-ocr page 1-
-ocr page 2-
\\rr\\rr\\ \\\'ho]S
-ocr page 3-
-ocr page 4-
BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT
A06000031445624B
3144 562 4
-ocr page 5-
<f>2_jfe_Jte_ _«fc__6fe__^L_«fe_ _«fe__^L_jte._^.Jfc_Jfe_|
TROOST DER
GtiLOOVIGE ZIELEN IN «ET VAGEVITII.
f
. -
ffilSSffiSf fUSSTKI KIS M
%M~^p ~i& ^$T~i0> ^\'~^~~@^ $& ^~TJ(! "^> «^"^u
-ocr page 6-
#}
Cl. MOSMANH Seniok, TUTGEVEIt TE \'s BOSCH.
-ocr page 7-
i 35
VOLLEDIG
GEBEDENBOEK
tot troost en lafenis der
GELOOVIGE ZIELEN,
BENEVENS EENE BESCHRIJVING VAN DEN
TOESTAND DER LIJDENDEN
IN IIKT
VAGEVUUR,
DOOR VOORBEELDEN OPGEHELDERD.
9;,      \'- IMI
-ocr page 8-
• GEK OER
-.:f•".\' "EIT
\'€. (
UT
COLL.
-ocr page 9-
wmÊimmmmMm
INLEIDING.
mm
fct is den mensch eigen, zich te belcom-
meren over zijne vrienden, die in
verwijderde oorden ivonen,en steedsreikhal-
zend naar eenige tijding omtrent hun lot
uit te zien. Geen wonder dan ook, dat wfj
verlangen naareenige zekeretij ding omtrent
onze dierbare afgestorvenen, daar er toch
bijna niemand onder ons gevonden wordt,
ivien de dood niet een geliefden vader, eenc
teerbemindemoeder, eenbroeder, eenezuater,
een vriend of een beleende, die ons ter harte
ging, ontnomen heeft.
Doch, vooral als ivij bedenken, dat zij zich,
zooals met grond is aan te nemen, in ver-
schrikkelijke pijnen bevinden, waaruit wij
hen, volgens de duidelijke leer van ons hei-
lig geloot, gedeeltelijk en zelfs geheel kunnen
verlossen — als wij dit bedenken,dan vooral
zullen wij ons nog veel meer om hun lot
bekommeren. Het ware dan ook zeer zeker
ondankbaar en betreurenswaardig van vn-
-ocr page 10-
6
een kant enverschrikkelijk voor onze overle-
denen, als wij, wetende, dat wij hen kunnen
verlossen, toch niets voor hen zouden doen.
Velen onder ons toeten misschien niet gc-
nocgzaam wat zij voor hunne overledene
betrekkingen doen kunnen, anderen wellicht
achten het niet genoeg, \'t Is dan om in deze
dringende behoefte van alle godvruchtige
zielen zooveel mogelijk te voorzien, dat men
in dit boekje het gewichtigste en tevens het
mceslboeiendehecftbijeenvergaard,icatovcr
dit onderwerp, zooivel in de H. Schrift, als
in de overleveringen en in de besluiten der
H. Vaders, kerkelijke schrijvers en geeste-
lijke leeraars, te vinden is. En deivijl daad-
zaken altijd meerindrukmaaktendanivoor-
den, heeft men het raadzaam geoordeeld in
dit werkje, hier en daar,eenige voorbeelden
tot opheldering en tot opwekking aan te ha-
len. Evenwel heeft men uit de menigte voor-
beelden, die er bestaan, slechts de doelma-
tigste, en uit deze laatste alleen de zekerste
gekozen, nameli/k dezulke, die uit vertrouw-
bare bronnen zijn geput. Van de nieuwere
heeft men er geen enkeleaangevoerd,vanwel-
ker waarheid men niet ten zeerste overtuigd
was. Overigens is men er verre van ver-
wijderd, al deze voorbeelden onder eenig
ander, dan bloot menschelijk oogpunt voor
-ocr page 11-
7
te stellen, overeenkomstig de voorschriften
der TL Kerk.
Verder heeft men getracht, de aandacht
te vestigen op de werkdadige dankbaarheid
der geloovige zielen, ten opzichte van hunne
weldoeners en wel met een tweevoudig doel :
om namelijk onzen ijver door een edel eigen-
belang aan te vuren en om aan te toonen,
dat de goede God die zielen toestaat, ons
reeds gedurende dit leven krachtige hulp
te verkenen in allen nood en in alle gevaren.
Om ten slotte niet met eene bloote verkla-
ring dezer zaken te eindigen, heeft men aan
deze verzameling nog een „vollediggebedcn-
boek" voor de geloovige zielen toegevoegd,
daar toch het gebed het algemeenste en on-
ontbeerlijkste middel is, om onze lijdende
afgestorvenen te hulp te komen.
Wij hopen, dat dit gebedenboek alle god-
vruchlige zielen behulpzaam moge zijn, om
hare in het vagevuur lijdende medemen-
schen te troosten en te verlossen.
Welke gedachte zoude inderdaad voor
vrome geloovigentroostender,verhevener en
opbeurender kunnen ziin, dan deze, dat zij
door hunne gebeden, hunne dierbare over-
-ocr page 12-
8
ledenen, ook nog aan gene zijde van het
graf, op werkdadigc ivijze hunne liefde
kunnen betoonen, en dat de goede God deze
gebeden als een welgevallig offer terhun-
ner bevrijding zal aannemen.
Voorzeker, het is een zoete troost, die
onze heilige godsdienst ons aanbiedt: Vat
de tvare,in God gegronde liefde, ook met den
dood niet ophoudt, {Be liefde eindigt nooit
meer, zegt de heilige Apostel I Kor.
13, 8).
dat zij in en door God dan eerst recht iverk-
zaam wordt, en dat door deze liefde
als den
band der volmaaktheid, (Kol. 8, 14) de
lijdende, zoowel als de triumfeerendeKerk,
met de strijdende Kerk op aarde, één
familie, één lichaam uitmaakt, onderling
vereenigd in alle gewrichten door een
wederkeerig dienstbetoon, gecvenredigd
naar de werkzaamheid van ieder lid in
het bijzonder, alle onder één hoofd,
„Christus\'7. (Ephes.
4, 16.)
-ocr page 13-
EERSTE DEEL.
E E RS T E H O O F D S T U K.
OVEK HET WEZEN EN HET BESTAAN VAN IIET
VAGEVUUR.
(H2Jet vagevuur is eene plaats in doandere
<3$*- wereld,waar de zielen gezuiverd wor-
donvanzulkezonden.dieinonsdeliefdeGods
wel niet geheel en al uitdooven, en daarom
ook niet met de hel gestraft worden, maar
die de zielen toch buiten den hemel sluiten,
(in welken niets wat onzuiver is kan binnen-
gaan), tot zoolang zij hare schuld geheel
en al uitgewischt hebben. Ook is het die
plaats, waar de zielen eene algeheele boete
moeten doen voor zware zonden, die, hoe-
wel zij in dit leven door de goddelijke
genade vergeven werden, toch nog niet
genoegzaam waren uitgeboet.
Want het is eene geloofsleer, dat de zon-
daar, door de absolutie des priesters, wel
kwijtschelding der zonden en der eeuwige
straiïen verkrijgt; doch dat er evenwel nog
-ocr page 14-
1(1
tijdelijke straffen overbleven, die öfindeze,
óf in do andere wereld, in het vagevuur,
ïnootoii worden uitgewischt, alvorens voor
hum don hemel ontsloten wordt. Do II.
Sohriftlevert ons bewgzen hiervoor in Mozes
on David, die, hoewel door hunne strenge
boetvaardigheid mot God vor/.oond, tooh
nog oono zware tijdolijko straf ondergaan
moesten.
Ook do II. Kerk hooft hierover duidelijk
uitspraak gedaan.
Het bestaan van het vagevuur wordt betoe-
sen uil het oude Testament.
oeds in het oude vorbond hechtte men
geloof aan een zuiveringsoord. Dit
blijkt ten duidelijkste uiteeneplaats van hot
twoodo boek dor Maehabee\'rs (12, ,39 — 45)
waar verhaald wordt, dat men na een ge-
vecht bij do gesneuvelden oll\'ergeschünkcn
dor afgoden vond, hoewel het don Joden, op
straf van zonde, vorboden was deze to nemen.
Tot voldoening voor deze overtreding, liet
de aanvoerder Judas eene inzameling hou-
den en zond hij 12000 drachmen zilver
(onge voor 2500guldon) naar Jeruzalem, om
voor do gesneuvelden eon zoenoffer to doen
opdragen, dewijl hij goed en godvruchtig
jegens do verrijzenis gezind was. „Want,"
-ocr page 15-
11
zoo voegt hier de H. Schrift bij,,indien
hij «iet hoopte, Jut zij, die gevallen waren
wedor zouden opstaan, zoo ware het nutte-
loos en dwaas voor de afgestorvenen tobid-
don. Voeloer dacht hij, dat eene zeer grooto
genade diegenen voorbehouden wordt, wel-
ke godvruchtig ontslapen zijn. Het is alzoo
een heilige en heilzame godachte, voor de
overledenen te bidden, opdat zij van hunuo
zonden ontbonden worden."
De Heilige Schrift zelf maakt dus hier
uit de handel wijzo van dit legerhoofd de
gevolgtrekking, dat er een vagovuur be-
staat: een toestand der afgostorvonon in
de andere worold, waarop onze gebeden en
onzo offers een heil/.ainen invloed hebben,
en waarin zij van hunno zonden kunnen
gezuiverd worden. Ware het geloof aan
een vagevuur destijds niet diep in hot hart
van dit volk ingeworteld geweest, nooit
zouden zij het zoo plotseling en dan wel in
oorlogstijd hebben aangenomen ; nooit zou-
den zij in zulke omstandigheden een zoo
groote som hebben opgebracht om voor do
gesneuvoldon zoenoffers te doen opdragen.
Allioli zegt daarom, over dezo plaats
sprekende:
„Deze schriftuurplaats levert een duide-
lijk bewijs voor de katholieke leer, ten op-
-ocr page 16-
12
zichte van bet bestaan van een zuiverings-
oord voor de zielen, die, hoewel zij in de
liefde Gods dit leven verlaten, toch nog
nietgenoeg boete voor hunne zonden gedaan
hebben, en een bewijs tevens voor de heer-
lijke uitwerking dezer gebeden en goede
werken, die ter hunner bevrijding verricht,
worden."
Hetzelfde blijkt uit Jesus, zoon van
Sirach, (7, 37.) waar gezegd wordt: »Wel-
dadigheid is allen levenden aangenaam, wei-
ger ze echter ook eenen doode niet.\'\' En
deze weldadigheid jegens de dooden bestaat
voornamelijk, zooals Allioli hierbij voegt,
in het bewijzen der laatste eer en het opdra-
gen van zoenoffers ter hunner verlossing.
Hetblijkttenlaatste volgens verscheidene
uitleggers der H. Schrift, uit die plaats waar
de H. Paulus schrijft: (I Kor. 15.29.), Wat
deden andeis diegenen, welke zich voor de
dooden laten doopen." Met meer andere uit-
leggers der II. Schrift neemt Allioli hier
de woorden „zich laten doopen" in figuur-
lijken zin voor lijden, zooals ook degod-
dclijke Heiland ze gebruikt heeft,
(Luk. 12,
50.) en hg zegt: Volgens deze opvatting
verkondigt deze plaats het geloof der eerste
Christenen, dat men door werken van boet-
vaardigheid de afgestorvenen helpen kan."
-ocr page 17-
13
Deze woorden van den II. Paulusgcven dus
in ieder geval een bewijs voor hel destijds
bestaande geloof aan een vagevuur, hetzij
ze op de Joden of op de Christenen betrek-
hing hebben.
Als het toch zeker is, dat zij
niet verrijzen, waarom laten zij zich voor
hen doopen? Hieruit blijkt, zeggen zij, dat
bij de Joden destijds nog het gebruik
bestond, zich voor de dooden te wasschen of
te reinigen. Overigens gelooven de Joden
ook nu nog aan eene zuivering in de andere
wereld en zij bidden voor hunne dooden.
Het bestaan van het vagevuur wordt bewe-
zen uit het nieuwe Testament.
e Goddelijke Heiland zegt: (Matth. 5,
25—26.)
„Vereenig u zonder dralen met uwen
vjjand, zoolang gjj met hem op den wegzijt,
opdat de vijand u niet aan den rechter over-
geve, en de rechter u niet overlevere aan
den dienaar en gij niet in den kerker
geworpen wordet. Waarlijk, ik zeg u,gij zult
daar niet meer uitkomen, alvorens gij den
laatsten penning betaald hebt."Deuitleg-
gers der H. Schrift en de kerkleeraars (Ori-
genes, Hieronymus, Ambrosius, Hilarius)
verstaan algemeen onder dezen kerker het
-ocr page 18-
14
vagevuur, wijl er ongetwijfeld sprake is van
de andere wereld en de hel onmogelijk daar-
onder bedoeld kan zijn,omdat daaruit geene
bevrijding denkbaar is, hetgeen toch bier
juist als mogelijk vooropgezet wordt.
Verder zegt de Goddelijke Heiland.
(Matth. 12, 32).
„En wie den Zoon des menschen weder-
spreekt, die zal vergiffenis bekomen, wie
echter den H. Geest weerspreekt, die zal
noch in deze, noch in de toekomende
wereld vergiffenis erlangen."
Ook hieruit leidt de H. Augustinus (de
civ. Dei I XXI. c. 24) met andere heilige
kerkleeraars, het bestaan van hetvagevuur
af, daar er volgens deze goddelijke uit-
spraak noodzakelijk zonden moeten bestaan,
die in de andere wereld vergeven kunnen
worden.
Eindelijk schrijft de H. Paulus. (I Kor.
3, 12-15.)
,Als iemand echter op dezen grond (die
Christus is) goud, zilver, edelgesteenten,
hout, hooi of stoppels (*) bouwt, zoo zal ieder
(•) Onder goud, zilver en edelgesteenten Terstaan do
II. Vaders hier de goede werken; onder hout, hooi en
stoppels daarentegen hegrijpon zij de kleine zonden. Om
deze reden schrijft do H, Augustinus in zijno uitlegging
van den S7sten Psalm: „Nog tuchtig mij in uwen toorn,
opdat ik in dit leven zoo gereinigd en veranderd worde,
dat ik het zuiveringsvuur niet meer noodig hebbewegens
-ocr page 19-
15
werk openbaar worden, want de dag des
Heeren zal het aan het licht brengen, wijl
het in het vuur zal openbaar worden, en
in het vuur zal het werk van een ieder
beproefd worden.
Als iemands werk, hetwelk hij daarop
gebouwd heeft, bestaat, zoo zal hij loon
ontvangen. Brandt echter iemands werk,
zoo zal hij schade lijden; hij zelf echter
zal zalig worden, hoewel slechts door het
vuur.
Over deze plaats zegt Allioli in zijne
aanmerkingen:
„Het vuur, waarvan de Apostel hier
spreekt, kan eenig en alleen het vuur zijn
na den dood in het zuiveringsoord, dat
vagevuur genoemd wordt, en dat nog brandt
in den tijd der reiniging van de niet geheel
zuivere zielen der afgestorvenen, totdat het
met het algemeen oordeel en den algemee-
nen wereldbrand, een einde neemt. (II
Petr. 3, 10-13.)
Alle heilige vaders leggen deze plaats
op dezelfde wijze uit, en wij hebben bo-
degenon die zalig worden, maar dio het worden doorliet
vuur." Waarom dit, tenzy dewijl zij hier op den grond
hout, stroo en stoppels bouwen ? Bouwdon zy goud, zilver
eu edelgesteenten,zoo zouden zij voor beido vuren gevrij-
waard zy\'n, niet alleen voor het eeuwige,dat voor altijd de
goddeloozen pijnigen zal, maar ook voor dat, hetwelk die-
genen pijnigt, welke door hot vuur zalig worden.
-ocr page 20-
16
vendien eeno onfeilbare verklaring in den-
zelfden zin van de kerkvergadering van
Florence (laatste zitting.)
Bet bestaan van het vagevuur wordt bewe-
een uit de Apostolische overlevering.
eeds in de derde eeuw spreekt Tertu-
lianus van offers voor de dooden als van
eeneApostolischeoverlevering(L.deCoron:
C. 3) en de H. Joannes Damascenus zegt
in zijne rede over de afgestorvenen: „De
discipelen en Apostelen van den Goddelij-
ken Heiland, die het Eeuwige Woord zelf
zagen en die alle levenden der geheele
wereld bekeerden, leerden, dat men in de
vruchtbare, vlekkelooze en levendmakende
geheimen van het heilig Misoffer, diegenen
gedenken moet, welke geloovig ontslapen
zijn." Tot verdere bevestiging voert hij in
dezelfde rede nog het getuigenis aan van
van den H. Chrysostomus, in de volgende
woorden: „ Die Joannes, welke om zijne wel-
sprekendheid den naam van Chrysostomus,
dat wil zeggen Guldenmond, ontving, leert
ons: Niet toevallig of lichtvaardig werd
door de wijste leerlingen Gods verordend
en aan de Kerk overgeleverd, dat de pries-
ter in de heilige geheimen der Mis voor
do overledenen bidden moet.\'\'
-ocr page 21-
17
Evonzoo schrijft de H. Gregorius van
Nissa:
„Hetgeen overal in de Heilige Kerk Gods
wettelijke kracht verkregen heeft, nameljjk
dat het nuttig en Gode aangenaam is, in
het goddelijk en kerkelijk geheim der Mis
de gedachtenis te houden dergenen, die in
het ware geloof gestorven zijn, is ons niet
zonder grond en zonder nut door de Apos-
telen en discipelen van Christus overgele-
verd." (Blos. collijr. haer app. 7, 5.)
Ten laatste nog schenkt ook de H. Augus-
tinus zijne volle overtuiging aan deze
Apostolische overlevering, als hij in zijne
verhandeling ovor de zorg voor de afge-
storvenen schrijft: (I Hoofdstuk).
„Wij lezen in het boek der Machabeërs,
dat er offers werden opgedragen voor de
dooden, doch als ook hierover in het
geheel niets in de H. Schrift van het oude
Testament geschreven stond, zoo is toch
de meening der gansche Kerk, welke met
dit vrome gebruik voortgaat, van een niet
gering gewicht, daar onder de gebeden,
welke aan het altaar door den priester tot
God worden gericht, ook de aanbeveling der
dooden hare plaats heeft gevonden."
Gebeden Overledenen.
-ocr page 22-
18
Het bestaan van het vagevuur wordt bewe-
zen uit de besluiten der H. Kerk.
e Kerk heeft hare overtuiging ten
opzichte van het hestaan eens vage-
vuurs door hare verordeningen en voortdu-
rende gebruiken bij begrafenissen en lijk-
diensten der afgestorvenen duidelijk doen
kennen en deze bovendien plechtig uitge-
sproken in onderscheidene Conciliën, bijv.in
de twee van Karthago, en in het vierde en
algemeene van Lateranen en in het alge-
meene van Trente. Dit laatste Concilie ver-
klaart, dat de in het vagevuur lijdende zielen
door het hulpbetoon der geloovigen, maar
bijzonder door het aangename offer des
altaars, verlichting in hunne smarten
bekomen. (25ste Zitting.)
Dezelfde vergadering spreekt zelfs den
banvloek uit over al degenen, die beweren,
dat iedere zondaar na zijne rechtvaardiging
zoodanig van zijne schulden en van de
eeuwige straffen bevrijd wordt, dat er geene
tijdelijke straf meer overblijft, die in het
vagevuur uitgedelgd moet worden. (6de
Zitting 30 Can.)
-ocr page 23-
TWEEDE HOOFDSTUK.
OVEK DB PIJNEN VAN HET VAGEVUUR.
Over de geesteli/ke pijnen des vagevuurs.
e geestelijke pijn, genoemd de pijn van
schade of verlies, is volgens de hei-
lige kerkvaders de grootste pijn van het
vagevuur en treft meer of minder alle zie-
len, welke zich daar bevinden, bijgevolg ook
die zielen, welke geen andere pijn te verdu-
ren hebben. Deze pijn bestaat in het bewust-
zijn der schulddoordetbedrevenekwaad en
het veronachtzaamde goed, en vooral in de
berooving van het zalige aanschijn Gods,
waarin volgens de kerkvergadering van
Florence de grootste aller smarten gele-
gen is.
Niemand is in staat te begrijpen, hoegroot
het lijden eener ziel is, die, gescheiden van
het lichaam, zich steeds, ondanks haar bran-
dend verlangen naar God, als een voorwerp
zijner straffende gerechtigheid ziet terugge*
stooten. De heilige bisschop Alphonsus
van Liguori schrijft: „Veel grooter dan
de pijnen der zinnen is in het vagevuur
-ocr page 24-
20
die pijn, welke de heilige zielen daar te ver-
duren hebben, doordien zij verstoken zijn
van de zalige aanschouwing van het godde-
lijk aanschijn. Daar deze zielen niet alleen
door eene natuurlijke, maar ook door eene
bovennatuurlijke liefde tot God ontvlamd
zijn, verlangen zij zoo geweldig naar de
vereeniging met haar hoogste goed, dat de
smart, die zij gevoelen, nu zij zich door
eigen schuld van die vereeniging beroofd
zien, groot genoeg zoude zijn om haar elk
oogenblik te dooden, als zij namelijk nog
sterven konden."
„Daarom," zegt de H. Chrysostomus,
„daarom is deze pijn van schade of verlies
voor haar veel grooter dan het lijden der
zinnen. Een duizendvoudig hel vuur. zoude
haar niet zulk een lijden veroorzaken als dat,
hetwelk zij ondergaan door de borooving
van Gods aanschijn." (Verhandeling over
het gebed.)
Over de pijnen van het vagevuur.
olgens de heilige kerkvaders verschilt
het vuur van het zuiveringsoord geens-
zins van dat der hel: „Hetzelfdevuur,"zegt
de H. Thomas van Aquinen,(insuppl. qu69
art 8) „ pijnigt de verdoemden in de hel en de
rechtvaardigen in het vagevuur." En hij
-ocr page 25-
21
voegt er nog bij: „De geringste pijn van het
vagevuur overtreft verredegrootste, diemen
in dit leven verdragen kan." Hierbij zon-
dert bij de grootste smarten der martelaars
en zelfs het bittere lijden onzes Heeren
niet uit, terwijl hij zegt, dat dit vuur niet
volgens eene natuurlijke kracht,maareven-"
als het helvuur met eene bovennatuurlijke
hevigheid, als geesels Gods, brandt.
Ook de heilige bisschop en kerkvader
Augustinus zegt over dit vuur in zijne ver-
klaring van den 37sten Psalm : „Omdat er
gezegd wordt: Hij zelf echter zal zalig wor-
den" [Kor. 3, 15], daarom wordt dit
vuur gering geacht. Hoewel men echter
door dit vuur zalig wordt, zal het toch
veel smartelijker zijn, dan alles, wat de
mensch in dit leven lijden kan. En gij
weet immers, welke groote pijnigingen do
boozen in dit leven reeds verdragen hebben
en verdragen kunnen ; evenwel hebben zij
slechts dezulke verdragen, die ook de goeden
reeds ondergaan moesten. Want wat heeft
een toovenaar, een echtbreker, een boos-
wicht en godslasteraar ooit van wege het
gerecht geleden, wat ooknietdemartelaars
in de belijdenis van Christus reeds verduren
moesten ? De kwalen en pijnen hier op aarde
zijn zooveel lichter, en toch ziet men, dat de
-ocr page 26-
22
menschen alles doen wat hun bevolen wordt
om ze niet te moeten verduren! Hoeveel
beter ware het voor hen te doen, wat God
beveelt, opdat zij van de veel grootere
pijnen van hiermaals bevrijd blijven !"
Over de andere pijnen van het vagevuur.
jSDehalve de pijn van het vuur bestaan
Gj£\' er in het vagevuur nog andere pijnen
der zinnen of des gevoels, waaronder in de
eerste plaats de duisternis moet genoemd
worden, want dit bovennatuurlijk vuur
brandt zonder te verlichten, evenals het
vuur der hel, om welke reden het ook door
de Kerk de duisternis genoemd wordt.
Verder worden daar, evenals in de hol,
ook alle zintuigen, bijzonder die, welke het
meest tot de zonden gediend hebben,
gepijnigd, volgens de woorden: „Waarmede
iemand zondigt, daarmede wordt hij
gestraft." (B. d. W. 11, 17.)
Het gebeurt ook dikwijls, dat de zielen
moeten lijden op de plaats zelf, waar zij
gezondigd hebben, en dit noemtmen dwalen.
De H. kerkleeraar Thomas van Aquinen
schrijft daai-om (in suppl. qu 69), na van
het eigenlijke vagevuur gesproken te heb-
ben : „Volgens eene geheel bijzondere orde
bestaat er nog eene andere plaats van het
-ocr page 27-
23
vagevuur, daar er, zooals men leest, som-
wijlen eenige zielen op verschillende plaat-
sen gestraft worden, \'tgeen geschiedt of
wel tot waarschuwing der levenden, öf ook
ten voordeele der afgestorvenen, opdat
namelijk hunne pijnen, als zij bij de levenden
bekend worden, door de gebeden der Kerk
zouden worden verminderd.\'\'
Ten laatste zijn de zielen in het vage-
vuur ook min of meer, al naarmate God
het toelaat, aan de aanvallen der booze
geesten blootgesteld. Wij lezen daarover
bij den H. Bernardus hetgeen volgt :(Serm.
42.) „Degenen, die zich in hetzuiverings*
oord bevinden, verwachten de verlossing,
zij moeten echter eerst door de hitte des
vuurs of door de scherpte der koude, of
door eenige andere smart, welke dan ook,
gepijnigd worden. De algoede Vader stelt
daar zijne kinderen, die voor de eeuwige
heerlijkheid bestemd zijn, in de handen
van den bekoorder, niet om ze te dooden,
maar om ze te reinigen; niet in zijnen toorn,
maar uit barmhartigheid ; niet ter verdel-
ging, maar tot verbetering ; dewijl zij reeds
geen vaten van gramschap meer zjjn, ten
verderve bereid, maar vaten van erbarming,
bestemd om eeuwig te heersenen."
-ocr page 28-
24
Algemeene denkwijze over de pijnen
des vagevuurs.
T5^e heilige Cesarius van Arles schrijft:
Tir »Er zullen misschien menschen zijn, die
zeggen : „ „Wat raakt mij de tijd, dien ik in
het vagevuur zal moeten doorbrengen, als
ik maar zeker ben, eens tot het eeuwige
leven te zullen geraken." " Aan God mis-
haagt echter zulk eene wijze van spreken
ten hoogste. Alle pijnen van dit leven te
zamen genomen, kunnen met die van het
vagevuur nog niet vergeleken worden. En
wie weet, hoe vele dagen, maanden of jaren
men daarin zal moeten verblijven. Men
vreest te recht, een vinger in het vuur
te houden, al ware het slechts gedurende
een enkel oogen blik, en men zoude niet vree-
zen, gedurende eenen langen tijd in de ver-
terende vlammen zijn verblijf te houden ?"
In denzelfden zin zegt de H. Bernardus:
„ Broeders, werpt het oude zuurdeeg weg,
nu gij nog den tijd daartoe hebt. De dagen,
welke ons tot onze reiniging gegeven zijn,
zullen wel is waar voorbijgaan, wij mogen
het willen of niet; maar, wee ons ! als zij
vervuld zullen zijn en onze reiniging is niet
volkomen, zoodat wij noodzakelijk door dat
vuur gereinigd moeten worden,waarbjj niets
-ocr page 29-
25
van al wat pijnlijk is in dit leven, kan ver-
geleken worden." (Serm. VI dePurif.) Alle
heilige kerkvaders en kerkleeraars zijn in
Viet algemeen deze meening opzichtens het
vagevuur toegcd^n.
Slechts weinige uitverkorenen ontgaan
de pijnen van het vagevuur.
».}1\\| iets wat onrein is zal er binnengaan."
(*}X (Openb. 21, 27.) Alleen uit deze
spreuk der H. Schrift ten opzichte der
H. Stad kan men reeds opmaken, dat weinig
stervenden het groot geluk zullen hebben,
onmiddellijk na hun verscheiden tot de aan-
schouwing van God te worden toegelaten.
De heilige Teresia, die, volgens hare
eigene bekentenis, den toestand van vele
afgestorvenen gezien heeft,zegt, dat er onder
deze slechts drie waren, die onmiddellijk
tot het aanschouwen van het goddelijk
wezen geraakten, en dezen waren personen
van eene uitstekende heiligheid.
De geleerde kardinaal Bellarminus zegt
in zijne „Verzuchtingen der duif," dat nau-
welijks eenige rechtvaardigen door de onein-
dige barmhartigheid Gods de scherpe pijnen
van het vagevuur ontgaan, en terstond in
den hemel worden toegelaten. „ Vv^ie is zoo
volmaakt", zegt de H. Bernardus, „wie
-ocr page 30-
26
is zoo heilig, dat hij hij het scheiden van
deze wereld niets schuldig is aan dat vuur,
en dat hij zijne ziel zoo geheel gezuiverd
heeft van alle zondenvlekken, dat hij er
zich op beroemen kan, een rein hart te heb-
ben, en dat hij kan zeggen : „Mijn hart is
rein, ik ben vrij van zonden." (Spr. Sal.
20. 9.) Weinigen zijn slechts uitverkorenen,
echter ook onder deze weinigen zullen er,
naar mijne meening, uiterst weinig gevon-
den worden, die zoo volmaakt zijn, dat zij de
reiniging volbracht hebben, waarvan de
wijze man spreekt, als hij zegtl(Jes. Sir. 7,
43): „Zuiver u met de weinigen van uwe
nalatigheid." (Serm. VI de Purif.)
Men moet geheel rein zijn om in den
hemel te hunnen komen-
«^ifschoon de kleine zonden ons niet van
Sp\' de vriendschap Gods berooven, is het
toch zeker, dat zij onze ziel bezoedelen, en in
geval wij ons niet in dit leven reeds gezui-
verd hebben, eene reiniging in het vage-
vuur noodig maken, alvorens wij voor Den-
gene verschijnen kunnen, die de heiligheid
zelf is en die niet de geringste vlek voor
zijne oogen duldt. Zeer leerrijk is, in dit
opzicht, de volgende geschiedenis, waaruit
tevens blijkt, dat zelfs kleine kinderen som-
-ocr page 31-
27
wijlen zulk eene zuivering behoeven. Deze
geschiedenis is eigenhandig geschreven door
de H. Perpetua, die in het jaar 203 den
marteldood onderging, en wegens hareuit-
stekende heiligheid in den Canon der Mis
geplaatst werd. Zij schrijft, d;tt haar broe-
der Dinokratus, die op zevenjarigen leef-
tijd aan kanker in het gezicht overleed,
haar op zekeren keer verscheen, niet lang
nadat zij opeenebijzondereingevingbegon-
nen had, voor hem te bidden. Zij zag hem
alsdan smachtend van dorst en hitte,
geheel vuil en met zijne vroegere wonde
in het gezicht, uit een duisteren kerker,
waarin nog vele anderen opgesloten waren,
te voorschijn komen.
Toen zij, na deze eerste verschijning, nog
ijveriger voor hem bad, zag zij hem spoedig
weder; nu echter op eene heldere plaats,
gezuiverd en vroolijk spelend met andere
kinderen; in plaats van eene wonde had
hij nu een Ktteeken in het gezicht. Hier-
uit maakte de heilige op, dat hij van zijne
pijnen bevrijd was. Be heilige Augustinus,
die met meer andere heilige kerkvaders
deze geschiedenis voor echt houdt, maakt,
daarover de bemerking, dat deze knaap
gedoopt zijnde, naderhand zijne onschuld,
ofwel door toedoen van zijnen hoidenschen
-ocr page 32-
28
vader, door een of anderen afgodendienst,
ófwel door schending der waarheid, èf door
eenige andere fout van den kinderlijken
leeftijd, moet hebbon verloren. Graaf von
Stolberghaaltinhet VIII deel zijnergescbie-
denis van Jesus deze verschijningen in
de oorspronkelijke omstandigheden aan.
Hetzelfde doet ook Butler in het leven van
genoemden heilige van de maand Maart.
-ocr page 33-
DEËDEHOOFDSÏÜK.
OVER DE REDENEN, DIE ONS MOETEN AANSPO-
UEN, DE GELOOVIOE ZIELEN TB HELPEN.
De zielen in het vagevuur kunnen niets
meer verdienen en zich geene verlichting
meer verschaffen.
e geleerde Butler zegt in zijne voor-
treffelijke verhandeling over den A1-
lerzielendag het volgende : »Nog eene om-
standigheid, die bijzonder geschikt is om
ons tot medelijden met de arme zielen op te
wekken, mag vooral niet over het hoofd
worden gezien, de omstandigheid namelijk,
dat zij geene verdiensten meer voor zich
zelven kunnen vergaderen en zich niet de
geringste verlichting kunnen verschaffen."
De zieken en de armen kunnen ten minste
door woorden om hulp smeeken, en reeds
bij den aanblik van hun lijden voelen wij
ons getroffen en worden wij aangespoord
deel te nemen in hunne ellende. De zielen
in het vagevuur echter hebben geene andere
middelen dan het geduld, de onderwerping
-ocr page 34-
80
en de hoop. Zij mogen nog zoozeer zuch-
ten en naar een beteren toestand smachtend
verlangen, God antwoordt haar niets anders
dan dat de nacht voor haar is aangebroken,
waarin niemand meer werken kan (Joh. 9,
4.) „Werd deze verschrikkelijke plaats
eens voor onze voeten geopend," voegt
hij er bij, „konden wij de smarten zien,
welke daar geleden worden, welk een
indruk zou dit gezicht op ons maken !
Hoevele tranen zouden wij storten, door
welk eene huivering zouden wij worden
aangegrepen bij het zien van die ontelbare
menigte van dienaren Gods, die onze broe-
ders in Christus zijn, en die zulke onuitspre-
kelijk groote pijnen verduren moeten.\'\'
De lijdende zielen in het vagevuur roe-
pen onophoudelijk tot ons om hulp.
te lijdende zielen in het vagevuur kun-
nen zich zelven niet de minste verlich-
ting in hare pijnen verschaffen, maar zij
weten zeer goed, dat ons, als wij in staat van
genade zijn, alle schatten der Kerk met
alle verdiensten van het leven en het lijden
van Jesus Christus ten dienste staan en
dat wij haar daardoor voortdurend troost
en verlichting, ja zelfs algeheele bevrijding
verschaffen kunnen. Daarom ook roepen
-ocr page 35-
81
zij onophoudelijk tot ons om hulp en red-
ding; doch daar zij dit niet zei ven op eene
door ons verneembare wijze doen kunnen,
doet het de Kerk in hare plaats, zoowel
door vele treffende verordeningen ter harer
verlossing, alsook door ons bij monde harer
bedienaren, haar ellendigen toestand te
doen kennen. Zoo bijvoorbeeld laat Ger-
son haar volgenderwijze tot ons roepen:
„Bidt voor ons, dewijl wij ons zei ven
niet helpen kunnen! Wij verwachten deze
hulp van u, weigert ze ons niet! Gij vooral
die ons op aarde gekend hebt, gij die ons
bemindet, zoudt gij ons nu kunnen verge-
ten? Men zegt gewoonlijk, dat men in het
ongeluk zijne vrienden leert kennen. Welk
ongeluk is echter bij het onze te vei-ge-
lijken? Hebt dan nu toch medelijden met
ons! Een versteend hart zal het ten laat-
ste slecht gaan. (Jes. Sir. 3, 27.)Weestniet
onverschillig voor uw eigen belangen."
Wi) zijn verplicht de li/dende zielen in het
vagevuur te hulp te komen.
e geestige en vrome M. Boudon, aarts-
diaken van Evreux, zegt in zijn
geschrift, getiteld: De verheerlijking der
allerheiligste Drievuldigheid in de zielen
van het .vagevuur
:
-ocr page 36-
32
„Hoe armer iemand is, hoe meer wij ver-
plicht zijn, hem bij te staan. Wie zoude
nu armer kunnen zijn dan hij, die niets
heeft, veel schuldig is en daarbij arbeiden,
noch verdienen, noch begeeren kan, en die
toch de verschrikkelijkste pijnen moet ver-
duren, totdat hij alles tot op den laatsten
penning betaald heeft! Het gebod, do
bedrukten ter hulp te komen, is wel alge-
meen, en strekt zich zelfs tot vreemdeen
ons onbekende personen uit; hier evenwel
bestaat er nog eene bijzondere, veel stren-
gere verplichting, daar in deze zuiverende
vlammen zelfs zulke personen verblijven,
die ons van zeer nabij aangaan en aan wier
lijden wij misschien schuldig zijn. In die
vlammen smachten onze broeders, zusters,
vaders, moeders en andere betrekkingen.
Welk een smart moet het voor dezen zijn,
nu in dien schrikkelijken vuurgloed zelfs
door diegenen vergeten te worden, voor
wier geluk zij in vroeger tijd geene moeite
gespaard hebben, en die nu met het door
hen achtergelaten vermogen vele dwaze
uitgaven doen, terwijl zij voor hunne over-
ledene betrekkingen zelfs geen enkelen
penning overhebben. Waarlijk, zulk eene
ondankbaarheid doet ons verstommen!Zoo
iets begrijp ik zelfs niet. Als men een
-ocr page 37-
33
dier zag branden, zou men medelijden heb-
ben, on ten opzichte van een vader, van
eene moeder, van een echtgenoot, die
zich in de vreeselijke vlammen des vage-
vuurs bevinden, kan men zoo gevoelloos zijn!
Is \'t niet als waren wij menschen zonder
geloof? Ware aan een van deze personen
in deze wereldhetgeringsteongemakover-
komen, of hadden wij slechts een enkele
vuurvonk op hen zien neervallen, zoo zou-
den wij alles gedaan hebben, om hen daar-
van te bevrijden; nu echter zijn wij zoo
gevoelloos en zoo blind, dat wij hen ver-
laten in die pijnen, welker verschrikkelijk»
heid geen mensch kan bevroeden.
Hel is Gods wil, dat wij geloovige[eielen
in het vagevuur ter hulp komen.
jNpn het vierde boek (VII Hoofdst.) der
(i> hemelsche openbaringen van de H.Bri-
gitta, die door de H. Kerk dikwijls goed-
gekeurd zijn, en die bijzonder door dekerk-
vergadering van Bazel zorgvuldig onder-
zocht en voor echt verklaard werden, leest
men, dat de Engel, toen hij haar eens het
vagevuur, verdeeld in drie verschillende
afdeelingen, toonde, aldus tot haar sprak:
„Alle zielen, die zich in deze plaatsen
bevinden, hebben deel aan de gebeden en
Gebeden Overledenen.                                     3
-ocr page 38-
84
goede werken der H. Kerk, die in de wereld
verricht worden, bijzonder aan die, welke
zij zich zelven reeds gedurende haar leven
verschaft hebben, alsook aan die, welke
door hare vrienden voor haar verricht
worden. Weet ook, dat, evenals de zonden
veelvuldig en verschillend zijn, evenzoo
de straffen veelvuldig zijn en verschillend.
Zooals daarom de hongerige door de bete
broods, die men hem toereikt, de dorstige
door den drank, de bedroefde door de
vroolijkbeid, de naakte door het kleed en
de zieke door het bed, waarin men hem
nederlegt, verheugd wordt, even/.oo verbeu-
gen zich deze zielen en nemen zij deel aan
al het goede, dat voor haar in de wereld ge-
daan wordt :„ Gezegend zij dengene," voegde
hij er bij, „die in zijn leven de arme zielen
door gebeden en goede werken, alsook door
den arbeid zijns lichaams te hulp komt:
want de onfeilbare rechtvaardigheid wil,
dat zij öf door de pijn des vagevuurs
gepijnigd worden, èf door de goede werken
der geloovigen eene vroegere verlossing
erlangen." Hierop hoorde zij vele stemmen
uit het vagevuur gezamenlijk roepen: „O,
Heer Jesus Christus, rechtvaardige Rechter!
Stort den geest uwer liefde in de harten
der priesters, der kloosterlingen en van al
-ocr page 39-
35
degenen, die in de wereld geestelijkerwijze
invloed uitoefenen, alsdan konden wij een
grooter aandeel bekomen in hunne gezan-
gen, gebeden en offers." Hierna riepen van
eene andere zijde vele stemmen : „O, God I
beloon diegenen, welke ons in onze ellende
hulp verschaffen.\'\' Eindelijk riep nog eene
zeer sterke stem : „ O, Heer en God! ver-
geld honderdvoudig diegenen, welke ons
door hunne goede werken tot het eeuwig
leven en tot de aanschouwing van uw god-
delijk aanschijn brengen.\'\'
De goede werken voor de afgestorvenen
hebben voor God eene groote ivaarde.
eberoemdegeestelijkeleeraarLodewijk
Blosius (Inst. vitae, asscet. c. 4.)
schrijft hierover het volgende: „Degoede en
liefderijke Heer bemint de zielen zijner uit-
verkorenen, die na den dood des vleesches
nog gereinigd moeten worden, zoo innig en
Hij verlangt zoo vurig naar hare ver-
lossing, dat, als wij uit christelijke liefde
voor haar bidden en het aanbiddenswaardig
hoogheilig Sacrament des Altaars of de ver-
diensten van Jesus Christus voor haaropof-
feren, of wel het psalmgezang of eenig
goed werk, van welken aard ook, voor
haar verrichten, dit Hem evenzoo aange-
-ocr page 40-
36
naam is, als wanneer wij Hom zelf, ware
Hij in een kerker opgesloten, door onze
vertroostingen opbeuren en door onze hulp
bevrijden zouden; want Hij zelf heeft
gezegd: „Waarlijk, Ik zeg u, wat gij aan
een van deze mijne geringste broeders
gedaan hebt, dat hebt gij aan Mij gedaan."
(Matth. 25, 40.)
Men leest bij den H. Dyonisius, den Kar-
thuizer, dat de goddelijke Heiland op zeke-
ren keer volgender wijze tot de fl. Ger-
trudis sprak: „Zoo dikwijls gij eene ziel
uit het vagevuur verlost, zal Mij dit even
aangeaaam zijn als wanneer gij Mij zei ven
uit een kerker had bevrijd, en het u daar-
voor toekomende loon zal u te gelegener tijd
ruimschoots geschonken worden."
De heilige kerkleeraar Thomas van
Aquinen leert zelfs, dat de goede werken
voor de afgestorvenen Gode welgeval liger
zijn, dan die, welke voor de levenden
verricht worden, dewijl genen ze meer noo-
dig hebben en niet gelijk dezen in staat
zijn, zich zelven te helpen.
Ten laatste zegt de heilige aartsbisschop
en kerkleeraar Ambrosius, in zijn boek
over de plichten der geestelijken: „Alles
wat wij met eene godvruchtige meening
voor de afgestorvenen doen, wordt ons aan-
-ocr page 41-
37
gerekend als verdienste voor ons zelven, en
na onzen dood ontvangen wij het honderd*
voudig terug."
Boor de géloovige zielen uit het vagevuur
Ie verlossen, bevorderen wij Gods eer en
glorie op de werkdadigste en vol-
maaktste wi/se.
ij de vorige beweegredenen, die wij
hebben aangevoerd, om ons op te wek-
ken totbijstand dergeloovigezielen,hebben
wij ten deele ons eigenbelang, ten deele
ook het belang dier zielen zelf op liet oog
gehad; nu willen wij ons eenig en alleen
de eer en glorie van God ten doel stellen.
Het einddoel, dat de Heiligen bij al
hunne handelingen immer beoogden, was:
De meerdere eer van God. De goddelijke
Heiland leert ons als eerste bede tot den
Vader in den hemel: „Geheiligd zij uw
naam," en met dezelfde gevoelens bidt
de kerk in het gloria der H. Mis: „Wij
danken U wegens uwegrooteheerlijkheid."
Ook bestaat in den hemel de voornaamste
bezigheid der Heiligen in het loven van
God, en daarom ook moet bij onze liefde-
werken voor de afgestorvenen de verheer-
lijking van God de voornaamste drijfveer
zijn. Door die zielen te helpen, bevorde-
-ocr page 42-
38
ren wij Gods eer en glorie op de werkda-
digste en meest volmaakte wijze, immers,
door haar te verlossen, brengen wij haar in
den hemel, alwaar God op eene volmaakte
wijze gekend, bemind en verheerlijkt wordt.
De vrome Boudon werd door dezegedach-
te zoozeer aangedaan, dat hij uitriep:
„Allen, die voor de verheerlijking Gods
branden en alleen naar zijne liefde streven,
noodig ik uit, over deze waarheid na te
denken."
Als de heilige Teresia en andere Hei-
ligen verzekerden, dat zij voor eenen enke-
len graad van Gods verheerlijking alle
denkbare pijnen wilden lijden, wat zal men
dan niet doen, wat niet lijden, om de geloo-
vige zielen uit de zuiverende vlammen van
het vagevuur te verlossen, daar dittoch een
middel is om die verheerlijking van God
millioenen graden te verhoogen en dat
niet alleen te verhoogen voor een enkel
oogenblik, maar voor altijd, voordegeheele
eeuwigheid! Op dezelfde wijze sprak een
kloosterling.die van liefde tot Jesus brandde,
met name P. Joannes van St. Maria.
„Ik beken," zeide hij, „dat het mij aange-
naarn zoude zijn, zoo ik voor al den tijd
mijns levens naar eene wildernis of naar
een kerker verbannen word, om aldaar
-ocr page 43-
39
niets anders te moeten doen dan aflaten
verdienen voor de geloovige zielen, om
daardoor eenigen van dezen aan onzen Heer
Jesus te kunnen toezenden, opdat zij Hem
in zijn hemelrijk uit haar gansch vermogen
zouden kunnen beminnen en prijzen."
-ocr page 44-
VIERDE HOOFDSTUK.
OVER DE MIDDELEN, DIE ONS TEN DIENSTE
STAAN OM DE GELOOVIGE ZIELEN TE
nELPEN.
Over deze middelen in het algemeen.
fJHe ledematen der Kerk van Jesus Chris-
Y tus triomfeeren in den hemel, zij strij-
denop de aarde, ofwel zij lijden inhetvage-
vuur; vandaar de benaming van triomfee-\'
rende, strijdende en lijdende Kerk.
De liefde verbindt ons met geheel het
geestelijk lichaam van Jesus en doet ons
deelnemen, zoowel in de moeielijkheden en
de droefheid als in de vertroostingen en
het geluk van allen, wier hoofd Jesus is.
Door de gemeenschap der Heiligen, die
wij in ons heilig geloof belijden, verstaan
wij daarom de gemeenschap van goederen
en den wederkeerigen omgang tusschen alle
ledematen van Jesus Christus.
Op deze wijze staan wij in verbinding
met de Heiligen des hemels, als wij God
voor hunne overwinning en voor de beloo-
ning, die zij ontvangen hebben bedanken,
-ocr page 45-
11
als wij hunne voorspraak inroepen en tovens
als wij hunne hulp ondervinden; evenzoo
staan wij in verbinding met de zielen in
het vagevuur, als wij door onze gebeden en
goede werken Gods barmhartigheid voor
haar afsmeeken, en haar dientengevolge
verzachting en troost aanbrengen in hare
pijnen. Er bestaan dan ook even zoovele
middelen om de geloovige zielen ter hulp
te komen, als wij zelven middelen hebbon,
om voor ons zelf verdiensten en genaden
te verwerven, daar wij alle Gode \\velge-
vallige werken en handelingen ter harer
bevrijding kunnen opdragen. De heilige
vaders hebben ons de voornaamste dier
middelen aangeduid, als: Het gebed, het
vasten of andere boetplegingen, het geven
van aalmoezen of de werken van barmhar-
tigheid en het heilig Misoffer.
Volgens de verhandelingen en voorbeel-
den, welke hier achter volgen, kan men
echter een grooter aantal van zulke mid-
delen opsommen, als: Het gebed, het aan-
roepen der H. Moeder Gods, der Engelen
en Heiligen, de werken van boeten en van
barmhartigheid, de opoffering der eigene
verdiensten, de heilige aflaten, het wijwa-
ter, het licht, het doen van bedevaarten,
de H. Communie en het heilig Misoffer.
-ocr page 46-
42
Over de kracht van het gebed voor de
afgestorvenen.
|f|)e H.Schrift zegt: (IIMach.12,60) „Het
tar is eene heilige en heilzame gedachte,
voor de afgestorvenen te hidden, opdat
zij van hunne zonden ontbonden worden."
Zij is heilig, dewijl zij Gode zeer welge-
vallig is, en zij is heilzaam, omdat zij bij
de barmhartige goedheid Gods haar ver-
heven en weldadig doel niet mist; onder
alle offers zijn er geen, die Gode zoo aan-
genaam zijn en die Hem zoozeer tot eere
strekken als de offers van liefde en barm-
hartigheid, vooral als zij voor lijdende
zielen worden opgedragen, die Hij zoo tee-
der liefheeft, omdat zij heilig zijn en zeker
den hemel eens bezitten zullen. Door zijne
rechtvaardigheid worden zij in de wrekende
vlammen des vagevuurs gevangen gehou-
den, totdat zij geheel gezuiverd zijn, (om-
dat Hij zoude ophouden rechtvaardig te
wezen, als Hij alleen barmhartig wilde zijn,)
doch gaarne neemt Hij de gebeden, die
wij liefdevol voor haar tot Hem opzenden
als een zoenoffer voor haar aan.
En heeft niet Jesus Christus zelf ons
beloofd, dat Hij onze gebeden zal verhoo-
ren, zelfs dan, wanneer wij Hem slechts tijde-
-ocr page 47-
43
lijke zaken vragen? Hoeveel zekerder
zullen wij dan verhoord worden, als wij
bidden voor die zielen, die voor de geheele
eeuwigheid zijn uitverkoren, om de eeuwige
goederen en de gelukzaligheid Gods te
genieten !
Daarom zegt de H. Augustinus, dat er
geen vromer,noch heiligerbezigheid bestaat,
dan het gebed voor de afgestorvenen.
Uitnoodiging tot het gebed voor alle
afgestorvenen door Thomas van
Kempen. (Yyfde brief.)
oor alle afgestorvenen moeten wij met
, liefde bidden, doch vooral voor onze
overledene ouders, vrienden en weldoeners;
want dit is eèn uitmuntend liefdewerk en
een daad van groote barmhartigheid. Gelijk
wij zelven wenschen, eens na onzen dood
geholpen te worden, moeten wij ook ons
best doen hen, met Gods genade, zooveel
mogelijk bij te staan.
Wie aan de bevrijding der arme zielen
ijverig en trouw arbeidt, verschaft zich
zelven nog het grootste voordeel, dewijl
men, voor haar biddende, zich zelfgeens-
zins van de vrucht van zijn gebed
berooft, maar daarenboven heilzaam aan
den dood herinnerd wordt. Want bijna
-ocr page 48-
44
nooit zal het gebeuren, dat zoo iemand
zonder de genade der heilige ingetogen-
heid tot zijne gewone bezigheden terug-
keert, daar [hij indachtig wordt, dat wij
allen denzelfden weg van alle vleesch
gaan zullen, en dat hetgeen zij nu door-
staan hebben, ook zeer waarschijnlijk zijn
deel zal zijn. Laat ons dan bidden voor
onze geliefde afgestorvenen, daar wij hen
binnen korten tijd zullen volgen; laat
ons voor hen bidden, opdat zij ons ook
eenmaal helpen mogen, als wij ooit in
denzelfden nood mochten komen.
Ons geloof moet niet alleen in onzen mond
zijn, en wij moeten niet alleen letten op
hetgeen in het bereik onzer oogen is, maar
aan alle menschen moeten wij onze liefde
bewijzen, hetzij wij lichamelijk met hen te
zamen zijn of niet.
„Want de liefde eindigt nimmer,(IKor.
13.) en zij, die elkander hartelijk beminnen,
zullen elkander nooit vergeten kunnen."Den
waren vriend leertmen in den nood kennen.
Indien gij wist, datuwbroederofuwvriend
in het vuur of in een kerker geworpen ware,
zoudt gij dan niet tot tranen bewogen wor-
den, en ware het niet goddeloos en wreed,
indien gij dan zoudt weigeren, hem eene
behulpzame hand te bieden, of indien gij
-ocr page 49-
45
zoudt weigeren, uwen mond te openen, we-
tende dat gij hem door een paar woorden
zoudt kunnen bevrijden ?
Komt, verheffen wij daarom dikwijls onze
handen ten hemel, omvoordedoodenbarm-
hartigheid af te smeeken! Bewijzen wij hun
met een heiligen spoed alle liefdediensten,
die hun aangenaam en nuttig kunnen zijn.
Denken wij er toch eens ernstig aan, hoe
verschrikkelijk hunne pijnen zijn en dat zij
•niet tot rust zullen komen, alvorens zij
geheel gezuiverd zijn.
Over den ijver, waarmede men voor de
afgestorvenen bidden moet.
r-/^ nze gebeden voorde afgestorvenen moe-
^9\' ten wij met een bijzonderen ijver ver-
richten. Hoe zoude men zich in dit leven niet
beijveren, als het er om te doen ware, een
persoon, die men bijzonder liefheeft, bijv.
een vader, een moeder of een kind van de
doodstraf te bevrijden? Welnu, overwegen •
wij dan, hoe ons gemoed gestemd behoort
te zijn, als wij bidden voor zielen, die ons
niet minder na aan het hart liggen, en die
in de vreeselijke vlammen van Gods straf-
fenderechtvaardigheidbrandenlVoorzeker,
dat gebed moest steeds van een stroom van
tranen vergezeld zijn; en is dit niet altijd
-ocr page 50-
46
mogelijk, dan moeten wij toch trachten het
met een hartelijk, oprecht medeljjden te
doenl Boudon zegt ons, dat één psalm,
met een groot medelijden en met gevoel
gebeden, veel meer uitwerkt dan vijftig
andere, die gevoelloos en zonder aandacht
worden opgezegd.
Daarom zijn vooral de korte gebeden,
schietgebeden genaamd, die zoo dikwijls
aangeprezen worden, met vrucht tot ver-
lossing der geloovige zielen te gebruiken.
Door bijv. eenige malen daags in korte
woorden, en meer met het hart dan met
de lippen, het H. Bloed van Jesus aan
God op te dragen of door het aanroepen
der H. Maagd en der anderen Heiligen het-
welk zoo dikwijls door den dag gevoeglijk
geschieden kan, kunnen wij grooteschatten
voor onze dierbare dooden vergaderen; want
wonderbaar zijn hier de uitwerkselen van
een ijverig gebed en troostrijk de beloften,
door de oneindige goedheid Gods daaraan
verbonden.
„God doet den wil dergenen, die Hem
vreezen; Hij verhoort hun gebed en verlost
hen," zegt 3e koninklijke Profeet (Ps. 144,
19.) En de heilige Jacobus schrijft (Br. 5,
16.) „Het standvastige gebed van denrecht-
vaardige vermag veel." Ook de goddelijke
-ocr page 51-
47
Heiland zelf zegt (Joh. 15, 7) „Als gij in
Mij blijft en mijne woorden blijven in u,
zoo kunt gij bidden om hetgeen gij wilt,
en het zal u gegeven worden."
Bedroevend daarentegen is de ervaring,
die men opgedaan heeft omtrent betgebed,
dat slordig en in staat van zonde verricht
wordt.
Eenige voorbeelden van den ijver, tcaar-
mede de Heiligen voor de afgestorvenen
gebeden hébben.
e H. Ambrosius, door een heiligen ijver
bezield, spreekt in zijnelijkrede op den
romeinschen keizer Valentianus aldus:
„Laten wij de heilige Geheimen vieren voor
hem, om wiens dood wij treuren ! Bidden
wij met gloeienden ijver voor de rust zijner
ziel......Verheft met mij uwe han-
den, om door deze plichts vervulling ten min-
ste een bewijs te leveren van onze dank-
baarheid, voor de weldaden die wij ontvan»
gen hebben." En dan verder, waar hij aan
Gratianus, den reeds vroeger gestorven
broeder van Valentianus, herinnert: „Als
mijne gebeden iets vermogen, zult gij beiden
zalig zijn. Geen dag zal ik laten voorbijgaan
zonder aan u te denken, iederen nacht
zult gij het voorwerp mijner smeekingen
-ocr page 52-
18
zijn, aan al mijne otters zult gij deelnemen,
en eerder zal ik mijne rechterhand dan u
vergeten."
Evenzoo sprak hij in de lijkrede op kei-
zer Theódosius den Groote, het volgende
gebed: „Geef uwen dienaar Theódosius
eene volmaakte rust, geef hem die rust,
welke Gij voor uwe Heiligen bereid
hebt. Ik zal niet ophouden met weenen en
bidden, totdat ik hem tot op den heiligen
berg des Heeren gevoerd heb, waarheen
zijne verdiensten hem roepen."
Met denzelfden ijver riep eens de heilige
abt en kerkvader Bernardus uit: „Op! ter
hunner bevrijding! Door mijn weeklagen
wil ik den Heer bezweren, door mijne
zuchten wil ik Hem geweld aandoen, door
mijne gebeden wil ik Hem smeeken hen te
verlossen. Ter hunner bevrijding wil ik
eene bijzondere H. Mis opdragen, in de
hoop, dat de Heer hen zal waardig maken,
zijn goddelijk aanschijn te genieten, en dat
Hij hunne smarten in rust, hunne ellende
in glorie en hunne pijnen in loon veran-
deren zal."
Door zulke en dergelijke werken kan de
tijd hunner boete verkort, hunne droefheid
verminderd en hunne smart weggenomen
worden. Geloovige zielen, wie gij ook zijn
-ocr page 53-
49
moogt, doorloopt deze velden der verzoening
en ziet toe wat daar gebeurt. Tracht op
deze markt een voorraad medelijden op te
doen." (Serm. 42.)
Voorbeelden, waaruit blijTtt, hoe spoedig
veelal het gebed voor afgestor-
venen verhoord wordt.
£rn de kroniek der Minderbroeders leest
(*> men het volgende: P.Conrad vanOffida
bevond zich op zekeren keer in het gebed
aan den voet van het altaar der kerk en
zag daar een broeder van zijn klooster, die
kort te voren gestorven was. Deze beklaagde
zich over de vreeselijke pijnen, die
hij in het vagevuur te verduren hatf en
smeekte P. Conrad, dat hij hem toch door
zijn gebed, dat bij God veel vermocht, zoude
bijstaan. P. Conrad bad terstond vuriglijk
het Onze Vader voor hem en voegde nog
daarbij: Heert geef hem de eeuwige rust
en dat het eeuwig licht hem beschijne. De
overledene sprak hierna andermaal: „O
vader! indien gij wist, welkeenegroote ver-
lichtingmij dit kortegebed aan brengt, zoude
uwe groote liefde u er toe bewegen het nog
eenmaal voor mij te verrichten." De pater
deed hetgeen hem verzocht werd, en daar
de overledene nu weder eene dergelijke
Gebeden Overledenen.                                      4
-ocr page 54-
50
vermindering zijner smarten ondervond,
smeekte hij ten derde male : „Ach mijn
vader, ter wille van Gods barmhartigheid,
volhard toch in dit verdienstelijk gebed,
dat mijn lijden in troost doet verkeeren!1\'
De dienaar Gods ging daarop zonder op
te houden met dit gebed voort, waardoor
langzamerhand de droefheid van den afge-
storvene in vreugde, zijne bleeke kleur in
glans en zijn aschvervigkleed in een sneeuw-
wit gewaad veranderde, en na datzelfde
gebed alzoo honderdmalen herhaald te heb-
ben, zag hij hem vol vreugde en glorie vóór
zich, terwijl hij onder den levendigsten
dank voor zijne spoedige verlossing, jajube-
lend ten hemel voer.
In dezelfde kroniek leest men behalve
dit nog een gelijksoortig voorbeeld van een
zekeren pater Stephanus, die met hetzelfde
gevolg verscheidene malen achtereen den
psalm: „Uit de diepte enz." bad voor eene
ziel die hem verschenen was.
Een kort gebed zélfs kan de afgestorvenen
van groot nut zijn.
en heilige bisschop kreeg op zekeren
dag, terwijl hij, door den slaap over-
mand, even ingesluimerd was, het volgend
visioen. Hij zagnamelijk een knaap, die met
-ocr page 55-
51
een zilveren snoer, waaraan een gouden
angel, eene schoone vrouw uit eene diepe,
kokende bron ophaalde. Ontwaakt zijnde
begaf hij zich naar een venster van
zijne kamer, dat uitzicht verleende op een
kerkhof, en zie — op dat kerkhof stond
bij een der graven juist dezelfde knaap,
dien hij in den droom gezien had. Hierover
verwonderd begaf hij zich onmiddellijk tot
hem en het kind vragende naar hetgeen
het bij dat graf verrichtte, kreeg hij ten
antwoord: „ Ik bid het Onze Vader en den
psalm Miserere voor mijne moeder die hier
begraven is." De man Gods kwam hier-
door tot de overtuiging dat de ziel dier
vrouw door het gebed van haar kind ver-
lost was, en dat de gouden angel het Onze
Vader en de zilveren snoer het Miserere
beduidde.
De volgende gebeurtenis vindt men opge-
teekend in de kroniek der Karthuizers.
„Op zekeren dag bracht een edelman eene
groote som gelds in een klooster dezer
orde, om voor zijn overleden vader de gebe-
den der kloosterlingen te verkrijgen. Toen
hij evenwel bemerkte, dat het verzamelde
koor slechts de woorden „Requiescat in
Pace. Amen1\' (Hij ruste in vrede. Amen) voor
hem zong.beklaagde hij zich daarover dewijl
-ocr page 56-
52
Lij dit korte gebed veel te geringachtteinver-
gelijking met het medegebrachte geld. De
door God verlichte prior liet daarop boven-
genoemde woorden door elk der gees-
telijken op een afzonderlijk stukje papier
schrijven en legde vervolgens al deze brief-
jes tegen het geld van den edelman op
een weegschaal, en — o wonder I De
schaal met het geld ging oogenblikkelijk
als een veer omhoog, terwijl die, waarop
de stukjes papier lagen, loodzwaar naar
onderen ging. De edelman werd door dit
voorval tegelijkertijd beschaamd en
getroost.
Paus Benedictus XIII maakt van deze
gebeurtenis in zijne stichtende redevoerin-
gen gewag.
Het is bijzonder nuttig de II. Moeder Gods
voor de afgestorvenen aan te roepen.
e H.Moeder Gods wordt doordestrijden-
de kerk demoeder der barmhartigheid
genoemd, niet minder echter is zij dit voor
de lijdende kerk in het vagevuur. Zij
zelve heeft eens tot de H. Brigitta gezegd
(gelijk men leest in de openbaringen van
deze Heilige) „Ik ben de moeder van
al degenen die in het vagevuur zijn, want
hun lijden wordt ieder uur door mijne
-ocr page 57-
53
voorspraak verminderd." Dezelfde H. Bri-
gitta heeft ook betuigd, dat zij door god-
delijko ingeving wist, dat Maria de troos-
teres is van alle zielen, die zich in het
vagevuur bevinden. Daarom zegt de H.
Alpbonsus van Liguori, Gelukkig, driewerf
gelukkig zijn de dienaren van deze moeder
der barmhartigheid, dewijl zij niet alleen
gedurende dit leven, onder hare hoede
zijn, maar ook nog aan gene zijde van het
graf, in het vagevuur, hare bescherming
genieten. Hoe minder de zielen bij machte
zijn zich zelven te helpen, hoe meer Maria
hare zorgen en hare goedheid voor hen
vermenigvuldigt." Hieruit kan men gemak-
kelijk besluiten, hoe aangenaam het aan
Maria en hoe voordeelig het voor de
geloovige zielen zijn moet, als men haar,
de moeder der barmhartigheid, aandaoh-
tig voor haar aanroept. Boudon raadt ons
daarom aan, Maria niet alleen dikwijls
voor de geloovige zielen aan te roepen,
maar zelfs al onze goede werken engebeden
voor de overledenen met vertrouwen in
hare handen neer te leggen. „Want!"
zoo zegt hij, „van den eenen kant kan
niemand op heiliger wijze daarover
beschikken, en van den anderen kant geven
wij Maria daardoor een der duidelijkste
-ocr page 58-
51
bewijzen van de ware en heilige liefde,
die wij haar toedragen.
Be Moeder Gods oefent over het vagevuur
eene bijzondere heerschappij uit.
II
et valt niet te betwijfelen, dat de
koningin des hemels en der aarde over
de triomfeerende en over de strijdende kerk,
en ook zooals de H. Bernardinus bemerkt,
over de lijdende kerk eene bijzondere heer-
schappij uitoefent, en wel zoodanig, dat zij
de eerste aan de schatten harer glorie, de
tweede aan de schatten harer genaden en
de laatste aan de uitwerkselen harer voor-
spraak doet deelnemen, om welke reden
bovengenoemde heilige ophaardezespreuk
der H. Schrift toepast: „Ik heb op degol-
vender zee gewandeld" (J. Sir. 24.8) dewijl
zij namelijk door die stormachtige vuur-
zee gaatom deverschrikkelijke hitte, waarin
de geloovige zielen smachten, af te koe-
len. De H. Dionysius, de Karthuizer, zegt
tengevolge eener openbaring, dat de arme
zielen reeds verheugd en opgebeurd wor-
den als slechts de naam van Maria in het
vagevuur gehoord wordt, juist gelijk een
zieke zich verblijdt en opgebeurd gevoelt,
wanneer men hem troostende woorden toe-
spreekt.
-ocr page 59-
55
De geleerde Eovarin verzekert, dat de
voorspraak van Maria aan een koelen mei-
dauw gelijkt, die op de verterende vlam-
men nederdaalt en dezelve uitbluscht!
Volgens Salmeron is het de meening van
vele godgeleerden, dat Maria nog vóór
haren dood van haren goddelrjken Zoon de
verlossing verzocht en verwierf van alle
zielen die destijds in het vagevuur waren,
opdat deze haar naar den hemel zouden
kunnen begeleiden. Zoo als de vrome Ger-
son opmerkt, verkreeg zij deze gunst,
dewijl zij juist toen als koningin, en welbij-
zonder als koningin der barmhartigheid,
als moeder der genaden gekroond isgewor-
den; en zeer natuurlijk is het, dat zij bij
deze gelegenheid de begenadiging der ge-
vangenen verwierf. Ook de heilige Bernar-
dinus zegt, dat Maria eene bijzondere heer-
schappij over het vagevuur verkregen heeft
en dat zij voornamelijk hare trouwe dienaars
daaruit verlost.
Over de kracht van den rozenkrans tot
troost der geloovige zielen.
it de woorden, die de koningin des
hemels zelf, volgens de getuigenis van
den zaligen Alanus, in eeneverschijningtot
den H. Dominicus gesproken heeft, blijkt
-ocr page 60-
56
genoegzaam welk eene groote kracht dit
gebed bezit. Zij zeide namelijk dat de
verlossing der geloovige zielen uit het
vagevuur eene der voornaamste uitwerk-
selen is van het rozenkransgebed.
Het volgende voorbeeld diene tot beves-
tiging dezer woorden.
Door de predikaties van den H. Domi-
nicus bekeerde zich te Rome een vrouws-
persoon die in een kwaden roep stond, met
name Katharina. Deze vrouw legde zich
na hare bekeering bijzonder op het bidden
van den rozenkrans toe, en verrichtte dat
gebed meestal voor de verlossing der geloo-
vige zielen. Toen zij zich nu op zekeren
keer weder bezig hield met de vijf droevige
geheimen van den rozenkrans te bidden en
te overwegen, zond de Heer aan den H.
Dominicus een visioen, om hem daardoor
te doen zien, hoe groot het voordeel is,
dat deze oefening de geloovige zielen aan-
brengt. De heilige zag namelijk een won-
derschoonen knaap, welke Jesus-Christus
voorstelde, en uit wiens ledematen vijf en
vijftig bronnen ontsproten; deze bronnen,
eene zinnebeeldige voorstelling der Onze
Vaders en Wees Gegroeten waaruit het
rozenhoedje is samengesteld, gaven eene
groote hoeveelheid van het reinste water, dat
-ocr page 61-
07
zij in liet vagevuur uitgoten en waardoor de
lijdende zielen zoo verkwikt werden, dat
zij bijna geen pijn meer gevoelden en slechts
jubeltonen deden hooren, terwijl zij vol
dankbaarheid hunne medelijdende weldoen-
ster prezen. (Campadelli.)
De zalige Alanus schrijft ook, dat vele
broeders en zusters in den Heer hem onder
eede betuigd hebben, dat hun, onder het
bidden van den rozenkrans vele zielen ver-
schenen zijn, die hun dankend verzekerden,
dat er na het H. Misoffer geen krachtiger
hulpmiddel voor de arme zielen in het
vagevuur bestaat dan het gebed van den
H. rozenkrans, en dat daardoor dagelijks
velen van haar verlost worden, die anders
nog vele jaren hadden moeten lijden. Het
is daarom dat de H. Liguori zegt: „Als
wij dus verlangen de zielen in het vage-
vuur krachtige hulp te verleenen, zoomoe-
ten wij haar in onze gebeden bij deH. Maagd
aanbevelen, en bijzonderlijk voor haar den
rozenkrans opofferen, dewijl zij daardoor
grooten troost erlangen." (Heerl .v. Maria.)
Het is geer nuttig, de hulp der heilige
Engelen voor de afgestorvenen in te roepen.
i*Jj?rte menschen, diemetdonbijstandhunner
iiP Engelen hun levensloop op aarde geluk -
-ocr page 62-
58
kig volbracht hebben en aan de hel voor eeu-
wig ontsnapt zijn, worden als zij na hunnen
dood nog schulden in het vagevuur te
betalen hebben, in dien poel van jammer en
ellende geenszi ns door die Engelen verlaten.
Neen, de Engelen geven daar hunne pleeg-
kinderen zoo mogelijk nog grootere blijken
hnnner liefde dan op aarde. Zij bezoeken
hen dikwijls, zij troosten ben en laten niet
na, overal waar zij kunnen, hulp voor hen
te zoeken. Zij doen vrome menschen aan
de lijdende zielen denken en sporen hen
aan, met ijver er voor te bidden en te
werken.
Gelijk de heilige aartsengel Eaphaël,
volgens zijn eigen verklaring (Tob. 12,12),
de gebeden van den ouden Tobias voor
den troon Gods bracht, als deze onder tra-
nen bad en van tafel opstond om dedooden\'
te begraven, evenzoo dragen de heilige
Engelen voortdurend de goede werken en
gebeden, die zij voor de arme zielen ver-
gaderd hebben, tot voor Gods troon, om
ze in te wisselen tegen rijke genaden en
deze vervolgens aan de arme verlatenen
in het vagevuur te brengen.
De H Augustinus, bisschop en kerkvader,
leert in zijne verhandeling over dezorgvoor
de afgestorvenen hetgeen volgt: (lö.Hfdst.
-ocr page 63-
59
„De afgestorvenen kunnen van de Enge-
len die weten wat hier op aarde omgaat,
een of ander vernemen, namelijk datgene
wat zij volgens den wil van Hem, aan
wien alles onderworpen is, vernemen moe-
ten. Want als er geen Engelen waren,
die èn in de verblijfplaats der levenden èn
in het verblijf der afgestorvenen tegen-
woordig kunnen zijn, zoo zoude Jesus onze
Heer niet gezegd hebben:
„Het gebeurde echter, dat de arme stierf,
en door de Engelen in den schoot van
Abraham gebracht werd." (Lucas 16,28.)
Alzoo kunnen zij nu eens hier, dan weer
daar zijn, dewijl zij immers volgens den
wil van God den arme van hier daar heen
gedragen hebben."
Volgens Boudon melden zij aan de afge-
storvenen wat tenhannenopzichteopaarde
geschiedt, zij doen hen hunne weldoeners
kennen en zorgen, dat zij voor dezen weder-
keerig bidden, iets wat deze liefdevolle
geesten ook zelf altijd doen.
De aanroeping der heilige Engelen voor
de afgestorvenen moet dus wel zeer nut-
tig zijn. De H. Kerk zelf wil ons ver-
trouwen daarin doen stellen, want zij zingt
in den naam des Heeren, op den H.Michaël
doelende: „Ik heb u tot vorst aangesteld,
-ocr page 64-
60
om alle zielen op te nemen," en in de Mis
voor overledenen smeekt zij denzelfden
H. Engel, deze zielen in de heerlijkheid
van het goddelijk licht te brengen, die aan
Abraham en zijne gansche nakomeling-
schap beloofd was.
Het is ooTc zeer nuttig, de Heiligen voor de
geloovige zielen aan te roepen.
Bi^plet is eene uitgemaakte zaak dat de
® *• Heiligen in den hemel door hun veel-
vermogende voorspraak een groote macht
bezitten om de verlossing der arme zielen
uit het vagevuur te bewerken," zoo leeren
ons de H. Augustinus en de H. Thomas.
Het valt ook niet te betwijfelen, dat de
Heiligen van die macht een overvloedig
gebruik maken om hunne in het vagevuur
lijdende broeders te helpen, vooral daar
zij veel beter dan wij met hunne ver-
schrikkelijke pijnen bekend zijn. Waren
de Heiligen gedurende hun sterfelijk leven
reeds zoo ijverig en zoo machtig om hunne
medebroeders, al waren deze ook zondige
menschen, in eiken nood door hunne voor-
bede ter hulp te komen, met hoeveel meer
ijver, met hoeveel meer liefde zullen zij
dan nu in den Hemel de zielen kunnen
helpen, die getooid zijn met de genade van
-ocr page 65-
61
God en bestemd om in eeuwigheid hun
zalig gezelschap te genieten. In den hemel
verliezen zij hunne hulpvaardigheid niet,
neen, daar integendeel wordt hunne liefde
nog veel grooter, en al kunnen zij daar
ook zelf niet meer lijden, zoo hebben ze
toch mede lijden met diegenen, die in smar-
ten zijn. Zij staan daar voor den troon
van den barmhartigen God, en moeten
dus ookzelvennoodzakelijkbarmhartigzijn.
De kerk spoort ons zeer dringend aan om
in eiken nood tot Gods Heiligen onze
toevlucht te nemen, en wij, hoe dikwijls
ondervinden wij niet in alle omstandigheden
des levens hun machtigen bijstand ; volgt
hieruit niet van zelf, dat het een zeer heil-
zaam werk zijn moet, hunne hulp voor de
geloovige zielen des vagevuurs ijverig in
te roepen ?
Ecnige voorbeelden van de Jiuïp die de
afgestorvenen van de Engelen en
de Heiligen ontvangen.
n de levensbeschrijving van de zalige
j CeciliaLampugnanastaatopgeteekend,
dat zij drie dagen na haren dood versche-
nen is en dat zij toen betuigd heeft, dat haar
Engelbewaarder voor haar in het vagevuur
zichtbaar was en dat zij door hem op eene
-ocr page 66-
62
bijzondere wijze vertroost werd. Zij zeide
ook, dat zij hem spoedig bidden wilde, zich
tot den bestuurder der kerk van het heilig
graf te begeven, om dezen te verzoeken,
lijkmissen voor haar te willen opdragen,
waardoor hare smarten aanmerkelijk zou-
den verminderd worden.
Men leest ook van eene kloosterzuster
van de orde der Dominicanen, de zalige
Cecilia genoemd, dat zij in haar leven de
gewoonte had, zich steeds een gedeelte van
hetgeen zij te drinken kreeg te onthouden,
om daarmede den dorstigen Heiland aan het
kruis te laven. Toen zij nu na haren dood
tot de pijnen des vagevuurs veroordeeld
werd, kwam er terstond een Engel tot haar
met een gouden schaal vol water om daar-
mede de haar omringende vlammen uit te
blusschen en haar vervolgens den hemel
binnen te leiden.
Ten slotte leest men nog van een jonge-
ling die de vrome gewoonte had, van dage-
lijks den i-ozenkrans te bidden tot troost
der geloovige zielen, dat hij zich eens ter
ruste begaf, zonder dat gebed te hebben
verricht, en dat hij daarop door zijnen Engel
uit den slaap gewekt werd, daar de zielen
des vagevuurs dagelijks een offer van hem
verlangden.
-ocr page 67-
63
Dit met betrekking tot de Engelen ; het
volgende diene tot bewijs, dat ook de Hei-
ligen de arme zielen hulp verschaffen.
Franciscus Gonzaga, bisschop van Mantua
schrijft, dat een pater van de orde van den
H. Franciscus, Joan de Via geheeten, zich
na zijnen dood glansvol aan een novice
vertoonde, om dezen te bedanken voor zijne
verlossing, welke hij hem verschuldigd was.
Bij die verschijning vertoonde zich de
genoemde pater tusschen twee groote Hei-
ligen ; aan zijne rechterzijde bevond zich
de H. Franciscus, aan zijn linkerzijde de
H. Bernardinus, en dit, volgens zijne eigene
verklaring, omdat hij er steeds ijverig naar
gestreefd had, deze Heiligen in hunne groote
deugden na te volgen.
Tot belooning van dien ijver waren zij uit
den hemel neergedaald om hem te ont-
vangen.
In de beschrijving der heiligverklaring
van den H. Bernardinus is er sprake van
iemand, die van den dood opgewekt werd,
en die daarna de verklaring aflegde, dat
hij den H. Franciscus in den hemel gezien
had, omringd door eene tallooze menigte
ordens-kinderen van dewelke zeer velen
door hem (door den H. Franciscus) uit
het vagevuur verlost waren.
-ocr page 68-
64
In de jaarboeken van Baronius van het
jaar 647 vindt men opgeteekend, datüago-
bert, koning van Frankrijk, die ter eere
van den H. Dionysius, den H. Mauritius en
den H. Martinus drie kerken had laten
bouwen, door deze drie Heiligen uit het
vagevuur verlost werd.
Ten laatste wordt er tengevolge eener
henielsche openbaringverhaald, zoo schrijft
Boudon, dat eene ziel in het vagevuur,
die gedurende haar leven eene bijzondere
godsvrucht tot de allerheiligste Moeder
Godsgehadhad,oogenblikkelijkuitdevlam-
men verlost wordt, nadat de H. Joannes haar
aan deallerheiligste Maagd had aanbevolen.
Over de werken van boetvaardigheid voor
de zielen in het vagevuur.
et is bekend, dat de Heiligen zich steeds
van allerlei boetplegingen bedienden,
als van de geschiktste middelen om voor zich
en voor anderen bijzondere genaden van
God te verkrijgen. Evenzoo is de H. Kerk
gewoon te doen in alle omstandigheden,
waarin zij meer dan naar gewoonte Gods
bijstand behoeft. Hieruit moet men natuur-
lijkerwijze afleiden, dat de werken van
boetvaardigheid, ook als zij voor de ver-
lossing der afgestorvenen verricht worden,
-ocr page 69-
• !5
eene heilzame uitwerking moeten hebben.
Dit wordt overigens door vele voorbeel-
den bevestigd en aangetoond.
Boudon was hiervan zoozeer overtuigd,
dat hij met ontroering uitriep, dat, als wij
slechts een weinig geloof bezaten, onze
gewone oefeningen zouden bestaan in het
vasten, het dragen van haren kleederen,
het geeselen, enz. om door deze en derge-
lijke werken de arme zielen in het vage-
vuur hulp te bezorgen.
Natuurlijk kan niet ieders ijver zóó-
ver gaan, doch dit neemt niet weg, dat
ieder mensch dikwijls in de gelegenheid
wordt gesteld, om zelfs zonder door ande-
ren opgemerkt te worden, op eene verdien-
stelijkewijzeboetvaardigheidteplegenvoor
de afgestorvenen. Zoo bijvoorbeeld is het
een zeer verdienstelijk werk, zich nu en
dan eene betere spijze, eenen drank of
eenig ander geoorloofd genoegen te ont-
zeggen. Ook is er niemand die niet som-
wijlen zijne zinnen en bijzonder zijne
oogen, ooren en tong eenigermate kan
versterven, niemand, die niet nu en dan
eenigen tijd het stilzwijgen kan bewaren,
of ook ziekte, koude, hitte en andere
ongemakken geduldig kan verdragen. Geen
mensch ook, of hij vindt soms gelegenheid
Geboden Overledenen.                                     6
-ocr page 70-
lil)
0111 zijn veranderlijk humeur of zijn eigen-
zinnigheid in den geest van boetvaardig-
heid te beteugelen, kortom niemand is er,
die niet alles wat in- en uitwendig lijden
veroorzaakt, geduldig en met onder werping
aan Gods heiligen wil verdienstelijk kan
verdragen, tot lafenis der arme zielen.
Zoo bijvoorbeeld hebben landbouwers,
ambachtslieden, dienstboden en allen, die
lichamelijk of geestelijk lijden te verduren
hebben, zeer veel, wat zij voor deze zielen
konden opofferen, en door dit te doen,
zouden zij tegelijkertijd Gods zegen over
zich aftrekken en daaruit kracht putten
voor hun eigen lijden.
Boudon verhaalt ons de volgende
gebeurtenis, welke hierop betrekking heeft:
Eenige lieden waren genoodzaakt eene reis
te ondernemen. Alvorens zich echter op
weg te begeven, offerden zij alle moeielijk-
heden en vermoeienissen, waarmede zij te
kampen zouden hebben, tot lafenis der
geloovige zielen aan God op. Toen zij nu
op reis werkelijk in groote gevaren ver-
keerden, werden zij daaruit op een buiten-
gewone wijze gered, dewijl God aldus
hunne liefde door den bijzonderen bijstand
zijner vaderlijke voorzichtigheid wilde
beloonen.
-ocr page 71-
67
Het gebed met vasten en andere boct-
iverken vereenigd, bezit eene groote
kracht voor de geloovige zielen.
m
en leest in het boek Judith: (4,12.)
. „Weet, dat de Heer uwe gebeden zal
verhooren, als gij volhardt in vasten en
gebed voor het aangezicht des Heeren."
Het volgend treffend voorbeeld bevestigt
deze waarheid.
Sancio, koning van Leon, werd door
middel van vergif verraderlijk om het leven
gebracht. De koningin, Guda genaamd,
die haar gemaal teederlijk beminde, ontdeed
zich daarop van alle koninklijke pracht
en begaf zich in een klooster, om God
daar te dienen en met meer vrucht
de ziel van haren echtgenoot te kunnen
helpen. Aldaar bad zij dag en nacht, en
op eiken Zaterdag vastte zij ter eere der
H. Moeder Gods. En zie, juist op een
Zaterdag, toen zij weder voor den afgestor-
vene bad, vertoonde hij zich aan haar,
gehuld in een zwart rouwkleed en met
eene uitdrukking van duldelooze smart op
het gelaat. Hij bedankte haar voor haar
gebed, en smeekte haar, daarin te volhar-
den en het nog te vermenigvuldigen „Ach,
trouwe echtgenoote," zeide hij, „kondeik
-ocr page 72-
68
u zeggen hoe verschrikkelijk de pijnen zijn,
die ik in het vagevuur lijd, voorzeker, gij
zoudt nog veel meer medelijden met mij
hebben. Ach, bij de oneindige barmhar-
tigbeid Gods, help mij! Guda, help mij."
Na deze verschijning bracht de koningin
veertig dagen zonder onderbreking in gebed
en onthouding door, en na verloop van
dien tijd mocht zij het geluk smaken, haren
echtgenoot nog eenmaal en wel in zijnver-
heerlijkten staat te aanschouwen. Hij ver-
scheen haar, nu door een hemelschen glans
omgeven, en vol vreugde riep hij haar toe:
„Zie, nu ben ik bevrijd van mijne pijnen,
en aan u heb ik dit te danken. Wees
daarvoor eeuwig van God gezegend! Vol-
hard in uwe heilige oefeningen. Over-
weeg de straffen van het andere leven en
vooral ook de heerlijkheid des hemels waar-
heen ik u voorga om u daar te verwach-
ten on een krachtig voorspreker voor u te
zijn." (Vasquez in Chron. Ao. 9, 40.)
Boor met geduld voor de afgestor-
venen te lijden, kan men hen
zeer behulpzaam zijn.
n de jaarboeken van het klooster van
den H. Trudo leest men het volgende:
„Eene brave vrouw, die door haren echt-
-ocr page 73-
69
genoot, welke aan den drank verslaafd
was, zeer dikwijls op de ergste wijze mis-
handeld werd, ging op zekeren keer haren
nood klagen aan een godvreezend abt.
Deze gaf haar den raad, al haar lijden
voortaan met het grootste geduld te ver-
dragen en aan God op te dragen als
een aangenaam offer tot lafenis der arme
zielen in het vagevuur, om door die zie-
len wederkeerig troost te erlangen.
„De vrouw volgde dezen goeden raad en
offerde diensvolgens al haremoeielijkhedcn
en haar verdriet voor een zekere ziel van
het vagevuur aan God op. Spoedig daarna
verscheen deze ziel aan den reeds genoem-
den abt en bedankte hem voorden voor-
treffeljjken raad, dien hij hare grootmoo-
dige redster gegeven had, dewijl zij daar-
door van hare pijnen bevrijd en in de
eeuwige vreugde opgenomen was. De abt
haastte zich, deze tijding aan degodvree-
zende vrouw over te brengen, die daar-
door onuitsprekelijk vertroost en ver-
heugd werd. Ook na dien tijd volhardde
zij, bij al haar lijden, in denzelfden liefde-
ijver en verloste daardoor nog vele andere
zielen. Zoo kreeg dezelfde abt zelfs een-
maal eene verschijning van een broeder
uit zijne eigen klooster, die kort te voren
-ocr page 74-
70
gestorven was, en die hora zeide, dat hij
het allerbeste door de boetplegingen dezer
vrouw kon geholpen worden.
„ Hiervan onderrichtjdroeg zij nu ook voor
denoverledenkloosterling hare verdiensten
op en wel met dit gevolg, dat hij reeds
den volgenden nacht opnieuw verscheen,
om zijne verlossing aan te kondigen."
Boor het lijden, dat men grootmoedig voor
de geloovige zielen overneemt, kan men
haar op eene bijzondere tvijze helpen.
fn de levensbeschrijving van de zalige
UrsulavandeTheatijner-orde,leestmen
dat deze heilige een groot medelijden had
met eene stervende medezuster Christiana,
wegens de pijnen, die haar in het vage-
vuur denkelijk te wachten stonden. En
daar zij uit het voorbeeld der heilige
Gatharina van Siena wist, dat een levend
mensch de straffen op zich nemen kan, die
eene van het lichaam gescheiden ziel onder-
gaan moet, bad zij haren goddelijken Bruide-
gom vuriglijk om de genade, dit voor de ziel
harer medezuster Christiana temogendoen.
Haar gebed werd verhoord. Terwijl hare
zuster den laatsten adem uitblies, geraakte
de zalige Ursula in verrukking, ennadatzij
-ocr page 75-
71
weder tot zich zelve gekomen was, riep zij
vol vreugde uit: „Ik dank U, o mijn Heer
en mijn God, voor de groote barmhartig-
heid, welke Gij mijne zuster Cbristiana
bewijst, door mijn aanbod ter harerverlos-
sing aan te nemen." Vervolgens liet zij het Te
Deum Laudamus
zingen en werd danplot-
seling door zeer groote pijnen overvallen,
waarvan zij gedurende haar geheele leven
niet meer bevrijd werd. De H. Philippus
Nerius was, gelijk zoovele Heiligen, een
trouwe helper en een ware vriend dei-
lijdende zielen in het vagevuur. Ook hij
wenschte die arme zielen op eenebijzon-
dere wijze hulp te bieden en hij bad God,
daartoe de gelegenheid te willen schenken.
Zijn gebed werd verhoord ; want van toen
af had hij een ongemak aan een zijner voeten,
hetwelk hem een langdurig en smartelijk
lijden veroorzaakte, dat hij tot lafenis der
arme zielen geduldig verdroeg en waardoor
hij onophoudelijk aan het lijden dier zielen
werd herinnerd.
Boudon verhaalt ons nog, dat er in zijnen
tijd een man verscheen, die tot zijne familie
behoorde en die alstoen de verklaring afleg-
de, dat zijne kleindochter, die nog zeer
jong was en die sedert zijnen dood voort-
durend met ziekte te kampen bad, volgens
-ocr page 76-
72
eene bijzondere beschikking der goddelijke
Voorzienigheid voor hem leed. En tot sta-
ving zijner woorden voegde de overledene
er bij, dat deze kleindochter sterven zoude,
zoodra de persoon, aan wien hij verscheen,
haar zien zou, wat ook juist zoo gebeurde.
Over den buitengewonen ijver waarmede de
H. Ludwina boetvaardigheid pleegde
voor de geloovige zielen.
e onvergelijkelijke Thomas van Kempen
de schrijver van de navolging van Chris-
tus, schrijft over deze heilige maagd, die in
dezelfde streek en in denzelfdentijdalshij
leefde (De H. Ludwinawoondete Schiedam
en Thomas vanKempenheeftzooalsbekend
is langen tijd op den AgnietenbergbijZwolle
zijn verblijf gehouden), hetgeen volgt:
„Deze verduldige maagd leed gedurende
34 jaren zonder tusschenpoozen onder de
smartelijkste ziekten, en zeer dikwijls werd
zij door haar Engelbewaarder in het vage-
vuur gebracht alwaar zij de arme zielen
volgens de verscheidenheid harer schulden
in ontelbare afdeelingen verschillende folte-
ringen zag ondergaan. Onder de zielen die
zij alzoo in het vagevuur opmerkte,herkende
zij ook vele harer vrienden. Het gevolg
hiervan was, dat zij niet alleen hare onge*
-ocr page 77-
73
hoorde smarten met het grootste geduld
verdroeg; maar dat zij bovendien nog vele
pijnlijke boetwerken verrichtte, en datalles
tot verlossing dier lijdende zielen. Zonder
ophouden riep zij Gods oneindige barmhar-
tigheid voor haar aan en beweende hare
groote ellende zoo dikwijls en zoo lang, dat
hare natuurlijke tranenveelaldoorbloedige
werden gevolgd, welke men, als zij opge-
droogd waren, als reliquieën bewaarde."
Dezelfde schrijver bemerkt daarbij, dat hoe-
wel zij altijd vele zielen verloste, haar dit
toch op de voornaamste feestdagen in veel
grooter mate gelukte. Een ander schrijver
zegt van haar, dat zij eens het heldhaftig
besluit nam van liever tot aan denjongsten
dag, indien God het toestond,hareverschrik-
kelijkste pijnen voor de arme zielen te ver-
dragen, dan terstond in den hemel opgeno-
men te worden, en hij voegt er bij, dat zij door
dit heldhaftig verlangen alle haar bekende
zielen bevrijdheeft, waaronderzich ook die
harer ouders en van al hare bloedverwan-
ten tot in den negenden graad bevonden.
Over de werken van "barmhartigheid voor
de afgestorvenen.
P^en kan de werkenvanbarmhartigheid
niet genoeg voor de verlossing der
-ocr page 78-
74
geloovige zielen aanbevelen, want hunne
uitwerking is waarlijk wonderbaar.
Met recht wordt dan ook de Romeinsche
edelman Pammachius door den H. Pauli-
nus geprezen, omdat hij na den dood zijner
echtgenoote en tot troost harer ziel, alle
armen der stad in de St. Pieterskerk vei--
zamelde om daar spijzen onder hen uit te
deelen. Reeds de oude Tobias (14,18) zeide
tot zijnen zoon: „Zet uw brood en uwen
wijn op het graf van den rechtvaardige,"
hetgeen beteekent zooals Allioli zegt: Als
een rechtvaardige sterft, houd dan het
lijkmaal bij zijn graf en spijzig de armen.
In de H. Schrift leest men verder: (J. Sir.
3. 33.)
„Gelijk het vuur door het water uitge-
bluscht wordt, zoo worden ook de zonden
door de aalmoes uitgewischt," en onderzon-
den moeten hier de door de zonde ver-
diende straffen verstaan worden.
En zegt niet Jesus Christus zelf: (Mare.
9, 40.)
„Wie u ooit in mijnen naam een beker
water zal te drinken geven, alleen omdat
gij Christus toebehoort, waarlijk, Ik zeg u,
deze zal zijn loon niet missen." De H.
Thomas van Aquinen vreest daarom niet
te zeggen, dat aalmoezen, waaronder in
-ocr page 79-
75
het algemeen alle lichamelijke werken van
barmhartigheid moeten verstaan worden,
eene veel grootere kracht bezitten om de
zonden uit te wisschen dan het gebed, en
dat dit laatste wederom een krachtiger
middel is dan het vasten. Meer nog
beveelt deze H. Kerkleeraar de geestelijke
werken van barmhartigheid aan, omdat zij.
zooals hij leert, de lichamelijke zoo verre
overtreffen, als de geest het lichaam over-
treft. Dientengevolge roept Boudon ons
vol ijver tóe : „Troost de bedrukten, geeft
raad aan de onwetenden, arbeidt aan de
bekeering der zondaars, helpt allen, die
eenig zielelijden te verduren hebben, en doet
dit alles voor de zielen, die in het vagevuur
lijden, zoo zal God hun barmhartig
zijn."
Boor het geven van aalmoezen kan men de
geloovige zielen groote hulp verschaffen.
^D-Jetgeen men hierover in de geschiedenis
®A der H. Ida van Toggenburg leest, is
zeer merkwaardig. Nahetafstervenvan den
broeder harer moeder, spreekt zij diens kin-
deren volgender wijze toe : „Ach, hoe ver-
schrikkelijk wordt uw vader gepijnigd! Ik
weet dit door eene goddelijke openbaring
-ocr page 80-
76
en bid u daarom in zijnen naam gedurende
een geheel jaar de armen van vleesch, brood
en boter te voorzien.\'\' Nadat zij zulks
gedaan hadden, vernamen zij, dat hun vader
door hunne vrijgevigheid en door de
gebeden der H. Ida reeds van de helft zijner
pijnen bevrijd was. Zij bewezen hem daar-
om nog een jaar lang dezelfde liefdedien-
sten, en als ook dit tijdsverloop ten einde
was, werd hun door de Heilige aangekon-
digd, dat hun beminde Vader geheel van
zijne smarten verlost was, doch dat hij
niettemin nog behoefte had aan een kleed.
Zij begrepen daaruit dat God verlangde,
dat zij nog een jaar langde armen zouden
kleeden en toen zij ook dit volbracht had-
den, ontvingen zij door den mond der H.
Ida de blijde tijding, dat hun ovei-leden
vader de eeuwige rust ingegaan was. Bol-
landus zegt in het leven van genoemde
Heilige, dat bet kleed, dat den overledene
ontbrak, het kleed der eeuwige glorie was,
en dat alleen het gemis daarvan hem nog
deed lijden.
In de openbaringen van de H. Brigitta
komt ook voor, dat zij eene verschijning
gehad heeft van haar overleden echtgenoot
Ulpho, die haar dringend kwam verzoeken,
het achtergelaten zilverwerk en depaarden,
-ocr page 81-
77
waarmede hij zich te veel verlustigd had,
te verkoopen,en de opbrengst daarvan onder
de armen uit te deelen. Eveneens ver-
zocht hij haar de zilveren bekers aan
arme kerken te willen schenken voor den
dienst van het altaai\', daar zulke aalmoe-
zen Gode hoogst aangenaam zouden zijn.
Ten slotte vindt men in de levensbeschrijf
ving van de H. Margaretha van Cortona
gewag gemaakt van eene verschijning van
den Hertog van 1\'asterna met name lioy
Gomez, die deze Heilige aldus aansprak :
„O, als de menschen wisten, hoe groot de
pijnen zijn waarvan men door de vrijgevig-
heid jegens de armen bevrijd wordt en als
zij de schatten kenden, welke men daardoor
verwerft, zij zouden alles onder de arme en
godvruchtige menschenuitdeelen, om alzoo
deelachtig te worden aan hunne gebeden.1\'
Door de schulden te betalen, die deover-
ledenen op aarde achterlaten, kan men
hun zeer behulpzaam zijn.
e volgende gebeurtenis welke hierop
betrekking heeft, wordt ons verhaald
door\' Paus Benedictus XIII.
„De vader van eenen broeder uit de orde
der predikheeren, een machtig en geëerd
man, was bij zijnen dood nog een zekere
-ocr page 82-
78
som gelds schuldig aan een smid, die sedert
jaren zijne paarden beslagen had en daarvoor
zijn loon niet had ontvangen. Na zijnen
dood verscheen deze heer aan een zijner
trouwe dienaren en hij had toen een hamer,
tang en eenige gloeiende nagels van den
smid in de hand. „Ga," zoo sprak hij tot
zijn dienaar, „en verzoek mijne echtgenoote,
dat zij toch de goedheid hebbe de schuld
te betalen, waarvoor ik in het vagevuur
moet lijden." Zijne vrome vrouw voldeed
aan zijn verlangen en stelde niet alleen den
smid, maar ook alle andere schuldeischers
van haren echtgenoot tevreden. Eenigen
tijd daarna verscheen deze nu ook aan zijne
vrouw en vertoonde zich aan haar toen als
in een zee van pijnen verzonken, en van
het hoofd tot de voeten met een dik koord
gebonden. „Bevrijd mij I" zoo riep hij haar
toe. De brave echtgenoote greep terstond
de knoop van het touw en verloste hem,
waarop hij haar hartelijk bedankte en haar
zeide : „Zie, zoo was ik gebonden in de
pijnen, totdat gij mijne schulden betaaldet."
Volgens denzelfden Paus mag men hieruit
echter geenszins de gevolgtrekking maken,
dat de zielen, wier schulden nooit betaald
worden daarom altijd in het vagevuur
moeten blijven; maar slechts dit mag men
-ocr page 83-
79
er uit besluiten, dat zij door hetgeen op
deze wijze uitliefdevoorhaarvoldaan wordt
veel spoediger verlost worden.\'\' (Benedictus
XIII. Brig. I. Serm. 22.)
Door onze vijanden te beminnen hunnen
toi/ de afgestorvenen op eene uil-
muntende wijze helpen.
e H. Franciscus van Sales verhaalt, dat
in zijnen tijd onder de studenten te Padua
het afschuwelijkgebruikbestond,des nachts
gewapend de straten der stad te doorkruisen
en de voorbijgangers : „Wie is daar" toe
te roepen. Wie niet naar hun zin antwoordde
werd onmiddellijk aangevallen en rnishan»
deld. Op deze wijze gebeurde het, dat een der
studenten zijn besten vriend en medeleerling
om het leven bracht, zonder hem herkend
te hebben. Door angst en schrik gejaagd,
vluchte de moordenaar in het hu is eener
weduwe, bekende daar zijn misdaad en bad
haar dringend hem te willen verbergen.
Eenige oogenblikken later bracht men deze
vrouw ook het lijk van haren eenigen zoon
tehuis, en aldra bemerkte zijdatde vluch-
teling, die zich in hare woning verscholen
hield, de moordenaar was van haar eenig
kind. Groot was de ontroering van den
ongelukkige, toen hij in zijn slachtoffer zijn
-ocr page 84-
80
boezemvriend herkende; luid schreiend
wierp hij zich voor de voeten derdiepbedroef-
de moeder neder en bezwoer haar, hem aan
het gerecht over te leveren, om openlijk
voor zijne misdaad te kunnen boeten. Deze
brave vrouw echter was zoo bewogen door
het grievend zieleleed van den schuldige,
dat zij hem niet alleen van harte vergiffenis
schonk, maar hem zelfs in hare bescherming
nam. God vond zulk een behagen in deze
liefdedaad, dat Hij den vermoorde oogen-
blikkelijk uit de pijnen des vagevuurs be-
vrijdde, waarin hij anders zeer lang had
moeten verblijven, en de overledene zelf
bracht zijne moeder in eene verschijning
deze blijde tijding.
Eene gelijksoortige gebeurtenis wordt
nog verhaald door den H. Mansius.Een moor-
denaar begaf zich op Goeden Vrijdag tot den
broeder van zijn slachtoffer, om hem in naam
van Jesus Christus, dieopdiendagvooralle
menschen den kruisdood stierf, vergiffenis
te vragen voor zijne misdaad. Deze broeder,
een christelijke delman, ontving zijn vijand
met de grootste vriendelijkheid, hij schonk
hem vergiffenis en verzekerde hem zelfs
zijne vriendschap. Christus zelf vertoonde
zich daarop aan dezen edelmoedigen man
en zeide hem, dat hij door zijne schoone
-ocr page 85-
81
daad de ziel zijns vaders en die zijns broe-
ders uit bet vagevuur verlost had en dat
hij zelf na verloop van acht dagen in de
heerlijkheid des hemels zou worden opge-
nomen. Hij stierf ook werkelijk acht dagen
daarna.
Boor onze eigene verdiensten voor de
geloovige zielen op te offeren, Tcunncn
wij hun van groot nut zijn.
et is bekend, dat de zalige Nicolaas Wol f
degave bezat, om door geloof en gebed
de zieken te genezen. Geen wonder dus, dat
hij gedurende zijn leven bijna uitsluitend
door aardsche lijders bezig gehouden werd.
Dit neemt echter niet weg, dat hij toch
nog eene gelegenheid vond, om ook de
afgestorvenen zijne liefde te bewijzen, door
namelijk alles wat hij deed, voor hen op te
offeren. Hij zeide tot zichzelven: „Hetzij
ik bid of eenig ander goed werk verricht,
ik verwerf daardoor verdiensten bij God, en
deze verdiensten kan ik hun dus schenken."
Het was vooral de volgende gebeurtenis,
welke hem tot dit liefdewerk aanspoorde.
Een jonge man begon\'op zijn sterfbed te
jammeren en zeide tot zijnen vriend : „Nu
moet ik voor Gods rechterstoel verschij"
nen en ik heb niets goeds wat ik kan mede-
Gebeden Overledenen.                                     0
-ocr page 86-
82
nemen." Zijn vriend troostte hem en sprak:
„Heb goeden moed 1 Ik schenk u al het
goede, dat ik tot nu toe gedaan heb, dit
kunt gij medenemen." Later evenwelkreeg
hij berouw over zijne edelmoedigheid en
maakte zich na het overlijden van den zieke
ongerust, omdat hij nu niets meer bezat en
weder van voren af aan zou moetenbeginnen.
De overledene verscheen hem daarop en
sprak hem aldus toe: „ Wees getroost vriend,
en betreur toch de weldaad niet, welke gij
mij bewezen hebt, want zij is mij van groot
nut geweest en God heeft daarin zooveel
behagen gevonden, dat Hij u tweemaal zoo-
veel gegeven heeft als gij te voren bezat."
Boudon maakt van een dergelijk voor-
beeld gewag. Hij zegt, dat een Dominicaan
eene verschijning kreeg vaneene zekere ziel,
voor welke hij al zijne goede werken aan
God opgedragen had en dat deze hem
toen zeide: „Uw offer is voldoende voor u
en voor mij."
Ook Pennequin haalt ten slotte zulk een
gebeurtenis aan. Hijschrijft: „Eenpriester,
bezield door eene heldhaftige liefde, werd
aan het sterfbed van een wanhopendmensch
geroepen. Hetgelukte hem den ongelukkige
tot vertrouwen op te wekken, bevrijdde hem
van zijne zonden en schonk hem tevens al
-ocr page 87-
88
zijn eigen goede werken. Een maand na
zijnen dood verscheen de overledene aan
dezen priester, om hem voor zijne weldaad
te bedanken en om hem aan te kondigen,
dat hij reeds de eeuwige rust genoot."
Be H. Teresia verlost eene ziel uit het
vagevuur door de opoffering van
haar eigen verdiensten.
iehier eene gebeurtenis uit het leven
van de H. Moeder Teresia van Jesus,
welke zij ons zelf volgenderwijze verhaalt:
„Men meldde mij het overlijden van een
geestelijke, wien ik grooten dank schuldig
was en die hier vroeger de plaats van
provinciaal bekleed had. De tijding van
zijnen dood bedroefde mij zeer en hoewel
hij altijd vroom en deugdzaam geleefd had,
was ik toch min of meer over zijn zielen-
heil bezorgd. Ik wist welk een groote ver-
antwoordelijkheid er rust op hen, die
geroepen zijn om zielen te besturen, en daar
hij gedurende twintig jaren dezen zwaren
last gedragen had, kon ik een zekeren angst
wegens zijn lot in de andere wereldnietvan
mij afweren. Ik haastte mij daarom, den
Heer te smeeken, dat hij al het goede, wat
ik in mijn leven mocht gedaan hebben, aan
zijne ziel zoude schenken, en ik bad Hem
-ocr page 88-
84
tevens, het ontbrekende uit de oneindige
verdiensten van zijn lijden aan te vullen,
om op deze wijze de verlossing van deze
ziel te verkrijgen. Nadat ik aldus uit den
grond mijns harten gebeden had, scheen
het mij toe, als zag ik de ziel van den
overledene aan mijne rechterzijde uit de
diepte der aarde opstijgen. Ofschoon deze
priester in een tamelijk hoogen ouderdom
stierf, scheen de gestalte, die ik nu zag,
die van iemand van nog geen dertig jaren
te zijn, met een jeugdig, glanzend aange-
zicht. De verschijning hield slechts korten
tijd aan, toch werd ik er zeer door getroost
dewijl ik volkomen van hare echtheid over-
tuigd was. Na dien tijd kon ik mij niet
meer zoo over zijn dood bedroeven, als zoo-
vele anderen, die hem met evenveel liefde
als ik waren toegedaan. Daar hij. in een ver-
afgelegen oord gestorven was, zijn mij de
nadere bijzonderheden van zijn godvruchtig
verscheiden eerst later ter oore gekomen."
(Leven der H. ïeresia. 38 Hfdst.)
Over de groote waarde der aflaten voor
de geloovige stelen.
*S|vUs men zich een goed denkbeeld wil
@ * voi-men van de groote waarde der afla-
ten, die aan de arme zielen kunnen worden
-ocr page 89-
s.-,
toegevoegd, dan behoeft men slechts te
bedenken wat zij eigenlijk zijn, namelijk een
toeëigening der verdien sten van J esus Chris-
tus. Wel is waar kunnen wij voor de
geloovige zielen bidden en werken van boet-
vaardigheid verrichten, toch is alles wat
wij doen, bepaald en van geringe waarde;
het kleinste deel echter van de verdien-
sten van Jesus Christus heeft eene onein-
dige waarde, waarmede hare schulden
dus gemakkelijk kunnen betaald worden.
Niets kan ons overigens een duidelijker
begrip van de groote waarde der aflaten
geven dan de woorden, die God zelf door
den mond der H. Brigitta tot eene god-
vruchtige vrouw in Rome gesproken heeft.
Wij lezen namelijk in de openbaringen dier
Heilige, dat de Heer haar eens gebood tot
eene vrouw in Rome te gaan, die juist over
de waarde der aflaten van deze stad
nadacht. „Zeg aan deze vrouw," zoo sprak
de Heer, „dat de aflaten van de kerken
der stad Rome, voor God meer waarde
bezitten dan men gelooft; want indien een
mensch zich ook duizendmalen voor God
liet dooden, zoo zoude hij daardoor nog
niet de geringste heerlijkheid waardig wor-
den, welke aan de Heiligen gegeven wordt.
Terwijl oneindige zonden door oneindige
-ocr page 90-
86
straffen moeten uitgeboet worden, en de
menschen alzoo onmogelijk daarvoor vol-
doen kunnen, zelfs niet al leefden zij dui-
zend jaren, zullen door de aflaten vele en
zware straffen uitgewischt en vele zeer
groote straffen in zeer kleine veranderd
worden, zoodat zij, die na de aflaten ver-
diend te hebben, met een volmaakte liefde
en een waar berouw uit deze wereld schei-
den, niet alleen van hunne zonden, maar
ook van de straffen, die zij door dezelve
verdiend hadden, bevrijd worden."Boudon
noemt het daarom eene zekere \\vreedaardig-
heid, als men er niet naar tracht deze
hemelsche schatten te verdienen en als men
ze niet zoo dikwijls mogelijk aan de nood-
lijdende zielen verschaft. Hij klaagt onder
andere bijzonder over de leden van broe-
derschappen, die onbekend zijn met de
rijke aflaten, die daarin door hen voor de
arme zielen te verdienen zijn, of die deze
hulpmiddelen kennende, er toch geen
gebruik van maken. Verder zegt hij nog:
„Daar de Pausen aan sommige altaren
die men geprivilegieerde altaren noemt,
buitengewone aflaten voor de zielen in het
vagevuur verbonden hebben, behoorde men
voor alles zorg te dragen, dat de heilige
Missen, die men voor deze zielen laat
-ocr page 91-
«7
lezen, aan zulke altaren gedaan worden."
De groote waarde der aflaten door eenige
voorbeelden aangetoond.
ttSegneri verhaalt, dat God een visioen
M& zondaandezaligeMarthavanQuiro,om
haar van de groote waarde der aflaten te
overtuigen. Zij zag op een open plein eene
groote tafel staan, beladen met eenemenigte
goud- en zilverstukken, welke met eene
even groote hoeveelheid diamanten enedel-
gesteenten vermengd waren; en God sprak
toen tot haar: „Deze schat staat hier open
en bloot en een ieder kan daarvan nemen
wat hem belieft of wat hij noodig heeft."
In het leven der H. Magdelena van Pas-
sis leest men, dat zij in eene verrukking
vernam, dat een harer medezusters, krach-
tens de H. Aflaten, waardoor haar de ver-
diensten van het leven en het lijden van
Jesus Christus toegevoegd werden, na een
verblijf van vijftien uren in het vagevuur,
verlost werd.
De Pausen hebben zooals genoegzaam
bekend is, aan de oefening van den H.
Kruisweg dezelfde rijke aflaten verbonden,
welke men verdient door het bezoeken der
H. plaatsen zelven te Jerusalem; en daar al
deze aflaten op de geloovige zielen in
-ocr page 92-
88
het vagevuur kunnen worden toegevoegd,
spreekt het vanzelf dat deze oefening voor
de afgestorvenen eene groote waarde heeft.
Even leerrijk als treffend is hetgeen men
hierover in de levensbeschrijving van de
zalige Carharina vanEmmerichleest. „Deze
kloostervrouw zoo heet het daar, stond
gedurende haar gansche leven door een
innig medelijden met de zielen des vage-
vuurs in verbinding; zij deed en offerde
alles voor haar en het gebeurde zelfs, dat zij
door die zielen om hulp werd aangeroepen en
dat zij haar op de treffendste wijze aan-
maanden, als zij vergat de gevraagde hulp
te verleenen. Reeds toen zij nog een jong
meisje was, werd zij somtijds door geheele
scharen van arme zielen uit den slaap
gewekt, met dewelke zij dan barrevoets, zelfs
in gure winternachten, den bijna twee uur
langen kruisweg bij Coesveld deed."
Over de Icracht van het wijwater voor de
zielen in het vagevuur.
(Jplet is eene algemeene meening der god-
Tj5* geleerden, dat het wijwater de kracht
bezit om dedagelijkschezonden uit te delgen,
mits het met geloof en onder rouwmoedige
gebeden gebruikt wordt, en daar nu de geloo-
vige zielen in het vagevuur grootendeels
-ocr page 93-
89
voor zulke zonden lijden, valt het gemak-
kelijk te begrijpen, dat het ook voor die
zielen eene zeer heilzame kracht bezitten
moet.
Het wijwater is volgens zijne natuur, dat
wil zeggen, door de kracht, die het door de
aanroeping van den goddelijken naam, door
de kerkelijke gebeden en de bezwering des
duivels verkregen heeft, een krachtig mid-
del tegen de booze geesten, aan wier aan-
vallen degeloovige zielen veelal blootstaan.
Door het veelvuldig gebruik, dat de kerk
bij hare plechtigheden en godsdienstoefe-
ningen, tot troost der lijdende zielen, van
het wijwater maakt, toont zij ons duidelijk,
dat zij er ten opzichte dier zielen eene
groote waarde aan hecht.
Het bovengezegde wordt door een veel-
zijdige ondervinding bevestigd. Zoo zegtbv.
de heilige Deodatus in het leven der Oud-
vaders :
„Gelijk de bloemen, die door de hitte
der zon verwelkt zijn, door een zachten regen
weder opgefrischt worden, evenzoo worden
de in het vagevuur brandende zielen door
het wijwater verkwikt."
Felix Fasso verhaalt, dat een priester,
die zich na zijnen dood vertoonde, alstoen
de volgende merkwaardige woorden uitte:
-ocr page 94-
90
„Waarde plaatsen, waarin onze lichamen
rusten, met wijwater besproeid worden,
ondervinden wij zulk een verlichting alsof
wij reeds in het paradijs verplaatst waren."
Daarom zegt de priester, als hij het lijk
met wijwater besprenkelt: „God verkwikke
uwe ziel met den dauw des hemels."
In vele oorden bestaat daarom onder het
geloovige volk de stichtende gewoonte, bij
alle bezoeken die zij op het kerkhof afleg-
gen, deze hemelsche lafenis aan hunne lieve
dooden te schenken. Zij alzoo, die met de
zorg voor het kerkhof belast zijn, moeten
het zich tot een duren plicht rekenen zorg
te dragen, dat daar steeds echt gewijd water
aanwezig zij. Het is een loffelijk en zeer
heilzaam gebruik, de geloovige zielen bij
elke gelegenheid en bijzonder des morgens
en des avonds het wijwater te geven. De
zalige Nicolaas Wolf gaf het hun bij het
bidden van den rozenkrans na ieder tientje,
onder de woorden: „Dat de lieve zielen ter
harer verlossing besproeid worden met het
bloed en het water van Jesus Christus."
Over het gebruik van liet licht voor de
afgestorvenen te laten branden.
et is zeer waarschijnlijk, datditzielroe-
rend gebruik uit het Oude verbond tot
-ocr page 95-
91
ons gekomen is, daar het bij de Joden tegen»
woordig nog bestaat. Als Boudon eens in
eene joodsene synagoge kwam waarin ver-
scheidene lampen brandden, werd hem op
zijne vraag gezegd, dat deze telkens aan-
gestoken werden als er voor de afgestorve-
nen gebeden werd. In alle geval is dit
gebruik in de Kerk zeer oud, want reeds de
H. Athanasius, die in de vierde eeuw leefde,
schrijft er over en schijnt er eene groote
waarde aan te hechten. Deze groote pa-
triarch en kerkvader zegt namelijk: „Wan-
neer ook de overledene onder den blooten
hemel ten toon staat, moogt gij toch niet in
gebreke blijven, onder aanroeping van
Christus den Zoon Gods, olie en was bij het
graf te doen branden; want dit is Gode aange-
naam en wordt bijzonder door Hem beloond.
Olie en was is eenoft\'er-geschenk, de opdracht
van het onbl oedig o ffer echter is eene verzoe-
ning, terwijl aalmoezen, welke aan de armen
geschonken worden, ter vermeerdering
strekken van elkegoedevergelding."(Blos-
sie, Def. fid. C. XI.)
Dat ook de Kerk dit oud gebruik hoog
acht, toont zij ten duidelijkste, doordien zij
tot nu toe altijd stichtingen voor eeuwige
lichten voor de afgestorvenen aangenomen
en goedgekeurd heeft, en doordien zij in
-ocr page 96-
92
het algemeen bij alle plechtigheden voor
de overledenen vele lichten doet ontsteken.
Men ziet dit bijzonder in de kloosters, waar
het voorgeschreven is, bjj plechtige dien-
sten voor de dooden eenige lampen te laten
branden. Overigens is het over de geheele
wereld gebruikelijk voor de afgestorvenen
een licht te laten branden, totdat hunn
lichamen begraven zijn.
Er bestaan dan ook voorbeelden genoeg,
die ons duidelijk aantoonen welk eene groote
waarde dit vroom gebruik voor de arme
zielen heeft. Zoo verhaalt Boudon, bijv.
dat een zijner bloedverwanten, dienazijnen
dood verschenen is, zich er over beklaagde,
dat zijne kinderen geene kaarsen geofferd
hadden bij de zielmissen, die zij volgens de
gebruiken der plaats voor hem hadden
laten doen.
In een godsdienstig huisgezin bestond
de gewoonte, gedurende den nacht van
Zaterdag op Zondag het lichtte laten bran-
den tot troost der arme zielen. Onlangs
gebeurde het, dat de huisvader dit gebruik
ophief, waarna men in genoemde nachten
telkenmale een luid gekerm vernam, en
dit duurde zoolang tot men weder tot de
vroegere gewoonte teruggekeerd was. Zou
het niet mogelijk kunnen zijn,datdegeloo-
-ocr page 97-
98
vige zielen, buiten hetgeen zij door dit
liefdeoffer winnen, nog den troost hebben,
zulk een licht, dat voor haar ontstoken
wordt, te mogen zien, terwijl zij anders
tot eene voortdurende duisternis veroor-
deeld zijn ?
Bedevaarten voor de géloovige zielen.
. Theophilus Raytnundus, die door zijne
geschriften bekend is, en die vooral veel
over de afgestorvenen geschreven heeft,
verhaalt ons, dat er in zijnen tijd eene
vrouw verscheen, te Döle in Frankrijk,
welke drie bedevaarten naar verschillende
kerken van Onze Lieve Vrouw verlangde
en die werkelijk uit hare pijnen verlost
werd, nadat deze bedevaarten voor haar
gedaan waren. Ook Simon Buchselner
verhaalt eene gebeurtenis van denzelfden
aard uit het jaar 1827. Een meisje kreeg
eene verschijning van hare nicht, welke
kort te voren gestorven was, endezebegeer-
de, dat zij tot hare verlossing eene
bedevaart naar Altotting zou doen en dat
zij eene H. Mis voor haar zou laten opdra-
gen. De geleerde uitlegger der H. Schrift
Augustinus Calmet, abt der Benediktijnen
te Senones schrijft onder vele andere geschie-
denissen van dezen aard ook deze, dat
-ocr page 98-
1)4
een overledene zeven bedevaarten verzocht
voor de rust zijner ziel, en dat hij zich
toen de eerste daarvan ondernomen werd,
aan de bedevaartgangers vertoonde, orn hen
tot spoed aan te zetten en hen te ver-
zoeken, zich niet door de moeielijkheden
der reis te laten afschrikken.
Over de H. Communie voor de
géloovige zielen.
e heilige Bonaventura, uit de orde van
denH.Franciscus,dieinzijnewerkenveel
over de zielen des vagevuurs spreekt, spoort
ons dringend aan, toch dikwijls de H. Com-
munie voor haar te ontvangen : „Deliefde
en het medelijden met uwen evenmensch
moeten u naar de heilige Tafel drijven,"
zoo zegt hij, want er is geen krachtiger
middel om voor de zielen rust te erlangen.
Tot bevestiging hiervan strekke het volgen-
de voorbeeld, dat onsdoorLodewijkBlosius
gegeven wordt. Hij zegt, dat een vrome
dienaar Gods, welken hij goed kende, eens
eene verschijning kreeg van eene ziel uit
het vagevuur. De afgestorvene vertoonde
zich aan hem als in een zee van vlammen
gedompeld en verklaarde dat hijverschrik»
kelijk telijdenhad.dewijlhijdengoddelijken
Heiland met te weinig voorbereiding in de
-ocr page 99-
95
H.Communie had ontvangen. „ Ik bid u daar -
om, mijn beste vriend, zoo sprak bij verder,
om de liefde, waarmede wij elkander bemin-
den, heb toch de goedheid eenmaal met
eene goede voorbereiding en een vurigen
ijver voor het heil mijner ziel te communi-
ceeren, dan hoop ik vastelijk van de ver-
schrikkelijke smarten bevrijd te worden die
ik door mijne lauwheid ten opzichte van
het allerheiligste Sacrament des Altaars ver-
diend heb." De dienaar Gods gaf onmiddel-
lijk gehoor aan deze bede, en, nadat hij de
H. Communie met de noodige voorbereiding
ontvangen had, zag hij dezelfde ziel ander-
maal, nu echter was zij door een schitterend
licht omgeven en alzoosteegzijoptenhemel
om daar den Koningdereeuwigeglorievan
aanschijn tot aanschijn te aanschouwen.
(Blos. in mon. Sp. C. VI.)
Over de kracht van het H. Misoffer voor
de afgestorvenen.
e heilige Vaders spreken eenparig vol
ijver over de onschatbare werkingvan
het H. Misoffer ten opzichte der overledenen.
De H. Cyrillus van Jerusalem zegt tot
degenen, die hij in het Christendom onder-
richtte, dat wij onder de heilige Mis voor
onze voorouders en in het algemeen voor
-ocr page 100-
96
alle afgestorvenen bidden, met het vaste
vertrouwen, dat zij door die gebeden in ver-
eeniging met de H. offerande eenegroote
verlichting in hunne smai\'ten zullen ver-
krijgen. En om dit duidelijker te verklaren,
voegt hij er bij: „Gesteld, dat iemand
die den koning beleedigd heeft, door dezen
uit het land verbannen wordt, en dat de
bloedverwanten van dien banneling den
koning een geschenk van groote waarde
bijv. een kroon aanbieden, om daardoor
zijnen toorn te stillen, — gelooft gij niet
dat die vorst dan den schuldigegenade zoude
schenken of dat hij ten minste zijne straf
verminderen zoude ? Evenzoo richten wij,
hoewel wij zondaars zijn, onzegebeden voor
de afgestorvenen tot God, niet alsof wij Hem
eene kroon aanbieden konden, maar terwijl
wij Hem Jesus Christus zelf, die voor onze
zonden zijn bloed vergoten heeft, ten offer
brengen, opdat dezoogoedeenbarmhartige
God hen en ook ons genadig moge zijn."
(Katech, 19 V. 19.) „Niet zonder reden,"
zegt de H. Chrysostomus, „hebbende Apos-
telen de gedachtenis der overledenen bij het
vieren der heilige, ontzagwekkende gehei-
men der Mis bevolen, want zij waren over-
tuigd dat deze oefening groote voordeelen
voor de arme zielen oplevert. Als de
-ocr page 101-
97
gemeente in vereeniging met den priester de
handen uitstrekt in de tegenwoordigheid
van het heilig Offer, hoe groot moet dan de
kracht onzer gebeden zijn! Hij, die aan het
altaar staatroeptniettevergeefs: „Laatons
bidden voor de overledenen." (Hom. in Phil.)
Zeer schoon is ook hetgeen een schrij-
ver uit onzen tijd hierover zegt: „Indien
wij Gode duizend werelden, bevolkt met
Serafijnen, ten offer brachten, zou Hem dit
toch lang niet zoo aangenaam zijn, dan wan-
neer wij hem éénmaal het heilig Misoffer
opdroegen. Wat zijn ook werelden vol
Serafijnen, in vergelijking met Jesus den
eeniggeboren, geliefden Zoon Gods! Bestaat
er wel iets, dat wij door Jesus en door
zijne tusschenkomst niet verkrijgen kun-
nen? Zoude er ooit eene ziel in het
vagevuur kunnen komen, zoozeer met
schuld beladen, dat het bloed van Jesus
niet bij machte ware, deze schuld bij den
Vader uit te wisschen?
O, indien de zielen des vagevuurs zich
nu nog de verdiensten van Jesus konden
toeëigenen, zoo zoude er oogenblikkelijk
eene algemeene verlossing plaats hebben.
Oebeden Overledenen.                                            7
-ocr page 102-
98
Voorbeelden van zielen, die door de kracht
van het II. Misoffer verlost teerden.
e heilige kerkvader Bernardus schrijft
in het leven van den heiligen Malachias
het volgende: „Deze heilige bisschop hoorde
op zekeren nacht in den droom eene stem,
die hem zeide, dat zijne zuster die onlangs
gestorven was, in het voorhof stond en
reeds gedurende dertig dagen niets meer
genoten had. Bij zijn ontwaken begreep
hij terstond, aan welke spijze zijne zus-
ter behoefte had; want er waren juist
even zooveel dagen voorbijgegaan, waarop
hij het levend Hemelbrood niet meer voor
haar opgedragen had. Na dit voorval ging
hij onafgebroken voort, met haar deze
hemelsche weldaad weder te bewijzen, en
niet lang daarna zag hij haar in een rouw-
kleed naar de kerk komen; zij mocht er echter
niet binnen treden. Nog later zag hij haar
in een lichtkleui-ig gewaad binnen de kerk,
toen mocht zij evenwel het altaar nog niet
naderen. En eindelijk zag hij haar eene
laatste maal in een wit kleed en omringd
door een ganschen stoet in het witgekleede
gestalten, waardoor hij van hare verlossing
kennis kreeg.
De heilige Bernardus eindigt dit verhaal
-ocr page 103-
99
met de volgende woorden: „Klaarblijkelijk
bezit dit Sacrament dekracht,omdezonden
uit te delgen, de vijandelijke mach ten te o ver-
weldigen, en den hemel te ontsluiten voor
hen, die van de aarde huiswaarts keeren."
De H. Antonius verhaalt: „Toen de H.
Joannes van Alvernia, uit de orde der
Minderbroeders, op een Allerziolendag bij
de consecratie het allerheiligste Lichaam
onzes Heeren aan den eeuwigen Vader op-
droeg, en hem tegelijkertijd vurig smeekte,
de zielen des vagevuurs door de verdien-
sten van zijn eeniggeboren Zoon te bevrij-
den, zag hij eene groote menigte dier
zielen, gelijk ontelbare vonken uiteen vuur-
oven, ten hemel stijgen.
Onder alle middelen ter verlossing der
géloovige zielen, is liet H. Sacrificie
der Mis het krachtigste en het voor-
naamste.
Ltp)6 zalige Henricus Suzo, uit de orde
5iir der Predikheeren, had, zooals hij zelf
schrijft, met een kloosterling met wien hij
in Keulen studeerde, de wederkeerige ver-
bintenis aangegaan, dat hij, die van hen
beiden den andere overleven zou, gedurende
een geheel jaar wekelijks twee heilige Mis-
sen voor den overledene doen moest. De
-ocr page 104-
100
kloosterling kwam nu het eerst te sterven.
Suzo was zijne belofte vergeten, en droeg
alzoo geene Missen voor hem op. Hij bad
veel voor zijn vriend en verrichtte ook
strenge boetwerken voor hem, doch daarbij
bleef het. Het duurde niet lang, of hij
kreeg eene verschijning van den afgestor-
vene. Met een treurig en uitgeteerd gelaat
kwam hij zich over het verzuim van zijn
vriend beklagen. Suzo bracht tot zijne
verontschuldiging in, dat hij toch besten-
dig voor hem gebeden en werken van boet-
vaardigheid gedaan had, waarna de over-
ledene uitriep: „Bloed, bloed, broeder is
er noodig, om mijne pijnen te verminderen!
Missen! Missen moeten er gelezen worden,
gelijk wij het elkander beloofd hadden!"En
inderdaad, nadat de zalige eenige missen
voor zijnen vriend gelezen had, zag hij hem
glorierijk ten hemel stijgen.
Het is dan ook maar al te waar, zooals
Paus Benedictus XII hierbij aanmerkt, dat
Jesus Christus alléén ons door zijn bloed
van onze zonden gereinigd heeft. De kerk-
vergadering van Trente(in de 25ste zitting)
zegt daarom, dat de in het vagevuur lijdende
zielen de krachtigste hulp erlangen door
het heilig Offer des altaars.
-ocr page 105-
101
Over den oorsprong der 30 Missen, of der
zoogenaamde Gregoriaanschc Missen.
e gebeurtenis, welke tot deze Missen
aanleiding heeft gegeven, wordt ons
door paus Gregorius den Groote in zijne
gesprekken verhaald (4. B. 55 hoofdst.)
Zij viel voor te Rome in zijn eigen klooster.
In dit klooster stierf een broeder met
name Justus; deze had zich tegen de regels
der orde eenige goudstukken toegeëigend,
en om hem voor deze overtreding te straffen,
alsook om de overige kloosterlingen voor
eene dergelijke fout te waarschuwen, beval
de heilige Paus, dat niet een enkele broeder
hem in den doodstrijd mocht bijstaan, en
dat zijn lijk te zamen met het geld buiten
het kerkhof in een kuil moest geworpen
worden. Dit bevel werd stipt ten uitvoer
gebracht; doch dertig dagen nadien besloot
de Heilige zich over den overledene te ont-
fermen, en hij liet toen op dertig achtei-een*
volgende dagen het H. Misoffer voor hem
opdragen. Ka verloop van dien tijd ver-
toonde de afgestorvene zich aan zijn broe-
der Copiosus, deze vroeg hoe het hem
ging, en kreeg ten antwoord: „Tot nu toe
was het zeer slecht met mij gesteld, nu
echter staat het goed met mij, want heden
-ocr page 106-
102
heb ik de gemeenschap verkregen." Nadat
Copiosus deze tijding in het klooster ge-
bracht had, teldemendedagen waaropdeH.
Mis voor den doode gelezen was (want men
had op het getal geen aeht geslagen) en het
bleek, dat het juist de dertigste was. De hei-
lige Paus eindigt dit verhaal met de volgende
woorden: „Daar Copiosus niet wist, wat de
broeders voor den overledene gedaan had-
den, en de broeders omgekeerd onbewust
waren van hetgeen Copiosus gezien had, en
terwijl de verschijning bovendien met het
heiligOfferovereenstemde,blijkthettendui-
delijkste, dat de overledene door het heilig
Sacrificie der Mis uitzijne pijnen verlost was.
Sedert dien tijd werd het gebruik der
dertig Missen algemeen, en verschillende
voorvallen geven bewijs voor de heerlijke
uitwerking, die zij op den toestand der
afgestorvenen hebben.
Over het nut der geslichte jaargetijden
voor de afgestorvenen.
. Godfried Henschenius, de voortzetter
van het werk derBollandisten,maakt
in het Ie ven van den H. Dionysius, den Kart-
huizer, van eene gebeurtenis gewag, welke
hierop betrekkingheeft. Hij schrijft: „Joan-
nes van Leuven, een groot en aanzienlijk heer
-ocr page 107-
103
was een man, die zich gedurende zijn leven
een bijzonderen ijver op werken van deugd
en godsvrucht toelegde. Men weet van hem,
dat hij een bijzonder weldoener was van het
Karthuizer klooster van Roermond, hij werd
dan ook daar begraven, en stichtte er een
jaargetijde tot troost zjjner ziel.
„Toen dit jaargetijde voor de eerste maal
pi echtig gehouden werd, verscheen er boven
de baar een duistere vuur wolk, die een sterke
zwavellucht in de kerk verspreidde. De
H. Dionysius ontsteldehevigbijhetzienvan
dat vervaarlijk vuui-, dewijl hij vreesde, dat
God door deze verschijning de eeuwige
verdoemenis van den overledene wilde
aankondigen. Niettemin volhardde hij met
de overige kloosterlingen in het gebed en
de boetvaardigheid voor hun overleden
weldoener. Toen na verloop van een jaar
weder een plechtige lrjkdienst voor hem
gedaan werd, verscheen er boven de baai-
een vurige kogel, welke eenig licht ver-
spreidde, en geen stank teweegbracht. Deze
tweede verschijning bracht grooten troost,
en spoorde de kloosterlingen aan, om ook
voortaan doorgebeden en boetvaardigheid,
ijverig voor de rust zijner ziel te arbeiden,
want nu waren zij ten minste over zijn
lot gerustgesteld, hoewel zij begrepen, dat
-ocr page 108-
104
hij nog niet volkomen gezuiverd was. Bij
het derde jaargetijde eindelijk schitterde
er een helder licht boven de baar, waardoor
aan den H. Dionysius werd bekend gemaakt,
dat de ziel van den overledene geheel van
hare pijnen bevrijd, en in de hemelscheglo-
rie opgenomen was.
In de gansche Kerk zijn bovendien
sedert de oudste tijden deze jaargetijden
gevierd en toegelaten; wel een bewijs, dat
men er ten allen tijde en overal eene groote
waarde aan gehecht heeft.
Over den oorsprong van den Aller zielendag.
e volgende gebeurtenis, welke de
H. Petrus Damianus in het leven van
den H.abtOdilovanClugny beschrijft, wordt
door den grooten kerkelijken geschiedvor-
scher P. Surius als de oorsprong van
den algemeenen gedenkdag der geloovige
zielen aangegeven.
Een vroomkloosterlinguitFrankrijk,die
van een pelgrimstocht naar het beloofde land
huiswaarts keerde, werd op zee zijnde, door
een hevigen storm op een onbekend eiland
geworpen. Aldaar trof hij een heiligen klui-
zenaar, die hem vertelde, dat hij indenabij-
heid zijner kluis dikwijls een wonderbaar
en verschrikkelijk gehuil der booze geesten
-ocr page 109-
105
hoorde, die zich er over beklaagden, dat
hun zulk eene groote schade berokkend werd
door de gebeden en goede werken, welke
de christenen voor de afgestorvenen verrich-
ten ; omdat de zielen, die hun ter pijniging
overgeleverd worden, daardoor geheel of
gedeeltelijk verlost werden. Met een bijzon-
deren haat waren zij echter bezield ten
opzichte van den abt Odilo van Clugny
en zijne monniken, dewijl deze buitenge-
woon veel voor de verlossing der geloovige
zielen deden. Nadat de pelgrim in zijn
vaderland wedergekeerd was, deelde hij deze
tijding,volgens het verlangen van denkluize-
naar, aan den abt van Clugny mede, die
daarin nieuw voedsel vond voor zijnebuiten-
gewone liefde tot de afgestorvenen, zoodat
hij zelf in het jaar 1030 in alle kloosters
zijner orde het gebruik invoerde, van in de
tweede wintermaand van ieder jaar een alge-
meenen gedenkdagvoorallezielendes vage-
vuurs te houden. Nog later bracht hij het
door zijne beraadslagingen met Paus Joan-
nes XIX zoo ver, dat deze dien algemeenen
gedenkdag in de gansche kerk invoerde.
Evenwel spreekt reedsTertullianus inde
derde eeuw van een jaarlrjkschen gedenk-
dag, die door de christenen van zijnen tijd
voor de afgestorvenen gehouden werd.
-ocr page 110-
VIJFDE HOOFDSTUK.
VERSCHILLENDE ONDERRICHTINGEN MET
BETREKKING TOT DE LIJDENDE ZIELEN
IN HET VAGEVUUR.
Wie de lijdende zielen helpen wil, moet
in staat van genade zijn.
H^ie H. Kerk leert ons in het algemeen,
tgj\' dat wij onze werken in staat van genade
moeten verrichten, als wij verlangen, dat
zij verdienstelijk en Gode welgevallig zuil en
zijn. In het bijzonder geldt dit ook voor
de hulp, die wij den afgestorvenen wenschen
te verschaffen, te meer, daar de goddelijke
Heiland zelf gezegd heeft: „Wie in Mij
blijft en Ik in hem, die zal vele vruchten
voortbrengen; want zonder Mij kunt gij
niets doen. (Joh. 15, 5.) Dengenen dus, die
een of ander voor de afgestorvenen willen
doen, en zich in staat van doodzonde bevin-
den, is het niet genoeg aan te bevelen,
zich eerst en vooral dooreene rouwmoedige
biecht met God te verzoenen, daar zij de
arme zielen anders niet helpen kunnen.
-ocr page 111-
107
Het volgende voorbeeld strekke hiervoor
ten bewijze. „Een man die op sterven lag,
smeekte zijnen zoon, hem na zijnen dood
toch ijverig te gedenken. De zoon voldeed
trouw aan dit verlangen zijns vaders, hij
bad zeer veel voor de rust zijner ziel en
verrichtte voortdurend nog vele andere
goede werken voor hem.
„Na verloop van 32 jaren kreeg bij een
verschijning van den overledene. Hij ver-
toonde zich aan hem, geheel door vlammen
omgeven, en beklaagde er zich bitter over,
dat hij gedurende zoovele jaren verzuimd
had, hem hulp te verschaffen. „Hoe," ant-
woordde de verbaasde zoon, „zouden mijne
vele gebeden en goede werken, dieikvoort-
durend voor u deed, danzonderuitwerking
zijn gebleven?" „Ja! weetmijnzoon,"sprak
hierop de vader, „weet, dat al het goed,
dat gij gedaan hebt en nog doet, u, noch
mij geholpen heeft, dewijl gij alles gedaan
hebt in staat van doodzonde; uwe biechten
waren nutteloos, want het noodige berouw
heeft u daarbij ontbroken. DelieveGodlaat
barmhartig toe, dat ik u dit tot mijn eigen
voordeel en ook tot uw welzijn zeggen kan."
De zoon bekeerde zich terstond, hij sprak
eene rouwmoedige biecht, en verloste spoe-
dig daarna zijnen lijdenden vader, door de
-ocr page 112-
108
vele goede werken, die hij voor hem ver-
richtte (Campadelli disc.)
Als men voor de afgestorvenen laat oid-
den, moet men daartoe vertrouwbare
personen uitkiezen.
tij, die aalmoezen en andere geschenken
aannemen, onder de belofte enmethet
inzicht voor de afgestorvenen te zullen bid-
den, en toch die belofte niet vervullen,
begaan eene afschuwelijke goddeloosheid.
De H. Kardinaal Petrus Damianus, heeft
ons hiervan een voorbeeld opgeteekend.
(Opusc. 23. \',. 6.) Eene aanzienlijke dame,
wier echtgenoot overleden was, zond nu en
dan een voortreffelijk middagmaal aan een
zekeren priester, dien zij voor zeer vroom
hield, om daarvoor zijne gebeden voor den
overledene te verwerven. Deze priester
vergenoegde er zich mede die aangename
giften aan te nemen, zonder zich echter om
den afgestorvene te bekommeren.Ditkwam
volgender wijze aan het licht.
Do meid, die den priester zoo dikwijls
het maal moest brengen, werd ten laatste
ontevreden, dewijl haar daarvoor nooit de
geringste belooning ten deel viel, en toen
zij op zekeren dag den geestelijke niet
-ocr page 113-
109
terstond te huis vond, smulde zij de medege-
brachte gerechten op een afgelegene plaats
zelf op, en sprak vervolgens niet eerbied
en met uitgestrekte armen het volgend
gebed: Almachtige God, die alle vleesch spij-
zigt! (Ps. 135, 25.) IkbidUdooruweonein-
dige barmhartigheid, de ziel van mijnen heer
in het paradijs te verzadigen, gelijk mijn
lichaam heden verzadigd is door deze spij-
zen." In den daaropvolgenden nacht ver-
scheen de overledene aan zijne echtgenoote,
en dankte haar voor het geschenk van den
voiigen dag, en toen zij met aandrang naar
zijnen toestand in de andere wereld vroeg,
zeide hij: „ Tot gisteren leed ik hevige pijnen,
vooral werd ik door een gruwelijken hon-
ger gefolterd. Gisteren evenwel, toen gij het
middagmaal als een aalmoes voor de rust
mijner ziel weggaaft, werd ik buitengewoon
verkwikt en geheel van mijnen honger ver-
lost, daar ik heerlijke spijzen in overvloed
had." Na dit gezegd te hebben, verdween
hij plotseling. Toen de vrouw eenigeoogen-
blikken later totbezinningkwam,kwamhet
haar vreemd voor,dathaarechtgenooteerst
nu geholpen was, daar zij toch reeds zoo
menigmaal hetzelfde goede, werk voor
hem gedaan had. Hare dienstmeid, die zich
over dit voorval zeer verheugde, gaf haar
-ocr page 114-
110
door eene openhai-tige bekentenis van het
gebeurde de noodige opheldering.
De heilige Thomas van Aquinenschrijft:
(in suppl. quaest.) „Als men het H. Mis-
offer voor de afgestorvenen laat opdragen,
moet men daartoe de heiligste en waardigste
priesters uitkiezen; want al blijft ook de
waarde der H. Mis op zich zelven onver-
anderd, hetzij die door ten goeden of door
een slechten priester gedaan wordt, zoo is
toch het Misoffer, dat door een goeden
priester opgedragen wordt, van grooternut,
wegens de gebeden, die daarin voorkomen,
en die natuurlijk eene grootere uitwerking
hebben, naarmate zij met meer aandacht
verricht worden.
Door weeklagen en prachtvertoon worden
de geloovige zielen niet geholpen.
_JpHe vrome bisschop van Kamerijk, Tho-
Sr masCantimpre,uitdeordederPredik-
heei\'en, verhaalt het volgende: „Eenetee-
dere moeder, met name A vola, was ontroost-
baar over het verlies van haren deugd-
zamen en veelbelovenden zoon; zij beweende
zijnen dood dag en nacht, doch bij al de
nuttelooze tranen die zij stortte, scheen zij
er iri het geheel niet aan te denken, iets
te zijner verlossing te doen. De arme
-ocr page 115-
111
zoon, die in het vagevuur hevig lijden
moest, zuchtte intusschen over deze ver-
keerd begrepene teederheid, die hem eerder
nadeel dan voordeel toebracht.Het behaagde
echter den barmhartigen God, deze
treurende moeder door eene verschijning
van hare dwaling te genezen. Toen zij na-
melijk op zekeren dag weder vrijen loop aan
hare droefheid liet, scheen het haar toe,
als zag zij een stoet van jongelingen, die
vroolijk en met vluggen tred naar eene
zeer schoone stad gingen. Met gretige
oogen zocht zij onder deze jongelingen ook
haren lieven zoon, en zie! Ten laatste
ziet zij hem,— doch in welk een toestand?
Treurig en langzaam trachtte hij de ove-
rigen te volgen, doch werd hierin voort-
durend gehinderd door een nat en zwaar
rouwgewaad, dat hij om zijne leden droeg.
»»Zie moeder!"\'\' riep hij uit, „„zie dit
kleed, dat gij door uwe vele tranen nat
en zwaar maakt, verhindert mij, de overi-
gen bij te houden. Houd toch eindelijk
op met dat weeklagen, en als gij mij waar-
lijk bemint, beijver u dan, mij door het H.
Misoffer, door gebeden, aalmoezen en
andere goede werken bij te staan.""
Wat het praalvertoon voor de overlede-
nen aangaat,hieroverzegtdeH Augustinus:
-ocr page 116-
112
„Prachtige begrafenissen en kostbare
graven strekken wel eenigszins tot troost
aan de levenden, evenwel hebben zij voorde
afgestorvenen geenerlei waarde." En hij
laat er terstond op volgen: „Een ieder
zorge naar vermogen voor de begrafenis
en de grafmonumenten zijner dooden, want
ook dit wordt in de H. Schrift onder de
goede werken gerekend; en zij die deze
zorg besteed hebben, niet alleen aan de
lichamen der patriarchen en van andere
heiligen, alsook aan eenige verspreid lig-
gende menschelijke lijken, maar ook ten
opzichte van het lichaam onzes Heeren
zei ven, worden daai\'in geroemd en geprezen.
Dat de menschen alzoo aan hunne dierbare
betrekkingen deze laatste diensten bewijzen,
om hunne eigene droefheid hierdoor eeni-
germate te verzachten; doch dat zij toch
vóór alles de zielen dier afgestorvenen ter
hulp komen door het H. Misoffer, door bet
gebed en door aalmoezen. Met meer nauw-
gezetheid, met meer ijver en in veelgrooter
mate behooren zij ijverig gebruik te maken
van . deze hulpmiddelen ter verlossing
der lijdende zielen, om daardoor te bewij-
zen, dat zij hunne dierbaren, die wel naar
het vleesch maar niet naarden geest gestoi--
ven zijn, niet alleen op eene vleesche-
-ocr page 117-
113
lijke, maar ook op eene geestelijke wijze
beminnen." (Serm. 172, de verb. apost.)
Be geloovigc zielen verlangen ten spoedig-
ste geholpen te worden.
en Dominicaan verzocht op zijn sterf-
bed aan een priester, met wien hij
bevriend was, dat hij toch de goedheid zoude
hebben, terstond na zijn overlijden eene
H. Mis voor hem te lezen. Nauwelijks was
hij gestorven, of de priester begon de H.
Mis, om aan de dringende bede van den
overledene te voldoen. Toen hij zich na
het offer van zijn misgewaad ontdeed, ver-
scheen hem de afgestorvene reeds en
beklaagde zich bitterlijk, omdat hij dertig
jaren hulpeloos in het vagevuur had moe-
ten branden. „Hoe, dertig jaren?" was de
vraag van den verbaasden priester, „het
is immers nog geen uur geleden, dat gij
gestorven zijt, uw lichaam is zelfs nog
warm." De overledene, die nu op zijne
beurt niet minder verwonderd was, sprak:
„Leer hieruit, o, vriend! hoe pijn vol het
vagevuur is, daar een enkel uur daarin
doorgebracht, den duur van dertig jaren
schijnt te hebben, en leer hieruit tevens
medelijden te hebben met ons." (Da Fusig-
nan. Tom. 4).
Gebeden Overledenen.                                            8
-ocr page 118-
114
Boudon maakt de aanmerking, dat men
zich met het oog op de uiterste hevigheid
van de smarten dezer zielen, niet verwon-
deren moet, dat eenige van hen, die kort
na hunnen dood verschenen, meen den reeds
vele jaren in het vagevuur geweest te zijn;
want ongeveer hetzelfde neemt men ook
bij de levenden waar, die door hevige
pijnen bezocht worden, hoewel de smarten
dezer wereld met die van het vagevuur
niet kunnen vergeleken worden. Daar kan
men met de H. Schrift dus zeggen, dat
één dag gelijk duizend dagen is.
Het kan daarom niet genoeg aanbevo-
len worden, dat men al het goede het-
welk men voor de afgestorvenen wenscht
te verrichten, hun met den meesten spoed
doe toekomen.
Als men bijv. duizend gulden ten beste
zou willen geven, om iemand, die wegens
schulden in de gevangenis zit, te bevrij-
den, zoo zoude hij niettemin nog jaren
daarin moeten verblijven, als men van die
som dagelijks slechts een gulden gaf, ter-
wijl hij oogenblikkelijk bevrijd zoude wor-
den indien men de geheele som in eens
voor hem stortte. Om dezelfde reden is het
ook veel beter, dat men de zielmissen
tegelijkertijd door een groot aantal priesters
-ocr page 119-
115
op verschillende plaatsen laat doen, dan
wanneer men ze slechts op eene plaats door
een enkel priester voor en na laat lezen.
„ Ach ! voegt Boudon hierbij, als men niet
aarzelt toe te snellen, wanneer er een huis
brandt, wat behoort men dan niet te doen
voor de zielen, die zich in de vlammen
van het vagevuur bevinden, voor die zie-
len, die geschapen zijn naar het evenbeeld
van God, en waaronder zich misschien ook
die van zijne ouders bevinden en van
andere personen, die wij het meest moeten
beminnen."
Hetgeen door de afgestorvenen als hun
laatste wil is vastgesteld, moet zonder
uitstel ten uitvoer gebracht worden.
<Sf ij, die geen gevolg geven aan de laat-
Qj§* ste wilsbeschikkingen der afgestorve-
nen, of dit telanguitstellen,worden dikwijls
op deze wereld reeds daarvoor bestraft.
Zoo verscheen er eens eene ziel te
Milaan, die betuigde, dat zij reeds tien jaren
in het vagevuur brandde, doordien een
harer bloedverwanten verzuimd had, haren
laatsten wil te volbrengen, en zij voegde
er bij, dat deze persoon, tot straf voor die
onmenschelijkheid, door het onweder ten
gronde gericht was.
-ocr page 120-
116
Een ander werd met den dood gestraft
omdat hij had uitgesteld, de aalmoezen uit
te deelen, die hem toevertrouwd waren.
Een heilige Dominicaan verscheen op
zekeren keer aan den H. Thomas van
Aquinen, dien hij goed gekend had, en
verzekerde hem, dat hij in de vlammen
der goddelijke rechtvaardigheid veel had
moeten lijden, wegens eenige nalatigheid,
waaraan hij zich schuldig gemaakt had in
het tenuitvoerleggeneener wilsbeschikking,
die hem door den aartsbisschop van Parijs
was toevertrouwd.
Nog moet men hier opmerkzaam maken
op de grove dwaling van vele menschen,
die zich weinig om de uiterste wilsbeschik-
king der overledenen bekommeren, en alzoo
in gebreke blijven, er gevolg aan te geven,
terwijl zij zeggen, dat de goede wil dei-
afgestorvenen reeds door God aangenomen
is. Deze onverstandigen bedenken niet,
dat hoewel dit helpen kan ten opzichte
der verdiensten, het hier in het geheel
niet kan worden toegepast; want hier moet
uitgewischt, en algeheele voldoening
geschonken worden; en een ieder moet toch
duidelijk inzien, dat het op verre na niet
hetzelfde is of men zijne schulden werkelijk
betaalt, of slechts den wil daartoe heeft.
-ocr page 121-
117
Waarom ook zouden de heilige wetten
der Kerk anders den banvloek uitspreken
over hen, die zulke testamenten niet ten
uitvoer brengen? (Boudon.)
Men moet zelf boeten, als men verzuimt de
uiterste wilsbeschikking der afgestorvenen
ten uitvoer te brengen.
en krijgsman, grijs geworden in den
y dienst van zijn vorst, sprak eenige oogen-
blikken voor zijnen dood volgenderwijze
tot zijn kleinzoon: „Gedurende zestig jaren
reeds heb ik den koning gediend, en niets
blijft mij over, waar ik op dit oogen-
blik over beschikken kan, dan mijne wapens
en mijn paard. Ik beveel u daarom, dit
terstond na mijn overlijden te verkoopeu,
en de opbrengst daarvan aan de priesters
en de armen uit te deelen, opdat mij door
heilige Missen en gebeden, hulp en troost
in de andere wereld geworden."
De kleinzoon beloofde vastelijk dat
te zullen doen, doch toen zijn grootvader
werkelijk gestorven was, ondernam hij met
diens paard eenige reizen, en behield het
ten slotte geheel voor zich zelf, zonder zich
verder om den overledene te bekommeren.
Na verloop van zes maanden verscheen
-ocr page 122-
118
deze aan den onbarmhartige, en sprak hem
in dezer voege dreigend toe: „Trouwelooze!
gij hebt uw plicht niet volbracht I Het
werk, dat ik u opdroeg, en dat gij op u
hebt genomen, hebt gij niet verricht! God
heeft zich nu toch over mij ontfermd, en
daarvoor ben ik Hem eeuwig dankbaar;
mijne ziel is van hare pijnen bevrijd, en
klimt aanstonds op totde eeuwige vreugde.
Gij echter, gij zult volgens het rechtvaar-
dig oordeel Gods spoedig sterven en neder-
dalen in het oord van smarten, hetwelk ik
nu verlaat; aldaar zult gij nu boeten in
mijne plaats, en wel zoo lang als ik nog
had moeten lijden, indien God mij nietgena-
dig van mijne schulden ontlastbad. En daar-
enboven moet gij nog betalen, hetgeen gij
door eigen schuld verdiend hebt." Na
deze verschijning sprak de door schrik
overmande kleinzoon terstond eene rouw-
moedige biecht, en spoedig daarop stierf hij.
(Thomas Cantimpre, bisschop.)
Het is eene strenge verplichting, stiptelgk
zorg te dragen voor de stichtingen der
afgestorvenen.
^mls het reeds zulk eene dure verplich-
®* ting is,nauwkeurig te zorgen voor de uit-
-ocr page 123-
119
voering der door de overledenen gemaakte
beschikkingen, die zich slechts tot een
zekeren tijd bepalen, dan is het begrijpe-
lijkerwijze een nog veel zwaardere verplich-
ting, te zorgen, dat de eeuwige stichtingen
tot hulp en troost der geloovige zielen in
stand gehouden worden. De kerkelijke
oversten of bestuurders vooral zullen daar-
om eene verschrikkelijke rekenschap voor
God moeten afleggen, indien door hunne
nalatigheid aan zulke stichtingen niet de
noodige zorg besteed wordt, of indien deze
zelfs geheel verloren gaan. Een grove
misslag is het daarom, het geld dat voor
zulke stichtingen gestort is, tot andere,
hoewel nuttige en zelfs kerkelijke doel-
einden, te gebruiken, zooals b. v. tot
herstelling van kerkgebouwen, tot aankoop
van kerksieraden, enz.
Het is reeds dikwijls gebeurd, dat
stichtingsbrieven uit slordigheid verlegd
werden en vervolgens zoek raakten. Men
bedenkt niet, welke verschrikkelijke gevol*
gen zulk eene strafwaardige nalatigheid
heeft; immers, op deze wijze kan een stich-
ting te niet gaan, die wellicht tot aan het
einde der wereld zou hebben voortbestaan;
en zij die hiervan hetzij uit nalatigheid,
hetzij uit boosheid, oorzaak zijn, berooven
-ocr page 124-
120
de geloovige zielen, die in het vagevuur
branden, van een bijstand, die altijd zou
hebben voortgeduurd.
Eene grootere wreedheid kan men zich
niet voorstellen. Gesteld, dat er eene stich-
ting bestond, waaruit alle armen dezer
wereld door alle geslachten heen hulp en
bijstand konden putten, in de ellenden van
dit zoo kortstondig leven, en dat er iemand
opstond, die deze stichting vernietigde, —
met welken naam zou men dan diens misdaad
brandmerken ? Met betrekking tot de arme
zielen in het vagevuur echter is deze gruwei-
daad veel strafbaarder, zoowel ter oorzake
van den grooten nood, waarin die zielen ver-
keeren, als wegens de gevolgen, welke zulk
eene daad na zich sleept. (Boudon.)
Indien men een of ander stichten, of wat
dan ook tot troost zijner ziel verordenen
wil, mag men zich daarvoor niet op
zijne erfgenamen verlaten.
m
et reden zou men mogen verwachten,
-^-. dat er door de erfgenamen vrome
stichtingen werden gemaakt tot troost der
zielen, wier tijdelijke bezittingen zij genie-
ten, doch, — o onbeschrijfelijke onver-
schilligheid van het menschelijk hart! —
Hoe zelden geschiedt ditl Neen, meermalen
-ocr page 125-
121
gebeurt het., dat zij nog maar gedeeltelijk
datgene volbrengen, wat de afgestorvenen
zelveti verordend hebben. Ja wat nog
meer zegt, en wat voorzeker ongelooflijk
ware, indien de ondervindinghetnietduide-
lijk bad geleerd, is dit, dat de erfgenamen
het testament der overledenen veelal niet
voltrekken, als de geringste formaliteit
slechts er aan ontbreekt, en dat zij zelf
processen voeren, om er niet toe genood-
zaakt te worden.
Wie zoude zich dan na dit alles, in dit
gewichtig punt nog op zijne erfgenamen
durven verlaten, en zoo blind kunnen zijn,
van te veronderstellen, dat ze meer liefde
en zorgen voor ons hebben zullen dan wij
hadden voor ons zelven, terwijl toch het
spreekwoord, „uit het oog uit het hart"
even waar als algemeeh is.
Niet beter is het gesteld met de verplich-
tingen, die men bij den dood op aarde
achterlaat.
Vele stervenden worden er gevonden,
die tegen alle natuurlijke, menschelijke en
goddelijke wetten in, hunne schulden niet
betalen, hoewel zij daartoe zeer goed in
staat zijn; zij stellen zich gerust met te
zeggen, dat het vermogen, dat zij achter-
laten groot genoeg is, om dezelve uit te
-ocr page 126-
122
delgen, en belasten hunne erfgenamen met
de betaling daarvan. Niet zelden echter
wordt dit door deze laatsten, óf wel geheel
verzuimd, óf veel te lang uitgesteld, en van
daar, dat het zoo menigmaal gebeurt, dat
, zulke dooden plechtig ter aarde besteld
worden, en dat er zware rouw voor hen
gedragen wordt die opzien baart, terwijl
arme ambachtslieden te vergeefs het loon
wachten, dat hun voor den arbeid, voor
de overledenen verricht, rechtmatig toe-
komt, en terwijl ook andere schuldeischers
hunne vorderingen moeten laten varen.
Tioudon zegt: „Zeer dikwijls is deze
wreede, gruwzame handelwijze der erfge-
namen eene rechtvaardige straf, waarmede
God de overledenen voor hunne zondige
nalatigheid tuchtigt; veelal ook worden zij
op deze wijze gekastijd, dewijl zij zich vroe-
ger evenzoo hardvochtig ten opzichte van
andere afgestorvenen hebben gedragen.\'\' En
zoo komt het dan, dat zulke ongelukkigen
in het vuur smachten, terwijl zij toch geld
en goed in overvloed op aarde hebben
achtergelaten. Hadden zij daarmede hunne
schulden betaald, en "daarenboven nog een
gedeelte aan de armen geschonken, zoo
zouden zij wellicht reeds het Paradijs bezit-
ten. Dezelfde schrijver zegt ook nog:
-ocr page 127-
123
„Waar het belang onzer arme ziel op het
spel staat, moeten wij ons op niemand ver-
laten. Ik heb een geestelijke gekend, die
in zijn leven veel geld en koren opeenge-
hoopt had; na zijnen dood echter werd zijn
lijk to midden zijner akkers in een kuil
gesmeten, en na verloop van een jaar werd
er zelfs bij meerderheid van stemmen
door zijne erfgenamen besloten, om niet
eens een lijkdienst voor hem te laten doen."
Het duurt dikwijls lang, alvorens de geloo-
vige zielen uit het vagevuur verlost
worden.
pprte heilige Lodewijk Bertrand verzekert,
Ver dat de ziel zijns vadersgedurende acht
jaren in het vagevuur heeft moeten lijden.
En toch was deze vader een man Gods,
die zelfs met buitengewone genaden, zooals
b. v. met verschijningen van Heiligen
begunstigd werd; daarenboven was zijnzoon
een der groote Heiligen der laatste eeuwen,
die, de onzeggelijke smarten zijns vaders
kennende, niets onbeproefd liet, om hem te
helpen en te verlosson. Gedurende al die
jaren bad deze Heilige ontelbare malen de
psalmen en een rozenkrans voor hem; hij
vastte streng, geeselde zich dagelijks ten
bloede toe, en droeg het heilig Misoffer voor
-ocr page 128-
124
hem op; en ondanks dit alles kon toch deze
groote Heilige, die anders alles, wat hij
vroeg, zoo gemakkelijk van God verwierf,
de verlossing zijns vaders, van een zoo bij
uitstek deugdzaam man, eerst na verloop
van acht jaren, verkrijgen.
De engelachtige leeraar Thomas van
Aquinen zegt, dat de ziel, om met haren
oorsprong in den hemel weder vereenigd
te worden, even rein moet zijn als toen zij
in den toestand der onschuld daaruitvooi-t-
kwam. Het evenbeeld Gods moet weder
volkomen in haar hersteld worden, en hoe
hooger de heerlijkheid is, waarin zij moet
worden opgenomen, hoe volmaakter ook
dit evenbeeld van God in haar moet zijn.
Want naarmate een paleis prachtiger moet
worden, moeten ook de steenen die tot
den bouw worden gebruikt, beter bewerkt
en gepolijst zijn ; zooals ook de kerk zingt
op het feest van kerkwijding: Dat onze
zielen levende steenen zijn, waarmede de
bemelsche stad moet worden opgebouwd,
en dat zij te dien einde door het lijden
moeten gepolijst worden.
-ocr page 129-
125
De goede werken worden door God niet
altijd aan die zielen geschonken, voor
welke wij ze opdragen, dikwijls voegt
Hij die aan andere zielen toe.
jjrn het leven van den zaligen abtRabanus
Xb Marus, later aartsbisschop van Mainz,
leest men de volgende gebeurtenis: „In
zijn klooster bestond van oudsher het
gebruik, dat ook nu nog in vele kloosters
bestaat, van gedurende dertig dagen na
het overlijden der kloosterlingen, de spijs
en drank, die anders eiken dag hun deel
zoude geweest zijn, tot troost hunner ziel,
aan de armen uit te deelen. Op zekeren
tijd brak er in het klooster eene besmette-
lijke ziekte uit, die achtereenvolgens vele
kloosterlingen ten grave sleepte.
„De provisor van het klooster nu, die
zich waarschijnlijk door eene misplaatste
zuinigheid, of wel door gierigheid liet be-
beerschen, verzuimde deze aalmoezen te
geven, ofwel, hij stelde het veel te languit.
Doch ook hij werd weldra door den dood
weggemaaid, en hoewel nu weder volgens
oud gebruik voor hem de gewone aalmoe-
zen uitgedeeld werden, bracht hem dit
in de andere wereldnietdeminstehulpaan.
„Eenige dagen na zjjnen dood verscheen
-ocr page 130-
126
hij aan den zaligen abt en sprak hem op
deze wijze aan : „ „Ik lijd nog hevige pijnen;
want hoewel het gebed des kloosters
mij niet weinig verlichting verschaft, kan
ik toch niet daarvan bevrijd worden, alvo-
rens al mijne broeders, die door mijne
gierigheid en mijne nalatigheid in het
vagevuur lijden, daaruit verlost zijn, dewijl
de aalmoezen, die voor mij uitgedeeld wor-
den, volgens Gods beschikking niet aan
mij, maar hun toekomen. Ik bid u daarom
ze te verdubbelen ; want op deze wijze
zal de goede God mij na de anderen spoe-
diger verlossen."" Het geschiedde volgens
zijne bede, en na verloop van eene maand
vertoonde hij zich weder, — nu, om zijne
bevrijding aan te kondigen."
Men moet niet licht gelooven, dat
iemand verloren is.
e heilige Alphonsus van Liguori ver-
haalt in zijne „Heerlijkheden van
Maria" de volgende geschieden is: In dezelfde
plaats, waar de zalige Catharina, zuster
volgens de orde van den H. Augustinus,
woonde, hield ook eene vrouw verblijf, met
name Maria, die van af hare jeugd tot in
haar hoogen ouderdom zoolosbandigleefde,
dat de inwoners dier plaats haar ten
-ocr page 131-
127
slotte uit de stad verjoegen, en haar een
hol buiten het land tot verblijfplaats aan-
wezen. In dit hol werd zij weldra een
prooi des doods. Eene verschrikkelijke
ziekte, die haar het vleesch bij stukken
van het lichaam deed vallen, maakte een
einde aan haar zondig leven. Daar stierf
zij dan in een afschuwelijk hol, zonder
Sacramenten, zonder eenige menschelijke
hulp, en niemand twijfelde er aan, of zij
was voor eeuwig verloren. Ook zuster
Catharina,. die anders veel voor de arme
zielen placht te bidden, deelde in deze
algemeene meening en dacht verder niet
meer aan de verachte zondares. Vier jaren
later echter verscheen haar in het gebed
eene ziel uit het vagevuur, die haar aldus
toesprak: „Zuster Catharina! ach, wat
ben ik ongelukkig! gij bidt voor alle
afgestorvenen, doch met mij alleen hebt
gij geen medelijden." „Wie zijtgijdan?"
vroeg de vrome kloostervrouw. En het
antwoord luidde: „Ik ben de arme Maria,
die in het hol gestorven is; door de barm-
hartigheid van Gods Moeder ben ik de
eeuwige straffen ontgaan; daar ik mij in
mijne laatste oogenblikken, met zonden
overladen, door de gansche wereld verlaten
zag, riep ik uit den grond mijns harten
-ocr page 132-
128
tot haar: „0, gij toevlucht der verlatenen,
erbarm u mijner 1 gij zijt mijne eenige
hoop! kom mij ter hulp!" Ik bad niet te
vergeefs. Door de voorspraak van Maria
verkreeg ik een waar berouw over mijne
zonden, en alzoo bleef ik van de eeuwige
pijnen der hel bevrijd. Ook de duur
mijner smarten werd terzelfder tijd door
Maria\'s voorspraak verkort; daarvoor ech-
ter moet ik nu des te heviger pijnen ver-
duren. Indien gij evenwel slechts eenige
Missen voor mij laat lezen, dan zal ik
uit het vagevuur verlost worden, en ik
beloof u, dat ik, eens in den hemel zijnde,
bij God en zijne heilige Moeder eeuwig
uwe voorspreekster zal zijn." Catharina
liet de gevraagde Missen lezen en zag
eenige dagen nadien dezelfde ziel wederom
verschijnen: nu echter was zij schitterend
als de zon en vol vreugde dankte zij voor
hare bevrijding."
Men moet niet licht gelooven, dat iemand
geene hulp meer noodig heeft.
•*V>ltijd blijft het waar, dat niets wat onrein
r$J* is, in den hemel zal komen. Als men
slechts met eene enkele dagelijksche zonde,
die niet uitgeboet is, de eeuwigheid ingaat,
moet men na den dood noodzakelijk daar-
-ocr page 133-
129
van gereinigd wordon. Vandaar, dat men-
schen, die in roep van groote heiligheid
gestorven zijn en zelfs dezulken, die in den
naam des Heeren wonderen deden, toch
nog in bet vagevuur geweest zijn. God
alleen kent daarenboven den inwendigen
toestand van eiken mensch, en daarom moet
men geen enkele ziel zonder bijstand laten,
onder voorwendsel, dat zij heilig is en
geene hulp meer noodig heeft. Het is eene
verkeerd begrepen godsdienstigheid, onder
zulk voorwendsel het gebed en de goede
werken voor eenige zielen achterwege te
laten. Het gebeurt niet zelden, dat dezo
fout begaan wordt, en terwijl men dan
meent en zegt: „nu zijn ze in groote heer-
lijkheid in den hemel," branden zulke zie-
len geheel hulpeloos in de vreeselijke vlam-
men des vagevuurs. Tot waarschuwing
voor deze dwaling diene het volgend ver-
haal, dat door den grooten kerkelijken
geschiedvorscher, kardinaal Baronius, in
zijne jaarboeken werd opgeteekend: „ Gedu-
rende den vastentijd van het jaar 874 ont-
trok keizer Lodewijk II zich aan alle wereld-
sche zaken, om zich geheel op hetgebed toe te
leggen. Gedurende dien tijd kreeg hij
volgens Gods beschikking in den droom
eene verschijning van zijn overleden vader,
Gebeden Overledenen.                                         8
-ocr page 134-
130
keizer Lodewijk. Deze sprak zijn zoon in
den grootsten angst volgenderwijze toe.
„„Ik bezweer u, door onzen Heer Jesus
Chi-istus, mij toch te willen verlossen van
de\'pijnen waarin ik mij bevind, opdat ik tocb
eindelijk het eeuwige leven bekome.""
„Lodewijk II ontstelde hevig en stuurde
terstond brieven naar alle kloosters van
zijn rijk, waarin hij de kloosterlingen met
aandrang verzocht, zich over eene arme
ziel te onfermen, die reeds dertig jaren
in het vagevuur leed."
Men moet in het algemeen niet nieuwsgierig
naar den toestand der afgestorvenen
vorschen.
en bewijze hiervoor strekke de volgende
gebeurtenis uit het leven van den heili-
gen Dionysius, een Karthuizer, welke ons
door P. Godfried Henschenius in de voort-
zetting van het werk der Bollandisten ver-
haald wordt. Toen deze Heilige bericht
ontving van den dood zijns vaders, werd
hij buitengewoon bedroefd, dewijl hij den
overledene zeer beminde, en hem ook zeer
dankbaar was voor de goede opvoeding, die
hij van hem ontvangen had. Tegelijker-
tijd was hij zeer begeerig, iets omtrent
zijnen toestand in de andere wereld te
-ocr page 135-
131
vernemen, en hij besloot zelfs hieromtrent
een teeken van God te vragen. Toen hij
zich op zekeren dag na de vespers met
bijzonderen ijver en met een groot ver-
trouwen tot God wendde, om zulk een
teeken te verkrijgen, hoorde hij eene krach-
tige stem uit den hemel die hem toeriep:
„Waartoe laat gij u door deze ijdele
nieuwsgierigheid zoo zeer verontrusten ?
Veel beter zoudt gij doen indien gij badt,
om zijne ziel uit de vlammen te verlossen,
ingeval hij in het vagevuur mocht zijn, in
plaats van tijd te verspillen om te verne-
men, hoe zijn toestand in het andere leven
is ! Op die wijze zou uw gebed hem een
gewenschte hulp en u zelven groote ver-
diensten verschaffen." Deze woorden
maakten op den heiligen man een diepen
indruk, en van dat oogenblik af verrichtte
bij zijne gebeden enkel en alleen en met
verdubbelden ijver, om de verlossing zijns
vaders te verkrijgen. Keeds in den volgen-
den nacht vertoonde deze zich aan zijnen
zoon, gedompeld in verschrikkelijke smar-
ten, waaruit hij kermend om hulp riep.
Dionysius volhardde in zijne ijverige gebe-
den en in zijne boetwerken voor den over-
ledene, totdat hij de troostvolle tijding^ijner
verlossing ontving. De geschiedschrijver
-ocr page 136-
132
voegt er bij, dat de Heilige sedert dien
tijd met een buitengewonen ijver voor de
afgestorvenen bezield was, en dat hij ook
zijne ondergeschikte geestelijken voortdu-
rend tot medelijden voor hen opwekte.
Men moet de afgestorvenen voortdurend
zonder ophouden helpen.
aar het geloof, zelfs onder hen die zich
geloovigen noemen, vooral met betrek-
king tot het vagevuur zelden levendig is,
wordt er bij hetgeen voor de afgestorvenen
gedaan wordt, meestal slechts uitgewoonte
en bijgevolg zonder volhardenden ijver
gehandeld. Men denkt niet aan de verschrik-
kelijkepijnenIdiedeoverledenenwaarschijn-
lijk, en soms gedurende zeer langen tijd in de
andere wereld nog moeten ondergaan, en
men troost zich maar al te dikwijls met de
spreuk, die men gewoonlijk hoort als iemand
na eene smartelijke ziekte gestorven is:
„ Nu heeft hij het doorstaan, het is hem wel
gegaan, nu is hij gelukkig.\'\' Omdat het zoo
gebruikelijk is, bekommert men zich nog
een korten tijd, gedurende een jaar mis-
schien om hun zielenheil, en daarmede is
dan alles afgedaan. En toch moeten som-
tijdszeer heilige zielen, zooals vroeger is aan-
getoond, vele jaren in het vagevuur lijden.
-ocr page 137-
133
Boudon zegt: „ Gewoonlijk zijn deze pijnen
van langen duur. Ik weet wel, dat men
niet lichtvaardig alles gelooven moet, wat
ons door sommige openbaringen hierover
ter oore komt; doch, wanneer deze door
bij uitstek geleerde, vrome en verstandige
mannen onderzocht en geloofwaardig
genoemd zijn, dan dient men daarmede toch
wel eenigszins rekening te houden."
Welnu, er bestaan zulke openbaringen,
welke van zielen gewagen, die veroordeeld
werden om honderd jaren en zelfs om tot
aan den laatsten dag des oordeels in de
vlammen van het vagevuur te lijden.
Wij mogen daarom nooit ophouden onze
dierbare doodente helpen. De H. Bernardus
had de gewoonte van dagelijks de boetpsal-
men te bidden voor zijne overledene moeder,
die immer voorbeeldig vroom geleefd had.
Zeven jaren na haren dood gebeurde het,
dat hij op zekeren dag deze gebeden vergat,
en voor dit verzuim werd hij door den
heiligen Stephanus, abt van het klooster,
streng berispt. Deze abt was door eene
openbaring met het verzuim van Bernardus
bekend gemaakt. Al mochten ook de zielen,
voor welke wij bidden en werken, onzegebo*
den niet noodig hebben, dan zal toch hetgeen
wij voor haar doen, op andere zielen over-
-ocr page 138-
134
gaan, die evenzeer recht hebben op onze
barmhartigheid. Hierdoor wordt ons liefde-
werk nog heilzamer en nog meer verdienste-
lijk, en het menschelijk leven is niet te lang,
om het zonder ophouden voort te zetten.
Over de volharding en den yver, waarmede
de H. Augustinus voorde overledenen bad.
oezeer deze heilige kerkvader er van
overtuigd was, dat men met standvas-
tigheid voor de afgestorvenen moet bidden
en met welken ijver hij zelf dezen plicht
vervulde, blijkt genoegzaam hieruit, dat hij
gedurende zijn geheele leven allervurigst
voor de zielerust van zijne overledene moe-
der Monica bad.
Onder de gebeden, die hij voor deze
heilige vrouw deed, bevindt zich ook het
volgende, hetwelk hij gedurende 12 jaren
na haren dood verrichtte, en dat hij in zijne
bekentenissen heeft neergeschreven: „O,
mijn God! De tranen, die ik in ditoogen-
blik om mijne moeder vergiet, zijn zeer
verschillend van die, welke mij bij haren
dood uit de oogen geperst werden door de
smart, die ik over haar verlies gevoelde.
Ik ween van schrik als ik bedenk, hoezeer
allen, die in Adams zonde gedeeld hebben,
met reden bevreesd moeten zijn. Wel is
-ocr page 139-
135
mijne moeder in Jesus Christus herboren,
en zoolang als zij in haar sterfelijk hulsel
onder ons wandelde, was haar geloof zoo
rein, dat wij alle reden hebben om uwen
heiligen Naam daarvoor te prijzen Even-
wel durf ik niet beweren, dat haar, sedert
hare wedergeboorte in het heilig Doopsel,
nimmer eenig woord ontvallen is, waardoor
zij uw heilig gebod kan hebben overtreden.
En is het niet de eeuwige Waarheid zelf,
die ons zegt, dat degene die zijn broeder
een dwaas noemt, reeds daardoor de straf-
fen des vuurs verdient? Wee daarom zelfs
degenen, die rechtschapen en lofwaardig
geleefd hebben, als Gij zonder barmhartig"
heid met hen in het oordeel treedt! Hoewel ik
dan, o God mijns harten, alle reden heb,
om mij in U te verheugen, als ik mij al
het goede herinner, dat mijne moeder
gedurende haar leven verricht heeft, zoo wil
ik op dit oogenblik toch liever niet daar-
aan denken, en U alleen smeeken, hare
zonden te vergeven. O, verhoor mij door
de verdiensten van Hem, die zich uit liefde
tot ons aan het kruis liet hechten! Ik
weet, dat zij vele werken van barmhartig-
heid deed, en dat zij steeds van ganscher
harte vergiffenis schonk aan hen, die haar
beleedigden; o, vergeef Gij haar dan ook
-ocr page 140-
136
de misslagen, waardoor zijU na het Doopsel
in de vele iaren van haar leven wellicht
beleedigd heeft.
. O, vergeef haar! Ik bid, j a, ik smeek U
hierom vurig, o, Heer! handel met haar
meer volgens uwe barmhartigheid dan vol-
gens uwe rechtvaardigheid en treed niet
met haar in het gerecht." Na dit gebed
neergeschreven te hebben, beveelt hij haar
dan, alsook zijnen vader die veel vroeger
gestorven was, in de gebeden zijner lezers
aan, opdat dezen zouden aanvullen, hetgeen
hij zelf in dit opzicht verzuimde of althans
niet bij machte was te doen.
Voorbeelden van een kortstondig en
van een langdurig lijden der
geloovige zielen.
e zuster van den zaligen Nicolaas Wolf
kreeg op hoogen leeftijd eene verschjj-
ning van hare dochter, die bij haar overlijden
ook reeds moeder was. De overledene
maakte gebaren als om iets ontzettends
aan te duiden en zuchtend riep zij uit:
,0, dood!" om daarom aan te toonen,
hoe verschrikkelijk de dood is. Een
weinig daarna evenwel zeide zjj dat hij
voor haar toch nog niet zoo erg geweest
was, daar zij slechts ongeveer acht dagen
in het vagevuur blijven moest, en na ver-
-ocr page 141-
137
loop van dien tijd in den hemel zou wor-
den opgenomen. „Had ik," zoo sprak zij,
„had ik mijn lijden en mijnen dood met
het bittere lijden en sterven van onzen
Heer vereenigd, zoo ware ik terstond in
den hemel gekomen, doch ik wist dit niet,
moeder! gij hadt mij dit moeten heggen 1"
In de nabijheid van den reeds genoem-
den zaligen Nicolaas Wolf en korten tijd
voor zijnen dood, verscheen er ook eene
vrouw, die pas gestorven was, aan hare
dochter, en deze uitte zich ongeveer op
dezelfde wijze over de verschrikkingen des
doods. Zij ook moest volgens haar zeggen
slechts weinige dagen in het vagevuur
blijven: ook was haar lijden niet zeergroot.
Zij gelastte hare dochter, de personen, die
bij hare begrafenis tegenwoordig geweest
waren, hartelijk te gaan bedanken, dewijl
zij toen zooveel voor hare zielerust gebe-
den hadden, hetgeen haar wonderbaar
geholpen had.
Deze twee gebeurtenissen worden door
den genoemden zalige als geloofwaardige
verhaald.
In de openbaringen van de H. Mechtildis
(L. I. Sp. gr. c. 95.) vinden wij daaren-
tegen het volgende voorbeeld van eenlang-
durig lijden in het vagevuur. Toen deze
-ocr page 142-
138
heilige maagd op zekeren keer de onmete-
lijke goedheid Gods overwoog, zeide de Heer
tot haar: „ Kom en beschouw den geringsten
van alle zaligen des hemels, want in hem
zult gij mijne goedheid erkennen."
Hierop werd zij in eene verrukking in
den hemel opgenomen, om dengene te zien,
van wien de Heer haar gesproken had. En
zie, daar kwam haar een man te gemoet
met koninklijke pracht en waardigheid om-
geven; hij was in den bloei zijner jaren,
zijn aangezicht was edel, schoon en glans-
rijk, en bovendien was hij uiterst minzaam.
Mechtildis vroeg hem, wie hij was en op
welke wijze hij tot zulk eene groote heer-
lijkheid gekomen was; waarop hij ant-
woordde: „Op aarde was ik een roover,een
misdadiger, doch daar ik het kwaad meer
uit onwetendheid en uit eene gewoonte
die ik van mijne ouders geërfd had, dan
uit boosheid bedreef, heb ik ten laatste
door mijne boete nog barmhartigheid ver-
worven; gedurende honderd jaren evenwel
heb ik in het vagevuur geleden, en vele
smarten heb ik daar tot mijne reiniging
verduurd. Nu echter heb ik zonder het
te verdienen\' en uit louter goedheid van
God de eeuwige rust verkregen.\'\' (Blos.
Concl. an. 1. c. n. 12.)
-ocr page 143-
139
Voor een ieder beslaat er eene b&zondere
verplichting met betrekking tot de
zielen des vagevuurs.
ehalve de algemeene plicht, die ons
door het goddelijk gebod der naasten-
liefde opgelegd wordt, bestaat er voor een
ieder nog eene bijzondere verplichting, om de
afgestorvenen ter hulp te komen, en deze
verplichting ontstaat uit de persoonlijke
omstandigheden, waarin men met hen op
aarde leefde. Zoo bijv. zijn de scholieren
tot dankbaarheid verplicht jegens hunne
onderwijzers voor het onderricht en de
opvoeding, die zij van hen ontvangen heb-
ben ; dergelijke betrekkingen bestaan er ook
tusschen bloedverwanten, ambtgenooten,
medeleden eener zelfde orde ofgenootschap,
krijgsmakkers, buurlieden, vrienden, ziel-
zorgers, enz. In welken stand een mensch
ook geplaatst moge zijn, altijd heeft hij
onder degenen, die reeds gestorven zijn en
die wellicht in het vagevuur lijden, dus-
danige betrekkingen, aan welke hij dank
verschuldigd is voor ontvangen diensten en
weldaden. En wanneer zouden wij wel meer
gelegenheid hebben, onze erkentelijkheid
aan weldoeners en vrienden te betoonen,
dan wanneer wij hen in het vagevuur ver-
-ocr page 144-
140
lichting en redding kunnen aanbrengen ?
Zeer zwaar drukt deze verplichting op hen,
die op eene of andere wijze eene erfenis
van de overledenen bekomen ; zij die aan
deze verplichting niet voldoen, worden door
de vierde kerkvergadering van Karthago
kortweg moordenaars der arme zielen
genoemd, dewijl zij die hulpbehoevende zie-
len den bijstand onttrekken, dien zij hun
schuldig zijn.
De H. Dionysius de Karthuizer zegt:
„Hij die uit nalatigheid ofuit traagheid toe-
laat, dat de arme zielen zijner vrienden
door de vlammen des vagevuurs gepgnigd
worden, heeft inderdaad geen vonkje chris-
telijke en broederlijke liefde meer in het
hart."
Over de byzondere plichten der kinderen ten
opzichte van hunne overledene ouders.
eeds van nature zijn de kinderen ver-
plicht hunne ouders te vereeren, dewijl
zij van hen het leven ontvangen hebben. De
H. Schrift zegt: „Eert uwen vader uit
geheel uw hart en vergeet de smarten
uwer moeder niet, gedenkt, dat gij zonder
hen niet geboren waart; en doet hun goed
zooalszij het u gedaan hebhen." (J.Sirach. 7.,
29-30) Hoe ontelbaar zijn de tijdelijke
-ocr page 145-
141
en geestelijke weldaden, die de kinderen
behalve het lichamelijke leven nog van
hunne ouders ontvangen! Zij zijn daarom
tot de innigste wederliefde, en tot het
werkdadigste medelijden ten hunnen opzich-
te verplicht, ook dan nog, wanneer die
goede ouders reeds lang overleden zijn.
Doch geldt dit voor alle kinderen, veel
meer nog is het van kracht voor de pries-
ters, dewijl deze bijzonder als plaatsbe-
kleeders der heilige Kerk, onder anderen
in het heilig Misoffer, veel meer voor hen
kunnen doen. Men houdt het daarom voor
den grootsten troost, dien de ouders kunnen
hebben, als zij zonen op aarde achterlaten,
die priester zijn. De zalige bisschop
Thomas Cantimpre van Kamerijk, uit de
orde der predikheeren, verhaalt, dat zijn
vader, toen hij bij gelegenheid van een
pelgrimstocht te Jeruzalem zijne zonden
biechtte, door den biechtvader volgender-
wijze toegesproken werd: „Gij verkrijgt
wel is waar vergiffenis voor eene zeer
groote zonde, welke gij gebiecht hebt, doch
gg hebt te verwachten, eens tot aan den
jongsten dag in het vagevuur daarvoor
te moeten boeten, als gij ten minste het
geluk niet hebt, een zoon*op aarde achter
te laten, die priester is en die u als dus-
-ocr page 146-
142
danig vóór den tijd verlossen kan." Geen
wonder, dat deze man van dat oogenblik
af alles in het werk stelde, om zijnen zoon
tot den priesterstand te verheffen. Toen
Thomas Cantimpre later werkelijk priester
geworden was, was zijn grootste zorg, zon-
der ophouden het heilige sacrificie der Mis
voor zijn inmiddels overleden vader op te
dragen, en later mocht hij ook de troost-
volle tijding zijner verlossing vernemen.
Ook de Kerk is omtrent dezen plicht
der priesters van hetzelfde gevoelen; zij
bewijst dit genoegzaam door de gebeden,
die zij voor de ouders van den priester in de
zielmissen geplaatst heeft. Het eerste van
deze drie gebeden luidt als volgt: „O,
God! die ons bevolen hebt vader en moe-
der te eeren, ontferm U genadig over de
zielen mijner ouders, en vergeef hun hunne
zonden, geef mij, dat ik hen eenmaal
aanschouwen moge in de vreugde der
eeuwige heerlijkheid, door Je^us Christus
Amen."
Over de bijzondere verplichting dergehuw-
den ten opzichte hunner gestorven
echtgenooten.
tl)6 echtgenooten zijn gehouden elkander
tfir ook nog na den dood uit liefde en mede-
-ocr page 147-
143
lijden bij te staan. De huwelijksliefde, die
door de genade van het H. Sacrament
voortdurend moet blijven bestaan, verplicht
hen, elkander steeds zóó te beminnen,
gelijk Jesus Christus zijne bruid, de H. Kerk
bemint. En hoe zoude men nu kunnen
zeggen, dat zij elkander op zulke wijze
beminnen, als de eene verzuimt, den anderen
na den dood ter hulp te komen? Daarom
zegt Tertulliarus, dat eene weduwe ver-
plicht is voor de ziel van haar overleden
gemaal te bidden; dat zijGodmoetsmeeken
hem de eeuwige rust te schenken en haar
wederom met hem te vereenigen, en dat zij
tevens op de verjaardagen van zijnen dood
offers voor hem moet opdragen. En, zoo
gaat hij voort, ingeval zij zulks verzuimt,
scheidt zij zich, voor zoover het van haar
afhangt, van den huwelijksband, die haar
met haren man vereenigf. (L. de Monog.
L. 10.)
Cesarius schrijft: „Eenbisschopweigerde
het lichaam van een overleden woekeraar
op het gewijde kerkhof te doen begraven,
en werd hierom door diens echtgenoote
volgenderwijze aangesproken: „Ik heb
gehoord" zeide zij, „dat man en vrouw één
zijn en dat de Apostel zegt, dat een
ongeloovige man door eenegeloovige vrouw
-ocr page 148-
144
kan worden gered. Wat. mijn man, met
wien ik slechts één lichaam uitmaak, te
weinig gedaan heeft, wensch ik aan te
vullen, en ik hen hereid, God voor hem
voldoening te schenken." Later betrok zij
werkelijk eene woning vlak bij het kerk-
hof, waarop haar man naderhand toch nog
begraven werd, en aldaar verrichtte zij dag
en nacht gebeden en goede werken voor
hem. Na verloop van zeven jaren verscheen
hij haar, en sprak haar aldus toe: „God
loone het u, want door uwe werken ben
ik nu van de grootste pijn bevrijd, en als
gij mij nog gedurende zeven jaren dezelfde
weldaden bewijst, zal ik na verloop daar-
van geheel verlost zijn." Het een en het
ander geschiedde.
Zij, die de arme zielen in het vagevuur
geene barmhartigheid bewijzen, hebben
veel te vreezen.
•m
et dezelfde maat, waarmede gij uit-
V3»>- meet, zal u weder ingemeten wor-
den." (Math. 7. 2.) Een ieder begrijpt, dat
deze woorden van dengoddelijkenZaligma-
ker ook toepasselijk zijn op de hulp, die wij
den afgestorvenen brengen. Ten bewijze
hiervoor strekken de vele voorbeelden van
zielen, die op eene of andere wijze gestraft
-ocr page 149-
145
werden, omdat zij verzuimd hadden anderen
naar behooren te helpen. Eenige van deze
zielen moesten daarvoor zelf boeten of
werden op hare beurt door de levenden
vergeten, of wel, zij zagen tot hare straf
de goede werken, die voor haar verricht
werden, op andere zielen overgaan, zoodat
zij er zelf niet het minste voordeel van
hadden. Onder andere voorbeelden van
dezen aard leest men ook, dat een Francis-
caan, die lang na zijnen dood aan een mede-
broeder verscheen, de bekentenis aflegde,
dat hij in het vagevuur hevige smarten
moest verduren, omdat hij in zijn leven
nalatig geweest was in de gebeden voor de
afgestorvenen, en dat nu alle gebeden en
alle H. Missen, tot dan toe voor hem
gedaan, voor hemnutteloos waren gebleven,
daar God de verdiensten daarvan aan
andere zielen had geschonken, om hem op
deze wijze voor zijne nalatigheid te straffen.
De geleerde kardinaal Cajetan zegt daar-
om: (de indul. 2 Mach. 12. 26.) „Degenen,
die in dit leven de afgestorvenen vergeten,
zullen naar mijne meening, als zij zelf in
het vagevuur komen, geenszins deelhebben
aan de goede werken en gebeden, al werd
er ook nog zoo veel voor hen op aarde
gedaan, daar de goddelijke rechtvaardig-
Gebeden overledenen.                                     10
-ocr page 150-
146
heid op deze wijze hunne onbarmhartig-
heid en de ongevoeligheid huns harten
pleegt te straffen." Vele geestelijke leer-
aars gaan zelfs nog verder, en vreezen voor
zulke onbarmhartigen niet alleen een veel
strenger vagevuur, maar zelfs de eeuwige
verwerping. Zij passen op hen namelijk de
spreuk toe van den H. Jacobus (2. 13.):
„Wie geen barmhartigheid geoefend heeft,
/•al zonder barmhartigheid geoordeeld wor-
den." En ook het woord van den H. Geest:
„Wie zijn oor sluit voor het geschrei van
den arme, die zal ook roepen, maar niet
verhoord worden." (Spreekw. Sal. 21.13.)
De heilige Vincentius Ferrerius zegt:
„Ook de zielen in het vagevuur roepen de
goddelijke wraak af over hen, die hunnen
bijstand weigeren;" en hij eindigt met de
woorden van den H. Lucas (18. 7): „Zal
God misschien zijneuitverkorenen niet wre-
ken, die dag en nacht tot Hem roepen?\'•
Zij, die aan de arme zielen barmhartigheid
bewijzen, hébben veel te hopen.
m
ij lezen in het evangelie: „Zalig zijn de
barmhartigen, want zij zullen bai-m-
hartigheid verwerven." (Math, 5. 7.) Welk
eene overgroote barmhartigheid hebben zij
dan in het andere leven te hopen, die hier
-ocr page 151-
147
barmhartig geweest zijn ten opzichte der
geloovige zielen ! Wrj lezen bij Jesus, den
zoon van Sirach (12. 2) : „Doet goed aan
den rechtvaardige en het zal u vergolden
worden, zoo niet door den rechtvaardige
zelf, dan toch zeker door den Heer." De
geestelijke leeraars beloven daarom aan
zulke barmhartigen groote verlichting en
hulp in het vagevuur, en houden in het
algemeen eene werkdadige liefde tot de
geloovige zielen voor een vertrouwbaar ken-
teeken van voorbestemming tot de eeuwige
heerlijkheid. Om deze reden past Gerson
deze woorden van den H. Augustinus op
hen toe: „De barmhartigheid zit voor de
poort der hel en laat niet toe, dat er
iemand binnen gaat." (Homil. 9.)Enookde
heilige Thomas van Aquinen zegt: „Het is
waar dat hij, die aan God voldoening
schenkt voor de arme zielen, voor zich
zelven nog geenszins voldoet; het is echter
evenzeer waar, dat zoo iemand nog meer
verdient dan de kwijtschelding der straffen,
namelijk het eeuwige leven." (2 Epist. 20
Quaest.) God zelf spreekt ten slotte door
den mond van zijnen koninklijken profeet:
(Ps. 40.1.) „Zalig is degene, die de armen en
behoeftigen gedenkt: in den dag des onge-
luks zal de Heer hem redden."
-ocr page 152-
148
Als wij verstandig willen handelen, dan
moeten wij reeds in dit leven al datgene voor
ons zelven doen, wat wij hopen, dat
door anderen na onzen dood voor
ons sal gedaan worden.
•yWerlaat u niet op uwe vrienden en
" CfiJ bloedverwanten;"zegtdezaligeTho-
mas van Kempen. (Navolging van Christus
1 B. 23 Hfdst.) „Wantdemenschenzullenu
veel spoediger vergeten dan gij meent. Als
gij nu niet voor u zelven bezorgd zijt, wie
zal dan in de toekomst voor u zorgen ?"
De werken, die wij zelf gedurende ons
leven verrichten totuitdelgingderverdien-
de straffen, hebben veel meer waarde dan die
welke eens door anderen voor ons gedaan
zullen worden.
Een zalige bisschop zegt daarom : „Wat
gjj geeft, als gij volmaakt gezond zijt, is
goud, wat gij stervend geeft, is zilver, en
wat gij na den dood laat geven is lood.\'\'
De H. Catharina van Genua, die zelf een
werkje over degeloovige zielen omschreven
heeft, zegt in denzelfden zin : „Wie in dit
leven zijne zonden uitboet, betaalt met
enkele penningen duizend dukaten, wie de
voldoening zijner zonden echter tot in het
andere leven uitstelt, betaalt met dui-
-ocr page 153-
149
zend dukaten slechts weinige penningen."
De heilige Paus en Kerkvader, Gregorius
de Groote, schrijft in zijne Gesprekken:
(4. B. 58.) „Een veel zekerder weg is het,
zoo een ieder die nog leeft, het goede doe
voor zichzel ven,dat zooalshij hoopt, anderen
eens voor hem doen zullen, daar het ver-
dienstelijker is, reeds vrij uit dit leven te
vertrekken, dan eerst na den dood in de
boeien des vagevuurs de vrijheid tezoeken."
Boor geduld in kruis en lijden worden de
straffen des vagevuurs verkort.
en Franciscaan werd door een lang-
durige en pijnlijke ziekte bezocht. Zich
zelven en anderen tot last, bad hij God
dringend, zijn lijden te willen verkorten.
Zijn gebed werd verhoord; want een Engel
verscheen hem, en liet hem de keuze of
wel dadelijk te sterven en drie dagen in het
vagevuur te boeten, of wel zijne ziekte nog
gedurende een jaar geduldig te verdragen
om na dien tijd oogenblikkelijk in den
hemel opgenomen te worden. Hij verkoos
het eerste; doch nauwelijks was hij eenige
uren in het vagevuur geweest, of hij
meende door de hevigheid zijner smarten
reeds vele jaren daarin doorgebracht te
hebben, en daar de Engel, die hem bezocht,
-ocr page 154-
150
het hem nogmaals vrijliet, in het nog
onbegraven lijk terug te keeren, ingeval
hem zijne eerste keuze berouwde, maakte
hij daarvan haastig gebruik.
Nog een jaar verdroeg hij met hetgroot-
ste geduld de smarten zijner vorige ziekte,
en kwam toen, na nogmaals gestorven te
zijn, onmiddellijk in den hemel. (Wadingus
kr. der Minderbroeders van het jaar 1283.)
De H. Teresia verhaalt in hare bekente-
nissen woordelijk hetgeen volgt (38 Hfdst.):
„In ons klooster stierf eene kloosterlinge,
eene vrome ziel, die steeds ijverig was in
het gebed en in de vervulling van al hare
plichten. Zij was bij haren dood eerst
achttien jaar oud en gedurende haar gan-
sche leven was zij zeer ziekelijk geweest.
Ik meende, dat deze van de pijnen des
vagevuura verschoond zoude blijven, nadat
zij bare jeugdige jaren, zoo onschuldig, zoo
onderworpen aan Gods wil en in zoo groote
pijnen had doorleefd; niettemin moest zij
ook, hoewel slechts korten tijd, eene zui-
vering ondergaan; want vier uren voor
harebegrafenis, juist terwijl ik den lijkdienst
bijwoonde, zag ik haar uit de diepte naar
den hemel opstijgen."
-ocr page 155-
151
Door godsdienstige stichtingen kan men
zich eene spoedige verlossing uit het
vagevuur verzekeren.
5pen edelman van Valladolid in Spanje
{S* gaf aan de heilige Teresia een buis met
tuin, benevens landerijen voor wijnbouw,
ten geschenke. Twee maanden nadien stierf
bij aan eene kortstondige ziekte, die hem
reeds in den beginne van de spraak
beroofde.
Eenigen tijd daai-na zeide de Heer tot
de H. Teresia, dat de zaligheid van dien
edelman groot gevaar geloopen had, maar
dat hij barmhartigheid had verkregen door
den dienst, dien hij der Moeder Gods bewe-
zen had, door haar een huis, ter oprichting
van een klooster harer orde, te schenken;
hij zou evenwel niet uit het vagevuur ver-
lost worden, alvorens in het op te richten
klooster de eerste Mis zou worden gedaan.
Op een anderen tijd spoorde God haar
aan van toch spoed te maken, omdat de ziel
van den overledene zeer groote pijnen leed.
Toen eindelijk na velemoeielijkbeden de
eerste Mis ter plaatse gedaan werd, zag de
Heilige hem werkelijk jubelend en met een
schitterend aangezicht ten hemel stijgen,
terwijl hij haar met gevouwen handen
-ocr page 156-
152
dankte voor de hulp, die zij hem verleend
had. De H. Teresia zegt, dat zij, hoe-
wel van God vernomen hebbende, dat deze
afgestorvene zich op den weg ter zalig-
heid bevond, nog zeer om zijn zieleheil
bekommerd was, dewijl zij niet zonder
reden aannam, dat er om zalig te worden
een geheel ander uiteinde vereischt werd ;
want om van niets anders te gewagen, was
deze edelman nog vol geweest van de
wereldsche ijdelheden.
Ten slotte maakt zij nog deze opmerking:
„Het is wonderbaar, dat God zoo welge-
vallig nederziet op eiken dienst, die ter
eere zijner Moeder geschiedt. Het is daarom,
dat zijne barmhartigheid zoo groot is.
Hij, die onze geringe, nietswaardige, slechte
werken zoo groot en kostbaar maakt en
met het eeuwige leven beloont, zij voor
alles geloofd en geprezen !" (Kloosterstich-
ting te Valladolid.)
Voor het nauwkeurig onderhouden der
ordensregelen, kan men zich voor het
vagevuur vrijwaren.
et volgende lezen wij wederom in de
bekentenissen van de H. Teresia (38
Hfdst.) „Eenzeervromereligieusonzerorde
lag ernstig ziek. Toen ik destijds de H. Mis
-ocr page 157-
153
bijwoonde, zag ik, dat bij reeds gestorven
was en zonder vagevuur ten hemel voer.
Zooals ik naderhand vernam, is hij gestor-
ven op hetzelfde uur, waarop ik hem zag
en het verwonderde mij, dat hij niet in
het vagevuur gekomen was. Daarop werd
mij te verstaan gegeven, dat hij dit te dan-
ken had aan de nauwkeurige vervulling
zijner ordensplichten, en dat de Kerk uit
haren rijken schat bijzondere genaden
schenkt aan hen, die de regels dezer stichting
streng in acht nemen, — genaden, waar-
door zij van het vagevuur bevrijd blijven.
Waarschijnlijk werd mij dit medegedeeld,
opdat ik begrijpen zou, dat de geestelijke
stand en het ordenskleed nog niet vol-
doende zijn ; maar dat wij alleen door een
waren geestelijken levenswandel, zoowel
wat het innerlijke, als wat het uiterlijke
betreft, aan zulk een groot loon deelachtig
worden.\'\'
En zij laat hierop nog volgen : „Ofschoon
de Heer mij meer dergelijke zaken heeft
willen laten zien, bepaal ik mij er toe te
zeggen, dat van alle zielen die ik dus
zag, de bovengenoemde, die eener vrome
kloostervrouw en die van den heiligen Pe-
trus van Alcantara, deeenigewaren,diena
hunnen dood niets meer te boeten hadden."
-ocr page 158-
154
Eene werkzame liefde voor de afgestor-
venen verschaft tijdelijke en
eeuwige ivelvaart.
e vrome Boudon verhaalt: „Ik heb
iemandgekend, dierijk was aan de kos-
telijkste genaden van onzen Heer Jesus
Christus, daarentegen geheel ontbloot van
alle menschelijke hulpmiddelen. Terwijl
zrj zich zelve als het ware geheel vergat,
leefde zij alleen voor de zielen des vage-
vuurs. Zonder ophouden zamelde zij aal-
moezen er voor in, en de goede God
zegende hare moeite zóó zeer, dat zij ten
tijde eener pest geheel alleen in staat was,
eene gemeente van heilige kloosterlingen,
die zonder inkomen waren, te onderhouden
door de groote menigte Missen, welke zij
door hen voor de geloovige zielen liet
lezen. Tot dit doel wendde zij zich tot
aanzienlijken en geringen; en hoe onaan-
zienlijk zij zelve was, en hoe slecht ook hare
kleedij, toch richtte zij zich zelfs tot vor-
sten, en God gaf haar genade voor alles.
Zij is in roep van heiligheid ten tijde van
een jubilé gestorven, en met grond mag
men aannemen, dat God haar nog den
vollen aflaat van dat jubilé wilde laten
-ocr page 159-
155
verdienen, opdat zij van het vagevu ur bevrijd
zoude blijven, waaruit zij naar alle
waarschijnlijkheid eene groote menigte
zielen verlost heeft." Dezelfde ijverige
vriend en helper der lijdende zielen spoort
ons ook volgenderwijze tot het doen van
goede werken voor haar aan, Hij zegt:
„Men kan de zielen in het vagevuur eene
bijzondere hulp verschaffen door openbare
godsdienstoefeningen voor haar te doen
houden, bijv. door eene maandelijksche alge-
meene communie volgens de manier,
waarop die te Rome gedaan wordt, en
waarvoor de heilige Vader een vollen aflaat
heeft verleend, of door eene altijd-
durende stichting te maken voor eenige
predikatiën, die alle jaren voor haargehou-
den moeten worden. Een der werk-
dadigste en krachtigste middelen echter,
om ze te helpen, is het verspreiden van
boeken, (vooral onder zielzorgers, predi-
kanten en andere ijverige personen) die
over de middelen te harer verlossing
handelen. Dit is een liefdewerk, dat God
reeds met wonderen beloond heeft." (*)
(*) Op vele plaatsen vindt men thans verschillende
broederschappen, congregatiën of vereenigingen, die
eens of meermalen in de maand vergaderen,
Hoe gemakkelijk ware het voor de leden dier verceni-
-ocr page 160-
156
Een gulden vermaning voor brave zielen,
die in het vagevuur te veel vreezen, door
Lodewyk Blosius (Sect. VI. G. 33).
?$\\,ij vreest misschien, dat gij na uwen
~%£r dood de straffen des vagevuurs zult
moeten ondergaan.
Deze overdrevene vrees moetgij afleggen.
Het is u heilzaam, als gij u geheel aan
God onderwerpt, en Hem met u laat doen,
zooals het Hem behaagt. Gelijk gij zijne
barmhartigheid bemint, moet gij ook zijne
rechtvaardigheid liefhebben.
Indien Hij ook zijne getrouwe kinderen,
die reeds van harte de zonde afgezworen
hebben, hetzij in dit leven, of wel in het
vagevuur tuchtigt, houdt Hij toch niet op
de allerbeste Vader te zijn. Hij straft alleen
uit vaderlijke liefde. Twijfel dan toch
nooit aan de goedheid van d6zen zoo liefde-
vollen Vader. Indien het u uit den grond
des harten bedroeft, Hem beleedigd te heb-
gingen, jaarlyks eenige communie-dagen, «f eenigepre*
dikatien tot troost der lijdende zielen vast te stellen.
Aan bet eigeniyke doel dier vereenigingen zou daardoor
geenszins te kort gedaan worden, te meer, daar toch bij
allen de bedoeling bestaat, om de afgestorvene medele*
den zooreel mogelijk te helpen.
-ocr page 161-
157
ben, en als gij oprecht verlangt, Hem te
behagen, zoo zal Hij u bij uw scheiden van
deze wereld niet streng, maar goedig opne-
men en tl bewaren in den schoot zijner
barmhartigheid. En al kwaamt gij ook in
het vagevuur, gij zoudt er toch niet zonder
troost en verkwikking zijn, en daar zijt
gij dan toch zeker van uw heil en eeuwige
zaligheid. Ja, gij zult nog liever daar zijn
dan hier op aarde, waar gij zulk een groot
gevaar loopt, van God nog te beleedigen.
Wij lezen dan ook van een heilig man,
die aldus sprak: „Als ik zeker wist, dat ik
na mijn dood in het vagevuur kwam,
zoo ware ik ieder uur van harte bereid, om
mijn hoofd onder het zwaard te leggen
om alzoo van mijn eeuwig heil verzekerd
te zijn."
Er zijn echter nalatige, onverschillige
menschen, die niet verlangen, hun leven
van harte to verbeteren, en die zeggen
dat het hun reeds voldoende is als zij na
den dood maar in het vagevuur en niet in
de hel komen.
Dezen redeneeren zeer onverstandig, en
weten niet wat zij zeggen; want als zij
vrijwillig in hunne nalatigheden en zonden
voortleven, hebben zij een uiterst streng
en verschrikkelijk vagevuur te verwachten,
-ocr page 162-
158
indien zij ten minste niet tot de eeuwige
straffen der hel veroordeeld worden.
Gij echter, o nienschl die van goeden
wil zijt, gij, die nu reeds iedere zonde haat,
en verlangt geheel voor God te leven en
Hem te dienen, gij moet alle overmatige
vrees uit uw hart verbannen. Zij, die de
liefde bezitten en God uiterharte toege-
daan zijn, zullen zich, zelfs als zij na den
dood nog eenige reiniging noodig hebben,
toch nog gelukkig gevoelen, dewijl zij nim-
mer van God gescheiden worden. En zijn zij
dan eenmaal geheel gezuiverd in het vage-
vuur, dan doen zij vol glorie hunne intrede
in het hemelsch vaderland. Daarom staat
er geschreven: „Zalig zijn dedooden.die
in den Heer sterven." (Openb. 14. 13.)
-ocr page 163-
ZESDE HOOFDSTUK.
OVER DE DANKBAARHEID DEK GELOOVIGE
ZIELEN TEN OPZICHTE VAN HARE
WELDOENERS.
Over de dankbaarheid der gehovige zielen
in het algemeen.
{^Wolgens den geleerden Buttler, moesten
Cjy de groote tijdelijke en eeuwige voor-
deelen, die wij door de dankbaarheid en de
bijzondere wederliefde der door ons verloste
zielen bekomen, alleen reeds voldoende
zijn, om ons tot liefdewerken voor haar aan
te sporen, indien wij ook geene andere
redenen daarvoor hadden. Wanneer deze
zielen door ons toedoen uit hare pijnlijke
verbanning verlost, en tot de aanschouwing
van het goddelijk aanschijn toegelaten wor-
den, dan verzuimen zjj nooit, ons dank-
baarheid en innige wederliefde tebetoonen,
door voor ons de hulp af tesmeeken,diewij
in de menigvuldige groote gevaren en moeie-
lijkheden des levens zoo noodig hebben.
»De opperschenker voor Pharao was
ondankbaar genoeg, om Jozef te vergeten,
die hem zijne bevrijding enhetterugkrijgen
-ocr page 164-
160
van zijn ambt voorspelde, doch de zielen des
vagevuurs zijndaartoenietinstaat." „Neen,
zij handelen zoo niet,"zegtdeH.Bernardus,
„alleen in slechte en zondige harten kan
ondank wonen; bij de Heiligen vindt men
dien niet."
De heilige Alphonsus van Liguorileert:
„Wie deze bedrukte en door God zoo teeder
beminde zielen hulp verleent, mag met ver-
trouwen op zijn zaligheid hopen; wanteene
ziel, die door onze gebeden en goede wer-
ken bevrijd wordt, blijft voortdurend voor
onze redding bidden, en God zal haar die
niet weigeren, dewijl zij zijne bruid is."
Deze zoo hulpbehoevende, verschrikkelijk
lijdende zielen, wachten ook niet tot zij
in den hemel komen, om hare erkentelijk-
heid en bezorgdheid jegens hare wei-
doeners te toonen; reeds [terwijl zij nog
in het vagevuur smachten, bidden zij zonder
ophouden voor hun lichamelijke en geeste-
lijke welvaart. Zij verkrijgen voor hare
weldoeners de gezondheid in ziekten, levens-
onderhoud in de armoede,hulp indennood,
raad en [bescherming op reizen en in
gevaren; zij bewaren en vermeerderen hunne
aardsche bezittingen, en zorgen voor alles,
wat het heil hunner ziel betreft. Vooral
echter staan zij hen bij in den doodsstrijd
-ocr page 165-
161
en helpen hen zegevierend het oordeel Gods
doorstaan, hetgeen uit de volgende voor-
heelden nader zal worden aangetoond."
Men kan zielen des vagevuurs aanroepen;
0ff bidden voor hare weldoeners.
e heilige Alphonsas de Liguori zegt:
„Waarschijnlijk is het, dat men de voor-
spraak der arme zielen in het vagevuur
kan inroepen; want er bestaat reden om te
gelooven, dat God onze gebeden aan deze
heilige zielen kenbaar maakt, opdat zij ook
voor ons bidden, en wij op deze wijze door
eene innige liefde en wederkeerige voor-
spraakmethaarinverbindingzoudenstaan."
Op dezelfde wijze spreekt hierover de ge-
leerde P. Suarez uit de Sociëteit van Jesus,
als hij zegt: „Deze zielen zijn heilig, en
worden dus door God zeer bemind; ook
beminnen zij ons meteene volmaakte liefde:
zij kennen, ten minste in het algemeen, de
gevaren waaraan wij blootstaan, en weten
hoezeer wij Gods hulp behoeven. Zij zullen
dan ook zonder twijfel voor ons bidden,
hoevel zij zelven nog genoodzaakt zijn voor
hare schulden te boeten. Ook wij kunnen
immers in dit leven voor elkander bidden,
ofschoon wij ten opzichte van God groote
Gebeden Overledenen.                                     11
-ocr page 166-
162
schuldenaars zijn: zoo ookhebben de Vaders,
die zich in den schoot van Abraham (of
in het voorgeborchte der hel) bevonden,
voor de levenden gebeden, zooals van den
profeet Jeremias en den hoogepriester Onias
geschreven staat." (II. Mach. 15.)
Kardinaal Bellarminus drukt zich onge-
veer in dezelfde bewoording uit, en de hei-
lige Catharina van Bologna zegt, dat zij
zich steeds tot de geloovige zielen wendde,
als zij de eene of andere genade van God
verlangde, en dat zij ze immer terstond ver-
kreeg, ja zelfs, dat zij vele genaden door de
voorspraak dier zielen erlangde, welke zij
door tusschenkomst der Heiligen niet had
kunnen verkrijgen. Ook een godvruchtig
persoon uit onzen tijd, die in geestelijke
zaken zeer ervaren is, zeide eens, dat zij
altijd tot de arme zielen haar toevlucht
nam, als zij nergens anders hulp kon vin-
den, en dat zij dan steeds verhoord werd.
Nog een opwekkend bewijs voor dehulp-
vaardigheid der lijdende zielen ten opzichte
van hunne weldoeners, vinden wij in den
volgenden brief, die daarom, ondanks zijne
uitvoerigheid, hier geheel wedergegeven
wordt:
-ocr page 167-
163
Be arme zielen verkregen voor hare wei-
doeners gezondheid, ingeval van ziekte.
;Tn het jaar 1649 schreef Wilhelm Fries-
Xh sem, boekdrukker in Keulen, den volgen-
den brief aan P. Jakob Montfort uit de
Sociëtiet van Jesus.
„Hiermede geef ik UEerw. kennis van
de wonderbare genezing van mijn zoontje
en van mijne vrouw. Op de feestdagen
las ik in het werkje, dat u mij in druk
gegeven hadt, en dat over de liefde handelt,
die men den afgestorvenen verschuldigd is.
Toen ik mij nu op zekeren dag juist met
deze lectuur bezig hield, kwam men mij
zeggen, dat mijn vierjarig zoontje zwaar
ziek geworden was. De ziekte nam zoo-
danig toe, dat het kind binnen korten tijd
in het uiterste levensgevaar geraakte, zoo-
dat de geneesheeren aan zijne herstelling
wanhoopten, en erreedstoebereidselenvoor
de begrafenis werden gemaakt. Wat mij
betreft, ik hoopte nog dat het kind de vorige
gezondheid wederkrijgen zou, indien ik
slechts eene belofte deed tot hulp der arme
zielen des vagevuurs. Ik begaf mij daar-
om op een vroegen morgen naar de Kerk,
waar ik met een bijzonderen ijver Gods
barmhartigheid afsmeekte en tegelijkertijd
-ocr page 168-
164
beloofde, honderd der bovengenoemde boek-
jes aan verschillende kloosters en geeste-
iijken te zullen uitdeelen, om daardoor
een heiligen ijver tot ondersteuning dei-
afgestorvenen in het leven te roepen. Toen
ik daarna te huis kwam, was de toestand
van mijn kind reeds beter. Het had
gedurende verscheidene dagen niets kunnen
gebruiken, en nu verlangde het eensklaps
te eten en den volgenden dag was het
reeds zoo volkomen gezond, dat het lustig
rondliep en at, juist alsof hem nooit iets
gescheeld had.
„Daar ik nu deze onverwachte genezing
als eene genade des hemels beschouwde,
pakte ik de beloofde honderd boekjes bij
elkaar, en bracht ze naar het collegie van
uwe Sociëteit, alwaar ik de Eerw. Paters
verzocht, er eenige naar believen te be-
houden, en de overige in verscheidene
kloosters onder de geestelijken te vei>
deelen, opdat de genade die mij ten deel
gevallen was, aan iedereen bekend zou wor-
den en om elkeen daardoor op te wekken
tot bulp en bijstand der lijdende zielen.
Nauwelijks waren er sedert dit voorval drie
weken verloopen, toen ik door een anderen
niet minder harden slag werd getroffen Mijne
vrouw werd namelijk eensklaps door eene
-ocr page 169-
165
zoo hevige siddering in alle ledematen aan-
gegrepen, dat zij onmachtig ter aarde zonk;
de kwaal nam vortdurend toe, zoodat zij
spoedig reeds niets meer gebruiken kon en
ook van de spraak beroofd werd. Alle mid-
delen werden tevergeefs beproefd, en reeds
scheen haar einde nabij, zoodat haarbiecht-
vader mij aanspoorde, mij in mijn verlies
te schikken, en mij aan den wil Gods te
onderwerpen. Daar ik evenwel een groot
vertrouwen stelde in de reeds vroeger
ondervonden hulp der geloovige zielen,
liet ik den moed niet zinken en hoopte
door hare voorspraak nu ook de gezond-
heid mijner echtgenoote te zullen verkrij-
gen. Ik spoedde mij dan wederom naar
dezelfde kerk, wierp mij daar voor het
hoogheilig Sacrament des Altaars ter
aarde, en bad met al het vuur, dat een
mensch in zulke omstandigheden bezie-
len kan: „Heer! barmhartige God, ik bid
U in uwe eindelooze goedheid, te verhin-
deren, dat de troost die mij door de her-
stelling van mijn zoontje geworden is, door
den dood mijner vrouw weder verbitterd
woi-de."
,Na dit gebed vernieuwdeikmjjne vorige
belofte, ja, ik verdubbelde die, en beloofde
nu twee honderd zulke boekjes onder
-ocr page 170-
166
vrome lieden te zullen verspreiden.
Dezelfde bede richtte ik tot de zielen des
vagevuurs, en bezwoer baar om de liefde
die zij God toedroegen, zich over mij te
ontfermen, en mij door hare gebeden ter
hulp te komen, als loon voor de begeerte,
die ik steeds had om ze op allerlei
manieren te helpen. Toen ik te huis kwam
liepen mijne huisgenooten mij reeds tege-
moet, om mij geluk te wenschen met de
beterschap, die er in den toestand mijner
vrouw gekomen was. De onmacht was
geweken, de zieke opende de oogen en
sprak weder, en toen ik haar een oogenblik
daarna zelf eenig voedsel bracht, gebruikte
zij dit met smaak, en scheen als het ware
overtuigd te zijn, dat zij de gezondheid
zou terug krijgen. Dit gebeurde dan ook
zeer spoedig, zoodat zij met ons naar de
kerk kon gaan, om God, den oorsprong
van alle goed, voor deze weldaad te bedan-
ken. Ik stelde het geen oogenblik uit
de beloofde boekjes weder naar uw col-
legie en ook naar andere kloosters te
brengen, opdat de geloovigen allerwegen
opgewekt zouden worden, om de zielen
des • vagevuurs bijstand te verleenen. Ik
verzoek UEerw. aan dit verhaal volko-
rneu geloof te willen hechten. Ik roep
-ocr page 171-
167
God tot getuige aan, dat de zaak zich alzoo
heeft toegedragen. Ik bid u tevens, den
Allerhoogste met mij voor deze dubbele
weldaad te bedanken." (P. F. Hautinus
uit de Sociëteit van Jesus.)
Kortheidshalve voeren wij nog slechts
twee dergelijke voorbeelden uit onzen tjjd
aan.
Eene dienstmeid werd door hevige pijnen
in alle ledematen gefolterd, en om daarvan
bevrijd te worden, gebruikte zij langen
tijd geneeskundige hulp, hetgeen haar
natuurlijk groote onkosten veroorzaakte,
terwijl zij niet de minste verlichting in
hare smarten ondervond.
Zij verliet eindelijk den dokter, liet
drie heilige Missen voor de afgestorvenen
lezen, en werd toen terstond van hare
kwaal bevrijd.
Ook een man, die dezelfde smarten leed,
zonder een afdoend middel daarvoor te
kunnen vinden, werd door de voorspraak
der arme zielen geholpen, nadat hij eerst
de belofte had gedaan, van langs een druk
bezochten bedeweg, tot stichting en op wek-
king der pelgrims, een schilderij te zul-
len doen ophangen, waarop het lijden der
geloovige zielen was afgebeeld.
-ocr page 172-
168
Eene ziel des vagevuurs bezorgt hare wel-
doenster ondersteuning in hare armoede.
. Gregorius Carfora beschrijft de vol-
gende gebeurtenis: „Eene vrome
vrouw van Napels, die met de haren toch
reeds kommervol leefde, had het ongeluk
nog haren echtgenoot, die door den arbeid
zijner handen degrootste steun der huishou-
ding was, te verliezen, doordien hij wegens
schulden in de gevangenis werd geworpen.
Hierdoor steeg hare ellende ten toppunt:
want nu moest zij geheel alleen hare kinde-
ren verzorgen en daarenboven nog haren
man vrijkoopen.
„In dien grooten nood begaf zij zich
met een goed opgesteld verzoekschrift tot
een rijken heer, die algemeen door zijne
milddadigheid jegens de armen bekend
stond. Zij hoopte bij hem eene flinke
ondersteuning te zullen bekomen, doch tot
vermeerdering van haar verdriet, gaf hij
haar slechts eene kleinigheid. Door deze
bittere teleurstelling nog meer ter neer
gedrukt, ging zij regelrecht naar eene
kerk om God den Heer, als den eigenlijken
Vader der armen, haren nood te klagen.
Terwijl zij daar nu biddend en weenend
haar hart voor God uitstortte, viel haar
-ocr page 173-
169
eensklaps, als door ingeving van baren
Engelbewaarder, de gedachte in, dat de
arme zielen in het vagevuur hare wei-
doeners in den nood zoo dikwijls ter hulp
komen. En op die hulp vertrouwende, nam
zij het weinige geld dat zij bij zich had, en
liet daarvoor terstond eene heilige Mis
lezen tot lafenis der zielen. Eerst na afloop
van het H. Sacrificie ging zij heen,
en ontmoette voor de kerk eenen eerbied-
waardigen ouden heer, die haar vriendelijk
aansprak en haar naar de oorzaak van hare
droefheid vroeg. Nadat zij hem hare onge-
lukken verteld had, overhandigde hij
haar een brief en verzocht haar dezen aan
een zekeren adellijken heer in de stad te
bezorgen. Bereidwillig en zonder dralen
kweet zij zich van haren last. Nauwelijks
had zij den brief aan den aangewezen per-
soon overhandigd, of deze vroeg haar met
de grootste verbazing, (want hij herkende
de hand zijns vaders) Van wien zij dat
schrift ontvangen had. Zij trachtte dan
het uiterlijke van den ouden heer te beschrij-
ven, en tegelijkertijd diens portret in
de kamer ziende, riep zij verwonderd uit:
„Zie, zoo was hij, doch zijn aangezicht
scheen jonger en vroolijker." De edelman
opende nu den brief en las deze woorden;
-ocr page 174-
170
„Mijn zoon, op ditoogenblik klimt uw vader
uit het vagevuur ten hemel, door de
verdiensten van eene H. Mis, die deze arme
vrouw heeft laten doen. Daarom kom ik
u haar aanbevelen; wees dankbaar en beloon
haar rijkelijk, want zij heeft het zeer
noodig." De ontroerde zoon las en herlas
deze treffende regelen onder een stroom
van tranen en met altijd grooter troost, en
zeide alsdan tot de gelukkige bode : „Door
eene kleine aalmoes, o vrouw 1 hebt gij het
heil mijns vaders bewerkt, met een veel
grootere gift wil ik uw geluk veroorzaken.
Ik verzeker u, dat gij, nocb een der uwen
ooit aan iets wat tot uw onderhoud noo-
dig is, behoefte zult hebben."
Een andere eiel verschaft haren weldoe-
ner hulp in den nood.
terschillende geschiedschrijvers maken
gewag van het volgend voorval, dat den
aartsbisschop Christophorus Sandoval van
Sevilla in Spanje is overkomen.
Deze placht van kindsbeen af al het geld
dat hij besparen kon, tot aalmoezen voor
de zielen des vagevuurs te gebruiken, en
hij liet deze godvruchtige gewoonte zelfs
gedurende zijne studiejaren aan de hooge-
school van Leuven niet varen. Hij ge-
-ocr page 175-
171
raakte hierdoor op zekeren keer, toen het
geld dat hij anders geregeld van huis ont-
ving, over den gewonen tijd uitbleef,
in zulken nood, dat hij uit gebrek aan geld
geen middagmaal kon nemen, enwathem
nog pijnlijker aandeed dan dit, was, dat hij
eenen bedelaar, die hem in naam der
geloovige zielen om een aalmoes vroeg,
tegen zijne gewoonte met ledige handen
moest wegsturen. Om deze schade weder
goed temaken, begaf hij zich in eene kerk, om
daar ten minste voor die arme zielen een
oogenblik te bidden. Nauwelijks had hij
zijn gebed geëindigd, of hij zag een schoo-
nen, welgekleeden jongeling voor zichstaan
in de gedaante van een reiziger. Bij den
eersten aanblik verschrok hjj hevig; want
hij meende iemand uit de andere wereld
voor zich te zien. Hij herstelde zich ech-
ter terstond, toen deze jongeling hem ver-
haalde, dat hij zooeven uit zijn vaderland,
uit Spanje gekomen was, en hem goede
tijding bracht van zijn vader den mark-
graaf van Dania, en van zijne overige bloed-
verwanten en vrienden. Na een kort
gesprek noodigde de vreemdeling hem uit,
mede naar de herberg te gaan, om met
hem het middagmaal te gebruiken. San-
doval kon dit niet afslaan, en beiden namen
-ocr page 176-
172
met groote vertrouwelijkheid aan tafel
plaats.
Na het einde van den maaltijd, zeide de
vreemdeling tot zijn gast, dat hij hem een
buidel met geld wilde achterlaten, en hem
dien gevende, voegde hij er bij, dat hij
zich van dat geld tot zijn voordeel en
gemak kon bedienen, daar zijn vader de
graaf van Dania, het hem op zijn verzoek
in Spanje wel terug zou geven, waarna
hij zich verwijderde, onder voorwendsel dat
hij nog zaken te verrichten had. Sando-
val trachtte hem naderhand terug te vin-
den, maar noch in Leuven, noch later in
Spanje kon hij eenig spoor van hem ont-
dekken. Ook werd het geld, dat hij ont-
vangen had, en dat alleen uit italiaansche
goudstukken bestond, nooit teruggevor-
derd, en het was opvallendervvijze juist
toereikend tot het oogenblik, waarop hem
het geld zijner ouders, dat door een
onvoorziene omstandigheid opgehouden
was, werd overhandigd. Hij twijfelde er dan
ook in het geheel niet aan, dat deze vreem-
deling eene ziel uit het vagevuur was
geweest, die hem uit dezen nood kwam red-
den, uit dankbaarheid voor de aalmoezen,
die hij altijd zoo ijverig voor de geloovige
zielen uitdeelde. Niettemin hield hij dit
-ocr page 177-
173
treffend voorval steeds uit ootmoedigheid
verborgen, totdat hij het eindelijk, bij gele-
genheid zijner bisschopswijding te Rome
aan Paus Clemens VIII mededeelde, die
hem gebood, het aan de geloovigen bekend
te maken om hen tot dergelijke liefdewer-
ken voor de overledenen aan te sporen.
Sandoval voldeed aan het verlangen van
den Paus, en bleef ook als bisschop een
zeer ijverig beminnaar en helper der geloo-
vige zielen; nooit verzuimde hij eene
gelegenheid om zoowel in zijn diocees als
in de overige deelen van het koninkrijk,
eene werkzame liefde tot de geloovige
zielen op te wekken en te onderhouden
(P. Martin Roa uit de Sociëteit van Jesus,
met anderen.)
Lijdende zielen des vagevuurs verkenen
haren weldoeners raad en bescherming
op reizen en in gevaren.
ene vrome maagd, die in de maand
Februari 1830 eene groote dagreis te
voet moest doen, kwam bij het vallen van den
avond, toen zij nog een tamelijk grooten
afstand af te leggen had, aan een haar
onbekenden dwarsweg, en bedenkende hoe
gevaarlijk het voor haar zoude zijn, zoo
zij in den nacht verdwaalde, begon zij bit-
-ocr page 178-
174
terlijk te klagen, en zeide bij zich zelve:
„Ach! kwam er toch iemand, om mij
den weg te wijzen, gaarne zoude ik dan
tot het einde mijner baan voor de geloo-
vige zielen bidden." Intusschen volgde
zij een der beide wegen die voor haarlagen,
doch nauwelijks had zij daarop eenige
schreden gedaan, toen zich op den anderen
weg een knaap vertoonde, die haar toeriep:
„Meisje, waar wilt gij heen?" zij noemde
de plaats, en dezelfde knaap riep ander-
maal: „Dan zijt gij op den verkeerden
weg; gij moet hier heen komen."
Terwijl zij nu dwars naar den anderen
weg wilde oversteken, werd zij door eenige
struiken genoodzaakt, de oogen neer te
slaan, en toen zij vervolgens weder opwaarts
zag, was er wijd en zijd op het vlakke
veld geen mensch meer te zien.
Voor eenige jaren gingen drie mannen,
die zwaar met geld waren beladen, over
den St. Gothard. Aan een bosch geko-
men zijnde, dat als zeer gevaarlijk bekend
stond, namen zij den rozenkrans ter hand,
om al voortgaande een tientje voor de
geloovige zielen te bidden, opdat dezen
hen mochten beschermen. Toen zij wer-
kelijk aan eene plaats kwamen, waar zij
door roovers werden bespied, zagen deze
-ocr page 179-
175
booswichten dat de drie mannen voor en
achter door gewapende ruiters gedekt,
waren, zoodat zij van een aanval afzagen.
Toen dezelfde roovers later gevankelijk
opgebracht werden, ga ven zij een pariggetui-
genis van dit voorval, tijd en omstandighe-
den kwamen juist overeen; de drie god-
vruchtige mannen echter hadden niets van
hunne bovennatuurlijke beschermers be-
merkt.
In het boek, dat de eerbiedwaardige
Jesuïet P. Martin Roa over den toestand
der geloovige zielen heeft geschreven, legt
hij van zich zelven de volgende getuigenis
af: „Ik kan van mij zelven getuigen, dat
ik mij dikwijls in veelsoortige en groote
moeilijkheden bevond. Ik werd vele
malen door ernstige ziekten bezocht, vele
lange, moeilijke en gevaarvolle reizen heb
ik ondernomen, die mij over ruwe en met
sneeuw bedekte bergen, door diepe en
wegens het water zeer gevaarlijke dalen en
door eenzame woestenijen voerden; tus-
schen roovers en moordenaars ben ik door-
gegaau, doch altijd heb ik bij het aanroepen
der geloovige zielen hare hulp zoodanig
ondervonden, dat ik steeds gelukkig aan
alle gevaren ontkomen ben."
-ocr page 180-
176
Geloovige zielen des vagevuur\'s bewaken en
vermeerderen de bezittingen harer
weldoeners.
e zalige Nicolaas "Wolf verhaalt, dat
een boer dien hij kende, op zekeren dag
bezoek kreeg van zijn buurman, die hem
openhartig kwam bekennen, dat hij reeds
driemalen beproefd hadomkersenuitzijnen
tuin te stelen, doch dat er telkens als hij
in den boom klom, uit de verte een licht
recht op hem afkwam, zoodat hij ieder
keer had moeten wijken. Hij vroeg hem
dan ook, wat hij toch wel deed, om zich
zulke trouwe wachters te verschaffen. De
boer antwoordde, dat hij de gewoonte had,
op sommige vastendagen eene heilige Mis
te laten doen voor de lijdende zielen in
het vagevuur, en dat hij niets anders kon
veronderstellen, dan dat die zielen hem
op deze wijze hare dankbaarheid wilden
betoonen.
Dezelfde heilige man verhaalt nog een
dergelijk geval van drie maagden, die op
een afgelegen plaats in een huis woonden,
en die gewoon waren veel voor de geloovige
zielen te bidden. Toen eenige dieven op
zekeren keer hethuis wilden binnendringen
werden zij tot verscheidene malen toe, door
-ocr page 181-
177
een geweldig gestommel (alsof verscheidene
menschen langs een trap ter hulp snelden)
verjaagd, hetgeen zij later zelf bekend heb-
ben.
P. Hancin schrijft: „Een koopman had
een grooten voorraad van goederen, en daar
hij deze in verscheidene achtereenvolgende
jaren niet van de hand had kunnen zetten,
liep hij groot gevaar van te gronde te gaan,
en hij was daarover zeer bekommerd.
In dien nood nam hij zijne toevlucht tot
de geloovige zielen, en beloofde een groot
aantal heilige Missen voor haar te zullen
doen lezen, waarna hij spoediggelegenheid
vond, om al aijne goederen gemakkelijk te
verkoopen."
De geloovige stelen zijn haren wéldoeners
ook zeer behulpzaam in hetgeen hun
zielenheil aangaat.
ndien de geloovige zielen reeds zoo
geneigd zijn, om hare weldoeners in
hunnen tijdelijken nood te helpen, hoeveel
meer nog zullen zij dan voor hun zielenheil
bezorgd zijn!
De volgende voorbeelden mogen ons
hiervan eenig denkbeeld geven.
Paus Benedictus XIII verhaalt in zijne
Gebeden Overledenen.                                    12
-ocr page 182-
178
stichtende redevoeringen de volgende
gebeurtenis:
„Christoffel Ugo was, alvorens bij in de
orde der Dominicanen trad, een jongeling
van bedorven zeden, die zich aan het spel,
aan vijandschap en aan uitspattingen van
allerlei aard had overgegeven en alzoo
met lossen teugel naar den afgrond rende.
Slechts eene enkele vrome gewoonte was
hem nog bijgebleven, de gewoonte name-
lijk van eiken dag de boetpsalmen voor de
afgestorvenen te bidden. En zie, op zeke-
ren dag gevoelt hij, dat zijn hart plotse-
ling veranderd was, zonder nochtans te
weten, hoe deze wonderbare verandering
had plaats gehad. Aangetrokken door het
hemelsch licht, omhelsde hij den regel van
den H. Dominicus, en maakte in deze orde
wonderbare vorderingen op geestelijk
gebied."
Dezelfde Paus gewaagt ook van het vol-
gend voorval: „P. Alphonsus Cortesiuit
de Sociëteit van Jesus, een zeer volmaakt
man, werd als een tweede Paulus door
den prikkel des vleesches, als door een engel
van satan, met de hevigste beko-
ringen vervolgd. Nadat deze goede pries-
ter reeds zoovele middelen te vergeefs
had aangewend, om daarvan bevrijd te
-ocr page 183-
179
worden, nam hij zijne toevlucht tot de
Moeder der zuiverheid, tot de allerzaligste
Maagd Maria, die hem daarop in eene ver-
schijning gebood, met ijver voor de geloo-
vige zielen des vagevuurs te bidden. De
heilige man voldeed aan dit bevel en werd
van de bekoringen verlost."
Ook iemand uit onzen tijd, die aan den
drank verslaafd was, mocht op dergelijke
wijze de hulp der geloovige zielen
ondervinden. Geen kans meer ziende om
zijnen dwazen hartstocht te beteugelen
maakte hijhetgelukkigbesluit, eiken avond
voor de afgestorvenen te zullen bidden. Het
was den ongelukkige ernstig gemeend; want
in plaats van naar de herberg tegaan,waar
hij zich telkens in den drank te buiten
ging, begaf hij zich voortaan iederen avond
naar een knekelhuis, en bad daar voor
de overledenen. Zoodoende werd hij vol-
komen van zijne zondige gewoonte
bevrijd.
Volgens P. Mancin werd een zeker
edelman, die een groot weldoener der
lijdende zielen was, in den nacht door haar
uit den slaap gewekt en aangespoord, om
terstond zijne biecht te spreken, dewijl
zijn einde naderde. De edelman spoedde
zich naar zijn biechtvader, sprak een rouw-
-ocr page 184-
180
moedige biecht, ontving de H. Communie,
en stierf daartia plotseling.
Het is geene zeldzaamheid, dat de zie-
len des vagevuurs hare weldoeners öf
in den loop des levens, öf onmiddellijk voor
den dood tot boete of verbetering des
levens aansporen, er bestaan daarvan zeer
vele voorbeelden. De heilige Ambrosius
zegt daarom: „Zoo gij u vrienden wilt
verwerven, die bij God om uwe zaligheid
zullen bidden, dan moet gij door uwe
gebeden de zielen des vagevuurs trachten
te verlossen." Vandaar ook deze woorden
van Paus Adrianus VI:
„Wie voor de zielen des vagevuurs bidt
met een oprecht verlangen om ze te hei-
pen, verplicht haar wederkeerig tot hulp
en dankbaarheid."
Be géloovige sielen staan hare weldoe-
ners in den doodstri/d bij.
uvWB lezen bij den grooten kerkelrjken
\\jsK geschiedschrijver kardinaal Baro-
nius: „Iemand, die zeer deugdzaam geleefd
had, moest op zijn sterf bed een hevigen strijd
voeren tegen de helsche geesten. In dien
benauwden strijd zag hij den hemelhoven
zich open gaan. Duizendoin het wit gekleede
krijgers daalden tot hem neer en zeiden
-ocr page 185-
181
hem, dat zij gekomen waren, om hem in
den gevaarlijken kamp bij te staan en om
voor hem te strijden. De stervende werd
door dit gezicht gesterkt en getroost, en
toen hij deze hemelsche ridderschap met
betraande oogen om de gunst verzocht,
van te mogen vernemen wie zij waren,
zeiden zij „wij zijn zielen, die door uuit
het vagevuur verlost zijn, wij komen
om u de weldaad te vergelden, die gij ons
bewezen hebt, en om u terstond na uwen
dood in den Hemel te voeren." Na deze aan-
kondiging gaf de stervende vol troost, met
een blij gelaat en een vreugdevol hart zijne
schoone ziel aan zijnen Schepper weder."
P. C. G. Rosignoli uit de Sociëteit van
Jesus, die een boek geschreven heeft over
de wonderwerken Gods in de zielen des
vagevuurs, heeft daarin ook de volgende
geschiedenis aangeteekend, betrekking heb-
bende op een leekebroeder zijner orde,
Andreas Simon genaamd, die portier was
van het professiehuis te Rome.
„Op verschillende maniei-en, die zijne
groote liefde tot de afgestorvenen hem
ingaf, trachtte hij geld voor zielmissen in te
zamelen.
„Zoo onder anderen kweekte hij in zijn
tuintje bloemen aan, waarvan hij bonte
4
-ocr page 186-
182
ruikers vervaardigde, om deze aan personen
die zijn ijver en het doel dat hij beoogde
kenden, te verkoopen. Nadat hij gedurende
vele jaren tot in zijn hoogen ouderdom in
zijnen ijver volhard had, kwamen de door
hem verloste zielen hem wederkeerig
hare erkentelijkheid en liefde betoonen;
want toen hij eindelijk ook deze wereld
moest verlaten, schaarden zij zich in groo-
ten getale om zijn sterfbed, om hem te troos-
ten en om zijne ziel na zijn overlijden in
triomf naar den Hemel te vergezellen."
Juist hetzelfde leest men ook bij Bollan-
dus ten opzichte van de heilige Margaretha
van Cortona, die in haar leven eveneens
met den grootsten ijver aan de verlossing
der lijdende zielen heeft gearbeid.
De gcloovige zielen staan hare weldoeners
in het oordeel bij.
1
erschillende geschiedschrijvers vermel-
den de volgende gebeurtenis:
„Een kapelaan bracht eenen stervende
de laatste H. Sacramenten. Toen hij na de
bediening in de kerk terugkeerde, hoorde
hij op het kerkhof eene stem, die riep:
„Staat op, gij dooden! staat op uit de gra-
ven, waarin gij rust! begeeft u allen in de
kerk om te bidden en om God de ziel van
*
-ocr page 187-
183
onzen grooten weldoener aan te bevelen, die
zooeven gestorven is; wij zijn dit verplicht
uit dankbaarheid voor de vurige gebeden,
die de overledene zoo dikwijls voor ons ver-
richt heeft; want nooitimmers ging hij over
dit kerkhof, zonder aan ons te denken."
Hierop traden de dooden in groot getal
de kerk binnen, en zongen daar bij bran-
dende kaarsen, geheel volgens kerkelijk
gebruik, de getijden der afgestorvenen. Na
afloop der plechtigheid, riep dezelfde stem
hen naar hunne graven terug. De kapelaan
spoedde zich daarna weder naar de woning
van den zieke, en vernam daar, dat hij juist
op denzelfden tijd godvruchtig gestorven
was. Dit voorval maakte zulk een gewel-
digen indruk ophem,dathij oogenblikkelijk
der wereld vaarwel zeide, om zich in een
klooster, en wel in dat van den heiligen
Martinus bij Tours, op te sluiten. Gedurende
zijne overige levensdagen was hij een uit-
muntend vriend en helper der arme zielen
van het vagevuur."(MartinRoau.d.S.v. J.)
De Heer beloont de liefde tot de zielen des
vagevuurs, door toe te staan, dat zij hare
weldoeners in den dood bflstaan en hen
f naar den Hemel vergezellen.
n de geschriften van den H. Dionysius
den Karthuizer, vinden wij het volgende
-ocr page 188-
184
uithet leven van deheilige maagd Gertrudis
opgeteekend: Deze heilige maagd had de
gewoonte, van iederen morgen in eene
vurige akte vanliefde, alles wat zij door hare
gebeden, goede werken, oefeningen van
boetvaardigheid en door haar lijden door
den dag afboeten of verdienen kon, aan de
geloovige zielen te schenken.
Om dit liefdewerk op eene meer volmaak-
te en Gode meer behaaglijke wijze te ver-
richten, bad zij den goddelijken Heiland,
haar de zielen, die het zwaarste lijden
moesten, te willen aantoonen, opdat zij
deze zoude kunnen helpen.
God verhoorde haar gebed, en duidde
haar zulkezielon naarvolgordeaan;waarna
zij hare pogingen om ze te redden, ver-
dubbelde, totdat zij van hare verlossing
kennis kreeg. Vele dier zielen verschenen
haar vol glorie, om haar te bedanken,
en haar de verzekering te geven, dat zij
bijzonder inden Hemel nog dankbaar jegens
haar zouden zijn. Toen de Heilige, na vele
jaren aan zulke vrome werken te hebben
besteed, eindelijk zelve aan den rand der
eeuwigheid kwam, poogden de booze g«es-
ten haar vrees aan te jagen door haar er
op te wijzen, dat zij al hare goede werken
en verdiensten weggegeven had en dus zelve
-ocr page 189-
185
met ledige handen voor den eeuwigen Rech-
ter verschijnen moest, en dat zij daarom
het smartelijkste vagevuur te wachten had.
De maagd gaf gehoor aan deze listige taal,
en werd door een hevigen angst overval-
len. Juist toen zij zich daarover zoo bekom-
merd maakte, verscheen haar heur godde-
lijke Bruidegom en vroeg naar de oorzaak
harer droefheid;zijantwoordde: „MijnHeer
ikbenbevreesd,omdatiknuspoedigsterven
zal en toch geene goede werken bezit,waar-
mede ik mijne schuld kan betalen, daar ik
alles aan de afgestorvenen geschonken heb."
De Heer troostte haar daarop met een
onbeschrijfelijk liefderijken blik, en Hij
sprak tot haar: „Mijne dochter Gertrudis!
opdat gij begrijpen moogt hoe aangenaam
en welgevallig mij uwe groote liefde tot
de arme zielen geweest is, ontbind ik u
ter belooning, van alle straffen die gij hadt
moeten lijden. En daar ik aan allen, die
goede werken verrichten eene honderdvou-
dige vergelding beloofd heb, wil ik uwe
deugd verre boven hare verdiensten beloo-
nen en uwe glorie in de eeuwige heerlijkheid
daarover vergrooten. Ik zal aan alle zielen,
die gij uit het vagevuur verlost hebt, bevel
geven, u bij uwen dood tegemoet te komen,
om uwe ziel op te nemen en haar onder
-ocr page 190-
186
vreugdevolle dankbetuiging den Hemel bin-
nen te leiden." (P. Martin Ëoa. u d. S. v. J.)
Een woord over het verschijnen der afge-
storvenen in het algemeen.
tet is zonderling, dat men heden ten
dage nog zoo dikwijls vrome, en onder
deze zelfs geleerdemenschenaantreft,diein
het algemeen nu zonder uitzondering wei-
geren, geloof te hechten aan de verschijnin-
gen van afgestorvenen, terwijl dieverschrj-
ningen toch onwederlegbaar gegrond zijn
zoowel op de heilige Schrift, als op de meest
vertrouwbare getuigenissen aller tijden.
Samuel b. v. verscheen in het oude verbond
(I. B. der koningen 21.15.), zoo ook Jere-
mias en Onias (II Mach. 15. 12. 14.)
In het Nieuwe Testament lezen wij, dat
Mozes met Elias die (niet gestorven is) op
den berg Tabor aan onzen Heer in zijne
aanbiddenswaardige Menschheid versche-
nen zijn. En na den dood van Christus
stonden vele dooden uit het graf op, die
zich aan hunne vrienden vertoonden.
(Math. 27. 22. 53.) Catharina van Emme-
rich zegt, dat hun getal wel honderd bedroeg.
Zoo zien wij in lateren tijd de verschijning,
die de H. Perpetua had van haren broe-
-ocr page 191-
187
der (bl. 27), door heilige Vaders voor echt
gehouden, en Gregorius de Groote(bl.l04)
beschrijft zelf eene verschijning, die in
zijnen tijd en in zijn eigen klooster heeft
plaats gehad. Hendrik Suzo (bl. 100) en
de heilige Teresia (bl. 84, 151, 153),
maken gewag van verschijningen, die zij
persoonlijk gezien hebben. De heilige
Augustinus (bl. 27), de heilige Bernardus
(bl. 98), de heilige Thomas van Aquinen
(bl. 22), de H. Petrus Damianus (bl. 109)
en de heilige Vaders en Kerkleeraars in
het algemeen nemen zulke verschijningen
zonder aarzeling aan en spreken er van in
hunne geschriften, als van eene onloochen-
bare daadzaak. Evenzoo handelen de groot»
ste geestelijke leeraars,zooals de heilige Dio-
nysius de Karthuizer (bl. 184), Lodewijk
Blosius (bl. 94), Thomas van Kempen (bl.
72), Gerson, Boudon(bl. 71); evenzoo de uit-
stekendste kerkelijke geschiedvorschers Ba-
ronius (bl. 129); Surius (bl. 104) Bolandus
(bl. 76,182), Calmet (bl.93),Stollburg(bl.
28), Buttler (bl. 29): verder de beroemdste
theologen: de zalige Petrus Canisius, Bellar-
minus, Suarez, de heilige Alphonsus van
Liguori (bl. 126), en anderen. De kerk zelve
eindelijk bevestigt dezelve door haar
onfeilbaar gezag, doordien vele dier verschij-
-ocr page 192-
188
ningen in de processen van sommige Hei-
ligen nauwkeurig onderzocht, en inde daar-
opvolgende pauselijke bullen bevestigd zijn.
Beschouwt men nu deze onafzienbare
menigte van onomstootbare, hoogst eer-
waardige en ten deele zelfs kerkelijke en
goddelijke getuigenissen voor de bestendige
voortduring dier verschijningen gedurende
vele eeuwen, dan is het onbegrijpelijk, hoe
in het hart van een geloovig Katholiek
nog eenige twijfel hierover bestaan kan.
Overigens kunnen de verschijningen der
geloovige zielen, wanneer God die toe-
laat, niet meer moeielijkheden opleveren
dan die der Engelen en Heiligen, welke
laatste toch algemeen aangenomen worden.
Neen, er bestaat veeleer voor de verschij-
ning der afgestorvenen een nog dringender
reden, zoowel van den kant van Gods
oneindige barmhartigheid als van den kant
dier zoo vreeselijk lijdende zielen zelven.
Dusdanige verschijningen zijn bijna met
eene algeheele verlossing gelijk te stellen,
want eene langdurige ondervindig heeft
ons geleerd, dat de zielen gewoonlijk zeer
spoedig na hare verschijning bevrijd wor-
den, wanneer zij anders ook nog gedu-
rende een ontelbaar aantal jaren hadden
moeten lijden. De oorzaak hiervan moet
-ocr page 193-
189
vooral gezocht worden in de onbegrijpelijk
groote kracht der gebeden en goede wer-
ken, die alsdan menigvuldiger en met meer
ijver voor haar verricht worden. Zulke
verschijningen zijn bovendien eene onuit-
sprekelijk groote goddelijke weldaad voor
degenen, aan wie zij te beurt vallen, alsook
voor hen, die ze op zoodanige wyze ver-
nemen, dat het een diepen indruk op hen
maakt, dewijl daardoor hun geloof verlo-
vendigd en versterkt wordt, en omdat zij
daardoor ook tot eene grootere werkzaam-
heid en een reinen levenswandel aange-
spoord en opgewekt worden.
Een woord over het geloofwaardige van de
hulp, die de levenden van de zielen
des vagemurs ontvangen.
eeds op bladzijde 161 is aangetoond,
dat de lijdende zielen des vagevuurs
voor hare weldoeners bidden, en groote
genaden voor tijd en eeuwigheid verwerven.
Zien wij nu wat de heilige Thomas van
Aquinen ons zegt over de geestelijke hulp,
die zij ons rechtstreeks bewijzen. Hij leert,
(in suppl. Quaest. 69. Art. 3.) dat zij met
toelating Gods haar verblijfplaats verlaten,
en zich aan demenschenvertoonen,omdeze
te onderwijzen en te waarschuwen en tevens
-ocr page 194-
190
om zich zelven geestelijke hulp te ver-
schaffen. Ook zegt hij, dat God zich tot het
openbaren van hemelsche geheimen niet
minder van de zielen des vagevuurs dan
van de Engelen, zijne eigenlijke bood-
schappers, bedient.
Dit laatste had hij persoonlijk onder-
vonden ; want wij lezen in zijn leven, dat
God hem met verscheidene verschijningen
begunstigde. Twee malen kreeg hij eene
verschijning van zijne zuster, en eenmaal
van een medeleeraar der theologie, die
hem de gewichtigste en meest troostende
tijdingen uit de andere wereld overbrach-
ten; met betrekkingtotzijne broeders deden
zij hem weten, dat de eene van hen reeds
in den Hemel was, en dat de andere nog
in het vagevuur zijne hulp behoefde; en
wat hem persoonlijk betrof, zeiden zij, dat
zijne toenmalige oefeningen Gode welge-
vallig waren ; zij moedigden hem aan, ijve-
rig daarin te volharden, en gaven hem de
verzekering, dat hem binnen korten tijd
eene grootebelooningin den Hemel wachtte.
De heilige Gregorius de Groote bewijst
ons verder in zijne „Gesprekken", (43.
55. Hfdst.) dat de zielen des vagevuurs
hare weldoeners ook in tijdelijke zaken
op dusdanige wijze ter hulp komen.
-ocr page 195-
191
Onder anderen haalt hij de volgende gebeur-
tenis aan, die in zijnen tijd. in het bis-
dom van Civita Vecchia plaats had: Een
eerwaardig priester, die regelmatig een
dampbad bezocht, werd telkens als hij daar
aankwam door een onbekend man ijverig
bediend; deze trok hem de schoenen uit,
ontlastte hem van zijne kleederen, reikte
hem na het bad den badmantel over, enz.
Uit dankbaarheid voor al deze kleine
diensten bracht de priester op zekeren dag
twee offerbrooden mede (*), en wilde hem
deze ten geschenke geven. Toenhijzeden
onbekende aanbood, zeide deze op treuri-
gen toon: „Vader! waarom geeft gij mij
dit? dit brood is heilig, ik kan het niet
eten; want ik, dien gij hier voor u ziet, ik
was eens heer van deze plaats, en na
mijnen dood ben ik om mijne schulden ver-
oordeeld hier te verblijven. Wilt gij mij
evenwel eene weldaad bewijzen, — ach! offer
dan dit brood voor mij op aan den almach-
tigen God tot uitwisschingvan al mijne zon-
den, en als gij weder komt om u te baden
(*) Volgens kardinaal Bona waren liet ronde brooden,
in den vorm van koeken die bij de H. Mis geofferd wer-
den, en waarvan alsdan een gedeelte geconsacreerd werd,
terwijl men het overige onder het volk uitdeelde, om
welke reden de overledene dit brood hier heilig noemt.
-ocr page 196-
192
en mij alsdan niet meer vindt, wees dan
verzekerd, dat uwe gebeden voor mij ver-
hoord zijn."
Bij deze woorden verdween hij plotseling,
als om daardoor te bewijzen, dat hij werke-
lijk een geest en geen mensch was. De
priester gaf zich daarop alle moeite, om
dagelijks gedurende een geheele week het
heilig Sacrificie der Mis met eenegroote
aandoening voor hem op te dragen, en toen
hij weder aan het bad kwam, vond hij er
den vreemdeling niet meer. Dezelfde Paus
maakt vervolgens nog deze opmerking:
„Uit deze gebeurtenis blijkt, hoe nuttig het
heilig Misoffer voor de geloovige zielen is,
dewijl zij er de levenden zelf om verzoe-
ken, en teekens aangeven waaraan men
hare verlossing erkennen kan."
Doch ook de H. Kerk zelve geeft ons der-
gelijke voorbeelden, onder anderen in de
bulle der heiligverklaring van den heiligen
Stephanus, den stichter van de Cisterciën-
serorde, waarin gezegd wordt dat deze Hei-
lige zeer bedroefd zijnde, omdat zijn strenge
orde geene nakomelingen vond, door de
verschijning van een overleden klooster-
broeder vertroost werd. En in de priester-
lijke getijden van deheiligeIdavanToggen-
burg lezen wij, dat de duivel haar op zeke-
-ocr page 197-
193
ren keer het licht uitblies, om haar zoo-
doende in het gebed te storen. Zij nam
daarop hare kaars, stak die buiten het
venster, en riep eene ziel op van het kerk-
hof, om ze weder aan te steken. Terstond
gehoorzaamde een der dooden aan hare
stem en bewees haar den dienst, dien zij
verlangde. (*)
Dergelijke zaken vinden wij ook in de
heilige Schrift: Het legerhoofd Judas werd
in een droom door de verschijning van den
hoogepriester Onias en van den profeet
Jeremias getroost. De eerste boezemde
hem troost in door zijne biddende houding,
en de laatste door het gouden zwaard, dat
hij hem gaf, zeggende: „Ontvang het heilig
zwaard als een geschenk Gods, waarmede
gij de vijanden van mijn volk Israël ver-
slaan zult." (II. Mach. 15. 12. 16.) De
verschijning dezer rechtvaardigen, zoowel
als de daarop volgende groote overwinning
over den vijand, wordt door sommigen als
eene belooning aangezien voor het groote
offer van twaalf duizend drachmen zilver,
dat hij vroeger voor de dooden gebracht had.
Een weinig voor deze gebeurtenis lezen
(•) Toen de doode haar de kaars teruggaf, staat
er verder, zeide liij tot haar: „Neem het licht.
ik hen van geslacht een Toggenburger."
Gebeden Overledenen.
}".
-ocr page 198-
194
wij nog het volgende, dat betrekking heeft
op bovenaardsche hulp in lichamelijken
nood (II Mach. 10,29.) „Toen de strijd het
hevigst was, verschenen er aan den vijand
eensklaps uit den Hemel vijf schitterende
mannen, die paarden met goud getuigd,
bereden; twee hunner dienden den Joden tot
gidsen, zij namen den Machabeër in hun
midden, en beschermden hem met hunne
wapens; de drie anderen echter slingerden
pijlen en bliksemschichten op de vijanden,
zoodat zij geheel verblind ter aarde vielen,
of in de grootste verwarring de vlucht
namen; in dien slag verloor de vijand
twintig duizend vijf honderd voetgangers
en zes honderd ruiters." De heilige Schrift
zegt wel is waar niet, wie deze mannen
waren, doch het valt niet te betwijfelen,
dat ook de geloovige zielen met toelating
Gods hetzelfde hadden kunnen doen, even-
zoo goed als de Engelen of de Heiligen.
Na al deze bewijzen en voorbeelden is het
dus niet mogelijk, het geloof aan de hulp
der afgestorvenen als ongegrond of in strijd
met de leer der kerk of der heilige Schrift
te beschouwen.
EINDE VAN HET EEHSTE TEEL.
-ocr page 199-
TWEEDE DEEL.
ÖEBEPEN TOT TROOST DER ARME ZIELEN.
DAGELIJKSCHE GEBEDEN.
Morgengebed.
f
ijn Heer en mijn God! Tot uwen dienst
ben ik geschapen! Ik loof en bemin U
in vereeniging met alle Heiligen, en ik dank
U hartelijk voor alle weldaden, die Gij
mij bewezen hebt, bijzonder voor de bescher-
ming, mij en den mijnen dezen nacht naar
ziel en naar lichaam verleend.
Ik dank U tevens, o Heer! omdat Gij mij
dezen dag weder schenkt, om U te kunnen
dienen en beminnen.
Oefening van berouw.
et is mij uit den grond mijns harten
leed, Ü, mijn God, door mijne zon-
den beleedigd te hebben. Ik maak het vaste
-ocr page 200-
196
voornemen, alle zonden zorgvuldig te ver-
mijden, bijzonderdie..., waartoe ik het meest
geneigd ben. Ook alle gelegenheden tot
de zonde wil ik voortaan ernstig ontwijken.
Ik betuig, dat alles, wat met uwe geboden
en met uwen wil in strijd is, voortaan ook
geheel en al tegen mijnen wil zal zijn.
Goede meening.
ï-Kji mijn God! bij het begin van dezen
t£/ dag wijd ik mij geheel en al aan U toe,
met ziel en lichaam, en ik onderwerp mij
volkomen aan uwen goddelijken wil. Al
mijne woorden, werken en gedachten van
dezen dag, offer ik U tot uwe meerdere
eer en glorie, en al de verdiensten, die ik
heden zal kunnen vergaderen, draag ik U
op tot lafenis en verlossing der lijdende
zielen van het vagevuur, bijzonderlijk voor
die zielen, welke ik het meest verplicht
ben te helpen.
Alles wat ik heden zal moeten lijden
naar ziel en lichaam, vereenig ik met het
lijden en sterven van uwen Zoon Jesus
Christus, om alzoo aan zijne oneindige ver-
diensten deelachtig te worden, ten voordeele
der afgestorvenen.
-ocr page 201-
197
Gebed om van God de noodige genaden te
verkregen, om den dag heilig te
kunnen doorbrengen.
f-ftji mijn God! daar ik uit mij zelven
vjè\' niets vermag en geenszins bestand ben
tegen de aanvallen van den duivel, de wereld
en bet vleesch, zoo neem ik tot U mijne
toevlucht en smeek U mij te sterken en te
beschermen, opdat ik nooit meer in eenige
zonde valle, en opdat ik de goede voorne-
mens moge ten uitvoer brengen, dieikdoor
uwe genade gemaakt heb.
Sterk mij, o Heer ! opdat ik nooit meer
door de vijanden mjjner ziel overwonnen
worde, en opdat ik den weg niet verlate,
die mij eens tot U in de eeuwige zaligheid
brengen moet! O Maria, mijne lieve Moeder,
neem mij hedeD opnieuw onder uwe hoede,
als gij mij beschermt, dan zal ik nooit
verdwalen ; als gij mij verdedigt, dan zal
ik nooit overwonnen worden ; als gij mij
ondersteunt, dan zal iknimmervallen;help
mij in alle gevaren, en zorg dat ik dage-
lijks voortgang make in de liefde tot uwen
Zoon en tot U.
H. Joseph, mijn H. Engelbewaarder en
gij mijn Patroon, neemt mij opnieuw onder
uwe hoede ; weert heden alle kwaad en alle
-ocr page 202-
198
ongelukken naar ziel en lichaam van mij
af, en helpt mij, opdat ik voortgang make
op den weg der deugd.
Oefening van geloof, hoop en liefde.
k geloof in God den vader, enz. en
driemaal\' het Wees gegroet, ter eere dei-
onbevlekte Ontvangenis van Maria.
-ocr page 203-
199
Avondgebed.
(Van den zaligen Nikolaas Wolf.)
a*J4nze Vader, die in den Hemel zijt, en
^j/ die op aarde heden zoo vaderlijk voor
mij gezorgd hebt!
Geheiligd en geprezen zij uw heilige
Naam voor de weldaden die ik heden van
U ontving!
Mocht deze dag voor mij en voor
anderen wellicht de laatste des levens
geweest zijn, dan is mijne laatste bede: Ons
toekome uw rijkl
Wilt Gij, dat ik in dezen nacht sterve,
het zij dan zoo, o, mijn Vader! Uw wil
geschiede op aarde als in den Hemel.
Slechts hierom bid ik U: Geef ons heden
ons dagelijksch brood, niet voor het lichaam
maar voor de ziel, namelijk de noodige
genade om de zonden van dezen dag te
erkennen, te beweenenen uit te wisschen.
(Volgt het onderzoek van geweten)
Na het gewetensonderzoek.
mijn Vader! Hoe goed waart gij heden
-ocr page 204-
200
wederom voor mij, terwijl ik U door zoo-
vele zonden opnieuw beleedigde! ontferm
U over mij en over alle zondaars, vergeef
mij mijne schulden, gelijk ik ook aan al
mijne schuldenaren, die mij heden belee-
digd hebben, van harte vergiffenis schenk,
(bijzonder aan N. N.) Het berouwt mij, o,
mijn hoogste goed, dat ik U heden niet
gediend heb, en het berouwt mij uit liefde
tot U; voortaan wil ik U dienen uit
geheel mijn hart, wat het ook kosten moge.
Leid ons niet in bekoring, Vader!
bescherm mij dezen nacht, opdat ik met
heilige gedachten tot U weder ontwake.
Verlos ons van alle kwaad, en van alle zon-
den, van alle zichtbare en onzichtbare
vijanden, van alle kwalen naar ziel en
lichaam, en bijzonder van een onvoorzie-
nen dood, in staat van zonden. Amen.
Wees gegroet, Maria, vol van genaden!
ik beveel mij voor dezen nacht in uwe
moederlijke genade aan.
De Heer is met U! zegen mij door Hem,
terwijl ik slaap.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen
door alle Heiligen in den Hemel, en
gezegend is de vrucht uws lichaams Jesus
Christus, in wiens heilige hartewond ik
mjjne arme ziel aanbeveel.
-ocr page 205-
201
Heilige Maria, Moeder Gods! bid voor
mij armen zondaar, opdat ik met heilige
gedachten inslape. En indien ik in dezen
nacht mocht sterven, bid voor mij zondaar,
nu en in het uur van mijn scheiden. Amen.
O, mijn heilige Engelbewaarder ! strjjd
voor mij! o, mijn heilige Patroon (Patro-
nes) bid voor mijl
O Heer! geef den lijdenden zielen de
eeuwige rust! haar schenk ik uit christe-
lijke liefde alle verdiensten van dezen dag.
Amen.
-ocr page 206-
GEBEDEN VOOR DE H. MIS.
MANIEB OM DE HEILIGE MIS VOOR DE OELOO-
VIGE ZIELEN IN HET VAGEVUUR 01\' TE
OFFEREN.
Goede meening voor de H. Mis.
flX<\\, Jesus Christus! Uit overmaat van
\\£r liefde hebt gij hetheilig Misoffer inge-
steld, niet alleen tot heil der levenden,
maar ook tot troost van hen, die in uwe
genade ontslapen zijn. Ik offer U daarom
deze heilige Mis en mijn gebed voor
N. N. en voor alle anderen, die nog in
het vagevuur lijden ; om daardoor hunne
groote pijnen te verminderen, om hunne
zondenschuld geheel te betalen, om eene
spoedige verlossing voor hen te verwerven,
en eindelijk ook, om de gunst te verkrij-
gen, dat de door mij verloste zielen weder-
keerig voor mij in den Hemel bidden
mogen om de genade, van vóórmijnendood
voor al mijne zonden te kunnen voldoen.
Ik bid U alzoo, o goede Jesus ! dit Mis-
offer, alsook mijne geringe godsvrucht en
de voorspraak van alle Heiligen, welke ik
-ocr page 207-
203
onder dit offer zal aanroepen, met uw
bloedig offer, met uwe zuchten en met
de smarten, die Gij aan het kruis geleden
bebt, te vereenigen, en aan uwen hemel-
schen Vader op te offeren, opdat daardoor
N. N. en alle anderen uit het vagevuur
verlost worden. Amen.
BEGIN DER HEILIGE MIS.
t laats u met de arme zielen voorden troon
der allerheiligste Drievuldigheid, en
smeek ieder der Goddelijke Personen, op
de volgende wijze, om barmhartigheid.
Gebed tot God den Vader.
emelsche Vader, Vader der barmhartig-
heid! Schenk toch de geloovige zielen,
die in het vagevuur zoo verschrikkelijk
lijden, uwe barmhartigheid. Zie, o, goede
Vader! in deze vurige gevangenis lijden
zielen, welke Gij naar uw evenbeeld gescha-
pen hebt. Uw beminde Zoon Jesus
toont U zijne vijf wonden, en biedt U
dezelve aan tot voldoening harer schulden.
Hij offert U tevens de oneindige waarde
van zijn heilig bloed, dat uit deze gena-
debronnen gevloeid is. Neem het genadig
-ocr page 208-
204
aan, en ontferm U volgens uwe groote
barmhartigheid over alle zielen, bijzonder
over de zielen N. N. Amen.
Gebed tot God den Zoon.
fesus, bron der goedheid en der barm-
hartigheid! Hoe zoudt gij, tegenwoor-
dig in het heilig Sacrament der liefde, de ver-
laten en arme zielen zonder medelijden
kunnen aanschouwen! O,allerliefste Jesus!
bedenk toch, dat Gij voor haar zoovele
martelingen en eindelijk ook den dood aan
het kruis hebt ondergaan. O Jesus, trouwe
minnaar der zielen! laat toch deze zielen
N. N. en alle andere zielen van het
vagevuur aan de verdiensten van uw kruis
en lijden, van uw bloed en van uwen dood
deelachtig worden. Amen.
Gebed tot God den heiligen Geest.
«jftji heilige Geest, God van liefde en van
tj9\' troost 1 Hoe ontelbaar ishet aantal zie-
len,die in het vagevuur branden zonder hulp
en zonder eenigen troost! 0, Vader dei-
armen! aanhoor toch het gejammer en het
gekerm dier verlatene armen, en kom ze
ter hulp in hunnen nood! O, heilige Geest I
-ocr page 209-
205
vertrooster en vriend der zielen, gedenk
dat zij die in het vagevuur lijden, U toe-
behooren; die zielen zijn in het heilig doop-
sel door het geloof uwe bruid geworden,
zij behooren bij U te zijn in den Hemel.
Verkwik ze daarom in den vreeselijken
vuurgloed met een dauwdroppel uwer
genade! red ze spoedig uit hunne gevan-
genis! laat ze uw heilig aanschijn aan-
schouwen, en schenk haar de zoo lang
gewenschte kroon der heerlijkheid. Amen.
Van het Kyrie Eleison tot de Offerande.
toep de voorspraak der heilige Moeder
Gods, der heilige Engelbewaarders en
van alle heiligen voor de arme zielen in.
Gebed tot de H. Moeder Gods.
«^i, Maria, Moeder der barmhartigheid!
\'Q-/ Goede en liefderijke Moeder! Zie.de
zielen uwer dienaars en dienaressen, die door
het kostbaar bloed van uwen geliefden
Zoon Jesus, zoo duur zijn vrijgekocht, ver-
zuchten en roepen uit dien vurigen kerker
tot U.
O, Maria, bedroefde Moeder! Ach, aan-
zie toch hare tranen! verhoor haar sraee-
-ocr page 210-
200
ken en hare vurige bede! herinner uwen
goddelijken Zoon aan de groote liefde, die
gij Hem bijzonder in zijn kindsheid hebt
toegedragen en aan al de zorgen, waar-
mede gij Hem omringd hebt, toon Hem
uw moederlijken schoot, waarop Hij na
zijnen dood nog gerust heeft, en verkrijg
alzoo voor uwe lijdende kinderen de eeu-
wige rust, welke zij zoo vurig verlangen ;
toon die lijdende zielen spoedig de geze-
gende vrucht uws lichaams, Jesus!
O goede, o zoete, o Barmhartige Maagd
Maria, verhoor mijn smeeken. Amen.
Gebed tot de heilige Engelbewaarders.
ff*Ji gij, heilige Engelbewaarders, die van
tj^ God den last ontvangen hebt te wer-
ken voor het heil der menschen, die aan uwe
zorgen zijn toevertrouwd, zie, beroofd van
allen troost, bevinden zich de door u zoo
zeer beminde zielen, in de duisterste aller
gevangenissen. 0, hoe dikwijls verzuchten
zij naar u! Hoe vurig verlangen zij bij
u te zijn! Laat dan haar smartelijk geroep
uwe medelijdende harten doordringen. Bidt
God, opdat Hij haar de nog overige straffen
genadig kwijtschelden moge. Daalt spoedig
van uit den Hemel tot haar neder; ti-oost,
-ocr page 211-
207
sterkt en verkwikt ze, en brengt ze in
de eeuwige vreugde. Amen.
Gebed tot de Heiligen Gods.
-\'yS?) gij, uitverkorenen Gods! Ziet toch
vJS\' metmedelijdendeliefdeneeropdezielen
uwer medebroeders, zusters en vrienden in
Jesus Christus. Hun plaats is immers in
uw gezelschap, en hetisslechtshunzonden-
schuld, die hen in de verschrikkelijkste
pijnen gekluisterd houdt. Treedt dan voor
den troon der allerheiligste Drievuldigheid,
draagt God uwe verdiensten, uwe marte*
lingen en uwen dood voor hen op, in ver-
eeniging met de oneindige verdiensten van
het lijden en sterven van Jesus Christus!
smeekt God zoo lang en zoo vurig tot zij
door uwe voorspraak uit hun kerker ver-
lost en in uw heilig gezelschap over-
geplaatst worden. Amen.
De Offerande, Prefatie, ene. tot de
Consecratie.
laats u met de arme zielen op den Cal-
varieberg, en herinner den hemelschen
Vader aan alles wat Jesus geleden heeft.
-ocr page 212-
208
Neem aan, o hemelsche Vader! dit hei-
lig offer van brood en wijn, hetwelk U in
dit oogenblik door den priester opgedragen
wordt, tot uwe meerdereverheerlijking,tot
heil der levenden en der afgestorvenen;
bijzonderlijk draag ik U dit offer op voor
N. N. en ook voor alle overigen, die
nog in het vagevuur zijn! alle pijnen,
welke zij in den vuurgloed lijden, leg ik
om de priesterlijkepateen;alhunnesmarte-
lijke klachten en hunne heete traneD, die
zij in hun verschrikkelijk lijden vergieten,
leg ik eveneens in den kelk, opdat het tegen-
woordig heilig Misoffer vereenigd met het
lijden en alle verdiensten van Jesus Chris-
tus, een zoenoffer voor die arme zielen zij.
Aanschouw, o Vader! uwen eenigen en
geliefden Zoon, die voor mij en alle men-
scben zoo wreedelijkgepijnigd, zoo smart-
vol gekruisigd werd, en ontferm U dan
over de ziel, voor welke deze heilige Mis
gelezen wordt en ook over alle arme zielen
welke het dichtste bij hare verlossing
zijn.
Aanschouw, o allerbeste Vader! zijn
met doornen gekroond hoofd, zijne gesloten
oogen, zijn doodsbleek gelaat, zijne met
bloed bedekte wangen en zijnen mond, en
erbarm U dan over de lijdende zielen, van
-ocr page 213-
209
wier pijnen ik wellicht de oorzaak ben.
Aanschouw, o genadige Vader! zijne
uitgestrekte armen, zijne doorboorde han-
den en voeten, zijne geweldig gespannen
borst en zijn doorboord hart, en ontferm
U dan over de zielen, die nog de grootste
pijn te verduren hebben. Aanschouw, o
medelijdende Vader! hoe geheel zijn lichaam
van het hoofd tot de voeten verscheurd is!
aanschouw zijne gesprongen aderen, alle
zijne ontwrichte ledematen, on erbarm U
dan over de arme ziel, die nog het langste
lijden moet.
Zie, o barmhartige Vader! hoe uw
onschuldige Zoon Jesus, naar ziel en naar
lichaam vol doodsangst en pijn, aan het
kruis is uitgestrekt. Zie, hoe Hij gehoond,
beschimpt en gelasterd wordt! hoe verlaten
Hij is van Hemel en aarde, van menschen
en Engelen, verlaten ook van zijnen hemel-
schen Vader zelf, en ontferm U dan over
de arme ziel die het meest verlaten is.
Aanschouw dit alles, o hemelsche Vader I
en aauzie tegelijk ook de ondragelijke marte-
lingen, welke de geloovige zielen verduren,
en welke zij U met mij in vereeniging met
de meening, de gehoorzaamheid en de liefde
van uwen Zoon Jesus Christus opofferen,
en verhoor dan onze hartelijke, vurige bede
Gebeden Overledenen.                                   14
-ocr page 214-
210
om barmhartigheid en om verlossing uit
deze groote ellende. Amen.
Onder en na de Consecratie.
^^Tniel neder voor den gekruisigden Jesus,
GJj* herinner Hem tot troost der arme zie-
len aan het bloed dat Hij onder zulke groote
smarten voor ons vergoten heeft, en zeg:
Bij de opheffing der heilige Hostie:
<•$)> Jesus, mijn God en mijn Heiland! Ik
^Sr geloof, dat Gij hier op het altaar in het
heilig Sacrament met Godheid en Mensch-
heid tegenwoordig zijt! Ik aanbid in de
H. Hostie uw allerheiligst lichaam, dat met
uw heilig bloed en met uwe ziel onaf-
scheidelijk vereenigd is en ik smeek U, o
Jesus, wend toch uwe genadige oogen van
het altaar naar het vagevuur, en verblijd
alle geloovige zielen die daar lijden, door
een troostenden blik.
Bi) de opheffing van het H. Bloed.
ijn goede Heiland en Verlosser Jesus!
Ik aanbid in dezen kelk uw kostbaar
bloed, dat onafscheidbaar met uw heilig
-ocr page 215-
211
lichaam en met uw heilige ziel veveenigdis.
Een enkele droppel van dit heilig bloed is
voldoende, om alle vlammen des vagevuurs
uit te dooven. Geef mij dan, o, liefderijke
Jesus, één droppel slechts van dit uw kost-
baar bloed, tot troost en opbeuring dei-
verlatene zielen.
Na de Consecratie.
m
ees gegroet, o edel bloed van mijn
Zaligmaker Jesus Christus!
Datzelfde bloed, dat in denhof derOlijven
uit alle aderen van den in doodsstrijd ver-
keerenden Zaligmaker ter aarde vloeide, is
hier waarlijk en waarachtig tegenwoordig.
0, mijn Jesus, die voor ons bloed gezweet
hebt! Wasch, reinig door dit bloed
de zielen der afgestorvenen van al hare
zonden.
Hetzelfde bloed is hier tegenwoordig, dat
in het voorhof van Pilatus aan den voet
der kolom tot een bloedbad samenvloeide,
bij de wreede geeseling van mijn Verlosser.
O, onschatbaar bloed ! O, smartelijk ver-
wonde Jesus! Ach, offer slechs één enkelen
droppel van dit bloed aan uwen hemelschen
Vader op, tot voldoening voor de zonden-
schuld van alle zielen in het vagevuur 1
Dat bloed is hier tegenwoordig, dat door
-ocr page 216-
212
de doornenkroon uit het gezegend hoofd
van mijnen beminden Jesus geperst is.
O,onschatbaar bloed! 0,mijn metdoornen
gekroonde Jesus! Geef elke ziel een droppel
slechts van dit bloed, opdat zij voor dien
kostbaren parel den Hemel kunnen koopen.
Dat bloed is hier tegenwoordig, dat uit
de doorboorde handen en voeten, en uit de
geopende zijde van mijn gekruisigden Hei-
land gevloeid is ! O, krachtig, o, genaden-
rijk bloed! O, Jesus! Mijn liefste Jesus!
Doe dit gezegend bloed uit alle uwe won-
den in het vagevuur vloeien, opdat daar-
door de vuurgloed uitgedoofd en de arme
zielen oogenblikkelijk verlost worden uit
hare pijnen. Amen.
Bij het Agnus Dei en gedurende de
Communie.
eveel de lijdende zielen inde vjjf won-
den van Jesus aan.
O, mijn gekruisigde Jesus ! Ootmoedig
hier neergeknield, groet en vereer ik de
wonde uwer rechterhand, en in deze wonde
beveel ik de zielen van mijne overledene
ouders, broeders, bloedverwanten, weldoe-
ners, vrienden en vijanden aan, en ik bid
-ocr page 217-
213
U door de verdiensten van het bloed, dat
Gij tiit die wonde vergoten hebt en door
de smarten, die Gij daarin hebt geleden,
ontferm U over hen, werp een genadigen
blik op hen, troost en verblijd hen!
O, goede Jesus! Eerbiedig groet en ver-
eer ik de wonde van uwe linkerhand; ik
beveel daarin de zielen, welke bijzonder
mijne hulp en mijn gebed verlangen, en ik
bid TJ door het bloed, dat Gij uit die
wonde hebt vergoten en door de smarten,
die Gij daarin geleden hebt, strek uwe
barmhartige handen tot haar uit, en verlos
ze uit hare langdurige pijnen.
O, barmhartige Jesus! Eerbiedig groeten
vereer ik de wonde van uw rechtervoet, en
ik beveel daarin de zielen aan, voor
dewelke Gij verlangt, dat ik zal bidden; ik
smeek U ter wille van het bloed, dat uit
die wonde gevloeid is, en door de smarten,
die gij daarin hebt geleden, laat haar deze
uwe zoete woorden vernemen : , Heden zult
gij met Mij zijn in het Paradijs."
O, genadeni\'ijke Jesus! Eerbiedig groet
en vereer ik de wonde van uw linkervoet
en ik beveel daarin de zielen aan, welke
het meest in uw lijden en in dat uwer
smartvolle Moeder hebben gedeeld; ik bid
U door het bloed, dat Gjj uit die wonde
-ocr page 218-
214
hebt vergoten en door de smarten, die Gij
daarin geleden hebt, verkwik ze met een
droppeltje uit deze heilige wonde en
scheld haar genadig de nog overige schulden
kwijt.
O, allerbarmhartigste Jesus, hartelijk
groet en vereer ik de wonde van uwe hei-
lige zijde, en in deze wonde beveel ik die
ziel aan, voor dewelke ik dit offer bijwoon,
en ik bid U door het bloed en water, dat
daaruit gevloeid is, door alle smarten, die
Gij gedurende uwen doodsstrijd aan het
kruis geleden hebt, door de inwendige
smarten uwer tot den dood bedroefde Moe-
der, doof de vlammen van het vagevuur
uit, en roep deze ziel met alle overige
zielen, die in het vagevuur lijden, tot U in
de eeuwige vreugde. Amen.
Na de Communie.
jjDeveel de arme zielen in het geopende
CsP Hart van Jesus aan, sluit haar op in
zijnehartewond, en vraag voor haarden toe-
gang tot den Hemel.
O, allerzoetste Jesus ! In uwe oneindige
liefde tot ons hebt Gij TJ verborgen in het
-ocr page 219-
215
H. Sacrament des Altaars, om uw Hart
met onze harten te vereenigen. Dit Hart
hebt Gij na uwen dood laten openen, en
ook na uwe glorierijke opstanding hebt Gij
het open gelaten, opdat het voor allen,
die geloovig sterven, eene poort des Hemels
zoude zijn. Om de oneindige liefde
van dit uw doorstoken Hart, bid ik U,
alle arme zielen nu door deze hemeldeur
in den Hemel binnen te voeren.
O goede Jesus, sluit dan niet langer
uw door de liefde verwond Hart. Ik bid
U door de vrees en de droefheid, door
den angst en de onmacht, door den uiter-
sten nood en den doodsangst, waardoor
uw Hart gedurende uw lijden en bijzonder
aan het kruis gefolterd werd, alsook door
het met zeven zwaarden doorboorde hart
uwer Moeder Maria, open toch, o Jesus,
uw glorierijk Hart, de poort des heils,de
deur des Hemels ! Neem deze zielen N. N.
en alle lijdende zielen in den Hemel op, en
verleen mij door hare voorbede degenade
om christelijk te leven, zalig te ster-
ven, en eensnamijnendooddiezelfdehernel-
deur te mogen binnengaan. Amen.
-ocr page 220-
GEBEDEN VOOR ELKEN DAG
DER WEEK.
OPDRACHT VAN HET LIJDEN EN STERVEN DES
VERLOSSERS VOOR DE GELOOVIGE ZIELEN
IN HET VAGEVUUR.
Voor den Zondag.
Opdracht van den doodsangst en het
bloedig zweet van Jesus Christus.
1.  ^Kk offer U, HeerJesusChristus,voor
(£> de geloovige zielen in het vage-
vuur alles wat Gij,om de menschen te verlos-
sen geleden hebt, uwen smartvollen kruis-
dood en het kostbaar bloed, dat Gij om
onzentwil hebt vergoten.
2.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
grooten angst en den schrik, waardoor uw
Hart in den hof der olijven overvallen werd,
toen Gij U al de folteringen voorsteldet,
welke Gij den volgenden dag om onzent-
wil lijden zoudt.
-ocr page 221-
217
3.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de zielen in het vagevuur de benauwdheid,
welke de schrik voor den naderenden dood
U veroorzaakte, en welke zoo hevig was,
dat uwe ziel door den ondragel|jken angst
bijna het lichaam verlaten had, zooals
Gij uwen Apostelen openbaardet, zeggende:
„Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe."
4.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
uwe groote godsvrucht en uwe diepe oot-
moedigheid, waarmede Gij in uwen grooten
doodsangst uwe knieën gebogen en uw
heilig aangezicht in het stof gedrukt hebt,
deels uit eerbied jegens uwen Hemelschen
Vader, deels door het hevig lijden, dat uw
gezegend Hart ter nederdrukte.
5.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur het
weemoedig gebed, dat Gij met luider
stemme en onder een vloed van tranen tot
uwen hemelschen Vader gericht hebt, alsGij
Hem smeektet, den bitteren lijdenskelk van
U weg te nemen, terwijl Gij Utegelijkertijd
aan zijnen goddelijkenwilonderwierpt,zeg-
gende: „Niet mijn wil, maar uw wil
geschiede."
6.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
-ocr page 222-
218
Uwe eeuwige liefde, welke Gij deedtblijken,
toen Gij zelf vol angst en droefheid uwe
Apostelen bezocht, en hen vermaandet, te
waken en te bidden tegen de bekoring.
7.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
troost en de sterkte, welke de Engel U
bracht op het oogenblik, waarop Gij door
den doodsangst uwer ziel hadt moeten ster-
ven, als de hemelsche Vader uwe mensch-
heid niet door zijn gezant getroost en
gesterkt hadde.
8.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
harden strijd, die in U tusschen den geest
en het vleesch gevoerd werd, dien hevigen
en benauwden strijd, waarbij de geest over-
winnaar bleef, zoodat Gij U, hoewel door
doodsangst bevangen, bereid verklaard hebt
voor mijne verlossingen mijn heil te sterven,
9.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur, uwe
standvastigheid in het gebed, ofschoon Gij
tot in den dood toe bedroefd zijnde, toch
wildet, dat uwe menschelijke natuur dien
troost zoude smaken.
10.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
het kostbaar bloed, dat uw heilig lichaam
-ocr page 223-
219
doorden innerlijken, onverdraaglijken angst
zoo overvloedig uitgezweet heeft, dat de
aarde er mede besproeid werd.
GEBED.
eer Jesus Christus, ik bid U, door
deze uwe pijn, angst ensmarten, die ik
onwaardige, Ü opoffer, door uw heilig
kruis, bitter lijden en sterven, door het
medelijden uwer gezegende Moeder Maria,
verlos genadig de geloovige zielen uit het
vagevuur, en verlos mij van de eeuwige
verwerping; geleid haar en ook mij naar
dat zalig oord, alwaar Gij ook den goeden
moordenaar hebt opgenomen, die met U
gekruisigd werd.
Dit smeek ik U, die leeft en regeert met
God den Vader in de eenheid des H. Geestes,
in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 224-
220
Voor den Maandag.
Opdracht van het lijden, dat ome Heiland
verduurd heeft van af hel oogeribïïk zijner
gevangenneming, totdat Hy voor den
hoogepriester Annas gevoerd tverd.
1.  Mh offer U, Heer Jesus Christus, voor
(*> degeloovigezielen inhetvagevuur
uwe bereidvaardigheid en uwe begeerte om
voor ons te sterven, welke Gij getoond hebt,
toen Gij met bloedig zweet nog bedekt, uwe
vijanden te gemoet gingt, zeggende: „ Ik ben
het, dien gij zoekt!"
2.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
innige droefheid, die Gij gevoeldetoverhet
verraad van Judas, een uwer uitverkoren
Apostelen, die U voor dertig zilverlin-
gen verkocht en door een valschen kus
aan de Joden overleverde, welk snood ver-
raad U een der grootste smarten veroorzaakt
heeft, die ooit uw liefdevol hart gefolterd
hebben.
3.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
uw wonderbaar geduld in het verdragen
van zooveel slagen en stooten, die de sol-
daten U met vuisten, stokken en spiezen
-ocr page 225-
221
toebrachten, en in het verduren ook van
de pijnen en vernederingen, die zij U
deden ondergaan, toen zij U de haren uit hot
hoofd rukten, en uw goddelijk aanschijn
met spuw bezoedelden.
4.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
liefde Gods en van daar ook het geduld
en de volmaakte vereenigingmet den wil
van uwen hemelschen Vader, waarvan Gij
gedurende uw lijden zoovele blijken gege-
ven hebt, en waarmede Gij al uwe smarten
tot voldoening voor onze schulden aan
uwen hemelschen Vader hebt opgedragen.
5.  Ik offer U, Heer Jesus Christus voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
innigste droefheid en de smart, welke Gij
gevoeldet, toen Gij in uwen grooten nood
door al uwe geliefde Apostelen verlaten
werdt.
6.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur al de
pijnen, welke U door de knechten der
Joden aangedaan werden, toen zij U onder
slagen en verwenschingen den Olijfberg
afsleepten, en naar het huis van den hooge-
priester Annas sleurden.
7.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
-ocr page 226-
222
grooten smaad, die U door de goddelooze
krijgsknechten werd aangedaan, toen zij
U ondanks het koude weder door de
snelvlietende beek Cedron sleurden, terwijl
zij zei ven over de brug gingen.
8. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur uwe
diepe ootmoedigheid, toen Gij met gebogen
hoofd en geboeide handen voor den hooge-
priester Annas stond, die U integendeel
vol trots vragen stelde, alsof Gij een mis-
dadiger waart.
9.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur don
verschrikkelijken kaakslag, dien Gij van
een gemeenen knecht ontvingt, en die zoo
hevig was, dat het bloed U uit den mond
vloeide.
Gebed. O, Heer Jesus Christus, enz.
zie blz. 219.
-ocr page 227-
223
Voor den Dinsdag.
Opdracht van het lijden, dat de Heergedu-
rende den ganschen nacht in het
huis van den hoogepriester Cal-
phas verduurd heeft.
1.  $Vk offer U, Heer Jesus Christus,
(*) voor de geloovige zielen in het
vagevuur den hoon en den smaad, dieUaan-
gedaan werd, toen Gij wreedelijk geboeid,
voor den hoogepriester Caïphas gebracht
werdt, bij wien uwe vijanden zich verzameld
badden, om Uhunnewoedeenhunnenhaat
te doen gevoelen.
2.    Ik offer U,Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
aanklachten en getuigenissen, welke de
booswichten tegen U inbrachten, en welke
alle zoo valsch waren, dat uwe onschuld
zelfs midden in de vervolging duidelijk aan
het licht kwam.
3.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur het
diepe stilzwijgen, dat Gij bewaardet bij zoo
vele, klaarblijkelijk valsche aanklachten,
die tegen U ingebracht werden, en tegen-
over de valsche getuigen, die tegen U
opgestaan zijn, daar Gij namelijk geen
-ocr page 228-
224
enkel woord ter uwer rechtvaardiging
gesproken, en ons ten voorbeeld alles met
het grootste geduld verdragen hebt.
4.    Ik offerU, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de be-
leedigende trotschheid, waarmede Caïphas
U bij den levenden God bezwoer, te zeg-
gen, of Gij dan werkelijk de Zoon van
God waart, waarop Gij in den grootsten
ootmoed en uit eerbied jegens uwenhemel-
schen Vader betuigdet, dat Gij waarlijk
waart de Zoon van God, en dat Gij met
groote heerlijkheid zoudt wederkomen, om
de wereld te oordeelen.
5.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
ondraaglijken smaad, dien de goddeloozen
U aandeden, toen zij, in plaats van zich
bij dit antwoord terstond voor U ter aarde
te werpen en U te aanbidden, integendeel
U als een misdadiger en godslasteraar ter
dood veroordeelen.
6.    Ik offerU,Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
woede, waarmede de Joden U hierop aan-
vielen, terwijl eenigen van hen U met vuis-
ten stieten en anderen U kaakslagen gaven,
hetgeen Gij gewillig en met het grootste
geduld verdragen hebt.
-ocr page 229-
225
7.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
diepe verachting, die de Joden U betoonden,
toen zij TJ in het aangezicht spuwden, om
U alzoo op de ergste wijze te vernederen
en te onteeren.
8.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
bespotting, waaraan Gij blootgesteld waart,
toen de soldaten U blinddoekten, daarna U
in het aangezicht sloegen en U toeriepen :
„Zeg ons nu, Christus, wie is het, dieü
geslagen heeft?"
9.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
bittere droefheid van uw heilig Hart over
de drievoudige verloochening van Petrus,
die zelfs onder eede betuigde, dat hij U
niet kende ; waarop Gij zoozeer tot mede-
lijden met den ongelukkige bewogen werdt,
dat Gij hem door een enkelen barmharti-
gen blik bekeerdet.
10.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
alle smaad en pijn, die U verder in dien•
zelfden nacht door de soldaten, welke U
bewaakten, werd aangedaan, dooi-dien zij
niet ophielden U te slaan, te bespuwen en te
beschimpen, en U op allerlei manieren zóó
Geiteden Overledenen.                                    15
-ocr page 230-
226
te pijnigen, dat volgens de leer van den
heiligen Hieronymus tot aan den jongsten
dag niet alles openbaar zal worden, wat Gij
alleen in dien verschrikkeljjken nacht
geleden hebt.
GEBED.
O, Heer Jesus Christus, enz. Zie blz. 219.
-ocr page 231-
227
Voor den Woensdag.
Opdracht van hetgeen de Zaligmaker den
anderen morgen vóór en gedurende de
geeseling geleden heeft.
1.  fflk offer U, Heer Jesus Christus,
Xs voor de geloovige zielen in het
vagevuur de drievoudige beschuldiging,
welke de oppersten der priesters en de
oudsten van het joodsche volk bij Pilatus
tegen U inbrachten, dat Gij namelijk een
volksopruier waart, dat Gij verboden hadt,
den keizer de verschuldigde schatting te
betalen, en dat Gij U voor den koning der
Joden hadt uitgegeven.
2.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur uwe
diepe ootmoedigheid, toen Gij geboeid door
de straten van Jerusalem naar koning Hero-
des gebracht, en door dezen en zijn hof
op de ergste wijze bespot werdt.
3.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
vernedering, die U in het openbaar werd
aangedaan, toen Herodes, als Gij geen ant-
woord gaaft op zijne vragen, U met een
wit kleed liet omhangen, als waart Gij een
dwaas, waarop Gij door alle aanwezenden
gehoond en uitgelachen werdt.
-ocr page 232-
228
4.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
smaad, dien Gij verdragen hebt, toen Gij
met dit kleed omhangen door de straten
van Jerusalem rondgevoerd werdt, waarbij
men U overal smaad» en scheldwoorden toe-
riep en U voor een\' waanzinnige hield.
5.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur het
vreeselijk en goddeloos „Kruisig Hem!
Kruisig Hem!" der Joden, waardoorzijuwen
dood en de vrijstelling van den beruchten
moordenaar Barrabas eischten. Ik offer U,
o Jesus, dat verschrikkelijk „KruisigHem!
Kruisig Hem !" dat niet alleen uw Hart,
maar ook het hart uwer Moeder op de
wreedste wijze heeft verscheurd.
6.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur al
de schreden, welke Gij gedaan hebt, toen
men U ter geeseling voerde, en tevens den
innerlijken angst en vrees uwer menschelijke
natuur voor deze pijniging ; tegelijk ook
offer ik U de vurige liefde en de begeerte,
waarmede Gij die verschrikkelijke marte-
ling hebt omhelsd.
7.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur uwe
maagdelijke schaamte en uwe smart, toen
-ocr page 233-
229
Gij van uwe kleederen beroofd en zóó
wreedaardig aan de kolom gebonden werdt
dat het bloed onder de koorden uit uwe
armen en handen gesprongen is.
8.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
ontzettende, onmenschelijke slagen, die de
wreede beulen U met riemen, roeden en
koorden en dat met zulk een geweld toe-
brachten, dat uw vleesch aldra diep verwond
en vreeselijk verscheurd werd, en dat
uw bloed uit ontelbare wonden ter aarde
stroomde.
9.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
heilige wonden, welke ü, door de versehrik-
kelijke geeseling in zulk getal werden
toegebracht, dat er aan geheel uw lichaam,
van het hoofd tot de voeten, geen enkel
gezond deel meer te vinden was, en dat
zelfs op vele plaatsen uwe beenderen zicht-
baar waren, zoodat Gij, na die onmensche-
lijke marteling, machteloos in een breeden
bloedplas nedervielt.
gebed. O, Heer Jesus Christus, enz.
Zie bladz. 219.
-ocr page 234-
230
Voor den Donderdag.
Opdracht van het lijden, dat de godde-
lyke Heiland door de smarteli/ke kroning
ondergaan heeft.
1.  ^pk offer U, HeerJesus Christus,voor
Td de geloovige zieleninhetvagevuur
de smartelijke schreden, die Gij gedaan
hebt, toen men U in het voorhof der
woning van Pilatus voerde, om U daar met
doornen te kronen, terwijl het bloed nog
uit zoovele wonden vloeide, welke Gij bij
de geeseling ontvangen hadt.
2.    Ik offer U, Heer Jesos Christus,
voor de geloovige zielen in het vage-
vuur de ongeloofelijke smart, die geheel
uw lichaam doorvlijmde, toen de beuls-
knechten U met geweld het kleed uitruk*
ten, dat aan uwe verscheurde ledematen
was vastgekleefd, zoodat daardoor uw bloed
opnieuw begon te vloeien.
3.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
grooten smaad, welke U, als iemand, die
zich voor den koning der Joden uitgege-
ven had, werd aangedaan, toen zjj U een
oud purper kleed aantrokken, U een riet
-ocr page 235-
231
in plaats van een schepter in de hand
gaven, toen zij U een kroon van doornen
op het hoofd drukten en U ten laatste op
een steen deden nederzitten.
4.    Ik. offer U, Heer Jesus Christus
voor de geloovige zielen in het vagevuu,
de onbeschrijfelijke pijn, welke de boos wiehr
ten U deden lijden, toen zij met zware
stokken uwe doornenkroon sloegen en
die met geharnaste vuisten uit al hun macht
nederdrukten, zoodat de scherpe doornen
zeer diep in uw heilig hoofd gedrongen
zijn.
5.    Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
het kostbaar bloed, dat uit de vele
wonden van uw heilig hoofd gevloeid is
en dat Gij, o allerzoetste Heiland! met
de innigste liefde en het grootste geduld
voor mijn heil aan uwen hemelschen
Vader hebt opgedragen.
6.    Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vage-
vuur de geweldige slagen, die de soldaten
U op de doornenkroon toebrachten, met
hetzelfde riet dat zij U tot schepter in de
hand hadden gegeven, waardoor de door-.
nen altijd dieper en dieper in uw heilig
hoofd drongen en de wonden altijd grooter
-ocr page 236-
232
werden, zoodat uw heilig bloed als het
ware ter aarde stroomde.
7.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
het hoongelach der soldaten en den spot,
dien zij in uwe grootste smarten met U
dreven, toen zij smadend de knieën voor U
bogen, terwijl zij U tegelijkertijd in het
aangezicht sloegen en U toeriepen: „ Wees
gegroet, koning der Joden!"
8.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
onbegrijpelijke smart, die U aangedaan
werd, toen die menigte on menschen zich als
het ware met elkander verbonden, om U te
mishandelen.
9.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur uwe
maagdelijke schaamte, toen Pilatus U, o
koning van Hemel en aarde, bijna naakt
en bloot aan het volk vertoonde, terwijl
hij sprak: „Ziet den mensch!"
10.    Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
het groot geschreeuw der Joden, toen zij
riepen: „Aan het kruis met Hem! Aan
het kruis met Hém!" waardoor zij hun
woedenden haat tegen U te kennen gaven,
en waardoor zij tevens uw Hart en dat
-ocr page 237-
233
uwer gezegende Moeder de bitterste droef-
heid aandeden.
GEBED.
O, Heer Jesus Christus, enz. Zie blz. 219.
-ocr page 238-
234
Voor den Vrijdag.
Opdracht van het lijden, dat de Zaligmaker
onderging, toen Hg zijn kruis naar den
berg Calvarië droeg en met handenen
voeten daaraan iverd vastgenageld.
1.  j-jTk offer U, Heer Jesus Christus,voor
(*> de geloovige zielen in het vagevuur
de groote moeite en de hevige pijn, waar-
mede Gij het heilig kruis tot opdenberg
van Calvarië hebt gedragen, dat kruis, het-
welkzoo zwaaren zoogroot was dathet eena
breede en diepe wonde in uw schouder
veroorzaakte, waaraan Gij hevige pijnen
leedt.
2.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
martelingen, Fdie\' onbarmhartige soldaten
U over den ganschen weg deden onder-
gaan, daar zij U toen een strop om den
hals wierpen en daarmede voorttrokken,
dan weder U met schoppen enslagen voor
zich uitdreven.
3.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
den grooten smaad, dien Gij geleden hebt
toen de Joden U geboeid, met een kruis
op uwe schouders, tusschen twee moor-
denaars en blootgesteld aan den spot van
-ocr page 239-
235
het volk, buiten de stad gedreven hebben.
4.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
uw innig medelijden met uwe allerheiligste
Moeder, dieU op den levensweg ontmoette,
U omhelsde en daarna terstond door de
Joden hardvochtig van U werd gescheiden.
5.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
de uiterste vermoeidheid, welke uwe knieën
deed knikken en aan uwe voeten de macht
ontnam, U nog langer te dragen, zoodat
gij den zwaren kruisbalk onmogelijk lan-
ger torsen kondet en door Simon van
Cyrene moest geholpen worden.
6.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
den bitteren drank van wijn vermengd met
gal, welken U op den Calvarieberg gege-
ven werd, om U in uwe groote zwakheid
te versterken, en waaraan Gij wel is waar
geproefd, maar daardoor tevens uwen
heiligen mond verbitterd hebt.
7.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
onbarmhartigheid, waarmede Gij opnieuw
van uwe kleederen beroofd werdt, die aan
de vele wonden waren vastgekleefd, zoo-
dat uw bloed wederom geheel uw lichaam
verfde en de aarde besproeide.
-ocr page 240-
236
8.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
ongeloofelijke smart, die Gij verduurd hebt,
toen de soldaten uwe heilige handen en
voeten met nagelen doorboorden en aan
het kruishout klonken, terwijl op hetzelfde
oogenblik het teedere hart uwer Moeder
geestelijker wijze door de nagelen werd
verwond.
9.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
de oneindige liefde, waarmede Gij U zel-
ven onder een vloed van tranen aan
uwen hemelschen Vader opgedragen, en
voor ons den Hemel weder geopend hebt.
GEBED.
O, Heer Jesus Christus, enz. Zie blz. 219
-ocr page 241-
237
Voor den Zaterdag.
Opdracht van het lyden, dat de Zalig-
maker, aan het kruis hangende,
verduurd heeft.
1.  Sr k offer U, Heer Jesus Christus, voor
Xb degeloovige zielen in het vagevuur
de duldelooze smarten, die Gij in geheel uw
lichaam hebt geleden, toen Gij met een
met doornen gekroond hoofd, met een door
de slagen opgezwollen gelaat, met een
door de gal verbitterden mond, met de
oogen vol bloed en met de ooren
vol godslasteringen aan het kruis hebt
gehangen.
2.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
drie pijnvolle uren, gedurende welke Gij
levend aan het ruwe kruis hebt gehangen,
en waarin Gij de ondenkbaarste smarten
aan uwe handen en voeten geleden hebt,
die, met scherpe nagelen doorboord,
geheel uw lichaam moesten dragen.
3.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
smarten, welke Gij in alle overige deelen
en ledematen van uw heilig lichaam gele-
den hebt, en die niet minder groot waren
-ocr page 242-
238
dan de pijn, welke de nagelen teweeg-
brachten, daar zelfs uwe aderen, zenuwen
en beenderen uit Hunne natuurlijke ligging
gerukt waren.
4.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur het
teedere medelijden, dat uw kinderlijk Hart
bewoog, toen Gij de namelooze smart uwer
Moeder, de droefheid van Maria Magda-
lena en van uw\' lievelings-apostel Johan-
nes hebt aanschouwd.
5.    Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vage-
vuur het verheven gebed, dat Gij onder
heete tranen tot uwen Hemelschen Vader
hebt gericht, toen Gij om vergiffenis vroegt
voor hen, die U gekruisigd hadden, zeg-
gende: „Vader, vergeef het hun, want zij
weten niet wat zij doen!"
6.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
smaad en de spotreden, waarmede de jood-
sche hoogepriesters, de schriftgeleerden en
Parizeen U zelfs aan het kruis nog ver-
volgden.
7.    Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur den
brandenden dorst, welken Gij aan het kruis
hebt geleden, en welke U zoo smartelijk
-ocr page 243-
239
deed uitroepen: „Ik heb dorst" waarop
de wreede soldaten U door middel van een
spons azijn toereikten, en U hierdoor in al
uwe wonden en in alle zenuwen de groot-
ste smart veroorzaakten.
8.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
smart, die Gij gevoeldet, toen Gij U aan
het kruis geheel verlaten zaagt, verlaten
door uwen hemelschen Vader en van alle
schepselen, waarom Gij vol droefheid hebt
uitgeroepen: „ Mijn God! Mijn God! waarom
hebt Gij Mij verlaten?"
9.  Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor
de geloovige zielen in het vagevuur de
laatste en allergrootste smart, die Gij
geleden hebt, toen uwe ziel zich van het
lichaam scheidde, nadat Gij haar met lui-
der stemme aan uwen Hemelschen Vader
hadfc aanbevolen, zeggende: „Vader, in uwe
handen beveel Ik mijnen geest."
10.   Ik offer U, Heer Jesus Christus,
voor de geloovige zielen in het vagevuur
de onbegrijpelijke smarten, die uwe geze-
gende Moeder gedurende uw lijden en tot
aan bet oogenblik uwer verrijzenis, doch
bijzonder op den Calvarieberg verduurde,
toen zij U, haren eenigen Zoon, aan het
kruis zag hangen, toen zij TJ zoo erbarme-
-ocr page 244-
240
lijk roepen en sterven zag, toen zij uwe
zijde met een speer moest zien doorboren,
toen zij uw heilig lichaam in hare armen
nam, en eindelijk toe moest staan, dat het
begraven werd.
GEBED.
O, Heer Jesus Christus, enz.Zie blz. 219
-ocr page 245-
GEBEDEN VOOR EN NADEBIEGHT.
Gebeden voor de Biecht.
«0i, barmhartige God, Vader in den
tj^ Hemel! Gij wilt niet den dood des zon-
daars, maar dat hij zich bekeere en leve. Gij
roept mij tot boetvaardigheid en tot ver-
betering des levens, en niet langer,o, Heer 1
wil ik mijn oor sluiten voor uwe stem.
Met de hulp uwer genade wil ik mijn hart
losmaken van de zonde, en voortaan een
vroom, deugdzaam leven leiden. Door
eene oprechte biecht, door berouw en boet-
vaardigheid, wil ik trachten, uwe vader-
liefde te herwinnen, die ik door mijne zon-
den verloren heb. Daarom, o Heer! werp
ik mij voor U op de knieën neder, en
ik smeek U, mij in mijn voornemen te
versterken, en mij de noodige hulp te
verleenen, opdat ik het ook werkelijk ten
uitvoer brenge. O God! hoezeer moet ik
U danken, omdat Gij mij tot nu toe in het
leven hebt gespaard, en mij nog de gele-
genheid schenkt, aan mijne zaligheid te
Gebeden Overledene».                                    IC
-ocr page 246-
242
arbeiden. Ach, indien Gij mij hadt doen
sterven in plaats van degenen, om wier
dood ik nu treur! — Waar zoude ik dan
nu zijn ? Indien ik in mijne zonden
gestorven ware, welk een verschrikkelijk
vonnis zoude er over mij uitgesproken zijn!
Heb dank! duizendmaal dank, o God!
omdat Gij mij tot nu toe gespaard hebt
en mij nog de noodige genade schenkt om
mij te bekeeren. Ik wil van nu af aan
met uwe genade medewerken, ik wil alle
middelen aangrijpen, die mij ten dienste
staan om mijn leven te beteren, en
gehoor geven aan de vermaningen, die de
priester, uw plaatsbekleeder, mij geven zal.
O, mijn God, vertrouwende op uwe barm-
hartigheid en op de oneindige verdiensten
van uwen Zoon Jesus Christus, bid ik U
om het noodige licht van den heiligen
Geest, opdat ik daardoor al mijne zonden
erkennen en oprecht belgden moge.
Akte van berouw.
%
k ben een zondaar, o mijn God! en
heb uwe geboden lichtzinnig overtreden.
Ik belijd mijne schuld, mijne allergrootste
schuld, en ik betuig voor Hemel enaarde,
dat het mij uit den grond des harten leed
-ocr page 247-
243
is U, mijn hoogste goed, zoo dikwijls
beleedigd te hebben. Ik erken nu mijne
zonden en gebreken, en ik maak het vaste
voornemen, voortaan nooit meer te zondi-
gen en ook alle gelegenheden tot de zonde
zorgvuldig te vluchten.
Vergeef mij, o God! volgens uwe groote
barmhartigheid, en gewaardig U, al mijne
misdaden uit te wisschen. Dit smeek ik U,
o Vader! door Jesus Christus uwen Zoon,
onzen Heer. Amen.
Gebed na de Biecht.
^jMijn God en Vader in den Hemel 1 Op
Qpy- mijne knieëndankiküvoordeonver-
diende, groote genade, die Gij mij geschon-
ken hebt. Nu ben ik weder in staat
van genade; door het heilig Sacrament
van boetvaardigheid zijn mij in Jesus\' naam
alle mijne zonden vergeven! Door Jesus
Christus ben ik nu weder een begenadigd
zondaar, een kind van God. Lof en dank
zij U, o Heerl voor den zoeten troost,
dien ik inwendig gevoel. Sterk mij, opdat
ik nooit meer zondige en alzoo dezen
zoeten troost en gewetensrust niet meer
verlieze.
-ocr page 248-
244
Bewaar mjj voortaan voor alle zondige
gedachten, woorden en werken, en bestuur
mij door uwen heiligen Geest, opdat ik
tot in den dood in het goede volharde.
Volbreng de penitentie, die u door den
biechtvader is opgelegd, en bid
daarna het volgende.
iefste Jesus! Gij hebt eens tot een
door U genezen zieke aldus gesproken:
„Zie, gij zijt gezond geworden, zondig
voortaan niet meer, opdat u niets ergers
overkome."
Deze woorden zijn ook tot mijgespro-
ken; want Gij hebt de krankheid\' mijner
ziel genezen. Daarom wil ik van nu af
uwe geboden onderhouden en door mijn
berouw, door boetvaardigheid, doorgehoor-
zaamheid en naastenliefde, mijne genezing
bewijzen. Sterk mij slechts door uwe ge-
nade en vervul mij met uwen heiligen
Geest, opdat ik, door Hem verlicht, stand-
vastig blijve in het goede tot in den dood.
Amen.
-ocr page 249-
COMMUNIE GEBEDEN.
Voor de Heilige Communie.
«•/m , mijn Jesus, mijn Heer en mijn Godl
tj^\' Gij hebt alle menschen uitgenoodigd,
tot U te komen onder de belofte, hen te zul-
len spijzigen en laven met uw goddelijk
vleesch en bloed, en U innig met hen te
zullen vereenigen. Gij hebt gezegd: „Komt
allen tot Mg, gij, die belast en beladen
zijt, enlkzalu verkwikken."Gehoorgeven-
de aan deze liefdevolle uitnoodiging, ben
ik hierheen gekomen, en ik bid U, mij aan
uwe belofte deelachtig te maken. Ik ben
wel is waar een zondaar en dus deze groote
genade onwaardig, maar ach, juist dewijl
ik een zwak en zondig mensch ben, heb
ik des te meer behoefte aan deze god-
delijke hemelspijze. Kom alzoo, o, god-
delijke Jesus! Kom en neem uw intrek in
mijn hart.
O, mijn Jesus, Lam Gods, dat de zon-
den der wereld wegneemt! Gij hebt
gezegd, dat er in den Hemel eene groote
vreugde heersenen zal over eenen zondaar,
die zich bekeert.
O, zoo bekeer mij dan, neem van mg\'
-ocr page 250-
246
alle zonden weg en maak mij waardig, uw
heilig lichaam te ontvangen. In het ver-
trouwen, dat Gij niemand verstoot, die in
ootmoed en met een rouwmoedig hart tot
U komt, nader ik tot de tafel der Engelen,
en verlang ik vurig het brood des Hemels
te nuttigen, dat Gij voor ons hebt bereid,
en dat Gij zelf zijt.
O, goddelijke Jesus! laat mij door
het nuttigen van uw heilig vleesch en
bloed de vergiffenis vooralle mijne zonden
verkrijgen. Niet alleen echter voor mij zel-
ven vraag ik de vergiffenis der zonden,
maar dewijl uwe barmhartigheid zonder
maat is, bid ik U ook om barmhartig-
heid voor de lijdende zielen in het vage-
vuur, die ter oorzake harer zonden nog
van de zaligheid des Hemels verstoken
zijn.
O, goede Jesus! ik bid U, om de liefde,
waarmede Gij het heilige avondmaal inge-
steld hebt, laat de lijdende zielen in het
vagevuur genade vinden in uwe oogen;
bijzonderlijk roep ik uwe barmhartigheid
in voor de zielen N. N., voor dewelke ik
U heden ootmoedig mijne communie, in
vereeniging met de kostbare verdiensten
van uw lijden en sterven opdraag. Geef alzoo
aan de zielen der afgestorvenen de eeuwige
-ocr page 251-
247
rust, en neem ze op in de eeuwige
vreugde. Amen.
Oefening van geloof\', hoop, liefde
en berouw.
c£a mijn Jesus! mijn God en mijn
^r Verlosser, ik geloof, dat Gij met lichaam
en ziel, met Godheid en menschheid hier
in het heilig Sacrament onder de gedaante
van brood tegenwoordig zijt. Ik gelooi
dit wondervol geheim, dewijl Gij, die de
onfeilbare waarheid zijt, het zelf geopen-
baard hebt.
O, mijn JesusI ik hoop op U; ik hoop
hetgeen Gij ons beloofd hebt, zeggende:
„Wie mijn vleesch eet en mijn bloed
drinkt, zal door Mij het eeuwige leven
hebben." Ik verlang naar deze goddelijke
spijze, die mij kracht zal schenken, en die
mij zal brengen tot de eeuwige zaligheid,
welke Gij mij beloofd hebt.
O, mijn Jesus! ik bemin U uit geheel
mijn hart met eene kinderlijke, vurige
liefde. Ach! konde ik U beminnen zoo-
als Gij ons, nietige menschen, bemint.
Uit liefde hebt Gij U zelven voor ons
aan het kruishout laten slaan, uit liefde
noodigt Gij mij heden tot de goddelijke
tafel.
-ocr page 252-
248
O, heilig liefdenia.il! ontsteek in mijn
hart dat liefdevuur, waardoor de harten
der Serafijnen en der Heiligen en het hart
der goddelijke Moeder steeds branden.
Zoo kom dan tot mij, Gij God der liefde
naar wien mijn hart verlangt! Kom, mijn
Jesus! mijn Heiland! mijn Verlosseri
Kom toch spoedig in mij, neem bezit van
mijn hart en maak mij tot een levend
brandoffer der liefde. Ik verlang in alles
aan U gelijkvoi-mig te worden, zoo zacht-
moedig en geduldig, zoo liefderijk en wel-
dadig, zoo onvermoeid in het weldoen als
Gij zijt, verlang ik ook te worden, opdat
ik U behage en altijd met U vereenigd
bljjve.
O, mijn Jesus! mijn hoogste goed! Het
is mij leed uit den grond van mijn hart,
dat ik U zoo dikwijls beleedigd heb, en
ik vernieuw het vaste voornemen van met
de hulp uwer genade U nooit meer te ver-
grammen en voortaan een heilig, U wel-
gevallig leven te leiden. Sterk mij, opdat
ik aan dit voornemen getrouw blijve, en
schenk mij vergiffenis volgens uwe groote
barmhartigheid.
Het gelukkige oogenblik is daar, waarop
ik met de Engelen tot de tafel des Hee-
ren mag naderen. Ik ga gespijzigd wor-
-ocr page 253-
249
den met het levend Brood des Hemels,
Ik ga mijn Jesus, mijn Zaligmaker, mijn
hoogste goed ontvangen! Kom, o, mijn Ver-
losser! Mijne ziel verlangt naar U, kom
in mijn hart en laat niet toe, dat ik nog
ooit van U gescheiden worde. Amen.
Na de Heilige Communie.
."^YZch, mijn JesusI mijn God en Heiland!
CsJ* Duizendmaal dank ikU, dewijl Gijtot
mij armen zondaar gekomen zijt. O, hoe
gelukkig ben ik, U, mijn Schepper, mijn
Verlosser en Zaligmaker in mijn hart te
bezitten, U mijn eigendom temogen noemen,
en geheel met U vereenigd te zijn. O, gij
heilige Engelen, die den God des Hemels
aanbidt, die op dit oogenblik in mijn hart
tegenwoordig is, verheugt u met mij en
helpt mij dien goeden God loven en dan-
ken. Roept met mij: Heilig, heilig, heilig
is God! Hij heeft zich verwaardigd, in mijn
hart zijne woning op te slaan. Hem zij
dank, lof en eer, nu en in alle eeuwigheid.
O, mijn Jesus! ik geloof aan U als aan
de eeuwige waarheid. O, mijn Jesus! ik
hoop op U als op de oneindige barmhar-
tigheid. O, mijn Jesus! ik bemin U uit
geheel mijn hart als het allerhoogste en
allerbeminnelijkste goed. O, mijn Jesus! ik
-ocr page 254-
250
aanbid U als mijn Heer en God, mijn Ver-
losser en Zaligmaker. 0, mijn Jesus! ik
dank U voor de groote genade, welke Gij
mij bewezen hebt door mij te spijzigen met
uw heilig vleesch en mij te laven met uw
goddelijk bloed. Doe nu met mij, o Jesus,
wat U behaagt en bewerk in mij datgene,
waarom Gij tot mij gekomen zijt en laat
mij deelachtig worden aan de verdiensten
van uw lijden en sterven.
Tot dankzegging voor uwe onuitspreke-
lijke goedheid offer ik U mijn lichaam,
mijne ziel en alles wat ik heb, en voortaan
wensch ik al mijne krachten slechts tot
uwen heiligen dienst te gebruiken. O,
mijn goddelijke Heiland! blijf bij mij door
de kracht van het heilig Sacrament na en
in het uur van mijnen dood.
Liefste Jesus! Gijhebtgezegd: „Wiemijn
vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in
Mij en Ik in hem.\'\' O, hoezeer verheugt
mij deze goddelijke belofte! 0, Beminde
mijner ziel! ik smeek er U vurig om, blijf
toch altijd bij mij en laat niet toe, dat ik
mij nog ooit door eene zonde van U
afscheide. 0, hoe gelukkig ben ik nu! In
U is alles, wat ik kan verlangen! Gij zijt
boven alles de beste, de zoetste, de rijkste,
de machtigste! Wat zoude ik nu nog vree-
-ocr page 255-
251
zen, nu, Gij, almachtige God, met mij ver-
eenigd zijt? Het eenige, wat ik vreezen
moet, is U door de zonde weder uit mijn
hart te verjagen.
O, bewaar mij toch voor dit groote
ongeluk: vertrouwende op uwe goddelijke
Voorzienigheid, geef ik mij geheel aan U
over, met lichaam en ziel en alles wat ik
bezit. Doe nu met mij, o Jesus, volgens uw
goddelijk welbehagen. Voor U en met U
wil ik leven en sterven. Amen.
Tot Jesus in zijn lijden.
f/goddelijke Jesus! bij de instelling van
"V§* het heilig Sacrament des Altaars hebt
Gijgezegd: „Zoo dikwijls gij dit doen zult,
doet het ter mijner gedachtenis." Daarom
gedenk ik met weemoed uwen doodsstrijd
en uw bloedig zweet in den hof der 01ij-
ven, uwe smartvolle geeseling , uw kro-
ning met doornen. Ik herinner mij uwe
pijnlijke kruisdraging en de groote smarten,
die Gij leedt, toen uw heilig lichaam voor
ons aan het kruis werd geklonken. Ik
bid U door al uw lijden, door uwen lang-
durigen doodsstrijd aan het kruis en door
uw smartvollen dood, ontferm U over de
ljjdende zielen in het vagevuur, bjjzon-
-ocr page 256-
252
der over de zielen, voor dewelke ik mijne
communie heden opdraag. Laat haar de
kracht van dit Sacrament gevoelen en
gedenk, dat zij ook gedurende haar leven
zoo dikwijls uw heilig lichaam ontvangen,
en uw bitter lijden en sterven aandachtig
overwogen hebben. Verlos die arme zie-
len, o, Jesus, door de oneindige verdien-
sten, die Gij door uw heilig lijden voor
ons vergaderd hebt. Neem haar op in den
Hemel, alwaar zij U eeuwig en op eene
volmaakte wjjze zullen loven en beminnen,
en alwaar zij dan ook voor mij zullen
bidden, opdat ik eens zalig sterve en van
de pijnen des vagevuurs verschoond blrjve.
Heilige Maagd Maria, Moeder van mijn
Verlosser! Gedenk de ondragelijke smarten,
die uw moederhart verduurd heeft, toen
gij uwen innigst geliefden Zoon in de
grootste pijnen aan het kruis zaagt ster-
ven. Draag dit uw lijden, o Koningin der
martelaren, voor de arme zielen aan God
op, en verkrijg voor haar de verlossing,
waarnaar zij zoo smachtend verlangen.
Bijzonder roep ik uwemachtigevoorspraak
in voor de zielen N. N., bid voor haar,
o, Maria, opdat zij tot de aanschouwing
van Gods aanschijn mogen geraken. Ver-
krijg ook voor mij, o, lieve Moeder! dat
-ocr page 257-
253
ik bij mijn sterven een genadigen Rechter
vinden moge in Jesus Christus uwen Zoon,
die met den Vader en den H. Geest leeft
en regeert in alle eeuwigheid. Amen.
Manier om den aflaat voor de arme
zielen op te offeren.
W
we barmhartigheid afsmeekende, bid
ik U, o mijn Jesus, den aflaat, dien ik
door mijne heilige communie verdiend
heb, aan de geloovige zielen N. N. te
harer bevrijding te doen toekomen.
Mochten deze zielen echter mijne voorbede
niet meer behoeven, schenk haar dan aan
die zielen, o Heer, die het uur harer
verlossing het dichtste genaderd zijn, opdat
zjj U, Oneindige! in den Hemel aanschou-
wen, beminnen, loven en aanbidden mogen,
en opdat zij daar ook voor mij bidden, om
een zaligen dood en om het geluk eenmaal
met haar vereenigd te worden, om in eeu-
wigheid uwen lof te verkondigen. Amen.
(Bid vervolgens om den aflaat te verdie-
nen het „Ik geloof in God den Vader enz."
en zevenmaal het: „Onze Vader" en het
„Wees gegroet," volgens de intentie van
onze Moeder der H. Kerk.
-ocr page 258-
254
LITANIE TAN HET BITTER LIJDEN
EN STERVEN DES VERLOSSERS, TOT
TROOST DER GELOOVIGE ZIELEN.
[eer, ontferm U onzer I
Christus, ontferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Christus, hoor ons!
Christus, verhoor ons!
God hemelsche Vader, ontferm U over
de zielen in het vagevuur!                £>
God Zoon Verlosser der wereld,           G;
God H. Geest,                                         §
H. Drievuldigheid één God,
Jesus, eeniggeboren innigst geliefde ^
Zoon des Vaders,                                §
Jesus, slachtoffer der liefde,                  2?
Jesus, die om de menschen te verlos-
Cu
CD
sen, den bittersten lijdenskelk gedron»
ken hebt,
Jesus, die uit angst voor de aanstaande
pijnen bloed gezweet hebt,
Jesus, die als een misdadiger gevangen
genomen en geboeid werdt,
Jesus, die bespot en met vuisten gesla-
<!
gen werdt,                                          0|
Jesus, die vreeselijk gegeeseld en met «
doornen gekroond werdt,                    -
Jesus, die met uw kruis de zonden der j*
wereld gedragen hebt,
-ocr page 259-
255
Jesus, die op de gruwzaamste wijze met _
nagelen aan het kruis werdt geklon- 3
ken,
                                                      ö?
Jesus, die aan het kruis uitgestrekt, den g
hevigsten doodsstrijd gestreden hebt, ö
Jesus, die in het uur van uwen dood,
om uwen brandenden dorst te stillen, <
met gal en azijn gelaafd werdt, n
Jesus, die in uwen doodsstrijd nog %•
bespot en gelasterd werdt,
                N
Jesus, die bij uw sterven uwe bedroefde SL
Moeder in duldelooze smarten onder §
het kruis zaagt staan,
                        g-
Jesus, die van af het kruis uwe lieve p.
Moeder aan den H. Joannes aanbevo- g.
len hebt,
                                              <
Jesus, die, na drie uren in doodsstrijd og
aan het kruis gehangen te hebben, 5
onder luid geroep den geest gaaft, 0
Jesus, die, door uw lijden bet Paradijs —
voor ons geopend hebt,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-
wereld, spaar de zielen in het vage-
vuur!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, verhoor het smeeken der arme
zielen in het vagevuur!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der
wereld, ontferm U over de zielen in
-ocr page 260-
256
het vagevuur, en geef haar de eeuwige
rust!
Onee Vader. Wees Gegroet.
QEBED.
teer Jesus Christus, die voor ons
aan het kruis gestorven zijt, ontferm U
over de zielen in het vagevuur en reinig
haar door uw kostbaar heilig bloed van alles,
wat in het oog uwer goddelijke recht-
vaardigheid nog strafbaar in haar is. Draag
uw verschrikkelijk lijden, uw bloed en uwe
wonden en eindelijk ook uwen smar-
telijken dood tot losprijs voor haar aan
uwen hemelschen Vader op, opdat Hij haar
kwijtschelding voor hare straffen verleene
en haar in de eeuwige vreugde opnemen
moge. Amen.
Gebed tot de smartvolle Moeder
des Heeren.
£«^, heilige Maria, Moeder van mijn Ver-
vjë\' losser! meteen bedroefd hart gedenkik
het groote lijden van uw teeder moeder-
hart, toen gij op den berg van Calvarië
de martelkroon verworven hebt. Daar was
-ocr page 261-
257
het, dat uw hart, volgens Simeons voor-
zegging, met een zwaard werd doorstoken.
O heilige, hoogst gezegende Moeder Gods!
hoe standvastig en onwankelbaar was uw
geloof, hoe groot uw vertrouwen op Gods
wijze Voorzienigheid; hoe volmaakt uwe
onderwerping en hoe onuitsprekelijk uw
geduld! Tot u roep ik om hulp voor de
geloovige zielen, die in het vagevuur zoo
verschrikkelijk lijden. Ach, deze bedroefde
zielen verlangen zoo vurig naar hare
verlossing, kom haar ter hulp. Gedenk, dat
er niet één onder haar is, die u in het
leven niet vereerd en bemind heeft als de
Moeder des Heeren. O, barmhartige Moe-
der, kom dan nu door uwe machtige voor-
spraak uwe verlatene kinderen ter hulp,
die onophoudelijk roepen en weenen. Bid
Jesus uwen Zoon, dat Hij zich ontferme
over de benauwde en bedroefde zielen.
Bijzonderlijk o Maria, vraag ik uwe voor-
spraak voor de zielen N. N. Doch niet
alleen voor de geloovige zielen, ook voor
mij zelven roep ik uwe voorspraak in. Ver-
krijg voor mij, ellendigen zondaar, een
oprecht berouw over mijne zonden en een
boetvaardig leven; bid voor mij, opdatmijn
ziel, van alle zonden gereinigd, door deugd
en heiligheid waardig worde, na mijnen
Gebeden Overledenen.                                    17
-ocr page 262-
258
dood van de pijnen des vagevuurs ver-
schoond te blijven. Bid ook, o lieve Moe-
der, voor mijn tijdelijk heil, wees steeds
mijne toevlucht en mijne hulp in kommer
en ziekte, in droefheid en nood. Bewaar
mij voor alle ongelukken en gevaren naar
ziel en lichaam door Jesus Christus uwen
Zoon, onzen Heer. Amen.
N
-ocr page 263-
VESPERGEBEDEN.
Vereering der zeven weeën van
Maria voor de geloovige zielen
in het vagevuur.
1.  ^2jWees 8e8r0e* Maria, nederigste
\\3yf- Dienstmaagd der allerheiligste
Drievuldigheid 1 Ik herinner u aan de smar-
ton, die gij inuwmoederhartgeledenhebt,
toen uw innigst geliefde Zoon, acht dagen na
zijne geboorte, zijn kostbaar bloed voor
ons vergoot. Door deze uwe smarten, bid
God voor ons arme zondaars, en voor de
geloovige zielen in het vagevuur, opdat
zjj van al hare pijnen verlost worden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
2.   Wees gegroet Maria, allerheiligste
en van eeuwigheid uitverkorene Dochter
van God den Vader I Ik herinner u aan
de smarten, die gij leedt, toen gjj bevel
ontvingt, den toorn van Herodes te ont-
vluchten en met uwen goddelijken Zoon
naar Egypte, uit uw vaderland naar den
vreemde te trekken. Door deze uwe smar-
ten, bid God voor ons arme zondaars, en
voor de geloovige zielen in het vagevuur,
-ocr page 264-
260
opdat zij van al hare pjjnen verlost wor
den.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
3.  Wees gegroet Maria, waardige Moe-
der van Jesus Christus den Zoon Gods.
Ik herinner u aan de smarten, die g|j
geleden hebt, toen gij uwen goddelijken
Zoon verloren, en Hem gedurende drie
dagen in de grootste droefheid gezocht
hebt. Door deze uwe smarten, bid God
voor ons arme zondaars, en voor de
geloovige zielen in het vagevuur, opdat zij
van al hare pijnen verlost worden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
4.   Wees gegroet Maria, allerheiligste
Bruid van den heiligen Geest I Ik herinner
u aan de smarten, die gij geleden hebt,
toen uw goddelijke Zoon afscheid van u
nam en u aankondigde, dat Hij voor de
zonden der wereld den bitteren kruisdood
ging sterven. Door deze uwe smarten, bid
God voor ons arme zondaars, en voor de
geloovige zielen in het vagevuur, opdat
zjj van al hare pijnen verlost worden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
5.  Wees gegroet Maria, allerschoonste
Zuster der heilige Engelen. Ik herinner
u aan de smarten, die gij geleden hebt,
toen gjj vernaamt, dat uw goddelijke
-ocr page 265-
261
Zoon op het verlangen der goddelooze
Joden ter dood veroordeeld was, en toen
gij Hem met eigen oogen met het kruis
op zijne schouderen door de straten van
Jerusalem zaagt voortsleuren. Door deze
uwe smarten, bid God voor ons arme zon-
daars, en voor de geloovige zielen in het
vagevuur, opdat zij van al hare pijnen
verlost worden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
6.    Wees gegroet Maria, glorievolle
Koningin der Patriarchen. Ik herinner u
aan de smarten, die gij geleden hebt,
toen gij de hamerslagen hoordet, die de
nagelen door de handen en voeten van
uwen Zoon in het kruishout dreven, en
toen gjj een oogenblik daarna uwen Jesus
werkelijk in de ondraaglijkste pijnen aan
het kruis zaagt hangen. Door deze uwe
smarten, bid God voor ons arme zondaars,
en voor de geloovige zielen in het
vagevuur, opdat zij van al hare pijnen
verlost worden.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
7.  Wees gegroet Maria, lang beloofde
en vurig verlangde Moeder van den Mes-
sias! Ik herinner u aan de smarten, die
gij geleden hebt, toen uw goddelijke Zoon
van het kruis afgenomen, met wonden
-ocr page 266-
262
overdekt in uw moederlijken schoot neêr-
gelegd en eindelijk in het graf gesloten
werd. Door deze smarten, bid God voor
ons arme zondaars, en voor de geloovige
zielen in het vagevuur, opdat zij van al
hare pijnen verlost worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Vereering van de zeven vreugden
van Maria tot troost der lijdende
zielen.
1. ^xM/ees gegroet, Maria ervaren raad-
\\]ö£ geefster der Apostelen. Ik her-
inner u aan de vreugde, die gij gevoeldet,
toen de heilige aartsengel Gabriëlu de blijde
boodschap bracht der menschwording van
uwen goddelijken Zoon. Door deze uwe
vreugde, bid God voor ons arme zondaars
en voor de lijdende zielen in het vage-
vuur, opdat zij van hare pijnen verlost
en tot de eeuwige vreugde toegelaten
worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
2.    Wees gegroet Maria, wijze leer-
meesteres der Evangelisten! Ik herinner
u aan de vreugde, die uw hart vervulde,
toen gij, zonder uwe maagdelijkheid te
verliezen, uwen goddelijken Zoon in den
stal van Bethlehem ter wereld bracht.
-ocr page 267-
263
Door deze uwe vreugde, bid God voor ons
arme zondaars en voor de lijdende zielen
in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen
verlost en tot de eeuwige vreugde toege-
lateu worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
3.  Wees gegroet Maria, machtige steun
der Martelaren! Ik herinner u aan de
vreugde, die uw hart overstroomde, toen
de heilige drie Koningen uwen godde-
lijken Zoon hunne geschenken aanboden,
en Hem als den waren God aanbaden.
Door deze uwe vreugde, bid God voor ons
arme zondaars, en voor de lijdende zielen in
het vagevuur, opdat zij van hare pijnen
verlost en tot de eeuwige vreugde toege-
laten worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
4.   Wees gegroet Maria, allerheiligste
leermeesteres der kerkleeraars en biecht-
vaders ! Ik herinner u aan de vreugde, die
gij gevoeldet, toen gij uwen beminden Zoon,
na verloop van drie dagen, in den tempel
wedervondt. Door deze uwe vreugde, bid
God voor ons arme zondaars, en voor de
lijdende zielen in het vagevuur, opdat
zij van hare pijnen verlost en tot de
eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
-ocr page 268-
264
5.    Wees gegroet Maria, sieraad aller
vrouwen en maagden! Ik herinner u aan
de vreugde, die gij gevoeldet, toen uw
goddelijke Zoon zich na zijne opstanding
op Paaschdag met zijn onsterfelijk lichaam
aan u vertoonde, om uwe tranen af te
drogen en uwe droefheid in blijdschap te
veranderen. Door deze uwe vreugde, bid
God voor ons arme zondaars, en voor de
lijdende zielen in het vagevuur, opdat
zij van hare pijnen verlost en tot de
eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
6.    Wees gegroet Maria, schitterende
Koningin van alle Heiligen Gods! Ikherin-
ner u aan de vreugde, die uw hart over-
weldigde, toen uw goddelijke Zoon in
uwe tegenwoordigheid en in het bijzijn
van zijne geliefde Apostelen uit eigen
macht ten Hemel klom. Door deze uwe
vreugde, bid God voor ons arme zondaars,
en voor de lijdende zi len in het vagevuur,
opdat zij van hare pijnen verlost en tot de
eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
7.  Wees gegroet Maria, bereidvaardig-
ste helpster en troost van alle levenden
en afgestorvenen! Ik herinner u aan de
vreugde, die gij gevoeldet, toen uwgod-
-ocr page 269-
265
delrjke Zoon u tot de hemelsche vreugde
uitnoodigde, en u na uw heilig verscheiden
met ziel en lichaam glorierijk in den Hemel
boven alle koren der Engelen verhief.
Door deze uwe vreugde, bid God voor
ons arme zondaars, en voor de lijdende
zielen in het vagevuur, opdat zij van hare
pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde
des Hemels worden toegelaten. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz,
-ocr page 270-
HET ONZE VADER VOOR DE
AFGESTORVENEN.
adat de H. Mechtildis op zekeren keer
voor de afgestorvenen gecommuni-
ceerd had, verscheen Christus haar en zeide:
„Bid één Onze Vader voor hen." Zij begreep
hieruit, dat zij bidden moest, zoo-
als volgt, en nadat zij dit gedaan had,
zag zij eene groote menigte zielen ten
Hemel stijgen. (B. 5. K. 21.)
Onze Vader, die in den Hemel zijt I Ik
bid U, vergeef den lijdenden zielen in het
vagevuur, dat zij U, haar aanbiddenswaardi-
gen en beminnelijken Vader, die haar enkel
uit goedheid tot uwe kinderen aangeno-
men hebt, niet altijd bemind, en dat zij
TJ niet genoegzaam vereerd hebben; ver-
geef het haar, dat zij U zoo dikwijls uit
hare harten hebben verdreven, waarin
Gij voortdurend verlangdet te wonen. Ter
vergoeding van deze hare schuld, offer
ik U de groote liefde en de eei-, die uw
beminde Zoon U op aarde heeft bewezen
en de voldoening, die hij U voor al hare
zonden geschonken heeft. Amen.
Geheiligd zij uw naam! Ik bid U, o
goedertierenste Vader! vergeef den zielen
der afgestorvenen, dat zjj uwen heiligen
-ocr page 271-
267
Naam niet waardig vereerd hebben, dat
zij er zoo zelden met eerbied aan hebben
gedacht, maar dat zij dien integendeel
zoo dikwijls ijdel gebruikten, en dat zij zich
door haar lauwen levenswandel den naam
van Christen onwaardig maakten. Ter vol-
doening van al deze zonden offer ik U de
volmaakte heiligheid van uwen Zoon,
waarmede Hij uwen gezegenden Naam door
zijne predikatiën verhief en door al zijne
werken vereerde. Amen.
Laat ons toekomen uw rijk! Jk bid U, o
allerbeste Vader I vergeef den zielen der
afgestorvenen, dat zij U en uw rijk, waarin
alleen de ware rust en de eeuwige heer-
lijkheid bestaat, nooit met ijver verlangd,
noch vlijtig gezocht hebben. Voor deze
hare nalatigheid en voor de traagheid,
waarmede zij hare goede werken zelf ver-
richt hebben, offer ik U het heilige en
vurige verlangen van uwen Zoon naar de
zaligheid van alle menschen. Amen.
Uw wil geschiede op aarde als in den
Hemel! Ik bid U, o, goede Vader 1 ver-
geef den zielen der afgestorvenen, dat zij
uwen wil niet boven den hare wilden
stellen, en dien niet hebben bemind, maar
dat zij integendeel zeer dikwijls volgens
haar eigen wil geleefd en gehandeldhebben.
-ocr page 272-
268
Ter vergoeding van deze hare ongehoor»
zaamheid offer ik U de innige vereeniging
van het Hart van Jesus met uwen heiligen
wil, alsook zijne groote gehoorzaamheid,
waardoor hij U onderdanig was tot aan
den dood des kruises. Amen.
Geef ons heden ons dagelijksch hrood!
Ik bid U, o goede Vader! vergeef den zielen
der afgestorvenen, dat zij uw hoogwaardig
Sacrament des Altaars niet methetnoodige
verlangen en met eerbied en liefde ont-
vangen hebben. Vergeef dengenen onder
haar, die nog lijden moeten, dewijl zij zich
onwaardig maakten, dat heilig Sacrament
te ontvangen, of dewijl zij het slechts zel-
den, of misschien nooit ontvangen hebben.
Voor al deze hare zonden offer ik U de
groote heiligheid en vurigheid van uwen
Zoon, alsook zijne innige liefde en zijn
onuitsprekelijk verlangen, waarmede Hij
ons dezen kostbaren schat geschonken
heeft. Amen.
En vergeef ons onze schulden, gelijk ook
wij vergeven onzen schuldenaren! Ik bid U,
o goede Vader I vergeef den zielen derafge-
storvenen alle zonden welke zij bedreven
hebben, vergeef het haar vooral, dat zij
aan degenen, die haar beleedigd hadden,
geen vergiffenis hebben willen schenken,
-ocr page 273-
269
en dat zij hare vijanden niet bemind
hebben. Voor deze hare zonden offer ik
U het honigzoete gebed, dat uw Zoon
aan het kruis hangende voor zijne vijanden
tot U opgezonden heeft. Amen.
En leid ons niet in bekoring. Ik bid U,
o goede Vader! vergeef den zielen der
afgestorvenen, dat zij aan hare booze nei-
gingen geen weerstand geboden, en zeer
dikwijls naar de stem van den duivel en
het vleesch hebben geluisterd. Voor
deze hare menigvuldige zonden offer ik U
de glorierijke overwinning, die uw Zoon
op den duivel en de wereld behaald heeft,
alsook zijn allerheiligst leven, met alle
moeite, arbeid en vermoeienis daaraan
verbonden, en ten laatste ook zijn bitter
lijden en smartvollen dood.
Maar verlos ons en ook haar van alle
kwaad en van alle straffen, door de ver-
diensten van Uwen beminden Zoon, en
breng ons in het rijk uwer heerlijkheid,
hetwelk Gij zelf zijt. Amen.
-ocr page 274-
HET WEES GEGROET VOOR DE
ARME ZIELEN.
im
ees gegroet Maria I Zie genadig neder,
o barmhartige Moeder, op uwe verla-
tene en diep bedroefde kinderen, die in de
vlammen van het vagevuur zoo verschrikke-
lijk gepijnigd worden.Ikbidu.omdegroote
vreugde, welke uw heilig hart bij het ver-
nemen van degroetenis des Engels vervulde,
wees toch dien armen zielen genadigen zend
ook haar den heiligen Engel toe met de
vreugdevolle boodschap harer verlossing.
Gij zijt vol van genade! Verkrijg voor
haar bij God genade, barmhartigheid en
kwijtschelding der zware straffen, die zjjnu
ondergaan.
De Heer is met U! Hij zal u niets
weigeren, maar uw gebed verhooren en de
ellendigen barmhartig ter hulp komen.
Gezegend zijt gij boven alle vrouwen!
Ja, boven alle schepselen der wereld.
Zegen en verblijd de geloorige zielen door
uwe machtige voorspraak, en bevrijd haar
van hare boeien. En gezegend is de
vrucht uws lichaams, Jesus! de Heiland
en Zaligmaker der gansche wereld, dien gij
als maagd blijvende, en zonder smarten
hebt gebaard.
-ocr page 275-
271
O, allerzoetste Jesus, genaden rijke Zoon
der allerheiligste, onbevlekte Maagd, ont-
ferm U over de lijdende zielen I O barm-
hartige Moeder, snel haar ter hulp.
Heilige Maria, Moeder Gods! wonderbare
maagdelijke Moeder, bid voor ons arme
zondaars, en ook voor de lijdende zielen
in het vagevuur, nu en in alle tijden.
Kom ons vooral in het uur van onzen
dood ter hulp, en sta den lijdenden zielen
in hare groote pijnen en in hare droe-
vige gevangenschap bij, gelijkgijhaarbijge-
staan hebt in haren laatsten doodstrijd;
opdat zjj door uwe moederlijke voorspraak
verlost, en in de eeuwige vreugde opgeno-
men mogen worden, alwaar zjj zich in alle
eeuwigheid met u zullen verheugen. Amen.
-ocr page 276-
DE H. ROZENKRANS VOOR
DE AFGESTORVENEN.
ij het verrichten van dit krachtig gebed
moet men vooral trachten zich te
doordringen van de daarin opgesloten gehei-
men. Op die wijze dringt het heilig
gebed door de wolken heen, en opent het
de poorten des Hemels voor de lijdende
zielen, voor wie het verricht wordt. Het
is zeer aan te bevelen, aan de rozen-
kransen den zoogenaamden Birgitta-aflaat
te doen verbinden, wijl daardoor het „Ik
geloof," enz. en elk „Onze Vader" en „Wees
gegroet" met een aflaat van honderd dagen
verrijkt wordt, zonder nog te spreken van
de volle aflaten, die daardoor in den loop
van het jaar verdiend knnnen worden.
Evenzoo is het zeer nuttig, zich in de
broederschap van den heiligen rozenkrans
te laten opnemen, dewijl men alsdan deel-
achtig wordt aan de gebeden en ver-
diensten van alle leden dezer broederschap.
GEBEDEN TER VOORBEREIDING.
ft
n den naam des f Vaders en des f
Zoons en des f heiligen Geestes. Amen.
-ocr page 277-
273
O Jesus, Zoon van den levenden God,
die als het groote verzoeningsoffer voor
het heil der menschen gestorven zijt, te
uwer eere wil ik onder het bidden van
den rozenkrans de heilige geheimen van
uw lijden met een dankbaar en gevoelig
hart overwegen, en offer ik U mijn gebed
op voor de lijdende zielen des vagevuurs.
Vol schaamte en berouw moet ik echter
bekennen, dat ik niet waardig ben, voor
die zielen te bidden, die reeds voor uw
rechterstoel verschenen zijn, en slechts
ter oorzake van eenige kleine vlekken voor
een zekeren tijd van de aanschouwing van
uw goddelijk aanschijn verstoken blijven.
Schenk mij daarom, o mijn Jesus ! door
de verdiensten van uw bitter lijden en
sterven, vergiffenis voor al mijne zonden
en laat mij door mijn gebed de verlossing
der lijdende zielen verkrijgen. Neem haar
op in de eeuwige vreugde des Hemels,
alwaar zij uwe Majesteit eeuwig aanbidden
en dienen zullen. Dit smeek ik U, die
met den Vader en den H. Geest leeft en
heerscht in alle eeuwigheid. Amen.
GEBED VOOR HET EERSTE TIENTJE.
eloofd, geprezen en aangebeden zij
Jesus Christus, onze Verlosser, in
Qebeden Orerledtnen.                                    18
-ocr page 278-
274
zijnen doodsangst in den hof der Olijven.
O, allerzoetst en barmhartigste Jesus!
door het heilig gebed, dat Gij tot uwen
Vader gericht hebt, opdat Hij den bitte-
ren lijdenskelk van U weg zoude nemen,
en door het bloedig angstzweet, dat van
uw heilig lichaam ter aarde droppelde, bid
ik U om de spoedige verlossing van de
lijdende zielen des vagevuurs.
O, heilige Maria, Moeder Gods! bid
toch voor de lijdende zielen in het vage-
vuur, die zoo vurig verlangen Gods aan-
schijn te aanschouwen. Bedenk tot welken
hoogen prijs deze zielen door uwen god-
delijken Zoon zijn vrijgekocht, en ver-
krijg voor haar de kwijtschelding van alle
straffen door Jesus Christus, uwen Zoon,
die voor ons in den hof der Olijven bloed
gezweet heeft Amen.
GEBED VOOR HET TWEEDE TIENTJE.
A-K
ffi eloofd geprezen en aangebeden zij Jesus
•\\£r Christus, die voor ons gegeeseld is!
O, Heer Jesus Christus! door uwe
smartelijke geeseling en door het bloed,
dat Gij bij uwe marteling vergoten hebt, bid
ik U om de verlossing dor lijdende zielen
-ocr page 279-
275
in hel vagevuur. Laat haar tot U komen
in den schoonen en zoo vurig verlangden
Hemel! Daar zullen zij U met alle Hei-
ligen eeuwig en op eene volmaakte
wijze verheerlijken en beminnen.
O, heilige Maria, die door de heilige
kerk de Moeder der barmhartigheid
genoemd wordt, laat de lijdende zielen in
het vagevuur uwe barmhartigheid onder-
vinden! Bid voor haar, o, goedertierene
Maagd, opdat God den duur van haar lijden
vermindere en haar toelate tot de eeuwige
zaligheid: verkrijg voor de zielen der afge-
storvenen de eeuwige rust, door Jesus
Christus, uwen Zoon, die voor ons gegee-
seld is. Amen.
GEBED VOOR HET DERDE TIENTJE.
eloofd, geprezen en aangebeden zij Jesus
Christus, onze Verlosser, die voor ons
met doornen gekroond is!
Goddelijke Jesus! door de smartelijke
kroning met doornen, die Gij voor ons
zondaars hebt willen ondergaan, bid ik U
om barmhartigheid voor de zielen in het
vagevuur. Schenk haar vergiffenis voor
hare zonden, die zij uit menschelijke
zwakheid bedreven hebben; geef haar
-ocr page 280-
276
kwijtschelding voor de nogoverigestraffen,
en kroon haar met de kroon der eeuwige
heerlijkheid.
O, heilige Maria, troosteres der bedruk-
ten! ontferm u over de zielen, die in
het vagevuur lijden, en bid voor haar,
opdat zij van hare smarten bevrijd en in
de zalige woning des Hemels opgenomen
worden.
Gedenk, lieve Moeder! uwe groote
droefheid, toen gij zaagt, hoe de ruwe sol-
daten het hoofd van uwen innigstgeliefden
Zoon met doornen gekroond hadden, en hoe
zijn goddelijk bloed langs zijn aangezicht
vloeide. Verwerf door deze uwe droefheid
de bevrijding der kermende zielen in het
vagevuur; verlos haar uit hare pijnen
door de gezegende vrucht uws lichaams,
Jesus, die voor ons met doornen gekroond
is. Amen.
GEBED VOOEHET VIERDE TIENTJE.
eloofd, geprezen en aangebeden zij
Jesus Christus, onze Verlosser, die
voorons het zware kruis gedragen heeft!
Goddelijke Heiland, Jesus Christus! Ik
aanbid U als mijn Heer en mijn God, en
ik smeek U door uwe smartvolle kruisdra-
-ocr page 281-
277
ging, heb medelijden met de lijdende zie-
len in het vagevuur, en scheld haar de
straffen kwijt, die zij nog moeten onder-
gaan. Ach, Jesus! gedenk diensmartvollen
weg, dien Gij, beladen met het zware kruis,
hebt afgelegd; gedenk uwegroote vermoeid-
heid en uwen driemaligen val onder het
kruis, en verlos door deze uwe smarten
de arme zielen, die in het vagevuur
lijden. Werp een genadigen blik op haar,
en troost haar door uwe groote barmhar-
tigheid.
Allerzaligste Maagd Maria, gij, die zoo
veel bij God vermoogt, kom toch door
uwe machtige voorspraak den lijdenden zie-
len in het vagevuur ter hulp. Gedenk
de smarten, die gij ook voor ons geleden
hebt, toen gij uwen geliefden Zoon met
het kruis op zijne schouderen hebt ont-
moet, en uwe hartverscheurende droefheid,
toen gij Hem in de verschrikkelijkstepijnen
zaagt sterven. Ach, lieve Moeder! door
de smarten, die toen uw hart doorboor-
den, bid ik u, heb medelijden met de zie-
len in het vagevuur, die door het kost-
baar bloed van Jesus vrijgekocht zijn, en
die zoo vurig, zoo smachtend verlangen
naar den Hemel, waar zij God van aan-
scbijn tot aanschijn zullen aanschouwen.
-ocr page 282-
278
Bid voor haar door de gezegende vrucht
uws lichaams, Jesus, die voor ons het zware
kruis gedragen heeft. Amen.
GEBED VOOR HET VIJFDE TIENTJE.
eloofd, geprezen en aangebeden zij
Jesus Christus, onze Verlosser, die
voor ons gekruisigd isl
O, liefste Jesus, mijn Heer en mijn God!
Vol ontzag voor uwe goddelijke Majesteit,
kniel ik in aanbidding voor U neder, en ik
smeek U door nwen smartvollen dood aan
het schandhout des kruises, om ontferming
en barmhartigheid voor de lijdende zielen
in het vagevuur. Doe haar, o Jesus, die
zoete troostwoorden hooren: »Heden nog
zult gij met Mij zijn in het Paradijs.\'\'
O, heilige Maria, Moeder vol van
genade! heb medelijden met ons arme zon-
daars, en met de lijdende zielen in het
vagevuur; ach, ik weet geen krachtiger
middel om uw teederminnend Moederhart
tot medelijden te bewegen, dan u te her-
inneren aan den dood van uwen beminden
Zoon, die in zijn doodsstrijd zelfs nog om
vergiffenis bad voor zijne vijanden, zeg-
gende: „Vader, vergeef het hun, want zij
weten niet wat zjj doen." Bid gij dan
-ocr page 283-
279
ook, o geliefde Moeder! om vergiffenis
voor de geloovige zielen, die inhetvage-
vuur lijden! Bid voor haar, opdat zij uit
hare pijnen verlost woi-den, door de
gezegende vrucht uws lichaams, Jesus, die
voor ons gekruisigd is. Amen.
OPOFFERING VAN DEN H. ROZEN-
KRANS.
Hu), Goddelijke Jesus, Verlosser der
*^y wereld! ik offer U deze oefening van den
rozenkrans, welke ik ter eere van uw bitter
lijden en sterven verricht heb, nederig op,
met de meening, waarmede Gij zelf uwe
smarten, uwe zuchten, uw bloed en uw
leven tot verlossing der menschen aan
uwen hemelschen Vader hebt opgedragen ;
en ik bid U, door uwe oneindige verdien-
sten en door uw voor ons vergoten bloed,
om barmhartigheid voor de zielen in het
vagevuur. Verlos haar uit hare pijnen
en neem haar op in de eeuwige vreugde,
alwaar zij dan ook voor mij zullen bidden,
opdat ik van de pijnen des vagevuurs
bevrijd blijve. Hierom smeek ik U, die leeft
en regeert met den Vader en den heiligen
Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
-ocr page 284-
H. KRUISWEG
VOOR DB GELOOVIGE ZIELEN.
(Volgens den zaligen Leonardus a PortuMauritio).
f
n de kerk gekomen om den kruisweg
.,, te houden, knielt men voor het altaar
neder en tracht men zich voor te bereiden,
door eene akte van berouw te verwekken;
vervolgens gaat men de onderscheidene
statiën in volgorde bezoeken, en zich voor
elke statie op de knieën werpende, zegt
men met gevoel: Wij aanbidden U, Cbris-
tus, enz. Nu blijft men een weinig tijds
dat geheim van Jesus\' lijden overwegen,
hetwelk door die statie wordt voorgesteld,
en na een kort gebed tot den lijdenden
Verlosser, zegt men: Onze Vader — Wees
gegroet, met deze woorden sluitende: Ont-
ferm U onzer, enz. Op deze wijze gaat
men voort tot aan de laatste statie, en zich
dan weder tot hetaltaarwendende,bedankt
men Hem voor de ontvangen genadegiften.
De aflaten, welke men door deze oefening
verdienen kan, zijn dezelfde, welke diegenen
verdienen, die de statiën van den kruisweg
te Jerusalem in persoon bezoeken. Vele
van deze zijn volle aflaten, waarvan men
er, desverkiezende, een voor zich zelven
-ocr page 285-
281
behouden eii de andere aan de zielen in
het vagevuur kan toevoegen.
VOORBEREIDEND GEBED EN
AKTE VAN BEROUW.
tet den diepsten eerbied werp ik mij
.. voor U ter aarde, Verlosser van den
zondigen mensch\'en inniggetroffen over het
lijden, dat U mijne verlossing heeft gekost,
wil ik mij in deze oogenblikken met dat
wonder van liefde bezighouden, door U in
den geest op uwen Moedigen kruisweg te
vei-gezellen. Maar hoe zal ik dit op eene
waardige wijze kunnen verrichten ? Ik die
U zoo dikwerf beleedigde, uw lijden niet
zelden vernieuwde ! Ja, mijn Jesus 1 ik
beken het, ik ben zondaar, een onwaardige,
maar Gij kunt mij rechtvaardig en uwer
liefde waardig maken. Ontferm U dan over
mij, verwerp mij niet van uw aanschijn,
en vergeef den boetvaardigen zondaar, die
U als het hoogste goed boven al bemint,
en juist daarom berouw heeft over zijne
zonden. Nooit meer, mijn God ! nooit meer
zal ik zondigen, maar U steeds zoo bemin-
nen dat ik eenmaal onder diegenen gerang-
schikt worde, voor wie uw bloed niet
vruchteloos vergoten werd.
-ocr page 286-
282
Tot voldoening voor mijne misdrijven,
en bijzonder ook tot lafenis en tot troost
der lijdende zielen in het vagevuur, offer
ik U deze oefening op. Stort op dezen
kruisweg den goeden geest in mij, en geef,
dat ik door uw lijden bewogen, tot uwe
navolging aangespoord worde ; maak mij
deelgenoot aan de verleende aflaten, opdat
zij mij hier en hiernamaals mogen behulp-
zaam zijn, en opdat de lijdende zielen,
voor welke ik ze U (geheel of gedeel-
telijk) opdraag, er door bevrijd worden uit
hare verschrikkelijke pijnen. Amen.
EERSTE STATIE.
Jesus wordt ter dood veroordeeld.
^V^/ij aanbidden U, Christus, en lovenU.
TJöK Omdat Gij door uw H. Kruis de
wereld verlost hebt.
Overweeg mijne ziel, met welke gevoe-
lens Jesus dit vonnis ontvangt; zie, hoe
gewillig Hij zich aan hetzelve, uit liefde
tot U, onderwerpt. Ach, dat gij u toch
eens schaamdet! gij, die zoo dikwerf het
vonnis des eeuwigen doods verdiendet, gij
gewaardigt u nauwelijks eene geringe ver-
sterving aan te nemen, waartoe bij, die
-ocr page 287-
283
Gods plaats bekleedt, u soms veroordeelt.
Welaan dan, wend u vol schaamte tot
Jesus, uwen Bruidegom, en zeg Hem met
een hart vol liefde:
GEBED.
ierbare Jesus! uwe onschuld en de
liefde, waarmede Gij U, zonder eenige
tegenspraak, aan het onrechtvaardige von-
nis onderwerpt, doen mij blozen; het is
mg leed, dat ik mij bij het ontvangen van
eene geringe beleediging, bij het hooren
van een smadelijk woord, tot hiertoe zoo
verontwaardigd toonde; ja, dit smart mij,
en ik maak een vast voornemen, om voort-
aan met uwe heilige hulp elke versma-
ding, hoe onrechtvaardig, hoe smartelijk
die ook moge zijn, gaarne te verduren.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
-ocr page 288-
284
TWEEDE STATIE.
Jesus neemt het kruis op tsyne schouders.
1
ij aanbidden U, Christus, en loven U.
Omdat gij door uw H. Kruis de
wereld verlost hebt.
Mijne ziel, beschouw uwen Jesus! zie
met welk eene teederheid Hij het kruis
omhelst, met welk eene kalmte en gelaten-
heid Hij den moedwil der woeste bende
verdraagt.
Ach, bloos over die ongeduldigheid,
waaraan gij u bij het verschijnen van het
geringste kruisje van tegenspoed zoo
spoedig overgeeft; kom, vergezel uwen met
het kruis beladen Jesus, en zeg Hem:
GEBED.
et reden schaam ik mij, lieve Jesus,
wanneer ik U het kruis, hetdoor mijne
ondankbaarheid, door mijne zonden ver-
vaardigde kruis zoo liefderijk zie omhelzen,
terwijl ik aarzel die lichte, die aan-
gename kruisjes op te nemen, welke uwe
oneindige liefde mij vormde en door de
hulp uwer genade draaglijk maakte. Ver-
geef het mij, bid ik Ü, vermits ik een
vast besluit maak, niet alleen om deze
voortaan gaarne te omhelzen, maar daar-
-ocr page 289-
285
enboven om met uwe geliefde heilige
Teresia U onophoudelijk te smeeken, „of
lijden of sterven, het kruis of den dood."
Onze Vader — Wees gegroet.
Ontferm U onzer, Heer! OntfermUonzer,
en heb medelijden met de lijdende zielen
in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
E. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
DEEDE STATIE.
Jesus valt de eerste maal onder het kruis.
w
ij aanbidden U, Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Mijne ziel, ziet gij de beleedigingen niet,
welke uw gevallen Jesus te verduren heeft?
en echter zwijgt Hij, en echter verdraagt
Hij alles uit liefde tot u; en hoe ongedul-
dig zijt gij niet, wanneer eene lichte ziekte
u aantast, wanneer een gering ongeval u
treft, hoe bitter beklaagt gij u dan niet!
Ach werp u met tranen van berouw voor
Jesus voeten neder en bid Hem:
GEBED.
eminnelijke Jesus! met leedwezen werp
ik mij voor U ter aarde,omdatikUzoo
-ocr page 290-
286
dikwerf door mijn ongeduldbeleedigde.Ach,
schenk mij de genade om te kunnen
opstaan, den weg des kruises met liefde en
vreugde te volgen, en alle rampen gaarne
te verduren.
Onze Vader enz. Wees gegroet enz.
Ontferm U onzer, Heer! ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
VIERDE STATIE.
Jesus ontmoet zijne H. Moeder.
m
ij aanbidden U, Christus, en loven U.
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Ach, welk eene hevige smart doorboorde
het hart van Maria, en wie kan de fol-
teringen opnoemen, waarmede Jesus\'lijden
bij deze ontmoeting verzwaard werd!
Ween, mijne ziel! ween bij dit zielroerend
schouwspel, en troost de bedroefde Moeder
en den lijdenden Zoon op deze wijze:
-ocr page 291-
287
GEBED
iefderijke Moeder! Ik ben het, die
uwen geliefden Zoon, uwen Jesus, aan
die barbaarsche banden van ruwe krijgs-
knecbten overleverde: toen ik zondigdejuist
toen vormde ik het zwaard van droefheid,
dat uw moederhart doorboorde. Ach, ik
heb er berouw over, en smeek U beiden
om erbarming en vergeving; erbarming,
heilige Maria! Mijn Jesus, erbarming met
eenen zondaar, die het besluit maakt, om
niet meer te zondigen, en tot dat einde
dikwijls de smarten zal overwegen van
Jesus en Maria.
Onze Vader enz. Wees gegroet enz.
Ontferm U onzer, Heer! ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
E. En dat het eeuwige licht haar ver •
schijne.
VIJFDE STATIE.
Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis
dragen.
ij aanbidden U, Christus, en loven U.
-ocr page 292-
288
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Denk eens na, mijne ziel, welke belee-
diging de Cyrener Jesus aandeed door
zijne weigering, om Hem in het dragen
van zijn kruis te helpen. Maar beleedigt
gij Hem niet meer, als gij het kruis, dat
Jesus u overzendt, gedwongen en zonder
liefde torst, als gij het nasleept en het
zelfs durft ontvluchten ? Ach, verfoei uwe
dwaling en bid uwen liefhebbenden Jesus :
GEBED.
iefdevolle Jesus, ik belijd het, ik was
die Cyrener, ik die slechts gedwongen
het kruis der wederwaardigheden gedragen
en altijd getracht heb hetzelve te ontvluch-
ten. Ach, ik erken mijne misdaad, ik
smeek om vergeving en genade voor de
toekomst, zend mij vrij die kruisen, welke
U zoo dierbaar zijn ; met uwe hulp zal ik
ze volgaarne omhelzen.
Onze Vader enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
-ocr page 293-
289
ZESDE STATIE.
Veronica droogt Jesus\' aansch&nmet eenen
zweetdoek af.
ij aanbidden U, Christus, en loven U!
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Is het mogelijk, mijne ziel! dat gij niet
van liefde en teederheid wegsmelt, bij de
overweging van de belooning, welke de
goede Jesus aan de vrome Veronica uit-
reikte, voor hare aan Hem betoonde daad
van medelijden? Hij stelde haar in het
bezit van zijne in den zweetdoek inge-
drukte aanbiddelijke gelaatstrekken. Zou
Hij niet op dezelfde wijze ook met u han-
delen, door zijn heilig wezen in uw hart
te drukken, zoo gij dikwerf uw medelij-
den jegens Hem opwektet ? Ach geef dan
van dit gemis aan u zelven alleen de schuld
en zeg Hem:
GEBED.
jjF efolterde Godmensch ! zoo Gij niet in
-Q9* mijn hart gedrukt zijt,isdeschuldniet
aan U, neen aan mij zelven, aan mijne
ongevoeligheid moet ik het toeschrijven.
Gebeden Overledenen.                                    19
-ocr page 294-
290
Immers, gevoelik wel ooit medelijden jegens
U, overweeg ik wel ooit uwe smarten ?
Ach, ik verfoei mijne handelwijze, en wil
voortaan uw bitter lijden dikwijls overwe-
gen, opdat Gij met onuitwischbare letteren
in mijn hart moogt gegrift blijven.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer,
en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
E. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
ZEVENDE STATIE.
Jesus valt ten tweeden male onder
het kruis.
m
ij aanbidden TJ, Christus, en loven U!
_, Omdat Gij dooruwH. Kruis de wereld
verlost hebt.
Ach mijne ziel, hoe ongevoelig zijt gij.
Ziet gij niet, dat het uwe trotschheid is,
die Jesus nu op den grond doet neder-
vallen, daar gij uwen Heiland met de voe-
ten treedt, om u zelven te verheffen ? Ach,
verfoei toch eens dien hoogmoed, en beloof
uwen gevallen vriend beterschap.
-ocr page 295-
291
GEBED.
a, mijn Jesus, ik beween mijne trotsch-
heid, waardoor ik steeds boven anderen
den voorrang begeerde, en dewijl ik bier-
door oorzaak van uwen val was, besluit
ik, mij ook voor mijne minderen te ver-
nederen, altijd met nederigheid en onder-
werping te spreken, en allen hoogmoed
uit mijn hart te verbannen. Help mij
hierin door uwe alvermogende genade.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schrjne.
ACHTSTE STATIE.
Jesus troost de weenende vrouwen.
m
ij aanbidden U, Christus, en loven U!
Omdat Gij door uw H. Kruis de
wereld verlost hebt.
Zie, mijne ziel, hoe de voor Jesus
geplengde tranen met de door Hem gegeven
vertroostingen gepaard gaan. Nauwelijks
-ocr page 296-
292
weenen Jerusalems vrouwen, of Jesus ver-
troost haar; overweeg eens, dat, zoo gij
tot hiertoe van Hem nog geenen troost
ontvangen hebt, het een sprekend bewijs
is, dat gij nog geene tranen van medelij-
den met uwen lijdendenZaligmakergestort
hebt.
GEBED.
eminnelijke Vertrooster! al te wel
gevoel ik mijne verlichting, om over
mijne ondankbaarheid en zondige werken
te schreien; maar des te meer beween ik
dezelve, omdat zij de oorzaak van uw lijden
waren; zoo dan de tranen der bedroefde
vrouwen U welgevallig waren, o, versmaad
dan ook de mijne niet, en laat mij zoowel
nu als in het uur van mijnen dood uwe
vertroostingen genieten.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
E. En dat bet eeuwige licht haar ver-
schijn e.
-ocr page 297-
293
NEGENDE STATIE.
Jesus valt ten derden male onderhet kruis.
m
ij aanbidden U, Christus, en loven U.\'
, Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Beschouw, mijne ziel, beschouw uwen
Jesus, die hier ten derden male onder zijn
kruis bezwijkt. Uwe zonden deden Hem
nedervallen. Hij kon den last uwer
ondankbaarheid niet langer torsen.
Maak dan toch eenmaal het besluit, om
niet meer ondankbaar te zijn, en uwen
Verlosser op te beuren. Zeg Hem met
geheel uw hart:
GEBED.
fjft^oede Jesus! het is maar al te waar, uw
•Q$* herhaald vallen werd door mijveroor-
zaakt, doordien ik aan uwe genade zoo slecht
beantwoordde; maar zie, ik heb er berouw
over en neem mij voor, om in het vervolg
geene genade onbeantwoord te laten. Dit
echter kan ik niet zonder uwen bijstand;
help my dan, om uit dien afgrond van
ondankbaarheid op te staan en nooit meer
uit uwe genade te geraken,
-ocr page 298-
294
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijue.
TIENDE STATIE
Jesus wordt ontkleed en met gal gelaafd.
ijaanbidden U, Christus, en loven Ui
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Overweeg, mijne ziel, hoe Jesus\' raaagde-
lijke zedigheid hier beleedigd, hoe zijn
smaak hier verbitterd werd. Ach, uwe
onbeschaamdheid, uwe zinnelijke kleeding,
uwe ijdelheid beroofde u van uweonschuld,
en rukte Jesus de kleederen van het lijf;
uwe onmatigheid verbitterde den smaak
van uwen Heer. Welaan dan, spreek Hem
rouwmoedig toe, zeggende:
GEBED.
ijdende Jesus! ja, ik beween mijn ijdel
pogen, om in de wereld aanzien tever-
-ocr page 299-
295
werven, ik verwensen mijne onwaardige
begeerten, ik verfoei alle gehechtheid aan
de wereld; geef, dat ik mij voortaan nooit
meer van het kleed der heiligmakende
genade beroove, dat ik mij nooit meer
aan overdaad plichtig make, en door de
eenvoudigheid mijner kleeding de zedigheid
mijns harten levendig uitdrukke.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer,
en heb medelijden met de lijdende zielen
in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
K. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
ELFDE STATIE.
Jesus wordt aan het kruis gehecht.
m
ij aanbidden U, Christus, en loven U!
Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Eindelijk, mijne ziel, eindelijk wordt
uw vermoeide, afgematte Jesus aan het
vloekhout geklonken. Ween hier bij de
herinnering, dat uwe gekoesterde hartstoch-
ten die scherpe nagelt n waren, waarmede
zijne handen en voeten werden doorboord,
dat uw bedorven wil dn hamer was, welks
-ocr page 300-
296
slagen Golgotba deden weergalmen. Ach,
smeek Hem hiervoorom vergiffenis, en zeg:
GEBED.
•SRofë11 gekruisigde Jesus! Duld, dat ik mij
GW vol droefheid in uwe doorboorde han-
den legge, niet om U opnieuw te kruisigen,
maar opdat mijne trouweloosheid, met U
gekruisigd zijnde, in eene eeuwige trouw
veranderde.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heerl Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
TWAALFDE STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
^YVv/ij aanbiddenU, Christus,en loven UI
OöK Omdat gij door uw H. Kruis de wereld
verlost hebt.
Beschouw mijne ziel,beschouwnogmaals
uwen aan het kruis genagelden Jesus,
zie, hoe treffend Hij den eeuwigen Vader
bidt voor u, die Hem zoo schandelijk
-ocr page 301-
297
gehoond hebt; en gij aarzelt nog, vergeving
te schenken aan hen, die u sorns veron-
gelijken, die u beleedigen? En echter
zijt gij het, die den Zoon van God niet
slechts beleedigd, maar zelfs gekruisigd
hebt. Welaan, wend u dan vol berouw
over zoovele zonden tot Jesus, en zeg Hem:
GEBED.
eminnelijke Zaligmaker! uwe stem
waarmede Gij den Vader voor mij om
vergeving smeektet, roept mij onophoude-
lijk toe, dat ik mijnen naastennietalleenhet
ongelijk vergeven moet, dat zij mij aandoen,
maar dat ik ook voor hen, die mij belee-
digen, U om vei\'giffenis moet smeeken.
Gehoorzaam aan die stem, verfoei ik dan
ook mijne tot hiertoe gevolgde hardvocb-
tigheid, en maak ik het voornemen, om
hun die mij verongelijking aandoen, wei-
daden te bewijzen, opdat ik ook eenmaal
van U moge hooren: „Heden zult gij met
Mg in het paradijs zijn."
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
-ocr page 302-
298
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige Jicht haar ver-
schijne.
DERTIENDE STATIE.
Jesus wordt van het kruis genomen.
»
ii aanbidden U, Christus, en loven,U!
, Omdat Gij dooruwH. Kruis de wereld
verlost hebt.
Gij waart het, mijne ziel, die den gestor-
ven Jesus in Maria\'s schoot legdet zoo
dikwerf gij hem in het H. Sacrament met
weinig godsvrucht, ja, mogelijk wel op
eene heiligschendende wijze in uw hart
hebt ontvangen en Hem zoodoende in uw
binnenste deedt sterven. Ach, vraag Jesus
hiervoor om vergiffenis, bid Maria om
hare voorspraak.
GEBED.
Ja, mijn God I het is waar, ik was
boosaardig en ongevoeliggenoeg.Uzoo
grievend te beleedigen, en het hart uwer
Moeder zoo wreedelijk te verwonden,
dewijl ik zoo dikwerf uwe heilige tafel
-ocr page 303-
299
naderde, zoo niet met een door zonden
bezoedeld geweten, dan toch met weinig
godsvrucht en met een aan het aardsche
gehecht hart. Ach! dit berouwt mij en
spoort mij tevens aan, om voortaan het
brood der Engelen zoo te ontvangen, dat
het voor mij een onderpand worde dei-
toekomstige heerlijkheid.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm TJ
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
VEERTIENDE STATIE.
Jesus wordt in het graf gelegd.
^Y/y ij aanbidden U, Christus, en lovenU!
V&y Omdat Gij door uw H. Kruis de
wereld verlost hebt,
Overweeg, mijne ziel! hoedanig het
graf was, waarin uw ontzielde Verlosser
gelegd werd. Het was een nieuw graf; en
met kostbaar reukwerk gebalsemd werd
Hjj daarin neergelegd. Dan helaas! uw
hart is voor uwen Jesus geen nieuw graf
-ocr page 304-
300
meer, daar gij in hetzelve voor de zonde
eerst eene plaats hebt ingeruimd.
Welaan, tracht het dan nu ten minste
te vernieuwen, en bid Hem, dat Hij in u
een geheel ander hart scheppe.
GEBED.
iefde mijner ziel! ik belijd het, mijn
hart was tothiertoe een doorzoovelezon-
den en onvolmaaktheden bezoedeld graf,
maar vol schaamte en berouw bid ik U,
schep in mij een nieuw en zuiver hart,
en geef, dat ik het balseme door de voort -
durende gedachtenis aan uw lijden en dat
ik het door deugden en goede werken
versiere. Dan zult Gij altijd in mijn hart
rusten, als in een graf, dat heerlijk en U
welgevallig is. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz,
Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U
onzer, en heb medelijden met de lijdende
zielen in het vagevuur.
V. Geef haar, o H eer, de eeuwige rust.
R. En dat het eeuwige licht haar ver-
schijne.
SLUITGEBED.
jartelijk dank zij U, o Heer! voor al
* uwe weldaden en bijzonder voor de
-ocr page 305-
301
weldaad, welke Gij mij nu weder bewezen
hebt, door mij op dezen kruisweg te onder-
steuneD.
Ik mocht mij dan gedurende dezen tijd
eens van het aardsche losscheuren, mij in
de geheimen van uw lijden verdiepen, en
daaruit heilzame lessen inzamelen. O, dat
deze oefening dan ook werkelijk strekke
tot verbetering van mijnen wandel, tot zalig-
heid mijner ziel. Geef ook vooral, o
goede Jesus, dat deze oefening vele en
groote vruchten afwerpe voor de geloo-
vige zielen in het vagevuur, voor dewelke
ik U dezelve heb opgedragen. Alle
verdiensten, die ik door dezen kruisweg
heb mogen vergaderen, en alle aflaten, die
ik daardoor verdiend heb, offer ik U voor
deze lijdende zielen op. Geef haar, o Heer,
de eeuwige rust, en laat haar tot U komen
in het rijk uwer eeuwige heerlijkheid,
waarnaar zij zoo vurig verlangen.
Verleen mij eindelijk, dat ik uw heilig
lijden bestendig in mijne gedachten hebbe,
mijnen wandel daarnaar regele en tot den
laatsten adem mijns levens in de deugd
volharde Amen.
-ocr page 306-
302
Bid vervolgens zesmaal het „ Onze Vader"
en het „Wees gegroet" en éénmaal het
„Ik geloof in God den Vader," enz. vol-
gens de meening der H. Kerk.
-ocr page 307-
VERSCHILLENDE GEBEDEN
voor de afgestorvenen.
LITANIE VOOR DE GELOOVIGE
OVERLEDENEN.
[eer, ontferm U onzerI
t^*- Christus, ontferm U onzer!
Heer, ontferm U onzer!
Christus, hoor ons!
Christus, verhoor ons!
God hemelsche Vader, ontferm U over al
de geloovige overledenen!
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm U
over al de geloovige overledenen!
God H. Geest, ontferm U over al de
geloovige overledenen!
H. Drievuldigheid, één God, ontferm U over
al de geloovige overledenen!
Heilige Maria, bid voor hen!
               2!
Heilige Moeder Gods,                           **
Heilige Maagd der Maagden,               
Heilige Michaël,                                  ,&
Alle heilige Engelen en Aartsengelen, ^
Alle H. H. orden der zalige Geesten, §
Heilige Johannes de Dooper,
Heilige Joseph,
                                    af
Alle heilige Patriarchen en Profeten, ~
-ocr page 308-
304
Heilige Petrus, bid voor hen!
Heilige Paulus,
Heilige Johannes,
Alle heilige Apostelen en Evangelisten,
Heilige Stephanus,
Heilige Laurentius,                             tr
Alle heilige Martelaren,                       
Heilige Gregorius, ,                               \'S*
Heilige Ambrosius,                                     
Heilige Augustinus,
Heilige Hieronymus,                            o
Alle heilige bisschoppen en belijders, i
Alle heilige leeraars,                           t?
Alle heilige monniken en kluizenaars, b_
Heilige Maria Magdalena,
Heilige Catharina,
Heilige Barbara,
Alle heilige maagden en weduwen,
Alle Heiligen Gods,
Wees hun genadig, spaar hen Heer!
Wees hun genadig, verhoor hen Heer!
Van alle kwaad, verlos hen Heer! ^
Van uwe gramschap,                           §,
Van uwe strenge rechtvaardigheid, »
Van de macht des duivels,                  er"
Van den knagenden worm des gewetens, §
Van de langdurige droefheid,              y
Van de afgrijselijke vlammen,             $
Van de onverdraaglijke koude,             ~
-ocr page 309-
805
Van de verschrikkelijke duisternis, verlos
hen Heer!
Van het vreeselijk weenen en klagen,
Door het geheim uwer menschwording,
Door uwe heilige geboorte,
Door uwen zoetsten naam,
Door uw doopsel en het vasten,
Door uwe diepste nederigheid,
Door uwe volmaakte gehoorzaamheid,
Door uwe oneindige liefde,
Door uw angst en nood,
                        ^
Door uw bloedig doodszweet,                —•
Door uw harde gevangenschap,
Door uwe geeseling,
                               §f
Door uwe kroning met doornen,
Door uwe kruisdraging,
                         9
Door uwen bitteren dood,                      £5
Door uwe vijf heilige wonden,
Door uw kruis en allerbitterst lijden,
Door uwe heilige opstanding,
Door de komst van den H. Geest,
In den dag des oordeels,
Wij zondaren, wij bidden U, verhoor
ons!
Die Maria hebt vergeven en den moorde-
naar verhoord hebt, wij bidden U, ver-
hoor ons!
Die de menschen uit genade zalig maakt,
wij bidden U verhoor ons!
^3—_t_ Gpbpden Overledonpn,                                       20
-ocr page 310-
306
Die de sleutels hebt van dood en hel, wij
bidden U, verhoor ons!
Dat Gij U gewaardigt, onze ouders, naast-
bestaanden en weldoeners van de
straffen der hel te onttrekken,
          i.
Dat Gij U gewaardigt, alle overledene \'
geloovigen van de eeuwige vervloe- &
king te bevrijden,
                               et
Dat Gij U gewaardigt, over hen, wier ö
bijzondere gedachtenis niet gehouden j-!
wordt, U te ontfermen,
                      «i
Dat Gij U gewaardigt, hen allen te g,
sparen en genadig te zijn,
                 g
Dat Gij U gewaardigt, hunne begeerten \'"•
te vervullen,
                                        §
Dat Gij U gewaardigt, hen op te nemen ?-
in de gemeenschap der uitverkorenen,
Koning der schrikbare majesteit,
Zoon Gods,
Lam Gods, dat de zonden der wereld weg-
neemt, geef hun de rustl
Lam Gods, dat de zonden der wereld weg-
neemt, geef hun de rustl
Lam Gods, dat de zonden der wereld weg-
neemt, geef hun de eeuwige rust!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
V. Heer, geef hun de eeuwige rust!
R. En het eeuwige licht verschijne hun.
-ocr page 311-
307
V. Van de poort der hel
R. Verlos Heer, hunne zielen.
V. Dat zij in vrede rusten.
Ii\'. Amen.
V. Heer, verhoor ons gebed I
R. En ons geroep korae tot U.
GEBED.
p/J) God 1 wien het eigen is, altijd gena-
sSr dig te zijn en te sparen, wij bidden U
nederig voor de zielen uwer dienaren en
dienaressen N. N., die gij uit deze wereld
hebt opgei-oepen, lever haar niet over in
de handen van den vijand, en vergeet haar
niet geheel, maar laat haar door uwe
heilige Engelen opnemen en in den Hemel
binnenvoeren, opdat zij, die in U geloofd
en op U gehoopt hebben, de straffen dei-
hel niet ondergaan, maar de eeuwige
vreugde bezitten mogen, door Jesus Chris-
tus, onzen Heer. Amen.
V. Heer, geef haar de eeuwige rust 1
R. En het eeuwige licht verschijne haar.
V. Dat zij in vrede rusten.
R Amen.
-ocr page 312-
308
Oefening ter eere van de vyf
heilige wonden des Verlossers
tot troost der afgestorvenen.
VOORBEREIDING.
esus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven zijt, ik val voor U op
mijne knieën neder, en bid nederig om
vergiffenis voor al mijne zonden.
Het berouwt mij uit den grond mijns
harten, dat ik U, mijn hoogste goed,zoo
dikwijls beleedigd heb, en ik maak het
voornemen, mijn leven te beteren en alles
te vermijden, wat mij tot zonden zou
kunnen brengen. Tot uwe wonden neem
ik mijne toevlucht, o, mijn gekruisigde
Verlosser! sterk mij, opdat ik getrouw
blijve aan de goede voornemens, die ik nu
gemaakt heb, en laat mij deelachtigworden
aan de verdiensten van uw lijden. Met
deze heilige voornemens in het hart, waag
ik het nu ook mijn gebed voor de afge-
storvenen te verrichten, en door uwe vijf
heilige wonden en uw vergoten bloed de
verlossing der lijdende zielen aftesmeeken.
1. Jesus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven zijt, ik bidU doordewonde
-ocr page 313-
309
van uwe rechterhand, ontferm U over de
lijdende zielen in het vagevuur.
O mijn Verlosser, mijn God en Heiland,
op mijne knieën aanbid ik U, en ik
kus in den geest de heilige wonde, die gij
voor mij in u werechterhand ontvangen hebt.
Door deze gezegende wonde bid ik om
vergiffenis voor al mijne zonden, en ik
smeek U tevens, o, mijn Jesus, door de
smart, die Gij bij uwe kruisiging in deze
wonde hebt geleden en door het bloed,
dat gij daaruit hebt vergoten:
Ontferm U over de lijdende zielen in het
vagevuur en bijzonder over de zielen N. N.
bevrijd haar van hare pijnen, en neem
haar op in de eeuwige zaligheid.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
2. Jesus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven zijt, ik bid U door de
heilige wonde van uwelinkerhand, ontferm
U over de lijdende zielen in het vagevuur.
O mijn Jesus! ik werp mij neder voor
uw kruis en aanbid U diep neergebogen;
ik kus in den geest de wonde van uwe
linkerhand, en ik smeek U, door de pijnen
die Gij bij uwe kruisiging in deze heilige
wonde hebt geleden en door het heilig
bloed, dat daaruit gevloeid is, ontferm
U over de lijdende zielen in het vagevuur,
-ocr page 314-
310
bijzonder over de zielen N. N., verlos
haar uit hare pijnen, en geef haar de eeu-
wige rust.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
3.  Jesus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven ztjt, ik bid U door de wonde
van uwen rechter voet, ontferm U over de
geloovige zielen in het vagevuur.
Diep neergebogen aanbid ik U, o mijn
Jesus! in uw verschrikkelijk lijden aan
het kruis, en in den geest kus ik de wonde,
die Gij voor ons in uwen rechtervoet ont-
vangen hebt, en ik smeek U door de groote
smarten, welke deze wonde U aan het kruis
veroorzaakt beeft en door het heilig bloed,
dat daaruit gevloeid is, reinig de zielen N.
N. van hare zondenvlekken, en laat haar
spoedig uw goddelijk aanschijn aanschou-
wen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
4.  Jesus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven zijt, ik bid U doordehei-
lige wonde van uwen linkervoet,ontfermU
over de geloovige zielen in het vagevuur!
O mijn Jesus, die met doorboorde han-
den en voeten voor ons zondaars aan het
kruis gestorven zijt, in den geest kus ik
de heilige wonde vanuwenlinkervoet,enik
bid U door de smart, die Gij daarin bjj
-ocr page 315-
811
uwe kruisiging geleden hebt, en door het
heilig bloed, dat daaruit gevloeid is,
verlos toch de zielen, die in het vagevuur
lijden, bijzonder de zielen N. N., en neem
haar op in de eeuwige vreugde.
Onze Vader. enz. Wees gegroet, enz.
5. Jesus Christus, die voor ons aan het
kruis gestorven zijt, ik bid U door de hei-
lige wonde uwer zijde, ontferm U over de
geloovige zielen in het vagevuur !
O, allerliefste Jesus, onze Middelaar bij
God I het was U niet genoeg, voor ons
zondaars op de smartelijkste wijze aan het
kruis te sterven; Gij wildet ook nog na
uwen dood met eene lans doorstoken wor-
den en uw bloed tot op den laatsten drup-
pel voor ons vergieten. O, liefete Jesus, ik
bid U door uwen dood, door uw bloed en
door uwe vijf heilige wonden, verlos toch
dè geloovige zielen uit het vagevuur en
bijzonder de zielen N. N, Laat deze bedrukte
zielen door uwe heilige hartewond tot U
komen in de eeuwige zaligheid, waar zij dan
ook voor mij zullen bidden, opdat ook ik
eens in den Hemel opgenomen worde, om
met haar vereenigd, U, den Vader en den
H. Geest te beminnen, te loven en te aan-
bidden in eeuwigheid. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
-ocr page 316-
312
Heer, geef den zielen der afgestorvenen de
eeuwige rust. Amen.
Een kort en krachtig gebed voor de
afgestorvenen in het algemeen.
j-/?). goede Jesus! ontferm U over de
tJ^C arme zielen in het vagevuur, voor wiel\'
verlossing Gij de menschelijke natuur aan-
genomen en den bittersten dood ondergaan
hebt; aanhoor haar smeeken, zie genadig
op hare tranen neder, en ontsla haar, door
de kracht van uw lijden, van de straffen,
die zij door bare zonden verdiend hebben.
O, barmhartigste Jesus! doe uw heilig
bloed in het vagevuur nedervloeien, opdat
de arme gevangene zielen daardoor ver-
kwikt en verblijd worden ! reik haar uwe
hand, en breng haar in het zalig licht,
opdat zij in eeuwigheid den hemelschen
vrede mogen genieten. Amen.
Gebed voor onze afgestorvene
ouders, broeders, zusters, vr
ien-
den en weldoeners.
I
ader der barmhartigheid, oorsprong
van allen troost! ontferm Uoverdezie-
len in het vagevuur, die zoo vurig naar U
-ocr page 317-
313
verlangen; aanschouw uwen lieven Zoon
Jesus Christus, en verlos, door de oneindige
verdiensten van zijn vreeselijk lijden, de
zielen mijner ouders, broeders, zusters,
vrienden en weldoeners uit hare groote
pijnen. Gedenk, o goede Vader, dat deze
zielen, die zulke onlijdbare pijnen verduren,
werkelijk uwe kinderen zijn. Ach! dat
uwe gerechtigheid zich toch vergenoege
met de zoo groote smarten, die zij tot nu
toe geleden hebben. Uwe onuitputtelijke
barmhartigheid geve haar kwijtschelding
voor de straffen, die zij nog ondergaan
moeten, opdat zij spoediger verlost worden,
en met de andere uitverkorenen U in den
Hemel eeuwig beminnen en loven mogen.
O goede Jesus! verkort hare dulde-
looze smarten door de kostbare verdiensten
van uw heilig lijden. Zij kunnen persoon-
lijk niet meer verdienen en zijn dus
onvermogend hare schulden te betalen ;
betaal Gij die daarom met de oneindige ver-
diensten van uw goddelijk bloed, opdat zij
door U uit al hare pijnen verlost, eeuwig
jubelen mogen. Amen.
-ocr page 318-
314
Gebed tot de Engelen en Heiligen.
eilige Engelen Gods, die voortdurend
den lof des Heeren verkondigt, en
tegelijkertijd voor ons heil werkzaam zijt,
zie, hoe hevig de geloovige zielen in het
vagevuur lijden, en hoe zij uwe hulp
inroepen; bidt daarom voor haar bij God
opdat Hij hare pijnen verkorte, en haar in
uw zalig gezelschap opneme.
Alle Heiligen, bidt voor deze zoozeer
vei\'latene zielen, die in de harde gevan-
genschap zoo vurig naar de vrijheid dei-
kinderen Gods verlangen. Heilige Patri-
archen en Profeten, heilige Apostelen, hei-
lige Martelaren, heilige Belijders, heilige
Maagden, alle Heiligen bidt allen veree-
nigd voor haar en draagt tevens uw geloof
en uwen ijver voor de eer van God en
voor het heil der zielen, uwe standvastig\'
heid in het verdragen der moeielijkheden,
uwe vreugde in kruis en lijden, uw voor
Christus vergoten bloed, uwe zachtmoedig-
heid en geduld, uw bidden en waken,
uwe boetplegingen en uw vasten, uwe
onschuld en reinheid, uwe nederigheid,
uwe liefde en uw in God verborgen leven,
voor haar aan denbarmhartigen Vader op,
-ocr page 319-
315
opdat Hij zich ovev haar ontferme, haar de
straffen kwijtschelde, en in zijn rijk opne-
men moge, alwaar zij Hem met u eeuwig
loven en pi-ijzen zullen. Amen.
Gebed tot Jesus en Maria, om een
zalig einde te verkrijgen en om
van de pijnen des vagevuv.rs
bevrijd te blijven.
s^j goede, liefderijke Verlosser! dooruwe
vjïr groote smarten, vooral door uwen
doodsangst in den hof der Olijven en doorde
drie pijnvolle uren van uwen doodsstrijd
aan het kruis, bid ik U met kinderlijk:
vertrouwen, mij in het uur van mijnen
dood niet te verlaten, en U alsdan over mij
te ontfermen. Gedenk, dat Gij mijne ziel
ten koste van uw bloed zoo duur hebt
afgekocht, en laat mij door de verdiensten
van uw bitter lijden en van uw kostbaar
bloed van allen zielsangst bevrijd blijven.
Neem mijne ziel, als zij van het lichaam
scheiden zal, in bescherming, opdat ik door
uwe genade, zonder de pijnen van het
vagevuur te moeten verduren, tot IJ kome
in het hemelsch Paradijs.
O allerzaligste Maagd, Moeder des Ver-
lossers! Wees gegroet, geëerd en gepre-
-ocr page 320-
316
zen voor al het lijden, dat uw teedermin-
nend moederhart verduurde, toen gij
onder het kruis stond en uwen lieven Zoon
in de grootste smarten daaraan zaagt ster-
ven.
O liefderijke Moeder I met een kinderlijk
vertrouwen bid ik u, ook mij in mijn
doodsuur te willen bijstaan, opdat ik niet
zonder eene rouwmoedige biechtgesproken
en op waardige wijze het lichaam en bloed
onzes Heeren Jesus Christus ontvangen
te hebben, dit leven verlate. Kom mij
alsdan ter hulp, o Moeder der smarten;
en wanneer ik mijne oogen niet meer tot
u verheffen, en wanneer mijne tong uwen
naam niet meer uitspreken kan, kom dan
tot mij en reik mij uwe moederlijke hand;
breng mijne ziel tot uwen Zoon, en bid
Hem, dat Hij mij een genadig Rechter zij
en mij rechtstreeks in den Hemel opneme,
zonder mij tot de pijnen van het vagevuur
te veroordeelen, opdat ik Hem aldaar met
u, o goddelijke Moeder, en met alle Heili-
gen eeuwig aanbidden, beminnen en prijzen
moge.
Jesus, Maria, Joseph I ik schenk U mijn
hart, mijn geest en mijn leven.
Jesus, Maria, Joseph! staat mij bij in het
uur van mijnen dood.
-ocr page 321-
317
Jesus, Maria, Joseph! laat mij in uw
gezelschap zalig sterven, en brengt mijne
ziel in de eeuwige vreugde. Amen.
-ocr page 322-
NEGENDAAGSCHE OEFENING
TOT TROOST DER GELOOVIGE ZIELEN IN
HET VAGEVUUR.
(Van den heiligen Alphonsus de Liguori )
evelen wij Jesus Christus en zijne hei-
lige Moeder de zielen in het vagevuur
aan, bijzonder die onzer bloedverwanten,
vrienden en vijanden en vooral die zielen,
voor dewelke wij verplicht zijn te bidden, en
offeren wij aan God de volgende overwegin-
gen en gebeden voor haar op, terwijl wijons
tevens de verschrikkelijke smarten dier
lijdende zielen voorstellen.
Eerste Dag.
eelvuldig zijn de pijnen, die de heilige
zielen in het vagevuur lijden moeten,
doch de grootste smart van alles is voor
haar de gedachte, dat de zonden, die zij in
haar leven bedreven hebben, de oorzaak
van haar tegenwoordig lijden zijn.
O Jesus, mijn Heiland! ik heb zoo
dikwijls reeds de hel verdiend. Ach! hoe
groot zoude nu mijn lijden zijn, indien Gij
mij verdoemd hadt en ik eeuwigdurend
mij zelvfen dit ongeluk moest wijten. Ik
-ocr page 323-
319
dank U voor het geduld, dat Gij met mij
gehad hebt. Mijn God! ik bemin U boven
alles, en het berouwt mij uit den grond
des harten, dat ik U, die de oneindige goed-
heid zijt, zoo dikwijls heb beleedigd.
Liever wil ik sterven, dan U nog ooit
vergrammen. Geef mij de genade der
heilige volharding, heb medelijden met mij
en ook met de arme zielen, die in het
vagevuur lijden.
O Moeder Gods, Maria ! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Heer, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheu-
gen.
Tweede Dag.
e tweede smart, waardoor de heilige
zielen zeer gepijnigd worden, isdeher-
innering aan den tijd, dien zij in haar leven
verloren en verkwist hebben, en waarin
zij zich meer verdiensten voor den Hemel
hadden kunnen vergaderen, en de droevige
zekerheid tevens, dat dit verlies niet meer
-ocr page 324-
320
vergoed kan worden, dewijl de tijd des
levens, de tijd van verdienen, voor eeuwig
voorbij is.
Ach dwaas, die ik ben! Zoovele jaren
leef ik reeds op deze aarde en nog heb
ik niets anders dan verdiensten voor de hel
vergaderd. O Heer! ik bedank U, dat Gij
mij nu nog den tijd gunt, om voor mijne
zonden te boeten. O goede God ! het doet
mij waarlijk leed, U beleedigd te hebben,
verleen mij uwen bijstand, opdat ik mijne
overige levensdagen slechts gebruike om TJ
te beminnen; heb medelijden met mij en
tegelijk ook met de zielen, die in het vage-
vuur lijden!
O Moeder Gods, Maria! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp.
Onze Vader, enz. W ees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Heer, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters 1 roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
Derde Dag.
tene andere groote pijn, welke deze hei-
lige zielen lijden, beslaat in den afschu-
welijken aanblik harer zondenschuld, die
-ocr page 325-
321
zij nu afboeten. In het tegenwoordige
leven erkent men de afschuwelijkheid dei-
zonden niet, wel echter in hetandere leven,
en dit is juist een der grootste smarten,
welke de zielen in het vagevuur lijden.
O mijn God! ik bemin U boven alles,
omdat Gij in U zelven de oneindige goed-
heid zijt, en het is mij uit den grond mijns
harten leed, U beleedigd te hebben. Schenk
mij de genade der heilige volharding in
het goede! Heb medelijden met mij en ook
met die zielen, welke in het vagevuur
lijden! En gij, o Moeder Gods Maria!
kom haar door uwe machtige voorspraak
ter hulp.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Heer, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
Vierde dag.
ene smart, waardoor deze heilige zielen
nog op eene bijzondere wijze gefolterd
worden, bestaat daarin, dat zij duidelijk zien,
dat zij den God, dien zij nu zóó vurig
beminnen, door hare zonden werkelijk
Gebeden Overledenen.                                       21
-ocr page 326-
322
bedroefd hebben; verscheidene boetelingen
dezer aarde stierven van smart bij de
gedachte aan de beleedigingen, welke zij
eenen zoo goeden God hadden aangedaan.
De zielen in het vagevuur weten echter
veel beter dan wij, hoe beminnenswaardig
God is, en beminnen Hem boven alles.
Daarom ook veroorzaakt haar de herinne-
ring aan de beleedigingen, Hem in haar
leven aangedaan, eene zeer groote smart.
O, mijn God, dewijl Gij de oneindige
goedheid zijt, berouwt het mij uit den
grond des harten, U beleedigd te hebben,
liever wil ik sterven, dan U nog ooit te
vergrammen. Geef mij de genade der hei-
lige volharding in het goede en heb mede-
lijden met mij. Ontferm U tevens, o Heer!
over de zielen, die in het vagevuur lijden
en die U van ganscher harte bemin-
nen.
O Moeder Gods, Maria! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Heer, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters! Eoep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
-ocr page 327-
323
Vijfde dag.
ene groote smart is het verder voor die
heilige zielen, dat zij in het vagevuur
lijden moeten, gewoonlijk zonder te weten,
wanneer hare pijnen eindigen zullen.
Zij weten het, dat eenmaal het oogenblik
harer verlossing komen zal, doch wanneer,
dit is haar onbekend, en deze onzekerheid
is buiten twijfel een bittere pjjn.
Hoe rampzalig ware ik, Heer! indien Gij
mij in de hel hadt geworpen, want uit dien
kerker zoude ik zeker nooit meer verlost
zijn. Ik bemin U boven alles, o oneindige
goedheid! en het berouwt mij van harte, U
beleedigd te hebben; met de hulp uwer
genade wil ik liever sterven, dan U nog
ooit beleedigen. Geef mij, oHeerldegenade
der heilige volharding in het goede, en
hebmedelijden metmij, alsook met de zielen,
die in het vagevuur lijden. O, Moeder
Gods, Maria! kom haar toch door uwe
machtige voorspraak ter hulp.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Heer ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters I roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
-ocr page 328-
324
Zesde Dag.
•^Vjlhoewel deze heilige zielen grootelijks
®* getroost worden door de gedachte aan
het lijden van Jesus Christus, waardoor zij
van het eeuwig verderf gered zijn, en door
de herinnering tevens aan het allerheiligste
Sacrament des Altaars, daar zij door de
heilige Missen en Communiën zoovele
genade ontvangen hebben en nog ontvan-
gen, — hoewel zij dezen troost hebben, wor
den zij toch gepijnigd door de gedachte,
dat zij jegens deze twee groote weldaden
van Jesus\' liefde ondankbaar zijn geweest.
O mijn goddelijke Heiland! Gij zijt voor
mij gestorven en zoo dikwijls hebt ge mij U
zelven in de H. Communie geschonken, en
ach, ik hel\' U voor alles metondankbeloond.
Doch nu bemin ik U, mijn hoogste goed
boven alles, en niets bedroeft mij zoo-
zeer, dan dat ik U zoo dikwijls beleedigd
heb; liever wil ik sterven dan U nog ooit
vergrammen: geef mij, o Heer, de genade
der heilige volharding in het goede,
en heb medelijden met mij. Ontferm U ook
over de zielen, welke in het vagevuur
lijden.
O Moeder Gods, Maria! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp.
-ocr page 329-
325
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz
En voor de afgestorvenen:
Heer, ontferm Ü over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters ! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
Zevende Dag.
•^Werder bestaat voor deze zielen nog
dj? eene grootere smart in het vurigver-
langen naar de gelukzalige aanschouwing
van Gods aanschijn. Ach, zoo langzaam
kruipen de verschrikkelijke, pijnvolle uren
in het vagevuur voorbij! en zij bemin
nen God toch zoo innig, en wenschen
verlost te worden, om Hem eeuwig te kun-
nen prijzen.
O God, Vader der barmhartigheid,
bevredig dit haar verlangen,zenduwenhei-
ligen Engel tot haar af, opdat hij haar in
herinnering brenge, dat Gij een goed en
barmhartig Vader zijt, en opdat hij haarde
blijde boodschap verkondige, dat Gij door
het lijden en den dood van Jesus met haar
verzoend zijt, en het oogenblik harer
verlossing is aangebroken.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
-ocr page 330-
326
Ach, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters ! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheu-
gen.
Achtste Dag.
ehalve dit alles, bestaat er voor die
heilige zielen nog eenebuitengewoon
groote smart in de gedachte aan de vele
bijzondere genaden, waarmede God haar bo-
ven anderemenschenverrijktheeft.terwrjl zij
Hem, haar weldoener, door hare zonden
genoodzaakthebben te straffen.Zij erkennen,
dat zij zelfs verdiend hadden, voor eeuwig
verdoemd te worden, ofschoon God haar uit
louter barmhartigheid vergiffenis heeft
geschonken. Zie, o mijn God! ook ik ben
een van die ondankbaren, want na zoovele
weldaden van U ontvangen te hebben, heb
ik uwe liefde veracht, en alzoo verdiend,
door U voor eeuwig vervloekt te worden.
Doch voortaan, o oneindige goedheid, wil
ik U nooit meer beleedigen, neen, liever
wil ik sterven, dan U nog ooit ver-
grammen ; schenk mij o Heer, de genade dei-
heilige volharding in het goede, heb
medelijden met mij en ontferm U ook over
-ocr page 331-
327
de heilige zielen, die in het vagevuur lijden.
O Moeder Gods, Maria! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
En voor de afgestorvenen:
Ach, ontferm Ü over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
Negende Dag.
jsJfclle smarten, welke deze heilige zielen
(U* in het vagevuur lijden, zijn ondenkbaar
groot; de grootste pijn echter is, dat deze
heilige bruiden van haren beminden
Bruidegom verwijderd moeten blijven en
van de aanschouwing van zijn goddelijk
aanschijn beroofd zijn.
O God! hoe heb ik reeds zoovele jaren
van U verwijderd, en beroofd van uwe
genade, kunnen leven! O, oneindige goed-
heid, verleen mij de genade der volharding
in het goede, en laat niet toe, dat ik nog
ooit bij U in ongenade valle. Ik bid U
ook, o Heer! heb medelijden met de hei-
lige zielen, die in het vagevuur lijden;
verzacht hare smarten, en verminder den
tijd harer ellende. Roep haar spoedig
-ocr page 332-
328
tot U in den Hemel, opdat zij U van aan-
schijn tot aanschijn aanschouwen en eeu-
wig beminnen mogen.
O Moeder Gods, Maria! kom haar door
uwe machtige voorspraak ter hulp en bid
ook voor ons, die nog voortdurend in
gevaar verkeeren, voor eeuwig verloren te
gaan.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
JEn voor de afgestorvenen:
Ach, ontferm U over deze bruiden, over
deze zwaar beproefde dochters! roep haar
tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig
in uwe vertroostingen mogen verheugen.
-ocr page 333-
Gebeden, waaraan aflaten verbon-
den
zijn, die aan de arme zielen
kunnen worden toegevoegd.
^jgiegenen, die \'s morgens,\'s middags en
\\£Ïy \'s avonds op de knieën den , Engel des
Heeren" bidden, als daarvoor geluid wordt,
verdienen ieder keer een aflaat van honderd
dagen, en wanneer zij het dagelijks doen,
kunnen zij eens in de maand na de H.
Communie eenen vollen aflaat verdienen.
Allen, die na het luiden van de avond-
klok, den psalm: „Uit de diepte" met het
vers: „Geef haar, o Heer, de eeuwige
rust," enz. of, als zij dezen psalm niet kun-
nen bidden, eenmaal het „Onze Vader,"
het „Wees gegroet" en het: „Geef haar, o
Heer!" enz. voor de afgestorvenen bidden,
verdienen ieder keer een aflaat van hon-
derd dagen, en als zij het dagelijks doen, een-
maal in het jaar eenen vollen aflaat.
De psalm: „Uit de diepten."
it do diepten heb ik tot U geroepen:
Heer! Heer! verhoor mijne stem.
Laat uwe ooren luisteren naar de stem
mijner smeeking.
-ocr page 334-
330
Indien Gij de ongerechtigheden gade-
slaat, Heer! Heer! wie zal bestaan?
Want bij U is genade, en om uwe wet,
Heer! heb ik U verbeid,
Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid;
mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.
Dat Israël op den Heer van den mor-
genstond tot den nacht toe hope.
Want bij den Heer is barmhartigheid
en bij Hem is overvloedige verlossing.
En Hij zal Israël verlossen uit al zijne
ongerechtigheden.
V. Heer, geef haar de eeuwige rust!
E. En het eeuwige licht verscbijne haar.
Gewoonlijk bidt men na dezen Psalm
het volgende gebed:
V. Heer, verhoor mijn gebed!
E. En mijn geroep kome tot U.
GEBED.
<H&i God! Schepper en Verlosser van alle
^ geloovigen, verleen aan de zielen van
uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van
alle zonden, opdat zij de genadige kwijt-
schelding, naar dewelke zij altijd verlangd
hebben, door godvruchtige smeekingen
mogen verwerven. Die leeft en heerscht
in de eeuwen der eeuwen. Amen.
Kecueil de prièren etd\'oenvrespies.(Romel878.)blz,172.
-ocr page 335-
331
Degenen, die voor de afgestorvenen vijf-
maal het Onze Vader en het Wees gegroet,
benevens het onderstaand gebed bidden,
verdienen ieder keer een aflaat van drie
honderd dagen, en als zij het dagelijks
doen, kunnen zij eenmaal in de maand,
mits zjj waardig communiceeren, eenen
vollen aflaat verdienen.
GEBED.
m
ij bidden U, o Heer! kom uwen die-
naars ter hulp, die Gij door uwkost-
baar bloed verlost hebt.
V. Heer, geef hun de eeuwige rust!
R. En het eeuwige licht verlichte hen.
V. Dat zij in vrede rusten.
R. Amen.
Keeueil de prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) blz. 414.
Allen, die de volgende gebeden voor eiken
dag der week, voor de afgestorvenen ver-
richten en daarbij voegen eenmaal het Onze
Vader, het Wees gegroet en den psalm:
„Uit de diepten", verdienen ieder keer
eenen aflaat van honderd dagen.
Gebed voor den Zondag.
eer, almachtige God! ik bid U door
het kostbaar bloed, hetwelk uwgodde-
-ocr page 336-
332
lijke Zoon Jesusin den hof der Olijven vergo-
ten heeft, verlos de lijdende zielen van het
vagevuur, bijzonderlijk de zielen, welke het
meest verlaten zijn, en breng haar in uwe
heerlijkheid, waar zij U loven en prijzen
kunnen in eeuwigheid. Amen.
Onze vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz.
Gebed voor den Maandag.
eer, almachtige God! ik bid U door
het kostbaar bloed, hetwelk uw godde-
lijke Zoon Jesus bij zijn wreed e geeseling ver-
goten heeft, verlos de lijdende zielen van
het vagevuur, bijzonderlijk echter die ziel,
welke het dichtste bij hare opname in de
eeuwige heerlijkheid is opdat zij terstond
beginne U te loven en te prijzen in eeuwig-
heid. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten\'\', enz.
Gebed voor den Dinsdag.
eer, almachtige God! ik bid U door
het kostbaar bloed, hetwelkuwgodde-
lijke Zoon Jesus bij de gruwzame kroning
-ocr page 337-
333
met doornen vergoten heeft, verlos de
lijdende zielen desvagevuurs,in het bijzon-
der die ziel, welke anders nog het langste zou
moeten lijden, opdat het haar niet langer
belet worde, U in uwe heerlijkheid eeuwig
te loven en te prijzen Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz.
Gebed voor den Woensdag.
eer, almachtige God! ik bid U door het
kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke
Zoon Jesus, onder het dragen van zijn
kruis, in de straten van Jerusalem vergoten
heeft, verlos de lijdende zielen des vage-
vuurs en bijzonderlijk die ziel, die in uw
oog het rijkste aan verdiensten is, opdat
zij op den hoogen trap van heerlijkheid,
die voor haar bestemd is, U luide prijzen
en eeuwig loven moge. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz.
Gebed voor den Donderdag.
«*J) Heer, almachtige God! ik bid U doorhet
>}9\' kostbaar lichaam en bloed van uwen
-ocr page 338-
334
goddelijken Zoon Jesus, dat Hij op den
vooravond van zijn lijden, aan zijne Apos-
telen tot spijs en drank geschonken heeft
en dat Hij zijner Kerk als een rein en eeu-
wig offer en als een levendmakend voedsel
voor alle geloovigen heeft achtergelaten:
verlos de lijdende zielen des vagevuurs,
bijzonder die ziel, welke dit geheim dei-
eeuwige liefde met de meeste godsvrucht
heeft vereerd, opdat zij U met uwen god-
delijken Zoon en den heiligen Geest in awe
heerlijkheid eeuwig daarvoor loven en prij-
zen moge. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz.
Gebed voor den Vrijdag\'.
Hu] Heer, almachtige God! ik bid (J door het
yv\' kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke
Zoon Jesus op dezen dag uit de wonden
zijner allerheiligste banden en voeten aan
het kruishout heeft vergoten: verlos de
lijdende zielen des vagevuurs en bij-
zonder die ziel, voor dewelke ik het
meest verplicht ben te bidden, opdat door
mijne schuld, het oogenblik niet worde
uitgesteld, waarop zij door U in den Hemel
»al wo rden opgenomen, om U in uwe heer-
-ocr page 339-
335
lijkheid te loven en te prijzen in alle
eeuwigheid. Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz.
Gebed voor den Zaterdag.
^H^feer, almachtige God! ik bid U door
©^ het kostbaar bloed, dat uit de zijde van
uwen goddelijken Zoon Jesus gevloeid is,
toen zijn heilig Hart in tegenwoordigheid en
tot de grootste smart zijner heilige Moe-
der werd doorboord: verlos de lijdende
zielen uit het vagevuur, bijzonder die
ziel, welke onder alle de grootste liefde
en godsvrucht tot de Moeder der smarten
gehad heeft, opdat zij spoedig tot de heer-
lijkheid gerake, om U in haar, en haar in
U te loven en te prijzen in alle eeuwigheid.
Amen.
Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.
„Uit de diepten", enz1.
Kecueil de prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.)bladz. 417
DE DRIE GODDELIJKE DEUGDEN:
GELOOF, HOOP EN LIEFDE.
1. ^E< en volle aflaat eens elke maand te
\'Jt* verdienen op eenen dag naar de
-ocr page 340-
336
verkiezing, voor allen, die gedurende die
maand de akten van Geloot\', Hoop en Liefde
dagelijks hebben verwekt, mits zij op dien
dag gebiecht en waardig gecommuniceerd
hebbende, bidden tot intentie van onze
Moeder de H. Kerk.
2.  Een volle aflaat in het uur des doods
voor hen, welke dan die akten met devo-
tie en een rouwmoedig hart zullen ver-
wekken, en (zoo dit mogelijk is) gebiecht
en gecommuniceerd hebben.
3.  Een aflaat van zeven jaren en zeven
quadragenen (zevenmaal veertig dagen)
voor eiken keer, dat men die akten met
godvruchtigheid verwekt.
Ten einde de geloovigen aan te sporen,
om dikwijls de akten van Geloof, Hoop eii
Liefde te verwekken, heeft Z H. Paus
Benedictus XIV, op den 28 Januari 1756,
bovenstaande aflaten bevestigd en voor
altijd verleend. Zij kunnen alle aan de
geloovige zielen» in het vagevuur worden
toegevoegd.
Natuurlijk kan men niet volstaan met
deze akten bloot op te zeggen; men moet
ze ook godvruchtig verwekJcenraetheth&rt.
Keoueil de prières ut d\'oeuvres pies (Kome 1878).
-ocr page 341-
mi
Akte van Geloof.
ijn Heer en mijn God ! ik geloof vas-
u -w telijk al hetgeen Gij ons geopenbaard
hebt en door de H Kerk voorhoudt om
te gelooven, omdat Gij de eeuwige en
onfeilbare waarheid zijt. In dit geloof
wil ik leven en sterven.
Akte van Hoop.
ijn Heer en mijn God! ik hoop met een
o^ vast betrouwen, door de verdiensten
van Jesus Cristus, van U te bekomen het
eeuwig leven en al, wat mij daartoe hei-
pen kan, omdat Gij het hebt beloofd, die
oneindig goed zijt tot ons, almachtig en
getrouw in uwe beloften. In deze hoop
wil ik leven en sterven.
Akte van Liefde.
ijn Heer en mijn God! ik bemin U
boven al, uit geheel mijn hart, uit
geheel mijne ziel en uit al mijne krachten,
omdat Gij in U zelven het opp9rstegoedzijt
en alle eer en liefde waardig; en mijnen
evennaaste bemin ik gelijk mij zelven om
D. In deze liefde wil ik leven en sterven.
Gebeden Overledenen.
:>•\'.
-ocr page 342-
338
Gebed met vollen aflaat.
3jA7l wie, na gebiecht en gecommuniceerd
te hebben het volgende gebed god-
vruchtig voor eenig kruisbeeld leest, en
daarenboven eenigen tijd naar de meening
van zijne Heiligheid bidt, verdient een vollen
aflaat, welke ook aan de zielen in het vage-
vuur kan toegevoegd worden (door Paus
Pius IX bekrachtigd 31 Juli 1858.)
GEBED.
ie, o goede en allerzoetste Jesus, ik
werp mij voor uw aangezicht op mijne
knieën neder en bid en smeek U met al
den gloed mijner ziel, dat Gij levendige
gevoelens van geloof, hoop en liefde, een
waar berouw over mijne zonden en een
vasten wil om ze te verbeteren, in mijn
hart wilt drukken, terwijl ik metgroote
aandoening en smart uwe vijf wonden bg
mij zei ven overdenk en in den geest
beschouw, voor oogen hebbende wat reeds
de Profeet David van U, o goede Jesus, in
den mond nam: Zij hebben mijne handen
en mijne voeten doorboord, en al mijne
beenderen geteld. (Psalm XXI, 17, 18.)
Allen, die godvruchtig het volgende
-ocr page 343-
331»
schietgebed zullen spreken, verdienen hon-
derd dagen aflaat.
Gezegend zij de heilige en onbevlekte
ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria.
(Pius VI. 21 November 1763.)
Recueil de prioreset d\'oeuvres pies (Rome 1878.)blz. 199.
Aanroeping van den heiligen
Engelbewaarder.
•"uu Hen, die deze aanroeping godvruchtig
iéj*- verrichten, verdienen iederen keer een
aflaat van honderd dagen, en ook wanneer
zij ze dagelijks doen.
H. Engel, gij, die mij door de godde-
lijke barmhartigheid tot mijnen bewaarder
gegeven zijt, wil mij heden verlichten,
bewaren, zaligmaken, geleiden en besturen.
Amen.
Recueil de prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) blz. 296.
Zij, die de heilige namen van Jesus en
Maria aanroepen, verdienen een aflaat van
vijftig dagen.
Recueil de prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) blz. 67.
Een volle aflaat eenmaal in de maand
-ocr page 344-
340
onder de gewone voorwaarden voor hen, die
\'s morgens, \'s middags en\'s avonds driemaal
bidden: Eere zij den Vader en den Zoon
enz. om de allei\'heiligste Drievuldigheid
te danken voor de aan Maria verleende
genaden, bijzonder voor hare opneming
in den Hemel. (Pius Vil, 11 Juni 1816.)
Recueil de prièrea et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) blz. 51.
Drie honderd dagen aflaat voor hem, die
hetzelfde gebed \'s morgens, \'s middags en
\'s avonds zal verrichten, honderd dagen voor
ieder keer. (Pius VII, 11 Juni 1815 )
Gebed ter eere van O. L V. van
Barmhartigheid.
^rk groet u, Maria, vol van smarten, de
(*) gekruisigde Jesus is met u, gij zijt
medelijden waardig onder alle vrouwen, en
eveneens Jesus, de vrucht uws lichaams.
Heilige Maria, Moeder van den gekruisig-
den Jesus, verkrijgtranen van berouw voor
ons, die Jesus, uwen Zoon, gekruisigd heb-
ben, nu en in het uur van onzen dood.
Amen.
Ieder keer, dat men dit gebed met een
-ocr page 345-
341
rouwmoedig hart bidt, verdient men een
aflaat van honderd dagen.
Verleend door Z.H. Pius IX bjj een decreet van deH.
Congegratie der aflaten 28 December 1847.
Heilige Maagd, Maria! in uwe ontvan»
genis zijt gö onbevlekt geweest, bid voor
ons den Vader, wiens Zoon gij gebaard
hebt door medewerking van den heiligen
Geest.
Honderd dagen aflaat voor hen, die dit
gebed bidden.
Hecueil de prièresetd\'oeuvres pies (Rome 1878.) blz. 198.
Liefdevol hart van Maria, wees mijne
toevlucht.
Z. H. Pius IX heeft op 20 September
• 1852, drie honderd dagen aflaat verleend
voor ieder keer, dat men dit schietgebed
doet, en eens in de maand een vollen
aflaat voor hen, die na waardig gebiecht
en gecommuniceerd te hebben, in de kerk
zullen bidden ter intentie van Zijne Hei-
ligheid.
Hecueil de priores et d\'oeuvres pies (Home 1878.) lil/,. 2 IS.
Opdracht van het dierbaar bloed van
Jesus.
euwige Vader, ik offer U op het dier-
baar bloed van Jezus Christus, tot boe-
-ocr page 346-
342
ting mijner zouden en tot het welzijn van
onze Moeder de H. Kerk.
Honderd dagen aflaat voor ieder keer,
dat men dit gebed godvruchtig bidt.
(Verleend 29 Maart 1817.)
ltecueil do prières et d\'ueuvies pies (Konm 1878.) blz.40
EINDE VAN HUI\' TWBEDB DEEL.
-ocr page 347-
INHOUD
EERSTE DEEL.
Bludi.
Inleiding............5
EERSTE QEEL.
I.
Over het icezen en het bestaan van
het vagevuur.
Over het wezen van het vagevuur . 9
Het bestaan van het vagevuur wordt
bewezen uit het oude Testament . 10
Het bestaan van het vagevuur wordt
bewezen uit het nieuwe Testament . 13
Het bestaan van het vagevuur wordt
bewezen uit de apostolische overle-
vering............16
Het bestaan van het vagevuur wordt
bewezen uit de besluiten der Kerk. 18
-ocr page 348-
344
II.
Over de pijnen van het vagevuur.
BUdz.
Over de geestelijke pijnen des vage-
vuurs ............19
Over de pijnen van het vagevuur . . 20
Over de andere pijnen van het vage-
vuur..............22
Algemeene denkwijze over de pijnen
van het vagevuur........24
Slechts weinige uitverkorenen ontgaan
de pijnen van het vagevuur ... 25
Men moet geheel rein zijn om in den
• Hemel te kunnen komen . . . . 26
III.
Over de redenen, die ons moeten
aansporen, de géloovige zielen
te helpen.
De zielen in het vagevuur kunnen niets
meer verdienen en zich geen verlich-
ting verschaffen........29
De lijdende zielen in het vagevuur
roepen onophoudelijk tot ons om hulp. 30
Wij zijn verplicht de lijdende zielen in
het vagevuur ter hulp te komen. . 31
-ocr page 349-
345
Bladz.
Het is Gods wil, dat wij de geloovige
zielen in het vagevuur ter hulp
komen............83
De goede werken voor de afgestorvenen
hebben voor God eene groote waarde. 35
Door de geloovige zielen uit het vage-
vuur te verlossen, bevorderen wij
Gods eer en glorie op de werkda-
digste en volmaaktste wijze .... 37
IV.
Over de middelen, die ons ten dienste
staan, om de geloovige zielen
te helpen.
Over deze middelen in het algemeen . 40
Over de kracht van het gebed voor de
afgestorvenen.........42
Uitnoodiging tot het gebed voor alle
afgestorvenen door Thomas van
Kempen............43
Over den ijver, waarmede men voor de
afgestorvenen bidden moet .... 45
Eenige voorbeelden van den ijver, waar-
mede de Heiligen voor de afgestor-
venen gebeden hebben . . . . . .47
Voorbeelden, waaruit blijkt, hoe spoe-
dig veelal het gebed voor de afge-
storvenen verhoord wordt .... 49
-ocr page 350-
346
Blad*.
Een kort gebed kan zelfs den gestor-
venen van groot nut zijn .... 50
Het is bijzonder nuttig de H. Moeder
Gods voor de afgestorvenen aan te
roepen ............ 52
De Moeder Gods oefent over het vage-
vuur eene bijzondere heerschappij uit. 54
Over de kracht van den H. Rozen-
krans tot troost der geloovige zielen. 55
Het is zeer nuttig, de hulp der heilige
Engelen voor de afgestorvenen in te
roepen............57
Het is ook zeer nuttig, de Heiligen voor
de geloovige zielen aan te roepen . 60
Eenige voorbeelden van de hulp, die
de afgestorvenen van de Engelen en
de Heiligen ontvangen......61
Over de werken van boetvaardigheid
voor de zielen in het vagevuur . .64
Het gebed met het vasten en andere
boetwerken vereenigd, bezit eene
groote kracht voor de geloovige zielen. 67
Door met geduld voor de afgestorve-
nen te lijden, kan men hun zeer
behulpzaam zijn........68
Door het lijden, dat men grootmoedig
voor de geloovige zielen overneemt,
kan men haar op eene bijzondere wijze
helpen............70
-ocr page 351-
347
Bladz.
Over den bijzonderen ijver, waarmede
de H. Ludwina boetvaardigheid
pleegde voor de geloovige zielen . 72
Over de werken van barmhartigheid
voor de afgestorvenen......73
Door het geven van aalmoezen, kan
men de geloovige zielen groote hulp
verschaffen...........75
Door de schulden te betalen, die de
overledenen op aarde achterlaten, kan
men hen zeer behulpzaam zijn . . 77
Door onze vijanden te beminnen, kun-
nen wij de afgestorvenen op eene
uitmuntende wijze helpen .... 79
Door onze eigene verdiensten voor de\'
geloovige zielen op te offeren, kun-
nen wij haar van groot nut zijn . 81
De H. Teresia verlost eene ziel uit het
vagevuur door de opoffering vanhaar
eigen verdiensten.........83
Over de groote waarde der aflaten voor
de geloovige zielen........84
De groote waarde der aflaten door
eenige voorbeelden aangetoond . . 87
Over de kracht van het wijwater voor
de zielen in het vagevuur .... 88
Over het gebruik van het licht voor $Z\'
de afgestorvenen te laten branden . 90
Bedevaarten voor de geloovige zielen. 93
-ocr page 352-
348
BlMÜL
Over de H. Communie voor de geloo-
vige zielen..........94
Over de kraoht van het H. Misoffer
voor de afgestorvenen.....95
Voorbeelden van zielen, die door de
kracht van het H. Misoffer verlost
werden............98
Onder alle middelen ter verlossing der
geloovige zielen, is het H. Sacrificie
der Mis het krachtigste en het voor-
naamste ...........99
Over den oorsprong der 30 Missen, of
der zoogenaamde Gregoriaansche
Missen............101
Over het nut der gestichte jaargetijden
voor de afgestorvenen.....102
Over den oorsprong van den Allerzie-
lendag............104
V.
Verschillende onderrichtingen met
betrekking tot de lijdende zielen
in het vagevuur.
Wie de lijdende zielen helpen wil, moet
in staat van genade zijn .... 106
Als men voor de afgestorvenen laat
bidden, moet men daartoe ver-
trouwde personen uitkiezen . . . 108
-ocr page 353-
349
Blad?,.
Door weeklagen en prachtvertoon
worden de geloovige zielen niet
geholpen...........110
De geloovige zielen verlangen ten spoe-
digste geholpen te worden . . .113
Hetgeen door de afgestorvenenalshun
laatste wil is vastgesteld, moet zon-
der uitstel ten uitvoer gebracht
worden ...........115
Men moet zelf boeten, als men ver-
zuimt, de uiterste wilsbeschikking
der afgestorvenen ten uitvoer te
brengen...........117
Het is eene strenge verplichting, stip-
telrjk zorg te dragen voor de stich-
tingen der afgestorvenen . . . .118
Indien men een of ander stichten, of
wat dan ook, tot troost zijner ziel
verordenen wil, mag men zich daar-
voor niet op zijne erfgenamen ver-
laten ............120
Het duurt dikwijls lang, alvorens de
geloovige zielen uit het vagevuur
worden verlost...... . 123
De goede werken worden door God
niet altijd aan die zielen geschon-
ken, voor welke wij ze opdragen;
dikwijls voegt Hij die aan andere
zielen toe...........125
-ocr page 354-
350
Bladi.
Men moet niet licht gelooven, dat
iemand verloren is.......126
Men moet niet licht gelooven, dat
iemand geen hulpmeernoodigheeft. 128
Men moet in hetalgemeennietnieuws-
gierig naar den toestand derafge-
storvenen vorschen ..... 130
Men moet de afgestorvenen voortdu-
rend, zonder ophouden helpen . . 132
Over de volharding en den ijver, waar-
mede de H. Augustinus voor de
afgestorvenen bad.......134
Voorbeelden van een kortstondig en
van een langdurig lijden der geloo-
vige zielen..........136
Voor een ieder bestaat er eene bijzon-
dere verplichting met betrekkingtot
de zielen des vagevuurs .... 139
Over de bijzondere plichten der kinde-
ren ten opzichte van hunne overle-
dene ouders..........140
Over de bijzondere verplichting der
gehuwden ten opzichte hunner
gestorven echtgenooten.....142
Zij, die aan de arme zielen in het vage-
vuur geen barmhartigheid bewijzen,
hebben veel te vreezen.....144
Zij, die aan de arme zielen barmhartig-
heid bewijzen, hebben veel te hopen. 146
-ocr page 355-
351
Bladz.
Als wij verstandig willen handelen,
dan moeten wij reeds in dit leven
al datgene voor ons zelven doen,
wat wij hopen, dat door anderen na
onzen dood voor ons zal gedaan
worden...........148
Door het geduld bij kruis en iijden,
worden de straffen des vagevuurs
verkort...........149
Door godsdienstige stichtingen kan men
zich eene spoedige verlossing verze-
keren............151
Door het nauwkeurig onderhoudender
ordensregelen, kan men zich voor
het vagevuur vrijwaren.....152
Eene werkzame liefdevoor deafgestor-
venen, verschaft tijdelijke en eeu-
wige welvaart.........154
Een gulden vermaning voor brave zie-
len, die bet vagevuur te veel vree-
zen, doot Lodewijk Blosius . . . 156
VI.
Over de dankbaarheid der gehovige
zielen, ten opzichte van hare
weldoeners.
Over de dankbaarheid der geloovige
zielen in het algemeen.....159
-ocr page 356-
352
Blaiiz
Men kan do zielen des vagevuurs aan-
roepen; zij bidden voor hare wei-
doeners ...........161
De arme zielen verkrijgen voor hare
weldoeners de gezondheid, ingeval
van ziekte......• ... 163
Eene ziel des vagevuurs bezorgt bare
weldoenster ondersteuning in hare
armoede...........168
Eene andere ziel verschaft haren wei-
doener hulp in den nood .... 170
Lijdende zielen des vagevuurs verlee-
nen hare weldoeners raadenbescher
ming op reizen en in gevaren . . 173
Geloovige zielen des vagevuurs bewa-
ken en vermeerderen de bezittingen
harer weldoeners.......176
De geloovige zielen zijn haren wei-
doeners ook zeer behulpzaam in het-
geen hun zielenheil aangaat . . . 177
De geloovige zielen staan haren wei-
doeners in den doodsstrijd bij . . 180
De geloovige zielen staan haren wei-
doeners in het oordeel bij ... 182
De Heer beloont de liefde tot de zie-
len des vagevuurs, door toe te staan,
dat zij haren weldoeners in den dood
bijstaan, en hen naar den Hemel
vergezellen..........183
-ocr page 357-
353
Bladz.
Een woord over het verschijnen der
afgestorvenen in het algemeen . . 186
Een woord over hetgeloofwaardige van
de hulp, die de levenden van de
zielen des vagevuurs ontvangen . 189
W
Gebeden Overledenen.
-ocr page 358-
INHOUD
VAN HET
TWEEDE DEEL.
I.
Dagelijksche gebeden.
Bladz.
Morgengebed..........195
Avondgebed..........199
II.
Gebeden onder de H. Mis.
Manier, om de H. Mis voor de geloo-
vige zielen in bet vagevuur op te
offeren............202
III.
Gebeden voor eiken dag der week.
Opdracht van het lijden en sterven des
Verlossers voor de geloovige zielen
in het vagevuur.......216
-ocr page 359-
355
IV.
Biechtoefeningen.
Bladz.
Gebeden voor de Biecht.....241
Gebeden na de Biecht......243
V.
Communie-oefeningen.
Gebeden vóór de heilige Communie.245
Gebeden na de heilige Communie . 249
Tot Jesus in zijn lijden.....251
Manier om den aflaat voor de arme
zielen op te offeren......253
Litanie van het bitter lijden en sterven
des Verlossers, tot troost der geloo-
vige zielen..........254
Gebed tot de smartvolle Moeder des
Heeren ...........256
VI.
Vespergebeden.
Vereering der zeven weeën van Maria
voor de geloovige zielen in het vage
vuur ............259
-ocr page 360-
356
Bladz.
Vereering van de zeven vreugden van
Maria tot troost der lijdende zielen.262
Het Onze Vader voor de afgestor-
venen............266
Het Wees gegroet voor de arme zielen 270
VII.
Oefening van den H. Kozenkrans . 272
VIII.
H.
Kruisweg voor de geloovige zielen.280
IX.
Verschillende geleden voor afgestor-
venen.
Litanie voor de geloovige overledenen.303
Oefening ter eere van de vijf heilige
wonden des Verlossers, tottroostder
afgestorvenen.........308
Een kort en krachtig gebed voor de
afgestorvenen in het algemeen . . 312
Gebed voor onze afgestorven ouders,
broeders en zusters, vrienden en
weldoeners..........312
Gebed tot de Engelen en Heiligen . 314
-ocr page 361-
857
Bladz.
Gebed tot Jesus en Maria, om een
zalig einde te verkrijgen, en om van
de pijnen des vagevuurs bevrijd te
blijven............315
Negendaagsche oefening tot troost der
geloovige zielen in het vagevuur . 318
X.
Gebed, waaraan de aflaten verbonden
zijn, die aan de arme zielen kunnen
worden toegevoegd......329
De psalm : Uit de diepten.....329
Gebed voor den Zondag.....331
Gebed voor den Maandag.....332
Gebed voor den Dinsdag.....332
Gebed voor den Woensdag .... 333
Gebed voor den Donderdag .... 333
Gebed voor den Vrijdag.....334
Gebed voor den Zaterdag .... 335
De drie goddelijke deugden, Geloof,
Hoop en Liefde........335
Gebed voor het beeld van den gekrui-
sigden Verlosser........338
Schietgebed ter eere van de onbevlekte
ontvangenis van Maria.....339
Aanroeping van den heiligen Engelb\'e-
waarder...........339
-ocr page 362-
358
Bladz.
Aanroeping van de heilige namen van
Jesus en Maria........339
Het Glorie zij den Vader, enz. . . 339
Gebed ter eere van O. L. V. van barm-
bartigheid..........341
Nog een schietgebed tot de allerheilig-
ste Maagd..........340
Schietgebed tot het H. Hart van Maria. 341
Opdracht van het dierbaar bloed van
Jesus............341
IMPRIMATÜE.
Amstellodami, die 4 Februari 1881.
F. F. H. VAN OGTROP,
Lib. Cens.
-ocr page 363-
Bij denzelfden uitgever verschenen:
Nieuwe overwegingen van het H. Sa-
crameut des Altaars ioorAnt. Ricard, doc-
tor in de Theologie, eerekanunnik van
Marseille en Carcassone, gevolgd door twee
onuitgegeven overwegingen over hetzelfde
onderwerp door Mgr. de la Boullerie, Bis-
schop van Carcassone en voorafgegaan van
een aanbevelingsbrief vanZ D. H. tweede
druk............ƒ0,50
In linnen band rood-snede.....» 0,75
Onbevlekt hart van Maria (bet) in
zijne schoonheid en vereering Eene op-
wekking van eeue ware devotie jegens het
Onbevlekt Hart van Maria door een pries-
ter der Soc. v Jesus. naar het Hoog-
duitsch door A. M. D. O in 18°. . . » 0,65
Twintig Novenen voor de verscbilleude
feestdagen des jaars door Joseph Maria
Falcone,
In 18". 30 ets.; in linnen . . » 0,50
Inh. Noveen ter eere der zuivering der H.
Maagd, Aartsengel Gabriël, H. Josef,
Boodschap des Engels, zeven smarten, II.
Hart van M., H Geest, H Hart van J.,
Bezoek van M , H. Vincentius, HeraeU
vaart H. Maagd, Geboorte H Maagd,
Aartsengel Michaël, Engelbewaarder, H.
Uozeukransfeest, Aartsengel liaphaël, La-
feuis geloovige zielen, Opdracht van
Maria, Onbevl Ontvangenis, Mirakuleuze
baring der H. Maagd.
Be Glorievolle H Josef. 31 over-
wegingen voor de maand Maart; de 7
smarten en vreugden; 7 Woensdagen;
-ocr page 364-
Korte bezoeken voor iederen dag; Litanie,
mis en andere verschillende gebeden;
benevens iets over de altijddurende ver-
eering van den H. Jozef, door Een Pater-
Redemptorist,
in fraai linnen baudje . . ƒ0,60
Maand van het H. Hart van Jesus.
Dertig Stichtelijke Oefeningen, voor eiken
dag der maand, getrokken uit het Leven
en de Geschriften van de Gelukzalige
Margaretha Maria Alacoque. ƒ0,50 in
linnen band.........» 0,75
Congreganist (de ware). Volledig haud-
boek ten dieusle van congregatie» van
O. L V. bewerkt door N Aiissems, Pries-
ter van de orde van den H. Franciscus,
2e druk in 18°. ....... » ],—
In zwart lederen band.....» 1,45
Geperst leder verguld snede . . . . » 1,75
Eerherstellende communie, uit het
Fransen door een K. K.Pr., iu 32°. 2de
druk In liuuen band......» 0,3..
Godsdienst) (de) zijne waarheid en scboou-
heid, vrij bewerkt uaar Schouppe\'s Hand-
boek, I deel. 12" door H. A W.Kaag. » 0,!.;
Groei in heiligheid, of de voortgang in
het geestelijk leven door Frederik Willem.
Faèer,
Pr naar de 3de Eng. uitgave
door F W Tschierschke, Pr. 18». . . « 1,20
In linnen band........» 1,60
Verklaring en uitlegging van het
H. Misoffer, bijzouderlijk voor de geloo-
vigen die dagelijks de H. Mis bijwonen,
door W. J. van Campen, Past. ...» 1,—