-ocr page 1-
-ocr page 2-
c^wtx WÖM3
-ocr page 3-
HANDBOEKJE 5<?c
VOOR DE LEDEN
VAN DE
AARTSBROEDERSCHAP
DE HEILIGE FAMILIE
JEZUS, MARIA, JOZEF.
Waar er twee of drie in mijnen naam
vergaderd zijn, daar ben Ik in hun
midden.
          Mattii. XVIII. 20.
TILBUEG,
TER DBUKKEUIJ VAN HET S. K. JONOESS\'WEESHUIS,
1873.
-ocr page 4-
GOEDGEKEURD.
! J. ZWIJSEN,
Aartsbisschop-Bisschop van \'s-Bosch.
\'s-Bosch , 9 Maart 1873.
-ocr page 5-
VOOBBEDK.
Immer wa3 God gewoon in meer gevaarlijke tijden
iets in het leven te roepen, dat den zwakken mensch
tegen die gevaren zou wapenen. Werden er ooit
meer dan gewone pogingen aangewend, om het
menschdom naar den geest of naar het hart te
bederven, dan zagen wij ook gewoonlijk door Gods
Voorzienigheid iets tot stand komen, dat de kracht
bezat, om aan die pogingen het hoofd te bieden.
Wij zien dit bewaarheid in alle eeuwen; wij vin-
den hiervan een nieuw bewijs in de instelling van
het Genootschap de Heilige Familie.
Wie toch is niet bekend met de bronnen van
bederf, welke men in onze eeuw aantreft? Wat
-ocr page 6-
IV
wordt er niet gedann , om het menschdom van het
geloof en de deugd af te trekken 1 Beschouwt hetgeen
de wereld van zich laat zien en hooren: alles heeft
klaarblijkelijk de strekking om het beginsel van
geloof bij den mensch te verzwakken ; — alles heeft
ten doel, de achting voor den godsdienst en voor
alle godsdienstige kennis weg te nemen en door
onverschilligheid te vervangen. En wie bespeurt
niet, dat de pogingen , daartoe aangewend, maar
al te zeer slagen? Geen wonder dan ook, dat wij,
dientengevolge, het zedenbederf in eene niet ge-
ringe mate zien toenemen.
Dan, tegen dezen stroom heeft God een dam
opgeworpen door de instelling van het Genootschap
de Heilige Familie. Wie toch ziet hierin niet
duidelijk het werk der goddelijke Voorzienigheid.
Gelijk de meeste zaken, door God tot stand
gebracht, was ook het Genootschap de Heilige
Familie
gering in zijne wording. Een officier der
genie te Luik (*) wierp het nietig zaadje uit, dat
nu tot zoo groot een boom is opgegroeid.
Zoo ijverig christen als verdienstelijk soldaat,
zocht hij immer voor zich zelven en den evenmensch
(*) De WelEdele Gestrenge Heer Henricus Hubertus Bcl-
letable, geboren te Venlo 8 April 1813, later kapitein der
genie en commandant te Hoei, waar hij 5 December 1855
overleed.
-ocr page 7-
V
nut te stichten. Te dezen einde vergaderde hij ,
voor het eerst op Pinkstermaandag van het jaar 1844,
eenige Luikenarcn, in eene burgerwoning. Daar
hielden zij zich bezig met eenige oefeningen van
godsvrucht, welke den aanwezigen zoodanig bevielen,
dat men besloot voortaan iedere week te vergaderen.
Een Pater Redemptorist trok zich het werk aan, en
nam de leiding der vergadering op zich. Wijl de
woning spoedig te klein was, om het aangroeiende
getal te bevatten, werd de vereeniging nog hetzelfde
jaar, op den feestdag van Maria\'s Onbevlekte
Ontvangenis, naar de kerk der Paters Hedempto-
risten overgebracht.
Ue toenmalige Bisschop van Luik, Mgr. van
Bommel, begreep wat zegenrijke vruchten van
deze vereeniging te wachten waren, en gaf haar
zijne bisschoppelijke goedkeuring, bij herderlijken
brief van 7 April 1845. Bovendien wilde hij ze
door Pauselijk gezag doen bekrachtigen. Op zijn
verzoek en ncveugaand verslag over de vruchten,
welke de vereeniging reeds voortbracht, werd zij
door Z. H. Pius IX bij breve van 20 April 1847
goedgekeurd, aanbevolen, met talrijke aflaten be-
gunstigd, en drie dagen later, bij eene nieuwe
breve, tot Aartsbroederschap verheven.
Maar de Broederschap, alzoo vormelyk in de
stad Luik opgericht, mocht niet binnen haren omtrek
-ocr page 8-
VI
beperkt blijven. God, die het zaadje had laten
uitwerpen, gaf het een wasdom, die zichtbaar
getuigt van zijne bijzondere bescherming.
De vruchten, welke men er van zag, en de
aanbeveling der Kerkvoogden, spoorden weldra een
groot getal ijverige herders aan, om die voordeden
ook aan hunne kudde te bezorgen. Met goedkeu-
ring van de Kerkvoogden der Diocesen werd op
ontelbare plaatsen de Vereeniging de Heilige Familie
opgericht, en met de Aartsbroederschap te Luik
vereenigd. Binnen weinige jaren had zij hare ver-
takkingen niet alleen door geheel België, maar
ook in Frankrijk, Engeland en zelfs in Amerika.
Vooral in Nederland vond zij eene gelukkige uit-
breiding. Nauwelijks begon men ze te kennen,
of vele steden en dorpen beijverden zich, om in
het bezit eener Heilige Familie te komen. Achter-
volgens zagen wij ze opgericht in Roermond, Maas-
tricht, Helmond, Tilburg , Amsterdam , Veghel,
\'s-Bosch, Oir schot, Gemert, Moergestel, Beek (bij
Nijmegen), Uden, Venlo, Horst, Oosterhout, \'s-Hage,
Waalre, Schiedam, Breda, Schijndel, Deurne,
enz.
En waarlijk, men behoeft slechts de voordeden te
kennen, die de Vereeniging voortbrengt, om uit
te zien naar de gelegenheid van ze op te richten.
Op alle plaatsen toch, waar zij bestaat, mag men
er de schoonste vruchten van plukken.
-ocr page 9-
VII
En wat kau meu anders verwachten, als men
in aanmerking neemt, hoe in de Heilige Familie
alles samenloopt, om hare leden tot het goede te
brengen , en daarin te bevestigen ?
Beschouwt slechts het doel, dat de Vereeniging
zich voorstelt, en gij zult aanstonds zien , dat zij
niet kan nalaten heilzaam te werken. Het doel
toch der Vereeniging is: Jezus, Maria en Jozef
te vereeren. (Art. 1.) Welnu, eene Vereeniging,
die de vereering van zoo waardige voorwerpen van
eeredienst en liefde zich ten doel stelt, moet nood-
zakelijk aanspraak hebben op hunne bijzondere be-
schermiug. Onder de bescherming van den Zoon
Gods, van zijne veelvermogende Moeder en van
zijn H. Voedstervader, moet men zeker veiliger
wandelen en weliger tieren. Dit is nog des te
meer waar, omdat men, de H. Familie vereerende,
ook streven zal om Haar na te volgen. Gedurig
houdt men zijne oogen gevestigd op de voorbeel-
den, welke Zij ons heeft nagelaten, en welke voor
een ieder een toonbeeld zijn van alle deugden. Het
leven toch van Jezus, Maria en Jozef, is eene
leerschool voor iedere betrekking, voor iederen leeftijd.
Daarin leert de jeugd, wat haar betaamt en welke
plichten op haar rusten. Daarin leeren de gehuw-
den, hoe zij jegens elkander en jegens hunne kin-
deren zich moeten gedragen. Daarin leert iedereen
-ocr page 10-
VIII
hoe men, ook zonder buitengewone zaken te ver-
richten, zijnen stand heiligen en groote verdiensten
vergaderen kan.
Beschouwt hierbij de oefeningen, welke men voI-
gens de regels der Vereeniging verricht. Hoe zijn
ze geschikt, om tijdens de gewone Vergadering op
eene aangename wijze ons bezig te houden, terwijl
wy in die oefeningen zelven een krachtig wapen
ter zaligheid vinden!
Denkt hier aan de gebeden, door de regels voor-
geschreven. Moet men niet veel verdienen, als
men volgens die regels dagelijks zijne werken aan
Jezus, Maria en Jozef opdraagt ? als men dage-
lijks zich aanbeveelt aan de bescherming van de H.
Familie, en in \'t bijzonder van den Heilige, die
men voor het jaar tot Patroou heeft ontvangen ?
enz. Moet het vooral niet krachtig werken, als
men in de Vergadering, dan eens door gewone
gebeden, dan weer door geestelijke gezangen, een-
parig
den bijstand des Hemels afsmeekt ? Immers,
wil God altijd in het midden zijn van twee of drie,
in zijnen naam vergaderd, dan moet men zeker
God een onweerstaanbaar geweld aandoen door een
eenparig gebed, uitgesproken door zoovele mon-
den , als de Vereeniging leden telt.
Denkt aan het woord van God, dat men hoort
verkondigen. De ondervinding leert, hoe heilzaam
-ocr page 11-
IX
het is, de waarheden van den godsdienst grondig te
kennen , en levendig voor zijnen geest te hebben.
Ziet men sommigen onverschillig en buitensporig
leven, het is veeltijds hieraan toe te schrijven, dat
zij hunnen godsdienst niet genoegzaam kennen, of
althans er niet aan denken. Door de onderrichting,
welke in de Heilige Familie wordt gegeven, leert
men zijnen godsdienst meer en meer kennen en
hoogachten ; het geloof aan zijne verhevene waar-
heden wordt immer levendig gehouden, zoodat die
waarheden kracht hebben , om op de handelingen
der leden invloed uit te oefenen , en hen uit het
geloof te doen leven.
En wat zullen wij zeggen van het veelvuldig
gebruik der H. Sacramenten ? Immers het dik-
wijls naderen tot de H. Sacramenten ligt zoozeer
in den geest der Vereeniging, en wordt zoo krach-
tig aangemoedigd door de menigvuldige aflaten, aan
de Heilige Familie verleend, dat het zichtbaar toe-
neemt overal waar de Heilige Familie zich mag
vestigen. En zou het wel mogelijk zijn het ge-
bruik der H. Sacramenten te zien toenemen, zonder
tevens de heerlijkste uitwerksels daarvan te onder-
vinden ?
Niemand zal zich na dit alles nog verwonderen
over de schoone vruchten, welke de Heilige Familie
alom voortbrengt. Wie zal dan hierby voor de
-ocr page 12-
X
eer van God en het welzijn van den naaste niet
wenschen , dat de Vereeniging de Heilige Familie
de meest mogelijke uitbreiding erlange ?
Moge dan ook dit Handboekje, door de mede-
werking van belangstellende vrienden zoo merkelijk
verbeterd en met nieuwe gezangen verrijkt, aan
dit doel bevorderlijk zijn! Moge het de Heilige
Familie
immer meer doen bloeien, en alzoo bij-
dragen tot Gods eer en veler zaligheid!
-ocr page 13-
§ 1.
VOORWAARDEN
TOT BE
OPNEMING IN DE AARTSBROEDERSCHAP
Opdat eene bijzondere Congregatie of Vereeniging
in de Moeder-Congregatie van de Heilige Familie
kunne opgenomen worden , en deel hebbe aan de
aflaten en voorrechten, welke Z. H. Pius IX aan
de Aartsbroederschap verleend heeft, moet zij het
volgende nakomen.
1.     De Vereeniging moet door den Bisschop van
de Diocees opgericht worden.
2.    Moet men bij den Algemeenen Bestuurder
der Aartsbroederschap, te Luik bij de Eerw. Paters
Redemptoristen , of daar waar de zetel der Aarts-
broederschap bij vergunning van Zijne Heiligheid
zou verplaatst worden, de uitdrukkelijke aanvraag
doen, om in gemelde Aartsbroederschap van de
-ocr page 14-
2
Heilige Familie opgenomen te worden. Op deze
twee voorwaarden zendt de algemeene Bestuurder
eenen brief van aan- of opneming, die aan de
bijzondere Congregatie het recht toekent, om de
aflaten en andere voorrechten te genieten. (*)
• * *—
§ II.
REGELS EN VERORDENINGEN.
Art. 1. Het doel der Vereeniging is: de H.
Familie, bestaande uit Jezus Christus, den mensch-
geworden Zoon Gods, zijne allerheiligste Moeder
Maria en den H. Jozef, zijn Voedstervader, te
vereeren, en aan de katholieken van beider ge-
slacht , van allen leeftijd en stand , eene heilzame
gelegenheid te verschaffen, om met zekerheid den
weg van het goede en der deugd te bewandelen.
Art. 2. De middelen by de Vereeniging in
gebruik, om haar edel en nuttig doel te bereiken,
zyn : het gebed, het hooren der prediking van
Gods woord en het dikwerf naderen tot de HH.
Sacramenten.
(*) Door eeno bijzondere vergunning van Z. H. heeft de
Aartsbisschop" Bisschop van \'s-Bosck de macht eene Vereeni-
ging in die voorrechten te doen deelen, ook zonder dat zij in de
Aartsbroederschap is of wordt opgenomen.
-ocr page 15-
3
Art. 3. De Vereeniging is gesteld onder het
gezag en de bescherming van den Bisschop van
de Diocees, waar zij opgericht is.
Art. 4. De Vereeniging wordt in het algemeen
bestuurd door den tijdehjken Pastoor der Parochie,
in welke zij is opgericht, of eenen door hem daar-
toe benoemden Priester.
Art. 5. Zij wordt verdeeld in afdeelingen van
een bepaald getal leden. Iedere afdeeling wordt
onder de bescherming gesteld van eenen Heilige.
Aan het hoofd van iedere afdeeling staat een Pre-
fect, door den Bestuurder gekozen. Den Prefect
wordt de vervulling eeniger plichten van liefde en
zorg opgelegd. Hem wordt toegevoegd een Onder-
prefect. Dezes plicht is, den Prefect bij te staan,
en hem in geval van afwezigheid te vervangen.
Art. 6. De Bestuurder van de Vereeniging kiest
daarenboven uit hare leden éénen of meer Secre-
tarissen, alsook de andere beambten, aan welke
de Congregatie behoefte mocht hebben. Hij kan
hen naar goedvinden door anderen doen vervangen.
Art. 7. De leden der H. Familie vergaderen
ééns in de week , op den dag door den Bestuurder
bepaald. Deze vergaderingen worden toegewijd aan
het gebed, het aanhooren van Gods woord en het
zingen van godvruchtige liederen ; zij zijn eene
aangename afwisseling van het eene en het andere.
-ocr page 16-
4
Art. 8. Iedere afdeeling neemt in de kerk
der Vereeniging de haar aangewezen plaats in, en
ieder lid van de Congregatie beware het nummer
van de afdeeling waarin hij geplaatst is, althans
zoolang de Bestuurder hem geene andere plaats
aanwijst.
Art. 9. De leden der Vereeniging overtuigen
zich wel, dat zij allen kinderen zijn der Cougre-
gatie de Heilige Familie, en bijgevolg Broeders,
in wier midden de hartelijkste liefde moet heer-
schen. Zij moeten dus wel weten, dat er geen
onderscheid bestaat tusschen de verschillende af-
deelingen waarin zij geplaatst zijn ; de laatsten
toch zijn zooveel als de eersten, en de eersten
zooveel als de laatsten.
Men hechte aan deze rangschikking veel ge-
wicht , dewijl zij eene noodzakelijke voorwaarde
is tot de instandhouding der goede orde in eene
talrijke Congregatie, die zonder dit middel aan-
leiding zou geven tot verwarring.
Art. 10. De oefeningen van godsvrucht, die
in de bijeenkomsten gewoonlijk zullen gehouden
worden, zijn: de aanroeping van den H. Geest,
het gebed tot de H. Patronen, de Litanie van de
H. Familie, het gebed Gedenk, enz., eene on-
derrichting , een gedeelte van den Rozenkrans, het
onderzoek van geweten en de geestelijke Communie.
-ocr page 17-
5
Deze oefeningen worden afgewisseld door gezan-
gen , en eindelijk worden de bijeenkomsten gesloten
met den zegen van het Allerheiligste Sacrament.
Art. 11. Zonder voorloopige verwittiging van
den Prefect, of Onderprefect, zal zich niemand
aan de bijeenkomst mogen onttrekken.
Art. 12. Ieder Prefect, vergezeld van zijnen
Onderprefect, zal ééns in de maand, op den hem
bepaalden dag, aan den Bestuurder rekening afleg-
gen van de afdeeling , aan zijne liefderijke zorgen
toevertrouwd. Hij moet hem bekend maken, of
en hoe dikwijls iemand, zonder reden en zonder
voorkennis, van de bijeenkomsten afwezig zij ge-
weest. Het wordt vervolgens aan het oordeel van
den Bestuurder overgelaten, of men de in gebreke
zijnde leden builen de Vereeniging moet sluiten.
De Secretarissen vervoegen zich insgelijks op eenen
bepaalden dag van iedere week bij den Bestuur-
der. — Daarenboven vereenigen zich alle beambten
der Congregatie viermaal in het jaar op een be-
paald uur van den Zondag, oumiddelijk volgende
op den Quatertemper, om gezamenlijk te bidden,
en om van den Bestuurder onderrichtingen te
ontvangen, geschikt om den ijver van de geheele
Congregatie te onderhouden.
Art. 13. Die in de Vereeniging met eene be-
diening is belast, zal, indien hij de uitgestrektheid
-ocr page 18-
6
zijner plichten begrijpt, wel verre van hieruit eene
reden te nemen, om zich boven zijne medebroe-
ders te verheffen, zich integendeel meer gedrongen
voelen, om hen door een voorbeeldig leven, maar
bijzonder door eene stipte naleving der regels en
verordeuingen van de Congregatie te stichten.
Art. 14. Die in de Congregatie de Heilige
Familie
verlangt opgenomen te worden, moet zich
door een lid van gezegde Vereeniging, of door
een ander aanbevelenswaardig persoon doen voor-
stellen aan den Bestuurder, die, na zich van zijne
zeden , woonplaats en betrekking te hebben verze-
kerd, hem tot de beproeving zal kunnen toelaten (*).
Art. 15. Na den proeftijd, die onbepaald zal
duren en afhangen van het goed gedrag, alsook
van den ijver, waarmede hij, die wenscht opgeno-
inen te worden, de bijeenkomsten bijwoont, zal
hij zijne plechtige intrede doen in de Broederschap
door het ontvangen der HH. Sacramenten, en
door de akte van opoffering of opdracht aan Jezus
Maria en Jozef. Daarna wordt hem een diploom
van aanneming tot lid der Broederschap overhan-
(*) Nieuwe leden in de Broederschap brengen, is zeker
een bewijs van liefde en toegenegenheid voor haar : nochtans
is het ten sterkste af te raden, iemand voor te dragen, die
niet genoegzaam bekend is, of den onderdom van 18 jaren
nog niet bereikt heeft; het is zeer lakenswaardig ea der
Vereeniging zeer schadelijk , iemand tot haar te brengen ,
van wiea ze niets dan oneer en verdriet te wachten heeft.
-ocr page 19-
7
digd. Mede verkrijgt hij het recht tot het dragen
der medalje, het onderscheidingsteeken der Broe-
derschap.
Art. 16. De verplichtingen, welke de leden der
Vereeniging op zich nemen, zijn verplichtingen
geheel van liefde. In het algemeen zijn zij gehouden
te leven als goede Christenen, als voortreffelijke
jonge lieden, als uitmuntende huisvaders. Immer
•uilen zij vermijden de gevaarlijke gezelschappen,
het lezen van slechte boeken of dagbladen, de
gevaarlijke speelplaatsen, in één woord alles, wat
hen tot zonde zou brengen.
In het bijzonder zullen zij iederen dag, behalve
het vervullen der plichten van een goed Christen, nog
1° \'s morgens de werken van den dag aan Jezus,
Maria, Jozef opdragen, en deze opdracht door den
dag nu en dan vernieuwen; 2" \'s avonds hun geweten
onderzoeken en geestelijker wijze communiceeren.
Art. 17. Als een der leden ziek wordt, zal
hy den Bestuurder hiervan verwittigen (*), opdat
deze dit ter kennisse brenge aan de medebroeders,
die allen steeds in elkanders lijden moeten deel
nemen, en slechts één hart en ééne ziel uitmaken,
gelijk de eerste Geloovigen der Kerk. Men moet
hen door deze oprecht broederlijke liefde van ande-
(*) Door den Prefect en Onderprefect.
F
2
-ocr page 20-
s
ren kunnen onderscheiden. En na elkander in het
leven bemind te hebben, zullen zij nog na den
dood elkander liefde toedragen. Daarom zal de
Vereeniging een lijkdienst doen verrichten voor
ieder lid , dat tot aan den dood in de Congregatie
zal hebben volhard.
Art. 18. De heilige Patronen van het jaar worden
aan elk lid, in de bijeenkomst onmiddelijk den eersten
Januari voorafgaande, door het lot toegewezen. (*)
Art. 19. Het titelfeest der Heilige Familie, dat
ook het Patroonfeest is van de Aartsbroederschap,
wordt gevierd op den eersten Zondag van Juli of op
een anderen dag door den Kerkvoogd te bepalen.
(Breve 23 Juni 1863.) Op den feestdag heeft
gewoonlijk plaats de algemeene Communie en de
plechtige aanneming tot leden van de Broederschap,
door akte van opdracht aan Jezus, Maria, Jozef.
Art. 20. De overige feesten van de Aarts-
broederschap zijn : Pinkstermaandag, feest van de
oprichting der Congregatie (dezen dag vernieuwen
de leden plechtig hunne Doopbeloften) — het feest
van de Onbevlekte Ontvangenis, dag , waarop de
Vereeniging van de plaats harer opkomst werd
overgebracht naar de kerk van Otize-Lieve-Vrouw
(*) Ieder trachte zich de bescherming van zijn Patroon-
heilige waardig te maken, door dagelijks een Onze Vader
en Wees gegroet te zijner eer te bidden , maar vooral door
zijne deugden na te volgen.
-ocr page 21-
9
Onbevlekt Ontvangen — Zondag na deu 7 April,
feest van de kerkelijke oprichting der Vereeniging
door Monseigneur Antonius Richardus van Bom-
mel, Bisschop van Luik, in het jaar 1845; —
de feesten van Kerstmis — Driekoningen — der
Opdracht van Christus in den tempel — der Vlucht
naar Egypte, 17 Februari — van Paschen — van
O. H. Hemelvaart — van het Allerheiligste Sacra-
ment— van het H. Hart, Vrijdags na het octaaf
van H. Sacramentsdag — van den Allerheiligsten
Verlosser , 3° Zondag van Juli — van Kruisverhef-
fing, 14 September — van Maria\'s Geboorte,
Hemelvaart en O. L. V. der Zeven Smarten (Vrij-
dag na Passie- Zondag en 3e Zondag vau Sep-
tember) — van den H. Jozef, 19 Maart, en de
Bescherming van den H. Jozef, 3" Zondag na
Pasehen — van den H. Michaël, 29 September —
van den II. Gabriël, 18 Maart — van de HH. Engelen
Bewaarders , 2 October — vau de HH. Petrus en
Paulus, 29 Juni — van den H. Alphonsus de
Liguoci, 2 Augustus — van den H. Carolus Borro-
meus, 4 November — van de H. Teresia, 15 October
— van de H. Juliana van Cornillon, 5 April —
van Alleheiligen en Allerzielen.
Ieder lid behoort ook de maand van Maria
ijverig te vieren.
Eindelijk is de dag, aan ieders Patroonheilige
-ocr page 22-
10
toegewijd, voor elk lid in het bijzonder, en die
van den beschermheilige der afdeeling, voor dezer
leden in het algemeen , een feestdag.
Art. 21. De leden zullen op de verschillende
feestdagen de oefeningen verrichten, bij de Veree-
niging in gebruik. Evenwel rust op hen de ver-
plichting niet, hunnen arbeid daarom te verzuimen.
Art. 22. Ieder lid , welks gedrag berispelijk
is en dat, niettegenstaande de herhaalde verma-
ningen van den geestelijken Bestuurder, zich niet
wil beteren, wordt buiten de Vereeniging gesloten.
Art. 23. Indien in vervolg van tijd de onder-
vinding zou leeren, dat nog andere regels of ver-
ordeningen nuttig of noodzakelijk zijn , zullen deze
bij wijze van bijvoegsel in het Handboekje worden
opgenomen, evenwel onder voorwaarde, dat zij de
goedkeuring van Zijne Doorl. Hoogwaardigheid
wegdragen.
Nota. Alle volle Aflaten kunnen verdiend worden op
den aangeduiden dag, of op een der zeven eerstvolgende
dagen naar verkiezing. (Breve van 26 Juli 1863.)
REGELS VAN DEN PREFECT.
De verplichtingen , welke een Prefect bij de aan-
vaarding zijner bediening op zich neemt, kunnen
naar den geest der statuten tot de volgende ge-
bracht worden.
-ocr page 23-
11
1.     De Prefect wake zorgvuldig op de getrouwe
nakoming der Regels in zijne afdeeling; hij trachte
steeds hare leden daartoe op te wekken door een
voorzichtigen en liefdevollen ijver.
2.     Hij zorge ook voor de handhaving der een-
maal bepaalde rangschikking en plaatsing van de
leden zijner afdeeling. Hij kan zonder uitdruk-
kelijk verlof van den Bestuurder hierin nimmer
eene verandering maken.
3.     Den Prefect is tevens opgedragen eene nauw-
keurige aanteekening te houden van de namen,
voornamen, beroep en woonplaatsen der leden zijner
afdeeling, en den Bestuurder kennis te geven van
de verhuizingen , beroepsveranderingen , enz.
4.     Mede wordt den Prefect dringend aanbevo-
len, met de meeste nauwgezetheid op eene daar-
toe ingerichte lijst aan te teekenen, wie der leden
met of zonder de voorkennis, waarvan in Art. 11,
de wekelijksche bijeenkomsten niet heeft bijge-
woond, alsook wie zonder eenige gegronde redenen
bijna altijd den lijkdienst verzuimt.
5.     Is de onderlinge liefde den Broeders alge-
meen voorgeschreven (Art. 9), veel meer is zij het
den Prefect jegens de leden zijner afdeeling; daarom
verzuime hij niet hen gedurende het jaar nu en dan
te bezoeken, vooral in ziekte of andere rampen.
6.     Wil de Prefect of Onderprefect op eene
-ocr page 24-
12
waardige en voor den Hemel verdienstelijke wijze
zijn ambt waarnemen, dan geve hij aan de leden
zijner afdeeling het voorbeeld van een oprecht
christelijk en deugdzaam leven, in het bijzonder
dat eener stipte nakoming van de statuten der
Broederschap.
7. Volgens Art. 5 is aan den Onderprefect
opgedragen, zijnen Prefect bij te staan en in geval
van afwezigheid te vervangen. De Onderprefect
kan dus zonder voorkennis van den Prefect nooit
ambtshalve met de leden zijner afdeeling spreken
of ze bezoeken. Evenwel is het den Prefect hoogst
aan te raden , zijnen medehelper in de vervulling
zijner plichten te doen deelen.
—-?NS:1—
GOEDKEURING.
Bovenstaande regels worden door Ons bij deze
goedgekeurd en bekrachtigd, voor alle parochiën
waar het Genootschap de Heilige Familie is opge-
richt of in het vervolg opgericht zal worden, zoo
nochtans, dat Wij Ons en onzen Opvolgers voorbe-
-ocr page 25-
\\.i
houden, daarin die wijzigingen of bijvoegingen te
verordenen , als Ons , naar bevind van omstandig-
heden , doelmatig zal schijnen, om het einde der
Broederschap te beter te bereiken.
De getrouwe naleving dezer regels wordt aan
de leden door Ons ten zeerste aanbevolen.
Gegeven te Tilburg, den 15 Augustus 1862.
De Aartsbisschop van Utrecht,
Apostolisch Administrator van \'s-Bosch.
\' /y\' c/us-y^dey
♦Hl
•*—
-ocr page 26-
14
§ III.
AFLATEN
vergund door Zijne Heiligheid Fins IX, aan de
Aartsbroedcrscka» de Heilige Familie, bjj
Apostolische Breven van 20 April 1847
en 13 Juli 1850.
VOLLE AFLATEN OP DE VOLGENDE DAGEN (*).
---►*« —
1.     Het feest van Driekoningen, dag waarop
de Heilige Familie aan de wereld bekend ge-
maakt , en door de Wijzen van het Oosten vereerd
werd (6 Januari).
2.     Het feest der Opdracht in den tempel van
onzen Heer Jezus Christus, dag waarop de Hei-
lige Familie door den heiligen ouderling Siraeon
zoo hoog geprezen werd (2 Februari).
3.     Het feest van den H. Aartsengel Gabriël,
die met de Heilige Familie in zulke innige be-
trekking stond (18 Maart).
4.     Het feest van den H. Jozef, het eerbied-
waardig hoofd der Heilige Familie (19 Maart).
5.     Het feest van de H. Juliana van Cornillon
(5 April.)
(*) Zie Nota op bladz. 10.
-ocr page 27-
15
6. Zondag na den 7 April, feest van de ker-
kelijke oprichting
der Broederschap.
*7. 23 April, dag waarop de vereeniging tot
Aartsbroederschap is verheven. (*)
8.     Het feest der Vlucht naar Egypte, toen de
Heilige Familie vervolgd en naar een vreemd land
verbannen werd. (Bij besluit van 12 Juni 1856
vastgesteld op 17 Februari).
9.    Op een der dagen van de maand Mei voor
het vieren der maand van Maria.
10.     Het feest der Heilige Apostelen Petrus en
Paulus (29 Juni).
11.    Het feest van de Heilige Familie, vast-
gesteld op den eersten Zondag van de maand Juli,
(Zie Regels en verord. art. 19 bladz. 8).
12.     Het feest des AUerheiligsten Verlossers
(derden Zondag van Juli).
*13. Het feest van de H. Anna (26 Juli).
*14. Het feest van den II. Alphonsus de Li-
guori
(2 Augustus).
15. Het feest der Hemelvaart van Maria (15 Aug.)«
*16. Het feest van den H. Joachim (Zondag
onder bet octaaf van O. L. V. Hemelvaart).
(*) De aflaten met dit teelcen * aangeduid, zijn bij eene
latere vergunning, namelijk van 13 Juli 1850 toegestaan,
en kunnen door alle geloovigen verdiend worden, mits zij
de kerk of openbare bidplaats bezoeken, waar de Broeder-
schap is opgericht, en de gewone aflaat-gebeden verrichten.
-ocr page 28-
1G
*17. Het feest van het Allerheiligste en Onbe-
vlekte Hart van Maria
(Zondag na het octaaf van
O. L. V. Hemelvaart).
18.     Het feest van de Heilige Engelen Bewaar-
ders
(eersten Zondag van September).
19.     Het feest der Geboorte van Maria, de ver-
hevene Moeder van de H. Familie (8 September).
20.     Kruisverheffing (14 September).
21.     Het feest van Onze-Lieve-Vrouw van de 7
Smarten
(derden Zondag van September).
22.    Het feest van den 77. Aartsengel Michaël,
een der voornaamste patronen van de Aartsbroe-
derschap (29 September).
2.". Het feest van Alleheiligen (1 November).
24.     Allerzielen (2 November).
25.     Het feest van de Onbevlekte Ontvangenis,
de dag waarop de Broederschap is overgebracht naar
de kerk van O. L. V. Onbevlekte Ontvangenis
te Luik (8 December).
26.     Het feest van Kerstmis, de dag waarop de
Heilige Familie door het gezang der Engelen be-
groet en door arme herders bezocht werd (25 De-
cember).
*27. Het feest van den 77. Patroon der plaats*
waar de Broederschap is opgericht (*).
(*) De numero\'s 27 tot 40 duiden de dagen aan, welke
voor ieder jaar of voor ieder lid meer verschillend kunnen
invallen.
-ocr page 29-
17
28.     Het feest van den Patroon der af deeling,
voor elk lid der afdeeling. (Art. 5 bladz. 3 en
Art. 20 bladz. 8).
29.     Het feest van den Patroon des jaars.
(Art. 18 en 20 bladz. 8).
30.     Den dag, waarop de leden de plechtige
Opdracht doen en in de Broederschap ingelijfd
worden.
31.     In het uur den doods, indien zij den H.
Naam van Jezus met den mond , of bij onmoge-
lijkheid hiervan , althans met het hart aanroepen,
*32. Wanneer zij het allerheiligste Sacrament
bij de Processie vergezellen.
33.     Het feest der Zeven Weeën van Maria
(Vrijdag na Passie-Zondag).
34.     Het hoogtijd van Paschen.
35.     Het feest der Bescherming van den II. Jozef
(derden Zondag na Paschen).
36.     Het feest der Hemelvaart van onzen Heer
Jezus Christus.
37.     Pinkstermaandag, het Instellingsfeest der
Aartsbroederschap (Art 20 bladz. 8).
38.     H. Sacramentsdag (Donderdag na het feest
der H. Drievuldigheid).
39.     Het feest vau het H. Hart van Jezus (Vrü~
dag na het octaaf van het Allerheiligste Sacrament).
40.     Vosg hierby de volle aflaten der Statiën van
-ocr page 30-
18
Rome, op Witten Donderdag, Paschen , \'s Heeren
Hemelvaart
en Kerstmis, verleend b\\j Breve van
24 Juli 1850.
GEDEELTELIJKE AFLATEN.
Honderd dagen aflaat voor de leden der Broe-
derschap:
I. Die de wekelijksche vergadering bijwonen. (*)
II. Die het een of ander goed werk , dam hij in
gebruik , verrichten.
Deze aflaat kan derhalve verdiend worden :
DOOR ALLE LEDEN DER BROEDERSCHAP
1.     Met eiken morgen de werken van den dag
aan Jezus, Maria, Jozef op te dragen.
2.     Met \'s morgens eu \'s avonds driemaal het
Wees gegroet te bidden, wat de H. Alphonsus
zoo zeer aanbeveelt.
3.    Met \'s morgens eu \'s avonds het Onze Vader
en Wees gegroet te bidden, ter eere van den
Patroonheilige des jaars.
4.     Met geestelijker wijze te communiceeren.
(*) Aan de leden der 11. Familie, opgericht in de drie
Parochiën van Tilburg, is bij vergunning van 7,. H. Pius
IX, den 18 Mei 1862, verleend een aflaat van zeven jaren
toevoegelijk aan de zielen in het vagevuur , voor iederen
keer, dat zij met een boetvaardig hart de conferencie der
wekelijksche Vergadering bijwonen.
-ocr page 31-
19
5.     Met \'s avonds , alvorens men zich ter nute
begeeft, zijn geweten te onderzoeken.
6.     Met op de werkdagen in de H. Mis tegen-
woordig te zijn.
7.     Met zieken , armen , kranken , gevangenen ,
hospitalen te bezoeken.
8.     Met den lijkdienst. welken de Broederschap
voor de overledenen laat verrichten , bij te wonen.
9.     Met zich bereid te toonen , om die zich
aanbieden voor de Broederschap te vergezellen (*).
10.     Met de gevaarlijke gezelschappen en ver-
maken te vluchten , en ook anderen er een afschuw
voor in te prenten , alsook met het lezen van
kwade boeken en dagbladen, enz. te vermyden.
11.    Met vijanden te verzoenen.
12.     Met geduldig de vernederingen, de ver-
achling en de beleedigingen te verdragen, enz.
13.     Met de lichamen der overledenen ter be-
graafplaats te vergezellen.
14.     Met eenig liefdewerk, hoedanig ook, jegens
de Broederschap uit te oefenen.
15.     Met godvruchtig de bijeenkomsten, ter
aanleering der lofzangen en geestelijke liederen,
bij te wonen.
16.     Met het heilig Sacrament te vergezellen,
. (*) Men zie de aanmerking onder Art. 14 der Regck bladz. 6.
-ocr page 32-
20
wanneer het aan zieken gebracht of in processie
rondgedragen wordt.
17.     Met het Allerheiligste Sacrament te be-
zoeken, bijzonderlijk gedurende het 40 uur-gebed.
18.     Met preeken, octaven of novenen bij te
wonen.
19.     Met de godslastering te helpen uitroeien.
20.     Met eeneu armen zondaar van zijnen dwaal-
weg terug te brengen.
VOOR DE PREFECTEN , ONDERPREFECTEN , SECRE-
TARISSEN EN ANDEREN , DIE EENE BEDIENING
IN DE BROEDERSCHAP WAARNEMEN.
1.     Met de bijzondere vergaderingen, waarvan
de regels Art. 12 bladz. 5 spreken , bij te wonen.
2.     Met de liefdeplichten , aan hunne bediening
verbonden , te vervullen.
3.    Met de zieken hunner afdeeling te bezoeken.
4.     Met de leden hunner afdeeling aan te moe-
digen tot het ontvangen der heilige Sacramenten
op de feestdagen van de Broederschap.
Gegeven te Rome , bij de H. Maria de Meerdere ,
onder den visschersring, den 20 April 1847.
Foor Zijne Eminentie den Kardinaal
Lambruschini ,
A. Picchioni. Substituut.
-ocr page 33-
21
GEDEELTELIJKE AFLATEN DER STATlëN VAN ROME.
Bij breve van 24 Juli 1850 door Z. H.PimlX
vergund aan de leden der Aartsbroederschap, die op
de hieronder bepaalde dagen, (van de eerste Vespers
tot eonnenondergang van den volgenden dag)
, met
de vereischte gesteltenissen de kerk, kapel of open-
bare bidplaats der Vereeniging bezoeken en daar
eenigen tijd bidden volgens de intentiën Zijner
Heiligheid.
1.    Op Aschwoeusdag en den 4\'10" Zondag van
de vaste, 15 jaren en 15 quadragenen.
2.     Op Palmzondag, 25 jaren en 25 quadra-
genen.
3.    Op goeden Vrijdag en Zaterdag voor Paschen,
30 jaren en 30 quadragenen.
4.    Op de andere nog niet vermelde Zon- en
werkdagen vanden vaste, 10 jaren en 10quadra-
genen.
5.     Alle dagen van Paaschmaandag tot en met
Zondag beloken Paschen, 30 jaren en 30 quadra-
genen.
6.    Op de vigilie van Pinksteren, 10 jaren en
10 quadragenen.
7.    Op Pinksterzondag en iederen dag van het
octaaf tot en met Zaterdag, 30 jaren en 30 qua-
dragenen.
-ocr page 34-
22
8.    Op den 1\'", 2"\' en 4"\' Zondag van den
Advent, 10 jaren en 10 quadragenen.
9.    Op den derden Zondag van den Advent, 15
jaren en 15 quadragenen.
10.    Op de vigilie van Kerstmis, Kerstnacht
en in de eerste Kerstmis, 15 jaren en 15 qua-
dragenen.
11.    Op de drie dagen die Kerstmis volgen, op
de Besnijdenis, Driekoningen, de Zondagen van
Septuagesima, Sexagesima en Quinquagesima, 30
jaren en 30 quadragenen.
12.    Op de drie dagen van eiken Quatertemper,
10 jaren en 10 quadragenen.
13.    Op den feestdag van den H. Marcus, en op
de drie Kruisdagen, 30 jaren en 30 quadragenen.
GEPRIVILIGMÏERD ALTAAR VAN DE H. FAMILIE.
Breve: „ Volgens verzoek (*) in bijzonder ge-
„ hoor, heeft Zijne Heiligheid Pius IX uitdruk -
„ keiijk verklaard : dat Hij gaarne de gunst toestond
„ van het altare privilegiatum quotidianum et per-
„petuum
onder den titel van de Heilige Familie,
zoodat ieder priester, die aan hetzelve de H. Mis
(*) Van de Overaten der Vergadering van den Allerhei-
ligsten Verlosser in België.
-ocr page 35-
23
„ opdraagt voor de zielen der overledenen van de
„ Vereeniging, een vollen aflaat kan verkrijgen."
Gegeven te Rome, in het Secretariaat van de
H. Vergadering der aflaten , den 9 Juli 1850.
F. Card. Asquinius , Pre/.
Jac. Gallo , Secr.
NOTA. Bij besluit van den 30 Juli 1863 heeft Z. H. Pius
IX aan alle Verecnigingen die gunst verleend, maar tevens
bepaald, dat al de Vereenigingen, die na den 30 Juli 1863
zouden worden opgericht, tot hat verkrijgen dier gunst
zich tot den H. Stoel moeten wenden.
--------» ï- \'«99 -< •--------
AANMERKINGEN.
I.    Al deze volle, alsmede de gedeeltelijke aflaten
zijn toepasselijk op de geloovige zielen in het
vagevuur.
II.    Om de volle aflaten , hierboven gemeld, te
kunnen verdienen, wordt er vereischt, dat men :
1.    Met ware gevoelens van boetvaardigheid zijne
zonden biechte en communiceere.
2.    De kerk, kapel ofbidplaatsbezoeke, waarin
de Aartsbroederschap is opgericht, tusschen de
eerste Vespers van de Feestdagen en zonnenonder-
gang van den dag , en dat men daar godvruchtig
bidde voor de eendracht der Christene Vorsten,
f                                                   3
-ocr page 36-
24
voor de uitroeiing der ketterijen en voor de ver-
heffing van onze Moeder de H. Kerk. (*)
III. Wanneer de feesten, waaraan een volle
aflaat
is verbonden, op een werkdag invallen, kan
men die aflaten verdienen op den aangeduiden dag
of op een der zeven eerstvolgende dagen naar ver-
kiezing , mits men de twee zooeven gemelde voor-
waarden volbrenge. (Art. 21 bladz. 10.)
Indulgentias hoc libello contentas ut authenticas
recognovimus, easque in locis Jurisdictioni Nostrae
subjectis promulgari permittimus.
Datum Tilburgi, die 12 Juni 1869.
Archiepiscopus Episcopus Buscodueensis,
(L.t8.)                                        J. Z WIJS EN.
<ê=*^$?=è
(*) Voov hen, die om eene slepende ziekte, of een bijblij-
vend lichamelijk beletsel hun huis niet kunnen verlaten en niet
in eene Communiteit verblijven,
kan de Biechtvader de Com-
munie
en liet Kerkbezoek in andere godvruchtige oefeningen
veranderen. (Besluit 18 Sept. 1863.)
-ocr page 37-
35
GODVRUCHTIGE OEFENINGEN
VOOR DE WEKELIJKSCHE BIJEENKOMST
DKR
BROEDERSCHAP.
(\\rt. 7 en 10.)
I.
Het gebed van den H. Rozenkrans geheel of
gedeeltelijk.
Aanroeping van den U. Geest.
Kom , heiige Geest! daal in dit uur
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
1.
Komt niet uw licht ons hart bestralen,
Wij zagen \'t hemelpad niet meer;
Wij bleven in de zonde dwalen,
En zonken, zonder U, in d\'eeuwgen afgrond neer.
Kom , heiige Geest! daal in dit uur
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
-ocr page 38-
26
Want onverpoosd blijft satan ons belagen ;
De wereld lokt alom en altoos aan ,
En zwaar is ook de last van \'t vleesch te dragen :
Behoud ons toch , of wij , o Heer! vergaan.
Kom, heiige Geest! daal in dit uur
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
3.
Komt Gij ons met uw heilig licht bestralen,
Dan duchten wij den helschen vijand niet,
Dan doet geen vleesch, geen wereld ons verdwalen:
Wij zien den Hemel in \'t verschiet.
Kom, heiige Geest! daal in dit uur
In onze harten neer, ontsteek ze in liefdevuur.
jr. Emitte spiritum jfc. Zend uwen geest
luum el creabuntur (*). uit en zij zullen ge-
schapen worden.
En gij zult hel
aanschijn der aarde ver-
nieuwen.
$). Et renovabis
faciem terrae.
(*) In den Paaschtijd (dat is : van Paasch-Zaterdag tot
aan de eerste Vespers van het feest der H. Drievuldigheid)
voege men Alleluja na ieder vers.
-ocr page 39-
27
Oremus.                Laat ons bidden.
Deus qui corda fide-j O God , die de har-
lium Sancli Spiritus il-lten der geloovigen door
de verlichting van den
H. Geest hebt onderwe-
zen, geef ons, dat wij
in denzelfden Geest de
ware wijsheid bezitten,
en ons altijd over zijne
vertroosting verblijden.
Door Christus onzen
Heer. Amen.
lustratione docuisti, da
nobis in eodem Spiritu
recta sapere et de ejus
semper consolationc gau-
dere. Per Christum Do-
minum noslrum. Amen.
3.
Gebed tot de Beschermheiligen der Leden
en der Afdeelingen.
jh Bidt voor ons , Heilige Patronen van onze
Congregatie.
ii). Opdat wij waardig worden de beloften van
Christus.
Laat ons bidden.
O God, die ons ieder jaar eenigen uwer
Hemelingen tot Patronen schenkt, geef gena-
diglijk, dat wij en al onze naaslbestaanden,
vrienden en vijanden, door lusschenkomst der
-ocr page 40-
2ti
Heiligen, welke wij ilil jaar van uwe goeder-
tierenheid lol Patronen ontvangen hebben , voor
het tegenwoordige den bijstand uwer genade
mogen gevoelen , opdat wij , door de hulp van
die zelfde genade versterkt, de deugden mogen
beoefenen , welke zij ons door hunne voorbeel-
den geleerd hebben.
Wij smeeken u, o Heer, dat al uwe Heili-
gen ons overal bijstaan , opdat wij hunne voor-
bidding mogen gevoelen, terwijl wij hunne
verdiensten vereeren. Door Christus, onzen
Heer. Amen.
f. Heilige Patronen van onze Congregatie.
$). Bidt voor ons.
f                                          4.
jubxuie van 3e Ino. ocuiüue*.
Heer, ontferm u onzer.
Christus , ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus , hoor ons.
Ghristus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontf. u onzer.
-ocr page 41-
29
God Heilige Geest, ontferm u onzer.
Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm u
onzer.
Jezus, Maria , Jozef, wij nemen allen onze toe-
vlucht tot u.
Jezus, Maria , Jozef, waardige voorwerpen
van eercdienst en liefde ,
Jezus, Maria , Jozef, die door de taal aller
eeuwen de Heilige Familie genoemd wordt, ^
Jezus, Maria, Jozef, voor altijd gezegende
namen van den Vader, van de Moeder 3
en van het Kind, welke de Heilige Familie §
uitmaken,
                                                           £L
Jezus, Maria , Jozef, nieuwe Bruidegom, b
nieuwe Bruid, nieuw Kind, die de familie, §
welke vóór het Christendom vervallen was, n
hersteld hebt,                                                §
Jezus, Maria, Jozef, afbeeldsel der aanbid- 5"
delijke Drievuldigheid op aarde ,
                   5"
Heilige Familie, wier zuivere verbintenis o
voorbereid werd door eene onschuldige en B
deugdzame jeugd ,
Heilige Familie, beproefd door de grootste
wederwaardigheden ,
-ocr page 42-
30
Heilige Familie, beproefd op uwe reis naar Belh-
lehem,
wij nemen allen onze toevlucht tot u.
Heilige Familie, van iedereen verstooten en
genoodzaakt in eenen stal te gaan her-
bergen ,
Heilige Familie , begroet door het gezang der
Engelen,
Heilige Familie, bezocht door arme herders,   ^
Heilige Familie, vereerd door de drie Ko-  ü
ningen,                                                               §
Heilige Familie, hooggeprezen door den hei-   §
ligen grijsaard Simeon ,                                    2L
Heilige Familie, vervolgd en naar een vreemd   e
land verbannen,                                                §
Heilige Familie, verborgen en onbekend te   s
Nazareth,                                                           §
•«
Heilige Familie , zeer getrouw aan de wet des   e
=r
Heeren ,
Heilige Familie,   voorbeeld der christelijke o
familie,
                                                               s
Heilige Familie,   waarin vrede en eendracht
heerschten,
Heilige Familie,    waarvan het Hoofd is een
voorbeeld van    vaderlijke waakzaamheid,
-ocr page 43-
31
Heilige Familie, waarvan de Bruid is een voor-
beeld van moederlijke zorgvuldigheid, wij
nemen allen onze toevlucht tot u.
Heilige Familie, waarvan hel Kind is een
voorbeeld van gehoorzaamheid en kinder- ^
lijke liefde,
                                                           \'
Heilige Familie, die een arm, werkzaam en |
boetvaardig leven hebt geleid ,
                       S
Heilige Familie, die uw brood hebt gewon- gjL
nen in het zweet des aanschijns,
                   o
Heilige Familie, arm in aardsche, maar rijk §
in hemelsche goederen ,
                                     \'
Heilige Familie, versmaad bij de menschen, §
maar groot in de oogen van God ,
               cT
Heilige Familie, onze steun gedurende het —
leven en onze hoop in het uur des doods, o
Heilige Familie, die onze Vergadering be- e
schermt,
Lam Gods , dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons , Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer.
-ocr page 44-
.32
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
GEBED.
God van goedheid en barmhartigheid, die
u gewaardigd hebt ons te roepen lot deze god-
vruchtigc vergadering van de Heilige Familie,
verleen ons de gratie van Jezus, Maria en Jozef
altijd te vereeren en na Ie volgen , opdat wij ,
na hun aangenaam te zijn geweest op aarde,
hunne tegenwoordigheid mogen genieten in den
Hemel. Door denzelfden Christus onzen Heer.
Amen.
0.
Memorare van de II. Maagd.
Gedenk — o goederlierensle Maagd — dat
het nooit gehoord is — dat iemand — die tot
u zijne toevlucht nam — uwen bijstand verzocht
— of uwe voorspraak inriep — door u verla-
ten is. — Bemoedigd door dit vertrouwen —
snel ik tot u — o Maagd der maagden — en
zuchtend onder hel gewicht mijner zonden —
-ocr page 45-
33
werp ik mij rouwmoedig voor uwe voelen neder;
—  o Moeder des eeuwigen Woords — versmaad
mijne gebeden niet— maar neem die gunstig
aan— en gewaardig u die te verhooren. — Amen.
Memorare van den H. Jozef.
Herinner u — o beste — beminnelijkste —
zoelsle en barmhartigsle vader — heilige Jozef
—  dat de groole heilige Teresia verzekert —
dat zij nooit hare toevlucht tot uwe bescherming
genomen heeft — zonder verhoord te zijn ge-
worden.— Aangemoedigd door dalzelfde bet roti-
wen — o mijn zeer beminde Heilige Jozef —
kom ik en neem ik tol u mijne toevlucht—en
zuchlcnd onder het zwaar gewicht van mijne
menigvuldige zonden — werp ik mij voor uwe
voeten neder; — o allermeedoogendste vader
—   verwerp mijne arme en zwakke gebeden
niet — maar hoor ze gunstig aan — en ge-
waardig u die te verhooren. — Amen.
O.
Een Onze Vader en Wees gegroet voor onze
weldoeners.
-ocr page 46-
34
Een Wees gegroet om de gratie te verkrijgen
van veel vrucht te trekken uit de Conferentie.
Gezang van een geestelijk lied, door den
Eerw. Bestuurder aan te wijzen.
Aankondiging der Patroonheiligen, die in
den loop der week gevierd worden , en aan de
leden of afdeelingen der Broederschap ter bij-
zondere vereering door het lot zijn aangewezen.
(Art. 18). Ook kunnen hier gevoeglijk die aan-
merkingen of verordeningen gemaakt worden,
welke de Eerw. Besluurder voor de Broederschap
noodzakelijk of nutlig oordeelt.
O.
De Conferentie.
Het onderwerp der Conferentiën is: de gods-
dienst beschouwd in zijne leerstellingen, zedeleer
en eeredienst; heel het leven , het lijden en al
de deugden van den Heer; het leven en de
voorbeelden van de allerheiligste Maagd Maria,
van den H. Jozef en van andere Heiligen , enz.
-ocr page 47-
35
ÏO.
Hel bidden van een gedeelte van den Rozen-
krans.
11.
Onderzoek van geweten.
IS.
Aanroeping van Jezus, Maria, Jozef.
Jezus, Maria, Jozef— ik geef u mijn hart —
mijn geest en mijn leven.
Jezus, Maria, Jozef— staat mij bij in mijnen
doodstrijd.
Jezus, Maria , Jozef— geeft dat ik in uw
gezelschap in vrede sterve.
(300 dagen aflaat voor icdercn keer, en dezen aflaat kan
men aan de geloovige zielen toevoegen. Pius VII. 1807.)
13.
Geestelijke Communie.
Kom — Heere Jezus — ik bemin u — ik
verlang naar u — kom in mijn hart — ik
I
-ocr page 48-
36
verbind mij met u — ik vereenig mij met u —
wil nooit van mij scheiden.
OF ALDUS:
Mijn lieve Jezus— ik geloof— dat gij in
dit aanbiddelijk Sacrament tegenwoordig zijt. —
Ik bemin u boven al — ik wensch u in mijn
hart te ontvangen — maar terwijl dit thans
niet werkelijk geschieden kan— kom dan ten
minste geestelijker wijze in mij — ik vereenig mij
met u alsof gij werkelijk in mijne ziel waart
gedaald — laat toch niet toe — mijn Jezus —
dat ik ooit van u schcide. Amen. (//. Al-
phonsus de Liguori.)
14.
Gezang van een lied, door den Eerw. Be-
stuurder aan te wijzen.
IS.
De zegen met het Allerheiligste Sacrament.
Tantum ergo Sacramen-Eeren wij dan diep ge-
tum                                 bogen
Veneremur cernui,        jEen zoo heilig Sacra-
ment;
Et antiquum documen-De oude schaduw is
turn                                 vervlogen
-ocr page 49-
37
Novo cedat ritui;
En in \'l nieuw Geheim
volend ;
Steun \'t geloof het zin-
vermogen ,
Dat niet zelf dit won-
der kent.
!Aan den Vader lof en
jubel,
Lof en jubel aan den
Zoon;
Heil en eer, en kracht
en glorie,
Dankgebed en zegeloon!
Hem die voortkomt van
hen beiden,
D\'eigen lofzang aange-
boön.
Praestet fides supple-
menturn
Sensuum defectui.
Genilori Genitoque
Laus et jubilatio,
Salus, honor, virtus
quoque
Sit et benediclio;
Procedenti ab utroquc
Gom par sit laudatio.
Amen.
f. Panem de coelo prae- f. Gij hebt hun brood
slitisli eis (*).
Sj. Omne delectamentum
in se habentem.
Oremus.
van den Hemel ge-
geven.
S). Dat alle zoetigheid
in zich beval.
Laat ons bidden.
Deus, qui nobis subj o God, die ons onder
Sacramenlo mirabili ,\'dit wonderbare Sacra-
passionis tuae memori- ment de gedachtenis van
am reliquisti; tribue uw lijden hebt nagela
(*) In den Paaschtijd voege men er bij: Alleluja.
-ocr page 50-
38
quaesumus, ita nos cor- ten , wij bidden u, geef
pons el sanguinis tui ons, dal wij de heilige
sa era mysleria venerari, geheimen van uw li-
ut redemptionis tuae chaain en bloed zoo eer-
fructum in nobis jugi- biedig vereeren, dat wij
ter sentiamus. Qui vivisde vrucht uwer verlos-
et regnas in saecula sing gedurig in ons mo-
saeculorum. Amen. gen gevoelen. Die leeft
en heerscht door alle
eeuwen der eeuwen. Am.
Psalm CXVI [•].
Laudate Dominum,
omnes gentes;* laudate
eum , omnes populi.
Quoniam confirmata
est super nos misericor-
dia ejus: * et veritas
Domini manet in aeter-
num.
Gloria Palri, et Filio, *
et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio,
et nunc, et semper, * et
in saecula saeculorum.
Amen.
Looft den Heer, alle
natiën , looft hem , alle
volken.
Want zijne barmhar-
tigheid is over ons be-
vestigd, en de waarheid
des Heeren blijft in eeu-
wigheid.
Glorie zij den Vader,
en den Zoon , en den
heiligen Geest.
Gelijk het was in den
beginne , en nu en al-
tijd , en in de eeuwen
der eeuwen. Amen.
(*) De * beduiden de rusttceken3, welke men in het
zingen moet in acht nemen.
-ocr page 51-
39
LITANIE
VAN DE
(SL^udeduube MlLduvtjd iTLx-tux.
Heer , ontferm u onzer.
Christus , ontferm u on-
zer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus , hoor ons.
Christus , verhoor ons.
God hemelsche Vader,
ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der
wereld , onlf. u onzer.
God H. Geest, ontferm
u onzer.
H. Drievuldigheid , één
God, ontferm u onzer.
H. Maria , bid voor ons.
Kvrie , eleison.
Christe , eleison.
Kyrie , eleison.
Christe, audi nos.
Chrisle, exaudi nos.
Pater de coelis, Deus,
miserere nobis.
Fili, Redemptor mundi,
Deus, miserere nobis.
Spirilus Sancle , Deus ,
miserere nobis.
Sancla Trinilas, unus
Deus , miserere nobis.
Sancta Maria, ora pro
nobis.
Sancta Dei Genitrix,
H. Moeder Gods,
H. Maagd der maag-
den ,
Moeder van Christus ,
Moeder der godde-
lijke gratie ,
Allerreinsle Moeder ,
Allerzuiverste Moe-
der,
4
Sancta Virgo virgi
3
num ,
Mater Chrisli,             "g
Mater divinae graliae, B
c
Mater purissima ,
Mater castissima ,
-ocr page 52-
40
Ongeschondene Moeder ,
bid voor ons.
Onbevlekte Moeder,
Beminnelijke Moeder,
Wonderlijke Moeder,
Moeder des Schep-
pers ,
Moeder des Zalig-
makers,
Allervoorzichtigste
Maagd ,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd , cd
Machtige Maagd , *
Goedertierene Maagd, o
Getrouwe Maagd , *
Spiegel der recht- §
vaardigheid,            -1"
Sloel der wijsheid ,
Oorzaak onzer blijd-
schap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat,
Uitmuntend vat van
devotie,
Geestelijke roos ,
Toren van David ,
Ivoren toren ,
Gulden huis,
Arke des verbonds,
Mater inviolata, ora pro
nobis.
Maler intemerala ,
Mater amabilis ,
Maler admirabilis,
Mater Creatoris ,
Mater Salvatoris,
Virgo prudentissima ,
Virgo veneranda ,
Virgo praedicanda,     O
Virgo potens,             ^
Virgo clemens ,
Virgo fidelis,               g
Speculum juslitiae,     £-
cya\'
Sedes sapientiae,
Causa nostrae laeti-
tiae,
Vas spirituale,
Vas honorabile,
Vas insigne devotionis,
Rosa mystica,
Turris Davidica ,
Turris eburnea,
Domus aurea ,
Foederis arca,
-ocr page 53-
41
Deur des Hemels, bid
voor ons.
Morgenster,
Behoudenis der kranken,
Toevlucht der zondaren,
Troosteres der bedruk -
ten,
Hulp der Christenen ,
Koningin der Enge-
len ,
Koningin der Palri- _,
archen,                   SI
Koningin der Profeten, g
Koningin der Apos- °
telen,                     o
Koningin der Marte- P
laren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Hei-
ligen,
Koningin zonder vlek
ontvangen,
Lam Gods, dat wegneemt
de zonden der wereld,
spaar ons, Heer.
Lam Gods, dat wegneemt
de zonden der wereld,
verhoor ons, Heer.
Janua coeli, ora pro
nobis.
Stella matutina ,
Salus inliiiikiiuin ,
Refugium peccatorum ,
Consolatrix aflliclorum,
Auxilium Christiano-
rum,
Rcgina Angelorum ,
Regina Patriarcha-   o
rum,                       3
Regina Prophetarum,  "^
Regina Apostolorum,
Regina Martyrum ,
Regina Confessorum ,
Regina Virginum ,
Regina Sanctorum om-
niiini ,
Regina sinc labe con-
cepta,
Agnus Dei, qui tollis
peccata mundi, parce
nobis, Domine.
Agnus Dei, qui tollis
peccata mundi, ex-
audi nos, Domine.
-ocr page 54-
42
Agnus Dei, qui tollis Lam Gods, dat wegneemt
peccata mundi, mi- de zonden der wereld,
serere nobis.
                    ontferm u onzer.
Christe , audi nos.          Christus, hoor ons.
Christe , exaudi nos. Christus , verhoor ons.
jr. Ora pro nobis, jr. Bid voor ons, hei-
Sancta Dei Genitrix , lige Moeder Gods,
$). Ut digni effieiamur\' $). Opdat wij waar-
promissionibus Chrisli.|dig worden de beloften
van Christus.
Oremus.                  Laat ons bidden.
Defendc, quaesumus Wij bidden U, Heer,
Domine , beala Maria door de voorspraak der
semper Virgine interce- H. Maagd Maria, behoed
dente , islam ab omni deze Heilige Familie van
adversitate familiam , et eiken tegenspoed, en
toto cordo tibi prostra-lgewaardig die te be-
tam ab hoslium propi- vrijden van alle hinder-
tius luère clementer in- lagen harer vijanden,
sidiis: per Christum Do Door Christus onzen Heer.
minum nostrum. Amen. Amen.
-ocr page 55-
43
OEFENINGEN VOOR DE ALGEMEENE COMMUNIE.
1.     Eene aanroeping van den H. Geest tol
aan het Evangelie.
2.     De preek en voorbereiding tol de heilige
Communie.
3.     Onder de Communie het Magnificat of
een ander gezang.
4.     Na de H. Communie dankzegging en een
kort woord van opwekking tot volharding.
5.     De zegen met het allerheiligste Sacrament.
6.     Een gezang.
OEFENINGEN VOOR DE PLECHTIGE OPDRACHT DER LEDEN.
1.     Het gebed van den Rozenkrans als naar
gewoonte.
2.     Het Veni Creator (geheel of gedeeltelijk)
met de gebeden, bladz. 62.
3.     De Litanie der H. Familie met de gewone
gebeden, bladz. 28 (1).
4.     Een gezang, bijv.: O Godsgezin , N° 33.
5.     De toespraak, waarna de plechtige op-
dracht en aanneming der leden (2).
(1)    Als de plechtigheid te lang zou duren, kan men ge-
beden achterlaten.
(2)    Deze akte van opdracht wordt van den predikstoel
langzaam voorgelezen , en tegelijkertijd door ieder lid met
luider stemme medegebeden.
-ocr page 56-
44
A liif van Opdracht^
0 JEZUS! MARIA! JOZEF!
Ik.......(*)
in de tegenwoordigheid — van geheel het
hemelsch Hof — kies u op dezen dag — vol
vertrouwen tot mijne Beschermers; — ik offer
u op — en heilig u plechtig in deze Congre-
gatie toe— mijn lichaam en mijne ziel
alles wal ik heb en alles wat ik ben;
ik maak het vaste besluit — als een goed
christen te zullen leven — om als een uit-
verkorene te kunnen sterven. — Welk een
geluk voor mij — eens, na een trouw vereer-
der — en navolger — van Jezus, Maria,
Jozef— te zijn geweest op aarde— in hun
heilig gezelschap — opgenomen te worden in
den Hemel — en dat voor eene eeuwigheid ! —
Dit hoop ik. — Amen.
6. Onmiddelijk na deze akte, leest of zingt
de Eerw. Bestuurder de volgende formule van
aanneming:
Et ego, in nomine En ik, in naam der
Sanctissimae Trinitatis ,1 Allerheiligste Drieëen-
(*) Ieder lid ooemc hier zijn naam en voornaam.
-ocr page 57-
45
et ex facultate milii con- heid , en door de mij
cessa, vos omnes adscribo verleende macht, neem
Archisodalilati (vel So- u allen aan in de Aarts-
dalitali) Sanctae Fami-broederschap (of Broe-
liae Jesu, Mariae, Joseph, derschap) der heilige
in hac noslra Ecclesia Familie Jezus, Maria,
canonicc erectae, vosque Jozef, in deze onze kerk
participes declaro omni- wettig opgericht, en ver-
urn gratiarum et Indul-klaar u deelachtig aan
gentiarum quae Archiso- alle gunsten en aflaten,
dalilati ejusdem Sanctae welke door Zijne Heilig-
Familiae Leodii, in Ee-heid Paus Pius IX ver-
clesia B. M. V. Imma-leend zijn aan dezelfde
culatae , a Sancta Sede Aartsbroederschap der
Apostolica similiter erec-H. Familie te Luik, door
tae, a Summo Pontificeden heiligen Apostoli-
Pio Papa IX concessae schen Stoel in de kerk
sunt: Deum ac Dominum van de heilige en Onbe-
nostrum Jesum Christum vlekte Maagd Maria, ins-
enixe deprecans, ut vos gelijks ojigerichl: onzen
in sancto Dei servitio Heer en God Jezus
confortare, in pace mu-Christus vurig smeeken-
tuaque charitate conser- de, dat Hij gelieve u
vare , et perseverantiam in den heiligen dienst van
in fide operibusque bo- God te sterken , onder-
nis concedere dignetur. hng in vrede en liefde
te bewaren , en u de
volharding in het geloof
en in goede werken te
verleenen.
-ocr page 58-
46
Daarna besproeit Zijn Eerw. de leden met
wijwater, zeggende:
In nomine Patiïs et In den naam des Vaders
Filii ►£< et Spiritus sancli. en des Zoons >J< en des
Amen.                             Heiligen Geestes. Amen.
7. De zegening en uitdeeling der Medaljes en
Diplomen.
Gebed ter zegening.
f. Adjutorium nostrum
in nomine Domini.
fy Qui fecit coelum et
terram.
f. Dominus vobiscum.
Sj. Et cum spiritu tuo.
y. Onze hulp is in den
naam des Heeren.
$). Die hemel en aarde
gemaakt heeft.
f. De Heer zij met u.
R). En met uwen geest.
Oremus.                  Laat ons bidden.
Omnipotens scmpi-j Almachtige en eeuwi-
terne Deus, qui Sanc-jge God, die het maken
torum imagines sculpilof schilderen van af beel-
aut pingi non reprobas, dingen der Heiligen niet
ut quolies illas oculis!verbiedt, opdat zoo dik-
corporis intuemur, to-|werf wij die met de
ties eorum actus et sanc-oogen des lich.iams be-
titatem ad imitandum ,|schouwen, wij de navol-
memoriae oculis medi-lging hunner daden en
temur; has quaesumusjheiligheid met de oogen
imagines in honorem et des geestes zouden over-
memoriam unigenili Filiiwegen ; wij bidden u ,
tui Domini nostri Jesu gewaardig deze afbeel-
Chrisli, Beatissimae Vir- dingen, ter eere en ter
-ocr page 59-
47
ginis Mariae et Beali
Josephi adaptatas, be-
ne >j< dicere et sancli >J<
ficare digneris, et prac-
sta : ut quicumque coram
illis unigenitum Filium
tuum, Beatissimam Vir-
ginem, et gloriosum
Josephum suppliciter co-
lere, et honorare slu-
duerit, illorum meritis
et obtentu, a te gratiam
in praesenti, et aeter-
nam gloriam oblineat in
futuro. Per eumdem
Christum Dominum nos-
trum. Amen.
gedachtenis van uwen
eeniggeboren Zoon on-
zen Heer Jezus Chris-
tus, van de allerzaligste
Maagd Maria en van den
heiligen Jozef vervaar-
digd, te zeggenen en
te heiligen, en ver-
leen : dat allen die vóór
dezelve uwen eenigen
Zoon, de allerzaligste
Maagd en den heiligen
Jozef ootmoediglijk zul-
len trachten te vereeren,
door hunne verdiensten
voor het tegenwoordige
uwe genade en voor de
toekomst de eeuwige ver-
heerlijking mogen ge-
nieten. Door denzelfden
Christus onzen Heer. Am.
De Medaljes, na met wijwater besproeid te zijn,
worden tegelijk met de Diplomen uitgedeeld (*).
8.    Een kort woord van gelukwensching, indien
de tijd het toelaat.
9.    De sluiting der plechtigheid met den zegen
van het allerheiligste Sacrament.
(*) Terwijl de nieuw aangenomen leden zich naar het
altaar hegeven, kan het Koor eenige gezangen aanheffen.
-ocr page 60-
48
OEFENINGEN EN GEBEDEN
GEDURENDE DE ZIELEMIS
YOOR ONZE OVERLEDENE BROEDERS,
Sancta et salubris est cogitatio pro dcfunctis cxorare, ut
a peccatis solvantnr.
                          (II Machab. XII. 46.)
1. Bij het begin der H. Mis heft de zangers-
afdeeling den psalm : Miserere aan, die vervolgd
wordt tot aan de Consecratie.
PSALM L.
Miserere mei Deus, * secundum magnatn
misericordiam tuam.
Et secundum mulliludinem miserationum lu-
arum : * dele iniquilalem meam.
Amplius lava me ab iniquilate mea : * et a
peccato meo munda me.
Quoniam iniquitalem meam ego cognosco: *
et peceatum meum contra me est semper.
Tibi soli peccavi, et malum en ram te feci: *
ut juslificeris in sermonibus tuis, et vincas cum
judicaris.
-ocr page 61-
49
Het is eene heilige en heilzame gedachte voor de ovcr-
ledenen te bidden, opdat zij van hunne zonden verlost worden.
(II Machab. XII. 46.)
—\'im-\'
PSALM L.
Ontferm u mijner, o God, volgens uwe
grootc barmhartigheid.
En volgens de menigte uwer erbarmingen,
wisch mijne boosheid uit.
Wasch mij meer en meer van mijne onge-
rechtigheid, en reinig mij van mijne zonden.
Want ik beken mijne boosheid, en mijne
zonde is altijd voor mijne oogen.
Voor u alleen heb ik gezondigd , en kwaad
voor uw aanschijn gedaan, opdat gij gcrecht-
vaardigd wordet in uwe woorden , en verwinnet
als gij geoordeeld wordt.
-ocr page 62-
50
Ëcce enim in iniquitatibus conceptus sum : *
et in peccatis concepit me maler mea.
Eece enim veritatem dilexisli: * incerta et
occulta sapienliae tuae manifestasti mihi.
Asperges me hyssopo, et mundabor, * la-
vabis me, et super nivem dcalbabor.
Auditui meo dabis gaudium et laetitiam : *
et exultabunt ossa humiliata.
Averte faciem tuam a peccatis meis: * et
omnes iniquitates meas dele.
Cor mundum crea in me, Deus: * el spi-
ritum rectum innova in visceribus meis.
Ne projicias me a facie tua : * et Spiritum
Sanclum tuum ne auferas a me.
Redde mihi laetitiam salutaris tui: * et spi-
ritii principali confirma me.
Docebo iniquos vias tuas: * et impii ad te
converlentur.
Libera me de sanguinibus Deus, Deus, salu-
-ocr page 63-
51
Want zie, in ongerechtigheden ben ik voort-
gebracht, en in zonden heeft mij mijne moeder
ontvangen.
Want zie , gij hebt de waarheid bemind ; de
onbekende en verborgene geheimen uwer wijs-
heid hebt gij mij geopenbaard.
Gij zult mij besproeien met hyzoop en ik zal
gezuiverd worden; gij zult mij wasschen en ik
zal witter worden dan sneeuw.
Gij zult aan mijn gehoor vreugde en blijd-
schap geven, en mijne vernederde gebeenten
zullen juichen.
Keer uw aangezicht af van mijne zonden , en
wisch al mijne ongerechtigheden uit.
Schep in mij , o God, een zuiver hart,
en vernieuw den rechten geest in mijn bin-
nenste.
Verwerp mij niet van uw aanschijn, en neem
uwen H. Geest van mij niet weg.
Geef mij weder de blijdschap uws heils , en
versterk mij met den vervvinnenden geest.
Ik zal den boozen uwe wegen leeren , en «Ie
goddeloozen zullen zich tot u wenden.
Verlos mij van de bloedschuld , o God, God
-ocr page 64-
52
lis incae: * et exullabit lingua mea justitiam
luam.
Domine, labia mea aperies: * et os nieum
annuntiabit laudem luam.
Quoniam si voluisses saciïficium, dedissem
utique : * holocaustis non deleclaberis.
Sacrificium Deo spiritus contribulatus ; * cor
conlritum et humiliatum Deus non despicies.
Benigne fac Domine in bona voluntale tua
Sion : * ut aedificentur muri Jerusaletn.
Tune aceeplabis sacrificium justitiac, obla-
tiones, et holocausla: * tune imponent super
altare tuum vitulos.
j^. Requiem aeternam * dona eis Domine.
R). Et lux perpelua * luceat eis.
Na de Cousecrutie.
JESÜ SALVATOR.
Jesu, Salvator mundi, exaudi preces sup-
plicum.
-ocr page 65-
53
mijns heils, en mijne tong zal uwe rechtvaar-
digheid loven.
Heer, gij zult mijne lippen open doen, en
mijn mond zal uwen lof verkondigen.
Want hadt gij offerande gewild , ik zou ze
zeker gegeven hebben; in brandoffers zult gij
geen behagen vinden.
Een bedrukte geest is eene offerande voor
God ; een vermorzeld en verootmoedigd hart zult
gij, o God, niet versmaden.
Doe wel, Heer, volgens uwe goedgunstig-
heid aan Sion , opdat de muren van Jeruzalem
opgebouwd worden.
Dan zult gij de offerande van rechtvaardig-
heid , en dank- en brandoffers aannemen; dan
zullen zij kalveren op uw altaar leggen.
f. Heer, geef hun de eeuwige rust.
ft). En hel eeuwige licht verlichte hen.
JESÜ SALVATOR.
Jezus , Verlosser der wereld , verhoor de beden
van die u nederig smeeken.
-ocr page 66-
54
Miseremini mei, miseremini mei, saltem vos
amici mei, quia manus Domini tetigit me.
Pelli mcac , consumptis carnibus, adhaesit os
meuin.
Miseremini, elc.
Quare persequimini me sicut Deus, et eami-
bus meis saturamini ?
Miseremini, etc.
OF
Pie Jesu Domine dona eis requiem.
{Dit zingt men driemaal; men voegt er ten slotte
bij:
sempitemam).
3. Na de Nuttiging.
PSALM CXXIX.
De profundis clamavi ad te, Domine : * Do-
mine exaudi vocem meam.
Fiant aures tuae intendentes, * in vocem
deprecalionis meae.
Si iniquilales observa veris , Domine, * Do-
mine , quis suslinebit ?
Quia apud te propitiatio est; * et propter
legcm tuam sustinui te, Domine.
-ocr page 67-
55
Onlferml u mijner, ontfermt u mijner , ten
minste gij , mijne vrienden , want de hand des
Heeren heeft mij getroffen.
Mijn vleesch is verteerd , mijn vel kleeft aan
mijn gebeente.
Ontfermt u mijner , enz.
Waarom vervolgt gij mij , gelijk God , en
verzadigt gij u met mijn vleesch ?
Ontfermt u mijner, enz.
OF
Liefderijke Heer Jezus, geef hun de eeuwige
rust.
PSALM CXXIX.
Uit de diepten heb ik tot u geroepen, o
Heer : Heer! verhoor mijne stem.
Laat toch uwe ooren luisteren naar de stem
mijner smeeking.
Indien gij de ongerechtigheden gadeslaat, Heer,
Heer, wie zal dan bestaan ?
Maar bij u is genade , en om uwe wet heb
ik u, o Heer , verbeid.
f                                                   5
-ocr page 68-
56
Sustinuit anima inea in verbo ejus, * spe-
ravit anima mea in Domino.
A custodia matutina usque ad noctem, *
speret Israël in Domino.
Quia apud Dominum misericordia , * et co-
piosa apud eum redeinptio.
Et ipse redimet Israël, * ex omnibus ini-
quitatibus ejus.
jh Requiem aeternam * dona eis Domine.
$. Et lux perpetua * luceat eis.
4. Na de H. Mis bij de lijkbaar of aan den
voet des altaars.
Pater noster, etc.
f. Et ne nos inducas in tentalionem.
i). Sed libera nos a malo.
f. A porta inferi.
^. Erue , Domine , animas eorum.
f. Requiescant in pace.
$). Amen.
f. Domine, exaudi oralionem meam.
^. Et clamor meus ad te veniat.
jfr. Dominus vobiscum.
i$. Et cum spiritu tuo.
-ocr page 69-
57
Mijne ziel heeft op zijn woord gewacht; mijne
ziel heeft op den Heer gehoopt.
Van den morgenstond tot aan den nacht,
hope Israël op den Heer.
Want bij den Heer is barmhartigheid, en
bij hein is overvloedige verlossing.
En hij zal Israël verlossen uit al zijne onge-
rechtigheden.
jfr. Heer, geef hun de eeuwige rust.
^. En het eeuwige licht verlichte hen.
Onze Vader, enz.
y. En leid ons niet in bekoring.
Sj. Maar verlos ons van den kwade.
j^. Van de poorten der hel.
fy Verlos, Heer, hunne zielen.
f. Dat zij rusten in vrede.
itj. Amen.
Jt. Heer, verhoor mijn gebed.
Sj- En mijn geroep kome tot u.
jl\\ De Heer zij met u.
i$. En niet uwen geest.
-ocr page 70-
58
Oremus.
Absolvc , quaesuinus Domino, animam fainuli
lui N. ab omni vinculo deliclorum , ut defunc-
lus saeculo libi vivat ; et quae per fragililatem
carnis huniana conversalione commisit, lu ve-
nia misericonlissimae pietalis abslerge.
Deus, veniae largitor et humanae salutis
amator, quaesumus clemenliam luam, ut noslrae
Congregalionis fratres, propinquos et benefac-
tores, qui ex hoc saeculo transierunt, beata
Maria semper Virgine inlercedenlc cum omnibus
Sanclis tuis, ad perpeluac bealitudinis consortium
pervenire concedas. Per Chiïslum Dominum
nostrum.
^. Amen.
jK Requiem aelernam dona eis, Domine.
i$. Et lux perpetua luceat eis.
fr. Requiescant in pace.
^. Amen.
-ocr page 71-
59
Laat ons bidden.
Verlos, bidden wij u , Heer, de ziel van uwen
dienaar N. van alle banden der zonde, opdat
hij , uit deze wereld gescheiden , voor u leve ;
en wal hij door de zwakheid des vleescbes in
het menschelijk verkeer misdreef, wisch gij
dal door de vergeving uwer allerbarmhartigsle
goedertierenheid uit.
O God , die den zondaar vergiffenis schenkt,
en de zaligheid der menschen bemint, wij
smecken uwe genadige goedertierenheid , dat
gij de broeders, naastbeslaanden en weldoeners
van onze Congregatie , die uit deze wereld over-
gegaan zijn , door de voorspraak van de zalige
Maria altijd Maagd en van al uwe Heiligen,
tol het deelgenootschap der eeuwige zaligheid
wilt laten geraken. Door Christus onzen Heer.
r).     Amen.
jr.     Heer, geef hun de eeuwige rust.
^.     En het eeuwige licht verlichte hen.
f.     Dat zij rusten in vrede.
fy    Amen.
-ocr page 72-
60
5. Indien de tijd het toelaat, kan men het
volgende gezang aanheffen, terwijl de Priester
zich van het altaar of van de lijkbaar verwijdert.
Ja hij ruste, ruste in vrede !
Zijne woon zij Sions stede !
\'s Heeren Englen voeren hem
In het blij Jeruzalem !
Broeder ! doorgestaan is \'t lijden ;
Rust van \'t zwoegen , rust van \'t strijden !
Geve u God \'t verdiende loon !
Siere uw hoofd zijn gloriekroon !
Trouwe vriend , ons voorgetreden ,
Zie we volgen uwe schreden :
Eenmaal zien we elkander weer,
Eeuwig — eeuwig — bij den Heer !
Dan geen droevig scheiden meer!
Eeuwig — samen — bij den Heer !
é=*0^>
-ocr page 73-
GEZANGEN
IN GEBBFIK BIJ
DE H. FAMILIE. C)
Onderhoudt elkander met psalmen,
lofzangen en geestelijke liederen;
zingt en looft den Heer in uwc
harten.
                   Ephes. V. 19.
(*) De Melodieën op deze gezangen zijn mede te dezer
Drukkerij uitgegeven.
-ocr page 74-
62
N« 1.
Lofzang Tan den H. Geest.
1.
Veni, Creator Spiritus,
Mentes tuorum visita,
Imple superna gratia,
Quae tu creasti, pectora.
2.
Qui diceris paraclitus,
Altissimi donum Dei,
Fons vivus, ignis , cbaritas ,
Et spiritalis unctio.
3.
Tu septiformis munere,
Digitus paternae dexterae,
Tu rite promissum Patris,
Sermone ditans guttura.
4.
Accende lianen sensibus;
Infunde amorem cordibus,
Iufirma nostri corporis
Virtute firmans perpeti.
-ocr page 75-
63
isr« «.
Veni Creator.
1.
Kom , Schepper, Heiige Geest daal neer ,
Bezoek gij de uwen heden weer,
Vervul van boven met uw kracht
De harten, door u voortgebracht.
2.
Gy, die de Trooster wordt genoemd,
Als gaaf des Hoogsten steeds geroemd ,
Als levensbron , vuur , liefdegloed
En zalving, voor den geest zoo zoet.
3.
Uw zeven gaven roemen wij ;
De vinger van Gods hand zijt gij ;
Als gift des Vaders gij geëerd,
Die uw getrouwen \'t spreken leert.
4.
Ontsteek uw licht in ons verstand,
Dat ons \'t gemoed van liefde brand\',
En dat uw kracht ten allen tijd
Sterke onze zwakheid in den strijd.
-ocr page 76-
64
5.
Hostem repellas tongius,
Pacemque dones protinus,
Ductore sic te praevio
Vitemus omne noxium.
6.
Per te sciamus da Patretn ,
Noscamus at que Filium ;
Teque utriusque Spiritum
Crcdamus oimii tempore.
7.
Deo Patri sit gloria,
Et Filio, qui a mortuis
Surrexit, ac Paraclito,
In saeculorum saecula. Amen.
No 3.
Lofzang tot den H. Geest.
Veni sancte Spiritus,
Et emitte coelitus
Lucis tuae radium.
-ocr page 77-
65
5.
Dryf satan verre op onze beê,
Verleen ons uwen zoeten vree,
Ga steeds ons voor door uwen raad,
Opdat we mijden alle kwaad.
6.
Leer gij ons kennen hier beneên
Den Vader eu den Zoon meteen :
Geef, dat wij u, hun beider Geest,
Belijden immer onbevreesd.
7.
Aan God den Vader eeuwig eer,
Zijn eengen Zoon ook, onzen Heer,
En God den Trooster zij bereid
Dezelfde lof in eeuwigheid.
3V> 4.
Yeni Sant-te Spiritu*.
Kom , o kom , o Heiige Geest,
Zend gelijk op \'t Pinksterfeest
Van uw hemelsch licht een straal.
-ocr page 78-
66
Veni Pater pauperum ,
Veni dator munerum,
Veni linnen cordium.
Consolator optime,
Dulcis hospes animae:
Dulce refrigerium.
In labore requies,
In aestu temperies,
In fletu solatium.
O lux beatissima,
Reple cordis intima
Tuorum fidelium.
Sine tuo numine,
Nihil est in homine,
Nihil est innoxium.
Lava , quod est sordidum :
Riga , quod est aridum :
Sana, quod est saucium.
Flecte, quod est rigidum :
Fove , quod est frigidum:
Rege, quod est devium.
Da tuis fidelibus
In te confidentibus
Sacrum septenarium.
Da virtut.is meritum:
Da salutis exitum:
Da perenne gaudium. Amen.
-ocr page 79-
67
Vader, kom , van \'t arm gemoed,
Gever, kom , van alle goed ,
Kom, o licht der harten, daal.
Beste Trooster , kom gij nu ;
Zoete gast , wij nooden u;
Milde koelte, blaas ons aan.
Ruste van des arbeids leed,
Van de hitte droogt gij \'t zweet,
Ook der droeven stillen traan.
Kom, o allerheiligst licht,
Dat het laatste duister zwicht\'
In uw trouwen , op hun beê.
Zonder dat gij hulpe biedt,
Is er in de wereld niet
Ééne ziele zonder wee.
Reinig, wat ge vindt besmeurd,
Drenk, al wat van dorheid treurt,
Heel, al wat gij ziet gewond.
Buig , wat zich in \'t booze stijft,
Koester, wat te koud u blijft,
Breng, wat dwaalt, op veilgen grond.
Zij aan al uw trouwen saam,
Die steeds hopen in uw naam,
\'t Heilig zevental bereid.
Geef der deugd \'t verdiende loon,
Geef een dood die \'t al bekroon\'
Met een eeuwge zaligheid.
-ocr page 80-
68
isr» es.
Ter eere van het H. Sacrament.
1.
Adoro te supplex, latens Deitas,
Quae sub his figuris vere latitas:
Tibi se cor meum totum subjicit:
Quia te contemplans, totum deficit.
2.
Visus, gustus, tactus in te fallitur;
Sed auditu solo tuto creditur :
Credo quidquid dixit Dei Filius,
Nil hoc verbo veritatis verius.
3.
In Cruce latebat sola Deitas,
Sed hic latet si mul et humanitas ;
Ambo tarnen credens atque confitens,
Peto , quod petivit latro poenitens.
4.
Flagas sicut Thomas non intuenor,
Deum tarnen meum te confiteor.
Fac me tibi semper magis credere,
In te spem habere , te diligere.
-ocr page 81-
69
n» e.
Ailoro te.
1.
O mijn God! \'k aanbid u met ontzag vervuld,
U, die hier waarachtig in dees schijn u hult;
Zie hoe \'t dankend harte tot zijn heer u kiest;
Wijl het, u beschouwend, zich in u verliest.
2.
Oog, gevoel en tonge stelt mij hier te loor,
Maar \'t geloof vertrouwt slechts veilig op \'t gehoor:
Vast geloof ik, al wat Gods Zoon heeft gezeid;
Niets toch overtreft hem in waarachtigheid.
3.
Mocht aan \'t kruis uw Godheid sluiren zich alleen,
Hier verschuilt uw menschheid voor mijn oog meteen;
Beide toch geloovend, als zag ik ze klaar,
Bid ik, wat in rouwe bad de moordenaar.
4.
Mag ik niet, als Thomas, uwe wonden zien,
\'k Wil als mijnen God toch u mijn hulde biên.
Geef, o dat ik altijd meer geloove in u,
In u hope, u minne, ja veel meer dan nu.
-ocr page 82-
70
5.
O memoriale mortis Domini!
Panis vivus vitam praestans homini,
Praesta meae menti de te vivere,
Teque illi semper dulce sapere.
6.
Pie Pelicane, Jesu Domine,
Me immundum munda tuo sanguine,
Cujus una stilla salvum facere
Totum mundum quit ab omni scelere.
7.
Jesu, quem velatum nunc aspicio ,
Oro , flat istud , quod tam sitio ,
Ut te revelata ceruens facie,
Visu sim beatus tuae gloriae.
Ave Jesu, Pastor fideliutn ,
Adauge fidem omnium
In te credentium.
Y.
Adoremus in aeternum Sanctissimum Sacramen-
tum.
-ocr page 83-
71
5.
O gedachtenisse van des Heeren dood,
Levend en den mensch ook leven schenkend brood:
Geef dat mijne ziele door u leven mag
En uw zoetheid proeve tot mijn jongsten dag.
C.
Pelikaan vol liefde, Jezus, gij zoo goed,
Reinig mijne onreinheid in uw heilig bloed,
Dat, was \'t ook één druppel, de aarde gansch en al
Zaalgen kan van gruwlen , gruwlen zonder tal.
7.
Jezus, wien gesluierd ik mijn hulde bracht,
\'k Bid u, moog\' geschieden, waar ik zoo naar smacht:
Dat gij eens den sluier voor mij openspreidt,
Zaalgend mij door d\'aanblik van uw heerlijkheid.
U, Jezus, eer! o Herder zoet en teer!
Op uwer trouwen beê vermeer
\'t Geloof in u , o Heer!
-s3>sC8S*S*-
Laat ons in eeuwigheid het Allerheiligste Sacra-
ment aanbidden !
f                                                   6
-ocr page 84-
72
isr» s.
Lofzang ter eere
van het Allerheiligste Sacrament»
Ecce patiis Angelorum,
Factus cibus viatorum,
Vere panis filiorum,
Non mittendus canibus.
In figuris praesignatur:
Cum Isaac immolatur,
Agnus Paschae deputatur,
Datur manna patiibus.
Bone Pastor, panis vere,
Jesu, nostri miserere :
Tu nos pasce , nos tuere:
Tu nos bona fac videre
In terra viventium.
Tu, qui cuncta scis et vales,
Qui nos pascis hic mortales:
Tuos ibi commensales,
Cohaeredes et sodales
Fac sanctorum civium.
-ocr page 85-
73
N» O.
Ecce Fanis.
Zie het brood van die ginds tronen
Toegedeeld aan die hier wonen:
\'t Echte brood der trouwe zonen,
Brood, voor honden veel te waard.
\'t Was in beelden reeds beschreven,
Toen de vrome Izaak moest sneven,
\'t Paa3chlam werd ten zoen gegeven ,
\'t Zoete manna werd gegaard.
Goede Herder , wil ons hoeden ,
Van Gods toorn weerhoud de roeden,
Wil ons bijstaan , wil ons voeden,
Laat ons zien wat gij den goeden
In den Hemel hebt bereid.
Gij , dien wij almogend prijzen,
Die ons hier zoo mild komt spijzen ,
Wil ons daar, na blij verrijzen,
Aan uw disch een plaats aanwijzen,
Bij uw feestkring ingeleid.
-ocr page 86-
71
IV0 ÏO.
Ter eere va» liet H. Sacrament.
1.
Loof, o Sion ! uw Vriend en Behoeder,
Uw Verlosser, uw Leidsman en Voeder;
Loof uw Leeraar, uw Schepper en Broeder,
En verneder voor hem u in \'t stof.
Looft hem , broeders, wilt dankbaar hem prijzen,
Hem voor eeuwig uw liefde bewijzen ;
Hij , die zelf met zijn Vleesch ons komt spijzen ,
Overtreft aller schepselen lof.
Welk een goedheid! de machtigste Koning
Nam voor altijd bij ons zijne woning,
En verzocht ons als gunst en belooning,
Hem te uaadreu als Broeder en Vrind.
Groote God, wees voor eeuwig geprezen ;
\'t Is uw vreugd , in ons midden te wezen ,
Ons naar lichaam en ziel te genezen,
Te bewijzen hoezeer gij ons mint.
Allen willen we u dikwijls begroeten,
En eerbiedig geknield aan uw voeten,
Willen wij de onverschilligheid boeten,
Die ge op aarde zoo vaak ondervindt.
2.
Jezus, voedsel voor \'t eeuwige leven,
Die de noodige kracht ons wilt geven,
-ocr page 87-
75
Zie ons hier, door verlangen gedreven,
Voor uw heiligdom nedergeknield.
Gij wilt gaarne onze elleude verschoonen,
Onze needrige harten bewonen ;
Moge ons leven aan allen ook toonen,
Dat gij , Jezus, alleen ons bezielt.
Als de ziekte aan het sterfbed ons kluistert,
Als ons oog door den dood reeds verduistert,
Eu ons oor naar geen aardsche meer luistert,
Dan vergeet, dan verlaat gij ons niet.
Voor de menschen van liefde verslonden,
Hebt ge, o Jezus! een middel gevonden ,
Waardoor ge ons in \'t bangste der stonden ,
Uwe hulp en uw bijstand uog biedt.
Opdat zelfs ons geen dood zou verschrikken ,
En de duivel ons niet zou verstrikken,
Komt gij zelf in dat uur ons verkwikken,
Waarin eeuwig deze aarde ons ontvliedt.
3.
Hoe dus pijnen en ziekten ons ook kwellen,
Nooit zal lijden of dood ons ontstellen,
^Ü\' gÜ > Jezus! ons wilt vergezellen
Als van de aarde onze ziel eenmaal scheidt.
Aan uwe hand gaan wij moedig vertrekken,
Met de hoop dat ge ons eens zult verwekken
Uit het stof, dat ons beendren zal dekken ,
Tot de kroon der onsterfelijkheid.
-ocr page 88-
76
Lieve Jezus, die hier zijt verborgen,
Wil, ach wil voor ons allen toch zorgen,
Leid ons eens tot dien zaligen morgen,
Welke nimmer een avond meer heeft.
Als wij eenmaal met al uw getrouwen
U van aanschijn tot aanschijn aanschouwen,
Dan zult ge ons ook dat wonder ontvouwen,
Waardoor ge u als een voedsel ons geeft.
Ach , verhoor onze needrige zangen ,
En vervul ons zoo vurig verlangen,
Laat ons steeds u zoo waardig ontvangen,
Dat gij, Jezus, alleen in ons leeft.
N° 11.
Schoon lied tot het Allerheiligste Sacrament.
1.
Allen.
Wees, o Jesu !
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch u
Bezitten doet,
O Jesu zoet,
Wees, wees gegroet.
Kene slem.
O Christen! sterk
\'t Geloof en merk
Dit liefdewerk,
Waar God algoed
Met Vleesch en Bloed
Hij zelf u voedt.
-ocr page 89-
77
2.                                              4.
Eene slem.                            Eene stem.
Kniel, kniel dan neer
Voor d\'Opperheer
En vraag niet meer,
Hoe dat geschiedt;
Ziet \'t oog het niet,
\'t Geloof \'t wel ziet.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch u
Bezitten doet,
O Jesu zoet,
Wees, wees gegroet.
5.
Eene slem.
Met Cherubien
En Serafien
Wil hulde biên:
Val voor hem neer,
Geef, geef hem eer,
Uw God en Heer.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch u
Bezitten doet,
O Jesu zoet,
Wees, wees gegroet.
Daar in dien krans
Der Remonstrans
Is Christus gansch :
Van brood en wijn
Daar enkel zijn
Gedaante en schijn.
Allen.
Wees, o Jesu!
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch u
Bezitten doet,
O Jesu zoet,
Wees, wees gegroet.
3.
Eene stem.
De Hostie daar,
De schijn voorwaar
Van brood is \'t maar;
\'t Blijkt wel gewis
\'t Geheimenis,
Dat Jezus \'t is.
Allen.
Wees, o Jesu 1
Die ons steeds nu
Hier in \'t vleesch u
Bezitten doet,
O Jesu zoet,
Wees, wees gegroet.
-ocr page 90-
78
6.
Eene slem.                                 Allen.
Ach , bij mijn dood        Wees, o Jesu!
En jongsten nood,          Die ons steeds nu
Wees, hemelsch brood l] Hier in \'t vleesch u
Mijn zielespijs                 Bezitten doet,
Op mijne reis                 O Jesu zoet,
Naar \'t Paradijs.          I Wees, wees gegroet.
IV» 12.
\'Voor de H. Communie.
1.
Jezus I menschgeworden God ,
Die niet in uw woord kunt falen,
Gij rust hier in \'t Sacrament;
Kan \'t mijn geest niet achterhalen,
Toch betuig ik weder nu:
Jezus, ik geloof in u.
2.
God van almacht, liefde en trouw!
\'k Ben beschaamd om al myn zonden,
Maar gij , Heer ! hebt ze uitgewischt
In het bloed van zooveel wonden ;
Vol betrouwen kom ik nu,
Goede Jezus ! \'k hoop in u.
-ocr page 91-
79
3.
God van liefde en opperst goed!
Gij wilt spijzen ons en drenken,
In \'t geheim der hoogste min
Heel u zelven aan ons schenken ;
Liefste Jezus ! kom gij nu ,
Ach, mijn ziel verzucht naar u.
4.
\'k Ben niet waardig, groote God!
Dat gij ingaat in mijn harte ;
Spreek , Heer! spreek een enkel woord,
En , doorwond van liefdesmarte ,
Schrei ik : Jezus! kom toch nu,
Kom, o kom! ik smacht naar u.
5.
\'k Zal dau aan den heugen disch
U, mijn Jezus ! gaan ontvangen ,
U, mijn God, mijn grooten God,
Aan mijn zalig harte prangen ;
Goede Jezus! kom toch nu,
Kom, o kom! ik snel tot u.
-ocr page 92-
80
IV» 13.
Tot dankzegging.
Laudate pueri Dominum, * laudate nomen Domini.
Sit nomen Domini benedictum, * ex hoc nunc
et usque in saeculum.
A solis ortu usque ad occasum, * laudabile no-
men Domini.
Excelsus super omnes gentes Dominus, * et super
coelos gloria ejus.
Quis sicut Dominus Deus noster, qui in altis
habitat, * et humilia respicit in coelo et in terra ?
Suscitans a terra inopem, * et de stercore eri-
gens pauperem.
Ut collocet eum cum principibus, * cum princi-
pibus populi sui.
Qui habitare facit sterilem in domo, * rnatrem
filiorum laetautem.
Gloria Patri, et Filio, * et Spiritui Sancto.
Sicut erat in principio , et nunc, et semper, *
et in saecula saeculorum. Amen.
<S^5>^
-ocr page 93-
81
Psalm CXII. Landate pucri.
Looft, kinderen, den Heer; looft den naam des
Heeren.
De naam des Heeren zij gezegend, van nu af tot
in eeuwigheid.
Van zonne-opgang tot zonne-ondergang, zij de
naam des Heeren geloofd.
Hoog boven alle volken is de Heer; en boven
de hemelen zijne glorie.
Wie is gelijk de Heer onze God, die in de
hoogte woont, en het nederige aanziet in den
hemel en op aarde ?
Die den behoeftige opricht uit het stof, en uit
het slijk den arme verheft.
Opdat hij hem plaatse naast de vorsten, naast
de vorsten zijns volks.
Die de ovruchtbare wonen doet in het huis»
als blijde moeder van kinderen.
Glorie zij den Vader, en den Zoon, en den
Heiligen Geest.
Gelijk het was in den beginne, en nu en altijd,
en in de eeuwen der eeuwen. Amen.
«è^è
-ocr page 94-
82
N„ 14.
Na de II. Communie.
1.
Welkom geheeten,
Mijn Jezus! in mijn hart.
O blij geweten!
O zoete liefdesmart!
Die met uw vleesch mij voedt,
Door u mij leven doet,
Ik zal u nooit vergeten ;
Nog eens u, Jezus zoet,
Welkom geheeten!
2.
\'k Zal dank hem zingen ,
Zijn bloed was mij ten drank ;
Gij , hemelingen!
Zegt gij met mij hem dank,
Die om zijn zetel zweeft,
Hem eeuwig glorie geeft,
Nu hier mij komt omringen,
Daar Jezus in mij leeft;
\'k Zal dank hem zingen.
-ocr page 95-
83
Aan Jezus geren
Zal ik mijn hart en ziel,
Voor heel mijn leven!
Wat mij ten deele viel
Bevat geen aardsch verstand,
\'t Is door een menschenhand
Nog nimmer neergeschreven ;
\'k Wil hart en ziel ten pand
Aan Jezus geven.
IV» IS.
Jcsii dalcis meinoria.
(Den H. Bemardus toegeschreven.)
1.
Aan Jezus denken is reeds zoet,
\'t Is reine weelde voor \'t gemoed ;
Maar ver gaat \'t boven alle goed,
Wat Jezus vrieudlijk bijzijn doet.
2.
Niets zoeter dat de tonge kweelt,
Niets zoeter dat ooit de ooren streelt,
Niets zoeter dat \'t verstand zich beeldt
Dan Jezus, Godes eigen teelt.
-ocr page 96-
84
3.
O hoop van die in boete klaagt,
O Jezus, mild voor die u vraagt,
Goed voor die zoekend naar u jaagt
Maar wat voor die in \'t hart u draagt ?
4.
O Jezus, bron die eeuwig leeft,
\'t Verstand verlicht, \'t hart zoetheid geeft,
Die alle heil te boven streeft,
Wat ooit de mensch gezongen heeft.
5.
Geen tonge, die het ooit vertelt,
Geen stifte, die \'tin letters spelt;
Het minnend hart laat onvermeld
Hoe zoet \'t van Jezus liefde zwelt.
6.
\'k Zoek Jezus hier in de eenzaamheid ,
In mijn gesloten hart bereid;
\'k Zoek Jezus, waar Gods hand mij leid\',
Wat lot mij in de wereld beid\'.
^r-ö^/^^*^
-ocr page 97-
85
No ie.
Aan Jezus eer.
1.
Aan Jezus eer!
Zoo stijge ous dankbaar smeeken,
Aan Jezus eer! door aarde en hemelheer!
O zoete naam, dien ik nimmer kan spreken,
Of \'k voel te feller iu liefde me ontsteken :
Aan Jezus eer!
2.
Aan Jezus eer!
Is \'t lied der christen scharen ,
Aan Jezus eer! hem, onzen God en Heer,
Die al wie trouw om hem henen vergaren,
Trouw in den strijd voor zijn naam zal bewaren :
Aan Jezus eer!
3.
Aan Jezus eer!
Zoo mag de zondaar zuchten!
En tot zijn Heer ga hij rouwmoedig weer;
Geen boetling, neen! heeft zijn wrake te duchten:
Hij heeft alleen in zijn armen te vluchten :
Aan Jezus eer!
-ocr page 98-
86
4.
Aan Jezus eer!
Is \'t lied van \'t zielsvertrouwen ,
Aan Jezus eer! zoo roepen we immer weer j
Hoe langer toch wij zijn wonden beschouwen :
Hoe meer ons ook onze zonden berouwen :
Aan Jezus eer!
5.
Aan Jezus eer!
Is \'t lied der hemelzalen ,
En de Engten vallen diep aanbiddend neer;
Dat moet heel d\'aard met haar tongen en talen,
Dat al wat is door alle eeuwen herhalen :
Aan Jezus eer!
6.
Aan Jezus eer!
Nog eens het aangeheven!
Aan Jezus eer! en immer, immer meer
•Aan hem alléén zy van nu af ons leven,
Aan hem geheel ons ten offer gegeven!
Aan Jezus eer!
7.
Aan Jezus eer!
Zoo blijve ons danklied stroomen ;
Aan Jezus eer! voor eeuwig onzen Heer!
Hij , ja , hij zelf is in ons na gekomen ,
Hij zelf heeft ons tot de zijnen genomen :
Aan Jezus eer!
-ocr page 99-
37
3V» VY.
Geloofd zij Jezus Christus.
I.
1.
Als \'t eerste duister breekt,
Ontwaakt mijn hart en spreekt:
Geloofd zij Jezus Christus !
2.
De heiige feestklok luidt
En roept het plechtig uit:
Geloofd zy Jezus Christus!
3.
Wat is de schoonste klank ?
De zoetste toon van dank ? —
Geloofd zij Jezus Christus!
4.
In \'s Heeren heilig huis
Is \'t eerste beêgesuis :
Geloofd zij Jezus Christus!
5.
In mijn gelukkigst uur
Zing ik met liefdevuur :
Geloofd zij Jezus Christus!
f
                                                   7
-ocr page 100-
88
ü.
Bij al wat ik begin
Roep ik met hart on zin :
Geloofd zij Jezus Christus!
7.
En wat mijn werk ook zij,
Ik zeg er vroolijk bij :
Geloofd zij Jezus Christus!
II.
1.
De schoonste vruchten kweekt
Het hart, dat aldus spreekt;
Geloofd zij Jezus Christus!
2.
Bij spijzen en bij drank,
Is dit mijn vrome dank :
Geloofd zij Jezus Christus!
3.
Zoo zing ik vroeg en spil,
Als \'k bid of werken ga :
Geloofd zij Jezus Christus!
4.
En nooit verveelt de groet,
Zoo schoon , zoo wonder zoet:
Geloofd zij Jezus Christus
-ocr page 101-
89
5.
Als treurigheid mij plaagt,
Dan roep ik onversaagd :
Geloofd zy Jezus Christus!
6.
Bij \'s levens zielsverdriet
Vind ik mijn troost in \'t lied:
Geloofd zij Jezus Christus!
7.
Iu nood en hittre smart
Roep ik met mond en hart:
Geloofd zij Jezus Christus!
8.
Droef om mijn schuld te moê,
Zucht ik mijn Jezus toe :
Geloofd zij Jezus Christus!
9.
De macht der helle vliedt
Voor dit mijn zoete lied :
Geloofd zij Jezus Christus!
III.
1.
De liefelijkste lof
Is ook in \'s Hemels hof:
Geloofd zij Jezus Christus
-ocr page 102-
90
2.
Des Vaders eeuwig woord
Klinkt daar en eeuwig voort:
Geloofd zy Jezus Christus!
3.
Zingt, menschenkiudren ! luid ,
Zingt jubelend het uit:
Geloofd zij Jezus Christus!
4.
Heel \'t aardrijk in het rond
Weerklinke telken stond :
Geloofd zij Jezus Christus !
5.
Als \'t licht ten einde spoedt,
Zij dit de laatste groet:
Geloofd zij Jezus Christus!
6.
De duisternis wordt dag
Voor wie slechts zingen mag:
Geloofd zij Jezus Christus!
7.
Mijn hart houdt sluimrend wacht,
\'t Zingt in den stillen nacht:
Geloofd zij Jezus Christus!
-ocr page 103-
91
8.
Ja, nog mijn ziele spreekt,
Als reeds mij \'t harte breekt:
Geloofd zy Jezus Christus!
9.
Zingt, Hemel, aarde, zee!
Zingt, al wat ademt, mee :
Geloofd zij Jezus Christus!
10.
\'tWeerklinke wijd en luid
Voor hem, eeuw in eeuw uit:
Geloofd zij Jezus Christus!
N» 1®.
In den Advent.
Rorate coeli desuper, Dauwt, Hemelen! van bo-
et nubes pluant justum. ven, en laat de wolken den
Rechtvaardige regenen.
N« ÏO.
Ter eere der Xenschwording.
( Creator alme siderttm.J
1.
Gjj, die de zonne hebt gesticht,
Der zielen eeuwig koestrend licht,
O Christus, die de wereld redt,
Aanhoor ons nederig gebed.
-ocr page 104-
92
2.
G\\j zaagt het menschdom in den nood,
Ter prooi van satan en den dood:
En, met zijn droevig lot begaan ,
Bracht gij den zondaar redding aan.
S.
Uit \'t heiligdom der zuivre Maagd
1 gij , Verlosser , opgedaagd ,
Om aan het kruis, als ons rantsoen ,
Aan uwen Vader te voldoen.
4.
Voor uwe sterkte, voor uw macht
Buigt thans de knieën elk geslacht,
In aarde en Heemlen buigt het al
Wat is, en was en komen zal.
5.
Gij , die met vreeselijk gezag
Zult komen in den jongsten dag,
O , keer aan deze zij van \'t graf
Des duivels pijlen van ons af.
0.
Lof, kracht en glorie, te allen tijd
Den Vader en den Zoon gewijd!
En ook den Trooster, hun gelijk,
In \'sHeeren Gods oneindig rijk!
-ocr page 105-
93
IV» 30.
Kerstlied.
1.
Glorie , glorie zij aan God !
Aan God in d\'allerhoogsten !
En op aarde een vreedzaam lot
Zal goede wil steeds oogsten!
Koorrefrcln.
Spoedt u, kom spoedt u naar \'t goddelijk Kind 1
Groet \'et en zegt \'et dat gij \'et bemint!
2.
Ziet, een heldre hemelgloor
Verlicht het nachtlijk duister,
En een bode uit \'t hemelkoor
Zweeft neder in dien luister.
3.
Vreest niet, herders, (zoo zingt h\\j)
Van God ben ik gezonden ;
En gewis zijt ge allen blij
Om \'t geen ik ga verkonden.
4.
\'s Werelds heil, (zoo juicht zijn stem)
Do Christus is geboren!
Gaat naar \'t stadjen Bethlehem :
Dat heeft h\\j zich verkoren.
-ocr page 106-
94
Dit zij \'t teeken , u bereid :
Gij zult een Kindjen vinden,
\'t Kindjen in een krib geleid ,
Met doekjes, die \'t omwinden.
6.
En nauw vliedt het laatste woord,
Of duizenden van Englen
Hoort men in het zoetst akkoord
Hun schoonste tonen menglen.
7.
In den hoogsten glorie God!
(Hoort, duizend snaren trillen)
En op aard een vreedzaam lot
Den menschen, die goed willen!
8.
En, toen zwevend in het rond
Het koor was opgestegen,
Klonk het uit der herdren mond
Elkander blijde tegen.
9.
Bhj om \'t teeken , hun bereid,
Gaan zij op weg en vinden
\'t Kindjen in een krib geleid,
Met doekjes, die \'tomwinden.
-ocr page 107-
95
10.
Ziet den Schepper van \'t heelal:
Op stroo strekt hij zijn leden!
Voelt ge, o mensch, hier in dees stal
Niet uwen trots vertreden ?
11.
Kindjen , vol aanminlijkheên ,
Van koude schier bevrozen!
Ach, g\\j hebt uit liefde alleen
Deze armoe u gekozen !
12.
Wie aanschouwt dat lieve Wicht,
En durft zich nog beklagen ?
\'t Oog op \'t Kindeken gericht,
Als nood of koude plagen!
13.
Christen ! zult gij vroolijkheid
En weelde slechts begeeren?
Jezus, in een krib geleid ,
Komt u versterving leeren.
14.
En gij , die de zonde mint,
Gods eere hebt geschonden,
Ziet en hoort het godlijk Kind,
Het weent om uwe zonden.
-ocr page 108-
15.
Glorie, glorie zij aan God!
Aan God in d\'allerhoogsten!
En op aarde een vreedzaam lot
Zal goede wil steeds oogsten!
3V» 21.
Het arm Kindeken Tan Bethlehem.
1.
Een Kindeken is ons geboren!
Aanbidt met ons, o englenkoren !
Dat kind is meester van \'t heelal!
De liefde ontdeed hem van zijn luister,
En midden van het nachtlijk duister
Verschool hij zich in Bethlems stal.
Kooi refrein.
O zoete Jezus! nood en smart,
Dat was de keuze van uw hart,
Hoe armer we u zien, godlijk Kind,
Hoe meer gij onze liefde wint.
2.
Een arme maagd is zijne moeder;
Een arme werkman zijn behoeder:
Arm zyn ze die hij \'t meeste mint.
-ocr page 109-
97
Met arme doekjes slechts omwonden :
Door arme herders \'t eerst gevonden :
O ja, hij is der armen vrind.
3.
Ach ziet hier in gebrek en pijnen
Het schuldloos Kindeken verkwijnen
Ter boete van ons zingenot!
Ach, zullen wij dan bitter klagen
Om \'t leed, dat wij soms moeten dragen
Tot delging ouzer schuld bij God ?
4.
Krib, windsels, stroo — \'t zijn zooveel monden,
Die, ons ten troost, zoo luid verkonden
Dat armoe \'t best ten Hemel leidt: —
Arm werd hij , om ons te verrijken ,
Om met een kroon ons te doen prijken,
Die niet vergaat in eeuwigheid.
5.
Dank, Jezus! dat gij hebt verkoren
Te worden als een kind geboren,
Zoo arm in \'t needrig Bethlehem ;
Wij willen gaarne met u lijden,
Om eens met u ons te verblijden
In \'themelsche Jeruzalem.
-ocr page 110-
98
IV» SS.
De leerschool Tan Nazareth.
1.
Valt u de arbeid zwaar temet,
Vrienden , denkt aan Nazareth ;
Dan begrijpt gij wis uw plicht,
En het werken valt u licht.
2.
Hij , die Heemlen scheppen kan ,
Werkt als needrig timmerman :
Wie, die Jezus werken ziet,
Vindt in d\'arbeid nog verdriet ?
3.
Onder menschelijk bevel
Werkt hij als een jong gezel;
Ziet hoe naarstig en oprecht
Jezus doet, wat Jozef zegt.
I.
Jozef! wat een zalig lot!
Werken moogt gij met uw God!
Huisvest God in ons gemoed,
O, dan is het werken zoet.
-ocr page 111-
99
5.
Jozef werkt voor Vrouw en Zoon ,
Jezus schenkt ook blij zijn loon :
Ouderliefde en kindermin
Zijn de steun van \'t huisgezin.
6.
Maar zij werken ook voor God,
\'t Is hun heiligste gebod ;
Daarom laat ons allen saam
Werken steeds in Godes naam.
7.
Valt u de arbeid zwaar temet,
Vrienden , denkt aan Nazareth ;
Dan begrijpt gij wis uw plicht,
En het werken valt u licht.
N. 83.
Het verloren schaapje.
1.
Van verborgen hoogten dalend,
Kwam , o wonder ! of hij \'t dwalend
Schaapje wedervinden mocht,
Op zijn smartelijken tocht
-ocr page 112-
100
Nu de Herder dalwaarts neder,
Zoekt het onverpoosd er weder :
Zondaar ! gij , zoo duur gekocht,
Zijt het schaapje, dat hij zocht.
2.
Daarom in een stal geboren,
Heeft hij krib en stroo verkoren,
Hebben herders in dien nacht
d\'Eersten welkomsgroet gebracht.
Zoo, zoo voegde \'t, zijn verloren
Dolend schaapjen op te sporen :
Zondaar ! gij , zoo duur gekocht,
Zijt het schaapje, dat hij zocht.
3.
Elfmaal negen schaapjes bleven
Op zijn schoone hemeldreven;
Om het ééne, dat er faalt,
Heeft hij rustloos rondgedwaald;
Wondt zijn voeten , waagt zijn leven,
Wil zijn laatsteu bloeddrop geven :
Zondaar ! gij , zoo duur gekocht,
Zijt het schaapje, dat hij zocht.
4.
Eindlijk , o wat blij verrukken !
Mocht hij \'t aan zijn boezem drukken,
Legt het op zijn schond ren neer,
Draagt het naar zijn kudde weer,
-ocr page 113-
101
Daar \'t Gods Englen vreugdedronken
Uit de hemelen belonken :
Zondaar ! gij , zoo duur gekocht,
Zijt het schaapje, dat hij zocht.
ÜV» 34.
In de Vaste.
Parce, Domine , parcej Spaar, Heer, spaar uw
populo tuo, ne in aeter-jvolk, en wees niet in
num irascaris nobis.
         eeuwigheid op ons ver-
bolgen.
N° 35.
L\\jden en dood des Zaligmakers.
1.
Reeds in den hof, gebukt in \'t stof,
Werd Jezus hart bestreden
Door zieleleed; een bloedig zweet
Vloeit neder van zijn leden:
Spaar, Vader, mij dien kelk , roept hij
Mag ik hem niet ontvlieden,
Laat dan uw wil geschieden.
-ocr page 114-
102
2.
O Jezus, laat, als \'t doodsuur slaat
En mij de vrees doet beven,
Mij in mijn lot den wil van God,
Mijn Schepper , niet weerstreven.
Laat mijn gemoed, naar \'t geen gij doet,
In de uiterste oogenblikken
Zich lijdzaam . needrig schikken.
3.
O valsche kus! moet Jezus dus
Door Judas zijn verraden ?
Gevangen staat hij voor den raad ,
Met moedwil overladen ,
Daar haat en nijd zijn val bereidt,
Blijft Jezus, hoe onschuldig,
Bij al dien hoon geduldig.
1.
Wanneer op \'t eind mijn uur verschijnt,
Mij \'t wakende geweten
Ter vierschaar daagt en mij verklaagt,
Om mijner zonden keten ;
Als mij de macht der helle wacht,
Laat, Jezus, door de vruchten
Uws lijdens, mij niet duchten.
-ocr page 115-
103
5.
Pilatus roemt zijn onschuld, doemt
Hem nochtans tot de roede:
Nu viert het rot zijn wreedheid bot,
En slaat met dubble woede,
Dat \'t bloed hem uit de wonden spuit;
Dan Jezus leed die pijuen
Gewillig voor de zijnen.
6.
Mijn hart krimpt saam; wie is bekwaam
Die liefde te beseffen ?
Als ziekte en kwaal, ten laatsten maal,
Mij op mijn sterfbed treffen ;
O Jezus, voed mij dan met moed,
Laat mij, wat ik moet lijden,
Aan uwe liefde wyden.
7.
O overmaat van euveldaad!
Was Jezus stam niet edel?
Dan tot meer hoon, drukt men een kroon
Van doornen op zijn schedel;
Voor schepter biedt men hem een riet;
Met \'t purperkleed omhangen
Moet hij hun smaad ontvangen.
f                                                         8
-ocr page 116-
104
8.
Zoo wildet gij mijn hoovaardij ,
Miskende Jezus, boeten ;
Myn goed, mijn eer zal mij ook weer,
Op \'t eind , ontvallen moeten.
O Heere, geef, dat ik niet kleev\'
Aan de aarde, haar verzake
En naar den Hemel hake.
9.
Kruis hem! kruis hem ! is aller stem ;
Niets kan den moord vertragen:
Een woest gespuis dwingt hem, zijn kruis
Ter strafplaats zelf te dragen.
Dan Jezus zwicht, en men verplicht
Een Simon van Cirene,
Dat hij hem hulp verleene.
10.
Myn zondenlast, o Jezus, was \'t,
Die uwe schouders drukte,
En afgemat, u op het pad
Der smarte nederrukte.
Ach , \'k bid u , duld niet, dat de schuld
Op \'t laatst mij mag bezwaren ;
Wil me om uw lijden sparen.
-ocr page 117-
105
11.
Helaas! aanschouwt, hoe aan het hout
Genageld en geheven
Op Golgotha, nu Jezus na
Veel angst en smart moest sneven.
Hij sterft: — \'t heelal betreurt zijn val;
O Offer, voor de zonden
Van Adams kroost, verslonden !
12.
Wat troost, wat hoop! ach, als de loop
Mijns levens eens zal sluiten,
\'t Gezicht bezwijkt, \'t gehoor me ontwykt,
En ik geen woord kan uiten ;
Dan blijvc toch, o Jezus, nog
Uw naam in mijn gedachten ,
En sterk hierdoor mijn krachten! Amen.
Gedenklied aan \'s Hoeren Lijden.
1.
Gansch des Heeren aardsche leven
Was een kruis en marteling:
\'t Voegt zijn knecht, hem na te streven
Op den kruisweg, dien hy ging.
-ocr page 118-
106
2.
\'k Zal dan al mijn levensdagen
Denken aan \'t geen Jezus deed,
Denken aan de wreede slagen ,
Die mijn lieve Jezus leed.
3.
Wat al lijden u doorgriefde,
Is \'t voor mij niet uitgestaan ?
O hoe groot was uwe liefde,
Die ten kruisdood u deed gaan.
4.
\'kZal uw kruis gedachtig blijven,
Nagels, rietstaf, kroon en speer;
In mijn hart uw wonden schrijven,
Liefdeteekens van den Heer.
5.
\'k Zal aan spons en edik denken,
Laafdrank van mijn bruidegom!
"Wat zal ik hem wederschenken? ...
Vraagt uw smart geen smart weerom 1
0.
„ Zie mij aan en tel de wonden,
„ Die ik voor mijn dienstknecht draag:
„ Boet in tranen uwe zonden ;
„ Zou \'t te veel zyn wat ik vraag ?
-ocr page 119-
107
7.
„ Wil dan \'s werelds vreugde derven ;
„ Neem den rampspoed willig aan ;
„ Wil met mij aan \'t kruishout sterven ,
„ Om mijn leven in te gaan."
8.
O mijn hoop van \'t eeuwig leven!
\'s Vaders glorieluister gij ;
Hoe ge u meer hebt weggegeven,
Des te dierbrer zijt ge ook mij.
9.
Schame \'t lid zich \'t aardsch verblijden ,
Als men \'t hoofd in doornen klonk,
\'s Levens Vorst den kelk van \'t lijden
Voor de zijnen ledig dronk.
10.
Lof en glorie gansch ons leven
Zij Maria\'s Zoon gebracht,
Voor zijn volk aan \'t kruis geheven,
Paasclilam voor hun schuld geslacht I
mjm
-ocr page 120-
108
3V„ S-y.
Het lied des Kruiscs.
(Vexilla Regis.)
1.
De koninklijke vaan treedt voor:
\'t Geheim des kruises spreidt zijn gloor,
Waaraan het leven ging ten dood,
En door zijn dood het leven bood.
2.
Van bloed en water droop hij gansch :
Gewond door \'t spits der wreede lans,
Om ons, door zondendraf bespat,
Te wasschen in dat heilig bad.
3.
Vervuld is, wat eens Davids tong
Op zijn gewijde harpe zong ;
Den volken toen voorspelde h\\j :
Van \'t hout voert God zijn heerschappij.
4.
O boom zoo schoon, met glans omstraald,
Die met des Konings purper praalt,
Verkoren gij , uit allen één ,
Te raken zulke heiige leen.
-ocr page 121-
109
5.
O zalige, aan wiens armen hing
De prijs der wereld ; ik bezing
U, weegschaal van \'t geslachte Lam ,
Dat aan de hel haar buit ontnam.
6.
Gegroet, o Kruis , onze ééne hoop!
In dezer dagen zaalgen loop
Schenk meer gena aan \'t rein gemoed:
Vergeef hem, die zijn misdaad boet.
7.
U, bron des heils, Drievuldigheid ,
Zij aller geesten lof bereid ;
De zege door het kruis geeft gij,
Voeg ook het eeuwig loon daarbij.
--------" S 33» <-°--------
N» SS.
Akte van Geloof.
1.
Broeders, welk geloof hebt gy ?
Zegt uw Credo; antwoordt my.
Koor.
Credo \'t Evangelie Gods
Met de vastheid van de rots.
Credo! Credo!
-ocr page 122-
110
2.
Zegt mij dan op welk gezag
Zulk een vastheid steunen mag.
Koor.
Op mijns Gods waarachtigheid,
Die niet faalt en niet misleidt.
Credo! Credo!
3.
Maar van waar, uit welken mond
Weet gy wat God heeft verkond?
Koor.
Uit den mond van Jezus Bruid,
Die zich mild voor mij ontsluit.
Credo! Credo 1
4.
Ja, maar wijst de bron mij dan,
Waar de Kerk uit putten kan.
Koor.
\'t Woord van God, dat God haar liet,
t Zij \'t geschreven staat of niet.
Credo! Credo!
5.
Maar wat baatte nog die bron,
Zoo de Kerk eens falen kon?
-ocr page 123-
111
Koor
Jezus woord blijft eeuwig waar,
Dat hij altijd is met haar.
Credo! Credo!
6.
Zal uw Credo van dit uur,
Broeders, zijn van laugen duur ?
Koor.
En in voorspoed, en in nood
Credo ! Credo tot den dood!
Credo! Credo!
Slotzang.
Laat ons, God, eens zien bij u,
Wat wij hier gelooven nu!
Credo! Credo!
No @0.
Akte van Hoop.
1.
Ik hoop, mijn God! en deze hoop
Werd door de waatren van den Doop
Mij reeds in \'t hart geleid;
-ocr page 124-
112
Die hoop hebt gij mij ingeprent,
In \'t leven mijner ziel geënt:
U daarvoor dank gezeid !
2.
Ik hoop vergiffnis van mijn kwaad;
In twijfel hoop ik licht en raad;
\'k Hoop bijstand in den strijd :
Ik hoop , dat ik mijn wankle schreên,
Steeds zetten mag ten Hemel heen
En komen waar gij zijt.
3.
Ik hoop, — maar niet van eigen kracht,
Dat ik, o God, mijn heil verwacht,
Verblind door euvelmoed ; —
\'k Hoop om uw goedheid zonder naam,
Uw macht, belofte en trouw te zaam,
Ik hoop, door Jezus bloed.
4.
Ik hoop, al dwaalde ik van u af,
\'t Zij verre — lang ook — tot bij \'t graf
O God ! verhoed het toch !
Maar als het eens gebeuren zou,
Ja, half reeds onder satans klauw,
Mijn God! dan hoop ik nog!
-ocr page 125-
113
5.
Zoo hoop ik, God! — maak niet te schand
De hoop, door n mij ingeplant :
Ik bid \'t u, God , verhoor !
Geef eens wat gij mij hebt bereid;
\'k Zal zingen uw barmhartigheid
Der eeuwen eeuwen door.
No 30.
Akte ran Liefde.
1.
Mijn Heer! mijn God! ik wil u minnen,
Niet met de blinde drift der zinnen,
Maar met dit hart, dat gij mij schonkt.
Heb dank ! bij d\'uchtend van mijn leven
Kwaamt ge over mijne ziele zweven,
En hebt uw liefde in mij ontvonkt.
2.
Ik min u boven \'t goud der aarde,
Meer dan gezondheid, hoog van waarde,
Meer dan een onbevlekten naam ;
\'k Mag veel van dierbre panden hoüen
Hen meer dan eigen bloed beschouwen
\'k Min u toch boven allen saam.
-ocr page 126-
114
3.
Gij hebt het leven mij ontsloten;
Uw bloed voor mij aan \'t Kruis vergoten;
Hoe schoon de Hemel, dien gij biedt!
Maar hebt gij met zooveel genaden
Gansch onverdiend mij overladen,
Daarom alleen min ik u niet.
4.
Ik min u om uw eigen goedheid,
Om de almacht, wijsheid, luister, zoetheid
Van uw onmeetbre majesteit;
Maar wie gaat uwe schoonheid noemen ?
Wat sterveling waagt het te roemen
Wat gij bevat, Oneindigheid ?
4 .
Hoe boos, dwaas, ongelukkig tevens ,
Die slechts een oogenblik huns levens
U niet beminnen, lieve Heer.
Ach \'k hoor \'t verwijt van mijn geweten:
Ook ik, God ! heb u ooit vergeten ...
Ach dat die droeve tijd nooit keerl
5.
Wat lot me op aarde moog verbeiden ,
Niets zal mij van uw liefde scheiden,
Mijn God en al, o Jezus rmj\'n I
-ocr page 127-
115
Ik wil in uwe liefde leven,
U minnende den geest eens geve»
Om eeuwig dan bij u te zijn.
N« 31.
Akte Tan Berouw.
1.
Zie mij , God, het hoofd gebogen ,
Gansch met schaamrood overtogen,
Sla ik rouwmoedig op de borst;
Zie , mijn hoogmoed ligt gewroken ,
\'t Hart is mij door spijt gebroken,
\'t Hart, dat u eens smaden dorst.
Koorrefreln.
O mijn God, weerhoud uw arm!
God, genade! God, erbarm !
\'t Hart, in rouw tot u gekeerd,
Hebt gij nimmer afgeweerd:
God, genade ! God, erbarm!
2.
Groote God! ik schond uw wetten:
\'k Dorst mij tegen u verzetten :
Ach wat kwaad heb ik gedaan!
\'k Zie de zonden van mijn leven,
Voor uw aanschijn eens bedreven,
Altoos voor mijn oogen staan.
-ocr page 128-
116
3.
Goede God ! wil u erbarmen!
Open uwe vaderarmen
Voor een zoon, die wederkeert:
\'t Zondig hart, vermurwd , vernederd,
Heeft u steeds \'t gemoed verteederd ;
Nimmer hebt gij \'t afgeweerd.
Ach wat spijt, dat ik uw liefde
Al te dikwijls bitter griefde!
Ach mijn God ! heb medelij !
Haten, schuwen wil \'k de boosheid ;
Neen, geen nieuwe trouweloosheid
Scheide u , God, nog eens van mij.
No 33.
Gebed om vergeving.
1.
Wy zondaars , voor u neergeknield,
Het hart van waar berouw doordrongen,
Door u met zoete hoop bezield,
En als tot wedermin gedwongen ;
Wij bidden u, zie toch, o Heer!
Met mededoogen op ons neer.
-ocr page 129-
117
2.
Gij kwaamt, o Redder onzer ziel,
Het menschdora van het smartlijkst lijden,
Waarin \'t door Adatns schuld verviel,
Ten koste van uw bloed bevryden.
Wij bidden u, enz.
3.
Toen onze ziel door \'t snood bestaan
Van Satan lag bedekt met wonden,
Hebt ge ons, als de Samaritaan,
Gezalfd en liefderijk verbonden.
Wij bidden u, enz.
4.
* Het schaap van \'t heilspoor afgedwaald,
Hebt gij zoo minzaam en zoo teeder,
Alom gezocht en achterhaald ; —
G\\j bracht het op uw schoudren weder.
Wij bidden u , enz.
5.
Gij wilt den dood des zondaars niet,
Maar dat hij, wars van \'t zondig streven,
\'t Genot, dat hem de zonde biedt,
Verzake, en inga tot het leven.
Wij bidden u, enz.
&£&3<£ï-
-ocr page 130-
118
3V° 33.
Lied onzer Broederschap.
1.
O Godsgezin, o drietal leden,
Die aller heilig toonbeeld zyt,
Wij komen weer tot u getreden,
Die allen u zijn toegewijd.
Vergun, dat we op uw schuldloos leven
Eerbiedig onze blikken slaan,
Om stil de deugden na te streven,
Waarin gij ons zijt voorgegaan.
2.
Wat reinheid, wat een hemelvrede!
Wat zachte rust van zaligheid!
Gedurig gaan en oog en bede
Omhoog naar de Oppermajesteit.
Wat ijver in hun plichtbetrachten,
Van d\'eersten tot den laatsten stond!
Op God alleen zijn uw gedachten,
Nooit wijkt zijn lof uit hart of mond.
3.
O, dat wij dan , tot lid verheven
Van \'t Allerheiligst Huisgezin ,
Naar hun drievoudig toonbeeld streven,
Van vader — moeder — kindermin !
-ocr page 131-
119
Onze arbeid ook zij God geheiligd,
Op God zij altoos hart en oog;
De beê, die ons voor \'t kwaad beveiligt,
Ga met hun lofgebed omhoog.
4.
O Jezus, God en mensch te gader!
Maria , reine Moedermaagd ,
O Jozef, \'s Heeren Voedstervader!
Hoort wat dit broedrental u vraagt:
Laat ons u stil en trouw beminnen,
Geliefde Vader , Moeder, Zoon !
Dat we eens met onze huisgezinnen
U eeuwig zien in \'s Hemels woon.
N« 34.
De H. Familie Jezus, Maria, Jozef.
U, Jozef! wijd ik mijnen zang,
Maria zing ik levenslang ;
U, Jezus ! mynen God en Heer,
Geve aarde en Hemel eindlooze eer.
O heilig Huisgezin !
Ik eer er Jozef in,
Ik eer Maria, Moedermaagd;
p                                                         9
-ocr page 132-
120
Ik aanbid uw Kind,
Dat ons teer bemint,
En enkel wederliefde vraagt.
•2.
Was ooit gezin zoo goed en groot,
En tevens in zoo diep een nood,
Als \'t Allerheiligst Huisgezin ?
Dat storte ons troost bij \'t lijden in.
O heilig Huisgezin! enz.
Was ooit gezin op heel deze aard
Zoo heilig, zoo vereerenswaard ?
Het hoofd gebogen in het stof,
Zing ik dit Heilig Drietal lof.
O heilig Huisgezin ! enz.
Was ooit op aard een huisgezin
Zoo mild en vol van menschenmin 1
Ik werp mij dan, mijn God en Heer!
Voor u ten dankbaar offer neer.
O heilig Huisgezin ! enz.
;#-*^
-ocr page 133-
121
N» 3«.
Toewijding aan <len Heer.
1.
O groote God, wat zijn uw tabernakels
Voor mijne ziel verrukkelijk en schoon!
Daar openbaart gij ons uw heilorakels,
Daar heft geloof, daar liefde zich ten troon.
2.
Gelukkig hij, die u daar mag beschouwen,
En aan den voet van uwe altaren smacht!
Wat is een eeuw in aardsche praalgebouwen
Bij \'t oogenblik, met u hier doorgebracht ?
3.
Ik baad als in een zee van zaligheden,
En mijne ziel geniet al \'t hemelheil.
O goede God, hoe voeren zwakke beden
Voor mij den stroom van gunsten boven peil!
4.
Ja, de Almacht tart, door duizend zegeningen,
Die zij mij schenkt, de wenschen mijner ziel;
Ik voel het vuur der liefde mij doordringen,
Terwijl ik hier in zuchten nederkniel.
-ocr page 134-
122
5.
Een talloos heir van Englen, die me omringen ,
Bewondren stil Gods tegenwoordigheid
In mijne ziel, terwijl er duizend zingen ,
Het hoofd gebukt voor de Oppermajesteit.
6.
En zou een goed dat vlucht, mijn hart bekoren ,
Mijn hart, dat thans den Godmensch in zich draagt?
Neen , neen , mijn God ! ik zal u gansch behooren,
Zoo uwe kracht mijn zwakheid onderschraagt.
7.
Heersch over mij, als Heer van dood en leven,
Heersch over mij, vooral door \'t liefderecht.
Wjjk, wereld, wijk, die my geen heil kunt geven;
Mijn hart blijft steeds aan Jezus vastgehecht.
IV» 36.
Aanroeping tot Jezus, Maria, Jozef.
Gegroet te zamen,
Geprezen namen :
Jezus! Maria! Jozef!
Bij de englenscharen
Nu opgevaren,
Jezus! Maria! Jozef!
-ocr page 135-
123
Wie hier op aarde
Roemt u naar waarde 1
Jezus! Maria! Jozef!
Gij troost bij smarte
\'t Vertrouwend harte,
Jezus ! Maria! Jozef!
Gij delgt de zonden
En heelt heur wonden,
Jezus! Maria! Jozef!
Op u mijn hope,
Hoe \'t ook mij loope,
Jezus! Maria! Jozef!
\'k Stel in uw handen
Mijn beste panden,
Jezus! Maria! Jozef!
Bedauwt myn wegen
Met uwen zegen,
Jezus! Maria! Jozef!
Staat mij ter zijden
In \'t lange strijden ,
Jezus! Maria! Jozef!
Doet mij by \'t sterven
De kroon verwerven,
Jezus! Maria! Jozef!
-ocr page 136-
124
Zij mij gegeven
Het eeuwig leven,
Jezus! Maria! Jozef!
Om u ginds boven
Daarvoor te loven,
Jezus! Maria! Jozef!
N» 37.
Ter eere van Maria.
1.
Maria! wil gedoogen
Dat ik u zing een lied;
Terwijl gy uit den hoogen
Mij voor u knielen ziet.
2.
\'k Wil eeuwig u beminnen ;
\'k Beloof u dit vandaag;
Ontvang mijn hart en zinnen,
Die \'k u ten offer draag.
3.
O, had ik zooveel monden,
Als starren \'t firmament;
Ik zou uw lof verkonden
Tot \'s werelds uiterst end.
-ocr page 137-
125
O, had ik zooveel zielen
Als korrels zijn op \'t strand,
Als immer druppels vielen ;
\'k Schonk ze u met milde hand.
Hoe moet ik mij beklagen,
Daar ik , armzalig mensch ,
U zoo niet kan behagen
Gelijk ik \'t vurig wensen.
6.
Ik zal mij alle dagen
Tot uwe vreugd eu eer,
Godvruchtiger gedragen,
En dienen mijnen Heer.
NT» 38.
De boodschap ran Maria.
1.
De vrouw, die stout den voet zal zetten
Op satans kop, en hem verpletten
Ter wraak van zijn gevloekt bedrog ;
-ocr page 138-
126
O, die Heldin , door \'t Alvermogen
Met onverwinbre kracht omtogen,
Die sterke vrouw, wie is zy toch ?
2.
Die Maagd, die is gesteld ten teeken,
Die de orde der natuur zal breken,
Zal moeder zijn en Maagd te zaam.
Wie is zij toch ? wie zal u \'t leven,
Emmanuël, zoo wonder geven 1
Die Moedermaagd, hoe is heur naam ?
3.
Daar schiet een Engel uit den Hemel
Met arendsvlucht door \'t stargewemel,
Naar de aard, naar \'t necdrig Nazareth; —
En dringt een schamel huisje binnen,
En treft, onttogen aan heur zinnen,
Een Maagd daar gloeiend in \'t gebed. —
4.
„ O , wees gegroet, vol van genaden ,
„ Des Heeren oog beschermt uw paden ,
„ Gezegendste uit der vrouwen rij !
„Ja, zonder \'t minst uw schat te krenken,
„ Zult gij een Jezus \'t leven schenken ,
„ Een vorst van eeuwge heerschappij!"
-ocr page 139-
127
5.
O zuivre Maagd, door \'t Opperwezen
Uit alle Maagden uitgelezen ;
O Vrouw, die neerknakt satans trots I
O , wees gegroet! miljoenen malen
Wil ik die groetenis herhalen !
Gegroet, Maria! Moeder Gods!
N° 39.
Maria, wees gegroet.
Maria, wees gegroet.
Kom nog een tweede maal,
Kom nog een honderdmaal:
Maria, wees gegroet.
Welaan , nog duizendmaal,
Neen, zonder eind of paal:
Maria, wees gegroet.
Van eiken Serafijn,
Van eiken Cherubijn:
Maria, wees gegroet.
-ocr page 140-
128
\'t Klink gansch den Hemel door,
Van heel het englenkoor :
Maria, wees gegroet.
Van iedren steen, hoe klein,
Van ieder koreugrein :
Maria, wees gegroet.
Van \'t bloempje langs den stroom,
Van \'t blaadjen op den boom:
Maria, wees gegroet.
Van \'t kleinste spiertje gras ,
Van \'t diertje uit \'t kleinste ras :
Maria, wees gegroet.
Van gansch het vooglenheer,
Van \'t kleinste vischje in \'t meer :
Maria, wees gegroet.
Van ieder aardsche vrucht,
Van water, vuur en lucht:
Maria, wees gegroet.
Kortom, van al wat leeft,
Van alles wat er zweeft:
Maria, wees gegroet.
-ocr page 141-
129
Geheel mijn leven lang
Blijve u gewijd mijn zang:
Maria, wees gegroet.
Dan hoop ik na mijn dood
Te zingen in uw schoot:
Maria, wees gegroet.
N» 40.
Alma Redemptoris Mater.
Verheven Moeder, uit wier schoot
Ons aller Zaligmaker sproot;
Gij , hemelpoort! die open staat;
Gij, zeester! die ons nooit verlaat:
Breng \'t vallend volk , dat op wil staan ,
Breng gij het uwen bijstand aan ;
Die, waar natuur verbaasd op staart,
Uw heilgen Schepper hebt gebaard;
Gij , Maagd zoo vóór als na dien stond
Neem \'t Ave uit des Engels mond ,
En zie, o Moeder van den Heer!
Ontfermend op ons, zondaars, neer.
-ocr page 142-
130
1S« 41.
Lofzang tot de H. Maagd.
1.
Ave, maris stella,
Dei Mater alma,
Atque semper Virgo,
Felix coeli porta.
2.
Sumens illud Ave,
Gabriëlis ore,
Funda nos in pace,
Mutans Evae nomen.
8.
Solve vincla reis,
Profer lumen caecis,
Mala nostra pelle,
Bona cuncta posce.
4.
Monstra te esse matrem
Sumat per te preces,
Qui pro nobis natus
Tulit esse tuus.
-ocr page 143-
131
Are maris stella.
1.
Ave, star der zeeë ,
Gods verheven Moeder
En toch altijd Maged,
Zaalge deur des Hemels.
2.
Luistrend naar dit Ave
Ons geleerd door d\' Engel,
Vestig ons in vrede,
Keerend Eva\'s name.
3.
Maak de boei der schuld los ,
Geef den blinden \'t licht weer,
Hoed ons tegen rampspoed,
Smeek af al wat goed is.
4.
Toon u onze moeder,
Bied hem onze beden,
Die voor ons geboren
De uwe wilde wezen.
-ocr page 144-
132
5.
Virgo singularis,
I uter om nes mitis ,
Nos culpis solutos
Mites fac et castos.
6.
Vitam praesta puram,
Iter para tutum ,
Ut viderites Jesum,
Semper collaetemur.
7.
Sit Laus Deo Patri,
Summo Christo decus,
Spiritui Sancto,
Tribus honor unus.
!»»
IST» 43.
tiebed tot de H. Maagd.
O sanctissima, o piissima, o dulcis Virgo Maria.
Mater amata, intemerata, ora pro nobis.
-ocr page 145-
133
Wonderbare Maged,
Vreedzaam onder allen,
Delg gij onze schulden ,
Maak ons kuisch en vreedzaam.
6.
Geef een vlekloos leven !
Maak den weg ons veilig,
Dat we eens Jezus ziende
Ons met u verblijden.
7.
Lof zij God den Vader,
Eer en lof den Christus
En den heiligen Geeste,
Den Drieëenen glorie.
O sanctissima.
O allerheiligste, o goedertierenste. o zoete
Maagd Maria.
Beminde, ongeschondene Moeder, bid voor ons.
-ocr page 146-
134
No 44.
Lofzang van Maria.
Magnificat * anima mea Dominum.
Et exultavit spiritus meus * in Deo salutari meo.
Quia respexit humilitatem ancillae suae: * ecce
enim ex hoc beatam me dicent omnes genera-
tiones.
Quia fecit mihi magna qui potens est, * et
sanctum nomen ejus.
Et misericordia ejus a progenie in progenies *
timentibus eum.
Fecit potentiam in brachio suo: * dispersit
superbos mente cordis sui.
Deposuit potentes de sede, * et exaltavit humiles.
Esurientes implevit bonis: * et divites dimisit
inanes.
Suscepit Israël puerum suum, * recordatus mi-
sericordiae suae.
Sicut locutus est ad patres nostros, * Abraham,
et semini ejus in saecula.
Gloria Patri, etc.
£=^;^=è
-ocr page 147-
135
Magnificat.
M\\jne ziel verheft den Heer,
En mijn geest juicht in God, mijn Zaligmaker!
Omdat hij nederzag op de geringheid van zijne
dienstmaagd ; want, zie, van nu af zullen alle
geslachten mij zalig noemen.
Dewijl hij groote dingen aan mij gedaan heeft,
de Machtige, en heilig is zijn naam ;
En zijne barmhartigheid is van geslachte tot
geslachte voor degenen, die hem vreezen.
Kracht heeft hij geoefend door zijn arm : hoog-
moedigen in de gedachte huns harten heeft hy
verstrooid ;
Machtigen heeft hij afgezet van den troon, en
geringen heeft hij verheven;
Nooddruftigen heeft hij met goederen overladen,
eu rijken heeft hy ledig weggezonden!
Hij is Israël, zijnen dienstknecht, te hulp
gekomen, en hij is indachtig geweest zijner barm-
hartigheid.
(Gelijk hij gesproken had tot onze vaderen)
met Abraham en zijn zaad in eeuwigheid.
Glorie zij den Vader , enz.
F                                                       10
-ocr page 148-
136
isr» 4«.
Klaagzang.
Stabat Mater Dolorosa
Juxta crucem lacrymosa,
Dum pendebat Filius ;
Cujus animam gementem ,
Contristatam et dolentem
Pertransivit gladius.
O quam tristis et afflicta
Fuit illa benedicta
Mater unigeniti;
Quae moerebat, et dolebat,
Et tremebat, cum videbat
Nati poenas inclyti.
Quis est homo, qui non fleret,
Christi Matretn si videret
In tanto supplicio ?
Quis posset non contristari,
Piam matrem contemplari
Dolentem cum Filio?
-ocr page 149-
137
N" 46.
Stabat Mater.
Naast het kruis, met schreiende oogen,
Stond de Moeder, diep bewogen ,
Daar de Zoon te sterven hing,
En haar door het zuchtend harte,
Overstelpt van wee en smarte,
\'t Zevenvoudig slagzwaard ging.
O hoe droef, hoe vol van rouwe
Was die zegenrijkste vrouwe
Om Gods ééngeboren Zoon.
Ach, hoe streed zij ! ach , hoe kreet zy !
En wat folteringen leed zij
Bij \'t aanschouwen van dien hoon]!
Wie, die hier niet schreien zoude,
Die het grievend leed aanschouwde
Dat Maria\'s ziel verscheurt?
Wie kan, zonder mee te weenen,
Christus\' Moeder hooren stenen,
Daar zij met haar Zoon hier treurt?
-ocr page 150-
138
Pro peccatis suae gentis
Vidit Jesum in tormentis
Et flagellis subditum ;
Vidit suum dulcem Natum
Morientem desoiatum,
Dum emisit spiritum.
Eja Mater, fons amoris ,
Me sentire vim doloris
Fac , ut tecum lugeam ;
Fac ut ardeat cor meum
In amando Christum Deum :
Ut sibi complaceam.
Sancta Mater, istud agas ,
Crucifixi fige plagas
Cordi meo valide;
Tui Nati vulnerati,
Tam dignati pro me pati
Poenas mecum divide.
Fac me vere tecum flere,
Crucifixo condolere,
Donec ego vixero.
-ocr page 151-
139
Voor de zonden van de zijnen
Zag zij Jezus zoo in pijnen
En in wreede geeselstraf.
Zag haar lieven Zoon zoo lijden,
Heel alleen den doodkamp strijden,
Tot hy zijnen geest hergaf.
Geef, o moeder! bron van liefde
Dat ik voele wat u griefde,
Dat ik met u mede klaag:
Dat mij \'t hart ontgloei van binnen
In mijn God en Heer te minnen,
Dat ik hem alleen behaag.
Heiige Moeder! wil mij hooren,
Met de wonden mij doorboren,
Die hij aan het kruishout leed;
Ach, dat ik die pijn gevoelde,
Die uw lieven Zoon doorwoelde,
Toen hij stervend voor mij streed.
Mocht ik klagen al mijn dagen
En zijn plagen waarlijk dragen,
Tot myn jongste stervenssmart.
-ocr page 152-
140
Juxta crucem tecum stare,
Te libenter sociare
In planctu desidero.
Virgo Virginum praeclara,
Milii jam non sis amara,
Fac me tecum plangere ;
Fac ut portem Christi mortem,
Passionis fac consortem ,
Et plagas recolere.
Fac me plagis vulnerari,
Cruce hac inebriari,
Ob amorem Filii.
Inflammatus et accensus,
Per te, Virgo , sim defensus
In die judicii.
Fac me cruce custodiri,
Morte Christi praemuniri,
Confoveri gratia;
Quando corpus morietur,
Fac ut animae donetur
Paradisi gloria. Amen.
-ocr page 153-
141
Met u onder \'t kruis te weenen ,
Met uw rouwe mij vereenen,
Dat verlangt mijn weenend hart.
Maagd der maagden ! nooit volprezen,
Wil nu niet mij tegen wezen,
Laat mij treuren aan uw zij ;
Laat mij al de wreede plagen
En den dood van Christus dragen,
Laat mij sterven zooals hij.
Laat mij, in zijn kruis verslonden,
Laat zijn wonden mij doorwonden ,
Omj\'de liefde van uw Zoon.
Dan , in wederliefde ontstoken ,
Worde ik door u vrijgesproken ;
Moeder, voor zijn rechtertroon.
Maak, dat mij het kruis beware,
Dat dan Christus\' dood mij spare,
Dat h\\j mij gena bewijz\';
En als \'t lichaam eens zal sterven ,
Doe mij dan de glorie erven
Van het hemelsch Paradijs. Amen.
-ocr page 154-
142
IV» 4T".
Antiphoon ran de H. Maagd.
Salve, Regina, Mater misericordiae; vita, dul-
cedo et spes nostra, salve.
Ad te clamamus, exules filii Evae.
Ad te suspiramus, gementes et (lentes in hac
lacrymarum valle.
£ja ergo, Advocata nostra, illos tuos miseri-
cordes oculos ad nos converte.
Et Jesum benedictum fructum ventris tui, nobis
post hoc exilium ostende.
O clemens, o pia, o dulcis Virgo Maria!
-ocr page 155-
143
N« 48.
Sal vc Regina.
Wees gegroet, o Koninginne ,
Moeder van barmhartigheid!
Wees gegroet, die hoop en leven,
hemel wellust ons bereidt.
Wy, verbannen om de zonde,
voortgebracht uit Adams val,
Roepen u, en smeeken schreiend,
droef van uit dit tranendal.
Gij , de voorspraak van den zondaar,
zend uw blik meedoogend neer:
Toon ons na dit ballingsleven,
Moeder des gekruisten Heer,
Toon ons Jezus na \'t volstrijden ,
als ons de eeuwge morgen daagt,
Goedertieren Vrouw Maria,
onbevlekte Moedermaagd!
-ocr page 156-
144
3V0 49.
Hulde en opdracht aan de H. Maagd.
1.
O Maagd! o schoonheid nooit volprezen,
Bij God door God zoo hoog geprezen!
Wat luister schittert van uw troon!
De Seraf, aan zich zelf onttogen,
Juicht voor uw grootheid neergebogen :
„ O Koningin! wat zijt gij schoon !"
2.
Al mist, o Starre , \'t aardsche duister ,
Het schouwspel van uw grootschen luister j
Ons koestert toch uw liefdegloed;
Ja, de Engel roeme uw heerlijkheden,
Wij juichen, juublen hier beneden :
„O Moeder! o, wat zijt g\\j goed!"
3.
Want wie telt uwe liefdedaden ,
Wie zooveel duizende genaden,
Uit God gevloeid , maar door uw hand ?
Ten dank voor zooveel zegeningen
Ontvang van uwe lievelingen
Hun harten , één door broederband.
-ocr page 157-
145
1,.
Die harten , sluit ze iu \'t uwe samen ,
Terwijl voor eeuwig ge onze namen
Big die van uw verkoornen schrijft:
Wij hopen \'t, Moeder, neen, we weten
Dat gij ons nimmer zult vergeten ,
Ons steeds een teedre Moeder blijft.
5.
Uw mantel over allen spreidend,
En aan uw hand ons steeds geleidend ,
Voert ge eenmaal ons ter hemelwoon,
Om daar met de Englen mee te zingen :
„ O Moeder ! vreugd der hemelingen !
„ Wat zijt ge goed! wat zijt ge schoon I
w so.
Jubellied
aan Maria, onbevlekt ontvangen.
1.
Lieve Moeder van den Heer!
Laat ons om uw, zetel dringen,
Laat uw kindren u ter eer
\'t Zielverrukkend feestlied zingen ,
\'t Moet weerklinken luid en bly :
Moeder, onbevlekt zijt gy !
-ocr page 158-
146
2.
\'t Heeft reeds \'t wijde wereldrond
En herscheppend overklonken
\'t Woord, door Pius\' mond verkond ;
En uw kindren, vreugdedronken ,
Juublen op uw feestgetij :
Moeder, onbevlekt zyt gy !
3.
Neen , dat loflied zwijgt niet meer:
Tot aan \'s werelds verste palen,
Zullen met het hemelsch heer
Al uw kindren \'t luid herhalen,
\'t Woord van \'t zalig jubelty :
Moeder, onbevlekt zijt gij !
1.
Én we voegen dank en beê
Aan de blijde feestgezangen;
Wie, wie dankt niet met ons mee
Voor al \'t heil door u ontvangen
In het zalig jubelty ?
Moeder, onbevlekt zy t gij !
5.
Zonnezuivre Moedermaagd!
Om de glorie u gegeven,
Hoor ook wat ons hart u vraagt;
-ocr page 159-
147
Dat we na een schuldloos leven
Eeuwig juublen aan uw zy :
Moeder, onbevlekt zijt gij !
N» SI.
Gegroet /ijI a[j, Maria.
1.
O hemelkoningin !
Ik zing uit kindermin :
Gegroet zijt gij , Maria.
2.
Wat heil heeft niet voor de aard
Dat hemelsch woord gebaard:
Gegroet zijt gij, Maria.
De helmacht stond ontsteld,
Toen u Gods Engel meldt:
Gegroet zijt gij , Maria.
4.
Die groet had het begin
Van \'s werelds redding in :
Gegroet zijt gij, Maria.
-ocr page 160-
148
5.
Daarom zong wijd en zyd
De Kerk ten allen tijd :
Gegroet zijt gij , Maria.
6.
Nóg zingt in vreugd en smart
Elk dankbaar kinderhart:
Gegroet zijt gij , Maria.
7.
Ja, Moeder van Gods Zoon!
Wie juicht niet op dien toon:
Gegroet zijt gij, Maria.
8.
De Hemel gaat ons voor;
Daar zingt heel \'t Englenkoor:
Gegroet zijt gij, Maria.
9.
En wij in \'taardsche stof,
Wij zingen tot uw lof:
Gegroet zijt gij, Maria.
10.
Als satan ons bekoort,
Wij spreken \'t machtig woord
Gegroet zijt gij, Maria.
-ocr page 161-
149
11.
Wij roepen in den nood,
En nu en in den dood :
Gegroet zijt gy, Maria.
12.
En eens in \'s Hemels stee,
Dan juichen we eeuwig mee;
Gegroet zijt gij , Maria.
S2.
Litanie.
1.
Uwer waardig,
Immer vaardig
Wandlen op het pad der deugd,
Zij ons streven,
Zij ons leven,
O Maria, bid voor ons!
2.
Alle dagen
Ons gedragen,
Zoo als \'t ware Christnen past
Zij ons streven, enz.
-ocr page 162-
150
3.
Vast gelooven,
Wat van boven
Eens uw Zoon ons heeft geleerd,
Zij ons streven, enz.
t.
Op hem bouwen
En vertrouwen,
Die ons aller Vader is,
Z\\j ons streven, enz.
5.
Rein van zinnen
God beminnen,
Zoo in voorspoed als in nood,
Zij ons streven, enz.
6.
Zich erbarmen
Over de armen,
Hen vertroosten in hun lot,
Zij ons streven, enz.
7.
Moedig strijden
Bij al \'t lijden ,
Dat ons treft in \'t tranendal,
Zy ons streven, enz.
-ocr page 163-
151
8.
Ongeschonden,
Vrij van zonden,
Ons bewaren in \'t gevaar,
Zij ons streven, enz.
9.
In \'t verrichten
Onzer plichten
Blijven tot den dood getrouw,
Zij ons streven, enz.
10.
Eens daar boven
Met u loven
Onzen Heiland , uwen Zoon ,
Zij, voor \'t streven
In dit leven,
Door uw voorspraak ons ten loon.
isr» «3.
Maria hulp der Christenen.
1.
O koningin van \'t Hemelhof!
O koningin, o koningin !
Wy buigen voor uw troon in \'t stof,
O koningin Maria!
r
                                                 11
-ocr page 164-
152
2.
Tot hulp der uwen steeds bereid,
O koningin , o koningin!
Bescherm de gansche christenheid,
O koningin Maria !
3.
Bid, dat ons God genadig zij,
O koningin , o koningin !
Dat hij ons maak\' van zonden vrij ,
O koningin Maria!
4.
Bid God voor ons om hulp en kracht,
O koningin , o koningin !
Dat ons gelei zijn Englenwacht,
O koningin Maria!
5.
Bid voor den Oppervorst der Kerk,
O koningin , o koningin !
Dat God hem steeds verlichte en sterk\',
O koningin Maria 1
6.
Bestuur ook onzes konings hand,
O koningin, o koningin !
En weer den v\\jand van ons land,
O koningin Maria
-ocr page 165-
153
7.
Keer noodweer, hagel, duurten af,
O koningin , o koningin !
Keer ziekten, pest en andre straf,
O koningin Maria!
8.
Sta ons dan bij in allen nood!
O koningin , o koningin !
En bid voor ons tot in den dood,
O koningin Maria!
N» «4.
Ave Regina Coelorum.
Gegroet, o hemelkoningin!
Gegroet, der Engelen Vorstin !
Heil u! o spruit! o zaalge Schoot!
Waaruit der wereld \'t licht ontsproot.
Wees , glorierijke Maagd! verblyd ,
Die onder allen \'t schoonste zijt;
Gegroet, o gy, zoo vol van eer 1
En bid voor ons bij onzen Heer.
—ni|jy!^«i~-
-ocr page 166-
154
SS.
Toevlucht der zondareu, bid voor ons!
Nimmer nog, o Moedermaagd !
Is vergeefs uw hulp gevraagd:
Hoe dan zouden wij nu vreezen,
Dat de bee werde afgewezen,
Die voor zondaars op zal gaan?
Hoor dan, hoor uw kindren aan.
Refugium peccatorum l ora pro nobis.
Ach ! \'t rampzalig zondekwaad
Rukt alom uit eiken staat
Ziel bij ziel naar d\'afgrond henen,
Om eens eeuwig daar te weenen....
Moeder, Moeder! smeeke uw bee
Met ons voor de zondaars mee.
Refugium peccatorum ! ora pro nobis.
3.
Had niet voor hun eeuwig heil
Eens uw Zoon zgn leven veil ?
\'t Kostbaar bloed, voor hen vergoten ,
Was \'t niet aan uw Hart ontsproten ?
-ocr page 167-
155
Heb dan , Moeder ! medelij :
Ach ! voor zondaars bidden wij.
Refugium peccatorum l ora pro nobis.
4.
Klaar, o starre, hun den nacht
Die verbergt wat lot hen wacht:
Vóór hen — graf en afgrond gapend...
Boven hen — hun God gewapend...
Moeder! ach, dat uw gebed
Nog den armen zondaar redd\'!
Refugium peccatorum ! ora pro nobis.
5. \'
Zeg hem, dat ook \'t schuldigst kind
Toevlucht bij zjjn Moeder vindt;
Ja, hy zal, door Jezus\' sterven,
Op uw bee gena verwerven;
Voer, o Moeder van den Heer!
Voer hem tot uw Jezus weer.
Refugium peccatorum ! ora pro nobis.
c^M§è§Mrr>
-ocr page 168-
156
iv» se.
DE VIJFTIEN GEHEIMEN VAN DEN ROZENKRANS.
De vijl\' blijde geheimen.
Gods vaderoog sloeg de aarde ga,
Een Engel daalt met spoed:
„ Wees — sprak hij — o g\\j vol gena,
„ Maria! wees gegroet."
Koor. Maria koninginne !
O gij vol moederminne,
Sta ons bij in allen nood,
In den dood , Maria!
1.
Nauw heeft ze uit Gods gezant gehoord,
Wat \'s Heeren wil behaagt:
Of zij stemt in — en \'t eeuwig Woord
Nam \'t vleesch aan uit de Maagd.
Koor. Maria koninginne ! enz.
2.
En zij, die \'s werelds Schepper droeg,
Is tot haar nicht gegaan ,
Om dienend, waar de nood het vroeg,
Aan hare zy te staan.
Koor. Maria koninginne ! enz.
-ocr page 169-
157
3.
Zij trekt naar Davids kleine stad,
Daér baart zij \'t godlij k Kind;
Dat met haar \'t Hemelscb heer aanbad ,
En zij in doeken windt.
Koor.
Maria koninginne! enz.
4.
Zij bood het God ten offer weer
In Salems tempelstee :
„ Laat nu — sprak Simeon — o Heer!
„ Uw dienaar gaan in vree."
Koor.
Maria koninginne! enz.
5.
Wat blijdschap voelde uw moederhart
Maria! nu ge uw Kind ,
Zoo lang gezocht met zooveel smart,
In \'s Heeren tempel vindt.
Koor.
Maria koninginne! enz.
IST„ 57.
De vyf droevige geheimen.
Wie is er, Moeder! die het meldt,
Hoe u het harte brak,
Toen \'t zwaard , van Simeon voorspeld ,
U zevenwerf doorstak.
Koor. Maria koninginnel enz.
-ocr page 170-
158
1.
Gij zaagt den Heer, Gethsemane!
Bedroefd tot in den dood;
Hoe \'t bloed, dat de angst hem storten dee,
Op de aarde nedervloot.
Koor. Maria koninginne ! enz.
Mijn Jezus : ach , wat foltering!...
\'k Zie diepe wond bij wond,
De striemen van de geeseling,
Die gij voor ons doorstondt.
Koor. Maria koninginne ! enz.
3.
Nu mengt de moedwil pijn en hoon
"Wreedaardig ondereen:
Ruw vlecht de beul een doornenkroon
Om \'s Heeren hoofd nog heen !
Koor. Maria koninginne ! enz.
Mijn Jezus sleept, bedekt met bloed,
Zijn kruis naar Golgotha;
Wie onzer draagt niet welgemoed
Voortaan zijn kruis hem na?
Koor. Maria koninginne! enz.
-ocr page 171-
1B9
5.
Hy sterft, aan \'tsmartlijk kruis gehecht;
Zijn Moeder ziet het aan;
Ach , toen is \'t zwaard, zoo lang voorzegd ,
Diep door haar ziel gegaan !
Koor. Maria koninginne ! enz.
De Tjjf glorierijke geheimen.
Juich , Moeder ! juich , uw Zoon regeert
In opperheerschappij:
Uw droefheid is in vreugd verkeerd,
Gij heerscht nu aan zijn zij.
Koor.
Maria koninginne! enz.
1.
De Heer, de Heer is opgestaan,
En leeft uu voor altijd!
O dood! gij jaagt geen vrees meer aan:
Uw prikkel gingt ge kwyt.
Maria koninginne! enz.
2.
Daar klimt hij door de sterrenbaan —
Een Englenpaar daalt neer,
En kondigt d\'elf Apostlen aan :
„ Zóó keert hij eenmaal weer."
Maria koninginne! enz.
Koor.
Koor.
-ocr page 172-
160
3.
Hg zendt hun d\'afgebeden Geest,
Die licht en krachten geeft:
De Apostlen tuigen \'t onbevreesd,
Dat Jezus weder leeft.
Koor. Maria koninginne ! enz.
4.
Toen gij , o Maagd ! van liefde stierft ,
Schonk hy u \'t rijksgebied,
Dat ge in uw martlaarschap verwierft,
En thans met hem geniet.
Koor. Maria koninginne! enz.
5.
Daar wordt gij door uw eigen Zoon
Gekroond tot koningin,
En schittert naast zijn glorietroon
Voor uwe moedermin.
Koor. Maria koninginne ! enz.
N° 50.
De Meimaand.
1.
De akelige winterdagen
Gode lof! ze zijn voorby ,
En van sneeuw- en storremvlagen
Maakt ons weer de lente vrij.
-ocr page 173-
161
Zie de dagtoorts hooger zweven,
Scbittrend langs haar gouden baan ;
Als ontwaakt tot blijder leven,
Trekt natuur den feestdos aan.
2.
Wie begroet niet vreugdedronken
Schoone Mei! uw aanblik weer 1
Vader heeft ons u geschonken
Als een krans tot moeders eer.
Ja, Maria! opgetogen
Komen we u dees maandkring biên :
Moeder! wil met minnende oogen
Op ons offer nederzien.
3.
Duizend bollen aan den Hemel
Prijzen u, o star der zee!
En met \'t ruischend stargewemel
Kabblen zacht de golfjes mee ;
Met den harpslag van uwe Englen
Smelt de zang van \'t vooglenkoor: —
Met dien lof mijn klanken menglen,
Mochte ik dat al de eeuwen door!
4.
Bloemenheer! wie maalt uw kleuren ?
O, wat schoonheên al bij eeu !
En wat wolk van zoete geuren
Wasemt zaalgend om mij heen!
-ocr page 174-
162
O Maria! in die bloemen
Lees \'k een lofspraak van uw deugd;
Door dien prachtgloed hoor ik roemen
En uw grootheid en uw vreugd.
5.
Met het puik dier bloemwarande
Bied ik u mijn hart te zaam:
Dat het steeds van liefde brande
Voor den luister van uw Naam!
Mogen welig in mij tieren
Bloempjes, die gij vindt zoo schoon!
Kleur en geuren zal ik stieren
Als een offer tot uw troon.
N" 60.
De Maand van Maria.
1.
Zie ons, Moeder! opgetogen
Heden voor uw troon geschaard;
Sla op ons uw zaalgende oogen,
Zijn wij ook die gunst niet waard.
Hoor ons juichen ; de Albehoeder
Kwam ons nieuwe gunsten biên:
\'t Is weer Mei! Wat schoonheên; Moeder!
Lusthof is \'t al wat zij zien!
-ocr page 175-
163
2.
God riep weer uw beeld iu \'t leven :
In dien overschoonen hof,
Die in \'t Hooglied staat beschreven,
Lezen we uw verdienden lof.
Nooit gaaft ge onkruid uit te rukken :
Immer bood uw rijke grond
Schooner bloem en vrucht te plukken,
Dan God ooit op aarde vond.
3.
Dan, natuur roept ook ons tegen :
„ Moet ge zelf geen hofjen zijn ?
„ Schonk u God geen zaad en regen,
„ Malschen dauw en zonneschijn ?
„ Bij wat vruchten , bij wat bloemen ,
„ Ziet, hoe \'t onkruid welig schiet!
„ Kunt gij op uw hofjen roemen ?
„ Neen , Maria volgt ge niet."—
4.
Ja, \'t is waarheid; — zie, we vallen ,
Moeder! rouwig voor u neer;
Bid voor ons, en in ons allen
Bloeie een eeuwge lente weer!
Laat uw geest ons hart doordringen;
\'t Worde zoo een schoone hof;
Bloemen, vruchten zullen zingen
Jezus\' en Maria\'s lof.
-ocr page 176-
164
No ei.
Avondbode tot onze lieve H. Moeder»
1.
Komt, nog een groet en bede
Maria toegebracht,
En dan in \'s Heeren vrede
Den slaap weer ingewacht !
Gerust en wel te moede,
Vertrouwen we op uw hoede:
Maria, Maria, Moeder ! zegen ons.
2.
\' In \'t beeld, omgloord van stralen ,
Met dat gelaat zoo zacht,
Zien we u in \'s Hemels zalen ,
Van waar ge ons tegenlacht,
Ons, die hier aan uw voeten
U , lieve Moeder ! groeten :
Maria, Maria, Moeder ! zegen ons.
3.
Maria, zoo vermogend,
Bid gij voor ons den Heer,
Ach Moeder, zie meedoogend
Op d\'armen zondaar neer;
-ocr page 177-
165
Geleid der zwakken schreden ,
Hoor aller vrome beden,
Maria, Maria, Moeder ! bid voor ons.
4.
Wy bidden u te gader
Bij \'t einde van dees dag:
Vraag, Moeder! onzen Vader,
Wiens wakend oog ons zag,
Dat hij ons kwaad verschoone,
Het goede ons eenmaal loone,
Maria, Maria, Moeder ! bid voor ons.
5.
Beveilig uwe kindren
Waak Moeder ! dezen nacht;
Dan zal geen ramp ons hindren,
Dan is ons slapen zacht;
Dan ziet ge ons morgen weder,
O Moeder goed en teeder!
Maria, Maria, Moeder ! wees gegroet.
G.
Gegroet gij vol genade 1
Gij, Moeder van den Heer I
Het klinke— wie u smade —
Te luider u ter eerl
-ocr page 178-
166
O wil met de Euglenzangen
Ook onzen groet ontvangen :
Maria, Maria, Ave, wees gegroet!
No es.
Bede aan den H. Jozef.
1.
O Jozef! Voedstervader
Van Jezus, onzen Heer,
Wij treden biddend nader ,
En knielen voor u neer ;
Want in uw vaderarmen
Draagt gij het godlijk Kind;
\'t Zal onzer zich erbarmen ,
Wyl \'t uw gebed bemint.
2.
Wil, Jozef! voor ons vragen,
Dat wij in \'s levens lot
Ons naar zijn wil gedragen ,
Getrouw aan zijn gebod.
Wil door uw bee verwerven,
O trouwe toeverlaat!
Dat wij den Hemel erven,
Als eens ons sterfuur slaat.
-ocr page 179-
167
3.
Wij smeeken u te gader,
Patroon van Nederland !
Blijf, Jozef! ons ten vader,
Bescherm \'t u dierbaar pand
Vraag ons met Jezus\' Moeder
Zijn hulp in allen nood,
En blijf ons trouw ten hoeder
Van nu tot in den dood.
N» «3.
Loflied ter eere Tan den II. Jozef.
O Jozef! hoor ze, duizend monden,
Ja meer nog, hoor ze uw lof verkonden,
Die geesten zwevend om uw troon ;
Zoo wij , o Jozef! ook wat staamlen,
O, zult ge iets van die klanken saamlen ,
Al zijn ze oneindig minder schoon ?
2.
Een God wil als ons Zoenlam sneven ;
Dan, \'t sterflijk hulsel moet hem geven
(Zoo is \'t voorspeld) een Moedermaagd:
f
                                                       12
-ocr page 180-
168
Wie zal hun beider schutsheer wezen ?
Wat Cherub wordt hun uitgelezen ?...
O zie, de zuivre Jozef daagt!!
3.
Wat melodie klinkt u in de ooren,
Als de Eeuwge zelf uw lof laat hooren:
Als Jezus u als Vader groet!
Gij \'t Kindjen op uw arm ontvangen,
En dan aan \'t gloeiend hart het prangen,
O Jozef! wat een wellustvloed!!
4.
Van Zoon en Gade steeds omgeven,
Leeft gij op aard een hemelsch leven
O Hoofd van \'t wondervol Gezin!
En lacht de jongste stond u tegen,
In beider armen neergezegen,
Slaapt gij den slaap der Heilgen in.
5.
Hoe groot uw macht nu in den hoogen!
Eeu God gehoorzaamde aan uw oogen,
Toen hij zich voordeed als uw Zoon.
Of zijn die banden losgesprongen ?
Of is die macht uw hand ontwrongen ,
Omdat de Hemel is uw woon ?
-ocr page 181-
169
O groote Jozef! hoor mijn beden!
Ach, Jezus Leidsman ! leid mijn schreden ;
\'k Wil opwaarts naar mijn Vaderland.
En naakt voor mij de bange stonde,
O, daal met de uwen bij mijn sponde,
En vang mijn geest op in uw hand.
IV0 64.
Aan den H. Jozef.
1.
Heiige Jozef! trouwe Hoeder
Van uw godlijk Voedsterkind,
Die uw Jezus heel uw leven
Ouuitspreeklijk hebt bemind j
Heiige Jozef! vraag dat wij
Hem beminnen zoo als gij.
2.
Heiige Jozef! die uw Jezus
In uw stulpje met u hadt,
Vaak van d\' arbeid tot hem opziend,
Stil en innig hem aanbadt ;
Heiige Jozef! vraag dat w\\j
Jezus dienen zoo als gij.
-ocr page 182-
170
3.
Heiige Jozef! door Gods Zone
In uw needrig werk verlicht,
Daar Maria \'t oog vol liefde
Op haar Kind en bruigom richt;
Vraag, dat in hun aanschijn wy
Ons verblijden zoo als gij.
4.
Heiige Jozef! die in de armen
Van uw Bruid en Pleegkind stierft,
En voor uw getrouwe liefde
\'t Loon der eeuwigheid verwierft;
Heiige Jozef! vraag dat wij
Zalig sterven zoo als gij.
No es.
De vlucht naar Egypte.
1.
„ Jozef, spoed u, trouwe Hoeder ,
„ Neem het Kind en zijne Moeder
„ En vlucht naar Egypte heen."
De Engel spreekt— en de eigen stonde
Rjjst de brave van zijn sponde,
Gaat en wekt zijn bruid meteen.
-ocr page 183-
171
2.
Maar, o Jozef! hoe zoo spoedig?
Waarom vraagt gij niet deemoedig
Uitleg van zoo\'n vreemd bestel ?
Waarom zou uw Jezus vluchten ?
Is hij God, wat kau hij duchten
Van eeus stervlings wreed bevel ?
3.
In den nacht! hoeveel bezwaren 1
Wie zal leiden ? wie bewaren ?
Waarom toch in aller ijl ?
Ga en groet eerst vriend en magen,
Wil hun raad en hulpe vragen,
Bid den Engel om verwijl.
4.
Neen, volmaakte deugd op aarde
Kent, waar God zijn wil verklaarde,
Geen verwyl of tegenreên ;
De Engel spreekt, de trouwe Hoeder
Neemt het Kind en zijne Moeder,
En vlucht naar Egypte heen.
5.
Heilig voorbeeld voor den Christen,
O, dat wij toch immer wisten
U te volgen in uw deugd!
-ocr page 184-
172
Help ons, Jozef, en wij zullen
Trouwer ouzen plicht vervullen
Tot ons heil eu uwe vreugd.
N« 66.
Aan den II. Joannes den Dooper.
Uitverkoren bloedverwant
Van \'t Gezin des Heeren ,
U, verheven boetgezant!
Moet ons loflied eeren.
2.
Grooter bracht geen vrouw ooit voort,
Naar het woord des Heeren:
U, die onze beden hoort,
Moet ons danklied eeren.
3.
Gij , die \'t Godslam van nabij
Ons hebt aaDgewezen,
Wees door onze broederry ,
Heilheraut, geprezen.
-ocr page 185-
173
4.
Leden wij van \'t Godsgezin,
Dat we eenparig eeren,
Roepen we ook uw voorspraak in,
Bloedverwant des Heeren!
Hoor de bede gunstig aan,
Die wij op doen rijzen :
Wil ook ons op \'s levens baan
\'t Godslam altoos wijzen.
N" 67.
De H. Joannes de Dooper, boetgezant.
Van de rotsen der woestijne ,
Waar de voetzool gloeit in \'t zand ,
Waar geen dauw des hemels druppelt,
Waar de heete trekwind brandt,
Deed Joannes \'t roepwoord schallen :
Doet boetvaardigheid, gij allen !
2.
Naar de waatren des Jordaanstrooms
Trok des Heeren boetgezant,
-ocr page 186-
174,
Dat hij hem den weg bereide,
Hem verkonde aan heel het land;
Dat de zondaar schuld betuige,
En de trotsche knieën buige.
3.
Doet boetvaardigheid , gij allen !
Boete, riep hij , is de baan,
De eenge baan , waarop de zondaar
Naar den Hemel heen kan gaan,
Voor geen goud ter aard te koopen,
Voor den boeteling slechts open.
4
Op die woorden , scherpe schichten,
Scheurde er menig zondig hart,
Sprongen in die zandwoestijne
Bronnen op van boetesmart;
\'t Stroomend doopsel ruischt van \'t leven
Dat zyns Meesters doop zal geven.
5.
Als een rolsmuur stond Joannes,
En roept allen tot berouw ;
Predikt vorsten , predikt knechten,
Immer aan zijn God getrouw:
Doet, doet boete ! riep hij , allen,
Tot het zwaard zijn hoofd deed vallen.
-ocr page 187-
175
No 6S.
Loflied aan de H. Hoeder Anna.
1.
Moeder Anna 1 luid en blij
Moet ook u mijn loflied rijzen,
Moeder van Gods moeder, gy,
\'k Moet uw nieuwe glorie prijzen :
Straalt er op de dochter eer,
\'t Schittert op de moeder weer.
2.
Waar de zon haar stralen schiet,
Vloeit van duizend dankbre tongen
\'t Nauw-verkondigd zegelied :
\'t Wordt door de Englen meegezongen,
\'t Godlijk-stil geheimenis,
Dat in u voltrokken is.
3.
Wonder zonder wederga !
Vlekloos hebt gij haar ontvangen
Door uws Heeren heilgena,
\'t Kind, dat ge aan uw hart mocht prangen;
Anna! ja alleen uw kind
Is aldus door God bemind!
-ocr page 188-
176
4.
En ik zou niet luid en blij
U in uwe dochter prijzen ?
Moet niet aller eeuwen rij
\'t Loflied voor u op doen rijzen 1
Wie ik als uw vlekloos kind,
Wie ooit heeft, als zij , bemind ?
5.
Van uw dochter zonder smet
Straalt de weerglans op u neder:
Keert, o Anna! uw gebed
Tot haar Zoon ooit vruchtloos weder?
Moeder van Gods moeder , gij ,
Bid dan , Anna! bid voor mij.
IM»----
No 69.
Smeeklied aan den II. Willibrordus,
Apostel en Patroon der Nederlanden.
1.
O Willibrord! die van omhoog
Ons gaslaat met beschermend oog,
Hoor \'t nageslacht der vaadren aan,
Met wie gij zelf hebt omgegaan.
-ocr page 189-
177
2.
Zie Neerland aan, uw roem en kroon ,
Gij onze Apostel en Patroon !
Hier hebt gij , moedig Godsgezant,
Hier Jezus\' heilbauier geplant.
3.
Hier half een eeuw zijn naam verbreid,
Zijn bruid een zetel toebereid;
Hier door uw yver en gebed
Mjjn vaadren uit den dood gered.
4.
Ach ! elfmaal ging een eeuwkring rond,
Sinds gij hier satans rijk verwont;
En nu ! ach , meer dan \'t half geslacht —
Het zonk terug in \'s vijands macht.
5.
Geliefde Vader en Patroon !
Zie Neerland aan , uw roem en kroon;
Bid, Willibrord ! bid bij den Heer,
Dat al wie doolt, eeus wederkeer.
6.
Ach, voer hen met uw trouw gezin,
Ach , voer ook hen uw glorie in :
O gij, die \'t kruis hier hebt geplant
Bid voor uw dierbaar Nederland!
-------°-*=SS*=*-°-------
-ocr page 190-
178
isr» 70.
De Sint-Pieterspenning.
1.
\'t Ongeloof smeedt helsche plannen ,
Om door smaad geweld en spot
Uit der menschen hart te bannen
Met hun Christus ook hun God.
Koor.
Om dien satan te beschamen
Vloei uit duizend oorden samen,
Penning van het echt Geloof!
Toon dat, trots de hellemachten,
Jezus\' Kerk, steeds jong in krachten,
Geen verbastriug kent of kloof!!!
2.
Zie \'t geweld zich de eerkroon vlechten;
Valschheid voert de heerschappy :
Roof, maar geen verdrag geeft rechten,
Trouw wacht dood of slavernij.
Koor.
Om dien gruwel te vervloeken,
Daag uit \'s werelds verste hoeken,
Penning , die het recht bevest!
-ocr page 191-
179
Zooveel munten, zooveel talen;
Ja, vernieuw miljoenen malen
Tegen \'t onrecht uw protest!!
3.
Zie, bet Hoofd der Kerk, in smarte,
Vraagt den leden heul en troost,
Zie, een Vader, droef in \'t harte,
Roept om redding tot zijn kroost.
Koor.
Ga hem troosten , kleeden , voeden,
Hem voor grooter onheil hoeden ,
Liefdepenning, spoedt u heen !
Wil der gansche wereld toonen
Dat hij telt miljoenen zonen,
Door de liefde met hem één!
Spoed u, balsem veler weeën,
Spoed u over berg en zeeën,
Penning, ga, verzacht zijn lot!
Zeg hem, dat wy met hem lijden,
Voor hem bidden, voor hem strijden,
Met de hoop alleen op God !!
<^v^c^x^»v_v^
-ocr page 192-
180
IV» VI.
Onze troost.
1.
Nu vroolijk eens gezongen,
Bij \'t volgen van mijn plicht:
Dit schenkt een rein genoegen,
En maakt den arbeid licht,
\'t Is waar , wij hebben zorgen ;
Doch wie bleef daarvan vrij ?
De rijke met zijn schatten
Lijdt meerder soms dan wij.
2.
\'k Ben met mijn lot tevreden ,
Benijd den rijke niet,
En zie reeds blijder dagen
In \'t allerschoonst verschiet.
Na kort en weinig lijden,
Is \'t hier op aard gedaan ;
Dan komt een eind aan \'t werken,
En de eeuwge rust vangt aan.
3.
Wat baten ons dan schatten
En al de glans der aard
Wat zijn ons eer en rijkdom
In \'t uur van \'t sterven waard 1
-ocr page 193-
181
Wat baten toch den rijke
Zijn eer en aardsche pracht,
Daar hem ook bij zijn sterven
Niets dan een graf kuil wacht?
4.
By God is rijke en arme,
En knecht en heer gelijk;
Geen goud of eer of schatten
Gaan mee naar \'t doodenrijk.
De deugd slechts kan ons volgen
Tot voor Gods glorietroon ;
Zy zal voor ons verwerven
Een eeuwigdurend loon.
mi"
Tevredenheid.
1.
\'k Leef hier steeds tevreden ,
\'t Ga gelijk het wil;
\'k Slijt mijn levensdagen
Opgeruimd en stil.
Menigeen heeft alles,
Wat hij wenscht op aard;
Doch ik kan ontberen,
Dat is schatten waard.
-ocr page 194-
182
2.
"k Spoed me \'s morgens vroolijk
Biddend naar mijn werk;
God , die d\'arbeid zegent,
Houdt mij kloek en sterk,
\'t Werk , hem opgedragen,
Vindt een dubbel loon ;
Hier genoeg voor \'t leven ,
Boven de eerekroon.
3.
Woon ik wat vergeten
In een needrig huis,
Sieren mij geen titels,
Ordelint of kruis;
\'k Draag in \'s Heeren tempel
\'t Heilig eermetaal
Van ons schoon Genootschap,
Waar ik trotsch mee praal.
4.
Wordt m\\jn koud gebeente
Door geen eerewacht
En geen stoet van grooten
Naar zijn rust gebracht;
Mijne medebroeders
Volgen mij naar \'t graf,
En Gods Englen wachten
Me in den Hemel af.
-ocr page 195-
183
Jezus , en Maria
Met haar Bruidegom
Wenschen mij daar \'t zalig,
\'t Eeuwig wellekom.
\'k Zing daar in gezelschap
Van het Hemelhof,
Met m\\jn medebroeders,
Eeuwig \'s Heeren lof.
3V« 73.
IJdelheid.
1.
IJdelheid der ijdelheden
Is toch al wat hier beneden
Door zijn glans ons oog verleidt;
Ook wat rijkdom, pracht en weelde
Voor den mensch ooit de aarde teelde •
Alles is toch ijdelheid.
2.
Grootheid voelt zich zelve nietig;
Weelde maakt het hart verdrietig;
Wellust baart dra walg en p\\jn;
v
                                                       13
-ocr page 196-
184
Rijkdom speurt nog steeds gebreken ;
Grijpt men rozen , doornen steken ;
In het zoete schuilt venijn.
3.
En dan nog : de mensch moet sterven,
Moet eens al dat schijngoed derven:
\'t Is de wet voor arm en rijk ;
Koningen en bedelaren
Maakt de dood na korte jaren
Met een enklen slag gelijk.
4.
IJdelheid der ijdelheden
Is dan al wat hier beneden
Door zyn glans ons oog verleidt;
Maar zyn God oprecht beminnen,
Dienen hem met hart en zinnen ,
Dit slechts is geen ijdelheid.
5.
Al is zijne woon niet prachtig,
Waarlijk groot toch , rijk en machtig
Is hij , die zijn God trouw dient ;
Moet hij \'t brood der armoe eten ,
\'t Zoetste gastmaal is \'t geweten ,
Dat met God zich voelt bevriend.
-ocr page 197-
185
6.
Laat ons dus verstandig wezen ;
Niets hier zoeken , niets hier vreezen
Dan alleen den goeden God:
Hem hier dienen , hem hier minnen,
Zoo den schoonen Hemel winnen
Is ons aller zaligst lot.
No T"4.
De dood.
1.
Bij den dood ontzinkt ons de aarde ;
Geen genoegen vleit ons meer;
Goud of zilver heeft geen waarde;
IJdle rook is \'s werelds eer.
Vriend en maag, de dierste panden,
Bondom ons in droef geween,
Drukken ons voor \'t laatst de handen :
Ja, wy moeten van hen heen.
2.
O , wat angst zal hem ontrusten,
Die , gehecht aan \'t aardsche goed,
Niet bedwong zijn booze lusten,
Niet zijn zonden heeft geboet!
-ocr page 198-
18G
Wee dan hem, die in zijn leven
Gods geboden heeft veracht:
\'t Stervend oog ziet reeds geschreven
\'t Vreeslijk vonnis, dat hem wacht.
8.
Maar welzalig dan de Christen,
Die zijn hart niet hechtte aan de aard ,
En ten spijt van satans listen
Zich van zonden heeft bewaard ;
Of mocht hij door zwakheid falen,
Dra tot God gekeerd in rouw ,
Weer herstelde \'t vroeger dwalen
Door oprechte boete en trouw.
4.
Neen, des braven zalig sterven
Is geen rampspoed , maar gewin ;
\'t Is na d\' arbeid \'t loon verwerven :
Stervend gaat hij \'t leven in.
Mocht myn ziel zoo de aarde ontwijken,
Als Gods vrienden even zacht!
Mocht myn einde \'t hun gelijken!
Hope, die mij tegenlacht!
5.
Ja, myn God ! \'t zy vroeg of spade ,
In uw keuze is uur en dag;
-ocr page 199-
187
Maar, o schenk mij dees genade
Dat ik zalig sterven mag!
Heiige Jozef, trouwe hoeder,
Help mij in den laatsten nood!
o Maria, mijne moeder,
Bid voor mij een goeden dood!
TV" VS.
Het oordeel.
Slaat gij \'s rnenscheu boosheid gade,
Groote God ! wie vindt genade
In uw oog, dat alles ziet!
Vindt ge in de Englen zelfs nog vlekken,
Ach ! wat zal uw blik ontdekken ,
Die in \'t diepst mijns harten ziet ?
2.
Ach ! hoe zal mijn ziele beven ,
Groote God! als na dit leven
Voor uw recht stoel zij zal staan!
Arme ziel, bedekt met wonden ,
Druipend van het slijk der zonden,
Met zoovele schuld belaan!
-ocr page 200-
188
3.
Ach, mijn God ! wat zal ik zeggen ,
Als gij \'t boek zult openleggen,
Waarin \'t al geschreven is ?
Strenge Rechter, spaar mij arme!
Dat uw goedheid zich erbarme!
Ach, mijn God , vergiffenis !
4.
\'k Wil mij zelf ten oordeel dagen ,
Strenge reekning van mij vragen ,
Vóór gij roept, o Majesteit!
Zelf wil ik mijn zonden wreken
In de hoop, dat gij zult spreken
\'t Oordeel van barmhartigheid.
5.
Ja, mijn God I het is mijn hopen
Gunstige uitspraak zoo te koopen
Door den prijs van Jezus\' Bloed.
Hoop is meer dan vreeze waardig;
Wis, o Heer, gij zijt rechtvaardig;
Maar, ja, ook oneindig goed.
—«$y>«~-
-ocr page 201-
189
IV» 76.
De hel.
1.
Zie dien vuurpoel zonder dammen,
Hoe hij steigren doet zijn vlammen ,
Aangeblazen door Gods wraak !
Zie hoeveel miljoenen zielen
Ver van God in d\'afgrond vielen,
Ënglen van den helschen draak.
2.
Hoe lang branden nog die vuren ?
Hoe lang zal Gods wrake duren ?
Eeuwig, eeuwig is de hel:
Nooit zal zij haar offers lozen ,
Nooit verkwikken, nooit verpoozen,
Altoos, altoos even fel.
3.
En dat vreeslij k lot van velen
Kon ik ook sinds lang reeds deelen ;
O gelukkige als ik ben !
-ocr page 202-
190
Ach, mijn God 1 ik mag nog leven :
Toch heb ik meer kwaad bedreven
Dan zoo menige onder hen.
4
Dat ik God mijn dank betale,
Zoo lang als ik adem hale ;
Want door hem bleef ik gered.
Ik ga boeten voor mijn zonden ;
Van dit uur heb \'k mij verbonden
God te volgen en zyn wet.
5.
En wat offer gij moogt vragen,
Ach , mijn God! ik wil \'t u dragen :
Zie, mijn hart is gansch bereid.
Brand mij hier , wil hier mij kerven,
Laat mij duizend dooden sterven,
Maar spaar mij in de eeuwigheid!!
&=*m>^)
-ocr page 203-
191
IV» W.
De Hemel.
1.
Hoe heerlijk ginds de woon van vrede!
Hoe schoon \'t taafreel dier heiige Stede
Door Patmos\' Aadlaar gepenseeld!
Wat rijkdom, weelde, pracht en luister!
Hoe zinkt daarbij al \'t aardsche in \'t duister !
En nog is \'t slechts een schaduwbeeld.
2.
Geen Englen, die het ooit vertelden!
Geen Paulus, die het konde melden ,
Wat hij daar in den hooge zag ;
Wat heil de deugd zich moog\' beloven ,
\'t Is luttel bij wat zij daarboven
Van God tot loon verhopen mag.
3.
Ginds in dat eeuwig bloeiend Eden
Verwekt de bron van zaligheden
Verzading noch vermoeienis;
Laat eeuw en eeuw elkaar verdringen ,
Geen wissling stoort de heiige kringen.
Alwaar geen dood of scheiden is.
-ocr page 204-
192
4.
Hoe lacht hier bij zoo veel ellende
De hoop ons toe, dat ons bij \'t ende
Een woon bereid is in Gods Stad!
Wie onzer toch zou niet verlangen
Een schoonen Hemel eens te ontvangen ?
Maar weet, God vergt iets meer dan dat.
5.
Gaf God ons zonder ons het leven,
Toch zonder ons zal hij niet geven
Den Hemel, dien hij allen biedt:
Na trouwen arbeid volgt belooning ;
Slechts d\' overwinnaar krijgt bekroning;
Voor niets geeft God zijn Hemel niet.
6.
Wie zal dan niet de zonden vluchten ?
Als \'t grootste kwaad \'t gevaar niet duchten,
Dat kan ontrooven zulk een heil ?
Zal ik nog weigren iets te lijden ?
Zou \'k niet tot \'t laatst kloekmoedig strijden ?
\'k Heb voor den Hemel alles veil.
eCN§(§>^
-ocr page 205-
®&&nw8$i3im>
BI.ADZ.
Voorrede.
§ I. Voorwaarden tot de opneming in de Aarls-
broederschap de H. Familie.....      1
§ II. Regels en verordeningen.......     2
voor den Prefect.......    10
Goedkeuring...........    12
§ III. Aflaten, vergund door Zijne Heiligheid
Pius IX aan de Aartsbroederschap
de
H. Familie. Volle aflaten.....    14
Gedeeltelijke aflaten.........    18
„ „ der statiën van Rome.    21
Geprivilegieerd altaar van de H. Familie.    22
Aanmerkingen...........    23
OodYruchtige oefeningen voor de by eenkomst
der Broederschap.
Aanroeping van den H. Geest........    25
Gebed tot de beschermheiligen der leden en der
a/deelingen..............    27
Litanie van de H. Familie........        28
-ocr page 206-
BLADZ.
Memorare van de H. Maagd.........    32
„ „ den H. Jozef.........    33
Aanroeping van Jezus, Maria, Jozef. ....    35
Geestelijke Communie...........   
De zegen met het Allerheiligste Sacrament. ...    36
Psalm Laudate Dominum omnes gentes......   38
Litanie van de Allerheiligste Maagd Maria. ...    39
Oefeningen voor de algemeene Communie.....    43
Oefeningen voor de plechtige opdracht der leden. .   
Akte van opdracht............    44
Formule van aanneming..........   
Gebed ter zegening der Medaljes en Diplomen. . .    46
Gebeden voor onze overledene Broeders.
Psalm Miserere.............    48
Jesn Salvator..............    52
Pie Jesu................    54
Psalm i.e profundis............   
Gebeden voor de overledene leden.......    56
Gezang: Hij ruste in vrede.........    60
Gezangen in gebruik bij de II. Familie.
1.    Lofzang tot den H. Geest........    62
2.     Veni Creator.............    63
3.    Lofzang tot den H. Geest........    64
4.     Veni Sancte Spiritus..........    65
5.    Ter eere van het HH. Sacrament......    68
-ocr page 207-
BLADZ.
6.    Adoro te..............    69
7.    Adoremus..............    70
8.    Lofzang ter eere van het A\'Aerh. Sacrament. .   72
9.    Ecce panis.............    73
10.    Ter eere van het HIJ. Sacrament.....    7\'!
11.    Schoon lied van het Allerheiligste Sacrament.    76
12.     Voor de H. Communie.........    78
13.    Tol dankzegging. Lamdate pueri.....    80
14.    Na de H. Communie..........    82
15.    Jesu dulcis memoria..........    83
16.    Aan Jezus eer............    85
, I. ...    87
17.    Geloofd zij Jezus Christus. \' II. ...    88
t III. ...    89
18.    In den Advent. Morate coeli.......    91
19.    Ter eere der Menschwording.......   
20.    Kerstlied..............    93
21.    Het arm Kindeken van Bethlehem.....    96
22.    Be leerschool van Nazareth.......    98
23.    Het verloren schaapje.........    99
24.    In de Vaste. Varee Domine.......  101
25.    Lijden en dood des Zaligmakers......   
26.    Gedenklied aan \'s Heeren lijden......  105
27.    Het lied des Kruises..........  108
28.    Akte van geloof...........  109
29.       „ „ hoop............  111
30.        „ „ liefde...........  113
-ocr page 208-
BLADZ.
31.    Akte van berouw...........115
32.    Gebed om vergeving..........116
33.    Lied onzer Broederschap........118
34.     Ie II. Familie Jezus, Maria, Jozef. . . . 119
35.    Toewijding aan den Heer........121
36.    Aanroeping tot Jezus, Maria, Jozef. . . . 122
37.    Ter eere van Maria..........124
38.    Be boodschap van Maria........125
39.    Maria, wees gegroet..........127
40.    Alma Redemploris Mater........129
41.    lofzang tot de IL Maagd........130
42.    Ave maris stella...........131
43.    O sanctissima............132
44.    Lofzang van Maria. Magnificat.....134
45.    Klaagzang.............136
46.    Slabat Maler............137
47.    Antiphoon van de ff. Maagd.......142
48.    Salve Regina.........., . 143
49.    Il/dde en opdracht aan de H. Maagd. . . . 144
50.    Jubellied aan Maria, onbevlekt ontvangen. . 145
51.    Gegroet zijl gij, Maria........147
52.    Litanie..............149
53.    Maria , hulp der Christenen.......151
54.    Ave Regina Coelorum.........153
55.    Toevlucht der zondaren ! bid voor ons. . . . 154
56.    De vijftien geheimen van den Rozenkrans.
De vijf blijde geheimen.........156
-ocr page 209-
BLADZ.
57.    De vijf droevige geheimen........157
58.    Be vijf glorierijke geheimen.......159
59.    De Meimaand............160
60.    De maand van Maria.........162
61.    Avondbede tot onze lieve Moeder......164
62.    Bede aan den II. Jozef........166
63.    Loflied ter eere van den H. Jozef. .... 167
64.    Aan den II. Jozef..........169
65.    De vlucht naar Egypte.........170
66.    Aan den II. Joannes den Dooper.....172
67.    De II. Joannes de Dooper, boetgezant. . . . 173
68.    Loflied aan de II. Moeder Anna.....176
69.    Smeeklied aan den H. Willibrordus. . . . 176
70.    De Sint-Pieterspenning.........178
71.    Onze troost.............180
72.    Tevredenheid.............181
73.    IJdelheid..............183
74.    De dood..............185
75.    Het oordeel.............187
76.    De hel..............189
77.    De Hemel.............191