-ocr page 1-
HET BBEKJE.V \'
KINDERMEISJES
(ook der Moeders),
DOOK
K. Pr.
Naar het Hoogduitsch.
Amsterdam, •
ê
C. L. VAN LAXGBNHXTYSEN
*                            1877. .                                     $>
■■SMW
Vak 52
-ocr page 2-
-ocr page 3-
_--------------------------------------------------, I —
HET BOEKJE
DEB
KINDERMEISJES
(ook der Moeders),
DOOR
ALBAST SVOLS,
K. Pr.
Naar het Iloogduitsch.
Amsterdam,
C. L. VAN LAÜGKN1IUYSKN
1877.
-ocr page 4-
-ocr page 5-
I.
Van hoeveel nelan;* de taak van
liet binilerineiHje Is.
Men schijnt over \'t algemeen van gevoe-
len te zijn dat in liet huisselijke leven de
taak der keukenmeid veel gewichtiger is dan
die van het kindermeisje, meu doet veel
scherper onderzoek naar hare geschiktheid,
men geeft haar veel hooger loon en zoo liet
maar even blijkt dat zij de kunst niet ver-
staat om het eten smakelijk klaar te maken
zendt men haar zoo spoedig mogelijk weg,
want wie stelt zich tevreden met een be-
dorven middagmaal ? Ja, zelfs vraagt iemand
die een knecht zoekt om zijn paarden te
verzorgen, hem, die zich daartoe aanbiedt
stipter af of hij met paarden weet om te
gaan: want dat eene verkeerde behande-
ling. b. v. het na een snellen rid dadelijk
drinken Ie geven, den dood van het dier
ten gevolge kan hebben , — dan dat men zich
vooraf verzekert of de zeden en manieren
van het meisje waaraan men zijne kinderen
wil toevertrouwen ook iels te wenschen over-
-ocr page 6-
4
Iaat; men acht dit niet van zooveel belang,
zij is altijd goed genoeg om op hen te pas-
sen, niet hen te gaan wandelen en ze
\'s avonds in bed te leggen.
Ik heb eens eene dame, zooals men het
noemt, hooren zeggen: • Bij zoo\'n mooi kind
als het mijne moet ik ook een mooi kin-
dermeisjc hebben." — Voor die vrouw was
dus het gladde zachte gezicht van de kin-
denneid de hoofdzaak! maar al zijn er God-
dank weinig moeders die zoo denken, toch
zijn er nog te veel die zich slechts bepalen
bij de vraag, of het meisje al meer met
kinderen heeft omgegaan, en of ze handig
is in het aankleeden? Zoo ja, dan wordt
vaak het eerste meisje het beste dat men
voor weinig geld krijgen kan aangenomen.
Men denkt er niet aan, hoe onverstandig en
gewetenloos men ten opzichte van zijn eigene
kinderen handelt, door niet vooraf te onder-
zoeken welke eigenschappen het meisje bezit
waaraan men die kostbare en aan zoo vele
gevaren blootgestelde schepseltjes dagen,
weken, soms jaren lang toevertrouwt. Kan
en mag dit overigens verstandigeu ouders
onverschillig zijn? Is er aan een kind niet
meer gelegen dan aan een middagmaal of
een paard? liet kind bezit niet alleen een
sterfelijk lichaam, dat, daar het veel teerder
is dan het paard, door eene verkeerde be-
-ocr page 7-
r.
handeling ook veeleer zal bezwijken; maar,
ook eene onsterfelijke ziel. die, zoo zij ver-
waarloosd -wordt, een prooi der helle is, of-
schoon zij bestemd was om Gode gelijk en
eeuwig gelukzalig te worden. En zoo de
kindschheid voor het lichaam het gevaar-
lijkste tijdperk is (men berekent dat de helft
der menschen vo\'dr hun 15e jaar sterven)
ook de ziel van het kind is om zoo te zeg-
gen week en buigzaam, ze is veel meer vat-
baar om het goede in zich op te nemen, en
het kwade dat zich openbaart kan men veel
gemakkelijker te keer gaan dan in later
jaren: maar het kwade dat een kind van
anderen ziet of hoort schiet nog eer dan
het goede wortel in zijn ziel, groeit er mede
op en brengt in later tijd vruchten voort
den duivel waardig; daarom is de taak van
bet kindermeisje van meer belang en kan
zij meer invloed uitoefenen op het welzijn
der kinderen dan de onderwijzer. Deze geeft
den kinderen hoofdzakelijk onderricht in
wereldsche zaken en heeft zoodra de school-
uren voorbij zijn weinig of geen invloed op
hun gedrag; daarbij komt dat kinderen, waar
een goede en die waar een slechte aard
in zit, dikwijls op dezelfde school gaan en
de meest christelijk gezinde onderwijzer is
niet bij machte om aan het karakter der
kinderen veel te veranderen; ze zijn en blij-
-ocr page 8-
6
ven meestal zoo als ze t\'huis in den familie-
kring gevormd worden en opgroeijen.
Het kindermeisje daarentegen heeft even
als de moeder den innigsten omgang met
de kinderen, ze verzorgt, vermaant en helpt
hen, en haar eigen gedrag strekt tot voor-
beeld aan de kinderen die zoo gaarne en
gemakkelijk alles overnemen en navolgen.
Is het meisje braaf en zedig, dan leert zij
den kinderen God kennen en aanbidden,
en ziet hunne gebreken of ondeugden niet
over het hoofd; is zij echter zelve slecht op-
gevoed , dan leeren zij van haar jokken,
schelden, ruwe woorden en misschien nog
veel erger dingen en op zijn minst zal zij
ruw en onverstandig met hen omgaan. Nog
onlangs vertelde een bekende mij dat er
toen hij op het K.... plein wandelde een
kiud van 2 jaren naar hem toekwam en hem
een bandje gaf; terstond kwam de meid
toeschieten eu gaf bet kind een klup om de
ooren; en zoo wordt menig kind als een
hond behandeld, wanneer men eene ruwe en
onbeschaafde kindermeid beeft. Nu kan een
meisje waar een goede aard in zit ook wel
deu wil hebben om de kinderen goed te
verzorgen, maar de goede wil alleen is
niet voldoende; men kan ook in on»eteud-
heid veel doen of nalaten wat den kinderen
aan ziel en lichaam schaden kan. üaaiom
-ocr page 9-
7
Leb ik dit boekske geschreven; opdat de kin-
derraeisjes daaruit leereu, hoe zij zich in den
omgang mei kinderen moeten gedragen om
dezen tot eenen zichtbaren beschermengel
te worden, doch ook de moeders kunnen
daarin vinden, waar zij ten opzichte van
hare kinderen maar ook van hare kinder-
meisjes op moeten letten.
11.
. IVat een Kindermeltje in de
eerste plaats
moet beden-
ken en nooit vergieten.
Hoe onbeduidend uwe taak in het oog
der wereld moge wezen, gij zelve moet die
even gewichtig achten als ware u, zoo ge
ten tijde der H. Moeder Gods geleefd liadt,
nu en dan het voori echt te beurt gevallen,
dat de zorg voor het 11. kindeke Jesus u ware
toevertrouwd, met hoeveel blijdschap maar
ook met hoeveel nauwgezetheid en angstige
eerbied zoudt ge u beijverd hebben, om
dat kind goed te dienen: welnu, ge kunt
den Heiland dienen in elk kind dat u wordt
toevertrouwd, even alsof\' ge het geluk ge-
kend hadt Hein te verzorgen in Zijne jeugd,
want Hij heelt uitdrukkelijk gezegd: \'Wie
-ocr page 10-
8
een kind ontvangt in Mijnen naam. dieont-
vangt Mij." De ziel van een onbedorven
kina. door den H. Doop gewijd, is onbe-
schrijflijk schoon en lief voor God, en zóó
lief kunnen aardsche ouders hun eenigkind
niet hebben, als God het gedoopte kind lief
heeft. De woorden door den mond van den
Profeet Isaïas gesproken, zijn dan ook hier
in het bijzonder van toepassing. >Kan ook
eene vrouw haren zuigeling vergeten, dat
zij zich niet ontferme over den zoon haars
schoots? Ofschoon deze vergete, zoo zal ik
toch u niet vergeten." — En daarom moet ge
in den omgang met en in uwe verhouding
tot de kinderen, u niet alleen in het bijzijn
der ouders lief en voorkomend jegens hen
gedragen, maar steeds indachtig zijn, dat zij
Gode nog meer toebehooren, dan hun, om-
dat Hij als Vader het kind heeft aangenomen,
dat gedoopt is in Zijnen naam, in den naam
van Jesus Christus, Zijnen zoon, die het ge-
kocht heeft door Zijn bloed en wiens woor-
den: ■ Laat de kinderkens tot Mij komen en
verhindert ze niet, want denzulken is het
koninkrijk der Hemelen, van Zijne oneindige
liefde getuigen, en ook in den naam des
II. Geestes, die het gewijd heeft tot Zijn
dienst. Het aldus naar lichaam en ziel ge-
wijde kind, worde door u verzorgd en be-
waakt als had de Heiland de woorden tot
-ocr page 11-
9
Petrus gesproken. Ook tot u gezegd: »Zoo
ge mij lief hebt, weidt mijne lammeren,
en evenzeer als ge terug zoudt deinzen voor
de zonde om een gewijd Crucifix oneerbiedig
te bejegenen. of door schimpwoorden oneer
aan te doen. zoo zij u ook het kind een levend,
door het H. Sacrament gewijd afbeeldsel
van God, dat ge naar lichaam en ziel moet
trachten rein te houden van de zonde, wil
de vloek ook u niet treffen, welken de Heiland
heelt uitgesproken over den mensch, die
door woord of daad de ziel van een kind
bezoedelde. »Het ware hem nutter, dat een
molensteen aan zijnen hals gehangen en dat
hij verzonken ware in de diepte der zee." —
De tijd komt vroeg genoeg dat de mensch,
aan zich zelf overgelaten, door booze harts-
tochten verleid, zich zoo menigmaal bezon-
digt, dat hij op Gods genade slechts hopen,
niet meer rekenen mag; verhaast door uwe
zorgeloosheid dat tijdstip niet, maar bid den
H. Beschermengel die God aan ieder kind
terzijde heeft gegeven, dat hij uw gids en
steun zij om het te leiden op den goeden
weg : want hij slaat u oplettend gade en zal
in den oordeelsdag uw aanklager of uw voor-
spraak zijn. Vergeet dat nooit, dat ge ner-
gens met de u toevertrouwde kinderen al-
leen zijt, maar overal in de tegenwoordig-
lieid van God die het kind geschapen, ver-
-ocr page 12-
10
lost en gewijd heeft en van den Engelbe-
waarder, die op u nederziet en als het ware
al uwe daden opteekent. Het hangt daarom
van u zelf af, of ge aan de kinderen over
welke ge waken moet den Hemel of de Hel
zult verdienen.
III.
Het eerste, gemakkelijkste en
zeer noodzakelijke.
De ouders nemen hoofdzakelijk een kin-
dermeisje om de kinderen lichamelijk te ver-
zorgen; daarom is hel in de eerste plaats
uw heilige plicht om te voorkomen dat ge
door onverstand of achteloosheid oorzaak
zijt dat het kind ziek wordt of sterft. Menig
kindermeisje is reeds zonder het te veten
eene kindermoordster geworden, want hoe
jonger het kind is des te eer kan de zwakke
levensvlam worden uitgehluscht. Ik wil u
eenige gevaren aanloonen. Als de kinderen
aan uwe zorg toevertrouwd nog heel klein
zijn, moet ge vooral uiterst voorzichtig zijn
wat hunne voeding betreft. Is iiet kind nog
zoo klein dat het alleen met melk wordt
gevoed, geef het dan geen vaste spijzen
want hun niaagje kan die niet verdragen.
-ocr page 13-
11
Bij kinderen die nog niet praten moet ge
oplettend zijn of hen iets scheelt of hinde-
ren kan, als ze schreien is het licht merk-
baar of ze hier of daar pijn hebben en dan
moet ge altijd naar de oorzaak daarvan on-
derzoeken; neem evenwel het kind nooit bij
u in bed, -want menig kind is daardoor in
den slaap verstikt.
Een kind is zorgeloos en onbesuisd,\'zoo-
dat het zich zonder het te weten aan de
grootste gevaren blootstelt of te onbeholpen
om die te ontwijken; het is daarom uwe
taak om onophoudelijk toe te zien en met
uw verstand over hen te waken.
Kinderen vallen bijna nooit op den vlak-
ken grond, maar als bij verkiezing daar waar
het gevaar zoo groot mogelijk is, b. v. van
stoelen, trappen en hekken, uit een venster
in een kuil of in het water.
Een kind dat pus leert loopen kan zelfs
op den vlakken grond een ongeluk krijgen,
wanneer ge niet onafgebroken daarvoor
zorgt; als bet met liet hoofdje ergens tegen
aan valt kan dit de ernstigste gevolgen heb-
ben, omdat de hersenpan van kleine kinde-
ren nog zeer week is. Evenzoo kan een kind
licht ouder ecu rijiuig raken, te dicht bij
hel vuur komen, door wespen of bijen ge-
stoken worden, onrijpe vruchten eten of
iets anders inslikken, wat hem pijn doet of
-ocr page 14-
12
zelfs den dood tengevolge kan hebben; kin-
deren steken dikwijls niet alleen iets in den
mond maar ook in neus en ooren, wat daar
niet zonder moeite of pijn weör uitgehaald
kan worden. Met kan met naalden, messen,
vorken of ander scherp gereedschap zich
zelve of anderen verwonden; het kan ook
zwaar gekwetst worden, wanneer het naar
houtkloven, steenenbikken of machines staat
te kijken; ja hel is reeds dikwijls gebeurd
dat kinderen elkander uit onbedachtzaam-
heid zwaar verwond hebben als zij aan zich
zelve waren overgelaten; tracht daarom door
oplettendheid te verhoeden dat de kinderen
aan uwe zorg toevertrouwd op bovenge-
noemde wijze een ongeluk krijgen.
Hoe meer gevaren aan de plaats verbon-
den zijn, waar ge u met de kinderen op-
houdt, des te grooter moet uwe oplettend-
huid zijn.
Op eene badplaats waar ik onlangs was
kwamen de kindermeisjes bij voorkeur bij
elkander op het groote plein voor het bad-
huis waar de muziek tent was; daar kwam
een rijtuig in volle vaart aangereden en een
van de kinderen werd bijna overreden.
Een heer gaf, om ziju kwaadheid daar-
over lucht te geven, den koetsier een slag
met zijn rotting; daargelaten dat hij daartoe
het recht niet had, kwam de slag veeleer
-ocr page 15-
IS
het meisje toe, dat niet op het haar toe ver-
trouwde kind gelet had. Nog een ander voor-
beeld: Ik ken een heer die, als kind, door de
lichtzinnigheid der dienstmaagd in doodsge-
vaar wera gebracht, maar door de trouw van
den hond in het leven werd behouden. Het
kind, nog maar weinige maanden oud, werd
door de meid op een bed neergelegd en
toen alleen gelaten, maar zij had de lange
jurk goed tusschen het bed gestopt, zoodat
het kind er niet uit kon vallen. Toen zij
weg was bewoog het kiud zich en viel met
het hoofd en bet bovenste gedeelte van het
lichaam van den kant van het bed af, ter-
wijl de beentjes door de ingestopte jurk
daar bovenop werden gehouden. Het kind
was op het punt van te stikken, toen eens •
klaps de kleine, hond de geopende deur uit
naar beneden liep, blafte en de moeder zoo-
lang aan de rokken trok, totdat zij het
dier naar boven volgde, waar zij het kind
vond dat reeds geheel blauw in het gezicht
en beseffeloos was. Gods voorzienigheid had
aldus door een hond den dood afgeweerd,
dien het kind door de achteloosheid der meid
reeds zeer nabij was.
Ga nooit met kinderen op druk bezochte
plaatsen of kermissen, hoeveel aauleiding is
daar niet dat een kind getrapt, gestooten
ja zelfs plat gedrukt kan worden, ook is
-ocr page 16-
14
daar voor u zelve te veei gelegenheid om
te blijven kijken of praten, en één punt des
tijds, waarin ge de kinderen uit het oog hebt
verloren is voldoende om ben levenslang
ongelukkig te maken; draag ook nooit uwe
taak aan anderen over om gelegenheid te
hebhL\'n zij bet slechts voor korten tijd u
te verwijderen: — een ander heelt niet al-
tijd den goeden wil of de geschiktheid om
voor de kinderen zorg te dragen; ja zijkan
zelfs den kinderen zeer onbetamelijke uit-
drukkingen Jeeren. — Er beslaan ook nog
onzichlhare gevaren, waartegen gij hel kina
beschermen moet. Eenc Ie plotselinge ver-
koeling van bel lichaam kan het kind ziek
maken, ja zelfs den dood doen; laat daarom
b. v. een kind dat door het spelen verhit
is geen koud water drinken . of op hel voelt-
tige gras gaan zitten, ga niet op de tocht
staan en vertoef niet te lang iu eene kille
kerk, ge zoudt oorzaak wezen dat het kind
doodziek werd.
Eene rijke adelijke dame, wier naam niet
genoemd wordt, had slechts één kind waar-
van zij zich geen oogenblik wilde scheiden.
Ging ze dus naar de hoofdstad dan moest
de kindermeid met bet kind meerijden. Eens
toen zij om boodschappen Indoen in eenige
winkels zich moest ophouden, beval zij aan
de meid om met het kind de straat op en
-ocr page 17-
IR
neer te Joopen. Het meisje had echter meer
lust om naar de prenten te kijken die een
■winkelier in een onoverdekte!) gang had uit-
gestald; natuurlijk tochtte het daar, en het
kind dat slechts één jaar oud was kreeg
eene bezetting op de horst waaraan liet bin-
nen weinige uren stierf; alzoo verloren die
ouders door zorgeloosheid van liet kinder-
nieisje hun eenigen nakomeling. Het is ook
zeer nadeelig om met de kinderen uit te
gaan als hel te warm of ruw weder is en
zeer gevaarlijk om ze met een bloot hoofdje
in de zon te laten loopen, ze kunnen daar-
door licht een zonnesteek krijgen. Vergeet
niet als het koud is dat kinderen meer be-
hoefte aan dekking hebben dan groote men-
schen: de meeste ziekten ontslaan door ge-
vatte koude vooral door natte voeten. Wan-
neer een kind het een of ander overkomen
is, verzwijg het dan niet uit vrees voor
knorren. Er zijn voorbeelden dat kinderen
levenslang gebrekkig waren omdat de meid
verzwegen had dat ze door een val verzwikt
geraakt ol op andere wijze bezeerd hadden.
Ook wanneer ge bemerkt dat het kind on-
gesteld is, moet ge dit onverwijld aan de
moeder zeggen.
Ik wil hierbij nog opmerken dal het zoo-
wel voor het kind als voor u zelve goed is
om het hij afwisseling op den rechter- en
-ocr page 18-
u
linkerarm te dragen, liij eene welgestelde
familie waarin alle kinderen gezond waren,
was ééne dochter die gebrekkig en altijd
ziekelijk was. Eens werd de moeder hij hare
voormalige dienstmeid geroepen. deze lag
op sterven en had haar iets te zeggen; toen
de vrouw bij de stervende kwam zeidedeze
dat ze iets op het geweten had dat haar
bezwaarde en dat ze vóór haar dood beken-
nen wilde, liet was namelijk door hare schuld
dat het meisje zoo gebrekkig was. Toen het
een klein kind was zat het voor haar op
de tafel, op een oogenblik dat een orgelman
voorbijkwam; de meid liep ijlings naar het
venster en het woelige kind viel van de tafel
al. Ofschoon het kind vreesselijk schreeuwde
en ook later blijken gaf dat het pijn had
als het gewasschen of aangekleed werd, ver-
zweeg de kindermeid het voorgevallene, zoo-
dat er geen docter werd gehaald dan nadat
het was gebleken dat het kind gebrekkig
was. De wroeging, welke de meid tot haren
dood bijbleef kon evenmin als hare beken te-
nis het arme meisje meer baten. Nog een
ander voorbeeld. — Nog kort geleden zette
eene meid het kind dat ze droeg op de leu-
ning van de Rijnbrug te l\'onstanz om wat
meer op haar gemak niet een soldaat te
kunnen praten; op eens ontglipt het kind
haar, valt in de rivier en was verloren. Ge
-ocr page 19-
17
kunt u voorstellen hoe zij schrikte en hoe
zijj zich gevoelde toen zij het aan de ouders
moest vertellen en hoe biltere verwijlen,
haar geweten haar voortdurend doen zal...
liet is de eenige maar de hooglst gewichtige
taak van het kindermeisje om het kleine
wezen dat nog niet op zich zelf kan passen
te beschermen en te bewaken. Gij moet de
zichtbaren beschermengel van het kind zijn
en het niet alleen voor alle gevaren waar
het lichaam, maar ook waar de ziel aan bloot-
gesteld is, trachten te bewaren.
IV.
Van hoeveel waarde «Ie ziel van
Het kind i«.
Door den II. Doop heeft zich, op geheim-
zinnige wijze, aan de ziel van het kind, als
het ware een afschijnsel medegedeeld van
üods heiligheid en volmaaktheid. Deze on-
schatbare kiem ontwikkelt zich zoodra het
licht der rede in de ziel ontslaat, en door
christelijk onderricht gevoed wordt; daarom
is aan de ziel van het kind nog oneindig
meer gelegen dan aan het lichaam, daarom
luistert het kind zoo aandachtig en eerbie-
dig wanneer hem van God verteld wordt
-ocr page 20-
daarom kan dat jonge hartje reeds zoo vroeg
groote liefde voor den Schepper en Heiland
in zich opnemen, daarom hooren de kinde-
ren zoo gaarne van den Hemel spreken en
denken veel daaraan, als wisten zij dat kin-
deren bovenal den Hemel toebehooren en
daarom wil een ziek kind menigmaal liever
sterven dan -weer gezond worden, omdat het
zulk een naamloos verlangen naar den He-
mei heeft.
Maar het kind zal ook de hem aangebo-
ren goede neigingen zijner menschelijke na-
tuur veeleer gehoor geven dan aan de booze
hartstochten en begeerten die meer zullen
blijven sluimeren tot hij volwassen is.
Het kind is niet onkuisch, omdat het van
nature een afkeer heeft van alles wat zonde
is; het bekommert zich niet om geld of
goed, omdat het van nature edelmoedig is
en gaarne voor een ander iets opoffert; het
is niet haatdragend, omdat het van nature
spoedig vergeet ook zelfs het leed dat men
hem heeft aangedaan; het heeft geene te
hooge gedachten van zich zelf omdat het
gaarne van een ander alles gelooft en aan-
neemt, wanneer men hem doet opmerken
wat schoon en edel is, enz.
Maar deze goede neigingen van het hart
en die vrome stemming der ziel wordt in
later jaren ja zelfs dikwijls in de jeugd reeds
-ocr page 21-
19
verstoord, doordat ook booze hartstochten
als toorn, eigenzinnigheid, nijd, wraakzucht
logen en zelfzucht zich doen kennen. Wordt
dit onkruid niet met kracht tegengegaan
dan schiet het meer en meer wortel en ver-
dringt de goede zaden; ten laatste komen
zonden daarbij, welke de ziel zoo geheel en
al verwoesten, dat men den oorspronkelijken
mensen niet meer kan herkennen.
Zoo leven en sterven milioenen menschen
in hunne zonden en worden eeuwig ver-
doemd, wier zielen door den Doop aan God
gewijd en voor den Hemel waren bestemd,
waarvoor zij in de dagen hunner schulde-
looze jeugd hun leven hadden willen missen.
V.
Ook dat gaat u aan.
Of het kind opgroeit tot een goed of
slecht mensch en alzoo eenmaal eeuwig ge-
lukzalig of een prooi der hel zal worden,
zullen zij die het verzorgd hebben voor een
groot deel moeten verantwoorden; en aan-
gezien het veelal gebeurt dat de kinderen
meer bij u zijn dan bij hunne ouders zoo
rust ook op u de groote, heilige plicht om
zorg te dragen voor hunne ziel.
-ocr page 22-
10
Bij het vervullen van dien plicht behoeft
ge er niet naar te vragen of de ouders der
kinderen goedvinden of er waarde aan
hechten dat ge ook aan hunne ziel uwe zor-
gen wijdt; ouders, die zich meer om het
lichaam dan om de ziel hunner kinderen
bekommeren, zullen er ook niet veel op let-
ten, of gij die ten goede of ten kwade hebt
geneigd, maar God aan wien de ziel toebe-
hoort, Hij die ze geschapen, verlost en ge-
wijd heeft, zal u in den oordetisdag ter ver-,
antwoording roepen of gij de ziel derkinde-
ren die u waren toevertrouwd van het kwade
afgehouden en zooveel u mogelijk was toe-
gankelijk %oor bet goede hebt gemaakt, dan
of door uwe achteloosheid, ware het ook
slechts één, verlorenis gegaan; zoo ja, beef
dan voor den toorn der goddelijke Majes-
teit\' — M^ar zoo ge daarentegen den kin-
deren geleerd hebt God lief te hebben en
te vreezen, zoodat zij tot goede Christenen
opgroeien, dan hebt ge het beste werk ver-
richt dat een mensch op aarde doen kan,
en God zal u het loon daarvoor zeker niet
onthouden.
Derhalve moet ge ook nu leercn wat ge
doen en vermijden moet, om eenmaal genade
te vinden bij den lieinelschen Vaderenden
Verlosser van het kind.
-ocr page 23-
21
VI.
De grootste Schuld.
Menige vrouw , die toen zij nog kinder-
meisje was, door lichtzinnigheid of verdor-
venheid de ziel der kinderen bezoedeld
heelt, denkt daar in later jaren niet meer
over na, maar God heeft het niet vergeten,
en eenmaal zal het tot haren eindeloozen
jammer blijken, welk een onherstelbaar on-
heil zij eener onsterfelijke ziel heelt toege-
bracht. Grooter schidd kunt ge voor God
noch menschen op uw geweten laden dan
door een kind tot zonde te verleiden , zoo
dat de onschuld der ziel verloren gaat en
dat kan door onvoorzichtigheid alleen het
geval reeds worden. Om dus ten allen tijde
daarvoor te waken . dat hel kind niet met
onkuische dingen bekend gemaakt wordt,
moet gij zelve de beteekenis van dat ■woord
wel verstaan en gevoelen en daarvan blijken
geven in uwe woorden endaden. Meen niet
dat er door kindtren. die nog heel jong zijn
niet op gelet wordt, wanneer zij iets zien,
hooien, of gevaar worden v.at volwassenen
onwelvoegelijk noemen.
Elk onbetamelijk woord dat zij booren,
ieder onbetamelijke daad, waarvan zij ge-
tuige zijn, of die aan hen gepleegd wordt.
-ocr page 24-
22
blijft in hunne ziel verborgen, als het zaad
eener gifplant, dat in de sneeuw gevallen
is; als winter en jeugd voorbij zijn, dringt
het zaad in de aarde en de warmte doet
het ontkiemen, de latere leeftijd doet uit
die slechte herinneringen zinnelijke begeer-
ten ontstaan, die tot zichtbare en onzicht-
bare doodzonden voeren.
Wees daarom uiterst omzichtig, dat ge
tot in de kleinste bijzonderheden de wel-
voegelijkheid in acht neemt, waar gij ge-
noodzaakt zijt om u in tegenwoordigheid der
kinderen te kleeden, zorg ook, dat de kin-
deren, wanneer zij gewasschen worden, het
lichaam zooveel mogelijk gedekt houden en
zoover mogelijk van elkander verwijderd
blijven. Veel kussen en aanhalen kan zelfs
gevaarlijk worden.
Breng de kinderen nooit op plaatsen, waar
lichtzinnige menschen aanleiding vinden om
zich onbehoorlijk te gedragen , b. v. in dans-
huizen, of diiar waar ongehuwde personen
van tweeërlei geslacht met elkander rund-
zwerven. Het is een roekelooze herder, die
Je lammeren in een woud voert, waar zich
wolven en beeren ophouden.
Laat de kinderen ook niet met elkander
rondloopen of spelen zouder het oog over
hen te houden; er zijn zoo vele kinderen
die t\' huis onder behoorlijk opzicht waren
-ocr page 25-
23
bedorven en tot groote zonden vervallen ,
door dat men hen met andere kinderen, die
beter met het kwade bekend -waren, op straat
liet spelen. Wees ook niet zoo onverslan-
dig om uit aardigheid met de kinderen over
liefde en huwelijk te spreken of zoogenaamde
minueliedjes voor hen te zingen; de kinderen
worden daardoor opmerkzaam op dingen,
waaraan hunne onschuldige hartjes vreemd
moeten blijven. Doen de kinderen uit zich
zelf lastige vragen, b. v. waar de kinderen
van daan komen? Zeg dan alleen: God heeft
ze geschapen en aan de ouders geschonken.
Bij vele vragen van dien aard kunt ge ook
eenvoudig zeggen: Kinderen mogen niet
zoo nieuwsgierig zijn en aan zulke dingen
niet eens denken.
Ge weet nu, boe gij de kinderen voor der-
gelijke besmetting kunt bewaren, vervul dien
plicht met de meeste nauwgezetheid, waut
geen zonde welke het kind kan bedrijven,
is zoo verderfelijk en zoo moeielijk te^en te
gaan als de zonde tegen onschuld en kuisch-
heid gepleegd.
-ocr page 26-
24
VII.
fYaarlieid en logen.
De spraak is een gave Gods, die wij al
■ware ons leven er mee gemoeid, niet mogen
misbruiken, ons logenlaal te spreken. Zoo-
dra hel kind n:aar even praten kan, komt
het i ok in verzoeHng om nu en dan te
jokken. Somtijds jf.kken /e uit vrees voor
straf en dus uit eigen beweging, maar meestal
lecren ze het van volwassenen. Vele men-
schen, die overigens bet liegen voor zonde
houden, vinden er niels in om kinderen
voor te jokken, hun iets te beioven; of\'met
iets te dreigen zender dat zij daar gevolg
aan geven, zij plagen de kinderen met atler-
lei logenaclitige beloften en spoedig daarna
ziet liet kind zelf in, dat men het iets
voorgejokt heeft.
Hierdoor leert het kind liegen zonder het
zelf te -weten of er aan te denken dat het
zonde is. Men kan daarom met reden zeg-
gen dat men zich nog meer bezondigt door
een kind voor te liegen dan een volwassene,
omdat men het kind een slecht voorbeeld
geeft en medewerkt om bet tol een onbe-
schaamden leugenaar te maken.
Daarom moet ge u niet alleen ten wille
-ocr page 27-
25
van het heil uwer eigene ziel voor de logen
■wachten, maar evenzeer ten wille van de
kinderen die u zijn toevertrouwd. Lieg de
kinderen nooit voor, onder welkvoorwend-
sel ook, doe geene beloften of bedreigin-
gen wanneer ge niet van zins zijt die ten
uitvoer te brengen; b. v.: ik zal het uw
vader of moeder zeggen, ik zal u klappen
geven. — Lieg ook niet uit aardigheid; want
daardoor beleedigt gij God. Er is noy eene
allerverderfelijkste soort van liegen waartegen
ik uernstig wil waarschuwen, namelijk door
de kinderen vrees aan te jagen met spook-
histories of dwaze vertelsels van den Boeman
en diergelijke; als het kind u gelooft kan
het \'s nachts niet slapen van angst; gelooft
het u niet, dan weet het dat gij eene leu-
enaarster zijt. Komt ge in een gezin waar
e kinderen aan het liegen gewoon zijn,
beijver u dan om hunne jonge zielen van
deze onreinheid te zuiveren; zeg hun, dat
God iedere logen haat, die niet vergeet en
een grooten afschuw daarvan heeft; dat de
duivel de vader van de logen is en zich
verheugt als de menschen logenaars zijn
even als hij zelf; dat men zich liever de
tong moet afbijten dau een logen te zeggen.
Vertel hun van de Martelaren, hoe deze
door een enkele logen zich van de smarten
van een gruwzamen dood hadden kunnen
-ocr page 28-
26
redden, maar liever op de vreesselijkste
-wijze zich lieten doodmartelen dan God te
beleedigen door een logen. Houd hun dit
telkens voor oogen, als de kinderen gelogen
hebben of daartoe in verzoeking zijn. Kin-
deren zien spoedig in hoe schoon de waar-
beid is en dat het als een groote eer wordt
aangemerkt als men zeggen kan: dat kind
liegt nooit; alles wat het zegt is zuivere
waarheid.
Hoeveel moeite geeft een kindermeisje zich
niet om door wasschen, kammen en behoor-
lijke kleeding het kind een aangenaam voor-
komen te geven, en dat is zeer goed, maar
het heeft veel meer waarde wanneer ge de
ziel der kinderen van de vlekken en onrein-
heid die de logen nalaat tracht te zuiveren.
Hoe schoon is de ziel van het kind dat om
geen prijs met opzet liegt, op welks een-
voudige gezegden men even vast vertrouwen
kan als wanneer een eerlijk man een eed
gezworen beeft!
En er zijn zulke kinderen, die, wanneer
ze christelijk onderricht genoten hebben,
in den geest der Martelaren door angst noch
beloften van de waarheid af te brengen zijn.
Ik hebeen stil en schuchter meisje gekend,
ze woonde in een armzalig buisje; de vader
was een ruw en driftig raensch. Nu werd
eens iemand doodgeschoten, doordat jagers
-ocr page 29-
27
en stroopers met elkaar aan het i echten
geraakt waren, Daar de vader van het meisje
ook onder verdenking lag, begeerden beide
ouders van het kind dat zij voor het gerecht
zou verklaren dal haar vader op dien tijd
t\'huis geweest was, opdat hij niet in de ge-
vangems zou komen. Het meisje zeide ech-
ter eenvoudig: Ik mag niet liegen, en bleef
daarbij.
Maar de mensch moet niet alleen in zijne
woorden, maar in al zijn doen en laten
openhartig en oprecht zijn. Het zou een
slecht voorbeeld van valschheid zijn, wan-
neer gij u, als ge met hen alleen zijt, ruw
en onvriendelijk betoondet en daarentegen
in het bijzijn der ouders doen alsof ge hen
boven alles lief hadt, maar ik wil u nog
voor iets anders waarschuwen wat hen tot
onoprechtheid zou kunnen verlokken.
De moeder hoort dikwijls de kinderen uit
over de kindermeid, vooral wanneer deze
nog niet lang in huis is. Hebt ge dus in het
bijzijn der kindereu eene onhandigheid be-
gaan, of zijt ge met hen hier of daar ge-
weest. wat ge voor »uw volk" liever niet
weten wilt, dan komt ge zoo licht in ver-
zoeking om de kinderen te dwingen de waar-
heid te verzwijgen of eene onwaarheid te
zeggen, daardoor geeft ge rechtstreeks aan-
leiding dat de kinderen veinzen. Laat u Jie-
-ocr page 30-
28
ver door uw mevrouw beknorren dan dat
ge de kinderen tot u-we medeplichtigen maakt.
VIII.
Recht en onrecht.
Het spreekwoord zegt: -De leugenaar is
ook een dief". Dit is niet geheel juist; wèl
als men het omkeert: Een dief is altijd een
leugenaar. Als de kinderen nog heel klein
zijn, grijpen ze naar alles wat ze zien en
wat hun bevalt; heeft een kind echter zoo-
veel begrip dat men met hem praten kan,
dan moet ge hem berispen wanneer het iets
nemen wil dat hem niet toebehoort, b. v.
eene bloem of het speelgoed van andere
kinderen, liet mag er omvragen, maar moet
ook tevreden zijn als het hem niet gegeven
wordt. Over het algemeen begrijpen de kin-
deren zeer spoedig hel schoone gezegde van
den Heiland: Alle dingen dan die gij wilt
dat u de menschen zouden doen. doet gij
hun desgelijks; waarvan de spreuk is alge-
leid: wat gij niet wilt dat u geschied, doe
dat ook aan een ander niet. Deze les moet als
het ware in de ziel der kinderen worden
ingeprent, doordat die woorden hun bij elke
gunstige gelegenheid worden gezegd en tel-
-ocr page 31-
29
keus herhaald, opdat ze hen bijblijven tot
zij menschen geworden zijn. Wanneer b. v.
een kind iets van een ander heeft bedorven
of in den tuin of het veld over bloemen en
planten loopt, vraag dan: zoudt ge bet pret-
tig vinden als anderen van u iels kapot
maakten of vertrapten? en als het kind dan
moet bekennen dat bet dat niet gaarne zou
willen, zeg hem dan opnieuw welk gebod
God aan alle menschen gegeven heeft en
voeg daarbij: God slaat u altijd gade of ge
iemand leed veroorzaakt, of\'u iets vanande-
ren toeeigent of bederft en dat blijft dan
opgeteekend en na den dood krijgt ge de
straf daarvoor. Kinderen moeten er vooral
dikwijls aan herinnerd worden dat andere
menschen ook Gods kinderen zijn en dat
Hij het armste en gebrekkigste kind even
lief heeft als het voornaaiHste, ja nog veel
meer wanneer het arme kind gehoorzamer is
en meer bidt. Aan kindereu die nog niet
school gaan kan men de geschiedenis van
den rijken man en den armen Lazarus ver-
tellen , vooral aan kinderen van rijke ouders,
die gewoon zijn in overvloed te leven.
-ocr page 32-
m
IX.
Nederigheid en lioovnardij.
De Heiland wil dat wij van de kinderen
zullen leereu wat nederigheid is: deze deugd
is Gode het liefste in de kinderen, daarom
heeft de Heiland gezegd: Laat de kinderen
tot mij komen, want deuzulken is het Ko-
ninkrijk der Hemelen. Zie, een onschuldig
kind laat zich niets voorstaan op verstand
of schoonheid, op rijkdom en rang der
ouders; het ziet met eerbied op tegen ieder
volwassen mensen, eu nu is dit het treu-
rige van de zaak, dat juist die volwassene
menschen deu hoogmoed die hen bezielt
opzettelijk in de jeugdige ziel van het kind
overplanten, alsof daar geen kwaad instak.
Ik wil u op eeujge dingen opmerkzaam ma-
ken, opdat ge u wachten zoudt datgene te
verwoesten waaraan God het meeste welge-
vallen heeft: de tot nederigheid gestemde
kinderziel. Men zegt tot het kind; Wat h&b
je een mooie jurk aan, wat zie je er netjes
uit en dan zet men ten overvloede het kind
voor den spiegel opdat het zich zelf zou kun-
nen bewonderen. 01 men brengt het in het
hoofd dat zijne ouders rijk en voornaam zijn,
dat hij ui zij ook eenmaal een heer of dame
woideu zal; zulke praatjes zetten voor den
-ocr page 33-
3i
duivel der hoovaardij de deur -wagenwijd
open. Evenzoo wordt het kind ingebeeld,
wanneer men het met andere kinderen ver-
gelijkt en dan de voorkeur geeft; b. v. gij
zijt sterker, gij kunt beter lezen, gij hebt
mooier speelgoed, gij zijt braver, vroomer
kind; die andere kinderen zijn stout, ik
houd veel meer van u. Daardoor wordt het
kind niet alleen eigenlievend maar ook liefde-
loos, omdat het meer en beter -wilschijnen
dan andere kinderen. Ge moet daarom een
kind nooit prijzen voor iets dat voor God
geen waarde heeft, ook inoogt ge het voor
vlijt, gehoorzaamheid en braafheid slechts
in zooverre prijzen dat het de opgewektheid
daartoe behoude. Het is ook uadeelig wan-
neer ge in het bijzijn der kinderen vertelt
wat ze gezegd of gedaan hebbeu en hoe knap
ze zijn; hooreu ze dat, zoo verheelden zij
zich spoedig een persoon van belang te zijn
en de kinderlijke nederigheid gaat verloren.
Ook moet ge het kind terechtwijzen als het
zich zelf wil prijzen over iets wat het gezegd
of gedaan heelt, of waartoe het zich reeds in
staat acht. — Zeg dan eenvoudig, dat be-
tcekent niets voor God, en heelt hetinder-
daad iets goeds gedaan, zeg dan: de hoofd-
zaak is dat de lieve God het weet, en het
verkrijgt meer waarde als de menschen het
niet weten. Misschien vraagt ge, steekt er
-ocr page 34-
32
dan kwaad in als men de menschen wil be*
hagen ? De H. Schrift geeft ons daarop uit-
drukke lijk antwoord. De Apostel Paulus zegt:
Wilde ik den menschen behagen, zoo ware
ik Christus\' dienaar niet. Eu de Heiland leert
ons dat wij de eer der menschen niet moe-
ten zoeken, maar alleen de eere Gods en dat
het geen waarde heeft als men iets doet om
van de menschen gezien te worden, b. v.
bidden, om voor vroom gehouden te worden.
X.
De Liefde.
Kinderen zijn zdd geneigd om alle men-
schen lief te hebben, dat betover hel alge-
meen niet moeielijk is om de liefde van een
kind te verwerven; maar hoe natuurlijk dit
zij, het is toch die liefde niet welke God
van ons verlangt. Een hond heeft zijn mees-
ter lief, springt tegen hein op en likt hem,
maar als er een arm mensch voorbij gaat
dan blaft hij daartegen en bijt hem dikwijls
bovendien. Cij moet het kind tot eene christe-
lijke liefde opwekken, dal wil zeggen: het
moet ieder mensch, zonder uitzondering,
liefhebben, wijl ieder mensch naar Gods
beeld geschapen en door hem gelijkelijk be-
-ocr page 35-
33
mind wordt. Ik bedoel daar niet mede dat
een kind niet rneer van zijne ouders en
naaste betrekkingen mag houden dan van
vreemden, maar ik wil er meê zeggen dat
het niemand vijandig mag zijn en iedereen
vriendelijk moei bejegenen. Ge moogt daarom
nooit dulden dat een kind anderen uit-
scheldt of leed aandoet, of bespot en ge moet
er u wel voor wachten om zelve de kinderen
liefdeloos te maken, door, in hunne tegen-
woordigheid, van anderen , misschien zelfs wel
van hunne ouders, kwaad te spreken, laten
de kinderen nooit liefdelooze of eerroovende
uitdrukkingen van u hooren, als ge met an-
deren in gesprek zijt en blijf nooit met hen
staan waar gevochten, gescholden of ge-
vloekt wordt.
Wanneer kinderen zien of denken dat
anderen worden voorgetrokken of iets be-
ters krijgen wekt dit spoedig hun afgunst
op; bemerkt ge dat, vertel hun dan de ge-
schiedenis van Kaïn en Abel, of van Saul
en David, en hoe afgunstig de duivel is.
Daarom moeten ze telkens een Onze Va-
der bidden, wanneer zij de afgunst in zich
voelen opkomen. Ze moeten dit ook doen ,
als anderen hun verdriet hebben aangedaan;
klaagt een kind daarover, zeg dan: >nu moet
ge een Onze Vader bidden voor bet kind
dat u bespot of geslagen heeft, opdat het
-ocr page 36-
:\\\\
braver worde." Ook moet ge de kinderen aan-
sporen dat zij iets voor een ander zullen
overhebben. Al zijn het maar kleinigheden
waarmede zij iemand genoegen kunnen doen,
toch wordt daardoor de Helde tot den naaste
gekweekt en dat is overal en altijd Gode en
ook den menschen welgevallig. Alle christe-
lijke kinderen moeten toenemen in liefde en
goedheid voor God en menschen, zooals de
12jarige Jcsus hen daarin tot voorbeeld is
geweest. Een kind maakt zich juist daardoor
bemind, wanneer het zich ten allen tijde
goed en vriendelijk en hulpvaardig betoont;
net moet zich vooral liefderijk gedragen je-
gens jongere broertjes en zusjes, op hen
passen en hen helpen waar het noodig is.
Er is veel aan gelegen dat het kind ook
een dankbaar hart bezit; daar kunt gij vee]
toe bijdragen en hen als het ware de dank-
baarheid in het hart planten, door hen tel-
kens te herhalen dal alles wat hun dagelijks
geschonken wordt van God komt, gezond-
heid, kracht om te loopen, spijs en drank
en kleêren, dat zelfs zijne ouders dit van God
ontvangen hebben om het hem te schenken.
Eene vrome vrouw wilde eens haar zesja-
rig peetekind leeren hoe zij alles aan God
te danken had. Het kind zeide: 0 dat is
niet waar, ik heb mijne nieuwe jurk van
mama gekregen, ze heeft het goed bij een
-ocr page 37-
38
jood gekocht en papa heeft liet geld gege-
ven, dat hij gekregen had voor eene schil-
derij die hij gemaakt heeft. Dat kleine ding
had zo\'d niet gesproken wanneer het al vroeg
geleerd had dat de schilder oog en hand en
ook zijne kunst van God gekregen had.
Daarom moet het kind bij alles wat het
van zijne ouders of andere menschen ont-
vangt in dezen als het ware Gods afgezan-
ten zien, door wier tusschcnkomst God zelf
hem dat goede doet toekomen, nooit moet
hij hen alleen maar voor alles ook den Aller-
hoogste danken.
XI.
medelijden.
Kinderen zijn meestal nog te onnaden-
kend om het lijden van anderen op te mer-
ken of te gevoelen, daarom moet ge bij hen
die schoone deugd welke medelijden heet
aankweeken, Vertel hun of doe hen bij ge-
legenheid opmerken hoe weinig de arme Be-
zit, hoe menigeen zelfs zonder schoenen
door de sneeuw moet gaan, hoevelen \'s Zon-
dags niet naar de kerk kunnen gaan omdat
zij geen voegzame kleèren hebben. Hoe me-
nig kind met St. Nicolaas niets krijgt, omdat
de ouders te arm zijn, hoeveel angst menige
-ocr page 38-
36
moeder heeft of ze morgen nog wel iets zal
hebben om hare kinderen te eten te geven.
Het is van veel belang dat het den kinde-
ren reeds geleerd -wordt hoe treurig het er
bij de armen kan uitzien, want daardoor
leeren ze medelijden met hen te hebben en
weldadig te zijn als ze eenmaal over hun
eigen goed kunnen beschikken. Hoe dikwijls
kan een kind van het zijne iets besparen om
het den arme te geven, b. v. brood of vruch-
ten. Vraag nu en dan eens, als degeleeen-
heid zich daartoe aanbiedt, of ze het willen
doen. Hetzelfde geldt ook voor zieken. Het
is niet moeielijk om bij kinderen het mede-
lijden op te wekken, wanneer ze het lijden
van anderen begrijpen; toonen zij zich ruw
en onmeêdoogend, dan komt het meestal
slechts daardoor dat ze nog niet inzien hoe
veel de zieke lijden moet. Ge moet daarvoor
als het ware het kind de oogen openen, ge
moet hem zeggen, hoeveel de kranke verdu-
ren moet, hoe menigmaal hij den ganschen
nacht niet slapen kan en hoe vaak zijne ziel
daarbij gekweld wordt door kommer en zor-
Êen. Daarom mogen de kinderen in de na-
ijheid der zieken geen leven maken, en be-
reidwillig zijn om iets tot verzachting te doen
of te geven. Ziet ge een kind lachen of spot-
ten met gebrekkige menschen, zeg hem dan
dat, door zijne liefdeloosheid, zijne ziel nog
-ocr page 39-
37
veel meer misvormd is dan het lichaam van
dien gebrekkige, en dat God, wanneer hij
zich niet verbetert zijne ziel als een giftig
ongedierte in het vuur zal werpen.
Toon ook zelve uw medegevoel voor ieder-
een . ook voor kinderen. Zoovele kleinighe-
den schijnen het kind een zwaar kruis toe,
schreit net daarover, lach hem dan niet uit
of beknor hem niet, maar troost hem en
breng hem tot bedaren, dan ondervindt het
kind hoeveel troost het geeft wanneer ande-
ren bij verdriet of zorg hun medegevoel
toonen.
De dieren gevoelen wel is waar de smart
niet in dezelfde mate als de menschen, maar
ze zijn toch ook schepselen Gods en daar
God voor het dier zorg draagt, duldt Hij ook
niet dat wij het onnoodig plagen of angst
aanjagen. Ge moogt nooit toelaten dat de
kinderen een dier behandelen alsof het hou-
ten speelgoed ware. Een schadelijk dier mag
men dooden maar zonder het vooraf te pijni-
gen; overigens mogen de kinderen een dier
geen leed doen, niet slaan of schoppen of
met iets gooien dat hem zeer kan doen.
Wordt een vlieg of tor een poot uitge-
trokken of een hagedis de staart afgesneden,
dan kan liet diertje niet schreeuwen, maar
zijn Schepper ziet die wreedheid. Leer daarom
aan de kinderen deze bijbelspreuk: Alles
-ocr page 40-
38
-wat bestaat hebt Gij lief, o God, omdat Gij
niets geschapen hebt om het te haten. Maar
men kan ook op tegenovergestelde wijze mis-
doen, soms wordt een hond of kat overdre-
ven of onbetamelijk boven een mensch vöór-
getrokken, zoodal het dier betere kost ge-
gund wordt dan aan de meid in de keuken.
Als ge die neiging bij de kinderen opmerkt
berisp hen dan en zeg hun dat alle dieren
der wereld voor God niet zooveel beteeke-
nen als de armste bedelaar. Overdreven tee-
derheid voor de dieren moet ge ook niet
dulden; het is b. v. hoogst onwelvoegelijk
om een hond of kal te kussen of op de
armen te dragen.
                       .
XII.
GrelMtorzaamheïd..
Iedereen die met kinderen moet omgaan
heeft gaarne dat zij gehoorzaam zijn. want,
wat is er met onwillige kinderen aan te van-
gen ? Men heeft er dagelijks verdriet van.
Maar doorgaans missen zij, die voor de kin-
deren gesteld zijn den slag om hen gehoor-
zaam te maken. Dreigen, schelden en klap-
pen uitdeden is daartoe het beste middel
-ocr page 41-
3f)
niet, altijd knorren en op bevelenden toon
spreken evenmin. Driftige woorden en daden
doen u de achting en liefde der kinderen
verliezen en juist die moet ge trachten te
verwerven om hen volgzaam en gewillig te
doen zijn. Wees goed en vriendelijk jegens
hen, maar ook ernstig en vastberaden waar
het noodig is. Beperk de kinderen niet te
veel, laat hen vrij waar het onverschillige
zaken geldt en beveel hen alleen datgene
waar inderdaad iets aan gelegen is, b. v.
dat zij hunne bepaalde gebeden doen. Als
ge hun iets verbiedt wat zondig ot\' schade-
lijk is, b. v. anderen uitschelden, of te dicht
in de nabijheid van paarden of water ko-
men, spreek hen dan duidelijk en beslis-
send toe, maar ge moet volharden bij het-
geen ge gezegd hebt eu desnoods dwang ge-
bruiken als de kinderen toch ongehoorzaam
blijven.
Eigenlijke straften kan een kindermeisje
op ongehoorzame kinderen niet toepassen
omdat vele ouders uit blinde liefde in geen
geval gedoogen dat men de kinderen zeer
doet; ge moet namelijk de kinderen nooit
slaan, een klap om de ooreu kan zelfs voor
jonge kinderen zeer gevaarlijk zijn; ook is
het voor vele kinderen groole straf, wanneer
ge als zij ongehoorzaam geweest stijn eenigen
tijd zeer ernstig en stilzwijgend zijt; dit is
-ocr page 42-
10
ook de beste terechtwijzing wanneer een
kind driftig en stout is.
Ge moet echter niet begeeren dat de kin-
deren aan u alleen ondergeschikt zijn; zij
moeten hunne ouders en overige huisgenoo-
ten evenzeer gehoorzaam wezen.
Wanneer de kinderen in hunne jeugd
niet leeren om te gehoorzamen aau die over
hen gesteld zijn, zullen zij, volwassen zijn-
de , evenmin Gode gehoorzaam zijn, en alzoo
slechte menschen worden.
Zeg daarom dikwijls aan de kinderen dat
God alleen in gehoorzame kinderen welge-
vallen heeft en dat alle zonde en ellende
haren oorsprong heeft in de ongehoorzaam-
heid van den duivel en de eerste menschen,
maar dat de Heiland, van kindsbeen af tot
aan het kruis gehoorzaam was en daardoor
ons heeft geholpen om in den Hemel te ko-
men, als wij ook gehoorzaam zijn. Zorg even-
wel dat ge deze lessen niet onvruchtbaar
maakt, door zelve een •voorbeeld van onge-
hoorzaamheid voor de kinderen te worden,
wanneer ge in menig opzicht uwen meesters
niet ondergeschikt zijl, of onder brommen
en knorren hunne bevelen ten uitvoer brengt.
Ge moogt ook nooit tegen de kinderen over
de gebreken hunner ouders spreken, want
daardoor zoudt ge hen den verschuldigden
eerbied doen vergeten. Zij moeten door u
-ocr page 43-
*1
integendeel voortdurend aan het vierde ge-
bod herinnerd worden.
XIII.
Gtodadlenatzin.
De mensch is door God geschapen, opdat
hij Hem kenne, liefhebbe en in Hem zalig
worde; daarom zou het er met het liefste
en gehoorzaamste kind treurig uitzien, wan-
neer het niets van God hoorde en geene be-
geerte had om Hemteleeren kennen, want
al onze woorden en werken, ofschoon die der
wereld goed en prijzenswaardig toeschijnen,
beteekenen niets, wanneer wij daarbij niet
aan God gedacht hebbon.
Het is daarom uw heilige plicht, vooral
dan wanneer de ouders hunne kinderen daar
niet in voorgaan, om hen zooveel in uw ver-
mogen is aan de vreeze Gods en een gods-
dienstig leven te gewennen , zij zullen dan
ook u veel beter gehoorzamen.
Door den II. Doop is de ziel der kinderen
in zekere mate geheiligd en daardoor zeer
ontvankelijk voor de godsdienst. Maar ge-
lijk een zaadkorrel slechts bij regen en zon-
neschijn ontkiemt en opwast, zoo moet ge
het kinderlijke hart ook tot vroomheid op-
-ocr page 44-
42
wekken door uw voorbeeld en door dikwijls
te spreken over den lieven God, gezijtdaar-
toe zoo menigmaal in de gelegenheid door
alles wat u omgeeft. Zeg nun, als ze ver-
wonderd zijn bij het booren van den don-
der of het zien van een gaven boom of\'
wanneer ze met aandacht naar den sterren-
hemel opzien, dat God ons in dat alles zijne
Almacht en Majesteit wil toonen, want dat
Hij de Allerhoogste daar boven dien sterren-
hemel troont in onbeschrijfelijke heerlijk-
heid en door milliocnen engelen wordt aan-
gebed>:n, die nog heerlijker dan de sterren
zijn, maar ook dat Zijne liefde en goedheid
ons door tusscheiikomst der menschen alles
heeft geschonken, wat wij hebben en genie-
ten en dat de bloemen m zoo grooten over-
vloed door Hem geschapen zijn, om daar-
mede om onzentwil de aarde te versieren.
Vertel hun wanneer een lijk wordt voorbij-
gedragen, dat alle menschen moeten ster-
ven , omdat Adam en Eva gezondigd hebben
tegen Gods gebod en dat een iegelijk die
in zijne zonde sterft, in de hel geworpen
wordt, wijl de zonde een gruwel is voor den
Heiligen God. Leer hun dat God alwetend
en alom tegenwoordig is, zoodat Hij alles
ziet en hoort wat de menschen gedurende
hun gehcele leven gedaan, gesproken en ge-
dacht hebben en zoo komt ge er als hel
-ocr page 45-
43
ware van zelf toe, om met hem over den
lieven Heer Jesus te spreken, die, om ons
van die zondenschuld te verlossen, den
Hemel heeft verlaten en voor ons geleden
heeft en gestorven is. De kinderen mogen
nooit vergeten Hem hun eerbied te r>e-
toonen, wanneer zij een Crucifix of eene
Kerk voorbijgaan, of wanneer gij hen mede
neemt naar de II. Mis en wanneer er op
Donderdag en Vrijdag voor de preek ge-
luid wordt, zullen zij ook het bidden niet
vergeten. Zorg vooral dat de kinderen bij
alles wat op den godsdienst betrekking heeft,
zich ernstig en eerbiedig gedragen; vooral
mogen zij in de Kerk en bij het gebed niet
rondkijken , maar nederknielen, de handen
vouwen en alle woorden van het gebed,
langzaam en duidelijk uitspreken, geef hen
daarin zelve een goed voorbeeld, herinner
er hun dikwijls aan dat God daar is. Ook
wanneer de kinderen bevreesd zijn, om al-
leen in eene kamer te slapen, zeg hen dan
God is diitir, geen geest kan u iels doen of
u schrik aanjagen, want ze zijn allen in de
macht van God en kunnen zich niet bewe-
gen of vertoonen buiten Zijn wil. Spreek
ook dikwijls tot de kinderen over de lieve
H. Moeder Gods; toon hun haar beeld, leer
hun den engelengroet en. andere gebedjes
tot haar, waardoor zij vroeg reeds die ge-
-ocr page 46-
44
zegende Maagd liefhebbeu, vereeren, aan-
roepen en zich tot Haar -wenden. Vertel
hun hoe ieder kind een Beschermengel heeft
en hoe zij dien vreugde kunnen geven of
mishagen door hun gedrag.\'
Bid dagelijks met hen, niet lang achter-
een maar dikwijls en leer hun veel korte
gebeden. Wanueer gij de kinderen vóór-
bidt, toon hun dan door eene eerbiedige
houding, ernstig en langzaam spreken, hoe
groot de eerbied voor God moet wezen, zeg
hun ook hoe men bij het gebed er aan den-
ken moet, dat God nabij ons is en toehoort
en onze geheele ziel doorziet. Zeg hun b. v.
dat er drie Onze Vaders zijn, een gouden,
een zilveren en een van stroo, al naar ge-
lang men bij het bidden aan niets anders
denkt dan aan God, of dat andere gedachten
zich daar tusschen mengen, of dat men
slechts met den mond het Onze Vader op-
zegt, terwijl men aan andere dingen denkt.
Aan het slot van dit boekje wil ik eenige
korie gebeden en spreuken toevoegen, welke
gij zelf kunt bidden en aan de kinderen
moogt leeren.
Kinderen hooren ook gaarne zingen en
zingen zelf ook gaarne, het is hun hetzelfde
of net wereldsche of vroome liedjes zijn.
Voor u mag dat echter niet onverschillig
wezen, leer den kinderen godsdienstigelie-
-ocr page 47-
45
deren zingen, met het gezang neemt hunne
ziel ook de beteekenis der woorden in zich
op en geniet daardoor godsdienstig voedsel.
Goed en kwaad groeit gelijktijdig op in de
jeugdige ziel en schiet daar wortel, zorg dus
dat de kinderen alleen het goede zien, hoo-
ren en beoefenen.
Ten slotte wil ik u hier nog opmerken
dat gij de moeder bij de opvpeding der kin-
deren te gemoet moet komen; daarom is
het ook uw plicht om haar opmerkzaam te
maken welke fouten eu gebreken gij in de
kinderen hebt ontdekt, opdat zij zoo naauw-
keurig mogelijk wete in welk opzicht hare
kinderen verbetering noodig hebben.
XIII.
Draag zorg voor uwe eigene ziel*
Uwe eigene ziel heeft echter ook behoefte
aan vorming. God heeft ons menschen op zoo
wonderbare wijze geschapen- en samenge-
steld, dat wij onze eigene ziel kunnen ver-
anderen. Wij kunnen die slechter maken dan
ze nu is, wij kunnen ze ook verbeteren en
daarvan hangt ten laatste hemel of hel voor
ons af. Aangezien wij echter door de erf-
zonde meer tot het kwade dan lot het goede
-ocr page 48-
16
geneigd zijn en wijl het leren den mensch
aan zoovele verzoekingen tot zonde bloot-
stelt, zoo kost het moeite en inspanning om
een waarachtig goed Christen te zijn en een-
maal zalig te worden. Ik wil u nu eenige
regelen voorschrijven waaraan ge u ook in
uwen stand te houden hebt om de verzoe-
king tot het booze te weerstaan en eenmaal
een kind der zaligheid te worden.
Bedenk wel welk eene groote waarde uwe
ziel heeft. Gij moogt God Vader noemen,
gij zijt door Christus verlost. Hij heeft in
het Avondmaal dezelfde gemeenschap met u
als met eene vorstin en de H. Geest heeft
u geheiligd zoodat uw lichaam zelfs eene
hoogere wijding heeft ontvangen dan eene
gewijdde kerk. Verwaarloos daarom u zelve
niet. Het zal u naarmate gij voor uwe eigene
ziel zorgt ook duidelijker en meer tot ge-
wetenszaak worden hoe gij voor het heil der
u toevertrouwde kinderen moet zorgen.
Het eerste en belangrijkste is: Bewaar
uwe onschuld. De betrekking van het kinder-
meisje is in zooverre gevaarlijk dat het vele
wandelen met de kinderen toch eigenlijk eene
soort van lediggang is. Men kijkt én laat
zich aankijken en de gedachten dwalen rond
als de oogen. Ge moet derhalve over u
zelve waken dat door deze leefwijze uwe
\'ziel geen schade lijdt. Wanneer het mogelijk
-ocr page 49-
4T
is, is het voor u zelve en voor de kinderen
beter om met hen in den een of anderen
tuin te gaan dan op de openbare plaatsen
van uitspanning. Ga niet daar «aar aanlei-
ding is om met manspersonen in aanraking
te komen, b. v. daar waar soldaten zich op-
houden; wil een jongmensch u aanspreken,
toon hem dan dat ge u niet met hem wilt
inlaten, laat u ook niet met minnarijenin,
tijdverdrijf, ijdelheid en zinnelijkheid ver-
leiden daartoe, en zoo het al niet tot het
ergste komt, toch is iedere omgang, waarbij
geene bedoeling of zeker uitzicht op een
huwelijk bestaat, Gode ongevallig en alzoo
zondig; daarom wordt een jong meisje dat
op straat of openbare plaatsen met allerlei
manspersonen praat en lacht door iedereen
geminacht. Al ware het zelfs dat de belofte
om te trouwen niet gelogen was, watzoudt
e er bij winnen ? Er is geen grooter ellende
an een huisgezin met kleine kinderen en
groote armoede. Wilt ge u daarin begeven ?
Wees bovenal voorzichtig, wanneer er man-
nen in het huis wonen waar ge dienstbaar
zijt. Wees ernstig en kort in uwe antwoor-
den en houd geen onnoodige praatjes met
hen; neem vooral geene geschenken van hen
aan, zulke geschenken zijn vaak het hand-
geld van den duivel. Wanneer een van hen
u lastig valt, dreig hem dan dat ge het aan
-ocr page 50-
iS
de vrouw des huizes zult zeggen en doe dat
ook, wanneer hij u blijft vervolgen. Als ook
dat niet helpt, zeg dan dat ge uit uw dienst
gaat als men u niet niet rust laat. Ge moogt
in geen huis blijven dat voor u gevaarlijk
is, al trekt ge daar een goed loon , anders
verkoopt ge voor geld het kostbaarste goed
dat ge nooit meer terug kunt krijgen: uwe
maagdelijke onschuld. — Hier in het bij-
zonder geldt de uitspraak van den Heiland:
Wat zou het den mensen baten of hij de
gansche wereld won maar schad " leed aan
zijne ziel? En wanneer geuit liefde tot God
een voordeeligen dienst, waar ge het overi-
gens goed had, opgeeft, zoo moogt ge er u
op verlaten dat God het u vergelden zal en
alles voor u ten beste leiden. Verzuim ook
niet uwen biechtvader om raad te vragen
wat ge in zulk een geval doen moet, wan-
neer gij zelve het kwade niet wilt. Om geen
andere reden moei gij een dienst verlaten
waar niets u verhindert om een braaf en
christelijk leven te leiden, al werd u bij een
ander een grooter loon aangeboden. Ook
moet uwe gehechtheid aan de kinderen en
hunne Helde voor u, u terughouden om dik-
wijls van dienst te veranderen.
Zij die nergens lang blijft, komt licht in
verdenking dat ze niet goed bruikbaar is of
de een of andere slechte eigenschap bezit.
-ocr page 51-
.
49
Uwe roeping is om God boven alles lief te
hebben en te vreezen; de Godzaligheid alleen
voert tol het ware geluk in tijd en eeuwig-
heid. Beschouw het daarom als uw heiligen
plicht dat ge aandachtig uwe dagelijksche
febeden doet. God is uw hoogste meester,
ien ge met nog grootere naauwgezetheid
moet dienen dan demenschen. Wanneer de
regel van het huis en de plaats zulks toe-
laten, ga dan dagelijks naar de H. Mis, daar
is uw gebed van meer kracht omdat de Hei-
land tevens zijn voorspraak in de weegschaal
legt. Op plaatsen waarde vroeg-Mis gelezen
wordt, kunt ge het wellicht zoo schikken dat
ge die dagelijks bijwoont als de kinderen
nog slapen; kan dat echter niet zoo zijn dan
moogt ge in den loop van den dag, als ge
met de kinderen uitgaat, tot den Heiland in
de kerk gaan. Evenals de ster der drie Wij-
zen de plaats heeft aangewezen waar zich de
Godmensen in de gedaante van een kindeke
bevond zoo wijst u het eeuwige licht waar
Hij in de gedaante eener Hostie vertoeft.
Wanneer gij uwe ziel rein wilt bewaren voor
God, dan is het van het hoogste belang dat
ge dikwijls na goede voorbereiding gebruik
maakt van de H. Sacramenten. Er bestaat
geen middel waardoor ge zekerder in den
gevaarlijken tijd der jeugd uwe ziel voor het
verderf kunt bewaren dan dat ge op zijn
4
-ocr page 52-
óü
minst iedere maand biecht en hoogtijd
houdt; kunt ge het meer doen dan is
het zooveel te beter, ge moet u daarvan
door spot noch schimp of ongerief laten
terug houden, üe Heiland heeft nog zoo
oneindig meer geleden, om lot u te ko-
men in het 11. Sacrament. Wanneer eene
meesteres u niet wil laten gaan, ofschoon ge
er niets door verzuimt, zeg haar dan dat
het tot haar eigen voordeel is, wanneer zij
u dikwijls laat biechten, want dat het lier-
haald ontvangen der H. Sacramenten tot
gehoorzaamheid en nauwgezetheid aanspoort;
voor liet overige moogt ge niet begeeren
om alle godsdienstoefeningen bij te wonen,
die daar Ier plaatse gehouden worden, en
uw dienstplicht daardoor verwaarlozen. Ge
moogt slechts eischen dat men u gelegen-
heid geeft tot kerkbezoek en het ontvau-
gen der 11. Sacramenten, zoo ver de katho-
lieke Kerk dit voorschrijft. Ge zijt arm, an-
ders waart ge niet dienstbaar: om iets te
verdienen, zijt ge kindermeisje geworden,
maar ge kunt nog iets veel beters daarbij ver-
dienen als die luttele guldens loon van uwe
meesteres.
Wanneer ge namelijk alles wat ge doen
moet, üode ten ofler brengt, zoo neemt
God dat aan als waart ge in Zijnen dienst,
en Hij zal u daarvoor belooneu. Uit o lier
-ocr page 53-
51
brengt men op deze wijze: Denk en zeg bij
uw morgengebed even als Maria: ik ben een
dienstmaagd des Heeren, ik wil den gan-
schen dag Zijn wil volbrengen, en alles wat
ik doe, denk, of lijden moet, wil ik, met de-
zelfde gezindheid in het hart als Jesus en
Maria, Gode offeren ter aanbidding, lof en
dank. Denk in den loop van den dag veel
daaraan, vooral wanneer ge iets doen of ver»
dragen moet wat u zwaar valt, dat gij het
om Gods wil lijden en doen wilt. Zie, de
menseh denkt altijd aan iets, hetzij iets
goeds, kwaads of onverschiliigs. Maak hetu
tot eene gewoonte om bij Bezigheden die
ge, om zoo te zeggen, werktuigelijk kunt
verrichten, uwe gedachten bij God en gods-
dienstige onderwerpen te bepalen of in uwe
gedachten een gebed te doen. Hoe meer de
ziel op deze wijze met God en Zijne Ueili-
gen omgaat, des te beter en reiner zal die
worden. Deze gedachten zijn als de bijen
die honig en was voortbrengen, terwijl
de wereldsche gedachten als wespen zijn
die tot niets dienen maar wel steken en
de vruchten bederven. Wanneer ge\'s avonds
als de kinderen slapen tijd hebt om iets
te lezen, neem dan uw gebedenboek of iets
anders dat u stichten kan. Wacht u ech-
ter dat ge uit nieuwsgierigheid naar cou-
ranten of boeken uwer meesters grijpt,
-ocr page 54-
52
-want zoo licht kan de ziel daardoor vergif-
tigd worden.
Wacht u ook voor lichtzinnige kamera-
den, wanneer ge in een ander meisje op-
merkt dat ze veel over dansen of minna-
rijen spreekt of dat ze eene kwaadspreekster
is, die de menschen bebabbelt, vermijd dan
den omgang met haar; zoek liever zulk eene
tot vriendin die waarachtig christelijk opge-
voed en gezind is. Ook vordert de eer en
het christendom dat ge niet over uwe mees-
ters klaagt en hunne gebreken openbaar
maakt aan personen die er niet meê te ma-
ken hebben; vragen anderen u naar uwe
meesters, zeg dan het goede van hen en
verzwijg hetgeen u mishaagt, al zijn zij zelfs
oorzaak dat ge uw dienst verlaat, dan moet
ge daarover niet spreken opdat ge u niet
door het bekend maken van hunne gebre-
ken aan eerroof schuldig maakt; al is het
kwade wat ge van uwe meesters vertelt waar-
heid, zoo is deze onnoodige openbaring toch
eerroof en daarom eene zonde, welke ge u
zoudt berouwen en die ge biechten moet.
Vele dienstmeisjes gelooven dat zij te streng,
of slecht behandeld worden, en zijn over
iedere kleinigheid geraakt. Dit zijn eigenlijk
ongelukkige wezens die een plaag zijn voor
zich zelf en voor anderen; het getuigt daar-
en tegen van een christelijk gemoed dat de
-ocr page 55-
53
mensch geduldig en onderworpen de weder-
waardigheden des levens om Gods wil draagt.
Voor een ieder en ook voor u is het woord
van den Heiland toepasselijk: Zoo wie ach-
ter mij wil komen, verloochene zich zelf en
neme zijn kruis op en volge mij na. Geduld
en zachtmoedigheid maken ons schoon in de
oogen van God en menschen. Ja, het ge-
duld is zulk eene edele deugd dat juist net
geduld van Christus aan het kruis door God
is aangenomen als losprijs voor onze zon-
den. Zoo moet ook gij met de gebreken der
kinderen geduld hebben en Gode opdragen
wat ge niet veranderen kunt. Aangezien gij
waarschijnlijk uw geheele leven geen kinder-
meisje zult blijven, moet ge u iedere gele-
genheid ten nutte maken waarbij ge iets kunt
Ieeren, b. v. kokeu, naaien, strijken. Wees
zuinig met uw loon, verkwist het vooral niet
aan opschik, kleed u eenvoudig en zindelijk,
hoe meer eene vrouw door hare kleeding
wil behagen zooveel te meer mishaagt zij
haren God. Geef liever van tijd tot tijd kleine
aalmoesen; God ziet het aan en zal het u
eenmaal rijkelijk vergelden. Bid dan dagelijks
tot God dat Hij u helpe om in de toekomst
datgene te kiezen wat u en anderen tot heil
verstrekt. Ten laatste is toch alles in Gods
hand; wanneer ge als eene ware Christen
leeft zal Hij het wèl met u maken, want er
-ocr page 56-
54
staat in de H. Schriftuur: Wie God lief heb-
beu hun keert alles ten beste. Zoolang gij
echter kindermeisje zijt, moet ge u de uit-
nemendsle van alle Heiligen, Maria, tot voor-
beeld nemen. Zij heeft ook een kind op den
arm en is toch de reinste onder de maag-
den; wees ook gij in maagdelijken staat eene
moeder over de u toevertrouwde kinderen,
schenk hun moederlijke liefde, zij het al
niet de liefde die alleen eene eigene moeder
kan geven, dau toch om Gods wil, wijl ze
Gods kinderen zijn.
Eene rechtgeaarde moeder moet zichzelve
ten wille der kinderen beheerschen, slechte
gewoonten afleggen, hare woorden wikken en
wegen en wèl bedenken hoe haar spreken,
doen en laten door de kinderen wordt op-
gemerkt en invloed op hen uitoefent. Zij
moet ook dikwijls van gemak en genoegen
afstand doen; datzelfde moet ook gij doen
om Gods wil \'voor het welzijn der kinderen.
Wanneer ge zo\'d handelt zijt ge voor de
menschen wel een arm en gering meisje,
zooals de Maagd Maria in haren tijd ook was;
bij God zijt ge echter ineere, want Hij heeft
u dezelfde zaak opgedragen als aan Zijne Hei-
lige Engelen, namelijk die om overonschul-
dige kinderen te waken.
-ocr page 57-
EENIGE KINDERGEBEDJES.
1. Bij het ontwaken.
Bij mijn ontwaken, lieve God,
Vergete ik nimmer Uur gebod,
Dat ik, bij al mijn doen moet vragen,
Of \'t U \'inijn God, ook zou mishagen.
2. Aan den lieven Heiland.
Geef Jesus, mij dien vromen zin
Waardoor ik eens den Hemel win.
Jesus , blijf mij steeds nabij,
Houd mijn ziel van zonde vrij,
Leer mij bier zóó mijn plicht betrachten.
Dat voor U Troon mij d\'Eoglen wachten.
3. Bij het voorbijgaan van een kruis
Heer Jesus, IJ zij dank gebracht
Dat Gij de smart niet hebt geacht,
-ocr page 58-
56
Maar ook voor mij gestorven zijt...
Zoo zij mijn leven II gewijd!
4. Bij het aanschouwen van den Ster-
renhemel of een schoone landstreek.
Wal zijt gij groot en goed , o God!
Wat is Uw schepping schoon!
Maak, dat ik leef naar Uw gebod,
En zoo mijn dank betoon.
Sterren zonder tal —
Zon, maan, ja \'tgansch Heelal
Schiep God de Heere!
Hem zij lof en eere. —
5. Aan de H. Moeder Gods.
0 Maria! sta ons bij,
Dat ons God genadig zij!
Maria bid aan Godes troon
Voor mij tot Jesus, uwen Zoon.
Hem zij de eer en heerlijkheid,
Nu en in alle eeuwigheid! Amen.
-ocr page 59-
87
6. Aan den H. Engelbewaarder-
Gij , Heilige Engel, blijf gij mij nabij,
Breid zacntkens uw\' vleugelen uit over mij;
Geleid en bescherm mij, bij dag en bij nacht;
Houd over mijn doen en mijn denken de wacht.
En, als ik zoo eenmaal den Hemel mag winnen,
Dan, Leidsman mijns levens, voer Gij mij daar
binnen.
7. Vóór het eten.
0 God! die ons verzorgt en voedt,
En dat uit loutere liefde doet —
Geef ook Uw zegen aan de spijzen,
Waarvoor we Uw naam met eerbied prijzen.
8. Na het eten.
Heb dank, o God, voor dranjk en spijzen
En zooveel andre gunstbewijzen
Die Uwe liefd\' ons heden gaf.
Wij wachten rustig \'t morgen af\',
KINDERVERSJES EN SPREUKJES.
Begin en sluit den dag met God,
Dan wacht u een gezegend lot
-ocr page 60-
58
Bij al mijn doen, \'t zij vroeg of spade,
Slaan mij Gods Vaderoogen gade.
Er is een oog dat alles ziet
Wat op het wereldrond geschiedt.
Wat boven onze krachten gaat
Daartoe is God alleen in staat.
De kleinste bloem, het gras der velden,
Zijn wonderen, die Gods almacht melden.
Wat gij den armen hebt gegeven
Schenkt God u weer in \'t eeuwig leven.
Vrees duisternis noch eenzaamheid,
Daar waar Gods engel u geleidt.
Gods kinderen zijn de braven;
De boozen — duivels\' slaven.
Wacht u voor elke zonde, kind!
Ofschoon ge u heel alleen bevindt.
-ocr page 61-
59
Kind, of ge leelijk zijt of mooi,
Denk, de onschuld is uw liefste tooi.
Niet enkel zonneschijn en regen,
Ook vreugde en leed zijn ous tot zegen.
Een kind is zoet,
Die iets dadelijk doet.
Mijn ouders heb ik veel te lief
Dan dat ik hen door stoutheid griev\'.
Spreek weinig, want veel wat men zegt
Wordt soms ten kwade uitgelegd.
Die eens gelogen heeft, o spijt!
Is voor altoos \'t vertrouwen kwijt.
Wees altijd vriendelijk, zacht en goed,
Ook dan als men u onrecht doet.
Wat gij niet wilt dal u geschied
Doe dat ook aan eeu ander niet.
-ocr page 62-
60
Spot met het leed van anderen niet,
Wie weet -wat morgen u geschiedt.
Denk ais de nijd uw /.iel beroert,
Waartoe hij Kaïn heeft vervoerd.
Het luisteren aan deur of wand
Is laf en laag en strekt tot schand.
Kleêren kosten geld en tijd,
Zorg dus dat ge proper zijt.
Ge moet geen dier uit gekheid plagen
Zoo min als gij, kan hij \'t verdragen.
Zoo moet ge leven, dat ge altijd
Op uwen dood zijt voorbereid.
Goeden nacht.
0 God! Gij hebt weer heel den dag,
Mij boven bidden welgedaan.
Geef dat ik rustig slapen mag,
En neem iniju dank voor alles aan.
-ocr page 63-