-ocr page 1-
\'T *
rii
Ai-,v,--^r *
m.
44ii)iri
y-K**\'*
C*~
»\'
*ö • ,,Mv v-r
-ocr page 2-
rvun riQ^Z
-ocr page 3-
KATHOLIEKE BIBLIOTHEEK. ^te
STICHTELIJKE UREN
VOOK DK MENAAES VAN DEK
HEILIGEN JOSEPII
f<0
n
milleend ;uu de Soirin ilfs ÜmilriiK ilf ?M\\*J$tpll \\:m ilrn
E. P. HU6UET.
1\'trba move/il: fj-^i/t/j/a triihunt.                    i
Woordeu wekken, vuurbeelileu hekken. rK
QJ
f»\'ij» AO Cruist.
QJ
)
\'S GRA\\ENHAGE,
I
&                            T. C. B. ten HAGEN.
«                           187°"
Vil» J.- 8e ü.                                                                                                                                        Öl
-ocr page 4-
BIC EIGT,
—l.)e ondergetekende heeft de eer zijnen Geabonneerd*
lierigten , dat de \'fr\'lwliekc Bibliofhtxk, na liet einde van
loopeaden jaargang, niet langer door hem \'wk uilueg\'
Van af dien tijd zal zij echter door den Heer W. vak Gi
tioekh. te \'s Bosch, worden voortgezet.
Hij mag niet nalaten hij dezen zijnen dank te betuigt
allen die deze uitgave uit belangstelling of wegens hare
dienstige strekking ondersteunden, en zal zijne moeite ;
"cChoots beloond achten indien door deze uitgave hier o
eenig nut is gesticht. Moge zijnen opvolger eene nog ru
deelneming te beurt vallen en de Katholieke Bibliotheek
lange jaren met succes door hem worden uitgegeven.
\'s G ra v enhage , Dec. 1870.
ď. O. B. TEN HAGEN,
Uitgever.
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-
TTA*1**"\'1
w
I
STICHTELIJKE UREN
VOOR DIKNAARS TAN DEN
HEILIGEN JOSEPH
san de Soirees dis Seniteun de Sainl.-J«e|ili van den
39
, E. P. HUGUET.
Verba moteni; cxempla trakuitt.
Woorden wekken, voorbeelden trokken.
Sub tuum precsidivm, Immaculata.
\'
BIBLIOTHEEK DER
RIJKSUNIVERSITEIT
UTRECHT
"$
\'SGRAVF.NHA.GE
0           T. C. B. TEN HAGEfc COLL. THOMAASSE
Drukker—Uitgever
1870.
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
A06000006146538B
0614 6538
-ocr page 8-
-ocr page 9-
-y
Aan de inleiding van bet werk van den Eer-
waarden Pater Marist, ook bij ona om verscheidene
schoone geschriften , zeer gunstig aangeschreven,
inleiding die wij gaarne geheel zouden overnemen
indien zij niet grootendeels op fransche toestanden
zag en daardoor den nederlandschen lezer minder
belang kan inboezemen — ontleenen wij de vol-
gende woorden :
u Sedert de bepaling van het leerstuk der
Onbevlekte Ontvangenis van Maria, heeft de
devotie tot den heiligen Joseph, haar glorievollen
Bruidegom, zulke snelle en troostrijke vorderin-
gen gemaakt, dat allen, met ééne stem en één
hart, het tijdvak dat wij beleven, gaarne noemen :
De eeuw van Maria en van Joseph.
u Inderdaad, men had welligt nimmer zooveel
oefeningen, heiligdommen en feesten ter hunner
eere gezien, zooveel boeken geschreven ter hun-
ner glorie."
De E. P. Huguet doet vervolgens uitkomen
-ocr page 10-
4
hoezeer de bijzondere devotie tot den maagde-
lijken bruidegom van de allerheiligste Moeder
Gods in Frankrijk is toegenomen, en hoe de Hemel,
dit buitengewoon vertrouwen der geloovigen
jegens den heiligen Joseph willende aanmoedi-
gen, de wonderen ten gunste der vrome dienaars
van dien glorievollen patriark heeft vermenig-
vuldigd.
Pater Huguet is dan ook niet bij magte om
in zijn tijdschrift, Ie Propagateur de la dévotion
a Saint-Joseph
(1), opgerigt met het doel om de
nieuwe gunsten en de aflaten door den Heiligen
Stoel verleend aan de gebeden en de oefeningen
ter eere van den heiligen Joseph bekend te maken,
en om de trekken van de magt en de barm-
hartigheid van den Voedstervader van den Ver-
losser der menschen op te nemen, al de treffende
verhalen te plaatsen, welke hem bijna dagelijks
worden toegezonden, ten bewijze hoe goed en
magtfg de heilige Joseph is en hoe waar het
woord van de heilige Teresia dat men den heiligen
Joseph nooit aanroept zonder goedgunstig verhoord
te worden.
(1) De Propagateur de la dévotion a Saint-Joseph verschijnt
maandelijks te Parijs, straat Saint-Sulpice, 38, bij Regis Ruffet,
en te Lyon, bij Josseband, place Bellecour, 3, en kost 2 fr. 30 c.
in het jaar, voor 12 afleveringen, te zamen een boekdeel vormende
yan ongeveer 500 bladzijden. 10 abonnementen aan hetzelfde adres
kosten fr. 20 per jaar.
-ocr page 11-
o
Daarom heeft de E. P. Huguet besloten die
talrijke en stichtende verhalen in een bundel
vereenigd, afzonderlijk uit te geven , ten einde,
zooveel in hem was, de tijdelijke en geestelijke
gunsten bekend te maken, die, in de laatste
tijden verkregen zijn door de voorspraak van dien
glorievollen Patriark, aan wien Jesus en Maria
niets kunnen weigeren.
Ook in ons land heeft de devotie tot den
heiligen Joseph in den lateren tijd veel vorde-
ringen gemaakt, waartoe zeker de Vereeniging
der Heilige Familie en de St Josephs-Gezellen-
vereeniging, die zoo nuttige en heilzame instel-
lingen, het hare ruimschoots hebben bijgcdra-
gen. Hoort men ook bij ons ongetwijfeld gaarne
den lof van den heiligen Joseph verkondigen,
wenscht men zich meer en meer op te wekken
om zijne toevlugt in allen nood tot dien liefde-
rijken Vader te nemen, dan kan het wel niet
anders of het onderhoudend werk van den
E. P. Huguet, waarvan het grootste gedeelte
hierbij in onze taal is overgebragt, zal onzen
lezers welkom zijn. Moge het, onder bescherming
van den heiligen Joseph, strekken tot meerdere
eer van God en tot heiliging der zielen.
-ocr page 12-
VERKLARING VAN DEN SCHRIJVER.
Overeenkomstig het decreet van Paus Urbanus
VIII, verklaar ik dat de genaden, de openbarin-
gen en de wonderdadige feiten in dit werk mede-
gedeeld slechts een louter menschelijk gezag
hebben, met uitzondering van hetgeen door de
heilige katholieke, apostolische en roomsche Kerk
en door den Heiligen Stoel is bevestigd, aan
welks oordeel ik mijn persoon en mijne geschrif-
ten onderwerp, en van welken ik mij er altijd
eene eer in zal stellen de eerbiedige en toe-
gewijde zoon te zijn, geloovende al wat hij zelf
onderwijst, dewijl hij alleen de bewaarder is van
de ware leer, van het katholiek geloof en de katho-
lieke eenheid.
M. J. Hugtjet, S. M.
Op den feestdag der maagdelijke verloving
van Maria en Joseph
den 23 Januarij 1807.
-ocr page 13-
EERSTE HOOFDSTUK
DE MAAND VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
Decreet van Zijne Heiligheid J\'aus Pius IX, a/laten
verleenrnde voor de maand run den heiligen Joseph.
I.
Daar men hel vertrouwen van het christen volk in de
bescherming van den heiligen Joseph, den Bruidegom
der Gelukzalige Maagd Maria, dagelijks meer en meer
ziel toenemen, om daardoor hulp en bijstand te ver-
krijgen, heeft Onze zeer Heilige Vader Paus Pius IX,
een gunstig oor leenende aan de wenschen van een groot
gclal gcloovigen, door een rescript van de Secretarie der
Breven, van 12 julij 1864, aan al de geloovigen die,
gedurende de maand maart, de vrome oefening zullen
houden vervat in het boek, te Bome gedrukt, onder
den litel: Beschouwingen over de deugden van den hci-
tigen patriark Joseph
, om hem de maand maart toe te
wijden
(1), een allaat verleend van driehonderd dagen,
voor eiken dag der maand, en een vollen aflaat een-
maal in de maand, op den dag hunner keuze, wanneer
(l) (bnsidérations sur les vertus du Saint Patriarch? Joseph,
poxr lui eonsacrer Ie mots de mars.
-ocr page 14-
8
zij, na gebiecht eu gecommuniceerd te hebben, zullen
bidden volgens de meening van Zijne Heilighri!.
Bovendien heeft dezelfde Opperherder, de devotie
jegens dien heiligen Beschermer, hoe langer hoe meer
willende begunstigen, en deze vrome oefening gemak-
kelijker en algemeener maken, in het gehoor den 27
april 18CĎ), aan den ondergeleckende kardinaal-prefect
gegeven, goedgunstig toegestaan, dat al de geloovigen
bovengenoemde aflaten kunnen verdienen, mits zij de
eene of andere godvruchtige oefening van gebed of deugd
gedurende de maand maait doen, gehjkerwijze als dit
gedurende de maand mei plaats vindt, ter eere der
Gelukzalige Maagd Maria , zich voor al het overige hou-
dende aan de eerste conces>ie. Zijne Heiligheid heeft
ook gewild dat genoemde aflaten, bij wijze van suliragie,
aan de zielen der overledene geloovigen, zullen kunnen
worden toegevoegd, en dat zij ten eeuwigen dage gel-
dig zullen zijn , zonder eenigc expeditie van breve.
Gegeven te Rome, in de Secretarie van de Heilige
Congregatie der Aflaten, op den 27 april 1865.
Fr. Anionius M. Card. Panebia.nco.
L. f S.
                  A Coluhba, secretaris.
II.
Als getrouwe dienaars van den doorluchtigen Kruide-
gom van Maria, moeten wij de nieuwe gunsten door
den Heiligen Vader aan de heilrijke oefening van de
maand van den heiligen Joseph, met een groot gevoel
van eerbied, van dankbaarheid en van vertrouwen ont-
vangen.
-ocr page 15-
9
De wettige opvolger van den heiligen Petrus is door
Jesus Christus zelven belast met taak van de heilige
Kerk op de wegen der zaligheid te leiden, en haar voor
te schrijven wat, volgens de tijden en de omstandig-
hedei. waarin de geloovigen zich bevinden, hun het beste
past.
Hij alleen, die nooit moet dwalen, heeft de zending
van den Zoon Gods ontvangen om zijne broeders in het
geloof te bevestigen. Daar zullen kwade tijden komen
waarin men de sterren van den hemel zal zien vallen,
waarin de grondzuilen zullen geschokt worden; maar er
slaat geschreven dat de poorten der hel, de rots waarop
Jesus zijne Kerk heeft gesticht tot aan de voleinding der
eeuwen nooit zullen overweldigen.
Wij wisten, voorzeker, dat de Heilige Stoel met ge-
noegen de uitbreiding der vereering van den heiligen
Joseph zag en de nieuwe oefeningen door de geloovigen
ter hand genomen om dien glorievollen Patriark te
eeren; maar tot hedon had de Heilige Stoel geen aflaat
diezichover de geheele Kerk uitstrekte aan de oefeningen
van de maand maart verleend.
Wij hopen dat deze gunst allen twijfel zal wegnemen,
en dat er niemand meer zal gevonden worden die de
maand van den heiligen Joseph zal durven kritiseren,
door te zeggen dat men nieuwe oefeningen moet wan-
trouwen, dat er oefeningen genoeg beslaan om de
godsvrucht der geloovigen te onderhouden. Het is waar,
men moet, zegt de heilige Paulus, de geesten beproeven
om te zien of zij uit God komen, onderzoeken of de
devotiën degelijk zijn in haren grondslag en heilzaam
in hare uitwerkselen. Maar indien men eene oefening
moest verwerpen enkel en alleen omdat zij nieuw is,
dan zouden de geloovigen nimmer het Schapulier, den
-ocr page 16-
10
Rozenkrans, de devotie tot het Allerheiligst Hart, enz.,
enz. hebben aangenomen, want daar was een tijd, toen
die oefeningen, die overvloedige genadebrouncn, nieuw
waren.
De goddelijke Voorzienigheid geeft ons niet al de
middelen te gelijk; zij weet dat de menschen van tijd
tot tijd eenigc buitengewone hulp noodig hebben om
hun geloof en hunne godsvrucht te verlevendigen, en,
gelijk eene moeder die de behoeften harer kinderen
aandachtig gadeslaat, is zij er steeds op uil om die
voor de geschiktste tijdstippen te bewaren. Bovendien,
als Rome heeft gesproken, is geen tegenwerping meer
mogelijk: Iioma locuta est, causa finilu est.
Het is ook zeker dal do geloovigcn zich niet met
nieuwe oefeningen moeten overladen, zóó dat zij tekort
schieten aan de wezenlijke pliglen van hun staat, of
zich bloot stellen aan het gevaar van tegenzin in de
dingen Gods te krijgen, door meer op zich te nemen
dan zij kunnen doen. Maar dit is hier niet het geval.
Niets gemakkelijker dan de oefeningen van de maand
van den heiligen Joseph. Wat toch moet men cloen om
de aflaten te verdienen, door den Heiligen Vader ver-
\'eend ? Immers niets anders dan het een of ander
gebed, de eene of andere oefening van deugd,
die men
voor zich zelven kan verrigten. Derhalve is eene aan-
roeping ter eere van den heiligen Joseph, een kort ge-
bed voldoende om de voorwaarden te vervullen die de
Heilige Vader gesteld heeft, en, in den loop der maand
maart, eene heilige communie, om den volien aHaatte
verdienen. Men moet waarlijk al zeer bedilziek zijn om
te durven zeggen dat de geloovigen overladen worden door
de oefeningen van de maand van den heiligen Joseph;
men zou Jesus en Maria al zeer weinig beminnen wanneer
-ocr page 17-
11
men dergelijke tegenwerping aanvoerde, tegen de devotie
ter cere van een heilige, die zijn gehi ele leven aan hunne
dienst Leeft gewijd, en dien zij veel meer liefhadden
dan al de andere gelukzaligen. Wij hebben het noodig
geacht dit antwoord aan de hand te doen tegen de ijdele
tegenwerpingen welke men in de wereld hoort maken.
Men verlieze slechts geen tijd met onnoodig praten,
met beuzelaehtige gesprekken, met de overdreven zorgen
die men dikwijls besteedt om zijn ligcliaam op te schikken;
men stelle nooit uit wat aanstonds kan gedaan worden;
men""brenge veel orde in zijne zaken, en dan zal men
steeds tijd genoeg vinden om het een of ander eerbewijs
aan den heiligen Joseph te geven, op eiken dag der hem
toegewijde maand.
Dat nieuwe decreet van Zijne Heiligheid, waarbij
dezelfde allaten worden verleend aan de maand van
Joseph als aan de maand van Maria zijn geschonken,
moet ons vertrouwen in dien glorievollen palriark ver-
meerderen.
Door hem in zekeren zin op dezelfde lijn te plaatsen
als Maria, herinnert de Heilige Vader ons, dat er geen
heilige in den hemel is, die meer dan de heilige Joseph
verdiend heeft om door de aanbiddelijke Drievuldigheid
tot den engclachtigen Bruidegom van de zuiverste en
heiligste aller schepselen, en den Voedstervader van den
Zaligmaker der wereld gekozen te worden.
Hecds had de heilige Kerk ons geleerd om den heiligen
Joseph te vereeren, te bidden, te vieren, zooals wij
Maria bidden en vereeren.
Wij bidden het Wees gegroet, Joseph, na het Wees
gegroet, Maria
gebeden te hebben; wij wijden den
zaturdag aan Maria, en den woensdag aan den heiligen
Joseph toe. Wij vieren het Beschermfeest van den heiligen
-ocr page 18-
12
Joseph, gelijk wij het Beschermfeest van Maria vieren.
Het beeld van den heiligen Joseph dient tot pendant van
dat van de Koningin der Maagden. Wij roepen Maria
en Joseph aan als de helpers in wanhopige zaken, de
beschermheiligen van den goeden dood. Dat een slecht
verlichte ijver ons niet doe vreezen dat wij Maria zullen
ontrooven wat wij aan Joseph geven. De heilige kerk-
vaders hebben ons geleerd dat de glorie welke men
aan Joseph geeft lot Maria komt, want de schoonste titel
van dien groolen Patriark, is die van Bruidegom van
Maria, en als wij hem eene bijzondere verepring wijden,
dan is het om de betrekkingen welke hij met Jesus en
Maria gehad heeft, en het deel door hem genomen in
hot geheim van de menschwording des Woords.
De Opperherder zegt ons deze woorden die wij met
geluk moeien aanhooren: Men ziet het vertrouwen in de
bescherming van den fieiligen Joseph, Bruidegom van de
glorievolle Maagd Maria
, dagelijks meer en meer toenemen,
om daardoor hulp en bijstand te verwerven.
Dewijl de Heilige Vader, wien niets wat in de heilige
Kerk omgaat onbekend blijft, ons verzekert dat het vcr-
trouwen van de geloovigen der geheele wereld in den
heiligen Joseph meer en meer toeneemt, moeten wij
daaruit immers afleiden dat God zich van dien doorluch-
tigen Patriark bedient om ons de genaden te verleenen
welke wij behoeven. Indien de weldaden de gebeden niet
bekroonden welke men tot den heiligen Joseph rigt, zou
het vertrouwen dat men in hem stelt niet toe- maar
afnemen.
Overigens bewijzende talrijksteen schitterendste feiten
luide de magl aan dien glorievollen Patriark geschonken
om ons in al onze behoeften bij te staan. Wie zou de
genezingen, de bekeeringen kunnen tellen, door zijne
-ocr page 19-
13
inagtige voorspraak verkregen ? Hoeveel familién, hoeveel
communauteiten worden dagelijks door den heiligen Joseph
geholpen! Hoeveel bekoringen worden overwonnen, hoeveel
gevaren bezworen, omdal men zorg heeft gedragen hem
aan te roepen!
Bedanken wij God dat Hij aldus de glorie van zijn
Dienaar wel wil openbaren, die zoolang verduisterd is
geweest. Laat ons vol dankbaarheid zijn voor den door-
luchtigen Paus, die geen gurislige gelegenheid ongebruikt
laat om ons aan te moedigen om Maria en Joseph te
vereeren. Knielen wij neder en smeeken wij deze twee
groote beschermers der Kerk van te waken over den
welbeminden Opperherder die de gansche hel tegen zich
ziet opstaan, uit hoofde der bijzondere eer welke hij aan
de Onbevlekte Maagd heelt gegeven en die op haren
doorluchtigen Bruidegom terugstraall.
Laten wij niet moede worden te zeggen: Goede heilige
Joseph, onze leidsman, bescherm ons, bescherm de heilige
Kerk.
HOE GOED DE HEILIGE JOSEPH IS.
Eene zuster van de Voorzienigheid heeft ons den vol-
genden brief toegezonden:
«Eene onzer zusters, eene ijverige geabonneerde op
den Propagateur, bevond zich in eene woning die alles
te wenschen overliet, onder alle opzigten, en voor haar
zelve, čn voor de kinderen. Herhaalde malen werden
pogingen aangewend om een ander lokaal in de plaats
-ocr page 20-
14
te verkrijgen. Die arme, diep bedroefde zuster, werpt zich
voor den heiligen Josepii op de knieën en vertrouwt hem
hare smart toe. Gedurende de laatste maand maart bad
zij veel, te dier intentie, zij zelve en hare kinderen, en
op den laatsten dag van die gezegende maand, en zonder
dat zij zelve eenige nadere poging had in het werk ge-
steld (zij was zelfs afwezig) ontving zij een brief waarin
haar een zeer geschikt schoollokaal werd aangeboden.
«Oordcel hoe gelukkig, ik zal niet zeggen hoe verrast
zij was: haar vertrouwen in onzen goeden Vader liet haar
geen twijfel over omtrent de goede uilkomst, ondanks de
schijnbare onmogelijkheid. Reeds heeft zij missen van
dankzegging, ter eere van den heiligen Joseph laten lezen.
Daarenboven tracht zij onzen zoo goeden beschermer in hare
parochie te doen kennen en vereeren (een veertigtal per-
sonen, zonder de kinderen mede te tellen, lezen den
Propayateur). Deze waarde zuster verzoekt u den heiligen
Joseph voor haar wel te willen bedanken en doen
bedanken.
«Wat zal ik u zeggen over de genaden welke die zoo
goede en zoo magtige Vader voor mij en mijne familie
heeft verkregen. O! dan zou ik een boekdeel moeten
volschrijven, zoo menigvuldig en om zoo te zeggen dage-
lijksch zijn ze.
«Maar ik wil er u toch eene mededeelen: ik had het
aan den heiligen Joseph beloofd en verlangde vurig naar
eene gelegenheid om het te doen. — Oneenigheid was
in onze familie binnengeslopen en alles deed onderstellen
dal zij lang zou duren. Diep bedroefd, rigt ik mij tot
den heiligen Joseph, en aanstonds houden de moeijelijk-
heden op; maar de scheiding bestond nog. Ik houd,
met die intentie, de devotie der Zeven Zondagen en
aanstonds verneem ik dat, zonder eenige schijnbare
-ocr page 21-
IS
reden, de beleedigde persoon de eerste stappen heeft
gedaan, iets waarvan zij eerst zeer ver af was, en dat alles
nu geschikt is. Ach! help ons om onzen goeden Vader
den heiligen Joseph te zegenen en te danken.
EENE WONDERDADIGE GENEZING.
Op ons verzoek, heeft de Eerwaarde Moeder algemeene
Overste van de Congregatie der zusters van Maria Joseph ,
die zich aan de bediening der gevangenissen wijden, ons
het verhaal wel willen doen toekomen van eene wonder-
dadige genezing die door de voorspraak van den heiligen
Joseph is verkregen. Wij achten ons gelukkig het aan
onze vrome lezers te kunnen mededeclen.
Uittreksel van een rondgaanden brief aan al de huizen
van de Congregatie der zusters van Maria-Joseph,
den 25 maart 1861 gerigt.
Onze jeugdige zuster Maria Abel is in de maand januarij
naar Parijs in een treurigen staat van gezondheid terug-
gebragt. Zij was door eene borstkwaal aangetast, die
vreeselijke vorderingen maakte; en, ondanks al de zorgen
waarmede wij haar hebben kunnen overladen, hield de
kwaal aan en verzwakte de zieke hoe langer hoe meer.
Den 20 februarij heeft men haar het laatste Heilige
Oliesel toegediend.
Den 1 maart hebben wij de oefeningen van de maand
van den heiligen Joseph begonnen, en onder andere ge•
-ocr page 22-
naden, hebben wij de genezing van onze dierbare zieken
gevraagd, indien dat ten minste niet strijdig was met de
glorie Gods en het \'geestelijk goed hunner zielen. Den
10, bij het begin van de nove.n die moest dienen tot
onze voorbereiding voor het feest van den heiligen
Joscpli, hebben wij onze intentičn hernieuwd en ons
verzoek met meer aandrang gedaan. Van dat oogenblik
af heeft onze zuster Maria Abel eene vaste hoop opgevat
van den 1!) genezen te zullen worden; verscheidene
dagen te voren, heeft zij zich hare kleecleren doen
brengen, stellig verkondigende dat zij op den feestdag
van den heiligen Joseph naar de heilige Mis zou gaan.
Den 18 heeft zij het met zekerheid aan den geneesheer
gezegd, die haar ronduit antwoordde dat hij hare over-
tuiging niet deelde; dat zij volstrekt niet vooruitging.
Inderdaad, menschelijkerwijs gesproken, was er geen
schijn dat zuster Abel zou kunnen opstaan, dewijl zij
sedert verscheidene weken toevallen had, zelfs in haar
bed; zij bewoog zich niet zonder hulp, dewijl de linker-
zijde geheel koud en krachteloos was. Zij was het laatste
tijdperk van hare ziekte ingetreden; reeds had zij slechts
ééne long en de tweede was zeer aangetast. De nacht van
den 18 op den 19 was zeer ongunstig. In den morgen
had de dierbare zieke brakingen, die haar veel ver-
moeiden; maar zij verloor het vertrouwen niet Men
bragt haar de heilige Eucharistie, die zij met veel gods-
vrucht ontving, en zij deed hare dankzegging, onder welke
zij nog veel leed.
Maar aanstonds daarna verzocht zij de Moeder mees-
teresse haar te bevelen op te staan; en toen dit gedaan
werd, stond zij plotseling op, deed hare kleederen aan,
en na ontbeten te hebben begaf zij zich naar de kapel
om de hoogmis en de plegtigheid der kleeding en
-ocr page 23-
17
der processie welke wij dien dag hadden, bij te wonen.
Zij bragt aldus drie uren door, zonder zich in het
minst ongesteld te gevoelen; begaf zich vervolgens naar
den refter met de communauteit en at smakelijk; daarna
deed zij haar bezoek aan de geprofeste zusters en nam
deel aan de recreatie. In den namiddag, woonde zij
de completen, de preek, het lof, de toewijding aan de
heilige Maagd bij, en bleef op tot zeven ure. — De
volgende dagen bleef zij vroeg op staan, en woonde de
heilige Mis bij; sedert werkt zij, wandelt zij en heeft
veel eetlust. Zij is alleen nog een weinig zwak, maar
men bespeurt dat de krachten dagelijks bijkomen.
Toen de geneesheer haar den 22 zag opgestaan, onder-
vond hij de grootste verrassing. Hij heeft verzekerd dat
hij, haar den 18 goed onderzocht hebbende, volstrekt
niet verwonderd zou geweest zijn als men hem den
volgenden dag hadde aangekondigd dat zij dood was,
zoozeer had hij haar verminderd gevonden. Hij is bereid
om te verklaren dat deze genezing geen andere dan eene
bovennatuurlijke oorzaak kan hebben.
Ter herinnering aan deze genade, zal onze jeugdige
zuster voortaan den naam dragen van zuster Maria-Abel
van den heiligen Joseph. — Twee andere zieken hebben,
denzelfden dag, eene zeer merkbare verbetering in haren
staat ondervonden. De geneesheer die dit geconstateerd
heeft, is daarover des te meer verwonderd, dewijl al
zijne zieken, over het algemeen, uit hoofde van de
hevige winden en het ongunstige weder veel lijdender
geweest waren.
Wij moeten derhalve, dierbare dochters, God dank
zeggen, en onzen goeden Vader den heiligen Joseph
ook bijzonder danken, wiens maand zeer vruchtbaar is
geweest in allerhande geestelijke gunsten.
-ocr page 24-
18
EEN HUISGEZIN GERED DOOR DEN HEILIGEN JOSEPII.
Glorie, liefde, eer aan den grooten heiligen Joseph!...
dit is de kreet die uit aller mond komt, en in \'t bijzonder
uit de harten van een geheel gezin, ten gunste waarvan
de goede Vader een wonder heeft verkregen, en ik ben
de tolk van hunne levendige dankbaarheid. Ziehier het
feit: In onze parochie had men de vrome gewoonte
nog niet aangenomen om de maand van den heiligen
Joseph te vieren; dit jaar heeft men, dank zij de drin-
gende aanvragen van eenige personen dij den beminne-
lijken Heilige geheel toegewijd zijn, die schoone maand
met allen mogelijken ijver gevierd, hetgeen eine talrijke
menigte aan de voeten van den heiligen Joseph lokte,
die, ongetwijfeld, een even, ongedwongen als vast ver-
trouwen heeft willen beloonen. Vrome lieden hebben
de goede ingeving gehad om een aantal werkjes, getiteld:
Devotie tot de Zeven Zondagen te laten komen om die
rond te deelen. Eindelijk, is sedert deze maand de geheele
parochie in \'t algemeen, leerling van dien goeden Vader,
en iedereen bidt met liefde en volharding den Bruidegom
van Maria, zoowel om geestelijke als tijdelijke behoeften;
onze teederlievende en welbeminde beschermer verhoort
dan ook al zijne nieuwe kinderen. — Eenige dagen geleden,
was eene ongelukkige familie op het punt om onteerd
te worden; nog drie weken en het zou geschied zijn;
de arme diep bedroefde moeder liep naar het verlichte
allaar van Joseph, zij vroeg hem een wonder, en het
was een zeer groot, maar zij vroeg liet op zijn feestdag,
-ocr page 25-
19
kon hij het weigeren? Neen, neen!.... de Maagd van
den Kannel verzekert het ons. Er moest op dat tijdstip
een gunst van den Staat verkregen worden, en die niet
kon worden verleend, omdat hij tegen al de regels
was; en hoe kon men overigens verwachten dat men
meer acht zou slaan op dit verzoek dan op duizend
anderen, en dat het antwoord in acht dagen zou komen,
terwijl de brief, in dien tusschentijd, ter naauwernood
zijne bestemming kon bereiken! Men had slechts acht
te slaan op de onzeltend groote moeijclijkheden die het
onmogelijk is op te lellen, om overtuigd te zijsi dat
men een wezenlijk wonder aan den voedstervader van
Jesus vroeg. Intusschen brak de 1\'.) maart aan, en niets,
altijd niets!... De diepbedroefde moeder, het gezin
welks wanhoop ten top was gestegen, verloren geen
vertrouwen en vraagden luide een wonder ten gunste
van hun geloof: eindelijk werd de heilige Joseph ge-
troffen door zoovele tranen, verhoorde de vurige gebeden
en bragt de vreugde en het geluk weder in die in rouw
gedompelde zielen. Al wat men verlangd had gebeurde,
en zelfs wat men niet bad duiven hopen. Den 22 maart
zong men den lofzang tot dankzegging: den volgenden
dag zou het te laat zijn geweest.
Het arme gezin is gered, het zegent den Heilige,
wiens magt en goedheid zich zoo ziglbaar openbaard
heeft, en zweert hem geheel zijn leven te zullen lief-
hebben !
12 april 18üo.
M. A. D.
-ocr page 26-
20
EENE GETROUWE DIENARES VAN DEN HEILIGEN JOSEPH
TEN TOPPUNT HARER VERLANGENS.
Wij hebben den volgenden brief ontvangen van de
overste van eene der buizen door de zusters van Nevers
bestuurd, die den heiligen Joseph bijzonder toegewijd zijn.
Eerwaarde Pater!
Sedert drie jaren dat ik de goede gedachte heb ge-
had om den goeden heiligen Joseph als Vader en ver-
zorger van onze communauteit te stellen, heb ik geen
maand, ik zal zelfs zeggen geen week doorgebragt,
zonder de zigtbare bescherming van dien grooten heilige
te ondervinden.
Aangespoord door de talrijke feiten in den Propaga-
teur
vermeld en verlangende, zooveel in mijn vermogen
is, om de devotie tot onzen glorierijken heiligen Joseph
uit te breiden, heb ik mij zelve afgevraagd waarom ik
de feiten zou verzwijgen, die geschikt zijn, dunkt mij,
om het vertrouwen in onzen beschermer te vermeerderen.
Eene vrome ziel had eene som van achthonderd fran-
ken ter mijner beschikking gesteld, bestemd om eene
kleine bedeplaats in te rigten. Maar wat beteekent die
som om zich te voorzien van al wat voor de kerkelijke
dienst vereischt wordt? Ondanks die geringe geldelijke
hulpmiddelen, word ik niet ontmoedigd en kies ik een
klein lokaal om het te doen inrigten.
Maar nu komen de moeijelijkheden van alle kanten
-ocr page 27-
21
te voorschijn en werpen al onze plannen voor de kapel
in duigen: eenige maanden verloopen er, dagen van
smart en droefheid: verpligt te zijn om van eene kapel
die ik zoozeer verlangd had af te zien!...
De maand maart komt: men maakt zich gereed om
den heiligen Joseph goed te vereeren; de hoop keert
in de harten terug. Ik beveel hem de kapel aan, ik draag
hem op om voor dit werk te zorgen zooals ik het voor het
huis had gedaan. Maar, o wonder! giften worden ge-
daan zonder dat men ze had gevraagd; een prachtig
lokaal, dat ik eenige maanden te voren niet zou hebben
durven vragen, wordt ons zonder tegenstand afgestaan;
de werklieden zijn bezig. Meer dan drie duizend fran-
ken worden besteed zonder de hulpmiddelen van den
heiligen Joseph uit te putten.
Eenige dagen geleden nog, riep ik twee onzer Zusters
en zeide haar: «Ga den heer N*" opzoeken, vraag hem
een adres dat ik noodig heb en breng mij twee hon-
derd franken.» Deze beide gehoorzame Zusters gaan heen,
het rozenhoedje van den heiligen Joseph biddende. Ter
bestemder plaatse aangekomen, biedt de heer N"* haar
tweehonderd franken aan, zonder dat zij nog een woord
hebben gesproken om liet doel van haar bezoek mede te
deelen.
Aangemoedigd en niet verwonderd over de bescher-
ming van den heiligen Joseph, zeg ik aan dezelfde Zus-
ters eenige dagen later: «Begeeft u naar den heer B***,
verzoek hem om eene reparatie te laten doen, ten einde
een voegzamen ingang voor de kapel te hebben.» De
heer IS\'** belastte zich gaarne daarmede.
-ocr page 28-
22
OUDERS WORDEN GETROOST.
Men vraagt ons van het eiland der Reunie, te danken
voor de genezing van een jongeling, die sedert ver-
scheidene maanden door krankzinnigheid was aangetast,
en dien zijne familie, welke eene groote devotie voor
den heiligen Joseph had, vurig aan hem had aanbevolen.
Deze familie, wier leden allen den naam van den
grooten heilige dragen, had den ly maart uitgekozen
voor de voltrekking van het huwelijk van den jongeling,
vol vertrouwen als zij was in haren glorievollen bescherm-
heilige; er was den heiligen Joseph veel gebeden voor
liet herstel dier zoo kostbare gezondheid. Volgens den
raad der geneesheeren, was de arme zieke naar Frankrijk
gezonden, in de hoop dat eene verandering van klimaat
en bijzondere zorgen een heilzamen invloed op hem
zouden uitoefenen. Deze pijnlijke scheiding nu vermeer-
derde het verdriet van zijn ouden vader, van zijne
bedroefde echtgenoot, en van al zijne bloedverwanten
nog, die gedurende verscheidene maanden slechts treurige
tijdingen ontvingen.
De jongeling werd zelfs, na eene overprikkeling der
zenuwen, zóó zwak, dat een geneesheer, die men ge-
raadpleegd had, niet schroomde de verzekering te geven,
dat een wonder alleen hem zou kunnen redden.
In dien vreeselijken toestand, vermeerderde men de
gebeden en de communiën. Vele heilige Missen en
Novenen werden ter zijner intentie opgedragen, en vooral
gedurende de maand maart, werd de heilige Joseph met
-ocr page 29-
23
een nieuw vertrouwen aangeroepen. Men hield voor dien
dierbaren zieke de godvruchtige oefening van de Zeven
Zondagen,
die het feest van 19 maart voorafgaan, en
de vreugde der gelukkige familie was groot, toen men
de volgende maand vernam dat de jongeling aan de
betere hand was. Een brief dien hij den 2a maart zelf
aan zijne familie schreef, kwam op nieuw bewijzen dat
men den heiligen Joseph nooit te vergeefs inroept. De
dankbare familie wil dan ook een beeld ter eere van
dien heiligen beschermer oprigten.
-ocr page 30-
TWEEDE HOOFDSTUK.
HOEZEER DE HEILIGE JOSEPH BRAVE KINDEREN LIEFHEEFT
EN BESCHERMT.
De heilige Joseph, die door de aanbiddelijke Drie-
vuldigheid is uitgekozen om de goede Voedstervader
van het menschgeworden Woord te zijn, heeft, zooals
bekendis, eene voorliefde voor de kinderen, voornamelijk
als zij door hunne zuiverheid en hun goed gedrag, het
goddelijk Kind Jesus aan zijn geest en zijn hart herinneren.
Daarom wenden zich de arme moeders met vertrou-
wen, na Maria, tot Joseph, en nemen hare toevlugt in
al hare bekommeringen, tot zijn vaderhart; aan dien
goeden Vader vragen zij dat hare kinderen de genade
van het heilig Doopsel mogen ontvangen.
Hem dragen zij de zorg op om over hun kostbaarsten
schat te waken, namelijk over de onschuld harer kin-
deren, die helaas! zoozeer gevaar loopt in eene wereld,
waarin de dood,
zegt de heilige Augustinus, door al de
poriën in de ziel binnendringt.
Aan dien glorievollen
Patriark vertrouwen zij den goeden uitslag toe van de
studiën harer zonen en hare dochters. Hij helpt en
beschermt hen, wanneer zij die examens moeten onder-
-ocr page 31-
25
gaan, waarvan, voor een groot getal hunner, hunne
toekomst in deze wereld afhangt.
Ook de heilige Joseph verkrijgt voor zijne jeugdige
dienaars het licht dat zij nootlig hebben wanneer zij tot
het plegtig en beslissend oogenblik gekomen zijn om een
levcnstaat te kiezen, eene roeping te omhelzen.
Hij doet hen zegevieren over al de hinderpalen en
geeft aan hunne ouders den moed om hunne kinderen
aan God op te offeren, wanneer Hij hen tot den gees-
telijken staat roept.
Eindelijk is de heilige Joseph zóó goed en zóó oplettend
op al wat de belangen der kinderen betreft, die in de
armen zijner teedere liefde zijn nederlegd, dat hij zich
zelfs gewaardigt om hun vermaken en uitspanningen te
bezorgen, die gepast en heilzaam zijn voor hun leeftijd,
zooals men het hierna zal zien.
En indien de heilige Joseph voorziet dat de arme kin-
deren die aan zijn vaderhart zijn toegewijd, blootgesteld
zullen zijn om in eene bedervende en bedorven wereld
voor eeuwig verloren te gaan, dan verkrijgt hij vour hen
van zijn goddelijken Zoon de onwaardeerbare genade om
te sterven vóór dat zij de witheid van hun doopkleed
bezoedeld hebben.
DH HEILIGE JOSEPH, BESCHERMER DER HAAGDEN.
Op eene kostschool te Lyon, is, behalve de Congregatie
der kinderen van Maria en der Heilige Engelen, die van
den heiligen Joseph gesticht, ten gunste van de kinderen
die zich tot de eerste heilige Communie voorbereiden.
-ocr page 32-
26
Dit kleine gezelschap geeft gewoonlijk de zoetste ver-
trooslingcn, en de devotie tot den heiligen Joseph brengt
er wonderbare vruchten voort.
Eene der congreganisten, getroffen door de schoonheid
der heiligmakende genade, vroeg dikwijls aan haren
goeden Vader, dat is de naam welken de jonge kinderen
om strijd aan den heiligen Joseph geven, haar altijd te
bewaren. Op zekeren dag, het was in 18o3, omstreeks
het Nieuwe Jaar, wanneer men in het pensionaat alge-
meen mag uitgaan, komt het kind vrolijk in de klas en
snelt met een zegevierend voorkomen naar hare mees-
teresse. Zij was geheel met roode vlekken bedekt. De
meesteresse, even verbaasd over dezen plotselingen uitslag
als over de vreugde welke het meisje daarover betoonde,
ondervraagt haar met belangstelling. «Ach! Mevrouw,
antwoordt deze, ik heb mijne zaak bij den heiligen Joseph
gewonnen! Daar moeten te huis, ter gelegenheid van
het huwelijk mijner zuster feesten zijn, ik heb gevreesd
dat mijne onschuld daar zou lijden en ik de genade
zou verliezen, en ik heb den goeden heiligen Joseph
gezegd: Goede Vader, belet dat ik uitga. Zie,» en zij
toonde hare handen en haar gelaat die door den uitslag
geheel ontsierd waren. «In dezen staat mag ik mij niet
in de lucht begeven!»
In den loop van het volgende jaar, altijd doordrongen
van de waarde der onschuld en het ongeluk van de dood-
zonde, bad zij haren doorluchtigen beschermer met aan-
drang dat hij niet zou gedoogen dat zij er ooit eene
beging, en dat hij haar liever de gezondheid en het leven
mogt benemen. Zulke zuivere gedachten openbaarden
eene engelachtige ziel. De hemel was daarop naijverig...
en in de maand julij 1854, nam Valeria van C..., ver-
sierd met deze zoo kostbaar bewaarde onschuld, hare
-ocr page 33-
27
vhigt naar het vaderland, waar zij den vergiftigden adem
der zonde niet meer vreest.
Ontvang, enz.
Zuster van den Heiligen Joannes, Benedictijnesse.
Het geluk om in den vrede en drn kui des Hceren
te sterven is zrker van al de voordeden van den maag-
delijken staat het kostbaarste en het wenschelijkste. Welk
een zoete troost voor eene getrouwe ziel te zien dat de
tijd der beproevingen geëindigd is! Welk een geluk ein-
delijk eene aarde Ie verlaten , waarop zij zoolang als
vreemdelinge en gevangene had doorgebragt, om heen te
vlieden naar een verblijf van vreugde, van vrede en van
opgeruimdheid, waar men geen andere bezigheid heeft
dan God te genieten, zonder te vreezen hem ooit te ver-
liezen. Zij sluit de oogen met vreugde voor al de schep-
selen, en keert rustig naar den schoot Gods terug waaruit
zij was voortgekomen. Het is de vlugl der duif die,
bevrijd van de banden harer gevangenschap, wegvlugt
en rust in de eenzaamheid; het is het wegstervend ge-
druisch eener beek die zich in een kalm meer uitstort.
«Ik zou nooit gedacht hebben dat het zoo zoet was te
sterven,» zeidc op zijn doodbed de vrome Suarez, die
zooveel devotie voor de heilige Maagd had dat hij zijne
uitgebreide wetenschap zou gegeven hebben voor de ver-
dienste van een enkel Wees Gegroet.
De gedachte aan den dood is zoet voor degenen die u
liefhebben, Heer, en de afschrik dien hij inboezemt is
minder krachtig in hun geest dan de hoop die hij geeft
om zich met u te vereenigen!
Wat is sterven voor hen die weten wat het leven op
aardeis, en die geen dag hebben doorgebragt zonder iets
af te sterven?
-ocr page 34-
28
Wanneer de vrucht rijp is dan maakt zij zich zonder
moeite los van den tak die haar draagt; zoo maakt ook
de ziel, wanneer de weldadige warmte uwer genade haar
de rijpheid heeft gegeven zich, zonder spijt los van het
ligchaam dat haar bevat.
GENADEN DOOR DE VOORSPRAAK VAN DIEN GROOTEN HEILIGE
GEDURENDE DE MAAND HAART 1864 VERKREGEN.
Eene jonge vrouw, die al de voordeelen genoot van
een naar de wereld gelukkigen staat, maar die beroofd
was van nakomelingen, iets wat haar echtgenoot diep
bedroefde, schreef mij in de maand november 1863:
Ik bevind mij in een zeer pijnlijk oogenblik; wat voor
iedere moeder eene reden van vreugdeis, zeide zij mij,
is voor mij een onderwerp van tranen geworden. Inder-
daad deze dierbare bloedverwante had alle reden om
ongerust te zijn, want reeds was zij zevenmaal moeder
geworden, en de onverbiddelijke dood had al hare kin-
deren weggenomen. Tot overmaat van smart waren er
zes van de genade van het heilig doopsel beroofd ge-
weest, en het zevende was eene maand na zijne geboorte
naar den Hemel weggevloden.
Welken troost kon ik aan die diepbedroefde moeder
geven? Het viel mij in om haar over mijn welbeminden
Vader den heiligen Joseph te spreken: ik zond haar
een prentje van dien beminnelijken Heilige met het
Memorare ter zijner eer. Ik raadde haar aan het dagelijks
te bidden tot aan de geboorte van haar kind.
-ocr page 35-
29
Deze gedachte deed de hoop in deze bedroefde ziel
opkomen. Voi vertrouwen, bleef zij getrouw aan deze
godvruchtige oefening, en den 8 maart vervulde de heilige
Joaeph al hare verlangens. Zij kreeg een zoon die den
naam ontving van zijn heiligen beschermer. Van dit oogen-
blik af zijn de vreugde en het geluk in deze diepbe-
droefde familie teruggekeerd. Het kind leeft: hopen wij
dat hij tot troost van zijne vrome moeder, en tot
glorie van den heiligen Joseph, lang leven zal.
DE HEILIGE JOSEPH HELPT DE KINDEREN OM DE VERLOREN
ONSCHULD TERUG TE VINDEN.
Indien de kinderen zoo belangwekkend en zoo be-
rainnelijk zijn, dan is het alleen uit hoofde van hunne
zuiverheid en hunne onschuld; daarom had de goddelijke
Meester eene voorliefde voor hen en overlaadde hen met
zijne liefkozingen (I). Maar helaas ! hoe weinigen bewaren
dien even broozen als kostbaren schat. Een groot getal
verliezen hunne onschuld op het oogenblik dat het ver-
stand zich begint te ontwikkelen, en wanneer die gave
(1) Daar is ter wereld geen bloem, schooner en zoeter dan de
kuischheid. Beschouw haren glans op het rooskleurig gelaat van
«en onschuldig kind. De ongeveinsdheid van zijn gelaat, de zuiver*
lii\'iil van zijn blik en zijn glimlach, de vertrouwelijke naďveteit
van zijne taal, zullen u eene zoete ontroering doen gevoelen. Gij
zoudt zeggen een engel te zien, die uit de hemelen in onze ellendig*
wereld is nedergedaald, om daar eenig afschijnsel van het geluk-
zalige vaderland te doen schitteren, waar alles heilig en liefde
waardig is.
-ocr page 36-
30
Gods eene deugd zou worden, gelijk aan den boom die
de bloemen ziet vallen die hem kroonden wanneer de
vrucht gezet is.
Ziehier een schoon tafereel dat wij onlleenen aan eene
conferentie van pater Félix:
«Daar is een leeftijd van den mensch welks beeld
ons somtijds te midden van de stormen des levens, als
eene heldere verschijning voor den peest komt: de
gelukkigste leeftijd, indien hij zijn geluk beter kende,
waarop het kind, in zijne schitterende vreugde van een
onschuldig hart, zelfs niet eens den vrede van het tegen-
woordige verstoord ziet door de vrees voor de stormen
die zijne toekomst verbeiden; zuiverder dageraad des
levens dan de zuiverste dageraad, wanneer in een kind
door de blikken eener moeder beschermd, alles: de
gedachten, de verlangens, het geheugen, de verbeelding,
de blikken, hel gelaat, alles zoo kalm, zoo zuiver, zoo
helder is, dat men het denkbeeld zelfs van sinjt daarin
niet kan onderstellen . en dat de zuiverheid zelfs door
het ligchaam schijnt gelijk de zon in een glas. Dan
wanneer het kind in al de afstralingen zijns levens het
licht eener kuischheid verspreidt, die door geen adem
is bezwalkt, en die geen storm heeft ontroerd; o! dan
is het kind reeds schoon om te beschouwen! Wanneer
men op dat opregt gelaat, in die heldere blikken, en
in zijn onnavolgbaren glimlach, zulk eene naďeve en
bekoorlijke ziel ziet terugkaaisen , eene ziel zoo schoon
en die tevens hare schoonheid zoo weinig kent, dan
vraagt men zich af hoe groot het geluk zal zijn van
de engelen in den hemel te zien, dewijl deze engelen
der aarde aan degenen die hen aanschouwen zulk een
overheerlijk gezigt geven. Noch de bloem die haren veel-
kleurigen kelk voor de stralen der zon opent, noch het
-ocr page 37-
\'4
meer dal het lazuur in zijne zuiverheid terugkaatst, noch
de vogel die in het licht dartelt, noch de boom die
met zijne bloemenkroon in eene voorjaarszon prijkt,
nocli de foniein die hare waterstralen over een gouden
zand uitstort en hare schoonheden in de wateren weer-
kaatst; niets in de schepping kan de verrukking evenaren
welke dit kindergelaat aan eene ziel verschaft, waarin
de schoonheid van den mensch onbevlekt verschijnt,
gelijk het g;Iaat der onbevlekte Maagd, het toonbeeld der
mensclielijke schoonheid en der maagdelijke zuiverheid.
«Maar aan die schoonheid van het kind, ontbreekt
wat het moet voltooijen en mannelijk maken: het spoor
van den strijd en het teeken der overwonnen bekoring.
Het oogenblik komt waarop die zuiverheid, die slechts
eene bekoorlijkheid is, eene deugd moet worden, en
waarop hetgeen in het kind slechts eene stille bezitting
is, in den jongeling eene moeijelijke verovering moet
zijn. Helaas! men moet het wel bekennen, het ongeluk
der tijden en de omgeving waarin het leven zich in
onze nieuwere geslachten beweegt, maken dat dit oogen-
blik dikwerf te spoedig komt; het voorkomt den wensch
der Voorzienigheid en den loop der natuur; het komt
zelfs vóór de jongelingsjaren, en grijpt somtijds het kind
als eene onverwachte overrompeling in het midden zijner
zwakheid aan...»
Ach! dan vooral moet men die dierbare kinderen
aan den heiligen Joseph aanbevelen, die met zooveel
zorg over het vleeschgeworden Woord gewaakt heeft,
en dien de Kerk de verdediger van Maria\'s maagdelijken
staat genoemd heeft.
Ziehier wat ons laatst met betrekking hiertoe een
man schreef, die zich in de brandende zandwoestijnen
van Afrika aan de opvoeding der jeugd heeft gewijd.
-ocr page 38-
52
«In dit ongelukkige land dat ik bewoon, is de ondeugd
als onafscheidelijk aan de kindschheid verbonden; ik kan
u al zuchtende verzekeren, dat van de dertig kinderen
van twaalf tot vijftien jaren, één enkel het geluk heeft
van zuiver te zijn; al de anderen hebben van den leeftijd
van zeven jaren af al de trappen van het kwaad door-
loopen. Daar was waarlijk een wonder noodig om deze
jeugdige en belangwekkende slagtoffers aan den duivel
te ontrukken. Ziehier het middel dat de hemel mij heeft
ingegeven: ik heb hun de heilzame gewoonte van het
onderzoek des gewetens bij het avondgebed doen aanne-
men, dat zij besluiten met het krachtdadig gebed tot den
glorievollcn heiligen Joscph te bidden. De kracht van dit
korte gebed tot den engelachtigen Bruidegom van de
Koningin der maagden is zóó wonderdadig, dat van negen
en twintig kinderen, de vijf en twintig die het getrouw
hebben gebeden, niet meer in hunne noodlottige gewoonte
zijn gevallen, en dat reeds sedert zestien maanden. Mij
dunkt dat deze bewonderenswaardige uitslag op de dui-
delijkste wijze de iragt en de liefde van den heiligen
Joseph loont om degenen te helpen, die hem in de beko-
ringen aanroepen.»
DE HEILIGE JOSEPH HELPT ONS IN AL ONZE BEHOEFTEN.
Eene benedictijner Zuster heeft ons de volgende trekken
medegedeeld:
De heilige Joseph, die altijd goed is, toont zich zelfs
somtijds overheerlijk in de gunsten welke hij verleent;
dit heb ik laatst ondervonden. Ik zal dit nieuwe bewijs
-ocr page 39-
55
van zijne goedheid verzwijgen; maar, als dankzegging,
zal ik vroegere genaden waarvan ik getuige ben geweest
openbaren.
— Eene jonge dochter tot ecne vrome en eerbiedwaar-
dige familie behoorende, had zelve eene christelijke
opvoeding ontvangen. Zij gaf evenwel reden lot ernstige
bezorgdheid voor de toekomst, dewijl zij aan eene bui-
tengemeene ligtzinnigheid en gebreken van karakter leed.
die haar zeer nadeelig zouden hebben kunnen worden.
Hare moeder zuchtte over dat zoo dierbaar kind. Eene
harer bloedverwanten kwam op de gedachte om haar aan
den heiligen Joseph toe te wijden, dewijl zij overtuigd
was dat de eeuwige zaligheid best aan de handen van
zulk een beschermer is toevertrouwd. Het meisje wist
niet dat er voor haar gebeden werd, en toch ondervindt
zij indrukken waarvan zij zich geen rekenschap kan
geven; hare wereldsche en ijdele denkbeelden maken plaats
voor ernstige gedachten; zij denkt aan hare ziel, aan
hare eeuwigheid, aan de ijdelheid der aardsche dingen;
zij minacht de ijdele versierselen en de luidruchtige ver-
strooijingen waarop zij tot nu toe verzot was; de be-
koorlijkheden der deugd verrukken haar hart; zij geeft
aan zulke magtige aanlokselen. toe, en weldra kon hare
gelukkige moeder zeggen: «Mijne dochter is zeer vroom,
ik begrijp niet wat haar dus heeft kunnen veranderen.» —
De getrouwheid aan de genade bezorgt haar nieuwe ge-
naden; deze door den heiligen Joseph beschermde ziel,
ontving weldra meer bijzondere genaden en de roeping
van God naar eene verhevener volmaaktheid. Het reli-
gieuse leven, welks naam alleen vroeger een levendigen
afkeer in haar wekte, wordt haar overheerschend ver-
iangen. Zij veracht edelmoedig eene wereld welke zij tot
hiertoe zoo bemind had; zij treedt de voordeelen met
3
-ocr page 40-
5\'.
de voeten welke zij daarin ontmoet; verdraagt met blijd-
schap des harten de tegenspraak welke haar nieuw be-
sluit haar op den hals haalt, en eindelijk, na de grootste
hinderpalen overwonnen te hebben, weerstaat zij beloften
en bedreigingen, en gaat in eene religieuse Communauleit
waar zij sedert een voorwerp van stichting is.
Glorie zij u, beminnelijke heilige Joseph! haar geluk
is uw werk.
EENE METtR VOL GELOOF.
Wij hebben het volgend verhaal uit Rennes ontvangen:
Ik zat nog op de schoolbanken, toen, gedurende de
maand maart 18\'J2, de devotie tot den heiligen Joseph
mij werd ingeboezemd.
De vrome oefeningen van de maand van den heiligen
Joseph regelmatig bijwonende, werd ik levendig getroffen
door twee trekken die onze vrome meesleresse ons mede-
deelde. De eerste was een bewijs van zijne bijzondere
bescherming voor degenen die ware godsvrucht hebben
voor zijne smarten; de tweede van zijn^ teedere zorg
voor de kinderen die hem zijn toegewijd.
In geestdrift ontstoken door deze twee voorbeelden,
maakte ik het besluit: 4" om dagelijks zevenmaal het
Onze Vader en het Wees gegroet te bidden ter eerc van
zijne Zeven Smarten. Ik kende toen zijne Zeven Blijd-
schappen niet, vermeld in het vrome boekje dat gij
sedert zoo verspreid hebt; — 2° om den naam van onzen
beminnelijken Heilige te geven aan al de kinderen welke
ik zou geroepen worden ten doop te houden. Ik beloofde
-ocr page 41-
55
hem, even als aan de Onbevlekte Maagd, zijne kleine
petekinderen bijzonder toe te wijden, op uitdrukkelijke
voorwaarde, dat indien zij niet zouden opgroeijen om
God te verheerlijken en hunne ziel zalig te maken, hij
nimmer den dag van den 19 maart zou laten voorbij-
gaan, zonder hen weg te nemen.
Den 14 mei I8j4, hield ik mijn eerste petekind ten
Doop, dat ik Joseph\'Maria noemde. Na aldus mijne ge-
lofte vervuld te hebben, herinnerde ik ook aan mijn
goeden Vader de uitdrukkelijke voorwaarde van mijne
verbindtenis jegens hem, te weten: dat indien de kleine
Joseph-Maria niet moest opgroeijen om een heilige te
worden, ik hoopte dat hij vóór den II) maart ixbü,
ongeveer tien en een halve maand later zou sterven. —
In het begin van maart 18o;i moest — zoo scheen hel —
de kleine aan den heiligen Joseph toegewijd tot Gods
glorie leven; hij was toch zoo gezond en kiachtig als
men dit van een kind van tien maanden kan verwachten.
Eenige dagen voor den 1\'J maart, werd mijn kleine petekind
ernstig ziek. Ik had een voorgevoel dat dit het kenteeken
was dat hij zeker op den feestdag van den heiligen Joseph
zou sterven. De Zusters van het huis waar ik mijne
opvoeding genoten had, deelden mijn voorgevoel. Den 18
begaf ik mij des avonds naar het arme kind dat sedert
twee dagen lag te zieltogen, om den nacht bij hem door
te brengen.
Het was naauwelijks een uur geleden dat ik met de
Kerk den feestdag van den Bruidegom der Onbevlekte
Maagd had begroet. Den 19 maart, ten een ure na
middernacht, was de dierbare engel ,jen lijk: zijne ziel
was weggevloden om een magtigen beschermer in den
hemel te gaan vieren.
Is de onschuld van het leven niet te verkiezen boven
-ocr page 42-
36
zijn duur? en is de zuiverheid van zeden niet meer
waard dan de ouderdom? De Heilige Schrift zegt van
den regtvaardige die op jeugdigen leeftijd sterft: Hij is
spoedig uit deze wereld wee/genomen, uit vrees dat de
Meester der dwaling zijn geest zou verleiden, en dat de
boosheid zijne ziel zou bederven. Maar dewijl hij in korten
tijd volmaakt is geworden, is het als had hij vele jaren
geleefd; en God, aan wien deze ziel aangenaam ivas,
heeft zich gehaast om haar uit de ongeregtigheid te nemen,
waarmede deze aarde vervuld is.
— Eenige jaren later drong ik er bij een bloedverwant
op aan dat de naam van Josepii aan een kind der familie
zou gegeven worden, waarvan ik niet meter was. Ik
ondervond tegenstand; die bloedverwant, een man van
klein geloof, vond den naam te algemeen. Toch stemde
hij er in toe dat het kind dien doopnaam zou ontvan*
gen; maar onder uitdrukkelijke voorwaarde dat hij in
de familie met een anderen naam zou genoemd worden.
Ik vergezelde den peter en de meter, met het kind, ten
Doop. Maar hoe groot was mijne verbazing te zien dat
de priester den derden naam dien de familie aan het kind
wilde geven, niet begreep, ondanks hij herhaaldelijk
werd genoemd, én in de sacristie, čn aan het doopvont!
Het werd dus gedoopt en ingeschreven onder de namen
van Joseph-Maria die ik gevraagd had.
De lieve kleine, die nu vijf jaren oud is, heet thans,
tegen den wil zijner ouders, de kleine Joseph. Zijn be-
schermer is ongetwijfeld tusschenbeide gekomen!
-ocr page 43-
37
OUDERS WORDEN GETROOST.
Gasthuis van Villeneuve, 3 aug. 1866, Béziers (Hérault).
Gedoog dat ik eene zeer kleine schatting van mijne
dankbaarheid aan den grooten heiligen Joseph brengc,
die zich altijd de ijverige beschermer onzer kleine Com-
munauteit heeft getoond; waarom ik niet geaarzeld heb
om hem de genezing van eene onzer leerlingen te vragen,
die in een wanhopigen toestand verkeerde. Dit dierbare
kind was door eene hartkwaal aangetast, die haar de
hevigste pijnen deed lijden. Bij die ziekte kreeg zij nog
twee niet minder gevaarlijke kwalen. De krachtigste ge-
neesmiddelen, de aanhoudendste en teederste zorgen ,
hadden geen goed gevolg; en de geneesheeren verklaarden
dat hunne kunst onvermogend was voor zulk een inge-
wikkelden toestand. De ouders van onze dierbare zieke
waren in eene diepe droefheid gedompeld. Ik deelde
hunne smart levendig, en ik betreurde opregt de kleine
Maria, die haar negende jaar bereikt had en ons troost
opleverde. De vader, ziende dat de zieke van dag tot
dag achteruitging, kwam op de goede gedachte om haar
aan de gelukzalige Germaine toe te wijden, maar de
kwaal verergerde steeds. Toen keerde ik al mijne hoop
naar den heiligen Joseph, en beloofde hem aan den
Propagateur te zullen schrijven en de kleine Maria
daarop te laten abonneren, als zij de gezondheid her-
kreeg. O magt van den heiligen Joseph! hoe groot zijt gij
bij God! Naauwelijks was de belofte gedaan en de noveen
begonnen, of de kwaal maakte geene vorderingen meer,
en ons dierbaar kind werd hoe langer hoe beter. Zij
-ocr page 44-
\'
58
heeft haar gewone levenswijze hervat. Zij bereidt zich voor
om, in gezelschap van hare ouders, de pelgrimaadjevan
Pibrac te doen, om de nederige herderin te bedanken
die hare zaak bij den doorluchtigen Bruid\'gom van de
Onbevlekte Maagd bepleit heeft.
Mogen deze weinige regels ter meerdere glorie van
God strekken en in degenen, die ze zullen lezen, het
vertrouwen vermeerderen in de magtige bescherming van
den heiligen Palriark van Nazareth.
Zuster Piiii.ippine, Overste.
VOLHARDING IN HET GEBED WORDT BELOOND.
«Het is een zeer zwak maar zeer opregt huldebewijs
van dankbaarheid dat ik heden aan den goeden hriligen
Joseph aanbied, met u twee uitstekende gunsten mede
te deelen, welke wij, door zijne tusschenkomst ver-
krvgi n hebben.
«Eene onzer leerlingen, vier jaren oud, werd in de
maand oclnber II., door eene zenuwzinkingkoorts aan-
getasl, die in eene hersenkoorts ontaarde, vervolgens
kwam er eene hersenvliesontsteking bij en de genees-
heer verklaarde dat het kind geen vier en twintig uren
zou leven. De droefheid der ouders kende paai noch
perk. Te vergeefs trachtten wij hen te troosten, door
hen te wijzen op het naderend en zeker geluk van hun
kleinen engel, torn wij op de gedachte kwamen om
onze toevlugt tot den heiligen Joseph te nemen. Wij
beloofden hem dat wij ons op zijn Propagateur zouden
-ocr page 45-
39
abonneren, en u, Eerwaarde Pater, verzoeken de ge-
nezing van ons dierbare kind te vermelden, als wij die
mogten verkrijgen. Ter naauwernood hadden wij onze
gelofte gedaan, of het ligchaam van het kind werd geheel
met wonden bedekt. Men riep den geneesheer die, op
het gezigt van deze verandering, zeidc: «Gelukkige
wonden, het kind is gered!» Intusschen was onze
vreugde niet van langen duur, want eenc pleuris en
eene ontsteking in de ingewanden volgden alras, en het
kind ging zeer achteruit. De heilige Joseph, zeiden wij
toen tot elkander, wil ons geloof beproeven en zijne
alvermogende voorspraak nog meer doen uitblinken.
Wel verre dan ook van de hoop te verliezen, verdubbelden
wij onze gebeden, wij Ihten die door de kweekelingen met
ons doen en kaarsen opsteken voor het altaar van den
hooggeé\'erden Patriark. Eindelijk na zes weken van
angst en smeekgebed, werd het kind aan liet leven
wedergegeven. Het herstel duurde lang: drie maanden;
maar de krachten kwamen met den dag terug, en nu
zegt zij aan wien het hooren wil: De heilige Joseph
heeft mij genezen.
«De tweede gunst welke ik u moet mededeelen,
Eerwaarde Pater, is eene gift van fr. üOO voor het asyl
van onze inrigling. Wij hadden geen overdekte plaats,
en, als het regende, waren onze kinderen beroofd van
buiten te spelen, en bij gevolg van de lucht die hun
jeugdige leeftijd zoo noodig heeft. Onze dierbare zuster,
directrice van het asyl, gaf aan hare kleine engelen den
raad om dagelijks dit gebedje tot den heiligen Joseph te
bidden: Goede heilige Joseph, verkrijg ons eene overdekte
plaats, waar wij kunnen spelen als het ongunstig weder
is. Somtijds hield de onderwijzeres zich of zij het ge-
bedje vergat; aanstonds vroegen verscheidene stemmen
-ocr page 46-
40
het: Zuster, wij hebben niet gebeden: Goede heilige
Josepli. . En de gelukkige onderwijzeresse haastte zich dan
om voldoening te geven aan de godsvrucht welke zij
door haar schijnbaar vergeten op de proef had gesteld.
De heilige Patriark bleef niet doof voor de wenschen
van deze onschuldige harten: den 19 maart jl., juist
toen men een zijner beelden wijdde die wij op onze
speelplaats hadden laten plaatsen, uit erkentelijkheid
voor verscheidene gunsten welke wij door zijne voor-
spraak hadden verkregen, en onder anderen de bekee-
ring van een hardnekkigen zondaar, die in de troost-
rijkste gevoelens gestorven was, verleende Hare Majesteit de
Keizerin de 600 gevraagde franken, en den volgenden
woensdag, ontvingen wij daarvan de goede tijding. Eer,
liefdeen dankbaarheid aan den Voedstervader van Jesus!
20 april 1866.»
KRACHT VAN DE LITANIE VAN DEN HEILIGEN J0SEPH.
Een der eilanden van Morbihan, lii october 1866.
Op het einde van het vorige jaar, werd mijn dier-
baar en eenig kind plotseling, als ik zoo zeggen mag,
door den dood getroffen; \'ecne krisis die ik aan de
wormen toeschrijf bragt hem in weinige minuten in een
wanhopigen toestand: het loodkleurig gelaat van het
kind, zijne verdraaide ledematen deden de omstanders
gelooven dat het dood was; de krisis duurde drie kwar-
tier. Ondanks het groote vertrouwen dat ik altijd in de
bescherming van den heiligen Joseph heb gehad, had
-ocr page 47-
41
zich eene zekere wanhoop van mijne ziel meester ge-
maakt, toen ik plotseling in de gedachte kreeg om
mijne toevlugt tot dien gelukzaligen Patriark te nemen,
dien men nooit te vergeefs aanroept; in mijn moeder-
lijken angst en smart, knielde ik voor het beeld van
dien goeden beschermer neder, hem belovende dat ik
aan den Propogateur zou schrijven als hij mijn zoon
wel wilde genezen. Ter naauwernood was de litanie van
den heiligen Joseph geëindigd of het kind opende de
oogen; mij tranen ziende storten, zeide hij mij: Ween
niet, mama, ik ben niet meer ziek.
J. M. L.
BESCHERMING IN EEN GROOT GEVAAR.
De overste van de Zusters van den Heiligen Joseph van
N*** zendt ons den volgenden trek, als een treffend
bewijs van de bezorgdheid van den Voedstervader van
Jesus voor die dierbare kleine wezens.
«Eerwaarde Pater, weinige dagen geleden zijn wij
bijzonder beschermd geworden door den heiligen Joseph
en de heilige Maagd, die wij nooit van elkander scheiden.
In onze klas is een zeer groot zwart bord met een
vreeselijk geraas op vijf kleine kinderen van vier jaren
gevallen: wij kunnen u onze schrik onmogelijk schet-
sen, wij waren verstomd van vrees voor de arme kleinen
die onder het bord begraven waren toen het zoo plotse-
ling en onverwachts viel. Toen wij het opligtten om de
dierbare kinderen te doen opstaan, die wij dood of
verminkt achtten----- o! welk een geluk! Heb dank
-ocr page 48-
42
mijn God, Maria, Joseph.... gij h?dt ze met uwe
magtige bescherming gedekt. Geen dier lieve kleine
kinderen had het minste letsel, zdfs de minste vrees
gehad: wij hebben ze alle vijf bedaard en rustig gcvon-
den onder dien zwaren houten mantel. Wij hebben in
onze scholen de beelden van de heilige Maagd en den
heiligen Joseph op een voetstuk geplaatst en dagelijks
offeren wij hun onze goede kleine kinderen op en beve-
len ze hem bijzonder aan. Deze gunst werd des te hooger
gewaardeerd omdat de anti-katholirke partij zeer ijverig
bezig was om het onderwijs der Zusters door dat van
een gehuwd n onderwijzer te doen vervangen, dewijl
de parochie zeer klein is. Indien aan onze kleinen eenig
ongeval ware overkomen, zou men het goed lubben laten
gelden om ons te doen wegzenden. Wij hebben met al
de geassocieerden van den Propagateur de vrome oefening
der zeven zondagen gehouden, en van dien tijd af zijn
al de aanslagen van de vijanden der godsdienst tegen
ons ijdel geweest. Glorie aan God en aan onze heilige
beschermers in den hemel!»
EEN JOXG KIND DAT DE BESTRAFFING GOED AANNEEMT.
Wilt gij, lieve kleine kinderen, in al de gevaren van
ziel en ligchaam door den heiligen Joseph beschermd
worden, weest dan getrouw met hem te eeren, te bid-
den, na te voljen; legt u, op zijn voorbeeld, toe op
eene groote gelijkheid van humeur, en om goed uw
voordeel te doen met de lessen, welke men u geeft.
-ocr page 49-
43
De volgende trek is ons medegedeeld door Zustors
Ursulinen van een huis waar men den heiligen Joseph
bemint.
«Ik wil, Eerwaarde Pater, u een kleine trek ver-
halen, die ons voorleden week zeer gesticht heeft.
«Op zekeren dag kwam eene onzer buiten-leerlingen niet
op tijd in school. De onderwijzercsse liet haar de
straf ondergaan door het reglement bepaald, en weigerde
zelfs om de redenen aan te hooren welke het kind
meende te kunnen aanvoeren tot regtvaardiging van haar
verzuim. Dezelfden dag wordt de onderwijzercsse , eenige
uren voor het einde van den speeltijd, in de spreek-
kamer geroepen: zij dacht dat het de moeder van het
kind was, die op hare beurt hare redenen kwam aan-
voeren. Zij vergiste zich, het was onze jonge leerlinge
die, op verlegenc wijze, eene schoone waskaars voor
den dag haalt, welke zij verborgen had en aan hare
meesteressc ter hand stelt, zeggende: Mevrouw, hier is
eene waskaars voor den heiligen Joseph, om mijne be-
keering te verkrijgen. — Dit goede meisje van tien
jaren beroofde zich van eene lekkernij om het genoc-
gen te hebben eene kaars ter eere van den heiligen
Joseph te doen branden.»
-ocr page 50-
DERDE HOOFDSTUK.
APOSTOLAAT DER ZUSTERS IN HET HUISGEZIN.
I.
Wij hebben hier het oog niet op de Zusters van den
heiligen Vincentius a Paulo die hare zorgen aan de
armen, aan de verlatenen, aan degenen die niet bedeeld
zijn met de goederen der wereld, besteden. Wij willen
onze lezers onderhouden over eene andere bediening
welke God ook zegent, en die de menschen welligt niet
altijd waarderen zooals zij het moesten doen.
Van al de gevoelens die ons hart innemen, weet ik niet
of er een zoeter is dan de broederlijke liefde. De kleine
jongen en het kleine meisje hebben elkander altijd gekend
en bemind. Hunne spelen, vreugde en droefheid is altijd
één geweest. Een bloeijende rozenboom in hun kleinen
tuin is voor hen een schat geweest dien zij met één
hart hebben bemind. De dood van een geliefden vogel
heeft hunne tranen doen vlieten.
Zij hebben te zamen de beproeving van het alphabet
doorgeworsteld; op de knieën hebben zij de handen
gevouwen en namen geleerd die zij nooit zullen ver-
-ocr page 51-
4!i
geten. Op de feestdagen, kwamen zij frisch en vrolijk
als de ruiker van rozen dien zij droegen, en hunne
mondjes gaven en ontvingen teedere kussen (1).
De kinderjaren zijn voorbij: de broeder en de zuster
zijn opgegroeid, elkander steeds lief hebbende! Gij kent
de zoetheid daarvan, jeugdige lezeressen, kent gij er
ook al de voordeden daarvan? Gij zijt de eerste vrien-
dinnen uwer broeders. Zijn zij ouder dan gij, zij be-
schermen u, en uwe zwakheid maakt u nog dierbaarder
aan hen. Indien gij hen daarentegen in het leven eenige
jaren zijt voorgegaan, dan zijt gij jeugdige en vrolijke
(1) Eene jonge dame van veel talent heeft eene schoone
bladzijde over dit onderwerp geschreven:
„Wie zou dan willen 9taande houden dat het offer niet is het
genie der vrouw? Men kan wel, als men wil, zeggen dat zij
geen ander heeft; maar dat is haar roem en haar geluk, het
zachte licht dat, hare korte reis verlichtende, ook den gang der
menschheid geleidt. De vrouw offert zich op zooals zij behaagt,
bijna zonder het te bemerken, en het verdient opmerking dat
het offer hetwelk ontwijfelbaar is de vrucht van de liefde, de stem-
pel van de liefde, de volmaking van de liefde, daarvan bijna altijd
bij haar de kiem en de gelegenheid is. Nemen wij het kleine
meisje als voorbeeld. Het is twaalf jaar. Daar zit het bij haar
ingeslapen broertje. Hoe tevreden is zij, hoe aandachtig, hoe
beeft zij bij het minste geraas van een hinderlijk werktuig! De
minste aanwijzing van eene zucht of van eene beweging, doel
haar kleuren als eene aardbezie der Alpen. Haar oog heeft reeds
een koortsig angstigen blik, haar geheele hoofd draagt den indruk
van eene treffende fierheid. Zij haalt de schouders op wanneer
men haar uitnoodigt om de verlaten spelen te hervatten, zij
waant zich reeds kleine moeder! Welnu! zij heeft geen ongelijk
in haren uaieven hoogmoed: het offer, die eerste grondslag van
liet moederschap, vertoont zich reeds aan haar in een onbepaald
verschiet, als een schoone engel naar wien zij de armen uit-
strekt om hem te omhelzen."
-ocr page 52-
46
mentors die altijd zeker zijt van aangehoord te zullen
worden.
Hoe gaarne zie ik dien vertrouwclijken omgang! Welk
eene ware en vrije ontboezeming! De scholier die het
vertrouwelijks! is met zijne ouders, heeft altijd kleine
zaken waarvan hij het geheim bij voorkeur aan zijne
zusters toevertrouwt. De kinderlijke liefde lijdt daar
niet onder. Didien de zuster het waagt om eene kleine
zedeles uit te dcelcn, dan wordt hare hardheid bijzonder
gematigd door de bevalligheid van een mond die zich
oefent in de kunst om de reden te laten spreken.
Deze beide vrienden verhalen elkander hunne vrees
en hoop. Vervolgens komt het verhaal der groote en
kleine gebeurtenissen welke in de familie en in hel land
zijn voorgevallen.
Tit alles wordt besproken onder eene wandeling aan
den oever van eene beek, wier geruisch den verhaler
zachtkens accompagneert; of men gaat onder de schaduw
van een kastanjeboom zitten; dan gaat de zuster, met
die kunst waarin het hart al de vrouwen inwijdt, van
nietigheden tot de ernstige zaken over. Het madeliefje en
het korenbloeinpje waarmede zij haren hoed op smaakvulle
wijze siert, geven haar een voorwerp van bewondering
en dankbaarheid voor den Schepper. Zij Iaat hare blik-
ken rondweiden, en terwijl zij het landschap schijnt te
bewonderen, ziet zij in de ziel van haren welbeminden
broeder, zij zoekt daarin dat kostbare geloof dat haar
broeder en zij uit dezelfde bron hebben geput. Indien
zij het ongeschonden terugvindt, tracht zij het nog te
versterken, maar als zij het bij ongeluk verzwakt vindt,
bewaart zij hel stilzwijgen....., zij bidt (1).
(1) J. Gouraud.
-ocr page 53-
47
II.
Wie onzer kent niet eene dier engelen des huisgezins
die afstand hebben gedaan van al het geluk dat de wereld
haar kon belooven en van de geoorloofde vreugden, om
zich loe te wijden aan de zorgen van jeugdige weezen,
of aan het heil van een van God verwijderden broeder?
Een onzer grootste schrijvers, de heer Lodewijk Veuillot
heeft ons in het portret zijner zuster, een bewonderens-
waardig tconbeeld gelaten van die heldhaftige zielen,
welke zich zelven weten te vergelen om zich uitsluitend
met degenen bezig te houden die God aan hunne o(fer-
vaardigheid heeft toevertrouwd:
«Ik zal hier uw edel en zacht gelaat schetsen, in onze
oogen even als in die der engelen versierd doo.\' de
beslommeringen die het voor den tijd vermoeid hebben,
gij die uit liefde tot God de dienst van God niet hebt
gekozen, en die u uit christelijke liefde speent van de
vreugden der christelijke liefde. Gij hebt volkomen noch
den vrede des kloosters, noch de zorg der armen, noch
het apostolaat in de wereld, en uw groot hart heeft zich
weten te berooven van al wat groot en volmaakt was
als dat hart. Gij hebt uw leven besloten in de kleine
pligten, dienares van een broeder, moeder van weezen.
Daar blijft gij gelijk de oplettendste huisvrouw en de ge-
duldigste moeder, u geheel gevende, en slechts ten halve
onvangende. Gij hebt jeugd, vrijheid, toekomst geschon*
ken; gij zijt u zelve niet meer; gij zijt degene die niet
meer is, de overledene echtgenoot, de begraven moeder;
gij zijt eene maagd weduwe, eene religieuse zonder slui-
jer, eene echtgenoote zonder regten, eene moeder zonder
naam. Gij offert uwe dagen en uwe avonden op voor
-ocr page 54-
48
kinderen die u hunne moeder niet noemen, en gij hebt
moederlijke tranen gestort op graven die niet de graven
uwer kinderen waren. En in dien arbeid, in die zelf-
verloochening, en in die smarten, zoekt en vindt gij als
rust nog andere zieken te helpen. andere zwakken te
steunen, andere wonden te genezen. O! wees gezegend
door God als door onze harten.»
Dit treffend naar de natuur geschilderd portret stelt
geen toewijding voor die in den boezem dor christen wereld
zeer zeldzaam is; ofschoon onze belrekkingen zoo uitge-
breid niet zijn, kennen wij ren lal van vrome maagden
die zich daarin zouden kunnen herkennen. Zij zijn de
troost van hare grijze ouders, de tweede moeders van
hare jongere, en de mentors van hare oudere broe-
ders. Hare woorden, steeds doortrokken van den hemel-
schen geur die hare ziel vervult, brengen de kalmte
en de vreugde in de zielen van andoren. Haar altijd
heldere, altijd welwillende blik, houdt allen die haar
omringen in eerbied, en voorkomt dikwijls ongepaste
taal, en gevaarlijke gesprekken. Hare waarschuwingen,
die steeds met toegevendheid en medelijden zijn vcr-
mengd, vermeerderen in de ziel eens broeders den eer-
bied en het vertrouwen dat zij hem hadden ingeboezemd.
Deze overwegingen zijn ons voor den geest gekomen
toen wij den volgenden brief lazen, aan ons door eene jonge
dochter gerigt die zich geheel voor hare familie opoffert,
en wier vurige ijver door God is beloond geworden
door haar de bekeering te verkenen van een broeder
dien zij vurig aan den heiligen Joseph had aanbevolen.
-ocr page 55-
4!»
III.
dl mei 1862.»
„ Kerwaarde Pater ,
«ü! hoe goed, hulpvaardig en barmhartig is onze
Vader de heilige Joseph! Gij kunt weder eene gunst
opteekenen! Weder eene genade waarvoor men hem moet
loven en danken.
«Eenige weken geleden, beval ik door u, aan onzen
welbeminden Heilige, twee groote zondaars aan; vervol-
gens, eenige dagen later, had ik het geluk u andermaal
te schrijven om u mede te deelen dat een hunner, de
ongeloovige grijsaard, op het randje van het graf bekeerd
was, en dat hij den zoeten dood der voorbeschikten was
gestorven; en nu kom ik u de bekeering mededeelen van
een anderen zendaar..... De heilige Joseph heeft al
onze verzoeken verhoord, en zijne barmhartige hand
heeft die twee verstokte harten geraakt!
«Gij weet dat de andere zondaar een jongeling was,
reeds lang vervolgd door de genade, en hare stem
weerstaande en hoc langer hoe meer in den afgrond
der ongeregtigheden verzinkende, met ik weet niet welk
een koud cynisme.....terwijl zijn hart overigens door
eene verschrikkelijke wanhoop gefolterd werd, liet gevolg
van onoverkomelijke moeijelijkheden in de positie waarin
zijne ongeregeldheden hem hadden gebrngt. Zoo stond
het met hem.... Intusschen droeg hij, sedert bijna
twee maanden, de gewijde medalje van den heiligen
Joseph, zonder devotie, welligt uit loutere inschikke-
lijkheid... Maar ik begon te hopen .... De heilige
-ocr page 56-
50
Joseph kon daar niet te vergeefs zijn! En inderdaad,
de goede Heilige heeft gehandeld. Eerst heeft hij onzen
zondaar de ziekte, of liever de gebrekkelijkheid ge-
zonden; dit was, menschelijkerwijs gesproken, het cenig
middel om hem de kalmte te geven die noodig was voor
eene ernstige daad; wat is er vervolgens in zijne ziel
omgegaan?.....ik weet het niet... Maar wat ik wčl
weet, wat mijn hart van vreugde en dankbaarheid heeft
doen kloppen! is dat de verloren zoon op het patroon-
feest van den heiligen Joseph tot den beste der Vaders
naderde, dat hij Jesus in zijn berouwhebbend hart aan
de Heilige Tafel ontving. Hij hield zijn Paschenü en met
Jesus in het hart, wijdde hij zich aan den bewaarder
van Jesus toe! Hij schonk hem, voor zijn leven lang,
eene kinderlijke liefde, en vroeg hem, als belooning,
zijne voortdurende bescherming.... Ja, hij gaf zich
met ligchaam en ziel aan den heiligen Joseph en stelde
zijne geestelijke en tijdelijke belangen in zijne handen!
Acht dagen daarna, vierde de arme bekeerling het oc-
taaf van dien gezegenden dag, van dien dag van genade,
die een gewigtige in zijn leven zal zijn: hij keerde tot
de Heilige Tafel terug.... Ach! hij was zoover van Jesus
verwijderd geweest, hij had hem zooveel te zeggen ....
on andermaal, vroeg hij, door den heiligen Joseph, de
genade der volharding, en bij zijn gebed voegde hij eene
plegtige gelofte om te verkrijgen dat de moeijelijkheden
zijner positie den vrede zijner ziel niet zouden verstoren
en hem niet van den goeden^God zouden verwijderen___
Zal de heilige Josfph dit gebed en ook dien vromen
wensch niet verhooren? Zal onze zoo goede Vader het
werk van wedergeboorte dat hij zoo bewonderenswaardig
begonnen heeft niet verlaten?... Daaraan twijfelen, zou
zijn hem beleedigen...
-ocr page 57-
ül
«Ach! nooit had ik zoovele en zoo groote gunsten
verworven als sedert de laatste maand maart! Een
ex-voto, eene geloftegift van marmer, bij een altaar
van den heiligen Josepli geplaatst, waar ik zoo gaarne
bid, zal de herinnering en de dagteekening van vier
harer, maar vooral van die welke het onderwerp van
dezen brief uitmaakt, levendig houden. Eerwaarde Pater,
in mijne oogen is het vaarlijk een wonder! En indien
gij met mij getuige waart geweest van de bijna plotselinge
verandering in deze arme, nog zoo jeugdige en toch zoo
door de hartstogten verwoeste ziel, dan zoudt gij dit met
mij zeggen!... De spotzieke twijfelarij en de bittere wan-
hoop hebben plaats gemaakt voor het ontwaakte geloof,
het opregte berouw.
«Ontvang, enz.»
EEN ARME VERLOREN ZOON DOOR ZIJNE ZUSTER BEKEERD.
Ziehier een zeer treffende brief die ons door eene
jeugdige wees wordt toegezonden :
Het schijnt mij onmogelijk toe om in dezen brief al de
gunsten, kleinen en grooten , te herinneren, welke de
liefde van den heiligen Joseph mij in moeijelijke en ge-
wigtige omstandigheden heeft verkregen. Ik zal er eene
onwaardeerbare vermelden : hel goed slagen in eene zaak
die als geheel onmogelijk werd aangezien. Hel feit is het
volgende: Drie jaren geleden, werd ik door mijne ouders
naar Parijs gezonden om tot engelbewaarder te dienen
aan mijn armen broeder, student in de medicijnen, die
reeds een geruimen tijd in de hoofdstad had doorgebragt,
en zijne familie en zijne rligten geheel had vergeten. Dit
-ocr page 58-
53
was voor mij eeno zeer kiesche en moegelijke zending.
Hoeveel tranen heb ik in tegenwoordigheid van God alleen
gestort, hoeveel droefheid en geheime moedeloosheid
hebben mijn arm hart verslonden! Floe dikwijls was ik
op het punt de hoop te verliezen, wanneer ik zag dat
de zaken hoe langer hoe slechter keer namen! Ik zou
in al de bijzonderheden willen treden die een juister
denkbeeld zouden geven van <!< buitengewone hulp welke
ik door de tusschenkomst van Maria en van Joseph ont-
ving, maar dan zou ik een boekdeel moeien volschrijven.
Teneinde de groole gunst die ik luide wil verkondigen,
beter te doen begrijpen, zal ik mij vergenoegen met te
zeggen dat ik wees hen; mijne moeder werd mij op zeer
jeugdigen leeftijd ontnomen; nog zeer jong zijnde, heb
ik haar moeten vervangen en de geleidster worden van
mijn ouderen broeder. Mijn verblijf in de hoofdstad is
eer e zware beproeving geweest, čn omdat ik nog zoo jong
en arm aan ondervinding was, čn omdat mijn smaak en
mijne voorliefde geheel strijdig zijn met den geest des lijds.
«Maar gezegend zij de beminnelijke Voorzienigheid,
die mij groote vertroostingen heeft verschaft juist daar
waar ik groote gevaren had Ie loopen, en bijna onover-
komelijke hinderpalen te overwinnen. Arme banneling,
ver van het dorp waarin ik mijne jonge jaren had door-
gebragt, koos ik de kerk van Onze Lieve Vrouwe der
Overwinningen, als eene overheerlijke oasis te midden
dier uitgestrekte woestijn, als eene veilige haven inden
storm. Zonder vriendin , alleen aan mij zelve overgelaten,
kwam ik gaarne mijn hart, dat te vol was, uitstorten in
den medelijdenden boezem van mijne Moeder in den
hemel; hoe gelukkig gevoelde ik mij bij het altaar van haren
engelachtigen Bruidegom te kunnen nederknielen! Daar,
in zijne tegenwoordigheid, balsemde een hemelsche geur
-ocr page 59-
53
mijne ziel en genas haar van al hare wonden. Op zekeren
dag dat ik met meer vertrouwen bad, hoorde ik in het
binnenste mijns harten eene geheime stem die mij zeide:
Stel uw vertrouwen in dien zoo goeden en zoo magtigen
Vader, en zyne teedcre liefde zal u steeds vergezellen.
«Van dit oogenblik af, gaf ik mij zondor voorbehoud
aan dien groolen Heilige, die mij steeds, ik geloof, ik
gevoel het, eene goede plaats in zijn vaderhart heeft
bewaard.
«Na die geheele overgeving van mijne zorgen en mijne
zware bekommering aan den Heiligen dien ik voorliefde
toedraag, zijn vrij wat stormen over mijn hoofd gigaan,
die mijn vertrouwen zouden hebben moeten doen wan-
kelen! maar nooit heeft iels mij kunnen weerhouden om
mijne oogen naar mijn heiligen Beschermer op te heffen;
ik zeide hem toen met tranen in de oogen : Ik smeek u,
o mijn welbeminde Vader, leen een gunstig oor aan
mijne gebeden, en, wanneer gij mijne dierbaarste ver-
langens met een volkomen en goeden uitslag bekroont,
dan zult gij uwe eigene glorie kroonen; mijne dankbaar-
heid zal eeuwig zijn, en mijn hart, getroffen door zoovele
weldaden, zal geen rust meer hebben dan wanneer het
u nieuwe en talrijke dienaars zal hebben gewonnen.
«En nu, liefde, lof en glorie aan den heiligen Joseph,
mijn welbeminden Vader. Zijne onuitsprekelijke goed-
heid heeft mij boven mijne verwachting verhoord; al
de hinderpalen zijn verdwenen; zijne vaderhand heeft
het arme verloren schaap in den schaapstal teruggevoerd;
hij heeft het aan ons dierbaar gebergte teruggegeven.
De heilige Joseph heeft geen grenzen aan zijne gaven
gesteld; niet alleen is mijn arme broeder tot God terug-
gekomen, maar hij is bovendien schitterend geslaagd in
zijne studiën, welke hij zoozeer veronachtzaamd had. Wij
-ocr page 60-
54
zijn nu reeds eene maand in het ouderlijk huis terug;
mijn hart is altijd met eene onuitsprekelijke dankbaarheid
vervuld, en, mijne schroomvalliglitid overwinnende,
heb ik besloten om u dit verhaal toe te zenden, ten
einde al uwe vrome lezers aan te sporen om in den hei-
lige Josepb hun vertrouwen te stellen.
«Hoe gaarne zal ik aan het heiligdom van den heiligen
Josrph een cx-voto zenden, ter getuigenis van mijne
kinderlijke liefde! Hoe gelukkig zou ik wezen, wanneer
ik, in de plaats van een koud marmer, mijn arm
hart daar kon vasthechten, overvloeijpnde van dankbaar-
heid en vertrouwen voor den beste en teederste der
vaders (18 januarij 1864).»
Het is onmogelijk om dit zoo treffend en naief ver-
haal te lezen zonder zich tot schreijens toe bewogen te
gevoelen. O! wie zou kunnen zeggen hoeveel goed
engelachtige en offervaardige zusters kunnen doen in
den huiselijken kring, voor hunne broeders, die zoo
dikwijls van God verwijderd zijn! Dat al degenen die
deze regelen zullen lezen den heiligen Joseph bidden dat
hij haar in zulk eene kiesche en gewigte zending helpe,
opdat zij dezelfde vreugde en hetzelfde geluk mogen hebben
als de jonge dochter van wie sprake is in dit verhaal.
BEKOMMERING VAN EENE ZUSTER OVER DE OPVOEDING
VAN HAREN DROEDER.
«Ik wensch ook eene hulde van dankbaarheid aan
den heiligen Joseph te brengen, en daarom zend ik u
heden het verhaal van eene uitstekende gunst welke de
-ocr page 61-
5a
goede heilige Joseph voor ons verkregen heeft. Wetende
dat eene godsdienstige en eeht christelijke opvoeding
cene onschatbare weldaad is, en ziende dat een geliefde
broeder op het punt was om zich ongelukkigerwijze
in eene inrigling te bevinden, waar de godsdienst niet
in cere wordt gehouden, vreesde ik met reden voor
zijne toekomst, en besloot ik om, het koste wat het
wilde, hem in eene godsdienstige inrigting van opvoeding
te doen plaatsen. De moeijelijkheden welke daarentegen
bestonden waren zeer groot, en menschelijkei wijze ge-
sproken was het niet mogelijk om te slagen. Maar ik
stelde mijn vertrouwen in den heiligen Joseph, ik hield
eene noveen ter zijner eere, en ik biloofde u te zullen
schrijven, en, iels wat mij nu nog ongeloofelijk voor-
komt, alles slaagde naar wensch, en mijn broeder die,
met mij, die groote gunst gevraagd had, bevindt zich
nu in het huis waarin ik hem gaarne zag opgenomen.
«10 november 1866.                                 M. R.»
EENE ZUSTER VOL DANKBAARHEID VOOU DEN HEILIGEN JOSEPH.
«Gedoog dat ik mijn nederig viooltje kome planten
in het bloemperk van den heiligen Joseph dat gij met
zooveel kunst en goed gevolg kweekt; dat geurig bloempje
zal, ik twijfel daar niet aan, het hart uwer vrome lezers
verheugen, dewijl het een nieuw bewijs zal zijn voor de
goedheid van dien grooten heilige jegens degenen die
hem met vertrouwen inroepen.
-ocr page 62-
bfi
Sedert zeer langen tijd was een mijner broeders in de
wanhopigste besluiteloosheid omtrent zijne roeping. Hij
deelde mij zijne ongerustheid mede, die ik des te meer
gevoelde dewijl onze harten slechls één hart vormen.
Ik rigtte mij aanstonds tot den heiligen Joseph, opdat hij
mij omtrent zulk een moeijclijk punt niogt verlichten.
Verscheidene novenen werden te dier intentie gehouden;
maar de gevraagde gunst liet zich steeds wachten. Ik
begon toen, tweemaal achtereen, de oefening der zeven
zondagen, en, twee dagen na de sluiting dier godvruch-
tige oefeningen, ontving ik uit den mond van een man
Gods het besluit dat een einde maakte aan alle onzeker-
heiden op de meest bepaalde wijze de loopbaan aangaf,
die mijn broeder moest intreden.
Mijne dankbaarheid evenaarde mijn geluk, maar mijne
wenschen waren nog niet vervuld, dewijl eene plaats
in een geschikt huis moest gevonden worden. Ik rekende
op den heiligen Joseph en ook ditmaal is mijn vertrouwen
niet ijdel geweest: het huis is gevonden, de schikkingen
zijn gemaakt, en nu blijft mij niets ovei dan mijne be-
lofte te vervullen om dit feit openbaar te maken en
alle dagen, gedurende een jaar, de zeven smarten en
de zeven Dlijdsehappen van den heiligen Joseph te bidden.
Maak dan aan allen, Eerwaarde Puler, mijne dank-
baarheid en mijne liefde voor dezen grooten Heilige
bekend, wiens dienares ik de eer heb te zijn in eene
Congregatie die zijn naam draagt. Ik zou wenschen dat
elke zandkorrel een hart was in staat om den heiligen
Joseph te beminnen, dat elke waterdruppel eene stem
was om overal zijne magt en zijne goedheid te ver-
kondigen; dat elke punt van het luchtruim een echo
was om te herhalen dat de heilige Joseph de magtigste
aller beschermers en de beste aller vaders is.
-ocr page 63-
57
Ten einde zooveel in mijn vermogen is mede te
werken tot de uitbreiding zijnor vereering, span ik al
mijne krachten in om zijne liefde in het hart der mij
toevertrouwde kinderen in te prenten. Moge deze zwakke
getuigenis mijner dankbaarheid hem aangenaam zijn en
mij bij voortduring zijne vaderlijke hulp verdienen.
2ďi october 1806.
Zuster Maria-Delpiiina.
MAf.T VAN DEN HEILIGEN JOSEPH OP HET
HEILIG HART VAN JESUS.
Men moet nooit wanhopen aan de zaligheid van eenigen
armen zondaar, maar steeds, ondanks al den weerstand
aan de genade ze aan het zoo barmhartig Hart van
Jcsus, door de alvermogende voorspraak van Maria en
van Joseph , aanbevelen.
Ziehier eene des te bewonderenswaardiger bekeering
dewijl zij plotseling is geweest en verkregen zonder
eenig uitwendig middel. Wij deelen den brief mede die
aan ons is gerigt:
«E ..., 26 augustus 1865.
„Eerwaarde Pater,
«Glorie, eer, lof en zegen aan het allerbarmhartigst
Hart van Jesus door het onbevlekte hart van Maria en
door den heiligen Joseph, onzen teederlievenden Vader
en magtigen beschermer. — Ofschoon ik de eer niet heb
u te kennen, Eerwaarde Pater, schrijf ik u om uw Eer-
waarde eene gunst of liever eene genade mede te deelen,
welke ik gaarne vermeld zag onder den titel van Magt
-ocr page 64-
58
van den heiligen Joscph op het heilig Hart van Jesus,
want ik geloof zeker dat ik haar op de voorspraak
van onzen beminnelijken Vader den heiligen Joseph,
van dit zoo medelijdend Hart voor de zondaars heb
verkregen.
«Ziehier het feit:
«Ik heb een broeder dien ik altijd uit den grond
mijns harten heb liefgehad; onze geheele familie deelde
mijne gevoelens ten zijnen opzigte, want hij is ten allen
tijde de steun van zijne goede moeder en de troost van
al de zijnen geweest. Sedert verscheidene jaren met eene
onder alle opziglen verstandige en achtenswaardige vrouw
gehuwd, had hij zich steeds zeer verknocht aan zijne
echlgenoote betoond. Hij had zijne kinderen teeder lief
en legde zich er vooral op toe om hen voor God op te
voeden. — Ongelukkiger wijze was die arme broeder
sedert ongeveer drie jaren zóó van gedrag veranderd dat
men hem niet meer herkende. Een goede zoon, een
trouwe echtgenoot, een teederlievendo vader zijnde, was
hij thans hardvochtig, onverbiddelijk, ontrouw, kortom
slecht geworden. Zoo stichtend zijn vroeger gedrag ge-
wecst was, zoo ergerlijk en zelfs ergerlijk r was het voor
de geheele gemeente geworden waarin hij woont. Ik zou u
onmogelijk, Eerw. Pater, onze smart kunnen beschrijven,
toen wij dien ongelukkige alle godsdienstoefening vaarwel
zeggen en met reuzenschreden den weg der ondeugd bewan-
delen zagen. Niels is gespaard om dien nieuwen verloren
zoon tol betere gevoelens te brengen: vermaningen, ge-
beden, novenen enz. Ja, ik kan zeggen dat wij gedurende
deze drie jaren niet hebben opgehouden om voor dien
ongelukkige te bidden. Maar begrijp onze smart: in plaats
van zich te veranderen en te bekeeren, werd de onge-
lukkige van dag tot dag erger. Hij heeft zich zelfs zoo
-ocr page 65-
59
ver vergeten, van zijne arme kinderen te mishandelen
en zijne vrouw openlijk te verachten, zeggende dat hij
haar niet meer wilde zien. Sedert verscheidene maanden
sprak hij zijne moeder, zijne vrouw, zelfs zijne kinderen
niet meer toe. Wanneer hij somtijds gedwongen was
iels te zeggen, deed hij het met eene verschrikkelijke
barschheid.
«Op de levendige vermaningen zijner moeder, heeft
hij geantwoord: «Ik wil van niemand iets meer weten.
Niemand zal mij meer kunnen veranderen; de duivel zelf
zal mij niet veranderen.»
Deze laatste uitdrukking heeft mij zulk een schrik aan-
gejaagil, dat ik voor een oogenblik bijna getwijfeld heb
aan de mogelijkheid van de bekeering van den rampzalige
die haar durfde doen. Maar dewijl het juist dien dag het
feest van het Allerheiligst Hart van Jesus was, toen hij
dit zeide, heb ik mij onverwijld tot dit zoo barmhartig
Hart gekeerd, en met veel droefheid, maar met een groot
vertrouwen gezegd: «Voorzeker neen , de duivel zal hem
niet veranderen, maar het medelijdend Hart van Jesus,
door de voorspraak van den heiligen Joseph.» Op hetzelfde
oogenblik, heb ik eene gelofte gedaan om een pelgrims-
logt naar eene kapel van den heiligen Joseph te vol-
brengen, daar eene heilige Mis te doen lezen en den
volgenden woensdag eene kaars ter eere van den Heilige
te laten opsteken. Tevens heb ik beloofd dat als de heilige
Joseph mijn wensch vervulde, ik uit dankbaarheid eene
tweede kaars zou laten branden, en drie heilige Missen
lezen, eene ter zijner eer, en de beide anderen ter eer
van het Allerheiligst Hart van Jesus en van het Onbevlekt
Hart van Maria.
«O magt van den heiligen Joseph op het Heilig Hart
van Jesus! dat Hart, dat zich tot hiertoe ongevoelig had
-ocr page 66-
f.0
betoond voor dezen nieuwen verloren zoon, heeft de
smeebingen van den heiligen Josepli niet kunnen weer-
staan. Ach! eerwaarde Pater, oordeel over mijn geluk
en liet geluk van onze geheele familie: op den dag dat
ik mijne gelofte had gedaan, is mijn arme broeder, die
daarvan niets wist, geheel veranderd. Hij is begonnen
zijne vrouw en zijne kinderen toe te spreken, en den
volgenden luoensdag is hij zijne mceder gaan bezoeken,
om haar zijne diensten aan te bieden. Sedert heeft hij
zich zóó betoond als hij in zijne jeugd was, dat wil
zeggen een goede zoon, een trouwe echtgenoot, een
teedere vader; kortom , hij vervult zijne godsdienstpligten
en tracht de ergernis te vergoeden welke hij het ongeluk
heeft gehad te geven. Glorie zij daarvoor aan het Heilig
Hart van Jesus; eer en lof aan den heiligen Joseph, onzen
teederlievenden vader en magtigen beschermer.
«Uit dankbaarheid jegens den heiligen Joseph heb ik
gemeend u dezen trek van zijne bescherming te moeten
medi\'deelen.
«Ontvang, enz.»
GELUKKIGE VERZOENING VAN EEN ZOON MET ZIJN VADEI1.
«Ik ben er trots op u te zeggen dat ik, mij sedert
de eerste jaren mijner jeugd tol het religieuse leven ge-
roepen gevoelende, slechts zuchtte en nog zucht naar
het oogenblik waarop het mij zal gegeven zijn om onder
de bruiden van Jesus geteld te worden; desniettemin
kwamen van allerlei kanten beletselen op: de weinige
-ocr page 67-
61
ijver voor den arbeid, de lust naar onafhankelijkheid en
de zucht tot vermaken van allerhande aard van een
oudsten broeder, maakten mij de slavin van mijne familie.
Ten gevolge van het slechte gedrag van dien jongeling,
had mijn vader hem geheel uit zijn hart gebannen en
al zijne hoop op mij, zijn laatste kind, gevestigd. Die
arme vader stond op het punt om mijn broeder aan de
deur te zetten ; deze maakte zich, op zijne beurt, gereed
om het ouderlijk huis te verlaten. Door dit vertrek zag
ik mij verpligt om liet offer van mijne roeping te bren-
gen, of mijne ouders aan vreemde zorgen over Ie laten;
deze gedachte verscheurde mijn hart nacht en dag; ik
vroeg mij af of de goede God zich niet van dit middel
bediende om mij te beletten een verlangen in te willigen,
dat niet met zijne inzigten strookte. Eindelijk had ik den
gelukkigen inval om de zorg voor deze zaak aan den
heiligen Joseph toe te vertrouwen. Zoodra had ik dien
stap gedaan of ik gevoelde in mij zelve een onuitspre-
kelijk welzijn, dat mij verzekerde dat mijne wenschen
verhoord zouden worden. Vol vertrouwen, deed ik hem
verscheidene beloften, onder anderen die om deze gunst
in den Propagateur mede te deelen. Verscheidene dagen
gingen voorbij zonder dat iets aanwees dat mijne gebe-
den verhoord waren; integendeel, niets kon den zoon
doen besluiten om zich aan zijn vader te onderwerpen,
en niemand durfde den vader aanraden om iets aan zijn
zoon toe te geven; zij tartten elkander elk oogenblik
uit; daaruit volgden de hevigste tooneelen; zij waren
gezworen vijanden: alle hoop op verzoening verdween.
Toen trachtte ik mij te onderwerpen, denkende dat de
heilige Joseph zag dat het vertrek van mijn broeder
voordeeliger zou zijn. Van nu af bad ik hem slechts om
de genade der onderwerping te verkrijgen; ik deed het
-ocr page 68-
f)2
met zooveel aandrang dal ik hem geen oogenblik rust
liet. Mijne hoop was niet ijdel: den volgenden morgen
beklaagde mijn broeder zich dat de kleedermaker zijne
klecderen niet bad gemaakt en dit zijn vertrek twee
dagen uitstelde. Deze omstandigheid verlevendigde mijn
moed, ik zag in dit uitstel het werk van den heiligen
Joseph. Inderdaad kondigde mijn broeder mij den vol-
genden woensdag aan, zonder dal iemand eenigen stap
bij hem gedaan had, dat bij geheel besloten was om
den wil mijns vaders te doen; hij belastte mij toen met
de verzoening. Ik heb het genoegen u thans mede te
deelen dat, dank zij den heiligen Joseph, mijn vader zich
zeer gelukkig achlte vergiffenis te verleenen omdat mijn
broeder zoo goed gestemd was. Sedert den 12 maart
1866 heeft de glorievolle patriark van dien jongeling,
die toornig, onbeschoft, onbeschaamd, lui, onafhankelijk
was, wel niet, als gij zoo wilt, een volmaakten jonge-
ling gemaakt, maar hij heeft hem ten minste een onder-
worpen kind doen worden, die veel meer lust in den
arbeid heeft. Hopen wij dat de heilige Joseph zijn werk
zal voltooijen en dat wij weldra een vurigen christen
zullen hebben.
                                                  D....»
-ocr page 69-
VIERDE HOOFDSTUK.
DE HEILIGE JOSEPII BESCIIEIU1T DE JONGELINGEN BIJ HtT
AFLEGGEN DER EXAMENS.
Verscheidene onzer jeugdige lezers zijn ongetwijfeld
geneigd om zich te beklagen over de gestrenge verpligting
waarin zij zich bevinden om examens te ondergaan vóór
dat zij zekere loopbaan die zij willen omhelzen kunnen
intreden.
Ach! indien zij de gevaren van hun leeftijd beter
kenden, dan zouden zij, wel verre van daarover te
klagen, zich verheugen over de noodzakelijkheid waarin
de Voorzienigheid hen plaatst om de gewoonte aan te
nemen van een ernstigen arbeid, die hen zal bevrijden
van de gevaarlijke bekoringen, welke de jongelieden die
een lui en vadsig leven leiden, bestoken. De arbeid is
de ziel van alles; hij houdt den geest bezig en besteedt
onze krachten nuttig. De mensch is voor den arbeid
geschapen. Arbeiden of sterven, ziedaar de orde der natuur.
De mensch die niet wil arbeiden is bijna altijd schade-
lijk voor de maatschappij. De arbeid is een der beste
helpers van de deugd, en tevens de steun en het sieraad
van ons leven. Men kieze een staat, welken ook, en
men vereenige daarin al de goederen en de voldoeningen
-ocr page 70-
G4
welke een mensch genoegen schijnen te kunnen gcv.ui;
indien degene dien men in dien staat heeft gesteld, geen
bezigheid heeft, en men hein laat nadenken over wat i;ij
is, zal dat kwijnende geluk hem niet staande houden.
In den aanvang der dingen, na de schepping, toen
de mensch, vóór zijne zonde, nog geheel in de eer
zijner onschuld en de ongeschondenheid zijner natuur
was, legt God hem den arheid op. Hij plaatst hem in
het paradijs der geneugten: waarom? Is het alleen om
Ie genieten en niels te doen? Neen. Bemerk wel hoe de
Heilige Schrift zich uitdrukt: het geschiedde om te arbei-
den: Posuit eum in Paraduo voluptatis ut opeiuretur.
De aarde was toen niet vervloekt, de mensch was niet
gevallen, hij kwam voort uit de handen vanden Schepper;
het goddelijk beeld stond in al zijn glans op zijn voor-
hoofd: welnu! God wil dal de onschuldige mensch
arbeide, dat hij uit de vruchthare aarde vruchten hale
die de zijnen zullen wezen, omdat zij van zijn arbeid
zullen voortkomen, en dus treedt hij in medewerking
mei God, neemt hij deel aan het scheppingswerk; want
zoo groot is de eer, zoo groot de waardigheid van den
arbeid, dat hij den mensch om zoo te zeggen met God
verbindt, en dal overal: in de nijverheid, in de kunst, in
den landbouw, even als in de hoogste bespiegelingen der
gedachte. En daaiom legt God den arbeid aan den onschuI-
digen mensch op als eene wet zijner natuur en eene
voorwaarde zijns levens. En daarom ook, gelief dit wel
op te merken, vorderen al de vermogens des menschen
den arbeid, hebben zij behoefte aan arbeid om in be-
drijvighcid te komen en zich te ontwikkelen, en zonder
den arbeid kwijnen zij weg en vergaan zij.
Het is de studie die de rede volmaakt, die de
verbeelding ontwikkelt, versiert, vergroot, die ons de
-ocr page 71-
65
schallen der mcnschclijke kennis opent. Zij is de zenuw
van hel verstand en verschaft het de noodige krachten
om zich tot de hoogste scheppingen te verheffen. De
studie troost, verfraait, versiert somtijds het leven. Men
moet degenen beklagen die verwaarlozen zich daaraan
reeds in hunne jeugdige jaren over te geven; zij beroo-
ven zich van ecne menigte voordeden, welke zij niet
meer op rijpen leeftijd zullen kunnen verkrijgen.
De mensch is lot den arbeid veroordeeld nadat hij
zich Gods weldaden onwaardig had gemaakt. Intusschen
vindt men de barmhartigheid des Vaders terug in het
vonnis van den almagtigen regier: door te arbeiden
gevoelt de mensch ecne, voldoening in zijn geweten,
die den last van zijn arbeid verligt.
De gewoonte van den arbeid is bij een meisje een
waarborg van wijsheid en van rede. Het is onmogelijk
dat de ligtzinnigheid, de koketterie, de kwaadsprekendheid
en zoovele andere gebreken niet onderdrukt worden
door de gelukkige gewoonte om den geest bezig te
houden. Haar humeur is gelijk; altijd een doel te be-
reiken hebbende, voedt zij hare verbeelding niet met
onmogelijk te verwezenlijken droombeelden. Indien zij de
uilspanningen van haren leeftijd met genoegen aanneemt,
verlangt zij ze niet met die vurigheid, welke de dage-
lijkschc bezigheden moeijelijk maakt. De gehoorzaamheid,
de wijze raadgevingen harer moeder hebben haar eerst
tot de studie gebragt, en de bekoorlijkheid welke zij
daarin nu vindt, is hare belooning. Dit jonge meisje
kent de verveling slechts bij naam, tenzij een dag van
ledigheid haar de bitterheid daarvan mogt hebben ge-
openbaard. Wie onzer is niet met geweld aan het
werk gegaan en niet geëindigd met eene voldoening,
een geheel nieuw genoegen in die taak welke hij zich
s
-ocr page 72-
66
heeft opgelegd te vinden ? Met welke belangstelling be-
studeert het jonge meisje de geschiedenis der wereld !
De trekken van moed, van edelmoedigheid spreken tot
haar hart: zij gevoelt liefde voor Jeanne d\'Arc en diepen
eerbied voor den heiligen Lodewijk, en beeft van afgrij-
zen wanneer zij den koning-martelaar naar den Tempel
volgt. Haar geoefend geheugen onthoudt al spelende de
schoonste verzen onzer dichters; de kunsten komen de
uren van den dag nog korten.
De arbeid heft de ter neder geslagen ziel op, geneest
wonden welke zij ontvangen of zich zelve heeft toe-
gebragt. Hij verzekert den voortgang in het goede, en
vooral trekt hij ons van ons zelven af.
Later levert die smaak, die lust voor de studie een
wezenlijk voordeel op. De moeder, die beperkt is tot
de striktste zuinigheid, kan, hare herinneringen raad-
plegende, hare dochter opvoeden.
Afgescheiden van de. offervaardigheid die in elk vrou-
wenhart woont, gaat zij met een nieuwen lust weder
aan de studie. Men ziet, hoe zij, naast hare dochter
gezeten, de spraakkunst, de geschiedenis en de aardrijks-
kunde raadpleegt; zij verheugt zich over de noodzake-
lijkheid om meer tijd te besteden aan het beoefenen
van talenten , welke zij zonder die streelende noodzake-
lijkheid welligt verwaarloosd zoude hebben. (1)
«Voor den christen is de arbeid eene wet, eene be-
diening, eene volmaking van het leven. De arbeid
geeft aan mijn verstand zijn glans, aan mijn ligchaam
zijne rekbaarheid, aan mijne ziel hare grootheid, aan
mijn wil zijn geestkracht; het is zulk eene opperste wet,
zulk eene noodzakelijke bediening, zulk een radicale
(1) J. Gourancl.
-ocr page 73-
67
pligt, dat ik mij aan den arbeid niet kan onttrekken
zonder mij te verlagen en mij te straffen door een in-
niger en onvergelijkelijk smartelijker straf dan mijn
arbeid zelf.
« De arbeid is eene inspanning om een weerstand te
overwinnen, een strijd om eene hinderpaal omver te
werpen; derhalve is de arbeid mannelijk, moedig,
grootaardig, de arbeid is heldhaftig, want de heldenmoed
is eene opperste inspanning, het is de strijd in zijn hoogste
magt. De arbeid heeft niet het genot, maar de vol-
maaktheid ten doel; de mensch die arbeidt doet zijn
pligt; de mensch die arbeidt volgt zijne wet op; daar-
door bedekt hij zijn arbeid met de glorie en de waar-
cügheid waarmede hij zich zelven bedekt.»
Maar vergeten wij het niet, jeugdige dienaars van den
heiligen Joseph, de arbeid, de studie zijn niet vol-
doende om te slagen; uwe meesters kunnen zaaijen en
besproeijen, God alleen geeft den wasdom. Daarom moet
gij niet verzuimen zijne hulp in te roepen door de mag-
tige voorspraak van Maria en van Joseph, op het voor-
beeld der jongelieden , wier woorden wij u zullen laten
h oo ren.
EENE ONGERUSTHEID VERDREVEN.
Gedoog dat eene moeder die dankbaar is jegens den
heiligen Joseph, hare schuld kome kwijten, door u te
verzoeken het verhaal van eene gunst, door zijne voor-
spraak verkregen, in den Propagulcur te plaatsen.
-ocr page 74-
(58
In januarij van dit jaar ondervond ik ecne grootc
ongerustheid ten opzigtc van mijn meisje, dat reeds vier
jaren schoolging, en hare letters maar niet kon leeren.
Ik wendde mij dus tot den heiligen Joseph door eenc
novene van zeven Ome Vaders, die ik het kind liet
bidden, met belofte aan mijn welbeminden beschermer
dat ik u zou schrijven, indien ik verhoord vvierd. Van
dat oogenblik af heeft mijne kleine een bijzonderen leer-
lusl gekregen en nu is zij eene van de besten der afdeeling.
Daarenboven meen ik aan den heiligen Joseph de
verbetering te moeten toeschrijven die ik in het karakter
van mijn kind bespeur.
Glorie aan den beschermer van mijn gezin voor al
deze weldaden,
Uwe nederige dienaresse G. D.
Saint-Cyr, te Mont-d\'Or, 3 augustus 1860.
UITTnEKSEI.S UIT EENIGE BRIEVEN.
— Ortho, 9 januarij 1866.
«Twee jaren geleden, moest ik een examen afleggen
om een diploom te verkrijgen, dat mij in staat zou
stellen om mijn brood op eervolle wijze te verdienen.
Verscheidene personen, die in hetzelfde geval verkeerden,
waren niet geslaagd: het was eenc nieuwe commissie,
die al te groote gestrengheid aan den dag legde. In mijne
treurige vrees deed ik eene gelofte aan den heiligen
Joseph, dat ik eene noveen van heilige missen ter zijner
-ocr page 75-
69
cere zou laten doen als ik het diploma verkreeg; ik
werd verhoord, en slaagde boven mijne verwachting »
— Rouaan, den 29 julij 1866.
«Eene jonge dochter, die om redenen van gezondheid
hare voorbereiding niet had kunnen doen om het examen
te ondergaan, heeft van haren beschermer den heiligen
Joseph hulp en steun ontvangen voor de oplossing van
eene vraag die zij weinig of niet bestudeerd had. Haar
examen is schitterend geweest, en voorzeker is zij dien
gunstigen uitslag aan den heiligen Joseph verschuldigd.
Ik heb beloofd om die hulp bekend te maken, indien
zij mogt slagen; ik doe het met erkentelijkheid en geluk.»
— Men schrijft uil Laon:
«Na zooveel uitstekende blijken van de bescherming
van dien grooten heilige, was het immers niet mogelijk
om hem onze belangen niet toe te vertrouwen in eene
omstandigheid, zóó beslissend voor ons als die is om een
examen te ondergaan? Verscheidene maanden te voren
luidden wij In m beloofd, dat indien hij ons een goeden
uitslag bezorgde, wij niet langer de talrijke gunsten
zouden verzwijgen, welke wij hem verschuldigd zijn.
Hij nam onze belofte aan, want reeds op den eersten
dag van onze beproeving, hebben wij zijne zeer bijzon-
dere bescherming op zeer klare wijze herkend, en nog-
maals is, dank zij hem daarvoor gebiagt, het examen
voor ieder onzer geweest wat wij konden verwachten.
Eere dus aan den heiligen Joseph, die onze wenschen
zoo volkomen heeft vervuld! Grenzelooze liefde endank-
-ocr page 76-
70
baarheid voor dien toederen vader die degenen nooit
Terlaat die hunne tocvlugt tot hem nemen!
Kindehen van Maria.»
—  België, 22 october 18GG.
«Ingevolge mijne belofte, laat ik in den Propagateur
melding maken van den goeden uitslag van mijn eind-
examen, verkregen van het Heilig Hart \\ .in Jesus en
de heilige Maagd, op de voorspraak van den heiligen
Joseph.
«Mogen al de leerlingen der normaalschool hunne
onniagt erkennen, en de zorg voor hare studiën aan
den hemel toevertrouwen; dan alleen, zullen zij, mijns
inziens, zeker zijn van den goeden uitslag.
Eene dienares van den heiligen Josepii.»
—   Een goede jongeling schreef ons laatst den volgen-
den brief:
«Het leven van Albertus van Dainville lezende, werd
ik door eene zaak getroffen. Toen hij zich voor het
examen van het baccalaureaat voorbereidde, had hij
zich aan zes heiligen aanbevolen, en hij kreeg zes witte
boonen. Dit was een lichtstraal.
Dit examen moetende ondergaan, zag ik dal ik niets
beier kon doen, maar in plaats van mij aan zes aan te
bevelen, koos ik den heiligen Joseph alleen: ik beloofde
mij op den Propagateur te zullen abonneren en daarin
het feit, zoo mogelijk, Ie doen opnemen.
«Mijne verwachting is niet teleurgesteld. Mijn examen,
dat ik te Toulouse heb afgelegd, is met den besten
uitslag bekroond; en ten einde mijne belofte te vervullen,
kom ik vragen om dien nieuwen trek van de magt van
dien grooten Heilige te vermelden, ten einde al degenen
-ocr page 77-
7-1
die zich in dezelfde omstandigheden bevinden, met ver-
trouwen hunne toevlugt tot hem zullen nemen, en zij
zullen verhoord worden.»
— Klein seminarie van Meximieux.
«Sedert lang had ik mij op uwen Propaguteur moeten
abbonneren, om tot zijne verspreiding mede te werken
en daardoor lot de devotie voor mijn heiligen Patroon.
Gelief deze kleine bijzonderheden op te nemen: Sedert
ongeveer tien jaren, heb ik dikwijls aan de leerlingen
van ons seminarie aanbevolen om den heiligen Joseph
aan te roepen, in hunne geestelijke behoeften, en ook
voor hel wél slagen hunner studiën. Nooit hebben zij
het te vergeefs gedaan.
«Ik raadde die jongelieden, wier lijd geheel is inge-
nomen, aan om gemakkelijke novenen te houden. Bij
voorbeeld, negenmaal de aanroeping: «Hiilige Joseph,
regtvaardigc man, heilige Joseph, voedstervader van
Jesus, heilige Joseph, Bruidegom van Maria, bid voor
ons, en een Onze Vader, en een Wees gegroet. Ziehier
eenige uitkomsten die ik mij herinner. Een leerling van
de derde klasse: «/A kom u zeggen dat ik donderdag
de eerste ben geweest. Ik ben zoo verrast, zoo beschaamd
geneest dat ik zoo goed verhoord werd,
dal ik het u niet
durfde komen zeggen. — Welnu, zeide ik hem, houd
nog eene noveen om den heiligen Joseph te danken. Die
brave jongeling, die zooveel vertrouwen in den heiligen
Joseph stelde, is nu op het groot seminarie, en zal een
goed priester naar Gods hart worden. Een andere, ge-
boortig uit Lyon, kwam mij zeggen: In de eerste com-
positte, ben ik zestien plaatsen vooruitgegaan.
Een derde
leerling achtte zich gelukkig mij mede te deelen dat hij
er vier was vooruitgegaan; een vierde bekende mij dat
-ocr page 78-
72
hij dagelijks goede aanfeekeningen voor zijn werk van den
leeranr kreeg, sedert hij onzen heilige bad. F>n groote
jongeling, een goede leerling, was in het seminarie ge-
komen ; in de eerste maanden ging alles goed in de klas,
behalve de studie van de grieksche taal. Dit was een
kruis dat hij onmogelijk kon dragen. Hoeveel verdriet,
hoeveel lianen! Ik wist niet hoe ik hem zou aanmoe-
digen. Hij zeide mij: Ik ga vertrekken. — Beproef een
middel: houd cenc noveen tot den heiligen Joseph, en
dan zullen we zien. Hij deed hel onverwijld, en weinige
weken laler, die studie met goeden wil voortgezet
hebbende, sprak hij niet meer over zijn tegenzin en
ontmoediging. «Mijnheer, ik houd nu even veel van
het grieksch als van het latijn.» Tegenwoordig is hij
een der goede en sterkste leerlingen van de klas.
«Ik deel u die feiten mede, als belooning van het
volkomen vertrouwen dier dierbare leerlingen.
De abbé Robelin , directeur. »
— Koslschool van de zusters der Voorzienigheid, te
Straatsburg:
«Onze harten vloeijen over van vreugde en van geluk,
en wij kunnen slechts uitroepen: Glorie aan den heiligen
Joseph in alle tijden en over de gansche aarde!»
«Verkondigen wij aan het heelal dat de heilige Joseph
de meester der onmogelijke dingen is, en dat hij alles
verkrijgt van hel hart van zijn gnddelijken Zoon!
«Gisteren, 0 augustus, heb ik mijn examen afgelegd;
de vrees verlamde mijne vermogens, ik nam een beeldje
van den heiligen Joseph, en het met de linkerhand vast
houdende, schreef ik met de reglerhand. Alles is goed
gegaan— Ik had de tweede plaats verkregen.
«Met betrekking tot de mondelinge proeven , was de
-ocr page 79-
75
bescherming van onzen doorluclitigen beschermheer zóó
ziglbaar, dal niemand meer zou kunnen betwijfelen,
dat hij mij de eerste plaats verleend had.... Mijne
6
natuurlijke schroomvalligheid had plaats gemaakt voor
eene kracht, oene kalmte, welke mijne meesteressen
zelvcn verbaasde.
Het vurigste verlangen mijns harten was vervuld: maar
mijne geheele toekomst behoort aan den heiligen Joseph ,
ik heb hem zonder eenig voorbehoud al mijne plannen ,
al mijne oogmerken, al mijne verlangens, kortom mijn
geheele leven toegewijd, ik behoor hem onverdeeld en
voor altijd toe!
«Vóór dat ik mij met iels anders zou bezig houden,
heb ik beloofd de magt van dengene dien wij als onzen
vader beschouwen te. doen kennen.
«Mogt ik al de menschen brengen aan de voeten
van dengene aan wien ik mijne liefde en mijne dank-
baarheid heb gewijd.
«Mogt hij uit den hoogen hemel al mijne adcmha-
lingen, elke klopping mijns harten beschouwen als zoo-
vele getuigenissen van mijne levendige dankbaarheid, en
moge hij mij vooral aannemen als zijn welbemind kind
en mij steeds tot raadsman rn gids verstrekken.
«Ik beveel hem mijne dierbaarste belangen, mijne
bloedverwanten, mijne vriendinnen, kortom al degenen
aan, die regt hebben op mijne genegenheid en mijne
erkentelijkheid.
«Ontvang,                               Paulina HAUSS.•>
— Men schrijft uit N*:
«Ons huis bereidde jaarlijks een zeker getal jonge
dochters voor om de acte van onderwijs te verkrijgen.
«Dit jaar moesten er zeven mededingen. Zij nu waren
-ocr page 80-
74
een weinig achterlijk in zekere onderwerpen welke zij
moesten kennen. Ofschoon zij gedurende de laatste maand
zeer hard gewerkt hadden en een welwillend lid der
commissie haar driemaal een dictee was komen geven om
haar aan het examen te gewennen, leidde dit alles nog
niet tut een goeden uitslag, want hij het laatste dictee,
acht dagen vóór het examen, zeide die goede heer mij:
«Daar is geen hoop: moedig haar aan , doe haar zooveel
mogelijk arbeiden, en dan zullen wij zien.
«.Op den morgen van den bepaalden dag staken wij
twee kaarsen op, één voor het beeld van onzin goeden
Vader den heiligen Josepli, en één voor dat van de
heilige Maagd; Ie gelijker tijd hielden wij niet op onzen
goeden Patriark, den heiligen Joseph, aan te roepen.
Ik herinnerde hem onophoudelijk aan mijne leerlingen.
«Zij hebben , tot mijne groote verbazing, goede com-
positičn van orthographie gegeven, met een regelmatig
schrift, en daar waar zij in de school 8, 10, 15 tot
19 fouten maakten, hebben zij slechts eene of ander-
halve fout gemaakt; haar dictee en al hare andere com-
positiën is aangenomen; daar eene harer vier fouten
had gemaakt, werd zij des avonds «eggezonden; maar
de heilige Joseph heeft haar niet in den steek willen
laten. Den volgenden morgen riepen de betren haar terug
voor de mondelinge lessen, en zij werd even als de
anderen toegelaten.
«Wij haasten ons u dezen goeden uitslag, ter glorie
van onzen goeden Vader, mede te deelen, en u te ver-
zoeken ons wel voor den Propagateur in te schrijven,
eene belofte welke wij ecnige dagen vóór de examens
hadden gedaan. Daar wij de uitstekende eer hebben om
den heiligen Joseph voor onzen patroon te bezitten,
heeft ons huis hem daarenboven als verdediger van al
-ocr page 81-
n
onze belangen en toevlugl van al onze smarten aan-
genomen.
«Ons vertrouwen is zoo groot, dat wij onder zulk
eene maglige bescherming niets meer vreezen.
«Ontvang enz.
Theiiesia. RESCOUSS1É.»
—  Feix, 2 augustus 18G6.
«Het hart met eene onuitsprekelijke dankbaarheid
vervuld, verzoek ik u ter eer van den goeden en grooten
heiligen Joseph den goeden uitslag mede te deelcn welken
drie onzer leerlingen bij de gister besloten examens ver-
kregen hebben.
«Boven vijftien meisjes, die, zooals men dacht, het
van haar zouden afwinnen, hebben zij de drie eerste
nummers gehad; vol vertrouwen in den heiligen Joseph,
hebben zij met de gegronde hoop niedegedongen dat
alles ten beste zou doen slagen: dit is zóó geschied.
«Zeer eerwaarde Pater, iemand die den heiligen Joseph
zeer bijzonder vereert, verzoekt mij u te zeggen dat zij
den vrede die in hare familie heerschl aan dien grooten
Heilige te danken heeft; en wat nu volgt:
«Een kind van acht jaren had sedert twee jaar eene
zeer gevaarlijke breuk. Zijne familie, die niets heeft ver-
zuimd om aan hem de noodige zorgen te besteden, had
al de hulpmiddelen der kunst uitgeput. Al die geneesmid-
delen moede zijnde, hield de moeder eene noveen en liet
het heilig misoffer opdragen ter eere van den heiligen
Joseph. Aan het einde der noveen was het kind geheel
.genezen.»
—  Le Mans, 18 julij 186G.
«Onze onderwijzeressen hebben ons het artikel van
-ocr page 82-
76
den Propagateur voorgelezen, wauruil de magt van den
kuischen Bruidegom van Maria ten gunste dergenen die
ecne acte van onderwijzeres wenschten te verkrijgen,
zoo duidelijk blijkt. Wij hebben daarom met een groot
vertrouwen onze loevlugt genomen tot den glorievollen
beschermer der zielen die hem aanroepen. Wij zijn eene
noveen ter zijner eer begonnen; wij hebben hem ver-
schcidene belofien gedaan, onder anderen van aan den
Propagateur te schrijven en eene heilige mis van dank-
zegging aan hel altaar van den heiligen Joseph te laten
lezen, indien hij ons bij het examen, dat wij den 17
julij moesten afleggen, zoude bijstaan. Wij waren vijf in
getal die het moesten ondergaan; ofschoon verscheidenen
zeer zwak waren, zijn allen geslaagd,
«Onze harten en onze stemmen verhetďen zich dus
terzelfder tijd naar het hemelsch vaderland om onzen
goeden Vader den heiligen Joseph te danken voor de
zoo zigtbare en zoo tredende bescherming, waarmede hij
ons begunstigd heeft.
«Ontvang, enz.
«De leerlingen van de normaahehool der Dames
van de Heilige Harten en van de voortdurende
aanbidding van het Allerheiligste Sacrament.»
DE VREES DOOR DEK HEILIGEN JOSEl\'ll VERDREVEN.
«Eene onzer dierbare zusters, door onze oversten naar
de normaalschool gezonden, om daar hare studiën te
doen, ten einde het diploom van onderwijzcresse Ie ver-
-ocr page 83-
77
krijgen, beefde bij de gedachte alleen aan de examens.
Wat moest zij doen?... De zoo gevreesde dag naderde
met rassche schreden; in zulk eene gesteltenis kon zij
onmogelijk slagen. Het geheele Huis zond sedert lang
vurige gebeden ten hemel op, toen uw kostelijk tijdschrift
ons kwam mededeelen, dat de heilige Joseph ook belang
stelt in het lot der kweekelingen voor het onderwijs. Wij
haastten ons dus die aflevering aan onze dierbare zuster
te zenden. Ter naauwernood heeft zij eenige regelen
gelezen of haar vertrouwen verdubbelt. Aanstonds stelt
zij alles in handen van onzen welbeminden Vader, en
belooft hem dat als de vrees verdwijnt, zij die gunst in
den Propagatcur zal mededeelen. Weldra doet de be-
scherming van den goeden heiligen Joseph zich gevoelen.
Van dit oogenblik af geen vrees meer. Het examen is
daar. Kalm en vol vertrouwen, overwint zij alle hinder-
palen, en ondanks de bovenmate groote gestrengheid van
de leden der commissie, loopen hare examens tot meer-
dere glorie van on?en dierbaren Heilige goed af, en de
goede Zuster keert in het Huis terug, vervuld van liefde
en dankbaarheid voor dengene die haar zon beschermd
heeft.
«Glorie en eer aan den heiligen Joseph! Ja , wij hebben
hem lief en zullen hem altijd liefhebben, want hij is
voor ons die goede vader, die opregte, innige vriend,
dien wij in alles raadplegen , en die de smeekingen zijner
kinderen nooit onverhoord laat.
«Ontvang, enz.
«Zuster T.—Af. rcligicuse van de Annonciade.
«Bisdom van Mechelen, 3 september 1866.»
-ocr page 84-
VIJFDE HOOFDSTUK.
DR HACCALAUnEUS VAN DEN UEILIGBN JOSEPII.
In onzen tijd doen een groot getal jongelieden hunne
studiën om zich tot iict baccalaureaat en het doctoraat
voor te bereiden, en aldus een eervol beroep te aan-
vaarden. Ma;ir dewijl de candidaten dagelijks in getal
toi nemen, en de naijver onder verscheidene opvoedings-
gestichten wordt gaande gemaakt, is het hoe langer hoe
moeijelijker om te slagen. Daarom gevoelen de vrome
leerlingen, na veel gearbeid en niets nagelaten te hebben
om te slagen, de behoefte om zich, in deze zoo ge-
wigtige omstandigheid huns levens, onderde bescherming
van den heiligen Joseph, den patnon der christen jeugd
te stellen. De voedstervader van Jesus laat nooit na zijne
gelrouwe dienaars te helpen, en hij doet dit dikwerf op
wonderdadige wijze, zooals men in de volgende trekken
zal zien:
— Men schreef ons uit Rijssel, den 10 september 1866:
"Laatst waren twee jongelieden zeer ongerust over
twee examens welke zij moesten alleggen. De heilige
Joseph wordt tot beschermer gekozen, en de examens
worden met glans doorgestaan. Eene bijzondere omstan*
-ocr page 85-
71)
digheid heelt op bijna klaarblijkelijke wijze de bescher-
ming van den heiligen Joseph doen uitkomen. Dit fs
niet alles; want de groote heilige, op nieuw aangezocht
in een dergelijk, maar nog wanhopiger geval van slagen,
verhoort dit gebed andermaal, op nog treffender wijze
dan de eerste maal.
«Glorie en eer aan onzen goeden en magtigen be-
schermer den heiligen Joseph.»
GOED GEVOLG VAN KENE NOVEEN AAN 1>EN HEILIGEN JOSEPH.
«Le Puy, i8 october 186C.
«Veroorloof mij eene schuld van dankbaarheid te
voldoen, welke ik heb aangegaan jegens dengene wiens
goedheid gij niet ophoudt te verkondigen.
«Ik moest mijn examen voor het baccalaureaat af-
leggrn. Ik had nog slechts eenige dagen over, en toch
was ik niet op de hoogte. Ongerust, gekweld, wist ik
niet hoe mij uit deze moeijelijkhcid te redden. Plotseling
kwam eene gedachte in mij op. Ik had in uwen Pro-
pagateur
gelezen hoeveel gunsten door de voorspraak
van den heiligen Joseph waren verkregen. Ik zeide mij
zelven aanstonds dat deze goede beschermer mij ook
zijne gunsten zou verleenen. Tevens begon ik eene
noveen ter zijner eer en beloofde hem dat indien hij mij
de gunst verkreeg om te slagen, ik daarvan kennis zou
geven aan den Propagatcur. Mijne hoop werd niet
teleurgesteld: dank zijne klaarblijkelijke bescherming,
werd ik tot den graad van baccalaureus toegelaten.
«Ontvang, enz.
C. A. J. P., baccalaureus in de letteren.
-ocr page 86-
80
EEN EXAMEN DOOR DE DESCIIERMING VAN DEN
HEILIGEN JOSEPII GOED AFGELEGD.
Bene vrome dame, die te Parijs woont en vervuld is
van ijver voor de glorie van den heiligen Joseph, ver-
scheidene malen nut hare zuster getuigen geweest zijnde
van de genaden door dien grooten patriark verkregen,
schreef ons laatst: «Wij zijn vol vertrouwen in den
heiligen Joseph, en hoe zou het anders kunnen wezen?
Wij zien dagelijks aanmoedigende feiten. Laatstelijk
kwam cene dame, wier man eene aanzienlijke plaats
bekleedt, ons hare smarten toevertrouwen; een aller-
treurigst huishouden; wij zijn getuigen geweest van slagen
en helecdigende woorden, en wij waren gelukkig genoeg,
mijne zuster en ik, va:i den woedenden man tot bedaren
te brengen, door onzen goeden heilige aan te roepen.
Die dame is eene goede christin; dezer dagen gold het
haar zoon, een jongeling van zeventien jaren, die door
eene borstkwaal, welke op de voorspraak van Onze Lieve
Vrouwe van Lourdes genezen is, wat achterlijk is in
zijne studiën. Zijn vader, die hem mishandelde, zette
zich in het hoofd dat hij zijn examen moest doen, en
werd bij voorbaat boos als hij er niet door zoude komen.
Wij hebben aan de moeder twee medaljes gegeven van
den heiligen Joseph om in de kleederen van den vader
en den zoon te naaijen. Vervolgens hebben wij eene
noveen begonnen die met den dag van het examen, 18
september, zou eindigen. Hij legde een schitterend examen
af\', ofschoon de examinatoren zich daarover zeer ver-
baasden,
daar zij hem een onderwerp in het latijn te
behandelen hadden gegeven, waarvan de arme jongen
-ocr page 87-
81
bekende dat hij niet veel wist; hij heeft geen enkele
FOUT GEMAAKT EN HET QNDERWEIIP WAS MOEIJELI.IK. Toen
hij op het punt was van te vertrekken, trachtte zijn
vader hem te ontmoedigen, maar, terwijl zijne moeder
hem de hoed in de hand gaf, sprak zij:
«— Ga gerust, kind; mensclien die medelijden met
mijne smart hebben, hebben Maria en Joseph met mij
gebeden ; gij zult xoorden aangenomen.
«— M »ogt gij de waarheid zeggen, moeder, voegde
de jongeling daarbij, en met eene buitengewone opge-
ruimdheid
vertrok hij.»
Moge de heilige Joseph ook den vrede aan die arme
moeder teruggeven !
EENE GOEDE ZUSTER EN EEN GOEDE BROEDER.
«Saint-PaulTrois Chateaux, o augustus 18G6.
«Eene zwakke gezondheid deed mij duchten dat mijn
broeder den moegelijken arbeid van het schooljaar niet
zou kunnen doorstaan, vooral een jaar van philosophic
en voorbereiding voor het baccalaureaat in de letteren.
Ik acht mij gelukkig u te kunnen zeggen dat hij aan
de hoogeschool van Montpellier den graad van bacca-
laureus heeft gekregen, en dat wij die gunst aan de
bescherming van de heilige Maagd en aan den goeden
heiligen Joseph verschuldigd zijn.
«Veroorloof mij, eerwaarde Pater, dat ik u dit feit
doodeenvoudig verhaal, en moge het voorbeeld van mijn
broeder de jongelieden aanmoedigen om te doen gelijk hij.
«Gedurende den loop van het schooljaar was de
arme jongen zeer ontmoedigd door de menigte vakken
-ocr page 88-
82
die men aan de candidatcn van het baccalaureaat van
1806 oplegde. Op mijn raad rigtte hij zich met groot
vertrouwen tot den heiligen Josoph, en hield eene noveen
ter zijner eer. Van mijn kanl beloofde ik aan dien grooten
en zachtmoedigen beschermer hem een schoon zilveren
verguld hart Ie geven, indien hij mij de gunst verleende
dal mijn broeder baccalaureus werd, wanneer hij zich
daartoe voor de eerste maal aanmeldde. Van dien tijd
af is hij, ondanks de talrijke rnoeijelijkheden welke hij
in zijne studie ontmoette, niet meer onlmoedigd gewor-
den; integendeel, rene bovennatuurlijke kracht steunde
hem en spoorde hem tnt den arbeid aan.
«Thrns is mijne dankbaarheid grenzeloos, want niet
slechts heeft de heilige Joseph mij deze tijdelijke gunst
verleend welke ik hem vroeg, maar heeft hij mij eene
dier vreugden doen smaken die alleen door de vrome
zielen kunnen begrepen worden.
«Inderdaad heeft het diploom van baccalaureus door
mijn broeder verkregen mij zeer veel genoegen gedaan,
maar hetgeen mij vooral met troost overladen heeft, is
de wetenschap, door mij bij deze gelegenheid verkregen,
omtrent den grooten en degelijken grond van godsvrucht
welken de heilige Joseph in het hart mijns broeders heeft
gelegd. Eiken morgen heb ik den armen jongen, gcdu-
rende vijf dagen welke wij te Montpellier hebben door-
gebragt, en terwijl hij door de vrees werd beheerscht
van niet te zullen slagen, zich met eene bcnijdenswaar-
dige godsvrucht en vurigheid tot de heilige Maagd en
den heiligen Joseph zien wenden, en hij heeft mij be-
kend, dat hij, gedurende den arbeid zijner composi-
tiën, de gevoelige bescherming van zijne beide patro-
nen heeft bemerkt.
«Toen hij eindelijk baccalaureus is geproclameerd.
-ocr page 89-
83
heeft hij mij een papier overhandigd, met uitnood\'ging
om het te lezen. Ik meende dat het zijn certificaat van
bekwaamheid was, dewijl zijn diploom van baccalaureus
hem eerst binnen twee of drie maanden door den heer
Minister van openbaar onderwijs en eerediensten moest
gezonden worden.
«Ik lees.... en mijne oogen worden vervuld mei vréugde-
tranen. Het was eene gelofte in april van dit jaar ge-
daan, waarbij hij zich verbond om onmiddclgk naar
Onze Lieve Vrouwe van Salette te gaan, ten einde haar voor
die gunst te bedanken, indien zij hem werd verleend.
«Deze brave jongeling wilde zelfs zijn vader en zijne
moeder niet eerst gaan omhelzen, in de vrees dat hij
zijne gelofte dan niet strikt zou nakomen. Ik stelde hem
gerust, hem zeggende dat hij zijne gelofte onmiddelijk zou
nakomen, wanneer hij van Saint Pau! vertrok, na deze
goede tijding aan zijn vader en zijne moeder te hebben
aangekondigd. Hij liet zich overreden, en na eenige uren
bij onze goede ouders te hebben doorgebragt, die zeer
gelukkig waren, en na de gelukwcnschen van zijne tal-
rijke vrienden ontvangen te hebben, vertrok hij naflr
Onze Lieve Vrouwe van Salette, waar hij zich op dit
oogenblik moet bevinden.
«Hoe dankbaar moet ik niet zijn voor zulk cene groole
weldaad!
«Gedoog dan, Zeer Eerwaarde Pater, dat ik u verzoek de
goedheid te willen hebben u met mij te vereenigen om
de heilige Maagd en den heiligen Joseph te danken en
hem te bidden dit kind, dat hunne magtige hulp zoo
zeer zal behoeven, altijd in de wereld te beschermen.
«Ontvang, enz.
Uwe zeer nederige dienaresse,
«Ai.fxh RnziFn.»
-ocr page 90-
84
EENE GOEDE INGEVING VAN DEN HEILIGEN JOsEPH.
«Poitiers. 18 jnlij 1866.
«Ter naauwernood eenige dagen geleden, bevond ik
mij op het i)imt v,in een der moeijolijkste examens in de
regten af te legden: het tweede licentie-examen dat de
theses voorafgaat.
«Dewijl ik van nature uitermate schroomvallig ben,
was ik bevreesd om in de war te geraken, en ondanks
mijn voortdiirendcn arbeid, vreesde ik bijna geweigerd
te zullen worden.
«Ik kreeg toen in de gedachte om mij op eene geheel
bijzondere wijze aan den heiligen Joseph aan Ie bevelen,
en ik beloofd\' dien grootcn Heilige dat ik aan den Pto-
pagateur
zou schrijven, indien ik zegevierend uit deze
moeiielijkheid geraakte.
«Mijnheer de directeur, de goede uitkomst heeft mijne
verwachtingen overtroffen; ik heb mijne tegenwoordigheid
van geest geheel behouden, en ondanks de moeijelijkhcid
en den strijd over de vragen die mij gesteld zijn, heb
ik, zoo al niet een schitterend, dan toch een voldoend
examen afgelegd.
«Veroorloof mij hier een waarlijk wonderdadig feit
mede te deelen, dat ik onder eede bevestig, en dat zal
doen zien hoever de bescherming van den heiligen Joseph
kan gaan.
«Den dag voor mijn examen gevoelde ik mij op eens
de vier reeksen van vragen openbaren, die mij gesteld
moesten worden, en toen zeide ik aan eene mijner bloeJ-
Yerwanten, bij wie ik mij bevond: «Morgen zal ik over
die en die stoffen ondervraagd worden.»
-ocr page 91-
öü
«Desniettemin wilde ik geen gerucht geven aan der-
gelijk gevoel, vreezcnde dat ik dan onder den invioed
zou geraken van een dier droombeelden welke den
geest der jongelieden gewoonlijk op den dag die
dergelijke proefnemingen voorafgaat, aantasten; intus-
schen zeide ik in mij zei ven, dat de heilige Joseph wel
niet geheel vreemd daaraan kon wezen, en stelde ik
mij voor daarop te letten.
«Toen de dag en mijne beurt gekomen was, gevoelde
ik in mij geen pijnlijke ontroering (iets dat mij zeer
verraste, want gewoonlijk geraakte ik in de war), en
kon ik zeer bedaard antwoorden.
«De vragen, Mijnheer de Directeur, zijn dezelfde
die mij den vorigen dag waren geopenbaard geworden,
en ik heb al de krachtdadigheid van de bescherming
van den heiligen Joseph daarin herkend.
«Ik vervulde dus mijne belofte door dit feit aan den
Propagutcur te schrijven, en, indien het mogt gebeuren dat
eenig< jongelieden die op het punt zijn om dezelfde proeven
te moeten doorstaan, daarvan kennis nemen, mogen zij
dan ook hun vertrouwen op den heiligen Joseph vestigen,
en al de noodige genaden van hem verwerven om tot
een gelukkigen uitslag te komen.
«Ontvang, Mijnheer de Directeur, de verzekering van
mijn diepen eerbied.
L. Balland,
"Student in de regten bij de faculteit van Poitiers.»
-ocr page 92-
86
URIEF VAN EENE HUISMOEDER.
Mijn zoon moest zijn examen als candidaat-notaris
afleggen en ik vreesde dat hij niet zou slagen. In mijne
ongerustheid, wendde ik mij tot den heiligen Josrph: de
oefening der zeven zondagen werd U-r zijner eer be-
gonnen; ik liet eene heilige Mis lezen, zeven kaarsen
opsteken en ik stelde mijn zoon eene medalje van den
groolen palriark ter hand. Van dit oogenblik af was ik
zeker dal mijne gebeden zouden verhoord worden, ik
zeide dat aan iedereen die mij kwam bezoeken. De
uilslag heeft aan mijn vertrouwen beantwoord. Ofschoon
hij nog zeer jong was en hij zijne studiën geruimen lijd
had moeten afbreken, legde mijn zoon zijn examen op
de meest voldoende wijze af.
Het verwonderlijkste in die
uitkomst, dunkt mij, is het volgende: Den dag vooraf-
gaande aan dien van het examen, meende mijn zoon
niet meer te moeten studeren en stond hij zelf op het
punt om een bezoek aan een zijner vrienden te bren-
gen, maar plotseling als door eene ingeving gedreven,
die alleen van den heiligen Joseph kon komen, keerde
hij terug. Ik zal, zeide hij, mijne wandeling uitstellen
om nog een artikel te bestuderen, dal hij noemde. Zoo
gezegd, zoo gedaan; hij studeerde den geheelen avond.
Den volgenden morgen bemerkt hij tot zijne groote
groote verbazing dat men hem juist over dat artikel exa-
mineert.
Indien hij het niet had overgezien, zou alle
/loop op slagen verloren zijn geweest.
Zoo hecfl de heilige
Josepli zich daarmede dus bemoeid, Eerwaarde Pater, en
ik zal hem mijn gansehe leven dankbaar blijven voor
deze uitstekende weldaad.
-ocr page 93-
87
— Veroorloof mij, Eerwaarde Pater, u nog te spreken
van eene groote gunst, die ik door de voorspraak van
de allerheiligste Maagd Maria heb verkregen. Sedert lang
had ik groote pijn aan de voeten; ik kon slechts niet
moeite loopen. Men zeide mij dat ik den geneesheer
moest raadplegen; ik weigerde het, al mijn vertrouwen
stellende op een wonderdadig MoederGodsheeld dat men
te Schent, een dorp, niet ver van Brussel gelegen,
vereert. Ik besloot daarheen te gaan, maar mijn zoon,
die mij niet gaarne zag vertrekken, verzette zich daar-
tegen. Vrees niets, zeide ik hem, Onze Lieve Vrouwe
van Schent zal mijne kwaal wegnemen. Zoo gebeurde
het. Van mijne pelgrimsreize terugkomende, leed ik
minder en den volgenden dag was alle smart verdwenen.
Ik loop met vetl meer gemak dan vroeger, van ganscher
harte de verhevene Moedermaagd zegenende, die men
nooit te vergeefs inroept.
Gelief, Eerwaarde Pater, deze trekken op te nemen in
uwen geachten Propagatcur, dien ik met zooveel genoegen
lees, en dien ik aan verscheidene vrome congregatiën
laat lezen.
Een uwer Abonnenten.
Brussel, 22 october 1866.
VOLHARDING BELOOND.
Men verliest te dikwijls uit het oog dat de volharding
eene wezenlijke hoedanigheid is, die het verzoek kracht*
dadig bij God en de menschen moet maken. — De Heer
-ocr page 94-
88
is die man des Evangelies die, na cenig bezwaar gcop-
perd Ie hebben, drie humden niet kan weigeren aan
een vriend die ze hem vraagt; hij is de regier die door
de aanzoeken der weduwe overwonnen wordt, en die
haar op haar aanhouden toeslaat wat hij hij hare eerste
kreelen geweigerd had. Jesus Christus heefl zelf deze
troostrijke gelijkenissen op den hemelschcn Vader toegepast.
De heilige koning David biedt ons een volmaakt toon-
beeld van de volharding aan in hel gebed om de genaden
te verwerven, welke wij van God vragen: «Heer, zegt
hij hem, wanneer ik den geheelen dag voor uwen troon
zal geroepen en gij mij niet verhoord zuil hebben,
zal ik nog den gansehen nacht voortgaan, zonder dat
men het mij als eene dwaasheid zal kunnen verwij-
ten.» Hij wist toch wel, zegt de heilige Bernardus,
dat wanneer God op het gebed zijner uitverkorenen
zwijgt, dit dikwijls een verbergen van zijne liefde, en
niet een teeken van zijn toorn is.
Deze nedirige volharding, deze soort van lastigheid,
zal ons van God verwerven wat wij niet zelve verdie-
nen te verkrijgen.
De volgende brief zal de waarheid dier leer op nieuw
bevestigen:
Rennes, den 10 november 186C.
Eerwaarde Pater!
Ik kom u vragen om in uwen Propagaleur het ver-
haal op Ie nemen van eene uitstekende gunst, welke ik
van mijn gelukzaligen vader den heiligen Joseph ver-
kregen , en beloofd heb ter zijner glorie te verkondigen.
Te jong zijnde om, dit jaar, gewigtige examens af
-ocr page 95-
89
te leggen, en desnicltegcnslaande verlangende dit te doen,
om mij Ie ontheffen van de vermoeijenis welke zij mij
zouden veroorzaken en mijne gezondheid te herstellen,
die door een te aanhondenden arbeid verzwakt werd,
besloot ik om eene dispensatie van leeftijd te vragen,
en opdat ik een gunstig antwoord zuu verkrijgen, deed
ik cene noveen ter eere van den heiligen Joseph , mijn
gewonen beschermer. Het antwoord van de aarde was
afwijzend, maar ik had zulk een vertrouwen in de hulp
van den heiligen Joseph, dat ik, onder voorwendsel van
eene dwaling in mijn verzoek begaan te hebben, mijne
aanvraag vernieuwde en die van eene nieuwe noveen
deed vergezeld gaan. F.en religieus huis en vele personen
vercenigden hunne gebeden met de mijnen. Wij hoopten
die gunst te zullen verwerven, maar een categorisch en
zeer bepaald neen kwam ons lot onze bevreemding ver-
rassen. Iedereen, uit het veld geslagen, achtte de zaak
toen onmogelijk. Velen zelfs raadden mij aan om geene
nieuwe pogingen in het werk te stellen, die ongetwijfeld
even nutteloos zouden blijven als de beide anderen, en
mij daarenboven voor het volgend jaar zouden kunnen
schaden.
Ik bleef, tot mijne groote spijt, acht dagen zonder
iets te doen. Na verloop van dien tijd gelegenheid heb-
bende gehad om een van de nummers van den Propa-
gatcur
te lezen, besloot ik het onmogelijke te beproeven.
Zonder iemand te waarschuwen, won ik inlichtingen in,
en na eene nieuwe vergissing te hebben gevonden die
andermaal in mijne aanvrage was ingeslopen, hernieuwde
ik haar voor de derde maal en deed haar door eene
derde noveen vergezeld gaan, den glorievollen heiligen
Joseph belovende, dat, indien hij mij begunstigde, ik
dezen nieuwen trek van zijne goedheid en zijne raagt
-ocr page 96-
\'JO
aan den Piupagaleur zou mcdcdeelen. Nieuwe tcleursteU
ling; de tijd gaat voorbij, de examens naderen, men
antwoordt zelfs niet. Ik wist evenwel dat de heilige
Joseph alles verkrijgt voor degenen die hem met ver-
trouwen aanroepen. Door deze gedachte gesterkt, zend
ik een vierde verzoek en houd ik eene vierde noveen,
bijna alleen, want mijne ouders zelven wanhoopten er aan
dat ik zou slagen. Terwijl ik het antwoord wachtte, rie-
pen zij mij bij hen in de badplaats waar zij zich ophiel-
den, opdat ik eenigen tijd zou kunnen uitrusten. Ik
snel daarheen, mijn kotter vol boeken, en mij altijd voor
de examens voorbereidende. Ik had wel reden om aldus
te handelen, want naauwelijks bevind ik mij daar, of
ik verneem eindelijk dat de heilige Joseph naar zijn
goedvinden den wil der menschen kon veranderen en
ze er toe brengen om te doen wat hij wil, gelijk hij
wil en als hij het wil.
Het is onnoodig te u zeggen, eerwaarde Pater, dat de
heilige Joseph die mij aldus geholpen had in mijn
verzoek, mij bij de examens niet heeft verlaten. Zijne
bescherming is toen zóó zigtbaar jegens mij geweest,
dat het mij verscheidene malen is gebeurd juist te ant-
woorden op vragen wier oplossing mij onbekend was.
Welk een geluk voor mij dit wonderbaar en mensche-
lijkerwijze onmogelijk feit tot de glorie van mijn be-
schermer den heiligen Joseph te kunnen verkondigen ! Ik
vraag die sedert lang, en ik durf verwachten dat gij
haar wel aan de lezers van uw godsdienstig tijdschrift
zult willen aanbevelen. Alles leidt mij er toe om veel
te hopen Wil die gunst, welke hij voor mij verkregen
heeft, niet zeggen: volhard? Hoevele genaden heeft hij
mij reeds verleend! Met welke magtige bescherming zal
hij mij niet beschutten? Niets is zoo klein of ik roep
-ocr page 97-
91
zijne voorspraak daarvoor aan en hel behaagt hem het
mij te verwerven. Hij is voor mij als eene teederlie-
vende moeder, die de verlangens van haar kind tracht
te voorkomen, en zich haast om het zijne geringste ver-
zoeken toe te staan zoodra zij weet dat zij hem niet
schadelijk zullen zijn.
Ontvang, enz.                                        P. L.
-ocr page 98-
ZESDE HOOFDSTUK.
DE UEILIGE JOSEPII E.\\ DE ROEPIKG TOT HET PRIESTERSCHAP.
I.
«Welk een geheim is de roeping! God vermenigvuN
digt voural de groote en onweerstaanbare roeping tot
het priesterschap. Hij heeft sedert de vestiging van het
christendom meer uitstekende priesters dan groote man-
nen van elke andere hoedanigheid aan de wereld gegeven.
Dit is liet houtwerk van het gebouw; was hel niet meer
aanwezig, snel en zonderling zouden de gebouwen instor-
tingen zijn. En wat zouden de andere groote mannen
van ons maken zonder de wetenschap welke de priester
hun mededeelt, zonder de inspiratie die hij bun inblaast,
zonder den breidel dien hij hun aanlegt?»
(Louis Veüillot.)
Deze hulde door een uitnemend publicist aan het
priesterschap gehragt, is waar, zeer waar; inlusschen
men moet bekennen, dat de christelijke geest in onze
dagen zeer is verzwakt onder den adem van hel ratio-
nalisme, en dat de roeping tol het priesterschap op
schrikbarende wijze vermindert.
-ocr page 99-
95
Mgr Mermillod zeide gedurende eene geestelijke afzon-
dering onlangs door hem voor de groote dames van
Lyon gehouden, op bewogen toon: «Gij kunt door uwe
offervaardigheid, door de opvoeding uwer kinderen,
door hun hart, hun verstand te voeden, door hen voor
te bereiden om groote zielen te worden, gij kunt aldus
mede werken tot de missie der Kerk; wellgt zelfs haar
eenigen uwer dochters oni!er den sluijer der maagd, en
eenigen uwer zonen onder het priesterlijk gewaad ,
geven.
«Laat ik u als bisschop spreken. De hoogere standen
der stelen gevei; hunne kinderen niet aan de Kerk, en
laten die eer te gemakkelijk over aan de bewoners
van het platteland; — ik spreek niet van deze stad
Lyon, die eene uitzondering is, — maar van de andere
groote steden van het oude Europa; ik ben reeds] in
de gelegenheid geweest om het van den predikstoel te
Parijs en te Weenen te verkondigen; wat de Kerk diep
bedroeft, het is te zien dat de jongelieden uit de
hoogere standen, met hunne jeugdige handen op t\\vin-
tigjarigen leeftijd niets anders meer kunnen doen dan
paarden besturen en eene tooneclspcelsler toeklappen.
De eer om het bloed van Jesus Christus te nemen en
te houden is hun niet gegeven; dikwijls gaan er ge-
slachten voorbij vóór dat eene familie hare zonen aan
de Kerk schenkt.
«Christen vrouwen uw moederhart klopt niet snel genoeg
van de goddelijke liefde, om van zijne essentie en zijn
bloed een priesterhart te vormen. Ach! vraagt aan God dat
deze stad Lyon zielen voortbrenge voor de olďerwilligheid en
de slagtoffering; vraagt Hem dat gij, op uwe beurt, den
moed moogt hebben van het offer, en dat uw schoot,
uwe vruchtbaarheid, een apostel voortbrenge. Over God
-ocr page 100-
94
spreken, de wereld verlichten, is dit niet eene groote,
eene heerlijke lotsbestemming(I)?
Ongetwijfeld is het eene verhevene roeping, eene be-
diening welke de mcnschen boven de engelen verheft.
Maar hoe weinige christenen zien dit zóó in onzen tijd
in. Wanneer een kind in eene voorname familie aanleg
toont voor het priesterschap, dan doet men dikwijls al
wat mogelijk is om het daarvan af te wenden.
Daarom kiest God zijne dienaren onder de kleinen
en de onterfden van de goederen dezer wereld, zooals in
de eerste eeuwen der Kerk geschiedde: fnfirma mundi
elegit Deus.
Wij hebben reeds doen opmerken dat de
bisschoppen van Frankrijk, die op dit oogenblik door
hunne wetenschap en hunne deugd schilleren, uit de
geringste klassen zijn voorlgekomen.
Hoeveel andere jonge kinderen, die de groolste ver-
wachtingen gaven, hebben Gods roep en hunne voorliefde
niet kunnen volgen, omdat zij niemand gevonden hebben
die hen wilde helpen, door hen in hunne armoede bij
te staan.
Hoeveel jongelieden die tot voorname maar weinig
met wereldsche goederen gezegende familiën behooren,
zijn verpligt om gedurende Jen geheelen tijd dat zij op
(1) Onder al de zielen, wordt de ziel des priesters vooral door
de vrouw gevormd, en, met zeer zeldzame uitzonderingen, ont-
tuikt de priesterlijke roeping op den schooc en op het hart eencr
moeder. Aan iedere moeder die een priester onder hare kinderen
telt kan men zonder vrees van zich te vergissen, zeggen: „Gij
hebt aan de hemelsche vlam het zuivere voedsel verschaft dat lij
behoefde om zich te ontwikkelen. De Heilige Geest zocht een
priester, een anderen Christus: hij heeft in dit gezegend kind,
dat gij in uwe armen droegt, de waardig voorbereide stof ge-
vonden waarop zijne ingevingen hebben kunnen nederdalen en
rosten. Gij hebt de was voor de vlam gevormd.
-ocr page 101-
9j
het seminarie doorbrengen en dikwijls in de eerste
jaren van hun priesterschap in ontberingen te leven.
God laat dit ongetwijfeld toe, opdat zij na zelven
veel geleden te hebben, geschikter zouden zijn om
medelijden te gevoelen met al de ongelukkigen die hunne
toevlugt tot hen zullen nemen.
II.
De volgende treffende brief is ons door een jongen
kapellaan van het bisdom van Digne toegezonden, met
verlof om hem mede te deelen.
LIEFDE EN DANKBAARHEID VOOR DEN HEILIGEN JOSEPII.
„Eerwaarde Pater.
«De dankbaarheid welke ik aan den heiligen Joseph
verschuldigd ben, maakt het mij tot eenen zoeten pligt
u te schrijven om u verscheidene uitstekende gunsten
mede te deelen, die ik door de alvermogende bemidde-
ling van dien goeden vader, die mij alioos te hulp is
gekomen in al de moeijelijke omstandigheden waarin ik
ooit verkeerde, heb verkregen.
«Terwijl ik nog op het groot seminarie was, deed
God mij de genade om mij eene teedere devotie voor
den engelachligen bruidegom van Maria geven. Zoodra
uw uitmuntende Propagateur het licht zag, haastte ik
mij daarop in te leekenen, en ik kan u verzekeren,
eerwaarde Pater, dat ik dien lezende mijne liefde en
"n mijn vertrouwen voor den heiligen Joseph dagelijks
heb voelen toenemen. Ik kreeg toen de goede ge-
dachte om het doorlu
1
chtig hoofd der Heilige Familie
M mijn zaakwaarnemer en mijn getrouwen verzorger
aan te stellen, voor al wat het tijdelijke betreft. Ik had
-ocr page 102-
06
op dat oogenblik zware verpligtingen welke mij drukten;
op de hulp van den heiligen Joseph rekenende, had ik
mij alleen belast met de kwijting van eene schuld van
1800 franken, die mijne goede ouders hadden aangegaan
om mij te helpen om mijne priesterlijke opvoeding te
vollooijen.
«Bewonder met mij, Eerwaarde Paler, de teedere
bezorgdheid van den heiligen Joseph. Eenig" dagen later
liet iemand dien ik nooit had gezien en die op eene
providentiële wijze mijne geldverlegenheid had vernomen,
mij 290 franken ter hand stellen. Eenige maanden daarna
ontving ik nog yo franken. In dien tusschentijd had ik
het ongeluk van mijne arme moeder te verliezer, ik was
verpligt om mijne jonge zuster uit de kostschool te laten
komen, om haar in mijne familie Ie plaatsen, en nu
schold men ons in het klooster waarin zij was opgevoed
eene som van 153 franken kwijt, die nog niet betaald
was. Dit is niet alles; ik was zeer in de verlegenheid
om de reiskosten te betalen voor mijne zuster en voor
mij, en op hetzelfde ocgenblik zendt een mijner bloed-
verwanten mij 100 franken. Vóór den dood mijner uit-
munlende moedei had ik mij verbonden om eene schuld-
bekentenis van 100 franken te voldoen, welke zij had aan-
gegaan om hare kinderen te hulp te komen. Daar de
persoon aan wie deze som verschuldigd was, gevaarlijk
ziek was, liet zij mij mijne verbindlenis teruggeven vóór
dat zij stierf.
«Ik had een klein mobilair dat ik wilde verkoopen
ten einde mijne schulden geheel te betalen; men had
het op 400 franken geschat en het heeft mij 520 franken
opgebragt.
«Ik vraag u verschooning voor al die kleine bijzon-
derheden, maar zij zijn een bewijs te meer dat de
-ocr page 103-
97
heilige Joseph niet vreemd blijft aan al was ons betreft.
Gij ziet het, die goede vader heeft de bediening van
zaakverzorger welke ik hem heb gegeven goed vervuld.
«Veroorloof mij hierbij nog eenige woorden te voegen
met de eenvoudigheid, die het kenmerk moet zijn der
kinderen van dien aartsvader.
«Ik had sedert eenigen tijd het verlangen om mij
een kelk aan te schaffen. Ik bad tot die meening de
geheele maand maart. Ik wilde daarvoor 140 franken beste-
den, maar ik bezat slechts 110 franken, en nu heb ik Iaalst-
leden woensdag, den aan den heiligen Joseph toegewijden
dag, een zeer schoonen kelk van waarde ontvangen, die een
mijner bloedverwanten aan wien ik mijn verlangen niet had
geopenbaard, mij heeft aangeboden. Ik zou u nog andere
gunsten kunnen mededeelen, welke ik van mijn heiligen
patroon ontvangen heb, om niet te gewagen van de
geestelijke gunsten, die duizendmaal kostbaarder zijn.
«Ontvang, enz.
H. S.»
EENE BESCHERMING VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
Een goede seminarist van Bretagne heeft ons den vol-
genden brief toegezonden, die onze lezers zal stichten.
«Sedert vier maanden ontvang ik den Propagateur. Van
dien tijd af heeft de glorievolle heilige Joseph mij met
zooveel gunsten overladen.dat ik, door de dankbaarheid
gedrongen, niet langer kan wachten met u te schrijven.
«Veroorloof mij dan u nieuwe bewijzen mede te deelen
van de goedheid van onzen welbeminden Vader. Mogen
deze regelen, indien gij het voegzaam vindt ze bekend
-ocr page 104-
98
te maken, in de harten eene grootere liefde en eene
teederder devotie jegens den doorluchtigen Bruidegom
van Maria ontsteken.
«Eene zwakke gezondheid hebbende, heb ik vele hin-
derpalen voor mijne roeping ondervonden, en zelfs was
ik, weinigen tijd geleden, op het punt om de toog uitte
trekken. Intusschen heb ik in al die beproevingen den
moed niet verloren: ik had een beschermer in den hemel,
den heiligen Joseph, die zijne kinderen nooit verlaat.
De 19 maart nadert: ik doe eene noveen en beloof aan
den Voedstervader van Jcsus, dat indien hij de genade voor
mij verwerft om priester te worden, ik het mij in mijne be-
diening ten taak zal stellen om hem te doen kennen en be-
minnen. — Eenige dagen daarna ontvang ik een brief
van mijn bisscITbp, waarin hij mij zegt. «Dierbare zoon,
gij kunt volkomen gerust zijn, ik zal u tot de heilige orden
toelaten___» Monseigneur heeft mij, eene maand geleden,
de kleine orden gegeven.
— Deze goede jongeling schreef ons den 25 maart
1866 een tweeden brief, waarvan het volgende een uit-
treksel is:
«Sedert mijn laatsten brief is mijn leven niet anders
geweest dan getrooste smarten, overwonnen hinderpalen
door de bescherming van den heiligen Joseph. Het zou te
lang zijn om in bijzonderheden !e komen; weet slechts,
Eerwaarde Pater, dat ik bij al de wijdingen, welke mijn
priesterschap zijn voorafgegaan, de hulp van den heiligen
Joseph heb moeten inroepen, om groote moeijelijkheden
te overwinnen, zoowel van de zijde mijner overheid, als
van den kant mijner gezondheid, en ik ben altijd verhoord.
«Door eene doodelijkc pleuris aangetast, ben ik alleen
genezen door novenen aan den heiligen Joseph gedaan.
«Eindelijk ben ik priester, ik heb het geluk gehad den
-ocr page 105-
99
17 maart II. door monseigneur den aartsbisschop van
Rennes gewijd te worden. Maar vóór dat ik tot die
wijding geroepen werd, ontstond er een beletsel; ik be-
loof aanstonds aan mijn beschermer om eene communau-
teit op den Propagateur te abonneren, als hij mijne
verdediging op zich neemt; het beletsel verdwijnt en ik
abonneer een klooster op uw vroom tijdschrift. — Op
het oogenblik dat ik naar de retraite zou vertrekken,
word ik ziek en zelfs vrij ernstig...... toen zegt
mijn geneesheer, een man vol geloof, en dien ik een
abonnement op den Propagateur heb doen nemen, mijn
toestand ziende, mij zonder omwegen deze woorden :
«eerwaarde heer, een krachtig geneesmiddel is hier noo-
dig___beloof iets aan den heiligen Joseph, dat is het
eenige middel waarin ik op dit oogenblik heil zie.» Ik
aarzel niet en beloof mijne twee eerste heilige missen aan
den heiligen Joseph , en om die uitstekende gunst in den
Propagateur te vermelden, als zij mij ten deel valt. —
Ik ben volkomen verhoord; ik heb drie dagen vóór de
wijding kunnen vertrekken. De heilige Joseph heeft zijne
zending bij mij vervuld; op mijne beurt nu moet ik de
mijne vervullen. Ik ben priester,, en dit woord van priester
zal voor mij voortaan beteekenen Voortplanter van de
devotie tot den heiligen Joseph.
«Ontvang enz.»
-ocr page 106-
100
EEN SEMINARIST DIE DOOR DEN HEILIGEN JOSEPH EENE
TOOG VERKRIJGT.
De groote menigte verdrong zich om de Kerk, toen zij
glansrijke waardigheden, rijke inkomsten uitdeelde. Maar
thans is de Kerk arm en daarom verlaten. Even als het
met de aardsche verbindtenissen gaat, zijn de schoonheid,
de adel of de ongelukken van deze dochter des Hemels
niet meer voldoende om haar harten te veroveren, welke
door de aanloksels van het goud en de eer verleid
zouden worden, zegt Mgr Pie.
Even als in de eerste dagen van het christendom,
behoort een klein gedeelte onzer levieten tot de rijke of
slechts welgestelde huisgezinnen. Wat toch zien wij?
Terwijl de magligen en de rijken der aarde zich hard-
nekkig van het heiligdom verwijderd houden, wekt Gods
geest in mindere klassen apostolische mannen op. Daar
zijn nog mannen als Mozes, David, Vincentius a Paulo,
onder de kinderen die de kudden hoeden tot dat zij
herders der volken worden. Rijk in godsvrucht zijn hunne
ouders met de goederen der fortuin niet begiftigd (1)
Het is goed dat degenen die door de Voorzienigheid
(1) De doorluchtige bisschop van Niiucs, Mgr Plantier, herin-
nerde laatst in eene schoone rede dat hij de zoon is van een tuin-
man. De uitstekende kardinaal van Chambery, Mgr Billet, is zelf
in zijne jeugd herder geweest. Mgr Retord, de Franciscus Xaverius
van onzen tijd, herinnerde zich dikwerf, in zijne bewonderens-
waardige brieven, de dagen dat hij de schapen hoedde. Mgr Bouvier
lehaamde zich niet werkman geweest te zijn gelijk de heilige Joseph.
De prelaten die tegenwoordig de hoogs\'e zetels bekleeden, zouden
oni nieuwe voorbeelden kunnen aan de hand doen.
-ocr page 107-
101
bestemd worden om de vaders der armen te zijn, zelven
eerst geleden hebben, ten einde hartelijker medelijden te
kunnen hebben met de ellende van degenen, die eenmaal
hunne toevlugttot hunne christelijke liefde moeten nemen.
De volgende bekoorlijke trek is onkngs in etne der
groota seminarién van het noorden van Frankrijk voor-
gevallen. De bijzonderheden zijn ons medegedeeld door
de vertrouwelingen van den door den heiligen Joscph
geholpen seminarist.
In helgroot seminarie van N*** bevond zich een jong
student, P. B***, wiens geldmiddelen zeer beperkt waren.
Zijne ouders, die verarmd waren door de offers welke zij
zich hadden opgelegd, om in de kosten zijner opvoeding
te voorzien, konden hem onmogelijk onderhouden, zooals
zij gewenscht zouden hebben. Die goede seminarist nu
zag met leedwezen dat, ondanks zijne voorzorgen, zijne
eenige toog zeer spoedig sleet. Hoe zou hij zich er eene
andere verschaft hebben? Hij kende niemand om hem uit
de verlegenheid te helpen; overigens is hij eenigzinsbe-
schaamd om zijn toestand bloot te leggen. Intusschen
bespeurt een zijner medestudenten zijne treurigheid en
raadt aan zijn benard uiterlijk, dat hij een heimelijk
verdriet heeft, en hij eindigt met hem de reden zijner
ongerustheid te doen openbaren. Daar hij zeer god-
vruchtig was en veel devotie voor den heiligen Joseph
had, stel» hij hem voor om in vereeniging met ver-
scheidene andere studenten eene noveen te houden ter
eer van Jesus\' Voedstervader, ten einde hem belang
voor zijn toestand in te boezemen.
Het voorstel wordt gaarne aangenomen. Gedurende
negen dagen bidt men den heiligen Joseph vurig en met
een onversaagd vertrouwen. Intusschen gebeurt er niets.
Maar op den laatsten dag van de novene, wordt de jonge
-ocr page 108-
402
P. B. door een kleedermaker uit de stad, die gekomen
was om hem de maat van eene toog te nemen, in
de spreekkamer geroepen. En daar de seminarist hem
zijne verwondering te kennen gaf, verhaalde de kleeder-
maker hem dat dienzclfden morgen iemand dien hij
niet kende, en die onbekend wilde blijven, hem de
noodige geldsom daarvoor had ter hand gesteld, hem
den jonge student noemende dien hij de maat moest
nemen en de toog brengen.
Ondanks menigvuldige nasporingen, is het onmogelijk
geweest om den liefderijken mensch te vinden van wien
de heilige Joseph zich bediend had om zijn dienaar te
hulp te komen.
De seminaristen die met hem de noveen hadden ge-
houden hebben verzekerd dat zij met niemand daarover
gesproken hadden.
-ocr page 109-
ZEVENDE HOOFDSTUK.
DE HEILIGE JOSEPH BESCHERMER VAN DE HISSlëN VAN
NIEUW KALEDONIE.
Tot het jaar 1842 was geen missionaris doorgedrongen
op de eilanden van Nieuw-Kaledonië. Op dat tijdstip zond
de Heilige Stoel Mgr Douarre, van de Congregatie der
Paters Maristen, naar die vergelegen eilanden. Hij ver-
trok in hoedanigheid von apostolisch vicaris: twee priesters
en twee broeders (1) van dezelfde Congregatie vergezelden
hem. Na een moeijelijken overtogt van zeven maanden
en zeventien dagen, werden de vijf apostelen op het land
van Nieuw-Kaledonië aan wal gezet, op den 21 december
van het jaar 1843, den feestdag van den heiligen Thomas,
apostel. Gedurende twee en twintig maanden bleven zij
zonder eenige gemeenschap met Europa, bijna niets bij
zich hebbende dan hun getijdeboek. Zij vervu len weldra
in de afgrijselijkste ellende; nooit ontzonk hun intusschen
de moed; nooit ook te midden van hunne beproevingen
verliet de Voorzienigheid hen geheel en al: zij kwam
hun altijd op het geschiktste oogenblik te hulp, zoo niet
(1) De paters Viard en Rougeyron; de broeders Marmoiton co
Taragnat. — Mgr Douarre bad bij zijne bisschopswijding den
titel van bisschop van Arnata in parlibus verkregen.
-ocr page 110-
404
om hun welstand te verschaffen, dan toch om hen te
beletten van honger om lo komen (I).
In hun grooten nood hielden zij niet op de hulp van
Maria nn van Joseph, onder wier bescherming zij hun
apostolaat geplaatst hadden, in te roepen.
(1) Deze bevolkingen zijn zeer wreed. Zij eten hunne vijanden
op. Zij stellen zich niet altijd tevreden met hunne vijanden op te
eten; men heeft opperhoofden hunne onderdanen zien dooden om
zulke afschuwelijke maaltijden aan te rigten.
Ofschoon, zeide Mgr Douarre, eenige flikkering van gezond
verstand en billijkheid, somtijds in het karakter dier armen wilden
wordt opgemerkt, schijnt eene natuurlijke wreedheid elk ander
gevoel bij hen te beheerschen. Als een kind zwak schijnt of een
ziekelijke grijsaard onbekwaam wordt om in zijne behoeften te
voorzien, vermoorden zij hen of begraven hen zeifs levendig. En
het afgrijselijkste is dat de kinderen aldus honne vaders en moeder»
behandelen, wanneer het leven hun ten 1. st schijnt te worden
nit hoofde van hunne gebreken.
„De ziekelijke lieden en de grijsaards zijn zeer zeldzaam onder
hen, dewijl het g;-bruik medebrengt om zich van hen te ontdoen,
wami\' • z\'j niet langer geschikt zijn voor den oorlog, en men hen
daarom ouk niet meer geschikt acht om te leven. Het zijn on-
vruchtbare boomen die men uitrukt, nuttelooze ledematen die
men in \'t algemeen belang afsnijdt. Het opperhoofd der stam
bepaalt gewoonlijk den dag van hun dood: eene kuil wordt in
een bosch gegraven, dat door eene godsdienstige vrees daartoe
bestemd is en men heilig Woud noemt. De zieke wordt daar levend
nedergelegd; men werpt aarde op hem, die men zamentrapt om
hem sporjiger te doen sterven. Maar die overhaaste begrafeni»
ia niet altijd afdoende. Aldus begraven lieden blijven s»ms iu het
leven en kei-ren in de stam terug, om daar nu voortaan door
den stralenkrans van het bovennatuurlijke beschermd te worden,
want zij hebbeu God gezien, en die God heeft hen op aarde
teruggezonden. Zoo meent men het. Men begrijpt dat de belang-
hebbenden niemand trachten dit geloof te benemen."
(M. Gallet se Kultube).
-ocr page 111-
105
Toen de goddelijke Voorzienigheid oordeelde dat de
beproeving lang genoeg geduurd had, openbaarde zij
zich op ecne gevoeligere wijze ten gunste der missio-
narissen. Eerst geschiedde dit door de tusschenkomst
van een fransen schip dat hun eenigen levensvoorraad
gaf; vervolgens door de bekeering van een der hoof-
den van het land; deze bekeering redde de ontluikende
missie. Dit opperhoofd toch, die zich , ondanks al de voor-
oordeelen en de vertoogen zijner vrienden bekeerd had,
werd de apostel van zijn stam. Hij werd overigens een
man van eene groote vastheid van karakter, en door
de levendigheid van zijn verstand boven de anderen ver-
heven. Hij leerde den katechismus bij de missionarissen
en herhaalde hem vervolgens aan zijne onderdanen.
Ongelukkigerwijze moest de doopleerling spoedig aan
zijne missie ontrukt worden. Zijn dood werd door de
grootste rampen gevolgd. De missionarissen moesten
tweemaal weggaan. Alle hunne vestigingen werden ver-
nield.(l)
De wreedheid is een instinkt dat de Kaledouiërs bij hunne
geboorte schijnen mede te brengen. Als een gevangene gestorven
is, komen zeer kleine kinderen van alle kanten toeloopen en
maken er een barbaarsch spel uit om hunne kleine lansen in
zijn lijk te steken en zich in zijn bloed te baden.
(1) De opperhoofden der Kaledouiërs werken nooit. Als men
hun vraagt: „Wat kent gij?,, antwoordden zg: „Wij kunnen
dooden." De burgeroorlog, ziedaar hun eenige hartstogt. Zij hebben
den missionarissen niet kunnen vergeven dat deze hen wilden
beletten elxauder te vermoorden. „Wij zijn geen menschen meer,
&ls wij niet meer vechten." Hunne gevechten van stam tot stam
zijn onverzoenlijk. Men steekt de hutten in brand, men ver-
woest de aanplantinzen, mn velt de vruchtboomen om, de
overwinnaar rigt een zegeteeken op die puinhoopen op. De
-ocr page 112-
106
Zich gedwongen ziende om voor dien door de hel
aangeblazen storm te wijken, kwam Mgr Douarre, in
1847, in Europa om gebeden, raadgevingen en hulp te
vragen. Toen de Heilige Vader de ongelukken zijner
missie vernam, wilde hij hem een anderen post geven.
De ijverige apostolische vicaris verkreeg de gunst om
zijn dierbaar Kaledonië te behouden. «Het behoort mij,
zeide hij. God heeft het mij gegeven!» Inderdaad keerde
hij daar met zijno missionarissen tegen het einde van
het jaar 1850 terug. De wilden begonnen hunne vaders
dooden worden onder den buit gerekend, waarvan zij het meest
gezochte, het kostbaarste deel nitmaken.
Naieve en goede lieden, die zich ongekovig voor de waarheid
toonen om niet te gemakkelijk toegankelijk te schijnen roor da
dwaling, gelooven gaarne dat er in de eeuw waarin zij de eer
hebben te leven, in het licht onzer humanitaire zon, geen menschen-
eters meer bestaan. Het doet ons leed dat wij die eerbiedwaardige
illusien moeten vernietigen, maar het is een feit dat, van onheuge-
lijke tijden af, de mensch in deze streken tot voedsel van den
mensch heeft gestrekt. De Nieuw-Kaledoniërs eten elkander op
even als de alligators. Rondom de hutten van de groote hoofden
die van rietlagen gemaakt zijn, bevinden zich bijzondere pleinen
voor de gevangenen die voor de feestmalen bestemd zijn. Men
houdt hen gedurende den nacht bezig om in het kreupelhout
rond te gaan, ten einde de booze geesten te verwijderen. Wanneer
er geen gevangenen zijn, dan staat de menscheneterij niet stil;
jongelieden uit den stam worden geroepen om hunne plaats in
te nemen.
Een Nieuw-Kaledonisch opperhoofd, de beleefdheid van een
koopvaardijkapitein willende erkennen, die hem roode lakenstoffen
ten geschenke had gegeven, zond hem in ruil zeven kinder-
buikjes met zoete aardappelen gefarceerd.
(M. Gallet di Kultvbi).
-ocr page 113-
107
te betreuren en ontvingen hen met vreugde. Mgr Douarre
arbeidde sedert twee jaren met zijn apostolischen ijver
om de rampen van de missie te herstellen, toen God
hem den hemel als belooning van zijn ijver wilde geven.
Hij stierf den 27 april 1853. Zijn dood, die al de ge-
koestcrde verwachtingen scheen te moeten vernietigen,
werd als de dageraad van een nieuw tijdperk. Men kan
zeggen dat de missie bepaald gesticht werd op het
sterfbed van den heiligen bisschop.
Sedert dien tijd toch, zagen de missionarissen het veld
van den vader des huisgezins in deze vroeger aan het
christendom zoo vijandige eilanden zich uitbreiden. Heden
ten dage wonen er S000 zeer ijverige christenen. De
meeste hunner naderen dikwerf tot de heilige Tafel.
Zes of zeven duizend doopleerlingen zijn op het punt
van in den schaapstal binnen te gaan en het getal der
christenen te verdubbelen. Wij bevelen hen aan de
dienaren van den heiligen Joseph aan.
EEN WILDE STAM BEKEERD DOOR HET GEVEN
VAN DEN NAAM VAN DEN HEILIGEN JOSEPH AAN EEN KIND.
Iedereen weet dat de missionarissen die het heilig
Evangelie onder de wilde volken gaan verkondigen, hun
vertrouwen op den heiligen Joseph vestigen. Nadat zij
eene kapel voor de Koningin der Apostelen hebben ge-
sticht, haasten zij zich eene andere aan haren engel-
achtigen Bruidegom toe te wijden. Aan het eerste meisje
dat zij het geluk hebben te doopen, geven zij den
-ocr page 114-
108
schooncn naam van Maria, en dien van Joseph aan den
eersten jongen die in den schoot der Kerk wordt opge-
nomen.
God beloont dikwerf op eene gevoelige wijze dezen
ijver zijner apostelen om Maria en Joseph te doen eeren.
Het volgende levert daarvan een zeer dramatisch bewijs.
Wij onlleencn het aan een bijzonderen brief van een
onzer ambtsbroeders, eenMarist, missionaris in Oceanië (I):
«.... Het was drie ure toen ik te Muxauen, een
dorpje uitsluitend van heidenen, aankwam. Daar woonden
welligt ook eenige christenen, maar in zoo klein getal
en zoo slecht gestemd, dat ik hun dien schoonen naam
niet wil geven. Hun lot boezemde mij toch groote onge-
rustheid in, een atlemtogt kon hen omverwerpen. Zal
ik alles zeggen? Eenigen hunner hadden zich zelfs weder
aan hun oud bijgeloof overgegeven. Het is eene schoone
zaak eene ziel te bekecren, maar nog schooner eene
ziel te behoudt n: zij is de vrucht van het bloed van
Jesus Christus.
«Ik vertrok dan den 4 februarij met het erkende doel om
onze christenen te versterken. Ik had wel eene andere
gedachte in het hart, maar over deze sprak ik alleen
met mij zelven en met onzen Heer.
«Mijn intrede was verre van zegevierend. De kinderen
namen de vlugt, de vrouwen verborgen zich, de man-
nen wendden de blikken af om zich het regl te geven
mij niet te zien.. . . Het opperhoofd van Muxauen was
verwittigd van mijne komst; toch haastte hij zich niet
om mij te gemoet te treden. Ik was reeds tot de om-
heining zijner woning genaderd en nog dacht hij er
(1) Overgenomen uit de Jnnales de la Cougrégation det Pirei
Maritte*.
-ocr page 115-
109
niet aan om voor mij op te staan. Als priester, opper-
lioofd en krijgsman, kon hij meenen rcgt te hebben om
mij te wachten, ik meende het regt te hebben om hem
te laten halrn. Hij kwam, en ik sprak hem aldus aan:
«Gij schijnt geen haast te hebben om mij te zien.
Dit is een slecht voorteeken voor mij. Ik kom om u
aangenaam te wezen en gij vlugt mij als een vreemdeling.
—  Vader, gij vergist u omtrent mijne stemming, wij
zijn blijde..., antwoordde het opperhoofd.
—    Dat heeft er veel van; en om mij bewijzen te
geven van die blijdschap, ontvangt iedereen mij zóó?
Zoudt gij aan uwe zhins (onderdanen) deze eerste les
van goede verstandhouding tusschen hen en mij gege-
ven hebben?
—  Ziehier wat ik gedaan heb: Ik heb order gegeven
om u uwe zending in vrede te laten vervullen, uwe
woning niet te naderen en u geen kwaad te doen.
—   «Ik dank u. Ik ben u derhalve dank verschuldigd
dat men mij niet in tweeën gesneden en gebraden heeft.
Veroorloof mij daaromtrent eene opmerking: ik zal goed
voor u zijn, gelijk ik het altijd voor uwe broeders
van Yasho geweest ben; wanneer men nu goed is, wint
men er altijd mede gekend te worden. Gij zult dus uwe
onderhandsche taak hervatten, uwe zhins weder gaan
opzoeken, en hun aanbevelen om in plaats van te vlug-
ten, zoo digt mogelijk tot mij te naderen. Ik hecht er
aan om kennis met hen te maken.
«Wij spraken nog met elkander, toen mijn opperhoofd
mij met zijne breede hand de woning aanwees welke
hij voor mij bestemde: het was zijn eigen huis. Ik be-
dankte hem, en toen ik weigerde, bragt hij mij naar
de nederige woning van eene christen familie, die zich
zeer gelukkig achtte dat ik haar de voorkeur gaf en
-ocr page 116-
110
haar een glas koud water kwam vragen in den naam
van Onzen Heer Jesus Christus.
«Den dag na mijne aankomst, ging ik al de huizen
bezoeken. Ik wilde dat iedereen zou bekend worden
met de beweegreden die mij te Muxauen !iad gevoerd.
Ik was niet den oorlog, maar den vrede komen brengen;
niet komen vernielen, maar opbouwen. Ongetwijfeld
moest ik puinhoopen maken; ik moest steenen ver-
biijzelen, en te midden van die steenen een kruis
planten, maar dit werk was niet het mijne, doch dat
van de genade.
«Ik werd overal op dezelfde wijze ontvangen, met
eene koelheid en eene verwijdering welke eenigen met
moeite konden verbergen. Een grijsaard ging zelfs zoo-
ver dat hij mij den weg toonde dien ik gekomen was,
en zeide dat ik goed zou doen met dien weder in te
slaan.
«Deze kleine vernederingen, wel verre van mij te
ontmoedigen verhieven mij op de volle hoogte van eene
christen ziel; ik ontving ze als een brood dat mij ver-
schuldigd was, als een water dat de Heer nooit weigert
aan degenen die het zoeken en dorsten naar de regt-
vaardigheid.
«Ik beklaagde daarom niet minder dit ongelukkig
volk over zijne verblindheid en zijne wanordelijkheden,
dit volk, dal meer had van het dier dan van den mensch;
men zou geneigd zijn te twijfelen of het tot ons geslacht
behoorde, als men niet wist tot welk een graad van
laagheid het heidendom eene ziel kan doen vallen.
«Bij al de volken der wereld ontmoet men eenige
sporen van overlevering, eene ruďne, een steen, eenige
overblijfsels van den tijd: Hier, niets. Vraag aan dit
volk vanwaar het komt? Wie heeft het dezen grond
-ocr page 117-
114
gegeven waarop het woont? Welke waren zijne voor-
oudcrs, zijne priesters, zijne opperhoofden? Op al die
vragen kan het niet antwoorden. Zijn geheugen, even
verdierlijkt als zijn verstand, herinnert het aan zijne
oorlogen, omdat de oorlog voor dit volk, brand , moord,
plundering, ontucht is, al wat het liefheeft....
«Drie heidenschc kindertjes in minder dan acht dagen
naar den hemel gevoerd! bet eene met veelmoeite; mijn
water deed sterven en men wilde niet dat ik het gaf.—
Het heilige water vloeide reeds over het hoofdje, toen
men het nog niet wilde toestaan. Ik doopte het met
den naam van Joseph, opdat deze naam zoeter in
\'sHeeren oor zou klinken. Ik hing hem eene medalje
van Maria om den hals, opdat de Moeder der kleine
kinderen voor ons zou bidden, en ik stelde mijn ge-
heele werk onder de bescherming van de Koningin des
hemels en van die drie door mijne zorgen uit de wate-
ren des doods geredde schepseltjes.
«Mijn uitwendige arbeid deed mij het voornaamste
werk waarvoor ik gekomen was niet uit het oog ver-
liezen: het onderrigt van onze christenen. Ik deed hen
tweemaal daags vergaderen, \'s morgens en \'s avonds. Zij
kwamen met de ordelijkheid van seminaristen, gingen
in een kring nederhurken bii.nen de boomen die mijne
woning omringden, staken hun vuur aan, en dan begon
ik den katechismus; na den katechismus volgde het
gebed en vervolgens zongen zij geestelijke liederen.
«De katechismus maakt de belangstelling der inboor-
üngen het meest gaande. Zij leeren met eene verwon-
derlijke gemakkelijkheid; elk woord, elke geschiedenis
welke zich aan dit woord verbindt, wordt voor hen
eene onuitputtelijke bron van gesprek. Hoe betreurde
ik het dat wij zoo weinigen in getal waren! Maar ik
-ocr page 118-
112
wanhoopte nog niet. Hetzij de gewoonte om mij te zien,
hetzij eenige zieken die ik had verzorgd en die het
toeval, neen de Voorzienigheid, die de beste geneesheer
is dien ik" ken, zeer gelukkig gered had, — de gelaats-
trekken schenen mij minder gestreng toe, de harten
meer geopend. Telkenreize als ik voorbijging, liet ik
eenige woorden des Heeren vallen. Daar is in Gods Woord
eene verborgen kracht welke men niet gevoelt, maar
ongevoelig ondergaat; het is de waterdruppel die valt en
eene kuil maakt. Zij moet zich een doortogt banen, en
dit zal geschieden.
«Het opperhoofd van Muxauen alleen scheen mij on-
wrikbaar te zijn. Die man was zeven voet lang, had
sterke, goed geëvenredigde ledematen, een koperkleurig
gelaat, eene breedc borst, een rond hoofd, rossig en
dik hoofdhaar, een open gelaat, een bewegelijk linker-
oog, eenige centimeters lager geplaatst dan het regter.
«Hij bragt mij dagelijks bezoeken, maar het doel
zijner bezoeken was gemakkelijk te raden, hij kwam
eenige stukjes tabak afhalen die ik hem steeds aan-
bood. Overigens niet de minste openhartigheid, geen
woord hetwelk mij kon doen onderstellen dat er in die
ziel een werk van wedergeboorte plaats vond.
«Op zekeren dag dat hij, naar gewoonte, op den
drempel van mijne deur op eene mat kwam zitten die
hij zich liet brengen, trad ik vrij onverwachts tot hem
toe, en zeide hem: « Hoofd van Muxauen, ik ben goed
voor u geweest, gij weet het, en gij, gij zijl slecht. Gij
weet dat gij mij verdriet doet wanneer gij zoo ongekleed
voor mij verschijnt waarover gij u moest schamen, en
waarover ik mij alleen voor u schaam. Dat dit nu de
laatste dag zij dat gij hier zóó komt!» Mijne woorden
hadden hunne uitwerking niet gemist; hij antwoordde:
-ocr page 119-
115
«Vader, hoe kan ik mij kleeden? ik heb geen stof.
—  Is dit de reden, hernam ik, dan is hier stof voor
u, voor uwe vrouw en voor uw kind.
«En ik wierp eenige ellen calicot voor zijne voeten,
welke ik ietwat ter zijner intentie had medcgebragt.
«Hij neemt de stof achteloos op, beziet haar ter
iiaauwernood, verzoekt mij ze terug te nemen, zeggende:
«Ik kan niet aannemen.
—  Gij kunt niet aannemen; waarom niet?
—  Ik ben bang!
—  En voor wien?
«Het linkeroog van mijn wilde rolde in zijne oogholte
als eene planeet. Zonder een woord meer te zeggen, staat
hij op en vertrekt.
«Ik paste er wel op hem terug te roepen. Voor de
eerste maal had hij mij eene gedachte geopenbaard, en
in deze gedachte eene gansche geschiedenis van heiden*
sche zeden.
«Daar zijn oogenblikken dat men zich op den dag ver-
veelt. Den volgenden dag van dit tooneel was er zulk
een voor mij.
«Ik wachtte van uur tol uur tot den avond; mijn
opperhoofd kwam niet weer.
«Wat ging er in die bronzen ziel om? Welke ge-
dachten welden er in haar op? Gedachten van oorlog of
van vrede? Was het er dag? Was het er nacht?
«Aan het zuidelijk einde van het dorp Muxauen, in
eene der woningen, waarvan ik reeds gesproken heb,
rondom een vuur van kreupelhout, welks zwakke schijnsel
zich ging verliezen in een dampkring van rook, waarin
geen oog open kon blijven, waren elf grijsaards, die
gekromd gingen onder de jaren en gebreken, vereenigd
onder voorzitterschap van hun hoofd, een jong, energiek
5
-ocr page 120-
114
man, maar die verlegen en bevend stond voor die puin-
hoopen vanden tijd. Geen lamp om dit graf te verlichten!
Geen stap, geen woord, slechts ecnige halve woorden,
die den drempel van de deur niet overkwamen, als
ware hel gevaarlijk geweest dat zelfs de nacht ze hoorde.
Wat daar omging, heeft niemand geweten en zal nie-
iiiiind ooit weten: al wat men heeft kunnen zeggen is
dat de dageraad die mannen daar nog aantrof, waar ik
ze heb gelaten, en dat de vogel die zijn morgenlied
zong, hen nog in hunne beraadslaging verraste.
«Het opperhoofd! het opperhoofd! zeide mijn kleine
zwarte mij, eenige uren nadat de grijsaards uit hun
berookte hol te voorschijn waren gekomen.
«Zes wilden, in hun nachtgeiuaad van bladeren, gin-
gen voor hem uit, en droegen ieder een ita (spijs van
dat land) op zijn hoofd.
«De itas worden nedergezet op de noleboombladen
waarmede mijne kamer bevloerd is, en eene mat voor
het opperhoofd wordt, volgens de gewoonte, op den
drempel van mijne deur uitgespreid.
«De slaven gaan heen; nu ben ik alleen met mijn
held. Hij neemt het eerst het woord en zegt:
«Vader, gij beweert dat ik kwaad ben; ik kan u
niet antwoorden ; hoor mij aan en oordeel mij.
Elf jaargetijden waren ter naauwernood hernieuwd,
sedert den dag mijner geboorte; mijn vader regeerde
over den stam. Hij regeerde met eene wijsheid en een
gezag waarvan men nergens een voorbeeld had gezien.
Zijn naam was toen bekend aan gene zijde der groote
wateren. De volken die de zon mukeu, zij die de regens
opvangen, zij die de stormen aanblazen, zonden hem
als bewijs van bewondering, geschenken. Allen hielden
hem vour wijs en groot, en hij was het; maar de vol-
-ocr page 121-
115
ken zijn niet altijd op de hoogte van degenen die hen
regeren. De ongelukkige wilde eenige hervormingen ten
gunste van zijn stam invoeren Hij deed het, maar ze
kwamen hem d„ur te staan. Zijn hoofd viel, verminkt
onder de knodssiagen van een woedend volk, dat van
alle kanten was zaamgevloeid om de bcleediging zijnen
goden aangedaan te wreken.
tVervaard, snel ik najr de donkerste plaats der
woning; ik schreeuwde niet, ik weende niet uit vrees
van gehoord te zullen worden. Vier mannen komen op
mij los, vallen mij aan, blinddoeken mij en brengen
mij naar het bebloede lijk mijns vaders. Een der twaalf
grijsaards die de vergadering leidden, staat op en zegt
mij met eene stem die klonk als de kreet des arends
dien men zijne jongen ontrooft: «Zoon van het oppcr-
hoofd, open de oogen en zie.» Men maakt den blind-
doek los, ik open de oogen, en zie twee mannen die
stuk voor stuk de lillende ledematen mijns ongelukkigen
vaders verscheurden; twee anderen droegen hem naar
een daartoe opgerigten brandstapel. Een lidmaat wordt
verscheurd, vervolgens een tweede, daarna een ander;
eindelijk wordt het geheele ligchaam in stukken gesneden,
verminkt en op den noodloltigen brandstapel opeenge-
hoopt. De twaalf die tot den dood hadden besloten wape-
nen zich met toortsen, treden vooruit en steken het
hout aan. De vlam stijgt, het vleesch wordt tot asch
verteerd, eene doodschestilte heerscht onder de vergaderde
menigte; vervolgens komen de twaalven, door eenige
krijgslieden gevolgd, een voor een tot mij, vallen voor
mij neder, en als één man, met oogenen handen naar
den brandstapel gekeerd, roepen zij uit: «Zoon van het
opperhoofd dat niet meer is, wees ons opperhoofd , en
herinner u..»
-ocr page 122-
116
«Ik bleef eenige oogenblikken na deze vreeselijke
openbaring het stilzwijgen bewaren: liet opperhoofd was
dan toch zoo schuldig niet als ik meende.
Ik zeide hem: «Ik begrijp dat gij niet verder kunt
gaan. Indien gij den moed en de geestkracht had, welke
bet geloof geven, zou ik u zeggen: «neem uwe pijlen,
roep het volk bijeen, verbreek ze voor zijne oogen,en
wees christen. Maar dit woord zou hard zijn, gij zoudt
bet niet begrijpen.
«Vader, wat gij mij zegt dat ik moest doen, is reeds
gedaan.
—  Zijt gij geen opperhoofd van Muxaucn meer?
—   Ik ben het nog, en daarenboven ben ik christen.
—  Ik begrijp u niet, verklaar u.
—  Ik ben een der uwen, beveel, en ik zal alles doen,
wat gij mij zult voorschrijven.
—  Maar gisteren weigerdet gij mijne geschenken nog ?
—  Ik vervulde gisteren een heiligen pligt.
—  De verwijten welke ik u deed.....
—  Uwe verwijten zouden geen haar van mijn hoofd
geraakt hebben, indien eene magtiger stem dan de uwe
niet had gesproken.
—  Welke stem?
—  De stem van een kind.
—  Welk?
—  Het mijne; dat gij Joseph hebt genoemd. Hebt gij
mij niet gezegd dat hij in in den hemel is?
—  Ja, en ik heb de waarheid gesproken.
—  Hebt gij mij niet gezegd dat zijne medalje schit-
terde van licht?
—  Ja, en ook dit is de waarheid.
—  Welnu, daar waar mijn kind is, wil ik ook gaan.
Het was het eenigste schepsel waarop mijne ziel gaarne
-ocr page 123-
117
op deze aarde rustte. Dewijl het mijn leven niet heeft
kunnen leven, wil ik zijn leven gaan leven.
—  Gij hebt gelijk, dit zijn grootsche gedachten, waar-
aan gij het oor moet leenen. Maar ik ducht de grijsaards;
hebt gij ze geraadpleegd.
—  Mijne grijsaards zullen komen en het gebed doeu,
dat ik zal doen.
—   Hebt gij hen gezien ?
—  Neen.
—  Hebt gij hen gesproken ?
—  Dit moet gij niet weten.
—  Zullen zij allen komen?
—  Acht van de elf.
—  En de drie anderen.
—  Zij blijven heidenen.
—  Wat hebben zij gezegd?
—  Niemand, zal het ooit weten.
—  En zullen uwe zhins ook komen.
—  Allen, acht uitgezonderd.
«Twee dagen na dit onderhoud, hadden al de heide-
nen in Muxauen hunne lendenen omgord, vroegen om
doopleerlingen te worden en woonden het gebed bij. Ik
hervat mijn werk; ik herneem een reeds geëindigden
arbeid; ik leer het Onze Vader en het Wees Gegroet aan
lieden, die den naam des Heeren nooit hadden uitge-
sproken dan om dien te lasteren.
«Wat is dat geluid dat ik aan dezen kant hoor ? Zeg
ik aan mijn kleinen zwarte, die, op dit oogenblik eene
vledermuis martrlde, welke hij op heeterdaad op diefstal
in mijne woning had betrapt.
«Vader, dat zijn de heidenen die eene katholieke kerk
bouwen.»
-ocr page 124-
118
«De vrouwen ruimen het terrein op, de mannen hou-
wen de boomen om, de jongelieden graven fnnderings
kuilen. De kerk moet in twee maanden gebouwd zijn:
zoo heeft het opperhoofd het bevolen.
« Midden in een dikken gordel van kokosboomen, op
een terrein van 100 meters in omvang, tusschen rotsen
die voor goden werden gehouden en waarop men aan
Satan olferde, verheft zich thans eene kleine katholieke
kerk, waarop een houten kruis en een driehoekig klok-
ket.trenlje staat, dat niet zeer hoog is, maar van eene
geheel christelijken vorm. Ik heb liet geluk gehad dit
kleine door een pas tot het geloof bekeerde volk geim-
proviseerde werk zelf in te wijden, om er de litaniën
tan het avondgebed in vrome klanken te hooren weg-
smelten, en er eenige strofen van dit loflied te zingen,
het schoonste dat over menschelijke lippen gevloeid is.
Te Deum laudamus,
Te Dominum confitemur.
. .
«Mijne laatste dagen te Muxauen waren, gelijk dit
gewoonlijk gebeurt, de zoetsten en de trooslrijksten.
Mijne heidenen kenden hunne gebeden, een kleinen
katechismus, eenige verhalen uit de Heilige Schrift van
buiten, kortom al wat men weten moet om naar den
hemel te gaan en de hel te ontkomen. Op al mijne vragen
antwoordden zij te gelijk,als een pelotonvuur, de woor-
den psalmodierende, en aan eiken lettergreep eene gelijke
maal gevende. Ik leerde hen twee geestelijke liederen
zingen, een over de eenheid van God, en het tweede
over de Verlossing.
cBbhtojuid,
Missionaris van het Gezelschap van Maria.
o Lipou, 8 april 1861.
-ocr page 125-
ACHTSTE HOOFDSTUK.
EENE SCHOONE KERK TER EE11E VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
I.
Een apostolische missionaris, dien het bisdom van
Nantes edelmoedig aan de verafgelegen missiën van
Oceanië heeft geschonken, de E. P. Padel, Manst, is
sedert meer dan vier jaren met een waarlijk reusach-
tigen bouw bezig, wanneer men in aanmerking neemt
čn het land waarin hij het heilig Evangelie verkondigt,
čn de geringe middelen welke de Voorzienigheid ter
zijner beschikking heeft gesteld. Indien men de moeije-
lijkheden kende van de edele onderneming waaraan hij
zich heeft gewijd, zou men niet kunnen nalaten den
moed en het geloof van dezen missionaris uit Bretagne
en zijne goede doopleerlingen te bewonderen. Vele
christenen zouden zich ongetwijfeld gelukkig aclilen om
dien ijverigen missionaris, die eer doet aan de katlio-
lieke Kerk en aan zijn vaderland te ondersteunen.
Pater Padel dan sticht eene waarlijk monumentale
kerk, ter eere Gods, onder den titel van den heiligen
\'oseph in het eiland Uvea (Wallis), en doet dit met
-ocr page 126-
120
geen andere hulp dan die zijner vrome doopleerlingen.
Deze kerk is gothiek, in den kruisboogstijl vnn de der-
tiende eeuw, met verdubbelde ramen en rozen. Het
gebouw is geheel opgetrokken in gehouwen steen van
dezelfde grootte, zoodat al de steenen binnen en buiten
volmaakt regelmatige lijnen vormen. De buitenmuren
zijn geflankeerd met 20 konterforten met hunne toren-
tjes voorzien. Een toren van 60 voet hoog verheft zich
boven den voorgevel der kerk. Boven den hoofdingang
moet men een groot beeld van dei glorievollen Patriark
plaatsen aan wien de kerk zal worden gewijd. liet ge-
bouw is 140 voet lang. De plannen zijn door een broe-
der Marist, Lodewijk Pichelin gemaakt; Pater Padel,
dooreen onwrikbaar vertrouwen in den heiligen Joseph,
voor wiens glorie hij arbeidt, bezield, heeft zich belast
met de uitvoering dier plannen.
Zulk eene kerk in Frankrijk bouwen, zou geen won-
der zijn, omdat de middelen daar in overvloed gevonden
worden, maar in Oceanië, waar zij ontbreken, is het
eene verhevene akte van geloof. Om de grootheid van
de onderneming van pater Padel te begrijpen, is het
noodzakelijk in eenige bijzonderheden te treden. Het
eiland Uvea, ook Wallis genaamd, is het eerste derge-
nen waarop de missionarissen van het Gezelschap van
Maria het Evangelie verkondigd hebben; Mgr Bataillon
bisschop van Enos, is de apostel van dit eiland geweest,
dat een der schoonste paarlen is aan zijne apostolische
kroon. Men telt tegenwoordig te Uvea omstreeks 3400
inwoners, allen katholieken, in drie parochiën ver-
dčeld: Onze Lieve Vrouw, de heilige Joseph, en de
heilige Petrus. De bevolking van de parochie van den
heiligen Joseph telt 1400 a 1500 zielen, in 11 dorpen
of stammen met hare hoofden verdeeld. In deze plaats
-ocr page 127-
121
werd Mgr Bataillon bij zijne aankomst ontvangen, daar
verkreeg hij zijn eersten goeden uitslag, daar ontving
hij in 1843 de bisschoppelijke zalving. Deze parochie
is dien moedigen prelaat altijd bijzonder dierbaar ge-
weest.
De bewoners der eilanden van Oceanië wonen in
kleine, somtijds vrij bevallige, maar zeer eenvoudig
zamengeslelde hutten; houten kolommen om een weinig
hoog dak te stuiten, bambocshorden in plaats van muren,
bladeren om de hut te bedekken; dit is zeker zeer
primitief; maar het klimaat vordert niet meer. De hutten
der hoofden zijn meestal grooter en beter gewerkt
dan die van hunne onderdanen. Men vindt gewoonlijk
in elke stam eene hut, die grooter is dan de overigen;
deze is bestemd voor de ontvangst van vreemdelingen,
voor de vergaderingen der hoofden.
II
Zoodra de missionarissen de bekeering van eenigen
dezer volkslammen verworven hadden, moest men bede-
plaatsen stichten. Men deed het, naar de gewoonten der
landen, met boomstammen, bamboes en bladeren: dat
was zeer armoedig en zeer eenvoudig. Zoodra men het
heeft kunnen doen, heeft men die geringe kerken met
planken gesloten. Men kon in den beginne niet beter
doen.
De ongeriefelijkheid van deze te kleine kerken in
Oceanië is gemakkelijk te raden: zij duurden niet lang,
een orkaan wierp ze omver. Overigens gaven zij aan die
nieuw bekeerde volken geen hoog denkbeeld van de
godsdienst, en deze scheen slechts op die eilanden ge-
kampeerd: groote kerken wortelen haar in een land. Om
-ocr page 128-
122
hunne doopleerlingen langzamerhand te gewennen om die
groote werken te ondernemen, namen de missionarissen
met hunne woningen eenige proeven van metselwerk.
Toen de eilanders deze muren van eene geheel nieuwe
soort zagen oprijzen, schudden zij het hoofd, zeiden dat
de vreemdelingen gek waren, dat de winden zouden
blazen en de vreemdelingen onder de puinhopen hunner
woningen zouden verpletterd worden. De winden bliezen,
maar het huis bleef staan. Toen kwamen de verbaasde
eilanders in groot getal met hunne schouders tegen de
muren stooten; de muren bleven even onwrikbaar. Het
was blijkbaar dat de huizen papalagi (der vreemdelingen)
hechter waren dan hun hutten.
Het zou echter vermetel geweest zijn om van die
nieuwe christenen langdurige werken Ie vergen tot den
bouw hunner kerken. In die landen geschiedt alles met
heerediensten, maar de langslen duurden op zijn langst
eenige dagen. Men kan die jeugdige bevolkingen gemak-
kelijk in beweging brengen, maar de moeijelijkheid be-
st&at daarin om ze aan den gang te houden. Een van
de bewijzen welken invloed de godsdienst op onze Ocea-
niërs heeft verkregen, bestaat hierin dat de missionarissen
niet hunne doopleerlingen moeijclijke ondernemingen tot
een goed einde hebben weten te doen brengen, hen lange
opofferingen hebben leeren dragen en ze tot eene waarlijk
bewonderenswaardige volharding hebben gebragt. Reeds
heeft men in Oceanië verscheidene groote kerken in steen
gebouwd, die aan goede parochičn in Frankrijk tot eer
zouden strekken. Onder dit getal behoort de kerk van Onze
Lieve Vrouwe van Uvea, die grootendeels verschuldigd
is aan de offervaardigheid van den Eerwaarden Pater
Mériais, missionaris van het bisdom van Nantes.
-ocr page 129-
123
III.
Keeren wij terug tot de kerk door Pater Padel, zijn
landgenoot en ambtsbroeder, gebouwd. Gedurende twee
jaren hebben zijne parochianen met levendigen aandrang
verlof gevraagd om hunne kerk te bouwen; zij verkre-
gen het in de maand julij 1859. Mgr*Balaillon verklaarde
hun toen hij het verlof gaf zeer uitdrukkelijk, dat zij
van hem geen hulp konden wachten, dat zij alles zelven
moesten doen. Deze verklaring ontmoedigde hen volstrekt
niet. Hun missionaris, die vol geloof is, ri^p uit: «God
is met ons: wij arbeiden voor den heiligen Joseph, dus
zullen wij slagen, hoe afschrikkend de onderneming
moge zijn, omdat het ons aan middelen ontbreekt.»
De eerste steen van de kerk van den heiligen Joseph
van Wallis is gelegd en gewijd in november 1859; de
werken zijn eigenlijk pas in 1860 begonnen. Het met-
selwerk moet nu geheel geëindigd zijn; daartoe is derhalve
vier jaren noodig geweest; intusschen zijn de werken
bijna niet afgebroken. Die groote kerk toch is op eene
dier eilanden gebouwd welke men in Frankrijk gewoon
is wilden eilanden te noemen; en welligt ten onregte;
maar het is waar dat men er bijna niets vindt van het-
geen noodig is om een groot gebouw te stichten, Pater
Padel schreef eens in zijn pittoresken stijl: «Ik heb zes
en dertig ambachten gehad en zeven en dertig rampen.
Vader, komt mij een mijner arbeiders zeggen, mijne
wiggen zijn versleten, mijn beitel snijdt niet meer; het
slijpen helpt niet meer, hij moetin de smidse. —Goed,
maar er is geen steenkool meer; hebt gij houtskool? —
Neen, Vader.— Wel, maak dan houtskool, als zij gedoofd
is, moet gij haar brengen, dan zullen wij uwe gereed*
-ocr page 130-
124
schappen smeden. Een andere komt: ,. Vader, mijne werk-
tuigen deugen niet meer, mijn beitel is te kort, ik stoot
mij op mijne vingers. — Dan zou hij in de smidse
verlengd moeten worden. — Maar de blaasbalg is ook
al versleten, hij heeft gepn ziel meer.— Wacht, als er
een schip zal komen, zal ik zeildoek koopen en een
nieuwen blaasbalg maken, en dan zullen wij smeden.»
Ziedaar eenige mijner zes en dertig ambachten. Derhalve
ontbreken de werktuigen, en ik moet honderd kunsten
vinden om in dat gebrek te voorzien. Daar is geen
ander middel van vervoer dan de schouders der mannen,
die aldus ontzettend groote steenblokkcn op draagbaren
vervoeren (I).
Deze bouw is uitsluitend het werk van de inlandsche
parochianen van pater Padel. Behalve hij en de Broe-
der, heeft geen blanke daaraan de hand gehad. Gelijk
de parochie van den heiligen Joseph uit elf stammen is
(1) Men leest in den Mémorial de VAllier, yan 16 mei 1865:
„ Lang voor de inbezitneming onzer achoone kolonie van Oceanië,
waren de EB. PP. Maristen op dit eiland gekomen, en deze
moedige missionarissen hadden, met levensgevaar, de leer der
beschaving en des geloofs onder die stammen van menscheneters
verspreid. Door hen werden de eerste europesche huizen opge-
rigt: door hen werden de eerste europesche planten geplant,
door hen eindelijk leerde de eerste mecanieke zagerij, de eerste
molen aan de wilden de kunst om planken en meel te maken.
Boor het gezigt van dien nuttigen arbeid gewenden zij het on-
beschaafde verstand van de inboorlingen om een beter denkbeeld
te verkrijgei van de zedelijke meerderheid hunner offerwillige
gasten.
Na talrijke worstelingen, bleven zij op verscheidene punten
gevestigd, en dank zij hun onderrigt, verdween de menscheneterij
bijna geheel uit de lauden die zij bewoonden en waarover hun
invloed zich uitstrekte.
Toen de fransche bezetting kwam, die zij met eene zeer na\'
-ocr page 131-
125
zamengcsleld, is de kerk in elf gedeelten verdeeld. Elk
dorp moet hel gedeelte bouwen wat daartoe door den
bisschop is aangewezen. Waarlijk bewonderenswaardig in
dit werk is de ijver en de vreugde waarmede iedereen
zich daartoe leent. Elk dorp werkt gedurende cene week,
en er blijven er tien over om zijne aanplantingen te
bearbeiden, steenen te graven, te vervoeren en te hou-
wen.» Als maandag morgen daar is, schrijft pater Padel,
ziet gij mannen, vrouwen , kinderen aan het werk komen.
De mannen maken dn steigers, en doen het andere ruwe
werk; de vrouwen brengen steenen en halen die met
katrollen op. Zij brengen ook kalk , zand, water, maken
mortel, enz.; zij doen met tien of vijftien wat twee of
drie mannen zouden doen: maar wat zij doen , is gedaan
en zij zijn voldaan. Allen zingen, allen zijn tevreden.
Men zweet, men drinkt kava, men schreeuwt, men
maakt veel leven; en ik, de pastoor, kalm onder al dat
geraas, met do eene hand het model in blik van een
steen houdende, en met de andere op mijn houten meter
steunende, als de officier van genie op zijn degen, ik
bestuur de arbeiders met gebaar en stem.
«Wat welligt het meest belang zou inboezemen is
den algemnenen maaltijd te kunnen bijwonen. Menige
mannen van het dorp dat de week heeft, blijven om
de levensmiddelen van al de arbeiders toe te be-
reiden. Wanneer het eten gekookt is, brengen zij
tuurlijkc v re 11 gil e. begroetten, verdubbelden de Mamten hunne
krachtsinspanning, en terwijl de kolonisatie de eerste huizen van
Port-de-Fraice bouwde , gingen zij dieper in het binnenland ,
durfden de volken te bezoeken die de gezanten van het groote
lioofd der blankj stam,
zooals de Kanacks zich uitdrukken, gezien
hadden, en alom lieten zij een vruchtbaar spoor, Want zij droegen
\'Ie banier van het christendom en de beschaving mede.
-ocr page 132-
12G
het in manden welke zij op eene rij op den grond voor
den waardigste der vergadering plaatsen. Het zijn
ignamen, bananen, viscli, kokos, met verscheidene
schotels die in Frankrijk geheel onbekend zijn. Van tijd
tot tijd, als men ecu gewigtigen steen, als men den
hoeksteen geplaatst heeft, ziet gij te midden van die
manden twee of drie, zelfs vier heele gebraden varkens
liggen. Hun goede geur wekt de vreugde en den eetlust
van de geheele vergadering op. Men maakt kava, men
verdeelt de levensmiddelen, men verdeelt de varkens,
de priester zegt het liencdicite, en allen maken zich
gereed om eer aan de keuken te doen. De metselaars
geven zich de moeite niet om hunne plaats te verlaten;
men hijscht hun deel met eene katrol naar boven, en ze
eten op den steiger.•>
Zoo is de loop der zaken bijna alle weken sedert
vier jaren geweest, en het heeft niemand verveeld. Den
missionarissen is het gelukt om aan eenige honderde
jongelieden te leeren den steen te houwen, en zij doen
dit zeer goed. Men heeft ook metselaars moeten vormen;
P. Padel heeft er zes die al het werk van zijne kerk
hebben gemaakt. Elk dorp was belast met hunne voe-
ding: het voedsel, een klein geschenk van kleederen,
zij hebben geen andere belooning gevraagd. De moeije-
lijkste arbeid heeft bestaan in het graven en het ver-
voeren va., steenen. Dewijl die goede lieden niet uitstekend
voorzigtig zijn, en zij al spoedig zouden vergeten om
de eenvoudigste voorzorgen te nemen, hebben de missio-
narissen zich voor dit werk niet van kruid willen be-
dienen, uit vrees dat eenige hunner doopleerlingen met
de mijn zelve in de lucht zouden springen. Zij hebben
dus dezen arbeid met eenige onvoldoende ijzeren voor-
werpen gedaan, die als wiggen moesten dienen, eenige
-ocr page 133-
127
ijzeren hamers en hefbooraeii. Men ging, natuurt ijker-
wijze, langzaam voort, maar in dit land is het geen
gebruik om snel te gaan; te Uvea neemt men er zijn
tijd voor, en overigens blijft er altijd tijd over. Zoo had
men geen ander vervoermiddel om de materialen van de
mijn naar de praauw te brengen, dan de schouderen
der mannen. Zij dragen aldus ontzettend groote slcen-
blokken op draagbaren, niet zonder veel leven en vrij
woeste kreten. Ofschoon zij zich weinig bekommeren om
voorzorgsmaatregelen te nemen, overkomen hun geen
ongelukken. Het is waar dat zij, in navolging van het
vrome gebruik der eerste christenen, zich met hel heilig
kruisteeken wapenen vóór dat zij eenigen last opnemen
of eenig werk beginnen, en zij zijn wijs en gelukkig
genoeg te gelooven, dat dit hen beschermt.
IV.
Zoo ziet men onder die ver afgelegen bevolkingen
eene herinnering verschijnen van die edele en reus-
achtige ondernemingen, welke men in de middeleeuwen
bewonderde, toen onze vadereu die wondeischoone kerken
stichtten , welke eene van de schoonste sieraden van onzen
geboortegrond uitmaken. De Wallisičrs, verbausd over
de hooge muren, welke zij bouwden, terwijl al hunne
huizen zeer laeg zijn, zeiden eens aan P. Padel:
—  Vader, boe hoog zijn die muren! moeten zij nog
hooger worden?
—  Ja, ja, zij zullen nog veel, veel hooger worden.
—  Ho, vacbr, waar zullen ze dan wel komen?
—  Altijd hemelwaarts ....
Toen zij daarover hunne verwondering te kennen gaven,
voegde de missionaris daarbij:
-ocr page 134-
128
—  Verveelt het ulieden, om voor den goeden God
en den heiligen Joseph te arbeiden? Vindt gijlicden dat
de arbeid te lang duurt en te moeijelijk is?
—  O! neen, Vader, maar wij wilden welen waarom
gij verlangt dat die muren zich steeds ten hemel ver-
heffen.
—  Hoort eens, kinderen, zeide de missionaris, eene
kerk is het beeld des hemels , waarin wij na dit leven
met den goeden God zullen gaan wonen. Die muren,
welke altijd, altijd ten hemel opstijgen, zullen u en uwe
kinderen steeds herinneren, dat uwe gedachten, uwe
genegenheden altijd tot den hemel moeten opklimmen.
—  O! dit is schoon! riepen allen uit. Vader, wij
zullen werken, zoolang als gij zult willen.
Hij, die dit verslag schreef, heeft het grootste gedeelte
van hetgeen hij verhaald heeft, met eigen oogen aan-
schouwd, en de eenvoudigheid en de levendigheid van
het geloof dezer goede doopleerlingen, heeft hem bij-
zonder getroffen. Behalve den gcmeenschappelijken arbeid
dien zij, even als de mannen, aan de grootc onderneming
moeten doen, hebben de vrouwen van de parochie van
den lieiljgen Joseph zich nog eene andere dienst willen
opleggen. Zij vervaardigen kokosolie en de opbrengst dier
olie hebben zij gegeven om een fraai beeld van de heilige
Maagd te koopen. Zij gaan met het vervaardigen van
olie voort, omdat zij zelve het groole beeld van den
heiligen Joseph, dat het voorportaal harer kerk zal ver-
sieren, willen betalen. Ach! dat de heilige Joseph haar
voor hare vrome toewijding zegene!
Nu heeft men ook voor het houtwerk dier groote
kerk moeten zorgen. Ongelukkigerwijs heeft men in de
bosschen van het eiland Uvea, de voornaamste stukken
voor dit houtwerk benoodigd , niet kunnen vinden.
-ocr page 135-
129
Zestig jongelieden, zijn, onder geleide van pater Pichelin,
naar Jutuna, het digtst bij gelegen eiland vertrokken,
dat evenwel meer dan veertig mijlen ver ligt, en dačr
hebben zij zich, na veel vermoeijenis, het hout ver-
schaft, dat hun ontbrak. Sedert de maand julij zijn zij in
hun land teruggekeerd, en men maakt nu het hout-
werk. Hopen wij dat dit gedeelte der groote onderneming,
maar dat ontzaggelijke a-oeijelijkheden oplevert, even
als het eerste zal gelukken, dcor de magtige voor-
spraak van de heilige Maagd en den heiligen Joscph,
aan wie de missionaris eiken morgen hulp en bescher-
ming vraagt.
Dan zelfs zal pater Padel nog ver zijn van het einde
zijner moeijelijkheden. De kerk zal moeten onder dak
gebragt worden; dat dak nu zal uit Europa moeten komen,
hetzij men lei aanneme, hetzij men zich met zink tevreden
stelle, wat veel goedkooper wezen zal. Men zal ijzerwerk
voor de deuren en de vensters moeten hebben en glas
voor deze laatsten. Altaren, een kruisweg en wat al meer
zal noodig zijn. Niets van dit alles nu is op de plaats
aanwezig: de inwoners kunnen wel hun arbeid geven,
maar hoe groot hunne persoonlijke offerwilligheid ook
zij, hulpmiddelen hebben zij niet of bijna nbt. Indien
derhalve eenige goede zielen een missionaris te hulp
zouden willen komen, wiens moed en geloof bewonderens-
waardig zijn; indien zij verlangen moglen dal de verecring
van den heiligen Joseph op de verst verwijderde stranden
der wereld voortgang zal maken, mij dunkt hunne lief-
dadigheid zou Gode al zeer aangenaam en voor haar zelven
hoogst verdienstelijk wezen. Hoe aanzienlijk de hulp ook
zijn moge door het werk van de Voortplanting des
(ďeloofs aan de missiën van Oceanië verstrekt, is het,
uit hoofde van den zeer grooten afstand, de behoeftige
-ocr page 136-
130
beid dezer eilanden, het getal der missiën, onmogelijk
om zelfs in de dringendste behoeften te voorzien.
Mgr Batoillon bevindt zich dus in de treurige nood-
zakelijkheid om zijne dierbaarste kinderen en een zijner
ijverigste missionarissen niet in hunne groole onder-
neming te kunnen steunen. Daarom heeft pater Padel.
in zijne verafgelegene woonplaats van Oceanië, aan de
edelmoedigheid, den ijver en de ware godsvrucht zijner
landg°nootcn gedacht; hij heeft gehoopt dat ^ijn? geboorte-
stad hem zou bijstaan en dat hij het geluk zou smaken
om weldra de laatste hand te leggen aan het monument
dat zijn geloof hem heeft doen ondernemen. Dagelijks
bidt hij voor zijne weldoeners: \'s woendags vooral draagt
hij voor hen het heilig Misoffer op. Hij zal gelukkig zijn
aan zijne doopleerlingen den naam van zijn land met liefde
te kunnen noemen en hen te verhalen welk eene edel-
moedige offervaardigheid men in Bretagne vindt; zij
zullen zich ongetwijfeld door vurige gebeden met de dank-
baarheid van hun missionaris vereenigen. — Het prae-
tisch besluit van dezen zoo treffenden trek zal zijn dat
onze ijver voor het bewonderenswaardige werk van de
voortplanting des geloofs, een der gloriën van de Kerk
in Frankrijk, zal ontvlamd worden.
V.
Wie uwer, getrouwe dienaars van den heiligen Joseph,
heeft niet somtijds, wanneer hij met ihgetogene gedachten
en met de aandoening van zijn geloof, de Annalen onzer
missiën las, zijne ingewanden ontroerd en zijn geest in
zich zelven bewogen gevoeld, en heeft niet onwillekeurig
met eene bewondering aan vrome spijt gepaard, gezegd:
«Mijn God! hoe schoon zijn op de toppen der bergen.
-ocr page 137-
131
in de bedding der stroomen, op de golven der zee, ia
de diepten der wouden, in de eenzaamheid der gras-
vlakten, de stappen dier evangelische werklieden, die
den vrede des Evangelies verkondigen, die den nienschen
de goederen des hemels brengen, die aan Sion zeggen:
«Sta op, glansrijk van licht, schud uw slof af, leg uwe
rouwkleederen neder, breek de banden van uwe lange
gevangenschap, want de dag der verlossing nadert, want
zie het licht komt tot u, en de glorie des FFeeren heeft
schitterend over u geschenen!» Waarom ben ik niet ge-
roepen om hun arbeid, hun strijd, hunne zegepraal te
deelen. Den waren God doen kennen en zijne liefdewet,
het rijk des duivels en de heerschappij der afgoden
vernietigen, de volken die in de duisternissen en in de
schaduwen des doods gezeten zijn, verlichten, kinderen
aan de Kerk en uitverkorenen aan den Hemel geven,
die zielen zalig maken, terwijl men zijne eigene zalig-
heid bewerkt: o welk eene roemrijke loopbaan, en aan
zijn einde, welk eene schitterende kroon! Maar, helaas!
mijne nederige roeping mag zich zulk eene hooge vlugt
niet aanmatigen.
Ongetwijfeld, de menigte der geloovigen kan dit alles
niet bereiken, maar gij, gelukkige leden van de Voort-
planting des geloofs, gij kunt het wél! Zoodra ge u
in hare rijen schaart, geven uw gebed, uwe aalmoes
u regt op al de vruchten, op al de verdiensten, op al
de glorie van het werk zelf, verdiensten der apostelen,
verdiensten der belijders, verdiensten der martelaren.
Gij onderwijst den katechismus, gij predikt, gij doopt,
door al die monden en al die handen, de werktuigen
van uwen ijver; gij zult door al dien moed die uwe
liefdadigheid ondersteunt, zegepralen; gij hebt uw aan-
deel aan al wat zij ondernemen, aan al wat zij vol-
-ocr page 138-
132
brengen, aan al wat zij lijden, aan al wat zij slagtoffe-
ren ter ecre van God en tot zaligheid van de menschen,
zegt een welsprekend kerkvoogd. Wanneer zij al hunne
krachten uitputten om het voetspoor van den wilde te
volgen, wanneer zij weenen over het verlies van hunne
kudde, die door de mishandelingen van de Bedoeďenen
der woestijn is verwoest, wanneer hun vleesch verscheurd
wordt door de geeselroede der mandarijnen, dan is
dat uw zweet, het zijn uwe tranen, het is uw bloed
dat vloeit. Ja, omdat gij bidt en aalmoezen geeft, bouwt
gij die kerken waarmede de grond van de Staten der
linie bedekt wordt; zijt gij het die de scholen opent
waarin de kinderen van den Griek en den Armeniër,
een voor een, de vooroordeelen hunner secte voor de
heldere verklaring van de roomsche leer zien vallen;
zijt gij het die deze ontluikende cliristenmaatschappij in
stand houdt, daar gij den herder wiens al te zeldzame
bezoeken hare toekomst in gevaar iragten eene woning
geeft. Eiken dag, elk uur van den dag, wordt uwe
schatkamer met de mindere verdiensten, verbonden aan de
vervulling van de pligten van uwen staat, vermeerderd; en
daarenboven, zonder dat gij uw huis verlaat, uwe rust
opoffert, de gevaren op land en ter zee trotseert, bijna
zonder daaraan te denken, verrijkt gij haar met al de
goederen, die de beoefening der heldhaftigste deugden
medebrengt. En wacht u wel van de tegenwerping
te maken dat zulk een gering aandeel aan den arbeid,
zulk eene verwijderde medewerking tot de onderneming,
u het regt niet kunnen bezorgen om zulk een prach-
tigen buit te deelen. Een op zich zelf staand goed werk
beeft, inderdaad, slechts de waarde van het onmiddelijk
goed dat het verschaft. In de vereeniging is het anders;
daarin werkt elk element met de kracht van het geheel
-ocr page 139-
133
en kan het dus ook al de eer en al de vrucht door de
«menwerking verkregen, voor zich opvorderen. Het is
de straal der zon die met al hare hitte zamengevat in zijn
brandpunt brandt, het is de daauwdruppel die al de
schatten rijk is, welke de vruchtbare wolk over onze
velden uitstort.
-ocr page 140-
HOOFDSTUK.
NEGENDE
KRACHT DER NOVENEN TER EERE VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
De oefening der novenen is zeer oud in de Kerk die
haar dikwijls niet kostbare aflaten verrijkt heeft. Men
heeft het getal negen bij voorkeur boven elk ander aan-
genomen, om de allerheiligste Driecerheid te vereeren,
door drie dagen aan ieder der goddelijke personen toe te
wijden, of om eiken dag der noveen onder de bescher-
ming van een koor der engelen te stellen, en zekerder,
door hunne voorspraak , de gunsten te verwerven welke
men vraagt. Daar zijn in het leven ontelbare gelegen-
heden dat men de eene of andere bijzondere gpnade
behoeft om aan hevige bekoringen weerstand te bieden,
om ecne groote beproeving moedig te verdragen of om
den wi! Gods te kennen en te vervullen. Het voorbeeld
der heiligen nu en eene lange ondervinding hebben
bewezen dat eene godvruchtige noveen ter eere van
Maria of van den heiligen Joseph een bijna onfeilbaar
middel is om te verkrijgen wat men door hunne alver-
mogende lusschenkomst aan Jesus vraagt.
Hoeveel lijdende zielen hebben eene vurige noveen
aan den heiligen Joseph gedaan en zijn vertroost ge-
-ocr page 141-
135
worden, hoeveel bekeeringen die wanhopig schenen,
zijn door deze heilige oefening verkregen geworden!
hoeveel roepingen hebben gezegevierd over de liinder—
palen welke meu haar in den weg legde! hoeveel getrouwe
kinderen van Ma.ia zijn zacht en heilig gestorven, nadat
zij het alle jaren door eene noveen aan den heiligen
Joscph, den patroon der stervenden, hadden gevraagd.
Op zijn feestdag kan de glorievolle Bruidegom van
Maria niets weigeren aan degenen, die zich door deze
heilige oefeningen hebben voorbereid om hem godvruchtig
te vieren.
Het is goed die noveen tot den heiligen Joscph te doen
vóór zijne voornaamste feesten, die in de Kerk worden
gevierd: de 21 januarij, Verloving van de allerheiligste
Maagd met den heiligen Joseph;
— de 19 maart, feest-
dag vanden heiligen Joseph
(I); — de dirde zondag na
Paschen, patroonfeest van den heiligen Joseph.
Men kan ook de eene of andere bijzondere rmstan-
digheid kiezen waarin men eene grooiere hulp van den
hemel behoeft, bij voorbeeld voor de eerste heilige com-
munie of de religieuse professie, voor eene retraite, om
daarmede zijn voordeel te doen, enz. enz.
Eindelijk worden al de trouwe dienaars van den heili-
gen Joscph verzocht die noveen te houden ter intentie
van onzen Heiligen Vader, die ten prooi is aan de
schandelijkste vervolging en aan de heiligschenuendste
huichelarij.
Om die noveen ter ecre vanden heiligen Joseph heilig
te doen en groote voordeelen daaruit te trekken voor
uwen geestelijken vooruitgang, is het goed 1° zorg te dragen
(1) De noveen tot voorbereiding voor het feest van den heiligen
Joseph begint den 10 maart.
-ocr page 142-
436
uw geweten te zuiveren door eene goede biecht, den
dag vóór de noveen; 2° met godsvrucht tot de Heilige
Tafel te naderen, in de eerste dagen der noveen, als gij
kunt; 3° indien uw toestand het gedoogt eene heilige mis
te doen lezen, welker vrucht gij in de handen van den
Heiligen Joseph zult stellen; 4° naauwkeurig en met veel
ijver de gebeden te doen, die voor eiken dag der noveen
rijn aangegeven; b°. daarbij, naar den raad van uwen ziel-
bestierder, eenige goede werken te voegen, eene aalmoes,
eene kaars laten opsteken voor het beeld van den heili-
gen Joseph, eenige boetedoening verrigten, maar u voortl
op de versterving van uwe hartstogten en uwen wil toeleg-
gen , en eene groote getrouwheid beloonen om de deugden
na te volgen van welke deze groote Heilige u zulke schoone
voorbeelden heeft gegeven; 6°. het is ook goed, om zeken-
der te zijn van verhoord te worden, iels aan den heiligen
Joseph to beloven, om hem uwe dankbaarheid te betuigen:
bij voorbeeld om gedurende eene maand, alle woensdagen,
de schoone gebeden zijner zeven droefheden en zijner
zeven blijdschappen te bidden, de oefening der Zeven
Zondagen
ter zijner eere te houden; maar gij moet u
niet door eeue gelofte verbinden om die vrome werken
te doen zonder uwen biechtvader daarover geraadpleegd
te hebben; 7°. eindelijk op den laalsten dag der noveen
met zeer veel vurigheid tot de Heilige Tafel te naderen,
en u aan den heiligen Joseph toewijden.
Laten wij, op het voorbeeld van al de ware kinderen van
Maria, getrouw zijn om haren engelachtigen Bruidegom
te verenen; het is onmogelijk dat men Maria liefheeft
zonder den heiligen Joseph lief te hebben, en die
hem niet bemint, moet natuurlijk haar niet beminnen.
Deze beide devotiën versterken elkander en helpen
ons om aan Jesus de liefde te geven, die wij Hem
-ocr page 143-
137
verschuldigd zijn. Indien de heilige Bernardus heeft
gezegd: Per Mariam Uur ad Jesum, door Maria gaat
men tot Jesus, vinden wij geen bezwaar om daarbij
te voegen: Door Maria gaat men tot Joseph, en door
Joseph tot Maria, en door beide tot Jesus, en door
Jesus tot Maria en tot Joseph, kortom, Jesus, Maria en
Joseph moeten in onze liefde nooit gescheiden zijn.
ERKENTELIJKHEID VAN TWEE KINDEREN VAN DEN
HEILIGEN JOSEPH.
2 september 1866.
«.Nog onder den indruk eener levendige erkentelijk-
heid, komen wij u eene nieuwe gunst mededeelen van
onzen welbeminden beschermer, den heiligen Joseph.
«Sedert lang vraagden wij hem met aandrang eene
genade die ons zeer kostbaar was en voordeelig voor
onze ziel; hij scheen doof vqor onze gebeden of ons ver-
trouwen nog langer op de proef te willen stellen. Eene
onverwachte omstandigheid kwam eene straal van hoop
voor onze, oogen doen schilferen, maar het was nog ver
van hetgeen wij vraagden. De personen van wie dit afhing
waren geheel tegen onze verlangens en verzpeken, hos
meer, wij op ons verzoek aandrongen, hoe vijandiger zij
ons schenen te worden. Het oogenblik van den heiligen
Joseph kwam eindelijk. Op zekeren avond, na te vergeefs
gesmeekt, bezworen en slechts steeds krachtiger weigering
te hebben ondervonden, gingen wij treurig, maar niet
ontmoedigd weg; wij wierpen ons beide voor de voeten
-ocr page 144-
138
van den heiligen Joseph en schreven ieder een klein ver-
zoekschri t, dat wij aan den voet van zijn beeld neder-
legden: — Heilige Joseph, zeide de eene, indien gij
ons verhoort, beloof ik u eene novene van kruiswegen
te doen om de zielen die u het meest ter harte gaan
uit het vagevuur te verlossen. — De tweede: heilige
Joseph, mijn goede beschermer, verkrijg mij die genade,
en ik zal u zeer liefhebben. Vervolgens deden wij zamen
de belofte om, indien wij verhoord weiden, aan den
Propogateur te schrijven en een kaarsje uit dankbaarheid
te laten branden.
«O goedheid, o magt van den heiligen Joseph! meer
was er niet noodig: onze gunst werd verkregen. Den
volgenden morgen, zelfs vóór dat wij de personen die
ons den vorigen dag geweigerd hadden, bezochten, zeide
men ons dat zij besloten hadden om onze verlangens te
bevredigen. Inderdaad, zonder hun iets nieuws te zeggen,
verleenden zij ons meer dan wij vraagd( n. Verscheidene
bijzondere gunsten hebben deze gevolgd .... Onze
dankbaarheid jegens onzen beminnelijken en magtigen
beschermer is zeer groot en kan niet groot genoeg zijn.
«Zoudt gij de goedheid willen hebben, eerwaarde
pater, om ons door uwe gebeden (e helpen om altijd
getrouw te zijn aan de genaden, welke de heilige Joseph
voor ons verworven heeft; bid opdat ons verlangen van
hem te beminnen en hem te doen beminnen, altijd vuriger
zij, opdat wij met al onze krachten mogen werken om
hem harten te winnen en de devotie tot hem te bevorderen.
«Ontvang, enz.
Twee kinderen van den heiligen Joseph.»
-ocr page 145-
139
CENEZING VAN EENE ZUSTER.
«Castres, 10 april 1866.
«Sedert verscheidene maanden had ik in mijn huis
eene zuster, die door eene slijmkoorts was aangetast,
ten gevolge waarvan zij ook eene zweetziekte kreeg;
haar staat boezemde ons veel ongerustheid in, want
hij werd van dag tot dag erger. Talrijke gebeden wer-
den tot de heilige Maagd en den heiligen Joseph gerigt
om hare genezing te verkrijgen; maar beide schenen
eerst ongevoelig voor onze smeekingen. Ik was diep be-
droefd. ... Op zekeren dag, bedroefder zijnde dan ge-
woonlijk, deed ik de gelofte om een zilver verguld hart
aan de heilige Maagd te geven, indien zij aan onze
dierbare zieke genezing bezorgde. Was dit aangenaam aan
de goede Moeder? Het is mij niet bekend; maar al wat
ik weet is, dat, van dit oogenblik af, de zieke, of-
schoon langzaam, aan de betere hand geraakte; zij ging
van dag tot dag vooruit, op zekeren dag zelfs konden
wij zeggen: Zij is genezen. Deze beterschap werd natuurlijk
toegeschreven aan de gelofte aan de heilige Maagd gedaan.
De heilige Joseph had ongetwijfeld tot de genezing mede-
gewerkt, maar de glorie daarvan werd grootendeels
aan de goede Moeder gegeven. Was de heilige Bruidegom
van Maria verstoord ? Dat mag men niet zeggen; maar op
den schoonen feestdag van den heiligen Joseph is zuster
P. weder ingestort, haar staat was erger geworden dan
de eerste. Wij haastten ons toen op nieuw onze toevlugt
tot den heiligen Joseph te nemen en hem te zeggen
(lat wij ditmaal eene volkomen genezing van hem ver-
-ocr page 146-
140
wachten. Om die gunst te verwerven, deden wij ver-
scheiuene beloften, onder anderen: om drie personen
op zijn tijdschrift te abonneren, om eene heilige Mis te
laten lezen en de verkregen genade in zijn Propagaleur
te vermelden; eindelijk om aanstonds eene noveen te
beginnen, waarin wij de litanie van den heiligenJoseph
zouden bidden en zevenmaal het Onze Vader ter eere van
de zeven vreugden en de zeven droefheden. Alle dagen
van de noveen legden wij ons de kleine versterving op
om gedurende een uur te zwijgen en beurtelings voor
het altaar van den heiligen Bruidegom van Maria te
gaan bidden. Ziedaar, eerwaarde pater, onze kleine
oefeningen, en, zal ik het met geluk en tot de glorie
van onzen welbeminden Vader zeggen, wij zijn verhoord
geworden! . . . Zuster P. is hoe langer hoe beter ge-
worden, en, na verloop van acht dagen, den term dien
men den heiligen Joseph had bepaald voor hare gene-
zing, is zij bij de kinderen (zij is eerste ondcrwijzeresse
op de kostschool) kunnen terugkomen.
«Ontvang, enz.
Zuster L., religieuse van den heiligen Joseph.
EElfE ROEPING DOOR DEN HEILIGEN JOSEPH BEGUNSTIGD.
V OV Til <,\' !\'• \' \',       \'f} ,|.,.»..i r.» ,„| ,,,,)) ,.,(•........,i(
Nantes, 28 october 1866.
«Ongeveef zes jaren geleden werd ik door eene zeer
bijzondere bescherming van de heilige Maagd in een
religieus huis geplaatst. Ik ben daar driemaal ziek ge-
-ocr page 147-
Ui
woest en telkenreize had ik te vreezen dat mijn vader
mij daaruit wilde verwijderen. Verleden jaar werd ik,
op zulk een tijdstip, behalve door ander lijden, door
eene zeer zware koorts aangetast, die telken dage terug-
kwam, en mij eindelijk zóó zwak deed worden, dat de
geneesheer verklaarde, dat die staat van voortdurende
kwijning waarin ik verkeerde, mij niet meer zou verlaten.
In de vrees dat mijn vader zich stellig tegen mijne roeping
zou verklaren, bood eene religieuse aan om eene noveen
tot den heiligen Joseph te houden, ter eere van zijne
zeven smarten en zijne zeven blijdschappen. Ik beloofde
mij daarmede te zullen vereenigen en mijne genezing in
den Propagatimr te doen opnemen. Intusschen nam mijne
koorts in hevigheid toe; ik moest geneesmiddelen in-
nemen die, ongetwijfeld met eene toelating van God,
verscheidene dagen uitbleven. De laatste dag van de
noveen brak aan; ik bleef, volgens gewoonte, des mor-
gens te bed liggen in afwachting dat het ergste tijdperk
der koorts zou zijn voorbij gegaan; maar, gelukkig,
had ik geen aanval. De zuster, die zich belast had
met het houden der noveen ter mijner intentie, kwam
mij verscheidene malen bezoeken, en kon, met de
overige bewoners van het huis, getuige zijn van hetgeen
de groote goedheid van den heiligen Joseph ten mijnen
gunste had gedaan, want van dit oogenblik af werd ik
hoe langer hoe beter, en ofschoon mijne gezondheid niet
sterk is, is zij toch, dank zij den heiligen Joseph, blijven
voortduren.
«Ontvang, enz.
«Josephine Lullet. »
-ocr page 148-
142
BEKEERING VAN EENE PROTESTANTSCHE JUFVROUW DOOR DE
VOORSPRAAK VAN DE HEILIGE MAAGD EN DEN
HEILIGEN JOSEPH.
Eene protestantsche juffer, een en twintig jaren oud,
was te Parijs opgevoed in eene kostschool door hare
gelootsgenootcn gehouden, en op vijftien jaar tot het
nachlmaal toegelaten; die dag was voor haar het begin
van voortdurende angsten, en tot overmaat van smart,
ontmoette zij niet een dier vriendelijke harten, aan welke
men zijn lijden zoo gaarne mededeelt. Maar God waakt
over de zielen die Hem dierbaar zijn, en wanneer het
uur der genade heeft geslagen, weet hij altijd eene
gunstige gelegenheid te vinden om ze tot zich te voeren.
Door een besluit dier goddelijke Voorzienigheid moest
de jufvrouw hare familie verlaten om in een handelshuis
te gaan door drie jufvrouwen bestuurd; daar wachtte
God haar. Zij vond er ware vriendinnen, en in het
hart dier vriendinnen de goedheid, de zachtmoedigheid,
de liefde, kortom al die deugden welke haar vertrou-
wen moesten winnen en haar in den schoot der ware
godsdienst doen terugkeeren. Hare vriendinnen spoorden
haar van tijd tot tijd aan om hare vrome oefeningen
mede te maken en met haar tot de Heilige Sacramenten
te naderen; maar zij verontschuldigde zich daarvan
onder verscheidene voorwendsels. Op zekeren dag dat
eene harer over het ge\'uk sprak dat men smaakt met God
te dienen, riep zij uit: «O! hoe gelukkig zijt gijliedenJ
mijn hart is geheel verscheurd, ik ben protestant!»
Welk eene verwondering voor die vriendin! De
jufvrouw bemerkt de ontroering welke deze vertrouwe-
-ocr page 149-
143
lijke mededeeling heeft doen ontstaan, en voegt er aan-
stonds bij: Maar, weest gerust, mijn zieke hart kan het
niet meer uithouden, ik wil Gode toebehöoren en den weg
inslaan die mij tot Hem moet voeren. Ik verlang, indien
gij het goedvindt, ecne noveen tot de Heilige Maagd en
den heiligen Joseph te doen: ik hoop alles door hunne
voorspraak. liet voorstel wordt dadelijk aangenomen.....
En welk gebed zullen wij bidden? hervat de vriendin:
Eerst, zegt de bekeerde, zullen wij een tiental roze-
kransen bidden, het
«Gedenk» , en vervolgens de gebeden
die ik nu zal schrijven.
En aanstonds neemt zij een
potlood en schrijft zonder aarzelen de beide volgende
gebeden:
Gebed aan de heilige Maagd.
O Moeder van mijn God! gij kent mijn vurigst ver-
langen, gij weet welke gebeden ik onophoudelijk tot u
rigt: gewaardig u, o de beste der moeders! mij zelve
tot den voet uwer altaren te geleiden. Mijne goede
Moeder, indien gij u over mij ontfermt, dan beloof
ik u plegtig een volkomen vertrouwen, ik beloof u
den toorn en de bedreigingen mijner bloedverwanten
te zullen trotseren, mijne valsche godsdienst, als zij
ten minste valsch is, te zullen afzweren en al de
voorwaarden
der katholieke, apostolische en roomsche
godsdienst te zullen aannemen. Gewaardig u, o Moeder
van mijn God, mijn gebed goedgunstig te verhooren en
u over mij te ontfermen. Amen!
Gebed tot den heiligen Joseph.
Wees gegroet, Joseph, vol van genade: Jesus en
-ocr page 150-
144
Maria zijn met u, en gezegend is de vrucht uwer kuische
Bruid, Jesus. Heilige Joseph, voedstervader van Jesus en
bruidegom van de gelukzalige Maagd Maria, bid voor mij
den God van barmhartigheid, opdat bij zijne goedheid uit-
spreide over eenc groole zondares, die zich al zuchtende
voor uwe voeten komt nederwerpen. Gewaardig u, o
Joseph! gij, heilige bij uitnemendheid, u over mij te ont-
fermen, en bid den lieer onzen God, mij te verlichten
als ik op den dwaalweg ben; gewaardig u in mijn hart
het verlangen te doen opkomen en het vermogen om
waarlijk een kind Gods te zijn..... O heilige Joseph!
ik stel al mijn vertrouwen in u, hopende aan het einde
dezer noveen verlicht te zullen worden. Gewaardig u,
goede vader, u over mij te ontfermen, en verhoor
mijn gebed in den naam van Jesus Christus, onzen
Heer. Amen!
Denzelfden avond werd de noveen begonnen. De beide
vriendinnen gaan alleen naar de kerk; zij rigten hunne
schreden naar het beeld van de heilige Maagd. Daar, aan
den voet van haar altaar nedergeknield, begint de katho-
lieke jufvrouw de overeengekomen gebeden met luider
stem. Toen het gebed tot de heilige Maagd geëindigd
was, gaf de bekeerde, diep getroffen, den vrijen loop
aan hare tranen. Was dit te verwonderen! de hjilige
Maagd had haar hart bezocht! haar hart was verlicht
en gewonnen geworden!
Te huis teruggekeerd, deelt men aan de beide andere
jufvrouwen vertrouwelijk mede wat er was voorgevallen....
Zij besluiten te zamen dat men hiervan kennis moet geven
aan een priester der bisschoppelijke stad. Het antwoord
dat zij ontvangen, doet de jufvrouw en hare vriendin
aanstonds besluiten om de reis naar Langres te onder-
nemen. De heilige Maagd die haar geleidt, brengt haar naar
-ocr page 151-
14b
het klooster van de zusters der Voorzienigheid. De goede
overste en hare zusters, zich gelukkig achtende dat God
haar huis heeft uitgekozen om het tooneel zijner barm-
hartigheden te zijn, betuigen haar de grootste oplettend-
heid en overladen haar met de teederste zorgen. De
jeugdige protestante begint hare geestelijke afzondering
en het huis bidt voor haar. Haar onderrigt dat reeds
was aangevangen, moest nog maar eenigzins voltooid
worden omtrent de voornaamste geschilpunten tusschen
de protestanten en de katholieken; een priester belastte
zich hiermede, terwijl van haren kant, de goede zusters
en hare vriendin, die haar niet verlaten, haar tot den
schoonen dag voorbereiden naar welken zij zoo vurig
verzucht.
Monseigneur de Bisschop kreeg kennis van de stem-
ming der bekeerde en besloot dat zij den 17 september
het heilig doopsel zou ontvangen: dit was juist de laatste
dag der noveen. Den volgenden morgrn had zij het
geluk hare eerste heilige communie te doen in de hei-
lige Mis van Zijne Hoogwaardigheid, en na het heilig
offer, ontving zij het heilig Sacrament des Vormsels.
De vermaningen welke Monseigneur tot dit dierbaar
kind rigtte, maakten den levendigslen indruk op haar
hart en op het geheele huis: zoete tranen vloeiden uit
ieders oogen.
Deze roerende plegtigheid had plaats in de kapel
van de zusters der Voorzienigheid; het was de dag
zelve waarop achttien novicen het heilig ordeskleed ont-
vingen! Het feest was schoon en volmaakt, gelijk al de
feesten welke de heilige Maagd toebereidt.
De jeugdige bekeerde, ten toppunt van geluk, vond
geen uitdrukkingen voor het gevoel van vreugde waar-
mede haar hart vervuld was. Doordrongen van de
10
-ocr page 152-
146
levendigste dankbaarheid, en jegens God, en jegens al
degenen, waarvan hij zich bediend had om haar tot de
katholieke godsdienst terug to voeren, keerde zij, God
zegenende, bij hare vriendinnen weder, die haar ont-
vingen als een engel, uit den hemel gedaald.
GENEZING VEnKHKGKN DOOR EENE NOVEE.N.
Het is wel hard, als men nog jong is, op het schoon-
ste oogenblik zijns levens, zich plotseling door ziekte
en lijden belet te zien om de studiën voort te zetten die
eene degelijke opvoeding moeten voltooijen. Wanneer
men aan eene beproeving onderworpen wordt moet men
zich met vertrouwen lot den heiligen Joseph wenden,
en daarin het vooibeeld volgen van degene die ons den
volgenden brief heeft toegezonden:
„ Kerwaarde Pater,
«Door u het volgende te schrijven voldoe ik aan eene
belofte welke ik aan den heiligen Joseph heb gedaan.
Sedert drie jaren maakten hevige zenuw hoofdpijnen mij
geheel onbekwaam om mijne studiën voort te zetten,
en veroorzaakte;) mij zeer veelvuldige slapelooze nachten.
«Ik had mij tot de heilige Maagd gewend, haar smee-
kende zoo niet genezing dan toch vcrligting voor mij
te verkrijgen. Hetzij om mij te beproeven, hetzij om
eene andere reden bleven mijne gebeden onverhoord;
en zelf3 werden gedurende de drie laatste maanden de-
pijnen zooveel heviger dat ik meermalen daags buiten
-ocr page 153-
147
kennis geraakte; deze toevallen gingen vergezeld met
eene aanhoudende slapeloosheid. Op zekeren dag dat ik
mij zeer ongesteld gevoelde, gaf een mijner medeleer-
lingen mij het denkbeeld aan om cene noveen tot den
heiligen Joseph te houden.
«Dewijl ik tot toen niet veel vertrouwen noch devotie
jegens dien heilige had gehad, aarzelde ik. Intusschen
voldeed ik, ofschoon met onverschilligheid, aan zijn ver-
langen ; al de leerlingen der kostschool begonnen de noveen
met mij. Reeds den eersten dag gevoelde ik mij een
weinig verligt. Toen ziende dat de heilige Joseph al
medelijden met mij had, deed ik hem verscheidene be-
loften, onder andere die van gedurende mijn gansche
leven eene groote devotie jegens hem te] hebben als hij
mijne genezing verkreeg: hij heeft zich gewaardigd mij
te verhooren. De noveen is den 23 november geein-
digd, en sedert dien dag heb ik geen hoofdpijn hoege-
naamd meer gehad. Ik heb eenigen tijd uitgesteld met
u dit mede te deelen om de vermogende bescherming van
den heiligen Joseph beter te kunnen getuigen.
«Ontvang, enz.
«Mctz, C december 1864.
M. S.
-ocr page 154-
I\'
TIENDE HOOFDSTUK.
DE DAG DES HEEREN.
De zondag is de dag des Heeren, dewijl die dag het
beeld en als een verzwakt schijnsel is van dien eeuwi-
gen dag, van die onveranderlijke rust waarin hij met
zijne Heiligen hecrscht, en waarin de stille verrukking
zijner uitverkorenen, vervoerd in de beschouwing zijner
grootheden, alleen door de harmonieuse geluiden der
hemelsche concerten wordt afgebroken.
De zondag is de dag des Heeren, omdat hij op dien
dag de eenige hulde ontvangt die zijner oneindige
grootheid waardig is. Het is bijzonder op zondag dat de
mensch, de duizende zegeningen vergaderende welke
al de schepselen der natuur tot hun Schepper rigten,
en ze met de vlam van het gevoel en de liefde bezie-
lende, haar die waarde geeft welke haar aangenaam
maakt aan de goddelijke Majesteit.
In de verstrooijing waarin de meeste menschen leven,
is het van gewigt dat er een dag zij, bijzonder bestemd
om hen tot God terug te voeren. De veeren onzer ziel
worden, door hare aanhoudende spanning, alligt verslapt;
zij zullen weldra werkeloos blijven indien zij niet onop-
-ocr page 155-
149
houdelijk opgewonden worden. De terugkeer van een
wekelijkschen feestJag die de christenen in hunne tem-
pels doet bijeenkomen, om het Offer, in vereeniging met
den priester, op te dragen, moet hun noodwendig heil-
zame overwegingen aan de hand geven. Het geweten
ontwaakt in tegenwoordigheid van de doopvont waarin
zij gezuiverd werden, van den heiligen stoel van boet-
vaardigheid waarin hunne kinderlijke tranen zoo zoet
vloeiden, van die Heilige Tafel waartoe zij eertijds met
zooveel vreugde in het harte naderden.
De zondag is evenzeer de feestdag des menschen als
die des Heeren. Het is de dag die hem het meeste toe-
lacht, want het is de dag die hem veroorlooft te lag-
chen. Al de andere dagen zijn werkdagen, zooals men
ze neemt; zij schijnen geen ander doel te hebben dan
om tot den zondag te voeren en hem te doen verdienen.
De rust van den zevenden dag herstelt overvloediger
het gewone verlies van de krachten des ligchaams en
van den geest en regtvaardigt daardoor den term van
recreatie welken wij aan onze uitspanningen geven, als
wilden wij de werking uitdrukken van een nieuw leven
te herkrijgen, het evenwigt van ons tweevoudig leven
te herstellen. Het Schrikbewind, dat in Frankrijk alles
vermog, heeft den landman nooit kunnen dwingen om
de decade te houden, dewijl, zegt Chateaubriand, er
onmagt is in de menschelijke krachten, en zelfs gelijk
men het opmerkt in de krachten der dieren. De os
kan geen negen dagen achtereen ploegen: aan het einde
van den zesde schijnt zijn geloei de uren te vragen
welke de Schepper voor de algemeene rust der natuur
heeft aangegeven. Het kind, de arme, de werkman, dat
wil zeggen, negentig honderdsten van de maatschappij
haken naar den zevenden dag. Dit is voor hen de eenige
-ocr page 156-
150
dag, altijd oud en altijd nieuw, van vrijheid, van rust
en van onthaal; de dag der fraaije kleedcren, van het
opgesierde huis, van den gebraden haan en van de familie-
diners; de dag vooral van de Hoogmis, van de schoone
plegligheden en de loven. Dien dag kan men waarlijk den
dag van den hemel op aarde noemen, en, daarom is
hij welligt, zooals Newton dit heeft doen opmerken,
gewoonlijk meer dan eenige andere met een schoonen
zonneschijn begunstigd. De zondag geeft aan de innige
behoeften des menschen, aan zijn edel instinkt, aan zijne
ruimere verlangens die verder strekken dan tijd en
ruimte, de voldoening en de stilling welke zij eischen.
Nadat hij, gedurende zes dagen, over een ondankbaren
arbeid gebukt en in den duisteren nacht der verganke-
lijke belangen en zaken is geweest, zie, zoodra breekt
niet de dageraad van den heiligen dag aan of hij heft
dat verheven hoofd op dat God heeft geraakt met de
uitstraling van zijn licht,
en rigt met zijn hart, dien
verheven blik die met het voorregt begiftigd is om de
hemelen te aanschouwen, omhoog! Dan stelt hij zich in
gemeenschap niet met eene lage en onedele natuur, maar
met het zuivere en onbederfelijke Wezen. Hij geeft zich aan
de beschaving over, niet meer van een gierigen grond die
slechts zijns ondanks vruchten des doods oplevert; maar
inet eene onsterfelijke ziel, die hem, tot belooning zijner
zorgen, de zoete vruchten der wijsheid doet smaken. In
dezen heiligen omgang met zijn God, onder den invloed
van zijn woord, in de verfrissching van het gebed, wordt
zijne gedachte verlicht, zijne deugd gelouterd en ver-
sterkt, ontwikkelt en volmaakt zich zijne gevoeligheid,
de geheele zedelijke mensch wordt hernieuwd. Het is
de dag waarop de geest, vrij van alle slaafsche bezig-
id, om zoo te zeggen, op zijn gemak denkt; want
-ocr page 157-
154
dan alleen mag hij bij het beschouwen van den arbeid der
week, even als God na de schepping, zeggen: liet is goed.
De godsvrucht maakt van die uren van rust geen
uren van lediggang: zij weet ze te vullen niet wijze
gesprekken, christelijke lectuur, met het bezoek van den
tempel gedurende het avondoiďer. De christelijke liefde
weet ze te benutten om met vreugde de troost en hulp
aan de ongelukkigen uil te deelen. De godsdienst ver-
biedt u geen onschuldige vermaken, geen eerzame ont-
spanning; door haar geheiligd, zult gij ze met meerbe-
kooi\'lijkliciil en zoetheid smaken. Het gevoel van een
vervulden pligt zelf zal te midden van uw hart als een
overheerlijk feest zijn, voorspel en voorsmaak van dat
feest hetwelk in de eeuwige en glorievolle rust der
hemelen, de getrouwe vierders van Gods feestdagen op
aarde wacht.
EEN KOOPMAN DIE EEN GOED CHRISTEN IS.
De volgende regels werden ons, in de maand januarij
1863, door eene getrouwe dienares van den heiligen
Joseph geschreven, die het geluk heeft gehad om haren
man, die langen tijd was verslonden geweest in tijdelijke
zaken, geheel tot de beoefening der godsdienst terug
te brengen. Men zal op nieuw in dien brief ontwaren
dat, zooals de heilige Paulus zegt: de godsvrucht dien-
stig is voor alles
, en dat zy de beloften bezit van het
tegenwoordig en het toekomstig leven.
(1).
(1) „ De arbeid op zondag is in niemands belang. Hij is niet
in het belang van den werkman, want hij doodt zijn ligebaam,
-ocr page 158-
152
«Het is al lang geleden, Eerwaarde Pater, dat ik
u niets van mij heb laten hooren. Ik acht mij zeer ge-
lukkig u heden over onzen goeden vader den heiligen
Joseph te komen spreken, dien gij zoozeer liefhebt. Ik
hoop dat gij ons zult helpen om hem te danken voor
de genaden welke hij voor ons heeft verkregen. Ongeveer
een jaar geleden heeft mijn echtgenoot gemeend ons
handelshuis op een grooter voet te moeten vestigen. Hij
heeft niets veronachtzaamd om in deze gewigtige onder-
neming te slagen, geen der middelen, welke de men-
schelijke voorzigtigheid hem aan de hand kon doen,
zonder intusschen te vergeten de hulp dos hemels in
te roepen.
« Op zekeren dag nu dat wij het voorregt hadden gehad
zamen tot de Heilige Tafel te naderen, kwam de ge-
Iukkige geduchte bij ons op om onzen handel onder de
maglige bescherming van den glorievollen heiligen Joseph
te plaatsen, hem de zeer stellige belofte doende dat als
wij zeker cijfer zouden bereikt hebben, wij getrouw onze
magazijnen eiken zondag den geheelen dag zouden gesloten
houden, en niet tot eenigen verkoop zouden overgaan,
hij materialiseert zijne ziel, en alles wel beschouwd, maakt hij
hem geen cent rijker. Hij is niet in het belang van den meester;
want indien hij hem een oogenblik verrijkt, zal de regtvaardig*
heid Gods vroeg of Iaat over dit fortuin gaan dat door de
schennis zijner wetten verkregen is. Hij is niet in het belang van
het gezin, want hij maakt integendeel al zijne banden los en
berooft het van alle waar geluk. Eindelijk, hij is niet in \'tbe-
lang van de publieke zaak, want dewijl hij den werkman demora-
liseert, de hartstogten en de begeerlijkheden overprikkelt,
bereidt hij aan de maatschappij die hevige schokken, die oproeren
en die omwentelingen voor, welke de hardnekkigste vijanden
van den eigendom, de regtvaardigheid, de orde de magt zijn."
(Mgr. Pie.)
-ocr page 159-
153
om welke reden men dit ook van ons zou mogen ver-
langen. De heilige Joseph zegende ons goede besluit.
Dit jaar zelf hebben wij voor zestig duizend franken
meer zaken gedaan, vijf duizend franken meer dan wij
gevraagd hadden. (1)
Ziedaar, eerwaarde Pater, een nieuw bewijs van de
getrouwheid van den heiligen Joseph, om diegenen te
helpen, die zich met vertrouwen tot hem wenden. Wij
dankten dien glorievollen Patriark uit geheel ons hart;
en om hem onze levendige dankbaarheid te betuigen,
lieten wij in de dagbladen onzer woonplaats aankondigen,
dat voortaan onze magazijnen op zon- en feestdagen
zouden gesloten zijn; hetzelfde berigt werd op de winkel -
ramen geplakt.
«Maar gij zult wel begrijpen, Eerwaarde Pater, dat
de duivel niet tevreden was; hij verzuimde niets om ons
ontrouw te maken aan ons besluit; een groot getal per-
sonen kwamen om des zondags te koopen ; men verzocht
ons om eene uitzondering te maken voor de lieden, die
buiten de stad, van verre kwamen, om koopen te doen
voor een huwelijks-uitzet, enz., enz. Wij waren on-
wrikbaar, en weigerden onveranderlijk om op zondag
zaken te doen, hoe gering ook.
«Sedert dat tijdstip hebben wij ongeveer voor dertig
duizend franken meer in de drie maanden verkocht. Gij
ziet, Eerwaarde Pater, hoe klaarblijkelijk de heilige
Joseph ons beschermt.
«Ziehier nu nog een anderen trek van de bescherming
(1) T)e pha\'s zeer goed kennende, zullen wij onzen lezers doen
opmerken dat deze winkelzaak in een stad van P...., bestaat,
die ongeveer 15,000 zielen bevat en waar veel kooplieden
wonen; en dewijl zij slechts twee nren van Parijs ligt, gaat men
de belangrijke koopen gewoonlijk in de hoofdstad doen.
-ocr page 160-
iU
van den heiligen Joseph. Mijn echtgenoot had zeer aan-
zienlijkc inslagen voor dezen winter gedaan, betaalbaar
in de maand december; en de verbindtenissen doorhem
aangegaan, bezwaarden hem eenigermale. De reden zijner
ongerustheid kennende, die ik zelf deelde, zeide ik tot
hem dat de heilige Joseph, die ons op zulk eene ge-
voelige wijze had geholpen, ons niet zou verlaten,
indien wij ons met vertrouwen tot hem riglten. Wij
kwamen toen op de gelukkige gedachte, om de devotie
van de zeven zondagen te houden
, ingesteld om den heiligen
Joseph te eeren:
het was toen ongeveer half october.
Wij bleven daaraan zeer gelrouw, en het slichtte mij
te zien, hoe mijn goede KarcI, zeven achtereenvol-
gende zondagen, op den grond geknield, met eene engel-
achtige godsvrucht, de smarten en de blijdsehappen van
den heilige bad. Op zekeren zondag dat ik de oefening
vergal, was hij de eerste om ze mij te herinneren.
Eindelijk, leve de heilige Joseph, in den loop van decem-
ber heliben wij, zonder iemands hulp, ongeveer veertig
duizend franken ontvangst gehad! Dat de heilige Joseph
in alle eeuwigheid gezegend en verheerlijkt zij.
«Gelief enz.
S. RL J.»
TIJDELIJKE GUNST.
Men zal in den volgenden brief dit ons uit Marseille
is toegezonden, weder een treffend voorbeeld vinden
van de zegeningen, welke de heilige Joseph verspreidt
-ocr page 161-
1Ö5
over di werklieden die getrouw zijn in liet vervullen
van de geboden Gods en der heilige Kerk.
Eerwaarde Pater.
«Veroorloof mij u heden deze weinige regels aan te
bieden als een blijk van mijne toegenegenheid en mijne
dankbaarheid. Waarom kan ik u niet te gelijkertijd de
zoete vertroostingen uitdrukken, die de roerende lectuur
van uwen beminnclijken Propagateur mij telken maand
doel ondervinden! Van dien tijd af gevoel ik dagelijks
mijne liefde en mijn vertrouwen jegens tien glorievollen
Bruidegom van Maria, onder wiens bescherming ik mij
sedert mijne prilste jeugd geplaatst heb, toenemen. Ik
zou hem aller harten willen winnen, aan allen over
zijne glorie en zijne magt, over de uitstekende gunsten
willen spreken, die hij aan zijne trouwe dienaars ver-
leent. Wat mij betreft, zeer eerwaarde Pater, ik zal
dien beminnelijken beschermer nooit genoeg kunnen loven
en zegenen, voor al de genaden welke ik door zijne
tusschenkomst vei kregen heb.
«Veroorloof mij hier slechts van eene kleine tijdelijke
gunst te gewagen, aan eene mijner kennissen betoond.
Eene getrouwe dienares van den heiligen Joseph zijnde,
heeft zij hem tot verzorger van haar arm huishouden
aangesteld. De heilige Joseph zegt zij, verschaft haar
steeds werk, en behoudt haar eene volkomene gezond-
heid te midden van tallooze ontberingen. Maar er is
nog iets meer. De huur der woning moest betaald worden.
De termijn was reeds verstreken. De eigenaars van huizen
zijn niet altijd even geduldig. De arme naaister begeeft
zich lot den heiligen Joseph. «Vader, zegt zij hem,
gedenk dat gij de verzorger, de beschermer van mijn
-ocr page 162-
156
huis zijt, en dat ik eene vrij belangrijke som behoef,
welke gij alleen mij kunt bezorgen.»
«O barmhartige liefde van den heiligen Joseph.!
«Den volgenden morgen liet eene bijna onbekende
dame die jufvrouw roepen en drukt haar twee schoone
20franksstukken in de hand. Ik kan u verzekeren dat
het feit waar is, en ik heb de vrijheid genomen het u
thans mede te deelen.
«Ontvang enz.»
Men veroorlove ons eenige woorden bij dezen briefte
voegen. Men heeft zeker met ons opgemerkt dat de liei-
lige Joseph deze goede werkster de juiste som welke
zij noodig had, op het vereischte oogenblik heeft doen
toekomen. Zóó wij herhalen het, zegent God degenen die
den zondag vieren en zich dan van allen slaafschen
arbeid onthouden.
Glorie zij den zondag! De zondag is de dag van den
hemelschen mensch, die zich niet slechts met brood voedt,
maar met elk woord dat uit Gods mond voortkomt.
Glorie zij den zondag! het is de dag van de vreugde
in het gezin; welke bekoorlijkheid verspreidt die schoone
dag niet in een christen huis? Men beklaagt zich met reden,
zegt een vrome kerkvoogd, dat de banden der familie
losser worden, dat de huiselijke geest hoe langer hoe
meer verdwijnt. De zondag herneme zijne regten, geeft
hem zijne oude eer terug, en gij zult weldra dien ge-
lukkigen tijd zien herbloeijen, toen elk huisgezin eene
school van eerbied en deugd was, een heiligdom van
vrede en onschuld; gij zult als van zelve den keten
der overleveringen van wijsheid en braafheid zien vor-
men, die als een erfdeel van geslacht tot geslacht werd
overgeleverd, en die onze vaderen in de eenvoudigheid
hunner zeden en de kinderlijkheid van hun geloof, hoo-
-ocr page 163-
157
ger schatten dan onderscheiding van rang en fortuin.
Wat zal in den schoot der familie die zuivere en
die heilzame invloeden van den zondag vervangen ? Zal
het voor de weigestelden het bezoek van den schouw-
burg wezen, die het hart verweekt door de schilde-
ring van denkbeeldige ongelukken, en het verhardt
voor de wettige vreugden en de wezenlijke smarten des
levens? Of wel zal het voor den werkenden stand de
herberg zijn, de vereenigingsplaals der baatzuchtige ge-
nietingen, waar een ontaarde vader, in de bedwelming
der dronkenschap vergeet, dat hij eene weenende huis-
vrouw en ongelukkige kinderen achterlaat die om brood
roepen ?
Wee dengenen die den dag des Heercn ontheiligen,
die den arme, den werkman dien tijd onlrooven welke
hem geschonken werd om te rusten en zijne krachten
te herstellen door aan Hem te denken, door al degenen
terug te vinden die hij lief heeft.! Wee üengene die
den huiselijken haard, dit heiligdom der onschuldige
vreugde, vlugt, om elders baatzuchtige en schuldige vol-
doeningen te zoeken! Dit geschiedt onvermijdelijk wan-
neer men voor zijne uitspanningen een anderen dag dan
de dag des Heeren uitkiest; want dan is de tempel
gesloten, de plaats ledig, en de vcrstrooijing drukt even
zeer als de rust.
Besluiten wij met den welsprekenden bisschop van
Poitiers : Indien de zondag niet als goddelijke wet bestond,
zou men hem moeten bewonderen als het meesterstuk
der maatschappelijke wetgeving. Dit is zoo waar, dat in
kettersche landen, daar waar hij minder werkdadig is
voor de heiliging der zielen, waar de hel niet hetzelfde
belang heeft om deze instelling in discrediet te brengen,
dewijl hij daar niet zulke wezenlijke vruchten van leven
-ocr page 164-
158
afwerpt, de zondagswet als eene van de gewigligste en
onschendbaarste wetten der maatschappij beschouwd wordt.
Zouden wij dan omdat onze katholieke zondag hei-
liger, vruchtbaarder, beschavender is, moeten gedoo-
gen dat hij met voel grooter vermetelheid verwaarloosd,
geschonden, ontheiligd zou worden dan men zich inde
onkatholieke landen zou kunnen bedenken ?
De eerbiedwaardige bisschop van Chalons, Mgr de
Prilly, was zóó overtuigd van het gewigt van dit gebod
der heilige Kerk, dat hij, na gedurende zijn gansche
leven de geloovigen van zijn bisdom aangemaand te
hebben om den zondag te heiligen, op zijn grafzerk
deze woorden heeft willen laten beitelen: «gedenkt
DAT GIJ DEN ZONDAG VIERT.»
Uit zijn graf spreekt hij nog; hij blijft de vermaning
van zijn gansche leven voortdurend geven.
-ocr page 165-
ELFDE HOOFDSTUK.
DE STRAATVERLICHTING VAN NAPELS DOOR EEN
KLOOSTERLING GESTICHT.
Reeds lang herhalen do liberalen dit duizendmaal
versleten thema: men moet de kloosterlingen niet te
veel invloed op het volk doen verkrijgen; en zij voegen
er bij met een beruchten gallikaan, die onlangs over-
leden is zonder zijne dwalingen te herroepen: het is
goed van tijd tot tijd de hand van Volfaire op die lieden
te leggen.
De kloosterlingen hebben overal invloed op het volk
waar men hun hunne heilige bediening vrij laat uitoefenen.
De Jesuietea hadden invloed op de inboorlingen van
Paraguay, die zij leerden om al de weldaden der
christelijke beschaving te genieten. Ondanks de omwen-
lilingen trekken die bevolkingen nog nut uit de opvoc-
ding welke zij van die edelmoedige evangelische werklieden
hebben ontvangen.
De paters Maristen moeten ongetwijfeld invloed hebben
op de wilden van Oceanië, om van dit volk van men-
scheneters goede christenen te maken, die door de zacht-
-ocr page 166-
160
moedigheid hunner zeden en hunne edelmoedigheid in
de dienst van God, aan de schoone eeuwen der Kerk
herinneren.
De talrijke kloosterlingen waarmede Italië bevolkt was
oefenden in dit schoone land een heilrijken invloed uit
op dit van nature christenvolk (1). Daarom had men
vóór dat de duivelachtigste revolutie die immer bestond,
hen uit hunne kloosters verjaagd, en hun goed, het
erfdeel der armen, gestolen had, in de meeste provin-
ciën van het schiereiland die weelderige policie niet
noodig welke in Frankrijk en in Engeland noodig is
geworden.
(1) Mevrouw Albert de la Ferronays heeft eene overheerlijke
bladzijde over Italië geschreven vóór dat de revolutie dit schoone
land geteisterd had. Ziehier deze plaats welke der grootste
schrijvers waardig is:
„En nu, na zooveel smarten, is mijne liefde voor dit land
steeds dezelfde, of eerder sterker, want nn weet ik waarom
ik het bemin; ik weet welke de bron is waaruit die overheerlijke
geur zich over Italië verspreidt.
„O! ja ik heb dat land lief en zal het altijd liefhebben,
welks volk aan een eeuwig vaderland gelooft, aan onzigtbare
vrienden met welke het in vreugde en smart spreekt; dat land
waarin bijna elke stad haren God waarachtig tegenwoordig ziet,
aanhoudend uitgesteld voor de oogen eener menigte die aanbidt 1
Ik heb dat land lief dat al de gloriën gekend on ie \'".en tot
God teruggebragt heeft; dat land welks bewoners de volmaaktheid
van hel schoone in alle dingen heeft weten te bereiken, en die,
intusschen, de eerzucht en de ijdele aanmatiging minder kennen
dan anderen.
„Ik heb dat land lief waarin de zielen en de bloemen meer
geur verspreiden dan elders; dat land dat den heiligenFranciseus
van Assisië en den anderen zachtmoedigen Franciseus en zoovele
andere heilige mannen en vronwen wier harten van liefde brand-
den, zag geboren worden; dat land waar al defeesten godsdienstig
-ocr page 167-
161
Mgr de aartsbisschop van Smyrna, geboren te Napels,
zeide ons niet lang geleden, dat, in het koningrijk der
beide Sicilič\'n, een priester, een arme monnik, instaat
was om den vrede te stichten tusschen twee mannen die
hardnekkig vochten.
En nu ziet het nieuwe koningrijk Italië, waarvan
Garibaldi de held is, zich verpligt om een geheel leger
naar Palermo te zenden, ten einde daar de orde te
handhaven en het volk dat de weldaden moede is van die
nieuwe slaalsinrigting, welke de belastingen verviervou-
digt en de religieuscn uit hunne kloosters jaagt, waar
de ongelukkigen steeds verzekerd waren hulp te vinden,
in bedwang te houden.
Ziehier nu een allerliefst en waar gebeurd verhaal
dat zeer goed tot bewijsstuk van deze kleine inleiding
zal kunnen dienen.
zijn, waar mei op zijn weg het heilig kleed ontmoet dat de
heilige Benedictus, de heilige Dominicus, de heilige Franciscus,
de heilige Ignatius en andere droegen, wier naam met de hunnen
in het boek des levens is opgeteekend; dit land waar zoo menig
nederig en onbekend leven in de dorpen, even als in de kloosters,
door een heiligen dood bekroond wordt. Ik heb dit land lief dat
de stad in zich bevat waar de vertegenwoordiger van Jesns-Christns
regeert, de heilige stad waar zoovele deugden ten allen tijde zijn
beoefend, en waar de deugd van al de weldoeners der menschheid
versterking is komen zoeken,
O! ik heb dit land lief waar het koorn en de wijnstok zich
schijnen Ie haasten om te groeijen ten einde tot het heiligste aller
geheimen te dienen; dit land hetwelk zoo zoet voor de ziel, zo»
bekoorlijk voor de oogen is, dat men dnnkt mij op zijn sterfbed,
zon kunnen zeggen: „Ik ga iets veel beters zien dan Italië."
11
-ocr page 168-
162
DB LAZZARONI OVERWONNEN DOOR DEN HEILIGEN JOSEPH.
Men weet dat in het nieuwe koningrijk Italië, bestemd
om het volk te bevrijden van de afgrijselijke SLAVERNIJ
waarin het verzuchtte, men, in naam der vrijheid, de
beelden van Maria en de Heiligen heeft doen verdwijnen,
die de huizen en de pleinen versierden en beschermden;
men hoeft zelfs, altijd in naam der vrijheid, de plegtig-
heid waarmede de Heilige Teerspijs naar de zieken werd
gebragt, verboden.
Men weet dit alles, en men zucht daarover in de be-
schaafde wereld. Maar wat men niet weet, is dat men
de straatverlichting van de stad Napels aan een armen
kloosterling en aan de beelden van den heiligen Joseph
te danken heeft. Men zal zich daarvan kunnen overtui-
gen door het volgende artikel te lezen, dat is vertaald
uit het uitstekend italiaansch dagblad: Il Divoto di
S. Giuseppe.
Reeds zter lang geleden, leefde er te Napels een goede
kloosterling, die, door zijne christelijke liefde en zijne
onvermoeide offervaardigheid jegens allen, zulk een in-
vloed op het volk had verkregen, dat een woord van
hem genoeg was om het alles te laten doen wat hij wilde.
Van wege zijne kleine gestalte, noemden de Lazsaroni
hem altijd 11 Padricino, de kleine pater: hij was voor
hen prediker, geneesheer, vrederegter, en, welk uur ook,
van den nacht even als van den dag, vonden zij hem
altijd bereid om hen te dienen. Zoo was hij in de stad
een man van wezenlijk gezag geworden.
Ten dien tijde nu, was de stad Napels niet rijk ver-
-ocr page 169-
163
licht, gelijk thans, met gazlantarens,waskaarsen en lampen.
Zij was in de diepste duisternis gedompeld. De rijken
lieten zich des nachts door een fakkeldrager verlichten;
de armen trachtten de rijken, op hun weg, te volgen;
en deden hun voordeel met hun licht.
Uit die duisternis volgde dat de diefstallen toen dubbel
zoo talrijk waren als nu; dit schijnt onwaarschijnlijk,
en toch is hel de zuivere waarheid.
De politie besloot dan ook op zekeren dag dat men de
drie voornaamste straten van Napels: Chiaia, Toledo en
Forcella zou verlichten.
Het was welligt niet het dringendst noodig om die
straten te verlichten, dewijl zij juist die verlichting het
best konden missen; maar men komt niet op eens tot
de volmaaktheid, en hoezeer de politie de natuurlijke
strekking heeft om onfeilbaar te zijn, is zij, gelijk al
de ondermaansche dingen, onderworpen aan de proef-
nemingen van den vooruitgang.
Men plaatste dan een zestigtal lantarens in de ge-
noemde straten, tot groote tevredenheid van de goede
burgers, die zich reeds zeer verheugden dat zij niet meer
dezelfde gevaren te vreezen hadden als vroeger. Maarzij
hadden buiten de Lazzaroni gerekend.
Deze toch, gezworen vijanden van al wat tegen hunne
gewoonten streed, konden niet geduldig aanzien dat men
hun aldus het gemak ontnam om naar hartelust te stelen
en zelfs te slapen; hierdoor had men hunne gevoelige
snaar geraakt. Zoo verbrijzelde» zij in hunne woede, en
den eersten nacht den beste, al de lantarens zonder uit-
zondering. De stedelijke overheid, die zich niet naar de
oproerlingen wilde schikken , liet weldra nieuwe lanta-
rens plaatsen, en bedreigde met gevangenisstraf een ieder
die zou durven daarnaar eene schendende hand uitstrek*
-ocr page 170-
164
ken. Maar dit was aan een doovemans deur geklopt, en
ondanks al de genomen voorzorgen, deelden deze luchters
hetzelfde lot als de eersten. Eene derde proef gelukte
niet beier dan de beide voorgaande. De arme napoli-
taansche stadsregering, zich aldus geslagen ziende, was
op het punt om de zaak geheel te laten varen, toeneen
der leden van den raad op een helder denkbeeld
kwam. — «Indien de kleine Pater ons te hulp wilde
komen, zeide hij, dan zou de overwinning ongetwijfeld
aan onzon kant zijn.» — Dat is waar, dat is waar, zei-
den al de anderen, den kleinen Pater hebben wij
noodig. — Aanstonds werden twee leden van den raad
naar hem afgevaardigd om hem te verzoeken de zaak
met hen te willen komen bespreken. — De goede Pater
komt, hoort hen aan, overweegt een oogenblik, en zegt
dal hij hoopt hen uit de verlegenheid te zullen redden
ui doen slagen, mits men hem volle vrijheid geeft om
te handelen. Zij laten hem aanstonds heer en meester en
men gaat vol vreugd en hoop uit een.
Onverwijld begon de kleine Paler het plan dat hij
spoedig had opgevat, tot een begin van uitvoering
brengen. — Hij begeeft zich naar twee of drie van de
armste schilders, die geen werk hadden; hij brengt
hen in de straat Heilige Joscph, die aan eene harer
einden in de straat Toledo en aan de andere op het plein
Medina uitkomt; hij laat hen stilstaan bij een grooten
muur, dirn hij hun voorschrijft zorgvuldig wit te verwen
en dan daarop een grooten schoonen heiligen Joseph te
schilderen.
De Lazaroni die den onschuldigen strik niet ver-
moedden welke men hun spande, en die overigens eene
artistieke natuur bezitten, bleven eerst uit nieuws-
gierigheid en daarna uit belangstelling het werk aanstaren
-ocr page 171-
165
dat de Padncino liet uitvoeren; zij deden dit te meer
dewijl deze frescoschildering er zeer bevallig uitzng.
Toen alles geëindigd was, plaatste de kleine Pater
eene gewijde kaars voor het beeld van den Heilige.
Men besloot daaruit eenvoudig dat de goede Pater eene
bijzondere godsvrucht voor den Heiligen Joseph had,
en daar zijne kaars overigens geen sterk licht gaf, kwam
het bij niemand op om zich daarover te beklagen. Den
volgenden avond voegde de Pater eene tweede kaars bij
de eerste, waarover de Lazzaroni hunne ontevredenheid
begonnen te betuigen, dewijl het eene nieuwigheid was
om zooveel licht te hebben in eene straat die lot dien
tijd zoo donker was geweest. Den derden dag, op het-
zelfde uur, kwam de kleine Pater met drie kaarsen die
hij voor het beeld plaatste.
Toen konden de Lazzaroni, veel talrijker dan de
vorige dagen, zich niet langer bedwingen en beklaagden
zich luide aan hem. Maar de Pater stoorde zich niet
aan die klagten, en kwam voor de vierde maal terug
om eene schoone lantaren aan den muur te bevestigen.
Toen begrepen de Lazzaroni duidelijk zijne bedoeling
om den maatregel te steunen die het bestuur gewild
had tegen de oproerlingen, en de brave lieden tegen de
dieven; kortom, dat hij wilde dat de stad verlicht zou
worden. Op dat denkbeeld steeg de algemeene veront-
waardiging ten top, de lantaarn werd verbrijzeld en het
verbitterde gepeupel schreeuwde luidkeels: Weg met
den Heiligen Joseph! Weg met al de vijanden der
Lazzaroni !
De kleine Pater liet het onweder met veel kalmte
voorbijgaan, dewijl hij zeker was dat niemand zelfs aan
een haar van zijn hoofd zou hebben durven raken.
Toen het tumult een weinig bedaard was, vroeg hij
-ocr page 172-
166
dat men hem een oogenblik geliefde aan te hooren, en
wel verre van hun klagten of verwijten te doen, gelijk
hij daartoe wel het regt had, kondigde hij hun een-
voudig aan dat hij den volgenden dag op het plein van
het Havenhoofd in \'t openbaar zou preken over de
grootheid en de magt van den Heiligen Joseph.
Bij die aankondiging waren de nieuwsgierigheid en de
vreugde des te levendiger dewijl de Pater slechts zelden
en alleen wanneer zeer gewigtige redenen het vorderden
in de open lucht sprak. Men vernam dit dus met genoegen
en iedereen keerde bedaard terug om den volgenden
dag af te wachten.
Reeds bij den dageraad was niet alleen het plein van
het Havenhoofd, maar waren al de omliggende straten met
eene digt zaamgedrongen menigte gevuld , want de gansche
stad had de tijding vernomen, en was met den grootsten
ijver toegestroomd.
Weldra verschijnt de Pater; hij wordt met daverend
handgeklap ontvangen en daarna volgde een zeer eer-
biedig stilzwijgen zoodra hij op de verhevenheid stond
die hem tot preekstoel diende.
De ijverige prediker wist op zulk eene treffende en
krachtdadige wijze tot het hart van dit goede volk te
spreken, dat hij, bij het einde zijner rede, met een
zoeten glimlach, de volgende vraag deed: «Welnu,
kinderen, nu gij de uitstekendheid en de verdiensten
Tan den Heiligen Josepli kent, moet gij mij zeggen of
eene enkele waskaars in staat was om onzen eerbied uit
te drukken jegens zulk een glorierijken beschermer, en
of gij reden liadt tegen mij op te staan omdat ik hem
met eene fraaije lantaarn wilde vereeren?
De opgetogen menigte riep uit eenen mond: «Wat
ééne lantaarn!.... hij verdient er tien! hij verdient er
-ocr page 173-
167
twintig! hij verdient er honderd! .. .. Leve, leve de
Heilige Joseph !.... Leve de bewaarder van Jesus....
Leve de kleine Pater!....» En toen deze rede geëindigd
was, werd de straat Heilige Joseph met lantarens voor-
zien; vervolgens vermeerderde men ze langzamerhand in
de duisterste en afgelegenste straten, en weldra werd de
geheele stad verlicht.
Dank zij de Voorzienigheid, zal de ungeloovige zelfs
ditmaal gedrongen zijn te erkennen dat de devotie voor
een heilige zeer nuttig kan wezen voor den vooruitgang
en de beschaving. Wij hebben gemeend dit tafercel onder
de oogen onzer vrome lezers te moeten brengen, als een
onwedersprekelijk bewijs dat aan allen toont hoezeer de
devotie tot den heiligen Joseph oude en diepe wortelen
heeft geschoten in al de klassen der bevolking van die
groote stad. Zelfs in die welke daarvoor het minst vat-
baar schijnen, waarvan wij, overigens, nog dagelijks
treffende bewijzen hebben.
(Dit verhaal is ontleend aan de Scčnes de la vie
n*politaine,
par Olly.)
-ocr page 174-
TWAALFDE HOOFDSTUK.
DE HEILIGE JOSEPH BESCHERMT ZIJNE DIENAARS BIJ
HEERSCHENDE BESMETTELIJKE ZIEKTEN.
I.
De cholera, die vreeselijke missionaris der goddelijke
wraak, heeft zich voor goed in Europa overgeplant;
hij heeft er burgerregt genomen: dit is een voldongen
feit,
en dewijl er niets brutaler is, dit weet men,
dan de voldongen feiten, weerstaat niits aan die plaag,
door den Allerhoogste belast met de taak om de wereld
te straffen, waar de eerste begirselen van den pligt en
het regt tegenwoordig miskend en met voeten getreden
worden.
Iedereen weet dat er een nationaal congres is gehouden
om de middelen te beramen ten einde dien lastige»
vijand, di^n spelbreker te doen verhuizen en de gren-
zen van Europa aan dien ongelegen gast, die geheel
onverwachts op de steden en het platteland valt, en
die schrik verspreidt te midden van de feesten en maal-
tijden van de Balthazars der negentiende eeuw, voor
altijd te ontzeggen.
Na de maatregelen te hebben vastgesteld die hun het
krachtdadigst voorkwamen om zich voortaan tegen een
nieuwen inval van dien geesel Gods te beschermen,
-ocr page 175-
169
gingen de leden der commissie uiteen, wél overtuigd
dat Europa hun zou dank zeggen.
Maar die fiere geleerden hadden vergeten, dat er
goddelijke ziekten zijn, zooals Joseph de Maistre, en
met hem de heidensche oudheid zegt, tegen welke
de wijzen en de voorzigtigen dezer wereld niets ver-
mogen (1).
Inderdaad, ter naauwernood waren zij te huis terug-
gekeerd, of de cholera woedde op verscheidene plaat-
sen te gelijk: (er eere van de wetenschap verbood men
aan de dagbladen daarvan te spreken en het getal slagt-
offers te vermelden (2).
Men had gemeend dat men aan den geesel, die reeds
sedert het begin dezer eeuw zooveel menschenlevens in
Europa gekost heeft, zou ontkomen door de groote steden
te verfraaijeu en daarin, even als in Babylonië, groote
tuinen aan te leggen. Maar buiten de bovennatuurlijke
(1)  In 180fi\' heeft de cholera zeis in den winter, in de maand
december, in\' Frankrijk geheerscht en talrijke slagtoffers gemaakt*
(2)    Uittreksel nit La Foi Picarde, semaine religieuse van d<
bisdommen van Beauvais, Amiens en Soissoni, 2de jaargang»
22 september 1866, blz. 287 en 288:
Men deelt ons een brief mede door een Belg geschreven, die
te Mont-Sainte-Aldegonde woont aan zijn broeder, die te Soissons
gevestigd is; wij ontleenen daaraan woordelijk het volgende dat
zal doen zien welke monsterachtige dingen er in België voorvallen
naast zijne wonderen van geloof en zijne overleveringen van
godsvrucht.
„Mont-Sainte-Aldegonde (Henegouwen), 5 september 1866.
„....Hier is de cholera niet; maar in een naburig dorp is niemand
overgebleven, men is weggevlngt.
„ Zelfs zijn er wonderen in deze parochie gebeurd. De pastoor
heeft eene processie in de parochie gehouden, met het beeld
van den heiligen Rochus , ten einde van de cholera bevrijd tt
-ocr page 176-
*70
middelen kan men geen voorzorgen nemen tegen Gods
regt. Daarom willen wij niet zeggen dat men de voor-
schriften der gezondheidsleer, der reinheid, die de chris-
tenen als eene halve deugd beschouwen, en de raad-
gevingen der wetenschap moet verwaarlozen..., maar
dit is niet voldoende. Overigens is men wel gedwongen
te erkennen dat de wetenschap zelve ten einde raad is,
wat de een als een volmaakt geneesmiddel aanprijst,
verwerpt de andere als een doodelijk vergift. — Drink
alcoholische likeuren, vooral rhum, zegt ductor X....;
na eene ondervinding van tien cholera-epidemiën, ben
ik tot de overtuiging gekomen dat men in den alcohol
het beste voorbehoedmiddel vindt. — Neem loch vooral
geen brandewijn, rhum of welken sterken drank ook, zegt
doctor IJ...., degene die ze gebruikt, wordt vatbaar
voor de cholera, en, wordt hij aangetast, dan is er
geen redden meer aan. — Thee, met een weinig ouden
cognac zal de ziekte voorkomen; gebruik dit, zegt men
u ter iinktrzijde. — Drink toch geen thee, antwoordt
men ter regierzijde, zij schaadt aan de geregelde werking
der ingewanden en stelt u derhalve aan gevaar bloot.
Intusschen, dit is waar, allen stemmen daaromtrent over-
een dat eene zeer groote kalmte van geest aanbevelens-
waardig is. Dit is gemakkelijk gezegd, eene groote kalmte
blijven. Vijftien of twintig deugnieten, losbandige lieden, hebben
door het dorp met eene itroopop die een heilige moes>t verbeelden,
geloopen, om met den pastoor den spot te drijven....
„Den volgeuden morgen waren zij allen dood, geen enkele is ont-
snapt. Iedereen stond als lerplet door dit wonder. DU heeft plaats
gehad in een dorp, op een uur afstands van hier. "
De naiereleit van dit verhaal is de zekerste waarborg van zijne
nauwkeurigheid; overigens zijn de aanwijzingen duidelijk, men kan
onderzoeken of bet gebeurd is.
-ocr page 177-
471
van geest, maar dat is niet in de apotheek te koopen;
de vrede der ziel wordt niet met geld gevonden. Al is
men nog zoo rijk, zoo magtig en zoo goed bewaakt,
indien men in tegenstand is met God, onder de heer-
schappij van het kwaad, dan is die inwendige kalmte welke
alle gevoel overtreft, en waarmede de Heer reeds in dit
leven de getrouwe zielen beloont, onmogelijk. De onfeil-
bare Waarheid heeft het ons bepaald verklaard: «Daar
is geen vrede voor de goddeloozen; non est pax impiis.
Derhalve, het eenige middel om die kalmte van geest,
welke de wetenschap zoo aanbeveelt te verkrijgen, is zijn
geweten in orde te hebben, zijn vertrouwen op God te
stellen dien men liefheeft, zijne toevlugt te nemen tot
de Beschermheiligen die hij ons gegeven heeft om ons
in al onze behoeften bij te staan.
Dit hebben de goede christenen, door het zuivere licht
des geloofs verlicht, ten allen tijde begrepen.
II.
Indien de cholera de dienaar van Gods geregtigheid
is, gelijk men wel verpligt is dit te erkennen, dan zijn
ook het gebed, de geest van boetvaardigheid de beste
middelen, welke men kan te baat nemen, om zich
daartegen te behoeden. Dit heeft het gezond verstand
der christen volken hen doen begrijpen.
Vraag aan de bewoners van Lyon, waarom die stad,
waarin zoo vele werklieden als het ware opeengestapeld
zijn, altijd van de cholera is bevrijd gebleven! Zij zullen
u op hel beeld van Onze Lieve Vrouwe van Fourvičres
wijzen, die over de stad van Maria waakt en haar mei
zijne bescherming bedekt.
In de eerste jaren van de zeventiende eeuw, rigtte
-ocr page 178-
172
de pest groote verwoestingen in de stad Avignon aan;
de geestelijkheid en het stedelijk bestuur namen hunne
toevlugt tot den heiligen Joseph, en verbonden zich bij
gelofte, om jaarlijks, zijn feestdag plegtig te vieren,
indien hij hen van die vreeselijke epidemie bevrijdde»
Van dat oogenblik af, vielen er geene nieuwe slagtoffers
en de geesel verdween geheel: maar hij ging zijne ver-
woestingen in Lyon aanrigten. De inval was vreeselijk,
en men dacht een oogenblik dat de geheele stad ont-
volkt zou worden. Verlicht door het voorbeeld der be-
woners van Avignon, namen de Lyonezen hun toevlugt
tot den heiligen Joseph en weldra werden hunne gebe-
den verhoord en hield de pest op met woeden. Van
dat tijdstip af dagleekent de devolie der Lyonezen voor
dien glorievollen patriark. Pater de Barry, die in dien
tijd leefde, verhaalt in zijn bock tal van wonderen,
door dien grooten heilige in die omstandigheid verkregen.
«Verleden jaar, zegt hij, toen de besmetting de meeste
verwoestingen in Lyon aanrigtle, weet ik dat verscheidene
bewoners ringen droegen, waarop de naam van den
heiligen Joseph gegraveerd was, ten einde van de pest
bevrijd te blijven, en God, hun geloof "en hun vertrouwen
in dien beminnelijken naam zegenend, gedoogde niet
dat een hunner werd aangetast.»
Als getrouwe dienaars van den heiligen Joseph, als
vrome kinderen van Maria, moeten wij zorg dragen om
in al de gelegenheden, die gevaarlijk voor de ziel en
voor hot ligchaam zouden kunnen zijn, en waarin wrj
ons bevinden, de veelvermogende bescherming onzer
patroonheiligen in te roepen. Vervolgens moeten wij ons
geheel aan God overgeven en volkomen op hem vertrouwen,
want geen haar kan zonder zijne uitdrukkelijke toelating
van ons hoofd vallen.
-ocr page 179-
173
Ongetwijfeld zijn niet alle goede christenen beveiligd,
tegen de pest en de andere rampen. God laat het toe,
om ons te herinneren dat niet op deze wereld zijne
geregligheid aan ieder loon naar werken zal geven.
Overigens zijn het lijden en de dood wezenlijk gewin
voor degenen die, in staat van genade verkeerende, een
groot geestelijk voordeel trekken uit al de beproevingen
en gebeurtenissen des levens.
— Ziehier een wonder van bescherming dat veel opzien
in het land heeft gemaakt. In den zomer van 1862
hcerschte tene besmettelijke ziekte in de stad Chambery
en eischle vele slagtoffers. Op het gezigt van den geesel
die zijne schapen bedreigde, roept de geleerde en ijverige
herder van de parochie van den heiligen Petrus, de
geloovigen in zijne kerk bijeen en maant hen met warmte
aan om zich onder de bescherming van Maria en Joseph
te plaatsen; gedurende zeven achtereenvolgende zon-
dagen, houdt rnen vrome oefeningen ter hunner eer,
in tegenwoordigheid van eene groote en ingetogen menigte;
tal tan waskaarsen branden op hunne altaren. De Heer
toont zich gevoelig voor de vurige smcekingen welke
men tot hem rigt door de magtige voorspraak van zijne
heilige Moeder en zijn Voedstervader. Gedurende de
drie maanden dat de ziekte heeft geheerscht is er, onge-
hoorde zaak, geen enkel sterfgeval geweest in die parochie,
welke meer dan drie duizend zielen telt. Dit feit is te
merkwaardiger, dewijl ezn gedeelte van het garnizoen
aan die parochie hoort. Terwijl de andere kerken dik-
wijls de doodsklok luidden, weerklonken de blijde toonen
van het klokkenspel van St. Pieter alleen in de lucht,
om doop- of huwelijksplegtigheden aan te kondigen. De
godsvrucht tol den heiligen Joseph, die reeds zoo be-
wonderenswaardig bij die goede lieden was, is, dank den
-ocr page 180-
174
ijver der waardige priesters die de Voorzienigheid hun
gegeven heeft, algemeen geworden, en bij alle gewig-
tige gelegenheden rigt ieder zich met een grenzeloos
vertrouwen tot Maria en tot Joseph.
BE CHOLERA TE JSRUSALEM.
Jerusalem, 12 augustus 186S
Eerwaarde Pater,
Ik spreek met zooveel genoegen over den Heiligen
Joseph, ik ben zoo tevreden hem de wonderbare ge-
naden en gunsten toe te schrijven waarmede hij zich
overigens zoo kwistig toont, dat ik mij zelven somtijds
wel eens zou kunnen bedriegen. Maar gij, Eerwaarde
Pater, die ex professo voor de glorie van den Heiligen
Joseph arbeidt, hebt ongetwijfeld van den hemel eene
bijzondere genade ontvangen om over de feiten te oor-
deelen die gij in uw vroom en belangwekkend tijdschrift
moet mededeelen, en ik kom u in allen eenvoud den
volgenden trek verhalen, dien ik aan uw waardering en
oordeel overlaat.
«Onlangs bij een choleralijder geroepen die aan deze
vrecselijke ziekte ging sterven, op een uur afstand,
vond ik dien armen man in een hopelozen toestand;
zijn reisgezel ook (hij kwam van Naplouse naar Bethlehem,
zijne geboorteplaats) had hem verlaten, en alleen, op
den naakten grond liggende, ternaauwernood in de schaduw
-ocr page 181-
175
eenerrots, badende in zijne uitwerpselen, bood die arme
man mij een schouwspel aan dat mij het hart deed breken.
Ik had echter het geluk van zijne biecht te hooren en
eenige uren daarna blies hij den laatsten adem uit. De
ongelukkige is niet begraven, zoozeer zijn de bewoners
dier straken verschrikt over de verwoestingen der epide-
mie. Niemand heeft bij hem willen komen en men heeft mij,
die bij hem genaderd was, als een pestzieke gevlugt. AI
die omstandigheden hebben op mij ik weet niet welken
pijnlijken indruk gemaakt, waarvan ik mij eerst geen
rekenschap heb gegeven. Den volgenden morgen gevoelde
ik mij vrij ernstig ongesteld ofschoon ik niet heb opge-
houden mijne gewone bezigheden te verrigten. Intussclien
hoorde ik onze landlieden zeggen: Onze pastoor is door
de cholera aangetast; onze pastoor is ziek, dat niemand
hem nadere. En inderdaad, dien dag bleef mijn huis,
dat gewoonlijk vol menschen was, ledig, en dat wel met
dit gevolg dat ik des avonds, óf werkelijk, óf denkbeeldig
ziek zijnde, in een vrij neteligen toestand te bed ging
liggen. Ik trachtte mijne reden te laten spreken ....
nuttelooze poging, mijne arme getroffen verbeelding zeide
mij altoos: Gij hebt de cholera, gij zijt aangetast, dezen
nacht zult gij sterven, alleen en zonder hulp. Toen
herinnerde ik mij dat de vrees alleen de cholera geeft
en trachtte ik mij door allerhande middelen gerust te
stellen, maar helaas! zonder vrucht. Weldra kreeg ik
neiging tot braken, mij dacht dat ik kolieken had, ik
werd koud, door de ziekte of door de vrees, ik weet
het niet. Al wat ik weet is dit, dat ik, mij zelven in
dien wanhopigen toestand ziende, opstond om hulp te
roepen, maar aanstonds deed de gedachte aan de ver-
latenheid waarin men mij gedurende den dag had gebragt,
de herinnering aan den armen onbegraven Bethlehe-
-ocr page 182-
176
miet, mij van mijn voornemen afzien. Ik zeide tot mij
zelven: indien ik roep, zal men mij nog meer gaan
vlugtcn; laat ons alleen gaan sterven, en ik ging weder
op mijn bed liggen. Toen kwam bij mij de gedachte
aan den heiligen Joseph op en zijn naam vervulde mijn
mond als met een troostvollen balsem en vloeide tot op
mijn hart. Ik riep hem aan en zeide hem: « 0 mijne heilige
Patroon, zie hoe verlaten ik ben! indien mijn uur ge-
komen is en ik werkelijk door de ziekte ben aangetast,
kom mij dan bijstaan, troosten in mijne laatste oogen-
blikken. Maar indien het alleen de vrees is die op mij
werkt, ik smeek IipI u, kom mij dan den vrede bren-
gen, en ik zal die nieuwe genade van uwe vaderlijke
bezorgdheid openlijk bekend maken.» O wonderbare
goedheid van den heiligen Joseph! nog had ik mijn
gebed niet geëindigd of reeds ondervond ik den vrede,
en was ik geheel onderworpen om, naar Gods wil te
sterven of te genezen. Intusschen scheen het mij toe dat
de krampen in de matg en de ingewanden vermin-
derden en weldra kon ik gerust inslapen. Ik was toch
niet wel, want den volgenden morgen moest ik een
braakmiddel innemen zoo zwaar en pijnlijk was mijne
maag. Maar dwaze gedachten van vrees heb ik niet meer
gevoeld, en zie nu bevind ik mij weder in mijn nor-
malen toestand.
«M. J*"
«Missionaris van het latijnsch patriarkaat
van Jerusalem.»
-ocr page 183-
177
GUNSTEN DOOR DEN HEILIGEN JOSEI\'II VERKREGEN.
«Klooster der Ursulinen van Quimper, 2 april 1866.
«Ik zou meenen aan den pligt van de regtmatigste
dankbaarheid te kort te schieten, indien ik thans de
belofte niet vervulde door mij aan den heiligen Joseph
gedaan, om de bescherming bekend te maken welke hij
aan ons dierbaar huis heeft gelieven te schenken.
«Niet sedert een dag, noch voor een bijzonder feit
zijn wij hem erkentelijkheid schuldig. Onze schuld jegens
dezen welbeminden Heilige schijnt met den dag toe te
nemen, en onze dankbaarheid zal de uitstekende wei-
daden en de treffende bescherming, waarvan wij het
voorwerp zijn, nooit evenaren. Sedert verscheidene
maanden strekte de vreeselijke epidemie, die zooveel
slagtoffers in ons Frankrijk heeft gemaaid, hare ver-
woestingen in onze omstreken, zelfs in onze stad uit.
Toen, met meer vertrouwen dan ooit, wendden wij ons
tot onzen welbeminden Vader, opdat hij de aan onze
zorgen toevertrouwde kudde mogt beschermen. O neen,
niet te vergeefs is die gezegende Vader, die bevoorregte
Heilige, tot bestuurder van ons klooster benoemd. Men
zou zeggen dat hij, dien titel aannemende, aan het
hoofd geplaatst van eene kapel die voor hem in ons huis
bestemd is, zich de verpligting heeft opgelegd om daar
met eene geheel vaderlijke bezorgdheid te waken. Daar,
in die bedeplaats, smeekten wij hem, met het kinder-
lijkst vertrouwen, om onze gebeden te verhooren en
ons zijne voortdurende bescherming te verleenen. Intus-
12
-ocr page 184-
178
schen wilden wrj ons aan de goddelijke Voorzienigheid
overgeven, overtuigd als wij waren dat wat God be-
schikt altijd voor ons bestwil is. Nadat wij dan onzen
goeden Vader den heiligen Joseph gebeden hadden om
voor ons in de bres te springen, bleven wij gerust den
loop der zaken afwachten. Welnu! niet slechts de
cholera, maar nog meer de pokken zijn rondom onze muren
gegaan, en onder ons personeel van tweehonderd men-
schen, hebban wij niemand gehad die door die twee
wreedaardige epidemiën is aangetast. Glorie zij daar-
voor aan God gebragt en duizende zegeningen aan den
voedstervader van Jesus en den waardigen Bruidegom
van Maria.
«Een nieuw bewijs van zijne treffende goedheid en
zijne bijzondere bescherming is ons weder duidelijk ge-
bleken. Een kind van twaalf jaren, leerling van onze
kostschool, Auguslina L----, tot eene vrome en welge-
steide familie behoorende, is in het begin van maart ernstig
ziek geworden. Eene hevige roos die tusschen de schouders
is ontstaan, maakte dagelijks nieuwe vorderingen en
bedekte het arme kind eindelijk geheel en al. De ziekte
werd hoe langer hoe ernstiger, en de doctor, die haar
tweemaal daags kwam bezoeken, werd daarover zeer
ongerust. Een gedeelte der familie was overgekomen,
want men dacht dat haar einde naderde. De kleine
zieke kwam zelve op de gedachte om hare toevlugt tot
den heiligen Joseph te nemen en zich aan hem aan te
bevelen. Kort daarna door een aanhoudend ijlen aange-
tast, riep zij dikwijls uit: de heilige Joseph doet al wat
hij kan om mij te genezen. Deze zoo naieve taal boezemde
ons vertrouwen in, al werd zij ook in de ijling van
eene hevige koorts gevoerd. Al hare medescholieren
verzekerden dat de heilige Jo.-.eph zich zou gewaardigen
-ocr page 185-
179
baar te verhooren, en men deed eene noveen: men
stak eene waskaars voor zijn gezegend beeld op. Alle
dagen werd een telegram naar hare goede en deugd-
zame moeder gezonden — die de reis niet had kunnen
ondernemen omdat hare gezondheid dit niet toeliet —dat
haar dierbaar kind steeds lusschen leven en dood was.
Deze vrome en onderworpene moeder had zich met de
noveen vereenigd; den negenden dag, toen zij uit de
kerk kwam, kondigde een telegram haar aan dat hare
dochter aan de betere hand was. Op den dag zelven
dat het feest van onzen vereerden Heilige gevierd wordt,
was de vreugde algemeen, en brandde wederom eene
waskaars, door de leerlingen geofferd, voor het beeld van
onzen gelielďlen Vader. Die goede kinderen hadden zich
daarmede niet tevreden gesteld, en in de vervoering
harer dankbaarheid, hebben zij drie heilige missen laten
doen om hun geliefden Heilige te danken. — O ja,
goede heilige Joseph, aan uw zoo goed, zooveel op de
harten van Jesusen Maria vermogend hart, zijn wij zooveel
genaden, zooveel gunsten verschuldigd.... word dusbe-
kend en alom verkondigd, en dat iedereen uwe zoo
treffende, zoo vaderlijke bekommering kenne! Hoe zoet
zou het zijn wanneer men alle harten hem hulde zag
brengen, en zijne goedheid, zijne magt erkennen ....
Ja, het zou zoet zijn al de christenen zich onder zijne
banier te zien scharen, hunne toevlugt nemende tot
eene devotie, die steeds Gods hart treft en die de gun-
sten daaruit doet vloeijen als een stroom van genade
en zegeningen.....
«Wat zouden wij verder nog kunnen zeggen over al
de tijdelijke en geestelijke genaden waarmede hij ons
wel heeft willen begunstigen: het zou te lang zijn ze op
te tellen, maar wij kunnen de uitstekende genade niet
-ocr page 186-
180
verzwijgen dat ons kostschool met het zoetste vertrouwen
jegens dezen goeden Vader vervuld is. Ja, ongetwijfeld,
aan hem zijn wij den goeden geest wel verschuldigd die
er heerscht, want sedert die devotie in zwang is, be-
spcuren wij dat onze dierbare leerlingen hoe langer hoe
meer in godsvrucht vooruitgaan. Eene heilige mis wordt
telken maand met die meening ter eere van onzen goeden
Heilige opgedragen. Moge die hoogvereerde Vader, zijn
zoeten invloed bij voortduring aan die jeugdige zielen
doen gevoelen, wanneer onze kinderen in hare familiën
zullen zijn teruggekeerd. Moge die dierbare jeugd zijne
vereering hoe langer hoe meer verspreiden, en daardoor
verdienen dat de zoete daauw van \'s hemels zegeningen
op haar afdale, opdat zij een zuiver en vlekkeloos leven
leiden en de rijpe vruchten eener degelijke deugd in het
vaderland mogen plukken.
«Waarlijk de edelmoedigheid van onzen goeden Heilige
jegens ons schijnt grenzeloos. Wij hadden hem het ver-
langen te kennen gegeven om gedurende zijne schoone
maand eenige novicen te verkrijgen, en nu zijn er drie
roepingen tot het noviciaat bekend geworden. Eene dier
novicen is reeds aangenomen, en niet zonder moeite heeft
zij de hinderpalen overwonnen welke zich tegen hare
roepingen schenen te kanten. Eenige dochter en geliefd
kind van haren vader en hare moeder, is het haar zeer
moeijelijk geweest om zulk eene toestemming te verkrijgen,
Haar de heilige Joseph was daar, en hij is zeer behendig
in het verbreken van de aardsche banden, om ze voor
eeuwig in den hemel vast te maken. Dit gelukkige meisje
heeft dan in zijne gezegende maand den eersten stap
kunnen doen die haar aan den Heer moet toewijden.
«Na het ontvangen van al die gunsten, heb ik gemeend
volgaarne het heilig Misoffer ter intentie van al degenen,
-ocr page 187-
181
die zich aan de vereering van onzen goeden vader, den
heiligen Joseph toewijden, te moeten laten opdragen.
«Wees duizendwerf gezegend, eerwaarde Pater, dat
gij de heilige ingeving hebt gehad om den Propagateur
uit te geven. Wij zijn u veel verschuldigd.... onze
Heilige en welbeminde Vader, zal het u, zooals wij
kunnen denken, honderdvoudig vergelden.
«Ontvang enz.
Zuster Maria THAďS, Overste.»
MET DEN SCHRIK VRIJ.
51 october 1866.
«Ik bevond mij voorleden zomer, gedurende meer daa
eene maand, in eene groote stad, waar de cholera veel
slagtolfeis maakte. Ik vreesde dien geesel die niemand
spaart, en de verzekering dat de vrees vatbaar maakt
voor die ziekte, was niet geschikt om mijn angst te
verdrijven. Ik nam mijne toevlugt tot den heiligen Joseph
en de vrees verdween bijna geheel. Na verloop van eenige
dagen kwam zij terug; — ik bevond mij toen ongesteld; —
op zekeren nacht gevoelde ik mij plotseling koud worden,
hetgeen gewoonlijk de voorbode is van de cholera. Uiter-
mate beangst zijnde, beveel ik mij aan den heiligen Joseph
en ik beloof het aan den Propagateur te zullen schrijven
als hij mijne gezondheid gedurende de epidemie bewaart.
Ter naauwernood had ik die belofte gedaan of ik viel
als betooverd in slaap, de vrees verminderde langzamer-
-ocr page 188-
182
hand, en nu de cholera heeft opgehouden, ben ik zeer
gezond. Glorie zij den heiligen Joseph !
— Nog een feil dat tot glorie van den Bruidegom
der heilige Maagd kan strekken. — Een mijner b!oed-
verwanten is, eenige jaren geleden, met een zeer klein
kapitaal een handel begonnen, die eenegroote vlugt heeft
genomen. Bij den aanvang heeft zij hare zaak onder de
bescherming van den heiligen Joseph gesteld, en in hare
•winkel een beeld van den Heilige geplaatst. Alles is
boven verwachting gegaan. Dikwerf had zij groote be-
talingen te doen en het noodige geld ontbrak: dan nam
zij hare toevlugt tot den heiligen Joseph en de Heilige
deed haar geld geworden, en op de eene of de andere
wijze was zij altijd in staat om hare verbindlenissen na
te komen.
Gelukkig zij, die al hunne zaken in de handen van
zulk een magtigen en goeden beschermer stellen, en
vooral de groote zaak van hun eeuwig heil.
«Ontvang, enz.
De abbé U * *
EEN KLEIN KIM) DOOI! DEN HEILIGEN JOSEPH GERED.
Aalst (België), 21 october 1866.
«Sedert lang moet ik aan den Propagateur schrijven,
om eene gelofte te vervullen door hem eene gunst mede
te deelcn op de voorspraak van den heiligen Joseph ver-
kregen. In het vorige jaar brak eene besmettelijke ziekte
in mijne familie uit, al de kinderen werden daardoor
aangetast. Een kind werd geboren, men was zeer ber
-ocr page 189-
185
vrcesd dat het de ziekte ook zou krijgen; intusschen nam
men zijne toevlugt tot den heiligen Joseph, men bad veel
en beloofde aan het kind den naam van Joseph te zullen
geven, en de verkregen gunst aan den Propagatcur te
zullen mededeelen. Het kind is ongedeerd gebleven, en de
heilige Joseph schijnt het bijzonder te beschermen, want
een zeer leeder gestel hebbende, is het van eene doode-
lijke en door den geneesheer bijna hopeloos verklaarde
ziekte opgekomen; men beval het met veel vertrouwen
op nieuw aan den heiligen Joseph; cenige uren later
was het gered.
«Ontvang, Zeer Eerwaarde Pater, de hulde van mijn
diepen eerbied.
                                    J. M. D.»
«Het is ongeloofelijk hoe de heilige Joseph ons met
zijne bescherming vereert. Indien ik dit zou moeten
verhalen, dan zou ik, wat mij betreft, de geschiedenis
mijns levens minstens twintig jaar moeten beginnen, die
allen door zijne weldaden zijn gekenmerkt. Mijne geheele
familie is aan heiligen Joseph toegewijd.
«Dezelfde geabonneerde.                              J. M. D.
HULDE EN EER AAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
«L. (Somme), 22 october 18C6.
«Ik kom mij van een pligt van dankbaarheid kwijten
dien ik eenige dagen geleden jegens den heiligen Joseph,
mijn magtigen beschermer en mijn heiligen patroon heb
aangegaan. Ik ben in de gelegenheid geweest om den
Propayateur te lezen, en sedert dien tijd heb ik een gren-
-ocr page 190-
184
zeloos vertrouwen in den heiligen Joseph gehad; (oen ik
dan ook veertien dagen geleden, mijn dierbaren vader
in doodsgevaar zag, want hij had de cholera, was mijne
eerste gedachte hem aan den heiligen Joseph aan te be-
velen, hem belovende aan den Propayateur te zullen
schrijven, ten einde zijne glorie en zijne magt te ver-
kondigen. Ik heb al spoedig bemerkt dat de heilige
Joseph mij had verhoord: nadat vader gebiecht had, is
hij beter geworden; sedert dien dag krijgt hij zijne
krachten terug en zijne gezondheid is beter dan vóór
zijne vreeselijke ziekte. Mijne geheele familie, die eene
groote devotie tot den heiligen Joseph heeft, erkent
gaarne dat wij door zijne voorspraak en die der Onbe-
vlekte Moedermaagd de genezing van onzen dierbaren
zieke hebben verkregen. Dit is niet de eerste maal,
Eerwaarde Pater, dat ik de uitwerking van de magtige
bescherming van den heiligen Joseph ondervind. Daarom
verzoek ik u mij te helpen om hem voor de groote
gunst te bedanken die hij mij en mijne gansche familie
gedaan heeft, door dien nieuwen trek van de magt des
grooten patriarks in uwen Propagateur mede te deden.»
KOSTSCHOLEN BESCHERMD DOOR DEN HEILIGEN JOSEPH.
«Bisdom van Gend (België), 5 october 1866.
Ingevolge mijne belofte, verlang ik vurig, ter glorie
van den grooten heiligen Joseph, door den Propagateur de
weldaden te doen kennen welke wij, op zijne voorspraak,
gedurende het schooljaar 1865—1866, hebben verkregen.
Ziehier, onder anderen, twee uitstekende gunsten.
-ocr page 191-
185
«1°. eene epidemie bedreigde de leerlingen; reeds
waren eenigen daardoor aangetast: in dit oogenblik van
beproeving, wend ik mij tot den heiligen Joseph, leg
een briefje aan den voet van zijn beeld, en beloof hem
negen missen ter zijner eere te zullen doen lezen; sedert
dat oogenblik is geen leerling meer aangetast, endezie-
ken zijn hersteld.
«2°. Wij verlangden het getal onzer kostleerlingen ver-
meerderd te zien; wij namen daarvoor weder onze toevlugt
tot den goeden heiligen Joseph, dien het behaagde zijne
welwillende bescherming zigtbaar te toonen: het getal
werd vol, en zelfs meer dan dit. Indien mijn Eerwaarde
Pater deze regelen zijner aandacht waardig keurt, zou ik
Zijn Eerwaarde daarvoor zeer dankbaar zijn, en de goede
God zal het hem aanrekenen dat hij wederom iets zal
gedaan hebben om de glorie van onzen heiligen en wei-
beminden beschermer te vermeerderen.
«De Overste van een opvoedingsgesticht.»
Bisdom van Montpellier, 26 Junij 1866.
«Met eene van dankbaarheid jegens den goeden heiligen
Joseph doordrongen ziel, kom ik mij van eene belofte
kwijten, welke ik hem , in een oogenblik van zeer grooten
angst, in naam van hel Huis gedaan heb.
«Reeds waren twee kostleerlingen door de pokken
aangetast, eene derde had verschijnselen van die ziekte,
wij moesten dus vreezen dat zij in eene epidemie zon
ontaarden: ik heb den heiligen Joseph beloofd dat als
het kind dat met de ziekte harer medeleerlingen bedreigd
-ocr page 192-
180
werd, ontsnapte, en indien de ziekte zich niet verder
uitstrekte, ik .dezen trek van zijne magtige goedheid zou
doen plaatsen in liet tijdschrift dat hem dierhaar schijnt
te wezen. Wij zijn geheel verhoord geworden, al onze
kinderen zijn gezond: de leerling die ons ongerustheid
inboezemde, heeft zelve eene belofte aan den li iligen
Joseph gedaan; de ziekte is aanstonds gestuit..., zij is
volkomen gezond onder hare medeleerlingen! Glorie zij
God en zijn grooten dienaar!
BESCHEMIING VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
«Riom (Puy de Dóme), 12 julij 1866.
«Veroorloof aan de geringste dienares van den heiligen
Joseph om de schatting van dankbaarheid en van liefde
te voldoen, welke zij jegens haren edelmoedigen wei-
doener heeft aangegaan. Eene epidemische pi-stziekte
teisterde het dorp mijner inwoning, en tastte vooral de
mannen aan, die zij in minder dan tien uren deed
sterven; door vrees en wanhoop aangegrepen, leefde
ik niet meer; ik zond mijn man spoedig naar het ge-
bergte, om hem aan den geesel te doen ontkomen!
Nuttelooze voorzorgen, als de goede God ons wil heb-
ben , weet hij ons wel te vinden. Na eene afwezigheid
van veertien dagen komt hij bij mij terug, en in den
nacht zelven na zijne aankomst, kondigt eene hevige
hoofdpijn, voorbode van de gevreesde ziekte, mij aan
dat mijn echtgenoot zal gaan sterven. Den volgenden
morgen was de ziekte zóó toegenomen, dat alle hoop
op herstel vervlogen was! In dit uiterste wendde ik mij
-ocr page 193-
187
tot de goede Zusters der barmhartigheid, haar verzoe-
kende mij met hare vurige gebeden bij te staan; aan-
stonds laat cene harer, die zeer veel devotie voor den
heiligen Joseph had, hare kleine leerlingen met die vurig-
heid en dat vertrouwen bidden, die wonderen verkrijgen;
de maand van het Heilig Hart van Jesus wordt tot
die intentie gehouden. O wonder! ter naauwernood zijn
de gebeden begonnen, of eene ziglbare beterschap doet
zich bij al de zieken gevoelen! Mijn man, die het laatste
door de ziekte was aangetast, werd het eerst genezen.
Dank zij daarvoor aan mijn welbeminden beschermer
gebragt, aan wien ik mijn persoon en mijn geheele ge-
zin wijd. Sedert ik het geluk heb gehad om den goeden
heiligen Joseph op eene bijzondere wijze te kennen, ben
ik het voorwerp van zeer groote zoo geestelijke.als lig-
chamelijke gunsten geweest: hij ontvange daarvoor thans
mijn bijzonderen dank.
«Ook door eene zeer bijzondere bescherming van den
heiligen Joseph is het dorp door de goede Zusters der
barmhartigheid bewoond, niet door den geesel aange-
tast, ofschoon er veel verkeer tusschen de beide dorpen
is; zelfs waren de vaders en de ooms van verscheidene
kinderen die daar ter schole gingen bedenkelijk ziek; en
indien de heilige Joseph zijne bescherming niet had ver-
leend, zou de ziekte zich ten minste zoover hebben
moeten uitbreiden, en geen enkele persoon van N*** is
aangetast; ik zeg dus uit den grond des harten tot al de
inteekenaars op den Propagateur, wat ik geleerd heb
van de goede aan Maria\'s Bruidegom toegewijde Zusier:
«Bid en vertrouw, met de hulp van den heiligen Joseph
kunnen wij alles.»
«Ontvang, enz.,                                        N***.
«de geringe dienares van den heiligen Joseph.»
-ocr page 194-
488
GETUIGENIS VAN EEN GOEDEN PASTOOR DIE TOEGEWIJD
IS AAN HAUIA EN JOSEPH.
«Wissant (Pas de Calais), bisdom van Arras,
9 september 1866.
„Eerwaarde Pater»
«Ik zou vreezen mij schuldig te maken jegens Maria
en haren kuischen Bruidegom, indien ik u het verhaal
niet deed van eene noveen , door mij gehouden om mijne
parochianen van de cholera te bevrijden. Den 20 juli)
heeft die ziekte zich in mijne parochie vertoond en drie
slagtoffere in zeven dagen gemaakt. Ik was verlangend
om den zondag te zien aanbreken, ten einde aan mijne
parochianen eene noveen tot de heilige Maagd, onder
den titel van Onze Lieve Vrouw van Sombres en tot den
heiligen Joseph voor te stellen. Den 29 kondigde ik
mijne parochianen aan dat ik gedurende negen dagen, de
Heilige Mis \'s morgens ten S ure zou opdragen en dat
wij gezamenlijk het avondgebed zouden doen, met drie
aanroepingen tot de heilige Maagd en evenvele tot den
heiligen Joseph. Mijne roepstem is niet te vergeefs gc-
weest. Ondanks den arbeid van den oogst, was mijne
kerk\'s morgens en\'s avonds eivol; de novene werd\'smor-
gens ten 4 ure, met eene plegtige processie gesloten, en
de geheele bevolking woonde die in zondagskleeren bij;
de beelden van den heiligen Joseph en Onze Lieve
Vrouwe van Sombres werden daarbij rondgedragen, dat
van den heiligen Joseph gevolgd door de jongelingen in
witte broeken en met witte handschoenen, en dat van
de heilige Maagd door ongeveer zestig jonge meisjes in
-ocr page 195-
489
liet wit gekleed en geheel gesluijerd, en een tiental matro-
zen in een schoon wit en blaauw gewaad. De processie
heeft een uur geduurd. Ten vijf ure in de kerk terugge-
keerd, hebben wij eene plegtige heilige Mis voor de
parochie gezongen, waarin tweehonderd menschen tot de
heilige Tafel naderden. Dien avond, in het plegtig lof,
hield ik een kort onderrigt over de krachtdadigste midde-
len om zich van den geescl Gods te bevrijden. Het heeft
God behaagd mijne woorden door een allertreffendst feit
te bevestigen. Wij hebben sedert het begin der noveen
niemand meer verloren, en den 6 augustus, dag der
sluiting, was er geen spoor van ziekte meer in de ge-
heele parochie. Glorie zij aan de Onbevlekte Moedermaagd
en den glorievoilen patriark, den heiligen Joscph. Ik heb
willen wachten met u dit verslag te geven om te zien
of de ziekte niet zou zijn teruggekeerd, en op hetoogen-
blik dat ik u schrijf is de gezondheidstoestand der be-
volking beter dan ooit. Dit verhaal zal geen tegenspraak
bij mijne parochianen vinden, die in grooten getale uwen
Propagateur lezen. Indien gij meent dat het geschikt is
om degenen te stichten, die geen getuigen zijn geweest
van deze bescherming, dan geef ik u verlof het in uw
tijdschrift op te nemen.
«Ontvang, enz.                              F.-J. H. Wassa,
«Pastoor van Wissant.»
-ocr page 196-
DERTIENDE HOOFDSTUK.
DE HEILIGE JOSKPII, TOEVLUGT DER ZIEREN.
Na den staat van genade en den vrede der ziel, die
daarvan de belooning is, is er geen kostbaarder goed
dan de gezondheid, die ons gedoogt de pligten van onzen
staat waar te nemen, en ons aan de dienst van God
en onze broeders loe te wijden.
De Heilige Kerk veroorlooft ons dan ook niet alleen
om liet behoud van dit goed te vragen, maar zij doet
ons ook nog dikwijls in de Getijden en de heilige Mis
het gebed herhalen, waardoor wij den Heersmeekende
ziekten van de ziel en van het ligchaam van ons te ver-
wijderen.
Wij weten dat het door Gods vijfde gebod uitdrukkelijk
is verboden om zonder gewigtige redenen ons aan het
verlies der gezondheid bloot te stellen.
De heilige Kerk doet ons Maria en Joseph aanroepen
als de toevlugt der zieken en men ziet in de hun toe-
gewijde heiligdommen talrijke exvoto\'s, getuigen van de
dankbaarheid der zieken en der stervenden, die door hunne
magtige voorspraak genezen zijn.
Indien de schaduw van den heiligen Petrus voldoende
-ocr page 197-
191
was om den zieken de gezondheid te hergeven, hoe groot
moet dan niet de magt van den heiligen Joseph zijn,
Voedstervader van Dengene die de kracht aan de genees-
middelen en de wetenschap aan de geneesheeren geeft.
Intusschen gebeurt het dikwerf dat verscheidenen die
zich tot hem wenden, niet genezen worden. Dit kan
geschieden omdat zij het niet vragen zooals het behoort,
met dat geloof en die volharding, welke wonderen ver-
dienen; of wel omdat het hun in de orde der genade
voordeeliger is om niet van die ongesteldheden genezen
te worden, die hen van de gevaarlijke gelegenheden ver-
wijderen en door middel waarvan zij gemakkelijker hunne
zaligheid kunnen bewerken en grootere schatten van
verdiensten voor den hemel vergaderen (I).
Indien men daarvan een goed gebruik wil maken, dan
zijn de ziekten en gcbrekkelijkheden eene vrome ziel
van groote hulp om haar van de minste vlekken te
zuiveren en van alle schepselen los te maken. De vol-
gende trek zal die waarheid in het licht stellen.
— Een zeer klein kind zeide eens aan zijne zieke
moeder: «Moeder, gij hebt mij verzekerd dat God ons
(1) „De ziekte, zegt de heilige Vincentius tt Paulo, is een voor
de natnur bijna ondragelijke toestand, en toch is het een der
krachtigste middelen waarvan God zich bedient, om ons tot onzen
pligt te brengen, van de gehechtheid aan de zonde los te maken
en met zijne garen en zijne genade te vervullen. Daardoor worde»
de zielen gezuiverd, en hebben degenen die geen deugd bezitten
een krachtdadig middel om die te verkrijgen. Men kan geen ge-
schikter toestand vinden om haar te beoefenen. In de ziekte wordt
het geloof wonderbaarlijk geoefend; schittert de hoop met glans;
vinden de onderwerping, de liefde tot God en al de deugden ruim-
schoota stof om zich te oefenen."
-ocr page 198-
192
altijd verhoort; ik heb Hem goed gebeden om u te ge-
nezen, en gij lijdt nog. Heeft God mij dus niet verhoord?
De moeder nam zijne twee handjes in de hare, kuste
hem het voorhoofd, en hem zacht toelagchende, sprak
zij tot hem: «Uw gebed is niet nutteloos geweest, mijn
kind; indien het mijn ligchaam niet genezen heeft ver-
heugt het mijne ziel, en God heeft u veel meer lief
sedert gij Hem voor mij hebt aangeroepen.... Gij weet,
vriendje, hoe gaarne ik u alles toesta wat gij mij vraagt,
en toch ben ik dikwijls verpligt uwe verlangens te wei-
geren. Gij zijt te jong om goed te onderscheiden wat u
zou schaden, en wat u van nut kan zijn. Welnu! mijn
kind, het onderscheid tusschen uw verstand en het mijne
is oneindig minder groot dan dat tusschen Gods verstand
en het mijne; wij weten zoo weinig wat voor ons van belang
is te verkrijgen, dat wij, wanneer wij onze wenschen aan
onzen heinelsclien Vader te kennen geven, vooruit zijn
wil met onderwerping en vertrouwen moeten aannemen.
«Ik heb het u gezegd, vriendje, het leven is eene dikwerf
moeijelijke reis; wij komen dikwijls uiterst afgemat en
naar het ligchaam gekwetst aan den eindpaal; maar
wanneer de ziel schooner is geworden, wanneer wij God
hebben welen lief te hebben en te dienen en wel te doen
„De ware tijd om zijne zonden te boeten en de genade der vergif-
fenis te smaken is die der ziekte, zegt Bossuet, terwijl die doorn
ons steekt en in ons dringt, terwijl de hand Gods op ons is, en hij
ons, naar de mate zijner oneindige barmhartigheid, zelf onze boete
oplegt.
De lange ziekten zijn eene goede school yan barmhartigheid voor
degenen die de zieken oppassen en van liefderijk geduld voor degenen
die ze lijden ; want de ecnen staan met Maria en den heiligen Joannei,
wier medelijden zij navolgen, aan den voet van het kruis, en de
anderen zijn met Onzen Heer aan het kruis gehecht en volgen zijn
lijden na,
-ocr page 199-
193
aan de menschen, wat zijn dan die beproevingen bij
het geluk dat ons wacht ? Bidden wij dan voortdurend ,
bidden wij met vreugde en vertrouwen; wij zijn vooruit
zeker verhoord te zullen worden, wanneer wij God
vragen om ons te helpen beter te worden; en indien
hij ons de smarten des ievens niet ontneemt, dan is het
omdat dit voorbijgaand leed ons tot een eindeloos geluk
brengt.
GENEZING VAN EENE ARME ZIEKE.
In de parochie van Marrara, bisdom van Ferrara,
woonde een arm meisje van twintig jaren, dat sedert
een jaar dooi\' allerlei ziekten bezocht werd, welke ver-
scheidene geneesheeren volkomen ongeneeslijk hadden
verklaard. Te midden der hevige pijnen die haar dikwerf
nabij den dood bragten, haar al de ledematen deden
verstijven, zoodat zij bijna geen enkele beweging kon
doen, en daarenboven, ten prooi aan al de ontberingen
eener uitermate groote armoede, haakte zij slechts naar
het uur van haren dood.
Intusschen werd het grondgebied waarop zij woonde,
door eene vrecselijke overstrooming bedreigd; al de be-
woners namen hunne toevlugt tot de bescherming van
den heiligen Joseph, wiens beeld men plegtig in de
kapel van eene vrome Broederschap had geplaatst, en zij
hadden door hunne vurige gebeden de gunst verwor-
ven bevrijd te worden van den geesel wiens gevreesde
nadering hen allen in ontsteltenis had gedompeld. Ter
13
-ocr page 200-
194
naauwernood was het gerucht van dit wonder ter oorc
der arme zieke gekomen , of zij vraagt met aandrang om
naar de bedoelde kapel gedragen te worden, ten einde
daar het beeld van den heiligen Patriark te verceren.
Daar, diep bewogen door het geloof en het vertrouwen,
wendde zij zich in al de vurigheid haars harten tol den
heiligen Joseph, hem met eenvoudigheid zeggende, dat zij
tol hem gekomen was met cene volkomen zekerheid dat
zij hare genezing zou verwerven, en dat, zoodra zij die
zou verkregen hebben, zij al wat in haar vermogen is
zou doen om die aan iedereen te doen kennon, en om
hein zelvcn hare dankbaarheid te betuigen. Zij voegde
daarbij echter, met een levendig gevoel van godsvrucht,
dat zij onderworpen wilde blijven aan den heiligen wil
Gods, welke ook de uitkomst van haar gebed mogtzijn.
Oogenblikkelijk gevoelde zij al hare ledematen los en
vrij worden, gelijk iemand die g;bonden was en dien
men losmaakt, en, tot grootc verbazing van al de om-
standers, kon zij in volkomen voldoenden staat naar huis
wederkceren. Haar gebed is zoo geheel verhoord ge-
worden, dat niet alleen hare kwalen geheel zijn ver
dwenen, maar dat zij tegenwoordig de volmaaktste ge-
zondheid geniet, en met ijver den moeijelijksten veld-
arbeid verrigt. Getrouw aan hare belofte, houdt zij niet
op met de glorie en de magt van den heiligen Joseph
te verkondigen en overal zijne devotie te bevorderen.
(// Divolo, september 1803.)
-ocr page 201-
195
DB K.KAOHT VAN DE OLIE UIT DE LAMP VAN DEN HEILIGEN JOSEPH.
Een waardige pastoor uit hel bisdom van Besancon,
deelt ons, den \\a januarij 1866, den volgenden trek
mede:
«Meer dan twee jaren geleden, werd een kleine
jongen van twee jaren, uit mijne parochie, doorliet
hoofdzeer aangetast. Zijn hoofd was bedekt met zweren
en roode plekken van de leelijkste soort. De geneesheer
werd aanstonds geroepen en hij schreef de middelen,
voor die hij het krachtdadigst achtte, maar zij waren
niet in slaat om de ziekte Ie keeren. Gedurende achttien
maanden werd alles in het werk gesteld om de genezing
te verwerven}
men gebruikte inwendig purgeer-en bloed-
zuiverende middelen, uitwendig allerlei wasschingen en
smeersels: alles hielp niets, de kwaal verergerde steeds,
üe geneesheer, ten einde raad, zag geen mogelijkheid
van genezing, dan in hel aanwenden van een uitermate
hevig middel. Hij gaf het aan de moeder op, maar deze
kon er niet toe besluiten, om het aan te wenden. Niet
langer op mensehelijkc middelen rekenende, keerde die
diep bedroefde moeder zich naar den hemel. Daar men
in het begin van de maand maart was, de maand toe-
gewijd aan de vereeiing van den heiligen Josrph, be-
loofdc zij dien heilige, dat indien hij degenezing van haar
kind verkreeg, zij die gunst zou publiek maken door
het verhaal daarvan in den Propagateur doen opnemen.
Denzelfden dag begon zij met hare kinderen, eenc noveen
aan den gelukzaligen patriark. Terzelfder tijd kwam
zij op de gedachte om het hoofd van haren lieven kleinen
zieke te smeren met de olie die in de lamp voor het
-ocr page 202-
490
beeld des heiligen brandde. Dit deed zij, met het volste
vertrouwen bezield, gedurende negen dagen; den tiende
zag zij het hoofd van den zieke in zijn natuurlijken staat;
al de puisten, al de groote vlekken waren verdwenen:
de zieke was volmaakt genezen. Intusschen heeft die
gelukkige moeder u die genezing niet willen mededeelen,
vóór dat zij wist of de ziekte zou terugkeeren; maar,
thans, nu de genezing bijna een jaar geleden heeft
plaats gehad, kan zij de belofte niet meer uitstellen
welke zij heeft gedaan, en vraagt zij u door mijne tusschen-
komst om het verhaal der genezing van haar kind in
uwen Propagateut te willen plaatsen.
«Wat mij betreft, zeer eerwaarde Pater! ik ben
gelukkig u de waarheid van den vermelden trek te
kunnen verzekeren, daar ik met eigen oogen de ziekte
en de genezing heb gezien.
«Ontvang, enz.
A. M. * * *, pastoor.»
ONVOORZIGTIGHEID VAN EENE ZIEKENOPPASSERES DOOR DEN
HEILIGEN JOSEPII HERSTELD.
Wanneer men zieken oppast, is het noodig de voor-
schriften des geneesheers getrouw op te volgen, ten
einde den zieke niet in gevaar te brengen, gelijk in
het volgende geval heeft plaats gehad:
-ocr page 203-
197
«Grange-Neuve, 21 november d8<><).
„Eerwaarde Pater.
«Men verzoekt mij u een trek van de bescherming
van onzen goeden vader den heiligen Joseph mede te
deelen, dien ik mij gelukkig acht u bekend te maken.
Een vroom meisje uit de parochie van Daulieu, Anna
Arnaud, door eene hartziekte aangetast, bevond zich
ten gevolge van een hevigen aanval, naar men vreesde,
op het uiterste. Men had haar voorgeschreven zulke
hevig werkende pillen in te nemen, dat men haar slechts
ééne daarvan \'s morgens, en ééne \'s avonds mogt geven:
maar eene onvoorziglige ziekenoppaster die op dat oogen-
blik alleen bij haar was, doet in plaats van ééne pil,
drie en dertig pillen in het glas en laat ze de arme
zieke inslikken, die aanstonds door hevige buikpijnen,
maagkramp, brakingen, kortom door al de kenteckenen
van de vreeselijkste vergiftiging wordt aangetast. De ge-
neesheer wanhoopte er aan om een arm ligchaam, dat
reeds zóó uitgeput was door eene ernstige ziekte, van dien
vreeselijken schok te kunnen herstellen. De zieke, uiter-
mate verzwakt, dacht aan niets meer dan aan de eeuwig*
beid, en had de heilige Sacramenten der stervenden
reeds ontvangen, toen eenige harer vriendinnen, die al
verscheidene uitstekende gunsten had verkregen, haar
voorsloeg om eene noveen tot den heiligen Joseph te
houden, en het in den Propagateur te laten vermelden
indien de goede heilige haar wel wilde redden. De zieke
verheugde zich daarover en keurde dit zeer goed; zij slaapt
gerust in, en van dit oogenblik af komt er beterschap, maakt
deze rassche vorderingen, en weinige dagen daarna was het
-ocr page 204-
i98
brave meisje reeds op de been. Eere aan den heiligen Joseph!
Gelief, Eerwaarde Pater, liem met ons te danken, en
hem een weinig te bidden voor degene die u verzoekt
de betuiging van haren diepen eerbied te willen aan-
nemen.
                                            Ritmes du Pileau.»
TREFFEND VERHAAL VAN DE GENEZING EENER GOEDE
HUISMOEDER.
«Den 4 september 18G3, werd mijne goede moeder
door hevige brakingen aangetast, die, gedurende een en
dertig uren, hoe langer hoe erger werden, zoodat zij
weldra op haar uiterste lag. Haar gelaat was lijkkleurig,
hare lippen waren zwart, hare borst was opgezet, haar
pols bijna onmerkbaar en haar ligchaam ijskoud. De
beide geneesheeren die geroepen waren om haar bij te
staan, hadden geen hoop meer, omdat de ziekte zoo
hevig en de zieke zoo bejaard was, en allen die haar
omringden verwachtten elk oogenblik haar te zien ster-
ven. Diep bedroefd ging ik naar onzen goeden pastoor
en verzocht hem bij mijne stervende moeder te komen;
hij ging onmiddelijk, liet haar biechten, maar kon haar
de Heilige Teerspijs niet geven, omdat zij aanhoudend
braakte. Terwijl allen verslagen om het sterfbed stonden,
ging ik in eene kamer naast die der zieke gelegen, en
mij met het levendigst vertrouwen in den heiligen Joseph
vervuld gevoelende, bad ik aldus: — O heilige Joseph!
dewijl uwe magt in den hemel en op aarde zoo groot
is, toon al wat gij ten onzen gunste kunt doen: de
-ocr page 205-
199
Almagtige weigert u niets; sla geen aeht op mijne on-
waardigheid maar op de verdiensten van Dengene, die
u op aarde tot voedstervader en beschermer gediend
heeft. Verleen mij de genezing van mijne moeder.— Ik
beloofde hem tevens, dat, indien mijne moeder genezen
werd, ik eene heilige Mis aan zijn altaar zou laten
doen.— O! goedheid van den heiligen Joseph! naauwe-
lijks was de gelofte gedaan of ik voelde mij getroost.
Onmiddelijk hield mijne moeder op met braken en alle
gevaar verdween. Zij werd dadelijk beter en weldra ge-
heel genezen. De belofte werd vóór het einde dtr maand
vervuld, en tot groote verwondering van iedereen, kon
mijne moeder de heilige Mis van dankzegging bijwonen.
«Wanneer ik denk aan al de gunsten welke God mij
door den heiligen Joseph heeft gedaan, dan komen de
tranen in mijne oogen, en dan is mijn hart zeer aan-
gedaan. O mijn zeer beminnelijke Patroon, zeer kuische
Bruidegom van de allerheiligste Maagd Maria, zeer waar-
dige Voedstervader van Jesus, ontvlam al de harlcndoor
uwe liefde; geef dat al de geloovigen u naarde groot-
heid uwer verdiensten liefhebben, opdat allen zich uwer
bescherming waardig maken.» (Il Divoto, maart 1864).
DE HEILIGE JOSEPH, DE GENEESHEER DER GRIJSAARDS.
Bisdom van Angers (Maine-et-Loire).
Sedert lang lezen wij met de levendigste belangsteN
ling den Propagaleur van den heiligen Joseph, welks
-ocr page 206-
200
ontzettende verspreiding veel heeft van een wonder (meer
dan 17,000 inteekenaar?). De talrijke genezingen in elk
nummer opgenomen boezemen ons hoe langer hoe meer
vertrouwen in de bescherming van dezen heiligen patriark
in. En wij hebben grootc gunsten verkregen die ons
op nieuw bewijzen, dat men hem nooit te vergeefs
aanroept.
«Een lid onzer familie, een krachtige grijsaard van 78
jaren, die in het land zeer hoog geacht wordt en ver-
eerd door al de zijnen, wordt op reis door eene beroerte
getroffen. De tong, de armen, alles is verlamd. Treurig
berigt voor de geheele familie, die naauwelijks eene
andere groote beproeving te boven is gekomen. Groot
is de droefheid van de kinderen diens goeden grijsaards,
die nu verpligt zijn hem elders te gaan verzorgen; maar
nog grooter de smart van degenen die om huiselijke
redenen niet naar hem kunnen gaan. Want de smart
die uit genegenheid voortkomt, heeft iets ondragelijks als
zij ver van haar voorwerp verwijderd is; deze smart
wil van nabij zien, het medelijden is haar voedsel, zij
wil digt bij haar medelijden betoonen. Op een afstand
lijden, is hartverscheurend.
«Gedurende vele dagen vreezen de geneesheeren eene
uitstorting in de hersenen en geven bijna geen hoop meer.
Wij nemen spoedig onze toevlugt tot den heiligen Joseph:
wij beloven op den Propagateur te zullen inteeksnen,
met de gelofte om de verkregen genezing daarin te laten
vermelden. Na verloop van veertien dagen, kan de zieke
de reis doorstaan zonder zich te veel te vermoeijen.
Zijn verstand kwam terug en was geheel ongekrenkt;
een groot wonder bij een grijsaard van 78 jaren! De
tong was onbelemmerd; maar de armen en de beenen
bleven magteloos.
-ocr page 207-
201
Men gaat voort met meer en vuriger te bidden; want
ons vertrouwen vermeerderde naarmate de ziekte ver-
minderde. Wij gevoelden in ons hart als een voorgevoel
dat ons zeide: « Houdt moed! gij zult verhoord worden:
de heilige Joseph zal die genezing welke zijne kinderen
zoo vurig vragen en die zoo goed begonnen is, niet
onvoltooid laten.»
«Gelukkig vertrouwen! gelukkige bescherming die ten
gevolge hebben gehad dat onze arme en welbeminde
lijder nu in een zoo goed mogelijken staat verkeert.
«Hem bij ons terugzien, getuigen zijn van zijne kleine
wandelingen, deelnemen aan zijne gesprekken die altijd
gekruid zijn met een zeldzaam gezond oordeel, zijne
eenvoudige godsvrucht genieten die ons sticht, hem met
duizende kleine attentiën overladen, die nog meer uit
genegenheid dan uit noodzakelijkheid voortkomen, en
welke hij altijd aanneemt met eene engelachtige zachtmoe-
digheid op hf-t gelaat geteekend, en met die christelijke be-
leefdheid welke ik de afstraling der christelijke liefde zou
durven noemen, en die men te vergeefs zoekt in de
harten die niet door God leven: ziedaar wat wij aan
den heiligen Joseph te danken hebben. Moge de goede
en beminnelijke heilige de gevoelens van dankbaarheid
waarvan onze harten overvloeijen, goedgunstig aannemen
en vermenigvuldigen!»
-ocr page 208-
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
DE nr.ll.UiK JOSEPH IS DE BESTE GENEESHEER.
De wijsbegeerte en de godsdienst zeggen beide dat
de vrede der ziel die alle gevoel overtreft, het beste
middel is om kalmte te schenken. Nu heeft de onder-
vinding geleerd dat die kalmte van ziel en van geest
een noodzakelijk vereischte is in de behandeling der
ziekten; zij is dringend noodig in al de gevallen dat
eene phlegmasie een gewigtig orgaan bedreigt of aantast;
zij is onmisbaar in de hartziekte, in de chronische
ziekten van de lever, de maag en de ingewanden. De
heelmeester rekent op dien staat van zedelijken vrede
bij den zieke om groote bewerkingen te doen. Dan heeft
deze niet alleen zedelijken moed, maar godsdienstige
kalmte noodig, dat is de vrome ondtrwerping die alle
vrees uitsluit en hem alleen Gods wil doet verlangen.
Ongetwijfeld moit men zijne toevlugt nemen tot de door
de ondervinding aangewezen middelen; maar wie geeft
hun werkdadigheid, zoo niet, in duizenderlei gelegenheid,
cene kracht van boven, gelijk die welke van den God-
delijken Verlosser uitging om de zieken te genezen?
Hoe komt dikwerf, onder de grootste aarzeling, de ge-
dachte om te gebruiken wat heilzaam is in plaats van
wat duodelijk zou geweest zijn, zoo niet door eene
geheime ingeving, somtijds gelijk aan eene soort van
-ocr page 209-
203
plotselinge verlichting, die barmhartiglijk gezonden wordt
door Dengene, die de Heer van leven en dood is? Dat
gevoelden, in alle tijdvakken der oudheid, de beroemdste
mannen van de wetenschap. Ondanks de duisternissen
der afgoderij, waren zij zeer godsdienstige mannen jegens
die moederlijke Voorzienigheid wier hulp zij in hunne
kunst herkenden, jegens dien God wiens hand zij op
al onze organen gedrukt en om zoo te zeggen in werking
zagen. Tegenover verschijnselen waarvan zij onophoudelijk
getuigen waren, achtten die groote en opregte opmer-
kers zich niet geregtigd om te twijfelen aan eene tus-
schenkomst, verheven boven hunne zorgen en hunne
kennis; zij hielden hunne ziel in gemeenschap met God
en om zoo te zeggen altijd geopend voor zijne heilzame
ingevingen, (i).
Hippocates heeft gezegd: «In het begin der ziekten
moet men bidden opdat de geneesmiddelen mogen baten,
en bij de ernstige en moeijelijke ziekten moet men nagaan
of daarin niet iets goddelijks (bovennatuurlijks) is; in dit
geval moet men meer bijzonder zijne toevlugt tot het gebed
nemen. De geleerde geneesheer Fernel zeide aan zijn
zieken: «Ik schrijf u het geneesmiddel voor, maar bid
God dat Hij u geneze;
eindelijk de beroemde chirurgijn
Ambrosius Pare zeide ook: ik verbond hem, maar God
(1) Gelooven wij uit al onze magt met dien uitstekenden hebreeuw-
schen wijsgeer die de wijsheid van Athene en van Memphis met
die van Jerusalem vereenigd had, „dat de billijke straf van
dengene die zijn Schepper beleedigt, is om onder de hand
des geueesheers geplaatst te worden.„ (Ercli.. XXXVIII, 15.)
Hooren wij hem met eene groote aandacht aan , wanneer hij
daarbij voegt: De genetsheeren zulle» zelven den Beer bidden,
opdat hij hun een goeden uilslag geve
in de verligting en de
genezing van den zieke, om hem in het leven te houden. Merken
-ocr page 210-
204
Zooveel vergif de gekwetste zielen tegen hun ligchaam
bevatten, zoo veel herstellende hulpmiddelen heeft de
herstelde ziel om haar ligchaam te doen herleven en
herstellen.
Bedenk wel dat de geneesheer u slechts verzorgt,
maar dat God alleen u geneest. Bid dan den Heer en Hij
zal u genezen,
zegt de Heilige Schrift.
Men moet derhalve de natuurlijke middelen niet ver-
waarloozen, maar ook God door Maria en Joseph bid-
den om ze te doen slagen, en, als zij onvermogend zijn,
om ze wel in zijne liefde te willen aanvullen.
wij op dat in de goddelijke net, die alles voor den geest gedaan
heeft, er echter een sacrament is, dat wil zeggen een geestelijk
middel, regtstreeks ingesteld ook vcor de genezing der ligchamelijk
ziekten. Begrijpen wij, indien wij het kunnen, de werkdadige
kracht van het gebed des regtvaardigen (Jac. V, 16,) vooral
ran dat apostolisch gebed, dat door eene soort van goddelijke
betoovering, de hevigste smarten stuit en den dood doet ver-
ge ten. Ik heb het dikwijls zien gebeuren aan dengenen die ze met
geloof aanhoort, zegt Bossuet.
En dan zullen wij zonder moeite het gevoelen van degenen
deden, die overtuigd zijn dat de godsvrucht de eerste hoedanig-
heid van den geneesheer is. Wat mij betreft ik geef oneindig
ver de voorkeur aan den straairoover, tegen wien men zichten
minste mag verdedigen, en die toch nu en dan wel eens wordt
opgehangen, boven den goddeloozen geneesheer,
(Joseph de Maistre.J
-ocr page 211-
205
EENE BELOFTE BELOOND.
« Brussel, 30 september 1866.
«Eene brusselsche dame, die de vereering van den
heiligen Joseph hoog schatte, had den 23 januarij 4866
haren vinger verzwikt, en zij had daarna zulk eene toe-
nemende pijn, dat de ring die zij droeg, moest door-
gezaagd worden; nadat dit was geschied, achtte de heel-
meester het zeer noodig den vinger te zwachtelen, het-
geen onverwijld werd gedaan; zes weken daarna nam hij
den zwachtel weg en vond den vinger in goeden staat,
maar buitengemeen dik en stijf; hij troostte de zieke,
haar zeggende dat de beweging alles zou doen verdwijnen;
maar dit gebeurde niet. Den 30 maart daaraanvolgende
was de vinger zoo dik geworden, dat de dame de vlij-
mende pijn niet meer kon verdragen en hare toevlugt
moest nemen tot een tweeden heelmeester, die bij zijn
derde bezoek verklaarde dat het been zoozeer was verrot
dat het moest worden afgezet, indien zij de hand wilde
behouden. Die verklaring deed de dame zeer ontstellen;
zij verzocht dan den heelmeester om nog niet tot de
operatie over te gaan of zijne toevlugt tot minder pijnlijke
middelen te nemen: men kwam dan overeen om her-
haaldelijk vele bloedzuigers op het zieke ligchaamsdeel
te zetten, die geen goed gevolg te weeg bragten, ver-
volgens trekpleisters, die ook geen uitwerking hadden;
eindelijk was de heelmeester, het gevaar inziende, ver-
pligt, tot driemaal het vel van den vinger af te snijden,
om de zalven meer op het been te doen werken. Al
die kunstmiddelen verergerden de kwaal zoozeer, dat de
zieke geen oogenblik rust meer had en niet wist hoe
de hand te plaatsen, om een weinig verligting van
hare kwaal te verkrijgen. Gedurende dat lijden en nadat
-ocr page 212-
206
zij besloten had om het offer van haren vinger te bren-
gen, las zij den Propagateur van den heiligen Joseph,
waarop zij ingeteekcnd was. De talrijke wonderen ziende ,
door de voorspraak van den Voedstervader van het Kind
Jesus gewrocht, kwam bij haar de gedachte op om eene
noveen ter eere van dien grooten heilige te houden, ten
einde de volkomen genezing van haren vinger te ver-
krijgen , indien hel Gods wil mogt zijn. Zij beloofde dan
om negen heilige Missen te zullen laten opdragen; op
eiken dag der noveen en alle woensdagen des jaars, twee
waskaarsen voor het beeld van den heiligen Joseph te
laten branden, om den Propagateur tien nieuwe intee-
kenaren te bezorgen, en al het mogelijke te beproeven om
den heiligen Joseph in hare parochie te doen verceren.
Op den tweeden dag der noveen kwam de heelmeester
om den vinger af te zetten. Het vertrouwen van de dame
in den heiligen Joseph was zóó groot, dat zij weigerde
haren vinger te verloonen, zij betaalde hem en ver-
klaarde hem dat zij besloten was om nu geen mcn-
schelijke hulp meer te bezigen, maar alles aan Gods
wil over te laten.
«Den derden dag van de noveen, een woensdag,
nam zij in tegenwoordigheid van eenige personen, het
windsel van haren vinger dat, sedert hare belofte, haar
eenig hulpmiddel was geweest. Men verbaasde uitermate
toen men den vinger geheel genezen zag en zelfs zoo
goed genezen dat het moeijelijk te onderscheiden was,
welke van de vijf vingers der hand ziek was geweest;
hij was even lenig en krachtig als de anderen en droeg
geen spoor meer van de gemaakte insnijdingen.
«Ontvang, enz.
Joseph S***, toegewijd aan den
Heiligen Joseph.»
-ocr page 213-
207
EENE RELIG1EUSE DER CONGREGATIE VAN JESUS-MARIA,
ONMIDDELIJK GENEZEN VAN BLINDHEID EN DOOFHEID.
I.
De verbazcndsle wonderen do^r de voorspraak van
den heiligen Josspli verkregen, vermenigvuldigen zich
op eene wonderbare wijze in de geheele wereld. En
die wonderdadige feilen hebben een groot getal achtens-
waardigc getuigen, welke zich klaarblijkelijk niet hebben
kunnen bedriegen en niet hebben willen bedriegen.
Wij geven eerst het uittreksel van den brief die het
verhaal begeleidde dat men met stichting zal lezen,
en cenc verdubbeling van vertrouwen in den heiligen
Joscph uitdrukte.
«Ik zend u hierbij het verhaal van eene zeer bijzon
dere genezing, door de zeer vermogende voorspraak van
den glorievollen patriark den heiligen Joseph verkregen.
«Ik heb dit verhaal Ie danken aan eene mijner Zusters,
die religieuse is van Jesus-Maria. Het is door de overste
van het huis van CanaJa, waar hel wonder gebeurd is,
aan de algemeene overste gezonden. Ik heb dus de
morele zekerheid dat het echt is. Ik heb gemeend dat
ik, door den Propagatcnr deelgenoot van uwen ijver
jegens den heiligen Joseph zijnde, u dit verhaal moest
toezenden, opdat gij daarvan het gebruik zoudt kunnen
maken dat u geschikt zou voorkomen.»
-ocr page 214-
208
II.
«Canada, 19 september 186R.
«De goede God heeft aan onze dierbare congregatie
van Jesus-Maria, in ons provinciaal huis van Pointe-
Levi, bij Quebec, in Canada, eene groote, ik zou moeten
zeggen eene dubbele gunst, door de voorspraak van den
heiligen Joseph verleend.
«Verleden jaar, in de maand mei, werd eene onzer
Zusters, die zeer veel godsvrucht heeft voor dien grooten
heilige wiens naam zij in het klooster draagt, plotse-
ling, in den lijd van drie dagen, van het gehoor en
het gezigt beroofd. Vóór dat zij volslagen blind was,
lieten wij haar door een beroemden oogarts onderzoeken,
en, nadat hij haar verscheidene malen bezocht had,
verklaarde hij dat hare kwaal ongeneeselijk was; dat zij
het gezigt voor altijd verloren had, dewijl dit orgaan
door eene volkomen verlamming getroffen was, daar
de oogleden zelfs zich niet meer bewogen, en het aan
onze dierbare Zuster toescheen dat hare oogen niets
meer dan twee druppelen water waren die hoe langer hoe
kleiner werden. Wat het gehoor aan den reglerkant
betreft, het was geheel ongevoelig, dewijl onze dierbare
zieke geen pijn hoegenaamd gevoelde wanneer men zeer
diep in haar oor prikte, om zich te verzekeren dat
eene geheele verlamming bestond.
«Men beproefde eene menigte geneesmiddelen zonder
eenig goed gevolg. De geneesheer bleef haar bezoeken,
maar hij bespeurde niet de minste verbetering in den
toestand der zieke; integendeel de maag weigerde
daarenboven alle voedsel. Hij was van gevoelen dat de
-ocr page 215-
209
zieke niet lang* kon leren. Wij haastten ons om haar
de laatste heilige Sacramenten te laten toedienen. Intus-
schen hadden wij eene noveen aan den heiligen Joseph
begonnen. Den zevenden dag scheen onze zuster heter
te hooren; wat het gezigt betrof, het bleef in denzclf-
den toestand. Den achtsten dag, kon zij, met groote
inspanning, hare oogleden een weinig openen, maarzij
zag niets. Den laatsten dag der noveen, een woensdag,
ontving zij de heilige Communie met groote vurigheid; zij
gevoelde haar.vertrouwen jegens haren beschermheilige
verdubbelen; zij hield eene zijner relieken in de hand,
en zij ging voort met hem te bidden dat hij haar het
gezigt mogt doen herkrijgen. Plotseling bemerkt zij op
hare knieën en in hare handen iets dat schittert, zij
meent dat het eene begoocheling der zinnen is: maar
neen, zij onderscheidt de kostbare reliek; zij heft het
hoofd op, zij ziel de kamer waarin zij zich bevindt en
de voorwerpen die deze bevat! Zij valt op de knieën
voor eene schilderij die den heiligen Joseph voorstelt,
en bedankt hem voor de gunst welke zij verkregen
heeft. Eene onzer zusters, op dit oogenblik binnentre-
dende en haar aldus neergeknield ziende, wist niet dat
er een wonder gebeurd was en zeide niets tot haar;
maar toen onze dierbare zieke haar genoemd en haar
gezegd had: Ik zie, ik hoor, geloofde zij het wonder,
en ging het aan het geheele klooster mededeelen, dat
in dankzegging jegens den heiligen Joseph overvloeide.
Men haastte zich om de gedane gelofte te vervullen:
om drie armen ter eere van de heilige Familie te doen
kleeden en negen heilige Missen te laten opdragen. Al
de bewoners van het huis gevoelden in hare ziel het
vertrouwen jegens den bruidegom der doorluchtige Moe-
drrmaagd vermeerderen.
11
-ocr page 216-
2iO
«De genezing van oivze dierbare zuster, was niet
volkomen; de maag was nog altijd niet in staat om te
verteeren, de zieke was uitermate zwak. De genees-
heeren gaven den raad om haar naar Eau-Salce te
zenden; daar kreeg zij eene keelziekte gevolgd door
bloedbrakingen, zoodat de maag niet beter werd.
«Toen liet men haar terugkomen om haar in een onzer
huizen op het platteland te zenden, waar de buitenlucht
hare gezondheid zou kunnen herstellen. Zij bleef daar
tot de maand april, en, wel verre van te genezen, bega-
ven onze dierbare zuster daar de weinige krachten welke
haar overbleven , en verloor zij, omstreeks de maand janu-
arij, hare stem geheel. De maag verteerde geen vaste
spijzen meer. al het eten lag haar als een steen op de
maag. Zij nam daarom niets anders in, dan beurtelings,
en met een groot geweld op zich zelve, een weinig
vleeschnat of levertraan. Nooit had zij honger; maar
steeds gevoelde zij ece groote zwakte. Te vergeefs be-
proefde men al wat de geneeskunst kon aanwenden: alles
mogt niet baten.
«Bij al die kwalen, kwamen er zich weldra nieuwe voe-
gen; hare beenen en hare armen werden door rhumatiek
aangetast, zoodat zij dikwerf gilde van de pijn, en zij
geheele weken te bed moest blijven liggen; de pijn was
zoo hevig dat zij dagen en nachten in een lastig en
gevaarlijk zweetbad lag. Kortom, hare ziekte werd van
dag tot dag erger.
«Onze Moeder Overste liet haar in het provinciaal
huis terugkeeren, ten einde haar aan eene regelmatiger
behandeling te onderwerpen; maar alles was, zooals
vroeger, ijdel.
«Intusschen naderde de verjaardag van den dag waarop
de heilige Joseph haar het gezigt en het gehoor had
-ocr page 217-
2H
wedergegeven; zij vroeg verlof om andermaal eene noveen
te houden ten einde hare genezing te verkrijgen, dewijl
de goede God de menschelijke middelen niet wilde zege-
nen. Het*klooster vereenigde zich daarmede. Op den
zesden, den zevenden en den achtsten dag der noveen,
was onze dierbare zuster vee! lijdender; zij at het voed-
sel dat men haar aanbood alleen om niet ongehoorzaam
te zijn. Intusschen deed zij den achtsten dag \'s morgens
ten 6 ure, eene bovenmenschclijke poging om zich naar
de kapel voort te slepen, en ontving daar de heilige
communie. Daar deed God hare ziel van zooveel zoet-
heden overvloeijen, dat zij als eene voorsmaak waren van
de groote genaden, welke hij haar weldra door de voor-
spraak van den heiligen Joseph ging verleenen. Ten negen
ure biechtte zij bij den buitengewonen biechtvader die
gekomen was (het was quatertemprrdag). Hij vond haar
zóó zwak, dat hij zich haastte te eindigen, en zij ging
in eene kleine sacristie zitten; zij was zóó ziek dat zij
tot zich zelve zeide: de goede God zal mij zeker heden
doen sterven of genezen. Met die gedachte viel zij in
een diepen slaap, eene rust welke zij sedert drie dagen
niet gesmaakt had. Bij haar ontwaken, verbeidt haar eene
groote verrassing! zij gevoelt geen hoofdpijn! geen keel-
pijn, geen pijn in de beenen meer; maar overal eene
aangename gewaarwording van welzijn, eene kracht die haar
sinds twee jaren onbekend was, zij slaat op, verlaat de
kapel, en haast zich om haar geluk aan onze Moeder
overste mede te doelen, die aan den goi-den God een
tweede wonder als bewijs van het eerste had gevraagd.
«Deze, verwonderd van onze dierbare zuster met
heldere en luide stem te hooren spreken, en zich wil-
lende verzekeren of zij waarlijk genezen is, laat aanstonds
een goed voorzienen maaltijd voor haar aanrigten; en de
-ocr page 218-
212
eetlust waarmede onze zuster de spijzen spoedig nam,
bewees duidelijk dat hare genezing geheel en volkomen
was.
«Dit wonder van genade is acht dagen geleden voor-
gevallen. De gezondheid van onze dierbare zuster houdt
aan; zij heeft aanstonds na haar eten hare bediening
weder kunnen vervullen, zonder eenig overblijfsel van
lijden te gevoelen.
«Glorie! eer! liefde! vertrouwen aan den heiligen
Joseph!»
1>E GROOTSTE BEPROEVING DOOR DEN HEILIGEN JOSEPH GETROOST.
Hel gebruik van zijne ledematen niet meer hebben,
zoodat men zich niet kan bewegen zonder iemands hulp;
het vermogen verliezen van te spreken en zich slechts
door teekens te kunnen doen verstaan: blind te worden en
zijn leven in duisternis door te brengen, zonder ooit deze
aarde of de zon of dien hemel te kunnen aanschouwen
welke God zoo schoon heeft gemaakt; al die beproevingen
zijn zeer wreed en als het geloof ons niet leerde ze te heiligen,
zou men veel moeite hebben om ze met onderwerping te
verdragen. Maar er is eene andere, duizend werf beklagelijker
ellende: het verstand verliezen dat ons boven de andere
schepselen verheft, God niet meer kunnen bidden, noch
de heilige Sacramenten ontvangen, zijne bloedverwanten
en zijne vrienden niet meer herkennen, om zoo te zeggen
beneden de dieren gevallen te zijn, die in hunne be-
hoeften voorzien en een instinct volgen dat hen niet
bedriegt. Dat is, dunkt ons, het grootste van alle on-
-ocr page 219-
213
gelukken. Daarom verhoort de heilige Joseph, die zoo
vol barmhartigheid is, de gebeden welke men voor die
ongelukkigen tot hem rigt.
Wij hebben den 22 september, den volgenden brief
ontvangen:
«Kent: onzer zusters in den loop der maand jnnij 1864,
krankzinnig geworden zijnde ten gevolge van treurige
omstandigheden die de oorzaak waren van dezen droe-
vigen toestand, had de geneeskunst bij tusschenpozen
eenige goede uitkomsten verkregen, maar in den loop
van den zomer van 1805, had hare ziekte eindelijk
aan alle soorten van geneesmiddelen weerstaan. In de
heldere oogenblikken, wendde onze dierbare zieke zich
dikwerf tot den heiligen Joseph, hopende dat die groote
heilige haar de zoo levendig verlangde gunst zou ver-
werven: van hare zijde bad het Huis en liet het veel
bidden om die gunst te verwerven, met de belofte om,
indien de gunst verkregen werd, daarvan kennis te
geven aan den Propagateur. Wij vroegen haar, vooral
gedurende de maand maart, met een nieuwen aandrang.
Deze dierbare zuster, die vurig verlangde het feest van
den heilige met het Huis te kunnen vieren, werd ver-
hoord, en juist van den 19 maart dagteekent hare vol-
komene genezing. Sedert dat tijdstip is zij zoo volmaakt
genezen, dat het Huis sedert zeven maanden, niet het
minste spoor van ziekte in haar ontdekt heeft.
«Eerwaarde Pater, ik ben zeer gelukkig mijne belofte
vervuld te hebben, moge zij de glorie van onzen wei-
beminden Beschermer vermeerderen.
«Met diepen eerbied blijf ik uw zeer ootmoedige
dienares:
«De overste van het Huis te......»
-ocr page 220-
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
DE OVERVLOEDIGE GENADEN EN DE VERDIENSTEN VAN HET
LAATSTE OOGENBLIK.
Een groot getal zielen overdrijven de vrees, welke zij
voor den dood moeten hebben : de jansenistische schrijvers
hebben het begrip van de goddelijke goedheid zoo ver-
valscht; de duivel bekoort ons op zoovele wijzen in dat
laatste oogenblik, om ons te beletten ons geheele ver-
trouwen te stellen in de verdiensten van Jesus Christus,
dat wij gemeend hebben dit zoo gewigtig onderwerp te
moeten behandelen, en door voorbeelden aantoonen,
hoezeer Maria en Joseph de stervenden die hen met
vertrouwen aanroepen, met eene teedere bezorgdheid
omgeven.
Dagelijks ziet men dienaars van den Beschermheilige
van den goeden dood deze wereld zonder spijt en smart
verlaten.
«Onze onbekendheid met hetgeen in de zielen in het
stervensuur omgaat, maakt de kennis van het ruimste
deel van \'smenschen leven voor ons ontoegankelijk; want
het leven wordt niet slechts door den stofl\'elijken tijd
afgemeten De wereld, met al hare vertooningen en haar
-ocr page 221-
21»
gedruisch, laat weinig plaats voor God in de harten der
menschen; maar het uur van den dood is lang, en God
heeft daarin zijne plaats; het verandert de minuten in
jaren, het vermeerdert de wcrkdadigheid van den geest
op het oogenblik dat hij het Iigchaam gaat verlaten; het
is een uur van waarheid en langer dan eene eeuw van
leugen; dan nadert de hemel zoowel om te helpen als
om te oordeelen. Dit is de laatste kans die Gode over-
blijft om zijn schepsel te winnen en de goddelijke Wijs-
heid moet wel weten hoe zich die ten nutte te maken.
De mensch valt buiten menige wet of liever hij be-
vindt zich onder ruimere wetten, wanneer de tijd en
de plaats zigtbaar in het heldere licht der eeuwigheid
verdwijnen. De tijd van zijn doodstrijd kan voor hem de
plaats van verscheidene levens innemen; wij weten weinig
van hetgeen er alsdan omgaat. De gebroken oogen, het
gelaat dat alle uitdrukking verloren heeft of door de
smart is vertrokken, de sprakelooze mond, zijn even zoo
vele sluijers die voor ons dit laatste onderhoud van den
Schepper met zijn schepsel op aarde verbergen. Maar de
waarnemingen en de zielkunde leeren ons beide, dat er
dan vele dingen omgaan en van eene verstandelijker
natuur dan wij het zouden kunnen begrijpen.
«In het leven van pater Gondren komt eene zeer
merkwaardige plaats voor, die ons leert hoezeer wij God
moeten bedanken voor de genaden welke hij aan de ster-
venden verleent, want daar lezen wij: «Zijn medelijden
voor hen is onverklaarbaar, en Hij schijnt hen des te
liever met zijne gunsten te overladen, dewijl zij niet
meer in gevaar zijn om die te ontheiligen.» Overheerlijke
gedachte! O! hoe worden de overschoone blijken van
Gods liefde om een sterfbed opeengestapeld! Honderd-
maal meer dan wij het zien, honderdmaal meer dan
-ocr page 222-
216
Wij het meenen! Ik beken dat wij hier een onbekenden
grond betreden; maar dewijl de barmhartigheid in dit
laatste oogenblik zoo noodzakelijk is, dewijl zij tot dit
tijdstip deze ziel zoo dikwerf bezocht heeft, dewijl het
Gods wil is dat zij zalig worde, eindelijk dewijl God zulk
een God is als wij Hem kennen, verklaar ik onbeschroomd
dat die onbekende streek van het katholiek doodbed het
zuiver domein is van het goddelijk medelijden. Dit laatste
uur kan veler zaligheid verklaren die anders onverklaar-
baar zou wezen. Dü meest bekommerde moet aannemen
dat er dan duizenderlei geheime mogelijkheid van zalig-
beid moet zijn, en dat, met een God als de onze, op
zulk een oogenblik, de mogelijkheden op wonderdadige
wijze waarschijnlijkheden worden, die aanstonds in eene
zoete zekerheid veranderen, waarin het kind van Jesus
aan den boezem zijns Vaders insluimert.
«Niet slechts is de hemel ver verheven boven al wat
wij kunnen verdienen, maar zullen daarenboven velen
hem binnentreden wier verdienste alleen aan de edel-
moedigheid van de liefde Gods en aan de volharding van
de genade zal verschuldigd zijn. Dit zijn dingen welke
wij niet weten kunnen, en wij beweren niet ze hier als
bewijsgronden aan te voeren, maar zij helpen ons om
te begrijpen hoe het bestaan zelf en de uitermate groote
gestrengheid van de hel tot het besluit kunnen brengen
dat de meeste katholieken zalig worden.»
Ziehier nu een zeer treffende trek ontleend aan de
Openbaringen van de heilige Geertruida. Op zekeren dag
dat zij een prediker bijzonder hoorde aandringen op de
strikte verpligting welke de stervenden hebben om God
bovenal te beminnen, en een berouw op de liefde ge-
grond over hunne zonden te hebben, kwam de gedachte
in haar op dat dit eene overdrevene leer was; en dat,
-ocr page 223-
217.
indien de zuivere liefde noodig was, zeer weinigen naar
behooren zonden sterven; haar inwendig verzet bragt
haar in ongerustheid en eene wolk kwam haren geest
benevelen. Maar God zelf gewaardigde haar toe te spreken
en haar onrust te doen verdwijnen. Hij zeide haar dat
in dien laatsten strijd, Hij, wanneer de stervenden ge-
durende hun leven getracht hadden Hem te behagen en
een christelijk gedrag te leiden, zich met zooveel goed-
heid en aanlokkelijkheid aan hen openbaarde, dat zijne
liefde in de geheimste schuilhoeken hunner ziel doordrong,
en hen, door zijne tegenwoordigheid alleen, zonder in-
spanning, en als natuurlijker wijze, de akten van het
volmaaktste berouw deed maken. «En ik verlang, voegde
de Heer met goedheid er bij, dat mijne uitverkorenen
weten hoezeer ik geneigd ben hen in dit laatste oogen-
blik te bezoeken; ik wil dat men liet bekend make,
opdat de menschen niet minder op deze laatste barm-
hartigheid dan op al de anderen, waarmede mijne liefde
hen overlaadt, rekenen.» Maken wij dan deze troostrijke
leer alom bekend, eene leer die wel in staat is om onze
harten door een hoe langer hoe vuriger liefde tot zulk
een medelijdenden God te ontvlammen.
EEN ARME GRIJSAARD DOOR OEN HEILIGEN JOSEPH BEKEERD.
«Saint F***, 1 december 1866.
«Ik acht mij gelukkig eene schuld van dankbaarheid
te kunnen kwijten, welke ik jegens onzen goeden Vader
den heiligen Joseph heb aangegaan.
-ocr page 224-
218
Sedert vele jaren bidden wij, mijne moeder en ik, en
verscheidene religieuse huizen en die waarvan ik het geluk
heb lid te zijn in het bijzonder, om van den Hemel de
bekeering te verkrijgen van mijn armen vader, die zoo
onverschillig voor de godsdienst was, dat hij geen enkele
godsdienstige oefening sedert meer dan zestig jaren had
gedaan; men kon zelfs in zijne tegenwoordigheid niet
over godsdienst spreken, of hij maakte haarbelagchelijk.
Zijn hooge leeftijd, 85 jaren, gaf ons de hoop niet
hem nog lang te zullen behouden; ik zag hem naar het
graf neigen; en toch durfde ik hem in de korte bezoeken,
welke de gehoorzaamheid mij veroorloofde hem te bren-
gen, niet aansporen om zijne christenpligten te volbrengen;
ik vreesde aanleiding tot godslasteringen te geven.
Ongeveer drie maanden geleden door eene doodelijke
ziekte aangetast, werd ik bij hem geroepen, en geen
verandering hoegenaamd in zijne stemming ontwarende,
waagde ik het hem over zijne eeuwige bestemming te
spreken; hij antwoordde eenvoudig: «Zijt gij dan ge-
komen om mij te kwellen », en de godslastering die hij
begonnen had, stierf op zijne lippen. Ofschoon deze
woorden weinig aanmoedigend waren, deden zij mijn
vertrouwen herleven, en mij sterk gevoelende door de
bescherming van den heiligen Joseph, zeide ik mijne
moeder onmiddelijk ter zijner eere eene novene van
heilige missen te geven, tot lafenis van de zielen in het
vagevuur, en ik beloofde dat indien ik zou verhoord
worden, ik u, Eerwaarde Pater, zou verzoeken, om die
gunst in den Propagateur te vermelden.
«De ziekte van mijn dierbaren vader maakte snelle
vorderingen, de geneesheer waarschuwde mij dat er ge-
vaar was, en de vrees waarin ik mij bevond dat een
vader, dien ik voor deu tijd, maar nog meer voor de
-ocr page 225-
349
eeuwigheid liefhad zou sterren zonder met den goeden
God verzoend te zijn, deed mij alle hinderpalen te boven
komen; ik zeide hem toen, met tranen in de oogen, al
wat het hart, in zulk een beslissend oogenblik voor het
eeuwig geluk of ongeluk aan eene eenige dochter kan
inboezemen. Dank zij daarvoor aan onzen goeden vader
den heiligen Joseph gebragt, wij werden verhoord. Na
gerustgesteld te zijn over zijne ongerustheid, dewijl hij
niet wist hoe hij zijne zonden van een zoo groot getal
jaren zou biechten, vroeg hij om een ijverigen priester,
ontving de heilige Sacramenten en al de genademiddelen
der Kerk. De goede gevoelens welke hij aan den dag
heeft gelegd, zijne kalmte, zijn geduld en de vreeselijke
pijnen welke hij gedurende zijne drie laatste levensdagen
heeft verduurd, terwijl hij altijd geheel bij kennis was,
laten voor mij geen twijfel omtrent de opregtheid zijner
Itekcering over.
«Eene Zuster van den heiligen Joseph uit het
bisdom van Viviers.»
VBRSTOKTIIKII) OYEltWONNBN.
Eene vrome ziel die eene groote gunst door de voor-
spraak van den heiligen Joseph heeft verkregen, haast
zich de magt van haren hemelschen beschermer te
verkondigen. Ziehier bij welke gelegenheid. Sedert lang
reeds, zond zij vurige gebeden tot God op, voor de
bekeering van iemand, die haar zeer dierbaar was en die
-ocr page 226-
220
volstrekt niet meer te biechten ging. Die persoon, met
haar door de innigste banden vereenigd, werd gevaarlijk
ziek, en blijft hardnekkig weigeren om te biechten.
Eene religieuse gaat\'haar bezoeken en wordt zoo slecht
mogelijk ontvangen; die arme vrouw zegt haar zelfs
dat als de parochie-pastoor mogt komen, zij hem wel
iets anders zal doen hooren, en dat hij maar moest
wegblijven en dergelijke taal meer....
Diep bedroefd over hetgeen er voorviel, beloofde de
vrome ziel, die belang in de zieke stelde, aan den heiligen
Joseph, dat als die persoon zich bekeert, zij het feit
in den Propagateur zal doen opnemen.
Zij gaat voort met vurig te bidden, van tijd tot tijd
doet zij in het geneesmiddel der zieke eenige druppels
van het water van Onze Lieve Vrouwe van Salelte,
wier belangstelling zij ook voor die bekeering opwekt,
en naauwelijks waren er twee dagen verloopen, of eene
volkomene verandering vond plaats. Die zoo treurig ver-
stokte vrouw, die onwrikbaar weerstand bood aan de
dringendste aansporingen der genade, wordt bijna on-
geloofelijk zachtmoedig en volgzaam; zij gaat biechten
met de teekenen van het opregtste berouw en sterft in
de troostrijkste stemming voor degenen, die door hare
verstoktheid zoo ongelukkig waren geweest.
— Iemand die belangstelling toonde in het lot van
verscheidene arme verlaten weezen, had eens vier uren
ver gegaan om de geringe som van dertig centen voor
haar te bedelen: zij kreeg de goede gedachte om hare
kleine beschermelingen aan den heiligen Joseph aan te
bevelen, en sedert zijn al de pogingen, door haar ten
gunste der weezen aangewend, met een goeden uitslag
bekroond. Tegenwoordig zijn de kinderen, dank de
magtige hulp van den goeden Joseph, niet meer ten
-ocr page 227-
221
prooi aan ellende en verlatenheid, steeds zoo noodlottig,
maar vooral op haren leeftijd.
Dankbaarheid en liefde aan den heiligen Joseph!
EEN STERFBED ZONDER DOODSTRIJD.
« 17 april 1866.
«Ziehier, eerwaarde Pater, het treffend verhaal van
den dood eener huismoeder, die vol vertrouwen jegens
den heiligen Joseph was en die na acht jaren een kwij-
nend en lijdend leven te hebban geleden, hare ziel aan
God heeft teruggegeven. Acht dagen vóór haren dood
zeide zij aan hare kinderen, dat men na haar over-
lijden in den Propagateur moest doen mededeelen, dat
zij, dank den bijstand van den heiligen Joseph, zonder
doodstrijd gestorven was, indien zij ten minste dit voor-
regt mogt hebben. Op den feestdag van haren heiligen
patroon, had zij het geluk haar Paschen Ie houden, en
zij vroeg hem haar te genezen of haar het paradijs te
verkrijgen. Sedert dien dag is zij hoe langer hoe erger
geworden, haar lijden geduldig verdragende. Gedurende
de maand maart zeide zij aan hare kinderen, dat de
heilige Joseph haar aan het einde zijner maand zou komen
halen. In de goede week zich vermoeider gevoelende,
verzocht zij op Goeden Vrijdag dat men haar de heilige
Sacramenten der stervenden mogt toedienen, en op
maandag 2 april werd haar lijden grooter; op haar arm
bed uitgestrekt, zeide zij onophoudelijk: Mijn God! ik
-ocr page 228-
3*2
otfer het U op, en met eene volkomene onderwerping
het offer van haar leven brengende, heeft zij haren echt-
genoot en hare kinderen gezegend en hen allen onder
de bescherming van de heilige Maagd en den heiligen
Joseph gesteld. Zij heeft des avonds ten acht ure, met
volle kennis, zonder eene minuut van doodstrijd, hare
ziel aan God teruggegeven, terwijl zij de namen van
Jesus, Maria en Joseph uitsprak en het kruisbeeld kuste.
Gestorven zijnde, had zij zoozeer den glimlach op de
lippen, dat al degenen die haar gezien hebben, niet
hebben kunnen nalaten om de bescherming van den
heilige Joseph te herkennen en haar onder het getal der
gelukzaligen te tellen. Dil is de troost van de geheele
familie, die haar niet genoeg kan betreuren en be-
weenen.
                                                    V. S***.»
STICHTENDE DOOD.
„EerwBarde Pater,
«Toen ik in uwen uitnemenden Propagateur, de tal-
rijke trekken las die getuigen van de magtige bescherming
van den heiligen Joseph jegens degenen die hem aan-
roepen, heb ik in mij het vertrouwen en de liefde voelen
toenemen jegens dien glorievollen Bruidegom van Maria.
«Ik heb besloten ook mijne kleine schatting van dank-
baarheid te brengen, door twee feiten te doen kennen
waarvan ik de waarheid en de echtheid kan verzekeren.
-ocr page 229-
2S5
en die bewijzen dat de heilige Joseph teregt als patroon
van den goeden dood wordt aangeroepen.
«De geheele parochie van P..., uit het bisdom van
Lyon, herinnert zich nog met geluk de voorbeelden van
stichting, welke zij gedurende vele jaren heeft bewonderd
in den persoon van Claudius P..., in 1859, op zes en
tachtigjarigen leeftijd gestorven. Maar wat men niet
ook geweten heeft, het waren de omstandigheden van
dezen in Gods oogen kostbaren dood.
«Die goede grijsaard had altijd eene groote devotie
voor den heiligen Joseph gehad; dagelijks wendde hij
zich tot dien glorievollen heilige, om de genade vaneen
goeden üood van hem te verkrijgen; hij bad met dit doel
eenigc gebeden ter zijner eer. Telken jare naderde hij
tot de heilige Sacramenten op den 19 maart, den feest-
dag van den heiligen Joseph, en hij bad bijzonder om
de gunst te verwerven welke hij verlangde.
«Bewonderenswaardige uitwerking van het gebed en
de goedheid van onzen glorievollen Vader! kon die
sedert meer dan vijftig jaren gevraagde genade ge-
weigerd worden? Zij werd verleend, en op zulk eene
zigtbare wijze dat wij met alle gerustheid kunnen zeggen
dat de heilige Joseph heeft willen doen zien hoe aan-
genaam de gebeden en het vertrouwen van zijn dienaar
hem waren. Claudius P..., tot zeer hoogen leeftijd ge-
komen, werd zeer dikwijls door ziekten of ongesteld-
heden bezocht, die hem gedurende eenige dagen te bed
hielden, vervolgens verdwenen zij en lieten hem genoeg
gezondheid en krachten over om langen tijd in de kerk
te gaan doorbrengen, waar hij de heilige Mis hoorde en
nog al dikwijls communiceerde.
Den 1 maart 1839 werd hij op nieuw ziek, maar zijne
ongesteldheid was zóó gering, dat hij daarop geen acht
-ocr page 230-
22*
hoegenaamd sloeg. Hij hoopte dat de ziekte hem als naar
gewoonte weder zou verlaten. Maar de Heer had het
anders beslist.
Den 13 maart werd hij zóó zwak, dat hij de heilige
Sacramenten der stervenden moest ontvangen. Hij ontving
die met zoo veel geloof, onderwerping en vurigheid, dat hij
al degenen die deze plegtigheid bijwoonden, zeer stichtte.
«Den 10 maart, feestdag van zijn beschermheilige,
was hij nog zwakker en lijdender; hij vroeg dat men
eene heilige Mis voor hem zou laten doen tereere van
den heiligen Joseph.
Deze heilige dienst werd tegen zeven ure \'s morgens
opgedragen. Gedurende dien tijd zag men dat de zieke
ziglbaar afnam, ofschoon hij geheel bij zijne kennis bleef.
Men las bij zijn bed de gebeden der stervenden. Toen de
priester de consecratie geëindigd had, hief de zieke de oogen
ten hemel en de armen op de borst kruisende, sprak hij dui-
delijk de heilige namen van Jesus,Maria,Joseph uit!...
«Daarna gaf hij den geest.
«Zijne ziel verliet haar sterfelijk hulsel op het oogen-
blik dat de priester aan God de plaats van verfrisschďng,
van licht en vrede
ging vragen voor de geloovige zielen,
die ons met het teeken des geloofs zijn voorgegaan.
«Zoo was de zoete naam van den heiligen Joseph, de
laatste die door zijn dienaar Claudius P..., werd-uit-
gesproken.
«Zoo had die goede christen het geluk om te sterven
op den feestdag van zijn glorievollen beschermer, die
dit jaar op een zaturdag inviel.
«Dagelijks bad hij zijn rozenhoedje en dikwijls den
rozekrans. En dit heeft hij gedurende meer dan vijftig
jaren gedaan. Maria en Joseph hebben willen doen zien
hoe aangenaam zijne liefde hun geweest was.
-ocr page 231-
22j
DE HEILIGE JOSEI\'II, PATROON VAN DEN GOEDEN DOOÜ.
Een jong meisje heeft ons den volgenden brief ge-
schreven:
«Mijn goede vader is niet meer! maar welke vcrtroos-
tingen heb ik ondervonden! Door de voorspraak van
Maria en vooral door die van haren heiligen Bruidegom,
hebben wij verkregen dat die dierbare ziel tot God
teruggekeerd en den dood der voorbestemden is gestorven.
«Sedert verscheidene jaren bad ik, bad men zelfs met
mij voor de bekeering van dien goeden vader, maar de
Heer wilde dat ons gebed de hoedanigheid der volharding
zou hebben. Wij zijn verhoord geworden, de heilige
naam Gods zij gezegend!
«Mijn goede vader is gestorven met de heilige namen
vanJesus, Maria en Joseph op de lippen; in een hevigen
doodstrijd herhaalde hij die zoete namen dikwijls en hij
heeft den laatsten adem uitgeblazen, terwijl hij het kruis-
beeld aan zijne borst drukte, en in de laatste oogenblikkeu
zóó kalm was, dat men om zoo zeggen de tegenwoordig-
heid van den patroon van den goeden dood gevoelde.
«Ik had den heiligen Joscph beloofd om het goede
gevolg mijner yebeden aan den vromen directeur van den
Propagateur mede te deelen; ik houd mijne belofte dewijl
hij mij verhoord heeft. Hopen wij dat hij altijd over mij
zal waken en mij voortaan tot vader zal dienen; in zijne
handen stel ik mijne dierbaarste belangen.
«Ontvang, enz.
11. Dubuquoi.»
15
-ocr page 232-
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
DE TROOSTRIJKE GEHElMiN VAN DEN DOOI).
Eene zeer aanzienlijke vrouw heeft de volgende schoonc
bemerking gemaakt, die dagelijks bevestigd wordt.
Een schoone dood komt veel meer voor dan een goed
leven. Gedurende het gedruisch des levens, zijn alle vcr-
rassingen, alle ongunstige omstandigheden in het spel;
terwijl de dood, als hij de gelegenheid niet ontneemt
om in zich zelven te keeren, in den diepgrondigen ,
wezenlijken, onmiddelijk bestaanden toestand vertoont
hetgeen in zijn glans eerst op het uiterste oogenblik
verschijnt, nuar hetgeen God zag, altijd gezien heeft,
en waarop hij in het laatste oogenblik zijne barmhartig-
heid toepast, zonder aan zijne geregtigheid te kort te doen.
Men heeft ons uit Turijn een treffend verhaal mede-
gedeeld dat als een bewijsstuk kan gelden voor deze
woorden van mevrouw Swetchine.
Wij laten onzen berigtgever spreken.
EEN ZEER TROOSTVOLLE DOOD.
«Ik wil ii de schoonste, de prachtvolste genade ver-
halen, welke de heilige Joseph geheel uit eigen bewe-
ging op den eersten dag der maand, welke hem zoo
-ocr page 233-
227
goed is toegewijd, heeft geschonken. In den avond van den
18 februarij, kwam in een gasthuis van Turijn, eene
liefdezuster een priester te gemoet, die deze plaats van
ellende bezocht, en wees hem eene zieke aan, Josephine
genaamd, die denzelfden avond ingebragt en haar bijzonder
aanbevolen was: het was een jong meisje van achttien
jaren, behoorende tot een zeer bekend paardenspel; dit
ongelukkig kind was van het paard gevallen, zoodat al
hare ledematen uit het lid, de edele ligchaamsdeclen
ernstig gekwetst waren en er voor haar geen hoop be-
stond om aan een spoedigen dood te ontkomen!!!
«Deze arme ongelukkige was zoo weinig in de gods-
dienst onderwezen, dat zij ter naauwernood de voor-
naamste waarheden kon begrijpen , welker kennis nood-
zakelijk is voor de eeuwige zaligheid. De biechtvader
naderde haar bed, en na haar met goedheid eenige
woorden van troost te hebben toegesproken, maande
hij haar aan om aan de zaligheid harer ziel te denken,
en trachtte hij haar te laten biechten; maar dit was voor
de eerste maal haars levens, want zij had hare eerste
Heilige Communie niet gedaan en derhalve nas zij geheel
onbekend met de christelijke leer en bijzonder met de
waarachtige tegenwoordigheid van Onzen Heer Jesus
Christus in het Allerheiligste Sacrament; zij kon dus de
Heilige Teerspijs niet ontvangen. Desniettemin scheen de
jeugdige zieke na hare biecht gelukkig, gerust, en, weinige
minuten daarna, vroeg zij zelven aan den priester haar
niet te verlaten; en toen hij later verpligt was om heen
te gaan, liet zij hem beloven in den vroegen morgen
te zullen terugkeeren, zeggende dat zij verligting in zijne
vermaningen vond, zelfs voor hare ligchaamssmarten.
De biechtvader, getrouw aan zijne belofte, den vol-
genden morgen zeer vroeg terugkeer* nde, vond dat haar
-ocr page 234-
2i>8
toestand vereigerd was: hare ademhaling was benaauwd ,
liare stem moeijelijk hoorbaar, en liaar hoofdviel hijgend
op hare borst. Eenige bloedverwanten, die denzelfden
avond naar Turijn moesten vertrekken, hadden haar
doen weten, dat zij afscheid van haar zouden komen
nemen, en het deed het arme kind veel leed dat zij
haar zoo gingen verlaten. Nadat haar biechtvader haar
ten dien opzigle woorden van aanmoediging had tocge-
sproken, ging hij hee 1 om de heilige Mis ter harer intentie
op te dragen. De zuster der ongelukkige Joscphine kwam
kort daarna, en het is onmogelijk het hartverscheurend
tafereel te beschrijven dat tusschen deze beide ongelukkigen
voorviel; zij vielen beide in bezwijming, en toen de zor-
geu, waarmede men haar overlaadde, haar tot de kennis
van haren ongelukkigen toestand hadden leruggcbragt,
weenden zij bitter en konden niet van elkander scheiden.
Haar afscheid had plaats tegen vijf ure namiddags;
toen kwam de biechtvader bij hel arme schaap, dat hij
in den schaapstal had teruggebragt. «Wel, Josephine,
zeide hij, hoe gaat het nu? — Nu? beter Pater; en
zijl 8Ü 8ene8en üm mÜ \'e Seven wat ik zoozeer ver-
lang? — Gaarne, mijn kind, indien het mogelijk is. —
O! Pater, geef mij de heilige Communie, ik smeek u,
ter liefde Gods, weiger hel mij niet, ik kan niet langer
wachten, geef mij de heilige Communie, hel koste wat
het wil, ik wi! communieeren.... —Een oogenblik , mijne
dochter; men kan het Allerheiligste Sacrament niet
ontvangen, als men niet voldoende in de waarheden
der godsdienst onderwezen is. En hoe kunt gij zoozeer
verlangen wat gij niet kent? Weet gij wel dat de heilige
Communie eene zeer heilige zaak is? — Pater, ik weet
maar eene zaak: ik heb he\'ioefle aan God, ik ben ver-
inoeid, ongerust, en alle begoocheling is voor mij weg-
-ocr page 235-
229
gevallen; ik weet dat ik niet zonder God kan leven en
dat het niet mogelijk is dat God zich zclven weigert aan
iemand, die Hem zoo vurig begeert. — Dat is nog niet
voldoende, mijn kind » Dit zeggende, begon de priester
haar over de waarachtige tegenwoordigheid van Jesus
Christus in de heilige Eucharistie en over de andere
voorname waarheden ds geloofs te onderriglen. Het
arme kind was onbewegelijk, stom, met de oogen vol
tranen, bijna in verrukking. De werking der genade
was zigtbaar in haar. Geen woord van den priester was
onvruchtbaar of te vergeefs. Van tijd tot tijd herhaalde
het arme meisje met e°ne groote liefde: «Maar waarom
laat gij mij dan op dit onuitsprekelijk geluk wachten?
Geef mij den Heer! geef mij spoedig dien zoeten Verlosser
mijner ziel.» In minder dan een uui was dit meisje
voldoende onderrigt om de heilige Teerspijs te ontvangen,
en bovendien openbaarde de werking der genade zich
op wonderdadige wijze in haar; maar de priester, haar
zoo goed gestemd ziende, wilde haar eene laatste proef
doen ondergaan en sprak: «Josephine, gij zijt dezen
avond niet kalm genoeg, het vertrek van uwe zuster,
uw smartvol afscheid, de gedachte dat gij zoo ver zijt
verwijderd van al wat u dierbaar is, in een gasthuis
waar gij zeker zult sterven, al die gedachten moeten u
bedroeven en verontrusten; laat ons tot morgen waeh-
ten met u het Heilige Sacrament loe te dienen.» —
«God alleen, riep de jeugdige zieke, God alleen, ik
verlang niets als God. Jesus is mijn al, mijn eeniggoed,
ik wil hem alleen, spoedig, ik smeek het u, geen uit-
stel meer, geef mij Jesus » Toen de biechtvader deze
woorden hoorde, was hij levendig getroffen en liet alles
in gereedheid brengen om haar de Heilige Teerspijs te
geven. Ik zal u niet spreken over de voorbereiding tot
-ocr page 236-
230
die Heilige Communie; nadat zij de heilige absolutie
ontvangen had, vcreenigde zij zich, van vertroosting
weenende, met de vurige gebeden welke de biechtvader
haar voorzegde. Elk oogenblik zeide zij met opgetogen-
heid: «Maar dat mijn Jesus dan kome ! ik heb honger,
ik heb dorst naar Jesus.... ik kan mij niet verklaren,
maar ik gevoel dat als het nog eenigen lijd moet duren
voor dat ik hem ontvang, ik daarvan sterven zal, want
ik heb God noodig om nog eenige uren Ie leven. » De
menschelijke taal kan het zoo stichtend tafereel dier
eerste heilige communie niet beschrijven; het meisje,
de biechtvader, de omstanders, allen barstten in tranen
los. Ter naauwernood had de zieke, Jesus ontvangen,
of haar gelaat werd glansend en als verlicht, hare handen
waren op hare borst gekruisd, een hemelsei) licht dat
haar voorhoofd verlichtte, verried het goddelijk geluk dat
zij genoot. De dankzegging geëindigd zijnde, riep de
jeugdige rommunicante uit: «O, pater, ik kan u mijne
dankbaarheid niet genoeg betuigen; ik gevoel dat ik mijn
leven voor u zou geven, zóó gelukkig hebt gij mij ge-
maakt, door mij van eenc zondares in eene bruid van
Jesus te veranderen, voor wien ik dwaasheden zou
begaan. Ik beloof u dat ik mij nooit van deze plaats zal
verwijderen en dat, indien God mij nog niet tot zich
roept, ik mij in het gasthuis aan zijne dienst zal wijden,
gij Milt mijn geestelijke vader blijven, de Zuster die mij
oppast zal mijne moeder zijn, en God zal voor altijd met
mij blijven.»
«Na deze woorden was er een oogenblik van stilte
gedurende hetwelk het meisje scheen uit te rusten. Plot-
seling zag zij in verbazing en verwondering om zich
heen. «Wat wilt gij? zeide de biechtvader haar.—Pater,
zir eens, men heeft mij, dunkt mij, in een ander bed
-ocr page 237-
251
overgebragt. — Wel neen, mijn kind, waarom zegt gij
dil? schijnt het bed u hard, slecht opgemaakt te wezen. —
O! pater, integendeel, een schitterend licht omringt mij.
Maar pater, wat is dit alles toch? — O! mijn kind, die
dingen onts\'ellen u. — Gij hebt JeoUs in het binnenste
uws harten, eenc menigte engelen omgeven Hem om Hem
te]aanbidden. — O! ja, pater, God is met mij, Jesus
alleen!... God alleen!... Niets anders als God!... Na
eeuige andere ontboezemingen haars harten, zegende de
biechtvader haar in den naam des Heeren , en verliet
haar, haar aanbevelende niet te vergeten dat God in
haar was, en dat aan hare eene zijde Maria en aan de
andere Joseph stond, die haar tot haar laatste oogen-
blik in al hare smarten zouden bijstaan; dal zij met
liefde Gods heiligen wil moest omhelzen.
«In den nacht maakte de ziekte zulke, vorderingen,
dat men haar het Heilig Oliesel toediende, en op vrijdag
den 20, liet men zeer vroegtijdig den biechtvader roepen,
die spotdig kwam en de jeugdige zieke in hevige onrust
vond, tranen biggelden over hare wangen , al hare trekken
droegen de sporen van eene groote wanhoop, en zoodra
zij hem bemerkte, sprak zij: «Eene smartelijke gedachte
verontrust mij geweldig, ik zou mijne arme moeder
willen zien, die zoo ver van mij verwijderd is, die ik
sedert acht jaren, toen ik haar verlaten lub, niet meer
heb wedergezien, en die bij mijn vertrek zoo hard
weende. Ik wil haar vóór mijn dood omhelzen! Dat men
mijne moeder hale, dat men haar brenge. Pater, bid
den Heer dat hij mij dit geluk verleene, en ik zal l> vreden
sterven....» Haar biechtvader zeide haar loen: «Her-
inner u, Josephine, wat gij gisteren zeidet toen gij Jesus
ontvingl: God alleen, niets dan God, alles voor God.»
Toen het meisje die woorden vernam, verbleekte zij;
-ocr page 238-
232
zij zweeg, hare tranen vlietten niet meer, en na een
kort stilzwijgen sprak zij op vastberaden en kalmen
toon: «Het is waar, eerwaarde pater, God alleen is mij
genoeg, niets anders als God, alles voor God lijden,
dat zijn heilige wil en niet de mijne geschiede.»
Het smartvol offer was moedig voltrokken , en hel meisje
scheen met gesloten oogen te slapen, maar van tijd tot
tijd sprong zij op, dan besproeide de biechtvader het
bed met wijwater, en de stervende opende glimlagchend
de oogen. De priester wees haar naar den hemel en
sprak: «Schep moed, mijn kind. verhef uwe blikken,
zie het paradijs is geopend: de kroon hangt boven uw
hoofd, zie Maria, Joseph, de Engelen en de Heiligen
roepen u ...»
«Het kind glimlachte en hief de oogen op; haar
glimlach was zoo zoet en zoo hemelsch, dat men haar
niet kon aanzien zonder te weenen. Telken seconde had
zij eene zenuwachtige rilling , gedurende welke zij evenwel
deze woorden kon stamelen: «Wanneer ik mijn God
zal aanschouwen, dan zullen mijne eerste woorden voor
u zijn, mijn goede Pater, en voor mijne goede Zuster die
zoo goed voor mijne zaligheid heeft medegeholpen.» Ver-
volgens hoorde men haar plotseling uitroepen: «O! Heer
Jesus, mijn goddelijke Bruidegom , het is te veel, ik kom,
ja ik kom tot U, ja Maria, ja Joseph, ik volg u aan-
stonds...» Eenige seconden daarna glimlachte zij nog,
sprak den naam van Jesus zacht uit, en ontsliep in den
kus des Heeren. Al degenen die in de zaal waren wilden
haar zien; allen zeiden: zij schijnt een engel te zijn,
dat de Heer ons dus late sterven! Men kan niet zeggen,
hoeveel goed dat sterfbed te weeg bragt. Op hetzelfde
oogenblik dat zij den geest gaf, werd iemand, die door
eene doodelijke ziekte was aangetast, en die nooit had
-ocr page 239-
233
willen hoorcn spreken van biechten, door de genade over-
meesterd en riep weenend uit: «Ik wil mij bekeeren, en ,
het koste wat het wil, wil ik zulk een dood verdienen;
dat men mij een biechtvader hale.» Deze kwam on-
middellijk. — Men verhaalt ook dat een jongeling aan
een priester het mes ter hand stelde, waarmede hij be-
sloten had zich dienzelfden nacht van kant te brengen.
«O! barmhartigheid van den heiligen Joseph , hoe groot,
bewonderenswaardig, verbazingwekkend zijt gij. ..! Na
zulke bewijzen van uwe alvermogende goedheid, zal er
toch wel niemand meer gevonden worden, die niet al
zijn vertrouwen in u zal stellen, in u, dierbare be-
waarder van Jesus en van Maria, welbeminden vader
van ai de christenen, mnar vooral van de arme zon-
daars, voor wier zaligheid Jesus aan het kruis heeft
willen sterven!... Ja, werpen wij ons allen in zijne
vaderlijke armen, hopen wij door zijne alvermogende
voorspraak, allen heiligen op de aarde, en gelukzaligen
in den hemel te zullen worden.»
EEN ARM VERLOREN SCHAAP VOOR ZIJN DOOD IN DEN
SCHAAPSTAL TERUGGEVOERD.
Wij hebben den 14 junij i86G, den volgenden brief
ontvangen:
«De dankbaarheid zou mij verpligten om u een zeer groot
getal weldaden mede te deelen, door de ttisschenkomst van
den heiligen Joseph ontvangen, maar ik zal u slechts
-ocr page 240-
234
spreken van eene enkele gunst, uit vrees dat ik te lastig
zou zijn, want het verhaal zou zeer lang worden. Ik
wil u dan onderhouden over den zeer troostrijken terug-
keer van een armen verloren zoon, dien zijne treurige
afdwalingen ongetwijfeld in het eeuwig verderf zouden
gestort hebben, zonder de zigtbare hulp van den glorie-
vollen heiligen Joseph.
«Ik had een broeder dien ik liefhad gelijk mij zelven.
Tot den leeftijd van zes en dertig jaar, was hij de
troost en de stichting zijner familie; hij had zelfs zijn
leven aan de dienst van God en den evennaaste gewijd.
Ik achtte hem gelukkig en tevreden en voor altijd aan
zijne professie gehecht, toen ik plotseling tot mijne diepe
smart moest vernemen dat hij in zijne eerste vurigheid
is verslapt, dat hij het huis Gods verlaten heeft en reeds
zeer ver is gevlugt. Diep bedroefd over dit ongeluk,
wend ik mijne blikken tot God, om den armen verdoolde
terug te voeren, en ik roep de voorspraak van Maria
en van Joseph in; maar zij blijven doof voor mijne
gebeden. Ik verloor evenwel den moed niet, en de Heer
liet zich eindelijk bewegen, na mijn vertrouwen aan
lange en zware beproevingen te hebben onderworpen.
En ziehier hoe: Op zekeren dag toen ik den Propagateur
las, gevoelde ik mijn vertrouwen jegens den heiligen Joseph
vermeerderen; ik besloot in vurigheid in mijne gebeden
te verdubbelen, en de maand maart zoo heilig mogelijk
door te brengen. Ik schreef dan aan mijne ouders om
hen aan te moedigen hunne gebeden met de mijne te
vereenigen, een Onze Vader en een Wees Gegroet te
bidden met de aanroeping: «Heilige Joseph, bid voor
ons,» en, daarenboven, op den feestdag van den grooten
Patriark tot de heilige communie te naderen. Ik deed
hetzelfde bij mijne bekenden en goede vrienden. Mijn
-ocr page 241-
235
vertrouwen was dan ook zóó grool, Eerwaarde Pater,
dat ik mij reeds verhoord achtte; vooral op den feest*
dag scheen het mij elk oogenblik toe dat ik dien onge-
lukkigen broeder omhelsde of dat een brief van hem
mij zijn terugkeer tot God aankondigde; maar, helaas!
hoe ondoorgrondelijk zijn Gods oogmerken en hoe on-
eindig is zijne goedheid. De verlangde brief bleef niet
uit, doch hij was niet van hem, maar van eene vreemde
hand; ik moest in allerijl vertrekken, mijn arme broe-
der was doodelijk ziek; weldra kwam er eene nog
onrustbarender tijding. Ik vond mijn broeder inderdaad
op het uiterste, maar in eene gojde stemming: hij
beweende bitter zijne zonden en was wel besloten om
zijne afdwaling te herstellen, indien de Heer hem de
gezondheid teruggaf. Reeds had hij de heilige absolutie
en tweemaal de heilige communie ontvangen, eens op
den feestdag van den heiligen Joseph. O bewonderens-
waardige Voorzienigheid! o godsdienst! hoe schoon en
liefderijk zijt gij dat ge aldus broeders, zusters, blocd-
verwanten en vrienden die de goddeloosheid voor alle
eeuwigheid scheen gescheiden te hebben, vcreenigt. Ik
liet niets na om hem zoo goed als in mijn vermogen
was voor den groo\'en overlogt naar de eeuwigheid
voor te bereiden. De gebeden van verscheidene religieuse
huizen, die wel belang wilden stellen in mijn dierbaren
zieke, droegen overvloedige vruchten. Hij volhardde in
de gevoelens van droefheid en berouw, altijd kalm en
gelaten onder de hevigste pijnen die hem kwelden.
Eindelijk gaf hij met kalmte zijne ziel aan God weder,
na voorzien te zijn geweest van al de genademiddelen
der godsdienst, ons, wel is waar, in droefheid achter-
latende, maar toch ook in de heilige vreugde dat wij
hem in zulk eene heilige gesteldheid hadden zien sterven.
-ocr page 242-
236
Il verzoek u derhalve met de levendigste dankbaarheid
jegens den heiligen Joseph, Eerwaarde Pater, de goed-
heid te willen hebben om deze weinige regelen in den
Propagaleur op te nemen, ten einde al degenen die ze
«uilen lezen te overtuigen, dat men nimmer tevergeefs
zijne toevlugt heeft genomen tot zulk een grooten
Beschermer.
EENE UWER GEABONNEERDEN. »
jr. m. j.
-ocr page 243-
INHOUD.
Blz.
Verklaring van dun schrijver...........      8 ,
EERSTE HOOFDSTUK.
Oe maand van den heiligen Joseph. — Decreet van Zijne
Heiligheid Paus Pius IX, aflaten verlecuende voor de muand
van den heiligen Joseph.......... . .      7
Hoe goed de heilige Joseph is..........    13
Eene wonderdadige genezing...........    15
Een huisgezin gered door den heiligen Joseph ....    18
Eene getrouwe dienares van den heiligen Joseph ten top-
punt harer verlangens..............    20
Ouders worden getroost............    22
TWEEDE HOOFDSTUK.
Hoezeer de heilige Joóeph brave kinderen liefheeft en uu-
schermt ...................
    24
De heilige Joseph, beschermer der maagden.....    25
Genaden door de voorspraak van dien giooten heiligen
gedurende de maand maart 1864 veikregen......    28
De heilige Joseph helpt de kinderen om de verloren on-
schuld terug te vinden..............
    29
De heilige Joseph helpt ons in al onze behoeften ...    32
Eene meter vol geloof.............    34
Ouaers worden getroost.............    37
Volharding in het gebed wordt beloond.......    38
Kracht van de litanie van den heiligen Joseph ....    40
Bescherming in een groot gevaar.........    41
Een jong kind dat de bestraffing goed aanneemt, . . .    42
-ocr page 244-
Blz.
DERDE HOOFDSTUK.
Apostolaat der zusters in het huisgezin.......    44
Een arme verloren zoon door zijne znster bekeerd ...   51
Bekommering van eene zuster over de opvoeding van haren
broeder...................    54
Eene zuster vol dankbaarheid voor den heiligen Joseph .    55
Magt van den heiligen Joseph op het heilig hart van
Jesus....................    57
Gelukkige verzoening van een zoon met zijn vader...    60
VIERDE HOOFDSTUK.
De heilige Joseph beschermt de jongelingen bij het afleggen
der examens.................    68
Eene ongerustheid verdreven...........    67
Uittreksels uit eenige brieven...........    68
De vrees door den heiligen Joseph verdreven.....    76
VIJFDE HOOFDSTUK.
De baccalaureus van den heiligen Joseph......    78
Goed gevolg van eene noveen aan den heiligen Joseph. .    79
Een examen door de bescherming van den heiligen Joseph
goed afgelegd.................    80
Eene goede zuster en een goede broeder......    81
Eene goede ingeving van den heiligen Joseph.....    84
Brief van eene huismoeder......\' ....    86
Volharding belooad..............    87
ZESDE HOOFDSTUK.
De heilige Joseph en de roeping tot het priesterschap. .    92
Liefde en dankbaarheid voor den heiligen Joseph ...    95
Eene bescherming van den heiligen Joseph......    97
Een seminarist die door den heiligen Joseph eene toog
verkrijgt...................  100
ZEVENDE HOOFDSTUK.
De heilige Joseph beschermer van de missiën van Nicuw-
Kaledonië...................  108
Een wilde stam bekeerd door het geven van den naam van
den heiligen Joseph aan een kind.........  107
-ocr page 245-
Bli.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
fiene 9choone kerk ter eere van den heiligen Joseph. . 119
NEGENDE HOOFDSTUK.
Kracht der novenen ter eere van den heiligen Joseph. . 134
Erkentelijkheid van twee kinderen van den heiligen Joseph. 137
Genezing van eene zuster............139
Eene roeping door den heiligen Joseph begunstigd . . . 140
Bekeering van eene protestant9che jufvrouw door de voor.
spraak van de heilige Maagd en den heiligen Joseph. . . 142
Genezing verkregen\' door eene noveen.......146
TIENDE HOOFDSTUK.
De dag des Heeren..............148
Een koopman die een goed christen is.......151
Tijdelijke gunst.............. 154
ELFDE HOOFDSTUK.
De straatverlichting van Napels door eeu kloosterling gesticht 159
De Lazzaroni overwonnen door den heiligen Joseph . . 162
TWAALFDE HOOFDSTUK.
De heilige Joseph beschermt zijne dienaars bij heerschende
besmettelijke ziekten...............168
De cholera te Jerusalem..........., 174
Gunsten door den heiligen Joseph verkregen.....177
Met den schrik vrij..............181
Een klein kind door den heiligen Joseph gered .... 182
Hulde en eer aan den heiligen Joseph......\' . 183
Kostscholen beschermd door den heiligen Joseph.... 184
Bescherming van den heiligen Joseph........186
Getuigenis van een goeden pastoor die toegewijd is aan
Maria en Joseph................188
DERTIENDE HOOFDSTUK. -
De heilige\'Joseph, toevlugt der zieken.......190
Genezing van eene arme zieke .......... 193
-ocr page 246-
Bh.
De kracht van de olie uit de lamp van den heiligeu Joseph 195
Onvoorzigtighcid van eenc ziekenoppasseres door den hei-
ligeD Joseph hersteld..............196
Treffend verhaal van de genezing cener goede huismoeder. 198
De heilige Joseph, de geneesmeester der grijsaards. . . 199
VEERTIENDE HOOFDSTUK.
De heilige Joseph is de beste geneesheer......202
Eene belofte beloond..............206
Eenc religieusc van de congregatie van Jcsus-Maria, onmid-
delijk genezen van blindheid en doofheid.......208
De grootste beproeving door den heiligen Joseph getroost. 212
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
De overvloedige gei aden en de verdiensten van het laatste
oogeublik..................214
Een arme grijsaard door den heiligen Joseph bekeerd. . 217
Verstoktheid overwonnen............219
Een sterfbed zonder doodstrijd..........221
Stichtende dood................222
De heilige Joseph patroon van den goeden dood .... 225
ZESTIENDE HOOFDSTUK.
De troostrijke geheimen van den dood.......226
Een zeer troostvolle dood ... . ,.......226
Een a in verloren schaap voor zijn dood in den schaap-
stal teruggevoerd................233
IMPRIMATUR.
Harlemi                                             H. vak Bbęk.
hac 17Febr. 1871.                                        Ub.cens.