-ocr page 1-
rï)m\\vtis3
&J*C /<2 3-JZj^
-ocr page 2-
iSU >/AK 0* »
IETS OVER DEN ALPHABETISCHEN
C
                     CATALOGUS.
De onderbibliothecaris van de Stedelijke Boekerij te
Verona, de priester Ignazio Zenti gaf in \'t vorige
jaar een handleiding uit voor het vervaardigen van
den alphabetischen catalogus van openbare bibliothe-
ken, onder den titel: //Elementi di Bibliografia ossia
//Regole per la compilazione del Catalogo Alfabetico
z/di una pubblica biblioteca", XI en 59 bladz. 8°.
Ik leerde het kennen uit een gunstig oordeel daarover
uitgebracht door Petzholdt in zijn Anzeiger, N°. 128
van 1873; het ligt thans voor mij om er iets uit
mede te deelen in dit tijdschrift.
Italië heeft behoefte aan goede bibliothecarissen,
zooals mij meer dan eens in verschillende steden is
gebleken; geen wonder dat Tommaso Gar, de schrij-
ver van de //Lezioni di Bibliologia" — op welk boek
ik vroeger de aandacht vestigde (Weekbl. v. Hooger
Onderw. 1868, N°. 15) — den wensch uitsprak dat
er in het nieuwe groote Italiaansche vaderland van
regeeringswege een Normaalschool voor bibliotheek -
wetenschap zou worden opgericht. Het kan ons echter
niet verwonderen, dat de Italiaansche regeering hier-
aan geen gevolg heeft gegeven, er zijn daar te lande
nog veel gewichtiger zaken te regelen. Om hieraan
eenigermate te gemoet te komen, besloot de heer Zenti,
-ocr page 3-
•i
de regels op te stellen voor het vervaardigen van een
catalogus en wel vooreerst voor den alphabetisehen
catalogus van een openbare boekerij. Hij is leerling
van wijlen Cesare Cavattoni, den stadsbibliotliecaris,
die mij voor eenige jaren rondleidde in zijne toen
verbouwde bibliotheek en mij de talrijke incunabelen
vertoonde, waarop Verona trotsch is; ik hield mij
toen aldaar op om op de kapittelbibliotheek eenige
bladen van het palimpsest-handschrift, waarin ook de
Gaius bewaard is, na te zien.
Dit boekje is een handleiding en is, zooals de
schrijver opgeeft, geschreven voor hen, die het vak
van boekbeschrijving nog niet behoorlijk beoefend
hebbeu. Bronnen en autoriteiten heeft hij niet opge-
somd, die waren ook niet noodig; tamelijk beknopt
heeft hij alles tot 12 regels saamgetrokken, die hij
in 36 paragraphen uitwerkt, welke te zaaien een goed
geheel uitmaken. Ik geloof dan ook, dat dit boekje
in Italië veel nut kan doen, en menig beambte,
die minder om zijne ervaring en kennis als om an-
dere redenen aan een bibliotheek is geplaatst, op den
goeden weg kan helpen. Een andere vraag is het,
of de voorschriften voor den alphabetisehen catalogus
zoozeer verschillen van die voor den wetenschappelijken
of vak-catalogus, en voor den standcatalogus, dat
men 36 paragraphen daarvoor opstelt, want van de
12 regels geldt eigenlijk alleen de laatste, die over
de # Rangschikking der bladen" handelt, voor den
alphabetisehen catalogus. Al de voorgaande regels gelden
gelijkelijk voor de twee andere catalogi, die ik noemde;
de lezer oordeele zelf. I. Over de bladen, inhoud en
-ocr page 4-
s
taal. II. Over de namen der schrijvers. III. Over
hunne voornamen. IV. Over de schrijvers met valsche
namen. V. Over de naamlooze werken. VI. Over de-
veelnamige werken, d. i. de werken die door meer
dan één schrijver zijn opgesteld. VII. Over de titels
der werken. VIII. Over de druk-teekens, d. i. uit-
gever, drukker, plaats en jaar. IX. Over het formaat.
X. Over buitengewone aanteekeningen. XI. Over de
verwijzingen.
Hieruit volgt, dat de schrijver zich zonder reden
verwonderde, dat er niet afzonderlijk over het maken
van alphabetische catalogi was geschreven; hij heeft
dus even als zijne voorgangers regels opgesteld, die
zoowel voor dezen als voor den vak- en standcatalogus
gelden. Het is alleen de alphabetische volgorde der
bladen, die het kenmerkende onderscheid maakt;
worden zij naar de vakken wetenschappelijk achter
elkaar gelegd, of volgens de orde, waarin de boeken
in de kast staan, dan ontstaan de twee andere cata-
logi. Blijkbaar heeft onze onderbibliothecaris er tegen
opgezien regels te geven voor den systematischen cata-
logus, dit alleen ontbreekt aan zijn boekje; terwijl de
regels voor den standcatalogus zoo eenvoudig zijn,
dat zij haast niet onder woorden behoeven gebracht
te worden.
Onze Veronees is een man van praktijk; de vrucht
van de lessen en de ondervinding van zijn overleden
chef heeft hij in zijne handleiding neergelegd; een
en ander draagt de blijken dat hij aan een kleine
bibliotheek en aan een Italiaansche bibliotheek werk-
zaam is, waarvan hij het daar met goed gevolg ge-
-ocr page 5-
4
bruikte stelsel aanraadt. Vandaar eenige gapingen,
welke mij bij het lezen zijn voorgekomen, terwijl ik"
in sommige punten het stelsel verkies, dat aan de
Leidsche bibliotheek na verschillende proeven het
deugdelijkst is bevonden.
Hij wil de blaadjes waarop de titels geschreven
worden, 12 duim hoog en 7 duim breed hebben,
waarvan de bovenste helft beschreven wordt; de bakjes
zijn elk 7 duim breed en lang, en 14 duim diep.
Het gevaar dat het publiek de volgorde der blaadjes,
waar zooveel op aankomt, in de war brengt, is bij
mij zoo overwegend , dat ik onze blaadjes van 10 duim
hoog en 19 duim breed beter vind, want deze kun-
nen dan tot boekjes worden vereenigd door middel
van een stevig koordje, welke boekjes dan ééns in
\'t jaar bv. worden losgemaakt om de bijgekomen titels
er tusschen in te voegen.
Niet gelukkig drukt hij zich uit in § 3, waar hij
de titels van boeken in vreemde talen, daarin wil
laten schrijven zoover het bibliotheeksreglement de
kennis daarvan aan den ambtenaar voorschrijft, die
den catalogus maakt en bijhoudt; alle overige titels
wil hij laten overzetten in de landstaal. Mij dunkt,
niet de taalkennis van den ambtenaar moet maatstaf
zijn, want dikwerf zal het geval zich voordoen, dat
deze minder ervaren is in een of andere taal dan de
geleerde, die de bibliotheekboeken raadpleegt. Veel
beter is dus de regel, dat de titel van elk boek worde
opgeschreven in de taal van het werk, behalve voor
de Oostersche, Meuw-Grieksche, Russische en derge-
lijken, die niet met Komeinsche en Gothische letters
-ocr page 6-
5
zijn gedrukt en wanneer zij geen vertaalden tilel
hebben.
Hieruit volgt dat behalve de plaatsing van a tus-
schen ad en üf enz., en de Spaansche n met het
streepje aan gn gelijkgesteld, de Noordsche l met het
streepje en de a met de o er boven en eenige der-
gelijke moeten vastgesteld worden.
Zenti wil verder de Latijnsche schrijvers op hun
geslachtsnaam brengen § 5; ik zou hierin het oude
gebruik volgende, juist de door hem gegevene voor-
beelden anders plaatsen, d. i. Cicero niet op Tullius
en Juvenalis niet op Junius zetten.
In § 6 geeft hij de personen op, wier werken op
hunne voornamen geplaatst" worden, als vorsten en
heiligen : onze priester vergeet daarbij te noemen de
Joodsche rabbis en Oosterlingen.
Onder de regels voor de voornamen § 8 zou ik
nog wenschen op te nemen een voorschrift omtrent
de verkorting, C. kan Christiaan, Christoflel enz. be-
teekenen; een tabel van de aangenomen verkortin-
gen zou ik bepaald verlangen, men heeft daar dik-
werf genoegen van.
Bij de anoniemen had hij in § 14 of 15 ook die
schrijvers kunnen opnemen, wier voorletters alleen
op den titel zijn vermeld, en had hij daarvoor een
bepaalde regel moeten geven, daar ze in sommige
catalogi op die voorletters geplaatst worden, terwijl
anderen ze gelijkstellen aan de- naamloozen.
De leer in § 21 van drukfouten in den titel niet
over te schrijven zou ik liever niet volgen j een aan-
wijzing van zulke onnauwkeurigheden kan nuttig zijn.
-ocr page 7-
6
Het tusschen haakjes bijvoegen op het blaadje wat
in den titel onvolledig is opgegeven, § 22, keur ik
goed; alleen wil ik de opmerking maken, dat men
] bezige, daar de ronde haakjes reeds op meer dan
één titel voorkomen.
Overigens had onze Veronees wel zoo goed gehan-
deld, als hij in deze § de regels had aangegeven
voor boeken zonder titel; de incunabelen en oude
drukken, waaraan juist zijne boekerij zoo rijk is,
hadden hein wel uit dien hoofde afzonderlijke voor-
schriften in de pen mogen geven.
\' In § 23 zijn de regels betreffende het drukjaar
vervat; Zenti dacht daarbij niet aan de Arabische
jaartelling, noch aan die der eerste Fransche repu-
bliek , in beide gevallen moet toch het gewone jaar
er tusschen haakjes bijgevoegd worden. Evenmin dacht
hij aan \'t geval van meer dan een plaats van uit-
gave, die ongelukkige gewoonte van bier te lande
in de vorige eeuw.
Ik maak bezwaar tegen zijn voorschrift in § 26,
ik heb niets tegen het opnemen van het getal blad-
zijden of kolommen der boeken; als de boekverkoo-
pers zoo ver gaan, kan het ook gevergd worden van
de bibliothecarissen, maar juist daarom ben ik tegen
de vereenvoudiging door Zenti voorgesteld om bv. te
schrijven „h vol. van 350 pag. ongeveer elk", in
geval \'t eene deel veel van \'t andere verschilt.
Vreemd mag \'t genoemd worden, dat Zenti in
§27 over de formaten sprekende, zwijgt over het groot
quarto en groot octavo formaat, hetgeen toch wel
dient vermeld te worden.
-ocr page 8-
3
Eene kleinigheid nog betreffende de volgorde der
boeken van denzelfden schrijver; in § 35 schrijft hij
voor ze te schikken in dezelfde orde waarin op de
bibliotheek de vakken geschikt zijn. Eenvoudiger is
dunkt mij, deze titels in chronologische orde te laten
volgen; de bezoeker der bibliotheek mag niet gere-
kend worden het stelsel te kennen waarnaar de ver-
zameling is ingedeeld.
Ten slotte moet ik nog de opmerking maken, dat
hij iets had moeten zeggen over meer dan één druk
van hetzelfde werk, dat met ld. liber enz. op het-
zelfde blad kan worden omschreven; terwijl van dezen
practicus verwacht kon worden eenig voorschrift otn-
trent het aanteekenen van deelen of vervolgen van
nog niet geheel verschenen werken; het publiek dat
de boekerij bezoekt en de bibliothecaris zelf heeft
belang bij de aanteekening daarvan in den catalogus,
eu daar dit punt verschillend wordt opgevat door
sommigen, had het niet met stilzwijgen mogen voorbij-
gegaan zijn.
Leiden, 9 Juli 1873.              W. N. dd Rieu.