-ocr page 1-
„HERWONNEN
LEVENSKRACHT"
BOEK DER MOEDERS
OVERGENOMEN                           
DIT HET
SEPHER CHASIDIM ,D" »)
OFTEWEL
BOEK DER VROMEN II
DOOR DEN
HULP-BOETPREDIKER.
>
„ïooo"\'6 duizendtal".
1) Ben In de tale Kanalm geschreven boek. bestemd voor den boer.
de kleine luyden en den meerderen man, en vooral met liefde gesohreven
voor de moeders. Het Eija ideeën over kunstmest en natuurlijke be-
\\estlng, in verband met de kindervoeding en de
-ocr page 2-
I»m Z\\«l
Ifi^-J
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-
2o2>A7.
„HERWONNEN \'
LEVENSKRACHT"
BOEK DER MOEDERS
OVERGENOMEN
UIT HET
SEPHER CHASIDIM „D
OFTEWEL                 w- £rfl^»
BOEK DER VROMEN IlVW
DOOR DEN
HULP-BOETPREDIKER.
„ioooste duizendtal".
1) Een in de tale Kanaana geschreven boek, bestemd voor den boer,
de kleine luyden en den meerderen man, en vooral met liefde geschreven
voor de moeders. Het zyn ideeën ovor kunstmest en natuurlijke be-
mesting, in verband met de kindervoeding en de
KINDERSTERFTE.
SCpher Chasidim „ j" (Boek der Vromen II), want het oorspronke-
lijke boek ..SSplier Ohaiidlm", — een buitengewoon zedekundig werk
van Rabbi Juda (ben Samuel) ha-ChaSd — dateert reeds van het begin
der dertiende eeuw. De strekking van dit boek is het best te verdui-
deiijken door het volgende citaat:
„Bedrieg niemand opzettelijk door uwe handelingen, ook niet een
niet-Jood, zoek geen twist met anderen, ook niet met ongeloovigen.
Wee» eerlyk in uwen handel."
-ocr page 8-
-ocr page 9-
AAN DEN LEZER!
Een groot man heeft eens tot een
ander groot man gezegd: ,Je doet
mij denken aan mijn kleine broertje,
die op z\'n potje zit, en hij drukt,
en hij drukt, en hij drukt, maar er
komt niks!" Zegt Goethe niet:
„Es glbt lm Menschenleben Augenbllcke,
Wo man den Weltgeist naher ist, wie sonst"?
Waarde Lezer! Wanneer Gij in
den aanvang lust voelt, ook mij
eerstgenoemd citaat toe te voegen,
vergis U niet, want het zou U ten
<
-ocr page 10-
laatste wel eens kunnen toeschijnen,
dat dat kleine broertje een turbine-
vuurwerkbouquet moet hebben in-
geslikt, gezien de knappende, knette-
rende massa, die rondwentelend
neerploft.
Waarde Lezer! Mijn geweten
belet mij, U te misleiden!
atSD
-ocr page 11-
„HERWONNEN
LEVENSKRACHT"
Boek der Moeders
LEZING
Gehouden te...............
aeao
In de Katholieke bladen van I5juli
1915 leest men in een „Buiten
verantwoordelijkheid der Redactie"
ingezonden stuk, getiteld: „IJVERT
VOOR DEN BLOEMENDAG VAN HER-
WONNEN LEVENSKRACHT", O.a.:
„In alle bladen der Vakbonden In
Nederland, leest men sedert eenlge weken
bovenstaande korte maar krachtige aan-
sporlng, die met duidelijke letters, mid-
den in den tekst, op een in het oog
loopende plaats dus, staat afgedrukt.
-ocr page 12-
8
Het is echter noodlg, dat deze actie
niet tot onze R.-K. werklieden beperkt
blijft, doch dat alle standen op dien
bloemendag een schitterend bewijs van
solidariteit, neen beter, van echte chrls-
telijke naastenliefde moeten geven.
De taak, die Herwonnen Levenskracht
op zich genomen heeft, is een reuzen-
taak. Niet minder dan de krachtige
bestrijding van de witte pest of der
tuberculose, vooral in de kringen der
werklieden, stelt Herwonnen Levens-
kracht zich ten doel.
Met man en macht dan geholpen om
den Bloemendag op 18 Juli te doen
slagen.
Natuurlijk koopt ledere Katholiek op
dien dag een bloempje voor grof geld.
Niets dan zilver moet er in de busjes
van de verkoopsters stroomen.
-ocr page 13-
9
Oud en jong, rijk en arm, geestelijke
en leek, man en vrouw, allen moeten
helpen.
Vóór allen is het ook hier weer de
vrouw, die het krachtigst helpen moet.
De Roomsche jonge dames boven de
16 jaar moeten dus maar weder, zooals
verleden jaar, gemobiliseerd worden.
Op dan ten strijde, R.-K. jonge dames
van geheel het land, tot welzijn uwer
lijdende broeders en zusters In Jezus
Christus.
Gods zegen ruste op den Bloemendag
van Herwonnen Levenskracht!
Om dien zegen af te smeeken, zal op
Zondag 18 Juli over geheel het land een
generale H. Communie plaats hebben
-ocr page 14-
10
van alle vrouwen en mannen, meisjes
en jongelingen, die dien dag voor Her-
wonnen Levenskracht werken. Tevens
worden verzocht om aan de generale
communie deel te nemen alle leden van
alle R.-K. Vakvereenigingen in Nederland.
Dan zal op waardige wijze — èn door
deze generale communie, èn door de
krachtige hulp aan de tuberculoselijders
— de 6« verjaardag van het Bureau
voor de R.-K. Vakorganisatie, hetwelk
18 Juli 1909 werd opgericht, gevierd
worden".
acaa
-ocr page 15-
Lijdende Broeders en Zusters in
Jezus Christus! Lijdende Zusters
en Broeders van alle gezindten!
Welk een troost gaat er uit van
de gedachte: „Herwonnen Levens-
kracht" ! Welk eene kracht gaat er
uit van dat ééne woord: „Hèr-
wonnen"!
Ook van U, jonge vereeniginghe,
die zich noemt „Roomsch-Katho-
lieke Vakorganisatie", is kracht
uitgegaan! Ook van U zal steeds
meer kracht uitstralen, indien Uwe
werken zullen blijven een reuk-
offer ter eere van den God van
Abraham, Isaak en Jacob, den God
van Israël!
-ocr page 16-
12
Maar bedenkt, dat waar eene
witte pest vaders, moeders en kin-
deren verslindt, ook eene zwarte
pest welig kan tieren !
* #
#
Bidden is schoon, zéér schóón!
Maar er staat geschreven:
„Ora èt labora!"
Bid èn werk!
God gaf U de macht om te kunnen
bidden, maar diezelfde God gaf U
ook het verstand om te begrijpen
en de kracht om te werken. En
bidden zonder werken is tot heden
nimmer verhoord!
Bidden is slechts de juridisch-
wiskunstige formuleeringhe van
hetgeen Gij wenscht. Bidden zon-
der logica en wenschen zonder
-ocr page 17-
13
arbeid is strafbaar, omdat het tij d-
verspillinghe is, en buitendien ...
is het hoonen van Uw God! Want
Gij, Gij zijt naar Zijn beeld gescha-
pen en door de H. Communie zijt
Gij geworden vleesch van Zijn
vleesch, en bloed van Zijn bloed!
En is God niet de Logos en de
Logos niet van God?
# *
#
Waar gebeden wordt, moet ook...
gespijzigd en gelaafd worden. Bid-
den is hongerlijden, hetzij geestelijk,
hetzij lichamelijk, en hongerlijden
is verlangen naar voedsel. Om te
kunnen verlangen naar het brood
des geestes, het Panis Angelicus, is
in de eerste plaats lichamelijk
voedsel noodig.
Maar ziet! Door de hebzucht en
-ocr page 18-
M
de waanwijsheid der menschen is
de bodem en daardoor ons voedsel
vergeven terwille van het gouden
kalf.
Werpt een\' blik in onze kinder-
ziekenhuizen, in onze kraamin-
richtingen! Werpt een\' blik op die
kinderen, op die moeders, die aan
het ziekbed gekluisterd zijn en Gij
zult leeren, wat voeding is en wat
slechte voeding heeft kunnen ver-
wöesten!
Gaat naar de badplaatsen en ziet
de treurende menschengeraamten!
Gaat naar de doodenakkers en
vraagt den schimmen der jongge-
borenen, wat de oorzaak is van
hunnen tè vroegtijdigen dood, en
zij zullen antwoorden met weenen
en tandengeknars en zij zullen U
toeroepen: „Bidt, bidt, bidt! Want
-ocr page 19-
15
de kunstmest, dien Ge zelf met
bloedgeld betaalt, wordt ook Uw
beul! Asini Asinorum!"
Gij, jonge vereeniginghe, die U
ten doel stelt, de witte pest, de tu-
berculose, te bestrijden, wijd ook
Uwe volle aandacht aan de zwarte
pest. Pest is pest; of ze wit is of
zwart. En waar pest is, daar staat
de dood met zijne zeis voor de deur.
Die zwarte pest is de hebzucht
der menschen!
God gaf den bedienaren des
Woords het woord om dat woord
te gebruiken, niet om het te mis-
bruiken.
Bedienaren des Woords, wacht
U voor die zwarte pest! Die pest
is reeds in Uwe omgevinghe!
„Rust Roest"? Roest! Rust!!
-ocr page 20-
16
En Gij, schapen, die ter slacht-
bank wordt geleid, vergeeft Uwen
beulen hunne zonden! Dood is
dood----maar dood is ook leven!
Waar God het gebiedt, zullen
menschen komen en waar menschen
zijn, zullen ook menschen zijn, die
kunnen bidden! Dat zij Uw troost!
Want goed bidden is denken en
goed denken is arbeiden.
En als er goed gebeden en goed
gedacht en goed gearbeid is, dan
zal de slachtbank, die reeds zoo
onnoemelijk veel offers eischte,
worden gesloopt.
En Gij, herders! Weest barm-
hartig en goedertieren! Weest lank-
moedig voor Uwe schapen! Helpt
hen mede de slachtbank te ver-
brijzelen, want alsdan zullen de
lammeren voor U huppelen en U
-ocr page 21-
17
verwarmen met de wol hunner huid.
#
Ik had een boek geschreven ___
een boek!.... een dik boek!
Maar ik heb dat boek ten vure
gedoemd.
Heeft het nut een boek te schrij-
ven? Heeft het nut zijnen naaste
te verscheuren als een roofdier?
Neen, neen, driemaal neen!
Maar nu wil ik den Phoenix uit
zijne assche doen verrijzen, want
nu is het mijn plicht te spreken,
nu is het mijn plicht te schrijven.
Rust de waarheid nog niet steeds
onder de korenmaat?
Kan ik spreken ? Kan ik schrijven ?
Neen! Maar ik wil spreken en ik
zal schrijven, — hoe dan ook.
Waarom ?
2
-ocr page 22-
i8
Omdat de waarheid niet langer
verborgen MAG blijven — de Engel
des doods staat voor de deur!
Nog een wijle — nog een wijle —
en onze eerstgeborenen zullen ster-
ven als in de dagen van Israël! De
Engel des doods zal zewegmaaien
in éénen nacht!
Mag ik de waarheid spreken,
mag ik de waarheid schrijven?
Kan ik in deze de waarheid van
de leugen onderscheiden?
Maar kunt gij dat, gij, die U uit-
geeft voor leeraar van den volke
en al te vaak zelfs voor profeet?
Ja, ik meen u, gij bevooroordeelde
en bevoordeelde geleerden, gij cul-
tuur-parasieten, die u laat kleeden
en voeden als hoogepriesters der
wetenschap, ik meen u, gij valsche
profeten, wier kunstmest-zegekar
-ocr page 23-
19
door een gouden kalf met Icarus-
vleugelen wordt getrokken en door
den Mammon wordt geduwd!
Een zegetocht over rottende lijken
en dat nog wel van menschen-
kinderen.
Een schoone zegetocht, voorwaar!
Eerst dan, wanneer uw rijk zal
zijn verwoest, en uwe hebzucht
gebreideld, die hebzucht, welke niet
beter te vergelijken is, dan met de
vraatzucht van een aasgier op een
lillend kreng, eerst dan zal de mensch
zijn „Hooglied" kunnen dichten!
«
Moeders, vrouwen en jonge doch-
teren!
Er zijn „Costuymen ende Usan-
cien", d. w. z. eerbare en goede ge-
bruiken.
-ocr page 24-
20
Een van die eerbare gebruiken
is, dat beschaafde mannen nooit en
te nimmer tot eerbare vrouwen
spreken over dingen, die onwellui-
dend, onkuisch, vies of walgelijk
zijn.
Waarom ik desalniettemin tot U
heb durven spreken over mest?
Maar is de mest dan niet van
God? Moeders, is de mest niet de
voeding der planten en de indirecte
voeding van Uw kind ? En is slechte
voeding niet eene macht, die Uw
kind kan maken tot een\' tuber-
culeuzen of rachiteuzen zwakke-
ling of tot een\' hulpbehoevenden
idioot?
Kan goede voeding er daarentegen
geen krachtig, gezond mensch van
maken, een\' goeden engel, misschien
wel een\' koning, een\' keizer, een\'
-ocr page 25-
21
wonderdoenden Heilige, of een\' on-
feilbaren Paus?
Heeft de God van Abraham, Isaak
en Jacob zelf aan de „Costuymen
ende Usancien" gedacht, toen hij
aan de oevers der riviere Chebar
zijnen beminden en uitverkoren
dienaar, den profeet Ezechiel, ge-
bood, zijn „gerstenkoecksken met
\'s menschen afganghe te backen" ? 1)
Neen, Moeder! Vies en walgelijk
1) Ezechiel Cap. IV, Vers 12 en 14: „Ende gij
sult een gerstenkoeck eten / ende die sult gij met
dreck van \'s menschen afgangh backen ƒ voor
hare oogen". ... „Doe seide ick / Ach Heere
Heere/ Siet/ mijne ziele en is niet verontreynight
geweest, want ick en hebbe van mijner jeught af
tot nu toe / geen doot aes nochte dat verscheurt
is gegeten / nochte geen verfoeyelick vleesch en
is in mijnen mont gekomen" .... „Ende Hü
seyde tot mij: Siet j ick hebbe u runderen mist
gegeven voor menschen dreck / soo sult gij u
brood daer mede bereyden."
-ocr page 26-
22
bestaat niet, als het gaat om het
leven van Uw kind. Nóch voor eene
moeder, noch voor een\' medicus
mag er sprake zijn vaa walginghe
of viesheid.
Moeders! Aan U is de heilige
plicht opgedragen te zorgen voor
een beter nageslacht!
Wijdt alle aandacht, die in U is,
aan de bemestinghe der vruchten
des velds, dat is Uw plicht!
# #
#
Kunstmest is goed, maar kunst-
mest is vergift, en gebruikt, zooals
ten huidigen dage geschiedt, moet
kunstmest op den duur voor plant,
dier en mensch vergift worden,
want men gebruikt nièt-ontgifte
aanvullingsmest als éénige mest!
-ocr page 27-
23
Dat onze wijze Koningin, dat onze
vroede regeeringhe wake, opdat op
den duur Hare onderdanen niet
vergeven worden\'.
Dat is hun plicht — op poene
van —!
* *
Nu een woord aan U, vrienden!
Want ook voor mij is de waarheid
heilig, en het zoeken naar de waar-
heid de eenige reden om nog verder
te willen leven.
Wij weten allen: ik ben ik, dat
is gelijk aan ièt is niets. Ik spreek
tot U, nièt-bevooroordeelde en nièt-
bevoordeelde geleerden bij de gratie
Gods! Gij hebt een\' weg met door-
nen bewandeld en maar al te dik-
wijls distelen geoogst.
Ook zoo ging het mij!
-ocr page 28-
24
Maar waar een wil is, is een
weg — mèt doornen en mèt rozen.
Er is een weg, die voert tot gedeel-
telijk begrijpen en die niet is ge-
plaveid met menschelijk geknoei,
en niet bezoedeld met den drek
van gouden-kalfaanbidders.
En die weg voert tot den bijbel
der natuur.
Gij, collega\'s en Gij, menschen,
die mede dat wegsken hebt gebaand
in dat bijna ondoordringbaar oer-
woud, Gij, die U hebt verwond aan
de doornen en die, evenals ik, slechts
eene enkele roos hebt mogen pluk-
ken, zet schouder aan schouder,
opdat wij mettertijd onze kinderen
mogen behouden.
-ocr page 29-
25
Vrouw! Moeder! Hebt Gij het
kind lief, dat aan Uwe zorgen is
toevertrouwd? Hebt Gij lief, wat
Gij met smarten hebt gebaard?
Dan steun ons, naarmate Gij krach-
ten hebt! Steun ons, want het gaat
om het leven van Uw kind! Helpt
ons de Pharizeërs en Sadduceërs
te verdrijven uit den tempel en
steenigt hen met de tafelen der
wet! Verplettert hen, zij, die ter-
wille van het gouden kalf rond-
dansen op rottende kinderlijken!
# #
*
Vrouw! Moeder! God gaf U het
bewustzijn, hoè Ge Uw kind moet
voeden, nog vóór het den eersten
lichtstraal had aanschouwd. Hij
gaf U het instinct, die voeding naar
omstandigheden te kiezen.
-ocr page 30-
26
Zoudt Gij Uwen lieveling een\'
steen of soms eene slang geven,
als hij honger heeft?
Neen, want dan waart Ge eene
ontaarde moeder, eene misdadige
vrouw en de duivel zou Uw inge-
wand verscheuren en de eeuwige
pijnen der hel zouden Uw deel zijn.
Kunstmest is vergift. Vergeeft
men den bodem, dan vergeeft men
de planten en daardoor de dieren,
de menschen en de kinderen der
menschen!
Kunstmest kan echter voedsel
worden. Maar wanneer en in wei-
ken vorm?
De voeding der plant komt over-
een met de voeding van de vrucht
Uwer ingewanden, maar de secun-
daire moederweelde, het kind te
voeden, kent de plant slechts
-ocr page 31-
27
bij uitzondering. In het algemeen
is de plant dan ook aangewezen op
eene min.
Maar zijt ook Gij niet aangewezen
op eene min, wanneer Uwe borst-
klieren zijn verdroogd of wanneer
Gij door ziekte geen levensvocht,
doch gift produceert?
Vrouwen kunnen schoon zijn, als
bloemen. Maar hun voedingscirkel-
gang blijft voor verdwaasden on-
aesthetisch.
Wèl geef ik gaarne toe, dat het
idee „min" iets tegenstrijdigs en
daardoor onaesthetisch is. Ook leed
is onaesthetisch! Het gedwongen
tegennatuurlijke stuit tegen de
borst.....
Waar de moeder sterft, wordt
het kind beklaagd. Wie zou geen
deernis hebben met dit hulpelooze
-ocr page 32-
28
wezen? Maar als de moeder is
heengegaan en het kind begint te
verhongeren, mag aan aesthetica
niet meer gedacht worden. Er moet
worden gehandeld, er moet worden
opgetreden met oordeel des onder-
scheids.
Zoo niet, dan begaat Gij een
móórd!
Vrouw! Moeder, aan wie de zware
taak wordt opgelegd om van dat
wezentje een mensch te maken!
Wat is Uw plicht? Uw plicht is,
eene min te kiezen, eene goede min.
Is Uwe huid blank, en zijn Uwe
borstklieren verdroogd, dan zult Gij
eene blanke moeder moeten sméé-
ken, zich te ontfermen over dit
wezen, want is het hemd niet nader
dan de rok?
Maar woont Gij aan de over-
-ocr page 33-
29
zeesche stranden, dan zult Ge dien
heiligen plicht wellicht moeten over-
laten aan eene kleurlinge, mis-
schien wel aan een dier.
Doch, als de ure zal gekomen zijn,
dat de tepel wordt gescheurd door
den pasgeworden tand, wat dan?
Dan zult Ge heengaan naar het
veld of naar de sawah en Gij zult
de vruchten lezen en ze bereiden,
zooals de mensch U heeft geleerd.
En als de zon hare jaartaak heeft
volbracht, dan zal het zoogdier niet
alleen met zijne melk, maar ook
met zijn vleesch Uwen lieveling
moeten voeden.
En heeft de volle maan zich dan
weer voor de zesde maal weer-
spiegeld in het blauwe meer, dan
zullen hier het veld, de moestuin,
de oofttuin, de zee en de rivieren,
-ocr page 34-
30
dédr de sawah, de kebon, de rimboe
en de kali om beurten moeten
voorzien in de behoeften van Uw
kind.
En eindelijk, als de aerdkloot nog
driemaal hare jaarbaan om de zonne
heeft voltooid, dan zal dat kleine
kind aan U, Moeder, zeggen, wat
het noodig heeft, om te kunnen
opgroeien tot een mensch.
# *
#
Arme plant, waarvan de moeder
is heengegaan, en waarvan vandalen
en barbaren de minnen hebben
vermoord — uit hebzucht en waan-
wijsheid.
Arme wees, ten doode opgeschre-
ven! Zelfs zonnegoud kan U niet
redden.
-ocr page 35-
3i
Plantenmoeder! Wat zal Uwe
vrucht baren?
# #
#
Vrouwen! De plantenvoeding heeft
meer gelijkenisse met de kinder-
voeding, dan Gij vermoedt!
Een kind is vleesch van Uw
vleesch, bloed van Uw bloed, want
vóór het \'t levenslicht aanschouwde,
werd het gevoed met Uw bloed.
Welnu, ook de plant heeft hare
eigenaardige placentale voeding!
Leeft de kiem niet de eerste dagen
van het kiemwit, waarmede de
moederplant haar heeft omsloten?
En verder — gelijk een pasgeboren
kind, dat, indien de moeder sterft,
aan de zorgen van eene min wordt
toevertrouwd, zoo dient ook de ont-
-ocr page 36-
33
kiemde plant, zoodra zij de zaad-
huid heeft doorboord en het kiem-
wit heeft verbruikt, door één of
meer plantenminnen te worden
gevoed, d. w. z., dat het in den bodem
moet vinden gemakkelijk verteer-
bare stoffen, afkomstig van daarvoor
geschikte plantensoorten.
Maar welke plantensoorten moe-
ten wij kiezen voor onze verschil-
lende cultuurgewassen? En waar
moeten wij die „minnen" zoeken?
Gaat naar de ongerepte natuur
en aanschouwt met eerbiedig ver-
langen om te wéten, wat Uw God
voor U wil openbaren als in een
opengeslagen boek, dag voor dag,
uur voor uur. Dan zult Gij de
„minnen" voor eene bepaalde plant
daar vinden, waar deze plant in
plantengemeenschappen voorkomt.
-ocr page 37-
33
Het zou echter absoluut onmoge-
lijk zijn, om voor het onnoemelijk
aantal cultuurplanten op deze wijze
„minnen" te verzamelen. Wij zullen
ons dus in het algemeen moeten
tevredenstellen met het kweeken
van „minnen", die gemakkelijker
en met minder kosten te bereiken
zijn, evenals het kind zich dikwijls
moet tevredenstellen met de melk
eener kleurlinge, of van een dier.
* *
*
En als de wortel is doorgegroeid
en zich veelzijdig heeft vertakt, dan
zal de plant meer consistent voedsel
begeeren.
Dit voedsel is „minnenmelk", plus
colloidale bodemverweeringspro-
ducten.
3
-ocr page 38-
34
En heeft eindelijk de plant hare
pubertiteitsperiode bereikt, dan zal
zij nog consistenter voedsel begee-
ren. Hare zuigcellen en hydropoten
hebben zich dan volkomen ontwik-
keld en ze is in staat de zware
minerale kost te bereiden door de
knagende werking harer zuigcellen
op de bodemdeeltjes.
Wat verstaan wij hier onder
zware minerale kost?
Kalk, kali, phosphorzuur, stikstof
enz. van direct mineralen oorsprong,
m.a. w. onze kunstmestzouten in
hunne eenzijdige chemische samen-
stelling en hunnen te gebrekkigen
vorm. Tevens zal de plant door
dien gebrekkigen vorm heden niets,
morgen te veel krijgen.
-ocr page 39-
35
Voor ieder levend wezen is het
van het grootste belang op tijd vol-
doende en gemakkelijk verteerbaar
voedsel te ontvangen, terwijl her-
haalde overdaad van onverteer-
baar voedsel niet anders dan kan
schaden.
Moeders! Voedt Uwen zuigeling
niet met biefstuk en aardappelen,
want dan zal Uw zuigeling ziek
worden en sterven. En Gij zult
Uwen lieveling begraven met een
gebroken hart.
Maar wat doen onze kunstmest-
impressario\'s anders dan zuige-
lingen biefstuk met aardappelen
voeren?
En waarom doen zij het? Alleen
terwille van het gouden kalf!
Moeders! Kunstmest is vergift!
Kunstmest plus aarde kan evenwel
-ocr page 40-
36
voedsel worden, maar slechts dan,
indien die kunstmest minstens een
jaar in de moederschoot der aarde
heeft vertoefd ter ontgifting. Dan
pas is het voedsel geworden. Maar
het is voedsel als biefstuk met
aardappelen, dus geen zuigelin-
genkost, maar kost voor volwassen
planten.
#
Laat ons dus tijdig zorgen voor
„plantenminnen", die rijkelijk melk
afscheiden, en voor die colloidale
verweeringsproducten, die de over-
brugging vormen tot het ontgifte
minerale voedsel der pubertiteit.
Dan zal de plant, het dier, Uw man,
Gij zelf gezond blijven, en het kind,
dat Gij zult baren, zal eene zon
-ocr page 41-
37
zijn in Uw huis, de vreugde van
Uwen ouden dag!
Moeders! Eischt voor allen, die
Ge liefhebt, maar vooral voor Uw
kind, dat onze vroede regeeringhe
haren ijzeren arm zal aanwenden
om verder onheil af te weren.
Moeders! Sticht ook Gij vereeni-
gingen en noemt die: „Tot Her-
winning van Levenskracht."
Laat het doel van die vereeni-
gingen in de eerste plaats zijn:
de verbetering der voedingsplanten
voor zoogenden, kinderen en zieken,
en later, voor allen. En laat het
middel, om tot dat doel te geraken,
zijn: eene verbeterde bemestings-
methode op natuur-historischen
grondslag 1).
i) Een helderen kijk op de noodzakelijkheid
hiervan geeft o. a. eene brochure, die my zoo
-ocr page 42-
38
Dan, als Gij aldus gehandeld zult
hebben, dan zal God, die door den
driebond Zijner engelen Lilith, de
eerste vrouwe Adams, de moorde-
naresse der eerstgeborenen, heeft
geknecht, ook de volgelingen Liliths,
die in ons midden zijn opgestaan,
terugwerpen in den afgrond der
hel. Want de God van Senoi, San-
senoi en Samangeloph waakt nog
altijd!
Moeders! Waakt en bidt, bidt
en werkt!
juist bereikt: „Meelvergiftiging of gebrek ?" door
E. van Dieren, Arts te Amsterdam (Hollandia-
drukkery, Baarn).
Evenals eeue verkeerde bemesting bü de ryst-
cultuur de beri-beri kan veroorzaken door een
gebrek aan voedingsstoffen ter instandhouding
van het zenuwstelsel, zoo verwekt of versterkt de
gebruikehjke verkeerde bemestingsmethode by de
overige cultuurgewassen ontelbare andere kwalen,
door het ontbreken der natuurlijke, eigenaardige I
vermenging der voedingszouten.
-ocr page 43-
39
Herwonnen levenskracht kan
slechts verkregen worden met God,
door God en van God! Keert dan
terug tot dien God onzer vaderen
en Hij zal U leeren de witte en de
zwarte pest te bestrijden, Hij zal
U leeren den bodem en diens vruch-
ten te bewaken tegen de hebzucht
der menschen.
God is God! Hij zal U de mid-
delen geven om die hebzucht onzer
naasten te breidelen. Muilbandt dan
die hebzucht en Uwe kinderen
zullen leven, zij zullen leven als
gezonde, blijde menschen!
Alsdan zullen Uwe stemmen
klinken als geschreven staat in
het IXe hoofdstuk van „Hechaloth
rabbathi."
Als de stem van het water in
\'t ruischen der stormen, als de
-ocr page 44-
4o
stem van de golven in het blauwe
meer, als in de Lente de zuiden-
wind er mee speelt, zoo klinkt de
stem van het loflied op tot den
troon der heerlijkheid, den koning
der koningen prijzend.
Een galm van tonen! een mach-
tig bruisen! want vele stemmen
reien zich saam ten gezang tot den
troon der heerlijkheid, om den ge-
weldige Jacobs toe te zingen en
duizendstemmig ruischt het om-
hoog: „Heilig, heilig, heilig is de
Heer der ontelbare heirscharen!"
Amen!
* *
-ocr page 45-
41
Waarom heb ik tot U gesproken
in de tale Kanaans?
Omdat de boetprediker U moet
leeren in de taal der talen, want
dit is de taal, die Gij geleerd hebt
als zuigeling, als kind, als jongeling,
als jonge dochter, als man, als
vrouw, als vader, als moeder. •
Dat is de tale onzer voorvaderen,
de tale des gemoeds, de tale, die
spreekt tot Uw hart en tot den
tempel Uwer ziel.
Dat is de taal der talen, die zal
bestaan, totdat het laatste menschen-
kind tot assche is vergaan.
Zoudt Gij mij kunnen verstaan,
zoudt Gij mij kunnen begrijpen in-
dien ik U in eene andere tale zoude
hebben toegesproken?
Neen, neen, neen! Gij zijt een
kind der Kerke, de Kerke was Uwe
-ocr page 46-
42
voedster, Gij hebt Uwe Kerke lief!
Gij voorgangers des volks, wat
Gij weet, wat Gij spreekt, wat Gij
schrijft, wat Gij dicht, Gij put het
uit de oude bronnen van het uit-
verkoren volk. Vergiftigt dan die
bronnen niet! Zij komen van God
die de bron van alle wijsheid is.
Keert dan terug op den weg Uwer
vaderen, die reeds het ware en het
schoone wisten te onderscheiden
van den poel des verderfs.
Keert terug tot de bronnen van
Hebron, tot de wateren der Jordaan,
keert terug tot de vleeschpotten van
Egypte en tot de kwakkelen der
woestijn. Maar vergeet vooral het
manna niet, noch de korenschooven
van Ruth!
-ocr page 47-
NAWOORD
TOT DEN „MEERDEREN" MAN.
„Nous sommes tous pétris de
faiblesses et d\'erreurs j pardon-
nons-nous reciproquement nos
sottises,
c\'est la première loi de
la nature."
(Voltaire: Diot. Phil.: Tolérance).
Gij, die U neer wilt zetten om
voorafgaande regelen te critiseeren,
ik bid U, overdenkt eerst de vol-
gende gelijkenisse:
Mijn Buurman en de Ezel.
In het verre Oosten had ik een
buurman, die eens zijn been ver-
wondde met een bijl.
Hij nu vreesde zeer te sterven
aan den tetanus.
-ocr page 48-
44
Daar hij mijn vriend was, en hij
tevens wist, dat ik ook zijn vriend
was, spoedde hij zich tot mij, opdat
ik hem zoude helpen in zijnen
nood.
Ik deed zulks naar mijn beste
weten en, volgens de nieuwste
eisenen der moderne wondbehan-
delinghe, spoot ik hem in met een
Serum anti-tetanicum.
Nauwelijks had ik het verband
met de laatste speld bevestigd, of
mijn vriend werd paars van drift,
begon te vloeken en te razen, pakte
mij bij de keel, wierp me op den
grond en snauwde mij toe:
—  „Vervloekte vent! Je bent een
ezel, een ezel, een ezel!"
Ik stond op en antwoordde met
waardigheid:
—  „Broeder, Gij hebt gelijk!"
-ocr page 49-
45
Maar zelfs dat hielp niet. Integen-
deel, mijn vriend begon nog harder
te schelden.
Toen riep ik met waardigheid:
—  „Wee U, Broeder! Wie seght:
Gij dwaes, die sal strafbaar zijn
door het helsche vyer" 1).
Dat hielp ! Mijn vriend werd be-
daard en begon te weenen. Met
klagender stemme sprak hij tot mij:
—  „Vriend! Wat hebt gij gedaan ?
Wilt gij mij blootstellen aan den
tetanus inquisitionis insanabilis ?
Heeft onze Hadji niet bevolen, dat
elke beenwond met kakkerlakken-
olie en muggenvet behandeld moet
worden?"
Ik antwoordde met waardigheid:
—  „Broeder! Ook voor diènteta-
nus wil ik U behoeden!"
i) Matt. 5 : 22.
-ocr page 50-
46
En ik toog heen naar de rimboe
en ving kakkerlakken en muggen,
bereidde daaruit olie en vet, maar
ik steriliseerde ze en mengde ze
met een anti-septicum.
Daarmede bestreek ik de wonde
van mijn vriend en hij weende en
smeekte om vergiffenis.
Terzelfder ure kwam tot mij eene
kleurlinge met een ezel, die onduld-
bare pijnen leed door de mishan-
delingen zijns drijvers. Ook hij zou
onvermijdelijk den tetanus ten offer
zijn gevallen, indien hij niet tot mij
was geleid.
Ook dien ezel spoot ik in met
het Serum antitetanicum, dat ik
voor mijn\' vriend had gebruikt.
En ziet! Deze ezel genas eerder
dan mijn vriend!
* *
#
-ocr page 51-
47
Broeders! Voorwaar, voorwaar,
ik zeg U: de tale Kanaans is gelijk
aan de kakkerlakkenolie en het
muggenvet.
Meerdere man! Uwe ziele weent
en Ge beticht mij sarcasmen te
hebben geschreven? Broeders! Ei-
lacie! Gij hebt gelijk!
Maar bedenkt toch ook, dat een
sarcasme kan zijn ... de uiting van
de hoogste smart, en dat, waar
dwaasheid is geschreven, dikwijls
waarheid verborgen is.
Heeft niet onzen Desiderius Eras-
mus den „Lof der Zotheid" gedicht?
En is voor hem geen standbeeld
opgericht?
C3CS3C3
-ocr page 52-
REPLIEKEN OP
CRITIEKEN.
„Rochelt ook de woudezel by° hel
jonge gras? Loeit de os by z\\Jn
voeder?"
                      (Job VI : 5).
Mijne Beminden!
Critiek uitoefenen op het Woord,
het doen en laten van een\' bedienaar
des Woords is slecht, is uit den
booze. Het is het vuigste middel
van Satan, den mensch gegeven,
om zijns naasten brein te vergifti-
gen. De gruwelen der Hel zijn dan
ook nog te zacht voor hen, die
zich van dat middel bedienen. Ik
weet het!
-ocr page 53-
49
Doch den boetprediker is het een
heilige plicht, zulks ten allen tijde
met liefde te doen. Quod licetjovi,
non licet Bovi!
Broeders! Gij hebt mij dan voor
de voeten geworpen, dat ik de tale
Kanaans belachelijk gemaakt zoude
hebben.
Eilacie, Broeders, niets is minder
waar. Ik zou met evenveel recht
kunnen zeggen, dat Gij haar be-
lachelijk maakt, want ik heb niet
anders gedaan, dan hetgeen Gij
dagelijks doet.
Wanneer Gij U tot de moeders
of tot den minderen man in het
algemeen wendt, waarom gebruikt
Gij dan de tale Kanaans?
Zoudt Gij indruk maken, zoudt
Gij Uwe „geboden" opgevolgd
zien, indien Gij U uitdruktet in
4
-ocr page 54-
50
de tale des dagelijkschen levens?
Neen, immers!
Welnu, ook ik had iets tot de
moeders en tot den minderen man
te zeggen. Wilde ik nu eenige kans
hebben, tot hunne harten door te
dringen, dan stond mij slechts één
weg open: Uw weg!
# #
#
Er is „periculum in mora", er is
dringend gevaar bij uitstellen Uwer-
en onzerzijds.
Het ware dan ook beter geweest,
en meer Uwer roeping waardig,
indien Gij U met mij haddet gekeerd
tegen het voortdurend wassend ge-
vaar, dat de menschheid bedreigt,
in plaats dat Gij U opmaaktet om
den vorm mijner ideeën te bestrijden.
Broeders, wat ik U bidden mag,
-ocr page 55-
51
maakt den vorm mijner ideeën niet
tot een steen des aanstoots, een
„lapis infernalis et petra scandali".
Wie een\' berg te verzetten heeft,
struikele niet over een\' steen.
Zelfs al heb ik in Uw oog de
tale Kanaans te onpas gebruikt, be-
denkt toch, dat het groote doel, dat
ik bij dat gebruik voor oogen had,
zóó edel is, dat het middel, dat ik
er toe heb moeten gebruiken, niet
onedel kan zijn.
Broeders! Ten allen tijde hebben
er „Heel- en Vroedmeesteren" be-
staan, die medicijn wisten te berei-
den, niet alleen voor den minderen
man, doch ook, en vooral, voor den
méérderen man.
De Christus was één dier uitver-
korenen, evenals Multatuli, wien de
bijzondere genade ten deel viel, een\'
-ocr page 56-
52
„Max Havelaar" en eene „Vorsten-
school" te mogen schrijven.
De Christus is gehangen, vastge-
nageld op een „houten" 1) kruis, de
vlinder in de „Vorstenschool", werd
levend op eene kurk gespeld, en
Multatuli werd evenals de Christus
gehoond en bespot — uit heersch-
zucht en hebzucht.
En evenwel, de Christus sprak
steeds in de tale Kanaans, deed wèl
en zag niet om. Ook Multatuli sprak
eene dergelijke tale, omdat ook hij
begreep, dat die tale was eene me-
dicijn: de medicijn der eenvoudigen
van harte. „Hunner is het Koninkrijk
Gods". Ook Multatuli deed wel,
toen hij den „Max Havelaar" en de
„Vorstenschool" schreef.
Zoude de Christus diè tale ge-
i) Geen „IJzeren Kruis"!
-ocr page 57-
53
sproken hebben tot den volke, indien
die tale niet medicijn geweest ware?
De Christus sprak de tale Kanaans,
evenals de Wijzen vóór Christus.
En ziet, de vroede mannen van
heden gebruiken nog die tale,
wanneer zij tot den volke spreken.
Waarom ?
Omdat de tale van den méérderen
man slechts kan spreken tot het
verstand van den méérderen man.
Ook hunne tale kan medicijn zijn,
doch slechts medicijn voor den
méérderen man.
Broeders en Zusters! De tale
Christi, de tale Kanaans, spreekt
tot allen en is medicijn voor allen!
Is zulks ook het geval met de tale
van den meerderen man?
Neen! Dikwerf zelfs is zij het
tegendeel van medicijn. Wel zij het
-ocr page 58-
54
verre van mij, hunne tale steeds te
vereenzelvigen met die der Phari-
zeërs en Sadduceërs, door wier
schuld de Christus werd gehangen
en vastgenageld op een „houten"
kruis — uit heerschzucht en heb-
zucht. Maar waar blijft, dat èn de
Christus, èn de vlinder uit de „Vor-
stenschool", en Multatuli hebben
geleden door den meerderen man.
Zij verdienden het niet, zij waren
onschuldig, en toch werd demeer-
dere man hun beul.
Gij, meerdere man, die ter schole
zijt gegaan bij de Pharizeërs en
Sadduceërs, is beul zijn het eenig
zaligmakende beroep?
# #
#
Broeders en Zusters!
Gij verwijt mij, dat ik heb ge-
schreven :
-ocr page 59-
55
„Voorwaar, voorwaar, ik zeg U:
„De tale Kanaans is gelijk aan de
kakkerlakkenolie en het muggen-
vet!""
Gij bijt mij toe, dat ik hoovaerdig,
pedant, arrogant, mecroyant, necro-
mant, ekinoklast, antichambrist,
antichrist, impressario van de hoer
van Babyion, ja wat al niet, ben.
Ach, Broeders en Zusters!
Reeds vóór Christus\' geboorte
wist men menschen van ezels te
onderscheiden 1). Ook de Christus
i) Over de ezelinne Bileams konden de oudere
schriftgeleerden het evenwel niet eens worden,
daar er geschreven staat:
„De Heere nu opende den mond der ezelin,
die tot Bileam zeide : ,,Wat heb ik u gedaan,
dat gij mij nu driemaal geslagen hebt?"
(Numeri 22 : 28).
Ende ziet, zij konden den ezel geen ver-
standig woord doen spreken. „Quod licet
Jovi, non licet Bovi."
-ocr page 60-
56
wist, dat er steeds vele menschen
zijn, veel dommer, heersch- en heb-
zuchtiger dan de domste ezel. DaaY-
om spraken Hij en Zijne voorgan-
gers de tale Kanaans, want ze wis-
ten, dat domme menschen als ezels
geleid moeten worden, met mooie,
goede en vriendelijke woorden.
Maar soms ook met de zweep 1).
Mensen! Wordt Mensch! Laat
het mooie en vriendelijke woord
Uwe medicijn zijn, dan kan de roede
rusten, tot een zot zich verzet!
Broeders en Zusters! Zoude ik
gesproken en geschreven hebben
voor zotten? Neen, dat weet Gij
wel beter! Heb ik niet gesproken
tot de eenvoudigen van harte en is
i) „Een e zweep is voor het paard, een toom voor
den ezel, en eene roede voor den rug der zotten."
(Spreuken 26 : 3).
-ocr page 61-
57
hunner niet het Koninkrijk Gods?
Tot U, eenvoudigen van harte,
richt ik dan ook de volgende ver-
telling, want ik verwacht voor U,
als Gij haar begrepen zult hebben,
eene.... bijzondere genade.
* *
*
De vertelling van de Klaproos.
Het was Zondag.
De zonne stond nog laag aan den
hemel en ik ging henen ter kerke.
Ik had behoefte, alleen te zijn
met God.
Zonnegoud vloeide over akkers
en weiden, maar ééne klaproos was
nog niet bloedrood.
Stemming heerschte alom.
-ocr page 62-
58
In de kerk...... Kleurfonteinen
dartelden door blauwe gewelven,
maar er was rust, weldoende rust.
#     #
#
Opeens luidden de klokken en
een stroom van licht wischte weg,
wat mooi was. De kleur der Hei-
ligen verbleekte, als wilden zij zich
terugtrekken in de duisternisse. Er
naderden menschen.
Mijne stemming was als versteend.
#        #
#
De priester betrad het Heiligdom,
en nadat hij zijne officie ten deele
had verricht en opgeklommen was
ten sermoene, sprak hij tot den volke
met oog- en handmisbaar:
„Ze hebben Hèm voor de voeten
geworpen..."
-ocr page 63-
59
En ziet, de nekrimpelvuile, onwel-
riekende boer, die vóór mij zat,
verschrikt door dat dreigend hand-
gebaar, dook schichtig ineen, daar
hij in zijn\' eenvoud meende, dat op
hèm geworpen werd.
#         #
#
Ontstemd verliet ik de kerk.
#         #
#
Goudstof danste over weg en veld.
Blauwer was de korenbloem en
ook die ééne klaproos had nu den
laatsten dauwdrop afgeschud en
loom,... wulpsch ... ontplooide zij
hare bloedkroon, om nog meer ha-
ren boezem te kunnen ontblooten,
smachtend ... naar de geneughten
der liefde.
-ocr page 64-
6o
Hoe mooi was die klaproos.
*     #
Ik sprak met God, ik sprak met
die klaproos en ik sprak met den
vlinder, die de klaproos had willen
kussen, indien niet eene zwaluw
hem hadde verontrust.
Stemming heerschte alom!
*     #
Ik hoor geritsel, ik hoor het ge-
trippel van vier fluweelige pootjes,
ik zie een hondje, een jong hondje,
en achter dat jonge hondje zijn\'
baas, den bedienaar des Woords.
Het hondje rent naar die klaproos,
die zoo mooi was en wil zijne officie
als hond doen: ook hij licht een
poot op.
*        #
#
-ocr page 65-
6i
Toen, in eene opwelling van drift,
riep ik „Rabsaké" 1) tot den hond
en ik greep naar een\' steen. Maar
een mannengreep belette mij dien
steen te werpen. Het was de „klauw"
van den bedienaar des Woords.
Hij sprak: „Smies nou det erin
hündsche net! Dè mos ja auch
sieken... Det duit er ja immer
hie!"...
Sic transit gloria mundi.
Ontstemming heerschte alom!
* *
Ik was verstoord op den hond en
op den bedienaar des Woords, ik
wilde „raka" 2) tot hem zeggen,
1) Koningen II 19 : 4: Rapsake zz Hy\', die ge-
zonden is, om den levenden God te hoonen.
a) Raka, Syrisch scheldwoord (zie Matt. 5 : aa).
-ocr page 66-
62
doch daartoe ontbrak mij de tijd.
Want ziet!... Daar rent de hond
met den staart tusschen de beenen
op drie pooten, huilende en jankende
naar huis. De klaproos was voor
bezoedeling bewaard.
Zoowel de bedienaar des Woords,
als ik, wij brulden het uit van het
lachen.
Wat was geschied?
De hond had met het oplichten
van zijn\' poot eene wesp gestoord,
die onder een blad van de klaproos
sluimerde; de wesp had hem in
zijn\' poot gestoken en reed nu in
dolle vaart op den hond naar huis.
* *
*
Het was warm, en omdat ik nog
een\' verren weg moest afleggen,
-ocr page 67-
63
noodde de bedienaar des Woords
mij uit, een dronk wijns met hem
te drinken. Ik aanvaardde zulks
gaarne en als wederdienst behan-
delde ik den poot van zijn\' hond.
Wij spraken over vele nuttige
dingen en kregen ten slotte bijna
oneenigheid over de belangrijke
kwestie, of het insect, dat den hond
gestoken had, een gèp, een wieps,
een weps of een wesp was geweest.
Maar wat ik hem niet vertelde,
dat was de geschiedenis van den
nekrimpelvuilen boer.
Du, Mensch, blelb\' dumm,
Doch werde wltzig.
Verzeih\' dem Cohn sein Levy;
Verpoene aber Itzlg.
* *
*
-ocr page 68-
64
Du, Mensch, thu\' wohl,
Doch frlsz des Paradleses Kohl.
Mit deinem Hirt\'
Du solist ganz ruhig bumm\'len,
Behüt\' dlch Gott,
Er wird dich nicht beschumm\'len.
Frlsz was du magst,
Und freue dich in Gott.
Mundus vult decipi.
Na deze dichtproeve rest mij nog
slechts een antwoord aan de enkele
critici — in vele opzichten trouwens
antipoden van de tot dusverre be-
sprokene — die mij niet, als deze,
-ocr page 69-
65
met reeksen scheldwoorden over-
stelpen.
Hunne tegenwerpingen zijn samen
te vatten in deze: „U heeft de waar-
heden, die uwe brochure bevat, zóó
ingebakerd en zóó vreemdsoortig
aangekleed, dat het de grootste
moeite kost, ze „a nu" te brengen."
Ziet hier, mijne heeren, als ant-
woord op Uwe tegenwerpingen, het
recept, volgens welke ik die waar-
heden heb „aangekleed."
RECEPT,
ten dienste van hen, die eene
nieuwe Idee willen propageeren.
o. Kleedt uwe ideeën zóó in, dat
uwe toehoorders (lezers) er het
eerste oogenblik niets van begrijpen.
Zij zullen dan gaan denken en uit-
pluizen en... het woord vindt ingang.
5
-ocr page 70-
66
Spreekt gij daarentegen in de
taal van den meerderen man, dan
hebben ze reeds driemaal verkeerd
gedacht, vóórdat gij uitgesproken
hebt en het woord vindt geen ingang.
b. Doseert de waarheden, welke
u bij ongeluk, of door eene bijzon-
dere genade ontglippen, in onder-
deelen van milligrammen, — want
de herseninhoud der eenvoudigen
van harte is klein en hunne her-
senmaag uiterst gevoelig — en ver-
pakt die onderdeeltjes zorgvuldig,
licht-, lucht- en waterdicht in het
bladgoud van de tale Kanaans.
Dikwijls zijn deze voorzorgen
voor den méérderen man nog on-
voldoende, vooral, wanneer door
de artsenijen des Mammons zijn
hart verstokt en zijne hersenmaag
versteend is.
-ocr page 71-
67
c.  Vergeeft uwen naaste alle zijne
dwaasheden, maar vergeeft u zelven
nooit de dwaasheden, die gij begaan
hebt, opdat niet van u gezegd moge
worden:
„Vous êtes plus Jesuite que Ie Pape."
En omgekeerd:
Vergeeft u zelven alle uwe dwaas-
heden, maar vergeeft uwen naaste
nooit zijne dwaasheden, opdat niet
van u gezegd moge worden:
„Vous êtes plus humain que Ie Christ."
d.   Gedenkt steeds: „Mundus vult
decipi."
De wereld doet,
Zoo leder moet;
Zoo ieder moet,
De wereld doet!
* *
*
-ocr page 72-
68
TEN SLOTTE:
Een praatje met een achtenswaar-
dlgen en verstandigen uitgever.
„Zoude men tot eenen Koning zeggen:
Gij Belial 1); tot de Prinsen: Gij godde-
loozen?" (Job 34 : 18).
Edoch ,,Ik ben der woorden vol: de
geest mijns buiks benauwt my."
(Job 32 : 18).
Uitgever — Man! Heb jij dat
geschreven?
AUTEUR — Dat denk je maar! Dat
heeft de hulp-boetprediker ge-
schreven !
UlTG. — Mensch! Denk toch om
je naam, je maatschappelijke
positie, je prestige, je fatsoen ...
AUT. — Uwees is zeker Hollander?
1) Belial w. z. onwaardige. (Zie Deut. 13 : 13).
-ocr page 73-
69
Uwees doet net precies als dat
kleine broertje van dien grooten
Hollandschen meneer, dat zelfs
zóó met zijn fatsoen op den
pot zat, dat ie drukte, drukte,
drukte.... zonder dat er iets
kwam. Amice! Wil je wel ge-
looven, dat ik slechts enkele
Hollanders ken, die niet per dag
drie dozijn maal over d\'r eigen
fatsoen struikelen en met d\'r
fatsoen de grilligste cake-walken
dansen.
Maar zegt u mij eens.... is
waarheid waarheid?
UlTG. — Niet altijd voor een uit-
gever! Ook wij zijn, evenals de
handelslui en de diplomaten, ge-
noodzaakt een commercieele en
een niet-commercieele waarheid
-ocr page 74-
70
te onderscheiden. Maar daar moet
je je maar niet verder in ver-
diepen, dat snap je toch niet, dat
noemt men „la haute finance!"
AUT. — Luister eens, Amice! Van
een litterairen naam en positie
heb ik nog nooit last gehad, en
prestige heb ik op andere men-
schen nooit kunnen uitoefenen
om de doodeenvoudige reden,
dat die andere menschen nooit
zoo gek hebben willen zijn, om
dat van mij te slikken. Daaren-
boven heb ik in mijn particu-
lieren omgang de vaste gewoonte,
slechts met verstandige men-
schen om te gaan.
En fatsoen? Wat de meeste
Hollanders onder fatsoen ver-
staan, doet me onwillekeurig
denken aan een miskraam, aan
-ocr page 75-
71
griesmeelpudding met water-
gruwel en bessensap en aan
vele andere leelijke dingen,
zelfs aan dominee Van Grieken.
Ieder mensen meent van zich
zelf, dat ie een voldoend kwan-
tum deugdelijk fatsoen bezit.
Maar daar geloof ik nou niks
van!
Fatsoen is een zekere „luxe de
demi-vierge", waarmee je wel
eens geboren wordt, maar niet
altijd mee dood gaat. Wordt fat-
soen er in geranseld, dan springt
het net als een aap, en zit altijd
op een plaats, waar het niet
zitten moet. Heb je ooit een
keizer, een koning, een Ameri-
kaan, een Engelschman, een
Duitscher, een Alexander de
Groote, een Voltaire, een Napo-
-ocr page 76-
72
leon, een arts van Dieren, i) of
een ander groot diplomaat met
een klisteerspuit over z\'n fatsoen
hooren praten?
i) Schrijver over pseudoniemen en minder-
waardigheidstypen. Het is te begrijpen dat Arts
van Dieren oum suis, sprekende over den schryver
van „J\'accuse", wenschen: „Det er deroet komt,
den rooien duvel!", zooals ze in Maastricht zouden
zeggen. Ik ben het in dit opzicht meer eens met
F. C. in de „Nieuwe Amsterdammer" van 28 Aug.
j.1., die schreef: „Deze J\'accuse-schryver heeft
het gewoonweg niet aangedurfd openlijk alleen
te gaan staan en het voorwerp van aller verachting,
hoon en bedreiging te worden. Dat is menschelijk,
zij het ook niet groot-menschelijk, en zyn boek
boet er ongetwijfeld een deel van waarde en
autoriteit mee in." (Tusschen twee haakjes zij
gezegd, dat deze reden tot anonymiteit niet by
mij heeft voorgezeten, daar mijn pseudoniem
slechts noodig was om te kunnen overdrijven en
om meer te kunnen zeggen, dan \'n serieus mensen
zeggen mag — hetgeen een boetprediker gewoonlijk
doet, b.v. door, misbruik makende van zijne on-
schendbaarheid ter plaatse, zy\'ne toehoorders en
toehoordsters te betitelen met „Kinderen Belials",
„Brandhout der hel" (historisch) etc.
-ocr page 77-
73
„Sla me dood, maar luister
naar m\'n woorden!" Kun je dat
niet, goed; maar leuter me dan
niet meer over fatsoen. Je hebt \'t
of je hebt \'t niet, en als je \'t hebt,
laat \'t dan rustig zitten. Ik zeg
dat nou niet zoozeer met \'t oog
op \'t gezicht, dan wel met \'t oog
(of met den neus) op den vuilen
reuk. Heusch, geloof me, zoo\'n
ding ruikt dikwijls net als \'n ge-
weten.
UiTG.—Maar als\'t begint te jeuken ?"
AUT. — Nou, krab dan in Godsnaam,
maar dan gaat \'t jou ook net
als dien aap in het knekelhuis,
pardon in het „Kultur-Natur-
Hysteriker Museum, die op een
menschenskelet sprong en zijne
handen en voeten prikte. Dat
herinner je je toch wel? Hij be-
-ocr page 78-
74
keek, berook en belikte toen zijn
vier geboden met \'n wijs gezicht,
vol afgrijzen en dacht (een aap
kan men het mooie van de tien
geboden niet laten begrijpen):
„Zitten me daar waarachtig ook
al ijzerdraden in?"
UlTG. — Maar man, je misbruikt je
talenten. Daar zul je nooit een
uitgever voor vinden. En wat
doe je dan?
AUT. — Wat ik dan doe?... Wel
dan ga ik eens een paar dagen
naar de meest moderne handels-
school, want daar leeren ze je,
wat een negotie-man kennen
moet. Je weet, zoo\'n cursus be-
staat uit vier lessen:
i°. Negotie (en petit).
3°. Zwendel (en gros).
3°. Debet en credit met een ge-
-ocr page 79-
75
heim secreet in je grootboek.
4°. Over het arrangeeren van
doodendansen a la Holbein (of
Holweg) als je \'t van je concur-
renten niet winnen kunt.
En als ik dat alles ken, dan
zoek ik me een compagnon,
want ik vind dat werk wel een
beetje vies.
Maar ik wil en zal gelezen
worden, niettegenstaande alle
zwak- en heethoofden. Ook heb
ik geen Keizer van Insulinde
noodig, zooals Multatuli, en even-
min wensch ik om den evenaar
te slingeren, vóórdat ik dit boekje
gedrukt en gelezen zie.
Als de Nederlandsche uitgeverij
dit boek niet wil uitgeven, dan
zal ik een man van negotie char-
teren en ik zal dat boek op een
-ocr page 80-
76
handwagen laten ronddouwen,
tusschen de appelen, de peren, de
pruimen, de abrikozen, tusschen
de labberdaan, de kadetjes, de
boter, de dadels, de bananen, de
prij en het knuflook, tusschen de
haring, de paling, \'t vleesch, de
harde eieren, de augurkies-in-
\'t-zuur, de komkommers-in-
\'t-zout, de spinazie, de andijvie,
de sla en de wortelen, tusschen
de melk, de worst, de kaas, de
schink, de limonade, \'t spuit-
water, de tomaten, de asperges,
de peterselie en de juin.
En die karretjes, zij zullen
staan voor alle Nederlandsche
kerken, voor alle Nederlandsche
Gymnasia, Burger-, Kweek-
en Normaalscholen en voor
alle Christelijke en niet-Chris-
-ocr page 81-
77
telijke tucht- en ontuchtscholen.
En ik zal dat boek laten venten
op alle markten van Neder-
land.
En ik zal doen uitroepen:
„Menschen, dit is een slecht
boek, maar \'t gaat om het leven
van uw kind!... Zijn er nog
moeders in Nederland 1"...Men-
schen, de „Hohe Kultur" van
deze droeve dagen maant ons
voorzichtig te zijn met binnen-
en buitenlandschen kanker!"
En se sulle staan met d\'r
karretje om twaalf uur, as de
mensche geen tijd en veel hon-
ger hebbe en toch nieuwschierich
sijn. En se sulle benne met s\'n
driee. Één sal winden blasé in
\'n fluit en singe: „Met me fluitje
-ocr page 82-
78
van drie cente, vermoor ik al
me concurrente", en in die tijd
sulle d\'r twee kadetjes met schink
verkoope. En as de wind op is
van die ééne — immer frisch
und unversagt, bis die Melodie
versagt —, dan sal een van de
twee andere beginne met \'tboekie
voor te lese (want as je aan
iemand een boek verkoopt, mot
ie wete, wat \'r zooal instaat),
terwijl s\'n helpers kadetjes met
schink verkoope.
Maar as die eene klaar sal
sijn met lese, en de mense wille
koopen \'t boekie, dan sal die
segge: „Ik mach fan de auteur
geen boekie verkoope foor fier
uur, want dan hebbe jullie weer
honger en je bent noch nieuws-
chierich."
-ocr page 83-
79
Dan sulle se me kraampie
ömtrappe en de boekies ratse
en de heele „Bescherung". En
dan sal de pelisie komme en de
asseransie sal motte betale de
heele bedoedelarij en de fluit,
die wech was gekomme en de
buik van de man, die winde
most blasé in de fluit. En \'t boe-
kie, waarfan de auteur gesecht
heeft, dat men \'t mot verkoope
foor fijftien cente, sal die foor
frache eene gulde fijftich.
En dan sulle alle drie beswere
bij God aan de commessares
van pelisie en aan de pientere
jonge van de asseransie, dat se
benne brafe mense, die al et geld,
dat se beure afdrache an de
auteur, die \'t sal bestee\'e foor de
fereeneching „Herwonne Lefes-
-ocr page 84-
8o
kracht" en foor vele andere seer
sedeleke doeleinde.
Maar se motte\'n laweit make
as in de Tweede Kamer as Duijs
spreekt.
En de commessares sal se
geloove en de pientere jonge van
de asseransie sal sette \'n suur
gesich.
Soo sulle se doen elke mark-
dach en in alle stede van \'t land.
En als de kunstmest-syndicate
of de geestelekheid komme om
\'t boeide weg te koope, dan sulle
se al de boekies, die se in foor-
raad hebbe, verkoope en de au-
teur sal de volgende dach nieuwe
drukke.
En als de geestelekheid sal
sien en de kunstmestsyndi-
-ocr page 85-
8i
cate, dat onse sakies goed gaan,
Dan gane se self m\'n ideeën
verkoope in de form van \'n sur-
rogaat, dan gane ze vertoone
\'n bioscoop van allemaal uitge-
pieterde kindertjes ... in de kerk.
Dat sulle se dan noeme: „Sociale
Actie."
Het zij zoo, want dan is mijn
„boekie" goed geweest. Dan zul-
len ook wij, eenvoudigen van
harte, een\' Bloemendag mogen
houden voor ons lichamelijk en
zedelijk welzijn. Het zal de
Bloemendag zijn van de „Kultur"
op een wezenlijk wetenschappe-
lijke basis en tevens de begra-
fenisfuif van verwaandheden,
leugenaars en schacheraars.
6
-ocr page 86-
82
UlTG. — Man! Je doet me denken
aan een voorstelling van een
stierengevecht, dat ik ergens op
een Europeesche diplomatieke
kermis gezien heb.
De clown-picador, die op be-
lachelijke imitatie-stieren zoo-
vele vlaggetjes gegooid had, dat
ie over z\'n eigen vaardigheid
enthousiast werd, decoreerde z\'n
collega, August den Dommen,
die bezig was aan het publiek
minderwaardigheidstypen -posen
te vertoonen, met een vlaggetje
met scherpe punt, precies op ...
schoppen-aars!
Maar dat viel \'m niet mee!
August sprong op als een bal
en wierp zich als een boa-
constrictor op den clown-pi-
cador. En als de mestprofes-
-ocr page 87-
83
soren 1) niet tijdig ingegrepen
hadden, was de clown-picador
eerder dood geweest dan de stier.
Het was je reinste Laokoon-
groep. Van alle kanten hoorde
men oorlogsgeblaf (zooiets als
„bellicum canere"!) 2)
AUT. — En dan wou je mij dus
vergelijken met dien clown-
picador? Dat spreekt mijn pseu-
doniem toch tegen. Of wou je
soms beweren, dat een boet-
prediker een clown-picador is?
UlTG. — Nee, dat niet! Maar ik kan
me wel vergissen.....
Maar zeg es! Zouden er in
1)  In een fatsoenlijk stierengevecht zijn er dito\'s,
die den geproduceerden mest onmiddeliyk moeten
opscheppen met een blikkie en een harrekie.
2)  De krijgstrompet steken.
-ocr page 88-
84
Nederland ook nog eerlijke men-
schen zijn?
AUT. — Man, je doet me denken aan
je August den Dommen! Lees
jij nou niet voor je negotie „De
Standaard", „het Handelsblad",
„De Oranjevaan", „De Rotter-
dammer" en „De Tijd" en „\'t Va-
derland" en „De Gelderlander"
en den „Limburger Koerier",
enfin, de heele Kelippoth en
Sephiroth.
UlTG. — Ach, verwaar me, je bent
de levende satan!
AUT. — I am not fishing for com-
pliments! Heine, de grootste
dichter heeft gezegd:.... „Meheer
de Hindenaar" ist ein feiner
Mann en nog wel een diplo-
maat!" Dat is eenen „Hie\'er",
zooals wij in het Zuiden zeg-
-ocr page 89-
\'ÓS
gen, en als ie er niet was, dan
zouden jullie geen cent verdienen.
Jullie, uitgevers, zoekt van de
ster van Bethlehem tot in \'t Groot
Oosten en dan spoed je je als
de bliksem om den Paus z\'n
teenen te kussen en, als er geen
vrouwen zijn, dan kruip je in de
synagoge in een bad. En dan
verbeeld je je nog, dat je een
gocheme, maar toch brave jonge
bent, al ben je tachtig jaar.
Jullie hebt rare dogmatische
ideeën — zelfs na je bad!
Dat doet me denken aan het
gezegde van een Franschman,
met wien ik op een Maandag in
den trein naar Utrecht zat:
„ A.h, mon cher ami! ces ronsards
d\'Utrechtenaars, Ie lundi___! Ils
sont tous dans Ie „Heere Heere!"
-ocr page 90-
86
et jusqu\'au jabot dans la fiente
de boeuf", waarop mijn weder-
vraag volgde: „Qu\'est ce que
vous en diriez, si c\'était de la
merde de chat?"
„Dammü!"
Maar als boetprediker kan
ik je nog troosten. De Heilige
Augustinus heeft ergens ge-
zegd:
„Een kind van zooveel gebeden
kan niet verloren gaan," zelfs
niet in zoo\'n bad!
Heb je nooit iets gelezen van
Schopphau-ragout-paté? Nee?
Dan zal ik je d\'r iets van ver-
tellen. Hij heeft gezegd: „Ur-
dreck wird lebendig" en ik zeg
als Boetprediker:
„Liebst du, Mensch, das Weltwohl?
Beschaue dann den Mist!"
-ocr page 91-
37
Geloof je \'t niet? Dan zal ik
\'t je bewijzen: Alle kwaad wordt
veroorzaakt door de kunstmest-
zouten, die tegenwoordig ver-
handeld worden. Daardoor baart
een moeder minderwaardige kin-
deren. Van die minderwaardige
kinderen groeien minderwaar-
dige pastoors, dominees, konin-
gen, keizers, pausen, diplomaten,
desperaten en advocaten, Jan
Koopman, doktoren, professoren
en .... slechte uitgevers.
Vanwaar denk je b.v. dat het
komt, dat bijna alle dominees,
pastoors, professoren, dokters
en vroedvrouwen evenals de
baronnen, graven, hertogen,
koningen en keizers in deze
droeve tijden, last hebben van
niet gedetermineerde Kriegs-Spi-
-ocr page 92-
88
rochaeten 1), die juist, doordat
ze niet gedetermineerd zijn, zoo
gevaarlijk, dikwijls zelfs onge-
neeslijk zijn.
Of neem de godsdienst-spiro-
chaeta, die b.v. dominee van
Grieken heeft aangetast 2). Dacht
je soms dat hier de slechte
kunstmest niet toe bijgedragen
had?
1)  Spirochaeta pallida, de verwekker van de
hersenverweeking.
2)  Ds. van Grieken schreef o. a. in de alles
zaligmakende Rotterdammer van 16 Sept. 1915:
,,Het volk gaat verloren.
De priesters bederven het.
De kerk weigert zich te bekeeren.
De Synode is zeker niet de minst schuldige;
Schrikkelijk wee wacht ons in dezen weg!"
(Dat door dergelijke uitlatingen ,,van bevoegde
zijde" voor een leek de kerk hoe langer hoe meer
gaat lijken op een conservenblik, waarin de kliekjes
van een oud geloof worden bewaard, zooaïs
Schubin zegt, ligt voor de hand.)
-ocr page 93-
89
Wat ik je brom, als dat zoo
doorgaat, dan krijgen we een
wereldbankroet!
Dan luizen ons de geeltjes, de
bruintjes, de zwartjes en de
blauwtjes. En als hun mocht
blijken, dat de hooge oomes
niet deugen, dacht je dan niet,
dat deze er, hoepla, uitgekegeld
werden ?
En wat dan? Dan krijgen wij
het rampzaligste, dat over de
wereld kan komen: de Anar-
chie! En dan zullen jullie, com-
mercieel schurftige uitgevers, tot
de eersten behooren, die opge-
knoopt zullen worden.
UiTG. — Nah, nah! zoo\'n vaart zal
\'t wel niet loopen.
AUT. — Nou doe je net als die pas-
toor (bien dodu) molletjes-vet in
-ocr page 94-
go
een klein dorpje in Frankrijk.
Op \'n goeien dag zag ik hem
in stormpas voorbij hollen en
daarachter m\'n schoonmaakster,
die riep:
„Eh ben, m\'sieu 1\'curé, qu\'est
qu\'y a?" waarop het hijgende ant-
woord volgde:
„Rien, rien, ma fille, c\'est
1\'église qui brüle!"
En hij slingerbilde verder.
Maar in ieder geval, jullie, uit-
gevers, dient mede te werken,
zooveel in jullie vermogen ligt,
om te voorkomen, dat het we-
reldbankroet onnoodig verhaast
wordt, dat is je plicht!
Ik hoop van harte, dat je je
plicht zult doen.
UlTG. — Ja, ja, je bent me\'n een
-ocr page 95-
91
pikadoor. Maar zeg, jij blijkt
toch ook een negotieman te
zijn?
Aut. — Je doolt, amice, dat is me
te smerig. Misschien wel dom
van me, maar enfin.
Wees gegroet en onthoud dit:
Voor iedre keer, dat je door zwendel
je vergiste,
Was er een God, die elf maal jou
bep........
UiTG. — Groote God, dat kan me \'n
plassie geweest zijn.
AUT. — Stil!
De honden zullen \'t ruiken.
Man!... Pas op je kuiten!
Vergeef mij die onwelvoeglijk-
heid, dat heb ik van Schaepman
geleerd en van vader Cats.
-ocr page 96-
92
Ik heb ook trouwens geen
pretentie gehad om hooge poëzie
te schrijven.
UlTG. Hoor me zoo\'n hemeldragon-
der! Moet ie nu naar Meerenberg,
of is \'t een groot paedagoog?
AUT. Auf Wiedersehn, Droogstoppel!
Stik in je boeken en verdwijn!
„O, Heere, Jaag hun vrees aan:
laat de heidenen weten, dat zij
menschen zijn. Sela." (Psalm
9 : 21). Want naar mij luisteren
zij niet meer.
O, God! Laat mij voor één
maal zijn Uw\' Nazireër 1). Laat
1) Doelt op den Nazireër Simson, die door het
uitspreken van ,,Het Schêm", het zóó „uitgespro-
ken woord Gods", de macht kreeg om den tempel
der Filistijnen te doen instorten (Richteren 16 : 28
en 30); Nazireé\'r — de afgezonderde (Richteren 13:5).
-ocr page 97-
93
mij voor één maal machtig zijn
— „Het Schêm"i)!
En ik! Wee mij!... „Ik heb
mijnen rok uitgetogen, hoe zal
ik hem weder aantrekken. Ik
heb mijne voeten gewasschen,
hoe zal ik ze weder bezoedelen.
(Hooglied 5 : 3.)
En gij! Wee U! Gij hebt u
met dat voetwater verkwikt...
of verslikt! Maar de parel van
groote waarde, die met dit voet-
water werd uitgestort, hebt ge
niet gevonden!
Wee ons!
Maar Gij, enkeling, die deze
1) Reeds de Bijbel gewaagt van het doen van
wonderen in den naam van God. (Hebr. be-schêm
— door den naam.) De zoo aangewende naam
van God heet: „Schêm ha-mephorasch" — de
uitgesproken naam. „Het Schêm" is de afkorting
van „Schêm ha-mephorasch".
-ocr page 98-
94
parel wèl gevonden mocht heb-
ben, verheug U met mij!"
Ach Herr, erleuchte alle dumme
Ochsen,
Damit sie fressen, saufen und nicht
boxen 1).
Amen.
September 1915.
Kindjes, hinkt eens om de tafel,
Dan krijgt Opa 2) ook een wafel.
1)  Dichter mij onbekend.
2)  Wie is Opa? De Logos! Wat is dal?
•ƒ/«
-ocr page 99-
INDEX.
Bladz
AAN DEN LEZER......      5
HERWONNEN LEVENSKRACHT .      7
NAWOORD TOT DEN „MEERDE-
REN" MAN.......    43
REPLIEKEN OP CRITIEKEN . .    48
EEN PRAATJE MET EEN ACH-
TENSWAARDIGEN EN VER-
STANDIGEN UITGEVER. . .    68