-ocr page 1-
-ocr page 2-
Öoq
\\^
Y-/\\yV\\
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
GESCHIEDENIS
:
»
;
VAN DEN
ei
i
e» Franciscus van Assisiê
1
1
s
-
(1182-1226);
ï
»
1)00)1
EMILE CHAYIÏÏ CE MALAN,
"
."•«ft het Franseh vertaald
BIBLIOTHEEK DÏR
-..
ra
JÜTRECHT
V
COLL THOMAASSE *
„„„ui          \'               , ,ff \'\' \'V« v, .
i
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000015970670B
1597 0670
ZWOLLE.
Drukkerij der Thomas a Kempis-Vereeniging.
1882.
-ocr page 6-
IMPEIMATUE.
Zwolle, datum 20 November 1882.
OTTO ANT. SPITZEN,
Libr. Cens.
C-d» Bib \'jttwjk
\' \'a-i : ana
•••ttwcai»
é //
-ocr page 7-
Voorbericht voor den tweeden druk.
Vere ac libere.
Niet dan met zekere vrees zag ik den eersten
druk van dit gedeelte mijner groote »Geschiedenis
der Kloosterorden" de wereld ingaan; het onder-
werp toch mijner studiën, dacht mij, strookte zoo
weinig met de denkbeelden van dezen tijd. Dan
God heeft mijn arbeid gezegend, en ik voel mij
aangemoedigd om het ernstige werk waaraan ik>
in vergetelheid en eenzaamheid, vijftien jaren lang
mijne krachten wijdde, door te zetten: nog een
weinig tij ds en ik zal de levensbeschrijving in
het licht geven van de heilige Catharina van
Sienna, eene der heiligste personages uit de veer-
tiende eeuw. Het eerste deel is bijna geheel ver-
schenen. In den loop van het jaar 1846 zal ik
de beide eerste deelen doen drukken van de »Ge-
schiedenis der Kloosterorden," in welke een nauw-
keurige uiteenzetting zal gegeven worden van de
ontwikkeling dezer instellingen in het oosten.
Ik verklaar dat ik bij mijn arbeid de onaf-
hankelijkheid van mijn karakter bewaard heb, en
dat ik mij niet heb afgegeven met de verdediging
van partijen en opiniën. God deed zijne beloften
-ocr page 8-
G
aan de groote christelijke maatschappij, en niet
aan kleine en bijzondere gezelschappen die uit
een vrije daad des menschen ontstaan, zich ont-
wikkelen om te sterven. Die rozen uit onze tuinen
zijn verwelkt in den gloed van de blakende zon;
zij hebben hun geur verspreid in de avondkoelte
en bij den morgendauw; zij hebben de oogen
onzer voorvaderen bekoord; doch door toelating
Gods vielen later een voor een hunne bladeren
af, en de rozen die het volgend jaar op den-
zelfden stam ontloken, hadden dezelfde schoonheid,
verspreidden dezelfde geuren maar droegen een
anderen vorm, en ieder jaar zien wij weer nieuwe
prijken. Zoo bracht ook in den loop der eeuwen
de krachtvolle stam der Kerk verschillende in-
stellingen voort, die hun reden van bestaan, hunne
eigene werkzaamheid, hun bijzonderen vorm had-
den ; een groot getal van deze instellingen hield
op te bestaan, andere geraakten tot vollen wasdom
en bloei. De geschiedschrijver moet rechtvaardig
zijn tegenover het verleden en en het heden, hij
mag geen partij trekken voor de ruïnen van een
klooster, of voor de overblijfselen van een graf.
Zij die zich laten meeslepen door nietige ge-
schilpunten en staatkundige twisten, hebben geen
begrip van de waardigheid der geschiedenis, en
toch het meerendeel van hen die in onze dagen
feiten te boek stellen, willen aanvallend of ver-
dedigend te werk gaan; ik voor mij ben van
plan te verhalen, en ik laat het oordeel over mijn
-ocr page 9-
werk aan het publiek over. Ik betreur de ver-
vlogene eeuwen niet, ik acht mij gelukkig met
mijne tijdgenooten te mogen leven ; ieder tijdperk
heeft zijn aandeel gehad in de rampen en het
lijden dezer wereld en de middeleeuwen, nu eens
te hoog opgehemeld, dan weer te veel veracht,
omdat zij niet genoeg gekend worden, hebben
behoorlijk hun deel gehad in de menschelijke en
maatschappelijke kwalen. Waarom wilt gij dan
het christelijk leven binnen de grenzen van eene
beperkte tijdruimte, van eene nauwe plaats ge-
kneld houden! Het duurt van eeuwigheid tot
eeuwigheid, want God heeft geen berouw over
zijne gaven, en zijne genegenheid en liefde kan
niet verflauwen.
Ik zal de lotgevallen der kloosterlijke instel-
lingen met vrijmoedigheid en nauwkeurigheid ver-
halen. Het succes met dit werk over de groote her-
vorming der Kerk, in de dertiende eeuw, door de ar-
moede tot stand gebracht, bewijst dat men mij be-
grepen heeft, en dat de eenvoud in den geschiedsohrij-
ver nog niet overal miskend wordt. Ik bedank mijne
Italiaansche en Duitsche broeders voor de geestelijke
gastvrijheid aan dit boek bewezen. Maar vooral
dank ik mijn vaderland, waar mij de welwillendste
ontvangst te beurt viel, en vanwaar mij de edelste
aanmoedigingen gewerden. Ter wille van hen die
deze bladzijden zullen lezen, alsook om mij te
kwijten van een plicht die mij nog op het harte
ligt, voeg ik hier bij het getuigenis van verschil"
-ocr page 10-
8
lende bisschoppen, mijne vaders en rechters in
het geloof.
Brie! van den bisschop van Langres*
Mijnheer,
Ik heb het leven van den heiligen Franciscus
van Assisië gelezen en ik gevoel mij gedwongen
u te zeggen, niet slechts dat ik er door voldaan en
verrukt ben, maar dat deze lectuur mij doordron-
gen heeft van dankbaarheid jegens God, die in
deze eeuw vol van een ijskoud materialisme, zielen
opwekt, zoo vervuld van het licht des geloofs, en
zoo bezield met de liefde des Heeren als de uwe.
Het zou moeilijk zijn een tweede te vinden bij
wien evenzeer eene uitgebreide wetenschap zich
paart aan zooveel kennis der goddelijke dingen.
Ik dank u voor het genot mij verschaft. Gij hebt
uw verhaal opgesierd met alle bekoorlijkheid van een
kinderlijken eenvoud, waarvan ik het geheim sinds
lang verloren waande. De lezing van dit boek
wekt in ons eene diepe bewondering op voor den
heilige, maar zij doet ons tevens den schrijver be-
minnen, en daarom, mijn beste heer, bied ik u mijne
welgemeende gelukwenschen aan.
"J* P. L., BISSCHOP VAN LaNGBES.
-ocr page 11-
Brief van den bisschop van Si\'Flour*
Mijnheer,
Wie zou, bij het lezen van uwe schoone Ge-
achiedenis van den heiligen Franciscus van Assisiè\\
zich niet gedrongen gevoelen een heilige te be-
minnen, die zijne liefde tot Jezus Christus door-
dreef tot die verhevene dwaasheid des kruizes, op
welke de groote Apostel zich zoozeer beroemde ?
Wie zou ze niet liefhebben die kloosterlingen vol
gloed en leven, die de wereld verbaasden door het
schouwspel van hunne deugden en hunne liefde,
wie zou die wonderen niet wenschen te zien her-
leven ! Maar wie zou ook niet tegelijkertijd den ge-
leerden schrijver beminnen en zegenen, die met de
geur van het geloof der oude tijden en met de
zalving van een boeienden stijl, ons al de gehei-
men openbaart van het liefdevol hart van Fran-
ciscus, al de geheimen van zijne liefde, waarin
zijn genie bestond en die in Gods Kerk zulk eene.
luisterrijke orde deed geboren worden.
Ga voort, Mijnheer, met aan de wereld te doen
begrijpen al hetgeen er grootsch en treffend is in
het leven van deze mannen, die de roem van
hunne eeuw, de weldoeners der maatschappij wa-
ren, maar tevens de edelste steunpilaren van het
gebouw der Kerk.
De geschiedschrijving van de levens der hei-
ligen, ontdaan van die rationalistische dorheid die
-ocr page 12-
10
er al het bekoorlijke uit verbande, herneemt on-
der uw penseel, de ongekunstelde bevalligheid van
de legende, terwijl ze nogthans eene gezonde kri-
tiek ten grondslag heeft, voor welke uwe nauw-
gezétte nasporingen in de gedenkstukken dier tij-
den borg blijft.
God, zoo wonderbaar in zijne heiligen, zegene U,
Mijnheer, en zoo iets in staat is, bij de treurige
ondervindingen onzer dagen, ons bisschoppelijk
hart te troosten, dan is dit zeker die dagelijksche
uitbreiding van dat gewijde bataillon van jeug-
dige mannen, met een ontwikkeld verstand, met
een edelmoedig en Christelijk hart, die onderling
wedijveren om met hun genie, hunne talenten en
hun arbeid de Kerk te dienen ; die er roem in-
stellen de medewerkers der priesters te zijn, en
onder de leiding van hunne hooge zending te wer-
ken aan het verspreiden van het licht der we-
tenschap, en het aanwakkeren van het vuur der
liefde.
Ontvang, Mijnheer, de verzekering mijner hoog-
achting en genegenheid.
•f Frederik, bisschop van St. Flour.
Van gene zijde van den oceaan kwam de stem
eens priesters mij in mijne afzondering aanmoedi-
gen. Monseigneur Flaget eindigt een langen brief
over zaken met deze woorden, die ik nimmer ver-
geten zal.
-ocr page 13-
11
»Doe steeds meer en meer, door uwe geleerde
geschriften, onzen heiligen Godsdienst kennen en
beminnen : God, wees er verzekerd van, zal uwe
hulp zijn in deze vergankelijke wereld en in de
eeuwigheid; Hij zelf zal uw loon zijn. Ziedaar
hetgeen u van ganscher harte wenscht de bewon-
deraar van uwe talenten, die u de genegenheid
eens vaders toedraagt."
•J*. B. J., BISSCHOP VAN BARDSTOWN.
De hoogwaardige Pater Luigi di Loreto, mi-
nister-generalis van de orde der Minderbroeders,
heeft bij eene plechtige akte te Rome gegeven
den twintigsten Februari 1845, de Geschiedenis
van den heiligen Franciscus goedgekeurd ; en in
een brief die overvloeit van zegeningen voor mij
en mijne familie, draagt de hoogwaardige Pater
mij op, eene geheel nieuwe geschiedenis der fran-
ciscaansche zendingen te schrijveD, waarbij hij mij
tevens verzekert, dat alle archiven en boekerijen
van de orde ten mijnen dienste staan. Ik ben trotsch
op deze opdracht, en ik beloof mij er weldra op
te zullen toeleggen.
Ik behoor ook een woord van dank te brengen
aan M. üebécourt voor de zorgen aan mijne boe-
ken besteed; door aanhoudenden arbeid is hij er
in geslaagd een der beste boekwinkels van Frank-
rijk te stichten. M. Debécourt is niet meer onze
uitgever, hij zal altijd onze vriend zijn.
-ocr page 14-
12
Vaarwel, beminde lezer, gebruik dit boek ter
eere Gods, ten bate van uw zielenheil en ten nutte
der Heilige Kerk.
Parijs, 25 Maart 1845,
op den feestdag van den H. Benedictus.
-ocr page 15-
INLEIDING.
Cieco era il mundo; tu failo visare:
Lebroso ; hailo mondato :
Morto; 1\' hai suscitato:
Sceso ad inferno; failo al ciel montare.
Guittone d\'Arezzo. Canzone a S. Francesco.
Dit boek is een boek van wetenschap en gods-
vrucht. De schrijver, die veertien jaren lang aan
eene volledige geschiedenis der kloosterorden ar-
beidt, heeft van dezen onmetelijken en goddelij-
ken boom eene der liefelijkste vruchten afgeplukt,
welke hij aan al zijne broeders in Christus aan-
biedt. In ruil daarvoor vraagt hij den steun
hunner gebeden en kinnen goeden raad.
Dit boek, ik ben het mij zelven zeer goed
bewust, houdt zich niet bezig met de beslomme-
ringen van onzen tijd, die alleen voor de belan-
gen van staatkunde en handel het oog geopend
heeft; vele lezerc zullen het om zijn titel reeds
verwerpen. Ik hoop nogtens, dat er onder de
menigte ten minste eenige verstandige lieden zul-
len sijn, die wat er ernstigs en verhevens is in
de beschonwing van die grootsche Christelijke
verschijningen, zullen begrijpen en weten te
-ocr page 16-
14
waardeeren. Bovendien heeft de katholieke her-
vorming der geschiedenis grooten vooruitgang
gemaakt en de rationalistische school, die in
Europa over zulke welsprekende organen beschikt,
heeft daartoe niet weinig bijgedragen. Wij zijn
rechtvaardig geworden en hebben de zaken beter
bezien. Bij sommigen spruit deze oprechte gestel-
tenis voort uit eene gewetensvolle goede trouw;
bij anderen wortelt zij in een geheimen wrok
tegen de renaissance en de 18e eeuw, door welke
wij zoo lang bedrogen zijn. Men wil boven alles
feiten, eene zedelijke nauwgezetheid in de ge-
schiedenis; men spot met Gibbon, en eerlang
zullen vele anderen in dat zelfde lot deelen.
Hierbij komt nog die onbestemde en diepe neer-
slachtigheid, die zich in dit plechtig uur, waarin
alles in de wereld verandert, waarin al het men-
schelijke ineenstort en verzinkt, van de harten
der menschen heeft meester gemaakt. De grooten
dezer aarde, onbewegelijk als de standbeelden op
de grafsteden der oudheid, weenen over de ram-
pen waaronder koningen gebukt gaan; de nijvere
stand wordt verteerd door het egoïsme, het volk,
altijd slachtoffer, omdat het geen geloof meer
bezit, is de speelbal van telkens wederkeerende
omwentelingen, of blijft neergezeten in de scha-
duw des doods. En toch, o mijn God! hebt Gij
in alle volken de kiem der genezing gelegd.
Toen ik eens eene dier godvruchtige boeken
las, die tot overvloeiens toe met de liefelijkste
-ocr page 17-
15
geuren der katholieke poëzie vervuld zijn, troffen
mij deze volgende regelen, die zeer juist de be-
weegredenen van mijn arbeid weergeven »vree-
zende door God berispt en bestraft te worden als
een onnutte dienstknecht, een trage ontrouwe
rentmeester der gaven, goederen en genaden,
waarmede het Hem behaagde mij te begiftigen,
— heb ik, overeenkomstig het verlangen, dat ik
gedurende mijne korte en moeilijke aardsche om-
zwerving steeds koesterde, onverpoosd er naar ge-
streefd, om, geholpen door Gods goedheid en ar-
heidend volgens mijne roeping, naar zwak ver-
mogen deze zoo noodzakelijke restauratie van de
wetenschap der geschiedenis te bevorderen." (Fleurs
des Saints). Ziedaar wat ik mij heb voorgesteld
bij het bestudeeren van eene der schitterendste
verschijningen der middeleeuwen. Met ware vol-
doening begin ik thans mijnen broeders de won-
deren er van te verhalen; doch men zoeke in dit
boek geene geestige gedachten, geene streng door-
gevoerde redeneeringen of een talentvol schrijver;
het munt uit door een grooten eenvoud, door
nauwgezette onderzoekingen, door een volstrekt
onafhankelijk karakter en bovenal door eene gren-
zenlooze verknochtheid aan den Stedehouder van
Jezus Christus.
Maar vóór wij in bijzonderheden treden, dienen
wij deze twee groote vragen voorop te stellen,
die mijns bedunkens de onmisbare voorrede zijn
van ieder geschiedkundig werk: Welke is de zen-
-ocr page 18-
16
ding geweest van Franciscus in de Kerk ? — Hoe
hebben zijne tijdgenooten over die zending ge-
oordeeld ?
«Dewijl in de wijsheid Gods de wereld door
hare wijsheid God niet heeft gekend, zoo heeft
het God behaagd, door de dwaasheid der predi-
king zalig te maken, die gelooven." 1) In zijne ver-
bolgenheid tegen de menschelijke rede, die hem
niet heeft willen kennen uit de werken zijner
wijsheid, heeft God gewild dat er voor haar geen
heil meer zou zijn dan door de dwaasheid. Alzoo
twee plannen, twee werken van God zijn het
beginsel van al het overige werk Gods in deze
wereld en deze schijnen lijnrecht met elkander
in tegenspraak : het werk der wijsheid, het werk
der dwaasheid. De eerste schepping was het werk
der wijsheid; — God vergenoegde zich met de
openbaring van zich zelven; de oneindige even-
redigheid in maat, getal en gewicht 2) was eene
afbeelding van zijne onsterfelijke schoonheid. Maar
niet zoodra had de menschelijke rede haar Maker
miskend, of van het oogenblik af besloot God on-
herroepelijk de wijsheid der wijzen te vernietigen. 3)
Om de menschelijke ziel te heroveren en vrij te
koopen wordt alle maat verbroken, de Oneindige
1)  In Dei sapientia non cognovit mnndus per sapien-
tiam Denm; placuit Deo per staltitiam praedicationis
Balvos facere credentes. S. Paul. I. Corinth., I, 21.
2)  Omnia in numero, pondere et mensura. Sap. XI.
8) Pordam sapientiam sapientinm. S. Paal. 1. C, 1,19.
-ocr page 19-
17
moet tot het eindige afdalen, de Schepper zich
vereenigen met het schepsel. Nu verschijnt God
ons in zijne eeuwige historie, met dwaze stappen
voorwaarts schrijdend; Hij springt over bergen
en heuvelen, van den hemel in de kribbe, van
de kribbe, met verschillende sprongen, op het
kruis, van het kruis in het graf en het voorge-
borchte, en van daar naar de hoogste hemelkrin-
gen. Alles is ordeloos, alles zonder maat. Zoo ook
stelden, reeds van de eerste tijden van het Christen-
dom, de geloovigen al hun roem in het beminnen
van Hem dien hunne leeraars voorstelden als on-
beschaamd in goeden zin en den gelukkigen zin-
nelooze, Jezus Christus. 1)
Om het werk der verlossing te voltooien moet
langs denzelfden weg, welken de Oneindige
volgde, om zich met het eindige te vereenigen,
het eindige zich opvoeren tot den Oneindige. Het
eindjge moet zich losmaken en ontdoen van alle
regelen der voorzichtigheid, die het in zich zelf
opsluiten, opdat het zich verlieze in den Onein-
dige. 2) En deze navolging, deze gelijkvormigheid
der heiligen, van ièderen mensch die verlost wil
zijn met Jezus schijnt eene verstandsverbijstering,
eene dwaasheid. »Daarom, indien iemand onder u
wijs meent te zijn in deze wereld, hij worde
dwaas, opdat hij wijs zij." Wee hem die te wijs
1)  Bene impadentem et feliciter stultnm. Tertalliauus.
2)  Bossnet.                                                         &
-ocr page 20-
18
wil wezen en die naar zijn vermogen de onmis-
bare schande van ons geloof vernietigt. 1) Welnu
dat is Franciscus, door zijn leven overeenkomstig
met dat van den Zaligmaker, der wereld in het ge-
heugen komen terugroepen. Hij had die groote
en breede wegen beschouwd, welke de wereld ten
verderve voeren, en hechtte zich met hartstocht
aan deze verhevene, deze edelhartige, deze wijze
en zegepralende dwaasheid van het Christendom.
Hij is voor de dertiende eeuw een levend evan-
gelie geweest. — Hij is het heelal eene ergernis
geweest, want het evangelie in de H. Schrift
geschreven en dat hetwelk de heilige Geest zich
gewaardigt in de zielen der heiligen te schrijven,
zijn bij de valsche voorzichtigheid dezer wereld
gelijkelijk gehaat. Doch het eigenlijke doel waar-
voor Franciscus gezonden werd, was de zegepraal
der armoede. De natuur, of om in meer Christe-
lijke bewoordingen te spreken, God, de gemeen-
schappelijke Vader der menschen heeft, van het
begin der dingen af, al zijne kinderen een gelijk
recht gegeven op al datgene wat zij tot onderhoud
huns levens behoeven. De natuur heeft niemand
boven anderen bevoorrecht; maar de onverzadelijke
dorst naar schatten deed weldra dat schoone broe-
derlijke leven van de aarde verdwijnen. Verdee-
ling en eigendom kwamen in de wereld, en daar-
1) Necessarium dedecus fidei. Tertul., de Carne Christi
No. 5.
-ocr page 21-
19
mede al die twisten en rechtsgedingen. Vandaar
ook die groote verscheidenheid in standen; dat
sommigen zich baden in overvloed van alles, an-
deren wegteren in de uiterste armoede. Eerst
na den zondenval vernam de wereld dat koude
doodsche woord: tnijn, dijn. 1) Toen werd het
woord armoede uitgevonden, dat niet dient om
eenig bijzonder kwaad, maar om een afgrond
van allerlei kwaad, eene zee van alle ellenden,
waaraan het menschelijk leven ten prooi is, uit
te drukken. De armoede is een kwaad, dat het
geheele leven beheerscht; want terwijl de rijken
zich verheugen in genot en overvloed, in de
toejuichingen en de gunst der wereld, rest den
arme niets anders dan droefheid, wanhoop, verach-
ting en slavernij; als een welgewapend soldaat,
zoo treedt de armoede \'smenschen ziel binnen om
geheel diens leven te verwoesten. 2) Den arme
beschouwt men als het uitvaagsel der aarde, die
niet wetend waarmede zijne ellende te verzachten,
uitroept: »Heer, aan U laat men den arme." 3)
En ziet, in zijne oneindige barmhartigheid koos
God de armoede tot hoeksteen, waarop geheel de
wereldorde rust. «Zalig de armen van geest,
want hun behoort het rijk Gods." En de beminde
1)  Zie St. Joan. Crysosth., Hom. de S. Philog. n. 1 t.
1 p 493 — Bossuet.
2)  Pauperies quasi vir armatus Prov. VI.
3)  Tibi derolictua est pauper. Psalm IX.
-ocr page 22-
20
lievelingen van den Heiland verlieten zich niet
op de rijkdommen, maar legden zich toe op de
beoefening der heilige armoede, door hun Meester
tot een evangelischen raad verheven. Deze ont-
hechting aan de aardsche goederen is de grond-
slag van het leven der heiligen. Dan dit alles
was nog niet genoeg; Jezus Christus bezat nog
geen leger van armen, die zich geheel en al aan
zijn dienst hadden gewijd. Voor de dertiende eeuw
was dit wonder weg gelegd, en Franciscus van
Assisië was de bevoorrechte, die deze ridderorde
der Kerk schenken mocht. Wondervol slaagde
zijne edelmoedige onderneming. Bij gelegenheid
van het generaal kapittel, gehouden in het jaar
1219, tien jaren na de vereeniging van zijne
eerste twaalf leerlingen, kwamen uit de verschil-
lende provinciën, vijf duizend minderbroeders zich
legeren in de Vallei van Spoleto. Door de predi-
king der dwaasheid de zielen terug te brengen
tot den eenvoud des geloofs, de armoede op den
troon te verheffen en haar te begroeten als de
gebiedster, de heerscheres der wereld, ziedaar in
korte woorden de zending van Franciscus.
Dit vermochten de geschiedschrijvers, ja zelfs
de keur onder hen, niet te begrijpen. Hooren we
Gibbon: »Het was te Rome op den 15n October
1763, terwijl ik neergezeten op de puinhoopen
Tan het Kapitool mijne droomen vrij spel liet en
ongeschoeide monniken in den tempel van Jupiter
de Vespers zongen, dat ik voor de eerste maal
-ocr page 23-
21
het plan in mij voelde opkomen, om de geschie-
denis te schrijven van het verval en den onder-
gang dezer stad." De armoede, die den kop van
den ouden hoogmoed verplet heeft, was dezen
beroemden Engelschman eene ergernis — zij hield
hem een nacht lang den slaap uit de oogen, en
verrijkte de achttiende eeuw roet eene geschiedenis,
die uiterlijk belangrijk en grootsch is, maar die
in hare laatste oplossing eene welsprekende leu-
gen dient genoemd te worden. — Hooren we
nu de getuigenissen der middeleeuwen omtrent
de zending van Franciscus.
Door de volheid der geestelijke gaven hem
geschonken, heeft Franciscus het licht van het
Evangelie doen stralen; hij heeft de dwalingen
verstrooid, de wijzen dezer wereld verlicht, en de
aarde met hemelsche goederen vervuld. 1) Fran-
ciscus en Dominicus zijn de twee olijven en de
twee kandelaars, die daar staan voor het aanschijn
des Heeren; zij bezitten de zalving der liefde en
der zelfopoffering, zij verlichten de wereld door
hunne leering, zij zijn de twee cherubijnen vol
wijsheid, die den verzoendeksel overschaduwen, de
twee van liefde vlammende Serafijnen die elkander
toeroepen: Heilig, heilig, heilig is de Heer, de
God der heerscharen, zij vervullen door hunne
prediking en hun voorbeeld geheel de aarde met
1) Luc. Tud. advers. Albig., Lib. II. Cap. III.
-ocr page 24-
22
de glorie Gods. 2) De Minderbroeders, die door
hunne verachting van de wereld, door hunne
onthechting aan zich zelven, door het habijt dat
zij dragen, in waarheid de geringste en nederigste
zijn onder alle kloosterlingen van dezen tijd, zij
doen hun best om de armoede en de nederigheid
der eerste Christenen weer in eere te brengen, zij
putten zoo gretig uit de bron van het Evangelie,
dat zij niet slechts de geboden, maar ook de
raadgevingen er yan vervullen en een getrouwe
weerklank zijn van het leven der apostelen. Zij
doen afstand van hunne goederen en bezitten hoe-
genaamd niets, zoo zelfs dat zij niets ter wereld
hebben, wat zij hun eigendom kunnen noemen:
geen huis, geen kerk, geen landerijen, geen beesten,
ja geen plekje om hun hoofd er op neer te leggen.
Van alles ontbloot, volgen zij den doodarmen Jezus,
zij verloochenen zich zelven, dragen hun kruis,
waken nauwlettend op hun eigen gedrag en gaan
met vasten tred op den weg der volmaaktheid
voort. Twee aan twee worden zij op missie ge-
zonden, en als zij op reis zijn, hebben zij geen
reiszak, geen brood of geld bij zich, terwijl ze
blootsvoets den weg afleggen. Noodigt men hen
ten eten, dan eten zij wat men hun voorzet;
geeft men hun een aalmoes, dan bewaren zij niets
voor den volgenden dag. Door hunne prediking,
2) S. Antonin, Chron., part. III, tit. XXIII, Cap. I.
-ocr page 25-
23
maar bovenal door hun voorbeeld, boezemen zij
de verachting der wereld in. De rijken verlaten
hunne steden, hunne landerijen en bezittingen en
vergenoegen zich met het habijt der Minderbroeders,
dat wil zeggen eene schamele pij en een koord
als gordel. Zij hebben zich zoo vermenigvuldigd
dat er geen gewest is in geheel de Christenheid,
of zij hebben er ook huune broeders, om aan de
wereld als in een kristalhelderen spiegel het ver-
achtelijke van hare ijdelheden te toonen. Zij wei-
geren aan niemand de intrede in hunne orde, en
zij nemen zooveel te eerder nieuwe leden aan,
wijl zij zich, wat de zorg voor hun onderhoud
aangaat, geheel en al op de Voorzienigheid ver-
laten. De Heer geeft zijnen dienaren in de wereld
het honderdvoudige op zoo zichtbare wijze, dat
diegenen, van wie de Minderbroeders gastvrijheid
en aalmoezen aannemen, zich gelukkig achten.
Zelfs de Saracenen bewonderen hunne nederig-
heid en hunne volmaaktheid, zij ontvangen hen
met blijdschap en voorzien hen van het noodige,
wanneer zij onverschrokken onder hen het Evan-
gelie komen verkondigen. 1)
Daar waren vele menschen, die vol berouw al
de ijdelheden dezer wereld vaarwel zeiden en
Franciscus navolgden, met het vurig verlangen
om de volmaaktheid, door Jezus ons geleerd, te
1) Jac. de Vitry, Hist. occident., Cap. XXXII.
-ocr page 26-
24
bereiken; van dag tot dag groeide de orde zoozeer
aan dat zij zich uitstrekte tot aan het uiteinde
der aarde. De armoede, die zij beschouwden als
de eenige bron van hunne uitgaven, stelde hen
in staat aanstonds te gehoorzamen, allerlei reizen
te ondernemen, en de vermoeienissen te verduren.
Zij bezaten niets op aarde, daar was geen aardsch
goed dat hen trok en dat zij vreesden te verliezen.
Overal veilig, zonder vrees of zorgen, leefden zij
in een onverstoorbaren zielevrede. \'s Morgens wacht-
ten zij met gerustheid het vallen van den avond
en zij bekommerden zich niet over den volgenden
dag. \'t Is waar zij hadden dikwijls beleedigingen en
verachting te verduren, maar de liefde tot Jezus
en zijn heilig Evangelie had hen zoo geduldig
gemaakt, dat zij zich gelukkiger gevoelden, wan-
neer men hen kwalijk bejegende, dan op plaatsen
waar de glans hunner deugden hun de liefde en
achting der inwoners deed verwerven. Gebrek en
overvloed was even welkom. 1) Ik zou zonder
moeite dit tafereel kunnen vergrooten met meer
andere heerlijke plaatsen, uit verschillende ge-
1)  S. Bonavent. Cap. IV.
2)  Chronique de 1\'abbé d\'Ursperg, Carolus de Tapia Na-
politanns, de Religionis rebns Cap. LIV. Matthiea d&
Westminster in Floribus historiae. Le moine de St. Jus-
tine de Padoue, bij Muratori enz. Welk een hemelsbreed
verschil tusschen deze getuigenissen en de woorden van
Bayle »Franciscns van Assisie die gedurende zjjn leven
zooveel blijken van waanzin heeft gegeven."
-ocr page 27-
25
schiedschrijvers, doch ik wil ze liever in \'t kort
samenvatten in het bewonderenswaardige lied van
Guittone d\'Arezz. »O Franciscus, de wereld was
blind en gij hebt haar het licht weergegeven,
zij was melaatsen en gij hebt haar gezuiverd, zij
was dood en gij hebt haar ten leven opgewekt,
zij was neergestort in den eeuwigen afgrond en
gij hebt haar ten hemel doen stijgen, o Franciscus!"
Het schoonste schouwtooneel, dat zich hier op
aarde aan onze oogen vertoont, is de Kerk van
Jezus Christus, welke evenals de arend zich steeds
verjeugdigt. Eeuwig zooals God zelf is het Chris-
tendom de weg, de waarheid en het leven. Het
bewaart en verspreidt onder de menschen, als een
geheiligd erfdeel, dat edele en onvergankelijke
geloof, dat ook zelfs dan wanneer wij het niet
met de oogen des geloofs, maar van zuiver men-
schelijk standpunt beschouwen, het hoofdbeginsel
van alle goed ie. De geschiedenis van eene der
vernieuwingen van de eeuwige jeugd der Kerk,
kom ik heden mijnen broeders aanbieden, om hen
daarmede te troosten en nieuwen moed in hunne
harten te storten. Ziedaar het maatschappelijk doel,
dat ieder katholiek schrijver moet nastreven. 1)
1) Sanctornm vita probis fulcta operibus, et doctrina
frnctnosa, signis comprobata, cum militantisi ecclesiae
filios illustrent limpidin3, dirigant rectios in agendis, ae-
dificent efficacius, animnm placidius demulceant, et in-
-ocr page 28-
26
De geschiedschrijver heeft bovendien in deze
eeuw eene gewichtige taak: hij moet namelijk de
gebeurtenissen weer in hun waar daglicht stellen,
een zuiveringsproces houden onder al de heiligen-
beschrijvers der beide laatste eeuwen, onder al
die Vellys, Mézerays, Anguehls der christelijke
geschiedenis, wier geliefkoosd werk de koude en
hatelijke verloochening was; hij moet opklimmen
tot de bronnen, tot de eerste gedenkstukken.
Natuurlijk zijn niet alle nieuwere heiligenbe-
schrijvers van hetzelfde hoofdbeginsel als Baillet
en dokter Launoy uitgegaan, zij hadden niet allen
hunne verderfelijke bedoelingen, maar het meeren-
deel is uiterst droog, koud en zonder beteekenis;
hun eenig talent bestond in het verwringen van
hun vroom karakter en hun geest vol van we-
tenschap. Het kwaad is algemeen geweest: Spanje
heeft de liefelijke verhalen van Ribadeneyra ver-
geten, Italië, het edele en liefelijke Italië, waar
ieder christen zoo gaarne de schoonste dagen
zijn leyens zou willen doorbrengen, deze natie,
die, naar het doordacht en kernachtig woord van
Macchiavelli, geboren schijnt om de doode dingen
weer zuiver leven in te storten, 2) is overweldigd,
dncant ad in midi contemptnm, ac omni virtute, et efficacia
Christnm prosequendnm prae omnibus clament, incitent
et impellant. Barthel. de Pise. Prologus.
2) Questa provincia paro nata a risuscitare Ie cose mor-
te. Arte della guerra, lib. VIIL
-ocr page 29-
27
gewond en gedood door de kritiek wier verwaand
en heidensch uiterlijk met een schijn van weten-
schap pronkt. In het hart van het volk leven
evenwel nog altijd de echte overleveringen voort,
en voortreffelijke hagiographen als Jacobelli, Sil-
vano, Razzi en Brocchi 1) blijven nog steeds ge-
zocht. Frankrijk met zijne ontvolkte kloosters, waar
zooveel heiligen geleefd hebben, heeft bij zijne
kloosters ook zijne gidsen en modellen ingeboet
en de geestelijkheid, die over het algemeen zeer
deugdzaam is en zich door eene groote geestes-
ontwikkeling onderscheidt, is nog altijd verzot op
die ongelukkige levens der heiligen, die onder
den ijskouden Engelschen invloed geschreven zijn.
Nogtans wij hebben groote hulpmiddelen tot onze
beschikking, wij bezitten de rijkste arsenalen der
christelijke wetenschap; in den liefelijken tuin
van Frankrijk ontlook eenige jaren geleden
eene heerlijke bloem, de heilige Elisabeth van
Hongarije; in onze taal heeft een welsprekend
Dominicaan het leven van den heiligen Dominicus
verhaald en een zoon uit het kamp van Israël
gekomen, heeft het wondervolle tijdperk van den
heiligen Bernardus bezongen.
Het leven\' van een heilige te schrijven is geen
gemakkelijke taak : wetenschap alleen is hier niet
voldoende. Zeker, de mannen wier betreurenswaar-
1) De eerste heeft de levens der heiligen van Umhrie
geschreven, de twee anderen die der heiligen van Toscane.
-ocr page 30-
28
dige dwaling wij zoo even beschreven hebben,
ontbrak het geenszins aan wetenschap. Men be-
hoort zich, opgewekt door eene groote en diep-
gevoelde sympathie, vertrouwd te maken met de
gedachten, de hoop, het levende en offervaardige
geloof van lang verdwenen geslachten, en de
frissche lucht der christelijke poëzie waarin zij
leefden, te hebben ingeademd; want wil men een
tijdperk begrijpen en naar waarde schatten, dan
moet men het beoordeelen naar de ideeën die het
bijzonder kenmerken. Bovendien moet men er naar
streven om door het gebed en de onafgebrokene
beoefening der nederigheid van den hemel een
weerglans van heiligheid te verkrijgen. Een mensch,
die niet door eigen oefening: met de wegen van
het geestelijk leven bekend is, is niet in staat
het leven van een heilige te schrijven; zoo iemand
zou gelijk zijn aan een blinde, die over de uit-
werkselen van het licht zou willen oordeelen. Hij
mist dien zin, welken God geeft om den waren
God te kennen en te zijn in zijn waren Zoon. 2)
Eene vrouw, die in de politieke gebeurtenissen
en de schandelijkste kuiperijen betrokken was
geweest, werd door de genade getroffen in een
wonderbaren droom, een van die welke God zelf
uit den Hemel ons door bemiddeling zijner engelen
overzendt. Zij meende, dat zij alleen in een bosch
2) Dedit nobis sersum, ut cognoscamns verum Deum,
et simüB in vero Filio ejus. Epist. la St. Joan. Cap. V.
-ocr page 31-
29
wandelend, in een klein hutje een blinde had
ontmoet; zij ging naar hem toe en vroeg hem
of hij blind was geboren, of door het een of ander
ongeluk in dien staat was gebracht; hij ant-
woordde haar dat hij blind geboren was. Gij
weet dus niet, hernam zij, wat het licht is, dat
schoone en liefelijke licht, en de van glans en
schoonheid stralende zon. Ik kan mij er zelfs geen
voorstelling van maken, zeide hij; maar ik geloof
toch dat zij verrukkelijk schoon moet zijn.....
Mijne blindheid leert ons dat er uitmuntende en
voortreffelijke dingen zijn, die aan ons oog ont-
snappen, en die niet minder waar, niet minder
begeerenswaardig zijn, al kunnen wij ze niet
begrijpen, noch er een begrip van vormen. Anna
gevoelde zich verlicht, vervoerd van vreugde sloot
zij den armen blinde in hare armen, die haar een
veel schooner licht had leeren kennen dan dat
waarvan hij zelve beroofd was. Zij weende, pleegde
boetvaardigheid en Bossuet gaf bij haar graf wel-
sprekenden troost.
Vele van onze nieuwere schrijvers, zelfs de
voortreffelijkste onder hen gaan mank over eene
zijde: het leven der heiligen is in hun oog eene
verhevene dwaasheid, een droom, eeue poëzie; zij
hebben niet het minste begrip van de wonderbare
werking Gods.
Wij beweren geenszins, dat men zoo maar on-
bezonnen alles moet aannemen wat in de levens
der heiligen verhaald wordt, alleen omdat het
-ocr page 32-
30
er in staat, maar wij zeggen dat feiten door ge-
tuigenissen, niet door redeneeringen bewezen worden.
De taak van den geschiedschrijver bestaat hierin,
dat hij de getuigenissen aan een degelijk onder-
zoek onderwerpe en dat hij dit doe met oprechtheid,
met kunde en bezield met eene algeheele onder-
werping aan het gezag der Kerk. Ziedaar de
regels der ware geschiedkundige kritiek. Bij al
die langdurige onderzoekingen, die wij met kin-
derlijke liefde in monumenten en boeken gedaan
hebben, volgden wij geen anderen regel; — en,
o mijn God gij weet wat al lijden ik daarvoor
heb moeten verduren ! Nogtans die jaren zijn de
twee gelukkigste van mijn leven. De ontelbare
boeken, die ik heb doorgelezen, riepen mij heilige
personen voor den geest met wie ik mij onder-
hield. Ik was tegenwoordig bij het groote treurspel
van hun aardsch bestaan, ik vond hen terug in
mijne gebeden, die door hen aan Jezus Christus in
den Hemel werden aangeboden; ik vond hen terug
in de lange galerijen der Appenijnsche kloosters,
in de nederige kapellen der bergen, in de een-
zame wouden; hen vond ik altijd, overal.
O ik beken het, het oogenblik waarop ik deze
regels schrijf, vervult mijn hart met droefheid;
want het zegt mij dat ik van die bewonderens-
waardige mannen moet gaan scheiden, die, twee
jaren lang, de trouwe gezellen van mijn arm en
nederig leven waren, en ik ween, terwijl ik mijn
boek een laatst vaarwel toeroep!...
-ocr page 33-
31
Ik verklaar alzoo luide, dat zoo men een enkel
feit in deze geschiedenis van den H. Franciscus
van Assisië kan omverstooten en loochenen, ik
voor mij zal toegeven dat de heilige patriarch
nooit bestaan heeft; want om zijn bestaan te be-
wijzen kan ik geen andere getuigenissen aan-
voeren dan die welke tot bewijs zijner wónder-
daden dienen. Jezus Christus heeft gezegd : » Voor-
waar, voorwaar ik zeg u: die in mij gelooft, hij
zal de werken, die ik doe, ook zelf doen, ja, hij
zal nog grootere doen dan deze; want ik ga tot
den Vader. En al wat gij den Vader zult vragen
in mijn naam, dat zal Ik doen. En deze teekenen
zullen hen volgen, die geloofd zullen hebben : in
mijn naam zullen zij booze geesten uitwerpen,
nieuwe talen zullen zij spreken, slangen zullen zij
opnemen, en hebben zij iets doodelijks gedronken,
het zal hun niet schaden; aan kranken zullen zij
de handen opleggen en zij zullen gezond worden." 1)
En men meene niet dat deze belofte alleen voor
den tijd der apostelen gegeven is, of dat de won-
deren alleen bij de vestiging van het geloof nood-
zakelijk waren. Met welk recht beperkt gij de
woorden van den Zoon Gods? Hoe bewijst gij,
dat zich sedert de tijden der apostelen nooit om-
standigheden hebben voorgedaan, waarin voor het
welzijn van den godsdienst wonderen noodzakelijk
waren? Zij waren noodzakelijk voor de ongeloo-
1) S. Joan. Cap. XIV. S. Mare Cap. XVI.
-ocr page 34-
32
vigen, aan wie in den loop der tijden het Evan-
gelie verkondigd is, evengoed ais voor de Grieksche
en Romeinsche afgodendienaars, aan wie het on-
middellijk verkondigd werd. De Kerk had ze
noodig ter beschaming der dwaalleeraars, die achter-
eenvolgens hare dogma\'s bestreden, alsook om het
geloof harer kinderen te versterken; zij waren
altijd noodzakelijk om de voortreffelijkheid der
deugd te doen uitkomen, om God te verheerlijken,
de zondaars te bekeeren, de godsvrucht te doen
herleven en het verlangen naar de eeuwige goe-
deren nieuw voedsel en nieuwe kracht te geven.
Sommige lieden, zelfs onder de godvreezenden,
durven in hunne onbedachtzaamheid zeggen: Die
mirakelen zijn geen geloofsartikelen, de Kerk
verplicht ons niet ze te gelooven. Inderdaad er
bestaat onderscheid tusschen het geloof in de ge-
heimen, die op goddelijk gezag gegrond zijn en
aan welke men zich moet onderwerpen, en het
geloof in de mirakelen uit de levens der heiligen,
voor welke slechts menschelijke getuigenissen kun-
nen aangevoerd worden; maar wij houden vol
dat het geloof aan de geheimen ons noodwendig
zal brengen tot het geloof aan de genoegzaam
bewezen mirakelen uit de levens der heiligen.
Inderdaad indien wij met een vast en onwankelbaar
geloof aannemen, wat God, in zijne oneindige
goedheid, voor het heil der menschen heeft willen
doen, en wat Hij nog dagelijks doet in het aller-
heiligste Sacrament, is het dan zoo moeilijk om
-ocr page 35-
33
aan te nemen, dat hij zijnen getrouwen dienaren nu
en dan buitengewone blijken van welwillendheid
zal toonen. Gelooft men dan overigens in de we-
reld alleen, hetgeen de Kerk ons gebiedt te ge-
looven ? Wanneer gij de wonderen loochent, dan
loochent gij wat de Vaders ons getuigen, nadat
zij dit met eigen oogen gezien, of ten minste
nauwkeurig onderzocht hebben. Zoo moet ge
noodzakelijk tot het besluit komen, dat zij alles
goedgeloovig aannamen of dat zij het volk be-
drogen. Wonderen niet te willen gelooven, die
door eene onafgebroken, algemeen erkende o ver-
levering tot ons zijn gekomen, staat gelijk met
de verwerping van alle overlevering. Wat moet
men denken van de heiligen, indien men de won-
dervolle genadegaven, die ons duidelijk maken, wat
God voor hen gedaan heeft, voor ongerijmdheden
aanziet, indien men de vrucht van hunne predi-
katien aan het toeval toeschrijft ? — Ja, wat wordt
«r zelfs van hunne heldhaftige deugden? Welk
oordeel zal men over hunne daden vellen? Zijn zij
in het eene punt meer te gelooven dan in het
andere? Wanneer men beweert dat er sinds de
tijden der apostelen geen mirakelen geschied zijn,
dan moet men noodzakelijk tot de gevolgtrekking
komen, dat de Kerk, die hare heiligverklaringen
op de mirakelen grondt, bij zulk eene plechtige,
godsdienstige handeling de leugen verheerlijkt en
dat de openbare eeredienst niets anders is dan
3
-ocr page 36-
34
eene onzekere afgoderij. Maar tusschen zulk eene
bewering en ketterij bestaat geen onderscheid,
want de hoofdbeginselen van den godsdienst zeg-
gen ons, dat de Kerk bij deze gelegenheden op
bijzondere wijze door deo heiligen Geest wordt
bijgestaan, zoodat zij zich niet bedriegt, ja zich
niet kan bedriegen. 1) — Hoezeer beklaag ik die
menschen, welke Bossuet met deze gestrenge woorden
brandmerkt: »Zij zijn tevreden, mits men hen
aanzie voor veel scherpzinniger opmerkers dan
anderen; zij meenen verstandiger te zijn door
zulke wonderen niet te gelooven." 2) Deze won-
dervrees, die zijn oorsprong vindt in de zwakheid
van eene met zonden beladen ziel, is eene ernstige
ziekte, die noodlottige gevolgen na zich kan slepen.
De zucht naar het wonderbare is een overschot
onzer oorspronkelijke grootheid, en de mensch,
geschapen om de wonderen der Godheid te aan-
schouwen, wordt tot op het oogenblik dat zijn
oog ze aanschouwt, door eene aangeboren drift
voortgedreven tot alles, wat er de sporen van
schijnt te dragen. Zoo vindt men altijd naast de
zoogenaamde oude poëzie, die de ware volkspoëzie
is, want zij bezingt wat op \'s harten grond ligt
en op aller lippen zweeft, een eenvoudig verhaal
1)  Melchior Canus, de Locis theol. Lib. v. quaest. v.
Lovan. 1564. Pater Chalippe geeft ons omtrent dit punt
heerlijke bemerkingen.
2)  Première instruction sur Ie Nouveau Testament, de
Trévoux p. 21.
-ocr page 37-
35
dat denzelfden traditioneelen stempel draagt en
berekend is voor het gewone volksverstand. In de
klassieke oudheid ontmoeten wij Homerus en He-
rodotus; Niebuhr brengt de voornaamste verhalen
van Titus Livius in verband met enkele in ver-
getelheid geraakte volkszangen, waaraan hij den
naam geeft van »Saga" eene Scandinavische uit-
drukking, die hij in algemeenen zin wil hebben
opgevat. In de middeleeuwen gaf de godsdienst, die
geheel de maatschappij had doordrongen, een ge-
heel ander voorwerp aan den onverzadelijken dorst
naar het wonderbare, hij overschreed de wezenlijke
grenzen der geschiedenis, hij was als een stroom
die naar alle zijden overloopt en hij vlocht om
zoo te zeggen een dichterlijken stralenkrans om
de ware geschiedenis der heiligen. Het Christendom
heeft zijne Saga\'s gehad, die men gewoon is le-
genden, legendarische poëzie te noemen. De legende
heeft altijd het ware tot grondslag, geschiedkundige
gegevens, en het zou eene groote onhandigheid
wezen, indien een geschiedschrijver ze zonder ge-
zette studie verwierp, want in haar schuilt het
inwendig leven der middeleeuwen, zij geeft ons,
althans voor een groot gedeelte, den sleutel tot de
symboliek der kunst. Aldus het ware van het
valsche, het licht van zijne stralen en zijn weer-
glans te onderscheiden, het gezag der schrijvers
te toetsen, ziedaar de taak des geschiedschrijvers,
ziedaar waarin de grondige, wetenschappelijke
kennis der middeleeuwen bestaat. Zonder onder-
-ocr page 38-
36
zoek alles aannemen is niet minder te laken dan
alles voetstoots te verwerpen. Maar vooral dienen
we op onze hoede te zijn ten opzichte van de
mannen, die aan het Catholicisme wel de eer
willen bewijzen het hunne belangstelling te toonen.
Zij zijn eene der vijf wonden van onzen tijd. Het
voorhangsel van het heiligdom is verscheurd en
ongewijde voeten hebben zijn gewijden vloer be-
treden zonder zich volgens de wet gezuiverd te
hebben ; men heeft de heining verbroken waar-
mee de wijngaard des Heeren omheind was en
ziet hij is vertreden door allen die langs den weg
des levens voorbij gaan. 1) Deze heiligschennende
handen, welke de arke des verbonds aanraken, die
menschen welke den Catechismus der kinderen niet
kennen en niettemin over de geheimen hun oordeel
willen vellen, zulke lieden behooren ons weerzin
en verontwaardiging in te boezemen en ijver en
moed in onze harten te doen ontvlammen.
\'t Wordt eindelijk tijd dat we, nadat twee
eeuwen lang goddelooze woestaards alles wat
heilig is hebben vernield, neergezeten te midden
van puinhoopen, in deze onafzienbare woestenij
waar we, zoover ons oog reikt, slechts doornen
van weedom en onspoed aanschouwen, dat we
eindelijk weer eens de lofliederen van ons vader-
land aanheffen en bouwstoffen aanvoeren ter her-
1) Ut quid destruxisti maceriam ejus, et vindemiant
omnes qui praetergrediuntur eam! Psalm 79.
-ocr page 39-
37
bouwing van den tempel der katholieke weten-
schap. Laat iedereen in den staat, waarin de
Voorzienigheid hem plaatste, aan de restauratie
der wetenschap arbeiden. Eene ernstige, kalme
studie, eene studie, die alleen de eer van God
beoogt, biedt ons eene toevlucht, wekt ons ver-
trouwen. Met haar komt men de kwade tijden
door zonder dat men er den last van gevoelt,
terwijl men de Kerk van Christus dient en van
zijne levensdagen een heilig gebruik maakt. Zulk
een waardig voorbeeld door de ware Christenen
aan de wereld gegeven, zal de zedelijke uitputting,
waaraan het huidig geslacht lijdend is, genezen;
het zal wellicht de eene of andere dier zwakke
zielen, die \'s morgens troost en kracht zoeken bij
al die leeringen van één dag, om \'s avonds,
moedeloos en uitgeput, zich der wanhoop over te
geven, weer op den weg des geloofs terugbrengen;
want wij behooren niet enkel jegens hen, die geleden
en geweend hebben, medelijden te koesteren, maar
ook jegens hen, die nog lijden en weenen. Wan-
neer we voor onze oogen de levenden zien jam-
meren, dan moeten we onze tranen niet gaan
plengen op de assche der dooden. Midden tusschen
het hartzeer, dat het verleden ons baart en de
hoop, die eene betere toekomst ons inboezemt, vol
vertrouwen op Hem, die in alle natiën de kiem
der genezing gelegd heeft, zullen we onze oogen
naar het oosten wenden, zullen we bij de oude
tijden nuttige lessen opzoeken en aan de heiligen.
-ocr page 40-
38
onze voorouders, kracht en onderwerping gaan
vragen. Ziedaar de verheffing der aardsche weten-
schap; zonder dit alles zou zij zeer weinig tebe-
teekenen hebben, ja niets meer dan kinderwerk
mogen heeten.
Wij verklaren uit geheel ons hart, dat het
kruis van Jezus Christus onze eenige hoop is ; als
eene eeuwige gedachte, die bij het wentelen der
eeuwen, met den glans eener onverwelkbare jeugd
getooid blijft, zoo staat het daar tusschen hemel
en aarde, ten val of ter opstanding van maat-
schappijen of individuen, zooals de offeraar Simeon,
de laatste vertegenwoordiger van geheel de oude
wereld, in zijne profetische verrukking zong.
Het kruis heeft de geslachten gered, die voor
ons op de moeielijke wegen des levens geweend
en gebeden hebben, het zal ook ons redden, in-
dien we vertrouwen hebben.
-ocr page 41-
HOOFDSTUK I.
Geboorte van Franciscus, zijne jeugd,
zijne bekeering*
1182—1206.
Honestura fecit illura Dominus, et cus-
todivit eum ab inimicis, et a seduo
toribus tutnvit illum.....Justura de-
duxit Dominus per vias rectas, et os-
tendit illi rcgnum Dei.
Breviarium Romanum.
Pietro Bernardone Moreconi en zijne echtge-
noote Picca waren eenvoudige burgers van de
stad Assisië; hun fortuin bestond in een uitge-
breiden handel, vooral op Frankrijk. God had
hen , in zijne barmhartigheid, uitverkoren tot
ouders van den serafljnschen man, die eens met
zijne heiligheid en roem de wereld moest opluis-
teren. Dit kind van zegening; zag: het eerste le-
P            DO
venslicht in het jaar 1182, terwijl Lucius II den
Stoel van Petrus bekleedde. Het behaagde den
Hemel, die geboorte door wondervolle voorteeke-
nen aan te kondigen, en haar eenige gelijkenis
-ocr page 42-
40
te geveu met de geboorte van zijn Zoon in
den tijd.
De heilige Hildegardis zag, in eene geestver-
rukking, de Kerk van Jezus Christus onder het
beeld eener zeer schoone vrouw, wier droevig
aangezicht met stof overdekt was, en die tot
God zeide : »De vossen hebben hunne holen en
de vogelen des hemels hunne nesten, ik echter
heb niemand, die mij troost of hulp biedt; daar
rest mij zelfs geen stok om op te steunen. 1)
Aanstonds wekte God den armen Franciscus op
om zijne Kerk te schragen. Picca verduurde reeds
geruimen tijd de grootste smarten, toen een pelgrim
haar aankondigde, dat hare verlossing niet dan in een
stal zou geschieden, en haar kind op stroo moest
geboren worden. Hoe vreemd die raadgeving ook
klonk, zij werd opgevolgd en de moeder beviel
voorspoedig. 2) Het was feest in den hemel en
op aarde; eenige vrome zielen hoorden in den
nacht blijde vredes-hymnen aanheffen boven
eene kleine, nederige kapel, gelegen in het veld
aan den grooten weg; zij werd van toen af ka-
1)  Epist. S. Hildegard. Biblioth. Veterum Patrnm, torn
XV, p. 657, Keulen, 1622, in folio.
2)  Wadding, Annales Minorum. Deze stal werd later in
eene kapel herschapen, bekend onder den naam van San
Francesco il Piccolo. Op de denr staat in zeer oude letters
dit latijnsche opschrift te lezen:
HOC ORATORIUM FUIT BOVIS ET ASINI STABULUM,
IN QUO NATUS EST FRANCISCUS, MUNDI SPECULUH.
-ocr page 43-
41
pel van Onze Lieve Vrouw der Engelen genoemd,
en werd later een zeer beroemd bedehuis. Een
man uit het volk was de voorlooper van Fran-
ciscus, hij doorkruiste de straten van Assisië on-
der den uitroep: Vrede en heil! In de eerste
levensjaren van Franciscus zweeg hij. 1) Bij het
doopsel bood een onbekende zich aan om Fran-
ciscus ten doop te houden; hij drukte het kind
met teederheid in zijne armen......het was een
engel door God gezonden. 2) Volgens het verlan-
gen zijner moeder ontviug het kind den naam
van Joannes, den beminden apostel, die weleer
rustend aan de borst van Jezus in de geheim-
volle diepten van liefde en genade doordrong. Die
heilige naam was een gelukkig voorteeken. Pietro
Bernardone, die destijds voor handelszaken in
Frankrijk reisde, ontving, bij zijne terugkomst,
met groote vreugde de tijding, dat hem een zoon
geboren was; om de herinnering aan deze geze-
gende reis levendig te houden, gaf hij den klei-
nen Joannes den bijnaam van Franciscus, welken
naam deze later steeds droeg en dien hij heiligde
1)   Praecursorem habnit, hominem se : qui ferventer per
Assisiam pergens, dicebat: Pax et bonurn, pax et bonum.
Barthelemy de Pise. Liber Conformitatam Fract X part. 2.
2)  Cum seraficus Franciscus baptizaretur, adfuit angelus
vestita et incessu gravis, qui ultro elevando, e sacro fonto
infantulo se obtulit. Wadding 1. c. t I in folio.
-ocr page 44-
42
en met eeuwigen roem vervulde. Daar ligt in een
naam iets geheimzinnigs, iets goddelijks, een ge-
heim, eeue harmonie, die wij eens zullen begrijpen.
Picca gevoelde voor haren Franciscus die onuit-
sprekelijke liefde, welke eene jonge moeder haar
eerstgeboren kind pleegt toe te dragen, zij voed-
de hem zelve en omringde zijne wieg met hare
godsvrucht, hare toewijding en hartelijke liefkoo-
zingen, en al het goede, al het edelmoedige dat
er later in Franciscus uitblonk, was een erfdeel
zijner moeder. Over zijne jeugd zijn geen bijzon-
derlieden tot ons gekomen. Zijne jonge jaren
sleet onze heilige geheel in het verborgen onder
het vaderlijke dak, want de kinderjaren zijn bij
allen dezelfde. Zij vormen in het leven een tijd-
perk van geloof, hoop en liefde , zij worden
opgeluisterd door die onschuld, dien eenvoud, die
kinderlijke ongedwongenheid, die liefelijke en een-
voudige deugden, die, willen we gelukkig zijn,
ook op lateren leeftijd ons sieraad moeten wezen.
Het rijk des hemels behoort den kleinen en hun
die den kinderen gelijken.
Als aankomend knaapje werd hij door zijne
moeder toevertrouwd aan de zorgen van vrome
geestelijken uit de parochie van den H. Geor-
gius, die hem onderwezen in de eerste beginselen
van den Christelijken godsdienst en de mensche-
lijke kundigheden. Maar al spoedig hielp hij
zijn vader in den handel en gaf hij zich met
-ocr page 45-
43
hart en ziel aan deze bezigheid over. 1) Pietro
Bernardone was een hardvochtig, baatzuchtig en
gierig man ; Franciscus daarentegen had een me-
delijdend hart, was uitermate barmhartig en ver-
kwistend tot in het buitensporige. 2) Het geld,
dat hij verdiende, werd niet door hem gespaard;
hij gaf groote maaltijden aan zijne vrienden en
na goed gegeten en gedronken te hebben, stonden
zij des avonds van tafel op, doorkruisten bij troep-
jes de anders zoo rustige straten van Assisië, ter-
wijl zij volksliederen zongen of zich vermaakten
met spel en luidruchtig getier. \'S) Franciscus was
een liefhebber van schoone kleederen en van al-
les wat prachtig en zeldzaam is. Zijn vader ver-
weet hem dikwijls zijne groote uitgaven, zeg-
gende dat men hem eerder voor een vorstenzoon
zou aanzien dan voor een zoon van een koop-
man. 4)
Maar meer beteugelde men hem overigens niet,
en zijne ouders waren zelfs bevreesd hem om
1)  Hic postquam fnit adnltus et subtilis ingenii factus
artera patris id est negotiationem exercuit. Vita a tribus
sociis.
2)  Sed dissimiliter valde quoniam ipse liberalior valde
et hilarior. A tribu9 sociis.
3)  Deditus jocis et cantibus civitatem Assisii die noo
tuque circumiens sibi sinnlibus est associatus. A tribuis
sociis.
4)  Ut non eorum filius sed cujusdam magni princi-
pis videretur. Vita a tribus sociis.
-ocr page 46-
44
zulke zaken te bedroeven. 1) De teedere liefde,
die zijne moeder hem toedroeg, gaf hem vrij spel,
en zijn vader verbroederde zich met deze ver-
kwisting, vooreerst omdat hij zeer rijk was, en
misschien ook wel uit eene zekere soort van ver-
borgen hoogmoed; het deed zijn vaderhart goed,
dat zijn. zoon de eerste, de aanvoerder was der
jongelingschap van Assisië, want het edelmoedig
karakter van Franciscus bracht hem overal, waar
glorie te behalen was of een avontuurlijk helden-
feit moest ondernomen worden. Ook de inwoners
van Assisië waren vol bewondering voor hem en
gaven hem den bijnaam van »bloem der jonge-
lingschap.
2)
Het ontbrak in die dagen in Italië niet aan
gelegenheden om zijne toewijding aan het vaderland
te toonen. De verbrokkeling van dat schooue land
in tallooze kleine republieken, onder welke eenigen
zich tot zeer hoogen trap van gloriernacht hadden
verheven, deed de belangen zeer uiteenloopen, en
ontwikkelde allerwege eene verbazende bedrij vig-
heid. — Assisië en Perugia, die met elkaar om
den voorrang streden, stonden gewoonlijk vijandig
tegenover elkander en waren dikwijls in twist en
1)  Qnia tarnen divitos erant parentes ejns, et ipsum
tenerrime diligebant, tolerabant eum, in talibus ipsum
turbare nolentes. A tribus sociis.
2)  Seraphicus Franciscus a primis annis maxime fuit
dilectns, unde cives Assisiates eum vocabant juvenum
florem. Wadding Annales Minorum t i.
-ocr page 47-
45
oorlog gewikkeld. De jongelingschap dier beide
steden bovenal deed niets liever dan gewapende
tochten in het vijandelijk gebied, en was er onver-
poosd op uit elkander te overvallen. Bij een dezer
tochten werd Franciscus met eenige zijner mede-
burgers krijgsgevangen gemaakt; zijn moed werd
evenwel door dazen tegenspoed geenszins gebroken
en hij behield zijne kracht en de opgeruimdheid,
hem eigen, ook toen hij in boeien verzuchtte. Een
zijner metgezellen, die zich door droefheid liet
overmannen, verweet hem eens dat hij zijne vroo-
lijkheid en tevredenheid ook in den kerker be-
hield. — Maar wat denkt gij dan van mij, zeide
hij; eens zult gij mij geëerd zien over geheel
de aarde. 1) Toen eens een der soldaten, die hen
bewaakten, een jong Assisiër bespotte en allen
hem den rug toekeerden, bleef alleen Franciscus
tot hem spreken en spoorde hij zijne vrienden aan
om insgelijks den soldaat vergiffenis te schenken.
Een jaar lang verbleven zij in de gevangenis,
totdat zij eindelijk bij het sluiten des vredes naar
Assisië terugkeerden.
De barmhartige God liet nu aan Franciscus
eene ziekte overkomen, en gelukkig, want had
1) Propter quod unns de sociis reprehendit eum tan-
quam insanum, quias cilicet laetabatur in carcere consti-
tutus. Ad quem Franciscus viva voce respondit qnod
putatis de me? adhuc adorabor per totum mundum.
A tribus sociis.
-ocr page 48-
46
hem die tegenspoed niet getroffen, hij zou zich
zeer waarschijnlijk door het geweld zijner op-
Druisende hartstochten hebben laten meesleepen.
Ziekten zijn gewoonlijk de voorloopers der genade,
zij stellen de ziel in staat de heerschappij over het
afgetobde lichaam te hernemen. Wij verblijden ons
met de hoop van de dwaze geneugten dezer aarde,
met hare vermaken en rijkdommen — en ziet
daar verspert God ons den weg door eene haag
van doornen; hij werpt tusschen ons en de wereld
een muur op, en wij kennen de voetpaden van
misdaad en zonde niet meer. 1) Toen hij aan de
beterhand was en met behulp van een stok weer
loopen kon, ging hij tot herstel zijner krachten
naar het veld, maar zijne ziel vond geen genoegen
meer of troost in de schoonheid eener bekoorlijke
natuur. 2) Van dat oogenblik af werd hij klein
in zijn eigen oogen, hij had een walg van hetgeen
hij vroeger hartstochtelijk beminde, hij verachtte,
wat hij vroeger hoogschatte en zijn vorig gedrag
scheen hem eene ware dwaasheid. 3)
1)  Ecce, ego sepiam viam tuam spinis, et sepiam eam
maceria, et semitas saas non inveniet. Osee Cap II.
2)  Die qaadam, bacnlo sastentatus, foras exivit, et
circa adjacentem planitiem coepit curiosus intueri: sed
pnlcbritndo agrorum, amoenitas, et qnidqaid visa pul-
chrum est, in nnllo potnit eam delectare. Thomas de
Celano lib. I Cap. I.
3)  Ab ea itaque die coepit seipsum vilescere sibi, et
in contempta quodam habere, quae prins in admiratione
habnerat et amore. Thomas de Celano 1. e.
-ocr page 49-
47.
Maar langzamerhand kwamen de oude droomen
van grootheid en roem hem weer door het hoofd
spelen; en voor zijne verhevene en krachtige ziel
had vooral het avontuurlijk leven eens krijgs-
mans veel bekoorlijks. 1) Hij vernam dat een
ridder, arm naar de wereld, maar rijk door
zijne opofferingsliefde en zijn moed, zich voor-
bereidde tot eene reis naar Napels, ten einde daar
te dienen en te strijden onder het vaandel van
Gauthier de Brienne die, tegen den keizer in,
met volhardenden moed de rechten verdedigde van
Alberia, zijne vrouw, de oudste dochter van Tan-
credo, koning van Sicilië, die eenige jaren geleden
was gestorven. — Gauthier vond in vele steden
van Italië warme sympathie, men noemde hem
overal »den edelen graaf", om daarmede zijne
dapperheid, zijne rechtschapenheid en zijn zielen-
adel aan te duiden. Daarbij kwam nog dat door
zijn verzet tegen het Duitsche keizerrijk zijne zaak
eene nationale tint kreeg. Franciscus deed al wat
hij kon om dien armen ridder, die zich aan zulk
eene edelmoedige partij ging toewijden, de be-
hulpzame hand te bieden, en ook bij hem zelf
ontwaakte een vurig verlangen om aan dien strijd
deel te nemen. 2) Een geheimzinnige droom stijfde
1)  Inanis gloriae vento inflatus .... quia non ïnodicum
audax. Thom. de Cel. 1. c.
2)  Quo audito, Franciscus ad eandem cum illo aspirat,
tit a quodam comité gentili miles fiat. A tribus sociis.
-ocr page 50-
48
hem in dat voornemen. Hij zag namelijk in den
slaap een groot paleis vol wapenen en blinkende
schilden, die aan den muur waren opgehangen. 1)
Franciscus, die in het ouderlijke huis tot nog toe
niets anders gezien had dan groote laken-inaga-
zijnen, werd vervoerd, van bewondering — en
toen hij vroeg aan wien die wapenen en dat be-
koorlijk paleis behoorden, antwoordde hem eene
stem : dat alles is voor u en uwe soldaten bestemd. 2)
Hij stond \'s morgens welgemoed op; maar hij
begreep niet, wat deze geheime en zinnebeeldige
droom beduidde. Hij nam dit nachtelijk droom-
gezicht letterlijk op, groette zijne familie en vrien-
den, terwijl hij zegevierend uitriep: ik zal eens
een groot vorst worden. 3)
In Spoleto echter werd hij andermaal ziek en
daardoor werd voor het oogenblik de uitvoering van
zijn plan verhinderd. Daar hoorde hij op een nacht,
terwijl hij half sluimerde, eene stem, die hem vroeg
waar hij zoo ijverig naar streefde. Franciscus legde
vrijmoedig zijne wenschen bloot. Toen hernam de
stem, want het was de stem van Hem, die altijd
1)  In quoddam spatiosum et amoennm palatium, ple-
mm militaribns armis scil. splendentibns clypeis, caete-
risquo apparatibus ad murum pendentibus, ad militiae
decorem spectantibus. A tribus sociis.
2)  Interrogavit cujus essent haec arma, et palatium sic
amoennm ? et responsnm est illi: haec omnia enm palatio
sua esse militnmqne snornm. A tribns sociis.
3) Scio me magnum principem affuturum. A tribus sociis*
-ocr page 51-
49
aan de deur van ons hart staat en klopt. Fran-
ciscus, van wien van beiden hebt gij meer te hopen,
van den meester of den knecht? Van den meester,
antwoordde hij zonder bedenken. Welnu, hernam
de stem, waarom stelt gij dan den meester achter
den knecht, den heer achter den leenman ? — O
mijn God, riep Franciscus uit, wat wilt gij dat
ik doen zal ! — Keer weder naar de stad, daar zal
u gezegd worden, wat gij doen moet, want het
visioen, dat gij gehad hebt, moet anders verstaan
worden. 1)
\'s Morgens reeds keerde hij naar Assisië terug,
om er rustig de bevelen des Heeren af te wachten.
Zijne vrienden kozen hem opnieuw tot aanvoerder
van hun gezelschap en leider van hunne verma-
ken. 2) Eens na een kostbaren maaltijd ging het
vroolijke complot al zingende de stad door; Fran-
ciscus liep een weinig terzijde en droeg een staf
als koning van het feest; 3) toen zijne makkers
bemerkten, dat hij niet zong, maar in gedachten
1)  Eevertere, inquit, in terram tuam et tibi dicetur
quid sis facturus; nam visionem qnam vidisti, oportet te
aliter intelligere. A tribus socis.\'
2)  A sociis snis eligitnr nt dominum, ut secundum
voluntatem suam faceret expensas. A tribus sociis.
3)  Cumque refecti de domo exissent, sociique simnl eam
praecederent, enntes per civitatem cantando, ipse portans
baculum quasi dominus, parum retroibat post illos. A
tribus sociis.
4
-ocr page 52-
50
verzonken, hunne vreugde scheen te vergeten, vroe-
gen zij hem lachend naar het onderwerp van zijne
mijmeringen. Waarom doet gij niet zooals wij ?
Of denkt gij er aan eene vrouw te nemen ? Juist,
was zijn antwoord; ik zal eene vrouw nemen zoo
rijk en schoon, dat haar weerga op aarde niet
gevonden kan worden. 1) De geest des Heeren
stortte zich over hem uit en deelde zich op liefe-
lijke wijze maar innig en krachtig aan lieru mede.
Hij onderhield zich van toen af veel meer met
God door het gebed. Jezus vertoonde zich aan
hem, hangende aan het kruis, en van toen af gloeide
zijne ziel van liefde en blaakte zijn hart van
eene wondervolle liefde jegens de armen. Gaarne
had hij alles gegeven, wat hij bezat en zich zel-
ven ten bate der armen opgeofferd; hij ontdeed
zich van zijne kleederen om hen te bedekken en
verdeelde zijne kleederen onder hen. 2)
Deze buitengewone teederheid, dit medelijden,
dat het zien van arme menschen bij hem opwekte
en hem geheel zijn leven bijbleef, was niet een
eenvoudig, natuurlijk gevoel van medelijden met
1)  Forsitan uxorem accipcre cogitasti ? qnibus ille viva
voce respondit: vernm dixictis, quia nobiliorem ditiorem
et pulchriorem sponsam, quamunquam viderutis, accipere
cogitavi. A tribus sociis.
2)  Pauperibus etiam mendicantibus non solum sna
verum etiam seipsum cupiebat impendere, aliqnando vesti
menta exuens, aliqnando dissnens, aliqnando scindens ad
largiendum eis. S. Bonaventnra, Cap. I.
-ocr page 53-
51
zijne natuurgenooten, de genade schonk er reeds
in zijne prille jeugd iets goddelijks aan, dat met
het klimmen der jaren zoodanig toenam dat
hij geheel liefde scheen. Bemint een vader zijne
kinderen, dan was, volgens eene uitdrukking van
den H. Bonaventura, Franciscus de vader, de pa-
triarch der armen ; men zou gezegd hebben dat
hij ze allen in zijn hart besloten hield of dat de
liefde hem zijn hart in de armen had doen over-
storten. Eens dat hij volgens zijne gewoonte, tij—
dens afwezigheid van zijn vader, eene groote me-
nigte brooden op eene tafel liet klaar zetten — want
hij had het besluit gemaakt om nimmer de armen
eene aalmoes te weigeren — vroeg zijne moeder hem,
waarvoor hij die aanstalten maakte. Dat is, gaf
hij haar ten antwoord, voor al de armen die ik
in mijn hart draag. Picca zag haar kind met een
blik vol liefde aan. 1) Maar al deze goede wer-
ken voldeden niet aan het denkbeeld, dat hij zich
van de volmaaktheid gevormd had. Hij zou zich
naar een verwijderd land hebben willen begeven,
om zich daar met hart en ziel toe te leggen op
de vrijwillige armoede, waaraan hij zijn hart had
weggeschonken. Omstreeks dien tijd besloot hij
eene pelgrimsreis naar Rome te ondernemen, om
1) Ita nunc cor snum totum erat, ut pauperes videret,
vel audiret, quibus eleemosynam elargiretnr .... mater
nroltum supor his in corde suo admirans. A tribas
8ociis, Cap. I.
-ocr page 54-
52
die verhevene armen te bezoeken, voor wier graven
weleer de gekroonde hoofden van keizers zich in
het stof nederbogen. Toen hij in die heilige plaats
zijn gebed had verricht en bemerkte dat de meesten
zeer karig met hunne offers waren, anderen zelfs
weggingen zonder iets gegeven te hebben, zeide
hij : Waarom geeft men den prins der apostelen
zulke geringe offers ? Daarna nam hij eene hand-
vol goudgeld uit zijne beurs, en wierp het met
geweld door de opening van het altaar. 1)
Bij het uitgaan der kerk, mengde hij zich
onder een troep armen, schonk zijne kleederen aan
den behoeftigste, en na zich zelven met diens
lompen bedekt te hebben, ging hij zitten op de
trappen van de gaanderij, waar hij den geheelen
dag verbleef en in het Fransch om eene aalmoes
vroeg. »Zoo mengde hij zich," 2) aldus de groote
Bossuet, »onder de armen, die hij kende als de
s> broeders en welbeminde kinderen des Zaligmakers;
»zoo oefende hij zich in de edele armoede, waartoe
b mijn meester hem riep: hij proefde met lange
1)  Cnm princeps apostolorum sit magnifice honorandus,
cur isti tam parvas oblationes in ecclesia faciunt ubi
corpus ejus requiescit ? — Sicque cum magno favoro
manum ad bnrsam ponit, et plenam denariis traxit, eosque
per fenestram altaris projiciens, tantum sonum fecit quod
de tam magnifica oblatione omnes astantes plurimum
sunt mirati. A tribus sociis. Cap. I.
2)  Atque stans in gradibus ecclesiae cum aliis pau-
poribus, eleemosynam gallice postulabat. A trib. soc. Cap. L
-ocr page 55-
53
«teugen den smaad en de schande, die hem zoo
»aangenaam waren ; hij verhardde zijn gemoed te-
«gen die laffe en weeke schaamte dezer wereld,
»die geen smaad weet te dragen, al werd die ook
«geheiligd in den persoon van den Zoon Gods. —
»Waarlijk, Franciscus is reeds diep doordrongen
»van de dwaasheid des kruizes en de evangelische
«armoede." 1)
Bij zijn terugkeer in Assisië werd Franciscus
bestormd door die geweldige aanvallen, welke de
duivel altijd eene pas tot God bekeerde ziel aandoet.
De genoegens zijner eerste jaren, dat vrije en
vroolijke leven zijner jeugd, zijne schoone klee-
deren, zijne weelde, zijne droomen van grootheid
en eerzucht, al die scheppingen van een twintig-
jarig jongeling met grooten hartstocht en vurige
verbeelding, dwarrelden hem door den geest en
lieten er pijnlijke herinneringen achter ; 2) maar
Franciscus bleef onwrikbaar en bood het hoofd,
zoo wel aan die inwendige bekoringen, als aan de
verleiding van buiten. Hij bad met tranen in de
oogen, en legde zich met geheel zijne ziel toe op
de versterving der zinnen. En God sterkte en
troostte hem door inwendige openbaringen. Fran-
ciscus wandelde al mediteerende door het veld,
1)  Bossaet. Panégyrique de St. Franc, d\' Assise.
2)  Cogitationes variae sibi invicem succedebant et ip-
sarum importunitas enm duriter perturbabat. Thomas de
Celano. Cap. I.
-ocr page 56-
54
want bij al ziJDe smarten gevoelt de mensch eene
aangeboren behoefte om met de natuur in recht-
streeksche verbinding te treden; hij begaf zich
naar de oude kerk van den H. Damianus, om daar
zijn gebed te doen, en neergeknield voor het kruis-
beeld, sprak hij drie malen met groote godsvrucht
die schoone woorden uit, welke hij later dikwijls
herhaalde:
«Groote God vol glorie, en gij mijn Heer Je-
u zus Christus, ik bid U, verlicht mijne ziel en ver-
»drijf de duisternissen van mijn gemoed, geef mij
»een zuiver geloof, eene onwankelbare hoop, eene
«volmaakte liefde. Leer mij U zoo kennen, o God,
«dat ik in alle zaken nooit anders handele dan
»volgens uw licht en in overeenstemming met uw
» heiligen wil." 1) En dan zag hij, terwijl tranen hem
in de oogen parelden, met een blik vol liefde tot
het kruisbeeld op. Toen hoorde hij driemalen deze
profetische woorden : Franciscus ga en herstel mijn
huis, dat gij geheel in puin ziet storten. 2) Aan-
van keiijk begreep hij den zin dezer woorden niet,
maar verstond ze in letterlijke beteekenis van de
kerk van den H. Damianus. Bij het uitgaan der kerk
ontmoette hij Petrus, een priester dier kerk, en zeide
hem : »Ik bid u, meester, koop olie voor dit geld,
1)  Chalippe. Vie de St. Franijois,  liv. I.
2)  Corporeis andivit anribns ter  dicentem: Francisce
vade et repara domum meam quae,
  ut cernis, tota des-
truitur. S. Bonaventura, C. II.
-ocr page 57-
55
en ontsteek eene lamp voor het kruisbeeld." 1)
Daarna vertrok hij op staanden voet naar Foligno
en verkocht er verscheidene stukken stof; hij
maakte zijn paard te gelde en legde de geheele
opbrengst van dezen gelukkigen handel voor de
voeten van den armen priester van St. Damiaan,
ten einde daarmede aan de herstelling dier kerk
te beginnen ; 2) hij wierp zich voor de voeten van
den priester neer en kuste diens handen met innige
godsvrucht. De priester kon bij het zien van dezen
plotselingen ommekeer zijne oogen niet gelooven,
en vreezende dat daar bedrog onder schuilde, wei-
gerde hij het geld aan te nemen; maar eindelijk
gaf hij toe aan het verlangen van Franciscus, die
te kennen gaf, dat hij bij hem wilde blijven wo-
nen. Toen Pietro Bernardone dit besluit van zijn
zoon vernam, ontstak hij in hevigen toorn, te meer
wijl de gierige man uit geheel zijn hart het geld
betreurde, dat Franciscus aan de restauratie der
kerk wilde ten koste leggen. Hij ging met eenige
zijner vrienden naar St. Damiaan; maar Fran-
ciscus die als jong krijger nog niet aan den strijd
gewoon was, had de vlucht genomen en zich
verborgen in een hol, dat slechts aan een dienst-
bode bekend was, die hem van de noodige levens-
1)  Eogo te Domine nt emas oleum et facias continue
ardere lampadem coram illo crncifixo. A trib. soc. Cap. I.
2)  Ibique venditis quae portaverat, equnm cui tnnc
insederat, felix mercator, assumto pretio dereliqnit. S.
Bonaventnra, C. II.
-ocr page 58-
56
behoeften voorzag. Daar volhardde hij in het ge-
bed, en stortte een vloed van tranen, om door
Gods genade bevrijd te worden van zijne vervol •
gers en in staat te worden gesteld het voornemen
uit te voeren, dat God hem had ingegeven. 1)
Zoo bracht hij eene maand door, voortdurend over-
wegend hoe hij op God alleen zijne hoop moest stel-
len, en niet op eigen krachten bogen, en deze over-
weging beurde hem op en schonk aan zijne afge-
streden ziel nieuwen moed. Hij zette alle vrees op
zij en keerde onverschrokken naar zijne vaderstad
Assisië terug. 2) Toen de inwoners de verande-
ring zagen, die met hem had plaats gegrepen en
zijn vermagerd en uitgeteerd gelaat, noemden zij
hem een dwaas; men wierp hem met slijk en
steeuen en vervolgde hem overal met luide spot-
kreten. Franciscus echter bleef doof en ongevoelig
voor al deze beleedigingen; in zijn hart dankte hij
God, die hem waardig keurde, om in de oogen der
menseden eene levende herinnering aan de d\\vaas-
heid des kruizes te zijn. 3) Intusschen had Ber-
nardone vernomen, dat zijn zoon het voorwerp
1)  Occulte orans jngiter lacrymarnm imbre perfnsus
ut Dominns liberaret eum a persecutione nociva, et ut pia
vota ipsius benigno favore compleret. A trib. soc, C. II.
2)  Fovea relicta, iter arripuit versus Assisium, impiger
festinne et laetns. A trib. soc, C. II.
3)  Sed miles Christi his omnibus ut snrdus pertransiens
nulla fractus aut mutatus injuria, Deo gratias referebat.
A trib. soc, C. II.
-ocr page 59-
57
eener algemeene spotternij was, en als een wolf\'
op het weerloos schaap, zoo viel hij op zijn zoon
aan ; zijne gramschap kende geen maat meer, hij
sloeg den armen jongeling onbarmhartig, en ter-
wijl hij hem met de grofste verwijtingen\'over-
laadde, sleepte hij hem naar huis en sloot hem in
een donker hok op. 1) Hij beproefde door re-
deneeringen en bedreigingen Franciscus van zijn
voornemen af te brengen, maar de moedige ge-
vangene bleef onwrikbaar, en werd zelfs door die
bedreigingen meer en meer in zijn voornemen ge-
sterkt, en met nieuwen moed vervuld. De woor-
den van het Evangelie zweefden hem onophoude-
lijk voor den geest: »Zalig zijn zij die vervolging
lijden om de rechtvaardigheid, want hun behoort
het rijk der hemelen." 2) Picca, de moeder van
Franciscus. leed veel onder de harde bejegening,
die haar geliefd kind te verduren had, en zij
verweet haren man zijne hardvochtigheid. Zoodra
Bernardone om handelszaken afwezig was, opende
zij de gevangenis, waarin Franciscus zat opgesloten,
en beproefde zij om door hare woorden, hare lief*
koozingen, en door al die wondervolle middelen,
welke een liefdevol moederhart weet uit te vinden,
hem af te brengen van het voornemen, dat hij ge-
vormd had, om zijne familie en de wereld te
1)  Nulla enim moderatione servata currit tanqnam
lupus ad ovem. A trib. soc, C. II.
2)  S. Matth. O. V.
-ocr page 60-
58
verlaten, maar toen zij zag dat al hare pogingen
vruchteloos waren, liet zij hem in vrijheid gaan. 1)
Franciscus kwam in St. Damiaan terug en
loofde God voor zijne verlossing. Toen Pietro Ber-
nardone te huis was teruggekomen, overlaadde hij
zijne echtgenoote met harde verwijtingen en ging
hij andermaal zijn zoon opzoeken. — Maar onze hei-
lige, die door God inwendig versterkt en met eene
bovenmenschelijke kracht vervuld was, trad onver-
schrokken zijn vader te gemoet, en zeide hem met
eene stem, die van vastberadenheid getuigde: »Ik
tel uwe slagen en uwe gevangenis niet, het is mij
een geluk, dat te mogen lijden voor den naam van
1) Mater ejus factum viri non approbans et inflexibilem
filii constantiam emolliri posse non sperans, a viuculis
absolntnm abire permisit. S. Bonaventura. C. II.
Un jor que estoit bors son père,
Grant pitie ot de li sa mère; •
Mout doncemont Ie blandissoit
Savor se elle Ie porroit
Fère sa volonté changier. (Chronique Mss.)
Gabriel de Mata legt in zijn »Cavaliere Assisio" aan
Picca treffende klaagwoorden in den mond. Cant. IV, I.
part., 42. daarna vervolgt hij:
La triste madre ya desesperada
De poder ablandar tan duro pecho:
Despues de auer el suyo alli arrojada
En una mar de lagrimas desecho:
Temiendo que la yra apassionada
Del padre no Ie acaue con despecho:
De la prision Ie saca libremente
Porque quando alle belua Ie hallo ausente.
-ocr page 61-
59
Jezus." Toen de vader zag, dat hij niets meer te
hopen had, dacht hij aan niets anders dan om de
opbrengst der stoffen en van het paard in handen
te krijgen, maar toen hij het vond op het kleine
venster, waar Franciscus het, wijl de priester het
weigerde, neergelegd had, werd zijne drift een wei-
nig bekoeld. Nogtans de hebzuchtige man was
nog niet voldaan. Hij vermoedde dat Franciscus
nog ander geld onder zich had en klaagde hem
aan bij de stedelijke regeering; ook wilde hij
Franciscus overhalen om afstand te doen van alles
wat hij als erfgenaam van het vaderlijk goed te
wachten had.
Door een heraut voor de overheden gedaagd,
antwoordde Franciscus: » Door Gods goedheid, ben
ik de volle vrijheid zijner dienaren ingegaan 1)
en heb dus niet met de burgerlijke macht te ma-
ken." — De wereldlijke overheid eerbiedigde dan
ook zijne standvastige bekeering. Bovendien waren
de rechtsmachten zeer onderscheiden en daar zij
niets wilden ondernemen, wat met de rechten van
den bisschop en de Kerk in strijd was, zeiden zij
aan den vader: »Hij heeft zich aan den dienst van
God toegewijd, en behoort dus niet meer onder
onze macht." 2) Bernardone begaf zich nu tot Vido
1)  Dixit se per Dei gratiam jam factum libernm et
consulibua amplius non teneri. A trib. soc, C. II.
2)  Exquo servitinm Dei est aggrossus, de potestate
nostra exivit. A tribus sociis.
-ocr page 62-
GO
Secundi, den bisschop van Assisië, een bescheiden
en wijs man. Deze liet Franciscus roepen, en de
heilige antwoordde: »Ik zal den bisschop gaan
opzoeken die de vader en de meester der zielen
is." De bisschop ontving hem met de grootste
goedheid en zeide hem: »Uw vader is zeer op
u verstoord; wilt gij God dienen, geef hem dan
het geld terug dat gij hebt ; misschien werd het
op onrechtvaardige wijze verkregen, en God wil
niet, dat gij ten bate der Kerk gebruikt, wat de
woede van uw vader kan bedaren. Vertrouw op
God, mijn zoon, ga met vrijmoedigheid te werk
en vrees niet, God zal uw steun zijn en tot heil
der Kerk u alles geven wat noodig is." Aan-
gemoedigd door deze woorden des bisschops, en
als vervoerd door den geest Gods, stond Fran-
ciscus op en zeide: »Meester, ik zal mijn vader
alles teruggeven, wat hem toebehoort, tot zelfs
mijne kleederen.\'\' Toen ontkleedde hij zich en
terwijl bij zijn gewaad aan de voeten van den
kerkvoogd nederlegde, zeide hij : » Luister en versta
mij wel ; tot nogtoe noemde ik Pietro Bernardone
mijn vader, maar van nu af kan ik met volle
recht zeggen: » Onze Vader, die in de hemelen zijt,
op wien ik heel mijn schat en al mijn hoopvol
betrouwen heb." 1) Alle omstanders werden tot
1) Insuper ex admirando fervore, spiritu ebrius, totus
coram omnibus denudatur, dicens ad Patrem : usque nunc
vocavi te Patrem in terris, amodo autem secure dicere
-ocr page 63-
Cl
•\\
tranen toe bewogen, en verfoeiden de meedoogen-
looze schraapzucht van Pietro Bernardone. De bis-
schop was buiten zichzelf van innige bewondering en
opende zijne armen en zijn hart voor Franciscus
en bedekte hem met zijn eigen mantel. Hij begreep,
dat in deze onlkleeding een groot geheim lag op-
gesloten, en toonde zich van dat oogenbhk af
steeds een beschermer en oprecht vriend van den
heilige. Franciscus kleedde zich met het gewaad
van een der dienstknechten des bisschops. — Toen
hij in het jaar 1206 aldus openlijk alle aardsche
goederen vaarwel zeide, had de dienaar Gods zijn
25e levensjaar bereikt.
»O welk een schoon bankroet sloeg toen deze
«koopman! 1) Deze man was niet enkel onge-
» schikt om rijkdommen te bezitten, maar te waar-
» dig er voor ; hij verdiende eene plaats in het boek
»der evangelische armen, hij was waardig om van
»stonde af aan op de kas der goddelijke voorzie-
«nigheid te teren. Hij heeft haar dan eindelijk ge-
»vouden, die vurig begeerde armoede, waarop hij
«heel zijn schat had gesteld, en hoe meer men
»hem ontroofde, des te rijker hij werd. Wel deed
»men goed met hem al zijne goederen te ontnemen,
» daar men hem evenzeer wilde berooven van hetgeen
pos3um: Pater noster qui es in coelis, apud quem omnem
thesaurum reposui et omnem spei fiduciam collocavi. S. Bo»
navent., C. II.
1) Bo38uet.
-ocr page 64-
62                                  \'
»hij onder al zijne goederen het hoogste schatte:
»de macht om ze met kwistige hand over de armen
»uit te storten. Hij heeft een vader gevonden die
»hem niet zal beletten om, hetgeen hij met eigen
«hand verdiende of door de offervaardigheid der
»geloovigen verwierf, aan zijne beminde armen uit
»te deelen. Welzalig hij, die niets meer bezat in
» de wereld, wijl zelfs zijne kleederen hem als eene
» aalmoes geschonken waren. Welzalig hij, die niets
» bezat dan God, die niets meer verwachtte dan van
«Hem en niets meer ontving tenzij uit liefde tot
Hem!"
-ocr page 65-
HOOFDSTUK II.
Ce H* Franciscus wijdt zich toe aan de
verzorging der melaatschen* — De
melaatschen in de middeleeuwen»
1206.
Hij is waarlijk groot, die eene groote
liefde heeft. Th. a Kemp. Navolg.
Sancte Francisce leprosorum mundator,
Sancte Francisce infirmorum consolator,
Ora pro nobis.
Eene oude Litanie.
Ontdaan van alle banden, die hem aan de we-
reld verbonden, naar zijn verlangen getreden in
de vrijheid der kinderen Gods, ging Franciscus
zonder dralen in de eenzaamheid, om daar dich-
ter bij zijn welbeminde te wezen en oplettender
naar diens stem te luisteren. Dit is de eerste be-
hoefte, welke eene christelijke ziel ondervindt bij
het verlaten der beslommeringen van het we-
reldsche leven, en na de smarten onzer geestelijke
indsheid. Franciscus ging door bosschen en over
ergen, en zong in het Fransch lofzangen ter
-ocr page 66-
G4
eere Gods en stortte zijn gemoed in jubelzangen
uit. Eenige roovers vroegen hem : » Wie zijt gij ?
— »Ik ben, antwoordde hij op profetischen toon,
ik ben de heraut des grooten Konings" ; maar zij
sloegen hem wreed en wierpen hem in een kuil
vol sneeuw, terwijl zij hem spottend toeriepen : —
» Lig daar nu, verachtelijke heraut van God." Toen
zij zich verwijderd hadden, kroop Franciscus uit
den kuil, verheugd dat hij had mogen lijden en
hij begon met nog luider stem te zingen. — Zoo
kwam hij aan de poort van een klooster, waar
hem als een bedelaar eene aalmoes gegeven werd;
hij bracht er eenige dagen door, terwijl men
hem gebruikte voor de nietigste bezigheden in
de keuken. Van daar ging hij naar Gubbio waar
een zijner vroegere vrienden hem herkende ; deze
verleende hem gastvrijheid, gaf hem een kort bo-
venkleed, een lederen gordel, schoenen en een stok;
hierin bestond het gewone kostuum van een klui-
zenaar. In dit boetekleed wijdde deze arme van
Christus, deze hartstochtelijke minnaar der nede-
righeid, zich aan het verzorgen der melaatschen.
Deze godsvrucht werd, zooals wij zullen zien, in
de middeleeuwen met zekere voorliefde beoefend.
Van nu af aan stelde Franciscus er zijn vermaak
in om in de leprozenhuïzen te wonen, hij diende de
zieken met alle zorg, voorkwam hunne wenschen en
toonde hun een diep medelijden. Hij wiesch hunne
voeten, verbond hunne wonden, reinigde ze van
het vuil en kuste ze op de teederste wijze. Zqo
i
-ocr page 67-
65
wijdde deze evangelische geneesheer aan de lichamen
de zorgen, welke hij later, met zooveel goed gevolg
den zieken naar de ziel zou betoonen. 1) En God
zegende dat werk der liefde. Hij ontmoette op zijn
weg een arm man, uit de vallei van Spoleto,
wiens mond en wangen door een afzichtelijken
kanker waren weggevreten, en die, vol van den
diepsten eerbied voor Franciscus, diens voeten wil-
de kussen. Franciscus echter belette hem dit, kuste
hem op het gelaat en de zieke was genezen. Ik
weet niet, zegt de H. Bonaventura, wat meer te
bewonderen ! die wondervolle genezing of de held-
haftige nederigheid van dien kus. 2) Reeds in de
wereld had hij zich ondanks zijn natuurlijken af-
keer, in deze soort van zelfverloochening geoefend.
Om hem in deze heilige oefening aan te moedi-
gen, had God hem gezegd : »Franciscus ! indien
gij mijn wil wilt leeren kennen, dan moet gij ver-
achten en haten, wat gij tot hiertoe naar het
vleesch hebt bemind en verlangd. Laat deze nieuwe
weg u niet afschrikken, want indien al wat voor-
heen een genot voor u was, voortaan alsem voor
1)  Lavabat ipsornm pedes, ligabat nlcera ... oscula-
batur etiam ex miranda devotipne ... evangelicns medi-
cus mox futurus. S. Bonaveut., Cap. II.
2)  Nescio quod horum magis sit merito admirandum,
an humilitatis profanditas in osctilo tam benigno, an
virtntis praeclaritas ia miraculo tam stupondo. S. Bon.,
Cap. II.
5
-ocr page 68-
66
u moet wezen, al wat u tot hiertoe mishaagde
zal u ook van stonde af aan zoet en liefelijk
schijnen. 1) In zijne eerste overweging over
het ware christelijke leven, had de geest Gods
hem leeren inzien, dat dit leven der ziel, even-
als een ambacht, verachting der wereld, en
evenals de krijgsdienst overwinning van zich zel-
ven eischt. Franciscus oefende zich in die godde-
lijke lessen, en de eerste overwinning welke
hij op zich zelven behaalde, bestond in eene, door
de liefde bevochten zege over de diepe walg,
welke hem het zien van een melaatsche inboezem-
de. God beloonde hem hiervoor op eene geheel
wondervolle wijze. Toen hij namelijk eens te paard
door het veld van Assisië reed, zag hij een me-
laatsche tot hem komen. Bij den eersten oogop-
slag werd hij met schrik vervuld, maar hij deed
zich geweld aan, steeg van het paard en gaf
den armen zieke eeue aalmoes, terwijl hij diens
hand kuste. Een oogenblik later zag hij het vlakke
veld over, maar ontdekte niemand meer. 2) Toen
dankte hij God in zijn hart, want hij wist, dat
onze goddelijke Heiland dikwijls, onder de gedaante
van een melaatsche, aan zijne heiligen op aarde
1)  Statim antem equum ascendens, et se eiren mquaque
convertens, cnm campus pateret nndique liber leprosnm
illum mioime vidit. S. Bonav., C. I.
2)  Lees de scboone legenden van den H. Julianus, van
den H. Paus Leo IX en die van Mariyrius, in dehorae-
lieën van den H. Gregorius den Groote.
-ocr page 69-
67
verschenen was; en een weinig tijds voor zijn
dood verklaarde de heilige, dat hetgeen hem tot nog-
toe in den dienst der melaatschen het bitterste had
toegeschenen, van dien dag af voor hem een licha-
melijk en geestelijk genot was geworden. Toen
eenmaal de orde der Minderbroeders was ingesteld,
wilde de gelukzalige patriarch, dat degenen onder
zijne kinderen, die niet gestudeerd hadden en voor
het predikambt geene geschiktheid bezaten, zich
zelven geheel en al als dienaren hunner broe-
ders zouden beschouwen, en de hospitalen zou-
den bezoeken, om daar met evenveel nederigheid
als liefde, den melaatschen de vernederendste
diensten te bewijzen. 1) Hij gaf hun zelf het
voorbeeld, maakte in hunne tegenwoordigheid de
bedden op en verbond de wonden. Vroeg hemie-
mand om in zijne orde te worden opgenomen, dan
liet hij nooit na den nieuweling de opmerking te
maken, dat de regel de verzorging der me-
laatschen voorschreef en deed hij hem eene
proef ondergaan. Hij zond allen weg, die geen
moed genoeg bezaten, om zich met hart en ziel
aan deze werkzaamheden toe te wijden ; nam daar-
entegen iemand deze taak bereidvaardig op zich,
dan drukte hij hem met teederheid in zijne ar-
men, zeggende: O mijn broeder, laten wij de
1) Ordinava che i frati del suo ordine andando, e
stando per il mondo, servissero a\' leprosi per amor di
Christo. Pioretti di S. Franoesco. Cap. XXIV.
-ocr page 70-
68
melaatschen beminnen en verzorgen : het zijn de
» Christelijke broeders" bij uitnemendheid. 1)
Een zijner leerlingen Jacobus, bijgenaamd de
» eenvoudige," 2) uit het graafschap Perugia, blonk
boven allen uit door den ijver, welken hij bij dit
liefdewerk aan den dag legde ; men noemde hem
den vader en geneesheer der melaatschen. Fran-
ciscus had hem op geheel bijzondere wijze een
melaatsche aanbevolen, wiens geheele lichaam
slechts ééne wonde was. Door de aanhoudende
zorg van Jacobus namen de krachten van den
zieke een weinig toe, en meenende dat de fris-
sche lucht de genezing zou bevorderen, droeg de
ijveraar hem op zekeren dag naar het klooster
van Maria der Engelen. Franciscus vond dit eene
onvoorzichtige handelwijze. Gij behoeft, zeide hij
aan Jacobus, de christelijke broeders niet aldus te
vervoeren; dit past hen noch u; ik wensch
wel dat gij hen dient in het hospitaal, maar niet
dat gij hen er uit laat gaan, want daar zijn er
velen, die het zien van een melaatsche niet kun-
nen verdragen. De melaatsche, die zijn weldoener
1)  Humiliter autem et charitative exercentes libentei\'
amplectebatur, quibus ut majorem adderet animum et
gratiores redderet leprosos, fratres christianos eos appel-
labat. Wadding, Annales Minornm, torn. I, p. 142.
2)  Prae ceteris claruit in hoc ministerie» Jacobus sim-
plex, e comitatu Perusii, qui ob continuam circa leprosoS
caram, vocabatur oeconomus et medicus leprosorum. Wad-
ding, Annales minorum, torn I, pag. 142.
-ocr page 71-
69
aldus hoorde bestraffen, was hierover zeer bedroefd ;
Franciscus merkte het op en aanstonds wierp
hij zich voor de voeten van den zieke neder en
vroeg hem om vergiffenis. Uit boetvaardigheid
wilde hij aan de poort van het klooster, met den
melaatsche uit één schotel eten ; daarna omhelsde
hij hem en liet hem vergenoegd naar het hospi-
taal terugkeeren. 1)
Hij genas in het hospitaal een melaatsche, die
zoo ongeduldig en driftig was, dat hij de Min-
derbroeders, die hem verzorgden, met smaadwoor-
den en slagen overlaadde. Deze ging zelfs zoo ver,
dat hij God en zijne heilige Moeder lasterde, üe broe-
ders konden al deze gruwelen niet langer verdra-
gen en lieten hem aan zijn lot over. Nu bood
Franciscus den zieke zijne diensten aan. «God schen-
ke u den vrede, mijn broeder," zeide hij hem,» heb
geduld, ziekten worden ons door God overgezon-
den, om onze zielen gezond te maken, en zoo wij
ze met onderwerping dragen, hebben zij eene groo-
te kracht. — Wat kan ik van God ontvangen,
die mij den vrede en alle goed ontnomen heeft ?
gaf de melaatsche toornig ten antwoord. Hoe kan
ik geduldig zulk eene aanhoudende pijn verduren?
God heeft mij vergeten, en de broeders hebben
mij niet naar behooren verzorgd." Franciscus
bemerkte, dat de booze hem geheel overmeesterd
had en verwijderde zich om te bidden. Bij zijne
1) Chalippe, vie de St. Franqois, liv V.
-ocr page 72-
70
terugkomst vond hij den zieke een weinig be-
daard; en toen hij hem vroeg met welken dienst
hij hem het grootste genoegen kon doen, ant-
woordde de melaatsche : »dat gij mij over geheel
het lichaam wascht, want ik zelf kan het van
den stank niet langer uithouden." Franciscus liet
aanstonds water met welriekende kruiden warm
maken; daarna ontkleedde hij den zieke en begon
hem te wasschen, terwijl een andere broeder het
water uitgoot. En zie, waar de hand van den die-
naar Gods kwam, daar verdween de melaatsch-
heid, en terwijl het lichaam uiterlijk genas, werkte
Gods genade in zijn binnenste, en wiesschen de
tranen, dat water des karten, 1) zijne ziel. Na
eenigen tijd in gestrenge boetvaardigheid te heb-
ben doorgebracht, stierf de melaatsche. Hij ver-
scheen aan Franciscus, terwijl deze in een bosch
zijn gebed verrichtte en zeide hem op zachten en
liefelijken toon :» Herkent gij mij, ik ben die me-
«laatsche, welken onze Zaligmaker om uwe ver-
> diensten genezen heeft. Thans ga ik de eeuwige
• glorie binnen, om God te danken, want een groot
» getal zielen zullen om uwentwille gered worden."
Hij steeg ten hemel en Franciscus voelde zijn
hart met troost vervuld. 2) Zoo beloonde God de
1)  Eene uitdrukking der oude ridderromans.
2)  Dove toccava il Santo con Ie sue mani, si parti*
va la lepra dall\' infermo, e remaneva la sua carne per-
Mttamento sana, ... si che, mentre che il corpo si
-ocr page 73-
71
heldhaftige liefde, die Franciscus den armen christe-
lijken broeders, den melaatschen, toedroeg.
De melaatschheid had na de kruistochten, in
de oogen van de Kerk en de geloovigen, een ge-
heiligd karakter ontvangen ; men beschouwde haar
over het algemeen als een bijzonder bewijs der
goddelijke welwillendheid. 1) Deze geheimzinnige
ziekte, waarvan de menschelijke wetenschap den
sluier nog niet gelicht heeft, was bij de Christe-
nen der middeleeuwen in eere. 2) Christus was
der wereld voorzegd als een melaatsche door God
mondava di fnori dalla lepra, 1\'anima si mondava da
pecoato dentro perlla contrittione.....Mi riconosci tu ?
... il leproso disse con soave ed allegra voce: Io son
quel leproso che fü sanato da Christo per li tnoi meriti,
e oggi ine ne vado alla gloria di vita eterna, di che
rendo grazie a Dio, ed a te; perciochè per te molte
aaime si salveranno nel mondo.... E dette queste pa-
róle se n\' andö al cielo, e S. Francesco rimase tuolto
coa&olato. Fioretti, Capo XXIV.
1)  Zie het uituomcndo daitsche werk van Clemens
Brantano over de Zusters van liefde, en het heerlijke
boik van graaf Xavier de Maistre getiteld: »de melaat-
sche van de stad Aosta."
2)  Beschouwingen over de zinnebeeldige beteekenis van
de melaatschheid vindt men in het boek van Bhabanns
Maurus tegen de Joden, Gap. LXVII en LXVIII uit-
ifegeven door D. Martène in zijn >trésor des anecdotes";
a>o ook in eene schoone predikatie van den H. Bernardos
\'*or den paaschtijd, uitgaaf Mabillon torn I. pag. 903;
\'0 »den armen Hendrik" een duitsch gedicht uit de
<*rtiende eeuw door Hartmann von der Aue.
-ocr page 74-
12
geslagen en vernederd; 1) en wij lezen in het Evan-
gelie dat, toen de heilige Maria Magdalena balsem
uitstortte over de voeten van Jezus, de Heiland
bij een melaatsche te gast was; ook wordt de melaat-
sche Lazarus ons als een zinnebeeld van eene heilige
ziel voorgesteld. In één woord, Christus heeft de me-
laatschen zoozeer bemind, dat de heiligen er steeds
naar gestreefd hebben, zich diezelfde gemoedsge-
steldheid te verschaffen, ze diep in hun hart te
prenten en dezelfde toewijding in hunne daden
ten toon te spreiden. Voor de verzorging der me-
laatschen van Jeruzalem en het Oosten, bracht
de katholieke liefde eene geheel voor haar doel
berekende ridderorde voort, die een melaatsche tot
grootmeester had. Het westen biedt ons eveneens
kostbare en treffende voorbeelden van liefde tot de
melaatschen. Sybilla, gravin van Vlaanderen, die
haar gemaal Theodorik naar het heilige land verge-
zeld had, beschouwde het als een voorrecht, dat zij
te Jeruzalem, in het hospitaal van den heiligen Joan-
nes den aalmoezenier, mocht verblijven, om er de
melaatschen te verplegen, üe heilige Lodewijk, k>
ning van Frankrijk, droeg hun eene geheel broï-
derlijke genegenheid toe en Hendrik de derde, ko-
ning van Engeland, bezocht hen dikwijls in de
hospitalen. De heilige Maria d\'Oignies wijdde zich
aan hun dienst toe; en wie kent niet die schoone
1) Et dos putavimns cnm quasi loprosum, percussarr
a Deo et humiliatum. Isaias. Cap. LUI.
-ocr page 75-
73
voorbeelden van naastenliefde, ons nagelaten door de
jeugdige Elizabeth van Hongarije, die heilige dochter
van Franciscus, nederig op den troon, geduldig
bij de wederwaardigheden en die geen andere groot-
heid zocht dan de armen te kunnen helpen ? En
wien bleef de verhevene zelfopoffering der heilige Ca-
tharina van Sienna onbekend ? Zij werd zelve door
de melaatschheid aangetast, tengevolge van het
verzorgen en begraven van een melaatsche, maar
weldra waren hare handen weer blank en zuiver
als die van een pasgeboren kind. En waren de
heilige Odilia van den Elzas, de heilige Judith van
Polen, de heilige Edmond van Kantelberg geen won-
deren van liefde jegens de arme zieken van den
goeden God. In één woord, de Kerk deed zich
steeds kennen als de vriendin en beschermster der
melaatschen, maar hare liefde was eene voorzich-
tige. Van het eerste oogenblik af nam zij afdoen-
de middelen ter voorkoming van eene noodlottige
besmetting. »Men behoort een groot medelijden
»jegens de ongelukkigen te koesteren, zoo spreken
»de Vaders der kerkvergadering van Lavaur, met
»eene broederlijke liefde moet men de ongeluk-
»kigen omhelzen die, overeenkomstig Gods heiligen
»wil, door de melaatschheid verteerd worden,
«maar wijl deze ziekte besmettelijk is, en wij alle
«gevaar willen voorkomen, bepalen wij dat de
»melaatschen van de overige geloovigen moeten
»afgezonderd worden, dat zij op geene open-
»bare plaatsen mogen komen, zooals kerken, mark-
-ocr page 76-
74
i» ten, pleinen, herbergen ; hunne kleeding moet ge-
»lijkvormig, hun baard en haar afgeschoren zijn;
» zij zullen eene afzonderlijke begraafplaats hebben,
»en altijd een teeken dragen, waaraan men hen
• kennen kan." 1)
De zorg over de melaatschen was den bisschop-
pen in het bizonder opgedragen. 2) Paus Grego-
rius II beval den heiligen Bonifacius, dat hij den
melaatschen de H. Communie niet mocht weigeren.
3) Men wilde hun ook zelfs de menschelijke ver-
troostingen niet ontnemen ; een melaatsche werd
niet van zijne vrouw gescheiden ; die innige band
van het huwelijk, dat uit twee lichamen slechts
één maakt, werd beschouwd even onontbindbaar
te zijn als de heilige en geheimzinnige vereeni-
ging van Christus en de Kerk. 4) Het ceremoni-
eel voor de afzondering der melaatschen is een
1)  Concilinm Vaurence, Can. 21.
2)  III Concilinm Lugdnnen; anno 583 can. 6. — Zie
wat betreft de Kerkvergaderingen en de brieven der pansen,
de prachtige verzameling van den Pater Jezniet Labbe.
3)  Epist. XIII. Cap. X. Het Concilie van Worms, can.
31 schreef hetzelfde voor. Zij die door de zoogenaamde
«koninklijke ziekte" waren aangetast, werden als me-
laatschen behandeld. Zie den twaalfden brief van Paus
Zacharias aan Bonifacins.
4)  Zie een decreet van Pans Alexander III. Een brief
Van dezen Paus aan den bisschop van Lincoln, leert ons
dat men medehelpers zond aan pastoors, die met me-
laatschheid geslagen waren.
-ocr page 77-
75
der treffendste gedeelten van de kerkelijke liturgie.
Na de Mis voor de zieken gelezen te hebben, 1)
kleedde de priester zich in koorhemd en stool,
besproeide de melaatschen met wijwater en ge-
leidde hen daarna naar het hospitaal voor melaat-
scheu. Hij wekte hen op tot geduld en liefde,
volgens het voorbeeld van Jezus Christus en zijne
heiligen. «Mijn broeder, arme van den goeden God,
«door het lijden van veel droefheid, kwelling,
»ziekte, melaatschheid en andere wederwaardigheden
» van dit leven, komt men in het koninkrijk van het
» Paradijs, waar geene ziekten meer zijn noch kwel-
»lingen, maar allen rein en zuiver zijn, zonder
«smet en zonder eenige vlek van onreinheid, en
»schitterender dan de zon ; daar zult gij heengaan,
» zoo het Gode behaagt; God geve u zijne genade,
i opdat gij, als goed Christen, met geduld deze be-
»proeving moogt dragen ; want deze afzondering,
»mijn broeder, is slechts lichamelijk; naar den
»geest, en dit is toch het voornaamste, zult gij
«altijd, evenzeer als vroeger, deel hebben aan al
» de gebeden van onze Moeder de heilige Kerk, alsof
«gij alle dagen met de overigen persoonlijk bij
1) Reginald, aartsbisschop van Keinis, verbood van
deze ceremonie een soort van lijkplechtigheid te maken.
Aldus in een oud MS. van den heiligen Albinus van Angers,
uitgegeven door D. Martène. De antiquis ecclesiae riti-
bns, torn III. Deze voorzorgsmaatregel bewijst ons met
welk eene teederheid de melaatschen behandeld werden.
-ocr page 78-
7G
»den heiligen dienst tegenwoordig waart geweest.
»En wat uwe dagelijksche behoeften betreft, daar
»zullen uwe medebroeders in voorzien en God zal
»u niet verlaten. God blijve met u. Amen." 1)
Na deze troostvolle toespraak, wachtte den prie-
ster het pijnlijkste gedeelte van zijne bediening;
hij sprak de vreeselijke verboden der wet uit :
1.   Ik verbied u ooit binnen te gaan in eene kerk
of een klooster, te komen op eene jaarmarkt, in een
molen, op een marktplein of in gezelschappen.
2.   Ik verbied u uit uw huis te gaan zonder
het gewaad van een melaatsche aan te hebben,
opdat men u kunne kennen; zoo ook u barre-
voets in het openbaar te vertoonen.
3.   Ik verbied u ooit uwe handen of iets wat
tot uwe kleeding behoort in eene rivier of een
fontein te wasschen of daaruit te drinken ; indien
ge drinkwater begeert, put het met uw vaatje en
met uw nap.
4.  Ik verbied u eene zaak aan te raken, waar-
op gij biedt of die ge koopt, zoolang zij de uwe
niet is geworden.
5.   Ik verbied u eene herberg binnen te gaan ;
zoo gij wijn begeert, hetzij gij dien koopt of dat
men u dien geeft, laat hem in uw vaatje doen.
6.   Ik Terbied u, wanneer gij op weg zijt en
gij ontmoet een of ander persoon, die tot u
1) Het laatste gedeelte van deze toespraak is geno-
men nit een ritueel van Ruims, uitgegeven in 1585.
-ocr page 79-
77
spreekt, u zelven onder den wind te plaatsen al-
vorens gij antwoordt.
7.  Ik verbied u door eene nauwe straat te gaan
opdat gij niet een of ander persoon tegenkomt, die
u niet kan ontwijken.
8.   Ik verbied u, wanneer gij ergens voorbij
gaat, aan eene put of een touw te raken indien
gij geene handschoenen aan hebt.
9.   Ik verbied u kinderen aan te raken of hun
iets te geven.
10.   Ik verbied u uit andere gereedschappen dan
de uwe te eten of te drinken.
11.    Ik verbied u in gezelschappen te eten en
te drinken behalve met uwe lotgenooten.
Daarna nam de priester aarde van het kerkhof,
en 6trooide ze uit over het hoofd van den zieke en
zeide : sterf aan de wereld en word herboren voor
God ! . . . O Jezus, mijn Verlosser, gij hebt mij
uit aarde gevormd, gij hebt mij een lichaam ge-
schonken, doe mij herleven ten jongsten dage. 1)
Die woorden zijn pijnlijk voor een mensch, die
in het midden van de maatschappij geleefd heeft,
en die aldus de heiligste genegenheden zijns har-
ten gebroken, zijne edelste verlangens verijdeld
ziet. De melaatsche stond daar dan ook roerloos,
zijn leven hield op; daar was in hem iets van
de rust, waardoor het verscheiden eens christen
1) Ex ritnali ecclesiae Cattilaunonsis. D. Martène, torn
III, p. 542, in 4o.
-ocr page 80-
78
zich kenmerkt. Het volk zong: Al mijne beende-
ren zijn geschokt, mijne ziel is aan verwarring ten
prooi; alleluja. Heer ontferm u onzer en geef ons
de gezondheid weer. De priester las het evange-
lie van de tien melaatschen ; dr una zegende hij
het gewaad en het schamele huisraad van het le-
prozenhuis, 1) en gaf hem op de volgende wijze
ieder voorwerp over. Bij het overgeven van het
habijt, dat men housse 2) noemde, zeide hij: » Mijn
broeder ontvang dit kleed, en draag het ten teeken
van nederigheid, ik verbied u voortaan zonder
dit gewaad uw huis te verlaten. In den naam
des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes."
En terwijl hij hem het vaatje aanbood:
«Ontvang dit vaatje om er in aan te nemen
wat men u te drinken zal geven, en ik verbied
u, op straffe van ongehoorzaamheid, uit rivieren,
fonteinen of openbare putten te drinken, of op de
eene of andere wijze er u, of uwe lakens, hemden
en alles wat verder uw lichaam mocht hebben
aangeraakt, in te wasschen."
En terwijl hij hem den klapper gaf.
«Ontvang dezen klapper ten teeken dat het u
verboden is zonder noodzakelijkheid, iemand anders
dan uws gelijken toe te spreken, en zoo gij ergens
behoefte aan hebt, moet gij het vragen door mid-
1)  D. Martène. De antiquis Ecclesiae ritibus, torn.
III. p. 53G.
2)  Housse, eigenlijk «scbarbrak of paardenkleed," was
een gewaad dat tot op de voeten hing. Vertaler.
-ocr page 81-
79
del van den klapper, en u zelven ver van delie*
den en onder den wind plaatsen."
Bij het aanbieden van de handschoenen :
«Ontvang deze handschoenen, die u herinneren
dat het u verboc1 ?n is, iets met de bloote hand aan
te raken, behalve hetgeen u toebehoort en niet in
de handen van anderen behoeft te komen."
Bij het aanbieden van den knapzak :
»Ontvang dezen knapzak om er in te doen, het-
geen de gegoeden u zullen schenken, en denk er
aan, God voor uwe weldoeners te bidden."
Een melaatsche moest hebben een doosje, schoe-
nen, schouderlappen, een linnen kleed, een bovenkleed,
een kaproen, twee paar zwachtels, een vaatje, een
trechter, een lederen riem, een mes, een houten
nap, een met katoenpluis gevuld bed, een kussen
en een deken, twee paar bedlakens, een bijl, een
kastje met slot, een tafel, een zitbankje, een lamp,
een napje, een waschkom, eetschalen, een water-
bekken, een pot om vleesch te koken. Al die ru-
we voorwerpen werden gezegend en geheiligd door
het gebed der Kerk. Daarna nam de priester den
melaatsche bij het kleed, en leidde hem zijne cel
binnen. Hij zeide: ziehier mijne woonplaats voor
immer, ik zal haar bewonen; zij is het voorwerp
mijner verlangens. 1) Dan plantte men voor de deur
een houten kruis, waaraan men een offerblok be-.
vestigde, om de aalmoes te ontvangen die de ge~
1) Eitualo ecclesiae Catalaunonsis.
-ocr page 82-
80
loovige pelgrim, in ruil voor de gebeden vanden
afgezonderden zieke, er in kwam werpen. De prie-
ster legde er het eerst zijn offer in, en al het
volk volgde zijn voorbeeld.
Na deze plechtigheid vol droefheid en hoop,
keerden de geloovigen, voorafgegaan door het
groote processie-kruis, naar de kerk terug. Daar
wierpen allen zich ter aarde neder, en de priester
zong met verheffing van stem, dit roerende ge-
bed : 1) »O Almachtige God, die, door het lij-
den van uw eenigen Zoon, den hoogmoed van
den ouden vijand verpletterd hebt, verleen aan
uw dienaar het noodige geduld om in den geest
van godsvrucht en met geduld de kwalen te ver-
dragen, waarmede hij geslagen is. Amen." Al het
volk antwoordde: «Amen, zoo zij het."
Zoo waren de zieken van den goeden God uit
de maatschappij verbannen. Gelukkig zoo zij deugd-
zaam en onderworpen waren; dan toch werden
zij, geheel het land door, aangezien als personen,
die hoog verheven waren in de zedelijke orde.
Verbannen op aarde, beroofd van al de illusiën die
het gewone leven veraangenamen, van al die men-
schelyke hulpmiddelen welke het vergemakkelijken,
sleepte de melaatsche in nederigheid en stille
droefheid, zijn leven voort. Wij daarentegen die
het levendig geloof dier tijden verloren hebben,
wij kunnen niet begrijpen, wat de goddelijke barm-
1) Bituale llomonse.
-ocr page 83-
81
hartigheid voor het lijden gedaan heeft; zij heeft met
hare weldaden het ongeluk tot aan zijn laatste grens
vervolgd. De godsdienst en de natuur zijn voor
die leden der menschelijke familie, welke door de
wereld onterfd worden, eene onuitsprekelijke bron
van verhevene geneugten. In de middeleeuwen ver-
eerde men den melaatsche als een geloofsbelijder ; 1)
men vereerde dien mensch , wien de hemel
zulke geheimzinnige vertroostingen schonk, met de
hartelijkste namen. 2) De getrouwste aller vrien-
den liet den arme ongelukkige niet aan zijn lot
over, maar vervulde zijn hart met eene stille vreug-
de, die door geen onrust vergald werd; zoo waar
is het dat het geluk slechts in de goederen, die
de hemel ons biedt, te vinden is.
1)  Men leest in het oude ritneel van Eeitns, uitge-
geven in 1585, dat bij de uitvaart van een melaatsche, do
mis van de belijders niet mocht gezongen worden : Nee debet
dici missa: Os jnsti meditabitnr sapientiam,ntpro confesso-
re, quemadmodnm hactenus fieri solebat in aliquibus locis.
2)  Men noemde hen: »de zieken van den goeden God,
do beminde armen van den goeden God, de edele lieden."
Alleen op den Paaschdag mochten de melaatsehen hnn
graf verlaten ter gedachtenis aan de verrijzenis van
onzen Heer Jezus Christus. In eene kleine kerk bij Dyon
zagen wij het graf van een melaatsche. Daar kan men
zich een juist denkbeeld vormen van de levenswijze on
van het huisraad dier ongelukkigen. M. Maillard de
Chambure, al te vroeg aan de archeologische wetenschap
ontvallen, heeft in de archieven van Bourgonjo, eene zeer
groote en juisto teekening er van doen plaatsen. ,
6
-ocr page 84-
HOOFDSTUK III.
De IL Franciscus herstelt de kerkeiuvan den
IL Eamianus, den IL Petrus en de IL Maria
der Engelen* — Zijn huwelijk met de
heilige armoede, — Yerblijf te RiYOn
Torto* — Innocentius III keurt den
regel van den IL Franciscus goed*
— Bijzonderheden omtrent de
leerlingen — Yerhlijf hij de
IL Maria der Engelen*
1206—1212.
Ecce nos reliquimus omnia et secuti su-
mus te, quid ergo erit nobis? Jesus au-
tem dixit illis ... omnis qui reliquerit
domum, vel fratres, aut sorores, aut pa-
trem, aut matrera, aut uxorem, aut filios,
aut agros, propter nomen racura, centu-
plum accipiet, et vitam aeternam pos-
sidebit.
                  S. Matth. Cap. XIX.
De stem van den gekruiste ruischte altijd in de
ooren van Franciscus. Hij wilde, gehoorzaam aan
het bevel, de kerk van den H. Damianus herstel-
len. Gelukkig door de oefening der christelijke
-ocr page 85-
83
liefde, waarop hij zich in het hospitaal der me-
laatschen te Gubbio, met evenveel nederigheid als
volharding1, had toegelegd, kwam hij te Assisië te-
rug, en sloeg de handen aan het werk, zonder
zelfs terug te denken aan de droevige en onaan-
gename tooneelen van de vervolging, hem door
zijn vader aangedaan. Hij trad zijne vaderstad
binnen, zooals weleer de profeten binnen de steden
van Juda : hij ging heen en verkondigde langs de
straten de grootheid van God, de ellende der Kerk
en zeide met eenvoud : »Die mij één steen geeft
»zal ééne belooning hebben, die mij er twee geeft
»zal er twee hebben, en die mij er drie geeft zal
«er drie hebben." 1) Velen zagen hem aan voor
een krankzinnige, verachtten en bespotten hem;
anderen waren tot schreiens toe bewogen, bij het
zien van zijn plotselingen overgang van de ijdel-
heid dezer wereld tot de geestverrukking der god-
delijke liefde. 2) Franciscus verachtte de bespot-
ting en werkte met volharding voort aan de stof-
felijke herstelling der kerk, alvorens hij ging ar-
1)  Qui mihi dederit nnnm lapidem, nnam habebit
mercedem; qui autem duos dederit, duas habebit mer-
cedes; qui vero tres totidem mercedes habebit. Vita a
tribus sociis, C. II.
2)  Alii vero pietate commoti movebantur ad lacrymas,
Tidentes eum de tanta lascivia et saeculi vanitate ad
tantam ebrietatem divini amoris tam oito venisse. Vita
a tribus sociis, Cap. II.
-ocr page 86-
84
beiden aan hare geestelijke hervorming, die van
veel meer gewicht was.
Men zag nu den jongeling van een fijn en ten-
ger gestel, steenen en andere bouwstoffen, welke
bij het metselwerk benoodigd waren aandragen,
en dienen als handwerksman. 1) Hij herstelde bo-
vendien nog de oude kerk van den heiligen Petrus,
buiten Assisië gelegen, en de kleine kapel van
Portiuncula, waar de Engelen bij zijne geboorte
gezongen hadden. Hij deed al deze dingen, voor-
eerst om te voldoen aan zijne godsvrucht jegens
de heilige Moeder Gods en den Prins der apostelen,
om zich te versterven, en zijne handen eene heilige
bezigheid te verschaffen ; maar tevens voorzag hij,
dat deze arme en onaanzienlijke kerken eens de
wieg van eene groote familie en hoog vereerde
heiligdommen zouden worden, en hij volvoerde dit
werk met de liefde en zoete vreugde van een vo-
gel, die voor zijne jongen, in de eenzaamheid, een
nestje bouwt. » Help mij," zeide hij in het Fransch
aan de werklieden van den heiligen Damianus,
»eens zal op deze plaats een klooster verrijzen van
i) voorname jonkvrouwen van een zeer heilig le-
»ven, die den hemelschen Vader en geheel de Kerk
«zullen verheerlijken." 2)
1)  Ipse enim qni tam delicatus erat in domo paterna,
propriis humeris lapides ferebat. A tribus sociis, C. IL
2)  Venite et adjuvate me in opere ecclesiae S. Damiani
quae futura est monasterium dominarum, quarum fama
-ocr page 87-
85
Die drie steenen tempels waren het beeld van
de drie geestelijke gebouwen, welke hij moest op-
richten. Zoo ging hij van hetgeen onder het be-
reik der zinnen valt, tot hetgeen alleen door de
ziel wordt opgemerkt, en verhief hij zich steeds tot
nog hooger denkbeelden, tot dat hij eindelijk in
staat was de Kerk van Jezus Christus met drie
groote heerscharen van zegepralers te verrijken. 1)
De priester der kerk van den heiligen Damianus had
medelijden met den godvreezenden werkman, en
zette hem, die den dag in zwaren arbeid had
doorgebracht, \'s avonds een maaltijd voor. Gedu-
reude eenige dagen nam Franciscus dit liefdeblijk
aan, maar weldra maakte hij bij zich zelven deze op-
merking : zult gij overal waar ge komen zult een
priester vinden, die u evenveel goedheid zal be-
toonen ? Neen, dit is het arme leven niet, dat gij
u hebt uitgekozen ; gij moet met eene schaal langs
de huizen gaan en daarop ontvangen alles, wat
u uit naastenliefde zal geschonken worden. Zóó
behoort gij te leven uit liefde tot Hem, die arm
geboren werd, armoedig* leefde, dien men naakt aan
het kruishout vastklonk, en na zijn dood in een
et vita in universali ecclesia glorificabitur Pater noster
coelestis. A tribus sociis, Cap. II.
1) Ut non solnm a sensibilibas ad intelligibilia, a
minoribns ad majora, ordinato progressu conscenderet;
veram etiam ut quid esset facturus in posterum, sensibili
foris opere mysterialiter praesignaret. S. Bonaventura,
Cap. H.
-ocr page 88-
86
vreemd graf begroef. 1) Den volgenden dag ging
hij zijn voedsel bedelen en zette zich op straat
neer om te eten ; zijn hart en hand deinsden te-
rug hij het zien van dat walgelijk mengelmoes,
maar de vader der armen versterkte zich inwen-
dig, en na zich zelven dit overblijfsel van zinne-
lijkheid verweten te hebben, at hij met smaak. 2)
Hij zeide tot den goeden priester van St. Dami-
anus : » Draag geen zorg meer voor mijn voedsel,
»ik heb een uitmuntenden huishouder en zeer be-
»kwamen kok gevonden, die de kunst om spijzen
»te bereiden zeer goed verstaat."
Pietro Bernardone was intusschen zeer verbit-
terd tegen zijn zoon, die als een bedelaar in As-
sisië rondliep, terwijl hij er als een rijk en ge-
eerd man had kunnen leven; en wanneer hij hem
ontmoette, dan verwenschte en overlaadde hij hem
met smaadwoorden. Het goede hart van Francis-
cus was vervuld van droefheid over den haat, wei-
ken zijne familie jegens hem aan den dag legde.
Hij ging naar een zeer arm man uit de laagste
volksklasse, die eveneens bedelde, en zeide hem:
• Gij zijt mijn vader; kom met mij, wij zullen
onze aalmoezen samen deelen. Als mijn vader Ber-
1)  Vita a tribus socüs, C. II.
2)  Quando autem voluit comedere illa diversa cibaria
simul posita, horruit primo ..., tandem vincens seipsum,
coepit comedere, et visum est illi, quod in commedendo
electuarium aliquod, nunquam fuerat sic delectatus. A
tribus socüs, Cap. II.
-ocr page 89-
87
nardone mij verwenscht, zal ik u zeggen: zegen
mij, vader, en dan moet gij mij zegenen." Zooge-
schiedde het. Franciscus zeide met een opgeruimd
gelaat tot Bernardone : » Gelooft gij niet, dat God
mij een anderen vader kan geven, die zegenwenschen
over mij uitspreekt in plaats van uwe verwen-
schingen." 1) Toen hij eens bevend van koude,
slechts met zijn armoedig kluizenaarskleed be-
dekt in eene kerk bad, zeide Angelo, zijn jonge
eenige broeder, tot een zijner vrienden:»Vraag eens
aan Franciscus of hij u voor een stuiver zweet
wil verkoopen." Van hemelschen vrede vervuld,
gaf Franciscus in het Fransch ten antwoord :»Dit
zweet zal ik zeer duur aan God verkoopen." 2)
Zoo bracht hij in armoede, vernedering en zwa-
ren arbeid de jaren 1206 en 1207 door. In het
volgende jaar troffen hem op geheel bijzondere wijze,
terwijl hij in de kerk van de heilige Maria der En-
gelen de Mis der apostelen bijwoonde, deze woorden
van het Evangelie : »Draagt noch goud, noch zil-
ver, noch kopergeld, noch reiskorf, noch twee onder-
kleeden, noch voetzolen, noch wandelstok." 3)
Dit was voor hem als eene verschijning van de
1)  Non credis, quod Deus potest mihi dare patrem
benedicentem mihi contra maledictiones tuas? Vita a
tribus sociis, C. II.
2)  Dicas Francisco quod saltem unam nummatam de
sudore vendat tibi. Quod audiens vir Dei, in fervore
spiritus, gallice respondit: Ego Domino meo care vendam
audorem istum. A tribus sociis, C. II.
3)  S»Matth. C. X.
-ocr page 90-
88
rijke en schoone evangelische armoede. Ziedaar,
riep hij uit, wat ik zoek ; ziedaar wat ik uit ge-
heel mijn hart wensch; 1) en dadelijk wierp hij zijne
beurs en zijn stok weg, trok zijne schoenen uit,
deed eene grove en ruwe pij aan, met een koord
als gordel, en ging zijn medeburgers de boetvaar-
digheid preeken.
Van dit oogenblik af was de orde der Minder-
broeders gegrondvest. (1208). Die talrijke Francis-
kaner familie, welke liet aanschijn van Kerk en
•wereld vernieuwde, is het kind uit het huwelijk,
dat Franciscus met de armoede gesloten heeft. God
zegende dat heilig echt verbond; Hij heeft hun
gezegd : Gaat. groeit aan en vermenigvuldigt; en
dat vruchtbare woord is op wondervolle wijze in
vervulling gegaan.
Dit huwelijk is verheerlijkt geworden door de
drie groote machten der aarde, door Dante, Bos-
suet en Giotto.
De oude zanger der »Divina Comoedia" riep
in eene geestverrukking van het Paradijs uit:
Er breidt zich tusschen den Tupijn en \'t beekje,
Dat van den heuvel stort, dien zich de zaal\'ge
Ubaldus koos, eene vruchtbre helling uit.
Vanwaar Perugia door zijn zonnepoort
En hitte en koude voelt; en waar Nocera
Met Gualdo achter weent om \'t harde juk.
1) Hoc inquit, est quod totis viribus cupio ad implere.
A tribus sociis, Cap. II.
-ocr page 91-
89
Op deze helling nu, waar zij haar steilte
Het meeste breekt, werd de aarde een zon geboren
Gelijk vaak deze van den Ganges opstijgt.
En daarom hij die van deez\' plaatse spreekt,
Zeg\' niet Assisië, dat te weinig uitdrukt,
Maar \'t oosten, zoo hij naar den aard wil spreken.
Niet ver bevond hij zich nog van zijn opgang,
Of hij begon met van zijn groote deugd
Reeds eenige kracht onze aard te doen gevoelen.
Want jong kwam hij in strijd reeds met zijn vader,
Om zulk een vrouwe, wie niet eens de deur,
Zoo min als voor den dood, met blijdschap opent.
Doch voor het oog van \'t geestelijk gezag
Et coram patre werd hij één met haar,
En had van dag tot dag haar sterker lief.
Van d\' eersten ga, beroofd, veracht, verwaarloosd,
Voor elfhonderd jaar en meer, helaas!
Bleef, tot hij kwam, deez\' weduw zonder aanzoek.
Het baatte niet dat hij, die heel de wereld
Een schrik aanjoeg op \'t klinken van zijn stem,
Haar aantrof onbezorgd, bij Amikleet.
Noch baatte \'t, zoo standvast en onvervaard
Te zijn, dat, waar Maria aan den voet
Vertoefde, zij met Christus \'t kruis besteeg.
Opdat ik echter niet te duister blijve,
Zoo houd, in mijn verhulde taal, Franciscus
En de Armoe voor dit tweetal minnenden.
-ocr page 92-
90
Hun samenstemming, hun zoo vreugdig aanschijn,
Hun liefde en zoete blik en wond\'re werking,
\'t Wekte alles de allerheiligste gedachten,
Zoo zeer, dat de eerbied waarde Bernard zich
Ontschoeide en ijlings zooveel vrede volgde,
Ja zelfs, hoe ijlend, zich te langzaam waande.
O rijkdom ongekend! waarachtig goed !
Ontschoeiden zich Sylvester en Egidius
Den Bruidegom volgend, — \'t was om zulk een Bruid.
De vaderlijke meester trok door \'t laud
Met zijn beminde gade en zijn gezin,
. Dien \'t nederig gordelkoord reeds had verbonden.
Hem drukte op \'t voorhoofd geen oned\'le schaamte,
De zoon te zijn van Pietro Bernardone,
Noch om \'t verbazend onaanzienlijk aanschijn ;
Maar koninklijk bracht hij zijn strengen regel
Voor Innocentius, en verkreeg van hem
Het eerste zegel op zijne orde.
En toen de schaar der armen achter hem
Steeds aanwies, wier bewonderingswaardig leven
Men \'t best in \'s Hemels glorie zingen kan,
Zag men den heil\'gen wensch van \'t hoofd der kudde,
De kroon len tweeden male toegewezen
Van d\' eeuw\'gen Geest en uit Honorius\' hand.
En nadat hij, uit dorst naar \'t martelaarschap
In tegenwoordigheid des trotschen Sultans
Den Christus had gepredikt en zijn volgers;
-ocr page 93-
91
Doch, te weerbarstig voor bekeering \'t volk
Bevindend, en om niet vergeefs te toeven
De vrucht weer bij Itaaljes kruid gezocht had ;
Ontving hij tusschen d\'Arno en den Tiber
In \'t rotsgebergt, van Christus \'t laatste zegel,
Twee jaren door zijn leden sinds gedragen.
Toen \'t Hem, die tot zulk heil hem had verkoren,
Behaagde hem tot die gena te voeren
Die hij verwierf door zooveel zelfvernedering,
Beval hij als aan wettige erfgenamen,
Zijn broed\'ren, die zoozeer beminde gade,
En bad hen, haar getrouw steeds te beminnen.
En uit haar schoot verlangde deze ziel
Zoo heerlijk tot haar rijk terug te keeren,
Geen and\'re lijkbaar wenschend voor haar lichaam.1)
De groote Bossuet, die de uiterste grens der
welsprekendheid bereikt heeft, en uit de volheid
des geloofs, als een arend uit de hoogte des he-
mels, de verhevenste lessen op aarde bracht, ver-
volgt aldus het lied van Dante :
»Dit kleine Kind van Bethlehem, zoo noemt
Franciscus mijn meester, deze Jezus, die rijk was,
maar arm werd uit liefde tot ons, om, zooals de
heilige Apostel Paulus zegt, ons te verrij ken door zijn
nooddruft; deze arme Koning, die bij zijne intrede
1) Metrische overzetting van den hooggeleerden heer
Prof. A. S. Kok.
-ocr page 94-
92
in de wereld geen kleed vond, dat zijner grootheid
beter voegde dan dat der armoede; heeft zijne
ziel in verrukking gebracht. Mijne lieve armoede,
zeide hij, hoe laag uwe geboorte ook moge wezen
volgens het oordeel der menschen, ik acht u hoog,
wijl mijn meester u tot zijne echtgenoote koos.
En inderdaad, hij had gelijk, Christenen ! Wan-
neer een koning eene dochter uit het volk huwt,
wordt zij koningin; door haar huwelijk met den
vorst wordt zij in den adelstand verheven ; haar
huis deelt in haar adeldom ; hare ouders worden
gewoonlijk tot de hoogste betrekkingen geroepen,
en hare kinderen zijn de erfgenamen van het ko-
ninkrijk. Zoo ook is de armoede, men moge zich
daartegen verzetten of daarover mompelen, door
haar huwelijk met den Zoon Gods eene adellijke
en aanzienlijke vrouw geworden. Sinds dien tijd
zijn de armen de vertrouwelingen van den Hei-
land, en de eerste dienaren van het geestelijk ko-
ninkrijk door hem op aarde gevestigd, fin in die
wondervolle rede van af dien geheimzinnigen berg
door Jezus voor eene menigte toehoorders gehou-
den, verwaardigde hij zich niet de rijken toe te
spreken, tenzij om zijne bliksems tegen hun hoog-
moed te slingeren, maar Hij richtte het woord
tot de armen, zijne goede vrienden ; Hij zeide hun
met eene buitengewone vertroosting des harten :
O armen, wat zijt gij gelukkig, want aan u be-
hoort het rijk der hemelen! Gelukkig dan, ja dui-
zendwerf gelukkig de arme Franciscus, de vurigste,
-ocr page 95-
93
de meest verrukte, indien ik mij zoo mag uit-
drukken, de uitzinnigste minnaar der armoede, die
ooit in de Kerk geweest is! — Met welk een bo-
venmatigen ijver heeft hij haar niet omhelsd ! 1)
Treedt men de kerk in de benedenstad van
Assisië binnen, dan staat men, vervuld van be-
wondering en vromen eerbied, onwillekeurig stil
voor een groot fresco van het gewelf. Wie is in
staat al de wonderen van dit verheven kunst-
gewrocht te schetsen ! Daar ziet gij den verrezen
Christus staan met die schitterende kalmte, welke,
gedurende de laatste veertig dagen van zijn leven
op aarde, zijn goddelijk aanschijn bestraalde ; Hij
biedt den nederigen Franciscus de hand van eene
jonge dochter, en Franciscus steekt haar den
trouwring aan den vinger als onderpand van een
eeuwig verbond. Deze schoone bruid is met rozen
en lichtstralen gekroond, liefelijk stralen hare oogen,
terwijl een bekoorlijk lachje om hare lippen speelt,
maar haar kleed is grof en gelapt, en het bloed
vloeit uit hare doorwonde voeten ; zij wandelt op
een, met doornen en scherpe steenen bezaaid, ruw
en moeilijk pad. De kinderen der wereld beleedi-
gen haar, werpen haar met steenen, slingeren haar
scheldwoorden naar het hoofd, en overladen haar
met verwenschingen en slagen.... Het is de heilige
christelijke armoede.... De koren der Engelen sprin-
gen op van vreugde, en zijn in diepe vereering
________
1) Bossuet. Lofrede op den H. Franciscus van Assisië.
-ocr page 96-
94
voor deze geheimvolle vereeniging. Een engel der
gerechtigheid drijft de gierigaards uiteen en die
ontaarde kloosterlingen, die met welgevallen hunne
geldzakken liefkoozen, terwijl een engel der barm-
hartigheid den jongen rijken man, die zijne goede-
ren den armen uitdeelt, het zoete geluk der armoede
binnenleidt; boven geheel dit heilige en vrede ade-
mende schilderstuk bieden de engelen der offeranden
aan God de huizen, de kleederen en rijkdommen
aan, die men uit liefde tot Hem verlaten heeft.
Uitgelokt door den liefelijken geur der deug-
den van Franciscus, omhelsden weldra eenige leer-
lingen de boetvaardigheid met eene heldhaftige toe-
wijding ; 1) staan we hier een oogenblik stil om
het portret te schetsen van deze eerste apostelen
van de godsdienstige hervorming der wereld door
de armoede en de zelfverloochening. Een rijk en
aanzienlijk man in Assisië, Bernard van Quinta-
vallis geheeten, wilde beproeven of de onthechting
van Franciscus aan de goederen dezer aarde uit
heiligheid voortkwam of wel kleingeestigheid
diende genoemd te worden.
Hij verzocht den heilige bij hem te gast en vol-
gens toenmalig gebruik sliepen beiden in dezelfde
kamer. Bernardus veinsde te slapen en sloeg op-
lettend acht op Franciscus, die geknield, met uit-
1) Een oude dichter zegt sprekende van Zéno: Esurir©
docet et invenit discipulos, wat echter nog meer op den
H. Franciscus van toepassing is.
-ocr page 97-
95
gestrekte armen, en onder het storten van heete
tranen van liefde, onophoudelijk uitriep : Mijn God
en mijn al! 1) Hij is waarlijk een man Gods, zeide
Bernardus tot zich zelven, 2) terwijl hij zich zijne
traagheid in het beoefenen der deugd, en zijne
liefde voor de vergankelijke rijkdommen verweet,
Eenige dagen later, nadat de genade wondervol
op zijn hart had gewerkt, zeide hij aan Francis-
. cus :»Indien een slaaf van zijn meester een schat
had gekregen, en er geen behoefte aan had, wat
zou hij dan moeten doen" ? — Hij behoorde
het zijn meester weer te geven, antwoordde Fran-
ciscus. — » Dan zal ik, hernam Bernardus, aan den
Heer de aardsche goederen teruggeven, waarmede
Hij mij begiftigd heeft." »Gij gaat eene gewichtige
taak ondernemen, antwoordde Franciscus, wij die-
nen hier God om raad te vragen. Laten wij naar
de kerk gaan, de H. Mis hooren en na het ge-
bed zal de H. Geest ons den weg wijzen, dien
wij te volgen hebben." 3)
1)  Totus ignitus indicibilibna lacrymis, facie et ma-
uibus in coelum protensis, haec verba frequenter repete^
bat: Deus mena et omina. Petrus Rodulpbius. Historia
Seraphica pag. 58 in folio.
2)  Vere hic homo est a Deo. Thomas de Celano, Cap. IV.
3)  Ergo, inquit Bernardus, temporalia quae mihi con-.
cessit Dominus, illi reddam? Cai Franciscus: Arduum
sane id est, quod percunctaris, Bernarde, explorandum
est consilium a Deo; eamus ad ecclesiam, audiamus
fflissam, et oratione praemissa, a Domino quid futurum
Bit indicabitur. Petr. Eodulp. Hist. Seraph. p. 58.
-ocr page 98-
96
Daar op denzelfden dag Petrus van Catana, een
ander inwoner van Assisië, Franciscus om het
privilegie zijner armoede kwam vragen, gingen
zij met hun drieën naar de kerk. Er bestond
destijds, onder het volk, eene zeer gebruikelijke ma-
nier om den goddelijken wil te raadplegen ; men
opende namelijk, ter eere van de drie personen der
heilige Drievuldigheid, driemaal achtereenvolgens
het Evangelieboek op het altaar, en het eerste
vers dat onder de oogen viel, werd als eene on-
feilbare uitspraak van God aangezien. Het behaagde
den Heer meermalen dit eenvoudig en kinder-
lijk vertrouwen te zegenen. 1) Bij de eerste ope-
ning van het boek las Franciscus : Wilt gij vol-
maakt zijn, ga, verkoop wat gij bezit, en geef
het aan de armen ; 2) bij de tweede : neem niets
mede op weg; 3) en bij de derde opening: Indien
iemand mijn volgeling wil wezen, hij verloochene
zich zelf, neme zijn kruis op en volge mij. 4) Zie-
daar, zeide Franciscus tot zijne gezellen, ziedaar
den regel dien wij volgen moeten ; ziedaar den
raad Gods; gaat en volvoert, wat gij zoo even
gehoord hebt. 5) Zij gingen, verkochten hunne
1)  S. Thomas Secunda Secundae, quest. XCXV, art. 8.
2)  Matth. CXIX.
3)  Mare. C, VI.
4)  Matth. Cap. XVI.
5)  Fratres haec est vita et regnla nostra, et omnium
qui voluerint nostrae societati conjungi, ite igitur, et
sicut audistis, implete. Vita a tribus sociis, C. III.
-ocr page 99-
97
goederen en deelden de opbrengst er van aan de
armen uit.
Franciscus en zijne twee zonen namen hun in-
trek in een klein, verlaten hutje, gelegen in de
vlakte van Rivo Torto, aldus genaamd naar eene
kronkelende beek, die er doorloopt. Petrus van Ca-
tana werd later de eerste vicaris-generaal van den
heiligen Stichter; hij stierf na een werkzaam en deug-
denrijk leven. De wonderen, die op zijn graf ge-
schiedden, stoorden de kloosterlingen in hunne een-
zaamheid. Franciscus zeide toen tot zijn welbemin-
den zoon : «Broeder Petrus, gij hebt mij tijdens uw
leven steeds op mijne wenken gehoorzaamd; ik
verwacht, dat gij mij thans evenzeer zult gehoor-
zamen. Zij, die uw graf bezoeken, strekken ons tot
grooten last; om hen is onze armoede gewond, en
wordt het stilzwijgen niet meer onderhouden; ik
beveel u daarom krachtens de heilige gehoorzaam-
heid, dat gij ophoudt met wonderen te doen." 1)
Zoo gehoorzaamde men in de orde van Fran-
ciscus tot in den dood.
Bernardus van Quintavallis werd met verschil-
lende gewichtige zendingen belast, hij was het,
1) Wadding Annales Minorum. torn. III. — Ottavio
bisschop van Assisie" , Lurni Serafici di Porziuncola,
Pag. 41. De H. Bernardus hield op mirakelen te doen
op bevel van Goswinus, abt van het Klooster van Citeanx.
Vita S. Bernard. Lib. VII, C, XX, VIII, tom II, editio
Mabillon.
7
-ocr page 100-
98
die de Minderbroeders in het geleerde Bologna ves-
tigde; het was geene gemakkelijke taak naast de
hoogmoedige dwaasheid van geleerden en doctoren,
de armoede en de dwaasheid des kruizes te verheffen.
Hij werd door het volk met spot en beschimping
ontvangen; de kinderen trokken hem aan zijn
kap en zijne pij en wierpen hem met slijk en stee-
nen; de volwassene menschen, verwaander maar
even onverstandig als zij, zagen op hem neer met
dien minachtenden lach, welke duizendmaal wree-
der is dan beleedigingen ; Bernardus echter bleef
kalm bij dit alles en op zijn gelaat lag de rust
van een volmaakt geduld. 1) Een beroemd doctor
der Universiteit zeide, bij het zien van zooveel
deugd en zooveel standvastigheid, tot zichzelven :
«Deze mensch moet een heilige zijn"; en op
Bernardus toetredende, vroeg hij hem; wie hij
was en wat hij in Bologna was komen zoe-
ken. In plaats van hem te antwoorden, bood
Bernardus hem den regel van den heiligen Franciscus
aan. De doctor las dien en getroffen door zooveel
volmaaktheid, zeide hij tot zijne vrienden, die hem
omringden: «Waarlijk, dit is de volmaaktste in-
stelling, die men ooit gezien heeft; zulke mannen
zijn heiligen ; vervloekt zijn zij, die hem vervloe
ken.\'\' En tot Bernardus zeide hij : «Indien gij eei>
huis begeert, waar gij God kunt dienen, ik zal
1) Sempre patientissimo, con volto allegro non si la-
mentava, ne si turbava. Fioretti di S. Francesco, Cap. IV.
-ocr page 101-
99
het u van ganscher harte geven." Beraardus nam
het aanbod aan, maar weinige dagen later keer-
de hij, daar hij zich door iedereen geëerd zag,
naar Franciscus terug en zeide hem : » Vader ! alles
is in de stad Bologna gereed, zend er broeders
heen." De heilige Franciscus was zeer verheugd,
dankte God, die aldus de arme leerlingen van
het kruis verspreidde, en zond broe Iers naar
Bologne en in geheel Lombardije. 1) Wij zullen
Bernardus terugvinden op missie in Spanje, waar
de Engelen des hemels hem de rivieren, hielpen
oversteken. 2) Als hij genoeg had gestreden in
het werkende leven, troostte God hem en ver-
;terkte hem inwendig door de overweging; onder
iet lezen der heilige Mis was hij met den geest in
len hemel opgenomen, en dikwijls zagen broeders
en reizigers hem, in de bosschen der Appenijneu,
id geestverrukking en innig verkeer met God. 3)
Zeven dagen nadat Franciscus zijne twee eerste
leerlingen had ontvangen, vatte Aegidius, een an-
der inwoner van Assisië, het plan op zijne vrien-
1)  Et ando da Francesco e disse gli: Padre il laogo
è appresso la citta di Bologna, mandate gli delli frati
•.. all\' hora S. Francesco, ringraziö Dio che cominciava
a diiatare i poveri discepoli dolla croce. Fioretti O, IV.
2)  Disse 1\'angelo: Passiamo insieme e non dobitare.
E pigliatolo per mano in un batter d\'occhio lo passo di
la dal fiame. Fioretti, C. III.
3)  Stava solo snlle cime de\' monti altissimi contem*
Plando Ie cose celesti. Fioretti, 0. XXVII.
-ocr page 102-
100
den na te volgen, maar hij kende de plaats hun-
ner afzondering niet. Na in de kerk van den H.
Georgius de Mis te hebben gehoord, ging hij de
stad uit, en toen hij daar drie wegen voor zich
open zag, zond hij dit gebed tot God op: »Heer,
heilige Vader, ik bezweer u bij uwe barmhartig-
heid, indien ik moet volharden in deze heilige roe-
ping, geleid dan mijne schreden en breng mij ter
plaatse, waar uwe dienaren wonen." En hij koos
instinctmatig een der drie wegen ; weldra bemerkte
hij Franciscus, die in het bosch zijn gebed ver-
richtte, hij wierp zich voor diens voeten, en vroeg
hem de gunst, om in zijn gezelschap te worden
opgenomen. Franciscus kende inwendig het ge-
loof en de zuiverheid van Aegidius, en zeide hem:
»Mijn lieve broeder, gij verlangt dat God u opne-
me onder het getal zijner dienaren en krijgsknech-
ten ; dit is geen geringe genade; het is als wan-
neer de keizer in Assisië kwam om er een gun-
steling te zoeken; iedereen zou bij zich zelven
zeggen: God geve, dat ik het zij. Ziedaar op
welke wijze God u gekozen heeft 1") Daarna stelde
hij hem voor aan Petrus en Bernardus, zeggende :
«Ziehier een goeden broeder, dien God ons gezon-
den heeft." Na een soberen maaltijd en een geeste-
lijk gesprek, vertrok Franciscus met zijn nieuwen
leerling naar Assisië, om een kleed voor hem te
1) Wadding Annales Minoram.
-ocr page 103-
101
zoeken. Onderweg ontmoetten zij eene vrouw, die
hun om eene aalmoes vroeg. Franciscus wendde
zich met een engelachtig gelaat tot Aegidius
en zeide hem : »Mijn broeder, laat ons ter liefde
Gods aan deze arme vrouw den mantel ge-
ven, dien gij draagt." Aegidius gaf hem aan-
stonds, en hij zag deze aalmoes zich ten hemel
verheffen. 1)
Van dit oogenblik af was het leven van den
heiligen vader Aegidius, volgens het getuigenis
van den heiligen Bonaventura, die hem gezien en ge-
kend had, meer dat van een engel dan van een
meusch. 2) Franciscus beminde hem van gan-
scher harte, om zijne volmaaktheid in alle deug-
den, om zijne bereidwilligheid in het volbrengen
van zijn plicht, en omdat hij zich dikwijls aan hem
spiegelde. Toen hem eens zijne oude ridderavon-
turen te binnen kwamen, zeide hij tot zijne andere
leerlingen : »Deze is een van mijne ridders van de
Tafelronde." 3) Aegidius, een groot vriend der ar-
moede, drong zeer diep door in de geheimen van
het bespiegelend leven. Eens geraakte hij, in te-
gen woordigheid van Gregorius IX, in geestver-
1)  Visum est ei quod eleomosyna illa ia coelam ascen-
disset. Vita a tribus sociis, Cap. III.
2)  Sanctus Pater Aegidius, ... quemadmodum et ego
ipse oculata fido conspexi: ut magis censeretur inter
bomines vitam angelicam agere quam knmanam. S. Bo-
naventura, Cap. III.
3)  Chronique3 des Prères Mineurs, liv. VII, C. V.
-ocr page 104-
102
rukking; tot zich zelven gekomen, zeide hij tot
den paus : »Heilige Vader, bewaar de zuiverheid
van de oogen uws geestes: van het rechteroog
om voortdurend de hemelsche dingen en de on-
eindige volmaaktheden Gods te beschouwen; van
het linker om een gezond oordeel te vellen over
de wereldsche zaken, welke aan uwe zorg zijn toe-
vertrouwd." De paus werd hierdoor zeer gesticht,
en bleef sinds een warm vriend van dezen glorie-
rijken heilige, die zulk een waar en volmaakt
vriend van God was. 1) In de vervoering van zijne
liefde voor den Schepper, doorliep hij het veld en
omhelsde de steenen en boomen, terwijl hij een
vloed van tranen stortte. In een onderhoud met den
heiligen Bonaventura, algemeen overste van de orde
der Minderbroeders, zeide hij tot dezen :» Aan u, ge-
leerden, heeft God groote genaden geschonken,
maar wij, arme weetnieten, wat zullen wij doen,
om ons te redden ?" De heilige Bonaventura ant-
woordde: »Indien onze Lieve Heer den menscheu
niets anders had gegeven dan zijne liefde, dat ware
voldoende." — Mijn vader, hernam Aegidius, kan
dan een weetniet God evenzeer lief hebben als eer;
geleerde? — Eene oude vrouw kan God evenzeer, en
nog meer beminnen dan een meester in de god-
geleerdheid, was het antwoord van Bonaventura.
Bij deze woorden, liep Aegidius naar den tuin,
keerde zich naar den kant van de stad en riep
1) Chroniques des Frères Mineurs, C. XII.
-ocr page 105-
103
met sterke stem : » Arme en onwetende vrouw, be-
min God en Jezus Christus en gij zult grooter
eijn dan broeder Bonaventura." 1)
God stortte, ter belooning van het heilig leven
van Aegidius, in zijne ziel de schitterendste licht-
stralen der goddelijke wetenschap uit. Men ver-
haalt, dat een predikheer, die twijfelde aan de on-
gerepte maagdelijkheid der Moeder Gods, Aegidius
ging raadplegen, die hem aldus toesprak : »Mijn
broeder predikheer, zij is maagd , vóórdat zij
baarde, zij is maagd in het baren, zij is maagd
nadat zij baarde," en terwijl hij deze woorden
sprak, sloeg hij driemaal met zijn stok op den
grond, en er kwamen drie schoone leliën te voor-
schijn. 2) Eene treffende en vrome overlevering
verhaalt dat de heilige Lodewijk, op zijn pelgrims-
tocht naar het roemrijk graf van Franciscus, Pe-
rugia doortrekkende, broeder Aegidius wenschte te
zien. Een inwendig visoen openbaarde aanstonds
den broeder, dat deze pelgrim niemand anders was
dan de heilige koning van Frankrijk ; zoodra zij
elkander zagen, vielen zij op de knieën en om-
belsden elkander met onuitsprekelijke teederheid.
Zij bleven lang in stilzwijgen verdiept, in dien kus
1)  Vita B. Aegidii Acta Sanctorum 23 April. Petrus
Rodnlphius. Hist. Seraph., p. 63. Vetula, panpercula,
simplex et idiota, diligas Dominum Deum tuum, et po-
teris esse major qnam frater Bonaventura.
2)  Vita B. Aegidii apud Bolland. Chroniques. Ch. XVI,
-ocr page 106-
104
der liefde en die hartelijke ontboezeming1, hart aan
hart aan elkander verbonden ; eindelijk stonden zij
op; de koning vervolgde zijne reis en de broeder
keerde in zijne cel terug. Üe overige kloosterlingen
vernomen hebbende, dat deze pelgrim de koning
•was, deden Aegidius groote verwijtingen over zijn
lompheid. » O", hernam hij, » verwondert er u niet
over, dat niemand van ons beiden heeft kunnen
spreken, want van het oogenblik af, dat wij eik-
ander omhelsd hebben, heeft het licht der god-
delijke wijsheid, aan mij geheel zijn hart geopen-
baard en hem geheel het mijne ; en terwijl wij
aldus in elkanders hart lazen, kenden wij elkau-
der veel beter, dan wanneer wij met elkaar ge-
sproken hadden, en wij genoten veel grooter ver-
troosting, dan wanneer wij door woorden hadden
willen uitdrukken, wat onze zielen gevoelden ; zoo
weinig is de menschelijke tong geschikt om de
verborgene geheimen Gods uit te drukken." 1)
Meermalen werd aan Aegidius, door zijne over-
sten, de taak opgedragen om zijne broeders in
de geestelijke wetenschap te onderrichten. Met god-
vruchtigen eerbied hebben wij enkele stukken van
deze heilige onderrichtingen bijeenverzameld, die
1) Non vi maravigliate di cio perciochè nè io a lui,
nè lui a me ha potuto dir parola, perchè tosto che noi
fnssimo abbracciati, la lnce della sapienza mi revelö e
manifesté il suo cuore, e a lui il mio etc. Pioretti, Capo
XXXIH.
-ocr page 107-
105
in den akker der wereld geworpen, bloemen deden
opschieten, vervuld van de heerlijkste geuren, en
vruchten voortbrachten, welke het voedsel zijn
geweest van verschillende geslachten van heiligen.
Gezeten in het midden zijner broeders onder de
reusachtige eiken van de Appenijnen, zeide Aegi-
dius: » .. .. Drie dingen zijn bijzonder nuttig,
en hij die ze bezit, kan niet in het kwade vallen.
Het eerste is, dat we te midden der wederwaar-
digheden den vrede des harten bewaren; het twee-
de, dat wij ons vernederen in alles, wat wij doen
en in alles wat wij ontvangen; het derde, dat
wij eene standvastige liefde koesteren voor het
eeuwig geluk, dat wij niet kunnen zien met onze
lichamelijke oogen. Alles wat de vleeschelijk ge-
zinde menschen verachten en niet tellen, wordt
bemind en gezocht door God en c heiligen ; de
mensch is zóó oDgelukkig, dat hij dikwijls zijn
hart schenkt aan verachtelijke dingen. Het heilige
berouw, de heilige nederigheid, de heilige liefde,
de heilige godsvrucht, de heilige vreugde, ziedaar
hetgeen de ziel volmaakt en gelukkig doet zijn
God is zoo groot, dat al de woorden van de wijzen
der oudheid en der heilige leeraars minder zijn
dan de punt van eene naald, vergeleken met de aarde,
ja met de geheele Schepping. De heilige Schrift
stamelt als zij over God spreekt, zoo als een moe»
der stamelt om zich voor haar kind verstaanbaar
te maken .... Zoolang de mensch leeft, mag hij
nooit wanhopen aan Gods barmhartigheid, aange*
-ocr page 108-
106
zien er geen boom is zóó doornig en krom, dat
de menschen hem niet kunnen opsieren ; zooveel
te meer kan er op de wereld geen zondaar zijn
zóó groot, dien God niet kan versieren met zijne
genade en zijne deugden . . . Ziedaar de ware weg
des heils : zich verheugen over het geluk van een
ander, zich bedroeven over zijn eigen kwaad. Het
werk dat ons boven alle andere werken voordeel
aanbrengt is, zich toeleggen op de godsvrucht en
de zachtzinnigheid; alles wat zouder liefde en
opoffering geschiedt, is God en zijne heiligen on-
gevallig ....
Tot de kennis van God kan men niet anders
komen, dan door middel der nederigheid. Het kwaad
en de dood zijn in de wereld gekomen, omdat de
engel in den hemel en Adam op de aarde het
hoofd te hoog verhieven ; terwijl het heil ons gewor-
den is door de nederige buiging der heilige Maagd
en andere heiligen. Gave God,, dat wij onophou-
delijk een zwaren last op de schouders hadden,
opdat wij daardoor zouden worden aangedreven
ons hard hoofd te buigen en te vernederen. Door
de nederigheid vindt de mensch de genade Gods,
en den vrede met de menschen. Indien een koning
zijn zoon naar een of ander afgelegen land wilde
zenden, zou hij hem geen wild en holziek paard
doen bestijgen, maar een makken telganger met
een gemakkelij ken en vasten draf; zoo geeft God
als souverein Koning zijne genade niet aan de
hoovaardigen, maar alleen aan de ootmoedigen.
-ocr page 109-
107
i
De vreeze Gods bant uit den mensch de slechte
vrees, en bewaart in de ziel de oneindige goede-
ren, welke door onze gedachten niet begrepen en
door onze woorden niet uitgedrukt kunnen
worden. Hij, die ter liefde Gods al de weder-
waardigheden met geduld zou dragen, zou groote
genaden ontvangen ; hij zou de meester dezer we-
reld zijn en reeds vasten voet in de andere hebben.
«... Indien iemand aan een zeer arm menscb
zeide : Vriend, ik leen n mijn huis, opdat gij er
gedurende drie dagen gebruik van maket, om een
onwaardeerbaren schat te winnen, wat zou die
arme al niet doen ? Wat wij van God ter leen
hebben ontvangen, is ons lichaam ; en alles wat
wij gedurende ons leven kunnen doen, is gelijk
aan drie dagen. Daarenboven, indien een graankorrel
niet tot bederf overgaat, kan hij geen vruchten
voortbrengen. Men moet hem dus tot bederf doen
overgaan, wil men dat hij ontkieme; het koren
moet op zijn tijd gedorscht en in de eeuwige voor-
raadschuur worden ingezameld.... De mensch
kan geen voldoening vinden in de goederen dezer
aarde, hij snakt onophoudelijk naar de hemelsche
dingen; want hij werd niet geschapen voor het-
geen hier beneden is, maar voor wat hoog en
verheven is ;. .. het lichaam is voor de ziel
gemaakt en deze wereld voor de andere... De
last, dien de bekoringen ons veroorzaken, is gelijk
aan den arbeid van den landman: de aarde is
overdekt met distels en doornen; om haar met
-ocr page 110-
108
vrucht te bebouwen, moet men er eerst de ploeg-
schaar in zetten. Bij het zien van een langduri-
gen, zwaren arbeid, waarvan hij niet onmiddellijk
de vruchten ziet, wordt hij somtijds ontmoedigd.
Alzoo moet men ten eerste de kluiten bijeen-
brengen en fijn maken maar men ziet nog geene
vrucht ; ten tweede moeten de doornen en distels
afgesneden en verbrand worden, maar men ziet
nog geene vrucht; ten derde woelt hij de aarde
los met de ploegschaar ; ten vierde ploegt hij het
voor de tweede maal en maakt hij voren; ten
vijfde zaait hij het graan; ten zesde wiedt hij
het onkruid uit, wanneer het graan begint op te
komen; ten zevende zamelt hij het koren in, en
ontdoet het met veel arbeid en moeite van het
stroo, door het te dorschen, te wannen en te zif-
ten ; eindelijk ten achtste brengt hij het graan in
zijne voorraadschuren, en vol vreugde, dat hij de
vrucht van zijn arbeid mocht zien, neemt hij
zich voor om in het vervolg nog grooter moeite
aan te wenden, enkel ter wille van de vreugde, die
zijn oogst hem verschaft. Welnu, zoo gaat het
ook met de bekoringen en de vermoeienissen, die
wij, hier in deze wereld, moeten doorstaan voor de
geestelijke vrucht en voldoening, die wij in de
eeuwigheid zullen inoogsten." 1)
Deze mannen vol toewijding konden niet lang
1) Bollandist. Acta Sanctoram 23 April pag. 227-237
in folio.
-ocr page 111-
109
aldus in de afzondering blijven, zij beproefden
om zich op het werkende leven toe te leggen; Ber-
nardus en Petrus gingen naar de Romagna, Fran-
ciscus en Aegidius in het mark Ancona, om het
volk te onderwijzen en te stichten. Deze eerste
apostolische tochten wierpen het volle licht op de
heldhaftige deugden van deze armen van Christus.
Wanneer zij de noodigste dingen dierven, wensch-
ten zij zich zelven geluk daarmede, als met een
schat, dien zij voor den prijs van al hunne rijk-
dommen hadden gekocht; wanneer zij bespot en
mishandeld werden, baadde hunne ziel in vreugde. Na
eenig goed te hebben uitgericht, keerden zij naar
Rivo-Torto terug om daar door gebed en ingeto-
genheid hunne krachten te sterken.
Nieuwe leerlingen voegden zich bij Franciscus :
Sabbatini was de vierde; wij bezitten over zijn
leven geen enkele zekere bijzonderheid, hij was
eene dier goede en rechtschapene zielen, die zich
verschuilen achter hunne nederigheid, en op wie
gedurende hun pelgrimstocht op aarde, het oog
van God alleen, met liefde blijft rusten. 1) De
vijfde apostel was Morico, kloosterling van de
orde der kruisdragers. Hij lag ziek in het hospi-
taal van den allerheiligsten Verlosser te Assisië
1) Vir bonus et rectus ita cum Deo ambnlavit in omnibus
operibus suis. Petrus Rodolphus. Hist. Seraph. p. 6Q,
Sabbatini stierf te Rome en werd begraven in de kerk
van de H. Maria in Ara coeli.
-ocr page 112-
110
en was door alle geneesheeren opgegeven; hij
verzocht Franciscus voor hem te bidden, die dan
ook voor hem bad en hem door twee broeders
eenige stukjes brood liet brengen, gedoopt in de
olie uit de godslamp van St. Maria der Engelen,
er deze woorden bijvoegende :» De macht van Jezus
Christus zal door dit middel aan onzen geliefden
broeder Morico niet slechts eene volmaakte ge-
zondheid teruggeven, maar hem bovendien tot een
dapper soldaat hervormen, die in onze gelederen
zal treden en er in volharden." De zieke genas en
kwam te Rivo-Torto. 1) De zesde leerling, Joan-
nes de Capella geheeten, hechtte zich aan de tij—
delijke goederen, verliet de heilige armoede, en
eindigde als Judas. 2) Philippus Longo was het ze-
vende kind van deze heilige familie; hij was een
onschuldig mensch en ervaren in de hemelsche
wetenschap en werd de eerste visitator der »arme
jonkvrouwen." 3)
Wij bezitten geene bijzonderheden aangaande
Constantius, Barbari, Bernardus, Vigilantius; maar
de elfde, de priester Sylvester, was een der luister-
rijkste armen van Jezus Christus. Hij had aan
1)  Petrus Kodolphius p. 66.
2)  Qui alter Judas Iscariotes se laqueo suspendit. Po-
trns Eodolph. p. 67.
S) Primus visitator pauperum dominarum, .... Domi-
nus dignatus est tangere labia ejus calcalo munditiae.
Petrus Rodolph. p. 67.
-ocr page 113-
lil
Franciscus steenen verkocht voor de kerk van
St. Damiaan, en zich daarvoor den prijs laten
betalen; toen hij het goud zag, dat Bernardus van
Quintavallis aan de armen uitdeelde, trad hij nader
en zeide:»Franciscus, gij hebt mij voor de steenen,
welke ik u verkocht heb, te weinig betaald." 1)
De dienaar Gods nam een paar handen vol geld
uit den zak en gaf ze hem, zeggende:» Heer, priester!
is dit genoeg voor eene volkomene betaling?" 2)
Sylvester antwoordde: »Ik heb, hetgeen mij toe-
komt," en ging voldaan weg. Weinige dagen
later herinnerde hij zich de woorden en de on-
baatzuchtigheid van Franciscus, en hij zeide tot
zich zelven : »Is het geen schande dat ik, grijs-
aard, die ik ben, met zooveel hartstocht de tij—
delijke goederen najaag, terwijl die jonge man
ze uit liefde Gods veracht ?" Den volgenden nacht
zag hij in den droom een gouden kruis, dat uit
den mond van Franciscus kwam en tot aan den
hemel reikte, terwijl de armen zich uitstrekten tot
aan de uiteinden der aarde. 3) Nu begreep hij,
dat Franciscus een waarachtig vriend van God
1)  Francisce, non bene solvisti mihi pro lapidibns
quos emisti a me. Vita a tribus sociis. C. III.
2)  Habes adhuc plenam solutionem, domine sacerdos?
A tribus sociis III.
3)  Contuebatur post hoc crucem quandam auream, ex
ore procedentem Francisci, cujus summitas coelos tangebat,
cujus brachia protensa in latum usqne ad mundi fines
videbantur extendi. S. Bonaventura, C. III.
-ocr page 114-
112
was, en hij vroeg hem de gunst om onder het
getal zijner leerlingen te worden opgenomen. Van
dit oogenblik af bracht hij zijn leven door in
eene gestadige beschouwing en sprak met God
zooals een vriend met zijn vriend spreekt.
De heldhaftige tijden van Rivo-Torto hebben
eene onwederstaanbare bekoorlijkheid voor den
geschiedschrijver en de christelijke ziel, die dit
nederig hutje aanzien als de wieg van eene groote
en wondervolle instelling. Het stulpje was zoo
vervallen en zoo nauw, dat men genoodzaakt werd
om de namen der broeders op de balken te schrijven,
opdat zoo ieder zijne bepaalde plaats zou hebben
en zich op zijne oefeningen zou kunnen toeleggen,
zonder gevaar voor verstrooiing en stoornis van
zijn buurman. 1) In de maand September van het
jaar 1209 kwam keizer Otto IV, op reis naar
Rome om zich door Paus Innocentius III te
laten wijden en kronen, langs de hut; Franciscus
zond hem door twee broeders deze profetische
boodschap: »De glorie, waarmede gij omgeven
zijt, zal niet lang duren." 2) Iedereen kent de
ongelukkige geschiedenis van dezen vorst, schender
van zijne eeden en de rechten der Kerk.
Intusschen putte Franciscus in het gebed en de
boetvaardigheid den moed van een apostel -en de
1)  Wadding.
2)  Vincent de Beauvais. Miroir historial, livre XXX,
Ch. XCIX.
-ocr page 115-
113
wijsheid van een wetgever; in zijn verkeer met
God zeide hij: »Er is niets op aarde, o mijn
God, wat ik niet bereid ben van ganscher harte
op te offeren; er is niets zoo lastig en zwaar,
wat ik niet met vreugde wil verduren; niets wat
ik, volgens de krachten van mijn lichaam en van
mijne ziel, niet ondernemen wil ter eere van mijn
Heer Jezus Christus; en ik wensch, zooveel in
mijn vermogen is, alle anderen op te wekken en
aan te zetten om God, van ganscher harte en
boven alles, te beminnen." 1)
• Eens, nadat hij lang had gebeden, verzamelde
bij zijne broeders en zeide hun: »Schept moed,
verheugt u in den Heer; laat uw klein getal u
niet ontmoedigen, laat mijn en uw eenvoud u
niet ontrusten, want God heeft mij duidelijk ge-
toond, dat Hij, door zijn zegen, dit huisgezin,
waarvan Hij de Vader is, over geheel de aarde
zal verspreiden. Ik zou alles, wat ik gezien heb,
met stilzwijgen voorbij hebben willen gaan, maar
de liefde gebiedt mij het u mede te deelen: Ik
zag eene groote menigte tot ons komen om ons
1) Nihil est in hoc mnndo, quod non volo libenter di-
mittere propter amorem et honorem Domini mei Jesu
Christi; nihil est etiam tam duram in hac vita, qnod
non volo gratanter sustinere propter ejus charitatem,
faciendo propter ejus honorem omnia qnae ega potero
juxta meas vires corporis et animae. Revelationum. S.
Brigittae lib. VII. Cap. XX. Eomae 1556, in folio.
8
-ocr page 116-
114
habijt aan te nemen en onzen leefregel te volgen;
ik zag de wegen overal vol van menschen, die
aan onze zijde voortschreden en met allen
spoed voortgingen. Franschen komen, Spanjaarden
snellen aan, Engelschen en Üuitschers loopen sa-
men, alle natiën zijn in beweging en ziet het
gedruis van al degenen, die daar komen en
gaan om de bevelen der heilige gehoorzaamheid
ten uitvoer te leggen, klinkt nog in mijne ooren... 1)
Beschouwen wij, mijne broeders, welke onze roe-
ping is: bet is niet enkel tot onze zaligheid, dat
God in zijne barmhartigheid ons geroepen heeft,
maar ook tot zaligheid van vele anderen; Hij
heeft ons geroepen, opdat wij, meer door ons voor-
beeld dan door onze woorden, geheel de wereld
zouden opwekken tot boetvaardigheid en het on-
derhouden der goddelijke geboden. Wij schijnen
verachtelijk en dwaas, maar vreest niet, hebt
moed en vertrouwt, dat onze Zaligmaker, die de
wereld overwonnen heeft, op krachtdadige wijze
door u zal spreken. Wachten wij ons wel om,
nadat wij alles verlieten, het rijk der hemelen voor
eene nietigheid prijs te geven. Indien wij geld
vinden, laten wij het niet hooger achten dan het
stof op de wegen. Laten we de rijken, die een
weekelijk leven leiden en den opsmuk der ijdel-
1) Et ecce adhuc sonitus eornm in auribus nieis, eun-
tium et redeuntium secundnm obedientiae sanctae man-
datnm. Thom. de Celano, Cap. IV.
-ocr page 117-
115
heid dragen, niet oordeelen of verachten; God is
even goed hun meester als de onze, Hij kan hen
tot zich roepen en rechtvaardig maken. Gaat dan
en predikt de boetvaardigheid die der wereld de
vergiffenis der zonden en den vrede biedt; gij zult
geloovige menschen ontmoeten vol zachtmoedigheid
en liefde, die met vreugde u zullen ontvangen en
naar uwe woorden luisteren; anderen daarentegen
ongeloovig, hoogmoedig en goddeloos, zullen u
laken en zich tegen u kanten. Neemt u vast voor
om dit alles met nederigheid en geduld te ver-
dragen, vreest niet: na een weinig tijds zullen
vele wijze en edele mannen zich bij u aansluiten
om voor de koningen, de prinsen en het volk te
preeken. Weest derhalve geduldig in de beproe-
vingen, vurig in het gebed, onvermoeid in den
arbeid en het koninkrijk Gods, dat eeuwig is, zal
uw loon zijn." 1)
Na deze profetische woorden verdeelde hij hunne
wegen, in den vorm van een kruis, naar de vier
hoeken der aarde; hij omhelsde en zegende ieder
zijner broeders door deze nieuwe formule der ge-
hoorzaamheid: Werpt den last uwer ellende in
den schoot des Heeren, Hij zal u voeden. 2) Zij
vertrokken, de nieuwe ridders van Jezus Christus^
en gingen naar het noorden en het zuiden geeste-
1)  Vita a tribus sociis. C. III.
2)  Jacta super Dominum curam tuam, et ipse enutriet
te. Hoc verbum dicebat quoties ad obedientiam fratres
aliquos transmittebat. Thomas de Celano, C. IV.
-ocr page 118-
116
lijke steekspelen zoeken, om in het worstelperk
met de onoverwinnelijke wapenen van zuiverheid,
hoop en liefde de zielen te overwinnen. 1) En
voorzeker, zij hebben een goeden strijd gestreden,
en God en de menschen keurden hen de eer van
eene luisterrijke zegepraal waardig. — Wanneer
deze offerlievende missionarissen des vredes in eene
burcht of stad aankwamen, verkondigden zij in
eenvoudigheid, wat de heilige Geest hun in het
hart zond. Hun, die hen vroegen: Wie zijt gij?
gaven zij ten antwoord: »wij zijn boetelingen uit
Assisië." 2) Zij deelden hunne aalmoezen met
de armen ; overal waar zij eene kerk aantroffen,
wierpen zij zich neder en baden dit gebed, het-
welk Franciscus hun geleerd had: Wij aanbidden
U, o Heere Jezus Christus! hier en in al de ker-
ken die op aarde zijn, en wij loven U, die door
Uw heilig kruis de wereld verlost hebt. 3)
1)                  Nos frères si departi sunt
Com noviau chevalier, a\'en vont
Qui vont por tornéemant querre
Par Ie pais et par la terre.
(Chronique Ms.)
Zie ook »E1 Cavalloro Assisio" een Spaansch gedicht
door Gabriel de Mata, Ie deel, Ille zang.
2)  Simpliciter tarnen confitebantnr quod erant viri
poenitentiales de civitate Assisii orinndi. Vita a tribus
sociis, Cap. III.
3)  Adoramns te Christe et benedioimus tibi propter
omnes ecclesias qnae sunt in universo mundo quia per
sanctam crucem tuam redemisti mundum. Vita a tribus
sociis, C. III.
-ocr page 119-
117
Na zijne terugkomst te Rivo-Torto verlangde
Franciscus vurig al zijne kinderen om zich ver-
zameld te zien, ten einde zijne instelling door bij-
zondere regels te bevestigen. Hij bad den Heer,
die weleer het volk van Israël, dat verstrooid was
onder de volkeren, had vereenigd, zijn klein huis-
gezin weer bijeen te brengen, en de geest Gods
wekte bij allen het verlangen naar hun terug-
keer op. 1)
Met groote blijdschap begroetten de broeders
elkander bij hunne terugkomst; met nederigheid
en eenvoud gaven allen verslag van hun weder-
varen ; maar bovenal verhaalden zij met eene on-
geloofelijke vreugde de bespottingen en mishande-
lingen, welke zij op hunne missiereis hadden moe-
ten verduren. 2) Zij hervatten nu hun leven van
gebed en boetvaardigheid. — Op zekeren dag
zeide Franciscus hun : »Ik zie, mijne broeders, dat
de Heer in zijne goedheid onze broederschap wil
uitbreiden. Laten wij daarom tot onze heilige
moeder de Kerk gaan, en aan den Paus kennis
geven van al het geen God zich verwaardigd heeft
door middel van ons te bewerken, opdat wij vol-
1)  Per eum orabat hoc fieri qui dispersionea congre-
gabat Israëlis. S. Bonaventura, C. III.
2)  Eeversi discipuli de praedicatione, referebant hila-
riter, quae, in illa missione, lndibria et verbera experti
fuerant. Wadding.
-ocr page 120-
118
gens zijn wil en onder zijne bevelen onzen arbeid
voort zetten." 1)
Hij schreef nu eene constitutie van drie en
twintig hoofdstukken, die wij later zullen bespreken ;
wij kunnen hier volstaan met te zeggen, dat het
de grondwet der armoede was, want behalve de
drie gewone geloften, was er een uitdrukkelijke
afstand van alle bezit en de verplichting om van
aalmoezen te leven in opgenomen.
Allen begaven zich op weg naar Rome, onder
leiding van Bernard van Quintavallis, dien zij voor
den duur van de reis tot leidsman en overste hadden
gekozen. Vol blijdschap en vertrouwen begaven zij
zich op weg, terwijl zij de lange reis door gebed
en godvruchtige gesprekken afwisselden. 2) Te
Riete zag Franciscus een ridder Angelo Tancredo;
ofschoon hij hem niet kende, sprak hij hem toch
aan en zeide: »Angelo, gij hebt nu lang genoeg
koppel, degen en sporen gedragen ; voortaan be-
hoort een grof koord uw koppel, het kruis van
Jezus Christus uw degen, het stof en slijk uwe
sporen te wezen. Volg mij en ik zal u ridder van
Jezus Christus maken." Angelo volgde hem ; zoo
was dan het geheimzinnig en zinnebeeldig ge-
tal van twaalf leerlingen volmaakt en bestond er
eene nieuwe gelijkvormigheid tusschen onzen Heer
1)  Vita a tribus sociis, Cap. IV.
2)  Gaadentes igitur ibant et verba Domini loquebantnr.
A tribus sociis, C. IV.
-ocr page 121-
119
Jezus Christus en Franciscus, zijn volmaakten na-
volger.
De groote Paus Innocentius III, die aan den
roem, door de Kerk in den loop der eeuwen
verworven, zooveel nieuwe glorie heeft toegevoegd,
zat op den troon van den heiligen Petrus, toen de
kinderen van Franciscus en de heilige armoede, te
Rome aankwamen. Zij werden ontvangen door
hun ouden vriend, den bisschop van Assisië, die zich
destijds te Rome bevond. Deze was zeer bedroefd,
daar hij meende, dat deze evangelische mannen
van plan waren zijn diocees te verlaten, dat zij
door hunne predikatiën gevoed en door hun voor-
beeld gesticht hadden, maar toen hij het ware
doel van hunne reis had vernomen, beval hij hen
dringend aan kardinaal Joannes van St. Paulus,
bisschop van Sabina, die hen met zijn vermogenden
invloed ondersteunde. Innocentius III wandelde
Jn het paleis van Latranen, op een verheven ter-
ras, de Spiegel genaamd, toen hij een arm on-
aanzienlijk man zag naderen, die hem kwam on-
derhouden over de oprichting van eene nieuwe
instelling, op de armoede gegrond. Hij wees hem
af, maar gedurende den nacht zag hij, in een droom,
een palmboom langzamerhand voor zijne voeten
opgroeien, en een zeer schoone boom worden. De
Paus bewonderde, maar begreep den zin van dit
visioen niet; doch eene hemelsche verlichting deed
hem verstaan, dat de palmboom den armen man
voorstelde, dien hij den vorigen avond had afge-
-ocr page 122-
120
wezen. Hij liet den arme opzoeken en men bracht
Franciscus tot hem. Innocentius ontving hem te
midden der kardinalen, liet hem zijne plannen uit-
eenzetten, en achtte zich gelukkig, dat het hem
gegeven was de Kerk te begiftigen met de ware
armen, die in tegenstelling met de armen van Lyon,
wier hoogmoed de wereld in verwarring had ge-
bracht, zich onderscheidden door hunne onthech-
ting aan het aardsche en de onderworpenheid, waar-
mede zij hun lot droegen. 1) Eenige kardinalen
meenden nogtans, dat deze armoede overdreven
was en de menschelijke kracht te boven ging, en
maakten den Paus eenige bedenkingen, doch de
bisschop van Sabina stond op en zeide : »Indien
wij het verzoek van dezen arme afslaan, onder
voorwendsel, dat zijn regel nieuw en al te moei-
lijk is, dan kunnen wij, met evenveel recht, het
Evangelie zelve verwerpen, want de regel, dien
Franciscus wil doen goedkeuren, is geheel en al
in overeenstemming met hetgeen het Evangelie
ons leert; want te durven beweren, dat in de
evangelische volmaaktheid iets onzedelijks of on-
mogelijks gelegen is, zou eene godslastering zijn
tegen Jezus Christus, den oorsprong van het Evan-
gelie." 2) Deze redeneering had eene gunstige
uitwerking op Innocentius; hij zeide aan Fran-
ciscus : »Mijn zoon, bid Jezus Christus, dat Hij
1)  Bossuet. Histoire des Variations. liv. XI, n°. 83.
2)  S. Bonaventura. Cbap. III.
-ocr page 123-
121
ons zijn wil doe kennen, opdat wij uwe vrome
weDSchen kunnen inwilligen." 1)
De dienaar Gods begaf zich in het gebed ; wei-
dra kwam hij terug en zeide : »Heilige Vadnr,
daar was eene zeer schoone maar arme dochter,
die in de woestijn haar verblijf had. Een koning
zag haar, en werd zoo overmeesterd door hare
schoonheid, dat hij haar tot zijne echtgenoote
nam. Hij woonde eenige jaren met haar te
samen, en zij schonk hem kinderen, die allen de
trekken hadden van hun vader en de schoonheid
hunner moeder ; daarna keerde hij naar zijn hof
weer. De moeder voedde met zorg de kinderen
op en zeide hun eindelijk: Mijne kinderen, gij
zijt zonen van een groot koning, zoekt hem op
en hij zal u alles geven, wat u voegt. De kinderen
kwamen bij den koning, en toen hij hunne schoon-
heid zag, vroeg hij hun : Wiens zonen zijt gij ?
Zij antwoordden hem : Wij zijn de kinderen van
die arme vrouw, die in de woestijn woont. De
koning omhelsde hen met groote vreugde, zeggen-
de : Vreest niets, gij zijt mijne zonen. Indien vreem-
den zich voeden van mijne tafel, zou ik dan niet
meer zorgen voor mijne kinderen ? Deze koniug
heilige Vader! is onze Heer Jezus Christus. —
Deze zoo schoone dochter is de armoede, die overal
1) Ora fili, ad Christum, ut suam nobis per te vo-
luntatem ostendat, qua certius cognita, tuis pils desi-
deriis securius annuamus. S. Bonaventura, Cap. III.
-ocr page 124-
122
verstooten en veracht, in deze wereld als in eene
woestijn leefde. Toen de Koning der koningen van
den hemel daalde en op aarde kwam, had hij haar
zoo lief, dat hij haar in de kribbe huwde. Zij
schonk hem vele kinderen in de woestijn dezer
wereld : de apostelen, de kluizenaars, de klooster-
lingen en zoovele anderen, die vrijwillig de ar-
moede hebben omhelsd. Deze goede moeder zond
hen naar den Koning des hemels, hun vader, met
het kenteeken van hare koninklijke armoede, zoo-
wel als van hare nederigheid en hare gehoor-
zaamheid. Deze groote koning ontving hen met
goedheid, beloofde hen te zullen voeden en zeide :
»Ik laat mijne zon opgaan over den rechtvaardige
en den zondaar, ik scheuk aan ieder schepsel, wat
hij noodig heeft, hoe veel te meer zal ik dan zorgen
voor mijne kinderen. Indien de Koning des he-
mels aan allen, die hem navolgen, eene eeuwige
heerschappij heeft toegezegd, met hoeveel gegronder
vertrouwen kan men dan verwachten, dat Hij
hun zal geven, wat hij steeds en met zooveel mild-
heid aan goeden en kwaden geeft." 1) Waarlijk
deze is de man, die de Kerk van Jezus Christus,
door zijne werken en zijne leer zal ondersteunen !
riep Innocentius uit, 2) en hij verhaalde, dat hij
1)  Vita a tribas sociis, Cap. IV.
2)  Vere hic est ille vir religiosus et sanctas, per quem
sablevabitur et sustentabitur Ecclesia Dei. Vita a tribas
sociis, Cap. IV.
-ocr page 125-
123
den vorigen nacht in een droom, een arm man
had gezien, die de Basiliek van Lateranen, welke
op het punt stond van in te vallen, ondersteunde.
Franciscus knielde neder, beloofde eene algeheele
gehoorzaamheid, ontving den pauselijken zegen en
de mondelinge goedkeuring van zijne instelling,
en na met zijne leerlingen de graven der heilige
apostelen bezocht te hebben, keerden zij gezamen-
lijk naar Assisië terug, terwijl zij den weg namen
over Spoleto om daar den vrede te verkondigen.
Eens hadden zij eene lange en vermoeiende dag-
reis gemaakt; de broeders gingen langs den weg
zitten om een weinig uit te rusten, doch de honger
kwelde hen en zij hadden niets te eten. Nu kwam
de goddelijke Voorzienigheid de armen van Jezus
Christus te hulp. Toen alle menschelijke hulp
hun ontbrak, kwam een man hun een brood bren-
gen. 1) Zij brachten eenige dagen door in eene
verlaten kerk bezijden de stad Orta, van waar-
uit zij gingen preeken, en kwamen in het heilige
en arme verblijf van Rivo-Torto weder, waar Fran-
ciscus hen in het gebed en de versterving gron-
dig onderwees.
Weldra gaf de Abt der Benedictijnen van Monte-
Subazio, op aandringen van den bisschop van
Assisië, aan Franciscus en zijne congregatie, bij
1) Sane cnm omnis via deeaset qua possent sibi de
victu necessaria providere statim affuit providentia Dei.
S. Bonav., C. IV.
-ocr page 126-
124
eene wettige acte, de kerk van de heilige Maria
der Engelen of van Portiuncula; het is deze
orde, — de oudste dochter van Christus — eigen
om iedere toewijding, ieder heldhaftig streven te
ondersteunen ; zij heeft de arme Minderbroeders aan
den boezem gedrukt om ze te verwarmen, en zij
verzekerde hen op aarde een onafhankelijk toe-
vluchtsoord. Franciscus voorzag eenigszins de glo-
rierijke bestemming van deze nederige kapel en
hij riep uit: »Het is hier eene heilige plaats, die
eerder door engelen dan door menschen diende be-
woond te worden, zij zal voor ons een eeuwig-
durend gedenkteeken van Gods goedheid zijn. 1)
En ieder jaar zond hij als bewijs van dankbaar-
heid een kleinen korf harders, eene soort van
visch, die in overvloed gevonden wordt in de ri-
vier Chiascio, welke langs Maria der Engelen
loopt. 2)
Zoo kan dan de arme Franciscaner familie ge-
rust ademhalen, zij kan zich koesteren in het zon-
nelicht. Sterk door de goedkeuring des Pausen,
vreest Franciscus niets meer in de wereld; hij
doorloopt alle steden, alle dorpen, alle gehuchten.
Banierdrager van den gekruisten Christus houdt
hij het vaandel der armoede fier omhoog; hij
begint in de wereld een nieuw soort van nering,
hij vestigt er den schoonsten en rijksten handel,
1)  Wadding.
2)  Chalippe. Vie de Fran^is, liv. I.
-ocr page 127-
125
welken men zich kan bedenken. Hij zeide overal
en aan allen, »o gij, die deze eenige parel van
het evangelie begeert, komt, voegt u bij ons om
koopmanschap te drijven voor den hemel; ver-
koopt uw goederen en geeft ze den armen, komt
met mij, vrij van alle aardsche zorgen, komt wij
zullen boetvaardigheid plegen, komt wij zullen
onzen God in eenvoud en armoede prijzen en die-
nen. En iederen avond keerde hij zegevierend naar
St. Maria der Engelen weer, omringd door zijne
nieuwe geestelijke veroveringen. Het getal leer-
ÜDgen der armoede groeide wonderlijk aan, onder
al dezen moeten wij op bijzondere wijze kennis
maken met de broeders Rufinus, Leo, Mattheus
de Marignan en Juniperus; hun leven zal ons
vele verborgenheden uit het zieleleven van Fran-
ciscus verklaren.
God heeft de eerste minderbroeders versierd en
verrijkt met de heerlijke en uitmuntende deugden
van broeder Rufinus, die, als een stralende regen-
Loog te midden der onweerswolken, met de liefe-
lijke verscheidenheid zijner schoone kleuren prijk-
te, en als eene donkerroode roos door zijne bran-
dende liefde, en als eene blanke lelie door zijne
zuiverheid, de Kerk Gods met zijne welriekende
geuren vervulde. Hij was uit Assisië afkomstig.
In den eersten tijd na zijne bekeering, beval Fran-
ciscus hem om van zijne kleederen ontdaan, in eene
kerk van Assisië te gaan preeken. Hij gehoor-
zaamde. Het volk zeide : Deze is een dier mannen,
-ocr page 128-
126
die zich door hunne verstervingen krankzinnig
hebben gemaakt, 1) en men verwaardigde zich
niet naar hem te luisteren. Franciscus kwam zich
weldra bij hem voegen, hij preekte en al het volk
barstte in tranen uit, bij de herinnering aan het
lijden van Jezus Christus. Door de nederige be-
oefening der gehoorzaamheid had Rufinus zulk eene
macht over zich zelven en over den duivel ver-
kregen, dat deze door den mond van een bezetene
bekende, dat hij door de deugd van Rufinus werd
gekweld als eene druif in de wijnpers. 2)
Broeder Leo heeft eenige overeenkomst met den
heiligen Joannes. Hij was de biechtvader en zulk een
boezemvriend van Franciscus, dat zij niet van elkan-
der te scheiden waren, zij reisden samen, baden
samen, weenden samen ; de een verliet zich op den
ander en zoo brachten zij geheel hun leven door.
Franciscus gaf Leo den liefelijken naam van»het
kleine schaap van God" la peccorella di Dio.
Toen zij eens bij eene uiterst strenge koude van
Perugia naar St. Maria der Engelen gingen, zeide
Franciscus tot Leo : »God geve, dat de Minder-
broeders voor geheel de aarde een sprekend voor-
beeld van heiligheid zijn, nogtans let wel op dat
1)  Li fanciulli e gli uomini cominciarono a ridero et
diceano: Hora ecco costoro fanno tanta astinenza e peni-
tenza che diventano stolti, e fuori di se. Fioretti
Capo XXIX.
2)  Chroniques des Frères Mineurs. Liv. VI. Chap. II.
-ocr page 129-
127
hierin de volmaakte vreugde niet bestaat." Een
weinig verder zeide bij : » O Leo, indien de broeders
blinden het gezicht weergaven, duivelen uitdreven,
stommen deden spreken en dooden die vier dagen
in het graf hebben gerust, in het leven terug
riepen, daarin zou de volmaakte vreugde niet ge-
legen zijn." En nog een weinig verder: »O broe-
der Leo, indien de Minderbroeders alle talen kenden,
en alle wetenschappen, indien zij de gave der
voorzegging, en van de onderscheiding der geesten
hadden, daarin zou de volmaakte vreugde niet
gelegen zijn." En weer een weinig verder : »O
Leo, klein schaap Gods, indien de Minderbroeders
de taal der Engelen spraken, indien zij den loop
der sterren kenden, de kracht der planten, de
verborgenheden der aarde en de natuur der vogela,
der visschen, der menschen, van alle dieren, van
de boomen, van de steenen, van het water, daarin
is de volmaakte vreugde niet gelegen." En een
weinig verder : »O broeder Leo, indien de Minder-
broeders, door hunne predikatiën, alle ongeloovige
volken tot het christelijk geloof bekeerden, daarin
is de volmaakte vreugde niet gelegen." En zoo
bleef hij verscheidene mijlen ver doorspreken. Ein-
delijk vroeg Leo hem vol verwondering: »O,
Vader, ik bid u in den naam van God, zeg mij
dan waar de volmaakte vreugde te vinden is V
Franciscus hernam: »Indien wij doornat, met slijk
bespat, verkleumd van koude, uitgeput van honger,
Maria der Engelen bereiken en de portier, als wij
-ocr page 130-
128
aan de poort klopten, ons zou zeggen, wie zijt
gij? — als hij dan nadat wij hem hadden ge-
antwoord, dat wij twee zijner broeders zijn, ons
zou toesnauwen, gij liegt, gij zijt twee leegloo-
pers, twee vagebonden, die het land afloopt en den
waren armen hunne aalmoezen ontneemt, en daarna
ons gedurende den nacht in de koude en de sneeuw
aan de poort liet staan. Als wij deze behande-
ling geduldig verdroegen, zonder klagen of morren,
indien we zelfs nederig en vol liefde dachten dat
de portier ons juist had aangezien voor hetgeen
wij zijn, en dat hij door toelating Gods aldus tot
ons sprak, geloof mij dat zou eene volmaakte
vreugde zijn. Indien wij op de poort bleven klop-
pen en de portier ons zware kaakslagen zou komen
geven, en zeggen : weg van hier, schurken, gaat
naar het gasthuis, hier is niets te eten voor u.
Indien wij dat alles geduldig verdroegen en hem
van ganscher harte en met liefde dit vergaven, geloof
mij dat zou een volmaakte vreugde zijn. Indien
eindelijk, in dezen uitersten nood, de honger, de
koude, het nachtelijk uur, ons noodzaakten om
onder tranen en gebeden met allen aandrang te smee-
ken om in het convent te worden binnengelaten,
en de portier ziedend van toorn, met een zwaren,
knoestigen stok in de hand naar buiten kwam,
ons bij de kap vast greep, in de sneeuw wierp,
en zoo onbarmhartig sloeg, dat wij met wonden
overdekt waren, indien wij dat alles met vreugde
verduurden, in de gedachte dat wij behooren te
-ocr page 131-
129
deelen in de smarten van onzen gezegenden Heer
Jezus Christus, o Leo, geloof mij, dat zou de vol-
maaktste vreugde zijn ; want onder alle gaven des
heiligen Geestes, die Jezus zijnen dienaren geschon-
ken heeft en nog zal schenken, is er geene grooter,
dan zich zelven te overwinnen, en te lijden uit
liefde tot God. 1) Inderdaad er ligt in de ge-
sprekken van de menschen uit de dertiende eeuw
en vooral van de heiligen, iets zoo eigenaardigs,
dat ik er een waar genot in vind er naar te
luisteren.
Korten tijd na het ontstaan der orde, was
Franciscus andermaal met broeder Leo op reis,
en toen de tijd der metten daar was, bemerkten
zij dat zij geen brevier hadden om de getijden
te bidden. «Broeder Leo," zeide Franciscus, «wij
hebben geene boeken, nogtans moeten wij Gods lof
zingen; wij zullen dan zóó doen, ik zal zeegen:
0 broeder Franciscus, gij hebt in de wereld zoo-
veel zonden bedreven, dat gij verdient in de hel
te worden neergeworpen; en gij broeder Leo zult ant-
woorden : \'t is waar gij verdiend, op den bodem der
hel te liggen.\'\' Met den eenvoud eener duif antwoordde
Leo: «Volgaarne Vader." Maar in plaats van te
antwoorden zooals Franciscus het wilde, zeide hij
integendeel: »God zal door u zooveel goeds be-
\'werken, dat gij in het Paradijs zult worden op-
1) Fioretti de S. Francesco, Cap. VII.
9
-ocr page 132-
130
genomen."— Zoo moet ge niet spreken, broeder Leo,
aldus berispte Franciscus hem, maar als ik zeg: O
broeder Franciscus, gij hebt zooveel ongerechtig-
heden tegen God bedreven, dat gij de volheid
zijner vervloekingen verdient, dan moet gij ant-
woorden: »\'t is waar gij hebt eene plaats onder
de verworpelingen verdiend." Doch Leo zeide:
»O broeder Franciscus, God zal u genadig zijn en
gij zult de gezegende onder de gezegenden zijn."
Verwonderd dat Leo telkens juist het tegen-
deel zeide van hetgeen hij moest antwoorden, beval
Franciscus hem, in naam der heilige gehoorzaam-
heid, zijne woorden nauwkeurig te herhalen. Ik
zal zeggen:»o, broeder Franciscus, ellendige broeder
Franciscus, meent gij dat God, na al de misdaden,
welke gij tegen den Vader der barmhartigheden
en den God aller vertroosting begaan hebt, nog
medelijden met u zal hebben? Waarlijk gij zijt
zijner barmhartigheid onwaardig; en gij broeder
Leo zult dan aanstonds antwoorden: \'t is waar,
gij verdient geene vergiffenis;" maar Leo ant-
woordde: »God zal u barmhartig zijn en u met
genaden overladen." Nu zeide Franciscus hem met
zachten toorn:»Hoe zijt ge zoo vermetel geweest
om het gebod der gehoorzaamheid te overtreden
en telkens anders te antwoorden, dan ik bevolen
heb ? " » Mijn goede Vader, hernam Leo, God is mijn
getuige, dat ik steeds de woorden heb willen
herhalen, die gij mij hebt voorgeschreven." •—
• Antwoord dan dezen keer ten minste, zooals ik u
-ocr page 133-
131
zal voorzeggen," zeide Franciscus. »Ik zal zeggen:
O broeder Franciscus, klein en verachtelijk mensch,
meent gij wel, dat God u barmhartigheid zal be-
wijzen ? en gij zult die zelfde woorden herhalen."
Franciscus zong deze woorden, onder een vloed
van tranen en broeder Leo zeide: »God zal u eene
groote barmhartigheid bewijzen. Gij zult voor
eeuwig verheerlijkt en verheven worden, want die
zich vernedert zal verheven worden. Ik kan niet
anders spreken, want God spreekt door mijn
mond." 1) O wonder volle nederigheid der heiligen !
Wat is er van u geworden ? .. . Leo werd, ook na zijn
dood, niet van Franciscus gescheiden ; zijn lichaam
werd begraven aan den voet van het altaar van
zijn verheerlijkten en onder het getal der heiligen
opgenomen vriend.
Mattheus de Marignan was eveneens een wonder
van nederigheid. De heilige Franciscus zeide hem
eens, in het bijzijn der overige broeders:» Mattheus,
dezen hier hebben van God meer dan gij de gave
der beschouwing ontvangen, \'t is dus billijk dat
gij, die meer geschikt schijnt te zijn voor uit-
wendige bedieningen, de zorg voor poort en keuken
op u neemt, opdat de overigen zich ongestoord
1) Eisposo fra Leone e disse: Aazi gran misericordia
ricoverai da Dio ed esalteratti e glorificheratti in etërno,
imperocchè chi si hamilia sara esaltato, e io non posso
altro dire perciochè Dio paria pe la bocca mia. Fioretti
Cap. VII. Geheel dit hoofdstak mant uit door stijl.
-ocr page 134-
132
aan het beschouwend leven kunnen wijden ; den
tijd, die u rest, zult gij besteden aan het inzamelen
van aalmoezen. Draag vooral zorg, dat de we-
reldsche menschen, die hier komen, de rust uwer
broeders niet storen. Stel hen tevreden, met hen
enkele woorden, die God u zal ingeven, toe te
spreken en zorg dat de overige broeders niet be-
hoeven te verschijnen. Ga en doe dit alles om
de belooning der heilige gehoorzaamheid te ver-
krijgen." Mattheus boog het hoofd, deed zijne kap
af en onderwierp zich aan het gebod van zijn
overste. Dagen achtereen volbracht hij stipt alles,
wat men hem had aanbevolen. Zijnen metgezellen,
die zijne deugd kenden en de liefde, die hij koes-
terde voor het gebed, hinderde het, hem zoo heiast
te zien en zij baden hun gemeenschappelijken
vader, het werk onder hen allen te verdeelen.
Deze berustte er in, liet Mattheus bij zich komen
en zeide hem: »Mijn broeder, uwe medebroeders,
willen hun deel in uwe taak." Mattheus ant-
woordde: »Vader ik beschouw alles, wat gij mij
hebt opgelegd, als van God toegezonden." De
heilige Franciscus was inwendig zeer verheugd,
bij het zien dier liefde van den eenen, en dier
nederigheid van den anderen kant; hij onderhield
hen over deze beide heilige deugden, en verdeelde
de posten, terwijl hij hun zijn zegen schonk. 1)
1) All\' hora S. Francesco vedendo la carita di coloro,
e 1\'humilita di fra Matteo, fece loro una predica mara-
vigliosa della santissima bumilita. Fioretti, Cap. XI.
-ocr page 135-
133
Mattheus vergezelde dikwijls den heiligen Fran-
ciscus op zijne apostolische tochten ; hij was te-
genwoordig bij de verzoening der inwoners van
Siena. 1) Wanneer hij onder het gebed de ver-
voeringen der liefde niet meer kon beteugelen, dan
."laakte hij zuchten als eene duif. 2)
Juniperus was een man van een zeer heilig le-
ven. Franciscus zeide hem met toespeling op zijn
naam : »Ik wenschte dat ik een bosch van zulke
jeneverboomen had." Hij onderscheidde zich door
eene bewonderenswaardige rechtschapenheid en een-
voudigheid. Toen eens eenige zijner vrienden hem,
buiten de poorten van Rome, tegemoet kwamen
om hem hunne hulde te brengen, zag hij eenige
kinderen, die zich met het volgende spel ver-
maakten : zij hadden een groot stuk hout dwars
over een muur gelegd; aan de beide uiteinden van
den balk zaten schrijlings twee jongens, die, bij
een gelijk tegenwicht, elkander wederkeerig in de
hoogte beurden en naar beneden deden dalen.
Broeder Juniperus vroeg om eene der beide plaat-
sen en begon te spelen met het kind, dat aan het
andere eind was blijven zitten. Toen zijne vrien-
1)  In qnell\' hora alquanti omini di Siena combatte-
vano insieme e gia erano morti due di loro; giangendo
S. Francesco, predicö aloro si devotamente, e santamente,
che gli pacificö. Pioretti, C. X.
2)  Qnand\' egli orava faceva nn ginbilo, conforme a
quello d\'una colomba. Fioretti, Cap. XXXI.
\\
-ocr page 136-
134
den hem bereikt hadden, groetten zij hem zeer eer-
biedig, want zij kenden zijne gewoonte genoeg;
maar hij volhardde standvastig bij zijn besluit,
liet niet merken, dat hij hen zag of hoorde,
deed zich voor als geheel verdiept in het spel,
en bleef zóó lang en zóó vastberaden voortgaan,
dat zij hun geduld verloren en zich genoodzaakt
zagen naar huis terug te keeren, zeer ontevreden
en weinig gesticht in de onbeschaafdheid en de
dwaasheid van hun vriend, die zich daarna stil
in zijn klooster terugtrok, zeer gelukkig aldus de
ijdele glorie dier ontmoeting vermeden te hebben.
De heilige Clara droeg Juniperus eene zusterlijke
liefde toe, zij noemde hem om die eenvoudigheid,
de speelpop van Jezus Christus. Wij zullen hem
weervinden bij het sterfbed van deze luisterrijke
heilige.
Zoo had Franciscus, een jaar na de stichting
zijner orde, reeds een groot aantal beproefde leer-
lingen om zich vereenigd, hij zag weldra in, hoe
zegenrijk dezelfde middelen ook het vrouwelijk
gedeelte der maatschappij zouden hervormen.
-ocr page 137-
HOOFDSTUK IV.
De IL Francïscus stelt de Orde der arme
jonkvrouwen in* — Lotgevallen van de
tweede Orde» — De Heilige Coleta*
1212.
Ave mater humilis,
Ancilla criicifixi,
Clara virgo nobilis,
Discipula Francisci,
Ad coelestem gloriam
Fac nos proficisci. Amen.
Antiph. St. Clarae.
Clara claris praeclara meritis, magnae in
coelo claritate gloriae, ac in terra mira-
culorum sublimium clare claret.... Haec
profecto in arvo fidei plantavit et exco-
luit vineam paupertatis, de qua fructus
salutis pingues et divites colliguntur....
Haec fuit pauperum primiceria, ducissa
humilinm___ Gaudeat itaque mater
Ecclesia, quod talem gen uit, et educavit
filiam, quae tanquam virtutum foecunda
parens, multas religionis alumnas suis
produxit exemplis, et ad perfectum Christi
scrvitium pleno magisterio iuformavit.
Alexander IV, bulla Canonisationia.
Deze nieuwe wijngaard van Jezus Christus be-
gon zijne takken uit te breiden en bloemen te
-ocr page 138-
136
dragen van een alleraangenaamsten geur, die over-
vloedige vruchten van glorie voortbrachten. Clara
verscheen in de wereld, als de schoonste plant uit
den tuin van den hemelschen Bruidegom, en als de
schitterendste morgenster van deze heilige instel-
ling. 1) De gemalin van den ridder Sciffi, Orto-
lana van Assisië, was de godvruchtige tuinier-
ster, die deze liefelijke en geurige bloem in de
Kerk plantte. Ortolana had haar leven aan allerlei
werken van barmhartigheid toegewijd ; aangedre-
ven door hare vurige liefde voor Jezus Christus,
had zij lange pelgrimstochten ondernomen, en daar
de kruistochten den weg naar Jeruzalem hadden
geopend, had zij de heilige plaatsen, geheiligd
door het leven van den Heiland, bezocht. Toen
zij, tijdens hare zwangerschap, God om eene ge-
lukkige verlossing bad, hoorde zij eene stem:
»Vrouwe, vrees niet, zonder gevaar zult gij baren
en een licht ter wereld brengen, dat de wereld
verlichten zal!" 1) Het kind ontving bij den doop
den naam van Clara. Hare prille jeugd ging in
nederigheid en verborgenheid voorbij en kenmerkte
zich door liefde en zuiverheid.
1)  Virgo, Deo charissima Clara, ipsarnm plantula pri-
ma tamquam flos vernans et candidus odorem dedit, et tan-
qnam stella praefnlgida radiavit. S. Bonaventura, Cap. IV.
2)  Ne paveas, muiier, quia quoddam lumen salvu par
turies, qnod ipsum mundum clarius illustrabit. Vita
St. Clarae C. I, apud Surium.
-ocr page 139-
137
Clara, die het geluk had gehad de onderwijl
zingen van Franciscus te hooren, verlangde zich
onder zijne leiding te stellen, en den weg der
volmaaktheid en der vernieuwing des geestes
te gaan bewandelen. In gezelschap van hare
bloedverwante Bonna Guelfucio, eene wijze en
voorzichtige vrouw, ging zij heimelijk naar St.
Maria der Engelen, om zich daar te onderhouden
met dengene, die haar vader zou worden op
aarde en haar eeuwige vriend in den hemel; 1) en
terwijl Franciscus zich met haar in eene heilige
gemeenzaamheid onderhield, wekte hij in hare
ziel het verlangen op naar het arme leven der
kloosterlingen en de onuitsprekelijke vreugde, die
de vereeniging met den goddelijken Bruidegom in
de reine zielen zijner getrouwen uitwerkt. Palm-
zondag was de dag, dien God had uitverkoren om
Clara van het gevaarvolle wereldsche leven af te
zonderen ; de Heer vreesde, dat de spiegel van
hare engelachtige ziel zou bezoedeld worden op
de slikkerige wegen der wereld. 2) Zij begaf zich
1)  Visita.no o sancto a santa donzela et ella inais
mindamente ao sancto verao, ordenado discretamonte
os tempos de suas visiacoes, porque sen sancto proposito
nao podesse dos homes ser entendido, nem por nonas pu-
blicas murmnrado et impedido. Marcus van Lissabon. —
Chronicon Cap. III. De familiaridade qne Sancta Clara
tene com o bemaventurado padre Sancto Francisco. —
Een heerlijk hoofdstuk.
2)  Protinus ne specnlum illibatae mentis mundanus
pulvis ulterins inquinet. Vita Clarae, C. IV.
-ocr page 140-
138
naar de Kerk in prachtvol gewaad, en men zag
er de voorbeduiding van hare glorie. Volgens eene
in Italië heerschende gewoonte, waren alle vrou-
wen, uit de handen des bisschops, gewijde palmen
gaan halen. Uit maagdelijk schaamtegevoel bleef
Clara op hare plaats neergeknield; de bisschop
daalde nu van de trappen des heiligdoms, en naar
haar toetredend, gaf hij haar een palmtak in de
hand. 1) Den volgenden nacht verliet zij, nog al-
tijd schitterend uitgedost, door eene geheime deur,
het ouderlijke huis en kwam in St. Maria der
Engelen. De kloosterlingen, die de metten zongen,
ontvingen met brandende kaarsen in de hand deze
wijze maagd, die met eene lamp, vol van de olie,
der liefde, haren Bruidegom en Verlosser, Jezus
Christus, kwam zoeken. Voor het altaar van de
Onbevlekte Moedermaagd sneed Franciscus haar,
ten teeken dat zij verzaakte aan de ijdelheden der
aarde, de haren af, en kleedde haar met het habijt
der boetvaardigheid. Al de kostbaarheden, welke
zij had meegebracht, werden aan de armen uit-
gedeeld.
Het betaamde niet, zegt een oud schrijver, dat
de nieuwe orde der bloeiende maagdelijkheid er-
gens anders ware ontsproten, dan in het engel»
achtige paleis van deze verhevenste aller jonk-
vrouwen, die alleen onder allen, eertijds moeder
1) Pontifex per gradns descendens, nsqno ad eam acce-
deret, et palmam suis in manibns poneret. Vit. Clar., C. IV.
-ocr page 141-
139
en maagd tevens geweest is, en derhalve veel lof-
waardiger dan alle overige schepselen. Op die
zelfde plaats ontsproot de edele ridderorde der
armen van Jezus Christus, de Minderbroeders, onder
den wakkeren hoofdman den heiligen Franciscus,
op dat het iedereen zou blijken dat de Moeder
van God in deze hare woning beide orden ver-
wekte. 1) Franciscus, wiens ijver steeds den geest
der wijsheid tot leidsman had, bracht Clara naar
St. Paul van Assisië, een klooster van Benedicti-
nessen. Daar had de heilige hevige aanvallen van
hare bedroefde familie te verduren, maar God was
hare kracht en Hij schonk haar de kroon der
overwinning in dien strijd, waarin afwisselend
woorden van vriendschap, bedreigingen en haat
tegen haar den kamp aanbonden. 2) Weldra ver-
huisde zij naar St. Damiaan, de kerk, die Fran-
ciscus in het zweet zijns aangezichts had her-
steld. 3) Clara sloot zich, uit liefde tot haar he-
melschen Bruidegom, in deze heilige plaats op;
daar zou zij voor altijd naar het lichaam in ge-
kerkerd zijn, opdat hare ziel zou behoed wezen
voor de woelige stormen der wereld. Deze liefelijke
zilverblanke duive bouwde haar nest in de enge
cellen van deze nederige woning, en werd er de
moeder van het talrijke kroost der arme jonk-
vrouwen. Hare vruchtbaarheid was onuitputtelijk,
en de groote zedelijke schok, dien de wereld bij haar
1) Chroniques des Frères Mineurs livre VIII.
-ocr page 142-
140
optreden ontwaarde, deed het woord van den ouden
profeet in vervulling gaan: «Verheug u onvrucht-
bare, die niet baart. Zing lof en briesch die niet
baarde, want meer kinderen heeft de verlatene,
dan degene die een man heeft. Verbreid de plaats
uwer tente en rek de vellen van uwe tabernake-
len uit...... Want gij zult doordringen ter
rechter en ter linker zijde; uw zaad zal de hei-
denen erven en het zal de verlatene steden be-
wonen...... Gij arme, met het onweder gesla-
gen zonder eenigen troost, ik zal u grondslagen
geven van saffieren, ik zal uw bolwerk uit jas-
pis maken, uwe poorten zullen versierd zijn met
gesneden steenen en al uwe muren met uitge-
lezen steenen." (Isaias, 54.) En dit gebouw, op-
gericht op nederige en zuivere deugden, veel
hechter en duizendmaal kostbaarder dan saffieren
en jaspisteenen, verhief zich hoog in de lucht,
verspreidde hare beschermende schaduw over de
aarde, en vrede en heiligheid werden bij stroo-
men uitgestort over allen, die er eene schuilplaats
kwamen zoeken.
Clara had, in het huis harer moeder, eene jeug-
dige zuster achtergelaten, Agnes genaamd, die zij
eene teedere liefde toedroeg. Weinige dagen na
hare afzondering, kwam Agnes zich in hare
armen werpen, zeggende: »Mijne zuster, ik wil
mee u God dienen," Clara omhelsde haar en gaf
haar vol vreugde ten antwoord : »Lieve zuster, ik
dank God, dat hij mijn vurigsten wensen verhoord
-ocr page 143-
141
heeft." 1) Hunne ouders waren buiten zichzelven
van woede ea kwamen met eenige ridders, hunne
vrienden, Agnes zoeken; geleid door de woeste zeden
van dien tijd, — de veredelende hand van den gods-
dienst had ze nog niet genoeg kunnen verzachten —
greep een der ridders haar bij de haren, schopte haar
hevig en sleepte haar het huis uit; 2) doch God ver-
loste haar op wonderdadige wijze. Zij kwam bij
hare troostelooze zuster terug, en de gelukzalige
Franciscus ging haar troosten. Hij gaf Agnes het
heilige kleed der boetvaardigheid en liet haar
heur naam behouden, ter gedachtenis aan het
liefelijk lam, dat geslachtofferd is voor de zonden
der wereld. In de eerste drie jaren groeide het
huisgezin van Clara wonderlijk aan; zij smaakte
den troost, hare jongste zuster Beatrix zich aan
God te zien toewijden, en Ortolana, weduwe ge-
worden, voegde zich in St. Damiaan bij de drie
planten, die zij eertijds met zooveel liefde had
verzorgd.
Weldra ging dat heirleger van vrome vrouwen,
met koninginnen en prinsessen aan het hoofd, on-
der den naam van arme Clarissen, overal in Eu-
ropa zijne tenten oprichten. Wanneer Francis-
cus een nieuw klooster van heilige maagden
1)  Grratias ago Deo, dulcissima soror, quod me de te
sollicitam exaudivit. Vita Clar., Cap. XVI.
2)  kruit in eam miles unus animo efferato, et pngnis,
caloibnsqne non parcens, eam per capilloa abstrahere
conabatur. Vita Clar., Cap. XVI.
-ocr page 144-
142
wilde oprichten, dan zond hij een der oude bewo-
ners van St. Damiaan, om in de nieuwe kolonie
het kruis en de liefde voor de evangelische ar-
moede te planten. Zoo zond hij Agnes naar Flo-
rence. Het was eene wreede scheiding voor deze
godvreezende zusters. De brief, welken Agnes schreef
aan Clara, en aan alle maagden van St. Damiaan,
waar zij haar geestelijk onderricht en voedsel ont-
vangen had, is voor ons bewaard gebleven. Wij
hebben hem opgenomen, als het eenige overblijfsel
van de innige gemeenschap tusschen deze groot-
moedige en offerlievende zielen der dertiende eeuw.
»AGNES, DE NEDERIGE DIENARES VAN JEZUS, AAN
HARE WELBEMINDE CLARA, HARE EERWAARDIGE MOE-
DER EN MEESTERES IN CHRISTUS, EN AAN HAAR GE-
HEEL CONVENT.
»Het is eene eigenschap van al het geschapene,
dat het nooit in denzelfden toestand blijft; op het
oogenblik, dat men zich gelukkig waant, opent
zich een afgrond van rampen voor onze voeten;
weet dan, moeder, dat eene groote ontroering en
eene matelooze droefheid tot diep in mijn hart is
doorgedrongen, hoezeer het mij leed doet geschei-
den te zijn van u, van u aan wier zijde ik meen-
de te zullen leven en sterven. Dat ongeluk een-
maal begonnen, wanneer zal het eindigen ? Het is
een dier dingen, welke onophoudelijk voortrollen,
maar naar wier einde ons oog te vergeefs om
ziet; het is als eene groote schaduw, die steeds
aangroeit zonder ooit te verminderen; het ligt als
-ocr page 145-
143
een gewicht op mijne ziel, dat ik niet kan af-
werpen. Ik meende, dat zij, die door hetzelfde ge-
loof en denzelfden omgang in den hemel ver-
eenigd waren, ook op aarde hetzelfde leven moes-
ten hebben en denzelfden dood, dat één graf voor
hetzelfde bloed en dezelfde natuur zou gedolven
worden. Maar ik heb mij bedrogen, ik ben verlaten
en mijne ziel vloeit over van droefheid. O mijne zeer
beminde zusters, hebt medelijden met mij ; weent
met mij en bidt God, dat Hij u zulk een lijden
bespare. Weet wel, daar is geene smart aan deze
smart gelijk, eene smart, die mij onophoudelijk pij—
nigt, eene neerslachtigheid, die mij voortdurend
kwelt, een verlangen, dat onverpoosd in mijn bin-
nenste woelt; kwellingen omgeven mij van alle
zijden ; ach, ik bid u, help mij met uwe vrome
gebeden, opdat God mij ondersteune om ze te dra-
gen. O mijne moeder, wat zal ik doen, wat
zal ik zeggen ? Ik heb geen hoop meer u of mijne
zusters ooit weer te zien. O kon ik eens naar
wensch mijne gedachten openbaren, kon ik u in
dezen brief mijne langdurige smart blootleggen.
Mijn hart brandt in mijn binnenste van het vuur
der droefheid. Ik zucht en ween. Ik zoek troost,
maar vind hem niet; de eene smart baart de andere,
en ik bezwijk onder het gewicht van de gedachte :
u nooit weer te zullen zien. Hier is niemand
in staat mijn lijden te begrijpen.
Eene enkele zaak troost mij, en gij kunt u
hierin met mij verheugen, namelijk de groote
-ocr page 146-
144
eensgezindheid, die in ons convent heerscht; men
heeft mij met groot genoegen en met ongekunstelde
blijdschap ontvangen, en mij, vol eerbied en toe-
genegenheid, gehoorzaamheid beloofd. Zij bevelen
zich allen Gode en u aan. Herinnert u onzer
en beschouwt haar zoo wel als mij, als dochters
en zusters, die, in oprechtheid des harten, altijd
bereid zullen zijn uwe raadgevingen op te volgen
en uwe bevelen te volbrengen. De heilige Vader
heeft, wat die bijzondere u welbekende zaak aan-
gaat, mijne verlangens ingewilligd. Vraagt uit mijn
naam aan broeder Elias, dat hij ons wat meer komt
bezoeken en troosten. Amen." 1)
Ondertusschen ging Clara voort hare dochters
te onderwijzen door hare gesprekken, vol van
de zoetste sappen der hemelsche wijsheid, en door
een aanhoudend voorbeeld van alle christelijke
deugden. Bij deze heerschappij over de zielen bleef
hare zedigheid zoo groot, dat men haar, slechts
eenmaal in haar leven, de oogen zag opslaan om
den Paus om zijn zegen te vragen ; dat was de
eenigste keer, dat men gelegenheid had om de
kleur van hare oogen te leeren kennen. 2) Toen
zij tot abdis en overste was gekozen, was zij de
dienares der dienaressen van God; zij verzorgde
de zieken en verrichtte de geringste bezigheden
1)  Wadding, t. II, p. 15.
2)  Giuseppe di Madrid. Yita di S. Chiara, Eoma 1832,
p. 187.
-ocr page 147-
145
in het klooster. 1) Zij legde zich met de uiterste
gestrengheid op de versterving toe, en droeg nooit
eenig schoeisel; geheel gekleed in haar, van grove
stof vervaardigd, habijt, sliep zij eenige uren op
droge wijngaardranken ; zij spotte met lichamelijk
lijden, en de hemelsche vreugde, waarvan hare
ziel overvloeide, weerkaatste zich in hare rustige
houding. 2) Zij ging zitten op haar leger van
smarten en spon daar uiterst fijn linnen, en van
dit fijne lijnwaad vervaardigde zij vijftig korpo-
ralen, die zij in beurzen van purperen zijde aan
de arme kerken van de vallei van Spoleto en het
gebergte van Assisië ten geschenke zond, als een
bewijs van haar diepen eerbied voor het heilig
Sacrament des Altaars. 3)
Eens, op een kerstnacht, was zij ziek en bedle-
gerig, al de kloosterlingen waren ter kerk geto-
gen, om met de engelen de heerlijke geboorte des
Heeren te bezingen; alleen met haar lijden, zeide
Clara al zuchtende: »O mijn God, zie hoe ver-
1)  Inter Christi ancillas sorvire libentins qnam serviri.
Vita Clarae, Cap. VIII.
2)  Deridere videretnr angustias corporales .... sancta
laetitia, qna interias abandabat, oxterins redundabat.
Vita S. Clar., C. XII.
3)  Et sedens filabat delicatissimos pannos, de qnibus
ultra quinquaginta paria corporalium faciens, et ea
sericis vel purpureis thecis inclndens, per plana et mon-
tana Assisii variis ecclesiis destinabat. Vita Clar., Cap.
XVIII, apnd surium.
10
-ocr page 148-
146
laten ik ben." En aanstonds opende Hij, voor wien
geene afstanden bestaan, door een wonder hare
ooren, zij hoorde de broeders, die in de kerk van
Maria der Engelen de getijden zongen en toen
des morgens hare dochters naar haar kwamen
zien, riep zij uit: «Gezegend zij onze Heer Jezus
Christus, die mij in mijne verlatenheid niet bege-
ven heeft." 3)
De gebeden van deze, door zulk eene innige
levensgemeenschap met God verbondene ziel, had-
den eene buitengewone kracht ; de geschiedschrij-
vers- verhalen ons hiervan onder anderen twee op-
merk enswaardige voorbeelden. Keizer Frederik II,
die wreede en goddelooze tiran, had van de oostkust
der Adriatiscbe zee de rest van het oude Sarra-
ceensche ras bijeenverzameld en hun in Italië de
oude burcht Nocera gegeven, die, sedert dien tijd,
bekend staat onder den naam Nocera dei Mori. 2)
Deze vijanden van Christus en zijne Kerk daalden
naar de vallei van Spoleto af, welke aan den hei-
ligen Stoel getrouw was gebleven, en deden haar
den kelk van hun toorn drinken. 3) Eens zetten
1)  Et ecce repen te mirabilia ille concentus, qni in ec-
clesia sancti Prancisci fiebat, suis coepit anribus intonare.
... Mane ad eam venientibns filiabus, dixit Clara: Bene-
dictns Dns. Jesus Christus, qni me, vobis rolinquentibus,
non reliqnit. Vita Clarae. Cap. XIX. Pioretti, Cap. XXXIV.
2)  Nocera der Mooren.
3)  Vallis Spoletana de calice irae frequentius imbibebat
S. Antonin. Chronicon, part. III, pag. 745.
-ocr page 149-
147
zij hun vernielingswerk voort tot onder de poorten
van Assisië, en omsingelden, onder een verwoed
geschreeuw, het klooster van den heiligen Dami-S
anus. Het hart der arme jonkvrouwen beefde van
schrik; zij vluchtten naar het bed van hunne
zieke moeder. 1) Clara stond op, nam het uit zil-
ver en ivoor vervaardigde ostensorium, waarin de
heilige Hostie bewaard werd, plaatste het op den
drempel van de poort, voor de oogen van den
vijand, en op haar aangezicht ter aarde neerge-
worpen, zeide zij onder het storten van tranen, tot
haren welbeminden Jezus. » Zoudt gij, o mijn God,
uwe dienaressen, die ik in uwe heilige liefde heb
opgevoed, hulpeloos in de handen der ongeloovi-
gen willen overleveren ? Bescherm haar, o mijn
God ! want ik, hare moeder, ik vermag niets in
dit groote gevaar." Op hetzelfde oogenblik hoorde
zij eene stem, gelijk aan de zilveren stem van een
klein kind, die haar toeriep : »Ik zal u altijd be-
schermen."—»Mijn meester, vervolgde Clara, indien
het niet strijdt met uw heiligen wil, bewaar dan
ook de stad Assisië, die ons voedt uit liefde tot U."
God antwoordde haar : »Deze stad zal veel te lij-
den hebben, maar mijne genade zal haar bescher-
men." Nu hief Clara haar hoofd op en zeide tot
hare bevende dochters: »Mijne welbeminden, stelt
een onwrikbaar vertrouwen op onzen Heer Jezus
1) Liqnescnnt dominarum corda tumoribus, et ad
matrem refernut
iletus snos. S. Antonin.
-ocr page 150-
148
Christus, ik heb de verzekering ontvangen dat
ons geen leed zal geschieden." 1) De Saracenen
namen inderdaad de vlucht. Ter gedachtenis aan
dit wonder stellen de christelijke kunstenaars Clara
met het heilig Sacrament in de hand aan onze
vereering voor.
Een anderen keer voerde een der voornaamste
legerhoofden van keizer Frederik, Vitalis van
Aversa, een eerzuchtig man, zijne troepen naar
Assisië, om de stad te belegeren. Hij verwoestte
de omstreken, velde de boomen, en zwoer, dat
hij niet zou vertrekken voor hij de stad had be-
machtigd. Clara was bij het zien dezer dingen,
diep bedroefd. «Lieve zusters, zoo sprak zij hare
dochters toe, dag aan dag voorziet deze stad in
onze behoeften, en het zou zeker niet van een
dankbaar hart getuigen, indien wij haar in dezen
uitersten nood niet naar vermogen ter hulp kwa-
men." Allen gingen gezamenlijk, na hare hoof-
den met asch bestrooid te hebben, uit al hare
krachten den Heer om de bevrijding der stad bid-
den. Haar gebed werd verhoord: onverwachte hulp
daagde op. Vitalis van Aversa werd verdreven, en
stierf weinigen tijd later. 2)
1)  Qnae impavida corde, se infirmam ad ostinm duci
jubet, et ante hostes poni, praecedente eam capsa ar-
gentea, intra ebnr inclnsa, in qua sancta sanctorum de-
votissime servabantnr, sacratissimnm scilicet corpus Christi.
Yita Clarae, Cap. XIV.
2)  Carissimae filiac, malta bona ab ista civitate qaotidie ,
-ocr page 151-
149
Wij moeten hier, ten einde de orde der Arme
Jonkvrouwen in hare verschillende lotgevallen gade
te slaan, een oogenblik de chronologische volgorde
verbreken. De geschiedenis heeft eene zedelijke
orde, die veel verhevener en veel gewichtiger is
dan de zakelijke tijdrekening.
Franciscus wilde, na het gevoelen van zijn vriend
den kardinaal Ugolini hieromtrent gehoord te heb-
ben, eene zoo gewichtige en nuttige instelling eene
vaste toekomst verzekeren; hij bracht de voor-
schriften der orde, die het meest van den ijver der
kloosterzusters getuigden, bijeen en stelde daarmede
een regel op, dien hij in twaalf hoofdstukken ver-
deelde. Wij zullen er eenige bijzonderheden van
nagaan.
» Al wie door God voorgelicht, zich voor het kloo-
sterleven zal aanbieden, zal met toestemming van
den kardinaal beschermheer, door de abdis worden
opgenomen, indien de meerderheid der zusters er
in toestemt. Maar alvorens haar het habijt te
geven, zal men haar eerst deugdelijk onderzoeken
omtrent het katholiek geloof en de heilige Sacra-
menten der Kerk." Het klooster mag zich niet
bemoeien met de tijdelijke zaken van de postu-
lante. Zoodra deze hare goederen verkocht en de
opbrengst aan de armen heeft uitgedeeld, worden
haar, volgens het gebruik, de haren afgesneden en
suscipimus, quamobrem impiam est, si in tanta necessU
tate, pront possnmns, non succurramns. S. Antonin.
-ocr page 152-
150
geeft men haar drie kleederen en een mantel. Daarna
mag zij niet dan in den uitersten nood uit het
klooster gaan. Ook moet zij steeds indachtig
zijn, dat zij de armste en onoogelijkste kleederen
behoort te dragen, ter gedachtenis aan het aller-
minnelijkste kind Jezus, dat bij zijne komst op
aarde, door zijne moeder in schamele doeken ge-
wikkeld en in eene krib werd nedergelegd. 1)
Als een bewijs van hunne gehechtheid aan de hei-
lige Kerk van Rome, moeten de kloosterlingen in
koor het Romeinsche brevier bidden. De vasten-
dagen waren veel in getal en streng; de abdis
kon de zieken en de zwakken er van ontheffen. 2)
Het gewichtigste gedeelte van eene wetgeving
is dat, waarin de perken der macht worden afge-
bakend. In de reli<rieuse instellingen vindt men
niets, wat heerschzucht wekt, of tot uitspattingen,
waarmee zoo dikwerf de hoogmoed der despoten
zich kenmerkt, aanleiding geeft.
»Bij de keuze eener abdis moet de canonieke
vorm in acht genomen worden. De religieusen zullen
hun uiterste best doen om, bij die gelegenheid, den
generaal of den provinciaal der Minderbroeders in
haar midden te hebben, opdat de hoogste een-
dracht onder haar heersche, opdat zij verder bij
hare keus slechts het algemeen welzijn voor oogen
1)  Prima regula sanctimonialinm S. Clarae. — S.
Francisci opuscula, torn. II, Cap. II, pag. 33 et sq.
2)  Kegula, Cap. II.
-ocr page 153-
151
hebben en geen andere kiezen dan eene religieuse,
die hare professie gedaan heeft. Wordt eene niet
geprofeste gekozen, dan zal men haar niet ge-
hoorzamen, dan nadat zij, overeenkomstig den re-
gel der heilige armoede, hare professie zal gedaan
hebben. Indien de zusters, eenigen tijd na de ver-
kiezing van de abdisse, haar ongeschikt of on-
waardig oordeelen voor die taak, dan behooren zij,
hoe eerder hoe beter, voor het welzijn van den
godsdienst en haar klooster, eene andere te kiezen.
De abdis behoort de eerste te zijn, meer door hare
deugden en heiligheid van zeden, dan door hare
waardigheid, opdat de zusters, door haar voorbeeld
aangespoord, haar meer uit liefde dan uit vrees
gehoorzamen ; zij moet eene troosteres der be-
droefden en bij het zingen der getijden steeds het
eerst aanwezig zijn. Zij moet, ten minste eenmaal
in de week, al de religieusen in kapittel bijeen-
roepen ter belijdenis harer fouten, alsmede om
over de belangen van het huis te beraadslagen;
want het gebeurt niet zelden, dat God zijn geest
aan het minste lid van het convent mededeelt." 1)
De regel schreef een streng stilzwijgen voor, dat
slechts gedurende een uur daags verbroken mocht
worden; op de ziekenkamer echter mochten de
religieusen, met het oog op den dienst en de ont-
spanning der zieken, altijd spreken. 2)» De zusters
1)  Eegula, Cap. IV.
2)  Eegula, Cap. V.
-ocr page 154-
152
welke God de genade schonk van te kunnen ar-
beiden, mochten zich daarmede onledig houden,
maar op eene wijze die strookte met de geloften,
welke zij hadden afgelegd, en ten bate van het
algemeen; de opbrengst van haren arbeid be-
hoorde aan het kapittel." 1)
De laatste hoofdstukken regelen de boetewerken,
die men moet opleggen, de verhouding tot de we-
reld, de plichten van de portierster, hoe de abdis
de religieusen moet bezoeken, alsmede de bezoeken
van den provinciaal. Maar wat ons in dezen regel
het meest in het oog springt, is de liefde tot de
armoede, de algeheele opoffering van zichzelven.
» De religieusen zullen zich niets toeëigenen, zij
behooren in deze wereld God te dienen als pel-
grims en vreemdelingen, in alle armoede en ne-
derigheid, en met vertrouwen aalmoezen in te
zamelen. Zij moeten zich daarover niet schamen:
• Onze Heer Jezus Christus is voor ons in deze
wereld arm geworden. Dat verhevene begrip van de
allerhoogste armoede moet uw leermeester zijn, o
mijne allerliefste zusters, erfgenamen van het he-
melsch koninkrijk!" 2) Dat alles was nog niet
in staat om de vurige liefde, die Clara voor de
armoede koesterde, te voldoen ; eens dat zij zich
onderhield met Paus Gregorius IX — want de
hoogste personages kwamen bij deze nederige maagd
1)  Kegula, Cap. Vu.
2)  Regula, Cap. VUL
-ocr page 155-
153
licht en troost zoeken — bad de heilige Vader haar,
dat zij haar ijver iets zou matigen, en zich zou
gewaardigen eenige goederen te bezitten, vooral
wijl de tijdsomstandigheden moeilijk waren en de
strenge afsluiting haar verbood, om even als de Min-
derbroeders, de liefdadigheid der geloovigen in te
roepen, en zij aldus aan de grillen van het lot waren
prijs gegeven. »Indien gij hiertegen bezwaar ge-
voelt wegens de belofte, die gij hebt afgelegd,
zeide de Paus, dan zullen wij u daarvan ontslaan."
»Heilige Vader, zoo luidde haar antwoord, ik zal
gelukkig zijn, zoo ik van mijne zonden ontslagen
ben; maar eene vrijheid, die mij ontslaat van de
verplichting om Gods raadgevingen op te volgen,
begeer ik niet." 1)
Door aanhoudend bidden en smeeken verkreeg
zij van Innocentius IV het privilegie der eeuwig-
durende armoede, het eenige, dat ooit aan den
heiligen Stoel is aangevraagd. De Paus wilde op
dat nieuwe en ongewone verzoek, met eene nieuwe
en buitengewone gunst antwoorden, en schreef
met eigen hand de eerste letter van dit privilegie,
dat wij hier eene plaats geven, als een gedenk-
stuk, dat eenig is in de jaarboeken der Kerk. 2)
» Innocentius, bisschop, dienaar der dienaren
1) Nequaquam a Cliristi sequela in perpetuum absolvi
desidero. Vita Clarae, Cap. IX.
1) Et at insolitae petitioni favor insolitas arrideret,
pontifex ipse cum hilaritate magna petiti privilegii pri-
mam notulam sna manu conseiipsit. Vita Clar., Cap. IX,
-ocr page 156-
154
Gods, aan zijne welbeminde dochter Clara, en
aan de andere zusters van het klooster van den
HEILIGEN DaMIANUS TE AsSISIË, HEIL EN APOSTOLI-
SCHEN ZEGEN.
» Daar gij begeert u aan God alleen toe te wij-
den, afstand te doen van al uwe tijdelijke goe-
deren, door uwe goederen te verkoopen en de op-
brengst er van aan de armen uit te deelen, om
in de volslagenste armoede den goddelijken Arme
na te volgen, die de weg, de waarheid en het
leven is, mag niets u van uw heilig voornemen
afbrengen; want de linkerhand van uw hemel-
Bcben Bruidegom is ond?r uw hoofd om de groote
zwakheid van uw lichaam te ondersteunen, dat
gij met grooten ijver en liefde ain de wet des
geestes onderworpen hebt en de Heer, die de nie-
tigste vogelen voedt, die de aarde met groen en
bloemen tooit, zal u weten te voeden en te klee-
den tot op den dag, waarop Hij zich zelven aan
u tot een eeuwig voedsel zal geven, als Hij u, met
zijne zegevierende rechterhand, in zijne glorie en
zaligheid zal omhelzen. Overeenkomstig het ver-
langen, dat gij ons hebt te kennen gegeven, om
bet privilegie der allerhoogste armoede te bezitten,
kennen wij u bij dezen het voorrecht toe, dat
niemand, wie het ook zijn moge, u mag noodza-
ken om tijdelijke goederen te ontvangen, te be-
zitten of te behouden. Indien sommige zusters
dezen regel niet kunnen onderhouden, dat zij dan
niet langer bij u blijven, maar een ander klooster
-ocr page 157-
155
gaan opzoeken; niemand wage het uw convent
op dit stuk te verontrusten. Indien iemand, hetzij
geestelijk of wereldlijk persoon, deze onze con-
stitutie kennende, vermetel genoeg is, om ze aan
te randen, dan zal hij, indien hij na drie keer
vermaand te zijn, zijne fout niet herstelt, vervallen
zijn van zijne ambten, waardigheden en eeretitels, en
uitgesloten uit de gemeenschap der geloovigen.
Maar over hen, die n allen en uwe orde, en in
het bijzonder het klooster van den heiligen Da-
mianus zullen liefhebben, dale de heilige vrede
Gods neder, en eens op den dag des oordeels worde
hun de eeuwige zaligheid ten loon gegeven." 1)
Na eene vereeniging van veertien jaren was
Franciscus gestorven, en Clara bestuurde, onder-
wees en beschermde hare orde der Arme Jonk-
vrouwen, in die taak ondersteund door de hulp
des Heeren en der Minderbroeders. Hare laatste
levensjaren bracht zij in de wreedste smarten door;
haar dood was kostbaar in de oogen van God en
de menschen. Zij was zestig jaren oud. 2) Maar
zij had hare loopbaan voleind, zij haakte naar
de ontbinding van haar lichaam, en Christus haastte
zich de arme pelgrim naar het eeuwig vaderland
terug te roepen. 3) Dag aan dag nam hare ziekte
1)  Giusoppe di Madrid. Vita di S. Chiara, Rome,
1832, p. 124.
2)  Zij was geboren in \'t jaar 1194.
3)  Accelerat Christus pauperem peregrinam superni regni
palatio sublimare. Vita Clar., Cap. XXVI.
-ocr page 158-
156
in hevigheid toe, en werd het doodsgevaar duide-
lijker. Paus Innocentius IV, die destijds te Perugia
woonde, kwam met zijne kardinalen in St. Damiaan;
toen hij het bed van de glorievolle zieke genaderd
was, bracht hij zijne hand aan hare lippen, op-
dat zij deze zou kunnen kussen. Vol nederigheid
bad zij hem ook zijne apostolische voeten te mo-
gen kussen. Üe Paus plaatste zijn voet op een
houten voetbank en zij omhelsde dien en kuste
hem boven en onder met eene onbeschrijfelijke
teederheid. 1) Daarna vroeg zij met een engel-
achtig gelaat den Opperpriester om de vergiffenis
van al hare zonden. »Gave God dat ik ook zulk
eene vergiffenis noodig had" antwoordde de Paus,
en hij gaf haar de volledige kwijtschelding van
hare zonden en zijn pauselijken zegen. Alle aan-
wezigen verwijderden zich, want des morgens had
zij uit de handen van den provinciaal de heilige
Teerspijze ontvangen. Daarop hief zij handen en
oogen ten hemel, en zeideaan hare zusters : »Mijue
dochters, looft God voor de groote weldaad, die
Hij mij heden bewezen heeft; hemel en aarde zijn
niet in staat om Hem er voor te bedanken,
want ik heb mijn Heer en mijn God ontvangen,
1) Asconso ligneo scabello curialis Dominua digniter
pedem aceoinmodat, super qaem illa sursmn et deorsnm
incnlcana oscnla, vultnm reverenter acclinat. Vita Clar.
Bolland., torn. II, August, pag. 764.
-ocr page 159-
157
en ik mocht zijn Stedehouder aanschouwen." 1)
De zusters, die op het punt stonden weezen te
worden, waren overstelpt van droefheid, en niets
ter wereld was in staat, haar van het bed harer
stervende moeder af te rukken, Agnes vooral, hare
innig geliefde zuster Agnes, die, om haar voor
den laatsten keer te omhelzen, van Florence was
overgekomen, zeide haar snikkende en als buiten
zich zelve van smart: »Clara, waarom laat gij mij
aldus als eene verlatene achter ?" — »Lieve
Agnes, antwoordde Clara, het is Gods wil, dat ik
heenga, wees derhalve opgeruimd en ween niet :
want ik geef u de verzekering, dat gij mij wei-
dra zult volgen en de Heer zal u, vóór uw dood,
een grooten troost schenken.\'\' 2) Gedurende haar
doodstrijd, die verscheidene dagen aanhield, bleef
zij onafgebroken met God vereenigd. Tot broeder
Remaldus, die haar tot geduld opwekte, zeide zij:
»Beste broeder, sedert ik Gods genade heb onder-
vonden, door middel van zijn dienaar P\'ranciscus,
kwam geen smart mij ooit lastig voor, scheen
geen enkel werk van boetvaardigheid mij moeilijk,
viel geen ziekte mij hard." 3) Eindelijk maakte
1)  Laudate Dominnm, filiolae moae, quia tale benefi-
cium mihi est dignatus tribuere. Vita Clar., apad Bolland.
2)  Inter quas Agnes virgo devota, lacrymarum ine»
briata salsugine, sororem efflagitat ne, se relicta disce-
dat. Vita Clar., Bolland.
3)  Postqnam Domini mei Jesu Christi gratiam per
-ocr page 160-
, 158
zij haar testament, waarin zij de verhevene ar-
moede als erfschat achterlaat. ])
Clara verlangde daarna, dat de Minderbroeders,
om haar moed aan te wakkeren, haar zouden
spreken over het lijden van onzen Heer Jezus
Christus. Toen zij onder de overigen, den zoo ge-
meenzamen dienaar Gods Juniperus ontdekte, vroeg
zij dezen met een glimlach: 2) »Weet gij niets
nieuws over God ?" Toen Juniperus zijn mond
opende om haar te antwoorden, ontsnapte er, als
een regen van vonken, zulk een vloed van ver-
hevene gedachten uit het fornuis van zijn liefde-
vlammend hart, dat de heilige maagd van troost
overvloeide. 3) Angelo sprak de troostelooze zus-
ters moed in, en de eenvoudige broeder Leo hield
niet op het bed te kussen van de stervende arme, 4)
die in zich zelve zeide: »Vertrek mijne ziel, ver-
trek in vrede, gij hebt een goeden gids bij deze
reis; want Hij, die uw Schepper is, heeft u
geheiligd en steeds over u gewaakt, zooals eene
liefdevolle moeder voor haar kind. En gij, o mijn
illum servum saam Pranciscnm agnovi, nulla poena nio-
lesta, nulla poenitentia gravis nulla mihi, frater caris*
sime, infirmitas dura fuit. Vita Clar., Bolland.
1)  Wadding, ann. 1253.
2)  Nova liilaritate perfusa, quaerit si aliquid novi de
Domino haberet ad mannin? Vita Glar., Bolland.
3)  Qui aperiens os suum de fornace fervidi cordis flam-
mantes verborum scintillas emittit. Vita Clar., Bolland,
4)  Leo recedentis lectulum osculatur. Vita Clar.
-ocr page 161-
159
Heer, gezegend zijt gij, omdat gij mij geschapen
hebt." 1) Toen eene der zusters baar vroeg, wat zij
verlangde, antwoordde zij : »Ik spreek mijn wei-
beminde toe"; daarna zich tot Agnes wendende,
zeide zij : »Mijne dochter, ziet gij den Koning
der glorie niet?" Agnes keerde zich om naarden
kant van de deur en zag een langen stoet van
maagden, in het wit gekleed en met gouden kro-
nen op het hoofd, de kamer binnenkomen. Maar
eene onder haar, was veel schooner, veel kostbaar-
der en schitterender uitgedost dan de overigen,
want zij droeg eene keizerlijke kroon, omzet met
edelgesteenten, en haar gelaat straalde van een
schitterend licht; zij ging naar het bed van Clara,
en deze twee hemelsche zielen omhelsden elkan-
der onder een hartelijken kus. 2) Den volgenden
dag, den elfden Augustus, trad Clara de eeuwige
glorie binnen. 3) Hare uitvaart was eene ware
zegepraal; de inwoners van Assisië hielden, ver-
gezeld van een troep gewapende ridders, de wacht
1)  Vade secura, qnia bonum habes conductum itineris.
Vade qnoniam qui te creavit, sanctificavit; et cnstodiens
te semper, velut mater fiiium tenero amore dilexit. Vita
Clar., Holland.
2)  Et ecce in vestibus albis turba ingreditur virginum,
qnae omnes aurea serta suis capitibus deferebant. Gra-
ditur inter eas una praeclarior ceteris ... procedit ad
lectulum, ubi sponsa filii decumbit, et amantissirae se
super eam inclinans, amplexum dalcissimum praestat,
Vita Clar., Bolland.
3)  \'t Jaar 1253.
-ocr page 162-
160
bij hare heilige overblijfselen, en na een plechti-
gen dienst en eene rede van den kardinaal van
Ostia over de ijdelheden dezer wereld, droegen de
kloosterlingen het lichaam naar de kerk van den
heiligen Georgius van Assisië, waar aanvankelijk
ook het lichaam van den heiligen Franciscus had
gerust. De Paus wilde het officie der heilige maag-
den doen zingen, en het volk zong deze antiphoon,
die wij hier uit den grond van ons hart her-
halen :
Wij groeten u, moeder der nederigheid,
Dienaresse van den gekruiste,
O, Clara, edele maagd,
Leerlinge van Franciscus,
Maak dat wij komen
In de hemelsche glorie. Amen.
Twee jaren later stelde de vroegere kardinaal
van Ostia, Paus geworden onder den naam van
Alexander IV, op wien de liefde van zijn oom
Gregorius IX voor de Minderbroeders, als eene
erfenis, was overgegaan, Clara aan de.vereering
der geloorigen voor, en plaatste haar plechtig op
de lijst der heiligen. »Clara, die onder alle klaar-
heden de aarde met hare deugden en mirakelen
verlicht heeft... Clara, die op den akker des
geloofs den wijngaard der armoede plantte en
verzorgde, een wijngaard, die zulke heerlijke vruch-
ten van deugd heeft gedragen ... Clara, de prin-
ses der armen, de hertogin der nederigen... dat
onze Moeder de Kerk zich dus verheuge, eene
-ocr page 163-
161
dochter gebaard te hebben, dié op hare beurt een
ontelbaar gezin van volmaakte dienaressen van
Jezus Christus voortbracht." 1)
Middelerwijl verspreidde zich de orde der Arme
Jonkvrouwen over de aarde. Agnes van Bohemen
vestigde haar in Duitschland. 2) De gelukzalige
Isabella van Frankrijk, zuster van den heiligen
Lodewijk, wijdde zich in de orde van de heilige
Clara aan God toe, na het aanzoek van Koenraad,
zoon van keizer Frederik II, afgewezen te hebben.
Zij liet in de omgeving van Parijs, in het bosch
van Longchamp, een klooster bouwen, dat zij den
zinrijken naam gaf van »de Nederigheid van Onze
Lieve Vrouwe." Alexander IV bekrachtigde in het
jaar 1258 de wijzigingen, welke de heilige Bona-
ventura, met vijf van zijne ordebroeders, in den
oorspronkelijken regel van Clara had aange-
bracht; op verzoek van Isabella en haar broeder,
den heiligen koning, voegde Urbanus IV, bij eene
bulle gegeven in het jaar 1263, er eenige nieuwe
constituties bij. De religieusen, die deze bepalin-
gen aannamen, werden Urbanisten genoemd. Vele
conventen bleven met eene jaloersche liefde aan
1)  Bulla canonisationis.
2)  Et malta e filiae dncam, comitam, baronum, et ali-
orum nobilinm de Alamania, mandam deserentes, exem-
plo beatae Clarae et Agnetis, sponso coelesti sunt janctae.
Liber conformitatum, pag. 85, in folio, 1590.
11
-ocr page 164-
162
de eeuwigdurende armoede getrouw, want de geest
van de heilige Clara leefde in hare leerlingen en
vriendinnen voort: in eene Agnes van Assisië,
eene jonge dochter eenvoudig als eene duive, die
in het proces der heiligverklaring verhaalt, dat
zij het boetekleed van Clara onderzocht had, maar
er niets hards in gevonden had; dikwijls stond
God haar toe het kindje Jezus te zien, dat de hei-
lige Clara met kinderlijke liefkoozingen overlaad-
de; 1) verder in eene zuster Francisca, die het
goddelijk Kind Jezus in de Hostie mocht aan-
schouwen, en in eene zuster Christina, de vrome
vertrouwelinge van Clara, die haar vergezelde bij
de bezoeken aan den heiligen Franciscus, en bij
hunne heilige gesprekken tegenwoordig was.
Maar met alle menschelijke instellingen had de
orde der Arme Jonkvrouwen ook dit gemeen, dat
zij na verloop van tijd haar eersten ijver verloor;
de verslapping had zich van haar meester ge-
maakt, toen God, die de instellingen even als de
planten weer nieuw leven weet in te storten, in
Frankrijk eene maagd opwekte, die aan de heilige
armoede al den luister van hare eerste glorie zou
teruggeven, 2) zooals Hij in Spanje die geestelijke
moeder der Kerk het eerste levenslicht deed zien,
1)  Wadding Annales Minorum, torn I.
2)  Wadding. Ordo jacet Clarae, clarnm cai lamea
ademtam, Clarior exsurgit, regala sancta viget.
Officie van de H. Coleta in den brevier der Minderbroeders.
-ocr page 165-
163
die een nieuw leven zou geven aan de verwelkte
bloemen van den Karmel. 1) De geschiedenis van
de hervorming der kloosterorden en van de in-
wendige hervorming der Kerk van de vijftiende
op de zestiende eeuw is eene der gewichtigste
maar ook der minst bekende. God openbaarde aan
Coleta, dat zij geroepen was om de orde der
Arme Jonkvrouwen en zelfs die der Minderbroeders
te herstellen. De gelukzalige Henricus van Balma,
haar biechtvader, zag in een droom een grooten,
geheel verwaarloosden wijngaard zonder vruchten,
welken eene jeugdige maagd met grooten ijver
begon te verzorgen; hij deelde Coleta dit visioen
mede en zij verhaalde hem de bovennatuurlijke
mededeelingen, die zij van God ontvangen had.
Eens zag zij in hare cel een schoonen boom, welks
gouden en hemelsblauwe vruchten een hemelschen
geur verspreidden, terwijl aan zijn voet talrijke
spruiten opgroeiden. Zij vreesde, dat de geest der
leugentaal haar bedroog, plukte de boompjes uit
en wierp ze weg, maar zij schoten aanstonds weer
op. 2) God openbaarde haar, dat deze groote boom
1)  In de hoofdkerk der wereld, de Sint Pieter, ziet
men in het midden der Kerkvaders het beeld van de
heilige Theresia met dit opschrift: Santa Teresa mater
spiritnalis.
2)  In ejus inclnsorio sane angusto derepente crevit ar-
bor qnaedam valde speeiosa, foliis optime compositis, ei
floribus instar auri ratilantibas e qaibas odor fandebatnr
gratissimns, mireque confortans. Surius, Mars, pag. 74,
in folio.
-ocr page 166-
164
hare afbeelding was, dat zij ten dienste der Kerk
eene menigte godvreezende zielen in verschillende
koninkrijken binnenleiden, en meerdere kloosters
stichten zou. Daar zij in hare nederigheid steeds
met uitvluchten aankwam, maakte God haar drie
dagen blind, daarna drie dagen lang stom, en
eene inwendige stem riep haar onophoudelijk toe:
Gehoorzaam aan hetgeen God van u vordert. Aan
dit onwederstaanbaar teeken onderwierp zij zich. 1)
Zij schreef alles op wat God haar omtrent de
reformatie van de orde openbaarde; zij deed die
papieren in een zak, die aan haar gordel be-
vestigd was, en geholpen door eene godvruchtige
weduwe, doorkruiste zij Frankrijk te voet, en
kwam te Nizza aan, waarheen Benedictus XIII,
ter wille van het schisma, zijn zetel verlegd had;
aan \'s Pausen voeten deed zij de geloften van de
instelling der heilige Clara, en de Paus stelde haar
aan tot algemeene overste der geheele orde.
Die jonge, zwakke vrouw sloeg met een on-
geloofelijken moed de hand aan \'t werk \\ zij door-
kruiste Frankrijk, Savoye, Duitschland en Vlaan-
deren, en deed overal de kloosterlijke deugden
herleven. 2) Wij, die aan goed onderhouden wegen
1)  Qui humiliter diu reluctans, linguae oculornmqne
usu deperdito, tandem volnntati diyinae sese subjicere
coacta est. Breviarium Minorum.
2)  Quod utiqne fiebat opera Coletae virginis, quemad-
modum satis testantur monasteria in diversis regionibns^
Germania, Francia, Bargandia, Sabaudia et aliis ea agente
-ocr page 167-
165
en aan onze spoorwegen gewoon zijn, kunnen ons geen
denkbeeld vormen van de ontzaglijke moeilijk-
heden, die vooral voor eene vrouw, aan zulk eene
onderneming verbonden zijn. De provinciën van
Frankrijk waren uitgeplunderd en verwoest door
vijandige benden, en er heerschte een onafgebroken
krijg. Bij die ontketening van alle booze lusten
was geen wettelijke bescherming, geen veiligheid,
geen vrede mogelijk; maar God bewaarde Coleta
als den appel van zijn oog, en bevrijdde haar
altijd op wonderbare wijze uit het gevaar. Aan
de moeilijkheden met hare heilige onderneming
verbonden wist zij eene wonderbare standvastigheid
tegen over te stellen. 1) En waarlijk de weder-
waardigheden, welke zij ondervond, waren groot en
talrijk; om niet in bijzonderheden af te dalen en
al de tegenkantingen op te sommen, welke uit
onedele beweegredenen tegen haar werden opgewor-
pen door degenen, die zij berispte, vergenoegen
wij ons met de vermelding, dat zelfs priesters
baar van ketterij beschuldigden; zij verkondigde :
volslagen armoede, opofferingsliefde en algeheele
zelfverloochening en derhalve moest zij noodzakelijk
met de ketterij der Hussieten in verband staan. 2)
instrncta, vel reformata non modo faeminarum, sed etiam
virornm. Sarias, 1. c, p. 76.
1)  Ingraentes difficultates admirabili constantia su-
peravit. Breviar. Minor.
2)  Annales tertii ordinis S. Francisci. Auctore P. de
Vernou, II. part., in folio.
-ocr page 168-
166
De inwoners van Corbie twijfelden zelfs aan hare
deugd, maar het schijnt alsof sedert dien tijd een
vloek op hen rust. Wat is er geworden van de
glorie en den voorspoed dezer aloude abdijstad ?
Maar God vond welbehagen in de ziel van
zijne welbeminde dochter, en Hij versierde haar
met de heerlijkste gaven van zijne genade en
macht; Coleta las in het verleden en de toe-
komst, zij drong door in de diepte van de ge-
heimen des geloofs, en wist er op welsprekende
wijze over te spreken; zij week in geen enkel
punt van de verhevene armoede af; 1) haar
krachtig gebed bracht wonderen voort; vooral
had zij een groot vertrouwen in het bidden van
de litanie van alle heiligen. 2) God deelde zich-
zelven aan haar mede bij de geest verruk kingen,
waarin zij dikwijls door hare vurige gebeden ge-
raakte, en Hij zelf gaf haar aan het altaar de
heilige Communie. 3) Haar lichaam, welks schoon-
1)  Panpertatis semper studiosissima, ... gaudet eges-
tatis dnros sentire dolores ... Dono etiam prophetiae
illnstris, abdita fidei mysteria divinitus edocta ita pene-
travit at de bis altissime dissereret. Breviarium Minornm.
2)  In omnibus rebus dnris et adversis, in negotiis ardnis
semper confngiendnm censebat ad preces hnmiles, dice-
batque tum per seipsam, turn per sorores, litanias qnibus
fidebat plurimum, et singulari devotione afficiebator.
Surius, Mars, pag. 82.
3)  Bespondit illa bumiliter: Dominnm Jesum suis
manibus ipsi pretiosissimnm corpus saam obtulisse.
Surius, Mars, pag. 89.
-ocr page 169-
167
heid door de gaven der genade nog verhoogd
werd, verspreidde een liefelijken geur; zij willigde
geene enkele begeerte van hare zinnen in, tenzij
overeenkomstig de regels eener engelachtige ma-
tigheid. Met kinderen ging zij, om hunne onschuld,
het gemeenzaamst om; om diezelfde reden hield
zij ook veel van lammeren en tortelduiven. De
vogels, welke de reinheid aangeboren is, werden
tam in haar bijzijn, ja geheel de natuur had haar
lief. 1) In één woord deze vrouw, groot door
woord en daad, heerschte tijdens haar leven op
aarde zooals zij heerscht in den hemel. Olivier de
la Marche, een edelman uit Bourgondië, die in zijne
Memoires met groote oprechtheid al de meeningen
van zijn tijd verzameld heeft, vat het leven van
de heilige Coleta aldus samen:
sin dien tijd heerschte eene zeer heilige en
godvruchtige vrouw, eene religieuse van de heilige
Clara, in het land van Bourgondië, zuster Coleta
genaamd. Deze vrouw ging de geheele christen-
heid door, leidde een zeer heilig leven, en bouwde
huizen en kerken van de orde van den heiligen
Franciscus en de heilige Clara. En men verzekert,
dat zij, door hare noeste vlijt en arbeid, gedurende
haar leven driehonderd en tachtig kerken ge-
bouwd heeft."
Het zij mij vergund bij het sluiten van dit
hoofdstuk," van eene der zoetste herinneringen
1) De "Vernon, Annales tertii ordinis.
-ocr page 170-
168
mijner kinderjaren te gewagen. Het was mij steeds
een groot genoegen te Auxonne het eenzame
klooster te bezoeken, waarvan een engel in het
jaar 1412 het plan ontworpen heeft. De goede
kloosterlingen hebben het dan ook nooit willen
vergrooten. In deze nederige woning bracht Co-
leta vijf jaren door, zij liet er dien heerlijken
geur harer deugden achter, dien men er nog in-
ademt. Zij schreef aan hare welbeminde dochter
in den Heer, zuster Louisa Basende, dezen tref-
fenden brief, dien wij als een kostbaar gedenk-
stuk bewaren :
Jezus, Maria.
»Mijne allerliefste en welbeminde zuster in on-
zen Heer, ik beveel mij met alle nederigheid en
liefde, die in mij is, aan u en de vrome gebeden?
die gij tot onzen Heer opzendt; en met alle liefde
smeek ik u, altijd eene goede dochter te zijn, god-
vreezend, geduldig en gehoorzaam aan uwe over-
heden en aan al uwe goede zusters uit liefde
tot onzen Heer, die voor u gehoorzaam werd tot
den dood; en volg steeds den goeden raad van
uwe goede zusters op. Want ik heb u voor uw
heil in het klooster van Auxonne achtergelaten,
het is een goed klooster, en ik weet dat er goede
kloosterlingen zijn ; geef daarom geheel uw hart
aan God. Want wij, die de wereld verlaten heb-
hen, moeten ons niet bekommeren om bloedver-
wanten of vrienden dan alleen om God voor hunne
zaligheid te bidden. Ik beveel mij met alle ne-
-ocr page 171-
169
derigheid aan uwe moeder aan, wanneer zij u
komt bezoeken, zoo ook aan onze moeder de abdis
en aan mijne goede zusters. Ik bid den heiligen
Geest, dat Hij u in zijne heilige hoede neme, en
al uwe goede verlangens vervulle. Amen.
Zuster Coleta.
Met zulk eene eenvoudige, ongekunstelde taal
bestuurde zij hare orde.
Toen ik nog de lagere school bezocht in het
oude klooster der Benedictijnen van Vaux, in de
nabijheid van Poligny, kende ik geen grooter ge-
noegen dan des donderdags bij het graf van de
heilige Coleta te gaan bidden voor hetgeen mij
het dierbaarst is op aarde, voor mijne arme fa-
milie. 1) Zij rust daar te midden van hare be-?
minde kinderen, echte voorbeelden van alle deugden
en van eene volmaakte zelfverloochening. Bij voor-
keur ging ik mij op het gebergte neerzetten om
het leven van de heilige te lezen, en mij in den
geest te verdiepen in de roemvolle geschiedenis
der katholieke eeuwen. Liet ik mijne blikken over
de vlakte dwalen, dan rees daar voor mij het
klooster der Clarissen op, waar de heilige Coleta
eene bron deed ontspringen; ik zag de arme
kloosterlingen in hun hof de groenten kweeken, die
voor hun schamel dagelijksch voedsel moesten dienen;
een weinig verder lag de ruïne van eene schoone
1) Haar lichaam werd in 1783 van Gent naar Poligny
overgebracht.
-ocr page 172-
170
gothieke kern der Dominicanen, aan het einde der
vallei de priorie van Onze Lieve Vrouw van Vaux,
en aan den gezichteinder beurde de toren van
Onze Lieve Vrouw du Mont Roland zijne spits
ten hemel, eene kerk, gebouwd door een ouden
ridder, een heldhaftig dienaar van de heilige Maagd.
Zoo wekken nog altijd, o heilige Coleta, uw
naam en uwe liefde de teederste gevoelens in mijn
hart op, en het blijft mij immer een zalig genot
dat rustig en heiligend verleden in mijn geheugen
terug te roepen! O heilige Coleta, bid voor mij !
Maar nemen wij den draad van ons verhaal
weder op, na ons ootmoedig te hebben neergebo-
gen voor de heilige en geheimzinnige inzichten der
goddelijke Voorzienigheid in de stichting en de
snelle verbreiding van de orde der Minderbroeders,
welke in de liefde der armoede de mannen en de
vrouwen, de broeders en de zusters vereenigde en
omhelsde en zoo de zedelijke hervorming der
maatschappij voorbereidde.
-ocr page 173-
HOOFDSTUK V.
Lichaams« en zielelijden van Franciscus, —
Zijne prediking in Italië* — Wondervolle
verbreiding der orde» — Zijne onderricht
tingen in St Maria der Engelen —
Zijn brief aan al de Christenen» —
Zijne reis door Spanje» — Plech«
tige goedkeuring der orde in het
vierde Concilie van Lateranen»
Beatus vir qui inventus est sine ma-
cula; et qui post aurura non abiit,
nee speravit in pecunia et thesauris.
Quis est hic, et laudabimus eura?
Fecit enim mirabilia in vita aua.
Eccle^iastic, XXXI.
Na de stichting der beide orden, verduurde
Franciscus naar lichaam en ziel onuitprekelijke
smarten. Wanneer, na eene grootsche onderneming
half tot stand gebracht te hebben, het menschelijk
vernuft een oogenblik stilstaat om een blik te
"werpen op het verleden en de toekomst, op het-
geen het tot stand bracht en hetgeen nog te doen
overblijft, dan voelt het altijd gedurende dat oo-
genblik eene diepe droefheid, eene soortgelijke als
-ocr page 174-
172
die, welke den Heiland in den hof van Olijven een
bloedig zweet afperste ,• komt dan geen straal der
goddelijke hoop tot in het diepste der zielen door-
dringen, dan overweldigt de ijskoude twijfel het
hart en men sterft den zedelijken dood. Ziedaar,
•waarom zoovele groote werken onvoltooid blijven,
•waarom er zoo weinig uitverkorenen zijn: de za-
ligheid is het werk der volharding.
Franciscus aarzelde tusschen het beschouwende
en het werkzame leven. Zijne leerlingen en hij
zelf niet minder, waren voor het meerendeel ge-
wone ongeletterde menschen, onbekend met de
heilige Schrift en de geheimnisvolle diepten der
godgeleerdheid ; zij konden der trotschheid slechts
de dwaasheid des kruises tegenover stellen. God,
zegt de heilige Bonaventura, liet dezen twijfel in
het hart van zijn dienaar opkomen, opdat zijne apos-
tolische roeping hem van uit den hemel zou wor-
den geopenbaard, alsmede om hem nog meer in
vernedering te doen toenemen, door hem geheel
en al aan de menschelijke zwakheid ten prooi te
laten. 1)
Franciscus riep zijne broeders bijeen en zeide
hun: »Mijne broeders, wat raadt gij mij ? Wat
vindt gij beter, dat ik mij op het gebed toelegge
of dat ik ga preeken ? Ik ben een ongeletterd
1) Deo melius providente, ut praedicationis meritnm
per snpcrnum manifestaretur oracalam, et servi Ohristi
humilitas servaretur. S. Bonaventura, Cap. XII.
-ocr page 175-
173
man, die de kunst om wel te spreken niet versta,
ik heb meer de gave des gebeds dan die van het
woord ontvangen. Bovendien men wint altijd veel
door het gebed, want het is de bron der genade;
en door te preeken, deelt men slechts aan an-
deren uit, wat God ons heeft medegedeeld. Het
gebed zuivert ons hart en onze genegenheden,
het vereenigt ons met het eenig ware en opperste
goed door de hechte deugd, die zij in ons voort-
brengt. De prediking bedekt de voeten van den
geestelijken menscb met stof, het is eene bezig-
heid, die verstrooiing opwekt, ja zelfs tot ver-
slapping der tucht leidt. Eindelijk, in het gebed
spreken wij met God, wij luisteren naar Hem, wij
verkeeren met de engelen, alsof wij een enge-
len-leven leiden. Hij daarentegen, die wil preeken,
moet den menschen eene groote toegeeflijkheid
betoonen, hij dient tot de menschen af te dalen
en onder hen levende, eenigermate te zien en te
hooren, te denken en te spreken zooals zij, op eene
geheel en al menschelijke wijze. Nogtans er is
iets wat aan de prediking, boven het gebed, in
Gods oogen den voorrang geeft; namelijk, dat de
eenige Zoon Gods, die in den schoot des Vaders
is, de hoogste Wijsheid, uit den Hemel is neer-
gedaald om de zielen te redden, om door woord
en voorbeeld de menschen te onderrichten, om
hen vrij te koopen voor den prijs van zijn bloed
en om van dat kostbaar bloed hun een bad, een
drank te maken. Alles, wat Hij had, heeft Hij
-ocr page 176-
174
milddadig en zonder eenig voorbehoud ten onzen
beste gegeven. Welnu, daar wij verplicht zijn om
in alle omstandigheden te handelen volgens het
toonbeeld, dat Hij ons als op een hoogen berg
in Zijn persoon gegeven heeft, zoo schijnt het meer
overeenkomstig den wil Gods, dat ik mijne rust
onderbreek, om in de wereld te gaan werken." 1)
Om uit deze pijnlijke onzekerheid te geraken, zond
hij twee van zijne kloosterbroeders, Philippus en
Mattheus, naar broeder Silvester, een priester, die
toen in het gebergte van Assisië voortdurend in
het gebed verdiept was, om hem te verzoeken,
dat hij den Heer aangaande dezen twijfel zou raad-
plegen. Hij droeg Clara den zelfden last op, en
raadde haar aan om ook de hulp van hare doch-
ters daarbij in te roepen, vooral van degene, die
haar het zuiverste en het eenvoudigste toescheen.
Franciscus ontving de beide kloosterbroeders bij
hunne terugkomst met veel eerbied en teeder-
heid, hij wiesch hunne voeten, omhelsde hen, en
deed hun eten voorzetten. Daarna leidde hij hen
naar het bosch, waar hij zich op de knieën wierp,
en met ontbloot en gebogen hoofd, en de handen
op de borst gekruist, zeide hij hun : »Leert mij
wat mijn Heer Jezus Christus mij beveelt." Mat-
theus antwoordde : »Mijn zeergeliefde broeder en
vader! Silvester en Clara hebben van Onzen Heer
Jezus Christus volkomen hetzelfde antwoord ont-
1) S. Bonavent., Cap. XII.
-ocr page 177-
175
vangen: Gaat en verkondigt mijn woord. God
heeft u niet enkel voor uw eigen heil geroepen,
maar ook voor dat der menschen, en Hij zal u de
woorden in den mond leggen." Aanstonds stond
hij op en evenals de oude profeten van Israël,
vervuld van den geest Gods en brandend van
liefde, liep hij voort, terwijl hij uitriep : »Laat
ons gaan in den naam des Heeren." 1) Zoo heeft
Franciscus — deze symbolieke vergelijking heb
ik ODtleend aan de oude schrijvers der middel-
eeuwen — met alle teederheid des harten zijne
twee geliefde bruiden, Lia en Rachel omhelsd.
De wonderbaar schoone maar onvruchtbare Rachel
is het beeld van het beschouwende leven ; Lia, die
alhoewel minder schoon, veel sterker was en eene
onuitputtelijke vruchtbaarheid bezat, vertegenwoor-
digt het werkdadige leven, dat bestaat in een on-
verpoosd arbeiden om kinderen Gods te baren, die
Hem in eeuwigheid zullen verheerlijken. 2)
\'t Was te Beragna dat Franciscus, na deze
nieuwe apostolische kracht ontvangen te hebben,
zijne eerste predikatie hield. Zijn woord werd met
een wonder bevestigd. Hij genas een jong blind
1)  Ibat autem cum tanto fervore, at divinum exeqae-
retur imperium, tamqae celeriter percurrebat, ac si facta
manu Dei super onm, novum induisset e coelo virtutem.
8. Bonaventura, Cap. XII.
2)  Zie Richardus a Sancto Victore: De praeparatione
animi ad contemplationem. Dan te, Purgatorio, Cant.
XXVII al fino.
-ocr page 178-
176
meisje, en bekeerde eene groote menigte zondaren,
van welke velen zich bij hem voegden om apos-
telen der boetvaardigheid en des vredes te wor-
den. 1) Die eerste goedgeslaagde poging, waar-
door hij op eene enkele plaats zoovele zielen voor
het christelijk leven won, deed in hem het ver-
langen ontstaan, om het geloof in het Oosten te
gaan verkondigen, en er voor Jezus Christus te
sterven. Maar wijl hij niets wilde doen zonder
toestemming van den Paus, ging hij naar Rome,
preekende en wonderen wrochtend overal, waar hij
doorkwam. De groote Paus Innocentius was nog
het opperhoofd der Kerk. Franciscus gaf hem ver-
slag over de wonderbare uitbreiding van zijne orde,
over het heilig leven zijner broeders, en deelde hem
zijn heldhaftig besluit mede, om de oude wereld van
het Oosten te herscheppen en het Evangelie te
gaan verkondigen aan de volken, die nog in de
schaduw des doods gezeten waren; bij het hooren
dier woorden vloeide het mannelijk hart van In-
nocentius over van vreugde.
De prediking van Franciscus te Rome werd
eveneens met goeden uitslag bekroond; hij won
er twee uitmuntende leerlingen, den Romein Za-
charias en den Engelschraan Willem. Op deze
reis was het, dat hij in kennis kwam met Jacoba
van Settesoli, eene vrouw beroemd om hare gods-
vrucht, als de heilige vrouwen van Jeruzalem, die
1) Bonavent., Cap. XEL
-ocr page 179-
177
met liefde den Heiland volgden en reukwerk over
zijne goddelijke voeten uitstortten, en zoo wijdde
Settesoli zich toe aan den dienst der arme Min-
derbroeders; zij was het "die hun te Rome een
huis verschafte.
In St. Maria der Engelen teruggekeerd, gaf
Franciscus zijn laatste onderrichtingen, en na Pe-
trus van Catana als overste aangesteld te hebben,
vertrok hij, van slechts één broeder vergezeld,
naar het Oosten. Te Asconi won hij bij zijne pre-
diking dertig leerlingen, zoowel uit den geeste-
lijken stand als uit de leeken. Hij ging aan boord
van een schip, dat naar Syrië zeilde, maar door
tegenwinden naar Slavonië gedreven, wachtte hij
daar eenige dagen, in de hoop een ander schip te
zullen vinden, maar te vergeefs. Eenige zeelieden,
die naar Ancona stevenden, namen hem als een
arme op. Nauwelijks was men aan land gekomen
of Franciscus begon het woord Gods uit te strooi-
en, dat, als een kostbaar zaad, een rijken oogst
opleverde. Een beroemd dichter uit dien tijd, een
door Fredenk den tweeden gelauwerd trouba-
dour, die, om zijne buitengewone dichterlijke gave,
den eernaam van koning der dichtkunst had
verworven, trad eens de kloosterkerk van het vlek
San Severio binnen, waar de dienaar Gods over het
geheim des kruizes preekte. God opende de oogen
des dichters; hij zag twee blinkende zwaarden
over de borst van Franciscus gekruist, en hij be-
12
-ocr page 180-
178
greep, dat deze de heilige man was, van wien men
zooveel wonderlijks verhaalde; het zwaard van
Gods woord doorboorde hem, hij verzaakte aan
alle ijdelheden dezer wereld, en trad in de orde
der Minderbroeders. Daar hij zoo geheel en al
met hart en ziel den vrede des Heeren boven de
beslommeringen der wereld had uitverkoren, noemde
Franciscus hem broeder Pacificus. 1) Het was een
man van buitengewone heiligheid ; hij mocht op
het voorhoofd van Franciscus de zinnebeeldige
Tau zien en hij was de eerste minister-provinciaal
van Frankrijk. 2)
Omstreeks dienzelfden tijd vestigde de aarts-
bisschop van Milaan, Henricus Fatalas, de Min-
derbroeders in zijne stad, waar hunne deugden
en predikatiën hun aller achting verworven had-
den, en schonken de Ubaldiniërs van Florence
Franciscus een oud klooster, dat, op eenige mij-
len afstands van de stad, in een bosch gelegen en
eertijds voor de kloosterlingen van den heiligen
Basilius gebouwd was. Franciscus ging zelf zijne
broeders er vestigen, hij bezocht de huizen van
1)  Propter quod videns ipsum vir sanctns ab ipquie*
tudine saeculi ad Christi pacem perfecte conversnm,
fratrem Pacificnm appellavit. S. Bonaventura, Cap. IV.
Petrns Eodolphius. Hist. Seraphica, p. 126.
2)  Op zijn graf in de kerk der Minderbroeders te Ve-
netië leest men dit opschrift: In hoc sepalchro depositnm
fnit corpns B. Pacifici, ord. Frat. Minorum, anno 1432,
die 21 Julii.
-ocr page 181-
179
Toscane, ondertusschen in dit land zijne prediking
voortzettend, en kwam daarna weer in St. Maria
der Engelen terug. Het was tegen het einde van
October. De eenige rust, die bij zich zelveu na
zoovele inspanningen gunde, bestond hierin dat hij
zich ging toeleggen op de onderrichting van zijne
leerlingen en op het gebed, en wel het inwendige
gebed, hetwelk naar het woord van degene die
der Kerk eene hemelsche leer tot voedsel schonk,
1) niets anders is, dan een vriendschappelijk on-
derhoud met God , waarin men in stilte hart
aan hart tot den welbeminde spreekt. »Een kloos-
terling, zeide Franciscus tot zijne broeders, moet
in de eerste plaats verlangen naar den geest des
gebeds. Ik ben overtuigd, dat men zonder dezen
van God geen bijzondere genaden verkrijgen, noch
grooten vooruitgang in zijn dienst maken kan.
Wanneer een gevoel van droefheid en onrust ons
overvalt, moet men aanstonds zijne toevlucht nemen
tot het gebed, en in de tegenwoordigheid van
den hemelschen Vader blijven verwijlen, tot-
dat Hij ons de vreugde des heils terugschenkt;
want droefheid en onrust bezoedelen de ziel, in-
dien wij haar niet door tranen reinigen. O, mijne
broeders, zorgen wij toch altijd in- en uitwendig
die heilige vreugde te bezitten, die God ons mede-
deelt. Als een dienaar Gods zich toelegt op het
1) Coelestis ejus doctrinae pabulo nutriamur. Oratio
van de heilige Theresia.
-ocr page 182-
180
bezit en de bewaring van deze geestelijke vreugde,
die in de zuiverheid des harten wortelt, en uit
een vurig gebed en de overige oefeningen van
deugd ontspruit, kunnen de booze geesten hem
niet het minste kwaad berokkenen, en zij zeggen :
IVlen kan dien dienaar Gods geene schade toe-
brengen, hij biedt ons geen enkelen toegang aan,
hij is altijd opgeruimd, in tegenspoed zoowel als
in voorspoed. Maar zij zijn uitermate voldaan,
indien het hun gelukt hem daarvan te berooven
of ten minste ze te verminderen ; want zoo zij
er in slagen hem een weinig van hunne onrust
in te storten, dan maken ze weldra van eene mug
een kameel, door er, keer op keer, iets bij te voe-
gen, zoo men ten minste zich niet beijvert hun
werk te vernietigen door de deugd van het gebed
en het berouw. Den duivel en zijne aanhangers
behoort de droefheid, eene ongestoorde vreugde in
den Heer is het deel zijner getrouwen." Een an-
deren keer zat hij in het midden zijner broeders
en onderhield hen over dat offer van lof, die vrucht
van de lippen en het hart, over het mondgebed,
dat wij altijd noodig hebben om ons geheugen en
ons verstand te ondersteunen en onzen ijver te
verlevendigen. 1) Hij omschreef het gebed des
Heeren aldus :
«Onze allergelukkigste en allerheiligste Vader,
1) Zie den H. Augustinus. Epist. ad Probam., 121,
edit. Ganme.
-ocr page 183-
181
onze Schepper, onze Verlosser, en onze Trooster.
Die in de hemelen zijt: in de engelen en de heili—
gen, die hen verlicht, opdat zij u kennen, en die hen
van uwe liefde doet gloeien ; want Gij, o Heer, gij
zijt het licht en de liefde, die in hen woont, en
die hen met zaligheid vervult : gij zijt het op-
perste en eeuwige goed, van wien alles wat goed
is, voortkomt, en zonder U bestaat er geen enkel
goed. Geheiligd zij Uw naam: doe U daarvoor
aan ons kennen door levende lichtstralen, opdat
wij in staat zijn te begrijpen al de uitgestrekt-
heid van uwe weldaden, het onwrikbare van uwe
beloften, de verhevenheid van uwe Majesteit en de
diepte uwer oordeelen. Ons toekome Uw rijk: op-
dat gij in ons door uwe genade heerschet, en ons
doet aanlanden in Uw koninkrijk, waar Gij hei-
der en klaar gezien en volmaakt bemind wordt,
waar men gelukkig is in Uw gezelschap, waar
men U geniet in eeuwigheid. Uw wil geschiede
op aarde als in den Hemel: opdat wij U uit
geheel ons hart beminnen en aan niemand an-
ders denken dan aan U; uit geheel onze ziel, al-
tijd naar U verlangend; uit geheel onzen geest,
hij al onze ondernemingen U voor oogen hebbend
en in alle dingen slechts uwe glorie zoekend ; uit
al onze krachten, door uit liefde tot U al de krach-
ten van onze lichamen en al de vermogens van
onze zielen alleen voor Uw dienst te besteden en
ze tot geen andere doeleinden aan te wenden ; dat
wij onze vijanden beminnen als ons zelven, door
-ocr page 184-
182
alle pogingen aan te wenden, om U door geheel
de wereld te doen beminnen, door on3 te verheu-
gen over hun geluk alsof het ons zelven was te
beurt gevallen; door medelijden te hebben met
hunne kwalen, en iedere beleediging te vermijden
waarin het ook wezen moge. Geef ons heden ons
dagelijksch brood ; dat wil zeggen : Uw welbemin-
deu Zoon onzen Heer Jezus Christus ; wij smeeken
Hem van U af, opdat wij ons de liefde herinne-
ren, die Hij ons betoond heeft, opdat wij begrijpen,
wat Hij gezegd, gedaan en geleden heeft voor
ons, en wij Hem onze dankbare vereering leeren
betoonen. Vergeef ons onze schulden : door uwe on-
uitsprekelijke barmhartigheid, door de verdiensten
van het lijden van Uw welbeminden Zoon, door
de verdiensten en de voorspraak van de gelukza-
lige Maagd Maria en van al uwe uitverkorenen.
Gelijk wij vergeven onzen schuldenaren : mochten
wij van onzen kant niet aanstonds vergiffenis schen-
ken, geef ons dan de genade, o Heer, om allen
wrok af te leggen en volkomen vergiffenis te geven,
opdat wij, uit liefde tot U, onze vijanden met eene op-
rechte liefde beminnen, en een vurig gebed voor hen
tot U opzenden; dat wij aan niemand kwaad met
kwaad vergelden, maar trachten om uwentwille
allen goed te doen. En leid ons niet in bekoring:
hetzij eene verborgene, eene openbare, eene plotse-
linge of doodelijke. Maar verlos ons van het kwaad:
verleden, tegenwoordig en toekomend. Amen." 1)
1) Francisei opera, part. I, p. 17.
-ocr page 185-
183
In zijne vrome onderrichtingen drong Francis-
cus vooral aan op de nederigheid en de beoefe-
ning der armoede, die twee vaste grondslagen van
ieder geestelijk gebouw. »De zoon van God is
uit den schoot zijns Vaders tot ons afgedaald, om
ons door zijn woord en voorbeeld de nederigheid
te leeren ; wat in de oogen der menschen verhe-
ven schijnt is een gruwel voor God. De mensch
is, hetgeen hij in de oogen van God is en niets
meer. 1) Het is eene dwaasheid zich op de lof-
tuitingen der menschen te beroemen. Gelukkig
de dienaar Gods, die even nederig is onder zijne
medeondergeschikte broeders, als in tegenwoordig-
heid van zijne overheden ! Gelukkig de dienaar,
die zich niet gelukkiger acht, wanneer de men-
schen hem met lof overladen, dan wanneer hij in
hunne oogen een eenvoudig, onbeduidend, laag en
verachtelijk mensch schijnt. Gelukkig de dienaar,
die met onderworpenheid berispingen aanneemt, die
nederig zijne schuld erkent en er boete over
pleegt, die nederig genoeg is om, zonder zich te
verontschuldigen, zich eene terechtwijzing en de
daaruit voortvloeiende schande te laten welgeval-
len over eene fout, waaraan hij niet schuldig is!
Gelukkig de dienaar, die niet gestreefd heeft naar
eene verheffing, die hem ten deele is gevallen, en
die altijd eene voetbank van anderen wenscht te
1) Quantum homo est in ocnlis Dei tantum est, et
non plus. S. Bonaventura, Cap. VII.
-ocr page 186-
184
zijn! Wee den kloosterling, die eene eereplaats
ontving en den wil niel heeft om haar te verlaten."
1) Nu zal het ons geen verwondering meer baren,
dat Franciscus gewild heeft, dat zijne broeders, als
eene eeuwigdurende vermaning, den naam van
Minderbroeders zouden dragen en dat de overhe-
den het als een eervollen titel zouden beschou-
wen, dat men hen Ministers of dienaren noemt.
Maar geheel de gloed, waarvan zijne ziel blaakte,
openbaarde zich eerst, toen hij sprak over zijne
geliefde armoede.
»0 mijne broeders! de armoede is de schat, die
in den akker van het Evangelie verborgen ligt,
het fondament, de grondslag van onze orde, de
voornaamste weg ter zaligheid, de steun der nede-
righeid, de moeder der zelfverloochening, het be-
ginsel der gehoorzaamheid, de dood van de zelf-
zucht, de vernietiging van de ijdelheid en van de
begeerlijkheid, de wortel der volmaaktheid, welker
vruchten wel verscholen liggen, doch een over-
vloedigen oogst opleveren, üe armoede is eene
uit den Hemel neergedaalde deugd, die in ons
werkt en ons in staat stelt alles wat vergankelijk is,
te verachten ; zij vernietigt alle hinderpalen, welke
de volmaakte vereeniging van de ziel met God
in den weg staan. Geholpen door de nederigheid
en de liefde, maakt zij hare minnaars vaardig als
de zuivere geesten, zoodat zij ten hemel opvlie-
1) S. Francisci opera, part. I, p. 15.
-ocr page 187-
185
gen, om, schoon levend op aarde, met de engelen
omgang te hebben. Het is zulk een verheven en
volmaakt kleinood, dat wij nietige en verachte-
lijke vaten als wij zijn, haar niet verdieuen te
bezitten."
Nu stroomde zijne liefde naar alle zijden over,
en als een lied en een gebed zoo tintelden zijne
woorden van geestdrift. »Heer Jezus, toon mij de
wegen van uwe geliefde Armoede.... 1) Heb mede-
lijden met mij en mijne jonkvrouwe de Armoede,
want ik bemin baar zoo vurig, dat ik geen rust
kan vinden buiten haar, en gij weet het, o mijn
God, dat gij zelf mij die groote liefde hebt in-
gestort. Zij zit daar neder in het slijk van den
weg en hare vrienden gaan haar met verachting
voorbij. Zie neder op de vernedering van deze
koningin, o Heer Jezus, Gij die uit den hemel
op aarde zijt neergedaald, om haar tot uwe bruid
te verheffen, en bij haar, door haar en in haar
ware kinderen te hebben. Zij woonde in den ne-
1) O Domino Jesu, ostende raihi semitas tuae dileo
tissimae paupertatis.... Sedet fidelissima consortia, dum ad
bellnra nostrae redemptionis accederes, te est, comitata
fideliter, et in ipso passionis conflictu individans arraiger
astitit.... In hnjus igitnr sponsae strictis amplexibns ani-
mam amisisti.... O qnis non diligat doininam Fanpertatem
hanc prae omnibus!... Postulo ut mihi et meis in aeter-
num sit proprium, panperrime Jesn, propter nomen
tuutn nihil posse sub coelo proprium possidere. S. Fran-
oisci opera, part. I, p. 19.
-ocr page 188-
186
denden schoot uwer moeder; zij was in de kribbe;
zij stond geheel gewapend U ter zijde in den
strijd, dien Gij gestreden hebt, om ons te ver-
lossen. Zij alleen heeft U in Uw lijden niet ver-
laten. Uwe moeder Maria bleef staan aan den
voet van het kruis, maar de Armoede heeft het
met U bestegen, zij heeft U veel sterker aan haar
boezem gedrukt, zij heeft vol liefde de grove na-
gels bereid, die uwe handen en voeten doorboord
hebben; en toen een doodelijke dorst U kwelde,
liet die oplettende gade U gal aanbieden... Gij
stierft in hare vurige omhelzingen, zij heeft U niet
verlaten, o Heere Jezus, zij stond aan Uw lichaam
geene andere rustplaats toe dan een vreemd graf.
Zij heeft U gekoesterd op. den bodem des grafs,
zij was het die U glorievol er uit deed verrijzen.
Daarvoor hebt gij haar in den Hemel gekroond,
en gewild, dat zij het teeken der verlossing op
het voorhoofd der uitverkorenen zou drukken. O, wie
zou de jonkvrouw Armoede niet boven alle an-
dere beminnen ! O allerarmoedigste Jezus ! de
genade, waarom ik U bid, is deze : schenk mij het
privilegie der armoede; ik verlang zoo vurig met
dien schat verrijkt te worden ; ik bid u, dat ter
eere van uw naam mij en den mijnen voor im-
mer het voorecht geschonken worde, van niets in
eigendom te kunnen bezitten, en gedurende dit
ellendige leven slechts te bestaan van hetgeen
ons als aalmoes zal gegeven worden."
Franciscus toonde zich altijd naijverig op het
-ocr page 189-
187
bewaren van dit privilegie, hij beroemde zicb er
op ridder der Armoede te zijn, en God beloonde
hem met hemelsohe verschijningen. Op den weg
van Siëna verschenen hem drie zeer arme vrouwen,
die in houding en gelaat volkomen op elkander
geleken, en van denzelfden leeftijd schenen te
zijn ; zij groetten hem met deze woorden : Welkom
zij de jonkvrouw Armoede. Deze groet vervulde
zijn hart met vreugde, want men kon hem bij
het groeten geen grooter genoegen verschaffen, dan
door het noemen van zijne welbeminde heilige
armoede. De verschijning verdween, en de gezel-
len van Franciscus twijfelden niet of zij had eene
geheimzinnige beteekenis. »Inderdaad," zegt de hei-
lige Bonaventura, »die drie vrouwen die zoo spre-
kend op elkander geleken, vertegenwoordigden
zeer juist de zuiverheid, de gehoorzaamheid en de
armoede, die de schoonheid der evangelische vol-
maaktheid uitmaken, en in den heilige op den-
zelfden trap van verhevenheid, vereenigd waren ;
en de woorden van den groet toonden aan, dat hij
de armoede tot zijn bijzonder voorrecht en het
voornaamste voorwerp van zijn roem had uitver-
koren." 1) Ondertusschen hadden de doorgestane
zielesmarten, de zware vermoeidheden van zijn
1) Evangelicae perfectionis formisitas ... satis con-
veniënter ostenditnr in viro Dei pari forma perfecte
fulsisse; licet gloriari praeelegerit in privilegio pauper-
tatis. S. Bonaventura, Cap. VII.
-ocr page 190-
188
lichaam, de ongeloofelijke en aanhoudende werk-
zaamheid van zijn geest, hem dermate verzwakt,
dat hij in eene zware ziekte viel. flet was eene
slepende koorts, welke zijne krachten sloopte. Zijne
kwaal werd nog vermeerderd, door dat zijn ijver
hem geen rust liet; in zijne vurige liefde, die
zich uitstrekte tot aan het uiteinde der wereld,
schreef hij dezen brief aan alle Christenen.
Aan alle Christenen, geestelijken, klooster-
lingen, mannen en vrouwen, die op aarde leven.
»0 hoe gelukkig, hoe gezegend zijn zij, die God
beminnen, en die getrouw beoefenen wat Jezus
Christus ons in zijn Evangelie beveelt: Gij zult
den Heer, uw God beminnen uit geheel uw hart,
uit geheel uwe ziel, en uw naaste als u zei ven.
Laat ons God beminnen en Hem aanbidden met
eene groote zuiverheid van geest en hart; want
dat vraagt Hij bovenal van ons. Hij heeft gezegd,
dat de ware aanbidders den Vader zullen aanbid-
den in geest en waarheid, en dat zij, die Hem
aanbidden, Hem in geest en waarheid moeten aan-
bidden. Ik groet u in onzen Heer."
Weinige dagen later schreef hij een veel lan-
geren brief, eene ware godgeleerde onderrichting.
Hij begint met eene uiteenzetting van het ge-
heim der menschwording, de instelling van het
heilig Sacrament des Altaars, den dood van Jezus
Christus, die zich zelven als zoenoffer voor ons op
het kruis heeft opgedragen, omdat Hij ons allen
wil zalig maken, en die ons een voorbeeld heeft
-ocr page 191-
189
nagelaten, opdat "wij zijne voetstappen zouden
drukken. Daarna wekt hij zijne tijdgenooten op
tot het onderhouden van Gods geboden, en wel
door beweegredenen van vrees, hoop en liefde.
Hij spoort hen aan om dikwijls ter kerk te gaan
en boezemt hen een grooten eerbied in voor de
priesters. Vooral beveelt hij aan het gebed, het
vasten, de aalmoes, de biecht, alle werken van
barmhartigheid en de heilige communie. Hij spreekt
ook over d« liefde tot den naaste, over de be-
diening van het recht, over het goed besturen en
de gehoorzaamheid aan de wettige machten ; ein-
delijk na de ellenden geschetst te hebben van het
lichaam, dat slechts slijk is, en het geluk der
ziel, die de wondervolste overeenkomst heeft met de
drie goddelijke personen, sluit hij zijn brief met
deze woorden, die ongetwijfeld een gedeelte van
zijne predikatiën uitmaken :
»Het lichaam is ziek, de dood komt nader,
de vrienden komen en zeggen: Stel orde op uwe
zaken, want gij zijt niet buiten gevaar; en ziet
zijne vrouw, zijne kinderen en vrienden persen
eenige tranen uit de oogen. Hij ziet hen aan en
weent ook, zeggende: Ik stel mijne ziel, mijn
lichaam, mijne goederen, ja alles in uwe handen.
Maar ongelukkig en vervloekt is hij, naar het
woord van den profeet, die zijn heil en vertrouwen
in zulke handen stelt. De familie laat een priester
komen; deze zegt aan den zieke: Wilt gij ver-
giffenis uwer zonden ontvangen? — Ik verlang
-ocr page 192-
190
er naar. — Wilt gij het onrecht herstellen, dat
gij anderen hebt aangedaan, en met uwe goederen
aan Gods rechtvaardigheid voldoening geven? —
Neen, antwoordt de zieke. — Waarom niet, her-
neemt de priester. — Ik heb mijne familie meester
over mijne goederen gemaakt.....Hierop begeeft
hem de spraak en hij sterft in dien beklagens-
waardigen toestand. Doch iedereen moet weten
dat, in welk oord of op welke wijze iemand sterft,
die in staat van doodzonde verkeert, zonder aan
Gods rechtvaardigheid, naar vermogen, voldaan
te hebben, dat zoo iemand van alles beroofd wordt,
de duivel rooft zijne ziel en deze wordt gepijnigd
door smarten, die alleen gekend worden door hem,
die ze lijdt: zij wordt gefolterd in de hel, terwijl
de wormen het lichaam verslinden ; en zijne vrien-
den en nabestaanden verdeelen zijne goederen on-
der elkander, zeggende: Vervloekt zij die man,
die veel meer had kunnen opsparen en ons veel
meer nalaten! Zoo deed de liefde voor deze ver-
gankelijke wereld hem zijn lichaam en zijne ziel
verliezen. — Ik, broeder Franciscus, uw aller-
nederigste dienaar, geheel bereid om uwe voeten
te kussen, ik bid en smeek u bij de liefde, die
God zelf is, ontvangt in alle nederigheid en liefde
deze woorden van onzen Heer Jezus Christus en
alle andere, die van zijne lippen gevloeid zijn,
en richt er uw leven naar in. Ik verzoek al de-
genen, die dezen brief in handen zullen krijgen
en er den zin van vatten, hem aan anderen te
-ocr page 193-
191
zenden, opdat dezen er insgelijks hun voordeel mee
doen. Zoo zij volharden tot aan het einde in het
goede gebruik, dat zij er van behooren te maken,
dan zegene hen de Vader, de Zoon en de Heilige
Geest. Amen." 1)
Ziedaar, hoe Franciscus gedurende zijne ziekte,
zijn ijver botvierde. Zoodra hij aan de beterhand
was, vertrok hij, in de maand April, met Ber-
nardus van Quintavallis en eenige andere broeders,
met het doel om over Spanje Daar Marocco te
gaan, en daar het Evangelie te verkondigen aan
Mira-ma-Molin en zijne onderdanen ; onder dien
naam, welke beteekent vorst der geloovigen, duide
men, zoowel onder de christen volken als in hun
eigen rijk, de mahomedaansche hoofden van Afrika
aan. 2) Zij doorkruisten Italië en de Alpen, ter-
wijl ze onderweg de boetvaardigheid en den vrede
verkondigden, mirakelen deden, leerlingen wierven
en kloosters stichtten. Zijne heiligheid verspreidde
van toen af zulk een glans, dat een schenkbrief
uit die dagen met deze woorden begint: »Wij
verleenen aan een man met name Franciscus, dien
geheel de wereld voor een heilige aanziet, enz." 3)
Niets was in staat onze missionarissen tegen te
1)  S. Prancisci opera, part. I, p. 3.
2)  Beges, penes quos tum de republica, tum de rebus
sacris geutis instituto arbitrinm erat, Miramamolini
vocati snnt, qnae vox credentinm principem significat.
Mariana de llebus Hispaniae, lib. VI, Cap. XI.
3)  Wadding, t. I, p. 157.
-ocr page 194-
192
houden. Franciscus ging, niettegenstaande zijne
ziekte, snel voort; hij liep voor zijne leerlingen
uit, zoo drong hem de begeerte naar den dood. 1)
Nadat zij de zuidelijke provinciën van Frankrijk
te voet waren doorgegaan, kwamen zij over Na-
varre in Spanje. Franciscus ging eerst naar Burgos,
om aan Alfonsus IX van Castilië, vader van
koningin Blanca, zijne plannen bloot te leggen,
en ontving van dezen verlof om zijne orde in
diens Staten te vestigen. Men schonk hem in de
nabijheid van Burgos eene kleine kerk aan den
heiligen Michael toegewijd ; daar plaatste Fran-
ciscus eenige broeders, en daarna richtte hij een
klooster op in een huis te Logrono, in Oud-
Castilië, dat de vader van een jongeling, dien hij
op wondervolle wijze genezen had, hem ten ge-
schenke had gegeven. De Spanjaarden, altijd ge-
reed waar het zelfverloochening geldt, traden bij
menigte in de orde en de kloosters vermenigvul-
digden zich. 2)
1)  Tanto namque desiderio ferebatur, ut quamvis
esset imbecillis corpore, peregrinationis suae praecurreret
comitem et ad exequendum propositnm festinus, et tan-
quam spiritu ebrins advolaret. S. Bonaventura, Cap. IX.
2)  Franciscus vir celebrior inter ceteros, .... venit in
Hispaniam atqne in nltimam penetravit Lnsitaniam.
Multa ei ordini domicilia tota provincia brevi excitata:
Barcinone, Caesar-Angnstae, aliisqne in urbibns et mn-
üicipiis Hispaniae. Mariana, de Bebus Hispaniae. Lib
XII, Cap. VIII.
-ocr page 195-
193
Maar op het oogenblik, waarop hij zich gereed
maakte om naar Afrika over te steken, overviel
hem eene hevige ziekte. Hij offerde zijne verlan-
gens aan den wil Gods op, en besloot naar Italië
terug te keeren, ten einde daar eene geschiktere
gelegenheid af te wachten en zijne kudde te be-
sturen. Hij liet in Spanje eene lange en onuit-
wischbare herinnering van zijne deugden achter. Bij
zijn doortocht door Frankrijk hield hij zich niet
op in Languedoc, waar, nog slechts korten tijd
geleden, de dwalingen en de wapenen der Albi-
genzen zooveel verwoestingen hadden aangericht;
dat veld had de Heer afgezonderd tot een werk-
kring voor den heiligen Dominicus. Geheel de
vurige Congregatie van Assisië verheugde zich
over zijn terugkeer. Zijn verblijf in St. Maria der
Engelen wijdde hij, naar gewoonte, aan het gebed
en de geestelijke en tijdelijke zorgen der orde.
Hij gaf eene gestrenge berisping aan Petrus van
Catana, zijn vikaris-generaal die een groot huis
voor de gasten gebouwd had. Hij vond het veel te
kostbaar, want hij wilde, dat overal de heilige
armoede zou uitblinken; in haar stelde hij zijne
weelde en zijn pracht. Hij zeide tot degenen zijner
leerlingen, die hij uitzond om een klooster te bouwen:
»Ziethier hoe men behoort te bouwen: de broe-
ders moeten eerst het terrein onderzoeken en
berekenen hoeveel grond zij noodig hebben, daarbij
vooral lettende op de heilige armoede, welke zij
13
-ocr page 196-
194
vrijwillig aan God beloofd hebben te zullen on-
derhouden, alsmede op het goede voorbeeld, dat
zij hierin behooren te geven. Daarna zullen zij
zich tot den bisschop van de plaats wenden en
zeggen: »Heer, een man heeft ons, uit liefde tot
God en tot zaligheid van zijne ziel, eene plaats
gegeven, geschikt om er een klooster op te bouwen.
Daar gij de herder zijt van de gansche kudde,
die u werd toevertrouwd, en een beschermer en
vader vol goedheid voor al de Minderbroeders, die
zich thans in uw diocees bevinden, zoowel als
voor hen, die er zich later zullen vestigen, ver-
zoeken wij u om, onder Gods zegen en den uwe,
op die plaats eene eenvoudige en arme woning te
mogen bouwen." Daarna zullen zij eene groote
gracht graven en, in plaats van een muur, eene
flinke haag planten als een teeken van armoede
en nederigheid. Het huis mag niet anders dan uit
hout en aarde worden opgetrokken, en moet
voorzien zijn van cellen, waarin de broeders kunnen
bidden en werken, om zoodoende de ledigheid te
vluchten en te onderhouden hetgeen zij, bij hunne
professie, beloofd hebben. De kerk moet klein
zijn, want het zou zeer verkeerd zijn, onder voor-
wendsel, dat men er preeken moet, of om welke
reden dan ook, groote en schoone kerken te bou-
wen. Zij zullen een krachtiger voorbeeld aan het
volk geven door in andere kerken te preeken, en
daardoor duidelijker toonen, dat zij waarlijk nederig
zijn. Wanneer de prelaten, geestelijken, klooster»
-ocr page 197-
195
lingen van andere orden of wereldlingen hen
zullen komen bezoeken, dan zal voor dezen een
arm huis en nauwe cellen, eene veel zaliger onder-
richting zijn dan goeddoordachte toespraken." 1)
De orde der Minderbroeders, welke bij het op-
richten harer monumenten zulk eene schoone bouw-
kunst ten dienste stond, is nimmer van de armoede
en den eenvoud afgeweken. Franciscus besloot
naar Rome te gaan, waar de vierde kerkverga-
dering van Lateranen bijeen kwam tot uitroeiing
der ketterijen, tot hervorming der tucht, tot een-
dracht onder de christen vorsten, en de herovering
van het heilige land. 2) \'t Was in het jaar 1215;
Innocentius III verklaarde voor al de Vaders van
het Concilie, dat hij, vijf jaren geleden, ofschoon
niet bij eene bijzondere bulle, de orde en den regel
van Franciscus van Assisië goedgekeurd had, en
hij hernieuwde deze goedkeuring op plechtige
wijze. Aangemoedigd en versterkt door de woorden
en de bescherming van den Opperpriester voelde
Franciscus een nieuwen ijver in zijn hart ont-
vlammen; door brieven uit Rome gedagteekend,
riep hij al zijne broeders, die over de wereld
verspreid waren, tegen het Pinksterfeest naar St.
Maria der Engelen te zamen; en terwijl hij te
Ancona, Macerata, Ascoli, Camerino, Monte-Casale,
1)  Barthélemy de Pise, lib. I, Confirmit. XII, Cap.
XXIII.
2)  Epist. Innoc. UI. Chronic. Ursperg. ad. ann. 1215.
-ocr page 198-
196
Fabriano, Assisië en omstreken het woord Gods
verkondigde, kwam hij zelf in zijn geliefd Port-
iuncula terug om zich te versterken in de liefde
tot de zijnen en in het gebed.
-ocr page 199-
HOOFDSTUK VI.
Eerste generaal-kapittel in St» Maria der En«
gelen» — Onderrichtingen van den heiligen
Francïscus — Ontmoeting van den heiligen
Franciscus en den heiligen Dominicus»
— Yereeniging der heide orden» —
Kardinaal Ugolini» — Uwee&Q ge«
neraal«kapittel» — Yijfduizend
Minderbroeders zijn er hij
tegenwoordig» — Brief van
Honorius III» Brieven
van den heiligen Franciscus»
1216—1219.
Quam pulchra tabemacula tua, Jacob,
et tentoria tua, Israël? — üt valles
nemorosae, ut horti juxta fluvios
irrigui, ut tabemacula quae fixit
Dominus, quasi cedri prope aquas.
Numer. XXIV.
Den dertigsten Mei dan, op Pinksterdag, goot
de opgaande zon hare stralen uit over de Apen-
nijnsche bergen en de nederige kapel van St.
-ocr page 200-
198
Maria der Engelen, waar de arme Minderbroeders
hun eerste generaal-kapittel hielden. Iedereen ver-
haalde in allen eenvoud, welke vruchten zijne
missiën hadden opgeleverd, wat hij geleden en
genoten had, en deelde mede wat, naar zijne mee-
ning, aan het goed begonnen werk het meeste
zou aanbrengen. De engelen des hemels waren
onverpoosd bezig, om aan God zooveel opofferingen
en liefde aan te bieden, en in ruil daarvoor den
broeders Gods genade en vertroosting te brengen.
Franciscus stelde een provinciaal-minister aan,
wien hij de macht gaf om nieuwe leden aan te
nemen, eene macht welke hij zich tot hiertoe had
voorbehouden. Joannes van Strachia werd naar
Lombardije gezonden, Benedictus van Arezzo in
de mark Ancona, Daniel uit Toscane naar Cala-
brie, Augustinus van Assisië naar het land van
Labora, Elias van Cortona naar Toscane; ook
voor de landen buiten Italië werden evangelische
werklieden gekozen : Bernardus van Quintavallis
voor Spanje, Joannes Bonelli, een Florentijner,
met dertig gezellen voor de Provence; Joannes
de Penna en zestig andere broeders voor opper-
en neder-Duitschland. 1) Franciscus nam Parijs, het
eigenlijk gezegde Frankrijk en de Nederlanden
voor zijn deel. Behalve de natuurlijke genegen-
heid, welke hij koesterde voor Frankrijk, welks
taal hij sprak, hield hij bovendien veel van Parijs,
1) Chalippe. Vie de Saint Francois, liv. II.
-ocr page 201-
199
wijl daar eene beroemde en geleerde Universiteit
bestond, en ook wijl bij vernomen had, dat deze
stad eene groote godsvrucht had jegens het heilig
Sacrament des Altaars. Inderdaad zou, eenige ja-
ren later, een Franschman, Urbanus IV, de Kerk
verrijken met den nieuwen feestdag van het hei-
lig Sacrament. 1) Bij iedere gelegenheid trachtte
Franciscus het volk een diepen eerbied in te pren-
ten jegens dat geloofspunt, dat de bron is van
alle godsvrucht, van iedere ware zelfopoffering.
Hij zeide :
» Kinderen der menschen, hoe lang zult gij nog
traag van harte zijn ? Waarom bemint gij uwe
ijdele gedachten en zoekt gij leugens ? Waarom
onderwerpt gij u niet aan de waarheid en ge-
looft gij niet aan den Zoon Gods ? Hij zelf, de
Allerhoogste, verzekert ons, dat hetgeen op het
altaar door de handen des priesters geconsacreerd
is, zijn allerheiligst lichaam en bloed is, want Hij
heeft gezegd : »Dit is mijn lichaam, dit is mijn
bloed in het nieuwe verbond. Die mijn vleesch
eet en mijn bloed drinkt, zal het eeuwig leven
hebben." Wat hij gezegd heeft, doet Hij ook.
lederen dag daalt Hij van zijn hemeltroon af, om
tot ons te komen onder de nederige gedaanten,
zooals Hij zich vernederd heeft om neer te dalen
in den schoot der Maagd; iederen dag daalt Hij
1) Zie de heerlijke bulle: »Transituras de hocmundo"
(1262), in het bnllarium van Cherubini t. I, p. 94.
-ocr page 202-
200
neder op het altaar in de handen van den prie-
ster. Zooals Hij zich vertoond heeft aan zijne hei-
lige apostelen in zijn waarachtig vleesch, zoo ver-
toont Hij zich ook aan ons in de heilige Hostie.
Zij zagen Hem met hunne lichamelijke oogen,
maar beschouwden Hem tevens met de oogen des
geloofs en zij geloofden, dat Hij hun Heer en
God was ; zoo moeten ook wij, ofschoon met onze
stoffelijke oogen slechts gedaanten van brood en
wijn ziende, vast en onwrikbaar gelooven, dat het
de waarachtige en levende Christus Jezus is. Op
deze wijze blijft Hij altijd met zijne geloovigen.
Zie, zegt Hij, ik ben met u alle dagen tot aan
de voleinding der eeuwen. Zij, die onzen Heer
Jezus Christus gezien hebben in zijne menschheid,
maar niet wilden gelooven, dat Hij de waarach-
tige Zoon Gods was, zijn veroordeeld; en zij die
brood en wijn zien consacreeren door den priester,
maar niet gelooven, dat het in waarheid is het
lichaam en het bloed van onzen Heer Jezus Chris-
tus, zullen veroordeeld worden." 1) Bij zijne mis-
siën gaf hij het volk een voorbeeld ; hij bracht
orde in de arme kerken ten plattenlande, voorzag
haar van lijnwaad, en hij bakte het brood in kleine
kunstig bewerkte vormen. Als men onder de mis
aan de consecratie gekomen was, wierp hij zich
ter aarde en zeide tot God : »Hemelsche Vader,
mijn Heer en mijn God, sla uwe genadige oogen
1) Francisci opera, part. I, pag. 12.
-ocr page 203-
201
op het glorievolle aanschijn van uw Christus, en
heb medelijden met mij en de overige zondaren,
voor wie uw gezegende Zoon, onze Heer zich ge-
waardigd heeft te sterven, en die met U heeft
willen verblijven in dit heilig Sacrament des al-
taars voor onze zaligheid en vertroosting." 1)
Franciscus had zelfs voorgeschreven, dat deze
onderrichting in de génerale-kapittels gelezen en
aan alle priesters der orde uitgedeeld moest worden :
»Luistert naar mij, gij allen, die mijne meesters,
mijne kinderen en mijne broeders zijt, opent het
oor uws harten en gehoorzaamt aan de stem van
den Zoon Gods. Onderhoudt zijne geboden en brengt
in den geest van volmaaktheid zijne raadgevin-
gen in vervulling. Looft Hem, want Hij is goed,
en verheft Hem in uwe werken. De Heer, onze
God stelt zich voor aan ons, als aan zijne kin-
deren ; daarom, mijne broeders, bezweer ik u met
al de liefde, die in mij is, en terwijl ik in den
geest uwe voeten kus, steeds, met eerbied en
heiligheid, het lichaam en bloed van onzen Heer
Jezus Christus te behandelen, door wien alle din-
gen, in den hemel en op aarde, den vrede hebben
ontvangen en met God verzoend zijn. Ook bid ik
door onzen Heer al mijne broeders, die priesters
zijn, zoowel als degenen, die naar die hooge waar-
digheid streven en haar zullen ontvangen, dat zij
telkens wanneer zij de Mis willen lezen, dit doen
1) Francisci opera, part. I, pag. 19.
-ocr page 204-
202
toet de grootste zuiverheid; dat zij zorg dragen
het waarachtige offer van het allerheiligste lichaam
en het allerheiligste bloed van onzen Heer Jezus
Christus op te dragen met een diepen eerbied, uit
heilige beweegredenen, zonder eenig eigenbelang;
dat alle gedachte\' van vrees om aan iemand te
\\ mishagen of van verlangen om aan iemand te
behagen verre van hen verwijderd zij ; maar dat
geheel hun wil zich met behulp der genade, en-
kel en alleen op den grooten God richte, aan
wien alleen zij moeten verlangen te behagen, om-
dat hij alleen in dit offer werkt, zooals het hem
behaagt. Want Hij zegt: Doet dit tot mijner ge-
dachtenis ; indien iemand het anders doet, dan
is hij een verrader zooals Judas.
«Mijne broeders, die priesters zijt, herinnert u
hoe in de wet van Mozes geschreven staat, dat
op bevel van God, de overtreders van de joodsche
Ceremoniën moesten ter dood gebracht worden. Hoe-
veel strenger zullen dan de straffen niet zijn van
hem, die den Zoon Gods onder den voet vertreden
heeft, die het bloed des Verbonds, waardoor hij
geheiligd werd, onteerd en den Heiligen Geest be-
leedigd zal hebben ? Want de onzuivere mensch
treedt het lam Gods met voeten, wijl hij, zegt
de apostel, onwaardig het geheiligde brood eet,
Jezus Christus niet onderscheidende van de ge-
wone spijzen. En door den mond des profeten zegt
God : » Vervloekt zij de mensch, die het werk van
God met nalatigheid en bedrog verricht." En tot
-ocr page 205-
203
de priesters, die deze waarheden niet ter harte
nemen, zegt Hij : »Ik zal uwe zegeningen vervloe-
ken." Verstaat mij wel, mijne broeders, indien men,
zooals het betaamt, de gelukzalige Maagd Maria
vereert, omdat zij den Zoon Gods in haar heili-
gen moederschoot gedragen heeft; indien de heilige
Joannes de Dooper sidderde bij de nadering van
Jezus Christus en de kruin van diens hoofd niet
durfde aanraken om Hem te doopen ; indien het
graf, waarin Hij eenige dagen verbleef, zooveel
vereering ontvangt, hoe rechtvaardig, heilig en
waardig moet hij dan niet zijn, die met zijne han-
den aanraakt en aan de geloovigen uitdeelt het
onsterfelijk en eeuwig zegepralend en verheerlijkt
lichaam van Jezus, wiens aanschijn de engelen
verzadigt. Mijne broeders, die priesters zijt, be-
schouwt uwe waardigheid en weest heilig, omdat
de Heer heilig is. Daar Hij u in dit geheim bo-
ven alle anderen geëerd heeft, eert Hem daarom
ook en bemint Hem in dit geheim. Het is een
teeken van eene diepe ellende en betreurenswaardige
zwakheid, wanneer wij, terwijl Jezus op zulk eene
wonderbare wijze bij ons tegenwoordig is, ons
met andere aardsche zaken bezig houden. Dat alle
menschen zich verwonderen, dat geheel de wereld
beve, dat de hemel opspringe van vreugde,
wanDeer de Christus, de Zoon van den levenden
God op het altaar is, op de handen van den prie-
ster. O wonderbare grootheid ! o verbazingwek-
kende goedheid ! o nederige verhevenheid ! de Heer
-ocr page 206-
204
van het heelal, God en de Zoon van God, ver-
nedert zich zoozeer, dat Hij zich voor onze za-
ligheid onder de nietige gedaante van brood ver-
bergt. Ziedaar, mijne broeders, de nederigheid van
God; stort uwe harten voor Hem uit; veroot-
moedigt u, opdat Hij u verheffe; behoudt niets
van u zelven, opdat Hij, die zich geheel en al aan
u schenkt, ook van u ontvange alles, wat gij
rijt." 1)
Eindelijk, voordat zij uit elkander gingen, om
te gaan waarheen de wil Gods hen riep, hield
Franciscus deze vaderlijke toespraak : »In den
naam des Heeren, gaat twee aan twee, in alle in-
getogenheid en nederigheid, in strenge stilzwijgend-
heid van den morgen tot na de terts, terwijl ge
in den geest u, door het gebed, met God vereenigt.
Men hoore van u geene ijdele en nuttelooze woor-
den. Als gij op reis zijt, behoort uw gedrag even
nederig en even vlekkeloos te wezen als in een
klooster of in uwe cel. Want waar wij ons ook
bevinden of waarheen wij ons begeven, wij heb-
ben onze cel altijd bij ons: onze broeder het
lichaam is onze cel, en de ziel is de kluizenaar,
die er zijn verblijf in opsloeg om er zich te ver-
diepen in de beschouwing Gods en het gebed ;
indien eene vrome ziel in de cel van haar lichaam
geen rust kan vinden, dan baten haar luttel de
uitwendige cellen. Gedraagt u zoo te midden der
1) S. Francisci opera, part. I, pag. 7.
-ocr page 207-
205
•wereld, dat al wie u ziet of hoort door uw vroom-
heid gesticht, den hemelschen Vader prijze, wien
alle eer toekomt. Verkondigt den Vader aan allen,
maar draagt zorg, dat de vrede meer in uwe har-
ten dan op uwe lippen zij. Weest voor niemand
eene aanleiding tot gramschap en geeft niemand
ergernis, maar tracht integendeel iedereen tot in-
schikkelijkheid, eensgezindheid en eendracht op te
wekken. Wij zijn geroepen om de gewonden te
genezen, de bedroefden te troosten en de dwalen-
den op het rechte pad terug te voeren. Velen
schijnen u thans ledematen des duivels, die eens
leerlingen van Jezus Christus zullen zijn" 1) Daar-
na zegende hij zijne kinderen en zij verspreidden
zich over de aarde, zooals de apostelen bij het
verlaten van de opperzaal.
Alvorens hij zijne missie in Frankrijk aanvaardde,
"wilde Franciscus den zegen der heilige apostelen
over zijn arbeid afsmeeken. Hij ging daarom
naar Rome. In zijne eeuwige raadsbesluiten had
God deze reis bestemd om twee groote geesten,
den heiligen Franciscus en den heiligen Domini-
cus met elkander te vereenigen. Daar bestond
reeds eene wonderbare gemeenschap tusschen deze
beide mannen, wier leeringen aan den hemel en
de aarde heerlijke harmonieën aanboden, en die
nogtans elkander niet kenden.
Tijdens het vierde Concilie van Lateranen woon-
1) Vita a tribus sociis, Cap. IV.
-ocr page 208-
206
den beiden te Rome, doch bet blijkt niet, dat zij
ooit, gedurende dien tijd, elkanders naam hoorden.
Eens op een nacht, dat Dominicus volgens ge-
woonte in het gebed verzonken was, zag hij Je-
zus Christus vol verbolgenheid tegen de wereld,
terwijl zijne Moeder Hem twee mannen voorstelde
die zijne gramschap moesten stillen. Dominicus
herkende zichzelf in den eenen, maar wist niet
wie de andere was, doch hij beschouwde hem op-
lettend, en het beeld van dezen bleef hem steeds
bij. Den volgenden dag trof hij in eene kerk,
men weet niet meer welke, den als bedelaar ge-
kleeden man aan, die hem den vorigen nacht getoond
was, hij liep op dien arme toe, drukte hem in
heilige vervoering aan zijn hart, terwijl hij uit-
riep: «Gij zijt mijn metgezel, gij zult met mij
gaan ; laat ons gemeenschappelijk werken en nie-
mand zal ons overwinnen !" 1) En van dat oogen-
blik af waren zij door eene heilige en onverbreek-
bare vriendschap met elkander verbonden; in hun
ijver deelden zij te zamen de wereld om haar een
nieuw leven in te storten en haar te redden.
i) O wondervol schouwspel, zoo roept een oud schrij-
ver uit, twee arme mannen, slecht gekleed en
zonder eenigen invloed bij de menschen, verdee-
len de wereld onder hun beiden en onderwinden
1) Gerard de Frachet. Vie des Frères Precheurs, liv.
I, Chap. I, in >La vie de Saiut Dominique" van La-
cordaire.
-ocr page 209-
207
zich haar te overwinnen." 1) En zij hebben haar
veroverd door de wetenschap en de liefde, die bij
hunne omhelzingen hare veete vergaten. Fran-
ciscua en zijne orde, vlammend van de liefde,
welke de Serafijnen verteert, lieten golven van
liefde over de wereld stroomen: Dominicus en
zijne kinderen, omstraald door den luister der
Cherubijnen, verspreidden en verdedigden er de
waarheid. 2) Twee onvergankelijke gedenkstukken
van het verbond tusschen deze twee orden zijn
voor het nageslacht bewaard gebleven; het eerste
bevat die treffende plechtigheden, welke door de
kinderen der beide orden gezamenlijk gevierd wor-
den op den feestdag der twee patriarchen, die lof-
liederen te hunner eer, die wierookwalmen welke
op hunne grafsteden ten hemel stijgen; 3) het
tweede is de heerlijke brief door Humbertus, ma-
gister-generalis der Predikheeren en den heiligen
Bonaventura, generaal der Minderbroeders aan de
kloosterlingen der beide orden gericht.
» Aan onze welbeminde broeders in Jezus Chris-
tus, de Minderbroeders en de broeders Predik-
heeren, die over de wereld verspreid zijn."
»De Verlosser der wereld, die alle menschen
lief heeft en den dood van geen zijner kinderen
wil, heeft, in de verschillende tijdvakken, verschil-
1)  Ferdinand. Castillo, apud Wadding. ann. 1276.
2)  Danto, Faradiso, Cant. XI.
3)  Lacordaire. Yie de Saint Dominique, Chap. 7.
-ocr page 210-
208
lende middelen aangewend, om de rampen door
den eersten val van het menschelijk geslacht ver-
oorzaakt, te herstellen : in deze laatste tijden heeft
Hij voor de bediening des heils onze beide orden
in het leven geroepen. Wij zijn er innig van over-
tuigd, dat Hij het is, die deze talrijke schare van
offerlievende menschen geroepen en met de kost-
baarste zijner gaven toegerust heeft, opdat zij
door hun woord en voorbeeld de wereld zouden
redden ; het zijn twee groote toortsen, die tot Gods
en niet tot onze eer, met hemelsche klaarheid, allen
bestralen, die in de schaduw des doods gezeten
zijn. Zij zijn twee Cherubijnen vol wetenschap,
die in hunne harten dezelfde gedachten, dezelfde
begeerten voeden ; zij spreiden hunne vleugels over
het volk uit om het te beschermen en te voeden
met heerlijke waarheden; zij zijn de twee borsten
van de Echtgenoote, die de kinderkens voedt en
zoogt; zij zijn de twee zonen van den Beheerscher
der aarde; zij staan gereed om al zijne bevelen
ten uitvoer te \'leggen. Zij zijn de twee in zinne-
beeldig gewaad gekleede getuigen van Jezus
Christus, zij prediken en geven getuigenis van de
waarheid; zij zijn die twee blinkende sterren, die,
naar de godspraak der Sibyllen, het voorkomen
hebben van vier dieren, en die in deze laatste
tijden der wereld de nederigheid en de vrijwillige
armoede hebben verkondigd.
Wie kan ze optellen, al die geheimvolle en
symbolieke verhoudingen der getallen tusschen deze
-ocr page 211-
209
twee heilige orden ? De goddelijke Wijsheid, die
alle dingen in getal geschapen heeft, wilde niet
een enkele maar twee orden, opdat zij onder-
ling ééne maatschappij zouden uitmaken ten
dienste der Kerk en tot hun eigen voordeel: zij
moeten elkander aanwakkeren in dezelfde liefde,
elkander helpen en aanmoedigen; hun ijver moet
dubbel zijn en de kracht van de eene moet
aanvullen wat aan de andere ontbreekt, en zoo
zal het dubbele getuigenis, dat zij van de waar-
heid zullen geven, zooveel te meer eerbied inboe-
zemen. Ziedaar, zeer geliefde broeders, hoe groot
de oprechtheid moet wezen van onze liefde, van
ons die, op een en denzelfden tijd, door onze Moe-
der de Kerk ter wereld gebracht zijn, van ons,
die de eeuwige liefde, twee aan twee, de wereld
inzond, om aan de zaligheid der menschen te ar-
beiden ; hoe zullen zij ons kennen, indien we on-
derling niet van harte eensgezind zijn ? Hoe zul-
len wij in staat zijn de liefde in hunne harten
wortel te doen schieten, indien zij in ons zelven een
zwak en kwijneud leven leidt ? Hoe zullen we be-
stand zijn tegen de vervolgingen, indien wij van
elkander door onderlinge tweespalt gescheiden zijn ?
Hoe groot, hoe sterk moet de liefde niet wezen,
die ons vereenigt, als wij zien, dat eene onmete-
lijke liefde den zaligen Franciscus aan den zaligen
Uominicus, en onze oude Vaders aan elkander
hechtte! Zij beschouwden elkander als engelen
14
-ocr page 212-
210
Gods; zij namen elkander op even als of zij den
Christus opnamen ; zij gaven elkander eerbewij-
zingen, zij verheugden zich in hun geestelijken
vooruitgang, zij verhieven elkander in heilige lof-
zangen, ondersteunden elkander in alle omstan-
digheden, en vermeden met zorg alle ergerlijke
afgekeerdheden.
»Welke groote voordeelen vloeiden voor onze
beide orden en het volk uit deze vereeniging voort!
Welk eene groote glorie is daardoor Gode gege-
ven ! Bij het zien dier eenheid knarste de oude
vijand van woede op de tanden ; als een woeden-
de leeuw zoekt hij die oude liefde te verbreken.
O, door God gezegende broeders, draagt zorg, dat
hij, in zijn hoogmoed, niet zegge : Ik heb hen
overwonnen, want door zich te verwijderen van
het pad, door hunne voorvaderen afgebakend, heb-
ben zij de wegen der liefde verlaten. Moge de
helsche vijand ons ten allen tijde gereed vinden,
om dat kostbaar kleinood, de liefde, ons door onze
Vaderen nagelaten, te verdedigen. Daarvoor moeten
wij de hulp van den Almachtige inroepen en behoort
ieder onzer zich in acht te nemen, om geene din-
gen te doen, die ons misschien nuttig toeschijnen
doch onze broeders kunnen verontrusten; tot dat
einde moet de wet der liefde de regel van al onze
handelingen zijn, en mag ter wille der fouten
van enkelen, de haat, zelfs niet in schijn, over de
broederlijke liefde zegepralen. Dat ook het ver-
langen om van de eene in de andere orde over te
-ocr page 213-
211
gaan de rust niet verstore, maar dat een ieder
zijn broeder aanspore en aanmoedige om in zijne
roeping te volharden. Dat de beschermers en wei-
doeners der beide orden ook door beide gezegend
worden, en de eene orde aan de andere hare kloos-
ters niet zoeke te ontnemen, noch hetgeen haar
als aalmoes of erfschat geschonken is ; ook drage
men zorg om, bij het verkondigen van het woord
Gods, den naijver geen voedsel te geven. Zonder
dit alles is de liefde een holle klank; de eene orde
snoeve niet, ten koste der andere, op haregroote man-
nen en privilegiën; vooral behooren de broeders zich
zorgvuldig te wachten voor iedere openbaarmaking
van de fouten en gebreken van anderen, integendeel
zij moeten er steeds op uit zijn om de schuldigen
in alle liefde te vermanen. Een broeder moet nooit
lichtzinnig geloof slaan aan het kwaad, dat van
zijn broeder gezegd wordt.....
»Wij bidden u door de liefde, die God zelf is,
dat gij met alle kracht er naar streeft om den
vrede te bewaren en in onderlinge eendracht in
den Heer, in eene on verbreek bare eenheid met eik-
ander te verkeeren. Weet, dat wij uit geheel ons
hart verlangen en willen, dat dit door u worde
nageleefd. De overtreders zullen gestraft worden,
als vijanden van de eenheid en den vrede.
»Wij beschouwden het als een plicht van ons va-
\'derlijk ambt u deze dingen te schrijven, daar wij niet
bij machte zijn het u mondeling mede te deelen." 1)
1) Petrus Eodolphius, Hist. Seraph., lib. II, p. 307.
-ocr page 214-
212
Deze twee groote familiën hebben geen enkel
punt van deze vrome lessen onbehartigd gelaten;
zij hebben te zamen gebeden, te zamen gewerkt,
te zamen geleden, en dikwijls vermengde zich
hun bloed, als zij op dezelfde martelplaats hun
leven lieten. En twee eeuwen later riep paus Six-
tus IV in bewondering uit: »Deze twee orden
hebben, als de twee eerste stroomen in het pa-
radijs van geneugten, de aarde der Katholieke
Kerk met hunne geleerdheid, hunne deugd en hunne
verdiensten besproeid, en zij maken haar dage-
lijks nog vruchtbaarder; dit zijn de twee serafij-
nen, die, gedragen op de vleugelen eener verhevene
beschouwing en eener engelachtige liefde boven
al het aardsche opgevoerd, door hunne hemelsche
lofliederen, door de openbaring der onmetelijke
weldaden, die God, de opperste Heer, aan het
menschelijk geslacht geschonken heeft, onophoude-
lijk op de graanzolders der heilige Kerk de rijk-
ste garven aanbrengen uit den zuiveren oogst der
zielen vrijgekocht door het kostbaar bloed van
Jezus Christus. Dit zijn de twee trompetten, waar-
van de Heer zich bedient om de volken te roe-
pen tot den feestdisch van zijn heilig Evangelie." 1)
Franciscus kwam in de maand Januari 1217
te Florence aan ; hij wilde afscheid nemen van
kardinaal Ugolini, die daar in zijne hoedanigheid
van legaat vertoefde. De kardinaal bracht hem af
1) Ballarinm romanum, edit. cherubini, p. 361, tom.
I, in folio.\'
-ocr page 215-
213
van zijne voorgenomen reis naar Frankrijk.»Uwe
orde bestaat nauwelijks, gij kent de tegenkantin-
gen, welke zij te Rome ondervonden heeft; gij hebt
er nog geheime vijanden. Uwe tegenwoordigheid al-
daar is noodzakelijk om uw werk in stand te houden."
De heilige antwoordde: »Ik heb verschillende van
mijne broeders naar verre landen gezonden. Indien
ik rustig in het klooster blijf en geen deel neem
in hun arbeid, dat zou eene schande voor mij
wezen en die arme kloosterlingen, die in den
vreemde honger en dorst lijden, zouden mis-
schien tot morren verleid worden, terwijl zij,
zoo zij vernemen, dat ik evenveel werk als zij,
gaarne hunne vermoeienissen zullen verdragen
en ik veel gemakkelijker de anderen er toe zal
kunnen brengen om dergelijke missiën te onder-
nemen. — Waarom, mijn broeder, hernam de
kardinaal, hebt gij uwe leerlingen aan de ver-
moeienissen van zulke lange reizen prijs gegeven ?
Dat is zeer hard. — Franciscus antwoordde : Heer,
gij meent, dat God de Minderbroeders alleen voor
deze streken gezonden heeft; maar ik zeg u in
waarheid, dat Hij ze heeft uitgekozen en gezon-
den voor het heil eD de zaligheid van alle men-
schen. Zij zullen naar de ongeloovigen en de hei-
denen gaan ; men zal hen daar goed ontvangen,
en zij zullen een groot aantal zielen voor God
winnen." 1) Deze zwaarwichtige redenen gevoegd
1) Domine, vos putatis qnod soluminodo propter istas
provincias Dominns miserit Mifiores; sed dico vobis in
-ocr page 216-
214
bij den tegenstand welke zich te Rome tegen zijne
instelling gevormd had, bewogen Franciscus om
ia Italië te blijven. Hij zond broeder Pacificus den
dichter, Angelo en Albertus van Pisa naar Frank-
rijk en keerde naar St. Maria der Engelen terug.
In een droom zag hij eene hen, die hare kuikens
onder hare vleugels wilde verzamelen, om ze te
verdedigen tegen een wouw, doch zij kon ze
niet allen bedekken, en verscheidene bleven onbe-
schut, toen een andere groote vogel aankwam, zijne
vlerken uitspreidde en hun eene schuilplaats bood.
Bij het ontwaken bad Franciscus tot God, dat
Hij hem zou verklaren, wat dit beteekende, — en
God zeide hem, dat hij zelf door de klok, en zijne
kinderen door de kuikens werden afgebeeld ; dat
de vogel met die groote vlerken het beeld was
van den kardinaal, wiens voorspraak hij had in-
geroepen. 1) Daarop zeide hij tot zijne broeders:
»De Eoomsche Kerk is de moeder van alle Ker-
ken en de koningin van alle kloosterorden. Tot
haar zal ik mij wenden, en haar mijne broeders
aanbevelen, opdat zij, door haar gezag, degenen,
die hun kwaad willen, onderdrukke, en overal
aan de kinderen Gods de volle en algeheele vrij-
veritate, quod Dominns eos elegerit, et miserit propter
profectnm et salutem animarum totius mundi. f Et non
solum in terris fidelium, sed et infidelium et paganornm
benigne recipientnr, et multas animas Deo lncrabuntur.
Barthélemy de Pise. Lib. aureus, lib. II, conform 6.
1) Vita a tribus sociis, Cap. IV.
-ocr page 217-
215
beid verschaffe, om rustig op den weg der eeuwige
zaligheid vooruit te schrijden. Wanneer zij on-
der hare bescherming zullen staan, dan zullen
geene vijanden zich meer tegen hen verzetten of
hen verontrusten ; daar zal onder hen geen Beli-
alskind wezen, die straffeloos den wijngaard des
Heeren vertreedt. De heilige Kerk zal ijveren voor
den roem onzer armoede; zij zal niet gedoogen,
dat de nederigheid, die zoo eervol is, door de
wolken van den hoogmoed verduisterd wordt. Zij
zal de banden van liefde en vrede, die ons samen-
snoeren, on verbreek baar maken. Onder hare oogen
zal de onderhouding der heilige Evangelische re-
gels steeds in alle zuiverheid bloeien ; zij zal niet
toelaten, dat, ook maar voor een korten tijd, deze
heilige oefeningen verzwakken, die zulk een levend-
makenden geur verspreiden. Dat toch de kinderen
van deze heilige Kerk zich steeds dankbaar be-
toonen voor de liefelijke gunsten, die zij van
hunne moeder zullen ontvangen, dat zij in den
diepsten eerbied hare voeten omhelzen, en eeuwig
aan haar gehecht blijven." 1)
Franciscus vertrok naar Rome, en trof er kar-
dinaal Ugolini aan, die van zijne zending naar
Florence was teruggekeerd. Een jaar geleden
(1216) was Innocentius III na eene glorievolle
regeering de eeuwige rust ingegaan, en een
Romein, kardinaal Censio Savelli, een geleerd
1) Wadding.
-ocr page 218-
216
man 1) en een toonbeeld wat zuiverheid van zeden
aangaat, was te Perugia gekozen en geconsacreerd
onder den naam van Honorius III. 2) Ugolini ried
Franciscus aan om voor den Paus en de kardinalen
te preeken, en hen daardoor gunstig jegens hem te
stemmen. Hij volgde dezen raad en bereidde zich
zorgvuldig daartoe voor, doch in tegenwoordig-
heid des pausen gekomen, vergat hij alles, wat
hij geleerd had en kon geen enkel woord zeggen.
Hij vernederde zich diep, riep den heiligen Geest
aan en nu vloeide een stroom van woorden met
zooveel kracht en zalving van zijne lippen, dat zijn
luisterrijk gehoor er levendig door getroffen werd;
men begreep, dat hij het niet was, die sprak,
maar de Geest Gods, die in hem was. 3) Hono-
rius III, dien God had voorbestemd, om de twee
heilige familiën, die toen in de Kerk opgroeiden,
te ondersteunen en te beschermen, schonk den
1)   Honorius III is de schrgver van den »Ordo Eo-
manns", opgenomen in het Museum italicnm van D. Ma-
bil Ion, t. II, p. 167 en van het »Libor Censuum eccle-
siae Romanae," bij Muratori, antiquitates ital. medii
aevi, t. V, p. 851.
2)  Sandini Vitae Pontificnm Romanorum, t. II, p. 499,
et sqq. Ferrare, 1754, in 8°.
3)  Vernm cum hoc veridica humilitate narraSset, con»
ferens se ad spiritus sancti gratiam invocandatn, tam
efficacibns snbito coepit verbis affluere, tomque potenti
virtute illornm mentes virorum sut\'limium ad compuno
tionem inflectere, ut aperte clareret, quod non ipse sed
spiritus Domini loquebatur. S. Bonavent. G. XII.
/
-ocr page 219-
217
kardinaal Ugolini aan Franciscus tot beschermer.
Staan wij een oogenblik stil bij de indrukwek-
kende verschijning van dezen beroemden grijs-
aard. Gesproten uit het adellijk geslacht der gra-
ven van Segni, neef van Innocentius III, had de
natuur hem verrijkt met eene ongewone licharae-
lijke schoonheid, een omvattend verstand en eene
ziel, die tot aan zijn dood toe, voor alles wat edel
is warme belangstelling koesterde. Door en door
ervaren in de kennis der kunsten en van het recht,
gaf hij vijf boeken Decretalen in het licht, die
sedert dien tijd de grondslag van de kerkelijke
en burgerlijke rechtsgeleerdheid geworden zijn. 1)
Zijne welspiekendheid wekte ieders bewondering,
zóó wist hij zijne redevoeringen te kruiden met
de heilige Schrift en op te sieren met de beval-
ligheden der oude redenaars. Vol barmhartigheid
jegens armen en zwakken, legde zijn karakter eene
onbuigzame kracht aan den dag, waar het de
rechten der waarheid en der Kerk gold. 2) Ein-
delijk, na veel strijden en even zoovele overwin-
ningen stierf hij, bijna honderd jaren oud, op den
pauselij ken troon. Franciscus had zich aan den
1)  Sandini. torn. II, pag. 503.
2)  Forma decorns et pervennstus aspectn, perspicacis
ingenii et fidelis memoriae praerogativa dotatns, libera»
linm artium atqae atriasqae juris peritia eminenter in—
stractns..., doctor zelator fidei, rectitndo jnstitiae, sola-
tium miserornm, religionis plantator. Mss. Vatican, apud
Raynald ann. 1227.
-ocr page 220-
218
kardinaal Ugolini gehecht, zooals een zoon zich
hecht aan zijn vader, zooals een klein kind, dat
zijne armpjes om den hals zijner moeder slaat. In
rustig vertrouwen sliep hij in op den schoot van
diens welwillende bescherming; 1) en in zijne
diepgevoelde vereering, die de toekomst vooruit-
liep, schreer hij hem meermalen in dezer voege :
»Aan den hoogwaardigen Vader en Heer Ugolini,
toekomstigen bisschop van geheel de wereld en
vader der volken." 2) Inderdaad de bezorgdheid
van Ugolini voor zijne beschermelingen kende geen
grenzen: hij woonde de generale kapittels bij,
nam in alle omstandigheden hunne verdediging
op zich, regelde verschillende Constitutiën der
orden, ja zelfs, toen hij eens aan de heilige Clara
en de Arme Jonkvrouwen van St. Damiaan schreef,
barstte hij, geroerd bij het zien van zooveel toe-
wijding, in tranen los. Als hij in het klooster van
St. Maria der Engelen kwam, dan voegde hij zich
naar den levensregel der broeders en was arm
met hen. » O hoe dikwijls," zoo roept Thomas van
Celano uit, »zag men hem, in alle nederigheid, van
de teekenen zijner waardigheid ontdaan, zich klee-
den in een nederig kloosterhabijt en barrevoets
zich onder de kloosterlingen mengen om met hen
1)  Adhaerebat ei namque S. Franciscus, tanquam filius
patri, et nnicus matri suae, securus in sinu clementiae
suae dormiens et requiescens. Thomas de Celano, part.
I, Cap. IX.
2)  Vita a tribus sociis, Cap. IV.
-ocr page 221-
219
over den hemel te spreken." 1) Wij zullen dien
ouden vriend later terugvinden, met het onfeilbaar
gezag van Opperpriester, den naam van Francis-
cus in het boek der heiligen opschrijvende.
Gedurende het jaar 1218 wisselde Franciscus
zijn verblijf in St. Maria der Engelen af met ver-
scheidene apostolische tochten door middel-Italie.
Eindelijk in de meimaand van het jaar 1219
kwamen de Minderbroeders in menigte uit alle
streken der wereld, om het tweede generale ka-
pittel bij te wonen, dat tegen den 2Gen dier maaud,
den feestdag van Pinksteren Lijeen was geroepen.
Zij waren er te zamen ten getale van vijf duizend. 2)
God wilde door de snelle vestiging van deze kloos-
terorde, in zekeren zin, de wondervolle verbrei-
ding van het Evangelie afbeelden. » De apostelen,"
zegt de heilige Augustinus, «waren als donkere
wolken, waaruit bliksemschichten en donderslagen
ontsnapten ; zij schitterden in de wereld door hunne
armoede en hun eenvoud, en zij wierpen door
hunne machtige deugden en wonderbare daden
alles omver wat zich tegen het rijk van Jezus
Christus kantte." 3) En nooit gedurende al de
1)  Thomas de Celano, Cap. II, lib. II.
2)  Maltiplicatis jam fratribus, coepit eos .... in loco
sanctae Mariae de Portiuncnla ad generale capitulnm
convocare .... ubi licet omnium necessariorum esset
penaria, fratrumque mnltitudo ultraqüiNque millia con-
veniret. S. Bonavent., Cap. IV.
3)  S. August., Enarratio in psalmos, 96.
-ocr page 222-
220
tijdperken van het leven der menschheid op aarde,
hebben de edele zielen weerstand kunnen bieden
aan eene eenvoudige en nederige toewijding. Het
kleine klooster van St. Maria der Engelen kon al
die broeders uiet bevatten; men richtte in het
veld, niet ver van den Chiascio, hutten op van
hiezenmatten en stroo, en dit leger van Jezus
Christus kampeerde aldus rondom zijn hoofd.
»Hoe heerlijk zijn uwe tenten, o Israël! — Hoe
schoon zijn uwe tenten, o Jacob!".... Kardi-
naal Ugolini woonde, als voorzitter het kapit-
tel bij. Al de broeders gingen hem langs den
weg van Perugia te gemoet; op den Pinksterdag
droeg hij eene pontificale Mis op en \'s avonds
wilde hij de gelederen van dit heilige leger des
Heeren rondgaan. Hij vond hen verdeeld in troe-
pen van honderd, van zestig, van minder en meer;
zij spraken onder elkander over de hemelsche din-
gen, over hunne zaligheid en de verovering der
wereld. De heilige kardinaal weende bij het zien
van dat nieuwe en voor het oog1 van de wereld
onbegrijpelijke schouwspel en zeide aan Francis-
cus: »0 broeder, ziehier in waarheid de leger-
plaats van God.\'\' Vervoerd van dankbaarheid je-
* gens God, die zijn huisgezin zoo vermenigvuldigd
had, en uit het mosterdzaadje zulk een grooten
boom had doen opgroeien, gaf Franciscus zijn
hart lucht in deze vurige ontboezeming: »Wij
hebben groote zaken beloofd, men heeft ons nog
grooter beloften gedaan; bewaren wij de eerste,
-ocr page 223-
221
streven wij naar de laatste. Het vermaak is kort-
stondig, de straf is eeuwig; het lijden is licht,
de glorie is oneindig; velen zijn geroepen, wei-
nigen uitverkoren; allen zullen ontvangen, het-
geen zij verdiend hebben. Maar boven alles, ba-
minde broeders, laat ons de Kerk beminneu, laat
ons bidden voor hare verheffing en nooit de ar-
moede verlaten. Staat er niet geschreven : »Werp
de zorg des levens op den Heer, en Hij zelf zal
u voeden ?" Voor dit heilige leger waren de aan-
wezige levensmiddelen niet toereikend; het had
daar onder den blooten hemel zijne tenten opge-
slagen en wachtte evenals de vogels, zonder kom-
mer of zorg, het voedsel voor iederen dag van
die Voorzienigheid af, welke dag aan dag al zijne
arbeidzame schepselen in het leven onderhoudt; en
inderdaad, Zij liet hen niet aan hun lot over. De
ridders en het volk uit de omstreken brachten
alles, wat tot levensonderhoud noodig was, naar
Portiuncula. Priesters en jongelingen, die uit
nieuwsgierigheid gekomen waren, >:eiden bij het
zien van zooveel zelfverloochening, vreugde, rust
en eendracht: »Ziedaar een bewijs, dat de weg
naar den hemel eng is, en dat het moeilijk is
voor de rijken om in het koninkrijk Gods te ko-
men. Wij vleien ons onze zaligheid te zullen
bewerken, terwijl we van het leven genieten en
ons gemak zoeken, en deze vrome broeders ont-
zeggen zich alles en vreezen nog. Wij zouden
"willen sterven zooals zij, maar wij willen niet
-ocr page 224-
222
leven zooals zij, en toch men sterft zooals men
geleefd heeft." En meer dan vijf honderd wierpen
zich voor de voeten van Franciscus en smeekten
hem om onder zijne familie te worden opgeno-
men. 1) Al den tijd dat het kapittel duurde, gaf
Franciscus lessen vol wijsheid over het onderhou-
den van den regel en over het geestelijk leven;
men vaardigde drie gewichtige bepalingen uit,
die den grootsten invloed op de lotgevallen der
orde hebben uitgeoefend :
1.    lederen Zaterdag zal men eene plechtige
Mis opdragen ter eere van de allerzaligste Maagd
Maria onbevlekt ontvangen : deze bepaling is het
voetstuk, waarop God geplaatst heeft een der
schitterendste lichten der Kerk, Joannes Duns Sco-
tus, doctor subtilis.
2.    Men zal den heiligen Petrus en den heili-
gen Paulus met name aanroepen in de oratiën
Protégé nos Domine en exaudi nos Deus; zoo wijdde
de orde van Franciscus zich toe aan de Roomsche
Kerk, de moeder en de meesteresse der wereld.
3.  Men drukte de broeders op het hart, bij het
bouwen, de armoede in acht te nemen. De Min-
derbroeders hebben door den eenvoud te bewaren,
bijna altijd ook de regels der kunst in het schoone
nageleefd. Meer dan al het overige echter trokken
de missiën hunne aandacht. Men ontwiep het plan
voor een grooten veldtocht, men beoogde niets
1) Chalippe, liv. II.
-ocr page 225-
223
minder dan de verovering der wereld. Honorius
III, die destijds in Viterbo was, vaardigde dezen
apostolischen brief uit als een paspoort en een
waarborg voor de arme Minderbroeders.
» Honorius, bisschop, dienaar der dienaren Gods,
aan db aartsb1ssch0ppbn,bissch0ppen,abten, dekens,
aartsdiakens en andere kerkelijke overheden.
»Daar onze beminde zonen, broeder Franciscus
en zijne gezellen, aan de ijdelheden der wereld
vaarwel gezegd en een levensregel omhelsd hebben,
die de Roomsche Kerk met recht heeft goedge-
keurd, en zij, naar het voorbeeld der apostelen,
naar verschillende streken het woord Gods gaan
verkondigen, bidden wij u allen, vermanen u in
den Heer, en bevelen u door dezen apostolischen
brief, dat gij de broeders van deze orde, dragers
van dezen brief, als zij zich tot u zullen wenden,
als katholieken en geloovigen zult ontvangen, hen
goedgunstig en liefderijk zult behandelen, ter eere
Gods en uit ontzag voor ons. Gegeven den elf-
den Juni, in het derde jaar van ons pausschap." 1)
Gesterkt door de macht van den Opperpriester
zelven, en ondersteund door vele kardinalen,
voelde Franciscus zijn hart van een grooten moed
vervuld; hij zond zijne broeders naar de ver-
schillende landen der wereld. Het bevelschrift luidde
aldus, zoo als men zien kan op den berg Alver-
nia: »Ik, broeder Franciscus van Assisië, minister-
1) Wadding.
-ocr page 226-
224
generalis, gelast u, broeder Angelus van Pisa,
krachtens de heilige gehoorzaamheid, naar Enge-
land te gaan, om er het ambt van minister-pro-
vincialis waar te nemen. Vaarwel."
De oversten der missiën hadden ieder, behalve
den brief van den Paus, drie rondgaande brieven
van Franciscus bij zich. De eerste, aan alle prie-
sters gericht, bevatte vrome onderrichtingen over
het heilig Sacrament des Altaars; de tweede, voor
de tijdelijke machten bestemd, was van den vol-
genden inhoud :
» Aan alle machten, landvoogden, consuls, rech-
ters, overheids-personen, die over geheel de aarde
zijn en aan alle anderen, die dezen brief zullen
ontvangen ; broeder Franciscus, uw geringe en
nietswaardige dienaar in onzen Heer, groet u al-
len en wensoht u den vrede.
«Overweegt met allen ernst, dat het uur van
uw dood nadert. Daarom bid ik u, met allen
mogelijken eerbied, vergeet God niet, te midden
van de beslommeringen der wereldsche zaken, en
overtreedt zijne geboden niet. Want allen, die zich
van den Heer verwijderen, zijn vervloekt, en Hij
zal hen vergeten. In het uur des doods zal men
hun alles ontnemen, wat zij schenen te hebben ;
hoe wijzer en machtiger zij in deze wereld ge-
weest zijn, des te meer zullen zij gefolterd wor-
den in de hel. Ik raad u derhalve aan, o, mees-
ters ! eerst en vooral ware boetvaardigheid te ple-
gen, met nederigheid en liefde, ter gedachtenis
-ocr page 227-
225
aan \'s Heeren lijden, het lichaam en bloed van
Jezus Christus te ontvangen, aan God de eer te-
rug te geven, welke hij u geschonken heeft door
u de leiding van zijn volk toe te vertrouweD, en
eindelijk iederen avond, door een of ander teeken,
uwe onderhoorigen er aan te herinneren, dat men
den almachtigen God eer en dank moet betuigen."
Eindelijk de derde brief, het laatste gedenk-
stuk van het algemeen kapittel, was gericht aan
al de oversten der orde en luidde :
»Weet wel, dat er in de oogen van God hooge en
verhevene zaken zijn, welke door de menschen als
laag en verachtelijk beschouwd worden ; dat er,
van den anderen kant, dingen zijn, die bij de
menschen in hooge eer staan, terwijl ze in de
oogen van God zeer verachtelijk zijn. Ik verzoek
u den brief, die over het lichaam en bloed van
onzen Heer Jezus handelt, aan de bisschoppen en
de andere geestelijken ter hand te stellen, en
nauwgezet te onderhouden, hetgeen wij, ten op-
zichte van dit geheim, hebben voorgeschreven;
zorgt, dat de andere brief, dien ik u toezend voor
de landvoogden, consuls en overheden, en waarin
zij vermaand worden te waken, dat de lof van
God in het openbaar gevierd worde, zoo spoedig
mogelijk worde overgeschreven en uitgedeeld. Ik
groet u in onzen Heer." 1)
1) S. Francisci opera, part. I, pag. 10, 11.
15
-ocr page 228-
HOOFDSTUK VIL
Missie van Franciscus in het Oosten» — Zjjn
terugkeer in Italië. — Zijne predikatiên*
O vere beatum virum, cujus caro etoi
tyrannico ferro non ceditur, occisi
tarnen agni similitudine non privatur!
O vere ac plane beatum, cujus ani-
mam etsi gladius persecutoris non
abstulit, palmam tarnen martyrii
non araisit.
            S. Bonaventura.
Inducam in terram liane, quam cir-
cuivit; et semen ejus possidebit eam.
\' Num. XIV, 2é.
1219—1220.
Het verlangen en de liefde tot den dood voor
Jezus Christus zetten Franciscus inwendig aan,
om zijn plan ten uitvoer te leggen en eene mis-
sie-reis naar het Oosten te ondernemen, teneinde
daar het zaad der waarheid uit te strooien en
het vruchtbaar te maken door zijn zweet en bloed.
In de twaalfde eeuw, toen de kruistochten, door
eene daad van verheven geloof, de zinnelijke en
materialistische Mahomedanen gefnuikt hadden,
Europa gered en voor de westersche volken nieuwe
-ocr page 229-
227
wegen naar den vooruitgang in kennis en nij-
verheid geopend hadden; toen wilde ieder,
die een edelmoedig en offerlievend hart in zijn
binnenste droeg, gaan strijden en sterven, op de
plaatsen voor eeuwig geheiligd door het leven van
Jezus, onzen Verlosser. Innocentius had op het
Concilie van Lateranen, met levendige en krachtige
kleuren, den beklagenswaardigen toestand, waarin
de Christenen van het Oosten gebracht waren, af-
gftschilderd en een nieuwen kruistocht aangekon-
digd, welken hij in eigen persoon in Toscane
ging preeken, waar hij uitgeput door de vermoeie-
nissen van zijn roemvol pontificaat, de eeuwige
rust inging. Honorius III, wien hij zijn ijver en
zijne macht als eene heerlijke erfenis had nagela-
ten, voerde dit grootsche en heldhaftige plan uit;
maar in plaats van onmiddellijk naar Palestina te
gaan, zooals tot nu toe geschied was, volgde
men het doordachte plan van Innocentius III en
bracht den oorlog over naar Egypte, het brand-
punt der Mahomedaansche macht. De kruisvaar-
ders sloegen het beleg voor Damiate. 1)
Terwijl deze grootsche doch langdurige onder-
neming, die zich door zoovele wisselvalligheden
kenmerkte in vollen gang was, kwam Franciscus
in Egypte aan. Te St. Jean d\'Acre en op het
eiland Cyprus had hij tien anderen van zijne ge-
1) Jac. Vitry, Histor. Oriënt., Lib. UI, ann. 1218,
apud Bongars.
-ocr page 230-
228
zeilen achtergelaten. Er heerschte op dat oogen-
blik tweedracht in het leger der kruisvaarders;
de ruiters zagen met zekere voorname minachting
op het voetvolk neer; niet tevreden met hun
smaadwoorden naar het hoofd te slingeren, 1)
ontveinsden zij de gevaren, en wilden zij de dap-
perheid, door hunne krijgsmakkers aan den dag
gelegd, niet erkennen. Het voetvolk antwoordde
hierop door de ruiters van lafheid te betichten. 2)
Een naijver, waarin een opstand gistte, bezielde
beide partijen, en om te kunnen toonen, wie het
dapperste was, noodzaakten zij Joannes van Brienne,
koning van Jeruzalem, om slag te leveren. Deze
beslissing wekte bij Franciscus eene diepe droef-
heid op. Hij wist, dat God, die toewijding zegent,
daarentegen schaamte en schande overzendt aan
menschen, die onderling door haat verteerd wor-
den ; hij zeide aan broeder Illuminatus, den eenigen,
die hem gevolgd was : »De Heer heeft mij ge-
openbaard, dat de Christenen in dezen slag groote
1)  Zij noemden hen boeren, landloopers, schelmen,
dronkaards. Boulainvilliers, Essai snr la noblesse de France,
pag. 74. Foncher de Chartres verhaalt als een groot ongeluk,
dat de ruiters, na het verlies hunner paarden, zich tot
voetknechten vernederd zagen. Gesta peregrinantium Fran-
corum, n°. 20, ap. Bong, torn. I.
2)  Pedites eqnitibns improperabant ignaviam; eqnites
pericula peditnm, quando contra Sarracenos egredie-
bantnr, dissimulabant ....; discordia inter eos facta
fait. Jac. Vitry, lib. III, ann. 1219, ap. Bongars, torn. II.
-ocr page 231-
229
verliezen zullen lijden. Indien ik het hardop zeg,
zal men mij voor een krankzinnige aanzien, en
zeg ik het niet, dan handel ik tegen mijn gewe-
ten. Wat dunkt u er van ? — Mijn broeder, ant-
woordde Uluminatns, het oordeel der menschen
moet gij niet tellen ; daarenboven het is niet van
heden of gisteren, dat men u voor een zinnelooze
aanziet; ontlast uw geweten en vrees God meer
dan de menschen." 1) En de heraut van Christus
gaf den kruisvaarders heilzame raadgevingen en
voorspelde hun den tegenspoed hunner wapenen.
Doch de hartstocht had zich van de gemoederen
meester gemaakt, en de vermaningen van den hei-
lige werden als het raaskallen van een krank-
zinnige aangezien. Den 29sten Augustus werd, bij
eene verzengende hitte, de slag geleverd : de Christe-
nen verloren zes duizend man, zoowel aan dooden
als aan krijgsgevangenen. Dit verlies deed hen
begrijpen, dat men, ten onrechte, de wijsheid van
den arme had veracht, 2) want eene zuivere ziel
ontdekt dikwijls beter de waarheid dan zeven
wachters, die men op de tinne plaatst om alles
gade te slaan. 3)
1)  Si belli fluerit attentatus ingressns, ostendit ruihi
DomiDus non proapere cedere Christianis. ... Respondit
socius: frater pro minimo tibi sit ut ab hominibns
judiceris, quia non modo incipis fatnus reputari. S.
Bonaventura, Cip. XI.
2) In quo evidenter innotnit quod spernenda non erat
sapientia pauperis. S. Bonaventura, Cap. XI.
3)  Ecclesiast. XXXVII, 18.
-ocr page 232-
230
Intusschen, na uren lang in het gebed te heb-
ben doorgebracht, stond Franciscus op, en begaf
zich met een gelaat, stralende van vertrouwen,
op weg naar de legerplaats der ongeloovigen, ter-
wijl hij deze woorden van den profeet zong: »Nu
gij, o Heer, bij mij zijt, zal ik geen kwaad vree-
zen, al zou ik ook gaan te midden van de scha-
duw des doods." 1) Men schetste hem het gevaar
van zulk eene onderneming af en herinnerde hem
aan de bepaling van den Sultan, die een bezant
goud beloofd had aan iedereen, die hem het hoofd
van een Christen bracht; maar niets was in staat
dezen onverschrokken ridder van Jezus Christus te
weerhouden. Hij ontmoette een paar schapen en
dit verschafte hem eene groote vreugde; hij zeide
aan zijn metgezel: »Broeder, vertrouw op den
Heer, het woord van het Evangelie wordt in ons
vervuld : zie ik zend u als lammeren onder de
wolven" 2) Inderdaad, een weinig verder wierp
eene bende Sarracenen zich op hen als wolven op
schapen. Deze ongeloovigen overlaadden hen met
slagen en bespottingen en voerden hen, sterk ge-
bonden, naar den Sultan, die hun vroeg door wien,
waarom, en hoe zij gezonden waren. Franciscus
gaf met de hem eigene vrijmoedigheid ten antwoord :
1)  Psalm 22, 4.
2)  Cum iter cepisset, obviam habnit ovicnlas daas,
quibus visis exhilaratns vir sanctas dixit ad socium....
J3. Bonavent., Cap. IX.
-ocr page 233-
231
»Geen menschen, maar God zelf, de Allerhoogste,
heeft mij gezonden, om aan u en uw volk den
weg der zaligheid te wijzen en u het Evangelie
der waarheid te verkondigen." 1) Hij verkondigde
daarop met een vurigen ijver en eene wonderbare
kracht den éénen God in drie personen, en Jezus
Christus, den Verlosser der wereld ; dit was de
vervulling van deze woorden : »Ik zal u mijn mond
en mijne wijsheid geven, waaraan geen uwer te-
genstanders zal kunnen wederstaan, en waartegen
zij niets zullen kunnen inbrengen." 2)
De Sultan, getroffen door deze schoone zelfop-
offering, hoorde hem met welbehagen aan en noo-
digde hem met aandrang uit, om bij hem te blij—
ven. Franciscus zeide : »Ik zal bij u blijven, in-
dien gij u, met uw volk, uit liefde tot Jezus Chris-
tus, bekeert. Indien gij aarzelt om de wet van
Mahomed met die van Jezus Christus te verwis-
selen, beveel dan dat er een groot vuur worde
1)  Se missum non ab homine, sed a Deo; nt ei et
popnlo sno viam salutis ostonderet et annnntiaret evan-
gelinm veritatis. Marino Sannto, Secreta fideliam crucis,
Kb. III, part XI, Cap. VIII, apnd Bongars. Marino Sa-
nnto, een beroemd reiziger nit de dertiende eenw, bood
aan Joannes XXII zijn boek aan en vier aardrijkskundige
kaarten van groote waarde; het is het eerste werk over
handel en staathnishondknnde, dat wij bezitten. Daarin
kan men zien, hoeveel eerder en beter de handel zich zon
hebben ontwikkeld onder den onmiddellijken invloed van
bet Christendom.
2)  Lnc. XXI.
-ocr page 234-
232
aangestoten, en ik zal er met uwe priesters in
gaan, opdat gij daardoor moogt inzien, welk ge-
loof men in alle waarheid en in alle zekerheid
kan volgen. 1) — Ik geloof niet, antwoordde de
Sultan, dat een van onze priesters bereid zou zijn
in het vuur te gaan of eenige foltering voor zijn
geloof te verduren." Hij gaf dit antwoord, omdat
hij gezien had, dat een der aanzienlijkste en
oudste imans heimelijk en ijlings zich uit de
voeten gemaakt had. 2) Franciscus hernam: «In-
dien gij mij belooft den christelijken godsdienst
te zullen omhelzen, zal ik geheel alleen in het
vuur gaan; indien ik verbrand, dan is de oorzaak
in mijne zonden te zoeken ; zoo niet, erken dan den
Christus, wijsheid en macht Gods, waren God en
Heer." De Sultan bekende hem, dat hij deze voor-
waarde niet durfde aannemen, uit vrees voor eene
opschudding onder het volk. 3) Hij bood PVan-
ciscus rijke geschenken aan, welke deze minnaar
der armoede, als ware het slijk, met verachting
afwees. Daar de Sultan vreesde, dat eenige der
1)  ....Qaodsi haesitas propter fidem Christi legem di-
mittere Mahumeti, jnbe ignem accendi permagnum et
ego cum sucerdotibns tuis ignem ingrediar: ut sic cog-
noscas qnae fides verior et certior sit tenenda. Marino
Sanuto.
2)  Viderat enim statim quemdam de presbyteris suis
virnrn autheuticam et longuevum, hoc audito verbo, da
suis
"conspectibus aufngisse. S. Bonavent., Cap. IX.
3)  Marino Sannto.
-ocr page 235-
233
zijnen, getroffen door de woorden van den heiligen
man, zich bekeeren en naar het leger der Chris-
tenen overloopen zouden, liet hij hem in veilig-
heid en met eerbewijzingen naar de legerplaats
voor Damiate brengen. »0 gelukzalige man," roept
de heilige Bonaventura uit, »die, ofschoon zijn
lichaam niet verscheurd werd door het staal van
den tiran, de gelijkheid met het geslachte Lam
niet verloren heeft! O, gelukzalige man, die niet.
gevallen is onder het zwaard, maar toch den palm
van het martelaarschap ontvangen heeft !"
Hooren wij Bossuet dezen kruistocht van Fran-
ciscus verheerlijken :
.....Hij snelt naar de martelkroon als een zin-
nelooze; geen rivieren, geen bergen, geen onme-
telijke watervlakten der zeeën zijn in staat zijn
ijver te breidelen ; hij begeeft zich naar Azië, naar
Afrika, naar al de strekeD, waar hij meent, dat
de haat tegen den naam van Jezus het verwoedst
is. Hij verkondigt luide de glorie vau het Evangelie
aan die volken, en toont hun de bedriegerijen
van hun valschen profeet Mahomed aan. Maar
hoe, zullen die hevige verwijtingen bij deze bar-
bareo geen haat tegen den edelhartigen Francis-
cus gaande maken ? Integendeel, zij bewonderen
zijn onbezweken ijver, zijne onoverwinnelijke stand-
vastigheid, zijne onbegrijpelijke verachting voor
de aardsche goederen, en brengen hem duizend-
voudige eerbewijzingen. Verontwaardigd, dat hij
aldus geëerd wordt door de vijanden van zijn
-ocr page 236-
234
Meester, begint Franciscus opnieuw in vreese-
lijke smaadwoorden tegen hun godsdienst uit te
Varen, doch — ongekende en wondervolle ongevoe-
ligheid! Zij betoonen hem niet minder hun ontzag,
en de dappere krijgsknecht van Jezus Christus
Kiende, dat hij hem niet kon bewegen hem ter
dood te brengen, zeide aan zijn metgezel: »Laat
ons van hier gaan, mijn broeder, laat ons
vluchten verre uit de oogen van deze barbaren,
die voor ons te veel menschelijk gevoel bezitten,
daar wij hen er niet toe brengen kunnen, noch om
onzen Meester te aanbidden, noch om ons te ver-
volgen, die zijne dienaren zijn. O God ! wanneer
sult gij ons de zegepraal der martelaren waar-
dig keuren, als men ons zelfs te midden van de
ongeloovigste volken met eerbewijzingen overlaadt ?
Daar God ons de genade der martelkroon niet waar-
dig rekent, noch ons deel wil geven aan zijne glorie-
rijke versmading, laat ons dan ons leven gaan
slijten in het martelaarschap der boetvaardigheid of
eene plaats op aarde zoeken, waar wij met lange
teugen de versmading des kruizes kunnen drinken."
Na den kruisvaarders de eendracht en de boet-
vaardigheid gepreekt te hebben, ging Franciscus
naar Palestina en Antiochië, en overal maakte hij
geestelijke veroveringen. In een beroemd klooster
van den Zwarten-Berg namen al de kloosterlin-
gen zijn regel aan, 1) en de bisschop van Acre,
1) Wadding, an. 1219, no. 66. Sq.
:
-ocr page 237-
235
Jacobus de Vitry drukt zich in een brief aan zijne
vrienden van Lotharingen, waarin hij hun schrijft
over de inneming van Damiate, aldus uit:
»Meester Reyner, prior van Sint-Michael,
is in de orde der Minderbroeders getreden ; deze
kloosterorde verspreidt zich sterk over de wereld,
daar zij nauwkeurig den vorm der opkomende Kerk
en het leven der apostelen navolgt. De overste der
Minderbroeders, die zich broeder Franciscus noemt,
is zulk een beminnelijk mensch, dat alle menschen, ja
zelfs de ongeloovigen, eerbied voor hem koesteren." 1)
Het apostolaat van Franciscus in het Oosten
was niet zonder vrucht ; de Minderbroeders zijn
er gebleven als een eeuwigdurende en openlijke
belijdenis van het katholiek geloof. God had aan
zijn dienaar gezegd : » Doorkruis in uw leven ge-
heel de aarde, want ik zal haar aan u geven." 2)
En daar de beloften des Heeren onvergankelijk zijn,
kan men met grond zeggen, dat de eigenlijke
vrucht der kruistochten bestaan heeft in de vesti-
ging der arme Franciscanen als bewakers van het
graf van Jezus Christus en als beschermers der
geloovige pelgrims. Want hun grof gewaad is zoo
doortrokken van de geuren der deugd en den geest
van opoffering, dat het zelfs den Turken eerbied,
ik zou bijna zeggen, liefde inboezemt. 3)
1)  Epistola ad Lotharing., apud Bongars, pag. 1149.
2)  Genes. S.
3)  Zie Quaresmo, Elncidatorinm Terrae-santae. Be-
achrijving van het heilige land, door broeder Eugenins,
-ocr page 238-
236
In Italië teruggekeerd, doorkruiste Franciscus
de steden Padua, Bergamo, Brescia, Cremona,
Mantua, den vrede verkondigende en nieuwe kloos-
ters van Minderbroeders stichtend. Bij eene tus-
schenruimte van zeven eeuwen, is het voor ons
moeilijk, een, ten minste eenigszins, rechtvaardig
en volledig denkbeeld te vormen van den snel-
werkenden en begeesterenden indruk der predika-
tiën van Franciscus. Zij werkten hetzelfde in de
zielen uit, dat brandende toortsen, die men op graan-
schoven werpt, te weeg brengen ; 1) de genade
Gods en dit woord, ziedaar de eenige oorzaken
der wondervolle verbreiding van deze orde: want
het menschelijk woord, door de kracht Gods ge-
steund, is de grootste macht, die er onder de zon
is. Hij doorkruiste de steden en dorpen van Italië
zooals weleer Christus Judea, wonderen doende
en het Evangelie verkondigende met geheel zijne
ziel, met al zijne krachten, met eene ongeloofe-
lijke vrijheid en eene heilige vrijmoedigheid ; en
deed hij niet hetgeen hij leerde ? 2)
Parij9, 1646. Het is eene der beste reisbeschrijvingen, die
wij bezitten. Zie ook: «Transmarina peregrinatio ad sepnl-
crnm Domini" door Erhardas Reüwich de Trajecto infe-
feriori, in civitate Mognntia, ann. 1486; en »1\'Itinéraire"
van Chateaubriand.
1)  Erat enira verbum ejus velat ignis ardens. S. Bo-
navent., Cap XII.
2)  Ipse vero per diversas regiones progrediens, evan-
gelizabat ardenter, Domino cooperante.... Et quoniam
-ocr page 239-
237
Toen hij in het geleerde Bologna aankwam, was
de toeloop van studenten en inwoners zoo groot,
dat men zich op straat niet bewegen kon. 1) Een
keizer hield nooit luisterrijker zegetocht dan deze
geringe, onaanzienlijke, armzalig gekleede man.
Op het hoofdplein gekomen, hield hij voor de toe-
gestroomde menigte eene preek, die zich kenmerkte
door zulk eene verheffing des geestes, dat men
een engel en niet een mensch meende te hooren.
Niet alleen besloten velen hun leven aan de ver-
sterving en de boetvaardigheid toe te wijden, maar
zelfs traden twee studenten uit de mark Ancona,
Pellegrini Fallerone en Rigeri van Modena in zijne
orde, en tot bevestiging zijner predikatie, genas
hij een blind kind. 2) Ziehier eene echte oor-
konde, welke Sigonius uit de archieven van de
Kerk van Spalatro getrokken heeft: »Ik, Thomas,
burger van Spalatro, en aartsdiaken van de kathe-
draal derzelfde stad, heb als student, in het jaar
1220 op Maria Hemelvaart, den heiligen Fran-
ciscus, op het plein voor het kleine paleis, waar
bijna geheel de stad vergaderd was, zien preeken.
Hij verdeelde zijne predikatie op deze wijze: de
primo sibi snaserat opere, quod aliis snadebat sermone.
S. Bonavent., Cap. XII.
1)  Tanta homiuam ejas visendi capidoram concursa-
tione exceptns est, ut per vlas incessns est ablatus.
Sigonius, de Episcopis Bononien., ad ann. 1220, Bononia
1506, in 40.
2)  Sigonius, pag. 112.
-ocr page 240-
238
engelen, de menschen, de duivels. Hij sprak met
zooveel kennis van zaken en zoo helder over deze
redelijke wezens, dat vele geletterden, die hem
aanhoorden, verbaasd waren zulk eene rede, door
een eenvoudig mensch, te hooren voordragen. Hij
hield zich niet aan de gewone manier der predi-
kanten ; maar als een echt volksredenaar sprak hij
slechts over de uitroeiing van vijandschappen en
de noodzakelijkheid om verbonden van vrede en
eendracht te sluiten; zijn kleed was bevlekt en
gescheurd, zijn voorkomen nietig, zijn gelaat ma-
ger; maar God schonk zijne woorden zulk eene
kracht, dat een groot getal edellieden, wier bloed-
dorst en teugellooze haat reeds stroomen bloeds
had doen vloeien,\' elkander de hand der verzoe-
ning reikten. De genegenheid en eerbied voor
den heilige was zoo algemeen en ging zoover, dat
mannen en vrouwen in menigte naar hem toe-
liepen, en men zich gelukkig achtte slechts den
boord van zijn kleed te kunnen aanraken." 1)
De prediking voor het volk, ziedaar het doel
in alle heiligheid nagestreefd en bereikt door de
orde der arme Minderbroeders, die door hun onop-
1) Fait antem exordium sermonis ejns, angeli, ho-
miues, daemones. De his antem spiritibas rationabilibas
ita bene, et districte proposuit, ut multis litteratis, qui
aderant fieret admirationi non modicae sermo hominis
idiotae; non tarnen ipse modnm praedicantis tenuit sed
quasi concionantis tota verborum ejns materia discnrre-
bat ad extinguendas inimicitias.... Sigonias, pag. 113, in 4°.
-ocr page 241-
239
houdelijk en innig verkeer met het volk, het heb»,
ben doordrongen van de christelijke begrippen,
Van het eerste oogenblik van het ontstaan dep
orde af, hield Franciscus niet op zijne leerlingen
in dit missie-werk te oefenen ; hij zeide hun: » Dat
de dienaren van het woord Gods zich uitsluitend
op de geestelijke oefeningen toeleggen, en zich
door niets ter wereld er van laten afbrengen ;•
want daar de groote Koning hen heeft uitgekozen,
om zijn wil aan het volk bekend te maken, be-*
hooren zij, in de stilte des gebeds, de waarheden
te leeren, welke zij in hunne preeken moeten ver-
kondigen, en zelve inwendig ontgloeid te zijn, op^
dat zij in staat zijn woorden te spreken, die de
harten van liefde doen gloeien. Zij, die voordeel
trekken uit hunne eigene kennis, en de waarheden
proeven, welke zij verkondigen, zijn lofwaardig j
anderen wekken ons medelijden op : zij verkoopen
hun arbeid voor de olie eener ijdele toejuiching...,
In een beklagenswaardigen toestand verkeert die
predikant, welke door zijne toespraken niet het,
heil der zielen, maar zijne eigene eer beoogt, of
door zijn gedrag afbreekt, wat hij door zijne on^
derwijzing opbouwt. Een arm, eenvoudig en on-.
geletterd broeder, die door een goed voorbeeld
anderen tot een heilig leven opwekt, staat veel
hooger dan gene. — De onvruchtbare is moeder
geworden van vele kinderen, en die vele kinderen,
had, is onvruchtbaar geworden.
De onvruchtbare stelt den armen broeder voorx
-ocr page 242-
240
welke, ofschoon hij het amht niet uitoefent, dat
kinderen aan de Kerk schenkt, wel zal zorgen
er vele te hebben op den dag des oordeels, wan-
neer Jezus Christus, de opperste rechter, hem met
eere al diegenen zal toekennen, die door zijne vu-
rige gebeden bek ^d zijn. Die vele kinderen had,*
doch zich onvrucluoaar bevond, is het beeld van
den ijdelen predikant, die zich met woorden te
vreden stelde. Hij verheugt zich thans in de ge-
dachte, dat hij aan Jezus Christus vele kinderen
verwekt heeft, maar dan zal hij met ledige han-
den staan en inzien, dat zij hem niet toebehooren.
»Velen beijveren zich uitsluitend om weten-
schap te verkrijgen, terwijl ze de nederigheid en
het gebed vluchten, en zich in- en uitwendige
uitspanning en afleiding zoeken te verschaffen.
Wanneer zij, na gepreekt te hebben, bemerken
dat eenigen er door gesticht en getroffen zijn, dan
verheffen en verhoovaardigen zij zich over dien
goeden uitslag, zonder er aan te denken, dat God
dien verleend heeft aan de gebeden en tranen
van eenige nederige en eenvoudige arme broeders.
Zij zijn mijne ware broeders, mijne ridders van
de Tafelronde, die zich op eenzame plaatsen af-
zonderen om des te beter zich op het gebed toe
te leggen, en wier heiligheid misschien voor de
menschen verborgen blijft, maar aan God wel be-
kend is. Eens zullen de Engelen hen aan den
Heer voorstellen, die hun zeggen zal: Mijne wei-
beminde kinderen, ziedaar de zielen, die gered zijn
-ocr page 243-
241
door uwe gebeden, uwe tranen, uwe goede voor-
beelden ; ontvangt de vrucht van den arbeid der-
genen die aan het heil der zielen slechts hunne
wetenschap gewijd hebben. Omdat gij over wei-
nig getrouw geweest zijt, zal ik u over veel ste1
len. Zij zullen alzoo, beMen met de vruchtc
hunner deugden, de vreug j des Heeren ingaan,
terwijl de anderen, van alles ontbloot, met ledige
handen voor den Heer zullen verschijnen en slechts
de teekenen van schaamte en spijt zullen dragen."
Zoo hebben de Minderbroeders en de broeders
Predikheeren de verkondiging van Gods woord,
die, aan verouderde vormen gebonden, een kwijnend
bestaan voortsleepte, een nieuw leven ingestort.
Drie eeuwen later hebben de sociëteit van Jezus
en de reguliere-geestelijken haar een anderen loop
gegeven; in onze dagen zal zij nog wonderen
doen, want de Geest blaast, waarheen Hij wil, en
zooals Hij wil, en geen machten der aarde ver-
mogen Hem in boeien gesloten te houden.
EINDE VAN HET EEKSTE DEEL.
,i
\' A -