-ocr page 1-
... j
mm \\WMh
\'t\' ■■\'
■ \' :\'
151
. - ■
-sS»:,.
.,\'■
•\'•* -\'.~;;"
EEN VIERTAL
l ■■■\'.■■
UIT HET
HERTOGDOM LIMBURG.
";. Ml, ECHT, WEERT .11 STE1N.
DOOK
JOS. HABETS,
KüpeHaan te Bergh-xcrblijt.
ROERMOND,
SNELPEKSDRUK VAN ). 1. ROMEN
-<ofef)£fö\\
z&$>jné.
i&. ">.
- \'t

* )
Vak 47
-ocr page 2-
-ocr page 3-
, { *\'> N9, A\'
EEN VIERTAL
OUDE ICITKIIHfflf
UIT HET
HERTOGDOM LIMBUKG.
BORN, ECHT, WEERT II STEJN.,
UOült
JOS. HABETS,
K:i|>i>llaan tt> Bi\'rgli Terblijt.
":\'■
.-••*w>ï^M*^P¥Sï?A*ï»*»"--
ROERMOND,
SNELPERSDRl\'K VAN I. 1. ROMEN.
/2K
-ocr page 4-
-ocr page 5-
UT HET
HERTOGDOM LIMBURG.
Op het einde der vorige eeuw wilde de openbare ineening,
door de philosophie van dien tijd in het leven geroepen, de
radicale afschaffing der wetten en gebruiken, die tot op
dat tijdstip in voege waren geweest. Alles wat oud was
noemde men versleten , en in niets stelde men meer ver-
trouwen, dan in de toekomst. Om de vrijheid en het geluk
der volken te verzekeren moesten dan ook de instellingen,
die de volken regeerden, vernield worden. »De mensch is
vrij geboren — riep Rousseau uit — en overal ligt hij aan
ijzers geklonken". De achtiende eeuw en de fransche revo-
lutie , die dien kreet vernamen , antwoorden : »laten wij
die ijzers verbreken, en de vrijheid zal heerschen."
Thans zijn die boeijen geslaakt , de volken zijn vrij ;
de koningen zijn gebonden door de constitutie en de
natiën regeeren zich zei ven. En in weerwil van dat alles,
gaan onze zaken niet veel beter dan die onzer voorouders.
De gebreken, die de samenleving bij ons voorgeslacht
hinderden zijn afgeschaft , maar er zijn nieuwe in de
plaats gekomen, gebreken somwijlen grooter en hinderlij-
ker dan die onzer voorzaten. Deze teleurstelling doet menigeen
terugdenken aan den «goeden, ouden tijd" en men vraagt
-ocr page 6-
_ 4 —
zich at\', wat toch eigenlijk den vrede bij onze voorouders
bewaarde. Men studeert hunne wetten, hunne landsgebruiken
en eigenaardige gewoonten en men komt zeer vaak tot de
overtuiging, dat bij hen, naast veel versleten theoriën, ook
veel goeds en bruikbaars te vinden was ; dat bq gevolg
het staatsgezag onzer voorouders wel wat hard is beoor-
deeld geworden, en dat men niet had behooren te breken
met de traditiën, die de geslachten samen koppelen.
De algemeene wetten der oude landen, graafschappen en
hertogdommen onzer streken zijn genoegzaam bekend ;
daarnaast echter vindt men van onze steden, dorpen en heer-
lijkheden, plaatselijke gebruiken, eigenaardige costuymen,
schepen-cleernissen en gilde-reglementen, die meestal nog
onuitgegeven in de archieven rusten ot in handen zijn van
particulieren, alwaar zij gevaar loopen te gronde te zullen
gaan. Deze stukken werpen niet minder licht, dan de
algemeene wetten , over het openbaar en burgerlijk leven
onzer voorouders ; zij zijn bijgevolg overwaardig om door
den oudheidkundige en den geschiedvorscher bestudeerd
te worden.
Reeds meermalen werd in deze Publicatiën de aandacht
der leden van het Oudheidkundig Genootschap op zulke
stukken gevestigd. Enkele dier documenten hebben reeds
het licht gezien. Wij deelen nog een viertal mede in de vaste
hoop, dat vonze poging, door de uitgave van meerdere soort-
gelijke bescheiden, moge gevolgd worden.
De twee laatste nummers bevatten zekere privilegiën
van Weert en Nederweert en de regtsgebruiken van Steyn.
Limburgsche documenten van dien aard, zoo als costuy-
men, hof- en bankrechten, molenrechten, grensscheidingen
van banken en heerlijkheden, costuymen van leen- en
laathoven, die in deze Publicatiën of elders het licht zagen,
hebben betrekking op de volgende plaatsen onzer provincie:
-ocr page 7-
— 5 —
Maastricht (1), Meyel (2), Simpelveld (3), Meersseii (4),
Bergh (ö), Bemeten (6), Thorn (7), Asselt bij Swalmeu (8),
Terweijer onder Heerlen (9), Gulpen en Neuborg (10),
Geistcren (11), Grathem (12) Vijhlen (13) en Susteren. Zij
werden meermalen beoordeeld en beschreven. Hun alge-
meene strekking is bekend.
Dit is echter minder het geval met stukken als onze
nummers 1 en 2. Deze zijn bosch- en weiderechten en
hebben betrekking op de twee voornaamste gemeentebos-
schen van ons land : het Echterbosch en de Graath,eide.
Men kan, ons erachtens, deze bosch rechten terugbrengen lot
de markrechteu der Duitsche stammen. Zij handelen immers,
gelijk deze , over een bepaald grondgebied, waarop de
buurlieden uit den omtrek eenig recht bezitten. Zij bepalen
het eigendom van dat gebied en de wijze waarop er
gebruik van gemaakt wordt, alsmede hoe dit gebruik geregeld
en beschermd wordt. Beide bosschen waren echter geen
oorspronkelijke marken. Indien wij den inhoud der bosch-
rechten gelooven mogen, zijn ze ontsproten uit den boezem
van het kroondomein onzer frankische koningen ; het bosch
van Echt uit dat van Pippijn van Herstal en de Graatheide
uit de eigendommen van Swentibold, koning van Lotharin-
(1)    PtiM. ete. du Limbourg, t. III p. 252.
(2)     Ibid t. XI p. 241.
(3)    Ibid t. VII p. 540.
(4)    Ibid t. IV p. 33 en VII p. 341.
(5)    Ibid t. VI p. 37.
(6)     Ibid t. IV p. 45.
(7)    Ibid t. VIII p. 195.                   - •
(8)    Ibid t. VI p. 255.
(9)     Slanghen. Hef markgraafschap Hoensbroeck, p. 201.
(10)     Publ. etc. du Limb. t. VII p. 345 et t. IX p. 280.
(11)     Ibid t. IX p. 241.
(12)     Ibid t. VIII p. 285.
(13)    Quix. Geschichte der Abtei Burtscheidt p. 181.
-ocr page 8-
— 6 -
gen (1). Zij zijn eerst marken geworden ten gevolge der
wegschenking. Hierin verschillen zij dan ook van de oor-
spronkelijke marken en gemeenteweiden, die over den gan-
schen Duitschen bodem verspreid zijn, en waarvan men nog
hier te lande sporen vindt in de gemeenschappelijke heiden
onzer Limburgsche Kempen. (2)
De heer Sloet van de Beele, die zich met de studie der
Geldersche markrechten heeft onledig gehouden en over dit
onderwerp veel licht heeft verspreid ; leert ons dat de mark-
rechten in het algemeen over drie zaken handelen : over den
grond, de personen en de rechten. De uitlegging, die hij
van deze drie zaken geeft, kan ons strekken tot nadere
kennis der boschrechten van Echt en Graatheide, waarom
wij ze hier op het einde dezer korte inleiding mede-
deelen : «Men vindt — zegt hij — door het geheel oude
Duitschland grootere en kleinere grondoppervlakten, bij
verscheidene personen in gemeen gebruik. Zij komen
onder verschillende namen voor. De meest algemeene zijn:
mark, gemark, dikwijls met het bijvoegsel: gemeene en
opene, of samengesteld met veld, bosch, hout of woud.
Sedert de twaalfde eeuw vindt men gemeinde, gemeente,
almennig, almeine, alsmeind en dergelijke woorden, welke
een denkbeeld van algemeenheid, gemeenschap uitdruk-
ken. (3) In Westfalen en in ons land is de benaming van
(1)    Zie de boschrechten van het Sustersche bosch uit 1260. in de Pnbl. etc. du
Limb.
t. VI p. 538. Ook dit bosch schijnt uit het landsdomein ontsproten te zijn.
(2)    Om eene landstreek — zegt de Heer baron Sloet — door een Ger-
maansche stam ingenomen, te doen kennen en als eigendom te doen eerbiedigen,
werden op de grenzen teekenen in de boomen gesneden, aardhopen, stecnen
en palen opgericht, of wallen opgeworpen, die men landweeren of landgracht.cn
noemde. Een alzoo kenbaar afgeteekendc streek werd eigenaardig een gc-
markte genaamd, en, met weglating van het voorzetsel ge, dat dikwerf wegvalt,
cene markte of mark. Sloet, Van Als p. H.
(3)    Grimm vertaalt Almende door Silva communis, compascuum. Dezelfde
beteckenis heeft het woord gemcinte in de Clernis van het Echterbosch.
-ocr page 9-
buurschap, boerschap (communio rusticorum), broek, en
op de Veluwe maalschap, zeer gangbaar (1). Deze gronden
hebben bepaalde grenzen, welke dikwerf niet te samen
vallen met die der politieke verdeeling. Vele zijn er, die
niet slechts in verschillende burgerlijke gemeenten, maar
in verschillende Staten liggen (2). Een parochiaal verband
is bij velen op te merken. Wegens de grenzen door boo-
men, steenen, belten enz. gekenmerkt is de naam markt
een der meest karakteriseerendc en meest gebruikelijke.
»De personen, die de marken gebruiken, dragen ver-
schillende namen , meestal in overeenstemming met die,
welke aan de gronden gegeven worden, als daar zijn :
markers, markgenooten, hollen, ganerben, alpgenooten,
schaarmannen, buren, malen. Die van erven, geërfden,
erfgenamen , gewaarden , buren zijn in ons land zeer
gangbaar.
»Het gebruik bestaat in het genot der natuurlijke voorl-
brengsels van den grond : hout, plaggen , schadden,
steenen, leem, turf, heide, gras, veeweide, jacht, vis-
scherij. Dit genot is uitsluitend, zelfs zoodanig, dat het
meestal aan de markgenooten niet vergund is, wat de
mark hun oplevert buiten de mark te verkoopen (3). Te-
genover het genot staat de verplichting tot hel onderhouden
der zaken, die ten dienste van allen zijn bestemd : wegen,
stegen, waterleidingen, waterkeeringen (4)
(1)     Hier in Limburg noemde men de marken voor zoover mij hekend is :
de gemeente, het gemeen broek, de gemeen heide, hel gemeen boseh enz.
(2)     Dit was het geval met de rechthebbende kerspelen op de Graalhelde,
die in de middeleeuwen ten deele tot het land van Borne en ten dcclc
tot dat van Valkenburg hehoorden, en ook later tusschen Gulik en België
verdeeld bleven.
(3)     Vergelijk art. 14 der lleschrievinge van de Graatheide en art 21 der
Clcrnis van het Echterbosch.
(•i) Vgl. art. 12 en 20 der Clernis en art. 0, 10, 11 en 12 der Beschric-
vingc van de Graatheidc.
-ocr page 10-
— 8 —
»Het gebruik der gronden is niet afhankelijk of beperkt
door den rang of stand der personen ; edelen en onedelen,
ridders en knechten, goedshceren, ministerialen en vazal-
len, vrijen en hoorigen, geestelijken en leeken oefenen te
samen gemeenschappelijk dezelfde rechten uit (1). Hieruit
volgt, dat die rechten geen persoonlijke, maar zakelijke
zijn. Oorspronkelijk waren zij verbonden aan een huis en
hof, aan de saaiweer. Later werden zij daarvan afgeschei-
den, vervreemd, en meer dan één recht kwam in handen
van denzelfden persoon.
->Omtrent den eigendom van den grond onderscheidt
men in Duitschland tweeërlei, namelijk : of de mark is
vrij en de markgenooten hebhen den onbeperkten eigen-
dom ; of de mark heeft eenen goedshcer of had eenen leen-
heer. In dit geval berust bij dezen, zoo als men zegt, de
echte oppereigendom , terwijl het gebruik uitgeoefend
wordt door de precaire bezitters van huis en hof. Vele
van dezen aard komen er niet voor; en in ons land,
althans in Gelderland, geloof ik niet, dat er op grond van
stellige oorkonden ééne is aan te wijzen (2).
»Wat de inrichting van de huishouding, de economie en
politie der mark betreft, deze berust geheel en uitsluitend
bij de markgenooten, zelfs in die marken, welke eenen
goedsheer hebben. De markgenooten zijn hun eigene
weigevers en rechters, en hierin is een der meest eigen-
dommelijke kenteekenen van de marken gelegen, die haai
scherp van ieder andere vereeniging, van geineenschap-
pelijke gronden onderscheidt. De markgenooten leven als
(li Zie het additioneel artikel uit 1tl(> van de Beschrievinge der Graatheide,
waardoor eene inbreuk op deze algcniecne bepaling gemaakt wordt.
(4) Over het oppergezag van den heer van Borne op de Graatheide zie art.
2, 5 enz. van de Beschrievinge. en over de.rechten van den hertog van Gel-
dcrland op het Echterbosch zie art. 1, 2 en öfder Clernis van Echt.
-ocr page 11-
— 9 —
zoodanig onder het bestuur van eigengekozen of erfelijke
rechters (I), bepalen zelven eigenmachtig wat recht zal zijn
in de mark, komen in ongeboden en geboden vergadc-
ringen bijeen, zijn de oordeelvindcrs als de bank gespan-
nen is en doen door hunne beambten het gevonden oor-
deel ten uitvoer leggen." (2)
Dit kort betoog zal voldoende wezen, om onze bosch-
rechten naar waarde te kunnen beoordeelen.
JOS UABETS.
Bergh-Terblijt
20 Oct. 1875.
           
(1)     Vgl. art. 9, 17, 18, 19 enz. der Beschiïcvinge der Graetheulo. Het
Holtgeding te Echt bestond uit de burgemecsteren en het gericht, \'maar de
clernis is opgemaakt »in cyn volle vaegtgedinge" bijgevolg in tegenwoordigheid
en met toestemming der buurlieden en markgenooten. Men weet overigens dat
onze vroegere burgemeesters de vertegenwoordigers waren der gemeente.
(2)    Sloet van de Bkei.e. Van Alt p, 70-71. Over de markreehten iu Zwit-
serland raadplege men een wel doordacht opstel in de Revue des deux Mondes
jaargang 1873 p. 610.
-■^-i^iTWir-^-
-ocr page 12-
I.
De Graatheide bij Born.
Wij hebben onze zienswijze betrekkelijk liet verblijf van
Swenlibold, koning van Lotharingen (895-900), te Boni
bij Sittard, en diens schenking der Graatheide aan veertien
kerkdorpen uit den omtrek, in onze Geschiedenis van Sus-
teren
(Publ. etc. du Limb. 8 IX p? 461, jaargang 1869)
blootgelegd; het is dus overbodig, dat wij hier nogmaals
daarop terug komen.
De beschrijving der schenking van koning Swentibold, die
de boschrechten der Graatheide voorafgaat, is meermalen in
druk uitgegeven. Men kan liet vinden in onze Geschiedenis
van Susteren
, en in eene CoIIection de pières relatives au
partaqe de la Graatheide,
uitgegeven in 1821 door wij-
len den advokaat Sassen , te Maastricht. De boschrechten
tegelijk met het verslag zagen het licht in den Siltarder
Stads und Kreises-kalender auf das Jahr
1823. Dit stuk
evenwel is aldaar uitgegeven volgens een slechte copie en
bijna niet verstaanbaar.
De uitgave der beschrijving en der boschrechten, die wij
hier openbaar maken, is genomen van eene copie op papier
uit 1592, die wel is waar niet geauthenliseerd is, maar
die ons toch als de beste voorkomt, welke wij tot hieraan
gevonden hebben (1).
(1) Afschriften bestaan in menigte in de dorpen der omstreken van Sittard,
maar de meeste zijn onjuist en slordig afgeschreven.
-ocr page 13-
— 11 —
Die beschrievlnge der Graedtheyde.
(895—900.)
Het was eenen heer tot Born, der was geboren van
Overlandt, uijt Ungeren (1). Koninck Sanderbaüdt was hij
gênant; die lagh by synder Vrouw en sliep , ende Godl
sandt hem in sijnen sinn, dat he sich mit haer berije (2),
dat hij wolde geven den ermen luijden eene gijffte om
Godt, want hij hadde se dick gebrocht in grooter noot;
ende het beliefde haer, dat hij hun gaf den bosch gehejjten
die Graedt metten heijden ende weijden , omdat hij voor-
tijden dese landen metten luijden dickwijls gebracht hadde
in groot lijden , met rooven ende branden ; soo dat by
aen hon sijn ziele wederom wolde quyten. Ende desselven
morgens, doe hij op was , herhaelde hij aen sijne heeren
die bij hem waren, wat Godt hem hadde gesandt in sijnen
sin ende ginck, doe de miss uijt was, tot einen van
sijnen dienaren, en dede hem op sijn peerdt sitten, terslont
doe die heeren water genoemen hadden voor den eten ;
ende soo straeks riet den dienaer van der bruggen ; ende
koninck Sanderbaüdt hadde hem gheseijdt: soo wi veel
kirspel-dui\'peu , dat hij umbrijdeu konde bijnnen der
maeltijdt, die souden op den bosch, heijde, ende weijde
gehooren. Soo reet hij het eerst aan tot Born , van Born
tot Güttekoven; van Güttekoven tot Limborch; van Limborch
tot \'Sitlerdt; van Sitterdt tot Münstergeleen; van Münster-
geleen tot Opgeleen; van Opgeleen tot Beeck; van Beeck
tot Elsloo; van Elsloo tot Steijn; van Steijn quaem hy aen
Fluijeren (3), ende daer stont een wijtt ros gesadelt, en
(i) Andere handschriften hebben Lotharingen. Koning Swentibold was inder-
daad een Hongaar van geboorte.
(2) Berjje, beraden, in overleg treden.
(5) Een ander handschrift heeft Houserlinde.
-ocr page 14-
— 12 —
sijn peert was moede ; ende hij stont van sijn peert en
satt sich op dat wijt ros ende leet dat sijne op de plaetse
staen, ende reet daervan dannen tot Vrmondt; van Vrmondt
tot Berg; van Berg tot Beecht; van Beecht tot Papenhoven;
van Papenhoven tot Büchten; ende reet alsoo tot Hvltum;
en vandt daer een alt wijft\' bij dem valderen staen , ende
baedt haer, dat sij hem dat valderen op dede, des sij niet
doen en wilde; ende doe vvaerdt hem een teicken gedaen,
dat die heeren geten hadden ; soo reet hij om Hoütomb,
ende was noch tot Born te goeder tijd , dat koninck San-
derbaudt met sijn heeren wederom water naemen van der
maeltijdt; ende doen vertoeg (1) hij dem heeren, waer hij
all geweest was, en wie dat hem al gegangen was. Doen
ginck koninck Sanderbaüdt sitlen ende ordineerde die
rechten, die blijfen souden, ende die breuken die hij ende
alle toecomende heeren van Bom weder solden hebhen ,
ende dat sij overheeren blijven solden aen die meerge-
noemde .gemeinde , ende om des gemeinen orbers wille ,
op dat der bosch niet verganckelijck en worde.
I.   In den eersten spraeck der koninck: want die vrouw
tot Hoütem den dienaer niet door laeten en wolt, soo sijn
die van Holtümb der gemeinden ten ewigen daghen quijt.
II.    Voort soo sal een heer van Born , die nu is of
ommermeer sal worden, een overheijdt blijven , ende sal
den voorgenoemden bosch doen hoeden mit twee fursteren;
der sal hij eenen setten, en die ganze gemeinde van den
XIV kirspelen den anderen; ende dese beijde sullen geeijt
sijn ende gesworen den heer van Born en oock der ge-
meinden, beijden hunne rechten te bewaeren; und daerum
dat een heer van Born desen voorgenanten bosch hoeden
sall, als vorgenant is, soo sal een heer van Born dat
(1) Vertelde.
-ocr page 15-
— 13 —
hoghgericht hebben van der voorgenanten gemeinden en
oock dat wijlt dat daerop sal sij n , ende die keuren , die
op vorgenaemden bosch fallen sullen als hiernae be-
schreven staet.
III.  Ende oock heeft een heer van Born dat eijod , dal
uijt den voorgenanten bosch gespleeten is, tür sijnen kamer
brandt, dat geheiten is den Vrijboseh; ende niet meer
rechten sall een heer van Born in den voorschreven bosch
hebben te boschen noch te hawen.
IV.   Item dit sijn die rechten, die die gemeinden op den
bosch hebben: In den eersten, soo sal een jegïijck
priester , die in die voorsch. XIV kirspelen woont, ende
die kirspels kercken bediendt, hebben des jaers IV waghen
groen houdt uit den voorsch. bosch: dat is te weeten te
alieken hochtijdeu, korsmessen, paschen, pingsten ende
allerheiligenmesse ein foder; ende daer voor sal een jeder
priester voorsch: alle sondags in sijn kirspels kercke
bidden ende doen bidden voor koainck Sanderboüdt en
sijn huijsvrouwe seelen. Eude voort, soo magh een jegïijck
mensch, der woont iu eenig van dese voorsch: xiiij kir-
spelen boschen, wanneer dat hij wilt, op alsülckc keur,
als hier na beschreven staet.
V.  Hem is het saecken dat jemandt in desen voorsch:
bosch veert met wagen , als hij houdt soo roept hij ; ais
hij lijedt (1) soo biddt hij; als hij vaert soo fluidt hij (2).
Kan hij dan alsoo seer gefaeren, dat hij mit zijn vorste
peerdt op sijnen hoff kan komen, daer hij woont, dat die
vörster hem nae komen, soo sal dan der geene , der den
wagen drijeft, sijne roede achlerwarts schieten, ende daer
met sal hij quijl zijri op dij tijdt.
(1)    Liedt: den wagen belaadt met hout.
(2)    Als hij wegrijdt zal hij fluiten.
-ocr page 16-
— 44 —
VI.  Maer is het saecken dat hem die försters te achter
volgen konnen , eer hij op sijnen misthoff kan kommen ,
ende dat hij geladen heeft eenig van drijen keürhaüt: dat
is te weeten, eijcken , beucken ofte linden, soo sal der
ftirster dat ierste peerdt uijt spanne en penden fur drij
rinsche gulden, sonder eenigh wider segghen des geenen,
der dat peert is ofte dat haüt; ende van dese voorsch :
drij rijnsche gulden sullen ij sijn dem heer van Boni ende
eenen den voorscli. fursteren.
VII.    Vort ist saecken dat die förster emandt tinden
houwen keur lïaudt, die niet en vaert met waghen , den
sullen die fursteren penden dat wapen ofte dat bijel, daer
hij mit houwt, ende laten hem dat niet loseu sij en
willent. Vort so magli men tacken van dem keürhoüt
houwen inde all ander hout van der erden, sonder die
drij küerhoüt, eijcken, bóeekeu ende linden vorsch.; ende
waer het saeck , dat emandt keürhoüt gehouwen hadde
ende blijff daer liggen over den derden dagh , en enigh
mensch van den xiiij kirspelen viudet, ende kan het
bewijsen, dat het soo langh af is geweest, soo is het ver-
leegen hout ende soo mag eenig mensch van de xiiij
kirspelen het wegvaereu sonder misdoen.
VIII.   Item ist saeck dat emandt in den bosch ten ontijl
vaert met wagen ende dat hij wederom op sijnen boft
kommen kan, soo is hij frij , maer finden hem die
fursteren , soe mogen sij dan dat voorst peerdt penden ,
fur ein vat even of V schillingen daervan te geven, ende
een kerr für iij schillingen ; ende eenen kreütwagen für
XV penninghen ; een bussel, soo eenen mensch draeght,
für een alt meureken ; ende dat des daghs niet meer als
eens. Die kleijn keuren sijn den fursteren ; ende daer
heeft der heer niet aen , en waer het saeck dat emandt
-ocr page 17-
IS —
eenigh keürhaiit atsniede met seegen, dat war gestoolen,
ende des heeren will, sonder lijff of lid te neemen.
IX.   Ende want een heei\' van Bom seijdt ofte verneempt,
dat der bosch voorsch: te seer verfijlt ofte schangen geijt,
soo magh he den bosch doen te vreeden leggen met
raedt der xiiij kirspelen-dorpen voorsch:, op einen dagli
als hij wilt; maer soo mott hij clan des nesten sondags
dar bevoorn doen gebijeden in de voorsch: xiiij kirspels-
kercken, dat sij komen op eenen gemeinen dagh in de
eerst genoemde weeck aen denselven bosch thegen Bergh,
op dem Roorsack (1). Ende blijfft eenigh van den voorsch:
kirspeldorper buijten , ende die, wer der Heer van Born
ende des bosch recht niet souden gehoorsamen op den
genoemden dagh , der in de kereke geboden were, soo
magh den Heer van Born mit raedt der anderen, die daer
waren, soo vern als emandt uijt den kirspel op de
voorsch: hoütghoding were, wael afsluijlen; maer wer
daer eenigh ander kirspel van de xiiij kirspelen sterek
van leüden, die mogen hun wael leeneu man van hunnen
luijden, en dacrmil sullen sij noch bij hunne gerechtigheid
blijfen, die sij tot den voorsch: bosch hebben. Ende daer
sal hij mit raede der gemeinden van den xiiij kirspelen
den voorschreven bosch te vreeden leggen, v jaer oflen
iij jaer, daer nae dat dit den Heer met der gemeinde
oorberlijck dunkt te sijn in alsülcker maeten.
X.   Of het saeck were dat emandt binnen den tijden ,
dat hij te vreeden ligt boscht {"2), het were groen hout
ofte tacken van den voorsch. drijer keürhoüt, met wagheu,
karren ofte busselen, den die fürsteren vinden, eer hij op
(I) Andere handschriften hebben Neursacck of Remsaek.
<•>) Hout kapt.
i
-ocr page 18-
— 16 —
sijnen hof! quaem als voorschreven is, den sullen die
voorsch. fursteren penden für den hoogen keur.
XI.   Ende were het saeck dat desen voorsch: bosch te
vreeden lagh, en dat dan een heer van Boni emandt hout
in den voorsch: bosch geeft, het were luttel ofte veel ,
soo moghen alle de voorsch: gemeinden wederom bosschen
als eerst, eer hij te vreeden gelacht was.
XII.    En were het oock saeck dat emandt flihr door of
neven den bosch mit kar ofte met waghen, ende dat hem
iet brak aan zijn getouw, ein rond ofte ein tonge ofte ein
witze, die magh ein ander in den bosch houwen ende
legghen dat alde op de stadt, of den bosch te vreeden
ligge of niet, sonder eeuigh misdoen.
XIII.     Vort were het saek dat de fursteren emandt
fanden, der geboscht hadde in den vorsch: bosch met dei-
nacht ofte daege op sondag ofte op geboden vijerdaghen ,
den mogen sij borchtochten ofte fangen tot des Heeren
wille van Borne sonder hem lijff of lidt af te nemen.
XIV.    Item ofte emandt die woont in den voorsch: xiiij
kirspelen hout in den bosch gehohlt hedde en heddet vrij
heijm op sijn goedt, ende droget ofte fuhret uijt den xiiij
kirspelen, ende die fursteren of emandt der in die xiiij
kirspelen woont mogen die lüijden dan aenbrengen ende
borchtochten ; die dat gedaen hebben sullen aen den Heer
sijn verfallen , sonder lijf ofte lid te nemen , tot sijnnen
wille. Ende desgelijcke ofte een huijs van den hout uijt
den bosch getimmert were, en magh men niet brecken
ende buijten den kirspelen verkopen ; ende wer dat eerst-
werff aenbrengt sal syn borchtocht daeraf hebben ofte die
fórster het gedaen liedden.
XV.    Ende were het saeck dat emandt boschde iu
vorsch: bosch , der niet en woont in eenig van den
vorsch: xiiij Kirspelen, het were mil waghen of sonder
-ocr page 19-
— 17 —
waghen, en dat dien emandt vonde, dei* woonde in den
xiiij kirspelen, die moghtem penden fiir den hochsten
keur, gelijck ofïem die forsten gepandt liedden.
XVI.  Wanneer een heer van Boni eenig hout weggeeft,
soo ist dergeene dem dat hout gegeven is , als hij het
afhoudt, schuldig den försteren van sijnen hout eenen
alden groot.
XVII.   En were het oock saeck , dat emandt van den
fürsteren borchtocht were , ende seggen wolde, hij en                 \\.
were niet te recht geborchtocht, soo sal der Heer,van
Bom, tot sijnen genoegde, dan een houdtgeding doen
maecken, wie dat voorschreven is, en wat dan die xiiij
kirspelen hem wisen nae der kunden van der fürsteren
ofte goede luijden, dat magh he nemen.
XVIII.   En were het saeck dat emandt gewisen wordt
op des hoflfs hogen keur, het were man ofte wijflf, ende
stelde den keur niet af, soo sal en mag der Heer van
Born die fürstcr senden in die kirspel daer hij woont, en
doen desen menschen geseggen , dat sij hem zenden te
Born voir sijnen keur; ende doen sij des niet, soo sullen
sij allen van desen kirspel der gemeinden met sijnem toe-
behoor qüijt sijn, soo verre hij hem krijgen konnen; Ende
als hij hem te Born heeft, soo magh hij hem doen halden
ter tijdt toe, dat hij die keuren ofte keur betaelt, soo wij
dat gelegen is.
XIX.  Ende wilt ein Heer van Born nader bescheidt sien
ofle horen van den vorsch: xiiij kirspelen, so sullen sij
dit bewisen met hun bosschen ende houwen, drijven ende
vlieten ende varen tot der vorsch: gemeinde uijt ende in,
so als sij dat für mennigen jaren her gebracht hebben,
ende mit hunne gemeine veestraeten, die uyt elcken kir-
spelen komen op den vorsch: gemeinden; ende dat sijn
bon segelen ende brief, die van gantzer werde sullen sijn
-ocr page 20-
— 18 —
totten ewigen daghen toe, gelijck die hier to gehalden en
gegeven sint.
XX. Item die türsteren sullen alle sondaghs te Boni Ier
misse komen en als de misse uijt is, oock mit op der
borch gaen, en dan sal men hun die sop geven, ende
sullen bij hunnen eijdt, den sij gedaen hebben, de rechte
wacrheijdt seggen aan den Heer van die keuren ende
brüeken, die binnen der vorsch: weeke verschenen ende
gefallen sijn ; ende dan is den Heer elicken förster allo
jaers eenen grauwen winter tabbert schuldig.
Item in dem jaer ons heeren 1486 werd gauz ver-
draeghen , dat alle de gheene , die in den xiiij kirspelen
woonen ende opgaende bruggen hebben dat die voortaen
op den voorsch: bosch geen recht hebben, want sij fiïr
hun selven herlichheijdt hebben ; en willen , men sall sij
borchtochten off sij daerop doen bosschen of houwen.
Eenig halffener, die in die xiiij kirspelen wonen , ende
met hunnen nabüeren geen gebuurschap halden en willen,
sullen afgeslooten worden tot der tijdt toe, dal sij gemoet
sijn met den nabeüren lijft ende leijdt te lijden , doen sij
daerboven, men sal sij borchtochten.
Al deese puncten staen tot erkentenis der 28 man , te
weten van ider kirspel twee.
(Onder stont:)
Item dat vors. is gecollationcert mytten principael, dal
ich vonden hebbe int ampt van Born , op dinsdach in
juny genaemt hoymaent, Anno xvxxxiiij.
<m&
-ocr page 21-
II.
Echt en het Echterbosch.
De Wel Eerw. Heer G. Peeters, kapellaan te Blerick,
heelt een uitvoerige beschrijving geleverd der gemeente
Echt. Deze heelt het licht gezien in deel IV p. 52-145
dezer Publicatiën. Het komt ons dus onnoodig voor over
de geschiedenis van Echt hier nogmaals uit te wijden.
Daar de geachte schrijver evenwel een merkwaardig do-
cument dier plaats, de Clernis van het Echterbosch, niet
bespreekt en misschien ook niet gekend heeft, schijnt het
ons passend dit stuk hier als bijdrage tot zijnen arbeid
te laten volgen.
De «Clernis vander gemeynte van Echt" wordt ingeleid
door eene beschrijving der limieten van het toenmalig
kerspel Echt, die tamelijk wel met die der hedendaag-
sehe gemeente overeenstemmen. Echt grensde, toen gelijk
nu, aan de Oude-Maas en aan de dorpen Maasbracht,
Montlbrt, Posterholt, Waldfeucht, Saelelen, Havert, Suste-
ren en Roosteren. Deze omtrek bevatte de inwoners, die
met de hoef Gerborgh, onder Roosteren, rechten hadden
op het bosch. Zij handelt verder over het «Echterwalt" ,
hetwelk de bewoners, volgens den inhoud van dit stuk
van koning Pippyn hadden ten geschenke bekomen (art.
2.); over den graal\' van Gelder als beschermheer van het
bosch, over de vorsters de boschrechten, de boschgedin-
gen, enz. Men moet zich niet laten misleiden door het
woord «gemeynte" hetwelk zich in het opschrift en in
den text van dit stuk bevindt. Dit woord wordt hier niet
-ocr page 22-
— 20
altijd gebruikt in den zin van ons modern woord ge-
mcente, commune; maar het beteekent ook, zoo als wij
dat hierboven reeds bemerkten de onverdeelde gronden
der inwoners, de gemeenzame veeweide en het gemeen-
zame bosch, silva communis, compascuum.
De Clernis van het Echterbosch dagteekent uit 1477 en
is gevolgd door eene uitspraak van den hertog van Gulik
des jaars 1554 betrekkelijk verscheidene moeielijkhedeu
gerezen tusschen de inwoners van het hertogdom Gelder
en die van het hertogdom Gulik , betrekkelijk hun
wederzijdsche belangen. De voornaamste punten, die in dit
stuk besproken worden, raken : het turfsteeken, het hout-
houwen en de veedrift der Gulikschc inwoners in het
Echterbosch, het herstellen der oevers van de beek bij
Nieuwstad, de limieten tusschen Susteren en Roosteren,
Echt en Ophoven, Echt en Waldfucht, Saefelen en Havert,
tusschen Echt en Karcken, tusschen Lierop en Melick,
tusschen Beesel en Belfelt ter eenre en Mulbracht en Kal-
dekirchen ter andere zijde, tusschen Lobberich en Breyll
enz.
De Clernis met de zoo even gemelde Bijlage werd gedrukt
te Roermond bij Frans Maxmiliaan van Ophoven (1721-
1749) en telt elf bladz. in fol. Wij danken een exem-
plaar van dit uiterst zeldzaam schrift aan de vriendschap-
pclijke goedheid van den Hoog Edelgeboren Jonkheer van
den Bergh, procureur-generaal bij het provinciaal hol te
Maastricht. In den Catalogus der Handschriften, nagelaten
door wijlen den Heer Notaris Guillon, komt onder N" 9
een geauthenticeerd afschrift dezer Clernis voor. Andere
exemplaren zijn ons niet bekend.
-ocr page 23-
Clernis vander geineynte van ECHT.
1447.
IN N0M1NE DOMINI Amen. Idt is tho weten dat der
bijfanck ind Rcinonge der Gemeinten van Echt aengiet op
ter Lieftiegen to duchten op ter Maesen, int soo vort op
Hoemborgh, van Hoemborgh vort die straet langs neven Sint
Joest
die straet all u\\t, so wat op desesijde geseeten -is,
gehoort in onser Gemeynten, ind is in onsen bijfanck,
van der straeten vort neven Sinl Joest op Hupsen boem,
van Huysen boem vort langs Gërsseller, van Gersseller op
Rijsdijck , van Rijsdijck voert langs Monffotder veldt, soo
voert langs ghen Ouwen, ind gen Ouwen en hoert in
onsen beifanck niet, van gen Ouwen voert langs der
Mvnnixbosch, van dan soo voert langs Postert ind soe
voert tot Kierenssen aen de Cluyse, van der Cluyseti voert
te Suepert aen den boem, van dan voert langsgen Harenre-
veldt,
van den Haretirevelde soe voert fur Fucht op tie
Hollerstraet, ind daer so ligt ein guet is geheyten Ruttings
guet,
dat guet gehoert in onsen beifanck, het gefiele sich
op eyne tiet dat der Amptman des Heeren van Heynsbergh
einen misdedigen man gefangen hadde op desen selven
Ruttings guet ind der Amptman van Montfort mit den van
Echt verforden ind vervolghden dat soo verre dat der selve
man wederomme op \'t selve Rutgens guet gelieven waert
in soe wes gerichts daer van quaem geschieden overmits
der Greve van Gelre ind anders nemants; ind daeromme
dat de selve Ruttings guet der kircken van Echt ongelegen
is heeft die kirck van Echt erffelichen alle jaer van den
selven Guede vier pont Was ind VI d" t\'sins ind daer mede
-ocr page 24-
— 21 —
soe moeguu die selven die opten guede vurss. woendeii
off ouch noch woenen moeghen hoen kirckrechten tol
Fucht ontfangen ; item van Ruttings guede soe voert op
ten Duven poel, van de Duven poel aen gen Santgaet, ind
van dan voert aen gen Leuwen buecke, van dan voerls
langs gen Sastelre veldt, ind van dan soo voert op Heylare
voirt tot Hoyngen in der beecken; ist saken dat jemant were
der broeckig holt geladen hedde ind ennig vande furster
tot de queeme ind dat steil peerdt ter halver beecken, met
syne roede achter op synen aers ruerden, der selve sall
noch op onsser Gemeynten gepant syn , want die halve
beecke noch in onsen beifanck is; van der Beick voirt
langs dat veldt op die Raeverder veestege van der Veestegen
voirt langs Haeverdervelt ind toe vort op gen Laeehbane
tusschen die twe brueck recht door die heide op Milis
Grove ,
van Mylis Grave op Vermaletteneyck, van dan voirt
op ten Witten stem langs Dieterveklt, ind soe voirt op
ghen Hulfshegge , van dan voirt in Boenigher hegge, ind
van dan voirt in ghen Doetbroeck, van dan voirt op gen
Hoege brugghe
,, van der Hoeger bruggen recht voirt op die
Nielie Maese, soe recht op ten thooren van Akten Eyclc.
1. Alle die geene die binnen desen beifanck vurss: woenhet-
tigh syn die gehoeren op dese Gemeynte van Echt, uytgeschey-
den eyn hoff geheyten Vroenhoff onsen genedigen Landtheer
toebehoorende gelegen t\' genen Breuck der nu onbetimmert
is ; weert saecke dat der hoff betimmert wurde ind daer
op lude woenden, die en sullen gein gemeinschap hebben
met den luden van Echt in der Gemeynten vurss: ind die
saecke daeromme der selve hoff vurss: gein gemeinte
gebruycken en solde is, dat idt is geweest op ein tiet dat
ein Greve van Gelre ter tiet onse genedige Heere eynen
dienre hadd den toebehoerden den hoff t\' Gerborgh tot
Tuide gelegen , in den kirspel van Roesteren , ind omme
-ocr page 25-
n —
trouwen dienst wil derselve dienaer den Greve van Gelre
synen Heer gedaen hadde, baet der Greve der Gemeynlen
van Echt, dat sey den hoff t\' Gerborgh mit hoen gemeynten
geven wolden, welker beeden hem geweygert waert; soo
vraechden der Greve of he. in den kerspel van Echt gey-
nen hof en hedde der in der gemeynden gehoerden,
men sacht jae, und hem waert voorgelacht der Vroenhoff
vurss :, soe saecht der Greve soo neeme ich mynen hove
sync gemeynten, ind geve sy den hoeve t\' Gerborgh, ind
der hoff der Vroenhoff1 was berauf\'t syner gemeynten ind
waer vcrgencklich in den timmer, ind nog huden dis daechs
is indder hoft t\' Gerborgh gebruickt und mach gebruycken
der Gemeynten van Echt gelyck den luyden van Echt.
II. Item id is ouch to weten dat die van Echt hoen Ge-
meynle, als den waldt, boss, bruecke, heyde und weide niet
verkregen en hebben noch oen gegeven en is van hoenen
Lantheer, meer van eynen der geheiten was Goninck Pippijn,
umb eeren in dienst will die luyde van Echt den selven
Goninck Pippijn gedaen ind bewesen hadden ; ouch soo
sulden die van Echt toll vry syn alsoe verre sy hoere
lantheeren lyen durften ind alle die rechten te gebruycken
die die Stadl van Aecken heeft, (1),
(I) Het is geschiedkundig dal Pippijn van Herstal den heiligen bisschop
Wii\'o, te Odilienberg gevestigd, tut zijnen zielsbestierder had gekozen en dions-
volgens meermalen te dier plaatse bezocht. Van uit zijne landgoederen te
Herstal, Meerssen, (ïangelt of Zusteren leidde de oude romeinsche beerhaan, te
midden door het Eehterbosch, in de rigting van Melick en Odilienberg. Het is
op één dier bezoeken, dat deze zinsnede der Clernis duit. De Ecrw. Heer Alb.
Wolters in zijne Geschiedenis der Uil. W\'iro, Pleehelmus en Odgerus p. 37
verhaalt omtrent dit koninklijk bezoek hel volgende : »In de omstreken van
Odilienberg blijft nog eene herinnering aan de bezoeken van Pippinus voortleven
in den naam van eene brug tassehen Echt en Waldvucht op den weg van
Snateren naar St. Odilienberg gelegen, en die den naam van Pippinusbrug be-
houden heeft. Daar zoo luidt de overlevering, te midden van het moerassige
broek, voer Pippinus in zijn voertuig gezeten, zich eensdaags vast. De naburige
-ocr page 26-
_ M _
III.   Item als dan die van Echt desen waldt mille ge-
meynlen daer toe gehoerende langen tiet beseten ind in
Treeden gebrueckt hadden, ind seer wydt ind breit gelegen
was, waerdt hun vast ongereick daer aen gedaen van den
om me geseten uytweldige luden des sy niet wael bij hoer
selven gekeren en konden, soe dat sy om me noitz wille
daeromme by hoen genome ind gekoere hebbe hoene
Lantheer, doe ter tiet eyn Greve van Gel re was, dat he sy
beschudden ind besehirmen sulde vur alle uytweldige
luyde , in des soe suldc he hebben dal derde deyl van
alle broecken oft beteringen, die daer van den walde ind
gemeynte verlieten ; indes soe sette eyn Heer van Gelie
tot der beschirmus as hoen Lantheer eynen Furster, inddie
van Echt twee Furster die alltiet in den hoff tot Echt geeidt
ind geswaeren werden, ind die sullen alle luide penden
die sy opten wald ind die gemeynten broeckigh fynden.
IV.  Item omme dese Gemeynte te gebruycken ind toe
genieten, só syn daer tóe geordineert ind gesat in der
weecken twee Boss-daegen vur die ackerlude, als des
Maendaechs ind des Freidaechs, ind vur die koeler dat
syn die geyn waegen noch peert en hebben des Dinsdaeghs
ind Saterdaeghs, meer die selven moegen hoen holt hou-
wen ouch des Maendaechs ind des Frydaeghs, ind nemant
en sal eycken holt houwen anders dan op syne broecken
et en sy hem dan geoerloft van den Gericht, ind hie toe
soo syn gerechtight alle die ghene die toe der kircken
van Echt gehoeren ind aldaer hoer kirckregten ontfangen
landlieden snelden hem nu ter hulp, waarop Pippinus, ter belooning voor dezen
bewezen dienst, aan de ingezetenen van Echt, het uitgebreide terrein schonk,
\'hans hekend onder den naam van Echterbosch". Ook Knippenberc HUI. eccl.
ducnlm Gelrue
p. 55 verhaalt deze overlevering, maar met eenc kleine afwij-
king. Melden wij ten sl"ttc dal tot aandenken aan de schenking van Pippijn
een gedeelte van het Echterbosch den naam van Koningsbosch draagt.
-ocr page 27-
— 25 —
ind in desen byl\'anck sitten, ind anders nemanlz sonder
der hoff t\' Gerborgh daer vur aeff verclaert is.
V.   Item dese drie Furster sullen penden allo lude die
sy- brueckich fijnden in onsser Gemeynten oft in onssen
byfanck, jae bis ten eynde ind ter plaetsen dat dat steel
peert op ten mist hoff is, ind koemen die Furster soe het,
soe sal der man daer van ontfaeren syn ind (juijt syn.
Van ingeseeten luiden; ouch meer eenich man, die lot Echt
in die doup gekeerstent is ind aldaer woenatligh is, is
ein geboeren Furster op der Gemeynte van Echt, al soo
verre als hy pendt ind die pende in den hoff lot Echt
bringt; ouch soe moegen alle gemeynte dat syn alle lude
die toter kircke van Echt geboeren ind daer woenhatligli
syn, vuer und flamme op-gaende hebben, alle vuytweldige
lude die sy brueekigh fynden op ter gemeynten vurfs :
penden gelijck den Fursteren, maer sy en sullen gein in-
geseten lude peynden eet en were dat dan gebreick aen
den Fursteren were, soe moegen t\' Gericht sy penden.
VI.  Item soo wes dan die Fursteren van ingeseten ludeu
penden, sullen sy des aevents in de hoeff tot Echt brin-
gen ind laeten hun belaelen die broick die daerop gesath
is, gelyck sy hoennen eydt daerop gevvoenlich syn te doen,
Vil. Item soo wat die Furster oft die gesellen, dat syn
Ingeseeten van vuitweldige ludden broeckig finde sullen
sy pende ind iu den hoeff tot Echt bringen, oft doen
gelove ; ind ist saecke dat die uytweldige gebroeckt heeft
ind genade begeert sal men hem gnade doen daer nae hy
gebroeckt heeft, begeert hy ouch rechts, men sal hem des
waldts in haeffs rechts laeten geschien ind wederfaeren,
VIII. Item gebuert sich wael dal onderwylen twistinge
is tusschen den Fursteren, den gesellen, ind den uytvvel-
digen luden die gepant syn, die eine seggen sy hebben
-ocr page 28-
— 26 —
gebroeckl die ander seggen daerentegen ; als men anders
daer van gein waerheyt meer en weyt, soe sal mens den
Fursteren geleufen op boenen eidt, ind die gesellen sullent
op ten heyligen behalden, in die uitweldige gepande luden
niet, want dat alsoe des waldts ind hoeffsrechts is.
IX.   Item id is wael geschiedt, dat die gesellen som-
mige tiet vuytweldige lude overbroeckich holt gepandt
hebben ind die uytvveldige luden niet geerne gepant to
haeflfve comen en weren ind hebben mit den gesellen
gecoinponiert ind hebben hoen penningen gegeven daer
mede den Her in der Gemeynten van Echt nae des haef-
fsrechtz seer groet ind veel te koert geschieden ; ind die
selven die dat gedaen hadden als men dat vernaem, wor-
den daer van seer van den Gerichte gestraft; ind moesten
daer van den Heer ind der Gemeynten op gnadc gottbe-
leringe doen, want dat seer svverlichen verhoeden is, ind
niet to myn so en sulden die vuytweldige gepande lude,
hedl men sy moegen crygen, gepant bleven syn, want sy
leghen des waldt und haeffs rechtz gedaen hadden.
X.   Item den Heer en magh gein holt ewech geven
sonder die Burgemeisters in den Gericht van Echt, die
Hurgemeisters ind \'t Gericht van Echt en moegen ouch
gein holt ewech geven sonder den\' Heer, mer semptlich
nis men iemant holt geven sal, weerisaeke dat ennig van
hoen sonder den anderen holt ewech geve ind der gene
der dat holt hieff ott haelden daer over gepant vvierde
van den Fursteren oit van den Gesellen hij sulde broe-
ckigh syn,
XJ Item id is wael gesciet dat lude gepant syn geweest
van den Fursteren die saechten sommige gesellen hebben
hoen t\' holt gegeven oft vercocht, oft sy syn wael van
gesellen gepant gewiest ind saechten die Furster oft
eiinigh ander hed hoen t\' holt gegeven oll vercoufft neit
-ocr page 29-
— 27 —
toe min soe en bleven sy gepant, meer alst die gepande
lude in der waerheyt by konden bringen, dat hoen dat
holt alsoe gegeven oft verkoucht was, heft men die selve
gracelyk gehandelt ind deckwyle hebben die selven die
dat holt alsoe vercougt hadden die gepande luden moeten
quyten, ind worden seer daer over gestrafft want et den
gantzen lande kondig is dat nemants des holis megtig
en is dan der Heer milten Burgemeisteren ind den ge-
richt van Echt.
XII.  Item die van Echt moegen hoeren waldt ind bruecke
mit willen ind consent hoens Landtsheeren in treden
leggen wanneer hoen dat genoegt, meer der Heer en
sals niet doen sonder den van Echt, nog die van Echt en
sullens niet doen sonder den Heer , meer sementhek
wanneer hoen des genoegen suil sonder jemants bekroenen.
XIII.   Item eyn jegelyck sal syne Bossdaege halden weert-
saecke dat jemants buyten Bossdaege bossden ind holt
haelden salmen penden op die broeck die daer op steit.
XIV.   Item nemant en sel eyeken hout houwen ; toch
einre tiet uytgescheyden op den Kyrsavent dan soo mag
ein jegelich nae den gueden alden Herkhomen ein voeder
eyeken holts haelen tot synen Kerssstock (1); meer isl
saecke dat jemant is der timmeren wilt, der sal by dat
Gericht komen ind gesinnen timmerholt, ind sal seggen
wat hy timmeren wilt, ind daer nae dat dan syn timmer
syn sall, sullen hem die Burgemeisteren ind t\' gericht
timmerholt geven nae der gueder alder gewoenten.
(1) Van den kerstblok of kerststock, la buche de Koel, wordt ook melding
gemaakt in de Boschregten van Susteren. (Publ. etc. dn Limbourg, VI p. 540,)
Op den huidige» dag bestaat het gebruik der kerstschobbe nog in vele l.im-
burgsche huisgezinnen. Daar de kerkdiensten op kersdag vroeg in den morgen
&mangen, wordt liet vuur \'s avonds te voren niet uitgedoofd maar door eenen
• kerstblok" aangehouden. Zie verder het woord kerstenblock in hel Vlaamsen
Idioiiron van Schuermans p. 353.
-ocr page 30-
— 28 —
XV.   Item soo wanneer die gesellen iemant gepant heb-
ben, mit wagen ind perden, die lude ind perde gehoeren
den Heer ind der Gemeynten, ind wage ind gelouwe den
gesellen, die lude moegen mitten gesellen gedingen ind
componeren soe nae sy konnen, wanneer die gesellen
jemant penden sonder waegen ind perde sullen die gepande
lude t\' yeerst mitten gesellen gedingen ind componeren
nae der broeck sy gebroeckt hebben, ind dan voirt mit
den Heer ind den Burgemeisteren, ind oft die gepande
lude niet wael mit den gesellen sig vereenigen en konnen
ind die gesellen te voel hebben wolden, dat sal slaen op
goedtduncken des Gerigtz ind daer mede suilen die gesellen
sig dan laeten genoegen.
XVI.   Item soe wanner eyn Eycker gewassen is soe sullen
die Burgemeisteren mitten naebueren op ten bosch gaen
ind den Eycker toe besien ; ist saecke dat eyn voll Eycker
is soe sal der plueger opstaen ses vereken ind die koeter
drie ; ind ist saecke daltet gein voll eycker en is salmen
dat raemen daer nae hoen dunckt dat nutt syn sall, ind
als men desen eycker aldus besien heeft eerrr.cn opsleit ,
sullen die Burgemeisteren oft einsdeels vande Gericht tot
Montfort gaen tot hoene Drossart, in doen hem kont sullichs
alsdan op te Bosch is, ist ein voil eycker sall men mit
hem overkommen nae synre koecken, ist oug gein voll
eycker, sal men oug dat fuegen nae den gewass der eycker
gewassen is, anders so en sal gein man meer vuordeyls
hebben boven den gemeynen man, men willes hem dan
gonnen ; ind dese vereken die aldus op ten eycker gaen
sullen sal men bonen mit den Brandt von Echt ; weert-
(I) Over don eikelenoogst en hot dryven dor varkens in het bosch handelen
ook do boschregten vau Sustercn. Om den eikelenoogst te bevorderen dienden
de bepalingen, die verboden eiken- beuken- en lindonhout te kappen. Zie art.
6 der Besehrievingc dor Graathcide hierboven p. ">i)8.
-ocr page 31-
— 29 —
saecke dat daer eenige vereken sonder den Brandt van
Echt op ten Boisch gingen, sullen verbeurt hebben ein deyl
den Heer ind twee deyl der Gemeynten van Echt, uytge-
scheyden die vereken die van des Drosseten wegen daer
op gedaen worden.
XVII    Item ennigh ingeseten man der eyeken holt heft
gehouwen ind niet is ontfaeren, und daer en boven wurdt
gepant der sal boetetig syn X broddrager, ind sullen dat
peerdt setten in der herbergen ter tyt toe dat betaelt is.
XVIII  Item als men eyeken holt eweg heeft gegeven dat
sall werden gehouwen in bywesen der Fursteren, ind of\'t
die Furster eweg gingen sullen sey laeten staen by die
Heuwers hoenen staeff oft hoen overste kleidt op dat men
mireken sulde dat der Furster daer by sey geweest.
XIX. Item soo wat hier beschreven is dat hebben Schollis
Burgeineisteren ind Schepenen in die alste guede Knaepen
van Echt die mitertijt syn gehoert ind geleert van hoenen
Vurvaederen ind Vuralderen ind van alder toe Aldereu ,
dat sy dat op hoen eide genoemen hebben ind die wael-
gebaeren lude op hoen huldinge, ind wir halden dat noch
huyden to daege vur recht ind vort halden sullen gelyck
als onse Vurvaederen ind Vurelderen dat gehalden und
gelaeten hebben, want ons onsse Lantheeren alle wege
hir in gehalden ind daer by gelaeten hebben.
XX Item soe alsdan ein tijd lanck ind bysonder in
desen laeren LXXVI ind LXXVII der Bosch seer gehouwen
ind vernielt is, soo wael van den binnens luden als van
den butens luden , daer by groot scade den Heer ind der
Gemeynten geschiet is , ind omme dat nu voormen beter
te verhoeden, soe ist ingesat overmits Heeren Wilhelm
van Flodrop Ritter erff-Vaeghi toe Ruremunde Drossart lot
Montfort, den Burgemeisleren ind gantzen Gericht mit
gefukhgeniKnen der gmtzer Gemeynten van Echt
dat gein
-ocr page 32-
— 30 -
man voirtaen, ind nao deser tyl geyn eycken holt houwen
en sall et sy op den bosch oft in den brueek anders dan
op syne bruecken, weer daer in broickich wurde den
sollen die Furster penden ind die perde in dei\' Herberge
settcn, die perden daer uyt niet to nemen die broecke en
is aen gelde betaelt, nemant daer in te spaeren.
XXI   Voirt soe wanneer dat jemant timmerholt geheist
heeft ind hem gegeven is sal hy houwen, ind wes soppe
daer van komen, en sal men geinen butens luden ver-
coupen, mer die selve die dat timmerholt gehouwe heeft
maich selve die soppe nae hem nemen, ind geven den
Furslere van illicker vueder soppe J. Brasser, ind istsaeke
•dat hy selve der soppe niet en wilt, mag eyn ander
uytter de Kerspel van Echt die soppe nae hem nemen ind
geven den Fursteren als vurss. is.
XXII    Item heeft ons Heer\' den Drossari vurss. ouch
bewillicht dat syn Huyswaegen geyn soppe meer den van
Fucht noch nemant anders verkoupen en sall, meer hy sall
sy toe brande op \'t Huys to Montfort Cueren, off hy wilt,
off ein ander Ingezeten mach sy nae hem voeren,
soe verre der Huyswagen der niet en begeert, weirtsaecke
dat der waegenknegt ennige soppe hir en boven ver-
koucht ind die lude daer over gepant wurden sullen sey
gepant syn.
Weirt ouch saecke dat jemant Timmerholt hieffve ind dat
niet en vertimmerden mer dat verbrende ofle vercoufft,
dal sal staen op straefinge des Gerkhts,
Ouch sal men dat Holt dat tot timmer geheist is ver-
timmeren oft beginnen toe timmeren daer nae dat hy dat
gehaell heelt binnen ses weken,
Ouch soe ist ingesal dat die Fuister dien sie nu op
datum hier onder beschreve alle verdenckenisse opsegge
-ocr page 33-
- 31 —
sullen ind sy noch die nae hoen kommen, en sullen
nemandt verdengen vortaen , et en is mit willen des
Drosseten der Burgemeisteren ind des gantzen Gerichts,
lnd dit sullen die Furster aldus halden op hoenen Eydl
ind voert op sulcke peen als ons genedige Heer Hertogh
Aleph
op hoen gesat heeft als by der galgen,
Dit vuns. deser syden is geschiet Anno XIIIIe ind seven
ind zeventigh , XVIII. daghen ind den Meye ind geslaeten in
einen vollen vaeght-gedinge
, overmits ind in teghenwerdigheyt
Heeren Wilhelm» Drossart vurss. ind der ganser Gemeynten.
Onderslont Gecollationeert met seecker oudt Quohier in Syne
Majesteyts Reicken-camere van Gelderlant berustende en is by
my Griffier der selver bevonden te accorderen
Was onderss:
G: SCHOUTEN
Gecollationeert teghens de Authentijcke
Copie is by my Secretaris der Stadt ende
Heufsiyericht Echt bevonden (\'accorderen,
Quod attestor
■:
-ocr page 34-
De grensscheiding tnsschen Grulik en Gel-
derland, als Bijlage bij voormelde C Ier nis.
Van Gots gnaden wir Wilhelm Hertzog zu Guilich, Cleve
Und Bergh , Grave zu der Marck und Ravensberg Her zn
Ravensteyn Cc.
Doin Allen den Jhenigen den dissei\' unser
Brieff furbracht wirdet, zu wissen, nachdem allerley
irthumbcn und gebrechen hiebevor gewest und lange
gestanden haven, zusschen den Amptluiden und Bevelha-
veren des Fursthenthombs Gelre an einer, undH den
Amptluiden und Bevelhaveren des Furstendumbs Guilich
an der ander syden betreffende die bepaelingen und schei-
dungen der Hoocheyt, und beider vurgenanter Fursthen-
thummen, Jurisdictions, und auch zuissche ettlichen
L\'ntherthanen der selver Furstenthummen angainde die
Vehedrift, Heidhauwen, Torfsstechen, Holtzhauwen und
anders mit Sambt vielerley pendungen wederpendungen,
geweiden, und anderen beswerungen darussz erfolgt, und
aber zu hinlegung und vergleichin solcher irthumben und
gebrechen in dem vergangen Jaer eyn und funfszigh
zusschen der Romischer Keiserlicher Majestatt unsers
allergnedigsten Herren Commissarien und unseren Rethen
und verordenthen Gutliche Bykompst und Communicatien
gehalten, welcke Commissarien sambt unseren Rethen und
verordenthen nach fleissiger besichtigung der strydigen
plaetsen , und als sie beyde partyen aen ieder siden wal
und in \'t lange verstanden ire bescheydt gesehen und sig
uff alles waill und wie sig gebuert informirt hadden ,
entlich uff hoich gedachter Keizerlicke Majesteit und unser
wailbehaegen und believen einen freundtlichen Verdrach
züisschen beiden gemacht und uff gericht haven , daervan
der inhalt van wortt zu wortt hier nach volgt :
-ocr page 35-
— 33 —
Als die Romische Keiserlicke Majestatt unser allergnedichster
Hew die Edele ende Hoichgelerten Adrian Nicolai oerer Mait.
Gantzeler des Furstenthumbs Gelre, Christoffel Grenen van
Moers,
Meester. Johannen Baedt, Meester van Requesten
Ordinaris in oerer Majt. Grooten Raede ende Doctor
Johan Stalbergh oerer Mat. Raed ther einer ende die
Doorluchtigh, Hooghgebooren Fwster WILHELM Hertoug tho
Gulich, Cleve umi Bergh etc.
die Erentvesten ende Hoogge-
lerlen Johannen Ghogrieff Cantzeler, Wemheren van Hoeste-
den
Hofsmeister ende Amptman tho Grevenbroich ende
Gladbach, Atexander van Drynbom IIofFmeister ende Amptman
tho Bom ende Godarlen Gropper der rechten Doctoren ter
ander syden verordent, die gebrecken die sich tusschen
den Amptluiden ende Bevelhebberen der bepaelingen ende
hoocheyt halven beider Furstentummen Gulich ende Gelre
ende ouch tusschen etlichen Onderdaenen van wegen der
Vehedriflt, Heidhauwens, Torffstechens, Holthauwens, ende
anders tho gedraegen ende eyn tijt lanck erhalden (wa
moiglich) gutlich tho verglijcken ende tho vereynigen,
daer nae hebben de vurgemelte Verordenthe Rede tho
beyden syden die strijdige plaetsen besichtiget, den voir-
gebrachten bewijs ende kondtschappen verhoert, oick sich
der gelegentheyt soo veel moglich erkundigt ende nae
veel gutlicker underredingen ende communicatien sig in
der gutlicheyt soo veel moglich erkundigt ende nae veel
gutlicker underredingen ende communicatien sig in der
gutlicheyt op wailgefallen ende behagen Keiserlicke Majes-
, teyt ende Hoichgedachte Herthogen vergliecken ende ver-
draegen in maeten wee hernahe volgt:
Ten eersten als sich gebrecken erhalden tusschen den
Amptluyden, Bevelhebberen ende Muileren tho Millen ende
der Nuwerstadt, van wegens eynes Dijcks oit Dhams ende
-ocr page 36-
— 34 —
Kallen oft Canails gelegen onder Sittart op der beecke so
doer Sittart loept, soe ist verdragen dat die Moelenaer van
der Nuwerstadt sall laeten leggen in den Dliam ofte ÏHjck
tegens den stroum nae der Moeiten van Milten hin aff up
synen kost een Grondt block ofte Vloer, gelyck den grondt
van der overster beecke ende daer upsetten in \'t waterpass
een Canall ofte Kaal thien voet lauck ende haldende einen
voet waters binnen in \'t .vierkhant ende die onderste
plancken van den Canaell sullen niet dicker sein dan
Schipplancken; ende die van der Nuwerstadt soo well om
desen Dijck ofte Dham tho maecken, als om den selven,
mit sambt die boert der Beken tho onderhalden, sullen
moegen die erde nemen up den Guyllichssen grondt, mits
oirlof begerende welck oirloff men hem niet en sal mogen
weygeren , des sullen sy die selve erde gehouden syn te
nemen ter plaetsen daer men hem wijsen sal, ther minsten
schaeden ende ther naester gelegentheyt; ende die Dham
sal nitt hooger gemaeckt werden dan die bempden syn
ende up ter ander syden nae der Gemeynten eyn palm leger
ofte nederer dan ander syden nae den bempden; ooek
sullen die van den Nuwerstadt die vurss: Canaill ende
Dham onderhalden ende als van nooden syn sall die vurss
vloer ofte grondt block mogen fegen doch niet dieper nog
anders maecken dan vorgeseet is,
Thern anderen als oock irdomb geweest is tusschen
den Gerichteren tho der Nuwerstadt ende tho Bom der
Hoocheyt halven ende den Decken tho Sittart ende den
Heeren van Roemen, des Thienden halven by den Wolf}\',
up eenen stuck Landts van der plaetsen an dar die
breide eyck gestain heeft, bis up ein klein eycksken da die
Herlicheit Lymborgh aengaet, d\'welk stuck in den hojf\' to
Gutlinckoven hoert, ende vormails heide geweest aver nu to
Lande gemackt, is in prsesentie des Decken van Sittart
-ocr page 37-
— 35 —
(d\'vvelck soviell hem aengaet geconsen tiert heeft in \'t geenc
dat doer ons soude gehandelt werden) doei* ons Commis-
sarien veraccordiert, dat die voorseyde platz mit der
hoocheit ende Tkienden nae der Nuwerstadt blyven sall ,
ende dat op die platz daer die breide eick gestaen heeft,
ende paelstein, ende ein ander boem, en an dat ander klein
eicksken
oock ein paelstein sullen gesat werden , ende ist
den Herren van Hoemen up behaegen als boven gecon-
sentiert, die Thiende up den selven Lande liggende nu
ende voirtain inne to toeren sonder prajuditie nogtans
eins jeders Gerechtigheydt, indien dat Verdrag by Keiseri.
Majest.
ofte Hoichgedachten Hertogen niet aengenomen
en worde,
Ten derden als tussen den van Susteren ende Dieterm
ter einer ende den van Roesteren ter andere zyden lange tyt
gebreeken geweest syn aengaende de reyninge ende bepae-
linge der Hoocheit, oick den gebruvck etlicker Gemeynden
up die Geleen ende vloedt Graeff schietende , die Koeckeler
ende Sijpe genoempt, syn die selve nae besichtigung der
plaetsen, verhoer der kuntschappen ende bewijs tho beyden
dheylen dogh up behaegen wo voirss. mit voirweten ende
believen beyder partien verdragen, wo volcht: Nemlich dat
die bepaeling ende scheydinge der Hoicheit hin furder syn
ende gehalden werden sall, van der Alderlerssen wyden
biss in die Heerstraet voirt alle die Heerstraet aff biss an
Brysacksgutt tusschen huys ende schuyr, alsoo dat datt
huys up den Gellerschen und die schuyr up Gulischen gronde
verblyven , van daer vort biss up dat steegh oft vonderen
in die Geleen ende soo voirt die Geleen aff biss an den
Kuchelaer, van den Kuckelaer uit der Geleen langs die Thuin
biss uff den vloedtgraeft vort van dar langs die Thuin
an der sypen stain, alsoo dat die Geleen boven den Kuckeler
ende die Tuyn an dem Kuckeler ende sypen die hoicheyt
-ocr page 38-
— 36 .—
scheyden on die Kuckeler en sypen in die Getlersche hoicheyt
verblyven ende die Bempden ende andere Erfschaft so
over die Geleen ende Tnyn nae Uieteren liegen in die
Gulissche hoicheyt gehoeren; van dem Tnyn der sypen langs
Berndt van Gressenichs Bempden ende langs Rochus Bempden
ende langs Tlüer Qwalichs Bempgen hinder dem huys ende
langs Pollarts Bempden biss up die Leymkuyll, daer ein
brugge plag to slaen alsoo dat die vurss. Berndt van
Gressenichs Bempden
ende Rochus Bempden , Thier Qwalichs
Huys
ende Bemptgen, derglichen Pollarts Benden in die
Getlersche hoocheyt ende die Kessels ende Lysbercks Bembden,
voirt alle andere Bempden ende Erfsschaff\'en nae Weieren
in die Gullisschen Hoogheyt gehoeren sullen; van den Leym-
kuylen
upt landt van Putten vort all den graff aff in einen
graff dairtegens gelegen die vijf bome, van daer doer den
ho/f\' tho Boeningen , also als die alde schuyr daer plag to
slaen, over den Denne achter door den Bongardt, van daer
in Vencken hoeff\'ken, van daer oever die straet doer Boenin-
ger bempden
bis an den stappen by dem fonderen, van den
stappen bis an die kuyll der oversten kanails o/ft rennen in
den doden broick.
Wes Bempden olie Er/l\'scha/ft nu vermoge
descr voorss. reynigen up der einer oft der ander syden
lygen ende bequam werden sullen mit aller Hoocheyt oock
da hin gehoeren, doch sullen die van Dicteren ende Back-
hoven
wanneer die Bempden aepen lygen, up den Kuckeler
ende Sypen wie van alders, mit oerer beesten die voir
ende nae weyden mit gebruyeken , ende durch die van
Roesteren dar innen nit verhindert werden, ende off der
van Roesteren beesten door die Tuyn wanneer sy aepen
lygen loepen, mag men sie kehren oft uith dry ven ende
nit schutten, so vern sie niet dar in gedreven oft gehoidt
werden; derglicken sal idt oick up den Kuckeler ende
-ocr page 39-
- 37 -
Sypen mit den willigen gehalden werden, ende ein jeder
der synen gebruicken woe bis her geschiet,
Ten vierden in den gebrecken tusschen den van Susteren
ende Lieteren ther einer ende den van Echt ende Uphoven
ther ander syden belangende die Hoocheyt ende Gebrueck
der weuUn mit den Beesten up dem Doedenbroick, Hambroick
ende Veheweyd ende van der bepaeling up dem velde
tusschen beide gelegen is gutlicken verdragen, dat die
hoicheyt in den dooden broick sal gedeillt werden , nemlich
van die Kuyl des oversten Canails by den vloedtgraff dwers
over den Dodenbroick recht uit bis aen die hegge daer die
voetpatt aen dat Dodenbroick schuyt, alsoo dat dat deyll
nae Boningen bempden ende velde, Overmeer gcnoemt, tho
Susteren
ende dat ander verblyvende deyll neest den
vloetgra/f mit der hooicheyt tho Echt gehoeren sall, ende
dat die voetpatt oft foer van den Dodenbroick over dat
velt in Cormtz graeff daer ein steyn ligt, recht uit biss op
die straet die scheydung der hoicheyt syn ende blyven sall.
Ende als die van Susteren ein deyll des Hambroicks ende
die Veheweyd samen in oere bepaelung gain, ende die van
Echt dat gantze Hambroick, ende eyn groet dheyl vander
Veheweyden, biss aen den wittensteyn nae sich gaen , so is
verdragen dat solick geschillen tusschen beyder dheils
reynungen halff ende halff gedeilt sullen werden , alsoo
dat t\' gene soe nae Dieteren velde gelegen mit hoicheyt tho
Susteren
ende dat ander dheill tho Echt gehoeren sall, ende
sullen tusschen beyden Paelsteyn gesat ende in den
Gemeynten vurss. Graven upgevvorpen werden die hoocheyt
tho intscheyden. Ende soveill die Velie-driff\'t ende Weid
der Beesten aengaet, sullen sie in den gedeilten plaetsen,
so wel in den Dodenbroick als in den Hambroick ende
Veheweid tho gelijck gebruycken, ende dat grass mit den
monde dheilen , avers tho geiner syden sal men plaggen
-ocr page 40-
— 38 —
of\'t reysschen mehen. Ende ingefall mit beyder deilss bewil-
ligung hiernamails bedacht wurde, dat eyn jeder up syner
syden verblyven soll mochten sie oick doin. Ende van
dem wittenstein sall die reynunge en bepaeling voirt oever
ghain up die platz dar vermaleten eick gestaen heeft, van
dar vort op Nelis gra/f, van daer dwers doer dat Venne
all die Laeckbane aff tusschen Sttsteren ende den heseler
broick
bis up die Rheyn eyck ,
ïen vunfsthen als tusschen den Ampteren Montfort ende
Millen ende sunderlings den Underthanen van Echt eins,
ende den van Fucht, Havert ende Sae/felen anderdeils van
der Hoicheyt , Gerechtigheyt ende Gebruyck des Waldts ende
Gemeynten lange tijdt twijst geweest, ende aver in den
jair vyffthien hondert negen en dertigh up den sievenden
dag van May tho Montfort ein verdrag upgerigt wie id
mit der Geregtigheit ende gebruick der onderdaenen tho
beyden deillen sall gehalden werden , ende hoe well dar
innen oick allerley gcbrecken gefallen, so is dog jetzundet
mit bewilligung beider partien wederomb verdragen ende
verabscheydt, dat men sich to beiden deillen dem selven
verdrage to Montfort opgericht wie die tho ende dusses
affscheyts van wordt tho wort salll gestalt ende inseriert
werden, in allen puncten ende artijckelen gemeeshalden
ende van geynen deyl daer tegens gedain ofte voirgenomen
werden sall. Dweill aver in dem vurss. verdrage die be-
paeling der hoocheyt uit uitgedruckt ende derhalven oick
twijst geweest, alsoe dat die Amptluiden tho Millen idt
daer fur gehalden, dat ein deill des waldts in die hoocheyt
tho Millen
gehoeren solde, so is up behaegen wie vurss.
verdragen dat die hoocheyt des vurss. waldts tho Montfort
gehoeren , en" dit bepaeling ende scheydung der hoocheit
lussclien den Ampteren Montfort ende Millen syn en
-ocr page 41-
— 39 —
gehalden werde~sall in maeten vvoe her nae folcht: Ten
eersten van der plaetsen daer die Rein Eick op der Laeck-
banen
tusschen dem Susterer ende der van Havert ende
Echterbroick gestain heeft, all die Laeckbaen recht uit na
dem. bossch to bis up den wegh der langs den bossch gaet,
vort al den selven wegh op bis an den Heilre, van daer
langs den Heilre bis up den wegh der nest den graven
ende heggen van dein Stae/feler vehlt gaet, alsoe dat die
Heilre in die hoocheit des Ampts Millen verblyven sall ,
doch voirbehalden dat die van Echt, wanneer Eckér up
den Waldt is die vereken oever den Heilre biss in die
saeffel sullen dryven ende drencken mogen, woe van
alders gewoinlig; vorts den jetztgemelten wegh allet uit
langs de voirss. hegge ende graeff\'en by den Staeffeler velde
dwers over die straet die in Staeffelen gaet allet langs die
ander heggen bis an die Lewenbock , van der Lewenboecken
die Landtwerung aff bis an gen sandtgaet, van dan die
Landtwerung aft\' biss up den Doven poell van den üuven
poeli
bis aen die seven bonre up dem Hidterkamp , langs
die hegge des hulteren kamps biss an dat lantt so in dem
selven kamp ligt ende einen Burgher to Vucht tobehoert,
van dair langs die ruwe hegge so daeromme gelacht is bis
an die Hulterstraet alsoe dat die Hulterkamp to Echt ende
dat stuck landts, so demBurger van Vucht toebehoert, to
Fucht gehoeren sall , vort die hegge up bis an die heide,
jedoch sal die straete geheel Gulissch verblyven ende die
voedtpatl ende stegh so oeuer den Hulterkamp gaet sal ver-
blyven, ende van den van Vucht onverhindert gebruyekt
werden ; vort oever die Hulterstraet langs dat Hulterveldt
ende der van Vucht erff biss an dat ort desselven veldts,
van dem orth den wegh recht uyt bis op dat ort ende
graven tusschen Tieler ende Rijndtwegerveldt, daer ein
i
-ocr page 42-
— 40 —
wegh van Tieler veldt afFcompt, van daer den wegh up
neest dë velde biss an die platz- dar die Streupeick gestain
heeft, van dair dat velt langs biss up die platz dair die
Panhuys ekk gestain heeft, van daer dat veldt langs biss
an Harenre dhaill, vort om me den selven Harenre tlhaill
wederumb aen Harenre veldt, vort langs Harenre veldt bis
op dat ort desselven veldts, van daer recht dén wegh op
langs die ekk so by dat bihlen-stocksgenstraet, vort den wegh
recht aff langs dat erve dat die Cluise up staet biss an
Kupgens schorensteen, doch sal Kupgens huis ende er ff" so
daer aen ligt op Gelrischen Gronde verblyven ,
Ten sesten, als oick tusschen den van Echt ende den van
Kareken der hoocheit, weidtganckt, drifften ende des Heeren
van Milendonck tho Schlaelis halven irtbomb geweest, syn
solcke gebrecken verdragen : Erstlich das die scheidung
ende bepaeling der hoocheit tusschen den Ampteren Heins-
bergh
ende Montfort hin forder syn sal, van dem orde an
Kupgens erve recht uit door die Brantlaeck bis op dat ort
des Heeren vail Montfort bempden tegens Karcke naert bosch
an den Graeff also dat die selve bempden mit sambt de
Dham ofte Wahl inde hoocheit van Montfort gehoeren sal ;
soviell oock den weidtganck aengaet sullen die van Kareken
ende insgelycken die onderdane des Ampts Montfort oeren
weidtganck ende vehedrifft behalden ende onverhindert ge-
bruyeken, woe solicks van Alders geschiet ende gehalden
is worden, so waill in des einen als in des anderen Herren
hoicheit ;
ende die van Kirckhoven sullen oick ire vehedrifft
dirglycken oeren gebruyek des plaggenmehens ofte heidt-
houwens
mogen behaiden biss aen die Brandtlaeck woe van
alders geschiet,
Ten sievenden in den gebrecken die sich tusschen den
van Vlodrop ende Kareken filialen hebben, is nae verhoer
-ocr page 43-
der saecken soviell die Hoocheit aengaet verdragen, da\'t die
scheydinge der koocheit syn sal van der plaetsen an dar
die Noppeneick gestanden beeft bis in die beke, al die beke
up bis an die Landtwehr ende so vort op Pottschorenstein,
dweill aver des Herren van Tusschenbroick ende Joirgem
van Hoengen hoeve so up der syden nae Vlodrop gelegen,
derglicken der Pastoir iho Vlodrop op der Heinsberchscher
sijden oock ennich Landt hebben, sullen die selve wanneer
dat veldt ledigh is, mit oeren biesten over die voorseyde
beke bis an die schudeick mit den van Karcken dryven
moegen woe sy van alders gedain.
Ten achten , aeugaende die twyst so tusschen den van
Lirop als Gellerschen eins ende den van Melich ende Hercken-
busch Gulisschen Onderdaenen des Ampts Wassenbergh
ander-
dheills geweest is, betreffen ettlicke Kempe ende Gemeinte
over die Ruir op der syden nae Melich ende Herckenbussch
liggende, is nae besichtigung ende verhoer der sachen ver-
abscheydt: dat die Ruijr an der voirss. gemeinden die Hoov-
heijt
scheyden ende de stridige Kempe ende Gemeijnten inder
Hoocheijt van Wassenbergh verblyven sullen, voorbehalden
den underdaenen then beyden syden oeres gebruycks ende
gerechticheyt, woe ein jeder solicks van alders gehadt heeft.
Ten niegenden "als sig irthumb ende gebreeken erhalden
hebben tusschen den van Besell, Belveldt ende hoe eins ende
den van Bracht ende Kaldekirchen anderdeils angaende thein
dheill die Hoocheyt ende sunst dem gebruick des flincken
ende heidhauwens, tor/fsteekens ende weydgancks in dem
Merlenbroick, so syn die selve gebreeken mit bewilligung
ende voorweten beider voirss. partyen, naevolgender
maeten vergliecken : ende tem eersten soviell die Hoocheyt
aengaet is verabscheydt ende up wallgefallen Keys. Majt.
ende Hoichgedachtes Fursten van Gulick verdragen , dat die
bepaeling ende soheydung der Hoocheijt gain sal uith der
-ocr page 44-
— 42 —
Maesen in die Aelbeecke ende uyt der Aelbeke die Vehe ende
Rijff\'erstraei recht up den Mirgelweg bis an den Ber<7, van
daer vort oever den Berg bis an den hoenderkamp ende
van daer langs den Muilenweg tot ter plaetzen boeven der
Moeiten naer Venloe toe , dair men ein Pael stellen sall,
ende van daer vorts over die Heyde recht uith biss aen
den Patt daer die Spitzeler Hondtschap den Vehe van dein
Bergh affdrijtt by dem Hoff to Molbeeck ende soo vort langs
die Erff\'scha/f desselven Hoffs in den wegh der tussen den
Kamp des gedachten Hoffs ende de opgegraeven Bempden
gaet, den wegh vort op doir idt Brokk bis up den
Steimveg den man noemt Konig Karls Weg under de
hoogen stall, de selve Weg vort regt uit bis an die vijff
eicken
, van de vijff eicken onder langs den Berg daer dat
Gericht up staet, dat Gericht Gelrisch, ende die ander syde
Gulissch , van dair vort bis in die Swalm. Ende belangen
den Gebruyck des Merlenbroicks is verdragen , dat die van
Bracht ende Caldenkircken oere Beesten die sie in oere
Hoeven ende Stellen vyt winteren in dat Merlenbroick
neffens ende met den van Besel, Kelveldt ende hoe , woe
van alders gewoonlich dryven ende weyden mogen , ende
van den uppersten orde van den stem ofte Konigh Karin
wege onder den hoogen stall naer den Hoeve genoempt
die Groole Hoeve linie recht uyt sal in der rechter midden
van den broock oft heiden ein pael gesat werden, ende van
daer recht door idt brokk biss up dat underste nae der
Maesen tho van den alden vuytgegeven Bempden, van daer
langs die Erffscha/ft des Hoffs tho Moelbeeck biss aen dem
bergh , in welcken voorseyden Bezirck sullen ende mogen
die van Bracht ende Caldenkircken mit den van BeselI, Bel-
feldt
ende Loe t\' samen jlincken hauwen ende die van Cal-
denkircken
sullen in demselven bezirck oock da selfs mit den
-ocr page 45-
— 43 —
van Besell, Belveldt ende Loe torff steken moegen , doch
dat den van Brackt ende Caldenkircken onbenommen sy ,
tusschen stall ende den wege tho Moelbeeck , daer sig die
Hoocheyt scheyden sall heyde te hauwen, aevers niet oever
den voorseyden weg, den voirss. van Besell, Belveldt en Loe
insglycken, voirbehalden tusschen den voorss. weg , ende
den Berg van Moelbeeck aft\' totten Hooyenstall to oeren ge-
bruyck van heyden, iveyden, torff\' ende flinckensteckens naer
alde gewoonte , dei\'gelycken off die Beesten van Beseü ;
Belveldt
ende Loe op den Berg ofte over den stein oft Ko-
nig Kavels
weg tem -bosschwart ongeverd ende ongedrieven
liepen, en sullen om Vrede ende Guede naberschap to onder-
halden niet gepandt offte geschutt, aver wel moegen te rugge
gekeert werden en gedreve sonder die selve to quetsen ofte
schedigen, ende so lang als men dat groene broick befrieden
sall ende sullen oock die van Bracht ende Caldenkircken in
\'t selve voirsoviell dat sich binnen de voirss. Limiten strec-
ken mag gein Torven oft (Hacken stecken oft hauwen mogen.
Ten thienden, aengaende die gebrecken tusschen den van
Lobbrich an einer ende den van Breill anderdeils is verdra-
gen dat die Nett oft beke soo van boessen heraff khomt,
wie sie nu loopt van dem achtersten steege an Peter Baren
pesschgen
up wege moellen an to rekenen, bis an dat Kir-
spell
van Leuth die bepaeling der Hoocheit syn ende blyven
sal, also dat die twee Moeien ende was up der syden van
der Netten naer Lobbroich ligt Gelrischen Grondt ende Hooc-
heijt
ende die andere twee Moeien, ende wat up der syden
nae Breill light Gulischen Grondt ende Hoocheyt syn sullen.
Ende zoo veel dat Torfstecken belangt is- verdragen : dat
tusschen der voirseder beken ofte Netten ende den Dijck
ofte Dham, so im Smaelenbroick under weg Muilen ligt
ende soo voirt recht uit up dat alde Berghfnd in gen Roid,
-ocr page 46-
_ 44 —
die van Breill ende Lobbrich tosamen sullen torven mogen,
doch niet up der Erffschaft, to dem Goede in gen Roid
gehoorig, ende under dem Goede in gen Roid sullen sie
oock tosamen torven , van dem voirseyden Bergfridt recht
uit bis up dat Moeien ratk, van Smelser moeien nae der
Nelten toe, ende als in dem selven broick acht Morgen
gelegen, die der Schollis ende etlijcke andere van Breill
voir erffschafft halden wilden, sullen der selvigen vier
Morgen fry gehalden werden, also dat die van Lobbroich
deer innen niet torven, aver in die ander vier Morgen
sullen sy glyek den van Breill torven mogen, oock sullen
die van Lobbroich in den beyden voorseyden broecken, dat
sy torven sullen, gras mit der Sichten mehen mogen glijcks
den van Breill, susz uit gescheyden die twee voirsz. plaet-
sen, sall ein jeder der voorsz. Kerspel mit den torff stecken
up den oeren blyven; so veel aver den Weidtganck belangt,
sullen die Beesten woe van alders ungeschut under einan-
deren gain ende die vier Moeleners sullen oere Demme
mogen maken ende die erde am unschedlighsten nemen ,
wqe sy van alders gedain ende en sall men niet mogen
ter eyner ofte ter ander syden voirnemen , dat mit die
voirss. Moeien wege eenighsints bespert oft verhindert
worden; ferner is up alle voirss. twisten veraffscheyt, dat
ein jeder van synen bempden ende erffschafft synen Chyns,
pacht, Thienden
, Khurmudden ende Renten betaelen ende
syn Gutt tolehen halden sall daer sich dat behoirt ende
van alders geschiet, oick susz ein jeder by syner alder
Fryheit unde Gerechligheyt verblyven; oft oick iuniche ver-
richnissen, updrachten, keupc ende verkeupe ofte andere
contrasten van ennigen erff ende Guederen an einen Gerichte
geschiet waeren, ende in desen Verdrage befonden geweest
dat solicke Erven ende Goeder onder ein ander Gericht
gehoerden ofte nu dain geordineert worden , soo sullen
-ocr page 47-
— 45 —
alsulke Perrichnissen, Updrachte, koepe ende cerkoepe ende
andere Contracten, die voir den anderen Gericht geschiet
waeren, darom niet van unweerde syn, sonder glycke wall
vorbestendigh gehalden werden, in aller maeten als ofl
sie an dem Gericht geschiet waeren; da hin solicke Erven
ende Gueder nu durch dissen Verdrach mit der Hoicheyt
gewijst werde en sulle up de plaetse daer des van nooden
syn wirdet paelslein gesat ende boem gepoett worden die
Hoocheit to entscheyden, derglycken sullen die Schollissen
ende Schepen to allen vier jaeren in der Quatirtemper
nae Exaltulionis Crucis up Frydaegh, wanneer idt Schadt
jaer is, tho beyden syden ende tho glyck die Bepaeling
beleiden ende tho sien, dat die Paehtein ende boem nae
dissen Verdrage onverandert gehalden worden. Alsus ge-
schiet ende gesloeten up behaegen Keyserl Maf. ende
Fiirsllic/te Gnaden to Venloe op Saterdagh den Negenthienden
Seplembris Anno vijffthien hondert en ein en vyfftig
en van ons
Commissaris Vurss. onderteickent. Alsoo underzcichent Nicolai
Johan Ghogrieff, ChristofJ\'el Wernher van Hoessteden, J; Bart.
Ahxander van Drijnborn, Jo: van Stalbergh
und G Gropper.
Hernach fblgt der vurss. ïractaet van Montfort.
So sich mennichfuldige irthum , twijspaldung, gewel-
tiche Misbruychung ind Oevertreddung lange tyden
van jaeren herwarls erhalden ind begeven hebben , tus-
schen den semenllichen Kerspels Luyden ind Under-
daenen der Gerichts und Dinckbanck van Echt eins, ind
den gemeynen Underthanen ind Kerspels Luyden van Vucht,
Havert
ind Saeffelen, anderdeils, daromb mennichfuldige
Dachfarten ind Bykhomsten to verscheyden tyden ind plat-
sen beraempt ind gehalden syn geweest, doch allenthalven
wo bevoorens in twyst und twyspalt verblyven, alsoo datt
tblgentz Anno Sieven ind twintigh den \'XXI. Martij tho
Slockhem eine nye Bykhompst tusschen gemelten Partyen
-ocr page 48-
— 46 —
iho beyden deyllen verraempt ind aldaer in Tegenwoor-
digheyt der Wollgebooren jonckeren Roprecht van der Marrk
Herren van Arenburch etc.
ind Meister Franlz van der Hulst
Raidt Ordinarius in Brabandt
mit toedoin Daniell van Ghoir
Stadthalter Her van der Wyer, Herman van Ghoir Stathalter
des Hertouchdombs van Lymbourg ind Her van Vyliaer,
ind
Johan van Groesbech Her to Groesbeck Drost tot Stockum, van
wegen Keyserl. Majt. in.der tydt in Naem ind tho behoeft
des Huys, Heerlicheyt ind Ampts Montfort au eine, ind der
verordente des Dourchluchtigen , Hoichgeboren Fursten
Hertougen tho Cleve, Gulich etc. Unsers gnedigen Her
ne-
mentlich Joncker Wilhelm Her tho Rennenbergh ind Suelen
etc. Johan van Palant Her tho Bergh ind Wildenborgh Landl-
drost, Wilhelm van Harve Her tho Alstorp,
ind Meister Peter
Klappis Doctor
in naem ind van wegen der Underdaenen der
Kerspelen Vucht, Haverden und Sae/felen anderdeils, ind is
aldair ter selver tyt ein gutlig Recesz upgerigt, beruerende
den Echter waldt ind den gebruich desselven ten beydeh
dheyllen , wilche van worde tot worde luydt als volgents :
Nae dien die Commissarij und Gedeputeerde va der Keys.
Maj. by name Joncker Roprecht Graff van der Marck ind
Arenburg, Burchgraff van Breussel, Her va Reeckom, Boi-
cholt etc. ind Meis*ter Frantz va der Hulst Raids Ordinaris
in Brabant, ind mit hun geweest Daniel va Ghoir Here va
Wyer , Herman va Ghoir , Stadtholder des Hertouchdombs
van Limbourgh, und Her van Vyliaer ind Johan van Groes-
beeck, Drost tot Stockom ind Her tot Huemen etc. ter ein-
der, ind die Gedeputeerde Commissarien van dem Hoichi
geboeren Furst des Hertougen van Cleve ind Gulich etc.
by namen Juncker Wilhelm Her van Renneberg ind van
Suylen etc. Jonckher Johan van Palant Landtdrost van
Gulich Her van Berge und Wildenburg etc. Wilhem Harve
-ocr page 49-
\\-
Her van Alstorp ind Meister Peter van Clapis Doctor ther
ander syden , diverse Communicatie gehouden hadden , so
tip Echter waldt als tot Stockum, aengainde die differentien
opgestain ind geresen lusschen d\'Fngesetenen van Echt ter
einder ind d\'Ingeseten van Vmht ind Ravert ter ander
syden, ind want die Gedeputeerde und Commissarij van
dei- Keyserl. Majt. voor gemelte Partyen gehoert, soe by
monde als by Geschriften bevonden van noode te syn,
gemerckt die gelegentheyl van der saeken umb behoirlyck
te procedieren, dat men dwalt dairaff van dem gebruick
desselven Qutestie ind Gescheel wer solde moeten visitieren
ind Copie hebben van alsulcke Brieven, als van wegen
der van Havert einsdeels hadde gelesen geweest, und dat
selve gedain men oock lnformatien nemen sold, soe vern
als dan den Commissarien voorgemelt noitduchte und oer-
berlig totten welcken die Gedeputeerden und Commissarien
van der Keyserl. Majest. in allen gereyt waeren, indien
sóo verre als in hun were nae te volgen und die Gedepu-
teerden Commissarien des voorgemelten Fursteri Hertogen
van Cleve ind Gulich bedogte, dat des van geynen noeden
en wer, besonder gemerckt dat diese Dachfart mer en
were angeheven, umb mitter minnen ind mit frundtschappen
te communitieren, oick seide egeinen last oft macht te
hebben va hueren Furst dat also to doin olt to laeten
geschieden , niettemin in dem dar inne die Commissarien
ind Gedeputeeiden der Keyserl. Majt. solden persisteren,
begeirden dairvan huren Her ind Furst te advertieren umb
by hum syne gude beliefften geweten dair nae te volgen;
und want die Gedeputeerde Commissarien der Keys. Majt.
voirs. by diverse reden und middelen persisteerden in
luier voirgemelt voirnemen, so is by allen den voirgemelten
Commissarien-ind Gedeputeerden einsementlyck geaccordiert
-ocr page 50-
— 48
iiid geschloeteu voir ein affscheydt dat die voirgemeltc
Commissarien ein jegelyck van den voirgemelt is, synen
Prince ind Fursten sal advertieren ten einde dat elck van
hun den anderen sal moegen advertieren hoe sy in mey-
nongen syn, dat herinne voirder gedain ind gehandelt sal
werden, t\' sy ander Dachfarten to halden oft niet, und ten
einde dat tusschen middelen tyden egein ongemack forste
oft gewalt tusschen den voirgl. partyen en geschie, is
geordineert indgeschloeteneindrechtelicken, dat die voirge-
melle partie op d\'indignatie van hueren Prince ind Furst,
hangende diesen niet en sullen procediereu by wegen van
feyte, mer sullen schuldig syn te regulieren als hier nae
volghl, to weten : Dat die van Vucht, Haverl ind Sae/felen
sullen twee dage in die weke des Maendaechs ind Frydachs
mogen doetholt liggende in den Bosch raipen ind oick
aff bauwen breinnen Hertenholt, sullen niettemin oick mogen
raipen snaden oft ryseren, die die van Echt laeten liggen
verstroet ind niet gehoept sonder vorder innich ander op-
gainde Holt ie moegen affhauwen, sullen oick moegen
weiden in den voorgl. Bussch huere Beesten ; beheltelyck
dat sie gehoedt worden, dat sie niet en gain aio noch
op\'t jonck Holt, niet boeven geschreven, noch geen dry
jaer alt synde ; sullen oock muegen die van Vucht, Havert
ind Sae/felen op hun syde und buyten den Hoult oft Walde
heyde moegen hauwen, niet alleen op die twee voorgl. dage
mer oock up anderen bequemen tyden then minsten schae-
den, ind daer gein hoult en sleit;
und so vern in ennich van
desen Puncten contrarie gedain sal syn, sullen die geene
die contrarie dede bruiklich ind pandtwer syn, tot elcken
reysen twee pondt Vlems off op gnaid, sonder hier mede
eenighsints te verclaeren offte t\' selve toegelaeten is by
gracien oft van rechtz wegen; ind en sall niemants mogen
penden dan die geswoeren voerster off eenich van dyen,
-ocr page 51-
— 49 —
mer sullen die van Echt, daer by moegeii komen helpen
oirkonden; und soo vern die gepanl sye synen keur niet
en betaelt, sal die Drosten van Millen des voirsoieht synde,
van dem Drost van Montforl schuldig syn den die gepant
is, sulcz te hebben, dat hie den kuer oft broicken voorgl.
betale, sonder verdrag oll dem selven in dien te hebben
recht ende justitie te verwachten voor Scholtis ind Schipenen
van Echt ind t\' selve des die voorgl.
Scholtis ind Schepenen
van Echt wysen sullen genoich syn und t\' selve te gedu-
rende totten naester Dachfart und tott datt dar inne vorder
sall syn gehandelt, off to lange den voirgl. Princen helie-
ven sall ind niet langer. Dit geschiet ind verdraegeu tho
Stockom mit Underteeckeninge der Gedeputierden Commis-
sarien hieunder beschreven, op den ein und twentichslen
dach inde Meert Anno vijtfthieuhonderl und sieyeu und
twintich. Onderschreven stont Roprecht Graff van der Marck
und Arenburgh, Frans van der Hulst, Rennenbergh LandlDrost.
So nu midler tyt avermaels die genanten Partyen
to beyden deillen diesen voirberoerten Reces niet nahe
komen dan mennichf\'aldiglick overtreden, und der oirsachen
die van Vucht mit hoeren tostant vurss. up den lesten Landt-
dach tho Ruremtmd vur den verordente der Bannerheren
ind Sleden des Furstenthumbs Gelre und Graeffschap Zutphen
clachtich geworden, ind oever die van Echt suppliciert,
ind is die saecke durch gedachte Verordenthe der Landt-
schap to einer besichtinge remittiert, und au raede des
Durchluchligen Hoochgeboren Fursten, Hertougen to Gelre,
Gulich, Cleve ind Berg etc. unsers gnedigen Herren, ind
der Verordente des Furstendombs Gelre ind Graeffschap
Zutphen, die tusschen den Underdaenen der Kerspelen van
Elmt ind Swalmen de besichtinge t\' doin verordent, als
dan by den selven dese besichtinge gelichfals to geschien,
ind daer nae dar in gedain to werden, wes recht, redelick
-ocr page 52-
— 50 -
ind billich syn stil , Demnae hebben Hoichgemeltes
onsers gnedigen Herren Raede nementlich die Eirwirdige,
erentvesten ind fromen Her Johan van Vlotten Proest tho
Sancten, ind Scholasler tho Aiken etc. Diederich van der
Lippe, gênant Hoen Her tho Ai/ferden ind Gribbenvorst, Drossert
des Lanls van Kessel, ind Verordenthe der Landl.schappen,
nementlich die eienveste ind {rome Erbare, ind (\'ursichlige
Gocssen van Honsseler Drossert tho Krackauwen. Johan Her
to Elmpt ind Burgaitw, Alert van Ghoir tho Kaldenbroick,
Meister .lacob Catiis der rechten Lwentiaet van wegen der
Stiidl Nijmegen, Patich van Camphuysen van wegen der Stadt
Ruremonde, Johan van Cruchten, van wegen der Stadt Venloe,
die seinentliche gebrecken up der strydiger malstatt naer
noitturffi allenthalven genoichsam besichtigt und folgenlz
beyde parthien itliche mit synen bescheydt, schijn ind
bewijs grundtlich verhoert, duersieu ind betracht, so dan
die van Vucht mit hoeren Adherenten erliche alde brieven,
einen de dato im jairen 1216, den anderen de dato 12** ,
den derden de dato 1288, den vierden de dato 1392,
mit anderen schein ind bescheydt getoent hebben, dar mit
sic sich to dem Echter walde int gemeint gerechlicht to
syn erhalden , dar tegen die van Echt vilveldich schein
und bewijs vurbracht, waer mede sy gedachte van Vucht
vermeinen van der Gemeynten aff to keren , so dan nu
durch den willen des Almechtigen beyde Furstendombs
Gelre ind Gulich tot lyfflicher eindracht ain einen Fursten
tinseren gnedigen Herren gekommen syn, umb dan tussch\'en
gemelle partyen frundliche naberschap to underhalden, ind
nemants an synen rechten noch lanckwyligen gebruich to
laeten verkorten, hebben opgemelte Furstliche Raide und
Verordente des Furstendombs Gelre ind Graeffschap Zutphen
mit verwilligung beyder partyen sich eindrechtlich verdragen
ind uitgesproeken als hier nae volgt:
-ocr page 53-
— 51 —
In den ersten dat der Reces in \'t Jair 1527. den XXI.
dag Martij tot Scockum upgericht in allen synen artykelen
und inhalt van beiden deillen bestendig gehalten ind ach-
tervolgt werden sall , ind hebben dem selyen Reces noch
tot ordentlicher onderhaldunge und beterunge des Waldts
vur sich tho gedain, als dat niemant van gedachten partyen
van nu voirtain geyne Geyten ind geyn Schuep in den
vurss. Waldt dryven en sullen ten euwigen dagen to, ten
were saick dat sich voirgl. partyen hiernaemails mit fur-
wieten ind believen unsers gnedigen Herren eindrechtlich
sich des anders verdroegen.
Tem andere sulle die va Vacht, Havert ind Saeffelen
hoer Holt dage und gebruyck desselvë" haldê" nae inhalt
des Reces to Siockum gegeven, mit den todoin dat sie alde,
verdorde, doede stocken so op den walde stonden und men
den jongen Holtz geinen schaide niet en dede, mogen uyt-
werpen ind gebruycken op voirbenoimpte dage ind anders niet.
Ten derden sullen duckgemelte beyde partyen mit den
anderen verglycken, ende den rechten drittendeill des
Waldts vurss, gelick affschlain, bevreden ind ungebruyckt
liggen laeten acht jair lanck , oft\' so veul langer als die
noitturfti des erfordert; und als die tyt unibkornen is, .soo
sullen sie den bevreden vurss. in maeten als vurss. gc-
bruicken ind ein ander derdendeill des Buss weder be-
l\'reden, ind den selven die tijdt der acht jaeren als vurs.
uiibruyckbaer halden; und nae i.mbganck der jairen alsdan
sullen die twee dheill die bevredet geweest syn gebruyekt
werden und dat leste derdendeill befredet werden, und
volgens die ordnong ten euwigen dagen to onderhalden
und sonder voir\\veten und believen unsers gnedigen Her-
ren, und beyder Partyen eindrechtlich die Waldts gegen-
wirdige opgerichte ordnonge niet veranderen, und \\vor nu
-ocr page 54-
— 52 —
van beyden Partyen in der Geyten und Schaep opdritï,
und in der Befredung des dritten deils des Busch man-
gelich befonden wurde der sal daer an gebreuckt hebben
tot ellicker reysen Vier pont VUmisck. Sal men ouch
jederen voii\'gl. Kerspelen hoeren weg wysen und halden
nae dem minsten schaede, up dat unbefrede deill des
Waldts lo mogen kommen und gebruicken sonder den
befrieden Waldt in synen Vredungen to verhinderen of\'t
beschadingen ; vorder sullen alle Broecken uythgepant
werden als hier nae volgt: Nementlich datt van nu
vortain uiemant up den Bussch ott Waldt den anderen
sall muegen penden anders dan die dry gesworen Waldt-
voersters van Echt und der Scholtis , die Burgemeister,
die Schepen ind twee Gerichts Boeden daer selftste; ind
die Waldtvoersters sullen goede, frome, erliche, unberuch-
tichde, geloeffliche Luide byn und wes diese voirss. up
hoeren Eydt uithdragen, dat sal geleufflich und bestendich
gehalden und erkant werden, ind off die selven iemant
penden wolden und der selve sich der pendung weigerden
off entliep den sullen sie simpelich und guetlich aenroepen
ind dan met recht forderen, dat sall so bundigh syn off
sy den selven aen syn Weer ind Waepen gepandt hadden
und der selve sal alsdan dobbelde Breuchen geven daer
hee sunst einfeldige schuldig were; ind der Drosset tho
Millen in der lydt is off khomen mach, sal gehalden syn
den bruckhafftigen in den Hoff ind Hoffs Gericht to Echt
lo schicken, umb sich der Bruecken mit recht to entwereu
off to betaelen so duck als sulcz oit gebeuren sall, off
oick die van Echt in der updrift der Geyten ind Schaep
und ind der bevredung des Waldts tot eeniger tyt breuck-
haffiich bevonden wurden, sullen die selve glijcksfals die
Bruecken mit recht off mit gelde affdraegen , regt und
also off sie uitheymsche weren, ind daerinne en sal dal
-ocr page 55-
— 53 —
Gericht niemant schoenen off aensien, het sy wes Stants
off Staets her wesen mach, dan sullen uprechtigh richten
und wysen op hoeren Eydt, und alle andere ungeburliche
pendungen sullen nu voirtain verblyven und niet vurge-
nomen werden; wer die selve doinde oft vurnemende
bevonden wurde sall der selve an Lijff und Gutt straeff-
baer syn in exempel van anderen; so auch dese Waldt-
voerster, Scholtis, Burgemeisteren, Schepen, Geswoeren,
Gerichtzboden vurss. jemant pandtbaer off bruchafflich to
syn, mit unwaerheyt aenbrechten, und sulcz mit t\'romen,
unparlielichen Luyden den selvén genoichsaem overwiesen
wurde, sal der selver ter hoichster kheur ind straff Mynem
Gnedigen Herren vervallen syn, ind stain ter straften
Lijffs und Gutts; ouch en sullen die van Echt, noch die
Waldtvoersters by hoeren Eide niet gestaden, dateenige
Naeberen off dorpen, die tott den Echter Waldt und Ge-
meinten niet van alders gerechticht syn geweest , dat
Waldt heyde und Gemeinte in einiger manieren sullen
mugen gebruycken ouch geine giften, gaeven off gonsten
van jemant derhalven entfangen.
Naedem sich dan in voortyden mennichfoldige gewelt-
liche daitliche handling ind doitschlege in anders an
beyden syden erlyeden begaen syn, umb dan eens voir
all derhalven ein erff-soen ind eynicheyt tusschen gemellen
partyen to maecken und guetliche frundtliche Naberschap
vorder onderhalden, soo hebben Hooehgemeltes unsers
gnedigen Herren Raide ind Verordenthe der Landtschap
vurss. eindrechtelich uitgesproecken, ind overmits diesen
uitsprecken, dat alle folche geweltliche overgrijff, daitliche
handelinge, doitschlege ind ander moitwill, woe sich die
ouch enichsints bis an her voir dieser tydt begeven
mochten hebben , vort alle gerichlhangende umgeende
Iwyst des Waldts halven, voirt van den geweldtlichen
-ocr page 56-
— 54 —
daeden ind brueckent herkommende, und wes burgen ein
den anderen dairvoir gesat muchten hebben to diesen
dage to, sullen to samen doett, to niet ind quijdt syn
ind wat schaden jeder daerover gelieden heelt off verteert
hebben, oich sall jeder den schaede selver draegen ind
betaelen, und niemant en sall den anderen darvoir nae
datum van diesen mit recht off anders hebben antosien ,
dan sullen sig nu voirtain als eins Fursten gehoirsaem
l\'ndersaeten in frundtlicher, lieflflicher Naberschap erhalden,
ind hier enthenders sall einen itlichen syne bepaelinge
und alde gerechticheyt unvercordt vurbehalden syn und
blyven.
            Vorder so sich die van Vucht, Havert und
Sae/leten to dem Mast und Eickell des vurss. Waldts ouch
gerechtigt to wesen antrecken, darup hoeren gebruyck
atlegierende, dar tegen die van Echt hoen geiner gerech-
ticheyt off behoerlycken ïytell des gebruycks gesteu-
dich; So dan der Hoichgeboren Furst unser gnediger
Herre als der Landtfurst und Her van wegen des Fur-
stendumbs Gelre und Huys Montfort mede to dem Waldt
gerechticht is, hebben Furstliche Raide ind Verordente
der Landtschappen mit believen der Partyen den iweys-
paldt gestalt an syne F. G., in dem f\'all so wes syn G.
dar van erkennen werden sullen duckgemelte Partyen
sonder wederspraeck halden, und vollrecken, ind is darup
up syner G. gemuedt und uytspraecken, dat die van
Vucht, Havert und Saefl\'elen to samen van nu vortain to
den Ecker und Mast gerechticht syn sullen, in der voegen
als hier nae volgett und anders niett, als nementlich: So
wanneer ein voll Ecker west und geraedet, alsoe dat die
van Echt iren Ackerman, der perde und ploich heeft, seess
Vereken to geve- to eickele-, so sullen die van Vucht,
Havert und Saeffel up dat Waldt hebben vijl\' und t\'seventich
Vercken ind niet mer, vurbehalden dat die selve mit der
-ocr page 57-
— 35 —
van Echt lser gebrand werden sullen ; ende als geinen
vollen Eickell is sullen sy alsdan nae advenant des eckers
genieten und misgelden ain den vurgte getaill, daer nae
dat die van Echt hueren Ackerman genieten laeten ; des
sullen die van Vticht, Havert und Saeffelen der Heilliger
Kercken to Echt van illicher Vereken geven, als sic plegen
und van alts gewontlich , nementlich einen Johannes Bras-
pennynck
oft die weerde darvoir; und sullen hiermede
duckgeroerte Partyen aller hoerer irtumb ind twyst gutlig
ind frundtlig entscheiden syn und blyven , nu ende ten
eeuwigen dagen, to oirkondt der waerheydt syndt disser
scheidt-reces dry van worde to worde gelyckludende, und
mit Hoechberoembtes unsers gnedigen Herren Siegel bestedig
opgerigt, der unser gnedigen Her ein an synen G. behalden
und jederen Partyen, den van Echt ein und den van Vucht,
Havert
und Sae/felen dat ander hebben , laeten to stellen.
Actum tho Montfort den seoenden Dagh May Anno 1500 nuyn
und drissig.
Ondergeschreven D. Prcepositus Zanteilsis D.
de Aeff er den, Drost van Krackanwen
, Hoentzeler, M. Jacob
Canis, Alart van Ghoir
und getzeickent J. Schenck.
Dwijl wyr dan van wegen der voirgemelten Amptluide ,
Bevelhaver und Undertanen unsers Furstendoms Gulich
angesoicht sein unsere meinong und believen uff den
vurss. Verdrag zu ekleren , und wir zu underhaltung der
guder Aliancien, so mit Hoichgenanter Keyserl. Majt. uff-
gerigt begeiren und geneigt sien, dat alle gude f\'rundtlige
Naberschafft und frid zusschen den Underdaen beyder
Furstentumben, underhalden, und alle oirsachen van zwey-
dragt und beswereng vermieden und verhoedt werden
moegen, so haven wir Hertzog etc. vurgeroirt nach furge-
hapten Rait den vurss. Verdrag in allen synen puncten
und artickelen hieboeven inseriert, fur uns, unsere Erven
-ocr page 58-
— 56 —
uud Nachkomlingen Hertzogen und Hertzoginne~zu Gulich
approbiert und ratificiert, approbieren und ratificieren over-
mits dissen unseren Brieft und willen dat der selviger
Verdrag gentzlig und unverbruglig gehalden werde , und
zu merer bevestigung desselven, und umb all misverstandt
und nuwe oirsach van irtumb zu verhoeden , haven wir
vernigtigt und vernigtigen hiemit alle beifuege, beraemungen,
und beleide, mittsambt Kundtschafften und Certificatien so
fur dato van diessen gehalden und gedain , welche dem
vurgeroirten Verdrage, oder innichen Puncten und Artickelen
desselvigen zu vvidder und willen das denen , so vill als
sie den vurgenanten Verdrage und Abscheide zu gegen
sein mogen, gein Gelouve gegeven werde. Des zu urkhundt
haven Wir Hertzog etc. vurgemelt Unser Ziegell an diesen
Brie ff doin hanghen. Gegeven, zu Duysseldorff\' in den Jaeren
unsers Herren duysent vunff\'-honderd und vier und funffsich
<ten zwelfsten dagh des Monats Aprilis.
Aldus onderzeickent
eude ondergeschreven WILHELM Herzogh tzu Gulich etc. V.
NB. Bevelh. meins gnedigen Herren Hertzogenn etc. Hoichgemelt
Ger. Jul.
Onderstont geschreven gecollationeert tegens de
Originale Brieven van Coniirmation, ende is bevonden
accorderende by my ende onderteickent J. Berty. Leger stont:
Gecollationeert teghens seecker oudt Quohier in de Con.
Majls. Reeckencamere berustende, onderteickent als boven
ende is daemede bevonden t\'accorderen oirkonde myne
Signature ende Cachet der voors : Caemeren, Was Onrierss.
G. Schouten. Ter syden was gedruckt eenen Zegel van
syne Con. Majt. van Spanien mit roode Syde daer aen
vast geheght.
Dese tegens de Authentijcke Copie Gecol-
lationeert is by my onderss. Secretaris der
Stadt en Heuft-Gericht ECHT bevonden te
accorderen ,
Quod attestor.
-ocr page 59-
III.
Weert en Nederweert.
De stad Weert en de heerlijkheid Nederweert waren
bezittingen der oude graven van Horne. Zij maakten geen
deel uit van het graafschap van dien naam, maar stonden
onder het hooge gebied van het vorstendom Gelderland,
en werden door afzonderlijke reglementen bestuurd. Zulk
een reglement treffen wij aan in een stuk des jaars 1482,
dat hier volgt. Het is eene soort van inhuldiging of
»blijde inkompst" door graaf Jacob II aan zijn trouwe
onderzaten van Weert en Nederweert verleend. Het oor-
spronkelijk document bevind zich in het archief der stad
Roermond en word voor deze uitgave bezorgd, door den
Heer J. B. Sivré, archivaris van gemelde stad. Eene
oude copie van dit stuk, in ons bezit, heeft tot opschrift:
«Copie van zegel ende brieff van Jacop II grove van
Hoerne, heer van Weert ende Maesland, gegeven den 23
febriarii 1482, in deszelfs blyde incompst":
Over Weert en Nederweert kan men raadplegen: Wolters:
Notice sur Ie comté de Horne en Poel: Beschrijving van
het hertogdom Limburg (1), alsmede het chronijkje van
Weert met de bijbehoorende stukken en ophelderingen in
dit deel der Publicatiën uitgegeven.
Eene "blyde inkompst" voor Weert en Nederweert.
1482.
Wir Jacop greve zo Hoerne, heere zo Altenae, zo Cor-
terschem ind zo Cranendoncq etc. doen condt ind bekennen
dat wir int ierste inkommen onser graefschap ind landen
(1) Over het graafschap en de graven van Home raadplege men tevens ons
opstel getiteld de Loonsche lecnen in Limburg. Publ. etc. du Limb. t. VIII
p. 48.
?
-ocr page 60-
— S8 -
van Hoerne mit naemen Weerdt ind maeslant, van onsen
gemeynen ondersaeten, hulde, eyde ind onderdanighschap
ontfangen, ind denselven wederomme hulde ind geloiffde
gedaen hebben, nae gewoenheit onser voorsaeten, van
beyde syden gelyck ondersaeten hoeren geboerenen heere
ind wideromme een heer syn ondersaeten gewoonlich ind
schuldich syn te doen, ind, want dan zedert der voors.
huldingen onse lieve ende wael geminde ondersaeten van
onsen twee dinghbancken van Overweert ind Nederweert in
onsere voors. graefschap gelegen ons te kennen gegeven ind
voirbracht hebben van seeckeren gebreecken ind onbe-
quaemlickheden, daer by sy verkurt ind overvallen worden
boven alder gewoenlickheiden ind herkomen, \'doch vast
onder veele saecken in eenige speciael puncten, te weeten
van belastinge, van Gheistlichen geboden, boven dry punc-
ten van alde herkommen van Overtastingen van onse
paeleu van onse heerlickheiden ind principael van
Bockholdt aen den kant gelegen ontrint Wivelterbroeck,
voirt van belastingen van tollen buyten lants, ende be-
sonder van affnemen van onsere beecke nu onlang ge-
schiedt, komende vuytten lande van Loon, van omtrent
der moeien geheyten Nedermoelen, tusschen den heerlick-
heiden Briede ind Boickholt gelegen , geheiten dat Kaar,
der gelycken van vuytgeven van gemeinden by onsen
rentmeisteren daegelic gehanteert , ind van overvallen
onsere amptluyden ind dieners, onsen huysluyden haere
peerden affvoerende, ind buyten lants voerende mit vast
andere ongewoonlickheyden boven guede alde gewoon-
lickheyden, boven guede alde gewoonten ind herkomen,
ons biddende wir sy van den vurs. ind allen anderen
nieuwen opheven, die hun boven recht ind reden over-
komen weren, off aenkomcn moichten, wulden vursien,
beschermen ind dair van onilasieu , aengesien die guede
-ocr page 61-
— 59 —
onderdanigheyt, trouwe bystandt, ind behulp die ons die
vurs. onse guede luyd ind .ondersaeten van beyde der
voors. onsen dinghbancken van Overweert ind van Neder-
weert
mit hoeren lyve ind geuden dickwile gedaen hebben
ind noch doen mogen in koemende tyden : Soe ist dat wir
voor ons ind ons naekommelingen greven zo Horne ind
alle hoeren naekommelingen geloefft ind gegeven hebben,
geloeven ind geven dat wir sy nu voortaen ten euwigen
dagen toe sullen van allen belastingen van geistlichen
geboden vryen soo onse alderen vur ind wir naer bis
noch gedaen hebben, oick sullen wir sy by haere pael-
steden ind by onsere heerlickheit tegens die vurss. van
Bockholt ind alle andere, ind desgelycken by hoeren vry-
heyden van tollen behalden nae allen onsen veimoegen ,
wir willen en sullen oick die voors. beecke onsen vurn.
gueden luyden van Weert afFgenomen by den eerweerdigen
ind goede vader, heeren Lodewyck van Bourbon bisschoffen
zu Luyck, greven zu Loen, etc. widder werven ind kry-
gen, alsoo dat sy der sullen gebruycken van nu voirtaen
ten eeuwigen dagen toe, gelyck sy altyt vur bis in den
voors. affhemonge gebruyckt hebben, beheltelick ons dir-
selver tot onsen grafften, wyeren ind anders te gebrucken,
soo dat van alts bis noch herkommen is, ind off in
toekomender tijden eenigh gebreck daerin geviele, des
sullen wir hon affstellen souder indracht off wederseggen.
Sy sullen oich alle gemeinden binnen der vorss. twee
dinghbencken gelegen, dat is die heide, weide, water ind
land , broich , bosch ende brant mit des daeraen cleven
mach, ten euwigen dagen toe gebruycken, gelyck sy van
alden herkommen tot noch dat gedaen ind herbracht
hebben, ind besonder also dat wir noch niemants van
onsentwegen geene vuytlendige, die op ten dach van
huyden niet daer geregtiget en syn buytendese vurs.
-ocr page 62-
— 60 —
onsen dinghbancken woenagtich, in desen vurs. gemeinten
komen noch genieten laeten, noch egheine placken daer-
inne vuytgeven en sullen dan den gheenen die selve
binnen Weerdt geyn erve en hebben, ende dat by onsen
rentmeister, schepen ind dat meiste deil van de naebueren
tot eenen halven bounre toe, ind daerenboven niet, het
en sye by goitduncken van onsen gericht, ind by consent
vander gantscher gemeinte van beyden bancken. By alsoo
dat hy \'t gegeven erve totter timmerstadt binnen jaers
betimmeren sall, ende off hy des niet en dede, off na-
derhandt die timmeringe affbreecke soo sullen die nage-
buyren dat gegeven erve wider in mogen treden, sonder
tegen ons off onse erven ind nakommelingen in eeniger
wyse te misdoen. Voirt soo en sullen wir ofte onse erven
ind naekomelingen, noch unse amptluiden ind dieners
onse voors. geude luyden van Weert geine perden zelffs
noch laeten, noch doen affnemen, noch mit gebode dair
oever beswaeren in eenige reisen ofte ryden buyten
landt, ind des gelycken van onse jegeren, valckeneren,
ind weidluyden laeten overvallen, gelyck bewylen hie
bevoir in onsere tydt geschiedt syn mach, dan van alts
herkommen ind gewoonlick is geweest, beheltlick dis
voors. is, stadthaldende voirt onser hoogheit ind heer-
lickheit van dienst, soo unse vursaten vur ende wir nae
altyt herbracht ind beseten hebben. Voirt so sullen wir
und onse nakommelingen onsen geuden luden van Weert
laeten gebruycken, ind sy behalden by hoeren brieven
ind siegelen , hun by onsen vurvaederen verleent ende
gegeven , beheltlick des hier vurs. is, stadthaldende van
den gemeinten vuytle geven tot der timmerstede, ind
voirt by hoeren lantrechten, banckrechten ind in alle
andere gueden herkomen, gebruyck, besittende gewoenten
voirgereurt ende gespecificeert, ende allen anderen ge-
-ocr page 63-
— 61 —
vvoeiiten hier niet gereurt encle gespeciticeert, die men
tot nochtoe van alts herbracht, gebruyckt ende beseten
heeft, ind Godlicken eerlick syn sall, van nu voortaen
als voor besiegelde privilegiën ind rechten ten euwigen
dagen toe, vast ende stedich sullen halden, gelyck off
wir hor des segell ende brieff hadden gegeven, ind
alle sonder indracht off arglist. In oirconde ende getuy-
genisse der waerheyt alre puncten ende clausulen voors.
hebben wir Jacob Greve zo Horne, heer zo Altenae, zo
Corterschem ind zo Cranendoncq, etc. vurs. onsen siegel
vur ons, onse erven ind naekommelingen onder aen diesen
tegenwoordigen brieff doen hangen ende denselven mit
onsen gewoonelicken hantteycken geteickent ende gesub-
scribeert ende voirt bevolen ende gebeden onsen lieven
ende getrouwen Goort van Erp, genampt van Werreberg
drost in der tyt ons lants van Horne, Joannes Schinvell,
scholtis in der tyt zo Weert ende Hermanus van Loepel-
heim rintmeister in der tyt ons lants van Hoerne, dat sy
ihre ziegelen by onsen zegel ter mehre konden ende
vestigheyt van den puncten ende clausulen voorss. aen
diesen brieff willen hangen, dat welck wyr Goort van
Erp, genaempt van Werrenbergh, drossaert in der tyt des
lants van Hoerne, Joannes van Schinvelt, scholtet inder
tyt zo Weert ende Hermanus van Loepelheim, rintmeister
in der tydt des lants van Hoerne, want ons die vurs.
puncten ende clausulen kenlick syn alsoo geschiet te
wesen, gerurten bevele en begeerte ons genedigen jon-
ckeren alsoo gedaen ende onse segelen by segel ons
gnedigen jonckeren hyr onder aen desen brieff gehangen
int jaer ons Heeren duysent vier hondert twee ende ta-
chentich, dry en twintigh dage in februario. Was onclet-
teeckent. J.
Hornes.
-ocr page 64-
IV.
Steyn op de Maas.
De rijksheerlijkheid Steyn , waarvan wij een kleine
schets in het achste deel dezer publicatiën • geleverd
hebben (1) schijnt geen geschreven »costuymen" bezeten
te hebben. Zij volgde, gelyk de meeste rijksvrijheerlijkheden,
de algemeene wetten van het Duitsche keizerrijk.
In de eerste helft der vorige eeuw waren, zoo wel bij
de leenkamer als bij het schepengerecht van dat dorp
veelerlei misbruiken ingeslopen, die nadeelig werkten op
de welvaart der ingezetenen en krenkend waren voor de
rechten en voorrechten van den regeerenden landsheer.
Om aan dezen omgunstigen toestand een einde te maken ,
schreven de heerschende heeren, Frederik Willem en
Gerard Willem van Kinsky , den 27 Juni 1747, wellicht
onder medehulp van den toenmaligen drossaart, een
Reglement uit op het rechtswezen der Heerlijkheid.
Dit Reglement in zes hootdstukken ingedeeld , handelt
over het leenwezen , over de crimineele gedingen en de
fiscale zaken, over de civiele rechtsspraak en het gemeente-
en armwezen.
Bijzonder merkwaardig daarin zijn, onzes inziens, de
volgende bepalingen:
In crimineele zaken mocht de beklaagde niet speciaal
onderzocht en nog minder gepijnigd worden, dan na
schriftelijk bericht en bekomen bevel van den landsheer.
In zaken van appel mochten de partijen niet in hooger
(1) Jos. Habets, Het huis en de vrye ryksbaronie Steyn op de Maas.
Publ. etc. du Limb. VIII p. 108—153.
-ocr page 65-
- 63 —
beroep treden, wanneer de betwiste zaak de som van 200
gulden brab. niet overschreed. En in geval er redenen tot
appel aanwezig waren, hield de gebiedende heer zich het
recht voor, om de partijen te zenden óf naar den
keizerlyken schepenstoel van Aken óf naar eene commissie
van appel , door hem benoemd. Ook moest jaarlijks, tot
twee reizen toe, het register der boetgelden den landsheer
worden voorgelegd, ten einde te onderzoeken of de straf-
gelden billijk waren toegepast.
In deze bepalingen liggen , ongetwijfeld, veel gezonde
opvatting en praktische zin; minder doordacht echter
schijnt ons de maatregel, die het derde hoofdstuk sluit.
Daarin wordt de hoogduitsche taal uitsluitend bij de
rechtbanken van Steyn toegelaten, terwijl de Nederduitsche
en Vlaamsche stukken voor onbruikbaar worden verklaard.
Hoe weinig bijval deze maatregel bij de inwoners van
Steyn gevonden heeft schijnt genoegzaam te blijken uit
het feit, dat het Reglement uit 1747, om het meer
bruikbaar te maken, in het vlaamsch vertaald en alom
onder de bewoners verspreid werd. Het exemplaar, dat
wij hier in het licht geven, hebben wij te danken aan
de vriendelijkheid van den WelEerw. Heer J. L. Mulle-
ners, kapellaan te Steyn.
-ocr page 66-
Reglement der ryksbaronie Steyn waernaer sich
Drost, vicedrost. schepenen ende secretaris in
leen-, justitie- en gemeentesaecken hebben te
richten, met eenen vernuewden taxt van
hunnen judiciale en extrajudiciale
gebueren of rechten.
(1747.)
Wy Frans Frederik en Geraerd Wilhelm vryheeren van
Kinsky, ryx- vry- bannerheeren der immediaten ryx- vrye
heerlyckheidt Stein: Dewyl wy misvergeneught hebben
waergenomen, dat eenigen tydt geleden, soo wel by onse
leencamer als gerichte allerhande misbruecken syn inge-
kroopen, eri veelderhande soo wel ons ende onsere landt-
heerlycke voorrechten, als die onderdaenen naerdeelige en
beswaerlycke verordeningen ontstanden, niet weeniger
over die gerichtelycke en buyten gerichtelycke genomene
behooringen en over die verdeelinge onder die gerichts-
personen klachten gevoert syn worden, soo hebben wy
tot deszelfs geheele ontheffinge oock herstellende goede
ordere een nieuw Reglement opgericht, bevelen oock
onsen drossaert, vice-drossaert, schepenen en secretaris op
het aldernaetsten dit te houden , en desen reglement in
alle stucken en punten op het zorgvuldigste naer te
koomen en naer te leven , oock opdat daer mede hetsclve
tot jedermans wetenschap en naerachtinge des te beter
magh gelangen jaerlyx by houdender voogtgedinge oopen-
lyck te publiceeren en voor te lesen. Gegeven op ons
ryx-vryheerlyck sloot van Stein den 27 Juny 1747.
-ocr page 67-
— 65 —
§ I, Van de feudalia of kenen.
1.   Dese onse ryx-vryheerlycke leenkamer sal allemael
met onsen drossaert of vice-drossaert, als leenstathouders,
dry verscheyden schepenen , die te gelyck pares curice of\'
leenmannen syn, en oock door onsen leen-secrelaris
besadt syn.
2.  Des diensdaghs van veertien tot veertien daegen, als
des morgens ordinaria judicia of ordinair gerichtdagh
syn, sall die leenkamer altemael des naermiddaghs om
twee uyren en sulx op desen onsen sloot gehouden worden.
3.    Noch onsen leenstadthouder, noch secretaris sal
tougelaeten syn die leenboecken ofte protecollen met naer
huys te nemen , maer sullen deselve in onse archief be-
stendig verblyven.
4.   Geenen en sal tot leendrager of ophouder aenge-
uomen worden, hetsy dan dat hij den behoorlycken
ouderdom heeft ende den leeneedt selven uytsweeren sal
konnen. Maer soude dat leen eenen minderjaerigen selt
toekoomen , soo is het hem toegelaeten door eenen bevol-
machtigden hetselve releveereu te konnen.
3. Soo dickwyls als eene beleeninge geschiet, moet den
ophouder ofte vassael bevoolen worden voor het uytswee-
ren van den eedt een rigtige designatie of aenvvysinge
van alle spleet-inhebbers en van die onder den leen
gehoorige stucken, wie en waer se gelegen, by te brengen,
welcke alsdan met het meetboeck te collationeren ofte
naer te syen, en aen den protocol in of op te draegen is.
6. Ratione des laudemii pro Domino en van die van een
jeder relieff te betaelen staende jura of gebuerenissen blyft
het by de oude observantie af wie van outs, te weten dat
van een groot leen die leenkaemer toebehort 14 gulden
Maestrichter cours, maer van een cleyn leen of keurgoedt
-ocr page 68-
— 66 —
7 gulden Maestr. betaelt worde, welcke alsoo syn te
verdeelen dat den stathouder daervan twee, jeder leenman
en secretaris een deel daervan genieten.
7.  Wanneer by die leencamer van leenplichtige goederen
opdraghten en aenervingen geschieden, moet dieselve voor
leenrechten betaelt worden 7 gulden Maestr., alwelcke
wij als hierbovenstaende verdeelen.
8.    Wanneer over leengoederen onder die leenlyeden
strydt quaem te ontstaen, ofte van jemant een leenbaer
goed in aenspraeck genomen wierde. sal op die ordinaire
manier van die leencamer vervaren , de citatie by den
leenstathouder gesoght en soo den klagher en beklaegden
over beyder pretenderende recht vernomen en ten langsten
in den dryden termyn die saecke finalüer geschieden of
geeindigt worden en geenen termyn of andere manieren
van procedceren gepermitteert syn.
9.  Wijle oock by pantbetredingen en insettingen sich
verscheiden abuysen vertoonen, waerdoor alleen de onder-
daenen op kosten gedreven worden, soe sal deselve
alleen in den val van contumacie ex primo detreto of in
den val van contumacie ot ongehoorsaemheydt uyt het eerste
decreet plaets hebben, en alsoe dan eenen langer loopenden
terminus peremptorius van ses weecken aengeordert; maer
naer desselfs verloop, die terminus peremptorius is soo veel
als den termien van versteeck, immissie of instellinge uyt
het tweede decreet gerealiseert, den immissus of ingestelden
voor den waeren eigenaer gehouden en aengeërfd worden.
10.  Die jura immissionis of rechten van instellinge blyven
wy in den ouden taxaet bevindelyck tot 7 gulden Maestr.,
welcke wie Art. 6 vermeit te verdeelen syn. Wanneer
ook by de leencamer geprosedeert wordt syn die jura
termini
of leenrechten insgelyx of eveneens met 7 gulden
Maestr. te betalen en te reparteeren en te verdeelen.
-ocr page 69-
— 67 -
§. II. Van de criminalia, fiscalia, crimineel- of fiscael saecken.
\\. Wanneer jemant van eenen, die levenslyfstraff naer
sich treckende verbreken of overtredinge , inculpeert en
geaprehendeert worden is, sal ons gericht die generale
inquisitie of onderzoekinge tegen den delinquent of quaet-
doender en die omstanden van syne quaede daden of feyten
voornemen , maer alsdan omStandelich aen ons berichten ,
maer geensweegs sonder daerover te voren van ons
bekomen orde, met de speciale ondersoeckinge (geswyge
met die tortuer) te mogen vóortvaercn.
2.   Io fiscaiibus of fiscaelsaecken laeten wy by het tegen-
woordig Reglement, dat den drost die kleyne breucken ,
dat is die onder de drie goltgulden bedragende gelaetten
sullen worden. Maer daermede dat onse onderdaenen niet
over het behoor gebreuckt mogen worden soo sal aen ons
alle half jaeren , 14 daegen nae paesschen en 14 daegen
nae St. Michiel, van onsen drost een extract ofte wyttocht
toegesonden worden, waerin hy die naemen van den ge-
breukten , het delictum ofle feyt dat hij heeft begaen en
die somme wie hoogh hij in breucken geslagen sye
worden, in het kort heeft aen te wysen.
3.   Maer ist van den eenen of den anderen der onder-
danen een delictum ofte feyt begangen , hetwelck met een
groote breuck, dat is met drie goltgulden te penaliseeren
of te straften , ofte in allen gevall noch hooger circuni-
stantie en manier van het feyt; hetwelck toch ad arbitrium
nostrum
of ons goetduncken is te stellen, soo sall aen ons
daervoor twee deel, den drost een deel aen ofte tou vallen,
waertegen hy oock een deel der kosten wanneer poena
capitis et corporis aljlktiva
erkent wordt, te draegen heeft,
hetwelck soo veel te seggen is als wanneer eenen aen lyf
of leven is te straffen.
-ocr page 70-
— 68 —
4,    Die breucken en sullen niet meer, wie tot nu tou
geschied is, in die soogenaemde schepensrolle ingeschreven, •-.
integendeel een besonder protocol daervan verveerdigt
worden , dewiel deselve ons tegenwoordig gericht geheel
niet, maer alleenelyck ons alleen aengaende syn. En bij
het houden der breucken verhoort, dat die schepen allee-
nelyck van onsen drossaert adhibeert worden , sonder dat
sy sich eenige cognitie of kennisse in breucksaecken
hebben aen te maetigen of aen te nemen.
5.   Die jura of rechten des breuken verhoort, syn wie
van eenen termini judicialis ordinarii tot 6 gulden Maestr.,
en sal daervan onsen drossaert twee deel, onsen secretaris,
dewijl hy alhier geen schryffloon heeft, ook twee deel
hebben, de overige twee deel sullen de geheele schepenen
hebben voor hunne bysittinge van desen.
§111. Van de judicialia of rechtsaeeken.
1.  Voor ons tegenwoordigh gericht gehooren in ewUibus
of in civiele saecken alle reële en personeele actiën ,
daeruyt genomen de leengoederen als waertoe onse leen-
cainer aengeordent is. Daer en sullen oock geene actiën
of pretentiën onder 25 gulden Maestr. tot de schepensrolle
gebracht worden, sonder dergelycke geringachtige saecken
voor onsen drost alleen per modum mandatorum of door
manier van bevelen , naer vooriger sommaire ingenomene
informatie der saecken geeindigt of gescheyden worden.
2.  Alle 14 daegen, van dingsdagh tot dingsdagh , des
morgens om 9 uren , sal ordinarium of gerichtdagh
gehouden worden, en alle de schepenen convoceert of
byeen geroepen.
3.   In desen ordinario of ordinaire sullen alle actus
voluntarii
of vrywillige acten en contentiosa jurisdiftionis of
-ocr page 71-
— 69 —
strydige jurisdictien verhandelt worden, parthiën gehoort ,
concordia prcevia senseert of ackoort en vergelyck integaen,
getuygen verhoordt, decreten afgedaen, arresten ontslagen
of vigoriseert en sententiën soo interlocutoir of definitief
gepubliceert; de jura dan deses termini ordinarii of de
rechten van desen ordinaire moeten int geheel met 6 gulden
\'Maestr., waervan ieder partie die halfscheyt als 3 gulden
te overleggen heeft, betaelt worden ; hetwelk alsoo te
verdeelen dat den drossaert, uytgenomen de citatierechten
dan nog twee , ieder schepen en secretaris hiertegen een
deel genieten ; maer daer en sal pro decretis, articulis of
wie het name magh hebben geene besondere rechten ge-
vordert worden. Wanneer immisciën of instellingen te
bewercken, grents of limietpalen te setten, schade te
taxeeren, oculaire inspectie te houden of iet te besichtigen,
wie oock niet weniger alswanneer die archieve ter instantie
van partye te openen, of wanneer testamenten by het
gericht nedergelacht of van deselve gepubliceert worden ,
insgelycks als voormombers syn aen te stellen , deszelfs
requeningen af te nemen, voor het gericht liquidatie of
vergelyck aen te leggen en wat sonderlick judicialiter of
gerichtelyck moet voorgenomen worden , daervoor sal niet
meer als boven gemelde jura termini ordinarii of de ordi-
naire rechten, ad 6 gulden, genomen worden en deselve
alsoo verdeelen, als wie hierboven vermeit is.
4. Die soogenoemde gichten of aenervingen en opdrachten
\' moeten in ordinario of gerichtdag gerealiseert worden ,
doch daervoor geene meerdere als voorheen gebruyckelycke
jura of rechten ad 7 schellingen genoomen en wie in
vorigen Artiekel vermeit is verdeelt worden. Van gerich-
telycke attestatie syn die ordinaire rechten ad 6 gulden
Maestr. te betaelen , als wanneer deselve absque sigillo of
sonder segel begeert worden, cum sigillo aber, maer
-ocr page 72-
— 70 —
metten segel sijn daervoor te herleggen 9 gulden en alte-
mael wie boven te repartiseren of te verdeelen. Wanneer
oock gelder, ad jutliciale depositum of andersins in gerichts
handen gestelt souden worden, sal daervan in plaets van
jura, bij nederlegginge 1 p. en by uytbetaelinge of teiug-
gaeve wederom 1 p. , maer jaerlyx pro riistodia of bewaer-
nisse i/a p. betaelt worden.
5.  Wanneer van partyen eene extraordinarius rechtdagh
begeert wordt of een clooster of gemeynde in ordinario
litigeert ofte pleyt, syn die jura verdobbelt en naer maet
gerangeert en te verdeelen. Maer van extraneis of uytlanders
en worden geene dobbele jura genomen, gelyck van sulcke
die onder het Roomsche Ryck gehoorig syn , ten waere
dat by het gericht der buytenlanders van onse onderdaenen
desgelyx dobbele jura exhibeert of gevordert worden.
6.  Pro termino collationis et inrotulatwnis actorum of
voor den termyn, collationeeringe en inrotuleeringe der
acten, item van publicatie van eene sententie wordt niet
meer als wie ordinaire betaelt, en sulx naer meer bevoelen
manier gereparteerten verdeelt.
7.  Van die gerichtelyck gegeverie interlocutoire of deti-
nitieve oordeelen sal geene appellatie verleent worden ,
hetsy dan dat die saeck waerover litigeert of gepleyt
wordt eene somme van 200 gulden Maestr. of meer in
sich bedroegh. Maer wij voorbehouden ons naerder daer-
over te verordineeren of die appellatie aen den schepenstoel
van Aeken ofte aen seeckere van ons te benoemen Appela-
tions- commissarissen devolveeren sal. Onsere soo dickwijls
hierover ergangene of gegevene orders inhereerende sal
voor onsen gericht in geene andere als in de hoogdeutsche
Spraeck gehandelt worden, ook geene als iu de Provinciën
des Roomschen Ryx geadinitteerde procuratores of procureurs
ter handelinge by den gericht loe te laeten, andeen
-ocr page 73-
— 71 —
daerentegen, alsoo voort af te wysen en in geval van hun
of van hunne partiën selfs een Schrift ofte supplicatic in
uytlandsche Brabantsche spraeck geexhibeert wierde, sulkx
terug te geven , en geenswegen voor een paert der acten
sal gehouden worden.
§ IV. Van die gemeente- en paelsaecken.
1.    Onsen drost en gericht moeten eydt-plichtmaetig
daerop vigileeren of letten, dat in geen het aldergeringste
stuk, soo wenigh, onse landtsheerlycke rechten, praeroga-
tieven eude hoogheden van in- ot\' uytlanders te nae getreden
wordt, alsoock in jurisdictiesaecken, grens- battings- jagd
en andere saecken van die naegebuyren den geringsten
naerdeel of schade geschiede, maer in dergelycke gevallen
alsoo voort ons daerover behoorlyck te berichten.
2.  By onse persoonelyckc tegenwoordigheid alhier moeten
die gemeenterequeningen voor desselfs afdoen ons van
den borgemeester gepresenteert worden, oock jedermael
dry persoonen voor den aeu te ordenen borgemeester ons
voorgeslaegen worden, uyt welcken eenen van ons te be-
noemen ; maer by onse afwesigheydt moet sulcx onsen
drossaert ofvice drossaert geschieden , denwelcke dan in
onsen naem den borgemeester te verordeneeren en te
benoemen heeft
3.   Die gemeenterequeningen moeten jaerlyx in die van
ouds hiertoe gewoonelycke termynen van onsen drossaert
en gericht afFgenoemen worden, dewelcke daerop dan
sterck hebben te sien of te letten, of die inbrengende
requeningen en voorderingen in alle stucken richtig syn,
daernaer deselve naer billicheyt te modereeren, en beson-
derlyck daervoor te sorgen dat die gemeende niet met
onnoodighe by- of inslagh en gaer te sware schattings-
(i
-ocr page 74-
— 72 —
insettingen nog meer belast worde. Drossaert en gericht
genieten daervoor baer gewoonlycke rechten, te weten
den droost 6 gulden Maestr. en jeder schepen dry gulden
Maestrichter cours.
4.  Dewyl oock klaegten syu ingeloopen, dat die ge-
meente armen-middelen tot behoeff of verpleginge der
armen niet recht aengewent en worden, soo sal die
armenrequeninge jarlyx in den gewonelycken termijn voor
onsen drost en gericht afgehoort worden, en geheel
nauw daerop gesien en gehouden worden, dat hierby
geen naerdeel en geschiede, integendeel die daertoe gefon-
deerde middelen aen die armen sonder aensien der perso-
nen uytgedeylt sullen worden. Het gericht nogtans sal
niet bevoegt syn eenige jura daervan te nemen.
5.   Die begleitenisse der beeck , vloedgraeven , lant-
weeren, wegen en graeven sal, wie sulkx gebruyckelyck
is, in den maent Mey van jeder jaer geschieden en 14
daegen te voeren gepubliceert worden, daermede dat een
jeder sich voer schade kan hoeden.
§ V. Rechten van den drossaert.
Guld. Oord.
Voor jeder citatie of dagement sal hy hebben. 1
Pro mandato solvendo voor een mandaet van
betalinge............ 1
Proclamante mandato excecutionis, arresti,
impignorationis, citatione ad videndum publicari
sententiam
af voor mandaten van excecutie, arrest,
pandinge , voor citatie om te sien publiceeren
de sententie........... i
Voor die breucken by besigtinge der water-
leydinge, lantweer etc. geniet hy voor jeder
velt. Waeruyt hy de schepenen heeft te trac-
teeren wie van oudts gewonelyck .... 1
-ocr page 75-
Van jeder verhoor wanneer saecken onder
25 , sommair van hem verhandelt worden . . 2
Pro vacantia et dictis voor vacatie en diëten,
met ingesloten de teeringskosten en peerts-
moeiten, wanneer hy in saecken van een stry-
dende partie buyten de heerlykheyt vaceert . 6
In gemeente saecken ofte wanneer deselve
collegiën of cloosters aengean. ..... 8
Wanneer hy in fiscael-saecken, breuken va-
ceert per boog.......... 3
In andere civiel- judiciael- en policiesaecken,
per boog............ 3 10
Als een schepgn buytenlants vaceert. . . 3 10
§ VI. Rechten van den Secretaris.
Voor de Extracten uit het Protocoll, per boog.        0      10
Voor copie van eene gerichtclycke aenerken-
ninge ofte gicht, voor copie interlocutoire .        0      15
Voor copie van eene sententie.....        1        4
Voor insignatie expensorum of der kosten,
per boog voor copie van een decreet ...        0        5
Voor inventarissen per boog.....        0      10
Pro citationibus of mandaten als hy se allee-
nelyck afschryft..........        0      10
Wanneer hy buitenlants reyst soo veel als
een schepen voor syne moeiten .....        3      10
Voor aenteekeninge van arresten ....        0      10
•<*«&■■