-ocr page 1-
tr,m mo
\'D
-ZJLs_
V?-/σ?
-ocr page 2-
-ocr page 3-
41 Ha. tf?
BEKNOPTE HANDLEIDING
VOOE DE BEOEFENING
VAN HET
NEDER1ANDSGHE HANDELSREGT,
TEN BEHOEVE VAN HET ONDERWIJS
HOOGERE BURGERSCHOLEN,
^
W- J. VAN GIGCH,
Doctor in de Roeten en do Letteren, Advokaat hij den Iloogen Raad der
ftcderlandcn. en Lceraar in de Staatswetenschappen aan de
Hoogere Burgerschool te Dcli\'t.
JDeMi, qeheel betstate tluthv.
\'S GRAVENHAGE.
M. J. VISSER.
1875.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
VOORREDE.
Er bestaat een uitmuntend leerboek voor het Nederlandsche
Handehregt en wel het bekende van mijn hooggeachten ambtgenoot
Mr. A. de Pinto. Maar hoe geschikt dit werk ook moge geacht
worden voor jongelieden, die, na afgelegd candidaats-examen, be-
kend zijn met de beginselen des regis, zoo onbruikbaar is het voor
de aanstaande bevolking der hoogere burgerscholen, die van het regt
en zijne beginselen zelfs geen flaauw denkbeeld heeft.
Ik heb dan ook getracht mij ie stellen op hel standpunt van
een jongeling van
17 a 18 jaren, die nooit iets van het regt heeft
gehoord en die een
begrip moet krijgen van de voornaamste bepa-
lingen van ons handehregt.
Misschien zullen velen van oordeel zijn, dat mijn boekje nog te
uitgebreid is. Niets zal in dat geval den leeraar beletten om daar-
uit die gedeelten te kiezen, welke met de bevatting zijner jongelieden
strooken. Ik voor mij geloof, dat de inhoud van het boekje wel be~
kend mag zijn, niet alleen aan den loekomstigen koopman, maar
i
-ocr page 6-
ook aan ieder, dte m onzen tijd en na de uitbreiding, welke het
onderwijs ondergaat, aanspraak wil maken op den naam van ont-
wikkeld en beschaafd man.
Mijn boekje is derhalve een zeer populair leerboek voor jonge
lieden, liet maakt geen aanspraak op eenige verdienste, dan
— kan
\'t zijn
— daarop, dat het zoo beknopt en zoo bevattelijk mogelijk is.
Van harte wensch ik, dat het eenig nut moge slichten bij hel
middelbaar onderwijs.
\'s Graveuhage, Augustus 1864.
De Schrijve a.
-ocr page 7-
VOORREDE TOT DEN TWEEDEN DRUK.
Wie zich de moeite teil geven deze tweede uitgave met de eerste
te vergelijken
, zal zeer spoedig zien, dat daarin vele wijzigingen
en toevoegingen
— naar ik hoop, tevens verbeteringen — zijn aan-
gebragt. Ik heb daarbij dankbaar gebruik gemaakt van vele nuttige
wenken, mij met groote humaniteit in verschillende beoordeelingen
van mijn boekje gegeven. Daarom neem ik deze gelegenheid te baat
om heeren beoordeelaars voor die opmerkingen mijn h artelij keu dank
ie betuigen en om mij voor nieuwe op- en aanmerkingen dringend
aan te bevelen. Nog slechts ιιn enkel woord. Wat betrekking heeft
op het publiek en internationaal handelsregt heb ik gemeend in dit
werkje te moeten voorbijgaan. Ik hoop echter later deze leemte door
eene afzonderlijke uitgave aan te vullen.
\'s Gravenhage, Februarij 1869.
De Schrijver.
-ocr page 8-
-ocr page 9-
INLEIDING.
Reden van bestaan van het wetboek van koophandel.
Bij art. 146 der Grondwet van 1848 wordt be- Grondwet.
volen: Br is een algemeen wetboek van burgerlijk
regt, van koophandel, van strafregt, van burger-
lijke regts- en van strafvordering en van de za-
menstelung der regterlijke raagt.
Men ziet alzoo dat het bestaan van het wet-Organieke wet.
boek van koophandel niet iets willekeurigs is.
Integendeel, dat wetboek is eene organieke wet,
dat wil zeggen, eene zoodanige, \'Wrifers,*zamen-
stelling en bestaan uitdrukkelijk door de Grond-
wet worden bevolen.
Verhouding tot het burgerlijk regt
Het handelsregt, voor zoo verre het in het
wetboek van koophandel is vervat, maakt een
deel uit van het burgerlijk regt, en de algemeene
beginselen van dat burgerlijk regt zijn derhalve
ook op onze handelswetgeving van toepassing,
voor zoo verre daarvan niet in een bijzonder ge-
val bij het wetboek van koophandel wordt afge-
weken.
Algemeene bepalingen van wetgeving.
Daarenboven gelden voor de geheele Neder- Wet houdende
landsche wetgeving in het algemeen nog enkele algemeene bepa-
stellige regelen, welke zoowel bij het maken als""^"-
bij het toepassen van iedere wet moeten wor-
-ocr page 10-
8
den in het oog gehouden. Die regelen worden
gevonden in de wet, houdende algemeene be-
palingen der wetgeving van het Koningrijk. 1)
De voornaamste dier regelen zijn:
a. Ten aanzien van de verbindbaarheid der wetten.
Geen wet is verbindend, zoolang zij niet behoor-
Afkondiging. lijk is afgekondigd. Behoorlijk, d. i., overeen-
komstig art. 115 der Grondwet, door den Koning
en door plaatsing der wet in het Staatsblad. De
afkondiging wordt gerekend in het geheele Ko-
ningrijk bekend te zijn den twintigsten dag na
dien der dagteekening van het Staatsblad, waarin
de wet geplaatst is, tenzij bij de wet zelve een
andere termijn voor haar in werking treden is
bepaald.
Gewoonte. b. Gewoonte regt. In de oude wetgeving was de
ewoonte een bron van regt. Men noemde het
aaruit ontstaande regt consuetudinair of costu-
mier
regt. Dit gewoonteregt ontstond doordien de
ingezetenen gedurende een lang tijdsverloop het
een of ander hadden aangenomen en nageleefd,
alsof het regt ware. Bij ons schept zoodanige ge-
woonte geen regt, dan alleen in de gevallen,
waar de wet het uitdrukkelijk bepaalt. Zoo ver-
wijst b. v. art. 60 van het wetb. van kooph. naar
plaatselijke reglementen of gebruiken voor het
opmaken van koersen en beursprijzen.
Vorm derhan- c. De vorm der handelingen. Deze wordt beoor-
delingen.         deeld naar de wetten van het land of van de
plaats, waar die handelingen zijn verrigt. Wan-
neer b. v. eene overeenkomst is gesloten te Parijs
en deze door een notaris aldaar is op schrift ge-
bragt, dan. zal, wanneer de uitvoering dier over-
eenkomst in Nederland wordt gevorderd, niet
kunnen worden gevraagd, of die notariλele akte
in haar vorm wel voldoet aan de vereischten van
1) Men vindt deze wet in de Nederlandsche wetboeken vσσr
het burgerlijk wetboek.
-ocr page 11-
I
9
het Nederlaudsche regt, maar of zij voldoet aan
die van het ο\'ransche.
d.  Vreemdelingen. Voor dezen is het burgerlijk Vreemdelingen,
regt hetzelfde als voor Nederlanders, behalve
waar de wet bepaaldelijk liet tegendeel vaststelt.
Dit is het geval met het regt om als eischer in
een regtsgeding op te treden, als wanneer door
de tegenpartij van den vreemdeling een borgtogt
kan worden gevorderd; met het regt om, als on-
vermogende, kosteloos te procederen, dat aan
vreemdelingen niet wordt verleend, ten zij bij
uitdrukkelijke overeenkomst anders zij bedongen;
eindelijk met den lijfsdwang, die tegen alle vreem-
delingen, welke geen vaste woonplaats binnen
het Koningrijk hebben, kan worden ten uitvoer
gelegd voor alle schulden, zonder uitzondering,
ten behoeve van Nederlanders aangegaan.
e.   Openbare orde en zedelijkheid. Niemand kan Openbare orde
of mag door zijne handelingen of overeenkomstene" zedelijkheid,
inbreuk maken op de wetten, die betrekking
hebben op de publieke orde of de goede zeden.
Zoo bepaalt b. v. het wetboek van koophandel,
dat geen naamlooze vennootschap mag worden
opgerigt, die tegen de openbare orde of goede
zeden strijden zou.
Wij gaan thans over tot de uiteenzetting van
eenige voorname regelen en beginselen, waardoor
het burgerlijk regt en ook het handelsregt worden
beheersclit. \'
Zien wij in de eerste plaats de voornaamste
middelen, waardoor men eenig feit of eenig regt,
waarop men zich beroept en waarop men de
eene of andere vordering in regten grondt, kan
bewijzen.
-ocr page 12-
10
Bewijs.
Wie bewijzen Het spreekt van zelf dat ieder, die zijn tegen-
partij voor den burgerlijken regter roept, en be-
weert iets van hem te vorderen te hebben, het
regt of de feiten waarop zijne vordering (of ook
zijn tegenspraak tegen eene vordering) berust,
moet bewijzen.
Bewijsmitlde- De bewijsmiddelen nu, in het burgerlijk wet-
en-                boek opgenoemd, zijn: schriftelijk bewijs, getui-
genbewijs, vermoedens, bekentenis, eed.
1°. Schriftelijk bewijs. A. Door authentieke en
onderhandsche geschriften.
Authentieke Een authentiek geschrift is een zoodanig, dat
Jrten.             opgemaakt is: a, door of ten overstaan van
openbare ambtenaren, b. v. notarissen; b. door
zoodanige openbare ambtenaren, die daartoe be-
voegd zijn op de plaats, waar het geschrift wordt
opgemaakt; c. in den vorm door de wet voor
zoodanig geschrift voorgeschreven. Deze drie ver-
eischten moeten zamenloopen om aan een geschrift
het karakter van authentiek geschrift te geven.
Bewijskracht. De bewijskracht van zoodanige authentieke akte
is zeer groot. Zij levert een volledig bewijs op
van hetgeen daarin vermeld staat tusschen de
partijen, die in de akte voorkomen, hunne erfge-
namen of regtverkrijgenden, dat zijn zij, die op
een anderen grond dan het regt van erfgenaam-
schap (b. v. door koop, afstand enz.) in de regten
van de partijen, welke in de akte voorkomen,
zijn getreden.
Tot bewijs van sommige handelingen wordt
altijd eene authentieke akte vereischt. Zoo zullen
wij later zien, dat de akte van oprigting eener
naamlooze vennootschap notarieel moet worden
opgemaakt, op straffe van nietigheid. Zoo kan,
wanneer de reeders niet aansprakelijk willen zijn
voor de schulden van een schip, gemaakt door
-ocr page 13-
11
den boekhouder of den schipper, zoodanig schip
aan de schuldeischers worden afgestaan. Maar wil
die afstand geldig zijn en het gevolg hebben, dat
de reeders beoogen, dan moet de akte van af-
st.aiui notarieel worden opgemaakt.
Onder onderhandsc/t geschrift verstaat men alle Onderhand-
akten, opgemaakt zonder tusschenkomst van eeusclic akte||-
openbaren ambtenaar, brieven, registers, huisse-
lijke papieren enz.
\' Wanneer zoodanige onderhandsche geschriften Bewijskracht,
erkend zijn of erkend moeten worden gehouden 1)
door hen, tegen wie men er zich op beroept, dan
leveren zij, ten aanzien der onderteekeuaars,
hunne erfgenamen of regtverkrijgenden hetzelfde
bewijs op als de authentieke akten.
B. Door koopmansboeken. Over de bewijskracht
van koopmansboeken tusschen kooplieden onder-
ling zullen wij later spreken.
De koopmansboeken hebben tegenover den par- Koopmau8boe-
ticulier een veel beperkter bewijskracht, dan te-ke" ^.s0"0
genover den koopman en wel alleen ten aanzien1\'"" "lercn\'
van de hoedanigheid en de hoeveelheid van liet
geleverde. Daarbij moet dan nog komen dat be-
wezen zij: 1°. de gewoonte van den koopman om
aan zijne tegenpartij (den particulier) op krediet
te leveren, en dat bewijs kan op zich zelf uit de
koopmansboeken niet worden geput; 2°. dat de
boeken rigtig gehouden zijn, overeenkomstig de
wettelijke voorschriften; terwijl eindelijk, 3°. van
den koopman kan worden geλischt, dat hij de
echtheid zijner vordering met eede bevestige.
Een zeer moeijelijk te beantwoorden vraag is Telegrammen,
die nopens de bewijskracht, welke aan telegram-
men
moet worden toegekend. Brengt de telegraaf
de dιpκche over gelijkvormig aan het origineel
(zoo als bij den telegraaf van Caselli) dan is er
1) B. v. als de ouderteekenaur voor deu regter is geroepen om
zijn schrift en handteekening te erkenneu maar niet is verschenen.
-ocr page 14-
12
voldoend bewijs, als de afzender het door dien
toestel geleverde fac-simile van zijn handschrift
erkent. Bij de andere stelsels schijnt dan eerst
een volledig bewijs aanwezig te zijn, als het te-
legram geheel overeenstemt met het origineel en
dit door den afzender als zijn schrift wordt er-
kend of als zoodanig door den regter wordt aan-
gemerkt. 1)
Getuigen.
        &"• Getuigen bewijs. De wet hecht de meeste
kracht aan het schriftelijk bewijs, en beperkt
daarom in den regel de bevoegdheid om het be-
staan van eene overeenkomst of de ontheffing van
eene schuld door getuigen te bewijzen tot een
bedrag van_ drie_JApjidjrd gulden.
Intusschen "lieert cTe "wetgever begrepen, dat het
belang van den handel vorderde, deze beperking
Iu handels» Mle< ait te strekken tot handelszaken, zoodat in
zaken.            die zaken het getuigen-bewijs altijd is toegelaten,
tenzij bij het wetboek van koophandel een Bepaald
bewijsmiddel, met uitsluiting van alle anderen,
is voorgeschreven. Zoo zal het bestaan eener naam-
looze vennootschap nimmer door getuigen kunnen
bewezen worden; zoo bestaat er geen bodemerij-
contract zonder bodemerij-brief.
Een enkel woord nog over de getuigenis van
sommige personen. Laat ons al dadelijk zeggen,
dat om een feit door getuigen te staven, er min-
stens i^jgg getuigen moeten zijn, en wel de zoo-
danigeTaie uit eigen waarneming van het bestaan
van liet feit kennis dragen, zoodat het niet vol-
doende is, als zij het van anderen hebben hooren
zeggen.
Nu zijn er personen die als getuigen 1". zich
1) Vglijk Mr. C. Asser, de telegrajihie in hare rechtsgevolgen
bl. 79. Zie de bepaling van art. 1202, 21\' alinea B. \\V. zoo als
dit art. gewijzigd is door de wet van 8 Julij 1874 (Staatsbl.
n°. 95), en van art. 82, 2\'- al. W. v. K., zoo als het gewijzigd
is door de wet van 4 Julij 1874 (Staatsbl. n°. 89).
-ocr page 15-
13
kunnen verschoonen; 2°. onbekwaam zijn; 8°. niet
worden toegelaten; 4°. gewraakt kunnen worden
d. i. dat de partij tegen wie zoodanige getuigen in
regten worden aangevoerd, met opgave van rede-
nen den regter mag verzoeken hen niet te hooren.
Tot de eerste categorie beliooren in liet alge- Wie zich kuu-
meen, a. bloed- en aanverwanten van een der ne" verscho°-
Sartijen tot in den tweeden graad; b. zij, die
oor hun stand of beroep tot geheimhouding ver-
pligt zijn, over zaken die hun als zoodanig zijn
medegedeeld b. v. geneesheeren, Koomsch-Katho-
lieke geestelijken, advokaten enz.
Tot de tweede categorie, de onbekwamen, be- Onlekwamen.
hooren bloed- en aanverwanten in de regte linie
en de echtgenoot van een der partijen.
Tot de derde, (zij die niet toegelaten worden), Niet toegelaten,
degenen, die den leeftijd van vijftien jaren nog
niet hebben bereikt, of onder curatele staan ter
zake van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij.
Tot de vierde, (die gewraakt kunnen worden) Wraakbare.
a.   bloed- en aanverwanten van een der partijen
tot in den vierden graad; b. de aanverwant van
den echtgenoot, in de regte linie onbeperkt, in
de zijdlime tot in den vierden graad; c. degenen,
die een dadelijk (direct) of zijdelingsch (indirect)
belang bij de zaak kunnen hebben; ook de dienst-
boden en bedienden van een der partijen; d. ver-
oordeelden tot eene onteerende straf of ter zake
van diefstal, opligting, valschheid en misbruik
van vertrouwen.
De bewijsmiddelen in de derde en vierde plaats
opgegeven, namelijk vermoedens en bekentenis
kunnen wij, als hier van minder belang, voor-
bijgaan, om eindelijk met een woord te spreken
van liet 5e, den
Geregtelijken eed. Er zijn twee soorten van ge- Eed.
regtelijken eed: a. de beslissende (decisoire) en
b.  de aanvullende (suppletoire) eed. όι* eerste is
-ocr page 16-
14
de zoodanige, die in een geding door de eene
partij aan de andere wordt opgedragen, om daar-
van de beslissing der gansene zaak afhankelijk
te maken. Dit is dus minder een bewijsmiddel
dan eene plegtige schikking tusschen de proces-
voerende \' partijen, waarbij de eene zich beroept
op de eerlijkheid en de goede trouw van de an-
dere. Hij, aan wien de eed is opgedragen, moet
Terugwijzing, dien afleggen. Evenwel kan hij den eed terugwij-
zen,
dat wil zeggen, vorderen dat hij, die den
eed opdroeg, het tegendeel, liet omgekeerde van
den eed zwere, wel te verstaan als hij van dat
omgekeerde kennis kan dragen. Een voorbeeld
zal dat ophelderen. A heeft van B iets gekocht
voor honderd gulden. B vraagt betaling; Azegt:
ik heb u reeds betaald. Daar er geen ander be-
wijs voorhanden is legt nu B aan A den beslis-
senden eed op, dat hij de bewuste ƒ 100 betaald
heeft. Als A den eed aflegt, dan is de zaak uit.
Maar nu kan A ook tot B zeggen: Neen, zweer
gij dat ik u de f 100 nog niet betaald heb; dan
moet B den aldus teruggewezen eed afleggen.
Maar onderstelt, dat A aan B een last heeft
opgedragen om dien te Parijs te volbrengen. B
komt terug en er ontstaat geschil over de uit-
voering van den last. A legt nu aan B den eed
op, dat hij te Parijs het een of ander behoorlijk,
overeenkomstig de lastgeving, heeft verrigt. Zal
nu B den eed kunnen terugwijzen en tot A zeg-
gen : Neen, zweer gij, dat ik te Parijs dat niet heb
gedaan? Volstrekt niet, want de eed raakt hier eene
zaak, die slechts aan H persoonlijk kan bekend zijn.
Aanvullende De tweede, aanvullende of suppletoire eed, kan
*•*•               alleen ambtshalve door den Regter worden opge-
dragen en dient, zoo als de naam liet ook aan-
wijst, om het bewijs, dat door een der partijen
geleverd is, maar niet volkomen voor \'s Regters
overtuiging, aan te vullen.
-ocr page 17-
15
Een voorbeeld. De koopman, die in een proces Aflegging.
nalaat of weigert op bevel van den Regter of op
vordering der tegenpartij, zijne boeken open te
leggen, doet daardoor een vermoeden geboren
worden in zijn nadeel. In dat geval kan de Reg-
ter aan de tegenpartij van den nalatigen of wei-
gerachtigen koopman den suppletoiren eed op-
leggen, om daarvan de beslissing afhankelijk te
maken.
De opgedragen of teruggewezen eed moet door
den persoon zelven worden afgelegd, in tegen-
w\'σφraigliιid σf na behoorlijke oproeping zijner
tegenpartij. Om gewigtige redenen evenwel Kan
de Regter toestaan, dat de eed door een gevol-
magtigde worde afgelegd. Die volmagt moet als-
dan bij authentieke akte zijn verleend.
Verbindtenissen en overeenkomsten.
P\'erbindtenis Eene verbindtenis is de betrek- Bepaliug.
king, welke tusschen twee of meer personen be-
staat, die jegens elkander in regten tot iets ver-
bonden zijn. Hij, op wien krachtens de verbindtenis
eene verpligting rust, van welken aard ook, heet
de schuldenaar; hij, die het regt heeft de nako-
ming der verpligting te vorderen, heet desch>ild-
eischer.
Men ziet alzoo, dat het begrip van
schuldeischer (crediteur) en schuldenaar (debiteur)
zich in regteif\' VιeT\' verder uitstrekt daTTIfTlTκt
dagelijksch leven.
Bron der vprbindtenisien. Eene verbindtenis Overeenkomst;
ontstaat of uit overeenkomst of uit de wet. Uit"e\'
de overeenkomst, wanneer de wil van twee of
meer partijen zamenstemt en zij zelven alzoo zich
een regtsband scheppen; uit de wet, wanneer de
verbindtenis een uitvloeisel is van eene wetsbepa-
ling, zoodat de eene persoon verpligtingen krijgt
-ocr page 18-
16
jegens den ander, zouder dat daaromtrent eene
uitdrukkelijke wilsverklaring heeft plaats gehad.
Een voorbeeld van ieder zal dit liet best ophel-
Voorbeeld™. deren. Wanneer A. van B. iets koopt, dan ver-
klaart A. zijn wil omtrent de zaak, die hij koopen
wil, en B omtrent den prijs, dien hij wenscht te
ontvangen. Hier is derhalve eene verbindtenis
uit overeenkomst. Indien daarentegen A eene er-
fenis aanvaart en B legataris is, dan is A ver-
pligt aan B zijn legaat uit te keeren en kan
daartoe in regten wo/den aangesproken. A is ver-
bonden jegens B, maar heeft geen overeenkomst
met hem gesloten. Die verbindtenis ontstaat uit
de wet, welke de verbindtenis schept tusschen
den erfgenaam en den legataris, zonder dat er
eene uitdrukkelijke wilsverklaring van beiden
noodig is. Wij zullen in deze inleiding alleen
spreken over de verbindtenissen, geboren uit
overeenkomst, terwijl wij enkele uit de wet
ontstaande verbindtenissen, die op het handels-
regt betrekking hebben, later zullen aantreffen.
Alle verbindtenissen strekken om iets te geven,
te doen of niet te doen.
Verbiudteuis- Algemeene regel. Niemand kan gedwongen wor-
seu om iets te den om iets te doen of niet te doen, zelfs al
doen of met tejieeft njj er ^^ toe verb0nden. Doet hij niet
wat hij doen moet, of doet hij wat hij niet doen
mag, dan is hij verpligt aan de wederpartij de
schade te vergoeden, welke deze door zijn ver-
zuim of zijn daad geleden heeft. Men drukt dat ge-
woonlijk aldus uit: dat alle verbindtenissen om
iets te doen of niet te doen zich oplossen in
vergoeding van kosten, schaden en interessen.
όoet de schuldenaar niet waartoe hij zich ver-
pligt heeft, dan kan de schuldeischer derhalve
niets anders van hem vergen dan geld — nooit
de daad.
Maar dat geld kan hij vorderen op
tweeλrlei manier, όf hij kan eenvoudig vragen
-ocr page 19-
17
de vergoeding van de geheele schade, die hij
geleden heeft door het niet volbrengen der ver-
bindteuis; 6f hij kan van den Regter magtigiug
vragen, om die verbindtenis door een andej; te
laten uitvoeren en dan de kosten daarvan te
verhalen op den schuldenaar.
fergoeding van kosten, schnden en interessen. Kosten, scha-
Onder vergoeding van kosten, schaden en inte-deu- interessen,
ressen verstaat men in het algemeen vergoeding
van het verlies, dat de schuldeischer heeft gele-
leden en van de winst, die hij heeft moeten
derven.
Hestaat de verpligting in de betaling van eene
geldsom, dan zijn voor schadevergoeding in het
algemeen de interessen dier som verschuldigd.
Het bedrag der interessen, dat partijen bedingen
mogen, is bij geene wet of verordening meer be-
Οaald. Zij zijn te dien aanzien volkomen vrij.
loeten er interessen betaald worden zonder dat
daaromtrent eenig beding getroffen is, dan be-
dragen deze vijf ten honderd in burgerlijke en
zes ten honderain handelszaken.
"^C\'erdeeling der verbindtenissen. De verbindte- Vcrdecling.
nissen worden aldus verdeeld:
1°. Voorwaardelijke verbindtenissen.
2°. Verbindtenissen met tijdsbepaling.
3°. Alternatieve verbindtenissen.
4°. Solidaire of hoofdelijke verbindtenissen.
5°. Deelbare of ondeelbare verbindtenissen.
6°. Verbindtenissen onder beding van straf of
poenaliteit.
1°. Voorwaardelijke verbindtenissen.                       Voorwaarde-
Eene verbindtenis is voorwaardelijk, wanneer liJke-
men hare vervulling doet afhangen van eene toe-
komstige, onzekere gebeurtenis.
Er zijn twee soorten van voorwaarden: de op-
schortende en de ontbindende.
Eene opschortende voorwaarde is de zoodanige, Opschortende.
-ocr page 20-
18
welke de verpligting tot nakoming der verbindte-
nis medebrengt, zoodra de toekomstige onzekere
febeurtenis heeft plaats gehad. Tot zoolang be-
oeft de schuldenaar niets te doen.
Ontbindende. De ontbindende voorwaarde doet na hare ver-
vulling de verbindtenis ophouden, en brengt de
zaken terug in den toestand, waarin zij waren
vσσr het aangaan der verbindtenis.
Nietige.
         Voorwaarden strijdig met de wet, de openbare
orde en de goede zeden, of die onmogelijk zijn,
maken de geheele verbindtenis rοfλtig. Evenzeer
is eene verbindtenis nietig, welker vervulling af-
hangt van den wil des schuldenaars. Bijv.: Ik
koop uw horologie en zal, wanneer ik dat goed
vind, maar anders ook niet, u daarvoor ƒ 75
betalen.
De voorwaarde om iets niet te doen wat on-
mogelijk is, maakt evenwel de verbindtenis niet
van onwaarde. Bijv.: Ik zal u ƒ 1000 geven, als
gij mij de maan niet bezorgt.
Tijdsbepaling. 2°. Eene verbindtenis met tijdsbepaling is de
zoodanige, waarbij liet tijdstip is vastgesteld,
waarop ze vervuld moet worden. Het verschil
met de voorwaardelijke verbindtenis ligt dus
daarin, dat deze laatste afhangt van iets toekom-
stigs en onsekers, en die met tijdsbepaling van
iets toekomstigs, doch zekers. Bijv.: ik koop van
u een huis om het over een jaar te betalen. Uier-
uit volgt natuurlijk, dat de schuldeischer geen
regt tot vorderen heeft vσσr dat de bepaalde tijd
gekomen is, behalve wanneer de schuldenaar in-
middels failleert, in een staat van kennelijk
onvermogen geraakt of wanneer de schuldenaar
zekerheid heeft gesteld, dat hij den schuldeischer
op den bepaalden tijd zou voldoen en door zijn
toedoen die zekerheid is verminderd of verloren
gegaan. Over het verschil tusschen faillissement
en kennelijk onvermogen en over de tijdsbepaling
-ocr page 21-
19
bij wisselbrieven en orderbilletten zullen wij later
spreken.
3°. Eene alternatieve verbindtenis is de zooda- Alternatieve,
nige, waarbij~"de schuldenaar de keus heeft om
aan zijnen schuldeischer de eene of de andere
zaak te leveren, bijv.: Ik verkoop u voor / 150
eene koe pf 10 schapen. Hierbij behoort de keus
altijd aan den schuldenaar, tenzij die uitdrukke-
lijk aan den schuldeischer mogt zijn voorbehouden.
4°. Eene solidaire of hoofdelijke verbindtenis
kan dit zijn ten aanzien der schuldeischers en
ten aanzien der schuldenaren.
Eene verbindtenis is hoofdelijk ten aanzien der Hoofdelijke
schuldeischers, wanneer ieder van deze het regtsc
heeft om van den schuldenaar de voldoening van
de geheele schuld te vorderen, zoodanig dat de
schuldenaar bevrijd wordt, wanneer hij een der
schuldeischers heeft betaald.
Eene verbindtenis is hoofdelijk ten aanzien der Hoofdelijke
schuldenaren.
schuldenaren, wanneer deze allen verphgt zijn
tot de betaling van een en dezelfde zaak, zooda-
nig, dat ieder hunner voor het geheel kan wor-
den aangesproken, maar dan ook, als deze be-
taalt, al de overigen bevrijd zijn.
Het spreekt van zelf, dat de hoofdelijke schul-
denaar, die tegenover den schuldeischer verpligt
was het geheel te betalen, het regt heeft van
ieder zijner hoofdelijk verbonden mede-schulde-
naren hun aandeel terug te vorderen; bijv. A, B
en C hebben zich hoofdelijk verbonden om aan
D f 3000 te betalen. Nu kan D wien hij wil
aanspreken voor de geheele f 3000. Onderstel hij
spreekt B aan, dan moet B hem de geheele som
voldoen, maar deze heeft zijn verhaal op A en
C ieder voor f 1000.
De algemeene regel is, dat geen verbindtenis Uitdrukkelijk
wordt ondersteld hoofdelijk te zijn, maar dat,bedm8-
indien men eene solidaire verbindtenis wil schep-
-ocr page 22-
20
pen, men dit uitdrukkelijk moet bedingen.
Krachtens de Er zijn echter gevallen dat eene verbindtenis
wet.
                geacht wordt hoofdelijk te zijn, krachtens eene
uitdrukkelijke bepaling der wet, bijv. al de ven-
nooten in eene handelszaak zijn solidair aanspra-
kelijk voor hunne verbindtenissen. Zoo zijn de on-
derscheidene personen die gezamenlijk dezelfde
zaak van iemand ter leen ontvangen hebben,
ieder voor het geheel jegens den uitleener daar-
voor aansprakelijk.
Over de solidariteit bij handelspapier, zie verder.
Deelbare.
Ondeelbare.
5°. Eene verbindtenis is deelbaar of ondeelbaar
naar mate zij tot onderwerp heeft eene zaak of
een daad, die voor gedeeltelijke levering of uit-
voering vatbaar is of niet.
Straf.
6U. Eene verbindtenis onder beding van straf
of poennliteit is de zoodanige, waarbij gevoegd is
het beding, dat de schuldenaar aan den schuld-
eischer eene straf of boete zal betalen, wanneer
hij niet of niet behoorlijk aan zijne verpligtingen
voldoet. In dat geval treedt de straf of boete in
de plaats van de vergoeding van kosten, schaden
en interessen, waartoe anders de schuldenaar je-
gens den schuldeischer gehouden zou zijn. Zoo-
danig beding van straf vindt men onder anderen
in de meeste bestekken, waar de aannemer zich
verbindt een werk op een bepaalden dag op te leve-
ren, en voor iederen dag dat het langer duurt
aan den aanbesteder eene zekere boete te betalen.
Verbindtenissen geboren uit overeenkomst.
Overeenkomst. Eene overeenkomst is eene handeling waarbij
een of meer personen zich jegens een of meer
anderen verbinden.
Verdeeling. Overeenkomsten worden verdeeld in overeen-
komsten onder een bezwarenden titel, dat is: de-
zulke waarbij ieder der partijen in de verpligting
-ocr page 23-
21
is iets te geven, te doen of niet te doen, bijv.
bij koop en verkoop, huur en verhuur enz., en
in overeenkomsten om niet. waarbij de eene partij,
zonder baat, aan de andere eenig voordeel toe-
kent, bijv.: schenking.
De gesloten overeenkomsten gaan in den regel Erfgenamen.
op de erfgenamen der partijen over, behalve als
het tegendeel is bedongen, of als de aard der
overeenkomst medebrengt, dat de eene of andere
verpligting persoonlijk is; wanneer de overeen-
komst wordt aangegaan met het oog op een be-
paalden
persoon. Wanneer A bijv. een huis koopt
te betalen 1°. Mei en hij sterft vσσr dien datum,
dan moeten zijne erfgenamen betalen, terwijl ook
het huis aan deze geleverd moet worden. Wan-
neer A integendeel een vennootschap aangaat met
B, of als A aan B een last opdraagt en B komt
testerven, dan eindigt de vennootschapen houdt
de lastgeving op. Hier tocli is het eene zaak van
persoonlijk vertrouwen. A kan zeer gaarne B tot
zijn vennoot of tot zijn lasthebber willen hebben,
zonder daarom in diens erfgenamen hetzelfde
vertrouwen te stellen.
Bestaanbaarheid der overeenkomsten.
Alle overeenkomsten zonder uitzondering zijn
onderworpen aan vaste regelen, welke wij thans
zullen behandelen.
Opdat eene overeenkomst bestaanbaar zij, wor-
den vier voorwaarden vereischt:
1°. De vrije toestemming van degenen die zich Voorwaarden,
verbinden.
2°. De bekwaamheid om eene verbindtenis aan
te gaan.
3°. Een bepaald onderwerp.
4°. Eene geoorloofde oorzaak.
-ocr page 24-
22
Wij zullen ieder dier vier vereischten met een
enkel woord bespreken.
1°. De vrije toestemming.
Toestemming. J)at wil zeggen: eene toestemming niet gegeven
door dwaling, niet afgeperst door geweld, niet
verkregen door bedrog.
Dwaling. Dwaling. Niet evenwel iedere dwaling maakt
eene overeenkomst onbestaanbaar. Wanneer A
eene pendule heeft willen koopen bij B, en hij
koopt die bij vergissing bij C, dan is die over-
In den persoon, eenkomst volkomen bestaanbaar. Dwaling toch in
den persoon met wien men contracteert, maakt de
overeenkomst niet nietig, behalve wanneer het
eene overeenkomst is, die met het oog op een
bepaalden persoon wordt aangegaan. Wanneer ik
meen een vennootschap aan te gaan met B, en
ik doe dat bij vergissing met diens broeder, die
een doorbrenger is, dan maakt deze dwaling de
gansche overeenkomst nietig.
In de zaak. Is er gedwaald in de zmk, die het onderwerp
der overeenkomst uitmaakt, dan is de overeen-
koinst alleen nietig als de dwaling de zelfstan-
digheid
der zaak betreft. Wanneer A eene piano
koopt van Erard, meenende er eene te koopen
van Pleyel, dan is die overeenkomst niet nietig;
maar wanneer A, meenende een gouden doosje
te koopen, een zilver verguld koopt, of, meenende
een vat wijn te koopen, een vat olie koopt, dan
is de overeenkomst nietig, omdat er dwaling
bestaat in de zelfstandigheid.
Bepaling van Geweld. Onder geweld, hetwelk de vrije toe-
geweld,
          stemming vernietigt, verstaat men een zoodanig,
dat op een redelijk mensch indruk kan maken
en dat hem of zijn echtgenoot of een zijner bloed-
verwanteu in de opgaande en nederdalende linie, of
het vermogen van hem of een dier personen, aan
een aanmerkelijk en dadelijk nadeel zou blootstellen.
-ocr page 25-
23
Bedrog. Onder bedrog verstaat men zoodanige Bepaling van
kunstgrepen door eene der partijen gebezigd, dat1*11"*"
het klaarblijkelijk is, dat de andere partij zonder
die kunstgrepen de verbindtenis niet zou hebbeu
aangegaan. Wanneer eene der partijen de onbe-
staanbaarheid eener overeenkomst beweert uit-
hoofde van bedrog, dan moet zij het bestaan van
dat bedrog bewijzen.
2°. De bekwaamheid om eene verbindtenis aan
te gaan.
Onbekwaam zijn:
a.   In liet algemeen, voor alle verbindtenissen:
1°. Minderjarigen;
2°. Onder curatele gestelden.
b.   Voor verreweg de meeste verbindtenisseu;
de getrouwde vrouw zonder magtiging van haren
man.
c.   Voor enkele bepaalde verbindtenissen: de
personen, welke de wet onbekwaam verklaart om
i\'uist die verbindtenissen aan te gaan. Bijv.: Ma-
:elaars, die voor zich zelven geene verbiudtenis-
sen mogen aangaan, welke betrekking zouden
hebben op het vak of de vakken, waarin zij als
makelaars zijn aangesteld. Een aantal dergelijke
Οersonen worden bovendien genoemd in de artt.
501, 1505 en 1506 Burg. Wetb. b. v. regters,
leden van het openbaar ministerie, griffiers, ad-
vokaten, procureurs, deurwaarders, notarissen,
die geen regten of regtsvorderingen zich mogen
doen overdragen, waarover een proces aanhangig
is, in hetwelk zij in hunne hoedanigheid werk-
zaam zijn.
Wij moeten daarbij wel opmerken, dat wanneer
minderjarigen en onder curatele gestelden de
nietigheid der door hen aangegane verbindtenis
kunnen beweren op den enkelen grond hunner
-ocr page 26-
24
minderjarigheid en curatele, dit echter geenszins
het geval is met de meerderjarigen, die eene
zoodanige verbindtenis met den minderjarigen of
onder curatele gestelden mogten hebben gesloten.
1 )erden, die met Voor dezen geldt de algemeene regtsregel, dat
}je" 8elum<leld iedereen moet weten met wien hij handelt, vooral
ten aanzien van diens staat. Om dezelfde reden
zal de nietigheid eener verbindtenis, waartoe zij
niet bevoegd was zonder magtiging van den man,
aangegaan door eene getrouwde vrouw, kunnen
worden ingeroepen door de vrouw, den man of
hunne erfgenamen, maar geeuszins door de we-
derpartij, die met de getrouwde vrouw heeft ge-
handeld.
Wat hier gezegd is omtrent de verbindtenissen
van minderjarigen, geldt natuurlijk niet voor de
zoodanigen die venia aetatis hebben verkregen,
of aan wie de beperkte handligting is toegestaan,
voor zoo ver deze binnen de palen hunner be-
voegdheid zijn gebleven.
Wij moeten nu te dezer plaatse een oogenblik
stilstaan bij de
Gehuwde vrouwen . minderjarigen, onder
curatele gestelden,
met het oog op hunne verbindtenissen, en spe-
ciaal ter zake van handel.
Omtrent de gehuwde vrouw geldt in \'t algemeen
de regel, dat zij zich niet regtsgeldig verbinden
kan zonder bijstand en magtiging van den man,
behalve ten aanzien van dagelijksche, huishoude*
lijke uitgaven, voor welke de wet onderstelt,
dat zij eene doorloopende magtiging van haren
man heeft verkregen.
Openbare De gehuwde vrouw kan echter, met uitdruk-
koopvrouw. lelijke 0f stilzwijgende toestemming van haren
man, openbare koopvrouw zijn, d. i. afzonderlijk
-ocr page 27-
25
van haren man handel drijven. (Het spreekt van
zelf, dat wanneer de vrouw haren man in zijne
zaak of zijne affaire bijstaat, zij niet als openbare
koopvrouw wordt aangemerkt). De man kan ech-
ter zijne toestemming daartoe intrekken, maar
moet dat dan openlijk bekend maken.
Minderjarigen. Daaronder verstaat men hen, die- )^ie..miuder-
den ouderdom van drie _eja twnitig jaren nog niet a
hebben bereikt of λκrcfer geliuwdzijn. (Het hu-
welijk maakt meerderjarig).
Minderjarigen kunnen geene verbindtenissen
aangaan zonder toestemming van ouders of voog- Toestemming,
den (als de ouders beiden, of een hunner, over-
leden zijn).
Intusschen vergunt de wet, dat onder bepaalde
voorwaarden en omstandigheden aan een minder-
jarigen alle of sommige regten van een meerder-
jarigen worden verleend. Dit heet handligting. Handligting.
Wordt door die handligting de minderjarige
meerderjarig, dan heet zoodanige handligting:
renia aetatis. Deze kan aan een twintigjarigen Vcuia aetatis.
door den Hoogen Raad, bij brieven van meerder-
jarig-verklaring, worden verleend, welke brieven
vervolgens door den Koning moeten worden goed-
gekeurd.
De ineerderjarig-t>er£/aa;-<ie staat alsdan gelijk Gevolg,
met den meerderjarigen, behoudens de bevoegdheid
van den Hoogen Raad om hem te beperken in
het regt tot het vervreemden en bezwaren zijner
onroerende goederen tot zijn 23e jaar (en behou-
dens \'t geval van huwelijk, waarvan wij hier niet
zullen spreken).
Nu kunnen ook door handligting aan een Beperkte hand-
minderjarigen sommige regten eens meerderjari- liSfin8-
gen worden toegekend. Dit geschiedt voorna-
meiijk, wanneer de minderjarige een beroep of
bedrijf wil uitoefenen of in eenig vak handel
drijven.
-ocr page 28-
2fi
Aan wien. Deze handligting kan worden verleend aan een
->oor wie», achttienjarigen, op zijn eigen verzoek, intedienen
bij den kantonregter. Tegen den wil van dengene
der ouders, diι de vaderlijke magt uitoefent, kan
die handligting niet worden verleend. Wie die
magt uitoefent moet dan ook, mθt sommige bloed-
verwanten of aangelmwden van den minderjarigen,
door den Kantonregter omtrent dit verzoek wor-
den gehoord, althans behoorlijk opgeroepen om
hunne meening te verklaren. Zijn de ouders over-
leden of zijn zij niet belast met de voogdij, dan
worden de voogd, toeziende voogd en sommige
Gevolg. bloed- of aanverwanten gehoord. Deze beperkte
handligting doet den minderjarigen niet als meer-
derjarig beschouwen, dan alleen ten opzigte van
die bepaalde handelingen, waarvoor hem handlig-
ting verleend is, terwijl bij het verleeneu der
handligting door den Kantonregter uitdrukkelijk
moet worden bepaald, welke regten van meerder-
jarigheid aan den minderjarigen worden toegekend.
Die handligting kan ook door de Arrondissements
Regtbank worden ingetrokken, als de minder-
jarige er misbruik van maakt of er gegronde vrees
bestaat dat hij er misbruik van maken zal.
Curatele.        Dat onder curatele gestelden geen regtsgeldige
verbindtenissen kunnen aangaan, zal men geree-
delijk begrijpen, als men weet, dat de curatele
wordt verleend (d. w. z. dat een curator, een be-
heerder van vermogen, wordt gegeven) aan per-
sonen, die lijden aan onnoozelheid, krankzinnig-
heid of razernij, aan verregaande verkwisters, en
aan hen, die gevoelen zσσ zwak van geestvermo-
gens te zijn, dat zij zelven een curator vragen,
omdat zij niet meer in staat zijn hunne zaken te
besturen.
Na deze noodzakelijke uitweiding keeren wij
tot de vereischten voor de bestaanbaarheid van
-ocr page 29-
27
alle overeenkomsten terug, tot welke, behalve
de vrije toestemming en de bekwaamheid om zich
te verbinden, nog wordt gevorderd:
3°. Een bepaald onderwerp.                                         Bepaald onder-
De zaak namelijk, die het onderwerp der over-werp\'
eenkomst uitmaakt, moet minstens ten aanzien
van haar soort bepaald zijn. όe hoeveelheid kan
onzeker zijn, mits zij nader kunne worden be-
paald of uitgemaakt.
Ook over toekomstige zaken kan eene overeen- Toekomstige
komst worden aangegaan. Niet evenwel over eene zakeu-
erfenis, welke nog niet is opengevallen. Over
zoodanige nalatenschap kan geen beding hoege*
naamd worden gemaakt.
4°. Eene geoorloofde oorzaak.
Indien er eene overeenkomst is aangegaan zon- Oorzaak,
der reden, zonder dat er eenige regtsgrond be-
staat, waarom de eene partij aan de andere ver-
bonden zou zijn, dan is zoodanige overeenkomst
krachteloos.
Bovendien moet zoodanige oorzaak niet onge-
oorloofd zijn, dat wil zeggen, strijdig met de
wet, met de goede zeden en de openbare orde.
Wanneer bijv. A, B en C eene vennootschap
aangaan om gezamenlijk in te breken en bepa-
len, dat A de helft en B en C ieder \\ van net
geroofde zullen bekomen, dan is dit eene over-
eenkomst zonder geoorloofde oorzaak en derhalve
eene krachtelooze.
Is nu eene overeenkomst aangegaan volgens de Kracht van
vereischten der wet, dan is zij ook tot wet voorwcttlSaau?eSa-
,              ...                      i           i->          J                         • x           ne overeenkom -
de partijen geworden. Deze mogen er niet van3teu.
afwijken, zij mogen haar niet dan met wederzijd-
sche toestemming herroepen, tenzij daarvoor bij
de wet erkende redenen mogten bestaan.
Hoe overeenkomsten nog versterkt kunnen worden.
Wanneer een schuldeischer geen genoegzaam Borgtogt.
-ocr page 30-
28
vertrouwen stelt in den persoon zijns schulde-
naars, dan kan hij de overeenkomst versterken
door een of meer andere personen te laten instaan,
dat, indien de schuldenaar aan zijne verpligting
niet voldoet, zij alsdan in zijne plaats daaraan
voldoen zullen. Dit noemt men borgstellen, borg-
togt.
De borgtogt is derhalve eene persoonlijke zeker-
heid,
d. w. z. dat door toetreding van een of
meer personen tot de overeenkomst, tusschen
schuldeischer en schuldenaar gesloten, de waar-
borgen voor den eersten grooter en meerder
worden.
Het zal voldoende ziju hier de aandacht op twee
omstandigheden te vestigen.
1°. Dat, volgens de wet, de borg, als hij wordt
Uitwinning. aangesproken om te voldoen aan de overeenkomst,
omdat de hoofdschuldenaar in gebreke is geble-
ven, vorderen kan, dat die hoofdschuldenaar
vooraf worde uitgewonnen, d. w. z. dat men eerst
trachte door den verkoop van de goederen van den
hoofdschuldenaar, den schuldeischer te voldoen,
en dat men den borg alzoo met rust late, totdat
liet blijkt, dat de opbrengst dier goederen onvol-
doende is. Men noemt dat: het eoorregt van uit-
winning.
Schuldsplit- 2". Dat, wanneer meerdere personen zich voor
sing-
             den schuldenaar borg hebben gesteld, alle wel voor
de geheele schuld aansprakelijk zijn, doch dat
ieder hunner, zoodra hij daartoe in regten wordt
aangesproken, vorderen kan, dat de schuldeischer
hem aanspreke voor zijn deel. Men noemt dat:
het voorregt van schuldsplitsing.
Afstand.         Van daar dat een schuldeischer wel zal doen
om, bij het opmaken van eene akte van borgtogt,
den borg of de borgen te laten afstand doen van
de voorregten hun door de wet toegekend. Want
hebben zij eenmaal daarvan afstand gedaan, dan
-ocr page 31-
heeft de sckuhleischer op hen volkomen dezelfde
aanspraak als op zijn schuldenaar, zonder dat hij
behoeft te vreezen, dat de zaak verwikkeld en
op de lange baan geschoven wordt door een be-
roep op een dier wettelijke voorregten.
Σver het aral bij den wisselbrief zullen wij la-
ter spreken.
Behalve nu door deze persoonlijke zekerheid
kan de overeenkomst door den schuldenaar ver-
sterkt worden door zakelijke zekerheid, door het
verleenen van pand of hypotheek.
De algemeene regel is, dat al de goederen van
een schuldenaar tot waarborg verstrekken voor
zijne schuldeischers, en dat zij, naar evenredig-
heid hunner vorderingen, die op den gezamen-
lijken boedel huns schuldenaars kunnen verhalen.
Intusschen kunnen er schuldeischers zijn, die
meerdere zekerheid, die een voorrang hebb en bo-
ven anderen, en die voorrang kan, behalve uit
den aard der schuld, b. v. huishuur, huur van
dienstboden, enz., daaruit voortspruiten:
1°. Dat de schuldenaar aan den schuldeischer Pand.
heeft ter hand gesteld .roerend goed onder bepa-
ling, dat wanneer hij, schuldenaar*7*niet behoor-
lijk aan zijne verbindtenissen jegens zijn schuld-
eischer zou voldoen, deze laatste geregtigd zal
zijn, dat roerend goed in liet openbaar — of
als het pand uit verhandelbare koopmansgoede-
ren of effecten bestaat ter markt of ter beurze
door tusschenkomst van twee makelaars in liet
vak — te laten verkoopen, en zich, bij voorkeur
boven alle andere crediteuren, uit de opbrengst
daarvan te voldoen. Dat noemt men juuuL
2°. Dat de schuldenaar aan zijnen schuldeischer Hypotheek.
heeft verbonden een of meer onroerende goederen,
i                                        ii.-i.            \'Miimiwiiii i......gai »vM»~*.y \'
onder voorwaarde dat die goederen, m welke
handen zij zich ook later mogen bevinden, voor
-ocr page 32-
30
de afdoening der schuld, met de interessen, aan-
sprakelijk zullen zijn. Dat noemt men hypotheek.
Wanneer derhalve de schuldenaar aan "den hypo-
thekairen schuldeischer niet regelmatig voldoet
de interessen en de aflossingen, die termijns-
gewijze moeten plaats hebben, dan kandeschuld*
eischer overgaan tot den verkoop van het on-
roerend goed en zicli daaruit betalen wat hem
toekomt. Er kunnen ook meerdere hypotheken
op ιιn onroerend goed gevestigd zijn, wanneer
namelijk de eerst verstrekte som veel min-
der is dan de waarde van het gehypothekeerde
goed. In den regel zullen de gezamenlijke hypo-
theken minder bedragen dan de waarde, omdat
anders voor den tweeden of derden hypothekairen
schuldeischer de waarborg zou verloren gaan, dat,
bij verkoop van het goed, zij zich zouden kun-
nen dekken voor de hun verschuldigde sommen.
De voornaamste punten van verschil tusschen
pand en hypotheek zijn de volgende:
Verschil.
        1°. Pandregt kan alleen bestaan op roerend;
regt van hypotheek alleen op onroerend goed.
2°. Het pand moet overgaan in de magt en
het bezit van den schuldeischer of van een
ander persoon die, als geregtigd om de zaak
te bewaren, door beide partijen is aangeno-
men; het gehypothekeerde onroerend goed blijft
in het bezit van den schuldenaar of van een
derde.
3°. Pandregt vereischt geen schriftelijke akte,
maar kan door alle bewijsmiddelen bewezen wor-
den, mits die als zoodanig voor de hoofdschuld
zijn toegelaten, d. w. z. dat indien om de eene
oi andere reden het niet geoorloofd mogt zijn
het bestaan van de hoofdschuld door een of an-
der middel te bewijzen, dat bewijsmiddel ook ten
aanzien van het bestaan van het pandregt niet
mag worden gebezigd.
-ocr page 33-
81
Hypotheek kan alleen gevestigd worden bij
authentieke, in den regel notariλele, akte.
4°. De hypotheken moeten altijd wordeu inge-
schreven in de daartoe bestemde registers, welker
bewaarders daarvan inzage moeten geven aan elk,
die het verlangt, en zelfs afschriften van de ak-
ten met de daarbij gevoegde aanteekeningen aan
hen, die het verlangen, moeten uitreiken. Hij
hypotheek bestaat alzoo de meest mogelijke open-
baarheid; en dit ligt in den aard der zaak, om-
dat zoodoende ieder, van wien geld tegen hypo-
theek wordt verlangd, zich kan vergewissen of
het goed, dat men voor de schuld wil verbinden,
niet reeds te voren met eene belangrijke hypotheek
is bezwaard, en zich alzoo kan vrijwaren tegen
bedrog; bij pand daarentegen blijft de geheele
handeling tusschen schuldeischer en schuldenaar.
In ιιn belangrijk opzigt evenwel komen pand Toe&gening
en hypotheek overeen, en wel, dat de schuld-^a" ,,a" \'
eischer, in geval de schuldenaar hem niet behoor-
lijk voldoet, zich nimmer het verpande of gehy-
pothekeerde goed mag toeλisrenen. De algemeene
regel geldt, zoo als wij boven zeiden, dat de
schuldeischer het voorwerp, hetwelk tot zijne ze-
kerheid strekt in het openbaar moet verkoopcn,
om ook den schuldenaar tegen misbruiken van
den kant des schuldeischers te behoeden. Dat
neemt niet weg, dat de regter eene andere wijze
van verkoop mag aanwijzen. Ook mag de regter
toestaan, flat het pand aan den schuldeischer in
betaling zal verblijven voor een bedrag, dat bij
het vonnis uitdrukkelijk moet worden bepaald en
natuurlijk niet hooger kan of mag zijn dan het
beloop der schuld met de renten en kosten. Men
ziet, dat in zoodanig geval de gevreesde mis-
bruiken geen plaats kunnen hebben.
Bij de aanbieding van een akkoord door een Bij akkoord,
failliet, hebben de pandbezittende en hypothekaire
-ocr page 34-
32
schuldeischers geen stem, tenzij deze, ten be-
hoeve van den boedel, van dat voorregt afstand
doen. Men zal nu gereedelijk inzien, waarom dat
zoo is bepaald. Die schuldeischers toch hebben
geen belang bij het akkoord, omdat zij verzekerd
zijn, dat zij het gansche bedrag hunner vordering
zullen verkrijgen, voor zoo ver namelijk dat door
den verkoop van het pand of van het gehypothe-
keerde goed zal opgeleverd worden.
Voor het verkrijgen ven geld op hypotheek,
vooral van geringe sommen, die dikwerf bij par-
ticulieren moeijelijk verkrijgbaar zijn, strekken de
hypotheekbanken tot groot nut voor handel, nij-
verheid en landbouw. De beschrijving harer wer-
king behoort echter meer tot het gebied der
staathuishoudkunde dan tot dat van liet handels-
regt.
Hoe verbindtenissen te niet gaan.
Wij hebben nu gezien hoe verbindtenissen ont-
staan, hoe zij versterkt kunnen worden — laat
ons nu ten siotte, met een enkel woord zien de
voornaamste manieren, waarop verbindtenissen te
niet gaan.
Betaliug.
         Betaling. Het spreekt wel van zelf, dat, wan-
neer een schuldenaar zich kwijt van zijne verplig-
ting, die hij tegenover den scnuldeischer op zich
heeft genomen, iedere band tusschen deze beiden
ophoudt te bestaan. Die volledige voldoening van
het verschuldigde, wat het ook zij, noemt men
betaling.
.Door wien. %h\\ nu fe betaling of de voldoening geldig zijn,
wien. jan moet zjj 2C(jaan worden door den schulde-
naar, of iemand, die in zijn naam voldoet (b. v.
een borg, een gemagtigde) aan den schuldeischer
of diens wettigen vertegenwoordiger. Natuurlijk
moet voldaan worden alles waartoe de schuldenaar
-ocr page 35-
83
zich verbonden had. De schuldeischer kan niet
genoodzaakt worden gedeeltelijke voldoening aan
te nemen.
Nu kan het gebeuren, dat een schuldenaar
betalen wil, maar een schuldeischer, oin de eene
of andere reden, de betaling niet wil aannemen.
Voor dat geval vindt de schuldenaar een mid-
del in:
Aanbod van gereedc betaling, gevolgd door con- Aanbod.
signatie. De schuldenaar namelijk moet, hetzij
door een notaris, hetzij door een deurwaarder,
in ieder geval bijgestaan door twee getuigen, het
verschuldigde aan zijnen schuldeischer laten aan-
bieden, met inachtneming van bepaalde formali-
teiten, welke wij hier kunnen voorbijgaan.
Volhardt nu de schuldeischer bij zijne weige- Consignatie.
ring, dan kan de schuldenaar het aangebodene
in consignatie brengen of consigneren, d. i. als
het verschuldigde bestaat in eene geldsom, die
storten in de kas der geregtelijkc consignatiλn,
welke onder bewaring is van de ontvangers der
registratie, en als het verschuldigde bestaat in
eene zekere zaak, dan kan hij die in bewaring
stellen op eene door den Regter aangewezen
plaats.
Zoolang nu het aldus geconsigneerde in bewa- Gevolg,
ring wordt gelaten, of als het aanbod door den
Regter bij vonnis is geldig verklaard, is de schul-
denaar ten aanzien van den schuldeischer bevrijd.
Compensatie of vergelijking van schuld. "YYail- Compensatie,
neer twee personen wederkeerig aan elkander eene
dadelijk opeischbare som schuldig zijn, dan ver-
nietigen die verpligtingen elkander wederkeerig;
als de beide sommen gelijk zijn dan geheel; als
zij ongelijk zijn dan voor een gedeelte.
-ocr page 36-
34
Kwijtschelding. Kwijtschelding. Wat dat is, behoeft nauwelijks
gezegd te worden. Het is het vrijwillig ontslag
zijner verpligting, aan den schuldenaar door den
schuldeischer verleend.
Vergaan der Het vergaan der verschuldigde zaak. Indien er
zaak.             eene bepaalde zaak verschuldigd is en deze ver-
gaat of wordt verloren buiten de schuld van den
schuldenaar en vσσr dat hij nalatig was in de
levering dier zaak, dan vervalt de verbindtenis.
Nietigheid Nietigheid en Nietigverklaring. Deze kunnen
en nietigverkla- plaats hebben als een der bovenvermelde vereisch-
ten voor de bestaanbaarheid der overeenkomsten
ontbreekt. Wij moeten hier echter doen opmer-
ken, dat, wanneer eene verbindtenis is aangegaan
door een minderjarige of een onder curatele ge-
stelde (natuurlijk zonder bijstand van hun wette-
lijken vertegenwoordiger), door eene getrouwde
vrouw zonder magtiging van haar man, of ten
gevolge van geweld, dwaling of bedrog, men
Bekrachtiging, zich evenwel op de nietigheid dier verbindtenissen
niet kan beroepen, als de minderjarige na zijne
meerderjarigheid, de onder curatele gestelde na
de opheffing daarvan, de getrouwde vrouw na de
ontbinding van het huwelijk en de overigen, na
het ophouden van het geweld, of de ontdekking
van de dwaling of het bedrog, de verbindtenis
uitdrukkelijk of stilzwijgend hebben goedgekeurd
of bekrachtigd.
Verjaring. Verjaring. De verjaring, waarover wij hier spre-
ken, en met welke wij hier alleen te doen heb-
ben, is een middel, waardoor een schuldenaar,
door verloop van een zekeren bepaalden tijd en
onder de voorwaarden, bij de wet bepaald, van
eene verbindtenis kan bevrijd worden.
De wetgever namelijk heeft niet gewild, dat
-ocr page 37-
85
de verpligtingen vaii een schuldenaar jegens zijn
schnldeischer tot in het oneindige zouden voort-
duren, en dat na onheugelijken tijd een schulde-
naar of zijne erfgenamen zouden kunnen bespron-
gen worden met eene vordering, die bij allen
reeds lang in vergetelheid was geraakt.
De gewone tijd der verjaring der regtsvorde- Kewone tijd.
ringen is dertig jaren. Maar ten aanzien van
sommige dier regtsvorderingen heeft de wetgever
een korteren verjaringstermijn gesteld. Zoo verjaart Kortere termijn
de regtsvordering tegen den expediteur, voerman
of schipper ter zake van een geheel verlies, ver-
traging der bezorgiug of geleden schade aan goe-
deren, met den tijd van zes maanden, voor de
verzendingen binnen \'s lands, en met ιιn jaar,
voor de verzendingen buiten \'s lands, te rekenen
in geval van verlies, van den dag, dat liet ver-
voer had moeten volbragt zijn, en in geval van
beschadiging of te late bezorging, van den dag,
dat de goederen ter bestemmingsplaats zijn aan-
gekomen. Zoo verjaart wisselschuld, schuld ter
zake van liet uitgeven van orderbilletten en as-
signatiλn met tien jaren, te rekenen van den ver-
valdag, en schuld ter zake van kassierspapier
met tien jaren, te rekenen van den dag der uitgifte.
Wij moeten echter hierbij opmerken, dat van
hen, die de betaling op grond dier verjaring wei-
geren, de eed kan worden gevorderd, dat zij te
dier zake niets meer schuldig zijn en van hunne
erfgenamen, dat zij te goeder trouw vermeenen,
dat te dier zake niets meer verschuldigd is.
Enkele overeenkomsten, die schier dagelijks
in den handel voorkomen.
In de allereerste plaats vermelden wij hier de Kool> en vcr-
overeenkomst van koop en verkoop. Deze is eigen- k"0|\'-
-ocr page 38-
36
lijk geene andere dan die van ruiling, met dat
onderscheid, dat geene ruiling plaats heeft van
goederen tegen goederen, maar van goederen te-
gen geld, de algemeene koopwaar, het algemeen
fangbare ruilmiddel. Van daar dat de meeste wets-
epalingen omtrent koop en verkoop ook op de
overeenkomst van ruiling toepasselijk zijn.
Bepaling. Koop en verkoop is eene overeenkomst, waarbij
de een zich verbindt om eene zaak te leveren en
de ander om den daarvoor bedongen, of door een
derden, op verlangen der partijen, begrooten prijs
te betalen.
Men lette nu wel op, dat zoodra partijen het
eens zijn geworden omtrent de zaak, die het voor-
werp is van de overeenkomst en omtrent den
daarvoor te betalen prijs, zij aan elkaar verbon-
den zijn, zonder dat eenig schrift voor dit con-
tract wordt vereischt. De zaraenstemmende wil
van den kooper en verkooper is hier volkomen
voldoende; door de toestemming van beide par-
tijen is de overeenkomst voldongen.
Eigendoms- Maar, al is de overeenkomst op die wijze geheel
a-gang. ^ stail(j gekomen, zoo volgt daaruit nog geens-
Levering. zins, dat de kooper, alleen door het sluiten der
overeenkomst, eigenaar is geworden van de door
hem gekochte zaak. Daartoe moet hem de zaak
geleverd worden, d. w. z. de zaak moet door den
verkooper in de magt en in het bezit des koopers
worden gesteld. Heeft dit plaats gehad, dan eerst
is de eigendom overgegaan. Zoo lang dit niet is
geschied, heeft de kooper alleen regt te vorderen,
dat hem geleverd worde, en de verkooper, dat
de bedongen koopprijs, bij of na levering betaald
worde.
Risico.
         Voor wiens rekening de verkochte zaak is, se-
dert het oogenblik van het sluiten der overeen-
komst, hangt af van den aard der zaak. Is het
eene zekere, bepaalde zaak (dus ook goederen
-ocr page 39-
37
verkocht bij den hoop, of bij gewigt, getal of
maat, nadat deze laatste gewogen, geteld of ge-
meten zijn), dan is deze dadelijk voor rekening
van den kooper. In het omgekeerde geval voor
die des verkoopers.
De verkooper heeft twee voorname verpligtin- Hoofdverplig-
gen. In de eerste plaats moet hij de verkochte !\'""eu ver"
C?                                                                i                                            •!                                              KOOY16T8
zaak aan den kooper leveren. In de tweede, moet
hij den kooper vrijwaren, d. w. z. er voor in-
staan , 1°. dat de kooper zal blijven in het rustig
en vreedzaam bezit der door hem gekochte zaak,
dat later geen ander zal komen, die, bewijzende
een beter regt dan de kooper op de zaak te heb-
ben, hem die weder zal ontnemen en 2°. dat de
verkochte zaak geene zoodanige verborgen gebre-
ken heeft, dat de zaak ongeschikt is voor het
gebruik waartoe zij bestemd was, of wel, dat de
zaak zoozeer er door in waarde vermindert, dat
de kooper haar, had hij de gebreken gekend,
niet of niet voor dien prijs zou hebben gekocht.
Zoo als van zelf spreekt, is de hoofdverpligting _Hoofdve™lig-
van den kooper het betalen van den prijs en wel, |"^ Ca
als niet anders is bedongen, ter plaatse waar en
op den tijd waarop de levering geschieden moet.
De verkooper kan bedingen, dat hij zich het ?eFt van we"
regt voorbehoudt om de verkochte zaak binnen\'l ri" °01\'\'
een bepaalden termijn (doch nooit en in geen geval
langer dan vijf jaren), van den kooper terug te
koopen. Het ligt in den aard der zaak, dat hij
dan niet alleen den oorspronkelijken koopprijs,
maar ook alle andere regtmatige, door den kooper
inmiddels gemaakte kosten moet teruggeven.
Men onderscheidt huur van diensten en huur Huur en ver-
van goederen.
                                                          !limr-
Huur van diensten, van werk en nijverheid is Van diensten,
eene overeenkomst, waarbij de eene partij zicli
verbindt, om iets voor de andere tegen betaling
-ocr page 40-
88
van eenen tusschen haar bepaalden prijs of loon,
te verrigten. Daar slavernij of andere persoonlijke
dienstbaarheden in den Staat niet worden geduld,
kan men zijne diensten slechts voor een bepaalden
tijd of voor eene bepaalde onderneming verbinden.
Van goederen. Huur van goederen is eene overeenkomst, waarbij
de eene partij zicli verbindt om de andere het
genot eener zaak te doen hebben tegen een vooraf
bepaalden prijs.
Ook hier geldt de opmerking, welke wij ten
aanzien van liet koopcontract maakten, dat de over-
eenkomst door de zamenstemming van partijen
omtrent zaak (arbeid) en prijs (of loon) geheel vol-
dongen is, zonder dat van dien zamenstemmenden
wil door eenig schrift behoeft te blijken. Het is
derhalve eene groote dwaling, dat men van de na-
leving eener overeenkomst van koop of huur zich
zou kunnen ontslaan alleen op grond, dat er geen
geschreven contract zou zijn opgemaakt.
Hoof<lvcr- De huurder isverpligt: V\'. om op den bepaalden
pligtiiigen vantijd r(eil huurprijs te voldoen, en 2°. om het ge-
huurder.611 V6r huurde goed zorgvuldig en overeenkomstig zijn 6e-
stemming te gebruiken; terwijl daarentegen de ver-
huurder verpligt is: 1°. om het verhuurde goed te
leveren, 2°. den huurder tijdens de huur liet rustig
genot daarvan te verzekeren en 2f. de verhuurde
zaak te onderhouden in zoodanigen staat, dat zij tot
liet gebruik dienen kan, waartoe zij verhuurd is.
Dienstboden w&t huur van diensten aangaat moeten wij op-
Bedienden. merkeilj ^at ten aanzien van de overeenkomst ge-
sloten tusschen den meester en zijne dienstboden
(domestiques) zeer bijzondere bepalingen in liet bur-
gerlijk regt voorkomen, doch dat die bepalingen
geenszins van toepassing zijn op de overeenkomsten
met bedienden (handels-bedienden, klerken, boek-
houders enz.), gesloten. Deze laatste overeenkom-
sten worden beheerscht door de algemeene regts-
beginselen, die wij leerden kennen, en, zoo eene
-ocr page 41-
39
der partijen aan de overeenkomst niet voldoet, kan
de ontbinding daarvan in regten worden gevorderd.
Maar de patroon kan niet eigenmagtig binnen
\'s tijds de huur opzeggen, evenmin als de be-
diende zijne diensten weigeren kan. In beide ge-
vallen is grond tot liet vorderen van vergoeding
van kosten, schade en interessen.
Lastgeving is eene overeenkomst, gesloten of bij I*stgevmg.
authentieke of bij onderhandsche akte of bij brief
of zelfs mondeling, waarbij iemand aan eenander
de magt geeft en deze, uitdrukkelijk of stilzwij-
gend, aanneemt om eene zaak voor denlastgever
en in diens naam, om niet, tenzij liet tegendeel
worde bedongen, te verrigten.
De lasthebber is verpligt den last behoorlijk te Hoofdverplig-
volbrengen en is aansprakelijk niet alleen voor,tin§?n, ,van de"
,            ° ,                    i r         i                       ii lasthebber.
boos opzet, maar ook voor door hem gepleegde
verzuimen. Hij moet zich bewegen binnen de gren-
zen van zijn last, en kan zijn lastgever niet ver-
binden tot meer dan waartoe hij van dezen mag-
tiging heeft ontvangen. Eindelijk is hij rekening
en verantwoording schuldig aan den lastgever en
moet hij aan dezen uitkeeren al wat hij voor hem,
krachtens de volmagt, heeft ontvangen.
Als het tegendeel niet is overeengekomen heeft
de lasthebber het regt een ander persoon in zijne
plaats te stellen (te substitueren, regt van substitutie);
maar hij blijft voor diens handelingen jegens den
lastgever aansprakelijk, tenzij deze, voorliet geval
die plaatsvervanging noodig ware, een bepaald
persoon als gesubstitueerden had aangewezen.
De lastgever moet de verbindtenissen in zijn Hoofdverplig-
naam door" den lasthebber binnen de grenzen zijner {„"{^j"1 de"
volmagt gesloten, nakomen, aan dezen zijn loon °
betalen, als \'t bedongen is, hem voorschotten en
onkosten bij de uitvoering van den last gemaakt,
teruggeven en hem schadevergoeding geven, zoo
-ocr page 42-
4(1
Eindigen der hij, buiten eigen schuld, bij de uitvoeringvan den
lastgeving. last, verlies heeft geleden.
Lastgeving eindigt door den wil van beide par-
tijen, derhalve door herroeping en opzegging;
door den dood, liet faillissement, den staat van
kennelijk onvermogen of de curatele van een dei-
partijen; en, is de last uitgegaan van of gegeven
aan eene vrouw, door liaar huwelijk.
Derden.
          ])e derde personen, die met den iastliebber heb-
ben gehandeld, zijn verpligt de aldus gesloten o ver-
eenkomsten jegens den lastgever te volbrengen, en
deze kan hen daartoe onmiddelijk in regten aan-
spreken en de voldoening der overeenkomst vor-
deren.
In verband hiermede doen wij opmerken, dat
de overeenkomst in het handelsregt zoo vaak ge-
sloteu tusschen den principaal en den handelsrei-
ziger (commis-voyageur), bij gebreke aan bijzondere
bepalingen dienaangaande in ons wetboek, naar bo-
venstaande regelen zal moeten worden beoordeeld.
De handelsreiziger toch is de gemagtigde van den
principaal. Hij ontvangt van dezen eene procuratie
om — tegen genot van \'t zij bepaald loon, \'t zij
van provisie — bij de liandelsvrienden des last-
gevers rond te gaan en daar bestellingen op te
nemen. Het is zeer te betreuren dat dit onderwerp
bij ons niet, gelijk in vreemde wetgevingen, door
bijzondere bepalingen wordt beheerscht, en ook
dat de inhoud van de aan den handelsreiziger ge-
geven volmagt, althans voor zoo ver derden daarbij
belang hebben, niet openbaar wordt gemaakt. Hoe
\'t zij, de handelsreiziger moet zich strikt houden
binnen de grenzen zijner procuratie. Zoo zal hij,
zonder uitdrukkelijke magtiging, geen gelden mo-
gen ontvangen van de handelsvrienden zijns prin-
cipaals. Zoo zal hij, alleen gemagtigd om bestel-
lingen op te nemen, geene bevoegdheid hebben
om de bestelde goederen tevens te verkoopen, dat
-ocr page 43-
41
wil zeggen, den principaal in de verpligting te
stellen de levering te doen volgen. Is echter daar-
omtrent niets in de volmagt uitgedrukt, dan zal
den reiziger ook het regt om te verkoopen moe-
ten worden toegekend. Deze laatste vraag is reeds
meermalen — naar het ons voorkomt, te regt —
in dien zin door eenig» regterlijke collegiλn be-
slist 1).
1) Eene belangrijke monografie over den handelsreiziger is ge-
schreven door den heer Mr. E. E. van Raalte, (Leiden S. C.
van Doesburgh, 1864).
-ocr page 44-
EERSTE GEDEELTE.
KOOPLIEDEN. HUNNE VERPLIGTINGEN. HANDELS-
OVEREENKOMSTEN.
§ 1.
Handelsregt. Kooplieden.
Algemeen 1*- Onder handelsregt verstaat men (lat zamenstel
^"P-              van bepalingen, waardoor de verschillende handels-
verrigtmgen en de personen, die gewoon zijn zicli
daarmede bezig te houden, worden beheerscht.
Waarom voor Nu zal men vragen: of voor zoodanige verrig-
kooplieden nog^Ugell en personen andere bepalingen bij de wet
andere bepahu- e,            rj                 ,, , r ° ,./ ,•
gen noodig zijn, moeten worden gemaakt dan voor partikuheren,
dan voor parti-\'of niet hetzelfde regt, hetwelk voor alle burgers
culieren.
         jn ^en Staat geschreven is, ook moet gelden voor
de kooplieden, die toch ook burgers van dien
Staat zijn?
Het antwoord daarop is tweeledig: vooreerst,
dat de kooplieden wel degelijk onderworpen zijn
aan datzelfde burgerlijk regt als alle andere in-
gezetenen , en dat dit vooral het geval is, wanneer
net zaken of handelingen geldt, welke zij niet
verrigten in hunne hoedanigheid van kooplieden.
Maar zelfs wanneer zij handelen in hnnue hoeda-
nigheid van kooplieden, zijn zij onderworpen aan
de regelen van het burgerlijk regt, wanneer niet
voor bijzondere verrigtingen en omstandigheden
door het handelsregt iets anders wordt vastgesteld.
Zoo zullen b. v. de bepalingen omtrent huwelijk,
voogdij, erfopvolging en eene menigte andere voor
kooplieden volkomen dezelfde zijn als voor parti-
-ocr page 45-
43
culieren. De overeenkomsten, welke zij sluiten,
zullen in het algemeen beheerscht worden door
dezelfde beginselen als die, welke door particu-
lieren worden gesloten: in ιιn woord, hunne bur-
gerlijke regten en verpligtingen staan volkomen
gelijk met die van alle andere ingezetenen, be-
halve in die gevallen, waarin het handelsregt liet
tegendeel bepaalt. Maar in de tweede plaats, ant-
woorden wij op de vraag, of voor het handelsregt
andere bepalingen moeten worden gemaakt dan voor
de handelingen van particulieren: ja,• in velerlei
opzigten is dat eene onvermijdelijke beboete.
"Wanneer daarvoor geene andere bewijzen voor-
handen waren, dan zou het reeds genoegzaam
worden aangetoond door de geschiedenis der wet-
gevingen van de beschaafde volken der oude en
nieuwe wereld. Om nu niet te gewagen van de
oude Ehodiλrs en Komeinen, treffen wij reeds in
de middeneeuwen, vooral bij de zeevarende Staten
aan de Middellandsche, Atlantische en Oostzee,
bijzondere bepalingen omtrent handelsregt, en
vooral omtrent zeeregt, aan. Ook in ons vaderland
vinden wij daarvan belangrijke voorbeelden, vooral
ook in oude keuren of ordonnantiλn door handel-
drijvende steden uitgevaardigd, en het is eene
waarheid, dat ons Wetboek van Koophandel
daarom voor het beste onzer wetboeken wordt ge-
houden , omdat daarin de Fransche wetgeving van
Keizer Napoleon I niet slaafs is gevolgd, maar
omdat daarbij acht is geslagen op de handels-
usantiλn en wetsbepalingen, die van oudsher in
ons land in zwang waren.
Maar, behalve uit de geschiedenis, blijken het
nut en de noodzakelijkheid van bijzondere wets-
bepalingen voor den handel ook daaruit, dat in
den handel eene menigte verrigtingen, onderne-
mingen, overeenkomsten, toestanden voorkomen,
welke zich bij particulieren niet, of althans niet
-ocr page 46-
44
in dien vorm, voordoen, zoodat het voor allen
f;elijkelijk geldend burgerlijk regt ze ongeregeld
iet en laten moest, terwijl de regeling daarvan
voor het handelsregt een vereischte was.
Voorname be- Het handelsregt heeft nog meer dan liet bur-
^f^r^"hetgerlijk regt twee voorname behoeften: 1°. zorg
voor spoed in de afdoening der zaken, en 2°. zorg
dat kwade praktijken en kwade trouw met kracht
worden geweerd. Wat liet eerste punt aangaat,
zoo spreekt dit van zelf, als men nagaat de ont-
zettende uitbreiding, welke alle soorten van han-
delsondernemingen dagelijks ondergaan, door het
versneld binnenlandsch en internationaal verkeer,
de gemakkelijke gedachtenwisseling door den
electro-magnetisclien telegraaf en vele andere der-
gelijke oorzaken. En wat het tweede aangaat,
ziet ieder gereedelijk in, dat zonder eerlijkheid
en goede trouw bij de kooplieden geene degelijke
handel mogelijk is.
Bij ons wetboek van koophandel zijn die beide
vereischten van het handelsregt in velerlei opzig-
ten in \'t oog gehouden.
Spoed in af- Wat den spoed in de afdoening der zaken be-
doening.         treft, daarvoor heeft de wetgever gezorgd\'b. v.
door, gelijk wij in de inleiding zagen, te bepalen,
dat de kooplieden hunne overeenkomsten met de
daartoe betrekkelijke omstandigheden voor den
regter door getuigen zullen mogen bewijzen, en
dat wel in alle gevallen, behalve waarin, bij wijze
van uitzondering, een ander bepaald middel van
bewijs wordt voorgeschreven. Bij [den spoed, waar-
mede dikwerf handelstransactiλn worden gesloten,
is het van de kooplieden niet te vergen en is het
dikwijls eene onmogelijkheid, dat zij liunne over-
eenkomsten op schrift brengen en daarom ver-
klaart de wet het voldoende, wanneer zij het
bestaan dier handelingen kunnen bewijzen door
beλedigde verklaringen van personen, die er bij
-ocr page 47-
45
tegenwoordig zijn geweest. Daarom hecht de wet
zooveel waarde aan het dagboek van een koop-
man, hetwelk hij toch altijd moet houden, en
waardoor, als hij het slechts rigtig houdt, hem
eene menigte lastige werkzaamheden worden be-
spaard, die hij anders zou moeten verrigten om
later het bestaan zijner handels-transactiλn met al
wat er toe behoort te bewijzen. Op dienzelfden
grond heeft de wet ook gezorgd, dat ha)idelsza-
ken veel spoediger en veel gemakkelijker dan
andere door den regter kunnen worden beslist.
Wat aangaat het bevorderen van eerlijkheid en invorderen van
goede trouw, daarvan zijn de bewijzen door het™^, trouw.\'"
geheele wetboek verspreid, of liever, liet is hef
beginsel, waarop de gansche handelswetgeving be-
rust. Men ziet het o. a. uit de zorg, welke de
wetgever draagt voor de schuldeisc\'.iers van den
koopman, die hetzij tijdelijk hetzij voor goed zijne
betalingen moet staken. En, om bij dat voorbeeld
te blijven, herinnere men zich de straf bepalingen,
waarmede de koopman wordt bedreigd, als hij
bedriegelijk de regten zijner schuldeischers verkort
(bedriegelijke bankbreuk) en zelfs wanneer hij dat
doet door onbedachtzaamheid, verzuim en nalatig-
heid (enkele bankbreuk). Van daar ook de zoo
strenge strafbepalingen tegen valschheid in han-
delspapier begaan, welke met veel zwaarder straffen
dan de meeste andere valschheden wordt bedreigd.
Het is ook genoegzaam bekend, dat een koopman
tot de betaling van alle handelsschulden, en alzoo
tot het nakomen zijner eenmaal opgenomen ver-
pligtingen, kan worden genoodzaakt door middel
van lijfsdwang, d. i. door hem in verzekerde be-
waring (gijzeling) te brengen totdat hij zijn schuld
heeft afbetaald of een bij de wet bepaalde termijn
verstreken is. Die scherpe wijze van tenuitvoer-
legging van een regterlijk vonnis kan bij niet-
kooplieden slechts bij wijze van uitzondering plaats
-ocr page 48-
46
hebben. Men weet evenwel, dat de vraag omtrent
behoud of afschaffing van den lijfsdwang een vraag
van den dag is. In Frankrijk is hij sedert ettelijke
jaren grootendeels afgeschaft.
Wie kooplie- Wij hebben nu reeds herhaalde malen gebruik
den zijn.        gemaakt van het woord koopman, en nog weten
wij niet wat daaronder moet worden verstaan.
Niet ieder die iets koopt of verkoopt is daarom
een koopman. Wanneer A aan B een huis ver-
koopt en deze hem daarvoor tien duizend gulden
betaalt, is A daarom nog geen koopman in huizen.
Als een ander drie metalheken verkoopt en daar-
voor de waarde of een ander soort van effecten
in de plaats krijgt, is hij daarom nog geen effecten-
koopman ; maar dan wordt hij eerst koopman, als
hij herhaaldelijk daden van koophandel verrigt
en daarvan zijn beroep maakt. Al wie zijn beroep
maakt van het koopen en verkoopen van waren,
(en dat woord neme men in zijne ruimste betee-
kenis), is koopman. Nu is het onverschillig of hij
die waren koopt in het groot of in het klein, of
hij ze in het groot inkoopt om ze in het klein
weder te verkoopen, of hij ze ruw inslaat om ze
bewerkt weder van de hand te zetten. Ja, wan-
neer hij de waren inkoopt en niet verkoopt, maar
zijn beroep maakt van het verhuren van het ge-
bruik dier waren, is hij koopman. Zoo is iemand
die rijtuigen koopt en ze inrigt voor diligences of
omnibussen — en dus het gebruik er van ver-
huurt — evenzeer een koopman als de kabinet-
werker, die hout koopt om het later in den vorm
van eene schrijftafel of eene ιtagθre weder te ver-
koopen.
Een koopman (of koopvrouw) is dus iemand,
die er zijn beroep van maakt daden van koop-
handel te verrigten.
Daden van Wat nu daden van koophandel zijn, hebben wij
koophandel. in algemeenen zin reeds zoo even gezien, maar
-ocr page 49-
47
er zijn nog andere handelingen en verrigtingen,
welke de wet begrijpt onder den naam van daden
van koophandel, b. v. liet oprigten van naamlooze
vennootschappen, het sluiten van allerlei verze-
keringen en vele andere, welke wij ieder op hare
plaats zullen aantreffen.
Er zijn zelfs daden, welke gerekend worden
daden van koophandel te zijn, al worden ze niet
door kooplieden maar door particulieren en niet
bij herhaling, maar zelfs voor een enketen keer
verrigt. Daartoe behoort het onderteekenen (trek-
ken) van een wisselbrief. Wie een wisselbrief af-
geeft doet een daad van koophandel, al is hij ook
geen koopman, en onderwerpt zich daardoor, door
die enkele op zich zelve staande handeling, aan
al de strenge bepalingen van het wisselregt, welke
wij later zullen leeren kenneu. En dit is niet
alleen het geval met hem die den wissel afgeeft,
maar met ieder — hij moge koopman zijnofpar-
ticulier — die zijn naam op den wissel zet, hetzij
om dien weder aan andereu over te dragen (als
endossant), hetzij hij belooft dien wissel te betalen
en die belofte op den wissel zet (als acceptant).
Eindelijk merken wij nog op, dat de kooplieden Beurs
in de handelsteden gewoon zijn dagelijks te zamen
te komen op eene vaste plaats en op een bepaald
uur, ten einde te handelen en afspraken te ma-
ken. Deze plaats heet de beurs. De reglementen
daarvoor worden door het plaatselijk bestuur vast-
gesteld. Het wetboek van koophandel verstaat
onder beurs, de zamenkomst der kooplieden zelve,
zoodat men zegt, de beurs vangt ten drie uur aan,
d. i. de bijeenkomst. Ook de gevolgen van die
zamenkomst worden beurs genaamd. Zoo spreekt
men b. v. van eene ferme en eene ttaauwe beurs,
d. i. de markt, ten gevolge van de afspraken ter
beurze.
-ocr page 50-
48
§2.
Koopmansboeken.
mausWke\'T1" WiJ Rebben reed?.
gezien, dat het voor koop-
lieden niet wenschelijk en dikwijls ondoenlijk is,
zich een schriftelijk bewijs, in den vorm vaneen
contract, bij iedere handeling die zij verrigten,
te scheppen. Stel dat A, boekhandelaar in den
Haag, bij B, boekhandelaar te Groningen, boeken
bestelt, die hij dringend noodig heeft, en dat B
die boeken wel zou willen afleveren mits er een
behoorlijk contract op zegel werd gemaakt, waarin
prijs en voorwaarden van betaling en andere bij-
komende bedingen breedvoerig moesten worden
omschreven, waar zou \'t met den handel heen,
als A en B ieder in hun boekwinkel dagelijks
vijftig zulke bestellingen ontvingen en afzonden?
Of neem eens aan, dat een makelaar op de beurs
te Amsterdam aan een koopman vijftig Turken
verkocht, maar daarbij tot beding stelde, dat van
dien koop en verkoop eerst een behoorlijk ee-
schreven contract moest worden opgemaakt. Zou
dat den makelaar en den koopman aangenaam
wezen, die in ιιn uur een aantal dergelijke trans-
actiλn sluiten ?
Om die moeijelijkheden te voorkomen, om spoed
en gemak te bevorderen, kent de wet aan rigtig
gehouden koopmansboekgn, d. i. aan koopmans-
boeken gehouden in den vorm, welken de wet
voorschrijft, eene zeer groote bewijskracht toe.
Bewijskracht Wanneer twee kooplieden A en B met elkander
sθueu wft>- hebben gehandeld en er geschil ontstaat, hetzij
de».              over den tijd der handeling en der levering, hetzij
over de hoedanigheid, de hoeveelheid of den prijs
der goederen, dan kan ieder dier punten, door
het overleggen van liet koopmansboek van hem,
die de naleving der overeenkomst vordert, bewe-
-ocr page 51-
19
zen worden. Daarentegen heeft hij, van wien ge-
vorderd wordt, het regt om tegenbewijs te leveren
en ook om te eischen, dat zijne tegenpartij, die
zich op zijn koopmansboek beroept, de deugdelijk-
heid van dat boek bezwere, tenzij hij vroeger
mogt zijn overleden, als wanneer zijn koopmans-
boek door den dood is bekrachtigd. Wanneer er
echter geschil ontstaat tusschen A en B, en B
het aangaan of bestaan der geheele handeling ont-
kent, wanneer hij zegt nooit met A dergelijke
zaken gedaan te hebben, dan houdt de bewijs-
kracht van het koopmansboek van A op, tenzij
hij van elders en buiten zijn boek om, in het al-
gemeen mogt kunnen bewijzen, dat er werkelijk
eene handeling als waarop hij zich beroept, tus-
schen hem en B heeft plaats gehad.
Wij hebben tot nog toe gesproken over koop-
mansboeken, en het is bekend, dat door een koop-
man gewoonlijk onderscheidene van die boeken
gehouden worden.
Hij heeft zijn dagboek of journaal, zijn kasboek, Dagboek.
zijn grootboek en anderen. Maar de wet kent
slechts ιιn eigenlijk koopmansboek, nl. het dag-
boek 1), waarin door den koopman van dag tot dag,
naar orde des tiids, zonder witte vakken, tusschen-
regels of kantteekeningen, alles zonder onderscheid
moet worden ingeschreven, waardoor de staat van
zijn vermogen verandert of veranderen kan. Men
begrijpt ligtelijk dat dit ook om andere redenen
dan die van spoed een heilzaam voorschrift is.
De koopman, die zijne boeken trouw en deugde-
lijk houdt, vindt daarin een waarborg voor zich
zei ven, dat hij niets zal ondernemen Doven zijne
krachten, terwijl anderen daarin een waarborg
vinden voor zijne soliditeit.
Ieder uur van den dag kan de koopman zich Balan».
1) In het dubbel boekhouden het memoriaal.
3
-ocr page 52-
50
door zijne boeken van den staat, zijner fortuin ver-
gewissen. Maar zoo als hij dat ieder uur van den
dag kan , zoo moet hij dat ieder jaar doen. Binnen
de eerste zes maanden van het jaar is hij verpligt
den stand van zijn vermogen na te gaan, zijne
ontvangsten te vergelijken met zijne uitgaven, na
te gaan of hij in dat jaar gewonnen of verloren
heeft, of hij rijker dan wel armer geworden is,
d. i. met ιιn woord: hij is verpligt zijn balans
op te maken, deze in te schrijven in een afzon-
derlijk daartoe bestemd register en eigenhandig
te onderteekenen.
Bewaren der Uit het gewigt, dat de wet aan het houden
boeken.
           van k00pmansboeken toekent, zal men begrij-
pen, dat die boeken een geruimen tijd bij den
koopman bewaard moeten blijven en daarvoor
heelt de wet een tijdvak van dertig jaren genomen.
Drie boeken moet de koopman houden: het dag-
boek, het balansboek en liet brievencopijboek.
Bewijskracht Ten slotte nog eene enkele opmerking. Al het-
dier boeken tus-geen gezegd is omtrent de bewijskracht van koop-
T>i narti\'Svr"1 mansooeken geldt alleen dan, als er sprake is van
kooplieden onderling. Ten aanzien van handelingen
tusschen een koopman en een persoon die geen
handel drijft, is, gelijk wij reeds in de inleiding
zagen, die bewijskracht veel beperkter.
§ 3.
Vennootschappen. Handelingen voor gemeene
rekening.
Brou, waaruit Vereeniging van krachten tot bereiking van een
ontstaan.
         gemeenschappelijk doel, en wel van het doel, dat
ieder mensch zich voorstelt, namelijk de verbete-
ring van zijn toestand door het behalen van voor-
deel of winst, ziedaar de bron waaruit de ven-
nootschappen haren oorsprong nemen.
-ocr page 53-
51
Nemen wij eens aan dat A, een kundig, maar
onbemiddeld man, eene uitvinding heeft gedaan,
welker toepassing in de maatschappij een groot
voordeel belooft. Door eigen hulpmiddelen kan
hij tot dat voordeel niet komen, maar hij weet
dat X, een ondernemend man, een groot gebouw
bezit, waarin de bedoelde zaak met vrucht zou
kunnen worden gedreven, en dat Y een kapitalist
is, die gaarne zijn geld steekt in eene voordeelige
speculatie. Nu is onze man geholpen. Zij brengen
zamen wat voor het drijven der zaak noodig is;
X zijn huis, zijn gebouw, Y f 40,000 en A zijne
uitvinding en zijne kunde, en zij komen overeen,
welk deel ieder zal genieten van de te behalen
winst. Ziedaar de maatschap of vennootschap.
Is nu het doel van die vennootschap het ver- Vennootschap
rigten van daden van koophandel, dan is er eenv;mkoophandel,
vennootschap van koophandel gevormd.
Wij zien dus, dat vennootschap is eene overeen- Bepaling,
komst tusschen twee of meer personen, die zich
verbinden iets in gemeenschap te brengen, om het
daaruit ontstaande voordeel met elkander te deelen.
Wanneer zich nu twee of meer personen ver- Vennootschap
eenigen, om onder een geineenschappelijken naam 0Iulcr eeue tir_
koopliandel te drijven, dan ontstaat eene vennoot-ma\'
schap onder eene firma, d. W. z. de vennootschap
wordt genoemd naar een der vennooten, terwijl
de overigen onder de woorden en compagnie wor-
den begrepen, b. v. X en Cie- Somtijds is eene
firma zσσ bekend geworden dat de vennooten
dien naam behouden, al is degeen die hem droeg
reeds lang overleden 1). — Somtijds wordt ook
de vennootschap met den naam van twee ven-
nooten genoemd.
Zoodra nu de vennooten het eens zijn geworden .Akte van op-
over de zaak, die in gemeenschap zaο worden ge- ™AX™\\ , •
1) Als dat namelijk vooraf overeengekomen is of de erfgeua-
men van den overleden vennoot dat goedvinden.
-ocr page 54-
52
bragt en over de wijze van winstverdeeling, be-
staat de vennootschap. Maar tot liet bewijs van
het bestaan van eene vennootschap onder eene
firma, vordert de wet, dat daarvan worde op-
gemaakt eene notariλle of onderhandsche akte.
Het doel daarvan is voornamelijk om andere
personen, die met de vennooten handelen, be-
kend te maken met den aard der vennootschap
en de regten en verpligtingen van ieder der ven-
nooten.
Om nu te zorgen, dat iedereen, die met de ven-
nootschap handelt, weten kunne waaraan hij zich
te haren aanzien te houden heeft, bestaat ιιn
middel, openbaarheid, en daarom wil de wet dat
de vennooten:
1". de akte van oprigting, of onder bepaalde
voorwaarden een uittreksel daarvan, zullen doen
inschrijven in een daartoe bestemd register ter
griffie van de Arrondissements-Regtbank in de
Slaats waar de vennootschap is gevestigd, of als
aar geen Eegtbank is, ter griffie van het Kan-
tongeregt;
2°. dat de vennooten zorgen, dat een uittreksel
der akte worde geplaatst in de Staats Courant en
in een der dagbladen van de plaats waar de ven-
nootschap is gevestigd, of, als daar geen dagblad
is (wat in onze dagen wel niet dikwijls het geval
zal wezen) in dat eener naburige plaats.
Verzuim van Verzuimen de vennooten nu die openbaarheid
openbaarheid, aan hunne handelingen te geven, dan spreekt het
van zelf, dat de personen, die met vennootschap
gehandeld hebben, door dat verzuim geen schade
kunnen lijden, maar dat het nadeel alleen ten
laste dier vennooten komt; en dat in vele gevallen
die nadeelen zeer groot kunnen zijn, zal men ligt
begrijpen als men weet, dat ieder der firmanten 1)
1) Aldus noemt men de vennooten onder eene firma.
-ocr page 55-
58
hoofdelijk voor het geheel kan worden aange-
sprokeu, wegens al de door de vennootschap
aangegane verbindtenissen. Over die solidariteit Solidariteit,
hebben wij in de inleiding reeds gesproken. Hier
is eene hoofdelijke verpligting, niet door den wil
der contracterende partijen, maar door de wet
zelve in het leven geroepen. Ieder van de ven-
nooten, die daarvan bij de overeenkomst niet is
uitgesloten, is dan ook bevoegd ten name der
vennootschap te handelen, gelden uit te geven
en te ontvangen en de vennootschap aan derden,
en derden aan de vennootschap te verbinden,
d. w. z. dat zij voor de vennootschap met derde
personen (met personen, die buiten de vennoot-
schap staan), overeenkomsten kunnen sluiten.
Hoe worden nu de verkregen winsten verdeeld? \\Vinstverdee-
1°. volgens de overeenkomst door de vennooten linS-
daaromtrent gemaakt; 2". bij gebreke van zooda-
nige overeenkomst, naar evenredigheid van liet-
geen ieder heeft iugebragt.
Maar, zal men vragen, hoe geschiedt dan die
berekening, wanneer een der vennooten alleen
zijne nijverheid heeft ingebragt en niets omtrent
de winstverdeeling is bepaald?
Bij de beantwoording dezer vraag is de wetge-
ver uitgegaan σf van de onderstelling, dat het
stoffelijke kapitaal het hoofdelement is der ven-
nootschap, of (en niet ten onregte) van de mee-
ning, dat de industrieel, die niets inbrengt dan
zijne kunde, bij de te sluiten overeenkomst de
door hem geλischte voordeelen van den aanvang
af wel uitdrukkelijk zal bedingen, zoodat de wet-
telijke bepaling van de wijze van winstverdeeling
eerst bij gebreke van overeenkomst te dien aan-
zien in toepassing komt. Immers in dit geval
wordt liet aandeel in de winsten en de verliezen
berekend gelijk te staan met het aandeel van
hem, die het minst heeft ingebragt; b. v.: er zijn
-ocr page 56-
54
vier vennooten: A. brengt in ƒ 40,000, B. ƒ30,000,
C. ƒ 20,000 en D. zijne nijverheid. Nu worden
er f 22,000 gewonnen. A. krijgt nu van de winst
ƒ 8,000, B. ƒ 6,000, C. en D. ieder ƒ 4,000.
Overigens kunnen de vennooten omtrent de
winstverdeeling de bedingen maken die zij goed-
vinden , mits zij niet overeenkomen, dat ιιn hun-
ner al de winsten zal genieten. Zij mogen echter
wel bedingen, dat ιιn of meer hunner uitsluitend
al de verhezen zal dragen.
Eindigen der Is nu de tijd, voor welken de vennootschap is
vennootschap, aangegaan, verstreken; is de handeling, die het
onderwerp der vennootschap uitmaakte, volbragt,
of de in gemeenschap gebragte zaak te niet ge-
gaan, dan is de maatschap geλindigd. Uit is
evenzeer het geval, wanneer een der vennooten
sterft, omdat de medevennooten de vennootschap
hebben aangegaan met het oog op den bepaalden
persoon van dien medevennoot en welligt in zijne
erfgenamen geen genoegzaam vertrouwen stellen.
Evenzeer eindigt de vennootschap, als een der
vennooten in staat van faillissement of van ken-
nelijk onvermogen is verklaard. Wanneer de ven-
nootschap niet voor een bepaalden tijd is aange-
gaan, dan kan zij ook door den wil van ιιn of
meer der vennooten ontbonden worden, wanneer
deze hunne verdere deelneming in de vennoot-
schap opzeggen. Dit laatste mag echter niet te
kwader trouw of ontijdig geschieden. Te kwader
trouw,
wanneer een der vennooten zich alleen
een voordeel wil toeeigenen, dat aan de gezamen-
lijke vennooten toekwam. Ontijdig, wanneer het
belang der maatschap vordert, dat de ontbinding
nog wordt uitgesteld.
Ontbinding Maar kan dan eene vennootschap, die voor
vσσr den tijd. een bepaalden tijd is aangegaan, voor het verstrij-
ken van dien tijd nooit ontbonden worden? Ja,
om wettige en gewigtige redenen, die aan de be-
-ocr page 57-
55
oordeeling van den regter in dat geval zijn over-
gelaten; B. v. als eene aanhoudende ongesteldheid
den medevennoot onbekwaam maakt om de zaken
der vennootschap waar te nemen.
Door wie geschiedt nu, bij de ontbinding eener Vereffening.
vennootschap onder eene firma, de vereffening
daarvan ?
Deze geschiedt of door de vennooten, die liet
regt van beheer hebben gehad, of door hen, die
bij het aangaan der overeenkomst van vennoot-
schap daartoe zijn aangewezen, of door een bij-
zonderen vereffenaar door de gezamenlijke vennoo-
ten, hoofdelijk e,n bij meerderheid van stemmen,
benoemd. Nu kan liet bij de vereffening gein-uren,
dat de kas der ontbonden vennootschap toereikend
en meer dan toereikend is om hare schulden te
betalen. In dat geval bestaat er voor de vereffe-
naars op dat punt geen bezwaar. Maar hoe, als
de kas eens daartoe niet toereikend is? In dat
geval kunnen de vereffenaars vorderen, dat ieder
der vennooten de kas aanvulle naar evenredig-
heid van zijn aandeel in de vennootschap.
Het geval kan zich ook voordoen, dat iemand, (,\'ommaudi-
ten einde de zaak aan den gang te helpen of tetailc vennoot-
doen vooruitgaan, alleen geld daarin steekt, zon-scnaP-
der zich verder met iets hoegenaamd te bemoeijen
of te mogen bemoeijen en zonder dat zijn naam
bekend wordt. Zoodanige vennoot heet alsdan
een commanditair — of, zoo als men in liet da-
gelijksch leven wel zegt, stille — vennoot, en de
vennootschap (die natuurlijk te gelijk een ven-
nootschap onder eene firma kan ziju) is eene ven-
nootschap bij wijze van geldschieting of en com-
mandite.
Zoodanige vennoot deelt alleen in de schade
ten beloope van de gelden, die hij heeft ingebragt
of moeten inbrengen, en kan nooit verpligt wor-
den eens genoten winsten terug te geven.
-ocr page 58-
56
Bemoeit hij zich echter met het beheer, dan
wordt hij even goed voor alles (en ook solidair)
aansprakelijk, als zijne medevennooten.
Handeling Behalve de eigenlijke handelsvennootschappen
r gemeene kent de wet ook handelingen voor gemeene reke-
ning, d. w. z. dat tusschen twee of meer personen
een deelgenootschap wordt aangegaan, voor eene
of meer bijzondere of bepaalde ondernemingen.
Terwijl alzoo de vennootschap zich voorstelt het
behalen van winst door eene reeks van daden,
door eene blijvende en voortgezette onderneming,
beoogt de handeling voor gemeene rekening, het
verkrijgen van winst door eene bijzondere, tijde-
lijke onderneming. Voor dergelijke handelingen
wordt geen schriftelijke akte gevorderd, evenmin
de overige formaliteiten voor vennootschappen
voorgeschreven en als derden met de deelgenoo-
ten gehandeld hebben, kunnen zij alleen de na-
leving der overeenkomst vorderen van dien deel-
genoot, met wien zij de overeenkomst hebben
gesloten.
§4.
Naamloose vennootschappen.
OorsproDg. De naamlooze vennootschap (sociιtι anonyme)
is grootendeels een kind van de negentiende eeuw,
met hare reusachtige uitvindingen, welke op groote
schaal in toepassing worden gebragt, met hare
zoo aanzienlijk verbeterde vervoermiddelen, met
de belangrijke rol, die door kapitaal en krediet
wordt gespeeld. Waar het zoodanige ondernemin-
gen geldt (b. v. aanleg van spoorwegen, verlich-
ting van steden door gas, oprigting van banken
van allerlei aard en dergelijke) schieten zelfs de
vereenigde krachten van enkele particulieren te
-ocr page 59-
57
kort en moet een groot kapitaal ook door eene
groote vereeniging van menschen worden bijeen-
gebragt.
Ziedaar den oorsprong der naamlooze vennoot-
schap, die aldus wordt genoemd, omdat zij haar
naam allιιn aan de onderneming ontleent, b. v.
de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij, de
Nederlandsche Bank, de Nederlandsche Handel-
maatschappij, enz.
Eenige menschen willen een spoorweglijn aan-
leggen, die naar hunne berekening goede renten
zal afwerpen. Hoe verkrijgen zij uu liet kapitaal?
Zeer eenvoudig. Zij maken hunne plannen en
berekeningen openbaar, zeggen hoeveel geld zij
noodig hebben, verdeelen het kapitaal in gelijke
deelen — b. v. elk van 500 of 1000 gulden —
en geven aan ieder de gelegenheid om een of
meer aandeelen in die onderneming te nemen.
Wordt er winst gemaakt, dan wordt deze of ge-
heel of gedeeltelijk over ieder aandeel gelijkelijk
verdeeld (dividend). Het spreekt van zelf dat,
wanneer de vooruitzigten gunstig zijn, en de zaak
soliede schijnt, die aandeelen spoedig geplaatst en
liet kapitaal volteekend zal zijn.
Hat laatste is evenwel niet noodig voor het in
werking komen der vennootschap. Zij kan een
aanvang maken met hare verrigtingen, zoodra
tien percent van het benoodigd kapitaal is gestort.
Maar nu is het ligt in te zien, dat de oprig- Koninklijke
ters van zoodanige vennootschappen toch eenigen tawilliging.
waarborg moeten geven, dat hunne voorgenomen
onderneming geene dwaasheid, geene wind-specu-
latie is of strijdig met de openbare orde en de
goede zeden. Dat is vooral bij die vennootschap-
pen noodig geacht, waarin de kapitalen van een
groot aantal personen, somtijds geheel, dikwijls
voor een groot gedeelte, worden overgebragt. Van-
daar dat de wet bepaalt, dat vσσr de oprigting
-ocr page 60-
58
van zoodanige vennootschap, of als zij later wordt
verlengd of er wijzigingen in hare statuten komen,
de akte van oprigting of een ontwerp dier akte,
of later de akte van verlenging of wijziging der
statuten, aan den Koning 1) moet worden toege-
zonden om daarop Zijne bewilliging te erlangen.
Laat ons daarbij evenwel opmerken, dat de vraag,
in hoeverre de tusschenkomst der Regering bij de
oprigting van naamlooze vennootschappen wen-
schelijk is, en in hoeverre het beter zou zijn ook
op dit gebied het stelsel van volkomen vrijheid
en onbelemmerde mededinging te huldigen, al-
mede behoort tot een der belangrijkste vragen
van den dag.
Die bewilliging kan niet worden geweigerd,
tenzij de akte bepalingen bevat in strijd met de
openbare orde, de goede zeden of de wet, die voor
de belangen der aandeelhouders heeft gewaakt;
en voor het geval ze geweigerd wordt, moet de
reden der weigering aan de verzoekers worden
medegedeeld. Dit vereischte der Koninklijke be-
willigmg heeft vaak verschil doen rijzen omtrent
de vraag, in hoeverre vreemde naamlooze vennoot-
schappen — vennootschappen die haren zetel in
het buitenland hebben —• in Nederland regten
konden doen gelden, daar de akte van oprigting
van deze natuurlijk \'s Konings bewilliging niet
heeft erlangd. De vraag is in het voordeel dier
buitenlandsche maatschappijen beslist. Vandaar
dan ook, dat aan Nederlandsche naamlooze ven-
nootschappen in onderscheidene vreemde landen
(b. v. Belgiλ, Frankrijk, Oostenrijk) gelijk regt
wordt toegekend.
Akte van op- Is nu de Koninklijke bewilliging verkregen, dan
rigting.
          wordt de notarieele akte van oprigting (want eene
1) Het spreekt van zelf, dat niet de Koning, die niet ver-
antwoordelijk is, maar de verantwoordelijke Minister (van Ju-
stitie) eigenlijk de bewilliging geeft of weigert.
-ocr page 61-
59
notarieele akte wordt hier gevorderd op straffe van
nietigheid)
openbaar gemaakt, in haar geheel op-
genomen in de openbare registers, waarvan wij
reeds bij de vennootschap onder eene firma ge-
sproken hebben, en in de Staats-Courant, en voorts
aangekondigd in de vroeger door ons vermelde
dagbladen.
l)at geschiedt telkens bij verandering in de
voorwaarden of verlenging der vennootschap, en
zoo de bestuurders die inschrijving en bek ena-
making verzuimen of vertragen, dan worden zij
voor dien tijd in persoon en hoofdelijk voor het
geheel voor hunne handelingen aansprakelijk,
terwijl anders niet de bestuurders of de aandeel- Aansi>rakc-
houders in persoon, maar alleen de vennootschap^jkhetd.
als zoodanig,
dat wil zeggen, hare bezittingen,
hare goederen, haar kapitaal, voor de handelin-
gen der bestuurders aansprakelijk is.
Wij hebbeu gezien, dat het benoodigd kapitaal Aandeden.
wordt verdeeld in gelijke aandeelen. J3ie aandee-
len nu zijn of op naam hο in blanco, eu het °l> naam.
spreekt van zelf, dat niemand, die een aandeel
genomen heeft in zoodanige vennootschap, voor
iets meer aansprakelijk is, dan voor de betaling
van het bedrag van dat aandeel. Wordt er winst
behaald, dan deelt hij voor zijn aandeel daarin;
werkt daarentegen de vennootschap met verlies,
dan gaat zijne rente en dikwijls ook zijn kapitaal
verloren, maar hij kan niet genoodzaakt worden
iets bij te passen (te suppleren) om de schulden
der vennootschap te voldoen. Dat is trouwens
natuurlijk, als men slechts het beginsel vasthoudt,
dat de naamlooze vennootschap niet bestaat uit
personen, maar uit aandeelen of actiλn.
In de aandeelen op naam staat — gelijk liet
woord dat reeds uitdrukt — de naam des aan-
deelhouders vermeld. Zoodra echter het volle be-
drag van een aandeel is gestort, kan het verwis-
-ocr page 62-
f,0
in blanco, geld worden voor een aandeel in blanco, dat geen
naam inhoudt en dus — gelijk men begrijpt —
even als andere effecten, van hand tot hand kan
gaan, hetgeen met de aandeelen op naam het
eval niet is. Hoe deze kunnen worden overge-
ragen, moet bij de akte van oprigting der ven-
nootschap bepaald worden.
Beheer en vcr- De naamlooze vennootschap wordt beheerd door
effening.          bestuurders, die ook onder toezigt van speciale
commissarissen kunnen worden gesteld, zonder dat
dit echter een vereischte is. Zij mogen niet on-
*            herroepelijk worden aangesteld.
Deze bestuurders waken voor de belangen der
aandeelhouders. Zoo het hun blijkt, dat het maat-
schappelijk kapitaal een verlies van 50°/. heeft
ondergaan, dan moeten zij dat ter griffie der Regt-
bank aangeven en in de nieuwspapieren, waarvan
wij boven gesproken hebben, aankondigen. Be-
draagt liet verlies 75°/,, dan is de vennootschap
van regtswege ontbonden en moet zij door de be-
stuurders 01 andere bij de akte van oprigting
daartoe aangewezen personen worden vereffend.
Reserve-kas. Deze ontbinding kan echter worden voorkomen
door de oprigting van eene reserve-kas; d. i. de
winsten worden niet ten volle onder de aandeel-
houders verdeeld, maar een gedeelte van die winst
wordt in eene afzonderlijke kas gestort en weder
gekapitaliseerd. Is er nu een te kort, dan worden
de ontbrekende penningen uit die reserve-kas
aangevuld.
van daar dat dikwijls wordt bepaald, dat niet
meer dan een zeker aantal percenten van de
winst aan de aandeelhouders zal worden uitbetaald
en dat al wat er verder van de winst overblijft
tot reserve-kas zal worden aangewend, totdat deze
eene zekere bepaalde hoogte (o. v. ƒ 25.000) zal
hebben bereikt.
Vaste rente. Om die ontbinding wijders te voorkomen, heeft
-ocr page 63-
61
de wet ook verboden het bepalen van vaste rente,
d. i. te bepalen, welke rente jaarlijks aan de aan-
deelhouders moet worden uitgekeerd. Het is toch
duidelijk, dat de bestuurders, eenmaal daartoe
verpligt, het kapitaal zouden moeten aanspreken,
als de winst niet voldoende was voor de rente-
betaling, en zoo doende zou de vennootschap met
rassche schreden hare ontbinding te gemoet wor-
den gevoerd.
Eenmaal \'s jaars geven de bestuurders aan de Rekening
vennooten (actie- of aandeelhouders) opening van en verant-
zaken, d. i. rekening en verantwoording. Φit ge- woor inλ\'
schiedt meestal op eene algemeene vergadering.
§2.
Reederij.
Er is nog eene bijzondere soort van vennoot-
schap, bekend in den handel onder den naam
van reederij. Als A, B en C ieder voor een ge-
deelte eigenaren zijn van een zeeschip, en zij ge-
bruiken dat schip tot gemeene baat, d. w. z. om
daarmede gemeenschappelijk winst te behalen, dan
bestaat er eene reederij, en A, B en C zijn de
reeders. Het contract dat zij te zamen sluiten heet
reeder-cedel.
Zoodanige reederij wordt vertegenwoordigd door Boekhouder,
den boekhouder, die uit de mede-reeders moet
worden gekozen, tenzij alle reeders eenparig een
ander daartoe benoemen.
De boekhouder voert het geheele beheer van
het schip en de mede-reeders zijn verpligt de over-
eenkomsten, die hij als boekhouder gesloten heeft,
na te komen. Hij stelt den kapitein (schipper) aan
en ontslaat hem; hij zorgt voor onderhoud, uit-
-ocr page 64-
62
rusting en bevrachting van het schip; hij neemt,
na het eindigen van iedere reis, de rekening en
verantwoording van den kapitein op; maar is
natuurlijk op zijne beurt, na iedere reis, rekening
en verantwoording van zijn beheer schuldig aan
de reeders.
§6.
Makelaars. Cargadoors.
Makelaars zijn beλedigde personen, door den
rein eenteraad
i. w. zο die
aangesteld, als tusschenhandelaars;
voor menschen, van wie zij daartoe
last krijgen, waren, effecten, schepen enz. koopen
of verkoopen, of andere handels-transactiλn slui-
ten, natuurlijk tegen genot van zeker loon.
Het behoort nu alweder tot de vragen van den
dag, of ook niet op het terrein der makelaardij
volkomen vrijheid moet worden gelaten en of eene
aanstelling door het gemeentebestuur niet kan
worden gemist.
De makelaar brengt de handelende partijen tot
elkaar; door zijne bemiddeling worden de over-
eenkomsten door haar gesloten, en de aldus tot
elkaar gebragte partijeu zijn verpli\'gt die overeen-
komsten na te leven, als of zij die onmiddelijk,
zonder \'s makelaars tusschenkomst, met elkander
hadden aangegaan.
Men kan nu aangesteld worden als makelaar
in het algemeen d. i. in alle vakken van handel,
of als nTοtkλοa\'af\' in een bόzond^r vak: b. v. ma-
kelaar in effecten.
De makelaars in alle vakken mogen voor eigen
rekening
io_het. geheel geen handel drijven, en
aan de makelaars m een bijzonder vak is dat ver-
-ocr page 65-
63
boden voor den handel in het vak, waarvoor zij
zijn aangesteld.
Al de handelingen, die een makelaar verrigt,
moet hij dadelijk opschrijven in zijn zakboekje en
ze daarna overbrengen in zijn dagboek. Aan die
makelaarsboeken kent de wet eene groote bewijs-
kracht toe.
Cargadoors of scheepsmakelaars noemt men de Cargadoors,
tusschenpersonen, die voor alles zorgen wat tot
de bevrachting, de lossing, enz. van een schip
behoort. Zij wijzen den reeder den persoon aan,
die een schip tot het vervoer van goederen behoeft,
en aan dien persoon den reeder, die zijn schip
daarvoor beschikbaar wil stellen. Zij worden niet
door den gemeenteraad of door eenig openbaar
gezag aangesteld, zoo als dit, gelijk wij boven
zagen, met de gewone makelaars het geval is.
§7.
Kassiers.
Voor vele voorname kooplieden is het moeijelijk Kassiersbriefje.
zelf hunne gelden te ontvangen en uit te betalen.
Daarom zijn er kassiers, die zich met het bewa-
ren en uitbetalen van gelden belasten. Als nu een
koopman, die gelden heeft bij een kassier, eene
betaling heeft te doen, dan geeft hij daarvoor
een zoogenaamd kassiersbriefje, dat de kassier,
tegen genot van zeker loon of provisie, moet be-
talen aan dengene die er mede komt. De dagtee- Aansprakelijk-
kening, waarop dat briefje is gegeven, moet erheid-
in staan uitgedrukt, omdat de uitgever gedurende
tien dagen na de dagteekening aansprakelijk blijft
voor de betaling jegens ieder, die het in "handen
heeft. Gaat het briefje van hand tot hand, dan
-ocr page 66-
84
heeft degeen, die het in zijn bezit heeft, gedurende
drie dagen zijn verhaal voor de betaling op den-
gene, van wien hij het gekregen heeft.
Schuld van De wet drukt het vermoeden uit, dat als een
den kassier, kassier moet ophouden te betalen, d. w. z. als
hij niet meer oetalen kan, dit door zijn eigen
schuld is te weeg gebragt. De reden daarvan ligt
voor de hand. De kassier behoeft voor den koop-
man geen hooger bedrag van kassiersbriefjes uit
te betalen, dan hij van dezen geld onder zich
heeft. \\\\ eigert hij nu de betaling van een briefje,
alvorens de onder hem berustende som is uitge-
put, dan heeft hij zelf het geld gebruikt en op-
gemaakt.
§8.
Commissionnairs.
In de inleiding hebben wij gezien, wat men te
verstaan heeft onder lastgeving.
Commissionair. Intusschen zijn er in den handel personen, die
ieder in hun vak van mij een last zullen aanne-
men, en dien ten gevolge met een ander zullen
handelen, maar niet op mijn naam, maar op naam
van hen zelven of hunne firma,
hoewel de han-
deling geschiedt op mijn order en ook voor mijne
rekening. Zoodanige personen heeten commission-
nairs, en hij, van wien zij hunnen last ontvangen,
heet de committent. Het is duidelijk, dat de com-
missionnair dien last van zijn committent niet
aanneemt en volbrengt bloot voor diens genoegen;
daarvoor geniet hij loon, dat provisie genoemd
wordt.
Regtsband. Met een weinig nadenken zal men nu kunnen
begrijpen, dat er in ons geval twee banden be-
staan: een band tusschen den committent en den
-ocr page 67-
65
commissionnair, en een band tusschen den com-
missionnair en hem, met wien deze voor rekening
van zijn committent heeft gehandeld.
Die band tusschen committent en commission-
nair is geen andere dan die van lastgeving; want
de commissionnair doet niets anders dan datgene
volbrengen, dat hem is opgedragen.
De band tusschen den commissionnair en den
derden persoon verschilt natuurlijk, naarmate van
den aard der handeling, die de commissionnair
voor zijn committent moet volbrengen.
Nemen wij een voorbeeld. A (committent) ge-
last B (commissionnair in effecten) om voor hem
tien metallieken tekoopen. B, de commissionnair,
koopt die alsof zo voor hem zelven waren bij C.
Nu bestaat tusschen A en B de band van last-
geving, en tusschen B en C de band van koop
en verkoop. Maar stel dat B den last had ontvan-
fen die tien metallieken te beleenen, en dat hij
ie beleening bij C had bewerkstelligd, dan blijft
tusschen A en B altijd eene overeenkomst van
lastgeving, maar tusschen B en C is een belee-
nings-contract 1) gesloten. Daar nu de commis-
sionnair altijd handelt op zijn eigen naam, zoo
volgt daaruit, dat de derde persoon, met wien hij
handelt, niets te maken heeft met den lastgever
van den commissionnair, en dat er tusschen dien
derde en den lastgever (committent) geen band
of betrekking bestaat.
Maar onderstelt nu eens, dat A als commissie- Voorregt van
gever aan B als commissionnair den last heeft den ?omnussi-
°                                        . .            ,          „                             onnair.
gegeven om een menigte goederen (b. v. voor eene
tonne gouds) voor hem te verkoopen. Daarvoor
heeft B gelden voorgeschoten, kosten gemaakt,
1) De beleenings- en prolongatie-contracten, die in den handel
zoo gebruikelijk zijn, worden bij het wetboek van koophandel
niet afzonderlijk geregeld. Welke die contracten zijn, moge hier
mondeling worden toegelicht.
-ocr page 68-
66
verbindtenissen aangegaan. Maar A woont te St.
Petersburg en B te Amsterdam. Hoe zal B nu
gedekt zijn voor al zijne kosten, de rente van
zijn voorgeschoten geld, zijn provisie enz.?
Daardoor, dat de wet bepaalt, dat de commis-
sionnaar een voorregt (privilegie) heeft op die goe-
deren, hetzij hem die zijn toegezonden ter verkoop,
hetzij om ze tot nadere beschikking onder zich te
houden. Zijn de goederen voor rekening van den
commissiegever verkocht en geleverd, dan betaalt
de commissionnair aan zich zelven, uit de op-
brengst van den verkoop, het beloop zijner vor-
deringen, waarvoor hij is geprivilegieerd.
Nu kan liet gebeuren dat de committent aan
den commissionnair goederen heeft toegezonden
om die tot nadere beschikking onder zich te hou-
den, of den commissionnair beperkt heeft in het
vermogen om die goederen te verkoopen — indien
nu in zoodanig geval de committent niet aan de
vorderingen voldoet, waarvoor de commissionnair
is geprivilegieerd, dan kan deze van de Regtbank
zijner woonplaats verlof tot geheelen of gedeelte-
lijken verkoop dier goederen vragen. Evenzoo als
de commissionnair voor den committent goederen
heeft gekocht en ontvangen en deze laatste niet
aan de bevoorregte vorderingen voldoet. De com-
missionnair moet den committent zoowel van zijn
verzoek tot verkoop als van den verkoop zelven
den volgenden dag kennis geven. Een exploit
van een deurwaarder wordt daartoe niet gevor-
derd. Het is voldoende wanneer hij \'t doet per
telegraaf of per aangeteekenden brief. Al die be-
palingen ten aanzien van het voorregt van den
commissionnair verschillen van die, welke men
vindt in ons Wetboek van Koophandel. De wij-
ziging is er in gebragt door de wet van 4 Julij
1874 (Staatsbl. n°. 89).
-ocr page 69-
67
§9.
Expediteurs.
Om koopmanschappen, hetzij te water hetzij te
land, van de eene plaats naar de andere over te
brengen, zou het voor de kooplieden veel te lastig
zijn, indien zij zelven voor iedere verzending raoes-
ten zorgen. Daarom zijn er personen, die zich
belasten met liet doen vervoeren van koopman-
schappen en goederen te water en te land, en
deze heeten expediteurs.
Moeten die goederen naar verwijderde plaatsen Tusschen-
worden gezonden, dan zendt de expediteur, die exPe<,lteurs-
ze aanneemt, die goederen aan een anderen expe-
diteur op eene andere plaats, welke dan weder
zorgt voor het verder vervoer.
Ten aanzien van den eersten expediteur zijn de
anderen, aan wie de goederen tot verder vervoer
worden toegezonden, tusschen-expediteurs, en de
oorspronkelijke expediteur moet voor deze instaan,
zooals hij ook instaat voor spoedige en behoorlijke
verzending der goederen.
De overeenkomst tusschen den afzender of den Vrachtbrief,
expediteur en den voerman of den schipper, die
zien. met het vervoeren der goederen belast, is
vervat in den zoogenaamd en vrachtbrief.
De meest gebruikelijke vrachtbrieven hier te
lande, voldoen — gelijk men zien zal — niet
geheel aan deze bepaling der wet. Zoo volgt b. v.
hier een model vrachtbrief door eene handeldrij-
vende firma hier te lande steeds gebezigd:
Met (aard der emballage) .... gemerkt ....
inhoudende (omschrijving der te vervoeren goe-
deren).....
Den Heer (naam van den geadresseerde)
te......
-ocr page 70-
68
Verzonden den.....18 ... . per......
Droog, gaaf en onbeschadigd.
Zoo luidt de vrachtbrief van de firma van Gend
en Loos:
Le soussignι dιclare expιdier a 1\'adresse de....
par les Messageries van Gend et Loos, encorres-
gondance avec les Messageries J. B. van Gend et
°. de Belgique, et les Messageries Impιriales de
οrance.
Nombre et espθce des colis — Marques et nu-
mιros — Contenu et valeur — Poids (brut, net)
—  Observations.
En die vau de Hollandsche IJzeren Spoorweg-
Maatschappij :
De hieronder vermelde vrachtgoederen worden
volgens de bepalingen vervat in het reglement
voor het vervoer van den 12 April 1867 per
Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij door
mij ondergeteekende toegezonden aan (naam van
den geadresseerde) te (woonplaats).
Wagennummer — aantal collis — merk en num-
mers — aard of soort van goederen — bruto ge-
wigt — Vrachten (verschot of rembours — franco
—   ongefrankeerd) — Bijgevoegde documenten
wegens rijks of gemeentebelastingen.
den......18 ... .
Handteekening van den afzender.
§ 10.
Voerlieden, schippers op rivieren en binnen-
wateren.
Voerlieden en schippers zijn belast met het
overbrengen en bezorgen of bestellen van de goe-
deren, die zij daartoe van den afzender of expe-
-ocr page 71-
69
diteur krijgen tegen bedongen of bepaald loon of
vracht. De schippers en voerlieden moeten in-
staan voor de schade, aan de goederen gekomen,
tenzij die veroorzaakt is door eene omstandigheid
buiten hun toedoen.
Zijn de goederen eens aangenomen en is de Aansprake-
vracht betaald, dan houdt de aansprakelijkheid lijkneid.
van den vervoerder op, als men de oeschadiging
der goederen bij het aannemen heeft kunnen zien.
Is dit het geval niet dan kan degeen, die ze heeft
ontvangen (geadresseerde), binnen tweemaal 24
uren na de ontvangst, de geregtelijke bezigtiging
daarvan vragen, d. w. z. een proces-verbaal van
bezigtiging door een daartoe oevoegden ambte-
naar, b. v. een deurwaarder, laten opmaken. Het
spreekt van zelf, dat hij moet zorgen te kunnen
bewijzen, dat de goederen, die hij laat bezigtigen,
dezelfde zijn als die hij heeft ontvangen.
Maar als de geadresseerde de goederen eens niet
wil aannemen, wat moet de voerman of de schip-
per dan doen?
Opslag vragen bij den president van de regt- Opslag,
bank 1) of, als die er niet is, bij den kanton-
regter, d. w. z. verzoeken, dat hij de vervoerde
foederen moge doen opslaan in eene behoorlijke
ewaarplaats, om die, als men de zaak niet eens
kan worden, te laten verkoopen en uit de opbrengst
zijn vrachtloon en onkosten te verhalen.
Later zullen wij spreken over vervoer van goe-
deren ter zee.
1) Dit geschiedt door tusschenkomst van een procureur bij de
regtbank.
-ocr page 72-
70
§11.
Handelspapier. — Wisselbrieven.
Om het doen van betalingen gemakkelijk te
maken, heeft men in de plaats van het algemeen
ruilmiddel geld, nog iets anders uitgevonden, en
wel het doen van betalingen met papier, waar-
aan geldwaarde wordt toegekend.
Het belangrijkste van het handelspapier is de
Oorsprong. Over <fen oorsprong van den wissel zijn de
meeningen verdeeld. Genoeg zij het hier aan te
stippen, dat hij reeds uit de middeneeuwen dag-
teekent.
Laat ons liever duidelijk zien, wat een wissel
is en waartoe hij gebruikt wordt. Stel dat A. in
den Haag van B. te Groningen te vorderen heeft
ƒ 300; nu zou B aan A dat geld moeten over-
maken. Maar neem nu eens aan, dat diezelfde
A aan C te Groningen ƒ 300 verschuldigd was,
nu zou hij op zijne oeurt dat geld naar Gronin-
gen moeten overzenden. Om nu dat nutteloos
heen en weder zenden van geld te voorkomen,
zendt A aan C een geschrift, waarin hij B ver-
zoekt de ƒ 30U^\' welke deze hem schuldig is, niet
aan hem zelven maar aan C of iemand van zij-
nentwege te betalen. Zoodanig geschrift is een
wissel.
Wat een wis- A zendt derhalve aan C een papier van den
sel is.
            volgenden inhoud:
-ocr page 73-
71
Goed voor ƒ 300.
UEd. gelieve te betalen aan den Heer C. of
order de somma van drie honderd gulden ft. C. 1),
Waarde genoten 2).
\'s Hage, den.....enz.
(get.) A.
Den Heere B.
te Groningen.
Ieder der in dezen wissel voorkomende perso-
nen draagt in den handel een bijzonderen naam.
A, die den wissel afgeeft en B last geeft om Benamingen
dien te betalen, heet de trekker.
                           der personen in
C, die den wissel voor^gιicL aanneemt, heet de detl wis8el-
nemer.
\'BT\'ilie den last krijgt om den wissel te betalen,
heet de betrokkene.
Stellen\'"w^"Tiοiο"een ander voorbeeld:                     Na dato.
A in den Haag heeft van B te Groningen over
eene maand te vorderen ƒ 300, en bij weet dat
C in den Haag geld te Groningen schuldig is. Nu
wil A, in plaats van over eene maand, liever
dadelijk geld hebben. Hij gaat dus naar C en
vraagt, of deze den wissel van hem wil koopen.
Dit heeft voor C een groot voordeel, want nu
behoeft hij geen geld naar Groningen te zenden,
maar kan den wissel overmaken aan zijn schuld-
eischer D. te Groningen, die op den bepaalden
dag (nl. over eene maand) het geld bij B kan
laten halen. Hij schrijft dan den wissel aldus:
1)   Dit beteekent: Nederlandsche Courant, d. i. in munt, welke
in Nederland gangbaar is.
2)  Of wel: waarde in rekening, als de daarin uitgedrukte
geldsom niet ontvangen is, maar nog verrekend moet worden.
-ocr page 74-
72
Goed voor ƒ 300.
Eeue maand na dato UEd. gelieve te betalen
aan den Heer C of order de somma van drie
honderd gulden IV. C.
, waarde genoten.
Den Haag, den
(get.) A.
Den Heere B te Groningen.
Endossemeut. Nu is C eigenaar geworden van den wissel,
^
         maar moet dien nog aan D. overdragen. Daartoe
^lk heeft hij liet regt door de woorden „of ^order",
*^ welke in den wissel voorkomen, en die~aancTui-
den, dat de wissel op gebruikelijke wijze aaneen
ander kan worden overgedaan. Die gebruikelijke
wijze heet endossement, d. w. z., C. de tegenwoor-
dige eigenaar variHeTf wissel, schrijft op de keer-
zijde daarvan het volgende:
Voor mij aan den Heer D of order, waarde
genoten.
Den Haag, den
(get.) C.
C heet alsdan de endossant en D de geλndos-
seerde.
Of wel hij zet op de keerzijde alleen zijne hand-
teekening, hetgeen dezelfde kracht heeft als het
bovenvermeld endossement, en evenzeer den eigen-
dom des wissels overdraagt.
In het eerste geval heet het endossement een
volledig endossement.
In net tweede geval heet het een blanco endos~
sement
of endossement in blanco.
Wil nu C, alvorens den wissel verder over te
Volledig.
Ia blanco.
Vervaldag.
Acceptatie, dragen, de zekerheid hebben dat die na eene
-ocr page 75-
73
maand, op den bepaalden dag — die vervaldag
fenoemd wordt — zal betaald worden, dan laat
ij den wissel .dadelijk aan B vertoonen, en hem
vragen of hij denlast om te betalen, hem door
A gegeven, zal volvoeren, en dat op den wissel
wil verklaren, met andere woorden: hij laat B
den wissel accepteren.
Indien nuB Inderdaad over eene maand aan
A geld schuldig wordt, of weet alsdan geld (fonds)
van A onder zich te zullen hebben, dan schrijft
hij dwars door den wissel heen het woord: geac-
cepteerd,
met zijne handteekening.
Keeren wij nu voor een oogenblik tot de oor-
spronkelijke handeling met den wissel tusschen
A en C terug.
Wij hebben gezien, dat A eerst over eene maand Disconteren.
de ƒ 300 te vorderen heeft, maar dat C den wissel *•> "mm
dadelijk van hem koopt.
Zal nu C aan A de volle drie honderd gulden
voor den wissel betalen? Immers neen; — want
dan zou hij den interest van die drie honderd gul-
den gedurende eene maand verliezen. Dezen in-
terest houdt hij derhalve vooruit af, en, als hij
van die zaken zijn beroep maakt, daarenboven
eene kleine provisie. Dit heet het disconteren van
een wissel.
In plaats van na een bepaalden tijd na dato, Op zigt.
kan de wissel ook worden afgegeven tegen een Na "S*;
bepaalden dag, b. v. „op 31 Julij UEd. gelieve
te betalen" enz., of op zigt, d. w. z. zoodra de^ο1
wissel vertoond wordf^mσet de betrokkene hem
betalen; of eenigen tijd na zigt b. v. „veertien
dagen na zigt UEd. gelieve"Te\'Betalen" enz.,d. i.
de betaling moet plaats hebben veertien dagen
nadat de wissel hem is vertoond.
Hierbij valt op te merken, dat wanneer de be-
trokkene in dat laatste geval den wissel accep-
teert, hij, behalve het woord geaccepteerd en zijne
4
-ocr page 76-
74
handteekening, ook den dytytti. waarop hij den
wissel gezien heeft, er op zal moeten zetten, na-
tuurlijk opdat men kunne weten, wanneer de
veertien dagen beginnen te loopen, na welke hij
betalen moet.
Aan eigen Stellen wij nu weder een ander voorbeeld: A
order. jn fen fjaag b.eeft van B te Groningen te vorderen
ƒ 300 en wel over eene maand. Nu wenschte hij
wel een wissel op B af te geven en dadelijk het
geld er voor te ontvangen, maar hij weet op liet
oogenblik nog niemand, die den wissel van hem
koopen wil; m. a. w. hij heeft nog geen nemer.
Nu schrijft hij den wissel aldus:
Goed voor f 300.
Eene maand na dato UEd. gelieve te betalen
aan de order van mij zelven de somma van drie
honderd gulden N. C. waarde in mij zelven.
Den Haag den.......
(get.) A
„Den Heere B te Groningen."
"i
Heeft nu A een nemer voor dien wissel gevon-
den, d. w. z. wil iemand, b. v. C, dien voor
de waarde, na aftrek van het discouto, van hem
overnemen, hoe zal hij dan den wissel aan C
overdragen? Natuurlijk door endossement. Zulk
een wissel heet een wissel aan eigen order of aan
de order van den trekker.
Gedomicilieerde Ook heeft men nog den zoogenaamden gedo-
wissel. miciliλerden wissel, d. w. z. een wissel, die"oe- "
faaTd moet worden op eene andere plaats of aan
een ander domicilie als dat van den betrokkene;
dan stelt men op den wissel de woorden:
„betaalbaar bij den Heer......
te
-ocr page 77-
75
En nu een laatste voorbeeld. A te Amsterdam Wisselkoers,
heeft te vorderen van B te Londen 100 pond
Sterling. Hij wil zich dat geld niet laten overma-
ken: nu zoekt hij iemand, die te Londen beta-
lingen heeft te doen en daarvoor den wissel van
hem wil koopen. Dit geschiedt gewoonlijk door
een makelaar, die zoodanigen wissel aan de beurs
verkoopt, en daarvoor gemakkelijk een kooper
vindt, als A bekend staat voor een gegoed man,
of, zoo als men dat uitdrukt, als A soliede is en
krediet heeft. Zoodanige wissel wordt alsdan ver-
kocht tegen den wisselkoers.
Wisselkoers is Bel.verschil van den prijs, waar- \\J*
voor de wissel wordt verkocht, en de waarde door w
den betrokkene verschuldigd en in den wissel
uitgedrukt; b. v. als men zegt: de wissel opLon-
den is ƒ 11,70, dan beteekent dit, dat hij, die
den wissel wil koopen, voor ieder pond sterling
daarin uitgedrukt moet geven elf gulden en zeven-
tig centen Nederlandsche Munt; en derhalve,om
den bovenvermelden wissel van 100 pond sterling
te verkrijgen, daarvoor moet betalen elf honderd
zeventig gulden.
Het spreekt van zelf, dat een wissel tot op den laatste houder,
vervaldag gedurig van hand tot hand kan gaan.
Dat is dan ook zijne bestemming als gemakkelijk
betaalmiddel. De eene geλndosseerde draagt hem
door endossement aan den anderen over. Ieder
dier geλndosseerden wordt op zijn beurt eigenaar
of houder van den wissel, totdat op den verval-
dag de laatste houder hem ter betaling aanbiedt
bij den betrokkene of acceptant.
Ieder, die een wisselbrief neemt, heeft het regt Prima enz-
van den uitgever of trekker te vorderen, dat hem
drie gelijkluidende exemplaren van den wissel-
brief worden ter hand gesteld. Deze heeten als-
dan de prima, secunda en tertia. Dit geschiedt
vooral wanneer er gevaar bestaat voor het verlo-
-ocr page 78-
76
ren gaan van een wisselbrief, b. v. als de wissel
over zee moet worden gezonden. De uitgever of
trekker vermeldt die uitgifte van meerdere exem-
plaren in den wissel, b. v.
„Zes maanden na dato UEd. gelieve te betalen
voor dezen mijnen prima wisselbrief enz.
„Zes maanden na "dato UEd. gelieve te betalen
voor dezen mijnen secunda wisselbrief, de prima
onbetaald zijnde, enz.\'**"*
„Zes maanden na dato UEd. gelieve te betalen
voor dezen mijnen tertia wisselbrief, de prima en
secunda onbetaald zijnde-, enz."
Na het bovenstaande zal men nu begrijpen de
bepaling, welke de Nederlandsche wetgever van
een wisselbrief geeft, en welke alleen den vorm
van zoodanigen wissel, maar niet den aard van
de overeenkomst, die er uit ontstaat, betreft.
Die bepaling luidt aldus:
„Een wisselbrief is een geschrift, uit eene plaats
gedagteekend (b. v. uit den Haag), waarbij de on-
derteekenaar (trekker) iemand (betrokkene) last
geeft om eene daarin uitgedrukte geldsom (bijv.
/ 300) in eene andere plaats (b. v. Groningen) op
of na zigt, of op een bepaalden tijd aaneenaan-
fewezen persoon (nemer) of aan deszelfs order te
etalen, met erkenning van ontvangene waarde
of van waarde in rekening.\'5
Hieruit volgt: 1°. dat de wetgever de handeling
tusschen den trekker en den betrokkene beschouwt
als lastgevingj terwijl de handeling tusschen den
trekker en den nemer in den regel zal zijn koop
en verkoop.
De lastgever, d. i. de trekker, moet
nu ook zorgen, dat de lasthebber, d. i. de be-
trokkene, den hem gegeven last kunne volvoeren,
m. a. w. dat deze op den vervaldag het geld hebbe,
waarmede de wissel moet worden betaald.
2°. Dat een wissel altijd moet worden afgegeven
-ocr page 79-
77
op een persoon in eene andere plaats woonachtig
als de trekker. Ts hij afgegeven op een persoon
in dezelfde plaats woonachtig, dan wordt liet eene
""ffi. JJat de erkenning van genoten waarde, of
waarde in rekening, altijd in den wissel moet zijn
uitgedrukt, en dat deze, bij gebreke daarvan,
zijn karakter van wissel verliest.
Wij hebben gezien, dat een wissel, die niet
dadelijk betaalbaar is gesteld, aan den betrokkene
ter acceptatie kan worden aangeboden. Is deze
daartoe bereid, dan moet hij dat binnen 24 uren
na de vertooning doen, onverschillig of liet Z.on-
dag is of niet.
Maar hoe, als de betrokkene de acceptatie wei-
gert?
Dan moet de houder van den wissel protest Protest van
van non-acceptatie laten opmaken.
                        non-acceptatie.
Het protest is eene a&te, welke dient om te
bewijzen, dat de acceptatie (of ook, zoo als wij
later zien zullen, de betaling) van den wissel is
geweigerd.
Zoodanig protest moet worden opgemaakt door
een deurwaarder, of een notaris, of een griffier
van net kiantongeregt, vergezeld van twee getui-
gen. Gewoonlijk doet het een deurwaarder.
In dat protest komt voor een letterlijk afschrift
van den wisselbrief met alles wat er op of bij
feschreven staat; voorts de vermelding, dat de
etrokkene geweigerd heeft den wissel te accep-
teren; de reden, die hij voor deze weigering heeft
opgegeven, en de vermelding, dat de deurwaar-
der daarom den wissel heeft geprotesteerd. Van
die akte krijgt de betrokkene een afschrift.
Heeft de betrokkene eenmaal den wissel geac- Gevolg der
cepteerd, dan mget hij dien ook betalen. Daarte- a<>ceptatie.
en helpt niets. Onder geenerlei voorwendsel kan
ij zich aan de betaling onttrekken, tenzij hij zou
-ocr page 80-
78
kunnen bewijzen, dat de houder van den wissel
door bedriegelijke middelen de acceptatie van hem
had weten te verkrijgen.
Betaling. De betaling van een wissel moet geschieden
op den dag_ daarin uitgedrukt. De wissel op
tijd getrokken moet betaald worden op den ver-
valdag. De wissel op zigt is betaalbaar bij de
vertooning. De wissel getrokken op eenige da-
gen, maanden of uso\'s 1) na zigt moet betaald
worden na het verstrijken van die dagen, welke
erekend worden aan te vangen op den eersten
ag na dien, waarop de betrokkene zijne accιp-
tatie op den wissel heeft gesteld, of waarop —
zoo hij de acceptatie mogt hebben geweigerd —
de wissel is geprotesteerd.
Valt de betaaldag van een wissel evenwel op
Zondag, dan is die des Maandags betaalbaar.
Protest van Wanneer een wissel op den vervaldag niet
non-betaling. worat betaald, dan is de houder verpligt dezen
den volgenden dag te laten protesteren 2). Dit
heet protest van non-betaling, en geschiedt vol-
komen op ;gelijke wijze als het protest van non-
acceptatie.
Verzuimt de houder den wissel te laten protes-
teren, of doet hij het te laat, d. w. z. niet den
eerstkomenden dag na den vervaldag, dan ver-
liest hij zijne aanspraak tegen de endossanten,
maar dan kan hij den acceptant aanspreken. In
dat geval is de trekker verpligt te bewijzen, dat
de betrokkene op den vervaldag het noodige fonds
ter betaling in handen had en moet hij zijne reg-
1)  Onder uso\'s verstaat men, ten aanzien van alle wissel-
brieven, die binnen het koningrijk betaalbaar zijn, een termijn
van dertig dagen, welke begint te looptu daags na de dagteeke-
ning van den wissel.
2)   Dus als de wissel op Zondag vervalt, geschiedt het protest
des Dingsdayi.
-ocr page 81-
79
ten op dat fonds aan den houder des wissels
overdragen. Doet hij dat niet, dan blijft ook hij
aansprakelijk voor de betaling.
Maar is het protest behoorlijk gedaan, dan kan
de houder van den wissel de vergoeding daarvan Aansprakelijk-
vorderen van den acceptant, van den trekker, en
van al de endossanten, welke allen voor het ge-
heele bedrag van den wissel aansprakelijk zijn.
Spreekt hij evenwel een der endossanten aan, dan
verliest hij zijn aanspraak tegen al de endossan-
ten, welke na den aangesprokene den wissel heb-
ben geλndosseerd. En begint hij met den trekker
alleen aan te spreken, dan kan hij later van de
endossanten niet meer vergoeding vragen.
Is nu de wissel behoorlijk geprotesteerd, dan
kan de houder zich nog op eene bijzondere ma- Herwissel.
niei voldoening verschaffen. Hij heeft dan name-
lijk het regt om op zijne beurt een wissel te
trekken, hetzij op den trekker, hetzij op een der
endossanten. De som, waarvoor hij trekt, bestaat
natuurlijk uit tde hoofdsom, in den geprotesteer-
den wissel uitgedrukt, vermeerderd met de ge-
maakte kosten, zoo als protestkosten, interessen
sedert den dag van het protest, provisie vanden
bankier, briefporten en dergelijken. Al die kosten
moeten worden aangeduid in een geschrift, dat
den door den houder getrokken wissel moet ver-
fezellen, en dat men de retour-rekening noemt,
leeft de houder zich op de aangegeven wijze be-
taling verschaft, dan zegt men dat hij zich vol-
daan heeft door herwissel. Wordt die nieuwe wis-
sel nu weder niet betaald, dan behoudt toch de
laatste houder zijne regten tegenover de mede-
schuldenaren.
Men kan ook de betaling van een wissel- Aval.
brief, boven en behalve door de acceptatie, ver-
zekeren door een borgtogt, aval genaamd. Deze
borgstelling kan met de woorden: goed voor
-ocr page 82-
80
aval en de onderteekening van den borg op den
•wissel zelven worden geplaatst. Zij kan ook in
een afzonderlijk geschrift en zelfs bij een brief
gegeven worden.
Verjaring. Hoe lang kan nu de betaling van een wissel-
brief worden gevraagd? In den regel tien jaren,
te rekenen van den vervaldag: na dien tijd is
de wisselschuld, zoo als men dat noemt, verjaard,
d. w. z. als iemand met een wissel opkomt tien
jaren na den vervaldag, dan kan degeen van
wien betaling gevorderd wordt, aan den houder
voorwerpen, dat de schuld, welker bestaan uit
den wissel zou moeten blijken, is verjaard en
dat hij alzoo tot betaling niet verpligt is. Maar,
Eed.
         zoo als wij reeds in de inleiding zagen, dat
middel van verjaring is wel gegeven om te
voorkomen, dat de menschen niet na een lang
tijdsverloop met vorderingen zullen worden be-
sprongen, die zij misschien reeds voor lang heb-
ben betaald, maar van welke betaling zij het be-
wijs niet meer kunnen vinden — doch niet om de
menschen in de gelegenheid te stellen zich onregt-
matig te verrijken door aan anderen te onthouden
wat hun toekomt. Daarom bepaalt ook de wet, dat
zij, die de betaling van den wissel weigeren, op
grond dat de schuld verjaard zou zijn, desgevorderd
onder eede zullen moeten verklaren, dat zij ter
1B3Tλ"\'vSiMflien wissel niets meer schuldig zijn.
Erfgenamen. Een zoodanige eed zal echter moeijelijk kunnen
worden afgelegd door de erfgenamen van den
oorspronkeiijken schuldenaar. Hoe toch kunnen
deze onder eede verklaren, dat de .overledene
jaren geleden dit of dat heeft betaald? Dat zal
in de meeste gevallen onmogelijk zijn, en daarom
bepaald de wet, dat de erfgenamen zullen kun-
nen volstaan met te zweren, dat zij te goeder
trouw vermeenen, dat er ter zake van dien wis-
selbrief niets meer verschuldigd is.
-ocr page 83-
81
Wij zullen dit overzigt besluiten met eene en-
kele opmerking.
Vroeger hebben wij gezien, dat een wisselbrief Overdragt na
lot den vervaldns kan worden overgedragen door e" verva!dag-
middel van endossement. Maar gesteld nu eens,
dat de houder van een wissel, die op den ver-
valdag niet is betaald, zijne regtcn wil overdragen
aan een ander, die ineent dat geld wel van den
trekker of van den betrokkene te zullen kunnen
krijgen: hoe moet hij dat dan doen?
l)oor een zoogenaamde nkte mn cessie, d. w. Z. Akte van cessie,
er wordt, hetzij notarieel^ ~n"λHrf~oniTerhauds,
eene akte opgemaakt, waarbij de houder vanden
wissel verklaart zijne regten op de daarin uitge-
drukte geldsom over te dragen aan een derde, en
die derde verklaart den te zijnen behoeve gedanen
afstand aan te nemen. Deze akte moet aan den
schuldenaar of de schuldenaren worden beteekend,
d. w. z. zij moeten door middel van een afschrift
der akte, dat hun door een deurwaarder wordt
te huis gebragt, kennis krijgen van de gedane
overdragt der schuldvordering.
Dat is zeker vrij oinslagtig, maar de reden ligt
voor de hand. De wissel is bestemd tot circulatie
tot aan den vervaldag; na dien tijd houdt hij in
dat opzigt o]) handelspapier te zijn, en dan moe-
ten ten aanzien van de overdragt van zoodanige
vordering weder de algemeene regelen gelden,
volgens welke voor dergelijke overdragt van eigen-
dom een akte van cessie wordt gevorderd.
§ 12.
Orderbilletten.
Een orderbriefje, orderbillet, promesse aan or- Bepaling.
der, of zoo als men gewoonlijk zegt, eene accep-
-ocr page 84-
sa
tatie, is een gedagteekend en onderteekend ge-
schrift, bij hetwelk iemand zich verbindt om, ter
zijner woonplaats, of ter woonplaats van een an-
der, binnen dezelfde gemeente of elders, en met
of zonder tijdsbepaling, een daarbij uitgedrukte
geldsom aan de order van den nemer te voldoen,
met erkenning van genotene waarde of van waarde
in rekening.
Voorbeeld. "Wij zullen deze bepaling dadelijk door een
voorbeeld ophelderen:
Goed voor ƒ 300.
Drie maanden na dato neem ik ondergetee-
kende aan te betalen aan den Heer B of order
de somma van drie honderd gulden N. C., waarde
genoten (of in rekening).
den Haag, den........
(Get.) A.
Moet de betaling ter woonplaats van een ander
geschieden, dan zet men er bij:
betaalbaar bij den Heer......
te
Verschil in Het verschil tusschen het orderbriefje en den
vorm met den wissel valt duidelijk in het oog. Er is hier geen
wissel.           betrokene of acceptant. Er komen slechts twee
personen in voor en de trekker is acceptant
tevens.
Overigens gelden voor de orderbriefjes dezelfde
regelen als voor de wissels. Zij worden overge-
dragen door endossement; zij moeten worden ge-
Srotesteerd als de onderteekenaar op den verval-
ag niet betaalt; zij maken ieder der daarin
-ocr page 85-
8:3
voorkomende personen voor het geheel aanspra-
kelijk voor de daarin uitgedrukte geldsom enz.
Op ιιn punt evenwel bestaat een groot verschil Verschil in
tusschen een wissel en een orderbriefje. Wij heb- gevolgen. Par-
ben vroeger gezien, dat ieder die een wissel trekt, Jj°™
         °°v\'
endosseert of accepteert, een daad van koophandel
doet, welke hem, al is hij ook geen koopman,
aan de scherpte van het handelsregt en dus ook
aan den lijfsdwang blootstelt. Uit is echter met
een orderbriefje niet liet geval; een particulier,
die het onderteekent, doet geen daad van koop-
handel; maar wel een koopman, als het order-
briefje ter zake van zijn handel is onderteekend.
En wanneer wordt nu een zoodanig briefje ge-
acht door een koopman voor eene handelsschuld
te zijn afgegeven?
Altijd, behalve wanneer er eene andere reden Sclmldoorzank.
voor die afgifte duidelijk in in omschreven. Het-
zelfde geldt voor alle dergelijke soorten van han-
delspapier, ook voor assignatiλn, waarover wij in
de volgende § zullen spreken. En daarom is \'t
voor een koopman van belang, als hij eene accep-
tatie of assignatie afgeeft voor eene andere schuld
dan voor eene handelsschuld, de reden der uit-
gifte, of, zoo als men dat noemt, de sehnld-oor-
zaak,
er bij te zetten. B. v. Stel, dat een koop- Voorbeeld,
man in tabak een huis koopt voor ƒ 10,000, maar
daarvoor bij iemand ƒ 2000 leent om de koopsom
vol te maken. Hij geeft daarvoor eene acceptatie
betaalbaar over zes maanden; zegt hij nu in die
acceptatie eenvoudig „waarde genoten\'*, dan wordt
deze geacht voor eene handelsschuld te zijn aan-
gegaan, maar zet hij er in „waarde in voorge-
schoten contanten tot aankoop van mijn huis
genoten", dan vervalt dat vermoeden, en dan
doet die koopman evenmin eene daad van koop-
handel als de particulier, die om dezelfde reden
eene acceptatie afgeeft.
-ocr page 86-
84
§ 13.
Assignatiλn.
Verschil met Het groote verschil, hetwelk tusschen den wis-
den wissel. se} en ge assignatie bestaat, is, dat de wissel ge-
trokken moet- worden op iemand, die in eene
andere plaats woont als de trekker, terwijl in
de assignatie een bepaalde persoon wordt aange-
wezen, die haar moet betalen en die in dezelfde
gemeente
woont als de uitgever. Ook kan de as-
signatie worden afgegeven op iemand, die op
eene andere plaats woonachtig is als de uitge-
ver, mits zij dan geene erkenning inhoude van
genoten waarde of waarde in rekening, omdat
met die bijvoeging het papier van aard zou ver-
anderen en een wissel worden.
Betaling. Pro- Overigens verschilt de assignatie voornamelijk
test. Aansiira-daοirin van den wissel, dat de tijd om de beta-
kelijkheid.
       jjn^ e]t v{m ^ vragen > en om > jn geval dat <ie
assignatie niet wordt voldaan, het protest te laten
doen, veel ruimer is gesteld; en dat de houder
eener assignatie niet even als de houder van een
wissel, in liet geval de assignatie niet wordt be-
taald, iederen endossant dien hij verkiest kan
aanspreken, maar alleen hem, van wien hij de
assignatie (door endossement) heeft gekregen. Zijn
verhaal op den uitgever der assignatie behoudt
hij evenwel altijd.
§ 14.
Verzekering of assurantie.
Eeeds zagen wij in de inleiding wat men te
verstaan heeft onder eene overeenkomst. Het aan-
-ocr page 87-
85
tal der overeenkomsten, die gesloten kunnen
worden, is onnoemlijk, omdat de geoorloofde
handelingen tusschen verschillende personen zich
onder duizenderlei vormen kannen voorzien.
Ondertusschen heeft men aan de o vereenkom-
sten, die zich in het dagelijksch leven het meest
voordoen, bepaalde namen gegeven. Zoo hebben
wij reeds gesproken van de overeenkomst van
koop en verkoop,. van huur en verhuur, van
lastgeving. En zoo bestaan er ook overeenkomsten,
aan welke men in het algemeen den naam heeft
gegeven van kans-overeenkomsten.
Wat is nu eene kans-overeenkomst?                      Wat een
Het is eene handeling, waarvan de uitkomsten,
komst is.
en"
niet betrekking tot voordeel en nadeel, hetzij
voor al de partijen, hetzij voor eenige van dezen,
van eene ^onzekere gebeurtenis afhangen.
Met andere woorden: het is eene handeling,
waarbij de personen, die ze aangaan, zich onder-
werpen aan eene kans.
Alweder een voorbeeld. A verkoopt aan B zijn
huis. Maar in plaats van een vasten koopprijs
bedingt hij van 13, dat deze hem gedurende zijn
leven jaarlijks een zekere som zal uitbetalen. De
hoegrootheid van die som zal natuurlijk van den
ouderdom van A. moeten afhangen.
Ziedaar nu eene kans-overeenkomst, en wel
eene zoodanige, die men (jόjggflfg noemt. Met een
weinig nadenken zal men inzien waarin hier de
kans bestaat. Immers als A lang leeft, dan be-
taalt E zijn huis duur; maar sterft A spoedig na
den verkoop, dan heeft B zijn huis goedkoop.
De kans bestaat dus hier in het langer of korter
leven van A, den verkooper.
Tot die soort van overeenkomsten behoort nu
ook de overeenkomst van verzekering. Wat is dat?
Alvorens eene bepaling daarvan te geven zullen
wij eerst een voorbeeld stellen.
Voorbeeld.
Lijfrente.
-ocr page 88-
86
Verzekering. A laat een groot huis bouwen en voorziet het
Voorbeeld, van prachtige meubelen. Maar nu liet gereed is,
bedenkt hij hoe gewaagd liet was zooveel geld
daarin te steken. Door de onvoorzigtigheid van
eene dienstbode, of door een toeval, kan het ge-
heele huis met al de meubelen in ιιn nacht af-
branden, en dan is de schade voor A aauzienlijk.
Zou er nu ook iemand kunnen gevonden wor-
den, die hem de zekerheid jvilde geven, dat hij
hem de waarde van zijn huis en zijne meubelen
zal vergoeden, voor het geval deze kwamen te
verbranden ?
Ja, dien man vindt hij in B, die zich wil ver-
bindeu aan A, in geval van brand, de waarde
van huis en meubelen te vergoeden, mits A hem
jaarlijks voor de kans, die hij loopt, eene zekere
vergoeding, die premie genaamd wordt, wil geven.
A heet de verzekerde ιn B de verzekeraar.
Kans.
          Men ziet alweder, waarin hier de kans bestaat.
Komt er brand bij A, dan verliest B de waarde
van het verbrande; maar komt er geen brand,
dan verliest A de jaarlijksche premiλn.
Maar, zal men zeggen, dat is voor B eene
leelijke kans. De premie, die A jaarlijks betaalt,
zal natuurlijk betrekkelijk gering zijn, en daar-
voor zou B eene ontzettende uitkeering moeten
doen.
Het antwoord is, dat dit volkomen waar zou
zijn, als B zoodanige handeling met A alleen aan-
gmg. Maar B sluit die overeenkomst met houder-
den en duizenden personen en nu is het waar-
schijnlijk, dat het bedrag der premiλn, welke B
ontvangt, meer zal bedragen dan hetgeen hij aan
enkelen van de personen, met wie hij de over-
eenkomst heeft gesloten, zal moeten uitkeeren.
Verzekerings- Gewoonlijk worden met dat oogmerk maatscliap-
maatschappijen.pjjeri 0pgerjgt} omdat deze met grooter kapitaal
kunnen werken en dus meerdere waarborgen van
-ocr page 89-
87
soliediteit aanbieden dan bijzondere personen.
Die maatschappijen werken gewoonlijk op tweeλr-
lei manier.
                                                                        .
... Of er wordt van de verzekerden eene vaste          /
jaarlijksche premie b. v. (f 1 van iedere verzek*erde
duizend gulden) gevorderd, en dan betaalt de
maatschappij aan de verzekerden de door dezen
feleden schade; daarentegen deelen de aandeel-
ouders in die maatschappij, naar evenredigheid
hunner aandeelen, de winst, welke bestaat in de
som, waardoor het bedrag der ontvangen premiλn
het bedrag der uitgekeerde schade overtreft.
                              _
Of de verzekerden betalen geene jaarlijksche Onderlinge
vaste premie , maar jaarlijks wordt het bedrag van verzekering. •*-~
de geneele schade, door de maatschappij aan al
hare verzekerden uitgekeerd, opgemaakt en dan
over de gezamenlijke verzekerden omgeslagen. Is
er nu in dat jaar weinig schade geleden en dus
ook weinig vergoed, dan is de premie voor elk
der verzekerden gering; maar is daarentegen door
enkele verzekerden groote schade geleden, dan
wordt de premie hoog. Zoodanige verzekerings-
maatschapprj heet eene onderlinge verzekerings- {/H^~
maatschappy:
Na dit gezegde zal de bepaling van verzeke- Bepaling van
ring duidelijk zijn. Het is eene overeenkomst, bij d« overeen-
weike de verzekeraar zich aan den verzekerde,koms* va^ ver
tegen genot eener premie, verbiudt om dezen
schadeloos te stellen wegens een verlies, schade
of gemis van verwacht voordeel, welke hij, door
een onzeker voorval, zou kunnen lijden.
Men zal nu wel inzien, hoe nuttig van den Voorwaarden
eenen kant die overeenkomsten kunnen werken, y°°.r de verze"
daar zij een tal van ondernemingen kunnen be- enng\'
vorderen, maar tevens hoe heilloos zij van een
anderen kant kunnen zijn, wanneer niet aan beide
zijden met eerlijkheid en goede trouw wordt
te werk gegaan. Van dat standpunt uitgaande,
-ocr page 90-
88
heeft de wetgever als algemeenen regel gesteld:
1°. Dat geen voorwerp kan worden verzekerd
boven de waarde of boven het wezenlijk belang,
3at de verzekerde er bij heeft.
2\'. Dat hetzelfde voorwerp, dat reeds voor de
volle waarde verzekerd is, voor denzelfden tijd
en voor hetzelfde gevaar voor de tweede maal
niet verzekef3~οnag worden.
3°. dat bij iedere verzekering een belang moet
zijn, dat op geld waardeerbaar, aan gevaar onder-
hevig en niet in strijd met de wet is.
/ 4°. Dat iedere verzekering nietig is, waar de
verzekerde het bestaan der schade reeds wist op
het oogenblik, dat hij de verzekering sloot.
5°. Dat als de schade ontstaat door de eigen
schuld, door bedrog of schelmerij van den verze-
kerde, de verzekeraar de premie behoudt zonder
verpligt te zijn de schade te vergoeden.
Ontstaan der Zoodra de verzekeraar en de verzekerde het eens
overeenkomst. zijn geworden omtrent het te verzekeren voorwerp
en de premie, bestaat de overeenkomst van ver-
zekering d. w. z., dat van dat oogenblik af de
verzekeraar regt heeft op de premie en de ver-
zekerde op de vergoeding van schade.
Bewijs.Polis. Maar al is dit ook zoo, dan zijn toch de beide
partijen verpligt hare overeenkomst op papier te
brengen, en dat schriftelijk bewijs van de aange-
gane verzekering heet de ..oolif~~
In die polis moet naSΦwSeorig worden omschre-
ven alles, wat de beide partijen van elkander heb-
ben bedongen; en de verzekeraar, of elk der
verzekeraars als er meerdere zijn, moeten haar
onderteekenen. Bij de verzekering tegen brandge-
vaar en bij de levensverzekering, deelen wij een
beknopt model van zoodanige polis mede.
Herverzeke- Nu kan echter het geval zich voordoen, dat de
ring.
              verzekeraar, na het sluiten der verzekering, bij
zich zelven bedenkt, dat de schadevergoeding,
-ocr page 91-
89
als hij die eens zou moeten betalen, boven zijne
krachten zou gaan; daartegen nu bestaat een een-
voudig middel. De verzekeraar betaalt op zijne
beurt eene premie bij eene andere maatschappij,
en laat zich tegen het mogelijk gevaar, dat hij
door de gesloten verzekering zou kunnen loopen,
bij haar verzekeren. Dit noemt men: herverzeke-
ring.
Kn daar in vele gevallen liet gevaar zσσ
\'grtiφt kan zijn, dat eene enkele maatschappij zich
daaraan niet waagt, pleegt men dan zich bij ge-
deelten bij verschillende maatschappijen te laten
verzekeren.
Want men lette wel op, dat dit niet verboden
is, mits men slechts zorge, dat die verschillende
verzekeringen te zamen de waarde van het ver-
zekerde voorwerp niet te boven gaan.
Zien wij nu kortelijk enkele soorten van ver-
zekering. De voornaamste, die hier te behandelen
vallen, zijn: 1". de verzekering tegen brandge-
vaar, 2°. tegen de gevaren, waaraan de voort-
brengselen van den landbouw te velde onderhevig
zijn, 3". levensverzekering.
Dit neemt niet weg, dat vele andere belangen
voor verzekering vatbaar zijn, en dat de maat-
schappijen daartoe zullen ontstaan naar gelang de
behoeften zich zullen doen gevoelen. Zoo heeft
de uitbreiding der nijverheid, de weelde der uit-
stallingen, reeds de oprigting van vennootschap-
1>en tot verzekering der vensterruiten en derge-
ijke ten gevolge gehad.
1°. Verzekering tegen brandgevaar.                       Aard van het
Het ligt in den aard"" d₯r~zοak, dat bij eene verzekerde,
verzekering tegen brand het bedrag der premie,
welke de verzekerde zal moeten betalen, voorna-
meiijk zal afhangen van het gebruik, dat van het
verzekerde gebouw wordt gemaakt. De assurantie-
premie van eene fabriek, waar dag en nacht
-ocr page 92-
90
groote vuren worden onderhouden, zal hooger
zijn dan die van een woonhuis. Daarom moet ook
alles, wat betreft het gebruik en de ligging van
het verzekerde perceel en die der omliggende per-
ceelen, naauwkeurig in de polis worden opge-
nomen.
Zie hier het beknopt model eener polis, waarin
roerende goederen, die zich in een huis bevinden,
verzekerd worden.
De..........Maatschappij van Brand-
verzekering te......verzekert den Heer A. par-
ticulier te Delft,...................
handelende in hoedanigheid van eigenaar,
voor brandschade, (die God genadig gelieve te
verhoeden) veroorzaakt hetzij door onweder, eigen
vuur, onbedachtzaamheid, schuld of schelmerij
van eigen bedienden, buren, roovers en alle an-
deren, hoe ook genaamd, op welk een wijze de
brand ook zoude mogen zijn ontstaan of veroor-
zaakt, bedacht of onbedacht, gewoon of onge-
woon; mitsgaders voor de schade, veroorzaakt,
hetzij bij het afbreken der gebouwen, op last van
hooger hand geschied om den voortgang des vuurs
te stuiten, hetzij door het water ter blussching
van den brand aangebragt; ook de schade, welke
door brand ten gevolge eener uitbarsting plaats
heeft; wordende alleenlijk uitgezonderd de brand
die ten gevolge van oorlog, vijandelijken inval,
opstand, volksoproer of op bevel van hooger hand
mogt ontstaan; met schade door brand veroor-
zaakt wordt gelijk gesteld, die welke ontstaat door
het inslaan van den bliksem, al had dat inslaan
geen brand ten gevolge gehad. En dat wel op:
Huisraad, hieronder begrepen, linnen, kleederen,
voorraad van levensbehoeften, gouden en zilveren
kleinodiλn, de somma van.........gulden.
Alles zich bevindende in een huis, staande in
-ocr page 93-
91
de........straat N°.....te Delft, van
steen gebouwd en met pannen gedekt, dienende
alleen tot inwoning, belend aan particuliere huizen.
En zulks voor den tijd van zeven jaren, aanvang
nemende den.........1800.........
des middags ten twaalf ure, zullende deze verze-
kering na afloop van gemelden duur, van zelve
wederom voor zeven jaren doorloopen, en dit bij
voortduring van zeven tot zeven jaren plaats heb-
ben, tot zoolang aan de zijde des verzekerden
aan den Directeur, of van de zijde der Maat-
schappij aan den verzekerde, drie maanden voor
het eindigen van een dezer tijdvakken, schrifte-
lijke opzegging wordt gedaan; en zal het den
verzekerde vrijstaan om telkens zoovele goederen,
waren en koopmanschappen in of op te slaan en
wederom af te leveren als het denzelven gelieven
zal.
(Hier volgen nu de onderscheidene voorwaar-
den, waarop de verzekering gesloten wordt,
en dan eindigt die polis aldus:)
Alle aanspraak op vergoeding is vervallen, wan-
neer de regtsvordering door den verzekerde niet
ingesteld wordt binnen vier maanden nadat de
brand is voorgevallen, terwijl de voortzetting dier
ingestelde regtsvordering dadelijk en langstens
vσσr liet einde der maand volgende op die, waarop
de instelling is geschied, moet plaats hebben.
Door de niet opvolging van een en ander, verliest
de verzekerde onvoorwaardelijk zijn regt op het
effect dezer polis. Zijnde deze verzekering aange-
\'
aan onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat art.
47 van het wetboek van koophandel niet tegen
ons kan worden ingeroepen, als zijnde daaraan
door den verzekerde gerenuntieerd.
Behoudens de uitzondering aan het hoofd dezer
polis voor schade door bliksem, bedingen wij, dat
art. 292 van het wetboek van koophandel voor
-ocr page 94-
92
ons niet verbindende zal zijn, en de schade door
de daarbij omschreven ongevallen veroorzaakt,
niet zal behoeven te worden vergoed, voor zoo-
verre die ongevallen geen brand ten gevolge heb-
ben gehad; submitteeren ons ter wederzijde om,
wanneer er over de afdoening van schade verschil
mogt ontstaan, ons alsdan te onderwerpen aan
de beslissing van drie scheidsmannen, waarvan
ιιn door ieder der partijen, en ιιn door de aldus
benoemde arbiters, of in cas van verschil van
laatstgemelden, door den regter, welke bevoegd
zoude zijn geweest om kennis te nemen van het
verschil, benoemd zullen worden; zullende de
benoeming der arbiters van de wederzijdsche par-
tijen moeten gedaan worden binnen 14 dagen,
nadat daartoe door degene, die dit verlangt, aan
de wederpartij eene insinuatie zal zijn gedaan,
waarbij hij zijn scheidsman opgeeft, terwijl de aaa-
stelling van den scheidsman voor diegene der par-
tijen, welke in gebreke mogt blijven er een te
benoemen, insgelijks zal geschieden door den reg-
ter, welke bevoegd zoude zijn geweest om kennis
te nemen van het geschil; aan de uitspraak van
welke arbiters wederzijdsche partijen zich zullen
onderwerpen, behoudens ieders regt op hooger
beroep. En zulks tegen genot eener premie van
ƒ 1 ten duizend, dewelke jaarlijks en telkens
vooruit ten kantore van de Maatschappij of ten
huize van de gemagtigde Agenten of Correspon-
denten door den verzekerde, op kwitantie van
den Directeur, betaald moet worden. Alles onder
verband als volgens de wet, renuntieerende als
lieden van eer aan alle cavillatiλn en exceptiλn,
die deze zouden contrarieeren.
Aldus tusschen partijen overeengekomen en
vastgesteld om ter goeder trouw te worden uit-
gevoerd.
-ocr page 95-
93
In dubbel gemaakt te......den
. . . een duizend acht honderd . . .
De verzekerde, Directeur, Administrateur.
Wanneer dan ook aan een verzekerd gebouw Verandering
tijdens den loop der verzekering eene andere be- van ^eatem-
stemming wordt gegeven, waardoor het gevaar
van brand grooter wordt, zoodat de verzekeraar
het bf niet, of althans niet op die voorwaarden
zou hebben verzekerd, dan is de verzekeraar niet
verpligt tot het geven van schadevergoeding, als
zoodanig gebouw door brand schade lijdt.
Iedereen zal ook inzien, dat de verzekeraar Eigen schuld.
geene schadevergoeding behoeft te betalen, als de
brand veroorzaakt is door de schuld van den ver-
zekerde. Er doen zich helaas! vele voorbeelden
op, dat personen, hun huis met of zonder den Brandstich-
inboedel hoog verzekerd hebbende (hetgeen doortinS-
onachtzaamheid van agenten van eenige maat-
schappij wel kan gebeuren) het verzekerde opzet-
telijk in brand steken, om op die wijze de assu-
rantie-penniugen meester te worden.
Tegen deze misdaad is, wanneer er menschen-
levens door den brand in gevaar konden worden
f;ebragt, nu de doodstraf is afgeschaft, levens-
ange tuchthuisstraf bedreigd, en zelfs heeft de
Hoφge Raad beslist, dat iemand, die zijn eigen
huis in brand steekt, ook zelfs als er geen gevaar
bestaat voor andere woningen of personen, zich
schuldig maakt aan de misdaad van brandstich-
ting. — En wat volgt nu hieruit?
Dat, aangenomen dat de verzekeraar het wilde Ongeoorloofde
doen, hij den verzekerde nooit tegen brand door overeenkomst,
eigen moedwil verwekt zou mogen assureren; want
zoodanig beding zou in strijd zijn met de open-
bare orde; en al dergelijke bedingen zijn, gelijk wij
vroeger gezien hebben, nietig en van onwaarde.
-ocr page 96-
94
Nalatigheid. Ook als de brand ontstaan is door grove nala-
tigheid van den verzekerde zelven, zaf aan dezen
geene schadevergoeding behoeven te worden uit-
gekeerd. Het spreekt van zelf, dat de verzekeraar
die onachtzaamheid zal moeten bewijzen.
Beding met den Alvorens van de brand-assurantie af te stappen,
hypothecairen m0eten wij nog melding maken van een beding,
se u eisc er. ^ >n j^ (jaggjjjksch leven herhaaldelijk voorkomt.
"Wij zullen dat doen liefst door een voorbeeld.
A koopt een huis voor ƒ 16,000, doch heeft
slechts ƒ 10,000. Nu komt hij met B, den ver-
kooper, overeen, dat hij hem die ƒ 10,000 zal
betalen, maar de overige ƒ 6000 als hvpotheek
op het huis zal laten staan. (Zie de inleiding.)
Van zijne ƒ 6000 krijgt B dus de rente en tot
onderpand voor de rigtige aflossing en rentebeta-
ling heeft hij het huis.
Maar nu brandt het huis af, en staat de pre-
tentie van B op zeer losse schroeven.
Om daarin te voorzien, bedingt B., dat A het
huis moet laten verzekeren en dat hij aan den
verzekeraar bij exploit van een deurwaarder moet
laten aanzeggen dat, ingeval het huis mogt af-
branden, al wat aan kapitaal en rente door A
aan B op dat huis nog verschuldigd mogt zijn,
door den verzekeraar niet aan A maar aan B, diens
hypothekairen schuldeischer, uit de assurantie-
penningen moet worden betaald.
Zoodanig beding is zeer gewoon, omdat anders
de waarborg van nem, die geld geleend en voor
hypotheek gekregen heeft op een huis, niet ge-
noegzaam zou zijn.
2°. Verzekering tegen de gevaren, waaraan de
voortbrengselen te velde onderhevig zijn.
Duur.          Deze verzekering kan gesloten worden voor ιιn
of meer jaren, doch is de tijd niet bepaald, dan
wordt ze gerekend voor ιιn jaar te zijn aangegaan.
-ocr page 97-
95
3°. Levensverzekering.                                                   Wat levem-
Al ligt zou men vragen, of een mensch en een verzekering is.
nienschenleven getaxeerd kan worden, en als dat
niet kan, hoe het dan mogelijk is, iemands leven
te verzekeren. Het antwoord daarop is evenwel
zeer eenvoudig. De persoon, of het leven van
een persoon, wordt eigenlijk niet verzekerd. Maar
men kan bij het leven van een persoon belang
hebben, en door zijn overlijden nadeel bekomen,
en dat nadeel, dat geleden zou worden door het
afsterven van den persoon, is het eigenlijke on-
derwerp der verzekering.
Een voorbeeld. — A leent aan B ƒ 4000, welke Voorbeelden,
deze iiem zal teruggeven als hij te New-York zal
zijn aangekomen, waar hij eene groote betrekking
zal verkrijgen. Maar nu bedenkt A dat, als het
schip waarmede B naar Amerika vertrekt mogt
vergaan, van de mooije betrekking niets komen
zal en hij zijn ƒ 4000 kwijt zal zijn. Wat doet
A nu? Hij berekent, dat B twee maanden noodig
zal hebben om naar New-York te komen, en
laat daarop het leven van B voor twee maanden
verzekeren, d. i. hij betaalt aan een verzekeraar
eene premie en bedingt daarvoor, dat als B na
twee maanden nog leeft, de verzekeraar de premie
mag behouden, maar dat, als B in die twee maan-
den komt te sterven, de verzekeraar aan hem,
A,  ƒ 4000 zal betalen.
Een ander voorbeeld. — Dezelfde A heeft aan
B ƒ 4000 geleend, welke hem in termijnen uit
het pensioen van B zullen worden betaald. Sterft
B,  dan houdt het pensioen op, en verliest Azijn
geld. Daarom laat A het leven van B verzekeren
voor den tijd, gedurende welken de aflossingen
moeten plaats hebben. Blijft B in het leven, dan
krijgt A zijn geld uit het pensioen, maar sterft
B inmiddels, dan krijgt A zijn geld van den
verzekeraar.
-ocr page 98-
96
Zie hier nu het model eener polis van levens-
verzekering :
Op aanzoek van den Heer A. particulier, wo-
nende te \'s Gravenhage, provincie Zuid-Holland,
verklarende geboren te zijn te \'s Gravenhage den
12 April 1800 dertig;
en aan geene ernstige ziekte of kwaal te lijden.
verbindt zich de vennootschap.......op
de hiervoor staande algemeene, en de hierna ver-
melde bijzondere voorwaarden, om bij het over-
lijden van gemelden Heer kontraktant te betalen
eene som van..........gulden aan zijne
echtgenoote vrouwe B. en bij haar vooroverlijden
aan zijne wettige erfgenamen.
De verzekering is gesloten tegen eene premie
van........gulden, die de Heer kontraktant
zich verbindt te betalen tegen afzonderlijke kwi-
tantiλu, in driemaandelijksche termijnen van/...
ieder op den len Januarij, den len April, den 1™
Julij en den len October van elk jaar, begin-
nende den a Januarij 18 ... . tot aan zijn
overlijden.
Van deze Polis zijn twee eensluidende afschrif-
ten gemaakt, het eene onderteekend te......
(de plaats waar de zetel der Maatschappij is) den
30<"> December 18.....
Het andere te \'s Gravenhage den.. December 18....
Voor het bestuur der vennootschap,
De Kontraktant, De Voorzitter, De Directeuren,
A.
                      C.                     D. E.
Uit die voorbeelden en die polis zal men be-
-ocr page 99-
97
grijpen, dat men ook zijn eigen leven kan laten
verzekeren. 1)
Wij hebben reeds den algemeenen regel bij alle Eigen schuld,
verzekeringen gezien, dat geene vergoeding ver-
schuldigd is voor schade, ontstaan door eigen
schuld van den verzekerde. Daaruit volgt ten" aan-
zien der levensverzekering, dat, wanneer iemand
zijn eigen leven heeft laten verzekeren en hij be-
gaat een zelfmoord of een misdaad, waarvoor hij
met den dood wordt gestraft, de verzekeraar niets
behoeft uit te keeren. Het spreekt van zelf, dat
wanneer men het leven van een ander heeft laten
verzekeren en men de opzettelijke oorzaak wordt
van diens dood, de verzekeraar evenmin tot be-
taling der bedongen som gehouden is.
Zonder dat wij het zeggen zal men begrijpen,
dat de premie bij levensverzekering veel hooger
is dan bij iedere andere assurantie. Bij de bere-
kening daarvan komen voornamelijk in aanmerking
θn de hoegrootheid van het kapitaal, dat men door
den verzekeraar wenscht te zien uitgekeerd, θn
de ouderdom van den verzekerde, op het oogen-
blik, waarop hij de verzekering sluit. De kansbe-
rekening berust daarbij op den gemiddelden levens-
duur van" den mensen, en deze wordt alweder
gekend door naauwkeurige beoefening der weten-
schap , welke men de statistiek noemt. Ten slotte
nog de opmerking, dat de verzekerde, bij het aan-
gaan der assurantie moet doen blijken, dat hij niet
lijdt aan eenige belangrijke kwaal, welke zijn leven
zou kunnen verkorten en dat dus de verzekeraar
zich daarvan vooraf vergewist, meestal door ver-
klaringen, afgegeven door den gewonen genees-
heer van den verzekerde en door den arts, daar-
toe door den verzekeraar aangewezen.
1) De bepaliug vau het Wetboek van Koophandel, dat de levens-
verzekering altijd voor een bepaalden tijd moet worden gesloten is
door eene in de vorige maand (Mei 1875) aangenomen wet vervallen.
8
-ocr page 100-
TWEEDE GEDEELTE.
Faillissement. Surseance van betaling.
§ 15.
Faillissement.
Men hoort herhaaldelijk in het dagelijksch leven
zeggen: deze of gene koopman is failliet, en dik-
wijls maakt men zich daarvan zeer verkeerde
voorstellingen. Wat beteekent dan 1
Grond van het Alles in het menschelijk leven is
wissel val 11»\'.
. . . ^
faillissement. jje koopman f die heden zich verheugt in liet bezit
van groote schatten en een onmetelijk krediet,
kan, Duiten zijne schuld en alleen door den nood-
lottigen loop der omstandigheden, in een korten
tijd vermogen en krediet verliezen. Wanneer dat
geschiedt en hij verpligt is zijne betalingen te
staken, dan zegt men, dat zoodanige koopman
failliet is. En toch is het oneigenaardig uitgedrukt.
Want dan is eigenlijk een koopman eerst failliet,
wanneer hij bij regterlijk vonnis in staat van fail-
lissement is verklaard.
Dikwijls gebeurt liet dan ook, dat een koopman
moet ophouden zijne schulden te betalen, zonder dat
hij tevens in staat van faillissement wordt verklaard.
Hij tracht vaak zich op eene andere wijze uit die
moeijelijkheden te redden en wel door hetgeen men
Onderhaudsch noemt een onderhandseli accoord. Hij, of iemand an-
accoord. ders, roept~aIs(Ian zijne schuld eischers bijeen, ont-
vouwt hun de omstandigheden, waarin hij verkeert,
wat daartoe aanleiding heeft gegeven, hoe groot het
-ocr page 101-
99
passief (d. i. de schuldenlast) en het actief (het
bestaande of te goed zijnde vermogen) is en hoe-
veel percent hij aan iederen schuldeischer van
diens vordering zal kunnen uitbetalen. Blijkt het
nu dat de koopman ongelukkig en te goeder
trouw is, dan zullen de schuldeischers meestal
zoodanig onderhandsch accoord aannemen. Zij
hebben daarbij het voordeel, dat zij meer percen-
ten van hunne vordering zullen ontvangen, dan
wanneer hun schuldenaar in staat van faillisse-
ment werd verklaard, ^omdat de geregtelijke voor-
zieningen en maatregelen, die in dat laatste geval
moeten worden genomen, veel geld kosten, dat
eerst uit den boedel van den schuldenaar wordt
Betaald, waardoor natuurlijk het bedrag, dat aan
de schuldeischers kan worden uitgekeerd, ver-
mindert.
Maar als de koopman moet ophouden te beta- Faillietver-
len, onverschillig welke schulden, hetzij handels- »y^!f:
schulden of andere, en hij heeft geen onderhandsch
accoord aangeboden of het is geweigerd, dan kan
die koopman bij vonnis der Arrondissements-
Regtbank in staat van faillissement worden ver-
klaard.
Wij zeggen: die koopman, want bij een niet- Verschil tus-
koopman, bij een particulier, is geen faillissement sel"-" koopman
denkbaar. Deze laatste kan alleen in staat van\'" \'\',ir leu ier"
kennelijk onvermogen worden verklaard, waarmede
wij ons hier niet zullen bezig houden.
En niet alleen een koopman, in den eigen- V\'K, j» staat
lijken zin des woords, ook een vennootschap van \\na\\t\\\\m^a
koophandel
, en de boedel van een koopman, die worden ver-
gestorven is, nadat hij heeft opgehouden te beta- khard.
len, kunnen in staat van faillissement worden
verklaard.
Die failliet-verklaring geschiedt altijd bij reg- Ojj wieus aau-
„terjijk vonnis, en wel, bi op aangifte van\'den ^fte-
schuldenaar zelven, die — door tusschenkomst
-ocr page 102-
100
van eeu procureur — ter griffie der Regtbank
verklaart, dat hij heeft moeten ophouden metbe-
talen, of op verzoek van een of meer schuldei-
s.chers, die — evenzeer door tusschenkφmst \'eens
procureurs — een verzoekschrift aan de Regtbank
mdieneu tot faillietverklaring huns schuldenaars,
JSii>i op requisitoir van het Openbaar Ministerie.
Openbaar TWir\' Op requisitoir van het Openbaar Ministerie,
nistenc. jj&t wil zeggen: bij ieder regterlijk collegie is een
door den Koning benoemden ambtenaar, 1) wiens
edele taak het onder anderen is te waken voor
de belangen der maatschappij, en als die ambte-
naar gewaar wordt, dat een koopman voortylugtig
is en geen orde op zijne zaken heeft gesteld^ of
dat hi] bezig is zijne goederen te verduisteren,
dat wil zeggen, weg te maken en ze opzettelijk
aan zijne schuldeischers te ontrooven, dan (maar
ook alleen in deze twee gevallen) vraagt dieamb-
tenaar van het Openbaar Ministerie (wieus eisch
een requisitoir 2) wordt genoemd) de failliet-ver-
klaring van dien koopman.
Gevolgenvan Zien wij nu de gevolgen van zoodanig verzoek
het verzoek tot tot failliet-verklaring,
"klaring*" -^s ^e Regtbank vermeent, dat het noodig is,
dan kan zij den koopman, wiens failliet"verklaring
gevraagd wordt, eerst voor zich laten komen en
ooren, wat hij omtrent het verzoek te zeggen
heeft. Meestal echter geschiedt dit niet, maar
spreekt de Regtbank de failliet-verklaring uit,
1) Bij de Arrondissemeuts-Regtbanken, de Officieren van
Justitie
, niet hunne plaatsvervangers, Substituut-officieren van
Justitie
genoemd; bij de Provinciale Hoven en den Hoogen Raad,
de Procureurs-generaal, met hunne plaatsvervangers, Amokaten-
geueraal
getiteld. Bij de Kantongeregteu is iu burgerlijke zaken
geen ambtenaar van liet Openbaar Ministerie.
Zie daarover mijne beknopte handleiding voor de beoefening
der gronden van de staats-, provinciale- en gemeente-iurigting
van Nederland, onder het hoofdstuk: de Justitie.
2) Van requιrir vorderen, eischen.
-ocr page 103-
101
vooral omdat bij het verzoekschrift daartoe de
bewijzen moeten worden overgelegd, datdekoop-
man werkelijk heeft opgehouden te betalen.
Maar de Eegtbank kan de failliet-verklaring
ook weigeren. In dat geval heeft de sclmldeischer,
wiens verzoek is afgewezen, het regt om tegen
dat vonnis der Eegtbank in hooger beroep te ko-
men, dat wil zeggen: zich te wenden tot het
Provinciaal Geregtshof, waaronder die Eegtbank
behoort en te verzoeken, dat het Hof het vonnis
der Eegtbank vernietigen en het oorspronkelijk
verzoek toestaan zal. Voor dat hooger beroep heeft
hij echter slechts veertien dagen, te rekenen van
den dag, waarop zijn verzoek tot failliet-verkla-
ring van zijn schuldenaar door de Eegtbauk is
afgewezen. De failliet-verklaarde heeft hetzelfde
regt tot den veertienden dag na de aankondiging
zijner failliet-verklaring in de dagbladen, waarover
straks.
Maar zien wij thans, wat er gebeurt, als de
Eegtbank de failliet-verklaring uitspreekt.
Door het vonnis van failliet-verklaring verliest, Gevolgen van
de failliet de beschikking en het bejieer. over zijne efttjο5^ver\'81
goederen, d. w. z. dat er een ander persoon of klaring.
andere personen worden benoemd, die in hetbe-
lang der schuldeischers de beschikking en het be-
heer over de goederen van den failliet overnemen.
Deze persoon is de Curator, die onmiddelijk bij Cnrator.
het vonnis door de Eegtbank wordt aangewezen.
Volgens de strikte bepalingen der wet moeten
de curators bij voorkeur uit de schuldeischers
worden gekozen; dit geschiedt echter meestal bij
groote faillissementen, als wanneer in de meeste
gevallen een regtsgeleerde en een sclmldeischer
worden aangesteld.
Bij hetzelfde vonnis van failliet-verklaring moet Regtw-0«m-
ook een Regter Commissaris worden benoemd, ""ssam.
d. i. de Eegtbank benoemt een harer leden om
-ocr page 104-
102
den geregelden gang van het faillissement en de
handelingen des curators te controleren.
Eed.
           Ten einde een zedelijken band te hebben, waar-
door de curators verphgt zijn, de belangen van
den faillieten boedel zooveel mogelijk te oeharti-
gen, leggen deze, dadelijk na hunne benoeming,
in handen van den Regter Commissaris, den efid
af, dat zij den hun opgedragen last getrouw zul-
len waarnemen.
Wij zullen thans den regelmatigen loop van een
faillissement eens nagaan.
Het is natuurlijk, dat zeer velen er belang bij
kunnen hebben het vonnis van failliet-verklaring
Openbaarheid. t,e leeren kennen. Ieder, die met den koopman
handelde of van plan was zaken met hem te doen,
moet weten, dat de koopman daartoe niet meer
bevoegd is; althans dat er bij hem geen waarborg
van soliediteit meer bestaat. Openbaarheid is daar-
toe weder het eenige middel, en die openbaarheid
wordt verkregen door aanplakking van een uit-
treksel van het vonnis en door plaatsing daarvan
in de dagbladen.
                         •—r~«»
Verzegeling. Inmiddels heeft de griffier der Eegtbank, welke
het vonnis heeft uitgesproken, er een afschrift
van gezonden aan den kantonregter. Want deze
moet het vonnis kennen, omdat hij den boe-
del van den failliet onmiddellijk moet gaan jejr
,zegelen; d. i. de voornaamste en meest geldwaar-
cBge goederen van den failliet achter slot brengen,
en op de plaatsen waar die goederen weggesloten
zijn, het geregtelijk zegel zetten. Voor die zegels
en tot verdere zekerheid dat niets aan den boedel
zal worden onttrokken, wordt een bewaarder in
het huis des gefailleerden achtergelaten. Als de
kantonregter en de curator in den failliet genoeg-
zaam vertrouwen stellen, kunnen zij hem zei ven
als bewaarder aanwijzen.
Ontzegeling. Die verzegeling geschiedt echter alleen dan, als
-ocr page 105-
103
de curator niet dadelijk overgaat tot het opmaken Bocddbe8dug-
eener boedelbeschrijving.
                                               vlIlg\'
Heeft er verzegeling plaats gehad, dan moet
de curator ook van den Kantonregter vorderen de
ontzegeling, d. w. z. dat de kantonregter de door
hem gelegde zegels ook achtereenvolgens weder
wegneme. Naarmate dat wegnemen der zegels ge-
schiedt, worden de goederen, die alsdan te voor-
schijn komen, opgeschreven, door een of meer
beλedigde schatters gewaardeerd, waarna ook de
vermoedelijke waarde dier goederen er achter
wordt geplaatst. Deze boedelbeschrijving ofinven-
taris wordt ten slotte door den curator, den kan-
tonregter, de taxateurs en den failliet, als hij er
bij tegenwoordig is geweest, onderteekend, nadat
door degenen, die in het bezit der goederen zijn
geweest, voor den kantonregter de eed is afge-
legd, dat zij niets hebben verduisterd en niet weten,
dat er iets van de goederen verduisterd is.
De curators krijgen de boeken en de papieren Balans,
van den gefailleerde om te zien, of er ook schuld-
vorderingen zijn, die zij kunnen laten incasseren,
hetgeen alsdan op hunne quitantiλn geschiedt, en
ook om de balans\'\'^ te maken of door den ge-
failleerden zelven te laten opmaken, ten einde
in verband met de gedane boedelbeschrijving en
waardering der goederen te zien, hoe het met
den staat van den boedel gesteld is. Dat is na-
tuurlijk niet noodig, als de failliet reeds zelf
vσσr de failliet-verklaring zijn balans heeft opge-
maakt.
Het spreekt intusschen van zelf, dat de failliet,
dikwijls met een groot huisgezin, inmiddels leven
moet. Daarom worden de curators gewoonlijk door
den Eegter Commissaris gemagtigd om aan den
gefailleerde en de zijnen huisraad, kleederen en
linnengoed af te geven, die zij voor hun gebruik
noodig hebben, en ook om uit het geld, dat in
-ocr page 106-
104
den boedel wordt gevonden, in hun levensonder-
houd te voorzien.
Verificatie. Inmiddels zijn door den curator, op last van
den Regter Commissaris, de bekende en onbe-
kende schuldeischers van den gefailleerden opge-.
..roepen, door middel van brieven, aanplakking
en advertentiλn in sommige dagbladen, om hunne
schuldvorderingen met de bewijzen daarvoor aan
den curator toe te zenden, en voorts om op een
bepaalden dag, hetzij in persoon, hetzij bij gevol-
magtigden 1) voor den Regter Commissaris en den
curator te verschijnen, om dan hunne regten te
doen gelden.
Dit noemt men de verificatie der schuldvor-
deringen.
Bekende, ur- Op den bepaalden dag verschijnen de schuld-
efochtw eiscners °P de aangewezen plaats. Hunne bijeen-
komst wordt voorgezeten door den Regter Com-
missaris; de curator is er bij tegenwoordig; de
failliet of zijn gemagtigde als hij het verlangt.
De Regter Commissaris heeft nu twee liisten,
ιιn waarop de pekende schuldeischers zijn gebragt,
en ιιn, op dat oogeriblik nog in blanco, waarop
de erkeiuie schuldeischers zullen gebragt worden.
IeHer^ιr aanwezige schuldeischers wordt ver-
volgens op zijne beurt opgeroepen, legt aan den
Regter Commissaris zijne vordering met de be-
wijzen daarvoor over en licht den aard diervor-
dering toe. Als een der andere schuldeischers of
de curator het verlangt, moet de schuldeischer
de deugdelijkheid zijner vordering beledigen.
Als nu noch de andere schuldeischers, noch de
curator de toelating van dien schuldeischer be-
twisten, dan wordt hij op de lijst der erkende
schuldeischers overgebragt. In het tegenoverge-
stelde geval tracht de Regter Commissaris de par-
1) Die volmagt wordt gewoonlijk gegeven op zegel van 15
ets. (met de opcenten 21 centen) en moet worden geregistreerd.
-ocr page 107-
105
tijen te vereenigen, en zoo dat niet gelukt, moet
de vraag omtrent, de toelating van dien schuld-
eischer later aan het oordeel van de Regtbank
worden onderworpen.
Als nu al de bekende schuldeischers op dien
dag zijn verschenen, en er geen geschil is ont-
staan, waarover later de Regtbank uitspraak moet
doen, dan loopt de verificatie op dien dag af.
De lijst der erkende schuldeischers wordt alsdan
door den Eegler Commissaris definitief gesloten,
en hij maakt van de zittiug een proces-verbaal
op, waarin hij vermeldt, dat de werkzaamheden
der verificatie zijn afgeloopen.
In \'t tegenovergestelde geval wordt de voort-
Tweede vcri-
licatie.
zetting der verificatie op een anderen dag bevo-
len. De oproeping der schuldeischers daartoe ge-
schiedt grootendeels op dezelfde wijze als bij de
eerste verificatie. Op dien naderen dag gebeurt
alles op dezelfde manier als wij dit hierboven
hebbeu vermeld.
De schuldeischers, die ook (h\\n niet zijn opge-
komen, hebben geene aanspraak op eenige uit-
Niet opgeko-
meu sehuld"
eischers.
keering uit den boedel, tenzij zij later hunne
schuldvorderingen nog laten verifiλren, hetgeen
zij kunnen doen totdat de laatste uitkeering heeft
plaats gehad; maar dan komen de kosten der
verificatie voor hunne rekening.
Hier kunnen nu in den verderen loop van een
faillissement zich twee gevallen voordoen: bi er j
wordt bij gelegenheid der verificatie door den ge-
failleerden koopman of iemand van zijnentwege
\'/
aan de schuldeischers een accoord aangeboden,
of dit heeft niet plaats, en dan wordt de boedel
door de Regtbank insolvent verklaard.
Men ziet dus, dat een koopman failliet kan
zijn, zonder dat daarom zijn boedel nog gezegd
kan worden te zijn insolvent.
Zien wij nu eerst de aanbieding van een accoord.
-ocr page 108-
106
Accoord. Maar wat is een accoord? Een accoord is eene
overeenkomst door den gefailleerden gesloten met
zijne crediteuren omtrent de betaling van een
evenredig en voor ieder percents-gewijze gelijk
aandeel hunner schuldvorderingen, en omtrent
de wijze dier betaling: welke overeenkomst door
de bij de wet vereischte meerderheid der schuld-
eischers aangenomen, en"\'φrobr "de "Regtbank be-
krachtigd (gehomologeerd) zijnde, vooralle schuld-
eischers verbindend is. B. v. Een gefailleerde is
ƒ 60,000 schuldig, en hij bezit ƒ 15,000. Nu
biedt hij aan zijne schuldeischers 20 °/0 hunner
schuldvorderingen aan; d. i. ƒ 12,000, omdat hij
toch eenig geld moet overhouden om niet dood
arm te zijn en dus buiten de mogelijkheid om
zich ooit weder te verheffen. Nemen nu twee
derde der schuldeischers welke */« van het bedrag
der schuldvorderingen, of wel drie vierde der
schuldeischers welke Va van dat bedrag uitmaken,
bet accoord aan, dan is het voor alle crediteuren
verbindend 1). Een voorbeeld:
Voorbeeld. Stel dat de bovengenoemde gefailleerde 24
schuldeischers heeft, welke te zamen de ƒ 60,000
moeten hebben. Nu moeten, om liet accoord te
doen aannemen, twee derde d. i. 16 schuldeischers,
die te zamen ƒ 45,000 moeten hebben, of wel
achttien schuldeischers, die te zamen ƒ 40,000
moeten hebben, het acoord hebben aangenomen.
1) De wet spreekt hier alleen van concurrente schuldeischers\'
en laat (vrij natuurlijk) de bevoorregte"; \'pand θn hypotheekheb-
bende buiten beraadslaging. Herinnert rnen zich wat over be-
voorregte schulden, pand en hypotheek in de inleiding te dezen
aanzien is gezegd, dan wordt die uitsluiting zeer duidelijk. Deze
crediteuren toch hebben geen belang bij het accoord, daar zij
aanspraak hebben op volle Detaling hunner vorderingen. Zij kun-
iii\'n echter van hunne voorregten afstand doen en dan, als con-
currente schuldeischers, medestemmen over het aangeboden ac-
coord. Dit zal meestal geschieden, als zij hetzij familie, hetzij
vrienden van den gefailleerden zijn, wien zij door hunne stem
willen helpen om het accoord aangenomen te zien.
-ocr page 109-
107
Is het accoord aangenomen, dan moet het nog
door de Regtbank worden bekrachtigd (gehomo- Homologatie.
logeerd), en bij die gelegenheid kan de Regtbank,
op voordragt van den Regter-Commissaris en na
verhoor van liet Openbaar Ministerie, den onge-
lukkigen en te goeder trouw gehandeld hebbenden
dadelijk rehabiliteren, d. i. hem volkomen terug- Rehabilitatie.
plaatsen inclen toestand, waarin hij zich vσσr
het faillissement bevond: het faillissement als \'t
ware uitwisschen. Na de homologatie van het ac-
coord krijgt de vroegere gefailleerde zijne boeken,
papieren enz. terug, en ook rekening en verant-
woording van den curator nopens liet door hem
gevoerde beheer.
Als evenwel de Regtbank de homologatie van
het accoord weigert, of als er geen accoord is
aangeboden, of als het door de sehuldeischers is
verworpen, dan verklaart de Regtbank den boe-
del insghent en gelast zijne verdere vereffening lnsolvent-
door den\'curator.                                                       verklaring.
Wij moeten nu kortelijk zien, hoe de\',insolvente
boedel door den curator tot effenheid wordt ge-
bragt.
J)e eerste pligt des curators is om de roerende
en onroerende goederen van den boedel, in het
openbaar, ten overstaan van een daartoe bevoeg-
den, en door den Regter-Commissaris aangewezen
ambtenaar te doen verkoouen, en vervolgens om
aan de schuldeischers*7\'όii de gezamenlijke baten
des boedels, te betalen wat hun toekomt, naar
evenredigheid van ieders vordering, en overeen*
komstig de daarvan door den Regter-Commissaris
opgemaakte rangschikking.                                          Rangschikking.
Men weet toch, dat niet alle sehuldeischers
bij de uitbetaling op dezelfde lijn worden gesteld.
Er kunnen er onder zijn, die, zoo als wij zagen,
uit hoofde van den aard hunner schuldvordering
regt hebben op de uitbetaling hunner geheele
-ocr page 110-
108
vordering, terwijl andere slechts regt hebben op
een evenredig deel hunner pretentie.
Dit nu wordt bepaald bij de rangschikking.
Daarbij regelt de Eegter-Commissaris den rang
van iederen schuldeischer. In de eerste plaats
/ brengt hij den cujator voor al zijne uitgaven en
zijn loon (honorarium). Vervolgens brengt hij op
3 de rangschikking ιιn voor ιιn die schuldeischers,
die regt hebben op het volle bedrag hunner vor-
deringen. Wat aan deze allen toekomt telt hij te
zamen, en trekt het af van de gezamenlijke baten
des boedels. Wat er dan overblijft wordt, zoo als
men dat noemt, ponds ponds gelijk, d. i. naar
evenredigheid van Eet bedrag van ieders vorde-
ring, onder de overige schuldeischers verdeeld.
Deze ranschikking wordt door den curator ge-
durende veertien dagen ter inzage van een ieder
ter griffie der Kegtbank nedergelegd, en daarvan
wordt aankondiging gedaan in de dagbladen, die
de Regter-Commissans daartoe aanwijst.
Verzet.
          Ieder geverifieerd schuldeischer heeft het regt
om tegen die rangschikking in verzet te komen,
als hij meent dat hij meer te vorderen heeft,
d. w. z. dat hij wegens den aard zijner schuld
anders had behooren te worden gerangschikt, dan
uit de rangschikking blijkt. Over dat verzet be-
slist de Arrondissements-Eegtbank.
Uitbetaling. Wanneer er binnen de veertien dagen geen
Ontslag vimverzet jg gedaarij dan WOrdt de rangschikking de-
n cura or. £nj^jef gesl0ten, en doet de curator diensvolgens
de uitbetalingen. Als er dan geen uitzigt bestaat,
dat er later meerdere penningen zullen inkomen,
wordt de curator ontslagen, nadat hij, ten over-
staan van den Eegter-Commissaris, rekening en
verantwoording van zijn beheer aan de schuld-
eischers heeft afgelegd.
Krijgt de gefailleerde later nog vermogen, dan
wordt er weder een Eegter-Commissaris en een
-ocr page 111-
109
curator benoemd, en het faillissement heropend
en vervolgd op dezelfde wijze als dit door ons is
geschetst.
Dit heeft echter geen plaats wanneer de gefail- Rehabilitatie.
leerde, na de vereffening des boedels, door de
Kegtbank is gerehabiliteerd. Wij hebben reeds
gezien, dat rehabilitatie kan plaats hebben te ge-
lijk met de homologatie van het aangeboden ac-
coord. Maar die rehabilitatie kan ook geschieden
na, de insolvent-verklaring en de vereffening des
boedels, op verzoek van den gefailleerden (of als
hij overleden is, op verzoek zijner erfgenamen),
mits bij dat verzoek worde overlegd een bewijs
van al de schuldeischers, waaruit blijkt dat zij
tengenoege van elk hunner zijn voldaan.
Wat het gevolg is dier rehabilitatie hebben
wij boven reeds gezegd.
§ 16.
Reclame.
Wat koop en verkoop is hebben wij reeds in
de inleiding gezien, alsmede dat de kooper door
levering eigenaar wordt van de door hem ge-
kochte zaak. Maar nu kan het gebeuren, dat
koopmanschappen zijn verkocht en geleverd, maar
dat de koopprijs met, of niet ten volle, is vol-
daan, zoodat de kooper eigenaar is geworden,
maar de verkooper nog geen vergoeding heeft
voor de overdragt van zijn eigendomsregt.
Daaruit kunnen groote hardheid en onbillijk-
heid ontstaan.
Stel: A koopt voor ƒ 10.000 manufacturen van Faillissement
B. B levert ze, maar ontvangt nog geene beta-vai> den kooper
ling: maar zie, terwijl de goederen nog onderna levenn?-
-ocr page 112-
110
weg zijn of pas bij A zijn aangekomen, gaat deze
failliet.
Nu zou liet gevolg daarvan zijn, dat B de pas
geleverde goederen kwijt was en daarvoor geene
of slechts gedeeltelijke betaling krijgen zou.
Want bleven die goederen bij A, dan zou hij
met de andere schuldeischers van dezen gelijkelijk
moeten deelen datgene, wat de goederen van A
bij verkoop zouden opbrengen, en dan zouden
natuurlijk de door B pas geleverde goederen mede
onder den boedel van A worden begrepen en mede
verkocht ten voordeele van al de schuldeischers.
Wat reclame is. Tegen die hardheid heeft de wet gewaakt door
te bepalen, dat de verkooper in zoodanig geval
het regt heeft om die koopmanschappen terug te
vorderen of te reclameren. Maar niet langer dan
binnen den tijd"vSοT\'^rtJg dagen, te rekenen van
den dag, waarop die goederen door den failliet
of door iemand, die daartoe van hein last heeft
gekregen, zijn ontvangen.
De terugvordering van koopmansschappen on-
der die omstandigheden heet reclame.
En nu doet het er niet toe, of de goederen
zijn uitgepakt of verminderd, de verkooper be-
houdt zijn regt van reclame, mits de goederen
niet met andere zijn vermengd en dus dezelfde zijn,
welke aan den faliiet zijn verkocht en geleverd.
Verlies van Zijn evenwel die goederen reeds aan een derden
dat regt.         verkocht, dan kan de verkooper die niet recla-
meren, maar als dan die nieuwe kooper der^grijs
dier goederen nog niet heeft betaald, dan kan hij
Voorregt opdien van dezen vorderen, en in ieder geval kan
den koopprijs, de verkooper eischen, dat de koopprijs niet in
den faillieten boedel koine en alzoo onder al de
schuldeischers worde verdeeld, maar datdiekoop-
prijs aan hem worde uitbetaald.
Regt der cu- Intusschen kan de curator de teruggevorderde
rators.            koopmanschappen behouden, mits hij den koop-
-ocr page 113-
111
prijs betale, dien de gefaileerde kooper daarvoor
anders had moeten voldoen. Natuurlijk zal hij
dat altijd doen, als de koopmanschappen inmid-
dels in waarde zijn gerezen. Want op die wijze
wordt de failliete boedθT bevoordeeld en lijdt de
de verkooper geen nadeel, die toch voor zijne
foederen nooit meer zou hebben gekregen dan
em nu door den bewindvoerder wordt uitbetaald.
§ 17.
Surseance van betaling.
Het faillissement is het gevolg van den toe-
stand, waarin een koopman is geraakt, dat hij
volstrekt niet meer betalen kan. intusschen is het Grond der
mogelijk, dat groote kooplieden door onvoorziene surscance-
febeurtenissen, welke plotseling den handel schok-
en, in eene oogenblikkelijke verlegenheid gera-
ken, doch dat zij tevens het vooruitzigt hebben,
dat binnen korten tijd hunne zaken zich zullen
herstellen, en dat zij zich van de nakoming van
al hunne verbindtenissen zullen kunnen kwijten,
even alsof er niets ware voorgevallen.
Indien dergelijke kooplieden onder dieomstan-
digheden moesten failleeren, dan zou dat θn voor
hen zelven θn voor hunne schuldeischers gelij-
kelijk nadeelig zijn. Er bestaat dan ook bij de wet
een middel om hun te gemoet te komen, en dat
middel heet: het vragen van surseance (opschor-
ting) varijfejskling. Om evenwel 3iλ "surseance te
kunnen verkrijgen, moet uit de balans dier koop-
lieden, door deugdelijke bewijzen gestaafd, kun-
nen worden aangetoond, dat zij door het te ver-
leenen uitstel in staat zullen zijn, hunne schuld-
eischers ten volle te voldoen, of, m. a. w. dat
-ocr page 114-
112
zij zelve door de surseance geholpen zullen zijn,
en dat de schuldeischers er niet door zullen wor-
den benadeeld.
Vorm.
          De koopman, die zich in dat geval bevindt,
wendt zien het allereerst met een verzoekschrift
tot de Regtbank van zijn Arrondissement, in welk
veraoeksTJhrnTj\'TToor hem en een procureur bij die
Regtbank onderteekend, wordt gevraagd, dat nem
provisionele surseance worde verleend.
Provisionele "Wanneer liet nu aan de Regtbank, uit de daar-
surseance. toe overgelegde stukken blijkt, dat het verzoek
niet op losse gronden steunt, dan beveelt zij da-
delijk de oproeping der schuldeischers, die op liet
verzoek worden gehoord, en waarvan onmiddellijk
twee of meer worden benoemd om inet den schul-
denaar het beheer over zijne zaken te voeren.
Dadelijk daarop kan de Regtbank de provisionele I;
surseance verleenen. Uiterlijk binnen veertien . I
dagen na die uitspraak, moet zich de koopman
15efinjtievewenden tot den Hoogen Raad, bij een verzoek-
eurseance. schrift, door hem en een procureur bij dat hoogste
regterlijke collegie in Nederland onderteekend,
waarin nu aan den Raad wordt verzocht, hem
V\\ definitieve surseance van betaling te verleenen.
j Oai verzoekschrift wordt gesteld in handen van
\'twee leden van den Hoogen Raad, welke wederom
de zamenroeping der schuldeischers gelasten, en
die, na met de schuldeischers en met de personen,
welke inmiddels met den koopman zijne zaken
hebben beheerd, en dus daarmede het best bekend
kunnen zijn, het verzoek rijpelijk te hebben over-
wogen, van hunne bevinding aan den Hoogen
Raad verslag geven.
"Wanneer twee derde der (concurrente) schuld-
eischers, wier vordering uitmaakt drie vierde der
schuld, of drie vierde dier schuldeischers, wier
vordering twee derde der schuld beloopt, zich
tegen het gedaan verzoek verzetten, wordt het
-ocr page 115-
118
onmiddellijk van de hand gewezen. In het tegen-
overgestelde geval verleent de Hooge Raad de
definitieve surseance, als hij vermeent dat die be-
hoorlijk is geregtvaardigd. Het behoeft naauwelijks
gezegd te worden, dat aan die uitspraak open-
baarheid moet worden gegeven door al demidde-
len, welke wij reeds dikwijls, als daartoe gebrui-
kelijk, hebben vermeld.
Gelijk van zelf spreekt, is het gevolg der ver- Gevolg daar-
leende surseance, dat gedurende dien tijd devan-
schuldenaar niet tot betaling zijner schulden
(enkele uitgezonderd) kan worden genoodzaakt.
Die definitieve surseance van betaling mag ech- Voor hoe lang.
ter voor niet langer dan twaalf maanden worden Verlenging.
verleend, en kan niet wordλοTverlengd dan wan-
neer er dringende redenen bestaan, waaromtrent
dan weder een geheel nieuw onderzoek, op dezelfde
wijze als bij de eerste aanvrage, moet worden in-
gesteld.
Maar wel mag de Hooge Raad binnen het jaar Intrekking.
de verleende surseance intrekken, wanneer blijkt,
of dat inmiddels de boedel zoozeer is achteruit
gegaan, dat aan eene volledige uitbetaling der
schulden niet te denken valt, of dat de schulde-
naar te kwader trouw handelt en zijne schuldei-
schers tracht te benadeelen.
-ocr page 116-
GEDEELTE.
DERDE
Zeerkgt.
§ 18.
Zeeschepen.
Aan handel en scheepvaart heeft Nederland
zijn bloei en grootheid te danken gehad, en ten
huidigen dage bekleedt nog ons vaderland door
die beide belangrijke takken van bestaan eene
eervolle plaats in de rij der Europesche Mogend-
heden. Houdt men dat in de gedachte, dan wordt
het duidelijk, dat vooral voor den Nederlander
eenige kennis van het zeeregt eene behoefte is.
Aard.
           Iedereen weet het verschil tusschen een roerende
en eene onroerende zaak. De eerste is eene zoo-
danige , die zich kan verplaatsen of verplaatst kan
worden, bij de laatstgenoemde is dit liet geval
niet. Daar nu een schip vatbaar is voor verplaat-
sing, zoo volgt daaruit, dat schepen roerende
goederen zijn.
Overdragt. Wanneer men eene roerende zaak aan een an-
der wil overdragen, dan doet men dit door hem
die zaak eenvoudig over te geven, en zonder dat
daartoe eenige verdere formaliteit wordt vereischt.
Als gij b. v. voor een vriend een boek koopt, om
het hem ten geschenke te geven, en gij geelt hem
dat boek over, dan heeft er levering plaats gehad
en uw vriend is eigenaar van dat boek geworden.
Daar wij nu gezien hebben, dat schepen roerende
goederen zijn, zou daaruit moeten volgen, dat
-ocr page 117-
115
diezelfde regel ook op schepen toepasselijk is,
en dat alzoo als A een schip verkoopt aan B,
liet voldoende zou wezen, dat de verkooper den
kooper eenvoudig in het bezit stelde van liet schip,
en dat deze laatste daardoor eigenaar werd.
Dit is echter geenszins het geval. Het is te veel
van belang, dat men kunne weten, wie eigenaar
is van een schip, dan dat de wetgever voor de
levering er van geene andere formaliteiten zou
hebben bepaald.
Nu is net bekend, dat voor de levering van
onroerende goederen b. v. van een huis, wordt
gevorderd de overschrijving van de akte, waarbij
de eene partij aan de andere den eigendom over-
draagt, in de daartoe bestemde openbare registers.
Datzelfde nu wordt vereischt voor de levering
van zeeschepen.
Volgens het Koninklijk besluit van den 21«n Scheepsbe-
Junij \'1836, Stbl. n". 41 1) zijn de hypotheek vvlJzen\'
bewaarders in de hoofdplaats van elk arrondisse-
ment belast met het houden dier registers. Maar
dewijl het dikwijls moeijelijk is te weten in welke
plaats het schip te huis behoort, en bij welken
hypotheek-bewaarder men dus de noodige inlich-
tingen zal kunnen krijgen, is te \'s Gravenhage
een hoofdkantoor gevestigd, waar al de eigendoms-
bewijzen van zeeschepen worden bewaard.
Het bewijs van eigendom van een schip wordt Br>et\' ™»
ook wel de brief van opdragt genoemd. De schip- °P"ragt-
per voert dat bewijs, of weleen behoorlijk afschrift
daarvan, altijd op reis met zich mede, want in
oorlogstijd moet hij kunnen bewijzen wie eigenaar
1) Men verwarre vooral niet Staatsblad met Staats-Courant.
Het Staatsblad is de verzameling van alle wetten, die door de
Staten-Generaal zijn aangenomen en door den Koning bekrach-
tigd, en welke, juist door de plaatsing in het Staatsblad, ver-
bindende kracht verkrijgen. Dat Staatsblad wordt door de Re-
gering uitgegeven, en daarin vindt men ook de voornaamste
Koninklijke besluiten.
-ocr page 118-
116
is van het schip, om te voorkomen dat het, alsof
het den vijand toebehoorde, wordt opgebragt.
Zeebrief.
         Opdat een schip de Nederlandsche vlag moge
voeren, wordt eene bepaalde akte vereischt, die
van wege den Koning aan den gezagvoerder wordt
uitgereikt. Deze akte neet Aejeebrief. Het behoeft
wel geen betoog, dat de gezagvoerder op zijn
schip altijd in liet bezit dier akte moet zijn en
dat een schipper, die de Nederlandsche vlag voert
zonder zeebrief of vergunning, of wel met een
zeebrief, die vervallen is, gestraft wordt. 1)
§ 1»-
De schipper.
Het wetboek van koophandel noemt den ge-
zagvoerder op een koopvaardijschip, dien wij ge-
woonlijk den titel geven van scheepskapitein, met
den naam van schipper. Dezen naam zullen ook
wij in het vervolg behouden.
Bepuling.
         Wat de schipper is in het algemeen, behoeven
wij naauwelijks te zeggen. Hij is de man, diebe-
last is met het voeren van het schip, hetzij hij dat
doet tegen een vast en vooraf bedongen loon, of
voor een aandeel in de winst of in de vracht.
§ 20.
De schipper en zijne equipage.
De schipper alleen kan natuurlijk het schip niet
voeren. Hij heeft daarvoor officieren en scheeps-
1) Het geheele onderwerp der zeebrieven is bij ons op nieuw
geregeld door de wet van 28 Mei 1869 (Staatsblad n°. 96). Art.
2 vermeldt voor welke schepen de zeebrief kan worden afgege-
ven, art. 3 wat er in vermeld moet zijn; art. 6 hoe de zee-
brieven vervallen; art. 17 en vv. bevatten strafbepalingen tegen
overtredingen van deze wet.
-ocr page 119-
117
gezellen noodig, welke hij dan ook, vσσr den
aanvang der reis, in dienst neemt.
Die officieren en gezellen verhuren derhalve aan Overeenkomst,
den schipper hunne diensten voor ιιn of meer
zeereizen, en tot vergoeding daarvoor betaalt hun
de schipper een bedongen loon. De overeenkomst,
welke dus tusschen den schipper en zijn scheeps-
volk wordt gesloten, is die van huur en verhuur
van diensten, reeds uit de inleiding bekend.
De aanneming van het scheepsvolk door den Monsterrol.
schipper heet de monsterins, en deze geschiedt
in tegenwoordigheid van een oepaalden ambtenaar,
waterschout genaamd. Het bewijs van de overeen-
komsten, die door den schipper met zijn scheeps-
volk zijn getroffen, wordt gevonden in het daarvan
opgemaakt geschrift, dat de monsterrol heet en
dat gedurende de geheele reis aan boord behoort
te zijn.
Van het oogenblik, dat de monstering heeft Verpligtingen
plaats gehad, beginnen de wederzijdsche verplig- van te*
tingen tusschen den schipper en zijne officieren scneePsvo1 •
en scheepsgezellen.
Over net algemeen bestaan die verpligtingen
daarin, dat zij op bevel des schippers aan boord
moeten komen, het schip in orde lielpen brengen
en beladen, en zich zonder behoorlijk verlof niet
meer van boord mogen verwijderen.
Op de reis moeten zij den schipper in alle om-
stanaigheden ter zijde staan.
Na het eindigen der reis moeten zij, als de
schipper of de reeders het verlangen, het schip
helpen lossen, onttakelen enz.
Daarentegen is de schipper verpligt aan zijn Verpligtingen
scheepsvolk het bedongen loon te betalen. Gedu- ^f™
rende de reis mag hij liun niet meer dan Vs van
         PF^\'
het verdiende loon op rekening geven. Het spreekt
echter van zelf, dat als hij hen buitenslands af-
dankt, hij aan ieder hunner het verschuldigde
-ocr page 120-
118
loon behoort te voldoen. De schipper mag zijne
officieren of scheepsgezellen niet ontslaan dan om
wettige redenen. Doet hij het desniettemin, dan
kan Hij door den ontslagenen tot schadevergoeding
worden aangesproken.
Gaat de reis, waarvoor zij hunne diensten heb-
beu verhuurd, niet door, of wordt zij geschorst,
dan kent de wet evenzeer aan liet scheepsvolk
eene billijke schadevergoeding toe.
In sommige gevallen kan liet scheepsvolk wei-
geren de dienst gestand te doen, en wel voorna-
meiijk als het blijkt, dat er aan die reis een
levensgevaar verbonden is, dat zij niet hadden
kuuuen voorzien, b. v. als inmiddels de Staat in
een zeeoorlog gewikkeld wordt, of als op de plaats,
werwaarts het schip bestemd is, eene doodelijke
ziekte is uitgebroken.
Huishouding Intusschen is \'t door de ondervinding gebleken,
u tucht on de dat de eenvoudige verbindtenis tusschen den schip-
°sXepeu.y" Per en ziJn scheepsvolk op verre na niet voldoende
was, als band tusschen die beide partijen. Wel
bepaalt het wetboek van koophandel, dat de
schipper de hulp der politie of der militaire magt
kan inroepen tegen diegenen, welke weigeren aan
boord te komen of het schip zonder verlof ver-
laten, maar deze bepalingen bleken dikwerf krach-
teloos te zijn.
Daarom zijn bij eene bijzondere wet, en wel
van den 7\' Mei 1856 {Stbl. N°. 32) nadere bepa-
lingen gemaakt omtrent de huishouding en tucht
op de koopvaardijschepen, en daarbij wordt tesen
den schipper, de stuurlieden en de verdere sche-
pelingen, die vσσr den aanvang der reis zich niet
op den bepaalden tijd aan boord bevinden, of
zich daarvan verwijderen, zoodat zij door hunne
schuld de reis niet medemaken, en ook voor het
geval van desertie van boord gedurende de reis,
gevangenzetting bedreigd.
-ocr page 121-
119
Overigens wordt aan den schipper een dicipli-
nair gezag over de scheepsgezellen toegekend,
zoodat hij deze in bepaalde gevallen kan straffen
met verbeurte van een tot vijftien dagen gagie,
en zelfs met opsluiting en kromsluiting m de
boeijen. De schipper moet dan ook een door den
waterschout geparafeerd strafregister altijd aan
boord hebben.
Natuurlijk heeft de wet er voor gezorgd, dat
de schipper zich daaromtrent aan geen daden van
willekeur kan overgeven. Afgescheiden toch van
andere vervolgingen, kan den schipper, die zich
ten opzigte van schip, lading, scheepsvolk of
passagiers heeft misdragen, door een Kaad van
tucht, door den Koning ingesteld en te Amster-
dam zitting hebbende, de bevoegdheid worden
ontnomen om gedurende een bepaalden tijd, doch
niet langer dan twee jaren, als schipper op een
Nederlandsch schip te varen.
Wanneer een lid van liet scheepsvolk gedu- BiJ overlijdi
rende de reis overlijdt, dan hebben zijne erfge-
namen regt op de gagie. Was hij aangenomen
bij de maand, dan kunnen zij de gagie vorderen
tot het einde der maand waarin hij gestorven is;
was hij aangenomen voor de reis heen en weer,
dan kunnen zij vorderen de helft, als hij sterft
op de heenreis, en het geheel, als hij overlijdt
op de terugreis. Mogt het geval zich voordoen,
dat hij gesneuveld is bij de verdediging van het
schip, dan is de volle gagie verschuldigd, als het
schip behouden terugkomt.
-ocr page 122-
120
§ 21.
De schipper vσσr de reis.
Bezigtiging. Vσσr den aanvang der reis en alvorens zijne
lading in te nemen, moet de schipper, als een
belanghebbende dat vordert, zijn schip door be-
eedigde deskundigen laten nazien.
Iulading. Ook moet hij zorgen, dat hij geene goederen
inlaadt, die reeds dadelijk blijken beschadigd of
slecht gepakt te zijn.
Neemt hij ze aan en wil hij later daaromtrent
in geene moeijelijkheden geraken, dan moet hij
den slechten toestand (de wanheid) dier goederen,
op de ontvangst-bewijzen (recieven), die hij er
voor afgeeft, vermelden.
§ 22.
De schipper gedurende de reis.
Van den aanvang tot het einde der reis moet
de schipper zich persoonlijk aan boord bevinden;
want hij is de man, die het gezag voert en aan
wiens bevelen zich niet alleen zijn scheepsvolk,
maar ook de passagiers, voor zooverre die bevelen
strekken tot bewaring der goede orde aan boord,
zich moeten onderwerpen. Al is het gevaar ook
nog zoo groot, hij mag zijn schip niet verlaten,
dan alvorens den raad van de voornaamsten van
het scheepsvolk te hebben ingewonnen, en dan
nog moet hij zooveel mogelijk zorgen, dat zijne
scheepspapieren en de kostbaarste goederen der
lading behouden blijven.
Verantwoorde. Op den schipper drukt uit den aard der zaak
lijkheid. eene zeer groote verantwoordelijkheid. Voor bij-
-ocr page 123-
121
zondere en te voorziene gevallen stelt de wet be-
paalde regelen, b. v. dat hij zich overal, waar
fjewoonte of voorzigtigheid het gebieden, van
oodsen 1) moet voorzien; dat hij, als hij verneemt,
dat de vlag onvrij is geworden, d. w. z. dat het
gevaarlijk is geworden onder Nederlandsche vlag
te varen, in de eerste onzijdige haven moet bin-
nenloopen enz.
Doch in het algemeen zou men de verpligtin-
fen van den schipper gedurende de reis aldus
unnen zamenvatten: de uiterste voorzigtigheid
voor schip en lading; raadpleging zijner officieren
in moeijelijke omstandigheden; kennisgeving zoo-
veel mogelijk gedurende de reis aan de eigenaren
of reeders van het schip van den toestand van
schip en lading; en behoorlijk bijhouden van zijn
dagregister of journaal.
Het dagregister of journaal van den schipper Dagregister.
is, om het met korte woorden te zeggen, zijne
van dag tot dag bijgehouden reisbeschrijving, zoo
naauwkeurig mogelijk, en tot in de minste bij-
zonderheden opgemaakt. Behalve door den schip-
i>er wordt het ook door den stuurman ondertee-
:end.
Eindelijk vermelden wij nog, dat de schipper
op reis ook eenigzins de rol van ambtenaar van
den burgerlijken stand en van notaris vervult.
Bij geboorte of overlijden aan boord schrijft hij
1) Loodsen, zijn geλxamineerde en beλedigde staatsambtenaren, \\
voomiui tan eeue akte van aanstelling en van een loodsmaus-
teeken. De Staat heeft zich de uitsluitende bevoegdheid voorbe-
houden vau het doen binueu-en uitloodseu van zeeschepen. l)aar-
voor is een loodsgeld verschuldigd dat, door de gezagvoerders
der schenen, bij het uitgaan vσσr het vertrek naar zee, bij het
biunenkomen, binnen een maand, bij de daarvoor aangestelde
ontvangers, moet worden voldaan. 11e wet van 20 Augustus 1859
(Staalsbl. n°. 93) regelt de loodsdienst voor zeeschepen, die van
30 December 1865 (Staatsbl. n°. 173) regelt het loods- en bakeu-
wezen op eenige wateren en stroomen. Deze laatste is uotr aan-
gevuld bij de wet vau 22 December 1867 (Staatsbl. n°. 158).
«
-ocr page 124-
122
de daartoe betrekkelijke akte in zijn dagrcgister,
en zoo iemand een testament wil maken, kan dat
te zijnen overstaan of voor den stuurman geschie-
den. Hierbij echter ιιne opmerking, namelijk,
dat zoodanige uiterste wil krachteloos is, als de
erflater komt te sterven zes maanden na het ein-
digen der zeereis. Dat is duidelijk. In dien tijd
van zes maanden heeft hij toch de gelegenheid
gehad een ander testament te maken, dat geheel
voldoet aan den vorm, voor uiterste willen voor-
geschreven bij de wetgeving van het land, waar
hij is aangekomen.
§ 23.
De schipper na de reis.
Rekening en Wanneer de reis geλindigd is, moet de schip-
verantwoor- per, onder overlegging van al zijne boeken en
"• papieren, aan den eigenaar van het schip of aan
den boekhouder der reederij rekening en verant-
woordiug geven van zijn geheel bewind, zoowel
wat liet schip als wat de lading betreft. Als de
rekening in orde wordt bevonden, moet aan den
schipper worden betaald wat blijkt hem verschul-
digd te zijn.
Geschil.         Wanneer er over die rekening en verantwoor-
ding geschil mogt ontstaan, is de eigenaar of de
boekhouder toch verpligt den schipper voorloopig
zijne gagie te betalen, mits deze borg stelle, dat
hij later datgene er van zal teruggeven, wat blij-
ken zal hem niet toe te komen.
Voorregt.         Voor al hetgeen den schipper toekomt ter zake
der gedane reis, is het schip met zijn tuigaadje
aan hem bij voorregt verbonden, d. w. z. (gelijk
wij reeds in \'t algemeen vroeger zagen) dat als
het schip mogt worden verkocht en de schulden
-ocr page 125-
123
grooter moeten zijn dan de baten, zijne schuld
in naar geheel, bij voorkeur boven anderen uit
de opbrengst van net schip moet worden afbe-
taald. Zoo zijn evenzeer het schip en de vracht
bij voorregt verbonden aan de andere scheeps-
officieren en scheepsgezellen, voor hetgeen zij als
zoodanig hebben verdiend.
§ 24.
De Stuurman.
De stuurman is de eerste officier van den schip- Oukuude.
per, en op hem is in het algemeen toepasselijk
alles, wat wij van de verhouding tusschen den
schipper en zijne officieren en scheepsgezellen
hierboven hebben gezegd.
Alleen moet hier nog worden bijgevoegd, dat,
als de stuurman zich als zoodanig verhuurt voor
eene reis naar eene haven, waarheen hij nooit
heeft gevaren zonder het bij de monstering te
zeggen, of als hij in strijd met de waarheid ver-
klaart als stuurman eene zoodanige reis te hebben
gedaan, hij zijne volle gagie verbeurt, en tot
schadevergoeding verpligt is, als door zijne on-
kunde schip of lading nadeel lijdt.
§ 25.
Bevrachting en verhuring van schepen.
Hij, die zijne goederen in een schip laadt om Bevrachter,
ze te doen vervoeren, heet de bevrachter of inla-
der.
Hij, die zich met liet vervoer belast, d. i. Vervracθtar.
de schipper, die gewoonlijk met den bevrachter
handelt, heet de vervmchter.
-ocr page 126-
124
B-party. J)e overeenkomst tusschen deze beiden gesloten
is een contract van bevrachting, en het bewijs van
de gesloten overeenkomst heet de Cherte-partij.
Cherte-partij, d. w. z. Charta-partita, verdeeld
papier, omdat in vroegere tijden de overeenkomst
van bevrachting werd geschreven op een stuk,
dat daarna in tweeλn werd gedeeld. De vervrach-
ter kreeό\' de eene helft, en de bevrachter de
andere. Deze zond zijne helft naar de plaats,
waarheen de lading moest worden vervoerd, en
tegen vertoon van dat stuk gaf de schipper aldaar
de lading af aan hem, aan wien ze was geadresseerd.
Ziehier liet model eener cherte-partij, gelijk die te-
gen woord ig liier te lande pleegt te worden opgemaakt.
Wij ondergesciireveuen, de heer A bevrachter
ter eenre en B. kapitein op het.....schip
(de naam van liet schip) groot circa .... lasten,
varende onder Nederlandsche vlag, en liggende
te......als vervrachter ter andere zijde, ver-
klaren met elkander geaccordeerd te zijn over de
be- en vervrachting van het schip, in maniere
als volgt:
Dat de kapitein het voorschreven schip voor
het ladeu moet leveren hecht, digt, welgekalfaat
en in alle opzigten volgens zeemansgebruik voor-
zien en in staat om koopmansgoederen over zee
te voeren.
(Hier volgen de verdere voorwaarden).
A\\ elke belading......en de wederontlos-
sing zal moeten plaats hebben binnen den tijd
van......achtereenvolgende dagen, te reke-
nen daags nadat de kapitein zal gedeclareerd
hebben.....volkomen in staat te zijn, en bij-
aldien hij langer mogt worden opgehouden, zal
aan hem voor ieder overigen ligdag worden be-
taald de somma van.....gulden.
-ocr page 127-
125
Na getrouwe ontlossing en uitlevering van de
voorschrevene lading (de gevaren der zee uitge-
zonderd) zal aan meergemelde kapitein of zijne or-
der voor vracht worden betaald......gulden.
De lading wordt den kapitein vrij aan boord
geleverd en van boord gehaald.
De kapitein zal gehouden zijn van alle de in
zijn schip te laden goederen, connossementen en
recieven te teekenen, tot zoodanige vracht en
conditiλn als door of van wege den heer bevrach-
ter of correspondent zal worden ingevuld, zonder
dat het meerdere of mindere eenigen invloed zal
hebben op de bepalingen in deze Charter-partij
vervat, maar al het voordeel of nadeel daarvan ten
laste of faveure van den heer bevrachter zal komen.
De kapitein verpligt zich, indien de heer be-
vrachter zulks mogt verkiezen en de diepte van
liet water het toelaat, in het Eijks Entrepot-Dok
alhier te lossen, onder vergoeding der daardoor
veroorzaakte onkosten.
Het benoodigde garnier zal zijn voor rekening
van den kapitein, en de matten voor die van den
heer bevrachter.
De kapitein zal zich te (plaats van bestemming)
adresseren aan den correspondent van den lieer
bevrachter, den heer C.
Avarijgrosse vallende zal dezelve volgens usantie
en costumen van de zee worden gereguleerd.
Tot nakoming van deze verbinden de heeren
bevrachter de in te laden goederen en de kapitein
zijn vracht, schip en gereedschappen van dien;
voorts als naar regten.
Hiervan.....eensluidenden gepasseerd, welke
wederzijds zijn onderteekend.
Amsterdam, den.........
(fret) A. (bevrachter).
B. (vervrachter).
-ocr page 128-
128
Wijze van Evenwel wordt niet bij iedere bevrachtingeene
verhuring. cherte-partij opgemaakt. Het geschiedt namelijk
niet als liet scliip is geladen op stukgoederen.
Om dat te begrijpen dient men te weten, dat
de bevrachting van een schip op tweeλrlei manier
kan plaats hebben:
of de bevrachting wordt gedaan voor het ge-
heel of een gedeelte van een schip, tot het doen
van ιιn e of meerdere reizen;
stukgoederen, of bij aanleg op stukgoederen, wanneer een
schipper (vervrachter) van een ieder, die zich
daartoe aanbiedt, zoovele goederen als hem goed-
dunkt ter inlading en vervoer aanneemt. In dat
laatste geval wordt, gelijk wij reeds zeiden, geene
cherte-partij opgemaakt.
De wijze, waarop schepen kunnen worden ver-
huurd, is verschillend, naar gelang de belang-
hebbenden dat overeenkomen. Het kan bij de
maand, voor de reis, als anderzins plaats heboen.
Lading en Indien omtrent den tijd van lading en lossing
lossing.
         niets bij de cherte-partij is bepaald, dan moet die
zijn afgeloopen binnen 15 achtereenvolgende werk-
dagen, nadat de schipper verklaard heeft daartoe
gereed te zijn; en voor ligterscliepen, d. w. z.
voor de kleinere schepen, die de goederen uit
het grootere schip overnemen, als dit laatste om
de eene of andere reden de plaats zijner bestem-
ming niet kan bereiken, binnen drie dagen na
aankomst.
Die bepalingen gelden echter alleen als de lading
en lossing binnen het koningrijk of de koloniλn
van den Staat moeten plaats hebben. Buiten\'s lands
moeten de wetten of gebruiken der plaats gevolgd
worden.
Ligdagen. Het spreekt wel van zelf, dat de schipper of
ligterschipper van den bevrachter of den gecon-
signeerde (d. i. van hem, aan wien de goederen
zijn toegezonden) kan vorderen, dat de lading en
-ocr page 129-
127
lossing binnen den genoemden tijd afgeloopen zijn.
Anders verliest hij tijd, en zijn tijd is kostbaar.
Daarom kan hij in riet tegenovergestelde geval
schadevergoeding vragen voor iederen dag, dat
lading of lossing langer duurt, en dit noemt men :
het vorderen van ligdagen of overligdagen.
Als omtrent den tijd van de betaling der vracht Betaling der
niets is bedongen, is deze bij de uitlevering (]ervrae,lt-
goederen dadelijk invorderbaar.
§26.
Regten en verpliglingen ran bevrachter en
vervrachter.
In het algemeen zij hier gezegd, dat zoowel tle Verboden la-
bevrachter als de vervrachter verpiigt zijn te zor-(ii"o-
gen, dat door hunne schuld of nalatigheid het
schip of vσσr, of gedurende de reis, of bij zijn
aankomst op de plaats der bestemming, niet worde
opgehouden 1) of gearresteerd, omdat het goede-
ren bevat, welke of niet, of niet op die manier
mogten worden ingeladen.
De bevrachter moet zorgen, dat behoorlijk en Tijd van laden,
tijdig het schip worde geladen; en doet hij het
niet, dan kan de schipper of schadevergoeding
vragen voor den tijd, dien hij verliest door te
blijven liggen, of de overeenkomst houden voor
vernietigd en evenzeer een gedeelte eischen van
de voordeelen, die hij door het vervoer zou heb-
ben genoten, of na gedane waarschuwing wegzei-
len zonder lading, en na volbragte reis zijne vracht
en overligdagen vorderen.
1) Bijzondere nersouen, convooiloopers genoemd, zorgen dat er
door gebrek aan de noodige stukken en documenten als anderzins
geenc vertraging kan ontstaan bij het in- en uitklaren van schepen.
-ocr page 130-
128
Ditzelfde geldt ongeveer, wanneer de bevrachter
den bedongen tijd niet geheel heeft laten voorbij-
gaan, maar toch de lading in dien tijd niet ge-
heel heeft volbragt.
Pligt des Daarentegen moet de schipper zorgen, dat zijn
schippers. schip op den bepaalden tijd tot inlading gereed
zij, en bij gebreke van dien, is hij van zijn kant
tot schadevergoeding aan den bevrachter gehouden.
Goede staat Het spreekt van zelf, dat hij moet zorgen, dat
van het schip. het schip bij den aanvang der reis in staat zij die
te kunnen doen, want anders behoeft niet alleen
de bevrachter geene vracht te betalen, maar kan
hij ook den vervrachter tot schadevergoeding aan-
spreken.
ontbinding der Als een schip op stukgoederen is aangelegd,
overeenkomst (jan mag de vervracliter bepalen, hoe lang hij in
van regtsw<.gc.ja(jjug z&\\ blijven liggen. Is die tijd verstreken,
dan moet hij bij de eerste gunstige gelegenheid
vertrekken, wanneer hij van de inladers geen
verlof heeft bekomen om nog langer te blijven
liggen.
Er zijn gevallen, dat de overeenkomst van be-
vrachting van regtswege ontbonden is, en dat de
bevrachter aan den vervrachter geen vracht, en
de laatste aan den eersten geen schadevergoeding
schuldig is; m. a. w. dat de partijen in eens van
elkander af zijn, b. v. als het schip door overmagt
belet wordt uit te loopen. In sommige gevallen
kan een der beide partijen bij den regter de ver-
nietiging der overeenkomst vragen, b. v. als vσσr
den aanvang der reis een oorlog uitbreekt, waarbij
schip en lading, of een van beiden, onvrij worden.
-ocr page 131-
129
§ 27.
Reglen van den schipper tegenover den ge-
consigneerde.
De geconsigneerde moet de goederen, aan zijn LussiDg. Beta-
adres verzonden, binnen den tijd bij de cherte-lilln «tervracht,
partij of de wet bepaald, lossen of doen lossen,
en de vracht en avarij (wat dat is zullen wij later
zien) betalen. Doet hij dat niet en zijn de ligda-
gen om, dan kan de schipper op magtiging des
regters lossen en de lading onder bewaring geven
van een daartoe aangewezen persoon.
Indien den schipper de vracht en wat hem ver- Regten van
der verschuldigd is niet wordt betaald, heeft hijd<M\' ult!lii\'-)er
volstrekt geen regt om de goederen aan boord teVr,]evracht!g
houden. Want stond hem dit vrij, dan zou de
geconsigneerde zich nooit behoorlijk kunnen ver-
gewissen of de lading wel goed was overgekomen.
De schipper kan zich echter voor de vracht zeker
stellen, op dezelfde wijze als wij dat van voerlie-
den en schippers op binnenwateren hebben gezien,
namelijk door de goederen te doen opslaan onder
een derde, totdat nij zijne vracht en verdere on-
kosten heeft ontvangen.
Maar als de geconsigneerde de aanneming der
goederen over het algemeen weigert, dan mag de
schipper die, na bekomen magtiging des regters,
verkoopen, en zicli uit de opbrengst voldoen al
wat hem ter zake van het vervoer is verschuldigd.
Zoo er daarna van de lading nog goederen over-
blijven, dan moeten ze onder geregtelijke bewaring
worden gesteld, en zoo de opbrengst der goederen
niet voldoende is om des schippers kosten te dek-
ken, dan kan hij voor het overschot den be-
vrachter of inlader aanspreken.
-ocr page 132-
130
§ 28.
Cognoscement.
Wat cognos- Het Cognoscement is een geschrift of akte, die
sement is. de erkentenis inhoudt van den schipper, dat hij
de bij de cherte-partij bedoelde goederen van den
bevrachter of inlader heeft overgenomen en in
zijn schip geladen.
Zie hier daarvan een voorbeeld:
Ik A.......Schipper naast God van mijn
schip genaamd........als nu ter tijd gereed
liggende te......om met den eersten goeden
wind, dien God verleenen zal, te zeilen naar (plaats
van bestemming), alwaar mijne regte ontlading zal
zijn, bekenne onder den overloop van mijn schip
ontvangen te hebben van U, den Heer B.
(volgen de ingeladen goederen met volledige
omschrijving).
alle droog en wel geconditioneerd en gemerkt met
dit voorstaande merk. Al hetwelk ik belove te
leveren (indien mij God behouden reize verleent)
met mijn voorz. schip tot.......aan den
Heer C. of order, mits mij betalende voorAnijne
vracht van dit voorz. goed, de somma van.....
f uiden, en de haverij naar de usantie van de zee.
In om te voldoen dat voorz. is, zoo verbind ik
mij zelven en al mijn goed en mijn voorz. schip
met al deszelfs toebehooren. In kennisse der waar-
heid, zoo heb ik.....konnossementen hiervan
onderteekend met mijnen naam, of mijn schrijver
van mijnentwege, aflen van eenen inhoud, het
eene voldaan, de anderen van geene waarde.
Afgeladen als boven, vermeld door.....
Amsterdam, den........18 . . .
(Gel.) A.
-ocr page 133-
131
Voor den inlader of bevrachter vertegenwoor- "Voor inlader
digt derhalve het cognoscement de goederen zelven,of lj<ivractltcr-
en als hij het cognoscement aa7i iemand overdraagt,
dan draagt hij daardoor de goederen zelven over,
welker aard, noeveelheid, merkeu en getallen in
het. cognoscement moeten staan uitgedrukt.
Dat cognoscement, hetwelk de verantwoordelijk" lioeveelexeTn-
heid van den schipper regelt, is alzoo voor vierl,lillc,1-
verschillende personen van het hoogste belang en
daarom worden er ook minstens vier oorspronke-
lijken van opgemaakt.
In de eerste plaats, voor den bevrachter of in-
lader; want deze heeft daardoor het bewijs, dat de
schipper zijne goedereu heeft overgenomen en welke.
In de tweede plaats voor den geconsigneerden;
want deze moet later de goederen "ontvangen en
dient te weten, wat. de schipper voor hem aan
boord heeft genomen.
In de derde plaats voor den schipper; want
deze is de verantwoordelijke man en moet zorgen,
dat hij aan iederen geconsigneerden aflevert dat-
gene, waarop deze regt heeft.
In de vierde plaats, voor den eigenaar van het
schip of voor de reeclerij; want zij zijn het, iu wier
naam de schipper eigenlijk handelt.
Het cognoscement kan zijn een cognoscement Bepaald i>er-
aan een bepaalden persoon, of aan toonder, of aan s°""- Toonder.
order. Het door ons gegeven voorbeeld is dat van
een cognoscement. van de laatstgenoemde soort.
Dit laatste kan even als een wissel door endos-
sement worden overgedragen, d. w. z., dat de
geconsigneerde den eigendom van het cognosce-
ment, en bijgevolg van de daarin vermelde goe-
deren, hetzij door een volledig, hetzij door een
blanco endossement, kan overdoen. De schipper Rndossement.
moet dan de goederen uitleveren aan den houder
van het cognoscement, in plaats van aan den
oorsproukelijken geconsigneerden.
-ocr page 134-
132
Meerdere cog- Nu zou het wel eens kunnen gebeuren, dat er
loscementen. voor hetzelfde goed meerdere cognoscementen in
omloop waren, en dat de schipper door de afgifte
der goederen aan den een bij voorkeur boven
den ander in ongelegenheid zou kunnen komen.
In dat geval mag hij niet lossen zonder toestem-
ming der regtbank, en dan kan hij de goederen
laten opslaan, totdat de regter over de regten
der verschillende houders heeft uitspraak gedaan.
§29.
Passagiers.
Onder passagiers verstaat men personen die,
tegen betaling van vracht of vervoergeld, de reis
medemaken.
Behoeften. De passagiers moeten voor hunne eigene be-
hoeften aan boord zorgen, indien het tegendeel
niet is bedongen. In geval van nood evenwel moet
de schipper hen tegen billijken prijs van levens-
middelen voorzien, zoo als wederkeerig de passa-
fiers verpligt zijn om, als de nood dringt, van
un levensvoorraad tegen betaling der waarde
ten behoeve van de equipage af te staan.
Piis*a£iersgoe- Omtrent de goederen, die de passagier bij zich
erea-             heeft, moet men eene onderscheiding maken. Voor
die, welke de passagier onder eigen bewaring
houdt, is de schipper niet verantwoordelijk, dan
wanneer ze door zijn toedoen, of dat der equipage,
zijn beschadigd of te niet gegaan; ten aanzien
der overige goederen wordt hij als inlader be-
schouwd en gelden derhalve de regelen, die wij
hierboven beknoptelijk hebben opgegeven.
-ocr page 135-
133
§ 30.
Bodemerij.
Wat geld ter leen geven is, en wel met beding
van interessen, weet iedereen. Wanneer A aan B
voor een jaar duizend gulden leent tegen vijf
percent, dan krijgt hij na verloop van dat jaar
duizend vijftig gulden terug en daarmede is de
zaak uit.
Maar wanneer A aan B, die als schipper naar
Batavia zal vertrekken, leent 25000 gulden, en
bedingt dat, als het schip mogt vergaan, hij niets
van het geleende geld zal terug krijgen, behalve
de waarde van hetgeen uit de zeeramp behouden
mogt blijven, maar dat daarentegen B hem ƒ 27,000
zal teruggeven, wanneer het schip behouden te
Batavia aankomt, en dat het schip of de lading
of beiden voor de terugbetaling dier som aanspra-
kelijk zullen zijn, dan is die overeenkomst niet
meer een verbruikleen maar bodemerij 1).
A is dan de geldschieter, B de geldopnemer.
f
25,000 het op bodemerij geschoten geld, ƒ 2000
de premie, en net geschreven contract, dat daar-
van moet worden opgemaakt, ten einde de over-
eenkomst niet geheel van karakter te doen ver-
anderen , is de bodemerij brief. Zonder dat wij het Bodemerijbrief.
uitdrukkelijk zeggen, zal men reeds hebben ont-
waard, dat bodemerij is eene kans overeenkomst,
want de geldschieter waagt zijn geld aan de kan-
sen der zee.
Vergaat het schip, of de lading, of datgene
1) Men onderscheidt verbruikleen en bruikleen. Gelijk de
woorden het reeds aanduiden, heeft verbruikleen plaats van zaken,
van welke hij die ze te leen ontvangt slechts even zoo veel van
gelijke soort en hoedanigheid behoeft terug te geven (b v. geld,
wijn enz.), en bruikleen van zaken, waar hij die ze ontvangt
terug moet geven dezelfde die hij krijgt (b. v. een paard.)
-ocr page 136-
134
waarop de bodemerij geschoten is, d. w. z., waarop
de geldschieter de uitgeleende som en de premie
kan verhalen, dan verliest hij geld en premie
geheel, wanneer alles is vergaan, en gedeeltelijk,
als liet voor een gedeelte vergaan is; maar daar-
entegen heeft hij ook de kans om met zijn geld
een natuurlijk hooge premie terug te krijgen, als
het schip goed aankomt.
Verschil tus- Het groote verschil tusschen bodemerij en ver-
schen bodemerij zekering zal men bij een weinig nadenken ligte-
en verze enng. y™ inzien. Bij bodemerij geeft de geldleener dade-
lijk het geld en heeft de kans het later met de
Sremie terug te krijgen; bij vezekering geeft
aarentegen de verzekerde dadelijk de premie, en
betaalt de verzekeraar eerst dan, wanneer het
blijkt dat er schade is geleden.
Wij hebben in \'t algemeen gezegd, dat voor
het op bodemerij geschoten geld, schip of lading
of beiden aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Dit is waar in het algemeen: het is echter niet
noodig, dat het geheele schip daarvoor verbonden
Op welke worde; ook op een gedeelte van het schip kan
voorwerpen bo-ggjj 0p bodemerij worden geschoten, b. v. op de
schotenword™!casco (romp) en de kiel, op liet takellaadje (het
touwwerk, loopend want) enz. en \'t verder scheeps-
tuig.
Alleen moet men daarbij in het oog houden,
dat geld op bodemerij alleen kan worden gescho-
ten op zaken, die reeds bestaan en waarin der-
halve de geldschieter zijne zekerheid vindt. Daarom
bepaalt ook de wet in de eerste plaats, dat het
op bodemerij geschoten geld de waarde der voor-
werpen, die later daarvoor aansprakelijk zouden
zijn, niet mag te boven gaan; in de tweede plaats,
dat geen geld op de bodemerij mag worden ge-
schoten aan matrozen en zeelieden op hun sol-
dijen en reisgelden, (die natuurlijk nog verdiend
moeten worden); in de derde plaats op de te ver-
-ocr page 137-
135
dienen vracht, op de verwacht wordende winst,
of op beiden gezamenlijk, althans in het laatste
geval, wanneer niet te gelijker tijd schip of ladin»
verbonden, of zooals men dat noemt, verbodem cl
worden.
Wij hebben gezien, dat de overeenkomst tus- Bodemerijbrief
schen den geldschieter en den geldopnemer isaan order-
vervat in den bodemerij-brief; aie bodemerij-
brieven kunnen nu weder aan order worden ge-
steld, en derhalve door endossement worden over-
gedragen. Hij, die door een dergelijk endossement
eigenaar van den bodemerij-brief is geworden,
treedt in de plaats van den endossant, en geniet
dus al de voordeelen, maar draagt ook al de
schade. B. v. A. is de geldschieter, die aan B.
ƒ 25000 op bodemerij heeft geschoten, en later
draagt A. oen bodemerij-brief bij endossement over
aan C. Vergaat nu het schip, waarop het geld
geschoten is, dan verliest niet A., maar C. hoofd-
som en premie; maar komt het schip behouden
aan, dan krijgt ook C die beiden.
Er bestaat hier echter een groot verschil tus- Verschil met
schen dit endossement en dat van een wissel. end°ssem?nt
„ .... ..         • i i ο          • • i              i                     va» «en wissel.
Cielijk wij gezien hebben, is iedere endossant van
den wissel bij den houder aansprakelijk voor de
rigtige betaling der daarin uitgedrukte geldsom
door den betrokkenen; hij, die een bodemerij-brief
endosseert, is daarentegen niet aansprakelijk voor
de rigtige terugbetaling van hoofdsom en premie.
Hij staat alleen daYirvoor in, dat de overeenkomst
van bodemerij bestaat, maar niet dat de geldop-
nemer later aan zijne verpligtingen zal voldoen.
Eindelijk lette men vooral daarop, dat de over- Inschrijving.
eenkomst van bodemerij niet alleen schriftelijk
moet worden aangegaan, maar ook dat alle bin-
nen liet koningrijk gesloten bodemerijen binnen
acht dagen na de onderteekening moeten worden
ingeschreven ter griffie van de regtbank der plaats,
-ocr page 138-
186
waar het schip is uitgerust, en, bij vreemde sche-
pen, van de plaats, waar de akte van bodemerij
is opgemaakt.
Duur der kans. Het zal wel overbodig zijn te zeggen voor hoe
langen tijd de geldschieter zich aan de kans on-
derwerpt. In algemeene woorden kan men zeg-
§en, dat hij de kans loopt, zoo lang het gevaar
er zee voor de voorwerpen, waarop hij geld op
bodemerij geschoten heeft, bestaat.
§31.
Zeeassurantie.
Het zal naauwelijks behoeven gezegd te wor-
den, dat de algemeene regelen, welke wij in de
eerste afdeeling voor iedere verzekering hebben
opgegeven, evenzeer gelden bij de verzekering
tegen de gevaren der zee.
Wat verzekerd Nu kan niet alleen het schip verzekerd worden,
kan worden. maar 0ok bijzondere deelen van \'t schip, de daarin
geladene goederen, de winst welke men verwacht,
de vracht die moet worden verdiend, het geld
dat op bodemerij is gegeven met de premie en
het gevaar van slaaf te worden gemaakt. Het
spreekt van zelf, dat de verzekering kan worden
Wanneer, gesloten vσσr of gedurende de reis, mits de ver-
zekerde dan niet reeds wete, dat de ramp, waar-
tegen hij zich laat verzekeren, heeft plaats gehad.
De verzekering kan zich uitstrekken over de ge-
heele reis, of alleen over de heen- of over de
terugreis. Ja zelfs kan men zich verzekeren op
Goedeen kwade g0ede en kwade tijdingen, d. w. z. dat de ver-
tij mgen. zefceraar ontslagen is, wanneer er eene tijding
wordt aangebragt, waaruit men de behoorlijke
-ocr page 139-
187
aankomst van het schip ter plaatse zijner bestem-
ming kan opmaken, maar dat daarentegen de
verzekeraar betalen moet, wanneer eene zoodanige
tijding komt, waardoor het vermoeden geboren
wordt van ramp of schade.
De polis moet voor de zee-assurantie natuurlijk Polis. Inhoud,
inhouden al die gegevens, waaruit met duidelijk-
heid kan blijken wat verzekerd is, voor hoelang
en voor hoeveel; terwijl de polis, waarbij op bo-
demerij geschoten gelden worden verzekerd, de
hoegrootheid van de geschoten som en van de
premie benevens den naam van den geldopnemer,
van het schip, van den schipper en de plaats der
bestemming moet vermelden, en het doel, waar-
mede de gelden op bodemerij zijn gegeven.
Men begrijpt, dat door middel van deze laatste Verzekering
verzekering, de geldschieter op bodemerij zich.va° i?elden °P
altijd tegen schade kan vrijwaren, omdat hij dan ° emeriJ-
in ieder geval het voorgeschoten geld en de premie
terug ontvangt, hetzij van den geldleener, wan-
neer de voor bodemerij verbonden voorwerpen be-
houden aankomen, hetzij van den verzekeraar,
wanneer het verbodemde voorwerp door een zee-
ramp getroffen wordt. Wat aangaat de verzekering Verzekering
van de winst, die verwacht wordt en de vracht-van,.m"st. en
2.                                                     ,           , vracntpennin-
penningen, die ontvangen moeten worden, degen.
waarde of de begrooting daarvan moet bij het
sluiten der verzekering worden opgegeven en uit-
drukkelijk in de polis vermeld. Naauwelijks zal Slavernij,
behoeven gezegd te worden, waarin de verzeke-
ring bestaat tegen de gevaren der slavernij. De
verzekeraar verbindt zich om, tegen genot eener
premie, eene zekere som als losprijs te zullen uit-
betalen, wanneer de persoon, die tegen de geva-
ren der slavernij verzekerd is, mogt worden slaaf
gemaakt, met dien verstande evenwel, dat als de
loskooping tegen eene mindere som kan geschie-
den, de verzekeraar daarvan het voordeel geniet.
-ocr page 140-
138
Zien wij nu ten slotte een model van een polis,
•waarbij goederen voor eene zeereis bestemd ver-
zekerd worden.
Wij ondergesclireveneu verzekeren aan U (naam
van den verzekerde) of die het anders geheel of
ten deele zoude mogen aangaan, vriend of vijand,
te weten elk voor de som bij ons hieronder ge-
teekend, van Rotterdam of alle circumjacentiλn
van dien af tot Batavia of eenige andere haven
of havens der eilanden Java en Sumatra of van
ιιn dier beiden.
En dat op goederen, waren en koopmanschap-
pen , gereed of niet gereed, en in het laatste ge-
val hetzij ons daarvan kennis is gegeven of niet,
geladen of nog te laden in het schip, hetwelk
God beware, genaamd.......daar schipper
op is......of wie voor schipper of schippers
in zijne plaats zoude mogen varen, en hoe de
naam van schipper of schip anders zoude mogen
geortographeera, gesteld of gespeld worden, en
welke de designatie, charter of soort van hetzelve
schip zoude mogen zijn.
Het gemelde schip ligt in lading........
Deze verzekering geschiedt voor.....gulden
op (volgt eene naauwkeurige omschrijving der ver-
zekerde goederen) wordende een en ander op voor-
noemde som getaxeerd en vastgesteld, waarin wij
genoegen nemen; en zal geen meerder bewijs van
interest of waarde behoeven te worden geprodu-
ceerd dan deze polis, welke wij in alles voor vol-
doende houden.
In geval van schade zal deze worden geregeld
en betaald door.......te Batavia, tegen den
koers zoo als die tijdens de vergoeding van even-
tuλle schade zal zijn.
Vrij van onkosten van ligdagen en van over-
wintering, en vrij van schade en averij gros onder
-ocr page 141-
139
8 ten honderd. Conditiλn van beschadigdheid vol-
geDs beursgebruik.
Nemende wij de risico mits deze tot onzen laste,
van het uur en den dag af, dat de voorschr.
koopmanschappen zullen gebragt zijn op de kade
of den wal, om van daar geladen te worden in
het voorschr. schip, of in schuiten, barken of
ligters, om daarmede gevoerd te worden aan boord
van het gemelde schip: en zal dezelve loopen ter
tijd toe dat hetzelve schip tot de plaats of plaat-
sen als boven zal zijn aangekomen, en de voorschr.
goederen, zonder eenige schade of verlies, aldaar
gelost, vrijelijk en vredelijk op het land gebragt
zullen zijn in het vermogen van U geassureerde
of uw gemagtigde, mits dat de ontlossing geschiede
binnen 15 dagen na het arrivement van het schip
ter gedestineerde plaats, ten ware dat door wet-
tige verhindering de lossing in dien tijd niet had
kunnen geschieden, hetwelk in gevalle van ramp
of schade bewezen zal moeten worden. Zullende
het voorschr. schip mogen varen voorwaarts, ach-
terwaarts, wenden en keeren aan alle zijden, en
door nood of met wille aannemen al zulke havens
en reeλn, als de schipper of schippers tot nut en
vordering van de voorschr. reis goeddunken zal;
en of door nood de gemelde goederen door dezelve
ontladen worden en lierladen in eenig ander schip,
schepen, klein of groot, hetwelk zij zullen mogen
doen eigener autoriteit en zonder consent te wach-
ten, zullen wij de risico blijven loopen, alsof de
goederen nooit ontladen waren geweest.
Bestaande wijders de voorschr. risico in alle ge-
varen ter zee, onweder, schipbreuk, stranden,
overzeilen, aanzeilen, aanvaren of aandrijven, ge-
dwongen verandering van koers van de reis, of
van het schip, overboord werpen, brand, geweld,
overstrooming, neming, kapers, roovers, aanhou-
ding op last van hoogerhand, verklaring van oor•
-ocr page 142-
140
log, represailles, nalatigheid, verzuim of schel-
merij van den schipper of het scheepsvolk, zonder
toedoen of voorkennis van U Geassureerde ge-
schiedende, en alle andere fortuinen van de zee,
bedacht of onbedacht, gewoon of ongewoon, geene
uitgezonderd; alle welke schaden door ons zullen
worden betaald, ieder pro rato onzer geteekende
som, en dat zonder korting, binnen drie maanden
na het behoorlijk bewijs van dezelve. En in zulke
gevallen geven wij U Geassureerde en alle anderen
volkomen magt, om zoowel ten onzen schade als tot
ons voordeel, alle noodige middelen tot behoud
van het ten deze verzekerde interest in het werk
te stellen, hetzelve, zoo het noodig is, te doen
verkoopen en de penningen te distribueren, zon-
der onze toestemming of volmagt te behoeven te
vragen, mits ons echter, zooveel de omstandig-
heden zulks zullen toelaten, behoorlijk daarvan
Sraeadverterende; de gevallen schade zoowel als
e alzoo gemaakte kosten zullen door ons worden
betaald, het zij deze laatste met of zonder succes
worden geimpendeerd, mits een en ander te zamen
niet te boven ga de door ons verzekerde sommen,
en zullen wij de rekening deswege geloof geven
op behoorlijk gejustificeerde bewijzen, of op den
eed van dengenen, die denzelven zal hebben ge-
daan. Voorts op conditie, dat wij Ondergeteeken-
den het 251e art. van het wetboek van koophandel
tegen de geassureerden niet zullen mogen in roe-
pen, tenzij de regter mogt beslissen dat daartoe
m eenig geval, ter goeder trouw en volgens usantie
alhier, termen voorhanden waren, waartegen het
verzekerde interest niet aan ons zal kunnen of
mogen worden geabandonneerd, tenzij hetzelve
ongetwijfeld zal verloren zijn, of dat er geen re-
delijke grond tot hoop van terugbekoming plaats
heeft, in welke gevallen echter mede de toestem-
ming en goedkeuring van den regter zal vereischt
-ocr page 143-
141
worden, alvorens deze bepaling in werking te
kunnen brengen. Zijnde verder deze verzekering
aangegaan onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat
art. 267 alsmede art. 662 van het wetboek van
koophandel, het laatste art. voor zooverre de op-
gave van den naam van den orgineelen verzekerde
betreft, niet door ons, en dat^ art. 747 van het-
zelfde wetboek van koophandel niet tegen ons
kan worden ingeroepen, als zijnde aan het laatste
art. door den verzekerde gerenuntieerd.
En zulks tegen genot van eene premie van ....
ten honderd, voor dewelke wij Ondergeteeken-
den den makelaar.......in Rekening-Courant
hebben belast en alzoo den geassureerde quitteren
bij deze.
Alles onder verband en submissie van onze
personen en goederen, praesente en toekomende,
renuntierende als lieden van eer, van alle cavil-
latiλn en exceptiλn, die deze zouden contrariλren.
Aldus gedaan ter goeder trouw en op alle goede
en kwade tijdingen, in Rotterdam den.......
§ 32.
Regten en rerpligtingen van den verzekeraar.
De verzekeraar is gehouden tot de vergoeding
van alle schade, welke aan de verzekerde voor-
werpen, ten gevolge van noodlottige voorvallen
gedurende de zeereis, kan worden toegebragt, en Tegen welke
ook de schade gesproten uit nalatigheid, verzuim schade,
of schelmerij van den schipper of de scheepsge-
zellen, behalve wanneer de schipper zelf eigenaar
is van het schip, in welk geval, overeenkomstig
de vroeger door ons behandelde beginselen, deze
laatste verzekering regtens onbestaanbaar is. De
-ocr page 144-
142
Hoofdverplig-
ting.
hoofdverpligting van den verzekeraar is alzoo:
uitbetaling van de som, waarvoor verzekerd is,
wanneer de verzekerde voorwerpen schade lijden,
maar als de schipper willekeurig en zonder nood-
zakelijkheid van Koers verandert, of aan zijne reis
eene andere bestemming geeft, dan is de verze-
keraar van zijne verpligting ontslagen. Het spreekt
van zelf, dat ten aanzien van verzekering op goe-
deren, die verpligting van den verzekeraar eerst
dan ophoudt, wanneer de verzekerde, hetzij uit-
drukkelijk, hetzij stilzwijgend, tot verandering
van koers of van bestemmingsplaats heeft mede-
gewerkt.
Zendt de verzekerde het schip naar eene meer
verwijderde plaats dan bij de polis is bedongen,
dan is de verzekeraar van zijne verpligtingen ont-
slagen en heeft hij niettemin het regt de bedon-
gen premie te eischen.
Er zijn echter verzekeringen, die niet mogen
worden gesloten en welke, indien ze gesloten zijn,
door de wet worden nietig verklaard.
Zonder dat wij het zeggen, zal men reeds in-
zien, dat daartoe behooren alle verzekeringen
tegen eene schade, van welker bestaan de verze-
kerde reeds kennis droeg tijdens het sluiten der
overeenkomst.
Daartoe behooren o. a. al verder: verzekeringen
op de soldijen en gagiλn van het scheepsvolk; op
de preiniλn of het Kaplaken van den schipper,
d. w. z. op de voordeelen, die niet uitdrukkelijk
bedongen zijn bij de overeenkomst, waarbij de
schipper zijne diensten verhuurde, maar welke
volgens bestaande gebruiken buiten het bedongen
loon aan den schipper worden toegekend; op sche-
pen of goederen, welke reeds voor de volle waarde
zijn verbodeind, omdat de eigenaar dier voorwer-
pen bij de verzekering geen belang heeft. Immers,
vergaan die voorwerpen, dan heeft hij reeds de
Koers veran-
dering.
Meer verwij-
derde plaats.
Nietige
verzekeringen.
-ocr page 145-
143
volle waarde daarvau uit de gelden, die hem uit
bodemerij zijn verstrekt en die hij in dat geval
niet behoeft terug te geven. Mogt hij dus die
voorwerpen nogmaals laten verzekeren, dan zou
hij uit de ramp dubbel voordeel trekken, en dat
gaat met aan.
De wet bepaalt den tijd, gedurende welken het Huur vau
gevaar voor den verzekeraar loopt, d. w. z., ge-
         gevaar
durende welken de verzekeraar verpligt is, aan
den verzekerde de bedongen schadevergoeding,
ten gevolge van een ramp of onheil ter zee, te
vergoeden. Voor schepen is dit, van het oogen-
blik van het begin der lading tot de geheele los-
sing ter bestemmingsplaats, of tot 21 dagen na
aankomst te dier plaatse; voor goederen, van \'t
oogenblik dat zij ter inlading op de kade zijn ge-
bragt, totdat ze op de plaats hunner bestemming
alle op den wal zijn geplaatst, of tot 15 dagen
na de aankomst van \'t schip. Het is echter dui-
delijk, dat bij de polis daaromtrent andere be-
dingen kunnen worden gemaakt.
§ 33.
Regten en verpligtingen van den verzekerde.
Het ligt in den aard der zaak, dat het voor- Voornaamste
naauiste regt van den verzekerde daarin bestaat, re=*-
dat hij van den verzekeraar de bedongen som kan
vorderen, voor het geval hem de schade treft,
waartegen hij zich heeft verzekerd, en dat zijn
hoofdverpligting is, de vastgestelde premie aan Hoofd-
den verzekeraar te betalen en ook de verhoogde verPllotmS-
premie te voldoen, indien eene verhooging van
premie bij de polis is bedongen, voor het geval
liet gevaar voor den verzekeraar grooter mogt
-ocr page 146-
144
worden (b. v. door \'t uitbreken van een zeeoor-
log.) Daarenboven moet hij in \'t algemeen gedu-
rende de reis den verzekeraar op de hoogte hou-
den van kwade tijdingen, die hij betrekkelijk de
verzekerde voorwerpen mogt ontvangen, en ook
alle inspanning en pogingen aanwenden, om door
doeltreffende maatregelen na het ontstaan der
ramp, van het verzekerde te redden en terug te
vorderen, wat er mogt zijn behouden gebleven.
Als de reis gestaakt wordt vσσr er gevaar voor
den verzekeraar ontstond, dan houdt de verzeke-
ring op, maar de verzekeraar heeft regt op \\ °/o
van de verzekerde som of op de halve premie,
als die minder is dan ιιn percent. Wordt dereis
gestaakt na dat \'t gevaar voor den verzekeraar
is begonnen, maar vσσr dat \'t schip geheel is
uitgeklaard, dan krijgt de verzekeraar 1 °/ o van
de verzekerde som, en als de premie minder is,
krijgt hij die geheele premie.
Staking
der reis.
§34.
Verzekering op behouden varen.
Er is veel getwist over de vraag, of de verze-
keriug op behouden varen, zoo als die gewoon-
lijk bij ons gesloten wordt, in regten bestaanbaar
is al dan niet.
Aard van het Deze overeenkomst van verzekering komt hierop
beding. ueder. Er wordt alleen verzekerd de behouden
aankomst van het schip ter plaatse zijner bestem-
ming. Komt het schip niet behouden aan, dan
vergoedt de verzekeraar, tegen genot van een bij
de polis bepaalde premie, de schade, evenzeer
vooraf bij de polis begroot, welke de verzekerde
door het niet aankomen van het schip komt te
-ocr page 147-
145
lijden. Voor rekening van den verzekeraar komt
alle mogelijke schade, onverschillig op welke wijze
die ook moge zijn ontstaan: en hij heeft geen
regt op hetgeen van schip en lading, na het lijden
der ramp, mogt overgebleven zijn. Daarenboven
wordt bedongen, dat de premie nooit zal worden
teruggegeven, en dat op het bij de polis vastge-
stela bedrag der schadevergoeding nimmer zal
kunnen worden teruggekomen. Daarbij wordt nog
gevoegd het beding, dat ieder verschil uit dat
beding gesproten, zonder appθl zal worden beslist
door scheidslieden, die naar billijkheid zullen
uitspraak doen, en verbinden zich verzekeraar en
verzekerde, als mannen van eer, hunne overeen-
komst gestand te zullen doen, zelfs wanneer de
wet het aangaan van dergelijke bedingen verbiedt.
Men ziet nu, dat er drie voorname punten Bestaanbaar
zijn, die de bestaanbaarheid van een dergelijk h
beding zeer twijfelachtig maken:
1°. Omdat men geene bedingen kan maken in
strijd met de wet, en omdat men bij het aangaan
der verzekering, of gedurende haar loop, geen
afstand kan doen van hetgeen bij de wet tot het
wezen der overeenkomst wordt vereischt, of van
hetgeen uitdrukkelijk is verboden.
2°. Omdat bij de wet tot het wezen eener over-
eenkomst wordt vereischt, dat de verzekering de
waarde van het verzekerde voorwerp niet te boven
ga, en krachtens dit beding de begrooting der
schade aan de willekeur van verzekeraar en ver-
bekerde is overgelaten.
3°. Omdat het in strijd is met de algemeene
beginselen der assurantie, dat een verzekerde zich
kunne verzekeren tegen eigen schuld of nalatig-
heid, of dat de schipper, eigenaar zijnde van het
schip, zich kunne verzekeren tegen eigen schel-
menj, en dit beding aan den verzekeraar dever-
pligting oplegt, om alle schade te vergoeden,
7
-ocr page 148-
146
onverschillig hoe en door wien die is veroorzaakt.
Bovendien vermeenen sommigen, dat dit geheele
l>eding niets anders is dan spel en weddingschap,
ter zake van welke de wet geene regtsvordering
toestaat.
Anderen daarentegen zijn van oordeel, dat de
verzekering op behouden varen een regtsgeldig
beding is, dat daarenboven door de gebruiken
van den handel is geijkt, en beschermd wordt
door liet eergevoel van de contracterende partijen
en de goede trouw, welke meer nog dan elders
bij alle Tiandelsverrigtingen moeten voorzitten.
§ 35.
Beding : Vrij van beschadigdheid.
inhoud.         Het staat aan partijen vrij om bij de te sluiten
verzekering te voegen het beding: Vrij van be-
schadigdheid. Dit is een beding in het voordeel
van den verzekeraar, die alsdan de schade niet
behoeft te vergoeden, als de verzekerde voorwer-
pen beschadigd of bedorven ter bestemmingsplaats
aankomen, of wanneer de voorwerpen onderweg,
of in eene noodhaven, d. w. z. in eene haven,
waar de schipper uit nood moest binnenloopen,
uit hoofde van beschadigdheid of uit vrees dat
zij zouden bederven of andere goederen aanste-
ken, zijn verkocht.
Vergaan de goederen geheel of wordt de schade
geleden door werpiug, d. w. z. dat de goederen
bij storm uit het schip moeten worden geworpen
om \'t te verligteu, door neming, door roof en
dergelijke, dan is de verzekeraar gehouden de ge-
leden schade te vergoeden.
-ocr page 149-
147
§ 36.
Beding: Vrij van molmt.
Onder dat beding verstaat men, dat de verze- Inhoud,
keraar niet tot schadevergoeding zal zijn gehou-
den, wanneer het verzekerde voorwerp vergaat of
bederft door gebeurtenissen, die het verzekerde
voorwerp in gevaar brengen, en welke men, als
buitengewoon, bij het sluiten der verzekering niet
kon voorzien. Als daar zijn: geweld, neming,
kaperij, zeerooverij, oorlogsverklaring en repre-
sailles, en — wat men bijzonder het binnenlandsch
molest noemt — als liet verzekerde voorwerp op
last van hoogerhand wordt aangehouden.
Het spreekt van zelf, dat de verzekeraar aan-
sprakelijk blijft voor de schade, welke vσσr het
molest heeft plaats gehad. Alle schade evenwel,
na het molest geleden, komt voor rekening van
den verzekerde, maar niet van den verzekeraar.
§37.
Abandonnement.
Abandonnement is de afstand van den eigendom Wat abandon-
van het schip of \'t verzekerde voorwerp, of wel uemeut ,s-
van de regten daarop, gedaan door den verzekerde,
ten behoeve van den verzekeraar, die hem de
volle waarde van het verzekerde uitbetaalt. Het
abandonnement is alzoo een uitvloeisel van het Reden
groote beginsel, dat wij bij alle verzekeringen daarvoor,
nebben zien heerschen, dat de verzekerde zich
wel mag vrijwaren tegen schade, maar geen winst-
bejag op het oog hebben. En winst zou de ver-
zekerde natuurlijk verkrijgen, wanneer hij niet
-ocr page 150-
14-8
alleen de volle waarde van liet verzekerde voor-
werp bekwam, maar ook dat voorwerp zelf voor
zich mogt behouden.
la welke ge- Abandonnement kan in drie gevallen plaats
vallen\' hebben.
1°. Als liet verzekerde voorwerp geheel weg is.
Nu zal men welligt vragen, hoe het mogelijk is
iets te abandonneren dat niet meer bestaat; maar
men abandonneert ten behoeve van den verzeke-
raar al hetgeen er later welligt nog mogt teregt
komen van liet verzekerde voorwerp en ook de
regten, welke de verzekerde ten aanzien van het
geassureerde voorwerp tegen anderen misschien
zou kunnen doen gelden.
2°. Wanneer het verzekerde voorwerp zσσ groote
schade heeft geleden, dat het voor den verzekerden
zoo goed als verloren is gegaan.
3°. Wanneer het zσσ lang geleden is, dat er
tijding van \'t schip is ingekomen, dat men daar-
uit mag opmaken, dat het schip vergaan is.
In dat geval is \'t onnoodig te bewijzen, dat
het schip vergaan is, maar kan de verzekerde
volstaan met onder aanbod van eede te verklaren,
dat geene tijding van \'t verzekerde schip, of van
het schip, waarin verzekerde goederen geladen
zijn, (want abandonnement geldt evenzeer voor
verzekerde lading als voor verzekerd schip), bij
hem middellijk of onmiddellijk is ontvangen. De
termijnen, na welke de verzekerde mag abandon-
neren, zijn bij de wet bepaald, en hun duur hangt
natuurlijk af van de meerdere of mindere verwij-
dering van de bestemmingsplaats.
Gevolgen vau Wanneer de verzekerde het abandonnement
abandotmc- overeenkomstig de voorschriften der wet heeft
gedaan, dan behooren de verzekerde voorwerpen
aan den verzekeraar, van den dag af van de be-
teekening van het abandonnement, d. w. z. van
den dag af, waarop de verzekerde aan den ver-
-ocr page 151-
149
zekeraar bij deurwaarders-exploit heeft doen aan-
zeggen, dat hij hem het schip, of de andere ver-
zekerde voorwerpen, abandonneert.
Zes weken nadat die beteekening heeft plaats Verpligting des
Sehad moet de verzekeraar aan den verzekerde veri£elceraiirs
et bedrag der verzekering en de kosten van het inent
abandonnement betalen, indien namelijk geen
andere termijn bij de tusschen hen gesloten over-
eenkomst is bepaald.
§38.
Makelaars in zee-asmrantiiοn.
De verzekeringen tegen de gevaren der zee
worden gewoonlijk door tusschenkomst van ma-
kelaars gesloten, hoewel het verzekerden en ver-
zekeraar volkomen vrijstaat om die handeling in
persoon te verrigten, eu voor het opmaken, onder-
teekenen en uitwisselen van de polis zelf zorg te
dragen.
In \'t algemeen zijn deze makelaars onderworpen Veri>ligtiugen.
aan dezelfde verpligtingen als wij in § 6 ten aan-
zien der overige makelaars hebben opgegeven. Er
zijn echter sommige zaken, waarvoor zij meer in
het bijzonder moeten waken; b. v. zij moeten aan
den verzekeraar uiterlijk binnen 24 uren, als dan
de polis nog niet is opgemaakt en afgegeven, een
onderteekende nota uitreiken, waarin liet verze-
kerde voorwerp, de som waarvoor verzekerd is,
de premie en de voorwaarden zijn vermeld; zij
moeten in een afzonderlijk register afschrift hou-
den van al de polissen door hunne tusschenkomst
gesloten; eindelijk moeten zij altijd, wanneer het
van hen wordt gevorderd, aan verzekerden of ver-
zekeraav behoorlijke afschriften bezorgen van al.
-ocr page 152-
150
de stukken, welke zij onder hunne berusting
hebben en die aan de belanghebbende partijen
dienstig kunnen zijn.
§ 39.
Overzetten, aanzeilen, aandrijven.
Verbindtems- In de inleiding hebben wij reeds gezien, dat
aen uit de wet- eene verbindtenis kan ontstaan of uit overeen-
komst, of uit de wet. Deze laatste nu kan weder
feboren worden, of omdat de wet het aldus heeft
epaald, bf omdat een persoon eene daad, hetzij
regtmatig, hetzij onregtmatig, heeft verrigt,waar-
aan de wet het gevolg toekent, dat hij daardoor
jegens een ander verbonden is. Het zal goed zijn
deze gevallen door een enkel voorbeeld op te
helderen.
Voorbeeld. A — en datzelfde voorbeeld gaven wij, in \'t
voorbijgaan, reeds in de inleiding, — aanvaardt
de erfenis van B, welke laatste aan C en D lega-
ten heeft gemaakt. Nu heeft A, de erfgenaam,
volstrekt geen overeenkomst met C en D aange-
gaan, dat hij hun die legaten zal uitbetalen. Maar
die verbindtenis ontstaat uit de wet, omdat deze
aan de aanvaarding van eene erfenis de verplig-
ting verbindt van den erfgenaam tot uitkeering
der legaten. A is dus verbonden aan C en D
krachtens de wet.
Even gemakkelijk is \'t een voorbeeld te geven,
dat een persoon, door eene regtmatige daad zijner-
zijds een ander aan zich verbindt, zonder toch met
dezen eene overeenkomst te hebben gesloten.
Tweede voor- Stel, dat uw vriend eene buitenlandsche reis
beeld- doet, en dat er zich plotseling eene hoogst be-
langrijke zaak voor hem opdoet, die zonder ver-
wijl moet worden afgedaan. Ofschoon gij nu daartoe
van hem geen last hebt bekomen, neemt gij de
-ocr page 153-
151
behandeling dier zaak vrijwillig op u, en daardoor
zijt gij jegens hem evenzeer verbonden, alsof gij
een uvtdrukkelijken last tot beλindiging der zaak
van hem hadt ontvangen.
En gelijk dit nu plaats heeft ten gevolge van Onregtmatige
eene regtmatige daad, zoo ontstaat ook de ver- ,la^- Nalatοg-
bindtenis, omdat de wet het zoo wil, uit eene ^iitighrikT"
onregtmatige daad, of uit nalatigheid en onvoor-
zigtigheid. Is er door iemands schuld aan een
ander schade veroorzaakt, hetzij door eene daad,
hetzij door nalatigheid of onvoorzigtigheid, dan
moet hij, wiens schuld de schade heeft veroorzaakt,
die ook vergoeden. Men ziet, dat ook hier weder
aan geene overeenkomst kan worden gedacht. Als
A met zijn hond gaat wandelen, en deze uit een
winkel eetwaren steelt, dan is A, de eigenaar
van den hond, verpligt de daardoor ontstane
schade te vergoeden, ofschoon hij natuurlijk nim-
mer met den eigenaar der eetwaren deswege heeft
gecontracteerd.
Die uitweiding was noodig, omdat men nu zal
begrijpen, hoe en waaruit bij aanzeiling, overzei-
ling of aandrijving de verpligting ontstaan kan
om de daardoor ontstane schade te vergoeden.
Als men daarbij in \'t oog houdt, dat de ver-
pligting tot vergoeding der schade ontstaat uit
schuld, nalatigheid of onvoorzigtigheid. dan zal
men bijna van zelf komen tot liet opstellen der
volgende regels, welke in het geval van overzei-
len, aanzeilen en aandrijven moeten gelden:
Wordt een schip overzedd of vaart een ander schip Kegelen voor
er tegen aan, en geschiedt dat door de schuld van a" ^.l\',8l\'!\'ill<c"
den schipper of liet scheepsvolk van het aanzeilende \'•\' 1C" \'
of overzeilende schip, dan wordt de schade, aan
schip en lading toegebragt, vergoed door den schip-
per, wiens schip de schade heeft te weeggebragt.
Ingeval de schuld ligt aan weerskanten, draagt
iedere schipper zijne eigen schade.
-ocr page 154-
152
Als het aanzeilen, overzeilen of aandrijven ver-
oorzaakt is door een toeval, draagt alweder ieder
schip en lading zijne eigen schade.
Als \'t niet bewezen kan worden, of er schuld
is of toeval, wordt de schade, aan schepen en
goederen toegebragt, zamengevoegd, en door ieder
gedragen naar evenredigheid der waarde van de
onderscheidene schepen en ladingen; en wordt
het bedrag van hetgeen elk schip en lading in
de algemeene schade dragen moet, in evenredig-
heid der waarde, over elk bijzonder schip en
lading omgeslagen.
§40.
Schipbreuk, stranding en seevonden.
Verlof van Bij schipbreuk geldt in \'t algemeen de regel,
schipper. ^ njeman{j aan boord van het schip mag komen
dan met toestemming van den schipper of zijn
plaatsvervanger, om te helpen of te bergen; en
dat ook geen goederen gered of geborgen mogen
worden, afkomstig van gestrande schepen, of in
zee of op buitengronden opgevischt, dan met ge-
lijk verlof van den schipper, als hij er is.
Wanneer de bergers slechts genoegzame zeker-
heid hebben, dat hun \'t bergloon zal worden uit-
betaald, moeten schip en goederen dadelijk aan
de daarop regthebbenden worden overgegeven.
Als de rejrt- Indien deze niet tegenwoordig, of bij de bergers
h^^e"r°n" onbekend zijn, dan moet al het geredde zoo spoe-
dig mogelijk naar de naastbijgelegen plaats worden
overgebragt, en aldaar in handen gesteld van den
Burgemeester, die overeenkomstig net Koninklijk
Besluit van 23 Aug. 1852 (Stbl. n°. 14) in de plaats
is getreden der voormalige strandvonders. "Wie
geredde goederen voor zich behoudt, begaat diefstal.
Opsporing. Het spreekt van zelf, dat van de zijde van dien
-ocr page 155-
153
ambtenaar, in overleg met den Commissaris des
Konings in de provincie, alle mogelijke maatre-
gelen moeten worden getroffen om hen, die regt
hebben op het geredde, op te sporen, die dan,
tegen betaling van het bergloon en de kosten,
hun goed kunnen terug erlangen. Voor die terug-
gave en voor alle andere maatregelen, door welke
voor de belangen der eigenaars moet worden ge-
waakt, wordt de magfiging der Gedeputeerde
Staten gevorderd 1).
Wanneer na verloop van tien jaren zich nie-
mand als eigenaar van het geredde en geborgene
opdoet, wordt het als onbeheerd goed beschouwd
en aan den Staat afgegeven.
Strandregt wordt noch van Nederlandsche, noch Strandregt.
van vreemde schepen gelieven; maar \'t is duide-
lijk, dat de staat, in oorlog gewikkeld zijnde,
het regt behoudt om de vijandelijke schepen,
welke op onze kusten stranden en de daaruit
geredde goederen, verbeurd te verklaren.
Ofschoon nu ook geen strandregt wordt gehe-
ven, is het niet meer dan billijk, dat zij, die
dikwijls met eigen levensgevaar menschen en
schepen helpen, of goederen bergen, daarvoor
eene regtmatige belooning ontvangen. Deze noemt
men dan ook hulp- en bergloon.
                             Hulp- en berg-
Wn kunnen van dit onderwerp afstappen, als
wij alleen nog hebben herinnerd, dat alle bedin-
gen ten aanzien van het hulp- en bergloon, in
tijd van nood en gevaar gemaakt, door den reg-
ter kunnen worden gewijzigd of vernietigd, en
1) Gedeputeerde Staten zijn eene Commissie uit de Provinciale
Staten, die voortdurend belast is met het toezigt over en het
beheer van de belangen der provincie. Teu aanzien der Provin-
ciale Staten staan zij in dezelfde verhouding als het collegie
van Burgemeester en Wethouders ten opzigte van den Gemeen-
teraad. Zie verder daarover mijue Beknopte handleiding voor de
beoefening der Staat»-, provinciale- en gemeente-inrigting van
Nederland.
-ocr page 156-
154
wel, omdat zij, die in gevaar verkeeren, op dat
oogenblik niet onbevangen genoeg zijn om te
berekenen, wat zij daaromtrent kunnen of mogen
doen. Is evenwel het gevaar geweken, dan kan
daaromtrent de overeenkomst worden getroffen,
die men goedvindt, doch altijd met dien verstande,
dat die overeenkomst den eigenaar, geconsig-
neerden of verzekeraar niet verbindt, tenzij hij er
in heeft toegestemd.
§41.
Avarijen.
Onder avarij verstaat men alle schade, die aan
het schip of de goederen overkomt, gedurende
den tijd, die tusschen het begin en het einde
van het zeegevaar verloopt, en alle buitengewone
onkosten, ten dienste van liet schip en de goe-
deren, gezamenlijk of afzonderlijk, gemaakt.
Men ziet daaruit, dat die schade en buitenge-
wone onkosten niet altijd op dezelfde wijze en
door denzelfden persoon worden gedragen. Zij
worden geleden, of door den eigenaar van het
schip of van het goed, bf door den eigenaar van
het schip en het goed.
Avarij-grosse Van daar de verdeeling in gemeene avarij of
en bijzondere avarij grosse en in eenvoudige of bijzondere avarij.
avariJ-               Welke schade en buitengewone onkosten tot
ieder dier beide soorten van averij zullen moeten
worden gerekend, kan in de eerste plaats door
de belanghebbende partijen zelven worden bepaald,
en eerst dan, wanneer door deze daaromtrent
niets is overeengekomen, gelden te dien opzigte
de bepalingen der wet.
Deze nu noemt drie en twintig gevallen, waarin
-ocr page 157-
155
zoodanige schade en onkosten moeten geacht wor-
den gomeene avarij of avarij-grosse te zijn, en
zeven, waarin zij gerekend worden bijzondere
avarij te wezen.
Het zou ons te ver voeren, indien wij deze Bepaling van
verschillende gevallen hier wilden optellen. LaatftvarΦ-8rosse in
ons derhalve alleen zeggen, dat in het algemeen\',et 8t?cmec"-
onder avarij-grosse moet worden verstaan: alle
schaden, die geleden zijn uit nood, die opzette-
lijk zijn veroorzaakt en die, welke liet gevolg
daarvan zijn, en zulks ten dienste van schip en
lading beiden, en de kosten die, in gelijke om-
standigheden, na de vereischte raadpleging (nl. van
den schipper met de voornaamste der schepelin-
gen) zijn gemaakt tot behoud en gemeen welzijn
van schip en lading; en dat daarentegen in het
algemeen onder eenvoudige avarij wordt verstaan Van cenvou-
alle schade, verliezen en gemaakte onkosten, diedfee avarij.
die niet zijn veroorzaakt of gemaakt opzettelijk
en tot behoud en gemeen welzijn van schip en
lading, maar die zijn geleden door of gemaakt
ten behoeve van liet schip alleen, of voor de
lading alleen.
De berekening en verdeeling der avarijgrosse Beiekeuiugen
heeft plaats op verzoek van den schipper en vc™*"nfc-
door beλedigde deskundigen, benoemd hetzij door
partijen, hetzij door de arondissements-regtbank
van de plaats, waar de berekening en verdeeling
binnen liet Koningrijk geschieden moet. De regt-
bank moet later de door de deskundigen ge-
maakte verdeeling homologeren. Buiten s lands Homologatie,
geschiedt het opmaken der avarijgrosse door de
autoriteit, die (laar ter plaatse tot die handeling
bevoegd is.
Zijn schip en lading of een gedeelte dier voor-
werpen verzekerd, dan moet aan de verzekeraars Veri>ligtiiig der
de schade-rekening met de daartoe behoorende verzekeraars,
bescheiden worden overgegeven, als de gemeene
-ocr page 158-
156
en bijzondere averij geregeld zijn. De verzekeraars
moeten alsdan binnen zes weken het door hen
verschuldigde voldoen, bij gebreke waarvan zij
de wettelijke interessen van de verzekerde som
schuldig worden.
-ocr page 159-
VIEEDE GEDEELTE.
Van regtspleging in handelszaken.
§ 42.
Dagvaardingen.
In eene welgeordende maatschappij kan nie-
mand zijn eigen regter zijn. "Wie van zijn naasten
iets te vorderen meent te hebben, moet tot ver-
krijging van zijn regt de hulp en tusschenkomst
der regterlijke magt inroepen, welke alsdan over
zijne aanspraken zal beslissen.
Hij die vordert, heet de eischer; hij, van wien Eischer.
gevorderd wordt, heet de gedaagde.
                            Gedaagde.
De eischer nu, die eenig regt geldig wil maken, Dagvaarding.
moet den gedaagden daartoe voor den bevoegden
regter bij exploit van een deurwaarder laten dag-
vaarden.
Daarbij moet in de eerste plaats wel in het oog Bevoegdheid
worden gehouden, dat niet alle regterlijke colle-(,es *egte*»-
giλn bevoegd zijn van alle zaken zonder onder-
scheid kennis te nemen, zoodat het den eischer
zou vrijstaan den gedaagden te roepen voor wei-
ken regter hij maar verkoos.
Hier geldt in de eerste plaats het onderwerp Onderwerp des
des geschils, zoodat b. v. de kantonregter onbe- geschils.
voegd zou zijn regt te spreken, als de som, waar-
over het proces loopt, hooger dan twee honderd
gulden zijn zou. In dat geval zou de eischer den
gedaagden voor de arrondissements-regtbank moe-
ten doen dagvaarden.
Maar in de tweede plaats komt hier in aan* Woonplaats.
-ocr page 160-
158
merking de woonplaats des gedaagden. De alge-
meene regel toch is, dat (behoudens uitzonderin-
gen, die wij hier kunnen voorbijgaan) de eischer
verpligt is den gedaagden te roepen voor den be-
voegden regter van diens woonplaats. Ts A b. v.
eisclier, wonende te Amsterdam en B gedaagde,
wonende te Schiedam, dan zal B moeten worden
gedagvaard, hetzij voor den kantonregter te Schie-
dam, als de zaak tot de bevoegdheid eens kan-
tonregters behoort, of anders voor de arrondisse-
ments-regtbank te Rotterdam, omdat de woon-
plaats van B (Schiedam) tot het arrondissement
Rotterdam behoort.
Uitzonderingiu Op dat punt evenwel heeft de wet, ten aan-
handelszakon. zien van handelszaken, ter bevordering deels van
spoed, deels om de gemakkelijkheid van afdoe-
ning der zaken, eene uitzondering gemaakt en
bepaald, dat in handelszaken de eischer de keus
heeft om den gedaagden te laten dagvaarden of
voor den regter binnen wiens regtsgebied de ge-
daagde woonachtig is (en alzoo volgens den alge-
meenen regel), of voor den regter binnen wiens
regtsgebied de verbindtenis is aangegaan (b. v. in
het gestelde voorbeeld zou A kunnen doen dag-
vaarden voor den regter te Amsterdam, als B
uit Schiedam daarheen was overgekomen en de
handelsovereenkomst te Amsterdam gesloten was),
of voor den regter binnen wiens regtsgebied de
waar is geleverd, (b. v. voor den regter te
\'s Gravenhage als A te Amsterdam met B te
Schiedam was overeengekomen om zekere koop-
waren in den Haag af te leveren), of voor den
regter binnen wiens regtsgebied de betaling had
moeten geschieden (dus ook dikwerf voor den
regter binnen wiens regtsgebied de eischer woont,
omdat in zeer vele gevallen de betaling geschie-
den moet ter woonplaats van den schuldeischer,
zoo lang hij blijft wonen in de gemeente, waar
-ocr page 161-
159
hij, tijdens het aangaan der verbindtenis, woon-
achtig was).
Ten aanzien van de dagvaarding van vennoot- Dagvaarding
schappen van koophandel, van den boedel eensva," vennoot\'
. Xf j                   r . t \'                       , ,             . . schappen van
gefailleerden en van houders van aandeelen, »*«* koophandel.
op naam, in geldleeningen of maatschappijen,
behelst de wet nog bijzondere voorschriften.
Is de gedaagde eene vennootschap van koop-
handel, dan moet de dagvaarding geschieden aan
haar gemeenschappelijk kantoor, en zoo dat er niet
is, aan den persoon of de woonplaats van een
der besturende vennooten. Is de vennootschap
ontbonden, dan moet aan den persoon of de
woonplaats van een der vereffenaars de dagvaar-
ding plaats hebben.
Geldt het den boedel eens gefailleerden, dan Vanden boe-
moet de dagvaarding aan den persoon of aan de del eens gefail-
woonplaats van den curator worden gedaan.
         leerden.
Ten aanzien van onbekende houders van aan- Van onbeken-
deelen in geldleeningen of maatschappijen, diej^Tn maat-
niet op naam staan, moet het exploit van dag-gehappijen.
vaarding worden aangeplakt aan de hoofddeur
van de gehoorzaal des regters, voor wien de
vordering gebragt wordt, en een tweede afschrift
moet worden overgegeven aan den ambtenaar van
het Openbaar Ministerie bij dat regterlijk collegie,
die het oorspronkelijke met gezien moet teeke-
nen. De gedane dagvaarding moet ook geplaatst
worden in een der dagbladen van de plaats, waar
de regtbank zitting houdt, of als daar geen dag-
blad mogt zijn, van eene naburige plaats.
Het spreekt van zelf, dat een eischer niet in Termijnen.
de gelegenheid moet zijn een gedaagden met een
proces te overvallen en te overrompelen. Daarom
heeft de wet bepaalde termijnen gesteld, die ver-
loopen moeten tusschen den dag, waarop de
dagvaarding geschiedt en waarop de zaak voor
liet eerst bij den regter zal worden behandeld.
-ocr page 162-
160
Spoed ia hau- \\\\ weder in het belang van den handel, die
delszaken. spoedige afdoening eischt, is de wetgever van
die termijnen, voor de dagvaarding m gewone
zaken bepaald, in handelszaken afgeweken.
Woont de gedaagde binnen de gemeente, waar
de regter voor wien hij geroepen is, zitting houdt,
dan is de termijn van twee vrije dagen (d. i. de
dag der dagvaarding en die der verschijning voor
den regter er niet onder gerekend).
Woont de gedaagde binnen eene andere ge-
meente van hetzelfde arrondissement, dan is de
termijn van vier vrije dagen.
Woont de gedaagde binnen een ander arron-
dissement van dezelfde provincie, dan is de ter-
mijn van zes vrije dagen, en
Woont de gedaagde in eene andere provincie,
dan is de termijn van tien vrije dagen.
Doch met dat alles kan het gebeuren, dat in
handelszaken eene nog grootere snelheid van be-
slissing wordt gevorderd. Het kan b. v. gelden eene
vordering (ter zake eener handelsovereenkomst)
tegen een zeekapitein (den schipper), wiens schip
zeilreκ ligt en slechts op gunstigen wind wacht
om zee te kiezen. In dat geval kan de president
der regtbank verlof verleenen om van den eenen
dag op den anderen, ja zelfs van het eene uur
op het ander te dagvaarden. In sommige gevallen
kan dit laatste zelfs zonder bevelschrift van den
voorzitter plaats hebben.
Dagvaarding Moet er eene dagvaarding plaats hebben van
aan boord. een schipper, officier, scheepsgezel of passagier,
dan zal dit kunnen geschieden aan boord van
het schip, waarop zij zich bevinden.
-ocr page 163-
161
§ 48.
Lijfsdwang.
Wij zullen ons hier niet bezig houden met de
op zich zelf hoogst belangrijke vraag, in hoe
verre de lijfsdwang, — het regt, dat aan den
schuldeischer wordt toegekend om ook den per-
soon
zijns schuldenaars aan te tasten —, nog te
huis behoort in de wetgevingen van onzen tijd.
Dat dit eene der groote vragen van den dag is,
zagen wij reeds vroeger. Dat regt is een over-
blijfsel uit vroegere dagen, toen men begreep,
dat niet alleen de goederen, maar ook de per-
soonlijke vrijheid voor schulden moest kunnen
worden aangetast.
Algemeen geldt regtens de regel, dat al de Aanst>rakelijk-
roerende en onroerende goederen Van een persoon hci(1 (ler goe<le-
aansprakelijk zijn voor de door hem aangeganere"\'
verbmdtenissen. Als een schuldenaar bij vonnis
van de regtbank tot betaling is veroordeeld en
hij voldoet aan die uitspraak niet goedwillig,
dan kan — behoudens de bij de wet voorge-
schreven vormen — de schuldeischer zijne goe-
deren doen in beslag nemen en zich uit de op-
brengst daarvan betalen.
Van dien algemeenen regel nu afwijkende heeft Van den per-
de wetgever gevallen bepaald, waarin niet alleensoo"-
het goed, maar ook de persoon des schuldenaars
zou kunnen worden aangetast en vooral die be-
Saling gemaakt voor handelsverbindtenissen, om- .
at (in het tegenwoordige stelsel) daar, meer nog
dan bij eenige andere, er een streng dwangmid-
del moet zijn, om den onwilligen schuldenaar tot
zijn pligt te brengen. (Vergelijk bladz. 45).
Derhalve wordt de lijfsdwang o. a. verleend Voor welke
tegen alle kooplieden voor handelsschulden, zelfs•chaldoa.
-ocr page 164-
162
voor zoodanige, tot welke zij verbonden zijn je-
gens personen, die geene kooplieden zijn; tegen
allen (gelijk op bladz. 47 is gezegd) zonder on-
derscheid, die een wisselbrief hebben geteekend,
als trekkers, acceptanten of endossanten; tegen
alle personen, zonder onderscheid, voor de uit-
voering van contracten van zeehandel.
-ocr page 165-
INHOUD.
NB. De artikelen zonder letter aangehaald, zijn die van het wetboek van
koophandel. B. beteekent: burgerlijk wetboek, R. wetboek van tmrger-
lijke regtsvordering.
(bl. 3). Voorrede.
(bl. 5). Voorrede tot tien tweeden druk.
(bl. 7). Reden van bestaan van het wetboek van koophandel. — Grond-
wet. Organieke wet.
Verhouding tot het burgerlijk retjt (art. 1 K.)
(bl. 8— 9). Algemeene bepalingen van wetgeving. — Verbindbaarheid dei-
wetten. — Afkondiging (art. 1 Wet houdende Algemeene bepa-
lingen. — Gewoonte (art. 3 t. a. p.). — Vorm der handeliugeu
(art. 10 t. a. p.). — Vreemdelingen (art. 9 t. a. |).. art. 152,
585 n°. 10, 855 R.). — Openbare orde en zedelijkheid (art.
14 t. a. p.).
(bl. 10—15). Leer van het bewijs. — Wie bewijzen moet (art. 1902 B.). —
Bewijsmiddelen (art. 1903 B.). — Authentieke akte dut. 1905
B.). — Bewijskracht (art. 1907 B). — Onderhandsche akten
(art. 1911 B.).\'— Bewijskracht (art. 1912 B.). — Koopmansboeken.
Tegenover particulieren (art. 1919 B.). — Telegrammen (art.
1202 B. gewijzigd door de wet van 8 Julij 1874 (Staatsbl. n°.
92) en art. 82 K. gewijzigd door de wet van 4 Ju lij 1874
(Staatsbl. n°. 89).
Getuigen (art. 1933 B.). — In handelszaken (art. 1935 13.).—
Verschooubare (art. 1946 B.). — Onbekwame (art. 1947 B.).
— Niet toegelaten (art. 1949 B.). — Wraakbare (art. 1950 B.).
Geregtelijke eed. iJecisoire (art. 1966 B.). — Terugwijzing
(art. 1969 B.). — Suppletoire (art. 1978 B.). — Aflegpng
(art. 1981 B.).
(bl. 15—34). Leer der verbindtenissen en overeenkomsten. — Bepaling van
verbiudtenis. — Bronnen (art. 1269 B.). — Voorlieeldeu. Vcr-
bindtenissen om iets te doen of niet te doen (art. 1275 B.).—
Kosten, schaden, interessen (art. 1279 vv. B.). Bedrag der
#
                   interessen. Bedongen, wettelijke. — Verdeeling der verbindte-
nissen. — Voorwaarden. — Opschortende (art. 1299 B.). —
Ontbindende (art. 1301 B.).-Nietige (art. 129H en 1291 B.)
Tijdsbepaling (art. 1304 B.). — Verschil met voorwaardelijke.
-ocr page 166-
164
Alternatieve verbindtenissen (art. 1308 B.). — Keus (art. 1309 B.).
Solidaire verbindtenissen. — Hoofdelijke schuldeischers (art.
1314 B.). — Hoofdelijke schuldenaren (art. 1316 B.).
Solidariteit door uitdrukkelijk beding (art. 1318 B.). — Krach-
tens de wet (art. 1318 B.).
Deelbare en ondeelbare (art. 1332 B.).— Met beding van straf
of poeualiteit (art. 1340 B.).
Verbindtenis geboren uit overeenkomst. — Overeenkomst (art.
1349 B.). •— Verdeeling (art. 1350 B.). Overgang op erfgena-
namen (art. 1354 B.).
Bestaanbaarheid der overeenkomsten. — Voorwaarden (art. 1356
B.). — Toestemming (art. 1357 B.). — Dwaling (art. 1358 B.).
—  In den persoon. In de zaak (art. 1358 B.). — Geweld (art.
1359, 1360, 1361 B.). — Bedrog (art. 1364 B.). — Oube-
kwaamheid (art. 1365, 1366 B.). — Minderjarigen, onder cura-
tele gestelden, nietigheid (art. 1482 B.). — Getrouwde vrouw.
Wie de nietigheid kunnen inroepen (art. 171 B.).
Getrouwde vrouw als opeubare koopvrouw (art. 168 B.). — Min-
derjarigen, wie (art. 385 B.). — Venia aetatis (art. 474 vv. B.).
—  Kcgten (art. 478 B.). — Beperkte haudligting (art. 480 vv.
B.). Kegten (art. 483, 484 B.). Intrekking (art. 485 B), alles
gewijzigd door de wet van 4 Julij 1874 (Staatsblad n°. 91).
Curatele. Onnoozelheid, krankzinnigheid, razernij (art. 487 B.).
—  Verkwisting (art. 488 B.).— Zwaklieid van geestvermogens
(art. 488 B.).
Verbindtenissen. Derde vereischte. Bepaald onderwerp (art. 1369
B.). — Toekomstige zaken (art. 1370 B). — Nog niet open-
gevallen erfenis (art. 1370 B.).
Geoorloofde oorzaak (art. 1371 B.). — Voorbeeld.
Gevolg van regtsgeldige overeenkomsten (art. 1374 B.).
Hoe overeenkomsten nog versterkt kunnen worden. Borgtogt
(art. 1857 vv. B). — Voorregten aan de borgen toegekend. —
Uitwiuning (art. 1868 B.). — Schuldsplitsing (art. 1874 B.).
— Afstaud van die voorregten. — Zakelijke zekerheid. — Pand
(art. 1196 B.). — Wat pand is. — Hypotheek (art. 1208 B.).
Wat hypotheek is. — Verschil tusschen pand en hypotheek. —
Hypotheek, Notarieele akte (art. 1217 B.). — Inschrijviug der
-ocr page 167-
165
hypotheken (art. 1224 vv. B.). — De sehuldeischer mag zich
het pand of het gehypothekeerde goed niet toeλigenen (art. 1200,
1223 B.), alles gewijzigd door de wet van 8 Julij 1874 (Staatsbl.
n°. 95). Pandbezittende en hypothekaire schuldeischers bij fail-
lissement (art. 838 K.).
Hoe verbindteuisseu te niet gaan. Betaling (art. 1418 vv. B.).
— Door wien (art. 1418 B.). — Aan wien (art. 1421 B.). —
Wat betaald moet worden (art. 1425, 1426 B.).
Aanbod van gereede betaling, gevolgd door consignatie. —Aan-
bieding (art. 1440 vv. B.). — Consignatie (art. 1442 B, 794
K.). — Gevolg (art. 1443 vv. B.).
Compensatie of vergelijking van schuld. — Wanneer (art. 1461
vv. B.).
Kwijtschelding. Wat kwijtschelding is (art. 1474 B.).
Het vergaan der verschuldigde zaak (art. 1480 B.).
Nietigheid en nietigverklaring (art. 1482 B.). — Stilzwijgende
of uitdrukkelijke bekrachtiging van oorspronkelijk nietige ver-
bindtenisseu (art. 1492 B.).
Verjaring. — Bepaling (art. 1983 B.). — Gewone tijd (art.
2004 B.). — Kortere termijnen. — Eed (art. 2010 B.).
Enkele overeenkomsten die schier dagelijks in den handel voorkomen,
(bl. 35—37). Koop en verkoop. — Bepaling (art. 1493 B.). — Eigendoms-
overgang, levering (art. 1495 B.). — Risico (art. 1496—1499
B.). — Hoofdverpligtingen des verkoopers (art. 1510, 1527,
1540 B.). — Hoofdverpligting des koopers (art. 1549 B.). -<-
Regt van wederinkoop (art. 1555 vv. B.).
(bl. 37—39). Huur en verhuur. Van diensten (art. 1585 B.). — Van goe-
deren (art. 1584 B.). — Hoofdverpligtingen van huurder en
verhuurder (art. 1586, 1596 B.). — Dienstboden, bedienden
(art. 1637 vv. B.).
(bl. 39—41). Lastgeving. — Bepaling (art. 1829 B.). — Hoofdverpligtingen
van den lasthebber (art. 1837 vv. B.). — Van den lastgever
(art. 1844 vv. B.). — Eindigen der lastgeving (art. 1850 B.). —
Uerden (art. 1836 B.). — Handelsreiziger en principaal.
-ocr page 168-
166
EBKSTE GEDEELTE.
Kooplieden. Hunne verpliotingen. Handelsovereenkomsten.
j 1. (bl. 42—47). Haxdclsregf. Kooplieden. — Algemeen begrip. — Waarom
voor koopl. nog andere bepalingen noodig zijn dan voor particulieren. —
Voorname behoeften vau het handelsregt. — Speed in afdoening. Getui-
genbewijs in de meeste zaken (art. 1 en 1935 B.). — Spoediger beslis-
sing in regten (z. § 42). — Bevorderen van eerlijkheid en goede trouw.
—   Bankbreuk (Wet van 10 Mei 1837, Staatsblad n°. 21). — Gijze-
ling (z. § 43). — Wie kooplieden zijn (art. 2). — Daden van koop-
handel (art. 3 eu 4). — Beurs (art. 59—61).
§ 2. (bl. 48—49). Koopmansboeken. — Nut der koopmansboeken. — Bewijs-
kracht dier boeken tusschen kooplieden (art. 10). — Dagboek (art. 6.)
—  Balaus (art. 8). — Bewaren der boeken (art. 9). — Bewijskracht
tusschen koopman en particulier (z. inleiding).
§ 3. (bl. 50—56). Vennootscltfifpen. Handelingen voor gemeene rekening. —
Bron. — Vcuuootschap vau kooph. — Bepaling (art. 1655 B.). — Ven-
nootschap onder eene firma (art. 16). — Akte van oprigting. (art. 22).
—  Openbaarheid (art. 23—28) — Verzuim van openbaarheid (art. 29).
—  Solidariteit (art. 18), — Winstverdeeling (art. 1670 en vv. B.). —
Eindigen der vennootschap (art. 1683 en vv. B). — Ontbinding vσσr
den tijd (art. 1684 B.). — Vereffening (art. 32). — Commanditaire
vennootschap (art. 19—21). — Handeling voor gemeene rekening (art.
57, 58.).
$ 4. (bl. 56—61). Naamlooze vennootschappen. —Oorsprong. — Koninklijke
bewilliging (art. 36 en 37). — Akte van oprigting (art. 38). — Aan-
sprakclijkhcid (art. 45). •— Bij verzuim van openbaarheid (art. 39.).—
Aandeelen op naam en in blanco (art. 40—43). — Beheer en vereffe-
ning (art. 44—47). — Reserve kas (art. 48). — Vaste rente (art. 49).
—  Rekening en verantwoording (art. 55).
§ 5. (bl. 61). Reederij. — Bepaling (art. 320.) — Reeder-cedel. — Boek-
houder (art. 327 en w.).
§ 6. (bl. 62—63). Makelaars. Cargadoors. — Bepaling (art. 62). — Make-
laars-zakboekje (art. 66 en vv.). — Verbod om handel te drijven in
hun makelaarsvak (art. 65). — Cargadoors.
§ 7. (bl. 63). Kassiers. — Bepaling (art. 74). — Kassiersbriefje (art. 221).—
Aansprakelijkheid (art. 222 eu w.). — Schuld v. d. kassier (art. 75).
§ 8. (bl. 64—66). Commissionnairs. — Verschil tusschen lastgeving en com-
missiehandel. — Cominissionnair (art. 76). — Regtsband. — Voorrcgt
v. d. commissionuair (art. 80 en vv.), alles gewijzigd door de wet van
4 Julij 1874 (Staatsbl. n°. 89).
j 9. (bl. 67—68). Expediteurs. — Bepaling (art. 86). — Tusschen-expedi-
teurs C;irt. 89V — Vrachtbrief (art. 90). — Model.
-ocr page 169-
167
§ 10. (bl. 68—69.) Voerlieden. Schippers op rivieren en binnenwateren. —
Bepaling. — Aansprakelijkheid (art. 91—98). — Opslag (art. 94).
$ 11. (bl. 70—81). Handelspapier. Wisselbrieven. — Oorsprong. — Wat een
wissel is; voorbeeld. — Benamingen der personen in den wissel. — Wissel
na dato; voorbeeld. — Endossement; voorbeeld; volledig; in blanco (art.
133—138). Vervaldag; acceptatie. — Disconteren. — Wissel op zigt.na
zigt. — Aan eigen order, voorbeeld (art. 101a). — Gedomicilieerde wissel
(art. 10ά). — Wisselkoers. — Laatste houder. — Prima, secunda, tertia
(art. 104). — Bepaling in ons wetboek (art. 100). — Gevolgen (art. 140).
—  Acceptatie. Protest van non-acceptatie (art. 112—132). — Gevolg der
acceptatie. — Betaling. Protest van uon-betaling (art. 149—174).\'—Aval
(art. 130, 131, 132). — Aansprakelijkheid. — Herwissel, retourreke-
uing (art. 187—194). — Verjaring. Eed. Erfgenamen (art. 204—207).
—  Overdragt na den vervaldag. Akte van cessie (art. 139).
$ 12. (bl. 81—83). Orderbilletten. — Bepaling (art. 208). — Voorbeeld. —
Verschil met den wissel. — Verschil in gevolgen. — Particulier. Koop-
man (art. 4, n°. 2). — Schuldoorzaak, voorbeeld (art. 586, n°. 1 R.).
§ 13. (bl. 84). Assignatiλn. — Verschil met den wissel. —Betaling. Protest.
Aansprakelijkheid (art. 213 w.).
§ 14. (bl. 84—97). Verzekering of Assurantie. — Kansovereenkomst (art. 1811
B.). — Voorbeeld. — Lijfrente. — Verzekering; kans; voorbeeld (art.
246). — Verzekerings-maatschappijen. — Onderlinge verzekering. Bepa-
ling van verzekering. — Voorwaarden voor de regtsgeldigheid der vcrze-
kering (art. 252, 253, 268, 269, 276, £82). Ontstaan der overeenkomst
(art. 257). — Bewijs, polis (art. 255, 256). — Herverzekering (art. 271).
—  Verzekering tegen brandgevaar (art. 287 vv.). — Model-polis. —
Verandering van bestemming (art. 293). — Eigen schuld, nalatigheid
(art. 294). — Moedwillige brandstichting (art. 434 Wetb. van Strafregt
en art. 13 n°. 5 der Wet van 29 Junij 1854, Staatsbl. n». 102). —
Beding met den hypothekairen schuldeischer (art. 297). — Verzekering
tegen de gevaren, waaraan voortbrengselen te velde onderhevig zijn. —
Duur (art. 299—301). — Levensverzekering. — Bepaling. — Voorbeel-
den. — Model-polis. — Voorwaarden. — Eigen schuld (art. 302—307).
TWEEDE GEDEELTE.
Faillissement. Surseance van betalinq.
§ 15. (bl. 98—109). faillissement. — Grond van het faillissement. — Ouder-
handsch accoord. — Faillietverklaring, wanneer (art. 764). — Verschil
tusschen koopman en particulier. — Staat van kennelijk onvermogen (art.
882 vv. R.). — Vennootschap van koophandel (art. 765). —Boedel van
een overleden koopman (art. 767). — Op wiens aangifte (art. 764). —
Openbaar Ministerie (art. 768). — Gevolgen van het verzoek tot failliet-
verklaring. — Gevolgen van het vonnis van failliet-verklaring (art. 770). —
-ocr page 170-
168
Curator (art. 787). — Regter Commissaris (art 787). — Eed (art. 792).
—  Openbaarheid (art. 793). — Verzegeling (art. 795). — Ontzegeling,
boedelbeschrijving (art. 798). — Balans (art. 801—805). — Verificatie
(art. 815 vv.). — Bekende, erkende schuldeischers (art. 819, 822). —
Tweede verificatie (art. 826). — Niet opgekomen schuldeischers (art.
833). — Accoord (art. 835 vv.). — Homologatie (art. 847). — Reha-
bilitatie (art. 850). — Insolvent-verklaring (art. 851). — Rangschikking
(art. 862). — Verzet (art. 865 w.).— Uitbetaling, ontslag v. d. curator
(art. 885). — Rehabilitatie (art. 892 w.).
i 16. (bl. 109—111). Reclame. — Wat reclame is (art. 230). — Verlies van
dat regt (art. 238). — Voorregt op den koopprijs (art. 238). — Regt
der curators (art. 239).
i 17. (bl. 111—113). Surseance van betaling. — Grond der surseance (art.
900). — Provisionele (art. 902 vv.). — Definitieve (art. 909 w.). —
Gevolg daarvan (art. 918). — Voor hoe lang, verlenging (art. 915).—
Intrekking (art. 922).
DERDE GEDEELTE.
Zeebegt.
i 18. (bl. 114—116). Zeeschepen. — Aard (art. 309, art. 566 B. — Over-
dragt (art. 309). — Scheepsbewijzen. — Brief van opdragt. —Zeebrief.
—  Wet van 28 Mei 1869 (Staatsbl. n°. 96).
$ 19. (bl. 116). De schipper. — Bepaling (art. 341).
{20. (bl. 116—119). De schipper en zijne equipage. — Overeenkomst. — Mon-
sterrol (art. 395 vv.). — Verpligtingen vau het scheepsvolk (art. 400
vv., 446). — Verpligtingen van den schipper (art. 403 w.). — Weigering
(regtmatige) van dienst (art. 440). — Huishouding en tucht op de koop-
vaardijschepen (wet van 7 Mei 1856, Staatsblad n°. 32). — Overlijden
van eeu officier of scheepsgezel. — Regt der erfgenamen (art. 430 vv.).
$ 21. (bl. 120). De schipper vσσr de reis. — Bezigtiging van het schip (art.
347). — lulading (art. 351).
$ 22. (bl. 120—122). De schipper gedurende de reis. (art. 354 en vv.). —
Verantwoordelijkheid (art. 363, 364). — Dagregister (art. 358). — Ge-
boorte of overlijden aan boord (art. 35, 60 B.). — Testament aan boord
(art. 994 B.).
$ 23. (bl. 122—123). De schipper na de reis. — Rekening en verantwoor-
ding (art. 387). — Geschil daarover (art. 389). — Voorregt van den
schipper (art. 391).
6 24. (bl. 123). De stuurman. — Onkunde (art. 406).
-ocr page 171-
169
§ 25. (bl. 123—127). Bevrachting en verhuring van schepen. — Bevrachter.
—   Vervrachter. — Oherte-partij (art. 454). — Model. — Wijze van
verhuring. — Stukgoederen (art. 453). — Lading en lossing (art. 457).
—  Ligdagen (art. 457). — Betaling der vracht (art. 400).
§ 20. (bl. 127—128). Regten en verpliglingen van bevrachter en vervrachter.—
Verboden lading (art. 477). — Tijd van laden (art. 404). — Pligt des
schippers om gereed te zijn (art. 470, 455). — Goede staat van het schip
(art. 479). — Lading van stukgoederen (art. 472). — Ontbinding derover-
eonkomst van regtswege (art. 499). — Door den regter (art. 500 vv.i.
§ 27. (bl. 129). Regten van eten schipper tegenooet Jeu geconsigneerde. — Los-
sing, betaling der vracht (art. 4S5). — Ksgt des schippers om de goe-
dereu aan een derden in bewaring te geven (art. 480;. — Mag geen goe-
deren aan boord honden (art. 4S7). — Kegten van den schipper voor de
betaling van de vracht. — Weigering van aanneming (art. 487 vv.).
$ 28. (bl. 130—132). Cognoscement. — Bepaling. — Model. — Wat het is
voor blader of Bevrachter. — Hoeveel exemplaren (art. 509). — Be-
paald persoon, aan toonder, aan order (art. 508). — Endossemeut (,art.
508). •— Meerdere cognosccmentcn (art. 518).
§ 29. (bl. 132). Passagiers. — Zorg voor hunne behoeften (art. 530). — Pas-
sagiersgoederen (art. 532).
j 30. (bl. 133—130). Bodemerij. — Bepaling, voorbeeld (art. 569). — Bode-
merijbrief (art. 570;. — Verschil tussclieu bodemerij en verzekering. —
Op welke voorwerpen budeincrij kan geschoten worden (art. 574 vv.). •—
Bodemerijbrief aan order (art. 573). — Verschil niet eudossemeut van
den wissel (art. 573). — Inschrijving (art. 571). — Duur der kans.
§ 31. (bl. 136—141). Zee-assaranlie. — Wat verzekerd kan worden (art.
593). — Wanneer (art. 594). — Goede en kwade tijdingen (art. 594).
—   Polis, inhoud bij verzekering van op bodemerij geschoten gelden
(art. 608). — Verzekering van winst en vrachtpenniugen (art. 615). —
Slavernij (art. 618). — Model-polis.
§ 32. (bl. 141—143). Regten en verpliglingen van den verzekeraar. — Ver-
goediug van welke schade (art. 037). — Hoofdverpligtiug. — Bij koers-
verandering (art. 638, 039). —• Keis naar eene meer verwijderde plaats
(art. 638). — Nietige verzekeringen (art. 599). — Duur van het gevaar
(art. 624 vv.).
§ 33. (bl. 143—144). Regten en verpliglingen van den verzekerde. — Voor-
naaraste regt. — Hoofdverpligting. — Staking der reis (art. 035, 036).
§ 34. (bl. 144—140). Verzekering op behouden varen. — Aard van het be-
ding. — Bestaanbaarheid.
§ 35. (bl. 146). Reding; vrij van beschadigdheid. — Inhoud (art. 640).
§ 36 (bl. 147). Beding: vrij van molest. — Inhoud (art. 648).
-ocr page 172-
170
5 37. (bl. 147—149). Abaudonnement. — Wat abaudonnement is. — Redeu
daarvoor. — In welke gevallen (art. 663). — Gevolgen (art. 678). —
Verpligting der verzekeraars na abaudonnement (art. 680).
$ 38. (bl. 149). Makelaars in zee-assurantiιn. — Verpligtiugen (art. 681).
§ 39. (bl. 150—152). Overzetten, aanzeilen, aandrijven. — Verbindteuissen
uit de wet. — Voorbeeld (z. inleiding). — Tweede voorbeeld. — On-
regtmatige daad. Nalatigheid. Onvoorzigtigheid (ort. 1101, 1402 B.).—
Regelen voor de aansprakelijkheid (art. 534 vv.).
§ 40. (bl. 152—154). Schipbreuk, stranding en zeevonden. — Verlof vanden
schipper (art. 545). — Als de rcgthebbeuden onbekend zijn (art. 555).—
Maatregelen ter opsporing (art. 555 vv.). — Strandregt (art. 559). —
Hulp- en bergloon (art. 560 vv.). — Beding daarover (art. 568).
$ 41. (bl. 154—156). Avarijen. — Bepaling. — Verdeeling (art. 698). —
Bepaling van avarij-grosse iu het algemeen (art. 699 nu. 23). — Van
eenvoudige avarij (art. 701 n". 7). — Berekening en verdeeling (art.
722 vv.). — Homologatie (art. 724). — Verpligting der verzekeraars
(art. 720, 721).
VIERDE GEDEELTE.
Van reotsplegino in handelszaken.
$ 42. (bl. 157—160). Dagvaardingen. — Eischer, gedaagde. — Dagvaarding
(art. 1 R.). — Bevoegdheid des regters. — Naarmate van het onder-
werp des geschils. — Kautoureater (art. 38 wet op de Regt. Organis.).
— Naarmate der woonplaats (art. 97 R.). — Uitzondering in handels-
zaken (art. 298 vv. R.). — Dagvaarding van vennootschappen van koop-
handel (art. 4 n". 4 R.). — Van den boedel eens gefailleerden (art. 4
n°. 5 R.). — Van onbekende aandeelhouders iu maatschappijen (art. 4
n". 7 R). — Termijnen (art. 7 en 8 R.). — Spoed in handelszaken
(art. 301 11.). — Dagvaarding van dag tot dag, van uur tot uur (art.
302 R.). — Dagvaarding aan boord (art. 313 R.).
$         (bl. 161—162). Lijfsdwany. — Aansprakelijkheid der goedereu (art. 1177
B.). — Van den persoon. — Voor welke schulden (art. 580 R.).
(bl. 163—170). Inhoudstafel.
!
-ocr page 173-
I
-ocr page 174-
JJij de uitgevers dezes ziet mede het licht:
TWEEDE, GEHEEL HERZIENE EN VERMEERDERDE DRUK VAN DE
BEOOPTE HAIDLEHMG
VOOK l)E BEOEl\'ENING VAN DE
Gronflen fler Staats->|roviiiciale- en Geneeite-
hriitiii van Neierlani,
TEN BEHOEVE VAN IIET
ONDERWIJS OP DE HOOGERE BURGERSCHOLEN,
DOOB
\'•\';•
Mr. J. va.n Gig\'cli,
Dootor in de Ketften en de Letteieri* \'Advokaut bij iieii Honden Raad de
Nederlanden , en Leeraar in de Slaatnwetciisclinppen aan (Ie
lloii||oir Bnigcruehoul te Helft.
. —)--------
Prijs *f 0.80.
Suel]iersuruk van P. Kluitman te Alkmaar.
^ ~>.J