-ocr page 1-
-ocr page 2-

192

qu

b.

-ocr page 3- -ocr page 4-

A

-ocr page 5-

1 "

1

- V -

■• -.....

-

>

r

S -

ej .

\' r.

r 1

\'V

■ ■ r

y -

^^ .......

4 -.fJÏ

is

il

-ocr page 6- -ocr page 7-

CEREBRO-SPINÄÄL-MENINGITIS.

-ocr page 8-

Ut

iw^i

-ocr page 9-

R G ANISMEN

fA

0

ICR O -

BIJ Epidemische

Cerebro-Spiiiaaliiieningitis

PROEFSCHRIFT

TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN

DOOTOE II J)1 C^IIIISliriBI

Imi (Ie Jiijk-Miiioersileii te Ikeelil,

na machtiging van den rector-magnificus

Or. J. GRAMER,

Hooglesraar in de Faculteit der Godgeleerdheid ,

volgens beghiit den penaal der t^nivcifsiteii legen de
bedcnl?ingen van de J^aculteif der ©eneesfeunde
Ie verdedigen

op Zaterdag 24 Juni 1893,

des namiddags te 7 uren,
door

CLAUDIUS HENRICUS VAN HERWERDEN,

geboren te Utrecht.

G-emeentegeneesheer te Berlietim (N.-B.)

\' s-Hertogenbosgh ,
Firma R0BIJ5S & Co.
1893.

-ocr page 10-

mm\'

i -a:

-X \'

i«-

/
, A" V

- • \' -

V V \' ,

.....• V

i

V 1

^ a

ûî t J,

V

5

\' f

-M

-ocr page 11-

^ûiî mijne Oudem

-ocr page 12- -ocr page 13-

Een ivoord van hurtelijken dank aan U, Hoogleeraren
en Ledoren der medische en philosophische faculteit,
vooral aan U, Hooggeachte
Spronck en Hubrecht; de
jaren, die ik
ais adsistenf op utue laboratoria door-
hracht heb., zijn bij mij in dankbare herinnering.

De verpleging der lijdende menschheid bracht mij in
het afgeloopen jaar nader tot U^ Hooggeschatte
Talma,
iviens nuttige lessen ik t,ha,ns in de praktijk meer en
meer waa,rdeer.

Vrienden en kennissen, vaa.rtwel l

-ocr page 14-
-ocr page 15-

N LEI DING.

In het Pattiologisch Instituut te Utrecht werd in het
voorjaa:r van 1892 de autopsie verricht van twee ge-
vallen van acute cerebro-spinaal-meningitis, bij welke, ol-
schoon zij niet met croupeuse pneumonie gepaard gingen,
toch de diplococcus pneumoniae van
Fraenkel-Weich-
selbaum
in -ïle meningen werd aangetroffen. Mogen
elders de mededeelingen over een dergelijke localisatie
van den pneumococcus reeds vrij talrijk zijn, naar ik
meen is hier te lande hierover nog niets gepubliceerd.
Was dit reeds een reden om deze gevallen mede te
deelen, het feit, dat wij hier te doen hebben met eene
cerebro-spinaal-meningitis bij een gravida, gevolgd door
hetzelfde lijden bij het door haar ter wereld gebrachte
kind, was een reden te meer daartoe.

-ocr page 16-

n.

Het bleek mij bij de uitvoering van mijn plan niet
wel mogelijk mij geheel te bepej ken tot de epidemische
cefebro-spinaal-meningitis zelve. Er komen toch zoovele
sporadische gevallen van cerebro-spinaal-meningitis, met
de symptomen der epidemische ziekte, voor, dat ik
ook deze in mijn beschouwing moest opnemen. Daar
het ïm blijkt, dat bij enkele der epidemieën dezelfde
bacterie als vermoedelijke oorzaak der ziekte wordt aan-
getrolïen als bij meningitis, hetzij cerebro-spinale, hetzij
alleen cerebrale, bij pneumonie, zoo is het duidelijk dat ik
ook aan dezen vorm der meningitis mijn aandacht moest
wijden. Liep ik aldus telkens gevaar van den grooten
weg af op zijpaden te geraken, mijn praktijk te platten
lande heeft rnij, naar ik hoop, i\'eeds genoeg de vooi-
deelen van den grooten weg doen kennen om mij ei\'
voor te behoeden te veel op zijpaden rond te zwerven.

Aan het geheel voegde ik als laatste hoofdstuk bij
wijze van aanhangsel toe de bespreking van de wijze
van infectie van het kind dooi\' de moeder in verband
met oudere gevallen.

-ocr page 17-

I.

»In vier Fällen habe ich Cerebrospinalflüssigkeit von
Leichen auf Coccobacteriën untersucht, doch nur einmal
Bacteriën darin gefunden." Zoo schreef
Th. Billroth\'m
zijne bekende verhandeling ; »Untersuchungen über die
Vegetationsformen von Coccobacteria septica," in 1874.
Het was in dien tijd zeker geen overbodig werk de
cerebro-spinaal-vloeistof van verschillende cadavers aan
een nauwkeurig miscroscopisch onderzoek te onder-
werpen met het oog op de monaden, coccobacterieën
of hoe die organismen toen heeten mochten.

Ook Eberth (4) acht, als hij in 1881, toen de bacterio-
logische wetenschap reeds op ietwat hechtere grond-
slagen stond, de subarachnoïdale vloestof van een geval
van cerebro-spinaal-meningitis onderzoekt het terecht nog

-ocr page 18-

2

noodig ter contrôle na te gaan of de vloeistof bij ca-
davers van personen, niet aan meningitis gestorven,
bacterieën bevat. Bij 16 cadavers verricht hij dit
microscopisch onderzoek en komt tot het resultaat,
dat post mortem eerst vrij laat coccen in de subarach-
noïdale vloeistof optreden, zelfs in gevallen waarin het
bloed zeer rijk aan bacterieën was (b. v. zijn geval
No. 12, dood na colotomie ; vele dipiococcen en strep-
tococcen in het bloed; onderzoek 40 uur p. m.; geen
bacteriën). Aldus werd door
Eberlh vastgesteld, dat het feit
dat men kort na den dood micro-organismen in de cerebro-
spinaal-vloeistof aantreft op een pathologisch proces wijst.
Reeds in 1875 had
Klebs (2) op het voorkomen van
monaden in de hersenventrikelvloeistof van cadavers
van pneumonie-lijders (4 van 5 onderzochte gevallen)
gewezen. Hij beschouwde »monaspulmonale" als oorzaak
der pneumonie en meende, dat die monas uit de
longen in het lichaam invasies kon doen *) en zoo b.v.
een hersenabsces kon veroorzaken. In een geval van
een acute meningitis, na een trauma ontstaan, wordt
dezelfde monas door hem gevonden, en hij onderstelt,

*) »Sur ce sujet comme sur beaucoup d\'autres Klehs aura eu le
mérite d\'avoir pressenti la solution juste tout eu laissant à d\'autres
celui de l\'appuyer sur des bases solides."

Net ter (31).

-ocr page 19-

dat het trauma bij een reeds door monas geïnfecteerd
individu een bijicomende oorzaak was voor het ont-
staan dezer meningitis.

In 1880 vermeldt Aufrecht (3) 2 sporadische ge-
vallen van cerebro-spinaal-meningitis, welke hij te
Magdeburg waarnam. In beide gevallen vond hij
micrococcen, doch bij het eerste slechts in miliaire
haarden in de lever en in de nieren, bij het tweede
trof hij deze daarentegen in het meningitisch exsudaat
aan, zoowel vrij als in de ettercellen opgesloten. Ook
in het bloed, in de milt-pulpa en in de pneumonische
haarden waren zij aanwezig. Met fuchsine kon
A. ze
kleuren.

Zijn de mededeelingen van Klehs en van Aufrecht om-
trent bactei\'iën bij meningitis vaag, ofschoon de door
hen gebruikte onderzoekingsmethoden reeds oneindig
hooger- stonden, dan die van
Billroth, het onderzoek
van
J£berth(4) brengt ons iets verder.

Het betreft een 45jarig man »Gasparini" genaamd,
die den 19\'^" Mei 1879 ziek wordt en den 2een dui-
delijke pneumonie links beneden heeft, en bij wien den
29®\'®" Mei wordt geconstateerd eene metastatische me-
ningitis, waaraan de patiënt dienzelfden avond succoni-
beert. De obductie bevestigt de diagnose en het on-
derzoek der subarachnoïdale vloeistof, (17 uur p. m.,
terwijl het cadaver op een koele plaats was bewaard),

-ocr page 20-

4

levert een merkvi^aardig resultaat op, geheel verschillend
van dat der normale vloeistof. »Door het bijna heldere
serum, dat talrijke groote ronde cellen met vacuolen
en tevens cellen van de grootte en het karakter van
ettercellen bevatte, zw^ermden een groot aantal kleine
zwak eivormige, bijna ronde en ronde lichaampjes. Het
waren deels enkelvoudige en kleine bolletjes, meeren-
deels echter dubbele bolletjes; zij bewogen zich niet
levendig, maar slechts licht schommelend. Er waren
geen ketens of dichte opeenhopingen van zulke lichaam-
pjes; zij waren niet door een geleiachtig hulsel om-
geven." De meer etterige subarachnoïdale vloeistof
bevatte deze zelfde bolletjes, slechts kon men wegens
het groot aantal ettercellen en vetdruppels ze niet zoo
gemakkelijk als in het weinig troebele serum aantoonen.
Geconcentreerd azijnzuur en verdund natronloog ver-
anderden die lichaampjes niet.
Eberth vond deze bol-
letjes ook in het pia-vi\'eefsel en constateerde, dat ze ook
in de scheeden der corticale bloedvaten aanwezig waren.
Hij kleurt de door hem gevonden bacterieën gemakkelijk
en geeft een afbeelding, waardoor de verspreiding
dezer organismen door de meningen duidelijk wordt.
Dezelfde bacteriën vindt hij in de longen van dit ca-
daver. Voor hem, die de schoone afbeelding van
Eberth
beschouwt, is het duidelijk dat hij een diplococcus
gezien heeft, die hetzelfde beeld geeft als de diplococcus

-ocr page 21-

pneumoniae (Fraenkel-Weichselbaumy). Dit geval »Gas-
parini." waarmede de diplococcen hunne intrede in de
geleerde wereld doen als tijdelijke bewoners van de
meningeaal ruimten, verschijnt te tweeden male in
de litteratuur door
Nauwerck.{b) Deze onderzoeker
publiceert nog in hetzelfde jaar, doch in een volgend
deel van het »Deutsches Archiv" zijne »Beiträge zur
Pathologie des Gehirns" en de eerste bijdrage is
getiteld : Etterige meningitis bij croupeuse pneumonie.

Reeds hadden in 1868 Immermann en HeUer(l)^ toen
zij het groote materiaal der epidemie van cerebro-spinaal-
meningitis te Erlangen hadden bewerkt, getracht aan
te toonen, »dass zwischen der Meningitis cerebro-
spinalis epidemica und der croupösen Pneumonie eine
in ihrem Wesen allerdings noch des gänzlichen un-
klare und geheimissvolle Beziehung bestehe", en na hem
waren talrijke beschouwingen over die verhouding ver-
sehenen.

Hoewel het hier niet de plaats is om de quaestie van
het verband tusschen meningitis en pneumonie in al
hare details, zoowel klinische als pathologisch-anatomische
na te gaan, zoo acht ik het toch noodig hetgeen
in deze periode over die quaestie werd geschreven

-ocr page 22-

6

hier in te lasschen, omdat die verhandeliagen tevens
onze eenige bronnen uit dien tijd zijn voor de kennis
der aetiologie der acute meningitis. Ik volg hierbij
voornamelijk
Nauwerck(b).

Immerman en Heller dan namen in de jaren \'66 — 68
te Erlangen waar, dat combinatie van croupeuse pneu-
monie en etterige meningitis vele malen bij de obduc-
tie werd aangetroffen. Vele vroegere auteurs (zie o. a.
Grisolle in zijn Traité de pneumonie) hadden deze
combinatie beschreven, doch de meesten beschouwden
haar als eene groote zeldzaamheid. Het mocht dus
waarlijk opvallend heeten, dat de genoemde epidemie te
Erlangen de volgende statistiek gaf:

1° lobaire pneumonieën 30;

2" pneumonie gecombineerd met meningitis 9 = 807„;

3" pneumonie, waarbij geen sectie is gedaan 8;

4® procenten, berekend na aftrek van 3" = 40.9"/^.

Van die 9 cadavers werd bij 7 het ruggemerg
blootgelegd en 7 maal spinaal-meningitis gevonden. Van-
waar toch deze menigvuldigheid der meningitis? Op-
merking verdient — zoo meenen
Immerman en Heller —
dat in denzelfden tijd een paar gevallen ter obductie
kwamen van zuivere acute cerebro-spinaal-meningitis zon-
der longaandoening. Dit, gecombineerd met het feit,
dat de bij de pneumonie voorkomende meningitis ook

-ocr page 23-

een cerebro-spinale was, wees op de waarschijnlijkheid,
dat men hier te doen had met de epidemische cerebro-
spinaal-meningitis, de bekende infectieziekte, die zoo dik-
wijls al in Duitschland gewoed had. Hoe echter dat
optreden bij pneumonie te verklaren?
1. en H. den-
ken dat »das Miasma (sit venia verbo) der epidemischen
Meningitis, welches in entwickelten Form viele und
widerstandsfähige Individuen wirksam zu inficiren im
Stande ist, in seinen abgeschwächten (qualitativ oder
quantitativ) Formen vorwiegend nur bei widerstands-
losen oder bei solchen die Krankheit hervorzurufen ver-
mag, die gerade durch eine andersweitige schwere
Erkrankung vorbereitet einen besonders günstigen Boden
für die Entwickelung des Krankheitskeimes bieten",
en naar hunne waarneming zoude dan juist de croupeu-
se pneumonie die ziekte zijn, op wier bodem de
ziektekiem het gemakkelijkst woekert. Ware deze op-
vatting de juiste, zoo zoude men —
meent Nauw er ck —
bij epidemieën van cerebro-spinaal-meningitis ook de com-
binatie van deze ziekte met pneumonie veelvuldig moe-
ten aantreffen.1) Dit nu is niet het geval.
Namverck

1  Dit argument van Nauwerck is weinig steekhoudend. Later zou
het blijken, dat er wel degelijk epidemieën voorkomen, waarbij crou-
peuse pneumonie gecombineerd met cerebro-spinaal-meningitis optreedt.

Dat bij epidemieën van cerebro-spinaal-meningitis speciaal personen,
die reeds croupeuse pneumonie hebben, -wonlen aangetast ziet men niet
en daarmee valt de liypothese vau
I. d\' li.

-ocr page 24-

8

althans zag die combinatie te Ziirich (1860—\'79) gedu-
rende de epidemieën niet veelvuldiger dan anders.
Nauwerck
constateert verder, dat daarentegen sedert Immermannen
Hellerde
meningitis bij pneumonie herhaaldelijk beschreven
is, zoodat zij niet zoo zeldzaam blijkt te zijn als deze
auteurs meenden.

Allengs wint dan ook de overtuiging veld, dat bij
het voorkomen van pneumonie en meningitis, meestal
althans, de meningitis door de pneumonie zelve wordt
veroorzaakt.

Het spreekt van zelf, dat bij de obducties nauwkeurig
werd onderzocht om de oorzaak der combinatie op te
sporen. Bij twee van de 17 gevallen, welke
Nauwerck
mededeelt, wordt verweeking van thrombi in de vena
pulmonalis als oorzaak der meningitis gevonden, doch
bij de overige levert noch het verloop der ziekte, noch
de obductie eenig gegeven op, waaruit de meningitis
zou kunnen worden verklaard.

Het ontbreekt echter niet aan hypothesen ! Dietl
schreef de exsudatie in de meningen aan de venae-
secties toe, die tot een vermeerdering der fibrine-uit-
scheiding uit het bloed leidden. Hij vermoedde niet
dat, toen later de venaesecties rariteiten werden, de
meningitis bij de pneumonie zou blijven voorkomen.
Achtereenvolgens werd de meningitis toegeschreven aan
de passieve hyperaemie, in verband met de onvolkomen

-ocr page 25-

9

decarhonisatie van het bloed, beide door de infiltratie
der longen veroorzaakt, werd er gedacht aan een in-
vloed, welken de pneumonie op den halssympathicus en
daardoor op de intracranieele circulatie zou hebben
(Laveran). Terwijl enkelen het alcoholisme als prae-
disponeerend moment op den voorgrond stelden
(BartJi
& Poulin),
deed GrisoUe een stap verder, toen hij op
de gedachte kwam de meningitis als een me\'tastase op
te vatten ; hij — evenals
Huguenin — onderstelde
daarbij, dat het exsudaat in de long etterig vervloeide
en aldus in de vaten werd opgenomen, hoewel dit vloei-
baar worden van het exsudaat in vele gevallen niet

kon worden aangetoond.

Klebs eindelijk spreekt liet eerst van een invasie
van bacterieën, uit de long afkomstig, in de meningen.
Nauwerck nu sluit zich bij Huguenin aan, en neemt
een embolische infectie met daaropvolgende etterige
ontsteking aan. Zoowel de anatomische afwijkingen
als de symptomen der ziekte zouden volgens hem
daarvoor pleiten; de meningitis toch treedt plotseling
op. Wel — zoo schryft
Nauwerck — heeft Eberth
in één geval (het is hot hierboven genoemde geval
«Gasparini,") diplococcen aangetoond, doch dit geval
is nog slechts eenig in zijn soort en bovendien bedenke
men »dass die Anwesenheit von Mikrokokken Sie noch
nicht zur Veranlassung der Entzündung stempelt."

-ocr page 26-

10

In ditzelfde jaar 1881, waarin onderzoek

verschijnt, doet aan de andere zijde van den Rijn,
Ernest Gaucher{Q) een mededeeling, die zeer interressant
is. Het geldt hier een patiënt met sporadische cere-
bro-spinaal-meningitis (vrouw, oud 30 jaar), bij welke
de genoemde autenr in de ui\'ine, gedurende het leven
onder de noodige cautelen afgetapt, en in het bloed
van den vinger micrococcen, — ten deela dipiococcen
vond. in het cadaver vond hij dat »les exsudats
méningés étaient remplis de micrococcus, semblables â
ceux qui avaient été constatés pendant la vie dans le
sang et dans l\'urine."

Volgens zijn voorstelling is de parasitaire infectie
van het bloed de primitieve, terwijl de meningitis te
wijten is aan de localisaties van de bacterieën op de
cerebro-spinale serosa.

Ook deze mededeeling heeft slechts historische waar-
de. De kennis der bacterieën in die dagen was nog
te gering.

Tn het jaar 1882 heeft men dus slechts twee mede-
deelingen over bacterieën bij sporadische cerebro-spinaal-
meningitis, waarvan de eene
(Aufrecht) zeer vaag is,
terwijl de andere
{Gaucher) eene vrij goede inleiding
tot de latere onderzoekingen vormt.

Daarnaast staan de onderzoekingen van Klehs en Eberlh,
die echter beide gevallen van cerebro-spinaal-meningitis

-ocr page 27-

11

bij pneuTiionie onderzocht hebben, welk lijden in dezen
tijd nog niet gescheiden is van den epidemischen vorm
der ziekte. De laatste verhandeling vermeld ik daarom
als bijzonder interressant, omdat ik ze als de eerste
beschouw, waarin de latere diplococcus pneumoniae tlui-
delijk is beschreven.

De Italianen, die later, als in zoovele onderdeden der
biologische wetenschap, ook in de leer der meningitis
een belangrijk woord zullen meespreken, verschijnen in
1882 met
Bozzolo{l) op het tooneel. Deze doet in de
Academ. di Medic, te Turin eene mededeeling over het
verband, dat er bestaat, tusschen endocarditis, pneumo-
nie en meningitis. Deze mededeeling is mij slechts uit
aanhalingen bekend en deze citaten verschillen onder-
ling. Terwijl
Netter{Sl) het doet voorkomen, of deze
onderzoeker alleen uit klinische gronden tot die over-
eenkomst besluit en niets over bacterieën, door hem
gevonden, vermeldt, wordt
Bozzolo in de Duitsche uit-
gave van de verhandeling van
Foa en Bordoni-Uffre-
duzzi(4i%)
over de aetiologie der epidemische cerebro-
spinaal-meningitis1) als de tweede genoemd, die ineen
geval van pneumonie met meningitis coccen vond, welke
coccen later (1883) bleken pathogeen te zijn voorliet
konijn. Nadere bijzonderheden ontbreken mij echter.

1  In de Italiaansche uitgave wordt liij niet genoemd.

-ocr page 28-

Over de aetiologie der epidemische cerebro-spinaal-
meningitis is dus in 1882 niets bekend.
Jaffe(S) schrijft
dan ook terecht in zijne Beiträge, dat de uitspraak van
Chauffard (1842) nog altijd waar is, wanneer hij spre-
kende van deze ziekte zegt: «L\'étiologie de cette
aiïection est restée enveloppée d\'ombres impénétrables."
Toch moet de epidemische cerebro-spinaal-meningitis,
zoo zegt hij, een infectie/iiekte met een specifiek virus
zijn, een ziekte, die zoowel sporadisch als epidemisch
optreedt en even zoo goed door contagieuse als miasma-
tische invloeden kan worden verbreid.
Jaffé heeft het
bloed van patiënten op lagere organismen onderzocht
en heeft het exsudaat der pia spinalis en cerebralis her-
haaldelijk aan een nauwkeurig microscopisch onderzoek on-
derworpen. Noch versehe praeparaten, noch geharde door-
sneden van de pia, gekleurd volgens de methode van
Koch,
gaven hem eenig karakteristiek micro-organisme te zien,
zoodat hij tot het wel wat krasse besluit komt »dass
die epidemische Meningitis keine parasitaire Infections-
krankheit ist."

De zoo menigvuldige publicatieën uit dezen tijd over
deze ziekte zal ik met stilzwijgen voorbijgaan; de be-
schouwingen over de aetiologie, daarin bevat, berusten
meestal op klinische overwegingen en de mededeeling
van
Jaffé stelt ons voldoende in kennis met de meening,
welke men in den aanvang van het bacteriologische

-ocr page 29-

13

tijdperk over de aetiologie der cerebro-spiiiaal-meningitis
had.

Met het jaar 1883 begint als het vi^are een nieuw
tijdperk in de kennis der meningitiden. Den
Februari houdtLe^<\'ien(9) een demonstratie in de »Verein
für innere Medizin" te Berlijn. Hij vertoont daar ver-
scheidene microscopische praeparaten van coccen, die
hij heeft aangetroffen bij een geval van sporadische
cerebro-spinaal-meningitis. De Verhandelingen bevatten
hierover het volgende: »demonstrirt Herr unter

den Mikroskop (mit Oel-Immersion) Mikrokokken in
Fuchsin gefärbt — welche einem Falle von sporadischen
Cerebro-spinal-meningitis entstammen, die in der frisch
aus der Leiche entnommene Cerebro-spinal flüssigkeit
nachgewiesen werden konnten. Diese Kokken sind aus-
gezeichnet durch ihre deutlich ovale Gestalt, meist zu

zwei..... seltener zu kleinen Ketten.... vereinigt. Sie

haben grosze Aehnlichkeit mit den Kokken der Pneu-
monie, doch meint der Vort. dass sie doch davon ver-
schieden wären."

In dit geval was volgens Leyclen primaire cerebro-
spinaal-meningitis met dubbelzijdige Otitis-aanwezig, en
uit de verdere discussie blijkt, dat men dit geval rekent
tot de sporadische cerebro-spinaal-meningitis, waarvan

-ocr page 30-

14

Guttmami te Berlijn jaarlijks 1—2 gevallen ziet.

In ruiiriei\' kring wordt deze vondst van Leyden be-
kend door zijne publicatie in hot Centralblatt für
klinische Medizin (10), waarbij een afbeelding van het
microscopisch praeparaat, uit het exsudaat verwaardigd,
is gevoegd. Nieuws leveixle deze laatste mededeeling
overigens niet op.

De mededeeling van Leyden echter, dat een op den
pneumococcus gelijkend organisme dooi\' hem bij een
geval van acute cerebro-spinaal-meningitis gevonden is,
doet ons de vraag stellen: Hoe stond het den lü Febr.
1888 met de kennis van de micro-organismen der
croupeuse pneumonie?

Ook hier ontleenen wij aanen Eberth{A) (Xe
eerste mededeelingen over in het exsudaat gevonden
coccen. In 1881 had daarop
Koch dipiococcen afge-
beeld, die hij in een geval had gevonden. Een jaar
later verscheen de eerste verhandehng van
Friedlaen-
der;
deze had 8 gevallen van pneumonie onderzocht
en daarbij de bacterie gevonden, die later den naam
zal ontvangen van
diplobacülus jmeumoniae. In
een der vergaderingen van de Verein f. inn. Med.,
voorafgaande aan de bovengenoemde, had
Leyden de
aandacht op het onderzoek van
Friedlaender gevestigd, en
tevens zelf microscopische praeparaten over dit onder-
werp gedemonstreerd. In de Verein — volgens
Leyden

-ocr page 31-

15

bet forum, waarvoor een dergelijke zaak behoort te
worden behandeld — was zij nog nooit besproken.
Thans is het aan
Leyden gelukt, in exsudaat uit de
long aan een patiënt ontnomen, diplococcen te vinden.
Belangrijk is deze mededeeling. In dezelfde ver-
gadering vermeldt
Gunther een dergelijk geval. Ka-
rakteristiek voor den stand, waarop de leer der
pneumoniecoccen toen stond is zeker het volgende mo-
ment uit de discussie.
Veit: »Ich möchte mir die
Frage erlauben, ob seitens des Herrn
Friedlaender
oder Klebs Impfungen mit seinen Kokken vorgenommen
sind und ob es sich nicht verlohnte bei diesem wichti-
gen Thatbestand solche jetzt vorzunehmen."
Fried-
laender-.
Ȁ-uf die Frage.... muss ich erwidern, dass
wir diese Versuche noch nicht,... haben ausfi:ihren
können."

Tot eenige helderheid is men in den aanvang van
\'83 düs in dit gedeelte der bacteriologische wetenschap
niet gekomen. De diplobacillen en diplococcen van
later zijn beide, de een door
Friedlaender, de ander
naai\' alle waarschijnlijkheid door
Koch en Leyden ge-
vonden, doch men heeft ze nog niet van elkaar ge-
scheiden. Het begrip «pneumococcus" is dus nog zeer
vaag. Wanneer
Leyden echter de door hem bij cerebi\'O-spi-
naai-meningitis gevonden bacterieën met den pneunjococcus
vergelijkt, zoo is de groote waarschijnlijklieid, dat hij hier-

-ocr page 32-

16

mede den diplococcus pneumoniae bedoelt, een waarschijn-
lijkheid, die tot nagenoeg zekerheid wordt, wanneer wij deaf-
beelding, welke Leyden&2Ln zijn meer uitvoerige mededee-
ling in \'t Gentralblatt f. klin. Med. toevoegt, beschouwen.

Mag aldus aan Legden de eer worden gegeven het
eei\'st een met den diplococcus pneumoniae overeenstem-
mend organisme bij een geval van sporadische cerebro-
spinaal-meningitis te hebben aangetoond, als zoo dikwijls
blijft ook deze eer niet onbetwist ; in 1885 toch be-
weert
Giuff\'ri{\\^) dat hij reeds in 1882 te zamen met
Frederici te Palermo een dergelijken coccus bij cerebro-
spinaal-meningitis heeft gevonden en beschreven ; waar
is mij echter onbekend.

De arbeid om tot eenige klaarheid te komen in de
kennis der pneumococcen duurt tot 1886. Eerst in
dit jaar stelt
A. Fraenkel de belangrijke feiten
vast, dat de microbe van
Friedlaender iets geheel an-
ders is als de door hem reeds meermalen gevonden
diplococcus en dat deze diplococcus — in het vervolg
de pneumococcus — identisch is met den di-
plococcus der sputum-septicaemie, het eerst in 1883
door
Pasteur in zijne bekende »Note sur la ma-
ladie nouvelle, provoquée par Ia salive d\'un enfant
mort de la rage." beschreven en nader bestudeerd door
Sternberg. In de afgeloopen jaren toch is veel op dit
gebied gearbeid. Den 19 Nov. 1883 had
Friedlaender

-ocr page 33-

17

culturen kunnen demonstreeren in de Verein f. inn.
Med. Hij stelde toen op den voorgrond, dat zijn
bacterie kapseldragend was, dat zij in gelatine welig
groeit en daai\'in een spijker-cultuur vormt, dat zij ten
slotte voor het konijn
niet, voor de muis wel patlio-
geen is. In de daai\'opvolgende discussie wordt reeds
door
Gultmann gewezen op de ondei\'zoekingen van
Salvioli en Zaeslein, die in den loop van dit jaar coccen
beschreven hadden, welke in alle opzichten verschillen
van die van
Friedlaender : zij doodden o. a. het konijn.
In Frankrijk werkte
lalarnon aan hetzelfde onderwerp;
hij vond bij 25 gevallen van croupeuse pneumonie een
diplococcus, waarvoor het konijn niet refractaii\' bleek
te zijn. In het voorjaar van 1884 treedt
A Braenkeï,
wiens naam aan den diplococcus pneumoniae zal ver-
ixxnden worden, als referent ovei\' croupeuse pneumonie
bij het congi\'es »für Innere Medizin" op en neemt de
volgende conclusies: 1" de spijker-cultuur is voor den
juteumococcus geen regel, 2" de pneurnococcus kan onder
sonmiige omstandigheden het konijn infecteeren. Toen
verwart hij nog beide bacterieën, die hij in 1886 van
elkaar scheidt.

In dit jaar ook — ik bedoel \'86 — verschijnt te Weenej i
het uitvoerige onderzoek van
Weichselhtmm ovei\' de
aetiologie der pneumonie, een onderzoek waaixloor te
zamen met de ondei-zoekingen te Berlijn door
Fraenkel

2

-ocr page 34-

18

de diplococcus pneumoniae in al zijn eigenschappen
wordt nagegaan en waardoor hij — in Germaansche lan-
den althans — bekend staat als de
diplococcuspneumoniae
(Fraenkeh Weichselbaum.)
Deze bacterie — liet zij ten
overvloede nog herinnerd — veroorzaakt dus acute sep-
ticaemie bij het konijn en groeit bij kamertemperatuur
niet op gelatine, niet in een spijkercultuur. De diplobacillus
van
Friedlaender^ met den diplococcus aanvankelijk vei -
ward, is niet pathogeen voor het konijn en groeit in
spijkercultuur. De morphologische verschillen der beide
bacterieën vinden uitdrukking in den hun gegeven naam.

De geschiedenis der bij cerebro-spinaal-meningitis ge-
vonden bacterieën is zoo innig verbonden met die der
pneuniobacterieën, dat deze afdwaling op naburig gebied
voor ons absoluut noodzakelijk was.

Thans kan ik verder mijn eigenlijk onderwerp ver-
volgen.

Onze kennis van de aetiologie der meningitiden werd
vóór 1886 niet veel meer uitgebreid. Wel hebben
Marchiafava en Celli(ll) twee gevallen van «epide-
mische" cerebro-spinaal-meningitis gepubliceerd, waarbij
zij in het exsudaat der pia mater coccen hadden gevon-
den, die deels geïsoleerd, deels tot twee verbonden en
zoowel in als buiten de cellen gelegen waren, terwijl
zoowel het bloed als het parenchym der organen vrij
van bacterieën werd bevonden. Ook verscheen er van

-ocr page 35-

19

(ie hand vau Leichtendern(12) oen onderzoek overeen
e[)idernie van cei\'ebro-spinaal-raeningitis te Keulen, waai-
bij velerlei microben in de meningen werden aange-
trolTen, terwijl in het Noorden
Sifverskjöld(lb) meer-
dere bacterieën beschreef, welke hij bij cerebr\'o-spinaal-
ineningitis in de meningen vond, waaronder in het
bijzonder »een klein staafje of diplococcus," dat hij
echter niet in cultuur kon verkrijgen.

De mededeelingen van Fod en Bordoni-üfj\'reduzzi
aan de eene en die van Fraenkel aan de andere
zijde zijn eciiter van geheel ander gehalte.

Den 19®" Maart doen de Italiaansche geleerden
de eerste mededeeling aan de akademie te Turijn
en 5 dagen later spreekt
Fraenkel in de Med. Ge-
sellschaft te Berlijn »
Ueber einen Bakterienbefund
bei Menint/itis oerebrospinalis nebst Bemerkungen über
Pneamonie-mikrokokken.^\'
Het is waai\'schijnlijk — zoo be-
toogt
Fraenkel — dat de meningitis (afgezien van den
tuberculeusen vorm) door verschillende micro-organismen
kan worden ver\'oorzaakt. Zoo werden door hem bij
een geval van peritonitis en meningitis bij een puei\'»
pera in het exsudaat der meningen dezelfde
Strepto-
coccen gevonden als in de buikholte. Daar wij nu
uit de kliniek weten, dat in den loop eener croupeuse pneu-
monie meningitis kan optreden zoo hgt het voor de hand,
aan te nemen dat de pneumococcus nu en dan metastatisch

-ocr page 36-

20

een meningitis kan veroorzaken. Wij zagen reeds boe
Klebs hetzelfde ondejstelde. »Ein stricter Beweis
hierfür ist iiidess bislang noch nicht geliefert geworden,"
schrijft
Fraenkel.

Bij een geval van meningitis van hersenen en rugge-
inerg, gecombineerd met croupeuse pneumonie, waarbij
niet kon worden uitgemaakt, welk het primair lijden
is vindt
Fraenkel., dat het exsudaat der meningen in
groote massa den pneumococcus bevat, terwijl geen an-
dere bacterieën daarin worden aangetroffen. Onder de
noodige cautelen worden van dat exsudaat culturen
aangelegd en daarmede dier-experimenten verricht. Ko-
nijnen, zoowel als muizen sterven na enting met den
in reincultuur verkregen diplococcus aan typische sep-
ticaemie. Deze mededeeling van
Fraenkel., hoe belang-
rgk overigens, heeft voor ons slechts betrekkelijke waarde.
Het door hem beschreven ziektegeval was geen »epi-
demische cerebro-spinaal-meningitis", zijn mededeeling
wijst echter den pneumococcus met vrij groote zekerheid
als oorzaak dei\' cerebro-spinaal-meningitis bij de acute
croupeuse pneumonie aan en bij het weinige wat ons over
ons onderwerp bekend is, is zij ons een welkome weg-
wijzer op onzen weg.
Guttmann merkt dan ook tereclit
tegen
Fraenkel op, dat uit zijn onderzoek niets omtrent
een specifieken coccus bij de cerebro-spinaal-menin-
gitis blijkt. Een geval der epidemische ziekte, onlangs

-ocr page 37-

21

door Guttmann onderzocht, leverde bij enting uit de
meningen geen enkele kolonie op en noch
Senator (20),
noch
Henoch (21) gelukte het om uit twee gevallen van
meningitis cerebro-spinaiis siderans een specifieken coc-
cus te vinden. Het is natuurlijk mogelijk, dat in deze
gevallen, de bacterieën reeds waren afgestorven.

De bovenvermelde mededeeling van Foa en Bordoni-
U/freduzzi
was onopgemerkt gebleven, deze auteurs al-
thans achten het noodig, hun prioriteit te handhaven.
Zij déelen in No. 15 der Deutsche Medizinische
Wochenschrift mede, dat hun onderzoek vier gevallen
van acute cer-ebro-spinaal-menigitis omvat, waarvan twee
met croupeuse pneumonie waren gecompliceerd. Zij
vonden bij deze gevallen eveneens een diplococcus in
liet exsudaat der meningen. Deze verschilt in vele op-
zichten met de microbe van
Friedlaender^ De
diplococcus groeit niet op gelatine bij kamertemperatuur,
terwijl liij bij 82° op agar kleine doorschi^jnende kolonieën
geeft. Na 3 — 4 malen de culturen te hebben over-
geënt ontwikkelen deze zich niet meer. De coccus is
niet pathogeen voor de Cavia, wel voor muis en konijn.
Door enting van een cultuur in de long van een ko-
nijn ziet men soms pleuritis en pericarditis, soms lobaire
pneumonie ontstaan. Subcutane enting geeft bij het
konijn, behalve de septicaemie een acute peritonitis,

-ocr page 38-

22

terwijl een enting dezer bacterieën in een door den
trepaan gemaakte opening van den schedel onder de
meningen aanleiding geeft tot het ontstaan eener me-
ningitis endocranica, vergezeld van hyperaemie dei\'
spinale meningen. Dezen diplococcus noemen de auteurs
Menim/ococcus. Een nadere mededeeling van dezelfde
schrijvers (22) bevat het verder verloop van hun onder-
zoek. Enting van meningococcen, welive minder viru-
lent zijn geworden door een gedurende eenige dagen
voortgezette cultuur op agar-agar geeft geen acute sep-
ticaemie, maar een ontstekingsoedeem, waaraan soms
het dier in 6—8 dagen sterft; soms ook blijft het
proces locaal en is het dier na 8—10 dagen genezen.
Van belang is nog, dat hun thans is gebleken, dat
men den meningococcus zelfs tot de 63® generatie met
succes kan overenten.
Fraenkel (23) erkent in zijne
Weitere Beitrdf/e, welke nog in hetzelfde jaar versche-
nen, dat het van hem onafhankelijk verrichte onderzoek
der Italianen grooten steun gaf aan zijne beschouwin-
gen, waaruit blijkt dat hij meningo- en pneumococcus
identificeert. Hij deelt thans een tweede geval mede,
ny een 56jarigen man met meningitis acuta van de
convexiteit der hersenen en roode hepatisatie der rechter
long bevat het exsudaat der meningen uitsluitend de beken-
de ovulaire pneumococcen. Wederom
slaagt Fraenkel er
in dit organisme direct uit het cadaver te cultiveeren.

-ocr page 39-

95

Tevens bespreekt Fraenkel de reden, waarom er tot
nu toe zoo weinig mededeelingen zijn over cultuur van
bacterieën bij meningitis. In zooverre hierbij de diplo-
coccus pneumoniae in het spel is, wijt hij het mislukken
der culturen er aan 1° dat de kweeking niet bij de
juiste temperatuur plaats had, 2° dat op de reactie
van den voedingsbodem niet genoeg werd gelet. Aan
beide factoren moet voldaan worden wil de diplococcus
pneumoniae groeien.

Ook dit geval van Fraenkel is wederom niet zuiver
door de reeds genoemde complicatie; ook hier heeft
men waarschijnlijk te doen met meningitis bij pneumonie.
Vijf dergelijke gevallen waren ongeveer in dezen tyd
door
Senger (24), die eerst bij het nederschrijven van
zijn arbeid het laatstgenoemde onderzoek van
Fraenkel
leerde kennen, onderzocht, Bij deze meningitis-geval-
len vond
Senger een zeer groote massa diplococcen met-
kapsel in het exsudaat, welke bacterieën hij cultiveerde.
»Die Angaben von
Senger sind nicht ganz zu verwej\'then"
zegt
Friedlaender terecht. Wel komt hij tot de slot-
som, dat de meningitis bij pneumonie door hetzelf-
de organisme als de pneumonie worden veroor-
zaakt, doch zijne mededeelingen over die bacterieën en
over zijne culturen zijn zoo weinig scherp geformuleerd,
dat wij deze verder met stilzwijgen voorbijgaan. Ook
Weichselbaum (25) onderzocht gevallen van acute menin-

-ocr page 40-

24

gitis, waarbij hij den diplococcus pneumoniae aantreft,
doch ook zijne gevallen zijn secundaire meningitiden
hij pneumonie. In zijn uitvoerige verhandeling, welke
wij boven bespraken, vermeldt hij twee dergelijke gevallen.
Zeer belangwekkend mag zijn onderzoek heeten, omdat
het een tot nog toe onbekenden weg voor de ovei\'bren-
ging der pneumococcen in de meningen aanwijst.
In het bindweefsel van den hals, in de snbmucosïi
van den phaynx en in de nevenliolten der neus vindt
Weichselbaum afwijkingen en op al deze plaatsen den
diplococcus. Hij wil dat langs dezen weg de ontste-
king van de long naar de meningen is voortgeschre-
den, waai bij hij uitdrukkelijk verklaart, dat daarmede niet
gezegd is, dat de meningitis bij pneumonie gewoonlijk
zoo ontstaat.

Korten tijd na deze Duitsche en Italiaansche mede-
deelingen blijkt men zich ook in Frankrijk nader
nuet de micro-organismen der meningitis bezig te
houden.

Lauth (25) publiceert een geval van endocarditis en
meningitis bij pneumonie, waarbij hij in het exsudaat der
long, in de endocarditisclie woekeringen en in het
meningitisch exsudaat dendiplococque lancéolé de
Talamon
aantreft zondei\' dezen ecliter hieruit te cultiveeren.

Weldra volgen Lanceraux en Besançon (28) met
een dergelijk geval (pneumonia ciouposa sinistra, en-

-ocr page 41-

25

ilocarditis ulcerosa, meningitis acuta), hetgeen bacterio-
logisch is onderzocht door
Netter. Deze toont in het
exsudaat der meningen, in de vegetaties der mitralis,
en der tricuspidalis pneumococcen aan en vindt deze
terug in doorsneden, die hij van de meningen vervaardigt.

Deze zelfde Netter was reeds in 1685 begonnen met
zijne onderzoekingen, latei\' zoo talrijk, over den pneumococ-
cus. Den 17 April toch deelde hij (13) in de Société
anatomique het volgende geval mede: endocarditis
hyperpiastica, meningitis purulenta baseos et convexitatis
cerebri, waarbij in de endocarditische woekeringen, zoo-
wel als in den etter der meningen pneumococcen wer-
ilen gevonden, liet zij direct daarbij opgemerkt, dat
Netter toen slechts één soort van pneamo-bacterieën
kende en zijn pneumobacterie dus als pneurnococcus
(Friedlaender) beschouwde, terwijl in dit geval boven-
dien geen cerebro-spinaal-meningitis vermeld wordt.
Drie dergelijke gevallen van endocarditis en meningitis
zonder pneumonie had hij weldra onderzocht en ovei-al
den pneurnococcus gevonden, doch deze was nog alleen
onder het microscoop bestudeerd, terwijl de gelegen-
heid om proeven te doen zich den 8 Maart 1886
voordeed bij de volgende sectie: Meningitis cer-ebro-
spinalis acuta zonder complicatie.

In de Archives générales de médécine geeft Netter (3 I)
zeer uitvoerige details over 4e aetiologie der ziekten,

-ocr page 42-

26

die ons thans bezighouden. De auteur scheidt daar de
verschillende cerebro-spinaal-meningitiden scherp van
elkaar. Hij onderscheidt 1° de meningitis bij pneu-
monie, 2° de sporadische cerebro-spinaal-meningitis,
den epidemischen vorm.

Wat de meningitis bij pneumonie betreft, waarmede
zooals wg zagen, vroegere auteurs zich vooral bezig-
fiielden, zoo komt hij tot de conclusie, dat zij in den
regel veroorzaakt wordt door directe inwerking der
pneumococcen. Door experimenten gaat hij dit nader
na, volgens verschillende methoden (zie hoofdstuk IV)
veroorzaakt hij meningitis bij proefdieren. De pneumo-
coccus kan — zoo concludeert hij — uit de long in
de circulatie worden opgenomen en aldus in de menin-
gen komen (metastatische infectie) of hij kan direct uit
de neusholte (respectievelijk: oor) in de schedelholte
geraken (locale infectie) ; zoowel in den mond,
(Pasteur,
Fraenkel, Sternberg)
als in de neusholte en hare an-
nexen
( Weichselbaum etc.) zyn toch pneumococcen aan-
getoond.

In 5 gevallen vond Netter den pneumococcus bij
meningitis zonder pneumonie, eens was de meningitis
zonder complicatie, driemaal was zij gepaard met en-
docarditis, eenmaal met typhus abdominalis. Epidemische
cerebro-spinaal-meningitis kon
Netter zelf niet bacterio-
logisch onderzoeken en volgens zijn oordeel is de ae-

-ocr page 43-

27

tiologie dezer ziekte nog niet opgehelderd. Doch in
een zeker aantal gevallen schijnt ook hier de pneumo-
coccus de oorzaak der ziekte te zijn: »Nous pensons
que la méningite cérébro-spinale épidémique relève dans
un certain nombre de cas de I\' organisme pathogène de
la pneumonie, du pneumococque." En hij heeft voor
deze opinie vele argumenten.

Dit verband met den pneumoniecoccus is ook uit deij
loop van vele epidemieën op te maken, waarbij pneu-
monie, meningitis, endocarditis, otitis, alle welke aandoe-
ningen dikwijls door pneumococcen wordeti veroorzaakt,
optreden. Ik kom later nog uitvoeriger op deze quaestie
terug en heb dan tevens de gelegenheid de argumenten
van Nôliey te berde te brengen.

Door al deze onderzoekingen, vooral ook door die
van den laatstgenoenïden auteur, is er in dezen tijd
zekerheid, dat bij croupeuse pneumonie een meningitis
cerebro-spinalis kan optreden, waarbij in het exsudaat
uitsluitend de diplococcus pneumoniae wordt gevonden.
Tevens nam men sporadische gevallen van meningitis
cerebro-spinahs waar, soms gecombineerd met endo-
carditis, waarbij evenals in de eerste gevallen de me-
ningitis aan de pneumococcen met alle waarschijnlijk-
heid kan worden geweten.

-ocr page 44-

28

Doch de pneumococcus is geen alleenheerscher op dit
gebied gebleven. Meningitis door streptococcen was
reeds o. a. door
Krause 1) beschreven, het was een
secundaire meningitis na arthritis, doch ook bij een
geval van sporadische cerebro-spinaal-meningitis, wordt
door
Banti (19) stapliylococcus en streptococcus pyogenes
in liet exsudaat aangetroffen. Terecht wordt bij het
referaat van dit onderzoek in de .Tahresbejichte van
Baumgarten gesproken van een geval van schijnbaar
idiopathische cerebro-spinaal-meningitis. In het jejunum
toch van dit cadaver (32-jarig individu, 8 dagen ziek
nndei verschijnselen van een cerebro-spinaal-meningitis)
vvoi\'den katarrhale ulcera gevonden, die door den referent
als porte d\'entrée der coccen worden beschouwd. Hoe
dat ook zij, wij dienen dit geval te vermelden, ofschoon
liet vrijwel alleen staat. Wel zijn natuurlijk in de
litteratuur tal van gevallen voorhanden van secundaire
meningitiden dooi\' ettercoccen veroorzaakt, welke geval-
len wij met stdzwygen voorbijgaan. — Terloops vindt hier
slechts de mededeeling van
Neumann en Schaefer (31)
eene plaats, welke auteurs bij een geval van acute cei e-
brale meniiigitis den streptococcus pyogenes uit het
exsudaat cultiveerden. —

1  Krame. Uber die acute eitrige Synovitis bei kleinen Kindern.
Berl. klin. Woeh. 1884 no. 43.

-ocr page 45-

29

Van meer beteekenis is voor ons een ander micro-
organisme, dat aan
Weichselbaum, (84) zijn naam te
danken heeft.

Weichselbaum heeft zijne onderzoekingen (zie pag. 1 8)
over de pneumococcen voortgezet en heeft thaijs ook
in twee gevallen van cerebro-spinaal-meningitis zondei\'
pneumonie iji het exsudaat uitsluitend den pneurnocoo
cus van
Fraenkel gevonden Tevens gelukte liet
hem meningitis bij proefdiei\'en dooi- de uit deze cadavers
verkregen pneumococcen-culturen te veroorzaken, -waai-
over ik hieronder nader wil spreken. In 6 gevallen
echter van cerebro-spinaal-meningitis heeft hij een un-
ilei\' or\'ganisme gevonden, waaraan liij den naam geeft
van
Diplococcus intracellularis meninf/itidis, welk orga-
nisme men ten onrechte wel eens intercellularis heelt
genoemd 1), daar toch zijn naam berust op het feit,
dat deze diplococcus juist veelal binnen de ettei\'cellen
voorkomt.

Deze () gevallen maken niet deel uit van een epide-
mie, zij zijn waargenomen te Weenen van 1885—18B7;
alleen kwam in 1886, waarin een der gevallen is ge-
observeerd in Weenen, nog enkele andere gevallen der
meningitis cerebro-spinaiis voor, terwijl er toen in

1  Bonome, congres te Padua, September 1881), althans volgens
het verslag in de
Archives ital. de biologie.

-ocr page 46-

30

Mailberg in Neder-Oostenrijk een groote epidemie
heersciite ; verband met deze epidemie wortit echter
niet opgegeven. Deze
6 gevallen kunnen wij <1lis tot
iJe sporadische cerebro-si)inaal-rneningitis rekenen ;
ci\'oupeuse [jneumonie toch wei\'d bij geen dezer patiën-
tini gevonden.

Do intracellulaire diplococcus heeft den vorm van den
gonococcus en ontkleurt zich als deze volgens de me-
tli()(le van
Gram, Ook deze bacterie groeit niet bij
katnoi temperatuur, doch ile cultures vei\'schillen zeer van
die van den pneumococcus, op agai-agar toch ziet men
na 24 uur een grijze viscide vegetatie. Voor proef-
dieren is deze diplococcus patliogeen, doch bij het konijn
V(n\'oorzaakt hij niet de typische septicaemie. De uit-
voerige experimenten, genomen om met den genoem-
den . coccus meningitis op te wekken, zal ik later be-
spreken.

Ik noem hier Weichselbaum het eerst, omdat hij
a;ui deze bacterie den naam gaf en hem nauwkeurig
bestudeerde ; doch
het is mijns inziens (jeheel ten. on-
rechte, dat overal de eer der ontdekkinf/ van dit
micro-oi-f/anisme aan Weichselbaum wordt toefjeschreven.
In Juni 1887 d. i. twee maanden voordat TF\'s ver-
handeling verscheen, kwam te Kopenhagen eene dissei -
tatie uit, getiteld : «Om den i Köbenhavn i aaret 1886 hers-
kende epidemi af Meningitis cerebi\'ospinalis af
A. Friis,\'\'\'

-ocr page 47-

31

In twee gevallen dier epidemie gelukte het aan Friü
in den ettei\' der ventrikels bacteiieën aan te tüuiien.

«Het waren diplococcen vaneen laugen ovalen voj-m,
die zoo gelegen waren, dat hun lange diameter pa-
rallel liep. Zij lagen hoofdzakelijk in ettercellen, meei -
dere (tot 20) in iedei\' cel en de bacteriehoudende cellen
verschilden van de niet-bacteriehoudende, door dal haar
kernen zwak tingeerbaar waren, terwijl de contour dier
kernen niet scherp was, wat vei\'moedelijk er op wijst,
dat de celkernen afgestorven waren. Tusschen de cel-
len bevonden zich daarentegen weinig coccen." IJe
bacterieën waren niet volgens de methode van
Gram
te kleuren.

De afbeelding, welke Friis liierbij geeft is door
Gram vervaardigd.- daaruit blijkt nog ten overvloede
de identiteit van dezen coccus en die van
Weichsel-
bäum.

Zooals gezegd, maakten de gevallen, welke Friis on-
derzocht, deel uit van een epidemie te Kopenhagen,
liet waren alle cadavers, welke in liet Komnmne-
Hospital ter obductie kwamen. Terwijl al die cadaveis
microscopisch werden onderzocht, werd slechts bij 2
micro-organismen in h.et exsudaat der meningen ge-
vonden en dat waren de bovengenoemde intracellulaire
coccen. Uit de lijst der patiënten blijkt, dat 10 ca-
davers werden onderzocht en \'t klein getal 2 valt daai-

-ocr page 48-

32

bij op. Mijns inziens dient men echter het volgende
hierbij in het oog te houden. Van deze 19 zijn ei\'
9 waarbij de meningitis lang duurde en de anatomische
diagnose dan ook luidt: leptomeningitis inveterata of
fJironica, dikwijls gepaard met hydrocephalus; dat
hierbij geen micro-organismen meer gevonden wei\'den
verwondert ons niet. Van de 8 overblijvende secties,
waarbij het bacteriologisch onderzoek een negatief re-
sultaat opleverde, zijn 4 verricht vóór den 26 Mei, den
datum waarop voor de eerste maal de inti\'acellulaire
coccen worden geobsei\'veerd, het is dunkt mij zeer goed
mogelijk, dat bij het onderzoek van het exsudaat dier
cadavers het zoo ongewone verschijnsel der intracellulaire
coccen over het hoofd is gezien, l^ovendien is er een
geval, waarbij geen exsudaat, alleen liyperaemie dei\'
meningen aanwezig was, terwijl bij een ander geen
anamnese bekend was, waardoor de duur der ziekte
niet kon worden vastgesteld. Resumeerende kom ik tot
de conclusie, dat wij in \'t geheel van de 19 sectie.s
slechts 4 overhouden, bij welke wij van een bacteiio-
logisch onderzoek iets kunnen verwacViten. Van deze
4 waren er zooals wij zagen 2 met den intracellulairen
coccus in het exsudaat. — Met dit resultaat voor
üogen betreur ik het, dat het bacteriologisch ondeiv^oek
dier epidemie niet uitvoeriger is verricht. Het vinden
van dezen coccus acht ik echter toch een zeer belang-

-ocr page 49-

33

rijk feit. Friis (88) is onlangs (Nov. 1892) op deze
zaak teruggekomen; hij heeft bij een nieuwe e[)idenjie
etui 28tal gevallen waargenomen, doch zijn mededee-
lingen over het bacteriologisch onderzoek zijn vaag; slechts
tweemaal werden coccen in den etter gevonden, een-
maal intercellulair\', een andei\'maal intra-en intercellulair.
Over den vorm van die diplococcen, over cultuui\'-
proeven enz. lezen wij echier helaas niets.

Üok Leichtenslern (12) had bij de epidemie van 1885
te Keulen intracellulaire coccen in het exsudaat ge-
vonden; is dit feit al van weinig waarde, zoolarrg wij
niets nadej-s over die coccen weten, zijn mededeeling
is wat het bacteriologisch gedeelte betreft verward.
Wij gaan haar dan öok met stilzwijgen voorbij. Meer\'
interresseert ons dat
Goldschmidt (Sb) in 1887 bij 2
gevallen van genuine cerebro-spinaal-meningitis den
diplococcus van
Friis-Weichselbaum heeft aangeti\'olïen.
Hij kweekt der-gelijke culturen als
W. had beschreven,
(Ml het gelukt hem in tegenstelling met
W. gelatine-
en aardappelculturen te verkrijgen.

Uit een latere mededeeling van Weichselbaum (47)
blijkt, dat hij toen totaal in 9 gevallen den coccus heeft
waargenomen. In 1888 willen ook
Blasi en Russo
Travali
(44) in één geval van cer-ebro-spinaal-meningitis
ilen genoemden coccus hebben gevonden, tlun onder-
zoek is echter volgens een competent beoordeelaar, na-

3

-ocr page 50-

34

melijk Bordoni-Uffreduzzi, onvollerlig en dus hun
mededeehng onbetrouwbaar.

Twee organismen, zoo zagen wij, de diplococcus pneu-
moniae
(Fraenkel- Weichselbaum) en de diplococcus iutra-
cellularis
{Friis-Weichselbaicm) zijn dus in gevallen van
acute cerebro-spinaal-meningitis, onafhankelijk van crou-
peuse pneumonie, in »Keincultur" in de meningen aau-
getrolïen en worden in verband met later te bespreken
expei\'imenten als de vermoedelijke oorzaak van deze
ziekten beschouwd. Ofsclioon hetgeen
Curschmann (29)
in de vei\'handelingen van het 5e coiigi\'es »für innere
Medicin" schi\'eef, ook nog na de nieuwere ondei\'zoe-
kingen waar is: »Fur diese Anschauungen (sind) noch
keitie unwidei\'leglichen Beweise gebraolit." Met deze
bacteriologische onderzoekingen achtel\' zich waagt men
zich meer en meer aan de beantwoording der vraag:
waardooi^ wordt de
epidemische cerebro-spinaal-njeningiti.s
veroorzaakt? Enkele malen ongetwijfeld door den
diplococcus pneumoniae, had iVe^ter (31) verklaard, ter-
wijl
Legden (36) zich deze woorden liet ontvallen (1887):
»Dieser Coccus ist, soweit bisjetzt unsere Kentnisse
reichen, als der Erregei\' der spontanen oder epidemischen
Cerebrospinalmeningitis zu betrachten." Tegen deze
opinie komt
Buneberg (40) op in een interessant artikel

-ocr page 51-

35

»Pneiiinonio utul Cerebrospinalrneuiiigitis" waarin Lij
ecliter
Netter, niet Leyden, noemt. »Netter geht so
weit, (lass er auch diese Krankheit, wenigstens in ge-
wissen Fällen durch eine Pneumokokken-infection er-
klären will." üit een klinisch oogpunt zijn er vele
bezwaren — zegt
Runeberg terecht — tegen die be-
wering van
Netter (lees: en van Leyden). De gi\'oote
epidemieën van meningitis cerebro-spinalis traden zelf-
standig zonder samenhang met pneumonie op. Een
verklaiing der tegenstiijdige meeningen ware gegeven
— zoo meent
Runeberg — indien het blijkt, dat men
onder den naam epidemisclie cerebro-spinaal-meningitis
eigenlijk twee ziekten heeft samengevoegd. Hierop
wijst het feit, dat bij enkele epidemieën — dit zijn
juist niet de groote — de meningitis met croupeuse
pneumonie in betrekking stond.

Een scherpe grens tusschen de sporadisch voorko-
tnende gevallen en de epidemische ziekte bestaat niet.
Ware het nu niet mogelijk, dat de epidemieën van
cerebro-spinaal-meningitis, welke aan den pneumococcus
worden geweten, slechts een opeenliooping van spoi\'a-
di.sche gevallen zijn, terwijl de echte epidemieën niet
door den pneumococcus worden veroorzaakt? Zeker
verdient deze beschouwing nadere ovei\'weging, doch
onwillekeurig, vi\'aag ik mij af, waarom die met pneu-
monie in betrekking staande ziekteeevallen niet een

-ocr page 52-

36

epidemie mogen vormen. Blgkbaar -acM Runeberg
diplococcus pneumoniae niet in staat een epidemie te
veroorzaken. Beter had hij mijns inziens geviaagd;
hebben wij hier niet te doen met twee geheel van
elkaar verschillende epidemieën? Dat de sporadische
gevallen door den diplococcus pneumonie kunnen worden
veroorzaakt, licht
Rimeberg ten overvloede nog met een
nieuw geval toe.

Korten tijd te voren (October 1887) had over de
cerebro-spinaal-meningitis een discussie plaats gehad in
den «Aerzt. Verein zu Hamburg,"
F. Wolff {"61)
hield daar een voord i acht over de verhouding der- ce-
rebro-spinaal-meningitis tegenover andere infectieziekten
on wees er op, dat de meningitis, welke bij een infec-
tieziekte optreedt, meestal door hetzelfde micro-organisme
als deze laatste wordt veroorzaakt, ofschoon hij de mo-
gelijkheid van een combinatie van fle epidemische cere-
bro-spinaal-meningit s met een andere infectieziekte niet
onmogelijk acht. Naar aanleiding van deze voordracht
wees
Gurschmann er op, dat men meer en meer tot
de overtuiging komt, dat die ziekte, welke men tot
nog toe cerebro-spinaal-meningitis noemde, niets »ein-
heitliches"\'is. Meer, als men dat tot nu toe gedaan had,
moest men een secundaire meningitis aannemen. Daar-
naast kan echter een primaire cerebro-spinaal-menin-

-ocr page 53-

37

gitis blijven bestaan. Voor\'al de sporadische gevallen
zijn waarschijnlijk van secundaire natuur.

Uit dit alles blijkt voldoende — zoo dunkt mij —
dat de uitspraak van
Legden zeker op zijn minst voor-
barig mag worden genoemd.

Ondertusschen had in Italië het onderzoek niet stil
gestaan.
Banti {4<ï) deelt in een verhandeling over
experimenteele pericarditis mede, dat het hem mislukt
is door subcutane injectie van pneumococcen bij het
konijn meningitis op te wekken, een mededeeling die
met het oog op mijne waarnemingen van belang is.
Foct en Bordoni-Uffreduzzi hadden, nadat zij in 1887
een geval hadden waargenomen, waarbij de pneumo-
coccen van moeder op foetus waren overgegaan, in
deze richting proeven genomen met entingen van
hun meningococcen op zwangere konijnen, waarover
later meer.

Tevens verschijnt een uitvoerige verhandeling «Ueber
die Aetiologie der Meningitis cerebro-spinaiis epide-
mica" (42 en 42"), waarin genoemde auteurs hun on-
derzoekingen over den meningococcus mededeelen. Van
nieuwe ziektegevallen, waarin deze bacterie wederom
door hen werd gevonden, is hierbij geen spi\'ake. Zij
hebben hun meningococcus-cultureti in al hunne eigen-
schappen bestudeerd en uit hun betoog volgt, dat me-

-ocr page 54-

38

ningococcus en pneiiraococcus twee namen voor één
organisme zijn. De epidemisclie cerebro-spinaal-menin-
gitis en de pneumonie toch worden volgens hen door
een en hetzelfde organisme veroorzaakt en zij wijzen
er op, dat dit iets geheel anders is als de conclusie
van
Fraenkel, dat de cerebro-spinaal-meningitis bij
jmeumonie een metastatische ziekte der meningen is.
Over hunne dier-experimenten —- het gelukte hun door
subdurale enting meningitis op te wekken, — later. Op
hunne uitvoerige mededeelingen over veranderingen in
de milt der met den meningocjccus besmette pi\'oef-
dieren en over pseudo-tuberkels, welke zij door die
enting zagen ontstaan, zal ik verder niet ingaan.

Uit latere mededeelingen, thans van P. Fod, (58)
alleen, blijkt dat deze onderzoeker de identiteit van
meningococcus en pneumococcus voor alles behalve zeker
houdt.

He verschilpunten tusschen zijn bacterie en die, welke
men bij de croupeuse pneumonie aantreft worden door
liem (59) op het Ttaliaan^^ch congres van interne medici in
1.889 in \'t licht gesteld. Het is wel vreemd, — zoo
zegt hij — dat de croupeuse pneumonie altijd voor-
komt, terwijl de epidemische cerebro-spinaal-meningitis
slechts nu en dan optreedt. Dat doet denken — zoo
vindt althans
Fod — aan de mogelijkheid dat de bac-
terieën niet identisch zijn of dat ze variëteiten eener

-ocr page 55-

39

soort zijn. Rij nader onderzoek bleek het aan Fod,
dat de pneumococcus, subcutaan geënt bij een konijn, een
acute sereuse dermatitis veroorzaakt, waaraan zich een
acute septicaemie aansluit, waarbij de miltzwelling slechts
een geringe is. Daarentegen komt bij enting met den
meningococcus geen oedeem voor, wel daarentegen een
zeer belangrijke milttumor. Ten einde na te gaan in
hoeverre deze verschillen variabel waren deed
Fod ex-
perimenten. Hij vond dat wanneer rnen een aan pneu-
mococcen-.septicaemie gestorven konijn 12- uur in ijs
laat liggen en dan uit dit cadaver een nieuw proef-
dier ent, bij dit laatste de symptomen van een meningo-
coccen-infectie optreden, die bij enting van dier op dier
zich telkens wederom voordoen.

Hetzelfde constateerde hij, als hij een konijn entte, met
het bloed van een aan pneumococcen-septicaemie lijdend
konijn, nadat dit bloed een nacht bij 30° had gestaan.
Tevens bleek, dat virulente pneumococcen onder wa-
terstof gekweekt in 24 uren tot meningococcen werden.
Vandaar dat
Foa. de conclusie trekt, dat de meningo-
coccus een diplococcus pneumoniae is, welke anaërobisch
is gekweekt.

Andermaal spreekt Tna, op het congres te Berlijn (S3)
over dezelfde quaesties. Hier deelt liij dezelfde resul-
taten mede, docli tevens dat de meningococcus in pneu-
mococcus wordt omgezet als hij te zamen met den

-ocr page 56-

40

Staphylococcus aureus en den Proteus vulgaris wordt
geënt. Kunnen deze feiten met onze klinische
kennis in overeenstemming worden gebracht? Zoo
vraagt
Foa, Volgens hem kan men de volgende hypo-
these wagen: De meningococcus en pneumococcus wor-
den als zoodanig buiten het lichaam gevormd. Als het
organisme door den meningococcus wordt geïnfecteerd,
nestelt deze zich in de meningen en veroorzaakt cere-
bro-spinaal-meningitis, en kan tevens ook op de longen
overgaan en daar pneumonie veroorzaken. Ook kan dit
micro-organisme eerst een longaandoening doen ontstaan
en daarna eerst meningitis. Zoowel aan de longen als
aan de meningen ontnomen blijft het een meningo-
coccus. De pneumococcus daarentegen zal pneumonie
veroorzaken, van de longen in het bloed, etc. overgaan,
doch hij zal geen meningitis doen ontstaan. De cere-
bro-spinaal-meningitis zou zoo zelden voorkomen, wel-
licht omdat de factoren, die voor het ontstaan van den
meningococcus noodig zijn, zoo zelden aanwezig zijn, of
wellicht ook de omstandigheden, onder welke hij in het
lichaam dringt.

Bordoni-Uffredazzi eerst medewerker van Foa,, is
het later niet met hem eens, althans diens arbeid in
Baumg. Jahresberichte refereerende, geeft hij als zij])
opinie te kennen, dat het verschil tu.sschen meningo-
en pneumococcus uitsluitend is een verscliil in virulentie.

-ocr page 57-

41

Ten einde de onderzoekingen van Foa, te za-
men te bespreken ben ik te snel vooruitgesneld. In
1888 hadden
Tizzoni en Mircoli (54) nog een geval
vermeld van primaire cerebro-spinaal-meningitis bij een
3 Ijarig soldaat, bij wien in het exsudaat de pneurno-
coccus van
Fraenkel werd gevonden. Zooals dit be-
hoort werd de diagnose door cultuur en dier experiment
bevestigd.
Monti {Q^) publiceerde 4 dergelijke gevallen,
bij een van welke hij behalve den pneumococcus den
Staphylococcus pyogenes aut-eus vond. Deze onderzoe-
ker infecteert proefdieren, zoowel met den pneumococ-
cus als met een mengsel van pneumococcen en staphy-
lococcen en veroorzaakt daardoor meningitis. Zijn land-
genoot
Bonome (45) is ondertusschen ook op hetzelfde
veld werkzaam geweest. In 1888 verschijnt van hem
een kleine mededeeling over «Pleuro-pericardite e me-
ningite cerebro-spinale sero-fibrinosa prodotto da un
micro-organismo simile al diplococco pneumonico." In
de exsudaten vond hij bij dit geval een organisme,
ilat morphologisch op den diplococcus gelijkt.
Bonome
doopt het: pseudo-diplococcus pneumonicus. Het onder-
scheidt zich in enkele, volgens
Freudenberg, die dit
onderzoek, refereert, in vele opzichten, van den pneu-
rnococcus. In de exsndaten waren de coccen of twee
aan twee of tot rijen van 5 of 6 vereenigfl, de coccen\'
kleurden zich volgens de methode van
Gram en onder-

-ocr page 58-

42

scheidden zich van den diplococcus pneumonie 1° daar-
door, dat zij op gelatine groeien, 2° door de aanwezig-
heid van miltzwelling bij de septicaemie van het konijn,
doordat zij pathogeen voor Cavia\'s zijn. Daar dit
oi\'ganisme echter door
Bonome zelf in een volgend ar-
tikel geheel wordt doodgezwegen en ik het later niet
meer vermeld vind, zoo wil ik
Bonome in dit opzicht
navolgen.

Deze volgende publicatie van Bonome (6 \\ en 61 *)
is gewichtigei\'. Zij bevat het bacteriologisch onderzoek
van een kleine epidemie van cerebro-spinaal-meningitis
in den omtrek van Padua. Deze epidemie trad geheel
onafhankelijk van pneumonie op. Het rapide, bijna
gelijktijdig ziek worden van vele individu\'s uit een en
dezelfde streek en ook van meerdere leden deizelfde
familie liet geen twijfel over aan het epidemisch karak-
ter dezer ziekte.

Van de 10 zieken stierven er 7, van deze werden
6 p. m, onderzoclit. In alle gevallen waren de weeke
meningen door een zeer fibrinerijk exsudaat geïnfiltreerd,
in welk exsudaat steeds dezelfde soort streptococcen
aanwezig was. Deze micro-organismen werden in rein-
cultuur gekweekt en zoowel met het versche materiaal
uit het cadaver als met culturen konden [>roefdieren
worden geïnfecteerd. Door intradurale enting werd
bovendien meningitis bij konijnen opgewekt.

-ocr page 59-

115

Deze microbe Icreeg den naam van: Streptococcus
der Meninffüis cerebrospinalis epidemica.
De strepto-
coccus onderscheidt zich door vier eigenschappen: De
geïsoleerde kolonieën op de agai\'platen groeien in vorm
van een kluwen; 2° De kolonieën worden moeielijk vei-
der dan tot de 5de en 6de generatie overgeënt en
gi\'oeien geheel niet op bloedserum; 8° de bacterie ver-
oorzaakt geen septicaemie bij den witten muis, daareri-
tegen wel by het konijn; 4° Subcutane enting bij muis,
cavia en hond doet bij deze dieren gelatineuse exsu-
daten ontstaan, rijk aan lange ketens van coccen.

l_)eze mededeeling, welke zoowel in Italië als later in
Duitschland verscheen, wordt door
Bordoni-Uffreduzzi
in Bauniff .Jahresber. gerefereerd, en tevens gekritiseerd.
Zij staat daar geplaatst in fiet hoofdstuk
»Pneumonie-
cnccm\'\\
waaruit reeds blijkt, hetgeen Bordoni-Uffre\'
duzzi
aldus zegt: »Es ist..., sehr wahrscheinlich dass
dieser wie auch andere Mikroorganismen (der Diplococ-
cus meningitidis intracellularis*) die als specifisch für die
epidemische Cerebrospinalmeningitis beschrieben wur-
den, nicht als neue Bacteriën-arten zu betrachten sind,
sondern vielmehr als einfache Varietäten des lanzett-
förmigen Diplokokkus." Van de door i?o?ïome opgege-
ven punten van verschil uiet den diplococcus pneumoniae

Voorzeker een stoute bewering!

-ocr page 60-

44

blijft volgens Bordoni-Uffreduzzi eigenlijk alleen over
de kluwen-(Z5^aMe/) vorm op agar en het niet
groeien op bloedserum. Nu wijt de referent juist dien
kluwenvorm aan het optreden der bacterieën in den
Streptococcen vorm, in welken vorm ook de diplococcus
pneumoniae kan voorkomen. De verschillen bij de
dier-experimenten kan men ook waarnemen bij pnea-
mococcen van verschillende virulentie. Met deze be-
schouwing van
Bordoni-Uffreduzzi is Netter het eens,
zooals blijkt uit zijne monographie over den pneumo-
coccus (84).

Dit kritisch referaat geeft aanleiding tot een twist-
geschrijf in het Centralblatt für Bacteriologie.
Bo-
name
(62) namelijk verdedigt zijn meening, dat zijn
diplococcus niets uit te staan heeft met den pneumo-
coccus, Deze diplococcus toch doet zich nooit in ketens
van meer dan 6—9 coccen voor, nooit groeit hij in
kluwenvormige kolonieëUj nooit verliest hij reeds in de
5de of Ode generatie bij dagelijks overenten op agar-
popton zijn virulentie; op serum groeit hij steeds.

Bordoni-Uffreduzzi dient hierop van repliek. Hij
voert tegen
Bonome aan, dat hij met zekerheid ketens
van 28 leden waargenomen heeft bij een diplococcus
pneumoniae »im Zustande beginnender Entkraftung."
Hij wijst er verder op, dat de slechte groei op agai-
aan de alkalische i-eactie van den voedingsbodem kan

-ocr page 61-

45

liggen en deelt als zijn ondervinding mede. dat de
diplococcus r-eeds bij de of generatie kan af-
sterven. Alleen de «Knäuel»-vorm blijft dus het on-
derscheidingsteeken en deze berust zooals hij reeds be-
toogde op den streptococcus-vorm. Hij blijft dan ook
de microbe van
Bonome als vai\'iëteit beschouwen van
die van
Fraenkel. Te tweeden male herhaalt Bonorne (04)
zijne argumenten en wijst er op, dat op hetzelfde se-
rum, waarop de diplococcus pneumoniae wel groeit de
streptoccus meningitidis geen groei vertoont.
Freudenberg,
die dezen strijd in de Jahresberichte refereert, geeft
ons in een noot als zijn meening in deze quaestie te
kennen, dat hij geneigd is verschillende dei\' onlangs ge-
vonden bactei\'ieën als variëteiten van den pneurnococ-
cus op te vatten. Doch men kan hier slechts van een
«waarschijnlijk» spreken, daar men voorloopig hem ge-
lijk geven moet, die in die kleine verschillen reden vindt
eene nieuwe soort aan te nemen. Eerst dan kan rnen
volgens liem van variëteiten spreken, als liet constant
gelukt aan het eene micro-organisme de eigen-^^chappen
van het andere te geven.

Nog enkele kleine publicaties in Italië dien ik hier
te vermelden. Merkwaardig is de mededeeling van
Bozzolo(b7), die bij een meningitis cerebro-spinaiis de
diagnose stelt, door dat hij bij een patiënt, die ver-

-ocr page 62-

46

scbijnsolen van meningitis vertoonde, terwijl hij pneu-
monie kon uitsluiten, diplococcus pneumoniae in het
bloed vond.
Banti(bb) deelt twee gevallen van acute
cerebro-spinaal-meningitis mede, waarbij een coccus 0]i
den pneumococcus gelijkende wordt aangetroffen, welke
coccus snel zijn virulentie verliest. Door
Baumr/artcn
wordt deze bacterie terecht tot de variëteiten van den
jtneumococcus gebracht. Ook (50) beschrijft een

dergelijk geval, waarbij hij als porte d\'entrée de lamina
cribrosa meent te kunnen aanwijzen. Der vermelding
waard is ook de observatie van
Sera/ini (bï), die bin-
nen enkele dagen in een krankzinnigengesticht de vol-
gende vier gevallen waarneemt: 1 geval v. cerebro-spinaal-
meningitis, 1 croupeuse pneumonie, l pleuro-pneumonie
en 1 primaire acute pleuritis, iii die gevallen gelukt
het dozen onderzoeker telkens door microscopisch on-
ilerzoek, cultuur en experiment den diplococcus pneu-
moniae aan te toonen.

Ik moet korten tijd teruggaan om den draad der
historie van het bacteriologisch onderzoek der ceroi)ru-
spinaal-rneningitis in Duitschland wederom op te vatten.

Neumann en Schaefer (32) deelen (1887) vier ge-
vallen van ettei-ige meningitis mede. In een dezer
gevallen is acute cerebro-spinaal-meningitis bij een 38-
jarige gravida aanwezig en hierbij woi\'dt in liet exsu-
daat een diplococcus gevonden, die voor den diplococcus

-ocr page 63-

47

pneumoniae wordt verklaard, ofschoon de cultuur, hetzij
doordat de gebruikte voedingsbodems niet y,oed waren,
hetzij doordat de coccus hier was afgestorven, hun niet
gelukte. Zooals van zelf spreekt, is een dei\'gelijke diag-
nose zonder cultuur niet veroorloofd.

Weichselbaum (47) publiceert wederom (> nieuwe
gevallen van meningitis, waarvan 8 zonder complicatie,
bij welke de pneumococcus in reincultuur is gevonden,
liet zijn wederom spoi\'adische gevallen ; tevens verriclit hij
een onderzoek(48) over endocarditis pneurnonica, waarin
hij er op wijst, dat deze endocarditis dikwijls gecombi-
neerd meteen meningitis cerebi\'o-spinalis wortltgevonden,

Hauser(4<(^) beschrijft eveneens een sporadisch geval
en meent daarbij den diplococcus gevonden te hebben,
doch verzuimt culturen daai-van te maken, zoodat zijn
mededeeling weinig waarde heeft. Belangrijker\' daar-
entegen is het onder\'zoek van
Ortmann (49). Deze on-
der-zoeker wijst er tereclit op, dat het niet zeer mer k-
waardig is dat men de pneumococcen bij de compli-
caties der pneumonie en dus ook bij de compliceerende
meningitis in Itet exsudaat vindt, doch dat het toch
zeer de aandacht verdient^ dat reeds in vele gevailerr
van cer\'ebr\'o-spinaal-meningilis waarbij geen quaestie
van pneumonie was, ook de pneumococcus is gevon-
den. Uit het aantï\'elïen van den pneumococcus in de
exsudaten bij deze gevallen concludeert hij. dat de

i

-ocr page 64-

48

pneumococcus de oorzaak dezer meningitiden is. fn hoe-
verre deze ziju beschouwing juist is, dient ecliter door
het experimenteel onderzoek uitgemaakt.
Oiimann nu
verricht zelf een bacteriologisch onderzoek van een ca-
daver van een 4\'3jarig individu, dat aan cerebro-spinaal-
meningitis zonder pneumonie ovei\'leden is. Met het
exsudaat dei\' meningen entte hij konijnen, muizen en
cavia\'s subcutaan, waarbij hij locale ontstekings-
processen zag ontstaan, terwijl bij enting in borst oi
buikholte fibrineus-etterige ontsteking in deze liolten
optrad. Bij enting van dier op dier bleef het micro-
organisme virulent; ook culturen op konijnen-serum be-
itielden de virulentie, hetgeen niet het geval was met
culturen op andere voedingsbodems. Morphologisch is
fle bacterie volkomen gelijk aan den pneumococcus; in
het lichaam en op konijnenbloedserum vertoont hij dui-
delijk kapsels evenals de diplococcus; in zijn gi\'oei
op voedingsbodems komt hij in hoofdtrekken ovei\'een
met dezen klassieken coccus, het avirulent zijn der
bouillon-,gelatine- en agar-culturen kan men verklaren uit
de chemische samenstelling dezer voedingsbodems. De
eigenaardige pathogene eigenschappen komen overeen
met die van den meningococcus van
Fod en Bordoni-
Uffreduzzi.,
die eveneens pi\'ogressieve ontstekings-oede-
tnen na subcutane enting zagen ontstaan. In de me-
ningen kwam bij dit geval dus een pneumococcus met

-ocr page 65-

49

verzwakte vh-ulctitie vooi-, welke bij nog zeer snel ver-
loor ; alleen op serum van konijnenbloed, een bijna na-
tuurlijken voedingsbodem, gedroeg hij zich als in het
dierlichaam. Wegens den korten levensduur van het
micro-organisme werden geen proeven verricht om me-
ningitis te verooi\'zaken. Had reeds
Eberth een af-
beelding van liet aan diplococcen zoo i\'ijke exsudaat in
een geval gegeven,
Ortmann teekent een doorsnede van
den localen haard welke op de injectieplaats bij een
muis is ontstaan, terwijl
Renvers{73) doorsneden van-
het ruggemerg van een 34jarige vrouw aan den Verein
f. innere Medicin demonstreei\'t, welke patiënt aan cere-
bro-spinaal-meningitis was overleden. In de infiltraten
der pia mater komt hier (behalve enkele strepto- en
staphylococcen) de diplococcus pneumoniae voor.

In ditzelfde jaar verschijnt in Frankrijk een nieuwe
mededeeling van
Netter (71), die thans in het geheel
25 gevallen van cerebro-spinaal-meningitis heeft onder-
zocht, waarvan 16 door den pneumococcus, 2 door
den diplococcus intracellularis zijn veroorzaakt. Als
deze zelfde
Netter, de kenner der pneumococcus-aan-
doeningen, in 1890 zijn zoo heldere studie (84)
over den pneumococcus geeft, deelt hij mede, dat hij
aan de mededeeUngen van andere auteurs (met name
Weichselbaum, Monti, Banti, Patella) ontleent, dat bij
45 etterige meningitiden 27maal de pneumococcus werd

4

-ocr page 66-

50

gevonden, waaruit blijkt, dat deze bacterie dikwijls bij
meningitis acuta voorkomt.

»Le pneumococque est sinon la cause exclusive
au trioins la plus fréquente des méningites suppuiées
sporadiques et sans doute aussi épidemiques."

De kennis der epidemische cerebro-spinaal-meningitis
is in de laatste jaren weinig vooruitgegaan ; met het
meer algemeen doordringen van de kennis der bacte-
teriologische techniek wordt wel het aantal der bacte-
riologisch onderzochte gevallen van meningitis grootei-
en blijkt telkens hoe dikwijls de pneumococcus in \'t
algemeen bij meningitis aanwezig is. Gevallen van
traumatische meningitis a pneumococco worden herhaal-
delijk gepubliceerd
(Netter (80), Alex. Fraenkel (78),
Ellerhorst (76), Holt en Prudden (85), etc.), een dei\'ge-
lijke meningitis na een tumor cerebri neemt
Netter
waar, Ortmann na een sarcomateusen neuspolyp. Bij
enkele dezer gevallen wordt als plaats van herkomst
der bacterie de neus genoemd (o. a.
Ortmann en Sam-
ter (77)
in 8 gevallen).

Van belang ook voor ons onderwerp is eene mede-
deeling van
Boulay et Courtois-Suffît (bij monde van

-ocr page 67-

51

Deboue) (75) in de Société médicale des Hôpitaux de
Pai\'is gedaan; zij trekt daarom de aandacht, omdat
zij aanleiding gaf tot een discussie met
Netter
ovei\' de quaestie : kan men aan het exsudaat
der meningen macroscopisch waarnemen of dit door
den pneumococcus is veroorzaakt?
JJebove deelde na-
melijk een geval mede van meningitis gepaard met
peritonitis, beide veroorzaakt door den pneumococcus.
In de meningen was een «pus verdatre, crémeux, épais,
plastique" en uit die qualiteiten van den etter kan men
reeds onderstellen, dat men met den pneumococcus
te doen heeft. Hiermede is echter, zooals blijkt uit
de discussie.
Netter het niet eens, en aan zijn zijde schaart
zich ook
Baumgarten.1)

Uit den laatsten tijd heb ik nog twee mededeelingen
te refereeren, die beide uit een bacteriologisch oogpunt
onvolledig zijn.

(Jeheke {^i)) deelt twee gevallen van primaire cerebro-
spinaal-meningitis mede, die bijzonder rapide verliepen.

■BÉ

-ocr page 68-

52

waarvan een reincultuur op agar gelukte, doch welke
daarna afstierven.
Mills (89) be.schrijft een geval van
croui)euse pneumonie gepaard met meningitis, waarbij
coccen gevonden zijn, die zich volgens de methode van
Gram niet kleurden. Uit het referaat over deze ver-
handeling, dat mij alleen ten dienste staat, is het niet
duidelijk, welk micro-organisme hier bedoeld wordt, of-
schoon de schrijver spreekt van een »méningite ä pneu-
mococques" ; trouwens ook het referaat kan schuld zijn
aan mijn onwetendheid in dezen, daar de referent mot
deze naïve phrase sluit: «In diesem Falle wurde also
der eiterige Prozess nicht von den gewöhnlichen Eiter-
kokken sondern von den Pneumokokken hervoj\'gerufen.

Gelukkig is zooals ook uit liet voorgaande zal geble-
ken zijn onze kermis der pneumococcen wel iets grooter
dan door dezen schrijver wordt verondersteld!
lu de meningen dezer cadavers werden door
Bibbert
kettingvormig, aaneengeschakelde coccen gevonden.

-ocr page 69-

II.

Iti vergelijking met de rij van mededeelingen over
coccen — met name diplococcen — in liet exsudaat
hij cerebro-spinaal-meningitis gevonden, zijn de vondsten
van bacillen zeldzaam, doch ook met deze dienen wij
hier rekening te houden.

Netter had in 1887 een geval van primitieve spo-
radische cerebro-spinaal-meningitis medegedeeld, waarbij
hij in het exsudaat onder andere bacterieën aantrof «des
bacilles flexieux, tres fins" een mededeeling van niet
veel waarde, daar nadere bijzonderheden ontbieken.
Neimann en Schaefer(S7) verrijkten in hetzelfde jaar
de leer der aetiologie der meningitiden met een «tot
dusver onbekenden pathogenen bacil." Het sectieverslag,
dat zij van het geval van purulente meningitis geven,

-ocr page 70-

54

waarbij deze bacillen «in reincultuur" zijn gevonden,
is helaas vrij onvolledig; daaruit schijnt echter te blijken,
dat deze meningitis vooral een cerebrale was. Over
het ruggemerg leest men: «Der Duralsack des Rücken-
marks erscheint im Lendentheil dicker, nach der Erölï-
nüng fliesst aus ihn circa 2 Theelöllel eitriger Flüssigkeit
ab. Die Pia ist frei." Met een typische cerebro-spinaal-
meningitis hebhen wij hier dus niet te doen. In uit-
voerige details over den door hem in dit geval gevon-
den bacil, die. gedoopt werd: bacillus meningitidis
purulentae zal ik niet treden. In vele opzichten komt
hij overeen met bacterium coli commune ; doch verschilt
daarvan behalve door kleinigheden in den vorm, doordat
hij geen gistingverwekkend vermogen bezit.

Nadere mededeelingen over dezen bacil trof ik niet aan.

Het jaar 1889 brengt een uitvoerig onderzoek van
Adénot Deze auteur deelt een geval van meningitis

acuta, dat te Lyon voorkwam mede. Bij de autopsie
wordt hier »une infiltration abondante gélatineuse de
la pie mère" gevonden, terwijl — wat met het oog
op de gevonden microbe belangrijk is — darm en
milt normaal waren. Het is een niet geringe fout bij
deze mededeeling, dat met geen enkel woord over de
spinale meningen wordt gesproken, waardoor het waar-
schijnlijk is, dat het onderzoek van het ruggemerg niet
geschied is en dus het bestaan van een cerebro-spinaal-

-ocr page 71-

55

meningitis mogelijk is, In het exsudaat der cerebrale
meningen vindt
Adénot staafjes in reincultuur «die hij
voor typhusbacillen hield, hoewel de aardappelenculturen
niet met die van bacillus-Eberth overeenkwamen."

Volgens Smeek Henkemans hebben wij in dit geval
met Bacterium coli commune te doen, bij welk oordeel
ik mij gaarne aansluit.

Deze mededeelingen van meningitis-gevallen, waarbij
staafjes gevonden worden, die soms op den typhus-
bacil gelijken, leiden mij tot de vraag: zijn ook bij
Typhus abdominalis bacterieën in de meningen ge-
vonden ?

Dat meningitis dikwijls bij typhus abdominalis op-
treedt, weten wij uit de kliniek, In de verhandelingen
van het 5^® congres »für innere Medicin" komt van
de hand van
Curschmann voor: Bemerkungen über das
Verhältniss des Centrainervensystems bei acute Infec-
tionskrankheiten(2d)
; daarin merkte hij o. a. op, dat
voo>" de meningitis bij typhus wederom de zoo moeilijke
vraag oprijst «stellt die Entzündung der Meningen le-
diglicli eine Theilerscheinung des typhösen Prozesses
dar, welche auf die Umhüllung des Centrainerven-
systems zurückzuführen ist, oder handelt es sich um
Complicationen im stricten Sinne d. h. um das gleich-

^noeck Henkemans. ßacterium coli commune ; diss Utrecht 1892.

-ocr page 72-

56

zeitige Befallensein eines Individuums von zwei Infec-
tionskrankheiten einem Abdominaltyphus und einer
genuinen Cerebrospinalmeningitis? Vielleicht kommen
beide Fälle vor." Voor het samentreffen van twee
ziekten spreekt echter het feit, dat beide infectieziekten
dikwijls gelijktijdig onder de bevolking heerschen. Men
ziet het, aan slechts twee mogelijkheden wordt door
Curschmann gedacht 1" meningitis door typhusbacil
veroorzaakt, 2° meningitis als aparte infectieziekte ;
terwijl toch als derde mogelijkheid een infectie der
meningen door andere bacterieën, welke het door den
typhus minder resistente lichaam invadeeren, voor de
hand ligt. De specifieke kiem der epidemische cerebro-
spinaal-meningitis behoeft dit niet te zijn Hoe gemak-
kelijk kan men zich vooi\'stellen, dat in de zieke darm
l)acterieën worden opgenomen in de circulatie, die zich
later in de meningen nestelen !

flet mag van groot belang heeten nader na te gaan
welke bacterieën als oorzaak de cerebro-spinaal-menin-
gitis bij typhus worden gevonden, want alleen door de
cerebro-spinaal-meningitis in al z^n wijzen van optreden
te bestudeeren zal men komen tot eene verklaring der
aetiologie der epidemische cerebro-spinaal-meningitis.

G. Baux (bS) geeft ons een dergelijke mededeeling.
Een sporadisch geval van cerebro-spinaal-menigitis komt
in het Hôpital militaire de la Charité ter sectie. Er

-ocr page 73-

57

wordt acute meningitis, geringe miltzwelling benevens
ulceratie van solitairfollikels en Peyersche plaques
gevonden. Bij enting krijgt men alleen uit het miltsap
culturen en wel reinculturen van een bacil, die gelijkt
op een bacillus typhi. Uit dat alles schijnt
Roux de
conclusie te trekken, dat die cerebro-spinaal-meningi-
tis door dien bacil is veroorzaakt. Terecht wordt van
Duitsche zijde op zulk een gevolgtrekking aanmerking ge-
maakt.
Baunif/arten, dit geval vermeldende veronder-
stelt, dat hij hier te doen heeft met een meningitis
cerebro-spinalis door pneunrococcen bij typhus waarbij
dan de pneumococus in het menigeaal exsudaat zou
zijn afgestorven. De kritikus phantaseert hier even
sterk als hij, dien hij van phantasie beschuldigt. Men
leert echter uit dit referaat van
Baumgarten, welk
een belangrijke rol, hij den pneumococcus toeschrijft
in de leer der cerebro-spinaal-meningitis en hoe zeld-
zaam de mededeehngen over bacillen bij meningitis
zijn; anders toch zou een dergelijke onvolledige mede-
deeling zeker met stilzwijgen zijn voorbij gegaan.

Van even weinig waarde is de mededeeling van
Freyhmi die zonder eenig bacteriologisch onderzoek
te verrichten, het waagt van een meningitis door den typhus-

-ocr page 74-

58

bacil te spreken, omdat de doorhem beschreven meningitis
bij typhus abdominalis voorkomt. Dergelijke mededeelin-
gen, die nog te dikwerf voorkomen, wijzen er op, hoe nog
vele patholoog-anatomen niet doordrongen zijn van het feit,
dat een obductie van een lijder aan een infectieziekte
niet volmaakt is zonder bacteriologisch onderzoek.
Kamen echter deelt een geval mede van typhus
abdominalis, waarbij zoowel in de milt als in het
exsudaat der meningen staafjes werden gevonden, die
hem bij de cultuur typhus-bacillen bleken te zijn. Hij
beschouwt deze bacillen als oorzaak der meningitis.
Het voorkomen der typhusbacillen in het exsudaat der
menigitis bij typhus was vóór dezen auteur reeds waar-
schijnlijk gemaakt, toen
Curschmann mededeelde, dat hij
typhusbacillen bij typhus in ruggemerg en cortex cerebri
liad gevonden bij een geval van myelitis acuta bij
typhus.

Willende weten, hoe de stand van het onderzoek
tegenwoordig is, wend ik mij tot het Traité de méde-
cine1), waarin
Chantemesse een uitstekend hoofdstuk
over den typhus abdominalis schreef. Hij wijst er daarin
op, dat bij typhus voorkomt »une veritable méningo-
encephalite typhique avec présence de bacilles d\'Eberth
dans l\'exsudat (Fernet)", Hij zelf vond bij 8 cadavers

-ocr page 75-

59

viermaal den typhusbacil in de cerebrale meningen.
Fernet, wiens naam hier door Ckantemesse wor\'dt ge-
noemd, heeft 3 Juli 1891 aan de Société médicale des
hôpitaux een geval van meningitis medegedeeld ; meerdere
mededeelingen van dien auteur hierover trof ik echter
niet aan.

De door mij gestelde vraag kan dus in bevestigen-
den zin worden beantwoord. Kr worden werkelijk
typhusbacillen in de meningen bij de meningitis bij
typhus gevonden. De waarschijnlijkheid is dus aan-
wezig, dat de typhusbacil in staat is deze afwijking
bij den mensch voort te brengen en de mogelijkheid,
niet van de hand te wijzen, dat cerebro-spinaal-
meningitis wellicht schijnbaar primair, door dezen
bacil kan worden veroorzaakt. Steekhoudende argu-
menten voor deze meening bezitten wg tot nog toe
echter gelieel niet ; in het geval van
Neumann en
Srhaefer hadden wij wel met een »typhoidigene"
(Roux) bacil te doen, maar niet met den typhus-
bacil zelf.

-ocr page 76-

111.

Na in de vorige hoofdstukken ons te hebben bezig-
gehouden met het vele dat elilers over ons onderwerp
geschreven staat, is het hier de plaats stil te staan bij
de gevallen, welke aanleiding waren tot samenstelling
van dit proefschrift:

Vrouw F}., 30 jaren oud, VI para, gravida in de
10" maand, werd volgens mededeeling der familieleden
Zondag 28 Februari vrij plotseling ziek, klaagde
over hevige pijnen in hoofd en extremiteiten en had
veel dorst. Dinsdag 1 Maart kreeg patiënt hevige
«stuipen» en werd \'s Woensdags naai het ziekenhuis
vervoerd, waar in den laten avond van dien dag de
sectio caesarea werd verricht, waarbij een levend kind
van 8 KG. uit den uterus werd verwijderd.

-ocr page 77-

61

Omtrent de diagnose deelt Prof. Halbertsma mij wel-
willend het volgende mede: »Het moest onbeslist blij-
ven of hier een primair cerebraalproces of een bloed-
uitstorting ten gevolge van eclamp^ie aanwezig was.
Weinig neiging had ik daarom om in te grijpen.

Toen echter de pols slechter en slechter werd (de
frequentie klom tot 154 in de minuut), de ademhaling
gedurende ongeveer een minuut stilstond en de partus
zeer weinig vorderde, bleef er om het kind ten minste
nog te redden niets anders over dan sectio caesarea."
Uit de verdere mededeelingen, die mij van de zijde dei-
kliniek werden gedaan stip ik aan, dat bij de operatie
de placenta in het onderste gedeelte van den uterus
aan den voorwand geadhaereerd werd gevonden, dat zij
zeer weinig werd gelaedeerd en dat de navelstreng di-
rect na de extractie van het kind werd afgebonden.
De vrouw stierf den volgenden morgen (3 Mrt) te 5
uren. Des namiddags werd door mij de obductie ver-
richt en
0. a. het volgende geconstateerd.

»Vrouwelijk cadaver van krachtigen lichaambbouw,
rigor mortis aanwezig. Het onderhuidsche celweefsel
der schedelbedekking is zeer oedemateus en bloedrijk.
De dura mater is vrij ondoorschijnend, In den sinus
longitudinalis bevindt zich een lang stolsel, vóór gela-
tineus èn achter- zwartrood. De binnenvlakte der dura
mater is links vóór bedekt met een vrij adhaerente

-ocr page 78-

62

purulent-fibi\'inense massa. De pia mater vei tount vooral
in liet voorste gedeelte een korrelig mat oppervlak; in
de mazen der dunne vliezen ziet men ter plaatse dei\'
sulci een groengele pus opgehoopt, die op enkele plaat-
sen de gyri aan het oog onttrekt. Dit exsudaat strekt
zich over de geheele convexiteit uit, doch is links voor
in de grootste hoeveelheid voorhanden. De venae der
convexiteit zijn matig gevuld. Aan de basis der her-
senen is eveneens in de pia veel pus aanwezig. De
dura mater van het ruggemerg is glad van oppervlakte;
de pia mater is hier en daar bedekt met een purulente
massa, die hier in veel geringer quantiteit aanwezig
is dan in de cerebrale pia.

Behalve eenige hyperaemie en diffuus oedeem zijn
in de longen geen afwijkingen te vinden, liet slijm-
vlies der bronclii is bedekt met een laag muco-pus, die
vrij adhaerent is; het vertoont de verschijnselen van
acute en chronische bronchitis.

In den pus der meningen werd een zeer groot aan-
tal dipiococcen geconstateerd, welke bij nader micros-
copisch onderzoek volkomen identisch bleken te zijn
met den diplococcus pneumoniae
{Fraenkel). Anderi\'
bacterieën waren in dit exsudaat niet aanwezig. Buis-
jes met Löffler\'s serum, waarop een platinalis met

-ocr page 79-

63

dezen pus werd uitgestreken bleven (bij 30°) steriel;
vermoedelijk waren de micj\'o-oiganismen op de plaats,
waarvan geënt werd reeds afgestorven, hetgeen ook
het later microscopisch onderzoek der meningen waar-
schijnlijk maakte.

Uit het bovenstaande blijkt, dat men hiei\' te doen
heeft met een geval van een door den pneumococcus
ver^oorzaakten meningitis cerebro-spinahs, welke niet
vergezeld is van pneumonie.

Mocht deze obductie een belangwekkende genoemd
\\voi\'den, dubbel interressant werd zij ons in veibantl
met hetgeen door mij bij de autopsie van den kleinen
»Caesar," die vijf en een hal ven dag in leven bleef wen!
gevonden.

Uit het sectieverslag van dat kind vermeld ik hot
volgende:

»Mannelijk cadavertje, huid in \'t algemeen geelwit,
liuid van het abdomen groen gekleurd. Uitgebreide
hypostatische lijkevlekken aan de rugzijde van romp en
exti-emiteiten. Rigor mortis reeds verdwenen. De op-
pervlakte der hersenen ziet er gelatineus uit, in de
mazen der dunne hersenvliezen is een geel vocht aan-
wezig, dat op enkele plaatsen rondom de groote venae
der convexiteit duidelijk purulent is. Ook aan de sche-
delbasis vindt men in de middelste schedelgroeve
pus.

-ocr page 80-

64

ïn de mazen der dunne vliezen van het ruggemerg
is hier en daar fibrineus-etterig exsudaat aanwezig.

De lechter pleuraholte bevat een weinig vocht, dat
slei\'k purulent is; de pleura der onderkwab en van
een deel der bovenkwab is bedekt met een geelgroene
librinernembraan. In geen der beide longen is van
ontstekingshaarden iets te bespeuren, alleen kan men
uit het onderste gedeelte van den rechter onderkwab
uit de kleine bronchi enkele druppels muco-pus druk-
ken.

De navelsti\'eng is gemunmiiticeerd, de navelvaten met
hun omgeving en de lever zijn normaal.

Uit het microscopisch onderzoek bleek mij dal in
het exsudaat der meningen dezelfde diplococcus als hel
ware in reincultuur aanwezig was als ook in de me-
ningen der moeder in zoo gi\'oote massa was aange-
toond. iVlet geringe moeite verkreeg men met de
methode van
Gram zeer fraaie praeparaten. Tevens
bevond zich deze bacterie in het bloed vaïi de rechtej\'
kamer, waar zij duidelijke kapsels vertoonde, terwijl zij
ook in <le capillairen van lever en nier bij miciosco-
j.)isch onderzoek van doorsneden werd gevonden.

Zooals men weet is het echter niet geoorloofd alleen
op het microscopisch onderzoek afgaande den diplococ-
cus pneurnoniae te diagnosticeeren.

Ik ging dus over tot kweeking der gevonden microbe.

-ocr page 81-

65

Ik stel daarbij voorop, dat ik uit het materiaal, dat
het kindercadavertje my opleverde, geen plaatculturen
vervaardigde. Dit zal wellicht door enkelen als een
groote fout worden beschouwd en men zal wellicht ge-
neigd zijn het geheele bacteriologisch onderzoek juist
om dit verzuim van nul en geener waarde te ver-
klaren.

Hiertegen neem ik de vrijheid op te merken dat,
waar door het microscoop in versehe praeparaten de
aanwezigheid van slechts een vorm van diplococcus
was aangetoond, de methode door mij gevolgd even
goed en minder tijdroovend — in de sectiekamer
\\vaarlijk geen gering voordeel — mag worden beschouwd.
Ik streek op eenige buisjes achter elkaar het entings-
materieel uit en verkreeg uit het bloed van het
rechter hart, uit den pus der cerebrale meningen
en uit het pleuritisch exsudaat op agar-agar en L. serum
direct reinculturen van den diplococcus. De cultuur-
bodems van glycerine-agar, vervaardigd zooals dat op
het Pathologisch laboratorium gebruikelijk is, bleven
steriel, ook in mijn verder onderzoek wilden de diplo-
coccen op dezen glycerine-agar slecht of niet groeien.

Op agar-agar daarentegen kwamen kleine doorschij-
nende knopjes, als het ware een dauwbeslag te voor-
schijn, die zoo volkomen op de kolonieën van den
diplococcus pneumoniae geleken, dat het mij ook in

-ocr page 82-

66

het verder onderzoek onmogelijk was zonder het etiquet
te raadplegen buisjes afkomstig van dit geval van
corclno-spinaal-rneningitis te onderscheiden van culturen
al komstig van een croupeuse pneumonie uit het Mili-
tair Hospitaal te Uti\'echt.

De bacterieën kleurden zich gemakkelijk met aniline-
kieurstotlën, ook volgens de methode van
Gram, zij
ve,rtoonden den vorm van een vlam. De bacterieën in
liet exsudaat vertoonden een kapsel, die echter in do
[)r\'aeparaten met canadabalsem onzichtbaar was gewor-
den. In de agarculturen was deze kapsel niet, in die
op Lölller\'s serum mi en dan zeer duidelijk voorhanden.

Op de hiernevensgaande tabel kan men de reeks
der gemaakte culturen nagaan. Men zal het wellicht over-
bodig achten voor een onderzoek als het onderhavige
een dergelijke tabel af te drukken. Ik mag mij daarbij
echter\' zeker wel op het gulden woord van hlügde be-
roepen : »Experimentelle Untersuchungen lassen eine
genaue Mittheilung der\' Methoden und Versuchsprotocolle
wütischenswerth erscheinen, da ohne solche eine Controle
und Vergleichung mit anderen Versuchsi^eihen unmög-
lich ist."1)

Ik ga thans over tot de mededeehng der dier-experi-

1  Zeitschrift für Hygiène. DI. I.

-ocr page 83-

REEKS A

Bloed van atritim dextrum van „Caesar,
generatie

% " T>

3=
¥

1

/;i agar
/g agar — injectie bij konijn (Pr I)
agar — injectie bij muis (Pr. II)

REEKS B

\'O/, — L. serum
11/

TABEL VAN CULTUREN,

Bloed van atrium dextrum van muis (Pr, II).

generatie agar — injectie bij konijn en muis (Pi. Til en lY]
\'2\' » »

\'3

)■> •■\'Va «
» -"/o L. serum

» ■fi/s »

REEKS D.

enz.

» — injectie bij konijn (Pr. VI).

(hiervan agarcultuur: injectie
[bij konijn (Pr. Vtl).
» — injectie bij konijn (Pr. VIII).

» — injectie bij konijn (Pr. IX).

4.

5=

REEKS C.

Ic generatie L. serum.

l«: geneiatie L. serum

» — injectie bij Iconijn (Pr. V).

2c

))

enz.

»

enz.

»

)«/

enz.

17o

14/

\'4

enz.

28^

»

\'•/. 1

-ocr page 84-

68

menten, welke ik verrichtte oni nader met de gevonden
bacterie kennis te maken. Zooals uit de tabel blijkt
werd van het kiiider-cadavertje niet direct op het proef-
dier geënt. Eerst met de derde generatie in vitro had
dit plaats.

PROEVEN.

Proef 1.

Zwart konijn (gevv. 2350). 12/3,

Een agarcultuur der\' 3^ generatie wordt met
2 ccM. gesteriliseerde pliysiol. keukenzoutsolutie aan-
gemengd. Van deze suspensie wordt 1 ccM. subcutaan
in den rug geïnjicieerd.

13/3 het konijn vertoont ietwat verhoogde tem-
peratuur, overigens geen ziektevei\'schijnselen. Een
druppel bloed, ontnomen aan de oorvena, is vrij van
bacterieën.

Proef II.

Witte muis, 13/3. \'s namiddags 4 uur.

Een agarcultuur der 4e generatie oud ± 28 uur
wordt als boven behandeld en daarvan 0.15 ccM. bij
een muis onder de huid bij de staart ingespoten.

14/3. \'s namiddags 12.30 muis sleept met achter-
pooten. 4 uur muis sterft.

8 uur obductie (bij kunstlicht)
subcutaan oedeem over geheelen romp. Geen ettering

-ocr page 85-

fU)

op plaats van injectie. Aan de organen niets bijzon-
ders. Geënt uit de milt en het bloed der rechter
kamer; uit beide reincultuur van diplococcen.

Proef UI, zwart konijn van proef I.

Een agarcultuur wordt gesuspendeerd in ccM,
physiologische keukenzoutoplossing en onder de rughuid
ingespoten.

Konijn vertoont geen ziekteverschijnselen.

Proef IV, witte muis. Van een agar-cultuur, wordt
een hoeveelheid als bij proef
II ingespoten, zojuler
eenig resultaat.

Na deze weinige experimenten scheen het dus, dat
de diplococcus, welken ik gevonden had, al zeer weinig
virulent was. Van deze drie proefdieren succombeerde
slechts één. Pr\'oef III mogen wij in zoover niet laten
gelden als bewijs voor het niet virulent zijn van o?izeri
diplococcus, omdat de mogelijkheid bestaat, dat het
dier door de eerste injectie immuun was geworden.

Was er geen middel om de virulentie van dezen
diplococcus te doen toenemen? In het Pathologisch
laboratorium waren juist proeven genomen om verzwakte
bacterieën door snelle overzetting in waterstof- of zuur-
stofatmospheei\' vvedei\'om vimlent te maken. Het lag

-ocr page 86-

70

voor de hand dit ook eens met onzen diplococcus te
beproeven.

Vandaar, dat voortaan op Löffler\'s serum, zijnde de
voedingsbodem, waarop de coccus bijzonder goed groeide,
zoowel in 11- als in 0-atmospheer de coccen werden
overgezet. Met de 8® generatie van deze reeks wei^i
wederom op agar geënt (\'wegens tijdelijk gebrek £ian
L. serum) en met deze cultum- werd het volgende ex-
periment genomen.

Proef v.

Grijs konijn, (gew. 1.850) 18/4; II uur v. m.

Een 20 uur oude agarcultuur der 8« ll-generatie
wordt gesuspendeerd in gesteriliseerde zoutsolutie (1 cc^l.V
Hieraan wordt 0,8 ccM subcutaan bij een konijn (rug)
geïnjicieerd.

De eerste dagen eet het konijn weinig.

19\'4. Het konijn zit stil iti het hok, richt zich
slechts langzaam op, als het wordt omgelegd. t=39, l

Ietwat diarrhée.

20/4. Het konijn wordt \'s morgens dood gevonden.

Sedieversla/f. : (20/4, 11 uur v.m.) Bij insnij-
ding in den buikwand wordt in den omtrek van de
linea alba in het subcutaan weefsel een massa dikke
(ibrineuse pus gevonden. De geheele subcutis is oe-
demateus. Op ile plaats der injectie zijn een paar
bloeduitstortingen. Er is geen peritonitis; geen me-

-ocr page 87-

71

ningitis cerebralis. Bij het wegpraepareereii der wer-
velbogen blijkt de dura mater van buiten bedekt met
een bruinachtige fibrine-membraan, daardoor wordt
het ruggemergskanaal zoo gevuld, dat het uitpraepa-
reeren lastig is. Bij het uitnemen van het ruggemerg
blijkt, dat het exsudaat zich tot de hoogte der spina
scapulae uitstrekt. De wervels zelve zijn alle intact.
Naast de wervelkolom is nergens een spoor van ex-
sudaat in de subcutis aanwezig.

Bij het microscopisch onderzoek blijkt, dat in het
exsudaat een groote massa dipiococcen (reincultuur)
aanwezig is. Uit het perimeningitisch exsudaat wonit
op L. serum een reincultuur der dipiococcen verkregen.
Het pericardiaal vocht bevat vele der dipiococcen (ge-
kapseld); in het bloed van het hart zijn er enkele slechts
aanwezig; uit dat bloed wordt echter eveneens een
reincultuur gekweekt.

Diagnosis : Perimeningitis spinalis acuta a diplococco.

Proef VI.

Grijs konijn, (gew. 1880). 18/4; 11,30 v.m.

Een 20 uur oude O-cultuur der generatie wordt
behandeld als bij proef V en daarvan wordt 0,8
ccM. der supensie subcutaan ingespoten.
18/4. —10 uur. Het konijn ligt op zijde, is moribundus.

11 uur. Het konijn gedood, door een nekslag.

Sectieverslag : De darmlissen zijn aan elkaar ge-

-ocr page 88-

72

kleefd door fibrine: in het fibrineuse exsudaat komen
tal van diplococcen voor. De milt is ietwat gezwollen
en bedekt met fibrine. Het bloed der vena cava bevat
diplococcen, er is geen pericarditis, geen pleuritis; de
longen zijn normaal.

De meningen : In de ruimte tusschen cerebrum en
cerebellum aan de convexiteit, bevindt zich troebel
vocht, dat bij microscopisch onderzoek blijkt te zijn een
exsudaat met tal van diplococcen. Dit is ook voorhanden
aan de basis cerebri. Na opening van de wervelkolom
blijkt de dura van het ruggemerg gespannen te zijn,
van buiten is zij normaal, de pia is vooral in het
lendengedeelte vol roode vlekjes. Het vocht der sub-
durale ruimte bevat talrijke diplococcen. Uit het bloed,
het exudaat der meningen en dat uit het peritoneum wor-
den culturen aangelegd; in al de buisjes krijgt men
een reincultuur van diplococcen.

Diagnosis : Leptomeningitis cerehro-sjnnalis acuta.

Deze resultaten, die ik absoluut niet had durven
verwachten, spoorden mij aan op den ingeslagen weg
door te gaan.

Thans werd een enting verricht van een agarcultuur,
afkomstig uit het meningeaal-exsudaat van Proef VI.

Proef VII,

Grijs konijn, met gelen neus, (gew. 1970),

19/4. Van de bovengenoemde cultuur, oud 26 uur (bij

-ocr page 89-

73

33°) wordt 0,8 ccM geïnjicieerd na suspensie in l ccM.
keukenzoutoplossing, subcutaan in den rug.

Het dier is in de eerste dagen ziek, doch herstelt
zich. 29/4 Het dier wordt door nekslag gedood.
See-
tieverslag:
| ingedikt exsudaat rondom de plaats van
injectie en in \'t subcutaan weefsel van den buikwand,
Overigens alles normaal. Geen meningitis.

Proef VUL Lichtbruin konijn, (gew. 1810) 20/41 2 uur.
Van een cultuur der
12e generatie op L. serum, gesuspen-
deerd in het condensatiewater. waarbij
0,8 ccM physioL
zoutsolutie is gevoegd, wordt
1 ccM geïnjicieerd ondej^ de
huid.
24/4; het konijn ligt \'s morgens dood in \'t hok, (het
is nog warm).
Sectiever slag: Bij de huidsnede blijkt er
in het subcutaan weefsel een fibrineus exsudaat te
zijn, dat zich over de geheele buikzijde uitbreidt van
de plaats van injectie aan den rug uitgaande. Er is
geen peritonitis, doch sterke zwelling van de milt, die
zeer broos is. Er is geen pericarditis; de beide longen
zijn hyperaemisch. Tusschen cerebriim en cerebellum is
eenig vocht, dat diplococcen bevat, en enkele leucocyten.
Op de pia der cauda equina eenige puntvormige hae-
morrhagieën. Overigens is aan het ruggemerg niets
te zien. Ook in het vocht der piaalzak bevinden zich
enkele diplococcen. Bij microscopisch onderzoek van
doorsneden van het cerebellum en het ruggemerg is
meningitis niet aan te toonen.

-ocr page 90-

74

Diagnosis: Oedema fibrinosutn subcutaneum; Meningitis
incipiens. (??)

Proef IX.

Zwart konijn, (gew. 2210).

2/54 subcutane injectie van O ccM van een Lölï-
ler\'s-serumcultuur der 17® generatie. Leeft 5-5 nog.

Proef X.

4/5 subcutane injectie van bonilloncultuur, on(]
24 uur, uit reeks D, 27^ generatie geënt.

a. grijs konijn (1280), 6 ccM (V,. 7o)- 0/5
gestorven. Sectieverslag: exsudaat op plaats van injectie.

h. wit konyn (1860). 14 ccM (1 "/o) 6/5 gestor-
ven: veel oedeem van den buikwand. Green meningitis.

c. zwartbont konyn (1860). 20 ccM. (IV, „/„) 6 5
gestorven. Gering oedeem op plaats van injectie, geringe
miltzvvelling. Geen meningitis.

Overzicht der genomen experimenten.

Gaat men de reeks der proeven na, zoo ziet men,
dat de culturen in de eerste generatieën een onregel-
matig resultaat gaven. Bij één muis verwekten zij
typische septicaemie, terwijl de andere twee proef-
dieren niet geïnfecteerd werden. Toen echter de enting
werd verricht met culturen, die dagelijks waren over-
gezet, kwarn ik tot een verrassend resultaat.

-ocr page 91-

-------

W:

75

Na eene subcutane injectie ontstond eetunaal bij een
konijn een perimeningitis acuta spinalis, ongetwijfeld
veroorzaakt door onzen diplococcus. Was dat resultaat
met liet oog op de gevallen, waaruit deze bacterie afkomstig
is, intei\'essant, van geheel anderen aard was, hetgeen
de injectie van de herhaaldelijk snel overgezette zuur-
stof-cultuur veroorzaakte.

Bij een dergelijke proet (subcutane injectie bij een
konijn) toch ontstaat een
Leptom,enin!jitis cerebro-spinalis,
terwyl bij dit proefdier geen pneumonie wordt ge-
vonden. Spoorde dit resultaat aan tot nader onder\'zoek,
liet mocht ons zooals men uit de proevenr^ij zien kan,
geen enkel maal meer gelukken, deze ontsteking der
meningen te ver-oorzaken. Meestal gaf de injectie aan-
leiding tot een exsudatie in het subcutaan weefsel,
soms,
o. a. door de injectie van bouillonculturen, ont-
stond septicaemie.

liet schijnt vermetel op dit eene geval van expei\'i-
rnenteele cerebro-spinaal-meningitis een proefschrift op
te bouwen. Doch voor men oordeele over de waarde
van dit expernment, ga men met mij na, wat er in de
litteratuur over de experimenteele meningitis bekend is.

-ocr page 92-

IV.

Het ligt voor rle hand, dat rnen met een bactei-ie,
welke men oorzaak der meningitis onderstelt, proeven
verricht om bij dieren een ontsteking der hersen-
vliezen op te wekken. Op verschillende wijzen kan
men daarbij te werk gaan.

Wat de verschillende auteurs, die over micro-orga-
nismen bij meningitis schreven, op experimenteel gebied
verTicht hebben, zij hieronder vermeld.
Fraenkel klaagt
in zijn mededeeling over pneumococcen bij cerebro-
spinaal-meningitis bij pneumonie (17), dat het hem
tot nu toe (24 Maart 1886) niet gelukt is bij de
voor de pneumococcus-infectie vatbare dieren dooi^
enting een meningitis te veroorzaken. Hij geeft gaarne

-ocr page 93-

77

toe, dat dit een leemte is, die echter wellicht verklaar-
baar is, — zoo meent hij— als men in aanmei\'king neemt,
dat proeven, die hij vroeger nam om met den
Strep-
tococcus pyogenes meningitis bij proefdieren te ver-
ooi\'zaken, evenzoo tot een negatief resultaat leidden.

In een latere verhandeling (28) van Fraenkel, spreekt
hij terloops van »Meningitis-Übertragungen bei Thiere,"
welke hij had verricht met de reinculturen van de
uit het exsudaat der pia verkregen pneumococcen (ge-
val lï: roode hepatisatie der longen, meningitis cerebro-
spinalis).

Hij zal »gelegentüch an anderer Stelle," daarover
berichten. Die publicatie verscheen echter niet.(1)

In de eerste mededeeling van Foa en Bordoni- Uffre-
duzzi
leest men dat zij na trepanatie een directe
enting onder de dura mater van een konijn met »rae-

1  Hierover mocht ik van Prot. Fraenkel o[) mijn flesbetretïcniie
vraag- de mededeeling ontvangen dat de dooi- hem bedoi-lde experi-
menten aldus genomen werden : Of van de orbila uit door de fissurii
orbitalis of na trepanatie wei-den de meningen met ])nenmococeu ge-
infecteerd. »Slechts enkele malen gelukte het echter een uitgebreide
ontsteking der meningen te veroorzaken, meestal bepaalde zich het

resultaat tot...........op de plaats van enting, terwijl purulente

pseudo-membranen, als bij den mensch worden gevouilen, noult ont-
stonden,»

-ocr page 94-

78

iiingococcus" deden, waarop zij een algemeene infectie
met sterke miltzwelliiig en meningitis endoci\'anica totalis
benevens hyperaemie der spinaal-meningen zagen ont-
staan, Overal vonden zij meningococcen tot zelts in
de capillairvaten der hersenschors. In hun uitvoerige
verhandeling over den meningococcus (1887) deelen
dezelfde auteurs mede, dat zij na trepanatie een
druppel van een met gesteriliseerd watei; verduntie,
virulente rneningococcus-cultuin in desciiedelholte brachten
waarop een acute septicaemie benevens een meningitis
cerebio-spinalis ontstond. Het exsudaat was gering, docfi
\'zeer- rijk aan di[)lococcen.

Op groote scliaal werden d()0i\' (61) met zijn

Strepivcoccm meninf/illdis cerebru-sinnalis epidemica
{troeven genomen. Ik zal deze verrneMen in de volg-
orde, in welke
Bonome dit doet. Men houde hierbij
in het oog dat de experimenten genomen wei-den om de
werking vari den streptococcus in alle bijzonderheden
na te gaan, terwijl ous hier alleen de werking op
meningen belang inijoezemt.

A. Subcutane entinr./.

a) met versch materiaal, (d. i. 3 ä 4 platinalissen
met bloed van ander-e septicaemische konijnen):

De leptomeningen schenen dikwijls een weinig voch-
tiger dan not-maal en waren fijn geïnjicieerd.

-ocr page 95-

79

b) met culturen: Nooit nam men ten gevolge van
deze enting meningitis waai\'.

B. intrapenioneaïe entin;/ (zoowel volgens a) als
volgens &)). Over de meningen der pi\'oeldieren wordt niets
vermeld.

C. inlrameningeale enling.

a. bij konijnen. Door deze enting koti Bonome bij kt)-
nijnen een zeer sterke librineus-baemoribagische me-
ningitis doen ontstaan, volkomen identiscli met de meningi-
tis, welke in de cadavers was aangetroffen. Een krachtig
konijn, onder de dura mater njet een kleine massa van een
oude (4 dagen) bouilloncultuui\' geënt, bleef zes dagen in
leven, terwijl het in de laatste uren aan hevige nys"
tagmus leed, welke gevolgii werd door clonische con-
tracties der kauwspieren, terwijl de kop aciiterover werd
gebogen en de achterpooten verlamd waren. Bij de
autopsie vond
B. een uitgebreide tibrineus-haemori\'ha-
gische meningitis, welke zich over de geheele opper-
vlakte der hersenen en van het ruggemerg uitbreidde.
IJet exsudaat der meningen was een reincultuur van
ingekapselde streptococcen; op platen gecultiveerd, gal
het de gewone kluwenvoi\'mige kolonieën. Tevens doodde
het bij subcutane enting een muis in 48 uur.

b. bij honden: Injectie van 1 ccM van een vei-sche
bouilloncultuur in den dura-zak doodde een krachtigen

-ocr page 96-

80

herdershond in 36 uur met een etterig-fibrineuse
meningitis, die van de plaats van injectie tot op de
meningen dei\' basis en van het ruggemerg zich had
uitgebreid.

Een tweede hond, op dezelfde wijze met ccM
eener versche bouilloncultuur geënt, vertoonde een etterig-
fibrineuse pachy- en leptomeningitis der\' convexiteit van
een hemispheer\'.

Ook de str\'eptococcus van Bonome veroorzaakt dus
alleen bij intra-meningeale enting meningitis acuta.
Andei\'e entingen, waaronder nog zij ver\'meld een enting
in de neusmucosa van een hond, bleven vruchteloos.

Ook Weichselbaum (34) beproefde bij konijnen (4 irr
getal) met de uit twee gevallen van cerebro-spinaal-
meningitis verkregen pneumococcus-culturen meningitis
te vei\'oorzaken. Bij twee der pr\'oefdieren werd na
tr\'epanatie van den schedel —onder alle regelen der anti-
septiek — van een in een agarbuisje gegroeide en daai^na
met gesteriliseer\'de bouillon vermengde cultuur onder de
dura mater geïnjicieer^d, bij een konijn 1 ccM., bij
een tweede 0.3 ccM (hiervan vloeide echter- bij het
uitnemen der- kanule veel terug, zoodat in wer\'kelijkheid
slechts een zeer geringe massa vloeistof in de subdur^ale
ruimte was gekomen). Beide dier-en stierven in 24
uur. De dut-a mater was over de geheele uitgestr-ekt-
heid stei\'k geïnjicieerd en de binnenvlakte met dunne

-ocr page 97-

81

woeke membranen bedekt. De pia mater vertoonde
geen verandering. De convexiteit van liet cerebrum
was met de kanule geraakt, althans daar was een roode
verweekingsbaard., waarin het wemelde van diplococcen.

Het was duidelijk, dat er vermeerdering van de di-
plococcen had plaats gehad.

Bij twee andere konijnen werd na trepanatie de
schors der groote hersenen gelaedeerd door er een
kanule van een spuitje van Pravar in te steken en
heen en weei\' te bewegen. Na deze laesie werd in een
oorvena een half spuitje van de bouilloncultuur gespoten.
Deze proefdieren stierven na een dag en vertoonden
bij de sectie aan de plaats van de hersenlaesie een
roodachtige verweekingsbaard met talrijke kapselcoccen
(terwijl in de overige deelen van het cerebrum niet meer
coccen wai\'en dan in \'t bloed). Het is
W. dus niet
gelukt een microscopisch zichtbai-e leptomeningitis te
veroorzaken, doch alleen pachymeningitis met ence-
phalitis. Bij zijn subcutane entingen vermeldt
W.
nergens meningitis.

Ondertusschen waren ook dergelijke experimenten
door
Netter genomen. Deze verkreeg door extra-
cranieele inoculatie van een pneumococcen cultuur bij
het konijn meningitis. Tevens deed hij een intrapulmo-
naire injectie, met pleuraexsudaat van een septicaemische
muis en prikkelde het cerebrum met de thermocautère-

6

-ocr page 98-

82

bij welk experiment hij een meningitis a pneumococco
zag ontstaan.

Hiei\'onder volgen zijne experimenten :

1 4 üct. Trepanatie op linker schedelhelft van een
sterk konijn, incisie van dura mater —■ iïijectie van
een vloeistof, die diplococcen bevat (normale urine ver-
mengd met het bloed uit het linkerhart van een muis,
die 20 uren na de subcutane injectie met exsudaat
eener croupeuse pneumonie is gesuccombeerd.) Sutuui\'
der weeke deelen. 5 Oct. Dood. Meningitis intra-
cranica totalis ; (Spinale meningen intact). Enting uit
exsudaat geeft virulente culturen.

[1. 6 Oct. Krachtig konijn. De laatste lumbaal
^vervels worden blootgelegd en geopend. Onder dura
injectie van spuitje van een pneumococcen-cultuur.
Dadelijk na de operatie ; paraplegie.

8 Oct. Dood. Meningitis endocranica, ofschoon
\'t exsudaat pneumococcen in reincultuur bevatte is
deze proef niet zuiver, omdat een »maligne oedeem»
rondom de operatieplaats optrad.

Proef m. 14 Oct. Konijn. Regio occipito-atloïdes
blootgelegd; onder dura mater een half Pravaz-spuitje

-ocr page 99-

83

van een pneumococcen-cultuur in bouillon van Pasteur
(30 dag) geïnjicieerd.

i5 Oct. gedood in agone.

Meningitis cerehro-spinalis, zeer veel pneumococcen
in het exsudaat en in bet bloed (culturen en experi-
ment).

Proef IV. 1 Juli. Krachtig konijn. I" schedel wordt
getrepaneerd, een deel van de linker hemispheer wordt
gecauteriseerd. 2°. de rechter carotis wordt geopend,
de valvulae sigmoideae geruptureerd door een stilet.
3" na een half uur rust wordt in de rechter long
pleura-exsudaat van een septicaemische muis geïnji-
cieerd.

3 Juli. Dood : pleuritis übrinosa duplex; pericarditi.s
en peritonitis fibrinosa. Endocarditis acuta. Meningitis
acuta cerebralis. Voor de volledigheid, zoo schrijft
Netter, vermeld ik, dat er een fibrineus oedeem in
den omtrek van den schedel en der halswonden was,
welke wonden met de meeste zorg behandeld waren.
Dat exsudaat bevatte pneumococcen. Deze toevoe-
ging van
Netter maakt dit experiment van twijfelachtige
waarde. Er is blijkbaar een pneumococcen-infectie
dei" wonden ontstaan en de vraag rijst bij mij op, of
die meningitis niet onafhankelijk van de pulmonaire
injectie juist van die schedel wond is uitgegaan. —

Subdurale entingen met pneumococcen verrichtte ook

-ocr page 100-

84

Monti (f)0.) Deze auteur veroorzaakte bij honden ty-
pisciie meningitis cerebi\'o-spinalis door injectie van cul-
turen uit sporadische gevallen van cerebro-spinaal-me-
ningitis afkomstig- Tevens trachtte
Monti een zooge-
naamde «Mischinfection" te doen plaats hebben. Hij
injicieerde te dien einde een diplococcencultuur onder
de dura en bi\'achte staphylococcen in het bloed van
het proefdier. Slechts éénmaal gelukte hem die «Mi-
schiirfection". het was een geval, waarbij een groote
inti\'aveneuse injectie van staphjdococcus aureus was
gedaan, toen de meningitis reeds begonnen was. Dit
proefdier stierf na 5 dagen en in het exsudaat der
meningen vond men weinige staphylococcen, benevens
vele pneumococcen. Hieruit blijkt — zoo wil
Monti —
dat ook bij den mensch. waar het meningeaal-exsudaat
beide soorten van coccen bevat (hij zelf nam vier der-
gelijke gevallen waar) een secundaire infectie van etter-
coccen bij een reeds bestaande diplococcen-meningitis
is gekomen.

Uit dit alles zien wij, dat bij subdurale enting van cul-
turen van pneumococcen — of van treptococcus meningi-
tidis of van exsudaat, dat deze bacterie bevat, — zoo-
wel bij konijn als hond een cerebrospinale meningitis
ontstaat.

Het kan niet ontkend worden, dat men hier te doen
heeft met een vrij ruwe wijze van proefneming, een

-ocr page 101-

85

enting onder liet schedeldak gaat met groote moeilijk-
heden gepaard. Door deze proeven wordt alleen be-
wezen, dat de diplococcus pneumoniae door een in-
grijpende operatie in de schedelholte gebracht, daar
ontsteking der meningen veroorzaakt. Men denke daai-bij
aan de kleine afmetingen van cerebrum en (;ranium bij de
proefdieren, waarvoor \'t trauma een relatief gi-oot
wordt.

Men beproefde dan ook herhaaldelijk om langs anderen
weg bij proefdieren een meningitis op te wekken. Zoo
gelukte dit aan
Netter na intrapulmonaire injectie van
pneumococcen na mechanische prikkeling der meningen.
Vandaar ook talrijke subcutane entingen op een ver
van de meningen verwijderde plek. Wel wordt het mis-
lukken, doch nergens het gelukken van deze experi-
menten geconstateerd. Zoo zegt
Bonome van zijnen
streptococcus »non si osservo mai l\'artrite ni la me-
ningite in sequito ad innesto sottocutaneo di culture."
Zoo
Foa en Bordoni-Uffreduzzi-. »E curioso il fatto che
per quelcunque altro via d\' introduzione del virus non
riuuscimmo mai ad ottinere nei conigli una spontanea
localizazione alle meningi cerebrale o spinale." Zoo
Banti^ die bij eeji konijn de meningen met terpentijn
irriteei-de en 24—48 uur later een subcutane injectie
van pneumococcen, afkomstig van een pericarditis deed.

-ocr page 102-

86

Op deze wijze gelukte het hem echter niet meningitis
te veroorzaken.

Met den diplococcus intracellularis werd, zooals gemeld
is, door
Weichselbaum geëxperimenteerd. Bij drie ko-
nynen werd na trepanatie ± 0.5 ccM. met bouillon ver-
mengde cultuur onder de dura gebracht, (waarbij het
meeste echter terugstroomde). Een konijn stierf (na 24
uren) en vertoonde bij de sectie een sterke injectie
der cerebrale meningen en een klein verweekte rood-
achtige haard in de rechter hemispheer. Zoowel in deze
haard als in de leptomeningen waren coccen aanwezig,
deels vrij, deels in cellen. Bet gelukte
Weichselbaum
hieruit een cultuur van den diplococcus intracellularis
te verkrijgen. De twee andei\'e proefdieren bleven in
leven.

Bij drie honden werd na trepanatie van het schedel-
dak een met bouillon aangemengde cultuur onder de
dura gebracht en wel bij twee dieren elk l ccM., bij
het derde ccM. Deze dieren werden 5—6 uur na
de operatie ziek, bleven in een hoek liggen en aten
niets. Hond A stierf dien avond, hond B weid den
derden dag in agone gedood en hond C stierf na 12
dagen. Het onderzoek der meningen leverde het vol-
gende op:

-ocr page 103-

87

Hond A."Op de plaats van Injectie een circa hazel-
noot- groote encephalitische haard, door talrijke punt-
vormige haemorrliagieën gesprenkeld, in welks centrum
een kleine massa troebele roodachtige vloeistof, welke
talrijke diplococcen (extra- en intracellulair) bevat.
Hieruit wordt een reincultuur van den diplococcus ver-
kregen, en ook op coupes van het geharde cerebrum
werden in dien haard de coccen aangetoond.

De leptomeningen en de in het cerebi\'um dringende
piauitloopers waren in den omtrek van <ien haard tamelijk
i\'ijkelijk met etterlichaampjes door\'zaaid.

Hond B : Haard als bij A. Ontstekingsverschijnselen
meer ontwikkeld en in de ventrikels purulente vloeistof.
Slechts enkele coccen meer te vinden.

Hond C: Tusschen dura mater en j\'echter hemis-
))lieei\' (d. i. aan de zijde der injectie) dikke roodachtige
etter en in die hemispheer een absces ter grootte van
een hazelnoot met zeei\' taaien gelen ettei\' gevuld.

In de zij ventrikels een troebele roode vloeistof, waaiin
zeer duidelijk ettervlokken. Noch in den etter, noch in
het absces konden bacterieën worden aangetoond, tx)k
culturen bleven steriel. Er is geen twijfel — zoo con-
cludeert
Weichselbaum — dat een acute pachy- en
leptomeningitis en een acute encephalitis aanwezig wai-en.

Daarentegen is de vraag of die vei\'anderingen
door de geïnjicieerde diplococcen waren veroorzaakt.

-ocr page 104-

88

niet, met volle zekerheid te beantwoorden en wel daarom,
daar in twee gevallen, waarin het proces verder was
voortgeschreden, hetzij geene, hetzij slechts uiterst weinig
coccen gevonden konden worden. Wel zou de tamelijk
algemeen verbreide meening, dat etterprocessen niet
zonder bacterieën kunnen ontstaan er voor spreken, dat
de gevonden veranderingen door de geïnjicieerde cultuui-
waren veroorzaakt, waarbij echter niet beslist is of dit
geschiedde door de zich in het weefsel vermeerderende
coccen of alleen door zekere in de cultuur aanwezige
chemische pj\'oducten. Dit laatste schijnt wel waarschijn-
lijk, daar reeds na 3 dagen na de injectie der cultuur
de loccen in zeer gering aantal aanwezig waren, of
men moest aannemen, dat de coccen zich wel vermeer-
derd hebben, doch snel zijn afgestorven. Deze twijfel
van
Weichselbaum is zeer verklaarbaar en het komt
mij in tegenstelling met TF., zeer bedenkelijk voor deze
zijne proeven te doen gelden als bewijs, dat de diplo-
coccus intracellulai-is meningiti lis bij proefdieren veroor-
zaakt. In zijne proeven toch heeft hij met zekerheid
geen vermeerdering van coccen na de injectie aange-
toond, terwijl het proces locaal bleef en de ontsteking
der meningen een geringe was, bovendien heeft
Weich-
selbaum
tweemaal encephalitische haarden veroorzaakt,
hetgeen de proeven onnoodig compliceei\'t.

-ocr page 105-

89

Het mocht dus bij dezen stand onzei- kennis gevvenscht
heeten nieuwe dier- experimenten te verrichten. De
beide door mij verrichte met gevolg bekroonde injecties
bij kon^nen waren dus niet overbodig ; dooi\' subcutane
injectie bij het konijn meningitis te veroorzaken was
nog niet gelukt. Nu kan men dit aan den eenen kant
wellicht toeschrijven aan het tijdroovende onderzoek van
ruggemerg en hersenen, dat men bij de secties der
proefdieren gewoonlijk nalaat; waardoor men veronder-
stellen mag, dat talrijke injecties met pneumococcen zijn
verricht zonder dat cerebrale en vooral spinale menin-
gen zijn geïnspecteerd, doch aan den anderen kant is
het een feit, dat talrijke auteurs vermelden, dat zij wel
degelijk dat onderzoek hebben veiTicht, doch dat zij
geen veranderingen der meningen vonden.

Nu is de vraag gewettigd: »Hebben wij in onze ge-
vallen wel te doen met meningitis\'^" Deze twijfel komt
te eerder bij ons op, nu we daareven zagen hoe
Weich-
selbaum
bij de injectie van zijn intracellulairen coccus
twijfelde. De diagnose «meningitis,» veroorzaakt door de
injectie, kan groote moeilijkheden opleveren, gelijk wij
zagen, als die injectie in de meningen zelve heeft
plaats gehad; wanneer men daai- een groot aantal bac-
terieën brengt, is het later moeilijk na te gaan of dat
aantal vermeerderd is, met andere woorden of er woe-
kering van bacterieën heeft plaats gehad. Gemakkelijker

-ocr page 106-

90

wordt dit, waar men, zooals in mijn gevallen, met
subcutane injecties te doen heeft. Het spreekt van zelf,
dat het vinden van diplococcen in de intrameningeale
ruimten toch niet voldoende is tot het diagnosticeeren
van meningitis ; na eene subcutane injectie vindt men
die overal door \'t lichaam verspreid. Evenmin is het
aantreffen van leucocyten naast die diplococcen iets dat
op meningitis wijst. Ook hier kunnen dus, wanneer de
meningen microscopisch normaal schijnen bij het mi-
croscopisch onderzoek van het cerebro-spinaalvocht moei-
lijkheden ontstaan. Ook bij mij rees enkele malen twijfel
op, doch niet bij de 2 proeven, welke ik laat gelden
als bewijs dat men door subcutane injectie van culturen
van een pneumococcus meningitis kan opwekken. Hier
toch was de meningitis buiten twijfel aanwezig zooals
blijkt uit lig. 1.

Bij de overige proeven kwam echter de vraag of
ik soms met een geringe meningitis te doen had, door
onderzoek van doorsneden van het geharde cerebrum
en der medullas heb ik dan steeds de meningitis moeten
uitsluiten.

-ocr page 107-

V.

Wanneer wij, na kennis gemaakt te itebben met de
litteratuur, in verband met de twee gevallen van spo-
radische cerebro-spinaal-meningitis, welke tot basis van
dit proefschrift dienen, den tegenwoordigen stand onzer
kennis van de aetiologie der cerebro-spinaal-meningitis
nagaan, dan luidt ons antwoord op de vraag welke
de oorzaak is der epidemische cerebro-spinaal-meningitis
evenals, helaas! nog op zoovele anderen vragen : »igno-
ramus".

Inderdaad kunnen wij thans evenmin als Runeberg
vijf jaar geleden een specifieke kiem voor de epide-
mische cerebro-spinaal-meningitis aanwijzen, zooals wij
dat voor ander infectieziekten vermogen.

Er bestaat een ziekte, epidemische cerebro-spinaal,

-ocr page 108-

92

meningitis genaamd vooral bij militairen voor, van
haar zijn grootere en kleinere epidemieën beschreven;
zij is nauwkeurig klinisch bestudeerd. In den vóór-
bacteriologischen tijd heeft men veel arbeid aan het
onderzoek naar hare aetiologie gewijd en ook later
nog heeft men in den coëfficiënt van verzadiging der
Xwcht (Wolff) en andere dergelijke factoren, in verband
met haar optreden gebracht. Naast deze epidemische
ziekte, die in Nederland o. a. optrad onder het garni-
zoen te \'sHage in de jaren 1885-86, komen nu en
dan sporadische gevallen voor van meningitis cerebro-
spinalis, die dezelfde symptomen geven als de geval-
len welke in epidemieën optreden. Heeft men liier
altijd met een en dezelfde ziekte te doen? Eerst door
nader bacteriologisch onderzoek zal deze vraag kunnen
worden beantwoord.

Er bestaat een zeker verband tusschen de epidemische
cerebro-spinaal-meningitis en de acute croupeuse
pneumonie, en het is natuurlijk dat men, waar men
in het donker rondtast alle aandacht aan dit vei\'band
wijdt. Deze betrekking tusschen beide ziekten kan
men aldus uitdrukken :

P. Er komt by de acute croupeuse pneumonie
(hkwijls een cerebro-spinaal-meningitis voor.
2^^ a, Er zijn epidemieën bekend, bij welke gevallen

-ocr page 109-

93

van croupeuse pneumonie afwisselen met gevallen
van epidemische cerebi\'o-spinaal-meningitis, en
h. audere epidemieën, waarbij de gevallen van cere-
bro-spinaal-meningitis gecompliceerd worden door
een pneumonie.
3" Er komen bij enkele epidemieën van cerebro-spinaal-
meningitis, bij de meeste gevallen van sporadische
cerebro-spinaal-meningitis, en altijd bij de cerebro-
spinaal-meningitis, welke bij de croupeuse pneumoJiie
optreedt, een en dezelfde bacteriesoort in het exsu-
daat voor.

4" Door den pneumococcus kan bij de proefdieren ce-
rebro-spinaal-meningitis worden opgewekt.

Hierbij zij nog het volgende opgemerkt :
ad 1°. Men herinnert zich de beschouwingen van
Nauwerck en van Wolff (pag. 95) Latere auteurs
beschouwen deze meningitis als complicatie, niet als
een tweede bij de pneumonie gekomen ziekte.

ad 2°. Een voorbeeld van een epidemie sub. a
geeft ons
Kohlmann (70). Men heeft hier te doen met
een smetstof, die 6 personen besmette en bij de 5 eer-
sten cerebro-spinaal-meningitis bij den fi\'^®" daarentegen
croupeuse pneumonie, die zich ten slotte met de me-
ningitis compliceerde, heeft veroorzaakt.

Deze mededeeling van Kohlmann.^ aclit ik zeer be-
angrijk voor de kennis der samenhang van de acute

-ocr page 110-

94

croupeuse pneumonie met de cerebro-spinaal-meningitis.

De volgende ziektegevallen werden dooi\' Kohlmann
waargenomen.

25 Aug. patiënt A, 17 jarig dienstmeisje komt in
Remagen en krijgt
cerebro-spinaal-meningitis, zij sterll
12 Sept.

19 Dec. pat. B, wiens ja^ voor de begrafenis van
A is geleverd, krijgt c. sp. m.

9 Jan. C., zoon van B, eveneens c. sp. m.

10 Jan. D., dochter van B, » »

24 Jan. E., vrouw die D had bezocht »

29 Jan. F., die ook een jas had geleend voor de
begi\'afenis van A, eveneens c. sp. rn.

2 Febr. Gr. moeder van F krijgt acute crou[)euse
pneumonie, daaina meningitis.

Bacteriologisch onderzoek is dooi\' Kohlmann helaas
niet verricht.

ad 3°. Dat de epidemische cerebro-spinaal-menin-
gitis dikwijls gecompliceerd wordt door croupeuse pneu-
monie en eveneens door acute endocarditis, door peri-
carditis en pleuritis is een feit. Het blijkt uit tal van
plublicaties over epidemieën. Zoo nam b.v.
Bozzolo te
Turin en Milaan op 38 gevallen van cerebro-spinaal-
meningitis 19 X pneumonie, 2 x pleuritis, 2 X peri-
carditis, 5 X endocarditis waar;zoo deelt
J. L. Smif,hme(\\e
dat in 1873 de cerebro-spinaal-meningitis dikwijls door

-ocr page 111-

95

pneumonie gecompliceerd werd en vindt dat deze fre-
quentie ook bij andei\'e epidemieën waargenomen den
naam van
Webher : pneumonische vorm der cerebro
spinaal-meningitis wettigt l)eze naam is daarom mijns
inziens niet te verwerpen, omdat hij er op wijst, dat
er werkelijk epidemieën zijn, waarbij van een verband
met pneumonie niets blijkt 1).

ad 4". Bij de cerebro-spinaal-meningitis bij ci\'ou-
peuse pneumonie wordt steeds de diplococcus pneumo-
niae en wel in reincultuur in het exsudaat gevonden,
soms hl groote massa\'s, soms ook ten deele afgestorven.

In de sporadische gevallen wordt meestal hetzelfde
gevonden, ofschoon de longen geen afwijkingen vertoo-
nen. Eveneens vond men in de endocarditische processen,
die met de meningitis samengingen, den pneumococcus.

Kleine epidemieën van cerebro-spinaal-meningitis
werden vooral in Italië bestudeerd.
Bonome vond zoo
zijn
Streptococcus meningitidis, Foä zijn Meningococcus-
Men wil dat deze bacterieën variëteiten van den diplo-
coccus pneumoniae zijn\' — een quaestie, welke zeker
niet aan de schrijftafel, evenmin echter door een bac-
teriologisch onderzoek thans kan woi\'den opgelost.

1  Zie O. a. lOth. Annual Report of the New-York State Board-of-
Health : (jaarhjks sterven 400—500 personen aan epidemische cerebro-
spinaal-meningitis in den staat New-York): The co-existent prevalence
of pnenmonie Avith cerebro-spinal-fever, two diseases frequently asso-
ciated, could not be recorded.

-ocr page 112-

96

Bij dit alles dienen wij echter iïi het oog te houden,
wat nieuwe onderzoekingen ons over den di{)lococcus
pneumoniae leeren.

De mogelijkheid is zeker aanwezig, dat de pneumo-
coccus die, zooals men weet, op vele plaatsen van het
mensclielijk lichaam voorkomt en velerlei ziekteproces-
sen vei\'oorzaken kan, ook aan de verscliillende omstaji-
digheden, waaronder hij leeft, zich aangepast heeft en
zoodoende in verschillende vai\'iëteiten voorkomt. Het
eerst in het speeksel gevonden, werd hij door
Fraenkel
in de ci\'oupeus ontstoken longen aangetoond. De eigen-
schappen, welke die uit de longen gekweekte coccus
bleek te bezitten, gaven aanleiding tot het opstellen
van een schema van kemnerken, waarop in het vervolg
de diagnose «diplococcus pneumoniae» werd gesteld.
Voldeed een bacterie, welke morphologisch met den di-
plococcus pneumoniae overeenkwam niet volkomen aan
dit schema, dan wer\'d zij, al naar den willekeur van
den onderzoeker, bescliouwd als variëteit of als een
nieuwe soort.

Zoude het niet mogelijk zijn, dat de grenzen te eng
zijn getrokken en dat men zich te angstvallig aan het
schema van
Fraenkel- Weichselbaum houdt ? Hierop
wijzen de nieuwere onderzoekingen en hierop ook onze
kennis van andere bacterieën, als daar zijn de typhus-
bacil, de choleraspiril, de Streptococcen,

-ocr page 113-

97

Banti ouderscbeidt 4 variëteiten van den diplococcus
pneumoniae. In zijn uitvoerig onderzoek deelt hij o.a.
mede, dat bij zijne konijnen de milt nu eens klein,
en week, dan weer groot en hard was zonder dat dit
samen viel met de herkomst of de wijze van kweeken
der coccen, terwijl
Fod immers (pag. 39 ) juist op
die verschillen zijn dillërentieeldiagnose tusschen
meningococcus en pneumococcus grondvestte.
Kruse en
Pansini onderzochten pneumococcen van 84 patiënten,
afkomstig. Zij ontleenden deze aan lo. de longen van
pneumonie-lijders, 2o. pleuritische exsudaten, 3o. pneu-
monie-sputa, 4o. bronchitis-sputa, 5o. speeksel van ge-
zonde individu\'s, Oo. secreet van neuskatarrh, 7o. urine
van nephriticus. Zeer uitvoerig toetsen zij eik der
gevonden bacterieën aan de eigenschappen van den klas-
sieken pneumococcus en gaan dan de experimenteel
verkregen afwijkingen na.

Daarbij vertoont zich een bont beeld, het is hen
onmogelijk scherp gedefinieerde variëteiten op te stellen.
Zelfs indien zij een speciale groep er uit nemen n, 1.
die bacterieën welke septicaemie verooi-zaken, zoo krijgen
zij een zekere som van gemeenschappelijke kenmerken,
die te zamen het beeld van den
ddiplococcus lanceola-
tiis capsukitus"
uitmaken, maar toch ook talrijke ver-
schillen : quantitatief en qualitatief ondei\'scheid in viru-
lentie, groei en weerstandsvermogen. Kunnen wij daarom

7

-ocr page 114-

98

aannemen — zoo vragen zij — dat de groote massa
der weinig uf niet virulente variëteiten van dezen di-
plococcus afstamt. Die vraag is maar niet zoo te be-
antwoorden. Het zou moeten gelukken alle, zelfs de
nog zoo onschadelijke variëteiten experimenteel wederom
viiulent te maken, zooals dit in een geval aan
Kruse
en Panaini gelukte. Deze auteui\'s gaan echter nog ver-
der. Volgens hen doet de variabiliteit van den diplo-
coccus pneurnoniae dezen naderen aan den streptococcus
eiysipelatis.

Men ziet het, het gebied van onzen diplococcus over-
schrijdt verre de grenzen, welke
Fraenkel hem stelde.
Mocliten <le onderzoekingen van
Kruse en Pansini blij-
ken op goeden grondslag te rusten, zoo hebben wij ons
niet te verwonderen, over de verschillen in eigenschappen
van de bij de verschillende meningitiden en de pneu-
monie gevonden diplococcen. Vergemakkelijkt wordt de
taak van den onderzoeker door deze nieuwe beschou-
wingen zeker niet. Men vraagt zich af, waar dan toch
de grenzen zijn on hoeveel een bacterie in eigenschappen
\\vel mag verschillen van den diplococcus van
Fraenkel
om nog pneumococcus te heeten.

Verwonderen mogen hem, die de variabiliteit, welke
overal in de levende natuur heerscht, kent, de resultaten
van
Kruse en Pansini niet,

-ocr page 115-

99

Dit alles doet vei\'nioedeii, dat werkelijk zoowel
Bononie als Foä variëteiten van den pneumococcus
voor zich hadden.

ad 5". Zooals wij zagen is aangetoond, dat de di-
plococcus bij het konijn na subdurale zoowel als na
subcutane injectie meningitis veroorzaakt.

Het sub 5°. genoemde feit, in verband met wat
het onderzoek der mengeaal-exsudaten leerde, doet ons
besluiten, dat het zeer waarschijnlijk is, dat zoowel de
cerebro-spinaal-meningitis bij pneumonie, als de spora-
dischezonder pneumonie, als ook enkele kleine epidemieën
van cerebro-spinaal-meningitis wwden veroorzaakt door den
diplococcus pneumoniae. Hiernaast hebben wij echter
andere waarnemingen te registreeren ; het zijn die waar-
bij, zoowel bij 2 gevallen eenei\' groote epidemie te
Kopenhagen als bij 11 sporadische de diplococcus in-
traceUularis meninyüidis
is waargenomen, w^elke microbe
in reincultuur iu de meningen voorkwam, doch van
welke het niet overtuigend bewezen is, dat zij me-
ningitis bij proefdieren veroorzaakt.

Deze bacterie is een geheel andere dan de pneu-
mococcus en is met dezen niet te verwarren.

Dikwijls w^ei\'d ook vr\'uchteloos naar micro-organismen
in het exsudaat der meningen gezocht, terwijl in andere
gevallen bacillen, meer speciaal typhusbacilachtige bac-
terieën gevonden werden.

-ocr page 116-

100

Men ziet het, weinig hcht is er nog opgegaan over
de aetiologie van den epideniischen vorm. Kiumen
verscliillende organismen deze ziekte verooi\'zaken ?

Hebben enkele der gevonden micro-organismen niets
te maken met de aetiologie der ziekte in quaestie ?
Wie zal dit reeds zeggen ?

Een en ander wijst er op, dat geen gelegenheid om
cadavers of het bloed van lijders aan epidemische of
sporadische cerebro-spinaal-meningitis bacteriologisch te
onderzoeken mag worden verzuimd. Alleen zoo zal
men onze kennis uitbreiden.

-ocr page 117-

AANHANGSEL.

Ouerf/anf/ van pneumococcen van moeder
op kind.

Naar aanleiding van de gevallen, die ik mededeelde,
volgen hier nog eenige beschouwingen omtrent liet zoo
merkwaardig verband dezer ziektegevallen. Al is de
diplococcus pneumoniae in het cadaver der moeder
alleen door het microscoop aangetoond, zoo mogen wij
toch aannemen, dat hier bij moeder en kind dezelfde
bacterie de oorzaak der cerebro-spinaal-meningitis is
geweest.

Waar nu een kind kort na de geboorte aan dezelfde
mfectie bezwijkt, waaraan de moeder reeds gestorven
is, waar in beide cadavers dezelfde pathogene bacterie
»in reincultuur" wordt gevonden, daar is bij het zeld-

-ocr page 118-

102

zaam voorkomen der cerebro-spinaal-meningitis de waar-
schijnlijkheid groot, dat de infectiestof, welke het kind
besmet heeft, van de moeder afkomstig is, of dat zij
althans uit dezelfde bron stamt, waaruit ook de moeder
is besmet.

Bij het geval, dat ik heb medegedeeld is natuurlijk
gedacht aan fle mogelijkheid »eener »intrauterine"
infectie. Under deze wijze van infectie verstaat men
gewoonlijk een placentaire d. i. die besmetting, welke
ontstaat in de graviditeit door overgang van de smet-
stof van het bloed der moeder in dat van het foetus,
hetzij dit door eene normale, hetzij slechts door een
pathologische placenta mogelijk zij.

Dergelijke infectie is eigeidijk alleen vast te stellen
als de vrouw als gravida succombeert en bij liet foetus
in utero dezelfde pathogene bacterieën als bij de moedei\'
worden gevonden, of als een kind zeer kort na de
geboorte met zoo uitgebreide veranderingen sterft, dat
deze met zekerheid op een infectie gedurende de gra-
viditeit wijzen, of ook als klinisch direct na de ge-
boorte van een afwijking bij het kind is gebleken.

Hier verkeeren wij in een geheel ander geval. Het
kind heeft ruim 5 dagen geleefd, terwijl in de eerste
levensdagen van het bestaan der infectie niets kon
worden geconstateerd. Bij dei\'gelijke gevallen zal de
quaestie der intrauterine infectie lastig zijn uit te\'

-ocr page 119-

103

maken, daar voor een besmetting vóór den partus
meestal ruime gelegenheid zal zijn geweest. Ons ge-
val onderscheidt zich echter van andere, doordat wij
ten eerste kunnen vaststellen, dat na het afbinden
van de navelstreng geen contact tusschen kind en
moeder meer heeft plaats gehad ; de moeder toch is
kort na de operat\'e overleden en het kind direct na
de geboorte van haar gescheiden.

Ook een besmetting door de moedermelk, — waar-
van de mogelijkheid zoowel op clinische als op experi-
menteele gronden door Foa en
Bordoni-Uffreduzzi 1)
en door Bozzolo wordt aangenomen, is hier dus
uitgesloten. Ten tweede is dit kind geboren op een
plaats, waarheen de moeder eerst kort te voren was
vervoerd, terwijl het niet meer in het ouderlijk huis
is teruggebracht. Tevens dient opgemerkt, dat in de
kraamzaal, gedurende den tijd dat het kind aldaar ver-
pleegd is, geen ander ziektegeval is voorgekomen. Deze
feiten in verband met de afwijkingen, die bij moeder
en kind zijn geconstateerd, doen mij de waarschijnlijk-
heid van een infectie in utero groot achten. Door den

1  Zeitschr. f. Hyg. Bnd. IV p. 84.
*\') Bozzolo Rivista gen. ital- di clin med. No. 12. No, 13.
Pneiimonia migransbij \'26jarige moeder.Pneumococcen tn melk. Kind
direct gespeend en in leven gebleven.

-ocr page 120-

104

aard der kunstbewerking is een besmetting in het ge-
boortekanaal — tocli reeds hoogst onwaarschijnlijk -—
hier uitgesloten.

Gaan wij thans na of er gegevens bestaan, die het
tydperk, waarin de intrauterine infectie dan heeft
plaats gehad, aangeven, zoo concludeeren wij, dat wij
hieromtrent tot geen resultaat komen.

De mogelijkheid van een overgang van pneumococcen
gedurende de graviditeit is — zooals nadei- blijken
zal — aanwezig, doch wij kunnen niet uitsluiten, dat
eerst gedurende de operatie in de placenta die patnogene
bacterieën in het foetale bloed zijn overgegaan. Het
zou mij echter te ver voeren, indien ik hier in nadere
vergelijking trad van de kansen op overgang van smet-
stof bij deze sectio caesarea en bij een gewonen partus.

In de litteratuur 1) komen nog slechts weinig goed
geconstateerde gevallen van overgang van den pneumo-
coccus van moeder op foetus voor.
Fod en Bordoni-
Uffreduzzi
toonden de mogelijkheid van dien overgang
aan, doordat zij bij gevallen van abortus zoowel bij
pneumonie-patiënten als bij konijnen, die met den pneu-
mococcus waren geïnfecteerd, deze bacterie in het bloed
van het foetus vonden. Van Fransche zijde kwam
Netter

1  In de hierbij gevoegde lijist, zijn de gevallen, die als intrnnteriae
infectie door den pneumococcus gelden, opgesomd.

-ocr page 121-

ßeuallen uan congenitale infectie met den pneumoçoi^pf.

chez une femme

Auteur.

Jaar.

Waar gepubli-
ceerd.

Partus.

Dood van
kind p.p.

Clinische

diagnose van
de moeder.

Obductie van
de moeder.

Bacteriol.
onderzoek van
de moeder.

Obductie van
het kind.

Bacteriol. on-
derzoek
van het kind.

No. 1

THORNER

1884

Dissertatie
(Münehen).

normaal.

2 dg.

croup, pn.

lobaire pn.
(beiderzijds).

pneumococcus (?)
in long.

No. 2

STRACHAN

1886

Brit. med. Journ.

part. praem.
— 8- mnd. ■—

24 u.

croup, pn.

lobaire pn.
(links).

No. 3

MARCHAND

1887

Virch. A. 109.

normaal.

zeer spoedig.

croup, pn.
pleuritis ae.
peritonitis ac.

roode hepatisatie.
(rechts beneden).

No. 4

NETTER

1889

Soc. de biologie.

part. praem.
— 8= mnd. —

5 d.

croup, pn.

roode hepatisatie
(rechts beneden),
pericarditis acuta
meningitis cerebro-
spinalis, otitis.

in al deze haarden
pneumococcen.

No. 5

LEVY

1

1890

Atch. f. exp. Path.

forceps.
— 9= mnd. —

49 u.

-—

croup, pn.
pleuritis ac.

pneumococcen
in pleuritisch
exsudaat.

lobulair-Iobaire

vorm
van pneumonie.

pneumococcus
in long en hart.

No. 6.

NETTER

1890

C. R. delaSoc.
de biologie.

p

croup, pn.

?

lobaire pn.

9

No. 7.

VITI

1890

Riform. med.

2 dg.

pneum. bij
influenza.

lobaire pn.
pleuritis acuta
pericarditis »
peritonitis »

overal
pneumococcen.

No. 8
No. 9

FOA enUF-
FREDÜZZI

1887

Acad. med. d.
Turin.
&Zeitschriftf.riyg.
Bd. IV.

abortus 6« mnd.

4e

5J ^ ??

jcroup. pn.

pneumococcen
in melk.

pneumococcus

(lever
in j milt
\'bloed.

No. 10

HECKER

1876

Arch. f. Gyn.

Sectio
Caesarea.
— 5 min. p. m. —

46 u.

meningitis ae.
convexitatis.

i\'oode hepatisatie.
(links beneden).

No. 11

Eigen waar-
neming.

1892

Sectio caesarea.
— 10<-\' mnd. —

5 Va \'Ig-

meningitis
cerebro-spinalis
acuta.

pneumococcus
in \'t exsudaat.

meningitis cerebro-
spinalis acuta
pleuritis acuta.

pneumococcus

j bloed
in
j milt

* exsudaten.

1) Sleclits bij liet gev:il 5 en de gevallen 8 en 9 is liet bacteriologisch onderzoek der placenta venicht, terwijl Levy deze vrij van bacteiieën vond,
constateerden F. en t///r. dat zij pneumococcen bevatte.

2) Het door Durante onlangs in de Société anatomiqne de Paiis medegi\'deelde geval van »pneumonie fianche aigue à diplococque
nouvellement accouchée et chez son enfant" kon hier niet meer worden opgenomen, daar nadere bijzondei\'heden mij ontbreken.

-ocr page 122-

105

tot analoge resultaten; hij concludeert »lo. de pneu-
mococcus kan bij de zwangere vrouw door de placenta
passeeren, 2o. bij het konijn doet hij dit regelmatig."

Gaan wij na, wat bekend is omtrent de veranderin-
gen, die de pneumococcus na de passage door de
placenta bij het kind kan veroorzaken, dan merken wij
op, dat lobaire pneumonie bij het kind voorkomt na
croupeuse pneumonie der moeder. Reeds was dit, on-
afhankelijk van bacteriologisch onderzoek geconstateerd
door
Thorner, Strachan en Marchand. Naast die pneu-
monie komt — zooals men in de nevensgaande lijst
zal zien — bij het kind in een paar gevallen ontste-
king van verschillende sereuse vliezen voor. In het ge-
val van
Netter (No. 4) was tevens een meningitis cere-
bro-spinaiis aanwezig.

Kan de pneumococcus bij de moeder een buiten de
longen gelegen localisatie hebben en na intrauterinen
over\'gang bij het kind zich in de long nestelen ? Met
zekerheid is hieromtrent niets bekend, wellicht echter
behoort hiertoe het geval van
Hecker, waar een door
sectio caesarea geboren kind van een aan meningitis
lijdende moeder 46 uur na de operatie met een roode
hepatisatie der linker onderkwab sterft.
Hecker zelf
schrijft dit longlijden weliswaar aan aspiratie toe, doch
door
Levy wordt het wellicht met eenig recht, als over-
geërfd beschouwd.

-ocr page 123-

106

Dit oudere geval van Hecker is tevens het eenige,
voor zooverre mij bekend, waar van meningitis cerebro-
spinalis der moeder sprake is. Cerebro-spinaal-meningitis
a pneumococco bij moeder en kind, zooals hier is be-
schreven, vind ik nergens vermeld.

In het bovenstaande is een geval medegedeeld waarbij
van een aan cerebro-spinaal-meningitis lijdende gravida,
in de lOe maand, door middel eener sectio caesarea
een kind wordt geboren, dat ruim 5 dagen later aan
cerebro-spinaal-meningitis, gecompliceerd door een
rechtszijdige pleuritis, sterft. Bij moeder en kind is
deze diagnose door de autopsie vastgesteld ; bij beide
moet, zooals het bacterioscopisch onderzoek leert, de
diplococcus pneumoniae als de oorzaak der meningitis
worden beschouwd.

Het is waarschijnlijk, dat wij hier te doen hebben,
met een geval, waarbij de pneumococcus door de
placenta in liet foetaal bloed is overgegaan.

-ocr page 124-

itteratuuï\\—Overzicht. 1)

U]mebmann & Hem.er. Deutsch. Archiv. 1. klin. Mod. V 1S68,

iCi.ebs- Beiträge zur Kentniss der pathogenen Schistomyceten.
Archiv. 1. expei\'. Path, u Pharm. IV,\'1875.

Aukrecht. Deutsche med. Woch. -1880.

Keehth. Zur Kentniss der mykotisciien Processe (Pneumonie und
Meningitis) Deutsch. Arch. f. klin. Med. XXVIII, 1881.

N.\\uwerck. Beiträge zur Pathologie des fiehirns (Eitrige Me-
ningitis bei croupösen Pneumonie).

Deutsch. Archiv, f. klin. Med. XXIX 1881.

Ernest Gaucher, tïazette médicale de Paris 1881 No- 10
p. 125. \'

Ho/.zolo. La pneutnonite Jobare, la pleurîte, la pericardite, la
méningite cerebrospinale acuta considerata nei sui !oro reci-
proco ra porte.

Giorn. del\' Ac. d. Med. d. Torino; 1882.

,Taffé. Deutsch. Archiv, f. klin Med. XXX, 1882.

Leyden. Verhandlung d. Vereins f. inn. Med. Deutsche med.
Woch. 1883 No. 14.

Leyden, Centraiblatt, f. klin. Mediz. 1883 No. 10.

Marchiafava Sc Celli. Gazetta degli Ospitali 1884 No. 8 p. 59.
(réf. in Wien- med. Woch. 1884 p. 517).

Leichtenstern. Deutsch, med. Woch. 1885 No. 31.

\'j.

\'i.

3.

4.

8
9.

10.
ii.

■12.

1  Hierin zijn alleen opgenomen die werken, welke bijdragen leverden tot
de kennis der bacterieSn bij cerebro-spinaal-meningitis.

-ocr page 125-

108

13. Netter, Bulletin (?) de la Soc. anatom. 1885.

14 Giüffhi. Sulla meningite cerebro-sp. epidem. im Sicilia. Palermo.
1885 (rel. in Gentr. f. klin. Med, 1886).

15. SiFVERsiuöLD, Eira 1886 No. 2, 3, 4. (ref. in Friis, zie No. 33).

16. Foà & Bordoni-Uffreduzzi. Giorn. del. Ac, d. Med. d. Torino,

1886.

17. A. Fraenkel- Ueber einen Bakterienbetund bei Meningitis cere-

brospinalis nebst Bemerkungen über Pneumoniecoccen
Deutsche med. Woch. 1886, No. 13.
Berlin, klin- Woch. 1886, No. 23.

18. Foà en Bordoni-Uffredüzzi. Ueber ein Bakterienbefund bei

Meningitis cerebro-spinalis und die Beziehungen derselben znr
Pneumonie-

Deutsche med. Woch, 1886 No. 15.

19. Banti, Meningite cerebrale. Esame batterioscopico. Lo Sperimen-

tale 1886.

(ref. Fortschr. d. Med. 1886. & Baumg, Jahresber.).

20. Senator- Gharité-Annalen 1886 p, 248-

(ref. in Friis zie No. 33).

21. Henoch. Gharité-Annalen 1886 p. 575.

(réf. als boven).

22- Foà & Bordoni-Uffreduzzi. Weitere Mittheilungen über den
sogenannten Meningococcus.
Deutsche med, Woch. 1886 No. 33,

23. A- Fraenkel. Weitere Beiträge zur Lehre von den Mikrokok-

ken der genuinen fibrösen Pneumonie.
Deutsch. Zeitschr. f. klin. Med. XI, 1886.

24. Senger. Bacteriologische Untersuchungen über die Pneumonie etc.

Archiv, f. exper. Path. u. Pharm. XX, 1887.

25. Weichselbaum. Uber die Aetiologie der acuten Lungen - u, Rip-

penfellentzündungen. Mediz. Jahresb. 1886.

26. Friedlaender. Weitere Arbeiten über die Scbizomyceten der

Pneumonie und der Meningitis.
Fortschr. der Med. 1886 No. 21.

27. Lauth. Trois observations de pneumonie infectieuse. Acbives gén.

de Med. 1886, II.

28. Lanceraux & Besançon. Etude sur quelques cas de pneumonie.

Archives gén, de Med. 1886, II.

29. Curschmann- Gentrainervensystem bei Infectionskrankheilen,

Verh. des V Gongresses f. inn. Med. 1886.

30 Netter- Pericardite fibrineuse etc.

Société anatomique 19 Mars 1886.

-ocr page 126-

109

51 Netter. De la raéningite due au pneumococque avec ou sans
pneumonie.

Arch, gèn, de Méd. mars, avril, Juillet 1887.

neomann & schaefer. Zur Aetiologie der eitrigen Meningitis
Virch. Archiv. CIX, 1887.

33. Friis. Om den i Köbenhavn i aaret 4886 herskende epidemi af

Meningitis cerebrospinalis. Bidrag til Sygdommens Pathologi
\'1887 (disseri j.

34. Weichselbaum. Ueber die Aetiologie der Meningitis cerebro-

spinalis.

Fortschr. der Med. V. 1887, 18, 19-

35. Goldschmidt. Ein Beitrag zur Aetiologie der Mening, eer. sp

Gentralbï f. Bakt. u. Par. II, 1887, No. 22.

36. LeydéN\'. Deutsche Zeitschr. f. klin Med. XII.

iil: WoLFF. Das Verhalten der Meningitis cerebro-spiualis zu den
ïnfectionskrankheiten.
Deutsche med. Woch. 1887
No. 50.

38. Foa & Bordoni-üffueduzzi. Giorn- del. A:- d. Med. d. Torino

4 Febr. 1887.
(ref. in D. med. Woch. 1887 No. 52).

39. silvestrini. Riforma medica 1887 No. 225.

(ref. in D. med. Woch 1888).

40. Runeberg. Pne\'jmonie und Gerebrospinalrneningitis.

Berl. klin. Woch. 1888 no. 46 & 47.

41- Banti. Ueber die Aetiologie der Pericarditis. Deutsche med. Woch,
1888, No. 44.

(Zie ook Ouwehand. Over praedispositie, Leiden 1892).

42. Foa & Bordoni-Uffreduzzi- Suil\' Eziologia della meningite ce-
rebro-spinale ep.
Arch, p. 1. science med. vol XI no. 19,

42. Foa en Bordoni-Uffreduzzi, Ueber die Aetiologie der Meningitis

cerebrosp. ep. Zeitschr. f. Hyg. Bnd. IV.

43. Freyhan. Beiträge zur Kentniss der ïyphus-meningitis. Inaug.

Diss. Berlin. 1888. r & «

44. de Blasi & Russo Travali La meningite cerebrospinale

Roccella-

Bolletino deila soc. d\'igiene de Palermo 1888. (ref.)

45. Bonome. Pleuro-pericardite e meningite cerebrospina,le siero fibri-

nöse prodotto da un microorganisme simile al diplococco
pneum.

Arch, It. d. clin, med- 1888, no. 4, (ref. in Baumg. Jahresber.
& Gbl. f. Bakt, IV). ------ t ■

46. Hauser. Munch, med. Woch. 1888, no, 36.

l-ef. in Cbl. f. Bakt. VI.

-ocr page 127-

110

47. Weichselbaum. Ueber seltenen LoUalisationen des pneumoni-
schen Virus. Wien klin. Woch 1888 no. 18.

4!^. Weich.selbaum. Ueber Endocsu-ditis pneumonica.
Wien med. Woch. 1888, no. 35 & 36.

49. Ortmann. Reitrag zur Aetiologie der acuten cereorospinahiie-

ningitis.

50. Patell.\\. Sull atrio d. ingresso deüa infezione in un caso de

meningite cerebrospinale

Arch. Ital. d. chi, med. 1888 no 24. (ref)

51. Serafini. Primo congresso de med. int in Roma. Oct. 1888

(ref)

52. WoLFF. Die Meningitis cerebrospinalis epidemica in Hamburg"

Deutsche med, Woch. 1888 no. 38.

53. Houx. Sur les microorganismes de la méningite spinale. Lvou

méd. 1888 no, 29.
(ref. in Cbl. f Bakt. u. P )

54. Tizzoni & Mircoli. Intorno ad alcune localizzazione della iiiü-

zione determinata nell\' uomo del diplococco lanceolato.
Rivista clinica 1888.
(ref. in
Baumg- Jahresber)

55. lÎANTi Lo sperimentale T LXIIl-

(ref in Cbl. f. Bakt. VII )

iîC». Netter. Note sur un cas de méningite suppurée à pneumucoc-
ques compliquant une tumeur céréin\'ale.
Bull, de la soc.au. 10 fevr. 1888.
(ref. in Jarvesber V. & II.)

57. Bozzolo. La batterioöcopia quale criterio diaguostico della rae-

iiingite cerebrospinale.

La riforma med. 1889 no. 45. (ref. in C f. Bakt )

58. Foà Weitere Untersuchungen über die Aetiologie der Pneu-

monie.

Deutsche med. W^och. 1889 no. 2.

59. Foa. Congrès de l\'association médic ital- Sept. 1889.

(ref. in Archiv ital de biol. XII )

()0. iMoNTi. Contribuzione allo studio della méningite cerebro-s|)inale.
Riforma med. Marzo 1889.
(ref. C. f. Bakt VI).

(II. Bonome. Sul. Kziologia della Meningite cerebrospinale epidemica.

A)\'ch, p. 1. sc. mecl. XIII, No. 22 1889.
ni
*. Bonome. Zur Aetiologie der Men. c- sp. ep Beiträge v. Ziegler

1890, VIIL Ilft 3. \'
1)2. Bonome, Ueber die Unterscheidimgsmerk male zwiss^chen dem Strep-
tococcus der epidemischen Gerebrospinalmen. und dem diplococco
pneum. C. f. Bakt. VIII.

-ocr page 128-

184

63 Bordoni-Uffreduzzi. C. f. Bakt. VîII.

64. Bonome, Noch ein Wort etc.

C. f. Bakt. VIII.

65. Blümm. lieber Meningitis cerebrospinahs e». Münch med. Woch

4889 No. 26.

66- Adénot. Recherches bactériologiques sur un cas de méningite,
microbienne.
Arch. de méd- exp. I, \'1889,

67. Bonome. Deutsch, med. Woch. 1892. 17.

68. Bozzolo. Lo sperimentale T. LXVIII, 1889, p. 138.

(réf. in G. f. Bakt-)

69. Huguenin Die Infectionswege der Meningitis cer. Correspondenzbl.

der Schweiz. Aerzte XIX, 4889 No. 22; XX, 1890, No, 23.

70 Kohlmann. Zur Aetiologie und Gontagiosität der men. cerebro-
spinalis.

Berl. klin. Woch. 4889 No. 17.

74. Netter. Recherches sur les méningites suppurées. Fi\'ance méd.
juin 4889.

(ref. in G. f. Bakt. 4889).

72. Ortmann. Berl klin. Woch- 4889 No, 10.

73. Renvers Verhandlungen des Vereins f. inn. Med- zu Berlin,

Sitz V. 24 Jan. 4889 D. med Woch. 1889 no. 40

74. WOLFF. Zur Aetiologie der Meningitis cerebrospin. 4889. Fest-

schrift des Hamb Krankenh.
(ref. in G f. Bakt).

75. Boul.\\y et Gourtois-SüI\'FIT. ün cas de méningite et de péri-

tonite à pneumococques sans pneumonie.

Bulletins et Mémoires de la Soc. méd- des hôpitaux de
Paris. Séance du 46 Mars 4890-
(ref. in Sem. méd- 4890).

76- Ellerhorst. Inang. diss- München 1890.

77- Ortmann & Samter. Beitrag zur Lokalisation des Diploc. pu

V. A. CXX.

78. A. ]j. Fraenkel. Wiener klin, Woch. 1890 no. 44,

79. Kamen. Zur Aetiologie der Typhus-komplikationen.

Internat, klin, Rundsch- 4890, 3 & 4.
(ref. in C. f. Bakt VII).

80. Netter, Méningite suppurée etc. Société de biologie, 8 mar.c

4890.

(réf. in Sem. méd, 1890 no. 14-)
84- Thomas. Deutsche med. Woch. 4890 no. 46.

82. Apenot. Des méningites mikrobiennes, Paris; 4890.

-ocr page 129-

112

83. Foii. Zar Biologie des Diplococcus lanceolatus

Verhaiidl. des X internat, med. Gongresses. Bnd IT.

8i. Netter. Le pneumococque.

Arch de méd. expériment II

Holt en Pruooen. Cerebrospinal Meningitis in an inCaiit etc
Med. record 2, 1891.
(ref. in C. f. klin. Med.)

8G. Oebeke. Berl klin. Woch. 1891 no. i-

87. SCHW.AEACH Ueber Gehörstöruugen bei Men. csj»

Zeitschr. f klin. Med. 1891

88. Filiis. Om meningitis cerebrospinalis.

(Saertryk af Ugeskrift for Laegeï\'. 4 R. XXVI, No. 27—29;
1892).

89. Mills. Méningite à pneumoccjues.

Journal de méd. de Bruxelles 1892 no. 19.
(réf. in G f. Bakt. 1892 II.)

-ocr page 130-

1

î

3.

(Lm.

3.

C

/ I

I \\ y X

2 .

4r.

r-^ l

K--

/ //-.......y

Lük.DW.e.Grooi.m-.

C..Em HEOTERBES.,ACJAr.DiI

-ocr page 131-

VERKLARING DER PLAAT.

Figüuu 1, Segmenl, van het ruggemerg van een konijn (proef VI),
Leptomeningiti,s acuta. Carbolmethyleenblamv.

Figuur % Gedeelte van hetzelfde praeparaat bij sterker ver-
grooting.

Oc. 3, obj. Vi8 (Zeiss),

Figuur 3, Coccen uil een seriimcultuur, afkomstig van het me-
ningeaal-exsudaat van het proefdier.

Oc. I, waterimmersie, (Seibert).

Figuur 4 en 5. Coccen in het bloed van den „Caei^ar" (gen-
tiaanviolet en eosine.)

Oc. 3, obj. (Zeiss).

-ocr page 132-

INGEN.

ST

i

-ocr page 133-

m! -

-ocr page 134-

^Stellingen.

I.

Het vesiciilaJr ademen ontstaat niet in de trachea.

II.

De herediteit der tuberculose is bij den menscli niet
door congenitale infectie te verklaren.

III.

Üe wet van Sernon betreffende de peripliere posticus-
pai-alyse vindt hare verklai\'ing niet in de innervatie dei\'
larynxspieren.

IV.

Hij stenosis pylori cum ectasia ventriculi kan do
ingestie van een groot volumen vloeibaar voedsel geïn-
diceerd zijn,

V.

Insufücientie der mitralis ka.n alleen op spierlijden
berusten.

-ocr page 135-

118

VI.

Bij het bepalen der gezichtsscherpte van patiënten,
die niet lezen kunnen, verdienen tafels, waarop telkens
slechts één figuur waar te nemen, is de voorkeur.

VIL

De praedispositie der longtoppen voor tuberculose
kan door de theorie der »Wechselathmung" verklaard
worden.

VUL

Alleen bij lichte vormen van empyema volge men
den raad van
NeAier, het exsudaat bacteriologisch te on-
derzoeken, alvorens operatie te doen.

IX.

Het strijken van het in den navelstreng aanwezige
bloed naar het kind toe is overbodig en kan nadeelig
zijn.

X.

Ten onrechte wordt in Nederland het uitoefenen der
verloskundige praktijk door daartoe onbevoegden toege-
laten.

XL

De argumenten door Treub tegen het bestaan eener
hypertrophische endometritis aangevoerd (Ned. Tijdschr.
voor Verlosk.) bewijzen niets daartegen.

-ocr page 136-

119

XII.

r)e staat verplichte de spoorwegmaatschappijen de
locomotieven te doen voorzien van een slatig aan den
injectem\'.

XIII.

Elk inspecteur\' van het geneeskundig staatstoezicht
bescliikke over een eigen bacteriologiscli laboratorium.

XIV.

De »conservatieve" richting in de chirurgie verdient
geen aanbeveling.

XV.

Uit kleur-mimicry kan men besluiten tot kleur-
perceptie.

XVI.

De ziekenverpleging te platten lande wor-de een
onderwerp van zor^g voor de regeering.

XVII.

Het secundair\' ver-band, dat tusschen venae umbili-
cales en venae vitellinae optreedt, is aan mechanische
oorzaken te wijten.

-ocr page 137- -ocr page 138-

ERRATA.

In INLEIDING toe te voegen aan einde pagina 1 :

Aan de bespreking dezer gevallen liet ik voorafgaan
een histoi isch overzicht onzer kennis der micro-orga-
nismen bij epidemische cerebi
\'O-spinaal-meningitis.

Pag. 52 De laatste 2 regels: Fn de nrreningen enz.:
behooren boven aan de bladzijde.

-ocr page 139- -ocr page 140-
-ocr page 141-

T

-ocr page 142- -ocr page 143-

\\ V

< - O

\\ ^^^^ s

.,, xs.

^^ Î

14^

Li Va

J.-f ^

i

^ V