-ocr page 1-
lste STUK.
■/£>
f\' TOESPRAKEN
MADIRPIM,
DEN GEVANGENE IN HET VATICAAN.
fiMEENVERZAMELD
DOOR
Dr. Fr. J. Il 0 L % W A 11\'f II.
VERTAALD ONDER TOEZICHT EN VERRIJKT MET EENE INLEIDING
Dr. W. J. F. NUIJENS^
551b\'! \'■\'-■ &
MDeRB8öE0£HS
ALKMAAR. — A. NULTENS, 1874.
_______________________________________*
Compleet In i stukken , elk » 00 Cent.
■ *
Vak 40
-ocr page 2-
-ocr page 3-
\' """tfffff^1 ^et voorwooi\'d vau Dr. W.
W^^r j y NU YENS, benevens
titel en algemeene omslag worden bij het
2e stuk verzonden, dat reeds ter perse is.
-ocr page 4-
■M ■ I MM M HHM^BV^itMMIf» >*<.>■ «Mtuaoci
>*«
-ocr page 5-
Bibliotheek
fciNDERBROEDERS
WEERT»
i.
22 Dec\'ember 1871.
AAN DE NIEUW BENOEMDE BISSCHOPPEN
VOOR ITALIË.
Op den 22 December heeft de H. Vader na
de benoeming van Bisschoppen voor Italië, voor
hen, die in Rome aanwezig waren, de volgende
toespraak gehouden:
„Ja, hopen wij op een blijden toekomst, hopen wij,
dat de Heer barmhartigheid jegens dit arme Italië zal
uitoefenen. "Wanneer God een volk tuchtigen wil, be-
rooft Hij het van zijne herders en van de overvloedige
genaden, die op de moeielijke wegen van dit leven
naar de eeuwigheid zijne gidsen moeten zijn. Zoo is
het sedert verscheidene jaren met het ongelukkige Ita-
lië geweest. Wanneer de Heer daarentegen barmhar-
tigheid aan een volk wil bewijzen, dan voorziet Hij
het van alle geestelijke en tijdelijke hulpmiddelen , die
het de verkrijging der gelukzaligheid vergemakkelijken:
en voor alles voorziet Hij het van herders naar Zijn
hart, die deszelfs licht en leidslieden zijn.
1
RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT
A06000021938752B
2193 8752
-ocr page 6-
2
Het feit, dat wij heden met Gods toestemming her-
ders zenden aan de kerken die weduwen waren, is
zonder twijfel een teeken van barmhartigheid en in
werkelijkheid eene weldaad , maar voornamelijk is het
de aankondiging van een beteren toekomst, dien God
ons na deze oogenblikken van smartelijke beproeving
zal schenken.
De nieuwe herders zullen bij hunne volkeren twee
klassen van personen ontmoeten , aan welke zij bijzon-
derlijk hunne zorgen moeten besteden. Tot de eene,
en deze zijn de talrijkste , behooren de ongeloovigen ,
die reeds als \'t ware door den duivel bezeten zijn,
zooals zekere Syndics iVItalië, die zekere brieven
schrijven ....
De anderen zijn in den grond niet slecht, maar be-
sluiteloos, krachteloos, en laten wij het maar zeggen,
geheel en al lafhartig; zij willen het goede met het
kwade, de waarheid en de leugen, God en Belial met
elkander verzoenen. Maar deze dingen kunnen niet
met elkander verzoend worden.
Voor de eerste moet men bidden, opdat de Heer
hunne harten treffe. De anderen moeten onderwezen
en opgewekt worden. Gij moet u met beiden bezig
houden en daarom zult gij met Gods hulp en gebruik-
making van alle herderlijke deugden aan het heil uwer
volkeren arbeiden.
Daarvoor zegen ik u, en met u zegen ik al uwe
volkeren, voor het wereldlijke en voor het geestelijke,
voor tijd en eeuwigheid.
Benedictio Dei . . . ."
-ocr page 7-
.-?
IL
24 September 1871.
AAN ROMEINEN.
Op den voormiddag van den 22 September
1871 verzamelden zich de Romeinsclie adel en
de, door de komitées der Katholieke vereenigingen
vertegenwoordigde burgerstand in de uitgestrekte
zalen van bet Vaticaan. Ongeveer 11^ uur ver-
scheen de Heilige Vader, gevolgd door zijn hof-
stoet en verscheidene kardinalen, in de consistorie-
zaal. Markies Francesco Cavaletti, Romeinsch
Senator, en als zoodanige de waarachtige ver-
tegenwoordiger der Romeinen, las aan den voet
van den pauselijken troon een adres voor, dat
de gelukwenschen moest uitdrukken, welke de
getrouwe onderdanen besloten waren, ter gele-
genheid van het Kerstfeest, Pius IX aan te
bieden. Hierop overhandigde hij den Heiligen
Vader, behalve een aanzienlijke St. Pieterspen-
ning, de met duizend en nogmaals duizend hand-
teekeningen uit alle klassen der bevolking over-
dekte vellen.
De Heilige Vader stond van zijn troon op
en antwoordde ongeveer het volgende:
„De hoop, die wij koesteren, waaraan wij ons over-
geven, die zoo diep in onze harten is ingegrift en welke
1*
-ocr page 8-
4
de Senator van Rome mij uit uwen naam in zulke wel-
sprokendc woorden heeft uitgedrukt, deze hoop moet
in ons steeds aangroeijen, daar zij als onze innigste
overtuiging oen spoedigen ommekeer van zaken aan-
toont. Gij weet, dat wij aan den vooravond van een
groot feest staan. Hetzelve herinnert ons er aan, dat,
toen het Romeinsche rijk en de maatschappij die het
vormde, op het toppunt van wanorde van elke soort
en in het donker der meest verpeste duisternis gekomen
was, de rechtvaardigen haden en ten hemel riepen:
Hora f e coeli desuper et nubes pluant Justum. Ook toen-
maals verlangde men daarbij iets, ook toenmaals smeekte
men om het einde van zulke groote benaauwdheid.
Te midden van dezen toestand gaf de Romeinsche
keizer Cesar Augustus het bevel, om eene algemeene
volkstelling van alle onderdanen van het rijk te houden.
Ook in Nazareth werd aan dit bevel gevolg gegeven,
en toen was het, dat de Heilige Jozef, om aan de
wetten der overigheid te gehoorzamen, gedwongen werd
naar Bethlehem te reizen, en Maria die hare bevalling
te gemoet zag, met zich te nemen. En hier moet men
het groote woord herhalen: Verbuin Dei manet in
aeternum.
"Want er stond geschreven, dat te Bethlehem
diegene geboren zou worden, die der wereld het licht,
de verlossing en het heil zoude aanbrengen, en God
bestierde het in Zijne Wijsheid zoodanig, dat ook de
Heilige Maagd naar Bethlehem moest reizen, om den
Verlosser der wereld, den Stichter ,van onze Kerk, die
in Bethlehem geboren moest worden, het levenslicht te
schenken. Ziet, om uwe hoop te verlevendigen, stel
ik eene vergelijking en zeg u: Wij zien de ongerech-
-ocr page 9-
5
tigheid en de wanorde in deze Heilige Stad, die tot
dusverre de leermeesteres dor waarheid was, maar die
men echter heden juist in hot tegenovergestelde zou
willen veranderen, dat wil zeggen, zooals mijn groote
voorganger Leo zeide, tot eene leermeesteres van den
leugen maken, ten toppunt gevoerd. Ook in deze stad
zien wij leerstoelen vanwaar valschc, goddelooze en
duivelachtige leerstukken verkondigd worden. Ook hier
zien en hooren wij hoe de leeraren van het protestan-
tismo de jeugd zoeken te bederven. Ja, wij zien de
Heilige Stad bezoedeld door duizende lage ondeugden ,
voor wier opsomming het hier do plaats niet is. En ook
heden is het den machtigen in het hoofd gekomen om eene
volkstelling te houden , zoodat wanneer wij de uiterste
ellende van onzen toestand vergelijken met die van
lang verloopene eeuwen, wij ook mogen hopen spoedig
het licht te zullen aanschouwen. Evenmin als de recht-
vaardigen toen ophielden met hun smeeken: Itontte coeli
desuper,
zoo moeten wij ook het zelfde gebed tot God
opzenden. Zeker wordt ook nu gebeden. Gij, Romei-
nen, gij het voorbeeld van geloof en godsvrucht, bidt;
in geheel Italië, in geheel Europa, in de geheele katho-
lieke wereld wordt gebeden. Dit rechtmatig en heilig
verlangen, deze wensch, om den treurigen aanblik dor
wereld spoedig veranderd te zien, het zamentreffen van
dit verlangen met de volkstelling is ons een zekere
waarborg voor de spoedige vernieuwing van het aan-
schijn der aarde. Ja, vertrouwen wij op de barmhar-
tigheid Gods, op het geloof der volkeren, op de een-
dracht en het zamenwerken\' der Katholieken, en God
zal ons verhooren.
-ocr page 10-
6
Voor vele eeuwen vcrmogt een heldhaftige, stand-
vastige, energieke man, die van de bergen van eene
Spaansche provincie afdaalde, een Asturiër, de aan-
voerder van een volk, bezield met een levendig geloof
en grooten ijver voor den godsdienst, Spanje van de
Turksche halve maan te bevrijden, van de Muzelmannen
te zuiveren , en aan de Katholieke Kerk terug te ge-
ven. Vertrouwen wij op het geloof der volkeren, om
de vernieuwing van dit wonder te beleven. Onophou-
delijk smeek ik God, en gij bidt met mij, ten einde de
barmhartigheid Gods over ons af te roepen. Zoo hef
ik dan de handen ten hemel en zeg :
U , o Heer, behoort deze wijngaard ! Gij hebt hem
geplant en met het bloed der Apostelen en van zoo vele
duizende Martelaren vruchtbaar gemaakt! Gij hebt hem
verpleegd door de reinheid der leer en de heiligheid van
levenswandel van zoovele Uwer afgezandten: o God,
werp een blik van medelijden en erbarmen op ons,
verhef uw rechterhand en zegen dit volk, dat van U
de verlossing hoopt. Zegen het naar ligchaam en ziel,
zegen het in de huisgezinnen, en moge deze zegen U,
den door de Engelen verkondigde vrede brengen: pax
hominibus bonae voluntatis.
Zegen, o Heer! dit volk, deze verzameling en allo
Katholieken, die voor de eer Gods, voor het heil der
zielen en voor do ophouding van zoo groote en knel-
lende verdrukking werken. Zegen hen nu, in dit leven,
eindelijk in het uur des doods, en maak hen waardig,
U eens in alle eeuwigheid te loven en te prijzon."
-ocr page 11-
7
III.
Einde December 1871.
AAN DEN RECTOR VAN HET IERSCHE COLLEGE.
Mons1\'. Kirby, rector van het Iersehe college
overhandigde met mevrouw Scherlook een adres
van 300,000 Iersehe vrouwen. De Heilige Vader
sprak:
„Ik had heden dit nieuw bewijs van liefde van den
kant van het Iersehe volk niet noodig , want in al de
jaren van mijn Opperherderschap heb ik die zonder
ophouden ontvangen. In elke tijdsomstandigheid, in
alle jaren, maar voornamelijk in den treurigen toestand,
waarin wij ons bevinden, heb ik veelvuldige bewijzen
daarvan ontvangen, en Ierland heeft mij zijn goud, het
heeft mij zijn bloed gebracht. Ja, het is reeds eenige
jaren geleden, dat ik in deze Heilige Stad oene colonne
jonge Ieren zag, die, gloeijende voor de verdediging
van het recht, van de rechtvaardigheid, van den godsdienst
en van den Stoel van Petrus, zich aan den dienst van
den Heiligen Stoel wijden. Derhalve had ik dit nieuw
bewijs niet noodig, maar deze nieuwe betuigingen van
gehechtheid zijn mij niet zonder nut, en zij zijn mij
kostbaar en aangenaam, daar zij mij moed geven en
mij sterken, opdat ik strijden moge tegen de vijanden
Gods en der kerk.
Gezegend zij ten allen tijde dit Iersehe volk. Moge
het ten allen tijde beschermd worden door «den grooten
-ocr page 12-
8
Heiligen Patrick, die u den geest der liefde in de een-
heid des gcloofs en in de eenheid met den Heiligen
Stoel geeft. Mogen uwe wenschen door den zegen Gods
bekroond worden. Moogt gij aan het einde van uw
sterflijk leven de vruchten van uw geloof inoogsten,
dan, wanneer het geloof niet meer noodig zal zijn,
• dan zullen wij zonder de hulp van het geloof God zien
en hem in de gansche eeuwigheid beminnen en lofprij-
zen kunnen.
Dat is mijn wensch voor u, voor uwe medelandge-
nooten , voor de 200,000, die dit adres onderteekend
hebben. 200,000 maal zullen zij gezegend zijn. Mil-
lioen en millioenmaal storte God op u de zegeningen uit,
die de zwakte van de vrouw versterken en de kracht
van den man verdubbelen, en mogen ten allen tijde
deze zegeningen het erbarmen en alle genaden Gods
over Ierland verbreiden ! "
IV.
4 Januari) 1872.
AAN DE 52 PASTOORS VAN ROME.
„De schoone woorden, welke de pastoor van de kerk
der H. Apostelen in zijn en uw naam tot mij gericht
heeft, hebben mij veel genoegen gedaan.
Het is zeker, dat de herders op de stem van den
-ocr page 13-
9
Engel zich haastten, om naar Bethlehem te gaan en
te zien, wat er gebeurd was, en zij vonden het kind
Jcsus met Maria en Jozef te midden van vele ontbe-
ringen en eene groote armoede.
Ook gij, mijne zonen, zijt tot mij gekomen om mij
in deze schoone dagen op te zoeken. Waarlijk, wat
de verblijfplaats en de ontberingen eener uitwendige
armoede aanbelangt , zoo is hier nauwelijks eene ver-
gelijking te maken met het goddelijke kind. Maar gij
wilt in mijn persoon het goddelijke kind vereeren, wiens
Stedehouder ik ben en daarvoor dank ik u. Ziet, hoe
goed de Heer in Zijne voorzienigheid het leven weet
in te richten van hen, die Hij liefheeft: niet immer
zendt Hij vreugde en niet immer droefheid, integen-
deel, den eenen dag beproeving, den anderen dag troost.
Zoo zullen wij dan geduld hebben te midden der
wederwaardigheden, te midden der tegenwoordige smar-
ten, waar gij, zooals gij zegt, in tranen zaait; en gij
zult den dag des Heeren, die den stervelingen onbe-
kend is, maar die vol erbarmen is , aanschouwen. Ja,
hebt moed, trotsch de moeielijkheden van uw arbeid-
vollen dienst, en volhardt in het onderricht der chris-
telijke leer.
Wat de scholen aanbelangt, die gij geopend hebt,
dat is eene schoone zaak ; ik ben zeer te vreden met
de vruchten die zij voortbrengen , voornamelijk met het
oog op den godsdienst.
Zoo zegen ik u dan van ganscher harte ; ik zegen
u, uw zweet, uw ijver, opdat gij voort moogt gaan,
uw ambt waardig te bekleeden.
Benedictio Dei....."
-ocr page 14-
V.
7 Januarij 1872.
AAN 600 VROUWEN UIT TRANSTEVERE.
Op den 7 Januarij 1872 hebben 600 vrouwen
van Transtevere den Heiligen Vader hunne ge-
hechtheid betuigd. Hij antwoordde het volgende:
„Ik vernoem met levendige vreugde |dit bewijs der
liefde van Transtevere, jegens den Heiligen Stoel. Ik
wil u iets herinneren , dat voor 24 jaren gebeurd is.
Ik was in het Quirinaal, toen de wijk van Transtevere,
uit voortreffelijke en getrouwe Romeinen gevormd , mij
een grooten blocmcnruiker overhandigde, zoo groot, dat
twee mannen dien nauwelijks konden dragen. Heden
hebt gij mij geen bloemen, maar wat veel kostbaarder
is, de uitdrukking van uwc harten gebracht. De goede
mannen van Transtevere kwamen in het paleis, de
vrouwen bleven op het plein, zoodat ik, om haar te
zegenen op het balkon moest treden, dat heden ten
dage door andere vrouwen ontwijd is. Van toon af
kende ik de gevoelens van de bewoners van Transtevere
jegens den Stadhouder van Jesus Christus en den onver-
breekbaren band harer liefde voor dezen Heiligen Stoel.
Heden is de vorst \'), die aan het hoofd dezer lieden
stond, dood, zijn zoon, zijn neef zijn dood, de overste,
die hen begeleidde is dood, do pastoor uwer kerk is
\') (Vorst Corsini).
-ocr page 15-
11
ook dood, en zeker zijn vele Tan de bewoners van
toen , heden ook niet meer. Dit herinnert ons er aan ,
hoe zeer ons hart zich los maken moet van de gehecht-
heid aan deze aarde, die wij den een of anderen dag
verlaten moeten. Onze blijvende woonplaats is niet hier
beneden; de aarde is slechts het land der ballingschap
en beproeving ....
Gij vraagt den Paus, wanneer de kwalen, waardoor
wij omringd zijn, een einde zullen hebben. Denkt na
over de waarheden, welke de kerk ons in deze dagen
voorhoudt en uw hart zal u een antwoord geven.
Jesus Christus heeft in zijne armoedige kribbe de
gave van arme herders en rijke koningen ontvangen,
en te gelijkertijd heeft de gruwzame ijverzucht van een
vorst zijn leven bedreigd. Maar de aanslag der boos-
heid kon niet zegevieren, omdat eerst later het offer
op öolgotha volbracht kon worden. Daarom heeft do
Engel des Heeren den Heiligen Josef vermaand , zich
in Egypte te redden. Drie jaren gaan voorbij en de
Engel verschijnt wederom en beveelt Josef, om met
het kind naar Palestina terug te keeren, omdat zij, die
het naar het leven stonden, allen dood waren, defuncti
sunt enim qui quaerebant animam pueri.
De tiran was
dood, en de Heilige Familie kon behouden in het vader-
land wederkeeren.
De wereld, mijne geliefde dochters, was ten allen
tijde Christus en zijne kerk vijandig en heeft haar immer
bestreden. Maar de vervolging is immer voorbijgegaan
en de onsterfelijke kerk heeft immer gezegevierd. De
barbaarsche keizers, die de arena (van het colyseum
b. v. b.), met zoo veel bloed drenkten, zijn voorbijge-
-ocr page 16-
12
gaan, on de onsterfelijke kerk heeft gezegevierd. De
ongeloovigen en de goddeloozen hebben haar duizend-
maal beroofd, beschimpt, mishandeld; zij zijn ook voor-
bijgegaan, defuncti mint en de kerk is gebleven en zal
immer blijven, daar de kracht en de wijsheid des Heeren
over haar zijn.
Zoo zal uw antwoord op de vraag: „wanneer zal dit
een einde nemen ?" dit zijn „ wanneer,\'\' weten wij niet,
maar wij weten , dat wij het kunnen bespoedigen door
onze gebeden en onze nauwgezette vervulling van de
goddelijke geboden.
Moeders , draagt voor alles zorg voor uwe kinderen.
De oudere zuster moet zich de jongere aantrekken,
de eene broeder den anderen, vader en moeder allen.
Houdt u aan de vrome dames , die met zoo veel ijver
zich het welzijn der jeugd aantrekken , houdt u aan uwe
geestelijke leidslieden, aan uwe pastoors. Vereenigt u
allen aan de voeten van Jesus Christus en verwacht
met een vast en onwrikbaar vertrouwen het oogenblik
der goddelijke barmhartigheid. De Voorzienigheid zal
u bijstaan.
Geve de Heer, dat deze treurige stand van zaken
eindelijk ophoude, opdat gij mij weder in uwe straten
kunt zien , zonder dat datgene, wat men nu zien en
hooren moet, mijn hart bedroeve.
De zegen van den Almachtigen God, den Vader, den
Zoon en den Heiligen Geest dale over u neder en blijve
als in uwe harten ingedrukt.
Benedictio Dei...."
-ocr page 17-
13
VI.
8 Januarij 1872.
AAN EENIGE KINDEREN.
Ongeveer 300 kinderen, waaronder nog zeer
kleine van drie en vier jaren, wachtten met hunne
ouders den Heiligen Vader op. Toen hij binnen-
trad, zonken zij op de kniën, en nadat eenige
hunner gedichten hadden voorgedragen, sprak de
Heilige Vader:
„De kerk herinnert er ons in deze dagen aan, dat
Maria bij haren terugkeer van Jeruzalem het kind Jesus
met zich naar Nazareth heeft genomen, waar onze Hei-
land , hoewel Gods Zoon en zelf God , een menschelijk
leven heeft geleid , en Maria en Joseph geheel onder-
worpen was. Misschien gewaardigde hij zich zelfs, om
hen in hun dagelijkschen arbeid behulpzaam te zijn.
Maar wat nog meer in uw geheugen moet ingedrukt
zijn, dat is zijne volkomene gehoorzaamheid aan Maria,
zijne moeder, en aan den Heiligen Josef zijn voedster-
vader. Leert alzoo ook gij, lieve kinderen, om uwe
ouders onderdanig en gehoorzaam te zijn, omdat dit
het gebod van God en het voorbeeld van onzen Heer is.
Uwe ouders zeggen u, wat gij moet doen, en gij moet
met zachtmoedigheid en bereidwilligheid gehoorzamen.
Vliedt, lieve kinderen, de ledigheid en weest vlijtig
in het leeren; aan u, mijne dochtertjes, zeg ik u nog,
weest vlijtig in uwen arbeid! De Heer zegene u allen,
zoo als ik zelf u van ganscher harte zegen.
Benedictio Dei...."
-ocr page 18-
#
14
VIL
14 Januarij 1872.
AAN ONGEVEER 10 000 VROUWEN UIT DE ROMEINSCHE
PAROCHIËN.
(Dewijl de Heilige Vader verkouden was, ver-
ontschuldigde hij zich, dat hij slechts weinige
woorden zeggen kon, hij sprak daarop het vol-
gende):
„Gij verlangt dat deze gebeurtenissen eindelijk eens
op zullen houden. Herinnert u, dat wij heden het feest
van den heiligen naam Jesus vieren, en dat wij in
dezen naam, welke die van den Almachtigen is, ons
vertrouwen moeten stellen.
Zalig de ziel, die haar vertrouwen op den naam
Gods heeft gesteld voor welken alle hemelsche, aard-
sche en helsche machten den knie moeten buigen!
De machten der hel wilden in Kome wel den naam
van Jesus uitwisschen , zij verbraken het marmer, waarin
hij was gegrift, maar do heilige naam van Jesus is
onvernietigbaar, hij zal eeuwig duren en ons redden.
Stellen wjj derhalve ons vertrouwen op den naam
Jesus, roepen wij dien met vurigheid en geloof aan,
opdat de barmhartigheid Gods het einde van zoovele en
zoo groote beproevingen verhaaste !
Groote God ! zegen dit volk, deze stad , deze Katho-
lieke vereenigingen, en maak, dat uwe vijanden tot
inkeer komen, dat hunne macht niets tegen ons ver-
moge.
-ocr page 19-
15
Deze zegen blijve immer over u geheel dit leven
door; hij brenge u den vrede en de welvaart in uw
huisgezin, hij zij uw gids in moeilijkheden, in den
arbeid, bij de studie , in de kerk ; deze zegen sta u bij,
bij den overgangen uit dezen tijd in de eeuwigheid en
brenge u in de hemelsche dreven van vrede, in den
schoot Gods !
Benedictie) Dei. .. ."
VIII.
Januarij 1872.
AAN DE OVERSTEN DER GEESTELIJKE ORDEN.
„Evenzeer als ik aan gevaar ben blootgesteld , moet
gjj het ook zijn, en even als ik sterk ben tegenover
dit gevaar, moet gij ook sterk zijn.
Zij, de anderen , zeggen, dat zij sterk zijn, maar de
waarheid is, dat zij zwak zijn.
Om de wereld te bedriegen , handelen zij somwijlen
met eenc gewaande gematigdheid, en doen als of zij op
eene verzoening hopen. Maar de verzoening is onmo-
gelijk, daar er slechts eene ondeelbare gerechtigheid
bestaat , die nimmer met de ongerechtigheid in een
vergelijk kan treden."
De Heilige Vader onderhield zich na deze woor-
den met enkele personen afzonderlijk; toen hij
-ocr page 20-
16
den abt der Michitaristen van Weenen bemerkte,
zeide hij, gedachtig aan het slechte gedrag der
Mechitaristen van Weenen en Venetië: ■
„Ik verwar de goede religieusen van uwe congre-
gatie van Weenen niet met die, die op eene andere
plaats de Kerk bedroeven."
IX.
19 Januarij 1872.
De Heilige Vader ontving den 19 Jan. de pro-
fessoren, welke getrouw aan de Kerk van Chris-
tus blijvende, de schitterendste aanbiedingen van
de godsdienstlooze overweldigers krachdadig en
protesteerende wederstand hebben geboden. Bij
deze gelegenheid sprak Pius IX de volgende
woorden, die de Katholieke onderwijzers van alle
landen aangaan:
„Evenals de priester, heeft ook de leeraar, hij mogo
dan geestelijke zijn of niet, eene hooge , een buiten-
gewoon groote verantwoordelijkheid , met betrekking op
het door hen medegedeelde onderwijs. God geeft den
ouders kinderen, als een gewichtig onderpand zijner
liefde. Deze vertrouwen het dierbaarste, wat de Heer
hen in dit aardsche leven gaf, aan leeraars, professo-
ren, omdat zij zelve hun het noodige onderricht niet
-ocr page 21-
17
modedcelen kunnen. Zij hopen, dat het onderricht
hun gemoed niet zal bederven. Wanneer eenig leeraar
dit echter doet door het inprenten van valsche loerstel-
lingen , doet hij het door cenige uitdrukking in den
omgang met zijne leerlingen, die hem door de ouders,
die hem door God zijn toevertrouwd , dan is hij straf-
baar niet alleen voor den Oppersten Rechter , maar ook
voor de ouders , voor de jeugd, ja voor de geheele
menscheljjke zamenleving, al zou hij ook hier op aarde
niet alleen do straf ontgaan, maar zelfs door hen die
zijne gezindheid deelen onderscheiden worden.
Het beroep van onderwijzer der jeugd en der jonge-
lingschap, is een hoog, een schoon beroep , dat eerbied
afeischt, en de vruchten die de nauwgezette leeraar
plukt, zijn schoonste en hoogste loon. Volhardt dan
standvastig in het geloof, mijne geliefde zonen , voor
uw zielenheil en dat uwer leerlingen , want de leeraar
die in het geloof wordt heen en weer geslingerd, als het
riet in den wind of die zelfs geheel zonder geloof is ,
kan onmogelijk zijn beroep vervullen. Men heeft dik-
wijls gewaagd te zeggen , dat het geloof de wetenschap
en het belang der menscheljjke maatschappij benadeelt,
terwijl het juist het Christendom was, dat de hoogere
wetenschap bevorderde, dat zulke groote zaken in de
wetenschap kweekte. Sproken wij niet eens van de
Theologie, want deze kon slechts op de leer van Chris-
tus en zijne Apostelen , op de leer der groote en heilige
Theologen gebaseerd zijn , dan vinden wij hier in Rome
het Corpus juris Romanum, de kalender van Paus Gre-
gorius , de onschatbare werken van zoo vele in de we-
tenschappen uitmuntende dienaren der Kerk, die niet
-ocr page 22-
18
tegenstaande hunne hooge wetenschappelijke kennis toch
geen haarbreed van het geloof afweken, en in do
hoogste mate tot de ontwikkeling der wetenschappen
bijdroegen ; want juist het Christendom is het en zal
het immer zijn , dat den waren grondslag voor het ware
belang der menschheid bevordert. Zou heden ten dage
deze verwarring van begrippen, die nog grooter is dan
die der talen bij den torenbouw van Babel, in de hoof-
den der menschen huisvesten , wanneer men overal naar
behooren rekening gehouden had met den godsdienst
van onzen Heer? De dwalingen, die een leeraar zaait,
woekeren als het onkruid voort, en al kunnen zij ook
het goede zaad van andere leeraren niet verstikken , dan
doen zij toch oneindig veel schade aan het goede zaad,
dat dan moeite heeft, om zich een weg te banen om in het
licht des Heeren te gedeiën. Daarom geleide de Aller-
hoogste uwe schreden en verleene u kracht en stand-
vastigheid door zijnen zegen, dien ik op u afsmeek.
Benedictio Dei...."
X.
29 Januarij 1872.
AAN DE ROMEINEN.
Op dien dag\' ontving" de Heilige Vader in de
concistoriezaal 400 vaders van huisgezinnen, onder
welke de zoon van Piombino, den eigenaar van
-ocr page 23-
L9
de aan Victor Emanuel verhuurde villa Ludovisi,
en de hertog van Sora, die tot dit doel van
Foligno naar Rome was gekomen, zich bevon-
den. Deze vierhonderd mannen werden aange-
voerd door hun gevolmachtigde den pastoor der
Apostolische Kerk van den H. Vincentius en de
H. Anastasia, en overhandigden een adres, dat
door graaf Pianciani werd voorgelezen. De pas-
toor overhandigde den Paus een in zilver en ver-
guld metaal gevat miniatuurbeeld van de Moeder
Gods, door relekwiën omgeven. Het adres sprak
de overtuiging uit, dat de in Rome binnen ge-
drongene revolutie daar haar graf moest vinden
en bad den Paus om zijn zegen voor de aanwe-
zigen en hunne huisgezinnen, maar voornamelijk
voor de kinderen, opdat deze niet de prooi zouden
worden van de verleidingen der goddeloozen. Hierop
stond de Paus van zijn troon, waarop hij zat,
op, en sprak met diep gevoel en vol kracht de
volgende woorden:
„De bewijzen van liefde en trouw, die ik bijna da-
gelijksch van de inwoners van deze stad ontvang, zijn
mij een teeken, dat God haar beschermt, omdat Hij
het zaad , dat van af uwe jeugd in uwc harten kiemt,
niet verderven liet. In het Evangelie van gister, toonde
de Heer ons, door eene gelijkenis, zoo als hij altijd
plagt te doen, hoe de meester van den wijngaard arbei-
ders naar denzelven zond , terwijl hij hun zeide: wan-
neer gij zult gearbeid hebben , zult gij rijkelijk beloond
-ocr page 24-
20
worden. Do wijngaard echter is de Kerk, do arbeiders
zijn ik, gij en alle geloovigen. God zond ons opdat
wij zouden arbeiden, en onze arbeid vruchten voort-
brengen. Het onderricht der priesters, de raad der
huisvaders , de gehoorzaamheid der ondergeschikten, het
bevel der overheden brengen de vruchten voort. De
huisvaders moeten in dezen tijd vooral God bidden , dat
Hij hunne kinderen zijn bijzondere hulp verleene, op-
dat zij niet ten prooi vallen van den verderfaanbrengende
vijand , die ongehinderd door de straten van deze Hei-
lige Stad gaat, om het geloof te vernietigen. Ik weet
wel, dat de arbeid te midden van zoo groote zwarig-
heden moeilijk is , en dat hij zonder deze laatste ge-
makkeljjkcr is; want bjj zooveel arglistigheid , bij zoo-
vele hindernissen en vervolgingen verlamt de kracht.
Gij h,ebt hier nu onchristelijke schooien en vereenigin-
gen , die tot onzedelijkheid opwekken , ecne afschuwe-
lijke pers, die den godsdienst van Christus hoont. Maar
moeten wij ons daarom met gebonden handen overle-
veren ? Neen , want slechts hij zal de kroon verwerven,
die standvastig gestreden zal hebben. De kroon der
onsterfelijkheid zal des te schooner zijn, hoe meer arbeid
zij kost. Moed derhalve, geliefden, gaan wij onder
Gods hoede in den wijngaard. Hij stichtte dien door
zijn kostbaar bloed ; het is dus onmogelijk, dat de god-
delooze noch langen tijd do straten van Rome betreden
zal. De vervolgingen zuiveren ons , en zijn wij gezui-
verd, dan zal God zijne vijanden vernietigen. Zien wij
om ons : noch geen schemering van hoop op hulp van
den kant der menschen. Onze hoop berust slechts op
God, op den goeden geest der volkeren , die de god-
-ocr page 25-
21
deloosheid moede , zich tot God en tot de grooten der
aarde, welke laatsten nu nog doof zijn, wenden, en
zeggen zullen: Wij moeten vrede, rust en vrijheid
hebben, om volgens onze godsdienstige overtuiging te
kunnen leven. Ja , gaan wij voort God te bidden , en
zeker zal de dag aanbreken , waarop men zal zeggen :
Er ontstond een groote stilte. Ik eindig , terwijl ik u
den heiligen zegen geef, en God smeek , dat Hij, de
Heer, mijn arm ondersteune. Ja, moge Hij en de
Heilige Moeder Gods mij in mijn hoogen ouderdom
ondersteunen, opdat deze zegen in uwe harten dringe
en u kracht geve, om in den wijngaard des Heeren
den zwaren en grooten arbeid te volbrengen , dien Hij
u oplegt."
XI.
Fcbruarij 1872.
AAN LANDLIEDEN.
Eene deputatie landlieden uit de omstreken van
Rome overhandigen een mand met vruchten,
waarvoor zij aan de Porta Pia den Piëmonteezen
belasting moesten betalen. De Heilige Vader
sprak tot hen:
„Ja , ik schat uwc lievolijke gift zeer hoog, en even
als men aan de vruchten den boom erkent, die ze voort
-ocr page 26-
22
heeft gebracht, zoo erken ik aan deze gave uw hart
en de harten van hen , die u zendon. Do aanblik van
dozen mand geeft mij eene gedachte in, die ik wil
mededeelen.
Wanneer de verscheidenheid van zoo vele vruchten,
uit zoo verschillende doelen der aarde en luchtstreken
voortkomende , zulk eene eenheid , zulk eene harmonie
van kleuren en vormen aanbiedt, dan biedt gij, die
mij deze schoone vruchten brengt, mij dezelfde eenheid
en harmonie in zedelijken zin aan.
Uw geloof, uwe liefde , uwe gehechtheid aan den Hei-
ligen Stoel zijn aangename vruchten voor het aanschijn
des Heeren.
Maar even als men de vruchten der aarde daardoor
voor bederf moet bewaren , dat men de slechten er uit
verwijdert, en ze van schadelijke insecten zuivert, zoo
moet ook gij om uw geloof, uwe liefde , uwe gehecht-
heid ongeschonden te bewaren u hoeden voor de ver-
giftigen adem van zoo vele slechte christeneu , en zoo
vele boeken en dagbladen verwijderen, die .... Ex
fntctibus eorum cognoscetis eo.i
, uit hunne vruchten zult
gij ze kennen.
Ik zal u mijn zegen geven, u, die gekomen zjjt
omdat gij er naar verlangt, en hen , die u gezonden
hebben.
Benedicto Bei. . .."
-ocr page 27-
21!
XII.
AAN DE ONDERHORIGEN DER PAROCHIE VAN
ST. AUGUSTINUS.
„Ik heb met levendig genoegen do woorden verno-
men, die gij uit naam der geheele Parochie van St.
Augustinus tot mij gericht hebt, ik zeg, de gansche
Parochie, want wanneer er al uitzonderingen waren, zij
zouden niet tot deze Parochie behooren.
Gij hebt met recht gezegd , dat do Kerk een harden
strijd heeft te doorstaan, en dat hij, die onder de
tegenwoordige omstandigheden afvalt, niet meer waar-
dig is , haar zoon genoemd te worden.
Intusschen wenscht gij ook mijne woorden te verne-
men, de woorden van den Stadhouder van Jesus Chris-
tus, en ik wil u die zeggen.
Het woord Gods verbreidt zich voor allen tot hun
eigen nut en toch hebben niet allen voordeel daarbij.
Zooals de parabel van het Evangelie van dezen dag
leert, is het een zaadkorrel, die onder alle klassen der
Christenheid wordt uitgestrooid, onder de goeden zoo
wel als onder de boozen, onder de middelmatigen zoo
wel als onder, de slechteren, en allen roept onze Heer
met zijn eeuwig woord toe : non licet ; het is niet ge-
oorloofd. Neen, het is niet geoorloofd een ander te
ontnemen wat hem behoort. Neen, het is niet geoor-
loofd, onzen Heer, zijne Kerk, zijne dienaren te be-
leedigen. Neen, het is niet geoorloofd, de wet van
God te overtreden. Dat is voor allen gezegd.
Doch het gebeurt maar al te dikwijls, dat de zaad-
-ocr page 28-
24
korrel op den weg, op de openbare plaats valt, dat
wil zeggen , in den geest van zoodanigen , die God en
dengenen verachten , die in zijnen naam spreekt; deze
zijn de openlijke en verklaarde vrienden des duivels.
Zij zijn als Judas van den duivel bezeten. Voor hen
blijft het woord Gods in waarheid nutteloos, en men
kan van hen zeggen : non effundas sermonem, ubi non est
mulitus,
verspil uwe woorden niet voor lieden, die er
niet naar willen hooren! Wat wij voor deze ongeluk-
kigen kunnen doen, is alleen het gebed tot den Heer,
opdat Hij hen uit hunnen doodslaap opwekke.
Bij anderen valt dit goddelijke non licet, het is niet
geoorloofd ! onder de doornen ; dat zijn de zoodanige,
die zich meester maken van het eigendom eens ande-
ren , al degene , die de Kerk van hare bezittingen ont-
roofd hebben, al degene welke de volkeren door ondra-
gelijke belastingen en lasten uitzuigen. Wij kennen
zulke lieden , en meer dan één , die nog voor korten
tijd in de uiterste armoede verkeerden en nu in schitte-
rende equipages zich vertoonen en te midden van rijk-
dommen leven. Dezen brengt het woord Gods weinig
nut aan, want zij verstikken het met ongerechtigheden
on misdaden. Zelfs een Heiden heeft gezegd : Hoe zeer
houdt de vervloekte honger naar goud de menschelijke
ziel niet onder haar juk !
Voor eene derde klasso valt de zaadkorrel in goede
aarde, die echter niet diep genoeg is , zoodat dezelve
slechts een zwakken wortel schiet en zijn halm slechts
weinig naar bo\\en gaat; maar hjj brengt geene vruch-
ten voort, omdat hij geen voedsel heeft. Dat zijn die
lieden, van welke geschreven staat: Video meliora
-ocr page 29-
25
proboque, deteriora sequor, ik zie het goede en huldig
het, doch volg het slechte. Vandaag geven zij zich
geheel aan God, maar morgen zjjn hunne goede ge-
dachten door andere verdrongen, die hen op nieuw
ter neder werpen. Immer wuft en onzeker, hebben
zij den moed niet, hunne kudde te verlaten en tot
hnn vader terug te keeren, die hen opwacht. Voor
deze lieden is echter het woord Gods van nut, en
gij moet immer uw best doen om hen tot het goede
terug te brengen, doordat gij hen de plichten in
\'t geheugen roept, die zij jegens God hebben te ver-
vullen.
Eindelijk valt een deel van het zaad op goede aarde
en hiertoe behooren alle rechtschapene lieden , die in
Rome zoo talrijk zijn; zij wenden allo hunne zorgen tot
hunne heiliging en die van anderen aan , vooral door de
vrome vereenigingen, die onze stad tot zulke groote
eer verstrekken. Ook buiten Rome en voornamelijk in
Italië zijn er voortreffelijke menschen, die bepaaldelijk
den tegenwoordigen stand van zaken verachten. „Wij
zijn te conservatief/\' zeggen zij , „dan dat wij ons bij
zulk eene regeering zouden aansluiten ; wij zijn te Ka-
tholiek, om nu onzen voet op den weg van Rome te
zetten." Dat noem ik nu duidelijk spreken, en het
menschelijk opzicht met voeten treden.
Volgt deze edele voorbeelden na, gij , die hier de
goede aarde vertegenwoordigt. Bewaart deze raadge-
vingen met ijverzuchtigen zorg in uwe harten, en bid-
den wij te zamen den Heer, dat Hij uit deze stad (Rome)
de protestantsche leeraars moge verwijderen, die tot uwe
verleiding zijn gekomen, en zooveel andere leeraars der
2
-ocr page 30-
2(5
dwaling en der boosheid, die de hoofdstad van het Ka-
tholicisme bezoedelen.
En nu geef ik u van ganscher harte mijn zegen. Hij
dale over u, uwe kinderen en uwe familiën neder. Hij
houde in uwe harten het woord Gods immer levendig.
Hij beware u voor de overtreding van zijne heilige
wet. Hij ondersteune u het gansche leven door, maar
voornamelijk in dat uur, waarin gij uwe ziel in de han-
den van God zult moeten geven, opdat gij dan vol
gerustheid moogt kunnen herhalen: in manus tuas Do-
mine
, commendo spiritum meum, in uwe handen , o
Heer, beveel ik mijnen geest. Deze zegen helpe u tot
de eeuwige lof en verheerlijking Gods , opdat ik en gij
en geheel Eome en alle goede Katholieken zijne lof-
prijzing de geheele eeuwigheid door mogen herhalen.
Benedictio Dei . . . ."
XIII.
3 Maart 1872.
AAN DE ONDERHOOR1GEN VAN ROMEINSCHE PAROCHIËN.
Op den derden Zondag in de vaste verkregen
de onderlioorigen der parochiën van St. Ber-
nardo alle Terme en van St. Andrea delle
Fratte, ongeveer 1600 personen van alle stan-
den , eene audiëntie. Na de voorlezing der adres-
sen, droeg\' een in \'t wit geldeed meisje een ge-
-ocr page 31-
27
dicht voor, en verwierf de loftuiging van den H.
Vader: «Bravo, bravo mijne dochter!" Een
ander meisje las een door haar zelve gemaakt
gedicht voor en werd eveneens geprezen, daarop
sprak de Heilige Vader aldus:
„Ook gij zijt gekomen om uwen souverein , den Stede-
houder van Jesus Christus sterkte te geven ; ook gij
hebt de klagende stem der Kerk vernomen, die bij den
aanblik van het steeds toenemende kwaad, bij den aan-
blik van het kwaad , dat door het drijven van eenige
harer ontaarde zonen zich vermenigvuldigt, uitroept:
„Ik heb zonen opgevoed en opgekweekt, en zij hebben
mij veracht!" Ook gij vereenigt u met het weeklagen
van deze vrome moeder!
Zekere lieden, die zich Katholiek noemen, en die
ook aan de doopvont het edelo Christelijke karakter
verkregen hebben , en tot lidmaten van het volk van
Jesus Christus geworden zijn; zekere lieden die in
hunne ziel den indruk behouden hebben van het heilig
vormsel dien hen door dat sacrament was gegeven en
dat hen tot soldaten van Jesus Christus maakte , deze
lieden zijn in onze dagen meineedige en rebellen gewor-
den en gebruiken hunne wapenen tegen de Kerk.
Pijnlijk is de aanblik van zoo vele menschen, die
overstroomd met de weldaden van God, der Kerk en
nog meer andere, zoo weinig aan de gunsten be-
antwoorden die zij van God en de Kerk ontvangen
hebben.
Men merke wel op , dat dit immer het karakter des
duivels is, on dat Üod zulke dingen met bijzondere
2*
-ocr page 32-
28
bedoeling toelaat, waarvoor wij ootmoedig het hoofd
moeten buigen.
Gij hebt de bedoeling van het Evangelie begrepen
en de wonderen aanschouwd, welke Jesus Christus be-
werkte , toen Hij den blinden het gezicht en den doo-
ven het gehoor terug gaf. Bij deze wonderen en tee-
kenen riep het volk uit: Deze is waarlijk de zoon
Gods, de verlosser en vriend van het menschelijke ge-
slacht!" Maar zij, die het volk leidden, riepen van
hunnen kant uit: „Deze mensch doet teekens door de
kracht des duivels ! Hij heeft een verbond met Beël-
zebub gesloten !"
Mijne lieve kinderen, komt dat heden ten dage ook
niet voor? Hebben wij deze tegenstrijdigheid, dit ver-
schil niet den ganschen dag voor oogen ? Gij komt,
om den Stedehouder van Jesus Christus te eeren; ande-
ren stellen er eene eer in om hem te onteeren, te ver-
achten en belachelijk te maken. Gij gaat naar de ker-
ken, en aan de trappen der altaren verheft gij uwe
handen , ja meer nog, uwe harten; gij bidt God om
genade , erbarming en vergiftenis, opdat eenmaal deze
kastijdingen mogen ophouden, en dat door de voor-
spraak van de schoonste aller schepselen, de Heilige
Moeder Gods Maria, God ons wederom zijn barmhartig
aanschijn vertoone. De anderen daarentegen overladen
zich met alle soorten van goddeloosheid.
Deze tegenstrijdigheid bestaat in alles. In de Katho-
lieke pers leest men van Triduüms, van negendaagsche
oefeningen en stichtende toespraken. In de niet Katho-
lieke couranten handelen de hoofdstukken over schouw-
spelen en lichtzinnigheden. Deze tegenstrijdigheid van
-ocr page 33-
29
onze dagen, bestond ook ten tijde der eerste Kerk,
zelfs op dien tijd, toen de goddelijke Stichter der Kerk
haar voor het heil der menschen grondvestte. Men
zou met den heidenschen dichter kunnen zeggen : hot
is een strijd tusschen het drooge en hot natte, tusschen
het weeke en het harde, tusschen het ligte en hot
zware. Het is eene voortdurende tegenstrijdigheid,
maar zij dient daartoe, uw geloof en uwe gehechtheid
aan den godsdienst, en de deugd heerlijker te doen uitschit-
teren. O behoudt deze gezindheid en vreest den aanval
des vijands niet, omdat God u met zijn rechterhand zal
beschermen. Ja, God merkt alles op , God waakt, God
ziet hoc de menschen, of althans een gedeelte der men-
schen het verstand heeft verloren.
Maar wat willen zij dan ?
Ik zal het zeggen , en ik zeg het tot onderrichting
voor alle moderne regeeringen , zoo als men ze tegen-
woordig noemt. De hoofden der tegenwoordige regee-
ringen hebben zich ten doel gesteld , om tegenstrijdige
machten te bestrijden. Van den eenen kant willen zij
de Kerk bestrijden, wier overwicht zij vreezen; van
den anderen kant willen zij de buitensporigheden der
revolutie bedwingen. Zij vreezen de Kerk, maar do
revolutie vreezen zij nog veel meer. De Kerk bc-
strijden zij met onverschilligheid en verachting. Do
ultra-revolutionairen willen zij met bajonetten en ge-
weld bevechten. Maar zonder God kan men niet zege-
vieren ; er is geen souverein, die mot brutaal geweld
zou kunnen regeoren, wanneer de volkeren niet opge-
voed zijn in de grondbeginselen van deugd , godsdienst
en gerechtigheid.
-ocr page 34-
30
Dit zijn de gevoelens, welke de volkeren moeten ver-
vullen , dit zijn do plichten , welke de beheerschers der
volkeren moeten beoefenen. Zij moeten indachtig zijn,
dat God tot hen spreekt: „per me principes regnant,
door mij regeeren de vorsten;" en zij moeten den-
ken aan het Evangelie van dezen dag : „die niet met
mij is, die is tegen mij." Dit heeft onze Heer Jesus
Christus uitdrukkelijk gezegd. Er is aldus geen an-
dere weg en deze middelweg, waarop men omdolen
moge , leidt tot niets: wie niet met mij is, die is te-
gen mij."
Ik wenschte, dat alle regeeringen wisten, dat ik zoo
gesproken heb, ik wenschte, dat zij wisten , dat ik zoo
voor hun welzijn spreek.
Ik heb het recht daartoe, meer dan Nathan het had
tegenover David, meer dan Ambrosius tegenover Theo-
dosius; ik heb het absolutes recht om to spreken voor
hun welzjjn en dat der maatschappij; voor hun welzijn,
opdat zij niet overweldigd worden door oen vijand, die
hen alle dagen bedreigt; voor het welzijn der maat-
schappij , opdat zij niet verdrukt worde door zoovele
valscho leerstellingen, listen en aanvallen.
O, mijn Jesus! ik bid u, breid uwe handen uit ter
zegening van dit volk, strek ze uit tot zegen van
die hier aanwezig on die afwezig zijn; en daar wij
heden de genezing der blinden en stommen overwegen
moeten, zoo genees, mijn God, de blinden in de wo-
reld, en laat hen de gevaren erkennen, waarin zij zich
bevinden, opdat zij zich tot U bekeeren.
Mogen zij gcenen Mozes ontmoeten, die hen in de
golven der Itöode Zee begraaft, maar de barmhartig-
-ocr page 35-
31
heid Gods, opdat het berouw in hunne harten dringe
en zij weenen en leven.
Mijn God, bekrachtig de woorden van Uw onwaar-
digen Stedehouder, ondersteun deze verouderde hand
(hier braken alle in weenon uit), geef Uwen dienaar de
kracht, om dezen geest te bewaren en tot aan het
einde in zijn heilig ambt en de vervulling van zijne
zoo vol verantwoordelijkheid zijnde plicht getrouw te
volharden! Verhef deze handen en zegen het dierbare
volk, dat naar mij hoort. Zegen ook hen, die buiten
het Vaticaan zijn ! Zegen allen, die mij zegenen , on-
derstoun hen die mij ondersteunen en verlicht hen die
mij bestrijden !
Benedictio Dei . . . ."
XIV.
10 Maart 1872.
AAN ROMEINSCHE PAROCHIËN.
Op dien dag- werden de onderhoorigen der pa-
rbchiën van St. Maria del Popoio, van St. Gia-
como al Corso en van St. Eocco al Porto de
Ripetta ontvangen; er waren meer dan 3000
personen van beiderlei geslacht, uit alle standen
der maatschappij tegenwoordig. Uit hun adres
nemen wij een zin uit, waarin gezegd wordt,
-ocr page 36-
32
dat de drie parochiën nooit in haar trouw zullen
wankelen en in den Paus immer haar rechtma-
tigen heerscher vereeren zullen. Jubelend viel
de menigte in : »Ja, Heilige Vader! immer zul-
len wij met u zijn !"
De Heilige Vader sprak:
„Ziedaar ccne nieuwe versterking , die de Heer Jesus
Christus zijn Stedehouder toezendt, opdat hij de beproe-
vingcn , die God toelaat , beter kunne verdragen , opdat
zijn arm nieuwe kracht verkrijge en zijn hart nieuwe
geestkracht verwervo om weerstand te bieden aan de
tegenwerking der goddoloozon en de aanvallen der hol.
Gij herinnert in uw adres er aan, wat do Kerk ons
heden ter overweging aanbiedt, van het door de hand
van Jesus Christus bewerkte wonder van de vermenig-
vuldiging der broodon. De brooden en visschen ver-
menigvuldigden zich , zoo als gij weet, onder do handen
van Jesus zoodanig, dat 5000 raenschen daarvan ver-
zadigd en nog "twaalf manden met de overblijfselen gc-
vuld konden worden. Zoo zorgde Jesus voor de hon-
gorige menigte, die uit liefde hem was nagevolgd,
zonder voor voeding te zorgen en die uitgeput was door
de vermoeinisson van het loopen.
Deze bijzondere omstandigheid roept mij de eerste
tijdon van mijn pontificaat in \'t geheugen terug. Toen
kwamen geheelo scharen om den Paus te eeren, hem
vol vreugde toe te juichen, hem de uitdrukking hunner
liefde met waarlijk kinderlijke ontboezeming aan te bie-
den. O, dat waren niet scharen , zooals die in do
woestijn, die door Jesus Christus gevoed en door geen
-ocr page 37-
33
duivelachtige hand verleid werden ! Die toen kwamen,
deden het, ik ben er van overtuigd , met goed geloof,
maar reeds openden zich de afgronden der hel, reeds
zocht men naar de middelen om de wereld omver te
werpen. En terwijl die processiën immer toenamen en
veel te groot werden , terwijl ik ried , beval en wilde,
dat een ieder tot zijne huiselijke bezigheden zou terug-
keeren, werd door de hel hot wachtwoord gegeven :
maakt beweging! maakt immer beweging , in deze ver-
warring kunnen wij onze plannen verwezenlijken.
Deze beweging legde don grond tot al onze rampen;
de misdadige en arglistige beloften, welke de bewc-
gingmakers in \'t geheim maakten, verschilden hemels-
breed van de handelingen, die zij voorbereidden.
\'t "Was in 1848; in dit paleis, waarheen ik mij be-
geven had om het feest der goede week te vieren, wor-
den mij op zekeren avond eonige mannen voorgesteld,
die zich uitgaven voor eene deputatie van Tizius en
Caius, ik wil hen heden niet bij namen noemen. Deze
lieden boden den Paus het presidentschap aan van eene,
ik weet niet welke, regeeringsvorm van Italië; maar
natuurlijk antwoordde de Paus dadelijk, dat het zijn
plicht was, te bewaren, wat God hem toevertrouwd
had, maar niet om de rechten van anderen aan te tas-
ten en de grondbeginselen der rechtvaardigheid te kren-
ken. Na dit antwoord verwijderden zij zich , overtuigd
dat eene herhaling van hun voorstel nutteloos zoude zijn.
Keeren wij tot de Apostelen terug.
Nadat zij de brooden verdeeld en de betuigingen van
liefde van deze scharen voor Jesus gezien hadden, be-
val Jesus hun , bestijgt uwe booten en steekt van wal.
-ocr page 38-
34
Zoo heeft Jcsus een ieder in vrede naar zijne stad of
naar zijn huis terug kunnen zenden. En waarlijk Jesus
was wel waardig gehoorzaamd te worden; zijn Stede-
houder werd onder de genoemde omstandigheden niet
gehoord.
De Apostelen begaven zich derhalve naar den oever.
De nacht brak aan; zij bestegen hunne booten en sta-
ken van wal. Kort daarop blies do wind mot zulk eeno
hevigheid, dat zij veel moeite hadden om hun scheepje
te besturen. En terwijl zij , door vermoeidheid uitgeput
sidderden onder do windvlagen, zagen zij in de verte
Jesus Christus op de golven wandelen , en zij werden
bevreesd als voor een spooksel.
Maar de Heilige Petrus, immer vol vuur en liefde tot
Jcsus Christus, riep uit: „O , wanneer gij onze god-
dcljjkc meester zijt, zoo laat mij op het water tot u
komen, en ik zal uit de boot stijgen." En Jesus zeide
tot hom: „stijg uit!" En do Heilige Petrus stapte met
de onversaagdheid die hem in al zijne handelingen ken-
mci\'kte, op het water; maar spoedig voelde hij de vast-
heid onder zijne voeten verdwijnen, en zich tot Jesus
wendende, riep hij vol vertrouwen, maar tevens vol
ontzetting uit: O, mijn Jesus, red mij , want ik zink I"
En Jesus nam hem bij de hand en zeide: „Wat twij-
felt gij, klein geloovige?" Vrees niet, laat geen twijfel
uw geloof doen wankelen! Ach, dierbare kinderen,
wij allen wandelen op een onzeker element, en ook
heden ten dage zinken onze voeten, want geen zachte,
luwe winden waaien , maar de storm der hel is losge-
broken, om den Stedehouder van Jezus Christus te doen
zinken en met hem zoo vele millioenen brave , over de
-ocr page 39-
35
geheelc wereld verspreidde Katholieken , om hen in de
diepste diepten der zee te slingeren. Daarom moeten
wij ons nog meer dan voorheen manhaftig en standvas-
tig toonen, en ons tot Jesus Christus wenden met den
kreet: Domine salva nos, perimus , Hoer, red ons,
want wij vergaan.
Uwe stemmen zullen in do heilige tempelgewelvcn
weergalmen , men zal haar in onze huizen hooren, en
roept Jesus Christus dikwijls , zeer dikwijls aan en zegt:
salva nos! Ja, de storm huilt van alle kanton om
ons; hier werkt men aan het bederf der jeugd door
valsch onderwijs; daar ontheiligt men do gewijde beelden,
mishandelt men de dienaren Gods, men zoekt, zooals ik
u reeds gezegd heb , men zoekt, als het mogelijk ware,
de kerk te vernietigen, wenden wij ons derhalve tot
God en zeggen wij tot Hem: Help ons, wij vergaan!
En tegenover zulk een oorlog heeft men de onbo-
schaamdheid te zeggen, — ik heb het voor weinige
dagen gelezen, — dat na acht maanden van eene mis-
dadige inbezitneming van Rome alles rustig is; dat
men do twee machten hier eensgezind zonder zwarig-
heid naast elkander ziet, dat zij geheel met elkander
vereenigd haar weg volgen kunnen. Dat is valsch,
door en door valsch; dat heet bij eene grovo belecdi-
ging nog onwaardigen spot voegen.
Maar ik wil nu ophouden, want gij zult wel een
weinig vermoeid zijn — (neen! neen ! riepen verschei-
dene stemmen), maar ik kan u niet zonder den apos-
tolischen zegen laten vertrekken.
In deze dagen van het lijden van onzen Heer Jesus
Christus wend ik mij tot hem en ontmoet hem op den
-ocr page 40-
36
kruisweg , zijn kruis dragende, en ik smeek hem, dat
hij met erbarming op ons neder moge zien.
O mijn Jcsus , ik smeek u, druk in ieder dezer zie-
lcn , even als eens in den zweetdoek van Vcronika, uw
becldtenis ! niet stoffelijk , want wij verdienen dat niet,
maar druk haar in onze harten, opdat de gedachte
aan u immer bij ons zij en wij aan de bron van alle
kracht, de kracht putten tot den strijd , dien wij vol-
gens uwe bcstiering te doorstaan hebben.
Ik beveel u ook diegene aan , die ons onrechtmatig
beheerschen. Van hen zeg ik: zij willen ons beheer-
schen , zij willen regeering zijn en weten niet hoc in
hun hand de weegschaal der gerechtigheid te houden;
zij willen regeeren en straffen het kwaad niet. Zij ver-
heffen het integendeel in de hoogte, terwijl zij de deugd
en het geloof\' onderdrukken.
O mijn Jcsus, zegen deze schaar die mij omringt,
die U bemint, U prijst, die met vuur naar Uwen hei-
ligcn zegen verlangt, zooals gij de vrouwen hebt gc-
zogend , die u vergezelden. Zegen hen in hunne aard-
sche goederen, opdat zij voor hun levensonderhoud
voldoende zijn. Zegen hunne zielen, opdat zij uwe ge-
nade , de kostbaarste van alle schatten bewaren. Zegen
hunne familiën. Moge deze zegen zich uitbreiden over de
geheele hoofdstad der Katholieke wereld , die heden in
zulk een jammervollen toestand verkeert. Zegen al do
millioenen Katholieken der aarde, die zich overal ver-
eenigen tot het gebed, tot hot lofprijzen , tot smeeken,
opdat gij de tuchtroedo moogt wegnemen , en ons do
vrede en rust en eendracht geven!
Benedictto Dei....
-ocr page 41-
37
XV.
31 Maart 1872.
AAN EENE INTERNATIONALE DEPUTATIE
Op Paaschdag ontving de Heilige Vader vele
vreemdelingen uit Europa en Amerika, en nadat
hij met elke groep vol goedheid gesproken had,
besteeg hij zijn troon en hield de volgende toe-
spraak :
„ Alvorens u te zegenen , wil ik eenigc woorden tot
u richten , ik doe het in \'t Fransch , omdat menigeen
in \'t Italiaansch mij niet zoude verstaan.
Heden herdenkt de Kerk de grootste wereldhistori-
sche gebeurtenis, het lijden en de opstanding van Jesus
Christus. Gij weet dat in het lijdensuur de geheele
aarde met duisternis bedekt was. Toen daarop echter
de opstanding plaats had , verspreidde het licht zich
alom en de duisternis verdween.
Dezelfde duisternissen dreigen zich op nieuw zamen
te trekken , reeds hebben zij heinde en ver don horizon
bedekt, en het schijnt alsof zij de geheele wereld wil-
len verduisteren. Daarom moeten wij den Heer bezwe-
ren, dat hij ze verstrooic en dat hij de geesten ver-
lichte , die inderdaad immer meer en meer beneveld
worden.
Zoo zeggen vele bijv. tot mij : waarom gaat de Paus
niet uit ? De rede ligt duidelijk voor de hand; om
in de straten van Kome niet op zoo vele oorzaken tot
-ocr page 42-
38
droefheid en ergernis te stooten, om onder andere niet
cene processie ter eere van Mazzini te ontmoeten. Deze
processie, \'t is waar, is geëindigd, maar zij die er
deel aangenomen hebbon, zijn gebleven. Deze men-
schen zijn mijne vijanden, of liever de vijanden
Gods. Ik kan en mag mij niet aan hunne misdaden
blootstellen.
Dan zegt men ook: „waarom doet de Paus de gods-
dienstoefening niet in de St. Pieterskerk ? Welke plech-
tigheden kan men in eenc stad vieren , waar zoo vole
kerken onteerd zijn , waar de godsdienst en zijne die-
naren allen beschimpt worden ? De Evangelist zegt onder
anderen , dat op het oogenblik , waarop Jesus Christus
op Golgotha don geest gaf, vele dooden zijn opge-
staan. Terwijl zjj de oogen voor het leven wederom
openden , zagen zij den Zoon Gods aan het kruis ge-
nageld en zij begrepen de oneindigheid van het voor
ons gebrachte offer. Ook wij moeten onze oogen op-
heffen tot het Kruis des Heilands , van waar het heil
der wereld is gekomen; wij moeten niet alleen zelf
opstaan , maar ook voor de zondaren arbeiden, opdat
zij wederom op den weg der waarheid , van den gods-
dienst en der gerechtigdheid mogen geraken.
Dat is de beste wijze, om de opstanding van Christus,
dien grondslag van onzen godsdienst te vieren.
Van deze gezindheid doordrongen, roep ik over u
den zegen des Heeren af. Hij is het, die den arm
van zijn Stedehouder ondersteunt, terwijl deze zich
over
u uitstrekt, terwijl hij Hem smeekt, dat Hij u
de kracht geve, om te strijden en te overwinnen,
opdat, wanneer het laatste uur gekomen is, gij rus-
-ocr page 43-
ao
tig uwe zielen in zijne handen kunt geven en ten he-
mol opstijgen , om zijn lof in allo eeuwigheid te
zingen.
Benedictio Dei. . . ."
XVI.
12 April 1872.
AAN DE ADELIJKE FAMILIËN TE ROME.
Oj) het feest van den verjaardag van den terug-
keer van den Heiligen Vader van Gaëta, verza-
melde zich de Romeinschc adel voor den Paus,
die op het adres van hulde het volgende ant-
woordde:
„Iedere dag vermeerdert en verzwaart de droefheid,
die ons do gebeurtenissen van den 20 September 1870 ge-
bracht hebben, iederen dag vertoonen de hcilloozo ge-
volgen van dezen aanval zich gruwzamer voor ons.
Maar er ligt voor mij eene grootc troost en cene groote
bemoediging in al deze bewijzen van liefde, die mij
door al mijne goede Eomeinen gegeven worden. Ja,
dezo getrouwheid en gehechtheid, die mij hot talrijkste
en beste gedeelte der Romeinen bewijst, deze ijver,
waarmede zij do grootste uitspattingen trachten te ver-
hinderen en de vlam des geloofs en der liefde te mid-
den der duisternissen levendig zoeken te houden; dat
-ocr page 44-
40
alles, ik herhaal het, vermeerdert mijne kracht en
troost m|jn hart. Ja, hoe meer de boozen zich moeite
geven om te verderven en te verwoesten, des te meer
stellen de goeden zich ten doel, om te redden en we-
der op te bouwen. Dit schoone door u aangenome ge-
drag , heeft niet alleen in Eome, in deze heerlijke stad,
den zetel en het middelpunt van het Christelijk geloof
en van de regeering der geheelo Kerk , maar ook in
geheel Italië, en ik mag wel zeggen in geheel Europa
on in de geheele wereld een edelen wedstrijd in \'t leven
geroepen, om met allo krachten, waarover de Christc-
lijke liefde kan beschikken tegen den stortvloed van
kwaad te kampen. Ja, ofschoon Italië door het ge-
roofde geld en door de arglistige kunstgrepen van den
leugen ten deele verleid en bedorven is , zoo blijft het
toch door het grootste aantal zijner zonen getrouw aan
dezen Heiligen Stoel en aan de plichten , welke de ver-
dediging van God en de Heilige Kerk het oplegt.
Het is mijn vurigste wensch , dat alle goeden zich
zullen vereenigen en zich aan een zullen sluiten, om-
dat de eendracht der goeden noodzakelijk is , wanneer
men de heillooze werkdadigheid van het verbond der
boozen wil verhinderen. De vereeniging, is aan het
hart van Jesus Christus het aangenaamste. Wij kuunen
hot niet onopgemerkt laten, dat Jesus Magdalena, toen
zij na de opstanding alleen nog eens de voeten des
Heilands met hare tranen besproeijen wilde , bijna hard
terug wijst en verwijdert. Toen echter de vrouwen
vercenigcl zich aan den verrezenen Heiland vertoonden,
verdienden zij het eerst zijn zoeten groet te vernemen:
Avete! Weest gegroet! gij gezegende zielen , die zoo-
-ocr page 45-
41
veel aandeel aan mijn lijden en smart genomen hebt,
nadert mijne voeten en verzadigt uwe godsvrucht. En
do heilige vrouwen verzadigen hunne vrome liefde en
kussen die goddelijke voeten , die altijd rond gewandeld
hebben, om.de weerspannigen en zondaren op te zoe-
ken; zij kussen die voeten , die door Galilöa en Judéa
gegaan zijn , waar Hij het zaad ter verlossing van het
menschelijke geslacht heeft uitgestrooid; zij kussen die
voeten, die op Golgotha doorboord werden en die stroo-
men van genade en liefde, die der wereld ten heil
waren , nederdruppclden.
En nu, dierbare zonen en dochters , strek ik mijno
arme handen over u uit, terwijl ik onzen Heer smeek,
dat Hij u alle goed geve, wat gij verlangen kunt.
Maar meer dan al het andere smeek ik voor u den geest
van sterkte af, opdat gij met moed de rechten der Kerk
verkondiget en de zaak der gerechtigheid ondersteunet.
Vreest de goddeloozen niet, want zij moeten meer sid-
deren dan gij , daar zij hun einde niet kennen, terwijl
gij verzekerd zijt van de bescherming van God en van
zijne Heiligen.
De zegen Gods dale neder op uwe zielen, op uwe
familiën, op alles wat u het dierbaarste is. Hij be-
ware u in de getrouwheid jegens God , hij make u ge-
lukkig in den tijd , hij zij u een middel om tot God te
geraken , en Hem door alle eeuwigheid te prijzen.
Benedictio Dei. .. ."
-ocr page 46-
42
XVTI.
13 April 1872.
AAN EENE INTERNATIONALE DEPUTATIE
De toespraak, die de Heilige Vader als ant-
woord op een adres hield, dat hem uit naam
van eene talrijke deputatie van Katholieken uit
alle landen door graaf Spiegel van Desemberg
overhandigd werd, luidde volgens de » Voce della
Verita"
woordelijk aldus:
„Als opvolger van den Heilige Petrus , den prins der
Apostelen, wenschte ik onwaardige Stedehouder van
Jesus Christus, dat God ten mijne gunste hetzelfde
wonder deed , dat Hij eens ten gunste van den H. Pe-
trus bewerkte, die, hoewel hij slechts eenc tong bezat,
door zoo vele verschillende volkeren en natiën verstaan
werd. Doch , al verstaan ook allen niet mijne woorden,
terwijl zij over mijne lippen gaan, zullen zij ze toch
verstaan, wanneer ze gesproken zullen zijn. — Daar
gij , in zekeren zin de geheele Katholieke wereld ver-
tegenwoordigt, kan ik , om u van mijnen kant een be-
wijs van vertrouwen te geven, u de bekentenis doen ,
dat ik den Zondag uit heb gekozen, op welken ik,
zoo lang ik op deze wereld vertoef, do Heilige Mis
opdraag tot de intentie van alle Katholieken der we-
reld. En daar gij mij om mijnen zegen voor al deze
Katholieken hebt verzocht, zoo zal ik u dien geven en
te gelijkertijd elk gedeelte afzonderlijk noemen.
-ocr page 47-
43
Ik zal voor alle anderen de zegeningen des hemels
afroepen over die Europeesche natie , die het verst van
ons verwijderd is , over Portugal, en ik voeg daarbij,
dat ik den zegen Gods over dit land vurig afsmeek,
omdat zijne bevolking goed is en naar de waarheid ver-
zucht. Al is deze waarheid ook heden ton dage mis-
vormd , het is hier niet de plaats daar verder over te
spreken. "Wat ik hier kan zeggen, is , dat dit konink-
rijk zucht, onder de dwingelandjj dor meest woeste vrij-
metselarij (sous la tyrannie de la plus farouche franc-
magonnerie).
Dit is ook de rede, waarom wij juist
voornamelijk voor dit rijk moeten bidden.
Ik kom tot Spanje en ik zegen deze zoo bij uitstek
Katholieke natie , dit land , welks grond zoo vele Hei-
ligen voor de Katholieke Kerk heeft voortgebracht, zoo
vele Heiligen die voorbeelden waren van de meest bui-
tengewone versterving. Wij leven in een tijd , geliefde
kinderen , waarin deze ^versterving niet gekend wordt,
waarin deze versterving door het grootste gedeelte der
menschen niet eens verlangd wordt. Ik zegen dus dit
land, dat ook door God gezegend is en geheiligd door
hot voorbeeld van zoo vele Heiligen , zoo als ik daar-
even heb gezegd. Maar dit Spanje zucht sedert zestig
jaren onder den druk der revolutie en te midden van
deze revolutie zijn van alle kanten valsche grondbegin-
selen ingeslopen, die, ik hoop het, nimmer zullen
zegevieren. Zij zullen onder het Spaansche volk altijd
een Katholieke borst vinden , die zich zal verzetten
tegen alle laagheden der goddeloozen.
Ik kom tot Frankrijk. Ik zegen dit land , door zoo
vele grootmoedige zielen bewoond; dit land, dat altijd
-ocr page 48-
44
verstaan heeft om op duizenderlei wijzen den nood van de
menschelijkc maatschappij door vrome werken , ten voor-
deele van het lichaam of de ziel te hulp te komen.
Ja, dit Frankrijk , dat zoo voortreffelijk de gezindheid
van een Heiligen Vincentius a Paulo heeft vertolkt,
en dat op duizenderlei wijze de onwetenden ter hulp is
gekomen om hen in de grondbeginselen van het ware
geloof en van den godsdienst tegenover de goddeloos-
hcid te onderwijzen; dat zoo dikwijls aan het krankbed
heeft gezeten , om de smarten te lenigen ; dat de onze-
delijkheid zoo dikwijls op haro tochten is gevolgd, om
onder de bescherming van den Heiligen Franciscus
Nerius, diegene heilig te verbinden , die in onheilige
vereeniging leefden , dat kortom zoo en zoo vele heilige
ondernemingen heeft geleid, die de tijd ons niet toe-
laat allen op te tellen. Dit Frankrijk zegen ik en ik
bid God, dat deze natie op het pad van eendracht en
liefde moge wandelen , ik bid , dat zekere uiterste par-
tijen, zoowel van den eenen als van den anderen kant
voor altijd mogen verdwijnen. Er is een partij die te
veel den invloed van den Paus vreest. Deze partij
moet erkennen, dat er zonder ootmoedigheid geene
rechtvaardige partij kan zijn (toestemming); er bestaat
eene tegenovergestelde partij, die geheel en al de wet-
ten der liefde miskent, en toch kan men zonder liefde
niet waarachtig Katholiek zijn. Ik raad derhalve de
eene ootmoedigheid, de andere liefde , allen eenheid ,
eendracht en vrede aan, opdat zij in aaneengesloten en
krachtigere slagorde het ongeloof mogen bestrijden, dat
er naar tracht om puinhoopen op puinhoopen te sta-
pelen en de goddeloosheid en den trek naar verboden
-ocr page 49-
45
goederen ten nadeele der gerechtigheid en waarheid.
Ik zegen Italië, het arme Italië ! Ik zegen dit land,
waarvan gezegd is , dat het gemaakt is, om overwin-
nend of overwonnen altijd te dienen : „Servir setnpre
o vincitrice o vinta
/" Omdat het tegenwoordige Italië
zich als eeno natie beschouwt, die waardig is, om mede
te werken voor de groote zaak der menschheid, is het
daarom vrij ? Is de dwingelandij, waaraan wij onder-
worpen zijn, niet een keten ? Is dat bloedgeld , dat
men van ons vordert niet een keten ? Zijn die geweld-
dadige ontvoeringen van jongelieden , die men aan de
Kerk en de heiligdommen ontrukt, geen ketenen ? Met
onze eigene oogen hebben wij die jongelieden gezien ,
die in plaats van een kazuifel het geweer, en in plaats
van den manipel een sabel dragen , en overal zijn wij
getuigen van eene hartvochtigheid en eene tirannie, die
bewijzen, dat het tegenwoordige Italië, noch overwin-
nend, noch overwonnen , maar altijd de slaaf van de
hartstochten van een ander is.
Ik ga tot Duitschland over, en ik bid God, dat dit
land, dat tegenwoordig zoo verschrikkelijk onderdrukt
wordt door eenen, de Katholieke Kerk vijandigen geest
en bestuurd wordt door een geest van eerzucht, stand-
vastig en getrouw moge blijven, en de houding bewa-
ren, die wij tot dusverre bewonderd hebben in de ge-
lederen der geestelijkheid en in een gedeelte der bevol-
king. \'t Is wel is waar overal en in alle staten nood-
zakelijk dengenen te gehoorzamen, die de staatsmacht
uitoefent, maar het is niet minder noodzakelijk om met
in achtneming der passende eerbied openhartig te
spreken en de waarheid te zeggen. En wanneer een
-ocr page 50-
40
leugen in de wereld is geslingerd, moet men de kracht
hebben dien terug te wijzen en wel op zeer stellige
wijze \'terug te wijzen , al zou men ook aan de vreeze-
lijkste wederwaardigheden het hoofd moeten bieden.
Bidden wij derhalve , dat God het Duitsche Episcopaat
de kracht schenke , om de rechten van God , van de
Kerk en de maatschappij te handhaven. Bidden wij ook
voor de dwazen , die zich Oud-Katholieken noemen,
omdat het hun gelukte oude en duizendmaal weerlegde
dwalingen in de Kerk in te voeren. Bidden wij ook
voor alle andere staten van Europa; bidden wij ook voor
het Oostenrijhsche keizerrijk, dat zoo zeer — zoozeer
ons gebed noodig heeft. Bidden wij voor België en
voor Beieren. Dit België is een klein rijk , maar het
is zeer aan den Heiligen Stoel gehecht; ik zegen het
bijzonderljjk en hoop, dat het nimmer verliezen zal,
wat het nu bezit. Ik zegen Beieren en hoop , dat de
ouderdom van zekere lieden zich verandere in jeugdig-
heid op de hechte grondslagen van den godsdienst en
der waarheid.
Bc zegen en beveel de Katholieken van Ierland ,
Polen
, Holland en van geheel Europa Gode aan. Ik
zegen de Katholieken van het Oosten, ik zegen deze
in \'t bijzonder en bid God , dat hij de bitterheid van
mij wegneme , welke mij tegenwoordig de ongelukkige
verdeeldheid, die in Constantinopel heerscht, veroor-
zaakt; dat hij de Katholieken daar vrede en eendracht
moge schenken. Dan vraag ik God: „quare frermte-
runt (jentes et populi meditatl sunl inania f"
O ! het
antwoord dat ons van den hemel zal geworden, zal
luiden : De volkeren zijn in oproer geraakt, zij heb-
-ocr page 51-
47
ben op leugen gezonnen , omdat zij van het geloof en
den godsdienst zijn afgevallen. — Laat ons dan een-
drachtig zijn , een van hart en een van zin , een verbond
van liefde , een verbond dat zich ten doel stelt het onder-
richt in den Katholieken godsdienst, de heiliging der
zon- en feestdagen , de verdrijving van slechte geschrif-
ten. Laat ons vereenigd en gesamenlijk den strijd des
Heeren strijden , niet met het zwaard, het geweer of
het kanon, maar met het geloof, de gerechtigheid en
het woord der waarheid. Moge God u zegenen en u
de genade verleenen , om deze gevoelens in uwe harten
te bewaren !
Ik verhef mijne handen en zegen in u den geheelen
Katholieken aardbol. Ik zegen u die hier staat in
\'t bijzonder; ik zegen uwe familiën en uwe zaken ; ik
zegen uwen toekomst opdat hij gelukkig en door God ge-
zegend zij ; ik zegen uw vaderland ; ik zegen u in dit
uur en bid God, dat Hij u allen zegene in het uur van
uwen dood: „In hora mortis nostrae adjuva nos Do-
mine
.\'" In uw sterfuur moge God u zegenen, opdat
gij uwe zielen in Zijne handen moget leggen, en deze
zoo gesteld zij, dat zij waardig is God in alle eeuwig-
heid te danken en te prijzen.
Benedictio Dei.. . ."
De deputatie viel op de kniën en ontving den
zegen. Daarop ging de Heilige Vader door de
troonzaal en reikte allen de hand. Eene Engel-
sche dame deed Hem aarzelende de vraag, dat
het haar toescheen, dat van Engeland geen mei-
ding was gemaakt. De Heilige Vader antwoordde
-ocr page 52-
48
haar, dat zijn gebed alle Katholieken der wereld
omvatte. De deputatie bestond uit 400 perso-
nen van beiderlei geslacht, waaronder zich be-
vonden: graaf Spiegel van Desemberg, graaf en
gravin Halm, graaf Lützow, v. Czernim, baron
Nagel, baron König, baron en barones Schön-
berg, gravin Salm , barones Reden , barones Lei-
ningen, baron Bresciani, graaf Lichtenvelde, v.
Galliek, graaf Ferd. v. Meeus , gravin Robiano,
mevrouw Terwagne, graaf Werner Merode, her-
togin Tascher de la Pagerie, graaf en gravin
Clermont-Tonnerre, hertog* en hertogin Vallem-
brosa, jonkvrouw v. Cars, graaf Havré v. Beau-
voisin, graaf en gravin IJvert, baron Vermeil,
Dubois, Jolly, markies en markiezin Staakpool,
Palmer, Winter, Foljambe, Fortescue Clifford,
Clayton , Winchester, Marshall, Sherlóch , graaf
de la Poer, Moore, Coppinger, Hursey, O\'Brien,
Mathew, mevrouw Hall, Beers, Stern , gravin
Brenda van Poitiers, Hubbach, Pfaffius, mevrouw
Russanowska, mevrouw Mankowska, ridder Ivan-
cich, hertog della Regina, hertog van Popoli,
prins Montemiletto, prins Pinatelli, hertog en
hertogin van Grenade, gravin Villavizenzio, me-
vrouw de Cama de Rocha en anderen.
-ocr page 53-
49
XVIII.
14 April 1872.
AAN DE DEPUTATIËN DER SUBURBIKAANSCHE
PAROCHIËN.
Er waren ongeveer 3000 personen verzameld,
meestal geringe lieden, die voor de wereld niets
beteekenen, boeren, berders, wijngaardeniers,
voerlieden, vergezeld door vrouw en kinderen.
Twaalf in \'t wit gekleede meisjes hielden rijk-
versierde lammeren in den arm. De pastoor van
St. Jan van Lateranen las het adres voor, daarna
legde hij de aalmoezen der parochiën, en de
meisjes legden de lammeren voor de voeten van
den Heiligen Vader neder; ieder lam droeg om
den hals een gouden letter en de twaalf letters
vormden het woord A Pio il Grande, aan Pius
den Grooten!
De Heilige Vader sprak :
„Ik zal vóór mijn zegen slechts weinige woorden tot
u richten , want mij dunkt dat het voor ons heiden wel
wat al te warm is. Ik zeg u dus slechts een weinig,
om u ten minste voor te bereiden om aandachtig en
met godsvrucht den Apostolischen zegen te ontvangen.
Alle Suburbikaansche parochiën wilden zich heden
voor den Stedehouder van Jesus Christus vertoonen ; dat
is waarlijk heden een troostvolle dag, want het is de
3
-ocr page 54-
50
Zondag van den Goeden Herder, de Zondag , waarop
men de onmetelijke goddelijke en vaderlijke eigenschap-
pen van Jesus Christus , die alleen van zich kan zeg-
gen, dat Hij de Goede Herder is, moet overwegen. Hij
heeft het gezegd , dat Hij de Goede Herder is , omdat,
zegt Hij , Ik geen huurling hen, die bij het zien van
den wolf vlugt , maar een herder , die edelmoedig zijn
leven voor de schapen geeft, die Hem zijn toevertrouwd.
Ik heb mij verkeerd uitgedrukt: Hij zegt niet, die
schapen die Hem „toevertrouwd" zijn, maar Hij zegt,
en met het volsto recht, „Mijne schapen ," de Zijne ,
daar ze door de schepping , door de verlossing en de
bewaring Hem toebehooren. Wij hebben de troost te
kunnen zeggen, dat wij Katholieken allen in waarheid
de schapen en lammeren van Jesus Christus zijn. Nooit
heeft Hij ons verlaten , zelfs niet als de wolf naderde.
Ook ik heb in het verlangen, om den Goddehjken
Herder in mijne ellende na te volgen, u niet verlaten,
maar ben steeds bij u gebleven, hoewel mijn verblijf
alhier meer dan één gevaar medebracht. En hoewel
de algemeene Opperherder overal in de geheele Katho-
lieke wereld zich te midden van Zijne kudde bevindt,
zoo ben ik toch immer bij u gebleven, \'t Is waar , ik
ben niet uitgegaan, ik ben niet naar Monte Mario ge-
gaan om de jonge meisjes te examineeren, of naar
San Lorenzo , om een de Profundis te bidden, of naar
Sant Agnese, om onzen dank voor de ontvangene wei-
daden te vernieuwen; maar ik ben toch altijd hier ge-
bleven en in mijn hart ben ik voor alles midden on-
der u. Ik ben niet uitgegaan, om niet op een ver-
moorden pauselijken gendarme te stooten, ik ben niet
-ocr page 55-
51
uitgegaan om geen priester te zien, die door steenwor-
pen wordt aangevallen, of een ander, die men met
stokslagen vervolgt.
Om die redenen ben ik door nood gedwongen te
huis gebleven; maar ik heb hier voor u en voor allen
gebeden.
Laten wij met deze weinige woorden besluiten, opdat
zij des te grootere vruchten voor u hebben mogen.
\'t Is derhalve heden de Zondag van den Goeden Her-
der, en Jesus Christus zegt van zich zelven, Ego sum
via, veritas et vita,
ik ben de weg, de waarheid en
het leven.
Jesus Christus is de weg, en wij moeten op dezen
weg wandelen. Jesus Christus heeft zijn weg te mid-
den van smarten en tegenspraak genomen; Hij is aan
het kruis gestorven, en wij moeten als dappere strijders
Hem zelfs in droefheid en rampspoed navolgen.
Jesus Christus is de waarheid; daarom , mijne lieve
kinderen , opent uwe ooren voor de waarheden des ge-
loofs, bewaart met angstvalligen zorg dezen schat des
geloofs.
Eindelijk is Jesus Christus het leven; en wij hopen,
dat Hij, nadat gij stipt de plichten van uwen stand
vervult zult hebben, bij het scheiden van deze wereld
tot het bezit van het ware leven in den hemel moogt
geraken, om in alle eeuwigheid den oorsprong des levens
te loven en te prijzen.
Dat is mijn verlangen, dat is de gezindheid, waar-
mede ik u vergezel in uwe wijngaarden , op uwe vel-
den, terwijl ik u op het hart druk, altijd indachtig
te zijn, dat wij Jesus Christus na moeten volgen,
3*
-ocr page 56-
52
omdat Hij het leven is, en dat men Hem niet na kan
volgen te midden der genoegens en lusten des levens,
maar te midden der treurnissen en beproevingen; gij
moet indachtig zijn, dat men de ooren open moet
hebben, niet voor de wolven, die des nachts in den
schaapstal inbreken , om de kudde te verscheuren, maar
voor do waarheden des geloofs , voor den catechismus,
de christelijke leering, de plichten van onzen staat, de
goede voorbeelden, de onderrichting , die gij uwe kin-
deren moet geven.
Dit is de hoofdzaak van hetgeen gij behouden en
waarvoor gij de ooren moet openen. Doet gij dat, dan
behoeft gij niet te twijfelen , of gij zult eenmaal de troost
hebben, Jesus Christus in het eeuwige leven te aan-
schouwen , en Hem, zooals ik gezegd heb, in alle
eeuwigheid te lofprijzen.
Hij zegene u van uit de hoogte der hemelen en onder-
steune den arm van zijn onwaardigen Stedehouder tot
uwe zegening; hij zegene u aan het lichaam, opdat
het gezond blijve; aan de ziel, opdat zij altijd zoo moge
zijn, als hij haar hebben wil. Hij zegene u in uwe
familiën, in uwe zaken, in alles wat u aanbelangt; hij
zegene u in leven en dood, opdat gij waardig moogt
zijn, Hem in alle eeuwigheid te loven en te prijzen!
Benedictio Dei....
-ocr page 57-
53
XIX.
21 April 1872.
AAN DE PAROCHIËN VAN ST. LORENZO IN LUCINA EN
ST. MARIA IN AQUIRO.
Op den derden Zondag na Paschen, op het
beschermfeest van den H. Josef, verschenen uit
bovengenoemde parochiën ongeveer 3000 perso-
nen voor den H. Vader, op wier adres hij het
volgende antwoordde:
„Alvorens ik dit getrouwe volk volgens mijne ge-
woonte den Apostolischen zegen geef, wil ik eenige
woorden tot u richten , die u tot leering en opbeuring
en mij zelf tot verlichting en troost in mijn Apostolisch
ambt zullen dienen.
Eerst echter wil ik tot troost van u en de Romeinen
zeggen, dat ik mij voor eenige dagen onderhouden heb
met personen uit het buitenland, die voor een gedeelte
van zeer verre waren gekomen, en tot mijne groote
vreugde van hen heb gehoord, hoe de houding van het
Eomeinsche volk onder de tegenwoordige omstandighe-
den een onderwerp van lof en bewondering voor een
groot gedeelte der menschon op den ganschen aardbo-
dem is. Neemt deze lof aan, maar geeft voor alles
de eer aan God, die de oorsprong van al het goede is.
Verder kan ik u nog met een ander woord troosten,
dat van toepassing is op dezen dag, en dat de Kerk
ons ter overweging aanbiedt; ik wil u aan het woord
-ocr page 58-
54
van Josus Christus herinneren, dat Hij tot Zijne Apos-
telen sprak: „Modicum et non vidébitis me, et iterum
modicum, et vidébitis me
, nog een weinig tijds en gij
zult Mij niet zien, en wederom een weinig tijds en gjj
zult Mij wel zien." Deze woorden schenen den Apos-
telen duister; de gang der tijden en de verklaring van
den Heiland zelven hebben ons de beteekenis duidelijk
genoeg opgelost. — »Nog een weinig tijds en gij zult
Mij niet meer zien — maar spoedig zult gij Mij we-
derzien."
(Hier onderbrak eene plotselinge beweging on-
der de aanwezigen bij den H. Vader, zoodat men
vreesde, dat hij niet rustig voort zou kunnen
gaan. Het was als een onderdrukte maar hevige
kreet van schrik uit iederen mond en het scheen
alsof onder de talrijke vergadering, die meer dan
3000 personen telde, elk van gedachte was, dat
de H. Vader met deze woorden zich zelven wel
kon bedoelen, en ieder door eene hevige smart
werd overvallen, die niemand verdragen kon. —
Hij echter "ging met denzelfden milden lach en
den rustigen bovenaardschen glans in het oog,
met krachtige stem voort en spoedig beheerschte
zijn woord wederom de verschrikte menigte).
Dit „weinig tijds" is het tegenwoordige leven,
waarin wij met het lichaamlijk oog onzen Verlosser niet
meer zien kunnen. Het leven is kort en daarom noemt
onze Heer Jesus Christus het een weinig tijds. Maar
dan, wanneer wij alles gedaan zullen hebben wat noo-
dig is , onze plichten als Christenen allen vervult zullen
-ocr page 59-
55
hebben, zullen de eeuwige poorten zich openen en wij
zullen allen te zamen opgenomen kunnen worden in de
eeuwige vreugde van het Paradijs.
Maar om ons tot deze zaligheid te geleiden, geliefde
kinderen, zeide Jesus Christus: vEgo mm ostium, Ik
ben de poort." Om de eeuwige zaligheid te verwer-
ven, is het noodig, door de poort in te gaan en deze
poort is Jesus Christus , is het levendige geloof in Hem,
is het geloof, dat door goede werken vergezeld wordt,
en die niet door deze poort binnengaat — het zijn niet
mijne woorden, die ik nu spreek, Jesus Christus heeft
het zelf gezegd — wie niet door deze poort binnen-
gaat, is een dief, een moordenaar, een booswicht.
„Qui non intrat per ostium fur est et latro, die niet
door de deur binnen komt, is een dief en roover."
En om verder aan te toonen , hoe men door deze poort
ingaat, heeft de Heer niet versmaad, zich met een man
te vergelijken, die een lange reis voor heeft en eerst
zijne dienaren roept en ieder verscheidene talenten geeft,
om er gedurende zijne afwezigheid mede te handelen ,
en hij geeft den eene vijf, den andere twee en den
derde een talent; maar aan allen dezelfde verplichting
om daarmede te handelen.
Mijne lieve kinderen, wij wandelen in dit korte leven,
en Jesus Christus heeft ons allen zijno talenten gege-
ven, opdat ook wij daarmede zouden handelen.
Aan mij heeft Hij ze gegeven, opdat ik mijne plich-
ten tegenover de door de geheele wereld verspreide Ka-
tholieke Christenheid zoude vervullen; zoo vele andere
geestelijken heeft Hij ze gegeven, opdat zij in de uit-
oefening van hun ambt met hunne talenten zielen voor
-ocr page 60-
56
den hemel zouden winnen; den familievaders heeft Hij
ze gegeven, opdat zij daarmede in hunne gezinnen
zouden werken, de opvoeding hunner kinderen goed
volbrengen en christelijke tucht in hunne huizen hou-
den. Allen hebben hun talent ontvangen en wanneer
Jesus Christus zal komen om rekenschap te vragen,
moeten allen zeggen kunnen: hier is de mijne, en hier
is wat ik er mede heb gewonnen, en niemand mag als
de derde knecht doen, die uit vrees voor den Heer zijn
talent begraven had en wien daarom werd toegevoegd:
„serve nequam, gij nietswaardige en slechte knecht."
Wanneer de Heer echter reeds tot hen, die hun ta-
lent niet hebben gebruikt, zeggen zal: „onnutte knecht!"
wat zal Hij dan wel zeggen tot hen, die overvloedige
talenten ontvingen, maar verre van ze goed te gebrui-
ken, daarmede ten kwade gewoekerd hebben ! Wat zul-
len wij van diegenen zeggen, die Rome met zooveel
slechtheid verpest hebben ? Wat van hen , die hun talent
gebruiken om de Kerk te verdrukken, ergernis te ge-
ven en de reinheid van het heilige geloof te verder-
ven ! — Ik sidder, wanneer ik aan de woorden denk,
die God tot den luien en nalatigen knecht gezegd heeft:
„onnutte knecht!" Zoo zal hij ook tot deze anderen
zeggen: „Gaat van mij, verdoemden, in het eeuwige
vuur!
Maar — o mijn God! — mogen deze woorden tot
niemand van hen gezegd worden, die wij nu bedoelen.
Moge Uwe oneindige barmhartigheid zich wederom groot
toonen door den omkeer der zondaren en de bekeering
der goddeloozen!
Wij echter, geliefde kinderen, willen voortgaan, op
-ocr page 61-
57
den weg der smarten, op den weg des lijdens, maar
herinnert u , dat de Heer in het Evangelie van dezen
morgen met eene bekende gelijkenis zegt: de vrouw
gevoelt smarten voor de geboorte , daarna verheugt zij
zich echter, omdat een mensch voor do wereld is ge-
boren. — Zoo zijn ook wij nu te midden van droef-
heid. Maar de dag zal komen , misschien nog in dit
leven, doch zonder twijfel in het andere, waarop ook
wij na al het lijden dien geest van vreugde zullen ge-
voelen , waarop de orde van zaken weder hersteld en
de vreeselijke storm gestild zal worden, die nu om ons
woedt. O , God geve het, God geve hot! Zoo wensch
ik dan voor alles u en een ieder, dat hij, wanneer hij
voor Gods rechterstoel moet verschijnen, zal kunnen
zeggen: Hier is het talent, dat gij mij gegeven hebt;
ik heb er naar mijne beste krachten mede gehandeld.
Ik heb er mede gehandeld , terwijl ik mij heiligde; ik
heb er mede gehandeld door het goede voorbeeld, dat
ik gaf, of terwijl ik medewerkte tot heiliging van an-
deren; ik heb er mede gehandeld door onderrichting en
leering; ik heb er mede gewerkt door beoefening van
alle christelijke deugden.
Hoe troostend zal zich dan in dat oogenblik het woord
doen hooren: „Heil u goede en getrouwe knecht; om-
dat gij over weinig getrouw waart, zal ik u over veel
stellen; ga binnen in de vreugde uws Heeren."
Laat ons eindigen, geliefde zielen. Wij wandelen
nu in droefheid, maar de lichtere en rustiger dagen
zullen niet uitblijven. "Wij wandelen in droefheid, maar
wij dragen die met onderwerping, en zij zal ons de
kroone der eeuwigheid verschaffen, waar wij dan zoo
-ocr page 62-
58
gelukkig zullen zijn, om het woord te hooren: „Heil
u goede en getrouwe knecht; omdat gij over weinig
getrouw waart, zal ik u over veel stellen ; ga binnen
in de vreugde uws Heeren."
Inmiddels bid ik den H. Josef, wiens beschermfeest
wij heden vieren , dat, wanneer wij op het punt zullen
zijn om rekenschap af te leggen van de ons toever-
trouwde talenten, deze Heilige Patriarch, aan wien
de bescherming der Kerk is toevertrouwd , zich bij uw
lijdenssponde moge bevinden, dat hij u bij sta, u
sterke en u de genade verwerve, die gij noodig hebt
voor den overgang uit den tijd in de eeuwigheid, opdat
gij die reis , waarvan men niet wederkeert, goed moogt
doen.
Ik wensch u een zaligen dood, onder don bijstand van
Jesus, Maria en Josef en opdat deze wensch des te
meer kans op vervulling hebbe, bid ik God , dat Hij
u uit de hoogte des Hemels zegene ; ik bid God, dat
Hij mijn opgeheven hand ondersteune , opdat ik , zijn
onwaardige Stedehouder, u dien zegen geven kan , die
u sterkt, die u moed tot den strijd en de genade geeft,
om uwen wil te vercenigen met den Zijnen, ook wan-
neer deze ons verborgen is ; eindelijk wil ik u zego-
nen, opdat God u de vertroostingen der aarde, maar
daarenboven do eeuwige vertroostingen des hemels ver-
leene.
Benedictio Dei...."
-ocr page 63-
59
XX.
29 April 1872.
AAN DEN PASTOOR VAN DE KERK DER H.H. APOSTELEN
EN 3000 ROMEINEN.
„Voordat onze Heer Jesus Christus deze wereld ver-
liet , antwoordde Hij Zijne Apostelen, die verlangden,
dat Hij nimmer van hen zoude scheiden, tot hunne
vertroosting, dat, wanneer Hij niet heenging, de Hei-
lige Geest niet komen zoude, om hun kracht en moed
te geven; tevens gaf Hij hun de verzekering , dat deze
Goddelijke Geest den goddeloozen een groote misdaad
zou voorbehouden, namelijk, Jesus Christus hoeft hun
dit zelve geopenbaard, de zonde van ongeloof.
Dit ongeloof is eene zonde, die heden in zekere
hooge kringen heerscht en hoogmoedig op allo wegen
der wereld voortwandelt, en in alle oorden der wereld
zich een baan zoekt te breken, denkende, dat aan
haar de overwinning verzekerd is. Zij bedriegt
zich. Er is een God, en deze God heeft, hoewel door
wolken en nevelen omgeven, een hoogen troon, op
macht en gerechtigheid gegrondvest. Deze door wolken
en nevel omgeven God beteekent, dat er in Hem ge-
heimen zijn , die wij niet begrijpen , maar die wij gc-
looven moeten, terwijl wij ons verstand onderwerpen
en aan het geloof van Jesus Christus de eer geven.
Maar de goddeloozen willen aan die geheimen niet ge-
looven en vermeten zich de meest valsche grondstellin-
gen op te kunnen werpen, de grondstelling van niets
-ocr page 64-
60
te gelooven, dan wat het verstand kan begrijpen en
verklaren. Do dwazen ! Komt het brood dat ons voedt
en onderhoudt niet uit het meel ? En komt dit meel
niet uit het koren , dat zelf door de aren gedragen
wordt, en komt deze aar niet uit een kleinen korrel ,
die in do aarde werd gelegd ? Wie kan nu zeggen ,
hoe deze kleine zaadkorrel wortel schieten en andere
voort kan brengen ? Zij weten het niet en zeggen,
dat dit een geheim der natuur is, en zij eten van dit
brood even als wij. En toch willen zij niet gelooven
aan de geheimen van het geloof!
En eenigon willen in deze gezindheid des ongeloofs
sterven; zij willen als sterke geesten sterven, zoo als
zij zeggen, dat wil zeggen, sterven als geesten, die
door den duivel bezeten zijn. Wij hebben dit in de
laatste dagen zelve ondervonden ; er stierf een mensch,
in de grootste ellende verlaten , zonder bijstand van den
bewaarengel of van de Heiligen des hemels ; hij is ge-
storven; en hij stierf, zijne ziel in do handen van
Satan overgevende, om God in den afgrond der hel
eeuwig te lasteren. En dan zegt men , dat de Kerk en
hare dienaren zich bereid moeten toonen om aan zulke
lieden de godsdienstige eerbewijzen en voorbeden te ge-
ven, welke slechts verstrekt en toegestaan worden aan
de zulken, die in den schoot dezer Kerk sterven! En
zij die aanspraak maken op en de eerbewijzen der Kerk
verlangen , staan onder de toorn Gods ! Wat moeten
wij hun antwoorden ? Qui sordescit, sordescat adhuc,
qui nocet, noceat adhuc, wie vuil is, zal nog vuiler wor-
den; die spot nog meer spotten ! Dat is de grootste
straf, die God eene ziel kan toezenden, dat Hij haar
-ocr page 65-
61
overlaat aan het verpletterende gericht van hare eigene
handelingen, haar prijs geeft aan de golven van haar
eigen goddeloosheid. Qui nocet, noceat adhuc.
Maar wanneer zal aan dat alles een einde komen \'t
zult gij zeggen. Welke hoop hebben wij ? Het woord
van den II. Johannes geeft het antwoord : Qui sordebcit,
sordescat adhuc
, qui nocet, noceat adhuc, zie ik kom
spoedig, ecce cito venio. Ik zal spoedig komen, zegt
Jesus Christus; Ik zal spoedig komen , om ieder naar
zijne verdiensten te vergelden, en Ik zal voor hunne
zonden geene erbarming hebben.
Vertrouwen wij op de barmhartigheid des Heeren,
die houden zal, wat Hij gezegd heeft: ecce venio cito.
Hopen wij , dat dit woord onder ons spoedig tot waar-
heid worde. Wee hen, die zich met de revolutie ver-
bonden en met de goddeloozen in hebben gelaten ! Zij
willen met de revolutie spelen , maar de revolutie zal
hen in hare afgronden verslinden.
Gisteren en eergisteren hebben wij vernomen, hoe-
veel ongelukken en verwoestingen de uitbarsting van
den Vesuvius heeft aangericht, toen de natuur, of veel-
eer God dit groote natuurverschijnsel te voorschijn riep
tot straf voor onze zonden. Ziet, wat er gebeurd is.
De nieuwsgierigen , die met de vlammen speelden en het
schouwspel van den brand van nabij genieten wilden ,
zijn gedood en verbrand. Dierbare kinderen, men
speelt niet met het vuur; die het te dicht nadert, wordt
verbrand. Zoo gaat\' het ook met hen , die zich met
de revolutie willen verstaan. En laten wij het maar
zeggen, het zijn de heerschers , die de revolutie nado-
rende, meenen haar vuur te kunnen blusschen , maar
-ocr page 66-
62
zij bemerken niet, dat zij zelve door die vlam verteerd
worden, die dreigt zich over de geheele aarde te ver-
breiden en waarvan men reeds de voorteekenen ziet.
O mijn God, heb medelijden met ons! Ik beveel u
dit volk aan, dat zoo vol eerbied is voor Uwen onwaar-
digen Stedehouder; ik bid , ik smeek U, dat de vlam-
men der revolutie het niet te na komen, dat het niet
tot asch verteerd , noch dat het verschrikt worde. Ge-
nade, o mijn God, Gij die in Uwe hand het lot der
menschen houdt, straf de goddeloozen, bewaar en be-
scherm de goeden ; moedig hunne leidslieden aan, op-
dat dit volk, altijd gescheiden van eene regeering, die
geen vertrouwen verdient. . . (hier brak zulk een roep
van bijval uit, dat de Heilige Vader niet verder kon
gaan . .. .) opdat, zeg ik , dit volk te midden der stor-
men, die om het zelve woeden, zich omhoog moge
houden en behouden en wel in de haven aan mogen
komen , om U, o mijn God, het Hosanna der dank-
baarheid en lofprijzing te kunnen zingen.
Intusschen roep ik U op nieuw aan , o mijn Jesus !
opdat Gij de zwakke en zinkende hand van Uwen Stede-
houder moogt verheffen , opdat hij het hier tegenwoor-
dige volk , het volk van Rome en het over de geheele
wereld verbreidde Katholieke volk kunne zegenen. Ze-,
gen hunne personen, hunne huisgezinnen , hunne zaken ;
stort hun goede voornemens in , en dewijl Gij gezegd
hebt, dat Gij weggingt, om ons Uwen Heiligen Geest te
zenden, zoo maak, dat deze Goddelijke Geest ons
sterkte , raad, wijsheid e\'n al zijne andere gaven mede-
deelt , die ons zoo noodig zijn ter bestrijding van onze
zoo machtige, hardnekkige en trotsche vijanden. Zegen
-ocr page 67-
63
hunne dagehjksehe aangelegenheden en zaken, opdat
zij, door Uwe heilige bescherming hun welzijn bemer-
kende, altijd den geest mogen hebben , om u in deze
wereld te loven en te prijzen , en om U in de andere
wereld eeuwig te verheerlijken !
Benedictio Dei. . . ."
XXI.
3 Mei 1872.
AAN DEPUTATIËN VAN DE VEREENIGING VOOR DE KATHO
LIEKE BELANGEN UIT DE STEDEN TERRACINA,
PIPERNO, MAENZA, ROCCASECCA
EN ROGCAGORA.
„De revolutie gelijkt, zooals reeds de Heilige Ccsa-
rius, de patroon van Terracina gezegd hoeft, op dat
kind , dat men door alle soorten van spijzen heeft vet
gemaakt, om het met gebonden handen en geblind-
doekt aan do valsche godheden van het Heidendom te
offeren. De revolutie, die heden de geheele wereld
omvat, zal op geeno andere wijze eindigen. Zij zal
door hare eigene zonen , door hare eigene dwalingen
geofferd worden. Maar vroeg of laat zal de waarheid
zegevieren. Moge deze gedachte u sterken, en nu,
ontvangt den zegen van den Stedehouder van Jesus
Christus!
Benedictio Dei ...."
-ocr page 68-
64
XXII.
5 Mei 1872.
AAN VELE ROMEINEN.
„Ik verheug mij zeer over uwe gezindheid, uwe trouw
en gehechtheid , en gaarne neem ik de nieuwe bewijzen
die gij mij daarvan geeft, aan. Ik hoop, dat onze
Heer u de kracht zal geven , om daarin te volharden.
De Heer is zeker met ons. Hij zelf heeft gezegd:
„Ecce ego vobisciim sum usque ad conssummationem
saeculi
, zie, Ik bon met u tot do voleinding der eeuwen.
Hij is met ons alle de dagen en ten allen tijde ; Hij is
met ons en geeft ons do noodige kracht, om gezond
en ongedeerd de gevaren te verduren , die ons omge-
ven; Hij is met ons om ons bestendig te zegenen.
Daaruit volgt, dat wij verzekerd kunnen zijn , dat noch
Zijne hulp, noch Zijn zegen ons immer zullen ont-
breken.
De Heer zegene u in dit oogenblik, zooals ik
zelf u zegen, en deze zegen zij met u in uw leven
en in het uur, wanneer gij de eeuwigheid zult bin-
nengaan.
Benedictio Dei. . .."
-ocr page 69-
65
XXIII.
8 Mei 1872.
AAN VREEMDE, VOORNAMELIJK ENGELSCHE DAMES.
De Heilige Vader beklaagde zich, dat men
heden zoo veel aan aardsche dingen denkt, en
slechts van de rijken der aarde spreekt, zonder
zich te bekommeren over het hemelsche rijk:
„Het is waar," zeide de Heilige Vader, „dat er in
Rome een groot getal Katholieken is, dat daaraan denkt,
maar er is nog een grooter aantal, dat weinig of in
\'t geheel niet aan God denkt.
Ik begrijp, dat men zich met de aardsche zaken moet
bezighouden, maar men moet wel oppassen, dat men
niet de hemelsche en eeuwige zaken vergeet."
XXIV.
15 Mei 1872.
AAN DE VORSTIN ORSINI EN DE ZUSTERS DE LA VIA CRUCIS,
DE LIEFDEZUSTERS VAN DEN H. VINCENTIUS A PAULO
EN AAN -DE CONGREGATIE VAN DE DOCH-
TEREN VAN MARIA.
„Geliefde dochters ! Ik heb met genoegen alles ver-
nomen , wat gij mij zegt en wat gij doet, en ik waardeer
uwen goeden wil, om altijd voor de eer van God te
willen werken.
-ocr page 70-
66
Bij de hemelvaart van Jesus Christus gaven twee
Engelen eene berisping aan hen, die verwonderd en
werkeloos stonden , met de oogen ten hemel gericht.
Jesus Christus is ten hemel gestegen om deszelfs poor-
ten voor ons te openen ; Hij steeg op, stralende van glans
en begeleid door alle rechtvsiardige zielen , die Hij uit
het voorgeborgte bevrijd had. Natuurlijk stonden allen,
die met Jesus gegaan waren, bij het aanschouwen van
een mensch, die op eene wonderbare wijze zich ten
hemel verhief, met open mond en vol verbazing naar
boven te staren. Maar de Engelen spraken tot hen :
Waarom staat gij daar zoo naar den hemel te staren ?
alsof zij hadden willen zeggen: Waarom zoo den tijd
nutteloos te verliezen ? Gaat veel liever naar het huis
van \'t avondmaal om met de anderen te bidden.
Gij ziet daaruit, geliefde dochteren, dat het immer
berispingwaardig is, wanneer men in werkeloosheid
blijft, zelfs dan, wanneer er sprake is, om ten hemel
te staren, om wonderbare dingen te aanschouwen. Met
één woord , men moet veel meer handelen , dan zien.
Zoo moet gij immer en overal doen , waar gij kunt, te
midden van uwo zusters, vrienden en familën.
Ja wel, in uwe eigene huizen kunt gij goed doen;
gij kunt zelfs in. uwe huizon uwe zorgen tegen gebre-
ken aanwenden, een der uwen kan eene berisping noo-
dig hebben. Verbetert hen met liefde, tracht hen tot
een goed leven te geleiden. Volhardt met ijver in de
beoefening van het gebed, gaat voort met te arbeiden
en ten allen tijde en bij elke gelegenheid een goed
voorbeeld te geven, opdat ook gij niet het verwijt ver-
dient, daar te staan en ten hemel te staren.
-ocr page 71-
67
Zekerlijk zeg ik tot zekere lieden niet: Wat staart
gij ten hemel, quid aspicitis in coelum ? Hun zeg ik
veeleer: "Wat baat het u naar de aarde te zien ? Die
nu aan de regeering zijn , zien nu naar de aarde. Ik
zou moeten zeggen: De wereld was immer zoo , zij
heeft immer naar de aarde gezien ; heden echter zien
zij , van welke ik spreek , niet alleen naar de aarde,
maar zij zien naar waarheid in de diepten der aarde.
Ik zeg, dat men naar den hemel moet zien en voor
den hemel moet arbeiden; al het andere heeft niets
gemeens met ons eeuwig heil.
Ik heb genoeg gezegd. Het is derhalve noodig om
door zich zelven en door anderen te doen, wat men
kan. Denkt er aan, geliefde dochters, dat er vele
zijn , die zich volstrekt niet meer om de wet Gods be-
kommeren , en tot welke men het verwijt van den pro-
feet zou kunnen richten: Dissipaverunt legem tuam,
zij hebben uwe wet verscheurd.
Genoeg. Keert naar huis terug en neemt mijn zegen
mede: zegt tot uwe verwanten, voornamelijk wanneer
daar onder eenige zijn die aangetast zijn door de ziekte
waarover ik sprak: de zegen des Pausen verspreidt
zich ook over u ; de Paus zegent u , opdat gij de ge-
zondheid weder moogt erlangen. Gij zult het hen op
eene gelegene wijze en met de passende woorden, waar-
van de vrouwen zoo goed gebruik weten te maken,
zeggen.
Ik zegen u, u en uwe familiën en alle voorwerpen
van godsvrucht die gij bij u hebt.
Benedictio Dei...."
-ocr page 72-
68
XXV.
19 Mei 1872.
AAN EENE VERZAMELING GELOOVIGEN.
„Ontvangt mijn zegen; hij zal u goed doen en zelfs
zooveel kracht geven , dat gij ook anderen goed kunt
doen.
De wereld is in een zoo treurigen toestand geraakt,
dat wij allen verplicht zijn, zooveel goed te doen als
ons maar eenigzins mogelijk is. Bij gevolg moeten niet
allen de ordens mannen en vrouwen , en al degene die
zich op eene bijzondere wijze aan den dienst van God
hebben gewijd , maar ook zij die in de wereld en te
midden hunner zaken leven, zooveel goed doen als
maar mogelijk is , om het kwaad , dat ons overstroomt,
weder goed te maken.
Maar God is met ons. Laten wij altijd met Hem
vereenigd zijn, handelen wij allen in eensgezindheid
en Hij zal ons niet verlaten. Gij ziet, de Heilige Geest
toont het heden , Hij, die over de in liefde en gebed
vereenigde Apostelen is nedergedaald.
Op dien dag heeft de Heilige Petrus en hebben alle
andere Apostelen voor de eerste maal tot die menigte
gesproken die in Jerusalem was. Er waren Hebreen ,
Grieken, Arabieren; er waren ook Eomeinen bij , zij
allen hebben die taal verstaan; en waarom ? Omdat
het de taal der liefde was, en de liefde is dadelijk in
hunne harten gedrongen. Waar geene liefde heerscht,
daar is geene vereeniging, en bijgevolg heerscht daar
-ocr page 73-
69
verwarring. Zoo ontstond ook bij de Babylonische
torenbouw de verwarring der talen , omdat die men-
schen niet met God vereenigd en zelfs tegen God ver-
bonden waren. Laten wij de verwarring over aan de
wereld en aan allen die de wereld volgen. Wij daar-
entegen willen de Apostelen , den Heiligen Petrus, de
ingevingen van den Heiligen Geest volgen , en wij zul-
len tot het bezit van God geraken.
Benedictio Dei... ."
XXVI.
25 Mei 1872.
AAN ROMEINEN.
Uit naam eener talrijke deputatie, die de uit-
drukking was van de gezindheid der Eomeinen,
las Pietro Matoloni een adres voor, waarop de
Heilige Vader het volgende antwoordde:
„De Heilige Mis was dezen morgen zeer lang, om
dat verscheidene epistelen werden gelezen; des niet te
min was het mogelijk, haar met aandacht bij te wonen,
zooals goede Christenen doen en ook dezen morgen ge-
daan zullen hebb en. In een dezer epistelen wordt gezegd,
dat er een tijd zal komen, waarin jonge dochters won-
deren doen en de toekomst voorspellen zullen. Maar
laten wij deze voorspellingen en deze wonderen, die op
-ocr page 74-
70
hun tijd reeds in vervulling gingen, zooals vooruit ge-
zegd was.
Ik zeg, dat er een ander tijdstip is aangebroken,
waarin gij zelve, jongelieden van beiderlei geslacht,
wonderen doet en waarzegt. Het is waarlijk een won-
der , om te zien , hoe gij, zoo jong als gij zijt, om-
geven door zoovele gevaren , blootgesteld aan de val-
strikken van zoo veel leeringon van verderf en godde-
loosheid, de kunst verstaat om u van het kwaad ver-
wijderd te houden en alle middelen zoekt, niet alleen
tot uw heil, maar ook tot redding der anderen. Ja,
het is een wonder te zien, hoe zoo vele jongelieden
den helschen vijand overwinnen en in hunne zielen de
gevoelens van vroomheid en godsvrucht vast en onwrik-
baar behouden.
Men kan zeggen, dat gij waarzegt.... in uwe adres-
sen, wijl ik u met een nadruk, die uw geloof eer aan
doet, hoor verzekeren, dat het einde dezer rampen
zeker komen moet; omdat ik u hoor zeggen, dat men
eens uit dezen ellendigen toestand zal komen, en dat
het oogenblik komen moet, waarin de vijanden der Eerk
verslagen, de godsdienst ondersteund en bevordert en
niet meer onderdrukt en vervolgd zal zijn.
Dierbare vrienden 1 Men kan in zekeren zin zeggen,
dat dit waarachtige voorspellingen zijn; hopen wij, dat
onze Heer ons spoedig do vervulling late zien , die niet
uit kan blijven, opdat elk gevaar voor verleiding, voor-
namelijk voor den jengdigen leeftijd, ophoude.
Het is nog niet lang geleden, dat — zoudt gij het
kunnen gelooven — iemand mij een leeraar aangewezen
heeft, die in de school van een der weeshuizen dezer
-ocr page 75-
71
stad, er zijn werk van maakt, om de hem toever-
trouwde kinderen te verleiden, door dat hij ze met eene
waarlijk duivelachtige kunst godslasteringen en alle an-
dere soort van goddeloosheid leert. Arme zielen! Ho-
pen wij derhalve, dat het einde der tegenwoordige
rampen nabij is en dat men spoedig het einde van zoo
vele en groote ergernissen zal kunnen zien.
Gaat inmiddels voort met bidden ; ja bidt, lieve kin-
deren , en bidt veel, want alleen op het gebed en de
hulp Gods kunnen wij in waarheid ons vertrouwen stel-
len; in deze gevoelens zegen ik u.
Ik zegen u en alle voorwerpen van godsvrucht, die
gij bij u hebt; ik zegen uwe familiën en uwe vrienden,
zoo ook andere jongelieden, die u gelijk zijn. Moge
God u zegenen voor de geheele eeuwigheid.
Benedictio Dei...."
XXVII.
27 Mei 1872.
AAN DE DOCHTEREN VAN MARIA.
„God zegene u, lieve dochters ! Gij hebt mij gezegd,
dat gij verlangen gevoelt naar de levende wateren; ook
Jesus Christus heeft tot de Samaritaansche vrouw over
dit levende water gesproken. Deze begreep in den be-
ginne niet goed van welk water Jesus Christus sprak
en heeft tot Hem gezegd: Hoe kunt Gij mij van het
-ocr page 76-
72
water geven, dewijl Gij niets hebt om mede te schep-
pen; Gij hebt noch een emmer noch een koord, en de
put is diep. En Jesus antwoordde : Wie van dit wa-
ter drinkt, — Hij meende het natuurlijke , — zal we-
der dorst krijgen; wie daarentegen drinkt van het
water, dat Ik hem geven zal, zal nooit meer dorst
hebben. Inderdaad, het water van het welke Jesus
Christus sprak, is de onverwoestbare frischheid des
geestes, die de dorst der ziele lescht, daar zij dezelve
immer met de dauw der liefelijke geuren van de ge-
nade Gods vervult. Dat is dezelfde genade, die de
geestelijke geneugten van de liefde Gods en der hemel-
scho dingen laat genieten, en daardoor geen dorst meer
geeft naar de dingen der wereld, die slechts dwaasheid
en ijdelheid zijn.
Heden zeg ik tot u, zooal» Jesus tot de Samaritaan-
sclie vrouw. Drinkt van dit water, en uwe dorst zal
voor immer gelescht zijn; drinkt van het goddelijke
water, welks bron Jesus Christus is; drinkt daarvan,
door u dikwijls door de Heilige Sacramenten te voeden;
drinkt daarvan door het woord Gods aan te hooren;
drinkt daarvan door een voortdurend gebed , en gij zult
dan niet meer verlangen, om uit de onzuivere en ver-
giftigde bronnen dezer wereld te drinken. Dat is dus
het levende water, dat gij van mij verlangd hebt. Gij
hebt eenige woorden van mij gewild, die u zouden
kunnen sterken en ondersteunen in den strijd des Hee-
ren. De weinige woorden, dio ik tot u heb gesproken,
zijn voldoende ; wanneer gij ze zorgvuldig in uwe harten
bewaart, zullen zij voor u een bron van levend water
zijn, die tot in de eeuwigheid zal doorvloeien..
-ocr page 77-
73
God zegene u nogmaals! Ik zegen u , uwe familiën,
uwe zielzorgers en allen , die zich aan het geestelijke
welzijn van uwe zielen hebben gewijd.
                   
Benedictio Dei.. .."
XXVIII.
31 Mei 1872.
AAN DE ROMEINSCHE JEUGD.
Op Vrijdag- den 31 Mei 1872 ontving onze
Heilige Vader inïijne gevangenschap eene nieuwe
troost door de Romeinsche jeugd. Een groot
g-etal jongelingen , van den leeftijd van 18—30
jaren, meestal studenten, leden van de Romein-
sche vereeniging voor de Katholieke belangen,
die pas eene nieuwe afdeeling- had gevormd, onder
den naam : Afdeeling der jongelieden, en die hun-
ne zamenkomst in het paleis van Kardinaal Boro-
meo, die hun directeur is, hielden, had het ge-
luk, voor het eerst door den Heiligen Vader in
gehoor te worden ontvangen.
Graaf Franzesco Vespignani las een adres voor,
waarop de Heilige Vader de volgende toespraak
hield:
„ Jesus Christus werd in do laatste dagen Zijns levens
overgeleverd aan de haat der Pharizeën, Schriftgeleer-
4
-ocr page 78-
74
den en al degene, die zijne goddelijke zending niet
wilden erkennen. Om met Hem te kunnen spotten en
te beschimpen, voerden zij Hem nu eens naar Kaïphas,
dan naar Pilatus en dan weder tot Herodes , omdat zij
in zich den anti-socialen, den inhumanen geest hadden
en vijanden van den Verlosser waren.
Nu heeft de Kerk bij de instelling van het feest van
den Heiligen Sacramentsdag onder andere beweegrede-
nen ook deze gehad, om de mishandeling en beschim-
pingen te herstellen , welke Jesus Christus in Zijn heen
en weer leiden in zijn laatsten nacht geleden heeft. De
Kerk had de bedoeling, om het feest van den godde-
lijken Verlosser in triomf te vieren, om Hem herstel-
ling te geven voor zoovele ongerechtigheden en mishan-
delingen , die Hij in de Godmoordende stad had onder-
vonden. Mijn God! deze processiën worden heden niet
meer gehouden! Men heeft het helaas in alle steden
van Italië , wij hebben het zelfs in Eome gezien. Men
duldt allerhande processiën met hare verschillende ba-
nieren ! daar is do banier der internationale, ginder
die der vrijdenkers ; verder nog die der vrijmetselaars.
Men veroorlooft deze processiën vrijen omgang, men
duldt, men beschermt ze, opdat zij naar de bedoelin-
gen der hel rond kunnen trekken, terwijl wij Jesus
Christus niet in processie rond kunnen dragen, zonder
Hem bloot te stellen aan hoongelach, godslastering en
beschimping.
Daar ons dit niet toegestaan is, zoo ontvang ik hier
tot mijne groote troost eene schadeloosstelling, en als
Stedehouder van Jesus Christus leg ik die aan den voet
des altaars neder, waar het Heilige Sacrament wordt
-ocr page 79-
75
aangebeden. Deze schadelooststolling is uw ijver voor
het goede. Gij wenscht Jesus Christus verheerlijkt te
zien , maar zoo als hetgeen gebeurd is bewijst, is het
niet geoorloofd, Hem in de straten te vereeren; gij
weet, waar, wanneer en hoe het goddelijke Sacrament
onteerd is. Daar wij Jesus Christus echter niet in tri-
omf door de straten kunnen dragen , zoo verheerlijkt
Hem immer en overal aan den voet des altaars.
Verheerlijkt Hem overal, in uwe winkels, in uwe
werkplaatsen, opdat gij bevoordeeld moogt worden bo-
ven hen, die de heilige zaken verachten.
En wanneer uwe stem zwak wordt en de moed u
ontbreekt, zoo toont toch minstens door uwe houding
en door do ernst van uw gelaat aan allen , dat gij ver-
oordeelt wat tegen den godsdienst is.
Ja, volvoert uwe voornemens ! Ik zegen u voor deze
heilige plannen. Ik ken do gevaren die u omringen;
ik weet welke valstrikken u gespannen worden , en hoe
veel gij zult te lijden hebben.
Moed , geliefde kinderen ! En ik , vol vertrouwen op
God, vol troost, wanneer ik staar op u, op zoo vele
jongelieden, die zoo eensgezind, zoo moedig in het
goede zijt, ik geef u eenen zegen, die in waarheid uit
mijn hart komt.
Ik zegen u, uwe familiën , uwe aangelegenheden;
moge dezen zegen u dienen tot bemoediging in de bit-
terheden des levens, als schild tegen de verdrukking
uwer vijanden, moge hij u groot maken in vroomheid
en godsvrucht.
Dezen zegen dale in dit oogenblik over u neder; hij
begeleide u door uw gansche loven, en voornamelijk
4*
-ocr page 80-
76
zjj hij mot u in hot uur, waarin gij uwc ziel aan God
zult overgeven.
Ook do goddeloozen moeten hui.no ziel aan God
overgeven, maar zij zullen het doen, om, zooals Abra-
ham tegen den rijken brasser zeide, onder de las-
teringen des duivels , die haar in de hel dragen , in de
eeuwige pijn te gaan.
Jesus Christus zij met u in het oogenblik van uwen
dood en geleide u in het paradijs , opdat gij Hem ge-
durende de geheole gelukzalige eeuwigheid zoudt be-
minnen , loven en prijzen.
Benedictie» Dei. .. ."
XXIX.
5 Juni 1872.
AAN DE CONGREGATIE VAN DEN HEILIGEN ALOYSIUS IN DE
PAROCHIE DE SANTO SPIRITO IN SASSIA.
De congregatie bracht eene copie van het Moe-
dergodsbeeld Sahts Infirmorum, dat kortelings
op de Piazza Pia verbrijzeld was geworden, om
het te laten wijden en dan plechtig- op den Ja-
niculus te plaatsen.
Er werden twee adressen voorgelezen, een van
den kant der jongelingen, het andere van de
jonge dochters. De Heilige Vader antwoordde:
-ocr page 81-
77
,Jk zal u mijn z"egen geven, naar welken gij ver-
langd,hebt, na u alvorens, volgens mijne gewoonte,
eenige woorden tot onderrichting toegesproken te hebben.
Gij hebt alzoo, onder bescherming van den Heiligen
Aloysius van Gonzaga , de beoefening van goede en hei-
lige werken ondernomen. Ik herinner mij nog zeer
goed, wat ik u bij eene andere gelegenheid gezegd
heb, en wat gij in het cene uwer adressen aangeroerd
hebt, dat gij toenmaals met waarlijk christelijke trots
God zelven het offer van uw leven aangeboden hebt,
wanneer het voor de eer Gods en de zegepraal der
Kerk gevorderd werd , en ik zeg u , dat ik het offer
goedkeur , maar dat ik het voor nuttiger oordeel, dat
gij uw leven aanwendt tot vrome werken, tot nut van
u en uwe naasten.
Bij hetgeen ik u toen gezegd heb om u in uwe
goede voornemens te bevestigen, voeg ik nu een voor-
beeld uit het leven van den Heiligen Aloysius, opdat
gij daaruit zoudt leeren , wat men door goede werken,
door het gebed, door voorbeeld en goede raadgevingen,
kan doen , ten voordeele van den naaste , vooral in deze
tijden, waarin het zoo noodig is om de deugd, die in
gevaar is, te ondersteunen en de zegevierende ondeugd
te beschamen.
De Heilige Aloysius van Gonzaga was gelukkig over
zijne eenzaamheid in het gezelschap van Jesus, waar hij
den vrede des gewetens en de rust des geestes genoot,
zooals een Heilige in het huis des Hecren die kan ge-
nieten. Inmiddels waren er, zooals dat in de wereld
dikwijls gebeurt, in zijn ouderlijk huis gebeurtenissen
voorgevallen, die den vrede in de familie verstoorden
-ocr page 82-
78
en dreigden ernstige tweedracht tusschen onderscheidene
vorsten te verwekken. Daarom ontving de Heilige
Aloysius van zijne oversten het bevel, om het klooster
voor eenigon tijd te verlaten , naar zijn ouderlijk huis
terug te keeren en den vrede en de rust daar weder te
herstellen, die hij zelve in het huis des Heeren ge-
noot. God kan niet anders dan de onderneming van
dezen heiligen jongeling, die Hem zoo dierbaar was,
zegenen.
Inderdaad gelukte het Aloysius om door zijne liefde,
zijne zachtmoedigheid en zijn verstand, eindelijk alle
oorzaak van tweedracht te verwijderen en nadat hij de
geesten voor de eendracht had gewonnen, keerde hij
naar zijn klooster terug, waar hij spoedig daarop stierf;
want zooals gij weet, behoorde hij tot degene, die in
de eerste bloei der jeugd gestorven zijn.
Toen men hem in het laatste oogenblik zijns levens
vroeg : Broeder Aloysius hoe gaat het; zeide hij: In
vreugde gaan wij heen , laetantes imus. Hij wilde zeg-
gon, dat, nadat hij in zijn leven zoo vele goede wer-
ken volbracht had , hij zich gelukkig achtte , heen te
gaan , om het eeuwige loon in ontvangst te nemen.
Dat is de wensch, die ik ook voor u heb. Mocht
gij allen in het laatste oogenblik kunnen zeggen: Lae-
tantes imus
, zoodat gij met de herinnering aan die
goede werken, waaraan gij uw leven gewijd, aan
de goede voorbeelden, die gij gegeven , aan het
goed, dat gij den naaste bewezen hebt, doordat gij
hom onttrokken hebt aan de in onze dagen verspreidde
ergernissen, of den gestoorden vrede hersteld, of
naar uw vermogen de deugd verspreid en de ondeugd
-ocr page 83-
79
onderdrukt hebt, aan hen die u vragen, hoe het gaat,
kunt antwoorden: Laetantes imus, wij gaan vol vreugde
in den schoot van God ons loon in ontvangst nemen.
Dat is mijn wensch en mijne hoop voor u.
Zorgt, mijne kinderen , dat gij zoo leeft, dat gij alle
mogelijke goed doet, opdat gij in dit en in het andere
leven den zegen Gods en der menschen verdient.
Inmiddels zegen ik u. Ik zegen alle voorwerpen van
Godsvrucht, die gij in uwe handen hebt, ik zegen uwe
familiën, uwe geestelijke herders. Dezen zegen verge-
zelle u tot in het laatste oogenblik , waarin gij zult
kunnen zeggen : Laetantes imus.
Benedictio Dei . . . ."
XXX.
14 Junij 1872.
AAN DE ROMEINSCHE VROUWEN-VEREENIGING.
Er waren ongeveer 1000 dames, meestal tot
de Romeinsche aristocratie behoorende, verzameld.
In het adres, dat de markiezin Antici-Mathei
voorlas, werd er gesproken over de goede wer-
ken, waarnaar de vereeniging streeft, voorna-
meiijk van 15 arme zondaressen, die in het hos-
pitaal door de liefderijke verzorging der leden
van de vereeniging bekeerd waren en een nieuw
-ocr page 84-
80
leven aangevangen hadden. De Heilige Vader
riep: bravo! Nadat nog twee meisjes een ge-
dicht voor hadden gedragen, stond de Heilige
Vader op en sprak :
„Wanneer God zoo dikwijls toelaat, dat de Heilige
Stoel door de vervolgingen en tegenspraken in \'t nauw
wordt gebracht, zoo kent Hij ook de armzaligheid en
zwakheid van zijn Stedehouder op aarde, en om hem
met moed en troost te vervullen, opdat hij in de ver-
volgingen en wederwaardigheden, die slechts eene god-
delijke beschikking zijn, de noodige frischheid beware,
zendt de Heer hem van tijd tot tijd eene troost, die hem
kracht geeft en hom in staat stelt om op den weg der
smarten te kunnen wandelen met de hoop, dat hij tot
een heerlijker doel, tot een gelukkiger, schooner en
rustiger dag zal geraken.
Zoo gaat het ook heden mij. Ik dank God en dank
u voor de zoo waardige gevoelens en wenschen, die
gij mij hebt uitgedrukt. Moge God in Zijne barmhar-
tigheid u verhooren! Moge Hij u den moed en de
kracht verleenen , om te volharden in de goede wer-
ken , die gij ondernomen hebt.
De gevaren zijn talrijk, aan vijanden ontbreekt het
niet, de vervolgingen zijn menigvuldig.
Maar bij deze gelegenheid herinner ik mij iets, dat
in de vorige eeuw is gebeurd. Ik spreek van den za-
ligen Crispino van Viterbo. Deze leekenbroeder had
eene innige vriendschap met een anderen leekenbroeder
en beide vrienden spoorden elkander wederkeerig aan
op den weg der deugd en heiliging. Crispino was op zijn
sterfbed van zijn vriend gescheiden en deze zag in een
-ocr page 85-
81
droomgezicht Crispino, die, met zijn zak op den schou-
der, op een weg vol onreinheden , vuiligheid en slijk
wandelde; hier en daar lagen op den weg scherpe voor-
werpen , steenen en andere dingen, en ofschoon Cris-
pino oud was , wandelde hij met veel gemak, terwijl
hij zijn voet nu eens op de steenen, dan weder op eene
toevallige oneffenheid zette , zoodat hij zijn kleed , ja
zelfs zijne sandalen niet besmeurde. Zoo kwam hij op
eene bloeiende weide aan, waarop zich een kostbaar
paleis verhief, en daar ontmoette hij een groot aantal
edelmoedige zielen en jongelieden van betoovercndo
schoonheid , die hem met zich namen, om zich te ver-
heugen in de aanschouwing van God. Do leekenbroe-
der ontwaakte en sprak bij zich zelven : „Crispino is
dood ; hij is midden door de wereld gegaan , zonder zich
met hare onreinheid te besmeuren , en nu verheugt hij
zich in den hemel over de aanschouwing van God.
Dat is de beteekenis van mijn droom."
Deze gebeurtenis heeft mij altijd moed gegeven , om
te midden van eene wereld vol onreinheid te wandelen.
Mjjne dierbare dochters, het is zonder twijfel zeer moei-
Ijjk, om met zekerheid te wandelen , te meer, daar wij
op onze schouders onze armzalige natuur dragen, wier
gewicht immer zwaarder wordt, om ons het binnen-
treden immer moeilijker te maken. Maar wapenen wij
ons met moed en vervolgen wij onzen weg , treden wij
dat paleis binnen , of treden wij het reeds op deze aarde
binnen , voor wij het in den hemel binnengaan !
Gij, mijne dochters, treedt het binnen. Gij gaat de
kerken in , die van uwe gebeden weergalmen; gij om-
ringt de altaren , om tot de hemelsche tafel te nade-
-ocr page 86-
82
reu, die u zoo veel moed, vastheid en licht geeft in
den strijd tegen de vijanden Gods. Degene die tegen
ons is, treedt de heilige plaatsen niet binnen.
Ik wil u bij deze gelegenheid eene vergelijking ver-
tellen , die wij uit den mond van den goddebjken Hei-
land zelven hebben; gij kent haar reeds , het is de
vergelijking van den Verloren Zoon , en gij zelve be-
moeit u met die ongelukkige vrouwen, die in waarheid
verloren kinderen zijn, opdat zij tot den schoot der
Kerk terugkeeren en haar tot een sieraad worden.
De andere broeder van den verloren zoon keerde van
het land naar huis terug en toen hij het naderde,
hoorde hij de welluidende toonen van de muziek, welke
de goede vader, in zijne vreugde over den terugkeer
van zijn zoon, had laten komen ; de broeder vernam\'
van de dienaren , dat om den terugkeer van den ver-
lorene te vieren, een rijk gastmaal was aangericht; in
zijne ontevredenheid wilde hij het huis niet binnentre-
den. Mijne lieve dochters, ligt hier niet eene afbeel-
ding in van hetgeen in onze dagen gebeurt ? "Wij gaan
de kerken binnen, maar de anderen treden haar niet
in; wij gaan tot de Heilige Tafel, en het is veel,
wanneer wij onze heiligste geheimen niet hooren belas-
teren en bespottelijk maken. Zij , die wanen de wereld
tot vrede te kunnen brengen, zeggen, zooals ik in een
der offieieuse dagbladen heb gelezen, dat men gods-
dienst moet hebben, maar dat alle godsdiensten, zij
mogen zijn wat zij willen, goed zijn, zoodat de hoog-
moed van Luther, de godslasteringen van Photius, het
bijgeloof van Mahomet voldoende zijn voor den vrede
der wereld. O , armzalige menschen ! Bidden wij voor
-ocr page 87-
83
hen, bidden wij, dat zij een einde mogen maken
aan de vervolging van de Kerk van Jesus Christus,
aan de vervolging, die voor hen zelve zoo gevaar-
Ijjk is.
In de eerste jaren van mijn Pontificaat, — ik wil u
deze anecdote nog eerst vertellen en u dan mijn zegen
geven, — in de eerste jaren van mijn Pontificaat, voor
ik uit Eome ging, toen ik er toe gedwongen werd,
was er een zekere minister, die nu dood is, zoo tamelijk
revolutionair , maar rustig , die noch dolk , noch pistool,
noch revolver , zooals men nu zegt, in de hand nam;
deze man verzekerde mij: wanneer de Duitschers maar
eerst weg zijn — en hij gebruikte daarbij eene verach-
teljjke uitdrukking — dan verlangen wij verder niets
meer, Heilige Vader; zijn wjj eenmaal van dit juk be-
vrijd, dan zullen wij de getrouwe onderdanen van Uwe
Heiligheid zijn , en wee dan hem, die het wagen zou-
de , de godsdienst van Jesus Christus aan te tasten;
wee hem, die zich zou willen vergrijpen aan den Ste-
dehouder van Jesus Christus. Wij zullen Uwe ver-
dedigers, de beschermers van U en van den gods-
dienst zijn!
Gij hebt gezien, wat er gebeurd is. Deze beloften
zijn op de vleugelen van den wind weggewaaid.
Gij hebt gezien welke eendracht, welke vrede, welk
geluk gebracht wordt door hen , op wier lippen de be-
loften zweefden ; gij hebt gezien , dat hij die provinciën
verloor, provinciën won; hebt gjj gelet op de geluk-
wenschingen, die daarop gevolgd zijn ? Die eerst ver-
volgd werd (de Duitscher) is nu vriend geworden. O
wat is de wereld trouweloos. O, waarom heeft een
-ocr page 88-
84
gedeelte der natiën zamengespannen tegen den Heer
en Zijn Gezalfde! Adversus Dominum et adversux
Christum ejus!
Veel geliefde kinderen! Blijft altijd standvastig en
getrouw op den weg, waarop gij staat! Weest over-
tuigd , dat de pijlen der vijanden van den een of ande-
ren kant zullen vallen. Maar onze God, die de uit-
doeler van alle goed is , die belooning geeft en tuch-
tigt, zal indachtig zijn , dat Hij in de parabel van den
Verloren Zoon als een liefdevolle Vader wordt voorge-
steld. Hij zal uwe droefheden en de benauwdheden
der geheele Kerk indachtig zijn, en Zijn Almachtigen
arm verheffende, zal Hij de opgestuwde baren gebie-
den, dat zij in de haar aangewezene bedding terug-
keeren en Hij zal spreken : „De stilte zal weder ko-
men , rust en vrede weder opstaan."
In deze gevoelens geef ik u mijn zegen. Ik zegen
u en uwc familiën; en ik betuig u voor den ijver, dien
gij voor de eer Gods en het heil der zielen aan den
dag legt, de dankbaarheid die mijn hart vervult. Moge
dezen zegen in u den moed verdubbelen, die voor uwe
zending van liefde noodzakelijk is! Moge hij binnen-
gaan in uwe familiën om haar te ondersteunen in be-
proevingen en wederwaardigheden ! Moge hij een zegen
zijn, die den vrede, de eendracht, het geluk en de
vreugde in uwe familiën brengt! Dezen zegen begeleide
u tot aan het laatste oogenblik uws levens , en wan-
neer gij uwe zielen God overgeeft en uw laatsten adem
uitblaast, moogt gij dan kunnen zeggen : God zij ge-
prezen ! Hij zij geprezen in Zijne gerechtigheid ! Moogt
gij door de gansche eeuwigheid Hem kunnen prijzen, wan-
-ocr page 89-
85
neer Hij u in de eeuwige heerlijkheid des hemels bin-
nenleidt!
Benedictio Dei . . . ."
Onbeschrijfelijk was de uitwerking; dezer toe-
spraak; wat weenden die goede vrouwen en rie-
pen : Leve Pius IX; Leve onze Heilig-e Vader;
God spare hem vele jaren! Leve de Paus!
XXXI.
15 Junij 1872.
AAN ROMEINSCHE VROUWEN TEN GETALE VAN 7000.
„Het is mij eene groote troost, dat ik zie, hoe heden
ten dage het Katholieke volk hetzelfde overkomt, als
eens het volk Gods. Dit volk was de priesterheer-
schappij moede en begeerde scepter en kroon; maar
het duurde niet lang of het had berouw over deze ver-
andering. Ik zeg daarover niets verder; men behoeft
slechts na te lezen, wat de raadslieden van Roboam
na den dood van Salomon zeiden, en men zal het
onderscheid tusschen de eene en de andere regeering
gewaar worden. Men zal zien dat deze raadslieden,
terwijl zij op een dragelijker juk en \'een verzekerd be-
staan hoopten, moesten voelen, hoeveel harder de
laatste regeering was , dan de vroegere.
Terwijl gij u beklaagt over een scepter, die niet op
-ocr page 90-
86
zjjn plaats is, spreekt gij uw leedwezen uit, dat de
priesterheerschappij verdwenen is, die God zij gedankt,
niet zoo verafschuwd was , als de vijanden der mensch-
heid en der Kerk van Jesus Christus willen doen ge-
looven.
Ik dank u allen ; gij moogt mijne woorden herhalen
aan hen die met u gekomen zijn, maar die uithoofde van
de groote afstand mijne stem niet verstaan kunnen. Ik
zegen allen ; van ganscher harte zegen ik ook den prins
van Campagnano , die in uwen naam gesproken heeft,
en de gansche, groote menigte, die hem en mij heden
omringt en die mijn hart vertroost.
Benedictio Dei . . . ."
XXXII.
AAN DE KATH IEKE VEREENIGING VAN VELLETRI.
„Met vreugde gei f ik u den apostolischen zegen; ik
zegen die tegenwoordig en die afwezig zijn. Met vreugde
heb ik vernomen , hoezeer het bezoeken der kerk en
het ontvangen der heilige communie in de laatste dagen
getoond heeft, dat Velletri zich christelijk gedraagt,
ten spijt der weinige menschen die het in verwarring
brengen.
Wanneer de vervolgingen en wederwaardigheden uwe
zielen tot God trokken, dan zou men even als van de
schuld van Adam kunnen zeggon: O felix culpa!
-ocr page 91-
87
O gelukkige schuld. Maar ik kan dat niet zeggen,
omdat het kwaad altijd sporen van goddeloosheid ach-
terlaat, en men weet bij ondervinding, dat de wer-
kingen der goddeloosheid verschrikkelijk zijn; anders
ware de troost volkomen, en wij zouden kunnen zeg-
gen : O felix culpa l Ik bid God , dat Hij dezo schuld
toch spoedig late verdwijnen, niettegenstaande do
schoone dingen en het vele goede , dat er uit voortkomt.
Ik dank u voor de goede gevoelens, die gij mij hebt
betoond. Ik zegen, zoo als ik gezegd heb, die tegen-
woordig en die afwezig zijn. Brengt dezen zegen aan
het gansche diocees en aan uwe familiën!
Benedictio Dei . . . ."
XXXIII.
AUDIËNTIE VOOR DE DEPUTATIE VAN VERSCHIL-
LENDE LANDEN.
Vooraan stonden de Belgen. De Heilige Va-
der zeide:
„België is een goed land; alles is Katholiek," zelfs
de regeering is Katholiek.....maar het volk bovenal
is goed."
Nadat de Heilige Vader voorbij alle deputaties
was gegaan, sprak hij :
„Ik zie hier afgevaardigden uit alle landen van Eu-
ropa, Franschen , Belgen , Spanjaarden , Engelschen ,
-ocr page 92-
%
88
Amerikanen, Italianen. Het is niet de eerste maal,
dat gij zoo van alle kanten zijt gekomen, om den Ste-
dehouder van Jesus Christus te begroeten.
Heden moet ik u om een bijzonder gebed voor Con-
stantinopel verzoeken. Wie de nieuwsbladen leest, weet
zoo goed als ik, dat daar een schisma is. Dit schisma
wordt ongelukkiger wijze door de regeering beschermd.
Ik zeg niet, dat daarin iets bijzonders steekt, dat de
Turkscho regeering een schisma ondersteunt, dewijl de
Katholieke regeeringen hetzelfde doen in de bescher-
ming der vijanden der kerk.
"Wat ik u zeggen wil, zal u bewijzen, dat God im-
mcr de waarheid in bescherming neemt. Hij die aan
het hoofd van dit schisma staat, heet Cagajan. Onge-
lukkigerwijze is hij bisschop, bisschop van Antiochiën
in Syriën. Deze arme stad is heden door twee aard-
bevingen verwoest, en God weet, of het zich ooit weder
zal herstellen. Het diocees van den schismatieken bis-
schop is vreeselijk beproefd; ik geloof dat twee- a drie-
duizend menschen zijn omgekomen. De arm Gods heeft
zich zwaar doen gevoelen. Gij ziet, hoe God de waar-
heid beschermt, daar Hij hare vijanden- slaat. Wij
moeten derhalve voor hen bidden.
Benedictio Del. . ."
-ocr page 93-
89
XXXIV.
19 Junij 1872, des avonds.
AAN BELGEN.
Ue Belgen hadden eene afzonderlijke audiëntie
in het studeervertrek van den Heiligen Vader.
Hier sprak hij:
„Confinnet hoc Deus quod locutus est! Moge God
uwe woorden bekrachtigen! Ik geef u den zegen, dien
gij verlangt. Ik wcnsch België geluk, dat het tot dus
verre verschoond is gebleven van de slagen, die de
maatschappij hebben geschokt. Gij zijt tusschen Scylla
en Charybdis door gevaren. Uw land is goed en Ka-
tholiek , er is zelfs een Katholieke geest in de regee-
ring .... Maar de maatschappij is zeer ziek . . . Ziet
op Frankrijk, Spanje , Italië. Het schijnt dat er een
wonder noodig is om de maatschappij weder op te rich-
ten. Maar is het niet een wonder, dat ik leef van de
aalmoezen der Katholieke wereld, waarin België zulk
eene voorname plaats inneemt? Van deze aalmoes leef
ik , ik en mijne beambten , en ik onderhoud bijna alle
bisschoppen van Italië. Want deze bravo regeering van
Italië — en de Heilige Vader glimlachte — erkent
mijne bisschoppen niet en vergenoegt zich om „waar-
borgen" aan te bieden , zooals zij onlangs nog in een
proces gedaan heeft. Deze zaak heeft zelfs eerlijke
protestanten verstoord; en uit dit oogpunt is het ons
van nut geweest. Ik heb van deze misdaad gesproken
in een brief aan kardinaal Antonelli.
-ocr page 94-
90
Men verwijt mij , dat ik immer hetzelfde zeg , maar
op dezelfde aanvallen moet ik wel met dezelfde protes-
tatiën antwoorden."
De Heilige Vader sprak daarna nog over de
zouaven, wier trouw hem zoo veel vreugde had
veroorzaakt. Hierop gaf hij den zegen.
XXXV.
20 Junij 1872.
AAN DE PRELATEN EN PRIESTERS , WELKE TOT DE VER-
SCHILLENDE GERECHTSHOVEN BEHOOREN, TOT DE
ROTA, CONSULTA ENZ.
Kardinaal Sacconi was spreker. Hij drukte
zijne vreugde uit, dat de Heilige Vader in den
storm der revolutie als een eik bleef staan en de
Katholieke liefde overal ontvlamd was. De Hei-
lige Vader antwoordde:
„Wanneer alle klassen der maatschappij en alle deelen
der wereld ons de uitdrukking hunner gehechtheid en
trouw hebben gegeven , dan mag het ons niet verwonde-
ren die heden eveneens te ontvangen van u, de medeleden
der verschillende gerechtshoven, die, uithoofde de treurige
omstandigheden van onze dagen, genoodzaakt zijn hun-
nen arbeid te staken. Zeker ontbrak het niet aan uwe
-ocr page 95-
91
woorden en werkdadigo deelneming:, om mij in de ram-
pen , die ons van alle kanten omringen , kracht en moed
te geven. Ik hoop van uwen tegenwoordigen toestand
te kunnen zeggen, dat do schorsing van uwen dienst
spoedig een einde zal nemen , en dan zal ik met den
Psalmist zeggen: Wij hangen onze harp op. Dan zal
onze macht weder beginnen , orde en godsdienst zullen
weder den invloed hebben , waarin zij zich eens mochten
verheugen. Hopen wij, dat dit spoedig gebeuro. Op welke
wijze, met welke middelen , onder welke omstandighe-
den zal God onze tijdelijke macht weder herstellen? Ik
zeg het niet, omdat ik het niet weet; maar niet tegen-
staande alles kan de hoop niet uit mijn hart verdreven
worden , zoo als men ze u, ik ben er van overtuigd,
niet uit het hart en niet uit de harten van al degenen
kan rukken , die met brandende begeerte er naar ver-
langen , dat de onderdrukking van onze macht spoedig
een einde zal hebben, en de godsdienst zjjn invloed
herwinnen.
Dezen invloed van den godsdienst kan zich heden nog
slechts doen gelden bij hen , die eene goede opvoeding
hebben genoten; maar deze zijn ook vol vuur en vlam
om ons de bewijzen hunner liefde en gehechtheid te
geven.
Wij hopen, dat het God moge behagen, om het
vurig verlangde oogenblik te zenden. Ik hoop, dat
God het zal schenken , zoo niet aan mij, dan toch aan
mijnen opvolger. („Neen ! neen ! u !" riep de geheele
verzameling).
Verheffen wij inmiddels geest en hart tot God , bid-
den wij om Zijnen zogen, laten wij immer de derde
-ocr page 96-
92
der goddelijke deugden voor oogen houden, maar verge-
ten wij de eerste, het geloof, niet, omdat wij zonder
geloof geen moed en kracht hebben, om met geduld de
vervolgingen, die heden de Kerk bedroeven, te verdra-
gen , en wij de vaste hoop niet kunnen behouden , dat
niettegenstaande de aanvallen der goddeloozen on de
macht cener regeering , die waarlijk door een slechten
wil bezield wordt, de poorten der hel do Kerk niet
zullen overweldigen, portas inferi non praevalebunt.
Moge mijn zogen u geloof en moed geven, om deze
voor den godsdienst en de gerechtigheid zoo gevaarlijke
tijden , te doorstaan !
Benedictio Dei. . . ."
XXXVI.
21 Juni 1872.
A*N ONGEVEER 2000 ITALIANEN, AFGEVAARDIGDEN
VAN 200 DIOCEESEN.
Bij het binnentreden van den Heiligen Vader
weerklonk de begeesterde kreet: »Leve onze
Heilige Vader! leve de Paus-Koning, leve de
gevangene van liet Vaticaan!" Doctor Aqua-
derni van Bologna, president van alle Katholieke
jongeling-vereenigingen van Italié , las het adres
voor. De Heilige Vader antwoordde :
-ocr page 97-
93
„Ziedaar, wederom de belasteraars van dezen Heili-
gen Stoel beschaamd in hunne praatjes, dat de Paus
van Italië heeft afstand gedaan, den zegen heeft ver-
geten en veracht, dien hij het voor 24 jaren gegeven
heeft. Gij zijt daar om deze lasterlijke leugens te
logenstraffen en uwe tegenwoordigheid verschaft mij
groote troost, die nog vermeerderd wordt door het aan-
schouwen van uwe eensgezindheid. Tot deze eensge-
zindheid raad ik immer aan , en ik bid God dat Hij ze u
doo behouden, opdat men van u en alle Italianen, die uwe
gevoelens deelen, kan zeggen: Ecce quant bonum et
jucundum hdbitare fratres in umim!
Ziet hoe goed en
lieflijk het is, wanneer broeders eendrachtig te zamen
wonen !
Ja, moge uwe gedachte dezelfde, één verlangen u
allen gemeenzaam zijn : de eer Gods en de verbetering
der maatschappij ; en moge dezelfde hoop u bezielen :
de herstelling van al datgene, wat tot den godsdienst
en de zedeleer behoort, en die heden ten dage zoo
gruwzaam onderdrukt worden. (Luide bijvalsbetuiging.)
Maar men werpt mij voor, dat ik niet meer denk
aan den zegen, dien ik voor 24 jaren gegeven heb;
men heeft de laagheid daarover te spreken, met uit-
drukkingen, die niet slechts goddeloos zijn , maar zelfs
tegen de gewone beleefdheid aandruischen en toch is de
Paus altijd dezelfde gebleven. (Herhaalde bijvalsbetui-
ging-)
Ik heb Italië toenmaals gezegend en ik zegen het
ook heden nog. (Bijvalsbetuiging.) Maar ik kan die
professoren en die leeraren der goddeloosheid niet zege-
nen, die met toestemming en met medeplichtigheid der
-ocr page 98-
94
regeering den geest en het hart der jeugd trachten te
verleiden. Neen, neen , dezen kunnen den zegen des
Pausen niet ontvangen.
Wij -willen, dat de jeugd den godsdienst niet ver-
gete en de goede grondbeginselen niet verlieze en
daarom zeggen wij tot die leeraren: Laat ons althans
de vrijheid van het onderwijs , want wij willen de jeugd
in de heiligheid van den godsdienst opvoeden , wij wil-
len hun zeggen, dat er een God is , en dat deze God
alles ziet en overal tegenwoordig is. Vinden wij God
niet in de heerlijkheid des hemels, in de vruchtbaar-
heid der aarde, in ons zelven, overal, waar wij de
blikken wenden ?
Wij willen de jeugd leeren , dat deze God niet alleen
de Schepper, maar ook de Verlosser van alle menschen
is. Hierbij stooten wij op de afschuwelijke dwaling van
den tegenwoordigen tijd, op do dwaling van deze men-
schen; die de wereld om willen keeren en de erfzonde
loochenen , en het daardoor bewerkte bederf der men-
schelijke natuur, ten gevolge waarvan God zelve ons
door eene nieuwe providentieelo beschikking moest her-
stellen. Wanneer deze lieden dus zeggen, dat de men-
schelijke natuur alleen toereikend is tot onze leiding
op aarde, -miskennen zij, en daarin bestaat de revolu-
tie, het groote grondbeginsel van het oppergezag, zon-
der hetwelke nog orde, noch vrede, noch rust op deze
aarde bestaan kan.
Ik zegen Italië, maar ik zegen niet de overweldigers
der Kerk en de vijanden Gods. (Bjjvalsbetuiging.)
Neen, ik zegen niet de tempelroovers, de menschen
der ergernissen, de Godslasteraars en verwoesters der
-ocr page 99-
95
Heilige beelden. Ik kan ook hen niet zegenen, die
zich slechts weinig of in \'t geheel geen moeite geven,
om de godtergende aanvallen van die lieden te ver-
hinderen of te onderdrukken.
Ik zegen Italië , ik zegen de bisschoppen, die nu
naar hunne zetels zijn gezonden. O , hoe heeft Italië
zich in millioenen en millioenen zijner kinderen als
eene waardige dochter van het geloof getoond, als eene
dochter van dat geloof, zonder hetwelk men God niet
behagen kan en waarvan de afval de verdoemenis na zich
moet slepen , volgens de woorden van Jesus Christus:
qui non crediderit, condemnabitur, wie niet gelooft zal
verdoemd worden.
Ik zegen van harte al de volkeren, die in zoo vele
dioceesen zoo veel degelijke godsvrucht, een zoo bran-
denden ijver hebben betoond. Heeft men toch niet gezien
hoe de geloovigen te zamen stroomden om hunne bisschop-
pen te ontvangen, en op vele plaatsen , met de overig-
heid vooraan , met algemeene opgetogenheid, onder mu-
ziek en dankliederen hen naar de kathedralen geleidden,
blijde, na zoo langen tijd weder een herder te hebben!
Mocht men dat toch eindelijk eens begrijpen! Ik
zegen Italië, maar wel te verstaan met de uitzonderin-
gen, die ik maken moet. Ik zegen Italië, maar niet
hen, die het onderdrukken , die het met verergernissen
vervullen; ik zegen dat bevoorrechte land, dat zoo vele
uitstekende mannen , zoo vele heilige zielen en zoo vele
leeraren van godsvrucht heeft voortgebracht; en ik bid
God, dat deze zegen een zoenoffer moge zijn, dat het
kwaad wegneemt en ons van de tegenwoordige rampen
en dwingelandij bevrijdt.
-ocr page 100-
96
Wat zal ik ten slotte nog verder zeggen ? Ik zal
besluiten met een woord, dat ik reeds honderdmaal
gezegd heb , ik herhaal, dat wij onze zielen tot God
moeten verheffen. Vereenigt u onder elkander zoo
nauw als mogelijk is om de dwaling te bestrijden. De
liefde , de wijsheid, de kracht, de sterkte , moeten de
band zijn, die u vereenigt; bestrijdt met deze wapenen
onze vijanden en bid God, dat Hij ons redde uit
zoovele en grooto beproevingen.
Do voornaamste van deze beproevingen is, gij weet
het, de overweldiging. Dat is eene beproeving van
geheel anderen aard, dan die door vuur, overstroo-
mingen, of aardbeving of sprinkhanen, waardoor de
voedingsmiddelen, waaraan wij zoozeer behoefte heb-
ben , verwoest worden.
Verheffen wij onze zielen tot God en bidden wij Hem,
dat Hij de tuchtrocde wegneme , die Hij gewoonlijk uit
de schoot zijner gerechtigheid te voorschijn brengt.
Ja , o mijn Heer en God , ik beveel U dit Italië aan ,
waarvan Gij een zoo bevoorrecht land hebt willen ma-
ken. Waarlijk, hier hebt Gij de vaan van het Katho-
licisme geplant, hier hebt Gij den zetel van Uwen Ste-
dehouder opgericht. O Jesus , laat Italië eens en voor
altijd van zijne kwalen gereinigd zijn , breng het in den
toestand terug die U behaagt ; laat het terugkomen tot
de vrije uitoefening van den godsdienst, die in zijn
hart is ingeplant.
Zegen deze uitverkorene , om mij verzamelde schaar ;
zegen hare familiën, hare aangelegenheden. Mogen zij
gezegend naar hunne haardsteden terugkeeren, om hun-
nen kinderen en vrouwen te vertellen, dat de Paus
-ocr page 101-
97
Italië zegent, maar dat Italië , waarvan ik zoo even
gesproken heb.
Vertelt aan allen, dat de Paus voor hen bidt, dat
. hij zijne kinderen bedankt voor hunne kinderlijke liefde,
die zij niet slechts door woorden, maar ook door daden
bewijzen.
Mijn zegen zij u een onderpand des vredes, een tee-
ken van vreugde, een symbool van troost. Hij dale
over u neder en vertoeve daar steeds!
Benedictio Dei....\'"
XXXVII.
22 Juni 1872.
AAN HET COLLEGE VAN KARDINALEN BIJ HET 25 JUBILÉ.
„Deze woorden strekken mij tot troost; zij zijn mij
een nieuw bewijs, dat de Kardinalen, de medearbeiders
in het pontificaat, met den Paus ten innigste verbon-
den zijn. Evenals Christus eens Petrus uitkoos, hebt
gij mij onwaardige, verkozen om aan uw- hoofd te
staan. Wij hebben ons best gedaan om het goede te
bewerken, wij hebben volgens vaste beginselen gehan-
deld , wij hebben beraadslaagd en bisschoppen benoemd,
voornamelijk voor Italië, dat er het meest behoefte aan
had. De ontvangst, die deze bisschoppen ten deel viel,
sprak luide voor het levendige geloof, waarvan de be-
woners van het Italiaansche schiereiland nog immer
5
-ocr page 102-
98
doordrongen zijn, juist omdat in ons land zich het
middelpunt van het Katholieke geloof en de zetel van
den opvolger van den Heiligen Petrus bevindt. De
goede vruchten, welke do benoeming der bisschoppen
en de openbaarmaking van den Sylabus en van de de-
creten van het Vaticaan voortbrachten, zijn zeer be-
duidend; maar zij boden onzen vijanden eene gelegen-
heid om hunne haat tegen ons aan den dag te leggen.
Zij zeggen, do Kerk moet vernietigd worden. Zoo
vernieuwt dan do hel hare aanvallen; zij poogt zich
van de jeugd meester te maken, do zedeloosheid te
verspreiden , de volkeren te verontrusten, de opvoeding
te bederven , het geloof te verstikken. Maar God zal
te midden van den storm het scheepje van Petrus niet
in den steek laten ; het geloof leert ons, dat het nim-
mer zinken zal. Hopen wij derhalve, dat wij zeer
spoedig zingen kunnen : Cantemus Domino! equum et
ascensorem jJi\'ojecit in mare !
Prijzen wij den Heer, Hij
heeft ros en ruiter in de zee geworpen!"
XXXVIII.
22 Juni 1872.
Na bet college van Kardinalen ontving de
Heilige Vader de Vereeniging voor de Katholieke
belangen uit Sicilië,
op wier adres hij het vol-
gende antwoordde:
„Ik dank u voor deze gevoelens en ik bid God, dat
-ocr page 103-
99
Hij op eene bijzondere wijze uwe vereeniging en geheel
Sicilië zegene, dat een zeer vruchtbaar land is, niet
alleen aan goede vruchten , maar ook aan goede zielen.
Hoe veel troost erlang ik niet bij den aanblik van zulk
een goeden geest, van zulk een grooten ijver onder
dit volk; ik zou wel een bijzonderen lof moeten toe-
brengen aan Aci-Keale , dat allo mogelijke moeite en
opofferingen heeft gedaan , om in het bezit van een
bisschop te komen. Deze goede lieden zijn allen in be-
weging gekomen , de eene heeft de rente van een huis,
de andere de vruchten van zijn akker gegeven , deze
een deel van het bedrag van zijnen arbeid en zijne
moeite aangeboden, en zoo hebben zij bij mij eene som
neergelegd , om een bisschop , zoo geen rijkdom , dan
toch het noodige voor een passende levenswijze te bezor-
gen; zij hebben mij verzocht om do spoedige benoe-
ming van een bisschop. "Wij zullen daar zoo spoedig
mogelijk voor zorgen en zoo zullen wij dit gedeelte van
Sicilië te vreden stellen.
Eenigen hebben de houding , die wij tegenover dit
eiland hebben aangenomen, slecht uitgelegd en zich
daarover beklaagd. Maar het heeft door de afschaffing
van dat gerechtshof, dat men de Monarch ia Sicula
noemde, slechts gewonnen, omdat de bisschoppen nu
veel vrijer zijn en de rechtszaken beter behandeld en
onderzocht worden ; te meer, daar er zich onder do por-
sonen, die tot dat gerechtshof behoorden, eenige be-
vonden, die niet goed waren , ten bewijze daarvan is
die man , die nog kortelings geleden omkwam. Zeker-
lijk waren er met zulke elementen niels goeds van dat
gerechtshof te wachten.
-ocr page 104-
100
Mocht men toch al die oude dingen vergeten en de
aandacht op dio nieuwigheden vestigen, die tot iets
goeds dienen. De revolutiën brengen onder het vele
kwaad , dat zij veroorzaken , menigmaal ook iets goeds,
want zij zuiveren. Zoo heb ik bij mijnen terugkeer uit
Gaëta hier een vreemden bisschop van groote eenvou-
digheid aangetroffen, die mij zeide, dat de revolutie
groot nut had aangebracht.
„Zacht wat," zeide ik hem , „verklaar u nader \\"
„Goed ," antwoordde hij , „vroeger kon men b. v.
niet prediken zooals men wilde , heden prediken wij op
straten en pleinen." En deze goede bisschop was met
de nuttige nieuwigheden te vreden.
Maar ontvangt nu mijn zegen !
Benedictio Dei. . . ."
XXXIX.
24 Juni 1872.
AAN DE DUITSCHE LEESVEREENIGING.
Heden ontving de Heilige Vader de geluk-
wenschen van de Duitsche vereeniging van Rome
in de concistoriezaal van het Vaticaan. Tegen
11t nur verscheen Pius IX en werd. door de
knielende vertegenwoordigers der Duitsche Ka-
tholieken van Rome met de diepste eerbied ont-
-ocr page 105-
101
vangen. Zij vormden een wijden kring om den
troon. De Paus nam op de eerste trede van den
troon plaats en wenkte de verzameling\' naderbij
te komen. De vice-president van de Duitsche
vereeniging las het volgende adres voor, terwijl
zij, die tegenwoordig waren, in knielende hou-
ding bleven:
„Zeer Heilige Vader !
Bij den terugkomst van den gelukkigen herinnerings-
dag van uwe krooning, zij het ons geoorloofd, aan de
voeten van Uwe Heiligheid knielende , uit onzen naam
en uit naam van alle Katholieken van geheel Duitsch-
land, met de vurigste gelukwenschingen de bekentenis
van de innigste liefde voor Uwe Heiligheid, van toe-,
genegenheid en gehoorzaamheid te brengen.
Met des te grooteren ijver houden wij ons aan den
Stoel van Petrus, aan den onwrikbaren en onfeilbaren
rots vast, hoe meer men tracht in eenige oorden van
Duitschland de steeds aanwassende vijandelijke golven
tegen de Heilige Kerk op te werpen.
Opgebeurd door het heerlijke schouwspel van de Apos-
tolische standvastigheid, waardoor Uwe Heiligheid den
aardbol tot de hoogste bewondering heeft opgevoerd,
zullen alle Katholieken van geheel Duitschland in da-
den en lijden zich immer als waardige zonen der Moe-
der-Kerk toonen. Moge Uwe Heiligheid ons vaderland
zegenen , en do vereeniging der Duitschers .in deze Hei-
lige stad, opdat wij allen , onwrikbaar vaststaande in
het geloof, ons met onzen Heiligen Vader verheugen
over de overwinning en den vrede."
-ocr page 106-
102
Op de vraag van den Heiligen Vader, of hij
in \'t Latijnsch of Italiaansch zoude antwoorden,
werd hij verzocht, het in het Italiaansch te doen,
waarop de Heilige Vader de volgende toespraak
hield , waarvan wij hier de vertaling aanbieden:
„Voor alles bedank ik u voor de gevoelens van ge-
hochtheid, die gij zoo even hebt geuit. Zij stemmen
overeen met die, wclko in allo oorden van Duitsch-
land zijn uitgesproken , en die mij zelven tot steeds groo-
tcre bemoediging en opbeuring dienen. Juist in de
laatste dagen ontving ik nog mededeelingen uit Keulen,
Munster, Paderborn, Munchen, Regensburg en vele
andere Dioceesen van Duitschland; ik heb daaruit ver-
nomen, dat de Katholieke bevolking aldaar de verlenging
van mijn leven en pontificaat in do laatste dagen mot
grooto feestelijkheden , met openbaro gebeden en boven
alles met ijverig ontvangen der Heilige Sacramenten
herdacht heeft. Dat is wel het beste middel om de
vervolging der Kerk te stuiten.
Wat de vervolging aanbelangt die tegenwoordig in
Duitschland is uitgebroken , zoo stelt het gebed en
standvastigheid haar tegenover; gebruikt do pers als
een open woord ! handelt met evenveel voorzichtigheid
als standvastigheid. God wil dat men de overigheid
van het land eert en gehoorzaamt; maar Hij wil ook ,
dat men de waarheid zegt en de dwaling bestrijdt.
Wij hebben met eone vervolging te doen , die voor
lang voorbereid , nu uitgebroken is. Het is do eerste
minister van eene machtige regering, die na zijn ze-
gcrijk welslagen in het veld, zich aan het hoofd de-
-ocr page 107-
103
zer vervolging plaatst. — Ik heb hem doen weten (en
dit moet geen geheim zijn, de geheele wereld mag het
weten), dat eene overwinning zonder gematigdheid niet
\'
         duurzaam kan zijn ; dat eene triomph, die zich inlaat
met een strijd tegen de waarheid en de Kerk, de
grootste waanzin is. Die vervolging zal onmisbaar de
glans en den duur dier overwinning in gevaar brengen.
Ik heb hem doen voorhouden , hoe de Katholieken tot
op het huidige oogenblik hunne regeering toegedaan
zijn geweest; immer en immer hebben de bisschoppen,
priesters en voornaamste leeken mij verzekerd, hoe zij
de welwillendheid der regeering , en de vrijheid waarin
de Kerk zich verheugt, wisten te schatten. Evenzoo
heeft de regeering herhaalde malen hare tevredenheid
uitgedrukt over de houding der Katholieken. Hoe laat
het zich nu tegenover deze officiëele verklaringen en
bekentenissen begrijpen, dat de Katholieken zich nu
op eenmaal veranderd hebben in lieden, Üie gehoor-
zaamheid weigeren , gevaarlijke kuiperijen maken , die
op den ondergang van den staat bedacht zijn ? Deze
vragen heb ik den minister-president laten voorleggen;
het antwoord verwacht ik nog immer, misschien omdat
er op de waarheid geen antwoord te geven is.
Verheffen wij voor het overige onzon blik tot God;
staan wij vast in ons vertrouwen ; blijven wij eendraeh-
tig te zamen. Wie weet, of niet spoedig het steentje
van de hoogte loslaat, dat den voet van den colosses
verbrijselt. Maar wanneer God ook toe wil laten , dat
er meerdere vervolging komt, - - de Kerk kent geen
vrees. Integendeel! In de vervolgingen wordt zij ge-
louterd , gesterkt, met nieuwe schoonheid omkleed.
-ocr page 108-
104
Zonder twijfel is ook in do Kerk hier en daar reini-
ging noodig, en deze wordt het beste uitgevoerd door
vervolgingen, die van machtige politieke krachten uit-
gaan. Dan wordt het onkruid van de tarwe verwijderd,
en alle halfheid gezift. Wachten wij met vertrouwen
af wat God bestemd heeft! Bewijzen wij de regeering
eerbied en gehoorzaamheid, zoolang zij ons niet tegen
de geboden Gods of der Kerk beveelt.
Ik zegen nu uw vaderland, ik zegen u en uwe fa-
miliën, uwe vrienden en alle goede Katholieken van
Duitschland. Moge God u in Zijne hoede nemen, op-
dat gij gesterkt wordet, om alles ten uitvoer te bren-
gen wat ik u aanbevolen heb.
Benedictio Dei....\'\'\'\'
XL.
24 Juni 1872 , des voormiddags.
AAN DE GENERAALS DER GEESTELIJKE ORDEN.
„Het is boven allen twijfel verheven, en ik was er
altijd van overtuigd, dat de godsdienstige orden den
weg der volmaaktheid bewandelen en eene machtige
steun der Kerk zijn, die circumdata veritate , die door
de waarheid omgeven, daarin haar eer stelt, dat zij
door de werken, geschriften en gebeden derzelve ge-
steund werd, zoodat de godsdienstige korporatiën de
Kerk op veelvuldige wijze immer nuttig en noodzake-
lijk waren. Reeds in de eerste eeuwen, — ik spreek
-ocr page 109-
105
van de tijden , die op de vervolgingen der Heidensche
keizers gevolgd zijn, — werden de Pausen dikwijls uit
do geestelijke orden genomen, zoodat zij uit de kloos-
tercel en de eenzaamheid tot het bestuur der Kerk
geraakten.
Daarom heb ik het ook noodig geacht, den overwel-
digers te laten weten , dat de onderdrukking der gees-
telijke orden niets anders is , dan oen nieuw ondernomen
middel tot verwoesting der Kerk; van verwoesting: dóór
de verplichting van militairen dienst voor de geestelij-
ken ; van verwoesting: omdat men uit do kloosters zoo-
veel jongelieden rukt, die om zoo te zeggen de armen
van den Paus geworden waren; van verwoesting met
een woord , onder alle opzichten.
Hebt voor het overige vertrouwen in God en vreest
niet. Bereidt u met alle middelen ter verdediging voor
en bewaart uwe rechten door woord en schrift. Spreekt
met eerbied , maar ook met vastheid , zegt de waarheid,
en zegt ze met opgeheven hoofd.
Weest niet zwak , maar standvastig ; woest niet licht-
vaardig , maar sterk. Geeft uwe harten en uwen wil in
de handen van God , opdat Hij u leide op den weg der
gerechtigheid, en opdat gij de genade moogt hebben,
die noodzakelijk is tot de verdediging van den Paus en
den Heiligen Stoel. Want zonder Paus is er geen Kerk,
zonder Heiligen Stoel geen Katholieke maatschappij.
Moge God u moed geven en u troosten in de droef-
heden, waardoor gij bedreigd wordt.
Ik dank u voor de aalmoes, die gij mij aangeboden
hebt. Ik zegen u van ganscher harte. Ik zegen alle
aanwezigen en met u alle geestelijke korporatiën. Moge
-ocr page 110-
106
dezen zegen u den geest van liefde , ootmoed en stand-
vastigheid en alle genaden geven, waaraan wij zoo
zeer behoefte hebben , opdat wij de kracht mogen heb-
ben , alles te doen wat noodzakelijk is voor de verde-
diging der Kerk, de eer van God en het heil der
zielen.
Benedictlo Dei. . . ."
XLI.
24 Juni 1872, des namiddags.
AAN DE PALEISWACHT.
Generaal Wilhelmi las uit naam van alle ge-
trouwe mannen, welke de Paus met welgevallen
beschouwde, een adres voor, waarin hij voorna-
meiijk de hoop en den wensch uitdrukte, dat de
veelgeliefde Paus, de zegepraal der Kerk mocht
beleven. De Heilige Vader antwoordde:
„Zeer gaarne geef ik u mijnen zegen, daar ik voor
mij eene verzameling mannen zie, die de uniform van
de paleiswacht dragen, te meer, daar gij niet de leus
van de oude pretorianen hebt, die er slechts op uit
waren een keizer te verjagen, om een anderen in zijne
plaats te stellen. Ofschoon zekere pretorianen mij van
mijne macht beroofd hebben, zijt gij getrouw en stand-
vastig gebleven en biedt mij uwe diensten aan, voor
-ocr page 111-
107
zoo verre die in dezen tijd mogelijk zijn, maar zeker-
lijk in de hoop, in het vervolg deze diensten beter te
kunnen bewijzen , den ouden toestand weder hersteld,
de orde weder heersehen , de gerechtigheid vrij uitge-
oefend en van de knellende banden bevrijd te zien , die
te gelijkertijd den Stedehouder van Jezus Christus ge-
vangen houden.
Intusschen kan deze nog zegenen, en ik zegen u
allen, die mij de gevoelens van uwe standvastigheid en
trouw hebt bekend gemaakt. Ik zegen u, omdat gij
in waarheid paleiswachters zijt, beschermers van het
paleis en verdedigers van hen, die er in zijn. Ik geef
dezen zegen aan uwe familiën, opdat gij vereenigd u
moogt verheugen in den vrede, dien een goed geweten
geeft.
Benedictio Dei....".
■■■■ ■\'6St3CJ©3 \'
-ocr page 112-
J)ozg TOESPRAKEN zullen voorloopig in
2 stukken, in formaat en grootte gelijk aan
dit, compleet zijn.
De prijs van elk stuk is bepaald op 60 Cent.
Afzonderlijke stukken worden niet afgeleverd.
Men verbindt zich dus voor beide stukken.
Het tweede stuk zal nog dit jaar gereed zijn.