■iFBETALINGS-
NTRACTEN
1
J
M, A. H. L. VAN LIER,
-ocr page 2-•7
)
/ .
. ; ,
■ vi •
S?
■ - .V
- ■\'4 ■ ■
ii^MattihiliAMi
-ocr page 3-m
( ^ "
.■j
\'-in
-ocr page 4-1
-Jf/- » •• - | |
M \'
1t/ -O - . . .
\' y
N
i
AFBETALINGSCONTRACTEN.
-ocr page 6-^A /
-
V
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN
AAN DE j^IJKS-pNIVERSITEIT TE PXRECHT
NA MACHTIGING VAN DEN REC\'IOR-MAGNIFICUS
lloügleeraar iu de Taculteit der Godgeleerdheid,
VOLGENS BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT
TEGEN DE BEDENKINGEN VAN
TE VERDKDIGliN
op Woensdag den September 1892,
des namiddags te SVa ure,
DOOR
lilüRITS ALFRED lIEWil LAMBERTDS VAN LIER,
geboren te Utrecht.
UTRECHT
J. G. BROESÊ.
1892,
rTi?\\
-
IMMIMI IIIM^^ ijljii.™ liU w
. // 1 | |
■li ■■ - |
-Jij |
t |
» , | |
: | |
.......... mm
-ocr page 9-Het is mij eene aangename taak, dit proefschrift te
kunnen heginnen met de betuiging van mijnen oprechten
dank aan U, Hoogleeraren der Juridische Faculteit aan
deze Universiteit, voor het onderwijs van U genoten.
In het hijzonder geldt mijne erkentelijkheid ü. Hoog-
geleerde Molengraaff , Hooggeachte Promotor, voor de
hulp, mij hij het vervaardigen dezer dissertatie zoo wel-
ivillend in ruime mate verleend.
En ook tot U, Hooggeachte Eere-Voorzitters van
Antonius Matthaeus," De Geer, Hamaker en Molen-
graaff, zij een hijzonder woord van dank gericht voor
de aangename en leerrijke uren die ik, als lid van dit
gezelschap, in uwe tegenwoordigheid héb doorgebracht.
iii
-ocr page 11-Bk.
HOOFDSTUK I.
"Wijze, waarop de afbetalingsliandel wordt uitgeoefend ... 14
HOOFDSTUK II.
De rechtskracht van het afbetalingscontract naar het Neder-
landsch recht ................33
HOOFDSTUK III.
Maatschappeljjlte beteekenis der afbetalingscontracten ... 50
HOOFDSTUK IV.
Voorstellen tot verbetering...............68
Bijlage 1...................75
Bijlage II......................77
Stellingen..................83
-ocr page 12-.wMi I iimm.n.i.iHw m iiimwiliMiigWBW—IBW
-1 \'
^ f
".\'^■■•^jJ ■".;..■■ -V\'.— .•• \'i- - ■ ■ .-i;^: ... - " -
-«.Til-.
? ;
^ vi
_______
r
/
M
Iii
f/i
Bij de algemeene beraadslaging van do Tweede Kamer
ovor de begrooting van het departement van Justitie in het
najaar van 1891 heeft tusschen de ILII. de Kan ter en
Smidt, Min. v. Just., het volgende debat plaats gevonden,
dat wij duidelijkheidshalve in zijn geheel hier opnemen.
De heer de Kan ter: 1)..............
Wat het andere punt aangaat, moet ik zeggen, dat het ant-
woord van den Minister mij heeft teleurgesteld, want inderdaad
er zijn weinig contractueele verbintenissen, dio zoozeer en zoo diep
in het volksleven zijn doorgedrongen en daar zooveel kwaad doen
als die contracten van koop door huur. Wij hebben in de eerste
plaats de coöperatieve bouwvereenigingen, opgericht ten dienste
van den werkman en ten zeerste toe te juichen omdat men daar-
door wil trachten in den schreienden nood aan betere woningen
voor den werkman te gemoet te komen; doch men heeft ook hier
Moeten ondervinden dat onze maatschappij wel nieuwe rechtsver-
houdingen kan scheppen, maar dat het daarna niet altijd gelukt
om den rechter eene uitspraak te laten doen in den zin, dien men
bü het maken van zulk een contract voor oogen had. Ik geloof
het bewijs voor deze bewering te kunnen leveren door te verwijzen
naar eene zaak die gediend heeft voor het kantongerecht en de
rechtbank hier ter stede en waarvan de slotuitspraak, als ik mij
niet vergis, te vinden is in het Weekblad van het Recht n°. 5704.
Die zaak heeft ons duidelijk doen zien dat somtijds, althans bij de
1; Vergadering der Tweede Kamer van 24. Nov. 1891.
-ocr page 14-coöperatieve bouwvereenigingen, de zaken niet kunnen marclieeren,
omdat de recliterlijke macht niet weet met welke contracten zij in dezen
te doen heeft. Er zijn echter nog tal van andere gevallen, waarbij
hetzelfde verschijnsel valt op te merken. "Wanneer gij aan den
kleinen schoenmaker of kleermaker vraagt, hoe hij aan zijne naai-
machine komt, dan zal men heel dikwijls hooren: bij koop door
|huur. Maar, wat doet de slimme leverancier in zulk een geval?
- Hij zorgt steeds een schriftelijk contract te hebben, waarin nooit
anders dan van huur gesproken wordt, en waartoe dit leidt, kan
ik uit mijn eigen ervaring mededeelen. In Haarlem was ik d)or
^ de rechtbank tot curator in een faillissement benoemd en daarbij
trachtte een leverancier aan den boedel een wagen afhandig te
maken (en wat is nu nederiger dan de handwagen waarmee men
uit venten gaat), door de bewering dat hij hem slechts verhuurd
had, terwijl toch op den koopprijs van f 50.— reeds f 46.50 was
afgedaan, en zulks in ée\'n jaar tijd.
De heer de Kanter:!)..............
Ik kom nu terug op het punt, waar ik den November 1.1.
bij de algemeene beraadslaging ben blijven steken en wensch tot
den Minister nog een enkel woord te sproken ovor de contracten
van koop door huur.
Wanneer ik terugtreed in hetgeen ik toen gezegd heb vrees ik
uwen hamer niet, Mijnheer de "Voorzitter, want dan treed ik niet
terug in de algemeene beraadslaging, omdat ge zelf hebt uitgemaakt,
dat hetgeen ik zeide niet tot de algemeene beraadslaging over de
Staatsbegrooting hoort. Om te kunnen voortgaan dien ik even mede
te deelen hoever ik met de zaak gekomen was. Ik zeide, dat de
contracten koop door huur, die in allerlei vormen in onze samenle-
ving voorkomen en dikwijls — zeer ten prejudice en schade
van den kleinen man — bij ontbinding tot conflict leiden,
voorziening eischen. Men koopt door huur, maar de verkooper
zorgt, dat hij altijd aan het langste eind trekt en in het con-
tract niet anders wordt opgenomen dan huur.
"Wanneer nu de rechter geplaatst wordt voor eenig geschil, dat
1} Vergadering vaii 4 Dec. 1891,
-ocr page 15-tusschen die beiden ontstaat, dan staat hij steeds voor de zeer
inoeielijlie keuze, wat het in casu is: een koop- of een huurcontract.
In verschillenden zin is het reeds beslist. Ik heb al gewezen
op het Weekblad van het Recht n". 5704, waaruit blijkt, dat in eene
te \'s Gravenhage voorgevallen quaestie de rechter en de kanton-
rechter hebben uitgemaakt, dat het koop en geen huur was. Ik
zou aan den anderen kant kunnen wijzen op het vonnis van een
anderen kantonrechter, die uitmaakte, dat het huur en geen koop
was. Dring ik nu aan op voorziening, dan wensch ik mjj te
herinneren, wat de geachte afgevaardigde uit Groningen dezer
dagen herinnerde: als gij vragen stelt moet gij eene oplossing aan
de hand weten te doen. Welnu, ik zou den man, die steeds aan
het kortste einde moet trekken, willen geven eene actie tot terug-
vordering van een geldsom.
Nu krijg ik waarschijnlijk van de Ministertafel de tegenvraag
te hooren: maar hoe wilt gij die geldsom waardeeren ?
Ik geloof, dat iedereen, die een contract sluit waarvan de afdoening
geschiedt in annuïteiten, deze, alvorens het bedrag vast te stellen,
ontleedt, cn de factoren, waaruit zij bestaan, waardeert. En zoo
zal eene goede coöperatieve vereeniging, die zich vormt om huizen
door huur aan den bewoner in koop te geven, ontleden de annuïteit
die zij daarvoor van den bewoner vordert. Daarin zit voor een
deel kapitaal en interest, voor een deel wezenlijke huur ter be-
strijding van het gevorderde onderhoud, en ook een deel dat lang-
zamerhand wordt de koopprijs. Nu kan het contract verbroken
worden na korten tijd (wanneer er nog weinig koopprijs is afgedaan),
maar ook na vrij langen tijd, zoodat het tijdstip dat de koop
voldongen is bijna aanwezig is. Nu komt het mij voor, dat de man,
die in het contract, waarin niet gezegd wordt wat eigenlijk gebeurt,
eer iets anders genoemd wordt dan wat werkelijk gebeurt, tegenover
den rechter weerloos staat en aan eene actie moet worden geholpen
om gerestitueerd te verkrijgen wat hij reeds als koopsom betaald
heeft. Dat dit uit te vinden is, daarvoor beroep ik mij op eene
tabel, houdende een tarief door eene hier te lande bestaande levens-
verzekering-maatschappij ontworpen, die ik, om de groote hoeveel-
heid cijfers niet aan de Kamer zal voordragen, maar waarvoor ik
verlof verzoek die in de Handelingen te doen opnemen.
Üit tarief dan werd door die levensverzelcering-niaatseliappij
aangeboden aan eene coöperatieve vereeniging, die op de aange-
wezen wijze woningen verhuurt en waarin die levensverzelïering-
maatschappij aanbiedt, om bij eene jaarlijksche fixatie van het
cijfer, dat als koopsom zal gelden, het in die kolommen opgenomen
bedrag na verloop van de daarbij aangewezen jaren terug te geven.
"Wanneer voor de goedkeuring van dergelijke coöperatieve bouw-
vereenigingen als eisch werd gesteld, dat dergelijk tarief in de
akte der vereeniging werd opgenomen, als aan de leden toekomende
bij uittreden en daardoor de menschen die huren de zekerheid
kregen, dat zij door eene eenvoudige actie een dergelijk cijfer, dat
zij als koopprijs hebben betaald, konden verkrijgen, dan zou ik
voldaan zijn.
Maar, Mijnheer de "Voorzitter, ik word door den Minister voor
een al te langen tijd weggezonden, want bij par. 2 der Memorie
van Antwoord, waar gesproken wordt over de leemten in bestaande
wetten en het gemis aan verband tusschen deze en de veranderde
levensvoorwaarden en waar de Minister spreekt over de voorziening
in de leemten, die zich bij het sluiten van contracten voordoen,
krijg ik ten antwoord, dat de Minister alleen voornemens is om
de dienst- en werkbodencontracten onder handen- te nemen, afge-
A
scheiden van de contractenleer, die hij wacht van de commissie
voor het B. ^Y.
Heb ik den Minister dus wel begrepen, dan worden alle andere
bezwaren omtrent contracten, dus ook deze, verwezen naar het
tijdstip waarop de Staatscommissie voor het B. W. gereed is met
het Derde Boek. En als wij nu in dezelfde Memorie van Antwoord
zien hoe die Commissie staat met het Tweede Boek, en nagaan
hoe lang het duurde eer zij zoover was, zullen dan onze nazaten
niet weer spreken van fin du siècle, alvorens de dan bestaande
commissie voor het ontwerpen van een nieuw B. "VV. met de con-
tractenleer gereed zal zyn? Mijn beleefd verzoek aan den Minister
is dus die lieden, waarop ik het oog heb aan do door mij voor-
gestelde actie te helpen, aangenomen althans, dat de Minister die
met mij bestaanbaar acht.
5
De heer Smidt, Min. v. Just. 1)...........
Behalve liet Eersto Boek van het B. "W. heeft de geachte af-
gevaardigde uit Bergum ook nog ter sprake gebracht eene her-
ziening of aanvulling van dat \'Wetboek, op het stuk van contracten.
Meer speciaal gewaagde hij van het door hem aldus genoemde
contract: „koop door huur." Ik geloof dat wij tot vermijding van
verwarring den naam van dit contract eenigszins moeten wijzigen.
Koop door huur is eene onjuridische uitdrukking. Evenmin kan
er zijn koop door huur als huur door koop. De geachte afge-
vaardigde heeft kennelijk bedoeld het zoogenaamde afbetalings-
conh-act. Dit contract is van eene zeer eigenaardige natuur; dat
zal ik evenmin ontkennen als dat daarvan menigmaal gebruik
gemaakt wordt en dat het diep ingrijpt in het volksleven. Wat
echter de geachte afgevaardigde eigenlijk ten aanzien van dit
contract verlangde is mij minder duidelijk geworden. Toen de
geachte spreker op den 24sten November over dat contract heeft
gesproken, dacht ik dat hij bei,waar had tegen de rechtspraak
daarover, in die enkele gevallen, waarin zij mij ten minste bekend
is. Hij beriep zicli toen ook reeds op het vonnis voorkomende in
het Weekblad van het Eecht N". 5704, waarbij eene coöperatieve
bouwvereeniging als eischeres, tegenover haren mede-contractant
in het ongelijk werd gesteld.
De geachte afgevaardigde zeide toenmaals dat „de zaken niet
kunnen marcheeren, omdat de rechterlijke macht niet weet met
welke contracten zij in dezen te doen heeft."
En later beriep hij zich op een goval waarin een behoorlijk
contract van huur bestond en scheen hij af te keuren dat daarin
door den rechter geoordeeld was, dat hot inderdaad huur was en
niets anders. Hieromtrent eene enkele opmerking. Dat de rechter-
lijke macht niet zou weten met welk contract zij to doen heeft,
schijnt mij weinig aannemelijk. Het betreft hier niet een juridisch
vraagstuk als van de hereditas jacens of iets dergelijks, maar cctc
werkelijk eenvoudige zaak. En dat de rechter daarmede verlegen
was, is mij ook niet gebleken uit het vonnis, in het genoemde
Weekblad 5704. Het is waar, in on« vaderland is daarover
IJ Teigadexmg van 8 Deo. 1891.
-ocr page 18-•weinig literatuur, maar, liad de rccliter licht noodig, het was toch
te erlangen. Ik herinnerde mjj, dat het onderwerp behandeld
was door professor Heek op den XXIsten Duitschen Juristendag,
en in een gesprek dat ik voerde met een van de geleerde
juriston in deze vergadering, kon doze mij dadelijk drie werken
•opgeveTi, die in dit jaar in Duitschland over het sog. Abzahlungs-
geschäft waren uitgegeven. Daaruit kon de rechter, indien er
omtrent dit contract zooveel onzekerheid bij hem bestond zich wol
het licht ontsteken, dat hij behoefde. Hoe dit ook zij, uit do
redevoering van den geachten afgevaardigde op 4 dezer is mij
een licht opgegaan, namelijk in zooverre, dat door bom schijnt
verlangd to worden naar een middel, dat de verhuurder in den
regel tot op zekere hoogte in het ongelijk gesteld werd tegenover
den huurder. Do verhuurder, zeide hij, trekt bij dit contract aan
het langste eind, want de verhuurder, eigenlijk verkooper, zorgt
door zijn contract, dat de rechter hem in het gelijk moet stollen.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, wat is daartegen te doen? Ik behoef
den geachton afgevaardigde wel niet te herinneren aan het jura
vigilantibus scripta. Wanneer er een conti\'act wordt gesloten van
huur en niets anders, en do huurder goedvindt zich daartoe to
verbinden, hoe zal men dan beweiken, dat de rechter, in plaats
van dat contract een ander contract van andere natuur zal aan-
nemen? Bij een werkelijk afbetalingscontract, zeide de geachte
spreker, is huursom re vera eene annuïteit, waarin rente en koopsom
begrepen zijn. Nu zou hij tevreden zijn met eene kleine regeling,
daarin bestaande, dat bij eene niet voleindigde afbetaling, den huurder
het recht geschapen werd, om de fractie van de koopsom, die in
de betaalde annuïteit begrepen was, terug te vorderen. Tegen de
zaak zelve schijnt mij weinig bezwaar. Maar hoe die kleine, een-
voudige bepaling in te lasschen in ons Wetboek? Eén van tweeën
is, dunkt mij, het geval: of er wordt gesloten eenjoi\'meel afbetalngs-
contract, hetzij duidelijk, hetzij eenigszins dubbelzinnig of twijfel-
achtig, — in dat geval is er, geloof ik, voor den rechter weinig bezwaar
eene rechtvaardige uitspraak te doen; de artt. 1375, 1379, 1381 en
IS82 B. W., wijzen hem den weg en geven hem de noodige ruimte.
Nu hot tweede alternatief: of er wordt gesloten, zooals in den regel
het geval is, een formeel huurcontract. Wat zal de kleine regeling,
dooi\' den geacliten afgevaardigde voorgesteld, dan baten? Mag de
wet dan, tegen liet ondubbelzinnig buurcontract in, aannemen, of
door den rechter doen aannemen, dat het een ander contract is?
Hoe zal in de vi^et een regel te stellen zijn naar welken de rechter
zal kunnen en mogen beslissen, dat een huurcontract niet is een
huurcontract, maar eene afbetalings-overeenkomst? Dit is mij inder-
daad niet helder. Ik waardeer ten volle de poging, die door den
geachien afgevaardigde is aangewend, om hier niet alleen eene
afbrekende critiek te leveren, maar ook opbouwend te wei\'k to
gaan. Het wilde mjj echter voorkomeUj dat van het eenvoudige en
nederige geveltje, dat de geachte spreker ons vertoonde, in zijn
bestek bet fondament vergeten was.
De heer de Kanter:!)..............
\'l\'en slotte eon enkel woord over het contract, dat ik genoemd
heb „koop door huur" en dat de Minister voorstelt tc noemen
„afbetalingscontract".
"Wanneer de eerste benaming door mij aangegeven niet juist
is, wat ik den Minister tot zekere hoogte kan toegeven, dan
geloof ik toch ook, dat de nieuwe benaming van den Minister
aan hetzelfde euvel lijdt. Ik kan mij ten minste een afbetalings-
contract voorstellen dat met het punt, dat ik ter sprake bracht,
niets te maken heeft. Ik kan mij voorstellen dat men iemand
eene som geld schuldig is, maar dat de regeling wat de afbetaling
betreft niets met koop of met annuïteit te maken heeft. Ik heb
nu gevraagd de zorg van den Minister omdat het is een nieuw
contract, een contract uit de behoeften van de maatschappij ge-
boren, dat zich als het ware komt schuiven tusschen de andere
in ons B. W. gereglementeerde contracten, en waarvan ik tevens
heb gezegd dat het, omdat het is een contract sui generis, niet te
schuiven is in een van de gereglementeerde contracten. Daarom
heb ik om eene afzonderlijke herziening gevraagd. Ik heb gewezen
op de noodzakelijkheid, omdat de rechter telkens als hij voor zulk
een contract komt te staan staat voor eene moeielijkheid, voor een
raadsel. Ik heb geen ander bezwaar tegen de daaromtrent reeds
1) Vcrgaderijig vaii 9 Dec. 1891,
-ocr page 20-8
bestaande recliispraak, dan dit, dat zij is eene onzekere reolitapraak,
en dat in eene zaak, die zoo diep ingrijpt in liet volksleven, zooals
de Minister zelf erkende, liet wenschelijk is meer zekerheid aan
die rechtspraak te geven.
Do minister zegt echter dat is niet noodig, want waar zulk oen
contract niet precies past in reeds gecodificeerde contracten, daar
kan men de art. 1370 — 1379 B. W. raadplegen. Ik geloof, dat
de Minister zich hier vergist, want die algemeene regelen omtrent
de contracten dienen wel tot uitlegging van de daarna gereglemen-
teerde contracten, maar geven daarom nog geen licht over alle
nieuwe in de maatschappij zich ontwikkelende contracten; cn dat
in ieder geval, wanneer nu blijkt, dat de rechter afgaande op die
artikelen komt tot eene zeer onzekere rechtspraak, het zeer nood-
zakelijk is tot het reglementeeren daarvan over te gaan.
Maar — zoo zegt de Minister — de rechter zal toch wanneer
hij een dergelijk contract voor zich krijgt, waarin omschreven is
dat het een huurcontract is, dat beschouwen als een huurcontract.
Daarmede is juist in lijnrechten strijd de jurisprudentie, die ik
aangehaald heb uit het Weekblad van het Recht n". 5704. Daar
is gepleit dat men met niets anders te doen had dan met een
huurcontract. Toen is door de rechtbank uitgemaakt, dat, al werd
hier in het contract herhaalde malen gesproken van huur, huur-
prijs, huurder, enz., dit de rechtbank in de verste verte niet ver-
hinderde om toe te passen imlet quad agilur en non quod simulcUur
en dat men hier te doen had met een contract van koop op afbe-
taling, wat met huur niets te maken had. Daarnaast heb ik her-
innerd aan de andere rechterlijke uitspraak, waar de rechter wel
huur aannam. Maar nu dergelijke onzekerheid bij de jurisprudentie
heerscht ook omtrent don aard van het contract, waarvan de Mi-
nister zelf ons heeft medegedeeld dat in één jaar een ontzettend
groote Duitsche literatuur ontstaan is, omdat men het over den
aard van het contract niet eens is, daar geloof ik dat het noodig
is dat de Regeering deze zaak ter hand neme, en ben ik zoo vrij
hierop bij vernieuwing aan te dringen.
m
O
Met de boven vermelde woorden, die ons er toegebracht
hebben deze dissertatie het licht te doen zien, is de eerste
stap gedaan ora de beweging, die elders reeds eenigen tijd
bestaat tegen de z. g. afbetalingscontracten, ook hier te
lande in het leven te roepen.
Eene korte vermelding van de geschiedenis dier beweging
is noodzakelijk.
Hoewel het z. g. afbetalingssysteem reeds sedert onge-
veer eene halve eeuw uit Amerika in Europa is ingevoerd,
dateert de beweging er tegen eerst van de laatste tien jaar
tengevolge van de concurrentie daardoor den contant-handel
aangedaan.
Zij is in Duitschland op touw gezet door den „Verein
gegen Unwesen in Handel und Grewerbe" te Keulen 1), dio
den 30 November 1886 een adres aan den Rijksdag richtte
met het verzoek de z. g. „Abzahlungsgeschäfte" te verbieden,
terwijl hij reeds in het begin van 1886 aan de Keulsche
„Handelskammer" het verzoek gericht had zijne pogingen
tot bestrijding der „Abzahlungsgeschäfte" te ondersteunen.
Deze laatste heeft de quaestio bij de meeste andere Duitsche
„Handelskammern" ter tafel gebracht. Dit heeft tengevolge
gehad, dat verscheidene adressen in de jaren 1886 tot 1888
bij den Rijksdag zijn ingekomen zoowel van voor- als van
tegenstanders 2).
Den 12 Nov. 1889 heeft de afgevaardigde Boeckel in
den Ryksdag eene interpellatie omtrent het „Abzahlungs-
geschäft" tot de regeering gericht, waarop hem door den
staatssecretaris von Bötticher geantwoord is, dat de
zaak reeds in onderzoek was bij de regeering; maar dat
1) Reeds in 1885 was de „Handels- und öewerbekammer" te
Dresden tegen de „Abzahlungsbazare" te velde getrokken, evenwel
zonder gevolg. Zie Hausmann, Die Vei\'äuszerung beweglicher
Sachen gegen Ratenzahlung, bl. 36.
2) Hausmann, bl. 37 v.
m
10
nog niet kon worden bepaald tot welke resultaten dat
onclerzoek zou leiden 1).
De Keulsche „Handelskammer" had zich den 27 Jan.
1887 tot den Pruisischen Minister van handel en nijverheid
gewend, die de verschillende „Handelskammern" van Pruisen
verzocht hunne meening over dit onderwerp uit te spreken.
Door den Rijkskanselier daartoe aangezocht, deden de overige
Landsregeeringen hetzelfde verzoek aan de „Handelskammern"
in hunne staten — zoo o. a. het Saksische Ministerie van
Binnenlandsche Zaken bij verordening van 28 Sopt. 1887 2) —
zoodat bijna alle Duitsche „Handelskammern" deze vraag
nauwkeurig onderzocht en besproken hebben 3).
Op grond der daardoor bekomen inlichtingen wordt door
de Rijksregoering een wetsontwerp voorbereid.
In Oostenrijk, waar de misbruiken, door het afbetalings-
systeein — daar onder den naam „Ratenzahlungesystem"
bekend — in het leven geroepen, van meer belang schijnen
te zijn dan in Duitschland, heeft de beweging tegen dat
afbetalingssysteem reeds geleid tot een tweede wetsontwerp.
De Weener „Handels- und Gowerbekammer" trok zich
deze quaestie het eerst aan en wendde zich in 1885 tot het
Oostenrijksche Ministerie van Justitie met het verzoek om
van de Neder-Oostenrijksche „Bezirksgerichte" de inlichtingen
te vragen, die deze omtrent de „Ratengeschäfte" en de daaruit
ontstane processen zouden kunnen geven 4).
Tengevolge van dit onderzoek bood de regeering den 16
April 1890 aan het Huis van Afgevaardigden een Wets-
ontwerp aan „betreffend die Veräuszerung beweglicher
1) Zie Liolitentlial, Das Ratenzatilungssystem, bl. 1.
2) Afgedrukt bij Hausmann, bl. 102.
3) De resultaten hiervan zijn te vinden in de „Jahresberichte"
der Duitsche „Handelskammern," afgedrukt voor zoover zij deze
quaestie betreffen bij Hausmann, bl. 103 — 161.
4) Zie uitvoeriger hierover Hausmann, bl. 166 v,
-ocr page 23-11
Sachen gegen Ratenzahlung"; in het voorjaar van 1891 ge-
volgd door een bijna gelijkluidend tweede ontwerp 1),
De literatuur over dit onderwerp is natuurlijk nog gering,
hoewel zij in 1891 belangrijk vermeerderd is.
Vooreerst heeft, zooals vanzelf spreekt, de pers zich bij
deze beweging niet onbetuigd gelaten. In verscheidene
courantenartikels is de zaak druk besproken; ja, zelts aan
tijdschriften heeft zij stof voor romans gegeven 2).
Met deze literatuur hebben wij ons evenwel niet bezig te
houden, daar zij uit den aard der zaak eiken wetenschappe-
hjken grondslag mist.
Van meer belang is voor ons de meer wetenschappelijke
literatuur. Ten eerste de reeds genoemde „Jahresberichte"
der onderscheidene Duitsche „Handelskammern", benevens
het verslag van do „Wiener Handels- und Gewerbekammer"
en de M. v. T, op het Oostenrijksche Wetsontwerp 3).
Vervolgens drie monographieën, in 1891 kort na elkander
verschenen, n.1. het reeds genoemde werk van W. Haus-
mann, Die Veiiluszerung beweglicher Sachen gegen Raten-
zahlung ;
Dr. A. Cohen, Die Volkswirthschaftliche Bedeutung
des Abzahlungsgeschäftes, en
S. Lichtenthai, Das Ratenzahlungssystem.
In 1888 was reeds een artikel van Dr. V. Mataja ver-
schenen in Braun\'s Archiv für soziale Gesetzgebung und
Statistik, getiteld „Ratenzahlung und Abzahlungsgeschäfte" 4),
gevolgd in 1890 door een artikel van denzelfden schrijver
1) Zie Bijlage II.
2) Schorer\'s Famüieiihkill, Heft III 1889,. bl. 121, bevat onder den
titel „Elten auf Abzahlung\'\'\'\' liet liartroerend verbaal, hoe tengevolge
van een afhetalingscontract een jong getrouwd raan zich ophangt
en zijne vrouw in het ziekenhuis sterft.
3) Allen te vinden bjj Hausmann, Anhänge III en IV.
4) Bd. I, bl. 157-178.
-ocr page 24-12
getiteld „Abzahlungsgescliäfte" in Conrad\'s Handwörter-
buch der Staatswissenschaften 1).
Yerder schreven over dit onderwerp: Dr. O. Bahr twee
artikelen, een getiteld „Miszbräuchliche Geschcäfte\'" in de
„Grenzboten" van 1890, en in Kritische Yierteljahrschrift 2);
Dr. K. Co sack in zijne verhandeling over „Das Sachen-
recht im Entwurf eines Bürgerlichen Gesetzbuches für das
Deutsche Reich", in „Bekker und Pis cher\'s Beiträge zur
Erläuterung und Beurtheilung des Entwurfes eines Bürger-
lichen Gesetzbuches für das Deutsche Reich 3);
Dr. Marwitz, Ueber den Möbelleih vertrag, in „Beiträge
zur Erläuterung des Deutschen Rechts" van Rassow und
Küntzel4);.
Dr. R. van der Borght, Zur Reform des Abzahlungs-
geschäftes, in Braun\'s Archiv 5).
AI deze schrijvers 6) doen verschillende voorstellen om de
misbruiken uit. het afbetalingssysteem ontstaan te doen ver-
dwijnen, alnaarmate hun oordeel over de werking van dit
systeem min of meer gunstig uitvalt.
In het jaar 1891 is in den ee» en hointigsten Duüsclien
Juristendag door de H.H. R\'. Wilke en Dr. Heek
praeadvies uitgebracht over de vraag: „Wie ist den Misz-
brauchen, welche sich bei den Abzahlungsgeschäften heraus-
gestellt haben, entgegen zu wirken?" 7)
1) Bd. I, bl. 14.
2) Bd. XIII, bl. 367 —372.
3) Heft 13, bl. 15-
4) 35ste jaargang, bl. 214 v.
5) 1891, Bd. IV bl. 270 — 289.
6) Dezen zijn de voornaamste. Voor vordere literatuur zie men
Hausmann, bl. 5 noot, en Verhandlungen des XXI Deutschen
Juristentages, 1891 bl. 141, noot 32, waar de schrijvers genoemd
worden, die het „Abzahlungsgeschäft" behandelen naar het Preuss.
Allg. Landrecht.
7) Zie bovengenoemde Verhandlungen, blz. 117 — 130 en 131 — 195.
-ocr page 25-IS
Zooals reeds in liefc begin van deze inleiding gezegd is,
is de heer de Kanter de eerste geweest, die de quaestie
hier in Nederland ter sprake heeft gebracht, terwijl zij hier
nog niet schriftelijk behandeld is.
Wij zijn van plan dit te doen en wel voornamelijk te
onderzoeken, hoe de af betalingshandel 1) hier te lande
gedreven wordt; welke rechtskracht de af betalingscontracten
naar het Nederlandsch recht bezitten; welke de maatschap-
pelijke beteekenis is van het afbetalingssysteem in Nederland,
d. w. z. welke voor- en nadeelen er aan verbonden zyn;
welke maatregelen er te nemen zijn tegen de misbruiken,
die den afbetalingshandel aankleven. Hierbij is natuurlijk
eene vergelijking van de toestanden, die elders op dit gebied
bestaan, met de toestanden hier te lande onvermijdelijk en
ook tot recht begrip van de zaak gewensclit; zoodat wy
tevens de gelegenheid zullen hebben ons oordeel uit to
spreken over de bezwaren elders en wel voornamelijk in
Duitschland en Oostenrijk gerezen, en de voorstellen tot
verhelping dier bezwaren, aldaar gedaan, aan de eischen
van recht, billijkheid en politiek te toetsen.
1) Dit lijlct ons de beste vertaling van „Abbezalilungageschäft"
toe. Er bestaat geen Ilollandsch woord, dat het begrip „Geschäft"
nauwkeurig weergeeft^\'
HOOFDSTUK 1.
Wijze, waarop de apbbtalingshanbel wordt
uitgeoefend.
De afbetalingsliandel wordt op twee wijzen uitgeoefend,
hetzij „gewerbsinaszig" 1) door de z. g. afhetalingsmagazijnen,
ook wel afbetalingshazaren of credietrnagazijnen genoemd,
die dus alleen of bijna alleen op afbetaling verkoopen,
daarop zich speciaal toeleggen; hetzij niet als speciaalhandel
maar tegelijk met den contanthandel, zoo dikwijls het
verlangd wordt 2).
Vooral tegen de afbetalingsmagazijnen heeft zich de
beweging gericht. Deze zijn later ontstaan dan de tweede
groep. Het eerst is het afbetalingssj^steem gebezigd in den
meubelhandel 3), vanwaar het overgenomen is in den
1) Geen Hollandscli woord drukt dit begrip juist uit.
2) Dan bestaat nog in Duitschland en Oostenrijk eene derde
soort, de z. g. „Hausirhandel," d, i. de af betalingshandel door
reizigers. Voorzoover wij liebben kannen nagaan, komt deze in Neder-
land nagenoeg niet voor. Later zullen wij zien, dsit deze manier
van af betalingshandel de grootste schuld heeft aart de misbruiken,
die het afbetalingssysteem heeft te voorschijn geroepen, ja dat die
misbruiken bijna uitsluitend daarbij voorkomen.
De koop op afbetaling van onroerende goederen door coöperatieve
bouwvereenigingen, hier in het leven geroepen met het doel aan de
arbeiders eigen woningen te verschaffen, zou nog als vierde wijze
kunnen genoemd worden. Z|j levert evenwel geen verschilpunten
op met den anderen afbetalingshandel.
3j In den vorm van het z. g. „Möbelleihvertrag."
-ocr page 27-15
machinenliatvdel (voornamelijk naaimacliines, maar ook andere,
als landbouw-, weef-, drukmachines, gasmotoren, rijwielen,
piano\'s, muziek- en andere instrumenten, enz.)
Daarop zijn de afbetalingsmagazgnen ontstaan 1), die
oorspronkelijk zich slechts bezig hielden met den verkoop
van kleederen en meubelen, maar allengs hunnen handel
uitbreidden tot allerlei andere artikelen, waardoor de naam
„afbetalingsbazaar" ontstond. Deze afbetalingsbazaren ver-
koopen tegenwoordig alle soorten van kleederen, meubelen,
bedden, tapijten, gordijnen, spiegels, klokken, horloges,
schilderijen, kinderwagens, kortom al wat in het dagelijksch
leven tot kleeding en woningsinrichting noodig is. De
meeste beteekenis heeft evenwel de handel in kleederen
en meubelen. f
Ook is het afbetalingssysteem doorgedrongen in den
handel in papieren van waarde, als loten, effecten, enz.;
zelfs in den veehandel 2).
In al die takken van handel v/oiAen af betalingscontracten ■
gesloten, d. i, wordt overeengekomen met de koopers, dat
zy den koopprijs 3) bij gedeelten zullen mogen voldoen. Gj^t^
Zij worden in den regel schriftelyk aangegaan. Cohen 4) \'
beweert, dat dit altijd het geval is, evenwel teu onrechte.
Verscheidene afbetalingsmagazijnen hier te lande 5) sluiten
hunne contracten niet schriftelyk, zooals ons bij onze onder-
zoekingen gebleken is. Evenmin is juist de bewering van
Lichtenthal 6), dat er nooit een schriftelyk contract door
de afbetalingsbazaren bij hunnen handel opgemaakt wordt.
1) In Nederland sedert 1857, het eerste in Amsterdam.
2) Of dit laatste ook in Nederland het geval is, is ons Onbekend.
3) De woorden „kooper" en „koopprijs" zyn niet geheel juist,
zooals wij later zullen zien.
4) Bl. 26.
5) En ook in Duitschland, blijkens Lichtenthal bl. 9.
6) T. a. p.
-ocr page 28-J(]
ttefc meerencleel dier magazijnen tocli geeft aan hunne
klanten een z.g. contra(ct)boek 1) of administratieboek,
hoofdzakelijk voor de qaiteering der afbetalingen, maar
waarin ook de voorwaarden van het contract vervat zijn.
Die contracten bevatten verschillende nevenbepalingen,
meestal strekkende tot zekerheid voor de afbetaling op den
bepaalden tijd.
a. Zoo is veel gebruikelijk de z. g. eigendomsvoorhehoud-
clauside, door sommigen zelfs als een noodzakelijk bestanddeel
van het afbetalingscontract beschouwd, bepalende dat de
goederen tot aan de volledige betaling het eigendom van
den ver vreemder blijven.
Dit kan op twee manieren worden bepaald. De afbetalings-
contracten worden n. 1. op tweeërlei wijze gesloten, in den
vorm van een huur- of van een koopcontract. Een afbetalings-
contract in den vorm van een huurcontract gesloten, het
z.g. contract van Jwop door huur 2), is het contract, waarbij
A aan B zekere goederen verhuurt tegen betaling van een
bepaalden huurprijs op gezette tijden, met de nevenbepaling,
dat, zoodra die huurpenningen gezamenlijk een bepaald
t bedrag zullen uitmaken, het huurcontract zal eindigen en
^ de goederen in vollen eigendom aan B overgaan; of dat A
zich verbindt in dat geval, de goederen aan B te verkoopen
en de gezamenlijke huurpenningen als koopprijs te be-
schouwen,
In den vorm van een koopcontract 3) gesloten, is het af be-
talings contract het contract, waarbij A aan B zekere goederen
1) Volgons Cohen verbasterd uit contohoek.
2) Het contract van koop door huur is dus een onderdeel van
de afbetalingscontraoten en hiermee is de strijd tusschen de H.H.
de Kanter en Smidt over den naam dier contracten heslist. Wij
zullen voortaan kortheidshalve het contract van koop door huur
eenvoudig huurcontract noemen.
3) Voortaan kortweg koopcontract genoemd.
-ocr page 29-17
verkoopt met de bepaling, dat de koopprijs in termijnen
betaald zal kunnen worden.
Bij het huurcontract is de bovengenoemde clausule van
eigendomsvoorbehoud overbodig, wordt het doel, n. 1. het
eigendomsvoorbehoud, reeds verkregen door den vorm van het
contract. \'Verhuurde goederen blijven het eigendom van den
verhuurder. ïoch vindt men de clausule in de meeste huur-
contracten, maar dan meer als herinnering voor den huurder.
Bij het koopcontract is daarentegen eene uitdrukkelijke
bepaling noodig, voor het geval dat de verkooper zich het
eigendom der verkochte goederen tot aan de volledige be-
taling van den koopprijs wil voorbehouden.
Behalve deze clausule van eigendomsvoorbehoud komen
in de afbetalingscontracten nog de volgende bepalingen voor :
h. Dat, voor het geval de kooper of huurder een termijn
op den bepaalden tijd niet betaalt, de verkooper of ver-
huurder de overeenkomst terstond als geëindigd kan beschou-
wen, zonder eenige inverzuimstelling of eenige andore ge-
rechtelijke aanzegging.
c. Dat hij in het bovengenoemde geval de goederen terug
kan nemen met behoud van alle betaalde termijnen 1).
Bij het huurcontract spreekt dit vanzelf, maar het wordt
desniettemin in alle huurcontracten opgenomen.
d. Dat bij niet prompte betaling der termijnen de ver-
kooper het recht heeft, al de nog te betalen termijnen in
eens op te vorderen.
Deze beide laatste clausules komen ook te zamen en dan
alternatief voor 2).
1) Tegen deze clausule maken allen, die zicli mei; de quaestie
1 der afbetalingscontracten hebben ingelaten, bezwaar en zij is het,
I die Mr. de Kan ter genoopt heeft, in de Kamer de aandacht
op deze contracten te vestigen.
2) Zie formulier E op bl. 25 v., waaruit blijkt dat de bewering
van Cohen bl. 28, dat clausule c. natuurlijk (!) slechts bij het
„koopcontract\'\' voorkomt, onjuist is.
2
-ocr page 30-m
e. De clausule, dat de huurder of kooper bij verandering
van woonplaats, hiervan terstond schriftelijk aan den ver-
huurder of verkooper kennis moet geven 1) en dat bij
verzuim hiervan op zijne kosten naar zijn nieuw adres
onderzoek gedaan zal worden. Deze sanctie wordt evenwel
meestal niet vermeld.
f. De clausule, dat de huurder of kooper, in geval van
terughaling der goederen door den verhuurder of ver-
kooper of zijn(e) gemachtigde(n), die terughaling niet zal
mogen bemoeielijken, (en dat zij daartoe op elk uur van
den dag, met zooveel personen als noodig zijn en zoolang
als noodig is, in de woning van den huurder of kooper
mogen komen) 2).
g. Dat, ingeval van faillissement, van kennelijk onver-
mogen of van eenig arrest op de goederen van den huurder
of kooper, deze terstond daarvan den verhuurder of verkoo-
per moet kennisgeven en den curator of deurwaarder moet
mededeelen, dat de goederen in quaestie niet tot zijn boedel
behooren.
li. Dat alle kosten, door interventie of gerechtelijke invor-
dering veroorzaakt, door den huurder of kooper zullen
worden gedragen.
i. Dat de verhuurder of verkooper, bij terugneming der
goederen, deze weder aan den huurder of kooper zalle veren,
indien deze de achterstallige termijnen binnen een bepaalden
tijd, meestal drie of zes maanden, betaalt cn zekerheid
stelt voor de betaling der volgende termijnen.
j. Dat de huurder of kooper de goederen terstond zal
laten verzekeren.
1) In Duitsche contracten vindt men zelfs de clausule, dat voor
verandering van woonplaats de toestemming van den verhuurder
of verkooper noodig is.
2) Het tusschen haakjes geplaatste hebben wij niet in Nederlandsche
contracten aangetroffen.
lö
Bovendien nog enkele minder gewichtige bepalingen;
zooals de bepaling, dat de huurder of kooper de goederen
slechts mag laten repareeren bij don verhuurder of ver-
kooper 1), dat de huurder of kooper bekend is met de in
het contract voorkomende bepalingen, enz.
De in vele Oostenrijksche, maar ook in Duitsche afbetalings-
contracten voorkomende bepaling, waarbij voor de beslissing
van alle uit het contract voortvloeiende processen een bepaald
gerecht wordt aangewezen, de z. g. „Grerichtsstandklausel",
^ waartegen in Oostenryk een groot deel der beweging is
gericht, komt zeer natuurlijk in de Nederlandsche contracten
niet voor.
In bijna alle contracten zijn verder de artikelen 321 en
322 W. \'v. Hf \' 2) omtrent »erc^iKsfermöf afgedrukt, natuurlijk
slechts, bij het koopcontract met eigendomsvoorbehoud en
bij het huurcontract.
tiet is byna overbodig mede te deelen, dat niet altijd al
die clausules tegelijk in één contract voorkomen. Zij komen
in verschillende combinaties, nu in meerderen dan in
minderen getale voor.
De in vele Duitsche werken uitgesproken meening, dat
tot het wezen van een afbetalingscontract vereischt wordt,
hetzij een koopcontract met eigendomsvoorbehoud en clausule c,
die wij voortaan de vervalclausule zullen noemen; hetzij
1) Deze clausule komt alleen bij den machine-handel voor.
2) Art. 321. Hij die opzettelijk eenig- goed dat geheel of ten
deele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf
onder zich heeft, wederrechtelyk zich toeeigent, wordt, als schuldig
aan verduistering, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie
jaren of geldboete van ten hoogste zestig gulden.
Art. 322. Verduistering gepleegd door hem, die het goed uit
hoofde van zijne persoonlijke dienstbetrelcking of van zijn beroep,
of tegen geldelijke vei\'goeding onder zich heeft, wordt gestraft met
gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren.
20
éen huurcontract; of tenminste clausule cl, herust op onbe-
kendheid met de feitelijke toestanden 1).
"Wel komt bijna altijd de laatstgenoemde clausule voor;
maar, zooals reeds te voren gezegd is, zijn er verscheidene
afbetalingsmagazijnen, die in het geheel geen schriftehjk
contract opmaken. Deze komen slechts mondeling met
hunne klanten overeen, dat de betaling in termijnen kan
geschieden, zonder eenige andere afspraak daarbij te maken.
Het meest is evenwel bij de af betalingsmagazynen gebruikelijk
een koopcontract met de onder cl. genoemde clausule.
A. Ilet oudste Nederlandsche afbetalingsmagazijn ge-
bruikt het volgende contractformulier 2):
Do ondergeteekende........van boroop........ wonende
te......, l^lf ......verklaart van de firma......to ......
gekocht en ontvangen te hebben:......bedragende......zegge
f......en neemt aan deze som te voldoen als volgt:......
Zullende bij eventuëele niet nakoming van bovenstaande conditie,
de firma het recht hebben het geheele nog verschuldigde bedrag in
eens op te vorderen.
Plaats en Datum............Handteekening......
De Agent......
1) Er heerscht in de Duitsche literatuur een wonderlijke ver-
warring van de begrippen „Abzahlungsgeschäft" en „Eatenzahlungs-
system". Naar onze meening beteekenen beide woorden in het
spraakgebruik hetzelfde, als men het eerste in algemeenen zin
bezigt, maar wordt dit woord ook wel in den engeren zin van
„afbetalingsmagazijn" gebezigd; terwijl „Ratenzahlungssystem" meer
in Oostenrijk gebruikt wordt. Door nu per se tusschen beide woorden
een verschil te willen zoeken, dat in werkelijkheid niet bestaat,
wordt dit verschil willekeurig en mitsdien door iederen schrijver in
iets anders gezocht. Hieruit is de in den tekst vermelde meening
wellicht te verklaren; zij blijft evenwel verkeerd, omdat allen toch
de z.g. „afbetalingsmagazijnen" tothet „ Abzahlungsgeschäft"brengen.
2) En wel alleen bij belangrijke verkoopen; bij verkoopen tot
-ocr page 33-21
Deze firma verkoopt onder de volgende voorwaarden, die
zij rondzendt of den koopers ter lezing voorlegt, vóór de
sluiting van het contract:
Voor de eerste maal koopende, zijn de betalingsconditiën als volgt:
Bij betaling per Week:
Bij betaling per Maand:
Bedrag der |
Directe be- |
Betaling |
Uedriig der |
Directe Ije- |
Betaling per | |
f 10.— |
r !•- |
f 0.50 |
f 10.— |
f 1.50 |
f 1.50 | |
„ 15.- |
„ 2.50 |
„ 0.50 |
„ 15.- |
„ 2 50 |
„ 2.- | |
„20.- |
„ 3.- |
„ 0.75 |
„ 20.- |
„ 3.- |
. 3-- | |
„25.- |
„ 4— |
» 1 — |
« 25.- |
« 4.- |
« 4.- | |
„ 30.- |
„ 5.- |
„ 1.25 |
„ 30.- |
„ 5.- |
„ 5.- | |
„ 40.- |
„ 6.- |
„ 1.50 |
„40.- |
„ 6.- |
„ 6.- | |
„50.- |
„ 8.- |
„ 2.- |
„50.- |
„ 7.50 |
„ 7.50 |
Hoogere bedragen volgens overeenkomst. Yoor de 2e en vol-
gende malen koopende, vervalt desverkiezende de directe betaling.
Bij betaling in driemaandelijksclie termijnen, wordt voor de Ie maal
het bedrag der rekening in 3 gelijke deelen verdeeld. De Ie
termijn wordt betaald bij de levering der goederen, de 2e drie
maanden later, de 3e nogmaals 3 maanden later. Yoor de twee
laatste termijnen worden door den kooper accepten geteekend.
Yoor de 2e en volgende malen koopende, behoeft de Ie termijn
niet direct betaald te worden.
Hoogere bedragen volgens overeenkomst.
De firma behoudt zich bet recht voor eene aanvraag te weigeren
zonder daarvoor redenen op te geven.
Eene loopende rekening moet eerst geheel af betaald zjjn, alvorens
tot nieuwe leverantiën kan worden overgegaan. Te Amsterdam en
op plaatsen waar agenten gevestigd zijn, geschiedt de incasseering
een gering bedrag wordt in het geheel geen schriftelijk contract
gebezigd,
22
der gelden door eigen personeel. Op plaatsen waar geen agenten
gevestigd zijn, geschiedt de incasseering door middel van post-
kwitanties, zonder eenige kosten voor den kooper.
Voor contante betaling wordt S\'\'/^ korting toegestaan.
B. Contractformulier uit het contraboek van eene
Amsterdamsche firma 1):
Op goederen ten bedrage:
van f 16.— is do afbetaling per week f 1.—
„ „ 25. „ „ „ „ „ „ 1.50
„ „ 40. „ „ „ „ „ „ 2.—
n nun 3.
I! » » »
)> » « » 6 • ■
Bij de ontvangst der goederen wordt het derde van het bedrag
betaald.
Zonder boekje wordt aan niemand eenig goed afgeleverd.
Verandering van woonplaats moet direct aangegeven worden.
Bij niet nakoming zijner verplichtingen wordt het saldo van hot
verschuldigde bedrag onmiddelijk gerechtelijk geïnd.
Op verzoek worden de bedragen aan huis afgehaald.
Zoodra in het Contraboek eene bladzijde vol is, behoort het
boekje aan don kassier te worden meegegeven of aan het kantoor
bezorgd te worden ten einde te worden opgeteld en vei\'geleken.
C. Formulier van een koopcontract met clausule d. en
de eigendomsvoorbehoudclausule, uit het contraboek eener
andere firma.
Bij de ontvangst der goederen wordt een gedeelte der Koopsom
betaald.
1) Deze firma heeft haar hoofdzetel in Berlijn en in verscheidene
andere Duitsche steden, alsmede in Amsterdam en Botterdam
filialen.
23
Vorder betaalt men van een:
Bedrag per week per 14 dagen per maand
van ƒ 10.— ƒ O 50 f 1-— f 2.—
„ „ 50.- „ 2.50 „ 5.- „ 10.-
„ „ 100.- „ 5.- „ 10.- „ 20.-
Bij een tweeden koop worden de conditiën nog gemakkelijker
gemaakt.
Zond3r dit boekje kan men geen goederen ontvangen.
Bij verhuizingen gelieve men het nieuwe adres dadelijk aan het
kantoor op te geven.
Als men de overeengekomen conditiën niet prompt nakomt, is het
resteerende in eens invorderbaar.
Goederen op afbetaling gekocht blijven hot eigendom van den
vcrkoopcr tot zij geheel betaald zijn.
Op de laatste bladzijde van dit contraboek vindt men de
artt. 321 en 322 W. v. Sr. vermeld.
D. Eene Utrecbtsche firma 1) gebruikt het volgende
contractformulier:
De ondergeteekende......, gevestigd......en demede-onder-
geteekende......wonende te......verklaren:
Dat de eerstondergeteekende aan de(n) tweede(n) ondergeteekende
heeft verhuurd en de tweede ondergeteekende van hem in huur
heeft genomen.......en wel onder de navolgende voorwaarden _
1. dat de jj—^ aan den verhuurder of zijn gemachtigde gedu-
rende ......achtereenvolgende weken zal betalen f..... . waar-
na de huurtijd der......zal eindigen en zij in vollen eigendom
aan den tweeden ondergeteekende overgaat;
2. dat tot aan het tijdstip der geheele afbetaling der huur-
1) Die in verscheidene andere Nedcrlandsehe steden filialen heeft.
-ocr page 36-24
penningen de goederen dus het onbetwist eigendom van den ver-
huurder blijven zoodat de de goederen gedurende den huur-
ti-id niet zal mogen verkoopen, vervreemden, verpanden, noch in
bewaring of bruikleen geven zonder schriftelijke toestemming van
van den verhuurder;
3. dat indien de in gebreke blijft de huurpenningen op den
bepaalden tyd te voldoen den verhuurder uitdrukkelijk het
recht toekent de overeenkomst direct als geëindigd to beschouwen,
en de goederen door hun gemachtigde terug te doen halen zonder
eenige aanspraak op vei\'goeding of terugbetaling van welken aard ook.
Opgemaakt in duplo, te......
den......18 . . .
Handteekening vyd verhuurder......
Handteekening v/d. huurder......
Op den achterkant van dit contract zijn weer de artt.
321 en 322 W. v. Sr. afgedrukt.
Wij hebben hier dus te doen met een huurcontract, waarin
ten overvloede nog de clausule van eigendomsvoorbehoud
en de vervalclausule zijn opgenomen.
Yreemd is het, dat deze firma aan hare huurders voor
de quiteering der termijnen een contraboekje geeft, waarin
het volgende contract is afgedrukt:
De betaling is als volgt:
Bij ontvangst der goederen moet een dorde gedeelte betaald worden.
De verdere afbetaling is als volgt:
Yan eene koopsom van 8 gulden betaalt men per week f 0.50,
of per 14 dagen ƒ 1- — , of per maand f 2.—.
van f 12.— p. week f 0.75, p. 14 dagen ƒ 1.50 of p. maand f 3.—
» n )) 11 » 1- ) n » » \' » )) » 4.
„ „ 25. „ „ „ 1.50, „ „ „ 3. „ „ „ 6.—-
„ „ 40. • „ „ „ 2. , „ „ „ 4. „ „ „ 8.
„ „ 50. » ,) ,, 3. , „ „ „ 6, „ n n 12.
100.- „ „ „ 5.-, „ „ „ 10.- „ „ „ 20.-
„150.— „ „ !) 6.—, „ „ »13.— „ „ )) 25.—
jï 3j
Zonder boekje worden geen goederen afgegeven.
Indien men van woonplaats verandert gelieve men dit op te geven.
Bij niet prompte betaling der overeengekomen conditie beeft do
verkooper het recht, het nog rcsteerende ineens op te vorderen.
Do goederen blijven het eigendom van den verkooper tot zij
geheel betaald zijn.
In het contraboek dus een koopcontract met eigendoms-
voorbehoud en clausule d, maar niet de vervalclausule,
terwijl het door beide partijen onderteekende contract een
huurcontract met de vervalclausule maar zonder de clausule
d. bevat. Deze dubbelzinnigheid kan echter geen kwaad,
dewijl de gevolgen van een huurcontract en een koopcontract
met eigendomsvoorbehoud nagenoeg dezelfde zijn. Bovendien
zal nu de crediteur bij niet geregelde betaling de keus
hebben tusschen de vervalclausule, volgens het huurcontract,
en clausule d. volgens het koopcontract.
E. De meest volledige formulieren gebruiken de firma\'s,
die in machines, voornamelijk naaimachines en rijwielen
handelen. Daarbij komt o. a. het volgende zeer nauwkeurig
gestelde formulier van een huurcontract met bijna allo te
voren genoemde clausules voor:
CONTRACT.
Jaar
Week
De ondergeteekende, ......, gevestigd te......en aldaar
Kantoor houdende te . .
mede-ondergeteekende . . .
Dat de eerst-ondergeteekende,......, aan de(n) tweede(n) on-
dergeteekende heeft verhuurd en de tweede ondergeteekende van
haar heeft in huur aangenomen in te gaan op......een(e) dege-
lijke ......en wel onder de navolgende voorwaarden:
«i^t^ ^^ SSi- bij den aanvang van den huurtijd aan de(n)
of gemachtigde zal betalen......gulden...... cents, ver-
volgens een......daarna......gulden......cents, en zoo
achtereenvolgens elke......daarna.....T gulden.....cents,
totdat de betaalde huurpenningen gezamenlijk een bedrag van
...... gracht ........en de
wonende te......verklaren:
26
......gulden......cents zullen uitmaken, waarna de huurtijd
der machine zal eindigen en zij, zonder verdere bijbetaling, in vollen
eigendom aan de(n) tweede\'n) ondergeteekende overgaat;
dat tot aan het tijdstip der geheele afbetaling der huurpenningen
de machine dus het onbetwist eigendom van de(n) blijft,
zoodat de de machine gedurende den huurtijd niet mag verkoo-
pon of vervreemden en, ingeval eventueel mocht worden ver-
klaard in staat van faillissement, of van kennelijk onvermogen, of
er eenig arrest op goederen wordt geleed, de machine zal geacht
worden niet tot boedel te behooren, zullende alsdan ver-
plicht zijn, dit aan den curator of aan den beslagleggenden deur-
waarder mede te deelen, terwijl reeds van te voren van het te
leggen beslag aan de(n) eerst-ondergeteekende zal moeten kennisgeven;
dat do de machine niet zal mogen verpanden, noch in
bewaring of in bruikleen geven zonder schriftelijke toestemming
van de(n) ;
^ verhuurster
dat de
huurster machine, in g\'eval van noodzakelijke reparatie,
slechts door de(n) eerst-ondergeteekende of door van ge-
magtigden mag doen herstellen, opdat het gevaar uitgesloten zij,
dat do machine door onkunde bedorven of door kwaadwilligheid van
derden verknoeid worde;
dat, indien de in gebreke blijft de huurpenningen op den
bepaalden tijd te betalen, uitdrukkelijk het recht
toekent, om zonder in verzuimstelling of eenige andere gerechtelijke
aanzegging, de overeenkomst terstond als geëindigd te beschouwen
cn öf de machine door ^^^ gemachtigde of iemand van jjafg^jWege
terug te doen halen, zonder dat de g|^4er aanspraak op
vergoeding of terugbetaling van welken aard ook maken kan, in
welk geval de die terughaling niet zal mogen bemoeielijken,
maar de machine en al hetgeen er volgens het op de andere zijde
van dit contract vermelde bijbehoort onverwijld zal afgeven (echter
zal in dit geval ook de deze of eene soortgelijke machine
vcrliiiui\'stGi
weder aan de(n) J^rgj^ leveren, wanneer laatstgenoemde binnen 3.
maanden vanaf den dag waarop de machine door teruggegeven
27
werd, de achterstallige huurpenningen aanzuivert en voor do beta-
ling van de resteerende koopsom aanneembare zekerheid stelt) of
al de tot de afbetaling der machine gestelde termijnen als verstreken
te beschouwen en het door de(n) nog haar verschuldigde •
gerechtelijk in te vorderen.
De kosten en boeten door de(n) eerst-ondergeteekende uitgegeven
om tot die gerechtelijke invordering dit contract te doen zegelen
en registreeren zullen evenals de proceskosten, waarin de tweede
ondergeteekende veroordeeld wordt, door aan de(n)
worden betaald. Indien dit zegelen en registreeren in eenig ander
opzicht tot handhaving van de rechten van de(n) eerst-ondergetee-
kende ter uitvoering van dit contract of ingeval van faillissement
of van verklaard kennelijk onvermogen van de(n) tweede{n) onder-
geteekende noodig is, zullen die kosten door I\'"™ dadelijk op de
liHcir
eerste aanvrage aan worden teruggeven.
Verder erkent de machine terstond na ontvangst to
hebben geassureerd en wel voor gelijk bedrag als op de voorzijde
van dit contract als „waarde der machine" is aangegeven, en mocht
de machine door brand in de woning van de(n) tweede(n) ondergetee-
kende verloren gaan, dan machtigt -\'li nu reeds voor alsdan de(n)
cerste(n) ondergeteekende om hetgeen deze van ^^^ to dezer zake
te vorderen heeft van de Assurantie-Maatschappij namens op
to eischen, tot uitbetaling waarvan die maatschappij bij dezo
autoriseert.
Gedaan en in duplo geteekend te.....den.....18......
(Handteekening v/d verhuurder)......
(Handteekening v/d huurder)......
Aan den achterkant bevat dit contract het volgende:
Huurders zijn verplicht bij verandering van woonplaats hiervan
schriftelijk aan de(n) kennis te geven; anders behoudt
deze zich het recht voor, op kosten van de(n) j^l^J! door annon-
cen in de publieke couranten, naar j®^ adres onderzoek te doen.
De artt. 321 en 322 W. v. Sr,
-ocr page 40-28
De ondergeteekende verklaart bij deze, met het oog op boven-
staande bepalingen van het "W. v. Sr., wel uitdrukkelijk, dat hij
bekend is met do in dit contract voorkomende bepaling, dat zoo-
lang de machine niet geheel is afbetaald, deze het eigendom blijft
van de(n) j oP welke bepaling hem door de(n) mede-
ondergetcekende bij het teekenen van dit contract uitdrukkelijk
is gewezen.
Plandteekening......
Verder nog de apparaten en onderdeelen der machine;
de waarde der machine en der bijgeleverde onderdeelen
in cijfers; en ten slotte nogmaals in cijfers het bedrag der
cautie (aanbetaling) en der huur (afbetaling).
Wij hebben ons tot nu toe bezig gehouden met de wijze,
waarop de afbetalingscontracten gesloten worden; wij zullen
nu onderzoeken, hoe een reeds gesloten contract ten uitvoer
gebracht moet worden. Dit is gedeeltelijk uit de hierboven
afgedrukte formulieren op te maken.
Terstond bij de levering wordt een bepaald bedrag be-
taald (aanbetaling, cautie, directe betaling genoemd). Deze
eerste betaling is grooter dan de afbetalingstermijnen,
maar verschilt overigens in bedrag bij de verschillende
magazijnen 1).
De termijnen worden in den regel door z. g. kassiers,
die dikwijls ook met de hier uit den aard der zaak zeer
uitgebreide boekhouding belast zyn, aan de woning der
klanten afgehaald op de overeengekomen tijden. Deze
kassiers zijn in het bezit van zegels, die zij als quitanti*^
in het contraboek, zoo dit er is, plakken en daarna afstem-
pelen. De patroon weet hoeveel zegels de kassier by zich
heeft; het bedrag der ontvangen afbetalingen moetovereen-
1) Zie de fornjulieren hierboven,
-ocr page 41-komen met de door dezen gebruikte zegels, zoodat er geen
bedrog plaats kan hebben 1).
Om alle verwarring en bedrog te voorkomen bij de af-
betaling, bevatten vele contracten bepalingen en waarschu-
wingen. Zoo b. V. de bepaling: „dat maandelijks, of zoodra
in het contraboekje eene bladzijde vol is, dit aan den kassier
medegegeven of aan het kantoor bezorgd moet worden,
ten einde met de boeken te worden vergeleken"; of men
wordt gewaarschuwd „er op te letten, dat de quitantien
voor de betalingen door den kassier direct in het contraboek
geplakt en door afstempeling waardeloos gemaakt worden";
of wel men wordt verzocht slechts aan met volmacht voor-
ziene personen te betalen. —
Het spreekt van zelf dat zulk een handel eene uitgebreide
administratie te weeg brengt, veel uitgebreider dan de
gewone contanthandel vereischt. Iedere week 2) toch moeten
bij een groot aantal 3) klanten de termynen afgehaald en
daarna de ontvangsten geboekt worden; aan onwillige be-
talers moeten aanmaningen gezonden worden; van de ver-
huizingen, die vooral bij de klasse die op afbetaling koopt
zoo menigvuldig voorkomen, moet boekgehouden worden,
enz. Dit brengt natuurlijk ook groote administratiekosten
mede, die bij de afbetalingsmagazijnen evenwel gecompen-
seerd worden door eene veel eenvoudiger inrichting; deze
houden er namelijk geen weelderig ingerichte winkels en
magazynen op na, zooals bij den contanthandel gewoonte is.
Een andere niet vanzelf gecompenseerde finantiëele last,
1) Er worden evenwel ook gewone quitanfcies gebruikt door
sommige magazijnen.
2) In den regel wordt wekeljjks betaald, daar de meeste koopers
op afbetaling tot den stand behooren, die wekelijks hun loon ont-
vangen.
3) Bij een eenigszins uitgebreiden handel al spoedig eenige
honderden.
§ö
die den verkoopet op afbetaling drukt, bestaat in het slechte
betalen der koopers. Slechts zelden wordt het geheele ver-
schuldigde bedrag betaald. In den regel heeft de betaling
der laatste termijnen niet plaats; hetzij dat de debiteur
beweert de waarde der ontvangen goederen reeds voldoende
betaald te hebben; hetzij dat wegens deu langen tijd 1), die
er verloopt tusschen den koop en de betaling der laatste
termijnen, de waren reeds versleten zijn; hetzij dat de
debiteur eenvoudig met den besten wil der wereld niet be-
talen kan. Want het zijn gewoonlijk de laagste klassen der
maatschappij die op deze wijze koopen, m. a. w. de niet
bezittende klasse. Volgens ingewonnen inlichtingen is het
ons gebleken, en het ligt bovendien in den aard der zaak,
dat voornamelijk arbeiders, lagere ambtenaren als b. v.
politieagenten, kamerverhuurders die op deze wjjze de
meubileering voor de te verhuren kamers moeten koopen,
kortom onbemiddelden, die niet in staat zijn groote uitgaven
in eens te doen, op afbetaling koopen.
Maar bovendien komt het zeer veel voor, dat reeds na de
betaling van enkele termijnen of zelfs van één termijn, die
dor volgende achterwege blijft 2). En zelfs al worden alle
termijnen betaald, dan geschiedt dit toch zoo goed als nooit
op de overeengekomen tijden, zoodat de verkooper een
enorm renteverlies lijdt.
1) Meestal nog verlengd door het vaak verleenen van uitstel van
do betaling van sommige termijnen.
2) Een kassier van een der afbetalingsmagazijnen, die wij bij
onze onderzoekingen spraken, liet ons zien hoe weinig er betaald
wordt van hetgeen betaald moet worden. Nog niet een vierde der
personen had die week de verplichte afbetalingen aan hem vol-
daan, en dat was in het voorjaar, dus in een tijd dat er aan
werk zeker geen gebrek was. Dezelfde kassier, die tevens met de
boekhouding was belast, was toen juist bezig de posten af te boeken
waarvan het zeker was, dat zij toch niet betaald zouden worden,
en deze bedroegen ruim f 8500 in één jaar.
31
Sleclits enkele lAagazijnen. die alvorens aan iemand op
afbetaling te verkoopen, nauwkeurige inlichtingen inwinnen
omtrent de soliditeit en den vermogenstoestand van dien
persoon, worden door dit nadeel niet getroffen, maarzij ver-
hinderen daardoor eene gansche klasse, en nog wel die
klasse, voor welke de koop op afbetaling de meeste voor-
deelen oplevert, op die manier te koopen.
Het equivalent voor die nadeelen moeten de verkoopers
zoeken in de prijzen, die dan ook veel hooger moeten zijn
dan bij den contanthandel, hoewel zij zich wegens den
grooteren afzet met matiger winst kunnen tevreden stellen.
Doch hierop komen wij later terug. —
De afbetalingshandel heeft in Nederland niet zulk eene
hooge vlucht genomen als in Duitschland. Daar heeft hij
zich enorm uitgebreid en is mitsdien een machtige concurrent
geworden van den contanthandel, welke concurrentie
grootendeels de beweging tegen den afbetalingshandel in
het leven geroepen heeft.
Drie oorzaken voornamelijk hebben die groote uitbreiding
ervan hier te lande verhinderd. Ten eerste het feit, dat de
bovengenoemde beweging reeds ontstaan was, voordat de
afbetalingsmagazijnen zich hier ingeburgerd hadden, zoodat
zij van den beginne met wantrouwen werden ontvangen.
In Duitschland hadden zij daarentegen reeds het burger-
recht verkregen en hunnen weldadigen invloed doen gevoelen,
toen de beweging ontstond; ja zelfs ontstond daardoor indi-
rect de beweging, d. w. z. door hunne goede werking ver-
kregen zij die enorme uitbreiding, die voor hunne concur-
renten zoo gevaarlijk werd.
De tweede oorzaak ligt in den aard van het Nederlandsche
volk. Geleid door zijne valsche schaamte en vreemdsoortige
ouderwetsche begrippen van fatsoen, schaamt het zich op
afbetaling te koopen, al is dit het eenige middel om tot
bevrediging zijner behoeften te geraken.
Als derde oorzaak is te noemen, de slechte inrichting
-ocr page 44-Tan ons burgerlijk procesrecht 1). De omslachtige en clure
procedure en de slecht geregelde executie maken dat de
afbetalingshandel aan den kant van den crediteur met te
veel risico gepaard gaat. Hij is daardoor bijna geheel af-
hankelijk van de welwillendheid zijner debiteuren, zoodat
niet ten onrechte dikwijls gezegd wordt, dat de wet ge-
schreven schijnt te zijn voor de slechte betalers.
1) In Duitschland is dit veel beter door het z. g. „Ui\'kunden-
process."
De rechtskracht van het afbetalinascontract naar
het nederlandscii recht.
Wy hebben in het vorige hoofdstut de verschillende
wijzen, waarop de afbetalingscontracten gesloten worden,
uiteengezet. Wij zullen nu nagaan, welke rechtsgevolgen
aan elk dier manieren verbonden zijn en welke rechtsmid-
delen de crediteur in elk bijzonder geval heeft, om tot
nakoming van het contract door den debiteur te geraken.
Vooreerst het afbetalingscontract in zijn allereenvoudigsten
vorm, zonder eenige nevenbepaling.
De kooper 1) is verplicht op de overeengekomen tijden
de termijnen te voldoen 2). Doet hij dit niet, dan heeft zijn
erediteur voor eiken 3) vervallen termijn de gewone rechts-
middelen. In geval van beslag zyn mitsdien de artikelen
447, 448, 756 en 757 W. v. Ev. 4) van kracht, terwijl de
]) De verplichtingen van den verkooper op afbetaling leveren
niets bijzonders op.
2) Hij is natuurljjk bevoegd den geheelen of een gedeelte van
den koopprijs vóór het vervallen te voldoen. Diei adiectio pro
reo est.
3) Of hem de tusschen de dagvaarding en het vonnis vervallen
termijnen moeten worden toegewezen, is dubieus. Zie J. Gerritzen,
Het ontstaan en tenietgaan van de actie gedurende het proces.
Leiden 1892.
4) Art. 447. Geen beslag op roerende gpederen i:i g, uit welken
hoofde ook gedaan worden:
3
-ocr page 46-34
crediteur liet voorrecht van art. 1185, 3 B. W. 1) zal kunnen
doen gelden.
In den regel zullen de verkochte goederen, als vallende
onder art. 447, 2° of 4" W. v. Rv., niet voor inbeslagneming
1°. op zaken, welke de wet verklaart voor onroerend goed door
bestemming;
2°. op het noodige bed en beddegoed van de personen, tegen
welke het beslag gedaan wordt, of van hunne bij hen inwonende
kinderen, noch op de kleederen, waarmede de eerstgenoemde en
hunne kinderen gekleed en gedekt zijn;
3°. op de toerusting van personen in krijgsdienst, volgens hunnen
dienst en graad.
4°. op de gereedschappen van ambachtslieden en werklieden, tot
hun persoonlijk bedrijf behoorende.
5°. op den in hethuis voorhanden zijnden voorraad van spijs en drank,
dienende tot de behoefte van het huisgezin, gedurende eene maand.
Art. 448. Insgelijks kan er geen beslag gelegd worden.
1». op de boeken betrekkelijk tot het beroep van den persoon,
tegen wien het beslag gedaan wordt, tot de som van twee honderd
gulden, te zijner keuze;
2". op de werktuigen en gereedschappen, dienende tot eenig
onderwijs, of beoefening van kunsten en wetenschappen, ten be-
drage van dezelfde som en te zijner keuze;
3°. Eindelijk op eene koe, of twee zwijnen, \'of twee geiten, of
vier schapen, ter keuze van dengene tegen wien het beslag gedaan
wordt, met het benoodigde stroo en voeder voor dat vee gedurende
eene maand.
Echter zullen de zaken, in dit artikel opgenoemd, kunnen
worden in beslag genomen:
1°. wegens levensbehoeften, verstrekt aan den persoon, tegen wieii
het beslag gedaan is;
2". wegens de gelden verschuldigd aan personen, welko die voor-
werpen vervaardigd, hersteld of verkocht hebben;
3°. wegens huren en pachten van onroerende goederen, waarin
of waarop de gemelde zaken voorhanden zijn.
85
vatbaar zijn. Teel zekerheid heeft de crediteur derhalve
niet; want de goederen van de klasse, die voornamelijk op
afbetaling koopt, zullen meestal niet eens de kosten van
beslag en executie dekken, gesteld al dat zij voor beslag
vatbaar zijn. —
Dat de crediteur voor lederen termijn moet opkomen
wordt voorkomen door de clausule d., dat n. 1., in geval van
niet betaling van een termijn, de geheele nog te innen
koopsom in eens opvorderbaar wordt. Het koopcontract
met deze formule, zooals boven vermeld, is het meest
voorkomende; het heeft geen bijzondere rechtsgevolgen.
De gewone procedure wordt hierdoor niet gewijzigd en
hetgeen hierboven omtrent het beslag gezegd is, geldt
ook hier. —
Meer bijzondere rechtsgevolgen brengt het koopcontract
met eigendomsvoorbehoud mede. De gevolgen van deze
eigendomsvoorbehoudclausule zijn, dat de goederen het
eigendom van den verkooper blijven, totdat de koopprijs geheel
Art. 756. Dit beslag (n.1. derdenari-est) zal niet gelegd mogen worden:
1". op de goederen, welke de wet verldaard heeft voor geene
inbeslagneming vatbaar te zijn;
2°. op in rechten toegewezene gelden tot onderhoud;
3°. op gelden en jaarwedden tot onderhoud, welke, door den erf-
later of schenker voor geene inbeslagneming vatbaar zijn verklaard.
Evenwel kunnen de voorwerpen, in n°. 2 en 3 begrepen, worden
in beslag genomen wanneer zij mochten dienen tot verhaal van
onderhoud waarop de arrestant zelf aanspraak heeft.
Art. 757. Bezoldigingen en pensioenen wegens ambten of be-
dieningen kunnen niet in beslag worden genomen dan voor zoo-
danig gedeelte, en op zoodanige wijze, als door de bijzondere wetten
wordt bepaald.
1) Art.. 1185. De bevoorrechte schulden op zekere bepaalde
goederen zijn:
3°. de nog onbetaalde koopprijs van roerende goederen,
-ocr page 48-36
voldaan is 1); waarna zij door de betaling van den laatsten
termijn vanzelf, door brevi manu traditio, het eigendom 2)
van den kooper worden. Tot zoolang is deze slechts bloot
houder en mag dus de goederen niet vervreemden of ver-
panden. Doet hij dit, dan is hij strafbaar wegens
rmc/, want dan valt zijne daad geheel onder de bepaling
van art. 321 W. v. Sr. Door het verpanden of vervreemden
immers eigent hij zich wederrechtelijk toe het goed, dat
aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door mis-
drijf — in casu door koop met eigendomsvoorbehoud —
onder zich heeft.
Echter valt die daad niet onder de verduistering van
art. 322 W. v. Sr., dat een zwaarder straf bedreigt tegen
verduistering gepleegd door hem, die het goed tegen gelde-
lijke vergoeding onder zich heeft. Hieronder vallen de
bewaarnemer, de vervoerder, enz.; maar geenszins de huur-
der of de kooper onder eigendomsvoorbehoud. Slechts voor
de eersten bestaat grond tot strafverzwaring, wegens het
bijzondere vertrouwen hun geschonken 3). Ten onrechte
wordt daarom dit artikel opgenomen in de meeste afbe-
talingscontracten, waarmede het niets te maken heeft.
1) Aangezien de eigendomsvoorbehoudelausule steeds deze of
eene synonieme uitdrukking bevat en dus uitdrukkelijk als sus-
pensieve voorwaarde wordt aangenomen , wordt hier de, onder het
Rom. Recht reeds bestaande, veel besproken twistvraag, of het
eigendomsvoorbehoud, het z. g. pactum reservati dominii, eene
opschortende of eene ontbindende voorwaarde daarstelt, voorkomen.
Bovendien blijkt uit de verdere bepalingen in de contracten steeds,
dat hier eene opschortende voorwaarde bedoeld is.
2) Natuurlijk alleen wanneer de verkooper ook eigenaar was;
anders wordt de kooper slechts bezitter. "Wanneer wij ons gelieel juist
zouden willen uitdrukken, zouden wij moeten zeggen: „wa.irna hij
den animus domini krijgt."
3) Zie Mr. II. J. Smidt, De geschiedenis van het Wetboek
van strafrecht, dl. II bl. 541.
37
In geval van beslag, gelegd door een anderen crediteur
van den kooper, kan do verkooper krachtens zijn eigendoms-
reclit intervenieeren en het beslag doen opheffen 1); terwijl
hij, wanneer de kooper failliet of in staat van kennelijk
onvermogen verklaard wordt, de goederen buiten den boedel
kan houden.
Bovendien snijdt het eigendomsvoorbehoud af een beroep
op de bovengenoemde artt. 447, 448, 756 en 757 W. v.
Kv.; welke artikelen uit den aard der zaak niet te pas
kunnen komen bij reivindicatoir beslag.
Het eigendomsvoorbehoud op zich zelf heeft op de koopover-
eenkomst geen invloed; bij nalatigheid van den kooper wordt
zij door het eigendomsvoorbehoud niet ontbonden. liet heeft
slechts dit gevolg, dat het do verplichting tot levering, door
art. 1510 B. W. den verkooper opgelegd, gedeeltelijk op-
schort, totdat de koopprijs geheel voldaan is. Yolgens art.
1511 B. \\V. bestaat die levering in eene overdracht van
hot verkochte goed in de macht en het bezit van den
kooper. Nu is de verkooper onder eigendomsvoorbehoud
verplicht, het verkochte goed terstond in de macht van den
kooper over te dragen; maar de overdracht in het bezit
van den kooper vindt eerst plaats, en dan vanzelf, door de
betaling van den laatsten termijn. Totdat de overeenkomst
1) Art. 456 AV. v. Rv. Dio eigenaar beweert te zijn der in
beslag genoinene gcederen of van een gedeelte daarvan, kan zich
tegen den verkoop verzetten bij eene middelen inhoudende dagvaar-
ding van den arrestant en van den persoon, tegen wien het beslag
gedaan is, en aan den bewaarder beteekend; alles op straffe van
nietigheid.
De rechtbank van het arrondissement, in hetwelk het beslag
gedaan is, zal deswege summierlijk uitspraak doen.
De eischer, welke in het ongelijk gesteld wordt, zal worden
veroordeeld, bijaldien daartoe redenen zijn," tot vergoeding van
schaden cn interessen aan den beslaglegger.
ontbonden is — lictzij kraclitcns een vonnis, \\Yaarbij de
ontbinding volgens art. 1302 B. W. wordt uitgesproken,
hetzij krachtens de clausule, dat ingeval de kooper niet aan
zyne verplichtingen voldoet, de verbintenis geëindigd zal
zijn (clausule h.) 1) — kan de verkooper onder eigendoms-
voorbehoud tegenover den kooper zyn eigendomsrecht niet
doen gelden, wel tegenover derden. ïot zoolang heeft gene,
ingeval van wanpraestatie door den kooper, derhalve niet
het recht de goederen terug te nemen 2), tenzij dit uitdruk-
kelijk bedongen is (clausule c.) Na de ontbinding echter
kan hy de goederen als zijn eigendom terugvorderen 3),
zoolang zy zich bevinden in handen van den kooper, of in
handen van een derde voor dezen, of van iemand die de
goederen verkreeg, wetende dat zy onder eigendomsvoor-
behoud verkocht zijn; of wel indien zij verloren of ontvreemd
zijn. Is evenwel een derde te goeder trouw en op recht-
matige wijze bezitter 4) dier goederen geworden, dan kan
de verkooper er geen rechten meer op doen gelden, maar
dan kan hij zoo noodig den kooper wegens verduistering
doen vervolgen.
Het hoofddoel echter, waarmede het eigendomsvoorbehoud
gebezigd wordt, is om te voorkomen, dat de verkochte goe-
deren, meestal het voornaamste zoo niet het eenige onder-
1) De geldigheid dezer clausule is wel eens betwist. Men ziet
dan evenwel over het hoofd, dat art. 1302, al. 2 en 3 regelen van
relatief recht bevat. Zio hierover^ Diepliuis, Het Noderlandsch
Burgerlijk Recht, dl. X bl. 275 v.; waar ook de literatuur on juris-
prudentie over deze quaestie to vinden zijn.
2) Anders Cohen, bl. 5.
3) Maar hij moet dan de betaalde termijnen teruggeven, ver-
minderd met vergoeding van kosten, schade en interessen. Dc schade
en interessen zullen bestaan in renteverlies en de waardeverminde-
ring der verkochte zaak.
4) Volgens de meening, dat „bezit" in art. 2014 B, W. beteekent
„rechtmatig bezit te goeder trouw."
39
pand voor de betaling der scbuld, door den debiteur ver-
vreemd of verpand worden of door andere crediteuren met
beslag belegd worden, zoolang de koopprys niet geheel
voldaan is.
Is bovendien in het contract nog de vervalclausule opge-
nomen, dan behoeft de crediteur bij terugneming der goede-
ren niets van de betaalde termijnen terug te geven.
Uet eigendomsvoorbehoud dient mitsdien voornamelijk om
zakelijke zekerheid voor de voldoening van den koopprys
te verkrijgen en is daartoe ook hot eenige middel; dewijl
volgens art. 1198 B. W., zooals tegenwoordig in bijna alle
beschaafde landen, het pandrecht niet bestaanbaar is op
zaken, die in de macht van den schuldenaar of pandgever
gelaten worden, of met den wil van don schuldeischer
terugkecren. Daar hot nu by de afbetalingscontracten een
vereischte is, dat do zaak in do macht van den schuldenaar
komt, is het, indien deze geen ander voorwerp in pand kan
geven, tot hot verschaffen van zakelijke zekerheid nood-
zakelijk zijn toevlucht tot het eigendomsvoorbehoud to
nemen 1). —
Het meest eigenaardig in zijne juridische constructie is
het huurcontract 2). Dit is namelijk eene verbinding van
een huur- 3) en een koopcontract. Over den aard van dit
contract bestaat veel verschil van meening.
Volgens sommigen is het, niettegenstaande in het geheele
1) In Duitschhind is wol beslist, dat liet eigendomsvoorbehoud, als
in frauJem Icgis gecontracteerd, nietig is, omdat het eene ontduiking
van het verbod van pandrecht zondor bezitsoverdracht is.
2) Het Duitsche Leih- of Mietvertrag, waarvan de meest bekende
vorm het z. g. „ Möbelleihvertrag"\'^ is.
3) Hier in zijne gewone beteekenis. Daar op de volgende blad-
zijden het woord huurcontract meermalen in zijn gewone beteekenis
voorkomt, zullen wij duidelijkheidshalve in- dit hoofdstuk het afbe-
talingshuurcontract het ,,contract van koop door huur\'\'\'\' noemen.
40
contract van huur gesproken wordt, oen koopcontract J);
hetzij zuiver hetzij onder eene opschortende voorwaarde.
Anderen verklaren het voor een huurcontract, dat onder
zekere omstandigheden, te weten indien de huurpenningen
zoolang betaald zijn, dat hun gezamenlijk bedrag een be-
l-aalde hoogte bereikt heeft, in een koopcontract verandert,
d. i. dus eene verbinding van huur- en koopcontract 2).
Ook wordt het als een pactum de vendendo opgevat 3).
Deze laatste meening steunt echter op den in Duitschland
soms voorkomenden vorm van het z. g. „Leihvertrag,"
waarbij de verhuurder zich verbindt om, wanneer de huur-
penningen te zamen een bepaald bedrag hebben bereikt,
met den huurder een koopcontract omtrent de verhuurde
zaak te sluiten on de betaalde huurpenningen daarbij tot
koopprijs te zullen laten strekken 4). Daar, voorzoover wij
1) Förster-Eocius, Preusz. Piivatr., 5 Aufl. Ed. II bl. 73 A 8a.
Marwitz, t. a. p. bl. 216 v.
Praeadvies van Ileck, t. a. p. bl. 141 v.
Dr. H. Staub, Klage und Eimede im Interventionsprozesse,
in Juristische Wochenschrift, 1888 bl. 301 v.
2) Bornemann, Systematische Darstellung, 1843 Bd. 3 bl. 46.
E. von Brünneck, über den sog. Möbelleih vertrag, in Gruchot)
Beiträge zur Erläuterung des Preusz. Rechts durch Theorie und
Praxis, Bd. 10 bl. 344 v.
Hausmann, t. a. p. bl. 6 v.
Cohen, t. a. p. bl. 12.
Dernburg, Preusz. Privatr., 4 Aufl. Bd. 2 § 155.
3) Höhne Der sog. Leihvertrag, 1885 bl. 7 v.
— — lieber die Theorie des sog. Möbelleihvertrages, 1886 bl. 12 v.
4) In dit geval bestaat er volgens onze meening eene combinatie
van een huurcontract en een pactum de vendendo.
Zij die, zooals Höhne, het voor een zuiver pactum de vendendo
houden, voeren om daaraan het karakter van huurcontract te ontzeggen
dezelfde argumenten aan, als zij die het contract van koop door huur
voor een zuiver koopcontract houden. Höhne heeft alleen aan dit
41
hebben kunnen nagaan, dergelijke contracten hier te lande
niet voorkomen,\' maar alle huurccntracten de formule be-
vatten, dat na betaling van den laatsten termijn de verhuurde
goederen van zelf in vollen eigendom aan den huurder
overgaan, kan er van een pactum de vendendo 1) geen
sprake zijn. Is de laatste termijn betaald, dan behoeft er
geen overeenkomst meer gesloten te worden, want dan heeft
zelfs de levering reeds plaats gehad.
De vraag of het contract van koop door huur een koop-
of een huurcontract is, is niet van zooveel belang als de
uitgebreide Duitsche literatuur 2) zou doen vermoeden.
Het grootste deel der Duitsche literatuur over het „Abzah-
lungsgeschäft" beweegt zich om deze quaestie. En toch
zijn het slechts eukele, vooral door de praktijk van den
afbetalingshandel minder belangrijke gevolgen, die van de
beslissing, of het contract van koop door huur een koop-
of een huurcontract is, afhangen, zooals wij later zullen
zien. Desniettemin zullen wij kortebjks de verschillende
meeningen bespreken en aan de hand daarvan beslissen,
wat de aard van het contract van koop door huur naar het
Nederlandsche recht is 3).
soort van „Mietvertrag" gedacht cn vergeten, dat er in Duitschland
nog eeno tweede soort bestaat, waarbij de eigendomsovergang vun-
^t\'//" plaats vindt; zie Cohen bl. 11, noot 1.
1) Bij een analoog geval, n. 1. de verkoopsbolofte, heeft zich ook
hier to lande de vraag voorgedaan, of daarin een pactuin de ven-
dendo of een voorwaardelijk koopcontract is te zien. Hoewel wij
geneigd zijn ook de verkoopsbelofte geen pactum de vendendo te
noemen, is de quaestie werkelijk betwistbaar en heeft dan ook aan
ceno enorme literatuur en jurisprudentie het aanzijn geschonken.
2) Of het vermoeden, dat een quaestie belangrijk is, omdat or
eene uitgebreide wetenschappelijke literatuur in Duitschland over
bestaat, gerechtvaardigd is, is bovendien aan gegronden twijfel
onderhevig.
3) De arrondissementsrechtbank te \'s Gravenhage besliste bij een
-ocr page 54-42
D e meening, dat het contract van koop door huur een
koopcontract is, berust op de uitlegging van het doel, dat
beiden partijen bij het sluiten van het contract voor oogen
stond. Beider einddoel is namelijk reeds van den beginne
de eigende nsovergang, d.i. dus levering in juridischen zin,
cn de betiling daarvoor van een vooraf bedongen prijs.
IliertegeT^. is niets in te brengen cn dit zou een grond zijn
om een contract een koopcontract te noemen. Maar bij het
contract van koop door huur willen beide partijen tevens,
dat tot op het oogenblik van dien eigendomsovergang het
contract slechts een huurcontract zal zijn; dit wordt uit-
drukkelijk door hen gecontracteerd. Zelfs is het huu ernstige
wil, dat, voor het geval de termijnen niet prompt betaald
worden, het zal zijn, alsof er in het geheel geen koopcontract
is geweest; maar dat het in dat geval slechts een huurcon-
tract blijft 1).
Wij geven gaarne toe, dat het de wensch van beide par-
tijen is, dat er een koopcontract tot stand komt; en zelfs
zal er in don regel ook een koopcontract tot stand komen.
Maar het is ook zeker de tvil van beide partijen om, voor
het geval dat het koopcontract niet tot stand komt, in het
gesloten contract slechts een huurcontract te zien. Juist
voor de abnormale gevallen van niet prompte betaling der
termijnen is de vorm van een huurcontract gesloten, wil
men dat het contract de gevolgen van een huurcontract zal
hebben ; en het gaat niet aan deze uitdrukkelijke wilsuiting
vau beide partijen buiten te sluiten, te iiegeeren, en alleen
voniiis vau 19 Pebr. 1889 (W. 5704), dat liet door wanpraestatie
van den liuurder ontbonden contract van koop door buur eener
coöperatieve bouwvereeniging geen huurcontract was, maar liet in
liet midden wat het wel was. Dit vonnis ziet geheel over het hoofd ,
dat de bepalingen over huur en verhuur in ons B. "W". geon dwingend
recht bevatten en steunt overigens op dezelfde gronden als de eersto
ni\'jening. Wij behoeven het derhalve niet afzonderlijk te bespreken.
1) Hausiuann, bl. 7.
-ocr page 55-43
te letten op de andere wilsuiting, die sleclits ziet op het
geval dat alles normaal afloopt.
Een andore grond, aangevoerd om aan het contract van
koop door huur het karakter van huurcontract te ontzeggen,
is dat de termijnen niet tegelijk huur- en koopprijs kun-
nen zijn, maar éón van beide moeten zijn en dat dit uitge-
maakt wordt door het doel, dat men met het contract beoogt.
Dat de huurprijs in dit geval niet overeenstemt met do
gebruikswaarde, wat voor huur noodig zou zijn, maar met
de ruilwaarde!), m. a. w. dat het bedrag der termijnen
bepaald wordt mot het oog op een koopcontract en niet met
het oog op een huurcontract 2).
Hiertegen is evenwel terecht opgemerkt 3), dat de bepaling
van den huurprijs geheel aan de willekeur van partijen is
overgelaten, dat zij dien zoo hoog en zoo laag als zij willen
kunnen bepalen. Op dien grond zou men wellicht ver-
scheidene huurcontracten, waarbij door geen der partijen
ooit aan koop gedacht is, voor een koopcontract kunnen
verklaren. Stel b.v. dat iemand uit onkunde eene zaak,
die bijna geen waarde heeft, huurt voor eene maandelijksche
huur, die meer bedraagt dan de waarde van de zaak zelf;
dan zal toch geen rechter het in zijn hoofd krijgen dit
contract voor een koopcontract te verklaren.
En daarenboven, waar ligt de grens tusschen huurprijs
en koopprijs? Men zal dan moeten nagaan of de bepaalde
Iffijs in overeenstemming is met het genot, dat de huurder
heeft gehad. Volgens art. 1584 B. W. toch is huur van
goederen eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich
verbindt om de andere het genot eener zaak te doen hebben
gedurende een bepaalden tijd en tegen een bepaalden prijs,
welken de laatstgemelde aanneemt tc betalen. Met alleen
1) De z. g. Subatanzwertli.
2) Marwitz, t. a. p.; Höline, t, a. p,
3) Hausmann, bl. 6,
-ocr page 56-44
echter hangt dat genot in ieder bijzonder geval van ver-
schillende bijomstandigheden en wel voornamelijk van de
waarde, die de huurder aan dat genot hecht, af; maar zelfs
al betaalt deze een veel hooger huurprijs dan het genot
hem waard is, dan nog kan dit aan het karakter van huur-
contract geen afbreuk doen. De wet eischt nergens dat de
huurprijs in overeenstemming zij met het genot, dat de
huurder van de zaak heeft.
Ook heeft men aangevoerd dat hier het vereischte van
art. 1584 ontbreekt, dat namelijk de huur voor een be-
paalden tijd wordt aangegaan; dat hior toch het genot voor
altijd wordt afgestaan, althans dat dit beider partijen doel is.
Maar men vergeet, dat ook hier de huur slechts vooreen
bepaalden tijd wordt aangegaan, scilicet slechts zoolang
totdat het huurcontract door het feit, dat do huurpenningen
een bepaald bedrag hebben bereikt, van zelf in een koop-
contract is overgegaan; of totdat door de niet-betaling van
eon der termijnen het huurcontract ontbonden is.
Zij nu, die in het contract van koop door huur een koop-
contract zien, zijn het oneens over de vraag, of het is een
zuiver koopcontract 1) of een koopcontract onder opschor-
tende voorwaarde. Dit is natuurlijk voor ons, die aan het
contract van koop door huur niet het karakter van een
koopcontract toekennen, een geheel onbelangryke quaestie 2);
maar bovendien is het slechts een quaestie van benaming.
Of men de verschillende bijkomende clausules opschortende
voorwaarden of nevenbepalingen noemt, zij hebben toch
dezelfde werking bij het afbetalingscontract.
De tweede meening, dat het contract van koop door huur
eene verbinding is van een huurcontract en een koopcon-
tract onder voorwaarde, welke voorwaarde voor het huurcon-
1) Marwitz, bl. 217.
2) AYij vermelden baar dan ook alleen volledigbeidslialve,
-ocr page 57-45
tract ontbindend, voor het koopcontract opschortend werkt 1),
is de eenig juiste zoowel volgens Duitsch als volgens
Nederlandscb recht. Plet contract van koop door huur toch
ziet op twee gevallen; vooreerst het geval dat de termijnen
op tijd betaald worden en ten tweede het geval dat dit niet
plaats heeft.
In het eerste geval willen partijen dat bij de betaling
van den laatsten termijn het huurcontract in een koopcon-
tract overgaat en dat de huurpenningen dan als koopprys
zullen dienen, Yoor het tweede geval willen zij, dat er
nooit een koopcontract tot stand komt. Wel wenschen beide
partyen, dat het eerste geval zal plaats grijpen; maar zij
liebben wel degelijk aan het tweede geval gedacht en dat
opzettelijk geregeld. Juist met het oog op het tweede geval
hebben zij den vorm van een contract van koop door huur
gekozen. Door in het contract van koop door huur een
koopcontract te zien, let men alleen op het eerste geval —
dat dan ook het meest voorkomende is — en dan nog is
totdat de laatste termijn betaald is het contract van koop
door huur een huurcontract. Totdat dit plaats heeft zijn
alle vereischten voor een huurcontract aanwezig. Yolgens
de bedoeling van partijen is aan de eene partij door de
andere het genot van eene zaak voor een bepaalden tijd
tegen een bepaalden prijs gegeven.
Dat beide partijen duidelijk voor dit geval een huur-
contract hebben gewild mag ook daarom worden aangenomen,
omdat iedereen, rechtsgeleerde of niet, nauwkeurig het onder-
scheid weet tusschen de begrippen koop en huur, al kan
hy het misschien niet in woorden brengen; dat mitsdien
iemand die compos mentis is, wanneer hij een contract
een huurcontract noemt, geen koopcontract kan bedoeld hebben.
1) Dus eon contract mi genens, zooals Mr. de Kanter het
terecht genoemd hoeft in zijne redevoeringf in de Kamer.
2) „In der Schwebezeit" wordt dit in Duitschland genoemd.
-ocr page 58-939
Ten slofcfce geeft de gescliiedems van het" ontstaan der
contracten van koop door huur ons nog een argument.
Oorspronkehjk moest iemand, die op het oogenblik geen geld
had om zich eene zaak, die hem onontbeerlijk was, aan te
schaffen en ook geenerlei zekerheid kon stellen, zulk eene
zaak huren. Plij werd dan nooit eigenaar, al had hij reeds
veel meer dan de waarde der zaak betaald. Om het on-
billijke daarvan weg te nemen, werd het langzamerhand
gebruik om tegen eene kleine verhooging van den huur-
prijs den huurder in de gelegenheid te stellen, om na een
bepaalden tijd, wanneer de huurpenningen steeds goed be-
taald waren, het eigendom van de gehuurde zaak te ver-
werven en ontstond mitsdien de koop door huur uit het
huurcontract.
Wij meenen hiermede duidelijk de gronden uiteengezet
te hebben, waarop onze meening berust omtrent het rechts-
karakter van het contract van koop door huur. Yoor de
praktijk heeft deze vraag weinig belang. De meeste con-
tracten regelen zelf de gevolgen, die er uit voortvloeien.
Yoorzoover die echter niet geregeld zijn, moeten, totdat
de termijnen geheel betaald zijn, op het contract van koop
door huur de wettelijke bepalingen van huur en verhuur
worden toegepast; en eerst, op het oogenblik dat door brevi
manu traditie de eigendomsovergang heeft plaats gehad, zijn
de bepalingen omtrent koop en verkoop van toepassing. Zoo
blijft b. V. de risico tot aan den eigendomsovergang bij den
vervreemder. Indien het contract van koop door huur een
koopcontract was, zou volgens art. 1490 B. W. de risico bij
den kooper zijn van het oogenblik van liet sluiten der over-
eenkomst 1). Eveneens begint de korte tijd, binnen welken
1) Niet aldus volgens § 95 Allg. Landr. I. 11. Volgens dit ar-
tikel „trägt bei freiwilligen Verkäufen, wenn sie nicht in Bausch
und Bogen geschlossen sind, der Verkäufer Gefahr und Schaden bis
zur üebergabe.
volgens art 1547 B. W. de rechtsvordering, voortsprui-
tende uit gebreken die de vernietiging van den koop ten-
gevolge hebben, aangelegd moet worden, eerst met den
eigendomsovergang tengevolge van de betaling van den
laatsten termijn. —
Wy hebben nu nog na te gaan welke rechtskracht aan
de verschillende in het vorige hoofdstuk opgenoemde clau-
sules, die wij in dit hoofdstuk niet reeds voldoende besproken
hebben, toe te kennen is.
Yooreerst de vervalclausule. Reeds is opgemerkt, dat deze
bij het contract van koop door huur als geheel overbodig
te beschouwen is. Het spreekt van zelf dat iemand, die
een zekeren tijd eene zaak in huur gehad heeft, na afloop
van die huur geen aanspraak kan maken op eenige terug-
gave der huurpenningen, op grqnd dat zij de werkelijke
huurwaarde overtreffen.
Het is op dezen grond ons onbegrijpelijk hoe iemand, die
omtrent het karakter van het contract van koop door huur
dezelfde meening is toegedaan, als Avij zooeven uiteengezet
hebben, het nadeel, dat de huurder in geval van niet tot-
standkoming van het koopcontract lijdt, doordat de reeds
betaalde huurpenningen de huurwaarde overtreffen, door den
rechter als een straf beding wil laten opvatten 1).
De oplossing voor deze verkeerde opvatting is niet ver
te zoeken. Zy ligt in de verwarring van het contract van
koop door huur met het koopcontract met de eigendoms-
voorbehoud- en de vervalclausule. Bij dit laatste is de verval-
clausule als beding van poenaliteit op te vatten. Wel hebben
beido vervalclausules, n. 1. bij het contract van koop door
huur en bij het koopcontract onder eigendomsvoorbehoud,
hetzelfde oeconomische effect; maar bij het laatste contract
zouden zonder de vervalclausule de termijnen niet behouden
mogen worden. Dan zou de verkooper, wanneer hij de
1) Hausmann, bl. 9 v.
-ocr page 60-4Ö
goederen terugkreeg, de termijaea moeten teruggeven, ver-
minderd met vergoeding van kosten, schade en interessen.
Het vervallen nu van die teruggave is de strat gesteld op
het niet-nakomen van de verbintenis, om de berekening
van de kosten, schade en interessen te vervangen. De
vervalclausule is derhalve bepaald tot zekerheid van de
uitvoering van de verbintenis overeenkomstig art. 1340
B. W. Yoor ons recht heeft het evenwel geene beteekenis,
of men in de vervalclausule een strafbeding moet zien of
niet, daar dit bij ons aan geene beperkingen onderworpen
is 1) en, indien iemand zich tot zekere uitkeering verbonden
heeft ingeval hij iets niet geeft of doet 2), de straf verbeurd
is, ook als overmacht of toeval den debiteur belet hebben
zijne verplichtingen na te komen 3).
De vervalclausule is mitsdien als onbeperkt geldig te
erkennen, vermits wij bovendien geene woekerwet en ook
bjj koop en huur geene actie wegens laesio enormis kennen 4),
art. 1486 B. W. 5)
Wij komen nu tot clausule de z. g. Fjintrittsclausel, de
bepaling, dat de vervreemder of zijne gemachtigden voor de
terughaling der goederen op elk uur van den dag, zoolang
zij daarvoor noodig hebben, in de woning van den huurder
1) Wel in het Duitache recht. Yolgens § 301 A. L. R. I 5
mag de „ Koivienüonalitirdfe\'\'\' niet meer bedragon dan het dubbele
van het te bewijzen belang. Meestal zal evenwel het „Abzahlungs-
geschäft" naar het Allg. D. Ilgb. beoordeeld moeten worden en
dan is de „Konventionalstrafe" aan geene beperkingen onderhevig.
2) Diephuis, t. a. p. dl. X bl. 329.
3) Art. 1281 B. W.
4) In Oostenrijk wegens benadeeling voor meer dan de helft; in
artt. 1G74—1685 C. C. wegens benadeeling voor meer dan 7/i2,
doch alleen bjj koop van onroerend goed.
5) Art. 1486 staat alleen een actie tot vernietiging eener ver-
bintenis toe in de bijzondere gevallen bij de wet voorzien.
942
of kooper mogen komen. Aan deze clausule moet elke
rechtskracht ontzegd worden. Men kan door eene overeen-
komst geen afstand doen van het grondwettig recht op
vrijheid van woning door art. 158 G-, gewaarborgd. Jus
publicum privatoruni pactis niutari non potest. Evenmin
wordt de huurder of kooper gebonden door de bepaling,
dat bjj van dat binnentreden geen aanklacht wegens huis-
vredebreuk zal maken, zooals veelal in Duitsche contracten
overeengekomen wordt. Weigert hij de toelating, dan heeft
de eigenaar der gcederen slechts de gewone rechtsmiddelen,
in casu reivindicatie met zoo noodig voorafgaand reivindi-
catoir beslag. Deze clausule komt dan ook in de Neder-
landsche afbetalingscontracten weinig voor. Yermoedelijk
wordt zij in Duitschland alleen gebruikt als vogelverschrik-
kersmiddel voor juridisch onontwikkelden, waartoe de meeste
op afbetaling koopende personen behooren.
Van de overige clausules valt in dit verband niets bijzon-
ders op te merken.
HOOFDSTUK m.
Maa.tsciiappeli.ikk beteekenis der afbeïalings-
contracte]^.
Wij komen nu toi de bespreking\' van de voor- en
nadeelen, die het afbetahngssj/steera aankleven. Tot eene
goede beoordeeling daarvan is het noodig te weten, voor
welke toestanden dit systeem in de plaats getreden is.
Voor zijn ontstaan was het voor den minder met aardsche
goederen bedeelde onmogelijk eenigszins kostbare, maar
desniettegenstaande noodzakelijke voorwerpen zich aan te
schaffen. Crediet was er voor hem niet te bekomen; dit
was een voorrecht van de meergegoede klasse. Wilde hij
sparen totdat hij het voor hem aanzienlijke bedrag bij
elkaar had, dan was de tijd te lang en daardoor de ver-
leiding, om het gespaarde voor iets anders uit te geven,
voordat het noodige bedrag bereikt was. te zwaar dan dat
hij ooit de vereischte som bij elkaar zou krijgen. Het eenige
middel, en dat nog slechts voor sommige voorwerpen, was
huur; maar dan was het huur van in den regel slechte
voorwerpen tegen hooge huurprijzen.
Zoo b.v. toen de naaimachine pas bekend geworden
was en de prijs ervan nog veel te hoog was, dan dat
iemand uit de onbemiddelde volksklasse dien ooit bij elkaar
zou kunnen krijgen. Toen moest zoo iemand tegen hoogen
prijs eene machine huren zonder ooit eigenaar te worden,
al hadden de gezamenlijke huurpenningen een bedrag bereikt
van vele malen don koopprijs. En wanneer hij slechts
eenmaal den huurprijs niet betaalde, werd de machine
5l
Onverbiddelijk van hem weggehaald. Op deze wijze had
die zoo nuttige uitvinding slechts weinig nut voor de klasse
voor welke zrj eigenlijk bestemd was, en zy leidde dan ook
een kwijnend bestaan, totdat het afbetalingssysteem ont-
stond en wel het eerst bij deze tak van industrie, welke
door dit systeem een zoo ontzettend hooge vlucht heeft ge-
nomen, dat do naaimachine voor de volksklasse de nuttigste
van allo uitvindingen is geworden 1). In bijna elke arbei-
derswoning is thans eene op afbetaling gekochte naaimachine
te vinden, waardoor de arbeidersvrouw in staat is haar huis-
gezin steeds van goede en goedkoope kleederen te voorzien.
Do arme modiste, die vroeger met slecht betaalde handen-
arbeid ternauwernood een droog stuk brood verdiende, is
nu in staat eene naaimachine zich aan tc schaffen, waardoor
zij hare verdiensten vele malen vermenigvuldigen kan. Alleen
moet zij in het begin een gedeelte van die verdiensten ge-
bruiken voor de afbetalingstermijnen, maar met het vooruit-
zicht dat zij na een bepaalden tijd alle verdiensten voor
zich kan behouden.
Hetzelfde was het geval met de piano. Voordat het
afbetalingssysteem bekend was, moest hij, wiens middelen
niet toelieten zulk een boegen prijs te besteden cn die
toch, sinds de piano een noodzakelijk meubel in elke be-
schaafde woning geworden is, zijn stand wilde ophouden,
eon piano huren tegen hooge maandelijksche huur. E^ooit
werd hij eigenaar, al had hij jaren lang geregeld zijne huur
en dus veel meer dan den koopprijs betaald. De arme
muziekmeester moest zich toen met oen slecht instrument
tevreden stellen en daarvoor nog zyn gansche leven lang
yan zijne zuurverdiende penningen een hoogen huurprijs
betalen. Thans is hij door het afbetalingssysteem in staat
zich een goed instrument te verschaffen en na de betaling
]) Liclitentlial, bl. 41 v.
-ocr page 64-5ä
goflurende oonige jaren van den bedongen prijs eigenaar ef
van te worden.
De ambten aars weduwe, die van een krap pensioen moet
leven, wordt door het afbetalingssysteera in staat gesteld nog
een vrij groot bedrag er bij te verdienen door gemeubileerde
kamers te verhuren. De geheele inrichting dier kamers kan
zij op afbetaling koopen. Gedurende een korten tijd moet
zij slechts van de huurpenningen een gedeelte afstaan voor
de afbetalingen; maar daarna heeft zij zich ook een vrij
ruim inkomen verschaft, wat zij zonder het afbetalingssysteem
nooit gehad zou hebben.
De winkelier, de koffiehuishouder, de restaurateur, de
schilder en nog vele anderen zijn op die manier in staat zich
hunne inrichting aan te schaffen. Dc arbeider kan zijne
werktuigen, de muzikant zijne instrumenten op afbetaling
koopen, al kunnen zij op het oogenblik waarop zij koopen,
niets het hunne noemen. Wanneer zij solide en ijverig
zijn, kunnen zij gemakkelijk van hunne verdiensten zooveel
wegleggen, dat zij de kleine maandelijksche of wekelijksche
termijnen kunnen betalen. Op deze wijze werkt het afbe-
talingssysteem als spaardivang en die dwang is groot, want
zijn de koopers op afbetaling niet ijverig en solide dan loopen
zij gevaar hun middel van bestaan weer geheel te verliezen.
Het afbetalingssysteem is bovendien een middel tot
kapitaalvorming, in zooverre het alle opgenoemde personen
in staat stelt op gemakkelijke wijze zich de middelen tot
hun bedrijf noodig, dus productiemiddelen, te verschaffen.
Zonder het afbetalingssysteem zouden zij nooit hiertoe in
staat zijn geweest; ja zouden zy, wilden zij zich die middelen
toch aanschaffen, genoodzaakt zijn ge\\veest te leenen en bij
gebrek aan crediet moeten vervallen in handen van woekeraars
en mitsdien van den wal in de sloot zijn geraakt.
Door het afbetalingssysteem wordt zelfs het sluiten van
huwelijken bevorderd, voornamelijk bij de arbeidersklasse
en bij de lagere ambtenaren als b.v. politieagenten, enz.
53
Dezen zijn met liun gering -vvekclijksc]! loon niet in staat
zich eene liuisinricliting, \\oor een huwelijk onontbeerlijk,
te verschaffen. Gemakkelijk kunnen zij echter wekelijks
eene kleine som afstaan om de reeds gekochte huisinrichting
langzamerhand af te betalen. ZoBder het afbetalingssysteem
zouden vele huwelijken uiet gesloten worden; en mitsdien
zou het aantal buiten echt geboren kinderen vermeerderen 1).
Nog een ander groot voordeel levert het afbetalingssysteem
op, door Hausmann 2) zeer juist als volgt uitgedrukt: „D e r
A b z a h 1 u n g s V e r t r a g schützt während seiner
ganzen Dauer die auf Grund desselben ent-
nommene Wohnungseinrichtung des Schuld-
ners vor der Pfändung und macht dadurch
seine Wohnung zu einer Zufluchtsstätte, in
welcher er gegen die Angriffe der Gläubiger
gesichert und es ihm möglich ist, trotz seiner
bedrängten Lage in Ruhe z u ar b ei t en, z u er-
werbe n und dadurch s ch 1 iesz 1 ich am schnell-
sten seinen sonstigen Yerpflichtungen nach-
zukomme n".
In dezen zin werkt het afbetalingssysteem dus voordeelig
zoowel voor den schuldenaar als voor diens schuldeischers.
Dit voordeel komt echter alleen voor bij de afbetalings-
contracten met eigendomsvoorbehoud 3). Doordat de goederen
het eigendom van den vervreemder blijven, kunnen derde
schuldeischers deze niet executeeren. Hieromtrent is opgemerkt,
dat het in de praktijk dikwijls tot benadeeling der derde schuld-
eischers leidt, doordien de verkooper met den op afbetaling
koopende afspreekt, den laatsten termijn niet te zullen op-
vorderen. Dan blijft gene dus steeds eigenaar en houdt de
goederen buiten bereik van de schuldeischers. Maar vooreerst
1) Hausmann, bl. 24.
2) T. a. p.
5) En dus ook bij bet huurcontract.
-ocr page 66-54
zullen weinig verkoopers op afbetaling dit doen, omdat zij
er hoegenaamd geen belang bij hebben; en bovendien zou
het niet baten, vermits de schuldeischers door betaling van
het geringe bedrag van dien laatsten termijn het goed in
eigendom van hun debiteur zouden kunnen brengen en
daardoor vatbaar voor beslag van hunnentwege maken 1).
Niet te ontkennen is het evenwel dat ook deze medaille
hare keerzijde heeft; de derde schuldeischer zal toch waar-
schijnhjk aan den schuldenaar crediet hebben verleend in
de meening, dat de goederen, in diens huis, aangetroffen\'
zijn eigendom zijn en nu blijkt later dat dit crediet mis-
plaatst was, dat de goederen op afbetaling gekocht zijn en
de derde schuldeischer vischt mitsdien achter het net. Maar
dit is niet een speciaal nadeel van het afbetalingssysteem.
Hetzelfde is het geval indien de schuldenaar de in zijn huis
zich bevindende goederen gehuurd heeft; ja zelfs kan de
schuldenaar die goederen geleend hebben, juist met het
doel zijn schuldeischer omtrent zijn vermogenstoestand in
een valschen waan te brengen. Bovendien kan men hier
den crediteur tegenwerpen het adagium: Jus vigilantihiis
scriptum est". Indien hij nauwkeuriger geïnformeerd had,
zou hij van den werkelijken vermogenstoestand van den te
crediteeren persoon op de hoogte zijn geweest.
Overigens is echter dit voordeel zeer hoog te schatten. Hoe
menigeen wordt niet, hetzij\'door eigen schuld, hetzij door
het grillige noodlot, eensklaps van al zijne bezittingen be-
roofd, en moet met schulden overladen, door zijn tegenspoed
geestelijk en lichamelijk geknakt, zonder eenig middel van
bestaan aan de stormen des levens het hoofd bieden, den
„struggle for life" voortzetten. „Hier is", zooals Haus-
mann 2) terecht opmerkt, „het afbetalingssysteem het laatste
redmiddel; hier werkt het bij uitstek zegenrijk."
1) Zie Hausmann, bl. 27 v.
2) Bl. 29.
-ocr page 67-55
Nu geeft dit systeem den ongelulckige gelegenheid zich
de inrichting, noodig om zich een nieuwen werlckring te
scheppen, aan te schaffen en een geheel nieuw leven te
beginnen. Hij is nu in staat een tehuis overeenkomstig
zijn vroegeren stand te bekomen, zonder bevreesd te zijn,
dat zijne talrijke schuldeischers hem daar storen; en zoo-
doende zal hij rustig zijne nieuwe loopbaan kunren vervolgen.
Daardoor zal hij wellicht tevens in de gelegenheid komen
al zijne vroegere schuldeischers te voldoen en aldus zich
geheel te rehabiliteeren. Dr. Heek 1) meent dat dit laatste
voordeel illusoir is, op grond dat de schuldeischers steeds
door voldoening der nog te betalen termijnen de op afbe-
taling gekochte goederen van den schuldenaar voor beslag
en executie van hunnentwege vatbaar kunnen maken. Echter
zij hiertegen opgemerkt dat, indien de schuldeiiaar werkelijk
blijken geeft den ernstigen wil te hebben zijne maatschap-
pelijke positie weer te verbeteren, de schuldeischers niet
zoo dom zullen zijn dien maatregel toe te passen. Vooreerst
geven zij dan de kans prijs, door den debiteur, al is het
iets later, ten volle bevredigd te worden; en ten tweede
zal meestal de opbrengst van den openbaren verkoop dier
goederen niet eens de kosten van executie dekken, laat staan
zooveel opbrengen, dat de kosten van executie, de door den
derden crediteur aan den afbetalingscrediteur betaalde ter-
mijnen en de schuld, waarvoor de executie plaats heeft, er
uit komen. Evenmin vervalt dit voordeel door de bewering
van Heek, dat hetzelfde door gewone huur te bereiken is;
daarvoor zijn de voordeelen van het afbetalingscontract
boven een gewoon huurcontract te groot, zooals wij op de
vorige bladzyden hebben ontwikkeld.
Met een enkel woord verdienen te dezer plaatse nog ver-
melding de coöperatieve bouwvereenigingen, die in den
laatsten tijd opgericht zijn, om te voorzjen in de behoefte
1) T. a. p. bl. 147.
-ocr page 68-56
aan goede arbeiderswoningen en om door middel van koop
door huur den arbeider in de gelegenheid te stellen op ge-
makkelijke wijze eene eigen woning te bekomen.
Wanneer mettertijd het plan tot droogmaking der Zuiderzee
verwezenlijkt mocht worden, zou het ernstige overweging
verdienen het afbetalingssysteem in te voeren bij den ver-
koop der droog te leggen landerijen.
Ten slotte zij nog de aandacht gevestigd op de groote
voordeelen, die het afbetalingssysteem aan handel en nij oer-
heid gebracht heeft. Door de gemakkelijke wijze, waarop
het de lagere klassen in staat stelt zich goederen te ver-
schaffen, die anders nooit in hun bereik waren geweest,
wordt de omzet enorm uitgebreid eu daardoor tevens aan
vele handen werk verschaft.
Dat er aan het afbetalingssysteem ook nadeelen zijn ver-
bonden, behoeft wel geen betoog. In onze gebrekkige maat-
schappij bestaan geen instellingen, die haar schaduwzijde
niet hebben. Maar de nadeelen vau het afbetalingssysteem
zijn veel te breed uigesponnen, tengevolge van de concur-
rentie 1) den contanthandel aangedaan en door het alom
heerschende conservatisme, dat al wat nieuw is slecht noemt.
De nadeelen, waaraan het af betahngssysteem beschuldigd
wordt mank te gaan, zyn de volgende. Vooreerst de groote
1) Door de tegenstanders worden de afbetalingsmagazijnen zeer
zwart gemaakt, niet altijd op de gelukkigst gekozen wijae. Zoo
komt in het adres van den „ Verein zur Wahrung geiotrbliclier Inte-
ressen für Aachen unit Burtscheid" de volgende zin voor: „Wie
schwunghaft jene Geschäfte betrieben werden, beweist die Thatsache,
dasz Häuser dieser Art ein halb Dutzend und mehr Filialen haben".
Waarlijk voortreffelijke logica. Alsof, indien deze „Geschäfte"
inderdaad „schwunghaft" gedreven werden, zij niet in korten tijd
te gronde zouden gaan, en integendeel de groote uitbreiding niet
bewijst hunne soliditeit en het nut dat zij stichten.
57
verleiding om meer te koopen dan men met zijn vermogens-
toestand overeenbrengen kan; voornamelijk de verleiding
tot het koopen van geheel overbodige voorwerpen, van luxe-
voorwerpen. Vervolgens wordt beweerd dat men tegen hooge
prijzen slechte waren koopt. Ook worden de drukkende
contractuëele bepalingen afgekeurd, vooral de vervalclausule,
waarbij dan tevens de hardvochtigheid der afbetalings-
crediteuren in het licht gesteld wordt.
Dit zijn de nadeelen, die de klanten treffen; maar ook
derden worden, naar men beweert, benadeeld. Vooreerst de
persoonlijke schuldeischers van den kooper op afbetaling,
door misleiding omtrent de credietwaardigheid van den
laatsten eu ten tweede de contantverkoopers door de con-
currentie hun aangedaan.
Wij zullen die verschillende nadeelen bespreken en zien
welke waarde er aan ieder van hen te hechten is.
Vooreerst dan de verleiding tot koojjen. Dit bezwaar, tegen
het afbetalingssysteem en voornamelijk tegen de afbetalings-
magazijnen te berde gebracht, is zeer overdreven en berust
op een verwarring van verschillende toestanden. Het ge-
vaar voor verleiding is hier niet grooter dan het steeds bij
het verleenen van crediet is, is zelfs bij de afbetalings-
magazijnen aanmerkelijk minder. Immers de houder van
zoo een magazijn heeft er belang bij, dat zijne klanten
niet meer koopen dan zij kunnen betalen; anders lijdt hij
zelf schade. Wij moeten hier niet te theoretisch zijn,
maar steeds in het oog houden hoe het in de praktijk
met de afbetalingshazaren gesteld is. De meeste koo-
pers in zoo\'n credietmagazijn zijn vaste klanten, die ge-
regeld, al wat zij noodig hebben, in hetzelfde magazijn
koopen en daar eene doorloopende rekening hebben. Nu
is het toch in het belang van de magazijnhouders om te
zorgen dat de klanten hetgeen zij verschuldigd zijn, kunnen
voldoen, om hun niet meer te leveren dan met hun ver-
mogenstoestand overeenkomt.
Vandaar ook de praktijk, bij de meeste magazijnen op
crediet in gebruik, om, alvorens op afbetaling te verkoopen,
een nauwkeurig onderzoek te doen naar de soliditeit en
den vermogenstoestand van hun toekomstigen klant 1).
Want aan de eigendomsvoorbehoudclausule, indien zij al
voorkomt in hunne contracten, hebben deze magazijnen
weinig. De goederen, die er verkocht worden, maken de
uitoefening van dat eigendomsvoorbehoud in den regel niet
mogelijk. De magazijnhouder heeft toch niets meer aan
afgedragen kleedingstukken. Evenmin zijn de meubelen
die hij geleverd heeft, de kosten van terughaling waard;
want niet alleen zijn deze in den regel weinig kostbaar,
maar zij zijn in de huizen, waarin de meeste klanten wonen,
aan zooveel blootgesteld, dat hunne waarde spoedig sterk
vermindert.
Wij spraken zooeven van eene verwarring van toestanden
op dit punt. Er is namelijk niet hier te lande, maar wel
in Duitschland en Oostenrijk en vooral in dit laatste land,
een tak van het afbetalingssysteem, die sterk aan het euvel
lijdt waarover wij hier spreken; en nu wordt de fout van
dien éénen tak verweten aan den ganschen boom, aan
het afbetalingssysteem, maar vooral aan de afbetalings-
magazijnen.
Wij hebben met dien tak op het oog den z. g.
^^Hausirhandel.\'" Er zijn namelijk in bovengenoemde landen
ondernemingen, die er hun werk van maken reizigers uit
te zenden om verschillende waren, maar voornamelijk
luxeartikelen als horloges, armbanden, schilderijen enz. op
afbetaling te verkoopen 2). Die reizigers genieten eene
1) Als voornaamste middel om zijne soliditeit le bewijzen wordt
beschouwd het feit, dat de huishuur steeds op tijd betaald is.
2) Die „[lausirhandel\'\'^ is langzamerhand ontstaan uit den handel
in de z.g. colportage-romans. Verschillende boekhandelaars gaven
romans uit bij wekelijksche afleveringen, die ook wekelijks moesten
59
vrij hooge provisie en ontzien daarom geen middelen om
hunne waren aan don man te brengen. Daartoe bereizen
zij voornamelijk het platteland, gaan dan huis aan huis en,
de zwakheid van het vrouwelijk geslacht kennende, doen
zij dat het liefst als de man afwezig is. Op alle manieren
hunne waren aanprijzende en allerlei schoonschijnende maar
valsche beloften voorspiegelende, gelukt het hun aldus zeer
veel te verkoopen. Een van die middelen, door hen zeer
dikwijls gebezigd, is, dat zij de eerste betaling schenken,
blijkbaar dan nog genoeg aan provisie overhoudende. Dat
de waren, op die manier verkocht, slecht en duur moeten
zijn, spreekt van zelf. Daarbij worden de bepalingen van
het contract, die den kooper in den regel verkeerd voorge-
steld zijn, zeer streng gehandhaafd. De patroon is niet
aansprakelijk voor de afspraken van zijne reizigers, maar
heeft alleen met het onderteekende contract te maken.
De reiziger is meestentijds niet meer te vinden of verkeert
niet in een toestand, dat een proces tegen hem iets op
zoude leveren.
Geen wonder dan ook dat tegen zulk een handel met
kracht wordt opgekomen; de beweging in Oostenrijk is
bijna uitsluitend hiertegen gericht. Maar men moet de
afbetalingsmagazijnen, die niets met dien „TIausirhandel"
worden betaald en die door middel van colporteurs aan den man
werden gebracht. Om den afzet te bevorderen, gaven zij bij de laatste
aflevering eene premie, oorspronkelijk bestaande in eene waardelooze
schilderij of plaat — zooals hier te lande ook geschiedt — maar
langzamerhand kostbaarder wordende en steeds in een luxeartikel
bestaande. Ten slotte werd de premie de hoofdzaak en werd de prijs
der wekelijksche afleveringen geregeld naar de waarde der premie;
totda\'- eindelijk de romans geheel vervielen en het koopen op
wekelijksche afbetaling van luxevoorwerpen overbleef. Zoowel eerst
de romans, als later de premiën schijnen van zeer slecht gehalte
te zijn geweest. Zie hierover uitvoeriger Lichtenthal, bl. 68 v.v.
60
te maken licbbon, daarvoor niet aansprakelijk stellen. "Wij
lierhalen : „bet gevaar, dat men door het afbetalingssysteem
tot uitgaven boven zijne krachten verleid wordt, is in Ne-
derland zeer gering; althans niet grooter dan het is bij
eiken verkoop op crediet."
2. Hooge prijzen en slechte icaren. Dat de prijzen bij
den afbetalingshandel hooger moeten zijn dan bij den
contanthandel spreekt van zelf; het renteverlies van den
verkooper moet hier evenzeer als bij den gewonen crediet-
verkoop vergoed worden. Maar de prijzen moeten zelfs
hooger zijn dan bij den gewonen credietverkoop; immers
de verkooper draagt hier een ontzettend risico, door crediet
te verleenen aan personen, die in het geheel geen zeker-
heid voor betaling kunnen bieden, die geen goederen be-
zitten of tenminste geen genoegzame om bij executie iets
op te leveren, die bovendien herhaaldelijk verhuizen en
dientengevolge lastig te vinden zijn. De verkooper moet
derhalve bij de prijsbepaling rekening houden met de
kans, dat hij een gedeelte niet betaald krijgt, en de ter-
mijnen moeten mitsdien koopprijs, rente en risico-l^remie
in zich bevatten 1). Hierin nu ligt niets onbillijks, dat door
wettelijke tusschenkomst terzijde gesteld zou moeten worden.
Ook zijn de prijzen in evenredigheid niet zooveel hoogèr
dan bij den contanthandel, indien men in aanmerking
neemt, dat de verkooper op afbetaling wegens den veel
grooteren afzet zich met een veel matiger winst kan tevre-
den stellen en ook werkelijk tevreden stelt.
Er is beweerd dat de prijzen veel hooger moeten zijn,
omdat daarmede tevens de groote administratiekosten, dio
de speciale afbetalingshandel, d. z. de afbotalingsmagazijnen,
1) Zie hierover veel uitvoeriger het reeds genoemde boek van
Cohen, die op zeer omslachtige en buitengewoon geleerde ma-
nier dit uiteenzet,
61
mot zich brengt, bestreden moeten worden. Deze bewering
gaat echter niet op; want, zooals wij reeds vroeger opge-
merkt hebben, worden die grootere administratiekosten ge-
heel gecompenseerd door de veel eenvoudiger inrichting
van de afbetalingsmagazijnen.
Het is wel bevreemdend, dat wordt opgekomen tegen de
hooge prijzen bij den afbetalingshandel en wel voornamelijk
door de bedreigde contantverkoopers, indien men bedenkt
hoe wonderlijk dezen zelf met hunne prijzen omspringen en
hoe fabelachtig hooge winsten zij dikwijls maken. Om een
voorbeeld te noemen; wanneer een winkelier een kinder-
wagen voor f 14,— te koop uitstalt en eenige dagen later
op den eenvoudigen grond, dat zijn concurrent dienzelfden
kinderwagen voor f 10,— verkoopt, den prijs verlaagt tot
ƒ 9,50 1); dan behoeft men toch waarlijk niet te vragen of
die winkelier zich met een matigen winst tevreden stelt.
Trouwens men behoeft maar eens een enkele maal achter
de schermen, d. w. z. in de boeken, van de groote confectie-
en meubelmagazynen te zien, om verbaasd te staan over de
enorme winsten, dikwijls tot 200 en 300 toe, die daar
behaald worden. Daarentegen kunnen de afbetalingsmaga-
zijnen hunne prijzen niet te hoog opdrijven. Met alleen
toch dat deze onderling met groote concurrentie te rekenen
hebben, maar juist de lagere klassen, die daar koopen, zijn
te goed op de hoogte van de prijzen der verschillende goe-
deren, dan dat die prijzen de waarde te veel kunnen over-
treffen. In den tegenwoordigen tijd, nu alle winkels hunne
waren uitstallen met de prijzen er bij, nu er zooveel ge-
adverteerd wordt, zooveel prijscouranten rondgezonden worden,
zou een afbetalingsmagazijn dat zijne prijzen bovenmatig
wilde opdrijven, eenvoudig geen koopers vinden; want bij
de lagere klassen geldt niet de regel, dat slechts wat duur
is goed kan zijn. —
1) Dit feit is werkelijk voorgekomen.
-ocr page 74-62
Ook cle grief, dat de op afbetaling gekochte waren van
slechte qualiteit zijn, is niet juist. Men kan haar althans
niet ten laste leggen aan den afbetalingshandel in het alge-
meen. Het spreekt van zelf dat bij dezen tak van handel
ook wel slechte waren verkocht zullen worden, even goed
als dit ge,schiedt bij den contanthandel; maar het is onzinnig
dit te wijten aan het geheele afbetalingssysteem.
Integendeel, juist hierbij is weinig kans op slechte
waren. Wanneer de verkooper op afbetaling in zijn eigen
belang wil handelen, is het voor hem juist noodzakelijk
goede waren te leveren. Gedurende het lange tijdperk
waarover de betaling loopt, moeten de waren in goeden
staat blijven, wil hij zich niet aan het gevaar blootstellen
dat zijne klanten, die toch al slecht betalen, de betaling der
termijnen geheel staken. Wanneer men den aard van de
lagere klassen kent, zal men begrijpen, dat deze niet reeds
lang afgedragen kleederen of lang versleten meubelen zullen
betalen, te meer daar zij weten dat hun schuldeischer toch
geen verhaal op hen heeft. Daarenboven is het vroeger
reeds vermelde feit, dat de afbetalingsmagazynen voornamelijk
vaste klanten hebben, reeds een waarborg dat de goederen
in deze gekocht, van goede qualiteit zullen zijn.
Door sommige schrijvers worden eenige gevallen opgesomd,
waarin het voorgekomen is, dat zeer slechte waren tegen
hooge prijzen op afbetaling gekocht zijn 1). Hoe die schrijvers
daarmede hebben willen bewijzen, dat het afbetalingssysteem
in het algemeen aan dit euvel mank gaat, is ons onbegrij-
pelijk. Hoe is het mogelijk dat zij over het hoofd hebben
gezien, dat, bij een zoo groot aantal afbetalingscontracten
als er dagelijks 2) gesloten wordt, het geheel natuurlijk is
dat er daaronder enkele, neen verscheidene, voorkomen die
1) O. a. bij Cohen, bl. 116.
2) Door Lichtenthal, bl. 128, op 15.000 dagelijks in Duitsch-
land geschat, d. i. meer dan 5 millioen jaarlijks.
niet in (Jen haak zijn. Het tegendeel is niet denkbaar, zou
in hooge mate onnatuurlijk zijn.
Wij meenen hiermede te hebben aangetoond, dat aan het
verwijt van slechte waren tegen hooge prijzen niet veel
gewicht moet worden gehecht; dat, hoewel dit ook bij het
afbetaliügssysteem wel zal voorkomen, het toch in veel
minder mate het geval is dan bij den contanthandel.
3. Als derde nadeel wordt genoemd de strengheid der
contractueele bepalingen en de hardoocMigheid^ waarmede
deze gehandhaafd worden. Yooreerst zij opgemerkt, dat die
strengheid niet alleen bij de afbetalingscontracten voorkomt.
Men lette b. v. maar op verscheidene huurcontracten, die
den verhuurder van een huis het recht geven, om voor eene
kleine overtreding der bepalingen den huurder met zijne
gansche familie zonder voorafgaande waarschuwing op straat
te laten zetten. Verder op de contracten van vele levens-
verzekeringmaatschappijen, volgens welke, wanneer de ver-
zekeringnemer slechts éénmaal in gebreke blijft op den
bepaalden tijd de premie te voldoen en om nog vele andere
geringe oorzaken meer, de verzekering vervalt en hem niets
van de reeds betaalde premies teruggegeven wordt, al heeft
hij jaren lang steeds geregeld betaald.
Wanneer wij dit in het oog houden, kunnen ons de strenge
bepalingen, die veelal bij de afbetalingscontracten voorkomen,
volstrekt niet verwonderen; to minder, indien wy tevens
bedenken dat de verkooper op afbetaling een veel grooter
risico te dragen heeft dan de verhuurder of de verzekeraar.
Als strenge bepalingen worden afgekeurd vooral de ver-
valclausrde en verder clmmde d. en de nog niet genoemde
z. g. „Gerichtsstandklausel.\'\'\'\'
Met deze laatste hebben wij niet te maken, aangezien zij
hier te lande niet voorkomt 1).
1) Het is de bepaling, waarbjj overeengekomen wordt, dat alle
processen over liet gesloten contract voor den rechter van de woon-
64
Met de sfcrenglieid van. clausule cl. is het niet zoo erg
gesteld, wanneer men bedenkt dat zonder die clausule de
verkooper voor iederen 1) vervallen termijn zou moeten op-
komen. Bovendien plegen de verkoopers op afbetaling met
hunne klanten de grootst mogelijke lankmoedigheid te oefenen
en dat wel niet uit menschlievendheid, maar louter uit
eigenbelang. Zonder die lankmoedigheid zou het onmogelijk
zijn op afbetaling te verkoopen.
Een goed handelsman toch behoort alle omstandigheden,
die bij zijn handel voorkomen of kunnen voorkomen, in
acht te nemen, en nu is het duidelijk, dat het grootste deel
van de klasse der op afbetaling koopenden, n. 1. de arbeiders-
klasse, vaak in de onmogelijkheid zal verkeeren om zijne
verplichtingen na te komen. Elke verkooper op afbetaling
houdt wel degelijk rekening met die omstandigheden, die
voornamelijk in werkeloosheid en ziekte bestaan, en geen
enkele verkooper rekent er op, dat in de overeengekomen
tyd alle termijnen zyn voldaan.
Hardvochtigheid zou hem trouwens niet baten; want
zelfs in het geval van eigendomsvoorbehoud, heeft hij er
weinig aan of hij al de door het gebruik nagenoeg waarde-
loos geworden goederen laat terughalen. Hij heeft er veel
meer voordeel van, indien hij ingeval van werkeloosheid on
ziekte uitstel verleent en zoodoende de kans behoudt later
zijne geheele vordering voldaan te krijgen. Alleen bij on-
wil of bedrog van den kooper is hardvochtigheid van den
plaats des verkoopars zullen worden gebracht. Zij schjjnt vooral
in Oostenrijk zeer nadeelig te werken, tengevolge van den grooten
afstand, die dikwijls tusschen den zetel der rechtbank en de woon-
plaats van den gedaagde ligt, en die den laatsto belet voor die
rechtbank te verschijnen, waardoor het vonnis, als bij verstek go-
wezen, in den regel in zijn nadeel uitvalt. In het Oostenr. Ontw.
is deze clausule dan ook verboden.
1) Zie bl. 35, noot 3.
-ocr page 77-65
verkooper, cl. w. z. strenge toepassing der bepalingen vatt
het contract, het eenige middel om nog ten minste gedeel-
telijk voldaan te worden, en in dit geval zal toch niemand
het den kooper euvel duiden, dat hij van zijn recht ge-
bruik maakt.
"Wat de vervalclausule 1) betreft, daargelaten dat zij slechts
in enkele contracten voorkomt en dan nog maar zeer zelden
wordt gehandhaafd, voor het geval dat zij toegepast wordt,
ligt er werkelijk eene onbillijkheid in.
ITet is werkelijk onbillyk, dat, bij de terugneming der op
afbetaling gekochte goederen, niets van de reeds betaalde
termijnen gerestitueerd wordt. De praestatie van den ver-
kooper 2) is daardoor niet in evenredigheid met die van
den kooper; althans indien de waarde der teruggenomen
goederen meer is dan het bedrag, dat de verkooper nog
innen moest. De verkooper heeft bij staking der betaling
door den kooper billijkheidshalve slechts recht op het nog
niet betaalde gedeelte van den koopsom. Bij kostbare
voorwerpen 3),\'als groote machines, piano\'s en dergelijke —
waarbij feitelijk alleen het eigendomsvoorbehoud en de
vervalclausule kunnen toegepast worden — moet men die
som zelfs verminderen, in aanmerking nemende de ver-
vroegde betaling en dus het mindere renteverlies, met het
oog waarop het bedrag der termijnen is vastgesteld.
Het onbillijkst werkt de vervalclausule bij den koop op
afbetaling van onroerend goed. Daarbij kunnen inderdaad,
1) Tegen de onbillijkheid, uit deze clausule voortvloeiend, is het
voorstel van Mr. de Kanter gericht;
2) Waar wij hier over de vervalclausule spreken, bedoelen wij
ook de stilzwijgende vervalclausule, die in het huurcontract opge-
sloten ligt. Onder verkooper en kooper is dus ook de verhuurder
en huurder te begrijpen.
3) Bij minder kostbare voorwerpen is dit bedrag te klein, om
in aanmerking te komen.
5
-ocr page 78-66
wanneer de koop bijna voldongen is, aanzienlijke bedragen
gemoeid zijn. Ook hierbij wordt, bij uitoefening van de
vervalclausule door den huurder 1), te veel gepraesteerd.
De verhuurder heeft ook hier slechts recht op het gedeelte
van de bedongen koopsom, dat nog niet betaald is, vermin-
derd met eenige percenten wegens de vervroegde betaling. De
som, waarmede de waarde van het huis dit bedrag overtreft,
behoorde mitsdien den huurder teruggegeven te worden.
Voorzoover ons bekend, heeft de verkoop op afbetaling
van huizen alleen plaats door coöperatieve bouwvereeni-
gingen, gesticht met het doel om den werkman betere en
eigen woningen te verschaffen, om dus diens belangen te
behartigen. Dat zulke vereenigingen met werkeloosheid en
ziekte rekening zullen houden en slechts in geval van onwil
de strenge bepalingen hunner statuten zullen toepassen, is
vrijwel overbodig mede te deelen.
Algemeen wordt erkend, dat in de vervalclausule eene
onbillijkheid ligt opgesloten; eene onbillijkheid die evenwel,
zooals men uit het bovenstaande kan opmaken, nog vol-
strekt niet „dringend" wettelijke voorziening eischt.
ïen aanzien van de nadeelen, die derden treffen, kunnen
wij kort zijn. Ilet bezwaar dat door het eigendomsvoorbe-
houd de zekerheid van het crediet gevaar loopt, hebben
wij te voren 2) reeds besproken. En wat het feit betreft,
dat door de concurrentie van het afbetalingssysteem de
belangen van den contanthandel benadeeld worden, zouden
wij willen opmerken, dat dit zeker geen maatscJiappelijh
kwaad is, daar door het afbetalingssysteem de belangen
van het algemeen, vooral van de niet-bezittende klasse,
worden bevorderd, en het privaatbelang steeds voor het
publiek belang moet wijken. —
1) Bij onroerend goed worden steeds contracten van koop door
huur gebezigd.
2) BI. 55.
-ocr page 79-67
Vatten wij onze besciiouwingen in dit hoofdstuk kort te
zamen, dan zien wij, dat de voordcelen van het afbeta-
lingssysteera zeer groot, de nadeelen ervan betrekkelijk
gering zijn; dat de misbruiken, in het buitenland aan dit
systeem verbonden en die daar vrij dringend wettelijke
regeling noodig maken, met name de z. g. „IIausirhrmder\\
in Nederland niet voorkomen. Mitsdien is hier te lande,
waar zooveel grootere volksbelangen dringend voorziening
eischen, spoedige wottelijko regeling onnoodig. Desniettemin
zullen wij in het volgende hoofdstuk de verschillende voor-
stellen tot wettelijke regeling der afbetalingscontracten zeer
beknopt bespreken en mededeelen, wat ons, voor het geval
do Avctgever zich met de quaestie inlaat, de meest ge-
wenschte oplossing toeschijnt.
HOOFDSTUK IV
voorstellen tot verbetering.
Bij de bespreking van de versebillcnde voorstellen, gedaan
om de werkelijke en de denkbeeldige nadeelen van het
afbetalingssysteem uit den weg te ruimen, behoeven wij
niet uitvoerig te zijn. Vele van cle voorstellen, in Duitschland
en Oostenrijk gedaan, zijn alleen daar toe te passen en
kunnen hier te lande niet in aanmerking komen. Zoo o. a.
de bepalingen van het Oostenrijksche ontwerp, die de
y^GerichtsstandklauseV ongeldig verklaren 1) en het z. g.
yiHcmsvertrieh\'\'\'\' beperken 2).
Ook kunnen wij de voorstellen, om de Duitsche ivoeherwet 3)
en de bepalingen omtrent laesio enormis 4) op de afbetalings-
contracten toepasselijk te verklaren, ter zijde stellen, vermits
dergelijke bepalingen in ons recht niet voorkomen.
liet verst gaat het voorstel om de door afbetalingsmaga-
zijnen gesloten contracten ongeldig te verklaren 5). Met
1) Oostenr. Ontw. art. 4; Marwitz, t. a. p.
2) Oostenr. Ontw. art. 5 aL 2; Collen, bl. 150.
3) Heek, bl. 163 v.; Mataja, t. a. p.
4) De z. g. y, Anfechtung wegen Uehermasz\'\'\' wordt voorgesteld door
het Oüst. Ontw. art. 1; Marwitz, t. a. p.; de „Handelskariimern"
van Mannheim en Austerlitz.
5) Zoo o. a. de „Verein zur Wahrung gewerblicher Interessen
für Aachen und Burtscheid"; de „Vereine gegen Unwesen in Handel
und Gewerbe" te Keulen en Dresden; de „Allgemeine Handwerkor-
verein" te Dresden; de „Handelskammern" te Ravensherg, Ludw.\'gs-
hafen, Heidelberg, Nordhamm, Gera, Offenbach, Flensburg, Iserlohn
en Osnabrück.
69
dit voorste], neerkomende op eene gelieele afschaffing der
afbetalingsmagazijnen, kunnen wij ons natuurlijk niet
vereenigen.
Anderen gaan niet zoo ver, maar willen, met behoud van
het geheele afbetalingssysteem, dus ook van de afbetalings-
magazijnen, dit trachten te zuiveren van de nadeelen er
aan verbonden. Wij hebben die nadeelen in het vorige
hoofdstuk opgesomd en zullen nu achtereenvolgens de voor-
stellen tegen ieder dier nadeelen bespreken.
1. De verleiding tot koopen van meer dan men noodig heeft.
Hiertegen zijn gericht de voorstellen om het sluiten van
afbetalingscontracten door reizigers te verbieden of te be-
perken 1); om straf te bepalen togen hot opdringen van
onnoodige voorwerpen, wier aanschaffing niet in overeen-
stemming is met den vermogenstoestand van den kooper 2);
om het verkoopen op afbetaling van luxevoorwerpen en
papieren van waarde, hetzij geheel hetzij onder eigendoms-
voorbehoud, te verbieden, of te beperken door de noodzake-
lijkheid eener grootere eerste betaling 3).
Wat de beide eerste voorstellen betreft, gelooven wij dat
zij inderdaad in Duitschland en Oostenrijk er toe kunnen
bijdragen om de misbruiken van den z. g. „Hausirhandel"
te beperken, zoo niet geheel uit te roeien. Maar hier te
lande, waar voorzoover wij hebben kunnen nagaan dergelijke
misbruiken niet voorkomen, zouden wettelijke bepalingen
in dezen geest minstens overbodig zijn.
De voorstellen omtrent den verkoop op afbetaling van
luxevoorwerpen en papieren van waarde zouden in geval er
1) Yoorgesteld door Cohen, bl. 150; Oost. Ontw. art. 5 al. 1;
Heek, t. a. p. bl. 183 v.; van den Borght, t. a. p. bl.
284 V.; M a t a j a, t. a. p.
2) Oost. Oniw. art. 7; Cohen, bl. 146.\'
3) Marwitz, t. a. p.; Lichtenthal, bl. 96;Wilke,
t. a. p.; M a t a j a, t. a. p.
70
eene wet op de afbetalingscontracten mocht gemaakt worden,
wel eenige overweging verdienen 1). Het behoort zeker tot
de taak van den staat om zijne onderdanen en vooral de
niet-bezittende klasse te behoeden voor de nadeelen, die zij
uit onervarenheid of zwakheid zich zelve toebrengen. Yan
de drie voorstellen zou dat van Mataja om den verkoop
te beperken door de noodzakelijkheid eener grootere eerste
betaling nog het beste zijn, als het minst inbreuk makende
op de contractvrijheid.
2. Tegen het tweede nadeel, n.1. overbevoordeeling van
den verkooper door het leveren van slechte waren tegen
hooge prijzen zijn ook verschillende maatregelen voorgesteld.
Behalve de uitbreiding van de Duitsche woekerwet en het
toekennen van eene actie wegens laesio enormis is voorge-
steld, om voor het verkoopen op afbetaling concessie van
staatswege verplichtend te stellen, met het recht die concessie
ieder oogenblik in te trekken, en te dien einde den geheelen
afbetalingshandel onder streng politietoezicht te plaatsen 2).
Daargelaten dat wij dit nadeel van het afbetalingssysteem
niet erkennen, vinden wij dit voorstel ook ondoelmatig.
De staat neemt daardoor te groote verantwoordelijkheid op
zich en stelt zich bloot aan het gevaar dat alle nadeelen. die
des ondanks toch somwijlen uit den af betalingshandel zullen
voortvloeien, aan hem geweten zullen worden. Door der-
gelijke maatregelen wekt de staat te groote achteloosheid
bij zijne onderdanen, die te veel op die controle van staats-
wege gaan vertrouwen. Bovendien is in onze maatschappij
elke maatregel verwerpelijk, die de beroeps vrijheid aan
1) De term „luxeartikelen" ecliter moet in liet wetsartikel, dat
eene dergelijke bepaling voorsclirijft, vervangen worden door eene
minder vage uitdrukking.
2) Mataja, t. a. p.; de „Verein zur \'Walirung gewerbliclier
Interessen" für Aachen und Burtscheid; de „Handelskammer" te
Osnabrück^ enz.
71.
banden legt, indien zij niet strikt noodzakelijk is voor het
algemeen belang.
Door Heek 1) wordt tegen dit nadeel voorgesteld, den
kooper het recht te geven, vooreerst om ieder oogenblik in
plaats van de nog niet vervallen termijnen hunne contante
waarde te betalen, en vervolgens om ten allen tijde de be-
taalde termijnen terug te eischen, tegen teruggave der goe-
deren en betaling van de kosten voor gebruik en waarde-
vermindering benevens een z.g. rouwgeld van ongeveer
10—20°\'o2). Wat het eerste voorstel aangaat, meenen wij,
dat dit niet wettelijk vastgesteld behoeft te Worden. Ieder
verkooper op afbetaling zal een dergelijk aanbod van den
kooper kunnen aannemen en dit ook werkelijk doen. Maar
onbegrijpelijk is het ons, hoe iemand die niet den geheelen
afbetalingshandel wil doen verdwijnen een voorstel als het
tweede kan doen. Wie zal, komt er ooit zulk eene wette-
lijke bepaling tot stand, nog op afbetaling willen verkoopen
met de kans na een tijd de verkochte goederen weder terug
te krygen met een betrekkelijk geringe schadevergoeding,
die dikwijls nooit betaald zal worden. Yan die bevoegdheid
zou door de koopers maar al te vaak gebruik gemaakt worden,
zoodra zij geld noodig hadden; en zoodoende niet alleen een
van de groote voordeelen van het afbetalingssysteem, n.1. de
spaardwang, verdwijnen; maar bovendien het nadeel, waar-
tegen deze maatregel moet strekken en dat nu nog denk-
beeldig is, in de hand gewerkt worden. Immers de verkooper
op afbetaling zal door die regeling er bijna toe genoodzaakt
worden slechte waren te gaan leveren, want wat kan hij
anders met de teruggebrachte goederen doen, dan ze weer
verkoopen. Op die manier zou een afbetalingsmagazijn
spoedig op een uitdragerswinkel gaan gelijken,
1) T. a. p. bl. 160 Y.
2) In de meeste gevallen zou dan de verkooper een deel der
betaalde termijnen moeten teruggeven.
72
3. Zooals in het vorige hoofdstuk gebleken is, is men
het algemeen eens over de onbillijkheid van do vermklcm-
sule 1) en mitsdien over de noodzakelijkheid tot voorziening
hierin. Evenwel heerscht er groot verschil over den weg daartoe ■
in to slaan. De meeste voorstellen willen den verkooper bij
uitoefening van zijn eigendomsrecht slechts het recht geven
op eene hilUjke vergoeding wegens geb)\'uik en ■waardevermin-
dering der goederen 2).
Van andere zijde wordt voorgesteld den verkooper een -s
geprivilegieerd verkooprecld te geven van de goederen, om
daarop de nog te innen termijnen te verhalen 3). j
De eerste rubriek van voorstellen leidt tot praktische ï
moeiehjkheden. Hoe moet die vergoeding berekend worden P I
omdat het geschil in den regel over kleine bedragen zal loepen. j
Tegen de tweede serie van voorstellen geldt een ander I
bezwaar; dat n.1. de goederen op eene openbare veiling zeer ]
weinig zullen opbrengen en mitsdien de schuldenaar be-
1) De „Handelskammern" van Bochum^ van Arnsberg^ Meschede
en Brilon die van Keulen en van Offenktch stellen voor liot eigendovts-
voorhehoiid te verbieden. Wij hebben de noodzakelijkheid van dat
eigendomsvoorbehoud vroeger aangetoond en het is derhalve over-
bodig, het voorstel verder te bespreken.
2) Hausmann, bl. 78 v.; Cohen, bl. 143 v.; ITeck,
bl. 166 V.; van der Borght, bl. 287 en de „Handelskammern"
te Fraulfori cijM., Conslanz, Augsburg^ Bochum, Offenbach^ Worins^
Flensburg, Halbersiadi^ Zillau. Ook het voorstel van Mr. de K anter
heeft deze strekking.
3) Bahr, t. a. p.; Co sack, bl. 15; Wilke, t. a. p.;
Lichtenthal, bl. 96; de „Handelskammern" van Göltingen
en Flauen.
Bij gewonen verkoop heeft de verkooper dit reeds volgens art.
1185.3" B. W., tenminste van roerend goed. Niet aldus echter in
Daitschland.
73
nadeeld zal worden. Evenwel treft dan den afbetalings-
schuldenaar slechts hetzelfde nadeel, dat iederen debiteur
treft, wiens goederen geëxecuteerd worden.
Wij zouden den verkooper, die de goederen terugneemt,
slechts recht willen geven op de contante icaarde der nog
te betalen termijnen, voornamelijk om het doel van den ver-
kooper, dat strekt om de goederen te verkoopen en derhalve
den koopprijs te bekomen. Hiertoe zal bij wijze van aan-
vullingswet in het derde boek van ons B. W. een titel
over afbetalingscontracten moeten worden opgenomen, die
eenige bepalingen van dwingend recht in dezen zin bevat.
Ontduiking dier bepalingen zal onmogelijk moeten worden
gemaakt door geheel aan de appreciatie van den rechter
over te laten of een contract een afbetalingscontract is of niet.
In dezen titel zal de vervalclausule of eene bepaling van
gelijke strekking op straffe van nietigheid verboden en
daarvoor den verkooper het bovenstaande recht gegeven
moeten worden. Deze zal dan, bij uitoefening van zijn
eigendomsrecht krachtens de vervalclausule, den kooper
moeten teruggeven hetzij de door deskundigen geschatte
waarde, hetzij de opbrengst bij openbare veiling van de
goederen, verminderd met de contante waarde der nog te
innen termijnen 1). Zeer gewenscht zal het zijn, indien,
tegen den tijd dat deze bepalingen ingevoerd worden, ons
burgerlijk procesrecht zeer vereenvoudigd en de procedure
veel goedkooper gemaakt is.
4. De voorstellen, gedaan om aan het bezwaar, dat de
zekerheid van het crediet door het eigendomsvoorbehoud
in gevaar is, tegemoet te komen, kunnen wij, die dit nadeel
denkbeeldig achten, met stilzwijgen voorbijgaan. Zij strekken
tot verbod van het eigendomsvoorbehoud 2), tot toelating
1) Zie Bijlage I, waarin wij onze voorstellen geformuleerd hebben
tot een wetsvoorstel.
2) Zie bl. 74, noot 1.
-ocr page 86-74
van pandrecht zonder bezitsoverdracht aan den pandhouder,
hetzij in het algemeen 1), hetzij alleen ten gunste van den
verkooper 2) en tot invoering van een z. g. hoeh- of
teehenpand.
5. Tegen het gevaar van de concurrentie strekken natuurlijk
alle voorstellen, die hetzij openlijk hetzij heimelijk de be-
doeling hebben om het geheele afbetalingss5 steem te gronde te
richten. Behalve reeds genoemde voorstellen van dien aard
strekt daartoe ook het voorstel om de afbetalingsmagazijnen
aan eene bijzondere belasting te onderwerpen 4). "Wij
kunnen moeielijk aannemen, dat de voorstellers hiervan niet
bedacht hebben, dat die belasting door den kooper betaald
zal worden. Zulk een maatregel zal dus juist de tegen-
overgestelde werking hebben van hetgeen gezegd wordt
bedoeld te zijn, n.1. den toestand van den kooper tegenover
den verkooper te verbeteren.
Resumeerende hetgeen in dit hoofdstuk behandeld is,
komen wij tot de conclusie: dat voor eene goede regeling
der afbetalingscontracten het voldoende is, dat zij als
speciaal contract in ons B. W. geregeld worden, dat die
regeling bevat een verbod van de vervalclausule in den
geest als door ons is aangegeven, met desnoods eene beperking
van den verkoop op afbetaling van luxevoorwerpen en
papieren van waarde; en dat daarbij eene herziening van
ons W, V. Rv. zeer wenschelijk is.
1) „Handelskammer" te Plauen.
2) B ä h r, t. a. p.
3) Colien, bl. 137 v.; Heek, bl. 172 v. Dit voorstel wil
dat liet eigendomsvoorbehoud publiek gemaakt wordt of door in-
schrijving in openbare registers of door middel van verzegeling
door den deurwaarder.
3) „Verein zur "Wahrung gewerblicher Interessen" für Aachen
und Burtscheid-, „Handelskammer" te Osnabrüch.
Bijlage I.
BETREFFENDE
Ar). 1. Achter den vijfden titel van het dorde Boek van het
Burgerlijlc Wetboek wordt een nieuwe titel ingevoegd:
VAN AFBEÏALINGSOVEREENKOMSTEN.
Art. Waar in dezen titel van afbetalingsovereenkomstcn
gesproken wordt, woiden daaronder begrepen alle overeenkomsten,
die ten doel hebben de levering van eene bepaalde zaak on de
betaling van den daarvoor bedongen prijs in termijnen; onver-
schillig onder welken vorm en onder welken naam de overeen-
komst gesloten worde.
Art. 1576/>. Papieren van waarde mogen niet op afbetaling
verkocht worden.
Gouden en zilveren voorwerpen mogen slechts op afbetaling ver-
kocht worden, indien minstens de helft van den koopprijs terstond
bij de levering betaald wordt.
Art. 1576c. De verkooper, die, tengevolge van de bepalingen
eener afbetalingsovereenkomst, bij nalatigheid van den kooper de
goederen terugneemt, moet dezen teruggeven de door drie beëedigde
deskundigen geschatte waarde der teruggenomen goederen, ver-
minderd met de tegenwoordige waarde der nog verschuldigde ter-
mijnen.
76
Indien de laatste termijn binnen het jaar zoude zijn vervallen,
moet teruggegeven worden de geschatte waarde der goederen, ver-
minderd met de nog verschuldigde termijnen.
Bedingen hiermede strijdig zijn nietig.
Art. 1576\'/. Dc deskundigen worden door den kantonrechter
I benoemd op verzoek van een der belanghebbende partijen, na vcr-
\' hoor of behoorlijke oproeping van de andere partij.
In de door Ons aan te wijzen kantons worden door den kan-
tonrechter vaste deskundigen benoemd voor den tijd van een jaar.
Hunne bezoldiging wordt door Ons geregeld.
Art. 2. Aan art. 39 van de „Wet op de Kechterlijko Organi-
satie en het beleid der Justitie" wordt toegevoegd een nieuw lid,
luidende:
4". Van burgerlijke rechtsvorderingen ter zake van afbetalings-
overcenkonisten.
Arl. 3. Overtreding van art. 1576^ wordt gestraft met hechte-
nis van ten hoogste één maand of geldboete van ten hoogste drio-
hondcrd gulden.
Bijlage li.
Entwurf eines Gesetzes betp. die Vepäussepung
bewegliehep Saehen gegen Ratenzahlung.
(In het voorjaar van 1891 1) aan het Oostenrijksche Huis van
Afgevaardigden door de Regeering aangeboden.)
§ 1. Boi der Veräusserung bewaglichoi- Sachen gegen Raten-
zahlung findet das Rechtsmittel wegen Ve rkürzung über die Hälfte
auch in den im § 935 a. b. G. B. angeführten Fällen, ferner dann
statt, wenn das Geschäft ein Han delsgeschäft ist.
Bei die Yeräusserung beweglicher Sachen gegen Ratenzahlung
ist auch die Bedingung einer Conventionalstrafe zu Gunsten des
Yeräusserers, dann der Verzicht des Erwerbers der Sache auf die
Gewährleistung ohne rechtliche "Wirkung und die sofortige Anzeige
des Mangels behufs "Wahrung des Anspruches auf Gewährleistung
nicht erforderlieh. 2)
Die dem Erwerber aus den vorbezeichneten Titeln zustehenden
Einreden können der Klage des Yeräusserers auf Zahlungsleistung
auch dann noch entgegengesetzt werden, wenn die für die selb-
ig Het ontwerp stemt in hoofdzaak overeen met dat van 16 April 1890.
3) Dit luidt in het Ontw. 1890 aldus: „Bei der Veräussening heweglieher Sachen
gegen Ratenzahlung steht dem Enverher der Sache das Kechtsmittel wegen Verkürzung
über die Hälfte auch daim zu, wenn das Geschäft ein Handelsgeschüft is. Der Verzieh
dc.s Erwerl)ers der Saclie anf dieses Keclitsniittel, sowie der Verzidit auf die Gewährleistung
ist ohne rechtliche Wirkung und die sofortige Anzeige des Mangels behufs Wahrung des
Anspruches auf Gewährleistung nicht erforderlich.
IS
stiindige G-eltendmacliung dieser Reclitsmittel gesetzlich eingeräumte
Frist bereits abgelaufen ist.
§ 2. "Wird über die Teriiusserung einer beweglichen Sache
gegen Ratenzahlung eine Urkunde errichtet, so ist der Veräussorer
verpfliclitet, auf seine Kosten 1) dem Erwerber der Sache eine Ab-
sclirift der Urkunde auszufolgen.
§ 3. Die gesetzlichen Bestimmungen, durch welche eine Urkunde
die Kraft eines vollen Beweises zuerkannt wird, finden keine An-
wendung auf Privaturkunden, welche aus Anlass der Yeriiusserung
beweglicher Sachen gegen Ratenzahlung errichtet worden sind.
In Betreff dieser Urkunden hat der Richter nach seinem durch
die Erwägung aller Umstände geleiteten freien Ermessen zu ent-
scheiden, welches Masz von Beweiskraft denselben beizumessen sei.
§ 4. Klagen, welche auf Grund djr Veräusserung einer beweg-
lichen Sache gegen Ratenzahlung wider den Erwerber der Sache
gerichtet sind, können, sofern der Wohnsitz des Geklagten im Gel-
tungsgebiete dieses Gesetzes sich befindet, und die Klage auf Zah-
lung einer Geldsumme gerichtet ist, welche ohne Hinzurechnung
der Zinsen und anderer Nebengebüren den Betrag von 500 Gulden
nicht übersteigt, nicht bei dem nach § 43 der Civil-Jurisdictions-
norm vom 20 November 1852, R. G. Bl. Nr. 251 (für Dalmatien
R. G. Bl. Nr. 261) zuständigen Gerichte angebracht werden. Bei
Streitsachen dieser Art ist auch die freiwillige Unterwerfung unter
ein anderes als das zuständige Gericht (§ 47 der Civil-Jurisdicti-
onsnorm vom 20 November 1852, R. G. Bl. Nr. 251, beziehungs-
weise 261) ohne Wirkung.
Die Unzuständigkeit kann nur dadurch behoben worden, dass
der Beklagte, ohne Einwendung gegen die Zuständigkeit zu erhe-
ben, in die Verhandlung sich einlässt.
Zweifel über die Zuständigkeit sind durch von Amtswegen zu
pflegende Erhebungen zu beseitigen und ist das Streitverfahren,
wenn es bereits eingeleitet ist, bis zum Abschlüsse dieser Erhe-
bungen auszusetzen.
Die Unzuständigkeit ist selbst nach erfolgter Urtheilsfällung von
IJ „iiif seine Kosten" ontbveekt in § 3 van liet Ontw. 1890:
-ocr page 91-n
ämtswegon zu barüoksiohfcigen und stsht die Aufhebung des iTi-fcheils
jenem Crericlite zu, wjlch^ä in lotztei- Instanz erkinnt bat. 1)
§ 5. Ilauäirern ist d^n Abschlins von Veräus\'jei\'ung.-sgosch\'iftfln
bewegUchei- Sachen gegen Ratenzahlung, sowie die Einladung zum
Abschlüsse solcher Geschäfte untersagt.
Bei dem Aufsuchen von Bostellungen von Ort zu Oft oder von
Haus zu Haus darf die Einladung zum Abishlusse solcher Geschäfte,
sowie der Abächluss derselben nur in Gegenständen stattfinden,
welche zum Geschäftsbetriebe oder üborhaupt dem wirtlischaftlichen
Bedarfe des Erwerbers der Sache dienen.
§ 6. Die üebertretung der in den § § 2 und 5 enthaltenen Vor-
schriften wird an den Zuwiderhandelnden, sowie an denjenigen,
welche andere Personen zu einem noch § 5 untersagten Zwecke
verwenden, von den politischen Behörden mit Geldstrafen bis zu
50 fl., welche im Falle der Uneinbringlichkeit in eine angemessene
Arreststrafe umzuwandeln ist, bestraft. Gegen Hausirer kann auch
den Verlust der Hausirbewilligung erkannt werden.
Das Strafverfahren richtet sich nach den Bestimmungen des IX
Ilauptstückes der Gewerbeordnung vom 20 December 1859, R. G.
Bl. Nr. 227.
§ 7. "Wer bei Veräusserung beweglicher Sachen gegen Raten-
zahlung den Leichtsinn, die Yerstandesschwäche oder Unerfahren-
heit des Erwerbers dadurch ausbeutet, dass er diesen zu Anschaf-
fungen beredet, welche den wirthschaftlichen Verhältnissen desselben
offenbar nicht entsprechen, oder dass er sich oder einem Dritten
Gegenleistungen versprechen oder gewähren lässt, welche den Wert
des veräusserten Sache maszlos übersteigen, macht sich, wenn er
solche Geschäfte gewerbsmässig betreibt, eines Vergehens schuldig
und wird mit strengem Arreste in der Dauer von einem Monate
bis zu einem Jahre und mit Geld von 100 fl. bis zu 2000 fl. be-
straft. Auch kann auf Abschaffung erkannt werden.
1) In plaats der 3 laatste alinea\'s luidt § i, al. 3 Ontw. 1890 : „Ist die Zuständigkeit
des Gerichtes nach den vovstehenden Bestimmungen nicht hegründef, so ist dieser Umstand
selbst nacli Einleitung des Verfahrens von amtsvvegen zu l)erücksichtigcn, wenn nieli\'
der Beklagte, ohne Einwendung gegen die Zuständigkeit zu erheben, in die Verhandlung
sieh einlässt."
80
Im Falle der ITneinbringliehkeit einer verliängfccn Geldstrafe
ist statt derselben auf Arrest in der Art zu erkennen, dass je
10 fl. durch einen Tag Arrest ersetzt werden.
Die mit der Verurtheilung wegen der Uebertretung des Betruges
nach den Gesetzen eintretenden Folgen treten auch bei der Yerur-
theilung wegen des obbezeichneten Vergehens ein.
§ 8. Die Bestimmungen der § § 1, 2, 3, 4 und 7 finden auf
jene Fälle der Veräusserung beweglicher Sachen gegen Ratenzahlung
keine Anwendung, in welchen das Geschäft auf der Seite des
Erwerbers der Sache ein Handelsgeschäft ist.
§ 9. Auf die Veräusserung von Staats- und anderen Losen
gegen Ratenzahlung haben die Vorschriften des gegenwärtigen
Gesetzes soweit Anwendung zu finden, als die für die Veräusserung
solcher "Wertpapiere bestehenden besonderen Bestimmungen dieser
Anwendung nicht entgegenstehen.
§ 10. Dieses Gesetz tritt mit dem Tage seiner Kundmachung
in Wirksamkeit. Der § 4 findet auch auf solche Klagen Anwendung,
welche auf Geschäfte sich gründen, die vor der Wirksamkeit dieses
Gesetzes abgeschlossen wurden.
Mit dem Vollzuge dieses Gesetzes sind meine Minister des Innern,
der Justiz und des Handels betraut.
^TELLINGEN.
-ocr page 94-" A
i\' : \'v
• j ^
\'ir.
s \'^r:
^ J
-ocr page 95-I.
Het z.g. contract van koop door huur is een voorwaar-
delijk contract, bestaande in eene verbinding van een
huur- en een koopcontract; de voorwaarde werkt voor het
huurcontract ontbindend, voor het koopcontract opschortend.
(Zie diss.- bl. 39 v.)
H.
Zy, zonder wier toestemming een huwelijk niet gesloten
kan worden, kunnen niet als getuigen bij dat huwelijk
optreden.
III.
Privilege is geen zakelijk recht.
Yan de bepalingen van art, 1302 al, 2 en 3, B. W, kan
bij overeenkomst afgeweken worden.
De actie tot ontbinding eener overeenkomst moet voor de
arrondissements-rechtbank ingesteld worden, zelfs at heeft
de overeenkomst eene waarde van niet meer dan f 200,—.
84
VI.
In art. 1397 al. 2 B. W. moet met „vernietiging der
schuldbekentenis" gelijkgesteld worden het tenietgaan van
de schuldvordering door verjaring.
VII.
In art. 1401 B. "VV, moet onder „onrechtmatige daad" be-
grepen worden elke handeling of verzuim in strijd met de
in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke gedragsregelen.
VIII.
„Bezit" in art. 2014 B. W. beteekent: „rechtmatig bezit
te goeder trouw",
IX.
Bij een proces naar aanleiding van eene handeling, die
voor een der partijen eene handelsdaad is, maar voor de
andere niet, moeten de regelen van handelsrecht toegepast
worden, zoo dikwijls hij, voor wien de handeling geen
handelsdaad is, daardoor niet benadeeld wordt.
X.
De vennootschap o. f. is geen rechtspersoon.
XI.
Men behoeft niet eerst een vonnis togen de vennootschap
O. f. verkregen tc hebben, voordat men een of moer der
vennooten kan aanspreken.
85
Het is wenschelijk, dat de levensYerzekeringmaatschap-
pijen wettelijk verplicht worden, bij ontbinding van de
levensverzekering-overeenkomst aan den verzekeringnemer
een deel der reserve uit te keeren.
XHL
De pandhouder cn de hypotheekhouder, met het beding
van art. 1123 B, W., kunnen bij faillissement van hunnen
debiteur hunne rechten uitoefenen, ook zonder voorafgaande
verificatie.
XIY.
Art. 127 Rv. is overbodig.
XV.
De wet van 24 Jan. 1815 (Stb. 5) geldt niet bij faillisse-
ment van den bezoldigden of gepensionneerden ambtenaar.
XVI.
Ieder, die recht heeft op een aandeel in de winst, door
een ander te behalen, heeft tegen dien ander eene actie
tot rekening en verantwoording.
XVII.
Het recht van oorlogsverklaring behoort aan de Kroon
ontnomen te worden.
86
XVIII.
De wet van 28 Juni 1854 (Stb. 100) „tot regeling van
het aruibestuur" berust op verkeerde grondslagen,
XIX.
De gedwongen kerkgang van gevangenen en militairen
is in strijd met art. 167 Gr.
XX.
Art. 3, 2° van de wet van 22 April 1855 is ongrondwettig.
XXI.
Er bestaat geen principieel verschil tusschen misdrijven
en overtredingen.
XXII.
Ook de uitdaging tot en de aanneming van een duel
behooren strafbaar gesteld te worden.
XXIII.
De straf, bedreigd in art, 157, 3° W. v, Sr, is in strijd
met het stelsel van ons Strafwetboek.
XXIV.
De z.g. poging op ondeugdelijk object of met ondeugdelijke
middelen is iure constituto niet strafbaar en behoort ook
iure constituendo niet strafbaar gesteld te worden.
XXV.
t)e woorden „terstond daarna" in art. 40 W. v. Sv.
behooren bij al betgeen verder in dit artikel genoemd wordt,
en moeten beperkt opgevat worden.
Uit de grondrentetheorie van Ricardo volgt, dat de tegen-
woordige regeling van den grondeigendom hoogst onbillijk is.
«ssiflfpisasi
.......•
m.
mmm\'-
M
M
■
(
J -,
g,: :; V ■ : V; ■ ;, \'
f-
k . s»/
ife\'\'
■ \'l^
l
IH-
II
-ocr page 103-mm-M
■ (
\\ ■ m
V r. -
V
■4\'
% ï
\'■■cm