-ocr page 1-
-ocr page 2-
�Yi/n mcfl
,
-ocr page 3-
-ocr page 4-
0
VERHAAL
VAN EENIGE HEMELSCHE GUNSTKN ,
BEKOMEN DOOR DE VEREERING VAN HET BEELD
VAN
0. L. Y, MOEDER VAN ZOETIGHEID
in de Hoofdkerk van St. Jan Evangelist
TE \'s-HeKTOGENBOSOH.
NAAR HET LATIJN
OTHO ZYLI�S, S. J.
met cene inleiding over de geschiedenis van het Beeld
en deszelfs vereering.
.A.. IMI. T). Gh
�*e>W}0*i�
G. MOSMANS,
Markt, A. 14, \'s-Bosch.
V
-ocr page 5-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000030571487B
3057 148 7
-ocr page 6-
\'.
//»
VERHAAL
VAN EENIGE HEMELSCHE GUNSTEN,
BEKOMEN DOOB DE VERBEBING VAK HIT IlKKi.l)
VAM
0. L. V., MOEDER TAS ZOETIGHEID
in da Hoofdkerk van St. Jan Evangelist
TE \'S HERTOGENBOSCH.
......»"■"Wi i WWW
BIBLIOTHEEK OER
RIJKSUNIVERSITEIT
OTH5Rffi!f�s,
COLL THOMAASSC
5. J.
met eene llllBlBTinff" \'W6P d� JB�HBHfa van het Beeld
en deszelfs vereering.
A.. T&. D. O.
D�bl�ot\'voek
SSDERBRO��E»
WEERT.
G. MOSMAN S.
Markt, A. 14 \'s Bosch.
-ocr page 7-
I-MPRIM ATUR.
J. H. WENSING.
Ultraj. 3 Dec. 1878.
                        Emer. Prof. lAbr. Ons.
-ocr page 8-
INLEIDING,
BEVATTENDE DE GESCHIEDENIS VAN HET BEELD DEB
ZOETE MOEDER EK DE8ZELFB VEBEEBINO.
De stad \'s-Hertogenbosch heeft gewis de
feestvreugde niet vergeten, die den 27 Decem-
ber 1853 de harten harer katholieke bevolking
deed trillen, en waarvan duizenden, van alom,
vooral uit het diocees, toegestroomd, getuigen
en deelgenooten waren, toen, na eene afwezig-
heid van meer dan twee eeuwen, het geliefde
beeld hunner Allerzoetste Moeder in zegepra-
lenden optocht in den grijzen tempel van St.
Jan werd teruggebracht.
Het vijf en twintigste jaar sinds dien heu-
gelijken dag gaat eindigen in de blijde viering
van een zilveren jubelfeest, nog verdubbeld
door eene luisterrijke hulde, door den stede-
houder Gods op aarde aan de Moeder Gods
in haar bevoorrecht beeld gebracht. De Vader
aller geloovigen, onze geliefde Opperherder
Paus Leo XIII, gaat zich, ten aanzien der
gansche wereld, openlijk aansluiten bij de on-
afzienbare rijen van godvreezende christenen,
-ocr page 9-
IV
die van overoude tijden in de kapel der Zoete
Moeder hare beeltenis hebben vereerd. Op
zijne hooge lastgeving en in zijnen naam zal
die beeltenis door onzen doorluchtigen Kerk-
voogd, Z. D. H. Adrianus Godschalk, Bisschop
van \'s-Bosch, plechtiglijk worden gekroond.
Niets wordt verzuimd, wat strekken kan om
die beteekenisvolle handeling met de meest mo-
gelijke pracht te omringen; de algemeene geest-
drift heeft zich reeds betuigd in de milde
bijdragen, tot dat einde door de vereerders der
Zoete Moeder gebracht, zoowel als in de be-
langstelling , waarmede de toebereidselen tot
den hoogplechtigen dag door allen worden
gadegeslagen; elkeen wenscht, en terecht, dat
aan de verheerlijking der Moeder van Zoetig-
heid niets ontbreke.
Is het den schrijver dezer regelen niet ge-
geven , tot de uiterlijke praal der feestviering
het zijne bij te dragen, hij wenscht althans
zijnerzijds iets te doen, dat tot verheerlijking
van Onze Lieve Vrouw van \'s-Hertogenbosch
en tot verhooging der innerlijke feestvreugde
moge strekken. O, ware het eens mogelijk ,
onze voorvaderen thans weder op te roepen, om
zich op dien dag met hunne naueven om den
troon der Moedermaagd te scharen , hoevele dui-
zenden stemmen zouden uit hun midden opgaan,
-ocr page 10-
*
V
die uit eigen ondervinding zouden betuigen,
dat de allerzoetste Moeder hier niet te vergeefs
dien liefelijken naam heeft gedragen! Konde
men eens rondom het geliefde beeld weder de
tallooze offergaven op hare plaats herstellen,
weleer door hunne dankbare liefde daar bijeen-
gebracht, en elkeen laten verhalen, wat zij eens
te dezer plaatse van Maria\'s macht en goed-
heid kwamen getuigen, en wat, uit hunnen
mond opgevangen, iu de oude oorkonden zorg-
vuldig werd geboekt! Gelukkig, dat een goed
deel dier oorkonden tot op onzen tijd is be-
waard gebleven; wellicht zal later iemand,
wien de bekwaamheid en de tijd tot zulk een
werk niet ontbreekt, den rijken inhoud dier ge-
gedenkstukken meer volledig openbaar bekend
maken, dan tot heden toe geschied is. Ons is
niets anders mogelijk geweest, dan in de wei-
nige dagen , waarover wij konden beschikken ,
in haast hier en daar een greep te doen uit
hetgeen, naar diezelfde oorkonden, in 1632 door
Otho Zylius, ]) met goedkeuring van Z.D.H.
Micha�l Ophovius is medegedeeld, � en zoo
een volkomen echt verhaal aan te bieden van
eenige dier hemelsche gunsten 2), waardoor God
>) Historia miraculorum B. M. SylvaducensiB.
Antwerpiae 1632.
2) Het register bevatte er meer dan 490; 225 daar-
-ocr page 11-
\\ 1
zijn welgevallen in de vereering der Allerzoetste
Lieve Vrouwe van \'s-Bosch herhaaldelijk deed
blijken.
Eer wij echter dit verhaal beginnen, zullen
wij, naar dienzelfden schrijver, tevens gebruik
makende van latere navorschingen \') de ge-
schiedenis van het beeld en zijne vereering
eenigszins uitvoerig beschrijven.
Toen op het einde der dertiende eeuw (1280)
de oude (waarschijnlijk Romaansche) St. Jans-
kerk buiten de stad, voor de aldaar achterge-
bleven of bijgekomen bevolking dienende, werd
afgebroken en vervangen door een grooteren
gotischen tempel, 2) die later (1419�1520)
van heeft Zijlins alleen opgeteld, de overige omstan-
dig beschreven.
\') Wij raadpleegden Wichmans, Foppens, Coppens,
Schutjes, en vooral J. C. A. Hezenmans, met name
diens boek over de St. Janskerk. De geleerde schrij-
ver zal, hopen wij, het niet euvel duiden, dat wij
dikwijls letterlijk zijne woorden overnemen, zonder
telkens te citeeren.
a) Denkelijk bestond reeds het uitzicht, dat de
stad naar die zijde uitgelegd, en de St. Jan binnen
hare muren getrokken zou worden, hetgeen in 1318 ,
zes jaren nadat het dak op de nieuwe kerk was ge-
legd, plaats had. Te voren bleven de vesting werken,
tusschen de Leuvensche of Gevangen-poort, en de
Antwerpsche of Lieve-Vrouwe-poort, op 200 M. af-
stand van de St. Jan.
-ocr page 12-
vu
tot de tegenwoordige St.-Jan zou worden omge-
bouwd, bestond reeds aan het noordwestelijk
uiteinde dier allereerste kerk eene ziikapel,
omstreeks 1268 gebouwd, dezelfde, waarin
thans het beeld van O. L. V. van den Bosch
zich bevindt. Het is zeer aannemelijk, dat
die kapel toen reeds aan de H. Maagd gewijd
was; maar dat het beeld, waardoor zij later
zoo vermaard werd, uit diezelfde kapel afkom-
stig was, kan men met geen genoegzamen
grond beweren; wel echter, dat het onder andere
beelden ergens in de oude kerk, misschien in
een vergeten hoek, aanwezig moet zijn geweest,
en van daar in de bouwloots is gekomen, waar-
uit het in 1380, zoo als wij zullen zien, te
voorschijn kwam.
Het beeld zelfs draagt alle kenteekenen van
een hoogen ouderdom, die zeer goed met den
tijd der eerste kerk overeen komt. Gelaat en
handen verraden zelfs geen middelmatige kunst;
de drapeering is grootendeels verwaarloosd; in
een woord, voorstelling en behandeling getuigen
evenzeer, dat het minstens van een of twee
eeuwen vroeger dagteekont dan het tijdstip,
waarop deszelfs zekere geschiedenie voor ons
aanvangt. Hiervoor pleit nog de omstandig-
heid, dat het Kind, gelijk Zylius bericht,
toen bijna vergaan was, en hernieuwd moest
-ocr page 13-
VIII
worden; vandaar ook, dat dit beeldje beter
bewerkt is.
Onaanzienlijk op zich zelf, schijnt het beeld
ook niet als een voorwerp van bijzondere ver-
eering eenige aandacht tot zich te hebben ge-
trokken, noch ook schijnt daaraan eenige volks-
overlevering verbonden te zijn geweest. Hoe
anders verklaren, dat bij deszelfs eerste weder -
verschijnen in de St. Janskerk niemand zich
om het beeld bekommerde; of liever, hoe ver-
klaren, dat reeds in 1312, toen de kerk onder
dak kwam, niet iemand aan dat beeld zou
gedacht hebben, om het zoo spoedig mogelijk
eene plaats in de nieuwe kerk te geven? Nog
meer : de Illustre Lieve-Vrouwe-Broederschap,
in 1317 of kort te voren gevormd, en in 1318
kerkelijk opgericht, had in haar koor een altaar
en beeld der H. Maagd; welnu, dit beeld is
door het nageslacht altijd aangeduid als de
oude Lieve Vrouw, in tegenstelling van het beeld
der Zoete Moeder, dat de nieuwe Lieve Vrouw
genaamd werd; van daar dat de latere kapel
dier broederschap, eerst in de vijftiende eeuw
boven het noorder dwarspand gebouwd, toch
de Oude Lieve-Vrouwe kapel bleef heeten, terwijl
die bij den toren als de Nieuwe- Lieve- Vrouwe-
kapel
werd aangeduid. Vanwaar die benaming
van Nieuwe Lieve Vrouw, tenzij omdat dit beeld
-ocr page 14-
IX
in 1380 en 1381 aan het toen levende geslacht
voor het eerst bekend werd ?
Het beeld der Zoete Moeder lag dus nog in
de bouwloots der kerk vergeten, nadat men
reeds acht en zestig jaren voor de inwendige
opluistering der St. Jan aan allerlei kunst-
werken arbeidende was, toen God, wiens in-
zichten aan do gissingen van den menschelijken
geest ontgaan, goedvond, hetzelve tot eere te
verheffen.
Het was in het begin van 1380. Een steen-
houwer raapte het oroogelijk beeld, met schim-
mel overdekt, in de bouwloots op, en vond het
nergens goed voor dan voor brandstof aan den
haard. Reeds greep hij naar de bijl om het in
stukken te kappen , toen een der bouwmeesters,
uit eerbied voor de II. Maagd , dit verhinderde,
en den gezel over dezen misslag nadrukkelijk
berispte. Deze luisterde naar hem, en om het-
geen hij misdaan had , goed te maken, bracht
hij op Witten Donderdag, toen onderscheidene
beelden uit de loots naar de kerk werden ge-
dragen, ook het Lieve-Vrouwe beeld derwaarts,
en zette het tusschen de andere neder. Doch
de kosters vonden het niet geschikt, om iets
ter versiering der kerk bij te dragen, en zet-
ten het ter zijde. Ten laatste toch trok een
godvreezend kloosterling, met name Valerius,
-ocr page 15-
X
zich het beeld aan, en plaatste het op het
altaar van St. Micha�l \') , waar het stond tot
een weinig na Lichtmis van het volgende
jaar 1381.
Doch ook nu bleef het beeld vergeten en
onge�erd, «zoodat Valerius besloot, voor zich
zelven het bezit daarvan te vragen. Zijn ver-
zoek werd gereedelijk ingewilligd, zegt Zijlius,
door den kerkbewaarder of kerkmeester (aedi-
tuus) Theodorus Loetius 2), die al evenmin
aan het nietige ding eenige waarde hechtte.
Valerius kwam dus, omtrent Lichtmis, om
het naar zijne woning te halen; maar toen hij
er de handen aan sloeg, werd het hem zoo
zwaar, dat hij het onmogelijk van zijne plaats
konde verzetten. God wilde blijkbaar niet, dat
het beeld, bestemd om, tot zegen voor ontelbareu,
openbaar te worden vereerd, enkel een voorwerp
van bijzondere godvrucht voor een enkelen kloos-
terling zou worden. Valerius zag dan van zijn
plan af, en het beeld bleef waar het was.
i) Te oordeelen naar eeue lijst der altaren van de
kerk v��r 1419, in verband met latere opgaven, was
dit de eerste der straalkapellen ten noorden, naast
de middelste straalkapel achter het priesterkoor.
2) Hezenmans gist, dat hier wel kan bedoeld zijn
het hoofd der bouwgezellen, die naar het gebruik
der middeleeuwen den bijnaam �in die loetse" zal ge-
dragen hebben, alzoo: �Meester Dirk in de loots."
-ocr page 16-
XI
Een e wijle later nam men het beeld van
St. Micha�ls altaar weg , en bracht het in eene
andere noordelijke kapel \'). Doch waar ook
geplaatst, het bleef evenzeer verwaarloosd, tot
innig zielsverdriet van den vromen Valerius.
Toen omstreeks Pinksteren die kapel beschil-
derd werd, verzocht hij den meester, toch het
beeld niet voorbij te gaan , doch te vergeefs.
Met veel moeite verkreeg hij, dat diens zoon
er zijne kunst aan zou beproeven ; nieuwe
teleurstelling! het beeld won onder de onbe-
kwame of slordige hand zoo weinig in voor-
komen, dat het weldra ook in deze kapel te
veel was en ter zijde werd geschoven.
Nog gaf Valerius den moed niet op. Hij
had intusschen een kleed ten geschenke ontvan-
gen, om het tot een mantel over het beeld te
laten verwerken; zekere aanzienlijke vrouw
Oda belastte zich, op zijn verzoek, met dien
arbeid; maar zij had er zoo weinig haast mede,
dat Valerius er het geduld bij verloor. Ondanks
al dien tegenspoed werd het beeld hem met
den dag dierbaarder; \'t was of een geheimzin-
i) De tegenwoordige hooge kapel, eerst op het einde
der volgende eeuw gebouwd, kan hier niet bedoeld
zijn; w�l het vroegere koor der Illustre-Lievre-
Vrouwe-Broederschap langs het schip der kerk, of
eene der meer noordelijke straalkapellen.
-ocr page 17-
XII
nige magneet hem met een hemelsche lieflijk-
heid aantrok, zoodat zelfs de slaap van zijne
oogen week. Hij sloeg dan zelf de handen aan
het werk en maakte een mantel, die meer van
zijn haastigen ijver dan van bekwaamheid ge-
tuigde ; ook liet hij het Kindje, dat bijna ver-
gaan was, hernieuwen.
Nu kreeg Valerius zijn geliefd beeld geplaatst
op het St. Maartens-altaar \') ; vooreerst echter
bleef hij nagenoeg de eenige, die het zijne
aandacht waardig keurde. Het beeld, eer beklad
dan beschilderd, met zijn wonderlijken optooi,
scheen ook meer geschikt om bij min ernstige
lieden de lachlust op te wekken, dan om aan de
bezoekers der kerk eenige belangstelling in te
boezemen. Werkelijk lieten twee vrouwen zich
in vrij oneerbiedige bewoordingen over het beeld
uit; doch nu was het oogenblik gekomen, waarop
hetzelve uit de duisternis te voorschijn ging
treden, om weldra in een stralenkrans van
glorie voor aller oogen te schitteren. De beide
lichtzinnige vrouwen werden plotseling door
Gods hand getroffen: eene harer werd in eene
nachtelijke verschijning door de H. Maagd be-
straft; eene smartelijke kwaal kluisterde de
\') Naar boven vermelde lijat, stond dit in de mid-
delste straalkapel, achter het hoog koor, waar nu
het altaar der H. Anua is.
-ocr page 18-
XIII
andere gedurende veertien dagen aan het ziek-
bed , en slechts aan hare ootmoedige smeekingen
tot de beleedigde Moedermaagd dankte zij hare
genezing. Beide wilden nu de H. Maagd ook
door eenig geschenk eeren en gaven eenige
penningen, tot versiering van het beeld bestemd.
Dit feit werd weldra in de stad bekend, en
men begon het verachte beeld met andere oogen
aan te zien. \'s Hertogenbosch kon reeds ver-
moeden, welk een schat de Goddelijke Voor-
zienigheid haar had geschonken. �Van nu af,
zegt wederom Zylius, was het, alsof de ader
�getroffen was, die eene altijd vlietende bron
�deed ontspingen, waaruit, in stroomen, mild
�genoeg om te voldoen aan de gretigheid en
�de menigte dergenen, die er uit wilden putten,
�allerlei hemelgunsten gingen vloeien." Nu
verhaalt hij l) de eerste wonderbare genezing,
in September 1381 voorgevallen, en zegt ver-
der, hoe het beeld betamelijker beschilderd en
versierd, zijne vaste plaats vond in de lage
kapel, alwaar het tot in zijnen tijd was ver-
bleven. Het eene wonder volgde nu op het
andere; eene menigte offergaven en ex-voto\'s
sierden weldra het heiligdom der Zoete Moeder;
pelgrims kwamen van heinde en verre ; en de
■ i) Zie dit verhaal hier achter, bladz, 1�3.
-ocr page 19-
XIV
kleine kapel werd de roem, de vreugde, de
kroon der oude Hertogstad.
Wij hoorden Zylius zooeven zeggen, dat
het beeld tot op zijnen tijd terzelfder plaatse
had gestaan : dit is te zeggen , dat het in d�
berk
nimmer eene andere had gehad. Wel is
het een en andermaal voor eenigen tijd uit
kapel en kerk verwijderd geweest; Zylius zelf
vermeldt ons het eerste geval als volgt:
�De H. Maagd, die voor eens anders goed
�zooveel zorg droeg1), konde zich omtrent
�haar eigen goed niet zorgeloos betamen. Dit
�kwam (1381) door een onvoorzienen brand
�in groot gevaar. Men weet niet hoe deze
�brand ontstond, maar hij woedde spoedig in
�de gansche kapel. Toen op het hulpgeschreeuw
�der eersten, die in de nabijheid kwamen,
�velen ter blussching opdaagden, stond reeds
�alles rondom het beeld in vlam. De andere
�heiligenbeelden , de troon en de mantel van
�het Lieve-Vrouwe-beeld zelf waren reeds ver-
l) Zylius had juist te voren verhaald hoe de
H. Maagd een vrouw verwittigde van een diefstal,
die te haren huize gepleegd werd. Onmiddellijk na
het hier medegedeelde volgt het voorval, dat hier-
achter op bl. 7 wordt vermeld. De brand schijnt
dus niet lang voor St. Willebrordsdag in 1381 te
zijn geschied.
-ocr page 20-
xv
�brand, en andere zaken in de nabijheid door
�den gloed verschroeid, toen eenige moedige
�personen het beeld , dat alleen door de vlam
�gespaard was, tusschen de brandende stoffen
�uithaalden, en terstond er mede naar een
�schilder liepen, om het op nieuw te doen
�versieren. Intusschen verspreidde zich in de
�stad het gerucht, dat het beeld de prooi der
�vlammen was geworden, en de geheele be-
�volking geraakte in de uiterste verslagen-
heid. Alom hoorde men jammerklachten over
�het verlies van hetgeen elk de bescherming,
�de hoop, den troost der stad noemde. Zoo-
�dra echter de ongegrondheid van dit ge-
�rucht bekend werd en men van vertrouwbare
�getuigen wist, dat het beeld uit den brand
�behouden was gebleven en nu nieuw beschil-
�derd werd, kwam er aan wederzijdsche ge-
�lukwenschingen en vreugdebetoon geen einde.
�Onderwijl werd men den brand meester, en
�nu werd er besloten, eene plechtige processie
�te houden om het beeld naar zijne vorige
�plaats terug te brengen. Nadat het derhalve
�nog sierlijker dan te voren opgetooid was,
�werd het met de meest mogelijke praal,
�onder den toeloop der gansche bevolking,
�weder in de kapel geplaatst."
Het andere viel bijna twee eeuwen later voor;
-ocr page 21-
XVI
te weten tijdens den betreurenswaardigen beel-
denstorm van 1566. Den 22 Augustus begon
te \'s Hertogenbosch de gruwelijke verwoesting,
die sedert den 10 dier zelfde maand als een
loopend vuur in het zuiden der Nederlanden
meer dan 400 kerken geschonden of vernield
had. Eer de woeste benden van oproerlingen
in de St Jan volkomen meester waren, kon
men in den morgen van den 23 nog een goed
deel der kostbaarheden, waaronder ook het beeld
der Zoete Moeder, naar het stadhuis in veilig-
heid brengen. Het ligt buiten ons bestek, te
vermelden, wat er van toen af tot in het laatst
van October, in kerken en kloosters vernield
is geworden, of wat er verder in de stad om-
ging tot in het midden van het volgende jaar
1567 l). Z�� lang trouwens liep het aanbel-
de orde genoeg hersteld en gevestigd was, om
de kostbaarheden weder veilig naar de kerk te
kunnen overbrengen *) ; ook het beeld zal toen
in zijn heiligdom hersteld zijn. Nog twee en
zestig jaren zou het daar rusten, tot dat in
<) Men kan dit lezen bij Hezenmans (De St. Jans-
kerk, Hoofdnt. 14�16).
-) Een post in de rekeningen der kerkfabriek,
vermeldt de betaling der kosten voor die overbren-
ging onder dagteekening von 4 Juli 1567.
-ocr page 22-
XVII
1629 een nieuw en droevig tijdperk voor de
katholieken aanbrak.
Doch keeren wij thans tot vorige tijden terug.
Het kon niet missen , of ook openbare plechtig-
heden moesten van de openbare en algemeene
vereering der Zoete Moeder van \'s-Bosch ge-
tuigen. Reeds vroeg was dan ook onder de
luisterrijkste processi�n, die door de straten
der stad werden gehouden, de processie van
Onze-Liem\'Vrouwe-Drachl {Circuitus of Deportatio
Imaginis B. M. V.)
eene der voornaamste ge-
worden \'). V��r 1511 geschiedde zij \'s Zondags
na St. Jan in den zomer, wanneer de kerk-
wijding gevierd werd; in 1511 werd zij tegelijk
met dit feest, verplaatst op Zondag na O.-L - V.-
Bezoeking (2 Juli). Nog later, toen reeds het
beeld niet meer aanwezig en buitendien de
godsdienstoefeningen der katholieken slechts in
stilte, en dit nog alleen bij oogluiking der
stedelijke overheid, konden geschieden, vinden
wij onder de kerkelijke feesten van het Bisdom
(Apostolisch Vicariaat) van \'s Bosch het feest
van den Omgany
met het beeld der H. Maagd
\') Zij trok door de Peperstraat , een deel der Ver-
werstraat, de Beurzestraat, Weversplaats , 8t. Joris-,
Postel-, Kruis- en Vischstraat, Hoogen Steenweg,
Markt, Hinthamerstraat.
-ocr page 23-
XVIII
(Festura Circuitus Imaginis B. M. V.) op den
7 Juli, waarop het nog heden jaarlijks gevierd
wordt, Ook van den Omgang zelf bleef onder
de godvreezende geloovigen een overblijfsel be-
waard; gedurende het octaaf van 7�14 Juli
plachten, na zonsondergang, in alle stilte en
zonder in het oog vallende groepen te vormen,
een aantal vereerders der Zoete Moeder den
bedeweg te gaan, waarlangs in betere tijden
hunne vaderen hare beeltenis onder heilig
vreugdegejubel hadden vergezeld. Nog heden
bestaat dit vroom gebruik; sedert men zich,
althans in oefeningen van bijzondere godsvrucht,
minder behoeft te verbergen, is het, vooral na
den terugkeer van het beeld, merkelijk toegeno-
men. Het gebed moet daarbij nog, als voorheen ,
in stilte geschieden ; het late avonduur had men
kunnen veranderen, doch ook dit is behouden,
daar men het in de dagen der voormalige ver-
drukking , door eeue gewoonte van twee eeuwen,
lief had gekregen.
Van ouds heeft men ook bij bijzondere ge-
legenheden buitengewone omgangen met het
beeld der Zoete Moeder gehouden, hetzij als
dankzegging voor van God ontvangen weldaden,
hetzij om in rampen de hulp des Hemek door
Maria af te smeeken. Van een dier omgangen
-ocr page 24-
XIX
geeft Wichmans \'), naar de oude Stads-archieven,
die hij onder de oogen had , het volgende bericht:
�Ten jare 1529, toen eene zweetpest in de
�stad vreeselijke verwoestingen aanrichtte, vond
�men niets geradener, dan gezegd beeld door
�geheel de stad rond te dragen, opdat als het
�ware de Zoete Moeder de algemeene ellende
�in. oogenschouw zoude nemen. En riet te
�vergeefs: de besmettelijke plaag begon van
�dien dag af te verminderen."
Dezelfde Wichmans vermeldt ook, hoe van
ouds de kapel der Zoete Moeder dagelijks,
vooral op Zaterdagen, met groote godsvrucht
door de Bosschenaren druk werd bezocht. Hij
kan zich niet onthouden zijne vreugde over dit
vertroostend schouwspel, dat de Hertogstad hem
aanbood, te uiten, en de bewoners met die
heilzame devotie geluk te wenschen.
Toen de geleerde Norbertijn dit in het hand-
schrift zijner Brabantia Mariana nederschreef,
was reeds het beleg van 1G29 begonnen; v��r
de uitgave (in 1632) had hij aan het einde
van hetzelfde hoofdstuk nog de inname van
\'s- Bosch, en de overvoering van het wonderbeeld
naar Brussel, bij zijn verhaal te voegen.
Den 17 September 1629 ging namelijk \'s Her-
i) Brabantia Mariana, lib 2, cap. 25. Wichmans
schreef schier gelijktijdig met Zijlius.
-ocr page 25-
XX
togenbosch, na eene belegering van vier en
een halve maand , bij verdrag in de handen
der Staten over. De kerken werden aan de
katholieken ontnomen, de uitoefening van hunnen
godsdienst verboden, geestelijken en klooster-
lingen uit de stad verdreven. Te midden der
algemeene verwarring, bij de overgave der stad
ontstaan, had de edele jonkvrouw Anna van
Hambroek het beeld der Zoete Moeder naar
hare woning gehaald; intusschen achtte zij het
ook daar niet zeker genoeg bewaard, en begaf
zich dus weldra daarmede naar Antwerpen, om
onder de bescherming der Aartshertogen een
veiliger schuilplaats voor baren schat te vinden.
De Aartsherto^in Isabella Clara Eugenia, hier-
van verwittigd, verzocht en verkreeg dat het
beeld naar Brussel zou worden oveigevoerd,
doch alleen onder de uitdrukkelijke voorwaarde,
door Bisschop Ophovius bedongen, dat Hare
Doorl. Hoogheid beloofde, het aan de Bossche-
naren te zullen teruggeven, en dat de aalmoezen
tot ondersteuning der weezen zouden verstrekken.
Te Brussel werd het beeld eerst in de kerk
der abdij van Koudenberg geplaatst, waar het
terstond een voorwerp was van algemeene ver-
eering. In 1630 werd het van daar metgroote
plechtigheid, vergezeld door de Aartshertogin
met haren hofstoet en eene onafzienbare schare
-ocr page 26-
xxi
geloovigen, naar de St.-Gaugericus-kerk over-
gebracht. Vier Paters Capucynen uit \'s Bosch
droegen de baar, waarop het beeld geplaatst
was, en een aantal Bosschenaren, wier tranen
aller medelijden wekten, omringden dezelve.
Elf jaren later echter deed de prins kardinaal
Ferdinand van Oostenrijk, landvoogd der zuide-
lijke Nederlanden, het beeld met gelijksoortige
praal weder naar de kerk van Kouclenberg
terugbrengen. Dit geschiedde den 16 Mei 1641,
en men bestemde den vierden Zondag na Paschen
om het j aarlij ksche feest dier overbrenging te
vieren.
Vrij algemeen heeft men gemeend , dat er
te Brussel geene wonderen bij het beeld zijn
geschied. Zylius intusschen zegt, dat treffe-
lijke geestelijken hem eenige wonderen hebben
verhaald, welke hij echter, wijl daaraan de
wettige bevestiging alsnog ontbrak, niet oor-
baar achtte in zijne geschiedenis op te nemen;
een bewijs te meer voor de omzichtigheid,
waarmede de geleerde Jezuiet in dit opzicht is
te werk gegaan.
Wat hiervan zij , de begeerte der Bossche-
naren , om nog eenmaal het geliefde beeld terug
te ontvangen, en van de andere zijde die der
Brusselaren om het te behouden, bleef daarom
even levendig. Van daar ook, dat de pogingen,
-ocr page 27-
XXII
dezerzijds tot wederbekoming van hetzelve ge-
daan, niet zoo gemakkelijk slaagden. Z. D. II.
Henricus den Dubbelden, en later Z. D. H.
Joannes Zwijsen, drongen herhaaldelijk, zoo in
geschrifte als mondeling, daarop aan; doch eerst
in 1853 werd het godvruchtig streven met den
gewenschten uitslag bekroond.
De Zeer Eeerw. Heer Deken van \'s-Bosch,
P. H. van Liempt, als gevolmachtigde van
Z. D. H., vergezeld door den Eerw. Heer J.
van der Lee, kapelaan te Tilburg, nam te
te Brussel het beeld in ontvangst; den 16
December 1353 stelde hij het te Tilburg in
handen van den Aartsbisschop, die het den 17
overbracht naar de kapel van het Moederhuis
der Zusters van Liefde aldaar. Eerst den 27
December werd het, te midden eener plechtige
novene, door de Eerw. Paters Liguoristen ge-
leid, en na eene Pontificale Mis, door den
opvolger van den H. Willibrordus en van
Ophovius te \'s-Bosch in de Hoofdkerk van
St.-Jan hersteld.
Aanvankelijk stond nu het beeld in de hooge
kapel, in de beuk naast het altaar van het H.
Sacrament, waar later het beeld van den H.
Jozef is geplaatst, en nu het monument ter
nagedachtenis van Mgr. Zwijsen zich bevindt.
Inmiddels werd de lage kapel door den Heer
-ocr page 28-
XXIII
Veneman inwendig hersteld, en den 2 Februari
1854 bracht de Doorluchtige Kerkvoogd het
beeld in luisterrijken optocht derwaarts over.
Veertien jaar later, den 2 Februarij 1868,
plaatste Z. D. II. eigenhandig het beeld op een
nieuw altaar, door de leeken van het bisdom
bij zijn gouden priesterjubil� (20 Dec. 1867)
ten geschenke gegeven, en door den architect
L. 0. Hezenmans vervaardigd. In 1870 werd de
kapel door den Heer A. Brouwer beschilderd,
en op dit oogenblik herstelt de Heer L. 0.
Hezenmans de kapel van de buitenzijde. Wan-
neer in het volgende jaar die herstelling zal
zijn voltooid, zal het aloude heiligdom, een
der fraaiste bouwwerken uit de 13e eeuw in
Nederland, weder in zijn ouden luister voor
aller oogen schitteren.
Van de verheven plechtigheid , welke \'s Her-
togenbosch den 27 December 1878 gaat vieren,
willen wij thans niet verder spreken, dan om
onze vaste overtuiging uit te drukken, dat zij
in de harten van allen een nimmer uit te wis-
schen indruk zal achterlaten, en den ijver tot
de vereering der Zoete Moeder meer en meer
opwekken, verspreiden en bestendigen.
Thans nog slechts
-ocr page 29-
XXIV
EEN WOORD OVER DE HIER ACHTER
VOLGENDE VERHALEN.
Otho Zylius of Van Zijl, overste der Je-
zuieten te \'s Hertogenbosch , medewerker aan
de Acia Sanctornm, vermeldt ons in zijne voor-
rede, hoe hij omtrent 1622 in het Kerkarchief
eenige oude registers in handen kreeg, waarin
een aantal der vele mirakelen, die, naar de
standvastige overlevering der inwoners het beeld
der Zoete Moeder zoo vermaard hadden ge-
maakt , nauwkeurig was geboekt met opgave
van tijd, plaats, personen en getuigen. Hij
zorgde dan , dat die papieren in een sierlijken
band gebonden, en tot zekerder bewaring,
door een net afschrift verdubbeld werden \').
Vervolgens besloot hij , den inhoud daarvan
openbaar te maken , en wel, om ook aan uit-
landers nuttig te zijn, in de latijnsche taal,
waarin hij zeer sierlijk schreef. Hij raad-
pleegde tevens nog eenige andere oude ge-
schriften, die hem bij het schrijven zijner His-
toriam iracnlornm B. M. Sylvadnceims
kostbare
inlichtingen verschaften. Hij spreekt voorts
>) Het origineel is in 1853 met het beeld uit Brus-
sel teruggekomen; het afschrift echter bleef in de
Bourgondische bibliotheek aldaar achter.
-ocr page 30-
XXV
van het groot aantal getuigen, met naam en
toenaam schier bij elk mirakel vermeld, doch
die hij, om geen verveling te wekken, meende
te moeten weglaten. Zylius kon dit te meer
doen, wijl hij niet een betoog, maar eene ge-
schiedenis schreef, en hij zelf er voor gezorgd
had, dat de beoordeelaars van zijn verhaal de
bronnen , waarop hij had gewerkt, zonder veel
moeite konden inzien en vergelijken.
Zijn werk vond dan ook bij de oordeelkun-
digste en nauwgezetste mannen van dien tijd
algemeenen bij val; en Bisschop Ophovius schonk
aan hetzelve eene plechtige goedkeuring, waarin
hij onder andere zegt:
�Dat de H. Maagd de kapel, aan de noord-
�zijde der Hoofdkerk door groote wonderen en
�gunsten heeft vermaard gemaakt, blijkt �n uit
�den toevloed die uit alle oorden derwaarts plaats
�had, en uit de getrouwe getuigenis onzer voor-
raderen; ja, wij zelven (als zijnde in die stad
�geboren en opgevoed) hebben in een tijdver-
�loop van meer dan vijftig jaren ons met
�eigen oogen daarvan kunnen overtuigen. Wes-
�halve wij niets anders kunnen doen, dan den
�ijver en den arbeid prijzen van den Eerw.
�Vader Otho Zylius, die uit echte geschriften,
�oorkonden en gedenkstukken, talrijke en groote
�wonderen heeft verzameld, welke aldaar met
-ocr page 31-
XXVI
�de uiterste nauwgezetheid waren geboekt, en
�deugdelijk gestaafd\'), terwijl van zeer vele
�andere de bewijzen door de vernieling des tijds
�waren verloren gegaan."
Dit weinige, meenen wij , is voldoende om
den lezer te overtuigen, dat hij, wat het getrouw
verhaal der feiten betreft, zich in alle gerustheid
op Zylius kan verlaten. Wat de vertaling aangaat,
die hier geleverd wordt, wij meenen te mogen ver-
zekeren, dat zij getrouw het oorspronkelijke we-
dergeeft, soms wellicht wat te angstvallig, en
daardoor onhollandsch ; enkele malen, waar het
niet wilde gelukken, eene of andere inleiding of
opmerking, door Zylius aan het verhaal toegevoegd,
in een behoorlijk Nederlandsch gewaad te steken,
is een en ander van dien aard weggebleven.
Nog twee opmerkingen ten slotte:
1° De dagteekeningen, bij elk verhaal gevoegd,
zijn hier , gelijk bij Zylius, niet die der ge-
beurtenissen zei ven, maar die der te \'s Hertogen-
bosch afgelegde en aangeteekende verklaringen.
2° Wat de waardeering der feiten aangaat,
het is ons inzicht niet, zoo min als het dat
van Pater Zylius of Bisschop Ophovius kon zijn,
elk der verhaalde feiten juist als een mirakel
in den strengsten zin des woords te doen gel-
) Summa fide registrata et authentice probata.
-ocr page 32-
XXV II
den ; genoeg, dat in onderscheidene eene buiten-
gewone werking van Gods macht zich niet laat
miskennen, en in allen ten minste eene bijzondere
schikking der Goddelijke Voorzienigheid zicht-
baar is. Verder maakt geen dier verhalen, �
wijl over geen derzelve immer eene uitspraak
van den H. Apostolischen stoel is gevallen of
uitgelokt, � aanspraak op meer dan menschelijk
gezag; doch dit gezag bezit hier overigens alles,
wat deszelfs oordeel eerbiedwaardig en ver-
trouwbaar kan maken.
-ocr page 33-
VERHAAL VAN BENIGE Hll�ELSCHB GUNSTEN,
BEKOMEN DOOR DE VERKERING
VAN
O. L, V. V A. TX .s-UO«CH,
NAAR HET LATIJN
VAN
OTHO ZYLIUS, S. J.
I.
EENE VBOUW WOEDT VAN BENE VEBLAMM1NG GENEZEN, NA
OF EENE HEMELSCHE AANSPORING , EET BEELD TAN
O. L. V. VAN \'8 BOSCH VEBEEBD TE HEBBEN. HET BEELD
VEBKBIJGT EINDELIJK ZIJNE VABTE PLAATS.
De eerste persoon, die de uitwerking der hemel-
sche milddadigheid ondervond, was Hedwigis,
dochter van Hendrik van Vicht en huisvrouw
van Joannes Timmermans. Zij leed sedert on-
geveer drie jaren aan eene verlamming van een
harer beenen, waardoor het van alle beweging
en gevoel beroofd was. De maand September
van het jaar onzes Heeren 1381 zou haar ge-
nezing brengen. Het was in het holle van
den nacht, toen eene hemelsche verschijning
haar gelastte, het beeld, tot dien tijd nagenoeg
zonder vereering gebleven, door een eerste
huldeblijk te eeren. Zij meende namelijk op
1
-ocr page 34-
2
eens naast hare legerstede een man te zien,
wiens heerlijk schoon gelaat en bovenmenschelijk
edele gestalte in hem eene goddelijke majesteit
scheen aan te kondigen; zijn gewaad, dat tot
aan de voeten afhing, geleek in kleur en vorm
op dat van Christus onzen Zaligmaker. �Hed-
wigis," sprak hij minzaam, �wilt gij genezen
worden?" � en op haar bevestigend antwoord
vervolgde hij : �Ga dan naar de St. Janskerk,
en hang daar, bij het nog vergeten beeld der
Moeder Gods, eene wassen afbeelding van uw
been ; gij kunt die nemen van de grootte die
gij wilt. Voor dien prijs zult gij zeker uwe
genezing verkrijgen." Deze verblijdende be-
lofte wekte in Hedwigis een groot betrouwen;
zij sleepte zich dan, zoo goed het gaan wilde,
zonder hare kwaal te ontzien, naar de kerk;
doch daar gekomen, kon de gebrekkelijke vrouw
zelve hare offergave niet ter bestemde plaats
aanhechten. Deze werd dan door een man,
juist daar aanwezig, naast het beeld aan den
muur gehangen, en daarop keerde in het
krachtelooze lichaam de vorige sterkte weder,
tot overgroote vreugde der genezene en tot niet
minder groote verwondering harer bekenden.
Hedwigis verzuimde niet, Gode en der H. Maagd
voor deze gunst den behoorlijken lof te geven ,
en de mare eener zoo nieuwe en gelukkige
-ocr page 35-
3
gebeurtenis werkte krachtig om de gemoederen,
van zelven tot godsvrucht geneigd, tot eene
ijverige vereering van het beeld op te wekken.
In het bijzonder verdient vermeld te worden ,
dat eene aanzienlijke vrouw, Oda, van wie
boven (zie de Inleiding) sprake was, met
eenige andere personen geld bijeenlegde, om
het beeld op nieuw sierlijker te doen opschil-
deren. Toen dit geschied was, werd het beeld
niet naar het altaar van St. Martinus, waar
het tot dan toe gestaan had, teruggebracht,
maar naar de kapel der Moeder Gods, die de
lage kapel genoemd wordt, nabij de doop-
kapel aan den voet van den toren gelegen, in
welke het tot op onzen tijd gestaan heeft. 1)
Deze verplaatsing geschiedde in hetzelfde jaar
1381, boven genoemd.
Van nu af had dan Maria, om zoo te spreken ,
hare vaste woonplaats gevonden, en verleende
van daar al meer en meer hare machtige hulp.
Allengs (want het juiste tijdstip heb ik niet
kunnen achterhalen) gewerd haar eene nieuwe
eer bewijzing: men begon haar algemeen �de
Zoete of Allerzoetste Lieve Vrouw van\'s-Bosch"
te noemen. Even nieuw als die benaming hier
1) Zylius schreef dit in 1632, minder dan driejaren
nadat het beeld naar Brussel was overgevoerd.
3*
-ocr page 36-
4
ter plaatse was, even krachtig was zij om de
liefelijkheid dier allerbeste Moeder uit te drukken,
en tevens de liefde der bevolking tot haar te
trekken. Ja, het was alsof de Moeder Gods
zelve, met dien eernaam ingenomen, zich be-
ijverde om dien niet tevergeefs te dragen; zoo-
zeer toonde zij, door eene aanhoudende ver-
menigvuldiging harer weldaden, de onverge-
lijkelijke zoetheid van haar minnelijk hart. Alzoo
werden dan de inwoners van \'s-Bosch verrijkt
met dien hemelschen schat, die onbetwistbaar
aan hunne stad tot schoonste sieraad strekte;
doch men mag ook zeggen, dat de godsvrucht
der burgers en hunne altijd oude en altijd nieuwe
liefde tot Maria hen die groote weldaad scheen
waardig te maken.
II.
Dbzelvdk vbouw wordt tan eene hevige
taudpijn bjsvbijd. 1381.
Hedwigis, die zoo duidelijk de barmhartig-
heid van Maria had ondervonden , werd weldra
door een nieuw lijden er toe ^bracht, nogmaals
dezelfde barmhartigheid in te roepen. Zij werd
namelijk aangetast door taudpijn, eene plaag,
die, zonder gevaarlijk te zijn, toch hevige smart
-ocr page 37-
5
veroorzaakt, en den lijder alle rust beneemt.
Op zekeren nacht, door de pijn afgemat, was
zij even ingesluimerd, toen zij op eens de
Koningin des Hemels, in verwonderlijke schoon-
heid en luister, naast zich zag staan. Dat dit
geen ijdele droom was, bleek uit de woorden
der Moeder Gods: �Sta op," sprak zij, �ga
in mijne kapel, nabij de doopvont, mijne beel-
tenis vereeren, en bid er zoo veel malen het
gebed des Heeren, als gij tanden in den mond
hebt. Vertrouw maar vast op mij ; gij ziet
mijne welwillendheid; gij zult mijne macht onder-
vinden." \'s Morgens vroeg verrichtte de vrouw
voor het beeld der H. Maagd deze gebeden, en
terstond was zij van hare foltering verlost. Zij
hield dan ook niet op, hare nooit volprezen
Beschermster voor hare dubbele gunst te danken
en te loven.
III.
EEN JONGELING UIT HET WATEB GERED KEK
BJIAND GEBLUSCHT. 1381.
Spoedig daarna toonde de H. Maagd ook
hare macht over de wateren. Een jongeling,
die te paard eene rivier ingereden was, stortte
in de golven neder; zich in levensgevaar ziende,
-ocr page 38-
«
deed hij eene gelofte aan de Moeder Gods, en
hij ontkwam ongedeerd. Dit wonder werd
door eene groote menigte gezien, en geraakte
daardoor spoedig algemeen bekend; de geredde
zelf vereeuwigde de gedachtenis der hem be-
wezen weldaad, door het beloofde geschenk
hij het beeld zijner Redster te doen plaatsen.
Onder de eerste mirakelen , te \'s-Bosch ge-
schied, behoort ook het volgende, dat bewijst,
hoe het vuur, niet minder dan het water,
aan Maria\'s bevel gehoorzaamt, die hare ver-
eerders tegen de woede dier elkander tegen-
strijdige elementen gelijkelijk weet te bescher-
men. Er was binnen in een huis brand ont-
staan: doch het gebed eener vrouw, die het
bewoonde, wendde de dreigende ramp af. Bij
hare vurige smeeking tot O. L. V., om haar
en hare buren voor ongeluk te bewaren, voegde
zij de gelofte, dat zij haar een huisje van was
zou offeren. Dit gebed bluschte den brand
volkomen , alsof men eene groote hoeveelheid wa-
ter op de vlam had gestort, zoodat het huis en
de gausche buurt voor vernieling behoed werd.
De vrouw vervulde nu de verplichting harer
gelofte, en deed aan het O.-L-.V.-altaar eene
wassen afbeelding van haar huis, ter getuigenis
van het gebeurde wonder, ophangen.
-ocr page 39-
7
IV.
EEN BLINDE VKOUW WOBDT ZIENDE. EEN GEVAN-
GENE WOEDT BEVBIJD. 1881.
De mare der mirakelen verbreidde zich al
meer en meer, en drong tot in andere naburige
provinci�n door, waar de macht van Maria
niet enkel vermaard werd, maar zich eveneens
deed gevoelen. Te Bommel leefde eene vrouw,
met name Elizabeth, die sedert een vol jaar
het gezicht had verloren. De Moeder van Barm-
hartigheid zelve maande haar aan, naar \'s Her-
togenbosch te reizen, en daar om genezing
harer kwaal te bidden. Zij gehoorzaamde
onverwijld, en kreeg ook aanstonds het gezicht
weder, zoodat zij zonder geleide naar Gelder-
land kon wederkeeren.
Ook de meer ver wij derde streken van Bra-
bant mochten in de gunsten der H. Maagd
deelen. Joannes van den Berghe, een Brusselaar,
strekte daarvan ten bewijze, doordien hij op
St.-Willibrordus\' dag aan Onze Lieve Vrouw
van \'s Hertogenbosch boeien van was ten ge-
schenke bracht, als een teeken, dat hij door
haar zijne vrijheid had herkregen. In den
oorlog namelijk, welken de Brabauters te dien
tijde met de Vlamingers voerden , was Joannes
als een spion aangehouden en te Dendermonde
-ocr page 40-
8
gevangen gezet. In zijn angst en kommer
verscheen hem de Moeder Gods,en beval hem,
met een votief geschenk haar beeld te \'s-Bosch,
dat reeds door wonderen vermaard begon te
worden, te gaan vereeren; zij beloofde tevens ,
dat hij gemakkelijk in vrijheid zou geraken.
Nauwelijks was Joannes van de verbazing
over dit hemelsch gezicht tot zich zelven ge-
komen, of hij bespeurde, dat zijne boeien
losgegaan en afgevallen waren, en hij vond
ook verder niets, dat zijne ontvluchting ver-
hinderde. Zoo geraakte hij dan op vrije voeten,
en ijlde naar \'s-Bosch, om van ganscher harte
zijne Bevrijdster te danken.
V.
VIER EN VEERTIG ZEEVARENDEN DOORSTAAN GELUKKIG
een driedaagsche storm. (8 November 1382).
Tot dusverre geschiedden nagenoeg al de
mirakelen aan enkele personen afzonderlijk,
thans echter werd er een voor velen gezamenlijk
gewrocht. Vier en veertig personen gingen
op een nieuw schip, met verschillende soorten
van huiden geladen, uit Lijflandl) onder zeil.
1) In dit land liggen de zeesteden Riga, Parnow,
Salis (Vert.)
-ocr page 41-
9
Pas waren zij in volle zee, toen eene plotse-
linge verandering van weder hen met groot
gevaar bedreigde. Hevige winden staken op,
vergezeld van zware regenvlagen, terwijl een
dichte mist alles overdekte. De opvarenden
worstelden met alle inspanning tegen den storm ,
zonder een oogenblik tot verademing te kunnen
komen; het noodweer werd gedurig al heviger, en
joeg zooveel water in het schip, dat men met alle
vlijt en spoed niet in staat was het uit te pompen;
reeds stond het meer dan eene manslengte hoog
in het ruim. Drie dagen lang raasde de woe-
dende zee, en men had geen uitzicht op redding;
de oudsten der bemanning verzekerden , dat zij
veertig, ja vijftig jaren lang veel op zee geva-
ren, doch nooit vreeselijker storm gezien, of
in dreigender doodsgevaar verkeerd hadden. In
dien hachelijken toestand herleefde nogtans
in hun gemoed de hoop op behoud, toen zij
allen, ;ils door goddelrke i tgeving, zich de
wonderen herinnerden , die te \'s Hertogenbosch
waren geschied. Eenstemmig aanriepen zij dan
de hemelsche Gebiedster der zee, het anker
van zoovele door de baren geslingerden , de
haven van zoovele schipbreukelingen. Na deze
aanroeping gevoelden zij zich, hoewel nog
altoos in den uitersten nood, zoo bemoedigd,
dat alle vrees verdween; de bekommering met
-ocr page 42-
10
het oogenblikkelnk gevaar week voor een
godsdienstig betrouwen, en zij besloten, door
loting een uit hun midden te kiezen, om in
aller naam, met eene offergave van elk hunner,
naar \'s Hertogenbosch te reizen. Het lot viel
op Godschalk Eedeghijs, van Resoyen geboor-
tig, doch toen metterwoon in Lijfland gevestigd.
Pas was de loting geschied, of tot aller vreugde
en verbazing bedaarde oogenblikkelijk de storm;
de hemel werd helder, de zee rustig, en met
een gunstigen wind kon men onbezorgd den
gewenschten koers houden. Men wendde dan
den steven zuidwaarts, en de goedertierenheid
van God en de H. Maagd met blijde lofzangen
prijzende, liep men de haven van Wismar 1)
binnen. Hier zette men Godschalk aan wal,
stelde hem de offergaven in gouden en zilveren
munt ter hand, en gelastte hem, van daar de
reis naar \'s-Bosch te volbrengen. Zonder toeven
spoedt hij zich derwaarts, en zes weken na
het doorgestaan gevaar biedt hij , tot kwijting
der gemeenschappelijke gelofte, de geschenken
aan, zooals blijkt uit een kwijtbrief, daarvoor
aan Godschalk afgegeven door Arnoldus Hontius,
kanunnik te \'s Hertogenbosch.
1) Kene zeestad in Mecklenburg-Schwerin (Vert.)
-ocr page 43-
11
VI.
HET BEEN EKNER VBODW GENEZEN.
(26 Januari 1383 )
Ook Maria Tavemier, te Brussel woonachtig,
was aan de weldadigheid der Moeder Gods
Maria eene groote gunst verschuldigd. Reeds
meer dan drie maanden had zij eene vreeselij ke
kwaal aan het rechterbeen; het vleesch was
rondom opgezwollen, en het was alsof het met
scherpe naalden werd doorstoken, waardoor zij
zulke hevige smarten leed, dat zij geen oogen-
blik rust had en geen voet kon verzetten ; ja
zelfs te bed liggende mocht zij, om hare mar-
teling niet te verergeren, niet van houding
veranderen. Toen zij dan ook, wel wat laat ,
den geneesheer ontbood, verklaarde deze, na
het zieke lidmaat lang en zorgvuldig te hebben
onderzocht, dat hij het ergste vreesde en
weinig raad kon schaffen. Daar echter het
gezwel spoedig tot eene ongewone grootte
aanwies, besloot hij ten laatste, zonder de
vrees voor een slechten uitslag, die hij niet
verzetten kon, te laten blijken, eene insnijding
te doen, opdat een langer uitstel van alle heel-
middelen niet aan de onmacht zijner kunst zou
worden geweten. Doch de kwaal was de ge-
neesmiddelen boven het hoofd gewassen, en
-ocr page 44-
12
de mislukte behandeling diende slechts om het
gezwel te doen toenemen en der lijderes, in
plaats van genezing, nog erger foltering te
bezorgen. In hare meer en meer ondrage-
lijke smarten zoekt zij eindelijk niet me r bij
de menschen, maar bij den hemel hulp; zij aan-
roept den bijstand van O. L. V. van den
Bosch, en voegt bij haar gebed eene gelofte;
en zie, de hand der Moeder Gods doet aan-
stonds het gezwel wegslinken. Het wonder
nogtans, te Brussel begonnen, werd eerst te
\'s Hertogenbosch voltrokken. Zij was namelijk
wel van hare hevige pijn bevrijd, maar nog
niet in staat om te knielen. Zoodra had zij
echter niet het beeld der H. Maagd, die haar
genezen had, gezien, of zij kon zonder moeite
op hare knie�n zitten. Zij bracht dan luide
en blijde aan de hemelsche Maagd haren dank
voor het, om zoo te spreken, dubbel wonder,
dat aan haar was geschied, in hoop op een
langdurig gebruik harer ledematen, die door
de macht der Moeder Gods waren hersteld.
-ocr page 45-
13
VIL
BENE KNAAP, IN HET WATEB VEBDBONKEN , KEEET TOT HET
leven wedeb. (2 Maart 1383.)
Hoe groot ook de wonderen zijn, die wij
tot hiertoe boekten, toch schijnen zij als het
ware gering bij het herleven van een doode,
dat ik thans moet verhalen. Te Waalwijk
dicht bij de kerk stond het huis van Joannes
Meijer. Den tweeden Maart nu was zijn zoontje
Nicolaas, hetzij uit nieuwsgierigheid, uit speel-
zucht of uit trek tot het verbodene, van huis
naar de nabijgelegen sloot geloopen. Daar
gekomen, viel het kniapje, dat aan zich zelven
een slechten bewaker had, voorover in het
water, en kwam bij gebrek aan hulp spoedig
om het leven. Drie uren verliepen; de huis-
genooten, ongerust over het kind, begonnen het
te zoeker. Bekommerde ouders hebben soms
een voorgevoel, en zoo liep men ook nu aller-
eerst naar de sloot, denkende (wat hier waar-
heid was) dat de kleine, zoo als het met
kinderen gaat, licht door het water kon aan-
gelokt en verschalkt zijn. Daar werden zij al
spoedig hun dierbaar pand gewaar, want het
water was nu stil en helder, zoodat zij het
lijkje duidelijk op den bodem zagen liggen.
Zij haalden het op en schikten de verstijfde
-ocr page 46-
14
leden zoo goed zij konden. Het ontzielde
lichaam had overlang alle levenswarmte ver-
loren, en geene menschelijke middelen vermoch-
ten die weder op te wekken. Anderen misschien
hadden het schier bestorven; maar de ouders
van den kleinen Nicolaas werden door den zoo
plotselingen dood van hun kind op een troost-
en een redmiddel bedacht. Te zamen met de
talrijk toegestroomde omstanders verheffen zij
aanstonds hunne bekommerde harten tot de
Koningin des Hemels, en beloven, indien het
knaapje herleeft, met hem haar te \'s-Hertogen-
bosch te gaan vereeren. O wonder! oogenblik-
kelijk herleeft het kind , frisch en gezond, en
begint te spreken, zoodat men aan het mirakel
niet kan twijfelen. Vijf dagen later begaven
zich de ouders met het herleefde kind en een
groot aantal geburen naar \'s-Bosch, vereerden
daar de Moedermaagd in hare beeltenis, en
lieten geschenken achter ter opluistering van
haren eeredienst. Zoo leerden hier degenen, die
met de zorg voor jeugdige kinderen belast zijn,
van wie zij in gevaren, al mochten die aan
hunne nalatigheid zijn te wijten, hulp moeten
verwachten en kunnen verkrijgen.
-ocr page 47-
15
VIII.
Een e vbouw, van het gebbuik van haab halve
lichaam beroofd , wobdt genezen. kfin
knaap van eene pijpzweeb aan het been
vkblost. (7 en 8 Maart 1383.)
Deze dag (7 Maart, waarop reeds zekere
Wendelina van Hedel haren dank voor een ver-
kregen mirakel was komen betuigen) werd nog
opgeluisterd door de aankomst van Catharina
van den Yvelaer, merkwaardig zoo om de
grootheid van het aan haar gebeurde wonder,
als om het groote aantal der getuigen. Deze
Catharina had te Berlicum drie volle jaren, van
alle kracht in hare ledeu beroofd, het bed moeten
houden, en in de zes volgende maanden boven-
dien , door eene hand over hand toenemende ver-
dooving, alle gevoel zoodanig verloren, dat van
het midden der borst tot aan de voetzolen , geen
enkel lichaamsdeel, ook bij opzettelijke pijniging,
de minste prikkelbaarheid meer toonde; het
leven reikte niet verder meer dan tot aan het
hart. Zoo viel zij eens in een vuur, zonder
iets te voelen van de vlam, die haar been
blakerde, en stak zij soms, om te beproeven
of zij eenige nieuwe pijn gewaar werd, met spel-
den in haar vleesch , doch de herhaalde steken
veroorzaakten geen het minste gevoel. Afge-
-ocr page 48-
16
mat door deze kwelling en verdrietig over den
langen duur van haar lieden , werd zij op boven-
menschelijke middelen bedacht. Zij doet aan de
Hemelkoningin gelofte van eene bedevaart, waar-
bij zij vijftig reisgenooten, als zoovele verkon-
digers van Maria\'s macht, belooft mede te
brengen. Op die gelofte volgde de genezing, en
op de genezing binnen korten tijd de beloofde
bedevaart, waarbij het bepaalde aantal getuigen
niet ontbrak
Hierna (8 Maart) werd Joannes, het zoontje
van Gerardus Meijer, op bovennatuurlijke wijze
van eene etterende pijpzweer genezen. Deze
kwaal, waaraan de knaap reeds een gansch jaar
leed , had haren zetel order de rechterknieschijf,
en was zoo diep doorgedrongen, dat, hoe jong
het kind nog was, deskundigen echter de genezing
onmogelijk achtten. Onophoudelijk vloeide er
eene aanzienlijke hoeveelheid bedorven stoffen uit,
en al wat men deed om dit tegen te gaan , bleef
zonder uitwerking. Om intusschen niets onbe-
proefd te laten, riep de vader tegen de afzich-
telijk dragende wond de kunst der geneesheeren
te ju�p; doch tt.en ook deze onmachtig bleek,
liet hij alle andere hoop varen, om in god-
vruchtige werken alleen redding te zoeken, en
smeekte O. L. V. van \'s Hertogenbosch, door
zoo menig mirakel reeds vermaard, dringend
-ocr page 49-
17
om genezing voor zijn kind. En hij bad niet
te vergeefs: binnen drie dagen sloot zich de
wonde, en rondom was het vleesch niet alleen
geheeld, maar ook schoon en blank, zoodat
men gemakkelijk de werking van Gods macht
in deze genezing kon erkennen. De vader
kwam nu met zijn geredden zoon van \'s Gra-
venhage, waar zij toen woonden, naar \'s Her-
togenbosch, om de H. Maagd te bedanken.
.*                        --------------
IX.
EEN GENEZENE, WEGENS TJIT8TEL IN HET VOLBRENGEN
ZIJNER GELOFTE MET EENE ZWARE ZIEKTE GE-
STRAFT, WOEDT DAARVAN EINDELIJK BEVRIJD
(17 Maart 1383).
In het mirakel, dat hier volgt, zal men tege-
lijk eene verbazende weldaad en een leerzaam
voorbeeld vinden. Zeer dikwijls, wel is waar,
heeft de Moeder Gods aan biddenden hare
mildheid in het uitdeelen van gunsten betoond;
maar hier toonde zij tevens aan de ondank-
baren hare strengheid in er rekenschap van te
eischen. Joannes Boel (of Boelens ?) , van
Dendermonde, zijne geboorteplaats, naar Brielle
verhuisd, verloor aldaar het gebruik van zijn
rechterarm Dit ongemak had een jaar geduurd
-ocr page 50-
18
en scheen nog een geruim en tijd te zullen
aanhouden , toen het door een gehed tot O. L. V.
van \'s-Bosch werd verholpen. Bij dit gebed
had Joannes ook de gelofte gedaan van een
wassen arm aan de H. Maagd ten geschenke
te brengen; doch eenmaal van zijne kwaal be-
vrijd , vergat hij de ontvangen weldaad. Mis-
schien had hij de gedachte om naar \'s-Bosch
te gaan, wel niet opgegeven, maar hij maakte
er althans geen werk van , en bleef vier maanden
lang te huis.
Over dit talmen toonde de Hemel zijn toorn
door eene hevige kwaal, die spoedig het vroe-
ger genezen lidmaat aantastte, en wel met nog
meer geweld dan te voren. Eerst zwol de arm
op; later kwam daarbij eene wreede pijn in
dat lid. Ook bleef de ziekte niet tot hare
vorige plaats beperkt; maar, als moest ook de
mond, die de verzuimde gelofte had uitgespro-
ken , daarvoor zijne straf dragen, zij breidde
zich uit tot aan de keel, die door een buiten-
gemeen gezwel werd gepijnigd. Zoo verliepen
er vijf weken, gedurende welke de keelpijn
hem niet alleen het gebruik van spijs , maar
ook de ademhaling schier belette. Toen eerst
besloot Joannes, door het ongeluk wijzer ge-
worden , van eene korte verademing gebruik te
maken om door de biecht zijne ziel van hare
-ocr page 51-
19
smetten te zuiveren. Haastig verzoekt hij, met
schier verstikte stem, een priester te ontbieden ,
om hij hem zich rouwmoedig van zijne ondank
baarheid te heschuldigen en de kwijtschelding
daarvan te erlangen. Intusscheu, terwijl men
naar den pastoor liep, kromp zijne keel zoo
te zamen, dat bij diens aankomst, ofschoon hij
met allen mogelijken spoed was toegesneld, de
zieke zich niet meer in woorden, maar slechts
in snikken kon uiten; hoe hij zich ook inspande
om te spreken, hij bracht geen verstaanbaar
geluid voort. Zoo lag hij drie dagen zonder
spraak, en zonder iets, zoomin drank als
spijs, te kunnen nuttigen. Nu maakte zich
een ontzettende angst wegens zijne onvol-
brachte belofte van hem meester; hij begon in
te zien, dat deze straf hem van Godswege
voor zijn misdrijf was overgezonden, en nu
nog meer benauwd naar de ziel dan naar bet
lichaam, werd hij er op bedacht, den vertoornden
Hemel te bevredigen, en de H. Maagd betrouw-
vol om vergeving te smeeken. Hij hief dan
handen en oogen ten hemel, en onder een vloed
van tranen hernieuwde hij met geheel zijn hart
(want nog altijd ontbrak hem de stem) zijne
veronachtzaamde belofte: indien hij opnieuw
genas, was hij vast en stellig besloten, zijn
verzuim, dat hem zoo duur was te staan ge-
-ocr page 52-
20
komen, door ijverigen spoed te herstellen. De
Moeder van barmhartigheid, door deze smeeking
bewogen , trok terstond de scherpe roede harer
gestrengheid terug, daar zij niets anders ver-
langde dan den lijder tot berouw te brengen.
Oogenblikkelijk ontsloot zich de vernauwde
keel, de stem werd weder vrij en helder, en
de lichaamskrachten keerden spoediger dan men
durfde verwachten, weder. Ook de priester,
op nieuw ontboden, kwam ter plaatse, en
hoorde de biecht, welke Joannes nu met dui-
delijke woorden aflegde. Overigens deelde de
zuivering der ziel van hare zonden aan het
lichaam eene onmiskenbare kracht mede. Om
nu door uitstel niet op nieuw in gevaar te
geraken, haastte zich Joannes, om onmiddellijk
de reis te aanvaarden. Te \'s Hertogenbosch
met zijne dank- en boetegeschenken aangeko-
men , konde hij nauwelijks ophouden zijne
erkentelijkheid te betuigen; terwijl ook niet
weinigen zijner geburen, die door het voorge-
vallene waren bewogen om zich bij zijne bede-
vaart aan te sluiten van het dubbele, klaar-
blijkelijke wonder met blijdschap en tot aller
stichting getuigenis gaven.
-ocr page 53-
21
X.
EEN VADEB VEBKBIJGT V00B ZICH ZELVEN HET BEHOUD
ZIJNS LEVENS, EN VOOS ZIJN ZOONTJE, DAT ZIEK LAG,
een gewenschten dood. (20 Maart 1383.)
Doch spreken wij nu weder van die won-
deren, die meer tot troost dan tot schrik ver-
strekken, en die ook verreweg het talrijkst
zijn. Joannes Mannart, te Mechelen, leed aan
eene zeer zware ziekte, die hem tot het uiterste
had gebracht. Hij was zoo zwak, dat hij niet
kon lijden, dat men hem verbedde of verplaatste,
tenzij men hem in een beddelaken opnam.
Zoo lag hij drie volle weken met den dood
voor oogen; hij had het H. Oliesel naar chris-
telijk gebruik ontvangen, en reeds als voor
goed aan dezo wereld vaarwel gezegd.
In dezen nood voelde hij zich opgewekt tot
betrouwen in de Koningin des Hemels; en hij
beloofde haar, indien hij herstelde, blootsvoets
en niets dan wollen kleeding dragende, om
meer ongemak van de reis te ondervinden)
eene bedevaart te doen naar O. L. V. van
\'s-Bosch. Deze belofte was aan de H. Maagd
zoo welgevallig, dat hij spoedig, van zijne
ziekte bevrijd, volkomen zijne krachten terug
kreeg. Intusschen lag ook het zoontje van
Mannart ziek aan eene wel is waar niet doo-
-ocr page 54-
22
(lelijke, maar pijnlijke kwaal. De toestand
van het kind, welks ziekte geene hoop op een
lang leven, noch uitzicht op een spoedigen dood
overliet, wekte ieders medelijden; den vader
bracht hij op de gedachte, om ook hier zijn
betrouwen te stellen op de hulp der H. Maagd,
die hij aan zich zelven ondervonden had. Het
lijden van den kleine duurde reeds twintig we-
ken , en er kwam daarin geen verlichting. Man-
nart bad derhalve de H. Maagd dringend,
voor het kind de gunst te willen verwer-
ven, dat het �f op aarde, vrij van ziekte, �f
liever in den hemel, vrij van den dood, mocht
leven; in beide gevallen beloofde hij eene af-
beelding van zijn zoontje in was te offeren.
Ook dit gebed verhoorde de H. Maagd, en
deed het knaapje spoedig overgaan tot het oord,
waar eeuwige gezondheid woont. Joannes kwam
nu voor zich zelven en voor zijn zoontje te
\'s-Bosch de Moeder Gods zijn dank betuigen.
XI.
EEN DIEP INGEDBONGKN PIJL WONDEBBAAE UIT HET
LICHAAM VEKWIJDEED. (19 April 1383.)
Dat de H. Maagd wonden zoowel als ziekten
met gelijke welwillendheid en macht geneest,
-ocr page 55-
2;3
bleek aan zekeren Quaden Goden, van Asten,
die, door een pijl in den rug getroffen, in groot
levensgevaar verkeerde. Het wapen was zoo
diep in het lichaam gedrongen, dat de heel-
kunde onmachtig bleek om het er uit te halen.
Het zat geheel onder het vleesch, niet alleen
voor het oog verborgen, en door de vruchteloos
tastende hand niet te bereiken, maar zoo, dat
men ook bij het peilen der wonde de plaats,
waar het schuilde, niet kon ontdekken. De
geneesheeren meenden derhalve, dat er tot be-
houd van den lijder niets overbleef, dan op
goed geluk, bij middel van zekere werk-
tuigen, den pijl door den buik uit te drij-
ven, of wel eene insnijding in den buik te
doen, en zoo van die zijde het wapen er
uit te trekken. Niemand echter waagde het,
dit wanhopig middel, het eenige, dat de
kunst aan de hand gaf, te beproeven. Men
achtte het eene dwaasheid, aan iemand, die
door het hem overkomen ongeluk reeds als tot
den dood verwezen was, den schijn van een
moord op zich te laden. Intusschen leed
de zieke, naar lichaam en geest uitgeput,
de vreeselijkste pijnen; reeds had hij de sacra-
menten der stervenden, het H. Oliesel niet
uitgezonderd, ontvangen, en verzuchtte sedert
ongeveer negentien weken naar den dood, die
-ocr page 56-
24
hem van de langdurige foltering zou verlossen.
Ten laatste nochtans vatte hij weder moed,
in het vaste vertrouwen, dat de Moeder Gods
hem zoude genezen. De zwaarte der kwaal,
welker genezing hij begeerde, maakte, dat hij
niet karig was in de belofte, welke hij haar
deed. Hij zou zijne bedevaart blootsvoets doen,
daarbij niets dan water en brood nuttigen,
alleen wollen kleederen dragen, en tot eeuwige
gedachtenis en ter eere der H. Maagd een beeld
van een man, met een pijl in het lichaam, ten ge-
schenke brengen. Hoe aaDgenaam dit aan de
Moeder Gods was, bleek door de uitkomst.
Dadelijk verminderde de pijn, en binnen
zeven dagen kwam de pijl van zelf door den
rug uit, langs dezelfde plaats, waardoor hij
was binnengedrongen. Weldra kwamen de
krachten terug, en spoedde hij zich naar \'s Her-
togenbosch, vol blijde verwondering over zijn
geluk, en dankbaarheid jegens de H. Maagd.
XII.
EEN PBIESTEB HEBKBIJGT HET GEZICHT.
(21 April 1383.)
Arnoldus Klinckaert, priester te Valkenburg,
kwam uit het land van Limburg naar \'s Her-
-ocr page 57-
25
togenbosch, en verklaarde daar, met de hand
op de borst, op zijne trouw, en onder eede,
het volgende:
Hij was een jaar lang volslagen blind ge-
weest; intusschen was de wijd en zijd verspreide
roem der mirakelen van \'s Hertogenbosch ook
hem ter oore gekomen, en had in hem den
wensch en tevens de hoop opgewekt van het
zoete licht zijner oogen weder te bekomen.
In die hoop had hij de belofte gedaan, indien
hij ziende werd, voortaan zijn leven lang alle
zaturdagen op water en brood te vasten. De
H. Maagd had aan zijne begeerte voldaan, en
hem het licht der oogen teruggeschonken,
zoodat hij ze sedert tot lezen en schrijven en
het vieren der H. Mis konde gebruiken.
Deze verklaring, gelijk gezegd is, bekrachtigde
hij met een eed: men geloofde zijn getuigenis
en verheerlijkte de Moeder Gods.
XIII.
KEN AANZIENLIJK MAN VAN DEN DOOD GERED.
(24 April 1383.)
Omtrent dezen tijd werd een groot deel der
Nederlanden door gevaarlijke ziekten bezocht.
Ook bleef men niet vrij van oorlog; met name
�2
-ocr page 58-
26
teisterden inwendige twisten het land. Zoo
hadden de Leuvenaars den rechtmatigen toorn
gaande gemaakt van hertog Wencelijn van
Brabant, door den moord van 17 edelen, die
uit de vensters van het raadhuis naar beneden
geworpen, op pieken en hellebaarden opgevan-
gen en aan stukken gescheurd waren. Dit
onmenschelijk gruwelstuk was eene wraakne-
ming van de oproerigen over den dood van
den wever Wouter van Leyden, een hunner
hoofden, die te Brussel, naar men meende
door toeleg der edelen, was omgekomen. Her-
tog Wencelijn trok dan met een sterk leger
tegen Leuven op, om de schuldigen te straffen.
Een der ridders, die met hem ten strijde to-
gen , de edele heer Willem van Campen, zag
zich door eene besmettelijke kwaal, welke hem
had aangetast, weldra buiten staat langer de
wapenen te dragen, zoodat hij het leger moest
verlaten. Men bracht hem dan naar Assche,
eene plaats, beroemd wegens een miraculeus
kruis, dat er vereerd wordt, en gaf hem daar
aan zijne echtgenoote ter oppassing over. Zijne
ziekte nam echter voortdurend toe, tot niet ge-
ringe smart der vrouw, en tot schrik zelfs van
zijne beste vrienden. Men zag namelijk, hoe alom
in steden en dorpen diezelfde kwaal om zich
heen greep en lieden van allen leeftijd voor en
-ocr page 59-
27
na aantastte. Toen dan ook zijn ziekbed een
sterfbed werd, deed de vrees voor besmetting
allen, zijne vrouw alleen uitgezonderd, van
hem wijken; want een aantal geheel ontvolkte
huizen strekte ten bewijze, dat men, door de
lijders te verplegen of met hen in aanraking
te komen, hunne ziekte op zich trok. Hierbij
kwam in dit geval nog, dat al de nabestaan-
den en bekenden eenparig de meening uitten,
dat Willem reeds werkelijk overleden was.
Zijne vrouw alleen (zoo bewaarlijk geeft ware
liefde alle hoop verloren) hield staande dat hij
nog leefde, en nog wel kon bijkomen; weshalve
zij van geene begrafenis of uitvaart wilde
hooren. Toen evenwel, na lang wachten, geen
teeken van leven werd waargenomen, begon
men van de rouwplechtigheid werk te maken;
de doode, of schijndoode (want hieromtrent
vind ik geen bepaald getuigenis) werd met een
lijkhemd bekleed, en de zerk van het familie-
graf afgenomen. Zoo lag Van Campen reeds
twee en dertig uren, toen de Hemelkoningin ,
in bovenaardsche gestalte, hem uit dien etaat
kwam opwekken; met luider stem meende hij
haar te hooren zeggen , dat hij in godvruchtige
werken, vooral in eene bedevaart naar \'s Her-
togenbosch, hulp moest zoeken; dat hij hierin
alleen redding van den dood zou vinden. Deze
2-
-ocr page 60-
28
hemelsche stem gaf hem terstond zooveel leven
en kracht, dat hij oogenblikkelijk de gelofte
uitsprak van met zijne vrouw en al de huis-
genooten, elk eene waskaars dragende, naar
het altaar zijner hemelsche Eedster zoude reizen.
Op deze gelofte herkreeg hij de gezondheid.
Hij haastte zich nu ook die te volbrengen.
In gezelschap van nog 16 personen, deed hij,
zelf met een ruw kleed bedekt en blootsvoets,
den bedeweg , onder zulk eene vreugde en ge-
juich , dat men den terugkeer van een zegestoet
meende te aanschouwen.
XIV.
EEN KNAAP VAN DE VALLENDE ZIEKTE BEVRIJD. EEN
BOSSCHENAAR VAN EENE DBIEDUBBELE VfiBZWERING
AAN HET BEEN GENEZEN. (27 April 1883.)
Onder degenen, die van ziekten genezen
werden, vinden wij Hendrik Backer, Bartho-
lomeus\' en Aleyds zoon, van Amsterdam.
Dit jongetje leed zoo vreeselijk door de vallende
ziekte, dat zijne ouders, aan verdere mensche-
lijke hulp wanhopende, gedrongen werden hunne
toevlucht tot O. L. V. van den Bosch te nemen.
De H. Maagd nam welgevallig hunne gelofte
aan, en genas den knaap op staanden voet.
-ocr page 61-
-20
De ouders spoedden zich daarop met hem naar
\'s Hertogenbosch, en kweten zich van hunne
gelofte door ruilde geschenken in wijn en tarwe.
Te \'s-Bosch zelf, in de Vuchterstaat, woonde
een messenmaker, Joannes Krijns genaamd,
wiens linkerbeen door drie afzichtelijke, ver-
ouderde en ongeneeslijke pijpzweren was mis-
vormd. De heelmeester had al de middelen
zijner kunst aan hem beproefd, doch eindelijk
wanhopig van alle behandeling afgezien. Joannes
zelf dacht nu ook niet meer aan geneeskundige
hulp, maar stelde al zijn betrouwen op de
H. Maagd, die zoo dicht bij hem allerlei weldaden
verleende. Hij nam zich dus voor, hare door
zoo menig wonder vermaarde kapel te bezoeken ,
en deed daarvan eene gelofte. In de vaste
hoop op genezing, neemt hij de zwachtels, met
zalf bestreken, van zijn been af, en wikkelt
er eene strook schoon linnen om. De goeder-
tieren Maagd toonde haar welbehagen in dit
betrouwen van haren vereerder, door de gene-
zing zijner wonden op zich te nemen. Want
binnen drie dagen had de man het gebruik
van zijn been herkregen; niet alleen stond hij
zonder hinder op zijne voeten, maar ging ook
zonder iemands hulp naar de O.-L.-V.-Kapel, om
zijne belofte te kwijten en zijn dank te betuigen.
-ocr page 62-
30
XV.
BEN GEBING AASTAL SCHEPELINGEN OVEBWINT BENE
GBOOTE OVEBMACHT VAN ZEEBOOVEB8.
(12 Mei 1383.)
Der vermelding overwaardig is ook de over-
winning , door een enkel schip op zestien kaper-
schepen behaald. Tegen het einde van April
kreeg zeker schip uit de zee de monding
der Maas in het gezicht en stevende met volle
zeilen derwaarts. De lading bestond, onder
anderen, uit wintertarwe en eene aanzienlijke
hoeveelheid meel en huiden; de bemanning uit
niet meer dan achttien personen. Het einde
van hunne bezwaarlijke zeereis zoo nabij (want
zij waren van Besoyen uitgezeild) , ontwaar-
den zij eene vloot van zestien schepen, die
recht op hen afkwam. In snelle vaart was zij
weldra den koopvaardij er genaderd , en eischte
onmiddellijke overgave, zich in geval van we-
derstand van eene zekere overwinning overtuigd
houdende. Zij telde namelijk ongeveer twee
honderd strijdvaardige mannen, allen zeeroo-
vers uit Normandi�. De Besoyers, ziende,
dat er aan vluchten niet te denken viel, en
dat zij in aantal en in krachten ver achter-
stonden, zoodat hun ondergang onvermijdelijk
scheen, stelden eenparig hun laatste en eenige
-ocr page 63-
31
betrouwen in de hulp van O. L. V. van \'s-Bosch,
de overwinnares van alle rampen. Men riep
elkander toe, dat de vijanden op hun aantal ,
maar zij op \'s Hemels bijstand steunden; geene
macht was tegen Gods macht bestand; niemand
had nog te vergeefs tot O. L. V. van\'s-Bosch
gebeden, en ook nu zou men met hare hulp
de overwinning bevechten. Zelfs de bloohar-
tigsten werden door deze vurige taal met moed
bezield, en deze moed steeg nog , na de gelofte
die zij nu gezamenlijk aflegden. Brachten zij
er het leven af, dan zouden zij , aan wal ge-
komen , terstond blootsvoets, in enkel wollen
kleederen, met offergaven naar hun vermogen,
zich naar \'s-Hertogenbosch begeven. Elk wa-
pende zich nu zoo goed mogelijk, en men be-
reidde alles, zooveel de tijd gedoogde, om, tot
tegenweer gereed, den vijand het hoofd te bieden.
Hierop hadden de Franschen, overmoedig door
hunne overmacht , niet gerekend; hunne aan-
vankelijke minachting sloeg in woede over, en
onstuimig drongen zij , als op eene spoedig te
bemachtigen prooi, op den koopvaardijer aan.
Doch bij het eerste treffen reeds zag men dui-
delijk , wat de onschuld, op \'s Hemels hulp
betrouwende, vermag. De kapers wierpen geen
enkelen schicht, die doel trof; de H. Maagd
beschermde de haren. Daarentegen misten de
-ocr page 64-
82
Besoyers nimmer, zoodat de vijanden in me-
nigte in het water stortten of doodelijk
gewond nedervielen , en op hunne schepen
weldra eene radelooze verwarring ontstond.
Ook stieten verscheidene dier schepen op
elkander, werden verbrijzeld en vergingen. De
strijd duurde niet lang. De overwinnaars,
vermoeid van het dooden, telden hunne man-
schappen, en misten niemand, terwijl zij
van de twee honderd roovers er niet meer dan
acht overig zagen, die in een overhaaste vlucht
hun behoud zochten. Zoo voer dan dit ��ne
schip, zegepralend over eene zoo welhemande
vijandelijke vloot, den Maasmond hinnen, en
kwam gelukkig in de haven aan. Aan wal
gestapt, maakte men, voor alle andere zorg,
werk van de bedevaart naar \'s Bosch, alwaar
men stiptelijk de gedane gelofte volhracht, en
tot eigen troost en tot algemeene verbazing,
de geschiedenis dezer schitterende overwinning
verhaalde. Slechts van Victor Andriessen, Pie-
ter Sweders en Andries Luckenbein zijn ons
de namen bewaard gebleven; de overige sche-
pelingen hebben de oude oorkonden ons niet
afzonderlijk genoemd.
-ocr page 65-
33
XVI.
I KM AND , WIliN DB SPITS VAN BEN PIJL DIEP IN
HET VLEESCH WAS BLIJVEN STEKEN, WONDER-
BAAR DAARVAN BEVRIJD.
(Bij Zijlius tusschen 17 en 20 Mei 1383, zonder
eigen dagteekening.)
Te midden der oorlogswoede van deze tijden
richtte de goedertieren Voorspreekster der men-
schen bij God zich een zegeteeken op, dat
aan de nakomelingschap niet onbekend mag
blijven , in den persoon van Joannes de Bont,
geboortig van Brugge, en kleermaker van
beroep, die, als soldaat ten oorlog uitgetrok-
ken , eene gevaarlijke wond ontving, maar op
zijne smeeking tot Maria van den dreigenden
dood gered werd. Bij de belegering namelijk
van Oudenaarde door de vereenigde troepen
van Gent en Brugge, werd Joannes , die onder
de belegeraars streed, door een pijl in de rech-
terzijde van den hals getroffen. Eenige ka-
meraden trokken de schacht met meer haast
dan behoedzaamheid uit, zoodat de punt af brak
en io het vleesch bleef steken. De huid groeide
spoedig over de wonde dicht, doch van binnen
schuilde de oorzaak eener voortdurende folte-
ring. Vijf en twintig weken reeds was de
wond gesloten en nog altijd leed Joannes de
-ocr page 66-
34
hevigste pijnen; doch waar de middelen der
kunst te kort schoten, bracht de H. Maagd
ten bekwamen tijde redding aan. Joannes
trachtte haar door gebeden en geloften te be-
wegen : hij zou eene bedevaart naar \'s Herto-
genbosch doen, en daar een dankgeschenk
brengen. De zoete Moeder, nog meer geneigd
tot het schenken harer weldaden, dan de men-
schelijke traagheid pleegt te zijn om die te
verzoeken, liet hem niet lang naar hare hulp
wachten. Den eigen nacht, die op de gelofte
volgde, vertoonde zich reeds derzelver uit-
werksel. Immers pas lag Joannes eenige uren
te bed, of zie, het ijzer, dat reeds vijf maan-
den binnen den hals verscholen zat, kwam,
terwijl hij sluimerde, niet van den kant ,
waar het was binnengedrongen, maar door den
mond, van zelf naar «buiten. De genezene
begaf zich van Brugge naar \'s Hertogenbosch,
waar hij de H. Maagd vurig en blijde be-
dankte, en het geschiede wonder, behalve
door het getuigenis der geburen , nog door dat
van zekeren Van der Hagen, uit Gorcum,
werd bevestigd. Deze was van alles oogge-
tuige, daar hij bij De Bont was, zoowel toen
deze door den pijl werd getroffen, als toen
hij het ijzer door den mond kwijt geraakte;
welk ijzer den lijder nog te meer in gevaar
-ocr page 67-
35
bad moeten brengen, daar het bleek reeds
door roest te zijn aangetast.
XVII.
EBN BBAND BBDWONGE».
(23 Mei 1383).
Thans begeven wij ons naar afgelegener
oorden , van waar ons zeer roemrijke daadzaken ,
door welke God zijne H. Moeder wilde verheer-
lijken, zijn gemeld, liet volgende wonder
wordt bevestigd door vier getuigen, Gobel van
Ekeloo, Gerlach Bekerman, Curtius Heins,
Petrus Smits, alle vier te Parnow in Lijfland
woonachtig en mannen van erkende wijs-
heid en trouw. Uit hunnen mond ver-
nam men , hoe hunne stad Parnow, door de
bescherming van O. L. V. van \'s Hertogen-
bosch, voor eene vreeselijke verwoesting werd
behoed. Aan de naburige zeekust woonde
een barbaarsch volk, even vijandig gezind
jegens den christelijken godsdienst als ruw
en woest van zeden en inborst. Eene bende
van deze lieden, hetzij door godsdiensthaat, hetzij
door plunderzucht gedreven, maakte van een gun-
stigen wind gebruik , om in het land der Chris-
tenen te vallen , en begon spoedig op de naaste
-ocr page 68-
36
huizen brandende stoffen te werpen. Oogen-
blikkelijk hadden dezen vlam gevat; het vuur
sloeg op de aangrenzende gehouwen over, en in
korten tijd ontstond er zulk eene vreeselijke brand,
dat het onmogelijk was, voldoende bluschmid-
delen aan te brengen. Ook had de schrik aller
gemoederen zoo verbijsterd, dat men meer op
vluchten dan op "blusschen bedacht was, tewijl
het verward geschreeuw eener dringende volks-
menigte, gelijk bij zulke onvoorziene rampen
pleegt te geschieden, schier alle verstandig
beraad onmogelijk maakte. Eenigen nogtans
overschreeuwden het gewoel, en herinnerden de
menigte, dat bij zulk een buitengewoon geval,
ook buitengewone middelen moesten dienen; dat
te \'s Hertogenbosch, eene stad in Brabant, de
H. Maagd Maria menigmaal in het uiterste
gevaar redding placht te schenken; tot haar dus
moest men zich wenden , en hare barmhartige
hulp afsmeeken. Deze woorden werden gretig
aangehoord, en allen, vooral zij , welke het
gevaar van naderbij bedreigde, begonnen vurig
te bidden, hunne eenige hoop stellende op eene
zoo machtige en zekere bescherming. Boven
de overigen onderscheidden zich de vier boven
genoemde mannen; zij voegden bij hun gebed
de gelofte, dat zij , ingeval de brand gestuit
werd, de verre bedevaart naar\'s-Boschzouden
-ocr page 69-
37
ondernemen, en daar dankgeschenken brengen.
Toen zag men terstond de vlammen , door
Gods macht bedwongeD, op zich zelven terug-
wijken; de wind, die van de zijde der barbaren
hevig woei en de vlam verder dreef, bedaarde
oogenblikkelijk, en keerde daarop geheel om.
De inwoners van Parnow, zich aldus gered
ziende, wenschten elkander juichende geluk
met eene zoo onverwachte blijde uitkomst, en
prezen de goedertieren Maagd. Gobel en zijne
metgezellen beijverden zich van hunnen kant
om de gedane gelofte te volbrengen; met spoed
legden zij de reis van vierhonderd mijlen af,
bezochten te \'s Hertogenbosch het altaar van
O. L. V., en maakten daar openlijk de groot-
heid van het ontkomen gevaar, en de nog
grootere barmhartigheid van Maria bekend.
XVIII.
ZEVEN MANNEN VAN BENE WISSE 8CHIPBBBUK GitHKl).
(26 Mei 1383.)
Op zekeren winterdag vertrok uit de stad
Sluis een schip, waarin Hendrik Scherpen-
borch en nog zes andere schippers, met eene
lading, bestaande uit eene overgroote hoeveel-
heid haring en eenige andere waren, naar
-ocr page 70-
38
Antwerpen voeren. E eeds waren zij uit de haven
in de volle zee gekomen en hadden de kust uit het
gezicht verloren, toen zij, hetzij bij gebrek aan
stuurmanskunst of aan kennis van het vaarwater,
hetzij door het geweld van den wind, op eene blinde
zandbank liepen. De snelheid hunner vaart was
zoo geweldig, dat het schip in een oogenblik
diep in het zand geraakte en als op zijne ankers
vast zat. Het gevaar werd nog vermeerderd
door een ontzaglijk groot lek, ongeveer twee
duim breed, waardoor de vloed met geweld
binnendrong. Drie dagen en nachten brachten
de schepelingen, als ter plaatse gevangen, aldus
door, afgetobd en van koude verkleumd, en
meer nog door mismoedigheid ter nedergeslagen.
Of men al herhaalde malen alle krachten in- ,
spande, het mocht niet gelukken, al het in-
dringende water te loozen of het schip van
zijne plaats te krijgen; een vastgepakte massa
zand zat reeds ongeveer eene manslengte hoog
rondom het schip, en hield hen als eene be-
legerde stad ingesloten. Nu en dan bleven
eenige voorbijkomende vaartuigen, op het zien
van het aan den grond gevaren schip, ter
plaatse stil, om zoo mogelijk hulp aan te brengen;
doch het vaarwater was van alle zijden door
hooge zandplaten zoo belemmerd, dat zij, die zich
het verst waagden, nog wel een half boogschot
-ocr page 71-
39
van het schip moesten verwijderd blijven. Der-
halve, geene hoop ziende op redding, ging elk
voor en na zijns weegs, om althans aan de
vrienden der schipbreukelingen bericht te geven
van de wijze en plaats van hunnen ondergang.
Te vergeefs smeekten de verlatenen met jam-
merlijke klachten om hulp ; ook met den besten
wil kon niemand, wegens de verraderlijke on-
diepten , hun de hand ter redding bieden. Toen
nu het laatste schip uit het oog der ramp-
zaligen was verdwenen, begonnen zij , in hunne
verslagenheid, op beter dan menschelijke hulp
te denken. Het viel hun dan in, hoe de kapel
van O. L. V. te \'s Hertogenbosch wijd en zijd
door verbazende wonderen was vermaard ge-
worden , en dit gaf hun troost in hunnen kom-
mer. Aanstonds riepen zij de Zoete Moeder van
\'s-Bosch ter hulp, en bevalen hunne gansche
vaart in hare bescherming aan, zonder op-
houden smeekende, dat zij hen met hare al-
vermogende hand van den dreigenden ondergang
zoude redden; ook vergaten zij niet daarbij de
belofte te doen, van zoodra mogelijk haar heilig-
dom te gaan bezoeken. Plotseling had dit ge-
bed zijne uitwerking : terstond verhief zich een
ongemeen sterke vloed, buiten het gewone getij,
en anderhalve voet hooger dan anders; eene
ontzaglijke golf kwam aanrollen, lichtte het
-ocr page 72-
40
schip uit het zand, en zette het zachtjes over
de ondiepten heen in het volle vaarwater.
Nu hernam men ongehinderd de onderbroken
vaart, en zeilde snel naar Antwerpen, onder
gejuich en wederzijdsche gelukwenschingen, tot
dat men, weldra aan wal gestapt, te huis aan
echtgenooten en vrienden de blijde mare mocht
boodschappen. Hendrik heeft ook niet verzuimd,
zijne hemelsche Redster te gaan vereeren, en
vervulde in aller naam de gedane gelofte.
XIX.
KEN BLINDE BEKOMT HET GEZICHT.
(31 Mei 1383.)
Gelijk men zeggen mag, dat de oogen den
mensch misschien niet minder tot een edel sieraad
verstrekken , dan ten gebruike noodzakelijk zijn,
zoo staat het ook bij iedereen vast, dat het ver-
lies van het gezicht eene de grootste rampen is,
die iemand kunnen overkomen. Doch ook hier
verleent Gods macht, bijzonder op het smeek-
gebed der Moeder Gods , gereedelijk hulp. Vier
lange jaren van blindheid met al hare droevige
gevolgen, leerden Willem Stalins zoowel de
waarde van gezonde oogen door het gemis daar-
-ocr page 73-
41
vaD, als ook de macht van de hulp des Hemels
door derzelver herstel heseffen. Naar stand en
vermogen behoorde deze man schier tot de
geringsten, daar hij van de karige winst, welke
de vogelvangst hem bezorgde, moest leven. Hij
woonde op de Drie Schouwen 1) bij Hulst. Op
zekeren dag, terwijl hij op de vangst uit was,
verduisterde eensklaps zijn gezicht, zoodat hij
slechts met moeite naar huis kon wederkeeren.
Daar gekomen, werd hij spoedig zoo volkomen
blind, dat hij van het daglicht, ja zelfs van
den glans der zon niets meer bemerkte. In
die jaren werd O. L. V. van \'s Hertogenbosch
niet alleen in de Meierij, maar ook bij de Vla-
mingen en andere meer afgelegen volkeren, door
de faam harer mirakelen vermaard. Geen wonder
dan ook, dat Willem Stalins te rade werd, zich
aan haar aan te bevelen. Door een vierjarig
lijden afgemat, nam hij eindelijk het heilzaam
besluit, om zich, met verzaking aan alle gemak
op reis, naar \'s Hertogenbosch te laten geleiden,
in de hoop, dat de alom bekende macht der
Zoete Moeder zich ook in hem zou openbaren.
1) Zylius heeft: Tres-tabernas (letterlijk: Drie-her-
bergen). Ik heb gewaagd �de Drie-Schouioeu" te schrijven,
wijl ik geen ander gehucht nabij Hulst vond, waarop
de naam Tres-tabernas paste. (Vert.)
-ocr page 74-
42
Zekere Hugo Boudewijns bood zich aan om
hem op reis te vergezellen. De godsvrucht van
den beklagenswaardigen man werd door de lief-
devolle Maagd beloond ; door hare milde goed-
heid konde hij met het gewenschte licht zijner
oogen en met overgroote vreugde huiswaarts
keeren. Pas toch had hij zijne bedevaart
gedaan en zijne gelofte gekweten, toen hij op
eens zijn gezicht wederbekwam , zoo helder,
dat niets daaraan ontging. Uit berzorgdheid
echter, dat Willem, gelijk meer geschiedt, de
zaak overdreven wellicht voorstelde, vond men
goed, dat twee priesters, in het bijzijn eener niet
geringe menigte toeschouwers, die aan het onder-
zoek moesten deelnemen, zijn gezicht op de
proef zouden stellen. Bij deze proef nu voldeed
hij in allen deele, daar hij geen enkel maal
faalde in het onderscheiden der verschillende
voorwerpen. Na derhalve O. L. V., dank gezegd
te hebben, vertrok hij blijder dan hij geko-
men was, en legde, door eigen oogen ziende,
den terugweg met meer gemak en veiligheid af.
-ocr page 75-
43
XX.
F.KKJ; FIJLSFIT8, WOS�E.RIUAK UIT IEMANDS HOOFD
vebwijdebd. (2 Juni 1383.)
Gods hulp werkt dikwijls zooveel te spoedi-
ger, ais zij meer verwijderd schijnt, en later
wordt ingeroepen. De genezing van een verouderd
ongemak aan Arnt van Vlaanderen, anders ge-
naamd Arnt de Bye, na een verloop van vele
jaren, zal daarvan aan de nakomelingschap
ten hewijze strekken. Deze man, van aan-
zienlijke afkomst, diende onder de vaandels van
de hertogen van Brabant, alwaar destijds ge-
durig oorlog gevoerd werd. Lodewijk van Male,
graaf van Vlaanderen, eischte als huwelijksgift
voor zijne echtgenoote Margareta een niet on-
aanzienlijk gedeelte van Brabant, doch ontving
van hertog Wencelyn en van Joanna, Marga-
reta\'s zuster, een weigerend antwoord, terwijl
de Brusselaren en hunne bondgenooten daarop
al plunderende in Vlaanderen vielen en tot
Gent doordrongen. Weldra herstelde hij zich,
versloeg in een gevecht de Brabanters en maakte
zich van onderscheidene steden en van het
kasteel Tervueren meester (1356). Wencelijn
had intusschen te Maastricht Duitsche hulp-
troepen gelicht, en snelde den zijnen te hulp;
hij dreef den vijand terug , hernam verscheidene
-ocr page 76-
44
steden , en sloeg eindelijk het beleg voor Ter-
vueren, waar Lodewijk zich nog ophield. Deze
belegering kostte aan beide zijden vele men-
schenlevens. Beiden, Brabanters en Vlamingen,
waren besloten het uiterste te wagen , de eenen
bemoedigd door het oogenblikkelijk wapenge-
luk, de anderen door de kort te voren behaalde
overwinningen. De Brabanters besloten een
stormloop te beproeven. Bij deze gelegenheid
werd Arnt, die met vermetele koenheid, onder
eene hagelbui van allerlei tuig, door belegerden
geworpen, in de voorste gelederen streed, door
een pijl in het aangezicht gevaarlijk getroffen.
De schicht drong namelijk in den hoek bij
het linkeroog, tusschen de wenkbrauw en den
neus, bijna tot aan het hersenvlies. Het bloed
gutste uit de wonde, en De Bye moest uit
den strijd gedragen worden. De krijgsmakkers
maakten door hunne overhaasting het gevaar
nog grooter, doordien zij , om strij d zich be-
ij verende om den pijl uit te trekken, alleen het
hout los kregen , terwijl de punt in de ver-
nauwde wonde bleef steken. Spoedig was er
het vleesch overheen gegroeid, en de opening
uitwendig geheeld; doch het ijzer, dat in de
wonde gebleven was, strekte aan Arnt tot
eene niet min langdurige dan hevige pijniging.
Ongeloofelijke zaak! zes en twintig jaren en
-ocr page 77-
45
zeven weken zat de ijzeren punt op die plaats,
en veroorzaakte eene smart, die bij wijlen zoo
geweldig was, alsof het ijzer langs de andere
zijde van het hoofd zich een nieuwen uitweg
maakte. Arnt had door den langen duur van
dit hardnekkig ongemak allengs alle hoop op
genezing en alle zorg om hulp te zoeken laten
varen, toen hij op zekeren dag, � het was
in den Adventstijd , � vermoeid te bed gegaan
zijnde, en in een diepen slaap gevallen, de
volgende opbeurende hemelsche verschijning
had. Op eens stond de H. Maagd Maria voor
zijne oogen , in zeldzame schoonheid , door een
helderen glans en stralend licht opgeluisterd.
Onder andere sieraden blonk voor zijne ver-
baasde oogen zulk cene schittering van goud,
dat hij alle andere zaken vergat, en niets zag
dan de Moeder Gods, geheel van goud omgeven
en glinsterend. Doch terwijl hij, zooveel de
eerbied hem toeliet, met blijde verrukking op
dit heerlijk gezicht zijne oogen vestigt, wordt
hij eensklaps eene wonderbare en droevige
verandering gewaar. De heerlijke goudglans
namelijk der Hemelkoningin, en het zoete licht
dat van haar wezen straalde, ging eerst in
eene helder blanke kleur, en daarna allengs
in bleekheid over. Door dit gezicht ontsteld,
waagt Arnt te vragen: �Lieve Vrouwe, welke
-ocr page 78-
46
oorzaak heeft uw gelaat, nog pas zoo liefelijk
en schoon, thans zoo mismaakt? Hoe komt
het, dat de luister van uw aangezicht plotseling
in een droevige bleekheid is veranderd?" De
H. Maagd antwoordt: �Ik heb voor u bij
mijnen God en Zoon om vrede en vergiffenis
gebeden. Doch wat u betreft, verzaak dan uwe
levenswijze, die u mijne bescherming onwaar-
dig zou maken; beijver u voortaan, door een
oprecht deugdzaam gedrag, nog meer voor de
gezondheid uwer ziel dan voor die van uw
lichaam. Zorg, dat gij aan den Hemel en aan
God behaagt, en gij zult de gewenschte ge-
zondheid bekomen. Ga nu slechts naar \'s Her-
togenbosch, daar zult gij zien wat gij van mij
moogt hopen, en ondervinden , wat ik vermag."
Na deze woorden verdween de hemelsche ver-
schijning, en De Bye ontwaakte. Dadelijk
stond hij op, en ter harte nemende wat hij
gehoord had, haastte hij zich aan het ontvan-
gen bevel te gehoorzamen. Zijne eerste zorg
was, de gunst der II. Maagd te winnen. Hij
beloofde dus, geen vleesch te zullen nuttigen,
eer hij te \'s-Bosch het beeld van Maria, die
hem in den slaap verschenen was, godvruch-
tig zou hebben vereerd. Na het uitspreken
dezer gelofte, o wonder! kwam de ijzeren
spits, die reeds over de zes en twintig jaar
-ocr page 79-
47
binnen in het hoofd verscholen zat, van zelve
naar buiten, niet ter plaatse, waar zij was
binnengedrongen, maar een duimbreed onder
het oog, ter zijde van den neus; en, wat het
wonder nog verbazender maakt, de huid bleek
onbeschadigd te zijn, en vertoonde geen spoor
van letsel ter plaatse, waar het ijzer was uit-
gekomen ; ook het oog was geheel gaaf en on-
gedeerd. Arnt bezweek schier van blijdschap
bij zijn onverwacht geluk, en vond nauwelijks
woorden om zijne vreugde te uiten. Ook vol-
bracht hij stipt zijne gelofte. Van Gheel reisde
hij naar \'s Hertogenbosch, waar hij aan allen,
die hem ontmoetten, het ijzer toonde, en O. L. V.
met vurigheid zijnen dank betuigde. Niet ge-
ringer was de blijdschap der menigte, die op
het gerucht toesnelde om Arnt te zien. Luide
weergalmde de lof der Moeder Gods, die aan
zulk een langdurig lijden zoo spoedig en ge-
heel naar wensch een einde had gemaakt.
Tevens werd aller vertrouwen krachtig opge-
wekt door de gedachte, dat niemand ooit ver-
laten zou worden door haar, die, na een tijds-
verloop van zes en twintig jaren, aan een man,
niet al te stichtend van levenswandel, en
eerder door zelve aangezocht dan tot haar
zelve smeekend, de hoop op genezing inboe-
zemde, en de gezondheid wederschonk.
-ocr page 80-
48
XXI.
EEN JONGELING, DOOK ZIJNE FAABDEN MEDEGE8LEEPT,
KEEBT EEB8T VAN DEN DOOD TOT HET LEVEN WEDEE
EN WOEDT DAABNA, VAN KBANKZINNIG, WEDEE
gezond. (8 Juni 1383.)
Tot nu toe waren, over het algemeen, de
afzonderlijke personen ook slechts het voor-
werp van eene enkele weldaad; nu echter
wordt een en dezelfde mensch met eene dub-
bele begunstigd, opdat het blijken moge dat
de H. Maagd, de Koningin des hemels, alle
beden verhoort, als zij maar tot welzijn van
den smeekeling strekken. Hemert dan, een
plaatsje in de onmiddellijke nabijheid van [leus-
den gelegen en door een oud kasteel versterkt,
was getuige van het dubbele gedenkwaardige
wonder. Jan Feyte en Elisabeth zijne vrouw
hadden twee zonen, Godschalk en Willem ge-
heeten, waarvan de laatste, naar wij lezen, op
wonderbare wijze door den bijstand der hemelsche
Maagd geholpen is. In den laten avond van
den feestdag van den H. Lambertus, overkwam
Willem een verschrikkelijk ongeval. Hij reed
namelijk in de tweede nachtwake met den
wagen van de Vrouwe van Hemert eene vracht
zoden naar huis. Reeds was hij op \'t grond-
gebied van \'t dorp Doeveren gekomen, toen de
-ocr page 81-
4<)
paarden (welke dieren, zooals men weet, zelfs
bang zijn voor eene schaduw) schichtig werden
en als razend voortholden. Met toomeloos ge-
weld ijlden zij over glibberige en ongebaande
wegen, luisterden naar geen teugels meer en
wierpen eindelijk hun voerman van den wagen.
Deze sloeg voorover met het hoofd op den
grond, liet de leidsels uit de hand schieten en
geraakte met zijne voeten in de loshangende
teugels verward; hoe meer hij zijn best deed
om ze los te woelen, des te vaster werden
zij in de lissen verstrikt. Zoo werd het voer-
tuig zonder bestuurder voortgesleurd waar de
woede der trekdieren hen maar heendreef, ter-
wijl het bloed van Willem overal den weg
teekende, daar nu eens de raderen het hoofd
van den ongelukkige kwetsten, dan weder de on-
effen grond zijne ledematen verwondde. Op
deze wijze holden de woedende dieren ongeveer
vijfhonderd passen voort, toen de strengen
braken of loslieten en de voerman met bestor-
ven wezen op den grond bleef liggen. Daarop
renden zij, als door nieuwe woede aangehitst,
nog verder voort, en kwamen in bliksemsnelle
vaart te Gansoyen, waar zij eindelijk met den
bebloeden wagen tot staan kwamen. Onder-
tusschen kwamen eenigen, getuigen van het
ongeval, toegesneld, droegen het door bloed
3
-ocr page 82-
60
en wonden misvormd lichaam naar Heusden en
legden het voor dood in de naastbij gelegene
kapel neder. Daar bleef het nu drie dagen
en nachten liggen, en gaf, bij onderzoek, geen
enkel teeken van leven meer. Zelfs werd een
zeer licht veertje tot driemaal toe op den
mond gelegd, maar bewoog zich volstrekt niet,
zoodat het klaarblijkelijk was, dat het leven
reeds lang was ontvloden. Onderwijl was
Willems dood ruchtbaar geworden en waren ver-
scheidenen , vooral bekenden van den overle-
dene , uit Hemert, overgekomen, \'t zij om het
lijk te zien, \'t zij om de begrafenis bij te
wonen. Allen waren evenzeer met medelijden
als met droefheid vervuld , daar zij Willems
gelaat nauwlijks konden herkennen. Maar toen
de vrienden nu zagen, dat het gedaan was met
het leven van den jongeling, namen zij het eenige
hulpmiddel, dat nog overbleef, te baat, en be-
gonnen als om strijd met tranen den hemelschen
bijstand en hulp in te roepen van O. L. Vrouw
van \'s-Bosch. Vijftien hunner beloofden een-
parig, dat zij, indien Willem herleefde, met hem
naar \'s Hertogenbosch zouden reizen. Het werd
weldra ieder duidelijk, dat die beden zwaar wogen
bij O. L. Vrouw; want plotseling keerde het
leven en de spraak weder, zoodat allen de
grootheid van Gods macht, en bijzonder Maria,
-ocr page 83-
51
de Zoete Lieve Vrouw van \'s-Bosch, met de
uitbundigste loftuitingen hemelhoog verhieven.
Maar gelijk het met alle menschelijke vreugde
gaat, volgde ook op deze blijdschap spoedig
eene onverwachte smart. Want terwijl onze jon-
geling met zijne vrienden, die hem geluk wensch-
ten, in een vroolijk gesprek gewikkeld was, begon
hij onvoorziens te ijlen en gaf weldra teekenen
van eene woedende krankzinnigheid. Die gloed
vermeerderde zoo zeer zijne lichaamskrach-
ten, dat zes sterke mannen hem nauwelijks
konden bedwingen. Het eerst wilde zijne razernij
zich op zijne moeder zelve koelen, wier gelaat
hij ongetwijfeld met zijne tanden verscheurd
zou hebben, hadde de hand der waakzame
omstanders dit onheil niet afgeweerd. Middeler-
wijl nam de kwaal in hevigheid toe, en begon de
zieke te tieren, op deerniswaardige wijze met ar-
men en beenen te slaan en te stampen, zoo woedend
te schreeuwen, dat het in de gausche nabuurschap
duidelijk gehoord kon worden, in ��n woord alle
mogelijke soort van geweld te plegen. Groot was
dan ook aller schrik, maar vooral groot was
de ontzetting en smart zijner moeder, die haar
zoon en zich zelve met zuchten en weeklagen
beweende. Intusschen was de herinnering aan
de pas kort geleden ontvangen weldaad nog
levendig in haar hart, en stond het haar nog
3*
-ocr page 84-
52
duidelijk voor den geest, hoe haar zoon wei-
nig tijds te voren door tusschenkomst der H.
Moeder Gods tot het leven was teruggeroepen.
Neen! zoo dacht zij bij zich zelve, hij is niet
herleefd om nu zoo te moeten sterven; zij, die
het leven zijns lichaams hersteld heeft, zal zich
nog veel meer beijveren om zijn geest de kalmte
weder te schenken; door het verdrijven eener
tweevoudige ellende zal ook de glorie der ver-
hevene Maagd Maria verdubbeld worden , en
zij , die haar weldaad begonnen heeft, zal haar
ook wel volkomen willen maken. Door die
gedachten bezield , besluit de vrouw de gunst
der H. Moeder Gods door geloften en geschen-
ken te winnen. Zij belooft dan aan de H.
Maagd als geschenk de nabootsing in was
van een man, en wel ter zwaarte van drie
pond, terwijl zij haar verder toezegt, daar nog
een bepaalde hoeveelheid wijn, tarwe, goud en
zilver te zullen bijvoegen. Zoo had bij haar
de hoop op de hulp der allerzoetste Maagd de
bovenhand op de vrees voor de ramp, die haar
en haar zoon getroffen had ; maar nu onder-
vond zij ook, dat de hand der H. Maagd nog
vrijgeviger was dan zij het verwachtte. Want
tegelijker tijd bedaarde Willems woede, het
kalme bewustzijn keerde weder en hij werd
stil en rustig. Eene onbegrensde blijdschap
-ocr page 85-
53
vervulde nu het hart van zijne vrienden en
zijner moeder Elizaheth; zoo zeer had die
gelukkige uitkomst aller verwachting overtrof-
fen. Kort daarop was Willem volkomen her-
steld , en zoowel hij als al de getuigen
van het wonder waren er ijverig op bedacht
om zich ook zoo spoedig mogelijk van de
geloften te kwijten. Spoedig gingen dan Willem
en zijne moeder Elisabeth, met de vijftien vrien-
den, die zich allen door gelofte verbonden bad-
den , op reis naar \'s Hertogenbosch, volbrach-
ten daar de gewone goede werken, verhaalden
er, aan wie het maar hoor en wilde, de uitste-
kende weldaad der H. Maagd, en keerden toen met
opgewekte harten juichend naar Hemert weder.
XXII.
VEBSOHILLBNDE PERSONEN WOBDEN VEBLOST VAN
KWA1EN AAN HET BEEN. (10 Juni 1383.)
Niet minder groot1) waren de wonderen,
waarvan op den 10" Juni aan de kerkbewaar-
ders berigt gegeven werd. Ermgardis Geraerts,
die aan een ernstig ongemak aan het dijbeen
leed, en zich niet dan met behulp van anderen
konde bewegen , herkreeg, toen zij dat lijden
\') Hier doelt de schrijver op de redding van 14
Schepelingen, in zijn vorig hoofdstuk verhaald.
-ocr page 86-
54
een maand lang had doorstaan, door de voor-
spraak van O. L. Vrouw van \'s Bosch, te
Emmerik de gezondheid. Verder werd Petrus
van den Bosch , uit Alphen , wiens linker been
gedurende negen weken, ten gevolge van den
beet van een hond, pijnlijk gewond en ge-
zwollen was geweest, door datzelfde heel-
middel op bovennatuurlijke wijze genezen.
Ook heeft Embertus Willems tegen een
zorgelijke kwaal aan het been, gebeden tot de
H. Maagd voor geneesmiddel aangewend, en
wel met den gunstigsten uitslag. Op een af-
stand van ongeveer 1000 passen van de rivier
de IJsel ligt een dorp, door de bewoners
Oene genaamd, dat bij de omliggende be-
volking vooral beroemd is door de vereering
van den H. Georgius. Het ligt ook niet ver
van Epe, een dorp in diezelfde streek, terwijl
het nagenoeg even ver van de beide Geldersche 1)
steden Deventer en Hattera verwijderd is. Hier
lag Embertus dan neder, en hij was van de
linkerheup tot aan den voet zoo zwak, dat
hij zich volstrekt niet kon bewegen, zelfs niet
kon dulden, dat men hem aanraakte, en
zes maanden achtereen het bed had moeten
l) Men herinnere zich, dat Zijlius in 1632 schreef,
toen ook Deventer tot het gebied van Gelder behoorde.
-ocr page 87-
55
houden. Hij moest van de eene plaats naar
de andere gedragen worden, en leed daarbij
nog vreeselijke pijnen. In dien toestand kwam
Valerius Gijsen hem eens bezoeken, en hield
er dringend bij hem op aan, dat bij zijne hoop
zou vestigen op O. L. Vrouw van \'s Bosch
die alle mogelijke rampen wist te verdrijven ,
er bijvoegende, dat men altoos met vrucht en
maar zelden zonder gelukkigen uitslag hare
tusschenkomst inriep; dat zij hare zoetigheid
deed ondervinden en niet slechts de zoete geheeten
werd; dat degenen, die verder van \'s Bosch
verwijderd waren, even goed als zij, die inde
nabijheid woonden, getuigenis konden geven
van de groote goedertierenheid, waardoor zij
hulp in tegenspoed, blijdschap voor het be-
drukte hart en krachten voor het kranke
lichaam verworven hadden ; kortom, dat niemand
door Maria verlaten werd, tenzij hij zelf uit
eigen beweging te gronde wilde gaan. Door
deze woorden opgewekt, bad nu de zieke vurig
tot de H. Maagd, dat zij zich toch zijn lot
zou aantrekken, daarbij betuigende, dat hij
zeer verlangde haar heiligdom te bezoeken, en,
indien zij hem dit mogelijk maakte, werkelijk
als bedevaarder derwaarts zou gaan. En
zie, op staan den voet bleek het, hoe krachtig
die gelofte was. Want van dat oogenblik af
-ocr page 88-
56
begon hij op krukken te gaan, en na verloop
van eene maand, konde hij ook zonder dezer
hulp staan en gaan, totdat hij eindelijk die hulp-
middelen voor zijne vroegere zwakheid op zijne
schouders nam, en jubelend en van vreugde
opspringend naar het altaar bracht van O. L.
Vrouw van \'s Hertogenbosch.
XXIII.
EEN VERWONDERLIJK BLOEDZ WEBTEN GESTUIT.
(14 Juni 1383.)
Hier gaan wij spreken over eene ziekte, die
bij de menschen niet bekend, maar juist
daarom des te gevaarlijker was, terwijl de
moeilijkheid der genezing en het te kort schie-
ten der kunst nog meer luister bijzetten aan
de macht van Maria, die hulp verleende. Wil-
lem Janszoon en zijne vrouw Badeloga te
Leiden hadden eene dochter, Geertruida ge-
naamd, die aan eene vreemdsoortige ziekte
leed. Omtrent het feest van den H. Remigius
begon de kwaal, wier oorzaak aan allen on-
namelijk bekend was, zich te vertoonen. Eerst
begon bij het meisje het bloed aanhoudend uit
neus en mond te vloeien; maar met dezen
uitweg niet tevreden, begon het spoedig ook
-ocr page 89-
57
door de wangen te dringen, en vervolgens uit
armen, beenen en alle andere ligchaamsdeelen
te vloeien. Het geleek echter meer op een
bloedig zweet, dan op een bloedstroom uit eene
wond voortkomende. Bovendien begon het
geheele lichaam overal op te zwellen, en
stond de opperhuid, die als perkament of hoorn
doorschijnend was geworden, strak gespannen.
Die rijkelijke en zoo ongewone vloeiing nam niet
af, hoewel het bloed dag en nacht aanhoudend
bleef doorstroomen, en, wat even verwonderlijk
was, de huid bleef ongeschonden , en vertoonde
geen enkel barstje, waaruit het bloedig zweet
te voorschijn kwam. Het was een allerdroe-
vigst schouwspel, het meisje in haar bloed te
zien zwemmen en alles rondom haar lichaam
met die afschuwelijke kleur te zien verwen.
Velen beweerden, dat die afzichtelijke kwaal
een blijk was van den toorn des hemels, en
allen waren eenparig van gevoelen, dat nim-
mer een mensch aan zulk een bloedzweeten
geleden had; niemand herinnerde zich, ooit
zulk eene kwaal gezien of er van gehoord te
hebben. Ondertusschen echter wilde Joannes
de hulp der geneesheeren beproeven en raad-
pleegde hij niet slechts de bekwaamsten in de
stad zijner inwoning, maar begaf hij zich ook
naar Haarlem, waarheen hij, naar wij geloo-
-ocr page 90-
58
ven, door den roep van een zeer beroemd ge-
neeskundige getrokken werd. Maar ook deze
bevond, dat alle middelen, die overigens an-
dere ziekten spoedig verdreven, van geen kracht
waren om deze te overwinnen. Derhalve bleven
alle pogingen, door allen aangewend, zonder
gunstigen uitslag, daar niemand het genees-
middel der kwaal wist aan te wijzen. Zoo
lag Geertruida dan eene gansche maand, ge-
durende welke het zweeten en de opzwelling
aanhielden, zoodat haar staat elkeen tot tranen
van medelijden bewoog. Maar toen, in dien
uitersten nood, schoot den ouders, die volstrekt
geene hoop op menschelijke hulp meer konden
koesteren, een ander middel te binnen. Zij
smeekten dan onder tranen de Zoete Lieve
Vrouw van \'s-Bosch, hun wegkwijnende doch-
ter te willen helpen, er bij voegende, dat nie-
mand anders, maar Zij alleen dit vermocht, en
dat het heil van het meisje, en al hunne
vreugde als gevolg daarvan, van Haar afhing,
die hare smeekelingen nooit te vergeefs op
haren bijstand had doen rekenen. Tegen het
einde van dat gebed kon men bij de zieke
reeds eene plotselinge verandering waarnemen.
Hoe toch ook hadde die Moeder, die in hare
barmhartigheid hare tranen zoo dikwijls met
de onze vermengd heeft, dat meisje nog langer
-ocr page 91-
50
in haar afzichtelijk bloedig zweet kunnen zien
baden ? Spoedig derhalve hield het bloed al-
lengs op te vloeien en begon de opzwelling te
slinken; Geertruida\'s krachten keerden terug,
en binnen drie dagen was zij zoo volkomen
van hare ziekte hersteld, dat zij even gezond
en krachtig was als voorheen. Daarna begaf
men zich naar \'s-Bosch om de H. Maagd Maria
te bedanken en te vereeren. Geertruida plaatste
zich v��r het beroemde altaar en stortte toen
haar hart voor O. L. Vrouw in dankzeggingen
uit voor hare uitstekende weldaad.
XXIV.
EEN BLIND MEISJE UKBKEITGT HET GEZICHT.
(16 Juni 1383.)
De H. Maagd heeft het vorige wonder x)
buiten, het volgende echter binnen haren tem-
pel verricht. Art Cloeyt, aangespoord door
den roep, die uitging over zoovele wonderbare
dingen, kwam uit Varik met zijne dochter
Aleidis, die sedert zes weken aan blindheid
leed, naar \'s Hertogenbosch. Hij had zich in
>) Het stillen van een storm, door Zijlias in zijn
voorgaande hoofdstuk verhaald.
-ocr page 92-
HO
zijne woonplaats door gelofte verbonden , zich
naar O. L. Vrouw te zullen begeven als zijne
dochter weder ziende werd, maar was reeds
onmiddellijk na zijne gelofte op reis gegaan en
had Aleidis, nog altoos blind, daarheen ge-
voerd , waar hij gehoord had dat onderscheide-
nen vele bovennatuurlijke gunsten verwierven
door de verdiensten en gebeden der H. Moeder
Gods Maria. Hij koesterde een levendig ver-
trouwen dat de H. Maagd die ernstige kwaal
ten aanschouwe van allen konde verdrijven,
en begon daarom te \'s-Bosch voor haar beeld
met hart en mond vurig te bidden En zie!
nauwlijks had hij zijn smeekgebed ge�indigd
en een geschenk geofferd, of de Hemel toonde zij n
welgevallen daarin : het meisje opende de oogen;
plotseling kon zij weder zien en onderscheidde
onmiddellijk de verschillende voorwerpen, die
men haar voorhield. Onbeschrijfelijk is het, hoe-
zeer Marcellus van Os, Kutgerus van Lieshout,
Laurentius van Boden en vele anderen, die
naar men leest, als toeschouwers, of met het
doel om te onderzoeken, bij deze zoo w�nder-
volle gebeurtenis tegenwoordig waren, van
bewondering vervuld werden.
-ocr page 93-
f51
XXV.
BEN BRAND GK8TCIT.
(16 Juni 1383)
Omstreeks dezen zelfden tijd heeft, naar wij
lezen, op vrij verren afstand van \'s Bosch een
hoogst gedenkwaardig feit plaats gevonden.
Te Groot Zundert, een dorp in de Baronie van
Breda gelegen, ontstond brand door zorgeloos-
heid van jongelingen, die tot laat in den
avond de bierkan wat al te rijkelijk aanspra-
ken. Vooreerst geraakte de herberg zelve,
waar de drinkebroers bijeen waren, plotseling
in brand. Toen weldra de vlam uitsloeg en
zich begon te verspreiden, was geheel de na-
buurschap spoedig door het alarm op de been,
en spande men, voor zooveel het nachtelijk uur
het toeliet en het dreigende gevaar het eischte,
alle pogingen in, om de ramp ten minste in
haren aanwas te stuiten, zoo men haar al niet
geheel konde bedwingen. Maar de wind scheen
ook mede samen te spannen , om de onmatige
drinkers te kastijden, en verspreidde de vonken
zoo ver in \'t rond, dat elf woningen vuur vatten
en tot den grond toe afbrandden. Daarop
keerde zich het geweld van \'t woedend element
tegen de kerk en vernielde ook deze, alvorens
het tot staan gebracht had kunnen worden.
-ocr page 94-
62
Een enkele muur slechts was van het bedehuis
blijven staan, en ook deze zelfs scheen nog
niet gespaard te zullen blijven, want de sterke
wind, die naar die zijde woei, en als nieuw
voedsel aan de vlammen gaf, liet niets onge-
deerd. Aan het einde van dien muur stond
nog een huis overeind , dat aan de kerk grensde
en toen bewoond werd door Hendrik Grobbe
en zijne vrouw Margareta. Toen nu de vuur-
gloed het dak van hun huis reeds begon te
schroeijen, de stormwind de vlammen nog ver-
der voortzweepte, en er hoegenaamd geene hoop
meer bestond om den brand te fnuiken, �
immers het dak rookte reeds, � stelden de
bewoners de bescherming des Hemels tegenover
de ongewone woede der elementen. Zij vielen
op de knie�n, wendden zich tot God en
zijne heilige Moeder, hieven de handen smee-
kend ten hemel op en riepen uit: O aller-
zoetste Moeder! bescherm goedgunstig onze eenige
have en bezitting; laat ons huis een geschenk
en tevens een gedenkteeken zijn van uwe wel-
willendheid jegens ons, en dat het nageslacht
nog onze woning zie, die door u behou-
den werd, terwijl alles rondom haar ver-
brand en in asch gelegd was. Wij gelooven
vast, dat ook de vlammen door uwe macht
kunnen beteugeld worden. Van onzen kant
-ocr page 95-
63
beloven wij, ons naar \'s Hertogenbosch te
begeven, en, om ons lichaam nog harder te
behandelen, zullen wij de reis op water en
brood en blootsvoets ondernemen. Nauwlijks
hadden zij deze gelofte uitgesproken, of de
geweldige storm wendde zich eensklaps op een
bevel van hierboven naar eene andere zijde, de
vernielende vlammen verspreidden zich door het
draaien van den wind, ten blijke, hoeveel mach-
tiger de hulp der H. Maagd is dan \'t geweld des
vuurs. En nu ook vervulde Hendrik met niet
minder ijver zijne gelofte, dan hij zich in zijn
angst gehaast had haar uit te spreken. Want
na reeds op de plaats zelve O. L. Vrouw zijn
dank gebracht te hebben, begaf hij zich den
tienden dag na het wijken van den brand naar
\'s Hertogenbosch op reis, en verkondigde daar
de macht der H. Moeder Gods, waarvan hij een
zoo schitterend bewijs ondervonden had. Zoo
werd dan van de eene zijde een groot onheil
afgewend door de vurige smeekgebeden, maar
ook van den anderen kant de ongebondenheid
der drinkers op dat ontijdige uur door de
wrekende vlammen gestraft.
-ocr page 96-
64
XXVI.
EEN KNAAP DIE IN EEN AANVAL VAN HOEST GESTIKT EN
EEN MEISJE DAT IN EEN PUT GEVALLEN WAS, EEEBEN
TOT HET LEVEN WEDEB. (1 en 6 AngUStug 1383).
Ik kan in dit eene verhaal de gunst, aan
twee jeugdige kinderen geschonken, geschikt
te gelijk vermelden. Te Oosterhout, een dorp,
niet ver van Geertruidenberg gelegen, beween-
den de echtgenooten Godschalk van den Corput
en zijne vrouw Judith den dood van hun
zoontje Hendrik, dat aan eene geheel onver-
wachte kwaal gestorven was. Eerst deed de
ziekte, die den kleine onder de leden zat, hem
voortdurend kermen en schreien; een voortee-
ken van een erger kwaal, die zich dra moest
vertoonen. Het scheen als of het stervende
kind reeds vooraf den lijkzang zong op zijn
nabij zij nden dood, en vooruit tranen stortte
op zijn eigen uitvaart. Hierbij kwam wel-
dra een hoest, die dat onmatig tranen storten
nog verergerde en den kleinen Hendrik hevig
kwelde en benauwde. De zwakke natuur en
teedere leeftijd bezweken voor zoo vresselijk
lijden en de jeugdige Hendrik stierf, in eene
zware benauwdheid gestikt. Reeds twee uren
lang had de knaap, tot een droevig schouw-
spel voor ouders en geburen, daar levenloos
-ocr page 97-
65
neergelegen, toen zijne moeder Judith, van
O. L. Vrouw van \'s-Bosch, den bijstand der
ongelukkigen, door macht van gebeden voor
hem het leven weder verwierf. Eene groote
blijdschap vervulde nu aller harten over het
herleefde kind, dat hierop door zijne ouders
naar het altaar der H. Maagd te \'s-Bosch ge-
leid werd. Ook bleven zij niet in gebreke
offergaven aan te bieden, en wel zulk eene
hoeveelheid fijne tarwe, was, vlas en zilver,
als hun hart, dankbaar voor eene zoo onge-
hoorde gunst, hun ingaf.
Hierna was Diest getuige van een niet min-
der schitterend wonder, waarmede Mechtildis,
dochter van Godfried Vorst, begunstigd werd.
Dat meisje was in een put gevallen, die zoo
diep was dat men, er in ziende, het water
maar nauwlijks ontwaren kon. Langer dan
een half uur had zij daarin gelegen, en toen
men haar er uittrok, waren de ledematen reeds
geheel door den dood verstijfd, en alle schijn
van leven geweken. Toch wilde men, om te
onderzoeken of er misschien nog een sprankje
der levensgeesten overig was, het lijk verwar-
men , maar in zijne verwachting teleurgesteld,
liet men alle verdere pogingen varen. Hare
moeder Aleidis, het lijk tegen haar hart ge-
drukt , barstte nu in vernieuwde droefheid uit,
-ocr page 98-
66
en had reeds een geslagen uur bitter zitten
weeklagen over den vroegtijdigen en harden
dood harer dochter. Ondertusschen waren de
nabestaanden en geburen, over dit ongewone
ongeval hevig ontsteld, te zamen gekomen,
en hunne godsvrucht stelde Aleidis iets voor
den geest, waaraan zij zelve in hare droefheid
niet gedacht had. Eenparig toch riepen allen uit,
dat men in dit allerdroevigst ongeluk geen ande-
ren troost moest zoeken dan dien, welken Maria,
de Lieve Vrouw van \'s-Bosch, zij die de hulp is
van \'t menschelijk geslacht, zoude schenken. Tot
haar, zeiden zij, drijft u de ramp die u trof, tot
haar roept u de barmhartigheid der H. Maagd
zelve; en, twijfel er niet aan, de machtige Vrouwe
zal ook dit zegeteeken willen voegen bij de
overige overwinningen, door haar op den dood
behaald. � Door deze woorden bewogen, roept
nu de vrouw uit: �O mijne Meesteres, ik stel
mijne dochter in uwe hand; van u verwacht
ik de beslissing over haar dood of veeleer over
haar leven, en Mechtildis behoore niet langer
aan mij, maar voortaan aan u toe." Die bede
bleek den hemel welgevallig; terstond werd
zij verhoord, en het meisje herleefde. Het
aanschouwen hunner dochter, de gelukwen-
schen hunner vrienden en aller toejuichingen,
alles voerde de blijdschap der ouders ten top,
-ocr page 99-
67
en den zesden Augustus, vijf dagen nadat het
voorval had plaats gehad, kwam Vorst met
zijne echtganoote en een aantal naastbestaan-
naar \'s Hertogenbosch, alwaar zij der H. Moeder
Gods, die hun zoo gunstig geweest was, de
geschenken die haar toekwamen, ten offer
brachten.
XXVII.
AAN ZEVEN BLINDEN WOEDT HET GEZICHT, AAN EEN DOOF
MEISJE HET GEHOOE TERUGGESCHONKEN.
(15 Augustus 1383.)
Nu volgt een zeer duidelijk voorbeeld van
de lotgevallen, waaraan de mensch onderhevig
is, in de veelvoudige ramp, waarmede een geheel
huisgezin gelijktijdig bezocht werd. Te Arnhem
woonde Willem Verbruggen, die aan het hoofd
stond van het tuighuis en vader van vijf kin-
deren was. Omstreeks Kerstmis was hij met
zijne vrouw en alle zijne kinderen, wij weten
niet door welk ongeval, plotseling blind ge-
worden. Voorwaar een ongelukkig huisgezin,
dat zeven blinden telde, en wel onder de zeld-
zame voorbeelden van menschelijke ellende
gerekend moet worden. Niemand hunner kon
de anderen helpen of van hen geholpen worden;
daarbij misten zij nog den eenigen troost van
-ocr page 100-
68
alle ongelukkigen, namelijk, elkander in hunne
ellende ten minste te kunnen zien. De oogen
van vreemden moesten hen besturen, en hunne
nabestaanden brachten hun nu spijs , dan drank,
dan weder alle andere hulp aan, die zij voor
hun lichaam behoefden. Drie dagen had Wil-
lem reeds in dien ongelukkigen toestand door-
gebracht, toen hij, met de lichamelijke oogen
niets meer ziende, zijne ziel voor het licht
des hemels ontsloot. Want hij meende, vol
van vertrouwen, dat men daar , waar de men-
schelijke krachten te kort schoten om het
zintuig van het gezicht terug te bekomen, de
II. Moeder Gods van \'s-Bosch moest smeeken,
om in hare goedertierenheid een middel te
verschaffen tegen zoo vele rampen, die hem en
de zijnen getroffen hadden. Nu deed hij aan
de Moeder van het eeuwige Licht voor aller
herstel de gelofte, van haar zeven brandende
kaarsen te schenken, als zij het gezicht aan
de blinden hergaf. Dit smeekgebed werd met
een gelukkig gevolg bekroond, want Willem ,
zijne vrouw en kinderen herkregen allen te
gelijk plotseling het gezichtsvermogen , aan-
schouwden weder het blijde licht des hemels,
en konden niet ophouden met de H. Maagd te
bedanken, die hun zulk een troost geschonken
had. Willem vervulde nu met groote zorg
-ocr page 101-
69
zijne gelofte, namelijk hij schonk de kaarsen,
aan de H. Maagd van \'s Bosch heloofd, die,
zeven in getal, de heweldadigde personen ver-
tegenwoordigden , en bracht bovendien weer eene
andere niet geringe weldaad in herinnering, die
hij ten vorigen jare had ontvangen. Hij ver-
haalde namelijk, dat zijne dochter Geertruida
ook door de hulp der H. Moeder Gods, die
hij ingeroepen had, van eene doofheid van
twee maanden bevrijd was geworden. Voorwaar
een hoogst gelukkig huisgezin, in hetwelk
niemand zijne oogen gebruikte zonder eene
weldaad der H. Maagd te genieten, noch een
ander kon aanzien, zonder een door haar be-
gunstigd persoon te aanschouwen.
XXVIII.
EEN GEVAAHLIJK KEEL&EZ WEL WOEDT VERDREVEN.
(24 Augustus 1383.)
De goedertierenste Koningin des Hemels
heeft ook in hare geliefde stad Antwerpen
ondubbelzinnige sporen harer liefde achterge-
laten. Aldaar nam Joannes van den Bogaerd,
een man van deftigen stand, op zekeren dag een
middagslaapje; iets, dat, onmiddellijk na den
maaltijd, niet weinig schadelijk is voor de
-ocr page 102-
70
gezondheid. Die ongeregelde rust nu werd
onderbroken door eene gevaarlijke kwaal, die
hem eensklaps overviel. Zijne keel toch zwol
zoodanig op, dat zij bijna gesloten werd, en
niet slechts vaste spijzen , maar zelfs alle vocht
weigerde door te laten. Men vreesde, dat hij
zoude stikken, z�� moeijelijk was zijne adem-
haling ; daarenboven weigerde de stem hem
haren dienst, zoodat hij geen uitdrukking kon
geven aan zijne gedachten. Onderwijl kwamen
zijne bedroefde vrienden aansnellen en beraamden
als om strijd allerlei middelen om Joannes te
redden. Doch alle pogingen om hem te ge-
nezen waren hopeloos, daar de zieke reeds niet
meer met de ziekte, maar met den dood zelven
worstelde. Vijf dagen en nachten hield dit
lijden aan, en Joannes zelf liet alle hoop om
het leven te behouden, varen, welke moede-
loosheid gevaarlijker voor hem was dan de
ziekte zelve. Ondertusschen kwam hem voor
den geest, dat de H. Maagd, die God alleen
boven zich kent, te \'s-Bosch zooveel mensche-
lijke ellende genas en zoovele rampen verdreef;
dat zij immer eene toevlucht is voor wie dreigen
te vergaan, en tot haar smeeken, en dat zij ook
niet doof voor zijne stem noch onverbiddelijk
voor hem zou zijn. Dit alles overdacht hij
bij zich zelven, en hoewel hem de stem ont-
-ocr page 103-
71
brak, riep hij de H. Maagd met het hart aan,
haar belovende dat hij, indien zij hem in staat
stelde \'s Hertogenbosch te bezoeken, onderweg
een slecht en medelij den wekkend gewaad zou
dragen; dat hij bovendien geschenken in goud
en zilver zoude brengen, en haar zijn innigen
dank betuigen. De H. Maagd nam dit gebed,
slechts inwendig gesproken, goedgunstig aan;
want spoedig bemerkte men, dat de zieke beter
voer, zijne keel vrij werd, het gezwel slonk
en de ademhaling geen belemmering meer onder-
vond. Ook het gebruik der stem keerde
oogenblikkelijk terug, en, als wilde d� H.
Maagd verhoeden, dat eenige vertraging in
zijn herstel, de grootheid harer weldaad in
iemands oogen mocht verkleinen, \'s anderen
daags zagen Van den Bogaerd\'s vrienden hem
in goeden welstand en \\an alle lijden bevrijd.
Ruim vijf weken later, toen hij tijd en gele-
genheid had, nam hij, zonder schoenen , zonder
linnen onderkleeding en vergezeld van zijne
geburen en zijn knecht, te voet de reis naar
\'s Hertogenbosch aan. Eene aanmerkelijke
boete-oefening, namelijk een stekelige haren
koord, waarmede hij zijn lichaam omwonden
had, maakte hem dien tocht nog pijnlijker. Hij
schaamde zich ook niet, zich in dat uiterlijk
en met die teekenen, waaraan de melaatschen
-ocr page 104-
12
te herkennen zijn , te vertoonen; hij ging name-
lijk met een houten ratel om aalmoezen te
verzoeken, en met een schoteltje om ze te
ontvangen. Zoo nederig deed hij zijne hedevaart
naar \'s Bosch. Toen hij daar nu was aange
komen, bracht hij der H. Maagd geschenken in
goud en zilver, en allen dankten met hem de
H. Moeder Gods voor een zoo schitterend wonder.
XXIX.
EEN MEISJE, DAT HEVIG GEBRAND WAS, WOBDT GENEZEN.
(30 Augustus 1383.)
Gelijk de menschen elkander niet voldoende
kunnen bewaken , als de Hemel hen niet be-
schermt; zoo weet deze ook altijd spoedig bijstand
te verleenen , waar de menschelijke hulp te kort
schiet. Deze dubbele waarheid werd ondervon-
den te Kampen door Zibertus Joannes en zijne
vrouw, aan wier zorg een vreemd meisje ter
opvoeding was toevertrouwd. De moeder, die
het kind bij de voedster had besteld, beminde
het met eene zoo vurige liefde, dat zij het da-
gelijks bezocht, om den ijver en de bezordgheid
der opvoeders te prikkelen. Nu gebeurde het
eens, dat de voedster het meisje, Margareta
do Bruin genaamd, na het eerst verwarmd te
-ocr page 105-
73
hebben, op haren schoot nam om het in de
luiers te spelden. Maar allengs door slaap
bevangen, liet zij het kind van haren schoot
in het gloeiend houtvuur vallen. Toen de
voedster geruimen tijd daarna ontwaakte, vond
zij haar voedsterkind bij het vuur liggen en
ontwaarde, dat het langs de geheele zijde op
afschuwelijke wijze verbrand was. Door onge-
loofelijke smart overstelpt, brak de vrouw nu
weldra in klagen en kermen uit en stortte een
gedeelte harer droefheid in het hart van haren
echtgenoot over. Deze nu, van alle hoop op
menschelijke middelen beroofd, gelijk het in
ongelukkige omstandigheden gewoonlijk gaat,
koos de partij , om de hulp van hierboven in te
roepen: hij smeekte de H. Moeder Gods van
\'s Hertogenbosch, dat zij toch medelijden zoude
hebben met hem en met het kind, dat in zijn
huis zoo slecht bewaard geworden was, en dat
zij uit den misslag zijner echtgenoote hare glorie
zoude willen trekken. Het blijkt nu duidelijk,
dat deze smeekgebeden verhoord zijn geworden ,
want den volgenden dag bevond Margareta zich
geheel ongedeerd en als door de vlammen niet
geschonden. En zelfs was de H. Moeder Gods
met die eene gunst niet te vreden. Want ter-
wijl de moeder gewoon was zich dagelijks te
verlustigen in het bezoeken van haar dierbaar
4
-ocr page 106-
74
pand, trof het, door een uitwerksel der hemelsche
Voorzienigheid, dat zij juist op dien enkelen
dag, die voor haar dochtertje bijna noodlottig
geweest was, niet was gekomen, maar zich
door eene beschikking van hierboven elders
heen begeven had. Zoo werd der moeder het
verdriet en der voedster de beschaming bespaard.
Zibertus toonde, hoe hoog hij zoo groot eene
weldaad schatte, door zich spoedig van zijne
gelofte te kwijten.
XXX.
KEN KREUPELE PRIESTER VEBWERFJ DEN OANO EN EENIOE
KINDEBEN WOBDKN VAN DE VALLENDE ZIBKTE EN
eene breuk verlost. (9 September 1383).
Onze roenschelijke natuur is oorzaak dat het
ons niet voortdurend wel gaat; maar de onuitput-
telijke goedertierenheid der heilige Moeder Gods
jegens de ongelukkigen draagt ook zorg, dat wij
niet al te lang door rampen gekweld worden.
Die goedertierenheid heeft omstreeks dezen
tijd bij de Friezen in grooteren luister gestraald
door de genezing van een priester. Te Stavoren
(zoo heet het stadje) bediende N�colaas Hermans,
een Amsterdammer van geboorte, eene kerk;
in zijne vaderstad was hij ook reeds aan eene
-ocr page 107-
75
kerk verbonden geweest, toen het H. Sacrament,
later door zoovele wonderen beroemd, te Amster-
dam , alsdan reeds eene zeer bezochte handelsstad
van Nederland, in zijn eersten luister begon
te schitteren. Gedurende negentien volle jaren
had hij zich een naam verworven van groote
deugd, en op uitstekende wijze de bediening,
die hem was toevertrouwd, vervuld, toen hij
eens, van eene verhevenheid op den grond
springende, den regtervoet zoodanig kwetste, dat
de beenderen zich ontwrichtten. De pogingen,
om ze weder in hun verband te brengen, waren
vruchteloos, zoodat hij het gebruik van dat
ligchaamsdeel geheel en al miste. Daar hij nu
verder slechts op krukken kon voortkomen,
zag hij zich ten slotte, tot zijne overgroote
smart en schade, nog gedwongen zijn ont-
slag te nemen van het bestuur zijner Kerk.
Die ramp hield even hardnekkig aan, als
zij lastig was, want zeventien jaren duurde
het, dat hij zich slechts met moeite op krukken
kon bewegen. Omstreeks dien tijd keerden
verschillende reizigers van \'s Bosch terug, waar
zij de H. Maagd vereerd hadden , en troffen,
dat er juist een maaltijd gehouden werd, waar-
aan Nicolaas en zijne naaste geburen vereenigd
waren. Die terugkomst der vrienden was wel-
kom , en derhalve gingen zij mede aanzitten ,
4*
-ocr page 108-
76
na elkander (volgens het gebruik van dien tijd)
op gemeenzaame wijze omhelsd te hebben. Nu
onbezorgd bij elkander gezeten, lustte het den
gasten, iets uit den vreemde te verhalen of te
vernemen. Nicolaas vooral, in zijn vurig ver-
langen om genezen te worden, ondervroeg allen
naar wat hij weten wilde; namelijk, welken
eerbied en godsvrucht hen betoonde in de St.
Janskerk te \'s Bosch, hoe de H. Maagd daar
gee�rd werd, hoeveel wonderen daar wel geschied-
den en of ze degelijk bewezen waren. Daarop
deelden de pelgrims onmiddellijk mede, wat zij
gehoord en met eigen oogen aanschouwd hadden,
onder anderen, dat zij eene overgroote menigte
geschenken , afbeeldingen, die de wonderen
voorstelden, en schilderijen gezien hadden, en
dat onder de kostbaarste zaken kleinoodi�n
uitmuntten van ongekende pracht, ten offer ge-
schonken door rijke lieden , die daartoe aan-
gespoord waren of wel door den roep, die van
de wonderen uitging, of wel door de hoop om er
zelven het voorwerp van te worden. Ook voegden
zij er nog bij, dat de weldaden der H. Maagd
op allen in overvloed nederdaalden, en dat
alle denkbare menschelijke ellenden weken
voor de barmhartigheid des Hemels. Die heilige
nieuwsgierigheid werd Nicolaas werkelijk ten
heil, en wat de gasten op zoo goede gronden
-ocr page 109-
77
verhaald hadden , stortte hem eene niet ver-
metele hoop in het hart, van zelf ook de gezond-
heid te zullen verwerven. Hij brak dan zijn
gesprek met de gasten af, wendde zich eens-
klaps tot Maria en riep uit: Hoe lang nog,
o allerzoetste Vrouwe van \'s Hertogenbosch,
zult gij dulden, dat ik alleen geen deel heb
aan uwe weldadigheid, die toch allen ondervin-
den ? Maar hoe, lieve Moeder, welk oogenblik
wacht gij toch af, en waarom bevrijdt gij mij
niet liever zoo spoedig mogelijk ? Geef toch,
smeek ik u, dat ik eindelijk het gebruik mij-
ner beenen herkrijge, en ik zal naar Uw altaar
snellen en bij dat altaar deze krukken ophan-
gen , die niet zoo zeer voor mijne gezondheid
als wel voor de hulp, door U verleend, zullen
getuigen. Nauwlijks had hij zijne gelofte
uitgesproken, of hij gevoelde, dat zijn voet,
waarin de kwaal zetelde , van alle letsel ver-
lost en het gebruik er van hem terugge-
schonken werd. Op hetzelfde oogenblik sprong
hij vroolijk op , en bewees daardoor, dat hij zijne
gezondheid herkregen had. Nu gaven zijne
vrienden hunne bewondering in uitroepen lucht,
en wenschten hem geluk, verbaasd als zij ston-
den over het schitterende wonder, dat zoo snel
in zijn werk gegaan was. En toen hij zelf van
zoo groot eene blijdschap weer bekomen was,
-ocr page 110-
7b
ondernam hij voor alles, met zijne krukken op
de schouders, in blijde stemming de reis naar
\'s Hertogenbosch , om de H. Maagd zijn dank
te brengen. Verscheidenen zijner geburen wil-
den , meer nog ter wille van de openbare gods-
vrucht, dan om hunne persoonlijke genegenheid
jegens hem, zijne reisgezellen zijn, gelijk zij
zijne medegasten geweest waren aan het feest-
maal. Toen zij dan al juichend te \'s-Bosch
aangekomen waren, hing Nicolaas, die het
hoofd van den stoet was, na de II. Maagd,
die hem geholpen had, de verschuldigde eer-
bewijzingen gebragt te hebben , de houten
steunsels, waarop hij zich vroeger voortbewoog,
bij haar altaar op, en keerde, na volgens zijn
vermogen geschenken geofferd te hebben, terug
naar de plaats, van waar hij gekomen was.
Omstreeks dienzelfden dag bragten Herman
Bloemarts \') uit den omtrek van Buurmalsen
zijn zoon Jan, en Jan Sweym en zijn vrouw 2)
uit Lederbroek, een dorp, dat tot het grond-
gebied van Erkel behoort, hunne dochter
Gouburga naar Onze Lieve Vrouw van \'s-Bosch.
Beiden waren door eene gelofte, aan de H.
Maagd gedaan , van de vallende ziekte verlost.
\') 8 September.
*) 9 September.
-ocr page 111-
79
De verheugde ouders offerden voor beider genezing
zooveel wijn en tarwe, als ieders godsvrucht hun
ingaf en zij bij hunne gelofte bepaald hadden.
Eene gelofte J) , ingegeven door een even
groot vertrouwen, als hierboven , bewerkte nog
de genezing van een ander kind. Die knaap
heette Jan en was de zoon van een zekere
Arnold en zijne vrouw Hedwig, uit het dorp
Erp. Hij leed aan eene breuk, waarvan hij ,
na aanroeping der 11. Maagd, volkomen genezen
werd.
XXXI.
EB» KIKD WOBDT VAN DEN DOOD TOT HBT LEVEN
TEBUGGEBOEPEN , EN LATEB VAN BENE
DOODELIJKE ZIEKTE BEVBIJD.
(12 September 1383.)
Omstreeks dienzelfden tijd heeft de H. Moeder
Gods een schitterend bewijs gegeven �n van
moederlijke milddadigheid �n van gematigde
gestrengheid. Te Well had Gudula , echtge-
noote van Maes van Aelst, een dood kind ter
wereld gebragt Twee uren lang waren de
moeder en de overige aanwezige vrouwen,
\') 10 September.
-ocr page 112-
80
in eene overgroote droefheid gedompeld ge-
weest, en alle hoop op het leven van bet
kind, dat daar reeds zoolang ontzield nederlag ,
was verdwenen, toen de H. Maagd ter ge-
legener tijd hulp bood. De moeder, meenende
bij O. L. Vrouw van \'3 Bosch troost te zullen
vinden, riep dringend haren bijstand in,
waarop alle buurvrouwen, die zich bij haar
bevonden, uit eeuen mond uitriepen, dat deze
weldaad verwacht moest worden van die Moe-
der, die nimmer iemand in zijne wenschen had
teleurgesteld\'. Tevens beloofden zij, als haar
verlangen vervuld werd, naar\'s Bosch ter bede-
vaart te zullen gaan. Deze gebeden, ter eere
van Onze Lieve Vrouw gestort, vonden bij
haar gereedelijk gehoor: op staanden voet her-
leefde de knaap en tot een duidelijk bewijs
van het wonder hoorde men hem schreien mot
eene kracht, welke die van zulk een teeder
wicht te boven ging
Het kind ontving in het heilig bad des
doopsels den naam van Everard. Maar Gudula,
die niet even vaardig was in het kwijten van
wat zij beloofd had , als zij zich gehaast had
om te vragen wat zij zoo vurig verlangde,
stond later op het punt om van die vreugde ,
haar zoo kort geleden geschonken, weder be-
roofd te worden. Want toen het kind twaalf
-ocr page 113-
81
weken oud geworden was, werd het plotseling
door eene kwaal getroffen en scheen een onver-
mijdelijken dood met rasse schreden te gemoet
te snellen. Een gezwel toch, dat den kwijnen-
den adem maar nauwlijks meer doorliet, tastte
den hals van het kind aan; en uit het mondje, dat
op afzichtelijke wijze openstond, en de oogjes,
waaruit het licht reeds geweken scheen te zijn,
konde men afleiden, dat de dood nabij was.
De naastbestaanden waren toegesneld om dit
droevig schouwspel te zien ; de gewijde kaars, die
den stervenden in de hand gegeven wordt, was
ook reeds bij Everard geplaatst, toen eenige
vrienden Gudula opmerkzaam maakten, dat zij
het volbrengen van haar godsdienstigen plicht
jegens O. L. Vrouw zoo al niet te weinig ge-
teld , ten minste te lang verschoven had. Zij
zeiden haar, dat zij niet had moeten uitstellen
om der H. Maagd den verschuldigden dank
te brengen, en dat deze ziekte van het knaapje
eene straf was voor de traagheid zijner moeder,
die het onschuldige kind misschien spoedig met
zijn leven zou moeten boeten. Hierop trachtte
de vrouw, door deze vermaningen en meer nog
door den ophanden zijnden dood van haar kind
verschrikt, met herhaalde smeekingen de H.
Maagd te verzoenen, erkende dat zij die straf
voor haar uitstellen verdiend had en voegde er
-ocr page 114-
82
de belofte bij, dat zij zich nu spoedig van hare
vrome verplichting zoude kwijten. Door dat
ootmoedig gebed verwierf zij vergiffenis van
de H. Maagd; want eensklaps werd het kind,
dat de moeder juist in de armen had, weder
tierig, en nam gretig de borst. Zoo verkeerde
de vrees eensklaps in overgroote blijdschap;
en opdat zij nu niet ten tweeden male door haar
talmen in rouw zoude gedompeld worden, begaf
Gudula zich met hare buurvrouwen ruim veer-
tien dagen daarna naar \'s Bosch, om te vol-
brengen wat zij beloofd had.
XXXII.
EBN KHAAP WOBDT TOT HET LEVEN OPGEWEKT.
(28 September 1383.)
Het volgende geval waarin de H. Maagd aan
een knaap het leven terugschonk, heeft zoowel
bij Brabanters als Vlamingen haar naam en
den roem harer goedertierenheid op verwon-
derlijke wijze in aanzien doen stijgen. Te
Vilvoorden was de zoon van den beeldhouwer
Michael Melbroeck, even als zijn vader ook
Michael geheeten, na eene doodelijke ziekte van
acht dagen voor het geweld zijner kwaal ein-
-ocr page 115-
83
delijk bezweken. ») De dood van dit kind was
te smartelijker voor de ouders, wijl het een
gedeelte van hun inkomen mede in het graf
nam. Immers eene lijfrente van zeven pond
Ylaamsch, ten laste der stad Dendermonde, was
door een bloedverwant op het hoofd van den
tienjarigen Michael gevestigd, zoodat zij bij
diens afsterven moest ophouden. Toen nu hun
zoontje reeds drie volle uren levenloos had
ter neer gelegen, gaf Michael aan zijne vrouw
Catharina zijne bevelen aangaande de kosten,
de wijze en de plaats der begrafenis van het
kind; zelf echter besteeg hij met het krieken van
den dag een paard, en reed , of liever vloog
met lossen teugel naar Dendermonde heen. Hij
hoopte namelijk, als de naam van den over-
leden Michael nog niet geboekt was op de
openbare registers, gemakkelijk te zullen ver-
krijgen, dat die rente levenslang op den naam
van een anderen zijner zonen werd overge-
bracht. Maar aan deze verwachting werd de
bodem geheel en al ingeslagen, daar Michael\'s
naam reeds op den lastbrief der vastgestelde
rente aangeteekend was. Na dit vernomen te
hebben, keerde Melbroeck geheel ontsteld �n
\') Ik veroorloof mij het verhaal van dit en nog
enkele volgende wonderen eenigszins te bekorten,
waar het minder zakelijke omstandigheden geldt. (Vtrl.)
-ocr page 116-
84
over het verlies van zijn zoon �n over het
verminderen zijner inkomsten, naar Vilvoorden
terug. Toen hij echter op weg over zijn dub-
bel ongeluk nadacht, schoot hem de gedachte
aan de wonderen, die te \'s Bosch geschiedden,
te binnen. Dit stortte hem een levendig ver-
trouwen in de ziel, en met een opgewekt hart
wendde hij zich tot de H. Maagd, smeekte
haar dringend en beloofde, dat hij, zoo er een
einde kwam aan zijn smartelijk ongeluk door
het herleven van zijn zoon, zich ijlings naar
\'s Bosch begeven en een zilveren beeldje ter
zwaarte van een half pond, dat een man voor-
stelde , bij het altaar zijner Beschermster zoude
ophangen. Verder beloofde hij, zoolang tot
hij zijne belofte vervuld zoude hebben, geen
vleesch te zullen nuttigen en al dien tijd des
Zaterdags te zullen vasten. Door dit gebed
was hij zoo versterkt, dat hij er geenszins
meer aan twijfelde, of hij zoude door Maria\'s
hulp het leven van zijn zoon op nieuw ver-
werven ; zoo zeer was zijn hart met ver-
trouwen, ja met zekere hoop vervuld geworden.
En inderdaad, zijn wonderbaar voorgevoel be-
droog hem niet. Want te huis teruggekeerd ,
vond hij zijn zoon niet slechts in leven,
maar in volmaakten welstand en gekleed
even als voor zijne ziekte. Het kind be-
-ocr page 117-
85
groette zijn vader bij diens terugkomst op
zoeten toon, vroeg waarom hij zoo lang af-
wezig geweest was, en voegde er bij, dat het
zelf een tijd lang overheerlijk geslapen had, vrij
van alle ramp en elke kwelling. Te midden
der overgroote vreugde, die nu in het gezin
heerschte, herdacht men nog eens, wanneer en
hoe het mirakel had plaats gevonden, en thans
bleek het, dat de zoon, na reeds zeven uren
overleden geweest te zijn, op het zelfde uur ,
dat zijn vader de gelofte had uitgesproken , uit
de dooden was opgestaan. Nu was het een
algemeen gejubel van ouders en vrienden over
het wonder, en werd de naam der H. Maagd
grootelijks ge�erd en geprezen. Niet lang
daarna noodigden Michael en Catharina hunne
geburen uit om in hunne vreugde te deelen
en hunne reisgenooten te zijn, en begaven
zich met hen en met hun uit den dood opge-
wekten en hun anderen zoon naar \'s Bosch,
gaven het beloofde zilveren beeldje ten geschenke,
en na hunne godvruchtige oefeningen volbracht
te hebben, keerden allen naar huis weder.
-ocr page 118-
86
XXXIII.
EJSNM VBODW, MET EEN ERNSTIG ONGEVAL BEZOCHT,
woedt genezen. (26 November 1383.)
Verder werd aan zekere vrouw uit Aarden-
burg , Margaretha genaamd, de gezondheid
teruggeschonken. Een jaar en eenige maanden
te voren had zij te Duinkerken, waar zij zich
met haar echtgenoot Wouter Segers bevond,
een vuurtoren beklommen. In hare ijverige
bezorgdheid om de vlam aan te wakkeren,
had zij niet gelet op het gevaar, dat zij liep,
en was van die hoogte, die verre boven
de daken der huizen uitstak, voorover naar
beneden gestort. Toen zij op den grond was
neergekomen, scheen zij den dood nabij,
daar zij een been en een arm gebroken en
bovendien den rug zwaar gekneusd had. Hieruit
ontstonden hevige pijnen, die haar geruimen tijd
aan het ziekbed kluisterden. Eindelijk meende
zij, dat de bijstand van Maria haar meer zoude
baten dan de middelen der heelmeesters, en
vol betrouwen riep zij haar met gebeden en
beloften aan. En niet te vergeefs! want plot-
seling verleende de H. Moeder Gods haar
zooveel kracht, dat zij zich ten minste op
houten krukken konde voortbewegen. Niet
-ocr page 119-
S7
lang daarna wierp zij allen steun van zich
en begon op eigen beenen te gaan. Zoodra
zij konde, begaf zij zich ook met hare buur-
vrouwen naar \'s-Bosch, en verkondigde daar
met blijdschap de weldaad, waarmede de Hemel
haar begunstigd had.
XXXIV.
BEN SCHIP WOEDT MET DE OPVABENDBN OP WONDEBBABE
wijze behouden. (28 Januari 1884.)
Als de menschen in den uitersten nood en
in de meest vertwijfelde omstandigheden de
machtige bescherming der H. Moeder Gods in-
roepen , dan weet zij alles te recht te brengen,
hoe hopeloos en verward de toestand ook moge
zijn. Zoo heeft zij onder anderen klaarblij-
kelijk Zeger van Dijck bijgestaan, die met zijn
schip in het uiterste gevaar gekomen was.
Met twee varensgezellen aan boord, was hij,
met haver, uit Gorinchem afgevaren. Het
schip was midden in de vaart, toen het door
\'t geweld van den storm koers verloor en ein-
delijk tegen den tand van een anker, dat onder
de golven verborgen lag, stootte en vast bleef
zitten. Verschrikt door het dreigende gevaar,
viel Zeger onmuldelijk op de knie�n, riep God
-ocr page 120-
88
en de allerzoetste Moeder van \'s Bosch te hulp,
en verbond zich, een schip van was voor ge-
scheuk te zullen aanbieden, om haar te bewe-
gen hem en de zijnen behouden naar huis te
laten terugkeeren. Hij had reeds ge�indigd
met bidden, toen door de ebbe ter weerszijden
hooge banken bloot kwamen; het schip bleef
intusschen op het anker zitten. Het was een
dier ontzaglijk groote ankers, van welke men
zich bij de vaart op Spanje in den Oceaan
pleegt te bedienen. Zoo zag men dan nu
het vaartuig hoog opgeheven, zonder het water
aan te raken, dat er onder stroomde. De
bemanning kon evenmin veilig het schip ver-
laten, als daarop blijven, en duchtte het erg-
ste; trouwens hieraan waren zij gewis ook
niet ontkomen, hadde niet Maria, de Meesteres
der zee, hun tot een veiliger anker verstrekt.
Eindelijk toch kwam het tij weder op, en
zonder scheur of lek bekomen te hebben, ge-
raakte het schip van het anker af en vlot
zoodat het ongedeerd zijne vaart kon hernemen.
Onderscheidenen, die intusschen voorbij gevaren
waren, en uit de verte het hangende en wag-
gelende schip met ontzetting beschouwd had-
den, bevestigden het wonder, dat hier geschied
was; zij verklaarden, dat zelfs een onbeladen
schip zonder bovennatuurlijke hulp op die
-ocr page 121-
69
hoogte niet had kunnen blijven hangen, zonder
door het breken der planken en het loslaten
der voegen, uiteen te slaan, en dat het der-
halve duidelijk genoeg bleek, door wier bescher-
ming het vaartuig behouden gebleven was.
Den tienden dag na zijne redding vervulde
Zeger te \'s Bosch zijne gelofte en prees de
H. Maagd op allerlei wijzen.
XXXV.
DE H. MAAGD KOMT IEMAND TE HULr , DIB DOOK
iievigkn honger bijna bezweek. (8 Februari 1384).
Gelijk de H. Moeder Gods door hare barm-
hartigheid wel het meest gelijk is aan haren
goddel ij ken Zoon , zoo kennen wij ook bijna
geen soort van wonder, door den Zoon ge-
wrocht , waardoor ook de Moeder niet beroemd
is geworden.
Jezus spijsde meer dan eens zijn hongerige
volgelingen; Maria verschafte brood aan Rutger
van Steenberghe , een Brusselaar, die van honger
bijna omkwam. Hij had zich naar Eome be-
geven tijdens den oorlog die toen in Itali�
woedde, en was op zijne terugkomst, tusschen
Perugia en Assisi�, door straatroovers beroofd.
Hij was reeds drie dagreizen van Kome verwij-
-ocr page 122-
90
derd , en tot dan toe had hij moedig voortgestapt.
Doch nu begaven hem zijne krachten; geen won-
der, want in deze uitgeplunderde streken had hij al
in twee dagen nergens iets te eten gevonden. Door
honger en dorst gekweld, staakte hij zijn tocht;
het zweet brak hem uit en zijne zintuigen be-
gonnen te verstompen. Toen viel hij op de
knie�n, verzamelde zijn laatste krachten, en
wendde zich tot O. L. Vrouw van \'s-Bosch
om hulp. Met betraande oogen en kwijnende
stem bad hij tot de H. Maagd en sprak: �O
�Maria! die te \'s-Hertogenbosch troont, die
�daar enkel harmhartigheid ademt, en uwe
�macht over geheel den aardbodem uitstrekt,
�ik bid en bezweer u, dat uwe krachtige
�hulp mij redde uit den toestand, waaruit ik
�zelf mij niet redden kan. O, help mij; ik ben
�hier ver van mijn vaderland verwijderd, met
�ellenden overladen en ik moet wis het leven
�verliezen, tenzij gij mij voedsel verschaft.
�Zorg toch, dat deze dag voor mij ongelukkige
�niet de laatste zij; en dit hebt gij in uwe
�macht, want zelfs een wenk van uwen wil
�kan mij in volle kracht doen herleven. Moet
�ik hier echter van honger sterven , dan onder-
�werp ik mij ook gewillig aan dat lot, omdat
�gij het mij oplegt; maar dan, � (o Moeder,
�kunt gij het aanhooren ?) dan wil ik ten minste
-ocr page 123-
91
�sterven als aan U geheel toegewijd.\'\' �
Zulk een gebed was niet vergeefsch, en naar
mate het gevaar dreigender was, naar die mate
was ook de hulp van de Koningin des Hemels
nader bij. Plotseling zag hij op een groen-
achtigen steen een tarwebrood voor zich lig-
gen. En nog grooter was het wonder, door-
dien het hagelwitte brood niet slechts geurde,
maar ook nog warm was als kwam het zoo pas
uit den oven. Daarbij was het overheerlijk van
smaak, en groot genoeg om een uitgehongerde
volkomen te verzadigen. Toen Rutger nu op deze
wijze versterkt en weer geheel tot zich zei ven
gekomen was, dankte hij de H. Maagd zoo
goed plaats en tijd het toelieten , en in zijn
vaderland teruggekeerd, vertrok hij verder naar
\'s-Bosch, om zich van zijne gelofte te kwijten.
XXXVI.
EEN BEEN, DAT 40 JABEN USG DOOE BENE VEBZWERING
WAS AANGETAST, WOEDT GENEZEN.
(27 Februari. 1384.)
Hierna heeft de H. Moeder Gods eene
kwaal die geruimen tijd geduurd had, door eene
oogenblikkelijke genezing doen ophouden. Het
linker been van Willem Vos had veertig volle
-ocr page 124-
92
jaren gezworen. In bet aangetaste deel zetelde
een aanhoudend bederf en uit de opene wonde
vloeide voortdurend bloed; van tijd tot tijd echter
nam de kwaal zoo zeer in hevigheid toe,
dat de zieke een geheel jaar lang gedwongen
werd het bed te houden. Verschillende ge-
neesheeren, aan wier behandeling hij zich had
toevertrouwd, hadden hem veel last en pijn
doen lijden, maar hem geene hulp kunnen
verschaffen, zoodat moeite en kosten vruch-
teloos geweest waren. Eindelijk , toen hij eens
verdiept was in de overweging zijner rampen,
had hij een droom , die hem zeer voordeelig
werd. Het scheen hem namelijk toe, dat er een
beeld van de H. Maagd op den grond lag, en
er een lastige verleider bij hem was, die hem
beval dat beeld in stukken te breken; toen hij
daarop in tranen uitbrak en de H. Maagd be-
zwoer door een wonder hare macht te toonen
kwam het hem voor, dat het beeld de hand
ophief, als om te zegenen, en over hem, die van
vreugde buiten zich zei ven was, het heilig kruis-
teeken maakte. Toen nu het droomgezicht
verdwenen was, ontvlamde Willems hart op
wonderlijke wijze van liefde jegens de 11. Maagd.
Daarop deed hij eene gelofte aan O.-L. Vrouw
van \'sBosch, opdat zij eene zoo verouderde
kwaal toch zoude willen verdrijven. En zie!
-ocr page 125-
93
onmiddellijk was de barmhartige Moeder haren
godvruchtigen dienaar met hare hulp nabij.
Want het vleesch groeide rondom in de diepe
wonde aan en vulde ze geheel, terwijl het
bloed ophield te vloeien. Van eene zoo lang-
durige foltering bevrijd, hing Vos, vergezeld
van zijne vrienden, die met hem van Dinther
naar \'s Bosch gekomen waren, aldaar in de
kapel der H. Moeder Gods een been op van
was, ter zwaarte van twee pond.
XXXVII.
KEN STOMME KNAAP VBEWERFT DE sl\'UAAK.
(1384 � 12 April.)
Het blijkt, dat God behagen schept in den
lof die men Zijner Moeder brengt, als hij op
het verlangen dier Moeder, de tong van een
stomme ontbindt, opdat deze haar zoude kun-
nen prijzen. Dit feit heeft plaats gehad te St.
Truijen. Jan van Stochem, veehoeder van den abt,
had een zoon Gornelis geheeten, een knaap van
negen jaren, die sedert zijne geboorte geheel van
de spraak beroofd, maar overigens een geestig en
leerzaam kind was. De vader, door medelijden met
het lot van zijn zoon bewogen, dacht er dik-
wijls met groote bezorgdheid over na , of er
-ocr page 126-
94
toch geen enkel middel zou bestaan tegen eene
kwaal, die al zoo lang had aangehouden. Eindelijk,
en wel daags voor C hristus\' geboorte , meenden
hij en zijn broeder, dat men, wijl mensche-
lijke middelen hier toch geen hulp schenen te
kunnen aanbrengen, den bijstand van de H.
Moeder Gods van \'s-Bosch moest afsmeeken : en
nu deed hij eene gelofte, die hem tot groote blijd-
schap en zijn zoon tot genezing strekte. Want
de knaap, die tot op dien dag nog nimmer een
enkel woord had kunnen uitbrengen, begon
plotseling te spreken, en sprak van dat oogen-
blik af niet slechts duidelijk maar zelfs vlug.
En toen zijn vader, oom en geburen hem
naar\'s Hertogenbosch gebracht hadden , maakte
hij zijne tong, waarvan hij het gebruik van
de H. Maagd verworven had, dienstbaar om
haren roem openlijk te verkondigen.
XXXVIII.
ZEKER IEMAND, VTKEMAAL GEVANGEN GENOMEN,
WOBDT TELKENS BEVBIJD.
(1386.) i)
De veelvoudige gevangenschap van Arnold
�tenghelwaart heeft ook telkens de hulpvaardige
>) Bij Zylius vermeld tueschen twee gevallen, waar-
van het eerste gedag teek end is Juni 1385, het tweede
2 .Inli van hetzelfde jaar.
-ocr page 127-
95
barmhartigheid van Maria opgewekt. Eerst
was hij te Middelaar, nabij Cuyk gelegen,
door eene vijandelijke ruiterbende opgevangen,
over den Rijn gevoerd en toen in een moe-
rassig bosch met ijzeren boeien aan een boom
gekluisterd. Daar moest hij acht dagen ver-
blijven , maar toen herinnerde het verlangen
naar het herwinnen zijner vrijheid , dat zeker
door eene ingeving van boven bij hem opkwam
hem aan O. L Yrouw van \'s Bosch. Hij
wendde zich dan tot haar met allen aandrang,
beloofde der H. Maagd, eene afbeelding in was
ter zwaarte van een pond, die een reiziger
zoude voorstellen, en verbond zich bovendien,
acht gezellen te zullen bijeenbrengen, om
als pelgrims met hem den vromen tocht naar
\'s-Bosch te maken. Hij geraakte nu inder-
daad in vrijheid; maar zijne vreugde hierover
was kort van duur. De vijanden zetten hem
na; hij viel in hunne handen, en werd
andermaal in boeien geklonken om nu nog
harder behandeld te worden, dan de eerste maal.
Doch door de goedertierenheid der H. Maagd,
die hij reeds eenmaal ondervonden had, en nu
weder te hulp riep, gelukte het hem, ten
tweeden male te ontkomen. Zijne rampspoeden
waren echter nog niet ten einde, immers op
wonderlijke wijze wisselden blijdschap en rouw
-ocr page 128-
96
elkander af in zijne lotgevallen. Want ten
derden en ten vierden male werden de pogin-
gen die hij aanwendde om te ontvluchten ,
verijdeld en viel hij weder in de handen zijner
woedende vervolgers. Maar wat zoo dikwijls
eene nieuwe ramp scheen te zijn , was ook even
zoo vele malen de aanleiding tot eene nieuwe
vreugde. lederen keer bad hij weder tot de H.
Moeder Gods , en ten laatste ontsnapte hij voor
goed aan de boeien en aan de handen zijner
vijanden. Zoo had hij meer dan geheel zich
zelven aan de H. Maagd te danken, die hem
zoo dikwijls de zoete vrijheid geschonken had.
XXXIX.
EEN GEBIKG AANTAL ONGEWAPENDE ZEELIEDEN OVERWfNT
DE ZEEROOTERSj EN EEN MEISJE WORDT AAN DEN
MUIL DKB DOODS ONTRUKT. (8 Juni 1386.)
Het is een nieuw en ongehoord slag van
overwinning, zonder pijl of ander wapen vijanden
te overwinnen, die verreweg sterker en grooter
in aantal zijn. Maar des te schitterender blijkt
ook de macht onzer hemelsche Bescherm-
ster , naar mate degenen, wier bescherming
zij op zich neemt, over minder menschelijke
hulpmiddelen beschikken. Ik zal dan nu
-ocr page 129-
97
verhalen, hoe zij aan zeevarenden, wien zelfs
het vluchten bezwaarlijk zou zijn geweest,
de overwinning in den strijd verleende. Willem
Lodewijk uit Dordrecht en Hendrik Cammaker
uit Leiden, staken met acht gezellen van Belgi�
naar Groot-Brittanni� over. Weldra ontmoet-
ten zij een kaperschip, met veertig zeeroovers
bemand, en volkomen tot den oorlog uitgerust.
Zoodra de schepen elkander genaderd waren,
eischten de roovers met oorverdoovend ge-
schreeuw, dat de Bataven zich onmiddelijk
zouden overgeven; wilden dezen de strijdkans
wagen, dan dreigden zij hen zonder genade
om te brengen. Doodelijk beangst, weigerden
de ongelukkigen niet zich over te geven, mits
hun leven en vrijheid eerlijk werd toegezegd.
Doch het barsche antwoord luidde, dat hier
van geen voorwaarden spraak koude zijn, dan
die het zwaard des overwinnaars den overwon-
nenen zoude opleggen. Hierdoor nog meer
ontsteld, namen de Bataven het eenige middel
dat hun restte, te baat, riepen eenparig de H.
Patrones van \'s-Bosch aan, niet twijfelende
of zij zouden overwinnen , als Maria voor
hen streed. Door hunne smeekingen en gelof-
ten bewogen , toonde de H. Moeder Gods wel-
dra , dat zij hunne partij op zich genomen
had. Want de scheepsbevelhebber, vol ver-
6
-ocr page 130-
98
trouwen op de H. Maagd, wier gunst men had
trachten te winnen, vermaande de zijnen met
groote opgewektheid, dat zij zich met eene
onwankelbare hoop op den bijstand des hemels
wapenen, dan onverschrokken den \'strijd aan-
vaarden en , wijl er slechts ��n zwaard aan
boord was, den vijand met keisteenen, die
in genoegzamen hoeveelheid voorhanden wa-
ren, dapper moesten aanvallen. Zooals hij aan-
geraden had, geschiedde het: de vrees ver-
dween , en in een oogenblik vervulde zulk
een kracht en zulk een vertrouwen aller
harten, dat zij zich met geestdrift en hoogge-
stemden moed op de zeeroovers wierpen. Zoo
werd Maria\'s bescherming de wapenrusting der
ongewapenden, en hen ziende zoude men gezegd
hebben , dat zij de overwinning reeds behaald
hadden, niet dat de strijd nog eerst op handen
was. De roovers konden den schok dan ook
niet wederstaan; en na driemaal van nabij een
aanval beproefd te hebben en telkens terugge-
slagen te zijn, dropen zij af. Nadat de over-
winnaars zoo klaarblijkelijk de hulp der H.
Moeder Gods hadden ondervonden , en hun tocht
hervat en ten einde gebracht hadden, landden
zij gelukkig in behouden haven aan. Willem
en Hendrik vertrokken nu, opgetogen van blijd-
schap over de overwinning, met dankbare harten
-ocr page 131-
99
naar \'s-Bosch, en voldeden daar aan de ver-
plichtingen, waartoe zij door hunne geloften
gehouden waren.
Denzelfden dag deelde Gerrit Engelhrechts
te \'s-Bosch nog een ander wonder mede, dat te
Marchiennes voorgevallen was. Zijn dochtertje
Clemence was verpletterd door een wagen, die
het meisje, hij geval voor het rad op den grond
liggende, over het lichaam gegaan was. Ge-
ruimen tijd reeds had men haar voor dood
gehouden, toen haar vader eene gelofte deed
aan de H. Maagd van \'s-Bosch, en zij daarna
plotseling oprees en zelfs geen spoor meer
droeg van eenige verwonding. Gerardus, even
verhaasd als verhlijd over het wonder, be-
schouwde Clemence, die hem door eene zoo
groote gunst wedergeschonken was, als een
nieuw kind, hem door de goedertierenste Moe-
der gegeven.
XL.
BEN BLINDE WOBDI WEDBB ZIENDE.
(26 Juni 1386.)
Gelijk het gezicht het kostbaarste zintuig
is van den mensch , zoo veroorzaakt het hem
-ocr page 132-
100
eene bovenmatige droefheid, als hij er van be-
roofd wordt, maar ook eene overgroote vreugde,
als het gebruik er van hem teruggeschonken
wordt. Willem de Brune , een inwoner van
\'s Hertogenbosch, heeft het eene zoowel als het
andere ondervonden. Ongeveer drie maanden
lang met eene ziekte bezocht geweest zijnde ,
werd hij eindelijk van het gezichtsvermogen
beroofd en verkeerde vijf weken lang in vol-
slagen blindheid. Zoo was hij niet slechts
ziek naar het lichaam, maar ook zijn geest
was in diepe droefheid gedompeld, toen hij op
zekeren nacht door eene verschijning der H.
Moeder Gods wonderbaar vertroost werd. Het
kwam hem voor, alsof Onze Lieve Vrouw hem
opwekte, eene aangeduide hoeveelheid tarwe
en wijn als offergave te beloven, er bijvoe-
gende, dat hij dan verder niet aan hare hulp
moest twijfelen en hij den volgenden dag het
zonlicht zoude aanschouwen. Hij nam die
uitmuntende gelegenheid, om het gezicht te
herkrijgen, gretig te baat, en spoedig onder-
vond hij , dat de H. Moeder Gods nog vrij-
geviger was dan hij verwachtte, want toen het
dag werd, zag hij den zonnestraal, die door
het venster binnendrong, en konde verder alles
zelfs scherp onderscheiden. En na het gebruik
van het edelste lichaamsdeel herkregen te heb-
-ocr page 133-
101
ben, dat hij door het gemis beter dan door
het genot op zijne juiste waarde had leeren
schatten, begaf hij zich, met twintig personen ,
deels zijne vrienden , deels zijne kinderen, naar
de kapel der H. Moeder Gods, waar hij, onder
dankbetuiging aan de Zoete Moeder en het
aanbieden zijner geschenken, het groote won-
der, op zoo merkwaardige wijze aan hem ge-
schied, bekend maakte.
XLI.
EEN KIND WEBPT BENE SPELD UIT, DIE IN DE KEKL WAS
BLIJVEN STEKEN.
(Octaafdag van \'t Allerheiligste Sacrament. 1387.)
Te Wijk bij Duurstede (eene overoude stad
stad in het Utrechtsche Sticht) gaf een schijn-
baar nietig geval aanleiding tot een wonder.
Theodorus Valerius en zijne echtgenoote Helena
hadden een zoontje, Jan geheeten. Dit kind,
op moeders schoot liggend , had eene speld van
hare mouw afgetrokken en in mond en keel
gekregen. Spoedig werd zij hier de oorzaak
van eene vreeselijke pijn, en het knaapje
wekte door de sprekende blijken der foltering,
welke het leed, ieders medelijden. Twee dagen
en eene nacht duurde die afgrijselijke mar-
-ocr page 134-
102
teling, en de speld was reeds zoo diep inge-
drongen, dat zij noch met een tangetje ge-
grepen , noch met een haakje teruggetrokken
kon worden. Niet slechts leed Joannes groote
smart, maar ook zijne ouders, die niets kon-
den bedenken om de pijnen van hun kind
te verlichten, waren aan diepe droefheid ter
prooi. De droeven hoopten nog slechts op de
hulp van O. L. Vrouw van \'s-Bosch, smeekten
haar onder tranen, en eindelijk kreeg het ver-
trouwen de bovenhand op de droefheid. Zij
bepaalden dan, barrevoets en in enkel wollen
kleoderen gehuld, het kind naar \'s Hertogen-
bosch te dragen, en daar eene groote hoe-
veelheid wijn en tarwe te offeren. De H.
Maagd nam in hare goedgunstigheid dit vurig
gebed der ouders voor het heil van hun kind
welwillend aan; want op hetzelfde oogenblik
kwam de speld, als op bevel der H. Moeder
Gods, uit de keel door den mond weder te
voorschijn. De ouders kwamen daarop te
\'s-Bosch, waar hunne godsvrucht aan de Bos-
schenaren, die zich met hen over het wonder,
door hen verhaald, verblijdden, zoowel als
aan de H. Maagd zelve, tot niet geringe vol-
doening strekte.
-ocr page 135-
103
XLII.
ZEKEB IEMAND WOEDT UIT EENE HABDE GEVANGEN-
SCHAP VK1IL08T.
(2 Juli 1450.)
Weinige jaren later (men schreef het jaar
1450 na Christus), hoewel de wonderen toen
reeds zeldzamer begonnen te worden, wekte
toch de roep over de bovennatuurlijke gunsten,
die tot in ver verwijderde streken doorgedron-
gen was, een persoon uit Holstein op, om den
bijstand der H. Maagd te gaan inroepen en
hare Kapel te bezoeken. Het was een bekwaam
klokken- en geschutgieter, Mathias Wolff
genaamd, Op eene reis echter werd hij kort
v��r Kerstmis door een machtig adelijk heer,
die op een kasteel, twee mijlen van Minden,
woonde, gevangen genomen en wreed geboeid
in den kerker geworpen, en in een ontzaglijk
blok, wel voor vijf en twintig man zwaar ge-
genoeg, gesloten, terwijl hij slechts eenmaal
daags water en brood ontving. Zoo hard
behandelde men hem, om hem eene groote som
gelds af te persen, wijl zijne kunst van ge-
schutgieten in die oorlogzuchtige tijden van
hooge waarde was. Daar zijne fortuin echter
volstrekt ontoereikend was om zulk een los-
-ocr page 136-
104
prijs te betalen en zijne vijanden onverbiddelijk
waren in hun eisch, liet hij alle hoop op de
barmhartigheid der menschen varen en wendde
zich tot de goedertierenheid des Hemels. Nu
herinnerde Matthias zich, van zijne moeder
vernomen te hebben, dat te \'s-Bosch groote
wonderen geschiedden, wat ook hem een levendig
vertrouwen in het hart stortte. Omstreeks
acht dagen voor het feest van den H. Joannes
den Dooper (want zoo lang had hij reeds in
zijne wreede gevangenschap doorgebragt) wendde
hij zich, op een vroegen morgen, met heete tranen
tot Maria, en voegde er de gelofte bij van
alle jaren, zoo lang hij leefde, naar \'s-Bosch ter
bedevaart te zullen gaan. Die gelofte miste
hare uitwerking niet; want plotseling sprongen
de drie sloten, waarmede het blok, de boom,
die diende om het dicht te prangen, en de voet-
boeien , bevestigd waren, van zelf open, tot
blijde verwondering van Mathias, die de H.
Moeder Gods hartelijk dankte. Maar die blijd-
schap verkeerde in vrees, doordien de gevan-
genbewaarder binnentrad, om, zooals gebrui-
kelijk is, zeer vroeg in den morgen de sloten
na te zien. Daar Mathias derhalve vreesde,
dat de cipier, de sloten geopend ziende, hem
strenger zoude bewaken, sloot hij ten minste
de voetboeien weder, en bedekte het overige
-ocr page 137-
105
met het stioo, waarop bij lag. Alles zoude
nu verloren geweest zijn, hadde de bescher-
ming der H. Maagd de opmerkzaamheid van
den opzichter niet afgewend. Want zorgeloozer
dan gewoonlijk, zag deze zelfs de sloten niet
na en giug spoedig weer naar buiten, nadat
hij enkel aan Wolff gevraagd had, hoe het
met zijne beenen gesteld was, en weer van
een grooter losgeld had gesproken. Na het
vertrek van den gevangenbewaarder herleefde
de hoop in Mathias\' hart en bad hij andermaal
tot de H. Maagd; en zie, het slot dat hij
zelf had dicht gemaakt, knarste en sprong open.
Nu wrong hij met een stuk been, dat hij op
den grond vond, het blok zoover open, dat
hij er de voeten uit kon trekken, ontdeed zich
van zijne kleederen, sneed ze in reepen, vormde
er een touw van, hechtte dit aan de muur-
kanteelen vast, hing zijn voetboei om denhals,
liet zich in de gracht afglijden en vluchtte
toen ijlings naar een nabijgelegen woud. Daar
verbleef hij drie dagen en drie nachten zonder
spijs of drank. Den vierden dag vond hij
regenwater en leschte zijn brandenden dorst,
tot hij eindelijk den vijfden dag aan eene
woning kwam, waar men hem den weg naar
\'s-Bosch wees, en een stuk zwart brood als
aalmoes schonk. Eindelijk in meer bewoonde
-ocr page 138-
106
streken gekomen, ontmoette hij voerlieden, wien
hij de ellende, die hij doorstaan, en de wel-
daden die hij van de H. Maagd ontvangen
had, verhaalde, en die op hunne heurt hem
van spijs en drank voorzagen en naar Cleve
reden. Van daar vertrok hij naar \'s-Bosoh,
waar hij onder eede alle zijne wederwaardig-
heden, door de H. Moeder Gods met zoeten troost
vergoed, blootlegde, en de voethoei, ten bewijze
van het wonder, op den feestdag van O.L.V.
Visitatie, bij haar altaar ophing.
XL1II.
EEN BOSSCHENAAR , MET DE PEST GESLAGEN, WOBDX EE
van vbelost, (Juli 1520.)
Ik zie, dat in deze jaren de veelvuldige
wonderen, door O. L. Vrouw verricht, meer bij
gerucht en bij monde, dan bij geschrift, bekend
en beroemd geworden zijn. Want meestal denkt
niemand er aan, datgene, wat aan allen bekend
is , te boek te stellen , alsof het nageslacht,
dat er geen getuige van was, konde gissen
wat het voorgeslacht gezien heeft. Ook nu
weder vermelden de oude boeken van dien tijd,
waarin maar zeer weinige mirakelen opgeteekend
staan, dat Art Petersen Streymelenborch, door
-ocr page 139-
107
de pest geslagen, zijne toevlucht nam tot de
H. Moeder Gods, hiertoe aangespoord door de
talrijke en schitterende wonderen , waardoor
allerwege de naam der H. Maagd verheerlijkt
werd. Zoo verhalen zij nauwkeurig en volle-
dig deze weldaad aan ��n persoon hewezen,
maar gaan de overige gunsten voorbij en stel-
len zich tevreden met ze als ter loops aan
te duiden. Maar die zorgeloosheid werd ein-
delijk ook oorzaak, dat de wonderen minder
talrijk werden. Bovengenoemde Art was een
Bosschenaar , schrijnwerker van beroep en
woonde in de Orthenstraat. Hij was door de
hoogst gevaarlijke ziekte op de rand des grafs
gebragt, want de pestkoorts gloeide niet slechts
in zijne ledematen, maar had haar venijn reeds
tot aan zijn hart doen doordringen. Spoedig
nu verzwakten alle levenskrachten, kwelde hem
een brandende dorst, schenen zijne ingewanden
��n vuur te zijn en vertoonde zich eene heete
pestbuil. Doch juist de menigvuldige teekenen
van het uiterste gevaar gaven hem een heil-
zaam besluit in. Hij overdacht de talrijke won-
deren , die de H. Maagd tot welzijn der men-
schen het meest in zijne vaderstad verrichtte,
en besloot ook daar troost en verlichting te
zoeken, waar een stroom van weldaden zoo
rijkelijk vloeide. Terwijl hij nu de Moeder zijner
-ocr page 140-
108
vaderstad bad en smeekte, en een geschenk
beloofde te zullen offeren, week de hevige pest
eensklaps met al haar venijn, en was Art
zoo volkomen hersteld, alsof hij in het geheel
door de ziekte niet was aangetast. Ook ver-
dwenen de builen met de andere onreiuheden
van zijn lichaam. Gezond begaf hij zich der-
halve naar de kapel der H. Moeder Gods, gaf
haar beeld eene halssieraad ten geschenke van
vrij groote waarde, in aanmerking genomen,
dat hij als werkman niet zeer ruim bemiddeld
was. En met geheel zijn huisgezin, dat opge-
togen was van blijdschap, verhaalde hij aan
allen, die hij ontmoette en die met hem in
vreugde wedijverden, welke eene groote gunst
Maria hem bewezen had.
XLIV.
EEN VBOUW HBE8TELD VAN DE ERNSTIGE EN LANGD�BIGE
GEVOLGEN VAN EEN VAL. (6 Mei 1521.)
De H. Maagd toonde nog haar welgevallen
in de godsvrucht eener vrouw van \'s Bosch,
met name Geertruy Boertgens, die, met een
even langdurig als pijnlijk lijden bezocht, tot
haar, ofschoon wat laat, hare toevlucht nam.
Zij was voorover van de trappen gevallen en had
-ocr page 141-
109
twee ribben en een arm gebroken, behalve nog
dat zij zich een been verrekt had. Hierdoor
ontstond eene aanhoudende pijn in alle ledematen,
voornamelijk in de lendenen, en was Geertruy zoo
zwak geworden, dat zij zich zelve noch kleeden
noch ontkleeden konde. Met behulp harer kinde-
ren werd zij te bed gebracht en stond zij op, en
als zij moest loopen, steunde zij op een houten
kruk, daar hare ledematen, door den hevigen
last dien het gaan veroorzaakte, haar den ge-
wonen dienst weigerden. Toen die kwaal nu
reeds twee jaren en langer nog aangehouden
had, begaf zij zich op zekeren dag te \'s-Bosch
(want boven zeiden wij reeds, dat zij die stad
bewoonde), op hare kruk steunende, naar de
St.-Janskerk, om in de kapel der H. Maagd
het H. Misoffer bij te wonen. Op den drempel
gekomen, voelde zij hare krachten toenemen,
en knielde op den grond neder, wat zij reeds
sedert lang zelfs niet had kunnen beproeven.
Hierdoor met een stellig vertrouwen vervuld
van de hulp der H. Moeder Gods te zullen
verwerven, begon zij bij den aanvang der
H. Mis te bidden en de H. Maagd vurig te
smeeken. Terwijl de H. Offerande nu verder
werd voortgezet, overviel haar plotseling eene
flauwte, en lag zij nauwlijks ademhalende half
dood daarneder, onbewust van zich zelve en
-ocr page 142-
110
van het offer dat opgedragen werd. Tegen
het einde der H. Mis echter werd haar adem
weder vrij, en kwam zij niet slechts tot zich
zelve, maar was zij ook volkomen hersteld.
Ten tweeden male derhalve met groote blijd-
schap vervuld, stortte zij haar hart in dank-
betuigingen aan de H. Maagd uit, en wijdde
de houten kruk ten geschenke aan haar, door
wier tusschenkomst zij verkregen had, voortaan
zulk een hulpmiddel te kunnen ontberen.
Hierop naar huis keerende, beval zij hun,
van wier hulp zij zich gewoonlijk op weg be-
diende, haar nu als gezellen te volgen, en
legde den ganschen weg te voet af. Te huis
gekomen, hoorde zij weldra alles van het
bigde gejubel harer kinderen en de luide ge-
lukwenschingen der geburen weergalmen. Dit
wonder was haren stadgenooten hoogst aange-
naam, omdat zij het niet, zooals de meeste
andere mirakelen, hadden hooren verhalen,
maar het met eigene oogen, � zeker wel de
beste getuigen, � gezien hadden.
-ocr page 143-
111
XLV.
KEN SOLDAAT, GETBOFFBN DOOR KEN KOGEL UIT BEN
STOK GKOF GESCHUT, BEKOMT GEEN LETSEL.
(October 1603.)
Maria koestert de gevoelens eener moeder
ook jegens den krijgsman, mits hij slechts god-
vruchtig zij ; en zij heeft geen afkeer van het
krijgsvolk, dat met nog gunstiger uitslag
met het gebed dan met de wapens strijdt. Toen
Maurits van Nassau, in het jaar 1603 na Christus,
ten tweeden male \'s Hertogenbosch belegerde,
strekte de godsvrucht jegens de H. Maagd een
gemeen soldaat tot een zeker onderpand van
de hulp des hemels te midden der gevaren.
Hij was Italiaan van geboorte en behoorde
tot het regiment, dat aangevoerd werd door
den generaal Lelio Brancaccio. Die soldaat
begaf zich den 9n October, met het krieken
van den dag, naar de kapel van de H. Moeder
Grods, om door een ijverig gebed hare bescherming
te verwerven. Daar hij , na zijn smeekgebed be-
hoorlijk volbracht te hebben, er niet aan twijfelde
of Maria zoude zijn heil ter harte nemen, begaf
hij zich, door zijne godsvrucht beter beveiligd dan
door harnas of lans,
onverschrokken naar de
Vuchterpoort. Hij moest zich naar een wacht-
-ocr page 144-
112
post begeven, die nabij de stad gevestigd, en
onveilig was door het gedurig schieten van
den vijand. Hij trad dan buiten de poort en
ging op een dijk aan, die met dwarsloopende
bochtige sloten doorsneden was. Hier ondervond
hij in het uiterste gevaar Maria\'s machtige
bescherming. Immers een ijzeren kogel, uit
een stuk zwaar geschut geworpen , kwam op
onzen krijgsman, die geheel aan het schot
blootstond, aangevlogen. Hij moest natuurlijk
ter plaatse doodgebleven zijn; want de kogel,
die hem boven in de borst vlak onder den
hals kwam treffen, woog meer dan drie en twintig
pond. Doch het projectiel, dat door den vijand
zeker niet geworpen was om O. L. Vrouw den
roem van een wonder te bezorgen, liet op de
wapenrusting slechts een spoor zijner gebroken
kracht achter en gleed toen op den grond neder.
De man gevoelde alleen den schok, door het
treffen van den kogel veroorzaakt, die hem
meer verschrikte, dan nadeel deed; overigens
was er geen spoor van letsel aan zijn lichaam.
Spoedig schepte hij weder moed, raapte den
kogel op, dien hij voor zijne voeten vond liggen,
en droeg hem binnen de muren naar de kapel der
H. Moeder Gods, om het voorwerp, dat bestemd
geweest was om hem den dood te geven, in
een zegeteeken te veranderen. Zoodra hij de
-ocr page 145-
113
kapel binnengetreden was, knielde hij oot-
moedig voor het beeld van Maria neder, aan
wier bescherming hij het groot en verblijdend
wonder, waardoor zijn leven gespaard werd,
toeschreef. Hierop verhaalde hij aan den opzichter
der kapel en aan vele anderen, die op het ge-
rucht van die ongehoorde tijding kwamen aan-
snellen , het zoo wonderbare voorval, gelijk het
had plaats gehad ; viel toen andermaal met ont-
bloote knie�n op den grond neder, en bracht
onder het storten van overvloedige tranen om-
streeks een half uur met bidden door. Toen het
wonder echter allengs meer ruchtbaar was ge-
worden en hij door eene groote menigte menschen,
die hem kwamen gelukwenschen en ondervragen,
als overstelpt werd, ontweek hij het samenge-
stroomde volk, en verliet den tempel. Van
dat oogenblik af was hij er op bedacht, het
overige zijns levens, voor een hooger en zeker-
der loon, in den dienst van den Koning en de
Koningin des Hemels door te brengen. Aan
de waarheid van zijn verhaal viel niet te twij-
felen, daar namelijk allen niet alleen den
ontzaglijk zwaren kogel, maar ook deszelfs
werking op de ijzeren plaat der wapenrusting,
die naar binnen ingedeukt was, met eigen
oogen konden zien. Later wilde men hem
in rang doen stijgen, maar hij vroeg zijn ontslag
-ocr page 146-
114
en begaf zich in stille afzondering, om zich
te wijden aan den hemelschen krijgsdienst.
Wij zelven hebben den kogel, die aan den
wand der kapel is opgehangen en de ijzeren
halsbedekking, waarop ook nu nog het spoor
van den kogel blijft ingedrukt, meer dan eens
met bewondering aanschouwd. \')
\') Ook Wichmans betuigt hetzelfde, waar hij dit
wonder vermeldt; hij geeft ook het juiste gewicht
van den kogel op, te weten 23\'k pond.
EINDE.
»
-ocr page 147-
INHOUD.
Hoofdst.                                                                                       Bladc.
Inleiding, bevattende de geschiedenis van het
beeld der zoete Moeder en deszelfs
vereering.                               III�XXVII.
I. Eene vrouw wordt van eene verlamming
genezen, na op eene hemelsche aansporing,
het beeld van O. L. V. van \'s Bosch vereerd
te hebben. Het beeld verkrijgt eindelijk
zijne vaste plaats . . . . �.....1
II. Dezelfde vrouw wordt van eene hevige
tandpijn bevrijd. (1381.).......4
III.       Een jongeling uit het water gered. Een
brand gebluscht. (1381.).......5
IV.       Een blinde vrouw wordt ziende. Een
gevangene wordt bevrijd. (1381.) ... 7
V. Vier en veertig zeevarenden doorstaan
gelukkig een driedaagschen storm. (8 No-
vember 1382)...........8
VI. Het been ecner vrouw genezen (26 Ja-
nuari 1383.)............U
VII.       Een. knaap, in het water verdronken,
keert tot het leven weder. (2 Maart 1383.) 13
VIII.       Eene vrouw, van het gebruik van haar
halve lichaam beroofd, wordt genezen.
-ocr page 148-
116
Hoofdit.                                                                                       Hindi.
Een knaap van eene pijpzweer aan het
been verlost. (7 en 8 Maart 1383.) . . 15
IX. Ken genezene, wegens uitstel in bet
volbrengen zijner gelofte met eene zware
ziekte gestraft, wordt daarvan eindelijk
bevrijd. (17 Maart 1383.)......17
X. Een vader verkrijgt voor zich zelven
het behoud zijns levens, en voor zijn
zoontje, dat ziek lag, een gewenschten
dood. (20 Maart 1383.).......21
XI. Een diep ingedrongen pijl wonderbaar
uit het lichaam verwijderd. (19 April 1383). 22
XII. Een priester herkrijgt het gezicht. (21
April 1383.)............24
XIII.   Een aanzienlijk man van den dood gered
(24 April 1383.)..........25
XIV.       Een knaap van de vallende ziekte bevrijd.
Een Bosschenaar van eene driedubbele
verzwering aan het been genezen. (27
April 1383.)...........28
XV. Een gering aantal schepelingen overwint
eene groote overmacht van zeeroovers.
* (12 Mei 1383.)...........30
XVI.       Iemand, wien de spits van een pijl diep
in \'t vleesch was blijven steken, wonder-
baar daarvan bevrijd........33
XVII.   Een brand bedwongen. (23 Mei 1383.) . 35
XVIII. Zeven mannen van eene wisse schip-
breuk gered. (26 Mei 1383.).....37
XIX Een blinde bekomt het gezicht. (31 Mei
1383.)..............40
XX. Eene pijlspits, wonderbaar uit iemands
hoofd verwijderd. (2 Juni 1383.) ... 43
XXI. Een jongeling, door zijne paarden mede-
-ocr page 149-
117
Heofdst.                                                                                       Bladi.
gesleept, keert eerst van den dood tot
het leven weder, en wordt daarna, van
krankzinnig, weder gezond. (8 Juni 1383.) 48
XXII. Verschillende personen worden verlost
van kwalen aan het been. (10 Juni 1383) 53
XXIII.       Een verwonderlijk bloedzweeten gestuit.
(14 Juni 1383.)..........56
XXIV.       Een blind meisje herkrijgt het gezicht.
(16 Juni 1383.)..........59
XXV. Een brand gestuit. (16 Juni 1383.) . . 61
XXVI. Een knaap die in een aanval van hoest
gestikt en een meisje dat in een put ge-
vallen was, keeren tot het leven weder.
(1 en 6 Augustus 1383.).......64
XXVII. Aan zeven blinden wordt het gezicht,
aan een doof meisje het gehoor terugge-
schonken. (15 Augustus 1383.) .... 67
XXVIII. Een gevaarlijk keelgezwel wordt ver-
dreven. (24 Augustus 1383.).....69
XXIX. Een meisje, dat hevig gebrand was,
wordt genezen. (30 Augustus 1383.) . . 72
XXX. Een kreupele priester verwerft den gang
en eenige kinderen worden van de val-
lende ziekte en eene breuk verlost. (9
September 1383.)..........74
XXXI.       Een kind wordt van den dood tot het
leven teruggeroepen, en later van eene
doodelijke ziekte bevrijd. (12 Sept 1383.) 79
XXXII.       Een knaap wordt tot het leven opge-
wekt. (28 September 1383.).....82
XXXIII.       Eene vrouw, met een ernstig ongeval
bezocht, wordt genezen. (25 Nov. 1383.) 86
XXXIV.       Een schip wordt met de opvarenden op
wonderbare wijze behouden. (28 Jan. 1384.) 87
-ocr page 150-
118
Hoofdit.                                                                                        Bladi.
XXXV. De H. Maagd komt iemand te hulp,
die door hevigen honger bijna bezweek.
(8 Februari 1384.).........89
XXXVI. Een been, dat 40 jaren lang dooreene
verzwering was aangetast, wordt gene-
zen. (27 Februari 1384.).......91
XXXVII.       Een stomme knaap verwerft de spraak.
(12 April 1384.)..........93
XXXVIII.      Zeker iemand, viermaal gevangen ge-
nomen, wordt telkens bevrijd. (1385.) . 94
XXXIX. Een gering aantal ongewapende zeelie-
den overwint de zeeroovers, en een
meisje wordt aan den muil des doods
ontrukt. (8 Juni 1386.).......96
XL. Een blinde wordt weder ziende. (25
Juni 1386.)............99
XLI. Een kind werpt een speld uit, die in
de keel was blijven steken......101
XLII. Zeker iemand wordt uit eene harde
gevangenschap verlost. (2 Juli 1450.) . . 103
XLIII. Een Bosschenaar, met de pest geslagen,
wordt er van verlost. (J uli 1520.). . . 106
XLIV. Eene vrouw, hersteld van de ernstige
en langdurige gevolgen van een val.
(6 Mei 1521.)...........108
XLV. Een soldaat, getroffen door een kogel
uit een stuk grof geschut, bekomt geen
letsel. (October 1603.).......111