collegio Urbano de propa-
gancia fide ollïono a\' Sauti Re Magi, per la Epi&nia del Signore ncll\' anno 1859.
Roma coi tipi della S. Congreg. de propaganda fiile. 1859. bl. 18.
-ocr page 13-
11
getuigde gertoegzaam, dat de Weleerw. heer Waelbers ook tot anderen
clan tot onbekenden gesproken had. Hoeveel donkere wolken hebben
sedert dien tijd den schoonen hemel van Italië bedekt! Wat hevige stor-
men hebben daar gewoed, en ontzaglijke verwoestingen aangericht!
In dien tijd vun rust en vrede in het pauselijke Home, was de naam
van Holland (Olanda) aldaar veel minder dan thans bekend; nog altijd
hoorde men ons rijk bij het volk met den bijnaam van het Protestantsch
Holland bestempelen : daarom ook worden de schepelingen in de voor-
dracht van den Weleerw. heer Waelbers aangezocht, den schat van het
ware geloof in Bethlehem te gaan zoeken. Sprak men van HollandSche
Ka tli ol ie ken, dan moest men zich gere.;d maken met een antwoord
op de vraag: En de Jansenisten ? Zijn zij niet talrijker dan de Katho-
lieken? Maar nadat men de HollandSche zouaven in sterke afdeelingen,
met lier opgeheven hoofd, door de straten van Home had zien \'trekken,
hunne kalme godsvrucht aanschouwd, hun leeuwenmoed bewonderd had,
was men eensklaps van gevoelen veranderd; de Romein vropg niet meer,
of zij het geloof kwamen zoeken, neen, hij zag dat zij het kwamen
verdedigen. Want zij waren gekomen, om voor de onafhankelijkheid
van den 11. Stoel, voor de vrije uitoefening \'\'er geestelijke macht van
den Paus te strijden. En dat verre de meesten met die verhevene bedoeling
de wapenen aangegord hadden, zal wel niemand betwijfelen, die meer
van nabij met het Zouaven-Itegiment bekend is geweest. Moge het gedrag
van enkelen te wensclien overgelaten hebben, zulks behoort tot de
uitzonderingen, en mag het geheele corps niet aangerekend worden.
Opmerkenswaardig vooral is het, dat God de besten heeft uitgelezen,
om met de wapenen in.de hand voor de rechten van den TI. Stoel te
sneuvelen, of ten minste in Pauselijken dienst te sterven. De enkelen,
wier gedrag vroeger niet zoo gunstig uitstak, hebben zich in diensttijd
steeds loffelijk gedragen, en waardig voorbereid, om voor .Tesus
bruid hun bloed en leven te plengen. Het waren de kinderen van
de IIH. Willibrordus en Bonifacius, die hunne zending in Rome
ontvangen hadden, en wier geloof zij door den loop der eeuwen,
ondanks de felste vervolgingen, standvastig beleden, getrouw bewaard
hadden: het waren de landgeriooten der doorluchtige martelaren van
Gorcum, bij wier heiligverklaring velen hunner den 89. Juni 1867
tegenwoordig waren, liet bloed dier martelaren had zaad geschoten,
dat, tot een boom opgegroeid, uitgezet, versterkt, reuzen van dapperheid
heeft voortgebracht. Het waren de afstammelingen der Friezen (want
-ocr page 14-
18
Friesland bevatte destijds bijna al de Vereenigde Nederlanden (l), de
naam
van Holland was zelfs niet eens bekend) (2), der ontembare Friezen,
die meer dan 1000 jaar te voren, onder aanvoering van hun koenen
Podesta Forteman, voor den H. Leo III en Karel den Groote de
Sarracenen in Italië overwonnen, de poorten van Rome tegen de oproer-
lingen bestormden, en den Paus op zijn troon herstelden.
Wij lezen in de c h r o n i q u e van Vrieslant door W i n s e-
mium, Franeker 1622, bij het jaar 799, hoe deze Friezen den
inval der Sarracenen afgeslagen, en den opstand der Romeinen beteugeld
hebben. „Weshalve Karel met zijn zoon Pepijn, zoo om de inwendige
beroerten der Romeinen tegen den Paus, als ook om het uiterlijk geweld
der Sarracenen te dempen en te beletten, met een grooten aantal der
Friezen derwaarts is gereisd. Dat de Friezen, door Magnus Forteman
aangespoord, den koning behulp en vrijwilligen dienst verleenden. Dat
zij onder het beleid van Forteman, de Sarracenen, die anders lichtelijk
Rome zouden hebben veroverd, uit het veld hebben geslagen, en ge-
noodzaakt naar hunne woonsteden weer te keeren. Dat de Friezen met.
Forteman te Home aangekomen, hunne dienst den koning aanboden,
en met zijne bewilliging de uitgetogen Romeinen met zulk eene furie
hebben aangegrepen, dat zij de oproerlingcn de stad indreven, zonder
hun den tijd te laten, van de poorten achter zich te sluiten. Dat de
Friezen de stad nu iu hnnne macht hebbende, hun vaandel plantten
op het kapitool."
Tot vergelding dezer diensten vergunden hun de H. Leo III en Karel
eene kerk de schola Frisonum, waarin de krijgers van het ruwe
Noorden hunne godsdienstpleehtigheden verrichten en de stoffelijke over-
blijfsels hunner broeders begraven konden. Ja men was te Rome van
gevoelen, zeggen de Ch r onij eken, dat de gesneuvelde Friezen
„voor de Christelijcke Religie omgekomen, ende diensvolgens met het
martelaarsschap gecronet te zijn" (3). Al kan men nu niet bepaald
voor alle\' omstandigheden instaan, en dergelijke tochten uitmuntend
stof geven aan de inbeelding der heldendichters, zal men daarom de
hoofdzaak zelve nog niet verwerpen: zoodat de anders niet lichtge-
loovige Mlderdijk van dit wapenfeit der Friezen zegt: „Men heeft
(1)    A. J. van der Aa, Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden. lVe Deel.
Woord Friesland.
(2)    It. Ve Deel. Woord Holland.
(3)    Zie Pius IX en zijn roemrijk leger. blz. 168. enz.
-ocr page 15-
13
onregt een geheel volk tegen te spreken, wanneer er eenige zamen-
stemming in zijne overlevering is met hetgeen van elders getuigd, of
voor waar aangenomen geweest is, in een tijd dat de geheugenis nog
verseh was" (*_).
Nog goed herinner ik mij eens ronduit te hebben hooren verklaren,
dat het geheele verhaal van den veldtocht des keizers tegen de Sarracenen
een verzinsel is, als zijnde niet in de geschiedrollen geboekt. Maar de bron-
nen der overlevering zijn des te talrijker en welsprekender. Begeef u van
Tivoli naar Vicovaro, waar eenmaal de vermaarde villa van Horatius
lag; daar is nog het vaandel te zien op de Sarracenen veroverd • ga
dan een weinig verder naar de kerk en het klooster van S. C o s i m a t o,
waar de H. Benedictus, de groote patriarch der monniken van het
Westen, door een kruisteeken den vergiftigden beker verbrak, en men
zal u daar in het portaal der kerk de gansche geschiedenis afgebeeld
toonen. Na even de schilderij van het hoogaltaar, waaraan ook eene
gedachtenis van Karel den Groote verbonden is, gezien te hebben, zal
u de Prat e in de ingewanden van den berg eene grot aanwijzen, vol
beenderen van Sarracenen. Sla dan uwe oogen rond in die bekoorlijke
vallei, en de nog oorspronkelijke bergbewoner, de onverbasterde afstatnme-
ling der Aequi, het horrida gehs van Virgilius, zal u zeggen: Hier
streed Karel de Groote tegen de Sarracenen, de vijanden van Jesus
Christus, (en dezen naam uitsprekende, zal hij den hoed afnemen), die
door den aanblik van den man van staal, als door den bliksem getroffen,
met hun aanvoerder Almonte de vlucht namen, en ginds op die hooge
rots hunne woningen vestigden. Inderdaad, de bewoners van die
schilderachtige bergspits. Sa ra ei nes co, hebben, behalve den gods-
diensf, al de zeden der Sarracenen behouden. Nooit zullen zij zich
met een ander geslacht vermengen; de naam hunner bijna ontoegankelijke
woonplaats, de familienamen Morgutte, Morgante, Almansor, hunne
sshoone kleur, rijzige gestalte, fonkelende oogen verraden op den eersten
blik den Oosterling (2). Zulke overleveringen worden zoo maar niet
met een medelijdend schouderophalen omvergestooten.
Eeuwen zijn vervlogen, sedert de bijlen en knotsen der Friezen den
Sarraceenschen schedel verpletterden. Hoeveel gewichtige gebeurtenissen
liggen er tusschen het jaar 800, en den tijd dat pater de Kruyf zijne
(1)    Geschiedenis des vaderlands. Ie Deel. Amsterdam, 1834 blz. 91.
(2)    Zie Viaggio Fittorico-Antiquario da Boma a Tivoli e subiaco... da Fabio
Gori. Koma, 1855. Parte seconda.
-ocr page 16-
14
zouaven afzond! De Friezen waren de voorposten der kruisvaarders van
Godfried van Bouillon. Ook in die groote volksverhuizingen van het
Westen naar het Oosten, waren de Nederlandsche ridders talrijk vertegen-
woordigd: overal, waar voor het Heilig Graf of het geloof te strijden
was, stonden de geharnaste ridders van Holland in de gelederen der
kruisvaarders. — Thans gaan de rollen zich omkeeren. —
Daar daagt de afgevallen monnik Luther op, ginds vertoont zich de
sombere gestalte van Calvijn; de oorlog wordt niet slechts aan den wetti-
gen vorst, maar ook aan het voorvaderlijk geloof verklaard. Holland
verdwijnt uit de rij der Katholieke mogendheden, het neemt zelfs een
anderen naam aan, dien der V e r e e n i g d e Provinciën. In-
tusschen ontwikkelt zich zijn handel en zeemacht; geeue zoe blijft onbe-
ploegd, geen eiland onb^zocht, geen volk ongegroet. Doch het is niet
meer de beschaving van het Evangelie die het verspreidt, niet de stan-
daard van het kruis die geplant wordt, maar het winstbejag dat zich
lucht geeft en uitbreidt, het kanon der veroveraars, dat op de verre
zeeën der Indien dondert. En ware het daarbij gebleven! Zij die in
Holland den kreet: Liever Turksch dan Paapsch! hadden aan-
geheven, konden ook niet dulden, dat het geloof der Spanjaarden en
Portugeezen in hunne overzeesche bezittingen ongedeerd bleef. Ceylon
en andere eilanden lijden nog aan de naweeën, en de volgelingen van
het zuiver Evangelie..... in Japan..... Voor de eer van Neder-
land willen wij de woorden niet neerschrijven.
Dierbaar vaderland, hoe heeft men uwe ware grootheid vertrapt!
Afgedwaalde broeders! keert terug tot den schaapstal, dien gij verlaten
hebt, wendt uwe oogen naar den Stedehouder van Christus op aarde,
aller Christenen vader, de onwrikbare Steenrots, waartegen „de poorten
der hel niet zullen vermogen" (}). Uit die rots springt ten einde toe
de bron der onvcrvalsehte waarheid; want „bij u alleen," zegt de H.
Hieronymus in zijn brief aan Paus Damascus, „wordt het erfdeel der
Vaderen ongeschonden bewaard," en wanneer men naar de oorzaak
dezer onschendbaarheid des geloofs vraagt, is er slechts eene stem uit
de kerkvergaderingen en Heilige Vaders opgaande: dat Petrus in zijn
opvolger, den Koomschen Opperpriester blijft leven, zoolang Christus\'
Kerk zal staan. „Deze is Petrus, wien Christus gezegd heeft: Gij zijt
Petrus, en op deze steenrots zal ik mijne Kerk bouwen. Waar dus
(1) Matth. XVI, 18.
-ocr page 17-
15
Petras is, daar is de kerk" (}). Dé belofte van den Zoon Gods kan
door geen geweld verijdeld worden: want „hemel en aarde zullen voor-
bijgaan, maar mijne woorden zullen niet voorbijgaan" (2). „Ik ben
de Heer, zegt zijn eeuwige Vader, en verander niet" (3); hetgeen zijn
beminde Zoon voor meer dan 1800 jaren gezegd heeft waar te zijn, is
ook heden, zal morgen, zal immer waar blijven: „Jesus Christus gisteren
en heden, dezelfde en in eeuwigheid" (4). Terug dan tot de ware bron,
waaruit ook uwe Apostelen de HH. Willibrordus en Bonifaeius geput
hebben: uwe landgenooten, de onverschrokken zouaven, de dapperen
van pater de Kkuyf banen u den weg naar het heilige Rome: zij gaan
eene eereboete doen tot uitwissching van den smaad, den godsdienst
aangedaan: zij zullen niet alleen een voorbijgaanden roem aan hun
vaderland verschaffen, zij zullen ook aan Nederland zijne eereplaats
hergeven, de plaats der wakkere Friezen. — En zoo zijn de rollen nog
eeus omgekeerd. — Volgen wij thans onze Machabeën der Nieuwe Wet
in hunne schitterende wapenfeiten: want de zegenpralende worsteling
der kinderen behoort ook den "Vader toe, de roem der Nedcrlandsche
zouaven is ook de roem van pater de Kuuyf.
III.
Met kloppend hart stapten de Hollandsche jongens te Civita-
Vecchia aan wal, en begaven zich onverwijld naar Eome, het doel
hunner lange reis, wellicht den eindpaal hunner aardsche loopbaan. Maar
het offer was reeds gebracht. Sommigen van hen moesten zich voor
eenigen tijd aan het eentonige kazerneleven gewoon maken, maar velen
hadden slechts den tijd, met de wapenen in de hand den vijand te
gemoet te rukken. Die zich in den wapenhandel moesten of konden
oefenen, kwamen voor een groot gedeelte onder de leiding van luitenant
A. Looymans uit Oudenbosch, een man die door de trouwe vervulling
zijner plichten de achting zijner hoofdofficieren, en door zijn minzamen
omgang de liefde van alle Nederlandsche zouaven weggedragen heeft.
Daar is bijna geen noemenswaardige plaats in het erfdeel van St. Pieter,
die zrj niet met den roem hunner heldendaden vervulden. Monte-Libretti,
Bagnorea, Valentano, Parnese, Nerola zagen hen komen, en overwinnen
of sterven. De heldenmoed van Pietek Jaxszoon Jong schitterde
(1) H. Ambrosius ia Ps. L. No 30. (2) Matth. XXIV. 35. Mare. XIII, 31.
(3) Mal. 111, 6.
                                 (4) Hebr. XIII, 8.
-ocr page 18-
16
onder de muren van Monte-Libretti, met even veel glans, als de
dapperheid der Grieksche helden onder de muren van Troje. Geboren
te Lutjebroek, (Koord-Holland), den 24 Februari 1842, werd Piexee
in stille godsvrucht door zijne ouders opgevoed. Hij was vroolijk van
aard, sterk gespierd, groot van gestalte, zoodat de Pransclien hem den
Nederlandsehen reus noemden. Zoodra hij de toestemming zijner
moeder ontvangen had, om voor de rechten van den II. Stoel te gaan
strijden, zeide hij, zich de handen wrijvend, aan zijne makkers; „Jongens,
gij zult er van hooren, ik zal er geducht op in slaan." En hij deed
van zich hooren. Na menige proef van onverschrokken moed in de
bergen gegeven, brak de heuglijke dag van 13 October 1367 aan.
Reeds een kwartier uurs duurde de reuzenstrijd der SO Zouaven tegen
1200 Garibaldisten, toen het schieten Pieter te langzaam ging,, en
daar hij met de bajonet er telkens slechts één kon neervellen, de
karabijn bij den loop aangreep, en op den vijandelijken drom insloeg.
Hij zwaait zijn geweer als eene knots, dringt vooruit, slaat, verbiijselt,
verplettert den vijand. Daar ziet hij zijn luitenant Guilleinin, welken hij
zijn engelbewaarder noemde, in gevaar, snelt naar hem toe, maar
- struikelt over de lijken, en ontvangt al biddende, door wonden afgemaakt
den dood. Veertien lijken door zijn gespierden arm neergeveld, liggen
rondom hem uitgestrekt. Griekenland en Rome hebbeu geen voorbeeld
van roem voller dood.
Gesta Dei per Francos, luidde het in de Middeleeuwen, toen
het Christen-Europa opstond, om-de heilige plaatsen in Palestina op
den Islam te veroveren: Gesta Dei per Batavos, mag het in
onze eeuw heeten, wanneer wij Neerlands kroost daden zien verrichten,
die de schoonste bladzijden van onze geschiedenis uitmaken. Zonder
hem te tellen, stormden de zouaven met de leus: Evviva Pio IX,
Papa e Re! Leve Pius IX, Paus en koning! op den vijand los.
Alles voor -het geloof! was nog hun geliefkoosde kreet; want
schoon, de oogen der geheele wereld op hen gevestigd waren, en zelfs
vijanden hun den verdienden lof toezwaaiden, streden zij niet voor
aardschen roem, maar voor de Roomsche Kerk, hunne moeder, voor
Pius, aller vader, voor 200 millioenen Katholieken, hunne broeders.
In de holle wegen, tusschen de bergen weergalmde de bekende
krrjgsmarsch van den Zeereerw. P. Koets S. J.:
-ocr page 19-
17
Op, op, Bataven op!
Voor God en recht den dood getart!
Neen, neen, geen eerlijk christen hart
Vreest ooit den slangenkop.
Vooruit maar!
Onder \'t kruis is geen gevaar;
Christus zelf voert u ten strijd,
Toont dat gij mannen zijt.
Op, op, Bataven op!
U staat de fiere borst in gloed;
O! offert Jesus vrij uw bloed
En laatsten harteklop.
Vooruit maar!
Sterven kan geen martelaar;
Wie voor God zijn leven geeft,
Leeft eindloos, als hij sneeft.
Op, op, Bataven op!
Voor vader Pius in den dood!
Al raast de poort der hel — geen nood,
Gods „sterre" rijst in top ...
Vooruit maar!
Uitgelezen christenschaar,                           
\' Neêrlauds liefde en Neèrlands trots,
Vooruit ter glorie Gods!
»
                                                               »
Zoo zongen de Nederlandse he Zona ven, de kruisvaarders der XIX8
eeuw, en vlogen den dood te gemoet. Maar nergens schitterde meer hun
heldenmoed, nergens maakten zij meer aanspraak op vérdiensten, dan té
Mentana. Daar greep den 3. November 1867 de Nederlandsche leeuw
het roofdier aan, dat, reeds op weg naarde Tiberstad, huilde: Rome
of den dood! en deerlijk gehavend onder zijhe gespierde klauwen,
werd het over de grenzen teruggeworpen. Wel is waar
Het edel bloed van Neèrlands krijgers • .■\'.,"
Stroomde op de heuvels van Mentaan, , V
Daar kampten leeuwen tegen tijgers •. ..
Voor godsdienst, Kerk, Paus, Vaticaan; ,
• .
. ■■
-ocr page 20-
18
maar de palmtak der overwinning, met dat bloed gepurperd, was de
prijs van dien leeuwenmoed. Rome was behouden, hun vader Pius gered!
Verre van ons iemand den verdienden lof te ontzeggen: eere aan al
de moedige kaïnpvechters der vijf werelddeelen, die deel genomen hebben
aan den reuzenstrijd ! maar de verdiensten der Nederlandsche zouaven
zijn maar al te dikwijls miskend geweest. Dat hier mannen van gezag
voor mij optreden. Den 29. Januari 1868 sprak de edele graaf de
Villermont, president van het centraal comité voor Pauselijke vrijwilli-
gers, in zijn verslag over de werkzaamheden van het comité: „Ik mag
het penseel niet neerleggen, vooraleer ik de verdiende hulde gebracht
heb aan onze dappere broeders van Holland. Zij hebben ons overwonnen
in dien worstelstrijd van opoffering; het aantal ridderlijke soldaten van
toewijding, door het Protestantsche Nederland geleverd, overtreft het
gstal, dat België aanbracht, hetwelk echter zoo roemrijk in het regiment
zouaven is vertegenwoordigd. Vermocht dit uitgelezen corps in het uur
des gevaars een onverbreekbaren dijk op te werpen tegen den inval der
Garibaldisten, en in ruime mate de lauweren te deelen, die de held-
haftige legerschaar des Pausen zoo moedig heeft verzameld, zoo aarze-
len wij niet te erkennen, dat wij het verschuldigd zijn aan onze
Hollandsche broeders" (]). Vous êtes vaineus! duwde de Zeereerw.
heer Brouwers in zijn schitterende rede op het congres van Mechelen,
nog vóór den slag van Mentana, Mgr. Dupanloup en de overige
Franschen toe: Vous 01 e s v a i n c u s ! en de Franschen, de destijds
nog onoverwinlijke natie, de Franschen zwegen. En nog gemakkelijker
zouden zij in die uitspraak berust hebben, na den slag van Mentana,
waarin de Pransche generaal baron de Polhes, aanschouwer van de
dapperheid der zouaven, aan een van hen vroeg: „Van waar zijt gij?"
„van Nederland," aan een tweede: van waar komt gij?" „van Holland,"
aan een derde: Welke landsman?" „Hollander, generaal." En zoo werd
dezelfde vraag en hetzelfde antwoord herhaaldelijk gewisseld, totdat de
Polhes, verbaasd aan een Rotterdammer vroeg: Maar zijn het dan
allen Hollanders die hier zijn? N\'y a-t-il que des Hollanditis
ici?" (2) Doch van nog grooter gewicht, nog dierbaarder-aan ons hart
is de onwraakbare getuigenis van onzen Heiligen Vader Pius IX, die
in eene audiëntie den 17. Februari 1868 aan den Weleerw. heer
(1)    Pius IX en zijn roemrijk leger. bh. 177.
(2)    Pius IX en zijn roemrijk leger. blz. 164.
-ocr page 21-
19
B. Franken, deze onvergetelijke woorden sprak: „Dagelijks dank ik den
goeden God, dat Hij mij de Hollandsche zouaven gezonden heeft; want
aan de Hollandsche zouaven ben ik het.behoud van
Rome verschuldigd. En zij zijn niet alleen een voorbeeld van
dapperheid, maar ook van deugd en godsvrucht voor Eome zelf" (a).
En wie waren deze Hollandsche zouaven? Meestal de moedige soldaten
door pater de Kruyf afgezonden. „Eere wien eere toekomt!" (2)
IV.
Ik heb deze korte schets om den aandrang en samenhang der zaak
niet durven onderbreken: wij hebben de Nederlandsche zouaven op het
veld van eer voor Eome en den H. Vader zien strijden tot op de
hoogte van Mentana: thans wordt het tijd hier eene andere gebeurtenis
in te lasschen, die reeds een paar maanden vroeger plaats had, en den
kinderen van pater de KutYF meer aanspraak op bewondering geeft,
dan al de lauweren op het oorlogsveld geplukt.
De pauselijke zouaaf is geen krijgsman, die alleen met goud te lok-
ken of door gloricglans te verblinden is, hij is vooral soldaat der Heilige
Kerk, christen ridder, die onwankelbaar in zijn geloof, sterk door de
hoop, onoverwinlijk in zijne liefde, niet minder groot is door zelfop-
offering bij de sponde der stervenden, dan dapper op het slagveld.
Ja, roemrijker is de gloriekrans oin zijne slapen gevlochten bij de
cholera-lijders te Albano in Augustus 1867, dan twee maanden later
op de heuvels van Mentana.
Uit vrije verkiezing, /onder hoop op tijdelijke belooning, boden zich
een 40tal, meest Nederlanders, aan, om onder de jammerkreten der
stervenden, den verpestenden stank der lijken, hun jeugdig leven op te
offeren. Zijne Eminentie kardinaal Altieri, die held en engel van
liefde tevens, en de onverschrokken luitenant, later kapitein, Z. de
Résimont, een Belg, stonden aan het hoofd. „Jongens," zoo sprak
hen de luitenant aan, „Albano verkeert op het oogenblik in het grootste
gevaar. De cholera is hier uitgebroken, er staan wel honderd lijken.
Niemand kan de dooden begraven en de zieken verzorgen. Onze liefde
(1)     "Chaque jour je rcmercie Ie bon Dicu, qu\'il m\'a cnvoyé les zouaves hollan-
dais; parce que c\'ust aux zouaves hollnudais que je dois Ie salut de
Home. Et ils ue sont pas sculcmeut un exemple de bravoure, mais aussi de vertil
et de piété pour Komc même." Letterlijk medegedeeld.
(2)     Eom. XII1, 7.
-ocr page 22-
20
tot den evenmensch wordt ter hulp geroepen; dwingen kan ik u niet,
ik vraag mannen van goeden wil. Ik zelf zal u bijstaan, zoolang ik
kan. Wat wilt gij?" En allen antwoordden kalm en bedaard: „Ja,
luitenant, wij zijn bereid." En toen deze hen bezig zag met liet god-
delijk liefdewerk, alsof zij ecne gewone werkzaamheid verrichtten, riep
hij hun toe: „Weet gij wel, dat gij u aan het grootste gevaar waagt?"
en zij antwoordden nogmaals doodbedaard: „Ja wel, luitenant, maar
wij zijn klaar."
Zielverrukkend schouwspel, der engelen bewondering waardig! — In
die dagen versohenen drie Nederlanders met den palmtak der liefdj voor
Gods troon. — Helden van het Christendom, martelaren van liefde,
weest ons in uwe glorie bij God gedachtig!
Behalve de ridderorden, aan vier der aanvoerders uitgedeeld, ontvingen
de overigen de gouden medaille. De eene zijde prijkt met het borst-
beeld van onzen grooten Pius, Paus-koning. Rondom het borstbeeld
staat: „Pius IX, pontifex maximus"; aan de andere zijde staat: „Bene-
merenti," omgeven met een dikken lauwerkrans (1).
De namen der drie Nederlanders op het veld van liefde gesneuveld,
zijn Henricus Peters, Jacobus van der Meijden en Gijsbertus
Jo.VNNES VAN OPHEM.
Henricus Peters is geboren te Beek, bij Nijmegen, den 2 Maart
1835. In het vaderland was zijn gedrag niet altijd loffelijk: dit besefte
dan ook Henricus, en besloot in den geest van boetvaardigheid zijn
bloed en leven voor de Kerk van Christus op te offeren. De Zeer Eerw.
Pater Dietvors O.P., die zoo ruimschoots heeft bijgedragen, om verde-
digers van recht en waarheid aan Petrus stoel te bezorgen, bewerkte,
dat hij na lange beproeving als Pauselijk Zouaaf naar Rome kon
vertrekken. Daar toonde hij door een voorbeeldig gedrag, dat hem
zijne bekeering ernst was, hij werd Lid der Congregatie van O. L. V.
Onbevlekt Ontvangen en van den II. Aloysius de Gonzaga, en gedroeg
zich steeds onberispelijk. Weldra had hij gelegenheid tot het laatste
spoor zijner zwakheid uit te wisschen; God riep hem tot het marte-
laarschap van liefde. Te Albano lichtte de cholera hare vreeselijke
verwoestingen aan, en nauwelijks was Henricus met zijne Compagnie
daar gekomen, of hij bood zich met de anderen meest Nederlanders
(1) Bijzonderheden getrokken uit het werkje „Ter herinnering aan den edelen
moed der Nederlandsche Pauselijke üouaven, bij gelegenheid van de eholcra te
Albano, in den jare 1867."
-ocr page 23-
21
aan, oui de zieken bij te staan: zijn verlangen om het verleden te
herstellen, dreef hem zoo ver, dat hij post vatte op het kerkhof, en
als doodgraver de aangevoerde cholera-lijken in den grafkuil neder-
liet. „Ik ben bereid om te sterven" was zijn bedaard en verheven
antwoord op de aanmerking van kapitein de Résimont. Biddende tot
God, en werkende voor den naaste, werd ook hij door de cholera
aangegrepen, en gaf kalm en gansch overgegeven aan Gods heiligen
wil, zijne ziel door de liefde des martelaars gelouterd, den 10 Augustus
1867 in de handen zijns scheppers weder.
Jacobus van i>eu Meijden, tweede martelaar van liefde, is geboren
te Drunen (Noord-Brabant) den 3 Mei 18-14. Van zijne jeugd af minzaam
tot iedereen, stichtend in de kerk, ijverig Lid der Congregatie van O. L. V.
was hij inderdaad waardig, om als verdediger der heiligste rechten op
te treden. Ben 14 December 1866 naar Rome vertrokken, was hij als
Pauselijk zouaaf de lieveling zijner krijgsmakkers, een voorbeeld van
godsvrucht, eene heilige jongeling. Dagelijks woonde hij de Heilige Mis
bij, al moest hij daarvoor een uur zijner nachtrust opolleren, en naderde
tweemaal in de week tot de tafel des Meeren. Geen gelegenheid hebbende,
om voor Paus en Kerk zijn leven op het oorlogsveld te wagen, riep God
hem langs een verhevener weg tot de kroon der uitverkorenen. Bij het
ziekbed en op het kerkhof bood hij vrijwillig den cholera-lijdcrs zijne
diensten aan. Ook hij was bereid om te sterven. Met Henricus
Peters, op het kerkhof de begrafenis der overledenen met het gebed
in de naast gelegene kapel afwisselende, werd hij zelf door de cholera
aangetast, ontving de laatste Heilige Sacramenten uit de handen van
kardinaal Altieri, en werd den 9 Augustus 1S67 tot een beter leven
opgeroepen.
GusBEitTus Joannes van Ophem, derde martelaar van liefde, is
geboren te Alkmaar den 4 Augustus 1841. Uit Oudenbosch naar Rome
vertrokken den 11 Februari 1867, om als Pauselijk zouaaf de wapenen
voor zijne Heiligheid Pius IX te dragen, werd hij Lid der Congregatie
van O. L. V. Onbevlekt Ontvangen en van de II. Aloysius de Gonzaga.
Tijdens de cholera te Albano had hij gehcele dagen, tot slechts weinige
uren vóór zijn dood de zieken in het hospitaal met zoo veel ijver naar
ziel en lichaam verzorgd-, dat de Zusters van liefde van hem getuigden:
„Als wij dien jongeling bezig zien, dan kunnen wij de armen wel over
elkander slaan, dan doen wij nog onzen plicht". Zelf door de verpes-
tende ziekte overvallen, en door den Zeer Eerw. Pater Wilde S. «F. \'
-ocr page 24-
22
met de Heilige Sacramenten der stervenden gesterkt, ging hij den 15
Augustus 1867 op O. L. V. Hemelvaart de kroon der martelaren in
den Hemel ontvangen.
Op last van zijne Heiligheid Pias TX, werden de lijken der drie
Nederlandsche helden tusschen de zoo genaamde monumenten der Hora-
tiussen en Curiatiussen plechtig bijgezet.
De gedachtenis dezer zegepraal, door Nederlanders op Italiaansdieu
bodem ten aanschouwe der geheele wereld op de koude onverschil-
ligheid onzer eeuw behaald, mocht ook in Nederland niet aan de ver-
getelheid prijs gegeven worden. Vreemdeling, wanneer gij ooit in den
zomer de prijsuitdeeling in het Instituut St. Louis te Oudenbosch
bijwoont, en de tijd u toelaat na den middag ecne wandeling te maken,
volg dan de honderden, ouders, broeders en zusters der kweekelingen uit
alle oorden van Nederland, en sla links den weg in, die buiten het
dorp naar het open veld leidt. Na eene wandeling van ruim een kwartier
uurs langs een gemakkelijken en eenzamen weg, bevindt gij u voor eeue
groote poort, waarop gij aan de linkerhand in vergulde letters kunt
lezen: Albano. Het is de naam van het buitengoed, eene soort villa
der Eerwaarde Broeders van het Instituut. Treed binnen in den grooten
tuin, en volg de breede laan, van weerszijden met rozen en leliën beplant,
tot het middelpunt, waar het beeld der Moeder Gods „der maagden
koninginne" op een verheven voetstuk rust. Dat beeld beheerscht al
wat u omringt. Ave maria! zult gij daar lezen; en Jongeling bewaar
U zuiver, Ga dan verder, totdat gij voor een eenvoudig, maar net
gebouw staat, en lees nog eens: — 1872 Casino benemerenti.
Dit nog nieuw gebouw is een ruime zaal, (l) waar de 70 broeders van
het Instituut, hunne 420 kweekelingen, de hoop van liet katholieke
Nederland, de verschillende afdeelingen der Congregatiën van jongelingen
te Oudenbosch, bijeenkomen, om eene aangename en tevens nuttige uit-
spanning te genieten. Zij is gebouwd ter herinnering aan de pauselijke
zouaven, die in Augustus 1867 den cholera-lijders te Albano hunne
(1) Ingezegend den 12 Mei 1874 door den Zeer Eerw. Heer Pastoor W. IIei.i.emons
met zijne kapelaans, in tegenwoordigheid van Kapitein de Resimout., de Luitenants
Looymans en Ruttcn, de Congreganisten en eenige bekenden. Nimmer zullen ons
de woorden van den moedigen kapitein uit het geheugen gaan. „])c Hollandsche
zouaven hebben mij het voorbeeld gegeven, ik zelf heb niets gedaan dan hun voorbeeld
gevolgd. Zij hadden geeuc aanmoediging noodig, aan hen komt alle lof toe." Deze
ootmoedige bekentenis van den christen held neemt evenwel niets weg aan de waarheid
van het verhaalde.
-ocr page 25-
23
diensten bewezen. Daar binnen zult gij bij de beelden der Moeder
Gods, van de HH. Michacl, Joseph, Aloysius, naast de buste van
onzen H. Vader Pius IX, ook de beelden aanschouwen der drie Neder-
landsche zouaveu, Henricus Peters, Jacobus van der Meijden en
Gijsbertus Joannes van Ophbm, die te Albano als martelaren der
liefde gestorven zijn. Een dier beelden is een geschenk van pater DE
Kruyf afkomstig. Vervaardigd door een broeder Trappist uit de abdij
der Eerwaarde paters te St. Sixte in België, heeft dit beeld, een pauselijk
zouaaf voorstellende, jaren lang in zijne studeerkamer gestaan, totdat
eene gelukkige ingeving den Zeereerw. pater W. Hoorneman, pastoor
te Amsterdam, deed besluiten, het als eene nagedachtenis van den
dierbaren overledene aan Oudenbosch ten geschenke te geven. En hier
is het op zijne plaats. Waar hij zoo dikwijls voor de zegepraal van
den H. Stoel gewerkt, zoo menigmaal raad, troost en rust gezocht en
gevonden heeft, daar moet ook zijn naam in dierbaar aandenken blijven,
zijne verdienste als loflied aan den Allerhoogste gevierd worden.
Keeren wij thans tot de werkzaamheden van pater de Kruyf terug.
V.
Het was den vader der pauselijke zou a ven van Neder-
land niet genoeg, zoo veel dapperen naar Rome gezonden te hebben,
hij wilde zijne kinderen ook gaan bezoeken en vertroosten, zijne
dapperen op de plaats zelve van het worstelperk bewonderen, en
prijzen. Hij verzamelde nog een klein corps van 37 zouaven rondom
zich, en vertrok den 30. Januari 1S68, in gezelschap van den AVel-
eerw. heer B. Franken, voor de tweede maal naar de heilige stad.
Hoezeer hij op deze reis de belangen zijner zouaven behartigde, toonde
hij tot in de kleinste bijzonderheden. Niets bleef voor zijn vaderlijk
oog verborgen. Men vergeve het mij, indien ik hier het volgende kluchtig
voorval plaatse. Aan het station te Valenciennes in Frankrijk had eene
vrouw eenige sigaren en tabak aan zijne zouaven ontfutseld. De goede
pater anders zoo zachtmoedig, verloor aanstonds zijne gewone kalmte.
Dat was onvergefelijk! Dat mocht niet geduld worden! Men had zijne
kinderen, die alles ten offer gingen brengen, bestolen: hij zou eene
aanklacht bij den keizer indienen! De stationschef putte zich uit, om
toch te weten wat er gaande was j want pater de Kruyf sprak een
onverstaanbaar Fransch: eerst nadat de Eerw. heer Franken de zaak
opgehelderd, en hem een pakje sigaren voor zijne zouaven gegeven
-ocr page 26-
24
had, liet hij zich tot bedaren brengen: en toch was het gelukkig, dat
zij te Parijs slechts korten tijd te vertoeven hadden; want hij droomde
altijd nog van de audiëntie bij den kei/er.
Den 5. Februari kwamen zij te Home aan, waar zij tot 15 Maart
van hetzelfde jaar verbleven. Dat pater de Krlyf niet voor zijn ver-
maak de reis naar Rome ondernam, wist men reeds vóór zijn vertrek
uit Amsterdam; maar te Rome zag men het met rigen oogen. Eerst
had hij zijn intrek genomen in het hotel la Min er va; maar om
niet te ver van zijne zouaven verwijderd te zijn, en hun elk oogeublik
gelegenheid te geven, om hem te spreken, verhuisde hij na een paar
dagen naar de Hollandsche bibliotheek. l)i:ir liet hij zioh
eene legerstede opslaan, en moest men hem het noodige bezorgen. Dag
noch nacht had de onvermoeide pater rust; ieder moest hem zien en
spreken. En niet alleen uit Rome, maar ook uit al de omliggende
garnizoensplaatsen stroomden de Nederland sche zouaven, door hein vroeger
naar Rome gezonden, toe, om zich met. hun vader te onderhouden.
Voor dezen had hij brieven, voor genen geld, voor anderen een gc-
dachtenis uit Holland medegebracht, voor allen had hij woorden van
lof en aanmoediging.
Toen vooral maakte hij zich den naam van vader der pau se-
lijke zouaven van Nederland waardig, een naam die hem
sedert bijgebleven is. Hoe gaarne zag hij zich omringd van zijne
dierbare kinderen! Hoe vurig was zijn ongekunsteld woord, als hij
hen soms vijf, zes honderd in getal in het Coloseum, dat strijdperk
van Christus martelaren, dien grond, doorweekt van het bloed der
geloofshelden, aan zijne lippen geboeid zag: als deze tranen van
aandoening stortte, gene zijne handen en oogen ten hemel sloeg, en
met den H. Ignatius van Antiochie Gode het offer van zijn bloed
en leven deed! Dan wendden zij hunne blikken niet naar den bloed-
dorstigen Cesar, den getuige van de laatste stuiptrekkingen der zwaard-
vechters, maar tot den vredevorst, zegenend gezeten op het vatioaan.
en uit aller borst ontsnapte de kreet: Leve Pius IX, de Paus-Koning!
Leve Pater de Kuuyf, onze Vader! Het kon dan ook niet uitblijven,
of zijne verdiensten moesten daar buiten vermeld worden. De ridder-
lijke en in de school des tegenppoeds geoefende koning van Napels,
Frans II, bood hem het ridderkruis \'aan, dat zeker op geene borst
heter zou gepast hebben, dan op die van den kruisprediker der XIXe
eeuw; maar het streven van pater de Kkuyf was naar een edeler en
-ocr page 27-
25
hooger doel, en de ootmoedige priester bedankte voor de hem aange-
bodene eer. Aangenamer was het hein, uit den mond van den algeineenen\'
vader der Christenen, den minzamen Pius, woorden van troost en aanmoe-
diging te mogen hooren, en hem de hand te zien opheffen, om zijne
werkzaamheden te zegenen.
Gedurende dit verblijf van pater DB Kkuyk te Rome, vierden de Neder-
landscho krijgers in de hoofdstad der Chistenwereld een feest, dat aldaar
nooit, zeker niet zoo luisterrijk, en met zooveel vaderlandsliefde gevierd
is geweest. Den 19. Februari waren zij met honderden opzettelijk van
alle kanten, in hun eigen feestlokaal bijeengekomen, om in legenwoor-
digheid van hun kolonel Allct, den aalmoezenier baron de Woelmont,
en veel andere hoofdofficieren, den verjaardag van hun beminden en
geeerbiedigden koning Willem III te herdenken. Uit volle borst
rolden de mannelijke tonen van het Wien Neêrlands bloed, en
Wilhelmus van N a s s o u w e, bij de t usschenpoozen van een kern-
achtig stuk, Thomas Morus, door het lokaal, en aller goedkeuring
droeg bet voorstel weg, om uit Home Zijne Majesteit per telegram den
volgenden zegenwensch aan te bieden:
Sire,
Neerlandsch jorgelingschap in pauselijken dienst, wenscht Uwe Majes-
teit hun beminden en geeerbiedigden koning, op uwen geboortedag,
\'s Hemels mildste heil en zegen.
C. DE KEUYF.
In naam van al de Nedcrlandsehe zouaven, de overwinnaars van
Mentana.
Zijne Majesteit antwoordde onmiddelijk aan de Nederlandsche
zouaven in pauselijken dienst.
Ontvangt \'s konings hartclijken dank voor de goede wenschen.
Adjudant van dienst,
Cappellen.
l)en 15. Maart nnmen de beide reisgezellen afscheid van hunne
vrienden te Rome, en sloegen in gezelschap van elf Nederland sche
zoi aveu den weg in naar het vaderland. Onder die zouaven waren een
zevental gekwetsten, en het is ongeloofelijk, hoeveel moeite en zorg die
dierbare gekwetsten bij het vervoeren vereischten; maar pater de Kruit
was fier op zijne dapperen, die roemrijke wonden droegen, voor Christus\'
bruid bekomen. Den 21. Maart groetten zij weer hunne oude vrienden
te Oudenbosch, waar hen de gewone hartelijke ontvangst en het liefde-
-ocr page 28-
26
maal wachtten. „Hoe gedenkwaardig zal de dag blijven, toen de krijgers
onder geleide van den alom bekenden, verdienstvollen pater de Kruyf,
terecht den vader der Hollandsche zouaven genoemd, en van den Wel-
eerw. heer Franken, van Eome wederkeerden; toen zij onder plechtig
psalmgezang, door honderden vriendelijke belangstellenden vergezeld, in
de parochiekerk werden binnengehaald; toen zij als in triomftocht in
het priesterkoor geplaatst werden, en de statige lofzangen door de kerk-
gewelven weergalmden, om den driemaal heiligen God der heerscharen
te loven, die eenmaal voor Israël streed, en nu zijn Eome had be-
schermd (]). In Amsterdam teruggekeerd, ging pater de Kruvp weer
onvermoeid als vroeger voort, met het behartigen der belangen van
den II. Stoel.
VI.
Intusschen behaagde het den Alwijze zijne Kerk op nieuwe beproe-
ving te stellen. Immers de goddelijke Stichter van het Christendom
heeft gezegd: „Indien zij mij vervolgd hebben, zullen zij u ook ver-
volgen" (2). De aanleiding tot die beproeving vindt men in de ver-
wikkelingen tijdens den Fransch-Duitschen oorlog.
Den 4. Augustus 1870 riep Napoleon III zijne troepen uit Rome
terug, en op denzelfden dag werd hij te Weissenburg geslagen. Hij
verzaakte de zending van Karel den Groote, en God verzaakte hem.
Wörth zag den dapperen Mac-Mahon, door de overmacht verslagen,
terugdeinzen; Sedan den keizer krijgsgevangen nemen; Metz moest
zich met 150,000 man overgeven; Parijs, de stad der beschaving, het
éénige Parijs aanschouwde de gehate punthelmen binnen zijne muren.
Geheel het Fransche leger met zijne generaals, maarschalken en den
keizer was in de macht der overwinnaars, de hoofdstad ingenomen,
Frankrijk lag gekromd aan de voeten van den geweldigen man.
Sedert Clovis, den stichter des rijks, had Frankrijk zulke nederlagen
niet beleefd.
Deze nederlagen werkten noodlottig op de belangen van Home terug.
De hyena lag op de loer; niet zoodra was de Fransche adelaar mach-
teloos neergeslagen, of het roofdier sprong op zijne prooi toe. Den
(1)    „Ter herinnering aan den edelen moed der Nederlandsche Pauselijke Zonaren,
enz." bl. 15.
(2)    Joan. XXV, 20.
-ocr page 29-
27
20. September 1870 rukten.de Italiaansche troepen met zulke overmacht
Toor de poorten van Kome, dat aan geen weerstand te denken was.
Wel deden de Pauselijke troepen wonderen van dapperheid, maar Pius
IX zag met zijne legerhoofden het nuttelooze dier pogingen maar al
te duidelijk in, hij duldde niet, dat zooveel edel bloed vruchteloos
vergoten werd. De onverschrokken zouaven hadden besloten, tot den
laatsten man met hunne borsten den Heiligen Vader te beschermen, —
zij waren immers gekomen, om voor hem te sterven ? — doch het
onverbiddelijke bevel: Pius wil het? deed hen terugtrekken.
Met tranen in de oogen legden zij de wapenen neder, en keerden
naar hun vaderland terug. Voor pater de Kkuyf was die treurige
mare een donderslag in het oor; evenwel herstelde hij zich spoedig,
en snelde zijne zouaven tot bij Aken te gemoet, om hen vandaar aan
de vaderlijke haardsteden terug te geven. Diep bewogen met de rampen,
die Home, den Heiligen Vader en de geheele Christenheid getroffen
hadden, zelf opbeuring behoevende, had hij nog woorden van vertroos-
ting en aanmoediging voor zijne kinderen over. Menige zaak, de
Nederlandsehe zouaven betreffende, was nog onafgedaan, moest nog
vereffend worden; hij ging immer voort, zich hun lot aan te trekken.
Die hein daar te Amsterdam in een eenvoudig vertrek aan de schrijf-
tafel, tusschen hoopen pakken en brieven heeft zien zitten, zoodat hij
nauwelijks zichtbaar was, omringd van gewezene zouaven of hunne
belanghebbenden, kan alleen oordeelen, hoezeer hij door werkzaamheden
overstelpt was.
Het kon dan ook niet uitblijven, of dit alles moest nadeelig op zijne
zwakke gezondheid werken. Pater BE KruïF werd ziek, ernstig, ziek:
de verschrikkelijke waterzucht met al hare ongemakken openbaarde zich
al meer en meer. Hevig had hij te lijden: maar gesterkt door een
levendig geloof, onderstond hij moedig ook deze beproeving. Gelukkig
vond hij twee bekwame mannen, twee oprechte vrienden, die voor
hem in de bres sprongen, den Eerw. pater J. II. A. de Veer, pastoor
te Amsterdam (de Boom), en den Eerw. broeder Bernardinus van het
Instituut St. Louis te Oudenbosch. Dat die waardige mannen daarvoor
hier onze warme dankbetuiging ontvangen. Geene aardsche belooning
kan hunne opoffering vergelden; God die hunnen arbeid reeds ».oo
zichtbaar gezegend heeft, moge eenmaal hun ook de eeuwige belooning
schenken.
Deze onbaatzuchtige belangstelling deed den goeden pater wèl aan
-ocr page 30-
28
het hart; nu hij het genoegen had te zien, dat de zaak zijner kinderen
in goede handen was, gevoelde hij zich verlicht en getroost. Nochtans
zijne ziekte maakte snellen voortgang. Naarmate zijn einde naderde,
nam ook zijn lijden toe: maar hoe meer het Gode behaagde, hem te
beproeven, des te duidelijker straalde ook de voorbeeldige gelatenheid
van den nederigen dienaar Gods op het kalm gelaat. Hij moet rein
en schoon zijn, die de eeuwige woning van het vlekkelooze Lam binnen-
treedt, geen stofje hoe klein ook wordt in de schitterende paleizen van
het hemelsch Jerusalem geduld: we! hem, die gelijk pater de Kkuïk
door beproeving gelouterd, het stof der mensehelijke zwakheid van zich
kan afschudden,- in het blijde verschiet, zonder verwijl tot het aanschijn
van het Hoogste Goed toegelaten te worden! «Zalig is de man, die
de verzoeking verdraagt! want nadat hij beproefd zal geweest zijn, zal
hij de kroon des levens ontvangen, die God beloofd heeft aan die
Hem liefhebben" (\').
Die hem liefhebben. Deze liefde toonde de zieke pater, tot
stichting zijner Eerw. medebroeders en vrienden, door eene heldhaftige
opoffering, vooral toen hij het geluk genoot, de laatste genademiddelen
van onze moeder de H. Kerk te ontvangen. Want Moeder is zij, die
beminde bruid van den Gezalfde des Heercn. Rij hunne geboorte
neemt zij hare kinderen in den schoot op, gedurende het leven leidt
zij hen als met de hand hemelwaarts, bij het afscheid dezes levens
geeft zij haar dierbaar kroost niet aan de verlatenheid prijs; maar
zalft eii geneest, voedt en versterkt, vertroost en verlicht het op alle
mogelijke wijze.
Met dankbaarheid nam de Eerwaarde pater die troostmiddelen uit de
hand zijner Moeder aan: rouwmoedig deed hij de belijdenis zijner zonden,
en de goddelijke Verlosser daalde neder in zijns dienaars hart, zoo
beminnelijk door kinderlijken eenvoud, zoo blakende van liefde, om
tot geestelijke spijs en drank zijner ziel te verstrekken.
Dan, wie kent de goddelijke raadsbesluiten? Slechts éénmaal wordt
de gewichtige reis naar de eeuwigheid ondernomen, en de priester,
gedachtig aan de woorden van den 1T. Jacobus: „Het gebed des geloofs
zal den zieke behouden, en de Heer zal hem opbeuren; en indien hij
in zonden is, zij zullen hem vergeven worden" (3), bad over den
(1)    Jac. I. 12.
(2)    Jac. V. 15.
-ocr page 31-
29
kranke, hem met olie zalvende in den naam des Heeren, om het leven
van den dierbaren priester te redden, indien zulks tot heil zijner ziel
mocht verstrekken, althans zeker, om hem des te beter toegerust, de
woning der eeuwigheid te doen binnentreden.
Daarenboven had de Algoede eene bijzondere gunst voor pater de
Kruijf bewaard. Toen men inzag, dat hij noch slechts korten tijd zou
te leren hebben, werd er een telegram aan Zijne Heiligheid Pius IX
gezonden, oin den Pauselijken zegen voor den stervende te verzoeken.
In den avond van den 24. December kwam het antwoord uit Home te
Amsterdam aan: „De Heilige Vader bidt voor den zieken pater (de)
Kruijf, en zendt hem den gevraagden zegen toe" (}).
Vader Pius bidt voor vader de Krl\'ijf! — Hij, de onwrikbare
steenrots, waarop Christus zijne ééne, heilige, Katholieke en apostolieke
Kerk gebouwd heeft, hij op wiens woord de deur des hemels geopend,
de poorten der hel gesloten worden, gelijk in macht, aan Petrus, in
moed aan Paulus, de lieveling van Maria, de onsterfelijke Paus-koning,
de zachtmoedige Pius bidt voor den vader zijner Machabeecn. — Petrus
zegen I zijn zoon Cornelius! — Nog eenige dagen rekte pater de
Kruijf den levensdraad; met Paulus kon hij uitroepen: „Ik toch, ik word
alreeds geplengd, en de tijd mijner ontbinding is aanstaande. Ik heb den
goeden strijd gestreden, den loop voleind, het geloof bewaard" (2).
Eindelijk had hij genoeg geleefd, en den 14. Januari 1874 \'s morgens
te 10 ure gaf hij in den ouderdom van 60 jaren en 17 dagen, zijne
in het vuur des lijdens beproefde en gelouterde ziel, rijk aan verdiensten,
over in de handen des Hemelschen Vaders.
VII.
Daar klinkt de droevige mare door Neêrlands hoofdstad. Pater
de Kruijf is doodl luidt het van mond tot mond: de vriend
der armen is overleden! zuchten de noodlijdenden: onze
vader is niet meer! herhalen treurig de zouaven, zijne kinderen.
Nooit in zijn leven had de ontslapene zooveel deelneming ondervonden,
thans zag men beter dan vroeger in, hoeveel goeds hij gesticht, hoeveel
ieder aan hem verloren had. Deze algemeene belangstelling gaf zich
bijzonder lucht bij de plechtige uitvaart van den overledene, op Zaturdag
(1)     „Le St. Pèrc priant pour Ie malade Père (de) Kbuyf, lui envQie la béné-
diction demandée.
                                                                    Card. Antonelli."
(2)    2 Tim. IV. 6, 7.
-ocr page 32-
80
den 17. Januari gehouden. Ik waag het niet een volledig verhaal der
treurige plechtigheid te leveren: schrijf zooveel gij wilt, zeide mij dezer
dagen nog een ooggetuige, gij zult altijd beneden de waarheid blijven —
ecne korte schets, beter gezegd, een overzicht • dan zal ik slechts geven.
De anders zoo ruime kerk der Eerw. paters Augustijnen, waarin het
heilig Misoffer door den Zeereerw. pater W. Hoorneman, pastoor der
Parochiekerk, met assistentie der Eerw. heeren kapelaans, onder bege-
leiding eener keurige muziek, voor den overledene aan God opgedragen
werd, was te klein om de toegestroomde menigte te bevatten, Na de
Mis beklom de Zeereerw. pater J. H. A. de Veer den kausel, en
maalde in brcede trekken, en met treffende welsprekendheid de ver-
diensten van zijn afgestorven vriend. Een geheel uur hield hij de
opeengepakte toehoorders aan zijne lippen geboeid, en deed meiiigen
traan rollen. „Wat staat daar in ons midden?" vroeg de redenaar, op
de lijkbaar wijzende. „De lijkkist van een priester, die meer dan twintig
jaar in uw midden was, om uw herder en uwe zielzorgers bij te staan
in hunne bediening, een priester onzer stad, een vriend en vader van
velen. Wat staat daar in ons midden?" vroeg hij nogmaals. „De
doodkist en het lijk van den vader der armen," die niemand on-
getroost van zich wegzond. Antwoordt, armen," riep hij hen
toe, „of ik de waarheid spreek;" en een luid snikken en een vloed
van tranen waren het antwoord op die vraag. „Maar ik moet nog
verder gaan," vervolgde de redenaar, „en ik moet zeggen: deze doodkist
bevat het stoffelijk overschot van pater de Kruïï. Ja, den naam
van den overledene moet ik noemen; want die naam drukt meer uit,
dan ik met vele woorden zou kunnen zeggen. Want, noem ik den naam
van pater de Kbuyf, dan verstaan Italië, Frankrijk, België en vele
landen van Europa wat ik zeggen wil; dan verstaan mij de H. Vader
Pius IX, kardinaal Antonelli, een groot getal bisschoppen, priesters en
eene ontelbare menigte geloovigen, dan verstaat mij Frans II van Napels.
dan verstaat mij de groote Kanzler, de Pauselijke generaal, dan verstaan
Mij de Charette en alle oversten van het Pauselijk leger, dan verstaan
mij de oud-zouaven, ja, alle ware geloovigen, die zich de zaak van
Kerk en Paus hebben aangetrokken."
wEn deze eenvoudige man werd onder duizenden door God uitge-
lezen, om de verdedigers van den H. Stoel aan te vuren en te bezielen."
/,Heeft pater de Kbuyf in allen gestreden, zoo gaat de redenaar
voort, dan heeft hij ook door allen overwonnen, dan heeft hij door allen
-ocr page 33-
31
de lauweren der overwinning behaald, dan is bij overwinnaar te
Mentana, te Monte-Libretti en andere plaatsen, ja, dan heeft hij in
zijne zouaven de sterken beschaamd. Welnu, dan is hij overwinnaar.
Welaan dan, oud-strijders, Pauselijke, zouaven, neemt uwe eereteekens
en strooit ze op deze lijkbaar; neemt uwe lauweren, en plant ze op zijne
rustplaats; want hij was in u en gij waart in hem door den geest
Gods, die het zwakke koos om het sterke te beschamen."
Groot was de indruk dezer woorden; de zouaven weenden als kinderen.
Na de 11. Mis stelde zich de stoet in beweging, om de laatste eer
aan den overledene te bewijzen. Behalve de familie van den Eerw.
pater, zijne medebroeders de Eerwaarde heeren pastoors en kapelaans
van Amsterdam, Utrecht en Nieuwendam, de heeren kerkmeesters, de
vereeniging van den H. Vincentius en andere uitgenoodigden, verge-
zelden dertig oud-zouaven van weerszijde de lijkkoets, trokken de
parochie rond, en begaven zich naar het R. K. kerkhof de Liefde.
Langzaam en statig bewoog zich de stoet tusschen duizenden toeschou-
wers, die aan beide zijden als een muur aaneengesloten stonden: en
(och heerschte overal eene doodsche stilte, eene ontzag- en eerbied wek-
kende treurigheid. De begrafenis-plechtigheid werd verricht door den
Z. E. Pater de Veer. Deze laatste eer, dit liefdebetoon wilde hij niet
aan anderen afstaan; hij zelf wilde den laatsten dienst, die aan het
stoffelijk overblijfsel zijns vriends moest bewezen worden, in persoon
verrichten.
Daar in het kille graf rust het lijk van den Eerw. pater de Kruyf,
deu vader der Pauselijke zouaven van Nederland, daar
wacht het de algemeene opstanding ten jongsten dage af, om — wie
zal het betwijfelen?—zegenpralende over den dood, en stralende van
hemelglans, met de onsterfelijke ziel vereenigd, heen te snellen naar
den rechterstoel van Christus, en uit diens mond te hooren: „ Welaan,
goede en getrouwe dienstknecht! omdat gij over weinig zijt getrouw
geweest, zal ik u over veel stellen; treed binnen in de vreugde uws
Heeren" 0.
Ik heb mijne taak voleind. Ik schreef in het begin dezer bladzijden,
dat pater de Kruyf is „de roem van Nederland, — het sieraad zijner
(1) Matth. XXV, 21.
-ocr page 34-
>zxc
\'•
. ■\'
Orde, — de eer der Christenheid» :— de redder van Rome en van
onzen Heiligen Vader Pius IX;" — of dit bewezen is?
Hij is de "rOt\'nl ■va.n<»N\'edêrJand. Met onvermoeidcn ijver
verzamelde hij een klein maar dapper legercorps, dat den naam onzer\' •
landgenooten meer bekend, door de goeden geacht, door de boozen gevloekt,
bij hunne vijanden -gevreesd, bij alle vrienden van godsdienst en eer
bemind maakte; dat aan het katholieke Nederland zijne eercplaats\'
bij den II, Stoel teruggaf. Met trots mag het vaderland op zulke zonen
nederzien, nimmer zal het zich over hen benoeven te schamen.
Het sieraad zijner Orde. Aan de gebeden van den II. Au-
gustinus wordt toegeschreven, dat de inwoners van Hippö veertien,
maanden lang den aanval der Wandalen afweerden; aan pater de Küuyf,
den zoon van den II. Augustinus, moet men toeschrijven, dat zijne
wakkere zouaven den zegevierende» vijand van Christus\' Kerk \\m, zijne ■
vaart stuitten^ Met lof kunnen de kinderen van denzelfden Vader- den
naani en de daden van hun broeder vermelden.
                 . •\'
De eer der Christenjieid, Hij immers was door de zonaren,
zijne.kinderen, de verdediger van aller .Christenen Vader.
.De redder Van Rome en v.an den Heiligen\' Vader Pius
„IX. „Aan de Hollandsere zouavert (én"de meesten zijn door.pater
,de.Kruyf afgezonden)," zegt Pius IX, ,/ben.ik het behoud van Rome
verschuldigd" (}}.\'.. * .
          "."\'•■.
Nóg één woord; het is een w/jnseh aan de nagedachtenis van. pater
de .Kruyf gericht,.en ik .eindig. „Moge de ziel van den moedigen
kruisprediker, indien nog eenig stof van menschelijke zwakheid aan
haar kleve, door onze gebeden en goede werken geholpen,
spo\'edig gezuiverd,\'en in de zeg\'epralende Kerk opgenomen wórden,
na zooveel voor de strijdende Kerk van Christus gedaan en ge-
ledëu te hebben J Daii kunnen wij ook met recht op hein toepassen,
■\'hetgeen de Hoogepriester Onias van den profeet Jeremias aan Judas
\'db\'H Machabeeér zeide: „Deze is het, die veel bidt voor het volk en
de geheele heilige Stad\'-\' (2). \'
R. L P.
t •\'
jft
I
.
V
tin\'
(ij Zie ijbven uo. III.                    .         \'
,• "         (2) 2 Matou.XV, 14; — Be Grondwet. Zondag, 25 Jan. 1874.
«..*
\' ■*■\'■■ :■■
: e